268 K-5 VADERLANDSCH HUISBOEK, DE VERKLAARINGEN * BETUIGINGEN, EN BELOFTEN STADHOUDER VEREENIGDE NEDERLANDEN, VERGELEEKEN MET ZTNE DAADEN, MEESTAL GETROKKEN UIT ECHTE STUKKEN, MET DE CHARAKTERS DER VOORNAAMSTE PERSOONEN, DIE IN DE STAATSGESCHILLEN DEN BYZONDERSTEN ROL GESPEELD HEBBEN. DOOR EEN GENOOTSCHAP VAN LIEFHEBBERS DER VRÏHEID, O F VAN DEN DER EN VERRTKT VIERDE DEEL. 1 7 9 3-  Vousfavtz, par quels motifs les princes ff Orange dans des tems mêmes, ou la chofe Uur a ét éfort aifie, n'ont jamais voulu Jonger d fe faire Souverains dans les provinces. Ils ont Men vu, que n'étant que les chefs des armées, ils tieroient des peuples, fous 1'image de la liberté publique, jusqu' au dernier Jol de l'Etat pour tous ks befoins; &f qu' au contraire, Je faifant Souverains, de legères contributions pasferoient ausjïtêt dans refprit de la populace pour des exaftions intolerables, fcf comme extorqueéspar le Jeul interêt, fc? lefeul avantage du prince, ©'estrades, ktt. torn. 3. page 6*  VADERLANDSCH HUISBOEK rp i hans worden wy geroepen om verflag té döeü Van de middelen, welken de ftadh. met de zynen tot nandhaaving van alle die gebreeken, en mis. bruiken, die wy in het voorige deel opgaven, heeft jn het werk gefteld. Geen rotfteen is hegter faamengefteld, om het grootite geweld der heemelhooge baaren eener woedende zee, of van kogels* uit dc zwaarlte kartouwen geworpen, onbeweeglyk: af te wagten, en van zig te doen affluiten, dart het hart van den ltadh., op zig zeiven koppig, en onverzettelyk, en aangeblaazen door de argeliftigheid van zynen Duitfchen leermeefter, en de trotsch. heid zyner huisvrouwe, ongenaakbaar was voorde vertoogen zyner meederegenten, en vereeld voor de klagten zyner meedeburgeren. Wy zullen fiu niet meer het oog veftigen op die fchandelyke aanitooking van allerleie oproerigheden, zö door hec gemeen , als door omgekogte officieren, en Ibldaaten gepleegd, hoe zeer wy, onzes ondanks, fnaaf al te veel nieuwe ftaalen van dien aard on ónzen weg ontmoeten zullen. Maar wy zullen ons bè* paaien tot de zogenaamde politieke, en gereetehke middelen, waar meede men de ftem der burgeren door zo ontelbaare misbruiken, en öDgereetiöhe! den opgewekt, zogt tefmooren. en den fchynvaö legt by te. zetten aan daaden, die op zig zeiven A * gwou  4 VADERLANDSCH grootfte onregtvaardigheden waren, en die de magt, i'n handen der regeering gefteld tot afweering van alie rampen , en gevaaren van tier ingezeetenen perfopnen, regten, en bezittingen , deeden misbruiken tot nieuwe, tot heemeltergende gruwelen onder den fchoonfchynenden naam va|i handhaaving der conjlitutie, goede order, en openbaare rust. Dan, daar wy ons reeds zo dikwerf op de volksftem beroepen, dezelve verre booven het oproerkraaien eener driefte onkunde verheft hebben, en, onder de voornaamfte politieke middelen ter in ftand houding der fchreeuwendfte ongeregtigheden , voornaamelyk het fmooren dier volksftem in dit deel zullen moeten aanwyzen; meenen wy ons te moeten bevlycigen, om hier vooraf dit teeder onderwerp in het waare daglicht te zetten. Nimmer was 'er in deeze Nederlanden, na de manmoedige adresfen, door onze voorouders aau hunnen erfdwingeland Philips, of zyne raadslieden aangebooden, eene waare volksftem gehoord vóór onzetyden, terwyl de alarmkreet van een dom gepeupel de ftille begeerte, en wenfehen der befte ingezeetenen, twee eeuwen lang, fteeds overfchreeuwd, en verdoofd had. Akyd had het huis van Nas/au het laaggeestig genoegen had, om die oproerkreet tot deszelfs voordeel te beezigen, en als de ftem van God te doen opvolgen. Maar de gebeurenisfen, die den laatften Engelfchen oorlog voorbereidden, en aankondigden, en de heemeltergende beftiering onzer zeeen landmagt in denzei ven, hadden eindelyk eene volksftem doen ontwaaken, die dat huis verbaasdheid, en fchrik aanjoeg. Men vernam die eenige, en waare volksftem voor het eerst in 1782. by geleegenheid, dat de verdervende hand, niettegenitaande eenen openbaaren oorlog met Engeland, nog zo veel infehikkelykheid voor deezen vyand betoonde, dat zy op alle wyzen het erkennen van den Amerikaan fc hen gezant, Adams, en het handelen met die natie , als met eene onafhangelyke Moogenheid, zogt te keer te gaan. Die volksftem had echter toen het verlangd uitwerkzel, daar men ichroom-  HUISBOEK. 5 fchroomde dezelve openlyk te keer te gaan, en geeneri kans zag, om een tegenftrydig adres van de onkundige ichaar te verwerven. Het gei'chreeuw deczer misleide meeiiigce had zig altyd, by mangel van een behoorlyk tegenwigt, zo'veel gehoor weeten te verwerven, en de klaagftem der burgeryen was nu zo gegrond, dat men het niet waagen durfde, om haar, die zig thans met zo veel luiller aankondigde, te fmooren. Het gelukkig gevolg, het welk die eerfte proef van het puik van Nederlands burgeryen j waar onder vooral de kooplieden uitmunteden , gehad had , moedigde hec verder gebruik van dat middel dermaate aan, dat men 'er eerlang nieuwe proeven van zag neemen. En, gelyk de erkentenis voor het geeven van gehoor aan billyke verzoeken die burgeryen aanfpoorde, om van alle zyden dankadresfen aan haare overheden aan te bieden, werd 'er terftond door een en ander eene aangenaame overeenftemming tusfchen regeering, en ingezeetenen gebooren. Eerlang echter, en nog in datzelfde jaar, zogt de verdervende hand, door middel van een dankadres aan den ftadh., onderfteund door een vermomd oproer, dat verlooren overwigt te herftellen. Dog de waakzaamheid van Hollands vStaaten zo tegen het een, als het ander deezer middelen verhinderde, verfcheide jaaren, den loop deezer oproerige dankadresfen, en derzei ver bewerkers, hunne hoop toen meer veftigende op openlyke muitery, dan op fchriftelyke drangreedenen, lieten ook" eenen tyd lang dat laatfte middel vaaren. De waare volksftem zeegenpraalde middelerwyl over de harten der meefte regenten, en zy zelfs, die daar over heimelykop de tanden knarften, durfden niet nalaten, om openlyk daar voor den vereischten eerbied te toonen. Wat ook de neegen Ztitphenfche reg-nten ter verkorting van de regten hunner meedeburgers in het werk ftelden, en hoe zeer zy ook de kragt der volksftem door allerleie flinkfche weegen poogden te bereiken; zo veel bewerkte nogthans de innerJyke overtuiging der betaamélykheid van dit midA 3 dela  6 VADERLANDSCH del, dat zy, by geleegenheid van eenen brief aan het hof van Gelderland, zig niet wederhouden konden van te zeggen : ,, dat zy de ongegrondheid D moeften aantoouen van de verdenking, by het kols, legie der gemeentelieden aangevoerd, als zouden „ zy e inzage des volks in de bejtieiing van deszelfs 3, zaak meermaalen hebben onderdrukt, daar immers 3, piemand zoude kunnen ontkennen, of de mee?, pigvuldige adresfen, welken feedert eenigen tyd s, openlyk eer teekening geleegen hadden, zonder 3, dat daar aan de minfte ftremming was toegebragt, 3, leeverden de duidelykfte proeven op, dat eenen 3, iegelyken binnen hunne Jtad in dm volften zin de vry3, luid gelaten meid, om met artéeien ie fpreeken, en s, te ovet leggen omtrent belangen, welken zy, als burx, gen, , en ingezeetenen , mogten oordeelen gemeen „ te hebben" (a). Schaamden zig-de ieverigfte vop,rftanders van het huis van Nas/au aizo in dien tyd over het onderdrukken der volksftem, welke kragten zoude zy, al voortgaande, niet verkreegen hebben zelfs op de harten der verftoktfte regenten , zo niet een ander foort van volksbeftieïers, die haar eerst toejuichten, kort daarna van zig had kunnen verkrygen , om haar te onteeyen , en 'er zig met nadruk tegen te verzetten. Hier van leeverde Leiden, welkers regenten kort te vooren nog zo eendragtig het monfter van ftadhouderlyke overmagt beftreeden hadden, het eerfte tooneel op , en men kan naar waarheid zeggen, dat nergens meer, dan aldaar, het regt der burgeryen ter inzage van het openbaar beftier, en bepaalde'yk dat van requeftreeren, door de meerder» heid met grooteren iever reegelregt tegengewerkt, en door eene geringe minderheid bondiger verdeedigd is, Immers, na dat het zogenaamd nationaal ddres aldaar rneede ter teekening gelegd was, lieten de regeerende burgermeefteren op 13. maare 1785, (a) Brief van, de regeering van zutphen aar. het hof var, gelherland, afgebonden 3. feptembemSZ'  HUISBOEK. 7 1785. hetzelve ophaalen, en in hunne kamer bren. gen, alwaar het een etmaal verbleef. Twee der jongfte raaden, de heerenjSM, en Heldewier, vervoegden zig des anderen dags in de kamer van burgermeefteren, en deeden daar een zo mannelyk vertoog over die daad, dat hetzelve weinige oogenblikken daarna werd te rug gegeeven. Dog de veete tegen dat adres had zig zo diep gezet in het hart vanveele, anderszins weldenkende, regenten, dat men by vroedfchapsbeÜuit, door eene groote meerderheid genoomen, het verzoek, by dat adres gedaan, van de hand wees. Drie, of vier der tegenwoordig zynde raaden , de twee] gem. heeren, en de heer van Roeyen, naamelyk, verzetteden zig tegen dat befluit door het doen eener afzonderlyke aanteekening. De heer Blok gaf daar by een breedvoerig verflag van het opkialen van dat adres, en van zyne, en zyns meederaads verrigtingen in burgermeefters kamer. Hy verklaarde wel, ongetwyffeld om de harten zyner overylde meederaaden niet te verbitteren, dat hy deeze yerrigting van bur„ germeefteren had befchouwd als eene der bewy,, zen, door de droevige ondervinding geftaafd, ,, dat niemand ten allen tyde fchootvry is" voor de ,, aanvallen van vooroordeel, en misverftand, waar „ tegen de infpraak van een goed hart, gezond „ verftand, en welmeenenden iever voor eenigen ,, tyd fcheen te worftelen , en waar in de eige„ liefde, als de geduurige, en zo gevaarlyke ge„ zellin van eiken fterveling, den ftryd beflischte." Maar hy toonde niettemin, beneffens zyne twee meederaaden, zo klaarblykelyk aan de ongegrondheid der gedaane afwyzing, en het verband daar van met het ophaalen van dat adres, dat de fijn gefcherpte pen van hem, die de tegenaanteekening voor de meerderheid opftelde , naar het oordeel van bevoegde regters verre te kort fchoot. Het was by geleegenheid van deeze aanteekening, dat hy onder anderen deeze aanmerkelyke drangreeden voor het regt van requeftreeren aanvoerde, welke eiken belangeloozen regent waardig is, en zo zeer aanA 4 liep  i VADERLANDSCH liep tegen het geen naderhand ook elders plaats greep.: dathy, behoudens zyne overtuiging, het 3t onvervreemdbaar regt, en den invloed der burj, gery, om niet uitgeflooten te worden van ee3) ne algemeene inzage in "s Lavds weezenlyke be- langen, niet zoude kunnen, of willen belemme3, ren, betwisten, cf verkorten, door dar regt, j, en dien invloed, vooral in een tydftip van alge» „ meen gevaar, alieenlyk te willen bepaalen toe 3> eene opoffering van hunnen tyd , moeite , en 3, werkzaamheid in het befchermen van hunne over„ heden, en hun alzo te noodzaaken, om blinde 3, werktuigen te zyn van den wil der regeering, 3, en afhangelyk van haaren wenk: maar dat hy het 3, in tegendeel voor eene zyner voornaamfte be-. ,3 tragtingen hield, om de burgers onder anderen ,, by eene volleedige vryheid van requeftreeren te „ handhaaven , en alle indragt daar op door ge-> „ pafte middelen tegen te gaan ; terwyl hy het voor zig zeiven als eene der onfehatbaarfte voor* „ regten van eene vrye ftaatsregeering erker.ue, „ dat elk regent door zyne onderwerpelykheid aan 3, diezelfde wetten, welken hy aan anderen hielp voorfchryven, de zeekerfte blykea geeven kon3, de, dat hy in_ die weinige oogenblikken zyns „ leevens, waar in hy zig tot de daadelyke wa'ar~ 3, nceming van zynen post op het geftoekc der eer 3, geplaatst vond, het* geluk van eiken ingezeeten 3, zo wel,' als dat der geheele bnrgermaarfchappvs zo wilde helpen bevorderen, dat hy, het raa'l,, huis afgetreeden , en tot zyne bvzondere betrek- king van meedehurger wedergekeerd zvnde, zig „ zeiven de gevolgen der genoomen beifluiten op zyn byzonder geluk, en dat van zyn buisgezin ,, gaarne getroostte." Dierge'yke taal, onderfteund door de moedige hulp zyner twee meederaaden, konde wel de gekwetfte eigelie/de van een grooc aantal zyner mcederegemen niet te rug houden van het doen eener tegenanr.teekening, waar in ook zelfs deeze vryheidüevende taal niet oeverfchooneï Weef vaa ?ydelii)gich.e aanvallen; maar had ecg zo veeï  HUISBOEK. 9 veel uitwerking, dat eenige weinigen, die tot het befluit van afwyzing meedegewerkt hadden, weigerig bleeven, 'om hunnen naam onder die tegenaanteekening te zetten, én zelfs, eerlang hunne dwaaling erkennende, derzelver burgerlievende gevoelens beftendig, en onwrikbaar bleeven aankleeven. Oodertuslchen had de meerderheid by haare tegenaanteekening zes vereischten gevorderd, zon-, der welken de regeering volgens haare gedagteu ongehouden was, om aan eenig adres, van burgers te voldoen; vereischten, die, wel is waar, over het algemeen niet geheel verwerpelyk waren, dog door de meerderheid of al te onbepaald uitgebreid, of zeer te onregt op het adres in verfchil toegepast waren. Te ver zoude het ons vervoeren, indien wy die vereischten opcellen, en wederleggen, of derzelver ontoepasfelykheid op dat adres "aan. toonen wilden, en wy laten zulks te gerufter na, om dat die vereischten in eene nadere aanteekening van den heer Blok bondig wederlegd worden (b). Wy vergenoegen ons met te zeggen, dat alles, wat tot dit verfchil behoord, breedvoerig by die geleegenheid behandeld is, en dat de Leidfchs raad feedert dien tyd tot aan de revolutie toe, meermaalen,1 fchoon niet altyd, getoond heeft, dat hy de kragt der bewyzen, voor het regc van requestreeren aangevoerd, ontegenfpreekelyk gevoeld hadMaar dit konde het gevolg niet wegneemen, hec welk een voorbeeld van dien aard, door eene weldenkende vroedfchap eenmaal gegeeven, op zulke regenten had , die, zo al de kragt der waarheid hun eenigen tyd van eenen mistred te rug houd, echter greetig de geleegenheid aangrypen ,°om een voorbeeld te volgen, het welk hun' door andere re- (ö) Het zal der moeite waardig weezen voor eiken onzer oordeelkundige leezers, om dit gefchil over en weder door kundige pennen betwist te zien in de ifoatsltukken, desweege by eikanderen uitgegecven by L. Herding, en J. van Tifelen 1785. A 5  xo VADERLANDSCH regenten gegeeven word, welker agting zy weetefi by de natie meer , dan de hunne , geveiligd te zyn. Immers van toen af mag men het tydftip bereekenen, waar op de vrienden van het huis van Nas/au minder fchroomagtig werden, om de waare volksitem te verdooven, en eerlang volgden hen ook op het fpoor alle die regenten, die, de handen mee de burgery te vooren in een geflagen hebbende tegen den ftadh., naderhand voor hunne eige grootheid begonnen te vreezen. Wonderlyk fprongen de ftadh., en zyne vrienden met het regt van requeftreeren feedert dien tyd om, naar maate de meerderheid der Staats - of ftadsregeeringen dat regt ai, of niet eerbiedigde. Daar het by de meerderheid geëerbiedigd werd, en men over eenen talryken hoop gemeen befchikken konde , zogt men door dankadresfen, gelyk in Zeeland, of door verzoekschriften tot herftel der oude conftitutie, ge. lyk in Holland, de fmalle gemeente in beweeging, en de Staaten, en fteedelyke regenten aan het wankelen te brengen. Maar in die geweften, alwaar de vaderlandlievende gevoelens genoegzaam eenpaarig, en dus op verre na geene noemenswaardige teekenaars ten tegendeel te bekoomen waren, zag men zig door geen ander middel te redden, als door het regt van requeftreeren of geheel te verbieden , of haatelyk te bepaalen , of 'er , behoudens de vryheid van requeftreeren, zo geweldig tegen aan te druisfen, dat het den ingezeetenen bykans ondoenlyk werd gemaakt: van welk eerfte wy de bewyzen vooral in Gelderland, en Friesland, en van het laatfte in het Sticht zien zullen. Op eene fyner wyze , en, fchoon niet met geweld, hoofdzaakelyk echter met hetzelfde oogmerk, deed de .meerderheid der Leidfche regeering in 1787. eene nieuwe pooging, om het regt van requeftreeren door middel van geconftitueerden uit de btirgery, onder eene andere form tegen te gaan: waarom Wy 'er hier ter plaatfe, en niet by vervolg, Van gewagen moeten. Toen, naamelyk, de geconftitueerden van meer dan 700. burgers zig in die  HUISBOEK. ii die hoedanigheid bekend gemaakt hadden by de regeering, werd 'er op 22. januari 1787. door eene groote meerderheid doorgedreeven een beiluit, dat van nu voortaan alle onderteekenaars van reJ} queften, of adresfen, die door een aantal burgers , en ingezeetenen aan de vroedfchap geprejj fenteerd wierden, by hunne naamen ook zouden 4J moeten voegen hunne qualiteit, ouderdom, en J} pre$iefe woonplaats, als meede dat de geenen, jj die niet alleen voor zig zeiven, maar ook uic jj naam van anderen, eenig adres, door deze'ven niet onderteekend, inleeverden, daar by teffens jj zouden moeten overgeeven eene aöe, waar by jj zy byzonder tot het inleeveren van zodanig bej_, paald adres gemagtigd waren , en welke acte jj door alle die geenen, uit wier naam zy hetzelJ:) ve request, of adres prefenteerden, behoorlyk j, onderteekend was, met byvoeging van ieders ^ qualiteit, ouderdom, en preciefe woonplaats, jj en dat geen agt geflagen zoude worden op on~ jj derteekeningen, waar by dit vereischte byvoegj, zei niet gevonden wierd." Elk voeld gereedelyk, zonder dat wy het uitbreiden, dat dit befiuit eene looze vond behelsde, om het requeftreeren moejelyk, ja zelfs veragtelyk te maaken. Verneederend was het zelfs voor de meerderheid, die dit befluit doordreef, om elke naamteekening één voor één naar te gaan, dezelve aan die opgegeevcn vereischten te toetfen, en in verfcheide rangen te fchikken. Zo begreepen het ooks fommige leeden der minderheid , waar van vyf raaden by eene aanteekening van 12. februari 1787. rondborftig verklaarden, dat, voor zo ver het laatfte lid der refolutie aanging , „ zy met geen ander j. oogmerk daar toe meedrgewerkt hadden, als om „ een befluit voor te k (omen, dat nog nadeeliger e, voor het regt van der fia'ds burger y, en ingezeetenen ,j zoude geweest zyn, maar geenszins uit overtuiging j, van de noodzaakelykheid der gemaakte bepaalinjj gen: dat zy uit dien hoofde ten allen tyde be„ reid waren» en aan zig behielden het regt, om  is VADERLANDSCH dat befluit zodanig te veranderen, als zy zouden oordelen met het goed regt der burgery j, overeenkomltig te zyn: dat zy, met betrekking jj toe het eerfte lid, niet alleen daar toe niet meej, degewerkt, maar zelfs begreepen hadden, dat j, ter geleegenheid van een adres, door eenige gejj conftitueerden uit naam van een aanzienlyk getal hunner meedeburgers overgeleeverd, d befluit, zo verneederend voor de geheele burgery der ftad , en van eene by voeging, zo verwyjy derd van den aard der toenmaalïge raadpleeging, .„ konde gezogt, of gevonden worden, dan in eene j, bljkbaare affeêrig'htid van alle conjlitutioneele midjj, delen tot herfiel der burgerlyke bezwaaren, en in eene pooging om den fchyn van tegenftrydigheid te ,j ontgaan; dog welk befluit, en by voeging nogthaus jj zo zeer aanliepen , tegen het eigen begrip der „ vroedfchap in andere voorleeden, of jongere gejj vallen,en tegen dat van de Staaten deezer provinjj tie, dat daar van tot dien tyd toe in geene vergaj, dering cier vereenigde Geweflen, alwaar der inge33 zeetenen regten naar waarde geëerbiedigd wier3, den, eenig voorbeeld te vinden was" (c). In de daad nergens, dan in Gelderlands, Utrechts, en Friéslands Staatsvergaderingen, by welker meerderheid de grootfte flaaverny voor Oranje met de geweldigfte ariftokratie naar den voorrang dong, was 'er tot dien tyd toe iets van die natuur te werk gefield, of zo duidelyk gebleeken, hoe zeer gemoederen, eerst ligtelyk aangedaan, en naderhand meer verbitterd, eindelyk by trappen, en als ondanks zig zeiven, van het regte fpoor hoe langer hoe (c) Nederd. Leidf. cour, 1787. 16. en 20.  HUISBOEK. 33 boe meer afwyken, en door eene zugt tot doordry ving van, eenmaal aangenoomen, begrippen van de eene tot de andere dwaaling gebragc worden, waar voor zy zelfs kort te vooren gemeend zouden hebben geheel onvatbaar te zyn. Immers men kan aan geen ander doeiwic toefchryven, dat diezelfde meerderheid by eene tegenaanteekening van 12. maan 1787. haar voorig befluit zogt te verdeedigen, dog met een gevolg, het geen haar nog verder van den regten weg bragt. Want zy ontzag zig niet, om onder anderen tot verfchooning daar van te baat te neemen zodanige gronden, dieniet lang te vooren, door de meerderheid der Staaten van Gelderland, en Friesland, tegen het regt van requestreeren te hulp geroepen waren , en die wy by vervolg breeder zullen moeten opgeeven. Het zoude te lang vallen , om dit verfchil dieper in te treeden, maar wy worden genoodzaakt, om'er liever nog in het algemeen by te voegen, dat met deezen geest van wederftreeving tegen het requeftreeren in een zeer naauw verband ftond een rapport, het welk al meede in den boezem van denzelfden Leidfchen raad niet zeer lang te vooren gedaan was over zeeker voorftel van 30. auguftus 1785., om te beletten , dat de adviezen der leeden van de vroedfchap niet door den druk werden bekendgemaakt. By dit rapport, op 12. october daarna in de vroedfchap gedaan, werd voorgeflagen , dat de leeden zig onderling zouden verplig„ ten, om, vrygelaten aan ieder derzelver, om „ deszelfs eige gedagten , of adviezen bekend te maaken , hoe ook genaamd geene adviezen „ hunner meedeleeden buiten de leeden, tot die „ vergadering behoorende, te openbaaren, vee! „ min dezelven door den druk publiek te maaken, „ en dat tot deeze verbintenis ook verpligt zoude behooren te worden ieder heer, die als lid deT ,, vergadering aangenoomen w/erd, alvoorens hy ,, tot den eed wierd toegelaten." En, toen men van agter befpeurde, dat de gronden tot deezen Voorflag zeer oppervlakkig waren, als enkel b-- ftaandt  14 VADERLANDSCH ftaande in de bevordering van harmonie onder de lei. den, en in de bewaaring van de agtbaarheid der regeering,_ en zag, dat de burgerkrygsraad, en onderofficieren der fchuttery, en een aantal andere burgers by adresfen daar tegen opkwamen ; wist men, door die adreslen nader commisforiaal te maaJten, een nieuw, en uitgewerkt rapport in de waereld te brengen, waar in eensdeels de requeftranten wederom van ter zvde geftreept werden door de aanmerking, dat veele der onderteekenaars geene andere reeden van hunne teekev.ing zouden kunnen ge even, dan dat zy zulks op het geloof van anderen, en dus in den blinde, gedaan hadden, en waar in andersdeels het voong rapport met allen mogelyken aandrang, en op de meest fchoonfchynende gronden nader aangebonden werd. Gelukkig was echter hec gevolg van deeze nieuwe poogingen , dat deeze voorflag, die men nergens minder, dan in den toenmaaligen raad van Leiden, had behooren aan te treffen, en die ongetwyffeld, zo hy doorgegaan was, met greetigheid elders zoude aangenoomen zyn, met eene kleine meerderheid op 3. december daar113 jietJt0C .conclufie gebragt, en teffens bepaald werd, dat nimmer daar over eenige raadpleegingen zouden ondernoomen worden (d). Thans moeten wv, na het gefchiedverhaal van het noodlot der adresfen ever politieke zaaken in het algemeen, ter bereiking van ons tegenwoordig doelwit nog eenige aanmerkingen maaken over het regt , en de bevoegdheid van het requeftreeren in het algemeen , over de vereiichten van eene waare volksftem, en over de pligt der overheden om daar aan gehoor te geeven, om eindelyk te onderzoeken , of 'er eene volksftem geduurende de ftaatsgefchillen geweest is, en zo ja, welke. Dat 'er aan de burgeryen van (d) Men vind een omftandig beri'gt van al het voorgevallene, en de voornaamfte adviezen hier over in het h ijloriesch verh. van het gepasf. te leiden met de proptJiH» » an geheimhouding, 17S6.  HUISBOEK. ifi van alle Landen een regt toebehoord , om over het openbaar bellier aan hoogere, of laagere overheden verzoekfchriften in te leeveren, zal niemand ligtelyk ontkennen , die overweegd , dat alle regeering om des volks wil bellaat, dat het volk belang heeft by het beftier, dat het niet verpligt is om zig, blindelings, en ftilzwygende, door zyne overheden ten verderve te laten brengen, en dat 'er geen ander gefchikter, of befcheidener middel is, om zyne begeerte te kennen te geeven, als dat van requeftreeren. Dit is vooral waar in alle Gemeenebeften, die vry heeten, en door vertegenwoordiging geregeerd worden. Want, indien net doen van verzoeken over het openbaar beftier in allerleie regeeringsformen nietvryftond, zoude het al* thans aan geen volk ooit geoorloofd kunnen zyn, om zig met daadelykheden tegen het openbaar bellier te verzetten , als alle vriendelyke middelen vrugteloos beproefd zyn : het geen nogthans geen Nederlander, welke dien naam verdiend, ontkennen zal. Het oordeel, of 'er ftofte is om zodanige verzoeken te doen, kan van de overheden niet altyd afhangen, om dat men dezelven als partyen in dit verfchil befchouwen moet. En welke overheden, die over het doen van verzoeken der burgeryen verftoord worden, zouden niet gereed zyn om aanftonds te verklaaren , dat de grond der adresfen niet deugd 1 Het moet derhal ven ftaan aan die geenen, die gem. adresfen doen inleeveren, om te beoordeelen, of 'er ftofte toe is, fchoon dat oordeel al meede feilbaar is, ten ware men, tegen alle waar~ fehynlykheid, onderftellen wilde, dat de adresfen altyd billyk waren. Wat dan ? Daar wy beweezer? hebben , dat 'er een regt om adresfen in te leeveren beftaat, mag de overheid het betaamelyk gebruik van dat regt aan de burgery nimmer openlyk betwisten, of van ter zyde tegengaan, zo min als hy de vryheid van fpreeken , of fchryven over 'sLands zaaken mag belemmeren. Maar by welk' gedeelte van het volk berust dat regt ? Hier omtrent moet een van beiden waar zyn, of dat hetze'  16 VADERLANDSCH zelve by het geheel volk berust, of by eetï gedeelte. Dan, daar het om duizenderleie reedenen Diet mogelyk is, dat een geheel volk in den volftrektften zin zodanige adresfen teekend, en doed inleeveren, en 'er nooit eenig voorbeeld van zulke algemeene volksbegeerte in eenig Land gegeeven is, volgd hier uit, dat dit regt ook by een gedeelte des volks beruften kan. Men verdeele eene natie in drie foorten, in de aanzienlykften, en rykften, in den burgerftand , en in den laagften rang, dien men gewoon is de /malle gemeente te noemen; en men zal erkennen moeten, dat, gelyk alle die drie foorten geregeerd worden? belang hebben by het bellier, en niet verpligt zyn zig in alles blindelings te laten leiden door hunne hoofden, zy ook allen het regt van requeftreeren hebben. Maar hier uit volgd nog niet, dat alle die foorten eeven zeer bevoegd zyn , om over het openbaar beftier te oordeelen. Gaarne erkennen wy, dat, gelyk de aanzienlykften , en rykften meerder belang by het welzyn van den Staat hebben, om dat hunne kring zig verder uitftrekt, en zy meer by een verkeerd beftier te verliezen hebben, zy zo ook in de eerfte plaats ten hoogften bevoegd zyn, om daar over verzoeken te doen. Dog, daar ook het ■welzyn van den burgerftand, en der fmalle gemeente in derzelver kring van een goed keftier aanmerkelyk afhangd, daar de geringfte gebreeken in eene regeering terftond deeze twee laatfte ftanden gevoeliger drukken; dan den eerften, en daar de be:zwaaren der aanzienlykfte, en rykfte ingezeetenen een onmiddelyk verband hebben met die der mindere ftanden ; kan men aan deeze laatften de bevoegdheid van verzoeken te doen ook geenszins betwiften. Het regt, en de bevoegdheid om te requeftreeren zyn derhalven Conzes oordeels) volmaakt gelyk in alle die drie ftanden, maar, ten opzigte der bevoegdheid om daar van gebruik te maaken, koomt het voornaamelyk aan op de vereischte verlichting, en kundigheden, die daar toe gevorderd worden, en door opvoeding, en oeftening meest  H U I S B O E K. 17 rneest verkreegen worden. En deeze worden, oveC het algemeen , wel voornaamelyk by de twee eerfte ioorteu gevonden, en moeten 'dus onderfteld worden daar by inzonderheid plaats te hebben;,hoe Keer wy niet. btiwiUen, dat deeze reegel, gelyk! alle anderen, 'vericheide uitzonderingen lyd, en. dat men zo wel vergulde dwaazen met de uiteifte pragt ziet praaien, als men onder den burger, en gemeenen man niet zelden denkende koppen aantreft. Gaarne neemen wy van den heer J. Adams, hoe bedenkelyk veele zyner Hellingen anderszins ook zyn, over, het geen hy,. van dit allerlaatft® foort 'f'preekende , zegd. ,, Zy kunnen niet bé,, fchouwd worden, als vry handelende, en kun,, nen daarom noglafter, nog,lof verdienen. Maaf de vriend der menfchelykheid zal ten uiterften „ voorzigüg zyn, om den kans te waagen van ee„ ne vreefelyke magt in werking.te brengen, die alleen goed is om te vernielen, maar geheel on- bekwaam om tei'cheppen, of te behouden. Die „ foort van menfchen , (van het welk de Ameri- kaanen tot hun geluk ter naauwer nood een denk» beeld kunnen vormen,) kan niet tot eeue ge,, faamenlyke werking gebragt worden, dan door ,, eene dol'e geestdrift, en ontembaare woede i „ hunne diepe onkunde, en bek aagelyke ligtge- loovigheid maaken hen gefchikte voorwerpen ,, voor ieder, die hunne hortstogten kan ontvonj, ken, of hunne byge'oovigheid opwekken: en, „ alzo zy niets te verliezen hebben by de geheele ,, ontbinding der burgerlyke maatfchappy, kan hura „ ne woede gemakkelyk gevormd warden tegen hec ,, een, of ander Aagt'ffer, dat hun word aange- duid. Zy zyn geheel onbekwaam, < m een ree„ d'dyk oordeel te vormen en over de beginzels, ,, en over de bcweegreedenen van hun eigen ge„ drag , en of het oogmerk, om het welk men ,, hun laat ftrvden, goed, of kwaad zy: de woe- fte arm van magt is al'e hulp, die zv tot des„ zejfs bereiking verbenen kunnen. Om deeze logge klomp in bëwéeging te brengen is de bui- IV. DEEL. B tëft.  18 VADERLANDSCH tenfpoorige wildheid van eenen dolleman oneïn„ dig beter gelchikt , dan de koele bedaardheid] „ der hartstogcelyke reeden. Zy behoeven ftechts „ opgewonden, en getergd te worden, en kunnen „ nooit op eene andere wyze tot werkzaamheid „ gebragt worden. Maar, als zy eens in be- „ weeging gebragt zyn , hollen zy weldra buiten „ allen band , en teugel , — en , naardien alle „ hunne m igt in verdelging beftaat, moet ook al- les, dat hun mishaagd, verdelgd worden. Kao iets anders, als eene dwingende, en allesover„ fchreedende noodzaakelykheid , eenig mensch, of eenig lighaam van menfehen regtvaardigen, ,, dat zy een waapen, als dit, gebruiken, om eene ,, omwenteling in eene regeering uit te werken" (e i? Het geen de heer Adcms hier in het algemeen zegd» is byzonder in Frankryk, en Braband gereg-v iardigd , alwaar de fmalle gemeente met het beft ' oogmerk begonnen , dog langzaamerhand door fommigen van haare hoofden zo verre vervoerd is, dat zy juist weder tot diezelfde, zo niet grootere, uiterften vervallen is, tot welker vermyding de algemeene vergaderingen des volks beroepen, en hunne- krakten in werking gebragt waren, Hoe veel te nv er moet men dan in ons vaderland alle meedewerking van het gemeen fmooren, daar hetzelve (wv zeggen het met zo veel fchaamte, al* ■waarheid,) nergens onkundiger, en nergens met meer bedorven denkbeelden van deszelfs waar geluk bezield is , dan alhier ! Men kan te minder ergms eenigen invloed op ftaatszaaken aan het gemeen toekennen, om dat hetzelve juist altyd, eo eeniglyk gehoor geeft aan zulken, die het tot daadelykh"dèn, en geweld aanhitfen, en ras eenen afkeer v«.n , en wantrouwen opvat tegen hen, die de bedaardheid, en goede order preediken. Dit hebben zy vooral tot hun ongeluk al te zeer onder- ▼on- (e) yintw. op het perk van r. PAIRS. % ngUn vm den mnscht hl. 29 4-2*  HUISBOEK. tp *otiden, die, in de verfcheide tydperkerl der FrcifS* fche Staatsvergaderingen, omwenteling op omwenteling geftapeld hebbende om hunne oogmerken fff berelken j zo dra zy die gedugte magt meenden fe moeten bedwingen, ai ras door datzelfde middel verpletterd werden, het Welk zy tot bederf vsri andeien in beweeging gebragt hadden. Maar wie durfd daar tegen de bevoegdheid, om ten minfterl over het algemeen te oordeelen over het openbaar bellier 5 weigeren aan de twee eerfte foorten vaii ingezet tenen , daar 'er onder een gegeeven gelyk getal van regenten $ en burgers van die foorte» zuik eene groote ongelykheid van verlichting, efi, kundigheden niet gevonden za' Worden, dat men; de eerften al'een bekwaam zoude moeten oordeelen, om 's Lands zaakeft met het juist oog in te zien* en de laatften daar van geheel uitfluiten, ett daar 'er zeer veele onderwerpen van het openbaar bellier onder het bereik zyn der kundigheden zo wel van den burger , als regent ? Maar hoe z&l men dan nog naar deeZ' gegeeven fc ets de vereischten ckr wjare volksftem beoordeelen? Moe* tei de Memmen der onderteekenaar* ;?ewoogen, of geteld worden ? En hoe groot behoord de eevert» reedigheid tusfehen het getal der Werkende , efll flilzittende burgers te zyn . om een adres voor d<5 Volksftem te houden ? Moeje'ykc vraagen in de daad! Wy zouden bykans geneigd zyn om te zeg. gen* dat het geweeten der overheden, met ge» zond verftand gepaard, de eenige reegelmaat mnet zyn* vojgens welke deeze vraagen in de bvzonde» re gevallen moeten beantwoord worden. Wanneef tog elk lid der regeering by het beflisfchen deezer vraagen telkens in het oog hield, dat hy , als recent, die verzoeken zodanig behandelen moest, a'S hv wenfehen zoude, dat zy bejegend Werden, indien hy enkel burger was, en wanneer hy als hor* gef deel nam in elk befluit, het Welk h"y ais re« gent helpt neemeli; zoude zyn oordeel ras bepaald tyn. Maar zyft 'er dan geene andere, min of rn^ef afgerheetie, reegds3 volgens welken dëeze viü^ea B § nut  zo VADERLANDSCH met taafhelyice zeekerheid beflischc kunnen worden? Wy meenen ja, maar zo, dat het geweeten van eenen regent altyd voorraamelyk regter blyven moet. Hier onder tellen wy i°, dat de inhoud der verzoeken den geheelen burgerftaat betreffen moet, om dat men anderszins gevaar loopt, om veeftyds, door het inwilligen der verzoeken van een gedeelte des volks, het ander onregtmaatig te benadee'cn. 2'. dat een regent overtuigd is, dat het meerdere gedeelte der *geener, die wy zo eeven alleen bevoegd verklaarden om adresfen te teekenen, niet gekant is tegen, maar ftilzwygend berust in , of ten minlten onverfchillig is omtrent hef verzoek' der onderteekenaars. 3°. dat de aard der verzoeken zodanig is, dat, fchoon efk onderteekenaar niet eeven bondig derzelver gepastheid kan aantoonen, hy nogthans op, voor hem toereiken' de, algemeene gronden dezelven heeft kunneu doen. 4 . dat het verleenen van gehoor aan die adresfen althans niet zigtbaar nadeelig kan zyn aan den Staat. 5». dat de onderteekening vrywillig, en niet door dwang, of bedrog der deelneemers^ gefchied is. en 6 . dat alles, wat naar eigenlyk gezegd oproer zweemd, daar van geweerd is ' Indien onze oordeelkundige leezers lust hebben, om deeze recgéïs te toetfen aan de verfchillende adresfen, die 'cr in onderfcheiden tydperken vóór de omkeerir.g over allerlei foort van onderwerpen ingeleeverd zyn . zal by waarfchynlyk zyn oordeel over de rtié fTen derzelver gemakkelyk bepaalen kunnen. Hy zal by dat onderzoek bevinden, dat, fchoon het groot getal der onderteekenaars van zulke adresfen, welken die vereischten hebben, altyd eene drangreeden te meer verfchaft , om de gedaane verzoeken toe te ftaan, het nogthans in het algemeen veiliger is,om de Memmen van zulke adresfen eer te weegen, dan te tellen, wanneer het getal teekenaars voel geringer is, dan de masfa der ingezeetenen , die dezelven niet geteekend hebbern En , hoe zeer .de vereischte eevenreedigheid tusfehen dc al, of niet teekenende ingezeetenen nooit  HUISBOEK. 2t in het algemeen, en moejelyk in de byzondere gevallen, te bepaalen, en voiftrekt niet tot reegels te brengen is; durven wy eevenwel met gerustheid als zeeker aanneemen, dat een klein getal onderteekenaars uit de twee eerfte ftanden doorgaans verre in gewigt te booven gaat een overgroot getal der onderteekenaars van uen geringften ftand, al-s zynde het door eene noodlottige ondervinding beweezen, dat dit laatfte foort van menfchen Hechts toevallig op het regte fpoor is , wen hei over ftaatsza.kcn wil oordeelen, en dat de meenigte van r.aamen , of kruisjes door de belcidcrs van dat werk meestal gebruikt word tot heimeiyke bedreigingen. Maar wat moet een regent doen, die, niet uit verkeerde inzigten , maar uit waare overtuiging , meend, dat een ingeleeverd adres aan die vereischten niet beantwoord? Mag hy hetzelve onbepaald van de hand wyzen , of moet hy het onbepaald gunftig bejegenen? Wy fchroomen niet te zeggen, dat, indien alle de opgegeeven vereischten daar in faamenloopen, en een regent«ig in den gezegden toeftand bevind , hy veel eer behoorde in beraad te neemen, om zyne ftem niet te uiten, of om afftand te doen van zynen post, vooral, wen hy meer zulke verzoeken te gemoet ziet, dan dezelven rond uit te helpen afftaan. Indien tog alle deeze vereischten faamenloopen , is het zeer mogeïyk, dat het verlies van .het vertrouwen der burgery veel meer nadeel voor het vervolg kan toebrengen aan zyne toekoomende verrigtingen, dan het algemeen belang door den afftand van zynen post benadeeld kan worden , en zulks te meer, naar maate elk, die zyn eigen hart kend, by zig zelfs gevoelen zal , hoe ligtclyk de, eenmaal ondervonden, blyken van wantrouwen van "een aanzienlyk deel der burgery op zyn volgend gedrag eenen invloed kan maaken, waar voor de befte man zig niet altyd hoeden kan. In alle gevallen behoord elk regent, die maar eenige twyffeling over het foillvke, of onbillyke van een gedaan verzoek der burgery by zig zelf» gewaarword, veel eer gereed B 3  as VADERLANDSCH te zyn cot inwilliging, dan rotafwyzing. Vind hy echter, dat het verzoek noodwuidig ftryd tegen 'sLar>ds, of ftads waare b 'anger, dan is" het zyn pligt, om door toegeevendheid niet tegen zyne'o* vertuiging te zondigen, maar hy ila dan het verzoek ruftig, dog befcheiden, af. En wy kunnen by deeze geleegenheid ons niet onthouden van te wenfehen, dat de regenten in zodanige gevallen altyd cordaat genoeg waren, om hunne weigering ynet zodanige reedenen te bekleeden, die, uit eenfl waare overtuiging van hun gemoed voortgevloeid, het vermogen konden hebben, om de requeftranten te overreeden, dat die weigering enkel daar aan, en geenszins aan verkeerde inzigten, wa« roe te fchryven. Voor het overige kan niemand twvffelen, of de regeering heeft omtrent Weez.erdyk onbetaamelyke , of oproerige adresfen eeven ?o veel regt tot bedwang, tot verbod, ja zelfs tof ilrafoeffening, als omtrent alles, her geen op andere wyzen, mondeling, of fchriftelyk, tegen de openbaare rust, en het welzyn van den geheele* burgerftaat ondernoomen word. Dog het geweeten van eiken regent moet vooraf wel duidelyk gerust gefield zyn, dat hy geene verzoeken voor zodanig ïiitkryt, 'die in zyne oogen alleen verwerpelyk, of xnisdaadig zyn, om dat derzelver inhoud hem niet welgevallig is , of niet met ayne denkbeelden ibookt. Gaan wy nu naar, in hoe verre die opgegeeven vereischten in de adresfen, geduurende den loop der ftaatsgefchillen ingeleeverd, al, of niet te vinden zyn, wy zullen weinig moeite hebben om ons te overreeden . aan welke zyde dep ingezeeienea dezelven aangetroffen zyn. Hadden de dankadresfen van het Haagsch gemeen in 1782. , of van her, Zeeuwsch graauw , of de verzoekfehriften van hee Hollandsch gepeupel in 1787., de vereischten, welken wy ftraks hebben ppgegeeven V In getal ja waren ZY aanmerkelyk, dog mischten voiftrekt allo de. vereischten van iets, dat den naam van adres draagen konde, en waren flechts de uitvloeizels V*ö e?nige verleidende 9 of dwingend? hoofden ,  HUISBOEK. 25 gelyk wy bevoorcns beweezen hebben. Korde het, by voorbeeld, ooit eene volksftem heeten, toen het gepeupel, tegen de duidelyke verKlaaringen der meefte Staats - en ftadsregeeringen, en tegen de algemeene ftem van den bloem der twee eerfte ftanden der burgers, den ftadh. bedankte voor zyn beft'er in den oorlog tegen Engeland ? Of konde datzelfde gepeupel naderhand beoordeelen, of het voor het Land nuttig was, dat de ftadh. al, of niet, in zyn voorig gezag herfteld weid? Waren de middelen, tot derzelver onderteekening gebeezigd, niet gefchikt, om zelfs alle reedelyke overtuiging by hetzelve uitte fluiten? Men moge aan de zyde der vryheidlievende party , nu en dan, de maat zyn te buiten gegaan in het nood .loos vermeenigvutdigen der adresfen, in het gt' ruiken van btweegreedenen, die by fommige hoofden niet dtyd eeven belangeloos waren, in het doordryven van verzoeken, die niet altyd voorzigtig, of tyctig wnen, of in het beezigen van uitdrukkingen, die niet altyd, en overal, binnen de paa en van we!» voeglykheid bleeven; zo veel zal tog elk bevoegd jegter we! moeten toeftemmen , dat de opgegeeven vereischten in dat laatfte foort van adresfen meesc altyd te vinden waren. Te vergeefs poogde de ftidh. by zyn deklaratoir van 26. mai 1787. ftaande te houden, dat de begeerte der gewaapende, en andereburgers, welke hy (tellen durfde tegen over die der grootere meenigte hunner meediburgers, zoude uitgedrukt zyn by af^eperfte, of gehuurde teekeningen van eenige ingezeetenen. Zyn eige geweeten zeide aan den (teller van dat ftuk, en aan den ftadh. zelfs, toen hy het onderteekende, dat zulke fchandelyke middelen nooit in eenig geval van de zyde'der vaderlandlievende burgers gebruikt zyn, daar hy in tegendeel zig niet ontzag, om zyne heerschzugt door foortgelvke teekeningen op oranierequeften voor geld, voor Merken drank, ja zelfs door onderteekening, met geweld aan bevreesde, of overmande patriotten afgedwongen , te doen onder» Échraagea. Ja zelfs, zo dan al de Jcragtder adres* B 4  54 VADERLANDSCH feu in de meenigte.van derzelver ondertcekenaars moest gezqgt worden, dan nog ondervond cie ftadh. ■ nen fpyt, dat het getal der onderteekenaars vafl vaderland!ehe adresfen zo verbaazend groot was, dat het genoegzaam overal in zig vereenigde verre weg het grootfte aanta! van lieden, welken tot de twee ■ f.erfte ftanden der ingezeetenen beJioorcen. En, zo hy, en zyne vuornaamfte aanhangers deeze waarheid voor zig zeiven hebben zocVen te veumiileren , wie buiten hun zal dan 01 kennerr, (oi by moest zo onbefchaamd zyn, als de irhryver. der Nedeilandfche jaarboeken in zyne aar . kingen, op die requeften gemaakt,) dat de v ï . kichliften over de. erkentenis der AmerikaanJ(n. o.,afnargelykheid in 1782. door de kooplieden, iau ,kanten, en andere buigers aan de Staaten van Hollend ing -.c-rd, dat de daukadresfen , door de .aanzienlykft.- burgers van Doidrecht, Delft, Leiden, Amjteldam, Rotterdam, Gorinchem, Schiedam, hoorn, en 'sHage aan dezelfde Staaten in feptember', en october 1786. overgegeeven weegens hunne befluiten , tegen den ftadh. genoomen (ƒ), dat de very.oekfchriften , door diezelfde burgeryen in rhai 17-87- tegen hem ingeleeverd, met zo veelc anderen van dienzelfden aard, in vroegeren tyd aldaar ingebragt, de duidelykfte kenmerken draagen van eenen nationaalen geest, zo die immer uit foortgelyke middelen kan beoordeeld worden ? Wie ?4 ontkennen, dat, behalven de aften tot'aanftclJing der geconftirueerden in de overige fteeden, die van Amfteldam inzonderheid uit zo veele duizenden beftaan heeft, jrJat zelfs het aantal daar van alles, overtrof, .wat misfehicn. ooit van dien aard in deeze Republiek gezien is, en zelfs de verbeelding der Amftc'damfJie. régee>i'irg te 'booven ging, toen zy dir afte yari qualifitatie, na de revolutie den geconftitueerden met geweld afgeperst, onder haar (O N-derl. liarb. 7786- hl. 14.15 1434. »4«t. U*a. 1448, . 1449- 1465-1460. 1474. ijBaSB-iso4. 15q6. en  HUISBOEK. Ag haar oog kreeg ? Het moge dan vaar zyn, dat niét alle die ouderrecke'naars van het/.cifde aanzien vir n, en dat zy niet allen eeven veel doorzigt liatldén in de zaaken , die daar by voorkwamen. .Altyd zal het tog ook waar blyven , dat 'er de Hoem der burgeryen in alle ftanden op gevonden wé/rd, en dat'het minder volleedig doorzigt van veel en , laten wy zelfs toegeeven van het meerder ge-al, niets meer kon uitwerken ten nadcele van die adresfen , dan het minder doorzigt van veele," van de meellc regenten de wettigheid van derzelver gcnooirien befluiten weg kan neemen. Altyd zaj liet tog ook waar blyven, dat derzelver getal, en hoedanigheden van die natuur waren , dat de or'anjëparty , en toen , en altyd feedert niettegenstaande haare zeegenpraal , buiten ftaat was, om met alle hanre ftreeken, kunstgreepen., bedrlëgeryen, en geweld een eeven gewigtig, en gelykfoortig aantal van haare zyde by ééfi eenige geleegenheid voort te brengen. Dit"is niet Hechts van Holland waar, maar het geld ook omtrent alle de overige geweften. Dat het in Gelderland, Friesland, en Utrecht waar was, word voldoende beweezen door de geweldige maatreegelen, die de meerderheid der Staatsvergaderingen aldaar tegen het inleeveren van adresfen genoomen heeft. En, zo men in Zeeland een aantal dweepzugtige boeren, en het gemeen der fteeden, in 'Ovetysfel het fteedje lias feit, en de (treek van Ommen, en den Ham, en in Stad. en Lande het gemeen der fteeden Groningen , en Appngadam, en een aantal misleide boeren''der Ommelanden uitzonderd, zoude men daar, nog meer dan in Holland4", de volksftem onder alles, wat befchaafd, en ordentelyk is, hebben kunnen aartveffen. Wy vertrouwen, dat deeze inleiding wel eenig licht verfpreiden zal over her geen eene der groote onderwerpen zal moeten uitmaakeri, welker behandeling onzen aandagt in dit deel voorr.aamelyk zal moeten beezig houdea. g 5 XVaauw-  25 VADERLANDSCH IXaauwlyks waren de bezwaaren der Arnhemfche gemeentslieden, ondeifhund door hunne buruerv op eene ernftige, en mannelyke wvze ter kennis der regeering gebragt , dog door dezelve op de onwaardige wyze van de hand geweezen; of nr n deed in beide (leeden alles , wat ariflokrarifche hoogheid , en vryheidhaatende burgerdwarjg tot ltaaying van een onwettig gezag immer kunnen uitdenken. Toen 'er te Arnhem in 1783. oniuften ontdaan waren over het onwettig verkoopen van een kerkhof in de ftad, en het doen begraaven van de dooden der diakoniearrmn buiten de ftad, waar van wy bevoorens reeds gewaagd hebben {?), was de regeering te raade, ja zelfs genoodzaak ^geworden, om haare gedaane publikatie in te trekken, voor zo ver daar by bevolen werd, om die lyken op het buitehkerkhof te moeten ter aarde beftellen (h). 'Er was voorzeeker aan die intrekking op zig zelfs niets ge'eegen geweest , daar tog de lvken van allen, die niet van de armenkas trokken,'volJcoomen vry in de kerken, als van oud?', konden begraaven worden, indien maar het middel van gewild, en oproer, daar toe door het gemeen aan. gewend, in alle gevallen niet voiftrekt af' te keuren geweest was. Dan de burgermeefters H. Brandfen, en Sckimmelpenninck van der Ojen verzetteden zig met allen ernst tegen de intrekking van die publikatie, en de eerstgem. deed 'er naderhand eene zeer_ langdraadige aanteekening tegen, welker vermoejende ftyl ons verbied eene uitvoerige fchet. te geeven van den hoogen toon , en de burgerhaatende gevoelens, die daar in heerschten. Dan een» floot men zig aan de uitdrukking , dat eene corêaate regeering zig door haare onderdaanen de wet niet moet laten voorjehryven, vooral, wen de daaden omtrent dat kerkhof, en begraaven gepleegd, cor- daat- (g) II. Deel, hl. 280 283. 0>) Men zie d e publikatie, en des?e!fs intrekking in de Nederl. jaatl. 1783. bl. 1325—1327. e,; i^m.  HUISBOEK. 37 daatheid heeten moeten. Dan eens hoord men hem zydeimgs verzeekeren, dat eene toomelooze meenigte buiten twyffei door kwaalyk gemtcniionee, de lieden onder andere bedoelingen , gelyk de ondervinding van agter met dan te zeer had doen zien, aangemoedigd, en cnderheund was; waar meede hy heimeiyk de gerueentslieden weegens hec klaagen over de inbreuken op het regeeringsreglement bedo- 1de. Dan eens hoord men hem vcrfma:den de vrees voor bloedige gevolgen, en voor htt leeven van veele ingezeetenen , uu 'het gebruik van geweldige middelen, en -/yne meedeia den, die daar meede bezield geweéw wa^ ren, hunne flapheid verwyten Dan eens hoord men hem zig beklaagen, dat nog aan den commandant vaiv qciaot, (wiens burgerdwingelandy ijs 7.0 veele opzigten te Arnhem voor ecuwig gevloekt zal worden,) en die zig door die intrekking zo zeer beleedigd moest agten, om dat hy met gewaapend krygsvolk den weg gebaand had lot die begraafplaats op ver-, zeekering der magiflraat, dat de publikatie haar volkoomen effeül zoude blyven gewinnen, nog aan het hof provintiaal over het /dienden van het territoir der provinlie, waar door de hoogheid van den Landt door burgers der flad gekwetst was, eenige fatisfnftie gegeeven ■was. Dan eens hoord men hem den Hap der regeering, buiten zyne kennis, toeftemming, en goedkeuring gedaan", om de eventueele overkomst van een geheel regiment ZvAtfers door het ophaalen der rhynbrug te beletten , üitkryten als eene ingreep in de hotgheid van den Lande, en eene inbreuk op de I:ootre regten van. Z H., ah kapitein generaal van de Unie, om de trouptn van d n Staat te kunnen doen mardieeren, werwaards het haogstdenzelven behaagde, zonder dat daar aan eenige verhindering, onder welkereeden, of onder welke voorwendzels dan ook, mogt worden toe gebragt. Eindelyk hoord men hem bitter Uitvaaren tegen het voordel van den burgermeester van Hamel, en die zyner meederaaden, welkea noodig geoordeeld hadden , om zeekere bveenkomst te Terleth, tusfchen twee mditaire officieren ter esne. en tusfchen hem, ea G. G. Bentinck ter andere  VADERLANDSCH ff™ *yde',°Yei' het, ïn^engéh van meerder garnizoen in Arnhem gehouden, te verklaaren als ,, Sé. „ houden buiten kennis der magiflraat, en dat dezelve « daar aan geen deel had" (i). Met één woord dit advies konde voor een meefterfruk in zvn foort eehouden worden en was overvloedig waardig, om hem daar van daan, en uit hoofde van andere diergelyke daaden, den belagchelyken bynaam te verzorgen van Souverain. Toen 'er in het volgend jaar wederom een oploop aan datzelfde kerkhof geT de b»rgfkrygsraad aanbood, om de militie in het verhinderen daar van af tè losfen, (het geen m het voorig jaar met goed gevolg toegedaan, en uitgevoerd was,) weigerdé diezelfde n. B-amJen, als voorzittend burgermeefter, dit voorregt aan de burgery, onder voorgeeven, ., dat „ nu de fchikkmgen van het krvgsvolk reeds ge„ maakt, en 'er weinige reedenen'waren om die te », veranderen-," en met byvöè'gihg", zo fommigen willen, „ dat het voorgaande jaar geleerd had , dat s, de burgery dan wel eens zodanigen dienst op hoo» gen prys (ielde, en daar voor daadelvk afftand „ van voorgewende regten vorderde." Ditonreeuelyk, en onstaatkundig weigeren gaf, nog op den avond van dienzelfden dag, en in deiVöpgevolgden nagt, aanleiding tot verregaanden twist, en zelfs tot daade ykheden tusfehen de burgerwagt, en militie, en tot het doodelyk wonden van zeekeren burger. De burgermeefter H. Brantfen, zig naar zyne denkwyze met reeden alleen op de militie verlatende, deed met alleen zvn huis door dezelve bewaafcen, maar zig ook door eene fterke bende grenadiers naar het ftadhuis brengen, vaftelvk voorsreiioomen hebbende, om liever den rwe'pfnalt tusiehen de regeering, en militie aan de eene, en de burgery aan de andere zyde onverzomlvk te maaken, dan by zulk eene geleegenheid eenen billvken zoen over de burgeibezwaaren, fchoon die met dee- (0 Neder!, jaarb. 1783. hl. 1332-1349.  HUIS B O E Hj *f depzen oploop niets gemeens hadden, te doen treffen (k). ;H6e veel beter zoude deeze man gedaan :hebben, indien hy liever het ftausregt bewaard, en zo ïeverig geproseueera naa tegen ae mgrccp der Stasier., die, al terdond na de eerfte beweegingen, het hot gelast hadden, „om prompte mel'ures teneemen, en eene gcdrenge publikatie te doen , en daar by de ingezeetenen te vermaa„ nen, om zig zorgvuldig te onthouden van alle „ oproerige beweegingen, by poene, dat tegen de overtreeders op het gedrengde zoude worden ,, geprocedeerd, alles nogthans ongepiejudicieerd ds testen, en r» ivuesien aer omveren, en in - en up- gezeetenen , waar aan de. Staaten door .die gedaane voorziening geene atteinte wilden hebben toegebragt" (/). Hoe tterk de heeren van der Capellen tot den Marsen, en ■ f. ti. van Auyienvan i\yevett zig.tegeu deeze buitengewoone middelen by hunne adviezen verzetteden, willende veel eer, dat men in eene zaak, waar in het gefchonden regt der burgery van de onvoorzigtigheid der regeering, en van de onbetaamelykheid van het oproer der gemeente, vooral moest önderfcheiden worden , niet tot zülke uiterfttn behoorde te koomen, of ten minden het gebruik der gewaapende burgery voor dat van militairen ter handhaaving der goede order voor te trekken; terwyl de eerstgem. daar byvoegde, ,, dat „ hy hrt gebruik van troupen in burgerlyke on„ eénigheden, zo het door de burgers niet begeerd 3, wierd, deeds zoude aanzien als eene ontwyfFelbaare leuze van eenen burgeroorlog" (W); men floeg 'er door, en het was zelfs te vergeefs, dat die heeren naderhand hun ongenoegen te kennen gaven over de willekeurige uitlating uit 'shofs publikatie van de woorden, alles nogthans ongeprejndideerdenz., fchoon de Staaten zeiven het hof gelast had- (*) Neder, jaarb. 1784- bh 1337—1341. ■ XI) Nederl. jaarb. 1783- bl. 1473. en volg., (m) Nederl. jaarb. 1783- bl. 1475—  So VADERLANDSCH hadden, die daar in te voegen. Alles moest voor het willekeurig gezag bukken, en de geheele re- Jpeering van Arnhem zo wel, als de heer H. kranten , zag dit werk aan met een diep ftilzwygen , en ongetwyffeld met genoegen. En , fchoon de itadsregeering, meer uit inzigten van wraakzugt, dan wel tot bewaaring van ltadsregten, over de fchuldigen aan den oploop van 1784. zelfs vonniste, en aan vetfcheide lieden uit de fmalle gemeente de kragt der wetten in den volden nadruk deed ondervinden («); werd echter door oogluikingf of onderhandfche aanhitüngen, de militie deeds tegen de braave burgery in het harnas gejaagd. Althans de regeering van Arnhem, zo zigtbaar afkeerig van alle burgerbezwaaren , en van den burgerwaap«nha del, als wy getoond hebben, gaf alle aanleiding aart de veragtelyke regimenten van Baden Dour* lach, en Douglas, daande onder het bedief Van den commandant van Qualt, om zig telkens asn verregaande mishandelingen der burgers op 's heeren ilraaten, of aan hunne huizen te vergrypen, die altyd ongedraft bleeven. De klagten daar ovef zo van byzondere burgers , als van den burgerJtrygsraad, en gemeentslieden , werden, fmaadtlyk •aigeweezen, en op dat alles floeg de wue^e der militie meer en meer door, als een geduurig voorfpook van volgende rampen (0). Maar niets was hiatelyker, en fchreeuwender, dan dat de regeering haaren ontaarden onwil tegen de burgery zo verre trok, dat zy eenen korporaal Van Douglas, die eenen burger wreedaardig vermoord had, onder belofte van ten allen tyde te zullen verfchy»en voor het geregt, uit de gevangenis ontfloeg. De fchryver van de post van den Nederrhyn plaatfte in zyn 433. eene treffende aanfpraak, die dea titel had, Zoude men eene, openlyk onrtgt doende, ma- giftraat Nedtrl. jnarb. 1784. bl. 1464—14155. (•) ttederl. jaarb. 1784. bl. 1702. 1785. bl. iag. i<8£. en 178*. bl. 14. en 110.  HUISBOEK. 31 gïftraat niet aldus mngtn aanfpreeken ? En zeeker, indien hy al de uiagiftraat van Arnhem dus uitdrukkelyk genoemd had , hoe konde zy zig daar over beklaagen , daar haare daad haar oneindig meer veragt, en gehaat maakte, dan dit eenvouwdig gefchrifc dotn koude? Zonderling, en nog meer gerugtsverwcskend was haare bandelwyze. Zy be. klaagde zig by eene publikatie over de uitdrukkingen van die aanfpraak, en onder anderen over deeze woorden, ontmenschten! waar omtrent s, het bedenkelyk was, of 'er nog wel eenige in», druk van het ontzaggelyk Opperweezen by hun „ huisvestte; als perfoonen, die tegen eed, pligt, „ tn gemoed voortvoeren onregtvaardig te hande„ len, van wier handen de onnoozele kinderen van „ eenen» gruwHyk vermoorden, vader eindeloo„ 7S ftofte zouden vinden om het geflorte bloed te >, eifchen; als regeerers, die fpotteden met de klag„ ten van onfehuldigen , dog die te beeven had„ den voor de regtvaardige wraak van eenen vt?r*, toornder? God, en een jammerlyk getergd volk, „ welke hun eindelyk verpletteren zoude ,zo dat 'er „ niets meer van hun zou nablyven, dan de vervloe„ king van hunnen naam , en de veragting van hun „ rampzaalig nakroost." Die aanfpraak verweet verder aan die bedoelde magiflraat, ,, datzy, die „ verpligf was , om haare burgers by haare goe3, deren, eer, en leeven tegen alle geweld te be„ veiligen , hen ten prooi liet van moordzugtige 9, fielten, en aan de moordenaars meer, dan over„ vloed van tyd, en eene, nooit gehoorde, gelee„ genheid overliet om te ontfnappen, op dat zy niet gedwongen zoude zyn, om aan haare mis„ handelde burgers regt te doen: datzy, genoodzaakt zynde om als regters, tegen wil en dank, „ de deelgenooten aan den Jammerlykften moord te vatten , dezelven van meer gemak, en aange„ naamheden des leevens verzorgde, dan zy ia „ hunne eige wooning genoten, en, na hen dus „ eenigen tyd in bewaaring te hebben gehouden, .j, hea onfshuldig veiklaarde, ea op vrye voeten „ fieldes  VADERLANDSCH „ ftelde : waar door het, door wandaaden a'orrï berugt, Tchuim van krygsvolk dagelyks op de o„ penbaare ttraaten tiiumpli! vivat Oranjel Oranje booven ! ichreeuwde. " Maar de magiftraat wan Arnhem ontkende by. haare pubdkatie, dat 'er drie. getuigen tegen den losgelaten militair verklaard hadden, beloofde 100. zilvere dukatons aan dien geenen, die den fchryver, of^auóteur van dat gefchrift konde ontdekken , en, (het geen alle dwaasheid , en woede te booven ging,] veroordeelt!e tenzelfden dage dat gefchrift, om , als. onwaardig, om door het daglicht annfchouwd». en. in de faamenleeving geduld te worden, opeitlyk op een, daar. toe opgerekt, fchavot, door des fclierurep^leri handen tot asfche te worden vei bi and, met verbod aan. alle boekhandelaars, ora her gefehrift, de post van den Nederrhyn, meer te verkoopen. Zy nam. zelfs de moeite, om .de ïegeenng van Utrecht te verzoeken, om . den uitgeever af te vraagen, wie hein dat lT.uk had toegezonden, ten. einde tegen den fchiyver, en zender van hetzelve ex lege difanyH voor het hof van Gelderland eisch te doen. Schoon nu de hoofdofficier vari'Utrecht daar op flil zat, maakte echter de -heer P. 't Hoen openlyk in de dagpapicren bekend, ,, dat hy de ftelter, en fcliryver van gêrh. aanfpraak was, en zoude nfwagten, welke affie tegen hem door de magiftraat der ftad A nliem zoude, mogen geinftitueerd worden" (o). Trouwens het proces over eenige andere nummers van dat weekblad, en het vonnis.van lcheepenen diér ftad, had genoeg beweezen, dat men zig daar door het gefchreeuw van aanzienlyke deugnieten, die de waarheid niet hooren wild-n, niet liet wegfleepen (p). Ondertusfchen was het ten hoogften te bejammeren voor de eer der goede zaak, dat diergelyke tooneekn in Arnhem , hoe zeer dan ook 'hunnen oorfprong verfchuldi^d aan. de kwaalyk beiaaden befiuken der regeering, eenen onverdienden ( o) Nïderl. j lar'o. 17? 6, bl. '08—320. f584. en volg. . (/>) Zie tei plei Ion oVer déese Zaak aater het re gijl er °fdt tycerjh dealen va» Sé po*t vuu dêii Kcder:.';;;«.  HUISBOEK»" 33 den lak deeden aanwryven am de vryheid ievendê bemoejingen eener onderdrukte burg'ry* Dan» moest dit tot hartzeer der geheele natie e gehs gefchieden , allerminst konde het fc'uaden in eene! ftad, alwaar de zigtbaarfte eenzydigheid door ds ongehoorde daaden der regeering des te meer d^orftak. Na dat de burgeryen, en gemeentslieden zo van deeze, a!s andere, fteeden by de regeeringen tot befchaami worden toe op herftel der ingefloopett misbruiken hadden aangehouden, werd 'er eindelyk door de Staaten beflooten, om de Verfchilleö tusfchen de regenten, gemeentslieden, en burgers der fteeden, alwaar dezelven voor handen waren» door eene ftaatscommisile te doen onderzoeken, ert daar van, was het mogeiyk, door mmnelyke weegen tot wederzyds genoegen eene afkomst te maa» ken. Dan hier kwam nimm r eenig goed gevolg op (p). En welken goedm uitflag konde men te gemuet zien uit zu^k een befluit van lieden , die» eenen doodelyken afkeer hebbende Van alle her* vorming in het openbaar beftier, niets meer zog* ten, dan tyd te winnen , en hunne uiterfte hoop veftigden op militair geweld ? Het is waar, opde klagten der gemeentslieden over de onbevoegd* heid tot de regeering van de heeren Schimmelpen* iiinck van der Ojen, en Pronk uit hoofde hunner an> dere bedieningen , bedankten zy voor de regeeTing, hoe zeer dan ook de gemeentslieden nader* hand van hunne klagten afzagen; en de eerstgetfl» gaf 'er zelfs deeze reeden van, ,, dat hy in zynen. „ goeden wil voor de burgery niet genoegzaam on,, derfteund Werd." Dog dit gefchiedde niet, dan om namaals met meerderen ingebeelden luiftef tot de regeering weder te keerert , in gevolge, waar vaft de eerstgem. na de revolutie zynen wensch vefkreegen heeft, en feederr dien tyd de ftad, en he*C geheele kwartier van Veluwe, als luiteriantftad* houder regeerd. (p) Nederl. jaarb. 1784» bh 926. én *ff/£. IV, DE Et C  S4 VADERLANDSCH Gelukkig was het voor de burgery van Zutphen., datzy, die met nog ergere regenten, indien mogelyk, gefcheept was, haare regtvaardige zaak met alle de" waardigheid , daar aan voegende, konde voortzetten, zonder door de onbezonnen drift der fmalle gemeente belemmerd te worden. Dan dit konde echter niet verhinderen, dat, toen zy, op het hardnekkig volhouden des ftadhouders, om de meergem. Vriejokolk, en Crovkceus tot gemeentslieden in' te dringen , en op het geregtelyk vonnis der regeering om hun te moeten ontfargen, door haare' gemeentslieden by gilden , en burgercompagniefi opgeroepen werd, om over haare gemeene belangen te raadpleegen, dit als oproerig befchouwd, en behandeld-werd.' Immers zy moest met goede oo'gen'aanzien, dat, nietcegenftaaride den aanhoudenden moed, en poogingen van drie haarer regenten , haare neegen ariftokraaten een heimelyk befluit namen, om de fterke hand der militie tegen de bureerv te gebruiken , en dat het hof op bevel der "Staaten op eenen buitengewoonen landdag, tegen der (lads privilegiën, op gelyke wyze, als te "Arnhem, tusfehentrad met eene fcherpe publikatie, ten overflaan der momboirs, en onder het in de waapenen Haan der hoofdwagt afgeleezen (q). En, konde de regeering van Arnhem eene zydeiingfche berisping haarer daaden niet verdraagen, de meerderheid l-an die van Zutphen konde eeven min verduuwen, dat de burgergecommitteerden aldaar een dankadr'cs aan de.heeren Verjleege, van der Capellen tot 'Rysfelt, en Rhode van Heekeren hadden ingeleeverd ter betooning hunner erkentenis voor derzelver burgertrouw , en wist het gemis van het ■vertrouwen der burgery niet anders te boeten, als door eene publikatie, waar by zy verklaarde dit dankadres re houden voor ten uiterden beleedigend voor de regeering, en het verfpreiden, of ver- (q) III. Deel, bl. ir5i. en volg. en Nederl. jaarb. 1783+. 11. 1C66—1678. cn 1785. bl. 1222—1232.1400. en volg. 141* —1417. 1514—1516.  HUISBOEK." 35 verknopen daar van verbood op poene van 300. ftadsponden, zonder daar door de mmlte verhindering te willen toebrengen aan de actie, uit zulke onderneemingen voortvloejende (V). En wie zoude gelooven , indien men zulks niet uit de klagten der gemeentslieden vernoomen had, dat die regenten, welken fteeds protefteerden van hunne be„ reid - en geneegenheid , om op alles , wat hun „ op eene betaamelyke, en formeele wyze zoude „ worden voorgedraagen , behoorlyk agt te nee,, men," hunne willekeurigheid zo ver trokken, dat zy de regilters , en notulen, die aan de gemeentslieden weleer .ontroofd waren door hun , of hunne voorzaten , halftarrig te rug hielden, op dat zy alzo verhinderd zouden worden, om hunne verduifterde regten met dugtige bewyzen te ftaaven P Te Groenlo, of Grol was op zeekeren tyd röet eenen kogel gefchooten door het huis van den burgerhaatenden regent Abbinck, en hier .van werden onder de hand befchuldigd twee voornaame burg; rs der ftad, H. fi)0«i,ftadsrentmeefter, en H W. HasJels, koopman. Na dat, deeze lieden by een request , door hun zeiven in buitengewoone, en nadrukkelyke termen ingerigt , gevorderd hadden, dat hun binnen 14. dagen de naam van hunnen befchuldiger zoude opgegeeven worden; werden die beiden, geheel onbefprooken, ingezeetenen, enkel op voorwendzel hier van, maar in de daad, om dat zy de hoofden der vryheidlievende burgers waren, op order van het hof, in het najaar van 1784. onder geleide van eenen officier, en 30. man voetvolk, en eenen wagtmeefterV en 12. ruiters , naar Arnhem gebragt, door de momboirs tegen hunner ftads priyil.egie te regt gefteld, en, na eene ze^r langduurige gevangenis, in juni 1785. gevonnist, „ om voor den raad met opene deuren „ te verfchyncn, en aldaar, met ongedekte hoof„ den, gevouwen handen, en geboogen knien, >, God, (r) Nsderl. jaarb. 1783. bl 041—945. en volg. Ca  35 VA DER LANDSCH God, den Souverain, en de juftitie om vergïf- fenis te bidden weegens het begaan feit, met „ betuiging van hun leetweezen over het gepleeg- de, en met belofte, om zig van zulke, of dier„ gelyke in het toekoomende te onthouden, en de „ verfchuldigde agting, eerbied, en gehoorzaam3, heid aan hunne wettige ovethefci te zullen be„ wyzen; voorts om met lyflyken eed te zweeren , 3, dat zy hunne gevangenis met woorden, of met „werken, heimelyk, of openlyk, in geenerleie t, wyze zouden verwyten, veel min wreeken, of s, door anderen door hun toedoen , dtrekt , of indirekt , doen wreeken aan iemand, wie het „ ook zoude mogen weezen,'enz. (s). Verfoejelyk, onregtvaardig, en fchreeuwend vonnis in de daad, geweezen na die lieden, maanden lang, in eenen akeligen kerker nutteloos te hebben opgehouden,, en met een zigtbaar oogmerk in de waereld gebragt, om den veragtelyken Abbinck, waardigen broeder van den eerloozen predikant Abbinck van Lochein, te wreeken op zyne voornaame tegenftanders in bet onderdrukken van eene ongelukkige burgery? Men gevoeld ligtelyk , dat deeze lieden diezelfde wraakzugt na de revolutie niet ontduiken konden, maar met loode fchoenen werden naargezet. Zy werden dan op 31. juli 1788. door datzelfde hof, al wederom tegen hunner ftads privilegie, ten eeuwigen dage gebannen uit Gelderland, op een algemeen voorgeeven, „ dat zy na hun eer„ fte vonnis by voortduuring, als onruftige, en ,, muitzieke perfoonen, hun werk hadden gemaakt, 3, om , met veragting van hunne magiflraat, de rust, en goede order in de ftad te flooren, en s, zig in eenen vreemden dienst, onder de houzaa- ren te Deventer, verbonden hadden" (t). Werden ondertusfchen de burgeryen zo der aanzienlyk- fte, (s) Nederl. jaarb. 1785. bl. 38—40. 796. en v*lg. (t) Verf. van flukk. by J. A. de Chalm. 9. dtel, W. 3(8 •—270.  HUISBOEK. gf fte, als andere, fteeden van Gelderland, deels door haare regeeringen, deels door het hof op last der Staaten, zodanig gedrukt, en overweldigd; niemand zal zig dan verwonderen, dat het platte land in diezelfde onderdrukkingen ook ryktlyk deelen moest. Op den Gelderfchen landdag van april 1783. beklaagden zig by eenrequest, in al te onderwerpelyke uitdrukkingen vervat, de boeren van het landdroften - en icholtampt van Zutphen, rigterampt van Doesburg, en fcholtampt van Lochem, ten getale van meer dan 450., ,, dat door een, van tyd „ tot tyd ingevoerd, gebruik van hun gevorderd ,, wierd, om jaarlyks aan hunne hoofdofficieren te 3, doen twee dienften, en aan derzelver rigters ie* „ der eenen dienst, welken zy, doordien zy fee„ dert jaaren het geluk niet gehad hadden, om hun,, ne altyd hooggeagte hoofdofficieren in de amp„ ten des graaffchaps te zien woonen, tegenwoor„ dig byna algemeen gehouden waren voor eenen „ zeekeren ftuiver gelds af te koopen volgens eene , naamens de hoofdofficieren vastgeftelde, taxatie ,, van 2. tot 3. guldens voor de bouwlieden, en ,, 14. ftuivers voor de bewooners der katerftee„ den, behalven het geen nog door de rigters van ,, hun gevorderd wierd." Zy gaven verder re kenDen, „ dat het wel waar was, dat zy, feedert „ eenigen tyd herwaards, zig aan deeze dienften, ,, en daar uit voortvloejende afkooping hadden moe,, ten onderwerpen, aangezien de vrees voor het misnoegen, en de ongunst hunner hoofdofficie,, ren, in geval van weigering, hun tot heeden s, befchroomd gemaakt had, om zig daar tegen te ,, verzetten: dog dat zy thans te raade geworden 3, waren, om zig aan H. E. Mog., als aan hunne ,, welmeenende vaderen, en dierbaare hooge Over„ heid, op het nederigfte, en demoedigfte te ver,, voegen , met eene inftantelyke beede, dat H, ,, E. Mog. hunne vertoógen weegens het fchande3, lyke deezer dienstbaarheid , en het drukkende 3, der, daar meede gepaard gaande, afkoopingea „ met Qea oog van goedgunftigheid ter hunner bcC 3 „ vry-  38 VADERLANDSCH vryding wel zouden willen aanzien." Zy drongen dit hun verzoek aan met te zeggen, ,, dat het 3, genoeg bekend was, dat in vroegere tydcn dee,, ze dieniTen aan de hoofdofficieren voor de huis„ lieden niet verpligtende waren ; dat de afkoo3, pingen derzelver in laatere dagen eerst in train „ gebragt waren; dat deeze dienden, of afkoo- pingen voor den, doorgaans bekrompen, en on3, vermogenden huisman in het graaffchap zeer druk3, kende, en tot weezenlyken last wa en; dat dit, 3, in het graaffchap ingevoerd , bezwaai ftryd;g was 3> met de oude conftitutioneele vryheid, en voor- regten, die de ingezeetenen ten platten land, in 3, deeze provintie mogten genieten, en dat zy in 3, deeze meening gefterkt wierden , doordien :n 3, de kwartieren van Nymegen, en Velmve zodani„ ge verpligtende dienstbaarheid aan de hoo'doffi,, eieren aldaar geheel onbekend was: dar dns de 3, in - en opgezeetenen van het graaffchap thans de „ eenigfte inwooners ten platten lande van het vry 3, vereenigd Nederland waren,- die dusdanige dien3, den , of voldoening in gelden moeiten doen; 3, dat zy, voor een gedeelte woonende aan de O3, verysfelfche grenzen, dagelyks van deeze hunne, 3, thans van alle zodanige dienstbaarheid bevryde, nybuuren moeften hooren, en lyden voor H. E. Mog. zeer beleedigende, en dus voor hun fup„ plianten onverdraagelyke, verwvtingen weegens ,, de dienden , die zy nog gehouden waren te doen : 3, dat zy baden , en fmetkten, dat H. E. Mog. 3, de onaangenaame, en gevaarlyke gevolgen daar van in erndige overweeging geliefden te nee. men, en, als befchetmers, en'bedieiers van een vry volk, niet meer te gedoogen , dat deeze druk„ kende last langer pp de fchouders van een ge3, deelte der inwooners van H. E Mog. provintie ,, zoude blyven ruften: dat zy dit van derzelver ,, goedgunftige,en vaderlyke toegeneegenheid hoo.„ 'pen mognn, wj nnésr zy in aanmerking namen, dar tegenwoordig bv de meefte , ia zelfs by de desputiekfte koningen } en vorften in Europa al ie }3 dienst-  HUISBOEK. 3? dienstbaarheid voor den landman afgefchaft was.'.' Eindelyk voegden zy hier nog by, dat zy zig „ gedrongen vonden, om dit hun imeekfchnft met „ verhaalting over te reiken, alzo zy., voör eeSji,', ge dagen," door verfchillende perfoonen, in ver„ fchèïde kerfpels van het graaffchap, op het al„ leronvooizienst waren aangezogt, en aangerand „ tot het teekenen eener verklaaring, dat zy_ be„ rei' bleeven om de gern. dienjien te doen: dat fom„ migen, zonder eenige genoegzaame onderregting „ vaii den inhoud , alzo men geen affchrift van „ het voorgehouden deklaratoir bekoomen konde, „ en als by verrasfing, het gem. papier geteekend ,, hadden : dat anderen daar tegen hier toe niet „ hadden willen koomen, als begrypendc, dat zo„ danig eene verklaaring voor de hoofdofficieren ,, onuoodig , en overtallig was , zo zy verïneen„ den gewettigd te zyn tot het vorderen der „ gem. dienften, en die'nstgelden: dat daarenboo. ,, ven nog veele ingezeetenen waren te rug gehou,, den, en afgefchrikt van het teekenen van dit ,, adres aan H. E. Mog. door allerlei foort van ,, dreigementen, om, was het mogelyk, te belet,, ten, dat deeze onwettige dienften, of betaaling ,, daar voor, door H. E. Mog. zouden vernietigd worden: dat zy niet konden afzyn, om deeze wyze van handelen aan te merken, als ftryden„ de met de goede trouw, doordien men zig de onkunde, en beangstheid van den, maar al te ,, veel in onweetendheid verkeerenden, landman„ had getragt ten nutte te maaken, en verzeekerd „ waren, dat H. E. Mog. die ongehoorde daad met derzelver verontwaardiging afkeuren, en de fup,, plianten, die zig hier meede hadden doen ver,, rasfen, als ongeprejudicieerd hun natuurlyk regt van vrye ingezeetenen, wel zouden gelieven aan ,, te zien" (u). Indien deeze oneedele trekken om den eenvouwdigen landman te bedriegen, gevoegd («) Nedtrl. jaarh. 178-5. W. 690—703. C 4  49 VADERLANDSCH voegd by d' bekende geaardheid, en het eigenbelang der meefte Celderfche flaatsleeden , niet al vooraf kenden doen voorfpel'en den ongunftigen Uicfhlg van een adres, het welk anderszins derzelver hoogheid door vemeederende uitdrukkingen grootelyks ftreelen moest; de uitkomst beantwoordde daar aan ten minften op de beklaaglykfto wyze. Te vergeefs drongen de weldenkende ridders aan, ,, dat dit fmeekfchrift moest gefteld wor,, den in handen van het hof, om, na verhoor van „ partyen, de boeren, en officieren, den Staaten ten naaften te dienen van advies." De meerderheid floeg naar gewoonte door met een befluit, waar byin der fupplianten verzoek wierd gedifficulteerd , en verklaard,,, dat de hoofdofficieren des graaf- fchaps Zutphen in hunne aloude p'osfesfie zouden blyven, ftellende niettemin aan de fupplianten, ,, en alle anderen, weiken verder mogten willen fuftineeren tot het doen der voorfz. dieuften niet 33l verpligt te weezen, open, om de hoofdrfficie. „ ren desweege ih regten te betrekken; mits 3, de aftie aanvangende binnen een jaar, met by- zondere auctorifatie op het hof provmtiaal, om in deezen ter eerfter inftantie te erkennen, en 3, regt te doen, en om, tot handhaaving van hee „ gezag der hoofdofficieren van gem. graaffchap, ,, zodanig onderzoek te doen, en maafreegelen te a, neernen, als zulks naar omftandigheden van zaa- ken noodig zoude oordeelen'1 (v). Welke fchyn van uiterlyke billykheid in den fchors deezerwoovden gegeeven werd , was dat befluit echter Inger'tit, om de land'ieden van het kwartier van Zutphen. geheel en at moedeloos te maaken. Wie konde- tog deeze lieden aanraaden, om elk hoofd) voor hoofd in een proces te treeden met de aanzientykfte flaatsleeden , ja met hoofdofficieren , welker wel, of kwaalyk befteed, gezag zy dagelyks> ïnoeften. dvgcep. ?o, dra zy tot dien pas gekoomen (*) Ntèrl. jaarb. 17JJ3. bl. 703. en volg,  HUISBOEK. 4*. waren? Wie konde hun raaden, om dat proces te vi. ren als aanlegg'Ts, en dus het ontkennend bewys, akyd zo moeielyk in regten, op zig te neemen, dat zy tot die dienjien, of afkoop ongehouden waren? Wat anders zoude het nog geweest zyn, indiende Staaten aan de hoofdoffic/eren gelast hadden, om door regtsmiddelen de boeren te nood/aaken tot die dienften, of afkoop, en eus van hum en kant te b^ wyzen, dat zy g'iegtigd wojen om die te vordeien. D t "^doelden de weldenkende flaatsleeden hoofdzaak lyk door hunnen boovengem. voorflag, maar ge ns/*;Bs de meerderheid der Staaten, die daarom in tegendeel het oordeel over deeze zaak aan het hot aanbt volen,en hetzelve te gelyk gemagtigd had, om de hoofdofficieren by het bezit deezer afvorderingen te handhaaven, Daarenbooven was de bepaal mg van één jaar, binnen het welk de landlieden hunne actie moeften doen gelden, eene_ nieuwe hinderlaag, aan der boeren fchroomagtigheid, en onvermogen geiegd. Want, zo dra zoude dit kort tydltip in overleggingen, in dobberingenen befluiteloosheden niet doorgebragt zyn, of die arme lieden Monden, zonder form van proces, voor eeuwig van hun wederzeggen tegen die flaaffche dienMen verMooken, en tot een altydduurend ftilzwygen gedoemd te worden. Geen wonder was het dus, dat de meerderheid der Staaten, op een nader adres van een aantal eigenerfdens des kwartiers van Zutphen, by haar voorig befluit bleef, wat ook de overige Maatsleeden daar tegen op nieuw mogten aanvoeren. Uit toegeevendheid, als of het zo heeten mogt, dat iemand over zyne eige perfooneele zaak tegen den beklaager niet vonnifte, adviezeerden de hoofdofficieren niet over dit herhaald adres, fchoon zy, den heer van der Capelkn tot den boedelhof uitgezonderd, niet goedvonden, om geduurendc de raadpleeging de vergadering te verlaten (wj, Rampzaalige landlieden, die dus onder liet f» Nederl. j««rb. *783 bl. 2050. en vo!g, c $  42 VADERLANDSCH het yzeren juk hunnerdroflen. enfchouten, in hef aanzien, en op gezag hunner Staaten, moeiten blyven bukken, en die, toen zy zig tegen dr- afpersing daar van feitelyk verzf tteden, ais misdaadigers van het ergfte foort geftraft werden! Toen men zag, dat alle deeze middelen, onder fchyn des regts aangewend, niet hielpen, om de kiaagftem der burgeryen, en landlieden te fmooren, namen de Staaten de toevlugt op i r. mai 1786. tot een ailerhaatelykst middel, waar van in de jaarboeken der'vrygevogten Republiek geen voorbeeld was. Hadden zy in october 1785., ter geiee"-enheid van hun befluit over het vergaderen der^gilden , en burgercompagnien te Zutphtn , nog verklaard, ,, dat, gelyk zy door dat befluit bedoelden, om alle eigenwillige regtingen tegen te „ gaan, en voor te koomen, dat de vryheid niet t, misbruikt wierd tot losbandig - en wetteloosheid: zy ook geenszins van voornefmen waren, 3, om de flem des volks zo verre te fmooren, om „ haar den weg van klagren aan de Staaten, of van „ regten, naar dat de omftandigheden meedebrag33 ten, af te fnyden; maar dat'haar zulks ten al„ Jen tyde opengelaten wierd" f»; men mag daar uit afleiden, dat zy, tot in hun binnenfle overtuigd van de volmaakte bilhkheid der gedaane klagten, en toen nog niet geheel doof voor alle infpraa'k van hun geweeten, eene uiterlyke houding wildYn aanneemen, als of zy, eeven als de Staaten der andere gewefben, géén gehoor zouden weigeren aan verzoekfchriften tot herflel van weezenlvke , en gegronde bezwaaren. Daar zy echter nu tot tegenflrydige maatreegelen overgingen, mag men denken, dat zy tot het overtreeden dier bepaalingen, welken zy nog zo kort te vooren erkend hadden aan hun ingebeeld onbegrensd gezag in den weg te traan, bewoogen zyn, eensdeels om dat zy hunne verpligting gevoelden, om eindelyk eens aan de gedaane (x) Neder}, jaarb. 1785- bl. 1414.  HUISBOEK. 43 Snane verzoeken te zullen moeten voldoen, zo zy derzelver loop niet ftremmen konden, en andersdeels om te gehoorzaamen aan den wil van eenen ftadh., die geene ftem des volks eerbiedigde, dan die aan zyne grootheid dienstbaar was. Zy dceden dan eene publikatie van den allerbedenkelykften, en verbaazendften inhoud, en gaven daar by te kennen, ,, dat in 1785. by hun was ingediend ,, een aantal requeften , den uitwendigen fchyn hebbende van opregte deelneeming in het waar „ belang des vaderlands, en der provintie, ge,, paard met den , aan hun als wettige overheid „ verfchuldigden, eerbied, dog in de daad inhou„ dende verregaande, en aan de fupplianten uit gee~ ,, hen hoofde toekoomende, bemoeiingen met hét beftier ,, van de Republiek, en van het Landfckap, en dus ge„ rigt, om, naar de denkkeelden van veele, zigfdiuil,, houdende , zoekers van nieuwigheden, wantrouwen „ tegen hen, en de Staaten der overige geweften, ver. „ agting voor 's hands hoogere, en mindere kollegien, en onrust, en ontevreedenheid tusjtheh in - en opge- zeetenen, te berokkenen. Zy hadden goedgevonden, ,, Cten einde een lpreekend bewys te geeven, hoe zeer zy geen oogmerk hadden anders, als na vol,, koomen kennis van zaaken, ten deezen iets te ,, befluiten,) om de officieren, en magiftraaten te magtigen, om de omftandigheden, die het tee- kenen deezer requeften verzeld hadden, rfaar te „ fpooren, en hun, met overzending der te nee,j men berigten , over alles te'dienen van hun ad„ vies; met dit gevolg, dat, na dat voldaan was aan dien last, gebleeken was , dat de verzoe„ kers veel al beflonden in kinderen, minder.jaa.rige, „ fdiaamele, en bedeelde perfoonen, handwerksgezellen? „ en een aantal van de minstkundige hunner ingezeete,, 'nen; terwyl nogthans de zaaken , welken de „ voorwerpen der gedaane verzoeken uitleever- den, eenen merkelyken trap van kunde in de re,, geeringsgefteldheid van deeze , en andere pro- vjinien , en van het algemeen beftier van het „ bondgenooefcha'p j onderftellen moeften, om wel- „ kc»  44 VADERLANDSCH ken te bekoomen de verzoekers nooit tyd,of weieegenheid gehad hadden. Zy zouden, lettend» op de omftandigheden, die, tot veragting der „ hooge Overheid, noodwendig in deezen hadden „ moeten plaats grypen , in geval zy alleen aan hun», ne regtvaardigheid hadden willen gehoor geeven zig 3, verpligt gevonden hebben, om aan alle deeze fuppli3, anten de kragt van hunne wettige verontwaardiging 3, te doen gevoelen, en den weg van regten tot wraak van hunne hoogheid hebben moeten openlaten. 33 Dan, vermids zy by dat onderzoek met genoe3» gen hadden vernoomen, dat, niet zo zeereenig 3> ongeoorloofd voorneemen om zig te dringen in zaa„ ken, die aan hun alléén met uitfluiting van alle „ anderen, wie zulks ook zouden mogen zyn, toe,, kwamen , by verre de meefte onderteekenaars 3, gehuisvest had; maar dat zy in tegendeel over 33 het geheel waren bezield geweest met waaren y, eerbied voor hun, en eenen loffelyken iever voor 3, sLands behoud; dog dat van deeze, aan gehoor3, zaame ingezeetenen zo wel pasfende , gefteldheid door zulken , die uit eigenbelang , 0f uit „ nog flechtere grondbeginzeh werkzaam waren , een 3, zo verregaand misbruik gemaakt was, dat zy dezelve aan hunne ilinkfche oogmerken , tot ondermyning van hun gezag, en omkeering in de „ regeeringsform , hadden tragten dienstbaar te 3, maaken: zo was het, dat, daar zy nooit zouden toelaten eenige inbreuk op hun gezag, nog dat „ woel - en muitzieke perfoonen hunne ongeoorloofde „ oogmerken, meede daar toetrekkende, om het „ reglement van i7jo., op de regeering der pro„ vintie vastgefteld, en door hun by de afte van voogdyfehap over den minderjaarigen ftadh. op 3,\ 13. juni 1754. verklaard voor het waar, en regt 3, fundament der regeering in deezen furftendomme, en 3, graafjchappe, waar voor zy hetzelve ook bleeven 3, houden, om ver te werpen; zy nogthans altyd „ meer geneegen waren, om misleide ingezeete„ nen door zaglmoedigheid tot hunnen pligt weder „ te brengen, dan door flraffen te beteugelen, en „ nu  HUISBOEK. 45 nu met geen gering genoegen van deeze hunne Idndivdderlyke "bezorgdheid wel wilden gebruik maa„ ken, om al het geen, tot dien tyd toe, ten aan„ zien der teekening van requeften met den aaft„ kleeve van dien gepleegd was, te vergeeven: dog alles met dat vei ftand, dat zy nu ook hoop„ ten, en verwagteden, dat alle hunne ingezeetenen voor het toekoomende het beftier des Land„ fchaps aan hun, en aan die geenen, welken zy 'a, daar roe verordend hadden, zouden overlaten» „ en dat ook de meest fchuldi^e dryvers, en doorzel„ ters van de teekening der reqtfeften begrypen „ zouden, dat zy in het vervolg nimmer zodanige „ toegeevendheid meer zouden te wagten hebben, „ maar in tegendeel als dan naar alle geft} engheid van 3, regten tegen hun zoude moeten worden voortge3, procedeerd. En wvders, dat, hoe zeer zy wel by elke bekwaame geleegenheid verklaard hadden, dat zy aan ieder den weg van regten openfte!den omtrent het geen, waar in hy, ten aanzien „ zyner vrvheid , regten, en privilegiën, mogt „ oordeelen bezwaard, of benadeeld te zyn; hoe zeer zy zig dus ook niet onttrekken zouden, orra alle de regtmaatige klagten van hunne op - en ,, ingezeetenen, wanneer ze van dien aaTd waren, „ dat zy hunne onmiddelyke tusfehenkomst vot„ derden, te hooren, maar in tegendeel als nog ,, aan ieder de vryheid gaven, om alle zyne klag,, ten over zaaken, die of geene voorwerpen der o-ewoone juftitie waren, of, uit hoofde van op,, koomende omftandigheden, niet dan bezwaarlyk „ door den gewoonen weg van regten konden wor3i den uitgemaakt, in hunnen fchoor te brengen: ,, en hoe zeer zy elk een' verzeekerden, dat zy 3, nooit zouden nalaten, om 'sLands waare vryheid, ,, en die van alle hunne in - en opgezeetenen door ade ,, die magt, welke hun van God verleend was, te hand,, haaven, en aan elk by voortduuring de vryheid gaven , om zig , over het geen zynen perjoon, ,, goed, of huisgezin aanging, by hun onder zyne bloo3, te naamteekening te mogen aanmelden; zy z;g " „ niet-  4 VADERLANDSCH „ niettemin genoodzaakt gezien hadden , om , „ by ondervinding hebbende moeten zien , hoe « deeze hunne geneigdheid , om niemand e be31 lemmeren in het ter, hunner tafel brengen van 3, zyne verzoeken, misbruikt wierd, tot voorkoo •■ aSl ffl In^ van'hunne ^gtge". aarde m - en opgezeetenen vast te ftellen, dat "7, ZdfKkdyk het rondloopen in " ff n ,? ' f° °P hiC PIatte iand met reques" „ ten om dezelven ter teekening aan te bieden » °f het '««ft» van dezelven tot dai einde n her' " nn .fr', °V°P andere P^atfen, en zulks zonder onderfcfaeid , waar toe zulke requeften mogte,? 3, genet zyn; en dat zyr voorts verklaarden, dat? „ van toen af, geene requeften, of verzoekfehrif » "n zo^en worden aangenoomen, wanneer d e het zyonmiddeiykopden naam v?an, het zy& " lWun tat% d°°r meer danz" Perfoonen^niet' " hf-!,nén CTWdeJ en derzelver ondeiinge "Sd£ >Ct ^fr^$<&- m hun fngédell " ïv r S . ;teD ware zodaniêe requeften behooY„ yk pro flylo waren geteekend door eenen d -t •, vzya, aan wien binnen deeze provintie de n-aktvk 3> was toegelaten, en die binnen dezelve JföoS„ tig was; met verdere verklaaring, dat^u! „zodanige verzoekers voor den inhoud hfS 3, requeften yerantwoordelvk bleeven, zv oof zot 3, danige praktizyns .voor den inhoud van de al 3i dus door hun ge teekend e, verzoekfehriften mee* "? iev"V ?e t;e,'fte- Pkats ^rantwoorde yl hiel den (y). Aanleiding tot deeze publikatie had een gegeeven twee adviezen van het hof" het eerJe van 25 april 1786., loopende over het gebeur de te Zutphen weegens het niet erkennen van den meergem Crookceus als gemeentsman, weegens het niet opvolgen van het vonnis van fcheepS dier Jad daar omtrent, en weegens de klagten der re! geenng, dat aldaar eene volksregeering ftond ingevoerd O) Ntdsrl, jaaii. 1786. hl. 1656.. 427-433.  HUISBOEK. 47 voerd te worden-, en lonpende het laatfte over eenige adresfen, aan de Staaten ingtleeverd. By het - eerfte advies nad het hof, volgens het berigt der pombpirs,', het wik aan de Staaten te gelyk was overge/.onden , aangeraden , dat het vonnis .van icheepenen van Zuipl/en door het gezag der Staa* ten, en de magt van het hof moest worden uitgevoerd, dai hetzelve door eene faamenroeping der gifden, en burgercompagnien niet behoorde opgefchört te worden; en vertoond , dat aan de momboirsop hun verzoek niet rr>pgt geweigerd worden eene auclorifatie, om tegen de gezwooien gemeente van Zat- .phen, en allen, en elk, die haare meedepligtigen waren, voor het hof te proc/jdeeren, met uitzondering van agt perfoonen uit de gezwooren gemeente, oy naamen opgegeeven. Uier by vond het hof goed , om, ongevraagd, aan de Staaten te adviezeeren over een beklag der momboirs weegens de belee- .digingen, aan hun in openbaare gefchriften gedaan, welk beklag de momboirs al meede ongevraagd by hun berigt gevoegd hadden , en eene ernftige voorziening daar tegen voor re ftellen , met verzoek, dat , wanneer de Staaten daar toe overgingen, het hun dan behaagen mogt, om de gedagten van het hof daar over te vraagen, het welk zig in ftaat vond, om eenige toereikende middelen, tot ftuiting, of belemmering van dat kwaad in de faamenleeving, voor te kunnen ftaan (z). Welke verfchooningen het hof voor zyne eenzydigheid omtrent deeze zaaken zogt te maaken , om dat hetzelve daar over als regters zoude moeten oordeelen; elk, die dat ftnfc leest , zal ras erkennen , dat de uitdrukkingen , waar in dat advies vervat was, niet fterker konden zyn, wanneer hetzelve een regterlyk vonnis daar over had moeten uitfpreeken, en uit vergelyking van de, naderhand daar over geweezen, vonnisfen met dit advies zal dit ontegenzeggelyk blykbaar worden. Hoe weinig onzydig het "hof omtrent zulke (ï) Nederl. jaarb. 1786. bl. 295—307,  48 VADERLANDSCH ke zaaken was, toonde ook het tweede advies van 28. april over de ingeleeverde requeften aan de Staaten. Immers hetzelve l'chaamde zig niet, om daar by onder anderen ter neder te ftellcn, „ dat^ „ volgens het berigt der momboirs, zeer weinige ,, perfoonen met eenige kennis van zaaken die tee- kening ondeinoomen hadden, dat zy, die, als daar van kennis draagende, mogten overblyven, „ een zeer gering getal uitmaakten; dat die adres* ,, fen voorts, op privaat gezag van fommige dry- vers, of aanftookers, in eene faamenroeping ee„ ner onkundige meenigte, of door eenige om-en „ rondloopers geteekend waren; dat door een ver,, bod daar van de klagten van privaate perfoonen over gefujïineerde bezwaaren niet wierden afge- fneeden , mits zy altyd indagtig bleeven, dat het voorwerp van hunne gevomeerde (a) bezwaa„ ren hun zeiven betrof, en geenszins raakte poin„ ten, die van hunne bevoegdheid niet waren» „ maar ter beoordeelirg ftonden van die geenen, „ aan welken die uit haare natuur, of uit kragt der wetten, door bedaarde, en ruftige ingezee„ tenen altyd wierden overgelaten, zonder zig daar 3, meede, direkt, of indirekt, te bemoejen : dat ,, men die pointen maar by bloote leezing behoef„ de te befchouwen, en op te noemen, om over- tuigd te worden , dat dezelven zaaken behels* ,, den, waar meede zig geene privaate perfoonen behoorden te bemoejen, maar die uit haare nasi tuur behoorden tot de befl^fching van de fouve- raine Vergadering van ieder gewest: het welk 5, blykbaar wierd, wanneer men overwoog, dat de », fupplianten, zonder behoorlyke kennis van zaa„ ken te hebben, zig een oordeel daar over trag- teden aan te maatigen, het welk van eene, aan* ,3 ftonds (O £" die de kragt der regtsgefeerde uitdrukkingen van gefu/lineerde , tn gehanteerde bezwaaren kend, voekl tc gelyk, hoe eenzydig het hof daar over dagt niettegenftaande alle zyne betuigingen.  huisboek. 49 33 ftonds in het oog loopende, ligt vaardigheid niet 3} te verfchoonen was; en dat dusdanige verzoe3J ken onderleiden een wantrouwen op de opletJ3 tendheid van den Souverain , eeven als of die 3, zodanige opwekking van privaate perfoonen nooy3 dig had, om daar op aandagt te gëeven, indien jj WaarLyk de zaak uit haaren aard zulks vereischJ} te: dat het hof daarom moest adviezeeren, om j, die adresfen van de hand te wyzen : dan dat 33 het eenen byzonderen aandagt had móeten vefti* gen op het verzoek tot jevijie , of redies van het jj reglement van regeering "van 1750., waar om3, trent het bedeukelyk moest vo'^rkoornen, hoe de fupplianten hadden kunnen befluiten, om zulk J3 een verzoek te doen zonder de minfle byzonj3 dere opgaave, waar in zy, of iemand, zouden J3 meenen bezwaard te zyn, en om hetzelve, het 3, welk de geheele grondwet, en conflitutie van j, regeeTing inhield, te doen voorkoomen ais een j, reglement, het welk op den duur, als zo geweldig 33 tegen onze corfprongelyke conjlitutie aandruijchende, 3, niet zoude kunnen bejïaan; en dat nog meer bedenj3 king baaren moest, hoe onder de teekenaars gevon>j den wierden perfoonen, die geene zwaarigheid j, gemaakt hadden, om, by de toelating tot hunne 33 ampten, den eed tot uaarkooming van dat regle3, ment af te leggen, en hoe, daar de zaaken thans in denzelfden ftaat waren , als ten tyde, toen «5 die eed gedaan wierd, iemand zig die vryheici aanmaatigde, om als nu uit te werken het te33 gendeel Van dë beloofde inagtnecming daar van, • terwyl daarenbooven ieder, die met eede beloofd ,3 had "iets naar te koomen, al wis het, dat hy mogt begrypen voldoende reedenen te hebben, 33 om van gedagten te veranderen , zulks nooit M mogt doen , dan. ten zy ook die reeden voor j3 voldoende erkend wierd door dien geenen, tot ^ wiens gerustheid, en op wiens eisch die eed geJ3 daan was: en dat de verwondering vermeerderen moest uit hoofde, dat de fupplianten by hun verzoek omtrent dat reglement, en de andere poiniv. DEEL. D 33 te»  50 VADERLANDSCH M ten van verbetering voegden de kfaufu'e, dat 3, de befluit en der Staaten builen toeflemming des volks geene wetgeevende magt veikrygen konden ; dat, >3 boe zeer het hof zig liefst onthield van zig daar y} over uit te laien, vermids deszelfs regterlyke 33 pligt daar omtrent werkzaam zoude kunnen zyn, „ hetzelve echter dagt, dat tegen de meest fchul33 dige, en voomaamlte begunftigers, en dryvers 3, van die onderteekenaars door de momboirs op jj aucforifatie der Staaten zoude moeten geproce33 deerd worden ; terwyl hetzelve, zyn advies ^ voortzettende, oordeelde, dat H. E. M^g. hun33, ne erndige intentie omtrent de naauw keurige 3, en volkoomen inagtneeming van het regeeringsjj reglementby eene nadere publikatie openlyk moe,j den bekend maaken, waar in te gelyk de noodige 5J voorziening omtrent het teekenen' van , en omy, loopen met req.ued.en ter teekening, zoude kunjj nen ingevoegd worden , en waar van hes eeo j, ontwerp by zyn advies voegde (bf. Wie verfoeid niet de geveinsde vervolgzugt van menfehen, die , vermomd onder de gedaante van onzydige handhaavers der geregtighe'ïd, zig by den Souverain opwierpen als wetgeevers,wier vóorffagen met bloed in deede van met inkt gefchreeven waren, en die blaakten van begeerte, om tegen de overtreeders als kannibaalen te woeden, terwyl zy den euvelmoed, de plunderingen, de mishandelingen, en zelfs den moord der braave burgers, als fpel aanzien, en doof hun dilzitten aanmoedigen zouden?' En hoe naauwkeurig koomt dit verbieden van adresfen in te leeveren in den grond overeen met het gedrag, door de meerderheid van de Zeeuwfche Staaten eenige maanden laater gehouden omtrent de- dankadresfen» fchoon het eerde in verbieden , het laatfte in iegunftigen beftond , al naar dat de booze raadflagen van beiden zulks vereischten (e)? Oneindig veeï (b) Nederl. jaarb. 1780. bl. 419—4.27. (O IL Dtel, bl. no—115.  HUISBOEK. 51 zouden wy zoopditadvies,als opdepublikatiezelfs, kunnen aanmerken, indien wy niet fchroomden iets re voegen by de bondigheid van de aanmerkingen der llaatsleeden, voor welker vercoogen eene verftoktc meerderheid de ooren flopte. Met alle reeden tog protefteerden hier tegen de heeren M. vort Bronkhorst, E. J. van Nyvenheim van Wiel, B. van Nyvenheim tot Dorth, S. van Lynden van Ollenaller junior, R. J. van der Cape Hen tot den Marsch, F. B. van der Capeilen tot Rysjelt, B. J. Verfteege ' W. A. de Rode van Hoeker e d, H. IV. J. van Lynden van Ollenaller, J. H. van Zuylen van Nyevelt, G. W. van Zuylen van Nyevelt, J. C. van Eek, en P. E. van Renesfe van Wilp tot Camperbroek. De heer van der Capeilen tot den Marsch liet zig in het byzonder in deeze nadrukkelyke, en regt burgerlievende taal hooren. „ Ik vraag, (gelyk ik „ meermaalen ter deezer plaats gevraagd heb,) „ welk eene misdaad 'er begaan is door het eer„ biedig voordraagen aan U. E. Mog. van grieven, „ en bezwaaren, waar over door geheel Nederland. „ eene noodkreet gehoord word, omtrent een be„ ftier van zaaken, waar tegen de notabelfte lee,, den van het bondgenootfehap zig hebben ver,, zet? Was dat niet gefchaapen, om onze braa„ ve ingezeetenen meede te doen ontwaaken toe „ eene toevlugt tot ridderfchap, en fteeden, daar, al was het ook onder den geweldigflen alleen„ heerfcher, den ingezeetenen het wel, of kwaa„ lyk vaaren van het vaderland niet onverfchillig ,, kan, of mag zyn? En zouden dan in dit land ,, de naneeven van de overwinnaars van Philippus ,, zig hebben moeten laten welgevallen, omeenen toeleg, die ten hunnen verderve ftrekte, en die ,, byna tot volkoomenheid gebragt was, te zien „ ter uitvoer brengen? Was de verraaderlyke di„ rektie in den jongden oorlog met Engeland, heC ,, verfpillen van 'sLands penningen, het verwaar,, loozen van het defenfieweezen zo te water, als ,, te land, de gebleeken uitwerkingen van e'igen „ belang zoekende regenten, en het, feedert jaa. D 2 „ reo  52 VADERLANDSCH ren overlegd, voorneemen om de overheerfching ,-, op den troon te zetten, voor de ingezeetenen ,, van Gelderland onverfchillig ? Wie kan een vriend des vaderlands blyven, en teffens durven ,, ftaande houden, dat alle deeze grieven, en be„ 'zwaaren de ingezeetenen niet direkt aangaan, „ en dat het niet van hunne bevoegdheid zyn zott- de, om desweege by hunne Overheid op her- ftel aan te houden? God bewaare ons voor het aanneemen deezer verderffelyke Helling van het ,, hof! Gaat zy door, als dan hebben onze voor„ vaders zig te onregt tegen hunnen wettigen heer verzet. Te vergeefs zal daarom deeze lydende „ gehoorzaamheid in het midden onzer verkondigd worden. Met al, wat in myn vermogen is, zal „ ik dezelve beftryden, en veel iiever met myne „ meedeburgers tot uiterflen overgaan , dan my hier aan onderwerpen. Het voorgeeven van het 3, hof, als sf de meefle onderteekenaars onkundig wa,, ren geweest, en onder de geringfie klasfè der inge33 zeetenen behoorden, is ao opmerkenswaardig (d) 3, voorgedraagen , dat hetzelve geene wederleg„ ging noodig heeft. En hier toe behoord meede „ het gerapporteerde omtrent de gedaane vervol. gingen tegen de orderteekenaars, die zeeker „ voldoende waren, om voor dat oogenblik fom3, migen angst, en vrees aan te jaagen. Ziet daar dan onze ingezeetenen ftraffchuldig verklaard, :,, echter niet zodanig , of zy zouden zig op de „ genaade van U. E. Mog. kunnen verlaten. Maar verre is het 'er van daan, dat zy die zouden te „ wagten hebben omtrent hun verzoek van herzies, ning , en redres van het regeeringsreglement, dat j naar verzeekerirg van het hof, de gantfche „ fundamenteele wet, en conftitutie van regeering ,, zoude uitmaaken, en dat intusfehen, naar inzien der onderteekenaaren, als zo geweldig tegen onzt „ eor- (d) In de eerde Icezirrg ftond zo infidieus, en ter kwas«Vr trouwt.  HUISBOEK. 53 5, oorfprongslyke conftitutie aandruifchende, op den duur „ niet zal Hunnen bejlaan; en al vei der, dat de bel „ fluiten der Staaten buiten de toe/lemming des volks ty geene wetgeevende magt, verkrygen kunnen; woor„ den, meede door my, en andere leeden deezer »i vergadering gebeezigd, en waar in de momboir, », en lubftituut momboir oordeelen ce leggen opgeflóoten eene ingreep in U. E. Mog. Souverdini-, a teit, en hoogheid, en waar omtrent dezelven verzoek 3, ken mitsdien geauclorifeerd te mogen worden, om test gen de meestfchuldige, en voomasmjle begunjligers, en. is dryvers naar behoor en te procedeeren. Ónverlchrok-. •> ken zal ik daarom afwagten, wat tegen my zal j> worden ondernoomen; en, daar: ik niets anders, jj als het algemeen welzyn, beoog, hetwelk zonder i, behoudenis van regten, die in onze conftitutie >, geworteld z.yn , en blyven „ niet kan beftaan, » befchouwe ik de {tellingen, als of de magt, die, » U. E. Mog. uitoeffenen, niet aft den boezem/ >j des volks ontleend ware, als ftrekkende tot om-] » keeiing van onze onveranderlyke conftitutie, en form' >» van beftier, die geene andere, als"eene regeering s» by represenï atie , kan geheugen; daarin tegen-' j> deel, door de grondlegging'van dat fyfthema, 3j eene onbepaalde ariftokratie in het midden onzer j» ftaat ingevoerd te worden ; waar door en bur» gers , en ingezeetenen in dit gewest , in één » oogenbhk, tot eene flaverny, erger dan die van jj eenen Venetiaanjüien kruipenden onderdaan, ver-' js weezen worden, die ten minften voor geene most narchaale inmenging, zo' als wy in het midden » onzer ondervinden, behoefd te beeven. Neen: »» hoe vast men moge meenen die keetens thans*' s) geklonken te hebben,, burgers, ?n ingezeete» nen, wien het Bataafsrh bloed al kookende door o, de aderen vloeid, zullen nimmer hunne vrye hal„ zen onder dezelven bukken. Het zal hun aan geene middelen mangelen, om dezelven te verbreeken. Zy verlaten zig op den God hunner „ vaderen, door wiens hulp zy veel fterkere kluij, iters hebben weetea te verbreeken;- zy vertrouD 3 t> wen  $4 VADERLANDSCH „ wen op hunne bondgenooten; geer-e vevtooning van eene militaire magt zal hen afïchrikken; zy „ verlaten zig meede op de mensenlievendheid, 3, braafheid, en vaderlandsliefde van zrulken, die 3, in meenigte onder onze armée gevonden worden. Mogt dit alles U. E. Mog. tot naardenken bren3> gen, en liever doen overgaan, om, met ter zy- deftelling van eene publikatie,die ons waarlyk de s, bloedplakkaten onder den dwingeland Philips her„ innerd, een bezaadigd onderzoek by de «hand te neemen van alles, wat ftrekken konde tot vcr3, betering van onzen inwendigen ftaat, als het eenigst middel, om het geftoord vertrouwen te ,, herftellen , en de liefde des volks tot U. E. «, Mog, te doen wederkeeren. Ik fmeek U. E. s, Mog, dit alles nog eens rypelyk te overweea, gen. Laat ons den inborst van onzen landaard 5, niet uit het oog verliezen: van de vroegile ty3, den afwas door geweld by de Nederlanders niets 5, te doen. Dit erkende zelfs de heerschzugtige 3, Karei V.3 wanneer hy zynen zoon onder het oog bragt, dat de ingezeetenen deezer geweften wel „ geleid, maar niet gedwongen, wilden worden. Wan3, neer ik dan den geheelen toeftand van zaaken in 3, Nederland overweege, hoe zeer men tot heeden 3, met tegenkantingen te worftelen hebbe, is het „ zeeker , dat eene grondwettige herllelling eens y, zal plaats grypen. Het volk van Nederland wil, 3, en zal het oorfprongelyke doen herleeven, dat ,, voorzeeker geenen ftadh. met eene onbepaalde magt kan dulden. Wie onzer kan ontkennen, „ dat wy ons door het regeeringsreglement, dat ,, onwettig, en met geweld ingevoerd is, in zulk „ een geval bevinden , dat dat onbepaald gezag „ onze vrye raadpleegingen ondermynd, op dezel- ven al zeer dikwyls den gevaarlykflren invloed „ heeft, en ons fteeds zal blootftellen aan ver- deeldheden, fcheuringen, en het verwaarloozen van de eigenlyke belangen des volks? Het hangd nu van ons af, om daar in te voorzien.— En s» eeveuwel word dat gelukkig, en gefchikt oogen- blifc  HUISBOEK. 55 3, blilc Tn>t alleen verworpen. maar zelfs toonen 3, U. E. Mog. zig daar van afkeerig op eene wy9J ze, die derzelver naamen gewis niet in zeegej, ning zal Hellen. Mogten deeze myne inftan33 tien ftrekken, om ten minlten U. E. Mog. tot 3, ftaan te brengen, en te doen bcfluiten, om niets j, te ondtrneemen , om het misnoegen der inge3} zeetenen aan te zetten, ten einde zy ten min33 Hen niet blootgefteid bleeven aan kwellingen van 3, woefle, en opgezette militairen, zo als wv onj, der anderen tegen die geduldige, en voorbeelJ3 dige Arnhtmfche burgery heoben zien gebeuren! jj Mogt myne gegronde vrees voor een toeneejj mend ongenoegen , en g"mor onder onze, zig 3, zelfs niets kwaads bewufte, ingezeetenen ook j, by ü. E. Mog. plaats hebben! Als dan zouden j, U. E. Mog. zulk eene publikatie gevaarlyk , J3 en van de fchroome'ykfte gevolgen oordeelep te 33 zyn. Dat U. E. Mog, ajn onfchuldige burgers» 33 die geene andere misdaad bedreeven hebben, j, als U. E. Mog. in grooten getale , klaagende, 33 en eerbiedig , te naderen tot bevordering van j, rust, herftel van eendragt, en eene verbetering jj van zaaken, gegrond op de waare conftitutie, jj intusfchen wel eene amneftie willen verleenen, is hoonend , en beleedigend voor onze braave 3J> ingezeetenen. Waar geene misdaad is, kan ook 33 geene vergeeving plaats hebben. Onze ingezee3, tenen, hoe onkundig die door U. E. Mog. ook jj mogen gehouden worden, zullen den toeleg wel 3, befeffen. En wie ziet niet, dat, met de fchoon3, fchynendfte bewoordingen, het zwaard te gelyk 3, tegen hun uitgetoogen ftaat? Daar het dan zeea, ker is, dat het reglement van 1750. op den duur 33 niet zal beftaan, had ik verder gewenscht, dat 33 U. E. Mog., ingevolge der aangetoogen voor3, flellingen, en verzoekfchriften, hadden befloo33 ten tot het benoemen eener commisfie om te onjj derzoeken, in hoe verre dat reglement met de j, waare conftitutie deezer provintie ftrydig is, en j, om eens te gelyk met den ftadh., die zig hier D 4 33 toe  56 V A D E RLA NDSCH S3 toe aangebooden heeft, te werken toe verbete. aJ ring van onzen inwc'ndigen ftaat. Als dan zou33 den U. E. Mog. onze getrouwe ingezeetenen J3 hebben gerust gefteld, en de uiterften, waar J} voor U. E. Mog. beeven moeten, by tyds zyn j_, voorgekoomen. Dit al'es te overweegen, heeft 3> my met nog tenij.e leeden'„van Staat doen overjj gaan, cm den ftadh. by eenen bereedeneercien brief nader aan u maanen, om op deeze verga,, derirg; Jftgevdfge zyner aarbiedingen , te willen ,, 11,tv.». • ?rfte! van zaaken; 'wy heb- ,, ben de nbó / at rykKè'jd van dien nader aan U. „ V. Mor/. voor^cvrngen: dog alles te vergeefs» 3, zondei dat *y SÉèlfs in onze quiiiteit, als lee3, den yari Staar, éertf^ antwoord van den ftadh. hebben moren pi I j ef>'. Wy fprt eken daarom 3, als in de woeftyne: U. E. Mog. vergenoegen zig 33 met enkel te zeggen, het reglement, eensbezwou3, ren, word by ons Lgieepen te zyn het waar , en eenig fundament van regeering. Ik heb my ree Is, ,, een'en andermaal, hier over verklaard, en herhaale nogmaals, geene andere grondwet van regeering te kennen, dan die, ingevolge den eed, welken wy by het aanvaarden onzer poften heb,j ben afgelegd, op de regten, en privilegiën, met den aard van een vry, en onafhangelyk volk overeenkoomende , gebouwd zyn. Het welzyn. van het volk blyft by my de hoogfte wet: dat de, ons opgedrongen, form van beftier hier aan ,, den toets zoude kunnen doorftaan, za1 door nie3, mand van U. E. Mog. kunnen ftaandc gehouden •„ worden. Wat meer is, uit welk een oogpunt ,, zal by ieder onpartydigen dat reglement be5, fchouwd worden, da-.t het, ten hewvze van des3, zeKs onb-.ftaa' banrheld, byna in gt-nt pointen, of „ deelev, welken men eevenwel zweerd , en be„ looft re zullen naarleeven,''agtervolgd is? En het wa». op deeze fundamenten , aangezien zo ",. vee! weder egf lyk15 , dat ik reeds, een en andeTmaa', aan TI. g Mog. verklaard heb, heN Zelve te houutu voor losgerukt, en builen verbin* dendi)  huisboek. 5? s, dende kragt te zyn. En dit verklaar ik nog ten „ fterkften',' zonder my te laten affchrikken door alle die geftrenge maatreegelen tot handhaaving ,, van hetzelve, welken ik met veragting aanzie, en daarom orïvërzettelyk zal afwagten, wat te* gen my ook zoude kunnen worden in het werk „ gefield. Neen: deeze publikatie zal eene uitj, werking hebben, regt ftrydig met het oogmerk j) van derzelver dryvers, voor welker verantwoo'r- ding eevènwel al'het fachcufe, dat vair een gejj tergd volk ce wanten is,' alléén overblyft. Ik jj befchoviwe• dezelve daarom , als aaniaflends onze 5j cor.fiitutte,' als ecu: attentaat tegen dezelve, als flrek55 kende, om onze duurgekogte vryheid den hartader af 55 te jleeken, voorts- tot vergruizing Van regten, en pri35 vüegien, als eene inbreuk doende op de regten der 55 fteeden, waar voor die gezanten, hier tegenwoordig-, 3j die voor dezelve geflemd hebben , verantwoordelyk. 35 blyven, als ingengt tot het fmooren der fiem van, 5» een vry volk; dat echter, rheu doe wat meivwil,' »5 niet tot zwygen te brengén zal zyn, zo dra het 35 om deszeifs dierbaarfte panden van vryheid, en ft voorregten te doen is, en daarom ook wel zal 55 toonen, tot behoud van een en ander niet van 35 het bloed zyner vaderen verbafterd te zyn. 35 En, op dat ten eeuwigen dage zal blyken, dat 33 ik myne ftera niet tot het vastfleilen van zulk 3> een inftrument van overheerfching heb willen », geeven, maar my daar tegen ten fterkften heb 53 verzet; begrypende, dat deeze publikatie, als 5» vernietigende regten, en privilegiën, niet eens s> by U. È. Mog. kan worden vastgefteld , met »j verdere verklaaring, dat ik dezelve houde voor y, informeel, onwettig, en van onwaarde, alle haare onvermydelyke, nadeelige, en vcrderffelyke ge•, volgen voor deeze provintie, en derzelver ins, wooneren by deezen buiten myne verantwoording 55 ftellende; wil ik my wel uitdrukkelyk voorbehouden, om ten alien tydc tot handhaaving, ,, en voortand van regten, en voorregten te zullen doen, als ik n'aur omftai.dighedea van zaaD 5 j» kca  5« VADERLANDSCH „ ken zal meenen te behooren, en byzonder, om van dit myn protest zodanig gebruik te maaken, „ als ik tot myne volleedige ontlafting zal oordee„ len het nadrukkelykfte te zyn , en waar toe ik 9, in de eerfte plaats, ingevolge myne gedaane voor3, behouding, eifche, dat hetzelve in het kwartiers„ reces worde geinléreerd" (e). Ligtelyk was het te voorzien, dat eene publikatie van dien ongehoorden inhoud , als waar tegen de heer van den Marsch zig aldus verzet had, en daar in door andere leeden ten fterkften onderfteund was, en het onverbiddelyk handhaavcn van zulk een wetteloos, en overheerfchend reglement , welks paaien voor eenen willekeurigen ftadh. nog te eng icheencn, by de ingezeetenen van Gelderland niet alleen , maar Sfelfs by die oer geheele Republiek, den diepften indruk maaken zouden. Wy hebben bevoorens melding gemaakt van den rondgaanden brief des ftadhouders aan de bondgenooten van c6. april 1784. (ƒ), en zullen ons thans, eer wy voortgaan c!e gevolgen van de boo, vengem. pub'ikatie, en van het protest des heeren van der Capeilen op te geeven, tot het geen over dien brief des ftadhouders in Gelderland voorviel kortelyk bepaa'en. De meerderheid der Staaten van dat gewest, zeer wel bewust, dat het den ftadh., zo min als haar, regt ernst was, om te voldoen aan de verwagting, die men uit de bewoordingen van dien brief regtmaatig moest opvatten, vond goed, dien brief eeven voor het fchciden des landdags in te brengen , en daadelyk daar op een algemeen antwoord te geeven van zulken aard, dat men de geheele zaak, waar over die brief liep, met een wederzydsch compliment konde reekenen afgedaan te zyn. „ Gelyk zy," (dus luidde hun antwoord,) „ niet dan met een innig, en harte- „ lyk (O Mem. van den heer vm DEN MARSCH, byl. 30. ih 330-344 (f) 1. Deel, bl. 1-6.  HUISBOEK. 59 ivk deelneemcn aan den hagchelyken toeftand, waar in het dierbaar Gemeenebest reeds feedert " eenigen tyd door hun was befchouwd omtrent " de zaaken", in zynen brief ontwikkeld, over den1 zei ven waren aangeJaau geweest; zo mogten zy M ook voor Z. li. niet verbergen de gevoehgfte „ aandoening , die zy gehad hadden over de zo „ onaangenaame omftandigheden , die hem in dat tydftip verzeld hadden. Zy befchouwden ver,, der zyn voorftel als vernieuwde blyktn van zy- ne zuivere puogingen, om het waar welzyn van ,, den Lande op de befte wyze te helpen bevor- deren, en billyk gevreesde onheilen van hetzel„ Ve af te vveeren , en konden voor het tegen„ woordige niet wel anders doen, als hem voor- loopig te betuigen hunne ernftige begeerte, en „ bereidvaardigheid , om tot zulk een heilzaam , „ en allergewenscht oogmerk, zo veel zulks van hun zoude afhangen, meede te werken. Zy korf„ den hem inmiddels onderregten , dat zy, reeds ,,, vóór het ontfangen van zynen brief, beflooten „ hadden, om hunne gecommitteerden ter Gene„ raliteit te gelaften, om ter gem. vergadering aan „• te houden, dat by alle de geweften ftcllige or„ ders mogten gegeeven worden, ten einde de on„ betaamelvke losbandigheid van de drukpersfe be„ teugel cl wierd, en om verder te verklaaren, dat, „ gelyk by hun geene befluiten genoomen waren, s, welken eenigszins zouden kunnen ftrekken, om de voorregten van het ftadhouderfchap te vers» minderen, zy zig zo ook fteeds gezind vonden, „ om de, eenmaal vastgeftelde, form van regeering té handhaaven" (g). Dit verdroot met recdeu den eedelen van der Capeilen, die daarom op i.maï 1784. een advies uitbragt , waar by hy kortelyk aantoonde, hoe weinig voldoende dit antwoord was niet alleen aan deszelïs gewigtigen inhoud, maar zelfs aan de opening, door het kwartier van Zut- phen (g) Nederl. jaarb. 1784- bh 921^-9:3.  c5o VADERLANDSCH phen daar over ter Staatsvergadering gedaan (h). Op 21. november 1785. deed hy een pïegtig voorftel, om by den ftadh. op de vérvulling zyner aanbiedingen ftaatswyze aan te dringen, „ overtuigd," (zo hy zeide,; ,, dat dit oogenbük juist gefchike „ was, om H. E. Mog. te herinneren den inhoud „ des briefs van den ftadh. van 26. april 1784. Tn ,, dezelve fteld Z. H. de gevolgen der verfchillen 3, met leevendige kouleuren voor oogen, en ver3, khard,met genoegen te zuilen zien, dat alles, wat tot-. de conftitutie der regeering deezer Landen betrekkelyk „ was, met eendragt, en onderlinge harmonie zodanig „ mogt bepaald worden, dat alle geleegenheden tot ver3, wyaeringen ', daar uit voorspruitende, eens vooral 3, wierden i'Oorgekoomen; voorts met aanbieding van al31 les, wat in zyn vnmogen was, om me-:.ie te wei ken 3; tot de herzierm-g,- en het onderhoek van alles, wat. ss betrekke!yk was tot den inwendigen ftaat der geheeless Republiek ; daar hy niets anders beoogde, als desV-he 'fieUtag van harmonie, en onderling vertrouwen, 31 zo noodzaakelyk , om met veieenigde kragten werk3} zaam te worden op den inwendigen , en uitwevdi3? gen voorfpoed; beloovende zig Z. H. van de lands. ss vaderlyke zorg van EL. E.Mog., dat deszelfs »s voordel zoude worden beantwoord op eene wyze 3 si die hem geleegenheid mogt geeven , om overtuigend ss aan den dag te leggen zyne bereidwilligheid, om van ss zyne zyde meede te werken tot alles, wat dienen kon* 31 de. om de inwendige rust in het Land, de goede ss verftandhouding tasjchen de leeden der regeering. onss derling, en het vertrouwen tusfehen regenten, £72 in33 gezeetenen , op duurzaams gronden te veftigen, en 31 om alles toe te brengen lot de bevordering der belan. ,1 gen van het lieve vaderland , en om zig van zyne 3, vérpligtingin getrouw te kunnen kwyten. Nademaal ,. van deeze aanbiedingen," (dus ging hy voort,) „ die imnv vs door Z. H. met cordaatheid, en wel„ meenendheid gefchied zyn, tot heeden by U. E. 33 Mog. (b) Nederl. jaarb. 17S4. bl. 924. en volgi  HUISBOEK. 6z ,, Mog. het vereischte gebruik niet gemaakt is, „ geeft ik U. E. Mog. in bedenking, daar de ftadh. ,, zig thans binnen deeze provintie bevind, of de 5, gefteldheid van zaaken niet vorderd, dat hy by 3, U. E. Mog. worde verzogt, om ten fpoedigften te willen ove'rkoomen, ten einde, op deeze U. 3, E. Mog. landelyke vergadering , de vereisch3, te opening van deszelfs vaderlandlievend oog,, merk te geeven, de eenige, en regte wyze, 3, waar op Z, H. zig van deszelfs duure verplig3, tingen met getrouwheid zal kunnen kwyten"0'j. Dog, toen dit zo ernftig voorftel, (het welk, behalven door den heer van den Marsch in het kwartier van Zutphën , ook doir de heeren E. J. van Nyvenheim, en G. W. van 'Zuylen van Nyevelt, in de twee andere kwartieren gelyktydig gedaan was,) wederom werd in advies gehouden, ten duidelyken blyke, dat men zeer verre afwas, om ooit eenig onderzoek naar misbruiken te doen , veel min dezelven te herftellen; deed de heer van den Marsch op 25. november daarna , eene aanteekening, by welke hy, onder andere billyke klagten ; betuigde , „ hoe onaangenaam zulks (zyns oor- deels) aan Z. H. zvn moest, alzo hetzelve, be3, halven andere vermoedens, hem blootftelde by s, het publiek aan verdenkingen, als of hy deeze „ aanbiedingen niet zoude gedaan hebben met die opregtheid, en vaderlandlievende gevoelens, die „ vereischt werden, om van dezelven gebruik te 3, maaken. Hy had het zyne gedaan , en was on9, verantwoordelyk voor de gevolgen deezer op•„ merkelyke handelwyze , waar toe zyne aan- teekening neffens zyn voorftel tot zyne ontbs3, ting in het kwartiersreces moest worden in„ gevoegd" (jfc). Dog ook'hier by liet het de on- ver- CO Mem. van den heer van den marsch, bylag. 24. II299—^02. (*) Mem. van den heer van den marsch, lylag. 25 303—306.  6& VADERLANDSCH vermoeide man niet, maar deed op 2. mai 1786 en dus omtrent den tyd der vastftelling van héc bloedplakaat van ir. mai, met zyne twee waardige meedeftanuers, van Nyvenheim, en van Zin'en ■van Nyevelt, eene uiterfte pooging door het fchrv ven van eenen brief aan den ftadh., om hem te noodigen tot volbrenging zyner beloften, en aanbiedingen Zy gaven hem plegtiglyk kennis van hun voorftel van 21. november des voorleeden jaars,- m elk kwartier gedaan, en van deszelfs verbaanden unftag. „ Wy kunnen niet anders (dus fchreeven zy,) „ als v-rtrouwen on U. H 3, betoond verlangen, en houden ons daarom vol„ koomen verzeekerd van deszelfs iever, om op „ den , thans begonnen , landdag wel te willen overkoomen, wanneer wy ons vleien, dat, door „ deszelfs invloed op zo veele leeden der ver»a,, dering, die tot heeden naar geene voorflaeèn „ hebben willen luifteren, om te helpen bepaalen, „ wat eigenlyk tot de waare conftitutie van re«ee„ ring deezer provintie betrekkelyk, en tot'hee „ verbeteren van onzen inwendigen ftaat noodi" „ is; het daar heen zoude kunnen worden beftierd" ,, dat de zo meenigvuldige misbruiken, en ver„ keerdheden, naar den waaren aard der conftitn„ tie, tot vermeerdering van het welzyn des volks, „ op eene wyze, overeenkomftig met U. H. dnure ,, verpligting, dat is, ter bevordering van de be„ langen van het lieve vaderland, zouden kunnen ,, worden gebeterd, en herftcld. U. H., hiertoe ,, overgaande, zal eenen ftap doen, feedert lanp„ by het volk van Nederland verwagt. En in de „ daad, de omftandigheden gaade llaande, daar U„ „ H. bereids eene, reeds zo aanmerkelyke, ver„ wydering van het befte gedeelte van Nederlands ,, volk ondervind, is het meer dan tyd, dar TJ. j, H., niet met woorden, maar met daaden. toone, met hart; en ziel te verlangen, om de Unie, „ en de rust in het Land her field te zien, en dat aan „ U.H. mets meer ter harte gaat, dan het geluk, en de waare belangen van de goede ingezeetenen der Rcpu- „ bliek:  HUISBOEK. 63 „ Mie''.: woorden, door U. H. nog onlangs in des7eliS brief aan de Staaten van Holland gebeezigd; wo irden , welken ons gevolgelyk een zecker ,, vooruitzigt geeven, dar U. ij., met ter zyde „ (teling van alle tegenllrydige induktien, waar „ aan vorlten niet zelden blootgt field zyn, door„ flaande blyken zal aan den dag leggen, (at was „ het ook mee opoffering van zaaken, welken, als 9, Itrydig met het geluk des volks, nimmer by U.. H., of deszelfs voorzaacen wettig zyn verkreegen,) dat het herwinnen van deagting, en lief„ de van een vry volk voor U H., en deszelfs „ nageflagt niet onverfchillig zy. Dat deeze rond. „ borftige taal aan U. H. behaage, is onze opreg„ tey en vuurige wensch" (1)1 Hoe fterk ook deeze aandrang der drie flaatsleeden by den ftadh. had behooren te werken , om zyne eige aanbiedingen eenigszins te vervullen, vooral, na dat daar op ter Staatsvergadering te vergeefs door hun was aangehouden, zy vonden zo wel den eerflen, als de laatstgem., voiftrekt doof voor alle reeden. „ De ftadhouder" (zegd de heer van den Marsch,) „ verkoos deezen onzen brief onbeantwonrd te laten: ook is het by de woorden van alle die aan„ biedingen gebleeven, en ter Staatsvergadering toonde men wel deegelyk met de daad, dat dit „ met de inzigten des ftadhouders ftrookte" (tn). Niemand, die het geheel beloop van zaaken, waar meede wy ons tot dus verre hebben beezig gehouden ,overweegd , zal zig eenigszins verwonderen over dit zyn onverantwoordtlyk, en onwaardig gedrag. Overlaaden zynde met eëne meenigte van misdaaden van het ergfte foort, het geheele Land met miftrouwen , en agterdogt vervuld , en zig zeiven moedwillig beroofd hebbende van de agting, en liefde der befte ingezeetenen, deed hy op 26. april (/) Mem. van den heer van den marsch, Bylag.26. bl.^of -311. (m) Mem. van den heer van ben marsch, bi. 54.  64 VADERLANDSCH april 1784. aan de Staaten Van elke provintie eenj, zo het uiterlyk fcheen, nadrukkelyk voorftel vaa 'sLands akeligen toeftand, en een aanbod, om tot datzelfde herftel der misbruiken meede te werken, waar op de heeren van der Capeilen, van Nyvenheim, en vak Zuylen van Nyeveu, by hunne boovengem. voorftellen aan de Staaten, en hunne brieven aan den ftadh., doelden. Nooit zag men echter één enkel blyk van deszelfs welmeenendheid in een der zeev» n geweften , maar wel een icverig voortgaan in diezelfde maatreegelen, waar door hy zig dien haat, en veragting der eerlykfte regenten, cn aanzienlykfte burgers had op den hals gehadd. Zyn verblyf in Gelderland ten tyde, toen'de .drie flaatsleeden hem op zyne aanbiedingen uitnoodigden, was bereids een der treffendfte gevolgen van de misdryven, die hy in 'sHage, onder het oog der Staaten van Holland, tegen de openbaare rust gepleegd had. Nu zweeg hy bot ftil op de ernltig& uitnoodiging der drie Gelderfche ridders, eeven gelyk hy te vooren een diep (tilzwygen gehoudenhad op twee foortgelyke brieven van den heer van Beyma, met dit onderfcheid alleen, dat hy van den eerstgem. brief geene kennis gaf aan de Staaten van Gelderland, ongetw'yffeid, om dat hy mindere toegeevendheid omtrent deeze laatften", dan omtrent die van Friesland, oordeelde te moeten in agt neemen, en om dat hy van de uitnoodiging • dier drie heeren niet gewagen konde zonder reedenen te geeven , waarom hy daar aan niet voldeed. Dat tog woorden, zonder eenig opregt inzigt tot derzelver vervulling, de gewoone leuze zo van den ftadh., als van deszelfs afhangelingen was, om eene goede, en welmeenende natie op het trouwloofte te paajen, en te bedriegen; bleek al wederom niet alleen uit dit gedrag van hem, en van de meerderheid der Gelderfche flaatsleeden , maar ook uit het advies der Hollandfch.e ridderfchap op zynen gem. rondgaanden brief van 26. april 17C4. "immers, terwyl zy, op het voetipoor dier Gelderfche.. fhatsleeden, zo voor, a!s na deezen brief, 'heften-  HUISBOEK. 65 ftendjg des ftadhouders zyde bleef kiezen in alles, wat zyne onbepaalde magt, en willekeurig beftier konde ftyven; adviezeerde zy ter vergadering van "Holland, ,, dat de ridderfchap niet genoeg konde „ roemen de regtgeaarde , vaderlandlievende , en „ hoogloffelyke gevoelens, door Z. H. by deezen ,, brief met zo veel ernst , en nadruk aan den dag gelegd, en van welke zo roemwaardige gê„ voelens Z. H., geduurende den geheelen loop van deszelfs beftier, zodanige doorfhande bly,, ken gegeeven had , waar door men billyk had; ,, mogen verwagten, dat deszelfs perfoon, en be« ',, ftie.r verre booven het bereik van alle verden„ kingen , befchuldigingen , en wantrouwen geA, fteld zouden zyn '' (n). Men voeld aan deeze lafhartige vleiery, door welken geest'die Hollandfche ridderfchap gedreeven was, en dit geeft te gelyk den fleutel niet Hechts van de, genoegzaam woordelyke, herhaaling van des ftadhouders'rondgaanden brief by het vervolg van dat advies, maar ook van haar geheel volgend gedrag tot aan de omkeering der zaaken toe, waar van zo veele doorfteekende bewyzen voor handen zyn. Wat kunnen de grootfte i everaars voor des ftadhouders belangen hier uit anders befluiten, als dat hy voiftrekt ongezind was, om ergens, maar vooral in Gelderland , zelfs maar den minften fchyn te geeven tot vervullirg zyner beloften , om dat hy'wist, dat hy aldaar geene zwaarigheid had voor het verlies van eenige zyner gewaande regten ? Weimeent nde liefhebbers van hun vaderland zul. len hier wat meer in zien, en toeftemmen, dat het ontwerp , . om Gelderland door allerlei foort van geweld te ond :r te brengen , om de ftad Utrecht gelyktydig hetzelfde lot te doen ondergaan, en om, dus doende, de geheele Republiek lapgzaamerhand voor zyn gewclddrwend bellier te doen bukken, by hem, en zvne afhangelin^n te zeer bcllooten was, dan dat hy de Gelderfche ftaars- leeden ~ 00 Nederl. jaarb. 1784. II. 944. en voh. IV. DEEL. E  66 VADERLANDSCH leeden. die hem zo ernftig, en befch-eiden zyne aanbiedingen herinnerden, en die hy onder anderen reeds tot flagtoffers van zyne wraak beftemde, met eenig antwoord zoude verwaardigd hebben. In de daad het leed niet lang, of men zag dit fnood ontwerp onbewimpeld te vaorfchyrt koomen. Otb hier van geene andere gelyktydige gebeurenïsfen in andere geweften te gewagen, zullen wy ons thans tot de gevolgen van het Gelderfche bloed■plakaat bepaalen, en doen zien, dat hetzelve aangelegd was, om, onder den dekmantel van geregtelyke vervolgingen, door den militairen arm gefterkt, de vooruaamffe tegenflanders van willekeurig gezag in Gelderland het juk op de fchouders te drukken, en tot ïlaaffche onderwerping te dwingen. Was de weg, om by de Staaten door betaamelyke requeften herftetling te verkrygen van landely'ke, en fleedelyke privilegiën, aan de Gelderfche burgeryen toegcmuurd , die van Hattem, en Elburg verlooren echter den moed niet, maar drongen des te fterker aan op die herflelling. Te Hattem had de gezwooren gemeente zig, na het openvallen van eene fchecpensplaats, op 15. juli 1785. tot den ftadh. vervoegd met eenen brief, waar by zy verzogt, ,, ter vervulling der openftaande plaats geenen anderen perfoon te willen aanftellen, als die, volgens lands- en fiadsregten overeenkomftig het reglement van regeering, daar toe ge. ,, qualificecrd was, de noodige vereischten bezat* ,, en aan de burgery aangenaam was" (p). Met ditzelfde oogmerk werd naderhand op- 29. october 1785. een vertoog door 175. burgers aan den ftadh„ overgeleeverd'. Alles .te vergeefs zyfide , zond de burgery op r. februari 1786V aan hem eene commisfie , nm op dezelfde zaak aan te houden, die met een algemeen, in fchyn gunftig, antwoord doo.?- « (#) Nsderl. jaarli. i-ji^. bl. 915—917,  HUISBOEK. €? door hem bejegend werd (q). Dog, hier op at meede niets gevolgd , en een tweede fterfgeval feedert gebeurd zynde, beklaagde zig de burgery in mai 1786 by de gezwooren gemeente over 33 het vertrek van alle haare overige regenten uit 33 de ftad, en het laten dryven van het (tier der 3} juftitie , en politie , zonder eei ige perfoonen ia 33 hunne plaats te hebben aangeftud, en dat wel 3, op eenen dag, waar op, door het verhuizen, j, als anderszins, dikwyls arreften, en andere geregtelyke handelingen gedaan werden." Op 7. mai daar aan gaf sy der gezwooren gemeente te kennen, „ dat zy twyffelde, of fommige heeren 33 van de magiftraat geene moeite zouden aanwen3, den, om vast guarnizoen in de ftad te brengen; 3, dat de ftadh. eene openftaande plaats in den raad 33 neegen maanden lang onvervuld liet, daar ze, vol33 gens ftadsreglementen, binnen vier, of zes wet3, ken vervuld moest zyn; en dat de gezwooren 3, gemeente haar gezag, als tweede lid der regee3, ring, verlooren had." Hier na vervoegde zig de gemeente op 8. mai 1786. by de Staaten, ,, om 33 den ftadh. te gezinnen tot de vervulling der o. j, penftaande plaatfen:" dog dit verzoek werd afgeflagen. Op 13. juni daar aan werd aan den ftadh. door de gezwooren gemeente op nieuw te kennen gegeeven, ,, dat, zo hy die plaatfen niet uiterlyfc „ voor het einde dier maand vervulde, zy zoda„ nige conftitutioneele middelen zoude in het werk „ ftellen, als de wetten van de ftad, en het ge„ west aan de hand gaven , vermids ftadsregle- ,, mendij) Gelyk hy altyd met moorden mild was , zeide hy, niet alleen allen mogelyken fpoed met de vervul„ Hng der openftaande plaats te zullen maaken, maar. „. daarenbooven zodanigen bevoegden perfoon te zullen „ verkiezen, die aan de burgery aangenaam was, en altyd „ te zullen tragten zo wel aan de burgery van Hattem, „ als van andere fteeden genoegen te geeven." Nedtrh juarb. 1786. tl. 766. E %  68 VADERLANDSCH ?, menten van 1708., en 171 r. meedebragten, dat de openvallende plaatfen binnen ééne maand moes» ften vervuld zyn mee gequalificeerde perfoonen." Op 24. juni daar aan verzettede zv zig tegen het doen der publikatie van 11. mai bevoorens, en op 4. juli vervoegde zy zig wederom tot de magistraat „over de openftaande raadsplaatfen , over „ haar regt als gemeentslieden, en over het niet a, ontfangen van guarnizoen zonder toeftemming 3, der gemeentslieden." Op 17. juli beflooten de gecommitteerden der burgery, ,, om, vermids de ftadh. goedvond de twee openftaande plaatfen ia 3, de magiftraat onvervuld te laten, over veërtiea „ dagen te befluiten, door welke meest conftitutioneele middelen die plaatfen zouden kunnen „ vervuld worden." Eindeiyk vond de ftadh. goed , om de twee openftaande pla'acfen, dog opzettelyk na den bepaalden tyd, te vervullen met zeekeren 11. MtfHnck, welke aan de gezwooren gemeente, en burgery onaangenaam , en daarom kort te vooren als weidemeefter afgezet was , en met zeekeren guardc du corps, A. Dinckgreeve; hoe zeer hy boïoofd had, bevoegde perfoonen, die aan de burr gery aangenaam waren, te zullen aanftellen. Meyr Linck bedankte, maar Dinckgreeve bood zig ter be. cedtging aan, dog werd op 7. auguftus 1786. afgeweezen, om dat hy zyn ontfiag uit den dienst 3, ais guarde du corps van den ftadh., niet kond© aantoonen , rm'sfchien ook door den militairen dienst* en uitwooning uit de ftad zyn burgerregt verwerkt had. en vooral niet onder de" gegoedfle, vrsedjte, eö reedelykfte der gequalificeerde burgers behoorde(r% Na dat deeze afgeweezen was r fchreef de gezwooren gemeente op 30. auguftus aan de Staaten, „ dat „ de ftadh. de openftaaude plaatfen had zoeken te „ vervullen met twee perfoonen uit de ftad, waar' 3y van de eene voor de aanftellihg bedankt had a ,3 ea (r; h. van westfw. een uit den raai vm tfATTEM, g£- wnti., bylage G, M. 10—14,.  HUISBOEK. % 3, en de andere, zynde dc perioon van den guarde sa du corps Dinckgreeve, de burgery gantsch onaan33 genaam was, daarenbooven ongequalificxerd > en 33 geheel ongefchikt toe raad der ftad; ais kunnen33 de in eenen perfoon, die, door zynen laagen „ militairen ftand van guarde du corps, voiftrekt j» niet in ftaat geweest was, om de kundigheden, 33 en ondervinding van zaaken der regeering, in de 3, tegenwoordige hagchelyke omftandigheden in ee33 nen regent n'oodig, te verkrygen, niet onderfteld 33 worden; hoedanigheden echter, die H. E. Mog. 33 zelfs , ingevolge nog onlangs gedaane verkiaa33 ringen, vorderden van burgers, en ingezeete35 nen, die zig over de belangen des vaderlands, 35 en deezer provintie aan H. E. Mog. adresfeer33 den, en dus met zo veel te meer reeden in ee33 nen regent onontbeerlyk zouden oordeelen : 35 waarom hy ook door haar , en de gantfche 33 burgery, op eene vriendelyke, en wettige wy35 ze, in het aanvaarden van dien post geweerd 33 was : dat zy zig derhalven nogmaals met allen >3 eerbied by H. E. Mog. vervoegde, en verzogt, »3 (zonder hier door in het minfte aan der burge33 ren regten te kort te doen , welken door het 33 onwettig regeeringsreglement in dat opzigt zo 33 aanmerkelyk benadeeld waren,) dat de ftadh. 3> mogt worden gelast, om binnen den tyd van 35 veertien dagen zodanige leeden der burgery tot 35 fcheepenen aan te ftellen, die aan de ftad ten ,5 hoogden aangenaam, aaar Lands - en ftadsregten „ volkoomen gequalificeerd waren , en onder de ,, gegoedfte, befte, en vroedfte door de burgery 3, erkend zouden worden." Nog fchreef de gezwooren gemeente tenzelfden dage aan de Staaten, 3, dat, zy in het zeekere geinformeerd zynde, dat „ eenige troupen reeds order zouden bekoomenheb„ ben, om naar de ftad te trekken, om de rust, 3, veiligheid, en juftitie te handhaaven, zulks ges, heel onnoodig was, vermids by haar geene de s, minfte wanorder befpeurd wierd, en zy, en de M burgery ia het herftellen haarer oude, en yerE 3 „ doa-  ?o VADERLANDSCH jj, donkerde regten zig daar door grootelyks verJ3 kort, en verhinderd zoude zien: dat zv daarom by de magiftraat reeds bewerkt had, ofn daar in ter Staatsvergadering geenszins meede te wer- ken, en verzogt, dat H. E. Mog. tot dien alJ3 lergewigngften , en bedenkelyken flap nimmer J} geliefden over te gaan, met verklaaring, datzy, jj, in alle onverhoopte tegenhandelingen, genoodj, drongen zoude zyn, zig daar tegen te moeten verzetten, en ook, in geval van daadelyke aanj, nadering, zig tegen dezelve te bedienen van die mtdde'en , welken Gi d , en de natuur aan de jj. burgery gefchonken had" (s). Te Elburg werd op 23. mai 1786. bcflooten, J4 om de publikatie van n. mai bevoorens, wan- neer die aan deeze ftad ter afleezing, en aan- plakking mogt worden gezonden, als inhoudenjj de een point van notoir bezwaar , en atteinte jj toebrengende aan de onbetwistbaare regten, en J:> voorregten der burgery, en ingezeetenen, niet te doen afleezen, rog aanplakken, nog zig derJ3 zeiver eenigszins te bekreunen , maar die ter j, fecretarie te bewaaren." Toen de regeering aldaar kennis kreeg van eenen buitengewoonen landdag, befloot zy op 14. juli 1786., om de gecommitteerden ten landdage te gelaften, ,, datzy niet zouden vermogen , naamens de ftad , te jkj treeden in eenige verdere, of andere pointen, jj dan waar toe de landdag was uitgefchreeven (t), uitgezonderd in kleine zaaken, direkt, of indi- » rek? CO Mderl. jaarb. 1786. bl. 43«-440- 530-5-51. e alleen de landdag befsneevcn was.  huisboek. 7*. „ rekt geene betrekking hebbende tot de ftad; en dat, /o onverhoopt, des ongeagt, of in tegen!, deel, ter kwartiersvergadering met het een, ot 11 ander mogt worden doorgeflagen, zy daar tegen „ naamens de ftad zouden protefteeren. Na dat het hof van Gelderland op 2. auguftus daar aan volgenden de regeering tot het doen afleezen, en aanplakken der berugte publikatie aangemaand , en haar berigt over derzelver nalatigheid gevorderd had, bleef de redering by haar befluit, en fchrecf daar over eenera°bondigen brief op 10. auguftus aan het hof. Zy verklaarde, „ dat het haar hartelyk leet deed, om al weder te moeten intreeden in de materie eener publikatie, die zy gewenscht had, dat nooit een onderwerp van haare raadpleeging, , van de verontwaardiging van haare burgery, en ,! van de verbaazing der garttfche Republiek geworden ware, uitwyzens de algemeene (tem, die zig hier over van alle kanten had doen hooren, " en welker klank aan H. E. Mog. zeekerlyk niet ,, zoude ontflipt zyn : dat dë handelwyze der mom„ boirs, welken zig over haar beklaagd, en mo, gelyk wel auótorifatie tot eene momboïrsache tegen haar verzogt hadden, haar minder verwon„ derde, naardien het haar meermaalen was voorgekoomen , dat de momboirs, vooral in deeze „ critieke tyden, zig op alle mogelyke wyzen in „ het huishoudelyke der fteeden zogten in te drin„ gen, en , was het mogelyk, magiftraaten, burjj gers, en ingezeetenen, welken met hunne denk„ wyze niet overeenftemden , met actie op aftie „ te befpringen , om , zo het doenlyk was, dejj, zeiven van de verbeteringen van ingefloopen mis„ bruiken , en cordaate verdeediging van hunne „ fteedelyke regten , door vrees voor politieke „ vervolgingen af te trekken , en moedeloos te „ maaken; van het welk de voorbeelden der ftee„ den Zutphen; Arnhem, en anderen; overtuigende „ bewyzen opleeverden, en die zy, als hunne ge„ deklareerde partyen, befchouwen moeften : om s, niet te zeggen, dat H- E. Mog. foortgelyke fuE 4 ,t ftenuec  fa VADERLANDSCH fteruen der m-mboir*. niet lang geleeden, uic 3, ce;, gan'tsch niet gunftig oogpunt befchouwden, „ uitwezens het doorwrogt advies van het hof, ^aan de Staaten op 20. april 1784. ingeleeverd het welk, uk hoofde der billykheid, en gemaa„ tigd eid, daar in doordraaiende, zo billyk ra vee,, le op/,ig-en de goedkeuring van alle weldenkenden ha i weggedraagen: dat zy echter, hoe ongehouden ook, geene zwaarigheid maakte, om, a, naardien de zuiverheid haarer oogmerken, en de 3, reegelmaatigbeid. haarer ciaaden, naar haar licht, 3, en inzien, geen licht fchuuwde, en geene fea, cretesfe behoefde, volmondig te erkennen, dat 3, zy de publikatie , welke zy als een point van s, bezwaar, en als duekte atteinte toebrengende s, aan de onbetwistbaare regten, en voorregten van a, haare burgery , had befchouwd, en ook bleef 3» befchouwen , niet had afgeleezen , of aan«e3, plakt, als tegen welke zy , neffens veele van aj de notabelfte flaatsleeden, ter Staatsvergadering 3j had geprotegeerd: dat zy de merites van dézel3> ve tot haare aanteekening in de kwartiersrecesas fen (u) bewaarde, en 'er alleen by voegde, dat a, zy niet erkende, nog immer , (zo lans zy zig 3, in ftaat bevond, om de haar aanbetrouwde pri3, vilegien , en regten haarer ftad , en burgery 3, aan welken zy zig in de allereerfté plaats"voor a> God, en de waereld op het plegti'gfte verbon3, den had, te befchermen,) zoude°erkennen, dat 3, de momboirs, of iemand ter waereld anders als s, dat volk, het welk zy vertegenwoordigde,' be3, voegd was, om haar tot verantwoording te roe3, pen in zuivere huisrföudelyke, en politieke zaa3j ken, de vryheden, en onvervreemdbaare voorl 5, regten van haare burgery , ten kofte van haar ,, voorouderlyk bloed gekogt, betreffende, en die haar, als inwooners van een vry, en onafhange- 33 fylc O) Men vind deeze aanteekening in de Nedsrl jaarh 3786. W. $88-993.  HUISBOEK. 73 „ lyk Gemeenebest, toebehoorden, onder welken buiten twyffel de onderheevige zaak moest gc„ rangfchikt worden; te meer, nu zy in deezen „ byzonder met de uitgedrukte goedkeuring der „ burgery , donr de gemeente over deeze zaak „ vergaderd, gefterkt was: dat zy op het plegtig„ Ite 'verklaarde , zig nog door gedreigde mom„ boirsadien , nog door onverhoopte middelen van „ dwang, of geweld, tegen welken zy voor God, „ en de waereld protefteerde, te zullen laten af,, fchrikken van de cordaate, en bedaarde verdeediging der, haar vertrouwde, volksregten, wel„ ker behandeling H. E. Mog., en 'ook zy, elk in ,, derzelver betrekking, eens plegtig zouden moeten verreekenen" (v). Dog zes regenten van Elburg, fnakkende naar het oogenblik, waar op huniie meederegenten , en burgery aan openbaar geweld zouden worden blootgefteld, Tulleken, Julien, van Oldenbarneveld , Vos , Otters , en van Spaan , fchreeven ten zelfden dage eenen afzonderlyken brief aan het hof, om hun ongenoegen over het genoomen befluit der meerderheid te kennen te geeven, en zig als aanbrengers van den braaven Rouwenhof , en Seis, en van de gemeentslieden te gedraagen. Dat ook het vermoeden der regeering weegens mom. boirsadtien niet ongegrond was, bleek uit het request der momboirs, op 24. auguftus 1786. aan het hof ingekcverd, om auftorifatie te hebben zotegen het niet afleezen , en aanplakken der publikatie, als tegen den inhoud van het berigt der Elburgfche regeering (w). Ziet daar de verrigtingen, welken in de oogen van eene gewelddaadige meerderheid der ftaatsieeden van Gelderland, en van hunnen heerschzugti- gen (r) Nederl. jaatb. 1786. bl. 440—442. 599. en vuig. -77ff —782. 1 (w) Nederl. jaarb. 1786. bl. 782—792. By dit request der momboirs worden kwanswys de reédeneu van bezwaar ja^ea de weigering te xegeering aangevoeld.  74 VADERLANDSCH gen ftadh., genoegzaam waren, om de braave regenten, en burgers van twee ftemmende fteeden, onder den fchyn van regt, en door den militairen arm, tot eene lydelyke gehoorzaamheid, en tot zwygen te bréngen. 'Hier waren nu wel geene requeften door burgers aan de Staaten aangebooden, maar de bezwaaren , die de regenten met hunne burgers gemeen hadden, en om welken in rookte doen verdwynen dat bloedplakaat was in de waereld geftooten, waren hun niet minder in den weg. Wat ook de heimelyke dryfveer van ééaen enkelen heethoofd te Hattem, die zig namaals door andere daaden genoegzaam heeft doen kennen, in het aanzetten der onderfcheiden pasfen van de gezwooren gemeente, en burgery geweest moge zyn, op dat hy den fcheepensftoel bekleeden mogt (x); kun- (x) Men wil, dat II. W. Daandeh, verzot op den titel van regent, en het oor der burgery hebbende, rusteloos werkzaam was, om den ftadh. zjrdeiings te noodzaaken, ten einde hem daar toe aan te ftelien ; en dat hem meerïnaalen door bedaarde patriotten voorgehouden zynde, hoe hunne bedoelingen belangeloos behoorden te zyn , hy dat ftceds beantwoord had met te zeggen, ,, dat hy billyke ,, aanfpraak op de regeering maakte, om dat zyne voor,, ouders die eer te Hattem alryd genoten hadden," een bewys, het geen de ft3dh. eeven goed, als hy, voor zig aanvoeren konde; en dat de heer van Haarshotte tetTrst, burgermeefter dier ftad, eenen doodelyken haat tegen eerstgem. gezet hebbende , om dat hy op zynen grond was koomen jaagen , de grootfte oorzaak was , dat de ftadh. in dit geval het oor niet leende aan het verlangen der gezwooren gemeente, en burgery. Hoe het zy, hem gaat het gerngt naar, dat hy, by herhaaling aan de burgery betuigd hebbende, „ d:it hy, wiens gebeente by dat zyner „ voorouderen aldaar," (met den vinger naar de kerk wyzende,) ,, rusten zoude, nimmer zoude meedewerken, ,, dat die ftad door guarnizoen overweldigd werd;" en dat hy nogthans eene der voorna.niftcn was, die daarin de hand hadden. Zo veel vermag de dolle drift van eenen onbcfuisden jongeling aan de eenu, en de geveinsde wraakzugt van eenen hoveling aan de andere zyde, tot bederf eener geheele ftad, en braave burgery.  HUISBOEK. 75 kunnen wy nogthans ter naauwer nood ons verbeelden , dat 'er veele aanhangers van bet huis van Nuf au in dien tyd gevonden zyn, en misfchien nog worden, die de geweldenaaryen, ter dier geleegenheid gepleegd, zouden kunnen goedkeuren. Altharfs, indien de ftadh. de allerminfte geneigdheid gehad had, om te beantwoorden aan zo veeie zyner (chitterende betuigingen, en verklaaringen, en de allerminfte toegeevendheid voor de vry algemeene begeerte van Hattem'! burgery, gezwooren gemeente, en regeering had willen betoonen; niemand zal 'er aan twyffelen, of die eeuwigduurende fchandvlek van zynen naam , en beftier, zoude aldaar, en nog meer te Elburg, hebben kunnen vermyd zyn, en de Staaten nimmer tot geweldige maatreegelen omtrent die fteeden beflooten hebben. Indien 'er al iets buitengewoons te Hattem verrigt mogtzyn, a.s, by voorbeeld, het aanftellen door de burgery van eenen provilioneelen raad by afweezen der regenten , en wat men meer van foortgelyken aard mogt willen opnoemen; tergender behandeling, tegen zo veele bondige vertoogen aan, kan men tog niet wel bedenken, dan waar van wy hier verflag decden. En wie is die geftrenge zeedenmeefter, wie durfd zo zeer afkeuren de veel onreegelmaatigere flappen van "onze voorvaders tegen den dwingeland Philips, dat hy niet alle betaamelyke weegen, die aan eene burgery in zulk een geval openftaan, zoude moeten billyken? Wie durfd zyn oog afwenden van het ongehoord gedrag der zulken, die door eene pligtmaatige toegeevendheid alles , voiftrekt alles, hadden kunnen vnorkoomen, maar nu handelden als dwingelanden (y) ? Hoe het zy, al feedert ver- fchei- (y) Wil men een voorbeeld vnn di; natuur, het welk, door foortgelyke tergingen veroorzaakt , in vroegeren tyd tot diezelfde ulteiften uitliep, men vind zulks in zeeker oud papier, gevonden op de fecretarie der ftad Ca'npen, zonder dag - of jaarteekening . dog waarfchynlyfe yaa isifl.. of Offltreat, getiteld klagten van de gilde, * ta  fS: VADERLANDS C'H fcheide jaaren gcdimrende deir loop der oneenig&eden , had de ftadh. met overleg der meerder. heid en burgeren over den raad, aan bisfchop PHiLifs overeelcd, van deezen inhoud „ Alrcgenaadi«ftehere! de gilde, en de gemeene borgeren s, beklaagen zig voor uwe vorftelyke gennade, hoe wy tot Campen dus lang een* erfraad gehad hebben, en de borgers, en inwooners weeten niet, hoe zy daar aan 3, kooinen." I". beklaagen zy zig, hoe de kinderendoor de ouders in den raad verkoozen worden. 2°. 30. 4°. s°. haaien zy aan eenige voorbeelden van perfoonen, die met hunne familien in den raad zitten. 6°. beklaagen zy zig, dat de borgers verpand, en verkogt zyn, en dat, waar zy hoornen, zy in de gevangenis geworpen worden. 7°. beklaagen zy zig, dat de raad eenen kwaaden dyk aan zig genoomen heeft, genaamd de harkemole, die Ü~ terwyks, en van der Vens kinderen plagt toe te hooren , en omtrent f 7000. gekost had. 83. beklaagen zy zig, dat de raad groote fornmen opgenoomen had, en geene renten betaalde. 9°. dat de raad het godshuis den heiligen geest voor ƒ 224. bezwaard had. io°. dat de raad ook op St. Nikolaaskerkf 200. opgenoomen had. 11°. dat de raad axys verzogt had op het mudde mals voor het timmeren aan de malle, en het maaken van een hees, en dat, toen het geconfenteerd was, 'er niets van gekooinen was. 12°. dat de 'raadsheercn het ftadhuis verkogt, ftads vleeshuis verpand, geld opgenoomen, en veele van de fteds renten, en goederen verkogt hadden. 130. dat zy geld overal opgenoomen hadden, en St. Franfiscuf kloofter bezwaard, en 'erf 700. van genoomen, die de borgers aan hetzelve gegeeven hadden. 14°. dat zy/1200. doorgeflagen hadden, die de borgers, en kooplieden toekwamen, die zy zeiden, dat zy in oorlog gebruikt hadden, daar maar één jaar oorlog geweest was. 15*. dat zy tegen haar ftads gildeboek gedaan hadden , . welk  H U I S B O E" K. 7/ heid van Gelderlands Staaten, wel bewust, $at ia «eene provintie de. drukkende last eeuer willekeurige welk boek oud wïis. over de 200. jaaren, alzo de raa3 een' erfraad gemaakt had; klaagende verder, dat zy zo na in den Woede, en met de gezwooren gemeente beftonden; .dat de ftad .ten tyde.van bisfehop Divui voor eene rykê ftad bekend was, dat 'er nu ver van da.in was. 16°. dat de raad 'een axys opgelegd had tot f.immering, die hy beloofd haJ, dat maar zes jaaren zoude blyven» en het nu. reeds was booven de 24. jaaren. . . 170. dat, als de borgers nnar Munfier, 'Breemen, of andere plaatzen gingen, zy in de gevangenis geworpen werden , en-, als zy daar over klaagden , da raad hun tot antwoord ga'f, dat zy zouden te huif blyvtn. t8°. dat de borgers van den raad niet vporgeftaan wiesden , en' dat zy by het doen van de reekening, die zy geëischt hadden, verftaan hadden, dat de ftad .merkely's ten achter was; en, daar de ftad maar één jaar oorlog gehad had tegen, den vorst van Gilre, en de ftad dus binnen jro. jaaren te niet zoude gaan , alzo de borgers, mét jle gemeente, en gildens beflpoten haddén den erfraad af te zetten r en een b-ter ordonnantie te maaken , dat dan alzo gefchiod was naar vermogen van den verzeegeldeö brief, dien de raad gegeeven had, en beloofd, dénzalven te ngtervolgen. Verder zeggen- zy, „ als de genaa'dige heer eens langs „ de wallen wilde gaan, en zien eens, hoe ilecht de muuren waren, en hoe het water in de bergwal 209„ -mers heel d-roog was, dat, als 'er brand in de ftad kwain , „ de poorten 'snagts zouden moeten openftaan, hoe de „ poorten'alle vervallen waren, de balken van dezelven „ verrot, als meede in de toorens, en dat het dus tyd „ was, dat de borgers 'er op waakten, eer de ftad ge„ heel te niet was. " Eindelyk zeggen zy tot befluit,. „ dat de borgers alle „ die voorfz. -pointen niet langer dagten te lyden, en „ dat dus, het geen gefchied was, tot der-ftads beste gé,, fchied was,en voor de burgers,en tot hunne eer; wanf, „ zo zyne genaade de ftad in nood van doen had, of cc d „ noodisx had, -men de burgers zoude moeten fchatten." 2y eindigen tnet deeze woorden: „ ochl. oen! God dea » Hee-  78 VADERLANDSCH rige overheerrchfng hooger geklommen , en meC meer ongeduld gedraagen was, eene talrvke militie in dat gewest geplaatst, en derzelver getal was, feedert de vermeerderde verwydering der Staaten, regeeringen, en burgers van het Stichfj nog aanmerkelyk toegenoomen; zo dat de doorzigtigfte flaatsleeden ligtelyk voorzagen, dat in Gelderland, en misfchien ook wel in het naby geleegen Sticht, de eerfte bedryven van openbaar geweld tegen de ingezeetenen zouden beproefd worden. En waar op was deeze eerfte proef van geweld, en overheerfcbing ligtelyker te waagen , dan op twee kleine, en weerlooze fteeden, welktn , eens ondergebragt. zynde , tot een voorbeeld aan de grootere verftrekken konden ? Hier toe werd , vóór den buitengewoonen landdag , waar op dit töoneel moest geopend worden, eene raad op het Loo gehouden in tegenwoordigheid van den ftadh., welke niet te onregt met den naam van bloedraad >eftempeld, en zo haatelyk geworden is in het oog Tan genoegzaam al het aanzienlyk, en bezaadigd gedeelte van Nederlands ingezeetenen, dat 'er zelfs regenten, hoe zeer anders der oranjekabaai toegedaan , gevonden zyn , die zig, by openlyke advertentien, gezuiverd hebben van den blaam, als of zy daar by waren tegenwoordig geweest. Op 31. auguftus 1786. fchreef dan, ingevolge van het befluit deezes raads, de meerderheid der Staaten aan den ftadh., als of deeze zaak voor hem geheel nieuw, en buiten hem was omgegaan, ,, dat, alzo ,, fïeere ziet gericht in tiwe vorftelyke gcnaade dergely„ ke, alzo wy bet voorgedaan worden, of de ftad Cam* „ Pen is verdurven." Zouden 'er niet meenigvuldige reedenen tot diergelyke Magten in vee'e fteeden van ons vaderland zyn ? En wie 2al zo verwiaten zyn, dat hy zoude willen ftaande houden , dat de burgers dit alles maar geduldig draagen, en voor de pasfen , waar toe hun de nood dringd, als misdaadigers zouden moeten boeten? Of zoude dit onder de hartogen, graaven, bisfehoppen, en heeren aiken geoorloofd, en thans ean misdryf zyn?  HUISBOEK. '7f „ zo zy noodig j en dienfiig gevonden hadden % „ dat in de fteeden Hattem, en Elburg guarnizoen „ geplaatst wierd,zy goedvonden,om hem, als ka- pitein generaal van de provintie, te verzoeken, „ en aan te fchryven, om, zo fpoedig doenlyk, aan den inhoud van hunne relblutie te voldoen, voor zo ver zy hem betrof." Gelyktydig zond zy eenen brief af aan de regeering der beide fteeden , om haar kennis te geeven van het befluit, om ten fpoedigften een bekwaam getal militie „ naar derzelver fteeden te zenden , ten einde „ aldaar guarnizoen te houden, en tot nader ordes ,, 'te verbiyven , met last, en aanbeveeling, om niet alleen tot het inneemen,. en plaatfen van „ gem. troupen alle mogelyke gemakkelykheid , ter bereiking van haar ernftig oogmerk, toe te „ brengen, maar ook om de burgers, en ingezee», tenen door de meest gefchikte middelen tot rust, en vreede tevermaanen, om zig tegen die orders9 en het geen uit kragt daar van zoude worden in het werk gefteid, niet verder te verzetten" (z). Die geweldig befluit kwam hoofdzaakelyk uit, ,?om,ver„ mids den bedenkelyken toeftand, waar in zig de ftee}; den Hattem,en Elburg bevonden, mitsgaders.de hoo~ 3, ge noodzaakelykheid tot herjlelling der rust, en order „ aldaar ,Z*H. te verzoeken, om een bekwaam aantal „ militie, onder het beleid, en commando van eenen „ bekwaamen officier, derwaards te zenden, met byzonderen last, ore, des noods, zo hy onver„ moedelyk eenigen tegenftand , van wie het ook „ weezen mogt ,• het zy om in die fteeden i-n te „ koomen, het zy om daar binnen geplaatst te wor- den-, (s) Neder, jaarb. 17S6. bl. 733. en volg. Dit doorftooken werk moest, volgens het listig oogmerk Van den bloedraad., pp naam der Staaten uitgevoerd worden , op dat togdeftadh. de goede man blyven, en de verfchooning behouden mogt,dathy flechts hunne orders naarkwam. Zo wilde hy, die hunne afgod was, hier nog wel den naam van dienaar aanneemen, om naderhand alvermogend over hun, en de burgers te regeeren.  Sb VADERLANDS CH „ den, mogt ontmoeten , geweld met geweld 3 „ tot handhaaving van H. E. Mog. hoogheid, en op„ pergezag in dit vorfiendom, en graaffchap, te keej, ren: en om voorts het hof provihtiaal te au&o„ rifeeren, om, pa dat het guarnizoen in de ftad „ Elbwg ingekoomen zoude zyn, zig ten fpoedig,, ften en corps, geadfifteerd met den momboir, 3, en fubftituut momboir, derwaards te begeeven, „ en aldaar , naamens H. E. Mog., die gewisfe 9, order te ftellen, dat 's Landfchaps publikatie van s, ii. mai 1786 aldaar werkelyk wierd gedaan op 5, eene wyze , als naar de omftandigheden meest „ gefchikt zoude weezen: voorts om aanftonds te3, gen de geenen, die zig reeds feitelyk tegen het s, afleezen van 's Landfchaps gerefolveerde mogten s, hebben verzet, of zig nog verder mogten ver3, zetten, te doen procedeeren, regt, en juftitie 3, tegen de fchuldigen te oeffenen, en in het alge3, meen over al het voorgevallene in die ftad ken„ nis te neemen, en de goede order te herftellen; 3, maakende tot dat einde, zo noodig, meede ge3, brnik van de, aldaar alsdan gevonden zullende 3, worden, 'sLands militie, welke verpligt zoude a, zyn, om deszelfs orders in alles te gehoorzaamen : j, alles nogthans ongeprejudicieerd de ordinaris juris3, diStie in de ftad elbükg voor het toekoomende" (a). De ftad Hattem fcheen by dit befluit nog .van eeri wetteloos . onderzoek door het hof verfchoortd te zullen blyven : maar op 8. fentember daar aan , toen de militie met geweld daar binnen geraakt was, befloot de meerderheid insgelyks , om het hof op dezelfde wyze te gelaften ," om ook derwaards te gaan op den voet, als omtrent Elburg gemeld was, ,, om dat, volgens ingekoomen in„ formatien, die ftad, door zig eenigen tyd feitely.fcerwyze te verzetten tegen het intrekken „ der militie, zjg thans niet minder, dan de ftad „ Elburg, aan notoire ongehoorzaamheid aan de „ orders Nederl. jaarb. 1786. bl. 75Ö— 70c.  HUISBOEK, U „ orders van H. E. Mog. had fchuldig gemaakt* „ en dus diezelfde reedenen, welken hun bewoogen hadden , om het hof te auclorifeeren om zig naar Elburg te begeeven , ook nu omtrent ,, Hattem plaats hadden" (b). Naauwlyks was het eerstgem. befluit genoomen, of-de meerderheid der; Staaten gaf, op 4. feptember, een zogenaamd manifest uit tegen de beide fteeden , hoofdzaakelylé dienende, om derzelver regenten, en burgers tot eene onbepaalde onderwerping aan de landsvaderlyke bevcelen der furftelyke hoogheid aan te maanen. En, toen het geweld zynen volkoomen loop gehad had, gaf diezelfde meerderheid op 16. feptember nog een tweede manifest uit tot verfchooning van haar gehouden gedrag (c). Wy laten de? leezing deezer twee onwaardige ftukken gaarne aan den,des beluften, leezer over, dog kunnen ons niet onthouden, om hier omtrent aan te merken, hoe gepast de meerderheid den naam van manifest beezigde omtrent ftukken, die betrekking hadden toe den, door haar geftookten , en verklaarden , burgeroorlog , terwyl de oorlogsverklaringen van vreemde Moogcnheden met dienzelfden naam pleegen beftempeld te worden. Wy fpreeken hier niet eens van een tweede bloedplakaat van 8. feptember, tegen-'de vryheid der drukpersfe ingerigt, en waar by niet alleen weder eene breedvoerige vérfchooning der geweldige ftappen van de meerderheid ingelapt, maar ook eenige zeer zwaare ftraffen gefteld werden op ades, wat daar toe maar eenigszins betrekking hebben konde (rf). Wy behoeven in die byzonderhedcn niet te treeden, om dat alles volmaakt overeenftemde met het bloeddorftig ontwerp van den bloedraad op het Leo, en met den Vyandelyken aanval op Hattem, en Elburg; dog zo, dat, te midden der gruwelykfte overheerfching, 4$ (b) Tfed'rl. jaarb. 7786. bl. 932. en volg. (c) Nedetl. jaarb. 17R6 bl. 901—904. 95i<™959. (d) Nederl. jaarb. 17S6. bl. 930-^-947 IV. DEEL. F  ga VADERLANDSCH de fchoonfte woorden aan alle de overige verdrukte burgeryen van Gelderland gegeeven werden, es dat nogthans alterweege de heimelyke overtuiging der geweldenaars van hunne ichuld ten duidelykiten doorftak ; waarom het ook niet vreemd was, dat men den vryen loop der drukpersfe beletten wilde. Liever bepaalen wy ons kortelyk tot de byzonderheden, welken tot deezen aanval betrekking hadden. Zo dra de regeering, en burgery der beide, ten flagtoffer gedoemde, fteeden van die geweldige raadflagen kennis kreegen, waren zy niet traag, om dat onheil van haare hoofden af te weeren. Niettegenftaande zy uit Holland, Overysfel, en zelfs uit fommige fteeden van Gelderland, van manfchappen, gefchut, en amunitie tegen eenen geweldigen aanval voorzien waren; verkoozen zy echter nog vooraf den weg van minnelyke onderhandeling, enwaarfchouwing. Tót dat einde fchreef de regeering van Hattem op i. feptember by eenen brief aan de Staaten, „ dat, alzo zy, uit niet on„ gegronde gerugten, tot haare innige fmart ontwaar geworden was, dat 'er eenige troupen tegen haare ftad ftonden aan te rukken, en, zo dezelven niet ingelaten wierden , hetzelve met geweld zouden zoeken te onderftaan; zy H. E. Mog. met allen eerbied onder het oog bragt, hoe „ raad, en gemeente beflooten had, om geene ,, militaire inkwartiering in deeze tydsomftandig,, heden te kunnen toeftaan, en daar by voegde, dat daar by beflooten was, geweld met geweld „ te keeren: waarom zy H. E. Mog. niet konde ,, verbergen de droevige gevolgen, daar uit zullen,, de voortvloejen, ten allerkragtigften daar tegen „ protefteerde , daar zy die voor haare reekening J} niet wilde neemen , en ten fterkften verzogt, ,. dat, zo die orders alzo mogten gegeeven zyn,de» „ zeiven daadelyk wierden ingetrokken" Ten- zelf- (f) Nedtrl. jaarb. 1786. bl. 975. en velg.  HUISBOEK. 83 zelfden dage fchrèef de regeering, en gezwooren gemeente van Elburg insgelyks aan de Staaten , „ dat haare gecommitteerde haar oogenblikkelyk „ geinformeerd had, dat by H. E. M<">g., of wel 3, by de drie kwartieren , beflooten was, om de „ ftad met geweld van militie te dwingen , , in wêerwil der proteften van de meefte fteeden des 3, kwartiers van Velum, en van zo veele eedele 33 ridders, van welken 'er waren, die ter Staats.33 vergadering openlyk verklaard hadden, dat zy 3j niet dan conjlitutioneele , en bedaarde flappen gedaan hadden. Haare burgery had, genoegzaam „ als één eenig man, beflooten, om geweld mee ,3 geweld te keeren, en liever het uiterfte te waa3> gen, dan toe te ftaan, dat men haare fteedelyke 35 regten door beftuiten, die de waereld zouden doen 35 verbaasd ftaan, den bodem infloeg. Zy betuig35 den niets te hebben gezogt, of verrigt, dan 35 waar toe zy zig verpligt vonden tot handhaaving 33 haarer conftitutie, en van de, met het bloed 33 haarer vaderen gekogte, regten. Zy protefteer35 den voor God , en de waereld tegen het ge35 weid, dat haar mogt worden aangedaan; terwyl 35 de gevolgen van dien rampzaaligen burgeroorlog, 35 welken H. E. Mog. beflooten hadden in hun ge3j west te openen, zeer zeeker op de gemoederen 33 der flaatsleeden, die daar toe meedegewerkt had35 den, eens gevoelig zouden weegen. Zy behiel,, den aan zig alle middelen, die God, en de natuur haar in handen gaven;- zy zouden, nu de „ Staaten , die haare befchermers moeften zyn , „ haare vervolgers geworden waren, haare verde„ re bondgenooten op de gronden der Unie van „ Ut, echt inroepen, terwyl reeds een gedugt aan„ tal derzelver uit alle plaatfen zig binnen haare „ muuren bevond, en de regtvaardige Voorzie„ nigheid tusfehen H. E. Mog., en haar regten zoude. Inmiddels had haare gecommitteerde, na deeze geweldige befluiten zig niet langer veilig oordeelende ter Staatsvergadering , daar „ niet kunnen uitbrengen de ftem zyner ftad, ver- F 2 «.£  &f VADERLANDSCH „ vat by de inftruktie, nog het ftadsprotest over„ geeven welke beide ftukken zy daar neffens „ voegden" (f). Het was nu niet meer die zwaarhoofdige admiraal generaal, die zig in den Engel' Jchen oorlog uitputtede, om overal onoverkoomelyke hinderpaalen te ontmoeten, waar van niemand onzer voorouders ooit geweeten had, en die dealgemeene klagten van Staaten , van burgers, en kooplieden door zyn werkeloos, en verkeerd beftier zig op den hals laadde. In tegendeel was hy nu zo werkzaam, en ieverig, dat de orders der Gelderfche meerderheid niet alleen daadelyk door hem werden uitgevoerd, na dat ze gegeeven waren , maar dat hy zelfs die orders was voortuitgeJoopcn, en de zaaken van langerhand tot derzelver nadrukkelyke uitvoering befchikt had, door Gelderland met een overgroot, en oneevenreedig aantal troupen te 'bezetten. Hy wist nu alle gebrek aanftpnds te vervullen, waar over hy in den zeedienst zo geduurig klaagde , en het magazyn te Zutphen, fchoon aan de Genera'ireit toekoomènde, en dus reegelmaatig niet gefchikt tot het leeveren van armmitie voor provintiaale expeditien zonder voorkennis van den raad van Staate, moest nu zonder die toeftemming, (zo veel haast maakte men, en zo weinig dagt' men aan zyn eigen gefchreeuw over inconftitutionecle ftappen,) aan de, gereed ftaande, militie het noodig kruid, en kogels verfchaffen, om twee ftem hebbende fteeden te befchietcn,en te beftormen. Het was by deeze geleegenheid,, dat de berugte van Heekeren van Zuideras zig met ontzag, om, terwyl hy een der heftigfte dry vers van dit werk ter Staatsvergadering geweest was , nog daarenbooven de handlanger van zvn en; wraakzügtigen ftadh. te worden, en, ter aanmoediging dermilitie,zelfs de handen uit te fteclren,om> uit dat magazyn de armmitie te helpen afleeveren.. Dit heet, zo: iets anders, den naam van Hoedtap- per (f) Nederl. jaarb. 1735, U. 986. en yflg,  HUISBOEK. 85 per verdienen. Trouwens geweld was alles, waar op het hier aankwam, en het was derhal ven nieC zonder reeden, dat de minderheid der Gelderfche flaatsleeden, vrugteloos alles aangewend hebbende , om den doodelyken fl'ag van haare meedeburgers af te keeren, op i. feptember deed'. aan teekenen, „ dat zy op het ernftigfte, en nadrukkc„ lykfte prótefteerde tegen de akelige, en fchroo„ melyke gevolgen van het genoomen befluit omtrent Hattem, en Elburg, als meede tegen dat „ van allen aanmarsch van eenige troupen van den 3, Staat naar die fteeden; houdende dit een en an5, .der als ftrydig tegen der fteeden privilegiën, en „ vryheden, en tegen die van den gantfehen bur3, gerftaat in het Gemeenebest ; verklaarende al3, les , wat in het werk mogt gefteld worden , voor „ nul, informeel, en van onwaarde; en zig, uit 3, hoofde van den vooruitgezienen burgeroorlog, 3, voorbehoudende zodanige conftitutionecle mid3, delen, welken, zo mogelyk, nog konden voor3, koomen de jammerlyke uiterften, waar aan een ,, Land, en volk konden onderheevig worden" £g). Wy kunnen voor het overige niet treeden in een verflag van den geweldigen aanmarsch der afgezonden troupen, van de overrompeling der beide fteeden, kort te vooren door de regenten, burgers, en andere gewaapende corpfen verlaten, van het befchieten \m Hattem, alwaar nog eenige wederftand gebooden werd , en van de gruuwzaame plundering, door de militie aldaar, en te Elburg aangeregt: en waar in de kerken zelfs niet voor de beestag.tigfte ontheiliging beveiligd bleeven. Zeer veelcTbyzonderheden daar van zyn tog door de ongelukkige ingezeetenen alom bekend gemaakt, en breedvoerig befchreeven in een afzonderlvk werkje, daar toe opzettelyk vervaardigd , ja zelfs uit de rapporten der berugte aanvoerers van dat plunderot, Spengkr, en Plettenberg , gedeeltelyk blyk- baar (g) Nederl. jaarb. 1786. II. 898. en volg. F 3  85 VADERLANDSCH baar (h). Week ondertusfchen het geweld, aan Hattem, en Elburg gepleegd , zo verre af van een oogmerk, om rust, veiligheid, en goede order aldaar te herftellen, dat hetzelve in tegendeel de gedeeltelyke verwoefting dier fteeden, en den geheelen ondergang van eene meenigte ingezeetenen naar zig fteepte, zonder dat 'er door het hof van juftitie, derwaards gezonden, ooit eenig welmeenend onderzoek daar naar gedaari, of ftraffè overuirgeoeffendis; men mag,zonder den ftadh.,of de Gelderfche meerderheid te kort te doen, wel vastftellen, dat zy met al dien toeftel eigenlyk bedoelden , om alle verdere inroeping van verboren reuten, alle ftaatshervorming, hoe genaamd, in eens den bodem in te ftaan onder den fchyn van een geregtelyk onderzoek, door den militairen arm onderfteund.. Dit word te zeekerer, wanneer wy daar meede vergelyken den gruwel der verwoefting, weiken wy te vooven, by het ophaalen der gebeurenisfen in juni 1787., hebben aangeroerd, en waar van de overweldiging van Hattem, en Elburg eene reegelraaatige , en gegronde voorboode was. Te 'regt fchreeven daarom de Staaten van O'verysfel op 14.feprember,aan de Gelderfche meerderheid. „ Als „ wy het gevolg, dat deeze zaak gehad heeft, be- tragten , en letten op de uitdrukkingen , waar „ van ü. E. Mog. zig bedienen in derzelver be„ kend manifest, op de clementie, daar by uitgeboo„ den, en op den weg van juftitie, welken zy begee- ren in te ftaan; en wy vergelyken daar meede hetgeen by, en na de bezetting der ftad Hattem „ is voorgevallen; kunnen wy ons niet onthouden, „ om de fmart, die wv gevoelen, aan den dag te ,, leggen. Het kan tog U. E. Mog, niet onbekend „ gebteeven zyn, Czo als het ons door ingekoo„ men berigten ten hoogften waarfchynlyk ge„ maakt, en in veele opzigten door geloofwaardi- ge gebeurenisfen gebleekeu is,) dat 'er tegen (h) Nederl. jaarb. 178Ö. bl. 921—930,  HUISBOEK. 87 de goederen, huizen, en bezittingen deruitge- weeken regenten, en burgers, door de militie „ op eene verregaande, en ongehoorditeü wyze „ met roof, en plundering is te werk gegaan, zo ,, dat zelfs de kerk, en armengoederen daarvan niet „ zyn verfchoond gebleeven, zonder dat voldoen-,, de maatreegelen door de bevelhebbers genoomen zyn, om deezen woeften, en ongereegelden han„ del, in eenen buitenlandfchen oorlog naauwlyks ,j te begrypen, of gebruikelyk, voor tekoomcn, „ of te'ft'uiten, en, (het geen hetzelve te ftraf„ baarer maakt,) niet alleen by het inkoomen van „ het guarnizoen, maar ook daarna, begonnen,, „ en uitgevoerd" (i). Het behoord tot het bewys van de onverantwoordelykheid van deezen flap der Gelderfche meerderheid, en des ftadhouders, dat wy hier oniftandig verflag doen van die welmeenende raadgeevingen, vriendelyke tusfchenfpraak , en ernftige waarschouwingen , die zy van verfcheide geweften te vergeefs daar tegen erlangden. Zo dra tog vernamen de Staaten van Rolland niet het bloeddorftig oogmerk der Gelderfche meerderheid met haaren ftadh., of zy beflooten reeds op 25. auguftus 1786., om den kapitein generaal hunner provintie aan te fchryven, „ om, by provifie, geene trou- pen, op hunne repartitie ftaande, en in Gelder„ land, of buiten hetzelve guarnizoen houdende, „ naar de fteeden Hattem, of Elburg te zenden, ,, of eenige orders aan dezelven te geeven, die in„ houden zonden , om zig in eenige verfchillen „ tusfchen burgers, en burgers, of burgers, en „ regenten, waar zy ook binnen deeze Republiek ,, mogten ontftaan, te mengen,of te bemoejen,met ,, aanfchryving aan de commandanten dier regimen- ten, om geene orders, tegen die aanfchryving ,, aan door Z. H. hun gegeeven wordende, by pro3f vilie, en tot hunne nadere befchikking, direkt, „ of (0 Nederl. janrb. 1786. bl. 1220—1224. F 4  SS VADERLANDSCH », of indirekt, te gehoorzaamen." Hier by lieten zy het niet, maar fchreeven op 4. feptember daar aan, toen hun de bloedige beiluiten der GelderJ'ch: meerderheid nader bekend geworden waren, eeneir ernfljigen brief' aan de Staaten van Gelderland, om hun die geweldige middelen te ontraaden, en aan de andere bondgenooten, om hun tot het neemen van gelykfoortige beiluiten omtrent de militie, ter hunner betaaling ftaande, te beweegen (k): waar aan vervolgens ook door die van Zeeland , OverysJeJ» en Groningen voldaan werd. Ook fchreeven 'zy op 6. (epumber den ftadh. aan, ,, dat zy, met „ het uiterfte ongenoegen, en gevoeligst leetwee„ zen vernoomen hebbende de ftappen , tot welken „ de Staaten van gf.ldivRlano hadden kunnen goed„ vinden ten opzigte der fteeden Hattem, en El3, burg te kooimn, als meede het geen, op naam 3, van de Staaten van utrecht, tot het doen inruk3, ken yan eenige militie binnen die provintie on„ dernoomen was, voiftrekt dienftig, en noodig 3, geoordeeld hadden, om van hem te vorderen ee„ ne preciefe, en openhartige opening van deszelfs per. „ fooneele denkwyze over de gewelddaadige maatree„ gelen, tegen dezelve fteeden, en provintie be3, raamd, en in het werk gefteld; terwyl zy ver,,'wagteden, dat zy, door eene voldoende opening „ van zyne gevoelens binnen 24. uuren na den ont3, fangst deezer aanfchryving, zouden worden gej, houden buiten de onaangenaame noodzaakelyk„ heid tot het neemen van zodanige maatreegelen, die voor den peifoon, en het huis van Z, H,„ niet anders, als van nadeclige gevolgen, zouden „ kunnen zyn" (/)• Op deezen zo emftigen brief van de Staaten van Holland, vond de ftadh. goed, om op 7. feptember te antwoorden, ,, dat deeze „ brief hem nier weinig getroffen had, doordien 3, daar in ten kjaarften doorftraalde eene verden- 3, kingj (fc) Nederl. jaarb. 1786 bl. 1025—1030. (i) Ntfarl. jaarb, 1786, bl. 1040, en v*l%<  H U I S B O E K. 8? „ king, als of hy in deezen niet gehandeld zoude „ hebben ingevolge de exakte reegels van zynen „ eed, en pligt; eene verdenking, voor hem des „ ce vreemder , doordien het H. E. G. Mog. uit den brief |der Staaten van Gelderland moest „ gebleeken zyn, dat door hem niets gedaan, of ,, verngt was, dan op fpecdaal verzoek, en requi„ ficie der gem. Siaaten, waar aan hy, ais ftadh., „ en kapitein generaal van derzelver provintie, „ verpligc was te gehoorzaamen; eeven als, met „ betrekking tot de provintie van Utrecht, buiten ,, het eerfte bataillon van het regiment van Hesfen„ üMiJlad, het welk naar Amersfoort gemarcheerd ,, was, geen verzoek door de Staaten van Utrecht tot het zenden van eenige patenten gedaan, of dezelven door hem waren afgevaardigd. Ondertusichen „ ftrekte het hem tot een zonderling genoegen, 3, dat de verfcheide goedkeurende beiluiten van de „ Staaten van Gelderland ten klaarften aanduidden, „ dat hy aan H. E. Mog. oogmerk, en requifuie ,, volkoomen voldaan had, het welk tot zyne regtvaardiging, indien dezelve hier te pas kwam, 3, alleszins voldoende zoude zyn. En, offchoon 3, hy meende, niets ie veel te vorderen , wanneer 3, Hy met alle in - en opgezeetenen eene vrye denk3, wyze inriep; maakte hy echter geene zwaarig„ heid, om zig als nog te gedraagen tot die gevoelens , die hy meermaalen, zo aan H. E. G. „ Mog., als aan de overige bondgenooten, had opengelegif. En het was .op grond van die princi*, pes, dat hy H. E. G. Mog. konde verzeekeren „ dat hy, zo'zeer als iemand, afkeei ig zynde van al,, le ^ewelddaadige middelen, niets vuuriger gewensclit 3, had, dan dat 's Lands hoog - en geregtigheid, en Het wittig gezag van den Souverain, overal door ,, liet aanwenden van zagle middelen hadden kunnen be„ waard, of wel herjleld worden,, daar ze gekrenkt ,, waren. Dan, daar de ondervinding in H. E. G. ,, Mog. e'gen gewest meermaalen geleerd had, dat „ tot bewaaring derzelver de militaire arm noodig geoordeeld was; zoude het H. E. G. Mog., F 5 waa*  jo VADERLANDSCH s, wanneer zy een oogenbük hier by wilden ft.il„ ftaan, niet kunnen verwonderen, dat de Staaten „ van Gelderland insgelyks daar van tenzelfden ein„ de gebruik hadden gemaakt, niet, om de ge„ fchillen tusfchen H. E. Mog., en hunne inge„ zeetenen te beflisfchen, maar om de geleegenheid te verfchaffen, dat die klagten, en gefchilj, len , op eene bedaarde, en regteriyke wyze, kon„ den onderzogt , en afgedaan worden. Onder„ tusfchen was het hem byzonder aangenaam, hier „ nog by te kunnen voegen, dat by de expeditie, welke m het byzonder H. E. G. Mog. aandagt 5, fcheen naar zig getrokken te hebben, ged#bur,, gerbloed geftort was. Hy vleidde zig, dat dee„ ze opening van zyne perfooneele gevoelens, en >, verphgtmgen by H. E. G. Mog. volkoomen vol„ doende zoude bevonden worden, en dat hy zig in deezen zoude mogen vergenoegen met de aant, genaame, en ftreelende overtuiging van niets gedaan , of verrigt te hebben , dan het geen zyne eed, en pligt van hem vorderde" (m). Welk een fchandelyk, geveinsd, en onbefchaamd gedrag! Hy durfde zig hier wederom beroepen op de betragting van zynen eed, en pligt, als of het eed, en pligt betragten was, ter handhaaving van gewelddaadige middelen tegen de goede burgeryen de hand te leenen. Hy durfde hier eene onteerende vergelyking maaken tusfchen de vryheidlievende poogingen van braave regenten, en burgers, welken de billykfte aanfpraak hadden op de onderfteuning der Staaten, en op de befcherming van den militairen arm, dog welken hy met zynen aanhang, door datzelfde middel, ten gevalle van zyn eigen willekeurig gezag poogde te onderdrukken, en tusfchen den oproerkreet, en plunderzugt van een dolzinnig, en verraaderlyk gemeen, doorhem zelfs ter bereiking zyner doemenswaardige oogmerken opgeruid tegen de wettige regeering, Hy durfde (») Nederl. jaarb. 17S6. bl. 1045—104.7.  HUISBOEK. 87 durfde ftaande houden, dat het inroepen van den militairen arm niet gefchied was om de verfchillen te beflisfchen, maar in tegendeel, om die op eene bedaarde, en regterlyke wyze te onderzoeken; als of hy onkundig was , dat alle die woelingen alleen dicnft'g waren, om met geweld een einde te maaken aan het inroepen van ontvreemde regten, en het weeren van 1'cnaadelyke misbruiken, waar toe het verbod van requeftreeren nog niet genoegzaam bevonden was. Hy durfde bedaarde middelen noemen het optrekken van militairen met allerlei oorlogs* tuig tegen vreedzaame fteeden, het overweldigen van dezelven, het plunderen van der ingezeetenen goederen, en het verjaagen van dezelven uit hunne fteeden, en wooningen. Hy durfde geregtelyke middelen noemen een eigendunkelyk gezag, aan een hooggaande partydig hof met verbreeking van fteedelyke privilegiën op deszelfs eige aanraading gegeeven, om gebruik te maaken van militair geweld ter onderzoek, niet van den grond, en billykheid der gefchillen , over regten, en voorregten tusfchen Staaten, en ingezeetenen gereezen, maar om eene crimineele vervolging, onder dekking van militair geweld, aan te regten, en met doodftraffen, en bannislementen te' beloonen die regenten , en ingezeetenen, die zig niet blindelings aan den flaafagtigen wil van eene geringe meerderheid, die van hem alleen afhangelyk was , wilden onderwerpen. Hy durfde zig, niettegenftaande dit alles, nog beïoemen, dat 'er geen burgerbloed geftort was, als of de rampzaaligheid , ellende , en ruine van zo veele, en talryke huisgezinnen der verjaagde, gevlugte, en beroofde burgers niet eeven zeer, als het ligtvaardig ftorten van burgerbloed , tot den. regtvaardigen heèmel tegen hem, zyn geflagt, en aanhang om wraak riep, en als of dat ftorten van burgerbloed door zyn beleid, en zagtmoedigheid, en niet maar toevallig» was voorgekoomen (n). Hy durfde (») Het is, naarnelyk, hekend, dat de burgeryen van Hat-  $2 VA DE RLANDSCH durfde dus ingewikkeld het gedrag der Gelderfche meerderheid voor het oog van H. E. G. Mog. 'ver- deedi- Hattmn, ea Elburg by de aannadering der militie hunne fteeden verheten, op raad van eenige voorhaame GtlderJSfu ndders, en onder deezen was ook de heer van der Capellen tot den Marsch. Dit konde derhalven de ftadh. nog de Gelderjche meerderheid voorzien, en zonder dit zouden die burgeryen, en de gewaapende manfchappen, van aile kanten derwaaras gevloeid, zig ongetwyfiUd verdezdicd hebben. Waarfehymlyk zouden de zaaken in dat reval eenen anderen keer genoomen hebben, en het is daarom eene vry algemeene wensch der natie geweest, dat die raad met gegeeven was. Zonder dit te willen beoordeeIcn, (waar omtrent zeer veel voor, en tegen zoude aan te merken zyn, dog waar toe vooral eene grondige kennis van de plaatfelyke geleegenheid der twee fteeden en van de gemaakte toebereidzelen tot verdecdiging, veieischt zoude worden,) zullen wy hier over alleen laten volgen het geen de heer van den March desweege zegd in zvne memone, bl. 43. en volg. „ Oiïchoon ik van de laatfte, „ in die twee fteeden genoomen, uiterfte beiluiten onkun„ dig was, onttrok ik my niet, om, daar toe verzogt „ zynde, aan die meedelydenswaardige braave burgeren „ te raaden, om de w'yk naar Ovcrysfti te neemen, zo dra ik het wreed Geldersch ftaatsbefluit te voorfchyn zag „ koomen. Ik herinnere my, dat myne raad, aan die van „ Hattem gegeeven, inhield; dat ik van advies was, uit „ hoofde dat het burgerbloed tot groottre einden behoorde vel „ f paard te worden, dat zy Wel zouden doen van op eene tymcE retraite bedagt te zyn. Ik voegde 'er mondeling' „ by. aan den geenen, die my deezen raad kwam afvraa„ gen, „dat,daar de kogel door dc kerk was, de burgerly„ „ ke bezetting in Hattem wederftund behoorde te bieden ; „ en dat de woorden, tydige retraite, hier op zagen , dat zy,' „ „ onder de befcherming der geformeerde linie, gedekt „ „ door de battery aan de overzyde des tfsfels, altyd eene' „ wykplaats naar Zwolle openhield."" Gebrek aan beleid „ heeft belet, dat deéze raad naar behooren is agtei volgd. „ Ik maak hier van melding , om dat veelen, des faa„ menhangs in deezen onkundig, my dien gegeeven raad „ kwalyk afgeaoomen hebben, eeven als of ik oorzaak „ was  HUISBOEK. 93 deedigen, terwyl hy fchroomde , om zyne waare gevoelens met ronde woorden aan den dag te leggen zig kwanswys verfchuilende agter het gewoon bolwerk zyner, meermaalen aangevoerde, gevoelens (o). Hy durfde eindelyk zig beroepen op zyne verpligting tot gehoorzaamheid aan de beveelen van ftaatsieeden , die in de daad zyne onderdaanen , en ilaaven , en Hechts werktuigen in zyne hand waren ter itaaving van zyne eige heerschzugt. En dit durfde hy doen, terwyl hy aan de Staaten van andere provintien, bcvoorens, in zo ver gehoorzaamheid geweigerd had, als hy ontweek,om hun afzonderlyke reekenfchap te geeven van zyne wanbedryven in eenen buitenlandfchen oorlog, en, nog zo kort geleeden, aan deezezelfde Staaten van Holland had durven in het aangezigt wryven, dat hy hun befluit, tegen hem, als hunnen kapitein generaal, met opzigt van het commando over het Haagfche guarnizoen genoomen, ten zynen opzigte hield voor nul, van geene waarde, en als niet genoomen. Kort daarna , op 26. feptember , durfde hy aan H. E. G. Mog. met betrekking tot het Geldersch geweld wel fchryven, „ dat hy het „ daar „ was geweest van het al te fpoedig verlaten dier ftad. Men begreep in de eerfte oogenblikken in Overysfel „ met my, dat het burgerbloed, wyl eene verdeediging „ deezer twee ongevestigde fleeden de roekeloosheid zelve „ zoude geweest zy , tot grootere einden moest gefpaard ,, worden." Na deeze verklaaring betuigen wy, hoe groot ook onze agting voor den heer van den Marsch zy, nog eeven onzecker te zyn over derzelver waare meering; dog wenfchen, dat die doorbraave man zig getrooste, dat zo hy van agter meend, in een zwak oogenblik eenen vreesagtigen raad gegeeven te hebben, hy zulks met een burgerlievend hart gedaan heeft, en ook daar tiir andere zyner welmeenende meederegenten met een guriftiger oog leere befchouwen r welken hy oordeelen mogt wat al te flappelyk gehandeld te hebben. (0) Geen wonder, daar hy, de waare gevoelens van zyn hart openleggende, zoude hebben moeten erkennen éit hy de grootfte waarlyk fehuldige was.  54 VADERLANDSCH s, daar voor hield, dat niets weezenlyks ten zynen „ lalte was, en dat alle de maatreegelen, ten zv3, nen nadeele genoomen, alleen daar uit voortkwa„ men, dat fommigt leeden hunner vergadering het „ oor hadden gelieven te leenen aan lieden, dis derzelver vertrouwen onwaardig waren" (p): door welke bewoordingen met het geen daar op volgd hy reeds toen niet onduifter de beiluiten deezer fouveraine Vergadering aan eene kabaal , tegen hem gefmeed, toefchreef, en van onregtvaardigheid befchuldigde, geen wonder, dat de Staaten van Holland tot op den bodem van zyn wreevelig hart door den fchors deezer woorden doorzagen , en hem eerlang , fchoon na ryp beraad, in zynen post als kapitein generaal van hunne provintie fufpendeerden , hem de begeeving van alle militaire poften ontzeiden, en dus'buiten ftaat Helden, om met de troupen, ter hunner betaaling itaande, eenig nadeel te doen. Geen wonder, dat zy, uit de gewelddaadigheid, aan Hattem,en Elburg gepleegd, uit foortgelyke poogingen, omtrent de ftad Utrecht van verre ondernoomen, en uit zyne zo eevengem. ongehoorzaame uitdrukkingen omtrent hunne eige beiluiten, zyne toomelooze wraakzugt ook omtrent Holland, en de ftad Utrecht afneemende, hunne troupen ter dekking van hun eigen gewest ontbooden, en aan de ftad Utrecht, in geval van eenen diergelyken vyandelykeu aanval, voor als dan hunne hulp toezeiden (q). Waren (?) Nederl. jaarb. r?8tf. bl. 1082—T086. f q) Wat ook door de ridderfchap van Holland tegen tiCjfufpenfie.en haare gevolgen in eene breede aanteekening van 6. oitober 178Ö. moge aangevoerd zyn, zeeker is het ten minften, dat die, zo niet met eenpaarigheid, ten minften met 18. van de 19. ftemmen, genoomen is. cn dat dus alje fteeden van die provintie, hoe verfchillend ook vóór, en na dat geval haare gevoelens over het ftaatkunJige mogen geweest zyn , ten tyde van den aanval op Hattem , en Elburg echter van oordeel geweest zyn, dat deeze daad ongehoord, en ongeoorloofd was. lm-  H U I S B O E K; 95 Waren ondertusfchen de poogingen der Staaten van Holland vrugteloos ter ontheffing der ongelukkige Immers, toen de ridderfchap op 4. feptember Ï786. aanzag den brief van Holland aan de bondgcnooten, om voorziening te doen, dat geene militie tegen burgers gebruikt werd, verzogten vyftien , en dus alle (leeden, Delft, Brielle , en Medenblik uitgezonderd , aan dc heeren van de ridderfchap , ,, dat zy zig by het eenpaarig begrip der ,, verdere leeden, ten aanzien der brieven aan de Staaten ,, van Gelderland, en Utrecht, wilden voegen, en afzien van de, door hun voorgellugen, veranderingen in de^elven, alieen (bekkende, om dezelven geheel en al te ,, öntzeenuwen." Dog, toen deeze inftantien, en herhaalde aanmoedigingen, zonder de minfte aünvoering van gronden , of reedeneri, met het gewoon antwoord der ridderfchap , van te blyven perfifleeren , bejegend was ; „ fommeerden zy in dat gewigtig tydftip de ridderfchap ,, voor het oog der geheele natie, en voor de nakoo,, melingfchap, om eens eindelyk op te geeven haar aan,, genoomen fyfthema , en in het byzonder uit te koo,, men voor de heimelyke reedenen, en oogmerken, „ waarom zy van het boovengem. eenpaarig begrip mor„ dicus bleef afwyken. " Alles, wat de ridderfchap hier op> wist in te brengen, was, ',, dat zy zig voorbe„ hield, om, met opgaave der reedenen, en gronden ,', van haar gevoelen, in deeze zodanige nadere verklaaring te doen, als zy te raade zoude worden." De ridderfchap was zelfs onbefehaamd genoeg, om in haare boovengem. aanteekening op 6. oétober 1786- de overige leeden te fommeeren, ,, om duidelyk, en in order op te geeven ,, alle de pointen van bcfchuldiging tegen Z. H., met de ,, bewyzen van dezelven, naardien het ten eenenmaal ftry,, dig was tegen alle goede juftitie, en politie, zo wel ,, als tegen de grondwetten deezer Landen, die altyd de ,, voornaamfte, zo niet de eenigfte, zeei;erheid voor de ,, eer, voor het leeven, en voor ds wettige bezitting „ van lederen ingezeeten, van den hoogden tot den laag„ ften toe, moeften uitmaaken, aan iemand, wie het zou„ de mogen weezen, zodanige fletrisfure toe te brengen. „ als Z. H. door de gedaans fufpenfie had ondergaan, „ zonder de befchuldigingen open te leggen, met geldige „ bc-  96 VADERLANDSCH kige fteeden, Hattem, en Elburg, van militaire overheerfching, welker aangenoomen protektie hun door bewyzen te daaven, en aan den befcbuldigden gelee„ genheid te geeven, om zig daar omtrent te kunne» ,, verantwoorden" (*). Zy voegde 'er eeven fchaamteloos by, ,, dat zy, tot nog toe geene de minde hewy„ zen, ja zelfs waarfchynlyk gemaa!:te pointen van be,, fe-hüldiging, tegen Z. H. vernoomen he.bbende, rond„ bordig verklaarde, dat Z. II het betoond mistrouwen, „ en de behandeling, hem aangedaap, in peenen d ee „ had verdiend." Maar de twaaƒ fteeden, die daar tegen ■op 26. october weder aanteekening decden, (want zes andere fteeden, hoe zeer ook tot de fufpenfie meedegewerkt hebbende, hielden zig buiten dit verfchil,) zeiden met ronde woorden : ,, dat, ter geleegenheid van de raad- pleegingen, en byzonder van het I efoigne van 16. fep- tember, de gronden van wantrouwen omtrent Z 11. dtrektie met zo veel klaarheid, en kragt van overtui„ ging waren voorgedraagen, dat de heeren van de rid- derfchap daar voor hadden moeten verjlommen, en, riiet- tegendaande de herhaalde verzoeken, en de nadrukke„ lykde fommatien van verfcheide leeden, zig buiten d.iat „ bevonden hadden, om iets, hoe genaaamd, tot weder- legging van de voorgedraagen gronden van wantrouwen ,, aan te voeren , maar alles met een diep ftdzwygen had,, den beantwoord, offchoon hun zelfs toen reeds het ., onverantwoordelyke van zulk een dilzwygen met allen ernst was onder het oog gebragt: dat voorts reeds by ,, beiluit van 6- feptember goedgevonden was, om demi* ,, litie ter repartitie deezer provincie te dispenfeeren van „ dat gedeelte van den provinti.-ialen-eed, het welk betrek- kelyk was tot het gehoorzaamen aan de orders van den „ kapitein generaal, en teffens door H. E. G. Mog., „ zonder eenige tusfehenkomst van hem, orders aan de troupen gegeeven, en eenige andere militaire fchikkin- „ gen (•*) Moest deezezelfde ridderfchap naderhand niet bedagt heblen, hoe zeer met dit gezegde flreed haare iever, om aan Pruisfen fatisfaflie te geevtn, waar in zo veele regenten voor alles, vut hun dierbaar is, betrokken waren?  huisboek. 97 door hunne eige opgevolgde omftandigheden gedeeltelyk onmogelyk gemaakt is; van geenen beteren uitflag waren de, niet minder ieverige, poogingen zo van de Staaten, als van de drie hoofditeeden van Overysfel, om hem met zyne meerderheid , toen het nog tyd was , tot inkeer te brengen. Eerst fchreeven de hoofdfteeden op i. feptember eenen brief aan de Staaten van Gelderland, om hun kennis te geeven van het befchryven van eenen buitengewoonen landdag, ,, om meede te wer- ken tot het aanbieden eener bemiddeling van ., ridderfchap, en fteeden van Overysfel, om door ,, minnelyke fchikkingen de verfchillen tusfchen ,, de Staaten van Gelderland, en de fteeden Hattem, ,, en Elburg te vereffenen, en te verzoeken, om zo „ lang met het gebruiken van den militairen arm ,, te wagten." Van deezen brief gaven zy tenzelfden dage kennis aan den ftadh., „ met verzoek, om zyne goede dienften aan te wenden by de Staa,, ten van Gelderland, ten einde eenen burgeroor,, log voor te koomen" (r). Vervolgens benoemden zy uit elke ftad eene commisfie van twee burgermeefteren, en eenen fecretaris, om tot hetzelfde einde by de Staaten van Gelderland, en den ftadh. werkzaam te zyn. Deeze commisfie begaf zig terftond naar het dorp Wyhe, in Overysfel geleegen» fchreef van daar, terftond na haare aankomst, eenen ,, gen gemaakt waren , en de raadpenfionaris gedtspen„ feerd was van het 7. art. zyner inflruktis nopens het houden van communicatie met Z. H.: en dat zulks alles gefchied was met meedewerking van de ridderfchap, zo „ zelfs, datzy uit haar corps eenen heer benoemd had voor „ het perfooneel befoigne tot het beraamen van de noodi„ ge militaire fchikkingen." (f). (f) Men vind deeze aanteekeningen, en tegenaantetkeningen in.de Verf van ftukk. by J. A. de Chalm. j8. deel, M.212—> 214. en 232 255. (r) Nederl. jaarb. 1786. bl. Jl8l—1183. IV. DEEL G  5& VADERLANDSCH nen' ernftigen brief aan de Staaten van Gelderland'»> by welken zy op nieuw aanhield op eenig uitfteï in de uitvoering der gegeeven orders, in afwag*ting van den te houden Overysfelfehen landdag ; en eenen gelyken brief aan den ftadh., by welken zy hem onder anderen kennis gaf, „ dat tot minnelyke „ fchikkingen geleegenheid fcheen gegeeven' te „ worden door een befluit der regeering van Hat,-, tem.'r Deeze brieven werden nog gevolgd door eenen brief van 4., feptember aan de Staaten van Gelderland, by welken zy zig beklaagde , niet alleen geen antwoord op haare voorige brieven ontfangen , maar ook bemerkt te hebben, dat door' het daadelyk voortmarcheeren der troupen H. E. Mog. bleeven volharden by hun befluit (j). Vervolgens begaf zy zig naar het Loo , en,, wat daar voorgevallen zy, kan best worden opgemaakt uit het antwoord, der drie hoofdfteeden op den brief der Staaten van Holland,, aan dezelven gefchreeven, ten einde, ait het berigt der drie Overysfelfeite hoofdfteeden van haarer gecommitteerden we'dervaaren by den ftadh., te kunnen oordeelen over de raaatreegelen, die gem. Staaten, na het onvoldoend antwoord van den ftadh. op hunne gedaane vordering van 6. feptember, omtrent hem te neemen hadden, De hoofdzaakelyke inhoud deezer drie .brieven der Overysfeifclie hoofdfteeden, nopens.het wedervaaren hunner gecommitteerden op het Loo, kwam volgens het rapport dier heeren , aan hunne committenten gedaan, hierop uit: ,, dat zy, zig. ter aflegging hunner commisfie by Z H. aan\T gemeld hebbende, door den oudften heer van Deventer met eene gepafte inleiding aan Z. H. opening gedaan was van eenen, dags te vooren' ,, by de regeering van Zwolle ontfangen , brief ,, der ftad Hattem, waar by de regeering, onder verzoek van goede dienften, verklaarde niet on„ geneegen te zyn, om op reedelyke voorwaarden- „. (O Nederl, jamt. 17s6. W. 1183—1190.  H U I S B O E K. 9g „ te accorderen : dat Z. H. geantwoord had, j, dat niemand meer vervreemd was van alle ge„ „ weid, dan hy zelve (t); dat men hem ook „ „ gantsch te onregt aanzag voor den audteur van ,, dit werk, daar hy, als kapitein generaal vatt ,j ,, Gelderland, alleen uitvoerde de ftrikte bevee3, „ len der Staaten; dat'hy echter konde verzee5, ,, keren, dat aan niemand in die fteeden eenig ss n geweld, of nadeel in zyn regt, goed, ofvryj, „ heden gefchieden zoude (u); dat het aan Hat3, ,, tem. en Elburg zeiven ftond, om, onder vol35 5> doening aan de beveelen van den wettigen 35 55 Souverain, van allen militairen dwang bevryd ,, „ te zyn (v); dat de intentie der Staaten meC 3, „ het zenden van dit guarnizoen geen ander was, ,, „ als om aan de regeeringen dier fteeden, aan 3, het hof van Gelderland, en aan de Staaten zelfa ,, „ geleegenheid te geeveu, om op eene bedaar3, ,, de, en conftitutioneele wyze te onderzoeken „ „ de oorzaaken der onluften , en ongereegeld. ,, „ heden in die fteeden, zonder blootgeft&ld te ,, „• zyn aan oproerige beweegingen van onruftige s, ,, perfoonen (w); dat de magiftraaten der ftee- 33 3j dea CO Heeft hy dit ook getoond, toen hy, te vergeefs door den inlandfchen militairen arm hebbende willen doen bukken allen, die zig tegen hem verzetteden, daar toe de Pruis/ifché troupen verraaderlyk heeft ingeroepen? O) Hoe weinig hy hier voor konde inftaan, heeft de uitkomst weinige djgen daarna geleerd. (v) Daar Hanem althans aan Zwolle had te kennen gepeeven, dat het de zaak in d?r minne fchikken wijde, was 'er aan dit vereischte voldaan, immers hier op hai hy behoören te werken by de Gelderfche meerderheid. Hoe ras had hy, die de eenige oorzaak was van het gebeurde aldaar om eensn ellendigen guarde du corpj, in •deezes plaats eenen braaven man kunnen aanftellen,' en daar door aüe verfchil ten einde brengen? O) Wat was hier oproer, de ernftige beiluiten, en het manmoedig volhouden van de regenten", en burgers in hunne vryheidiievende poogingen, of het militair ge- G 2 we}(|  •j©o VADERLANDSCH 3, „ den van Overysfel beter hadden gedaan, cm „ haare eige burgers te rug te houden van, te3, „ gen alle order aan, het territoir van eene an„ dere provintie gewaapend in te trekken, en „ te fchenden"" (x): dat, by gepafte tusichen?1 poozingen , dan de eene, dan de andere der ge- committeerden aan Z. H<. had willen doen op~ ,; merken, dat het fchenden van het territoir van „ Gelderland door de burgeren hunner fteeden ge,, heel buiten eenige legaale kennis, veel min mee ,'y eenige toeftemming , of auctorifatie der regee3-, ringen, gefchied was, maar dat de drifu der ge,, heele natie, en fpeeiaal hunner burgeryen, ter ,, hulp dier benaauwde fteeden onwederftaanbaar „ was; dat de natie vertrouwde, dat, wanneer Z. H. zyn veelvermogend crediet, invloed", en tus„ fehenfpreeken by de Staaten van Gelderland ge,, liefde te gebruiken, de genoomen beftuiten te- gen die beide fteeden daadelyk zouden worden op„ gefchort: dat men wel overtuigd was r dat hy, ala „ kapitein generaal, gehouden was, om aan de ftel- lige orders van den Souverain zonder eenige twyf- feling te moeten gehoorzaamen; dan dat zy Z. „ H. thans meer byzonder aanfpraken in zyne hoe„ danigheid van flad.houd.er, welke aan hem gaf den noodigen invloed , en verpligting, om de rust „ van het vaderland, en de eenighèid tusfchen de 3-, byzondere provintien, leeden, en fteeden van ,, hét bondgenootfehap op alle wyzen te tragten te „ bewaaren, of te herftellen: op al het welk door „ Z. H. weder was geantwoord, „ dat het befpot- ,, telyk was, van hem te vergen het gebruiken va*v 5-> »> zy1 crediet3 hetgeen men wel wist, dat hy niet „ ,, meer weid van kanonnen, en mortieren, het verjaagen der ingezeetenen, en het plunderen, en fteclen hunner goederen ? (x) Deeze, en foortgelyke drangreedenen, om militair geweld re verdeedigen, pasteen eeven zo wel in den mond" van Philips 27". y on Alba, als in dien van Willem V., veroveraar van Hattem, en Elburg,.  HUISBOEK. 101 „ ,, meer had (y); dat hy alle hunne brieven ge„ „ aonden had aan de Staaten van Geïdeiland, die daar op ,denkelyk nog op dien dag, zoudenant,, „ woorden, dog welk antwoord hy niet wist (z)i 3} ,, dat, zo hy geene andere orders ontving, hy si 3j ia (y) ITad hy geen crediet op de Gelderfche meerderheid, die alle zyne euveldaaden fleeds hardnekkig verfeboond, «n in dien tyd hyna de eenige voorfbinder was van zyn onbepaald gezag? Konde hy ontkennen, dat één enkel woord, vóór het neemen van het bloeddorftig befluit tejsen Hattem, en Elburg op het Loo , en -naderhand ter Staatsvergadering, of zetfs daarna vóór de uitvoering, d;c meerderheid, die op den op (lag zyner oogen beefde, geheel van maatreegelen zoude hebben doen verand, ren f üegreep' hy niet, dat, wat hy hier ook aan menfehen met onbefchaamdc kaaken, tegen overtuiging , en beterweeten •aan, durfde wysmaaken-, hy voor de vierfehaar van oenen alweetenden fiod, juist uit hoofde van zyn crediet by die meerderheid, in de eerfte plaats zoude verantwoordelyk zyn weegens aHe de rampzaaligheden, waar aan hy de burgers -van twee fteeden ging bloetftellen; -,, dat 'er niets bedekt ,, is , dat aldaar niet zal ontdekt , df verborgen, dat al-j, daar niet zal geweeten worden;" en dat eenmaal, ,, af „, wat in duifternis gezegd is, in het licht gehoord, en wat in de ooren, £n binnenkamers gefprooken is, op „ de daken zal gepreedikt worden"? Was het niet eene fchandelyke uitvlugt, voor te geeven, dat hy geen crediet meer had, om daar door een heimelyk verwyt tc doen, dat hy by het algemeen zyn crediet verlooren had? lier was waar, byna nergens, dan by die meerderheid, had hy crediet, om iets kwaads uit te voeren, maar hy had in Gelderland ook alle •crediet zo ten goede, als ten kwaade, crj het ftond flecbts aan hem, om een behoorlyk crediet fchoon door veele gru-wcldaaden verbeurd , door opregr berouw, door fchuldbèkerrtenis, door een betaamelyk gedrag van alle kanten weder te krygen, en de (tap, die hem door deeze gecommitteerden werd voorgefteld, konde daar toe den grond leggen. (z) Hy wist zeer wel, dat het enkel overzenden varj die brieven niets ten voordeele van 'Hattem, en Elbure tonde doen. &3  loa VADERLANDSCH in de genoomen refolutie, en uitvoering der„ ,, zeiver geene verandering konde maaken; dat „ het zenden van militie naar eene, of andere ftad niets vreemds, of ongewoons was; dat s, „ hy, nog in het voorig jaar, diergelyke orders ,, „ van de Staaten van Holland ontfangen, en uit„ gevoerd had, zonder dat eenige andere pro„ „ vintie, of ftad daar tegen was opgekoomen; ,, ,, dat het eene zuivere huishoudelyke zaak was, „ ,, waar in de Staaten van Gelderland eeven Sou„ „ verain, en by magte waren, om in hunne proj, „ vintie te kunnen handelen, als een ieder der Staa- „ ten van de andere geweften in de hunne; dat hy „ ,, zeer wel wist, en geleerd had , wat hem in „ zyne qualiteit als ftadh. te doen ftond , zon* dèr desweege eenige herinneringen noodig te ,, hebben (a); en dat hy in deeze zaaken niets j, „ meer konde doen, dan hy gedaan had(Z>), en „ de gegeeven orders haaren gang moeften ,, gaan"" (f). Deeze hardvogtigheid van den ftatjh. in een tydftip, waar in hy, door de volieverige poogingen der Óverysfelfche heeren, by herhaaling 8an zynen pligt herinnerd, en onderregt werd v/n de omftandigheden , die het ftorten van burgerbloed hoogstwaarfchynlyk maakten , en waar in hy begrypen konde, dat niet alleen de geheele welvaard , maar ook het leeven , of de gezond, heid van duizenden in zyne handen waren , zal tot eene eeuwige fchandvlek van zyn verftokt hart verftrekken. Wy hebben in de nöoten op zyne gezegdens genoeg aangetoond , hoe veel daar op te zeggen valt; dog kunnen echter niet voor» by, (a) Ziet hifr diezelfde koppig - en onverzettelykheid, wanr door hy alles naar zyn goeddunken wilde doordryven, en onder anderen eenen raad van kundige ftaatsmanner» in den oorloc geweig-rd had. (6) Voorzeeker had hy alles gedaan, om dit werk van geweld door te zetten, maar niets ten tegendeel. (cj Nederl, jaarb. ijSö. bl, ioói-J074'  HUISBOEK. Ï03 by, om hier te laten volgen de aanmerkingen, in het voorftel van vyf cordaate ridders van Overysfel ter Staatsvergadering van 8. feptember 1786". op zyn gedrag gemaakt. Die rondborftige mannen zeiden daar by: ,, dat, wanneer H. E. Mog. het gedrag 3, van den ftadh. met deszelfs, feedert eenigen tyd gehouden, conduite,en direktie geliefden te ver,, gelyken, en zig herinnerden den kennelyken in- vloed, en het o^erweegend gezag van denzelven op ,, het grootfte getal der regenten in Gelderland; zy 3, middagklaar ontdekken zouden, dat daar in niets ,, minder opgeftooteu lag, dan eene faamenfpan,, ning (d) met een groot aantal van dezelve re,, genten, en een oogmerk, om de heilzaame in,, tentien der bondgenooten vrugteloos te maaken, ,, de ftem van het befte gedeelte des volks te fmoo- ren, en alzo deszelfs grootheid te zoeken in de ,, puinhoopen van dit Gemeenebest, met het ge- vaar zelfs van daar toe burgerbloed te plengen: s, dat de invloed van den kapitein generaal, als 3, ftadh., op de meerderheid der Staaten van Gel,, derland te zeer bekend was , dan dat deszelfs 3, antwoord, aan de commisfie der fteeden gegee3, ven, van, naamelyk, geen appui, of crediet meer 3, in de Republiek te hebben, ten dien opzigte 3, eenige overweeging verdienen zoude; daar zy 3, in tegendeel meenden, dat, uit hoofde van voorfz. 3, invloed, het gepleegd geweld tegen Hattem, en a, Elburg aan hem direkt konde, en moest gewee- ten worden, daar hy, in alle gevallen ook kapi,, tein generaal, en ftadh. der provintien van Holst land, en Stad en Lande, en van de intentie der3, zeiver Souverainen, zo wel als van het gantfche 3, volk van Nederland, verwittigd zynde , zynen j, pligt, en de betrekking, waar in hy ten aan,, zien van het gantfche bondgenootfchap ftond, ,, moest gekend hebben : dat hy weeten moest, s, dat zyn pligt, als ftadh., meedebragt, om den „ Staat (i) Eigcnlyk noemen het die heeren te regtallufe, G 4  io4 VADERLANDSCH «, Staat zo in balans te houden, dat de eene bondge3, noot over den anderen niet heerfchte, te bevorderen, „ en te bewaaren de preëminentien, geregtigheid, pri3, vilegien, en welvaar en van den Lande, leeden, fteesj den, en ingezeetenen, en dezelven te conferveeren voor 3i allen overlast, afbreuk, en fchaade: dat hier mee3> de niet konden ftrooken de orders, door hem gegeeven aan een formidabel aantal militairen, sj voorzien met bomben , hauwitzers , en allerlei 3> moordgeweer, tot binnen de provintie van O3> verysfel geworpen, en waar van de overblyfzels jj aldaar nog te vinden waren , ter inrukking in sj fteeden van het bondgenootfchap , en ftorting s» van burgerbloed; daar en het volk, en deszelfs » wettige vertegenwoordigers, onder gepaften eersj bied, derzelver ongezindheid tot het inneemen ss van troupen te vooren verklaard hadden, en alle as mogelyke poogingen van zo veele kollegien, javan sj het befte gedeelte van Neërlands volk, ter voorsj kooming daar van waren aangewend: dat dit alsj les ten gevolge gehad had, dat uit de fteeden sj Hattem, en Elburg de meefte ingezeetenen, fterker sj dan voor eenen uitheemfchen vyand, met vrou3, wen, en kinderen gevlugt waren, vervolgens het sj toonee! van eenen burgeroorlog binnen Neèrlands sj wallen, en wel in het nabuurig Gelderland, en sj deeze provintie fcheen te zullen ontbranden, en ss mogelyk reeds burgerbloed, en dat van 'sLands ,j krygslieden geplengd was, en aan veelen reeds s, het leeven, of de gezondheid, en welvaard zou„ de gekost hebben; alle welke onheilen ten jong„ ften dage tegen derzelver bewerkers zouderr moe„ ten getuigen, en door eenen pligtbetragtenden, „ en vreedelievenden ftadh. hadden kunnen worden „ voorgekoomen; terwvl het hem gemakkelyk ge„ wecst was het gantfche volk van Nederland te ,, toonen, dat hy de oorzaak niet was van al dat ,, onheil" (-)• Dan, buiten het geen by dit treffend («) Nederl. jasrb. 1786. bl. 1204—.1211.  HUISBOEK. 105 fend voorftel werd aangevoerd, om de valschheid van zyn voorgeeven te bewyzen, dat hy geen crediet had, bleek dit al ras daarna nog duidelyker. Toen, naamelylc, het geweld gepleegd, en hy met die meerderheid hunnen gemeenen wensch meefter geworden was, kwam hy by dezelve kwanswys voor den dag met een voorftel van amnejiie, ongetwyffeld , om daar door nog eenen glimp te geeven, als of hy , uit enkele onderdaanigheid, aan de beveelen van den Souverain gehoorzaamd had, en nu niets liever zag, dan dat niemand, door de gevolgen van wederftand aan der Staaten wil, ongelukkig werd. Wy gaan de meenigvuldige betuigingen, by dit zyn voorftel gedaan (ƒ), met itilzwygen voorby, om dat wy hem na de omkeering eenen foortgelyken rol met amnejlien zullen zien fpeelen. Wy blyven ook niet ftaan by de aanmerking, hoe de Staaten laf, en dwaas genoeg waren, om, op hunnen naam alléén, hunne meedeleeden, en meedeburgers te vuur, en te zwaard, als andere Albaas, te vervolgen, en om de eer van eene amnejiie, (indien zo heeten mogt een plakaat, waar by ftraffchuldig verklaard werden allen , die by mogelykheid konden geftraft worden, indien men de sreheele burgery van twee fteeden niet a'temaal llrafFcn wilde,) te vergunnen aan een voorftel van hem , die de hoofdaucfeur van die vervolgingen was. Maar wy zullen alleen onze leezers doen opmerken de vleiende taal, die deeze, wel trotfche aviftokraaten voor hunne meedeburgers, maar ootmoedige flaaven voor hun eminent hoofd, by deeze geleegenheid lieten hooren , wanneer zy hem kennis gaven van hun befluit, op zyn voorftel genoomen. ,, Wy hebben" (dus fchreeven zy hem op 17. feptember,) ,, in onze vergadering wel ont■J} fangen U. H. brief, wnar uit wy met alle aanjj genaamheid hebben gezien de hooggunftige," (waar- (f) Men vindt dit voorftel, en befluit der meerderheid in de Nederl, jaarb. 178Ó. bl. orto—oöejS Marsch, byl. 38. bl. 389—39Ö. IV. DEEL. H  H4 VADERLANDSCH fc, deeze zaak, alleen ontftaan uit de halfhrrigbeid* j., van ongehoorzaame ingezeetenen, niet vatbaar was voor eenige fchikkingen, en by gevolg ook M niet voor eenige 'bemiddeling, welker aanbod aan j., haar, men voorneemens fcheen te weezen, om 3, te willen uitwerken." Indien dit al eens waar had kunnen zyn omtrent haare ingezeetenen, (het geen tog geen vryheidlievend meusch ooit zal toeflemmen,) was het ten minft'en voiftrekt onwaar omtrent haare meedeftaatsleeden, die zig aan de bondgenooten over haar beklaagd hadden. Ja zelfs bleef deeze meerderheid aan dit haar, eens genoomen, befluit nog halftarrig vasthouden, na dat de raad van Staate op i. juni 1787. voorgefteld had, om zodanig eene bemiddeling te beproeven(0). Immers, terwyl zy van haare zyde haare ingezeetenen met een' verbaazend groot aantal losbandige militairen bleef bezwaaren, en het gruuwzaam oogmerk voedde, om laatstgem. tot geweldige verjaaging haarer meederegenten, en tot ontwaapening, beroov.ing, en plundering haarer ingezeetenen eerlang te gebruiken; durfde zy den raad van Staate, by haaren brief van 17. juni 1787., wel zodanig antwoorden, dat het niet alleen bleek, datzy onverzettelyk was, om billyke voorftellen tot bemiddeling aan te neemen, maar'zelfs het militair geweld voiftrekt wilde voortzetten, terwyl zy de troupen uit andere geweften wilde verzonden hebben. Want dus drukte zy zig uit: „ wy betuigen opregtelyk, geenen anderen, of beteren weg te weeten ter J:) bereiking van het zo heilzaam oogmerk van U. jj E. Mog., als dat de Staaten van Holland door de overige bondgenooten, onderfteund door U-. j, E. Mog. lofielyke poogingen, op de gefchiktfte wvze mogen worden bewoogen, om van derzeLJ} ver, voor de Republiek zo ten eenenmaal veté3 derffelyke , flappen te rug te koomen, en tot J3 daa (c) Verf. van jlukk. by 'jt. A. de Clialm. 3-3. dzel, W-25*• 285.  HUISBOE - K. lig jj dat einde een begin te maaken met het te rug roej, pen van de militie, op derzelver order naar utrecht gezonden^, mitsgaders van de burgerlyke corpfen, 'j, veelal uit hunne provintie met derzelver bewilliging naar utrecht- getrokken : als wanneer eerst mee jj eene gegronde hoop van fucees zoude kunnen j-, gehandeld worden over de belle middelen tot voorkooming van alle verdere inconftitutioneele , j, en met de Unie flrydénde handelingen, en hier j, door teffens eene gelukkige weg gebaand 1 om het 3> werk der bemiddeling van de fubflfteerehdc vef33 f'chillen in de provintie van Utrecht, door de gejj committeerden van alle de overige provintien, tot 3, een gewenscht einde te brengen." Zy voelde zelfswel, hoe fchandelyk de ftrik was, dien zy öp die wyze aan de welmeenende regenten, en ingezeetenen zogt te fpannen'; en, daar de raad van Staate dit aan haar niet onduidelyk had te kennen gegeeven by deszelfs brief van i. juni, liet zy onmiddelyk daar op volgen. „ Wy vertrouwen dus, j, dat U. E. Mog., door deeze nadere opening van 3, onze gedagten, van zeiven zullen bevroeden hec ,a, vervallen van U. E. Mog. aanmerking, als of, jj wanneer de Staaten van holland vooraf konden wor„ dtn overgehaald tot het intrekken der gezonden mili. „ tie in de provintie van utrecht , het houden der con. 33 ferentien, ais onnoodig, zoude vervallen; vermids 33 wy wel deegelyk met de Staaten van Utrecht in 3, die gedagten zyn, dat dezelven des niettemin, 33 ter bereiking van het gem. oogmerk tot beraa33 ming der middelen van voorziening tegen alle verdere inconftitutioneele handelingen, "hoogst. noodzaakelyk zyn ; en kunnen naauwlyks twvffe„ len, of U. E. Mog. zullen , by nadere over„ weeging, daar in met ons moeten overeenkoo. „ men" (p). Waa (?) Verf, van flukk. J. A. de Chalm. 33. deel, bl. 285 H 2 "  %\6 VADERLANDSCH Was die meerderheid dus halftarrig, om zeïfs voiftrekt geene bemiddeling aan te neemen, en die ook in de provintie van Utrecht tegen te houden, oneindig ieveriger was zy, om daadelyk, op bet aanzoek van de Amersfoortfche flaatsleeden met Athlone, en Perpc-ncher in onderhandeling te treeden tot, en op 2. mai 1787. vast te ftellen een ontwerp, „ om kwanswys daadelyk maatreegelen tot „onderlinge verdeediging werkftellig te maaken, mits zig alleen bepaalende tot het geval van eenen inval in de provintie Utrecht , en mits de „ troupen, die uit Gelderland derwaards zouden ge3, zonden worden, tot niets anders, dan tot verdeediging, zouden worden gebruikt"^). By het rapport tog op dit voorftel van de Amersfoortfche ftaatsJéed'ëh werd gezegd, ,, dat gecommitteerden ver,, meend hadden , dat 'er gemeenfchappelyk de „ noodige middelen van verdeediging. in geval ee,", nes onverhoopten invals van de Hollandfche zy,, de, beraamd moeften worden, waar van de fpoed ,, te grooter wierd, om dat, hoe zeer de ftaatsleeden van Holland, en zelfs die in de commisfic van defenfïe dier provintie waren, betuigd „ hadden, onkundig te zyn van de orders van den? „ generaal major van Rysfel, dezelven echter in „. waarheid beftonden, en 'er dus alle gegronde ree„ denen voor handen waren , om te vermoeden geheime gevaarlvke oogmerken, welken, buiten „ weeten zelfs der Staaten van Holland, moeften „ plaats hebben, en waar tegen de bondgenooten, „ en byzonder meede de Staaten van Utrecht, alle ,, mogelyke voorzorgen behoorden te neemen" (r). Dn",'hoe fraai dit befluit voor het Oog was opgefchikt, bleek echter reeds zeeven dagen daarna, en wel op 9 mai 1787.. hoe vreedzaam, en verdeedïgende de maatreegelen waren, welken dit pretenfe de- (q) Nederl. jaarb. 1787. bl. 857. en volg. ■ (r) Verf. van ftukk. by J. A. dt Chahn. 33. deel, bl. 14^  HUISBOEK. is? defenfieweezen van Gelderland, en Utrecht voorhad, toen men de ftad Utrecht van alle kanten zogt te benaauwen, en in te fluiten. Maar hoogstwelkoom was daar tegen aan de Gelderfche meerderheid, en Amersfoortfche ftaatsleeden de bezending der Staaten van Zeeland , door van de Spiegel, en IV. A. van Citters bekleed, welke, op de uitnoodiging der laatstgem ftaatsleeden (s), te Nymegen op 16. auguftus 1787., en volgende dagen met het zogenaamde Gelderfclie, en Utrechtfche defenfieweezen in onderhandeling getreeden was, om zig, gelyk het heette, tegen de maatreegelen van Holland te verzétten. Te weeten, na dat de Staaten van Zee. land op 9. juli hadden goedgekeurd het gedrag der meerderheid van hunne gedeputeerden ter Generaliteit , zo omtrent de fchaadelyke befluiten, en. voorfteilen nopens het militaire weezen, als omtrent het, wecreu der gedeputeerden, door de Staaten van het Sticht, te Utrecht vergaderd, ter Generaliteit afgezondetl (t), zaaken, die zo veel hebben toegebragt tot het dwarsboomen der Staaten van Holland; hadden de Amersfoortfche ftaatsleedeu op 31. juli de Staaten van Zeeland genoodigd, om in Gelderland onderhandelingen te houden, kwanswys tot handhaaving der Unie , en deeze laatften hadden op 13. auguftus, denzelfden dag van het verleenen der algemeene amneftie voor alle de Zeeuwfche plunderaars, beflooten om 'er die twee lieden toe te benoemen (u). Van hoedanigen aard deeze onderhandelingen waren, althans voor zo verre het voornaamfte van het verhandelde voor de Staaren van Zeeland niet verborgen gehouden werd; kan men best opmaaken uit het rapport, het welk die twee (O Verf. van ftukk. by J. A. de Chalm. 25. deel, 11. 7S 83. (O Verf. van ftukk. by J. A. de Chalm. 11. deel, bl. 201 • 206. O) II. Deel, bl. 138. en Verf. van ftukk. by J. d. de. Chalm. 11. ieil, bl. 78—-84. H 3  ii8 VADERLANDSCH twee Zeeuwfche afgezondenen by hunne terugkomst aan hunne princdpaalen deeden, zig onder anderen daar by dus uitlatende. „ Wy hebben aangenoomen 3, om aan te dringen, dat de middelen ter bevree„ diging der Republiek , en der provintie van Utreün in het byzonder , fpoedig mogen worden •5 by de hand genoomen, dewyl het niet mogelyk is, dat de zaaken langer in de tegenwoordige crifls kunnen blyven, maar waarfchynlyk eerlang op eene geweldige wyze zullen uitbarften, waar door „ de conftitutie der'Republiek, haare wettige re„ geerii.gsform, en de provintien, welken dezelve blyven aankleeven, in het uiterfte gevaar zou3, den gebragt worden" (w). Zy voegden daar by, dat zy de vrvheid namen, omeencon$ept conclufie aan H.E.Mog. aan te bieden,gefchikt naar de „ denkbeelden, die in de boovengem. provintien ,j zouden ingang vinden, en om in confideratie te 3, geeven, of H.E.Mog. niet konden goedvinden, „ om de gedeputeerden ter Generaliteit te gelas„ ten , om de zaak daar heen te heipen beftie3, ren? dat dezelve iwierd aangenoomen tot eenen grondflag, waar op de onderhandelingen zouden 3, worden aangevangen, en voortgezet, om, naa„ melyk, door H. H. Mog. de hoven van Frank,, ryk, Engeland, en Pruisfen te laten noodigen, ,, om , na dat H. H. Mog. getragt hadden door inwendige, en conftitutioneele middelen den „ voort- (w) Zo waren dan de middelen ter bevreedining der Repubiiek gèleegen in de .gewelddadige, cn militaire overlieerfching der Gelderfche meerderheid, en Amer fwrtfehf ftaatsleeden , en het uitharden d»r zaaken op eene g'weldig» wyze beftond, niet in de godlooze ontwaapeni-.g. en plundering der Gelderfche burgeryen, en in de beleegerkig dc;r ftad Utrecht door. e?n formeel kampement by Z Hst, maar in de afweering van alie g?weld, ftrydig tepen de UniC j waar toe de Staaten van Holland, Overysfel Qmrin* gen, en de ftaatsleeden van Utrecht, in die ftad vergaderd,, zig eeniglyk beieverden.  HUISBOEK. 119 voortgang der verwarringen te fluiten , hunne „ kragtdaadige meedewerkiug , en ondt-rfleuning te wil'en toeftaan, om de onderhandelingen , die „ door H. H. Mog. toe bevreediging der gefchil- len in de Republiek zouden worden aangelegd, „ door derzelver bemiddeling tot een gewenscht „ einde te brengen" (x). De fladh. liet niet al- leen (r) Verf. van llukk. by J. A. ie Chihn. 25. deel, bl. 8J —91. ne meerderheid der gewesten drong, naamtlyk, t r Generaliteit door op grond van dit, en andere bcfluiten, om de gefaamehlyke bemiddeling van die drie Moogenheden, zo heemelsbreed van eikanderen verfchillende in belangen en oogmerken omtrent de gefchillen in de Republiek, te vraagen. Nets kon intusfehen overtuigender zyn tot wraaking van dat van Pruisfen, en Engeland, dan d&memorien, waar by zy zig over die bemiddeling uitlieten. Om niet te gew.rgen van die van Pndfen, waar van wy den voornaamften trek reeds elders (*) opgaven, zullen wy hier, om derzelver doorfteekende partydig - en valschheid, den hoofdinhoud van die van Engeland plaatfen, waar meel- het op 5. juli de raadpleegingen der Staaten generaal vooruitliep. „ Z. M. had geene geleegenheid laten voor„ bygaan , om de goede harmonie, en eendragt wederom „ te'vernieuwen, welke, geduurende eene geheele eeuw, zo magtig veel toegebragt had tot den welvaard aan beide de zyden. Z M. had zig booven alles beieverd, „ om de overblvf/.els uit te wisfehen van de ongelukkige „ verfchillen, welken dien yoorfpoed voor eenen tyd ver„ brooken hadden. Hy had zeer zorgvuldig vermyd , om „ iets te doen, het geen eenigen invloed konde hebben ,', op de inwendige , en vrye raadpleegingen van den Staat. „ En , offchoon Z. M. geenszins ongevoelig geweest „ was aan de onlusten, welken de Republiek gefolterd „ hadden, had hy zig vergenoegd, om den heeme! te „ fmeeken voor het welzyn van deezen Staat, en de her„ ftelling der eendragt. Dan, vermids het feederc kort „ twee zeer agtingswaardige Moogenhedcn behaagd had, „ om aan H. H. Mog. haare gevoelens te openbaard! „ me£ [*] U. Deel, ik 202. W 4  J2o VADERLANDSCH leen de meerderheid der Gelderfche Staaten in alle» begaan, en verdeedigde niet alleen haar gedrag omtrent „ met betrekking tot derzelver tegenwoordige geftéldheid; " j°Uc'Cr, M' ^el0Ov*en. te kort gedaan te hebben aan „ diezelfde gevoeteWS, waar meede hy ftandvastig bezield „ geweest was, als meede aan het vertrouwen, hét welk „ Z.M. fteeds verlangde aan H. H. Mog. in te boezemen, », wanneer hy langer vertoefde, om deeze opregte wenfehen uit te boezemen , wélken hy by aanhoudendheid vorm3, de, zo voor de in en uitwendige m,t der Republiek, „ als voor het behoud van derzelver tegenwoordige con- ftitutie. Hy oordeelde het zynen pligt te zyn, om H. „ H. Mog. teffens te mo- ten verklaar en, „ „ dat niets „ meer ftrydig zoude zyn met zyne oogmerken, dan „ „ om eer, voorbeeld te geeven, eeven zo gevaariyk „ „ voor de rust, als voor de onafbangelykheid der ver„ ,, eenigde Gewesten; a's lie van eene vreemde bemoe- „ jing met de inwendige zaaken der Republiek, waar „ „ van hy wem.chtc. dat de vrye i eheerin'g altyd on„ „ gekrenkt mogt bewaard worden in de handen van „ „ die geenen, aan welken dezelve was toevertrouwd „ ,, door de conftitutie. en gevestigd op de gronden, „ „ welken door de eenpaarige toeftemmihg der natie „ ,, zelfs gelegd waren."" Hy zoude nooit' een ander „ oogmerk bedoelen , ais het alleronzydigst gedrag te hou„ den, en wel zulk een, als men natuuilyk verwagten „ moest van eenen opregten vriend, en goeden nabuur, „ die zo wel door de belangen van den proteftantfcl en godsdienst, de regceringsform, koophandel, en piaat„ fclyke géftëldheïd der beide Landen, als door den band „ van verwantfehap met den prins, aan welken H. H. „ Mog. de eminente ftaatshedieningen hadden aanver„ trouwd, een wcczenlyk belang had , dat geene de min„ fte krenking aan de onafbangelykheid der Republiek „ wierd toegebragt." Nederl. jaarb. 1787. bl. 60}—605. Indien deeze memorie door het tydffiip-, waar in zy ve'rfcheen, in het afgetrokken al niet genoeg deed blyken,dat zy aan onderhandfche kuiperyen met de oranjekabaal haaren oorfprong verfcbuldigd was, haare inhoud toonde ten minften by eiken trek. welke fnoode inzigien men «aar meede had. Als of het niet geaceg wsj, gevoeligheid  HUISBOEK. »i trent Hattem, en Elburg, gelyk wy bevoorens gezien hebben, maar hy was, uitwyzens het rapport der te betuigen over de onlnften, die door aanleiding, enten geval,c van Engeland alleen ontdaan waren ; als of het niet genoeg was, fmeekingen tot den heemel voor te wenden tot wetzyn van den Staat, en de hetjlelling der eendragt, fchoon men rusteloos beezig geweest was, om uit den afgrond ales tot derzelver ondermyning te bezweeren; als of het niet genoeg was, valfche'yk te waanen , dat de belangen van den godsdienst, r e geer ingsfurm, koophandel, en plaatjelyke gefleldh'id der beide Landen, zig vereenlgdcn tot de zorg van iingelund voor de onafhangelykheid der Republiek , fchoon men op datzelfde tydftip de allervyandelyklte oogmerken voedde, om daar aan den doodfteck te geeven; durfde men nog openlyk, als eenen grond van vertrouwen op de eugelsche vriendje hap, aanvoeren zyne verwantfehap met den Jladh., en zynen afkeer van eene vreemde bemoejing met de inwendige zaaken der Republiek, als gevaariyk voor derzelver rust, en onafhangelykheid. Men toonde dan zeer wel te weeten, hoe fterfc eene dryfveer de verwantfehap tusfchen het huis van Uanovcr, en den ftadh. voor laatstgem. geweest was, om zyne dierbaarfte, en weezen lykfte belangen met die des geheelen vaderlands te verraaden. Men wilde zelfs niet ontveinzen, hoe fchaadelyk eene vreemds Jjemocjing met deszelfs inwendige zaaken ailenthalve was. En eevenwel, niet te vreeden met onderhandsch juist het tegendeel gedaan, en daar toe met inlandfche verraaden al lang onvermoeid faamengefpannen te hebben , hitfte men , gelyktydig met de -ze betuigingen , het hof van Bcr~ lyn aan, om, door bedreigingen van geweld, en daadelyken aanmarsch van troupen , aanftalte te maaken , ten einde, eerlang, al wat nog aan des ftadhouders heersch - en plunderzugt, en aan de Engelfche rooveryen ontkoomen was, aan de Prw'fifche raazerny over te geeven. Immers leed het maar eenige weinige dagen, of de eerfte pRurssrsc:iE memorie tot fatisfaftie werd zo aan de Staiten van Holland, als aan II. H. Mog., bchandigd, en het vervolg heeft genoeg getoond, hoedanig die onregtvaardigc vordering, en dc, daarna gedaane , vyandelyke aanval der Prêhfen, door Engeland tot aan het einde toe onderftcuna JJ. Wy ftonden in twyffel, of wy deeze bezending uit Zeeli 5 lord,  222 VADERLANDSCH <3er Zeeuwfche gecommitteerden, ook by alle die onderhandelingen tegenwoordig, welken re'egelrcgt tegen Holland waren ingerigt, en liet zig daarenbooven gebruiken als militair hoofd der geweldige maatreegelen, die hy met het zogenaamde Gelderfche, en Utrechtfche defenfieweezen beraamde; en wy zullen naderhand zien, hoe groot zyne afkeer geweest is van alle onderhandelingen , hoe zeer hy zelfs by meer dan eene geleegenheid erkende, dat het vaderland door verdeeldheden te grond ging. Kunnen 'er lterkere flappen, dan deeze, uitgedagt worden, om te bewyzen, dat hy het hoofd, de beweegende oorzaak, en uitvoerer was van alle deeze gewelddaad ige maatrcegelen , dat hy die met zyn gantfche hart, en allé zyne vermogens begunftigde,.en tooneelen hielp aanregten, waar van de gefchiedenisfen der Republiek feedert de afzweering van Philips, wat 'er ook geweldigs door zyne voorzaaten verrigt was, geene nabvkoomende gebeurenisfen opleeverden, ja die ons wnarlyk tot de tyden der Spaanfche oveihcerfching wederbragten? land, en de inroeping der bemiddeling van vreemde boven, bier, dan wel by het verflag van de gebeurenisren in het Sticht, ofFriesland, zouden verhandelen. Dan wy beflooten, om hetzelve hier te plaatfen , om dit hetmiddelpunt van het'eerfte in Gelderland gevonden werd , en alle de maatreegelen, in d'e laatfie maanden voorde omkeering , tusfchen dtf overheerfchers van Gelderland, hex Stitht, en Friesland,gc«eenfchappelyk genoomen werden. Was:  HUISBOEK. iffis "\^"as het dus in Gelderland gefield, de provintie van Utrecht leeverde geene mindere tooneelen van overheerfching, en geweld op. Het is waar, dat de meerderheid aldaar bevoorens een geheel ander gedrag omtrent dc bezwaaren der ingezeetenen gehouden had, dan de meerderheid van Gelderland: dog eeven dit maakt de fchuld der Sticht/die geweldenaars, indien het mogelyk is, nog verre weg onverfchoonlyker, dan die van Gelderland. En de ftadh., naar maate hy zelfs de eerfte aanleiding tot het inroepen van burgerbezwaaren aldaar gegeeven had door zynen meergem. brief aan de Staaten van Utrecht," en naar maate hy zynen heftigen tegenftand tegen het gehoor geeven aan die bezwaaren naderhand door het geweld der waapenen geftaafd heeft, fpeelde hier in eeven zeer den afgrysfelykften rol, waar van de zwartheid voor geenerleie uitdrukkingen, of verbeelding vatbaar is. Do ftad Amersfoort moest daar toe, niet alleen in het Sticht, maar zelfs in de geheele Republiek, tot het eerfte voorbeeld verftrekken. Schoon de burgers dier ftad, eeven zo wel a's die van Utrecht, door hunne regeering zelfs opgeroepen waren, om hunne bezwaaren in te leeveren, wilde eevenwel de meerderheid der regeëring naderhand zelfs niet eens de gecommitteerden van het grootfte gedeelte der burgery, ten getale van 625., a«s zodanigen erkennen, veel min gehoor geeven aan derzelver billyke verzoeken tot herflelling der misbruiken. Na dat de burgery , moedeloos geworden , met meerderen ernst, dan nog bevoorens, in auguftus 1785. gevorderd had de erkentenis haarer gemagtigden "door de regeering, en zulks in eene buitengewoone vergadering , uit hoofde der weigering van den voorzittenden burgermeefter door eenen der leeden van de minderheid belegd, van die minderheid verkreegen had; werd die erkentenis, en al, wat desweege gebeurd wis, kort daar aan door de meerderheid voor nietig verklaard, herroepen, en haare vergaderingen by provifie «pgefchort, alles  124 VADERLANDSCH alles onder vnorgeeven, dat aan de regeering geene vrye raadpleegingen meer gegund werden. Men deed eene publikatie , waar by alles voor nietig verklaard werd, wat verrigt was in de vergadering, waar in de minderheid alleen verfcheenen was; men gaf voor, dat deru*t,en veiligheid niet dan door militie konde herfteld worden; en men wees naderhand een adres van de hand, waar by de burgCry zig verfchoonde van den haar opgedrongen laffer (yj. Gefield al eens, dat het verrigte door de gemagtigden der burgery niet in alle opzigten reegelmaatig geweest was, en dat de vergadering, door eenen der leeden van de minderheid belegd, hoe zeer daar toe ook de meerderheid uitdrukkelyk genoodigd was, niet voor volllrekt wettig konde gehouden worden, (het welk alles afhangt van het regt], of onregt, om aan de burgery het beleggen eener raadsvergadering te weigeren;) bleef dit echter waar, dat, en de burgery door de meerderheid *p het hoogde getergd was door een , vyfmaalen herhaald, en vyfmaalen afgeflagen , verzoek aan den raad tot erkentenis haarer gecommitteerden, en dat de minderheid alle reeden had, om eindelyk een einde aan alle die tergingen te maaken > en aan het verzoek der burgery, tot het beleggen eener vergadering ter afdoening van haare vordering, gehoor te geeven. In al e gevallen was het onbetwistbaar, dat de halftarrige weigering der meerderheid om de gemagtigcen te erkennen, en haare reeds voorafgegaane afwyzing van alle verzoeken tot herftelling van het gebrekkige der regeering (z), overvloedig toonde , 'dat haar befluit genoomen was, om de opgegeeven bezwaaren voiftrekt vatï de hand te wyzen , om welke op te houden, en tyd te winnen, al dat uitftel was aangelegd. Deeze eenvouwdige aanmerkingen kenfehetfen van zelfs den (51) Verf. van fiukk. by J. A. ie Chalm. 28. deel, bl. Hf —235. I6.1—543-> pn 264—260. (z) III. Deel, bl. 170-178.  HUISBOEK. 125 den aard , en oogmerken der opgevolgde daaden van de meerderheid, wanneer zy, tenzelfden dage van het vernietigen van het befluit der; minderheid, by eenen nrief aan de gedeputeerde (taaien van Utrecht-verzogt, om zodanig ten fpoe„ digften te refolveeren , als zy meest gefchikt zouden agten, om haar by haar wettig gezag te „ helpen handhaaven, en in tiaar te ftellen, om, ,, vry, en onbedwongen, zodanig te befluiten, als „ zy ten oorbaar van Land , en liad zoude oor,, déelcn te behooren , vermids de belangen van ,, een en ander riet toelieten, dat zy lang voort„ ging in het opfchorten haarer vergaderingen" (flj. Uit den ftyl zelfs, als meede uit de algemeene bewoordingen , waar in die brief vervat was, blykt ten duidelykften, dat zy, hoe geweldig ook haar voorneemen was, zig nogthans fchaamdc, of, laten wv liever zeggen, op dat tyd (lip te lafhartig was, om openlyk uit te koomen voor een verzoek, waar van nog geen voorbeeld in de toenmaalige gefchillen voor handen was; hoe zeer zy zig dan ook geenszins fchaamde, om de verpligting, die zy in april 1784. by het inroepen van de bezwaar en. eenpaarig op zig genoomen had, om, zo lüng die bezwaaren niet zouden afgedaan zyn , geene militie in haare Jlad te zullen neemen, in het aanzien der geheele waereld te verbreeken. Dan de gedeputeerde liaaten , ongetwyffeld vooraf daar over faamengefpannen hebbende met den iiadh., en met de belhaamers der Amersfoortfche regenten, eenen Harderwyk, Kolf, en andere burgerhaaters, begreepen zeer wel het oogmerk van deezen brief, gevloeid uit dc pen van Bolh Hendrikfen , afhandeling van den heer van Natewisch, die, als hoofdofïïqier der ftad, hardnekkig zyne onbevoegde zitting in den raad bewaaren wilde. Althans een zeer klein, en misfchien geheel onbevoegd, getal leeden der gedepu- teer. (0) VerJ. vim fltikk. by J. A. de Chalm. 28. deel, bl. 169 ' 171.  i de aan" ftelling der regenten, dan wel het grootfte aantal burgers-, wilde gelaten hebben. fjoe zeer nu de raad ligtelyk bevroeden konde, en wist, dat d» verkiezing tot raad van deezen man, als die gehou» den werd den ftadh. te zeer toegedaan te zyn, ' althans in dien tyd aan het gros der burgery niet aangenaam konde zyn; vond' eevenwe! de meerderheid goed, om hem daar toe aan te ftellen. Hier tegen verzettede zig het- grootfte gedeelte der burgery terftond by een zeer nadrukkelyk adres, met -'dat gevolg, dat de regeering wel bleef volharden-by de gedaane keuze, maar nogthans verklaarde, . dat zyne beëediging geenen voortgang zoude hebben, tot dat de bezwaaren geheel zouden afgedaan zyn. De burgery, hier meede niet te vreeden, droeg nogmaals haar bezwaar over zyne aanftel'ling by eene mondelinge bezending, aan den raad zeer ernftig voor, en vorderde , dat de geheele keuze van„den heer Sichterman vernietigd zoude Worden. De meerderheid van den raad befloot'er toe, maar nezgentien leeden, waar onder voorzeeker fommige verdienftelyke mannen waren, bedankten terftond voor hunne poften. Het oordeel der burgery, of men deeze heeren moest aanzoeken om .hunne ampten wederom te aanvaarden, dan wel in .hun ontflag beruften, was vry wat verdeeld: maar * ter-  HUISBOEK. tal terwyl fommigen zig voor het eerfte beieverdefl* en anderen derzelver plaatfen door een aantal der voorftanders van hun gevoelen fpoedig wenschteö vervuld te zien, verfcheenen die neegentien heeren onverwagt wederom in den raad, namen hunne posten in, en floegen toen, en feedert, met fommigen , van welker begrippen zy te vooren zeer verwyderd geweest waren, de handen in een op eene wyze , die hunne gevoeligheid tegen de burgery niet weinig aan den dag leidde. Deeze wonde zoude echter misfchien op eenen anderen tyd fpoedig geheeld geweest zyn, maar werd thans, door het da* gelyks opkoomen van nieuwe toevallen, geduurig opengekrabt, en eindelyk ongeneefelyk. Over de bezwaaren omtrent de fteedelyke regeering was 'er tusfchen regenten, en burgers taamelyke eendragt. Men had by het opfpooren der oude ftad3~ regten ontdekt, dat onder de regeering der bisfchoppen van Utrecht de burgery zeer veele voorregten genoten had, waar van de geheugenis door langheid van tyd alleen bewaard was, door te boekftelling der oude gefchiedenisfen (g). Deeze regten, had men bevonden, onafhangelyk van den toenmaaligen Souverain door de burgery uitgeoeffendl geweest te zyn , daar,na de afzweering van Philips, alles door den Souverain naar zig genoomen, en van 1674. af aan den ftadhouder in der tyd overgegeeven was. Men had derhalven op deezen grond, en wel ligt ook uit vrees voor den tegenftand der twee (g) Men vind deeze regten zeer bondig betoogd in zeefcere voordrage, en verklaaring van zeevtn raaden des ilad y elders, eenig aandeel wierd gegeeven inde aanjlelling ,, haarer regenten, met overlating aan de fteedelyke re„ geeringen, om met derzelver burgers de fchikkingen „ desaangaande te maaken, en te vereffenen:" verklaarende de vroedfchap wyders, geenen den mins, ften twyffel te hebben, of de voorftemmende 33 leeden van Staat zouden , met betrekking daar „ toe , van dezelfde denk wyze , en ten eenen„ maal vreemd zyn van eenigszins te willen in- breuk maaken op de regten van ftad, en fteeden, ten aanzien van derzelver magiftraatsbeftcllingen , „ zo verre die zuiver huishoudelyk, en ook in het 3, reglement van 1674. niet begreepen waren; en ,, dat, zo verre dit onverhoopt anders mogt plaats „ hebben, de vroedfchap opgem. pointen nimmer aan het oordeel van die voorftemmende leeden „ zoude onderwerpen;" hoopende de vroedfchap verder, ,, dat de requeftranten uitdien hoofde zig wel zouden willen gerust ftellen, mitsgaders, zo s, veel in hun was, tragten voor te koomen, dat, door meerdere zwaarigheden daar tegen in te „ brengen , die onderhandelingen niet verder uit„ gefteld , en daar door alle middelen van herftel geheel afgefneeden wierden." Een ander befluit, door zeeven vroedfehappen, die de belangen der burgery beftendig aankleefden , ontworpen , vond by de meerderheid geenen ingang. Dan, door de burgery nader aangehouden zynde, om een befluit op haar adres, dienzelfden 19. december ingeleeverd, verklaarde toen de meerderheid van den raad, „ zig niet te kunnen ontflaan van den eed, op het „ regeeringsreglement van 1674. gedaan met betrek„ king tot het beftel der fteedelyke regeering, ea. „ uit dien hoofde op dat adres geen gunftig be,, fluit te kunnen neemen." Hier op verklaarde de burgery van haaren kant, „ dat ontflag uit den „ eed niet begeerd te hebben, maar dat, zo de ,, vroedfchap oordeelde , dat tot de provifioneele vastftelling van het fteedelyk reglement een onfï 4 »  ï3# VADERLANDSCH fiag uit den voorigen eed noodig was, zy bereid 3, was, om dezelve'te houden als ontflagen uit 9, dien eed, aan haar gedaan, of om dezelve daar van daadelyk by deezen te ontheffen, '* Die weder niet voldoende , werd de vroedfchap , als uit te weinig leeden beftaande, om eene zaak van dat gewigt af te doen, gefcheiden tot des anderen dags, en daar van door eene commisfie uit de vroedfchap aan de burgery kennis gegeeven (/ j. Het voldeed ook niet aan de burgery, dat de vroedfchap den volgenden dag een befluit nam, en deed afkondigen, waar by zy hoofdzaakelyk verklaarde, „datzy haare .a-3 poogingen zoude aanwenden, om ter Staatsverj, gadering ftaatswyze van den eed op het regle33 ment van 1674. ontflagen te worden, voor zo „3 verre de fteedelyke pointen daar in vervat waren, ten einde alzo het fteedelyk reglement met de J3 burgery in te voeren: en dat, zo onverhoopt dit „■ontflag niet konde verkreegen worden, en de m gewenschte verandering in het provintiaal regle- ment binnen de vier eerstkoomende maanden niet 33 m°gl gemaakt zyn, de vroedfchap daarna alles „ zoude blyven in het werk ftellen, om, zo veel J3 eenigszins met de billykheid, en regtvaardigheid j3 beftaanbaar was, aan het betoond verlangen der a burgery te voldoen." De geconftitueerden, en gecommitteerden verklaarden zelfs fchriftelyk,',, dat zy dit befluit aan het volk niet konden aangenaam maaken , dat de burgery daar meede geen ge33 noegen nam, en aanhield op eene lerterlyke afy3 doening van haar verzoek, op gilleringeleeverd en verzogt, „ dat dit befluit mèt allen fpoed mogt J3 genoomen, en bekend gemaakt worden." EindeJyk befloot dan de vroedfchap om te verklaaren , i$ dat het concept reglement, betreffende de beftel. *, linS' (0 Wat die commisfie by de burgery uitgewerkt hebbe, en hoe zy bejegend zy, is op te maaken uif haar.rapport, des anderen dags daar over in den raad gedaan. Verf van ftukk. hy y. A, d< Chlm. 29. deel, bl. 105—:oS.  HUISBOEK. 137 3J Iing der ftads regeering, zo als hetzelve bepaald £ was, gereekend zoude worden op dien dag vasta3 gefteld te zyn, en dar hetzelve vastgéftelde rejj glement, het zy de bezwaaren van het provintiaal reglement binnen de drie eerstkoomende maanden mogten afgedaan zyn, dan niet, na verloop daar van daadelyk met de burgery zoude worden jj ingevoerd, en wederzyds beëedigd'' (/). Van deeze merkwaardige gebeurenis vonden wy ons verpligt deeze verkorte fchets te geeven, zo tot beter verftand van derzelver gevolgen , als om 'er vooraf eenige oogenblikken by ftil te ftaan. Wy fchroomen wel niet, om aan den eenen kant volmondig te erkennen, dat de zwaarigheid van byna. alle de raaden, om het fteedelyk reglement vast te ftellen , en te beëedigen zonder ontflag van den eed, op het reglement van 1674. gedaan, niet zogeheel ver gezogt was, dat fommigen daar in waarlyk niet zeer wel een gemoedelyk bezwaar zouden hebben kunnen vinden; en dat de burgery op die twee vermaarde dagen , om die, en andere reedenen , de regeering misfchien niet tot dat alleruiterfte befluit had moeten noodzaaken ; immers dat de hoofden ten minften hadden moeten voorzien, dat de voorige verwydering daar door niet weinig aanwakkeren , en 'er immers eene mogelyk-' heid uit gebocren zoude worden, dat het provintiaal reglement langs dien weg zoude worden agter uit gezet. Maar allen, die omtrent deeze zaak eenigszins onpartydig kunnen oordeelen, zullen aan den anderen kaïn ook moeten toeftaan , dat op verre na alle de regenten door die zwaarigheid van den eed niet bewoogen werden, om zo fchoorvoetende, en als gedrongen, tot het laatstgem. befluit te koomen, daar zy tog ook ligtelyk uit de toenmaa- lige 0') Men treft slle de echte ftukken, betrekkelyk tot dit verfchil tusfchen den raad , en burgery, aan in da Pet/, van jhkk. *y 'j. A. de Chalm. «29. deelt bl. 81 — JI4-  i38 VADERLANDSCH lige gefteldheid der zaaken voorzien konden, dat zy door hunne meedeftaatsleeden zeer moejelyk , en door den ftadh. nooit, van dien eed zouden ontflagen worden , en bevroeden, dat het ontflag van den eed, door de burgery aangebooden , die zeeker gercgtigd was om zulks voor het fteedelyk reglement te doen, hun immer zo veel, ja meer, bevoegdheid gaf, om op grond van dat ontflag de begeerte der burgery in te willigen, dan het ontflag der ftaatsleeden, of des ftadhouders ooit zoude hebben kunnen doen. Men zal al meede moeten toeftemmen, dat althans die leeden van den raad hier toe zelfs verpligt waren, die met de burgery inftemden, dat het fteedelyk reglement zonder meedewerking der andere ftaatsleeden konde vastgefteld worden, en dat deeze immers niet twyffelen konden, of alle de vereischten, die wy te vooren (m) voor eeïre waare volksftem aanvoerden, hier gevonden werden, indien zy ooit had plaats gehad, en die by hun erkend was in voorige adresfen, welker inhoud zy zo gereedelyk hadden ingewilligd. Hadden 'er voor het overige by deeze geleegenheid menfchelykheid, en driften by de burgery plaats («), wie kan zig nogthans verbeelden, dat eene, genoegzaam geheele, burgery eener grooteftad, die eerst lang gedrukt, en verkort was in haare regten, nu zy eenen kans zag, om haare regtvaardige zaak 'er door te krygen, en-nu zy na zo veele te leurftellingen, twee "dagen lang, om, en by het raadhuis verbeid had,- of haare vertegenwoordigers haar zouden genoegen geeven, eindelyk den moed niet verlooren geeven , ongenoegen opvatten , en cp de volftrekte inwilliging van haar verzoek blyven ftaan zoude? En wie zal betwisten, dat diezelfde men- fche- (m) IV. Deel, bl. 20. (») Aanmerkelyk is in dit opzigt het advies van den tfefFelyken van den Boogaard, op 16. januari 1786. daar over ingeleeverd. Verf, van ftukk. by J. A. ie Chalm. 29. disl, bl. ifj'3—171. '  HUISBOEK. ferrelykheid, en driften ruim zo veel plaats hadden by de meefte leeden van den raad , die, door voorige gebeurenisfen aangezet, hun in de daad vervoerden tot dat ukerfte, dat zy zig, als verklaarde partyen tegen de burgery ten opzigt van dit verzoek , befchouwden , en het hunne eer, en agtbaarheid te naar reekenden, om het, als het ware, der burgery gewonnen te geeven ? Wanneer de rnuitzugt, met woede, en geweld gewaapend, aap. de regeering onreedelyke, of verderffelyke befluiteri zoekt af te persfen, past het eiken cordaaten regent, om voor de belangen van den geheelen burgerhaat pal te ftaan. Maar het is eene kwaalyk gcplaatfte eerzugt, om den bloem der burgery omtrent recdelyke, en heilzaame verzoeken, die het geluk der geheele burgery bevorderen kunnen, te dwarsboomen, wanneer het enkel op de form aankoomt'. Hoe het zy, men zag al ras, dat dit genoomen befluit, en het geen uit dien hoofde verrigt moest worden, aan verfcheide moejelykheden zoude onderheevig zyn. Tegen de gewoonte had de regeering dat befluit nog doen drukken, nog aanplakken, fchoon zy hetzelve had laten afkondigen, en zy deed het niet, voor dat de burgery daar toe, drie dagen laater, een verzoek gedaan had. Op 27. december daarna deeden verfcheide raaden fchriftelyke verklaaringen vaa hun geadviezcerde op 19.5 en 20. bevoorens, welken hoofdzaakelyk daar op uitkwamen , dat zy tot het laatfte befluit van dien 20. december niet meedegewerkt, maar hetzelve uit hoofde der omftandigheden aangezien hadden. Onder deezen trof men als de merkwaardigfte aan die der heeren van den Bogaard, Abbema, en de Leeuw. Dog de eerstgem. heer, fteeds geneigd om der burgery alle reedelyk genoegen te geeven, deed 'er een voorftel by, dat ., men vóór het einde der bepaalde drie maanden „ zoude bewerken een ontflag van ftaatsweege uit „ den eed op het reglement van 1674., ten einde als dan daar uit het byzonder ontflag omtrent de , fteedelyke pointen konde voortvloejen;" en dit voor-  Ï40 VADERLANDSCH voorftel werd daadelyk in een befluit veranderd (4% De burgery deed van haare zyde op dienzelfden dag een verzoek , om te mogen hebben eene kopie authentiek van al het gerefolveerde op 19., en „ 20. december, en om hetzelve niet eerder te ar,, refteeren, dan na dat hetzelve ter haarer kennis „ zoude zyn gebragt; als meede, dat de gecom' 3, mitteerden der ftad ter Staatsvergadering niet „ zouden mogen afgaan van een enkel point van „ het vastgeftelde omtrent der ftads regeeringsbe,, ftelling, nog gedoogen, dat ftads regten, en het vastgeftelde fteedelyk reglement tot een onder„ werp der raadplcegingen van Staat, nu, of by vervolg, wierden toegelaten." Gelyk het verzoek om kopie een wel voorzien gevolg van het befluit van 50. december was, zo maakte de vroedfchap ook geene zwaarigheid, om hetzelve daadelyk toe te ftaan: dog de begeerte, daar in opgeflooten, om ter kennis der burgery te brengen alles j wat op die twee dagen door eenig lid geadviezeerd, of aangeteekend was, vond meerdere bedenking. De burgery bragt wel Verfcheide reedenen in tot wettiging daar van, als onder anderen, 3) dat ftads regifiers, en notulen ,, niet waren het byzonder eigendom van den raad, s, of eenige raaden, maar, eeven als alle archie„ ven, en regi fiers, waren, en bleeven het algemeen eigendom , en byzonder goed der gefaamenlyke burgery; dat deeze derhal ven volkoomen geregtigd was, om te mogen wceten, wat 'er van het begin deezer gewigtige gebcurenis „ tot derzelver afloop geboekt, en hoedanig het,, zelve geboekt was ; en dat het tegenwoordig, en toekoomend geflagt het hoogfte belang had, om met zeekerheid te wecten, wat van deeze verandering haar tot derzelver naarkooming ver,, binden moest" (p). Men kan ook niet betwisten , («) Verf. van ftukk. by J. A. de Chalm. 29. deel, bl. 120 130. (p) Verf. van ftukk. by jf. A. de Chalm. 29. deel, bl. 11%  HUISBOEK. 141 ïen, dat, indien de burgery het «eerdere regt heeft, en, daar het zonder merkelyken hinder kan plaats hebben, behoord uit te"oeffenen, om tegenwoordig te zyn by de raadpleegingen haarer verte.genwoordjgers , zy dan . ook niet kan .uitgeflootér* worden van het minder regt tot een affchrift der notulen, vooral in eene zaak van het grootfte géwigt. Dan wy zouden naauwlyks durven ftaande houden, dat de behoedzaamheid der koele reeden, en eene zugt tot voorkooming van verdere verwydering tusfchen burgery,en regeering, dat verzoek zo geheel onbepaald zouden hebben moeten aanraade.0. De vroedfchap .ftond echter, na dat zy daar toe andermaal door een nieuw adres aangezogt was, het .geheele verzoek toe: dog men befpeurde al wederom by die geleegenheid,, hoe gevoelig verfcheide raaden nog waren over het gebeurde op 19., en 20. december (q). Duidelyker nog bleek dit, toer* de burgery zig op 2., en-y. januari 1786. by den raad vervoegde met een verzoek, „ om te blyven ■„. by het befluit van 20.december 1785.,zonderdaar J} van in eenig deel af te gaan, als meede om tydig „ daar te ftellen de behoorlyke middelen ter i'h„ voering van het fteedelyk reglement op 20. maart, „ als zynde den laatften dag der, daar toe be3, paalde, drie maanden," Immers de raad hield hét eerfte in advies, en verklaarde, „ zig omtrent het a% laatfte niet te kunnen inlaten" (V). Alles, Wit feedert dien tyd in den raad voorviel , kondigde genoegzaam aan, dat de vrees der burgery niet ongegrond was, dat zy op 20. maart geene'afdoening van zaaken van denzelven zoude kunnen bekoomen._ In?onderheid bleek dit, toen zy op 20. februari ran den raad vorderde, om geregtvaardigd te-worden tegen de befchuldigingen, die over het voor- (q) Verf. van ftukk. by J. A. de Chalm. 29. deel, bl. 149; • IflT. . (r) Verf. vat ftukk. by J. A. de Chalm. 29. deel, bl. i6i, in v»lg., cn bl. 209—213.  142 VADERLANDS C H ' voorgevallene op 19., en 20. december vervat waren in zeeker befluit der ridderfchap, ter Staatsvergadering op 28. december ingebragt (ƒ). Want, wel verre van daar in te geeven, zo min als in een nader verzoek van 6. maart , om de fchikkingen tot het daadelyk invoeren van het fteedelyk reglement op 20. maart te beraamen (t), toonde het befluit van den raad aan , hoe weinig hy gezind was, om zyn befluit van 20. december als wettig te befchouwen , daar hy zelfs by een vroeger befluit van ió.anguftus 1784., orp hangende de raadpleegingen over de bezwaaren geene meerdere militie in te neemen, thans niet wilde volharden, dan onder deeze mits , en in dat vertrouwen , dat „ de raadpleegingen, en befluiten zo der Staats-als ,, ftadsvergaderingen onverhinderd zouden kunnen „ gehouden, en genoomen worden, en dat de vei„ ligheid der ingezeetenen het tegendeel niet ver,, eischte" (u% Eindelyk verklaarde de raad op tn voig.  HUISBOEK. 143 „ deren eed, daar regen ftrydende, af te leggen; en „ da: dit zonde worden afgekondigd, gedrukt, en „ aangeplakt" (u). Wat men ook tegen de wettigheid van het Iaatfte befluit van 20. december moge willen aanvoeren , onloochenbaar is het eevtnwel, dat, daar de burgery by haar adres van 6. februarr nog nader had verzogt, „ dat alle bur,, gers, en inwooners der ftad, "ieder in hunne wy„ ken, en onder hunne officieren, en onderoffi„ gieren, mogten opgeroepen, en door eene com„ rnisfie hoofd voor hoofd op eenige vraagen cmder-,, houden worden" f»; de raad langs deezen wee had kunnen zeeker gefteld worden, welke de waare begeerte der geheele burgery was, en of 'er op dien 19., en 20. december eene waare volksftem had plaats gehad. Met reeden hadden dan ook lommige leeden van den raad begeerd, dat de regeenng deeze proef nam; en , dat dit geenen ingang vond, is waarlyk een doorflaande bewys, dat men zig op die proef niet heeft durven verlaten, en dat het geweeten der meerderheid van den raad niet ia haar eigen voordeel was. Ligtelyk vaft dan ook uit deeze gefteldheid der gemoederen op te maaien, dat het protest der geconftitueerden, en ge- com- (u) Men zie dit ffuk, nefFens de adviezen der leeden. daar over, in de Verf. van ftukk. by J.A.deChalm. 20, deel, tl, 284—306. (v) Deeze vraagen behelsden. „ i". Of zy van het verzoek, in hunnen naam op ro; de„ cemoer 1785. by adres aan den raad ingeleeverd door de ,, geconftiti eerden , en gecommitteerden, geene behoor. „ lyke voorkennis bekoomen hadden ? ,, 2". Of het verhandelde op die twee dagen door de ge^ „. conmtueerden.en gecommitteerden met den raad niet op „ dien tyd, ter hunner kennis gebragt, en door hun Hoedi„ gekeurd was? * °f hec g^n > "I's toen, by daE adres op de- vroedV " , ,,pa verz°St was, als nog was, en bleef hun gevoep ^en ? Ver], van Jlut.k. by J. A, de Chalm. zg. deel, hh  .144 VADERLANDSCH committeerden tegen deeze vernietiging van het beiluit van 20. december, en de reedenen, die zy daar tegen inbragten, (waar onder ook deeze was, dat die vernietiging was daargefteld door het bejeekenen der ftemmen van zulke raaden, welken de vroedfchap zelfs bevoorens geoordeeld had, dat 'in het opneemen der vota niet in aanmerking konden koomen, om dat zy zig tegen alle verandering 'in het reglement van 1674. verzet, en hunne ge'dagten daar over niet geuit hadden,.) geenen ingang vonden by de groo'te meerderheid van den .raad,, en dat deeze befloot by haar befluit yan vernietiging te volharden (x). ■ Onder zodanige vóórbereidende omftandigheden, (waar by echter'nog 'gekQomcn was een aanbod eener burgercompagnie, om by het raadhuis op 20. maart de wagt te houden, het welk door den raad aangenoomen, en teffens beflooten was, om alle de overige burgercompagnien in de waapenen te doen koomen,) lichtte die dag aan. Onmogelyk is het ons, om in een breedvoerig verflag te treeden van het geen 'er toen tusfchen den raad, en burgery voorviel, en wy oordeelen zulks te minder noodig, daar dit alles naauwkeurig gevonden word in de authentieke kopie van 'de, 'daar toe betrekkelyke, ftukken, door den raad 'aan de geconftitueerden uitgegeeven (y). Kortetelyk merken wy 'er derhalven op aan, dat, aan 'den-raad óp dien dag, van wecge de agt fchutterscompagnien, wagtvryen, en ukkoopers, agt eensluidende verklaaringen ingeleeverd zynde van hunne tegenwoordigheid óp hunne loopplaatfen , en van hunne gereedheid , om zig op het fteedelyk reglement te laten in den eed neemen, enden eed ook door eene commisfie in naam van den raad te ia-sndoen, de raad daar op verklaarde,„dathet niet 5> in . (x) Verf. van flukk. by J. A. de Chalm: 29. deel, bl. 307 ■ 'lyfftrj. vanjlidU. by J. A. de Chalm., 30. deel',' bl.11—  H U I S B O E K. i4$> Si in zyn vermogen was om daar aan te voldoen, ,, en daar toe meede te werken." Zeer onderlcheiden waven echter de adviezen der leeden, naar dat elk meer, of minder gezind was voor eene herfchepping in het fteedelyk beftier, en deeze allen befloot de raad aan de burgery ter hand te ftellen , ten einde dezelve naauwkeurig van het gevoelen der leeden zoude onderregt worden. De raad bleef intusfchen vergaderd, en 'erwerd eenigen tyd daarna aan denzelven uit naam der burgery op nieuw eene deduktie van haar wettig, en bevoegd gedrag ter invoering van het fteedelyk reglement op dien dag* beneffens de antwoorden der agt compagnien op des raads befluit, behandigd. Hoe onderfcheiden in fommige opzigten die antwoorden der agt compagnien waren, kwamen echter de meeften hier op uit, dat zy door elk der leeden van den raad hoofd voor hoofd wilden onderteekend, en beëedigd hebben een deklaratoir, „ dat zy op den eed, aan de ftad „ gedaan, zig verbonden, om op 12. oótober, toén „ aanftaanden, het reglement van 1674., voor zo „ verre het betrekking had tot der ftads regeerings„ beftelling , en huishoudelyke zaaken , niet op „ nieuw te zullen bezweeren, maar als dan hunne* „ raadsplaatlen op geen ander reglement aanvaar„ den, als het geen op 20. december 1785., be„ paald was; dat de weigerenden gehouden zouden ,, worden, dat laatfte geheel en al afgeweezen, en „ aan de burgery de vryheid gelaten te hebben, „ om op de vervulling hunner raadsplaatfen tegen 12 ,, odtober in tyds de vereischte voorziening te doen " ,, en dat geene der raaden, die gem. verklaaring niet „ zouden doen, zig intusfchen tegen de werking van „ het fteedelyk reglement verzetten zouden." Dan den raad al wederom volhardende by deszelfs befluit' werd daar van op nieuw aan de burgery kennis re* geeven, en teffens beflooten, dat alle de comnae" men van haare Ioopplaatfen zig begeeven zouden naar de Neüde, behalven die, welke voor het ftad huis de wagt had. Toen vorderde de burgerv dë beëediging der deklaratoiien van die raadeli, Wel IV. DL KL K ktü  ||o VA DERLANDSCH leen met haar voorftel inftemden , en het daad«= lvk d >or eene commisfie uit den raad in den eed neemen' der fchutters, wagtvryen, en nirkoopers op het fteedelyk reglement van 20. december 1785. (z). Twaalf, of'veertien raaden verklaarden hier toe bereid te zyn (aj, en demeerderheid liet zulks aan hun over, wordende teffens eene commisfie benoemd, om aan de burgers, thans op de iMeude faamengetrokken, dien eed af te neemen. Dog vet' fcheide leeden betuigden, „ het benoemen van die , commisfie alleen te zullen aanzien zonder eenige ' reproches voor het vervolg." Niettemin werd aan de officieren, en fchutters der agt compagnien uit naam van den raad betuigd deszelfs genoegen, en welgevallen in de goede dienflen, en getrouwe adfiften' tic, aan denzelven betoond, dezelven desweege bedankende.' Welke merkteekenen van verleegenheid by fommige leeden van den raad in de beiluiten van dien dag ook mogen gevonden worden, en welke vitteryen de aanteekeningen , 'na dien tyd in de notulen gefteld tegea de beiluiten van dien dag , ook behelzen mogen f»; zo veel blykt 'er nogthans uit, dat de raad op dien dag vol koomen vry was; dat niets van dat alles, het welk op 19., of 00. december te vooren breed uitgemeeten was, als daar tegen ftrydende, thans konde aangevoerd worden , (z) Het haperde echter niet aan fommige vreemdelingen, die naderhand ook Holland 'in rep, en roer fteilen wilden, of de burgery zoude van alle die raaden toen reeds de bccedifing %■ ëischt, en by weigering den gcheelan rand terftond" ;:f_'ezct hebben. Dit deed de commisfie ter beëediging aan de'burgvry voorhouden, „ om nimmer het oor te le?nen ., aan'aterlingen, die, onder fchyn van vryheid, haar in. ,\ eeuwige- fl'aaverny zogtcn te Horten." (a) Deeze waren de heeren van den Bogaard, Eyk, van ,Senden, Daunis, de Ridder, Jbbema, Smisfaert, van der Meuten , Iroy, van Haaf ten, Barman, en van Dam. O) Verf. van (luik. by jf. A- de Chalm, 3c. deel, bl. 63— 78., en 159—1<33.  HUISBOEK.; 151 den, en dat de weigering der groote meerderheid, om aan de begeerte der burgery eenigermaate te voldoen , uit geen ander oogpunt konde worden befchouwd, als dat die meerderheid teu hoogden afkeerig was, om, hoe de zaaken ook lobpen mogten , de biliykc, en door de meeften hunner weleer toegeftemde, hervormingen te helpen invoeren. Gelyk men omtrent het befluit vau 20. december eerst meer bedektelyk, en naderhand openlyk, was te wérk gegaan, zo poogde men nu ook "de beëediging dtr burgery, als onwettig, en buiten befluit van de meerderheid des raads gedaan, te doen voorkoomen. Detze wilde tot dat einde het rapport der commisfie, welke tot die beëediging verzogt was, enkel voor noiifikatie aanneemen, zonder haare verrigtingen goed te keuren, wat ook die commisfie naderhand toe wettiging van dezelve, en haar verrigte voortbragt, en in de notulen deed ftellen (c). Terwyl de leeden van den raad aldus onderling eenen pennenftryd voerden over de wettig - of onwettigheid der beëediging van de burgery op 20. maart, en zy, die het laatfte ftaande hielden, hunne afkeerigheid al nader aan den dag leidden, om, zelfs by de aanftaande regeeringsveranderingvan i2.ocd:ober, in vereeniging met de gem. twaalf, of veertien raaden het fteedelyk reglement in te voeren; zaten eenige vreemdelingen al wederom nietltil,om de burgery tot fterke flappen aan te zetten. Deezen, niet te vreeden met den brief, uit naam der provintiaale vergadering van burgercorpfen in Holland op 20. mai uit Leiden aan de burgery gefchreeven, waar by haare iever, en cordaatheid gepreezen werd, konden v^n zig verkrygen, om3 rog op denzelfden dag van het fcheiden dier vergadering, eenen agterraad te houden, en op voorgeeven van feedert bekoomen tydmgen, buiten kennis zelfs der twee Leidfche burgercorpfen, eenen an-. Cc) Verf van fltikk. by J, A. de Chalm. 30. deel, bl. 9-;— l©3., en' r 76—185. K 2  252 VADERLANDSCH anderen brief aan de burgery op naam van eenige departementen te fchryven. Hier in porden zy de burgery aan, ,, om terftond eenen aanvang te maaken, om dat geen, het welk anders tot 12. o&o„• ber was uitgefteld, nu daadelyk daar te ftellen». „ en de geheele burgery, niet afgezonderd in com,, pagnien, maar als leeden van één lighaam , tot ,, dat einde by eikanderen te roepen," Zy meenden, „ dat die regenten;, welken na hunne ge„ daane deklaratoiren toe den wil der burgery gaaf ,, overgingen, niet tegen, maar wel booven, hunne deklaratoiren handelen zouden;" eene onderfcheiding, waar aan de ftellers naauwlyks eenen gezonden zin zouden hebben weeten te geeven, dog die ten minften niet veel meer zoude beteekend hebben, dan het geen zy 'er op volgen lieten. „ In,, dien 'er regenten gevonden wierden, die daar in ,, huiverig waren," (en dit waren zelfs die twaalf, of veertien raaden, die op 20. maart deklaratoiren ten genoegen der burgery hadden afgegeeven,} konden zy niet bevroeden, waarom men ten ge„ noegen van die regenten de belangen van Utrecht, ,, en alzo de zaak van gantsch Nederland, nu langer in de waagfchaal houden zoude. Zy zouden, „ indien de gaave afdoening der zaaken van Utrecht „ daadelyk wierd in het werk gefteld, de burgery .>, nimmer befchuldigen, dat zy daar door de noo„ dige bedaardheid zoude hebben uit het oog ver,, looren: maar, zo het langer uitftel, tegen hunne aanzoeken ,. onverhoopt eene oorzaak van den ,, onherftelbaaren ondergang der goede zaak wor,, den mogt, zouden zy zig onfchuldig houden van „ de ysfelyke gevolgen" (dj. Soortgelyke aanfpooringen', en de verwydering, en het 'wantrouwen tusfchen de meerderheid der leeden van den raad, ende burgery, gaven aanleiding, dat de burgery al ja juni -aanftalte begon te maaken tot de aanftelling vaa (d) Verf. van filM. by J. A. de Chalm. 3c. deel, bl. 207 —209.  HUISBOEK. ï£3 ^an gecommitteerden uit de burgery, die by bet '-fteedelyk: reglement waren bepaald , dog eigenlyk •eerst, tegen 12. oótober in functie treeden moeften. Deeze verkiezing op 19. juni gedaan zynde, gaf de burgery daar van kennis aan den raad, met verzoek, om hun door den voorzittenden burgermeeIter in den eed te doen neemen. Zy drong dit verzoek by een nader adres van 22. juni aan, onder anderen daar meede, dat zy wel in de de.5, klaratoiren van veertien raaden berust, en dcovcri„ gen tot 12. ottober in hunne pollen gelaten had, *, dog onder beding, dat de laatlten de werking s, van het nieuw reglement niet zouden tegengaan ; ,3, en dat, indien zy nu verftooken wierd' van het ,, efFefit van dat reglement, die overeenkomst van de andere zyde verbrooken wierd, fchoon de 3, burgery daar' aan getrouw Heef, en zy dus on„ gehouden wierd, om ook langer aan haare belofte te voldoen." De raad vond goed , om nog op net een, nog ander daadclvk te beiluiten, maar daar toe tegen 6. juli eene'befchrwing der volle vroedfchap te doen. En, daar dit uitflel tegen de toenmaalige gewoonte zo lang uitgerekt werd; daar de fecretaris de Reuver, by het 'mondeling npgeeven van des raads befluit op het eerfte adres, gezegd had, dat het befluit was uitgefteld tot op 6. juli dags na de Staatsvergadering; en daar de vooritemmende leeden zig, reeds eenige maanden te vooren, met foortgelyke fteedelyke zaaken allej-fterkst bemoeid hadden (<•); kreeg de burgery te meer argwaan, O) Tc wcereri, na dit 'er te Wyk tusfchen de reecefing, en burgery hoofdzaakclyk dezelfde verfchillen over de afdoening van de fteedelyke zaaken ontftaan, eenige regenten van hunne posten ontzet, en door andc-reo, verplaatst weren; was 'er door de twee voorfhsmtrendr; Iteden, op 12. april 1786., doorgedrongen eene publikatie, dat alles op den ouden voet herfteld zoude worden, ,, -At eene fchaadelykc, en onwettige nieuwigheid, iiryJcnde tegc» der Staaten hoog gezag, en beyceleu, & 3 „ e»  f54 VADERLANDSCH waan, dat de meerderheid der vroedfchap het huisfcoudelyke der ftads regeeringsbeftelling van de raadplee- '„ en tegen de vastgeftelde form van regeeiing der provirf„ tie." Verf. van ftukk. by J. A de Chalm. 30. deel, hl. 110 —111. Eli, daar ook eenige Utrechtfrhe regenten in deeze, publikatie ter Staatsvergadering deel gehad h;dd-'n, wetzettcden zts? de eeconftit::cerden by adiesfen aan den raad van Utrecht daar tegen : dog alles vrugteloos. Verf. van ftukk. hy J, A. de'Chalm. 30. deel, bl. 118—134- Op 2. juni daarna befchreeven de gedeputeerden ftaaten eene buitengcwoone Staatsvergadering, en deeden daar in, na een zeer omftandig verfUg van alle hunne, en'shofs verlotingen tot jfïeezing, en te weikftelling dier publikatie, en van het gebemde daar omtrent te IVyk, een voorftel by wyze van conlideratien, ,, 0111, in geval de Staaten „ mogten oordeeiui eenige militie tot adfiftentie der jU,, ftit'ie, en beveiliging der ingcz- etenen aldaar noodig te hebben, als dan den kapitein generaal te verzoeken, om op .de bes'e, en gemakkeïykfle wyze die adfiftrntie ,, aldaar te bezorgen , en den commandeerenden officier te gelasten, om zig net geene burgeriyke verfchiMc-n „ te bemoejen; en om voort--, zo dra de militie tc Wyk „ ingekoomen zoude zyn, door de Staaten te doen benoemen eene commisfie van drie heeren, ten einde met eene commisfie uit het hof Cc regeering aldaar in naam van de-Sianten te herftellcn op den voorigen voet, en „ met zodanige ampele magt, en last, om in den naam ,, der Staaten, met, of zonder uitzondering van eenige ,, perfoonen, eene algêmeèrie amnestie te mogen laten „ afkondigen van alle gepleegde execsfen, en 0111 verder ,, aldaar alles te doen, wat tot bewaaring der rust, vryheid, en veiligheid der ingezeetenen noodig bevonden ,, zoude worden." Verf. van ftukk. hy J. A. ie Chalm 30. deel, bl. 224—233- En, hoe zeer dit voorftel der gedeputeerde ftaaten' niet'doorging, en 'er flechts beflooten werd, om door de gedeputeerde ftaaten nogmaals eene minnelvke aanmaaning te laten doen, om van alle de gedaane flappen, byzonder ook varr het gevangen houden v;:n den pander Valburg, af te zien; bleek echter genoeg uit het advies der ridderfchap , op 7. juni ter Staatsvergadering tngebragt, datzy, na het mislukken van dat aanzoek, tot  HUISBOEK.- 155 pleegingen der Staaten wilde doen afhangen. Dan, volgens een berigt van anderen, zouden verfcheide raauen voor dat langer uitftel gedeind hebben, ora geene andere reeden, dan. om, was het m'ogelyk,' nog vooraf een ftaatswyze ontflag uit den eed op het. ftadshuishoudelyke te bewerken. Men kan zulks echter naauwiyks opmaaken uit de aantcekeningen , die fommige leeden tegen dit befluit der meerderheid deeden, en daar van aan de burgery kennis gaven. Weo-fchelyk was het maar geweest, dat die meerderheid in het geheel beloop van dit werk zig ten rigtfnoer gefield had, het geen de heet van Haaf ten by die geleegenheid voor zyn gevoelen uitbragt : ,, dat hy , als volksverregenwoorj, diger zyne raadsplaats bekleedehde, in zaaien, ,, de regeeringsbcftelling der ftad betreffende , de volksftem erkende, welke hy van dien aard s, reekende, dat, zo hy, omtrent eenige poin- „ ten het voorftel der gedeputeerde ftaaten koomen zoude. Verf, vanftukk. by J. A. de Chalm. 30. deel, bl. 243—249. , en 276— 289. 'Er was zelfs al veel vroeger, en wel reeds in maart 1786., zo veel aanftaltegemaakto:n militie in/ry^Lebrenge", dat de Staaten van Holland noodig geoordee!d hadden, oiu daar tegen aan den ftadh. eene aanfchryving re doen, voor zo ver betrof de troupen, ter hunner betaal ing ftaanue, en dat de regeering van Wyk zig daar tegen ook op verfcheide wyzen had verzet, gelyk af te neemen is uit de Verf. van jlukk. by J. A. de Chalm. 30 deel, bl. 13 15. 163—iö<5., 242. e?i volg., en 25*8—268. Het is wel waar, dat veele daaden, te Wyk gepleegd, niet van ontydigheid, onberaaderihèid, en al te groote drift zyn vry te pleiten, en dat nogthans de regeermg van Utrecht, fchoon zy hetzelfde lot, als die van Wyk', van den kant der burgery te wagten had, echter voiftrekt ter Staatsvergadering deed afflaan het gebruik van militie, en in tegendeel voorflaan de tusfchen] praak der bondgenooten. Verf. van Jlukk. by J. A. d-1 Chalm. 30. deel, bl, 252 256. Dan men moet ook erkennen, dat de burgery vin Utrecht uit alle de gemaakte beweeging^n omtrent Wyk alle rueden had, om roor -zie hetztlfde van de voorften-mendc leeden te neeze», K 4-  f*$ VADERLANDSCH s, ten in de regeeringsbeftelling, van het volk verfchilde, hy hetzelve wel zoude kunnen raaden, ,, dog nimmer eigendunkelyk beftieren; fchoon in „ andere voorkoomende zaaken de goede order, 3, rust, en vreede der ingezeetenen vorderde, dat 3, in onderlinge gefchillen, of bepaalingen van da3, gelykfche politie , ieder burger den uitdrukke3, lyken wil volgde van hun, waaraan het volk de }, vereffening der byzondere verfchillen , of het „ politiek beftier had opgedraagen." Ondertusfchen deed de burgery tegen het hardnekkig volhouden yan de meerderheid des raads op 3. juli een adres by wyze van manifest inleeveren, waar by zy, „ alvoofens zig zelve te ftellen jn het daa,, delyk Tétezit, en genot van het reglement, aan 3, den raad voordroeg eenen tyd van vier weeken , ,, binnen welken zy verzogt, dat de beëedigirg „ der gecommitteerden daadelyk gefchieden mogt; 3, verklaarende, dat, zo de-meerderheid geduu3, rende dien tyd weigerig bleef, om aan haare be„ geerte te voldoen, zy zig niet langer zoude Ia„ ten te vreeden ftellen met woorden zonder gevolg, maar zig zelve ftellen in het bezit van dat „ reglement; met dat gevolg, dat die regenten, welken haar daar in wilden tegengaan, of uitftellen, zouden verftaan worden van de regee,, ring vervallen te zyn, zo dat zy daar van geremo„ veerd, en anderen in hunne plaats aangefteld zou,, den worden." Van dit ftuk werd uit naam der burgery aan alle de bondgenooten, aan alle fchutteryen , en gewaapende genootfehappen , en ook aan den Franfchen afgezant , kennis gegeeven : welk laatfte, zo bedenkelyk, als het altyd was, om vreemde hoven in huishoudelyke zaaken, en dat nog wel van maar ééne ftad, in te roepen, zo ook een al te gevaariyk voorbeeld aan de tegenparty verfchafte, Veelen, die den brief aan de fchutteryen wat dieper inzagen, twyffelden ook, of derzelver gewaapende hulp daar in niet wat al te vroegtydig, en openlyk ingeroepen werd. Zeeker was het, dac een en ander veel tqebragt tot vergrooting der ver- wy-  HUISBOEK. 157 wyderingen. Toen de raad over dit adres op 25. juli buitengewoon vergaderd was, keverden verre weg 'de meefte leeden hunne fchriftelyke adviezen in, volgens welker zeer groote meerderheid het befluit viel, om te verklaaren, „ dat de ,, raad aan hec gedaan verzoek niet konde voldoen, ,, maar hetzelve moest van de hand wyzen, onder ,, proteftatie tegen het deklaratoir,in dat geval door ,, de burgery gedaan." Eenige weinige onder die. twaalfof veertien raaden, welker verklaaringen op 20. maart door de burgery aangenoomen waren, dee. den hun best, om hunne rneédeleeden tot de voldoening aan het verzoek der burgery over te haaien, daar toe veelérhande bepaalrngen, waar door het gemoedelyk bezwaar der overigen konde weggenoomen worden, en onder anderen eene verandering in den eed der burgergecommitteerden voor die reize, en eene verklaaring der regeering voorflaande , ,, dat zy door de beëediging dier ge„ committeerden niet wilde verdaan worden, zig van haare zyde eenigszins verder te verbinden, ,, dan op 20. maart geichied was." Dog dit mogt eeven weinig baaten, als eene andere voorflag, naderhand door den heer van Haaf ten gedaan, die nog al meer gefchikt fcheen, om aan het gemoedelyk bezwaar, en de gewaande grootheid van den raad te voldoen. Op 1. auguftus werd dan de geheele raad van weege de burgery hoofd voor hoofd fchriftelyk aangemaand, om op den volgenden dag op de Neude te verfchynen, om de burgergecommkteerclen in den eed te neemen, met aanzegging, dat, by weigering, of niet verfchyning, de burgery als dan zoude overgaan tot het in den eed neemen , en inftaileeren van dat kollegie. Op dien dag maakten dc fchutters, wagtvryen, en uitkoopers eenen kring op de Neude, binnen welken openlyk uitgeroepen werden alle de raaden, om zig binnen dien geflagen kring te vervoegen, en aldaar de zeflien gecommitteerden in den eed te neemen. In denzei ven verfcheenen alleenlyk de heeren Eyk, van Senden, de Ridder, Smisfaert, cn van Haaf ten, die, K. 5 door  158 VADERLANDSCH door eenen kleineren kring van officieren omringd zynde, aldaar een deklaratoir voorlazen, door hun geteekend, en waar by zy verklaarden", ,, datzy, 3, in gevolge van de aanmaamng der burgery van i, ,, auguftus verfcheenen zynde, dog geen genoeg,, zaam aantal hunner meederaaden tegenwoordig „ ziende, zig uit dien hoofde onbevoegd oordeel'den, om de burgergecommitteerden op.naam van a, den raad in den eed te neemen; dog geene zwaa„ righeid maakten, om voor het oog der burgery „ té betuigen, dat zy bleeven by hunne adviezen van 25. juli bevoorens, zonder het regt van be3, ëediging, aan de burgery toekoomende, eenigs- zins "te willen tegenlpieeken." Met eene plegtigheid, zeer gepast voor eene gebenrenis, waar van Nederland tot dien tyd toe nimmer een voorbeeld zag, werden toen de gecommitteerden door het vergaderd volk , ten overftaan der vyf gem. raaden, in den eed genoomen, en in bediening gefteld, en de overige raaden, behalven de heeren Barman', en van Dam, die zig ook naar den xvil der burgery, fchoon meer fchóorvoetende, fchikten , by eene infinuatie vervallen verklaard van hunne raadsplaatfen, met behoud nogthans van hunne overige ampten, en commislien tot 12. oftober aanftaanden. De burgery daar op zullende overgaan tot het beëedigen der kiezers,om nieuwe raaden aan te ftellen in plaats der geremoveerden, lieten de zeeven overgebleeven raaden zulks ook aan de burgeryover,en eerlang werd de raad door die kiezers, na dat zy door de burgery zelfs in den eed genoomen waren, tot agtentwintig.leeden toe aangevuld,, waar op het tot aan de revolutie van 1787. gebleeven is Cf). Naauwlyks was de gebeurenis van 2. auguftus aan de voorftemmende leeden bekend geworden, of zy bewerkten met de afgezette raaden eene (f) Al dit gebeurde is te vinden in de Verf. van jlukk. liy jf. A. de Chalm. 30. deel, bl. 2pr —29Ö. 364.-316., e* rL.'a:... bl. 1-7. 41—47- 57-"-78., en 89 176.  HUISBOEK. 159 nc aanfchryving der gedeputeerde ftaaten, eerst op 5. auguftus aan H. H. Mog., en vervolgens op 11. daarna aan elk der bondgenooten, die wel kwanswys flechts inhield eene kennisgeeving van die gebeUrenis , dog teffens eene twyffeling tc kennen gaf, of de raadpleegingcn der Staaten wel langer voortgang zouden kunnen hebben (g). Na het doen van verfcheide notaricele aanzeggingen van weege de burgery, zo aan de voorftemmende leeden, en de tjir'echtfche burgermeeitcrs, Loten,, en van Brinkhorst, als aan de gedeputeerde itaaten , om zig met de fteedelyke zaaken niet tebemoejen, cn na het doen van 'een beklag der afgezette raaden aan de Staaten, cn van eene verklaaring van hunne poften niet meer te kunnen waarneemen; befchreevcn dè gedeputeerde ftaaten, op voorgceven, dat volgens de beiluiten der twee voorftemmende leeden de Staaten te Utrecht niet konden vergaderen, cn nogthans verfcheide ingekoomen ftukken niet wel Ian-,. ger uitltel lydcn konden,eene vergadering der Staa-" ten te Amersfoort tegen 30. auguftus, ,,'ten einde ,, te hervatten het reces der afgebrooken, cn op3, gefchorte befchryving', en wyders te raadplee. ,, gen, en beflriiten over alles, wat als dan verder ,, zoude worden voortgebragt" (/;). Vermids nu ïntusfehen de raad der ftad Utrecht door de gezwooren kiezers weder aangevuld, en op 28. auguftus plegtig in den eed genoomen was, en de beide burgermcefleren der ftad Utrecht tegen het verleggen der vergadering naar Amersfoort zig verzet hadden, terwyl de gedeputeerden van Wyk feedert lang ter Staatsvergadering geweerd waren uit hoofde van het gebeurde aldaar; fchreeven de aangebleeven, en nieuwe raaden op'29. auguftus eeÈcn brief over die verlegging der vergadering, waar iü' (g) Verf. mm fuik. ky J. A. de Chalm. 31. deel, W. j73. en Btfe-, en 193—195. f h) Alle deeze ftukken wor4 gevonden in de Verf'. van ftaik. by J. A. Chalm. 31. deel, bU 1S8—J92., en 197—204.  tóo VADERLANDSCH in zy breedvoerig de reedenen opgaven , waaromzy het gedrag der gedeputeerde ftaaten wraakten , en verklaarden, aldaar niet te zullen verfchynen, cn voor onwettig te houden alles, wat aldaar zoude worden verrigt. En twee dagen laater gaf diezelfde vroedfchap van Utrecht plegtig kennis aan de bondgenooten. van het geen op, en federt 2. auguftus aldaar voorgevallen was, en trad te gelyk in eene wederlegging der beide brieven van ged'eputeerde ftaaten aan H. H. Mog., en de bondgenooten van 5., en ti. auguftus bevoorens, en in een betoog , dat de Staatsvergadering niet wettig naar Amersfoort verlegd konde worden (i). Geen wonder was dit verfchynzel eener Staatsvergadering te Amersfoort van den kant van zulke uit de voorftemmende leeden, en den UtrechtJ'chen raad, (want wy willen de meedewerking der Amersfoortfche .meerderheid liefst, als een gevolg van dat der anderen, met een veragtend ftilzwygen voorbyzien ,)die meer uit zugt voor eige grootheid, dan waare vryheidsliefdfc, waren werkzaam geweest, en geene vermindering van hun onwettig gezag van de zyde der burgery dulden konden , fchoon zy zig te vooren van de hulp van diezelfde burgery tegen den ftadh., meer dan eens, greetig hadden bediend, om zig zelfs van hem meer onafhangelyk te maaken. Immers diezelfde ftaatsleeden, waar van fommigen het rapport der neegen heeren over de onwettigheid van het regeeringsreglement hadden helpen uitbrengen ; waar van anderen, wel verre van hetzelve te verwerpen , dat rapport in ernftige overweeging genoomen hadden; die, om het misbruik van dat reglement aan den ftadh. te beletten, nog in 1784. hetzelve met opzigt tot de jaarlykfche verandering der fteedelyke regeeringen hadden opgefchort (£); die (O Verf. van Jlukk. ly J. A. de Chalm. 3r. deel, bl. 204, —220. (Ê) Verf. van jlukk. by J. A. de Chalm. 27. deel, bl. jgê  HUISBOEK. ito ifie nog in datzelfde jaar beflooten, dat geene gefieraliteitsampten zonder der Staaten voorweeten» en toeftemming zouden begeeven worden (l)\ trokken feedert dien tyd openlyk party voor den .ftadh. tegen de burgery van Utrecht, en waren d© grootfte oorzaaken, en, als het ware, het middelpunt, waar uit een burgeroorlog in het hart' der Kepubliek gebooren werd (in). Meu had van zulk een oogmerk tot verlegging der Staatsvergadering, onder voorgeeven van onveiligheid der raadpleegingen , al iets ontdekt uit het advies der ridderfchap van 23. auguftus des voorigen jaars, ter geleegenheid van het zenden van militie naar Amersfoort, "immers de geconftitueerden, en gecommitteerden des burgery van Utrecht hadden , by hun adres van 16, auguftus aan de vroedfchap, onder anderen verzogt, „ dat, naardien in deeze tydsomftardighe,, den alle leeden van regeering, die het 'er op „ toeleidden, om de regtmaatige verzoeken hunner „ burgeryen door geweld van militie tegen te gaan, ,, voor vjanden van den burger/laat moeften gehou„ den worden, de vroedfchap aan alle de leeden ,, van den raad, waar zy ook in commisfie mogten „ zyn , zoude aanfchryven , om geene fecretesfe „ aan te neemen op verzoeken, of"voorflagen tbc. ,, het inneemen, of vraagen van patenten voor „ militie naar deeze provintie, ftad, of fteeden, „ daar in niet alleen niet toe te Hemmen, maar „ 'er (i) Nederl. jaarb. 1784. bl. 1775. (m) Van deeze faamenfpanning der afgezette Utrechtfche raaden met den ftadh., en de zynen zonderden zig de bieren van den Boogaard, Abbemtt, en de Leettw, fchoon zig ook in de afzetting begreepen vindende , geheel af, en toonden dus, dat. gt-ene heerschzugt, maar waarlyk een gemoedelyk bezwaar „ den grond uitmaakte van hun verfchil met de burgery. De laatfte bedankte ze'fs, geheel vrywillig, op 30. feptember voor de , hem opgedraagani. commisfie tot het defenfieuecien der Generaliteit by eenen brief, waar in hy zyne gronden daar toe geheel openhartig opgaf. Verf. van ftukk. by j. -f ï'! Vl/.'g.  f64 VADERLANDSCH 3) te willen verleenen derzelver vriendnabuurlyke' „ goede officien, en bemiddeling ter bylegging der gereezen oneenigheden , als meede tor htrllel„ Iing van het wettig gezag, en regeering binnen Utrecht, en Wyk met hun te willen meedewerj, ken; betuigende zy, geen ander oogmerk te heb„ ben in het doen in koomen van de militaire magt, ,, als de zorg voor hunne eige veiligheid, en die der ingezeetenen, en geenszins, om dezelven daar meede eenigen overlast te doen, veel min „ de goede ingezeetenen in hunne vryheden, en „ voorregten te verkorten, of die in hunne regt„ maatige klagten, en bezwaaren tegen te gaan, „ of ook de reedelyke, en billyke volksftem te „ fmooren, en eenen burgerkryg te veroorzaaken: ,, dat dit nimmer hunne intentie geweest was, en „ ook nimmer zyn zoude; dat de gemaatigdheid, „ en het geduld, het welk zy tot hier toe geoef„ fend hadden, en nog oeffenden, hunne oogmerken volleedig regtvaardigden: — dat zy dus niet „ anders van H. E. Mog, en de overige bondge„ nooten verwagten konden, als dat zy, volgens „ de bezwooren Unie, met hun tot het gem. ein.,, de zouden willen meedewerken, ejr daar toe alle kragtdaadige hulp verleenen; gelyk zy dan ook ,, van H. E. Mog. zouden verlangen, om door de» .„ zeiven met een convenabel aantal kanvu met liet „ geen daar toe behoorde, te worden bygeftaan ter ,, meerdere verzeekering van Amersfoort, binnen het welk tegenwoordig hunne vergaderingen gehou„ den wierden , beneffens vier , of twee eskadrons ca,, vallerie, naar dat H. E. Mog. zouden kunnen af,, zenden, waar toe zy den kapitein generaal met H. E.. Mog. communicatie verzogt hadden; ter,, wyl zy bereid waren, om met II. E. Mog. meede „ te' werken tot fchaadeloosftelling van dezelve, a!w> gebruikt zullende worden, cavallerie. En, daar de provintie van Holland hun haare bcmiddeling aangebooden, maar teffens niet onduifter had te kennen gegeeven , dat zy niet gaarne zoude „ zien, dat zy, tot heiftel, en handhaaving van hura ,, wet-  HUISBOEK. \6$ „ wettig gezag, eenige meer kragtdaadige mid„ delen aanwendden, al meede infinueerende, dae haare ingezeetenen zulks ook geenszins onver,, fehillig zouden aanzien ; en zy verder geinfor-» meerd waren van de aankomst veeler Hollandfcht „ ingezeetenen, gewaapend, zonder hunne voor» kennis, veel min permisfie, op hun fouverairx ,, territoir, en voorts van de orders aan den kapi« „ tetn generaal, om geene militie, op HöUandfcht ,, repartitie" (Taande»ten nutte van hunne provintie, „ of andere, tot handhaaving van het wettig gezag ,, te gebruiken; en teffens, dat H. E. Mog. aan „ die regimenten hadden aangefchreeven, om zig marsenvaardig te houuen; hadden zy noodig g«« ,, agt, aan H. E. Mog. te kennen te geeven hun,, ne verbaazing , en dat, hoezeer zy gaarne de ,, tusfchenkomst van alle de bondgenooten gefaa* menlyk aannamen tot herfiel der rust, en Weder» ,, brenging van de wettige autoriteit, en regee» „ ring, zy nogthans alvoorens verzogten eene rond« ,, borftige verklaaring , of H. E. Mog. voornee» „ mens "waren, om een gedeelte der ingezeetenen. ,, hunner provintie , het welk zig , onder voöf« „ wendzel van ingeroepen bezwaaren, tegen des* „ zelfs wettige regenten, als meede tegen den wet» „ tigen Souverain zeiven , verzettede , en zyne „ meedeingezeetenen met openbaare geweldenaaryeu ,, plaagde, en drukte, met den fterken arm te wil» len onderlteunen tegen den Souverain deezer pro» „ vintie, en denzelven feitelyk te verhinderen „ van de goede order, rust, en veiligheid op des- zelfs eigen grondgebied te herftellen; op dat zy „ mogten weeten, of zy die provintie langer als „ hunnen bondgenoot konden befchouwen, dan wet „ alle mogelyke maatreegelen genoodzaakt zouden zyn te neemen ter handhaaving van de onafhan„ gelykheid, en regten, welker bewaaring aan hutl j, zo duur was aanbetrouwd: dat zy gemeend had9, den, van dit boovenftaande al meede aan Ff. E, „ Mog. kennis te moeten geeven, niet twvrrelen* „ de, of H. E. Mog. zouden, (zo zy onverhoopte.* IV, DEEL, L fyfc  166 VADERLANDSCH ,, lyk desaangaande door een voldoend antwoord „ niet wierden gerust gefield',) met hun wel willen „ overleggen de meest gepaste reedenen, om ee„ nen bondgenoot , die de Unie openlyk zoude verlaten , over te haaien , om tot den re-ten weg, en het algemeene bondgenootfchap weder ■si te keeren , of anderszins overleggen, wat ter ,, behouding des zo naauwen bands , door de voor- vaderen met goed, en bloed verkreegen, zoude ,, behooren aangewend te worden: dat zy op hee„ den gecommitteerd hadden de heeren van JVoU 3, phaartsdyk, van Amerongen (p), en Kolf, verzoe,, kende, dat H. E. Mog. meede ten gem. einde „ als nu eene commisfie geliefden te benoemen, „ om met hun , in geval onverhoopt tot hun„ ne grievendfte fmart de provintie van Hol3, land mogt mankeeren, om aan hunne verlangens te voldoen, in conferentie te treeden, daar, en ,, zo H. E. Mog. als dan zouden oordeelen te be,, hooren." In dienzelfden zin vaardigden de Atnersfoortfche flaatsleeden tenzèlfden dage eenen brief af aan den ftadh. tot het afzenden der be« wufte troupen (q). Ah wy deeze ftaatsleeden op 8. feptember aan den kapitein generaal hunner provintie zien aanfchryven, om de regimenten, ter hunner betaaling flaa.nde, ten fpoedigflen in hunne provintie te doen trekken, ten einde aldaar geinkwartierd te worden; als wy hun daarenbooven aan die van Gelderland hooren verzoeken om vier, of twee eskadrons cavallerie, en een convenabel aantal kanon-, met het geen daar toe behoorde, ter meerdere verzeekeringvan Amersfoort ; en als wy daar tegen den ftadh». op 7. feptember aan de Staaten van Holland hooren verzeekeren op den brief, dien zy hem dags te vooren gezonden hadden, om zyne perfooneele gevoelens over het gedrag der Gelderfche, en Amersfoortfche f p) Dnt is, de Perponcher, en Aihlne. (f) Verf. van jlukk. by J. A. de Chalm. 31. deel,- 11. 251 —255.  HUISBOEK. 167 foortfche flaatsleeden te weeten, dat, buiten het eerfle bataillon van hessen darmstad, het welk naar amersfoort gemarcheerd was , geen verzoek door. de, Staaten van utrecht tot het zenden van eenige patenten gedaan , of deeze door hem waren afgevaardigd ; valt het moejelyk om te beflisfchen, waaromtrent wy zyn gedrag het meest laaken moeten. Immers word het aan den eenen kant zeer rwyffelagtig, of de ftadh. hier de Staaten van Holland niet eene openbaare onwaarheid heeft wys gemaakt, door zig. onkundig te houden van eenen brief, waar van hy, in gevolge van het verhandelde in den bloedraad op het Loo, en misfchien wel d^or eene voorafgaande onderhandfche waarfchouwimr, reeds op 7. feptember kennis droeg. Dit is ten minften aan. den anderen kant zeeker, dat hy de Staaten van Holland openlyk heeft tragten te misleiden omtrent de weezehlyke , en zeer na aan de uitvoering genaderde oogmerken der Amersfoort* Jche ftaatsleeden, en dar de brief van 8. feptember, door hun aan den ftadh. gefchreeven, tot vry wat meerdere militaire troupen was ingerigt. Althans op 12. feptember antwoordde hy aan die van Amersfoort, „ dat hy niet nagelaten zoude h; hb< n, „ om zo veele troupeu, a's zy gevraagd hadden, op hun territoir te doen marcheeren, indien hy niets anders geconfedereerd had als zynen iever, om, zo veel in hem was, te voldoen'aan hunne „ intentie: dog dat de akelige toeftand der zaaken „ hem belettede, om voor als nog meer, dan twee „ regimenten infanterie, die van Monfter, en van „ van Elf eren, naar het Sticht te zenden" Cr). Wat »'er van|zy, het gezegde is voldoende, om de gewelddryvende oogmerken van de eene. en den anderen buiten tegenfpraak te ftellen. Te vergeefs befloot de vroedfchap van Utrecht hier tegen op 4. feptember, om aan de commandanten der regi- men- f» Verf. van ftukk. by J. 4. de Chalm. 31. deel, bl. 270. tn vifg. L 2  «6*8 VADERLANDSCH menten , ter betaaling' der provintie ftaande, haare meening te kennen te geeven, „ dat zy zij „ zouden onthouden voor hunne perfoonen , eri „ manfchappen, om, in welke provintie, of ftee„ den zy guarnizoen mogten houden, zig te laten „ gebruiken in burgergefchillen, of zohder ftads ,, toeftemming binnen dit gewest, haare ftad, of ^ vryheid te trekken, op poene van, voor zo veel het aandeel der ftad betrof, buiten foldy, en ,, betaaling gefteld, en voor vyanden der ftad, en „ burgery gehouden, en als zodanigen behandeld te „ worden" (*)• De gedeputeerde ftaaten, door fommige dier commandanten daar van kennis bekoomen hebbende na het fcheiden der Amersfoortfche vergadering, beflooten, om dezelve ter befchryving over te brengen; en te adviezeeren, dat aan hun zoude behooren geantwoord te worden, „ dat de „ officieren, zeer wel onderregt zynde, aan welke ., orders zy volgens hunnen eed moeften gehoorzaamen, zodanige aanfchryving, aan hun op naar» der vroedfchap van Utrecht gedaan, moeften hou„ den als niet gedaan, en dat H. E. Mog. zig ook ,, daar op gerust meenden te kunnen verlaten (0Wy zouden hier ook gewag moeten maaken van eene publikatie van 12. feptember daar aan, waar by die dwingelanden, op den voet van de Gelderfche meerderheid, hun gewelddaadig gedrag poogden te verfchooneri («); en dit gewag zoude moeten dienen,' om aan te wyzen de eenpaarigheid» en de opzettelyke overeenkomst, die 'er tusfchea hunne, en der Gelderfche meerderheids oogmerken, en middelen toen reeds plaats greepen, zo wel ale de liftige uitweegen voor derzelver gepleegd, of ver- (s) Verf. van Jlukk. by J. A. de Chalm. 31. deel, H. 242, en volg. (t) Verf. van ftukk. by 'J. A. de Chalm. 31. deel, bl. en v*l(. ■ (u) Verf. vm Jlukk. by J. A. de Chalm. 31. deel, bl. .—-270,  HUISBOEK. 169 verder bedoeld geweld. Dog, vermids die publikatie hoofdzaakelyk van denzelfden inhoud was, als die der Gelderfche meerderheid, en hunne zo eevengem. brief aan dezelve, oordeelen wy zulks onnoodig. Liever willen wy op dien brief aan de Gelderfche meerderheid, als meede op die publikatie nog aanmerken, dat, hoe glimpig hun voorgeeven daar by was van een verzoeken, en aanneemen der bemiddeling, echter deels daar uit bleeken de voorwendzels , waar door zy van toen af reeds voornamen , om die bemiddeling te ontwyken , immers daar toe de Staaten van Holland niet toe te laten, zo lang zy de geweldenaaryen des ftadhouders, en der Amersfoortfche ariftokraaten haaren vryen loop niet wilden geeven; deels, dat zy vry watieveriger waren, om de zaaken in gefchil door geweld uit haar geheel te brengen, en zelfs met militie, in Gelderland zig bevindende, en niet ter hunner eige betaaling ftaande, als meede met kanon , en wat daar toe behoord, de provintie te onder te brengen. Indien deeze hunne uitnoodiging, aan de befaamde Gelderfche meerderheid gerigt; indien de bedenkelyke bedreigingen omtrent de provintie van Holland; indien het aanvangelyk benoemen eener commisfie , om , by quafi onvoldoend antwoord dier provintie, met de Gelderfche meerderheid in onderhandeling te treeden, niet genoegzaam beweezen, welk hun waar oogmerk toen reeds was, en van hun feedert gehouden gedrag niet den fleutet uiileeverde; werden zy ten minften ten overvloede beweezen uit het geen, tusfchen de Staaten van Holland, en de Amersfoortfche ftaatsleeden, weegens hun bevel tot inrukken van troupen in het Sticht met de aankleeve daar van voorviel. Immers, hadden de Staaten van Holland zig in feptember 1786. voor de ongelukkige regenten, en ingezeetenen van Hattem, en Elburg in de bresfe gefteld, het was natuurlyk, dat zy ook waakzaam waren op het geen in het Sticht gelyktydig voorviel, en de Amersfoortfche ftaatsleeden daar over onderhielden ia eenen krief van 4. feptember 1786., zaakelyk L 3 va»  %7° VADERLANDSCH van gelyken inhoud, als die, welken zy aan de btaaten van Gelderland hadden afgezonden. Zy gaven daar by te kennen, „ dat zy niet zonder aan3, doening in ernftige overweeging genoomen had3> den den aard der onluften, tusfchen de regen3, ten, en ingezeetenen van de provintie Utrecht „ ontftaan, en genoodzaakt geworden.waren, om „ hunnen aandagt te veftigen op de akelige voor3, uitzigten der fchroomelyke gevolgen / welken 3, onvermydelyk te dugten zouden zyn, wanneer, 3, ter beflisfching dier verfchillen, de we? der waa3> penen, met voorbygaan, en ter zydeftelling van 5, andere gepaste , en welger.eegejde 'middelen , a, wierd ingeflagen, er, tot het gebruik van de mi3, luaire magt toevlugt genoomen : dat zv thans met verwondering vernamen , dat het voorge- noomen befluit van H. E Mog. reeds daadelyk 3, ter uitvoer ftond gebragt te worden: dat zy dat s, befluit, als van eenen algemeenen invloed zyn,, de op de weezenlyke belangen van het bondge- nootfehap, met geen onverfchillig oog konden „ aanzien, daar zy hetzelve uit geen ander gezigt„ punt konden befchouwen , dan als eene onder„ neeming, weinig beftaanbaar met het waar be„ lang van H. E. Mog. provintie , en regtftreeks 3, aanloopende tegen de onveranderl.yke grond-e,, ginzels, welken in eene welbeftierde regi ering 3, Tvmm-r konden dulden, dat de deur voor bil3, lyke vertoogen van 's Lands klaagende inge„, zeetenen toegemunrd, de wettige, 'en eerbiedis, ge volksftem door gewelddaadige middelen ge», fmoord, en de weg ter vereffening, rn bemid3, deling van opgereezen verfcbiüen door rijilitai3, ren dwang afgefbeeden zouden worden; eene on3, derneeming, waar van de rampzaalige gevolgen „ eerlang het bloedig tooneel van eenen burpers, oorlog geopend, en den vryen bodem va.n eenen 3, onafhangelyken Staat met burgerbloed bezwalkt, 3, en overftroomd zouden moeten zien: eene on- derneeming eindelyk, waar omtrent zy te meer 8, gevoelig moeften zyn, naar maate zy met te meer- 3, derea  HUISBOEK. 171 s, deren grond verwagteden, dat het noodlot der „ burgeryen in die provintie aan hunne welmee,, nende, en getrouwe ingezeetenen niet onver„ ichillig zoude zyn: dat zy-zig dan verphgt von,,-den, om H. E. Mog. met den ernst, dien het 5, gewigt der zaak vorderde, en met de opregte. 5, zugt, en iever ter bewaaring van de algemcene 3, rust, en kragtdaadige handhaaving van'sLands, en der ingezeetenen regten, en vryheden, tc 3, verzoeken , en zo lief, en waard, als hun de s. teederfte belangen van het dierbaar vaderland zyn -moeften, op het kragtdaadigfte aan te maa3, nen, om het uiterfte nog tydig te verhoeden, en van het gebruik dier middelen af te zien, „ welken niet anders, als tot de vcrdrrffelykfte ein3, den, konden uitloopen, maar iu tegendeel maat3, reegelen by de hand te neemen, waar door de ,, ontftaane verfchillen langs den weg van minne3, lyke verzoening afgedaan mogten worden" 0). Deeze brief werd onderftcund door eenen foortgelyken der regeering van Amjleidam van 7. feptember, by welken zy toen aan die Amersfoortfche ftaatsleeden juist dat geen voorfpelde, het welk feedert gebeurd is, en het welk de ftadh. by zyn deklaratoir van ■26. mai 1787. met zo veele gemaakte aandoening hoofdzaakelyk herhaalde, „ dat burgers tegen bur3, gers, en deezen wederom tegen krygsknegten in het harnas gejaagd, fcheuringen tusfchen „ vrienden, en bloedverwanten onvermydelyk ge' 3, maakt , en de gezeegende Unie losgemaakt ,, zouden worden" (w). Op den brief der Staaten van Holland antwoordden de Amersfoortfche ftaatsleeden op 9. feptember met aanhaaling van veelvuldige verfchooningen over hunne verrigtingen, welken wy hun hoofdzaakelyk, by den zo eeven- gem. (v) Verf. van ftukk. ly J. A. de Chalm. 31. deel, bl. 230 ■—242. O) Vtrf. vm fiukk. ly J. A. de Chalm. 31. deel, bh 247 L ♦  ■ff% VADERLANDSCH gem. brief aan de Staaten van Gelderland, zagen aanvoeren. Dog zy verzweegen voor de Staaten van Rolland wel zeer zorgvuldig de aanfchryving , dïe zy toen reeds aan den ftadh. gedaan, de gewaapende hulp» die zy van Gelderland verzogt, en de commisfie, die zy aangefteld hadden, om met laatstgem. in onderhandeling te treeden , zo dra die van Holland zig niet overeenkomftig hunne begeerte over hunne geweldige maatreegelen zouden verk'aard hebben. Zy beftonden zelfs te verzeeSceren, „ dat, wel verre, dat in hunne vergadey, ring de voorkeuze gegeeven zoude zyn tot ge-,'huiik van geweldige middelen, zy in tegendeel 3, overwoogen hadden, op welke wyze men eene a, afkomst van zaaken zoude kunnen verkrygens ss zonder tot zodanige middelen te koomen, en dat s, zy nimmer zodanige middelen zouden doen die» s, nen tot verkorting der burgerlyke voorregtens 3, verhindering van biliyke vertoogen van 'sLands 3i k aagende ingezeetenen, of fmooring eener wt. *,»"tige, en eerbiedige volksftem," Het eerfte werd ge'oogenftraft door de ftappen, die zy by de Gelderfche meerderheid gedaan hadden, hét laatfte door het geen te Amersfoort, reeds een jaar te vooren , had plaats gegreepen , en door hun eigen opgevolgd gedrag. Voorts lieten zy op die verzeekering aan de Staaten van Holland de afvraaging volgen , (waar van zy in den brief aan die van Gelderland melding maakten,) omtrent het voorneemen der Staaten van Holland nopens de onderfteuning der burgery van Utrecht (x), In Overysfel ontfnapten de gewelddaa» dige oogmerken der Amersfoortfche ftaatsleeden, en derzelver voorkeuze van geweld booven zagte mid» delen, ook niet aan den aandagt der Staaten, Want, by het rapport der ftaatsgecommitteerden, op 11. feptember uitgebragt over het voorftel van Holland $er Generaliteit; weegens de orders, door hetzelve gegeeven  HUISBOEK. 175 geeven aan de troupen ter zyner betaaling , om zig naar Holland te begeeven, werd met zo veele woorden aangemerkt, ,, dat het gantfche bondge- nootfchap gedreigd wierd door eenen hoogen, J:) en dringenden nood, byzonder door de zorge- Iyke (tappen van de Staaten van Gelderland, en jj U li echt, en vooral nog, daar men door berig- ten, ter Staatsvergadering gedaan, geinformeerd „ wierd, dat fle laatstgem. hadden kunnen goedje Viiridpn, om aan die van Geldeiland te verzoeken jj in de eerlte plaats, om uit derzelver provintie 3j troupen, gefchüt, en amunitie naar Amersfoort JJ( af te zenden, tot eene beweegreeden daar toe jj aanvoerende, dat de Staaten van Holland fcheejj nen gezind te zyn, om de ftad Utrecht te hel» ^ pen handhaaven; waar uit niet onduidelyk op te jj maaken was, tot welk einde voorfz. troupen, jj en verdere oorlogsbehoeften, indien zy werkejj lyk gezonden wierden, fcheenen te zullen worjj den gebruikt; en in de tweede plaats, om eene jj commisfie uit beide provintien te benoemen, jj ten einde middelen te beraamen tot het bewaa„ ren van de rust, en goede order in beide proj, vinticn." Ook fchreeven de Staaten van Overysf&i op dienzelfden 12. feptember aan de Amersfoortfche ftaatsleeden eenen brief, geneegzaam van denzelfden inhoud, als die, welken wy zo eeven zagen, dat de Staaten wan Holland hun op 4. feptember gezonden hadden, en by welken brief zy niet alleen alle hunne vermogens aanbooden tot eene bemiddeling, maar zelfs, om'dezelve, volgens hun genoomen befluit, aan hunne meedebondgenooten fmaakelyk te maaken. Ook beflooten zy des anderen dags op het voorbeeld van Holland, J3 om aan de commandeerende officieren van de mijj litie ter hunner betaaling aan te fchryven, om jj zig, direkt, nog indirekt, in eenige verfchillen. „ tusfchen regenten, _ en regenten, of regenten» en burgers, zo als in Gelderland, en Utrecht, of ^ elders ontftaan waren, of zouden kunnen ont» j\ ftaan, ia te mengen, of eenige, daar omtrent l> S 3J reeds  174 VADERLAND S C Iï gj reeds gegeeven, of nog te geeven orders te ge-' jj hoorzaamen.' En op 14. feptember meluden zyandermaal 3211 de (laatsleeden van Amersfoort, dat zy hunne bemiddeling dok aan cte Staaten van Otldexlaiid aangebonden hadden , hüri uitroodigende,om daar toe mcedé 'te' werken (y). Diergciyk aanbod van bemiddeling werd, aan de ftaatsleeden van Amersfoort door de Staaten vaa Zeeland- en Stad en Lande in diezelfde maand, en omi*ent gelyktydig met dat van Holland, en Overysfel gedaan (2). Dievan Friesland maakten 'er ook eene vertooning van , cn maanden hun ook kwanswys af, om intusfehen geene geweldige middelen té gebruiken (a): dog de daaden, die zy gelyktydig in hun eigen gewest pleegden, en de brieven aan de Staaten van Holland over het gebeurde in Gelderland , en het Sticht, waar van wy naderhand fpreeken moeten, beweezen genoeg," dat zy toen reeds in eene heimelyke faamenzweering met de Gelderfche', eri. Stichtfthe dwingelanden ftonden. Alle deeze poogingen waren vrugtHnos by die van Amersfoort. Voor Het overige ontfmgen de Staaten van Holland op 4., en 10. feptember twee brieven van de vroedfchap der ftad Utrecht, waar by de gegeevert orders-, aanfchryvingen ,m en verzoeken, zo aan den kapitein generaal, als aan de Gelderfche meerderheid om troupen , en amunitie , niet te onregt als een ftap , eeven als tegen Hattem, en Elburg, werden, voorgedraagen , en ernftig verzogt ,, om eenen onver» J} wylden byftand van zo veel krygsvolk, als de „ Staaten van Holland genoegzaam zouden oordeejj len, om de ftad tegen allen geweldigen aanval (y) Alle deeze" eedele poogingen der Staaten van Overysfel vind men in de Verf. van frul:k. by J. A. de Chalm. 31. deel, hl. 174—-279 , en 296 303. Os) Verf van ftukk. ly J. A. de Chalm. 31. deel, bl. 280—»» 282., cn */. 289—291. ■ (<0 Verf. van flukk, Ly J. A. de Chalm. 31. deel, bl. 313. en volg.  HUISBOEK. 175 te dekken, en hetzelve provifioneel te plaatfen j_, op de grenzen van het Sticht, met last, om op jj den eerden wenk van den raad der ftad Utrecht jj tot haare dekking , en beveiliging aan te rukj, ken" (b). Het was niet, dan na ryp beraad, en cm alle de blykbaare flappen van bedoeld geweld, dat de Staaten van Holland op 6. october genoegzaam eenpaarig beflooten, ,, om aan de vroedfchap jj van Ut; echt tot haare meerdere zeekerheid toe te' jj zeggen, dat, in geval van eenen vyandelyken j, geweldigen aanval, ofwel van aanmarsch van trouj pen uit Gelderland) h. e. G. Mog. aanffonds met jj hunne voor handen zynde magt dezelve zouden jj befehermen , en van allen geweldigen oveilast jj naar vermogen beveiligen; en'om wyders den ge3) neraa! major van Rysfel aan te fchry ven , om in dat jj geval met de troupen onder zyn commando, voor jj zo verre die geichikt daar toe by een te brengen jj zouden zyn, die ftad te helpen "verdeedigen, en j, alie geweldige aahflagen, zo veel doenlyk, te j, veriedelen." Van dit hun befluit, als veroorzaakt door eene meerdere bekommering der ftad Ut echt voor eenen geweldigen aanval, welke bekommering gegrond was op zeer omftandige tydingen uit Gelderland, houdende eene opgaave van het aantal troupen, daar toe te gebruiken, en van de order, en bepaaling des tyds tot haaren aanmarsch, gaven de Staaten van Holland aan de Amersfoortfche •ftaatsleeden np de befcheidenfte wyze gelyktydig kennis (f). Wy meenen, dat elk onpartvdig mensch uit al het gezegde genoegzaam zal kunnen opmakken , dat , hoe zeer ook toen ter tyd dat geweld tegen de ftad Utrecht niet daadelyk is uitgebarften, (waar van misfehien het algemeen afgryzen over het gebeurde te Hattem, en Elburg, de meer- fi) Nederl. jaarh. 1786. bl. 1035——1037., eri 1058 « 1061. (0 Verf. van, ftukk. ly J. A. de Chalm. 32. deel, bl. 15-» 17-  ï?6 VADERLANDSCH meerdere zwaarigheid om hetzelfde tegen Utrecht uit te voeren , en het ontzag voor fterke pasi'en „ van Holland ter verdeediging dier ftad in geval van nood, de eenige oorzaaken geweest zyn;) het oogmerk niettemin eeven zo geweldig tegen Utrecht, als tegen die twee Gelderfche fteeden, geweest is, naardien de fnoode raadfiagen, op het Loo gehouden, en alle de eenpaarige flappen van de meerderheid der beide provintien uit dezelfde vuile bron waren voortgekoomen, dat is, uit een godloos eedgefpan van die meerderheid met den gewelddryvenden ftadh., om aan de voortzetting van den gedaanen eisch tot afdoening der bezwaaren gewelddaadig den bodem eens vooral in te liaan. Trouwens, al was het verfoejelyk doelwit van deezen laatften door het houden van dien bloedraad, en door het gebeurde omtrent Hattem, en Elburg, niet genoeg gebieeken, zyn verrigte binnen het Sticht in feptember 1786. leidde ten overvloede aan den dag, dat hy niet anders, als geweld, beoogde. Was dit zo niet geweest, konde hy zig immers zo bereidwillig niet getoond hebben, om, op de eerfte aanfchryving der Amersfoortfche ftaatsleeden om troupen, aan hunne begeerte te voldoen, en, als het ware, zyn leetweezen te betuigen, dat hy zulks niet volleediger had kunnen verrigten. Was dit zo niet geweest, konde hy immers , zo wel als de Staaten der meefte geweften, en de geheele weldenkende natie, met den minften aandagt wel bevroeden, dat de Amersfoortfche ftaatsleeden geeu ander doelwit hadden, dan datzelfde geweld, en was te minder bevoegd, om, zonder eenige poogingen tot bevieediging als ftadh. aan te wenden, niet alleen buiten toeftemming, maar zelfs tegen het wettig, en uitdrukkelyk protest der ftad Utrecht aan , de willekeurige orders van eenige ftaatsleeden als kapitein generaal volieverig uit te voeren. Zagen wy hier van een doorflaande bewys in zynen brief aan de Amersfoortfche ftaatsleeden van 12. feptember, hy bekreunde zig, ten gevolge van zyne faamenzweering met hun, geenszins  HUISBOEK. vn 2fhs aan den ernftrgen, en dringenden brief dier ftad van 4. feptember 1786., waar by hem, in vereeniging met de kragtdaadige beiluiten van vier der andere geweften, de aandoenfykfte vertoogen tegen het gebruik van geweldige middelen werden gedaan. De regeering onderftelde by dien brief, dat hem niet onbekend konde zyn, dat de twee voorftemmende ftaatsleeden de Staatsvergadering van Utrechts, buiten tegenfpraak de eenige gewoone refidentieplaats van alle de hooge kolle„ gien7 verlegd hadden naar Amersfoort, niettegen„ ftaande hunne burgermeefteren dat befluit ten „ fterkften hadden tegengefprooken. Zy had dien „ ftap zo zonderling, zoonwettig, en zo verneede„ rend voor de ftad, en burgery gevonden, en „ vreesde zo zeer voor deszelfs noodwendige gevolgen, dat zy geene gecommitteerden naar A* ,, mersfoort gezonden had, en konde derhalven die vergadering niet anders, als ten eenenmaal on„ wetcig, befchouwen, en zig niet gehouden ag„ ten aan eenige befluiten, aldaar quafs genoomen. „ Zy had wel geene reedenen, om zig te vleien „ met eenige gunftige neiging by de voorftemmende leeden ten aanzien der ftad , en burgery; „ maar konde nogthans geenszins vermoeden, dac „ dezelve, uit hoofde van eenig befluit der twee „ ftaatsleeden, huiten haare kennis, en tegen haaren „ uitdrukkelyken wil, eenige maatreegelen zoude „ neemen ten nadeele van haare ftad, veel min om „ dezelve door geweld voor hunne begrippen, voor „ zo verre die van de haare verfchilden, te willen doen bukken. Dan, aangezien zo veele on„ voorziene beweegingen onder 'sLand3 krygsvolk „ in nabuurige provintien, als meede de befluiten ,, der Staaten van Gelderland, tegen twee fteeden genoomen, niet weinig vermoedens veroorzaakten, als of men de vrye, en reedelyke ftem der j, burgers wilde tragten te fmooren, en te onder„ drukken door den arm van bezoldigde krygs.„ knegten ,1 en het inrukken van het tweede ba- „ tail'  178 VADERLANDSCH t, nillon van Hes/en Darmjïad binnen Amersfoort (d) g, eenige vermoedens ,veiwekten, of men wel ligt a, in d'.t gewest foortgelyke voorneemens mogt 3, koefteren; had zy gemeend, niet langer te mo3, gen ftilzitten , maar haare waare gevoelens aan a, Z. H. te moeten onder het oog brengen. Zy 3, twyffelde geen oogenblik, of Z. H. zoude met „ haar overeenkoomen , dat een der voornaamfte ,, voorregten, by de Unie aan de ingezeetenen zo B, uitdrukkelyk bevestigd, daar in geleegen was, 3, dat geene fteeden zouden mogen gedrongen 3, worden, mo buiten noodzaak, en tegen haar en wil, s, eenig krygsvolk in haare jurisdictie, of binndn a, haare muuren te ontfangen. Deeze overweeging 3, deed haar vertrouwen , dat Z. H., indien hy a, reeds patent.had verleend aan een, of meer re3, gimenten , om in geval van tegenfland geweld 3, te gebruiken, en dus vyandelyk te ageeren te3, gen de Gelderfche, of eenige andere fteeden des 3, vaderlands, zulks zoude gedaan hebben, ofzon3, der zig dat voorregt van 's Lands inwooners ge3, noegzaam te herinneren, of zonder eenige vols, leedige kennis tedraagenvan deinzigten ,om wel3, ken die patenten gevorderd wierden, of immers 3, zonder de gevolgen door te zien, die uit dier3, gelyke geweldige maatreegelen moeften voort3, vloeien. En, daar Z. H. met haar in dit gezee3, gend vaderland gebooren, en opgevoed was, en niet onbewust konde zyn , hoe veel het de voor,*, vaderen gekost had, om dit Land van het juk 3, van flaaverny, en dwingelandv te verlosfen; kon,, de zy niet geloovwi , dat Z. H. immer tot de „ voorfy) Van de verdere militie, op Utrechts betanlins* ftaande, aan den ftadh., en van die uit GetaUriand-, arm de meerderheid der Staaten gevraagd, konde de vroedfchn.p op 4. feptember niet gewapen, alzo zulks door de voorftemmende leeden van Amersfoort, eerst na dien tyd, werd in het werk gefield.  HUISBOEK. i?# voorgem. verderfFelyke uitcrftens zoude willen meedewerken. —>— Zy was volkoomen in hej;„ zelfde gevoelen , het welk door zynen vader , „ uitwyzens deszelfs brief, die als npg in originali .„ onder haar berullende was , was beweerd', dat ,, burger gefchillen geenszins door de flinke hand, maar i, alleen door burgers, moeften beflischt. worden (f). Om „ dit alles Zoude zy Dimmer dulden , dat haare ,, ftad , en vryheid ooit , haares ondanks , met „ krygsvolk bezet, veel min, dat tegen dezelve, ,j of goede burgery, eenig geweld gebruikt wierd, 35 waar tegen zy zig in tegendeel ten allen tyde, 3, met alle haare magt, en des noods ook met den byftand van getrouwe bondgenooten, verzetten 35 zónde. Zy verzogt, en verwagtte dan ook, dat 3» Z. H. voortaan geene patenten zoude verleenen ,, voer een, of meer regimenten, op wiens bevel 3, zulks ook zoude mogen zyn, om naar de pro3, Vintie, of ftad te marcheéren, daar zy Z. H. 3, konde verzeekeren , dat zulks , hangende de* „ raadpleegingen over de ingeleeverde bezwaaren, 3, nim= (f) Hoe dikwyls ook deeze uitdrukking van Willem IV. % vervat in eenen brief aan de regeering van Utrecht, togen zy.^en zoen aangevoerd, en den laatlfen als een loffelyk voorbeeld voorgefteld is; fcbeelde het echter ze-r veef, dat de listige Willem IV met dat gezegde een burgerliev'end, en vryheidminnend h«rt, afkeerig van alle militair geweld, zonde gepaard hebben. Dat gezegde kwam in tegendeel op eenen enkelen ftaatkundigen, en in den grond verfoejelyken trek neder, naamelyk, om de oproerigheden van een opgefiookt gemeen den vryen teugel te laten vermids het gros der fchutteryen, in de heillooze jaaren 1747-1 en 1718,, zelfs onder de waapenen den oproerkreet ■ van Oranje booven aanhefte, en dus niet gefchikt was om het gemeen te beteugelen, en, de militie zig daar in niet .vermogende te mengen, 'er ge;ne mogelykheid was, om het oproer, ten voordcele van Oranje ontftaan, andere te dempen, als door de volleedige inwilliging van ai'e de dwaaze, en frhaadelyke vorderingen van het gemeen ten ' behosrvc van dienzelfden Willem IV.  t8o VADERLANDSCH 0, nimmer met haare toeftemming zyn zoude. Indien ,,, de voorftemmende leeden , tegen alle regt, 3, en reeden , mogten willen beproeven , om de g, ftad, die, zo ver haar byzonder huishoudelylc 3, beftier aanging, nooit eenigen heer erkend had, 3, te overheerfchen, en indien Z. H. mogt goed- vinden, om tot zulke heillooze einden meede te 3, werken, zoude zy dat alles aanmerken, als eene s, daad van openlyke vyandfchap , en geweld, en de ,3 aanleggers, en uiu-oerers van hetzelve honden voor 9> gedecideerde vyanden van haare ftad, en burgerftaat, om tegen dezelven, wie zy ook zyn mogten, in alle 3, hunne betrekkingen, by alle geleegenheden, zodanig 9) te handelen, en zulke represailles te gebruiken, wel3i ken zy, als vertegenwoordigers van een vry volk, tot s, bewaaring van ftads regt, en onafhangelyke magi„ Jïraatsbeftelling, zoude geraaden vinden" (g). Aan alle deeze bondige reedenen , aan deeze vertoogen, aan deeze betuigingen ftoorde zig de ftadh. geenszins, daar hy geen ander oogmerk had, als om ten kofte van alles, zelfs van het dierbaar burgerbloed , zyne heerschzugtige ontwerpen to» liet uiterfte voort te zetten. Hy verwaardigde de ftads regeering niet eens met een antwoord op deeze, zo veel beteekenende, vertoogen, daar hy in tegendeel zo vaardig was ter inwilliging der begeerte van de voorftemmende leeden, en ter beantwoording hunner brieven op eene wvze, waar uit men voelen , en taften konde, dat hy 'er hartelyk deel in nam. Alleenlyk zond hy den brief der Utrechtfche regeering aan de ftaatsleeden van Amersfoort, voorgeevende, dat hy gemeend had denzelven niet te moeten beantwoorden zonder hunne voorkennis , en verzoekende, hunne oogmerken daar omtrent te mogen verftaan, van welken hv voorshands bewust was (h). Eeven zeer fMd" 'hy de Staaten van Holland te leur in derzelver (s) Verf. var. ftukk. by J. A. de CJnlm. 31. deel, bl. 220 ~$)jrcrf, van ftukk. ly J. A. de Chalm. 31. deil, bl. 24Ê;  HUISBOEK. 181 ver regtmaatige verwagting, die zv hem by hunnen brief van 6. feptember 1786. te kennen gaven weegens het gebeurde, zo omtrent Hattem, en Elburg, als omtrent de ftad Utrecht, gelyk wy by de behandeling van het eerstgema voorval breedvoerig gemeld hebben (i). Hy vergenoegde zig ook omtrent de Staaten der andere gtweften, om, gelyk zyne beftendige gewoonte was , by deeze zo veel gerugts maakende geleegenheid de fchoonklinkendfte betuigingen te doen van gehoorzaamheid aan de orders der onderfcheiden Staatsvergaderingen, en voorts van zulke gevoelens, waar van zyn hart echter eeven zo verre verwyderd was., als zyne fpreekende daaden. Van dien aard was inzonderheid de verfchoonende brief, dien hy over de wanbedryven in Gelderland, en den bedoelden aanval op Utrecht, op 10. oclober aan de Staaten generaal fchreef. In denzelven beklaagde hy zig hooglyk, na eene bewimpeling van de fchreeuwende gewelddaadigheden, te Elburg, en Hattem op zyne aanhitzing, en aanvoering gepleegd, over den indruk, welken die flappen op de gemoederen der ingezeetenen, maar vooral ook op de Staaten der meefte geweften, byzonder op die van Holland, gemaakt hadden, dog in welker byzonderheden wy, om de gelykluidetidheid van foortgelyke betuigingen, nt walgens toe door hem herhaald, nu niec treeden willen. Alleen merken wy aan, hoe gemaakt , en onopregt die betuigingen van gehoorzaamheid aan de geweldige beveelen der onderfcheiden Staaten, als kapitein generaal, waren, daar hy by deezenzelfden brief, welkers fcheering, en inflagopdie zogenaamde^oorsflawto'inederkoomt, aan H. H. Mog. met ronde woorden herhaalen durfde, het geen hy op 26. feptember hoofdzaakelyk aan de Staaten van Holland gemeld had, „ dat hy „ het befluit, door de Staaten van Holland on 16. feptember tegen hem genoomen, moest blyven ,3 aan* (0 IV. Deel,, bl. 88 90. IV. DEEL. M  ite VADERLANDS CH „ aanmerken, ais of hetzelve ten zynen opzigte nooit „ genoomen, of ingeroepen was" (k). Meerdere blyken zuilen wy 'er nog van zien, wanneer wy ftraïts in een aaneengefchaakeld verflag zyne brieven aan de Staaten van Utrecht over de ingeleeverde bezwaaren , en de bedoelde hervormingen, die zy zeiven toen mogten voorgehad hebben, zullen op. geeven. Was ondertusfchen in feptember 1785. het ontwerp der Amersfoortfche .ftaatsleeden , en des ftadhouders ,juit welke oorzaak dan ook, veriedeld; men kan echter uit het gebeurde in het laatst van april, en begin van mai 1787., en feedert dien tyd tot de geweldige omkeen'ng in feptember toe, gerustelyk opmaaken, dat het ontwerp van geweld reeds op het eerfte tydftip beflooten, en deszelfs uitvoering in laateren tyd flechts een gevolg was van dat eerder befluit. En, fchoon de Amersfoortfche ftaatsleeden met den ftadh. aan hunne toebereidzelen tot geweld, eeven als in feptember 1786., zo ook in mai 1787., de gedaante van eene verdeediging hebben willen geeven., laanleiding daar toe genoomenhebbende uit eene order van den generaal major van Rysfel, aan de Hollandfche troupen gegeeven; is het nogthans, tot hunne eeuwige fchande, maar al te waar, dat zy uit de onbewimpelde verklaaringen , en de, misfehien al te gemaatigde, houding der Staaten van Holland feedert de verfaameling van het kordon in 1786. tot in mai 1787. toe, en dus geduurer.de een tydsverloóp van meer dan zeeven maanden, wel deeg'elyk hadden kunnen zien, dat het Holland waarlyk om niets anders te doen was, als om de ftad Utrecht te bevryden van allen vyandelyken aanval met troupen. Hoe het zy, alles beraamd zynde , gaf de raad van Staate onverwagt op'27- april 1787. kwanswys kennis aan H.H. Mog., ©nderregt te zyn , „ dat de generaal major van Rysfel „ aan het Hollandsch krygsvolk bevel gegeeven had, JS ona (if) Nederl. jaarb. 1786. bl. 1274 1290,  HUISBOEK. 183 5, om zig gereed te houden, om,des noods, on ge„ geeven fefn/chodtèn naar de ftad Utrecht te'mar3, cheeren." En hierop beflooten H. H. Mog reeds op den volgenden dag, zonder aan de gedeputeerden van Holland ter Generaliteit weegens dat b^ve! alvoorens eenige opening te vraagen', om. eene zogenaamde uitlegging van den eed der officieren, aan de Generaliteit gedaan, aan alle de commandanten der regimenten af te zenden (l). Deeze uitlegging van den eed moest dienen , om de officieren over te baaien , of liever om hun een voorwendzei te verfchaffen, om zig te onttrekken aan de gezwooren trouw, en gehoorzaamheid aan de Staaten , en regeeringen der provintien, of fteeden, alwaar zy in guarnizoen motten zyn, voor zo verre de officieren eenige orders tot onderfteunine yan andere gewefien, of fteeden erlangen mogten (m). Hoe gemaakt deeze kennisgeving ran den ra ld van Staate en dit befluit van H. H. Mog. was, b ykt voldoende genoeg uit de ftellige orders * die de Staaten van Holland reeds op 6. odtober! en 8. november ! ?86. aan den heer van Rysfel ge! geeven hadden nonens het geen hy ter beveiliging der ftad Utrecht, in geval van eenen gevreesde.! aanval, te verrigten had (n); terwyl 'er seen Pf ^f-^ S *f%' k van'ltïate, de Gelderfche meerderheid, de Amersfcortfcha ■ ftaats- en(S.KX' '78?' 11 ^ Bn V°lg'' m' m VOlS" JmlnVI Ze4"Cn' dn ?° uille8«in£ W'den generaliteit*, eed aan de offiinren pchtt tot een voorwendsel di^-de om dat de ondervinding geleerd heeft, dat, wat ook byeen-e 2% wemtgea éen verkeerd begrip van dien eed. 5'g vrees voor de ongenaade' van H H. Mog., en den fhdh mogen Uitgèwerkt hebben, de groote hoop enkel daarom oen (hoorn gevolgd is, om dat zy tegen de vryhé'S -tt-ÖKS? bUrgeiS'Cn ^nten mefa, {& ^iiZf:nV:t^,7ié ^ ™ M 2  284 VADERLANDSCH ftaatsleeden, de ftadh., en alle anderen, die toe het komplot behoorden, hebben zulks al zeer lang te vooren volkoomen geweéten. Dit blykt ten duidelykften uit het advies, ter vergadering van II. H. Mog. op 8. december 1786. uitgebragt, dog het welk te wydloopig is, om hier te plaatfen (0). Zy konden zelfs niet onkundig zyn,, dat de heer van Rysfel, bereids op 1*. o&ober 1786., aan den heer van'Rechter en, als commandant van het regiment vanlïesfen Philipsthal, orders gegeeven had van dienzelfden aard,als waar opzy het voorwendzel van hunne militaire, en ftaatkundige beweegingen in april 1787. grondeden (p ). Daarenbooven geeft de heer van Rysfel by zyne memorie van fuggeflie y aan den raad van' Staate op 9. maart 1789. overgegeeven, zulk een eenvouwdig, en natuurlyk verftag van de aanleidende oorzaak tot den daadelyken aanmarsch van troupen naar de ftad Utrecht, dat 'er geen oogenblik aan te twyffelen is, of dat verflag verdiend het volleedigfte geloof, en doed allen fehyn van eenig oogmerk tot eenen opzettelyken aanval' op het Stichtfche grondgebied ten eenenmaal verdwvnen(q). Althans, dat 'er in dat tydftip eene gedugte aanval tegen Utrecht by de faamenzwee!ers gefmeed was , word daar uit blykbaar» dat de berugte Perponcher, en Athlone, door de Amersfoortfche ftaatsleeden reeds op 8. feptember 1786» gecommitteerd, om met de Staaten van Gelderland in (e) Verf. van Jlukk. by J. A de Chalm. 18. deel, bl. 291 —303. (p) Verf. van ftukk. by J. A, de Chalm. 32. deel, bl. 33,. en volg. ■■: , ' (q) Verf. van ftukk. rank. de zaak van den gen. ma;, vas KYSSF.L.i/. 96—10%. enbyl. 15.01116. bl. 219—223. Dit opzettelyk betoog der gronden, waar op de daadelyke aanmarsch der Hollandfclie troupen naar Utrecht gefchied is, moet noodzaakelyk worden ingezien door zulken onzer léezers, die een regt denkbeeld willen maaken van de voorwendzels, om een aauzienlyk getal trourjen by Utreclit x» doen vcrfaamcien.  HUISBOEK, i$5 onderhandeling te treeden, op 2. mai 1787., terwyl de Gelderfche landdag byeen was, aan den burggraaf van Lynden eenen brief fchreeven ter kennisgeeving van hunne afzending naar Arnhem, en tot Verzoek, om met de Staaten van Gelderland, of derzelver gecommitteerden te confereeren over een plan van gemeenfchappelyke verdeediging, waar van wy reeds bevoorens hebben melding gemaakt (r). Die commisfie werd daadelyk gemaakt, en de onderhandelingen aangevangen met dat gevolg, dat al op 3. mai ter Staatsvergadering van Gelderland, alwaar de braave minderheid toen voor het laatst tegenwoordig was, een ingewikkeld rapport werd uitgebragt, waar in voor alle die geweldige maatreegelen geene andere reeden aangevoerd werd, dan de ongelukkige tocftand der provintie van Utrecht, byzonder door de inconftitutioneele ftaps, pen, en, gegeeven orders van den generaal major van Rysfel." Geen wonder was het echter, dat de gecommitteerden van Gelderland daadelyk by befluit der meerderheid gemagtigd werden, ,, om met die „ van Amersfoort werkftellig te maaken , wat tot „ afweering van alle die aanvallen, als op de pro„ vintie van Utrecht zouden kunnen ondernoomen ;, worden, zoude kunnen ftrekken" (s). Naauwlyks waren die onderhandelingen alzo gewettigd, of de Amersfoortfche ftaatsleeden, gefterkt door een corps nieuwe troupen uit Gelderland, namen op 8. mai een befluit, waar by zy den kolonel van Efferen gelafteden, „ om op woensdag 9. mai zeer vroegtydig zig met zyn geheel regiment uit Rhee~ nen, Amerongen, en Leerfum op marsch te be„ geeven, van Amerongen op Leerfum, Doorn, en ,, Driebergen, van daar drie compagnien te zenden s, over Zeist, de Bilt, Blaauwkapel, en Zuilen op „ Maarsfen, en Maarsfeveen, en daar gekantonneerd 9, te blyven tot nadere order; om vervolgens met het ,, eerfte (r) IV. Deel, bl. 164 r65. 0) Verf. van ftukk. by J. A. de Chain. 3J. deel, 11. 15% =-159.  iS6 VADERLANDSCH 3, eerfte bataillon te marcbeeren van Diiebeven o,, ver Odyk, iïoz^ra, en Heemfieede op Jutphaas; om „ van daar de vier compagnien van het tweede „ bataillon te zenden, twee naar de Maerne, ei ,, twee naar Haimelen, en van het eerfte bataillon 3, vier compagaien naar V,eeswyk, anders genaamd ,, r/e Vaart, en de drie overige compagnien te ia,, ten te Jutfaas, en op alle die plaatfen gekan3, tonneerd te blyven tot nadere order.-' Ook had men tyding, dat een bataillon van Mönfier over de Bluauwkapel naar Zullen, en MaarsJen zoude trekkei,, om dus de ftad van rondom in te fluiten, en dc gemeenfehap met Holland af te fnyden (t). Deeze order, der Amersfeórifche ftaatsleeden was de fleutc! van derzelver geheelen toeleg, naamelykom,ond - den zyn voortgebragt, op welken die vermoedens „ zouden berusten," daar aan wilde twyffelen; die zal niettemin van het aanweezen van zulk een oncw< rp geheel moeten overtuigd worden, wanneer hy inziet hef deklaratoir van Willem VI van 26. mai, geheel ingerigt op den voet van eene oorlogsverklaaring aan Holland, en hem onder anderen daar by hoord zeggen: Nog voor weinig iyds fcheen on,, ze behendige verwtgting door de gelukkigflc uitkomst „ beveftigd te zullen worden: de kundigfte, en ge„ trouwfte regenten , met verre het grootfte gedeel„ te der goede burgeryen, en verdere in - en op„ gezeetenen van alle de geweften der Unie, in „ het byzonder van Holland, gaven reeds, by on„ derfcheiden geleegenheden, de duidelykfte blys, ken van hunnen weerzin tegen de fchaadelvke „ ontwerpen, en onregtvaardige befluiten, welken daadelyk, en onreegelmaatig wierden doorge„ dreeven : het oogenblik fcheen zelfs naby te zyn, „ dat men ter Staatsvergadering van Holland zelve ,, zodanige befluiten ftond te "neemen, als meer 3, dienftig konden zyn, om te voldoen aan het be3, kend verlangen van het grootfte, en befte gedeelte ,, der natie, om elk in zyne wettige regten, en ,, 072* ook in de wettige, en volkoomen uitoefening van 3, alle onze waardigheden, daadelyk te herfleUen" (x). Die duidelyker blyken van dit opzet begeerd, dan in deeze bewoordingen, en in de toenmaalige, in Holland verwekte, woelingen der oranjekabaai met het teekenen van oranjerequeften, als anderszins, begreepen zyn, moet of willens blind', of van zo kwaade trouwe zyn , als de fchryver der jaarboeken. Alle de befluiten van H. H. Mog., meestal op voorftel van Gelderland, Zeeland, en Utrecht genoomen, alle de befluiten van den raad van Staate, en van dc Gelderfche , en Amersfoortfche meerderheid , ia mai, juni, en vervolgens tot de omkeering toe genoomen , ademden tog niets anders , als een gevaat- (x) I. Deel, bl. 14. M 5  IQ» VADERLANDSCH vaarlyk- eedgcfpan, tegen de provintie van Holland, en de ftad Utricht gelmeed, en billykten dus den cordaaten ftap van Holland, om de ftad Ut)echt by een befiiiit van ;o. raai, na den aanval op de 17precfytffiebutgery v£fn 9. mai, van daadelvke hulp te voorzien, en om naderhand eene ftaatscommisfie te benoemen ter verdeediging der provintie van Holland, en der ftad Utrecnt (y). Indien deeze zaak nïet zo klaar, en onloochenbaar was, zouden wy bier moeten aannaaien alle die beiluiten , welken over deeze zaak gevallen zyn, ook by de Staaten .van Holland, en by die ftaatsleeden van Utrecht, wel- (y) Onder alle die befluiten was 'er bvna géért» het welk in wcdeiregteiyk - en willekeurigheid eevcnaaide dat van den ïaad van Staate, wanneer hy, op 16. iuni 1787. van weege H. H. Mog. aanfchryving gekreegen hebbende, om uit te voeren derzelver befluit ,, tot in* trekking van alle, te vooren genoomen, befluiten be„ trekkeiyk tot de troupen,ter Hollandfcl>ebet.a\me ftaande, 3, en tot verzoek, en last aan den raad van Staate, om ,, dienaangaande de noodige aanfchryving aan alle com„ mandanten, die het aanging, ten fpoetligffëri te doen," dat befluit weigerde uit te voeren. Hot is wel waar, ■dat hetzelve by H. H. Mog. te weeg gebragt was door de verfchyning der gedeputeerden van de flaatslee 'en, toen te Utrecht vergr.derd zynde, die de gedeputeerden van de Amersfoortfche ftaatsleeden overftemd hadden , en dat de raad yan Staate daar op vooruaamelyk grondde zyne gem. weigering. Dan het is niet minder waar, dat, daar de meerderheid der leeden van H. fl. Mog. vergadering goedgevonden had, o n d e nieuwe gedeputeerden toe'te laten, het geheel niet aan den raad van Staate, die flechts met de uitvoering belast wis, ftond, om daar over te oordeelen. Men kan deszelfs ge/.ogte reedene?ringen opmaak, ra uit eenen brief, daar over aan de bondgenooten gefchrecven, te vinden in de Verf. van ftukk. by f. A. de Chalm. 33. deel, bl. 280—28S. Maar zo ging het in dien tyd, waar in de verdervende hand zonder eenige ichaanrte haare heillooze ontwerpen doorzetten durfde, en ras een voorwehdzef gereed had, ora 'er eenen glimp aan te geeven.  HUISBOEK. 191 welken in juni 1787., en vervolgens de vergaderingen in de ftaatenkamer te Uirecln hebben bygewoond (z). Niemand, die de geaardheid der ftaatsléèüén van Amenfoott , een wonderbaar mengzel van aller leie inzigt'en voedende, uit alle derzelver bedry ven heeft gaade geflagen, zal zig verwonderen, dat zy, zig door de Holland/die hulptroupen, aan de ltad Utrecht verfchaft, in bet na'auw gebragt ziende, de houding van beleedigde, en onderdrukte lieden aannamen. Niemand zal zig verwondert,, hun by derzelver brief van 18. mai 1787. aan de Staaten van Holland, en by zo veele andere geleeg'enheden, zig te hooren beklaagen over groove mishandelingen , ongehoorde vyandelyke aanvallen, Jchrikbaarende, en verwoeflende gevolgen van hunne goede ingezeetenen, daaden van geweld, en overheerfching, en attentaaten op de hoogheid, en onafhangelykheid hunner provintie, met betuiging van de gevolgen van eenen inlandfcheri kryg. en het reeds geftorte, en rog te ftorten bloed voor reekening te laten van de Staaten van Holland. Niemand zat zig verwonderen, hun van die Staaten te hooren eifchén eene behoorlyke herflelling voor alle de belcedigingen, en fchnaden, hunne provintie, en ingezeetenen aangedaan , en gerifstftelling , dat uiergelyken in het vervolg niet weder gefchieden zouden (a). Eeven min zal het iemand bevreemden, dat zy, door het bon- fa') Thans verwyzen wy onze leezers tot een eigen onderzoek van dun aard, en oogmerken der orders, en fchikkingen van de Amersfoortfche ftaats'eeden tot eenen aanval op Utrecht, en das tot wettiging van het inrukken van troupen uit Htlland in de ftad Utrecht, het welk op te maaken is uit de brieven, en andere Itaatsftukken, weileen over dat onderwerp tusfchen de onderfcheiden Staaten , en (taats - en regeerings'ceden gewisfeld, en door dezelven vervaardigd zyn. V.rj. van fi'.ikk. by j. A. de Chalm. 33. deel, bl. '108—129. , en 140—247. • a) Verf van ftukk. by J. A. de Chalm. 33. deel, bl. 211 —210.  t9t vaderlandsch bondig antwoord van H. E. G. Mog. op die gewaagde ftcllingen niet afgefchrikt, aan dezelven by eenen volgenden brièf'van 26. mai voiftrekt als nog wdden opdringen offenfief tegen hun gehandeld te hebben, en hua by die geleegenheid fteekelig te gemoet voerden. „Wy vraagen, hoe zouden ü. 3, E. G. Mog. het befchouwen, indien wy de ftad a, Reusden, die zig aan ons niet lang geleeden ver3, voegd, en over de behandeling van U. E. G. s, Mog., haaren wettigen Souverain , geklaagd s, heeft, eens daadelyk met troupen hadden bezet? Hoe zouden U. E. G. Mog., wanneer, te3, gen den wil, en uitdrukkelyke begeerte der ma. 3, giftraat, ja wettige regeerers van Hoorn, door ü. s, E. G. Mog. militairen derwaards gezonden wier3, den, wy, of eene der and ere bondgenooten zicr daar in hadden gelieven te fteeken, en op een s, onderfte'd verzoek van die regecring troupen 3, derwaards gezonden hadden , dit hebben be„ fchouwd" (b) ? Elk zal uit deeze ftaalen over den geest , waar in die brieven verder gefehrecven waren, genoeg kunnen oordeelen. Allcenlyk Jcunnen wy niet voorby, om de bondige reedeneeïing van de gecommitteerden van Holland tot de perfooneele commisfie, vervat in derzelver rapport aan de Staaten van dat gewest van 2. juni 1787. «opens deezen laatften brief der Amersfoort'folie ibatsleeden hier aan te voeren. Zy gaven, naamelyk, te kennen, „ dat zy het 'onnoodig oor. 3, deelden, om aan H. E. G. Mog. te herinneren, dat j, de Hnllandfche troupen niet eerder tot hulp der ftad Utrecht waren aangerukt, dan na dat men S3 van de zyde der andere ftaatsleeden, door den J} aanmarsch van troupen, en eenen vyandelyken j, aanval op de burgers van die ftad, het zo lang J} gevreesd gevaar aanmerkelyk vermeerderd, en jj het vyandige der oogmerken openlyk aan den jj dag (b) Verf van jlukk. by J. A. de Chalm. 33. deel, bl. i.t ——•240.  HUISBOEK. ips dag gelegd had, zynde letterlyk het geval, waar j,, in volgens H. e, G. Mog. befluit van 6. o&ober jj. 1786. hulp aan de ftad Utrecht tot haare verdeejj diging was toegezegd: dat zy den aandagt van jj H. e. G. Mog. moeften bepaalen by de ronde j, verklaaring, in dien brief vervat, „ dat van weex) ,3 ge de Amersfoortfche ftaatsleeden , geadfifteerd „ jj, door .kragtdaadige hulp van meedebondgenoo„ jj ten, middelen zouden worden aangewend,om de? „ j, Hollandfche troupen, die zig in het Sticht bevon- j, den, aangemerkt als geweldenaars, van daar te „ jj doen vertrekken;" eene verklaaring, die, in jj v ^rband befchouwd met den gemaakten toeftet jj cm dezelve tot effecl: te brengen, en vermids aaa jj den anderen kant H. E. G. Mog., zo als de jj zaaken ftonden, de ftad Utrecht van de verleenj, de middelen ter verdeediging niet berooven konj^ den ,. al ras vyandelyke aanvallen op die trou> jj pen moest doen te gemoet zien, en terTens een jj voorneemen fcheen in te fluiten, om de ftad LTj, trecht zelve, als waar in een goed gedeelte van die troupen zig bevond, en het welk dus nietj, j, dan na het vermeefteren der ftad, daar uit gejj dreeven konde worden, feitelyk aan te taften, a, en, ware het mogelyk, door geweld te onder te jj brengen : en dat, het akelig gevolg, dat hier jj uit zoude voortvloeien, de grootfte vrees moejj tende te weeg brengen, en derhalven het gejj bruik van middelen, om iets diergelyks voor te jj koomen , of te fluiten, ten hoogden noodzaajj kelyk maakende, zy gecommitteerden gemeend jj hadden, H. E. G. Mog. daar toe alleen te moejj ten opwekken" (c). En het is juist uit hoofde van deeze, en foortgelyke andere bedreigingen der Amersfoortfche ftaatsleeden , dat zig ten vollen laten billyken die aanvallen , welken op naam der ftaatsleeden, te Utrecht vergaderd, naderhand zo op («) Verf. van flukk. by J. A. de Chalm. 33, deel, il. 24* —244,  194 VADERLANDSCH op het vyandelyk kampement van Zeist, al* op Soestdyk, en andere vyandelyke corpfen, of detachementen, gefchiedzyn, hoe zeer dezelven door het, of bloohartig, of verraaderlyk, gedrag des Thyngraafs vanSalm in rook verdweenen zyn. Want niemand kan ontkennen, dat, zo dra de Hollandfche troupen, tot afweering van eenen hoogstwaarfchynlyken vyandelyken aanval tegen de ftad Utrecht, wettig binnen die ftad getrokken waren, eri zo dra de militie, door de voorftemmende leeden van Amersfoort binnen de provintie ontbooden tegen het protest der.ftad Utrecht, en tegen huu eigen voormaalig befluit, om, gednurende de verfchillen over de bezwaaren, geene meerdere troupen in de provintie te laten koomen, door eene vereenigde zogenaamde commisfie van Gelderfche, en Amersfoortfche ftaatsleeden, onder het bevel van den gewelddryvenden ftadh., in werkzaamheid gebragt was; de ftaatsleeden te Utrecht met do regeermg dier ftad daar uit het regt kreegen, om den ftag, die hun gedreigd werd, voor te koomen, en die troupen te verjaagen , offchoon zy zeiven in vereeniging met Holland zig al tot enkel verdeedigende middelen wilden bepaalen. Wy moeten hier ook niet nalaten , om in het voorbygaan op te merken, hoe godloos, en ter kwaader' trouwe van de zogenaamde amneftie, die in Holland op 15 februari 1788. gegeeven is, onder anderen worden uitgenomen „ alle zodanige regenten, leeden, of „ mmifters van regeering, welken, door het uitvinden, of bedriegelyk verfpreidcn van onwaar„ agtige gerugten van vyandelyke desfeinen tegen „ deeze provintie, het Land met fchrik vervuld, „ en gebragt hadden tot eenen ftaat van defen„ fïe, welke geheel noodeloos was, en waar door ,, 's Lands penningen op eene onverantwoordelyke „ wyze waren verfpild" Cd). Ondertusfchen blykt uit al het gebeurde in dien tyd, hoe bedriegelyk ook (d) Nederl. jaari. I17S8. bl. 257.  H U I S B O E K. 395 ook de ftadh. in alle opzigten met de natie om» fprong , en haar een rad voor de oog>n zogt te draaien , om haar op het onverwagtfte te verrasfen, en re overrompelen. Want, zagen wy hem te vooren de Staaten van Holland by zynen brief van 7. feptember rjSö. openlyk misleiden omtrent den weezenlyken toeieg der Amersfoortfche ftaatsleeden met de militie in dien tyd," juist deezen zelfden maatreège» volgde hy wederom in mat 17H7. Immers, fchoon wy reeds op 2. mai eene commisfie der Amersfoortfche ftaatsleeden hebben zien aankoomen te Arnhem, alwaar toén de landdag was, om met Gelderfche ftaatsleeden heimelykteraad-' pleegen over een zogenaamd plan van verdeediging; en fchoon wy op 9; mai het geweld rondom 'Utrecht zagen uitbarften; daar durfde Willem V. op 4. mai te vooren aan den griffier Fagel wel melden „ „ dat hy meende , geenen brief over couranten3, nieuws aan H. H. Mog. te moeten fchryven, maar ,, hem verzogt hun kennis te geeven, dat hy met „ veel verwondering in fommige nieuwspapieren' „ had j^ien gerugten, als of uit nymegen op êéners ,,' das, zeeventien expresfen waren afgevaardigd aan alle 3, regimenten, in Gelderland , en in utrecht lig* „ gende, met last, em zig viarschv aardig te houden» ,, en aan de boeren, om hunne paarden op ftal te' houden tot het vervoeren van gefchut; dat zulks een louter verdigtzel, en onwaarheid was3 en „ hy zig zelfs niet verbeelden konde, wat aanlei„ ding tot een diergeiyk ukftrooizel had kunnen geeven; en dat by, hoe zeer niet gewnora „ zig aan lastertaal in de nieuwspapieren te ftooyt ren, echter dat gerugt van zo veel aanbelang „ oordeelde, dat hy noodig dagt te melden, dac „ niets daar van waar was, en dat hy dagt hetzel„ ve uitgevonden te zyn, om wantrouwen onder „ de goede ingezeetenen te doen gebooren wor- den" (e). Wie zoude kunnen gelooven, indien dc (0 Nederl. jaarb. 1787. bl. 883,  t96 VADERLANDSCH tJeontwyffelbaare uitkomst het niet geleerd had, dae zulke verzëekeringen valsch kondtn zyn, en dac hy de houding durfde aanneemen van iemand, die het wantrouwen onder de goede ingezeetenen vermyden wilde, terwyl hy heimelyk de zaaken zo beftierde, om op^ het onverwagtfte den bedoelden ilag te flaan ? Wie zoude kunnen gelooven, daC de ftadh. op 4. mai iets diergelyks aan H. H. Mog, zoude bekend maaken , en reeds met de Amers* foortfche ftaatsleeden in de weer was, om, op 8. mai daaraan, de ftad Utrecht door militie van rondom in te fluiten ? Om ook het zyne toe te brengen tot zulk een godvergeeten bedrog, wilde proïesfor Tollius, (een man, die zig, tot dien tyd toe, onder het momaangezigt van braaf - en onzydigheid had zoeken te beïchermen tegen de verdenkingen van tot de oranjekabaai te behooren, en die zig zelfs , nu en dan , in het heimelvke tegen verfcheide verrigtingen van den ftadh. "verklaard ha i, na dat deszelfs geweldige oogmerken hadden begonnen zig te openbaaren;) ook zyn vermeend crediet by het publiek wel in de waagfchaal ftellen, en. het geen hy 'er van bezitten mogt op eens voor altyd verliezen. Immers hy waagde het, om op dienzelfden dag, waar op de ftadh. den gem. brief aan Fagel fchreef, aan den Delftfchen courantier Finje te fchryven, „ dat het eindelyk eens tyd „ wierd, dat eerlyke lieden zig niet langer ont,, trokken, om den loop van den leugen, en las- ter te fluiten, en dat hy met volkoomen over„ tuiging van waarheid durfde verzeekeren , dat „ die berigten van allen grond ontbloot waren, en „ eene zo fpoedige herroeping vorderden, als de „ gevolgen verderrfelyk waren , welken daar uit „ voor de Republiek in het gemeen, en voor Hol. land in het byzonder, te dugten ftonden" (ƒ). Dog de uitkomst beveiligde al vier dagen daarna iiet bedrog van Willem V., en Tollius. "Niets kan der- (ƒ) Nederl. jaarb. 1787. bl. 884.  HUISBOEK. ie? ♦derhalven veragtelyker, ja verraaderlyker uitgedagt worden , dan eeven deezezdfde pasfen van den zo vyandelyken ftadhouder, die in zynen boe. zem fteeds allerlei geweld, oproer, eo bedrog onder den fchyn van vreedeliewndbeid koefterde. liet was tog hier wederom de ftadh., die het werk van geweld voortdreef, en het hoofd, en middelpunt deezer geweldige aanftagen was. Het was de ftadh., die alles toèbragt, wat in zyn vermogen was, om met geweld zyne oogmerken te bereiken, en die met de Gelder/, he meerderheid, en Amersfoortfche ftaatsleeden de uiterfte poogingen aanwendde , om , ten kofte van de militaire krygstugt, van derburgeren, en ingezeetenen veiligheid, en eigendommen , ja ten kofte van zyne diergezwooren piigten , zyn fyftnema van geweld door te dryven. Met meefterlyke trekken, als naar gewoonte, maalde de vroedfchap van Alkmaar, door de pen van haaren kundigen fecretaris Reyfer, by haar befluit op het requct der algemeene vergadering van de gewaapende burgercorpfen in Holland, aan de Staaten van dat gewest ingeleeverd (g), het ftraf- (g) Dit request hie'd in een verzoek, ,, om de vyan„ den des vaderlands met vereenigde burger - en militaire ,, magt vin Holland tot reeden te brengen, en. op iet „ voorbeeld der fuspenfie van het kapitdnfcftap generaal, ,, Wtlem V. ook te fuspendeeren in het ftadhouder - en ,, admiraalfchap generaal van Holland, met inhouding van „ alle de traktementen, en voordee'en, tot die bedienin„ gen ten last» der provintie ftaande." En het is in de daad naauwlyks te begrypen, d' dit denkbeeld, hetwelk voor het eerst in de Leidfche vroedfchap geopperd werd, niet eerder is tot ftand gejragt. Want, welke verfchooningen Willem. V ook inbragt voor zyne militaire verpligting, om de orders van de meerderheid der Staaten van Gelderland, en Utrecht uit te voeren, nimmer heeft hy het inroepen van zynen pligt als ftadh. tot vcreeniging der gemoederen anders, als net eene valfche verfchooning van geen credin te h*bben, kunnen ontdu ken. En, daar de Staa- IV. DEEL. N ten  I98 VADERLANDSCH flrafbaar gedrag van den ftadh. af op eene wyze, die wy alhier geene plaats weigeren kunnen. Zy verklaarde naamelyk, dat, wanneer uit den brief „ van Z. H, van 13. auguftus i}86. bleek, dat hyhet befluit, door H. E. G. Mog. op 27. jidi bevooiens „ omtrent het commando over het guarnizoen van 'shaj, ge genoomen , bleef aanmerken, als of hetzelve ,, ten zynen opzigte nooit genoomen was , en dat Z. H. zig dus booven het fouverain gezag van ,, H. E. G. Mog. verheffen durfde, en wan,, neer Z. H. verder in het begin van feptember-, 3, met meedewerking van de meerderheid der Scaa3, ten van Gelderland, met militie van den Staat, ,, welke bevoorens in eene, meer dan gewoone, 3, meenigte in die provintie verfaameld was, de ,, fteeden Hattem, en Elburg, die zig op regten, ,, en privilegiën beriepen, innam, zo dat derzel„ ver inwooners, de meefte hunner bezittingen ,, aan den baldaadigen, en onbeteugelden krygs,, man ten prooi latende,' naar elder3 de wyk na. ,, men; H. E. G. Mog. in dien tyd, ten einde ,, zodanige ftappen van overheerfching, en gewelel -voor Holland met geen effect zouden kunnen on3, dernoomen worden, Z. H. in deszelfs post als 3, kapitein - generaal deezer provintie gefuspen,, deerd, de militie, ter hunner betaaling ftaande, „ herwaards ontbooden , en een kordon troupen „ tusfchen de Maas , en Zuiderzee geordonneerd ,, hadden : waar by in het byzonder nog kwam, dat de ftad Utrecht, na teleurftelling door de twee voorftemmende leeden van Staat dier pro- ,, vintie, ten van Holland, m naderhand ook vnn Overysfel, en de ftaatsleeden, te Utrecht vergaderd, hem in zynen dienst als kapitein generaal opgefchort hebben , daar hy, door ■ vernieuwde blyken van kwaadwilligheid in zyne hoedanigheid van ftadhouder, zyne wandaaden als admiraal generaal wederom in het geheugen bragt; fcheen niets reegelmaatiger te zyn. dan dat hy te gelyk ook als ftadhouder, en admi- ' raai generaal gefuspendeerd werd.  ■HUISBOEK. 199 3, vintie, zig van het regeeringsreglement van 1674. „ oncilagen hebbende, en door die twee ftaatslee„ den met eenen geweldigen aanval gedreigd wor„ dende, zig in poftuur van verdeediging ftelde, „ en dat eene meenigte detachementen uit geoef„ fende burgerfchutteryen, en genootfchappen zig niet alleen naar Woerden, en daar omftreek, toe ,, befcherming van Holland, maar ook naar de gem. (bad Utrecht begaven; ja dat ook H. E. G. Mog. ,, op 6. oclober 1786. beflooten hadden, om die „ flad, in geval van vyandelyken aanval, of vart gevaar door aanmarsch van troupen uit Gelder. „ land, met militie uit dit gewest te verdeedigen .• „ dat, geduurende deezen winter, veel militie ia ,, de provintien Gelderland, en Utrecht was gekan,, tonneerd geweest, en dat ook, in dit voorjaar, „ eene correfpondentie nopens het gebruik deezer „ militie , door de meerderheid der ftaatsleeden ,, van Gelderland, en de twee voorftemmende, eft ,, te Amersfoort vergaderde , ftaatsleeden der pro,, vintie van Utrecht, was aangegaan ; maar dat ein- delyk de zadk zo verre gekoomen wa«, dat een „ bataillon van het regiment van van Efferen naar ,, Vreeswyk aan de Vaart, (eene heerlykheid der ftad Utrecht;) en naar Jutphaas gezonden was, hec welk zig dus buiten allen twvffc! meefter van 3, de (luizen aldaar, van zo veel belang voor de 3J ftad Utrecht, ja zelfs voor Holland, maaken zou,, de: dog om welk voor te koomen, en de gem. „ (luizen te bezetten , een detachement burger„ fchuttery uit Utrecht op 9. mai naar de Vaart 3, gemarcheerd was; maar welk detachement onder 3, weg, eeven voorby Jutphaas gekoomen, endoor 3, het gem. bataillon op het grondgebied van U3, trecht verraaderlyk aangevallen zvnde, hetzelve ,, bataillon door den godlyken byftand verjaagd, ,, en vervolgens aan de Vaan post gevat had: wel,, ke vyandelyke aanval daar op tot gevolg gehad ,, had, dat niet alleen de Hollandfche troupen tot „ verdeediging der ftad Utrecht aangerukt, maar „ dat ook op cieaw eene meenigte burgerfchutter* N * j, uit  soo VADERLANDSCH Si uit dit gewest tot beteugeling van het geweTtf „ toegefchooten waren : dat, op 14. dierzelfder >} maand, in de holle Bilt vier kompagnien van het j, regiment van Tuil op eenige weinige houzaaren , j., en jaagers van den, in dienst deezer provintie j, zynde, rhyngraaf van Salm waren aangevallen^ jj dog welken, eeven als het bataillon van van Efj, feren, met fchaade, en fchande te rug gedreejj ven waren; dat gevolgelyk, hoe zeer al het gejj. drag van van Efferen door de ftaatsleeden van jj Amersfoort mogt worden veroordeeld, eevenwel j,, doordezelven niet alleen geene legaaleverklaaring .„ daar van aan de ftad gedaan was, maar dat ook „ deeze geheele aanmarsch met den vyandelyken y, aanval in de holle Bilt de fterkfte bewyzen van geweldige oogmerken, ja van eenen verklaarden jj ooTlog, op'eeverde : dat, fchoon aan de eene _v zyde het ftorten van menfchenbloed',- zoveel' jj maar eenigszins mogelyk was, behoorde vermyd, j, en uit dien hoofde nog naar alle middelen tot 3, voorkooming daar van zorgvuldig omgezien te j, worden, aan den anderen kant eevenwel, 3n- dien de Jzaaken in den tegenwoordigen onbe» 3, flischten ftaat moeften blyven , niet alleen de jj onrust, en onveiligheid in deeze Republiek zoujj den worden gevoed , maar ook onnoemelyke fchaajj den, door de koften van kantonnementen, enjj toeruftingen, door verzuim van affaires der uitjj getrokken burgerfchutters, en door verloop van jj het crediet binnen-, en vooral buitenslands, zoujj den worden veroorzaakt: gelyk ook hier door jj aan de gewelddryvende dwingelanden meer en j, meer geleegenheid , om zig te verfterken, en jj verdere maatreegelen ter bereiking hunner verj, foejelyke oogmerken te neemen, zoude gegee.j ven worden : dat Z. H., hoe duidelyk ook zien'jj de, dat het ongenoegen, en wantrouwen, heC jj welk tegen hem, door het beftier in den Engel'. ~sl fchen oorlog, by het grootfte, en befte gedeel\j te der natie, en in het byzonder van deeze pn> jj vintie , was opgevat, door de aanvoering van « mili-  HUISBOEK. aot „, Tnilitie van den Staat tegen Hattem, en Elburg „ mog merkelyk was tocgenoomen, en dat deeze daad van geweld ook aan H. E. G. Mog. zeer ,, mishaagde.; en hoe zeer ook verzeekerd, dat ,, alle de geweldige ftappen in de provintien van •,, Gelderland, en Utrecht, door militaire magt op ge>, zag, of naam van de Staaten dier provintien on», dernoomen, uit hoofde van den invloed op die „ leeden van Staat voornaamelyk aan hem wierden 3, toegefchreeven^ ja, hoe klaar hy ook befeffen „ moest , dat hy door zulke verkeerde maatreegelen het, in den waapenhande'1 geoefrend, gedeelxe der natie, en byzonder ook van dit ge3, west , aanhitfte , en aan'eiding gaf, dat het„ zelve de waapenen aangreep, en zig in poftuur „ van verdeediging zyner aangevallen , of bedreigde landgenooten ftclde, en dat hy op deeze wy,, ze veroorzaakte, dat de Republiek grootendeels s, in beroering gebragt wierd; eevenwel op den; ,, zelfden voet voortging, en, in plaats van door ; zyne tusfchenkomst , en invloed de gereezen s, gefchillen tusfchen flaatsleeden, zo veel moge» „ lyk, uit den weg te rnimen, in het afgetroks, kene alleen op dt vigilantfte manier werkzaam was, s, om, niettegenftaande hem niet onbekend was, : a, dat H. E. G. Mog. niet alleen geene troupen, , y, ter hunner betaaling (taande, tot zodanige expeditien begeerden gebruikt te hebben, maar ook | beflooten hadden, «m de ftad Utrecht, vyande, ,, lyk aangevallen, of in gevaar gebragt, te hel, pen verdeedigen , eevenwel in de provintien van , ,, Gelderland, en Utrecht troupen, ("waar onder ook „ militie, ter betaaling deezer provintie ftaande,) ; j, naar de ftad Utrecht in bewceging te brengen, ,, en zo wederom dezelfde daad van geweld, als , voorleeden jaar tegen Hattem, en Elburg, mi : ,, tegen de ftad Utrecht in het werk te ftellen door 3, het aanvoeren van militie tegen eene ftad, een ,, lid van Staat zynde, en zulk uit hoofde, of ter 3, geweldige beflisfching van verfchillen met haare meedeleeden, terwyl hy in deezen zynen iever N 3 zig  «os VADERLANDSCH „ zig niet ontzag, om, tegen den verklaarden, en fouverainen wil van H. E. G. Mog. aan, te „ handelen, en, daar de ftad Utrecht in ftaat van ,, tegenweer gebragt, en met hulpfchutters, on„ der anderen, en wel voornaamelyk uit dit ge„ west , voorzièn was, niet alleen de grootfte ,, waarfchynlykheid tot eenen aanftaanden borger,, oorlog, waar in ook dit gewest grootelyks zovt„ de betrokken zyn, te geeven, maar zelfs Zoda„ nige marchen door militaire corpfen te laten „ doen , waar uit vyandelyke ontmoetingen door ,, geweldige aanvallen van die militaire corpfen ontftaan waren, en bloed vergooten was: dat, 3, zo vigilant, als Z. H. geweest was, om tegen ,, geheele fteeden, leeden van Staat in haare pro_,, vinden zynde, den militairen arm te gebruiken, of aan te voeren, hy daar tegen doorgaans zo werkeloos was geweest in het tegengaan van op„ roerige beweegingen , die op verfcheide plaat3, fen , ten zynen gevalle, en (zo als het befte s, gedeelte der natie uit zyn ftilzitten moest op3, maaken,) tot zyn genoegen, en misfehien ook 3, wel met zyne voorkennis, gemaakt waren, waar 3, door de affchuwelykfte tooneelen van wanorder, 3, fchrikbaarende woestheid , toomeloosheid , en 3, p'undering veroorzaakt waren, en tegfn welken 3, dus de voorzigtigfte, en kragtigfte maatreegelen 3, hadden moeten genoomen worden : dat Z. H. 3, zig, by voorkoomende geleegenheden, wel had ,, beroepen op regten, en preëminentien, aan hem 3, volgens zyne gedagten toebehoorende, en op de ,, dienften. door zyne voorouderen aan deeze Re3, publiek beweezen: maar dat het veel liever te j, wenfehen geweest was, dat Z. H., daar hy in, s, en feedert den oorlog met Engeland mcenigvul,, dige geleegenheden gehad had, om zig de lief,, de der natie, die hem met inkomften, en eers, bewyzen overlaadde, waardig te maaken, zoda,, nige inroepingen door mannelyke, en vader,, landschgezinde daaden, die de "harten der natie w nog meer, en te regt, aan hem zouden verbon- s, den  HUISBOEK. 203. den hebben, voorgekoomen was: dog dathynu,. s, hc hoorde te overwegen, dat zyne vermeende 3, regten, en preëmi-nentien, voor zo verre dezel33 ven al niet op verkeerde iokruipzels fteunden, 3, maar wettig ingevoerd waren, niet moeften ftrek3> ken, om hem ten kofte van het geluk der natie 3, groot te maaken, maar aan hetzelve behoorden s, dienstbaar te zyn; en dat, indien in de tegen3, woordige omftandigheden zig iemand op regten, }, en prerogativen beroepen konde , het onder ars) deren in het byzonder ook waren de gewaapende s, burgercorpfen in deeze provintie, als beftaande j, uit een groot gedeelte van den bloem der inge3, zeetenen, uit welker contributien Z. H. van zys, ne geboorte af zulke importante inkomften geno,., ten had, die toonden, zelfs hun leeven voor 3, het behoud der beklaagde, maar door de god3, lyke goedheid nog bewaard gebleeven , vry. s, heid veil te hebben, en die thans aanhielden, 3, dat de door hun opgebragte laften, ten minften 3, by provifie, niet meer befteed wiprden tot ver3, ryking vhü iemand, door wiens handelingen zy, in plaats van in hunne regten geveftigd, in te- gendecl in fchaade, en rmeite gebragt, en als ,, in het harnas gejaagd wierden: dat Z. H., die. 3, tot den Engeljchen oorlog toe de liefde der na5, tie was, zig ook had behooren voor te ftellen, „ dat de eer, aan zyne hooge geboorte in zyne 3, jeugd aangedaan , eene voorbetaaling als op 'het ,, crediet zyner voorouderen was van het geen hy tot voldoening aan zyne verpligting verrigten ,, zoude, dog welke voldoening in detyden, waar in zy het meest te pas kwam, en verwagt wierd, „ helaas ! aan de natie niet gebleeken was: by welk ,, alies nog kwam, dat, fchoon Z. H. eigenlyk, of wel voornaamelyk , in den Haag woonagtig ,, was, en aldaar, ten kofte deezer provintie, nog ,, binnen korte jaaren eene enorme fomme aan de, „ voor hem gefchikte, huizing befteed was', de,, zelve, behalven de hier voorgem. ftappen, te-" 9, gen den zin van H; E. -G. Mog. gedaan, ook N 4 door'  *©4 VADERLANDSCH door zyn langduurig verblyf buiten deeze pr»3, vintie getoond had, van dezelve afkeerig te zyn." Op grond deezer zo bondige reedenen, befloot de vroedfchap, ,, om de gedeputeerden ter dagvaard te magtigen, om, wanneer zy het uit de, door „ hun verkreegen, informatien dienftig oordeelden , „ dat de verklaarde vyanden des vaderlands mee vereenigde burger - en militaire magt deezer pro„ vintie wierden tegengegaan, daar toe met de an- dere leeden van H. E. G. Mog. de noodige be,, fluiten te helpen neemen; als meede, om Wil3, lem V. provifioneel ook in het ftadhouder - en admiraalfchap generaal deezer provintie te hels, pen fufpendeeren , met inhouding van alle de 3, traktementen, en voordeden, door hem weefl, gens die ampten, als ook weegens den post van s, kapitein - generaal deezer provintie, en van zy3, ne verdere waardigheden, uit de kas van dit ge3, west genoten; en om verder aan gem. gedepu3, teerden over te laten, om, by het uitbrengen van 3, deezen last, voor zo veel zy het zouden dienftig 3, agten, de acte van indemniteit van H. E. G. 3, Mog. van ii. juli 1663. in te roepen" (h). Gelykfoortig befluit nam de vroedfchap van Schiedam over hetzelfde onderwerp (1). Naar waarheid fchiU devde ook de vroedfchap van Amfteldam by derzelver voorftel van 7. juni 1787. dit gedrag af, wanneer zy daar by zig beklaagde, „ dat de pro3, vintie van Holland feedert eenigen tyd het vooras werp geworden was van de jaloufie, en haat van ,, eenige weinigen , die , onder den naam van de Staaten van grldfrland, en utrecht, aan het hoofd „ hebbende Willem V., openlyk betoonden zig „ op haare ruine, en ondergang toe te leggen, on,, der voorwendzel van eikanderen behulpzaam te „ zyn (JP Verf van pvkk. by J. A. ie Chalm. 47. deel, 11. 24 ■—33- (0 Verf. van Jlukk. by jf. A. ds Chalm. 22. deel, bl. 1 r—3.  HUISBOEK. 205 „ zyn tot het te rug dryven van de militie dier ,3 provintie, dewelke, op het verzoek van de re-> geering der ftad Utrecht, en op bevel der Staa„ ten van Holland, alleenlyk was toegefchooten, 3, om haar, als een meedehd van het bondgenoot-j i'chap, tegen het geweld, en de overheerfching 5> van eenige weinige ftaatsleeden te verdeedigen: j» dat, om hier van ten vollen overtuigd te zyn, 33 de raad alleen maar noodig had, zig te herinne3» ren den vyandelyken aanval van de militie onder 93 bevel van van Effaen tegen de burgery der ftad j> Utrecht, welke daad dan ook de regeering van 53 die ftad had doen inroepen de beloofde hulp van 3> H, li. G. Mog.; terwyl de vervulling van die »> belofte het voorwendzel had aan de hand gej> geeveii aan de Staaten van Gelderland tot het 33 doen aanmarcheeren van een aanzienlyk getal »» troupen, rykelyk voorzien van gefchut, mortiejs ren, amunitie, en met één woord van al zoda-' js nig oorlogstuig, als tot beleegeringen, en verj> woeftingen van fteeden, en veilingen, door ee3> nen openbaaren, en buitenlandfchen vyand, zouj» den kunnen aangevoerd worden: dat deeze exj3 peditie gepaard geweest, of voorafgegaan was 33 door deklaratoiren, of brieven zo van Gelderland, 31 als van de ftaatsleeden der provintie van Utrecht, te ,3 Amersfoort vergaderd, die niet duifter te kennen jj gaven hun oogmerk, om daadelykheden tegen de s» militie van Holland, tot befcherming der ftad ,» Utrecht toegefchooten, en niet anders als verj> deedigenderwyze handelende , in het werk te js ftellen : en dat de ftadh. van Holland zig niet ontjs zien had , om by een openlyk deklaratoir, of j> manifest, als was hy een fouverain vorst, onder 3> iedele, en algemeene befchuldigingen tegen eej» nige weinige, dog ongenoemde, ieeden, en rnij3 Bitters van regeering, een gedeelte der ingezee33 tenen tegen 'sLands hooge Overheid op te zet„ ten, en, door de befluiten van den Souverain voor overhaast, onwettig, en van onwaarde te verklaareu, deeze verblinde ieveraars voer het huis N s », vaa  &o6 VADERLANDSCH H van Oranje- tot ongehoorzaamheid, es'oproer op, s, te rokkenen, en zig, ais een hoofd, en voorgan-. „ ger in disrefpect, ongehoorzaamheid, en wedetfpdn. nigheid. van. zynen, en hunnen wettigen èmveram, s, te gedraagen." Op deeze gronden deed de vroedfchap van Amfleldam ter vergadering van Holland het gewigtig voorftel tot het aanftellen van de bekende ftaatscommisfie ter verdeediging van Holland, en de ftad Utrecht (k). ■ Wat de bemiddeling over de verfchillen, tusfchen de Stühtfche ftaatsleeden onderling, en tusfchen hun; en de burgeryengereezen,aangaat;ook daar omtrent heeft dc ondervinding geleerd, dat hun oogmerk nooit opregt geweest is. Het is wel waar, dat de regeering Cer ftad Utrecht reeds in november 1786". aan de .Staaten van Holland fchreef, „ dat zy de aanbieding „ van de bemiddeling der andere provintien wel. 3, had ontfangen, dog dezelve niet konde aannee3- men, dan onder beding van het te rug trekken 5- der ingerukte militie van het Stühtfche grondge-. 3, bied, en van de belofte onder guarantie van Hol. „ land, om gednurende de onderhandelingen geene „ troupen op nieuw te doen inrukken, als. meede, 3, met voorbehoud van alle zodanige bvzondere,. 9, en onvervreemdbaare fteedelyke regten , waar. •>■> over zy zig in geene onderhandeling konde insj laten , en eindelyk van uitfluiting buiten alle te „ houd-en conferenrien van zodanige ftaatsleeden,. 3, die zig by derzelver adviezen, en gedraagin3, gen als vyanden der ftad getoond hadden" (/). Het is ook waar, dat die regeering zig, by derzelver brief van 8. januari 1787., aan de Staaten van Holland, Overysfel, en Groningen, die welmeenend,, en op het ftcrkfte hunne goede dienften tot eene bemiddeling aan de Stichtfche regeering, eeven. ais aan Gelderland, aangebooden hadden, verklaarde, gee- rt'") Verf van ftukk. by J. A. de Chalm. 22. deel, bl. 13 --TH- W Nederl, jaarb. 1786. bl. 1435. en volg.  HUISBOEK. ao? ,, geene andere bemiddelaars, als uit zulke provin,, tien, die door eene aanbieding van bemiddeling 5, by haar bekend waren , te kunnen aanneemen (m): dat zy ook niet geloofde, dat de Staaten ,, ooit van haar vergen zouden het aanneemen van een plan van convenientie, ter gunfte der van ,, haar verfchillende ftaatsleeden , waar door aan ,, der ftads , of burgeren onvervreemdbaare regten eenig het minfte nadeel zoude worden toegebragt, maar dat zy haar, by de aan te vangen „ onderhandelingen, bereidvaardig zouden vinden, om omtrent alle andere pointen," (dan de fteedelyke regten betrof,) ,, in zulke onderhandelin„• gen te treeden, als uit de voordellen der gecommitteerden van de burgery zouden gebooren worden, ja zelfs, om, ter bereiking van het henzaam oogmerk dier onderhandelingen , tot bezorging vjn rust, en vreede aan de ftad, cn ,, provintie, alle mogelyke inlchikkelykheid te ge;f blinken: en dat zy, ten blyke van dit haar op,, regt vooriieernen, bereid was, om opvordering ,, van H. K. G. Mog. alle de anxiliaire burgers, die tot haare hulp waren toegefchooten, entoen aldaar guarnizoen hielden, te laten vertrekken, ,,■ zo dra de, zo wederregtelyk door de voorftem,, mende leeden ingevoerde , militie den bodem ,,. der. provintie zoude verlaten; waar toe zy zig vleidde, dat de vermaaning van H. E. G. Mog. ,, haare meedeftaatsleedcn zoude bewoogen heb,, ben , en in het welk zy zig volkoomcn op de guati rantie van H. E. G. Mog. zoude verlaten" («). Eindelyk is het ook waar, dat 'er van den kant van ecni- (w) De hooghartigheid van de meerderheid der Gelderfche, Zeeuwfche, en Friefcb.e Staatsvergaderingen, die de regenten van Utrecht niet erkennen wilden, had hun ook belet, om zig aan dezelven tot de bemiddeling aan te bieden. (n) Verf van liukk hy jf A. de Chalm. 33. deel, bl. 58 ——62. Bdlyker voorftel in de daad, dan dat der Gelderfche raeei derheid, waar van wyhïïrhtvenbl. 114. envoïg. fprakenl  so8 VADERLANDSCH eenige, kwaalyk beraaden, en heerschzugtige burgers, inzonderheid van hun, die zig in een aller, willekeungst beftier der ftad Wyk hadden ingedrongen, en van daar ook hunnen invloed op de burgery van Utrecht eenigermaate wisten uit te brei. den, alle rnogelyke hinder paaien werden in den weg gelegd, om alle bemiddeling tegen te gaan (o). Maar het is niet minder waar, dat de vroedfchap," en burgery van Utrecht alle reeden had, om de heinielyke oogmerken der Gelderfche, en Amersfoortfche itaatsleeden , en des ftadhouders te wantrouwen. En daar toe gaf deezer laatfter gedrag door het houden van afzon derlyke vergaderingen, en door het faasnenfpannen met de afgezette Utrechtfche raaden, en met de Gelderfche meerderheid, reeds toen ten vollen aanleiding. Ook kan het zyn, dat dit wantrouwen het gedrag van vm der Kemp eenigszins meer verfchoonelyk maakte. Want, gelyk de regeering, en burgery van Utrecht niet onverfchillig was omtrent de aanneeming van allerleie bemiddeling, zo maakten ook de Amersfoortfche ftaatsleeden van hunne zyde zo veele zwaarigheden, dat daar door die bemiddeling, zo wel als de onderhandelingen tusfchen de regeering van het Sticht, en den ftadh., ondoenlyk, en of niet begonnen werden, of vrugteloos afliepen. Immers, na dat de Staaten van Holland reeds op 9. december 1785. aan die vau Utrecht hunne bemiddeling hadden aan- ge- («) Van dit laatfte leeverde een uitfteekend voorbeeld op het openbaar maaken van een ontwerp ter bemiddeling, vervat in eenen vertrouwelyken brief, door den waardigen Alkmaarfben burgermeefter Paludanus aan den heer Hoevenaar van Utrecht op 13. april 1787. gefchreeven, en door een misbruik van vertrouwen in de Leidfche courant geplaatst, kwanswys ter waarfchouwing der Utrechtfche burgery; aan welk misbruik zig fchuldig gemaakt had de bekende leeraar der Mennonieten, F. A. van der Kemp, die dit een, en ander ter drukpersfe bezorgd had buiten weeten van Hoevenaar. Verf. vatï ftukk. by j. A. de Ch&lm. 33. deel, bl. gó 101.  HUISBOEK. sof gefrooden, ter geleegenheid van het voorgevallene in auguftus te vooren te Amersfoort, hadden de laatften by hun antwoord, het welk zy eerst in april 1786. afzonden, aan de Staaten van Holland te kennen gegeeven, dat zy zig beleedigd reekenden door derzelver aanfchryving aan den ftadh., dik geene militie, ter Hollandfche betaaling ftaande, naar het Sticht te zenden(p). En, daar de Staaten van Utrecht zig van dat voorwendzel bedienden, om die bemiddeling voor als toen van de hand te wyzen, zo lang zy kwanswys niet onderregt waren van de begrippen der Staaten van Holland omtrent de befehikking over de militie van de Unie, werd dat heilzaam werk toen door hunne afkeerigheid al aanftonds uitgefteld (g). De vroedfchap van Utrecht telde ook op, en wederleidde, by eenen brief aan de Staaten van Holland van 3. mai 1787., alle de onreedelyke voorwaarden , die de Amersfoortfche ftaatsleeden tot eene bemiddeling maaken wilden (r). Zo fchreeven ook de Amersfoortfche ftaatsleeden zelfs aan de Staaten van Holland op 26. mai 1787., ,, dat de bemiddeling reeds „ zoude plaats gehad hebben, zo zy vooraf de wet„ tigheid der tegenwoordige regeering van Utrecht,, en het geen aldaar domefliek verklaard was, had,, den willen erkennen: dan dat ieder onpartydige „ ligt befeffen zoude, hoe zeer eene erkentenis „ van het grootfte, en voornaamfte point van „ ve.rfchil afweek van het aanneemen eener cons, ftitutioneele tusfehenkomst der bondgenooten, s, ja die tusfehenkomst geheel onnoodig maaken moest". C/O Verf. van ftukk. by y. A. de Chalm. 29. deel, bl. 70 —81., en 30. deel, bl. 104—110. (9) Wat 'er, by geleegenheid van den aanmarsch der troupen naar het Sticht in feptember 1786., onder anderen over de bemiddeling voorgevallen zy, hebben wy hier bonyen bl. 169—174. reeds gemeld. (0 Verf. van Jlukk. by J. A. de Chalm. 3.3. deel, bl. j^t 149.  aio VADERLANDSCH 3, moest" (j). En, toen zy door de Staaten van Overysfel, en Groningen verwittigd waren, dat hunne gecommitteerden tot de bemiddeling eerstdags naar het Sticht vertrekken zouden, gaven zy op dienzelfden 26. mai aan hunne gecommitteerden, Perponcher, van der Capeilen van Schonauwen, en van Bronkhorst, eenen last, om, in plaats van greetig aan te neemen eene zo fchoone geleegenheid, om die bemiddeling zonder verder uitftel te beproeven, integendeel, ina veele pligtpleegingen, aan de commisfien uit die twee geweiten kwanswys te verzoeken, en te bidden,om te willen bewerken, „dat de „ gecommitteerden van alle de gewesten zig der3, waards begaven, als met welken alléén zy ver3, klaaren moeiten zig in eenige onderhandeling op 3, grondenderUnie tekunnen inlaten" (ï). Hier meede moeften die welmeenende ftaatsleeden van twee geweften, die feedert het gebeurde in feptember 1786. niet afgelaten hadden, om de bemiddeling op allerltie wyzen te verhaaften, onverrigter zaak vertrekken. Te regt merkten daarom de gecommitteerden tot de perfooneele commisfie ter verga-dering van Holland aan by hun rapport van 2. juni 1787 , ,, dat die ftaatsleeden, zo wel als de ge,, heele waereld, volkoomen overtuigd konden zyn 3, van H. E. G. Mog. vreedelievende gevoelens 5 3, en ongeveinsde zugt, om door het beraamen 3, van gefchikte maatreegelen alle geweldige mid,, delen voor te koomen, zo als daar van tot een nader overtuigend bewys verftrekken konfle de ,, gereede aanneeming door H. E. G. Mog. van 33 de voorgeflagen conferentien door den raad van „ Staate; terwyl het alleen aan de aarzelingen s, van de andere zyde te wyten was, dat die con3, ferentien tot nog toe zelfs in het geheel niet „ be- (r) Verf. van ftukk. by J. A. de Chalm. 33. deel, bl. 231 -—240. Dit liep reegelregt in tegen het ftaatsrapport van 1. feptember 1784.. gelyk wy meermaalen gezien hebben. (t) Verf. run jlukk. by J. A. de Chalm. 33. deel, bl. 223  HUISBOEK. cu „ begonnen waren" (u). Het gevolg deezer af. keerigheid, zo des ftadhouders, als der Amersfoon- fchs (u) Verf. van jlukk. by J. A de Chalm. 33. deel, bl. Qadertusfchen hebben de Staaten van Holland deraelver handelwyzo omtrent de ftad 'Onecht nooit omftandiger verdeedigd, en hunne gevoelens nopens den waaren zin der Unie, welker verbreeking by de overheeifchers altyd het geliefkoosde woord was , breeder ontvouwd , dan by hun antwpprd op den brief der Gelderfche meerderheid van 3. mai 1787., by welken deeze laatfte kwanswys do verdeediging der A-nerfjortjche ftaatsleeden omtrent de orders, aan den heer van Rysfel door Holland gegeeven, od zig nam, en welken onbefcheiden brief men aantreft in dc Verf. van ftukk. hy J A. de Chalm. 33. deel, bi. 149 — 155. H. E. G. Mog. heten zig over dit onderwerp dus uit. „ De eerfte aanval van U E. Mog. is gerigt op den ,, generaal major van Rysfel, welken U. E. Mog. geke„ ven voor te ftellen als tenen officier, die weegens „ zyne verrigtingen als commandant van het kordon in dee?e provintie verantwoordelyk zoude zyn aan den ra„d „ van Staate, of ten minften , dat, zo hy tot die verrigtingen „ door ons niet geauftorifeerd was geweest, wy kwaalylc .„ zouden hebben gedaan, om denzelven desweege niet ie „ corrrgeeren , ja zelfs ons weigeragtig betoond hebben, om „ ren dien opzigte eenige gerustheid aan onze bondgenooten „ te geeven. Maar wy zouden hier op in het algemeen ,, kunnen antwoorden, dat hetzelve nog wel met eenige „ houding door de Staaten van Utrecht, zo daar toe eenj„ ge grond was geweest, aan ons vertoond zoude beb„ ben kunnen worden, als betrekking hehbende töt der„ zclver grondgebied. Dan wy hadden van U. E. Mog. „ met kunnen verwagten, dac U. E. Mog. op zo eeneti .„ meesteriyken toon onze daaden zouden hebben kunnen .,, goedvinden te taxeeren, daar het grondgebied van U. „ E.Mog. in alle gevallen niet betrokken is in de orders, „ door den generaal major van Rysfel gegeeven. Wy kmj„ nen derhalven niet wel anders begrypen, dan dat U. F.. ,, Mog. thans een fyfthema zouden xvrllen invoeren, hen welk wy nin.mer zullen kunnen toelaten, naamelyk, dat „ de bondgenooten, gefaamenlyk, 'of afzonderlyk, of ook „ wel de raad van Staate, verantwoording zouden kunnen.  sis VADERLANDSCH fche ftaatsleeden, en der Gelderfche meerderheid, va» eene aanneemelyke bemiddeling, en opvolgende min- vorderen van militaire officieren weegens orders, door ,, dezelven op ons territon van onzen weege gegeeven. „ Dan wy (ban onveranderlyk in een regenftrydig begrip, en zullen niet toelaten, dat de officieren van onze reg, partitie, en zig op ons grondgebied bevindende, aan ,, iemand anders, wie hy zy, als aan ons, verantwoor- „ ding doen. Dit ons begrip is op den aard der Sou- vcrainiteit, mitsgaders zetfsverdeediging, en dus op den „ aard der zaak zelve, gegrond, en wy heoben by U E. „ Mog. brief niets tot wederlegging hier van gevonden. — Men doed waarlyk, immersten onzen opzigte, telkens „ vergeeffcbe moeite, met aan H. H. Mog. een onbe„ voegd gezag over de gewesten te willen toekennen, en aldaar zaaken te brengen, die, volgens denaard van het bondgerootfehap, geene onderwerpen der raadpleeging van die vergadering kunnen zyn. De tweede aan„ val van U. E. Mog. is reegelregt tegen ons ingerigt. „ Wy hebben zeer wel opgemerkt, dat U E. Mog. de orders, door den generaal major van Rysfel gegeeven, ,, tragten te doen voorkoomen, als ftrydig tegen het verbond van Unie, met deeze haatelyke, daar by gevoegde, „ befchuldiging, als of wy daar meede ,, dien band zouden ,,~,, verbreeken, eenen vyandelyken inval op het grondge„ ,, bied van Utrecht in den zin hebben, en U E. Mog, „ ,, alzo noodzaaken, om zig met< de Staaten van Utrecht „ „ tot onderlinge verdeediging tegen ons te verbinden ;" „ geevendc wyders te kennen, het gantfche bondgenoot„ fchap, door middel van 2odanigc betigring, tegen ons in het harnas te willen jaagen. Maar wy zullen ons j, volkoomen onfchuldig houden aan alle de verwarringen, „ die U. E. Mog. in deeze dagen in de Republiek, lang» ,, deezen weg, op nieuw zullen veroorzaaken. Het is 'er zo verre van daan, dat wy de Unie zouden willen ,, verbreeken, dat wy dezelve in tegendeel op het fterk,, fte tragten te onderhouden. De geheele waereld weet, dat wy de llad Utrecht adfiftentie hebben toegezegd , in geval van eenen vyandelyken aanval. De orders, ter „ uitvoering deezer toezegging caju quo gegeeven, zyn -,■ een noodzaakelyk gevolg van die toezegging, zonder „ wel-  HUISBOEK. 213 minnelyke fchikking,was derhalven, dat,niettegenitaaiide de ieverigfte, en onophoudelyke poogiDgen der welken deeze toezegging n:ets beduiden zoude: maar de orders kunnen geene uitwerking hebben, dan in het ., gemeld geval. Oe Staaten van Utrecht hebben volkoomen ,, zeekerheid, dat zy van ons niet te wagten beooen, dat wy onze troupen anders, als in dat gevat, op hun ,, grondgeuied zullen doen veiTchynen, en de toezegging „ van die adfiftentie 'is, naar onze overtuiging, een pligt, ,, waartoe wy ons by de Unie in alle zodanige gevallen ver,, bonden heiben. Wy zyn verder gegaan, en hebben, om de verfcbillen in de provintie van Utrecht te ver„ effenen , en om alle daadelykheden voor te koomen, on* ,, ze bemiddeling aan de ftaatsleeden van die provintie op het kragngfle aangeboóden, ja reeds gecommitteerden ,, tot dat einde by ons benoemd. Maar de ftaatsleeden', ,, te Amersfoort vergaderende, houden dit heilzaam werk ,, door het opperen van zwa.rrigheden telkens op. Ziet „ daar de waare gefteldheid der zaak; zy is waereldkun,, dig: en de geheele waereld oordeele riu, of'in dit ons gedrag eenig vyandelyk voorneemen tegen eenen der ,, bondgenooten geleegen zy, uf zelfs een fchyn van ver„ breeking der Unie, Men fchermd veeltyds in het wilde ,, met het Utrechtfche verbond der Unie, om de eene, of ,, andere provintie verdagt te maaken van inbieuk op het- zelve te willen doen, en wy moeten met leedweezen ,, zeggen, dat U. E. Mog. by derzelver brief ons ook in zodanige verdenking fchynen te willen brengen. Het „ kan zyn, dat U. E. Mog. de Unie zo uitleggen, dat „ volgens dezelve, het eene lid van Staat in eene cn de- zelfde prorintie het andere aldaar zoude kunnen aan- vailen, en voorgeeven , dat reegelmaatig, (dat ;s, zo lang de wederzydfche leeden van Staat zig oveieenkom- ftig hunne verpligtingen uit hoofde van d;'t verbond ge„ draageo,) geene troupen van den Staat van het gro'nd- gebied van de eene op dat vjn eene andeie provintie „ mogpn trekken zonder patenten des faatstgèmelden, en dat ,, zodanig lid van Staar door weigering van patenten zou„ de kunnen beletten de hulp, die anderszins alle de lee„ den, fteeden, en ingezeetenen van den Staat, volgens den. ;, klaaren letter der Unie, mogen inroepen, Maar "wy voor IV. DEEL. O „ ons  214 VADERLANDSCH der Staaten van Holland, Overysfel, en Grommen> die bemiddeling in het geheel niet is in het werlc gefteld. Een ander gevolg was, dat de bemiddeling van den raad van Staate, waar aan zo wel de ftaatsleeden, en regeering van Utrecht, als die van Amersfoort nok eindelyk:, eenigen tyd het oor fcheenente leen en , door het gewelddaadig, en trouwloos bezetten van Wyk op 6. juli 1787. ju st werd afgebrooken op datzelfde oogenblik, waar op de raad van Staate voorneemens was , om, na gehouden onderhandelingen tusfchen de partyen, eenirje voorwaarden op het papier te brengen (v). En, daar de Staa- „ ons hebben een afgryzen van eene zodanige uitlegging, „ die met den klaaren letter, en uitgedrukte intentie van „ hetzelve verbond zo reegelregt ftrydig is, mitsgaders ,, dj deur voor de akeligfte tooneelen zoude openftellen. „ Dan, genoomen al eens, dat wy dwaalden in deeze on„ ze {telling, dan zouden wy nog ter goeder trouw dwaa,, len omtrent eene fusilenu, die Wy verzeekerd' zyn ten „ minden zo veele voorftanders te zullen vinden, als 'er daar tegen zyn zouden, die de gem. zo bedenkelyke „ teil ing van U. E. Mog.' zouden omhelzen. Ën dan mos„ ten wy U. E. Mog. vraagen, of zy ons niet het hoog,, fte ongslyk aandoen met ons gefustineerde, en orders, „ dien bvereenkomftig gegeeven, by het geiietl hondge- nootfehap te doen voorkooinen als geheime , en gevaar„ iyke oogmerken, waar tegen defenfieve 'verbintenis[en zouden „ behooren te worden aangegaan ? Het bondgènootfchap ,, heeft 'w'aarlyk geene reeden, om van ons zodanige oog„ merken te vermoeden , daar wy tot fteun der gemeene zaaken, buiten lerpligting, zo zwaare lasten van hct/el,, ve torfchen: maar, dat wy de mogelykheid daarftel„ len, dat Utrecht zoude kunnen blootflaan voor eenen .„ geweldigen aanval van hjrre meedeleeden van Staat, kan immers. vooral na eene' nadere vereeniging van U. E* „ Mog. met eenige flaatsleeden van de provintie van U. „ Weckt, zo vreemd niet voorkoomen in eenen tyd, waa? 2, in Hattem, en Elburg eene zodanige verwoesting heb' „ ben moeten ondergaan." Verf. van ftukk. by j. A. ds Chalm. 2 r. deel, bl. 13 9— r 47. (v) Verf. van ftukk. by J. A. de Chalm. 33. deel, bl. 313— 31Ö., en 34, deel, M. r. en velg.  HUISBOEK. 215 Staaten van Holland , door alle voorige teleurftei. lingen, maar vooral door deeze laatfte trouwloos^ heid aigemat, eindelyk een voorftel ter Generaliteit deeden, om de bemiddeling des konings vaa Frankryk te verzoeken, zal men zig geenszins verwonderen , dat de Amersfoortfche ftaatsleeden onder die geenen waren, die ook dit voorftel niet wilden aanneemen, ten zy zulks ook san-Engeland, en Pruisfen verzogt werd (w). Zo onverantwoordelyk in alle betrekkingen was het gedrag der meerderheid van de voorftemmende leeden, welker voornaamfte toenmaalige hoofden, en beftierers te vooren onder de voornaamfte ontwerpers, en maakers geweest waren van het bekend, en door ons hier booven aangevoerd , ftaatsrapport der neegen heeren over het regeeringsreglement. Zo handhaafden diezelfde ftaatsleeden naderhand door militair geweld darzelfde reglement, het geen zy te vooren verklaard hadden, door militair geweld, en dwan» van het gemeen, tot tweemaalen toe, te zyn in* gevoerd, of herfteld. Zo werkten zy tot diezelfde middelen meede met den ftadh., om wiens wil alleen dat reglement zo gedrogtelyk was ingerigt, en dien zv te vooren de, daar by verleende, magt zo gaarne zouden hebben benoomen gezien Zo • verlaagden zy zig zelfs, om op zeekere requeften van eenige ingezeetenen van Rheenen, Amerongen. en Veenendaal op 17. juli £787. eene publikatie te doen, by welke zy wel aan den eenen kant erkenden, „ dat zy, om alle partyfehappen in de begin" uf? ^ fm?oren' in februari 1785. verbooden „ hadden het draagen van eenige leuzen, ofteeke,, nen hoe genaamd ;"dog teffens voorgaven dat „ zy thans befpeurden, dat by de goede'in'- en „ opgezectenen der provintie , ten bewyzi» van „ hunne verkleefdheid aan de vastgeftelde ftaats „ ftadhouderlyke regeeringsconftitutie, die zy voor „ de f» Verf. r« flükk. by J. A. de Chalm. 34. deel, U. 14* ■—147., en IV.Deel, tl. 119—122. ,-„ de ntot O a  sti6 VADERLANDSCH ,, de eenige wettige conftitutie deezer Landen er3, kenden , en voorneemens waren met alle magt y, te handhaaven , eene algemeene geneigdheid ge„ vonden wierd,. om zulks, op het voetfpoor van 3-, het geen in andere nabuurige provintien plaats j, had, ook met het draagen van eenige uiterlyke ,, teekenen te betoonen." Op deeze gronden dan trokken zy die voorige publikatie in, en veroorloofden het draagen van oranjelinten, of de kouleuren van oranje, wit, en blaauw, onder aanbeveeling kwanswys van niemand daar toe te dwingen,, overlast te doen, of te mishandelen (x). En dit alles gefchiedde met geen ander oogmerk, dan om, „ voorheen hunne eige grootheid gezogt hebbende ,, door middel van het volk, door hun"zeiven aan3, gezogt, ten kofte van de verneedering van den ,, ftadh., en deszelfs huis, dog hunne laage be- doelingen door de waakzaam-, en regtvaardig- heid van datzelfde volk mislukt ziende, nu den ,, ftadh. ter bereiking van diezelfde oogmerken te 3, gebruiken," op hoedanige wyze de vroedfchap van Utrecht zig aan den ftadh. zelfs op 24. augustus 1787, verklaarde (y). Om dit ten opzigt van de twee voorftemmende leeden nog nader te bewyzen, behoeven wy maar een weinig te rug te treeden, en ons te beroepen op het befluit der geëeligeerde raaden van 3. juli, en op dat der ridderfchap van 1. juli 1786., over de bezwaaren, en het regeeringsreglement. De eerstgem. fielden daar by ter neder, ,, dat zy, na een aandagtig onder- zoek der ingeleeverde bezwaaren, en van het ,, rapport, desweege op 1. feptember 1784. inge- diend, verre af waren, van die allen te kunnen 3, .befchouwen als wettige bezwaaren, en inzon- derheid onder die allen de zodanige, die reegelregt ,, waren (x) Verf. van Jlukk. by j. A. ie Chalm. 34, deel, bl. 62^ en volg., en 70—72. Xy) Verft van ftukk. by J. A. de Chalm. 34. deel, bl. 156* en volg.  HUISBOEK. 217 8, waren ingerigt tot omkeering vande, in weezen zynde; „ en pleghg kezwooren conftitutie der regeering, zo als ,, die, overeenkom/lig het leglement van 1674-5 by de s, herfielling der 'ftadhouderlyke waardigheid binnen de ,, provintie van 1747., feedert te meermaalen, op onder- 3, 'fcheiden wyzen, en inzonderheid in 176Ó., tyde van j, volkoomen rust, en order, beveftigd, en tot dien tyd ,, toe, als zodanig wettig aanweezende, was aangezien: „ dat zy, gedagtig aan derzelver eed, en bezwoo- ,, ren trouwe, den Lande tot voorftand van des- zelfs conftitutie van regeering gedaan, zig ver- ,, pligt vonden om te verklaaren, geenszins van zig ,, te helden kunnen verkrygen, om op eenigerleie wyze te a, kunnen toetreed en, of inflemmen tot het daadelyk in- 3, voeren van eenige verandering, of vermindering van ,, al het geen, waar op de waardigheden van den e-if- „ ftadhouder, mitsgaders kapitein - en admiraal gene- „ raai van de ftad\ fteeden, en landen van utrecht ,, in 1747., eenpaarig by alle de drie leeden van 3, Staat, en zonder de minfte tegenfpraak, veel min „ tegenftand van iemand der toenmaalige regenten, o^cr- eenkomfiig den inhoud van het reglement van 1674., ,, aan den ftadh. in der tyd, als het eenigste MiDDf t 3, ter BEHOUDENIS VAN DEN GEHEELEN STAAT des ,, LANDS, EN VAN DEEZE PROVINTIE, in de TOENmaals ZO hagchelyke TYDSOJvTSTANDIGIIEDEN , 3, was opgedraagen, en waar op, en ook anders niet, 3, van weege den, ah toen aangeftelden, ftadh. voorgem. 3, waardigheden waren aanvaard; en dit alles, hy alle ,, geleegenheden, met eene zo zonderlinge toejuiching „ van het geheel volk , als voorige dagen geene fler5, kere voorbeelden van blykbaare goedkeuring van eene a, natie zouden kunnen opleeveren (z); ook met ver- dere (2) Men moet, om van de onbefchaamd - en laagheid deezer uitdrukkingen regt te oordeelen , daar meede noodwendig" vergelyken de, door ons te vooren (*), opgegee•ven, aanmerkelyke bewoordingen van de neegen heeren, OR- (*) III. Deel, bl. 144.—150- O 3  «iS VADERLANDSCH „ dere verklaaring, van niet te zullen kunnen tocla, 3, ten, dat tegen eene, zodanig eenpaarig vastgeftelde, 3, conftitutie van regeering, by meerderheid door der3, zeiver meedeleeden, de fouveraine Vergadering hel3, pende uitmetaken, iets wierd gerefolveerd, veel min s, ingevoeld; verklaarende in zodanige onverhoopte ges. vallen alle zulke handelingen, voor nu als dan, en 3, dan als nu, te moeten houden voori informeel, zon„ dei op eenigerleie wyze daar aan gehouden te willen s, zyn: en die alles te meer, vermids zy, na o3> verweeging van alles, war. aangevoerd was ten 3, pretens vertoon van gevoegzaam-, en noodzaakej» Ivkheid tot het veranderen, en hervormen, zo 3 vernietigen van het reglement, niets hadden s, kunnen ontwaar worden, dat hun konde overtuigen, s, ddt hetzelve onbeftaanbaar zoude zyn met de privile3, gien, handveften, en geregtigheden van den Lande >, van utrecht, en van de drie leeden van dien, of s> ook mei de oude, en wel herbragte coftumen, zo als 3, die ook uitdrukkelyk by het voorfz. regeeringsreglement 3, van 1674. begreepen waren daar tegen niet te ftryden; 3, en vermids het ook alleen in deeze laatfte dagen 3, geweest was, dat men, niet zonder eene verre3> gaande beleediging van zo veele waardige, kanji, dige, en vaderlandlievende regenten, als geduum, rende de herftelling der ftadhouderlyke waardig3, heid in 1674., 1747., en 1766. zig in Staats" 3, en ftadsregeering bevonden hadden, en nog be3, vonden, hetzelve- op diergelyke gronden wel ge5, tragt had uit te ichreeuwen, zonder nogthans 3, van dat alles geaoegzaame, en overtuigende be3, wyzen te hebben kunnen voortbrengen : dat ech. 3, ter zy , niettegenftaande dir alles , geenszias 3, zwaarigheid maakten, om teffens te verklaaren, ,, zig niet te zullen verzetten tegen het geen, mee 3, hunne meedewerking, eenpaariglyk door de lee,j den van Staat, en teffens met volkoomen bewiU f> hginr onder we"-en dddr zo wél, a's h'er, eene'nfbartiee, eg trouwlooze fitrpaneher berde de hoofdrollen fpcelde,  HUISBOEK. 5;'lïgïng van den ftadh., zoude worden beraamd; 3, zodanig," dat zy al meede bereid waren, om, „ by ontftentenis'eener invoering van een nader „ regeeringsreglemeni, als dan, over al het geen ,, het beleid der regeeringsbeftelling in deeze pro„ vintie, de qualifikatie der regenten, raaden in 3, het hof, en verdere amptenaaren, en officieren, j, zo verre de benoeming daar van aan den ftadh. in 3, der tyd gelaten was, betrekking zoude mogen hebs, ben, onder meedewerking van derzelver meede„ leeden van Staat, zodanige nadere, noodige, en 3, bekwaame bepaalingen, en fchikkingen, over3, eenkomftig desweege al meermaalen gedaane 3, verklaaringen van weege Z. H.., byzonder by 3, deszelfs brief aan de Staaten van 8. auguftus ?, 1785., op eene conftitutioneele wyze te maa33 ken, als nuttig, en billyk bevonden'zoude worden, en ten dien einde met den ftadh. te cons) fereeren, en daar toe eene commisfie te benoe„ men: dat hun, voor het overige, uit de inge33 leeverde bezwaaren der ingezeetenen al meede ,3 wel waren voorgekoomen verfcheide andere poinss ten, geene betrekking op de tegenwoordige con3, ftitutie van regeering . en derzelver beftelling 3, hebbende, onder welken zy byzonder gedagt 33 hadden te kunnen betrekken al het geen be33 trekking had tot de wildbaan deezer provintie, 33 en de beoordceling van zaaken, daar toe relatief, 33 en het uitgeeven van eene nadere ordonnantie s, op het beleid der crimineele juftitie deezer pros, vintie" (a). Op gelyken voet was het befluit der ridderfchap van 3. juli ingerigt, het welk in datzelfde tvdftip de duidelykfte blyken gaf, hoe osk dat voórftemmend lid over het algemeen dagt over de regten der fteeden, en hurgeryen. Wy willen de leezing van dit befluit, om niet te verre uit te wydens liefst aan den kundigen, en onderzoeken Verf. van ftukk. by J, £. de Chalm. IL -deil, U. 3S *—41. O 4  sso VADERLANDSCH zoeklievenden leezer overlaten (b\ Alleenlvk beflSn^ °Pmerke,n' h*e, Schikt deeze beide befluuen zo van de geëeligeerden , als ridder™ 'r ' 't.™"1^ kort voor de onderhandelingen roet des ftadhouders commisfarisfen, en juist od, o eeven w-or denzelfden dag , waar op de ftadh. by eenen brief aan de Staaten van Utrecht mt Mil delkurg, zynen gefieèlen geest over die bemiddeling, onderhandelingen, en bezwaaren uitliet (c),) waren, deels om een onoverwinnelyk wantrouwen vi wekken, deels om den ftadh. zig daar over te doen verheffen^ en dat werk voiftrekt ondoenlvk VLJ&ma' 'ndl,e,rt aI de zo,lderlinge overeenkomst van alle die ftukken geene heimeiyke faamenfnanmng aanduidde. i Hy tog, fchoon door zvnen brief van 24 februari 1784. aan de Staaten van Utrecht zelfs aanleiding verfchaft hebbende tot de bewufte ftaatscornmisfie der neegen heeren, betoonde dnor'zvn geheel gedrag feedert het inkoomen van derzelver rapport tot aan de omkeering van zaaken toe, en door alle de brieven, daar over aan de Staaten, en de regeering van Utrecht gefchreeven, dat hv met dien voorflag van 24. februari, en met den rondgaanden onef van 26. april 1784. aan alle de bondgenooten, niets anders bedoelde, dan om , onder den fchyn van gemaarigd-, en vreedelievend* r 7PÏ heci-schzugt ftaande te houden, en door tweeipalt de toenmaals eendragtie;e pooglno-en van regenten, en burgers te veriedelen. Want, na dat het meers-ern. rapport ;der ftaatsmmmisfie uitgebract, de bezwaaren der ingezeetenen gevraagd, een opltel van een nieuw regeeringsreplemcnt gemaakt was, en de Staaten hem daar van kennis gegeeven had- (&) Verf. van ftukk. by J. A. de Chalm. 31. deel, bl. 8io. (c) \Vy zuTlön Wer onder dee7en merkwaa'rdigën brief van 3- juli 1706. huofdzaakelyk Jaten volgen.  HUISBOEK. aai hadden, fchreef hy op 20. feptember 1784., en dus reeds by de eerfte geleegenheid , na aat dit rapport ter zyner kennis gekoomen was, aan de Staaten van Utrecht het volgende. „ Wy waren ,, niet weinig verwonderd, uit dat rapport ontwaar „ te worden, dat de gecommitteerden, met te,, rugftelling van alle andere bezwaaren, zig alleen ,, tot het reglement op de regeering van 1674. be,, paa'd, en een nieuw reglement reformatoir voor,, geflagen hebben, waar op U. E. Mog. goedvin,, den onze gedagten te verzoeken; zonder ons, ,, nog nu, nog bevoorens, eenige byzondere ops, gaave gegeeven te hebben van de gronden , of s, beweegreedenen van het heerfchend ongenoe„ gen . veel min van de bezwaaren der in - en op3, gezeetenen van U. E. Mog. provintie: door welke behandeling van zaaken wy niet alleen ver3, ftooken zyn van de weczenïyhfte onzer voorregten, 3, maar ook van de aar.genaamjie der aan ons toe,, vertrouwde pligten, het hooren, en beteren, voor zo „ verre in onze magt is, van de bezwaaren der in - en ,, opgezeetmen der byzondere geweften van dit Gemee- „ nebest (d). Wyders vertrouwen wy, dat U. ,, E. Mog. het voorn, rapport, gelyk "het ligt, ,, zullen ter zyde ftellen, te meer, daar wy ons >, ge- {d) Men ziet hier terftond uit, en zal het ft rak s nog klaarcr zien, dat het behoud zyner zogenaamde voorregten by hem de hoogde wet was; dat hy, in alle gevallen , dadr aan de herftelling van rust, vertrouwen, en eensgezindheid , en het hooren, en beteren der bezwaaren onderfchikte; kovtelyk, dat hy niets van dien aard aanbood, dan ten minden met behoud van die voorregten. Ook blykt'er uit, dat hy zig hier weder een gezag aanmaatigde, dat niet hem, maar alléén de Staaten, toekwam-, alzo het aan deeze laatften alléén ftond, om de; bezwaaren te hooren, cn te beteren, en aan hem flcchts de eer overbleef, om, door het afzien van al'e onwettig gezag, daar toe met alle magt de hand te ieenen; eene eer nogthans, die hem booven do bewaaring •'yncr regten verre weg het meest mofest ter harte gegaan hébbea, O 5  «22 VADERLANDSCH „ gerust een getuigenis geeven'kunnen, door U. „ Ë. Mog. gecommitteerden zelfs bevestigd, dat 3, wy nimmer van de magt, aan ons door het re3, glement op de regeering toevertrouwd, eenig misbruik gemaakt hebben, en dienvolgens met 3, alie regt vorderen, dat deeze grondwet, zo wel 3, door U. E. Mog., als door ons, plegtig bezwoo3, ren, zy, en blwe eene reegel voor ons, we3, derzyds te houden, gedrag" (e)- In dienzelfden zin, dog niet minder listig, en onvoldoende, fchreef hy op 2. auguftus 1785. aan diezelfde Staaten. Hoe zeer wy als nog volharden in diezelf- de zugt, om de billyke bezwaaren der ingezee- tenen 0) Verf. van jlukk. byj. A. de Chalm. 27. deel, bl. 194. en v»lg. Deeze vordering'voldingd geheel en al zyn weezenlyk oogmerk, om, door het werk der hertelling buiten liet regeeringsreglement te zoeken, het plaats hebbende misnoegen,- wantrouwen , en tweedragt te laten voortduuien. Want, al was het eens volkooaien waar geweest, dat hy geen misbruik gemaakt had van de, hem toevertrouwde, magt, moest het dan in zyn vermocen ftaan, en enkel van zynen, of zyner opvolgeren goeden wil voiftrekt afhangen . om dat te kunnen doen? Het is waar, de ftaatscommisfie had eikcnd, dat' hy zulks niet gedaan had. Maar kan dit wel in eenen anderen zin verftaan worden, als dat hy zulks niet gedaan had door het verlaten van fommige regenten van hunne posten ? En, zo dit toen al waar was, had zyne moeder, als gouvernante, zulks niet in zyne minderjaarigbeid aan eenige heeren, opwelden niets te zeggen viel, gedaan? Deed hy het zelfs naderhand niet aaii den vryheidlievunden heer van Renesfe tot JVilp? Was dit in beide gevalien wel om .andere rèedenen gefchicd, als om dit zy zig naar zyner moeders, of zyne inzigten niet fchikken wilden? Maar konde de ftaatscommisfie wel in dien zin die erkentenis gedaan, immers naar waarheid gedaan hebben , dat hy door het misbruik van zyne magt geene gefchikte voorwerpen uit de regeering geweerd, geene ongefchikte daar in gebragt, en de paaien van zyne magt tegeu het reglement aan piet ovcrfchreedea had?  HUISBOEK. 223 „ tenen van U. E. Mog. provintie naar behonrea ,, te overweegen , en dienaangaande onze nadere „ gedagten, beneftcns de beste hulpmiddelen toe „ derzelver wegneeming , en tot herftel van de ,*, harmonie, en goede order, aan U. E. Mog. voor ,) te draagen, als ook in ons gevoelen, dat wy ue ,j eer hadden by onzen voorigcn brief van 1. feptember, en 23. mai II. aan U. E. Mog. open te ,> leggen; en of fchoon deeze geneegenheid, naar t, maart- de toeneemende verwarringen in de pro3, vintie, en derzelver te dugten gevolge*!, groo37 ter geworden zyn , ook te ernftiger opgewekt is; 3> vinden wy ons echter tot ons gevoelig leedwee» 33 zen buiten ftaat, om aan dit ons verlangen als 3> nog te kunnen voldoen, alzo wy ons verpligt ge33 oordeeld hebben, om hetzelve uitdrukkelyk vast i, te hechten aan de hoop, en vaste verwagting, 33 dat door geenerlei overhaast befluit aan een eenig ,5 der, daar by gemelde, pointen, die te faamen 3j op de bewaaring der , zo plegtig bczwooreu , 3» conftitutie van regeering, en van de handhaa33 ving van eens ieders wettige regten uitliepen, 33 de minfte inbreuk toegebragt, veel min iets 3> beflooten zoude worden , waar door dezelven 33 buiten hun geheel zouden kunnen geraaken. Dog 33 wy hebben in tegendeel moeten verneemen , 33 dat, nog na dienzelfden tyd, by fommige lee3> den van'regeering is voortgegaan met verfcheis> de raadpleegingen , ontwerpen , en befluiten , 3, eeniglyk dienende, om het regeeringsreglemenc j, van 1674., in 1747. wederom ingeroepen, te ver3, anderen, en te vernietigen.— En, daarwynim3, mer verantwoordelyk zouden kunnen zyn aan U. 33 E. Mog., aan de goede ingezeetenen, aan ons », zeiven, en aan onze opvolgers, indien wy in die 33 handelwyze eenigszins berust hadden; vertrou3, wen wy, dat TJ. E. Mog. met ons wel zullen 3» willen overeenftemmen, dat wy op dien grond, 3, en zo lang die indragten op het voorfz. regie», ment niet volkoomen herfteld zullen zyn, ons ,3 over de voorfz. bezwaaren niet verder kunnen „ uic-  ©24 VADERLANDSCH „ uitlaten; maar dat wy op de nadrukkelykfte wy. 3, ze tegen alle dezelven, als onwettig, "en onrees, gelmaatig , moeten protefteeren, en het 'er voor s, houden, als of nooit die-raadpleegingen, en be., fluiten eenig aanzyn gehad hadden. Als wy met s, aandagt overweegen, dat, wanneer aan wyle ons, zen vader in 1747. het ftadhouderfchap van U. 3, E. Mog. provintie, onder zeekere naauwere be3, paaling, door de Staaten in der tyd wierd opges, draagen, dog dat daar in door hem om verfcheis, de reedenen wierd zwaarigheid gemaakt, en ver3» klaard, hetzelve niet wel op eenen anderen voet, „ en voorwaarde te kunnen aanneemen, dan over„ ernkomftig aan het regeermgsreglement van 1674., en wel zodanig, als dié waardigheid door „ Willem HL uitgeoeffend was , ten einde daar „ door alle bedenkelykheden eener gezogte uitleg3, ging van dat reglement ten eenenmaal af te fnysi den (ƒ); de zaak dan ook op dien voet haar 3» volkoomen beflaggekreegen heeft: en,daar mitss, dien by eene welberaaden overeenkomst het ftad3, houderfchap niet anders , dan op de eevengem. „ voorwaarde, aan hem is opgedraageri, en door 3, hem aanvaard, daar hetzelve voorts bv flaatsbe3, fluit erfelyk verklaard, en in dier voege op ons ,, overgegaan is ; fpreekt het van zelfs , dat wy deeze waardigheid moeten, en niet anders kun3, nen bekleeden,dan overeenkom ftig aan hetvoorfz. ,, ingeroepen, en wederzyds beëedigd reglement, 3, als den grondflag der wettig bepaalde conflitu3, tie, en dat wy ons zeiven aan mangel van pligt 3, zouden fchuldig maaken, indien wy, zonder ins, ftemr»ing, en wettige meedewerkicg der leeden „ van (ƒ) Zo moest dan Willem IV. het ftadliouderfcbap op eenen geheel onlepaaldeu voet erlangen, op dit hy in de overtreedt van eene meer bepaalde magt nimmer zoude kunnen behaald worden. Immers, daar zyn zoon 'er deeze openhartige uitlegging aan geeft, behoeven wy aan beider oogmerk, niet te twyffelen.  HUISBOEK. 225 „ van U. E. Mog. vergadering, zouden mogen be„ ftaan, eenige indragc daar tegen te onderneemen» „ of deszelfs vernietiging te beraamen. Op gely5, ke wyze zyn wy verpligt in het oog te houden, „ dat de leeden van Scaat, en regeering van U. 5, E. Mog. provintie, het voorfz. regiement toe 5, eenen beftendigen grondflag van hunne regten, „ en betrekkingen, by de overeenkomst met onzen vader, en vervolgens met ons, gelegd hebbende, 5, en eenen ieder derzelver de naarkooming daar van 5, meteenen heiligen eed bezwooren hebbende, ei3, gener auctoriteit nimmer iets kunnen doen, of be* „ fluiten, het welk de verandering, of vernietiging „ van dat reglement zoude met zig brengen, zon3, der daar door op te houden lid der regeering te ,, zyn. Regent te weezen, en dit reglement hei,-, lig naar te koomen, is dog in den kragtigften ,, zin een en hetzelfde, en, daar het gezag van ieder lid der regeering eèniglyk afgeleid word uit de 3, eevengem. beëediging van dit reglement, zal ook „ de waare esfentie van het regentfehap in de on3, gefchonden naarkooming van hetzelve moeten 3, beftaan. Wy kunnen ons boovendien geen ge,, past dênkbeeld maaken van de hoedanigheid van 3, eenen regent in het afgetrokkene, en als öp zig zeiven beftaande , maar moeten denzelven be5, fchouwen in een wettig verbaad met dat geen, s, waar toe hy gehouden is , en zig verbonden 5, heeft, zodanig, dat het vermogen tot het los3, maaken van zig zeiven van die verpligting alj, toos ontbreekt , en alle tegenftrydige daaden, 5, op het eigen tydftip, dat zy gepleegd worden, 3, reeds ipfo faclo onwettig zyn (g). —■■ Inmid3, dels zyne bevoegdheid tot het veranderen, of „ ver- (g) Zoude de natie over Willem V-, wen hydus rcedeneerd, wel eenig ander vonnis kunnen vellen, dan hyhier over zig zeiven doed, weegens alle de febreeuwende misbruiken, door hem tegen den dujdelykeo letter van£dat, en 41'* É}d£ie reglementen gepleegd?  sa5 VADERLANDSCH 3, vernietigen van het gem. reglement te willen a gronden op eene vermeende gernoedelvke over» 33 tuiging, dat hetzelve ftryden zoude tégen eeni33 ge privilegiën, of grondwecten, en dus zig niet *> verbonden te agten om zynen gedaanen eed ge3} ftand te doen, kan hier tegen in geene aanmer» king koomen, alzo geene verandering van by-> zondere begrippen iets geeven, of neemen kan 33 aan het daadelyk beftaan , en de verbindende 3, kragt eener grondwet, bevoorens plegtig beëe3> digd. Dezelve laat wel aan den bezwaarden »■> vryheid tot het verzoeken vat* ontflag van den 3-> post, dien hy meend niet langer naar zodanig »> een voorfchrift te kunnen waarneemen, maar kan 33 nooit eene gegronde reeden opleeveren, om, na 33 een eigendunkelyk losmaaken van den eed, ech>> ter zig als regent te gedraagen, en eene qualisj fikatie te behouden, die men, zonder de eede33 lyke verbintenis tot deszelfs naarkooming, nim-, s, mer zoude hebben kunnen verkrygen: behalven 33 dat, dit doorgaande, 'er geene regeeringscon33 ftitutie immer een oogenblik zeeker, en geene 3) inftruktie , of commisfie van eene verbindende 33 kragt meer is, en dat alle aanftellingen, en mansj daaten,hoe heilig ook bezwooren, als dan ten eej> nenmaal willekeurig, en tegen alle gemaakte voorj> zorgen ten allen tyde afhangelyk gemaakt zouden worden van dé veranderlykheid der begrip„ pen van eenen iegelyken, en wel byzonder van „ hun , die voor het aanvaarden hunner poften geenen denminften aandagt gebruikt hebben, om „ hunne verbintenisfen, en pligten behoorlyk te 33 overweegen." Na zodanige aaneenfchaakeling van rëedenecringen .alle uitloopende op het eenig grondbeginsel van volftrekte eeuwigduurendheid van een zo haatelyk reglement, dat voor niemand, dan voor den ftadh., en eenige weinige zyner gunftelingen, voordeelig was, en na dus getoond te hebben, dat hy met hand en tand een reglement wilde vasthoud den, het welk hy nog zo meenigvuldige maaien ovestreeden had ; gaat hy op eenen anderen toon dus  HUISBOEK. sajr das voort. „ Inmiddels gaan ons de, zo zeer toe„ neemende, verwarringen,y en de hoogstzorgelyke „ toeftand van U. E. Mog. provintie ten gevoe- ligften ter harte; cn het is uit dien hoofde, dat wy, ons verpligt vindende , om met den na„ drukkelykften ernst by U. E. Mog. aan te hou- den, om, door eene fpoedige, en gepafte voor3, ziening, de verdere losmaaking der conjlitutie voor „ te koomen, teffens gaarne verklaaren, in dat ge3, val bereid te zyn , om met al ons vermogen meede te werken tot herftel van zulke billyke be- zwaaren, als door de burgers, en ingezeetenen j, zouden mogen worden opgegeeven. Wy ver,, langen niets opregter , dan den luifter, en de hoogheid van U. E. Mog. vergadering, en be„ fluiten te helpen handhaaven , en het aanzien ,, van de onderfcheiden leeden van regeering te „ doen eerbiedigen;terwyl het ons teffens zeer aan„ genaam zyn zoude, om al, wat in ons is, te kun„ nen toebrengen tot den welftand, en voorfpoed van U. E. Mog. gewest, en in het byzonder 33 van hun, die wy, als het beftendig lighaam der „ maatfehappy, en het onveranderlyk voorwerp .33 van onze zorg, en geneegenheid, moeten aan33 merken, en uit dien hoofde altyd eene billyke 3, aanfpraak hebben op onze meedewerking ten 3,s hurjnen goede. Wy zullen vervolgens, zo dra 33 wy daar toe eene gepaste geleegenheid zullen mogen 33 ontfangen, met aandrang alle middelen, die 'ervoor 3, handen mogen zyn, aangrypen, om hunne gegronde 3, klagten te doen ophouden, en de bevordering van alle 3, hunne waare belangen te helpen onderfteuntn (h). 5? En,j (h) Hier uit blykt zonneklaar, dat hy het herz'en, en verbeteren van het regeringsreglement wil doen voorkoomen ais eené hsmaaking der conftitutie; dat hy, alleen in dat geval, wanneer men van hetzelve wilde afzien, zyne hulp aanbied om bezwaaren weg te neemen, d e buitendar. reglearent liepen ; en dat hy dus eene aanbieding doed, 4ie hy wist, dat, buittn zyne verkarde vastksuding vaa  a28 VADERLANDSCH En, daar wy overtuigd zyn, dat een welgeves,, tigd vertrouwen van een vry, en geliefd volk: 3, op zyne wettige overheden de beste band van 3, vereeniging, en het duurzaamlte middel tot zy3, nen bloei, en geluk is, zullen wy ons eeven 3, zeer verblyden, wanneer 'er, al -was het zelfs t:n 3, koste, en 'met opoffering van eenige perfooneele ge3, noegens, en agrementen van ons beftier, in zo verre ,, het met onzen pligt, en met bevtaaring van de , op het ,, reglement op de regeering gevpftigie , conflitutiè , 3, beftaanbaar is (i), zodanige fchikkingen zouden 3, kunnen gevonden worden , waar door de alge,, meene harmonie fpoedig wierd herfteld, en de 3, band eener vertrouwelyke communicatie tusfchen „ de leeden van Staat, en ons nader toegehaald , 3, en waar door teffens de goede burgeryen, en 3, ingezeetenen van de voorzorg voor hun welzyn duidelyk onderregt, en in ftaat gefield kunnen ,, worden, om, ook in hunnen kring, op eenen 3, welgereegelden , en wettigen voet aan de pro3; vintie, en het vaderland nuttiger te weezen" (£). In dienzelfden listigen, en onvoldoenden zin liec hy zig voor de derdemaal aan de Staaten van U. trechi aldus uit, by eenen naderen brief van 23. augus- van het reglement, nog van hem gevorderd zonde worden , nog iets tot herftel der rust konde toebrengen. (i) Deeze opoffering was dan het uitetffe, waartoe hy koomen wilde, eene opoffering ondertusfehen , die hy wel wist, dat de geringde was, welke van hem gevorderd werd alzo men misfehien niet te onregt daar door alleen verfijn moest den fchandtlyken, en baatzugtigen invloed, dien hy over de geeftelyke goederen , en de posten , daar aan verknogt, oeffende. Dit bevestigd de gegrondheid onzer, zo eeven gemaakte, aanmerkingen des te meer, daar hy in deezenzelfden brief vooraf de wettigheid der, aan hem gegeeven, magt by het reglement tragt te verdeedigen, en het hier ter plaatfe als eene overtreeding van zynen pligt durfd voordraagen, zo hy meer aftfond. (&) Verf. van ftukk. by J. A. de Chalm. 2$. deel, bl. 158 —168.  HUISBOEK. ü29 auguftus 178-;. „ Wy bieden ons vervolgens ook Jt aan, om met u. e. Mog. tot het helpen beraaj, men van alle zulke middelen meede te werken, en zullen zeer gaaroe die openingen van U. E. jt3 Mog. ontfangen , welken zy ons daar toe wel j, zullen gelieven op te geeven; of,indien het U.f„ j, Mog. goedvinden weezen mogt, om eenige leej> den uit derzelver vergadering te qualificeeren, j, om, ter meerdere befpoediging, over dit onj, derwerp met ons in onderhandeling te treeden, j, zullen wy dezelven met het uiterfte genoegen jj afwagten; ten einde met allen ernst aan de voori3 kooming der zwaarfte onheilen, en ter herfteljj ling eener gelukkige harmonie, en vertrouwen, jj onder de bewaaring van eens ieders regten, te helj, pen arbeiden, en teffens uit te werken, dat het jj wettig gezag van de hooge Overheid geëerbiejj digd, en heilig bewaard blyve" (/). Op deezen V) Verf. van ftukk. by J. A. de Chalm. 28. deel, U. 207—209. Die middelen, tot welker meedewerking hy zig aanbood, deed hy, blykens het voorig gedeelte des briefs, befta-an in ., daar op uit te zyn, dat de goede burgery, ,, en ingezeetenen der ftad Utrecht door de best mogelykê middelen gewaarfchouwd wierden, om, met aflegging „ van eene al te groote drift, en vooringenoomenheid, j, tot eene betaamelyke ondergefchiktheiden fiiite weder te keeren, en om, zonder gehoor te 'geeven aan ver„ keerde induktien, zig van alle eigendunkelyke befchik„ kingen, en daadelyke befluiten over zaaken van regee„ ring te onthouden; alles nogthans met volkoomen vrylating, om hunne bezwaaren, bedaardelyk, en ter plaat. „ fe, waar het behoorde, zodanig voor te draagen, dat „ daar op, overeenkomftig de order van zaaken, en be„ houdens de wettige regeeringsconftimtie, ten hunnen bes„ te konde worden beflooten, en met openlyke verv z^'kenag, dat hy gewillig was, om derzelver redres, zo veel van hem afhing, en befiaanbaar was met zyne „, verbintenis aan de provintie, te bevorderen." Wy doen den ftadh. geen onregt, wanneer wy alle zyne betuigingen van goedwilligheid, en vooral de aanbieding zyner mee* IV. DEEL, p  2So VADERLANDSCH zen laatften brief antwoordde hem de vroedfchap1 van de ftad Utrecht zeer gepast op 5. feptember 1785.: ,, dat de onluften binnen haare ftad geensJ} zins tot zodanige hoogte geklommen waren, dat jj daar tegen zoude dienen voorzien te worden opjj eene andere wyze, als door het afdoen, en verjj helpen van der burgeren, en ingezeetenen, nu J} reeds zo lang opgeroepen, en ingeleeverde beJS zwaaren, waar door alleen de oorzaak van derzelver j} ongenoegen konde worden weggenoomen, en waar toe j, z. h. liet eer [ie middel zoude kunnen aanbrengen, jj wanneer liy geliefde deszelfs confuleratien, reeds eenjj en andermaal door h. E. Mog. verzogt, aan hoogstj3 dezelven te laten toekoomen op het conceptreglement jj reformatoir, ten dien einde met hec rapport der jj ftaatscommisfie aan z. h. overlang toegezonden, j_, en na het inkoomen van welke confideratien de jj leeden van Staat' zouden kunnen toetreeden tot jj. het befoigneeren over het rapport der ftaatscomjj misfie , en gemaakt regeeringsreglement reforjj matoir. Al waarom zy z. h. op het iuftantejj lykfte verzogten, dat hy thans dit middel toe j, herftel van de rust, cn [goede harmonie binj, nen deeze ftad, hoe eer zo beter, geliefde te ^ gebruiken " (n). Eindelyk, om niet alles aan te voeren weegens de, in het oog joopen4e, afkeerigheid des ftadhouders van alle billyke her- dewerking- tot die middilén, in diezelfde beteekenis opvatten;, waar in hy, zo kort voor deezen laatften brief,' dat is, op 1.x. augustus 1785-. hy hec afzenden van troupen naar Amersfoort op de eerfte aanmaaning, aan d; gedeputeerde ftaaten verzost , „ om van de waapenen tegen de „ ingezeetenen geen gebruik te maaken , dan wanneer de nood zulks voiftrekt vorderde, en 'er geen ander middel was, om de rust in de ftad te herftellen, en de magU ,} ftraat by haar wettig- gezag te handhaaven." IV. Deel, hl. 126. en volg. («) Verf. van flulk. ly J. A. de Chalm. 28. deel, bl.. 2$«> —263.  huisboek. s3ï hervorming, en van hec wegneemen van der burgeren bezwaaren, laten wy hier alleen nog volgen den aanmerkelyken inhoud van zynen, hier booven aangeroerden, brief aan de Staaten van Utrecht, op 3. juli 1786. uit Middelburg gefchreeven , die, zo eenige andere, een altydduurend gedenkteeken weezen zal van zyne onverfchoonelyke heerschzugt. ,, Wy hebben," ( dus laat hy zig daar by uit,) van tyd tot tyd met lecdweezen vernoomen , ,, dat, feedert h'et fcbryven onzer voorige bne,, ven, de zaaken in U.'E. Mog. provintie, en in „ het byzonder in de ftad Utrecht, en Wyk, nog ,, veel meer buiten haar geheel, en in verwarring „ gebragt zyn Co); en wy mogen voor U. E. Mog. „ niet verbergen, dat wy , by het voortduutea ,, deezer tronbles, niet dan de allernadeeligfte gevolgen voor de provintie moeten voorzien, en verwagten (p). Deeze zorgelvke, en gewigti„ ge overwceging verpligt ons, ëm, met vermyding van verfcheide confideratien , betreffende „ de aanleiding tot het inleeveren der bezwaaren, „ mitsgaders derzelver overneeming, en gevolgen, ,, ons eeniglyk te bepaalen tot deeze weinige aan„ merkingen. 1°. Dat U. E. Mog., by derzelver befluit, op 28. februari 1784. genoomen ter geleegenheid der klagten van den heer A. de Jonck■„ heere over zyne onwettige uitzetting uit de re„ geering van Wyk, en van het, daar op ingekoo„ men, berigt van de magiflraat dier ftad, hebbende „ goed- (0) In Amersfoort, alwaar de volksftem een fsar geleeden ftewelddaadig door militie gefnoord was, had dan volgens hem diV- verwarring geene plaats. ■ (p) Hy voorzag derhalven deeze aïlernaieeligfie gevolgen, en nogthans oordeJde hy zig, in die zorgefyke omftandigheden, ter bevordering van waaren yréede, en oprëgt vertrouwen, en ter voorkooming van die gevolgen, niec verpligt,, om iets verder te koomen, dan hy her, als ,zyn uuerfte befluit, opgeeft. Laten wy zien, op welk eene or.eedele v/yze hy zig hier omtrent gedroeg. Pa  8$* VADERLANDSCH 3, goedgevonden, om door de leeden van de, daa* 3, toe benoemde, commislie te worden gediend van 3, derzelver confideratien , en om na onderzoek „ te overleggen, welke middelen zouden behooren y, by de band genoomen te worden, om, met weg„ nceming van alle wettige bezwaaren, de harmonie,, 3, en goede order binnen de provintie, en derzelver 3, ingezeetenen te herftellen; wy ons als nog vlei3, en, dat TJ. E. Mog. het onderfcheid, by derzel3, ver befluit reeds aangeweezen, tusfchen wettige3, bezwaaren der ingezeetenen-, en tusfchen nieuwe 3, ontwerpen van veranderingen , en zogenaamde verbeteringen in de form, en beftelling der re,, geering, in byzondere aanmerking neemen zul3, len , en dat deeze laatften niet anders zullen „ worden aangemerkt, dan als onwettige bezwaaren, 3, ftrydig tegen eene conftitutie van regeering, die 3, by derzelver invoering in 1674.,. en wederinvoe- ring in 1747.? mitsgaders byderzelver nadere op3l gevolgde bevestigingen, nooit van die zyde be-3, ftreeden is, maar in tegendeel, meer dan eens3, 3, met de ontwyffelbaarfte teekenen van goedkeu3, ring, en berufting is verzeld,. en bevestigd ge3, worden (q). 2°. Dat wy niet hadden kunnen -„ verwagten , dat onze rondgaande brief van 26. april 3, 1784. aanleiding zoude hebben kunnen geeven, 3, om' (q) Is een dièrge'yk ondarfcbeid tusfchen zogenaamde wettige bezwaaren, en de bezwaaren tegen eene regeeringstbrm, door bedrog, en geweld ingevoerd, niet allerfchandslykst, en fprak her niet van zelfs, (om hier dit eeneHechts aan te voeren,) dat het befluit tot inroeping der bezwaaren, juist genoomen by geleegenheid van een onderzoek over een verfchil, tusfchen de burgery van Wyk, en eenen regent dier ftad gerèezen over een ftuk der magiftraatsbeflelling, vooral ook zyn opzigt had op de bezwaaren der burgery over de aan - en afftelling van leeden der regeering? Wy befluiten uit deeze eenvouwdige, maar voldingende, aanmerking, dat dit geheel reedenbeleid desftadhouders niets anders behelsd, dan eene laage uitvlugt» «iie zyne verleegenheid'volkoomen bewyst.  HUISBOEK. 233 ,, orn ons eene intentie toe te kennen, welke da „ voorfz. inroeping van zodanige algemeene be3, zwaaren eenigszins zoude onderfteunen., fchoon „ wy als nog de, daarby gedaane, betuigingen, „ om al het onze, zo veel mogelyk, toe te breo„ gen tot heeling der gemaakte fcheure, en herftël s, der rust, met alle welmeenendheid herhaalen, v ,, dog zonder dezelve af te fcheiden van de, daar „ by voorafgezonden, nadrukkelyke proteftatien, ,, om dat onze eed, en pligt ons zo wel opleggen „ de bewaaring onzer wettige regten, en preroga,, tiven, -als de liefde tot het behoad van het va3, derland ons aanfpoord , om zelfs, des noods , „ daar aan eenige byzondere perfooneele agrementen te „ willen opofferen (r). 3C. Dat wy wyders liever ,, verkoozen hebben, om met ftilzwygen voorby s, te gaan verfcheide aanmerkingen , welken mefi .3, by het rapport, hier en daar, ter geleegenheid 3, van de voorfr.elling, en behandeling der bezwaaren, heeft gelieven te maaken omtrent de wy- » ze, (r) Derhal ven kwamen alle die betuigingen, waar-raeeis de ftadh. zo mild was, en die in zo treffende bewoor■dingen vervat waren, dat alle de leeden der Staatsvergadering daar op beflooten tot de commisfie der neegen heeren, ■voiftrekt op loutere argelist, en bedrog uit. ' Derhalven •had hy van het begin af aan, dat hy ze deed, geen oog-merk, om iets weezenlyks op te offeren, of iets toe te .geeven in de hervorming der, zo hoog geklommen, misbruiken op het fluk der regeeringsform. Derhalven wit.de hy niets afftaan, dan, (en dat nog des noods, als het voiftrekt niet anders zyn konde,) eenig,» byzondere perfosneele agrementen, die geenen invloed hadden op die regeeringsform. Derhalven had hy en'regenten, en burgers, geduujende al dien tyd, welke 'er feedert zynen brief van 26„ april 1784. tot dien tyd toe, verloopen was, voiftrekt misleid. Derhalven eindelyk ftrekte de eed, door hem aan ■regenten , en volk gedaan, voornaamelyk, om zyne regten, •welken zy begreepen aan hunne waare belangen nadeelig ■te zyn, tegen hunnen wil, en dank, met geweld zelfs, .ftaande te houden. P 3  s34 VADERLANDSCH „ ze, waar op het reglement van 1674. is in de „ waereld gekoomen, en omtrent deszelfs inhoud ; zonder in aanmerking te neemen, dat, by de 3, inroeping, en aanflelling van onzen vader, als „ Itadh. van U. E. Mog. provintie, de goede in,, gezeetenen met de duidelykfte blyken eener al3, gemeene goedkeuring, de "daadelyke werking van „ dat reglement verlangd, en daar op aangehouden „ hebben , en dat geene van alle die aanmerkin3, gen eenigszins toepasfelyk zyn op deszelfs we„ derinvoering in 1747., en nog minder op de na„ dere bevestiging van dien, zo door de erflyke „ verklaaring van het ftadhouderfchap op dien ,, voet, als door onze daadelyke in den eed nee„ ming in 1766., en door alles, wat in die rufti„ ge tyden de daadelyke aanvaarding onzer waar„ digheid, als erfftadhouder, voorafgegaan is, en „ verzeld heeft; op al het welk het "hier voomaa„ melyk aankoomt (s). U. E. Mog. zullen, zo als j, wy vertrouwen, door dit een en ander overreed „ zyn, (s) Elk aandagrig leezer ziet , dat hier eene zeer oppervlakkige wederlegging gevonden worden van de gronden, die tegen de invoering van het reglement waren hygebragt. Dan het is niettemin zeeker, dat, zo wel in 1747., als in 1674-, hetzelfde onreegelmaatig, en fchreeuwend geweld eener oproerige meenigte de bron geweest is van het drukkend reglement van regeering; dat het ftilzwygcnd aanzien hier van door ftilIe burgers, ongewaapend, en dus buiten ftaat, om zig daar tegen met woorden, oÉ daaden te verzetten, eenen eeven zo zwakken grond opleeverd, om daar uit tot hunne daadelyke, en vrywillige 'oeftemming te befluiten , als het ftilzitten der ingezeetenen in eenen vreedzaamen tyd , waar op zy geene byzondere reedenen van klagten , of zeekerc voorultzigten daar van hadden, geenszins tot e?nen genoegzaamen grond kan worden aangevoerd voor de altydduurende verpligting aan eene regeeringsform, die zy zelfs, of hunne voorouders, uitdrukkclyk, en volflrekr vrywillig, hadden aangenoomen, dog waai van zy naderhand de fehaadelykheid hadden ingezien.  HUISBOEK., 235 3, zyn , dat wy eeds-, en tiligtshalve niet - zouden kunnen, of mogen beruflen in eenige zodanige „ weezenlyke veranderingen in de conftitutie der 3, regeering, als by ve-ele der opgegeeven bea, zwaaren zyn voorgefteld , of jn verfcheid.e , 3, daar by voorkoomende, pointen, welken eene di,, rekte betrekking hebben op de vermindering der 3) regten, en preëminencien, die ons, overeenkoinftig den letterlyken inhoud van het regle,, ment, en volgens den duidelyken zin, cn meening, welke daar aan, feedert deszelfs eerfte invoering , cn vervolgens door alle de tydper3, ken van deszelfs werking toe 1784. toe, "buiten ,, alle fchaduwe van twyftel is toegekend, wettig toekoomen (t); en wy brenge'n deeze verklaaring ,, te gerufter ter kennis van U. E. Mog., als welken de inbreuken, daaraan feedert dien tyd toé"5, gebragt, zeiven openlyk afgekeurd, en by meer s, dan eene geleegenheid derzelver ernftigen af5, keer daar van openbaar gemaakt hebben.*" Edog, 3, zo zeer als wy in het begrip ftaan, dat het on,, ze pligt is, en.blyft, om de vastgeftelde con5, ftitutie heilig te bewaaren, en dat in geene aan* ,, merking daar tegen behoord te koomen, welke 3, oude, dog naar de fomtyds heerfchende invleea, den telkens gewankeld hebbende , gebruiken , „ en vergunningen, (zo als die onder de bisfehop» „ pelyke regeering, en voor de grondlegging der 3, Unie, efkanderen hebben afgcwisfeld,) naar den 3, fmaak, en byzondere oogmerken van fommigen, „ als verkiesbaar, wederom zouden kunnen, cn 3, behooren te worden ingevoerd;zo willen wy ech0J ter by deezen zeer gaarne teffens aan U. E. Mng"„ open- ({) Dit zegd kortelyk, dat hy van geen gedeelte van het regeerlngsreglement wilde afzien, zelfs niet van z© iets, het geen niet uit hetzelve voortvloeide, maar als een louter Misbruik daar uit gehaald werd, gelyk onder anderen êle vervulling der, tusfehentyds openvallende, raadsptaatfen. P 4  z$6 VADERLANDSCH „, openleggen, dat, voor zo verre onder de ingeleeverde bezwaaren eenige pointen mogten voor„ koomen, welken, nog op de losmaaking der con„ ftitutie , nog op de inbreuk van onze wettige a, prerogativen, en waar van wy voor onze nazaa3, ten niet kunnen, of mogen afzien, direkt uit3, loopen, wy dienaangaande tot alle reedelyke, en 3, voor de provintie, en derzelver ingezeetenen hei3, zaame , infchikkelykheden zeer geneegen zyn. 3, Wy hebben onder dezelven eenige aangetroffen, „ welken betrekkelyk zyn tot de uitoeffening van s, de beftelling der provintiaale, en fteedelyke re3, geeringen , beneffens de begeeving van fommii, ge ampten, en bedieningen, of beneficiën, by 3, voorfz. reglement uitdrukkelyk gemeld, en waar 3, onder ook fchynt te moeten worden betrokken 9> al het gunt, zo nopens de qualifikatie van geëeli„ geerde raaden, en van de eedelen, mitsgaders 3, het getal, waar uit in het vervolg de beide voor„ ftemmende leeden zpuden moeten beftaan, als s, meede van de benoemde raaden in de vroedfehap5, pen , en van de verdere amptenaaren , by de 3, voorfz. bezwaaren vermeld is; als meede het geen 3, daar by wyders is voorgedraagen raakende het j, verkiezen van eene fcheepensbank, het zy ge„ heel, het zy gedeeltelyk, uit leeden buiten de s, vroedfchap , en het voorftel, of, zulks nut3, tig bevonden wordende, dezelve jaarlyks zoude 3, dienen gecontinueerd, of veranderd të worden, 3, dan wel of de leeden voor hun leeven zouden 3, behooreri aangefteld te worden, en wat verder 9, van dien aard daar by word voorgedraagen (u). „ Maar f» Deeze geheele zlnfneede, zo als ook de kort hier op ♦olgende over de jagt, komt zo na over een met die, welfce het flot uitmaakte van het advies der geëeligeerde raaden, dat men zig zei ven geweld zoude moeten aandoeji met ftaande te houden, dat 'er tusfchen den ftadh., on êic gcè'eligeerdcn niet eene volftrekte, onderling afgefproofcen, overeemlemming zoud* geweest zyn over iets, waai Qftl-  HUISBOEK. 237 Maar 'er is ons teffens gebleeken, dat de ge„ voelens der inleeveraars van die voorfz. bezwaa,, ren zeer ©nderfcheiden , en van den anderen verwyderd zyn, en dat ook, na derzelver on,, derzoek, de beoordeeling" der gecommitteerden uit U. E. Mog. desaangaande niet eenpaarig is ,, geweest; terwyl veele leeden der regeering de., zeiven, als onnoodig, en niet over een te bren,, gen met het waar belang der provintie, hebben ,, blyven aanmerken. Dan , hoedanig het daar „ meede ook mag geleegen zyn, wy zullen gaarne ,, bereid zyn, om meede te werken tot het nader ,, ophelderen, en bcpaalen van alles, wat tot de ,, conftitutie der regeering van U. E. Mog. proj, vintie, en van ftad, en fteeden betrekkélyk is, „ op eene wyze, waar door, zo ver dit in men,, fchelyke fchikkingen mogelyk is, de aanleiding ,, ter verwytlering eens vooral weggenoomen , en ,, teffens een iegelyk, wie het ook zoude mogen ,, zyn, gerust gefteld worde tegen alle regrmaatige ,, bekommeringen, van ter eeniger tyd, by de uit,, oeffening der erftadhouderlyke prerogativen, in ,, zyne regten , en vryhedeh te kunnen worden benadeeld; en dat in "tegendeel gezorgd worde, 3, dat het publiek welzyn, en belang, het welk „ ons booven alles ter harte gaat, in alle opzig. „ ten, zo veel mogelyk, onder het oog gehou- » den, omtrent zy uiterlyk partyen waren. En, is 'er die overcenftemming geweest, wie ziet dan daar in niet eene faamenzwearing tegen de weezenlyke regten der burgery, onder den febyn van eene toegeevendheid, waar van men, uit hooide der voorafgezonden gronden tot handhaaving van het reglement, nog eene verdiende zoude hebben Willen maaken? In het weezen der zaak ondertusfehen behield de ftadh.- met alle die fchynbaare toegeeflykheid al die magt, welke hy uit hoofde van het reglement bezat, gelyk elk met een opflag van het oog ziet, die de bezwaaren der burgery, en de voorgeftelde middelen van herftei gcieezec heeft. 11  VADERLANDSCH s, den, en bevorderd worde (V). Wy kunnen echs, ter voor U E. Mog. niet verbergen, — dat heff 3, ons ten uiterften aangenaam zoude weezen, in„ dien wy, alvoorens onze gedagten, en annmer-, kingen dienaangaande breèder open té leggen, mogten worden geïnformeerd van de gevoelens,, „ en adviezen der onderfcheiden leeden, zo als 3, die op de aangaande gewoone Staatsvergadering 3, van 5. juli, met betrekking tot de ingeleeverde a, bezwaaren, ftaan in te koomen, en ook in het 3, byzonder tot de zo eevengem. pointen (w). Wy sj verklaaren al wyders, dat wy in dat geval bereid 3» zullen zyn, om, by eene conferentie van eenige 3, leeden van U. E. Mog. met ons, met alle we!~ „ meenendheid tot derzelver naauwkeurig on3, derzoek toe te treeden, en, zo als wy reeds s, voor eenen gcruimen tyd betuigd hebben, zelfs 3, voor zo verre wy tulks in gemoede zullen kunnen doen, 3, met opoffering van eenige perfooneele, en alles3, zins wettige agrementen, meede te werken tot 33 herftel der harmonie, en goede order (x). In- „ middels (v) Deeze zinfneede houd in de daad niets anders in , dan eene operrlyke, en onwaardige misleiding van de braaffte , en moedigfie burgery der Republiek, onder het gewoon masker van zugt voor het algemeen welzyn, waar agter dc ftadh. zig tot walgens roe zogt te verbergen. (ii>) Hoe gemaakt dit verzoek luid, hebben wy zo eevca reeds aangeweezen, en wy moeten hier nu nog by voegen , dat 'er in hetzelve duidelyk ligt opgeflooten eene hoop, dat de verfchiliendheid der adviezen den ftadh. orftftaan zoude zelfs van de vervulling der belofte, by deezen brief gedaan, hoedanig zy dan ook ware. (x) Hoe vreemd werkten by den ftadh. de gemoedelfke zwaarigheden! Hy, die zig in,zyn gemoed niet bezwaard vond, om regten uit te oeffenen, die door zyne voorzaaten, met militair geweld, of door eenen woeften hoop gemeen, aan een vry volk waren afgeperst, en om datzelf.de volk op allerleie tergende wyzen, ja met de waapenen van den Staat, deszelfs wettigen eigendom, en zelfs het regt van beklag', te ontrooven; is hier onbefchaamd genoeg,  HUISBOEK. 239, ,, middels maaken wy geene zwaarigheid, om om,, trcnt de ingebragtè klagten over het regt tot de ,, jagt aan te merken, dar, zo wy dezelven wel „ beoordeeld hebben , zy zig bepaalen tot deeze ., pointen enz.:— en willen wy, desaangaande, in ,, de gevoegiykfte fchikking, die U. E. Mog. mo,, gen goedvinden te maaken, zonder aanhaaling ,, van eenig tegenftrydig belang gaarne berus,, ten (y). Alleen moeten wy nog onder den aan,, dagt van U. E. Mog. brengen, i°. dat wy van ,, de Staaten der onderfcheiden provintien , by ,, verfcheide geleegenheden, dc uitdrukkelyke vcrzeekering ontfangen hebben van derzelver ge„ neigdheid, om de vastgeftelde conftitutie te wilj, len bewaaren ; dat die conftitutie in het byzon,, der is geworteld in de naauwkeurige bewaaring, „ en handhaaving van het geen ons, als ftadhou,,, der, voor ons, en onze opvolgers, by onze com.,, misllen, of lastbrieven, en "vastgeftelde regee>, ringsreglementcn , is toegekend ; en dat wy '„ gevolgelyk op die billyke gronden mogen ver- j> wag- noeg, om eene g»moedelyke zwaarigheid voor te wenden ,tegen het afftaan van alzo afgeperfte, cn dus onwettig verkréegen, voorregten! (y) Zo wil dm hier de ftadh., die de onvervreemdbaarc ■regten van dan mensch, en den burger uit zyne handen niet wil laten pntfUppën, echter zyne opperbcerrchappy over het wild nog wciopuffcien aar. de_ voorrdtiuring van de onbepa ;lde befebikking over die ccdele regten van het menschdom ," en de laatften -behouden , door den burger, cn boer niet zo willekeurig meer te doen vervolgen over het uitroeien van het wild, dat zyne moestuinen, cn akkers ftrafFüloos verwoestte, om de wreede vermaaken der grooten dienstbaar te zyn, Treffe'yke opoffering voorwaar'. Dan, fchoon hy hier ingewikkeld cie onbetaamelykheid van het i'agtgeregt erkende, heeft hy echter na de revolutie, door het geweldig handhaavcn daar van, genoeg .getoond, hoe naaaw hem de hcerfchappy over menfehen, en dieren tftuejjs ter harte ging.  èiè VADERLANDSCH s, wagten, dat ü. E. Mog. nimmer zullen gedoe„ gen, dat aan de, alzo vastgeftelde, conftitutie „ eenige atteinte zal worden toegebragt, en verE, volgens zo wel de fchroomelvke gevolgen, die daar uit zouden kunnen voortvloeien, 'tiet zy in s, deeze tyden, het zy in omftandigheden, wel- ken door verandering van begrippen by vervolg „ zouden kunnen plaats hebben, als het merkelyk f3 ongelyk, het welk wy, en ons huis daar door ,, zouden lyden, mogen worden voorgekoomen (z): 3, en 2°. dat, zo 'er feedert de opregting der Res, publiek ooit een tyd geweest is, waar in alle „ monden vervuld, en zeer veele pennen gcbee,, zigd worden met het ophaalen van oude privile3, gien, en vergunningen van regten, zulks in vol. „ le kragt het tydperk is, het welk thans beleefd „ word, en dat zo ook veele ingezeetenen zig on„ gemeen beieverd hebben , om verfcheide pre- tenfe bezwaaren, en herftellen veelal te bouwen „ op eene zogenaamde onverliesbaarheid van die reg,, ten, en vergunningen, voor zo ver dezelven, ,, o'ffchoon met de daad onbeftaanbaar! met den 3, aard van het bondgenootfchap, en de verander„ de regeeringsform der provintien, aan hunne by,1 zondere oogmerken dienstbaar fchynen; dog dat s, het teffens eene zonderlinge opmerking verdiend, 3, dat in dienzelfden tyd, en door diezelfde lieden 3, niet fchynt te worden opgemerkt, datongetwyf„ feld geene van alle die regten, privilegiën, ea 3, vergunningen op eene duidelyker , en verbin,, dender overeenkomst gebouwd, en met eene ai3, getneener toeftemming , en overgifte van alle ftaats- (2) Al wederom een Idaar bewys van zyne dwaazc verkleefdheid aan een faamenftcl van regeerirrg, waar in, niet het welzyn des volks, maar zyne eige grootheid, de hoofdrol fpcelde. Indien de ftadh. al eenig regt hebben konde, om zig te beroepen op tene vastgeftelde conftitutie, moest 'zy voorzeekér bp geheele andere gronden fteunen, als op .geweld, en overmaat.  HUISBOEK. 9> ftaatsleeden , en ingezeetenen , en met meer „ voorzorgen, en herhaalde bekragtigingen toege„ ftaan , of met nadrukkelyker beveiliging van „ wederzyüe, beveiligd geworden zyn, dan die„ zelfde opdragten, en reglementen, waar op wy „ onze erfelyke waardigheden tot op dit oogeublik „ bekleeden" (a). Zodanig was de taal, die een onderhoorig ftaatsdienaar tot zynen Souverain, en tot eene vrye natie fpreeken durfde: eene taal, die genoeg te kenoen gaf, wat men van de aanftaande onderhandelingen tusfchen de Staaten, het volk, en zyne commisfarisfen eerlang te wagten Irad, en waar aan de uitkomst ook kort daa/na [zo rampzaalig beantwoord heeft. By zyn deklaratoir van 26. mai 1787. betuigde hy, „ dat zyne pligt„ maatige gevoelens, en inzigten by hem niet ,, weinig aangewakkerd waren door de onverwylde „ bereidvaardigheid , met welke de Staaten van ,, Gelderland, en Utrecht, zo veel in hun was, te „ hulp gekoomen, en de overige bondgenooten in / » de (a) Verf. van Jlukk- by J. A. de Chalm. 3*. deel, bl. 48 •—57. Men ziet hier de regten, privilegiën, en vergunningen, aan den ftadh.gegeeven , of toegeflaan, gefteld tegen over die, welken aan het volk toekwamen; en , terwyl de laatfte als pretenfe , en zogenaamde worden beftempeld, ■noemd hy de eerfte duidelyk, verbindende, enz. Die zig herinnerd, wat wy van de invoering van het reglement gezegd hebben in het III. Deel, bl. 144—155.., zal gemakke'yk bef/effen, wat hier van te denken zy. OnderEusfchen ziet men al wederom hier uit het verbasterd hart van dan ftadh., als die de onvervreemdbaare regten van den menscD-, en burger niet alleen onder den naam van privilegiën, eri vergunningen deed voorkoomen, als of het als loutere toegeevendheid moest aangemerkt worden, het geen voorige graaven, en dwingelanden aan het volk van zyne naups> lyke vryheid hadden overgelaten; maar die Eeifs zo vfTrO durfde gaan, dat hy zyne, door de fchandelykfte mUjc. r* vcrkreegen, overheerfching aan hetzelve, als alleen wettig, onwederfpreekelyk, en verbindende, tragtte op te driEgen.  ö4s VADERLANDSCH „ de handhaaving der Unie voorgegaan waren, ee „ dat hy gemeend had, aan deezen zynen iever, „ en liefde voor de waare belangen van hec vader„ land niet beter te kunnen voldoen , dan door „ openlyk, en ten fpoedigften, zyne bereidvaar„ digheid te verklaaren , om tot alle die einden „ meede te werken." Hy kwam 'ér das vooruit, dat die allerysfelykfte gruwelen, die de ftaatsleeden van Gelderland, en Utrecht, onder den dekmantel van handhaaving der Unie, ongeftoord haaren loop lieten, ja diezelfde gruwelen, welken hy vooral met de zynen zelfs ophicfte, en aanmoedigde, door hem werden voorgetrokken voor die zagte , bondgenootfchappelyke , en verweerende maatreegelen, waar van de Staaten van Holland, Overysfel, en Groningen zig cragceden ce bedienen, om den gefcheurden band der Unie ce heelen. 'Er behoefd niecs meer, dan al het geen wy Weegens het gedrag der Amersfoortfche ftaatsleeden, .en den ftadh. gezegd hebben, óm te regtvaardi:gen den ftap, dien de vroedfchap van Utrecht op o. juni 1787. deed, om eene Staatsvergadering te Utrecht, als de gewoone plaats, te befchryven tegen den 11. van die maand, en daar toe ook alle de ftaatsleeden van Amersfoort, behalven de afgezette Utrechtfche raaden, te noodigen (b). Dog zy had het genoegen niet, om aldaar eenige andere van de voorftemmende leeden te zien verfchynen, als de heeren G. M. Taets van Amerongen van Rensivoude, en J. Taets van Amerongen van Vliet, uit het eerfte lid, den heer van den Boetzelaar van Langerak uit de ridderfchap, en uit de fteeden de gedeputeerden van Utrecht, Wyk, en Montfoort. Deeze vergadering befloot op 11. juni, om by eene publikatie „ alle goede in - en opgezeetenen der ..provintie te onderregten , dat met dien datum „ de vergaderingen van H. E. Mog. op nieuw waren begonnen gehouden te worden binnen Utrecht, „ als 0) Verf. tan Jlukk. by J. A. de Chalm. 33. deel, bl. 249.  HUISBOEK. 243 als de gewoone zitplaats der onderfcheiden hoo3, ge kollegien, en dat tut dien hoofde alle goede „ in • en opgezeetencn wel ernftig vermaand, en ,, gelast wierden, om van toen af aan geene an„ dere ftaatsbefluiten , of beveelen , van welken aard ook, te refpefteercn, dan die, welken op 3, naam der Staaten deezer provintie, binnen utrecht „vergaderd, zouden worden afgevaardigd" (c). Zy nam ook feedert veele heilzuarne befluiten, zo omtrent de militie, en de finantie,als andere zaaken, de provintie raakende, om voor të koomen de uitwerksels der fchaadelyke, en fchandelyke befluiten, welken door die van Amersfoort van tyd tot tyd genoomen werden (d). Onder anderen fchreeven zy op ir. juli den ftadh. aan, ,, om met den ,, meeften fpoed de noodige patenten af te zenden voor alle de troupen, die, op last, of met voor„ kennis der Amersfoortfche ftaatsleeden, in dat, eo „ het voorig jaar binnen de provintie gerukt wa,, ren, om uiterlvk binnen tien dagen den Siicht„ fchen grond te verlaten" (e). Dog, gelyk ligt te,voorzien was, geheel te vergeefs: waar op zy hem als kapitein generaal van het Sticht op 24. auguftus 1787. fufpendeerden, en hem daar van by eenen zeer bondigen brief kennis gaven (ƒ). Wat dan ook de fchryver der jaarboeken hier op wederom zeggen moge , „ dat 'er eene lange reeks „ van tyd geweest was , dat de Roomfche kerk twee 3, pauzen had, maar dat tot nog toe niet beleefd ,, was ■ Cf) Verf van Jlukk. ly J. A. de Chalm. 33. deel, bl. 2<5r. (a) Veele deezer befluiten, en wat 'er omtrent deeze Staatsvergadering by de Amersfoortfche flaatsleeden, en bv ti. H. Mog. voorgevallen, en verrigt is, treft men aaïi in de Verf van jlukk. by J. A. de Chalm. 33. deel, bi. 449—312. (0 Vmf. van Jlukk. by J. A. de Chalm. 34. iul, bi. 58 (ƒ) Verf. vanflukk. by J. A. de Chalm. 34. dek bi. 155  S44 VADERLANDSCH ,, was geweest, dat ééne provintie, één gewesr „ onder de zeeven vereenigde geweften der Nederlanden twee Staatsvergaderingen, twee Souverainen had" (g); hy verraad daar door zyne volilagen onkunde iu 'sLands gefchiedenisien, of liever hy ontveinsd die ter kwaader trouwe. Immers het is bekend, en hy kon uit Waagemar (h) leeren, dat 'er in 1655. ook zodanige twee Staatsvergaderingen in Overysfel geweest zyn, met wt Iker verfchillen zig de andere bondgenooten ook hebben moeten bemoejen, dog die, wel verre, dat de zeegenpraalende party daar uit ten nadeele der andere eene misdaad van hoogverraad'zoude gehaald hebben, in tegendeel op eene minnelyke wyze door Holland zyn vereenigd. Wat die jaarboekfchryver ook verder zeggen moge, vooral ten laste der ftaatsleeden, die eerst de Amersfoortfche, en naderhand de Utrechtfche , vergadering hebben bygèwoond ; de uiterfte nood des vaderlands, en der provintie, waar toe de zaaken in juni 1787. gekoomen waren, verdeedigd die braave mannen genoeg tegen alle foortgelyke bedilling van eenen aterling, die door al zyn doen toond tot hoofdbeginzel te hebben de opgaande zon te aanbidden. Of billykten de heeren G.M. Taets van Amerongen , en J. Taets van Amerongen voor elk vaderlandsch hart niet genoeg hunne weigering om langer te Amersfoort, te blyven vergaderen, wanneer zy aan hunne meedeïlaatsleeden op 11. juni 1787. verklaarden, „ dat „ het gerefolveerde ter Staatsvergadering op 5. mai te vooren, gelyk ook de vyandelyke aanval „ van den kolonel van Efferen tegen Utrechts bur„ gers, hun hadden doen befluiten,om geene vergadering, hoe genaamd, te Amersfoort meer by te woonen, en dat zy in dat voorneemen ten 5, fterkften beveiligd waren door het manifest, of ,, deklaratoir, het welk de erfftadhouder had kun- „ nen (g) Nederl. jaarb. 1787. bl. 1494. {jij Vaderl. hifi. 12. deel, bl. 404—412.  HUISBOEK. |, nen goedvinden in het licht te geeven, als béfchouwende zy hetzelve van de allernadeeligfte „ vooruitzigten" (i). Immers, indien deeze reedenen niet voldoende waren , om zig af te zonderen van een lighaam, het welk den ondergang der provintie, en des geheelen vaderlands veel eer gezwooren had, dan zyne heerschzugt eenigszins te maatigen, zoude men *er bezwaarlyk gewigtiger heoben kunnen aanvoeren, die aan de Amersfoortfche ftaatsleeden, of eenen fchryver der jaarboeken beter voldaan zouden hebben. Die dit ontkennen wil, veroordeele dan op gelyken voet de daaden van onze eige voorouderen tegen de dwingelandy van eenen Philips, daar zy zig zelfs niet ontzagen» om op naam van hunnen fouverainen Erfheer, jaaren agter eikanderen, befluiten te neemen, die tegen zynen eigen wil, en geweld waren ingerigt*. Wy voor ons houden het daar voor, dat, zo dra die braave flaatsleeden begreepen, datonregt, geweld, en eene volftrekte faamenzweering tegen die regten der ingezeetenen , welken de meefle def Amersfêcrtfche flaatsleeden met hun te vooren erkend hadden, by laatstgem. onveranderlyk beflooten waren, zy niet flechts vermogten, maar zelfs verpligt waren, om zig van die verkragters hunner eige, en meedeburgeren regten af tefcheuren, en openlyk eene gemeene zaak te maaken met hunne burgeryen, die het om eene waare vryheid te doen was, en met die meedebondgenooten, welken volgens den inhoud der Unie hun van alle onregt, en geweld wilden befchermen. In eene vergadering tog, waar in veele der braaffte regenten van Utrecht niet Voor Wettige regenten, en ftaatsleeden erkend, immers waar in hunnë vryheidlievende ad* viezen, al waren zy 'er toegelaten, verfmaad, en over* fchreeuwd zouden worden, konden zy van geen nut Eyn. Want de overtuigende aandrang huuner ge* voe- (0 Verf. van flukk. by J. A. de Chalm. 33, deel, bl. 200; IV. DEEU Q  *4 zullen handhaaven naar inhoud van den fchriftelyken last der genootfehappen aan hunne gecorn„ mitteerden, en zulks zonder kennis van hunne „ wettige overheid, en zonder dat men zelfs noo„ dig geagt had, om daar op te vraagen haare goed3, keuring: dat alle deeze handelingen tegen hun 3, befluit van 19. december 1783. ftrydig, en ,, deeze byeenkomften fchaadelyk waren voor de s, rust, en goede order, om dat daar uit, zo ooit 3> uit iets , eene regeering in eene regeering te 4, wagten was : waarom zy , tot nut, en heil van 3, hunne ingezeetenen , en bewaaring van de rust, en 3, den voorfpoed des Lands, aan alle de genootfehap5j pen verbooden , om geene faamenkomflen van 35 eenige, of alle genootfehappen, gecommitteerden 3, uit dezelven, of eenige algemeene vergadering, ,, van welkenataur ook, meer te houden, of op te 3, regten , vernietigende overzulks die generaale s, vergadering met alle haare aftenv contrasten, overeenkomflen, en befluiten, by dezelve, oi' „ eenige genootfehappen al ingegaan, of genoo„ men, met verbod aan alle fchutteryen, of ge- nootfehappen, om daar in eenig deel te neemen, 3, of zig op eenige wyze te laten gebruiken, ofte 3, verbinden in de onluften, en oneenigheden, tot „ hun  S53 VADERLANDSCH 3, hun grievend leedweezen in andere geweften „ plaats hebbende, veel min te onderneemen, om 3, tot behulp van eene, of andere party aldaar uit 3, te trekken, het zy gewaapend, het zy ongewaa«, pend, buiten hunne uitdrukkelyke toeftemming; 33 op poene, dat die daar tegen handelden, daar 3, over met bannisfement, of zwaardere ftrafen aan den lyve , zouden worden geftraft naar" omftans, digheden van zaaken" (;y). De gedeputeerde ftaaten hadden zelfs de laagheid , om naderhand zeekere lotery van goederen, ten voordeele van de vereenigde, en gewettigde vrycorpfen, en exer^itiegenootfchappen in Friesland aangelegd , te vernietigen, en te verbieden van daar in deel te ueemen, onder voorwendzel, dat het opregten van loteryen ftrydig was tegen de welmeening der Staaten (z)- Op dienzelfden 25. feptember 1786. drong, die meerderheid ook eene publikatie door tegen de drukpersfe, en de vryheid van requeftreeren. Zy verklaarde daar by , als reedenen voor die publikatie, „ dat veele eouranten, en andere nieuwspa» „ pieren al dikwyls vervuld waren met volftrekte „ onwaarheden , ook veele der weezenlykfte ge„ beuienisfen met bygevoegde,opgelierde, en ver„ zonnen omftandigheden in een verkeerd licht ge3, plaatst wierden, met inmenging van de haatelyk„ fte, en hoonendfte uitdrukkingen, en lafteringen 3, ten aanzien van partikulieren, amptenaaren, en leeden der regeering, geheele kollegien, en den Souverain zeiven ; en dat fommige perfoonen „ feedert eenigen tyd hun werk maakten , om op „ gantsch ongewoone wyzen over allerhande on3, derwerpen , de regeering, en het beftier des 3, Lands betreffende, requeften , en adresfen te „ ontwerpen, en op te ftellen, daar toe vergade- 3, ringen (3O Verf. van ftukk. by J. A. de Chalm. 35. detl, bl. 121 (z) Verft van ftukk. by J. A. de Chalm. 35. deel, bl. 113, en volg.  HUISBOEK. 259 o, ringen aan te leggen, dezelven in publieke bui» „ zen ter teekening te leggen, en by de woonin«, gen van burgers, en ingezeetenen daar meede rond te loopen, om elk tot de teekening daar a, van op allerhande wyzen greetig te maaken, en 3, over te haaien, ja zelfs daar toe by openbaare 3, trommelflag uit te noodigen: alle omftandighe33 den, Itrekkende, om de waarheid, rust, en het 3, goed vertrouwen in het Land te ondermynen , 5» en, in p'aats daar van, leugenagtige, en liefde3, looze berigten, en verhaalen, onrust, en wan33 trouwen in te boezemen, en op die wyze den >> grond te leggen tot verwarring. Om die reede33 nen vonden zygoed, niets fterker, nog volieve?> riger behartigende, dan het welzyn van Land, j> kerk, en ingezeetenen, volgens de gronden der 3> bezwooren conftitutie, om elk te verbieden , om >i zulke onwaarheden, lafteringen, en rustverftoo- » rende berigten naar te druif Ren, en derzelver veras de re verfpreiding te bevorderen; voorts om eeas nige gefchriften in rym, of onrym, en onder 3, we'ken naam het zyn mogt, waar in de handelin>3 gen van de regeering der Republiek in het geas meen, en van deeze, of andere provintien, ftee>3 den, of landen in het byzonder, wierden getaxeerd-, " gepreezen, of gelaakt, of waar in regenten, ampas tenaars, of parcikuliere perfoonen in hunne eer, a> of goeden naam wierden gekweld, ofbeleedigd, as te maaken, te fchryven, of te drukken, of te veras koopen, uit te ftroojen, en meede te deelen: »> als meede het ter teekening leggen van eenige " requeften, over welkonderwerp ook, in publieke j> huizen, of op andere plaatfen, het houden van 33 vergaderingen daar over, of het rondloopen met j> dezelven by de wooningen der burgers ; latende 33 niettemin aan iederen ingezeeten , en elk geërkend 33 lighaam deezer provintie , volgens het aloud-, a» en loffelyk gebruik des Lands, de volkoomen 33 vryheid, om zig, zo hy eenig verzoek te doen r> had, of zig ergens over bezwaard vond, op de 3, gewoone wyze, en form, en in behoorlykc nic- druk-  srjo VADERLANDSCH „ drukkingen, aan de regeering te vervoegen; al,, les onder poene, dat zy, die tegen deeze hun„ ne landsvaderlyke welmeening handelden, en dee„ ze publikatie overtraden, daar over, met ban3, nisfement, of zwaardere ftraffen aan den lyve, zou„ den worden geftraft naar omftandigneid van zaa3, ken: want zy zulks, onder afbidding van 'sHeeren zeegen, tot bewaaring van rust, en behoud van het ,, Land, alzo verftonden te belworen" (a). Te vergeefs ftelde de heer D. B. van der Haar, naderhand, op 14. maart 1787. ter Staatsvergadering voor, om de publikatie van 25. feptember 1786. tegen de adresfen in te trekken (/>). Te vergeefs verzogt het vrycorps van Leeuwaarden naderhand om intrekking van de beide, zo eeven opgegeeven, pu» blikatien. De trotfche ariftokratie der meerderheid beantwoordde daar aan op 3. maart 1787. met eene verklaaring, „ dat die refolutien genoomen ,, waren tot bewaaring der rust, en bevordering 3, van het heil der provintie, en dat zv daar by ,, bleef, verwagtende, dat alle 's Lands' ingezee„ tenen zig by aanhoudendheid met die betaame„ lykheid, en pligtmaatigheid gedraagen zouden, ,, dac H. E. Mog. daar over voldaan konden bly3, ven" (c). Het was zelfs de ariftokratifche meerderheid nog niet genoeg, om de aanweezig-, en werk- (3) Verf. van Jlukk. ly J. A. de Chalm. 35. deel, bl. irf « ieo. Zoude men deeze menfehen niet hebben mogen vraagen, wie die kinderen tog waren, waar voor zy zo landivaderlyk zorgden ? Immers het was nog de bloem der ingezeetenen hunner fteeden, nog dat aanzieniyk aantal eigenerfdens, die hun ten landsdage gevolmagtigd hadden; en, die 'er na deezen nog overfchooten, waren of ontaarde kinderen des vaderlands, of de hefFe des volks, waar over zy landsvaderlyk als opperheeren gebieden mogten. (b) Verf. van ftukk. by J. A. de Chalm. 35. deel, bl. 129, en volgde) Verf. van ftukk. by J. A. de Shalrn. 35. deel, 11. 12S, en vuig.  HUISBOEK. a6i werkzaamheid der gewaapende burgers op allerleie wyzen te bedillen, en benadeelen, maar zy konde ook van zig verkrygen, om aan vier professoren, en aan alle akademifche burgers te doen gebieden om alle broederfcbappen , en burgerfocieteiten te ,, verlaten, en geene leeden meer te mogen zyn van „ eeniggewaapendgenootfchap.ofzigmet ftaatszaa,, ken te bemoeien." Dit waren nu diezelfde lieden, die te vooren met hunne toenmaalige vrienden de volksftem tegen des ftadhouders fmaadelyke uitdrukkingen zomannelyk verdeedigd hadden (d); die toen aan den ftadh. betuigd hadden, „ dat zy ongej_, twyffeld de grootfte oneer zouden doen aan de JJ( denk-, en handelwyze van hunne goede ingejj zeetenen, indien zy niet rond uit verklaarden, j, dat hun beftendig gedrag zo wel de doorflaande j, blyken opleeverde van bedaardheid, rustlievendj, heid, en gehoorzaamheid aan 'sLands wetten, jj als van waare agting, en eerbied voor 's Lands jj hooge regeering, gepaard met vertrouwen, tei, vreedenheid, en ftille goedkeuring omtrent derjj zeiver befluiten, en verrigtingen;" die op 14. maart 1784. den iever van het waapengenoocfchap, hec welk te Dokkum het allereerst was opgeregt, gepreezen, en goedgekeurd hadden; die op 19. december 1784. verklaard hadden, „ dat, nademaal „ zy den loffelyken iever der goede ingezeetenen j, om zig te bekwaamen in den waapenhandel niet jj genoeg konden pryzen , zy zig derhalven niet ^ ongeneegen zouden toonen, om, gelyk zy reeds jj by aanvang door het geeven van waapenen uit ^ 'sLands magazyn gedaan hadden, dien iever verjj der op te wekken, in geval zy, welken op eejj ne reegelmaatige wyze onder de regeering hunjj ner wettige Overheid, en het beftier hunner opjj perhoofden, zig naar gemaakte wetten, en rejj glementen wilden gedraagen, zig aan H. E. Mog. jj met vertooning van zodanige wetten, en regle- j, men- (d) UI. Deel, 11. 129. en voh. inde noot. IV. DEEL. R  srj2 VADERLANDSCH j, menten zonden vervoegen;" die hunne gedeputeerden ter Generaliteit op 8. december 1784. gelast hadden, ,, om aan te houden, dat hoe eerder jj hoe heter het rapport der commisfie over het * voorftel ter waapening der ingezeetenen van: „ de Generaliteitslanden gefchiedde;" die eindelyk , op de klagten van den Pruvfifchen gezant Thulemeyer over de losbandigheid der drukpersfe, den ftadh. by hun befluit van 15. mai 1784. hun eigen voorbeeld ter navolging voorftelden, „ daar zy, J3 op de bewustheid van hunne welmeenende, eu j, het heil des vaderlands opregt bedoelende, hanJ} delingen zig met volkoomen vertrouwen verlaj, tende, omtrent alles, wat hun elders in fchimp- fchriften ten uiterften hoonende wierd ten lafte j, gelegd,- het verre beneeden hunne waardigheid j, gereekend hadden, om daar op agt te flaan, en A zulks met een vergeetend ftilzwygen beantwoord hadden" (e). Daar nu de meerderheid der Friefche volmagten omtrent dien tyd , waar,op zy die twee berugte pubiikatien gaf, zo zeer van haare voorige gevoelens omtrent haare eige 'ingezeetenen verfchilde,. zal het ook niemand vreemd dunken, dat zy ins«relyks vinnig gebeeten was op het geen in de andere geweften, gelyktydig, Voor eene waare vryheid ondernoomen werd, en met\alle magt meedewerkte, cm, het zy fommige hunner reegelregt deel hadden- 0) Verf. van fiukk by J. A. de Chalm. 34. deel, bl. 233. en volg. 246. 285- en volg., en 28S. en volg. Men vergc ]yke hier meedè het mannelyk antwoord der Friefche Staaten op des ftadhouders rondgaanden brief van 26. februari 1785. in het I. Deel, bl. 219—234., als meede hunnen brief tot antwoord op dien des ftadhouders van 26". april 1784- in de Verf. van ftukk. by J. A. de Chalm. 34. deel, bl, 259—267-; op dat hunne toenmaaligc denkwvze over de noodzaakelyke ftaatshervormingen, vooral omtrent de uitvoerende magt, en over dc tegenkantingen van den ftadh., des te beter in tegenfteüing kan worden gebragt met hunne, naderhand gehouden, handelwyza.  HUISBOEK. 263 den aan den bloedraad op het Loo , het zy dan Diec, eevenwel aan de raadflagen, en middelen van geweld,aldaar beraamd,eene beflisfchende uitkomst te bezorgen- De Staaten van Holland moeften hier vau de eerfte gewaarwording ondergaan by geleegenheid, dat zy onder anderen aan de Staaten van grüitand bondgenooclchappelyk keunis gaven van hunne befluiceu omtrent de geweldige maatreegelen der Gelderfche meerderheid, en des ftadhouders tegen de rampzaalige inwooners, en weldenkende régeniéii van Hattem, en Elburg, en dat daar over tusj^u de Staaten vau Holland, en Friefche meerder^^teene briefwisleling ontftaan was. Deeze laaraHlIrccf dan , by haaren merkwaardigften brief ve|MHt onderwerp van 14. december 1780., aan de Staaten van Holland cp eenen toon, alleen voegende aan eigendunkelyke dwingelanden, maar geenszins aan bondgenooten , die hunne meedeverbondenen wilden herinneren, wat naar hun begrip de pligten des verbonds omtrent anderen vorderden. ,, Baarden de „ onbeftaanbaare orders aan de militie, ter U. E. „ Mog. betaaiing ftaande, nog maar alleen ftof toe „ klaagen, en hadden U. E. Mog. zig over het ge- heel in de zaaken van Haitem, en Elburg niet „ gedraageu op eene wyze , die wy niet durven gelooven, dac iemand , die eens anders bondge- noot is, zig ooit ter naarvolging zal begeeren te ,, ftellen, en die daarenbooven zo alleszins met U. 3, E. Mog., onlangs aangenoomen, grondbeginzels 33 onbeftaanbaar is ! Immers , daar U. E. Mog. 33 fuftineeren, in de verpligting te zyn, van zig 33 met zaaken, in andere geweften voorvallende, te moeten bemoeien , wat bewoog dan U. E. 33 Mog., toen de onluften, in die fteeden fmeu33 lende, genoegzaam bekend waren, en de waa3> pening , en verfterking dier fteeden , ten ein3, de den Souverain feite!vk, en met geweld te3, gen te ftaan, voor U. E. Mog. geen geheim meet konden zyn ; om den werkelyken tusfehentyd , ,, voor dat het befluit der Gelderfche Staaten, om „ die ftccdeu van guarnizoen te voorzien, genoo. R 2 ,3 men  «64 VADERLANDSCH 3, men wierd, onnut te laten voorbygaan? Wat 3, wederhield dog ü. E'. Mog., om zig vooraf al3, ie moeite te geeven, om deeze allerbedenke„ lykfte onderneemingen, en daar uit voortfprui„ tende onluften , en rampen, door geoaste tus3, fchenfpraak, als anderszins, zo doenlyk, tegen „ te gaan , en voor ce koomen ? Wat belettede dog 3, U. E. Mog., om ieverig te waaken, en ernftige 3, maatreegelen ce neemen tegen zo een aantal ge„ waapend'e perfoonen, welken, ten einde men in 3, die fteeden den Staaten der provintie met kragc 3, het hoofd zoude kunnen bieden, van het naodi3) ge voorzien, derwaards van tyd tot tyd dfeee,3 ne genoegzaame publiciteit, o'ok uit Ü.^^Kg. 3, provincie , uittrokken ; om nu niet ijMTte jj fpreeken van de amunitie , en andere zaaken, 3, tot ftyving dier geweldige onderneeming van daar s' verzonden? Of hadden U. E. Mog. hun doe = jj getroffen, en aan hunne verpügtingen voldaan, wanneer zy, toen deeze zaak reeds geheel on,j hcrftelbaar was, de bewerkers, en uitvoerers van 3, alle die beweegingen in derzelver byzondere be,j fcherming namen ? Zulke handelingen, en toe,> latingen mogen by U. E. Mog. den naam draa,j gen van te fpruiten uit eenvouwdige principes ten ,j nutte der gemeene zaak, als middelen, netar vermo„ gen door U. E. Mog. in het werk geflrtd, om eenen ,3 burgeroorlog met alle deszelfs akelige gevolgen voor s, te koomen. Wy voor ons houden ftaande, dat ü. ,» E. Mog. juist zulke principes gevolgd, juist 3j zulke middelen gebeezigd hebben , als met de ,> gemeene-zaak (waar door wy verftaan de bewaa. ,j ring der goede order, rust , en voorjpoed in den Lan. jj r/e,j voiftrekt onbeftaanbaar zyn, doordien ze 3, onder fchyn van welmeenende beinoejing, eene daa„ delyke partykiezing, en cverheerfching van den ee„ nen bond genoot booven den anderen a^n den dag" „ leggen, en den weg baanen, om veelen ftrafre„ loos , in voornitzigt van U. Mog. byzondere pro„ tektie, de verstgaande geweldenaaryen te doen „. verngtcn, en bondgenooten tegen eikanderen op n het  HUISBOEK. 265 3S het geweldigfte misnoegd te maaken. Hebben 3, ü. È. Mog. de magt, om het derwyze op de 3, Souverainiteit van eenen hunner bondgenooten 3, toe te leggen, wat verhinderd dan diezelfde lee. 3, den der Unie, om wederkecrig ten opzigt van ,, TJ. 'E. Mog. eeven hetzelfde te doen? ToenU.„ E. Mog. voegzaam oordeelden, om over de vry3, heid hunner ingezeetenen te ordonneeren, als zy s, ten algemeenen nutte oordeelden noodig te zyn; toen Ü. E. Mog., by ontmoete tegenkanting 3, van fommigen ter dier geleegenheid, den mili„ tairen arm gebruikten, en ter demping van on3, lusten te Rotterdam den kapitein generaal van U. „ E. Mog. provintie troupen vroegen, en ontfïn3, gen, om eene commisfie van Staat derwaards te 3, dekken, en U. E. Mog. politieke beveelen te „ handhaaven ; waarom mogt dan ook b. v. de pro3, vintie van Gelderland de zaak van allen, die aan 3, U. E. Mog. beveelen ongeneegen waren te ge3, hoorzaamen, zig niet aantrekken (g>? — Toen 3, U. E. Mog., weinig tyds geleeden, goedvon3, den, orders aan alle de troupen, op hunne res, partitie ftaande , af te vaardigen , om hunne s, guarnizocnen te verlaten, en binnen U. E. Mog. s, provintie te verfaamelen; konde deeze vreemde 5, ftap niet dan de bekommering, en het wantrou3, wen in Nederland aanmerkelvk doen aangroeien; te • (g) Is het niet onbefchaamd, dat eene meerderheid van ■ftaatsleeden, die bevoorens getoond hadden, zo wel onderfcheid te kunnen maaken tusfchen waarheid, en leugen, tusfchen woorden en daaden, tusfchen regt, en onregt, zig hier vermoeten durfd het voetfpoor van den fhdh. te volgen, en de billyke maatreegelen tegen een gevaariyk oproer met het linooren eener klaagendc volks» ftem door militair geweld, moedwillig, en tegen beterweeten aan, te verwarren ? Dan 'er is geen enkel rtuk van deezen geheelen brief, of men ziet 'er denzelfden geest in heerfchen, en de waarheid van het fpreekwoord bevestigd, dat een renegaat erger is, dan een gebouren Turk. R 3  266* V A D E R L A N D S C H „ te meer, daar U. E. Mog. de nqpdza^lckbeid, „ om alle die troupen in Holland te hebben , Hechts 5, aandrongen met eene algemeene veraeek.eri.Dg van 3, dringend gevaar, en hoogen nood, waar in zig 3, die provintie bevond, zonder, hoe ernftig daar „ op geiommeerd, eenige opening, waar in dat „ gevaar, en die nood dan beftonden, te willen „ geeven. —. Was 'er gevaar van binnenlandsch s, geweld, dan eischt de aard van het bondgenoot«, fchap, dat de meedeleeden daar van op bet s, fpoedigfle onderregt, en 'er onderling de krag33 tigfte maatreegelen beraamd , en met gemeene si kennis uitgevoerd worden, om dat onheil af te 33 weeren. Maar zoude het ook kunnen zyn, dat s, wy deezen geheelen flap van U. E. Mog.'uit een 9» verkeerd oogpunt tot nu toe befchouwd hcb3> ben? Zoude misfehien al dat fpreeken van gevaar, 5> al dat roepen van dringenden nood, waar door zo 3, veele troupen op Hollandfchen bodem dienden te sj verfaamelen , ook een voorwendzel, ook eene 3, Jlaatkundige vinding kunnen zvn, om voor ons, 33 en de overige leeden van het bopdgenóotfchap 3, U.E.Mog. waare oogmerken te bedekken, enom 3> de ingezeetenen van Nederland door zulk renen 33 alarmkreet zant in de oosren te flrooien ? Wela» ke ontwerpen U. E. Mog. eigenlyk hebben, kun33 nen wy niet bepaaldelvk zeggen: dan dit weeten 3, wy zeeker, dat 'er, met betrekking tot de mi33 litie, thans in U. E. Mog. provintie liggende, 3, onlangs iets is voorgevallen, het welk over dee3, ze gantfche zaak geen gu'nïtig l:cht vrfpreid. 33 Wy hebben het oog op de orders , door den' 3, generaal major van Rysfel aan de commandanten 3» van eenige régimenten gegeeven, om op de rwee 3, eerfte feinfehooten hunne regimenten marsch3, vaardig te doen maaken, rn op volgende jein9t fchooten te rukken binnen de provintie van Ü3» trecht zonder territoir te ontzien. En dat deeze 3> orders van U. E. Mog. kwamen, blykt uit de „ goedkeurende refolutie van 8. november 11. Im„ mers, daar wy du zien, dat ü. E. Mog. met dit ge-  HUISBOEK. 2tv? .,, gedeelte der troupen van het bondgenootfchap, „ het vc!k U. E. Mog. betaalen, zig daadelyk ver„ oorlooven, om aan die militie beveelen ie gees, ven, die, uitgevoerd wordende,' aan deSouverai3, nite;t hunner meedebondgenooten de baarblyke•3, lvkde inbreuk toebrengen, (het is te weinig ge-„ z'egd) die de geheiligdfie regten der Souverainis, teit, ieder der provintien in den haareu toekoo^, mende, gewelddaadig aanranden, en de eerdes „ en voornaamde gronden der Unie verwoeden ; 3, moet deeze Hap van U. E. Mog. meer gcagt 3, worden de aanjlag eens vyands, dan de daad cet.s .S) bondgenoots ie zyn. ■— Als wy by onzen brief 3, van 20. feptember fpraken van dingen, die thans s, in ons vaderland geduld worden, bedoelden wy de 33 voorbeeldelooze licentie der drukpersfe. Een a, van beiden moet in deezen plaats vinden, of dat s, U. E. Mog. deeze, Land, en burgerdaat vers, woedende misdryven niet kunnen, of niet willen 3, beteugelen, en ftraffen. Is het eerde waar, dan s, beklaagen wy U. E. Mog. hartelyk over de on„ gelukkige omdandigbeden, waar in zy zig be. 3, vinden. Immers is een Land, waarin de regees, ring te zwak, of te bedorven is, om zulke boos3, doeners loon naar werk te geeven, de uiterde s, deernis waardig. Maar is het tweede waar , „ dan vraagen wy U. E. Mog. rondbordig, wac s, zy met de toelating, of aanmoediging (want die 3, is in deezen zin by eenen Souverain hetzelfde,) s, van zulke partydige, laderlyke, en alleszins in3, faame gefchriften bedoelen" (h). Op deezen hoogstbeleedigenden toon gaan zy. nog voort eene reeks van de fmaadelykde laderingen , verdraajingen, en verwytingen op een te ftaapelen, die onze pen weigefd naar te fchryven. Elk bedaard, en weldenkend burger ziet genoeg uit deeze daalen, by verkorting aangehaald, dat niet alleen al- less (h) Verf. van Jlukk. by J. A. de Chalm. 35. deel, bl. 125. -fr» -volp. R 4  «28 VADERLANDSCH les, wat die meerderheid der Friefche Staaten aan die van Holland ten lafte legd, maar nog veel meer, voor haare eige reckening kwam, daar zy, door met de daad ten fterkften party te trekken voor de meerderheid der Staaten van Gelderland', Utrecht, en den ftadh., en dat wel over eene fchenddaad, waar over veele der ieverigfte oranjevrienden zeiven verbaasd, en verontwaardigd waren , toteenen hooggaanden trap van verharding gekoomen was, die haar deelgenooten maakte van alle die gruwelen, welken door de Gelderfche meerderheid, cn den ftadh., onder anderen ook met Friefche troupen, tegen de eerfte gronden der Unie gepleegd waren, en die duidelyk toonde, dat zy zelfs voor geene ov'ei ïuiging vatbaar was, het welk zy zo onbefchaamd, fchoon zydelings, aan de Staaten van Holland wilde te kennen geeven, en waar van de uitkomst ten haaren opzigte de waarheid zo zeer beweezen heeft. • De minderheid der Friefche ftaatsleeden, xnet reeden verontwaardigd over de ongehoorde taal haarer meedevolmagten, vervulde het ter zyde leggen van den brief der meerderheid door de Staaten van Holland, als eene beantwoording onwaardig. Zy wederleidde niet alleen de voornaamfte befchuldigingen, en aantygingen der meerderheid by eenen brief aan Holland van 26. december 1780"., maar toonde teffens daar by aan, op welk eene onbetaamelyke , cn wederregtelyke wyze die brief der ineerderheid aan Holland ter Staatsvergadering was doorgedrongen. Wy zullen, om niet te wydloopig te worden, hier niet gewagen van de gronden , die de minderheid ter verdeediging van het gedrag der Staaten van Holland, en ter vergruizing der, tegen hun ingebragte, befchuldigingen aanvoerde; maar alleenlyk opgeeven, wat zy omtrent de wyze der vastftelling van deezen brief ter Staatsvergadering van Friesland bybragt. Hier uit alleen zal genoeg af te meeten zyn, hoe zy, die fteeds van inbreuken op de Unie, en conftitutie fchreeuwden , zig zeiven aan de verbreeking daar van, en van alle billykheid, en goede order meest fchuldig maak, ten.  HUISBOEK. S69 ten. ï, Wy verhoopen," ("dus fchreeven deeze moedige volksvrienden,) „ dat niet meede op onze reekening zal worden geplaatst die brief, aan U. E. Mog. afgezonden, en door diezelfde ftaatsleeden vastgefteld met zo veel overhaafting, dat „ de leeden der vergadering zig met eene enkele voorleezing van dit zo uitgebreid ftuk in de kwartieren hebben moeten vergenoegen, en daar op „ daadelyk adviezeeren, zonder dat aan het wettig, 5, en op de conftitutie deezer regeering gegrond, i, verzoek, om hetzelve eenige uuren in overwee» ging te houden, gehoor gegeeven is ; ge55 lyk meede aan de volmagten van Westdongera3} deel , kopie van den voortgebragten brief eij, fchende, om volgens het 23. artikel van het bej) zwooren reglement van 1748. over denzelven 3» nader in den hunnen te raadpleegen , dezelve 33 kopie daadelyk is geweigerd af te geeven, voor 35 dat hy was gerefumeerd, en gebo_ekt. Wy verss meenen van deeze, zo in het oog loopende, on3s reegelmaatige handelwyze U. E. Mog. te moeten ss informeerén, terwyl Ü. E. Mog. uit deeze voorss dragt gemakkelyk zullen kunnen opmaaken, hoe 33 het onbegrypelyk zy, dat een brief van die uit3s voerigheid, in min dan één uur tyds, in ieder der 33 vier kwartieren van Staat vastgefteld, en door 3) de meerderheid der volmagten, zonder eenige 3> aarzeling, goedgekeurd is: een brief, welkers 3> bloote voorleezing ons heeft doen verbaasd ftaan, 35 hoe onze meedevo'magten op zodanigen boo3) gén , en beleedigenden toon aan onzen voor3' naamften, en magrigften bondgenoot, (met wel3> kers bloei, of val de geheele Republiek moet ftaan, of vallen,) hebben durven fchryven, en ,3 dat over pointen, gedraagingen, en beiluiten van ,3 U. E. Mog., welken door de befte ingezeetenen „ van U. E. Mog. provintie zyn toegejuicht , en 9s in welker goeden nitflag, de meerderheid van 5.9 onze Staatsvergadering met ons zeer overtuigd zal zyn, dat de geheele Friefche natie het vuu3, ngfte belang field. la, indien dezelfde meerR 5 :> der-  E7P VADERLANDSCH », derffeid der volmagten, zo het fchynt, geheel s, en al vergeetende, dat zy vertegenwoordigers, „ en geene willekeurige beheerfchers, van dit vofk -, zyn, niet op eene ongehoorde wyze de eerbies> dige klaagfiemmen der ingezeetenen door degeftrengfte bedreigingen van iyfftraffen , nu onsi langs, hadden onderftaan tefmooren; welras 3, zoude het verwonderd Nederland de braave, en 35 welmeenende Friefche landzaaten hunne Hemmen ., hooren verheffen, om onze vertoogen te ondcrs, fteunen" (i). Toen by vervolg dc Amersfoortfche meerderheid niet den Hadh. in mai 1787. het geweld tegen de «ad Utrecht daadelyk begonnen had. durfde ó\e Friefche meerderheid aan de Staaten van Holland op 18. jnai 1787. by wyze van tusfehenfpraak nog wel voorflaan, ,, r, dat zy zouden afzien van hunne faan., delwyze omtrent de militie van het bondgenoots, fchap, zo met betrekking tot derzelver gebruik, s» als tot de orders, daaraan gegeeven, en 2". dat 9, alle vyandelykheden daadelyk zouden ophouden''" (k). Maar, toen eevenwel de Gelderfche meerderheid met den ftadh. de meefte fteeden der laatst» gem. provintie in juni 1787. door de militie had ïaten plunderen, en toen de Staaten van Overysfel, na vergeefs tot ftuiting dier geweldenaaryen, ook op hun grondgebied gepleegd, zig by de Gelderfche meerderheid beklaagd te hebben (l), zig tot de Staaten van Friesland vervoegd hadden met een beklag, dat onder die plunderende militie ook troupen, ter hunner betaaling ftaande, gevonden werden; herinnerden eenige volmagten op ir. juli aan_hunne meedeleeden, dat ook omtrent de plunderingen , te Hattem , en Elburg bevoorens door hunne troupen gepleegd, geen onderzoek gedaan, of (i) Nederl. jaarb. 1787. bl, 47 .49, (*) Verf, van Jiukk. by J. A. de Chalm. 33. deel, bl. 207 m li. Deel, bl. 169—174-  HUISBOEK. 271 of orders gefield waren, en dat zy zig fHlzittende fchu'dig maakten aan deelneeming in" die plunderingen , en verwoeftingen. Zy deeden op die gronden eenen voorflag, „ om aan detroupen,terhun„ ner betaaling ftaande, te gelaften, om geene or,, ders, hoegenaamd, re gehoorzaamen, die ftrek- ken zouden tot het inneemen van eenige fteeden , of landen , van wis ze ook mogten gegeeven ,, worden, en om de gecommitteerden ter Geno_,, raliteit te gelaften, om die troupen, die zig toen in de provintien van Gelderland, en Utrecht bevon,, den, en ter betaaling van Friesland ftond en, daa„ delyk te doen marcheeren raar de Generalireits- landen, waar dezelven meer dan ooit noodig wa,, ren, en van dat befluit kopie te zenden aan den kapitein generaal tot zyn narigt." Dog men kan ligtelyk bëfeffeh, dar dit voorftel, hoe zeer nog dópr andere volmagten onderflennd, in den wind geflagen werd. Zelfs nam de gewelddryvende meerderheid in tegendeel op dienzelfden dag, ter voldoening aan het verzoek der commandanten van de militie, in Friesland guarnizoen houdende, oen befluit ter kragtdaadigc verhindering van defertie onder de militie, waar van veelen, ongezind om tegen hunne meedeburgers te vegtcn , of te woeden, hunne vaandels verlieten. Trouwens, na dat die meerderheid zig van het volk afgefcheurd had , konde zy zig alleen op de militie verlaten, en deeze, vo^r zo verre zy zig in Friesland bevond, in fchyn gebelgd over de befchuldiging, regtmaatig tegen een deel derzelver in gebragt, bleef niet In gebreeke, om zig op 3. feptember daarna by een deklaratoir daar tegen te verzetten (m). De meerderheid der vplmagtén b^gon ru rok het huis van Nasfaïi; eertyds her eenig voorwerp van haarpij bilVyken afkeer, te vleien, rn naar buitefiiandfche hulp tegen dat volk, van het welk zy alle haare magt ont- \m) Verf. van frïki. 'by f. A. de Ci.ahn. 35. deel, w/132 ■—, cn 1. deel, bl. 5. en volg.  2/2 VADERLANDSCH ontleende, ernftig om te zien. Van het eerfte gaf zy een doorflaande bewys door haare brieven, m aan de Staaten van Holland, als aan den ftadh., cn zyne vrouwe, over het ophouden van der laatstgem. reize. Aan de Staaten van Holland durfde zy wel toedryven, 9, dat zy nimmer had kunnen den„ ken , dat de goede order , rust, en veiligheid „ in fommige oorden van Nederland zo verre zoude „ geweeken zyn, dat binnen deeze Republiek aan eene perfoon van zulk eenehoogc afkomst, waar s, toe de Staat zulk eene naauwe betrekking had,' „ en die op haar koninglyk woord verzeekerde, geene,- dan vreedelievende, den Lande heilzaa„ me, en haare verheeven hoedanigheden waardige, „ oogmerken in haare reize te bedoelen, zodanige 33 beleedigende belemmeringen zouden zvn toege3, bragt, als zy ondervonden had; en dat het ge33 volg deezer gebeurenis by vreemde Moogenhes, den voor elk der bondgenooten zeer gevoelig moest zyn , vermids door hetzelve de weg tot 3, bemiddeling der verdeeldheden verwyderd, en ,., moejelyk gemaakt wierd." In dienzellden lafhartigen zin fchreef zy ook aan den ftadh., en zyne huisvrouwe, en onthield zig zelfs niet om aan de laatfte te betuigen, dac zy zig vleidde, dat ,i deeze ontmoeting H. K. H. in alle gevallen nim. 33 mer zoude affchrikken, om die vreedelievende „ oogmerken ter herftel van rust, en eendragt, 33 welken zy zo plegtig betuigd had te beoogen, 5, op alle gepafte wyzen te behartigen" (n ). Met opzigt tot het omzien naar buitenlandfche hulp beftond zy ook, om op ai. juli 1787. omtrent het voorftel, door Holland ter Generaliteit gedaan, tot het verzoeken van de bemiddeling der ftaatsgefchillen door Frankryk, een befluit te neemen , het welk zo zeer van haare voorige gronden, en teffens (n) Verf. van ftukk. by A. de Chalm. 22. deel, bl. ijs •—160.  HUISBOEK, Z2$ fens van de waare belangen der Republiek afweek (o), dat de minderheid, beftaande uit den heer C. L. van Beyma met tien andere volmagten, daartegen , als meede tegen het befluit over het ophouden der reize van de graavin van Nas/au, op a6. juli daar aan een mannefyk protest inleeverde. Men oordeele van de bondigheid, en het pligtmaatige van dit protest uit de volgende trekken ,, De on„ dergeteekende"(zolietzigdeheer van Beyma uit,) kan nimmer als eene zwaarigheid tegen het vraa3, gen der bemiddeling van Frankryk erkennen, dat 3, andere nabuurige Moogenheden, met welken de Repio3, bliek in vreede, en vriendfchap leeft, eeven zeer als 3, frankryk het oog gevefligd houden op deeze Repu,, bliek; vermids, zonder in te treeden in eenigs „ taxatie der gevoelens, omtrent de Republiek by „ die nabuurige Moogenheden gevestigd, het blyk„ baar is, dat men niet zonder de grootfte onregt„ vaardigheid zoude kunnen denken, dat die Moo*,, genheden eeven zo weinig kennis van den toe» „- ftand van zaaken hebben, of zig in zaaken zo- danig door woorden verwarren zouden, als de 3, h eren van het mindergeta! by hun rapport doen, 3, dat zy uit het oog zouden verliezen het onein„ dig onderfcheid tusfchen het in vreede, en vriend„ fchap zyn, en de naauwe betrekking van eene 3, zo intieme alliantie, als tusfchen Frankryk, en „ deeze Republiek plaats heeft. In tegendeel ge,, loofd de ondergefz., dat deeze pasfagie in het „ rapport, en de refolutie, aan Z. A. Mt. de wec3, tigfte reeden van beleediging, en wantrouwen „ zoude moeten geeven, ware het niet, dat de 3, ondergefz., uit de zo meenigvuldige allereedel3j moedigfte daaden vanZ.A.Mt., en uit de kennis, „ die (o) Verf. van ftukk. by J. A. de Chalm. 35. ieei', bl. 13.5 —ui. Voor zo verre dat befluit der meerderheid de gefaamenlyke bemiddeling van Frankryk, Enqeland, en Pruis, feu betrof, vergelyke men, het geen wy daar vaqMZesd feebben in het IV. Deel, bl. 119 122. in de >m  S74 VADERLANDSCH 9, die hoogscdezelve van den toeftand der zaaken „ alhier heeft, hoop had, dat Z. A. Mt. ook dee- ze alleronvoorzigcigfte uitdrukking liever aan on„ kunde, dan aan eenig kwaad oogmerk, zoude „ willen toefchryvep. Hy kan veel minder toe- Hemmen, dat eenige anders binnenlandfthe middelen nog zouden moeten beproefd woideu, vermids hy ip. gemoede overtuigd is, dac hec volk in andere „ provinciën, maar vooral in deeze, zodanig een gevestigd wantrouwen heeft op zyne regeeriiig, „ dac men geene perfoonen biuneuflanus zoude kun„ nen vinden , genoegzaam geaccrediteerd , om. „ om 'er eenig fucces van te wagten. Hy billyke 3, vooral het wantrouwen, dat in dit gewest by de „ natie geveftigd is. Zy tog, die zig nog oulangs in verfcheide i Haatsftukkeu boovenmaace zelfs J5 door U. E. Mog. hoorde verheffen, coca hec op .„ hec verdryven van eenen gehaaceu hartog van 5, Brunswyk aankwam ; zy, die zig tegen den heerschzugeigen ftadh., die haar de flem van eer, „ dom, en onkundig gemeen durfde noemen, door ., U. E. Mog. zag verdeedigen; zy, die toen haa3, re ftem de flem. van U. E. Mog. committenten hoor- de noemen; zy, die men coen op alle mogely,, ke wyzen toe de waanening hoorde uitlokken; zy ziet zig thans, nu U. E. Mog. hec door haa- re hulp, en iteua, ja daar door alleen, zo ver „ gebragc hebben, dac de, coen der wet ontwas„ fchen,. itadh. onder U. E. Mog. bewind is tè „ rug gebragc, op hec verneederendite vcragc; ja zo ver zelfs , dac haare byeenkomften van ge,, nooefchappen , tegen welken zelfs de kundig„ ite trekken, en laagen van den procureur gene„ raai geene befchuldiging konden inbrengen, op eene politieke, op eene ongehoorde wyze vcr„ booden zyn! Zy zi.ee thans haare waapening op 3, alle mogelyke wyzen, onderhands, en van ter „ zyde, tegengegaan! Zy ziet zig zelve door een „ len aan de gouvernance, en daar door htt ont33 luiken der Nederlandfehe vryheid , zoude verhin»> derd zyn ! Deeze groote ftrydigheid in U. Ê\ 33 Mag. handelingen, gevoegd by de kennis, die ,j de natie heeft, dac de betragcing der conftitu33 tie, dat is, der grondwetten, hier zeer mank j> gaat, waar door alles, zelfs haare bezittingen, *j en leeven, onveilig word; dat wy eenen ftadh., 31 en kapicein generaal hebben , die geweigerd 3> heeft, om aan de, by U. E. Mog. hem voorgejj fchreeven, inftruktie zig te verbinden; dat die33 zelfde ftadh. onderneemend genoeg is, om de ij grondweccen des Lands, naar zynen zin, en bejj lieven, willekeurig ce veranderen; dit alles geefe jj met den hoogften grond reeden toe wancrouwen 3 jj en het is alleen aan het bedaard, vreedelievend, aj en, niet dan in den nood werkend, charakter 33 onzer braave ingezeetenen toe te fchryven, dat jj men ons niet al lang reekenfehap van onze bejj tragting hebbe afgevraagd. Geene plakaaten tog» jj hoe voorzigtig , hoe landsvaderlyk ook , met jj bannisfement, en galg dreigende, zullen op den jj duur de Friefche natie dwingen, om haare regten jj lydzaam te zien wankelen, of verlooren gaan. *> Konde geen Philips van Spanje met buitenlandjj fche magt, geen Alba met alie zyne wreedheid, 33 en plunderzieke militairen, dit volk onderbrenjj gen ; dan zullen ten minften geene heedendagjj fche volmagcen, geen prins van Oranje, hetzeljj ve doen zwygen , als hec wil fpreeken. De on33 dergefz., wel verre van deeze provintie, als tnii-  fz?6 VADERLANDSCH 3, ten die gejchillen zynde, te befclwuwen (J>), ge3, loofd in tegendeel, dac 'er misfehien niec ééne „ onder allen is, waar de cusfehenkomst van eene 3, buitenlandfche bemiddeling meer noodig is, dan 3, hier, en byzonder voor U. E. Mog., ten eir> „ de, door derzelver beftier; de nacie aan de o3, vercreeders der grondweccen eene behoorlyke 3, abolicie verleende, waar toe zy alleen geregtigd s, is, en 'er voor het toekoomehde eene genoeg,, zaame verzeekering was voor derzelver duurzaame 33 onderhouding. En, wac becreft de verfchillen tusfchen deeze, en andere geweften, welken ge33 zegd worden geene verregaande verwyderingen te 33 zyn, zal hy zig alleen bepaalen coc de conciufïe, «j op het 39. point gevallen, waar tegen deeze aan33 teekening gerigc is. Daar in tog worden de ges) volgen van het arrefteeren der vrouwe van den 33 ftadh. met betrekking tot buitenlandfche Moo- genheden gelaten voor reekening van Holland. •> Dit beteekend iets, of niets: zo het iets becee33 kend, dan is het ongetwyifeld, dat, indien ee33 nige buitenlandfche Moogenheid Holland vyan33 delyk aanvalt weegens het verhinderen der reize 33 van de vrouw van zynen eerften'minifter, dee3, ze provintie Holland niet zal helpen verdeedi- 33 gen, (p) De meerderheid had by haar befluit van 11. juli 17S7. gezegd; „ dat, naardien haare provintie zig-, door „ God; groote goedheid, in dien gelukkigen toefiand be„ vond, van tot nog toe onafgebrooken te hebben mo., gen genieten inwendige rust, en vreede, en beviyd te zyn gebleeven van zodanige verregaands verwydering met haare bondgenooten, dat tot vereffening daar van „ toevlugt tot buitengewoone middelen zoude moeten ge„ noomen worden; die gelukkige toefiand haar alleszins ,, bevoegd maakte, om by de twistende partyen op dier,, gelyke middelen aan te dringen , met aanbod van haare provintie tot het houden der onderhandelingen, als door haare rust, en cmzydigheid daar toe mees: gefchikt, "  HUISBOEK. 277 » gen. _ En dan kan de onderfz. niet anders zien, 3, of dit befluit ftryd tegen den geest van de zo 3, geroemde Unie van Utrecht, en byzonder tegen ,, den letter van artikel 3., luidende, dat die voorn. 3, provintien ook gehouden zullen zyn in gelyke maniers (dat is, met lyf, goed, en bloed,) malkanderen ,, by te ftaan, en helpen verdeedigen tegen alle uitj, heemfche, en inheemfche heeren, vorften, of prin,,fen, landen, provintien, fteeden, of leeden van dien» „ die hun, in het generaal, of partikulier, eenige forsii.Je, geweld, of ongelyk zouden willen aandoen, of oorlogen maaken. Dus houd dit befluit niet minder in , dan eene verzaaking van de Unie van ,, Utrecht, van welke dus deeze provintie, ofwel „ die leeden, die zig daar by gevoegd höbben, 3, zouden zyn verftooken. En, om dat de onder„ gei'z., als volmagt, zig ongequalificeerd houd, ,> ook geenszins gezind is, om de Unie van Utrecht te breeken, en zulks van het hoogfte belang is 3, voor .zyne committenten; protefteerd hy tegen ,, de genoomen conclu-fie, houdende dezelve voor „ zyne grieteny, als lid der Unie, fchaadelyk, ,, en blyvende inroepen de regten der Unie van ,, die bondgenooten , die geneegen zyn zig daar „ aan te blyven houden" (q). Zodanige taal, hoe getrouw ook aan het vaderland, en aan de waare vryheid, konde de trotfche hooghartigheid van eene gewelddryvende meerderheideeven min, als die van Gelderland, verdraagen, maar befloot, om de regtmaatige verwyten, die haar gedaan waren, door de magt, die zy in handen had, te wreeken. Immers het kwartier van Zeevenwouden (lelde op 11. auguftus voor, „ dat, naardien eenige leeden der „ Staatsvergadering, met naamen de heeren H. A. „ H. van Knyff, C. L. van Beyma, A. J. C. de Be„ re, E. F. van Aylva, J. Roorda, A. Boelens, P. „ Breugêman, R. vanKleffcns, B. Feenftra, A. Z. 33 At- (?) Verf. $nf ftukk. by J. A. de Chalm. 8. deel, bl. 7379., en 35. deel, bl. 141—J47. IV. DEEL. S  a?S_ VADERLANDSCH 9, Attama, en TV. Hcogenbruck, hadden verteefcendj, H en ingeleeverd zeeker eensluidend protest, en' „ aanteekening, het welk aan het kwartier voora,. kwam vervat te weezen in termen, die hoogst gaande bel'eedigende waren voor de regeering in as het algemeen, en voor de keden van hetzelve „ in het byzonder,. er; d'irekt gefchikt , om de a, goede ingezetenen te misleiden, en tegen de regeering op te zetten; het kwartier niet konde 3,"afzyn, om hetzelve crimineel te befchouwen s 3,. en aan de andere kwartieren in bedenking te gee„ ven, of van deeze protelten geene authentieke a, kopien 'behoorden gefield te worden in handen s, van den procureur generaal der landfchappe, met ss last, om dien te neffens het regt van de heer3, lykheid waar re neemen" (r). De meerderheid der andere kwartieren was ylings gereed, om dit voorftel in een befluit te veranderen, en toonde dus al wederom, gelyk zo dikwyls te vooren in andere geweften gehleeken was, dat, wen de heerschr.ugt alle middelen te vergeefs beprot/d heefï, om de ftem der waarheid by de ingezeetenen te fmooren, zy in het regt, dat booten alles heilig behoorde te zyn, het eenig zeeker hulpmiddel vind, om tot in den boezem van haare eige vergaderingen tegen het gering aantal haarer belangelooze meedeleeden te woeden. En, om aan deeze haare bedoelingen, en die der overheerfchers van de andere geweften, ook door middel der militie, te beter te voldoen, befloot zy op 2 3. auguftus, ,, om 3, toe te ftemmen in de petitie des raads van Staa„ te van 467,800. guldens tot het doen marsch,, vaardig maaken der troupen van den Staat, ea 3, de gedeputeerde ftaaten te gelaften, ono het pro- vintiaal aandeel ten aller fpoedig (len, en wel, ter ,, meerdere verhaafting in dit byzonder geval, zon3,'der het befluit der andere geweften ter Genera- liteit (r) Verf. van Jlukk. ly J. A. de Chalm. 35. deel, bl. 1474. en volg.  HUISBOEK. a?p n liteït af te wagten, op het generaal komptoir der Unie te fourneeren;" fchoon zy eevenwel niet konde nalaten haare oude klagten te herhaalen, en te vcrklaaren, ,, dat zy, door het ter ne,, der gefielde van den raad van, Staate, meer en 3, meer beveftigd was in het denkbeeld, dat dér 3, armée van den Staat door een verkeerd beltier 33 vras gebragt in zulk eenen toeftand,. dat de bond3, genooten thans genoodzaakt wierden, om daar aan 3, kosten te befleeden , die in alle voorgaande, ,, zelfs in de allerkommerlykfte, omftandigheden ,3 waren onbekend geweest, en gebleeven, gelyk ss Z. H., en de raad van Staate in die petitie sa, zelfs erkenden"(Y). Met reeden verklaarden dan die elf volmagten op 23. auguftus daarna aan den geweldigen J. K. Bergsma, als het voorzittend lid van het mindergetal, ,, dat zy verre af waren „ 3, van zig door bedreigingen, of politieke befchik3j kingen van hunne meedeleeden te doen bevreesd ,, maaken, of van het voorflaan der waare belangen van hunne braave natie af te trekken, en 33 dat zy, door deezen flap van hunne meedevolmagten zig op eene nooit gehoorde wyze in hun3, ne vrye deliberatien, en onbelemmerd adviezee3, ren verhinderd, ja misfehien hunne perfooneele vryheid in gevaar gebragt ziende, vermeenden, ,, daar door die eguards aan hunne zyde te moeten j, ophouden, welken anderszins leeden van Staat aan 33 eikanderen verfchuldigd waren, te meer, ver3, mids de minderheid zig door de ftem der natie 3, toegejuicht, en haare gevoelens voor die der natie ,, aangemerkt zag: dat zy om alle die., en andere reedenen, op zynen tyd nader open te leggen, ,, die refolutie van 11, auguftus 1787. verklaarden. ,, te houden, niet alleen voor informeel, nul, van onwaarde, en zonder eenige, hoe genaamde, kragt, fpeciaal niet voor het hof, en den pro- 33 cureur (i) Verf. van Jlukk. by J. A. de Chalm. 34. deel, bl. 282; en volg, Sj  fiBo VADERLANDSCH cureur generaal, maar ook voor omverwerpende alle form van regeering , en vernietigende de 3, vryheid der deliberatien voor de leeden van ,, Staat; houdende meede voor nul, en informeel 3,. alle befluiten, door hunne meedevolmagten ver3, der te neemen, alzo zy zig buiten ftaat oordeel3, den, om vry, en onbelemmerd te adviezeerena, 3, en dus aan hunne procuratien te voldoen : dat 3, zy aan hunne committenten zouden kennis gee3, ven van het geen hun, als volmagten, wedervaa3, ren was, met inroeping van die guarantie, en 3, fchaadeloosffelling, welke aan hun was toegezegd ,, by de procuratien, en zig voorbehielden, tot 5, herftel van de, hun aangedaane, zo-ongehoorde: 3^ beleediging, het gebruik van middelen, die hun 3, mogten overig zyn; en dat zy wilden verftaan 3, worden deeze infinuatie, door dezelve aan den •j voorzittenden gecommitteerden in het minder3, getal gedaan te hebben, ook te hebben gedaaa< 3, aan alle hunne meedevolmagten" (t). Lang hadden de ingezeetenen alle de geweldenairyen der meerderheid met een uitgerekt geduld aangezien: dog haare laatfte flap tegen haare befte rheèdcleeden had het gevolg, het welk alle overweldigende befluiten pleegen te hebben, om de gemoederen als uit eenen diepen flaap eensklaps tedoen ontwaaken, en alles by de hand te vatten,, wat maar gefchikt is , om eenen onregtvaardigen aanval af te weeren. De lydelyke gehoorzaamheid, waar toe de meerderheid vooral de gewaapende ingezeetenen veroordeeld had, nog aangevuurd door een nieuw beleedigend verbod der gedeputeerde ftaaten van n. auguftus, dat de genootfehappenniet meer met gefchtit mogten exerceeren («), nameen einde, toen 'er op 16. auguftus ter Staatsver- gade- (t) Verf. van ftukk. by J. A. ie Chalm. 35. deel, 11. 14©- ^cl]'Verft van ftukk. by J. A. de Chalm. 35- l*8> en volg.  H.UISB GEK. 281 jradering ingeleeverd werd een adres van eenige Jchutteryen, en alle de gewaapende burgercarpfen van Friesland, over de publikatie van 25. feptember 1786. tegen de vryheid van requeftreeren. Zy beklaagden zig daar by, ,, dat men zig uit kragt van 3, dat plakaat geregtigd oordeelde, om tegen een , 3, aancal ingezeetenen, welken zig, meer of min, j> manmoedig.mogten hebben laten zien, crimineej> le informacien in te winnen, en dezelven door »> aanklagten te ontruften, waar door alle toegang s> tot H. E. Mog. by wyze van requeften genoegt> zaam enmegelyk gemaakt was: want dat, fchoon 3, wel aan lederen ingezeeten op zig zeiven , en aan sj erkende lighaamen, by dat plakaat de vryheid van «3 requeftreeren gelaten was, het van zelfs fprak, 33 dat het in het ftuk van nationaale bezwaaren, en 33 klagten, voor iederen ingezeeten op zig zeiven 33 zeer gevaariyk, zo niet ondoenlyk was, om zig 33 .desweege aan H. E. Mog. te vervoegen, voor39 al, wanneer dat bezwaar direkt tegen een befluit 33 derzelver mogt zyn ingerigt, en dat ook zodanige 33 klagt, als nooit voor de ftem der natie kunnen39 de gelden, natuurlyk van zeer weinig invloed 39 blyven zoude; terwyl verder de bepaaling van 33 erkende lighaamen zo duifter, en dubbelzinnig 33 voorkwam, dat ten minften daar onder hec groote 33 lighaam der natie niet konde begreepen worden: 33 dat de ondervinding reeds beveiligd had, dat 39 fommige ingezeetenen van Friesland zig hadden 31 zien aanklaagen om geene andere reeden , dan 33 om dat zy by hunne onmiddelyke reprefentan33 ten in de fteeden van Friesland eerbiedige adres3» fen hadden ingeleeverd, ten einde de volrraag33 ten, die voor het volgende jaar moeften geftemd »3 worden, mogten worden geaudlorifeerd tot het 39 verzagten , of intrekken van dat, zo zeer bezwaa39 rend , en belemmerend plakaat : dat zy ook »3 geenszins twyffelden , of dit adres zoude ten 39 minften voor fommigen hunn-er wederom een voorwendzel opleeveren , om hun op grond •»» dier publikatie .» door dagvaardingen, informaS 3 tien»  *83 VADERLANDSCH 3, tien, en aanklagten by het hof, op nieuw bevreetd te maaken, en, was het mogelyk, van het voorftaan der belangen van het volk af te a, fchrikken: dat het in de bewustheid van de aanftaande inquifitien van den procureur generaal Si tegen hun, of fommigen hunner was , dat de 3, nood van het vaderland alleen hun aanvuurde, 3, om met een rein geweeten deeze hunne klagten , 3, en bezwaaren, als eene uiterfte pooging tot red„ ding , en herftel van het zo zeer verbrooken vertrouwen, aan H. E. Mog. in te leeveren: 3, dat, zo die verworpen wierden, zy onfchuldig 3, zouden blyven aan de gevolgen van het misnoe,, gen, het welk zig meer en meer verfpreidde: dat zy op het ernftigfte verzogten de intrekking 3, van het voorn, plakaat, zo dat aan het volk van 3, Friesland, eeven als voorheen, wierd vrygelaten de onbelemmerde toegang tot H. E. Mog., welk a, regt van iederen burger onaffcheidelyk was." Voorts klaagden zy ,, over de tooneelen van roof, „ moord, plundering, en verwoefting, op meenig3, vuldige plaatfen in andere geweften aangeregt, 3, waar toe trien de militairen, en ook in het by„ zonder fommige Friefche militairen, had weeten 3, Op te hitfen , waartegen de politie, en jufti„ tie onvoldoende, en de voornaamfte waarborg aan den gewaapenden burgerarm alléén, in die 33 akelige oogenblikken, moest worden toegekend. ,3 Zy herinnerden zig door de overweeging hier 33 van, en dat ook reeds eenige vonken van opss roer naar Leeuwaarden, van een talryk guarniS3 zoen voorzien, waren overgewaaid, hoe H. E. Mog. den iever tot den waapenhandel in een 33 voorig tydftip op allerleie wyzen hadden aange3, moedigd, waar door zy zig thans in ftaat bevon33 den, om in hunne diftrikten de rust, en goede 33 order te bewaaren, en aan de kollegien van po33 litie, en juftitie, fpeciaal aan het hof, die onS3 derfteuning tot handhaaving der goede order, en 33 rust aan te bieden, waar door deeze provintie s» van die ysfelyke tooneelen kosde bevrydblyven." Zy  HUÏSBOEK. s*3 ■Zy beklaagden zig ook over ,, het verbod van in,,'voer van krygsvoorraad, ofarnunitie, en gewee„ ren, als gefchïkt om Het beftaan der corpfen te 3i ondermynen, of dezelven, by gebrek aan ge,, weeren, kruid, en luod, ten prooi te doen wor- den aan het muitend gepeupel, of aan militai}, ren, die, de fubordinatie ontwasfchen, de ba^, nier van geweld, en roof, zelfs in wêêrwil huns, ner ofiicderen , ook in deeze provintie mogten 3, onderftaan te planten." Zy beklaagden zig over s, de jongfte aanfchryving, op last van H. E. Mog. s, aan de geregten .gedaan, houdende een verbod aan alle corpfen, om met geen kanon temogen 3, exerceeren., fchoon een klein getal manfchaps, pen, met een ftukje ligt kanon voorzien, best gefchikt was, om het graauw in zynen dollen ,, loop te fluiten.'" Eindelyk beklaagden zy zig over „ dat gewigtig'ftuk, het welk hun, zo moge3, lyk, nog meer dan de voorige, ter harte ging, de ongelukkige verdeeldheid, die 'er tusfchen fommige leeden van Staat, en de meerderheid s, van H. E. Mog. gereezen, en zo verre geloos, pen was , dat H. E. Mog. ter zaake van ee- nige uitdrukkingen , in een protest door die ftaatsleeden gebeezigd, en by H. E. Mog. als s, crimineel beichouwd, hadden beflooten, om die meedeleeden door den procureur generaal te a, doen aótioneeren. Zy wiften niet, welke uit3, drukkingen H. E. Mog. mishaagd hadden, maar s, droegen volleedig kennis van het protest, en 3, de aankleeve van dien, en maakten geene zwaaj, righeid om te bekennen, dat zy hetzelve woor33 delyk voor 'hunne reekening namen , en , als hun° 33 ne eige waaragtige gevoelens behelzende, bea, fchouwen moeften. Zy dugteden zeer ernftig 3, de gevolgen, die een foortgelyk voorbeeld zou,, de kunnen hébben, wanneer eenig ftaatslid door ,, de meerderheid wierd ontrust om eenige uit3, drukkingen, door hem, op zynen ftoel als vof. M magt adviezeeren.de, gebeezigd, en zy infteerS 4 >3 dcü  fiü4 VADERLANDSCH s, den by al wat dierbaar was, om der gevolgen »» ™n.> ?n u,t grond van hunne harten, om dit be33 Uuit in te trekken, en daar door deeze vreedzaa3, me natie niet tot wanhoop te brengen, wanneer zv n zouden moeten zien, dat H. E. Mog. uit eene 3, perfoonlyke gevoeligheid eenige van 'derzelver 3, meedeleeden, by hun geagt, geëerbiedigd, en als 3, de ïevengfte voorftanders hunner regten , en vryheden geliefd, en bemind, zouden willen be3y rrS0-]71, maaken> en hun, was het mogelyk, „ aflchnkken van hec voorftaan, en behartigen der belangen van het goede, vreedelievende, en niet, 3, dan in den hoogften nood, tot wanhoop overjla&nde 3, volk. Zy durfden zig na dit hun deklaratoir vlei3, en , dat H. E. Mog. (eeven gelyk de Staaten 33 van Overysfel in een gelyk geval met den ridder 33 van der Capeilen tot den Pol,) van hunne gevoe3, ligheid zouden afzien, en dac befluit, dac hun ,, zo zeer ter harte ging, en bedroefde, buiten 3, uitwerking ftellen. Zy hadden, (gelyk alle ftaats3, Jeeden van hunne committenten by de prokura3, tien belofte van fchaadeloosftelling g'ekreegen had33 den, zo hun iets mogt overkoomeu, hunne pro3, kuratien niet te buiten gaande,) eeven zo reeds 3j voor langen tyd alle hulp, en onderfteuning toe33 gezegd aan die ftaatsleeden, indien zv, in hec 33 gebruik van regtmaacige middelen voor de belan. gen deezer provintie,mogten ontrust worden"(ai In wêerwil van dit adres, waar in de befcheidcnheid met de cordaatheid om den voorrang ftrvd. zettede de meerderheid echter haare woede voort, en, om te beproeven, of eene daadelyke te werkHelling der bedreigde crimineele proceduures tegen de hoofden der minderheid den fchrik, dien men tot dus verre te vergeefs had zoeken aan te jaagen, verwekken konde, werden de heeren va» Beyma, Roorda, Tholen, en Tuinhout, op 31. auguftus 00 Verf. m Jlukk. hj J. A. ie Chalm. «. deel, bl. 152  HUISBOEK. 285 guftus 1787. door eenen hofs boode gedagvaard, om voor het hof provintiaal op de kafteleny te Leeuwaarden te verfchynen (v). Het antwoord der gedaagde heeren was rond, hartig, en in deezer voege ingerigt. „ Zyn ten allen tyde gereed, om „ te gehoorzaamen aan de orders van den hove: „ dan, daar gedeputeerde ftaaten hebben kunnen „ goedvinden, om op 27. deezer (auguftus) door „ twee ftaaten deurwaarders ook aan hun te doen verklaaren, tegen hun geweld te zullen gebruiken; „ kunnen zy zig niet veilig toevertrouwen in eene „ plaats, opgepropt met militie, ltaande onder de „ orders van hunne verklaarde vyanden, die het geweld gedreigd hebben, en dus de juftitie willen doen flaapen; en zyn daarom niet in de mo„ gelykheid, om ter bepaalder tyd te compareeren, ten zy zodanig door hunne braave meedeburgers geëfcorteerd, dat zy in ftaat zyn, om „ alle geweld, dat tegen hun zoude worden ondernoomen, te keer te gaan, waar toe zy 'shofs ,, nadere orders, en patent zullen afwagten." Was 'er ondertusfchen voor de Friefche flaatsleeden der minderheid iets meer gefchikt, dan zulke tooneelen, om zig in tyds te fpiegelen aan de verregaande uiterften, die hunne braave meedeflanders in Gelderland reeds begonnen hadden te ondergaan , zo dat deezen toen reeds niet alleen de Staatsvergadering hadden moeten verlaten, maar zelfs hunne provintie, huizen, en goederen ten prooi geeven aan openbaar militair geweld, en om zig van het eenig nog mogelyk middel, hetgeen de goedwilligheid hunner meedeburgers hun openllelde, manmoedig te bedienen ? Althans ook zv beflooten, om zig, op het voorbeeld der weldenkende Utrechtfche ftaatsleeden, met hunne getrouwe volmagtigers, en meedeburgers naar Franeker te begeeven, en aldaar eene afzonderlyke Staatsvergadering tegen 7. feptember 1787. te beleggen, liever tv) Nederl. jaarb. 1787. bl. 4917.497r. Deeze dagvaarding geuhiedde kwanswys 0..1 "den iever van ajaunitie.  VADERLANDSCH ver verkiezende, om in tyds de voltoojing van het bederf hunner braave meedeingezeetcrieti&voor te koomen, dan hec vrelzyn der provintie ffa prooi over te iaten aan de willekeur van hunne meedegevolmagcigden, en zig zeiven door die vervolgingen buiten ftaac gefield te zien, om aan de begeerte van hunne lastgeevers, zo veel zy konden, te voldoen. Op 3. feptember werd dan de befchryving tot deeze Staatsvergadering afgevaardigd door de heeren van Knyff, de Ben (w), Roorda, Attama* Breu.' (w) Gelyk 'er onder deezen rei van braave mannen de zulken gevonden werden, die van hec begin der oneenigheden moedig pal gedaan hadden voor 'svolks regten, en niemand ooit tot heeden toe van zyne detigdzaame, en vaderlandslievende grondbijginzels afgevveekcn is; zo moet men hier van uitdrukkelyk uitzonderen den grietman de Bere, dien de eer onzer zaak ons gebied niet te vermengen met den lof, dien wy uit dankbaarheid voor hunnen iever aan de overigen toezwaaien. Want dit mensch, wiens zeedenloos charakter hem op zig zeiven reeds alle agting in de faamenleeving benam, verloor beha!ven dat alle de eer van vaderlandsliefde, vermids zy gefprooten was uit behoeftigheid, daar hy, te vooren ieverig den oranjeaanhang toegedaan, van party veranderde, om dat hy gevaar liep, van zonder de hulp der patriotten door zyne fchuldeifchers over hoop geworpen te worden, en toen aan den ftadh. deed weeten, dat, daar zyne party tog de minderheid in het kwartier uitmaakte, hy hem niet meer van dienst konde zyn. Men zag hem feedert de revolutie, totfchandaal van zyne laatst omhelsde p^rty, in Brahand omzwerven; men zag 'er hem in 1700. de party van H. van der Noot op de laagfte wyze aankleeven; men zag hem in 1793. zig tot hoofd der broekeloozen te Brusfel verhef, fen, en uitmunten in diezelfde plunderzugt, en rooveiyen, waar meede het gebied van van der Noot weleer was ftaande gehouden;en men zag hem, na het vertrek derFranfchen,a\s een bandiet wederom uit Braband naar Frankryk vlugten, om het regtvaardig lot dier fielteryen te ontgaan. Dan, zo min als wy ons fchaamen, om by deeze ge eegenheid ' <3en wenSch uit te boezemen, dat alle vaderlanders eeven zo deugdman), en braaf geweest waren, als dc waardigheid hun-  HUISBOEK. 287 Breugeman, van Beyma, E. F. van Aylva, Feenftra, Hoogenbruch, en van Kleffens, en hield in: „ dac de „ ondergeceekende vohnagcen ten landsdage vau „Friesland, overweegende, hoe de meerderheid ,, der volmagcen van griecenyen, en fteeden, by „ herhaaling het reglement op de regeering had „ overcreeden, alzo de confticutie des Lands ge„ brooken, de regcen des volks gefchonden, en ,, daar door ontwyffelbaar, volgens het 59. artikel ,, van het reglement reformatoir van 1748., vervallen ,, was van haare commisfien, en'er dus geene wet„ tige Staacsvergadering konde gehouden worden, dan door zodanige volmagcen , welken zig aan hec „ boovenftaande niet fchuldig gemaakt, of althans „ zig zonder eenige agterhoudendheid geneegen ,, getoond hadden, en nog betoonden, om de be3, gaane overtreedingen , en ingefloopen misbruiken 3, daadelvk te herftéllen, en daar door de regtmaa,, tig verbitterde natie te voldoen (xj; de mter,, derheid, de tegenwoordige wettige volmagcen 3, uicmaakende, door eene precenfe refolucie van s, 11. auguftus 1787. zig in de vryheid van advia3, zeeren belemmerd, en omtrent haare perfooneele vei3, ligheid, wanneer zy zig binnen de muuren van leeu,, waarden begaf, in gevaar gebragt ziende, gefaa- men- hunner zaak verdiende; eeven zo weinig behoefd het dc leeden der Fri-fche minderheid te berouwen, dat zy deezen fchandviek onder zig dulden moeften, vermids het tog in het algemeen zeeker is, dat de patriotten el.!:rmderen niet verkoozen om van hunne party te zyn, min nog daar toe aanzetteden, en dat in het byzonder de Friejche ftaatsleeden, te Franeker eene vergadering befchryvende , niemand der wettige volmagten, waar onder de Bere ook behoorde, konden uitfluiten, daar zy zelfs zulken zouden hebben moeten toelaten, die zig bevoorens als volftrekte volkshaaters gedraagen hadden, zo zy daar hadden willen verfchynen. (x) Wy behoeven niet te herbaaien, hoe dee/e gronden fteunden op de voorige erkentenis van fommige dier ftaatsleeden, die thans behoorden onder de vervolgers dee zer waarJige mannen. IV. Deel, bl. 250—253.  zPjS VADERLANDSCH 9.» menlykwas te raade geworden , en beflooten ,, had, om by provifie de vergadering van volmag3, ten, en gecommitteerde ftaaten van Leeuwaar„ den te verleggen naar/'VaKê^r,fommeerende dien3, volgende alle baare wettige meedevolmagten, om zig te begeeven naar Franeker, om aldaar op s, 7. feptember des morgens, in het huis der akaj, demie, te vergaderen ter beraaming van zodani„ ge middelen, als ter herftelling -van de conftis,, tutie, de gefchonden volksregten,en dus tot best 3, van Land, en kerk, dienftig zouden bevonden „ worden; met verklaaring, dat aan alle die gee,, nen, die zig op voorfz. tyd, en plaats zouden 33 vervoegen, alle hulp, en veiligheid zoude be,, weezen worden, het welk de ondergeteekenden ,, op hun woord van eer beloofden, terwyl tegen de afweezig blyvenden zoude worden befchikt, „ en gehandeld, zo als verftaan zoude worden te ,, behooren"(y). Het heeft de heerschzugt, nyd, en bedilziekte niet ontbrooken aan reedeneeringen , om ook deeze Staatsvergadering van Franeker in een misdaadig, haatelyk, of ongunftig daglicht te ftellen. Dan men hoore voor alle verdeediging, hoe bondig de heer van Beyma dezelve wettigd, en men houde voortaan op haar verder te bekladden. ,, De „ volmagten," (zegd hy,) „ die getragt hadden „ de misbruiken te herftellen, het reglement re,, formatoir van 1748. weder in train te brengen, „ en dus aan hunnen eed getrouw te zyn, wier,, den te Leeuwaarden met crimineele vervolgingen gedreigd, Het regt van vry, en onbelemmerd 33 op de ftoelen van hunne committenten te fpree,, ken, het heiligfte, dat in eene vergadering vaa 33 regenten behoord te zyn, wierd geweldig, quafï 3, onder fchyn van juftitie, gefchonden. De meer33 derheid , van welke fommigen misfehien van 's, het heilloos voor.neehien, om de geheele Repu3, bliek te vernielen, en te verwoeften, niet ge- ,3 heel GO Verf. van Jlukk. by J. A. de Chalm. 1. deel, bl. 6-8,  HUISBOEK. 289 ., heel onkundig, en afkeerig waren ; de meer„ derheid, zo ieverig in hec vercreederi der be- zwooren conftitutie, en 'sLands grondwetten, 3, als hardnekkig in het weeren, en onmogelyk ,, maaken van alle conflicutioneele middelen van „ herftel; deeze meerderheid, door weinigen van 3} hec flechtfte foort beftierd, toonde in alles een. ,j opzet, om alle volmagten, die nog voor de con»» ftitutie van 1743. durfden uitkoomen, te ver»> volgen. Zy was van dag tot dag eenen flap vers> der gegaan, en men had reeden, om van lie,) den, die zig aan niets verbonden hielden, alles 39 te verwagten, wat kwaadaardigheid, en breidel» 33 looze heerschzugt konden uitvinden. Van hier 33 de verlegging der vergadering naar Franeker . eene vergadering , die door het geheele volk 33 byna wierd erkend de alleen wettige Staatsver- gadering te weezen (z), en tegen welke men 33 zig (z) De waarheid van dTt gezegde word geffaafd, deels door de moedige vereeniging van byna alle de gewaapende burgers, deels door het deklaratoir van de officieren, en honoraire leeden der Friefche vrycorpfen , aan de ftaatsleeden van Franeker op 7. feptember gedaan. Verf van jlukk. by J. A. ie Chalm. i.deel, bl. 14—16. De burgery van Leeuwaarden , rondom bezet mee troupen, en door argufoogen bewaakt, was alleen buiten ftaat, om baaren goeden wil voor de waare vryheid te ontwikkelen. Die van Harlingen was over het algemeen, eenige weinige braaven uitgezonderd, hoogstgeneigd, om het juk baarer ftaats • en ftadsdwingelanden te blyven draagen, en beieverde zig daarom met het guarnizoen, om de hulp af te weeren, die de Franeker ftaatsleeden, en de geheele gewaapende Friefche natie ook aan haar bewyzen wilden. Geen wonder dan ook, dat de luitenant kolonel Ardesch voor zyne bereidwilligheid,, beleid, vigïlantie, en promptitude van weege de meerderheid der ftaatsleeden met eenen gouden deegen , de be ■ velhebbers, en fecretaris der fchuttery met goude eerpenningen, en de fchuttery zelfs met ïo. kopere trommen van weege de ftadsregeering voor de uitneemende dienften. aan de ftad betoond, gelyk het heette, na de xevolut''^ be-  S90 VADERLANDSCH ,, zig van de zyde der wettelooze volmagten, niet 3, dan met geweld , heeft zoeken te verzetten: 3, een geweld, dat niets tegen de vereenigde magt 3, van het volk zoude hebben kunnen baaten, in3, dien men niet door buitenlandfche magt de ge3, heele Republiek ter liefde van éénen perfoon ,, had doen ruineeren." Wyders verdeedigd hy de verklaaring, dat de overige volmagten van hunne poften vervallen waren, niet minder bondig: dog het zal genoeg zyn, om, na dit tot een hoofdbewys aangevoerd te hebben, den leezer tot die overige verdeediging te verwyzen (af. Ten minften hebben de ftaatsleeden van Franeker booven alles, wat in dien tyd van gelykfoortigen aard gebeurd is, dit vooruit, dat zy niets anders gezogt hebben, dan om het reglement reformatoir, door. de meerderheid hunner meedeftaatsleeden, en den ftadh. verkragt, by deszelfs verband, hoe onwettig dan ook ingevoerd, te bewaaren, en dat zy dus die, by de meerderheid, enden ftadh. zo zeer uitgevente, conftitutie hebben willen doen naarkoomen door den ftadh., en zynen aanhang, die elders de handhaaving dier conftitutie tot heteenig voorwend-zei hunner geweldige handelwyze hebben aangehaald. Wat ook vyandige , of bedilzieke menfchen hier tegen mogen inbrengen, nu de uitkomst daar aan niet beantwoord heeft, ten minften zal eene onzydige nakoomelingfchap dit pleit voor de minderheid der ftaatsleeden in alle die provintien, aiwaar zy zig op eene buitengewoone wyze tegen de meerderheid verzet heeft, beflisfchen, en aanhaar niet minder dank weeten voor haare mislukte onderneemingen, dan aan de overwinnaars van Philips» befcbonken werden. Verf. van jlukk. by J. A. de Chalm. $. deel, hl. 253. en volg. en 271—274. Voor zulke iedele bolooningen hadden deeze lieden de opoffering hunner geheele vryheid veil. (a) Vernntw. van c. E. VAN BEYMA, hl. (53 67., en Verf, van jlukk. by J. A. de Chalm. 1. deel, bl. iC 19.  HUISBOEK. apr Ups, fchoon deezen in de uitkomst gelukkiger waren. Wat 'er ook in den eerllen opflag met te veel 1 i drift, en al te fterke uitdrukkingen moge fehynen gezegd te zyn in den brief van het defenfieweezenr van Franeker aan J. K. Bergsma, de heer van Beyr ma heeft zulks genoeg gewettigd door zyne bondige aanmerkingen, vervat in den brief, di'en hy daar over aan den prefident van liet hof, den treffely. ken Vegelin van Klaarbergen, gefchreeven heeft (b). In alle gevallen ftaat het vast, dac, indien zodanige uitdrukkingen ooit verfchoonelyk zyn, het voor- i zeeker behoord te zyn in eene omftandigheid , waar in binnen - en buitenlandsch geweld door godlooze • ! ftaatsleeden te hulp geroepen" word , om eenevrys natie te overfchreeuwen. Het ging, naamelyk, aan de Friefche meerderheid , gelyk aan alle burgcr- i dwingelanden, die, zo lang zy onbelemmerd hunne meedeingezeetenen denken te kunnen overheerfchen, ftoutmnedig doorflaan , dog, zo dra zy dengeringften wederftand ontmoeten , vertzaagd worden, aarzelen, en allerleie hulpmiddelen ter hand neemen, die de wanhoop hun inboezemd. Zodra had tog die Friefche meerderheid het moedig adresder gewaapende ingezeetenen niet onder het oog gehad, en de aanftalte tot het verleggen der Staatsvergadering naar Franeker niet vernbomen, of zy tragtede eerst zig zelve tegen alle middelen, die ihaare braave meedeleeden met de natie mogten willen in het werk ftellen , te verzetten door het opontbod van alle de militie, ter haarer betaaling ftaande, en door de benoeming van eene commisfie ter defenfie, faamengefteld uit gecommitteerden in het mindergeta', commisfarisfen uit het kollegiej, en het hof. En, na dat zy dit op i. feptember verrigt had, poogde zy de ingezeetenen , twee dagen daarna, door eene welluidende publikatie op nieuw in den flaap te wiegen. Immers zy verzee- kerde (fc) Verf. van Jlukk. ly J. A. de Chalm. i. deel, bl. ioi— 103., en 35. deel, bl. 176—170.  cps VADERLANDSCH kerde op eenen toon, dien men feedert een geheel jaar van haar niet pleegde te hooren, „dat zy,meer 33 en meer, ontwaar wierd, dat de goede ingezee33 tenen der provintie, op welken zy een vast verj, trouwen ftelde, en van welker goede oogmer3, ken , en onderwerping aan 's Lands heilzaame j, wetten , en eerbied voor hunne wettige overjj beid zy volkoomen overtuigd was , dagelyks j, door fommige onrust zoekende, en naar veran33 dering ftaande menfchen, zo tegen haar, als te33 gen den erf ftadh., en genoegzaam" tegen allen, die 33- in eenige hoogheid in den Lande gefteld waren, ai wierden opgeruid; daar het nooit in haare j, gedagten opgekoomen was, om haare ingezeetej, nen in hunne vryheid het allergeringst te belemjj meren, of eenigszins van de waare, en bezwoojj ren conftitutie af te gaan: dat men alverderde j, ingezeetenen bevreesd maakte voor plunderinJ3 gen, en haar tragtede te brengen in de haatelyke jj verdenking, van zulks, zo het door 'sLands mi3, litie ondernoomen wierd, te zullen begunftigen, j, of toelaten; daar zy, gelyk altyd, zo ook byj, zonder in deeze ongelukkige tyden, alle vermójj gens had te werk gefteld, om "de rust in de projj vintie te bewaaren, en de goede ingezeetenen j, eene volkoomen veiligheid voor hunne perfoojj nen , en goederen te bezorgen : dat zy eenen jj ieder moest waarfchouwen, om op zyne hoede jj te zyn tegen alle zodanige listen , en verleidinjj gen, en vermaanen om te vertrouwen op 'sLands jj hooge regeering, en de handhaaving der juftitie? ji geene zwaarigheid maakende om openlyk te verj..- klaaren, dat zy nimmer eenig voorneemen gehad jj had, om eenige inbreuk op 'sLands conftitutie te jj doen, of zig een meerder gezag aan te maatigcn , dan j, haar volgens de grondwetten toekwam, maar in jj tegendeel in die gevoelens te volharden , en de jj middelen, haar in handen gefteld, te gebruiken j; tot bewaaring van vryheid, en godsdienst, bej, .houd der conftitutie, handhaaving van den ftadh. j>j in zyne, aldaar vettig verkreegen, regten, en „ waar-  HUISBOEK, soa 35 waardigheden , bewaaring van der ingezeetenen 3, voorregcen, en bezittingen, en bevordering van 3, derzelver waar welzyn ; en ten uiterften ver3, foejende, om van militaire magt ooit eenig ge3, bruik te maaken, dan voor zo verre tot uitvoe3> ring der wetten, en handhaaving der juftitie noo- dig zoude zyn: in welk geval zy ook gerust ver,, zeekerde, dat dezelve volgens haaren eed, en ,, pligt niemand der goede ingezeetenen eenig „ leed zoude aandoen, maar in tegendeel dezelven ,, in hun leeven , goederen, en vryheid beveili„ gen, en tegen allen dwang, en overlast befcher- men." Op deeze fchoonfchynende verzeekeringen grondde zy dan eene verwagting, dat de in,, gezeetenen zig getrouw , en vaderlandslievend 3, van alle rustverftoorende gedraagingen zouden onthouden, terwyl zy alle anders gezinden, en die zig aan eenige oproerige beweegingen, ver3j agting der wetten, en feitelyken tegenftand der a, juftitie zouden fchuldig maaken , niet anders zou- de kunnen aanzien, dan als onderdrukkers der 3, vryheid, en openbaare vyanden des vaderlands, ss en tegen dezelven, eeds- en amptshalve, verbon3, den was alle fterke maatreegelen te neemen, ,, en hun zelfs met den dood te doen ftraften." (c). Na al het reeds gezegde omtrent het fchreeuWend gedrag deezer meerderheid, oordeelen wyhet onnoodig, om op haare betuigingen eenige aanmerkingen te maaken, eeven min als op eene waarfchouwing der magiftraat van Leeuwaarden van diezelfde dagteekening , welke genoegzaame blyken droeg van met die publikatie der meerderheid in te "ftemmcn (d). Dan nog de braave minderheid, nog de ingezeetenen, bekreunden zig aan deeze iedele betuigingen , maar zetteden hun voorneemen ruftig VOOlT» (c) Verf. van Jlukk. ly j. A. de Chalm.. i. deel, hl. 1—4. ld) Verf. van Jlukk. "ly J. A. de Chalm. i. deel, bl. 4, in vtlg. IV. DEEL, T  494 VADERLANDSCH voort. Op de vergadering tog dier minderheid te Franeker werden vervolgens de heilzaamfte befluiten fgenoomen, en door de gewaapende burgers, en landieden zo moedig, en trouwhartig onderfteund, dat de Leeuwaarder dwingelanden eerlang genoegzaam van alle de fteeden , en een groot aantal dorpen verlaten werden, en zonder twyffel het met hunne laaghartige militaire meedehelpers aan de moedige minderheid zouden hebben moeten gewonnen geeven, indien de noodlottige omkeering, kort daar op gevolgd, alle de ieverige poogingen der Franeker ftaatsleeden niet veriedeld had. Deezen fchreeven onder anderen op 8. feptember den ftadh. aaft, dat zy beflooten hadden, om het regiment van Pletten, ierg te kasfeeren, ,, vermids hetzelve zig by her„ haaling had fchuldig gemaakt aan de gruwelykfte s, plunderingen, en gewelddaadigheden op de'goej, de ingezeetenen van Gelderland, waar door veele 5, menfehen tot den beedelzak gebragt, en veele j, door de ontmenschte behandeling in hunne per$j foonen ongelukkig geworden waren, en het te vreezen was , dat dit regiment, het welk alle 3, militaire krygstugt verzaakt had', ter eeniger tyd zig naar Friesland buiten hunne kennis begeeven zonde, om aldaar, hoe zeer onder fchyn „ van vriendfehap inkoomende , dezelfde gruwelen, en plunderingen op hunne, meer dan de Gel,, derfchen, begoedigde ingezeetenen te pleegen, en zig alzo met derzelver goederen te verryken"(«). Ook gelafteden zy den ftadh. op dienzelfden dag, om zig voortaan ftiptelyk te gedraagen naar de orders , door hun gegeeven wordende, en om 3, aan de troupen, ter betaaling der provintie ftaan„ de, geene beveelen te geeven, om zig te be3, moeien met gefcbillen tusfchen burgers, en burgers, of regenten, en burgers, cn, zo die reeds 3) gegeeven mogten zyn, dezelven daadelyk in te trelc- (e) Verf. van Jlukk. by f. A. de Chalm. 3. deel, bl. 30. en v»lg. in de noot, en 8. deel, bl. 17.5.  HUISBOEK. 295 „ trekken; willende zy, fchoon ongehouden, hem wel betuigen daar toe overgehaald te zyn door „ eene volkoomen bewustheid, dat de regten, en. „ vryheden des volks aldaar in veele opzigten ge„ fchonden waren, en dat hetzelve, als de waare „ oppermagt hebbende, alleen geregtigd was, om „ zulke begaane misdaaden te ftraffen, of te ver„ geeven, en tegen het toekoomeude voorziening 3, te doen." (f). Dan, zo vreemd, als diergelyke woorden klonken in de ooren van eenen ontaarden ftadh., zo merkelyk eenen rugfteun hy vond in de raazende befluiten der meerderheid, ee'ven zo weinig ftoorde hy zig aan deeze aanfchryvingen, hoe zeer hy in het geval van zynen raadsman L. van hrumwyk goedgevonden had, om aan de minderheid der kwartieren van diezelfde, dog toen onverdeelde, Friefche Staatsvergadering afzonderlyk te fchryven over een befluit, het geen hem welgevallig was. En zo hartelyk was hy nu met de meerderheid vereenigd , dat hy zig affloofde in de zorg, om haar op haare begeerte de regimenten, ter provintiaale betaaling ftaande, of ook andere militie toe te zenden, en dat, zulks niet gelukkende, haar de ftaatsleeden van Franeker by publikatie van 18. feptember verweeten, „ dac het defenfieweezen , „ aan het hoofd hebbende J.K.Bergsma, den koninl „ van Pruts/en verzogt had, om eenige zyner trou„ pen in de provintie te doen rukken, en dus liever „ de provincie mee vreemde troupen opgevuld, en „ de ingezeetenen aan derzelver penaade, of on„ genaade blootgefteld wilde zien, dan aan de regt „ maatige bezwaaren yan 'sLands ingezeetenen Ie" t n°f ^FV-^ (g\ ?n hier °P zaS ook bepaaldelyk de brief van het defenfieweezen van Fra neker aan K. Bergsma, waar van wy hier booven melding maakten. (/) Verf. van Jlukk. by J. 4 de Chalm. g. deel, W.' tV, en volg. ' (gj Verf. van Jlukk. by A. di Chalm. 1. deel, hl „, 113. > 111 T 2 Heb-  z96 VADERLANDSCH Hebben wy tot dus verre naargegaan de verrrg» tingen des ftadshouders omtrent de misbruiken, ets gebreeken der regeeringsform in zulke geweften, waar in de meerderheid der regenten, of ftaatsleeden tegen een behoorlyk herftel gekant was, ca. deeze geneigdheid dus een voorwendzel opleeverde voor zyne handelwyze;. wy zouden daar onder ook nog bevatten moeten het verhaal der fnoodheden, die met datzelfde doelwit in Zeeland aangeregt zyn. Dog, nademaal de heerschzugt van den ftadh. , en zyne ondeugende werktuigen, aldaar meer door openlyk oproer, dan door politieke, of geregtelyke middelen, haare oogmerken bereikt heeft, of ten 'minften de laatften met het eerfte zulk een mauw verband hadden, dat wy, zonder merkelyke verwarring, en duifterheid, het een niet wel van het ander onderftheiden konden; hebben wy ons genoodzaakt gezien, om hetzelve by eene voorige geleegenheid agter eikanderen op- te geeven, en verwyzen derhalven onze leezers derwaards (ft). Alleenlyk voegen wy 'er nog by, dat de gruwelen, die aldaar plaats hadden, behalven om alle andere overweegingen, ook daarom te grooter waren, om dat 'er geene hervormingen van veel belang in het ftaatsbeftier van dat gewest ondernoomen zyn, daar men 'er zig meestal bepaald heeft tot hervormingen in het militaire weezen, en om dat derhalven alle de beroeringen, aldaar veroorzaakt, enkel beoogd hebben , om de hervormingen in het ftaatsbeftier van andere geweften met geweld te helpen te keer gaan ,en om met den naam van conftitutie zelfs alle de "gebreeken der regeeringsform te vereeuwigen» Wy zullen dan, om onzen taak in dit deel af te weeven , nu nog moeten aanwyzen, hoe de ftadh. zig daar omtrent in Holland, Overysfel, en Stad en Lande gedraagen heeft , in welke geweften de meerderheid der regenten voor dat herftel beftendig ie» verdej- m II. Peel, bl 103—153.  HUISBOEK. 297 verde, ten einde daar uit nog fterker blyke de on«pregtheid van alle zyne verklaaringen, betuigingen, en beloften. Weike hervormingen in Holland bedoeld, en begonnen zyn, hebben wy bereids by eene voorige geleegenheid gemeld , en gezien, dat die voornaamelyk zouden beftaan hebben in het maaken van behoorlyke inftruktien voor den ftadhouder, kapitein, en admiraal generaal, in hec maaken der behoorlyke bepaalingen voor de uitvoerende magt, en in hec vastftellen van eenige algemeene gronden omtrent den invloed, welke uit hoofde der regeeringsform by vertegenwoordiging aan hec volk toekwam , en van de bepaalingen, waar aan die invloed onderheevig moest gemaakt worden , alles voor zo verre zulks de provintie van Holland betrof (i). Het is waar, dac de ftadh. zig tegen deeze fchikkingen met zo reegelregt, en openlyk heeft durven verzetten, als tegen de hervormingen in andere geweften, het zy dan uit hoofde van zyne mindere magt aldaar, en om dat de zaaken in Holland op eenen anderen voet waren beleid, en ook anders ■konden beleid worden, als wel elders, het zy dan •om andere reedenen. Dan dit is niettemin onbetwistbaar, dat hy zig ongelooflvk fterk, en verre 'buiten de paaien van zyne onderhoorigheid, en ver■fchuldigden eerbied voor de Staaten van Holland t heefc verzet tegen een provifioneel , en hoogscnoodig befluit nopens hec bevel over het Haag fche ■guarnizoen, fchoon hem dit bevel nooit by eenig uitdrukkelyk befluit , maar alleen by oogluiking, en zelfs tegen voorgaande befluiten aan, vergund was. Ook is het onbetwistbaar, dat hy niet alleen zydelings tegen den goeden uitflag van die twee zeer gewigtige commisfien ten allerfterkften aan^edrmscht, en zynen geheelen aanhang, zo in die, als in de andere provintien, heeft doen aandruifchen * iar dat zelfs een groot gedeelte van die gebeu- reni-s- ftaande artikelen niet mogt naarkoomen, en my niet „ gedraagen aan myne gedaane beloften , myne vroedfehaps„ plaats, door deeze myne vry willige overgifte, zal ge- houden worden voor vakant, eene nieuwe nominatie ge„ maakt, en daar uit by Z. II. een andere vroedfchap ge- ëligeerd, gelyk ik Z. H., en de heeren van de vroed„ fchap daar toe verzoen: by deezen, en zulks op het voors, ftel, en de vordering van de heeren Rolmaten, en van 3, Nyevelt, die ik daar toe mits deezen auftorifeere. 's ha» „ gü 21. november 1687. „ aegidius .«roeninx. " ,, Verklaare ik ondergefz. onder follemneelen eede, in„ dien het Z. K. m. van Engeland, (willem III.) be- „ haagd, (*) Deeze fchandelyke kaerel behoorde onder de fcheepenen van Rotterdam in 1672., en, fchoon hy wel op de nominatie van een driedubbel getal tot vervulling der openverklaarde vroedfchapsplaatfen geraakte, werd hy echter by de keuze door Willem irr. toen voorbygegaan. Waaragt. verh. van de 'muit. binn. de ftad rotterd. in de voorreeden bl. 19., en bl. 185—187.  HUISBOEK. 305 „ nige fteedelyke regeeringen in Holland, door de _ bajonetten hunner verhitte meedeftanders, afgeJ „ dwon- haagd, my met de electie tot eene van de, tegenwoor" d g openftaande, vroedfchapsplaatfen te beguniïigen, als dan in alle getrouwheid voor altyd te zuilen correspon, deeren met den heer Mr. Jakob van Zuylen van Nyevelt, en voorts met zodanige heeren, waar meede gem. heer " vau Nyevelt insgelyks eorrespondesrd, en waar aan zyn „ ed. my, zo voor het ais dan tegenwoordige, als toe- koomende, zal aan beveelen, en derzelver grondoeginH zeis in alles 0» te volgen : dat ik my nooit van dezel„ ve heeren, hec zy by verandering van de party, of hoe„ danig hec zoude mogen weezen , zal afzonderen , of te„ ge^i 'derzelver maximen iets onderneemen, of doen, di„ rekt, of indirekt: dat ik omtrent het vergeeven, of " beftellen vau alle ampten , van de vroedfchap deezer ftad „ afhangende,, my in alles altyd zal gedraagen naar hec „ gevoelen van gedagten heer van Nyevelt, en zyne vrien„ den: dat ik nimmer voor my zeiven, of voor iemand van de mynen, naar eenige bediening zal ftaan, dan mee m voorafgaande goedvinden van welgem. heer van Nyevelt, en zyne vrienden: dac ik altyd zal opvolgen de tegen\\ waardige grondbeginsels van de Jladhouderlyke regeering, en '„ dezelven altyd, voor zo veel in my zal zyn, opregtelyk „ helpen handhaaven, en voorftaan: dat ik insgelyks al\ tyd zal behartigen den welftand van Gods kerk , en hel, pen voorftaan, en handhaaven die gronden, en maxi- men, die tegenwoordig in dezelve worden geobferveerd. '„ En, in geval ik my in eenigen deele van al het geen „ voorfz. ftaat kwam te vergrypen, of ontrouw te ge, draagen, geeve ik by deezen volkopmen over, dat ik, als een onwaardig lid, zal worden afgcfneeden , en als „ dan myne vroedfchapsplaats, ten oordeel van gedagten „ heer van Nyevelt, met de daad vakant befchouwd, eene „ andere nominatie in myne plaatsgemaakt, en de welge- dagte majefteit verzogt zal worden, om daar uit de eleélie „ te doen. Tot naarkooming van al het geen voorfz. ftaat „ verbind ik ondergeCz. mynen perfoon, en alle myne goe„ deren, en bid , dat god almagtig my zo waarjlyk wr. „ helpen. rotterdam 14. üÜober 1öoo. vastardus groen!»?'. A,1  3o6 VADERLANDSCH „ dwongen onder de houding van eerbiedige ver3, zoekfchriften, by afgeperite, of gehuurde tee- kenin- „ Al het geen voorfz. ftaat, verklaare ik in Gods te„ genwoordigheid , uit eige vry welbehaagen , zonder „ perfuafie van iemand, te hebben gedaan, en te zullen „ naarkoomen in óppofirie van die het zoude mogen zyn „ niemand uitgezonderd. Gedaan als booven. VASTARDUS GROENINX" (*). Wiens hairen reizen niet ten berge op het leezen van diergelyke eerlooze beloften, en we, die voor eer, en godsdienst vatbaar is, verfoeid niet met ons de tflisdryvea van allerleien aard, begaan door hun, die zulke ftukken ontwierpen, teekenden, beè'edigden , of'er eenig regt uic bekwamen? Wy zouden deeze ftofte te kort doen, indien wy 'er ons oppervlakkig over uitlieten, en zullen 'er daarom niets van zeggen, dan het geen de enkele voordragt van den eed van zuivering, dien de vroedfehappen te Rotterdam, en genoegzaam in alle andere fteeden, by hunne aanftelling moeten afleggen, aan eiken opmerkzaamen aan ce hand geeft. „ Dat wy om c'eftie, nominatie, of recommandatie van, of tot ae voorfz. bedieningen, of ampten, nog door ons „ zélven, nog door anderen, niet beloofd, of gegeeven „ heb-. (*) Ztir aamnerkelyk is het, dat deeze atte is in de wereld gebragt, na dat j. van zuylen van nyevklt reeds op 6. cJober , en dus 8. dagen te vooren , was afgezet als vroedfchap , en hoofdofficier, m den haat des gemeens geraakt om de te regt/telling van den doodflager kosterman. De vreemdheid van bet verfchynzcl,' dat zulk eene aüe werd in de waereld gebragt ten behoeve van iemand, wiens plaats de tnderteekenaar zogt te bekleeden, fchoon het oogmerk mislukte, is niet grouer, dan dat diezelfde van zuylen van nyevelt naderhand de enorme fomme van 120,000. guldens voor de plundering van zyn huis tot fchaadevergoeding bekwam, en nog by zyn leeven zynen eenen zoon tot baljuw van schieland, en den anderen tot fecretaris van Rotterdam, deed bevorderen.  H U I vS B O E K. 307 3, keningen van eenige ingezeetenen , als de be3, geerte eener algemeene volksftem." Het is ook waar, dat 'er in de vergadering van vaderlandslievende regenten van 7., en 8. auguftus 1786., op voorftel eener bezending uit de gewaapende fchutteryen, en burgereorpfen van Holland, en Utrecht, be- „ hebben, belooven, nog geeven zullen, eenige giften,' „ gaaven , of gefchenken aan eenig" perfoonen , het zy bin„ nen, of buiten de regeering, cirekt, of indirekt in ee„ nige maniere. Belooven, en zweeren wyders, dat, ia geval ter eeuiger tyd tot onze kennis zoude mogen koo„ men, dat tfeihand buiten ons weeten iets beloofd, of gegeeven had, belooven, of geeven zoude, wy hetzet,', ve arm burgeimeefteren aamtonds zullen openbaaren , met „ bekendmaa-king van den naam van den perfoon, of per„ foonen, by," of aan wiep iets beloofd, of gegeeven zou;} de niogen zyn, beloofd, of gegeeven zoude mogen wor>, den." . • ' sigooq- Men werpe ons niet tegen, dat deeze aften, niet onderhet beftier van Willem V. gemaakt zynde, ook niet ten zynen laste kunnen gebragt worden. Want, behalven dat hy in zeer veele andere opzigten de voetftappen van #72lem III. gevolgd is, en in de meeften hem overtroffen heeft, behoeven wy naauwlyks aan te merken, dat, fchoon 'er misfehien wel geene fchriftelyke verbintenisfen van dien aard voorhanden, immers bekend zyn ,'er echter zeer veele» mondelinge van dien aard, aan deezen ftadh. zelfs gedaan ». gedeehelyk bekend, en gedeeltelyk in de duifternis verhooien zyn. Hoe dikwyls heeft hy onder anderen de onderhouding van de regeeringsreglementen aan nieuw aangebelde regenten aanbevolen ? En wat is tog anders de zogenaamde eed op de conftitutie, wat zyn anders die fnoode beloften, ontrouw, en meineeden, in den geest van het ftadhouderfchap ingerigt , waar aan de voornaamfte raddraaiers , en dc ieverigfte hunner brakken onder de overige regenten zig dagelyks, als aan een fpet, en beuzeling , fchuldig maaken ? Ook uit deeze byzonderheid zien wy wederom, met hoe weinig regt hy het onbepaald behouden van zynen invloed op de reseeringsbeftellingen, als heilzaam, en noodzaakelyk, konde bepleiten, lil. Deel, 11. 104. en volg., en bl. 286.  So8 VADERLANDSCH beflooten was tot eene gemeenfchappelyke werk. zaarnheid zo van regenten , als gewaapende burgers (0- Maar het is niet minder waar, dat het al aanftonds bleek, hoe het rondborftig antwoord der eerstgem. op dat voorftel door fommige dier bezending bedild, en die vergadering genoodzaakt werd, om, wilde zy dit billyk ontwerp niet in de eerfte geboorte zien fmooren , de uitdrukkingen zelfs van haar antwoord zo in te rigten, als eenige leeden van die'bezending haar genoegzaam voorfchreeven. Het is niet minder waar, dac deeze volkoomen over- ecn- (7) Dit voorftel, by monde van den doorbraaven van den Bosch van Delft voorgedraagen, hield onder andere beweegreedenen in, ,, dat 'er door de voorftanders der ftad„ houderlyke overmagt niets onbeproefd gelaten wierd, om, door het bewerken eener coalitie tusfchen bun, en een aantal van ariftokratifche regenten, hunnen aan„ hang te ftyvcn, poogingen, waar in de bèlaagèrs van *s Land; vryheid, helaas ! maar al te zeer gedaagd waren , ,, èn welken, indien dezelven door geene geëevenreedigde „ tegenwerking verlamd wierden, ten gewisfen verderve van her. vaderland zouden uitioopen: dat 'er derhalven, ter veriedelingdier faamengefpannen poogingen , nietszeekerer konde ondernoomen worden, dan eene tegeuover„ gefteide naauwe vereeniging, en faamenwerking van vryheidlievende regenten met de onverfchrokte, en ievervolle vaderlandminnende burgers: — dat daar toe aanftonds het oog geflagen was op deeze aanzienlyke vergadcring: en dat de bron van zo veele onfpoeden , waar meede Nederland, feedert het tydftip van het onafhangelyk beftaan van dit Gemoenebest, had moeten worftelen, en de oorzaak der verfchillende omwentelingen, altyd j, ten nadeele van 's volks belangen uitgeioopen, waren toe te fchryven aan het 'noodlottig gebrek van vereeniging „ tusfchen regenten, en burgeryen, welke vereeniging den regent waarlyk groot, en den burger waarlyk vry maalt,i te; terwyl het denkbeeld, by de regenten zo algemeen,■ dat zy in dit Gemeenebest een, 'van de burgery afgezonderd, corps uitmaakten, en de dwaasheid der burgeren om zulks te gelooven, alles bedorven had." Verf. van Jlukk. by 'ft A. de Chalm. 31. deel, bl. 184—188.  HUISBOEK. 309 eenftemming tusfchen weldenkende regenten , en gewaapende burgers, om met geweld van waapenen de wederrtreevers van het algemeen welzyn tot reeden te brengen, op verre na zo fterlrniet geweest is , als de ftadh. hier durfd voorgeeven. Want, behalven dat het van zelfs fpreekt, dat burgers, en regenten het dies tyds byna overal in de hand hadden, om hunne party te vernielen, ftrekt het onder anderen tot bewys der vaNchheid van des ftadhouders voorgeeven, dac een gedeelte van die bedoelde leeden , en minilters van regeering, in de laatfte maanden voor de revolutie, het vertrouwen der fterkst geleemde burgers dermaare verlooren hadden, dat men zelfs in fommigeburgerfocj'eteiten voorftellen heeft zien doen, om hun van derzelver pollen te doen ontzeccen. Maar coc een volleediger, en nog flelliger bewys van hunne omzigcigheid kan dienen hec befluit van eenige voornaame vaderlandslievende regencen , die uit de bekende groote vergadering van Amfteldam gecommitteerd waren, op 6. april 1787. meedegedeeld aan de nationaale commisfie der fchutteryen, en burgercorpsen, welke hun kort te vooren een zeer uitvoerig, en nadrukkelyk ontwerp tot het byeenbrengen van eene talryke burgermagt had voorgefteld. By dit befluit zeiden zy onder anderen, ,, dat de aller,, gewigtigfte, én onoplosbaarfte zwaarigheden te,, gen de uitvoering van dac oncwerp opkwamen, ,, en dat deeze zwaarigheden zig byzonder bepaal- den tot de ongeschiktheid van den tegenwoordigen 5, tyd, en de volfirekte onmogelykheid ter uitvoering daar van: dat, hoe gaarne zy , betreffende het ,, eerfte, erkenden, dat de aanvallen tegen de bur,, gerlyke vryheid geweldig, meenigvuldig, en al„ gemeen, en groote verwarringen daar uit door „ de geheele Republiek veroorzaakt waren ; zy „ nogthans niet overtuigd waren, dat het tydftip „ van den alleruiterften nood ter uitvoering van 3, zulk een gewigtig ontwerp reeds daar zoude zvn, „ en dat, zolang dit tydftip niet daar was, het by „ de hand neemen van zulke ernftige middelen s IV. DEEL. V „ dis  3to VADERLANDSCH w die alleen door de onvermydelykfte noodzaakff„ lykheid konden gewettigd worden, onverant„ woordelyk zoude zyn voor allen , die daar in„ deel namen, en de verwarringen niet alleen nog „ aanmerkelyk vergrooten , maar de goede zaak 3, des vaderlands , door een ontydig gebruik der J} waapenen, voiftrekt, en onherftelbaar bederven zoude; en dat het in het byzonder voor regen3, ten. die door de plegtigft'e eeden fn verfchii33. lende betrekkingen verbonden waren aan de con?i ftitutie, allerzorgelykst zoude zyn, om, buiterr ^, den oogenfchynlykften nood, tot de waapenen, j, en dus tot eenen volflagen burgeroorlog , toe te 33 treeden: dat het hun, omtrent de voljjrefite on3, mogelykkeïd ter uitvoering, van zulk een plan,,. ^ voorgekoomen was, dat, zo al ooir de oma, Handigheden tot dat rampzaalig uiterfte gebragt jj wierden , dat het voorgefteld plan voiftrekt j, noodzaakelyk wierd, of ook, dat hetzelve een jj meer kragtdaadig gevolg zoude moeten hebben, j, en tot eenen daadelyken aanval' overgaan, het jj zy dan door den voorhanden zynde nood, het jj zy door het vuur der byeengerukte manfchapjj pen ; de magt, en het aantal der gewaapende j} burgeryen op verre naar, voor als nog, niet toejj. reikende zoude zyn , om den aanval zo alge3, meen, en zo kragtdaadig te doen zyn, als verj, eischt zoude worden, om zig daar van maar eej, nige draaglyke uitkomst te kunnen belooven, vermids de reedenen ter wettiging van zulke j, middelen vry dringender, en de vereenigde magt j, der burgercorpfen vry aanzienlyker, en meer j, geëevenreedigd aan die der oranjefactie, en arijj ftokraatifche party, gefterkt door de militie van e, den Staat , zouden moeten zyn , dan dezelven jj thans aan hun voorkwamen; maar dat, in alle genvallen, het gelyktydig voorftellen van de eerfte, j3 en onmisbaarfte fchikkingen tot aanvallende midj, delen, en van de uitvoering der aanvallende midjj delen zeiven , het onuitvoerlyke van zulk een jj plan van zeiven aantoonde: dat zy daarenbooven aan  HUISBOEK. 3ii 3, aan de commisfie uit de nationaale vergadering ^ moeften herinneren, hoe moejelyk hec gewees-e j, was, om ter onderhouding der gewaapende manj, fchappen, die zig ter verdeediging der fteeden jj Utrecht, en Wyk, en ter dekking van Overysfel ,j hadden lacen gebruiken, beftendig den noodigen 3, onderftand te vinden; hoe daar uit volgde, dat, 3, gelyk het gering beloop der gefchoocen penninjj gen in hec nacionaal fonds byna geheel daar j, door verflonden was, zo ook de penningen, tot jj zulk een algemeen plan benoodigd, in den tejj genwoordigen tyd voiftrekt ontbreeken zouden, jj en dat alleen eene langzaame, maarzeekere, verjj meerdering van het gem. fonds met den tyd eej, nig uitzigt ter verkryging van een genoegzaam j, kapitaal tot zulk eene kostbaare onderneeming j, geeven konde ; en hoe eindelyk tot dus verre jj alles ontbrak, hetgeen, buiten de noodige geld. jj middelen, ter volvoering van aanvallende oogjj merken vereischt wierd, als generaale maneuj, vres, generaal plan van operatien, commandan3, ten en chef, egaale geweeren, groove artille„ rie, amunitie van oorlog, veldequipagie, mili), caire krygscugc, en middelen ter gehoorzaamheid „ der onderhoorige manfchappen, algemeene loop„ plaatfen, en diergelyken; het gebrek van welk een en ander de gedugtfte 'gevolgen, in geval j> van uitvoering der voorgeftelde middelen, en hec nutteloos waagen van eene meenigte der braaffte, 33 en gerefolveerdfte manfchappen, zoude moeten doen dugten, en als zeeker te gemoet zien: om „ nu niet te fpreeken van de onmogelykheid der „ vereischte geheimhouding onder zo veele man„ fchappen, als welken door eene algemeene op„ roeping, en kennisgeeving van zulk een plan daar van bewustheid zouden moeten hebben, en van het byeenbrengen van een behoorlyk aantal „ gewaapende lieden, zonder dat de partyen vooraf „ genoegzaamen tyd zouden hebben ter veriede„ ling der gemaakte fchikkingen: dat zy derhalven „ gemeend hadden, de ernftige, en bedaarde o» V 2 ,7 ver-  gta VADERLANDSCH ,4 verweeging deezer bedenkingen aan de commisfTe met allen nadruk te moeten aanbeveelen, en rie3, zelve te verzoeken , om die bedenkingen aan 3? haare committenten in derzelver waare daglicht 3, meede te deelen, en hunnen welmeenenden raad 33 open te leggen , ,,,, om, voor als nog, met alle mid55, „ delen, welken eenen aanval onvermydelyk ten ^ „ gevolge zouden hebben , ftil te zitten,. mét ver3y „ dere by voeging, dat zy echter van gedagten wa,,ren, dat alle voorbereidende middelen , om de „j jj gewaapende natie meer gedugt re maaken, ent „ meer in ftaat tot eene gebeurelyke faamenrukking 3, „ te ftellen , onder de hand , en zonder daadelyke „ „ blyken van eenige oogmerken tot een aanvallend j,, ,, plan, met veel vrugt zouden kunnen gebeezigd „ ,, worden."" Konde 'er iets voorzigtiger, billyker» en teffens cordaater bedagt worden, dan eeven dit antwoord? Of konde de valfche befchuldiging des* ftadhouders, omtrent de zogenaamde faamenfpanning. van burgers, en regenten tot fchaadelykeontwerpens en onregtvaardige befluiten 'mynenzm, ooit ontegenfpreekelyker wederlegd worden, dan juist hier door? Het moge van ageer gebleeken zyn,. dat de beer van der Capeilen tot den Marsch niet in alle deelen vergenoegd geweest is met dit antwoord'; men zal echter uit den inhoud van hetzelve, vergeleeken met zyne, toenmaals daar over gewisfelde^ brieven met andere ftaatsleeden, duidelyk zien, da£ hy 'm den grond over dat ontwerp niet anders gedagt heeft, dan die geenen , welken dat antwoord gegeeven hebben (m). Buiten deeze volftrekte "wederlegging yan des ftadhouders befchuldigingen , voor zo verredie zogenaamde faamenfpanning , en vyandelyke oogmerken tegen Gelderland, en Amersfoort betrof, hebben wy ook reeds by de inleiding van dit deel beweezen, hoe onwaar het: is, dat de begeerte der gewaapende, en andere weldenkende burgers by af- ■ (tn) Mem. voor den heer van den marsch , 11. 67—St. erj byl. bl. 411—423,.  HUISBOEK. 313 afgeperfte, of gehuurde teekeningen van eenige ïngezee. tenen zoude uitgedrukt zyn. Altyd zal hec, ten ipyt der oranjekanaal, en haarer openbaare, of heimelyke voorftanders, waarheid blyven, dat die onderteekeningen kenmerken droegen van die overeen, ftetnniing van gevoelens, die omtrent des ftadhouders geweldigen handel tusfchen H. E. G. Mog., en de burgeryen der voornaamfte Hollandfche fteeden plaats greep, en van die harcelyke berufting in de billyke maacreegelen van H. E. G. Mog., welke het zeegel van regt vaardigheid drukt op de befte ftaatsbefluiten. Eindelyk zai het altyd waar blyven, dat de Staaten van Holland, door hunne geheiligde verpligcing uit hoofde der Unie gedrongen, en door den goeden wil der befte burgers onderfteund, -cordaat genoeg geweest zyn, om zig van de magt, hun in handen gefteld, volgens de Unie te bedienen ter verdeediging van zodanige leeden van het bondgenootfehap, die door de overmagt van hunne meedeleeden van hunne dierbaarfte voorregten beroofd., en als volflagen vyanden, of •overheerde flaaven behandeld werden, en dat zy het gefchiktfte middel daar toe g( beezigd hebben door hec oncflaan der militaire officieren van den eed, aan de Unie gedaan, voor zo verre die door hunne afvallige bondgenooten overtreeden was. Dit bedoelde de ftadh., wanneer hy by zyn deklaratoir hec defenfieweezen van Holland (n) befchuldigde, ,-, dat hetzelve van zig had kunnen verkrygen , om, „ door een grooc aantal gehuurde, of verbyfterde .„ benden, en zelfs door een corps ligte troupen, in den byzonderen dienst van Holland zynde, .,, 'het grondgebied van eenen der Souvcraine bond„ genooten, van de Scaacen van Utrecht, openlyk te s», lebenden, en met daadelyk geweld zo wel de „ vet- (n) Verftaat hier meede de perfooneele commisfie, door fï. E. G. Mog. op 6. feptember 1786. gemaakt, en beftaande uic de heeren van IVasfenaar van Starrenburg, d& Gyztlaaft van Zeeberg, van Be'rkel, en de Kempenaar.  3H VADERLANDSCH verblyfplaatfen, als de beweegingen te ftooren van het krygsvolk van de Generaliteit, hetwelk, „ ter beveiliging van dat grondgebied, op verzoek van den provintiaalen Souverain, met zyne pa„ tenten derwaards vertrokken was." Dit bedoelde hy al meede, wanneer hy daar op liet volgen, 3, dat men zig zelfs niet ontzien had, om deeze 3, fchennis van de eerfte , en heiligfte grondwet s, der Republiek met eene tweede van geen min3, der gevaariyk uitzigt, en ongetwyffeld zonder s, eenig voorbeeld, te verzwaaren: dat officieren 3t der General iteit, door hunnen ftaat, en betrek3, king, en by dieren eede aan derzelver gehoor3, zaamheid verbonden , beveelen ontfangen had3, den, om op enkele orders van Holland, zon3, der kennis der Unie, zonder patent van hem, 39 als derzelver kapitein generaal, en zonder vers, lof der Staaten van Utrecht , regtftreeks in te 3, rukken op derzelver grondgebied; en dat,fchoon 3, de raad van Staate tegen alle wanorder, en eed9> verbreeking aan officieren, en gemeenen de erns, ftigfte waarfchouwing had doen voorhouden, en s, fchoon de hooge bondgenooten zelve die voor3> ziening van den raad door eene volkoomen goed3, keuring bekragtigd hadden; de halftarrigheid eevenwel by diezelfde hoofden zo ver ging, dat 3, zy zelfs ter Staatsvergadering hunner provintie s, hadden durven voorftaan, en doordringen de fu3> fpenfie van alle officieren, die in grooten getale 3» geweigerd hadden, en nog weigerden, om zig », op de beveelen van Holland buiten die proviu9, tie tegen eenen fouverainen bondgenoot, en te3, gen het krygsvolk van den Staat, eene en dezelfde armée met hun uitmaakende , te laten aan„ voeren." Dan hy vergat hier by, dat de Staaten van Holland hier toe genoodzaakt waren door het geweld, en de wetteloosheid van eenige weinige Gelderfche, en Utrechtfche dwingelanden, met deezen hunnen ftadh. faamengezwooren, om onder fchyn van handhaaving eener zogenaamde conftitntie, die zelfs ontelbaare reizen overtreeden hadden, het voor-  HUISBOEK. 315 voorwendzel, en de fchynbaare gedaante te behouden van goede order, dog in de daad om alle de misbruiken, van cyd tot tyd ingevoerd, alzo te doen voortduuren. 'Er is daarenbooven geen fpreekender bewys aan te voeren ter beflisfching, of de Staaten van Hol/and, dan wel of derzelver tegenpartyen, getrouw geweest zyn aan hunnen eed , en aan wier zyde de braaftte , en alleen eerlyke officieren geftreeden hebben, dan door eene vergelyking te maaken tusfchen het voorbeeldig gedrag, dat de Holland fche troupen in die provintie, en in die van Utrecht gehouden hebben, en tusfchen de godvergeetcn beestagtigheden , en den moedwil , door detroupen,onder den ftadh. in Gelderland, en 17irec/ifgediend hebbende, gepleegd, aan welkevergelykingwy gerustelyk de beoordeeling der bedoelingen van beide partven overlaten. Maar zo was het inet de zaak geleeg'en: alles, wat tot herftel van de fchreeuwendfte misbruiken diende, hoe gemaatigd , hoe billyk, hoe onberispelyk ook aangelegd, was in het oog van den ftadh., en zynen aanhang juist daarom alleen misdaadig, om dat hunne onwettige invloed daar door gevaar liep van verminderingMaar hy zelfs, en zyne afhangelyke werktuigen •moeften alleen vryheid hebben, om, ongeftoord, en ongeftraft, de dierbaarfte, en onvervreemdbaarite regten van eene gemeenebestregeering, en van zodanig gezinde burgers willekeurig aan zig te trekken , en de graaflyke privilegiën, eer gefchikc tot vermindering, dan tot bevestiging van die regten, tot eenen ltrik te gebruiken, om vrye burgers daar meede in onverbreekbaare kluifters te boejen. Met één woord, terwyl hy den uitwendigen fchors van zogenaamde privilegiën, voor zo verre die in zyn voordeel was, als eene reeden van alle zyne woelingen voorwendde; ontzag hy geene middelen, hoe fnood ,enflrydigook tegen alle denkbeelden vaa waare vryheid , om de allereerfte reegels van alle burgerrnaatfehappyen te ovrrtreeden , en den bodem in te flaan. Zo diende alles in zyne handen tot overweldiging vau de dierbaarfte regten van den V 4. Staat,  3i6" VADERLANDSCH Staat, privilegiën, en oclroojen niet alleen, maar ook in het militaire de eed aan de Generaliteit, die niet gedaan was met een oogmerk, om de gelieele armée in vreedestyd van de willekeurige beveelen van H. H. Mog., en den kapitein generaal te doen afhangen, maar om de veiligheid, en vryheid van den geheelen Staat tegen buitenlandfche overheerfching, en tegen den gevaarlyken invloed van heerschzugtige regenten, ja van den kapitein generaal zelfs, te handhaaven. Wie had derhalven minder regt, dan deeze ondeugende itadh., om op de voornaamfle, en getrouwde leeden, en miniftcrs van Holland toe te pasfcn, en op wien konde beter toegepast worden, dan op hem, en zynen veragtelyken aanhang, het geen hy tot befluit van alle zyne ftrafbaare lafteringen by zyn deklaratoir durfde laten volgen, en het geen wy dus, als op hem, en zynen aanhang in nadruk toepasfelyk, hier hcrhaalen zullen? „ Dat 3, dus de voorbeeldelooze drift eener onbegrensde 3, heerschzugt deezer verderffelyke kabaal, na den burger tegen zyne regenten, en meedeburgers 3, in de waapenen gejaagd, de wettige regeering „ van veele fteeden omgekeerd, en alle de deelen „ van het ftaatsbeftier met wanorder vervuld te „ hebben, nu ook nog voortfloeg, om de geheele armée van den Staat eerst van haare beste, en 3, kundigfte officieren te ontzetten, vervolgens tegen „ eikanderen te verdeelen, en eindelyk het, wel„ eer vreedzaam, en gezeegend grondgebied van „ den Staat tot het tooneel van eenen bur^orkryg „ te maaken, waar in veele, ongelukkig vervoer„ de , en door fchyn misleide, ingezeetenen in „ koelen bloede ter flagtbank geleid, en, met hun bloed, en dat der krygslieden, de beste kragten „ van de Republiek door haar eigen krygsvolk, en ,, burgers afgetapt waren." Vrugteloos zoude het zyn , om hier op' te haaien alles, wat van dien aard in deeze onze verhandeling overal is aangevoerd, daar elk eerlyk ingezeeten, hoe dan ook gezind, saks hy maar eenen afkeer heeft van onregtvaardig- heiria  HUISBOEK. 517 heid, trouwloosheid, en geweld, door al het gezegde genoegzaam in ftaat gefteld is, om te beoordeelen , of zelfs indien tyd, toen door den ftadh. met zvnen aanhang het allerfterkfte gefchreeuwd werd van inbreuken op de zogenaamde conftitutie , door hun zeiven niet veel fterker, en wel mee een verderffelyk oogmerk, daar van werd afgewecken, dan zy de provincie van Holland, en de andere weldenkende bondgenooten , en regenten daar van befchuldigden. Het was immers de ftadh., de hoofdaanvoerer deezer befchuldigingen, die het waagen durfde, om, niettegenftaande hy door de toegeevendheid der Staaten van Holland nog werkelyk in hunnen dienst was als admiraal generaal hunner provintie, eene zigtbaare inbreuk te doen op hun oppergezag, en op hun eigen grondgebied, in zyne hoedanigheid van admiraal generaal der Unie. Want hy was trouwloos genoeg, om op 28. juni 1787. aan den griffier Fagel te fchryven, ,, dac hy zig als admiraal generaal verpligt oordeelde, „ om aan H. H. Mog. kennis te geeven, dat een vaar- tuig met den wimpel, vlag, en geus van den ,, Staat het inkoomeu van de rivier de Kern belet„ tede aan fcheepen, gelaaden met haaver, hooi, ,, of amunitie, en dat hy hoorde, dat hetzelve ge- commandeerd was door den zeekapitein van Feit, „ maar dat hy haast niet konde denken, dat hy zo ,, eene commisfie buiten zyne kennis zoude hebben „ aangenoomen; en dat hy noodig gcagt had, zulks ,, tot zyne ontlasting te melden, hebbende hy hei; ,, voorfz. vaartuig met geene commisfie voorzien, „ en niet weetende, op wiens last hy diergelyke ,, zaaken op de kuiten deed." Genoeg was hec voor hem , dat hv daar in onderfteund werd door de Amersfoortfche ftaatsleeden, die hetzelve fchip by eenen brief aan H. ff. Mog. van 25. juni bevoorens voor eenen zeeroover verklaarden. Ook koude hy van zig verkrygen, om door den luitenant Gobias op 13. juli 1787. aan de zeekapireinen Dekker, Pool, BauriUus, en Tulleken , commandeerenée eenige van 's Lands fregatten, en niet hunne V 5 fchee-  3i8 VADERLANDSCH ficheepen ter reede van Texel gereed liggende om in zee te Iteeken, per expresfe order te doen geeven, 3, dat zy met hunne onderhebbende fregatten niet 3, naar zee gaan , maar tot nader order zouden bly„ ven liggen." In den oorlog met Engeland hebben wy hem altyd vol zwaarighedeu, en werkeloos gevonden uit vrees voor den vyand, en om 'sLands fcheepen in de waagfchaal te ftellen, het mogt dan met den koophandel gaan, zo als het wilde. Hier ziet men hem wel eeven zeer werkeloos voor den handel, maar ongemeen werkzaam tegen de middelen ter afweering van zyne eige heillooze bedoelingen. Elk voeld tog wel, dat deeze zyne orders aan die vier kapiteinen dienden , om met hunne fcheepen de Hollandjelie uitleggers op de Zuiderzee te bevegten, indien zy den kans daar toe verkreegen. Immers G. R. van het Noorderkwartier berigteden H. E. G. Mog. op 10 juli, dat hy die orders niet «Heen gegeeven, maar dat de kapitein Dekker aan hun zelfs openlyk verklaard had, ,, dat de luite3, mat Gobius, na hem ter hand gefteld te hebben „ de ichnftelyke orders van den admiraal gene3, raai om met zyn fregat te blyven liggen, hem „ mondeling had afgevraagd, of, wanneer hy van H. H. Mog. , of van den admiraal generaal gelast ,j wierd, om zyn fchip, zo veel mogelyk was, te ligten, en over het vlaak te zeilen, om de kruisfers op de Zuiderzee onder den kapitein van Pelt 3, te verjaagen , of in den grond te booren, daar 3, aan zoude gehoorzaamen? en dat hy daar op een ,, volleedig toeftemmend antwoord gegeeven had." Trouwens deeze Dekker, en vooral de kapitein Tulleken, gedroegen zig, ongetwyffeld ten hoogften aangemoedigd door deeze orders van hun hoofd, zo verregaande oproerig aan de Helder, dat G. R. genoodzaakt waren,om eene commisfie uit hun midden , verzeld van eenige militie, derwaards te zenden, en die twee kapiteinen gevangen te neemen. die vervolgens door de Staaten van Holland voor G. R. te regt gefteld werden. Dog vonr deeze reize mislukte het hoofdoogmerk van den ftadh. geheel, daar niet  HUISBOEK. 319 niet alleen de Staaten van Holland by twee brieven van 18., en ai. juli order gaven aan de Hollandfche admiraliteiten, „ om zorg te draagen, dat de fchee,, pen onder haar resibrt, die order hadden om uit ,, te loopen , derzelver befchikking ten fpoedigften volgden, en dat zy niec zouden gedoogen, dat een haarer fcheepen, of vaartuigen, of iecs der amunitie wierd gebruikt, direkt, of indi. „ rekt, anders, als tot protecfie van den koop,, handel, en fcheepvaard deezer Landen naar bui,, ten;" maar daar H. H. Mog. zelfs op 20. dierzelfder maand order aan die zeeofficieren zonden, ,, om met de fcheepen ten fpoedigften naar zee te ,, gaan" (0). Ligtelyk kan men bevroeden, dac een admiraal generaal, en van Holland, en van de Unie, die zodanige beveelen geeven durfde, zig zo min aan de Staaten generaal, als aan die van Holland, bekreunde, en dat dus al wederom daar uit bleek, dat zyne gewaande voorgeevens van gehoorzaamheid aan de beveelen van H. H. Mog., of van de Staaten van dit, of dat gewest, nergens anders toe dienden, dan om zyne ongehoorzaamheid aan die van Holland, of andere welgezinde Staatsvergaderingen te verfchoonen, wanneer de wederzydfche beveelen tegenftrydig waren. Wac moec men, na deeze nieuwe flaalen van openlyke ongehoorzaamheid, en verraad, van eenen man denken, die veel eer verpligt geweest was, om zig aan hec hoofd der zee-, zo wel als landmagt te ftellen, om alle binnen-, en buitenlandsch geweld van zyn vaderland af te keeren ? En dit was nogthans diezelfde man, die zig, onder anderen by zynen rondgaanden brief van 17. januari 1785., aangeboodeQ had, ,, om, hoe hoog de nood ook mogt gekoo3, men zyn, alle zyne vermogens van lighaam, en „ ziel, (e) Men vind dit geheel cpmerkolyk geval, beneffens de woedende oranjedrift dier officiers , met de grootfte onbefchofr- en laagheden gepaard, in de Verf. van ftukk. byj. A. de Chalm. 47. deel, bl. 287—2og., 14. deel, bl. al—30., 33. deel, bl. 1—3., en 33. deel, bl. 302—398.  320 VADERLANDSCH „ ziel, goed, en bloed, en al wat hem dierbaar was, aan het behoud, en de verdeediging van het vaderland trouwhartig te befteeden, en, zo „ her Gods wil was, des noods, daar aan op te offeren." (p). Een enkel getuigenis, des te belangryker, om dat het kwam van den kant eener vergadering, die niet gezegd kan worden de zyde van Holland, en andere met haar gezinde bondgenooten toegedaan geweest te zyn, moeten wy hier echter nog laten volgen, op dat een onzydig leezer des te meer overtuigd worde van de valschheid zyner befchuldigingen. Nog eeven voor de revolutie werd ter vergadering van H. H. Mog., door derzelver gedeputeerden tot de zaaken van de zee, uitgebragt een rapport op twee brieven van de admiraliteit te Amfleldam, en het hof van Gelderland , betrekkelvk tot de beveiliging van de Zuiderzee, en rivieren, waar op ook de gedagten van de gecommitteerden uit de admiraliteiten waren ingenoomen, en waar by het volgende zeer gepast werd aangevoerd: ,, dat by onderzoek der be,, wyzen voor de klagten, door het hof van Gel3, derland gedaan, in de eerfte plaats niet geblee3, ken was, dat dezelven in het algemeen van dien „ aard waren, dat dezelven bewyzen zouden de 5, daaden, en omftandigheden, waar over die klag,, ten liepen , en derhalven geene genoegzaame gronden opleeverden voor de noodzaakelykheid 3, van al dat geen, waar toe dezelven fcheenen te worden bygebragt: maar dat, gefteld zelfs, dat ,, die daaden, en omftandigheden duidelyk beweezen waren, het dan wel zeeker zoude zyn, dat het op zig zeiven, en in het afgetrokkene zeer s, buitengewoon, en zelfs ten eenenmaal inconfti3, tutioneel, zoude moeten gereekend worden, dat „ door deeze, of geene provintie, (gelyk in dit „ geval door Holland,) gewaapende vaartuigen op „ de Zuiderzee, of elders zouden worden gelegd, „ met GO I. Deel, bl. 8.  huisboek. 32ï met dat gevolg, dat alle pasfeerende vaartuigen „ zouden worden onderzogt: dat van gclyke onder '„ hetzelfde oogpnnt zoude moeten worden be- fchouwd het gebruiken van kanonneerbooten door „ Holland, en vooral de weigering van dezelven „ by een formeel befluit van die provintie, daar „ zv buiten twyffel generaliteitsgoederen waren: „ dóg dat dit een en ander niet wel m het afge„ trokkene, of op zig zeiven genoomen, konde worden befchouwd , maar dat daar tegen ook 3, wel deegelyk moest worden agt geflagen, dat men niet konde ontveinzen, dat Gelderland geene 3, zwaarigheid had gemaakt, om zig van gelyke „ van verfcheide generaliteitsgoederen uit gene„ raliteitsmagazvnen , als kanon , amunitie van „ oorlog enz., meefler te maaken , en zig daar van „ afzonderlvk te bedienen: dat h-tzelfde gefchied was, en 'nog gefchiedde door de Staaten van U- trecht, te Amersfoort vergaderende, die zelfs wel „ haast misfehien van een groot gedeelte van da „ geheele armée van den Staat befchikken zouden met al het geen daaf toe behoorde, eh zelfs van den kapitein cï-neraal van de unie: dat de pro„ vintie van Zeeland meede geene zwaarigheid „maakte, om de fcheepen, goederen, en officie„ ren van de admiraliteit in Zeeland te gebruiken „ ter uitvoering der provintiaale orders , en be- fluiten ; en dat alle deeze handelingen in de daad, „ wanneer dezelven met behoorlyke onpartydigheid wierden gaade geflagen , eeven buitengewoon , en „ inconflitutioneel waren, als die flappen , waarover 9, anders niet zonder reeden ten opzigt van Hol. „ land wierd geklaagd ; en dat derhalven de bil„ lykheid vorderen zoude, dat, als men het een „ zoude willen beletten , ook het ander op die„ zelfde wyze zoude moeten tegengegaan, en in „ dat opzigt meede alle reedenen van klagten van „ den anderen kant weggenoomen worden" (?)• Op {j) Nederl. jaarb. 1787. bi» 4493—4498-  322 VADERLANDSCH Op gelyke wyze durven wy gerustelyk aan het oordeel van eiken eerlyken ingezeeten, die ons geheel betoog met eenen geest van billyke gemaacigdheid, waar op dit ééne Huk gefchoeid was, aaudagtig geleezen heefc, de beflisiching overlaten, of'er ooit door éénen eenigen, (wy zullen niet zeggen, op. permagtigen vorst, maar door éénen eenigen) ftaatsminifter meerdere gruwelen gepleegd, en met meerdere onbefchaamdheid, en bedrog verfchoond zyn, dan door deezen ontaarden ftadh. omtrent zyn eigen vaderland gefchied is. Over de gebreeken, en misbruiken in de regeeringsform van Overysfel, en over de aanleidende oorzaaken tot klagten van regenten, en burgers, hebben wy bevoorens genoeg gezegd, om nu verfiag te doen van het geen nopens hec herftel daar van is voorgevallen (r). Na dat dan in de drie onderfcheiden hoofdfteeden van die provintie commisfien benoemd waren tot het onderzoek derzelver; en het beraamen van gepafte middelen voor de fteedelyke hervorming, deed de ftad Deventer op 15. maart 1786. een voorftel ter Staatsvergadering, by het welk zy, na eene herinnering van den deerniswaardigen toeftand der Republiek, en van de noodzaakelykheidder hervormingen , daar uit ontftaan, voorfloegomeen onderzoek te doen, ,, welke gebreeken in de provintiaale regeering plaats hadden, welken _,, verderffelyken invloed deeze hadden op de algemeene regeering der Republiek, en welke de „ mid. (j) Wy fpreeken niet van het berugt werk der drosrendierfften, van welker vernietiging de groote van der Capelïjsn tot den Pol de eér heefc, nog van de haatelyke bedreigingen, en vervolgingen, die hy daar over van den ftafh., en fo'nmigen zyner meedeleeden ondergaan heeft; omdat deeze ffoffe breedvoerig verb.ande'd is in het werkje van F. A. van der Kemp onder den titel van van df.k. capellen H.GEKT, en wy van de haatelyke vervolgingen van deezen grootea mm reeds melding maakten in het I. Deel, bL  HUISBOEK'. 333 J} m'dleien waren, om die gebreeken uit den weg te ruimen, of genoegzaam te verminderen" (s). Hier tegen verzettede zig terftond de meerderheid der ridderfchap, die,als hallfcheidfte Souverainen» en gebooren regenten, eenen afkeer had van alle herftelling. Zy verklaarde by een advies van 24» maart op dit voorftel van Deventer, „ dat, terwyl jj zy by haare toelating in de ridderfchap, vryj, willig, en ter goeder trouwe, in gelykheid der; j, overige ftaatsleeden, met plegtigen, en dierbaaj.j ren eed tot God almagtig gezwooren had, ,, „dat M j, zy zoude naarkoomen het regeeringsreglemenc j, „ der provintie , gear?efteerd op 19-. februari os j> 1Ö75.9 vernieuwd, en herdrukt op 20- maart jj 1748., waar op de tegenwoordige ftadh. toe jj j, die hooge waardigheden was verheeven, als j, ,, eene fundamenteele , en altydduurende wet j, op de regeering;"" zy derhalven, wilde zy j, zig aan geenen meineed fehuldig maaken, zig j, verpligt, en genooddrongen vond, om by die j, bezwooren belofte getrouwelyk te blyven, en alzo zwaarigheid te maaken in alle, hoe ook gej, naamde, voorgenoomen , of voorgeflagen veranj, deringen van dat reglement, ten ware zulks, op jj eene wettige wyze, met eenpaarig goedvinden jj zo van alle de leeden van ridderfchap , en ftee-, j, den, als van den ftadh., gefchieden konde"(f). Men ziet in dit ftuk wederom dienzelfden geest regeeren, die, tot fchande van den zogenaamde» adel, de meerderheid van alle de ridderfchappen in ons vaderland bezielde, en haar tot waare flaaven maakte van den ftadh., onder wiens opperbe» leid zy eene onoverwinnelyke magt behield ter overheerfching haarer meedeburgeren. Dit belettede ech ter niet, dat de commisfie, waar tegen zig de meerderheid der Zwolfche regeering ook eenen tyd lang verzet had, eindelyk doorging. Van eenen verhee- vener» 0) Nederl. jaarb. ij?6. II. 401 403. CO NederU jaarb. 1786. bl. 40J 405.  324 VADERLANDSCH vener , en waarlyk eedeier geest werden die zes leeden der ridderfchap, de heeren van Palland tot Zuithem, Mulert tot de Leemkuüe, de Vos van Steen■ wyk tot den Hoogenhof, van Rechteren tot Wefterveld, van Haarjlwhe tot den Doorn, en Stoet tot Merxveld, gedreeven, die op 6. december 1786. ter Staatsvergadering voorlloegen, om, ter voorkooming, dat, door de verfchillendheid der bezwaaren van ,, de onderfcheiden ieeden van Staat tegen het re„ geeringsbeftier der provintie, eene vertraaging „ zoude worden toegebragt aan het herftel dier be3, zwsaren, het welk fpoed vereischte, voor alle „ andere die bezwaaren ce onderzoeken, en ver3, beteren , uit welker voortduuring het grootfte na3, deel te vreezen was, waar onder, naar hun be3, grip, de eerfte plaats verdiende de begeeving van byna alle provinriaale ampcen, en ftaacscom„ misfien, aan den ftadh. by hec reglement opge- draagen. —> Zy waren dan ook niet onleedig ge3, weest met een naauwkeurig onderzoek, op welk 3, eene wyze dat bezwaar het bef t herfteld worden, 3, en die begeeving, ten meeften nutte der provintie, „ en het meest overeenkomftig met de gronden van 35 derzelver waare confticutie , voor het vervolg 39 zoude kunnen gefchieden. Zy maakten geene 3, zwaarigheid, om by deezen over te geeven twee 3, ontwerpen daar op , een op de begeeving dier 3» ampten, en een anaer op ene commisiien , m 3, hoop, dat de verdere ftaatsleeden hunne confi3» deratien over dit, zo ingewikkeld, onderwerp 3) met dezelfde openhartigheid zouden meededee3» len. Zy vertrouwden, dat daar uit blyken zoude,39 dat zy de gelykheid cm\er de ftaatsleeden, en „ derzelver onderlinge onafhangelykheid van elkan31 deren, hadden zoeken te bewerken, en dat zy 31 geen het minfte oogmerk hadden, om den ftadh. 5* het genot te ontzeggen van zodanige regten, als met het welzyn der provintie, met eene, daar „ toe zo voiftrekt noodige, onafhangelykheid der ftaatsleeden, en met het fouverain Gezag vrm H. „ E. Mog., konden worden overeengebragt, en 31 dat  HUISBOEK. gï5 „ dat zy geheel verwyderd waren van het oog* ,, merk, om het ftadhouderfchap toe eene nietsbeduidende, en alléén in naam aanweezige, waar„ digheid te maaken. De duidelvkfte bewyzen „ hier van zouden zig openbaaren , "zo H. E. Mog. „ die regten , welken volgens gem. ontwerpen „ door den ftadh. zouden worden uitgeoeffend, ge„ liefden te vergelyken met die, welken afgeftaan „ waren aan de ftadhouders vóór Willem III. en „ dus aan alle die ftadhouders, welken door eene vrye keuze warea aangefteld, onder welken zelfs „ drie prinfen uit het huis van Oranje, en daar onder meede eenMaurits, en Willem II., geweest „ waren, wier invloed, uitwyzcns de gefchiede,, nis van hunne tyden, voorzeeker in dit gewest „ groot genoeg was. Dan tog zoude blvken, dat aan dezelven veel minder regt, en invloed over ,> de begeeving der provintiaale ampten was toegekoomen , dan zy by hun ontwerp vooriloegen , om aan de ftadhouders voor het vervolg toe te ,, kennen. En, om meede te werken tot het heil» „ zaam oogmerk der verbetering van het grievend, ,, en voor het algemeen, en voor de vryheid der „ natie allergevaarlykst bezwaar, en om daar toe „ zodanige leeden te gemoet te koomen, welken, „ uit hoofde van hunnen eed, zwaarigheid mogten „ hebben, om in het reglement de noodige veran,, dering te maaken; deeden zjr den voor'flag, dat „ de leeden van regeering zig, op het voorbeeld ,, van voorige tyden, onderling van dien eed, voor „ zo verre daar toe noodig, ontfloegen"(V). Schoon nu de gronden van dit voorftel zig van zelfs billykten; fchoon al het ontflag van den eed door den ftadhcuderlyken aanhang reeds zoo dikwyls in voorige tyden reeds gebeezigd was, om de ftadhouders in een onwettig, ja zelfs, gelyk in Holland, in een, voor altyd afgezwooren , gezag te veftigen; eia- f") Nederl. jaarb. 178C bl. jrtjM 1637. IV. DEEL. X  3«f» VADERLANDSCH eindelyk , fchoon de meest geliefkoosde faamenftelzels van ftadhouderlyke overmagt door hem zelfs, en zynen aanhang al te fchandelyk verbrooken waren ; kunnen wy eevenwel niet voorby„ om de reedenen, door de ftad Campen voor dat voorftel aangevoerd, als zeer bondig, hier te laten volgen. By haar advies op hetzelve gaf zy te kennen, ,, dat fcheepenen, en raaden zig van het hervormingswerk niet hadden doen te rag hou,, den door eenige de minfte overweegingen van den eed, door de meefte leeden hunner verga„ dering op het reglement by hunne toelating ter „ Staatsvergadering afgelegd , daar zy nimmer in 3, die gedagten gtftaan hadden, dat deeze afgelegde 3) eed aan de leeden van regeering voor altyd zeude lieb3, ben toegemuurd den weg tot, ' en geheel afgefneeden s, alle mogelyke middelen van herftel, en verbetering 3, in hetzelve reglement, wanneer de gefaamenlyke, of s, immers verre weg de meefte, leeden der regeering van 3, de noodzaakelykheid van die verbeteringen overtuigd „ waren, en zulk een herftel nog daarenbooven door ee_,, nen algemeenen, en bedaarden wensch des volks her33 haald, en ernftig verlangd wierd: dat zy dan ook •33 met voorn, eedelen in het begrip ftonden, dat 3, deeze eed geene hinderpaal kende, of behoorde te zyn voor eenige leeden der Staatsvergadering, om dit j, gewenschte werk eener verbetering in het regle3, ment by de hand, te neemen: en dat, hoe zeer 3, zy eene dispenfatie van dien eed hier toe geheel 3, onnoodig , en overtollig agteden , zy echter, om te gemoet te koomen aan zodanige leeden der Staatsvergadering, die hier omtrent in gemoede 3, bezwaard mogten zyn, van ftadsweege wel wilden meedewerken, dat de leeden van ridderfchap, „ en fteeden zig onderling ontfloegen van deezen eed, zo verre noodig; mee dat verftand, dat daar .., door niet verftaan zoude worden eenigszins ver,, minderd te zyn de voortduuring van dat regle- ment, voor dat de raadpleegingen over de, daar in zynde, gebreeken afgcloopeu, en de noodige j, ver-  HUISBOEK. verbeteringen daar in bepaald zouden zyn" (V). Geen wonder dan ook, dac de Staaten, met eene meerderheid van alle de drie hoofdfteeden, en agt ridders, op 31. januari 1787. daar coe beflooten, zig by die geleegenheid zeer te regt bedienende Van deeze uitdrukkingen , ,, dat, in naarvolging van voorige tyden , de leeden zo uit de ridder„ fchap, als uit de fteeden, zouden worden ont3, heft van den eed op het reglement van 1675.» in 1748. herdrukt; met dat verftand nogthans, ,, dat voorfz. reglement voorts zoude blyven wer3, ken, en naargekoomen moeten worden in alles, ,, uitgezonderd in die pointen, en artikelen van het,, zelve, welken, na gehouden raadpleegingen van ,, ridderfchap, en fteeden, het zy in eens te faa- men, het zy by vervolg, zouden worden veran- derd; blyvende dus die artikelen van voorfz. rej, glement, welken by eindelyk befluit nog niet ver,, auderd waren, zolang in volle kragt" (x). Maat geen wonder dan ook , dac een en twintig ridders op 13. maart 1787. by' een protest verklaarden, „ dat, _dewyl omtrent de laatstgedaane magiftraats. ,, verkiezingen te Deventer, en Zwolle aan alle de 3, vereischten van het reglement van 1748. geens3, zins voldaan was, en echter alle afwvkingen van 3, hetzelve van dien aard waren, dac zy, uk krage » van (V) Nederl. jaarb. 1786. bl. 1641 t<5.!3. (V) Nederl. jaarb. 1787. bl. 577. Deeze meerderheid was" gebooren door de verandering der regeering te Zwolle op den gewoonen tyd, dog waar by die leeden der regeering, welken niet vergharen wildén , re zullen meedewerkeri tot herftel der bezwaaren tegen het reglement, door de gemèentsixdcn, voor die reize, by de keure waren voorbyge^aan. Ook was de gedaane keure niet aan den ftadh. ter approbatie gezonden, ge yk bevoorens ook te Deventer had plaats gehad. Hier door was de berugte Roefe te 'Zwolle onder anderen uit de regeering geraakt, en met hem de langduurige tegenwerking dier ftad tegen alle hervorm ffuPg in duigen gevallen. X 2  VADERLANDSCH 3, van den gedaanen eed, geenszins als onverfchifa, lig mogten gehouden worden; zy zig derhalven „ genoodzaakt vonden, ter Staatsvergadering voor te draagen, dat de meerderheid der ridderfchap 3, altyd gebleeven was by dac reglement, en het3., zelve gehouden , en erkend had als de tegen53 woordige eenige grondwet, en rigtfnoer, naar welke de regceringsbeftelling der geheele pro- vintie konde, en moest ingerigt worden: dat zy „ mitsdien nimmer deeze keuren voor wettig kon,, den houden , of de gecommitteerden dier twee 3», fteeden ten laudsdage, uit dien hoofde,, als wet3, tige leeden der Staatsvergadering erkennen zou,, den: dan dat zy, onder protest tegen alle pre„ judieie, ter voorkooming van meerdere fcheu- ringen , en uit betragting van het welzyn der „ provintie , zig niet onttrekken zouden aan het 3, bywoonen deezer vergadering met gecommitteer„ dén dier twee fteeden"fy^ . (z) Hadden dan deeze ridders voor zig. Ja zelfs voor hunne nakoomelingen", een regt, om het fi'sdhouderlyk juk over hunne eige nazaatên, en andere meedeburgers tot rw &et laatföe nageflagt te rerzeekeren, tm r.e guarandeeren ?  HUISBOEK. 3«cï s, dien hoofde, zig genoodzaakt: vonden, om het 3, eerfte artikel der Unie in te roepen,om, naar voor„ fchrift van hetzelve , die verfchil te doen be„ flisfchen; en dat, in geval de overige leeden s9 ook deezen voorflag mogten affiaan, 'er dan voor „ hun niets overfchooc, dan zig te bedienen van 3, die middelen, die zy, nu zig partyen aan het „ regt niet onderwierpen, tot handhaaving van hun „ regt verder volgens de Unie, 's Lands conitia, tutie, en de nacuurlyke billykheid, zouden be3i vinden oorbaar, en dienftig te zyn" (aj. Dit moest, Ca) Nederl. jaarb. 1787. bl. 588- cn volg. Hoe getrouw de ïtadhouders, en fommig-e (laatsleeden , aan dienzelfden eed op het regeerïngsreglement verbonden bleeven, en wat men van de ftadhouderlyke beQisfchingeu te wagten had, als 'er hunne, kwalyk begreepen, belangen in betrokken waren; was niet alleen ten overvloede "gebieeken uit de willekeurige wyze, waar op IVtUem III met bet reglement op de regee.ring in die provintie was omgefprongen, maar ook byzonder uit de fchreeuw.nde inbreuken , die op het. s-egt, hetgeen aan de Overysjelfthe fteeden nog % dat reglement gelaten was, gedaan waren by het zogenaamd reglement op de voogdyfehap over den tegenwoordige!? ftadhouder: het gum ons onderwerp vorderd hier kortelyk te melden. Immers, na dat zyne moeder, gelyk aan de Staaten van de andere gewesten, zo ook aan die van Overysfel, in 1755. zulk een reglement voorgeflagen , en den inhoud daar van naar haare zinnelykheid opgegeeven Jwd; werd hetzelve door de groote meerderheid der ridderfchap, en door de magiftraat, en gemeentslieden van Deventer', en door de magiftraaten van Campen, en Zwolle, terftond greetig toegeftemd. By hetzelve werd onder anderen bepaald, ,, dat „ .aan de gezwooren gemeente de vervulling van de, door „ den dood openftaande, plaatfen in de magiftraat, en in „ de gezwooren genreen te , als van ouds, zoude ftaan; dog „, dat de leeden der magiftraat, welken als dan in de re- geering zouden zyn, mitsgaders die geenen, welken ge„ duurende de minderjaarighcid gekoozen zouden worden, „ tot aan bet einde derzelver jaarlyks by de keuren zouden gecontinueerd, en de jaariykfcbe keuren op de eerstvol« .geudc vergadering van ridderfchap, en fteeden ter approX 3 „ batfe  g3o VADERLANDSCH moest echter niet verhinderen, en verhinderde ook piet, dat de Staaten van Overysfel op 14..mai 1787., met batie gezonden worden, zonder dat H. E. Mog. daar van „ eenige improbatie hebben, of daar in eenige verandering ,, maaken zouden." Schoon nu de magiftraaten der Overysfelfehe (leeden geene verandering in de regeeringsform manken konden zonder rtoeftemming der gezwooren gemeenten, was het echter ter naamver nood, dat zy dat reglement, en dan nog maar alleen voor zo verre de magiftraatsb;ftelling der fteeden betrof, ter kennis der gezwooren gemeentenbragten. In het begin verzettede zig de gezwooten gemeente van Zwolle, zo wel als die van Campen, daartegen: dog, terwyl die van Zwolle zig eerlang liet overhaalen, om 'er in te berusten, hield die van Campen haare weigering manmoedig vol. Blykbaar was het, dat hec hoofddoelwit van de boovengem. befchikking was, om de regenten, die thans in bediening waren, en naar het genoegen der gouvernante fcheenen te zyn, geduurende de minderjaarigheid niet uit de regeering te doen zetten, en daar door geene misfehien aarimerkelyke veranderingen in het bellier te doen veroorzanken. Dog de gcmeentsliedtn toonden by verfcheide trcPi'elyke vertoogen , en protelt. n aan, dat deeze befchikking geheel afweek van hunne oude regten, ja zelfs van het reg'ement van 1675;.; dat op die wyze de regeering der hoofdfteeden van Overyfel, al waaide magiftraat ten gezag uitoefFend verre booven dat van alle andere fteeden der Unie, in dien tyd geheel buiten verantwoording, en buiten bereik der jaarlykfche verlating zoude gefteld worden, tèrwyl ook de Staaten van Overysfel nimmer eenige inzage gehad hadden in hunne fteedelyke jnaglftraatsbefteHingi en, dat dus alles inliep tegen hunnen geftaafden eed, ,, dat zy by hunne beste weetenfehap kiezen zouden tot fchecpenen, en raaden, de beste, de wyfte, dê nutffc, en oorbaarfte tot der ftads behoef, en dat zy dat niet laten zouden om maagfch.ip, nog om zwaagerfehap, nog om myde, nog om gaave, nog om * lyf, nog om leed, nog om angst, nog om eenigen nood, ', nog om haat. nog omnyd." Na meenigvuldige onderhandelingen tusfchen de nïagiftraat, en gezwooren gemeen-' te, (van welke eerfte de braave burgermeefter Roidanur zig van het gevoelen zyner meederaaden, en zeeven ge- meents-  HUISBOEK. 331 met meerderheid van alle drie de hoofdfteeden, en tien ridders, beflooten, om het reglement van „ i<575.» meentslieden daar tegen van dat hunner braave mcedcleeden , afzonderden , ) beifond de magiflraat, om eindelyk de 1 beflisfching deezer onderlinge verfchillcn. buiten weeten, en toéftemrm'ng, en zelfs tegen bet protest djr gemeentslieden , aan de gouvernante op te draagen. kwanswys uit hoofde van het regt, baar by bet regeeringsreglement gegeeven. En deeze, ongeagt, dat dit regt aan haar nooit gegeeven 'Tvas, dat zy hier zoude beflisfcben over haare eige zaak, en . dat zy het althans nooit konde uitoeftenen omtrent iets , dat geheel huiten, en tegen den inhoud van het reglement inliep, en eerst werken zoude na haaren dood; konde echter van zig verkrygen, om dat aanbod aan ie neemen, en te verklaaien, „ clat het meerderdeel van de gezwoo,, ren gemeente zonder eenige wettige reedenen zyne toe,, Remming geweigerd had in het reglement, eri dat zy ,, de magiftraat aucïorizeerde, om in gevolge der toeftem„ ming, door de magiftraat daar in gedraagen, zodanig een ,, reglement re helpen maaken , en op haare goedkeuring ,, vast te ftellen." z'o getrouw was ook de gouvernante voor de gewaande regten van haaren zoon, en zo onbefchaa --.d willekeurig omtrent die der gezwooren gemeente, W.el.k«D zy. zelfs naar aanleiding van het regeeringsieg'cment, nog bezat. Het ontbrak ook niet aan eeven wil'e. keurige daaden zo van ridderfchap, en fteeden, als van de magiftraat van Campen, toen, door den dood der gouvernante, dat reglement op de voogdyfehap, en haare zogenaamde beflisfching te pas zouden koomen. Want de magiftraat , na de gewoone plegtigheden , by de keuïe gebruikelyk, te hebben laten voorafgaan, en bygewoond, weigerde, om aan haare verpligtingen uit hoofde der keure te voldoen, liet zig door eenen militairen ordonnantiefèrgeant onder de keurpredikatie verzeilen , plaatfte twee grenadiers voor de vergaderkamer, deed het touw tot het kleppen der ftadhuisklók wegneemen , verhinderde de aftëezing der nieuwe keure, floeg door met alles, waar toe de gezwooren gemeente haare toeftemming draagen moest, of deed zulks alleen met toeftemming der zeeven afvallige g«tneentsiieden , fchorfte eindelyk de gemeentslieden zelfs In alle hunne raadplesgingen, en hunnen meedcraad RolX 4 dar.vt  SS? VADERLANDSCH '» 1675., herdrukt in 1748., in zo verre af te fchai^n, als hetzelve betrekking had op de ap4, probatie der keuren van de kleine üeeden (b)> 31 en. danus in alle raadpleegtngen over deeze verfchillen , en oeffende metéén woord zo veele daaden van ariftokraatifche trotschheid uit, als nimmer misfehien voor, of na in Overysfel plaats hadden. Mogten dan de gemeentslieden by een hunner vertoogen niet wel zeggen, „ wie za! dan, zo hy „ maar met eenige bedaardheid, en zonder vooroordeelen „, alles wil befchouwen, niet als voor zyne oogen af->e„ fchilderd zien, dat men, door het laten doen van ci:e „ plegtige ketirpiedikatie, en door het laten aanroepen 3, van Gods naam door de keurnooten, met de allerplcg„ tigfte dingen zoekt te lagchen?" Tegen alie deeze fchreeuwende handelingen der magiftraat vonden de ge* jneentslieden niet alleen zo weinig hulp by ridderfchap, èn fteeden, dat alle hunne verfchillende,zeer bondige, en mannèty-fce vertoogen niet alleen telkens verzonden werden aan de magiftraat van Campen, die hunne befljscbte party was, maar dat 'er eindelyk ter Staatsvergadering op het voorftel der magiftraat zelfs beflooten werd, „ dar voortaan gee3, ne requeften, of ftukken der protefteerende leeden van 5, de gezwooren gemeente door den prcfrdent der vergade. ring zouden aangenoomen, of ter leezing voortgèbragt, 3, maar ongelcezen wederom uitgegeéven worden." Die lust heeft, om meer byzonderhöden van dit merkwaardig geval te weeten, kan ze aantreffen in de Nederl. jaarb, J755-> bl- 203—316., 1756- bl. 458-48?., 1750. bl 698-705., en voornaamelyk 1761. bl. 960—r 107. O) De affchaffing van de approbatie der keuren van de hoofdfteeden, Deventer, Campen, en Zwolle, ftond net aan de Staaten, om dat het bekend is, dat die diie fteeden altyd hebben ftaande gehouden, dat het huishoudelyK beftier van elk derzelver onafhangelyk is van het gezag der overige ftaatsleeden, wa;r van zy het bezit ook altyd gehandhaafd hebben tegen de poogingen der ridderfchap. Hierom was het protest der een en twintig ridders tegen de gedaane keuren te Deventer, en Zwolle, "waar van wy zo eeven gewaagd hebben, geheel wederrcgtclyk, en alleen gefchikt, om by gepaste geleegenheden het groot hervormingswerk te kunnen fluiten, door de gecommitteerden der  HUISBOEK. 333 j,'en op de begeeving van provintiaale ampten, en commisfien, terwyl het voorfz. reglement in zyne ,, andere artikelen, voor als nog, in kragt bleef." Hot is in de daad zeer te bejammeren, dat het verdere herftellingswerk, het welk nergens gelukkiger, of met meerdere eenpaarigheid van regenten, en burgers, dan in deeze provintie, werd ter hand genoomen, door de opgevolgde omkeering geheel sffetèrgebleevè'i*,' en het reeds verrigte op de allertrouwloofte, en fchreeuwendfte wyze te niet gedaan is. Zelfs moet men erkennen, dat, welke middelen de meerderheid der ridders tegen die hervorming ook moge in het werk gefteld hebben, nergens nog eene gelyke, of meerdere bezaadigdheid onder dat lighaam vóór de revolutie befpeurd is, dan in Overysfel. Dit beveiligd de gegrondheid van veeier meening, dat, zo die omkeering niet was tusfchen beiden gekoomen, nog verfcheide ridders der meerderheid zig by hunne tiïh'bèkende vryheidslievende meedebroeders gevoegd zouden hebben, die geenen naamelyk, welken meer uit vooroordeelen, hoofdigheid, of misleiding, da» met een opzettelyk vyandelykoogmerk, zig aan de zyde des ftadhouders"hielden. En zo groot was de infehikkelykheid der Staaten, dat zy niet eerder, dan na dat het verflag der vrugteloozeonderhandelingen met des ftadhouders commisfarisfèn tot vereffening der verféhfHén ter vergadering gedaan was, (waarvan wy naderhand fpreeken zeilen,) een rapport lieten uitbrengen over een ontwerp ter begeeving der provintiaale ampten , en commisfien overeenkomftig het meergem. voorftel der zés ridders (c). Met hetzelfde taai geduld hadden dc Staaten de ihisdaadige handelwyze des ftadhouders omtrent de U-ouder twee fteeden voor onwettig te verklaaren, cn zig, des goedvindende, aan de ftaatsdeh'beratien te onttrekken, gelyk zy eenige jaaren te vooren decden weegens het ver fehil nopens de ovaftemming. (0 Nederl. jaarb. i"787- W. pir 8<13- x 3  334 VADERLANDSCH troupen in Gelderland in 1785., en 1787. aange:-..-n; cn het was niet, dan. na zvne herhaalde gew-.ldenaaryen met dezelven tegen" de ftad Utncln, tejjeri de burgeiyen der Gelderfche fteeden, en tegerj de ingezeetenen van Overysfel zelfs in de nafojurfchap van Deventer, waar tegen zy zo ernftige, en aanhoudende vertoogen te vergeefs gedaan hadden (d), dat .zy eindelyk in juli 1787. overgingen, hem als kapitein generaal van Overysfel op te i-chorten (r>). Alles, wat ia deeze provintie omtrent het werk der hervorming gedaan werd, ging voorts met zo veel eenpaarigheid van ver weg het gmotfte gedeelte der burgers, en regenten door, dat wy bykans zouden, durven twyffclen, of de ftadh., en zyne factie, wat zy ook elders mogen voorgewend hebben van eene zogenaamde meerderheid van ftaatsleeden, en ingezeetenen, die voor zyne belangen ieverden , immer zouden durven ontkennen, dat hy zig aldaar verzet had tegen de, genoegzaam algemeene, ftem van burgers, en regenten. En, zo zy dit al ondernamen, zoude 'er ten minften geen fterker bewys daar tegen kunnen worden bygebragt, dan de gantsch buitengewoone, en trouweloze wyze, door welke alleen hy de zaaken in Overysfel op den voorigen verderffelyken voet beeft weeten te rug te brengen , waar van wy in bet vervolg breeder zullen moeten gewagen. Deeze gewenschte overeenftemmitig van burgers, en regenen was ook de groote, en eenige oorzaak, dat vóór de revolutie geene geweldige flappen door den ftadh. tegen die provintie konden gedaan worden , waar van wy in andere geweften zo veele treurige bewyzen opgegeeven hebben. En , om hier toe te geraaken, was het verfchil ever het regt van overftemmïng tusfchen ridderfchap , en fteeden bereids in 1785. zo verre getrokken, dog door de uitfpraak der afgezondenen van de bondgenooten gelukkig bygelegd. Langs (d) 11. Deel, M. 169 175. CO Nederl. jaarb. 1787. bl. 217%  HUISBOEK. 335 Langs deezen weg eener fcheuring in de Staatsvergadering zogt hy ook zyne oogmerken in de provintie van Stad en Lande te bereiken. Te weeten , gelyk wy te vooren gemeld hebben , dat bv de "regeering, en eedgenooten der ftad Ap* pingadam op een request van eenige burgers beflooten was, om de gedaane keure der regenten niet meer aan den ftadh. ter ap - of improbatie te zenden (ƒ); zo had de minderheid der regeering, en eenige, zeer weinige, voornaame burgers» misbruik maakende van de onkunde van verfcheide hunner geringere meedeburgers, een request ontworpen, waar by een verzoek ten tegendeel gedaan, en het welk door 59. itigezéetenen geteekend werd. De dranjekabaal wist op deeze wyze al wederom in dit geval misbruik te maaken van een grooter getal teekenaars, daar in dit gewest het inleeveren van requeften door de Staaten niet verbooden was. Dan', ziende, dat deeze kunstgreep niet naar wensch gelukte, vervoegden twee kooplieden, ingezeetenen der ftad, uit naam van de geheele misleide fchaar hunner meedeftanders, zig by luitenant, en hoofdmannen der hooge jnftitiekamer met een zeer zonderling verzoek. Zy beklaagden zig, naameiyk, ,, dat, eenen hunner op 19. februari 1787. dit request hebbende zoeken in te dienen, hy, fchoon daar toe van 1. tot ,, bykans 4. uuren gewagt, ook een-en andermaal „ den dienaar aangezogt hebbende, om hem by ,, de vergadering "aan te melden, niet ter gehoor ,, had kunnen koomen: dog dat, dit hem eindelyk ,, gelukt zvnde, hun request met geen het minst' appointement verwaardigd was, daar in tegendeel ,, op het ingediend request van 25. perfoonen der3, zetver verzoek volvaardig door de meerderheid toegedaan was: dat zy dus te vergeefs grbv Sin „ Holland te voegen; byzonder opzigtelyk de pro ,, vintie var» Utrecht welke de heeren vin de S ad 3, net konden befchouwen, als wettige ften te 3, kunnen uitbrengen, maar als party te moeten ,, worden gehouden te meer, daar de eecom nft! „ teerden van de Staaten derzelver ptovS te „ Utrecht vergaderd, op derzelver veftwnden'ast „ .ocgelaten , en door de gedeputeerden van drie # gewesten aldaar pittig gcwi&fcerd waren , en alzo  HUISBOEK. 349 alzo de wederzydfche partyen van die provintie „ eikanderen ren minften deeden zwygen, zoude „ niet die hoogfte vergadering van het bondge,, nootfchap by alle weidenkenden binnen - en ,, buitenslands allen zweem van agtbaarheid onher- ftelbaar verliezen." Zo bondig, als dit advies was, eeven zo laag was dat der heeren van de Ommelanden over hetgeen by hetzelve met zo veel kragt, en reeden te berde gebragt was, daar zy, by hetzelve kwanswys niet willende treeden in byzonderheden tot bewaaring der hoognoodige harmonie, zig vergenoegden met de verklaaring , „ dat zy, ,, afkeerig van alle overheerfching, de Souveraini- teit, en onafhangelykheid der provintie ten al,, len tyde met al hun vermogen zouden tragten voor te ftaan, en dus geene vryheid vonden, ,, om zodanige orders aan de gedeputeerden ter ,, Generaliteit te geeven, waar door aan deonafhan„ gelykheid der provintie zo baarblykelyk afbreuk „ gedaan, en haare vrye ftem aan eenen der bond,, genooten onbepaald afgeftaan , en aan deszelfs wil,, lekeurige befchikking onderworpen wierd" (7). Dit zeiden menfehen, die hunne vrye ftem blindelings onderwierpen aan den wil van eenen wederftreevigen ftadh., en na de revolutie het regt van overftemming in hun eigen lid ter willekeurige beflisfching van dicnzelfden ftadh. overlieten. Ondertusfchen zat de verdervende hand niet ftil, om ook in deeze provinfie, alwaar de hooge ju, • ftiriekamcr het zigtbaarst misbruik van het regt van requeftreeren had begonnen te doen maaken, onder foortgelyke gedaante, als elders, dat misbruik al verder door te zetten. Zy beieverde zig, om in die provintie, maar vooral in het kwartier van Fivelingo , een adres ce doen teekenen , by het welk de leeden der gewaapende genootfehappen afgefchilderd werden „ als perfoonen, die, ftrydig te- » gen (l) Men treft de echte ftukken, tot dit verfchil behoorende, aan in de Verf. van Jlukk. ly J, A. de Chalm, 3?» deel, bl. 99—ic6. Y 5  35o VADERLANDSCH s, gen 's Lands plakaaten, gewaapend van het eene ,, karfpel naar het ander liepen, die ?ig van aller 3, leie haatelyke uitdrukkingen bedienden, om dc 3, ingezeetenen te ontrufteii, en bevreesd te maa3, ken, ja zelfs met gelaaden geweer, hier en daar, ,, rondliepen , door al hec welk men de Om3, melanden zogt in de war te brengen, en de alge„ meene rust, en veiligheid te ftooren;" waarom de onderteekenaars verzogten, om de zogenaam. de exe^itiegenootfcbappen, als thans onnut, ja „ zelfs nadeelig, te fcbeiden, op dat daar door de ,, rust htrfteld wierd, en de onderteekenaars, vry, en onverhinderd, die voorregten mogten blyven genieten, die zy tot dus verre genoten hadden." Dan de leeden der genootfehappen van verfcheide diitrikten leeverden daar tegen aan de Staaten op 24. april 1787. een adres in, ten betooge van hunne vaderlandslievende gevoelens. Zy verklaarden by hetzelve met alle regt, ,, dat het gefchreeuw ter vernietiging der exerciticgenootfebappen thans ,, eene voiflagen oproerkreet gewerden was; dat al„ le de fmaadheden , hun overal aangedaan , de fpreekendfte bewyzen opleeverden, dat de muit„ zugt alleen naar'de ontwaapening der genoot„ fchappen wagtede, om de verfchrikkelykfte mon3, fters van burgerkryg, oproer, moord, en roof ,, eensklaps los te laten, en het vaderland aan de „ ysfelykite der aardfche rampen over te geeven; „ dat het dc weg niet was, om de hoognoodige 3, eendragt te bewaaren, indien men die getrou3, wen in het land, die het verbod in H. E. Mog. ,, publikatie van 31. december 1784. ten naauw3, keurigilen in agt genoomen hadden, om niemand 3, tot die waapenocffeningen te dwingen, of desweege eenige verwytingen te doen, van hunne meedeinge,, zeetenen , welken des tyds niets voor hun vaderland veil hadden, ongeffraft deed verguizen, ., befpotten, beladeren, en eindelyk op zulke ver3, zoeken ontwaapenen: dat 'er overal, alwaar de 3, kunftenaaryen, laffer, en verzonnen betigtingen, s, om de eensgezinde genootfehappen by de regee- „ rin-  HUISBOEK. 351 9j ringen verdagt, en gehaat te maaken, gelukt , waren , aanftonds een allerverfchrikkel'ykst too3, neel van roof, en plunderzugt geopend was; J} dat men alleen zyn oog te veftigen had op het 3, geen nog onlangs, te Goes, en Hoorn, voorgevalj, len was, en men willens blind moest zyn, om j, niet ten zeekerften te mogen zeggen, dat men 3, door het overgelegd request een begin zogt te jj maaken, om in deeze provintie dezelfde treurj, tooneelen te vertoonen, dat de genootfehappen j, nergens door verdiend hadden, dat hun leeven, jj en goederen ten prooi gegeeven zouden worden j, aan een graauw, door huurlingen opgeruid; en jj dat men blyk, nog befcheid daar toe fcheen nooj, dig te hebben, maar genoeg dagt te kunnen oj, verreeden door een enkel geluid van naamen, of jj woorden, of zelfs door eene kouleur, die by jj het gemeen geheiligd, of geliefkoosd, en daarj, om juist van die toverkragt waren, om het graauw jj op de been te helpen: dat derhalven het tydftip jj gebooren was, waar op elk regtfehaapen , en ge3, trouw burger , en ingezeeten zig moest doen j, kennen, en zynen arm met de zuiverfte oogmer33 ken aan zyne wettige regeering_aanbieden, niet j, uit eenige partyzugt , maar uit noodzaakelykj, heid, eensgezindheid, en zelfsyerdeediging: dat jj zy tot dit aanbod het grootfte regt hadden, die 3, op H. E. Mog. verzoek hunne armen gewaapend j, hadden, toen de uiterfte nood het vorderde, en jj waar tegen opzettelyk weerloos gebleevencn in jj geene fchaal konden gelegd worden; dat zy, j, uit overtuiging van hunnen dieren pligt,zig thans jj vrywillig aanbooden, cn voor den alweetenden jj God betuigden, dat de befchuldigingen, tegen jj hun irigebragt, bezyde alle waarheid waren, dat ,j by hun geene voorneemens, nog opzet tot rust. j, verftooring, veel min oproer, huisvefteden, en jj dat zy in diezelfde getrouwe aankleeving aan het jj waar welzyn van het vaderland, en deszelfs verJ} deedi'ging, waar meede zy zig op H. E. Mog. » verzoek 'belast hadden, in alle gcvalleo volhar- 39 den,  352 VADERLANDSCH 3, den, en, hpe nypender de nood worden mogt, j, de betragting van hunnen pligt des te dierbaarer 3, fchatten zouden; en dat, zo H. E.'Mog. daar 9, omtrent eenen plegtigeren band, of heiliger verso bintenis vermeenden noodig te zyn, zy hoofd „ voor hoofd vaardig waren, om dezelven op het „ plegtigfte ten allen tyde af te leggen." Daar dit adres,(het welk wy,om het gewigt van deszelfs drangreedenen, den ernst der uitdrukkingen, en de «vervolgingen , daar tegen naderhand gedaan, wat breeder opgaveu ,) door de Sta,d in advies gehouden, en door de Ommelanden gefteld werd in handen der gecommitteerden ter defenfie van de provintie op rapport; en daar nog het een, nog het ander ftaatslid vóór de revolutie iets ten nadcele dier genootfehappen bepaalde; was het ook de pligt van het hof geweest, om daar in van zyne zyde te heruiten. Dan het noodlot van den Staat fcheen in dien tyd meede te brengen, dat 'er in elk gewest eenig kollegie zig vermeeten moest, om, onder den fchyn van de goede order, en rust te hewaaren, de aanvoerers van regeeringloosheid, ge» weid, en oproer te zyn; en dit werd in Stad en Lande door het hof byzonder bewaarheid. Te vooren toonden wy reeds door eenige fpree. kende bewyzen in het voorbygaan, hoe dat hof de ieveraars tegen muitéry, en oproerleuzen , onder de houding van handhaaving der geregtigheid, met fmaad, veragting, en crimineele vervolgingen overïaaden had (tb). Thans moeten wy de byzonderheden ontwikkelen van dit wetteloos, en willekeurig gedrag, het welk, indien de Staaten daar toe meedegewerkt hadden, en de ftadh. door ernftiger beezigheden elders niet afgetrokken was, de provintie van Stad en Lande, al voor de revolutie, tot een tooneel van diezelfde gruwelen gemaakt zoude hebben, die in de meefte andere geweften befpeurd werden. Althans op een rapport van 's hofs ge- conjmir,- Qn) lil. Deel', bl. 274-—275.  'HUISBOEK. 353 committeerden ter onderzoek, op wiens gezag eenige ingezeetenen uit verfcheide karfpelen van Hunzingo-, en Fivelingo - kwartier zig gewaapend hadden begeeven naar Zandeweer, en andere dorpen, en op voorwendzel, dat zulks op aanzoek van partikuliere perfoonen gefchied was , als meede op aanklagte der, zig noemende, voornaamfte ingezeetenen van Oldenzyl, en het Oofiernieland, „ dat op ,, 17. juni hunne karfpelen, toen in rust, en vree,, de, door eene troup gewaapende manfchappen in verwarring, en onrust gebragt waren, waar „ door moord, en dood/lag had kunnen veroorzaakt „ wordsn"(?0> konde het hof van zig verkrygen , om aan de rigters , alwaar dit plaats had gehad, aan te fehryven, om hunne ingezeetenen op hec f, ernftigfte by publikatie re waarfebouwen , orra ,, zig te onthouden van, zonder toeftemming van het geregc der plaats, gewaapend uic hun regts,, gebied te trekken, veel meer van, zonder wec5, tige inroeping van de nabuurige vreemde gereg„ ten, op derzelver gebied te trekken, en aldaar 3, naar welgevallen te verblyven; op dat dus alle ,, geleegenheid tot ftooring der algemeene rust, en vei}, ligheid wierd weggenoomen ; verwagtende het „ hof, dat de rigters, indien zy ter handhaaving van „ hun gezag de behulpzaame hand mogten noodig „ oordeelen, zig volgens de vastgeftelde regee- ringsform zouden vervoegen by hec hof, ten „ einde door hetzelve zodanige hulp verleend kon,, de worden, als bevonden zoude worden te be,, hooren." Wat konde het hof meer doen, dan het deed door deeze aanfchryving , gepaard met die vervolgingen, waar van wy te vooren melding maak- ■ (ri) Het bleek uit bet, frraks te metden, adres der genootfehappen „ dat 'er onder alle die reqtieftranten gecre ,., óin, te Olderzyl woonagtig, te vinden was; -dat zeer v, veele, op ondérfcheiden wyzen in hun beflaan afhan% gelyke, perfoonen deeze voornaamflen hielpen uitmaaken; ,, ja dat 'er onder waren , die betuigd hadden , dat zy alleen i, uii Jchroom het teekenen niet luidden durven nalaten,"  354 VADERLANDSCH maakten , om de woede, en boosaardigheid van oproermaakers aan te moedigen, en om de fchuld der gebeurlyke onheilen op den hals te fchuiven van hun, die ze kragtdaadig voorkoomen, of fluiten wilden, daar ze gevreesd werden, of aanweezig waren ? Toonde niet hec flot deezer aanfchryving duideiyk, dat het hof zig niet ontzien zoude, om tegen zodanige poogingen der vaderlandfche genootfehappen tot bewaaring, of herftelling der rust,, de militie van den Staat te beezigen, en dus dezelve tegen de weidenkenden ten behoeve van muitmaakers aan te voeren, hoe zeer het ftraks blyken zal, dat hetzelve daar toe in geen geval ter waereld bevoegd was? En pafte dan op dit onverantwoordelyk bedryf van hec hof de uitmuntende befchryving niet, die de gewaapende genootfehappen," by hun adres van 30. auguftus daarna, aan de Staaten gaven van de eenzydige rigting, zwaai, en keuze der Jchynbaare regtshandelingm van lieden van de kunst {[n) ? Mogten zy niet met regt zeggen ? ,, dat, daar de rigters van verre dc meefte regt,, ftoelen , cn byzonder van die , uit , en door -,, welken de detachementen naaf Zandeweer getrokken waren, buiten dezelven, het zy te lande, „ het zy meestal in de Stad, woonagtig waren, men dus, 3., of 4. uuren ver, expresfen om toeftemming had moeten zenden, en by een avondvoor,, val nog naar het ontfluiten der poorten wagten, „ indien men op den voet, in het befluit van het „ hof voorgefchreeven, had moeten handelen; dat ,, men ook gevaar liep, dat de rigters, veelal gewoon meer, dan éénen, regtftoel waar te neemen, de eene hier, de andere daar, zig bevon,, dep; dat 'er dan wederom zo veele booden naar „ de verfcbillcnde plaatfen gezonden moeften wor„ den; dat veel ligt deeze, of geene rigter dan f, ook.nog, zonder voorafgaande onderzoek, en nader ingekoomen berigc, of byzondere lastgee- « ving (Ji) Til. Deel, bl. 276. en volg.  HUISBOEK. 355 ying van het hof, geene toeftemming verleend „ zoude hebben; en dat 'er dus meestal meerd.au 3 een etmaal tyds zoude moeten verloopen, eer de noodige geregtstoefternmiugen ingekoomen zouj, den zyn; zo dac in uien tusfehentyd, zonder ■ dat eenig g'eregt voor hen tegendeel, in zulk een geval van tumult, eenige zeekerheid zoude kun,, nen ftellen, al vry wat dorpen, aanzienlyke huij, zen, ei> boerenplaatfen in de Ommelanden geheel 3> verwoest, en-leedig geplunderd konden weezen , „ waar toe eene oproerige , en roofzieke fchaar 3J de banden, zo lang ruim zoude hebben; en dac ,„ alle agtervolgende informatien ; formaliteiten , ,5 arreften, ja zelfs billyke ftrafoeffeningen, het ge- daan leed niet ongedaan, of de berooving van „ leeven, frisfche leeden, of gezondheid niet kon,, den doen worden, als niet'gefchied." Mogten zy niet met legt vraagen, „ of, zo een rigter, in j,' nood, en oproer, het verlof tot byftand wciger„ de, dan' teffens het onvervreemdbaar natuurlyk ,, regt, uir aangebooren menfehelyke verpligcing». ,, en der Staaten aanbeveeling vloejende, zoude ,, moeten zwygen; en, zo neen, wat dan de weij, gering baatjn konde; of, zo hy het noodzaake„ Jyke wel zoude moeten toeftaan, waar toe dan 3, de zo gevaarlyke ophouding dienen zoude; daar „ het in de zaak tog weinig verfcheelde, of men ,, door husfaaren, of roervinken geplunderd ftond „ te worden , en of men gevaar liep, om den fteek ,, met hec bajonet van eenen kroaat, of met hec ge„ fcherpce broodmes van eenen onftuimigen boe,, renknegt, te ontfangen?" Mogten zy dan niet met regt zeggen? „ dat het hun hart viel, om» „ in plaats van eene, billyk verwagte, openlyke „ goedkeuring hunner trouw in het'behouden der ,, gemeene rust, zig aan eenen onverdienden openïyken blaam in de befluiten van een provin„ tiaal geregeshof blootgefteld te zien, als of zy, 3, die de, plaats hebbende, en gedreigde gevaa„ ren gefluit, en wier gedrag in alle gevallen het 3> fpreekendst getuigenis hunner rustlievende poo- >» ginge*  • 356" VADERLANDSCH „ gingen gegeeven had, onrust verwekt, de goe„ de order verkragt, en de juftitie fmaadheid aan,, gedaan hadden." En mogten zy hier uit nier befluiten? ,, dat 'shof's bevel geenszins overeen te ,, brengen was met den wil der Staaten, en dac zy „ alle gewelddaadige handhaaving va'n dac bevel op ,, last, en door de geregtsdienaaren van het hof, 3, niet als uit naam van Ue hooge Overheid ge,, fchied, maar als privaat, en perfoonlyk geweld „ der byzondere leeden van het hof zonder last der Staaten, befchouwen zouden; vertrouwen,, de, dat, indien zy hier in dwaalen mogten, zy „ 'er de noodige onderregting van bekoomen zou- den, of welke voorziening de Staaten, als meesc ,, gevoeglyk, en heilzaam, doen mogten, om hier in weder dienzelfden eerbied, en gehoorzaam,, heid te betoonen , waar in zy met 'alle braave, ,, en getrouwe ingezeetenen voor zig geene gerin,, ge eer (lelden." Dan wat behoeven wy meer uit dit adres der genootfehappen aan te haaien, om de fchreeuwende onregtvaardigheid van 's hofs aanfchryving aan den dag te leggen , daar hetzelve adres door het opgeeven der verregaande oproerigheden , waar tegen de teekenaars hunne nabuuren te hulp gekoomen waren, ontegenfpreekelvk bewees, dat door hun toedoen alleen de vreefelyklle ongereegeldheden waren voorgekoomen, en dat derhalven hun gedrag, vooral van den kant der hooge juftitie, allen lof verdiend had (p)? Zo veel meenden wy nogthans van dit adres te moeten zeggen, op dat onze leezers 'er eensdeels uit zouden kunnen afneemen, hoe onregtvaardig de crimineele proc,eduures, daar uit naderhand ontftaan, waren, en an- ders- (p) Men vind de echte ftukken deezer gebeurenis in de Verf. var. fiukk. by J. A. de Chalm. 37. deel, bl. 132—179, Welke gewelddaadigheden 'er te Zandeweer, en OoHernielanct daadelyk gepleegd, of re vreczen waren, b'ykt uit hec verhaal, daar van gedaan by het adres op bl. 165., en 167— :7c.  HUISBOEK. S5? dersdeels , aan hoe veel zigcbaare partydigheid 'shofs befluit van 10. juli zynen oorfprong ichuldig was. Niemand zal zig ondertusfchen verwonderen, dat de kwaadwilligheid der oproermaakers van Appingadam, zo wel door de beveelen van hec hof tot daateering der nieuwe magidraatsbeftelling. als door dat befluit van 10. juli, tot uiterften overfloeg, die eene opregte, en onzydige handhaaving der openbaare rust geheel had kunnen voorkoomen. Immers de fmeulende, en deeds kundig aangeblaazen, vonken van oproer bardeden aldaar op ii. feptember 1787., ter geleegenheid van de afvuuring dc genootfchaps, in eene openbaare vlam uit, en elk voeld nu al aandonds, hoe weinig hec hofgefchikt, of geneigd was, om die met ernst te blusfchen. De rigter van Appingadam, H. J. Wie. nnga, te Groningen woonende , en door de regeering der laatstgem. dad daar toe aangedeld, vond goed, om dat oproer zynen gang te laten gaan, en 'er, na dat het zynen natuurlyken loop gehad had, zelfs geene kennis van te geeven aan de regeering; van Groningen, maar aan het hof. Hierop benoemde het hof eene commisfie van twee hoofdmannen . of raaden, en van eenen fecretaris, met toevoeging van den rigter Wieringa, om zig derwaards teGegeeven, de rust te herdellen, en informatien in te wmnen nopens de aanleiding , en uitvoering der gepleegde feitelykheden, en liet van den commandant des guarnizoens van Groningen een toereikend detachement militie tot dekking dier commisfie vorderen. Zodanige afzending van eene geregtelyke commisfie, met militie gederkt, fcheen dan ook m de provintie van Stad en Lande met flinkfche oogmerken bedoeld te worden, en het zoude aan hec bof ook gelukt zyn, om daar toe te geraaken, zo de commandant Kempe geene zwaarigheid oemaakc had, . om zonder patent der gedeputeerde ftaatëa aan die order te voldoen , waar toe de kolonel Sommer/atte naderhand zo gereed was. Het hof deed dan een verzoek aan de gedeputeerde daaten, „ om „ attaché te verleenen aan het detachement, zo JV. DEEL, / ,  358 VADERLANDSCH J3 als ter vordering van het hof derwaards afgezon» j.y den zoude worden." Dog, eerstgem. verklaarende, », dat het hof onbevoegd was y om dusda3* nige vordering van militie by den commandant te ^ doen., hoe zeer zy ook anders geneegcn waren, jj om met het hof tot herftel der openbaare rust j, meede te werken," vond het hof goed, om eene verklaaring te doen, ,, dat, offchoon het zig jj tot eene zodanige vordering geregtigd oordeeljj de, het echter niet aarzelde, om hes verzoek jj om een detachement militie, overeenkomftig de j, denkbeelden der gedeputeerde ftaaten , direkt j, by dezelven te doen." Gelukkig maar, indien deszelfs oogmerk zo zuiver geweest was in het neemen van het befluic van 10. juli, als het nu betuigde, ,, de rust, veiligheid, en het leeven der j, ingezeetenen aan geene eliquettes te willen opofferen, daar 'er gevaar in het uitftellen was." Maar de uitkomst toonde al wederom genoeg, welke de waare zin deezer woorden was. De gedeputeerde ftaaten, waar van het meerderdeel deezen zin zeer wel begreep, aarzelden eevenwel, om aan dit reegelreg-t verzoek van het hof daadelyk te voldoen, en verkoozen liever, om twee dagen daarna dit verzoek in den boezem der Staaten, toen vergaderd, neder te leggen; gelyk zy insgelyks deeden omtrent een verzoek der regeering van Groningen, om een detachement militie, het welk, met een aantal vrywilligers uit het genootfehap der ftad, begeleiden zoude eene commisfie, door de regeering uit het ftads defenfieweezen benoemd, om tot herftel der rust te gaan naar Appingadam, als behoorende onder ftads jurisdictie, en als eene eige heerlykheid, onder ftads defenfie begreepen. Dog,' gelyk het hof zig over dit uicftel van gedeputeerde 'ftaaten tenzelfden dage op eenen hoogen toon ter Staatsvergadering beklaagde , zo liet het ook: niet na, om op aanbrengen van den heer Engelhard* fyndicus der Ommelanden , de regeering van Groningen terftond af te maanen van het zenden eener zodanige commisfie, op voorgeeven, dat het hof'er reeds  HUISBOEK. 359 reeds eene toe benoemd had. En, vermids de regeering der Had by het benoemen haarer commisfie teffens beflooten had, om den rigter WieringOt in zynen post op re i\ horten (q), en den heer W. iif. Horing, dienzelfden, dien de ftadh. in 1786. als gezwooren van Grotmzgen had zoeken te weeren (r), ondertusfehen als rigter aan te ftellen, met magt, om insgelyks eenen wedman intusfehen te benoemen; poogde het hof ook deeze loffelyke voorziening tegen te gaan. Want het fchreef aan de regeering van Gtömngek in dienzelfden brief van afmaaning, ,, dat de regeering geen vermogen „ had, om eenen rigter in de Ommelanden daade,, lyk te doen fungeeren , nog eenige daad van regtspleeging te verrigten, zonder vooraf by hec j, hof beëedigd te zyn , en dat by het reglement; ,, reformatoir het toeverzigt over het gedrag der „ rigters in de Ommelanden alleen aan hetjiof toe,, vertrouwd, en hetzelve alleen bevoegd was, om* „ als de rigters zig te zwak bevonden tot het naar behooren waarneemen van hun ampt, aan „ hun (q) Van hoe gewigtigen aard de reedenen deezer opfchorting waren, was uit het raadsbefluit kenbaar, als rneedebrengende, ,, dat hy zig, geduurende het oproer „ te Appingadam, ftil in Groningen opgehouden, aan de „ regeering der laatstgem. ftad zelfs geene kennis daar van ,, ;eeeeven, en zyn wedman niet alleen geene ftuiting ,, gedaan, maar naar zeekere informatie!) het oproer aan* „ gemoedrgd, er) zig zeiven feedert lang tot een hoofd van gew.iapenden gefteld had." Tot verft.md van dit laatfte diend, dat 'er te Appingadam, buiten het weldenkend genootfehap, nog twee andere corpfen in weezen waren, waar van het eene eenmaal des jaars, en wel op 8. maart, om'de verjaaring des ftadhouders, en de eedftaaving der re-'cering, in de waapenen kwam, en waar van het ander, onder den naam van het vry gezellen corps, en zonder reglement, of wagtorder, onder officieren ftond, die tot de minderheid der regeering behoorden. Verf. van Jlukk. by .7- A. de Chalm. 37. deel, hl. 38—40. (r) III. Deel, bl. 131. Z 2  36a VADERLANDSCH 3, hun van weege cTe provintie de behulpzaame hand 3, te bieden;" terwyl het hof reeds van verre deed zien, ,, dat de maatreegelen der regeering voiftrekt ,, inliepen tegen de vastgeftelde order der regee3, ring, en aanleiding zouden kunnen geeven tot „ verfcliillen tusfchen de twee leeden van Staat." Te vergeefs verzogt de regeering, nog op- dienzelfden dag, aan het hof, by het kennis geeven van de opfchorting des rigters,. en wedmans,- en van de inmiddels gedaane aanftelling van den heer Hoving, om denzelven terftond in den eed te'neemen. Het hof, ras vergeeten , dat het dc rust» veiligheid , en het leeven der ingezeetenen aan geene etiquettes mogt opofferen, daar 'er gevaar in het uüftellen was (s), antwoorde zeer koel, „ dat het op de gronden, in den brief der regeering ver,, vat, den heer Hoving, als ondertusfchen aange„ ftelden rigter , tot den eed niet had kunnen toelay, ten." Dog de regeering van Groningen deed ras aan het hof gevoelen, hoe veele reedenen zy gehad had , om niet naar den uitfiag eener tweede commisfie van het hof te Appingadam te wagten, daar zy rond uit aan hetzelve op i feptember fchreef, ,, dat op de informatien, die in maart bevoorens, zo door het hof, als door het geregt', ingewonnen waren , niets gevolgd was, en dat „ zy , als eigenaar der jurisdictie, op wier be„ fcherming de ingezeetenen regt hadden om te » ver- (j) Hoe hoog de nood geklommen, en hoe veel gevaar 'er in het uitftellen was, bleek onder anderen uit het fchryven der regeering aan het hof, „ dat, buiten het plun„ deren van huizen, en goederen, veele ingezeetenen; 3, hunne huizen, en have verlaten, en hun leeven ter naauwer nood gered hadden, en dat daar onder zelfs ,, zig aan haare gecommitteerden vertoond had een per„ foon, door een fchot in het hoofd gekwetst,, en nog „ een ander, die door de vlugt ontkoomen was, fchoon viir fnaphaanfchooten op hem gelost waren, waar van 3, een kogel ter zyde van hem tegen den muur geraakte, toen hy dien beklom."  HUISBOEK. S den rigter verantwoordelyk was , niet onkun9, dig mogt blyven, wat aldaar was gebeurd, wel„ ke orders door den rigter gefteld, en op welke „ wyze de juftitie gehandhaafd was; waar toe zy te meer reedenen had, om dat haare rigter, ge9, duurende die wanorders, in Groningen bleef, en 9, de goede ingezeetenen te Appingadam aan hun noodlot fcheen over te geeven, in plaats van „ het kwaad in zyne jurisdictie te beletten." Ook fneed zy aan het hof alle verdere voorwendzels van weigering, om den, inmiddels aangeftelden, rigter Hoving in eed te neemen, af, door tenzelfden dage, op een rapport van het ftads defenfieweezen, de acte van aanftelling van den rigter Wieringa in te trekken, in deszelfs plaats daar toe te benoemen den heer Hoving, en het bof daar van kennis te geeven (t). Roe onwaarfchynlyk het ook was, dat eene zo oneedelmoedige vitterv oorzaak konde zyn van de weigering des hofs omtrent de beëediging van den heer Hoving, daar 'er tog nu geene etiquettes te pas kwamen; werd dit echter fpoedig foeveftigd zo te zyn, vermids het hof, daadelyk na het ontfangen deezer laatfte befchikking van de öadsregeering, dien heer in den eed nam, dog eeven- (<) Dit rapport hield onder anderen in, „ dat hy de „ inftruktie voor alle grietmannen, rigters, en landri'ters „ van o. april 1732., door de Stad gemaakt, bepaald was, dat derzelver bediening zoude ftaan tot herroeping van den „ raad, ook binnenstad';, en sine ullo strepitu judicii, «1» eenen perjoon daar meede te votrzien; en dat dus, het meerdere aan de Stad toekoomende, ook de opfchorting, „ als minder zynde, zonder eenige reeden van dezelve ,, te geeven, niet geweigerd konde worden: waarom de ,, commisfie in bedenking gaf, of het in deeze omftandig„ heden niet verkieslyker was, dat de Stad van dat regt „ gebruik maakte, dan dat ze verder onderheevig was aan „ aanmerkingen, die door het hof over de opfchorting, „ en derzelver gevolgen zouden mogen gemaakt worden." Z3  3f52 VADERLANDSCH eevenwel zo, dat 'er al weder eene trek van onwilligheid onder liep. Immers het hof fchreef aan de regeering op 17. feptember, ,, dat het den heer Wieringa over haar verzoek door gecommit„ teerden had doen verftaan; dat hy verklaard had, by zyne aanftelling geene inftruktie ontfangen» „ nog ooit geweeten te hebben, dat 'er eene was, 3, dog niettemin zeer geneegen was, om zig aan 3, dit befluit der regeering te onderwerpen ; en dat het hof op zynen vrywilligen afftand den heer ,, Hoving in eed genoomen had." Elk, die zig te binnen brengt, dat deeze onderhandelingen, op 11. feptember begonnen, en op 17. dcrzelfder maand geëindigd, juist invielen in het tydftip der noodlottige ftaatsrevolutie, zal ligt begrypen, waarom de heer Wieringa zig zo gereedelyk onderwierp aan het raadsbefluit der ftad Groningen, en het hof eeven gereedelyk voldeed aan het verzoek der regeering; daar de eene, cn de andere ligtelyk voorzien konde, boe ras de regeering van Groningen na die gebeurenis alle haare daaden zoude moeten intrekken, en dus het hof over haar eene volkoomen zeegenpraal behaaien zoude. Althans op 18. feptember keerde de ftadscommisfie van A\ fingadam reeds te rug met het genootfchap, latende ilechts op verzoek dier ftad twee ftukken kanon, en 15. mannen, daar toe benrodigd, agter, die op 24. feptember ook ingetrokken werden; terwyl de regeering van Groningen al op 21. lepte mber daar van aan het hof kennis gaf, cn haare, anderszins zo wettige, en pryswaardige , daad, min of meer, by het hof verfchoonde (u). Dog daar meede waren nog de heeren der Ommelanden, nog het hof voldaan, die feedert om ftryd faamenfpanden, om zig op de Stad, en op hun, die haar behulpzaam geweest waren in het dempen van het oproer, te wree. (u) De echte ftukken, tot dit geval behoorende, treft men aan irr de Verf, van ftukk. by J, J. 4e Claim..-37. i„'. iSo-207.  HUISBOEK. 363 wreeken. Daar wy ondertusfchen die verrigtingen van het hof onder de gebeufenisfen na de revolutie voegzaamst zuilen kunnen verhandelen, moeten wy hier van die der Ommelander heeren, fchoon ook na de revolutie, voorgevallen, fpreeken, oni dac ze zo veel gelykenis hebben met het geen vóór de revolutie van gelyken aard in andere geweften voorviel. Naauwlyks was dan de revolutie daar, welker onzeekerheid de heeren der Ommelanden nog eenigszins binnen de paaien van welvoeglykheid fcheen gehouden te hebben-, of zy namen terftond op 16. feptember drie befluiten , die hunne veete aan den dag leidden. By het eerfte van 26. feptember 1787. verklaarden zy, ,, dat, vermids de heeren J3 van de Stad hun feedert eenen geruimen tvd zo j, veele bewyzen gegeeven hadden, dat zy zig niet j, dagten te houden aan de plegtige verbintenis^ fen, die zo lang tusfchen de Stad, en hun hadJ:) den ftand gegreepen, en zig niet ontzien had3} den , van , door het fchenden van hun grondgebied, jj hun met gewaapende manfchappen, en oorlogsjj tuig vyandig aan te vallen; en daar door de band jj van vereeniging tusfchen de beide leeden van jj Staat feitelyk verbrooken was; zy hun kennis jj gaven, dat, zo lang zv niet op vaste, en billyke j, gronden hereenigd waren, met haar geene ftaatsjj befluiten neemen , of eenige generaliteits -, of .,j provinciaale commisfien houden konden; dac die jj hereeniging nimmer zoude kunnen gefchieden, j, voor dat aan hun, en hunne goede ingezeetejj nen weegens het gepleegd geweld genoegzaaj, me, en coereikende fatisfa&ie gegeeven zoude jj zyn; en dat zy, van toen af, al het geen uit kragt j, van die commisfien mogt worden verrigt, houjj den zouden, als zo veele nieuwe attentaaten van j, geweid tegen de hoogheid, Souverainiteit, en ^ onafhangelykheid der Ommelanden, met uitzonjj dering nogthans van de gedeputeerde ftaaten , j, en provintiaale reekenkamer," By het tweede befluit van dienzelfden dag verklaarden zy, „ dat z 4 „ zy  364 V AD ERLAND3CH „ zy om diezelfde reedenen," (met by voeging echter, „ dat de Stad hurine goede ingezeetenen J} uit hunne bezittingen verdrceven, en op eene ^ wreede wyze, ja erger, dan men van eenen buij, tenlandfchen vyandzoude te wagten hebben, misj, handeld had" (v),) „ aan'alle de ingezeetenen j3 der Ommelanden veroorloofden , om vryelyk te j, handelen, zonder verpligt te zyn, om eenige goederen, ofwaaren, in de Ommelanden vallenj3 de, of zynde, vooraf binnen Groningen ter ftaajj pel te brengen; dat, hun desweege eenige moej, jelykheid aangedaan, of weegens overtreeding j, van het ftaapelregt gedagvaard wordende , zy jj niet zouden hebben te compareeren,raaar van dat j, actentaat tegen de hoogheid, en Souverainiteic jj der Ommelanden terftond aan hunnen prefident j, kennis te geeven , en by nalatigheid daar van zig j, zeiven de nadeelige gevolgen te wyten hebben." En by het derde, al meede van dienzelfden dag, verklaarden zy, „ met intrekking der plakaaten van jj 31. december 1784., en 24. januari 1785., zo jj verre zy de Ommelanden betroffen, tot voörkoojj ming van alle onheilen, en desorders, de gejj waapende genootfehappen te vernietigen, en tefj, fens te voldoen aan de vuurige begeerte der injj gezeetenen, om, door het draagen van oranjej, linten, en andere verfierfelen van die kouleur, j, hunne opregte liefde, en geneegenheid voor Z. j, H., en deszelfs huis, openlyk aan den dag te jj leggen, en hunne vreugde te kennen te geeven jj over het blyde vooruitzigt , dat hv, van alle ^ verongelykingen , en wederwaardigheden bejj vryd , binnen korten tyd overal in alle zyne j, erfelyke regten, en waardigheden volkoomen ~ herfteld zoude zyn" (w). Op dienzelfden zin liepen (v) In hoe verre dit onwaaragtig was, hebben wy zo eeven breeder opgegceven. (w) Verf. van Jlukk. by J. A. de Chalm. 6. deel, bl. 9356., en 37. deel, bl. 283. en volg.  HUISBOEK. 365 liepen de brieven uit, die zy daar over op 14. feptember, zo aan H. H. Mog., als aan den ftadh., fchreeven. Zy verzogten aan H. H. Mog., ,, dat _,, zy door fpoedige, prompte, en toereikende bejj fluiten daadelyk zodanige voorziening wilden jj doen, en middelen daarftellen , waar door zy gej, noegzaame fatisfadlie bekoomen, en tegen foortjj gelyke geweldige onderneemingen by vervolg j, beveiligd worden mogten." In dien aan den ftadh. Voegden zy 'er by, dat zy hem ten ernj, ftigften verzogten, om, zo door het onderfteu- nen van hun verzoek by H. H. Mog., als anj, derszins, alle mogelyke middelen in het werk j, te ftellen , waar door zy voor verdere onderj, drukking, en overheerfching beveiligd wierden, jj en ten volle het effect genieten mogten van jj eene conftitutie, op bezwooren traktaaten, wetjj ten, en reglementen gegrond" (x). Wat deeze woorden eigenlyk beteekenden, bleek eerst, toen H. H. Mog., die nu hunne verpligting taamelyk in agt namen , op 22. feptember begreepen , ,, hun jj oordeel over de gedaane klagten der heeren van jj de Ommelanden te moeten opfchorten, tot dat jj zy geleegenheid gehad hadden, om de informajj tien, en het belang van den raad van Groningen jj daar omtrent te zien;" terwyl zy dien raad aanmaanden , „ om zig tog te onthouden van liet geen aanleiding zoude kunnen geeven tot verdere ver,, deeldheden, en veel eer bedagt te zyn, om nog „ zelfs by tyds de verfchillen in der minne te ver- effenen." Want de heeren der Ommelanden betuigden op 26. feptember aan H. H. Mog. „ ver- wagt te hebben, dat 11. H. Mog., terftond, en zonder eenig verwyl," (en dus op hun enkel te kennen geeven, zonder de Stad, als meedelid van Staat, te hooren,) ,, hun een genoegzaam aantal „ troupen, ter beveiliging van hun, en hunne in- „ ge- (x) Verf. van ftukk. ly f. A. de Chalm. 6. deel, 11. 79— *4,, en 37. deel, hl. 278. en volg. Z 5  366 VADERLANDSCH s, gezeetenen, zouden hebben doen geworden: dat ,, dit .het natuurlyk raiddel was, het geen zy zig ,,in de eerfte plaats moeften voorftellen, het voornaam oogmerk, door hun bedoeld, en het al3, lernoodzaakelykfte van weege het dringend ge„ vaar, en het omzwerven met gewaapende man„ fchappen op hun grondgebied, die aldaar, onder het oog, ja op order van der ftads cotnmisS) fie, veel ergere kwellingen, en geweldenaaryen hadden aangeregt, dan eene buitenlandfche vyand zig onderwinden zoude : maar dat zy befp'eur5, den, dat H. H. Mog. hun alleen hu'p zogten te betoonen met aanfehryvingen, vermaaningen, en 3, vertoogen aan den raad der Stad, wiens denk„ wyze deezer dagen genoeg bekend geworden 3, was, en die zo veele bewyzen gegeeven had, „ dat het regt van convenientie de voornaamfte rigt., fnoer zyner handelingen was" (yj. Op 8-. april 1788. ontzagen zy zig zelfs niet, om 'er roem op te draagen, ,, dac, daar hunne adviezen ter Staatsvergadering telkens tegen die van de heeren der Stad reegelregt waren overgefteld, 'er by Stad en 3, Lande geene befluiten hadden kunnen genoomen 3, worden, waar cloorde ondermyners, en belaagers ,; der geveftigde conftitutie eenige onderfteuning 5, ontflngen, en waar uit H. H. Mog. het voordeel „ getrokken hadden , dat de balans niet naar de verkeerde zyde overgeflagen , en het gezag over de armée van den Staat zodanig bewaard gebleeven ,, was, dat ze tot het behoud van het gefolterd 3, vaderland werkzaam konde blyven" (z). Dus toon- (j') Verft van ftukk. by J. A. ie Chalm. 6- deel, bl. 86— 91. (z) Verf, van ftukk. by J. A. de Chalm. 6. deel, bl. ufj— 3-35. Men word door verbaazing weggerukt, wanneer rm;n de trotschbeid, cn den ingevreeten haat der Ommelan» der heeren tegen de fcad Groningen, in deezen brief, allerwëege óp de belagchelyklle wyze ziet doordraaien, hunne Souverainiteit der Ommelanden voorftellen als eene zaak, waar  HUISBOEK. 367 toonden de heeren der Ommelanden, thans hec masker afwerpende, openlyk, dat zy zig, geduurende de ftaatsgefchillen in andere geweften, gaarne gevoegd zouden hebben by die der overheerfchende geweften, ten einde op hunne beurt ook te vuur, en te zwaard door den militairen arm tegen de braave ingezeetenen , de waapengenootfchappen , cn hun eigen meedeftaacslid te kunnen woeden; en dat het hun zelfs verdrooc, dac H. H. Mog. vooraf eenige zagte weegen volgens den aard der Unie haddeu willen beproeven, eer zy , op het voorbeeld eener graavin van Nas/au, met geweld van waapenen eene fatisfa&ie kreegen, die hunne eige trotschheid ftreelde, maar toe bederf der braaffte ingezeetenen moest uitloopen ; met één woord, dac zy, die meede behooren wilden onder de zogenaamde handhaavers der rusc, en goede order, aan hunne zugt coc onluften, wanorders, en regeeringloosheid, die zy voor de omkeering niec hadden kunnen voldoen, na dezelve ruimi'chobts den' teugel vieren wilden. Daar het voor het overige te zeer verwyderd is van ons voornaam oogmerk, om een verflag te geeven van die verwarringen, en verdrietige onderhandelingen, waar toe hec gedrag der Ommelander ftaatsleeden geduurende verfcheide maanden aanleiding gegeeven heeft, zullen wy ons daar over niet inlaten, maar verwyzen den leezer tot de echte ftukken , daar van -voorhanden (a). waar aan het welzyn der geheele Unie hing, en de werkzaamheid der militie tot behoud van het vaderland aanpryzen, tegen welke zy, op het voorbeeld, en in den geest van Holland, en Overysfel, rtaarswyze eene commisfie van defenfie hadden helpen benoemen. (a) Verf. van Jlukk. by J. A. de Chalm. 6, deel, bl. 97— J73- Aldus  368 VADERLANDSCH A Idus hebben wy eindelvk den taak ten einde gebragt , welken wy ons" hadden voorgefchreeven, nopens de behandeling der politieke, en gereg. telyke middelen, die de ftadh. met zyne kabaal tegen de bedoelde ftaatshervormingen heeft in het werk gefteld. Wanneer wy alle deeze gedraagingen van den ftadh. , byzonder in de laatfte maanden voor de omkeering gehouden, zonder nog van die omkeering zelve, en haare gevolgen te ipreeJcen, bedaard naardenken, moet men dan niet verbaasd ftaan, eenen tegenwoordigen regent,den heer Meerman (b), die nog wel voor eenen man van deugd, en oordeel zoude willen doorgaan, te hooren zeggen ? ,, Onder de veelerleie gronden, „ die my van het nut der ftadhouderlyke regeering overtuigen, is geene der zwakfte, dat ik s, haar als het fterkfte behoedmiddel befchouw tegen ariftokraatifche dwingelandy, tegen erfelyj, ke familieregeeringen , en tegen het invoeren s, van zo veele , van eikanderen onafhangelyke, ,> Republieken, als 'er Hemmende fteeden, ofaana, zienlyke lighaamen in onze Republiek zyn. Men behoefd den ftaat van ons Gemeenebest voor de verheffing van Willem IV. flechts, of uit echte sj ftukken van dien tyd, of uit de vernaaien van si bejaarde lieden, te hebben opgemaakt, om zig 3, fpoedig te overtuigen, dat, behalven het diep ,j verval in zo veele takken des openbaaren beftiers, de burgerlyke vryheid van de ingezeetenen , 3i in de groote fteeden vooral, op vry wat losfere 33 fchroeven draaide, althans dat 'er vry wat meer 33 verongelykingen gefchiedden, dan tegenwoordig. 33 Hoe zeer de ftadh. het lighaam der Staaten boo3 3 ven zig erkend, moet elk regent eevenwel in 3, zynen perfoon een eminent hoofd der Republiek (F) De burgerlyke vryheid in haare heilzaame, de volksvry. heid in haare jchaadelyke gevolgen voorgejleld, bl. 23—26. 33 eer-  HUISBOEK. eerbiedigen , en dus eenen , ver booven hera ,, zeiven verheeven, amptenaar." Het moge dau in veele opzigien waar zyn , „ dat ieder lid van Staac toen i'chier geene anderen , dan zyns ge„ lyken, m bet land zag, en zig veiliger onbüj, lykhed'en veroorlooven konde, die hy wist, dat „ zo ligt niet gewraakc zouden worden." Het moge waar zyn, ,, dat de vroedfehappen met kabaa- len vervuld waren, dat de eene, of andere re- gene zig den invloed, dien hy had weeten te verkrygen, ten nutte maakte, om eene party te ,, formeeren, en, desnoods door eenen R.P. ondero, iïeund, zyne meederegenten daar meede van al- le gezag, en ampten te berooven." Het moge waar zyn, „ dat op de klagten over veelvuldige „ onregtvaardigbeden de burgerlyke, en criminee- le regtspleegiffg wel eens boog, en, zo men ze „ al in den fchoot des Souverains durfde leggen, ,, weinig agt geflagen wierd." Het moge waar zyn, „ dat in het oog deezer kleine tyrannen de burger „ niets was, en zig laager voor hen nederbuigera 33 moest, zo hy 'er eenig voordeel van begeerde» „ hen kruipender , en met meer aanhoudendheid 3, vieren moest, dan fchier ooit een hof het zoude j, afvergen : dac de patriejfche geflagcen uit de „ hoogte op de andere nederzagen, hun, zoveel ,» mogelyk, van de regeering, en alle voorregten 3» uitflooten, hunnen hoogmoed op hunne kinderen 33 voortplanteden, alleen zig zeiven zogcen te ver3, ryken, en vergrooten, de hunnen in alle fTaats35 departementen, de hunnen in het leeger te verj, deelen." Het moge eindelyk waar zyn, dat ,5 de regeeringsform deezer geweften met rasfe 35 fchreeden zig, onder den voortduurenden naam van republiek, ging fchoeien op de veroor3, deelde regeeringsformen van Bern, Venetië, en „ Neurenberg." Maar is het niet eeven waaragtig, dat alle deeze ondeugden niet minder onder eene andere gedaante plaats hadden onder het ftadhouderlyk bellier, en dat de inmenging eener alfeenfceerfehiHg dezelven nog veel onherftelbaarer, ent doode-  370 VADERLANDSCH doodelyker maakte ? Is het dan niet ongelooflyk, zo men het niet met eige oogen leezen konde, dac iemand thans, na dat wy alle de blyken van ftadhouderlyke overmagt gezien, en beleefd hebben, •nog fchryven durfd? „ dat de vernieuwing van hec ,, ftadhouderfchap aan zulke groove misbruiken paa,, len gezet heeft, en men nu ziet, hoe deeze „ waardigheid uit haaren aard gefchikt is, om de „ burgerlyke vryheid gerust te ftellen tegen de ,, flagen, met welken eene onbepaalde ariftokratie ,, haar bedreigde: dat de regenten, niet meer die „ halve goden van voorheen, nu geen ander fteun„ zei van hun gezag, en grootheid, dan het be,, tragten van hunnen pligt, en de liefde hunner ,, meedeburgeren, hebben." En is dit niet vooral onwaaragtig, daar hy 'er durfd byvoegen? „ dac ,, de herdenking van voorige gcbeurenisfen, hun„ ne eed, en de guarantie der conftitutie, hun alle middelen beneemen , om door eene nieuwe „ pooging het ftadhouderfchap, dat hun binnen de „ paaien der regtvaardigheid houd, nog eens van ,, zig af te kunnen fchudden, daar zy, indien zy „ het durfden onderneemen, hun geheel beflaan „ in de waagfchaal zetten zouden; en dat, zo de ., tegenwoordige verdeeling van magt tusfchen den vSouverain, en den ftadh. met het belang van bei„ de-partyen ftrookt, 'er ook, ten voordeele der „ eene, of andere, van de zyde van het volk voor ,, niets te vreezen js." Behoeven wy voor onze braave leezcrs wel nieuwe bewyzen aan te voeren , om deeze laffe vleiery te loogenflraffen, en wat zoude diezelfde man, die thans deeze taal openlyk durfd fchryven, wel weeten in te brengen, wanneer men hem herinnerde, dat hy zelfs, kort na den Engelfchen oorlog, volmondig erkend had, dat het ftadhouderlyk beftier, het welkhy thans zo heemelhoog opvyzeld, door kwaade raadslieden fchaadelyk was ? Verdiend een man van zulk een kruipend, ,en dubbel hart wel eenige andere wederlegging, 'als zyne eige woorden, als de diepfte veragcing van zyne tydgenooten, en de nakooinelingfcbap ? Geen  HUISBOEK. 371 Geen dugtiger bewys ondertusfchen tegen deeze laffe taal, geen kragtiger becoog, dat de ftadh., en zyne huisvrouwe, dan eens door Iandberoerende verwoeftingen, dan eens door middelen, gefchoeid op den leest van geregtelyke , of politieke vervolgingen, hunne inzigcen bevorderd hebben, kan 'eraangevoerd worden, dan het geen wv nog over derzelver afkeer vau billyke fchikkingen te zeggen hebben, ten blyke, dat zy het geheel Land liever tot eenen puinhoop zouden hebben willen maaken, dan immer het oor leenen aan betaamelyke voorftagen tot bemiddeling, waar in beide de partyen zouden hebben behooren te beruften. Het zal aan fommigen misfehien overtollig voorkoomen, dat wy ons daar meede nog willen beezig houden , en wy erkennen ook gaarne , dac zelfs dan, wanneer des ftadhouders tegenpartyen aan geene onderhandelingen, hoe genaamd, het oor hadden willen leenen, het nog etven misdaadig bleef, om door zulke boosheden ontwerpen door te willen zeccen, van welker ongeoorloofdheid zy zelfs overtuigd moeftea zyn. Dan, daar die misdaad, hoe groot in hec afgetrokken, nog verzwaard word door het nutteloos maaken van alle wecgen tot onderhandeling; daar dit veriedelen der onderhandelingen op zig zelrs eene nieuwe misdaad is,.om dat het de rampzaal igheden van eenen burgerkryg deed voortduuren; en daar die onderhandelingen door den ftadh., en zyne vrouw telkens werden afgeweezen op eene wyze, die deels hunne halftarrigheid, deels hunne trotschheid , deels de opzettelvke verneedering, weike zy de Republiek, en inzonderheid de Staaten van Holland , hebben willen doen ondergaan , deels ook de fraaie betuigingen des ftadhouders , als loutere bedriegeryen, in een helder daglicht fteld; mogen wy , zonder aan de kragE van ons betoog te kort te doen , die ftofte niet met ftilzwygen voorbygaan. Wy reekenen ons te meer daar toe gehouden, om zulken den mond te fluiten, die van meer dan eenen kant, en uit verfchillende inzigten, hebben voorgewend, dat het Hechts a3n de vader-  372 VADERLANDSCH derlandschgezinde party gedaan heeft, om op aanneemelyke voorwaarden de gereezen gefchillen ter ■neder te leggen, en die daarom onregtvaardig genoeg zyn, om de grootfte fchuld der opgevolgde rampen aan die party te durven geeven» Eerst zullen wy verflag doen van het geen over die onderhandelingen in de onderfcheiden geweften, alwaar ze begonnen zyn, tusfchen de Staaten, of flaatsleeden ter eene, cn den ftadh. ter andere zyde voorgevallen is. Dit zal ons van zelfs leiden tot de bekende onderhandelingen, op last der hoven van Verfailles, en Berlyn ondernoomen door de heeren de Raineval, en van G'órtz. En wy zullen eindelyk melden, welke poogingen 'er nog feedert dien ty'd, zelfs tot op het uiterfte tydftip vóór de revolutie van feptember 1787., te vergeefs daar toe gedaan zyn. Uit welken faamenloop van voorvallen wy dit ook zullen mogen opmaaken , dat, indien 'er al onder hun, die zig aan de zyde der weidenkenden hielden, gevonden zyn, die het gros der natie van alle onderhandelingen afkeeriggemaakt hebben, door dezelve met de naamen van modereering, en moddering te beftempelen, waar van wy elders melding maakten, eevenwel de voornaamfte regenten, met welken de fchranderfte, en reedelykfte burgers hartelyk inftemden, ter goeder tronw door middel van onderhandelingen, en fchikkingen een einde hebben zoeken te maaken aan de, anderszins altyd onbeflischbaare , ftaatsverfchillen , indien maar de ftadh., en zyne vrouwe daar aan welmeenend het oor hadden willen leenen. Wy gaan met ftilzwygen voorby, om dat de ftadh. daar in niet onmiddelyk betrokken was, de onderhandelingen, die reeds in het najaar van 1785. begonnen waren tusfchen de leeden der drie ftaaten , en de burgers van het Sticht, waar toe de bekende vergadering vanjregenten, die* nu en dan, te Amfteldam byeen kwam, door eenige haarer afgezondenen werk gemaakt had, en waar van de voornaamfte byzonderheden , fchoon niet allen met de vereischte naauw'.:eungheid, gemeld worden in het werkje van den heer  HUISBOEK. s?3 heer J. MandriUm (b)> Wy vergunnen 'er ons eevenwel in het voorbygaandeeze aanme king op, dac men daar uit duidelyk opmaaken kan , hoe fommige dier ftaatsleeden van het Sticht, fchoon zy toen ter tyd het oog niet geheel op eene faamenfpanning met den ftadh. mogten geworpen hebben , wei. nig gezind geweest zyn tot eene reedelyke onderhandeling met hunne weldenkende meedeleeden, en de burgery. Maar erger nog was het in Gelderland gefteld. Wy zagen te vooren , hoe fmaadelyk de meerderheid der ftaatsleeden van dat gewest niet alleen verwierp alle bemiddeling tusfchen haar, haare meedeleeden, en meedeburgers, maar hoe ernftig zy de ftaatsleeden van Amersfoort daar", van ook zogt af te maanen (c). En niemand twyfteld 'er aan, wat ook de ftadh., en zyne vrouw daat omtrent voorgaven by de onderhandelingen tusfchen de heeren Raineval, en vanGörtz, of zy alléén waren de geweldige aandryvers van deeze afkeerigheid der Gelderfche ftaatsleeden , al was het om geene andere reeden, dan om dat zy 'er overal elders zig zo fterk tegen verzet hebben. Dit bleek ten duidclykften in de provintie van Vitrecht , waar de onderhandelingen over den invloed van denftadh.op de Stühtfche regeering, tusfchen de drie ftaatsleeden, en commisfarisfen van den ftadh. op 7. auguftus 1786. aangevangen, geheel vrugteloos afliepen. Want de laatstgem. wilden voiftrekt niec afgaan van een , op zig zelfs reeds zo onreedelyk, voorftel , om het oud regeeringsreglement, door dwang, en geweld opgedrongen, toteenen grondflag der onderhandelingen te leggen, daar immers de ftad Utrecht toen geen gebruik maakte van een voorftel, het welk althans minder onreedelyk geweest zoude zyn , om het nieuw fteedelyk reglement tot grondflag aan te neemen , om dat het door de (b~) Memtirien om te dienen tot de hifi. der revol, in de vereent BEderl. in 1787. (c) IV. Deel, bl. I!3-1 IJ. IV. DEEL, Aa  374 VADERLANDSCH de waare volksftem was ingevoerd. Het is wei waar , dat de burgery van Utrecht aan de voorftemmende leeden omtrent dienzelfden tyd liet aanzeggen, „ dat zy zig zorgvuldig zouden hebben te onthouden, om te raadpleegen, of te befluiten „ over de magiftraatsbeftelling der ftad zo als de„ zelve, byhetgearrefteerd, en gepubliceerd regle3, ment, door de burgery uit kragt van vroedfchaps3, befluit van 20. maart 1786. met eede beveftigd, „ en ingevoerd was, als meede over her onder„ fteunen der raaden, die op 2. auguftus bevoorens 3, geremoveerd waren; met verklaaring, dat het„ zelve by de burgery zoude gehouden worden ,, voor eenen flap, aanloopende tegen, en te bui3, ten gaande de inftelling van hun lid, en onder „ pretest van alle gevolgen aan zig zeiven te zul„ len te verwyten hebben, waar toe de tegenftry3, dige handelingen der voorn, heeren de burgery ,, brengen zouden" (d). Het is ook waar, dat de twee voorftemmende leeden, misbruik maakende van deeze aanzegging , daadelyk daarna by die onderhandelingen te kennen gaven, „ dat de conferen3, tien op dien tyd niet langer zouden kunnen wor,, den voortgezet." Maar het is niet minder zeeker, dat des ftadhouders onwil tot eenige billy. ke fchikking, die door zynen onaanneemelykeT* voorflag by den aanvang der onderhandeling reeds genoeg gebleeken was, zyne eommisfarisfen hier uit eene gezogte aanleiding deed neemen, om ophet verklaarde der voorftemmende leeden terftond te kennen te geeven, „ dat zywel lyden mogten, 3, dac de aangevangen befoignes provifioneel wier- den in ftaat gehouden" (e). Hadden immers de voor- (d) Verf. vanflum, ly J. A de Chalm. 31. deel, bi. 175 183. Deeze aanzegging gefchiedde na de daadeiyke invoering van het fteedelyk reglement der ftad Utrecht op 2. auguftus bevoorens, het geen beweezen was de • voorftemmende leeden niet aan te gaan. (0 Men zie een breed berigt van al het voorgevallene ia-  HUISBOEK. s?S Voorftemmende leeden, en de ftadh., die het toen al volkoomen eens waren , en zulks, na het houderi van den bloedraad op hec Loo , nog in diezelfde maand te Amersfo»rt{ïon, gi-qrAdilié, is. %fö dj£ wuftMcje 4?ï yereenigde ge• e ^ „ wellen,  HUISBOEK. „ weden. Het is derhalven (naar myn oordeel) ,, noodzaakelyk , om de reglementen te hervor,, men. Zonder twyffel moet de ftadh. eenen groo9, ten afkeer daar van hebben, en hy kan zeggen, 9, dat hy een verkreegen regt daar op heeft, en a, geene beweegreeden ziet, om hetzelve af te ,, ftaan. Deeze beweegreeden meen ik eevenwel s, in zyn eigen hart te vinden. Hy is een uollan3, der; hy moet zyn vaderland beminnen ; het eenig ,, middel om het te beminnen is meede te. werken tot ,, deszelfs rust, en opofferingen te willen doen, om die 5> te verzeekeren. In de onderftelling, dat de prins dit ontwerp zal goedkemen, denk ik, dat het 3, dienftig zoude weezen, dat hy eenen brief af->, vaardigde aan de Staaten van Gelderland in. zyne betrekking van ftadh., en hun ,, ,, hetleetweè,, zen te kennen gaf, het geen hem de beroer3, ,, ten veroorzaakten , die de provintie ontrus*, ,, ten, en den wensen, welken hy vormde, om ,, die fpoedig te doen ophouden: dat hy met „ „ dat inzigt, en om daar toe meede te werken, ,, ,, de Staaten uitnoodigde, en zelfs aanfpoorde, ,, niet alleen om de troupen uit Hattem, en El,, ,, burg te rug te trekken, maar ook naar haare ,, ,, refpeélive guarnizoenen weder te zenden die, ,, „ welken het laatst in Gelderland ontbonden zyn: „ dat, de provintie dus aan zig zelfs wederges, ,, geeven zynde, de Staaten vry, en vreedzaam ,, „ zouden kunnen raadpleegen over de midde„ len, om dezelve by eene conftitutioneele, en ,, ,, duurzaame rust te herftellen: dat het eerfte ,, onderwerp, op hetwelk zy hunnen aandagezou. ,, den moeten veftigen , het reglement was: dat, s, js niettegenftaande het wettig "regt, het welk dit ,s ,5 reglement hem gaf, het hem genoeg was, dat ,, hetzelve kon aangemerkt worden als belemme,, ,, rend voor de vryheid, welke de grondflag is ,, 53 van de conftitutie, en den welvaard der Unie, ,, ,, om hem niet te doen aarzelen, om 'er van af „ te ftaan: dat hy, in gevolge daarvan, de Staaij i} ten uitnoodigde, om het reglement te overzien, Aa 4 jj » en  5So VADERLANDSCH ,, „ en zodanige verarderingen daar in te maaken, als „ ,~, zy noodig, of dienftig zouden oordeelen"" (l), ,, Soörtgelyke brieven behoorden 'er gefchreeven „ te worden aan de andere geweften, welken dier- gelyke reglementen hebben. Als deeze vader„ landslievende afftand gedaan , en de Staaten van Gelderland, en Utrecht een befluit, overeen$, komftig daar aan , genoomen , en de troupen ,, weggezonden zouden hebben; zoude de provin3, tie van Holland van haare zyde geene reeden meer hebben, om haar kordon niet te doen weg„ trekken, en om de fufpenfie niet te herroepen, „ waar na zy op eene naauwkeurige, en billyke wyze de amptsverrigtingen bepaalen zoude , die s, volgens de conftitutie verknogt zyn aan den post „ van kapitein generaal. Op deeze wyze zoude de rust herleeven in den Staat, het vertrouwen, en ,> de eensgezindheid zouden de plaats vervangen 3, van wantrouwen, verdenkingen, en vrees, en ,j de prins zoude ten voordeele van zyn vaderland ,> genot kunnen hebben van alle de hooge wnardigs> heden, waar meede hy bekleed is. Ik kan niet 35 gelooven, dat hy zig onttrekken zal aan de drins5 gende aanfpooringen , die gy in het werk zult 35 ftellen , om hem dit ontwerp te doen aanneemen. jj Want ik kan my niet verbeelden, dat hy liever 33 verkiezen zal, om de verwarringen, welken den Staat 35 beroeren, te*verlengen, en te vermeerderen, dan om,, ,s ah een goed burger, de ligte opofferingen te doen, » welken hy doen kan. 'Er is meerdere grootheid in zig ,5 naar de omftandigheden te ftchikken , dan in ze le sj trotfeeren, ln het eerfte geval red men zyne eer, en }> zorgd voor zyne belangen: in het Uveede loopt men ,3 gevaar, van de eene met de andere te verliezen. Gy ss hebt my gevraagd, waar in de conftitutioneele jj verrigtingen van den kapitein generaal van Hol- „ land f/) Men ziet uit deezen voorffas; , dat de heer Raineval riet onduifier, fchoon met de uiterfte hefchcidenheid, de flappen der Staaten van Holiand, en minderheid van Gelder- iwli owneru den ftadh., en hunne ejfchen Wh/kte*  HUISBOEK. S0r ,, land beftondcn? Ik weet uw niet beter te ant,, woorden, dan mee uw de commisfie te zenden ,, van 27. february 1766". Zy behelsd de wet, en 3, de profceten, en gy zult daar door, denk ik, 3> voor beweezen houden, dat de kapitein generaal si onderworpen is aan het goeddunken van den Sou3, verain, en dat hy voiftrekt niets kan doen, of 3, beveelen, dan by advies van G. R. Als mén deeze waarheid niet wil uit het oog verdezen, sj zal men zig te Nymegen overreed houden, hoe j» de meei'te der eifchen, die men vormd, onge3» grond zyn. Deeze aanmerking leid my tot de drie onderwerpen, over welken gy my gefproo3> ken hebt, 1 . het byzonder kommando van het 3» guarnizoen in 'sHage, 1". de benoeming tot mij> litaire ampten , en 3,. het geeven van het wagt- woord. Het byzonder commando behoord niet v tot den post van eenen kapitein generaal , maar 35 tot dien van eenen byzonderen commandant. De 35 kapitein generaal heeft 'er eevenwel op tweeër33 leie wyzen deel aan, i". als eerfte lid van G. 33 R,, aa'n welken al het politiek beftier behoord, 3) 1'. als het algemeen commando hebbende over 35 het leeger, het welk hem wettigd tot het op35 zigt, de kryg'stugt, het huishoudelyk beftier, 3> de waapenoeffening , en de mónftering van het 35 krygsvolk. Verliest niet uit het oog, dat 'er 33 geene troupen in den Haag zyn, dan voor de al,5 gemeene veiligheid, en in het byzonder voor die 3) der Staaten. Gy zult toeftemmen , dat alles , 35 wat tot die veiligheid betrekkelyk is, den Sou35 verain raakt, en dat de troupen", aan welken zy 35 toevertrouwd is, geheel van hem moeten afhan33 gen. Dit is nergens op eenen anderen voet. De 39 benoeming tot krygsampren is aan den ftadh. opj) gedraagen door een byzonder ftaatsbeiluit vau jj maart 1766., en de Staaten zyn eeven zo zeer meefter om dat te herroepen, als zy meefter ge,, v/eest zyn om het te geeven. 'Er kan op dit ,3 ftuk geen verfchil van denkbeelden zyn: ik zeg }, meer; hel is ecH monfter in een goed beftier, om Aa j 3, aan  3S2 VADERLANDSCH „ aan het opperhoofd der armée de vrye benoeming te ,, geeven van offigieren; en deeze Helling bewyst zig „ van zelfs. De eenige gunst, die zoude kunnen 3, toegeftaan worden, is eene, of andere vejdee9, ling daar omtrent, en die verdeeling zal niet ge,, weigerd worden. Wat het geeven van het wagtfl, woord betreft, dit is geene militaire zaak, maar ,, enkel een onderwerp van politie, en behoord in alle Landen aan den Souverain: het moet dan in 'sHage gegeeven worden door G. R. De prins 3, zal 'er in deelen, als de eerfte vertegenwoordiger van den Souverain, en hetzelve overgeeven s, aan den ftafofncier, die zig by den raad vervoea, gen zal om het te ontfangen. Ik geloof, dac 3, deeze voorftellen klaar, juist, naauwkeurig, en 3, voldoende zyn. Daar blyft my niets anders o9, ver, dan te wenfchen, dat gy ze moogt kunnen ,, vrugtbaar doen worden te Nymegen, terwyl ik ,, my met genoegen, eu iever belast, om 'er de ,, uitvoering van te bezorgen in 'sHage" (m). Op deezen brief, behelzende de gronden tot bylegging der verfchillen tusfchen deStaaten der onderscheiden geweften, en den ftadh., fchreef de heer van Görtz op li. december 178Ó, het volgend antwoord. fy Gy hebt de billykheid gehad, om met my de ,, moejelykheid te voelen der handeling, waar meede ,, ik belast ben. Het vertrouwen, het welk gy my s, hebt ingeboezemd, had begonnen myne hoop te „ doen wederkeeren, dat myne iever, en welmeenende inzigten de zwaarigheden nog zouden kunnen te booven koomen. Eevenwel fchynen my ,, dezelven nog groot; ik heb uw dit niet verbor,, gen; en ik zie niet dan te veel, dat ik my niet 5, bedroogen heb («), JSfiet, dat ik van de zyde „ van («0 Verf. van ftukk. ly J. A. dc Chalm. 40. deel, 11. 56— 68,. (n) Dit getuigenis van eenen man, die uit hoofde van den kant, waar van hy zyne zending had, zeer \cel \or.{..ouwen by den ftadh.., en zyne vrouw zal gevonden hei». ben»  HUISBOEK. 333 s, van den prins, en prinfes niet een opregt ver- langen zie, om te koomen in die weegen, wel„ ken (hekken kunnen tot herftelling der eensge,, zindheld > en rust : ik zoude veeleer voor dit j, verlangen durven inftaan. Maar hetzelve neemt alleen de zwaarigheden niet weg in de ongeluk,, kige omftandigheid eener zaak, welke men ons ,, gelast heefc iu eenen beteren ftaat te herftellen. Sacurdag morgen heb ik terftond aan de prinfes „ uwen vertrouwelyken brief voorgeleezen , die „ behelsd het geen gy hebt kunnen verkrygen , „ om den ftadh. in zyne erfelyke regten te her,, ftellen. Ik heb 'er nog alle vertoogen, aandrang, ,, bedenkingen, eh reedenen bygevoegd, welken ik beb kunnen uitdenken. Na denzedven onder,, zogt te hebben, heeft zy my verzogt gebruik te ,, mogen maaken van de viyhcid, welke gy my ge- geeve n had, om 'er aan dèn prins niet, dan een uit,, trekzel, van ,aan ce bieden, in het welk ik naauw,, keurig alle de voorwaarden gefteld heb, met.de ,, verandering alleen een opzigc van den brief, die ,, omtrent de reglementen zoude moeten gefchree,, ven worden , welke gy my ook veroorloofd „ had (0), jNog denzelfden 'dag heb ik hec aan „ den bsn, doed hun waarlyk weinig eer aan, d.iar het bewyst, dat hy buiten de zwaarigheden, die de aard der zaaken n.eedebragt, "er nog nieuwe had aangetroffen in hunne pcrfooneele charakters, welken hy waarfchynlyk voor zyne komst te Nymcge:i nicc gekend zal hebben. Men voeld w.el, dat, hetgeen hy 'er van hunne neiging tot bevreediging daadelyk op laat velgen, niets anders is, dan een cumyiiment, het welk hy, als hoveling, en bemiddelaar, hun niet ,wel onthouden konde, maar dat de bcteekenis daar van in zyne voorige, cn volgende gezegdens moet gezogt wordqn. (») Men vind dit uittrekzel in de Verf. van Jlukk..by J. 4. dc plfalm. 49. deeL bl. 69—76. Elk bemerkt hier met veibaazing, zonder d..t wy het byna behoeven te herinneiei)dat de heer van Görtz zig niet alleen over deeze hoogwigtigeftaatszaak het allereerst vervoegde aan de graavin van liasJqh, rnqar ook, dat zy hqt te faamen niet raadzaam vonden,  VADERLANDSCH „ den pr;ns overgedreven, en verberg uw niet, „ dat hy 'er moejelyke, en fterke dingen in ge. „ vonden heefc. Hy heeft my met droefheid, en ,, leevendige aandoening over zynen toeftand ge,, fprooken. Ik heb getragt alles te doen gelden, •,, zyne betrekkingen van burger, van vadèr, vau s, echtgenoot. Hy heeft my gebeeden hem tyd van •„ beraad te laten, en ik heb het hem niet kunnen weigeren. Deezen morgen heeft H. K. H. my „ gezegd, dat zy aan den koning, haaren broe- der, gefchreeven had, wiens gevoelen, en raad 3, zy vóór alles moest afwagten ; en dat zy zig „ niet, dan voor als dan , zoude kunnen uitla„ ten (/)). Ondertusfchen kan ik met waarheid »» zeggen, dac, zo ik 'er al toe koomen konde, „ om alle de zwaarigheden by den prins weg te ;, neemen, 'er eene is, welke ik voor de aller - grootfte den , het zy om des ftadhouders oordrel , het zy om yyne koppigheid, on hem het geheel ontwerp van den heer Raineval toe te vertrouwen : waarom zy beflooten , om 'er hem maar een uittrek/ei van te geeven. Welke echtgenoot, welke ftaatsman, die zyne waarde gevoeld, zoude zyn cha» rakrer hier meede niet op het diepst vemeederd reekenen, en daar uit ftofte tot aanmerkingen krygen, die hem geheel buiten zig zeiven zouden brengen ! En nogthans gedroeg zig WillemV., hy, die de natie den voet der dwingelandy zogt op den nek te zetten, hier in zo géleidelyk, en geduldig ten opzigt zyner vrouwe, dat hy naderhand aan ha;:r zelfs de zorg overliet, om zyn antwoord op papier re brengen. Bevestigd dit niet, het geen wy te meermaalen vnn beider geaardheid gezegd hebben ? (p) Dat fchryven aan den koning van Pruis/en om raad, terftond na het begin-der onderhandelingen, gafduidelyk te kennen, dat nog de ftadh., nog zyne vrouwe gezind waren, om over die voorllagen met hun hart, eh pligt te raadpieegen, waar omtrent de koning hun niets melden konde; maar dat zy het 'er enkel op toelagen om te weeten , in hoe verre zy zig op zyne geweldige onderfteuning, na het van de hand wyzen derzelver, zouden kunnen veda-  HUISBOEK. 385 3, grootfte houde , die naamelyk , welke men irj „ Gelderland zelfs ontmoet, waar in ik uw , by myne eer, en al, wat heilig is, naar alle de be31 rigcen, die ik heb kunnen itineemen, kan zwee,, ren, dat de prins den invloed niet heeft, welken „ men zegd. Ik ben innig overtuigd, dat, daar de „ Staaten dier provintie gèJoovén, dat het Holland ,, is, het welk hun de wet wil voorfchryven, of„ fchoon zelfs de prins alles onderfebreef, en Gel„ derland wilde overhaafea om te koomen in het „ geen men vorderd , die provintie zig daar aan „ zal onttrekken. Ik heb veel gefprooken, zelfs „ met die geenen, die met de meefte koelheid de „ zaaken inzien. Maar zy beroepen zig altyd daar „ op, dac zy hetzelfde lot vreezen, het welk U„ trecht, en Overyifel ondergaan hebben (q). Om tl deeze ( zo duidelyk toond, dat hy li  gS6 VADERLANDSCH deeze groote zwaarigheid uit den weg te rui„ men, zie ik maar één middel, het welk hier in ,, beftaan zoude, "-dat men zag, of men beginnen konde, met de kalmte in de provintie van U3, trecht te herftellen. De Staaten hebben de be,, middeling gevraagd ; de ftadh. had zyne com,, misfarisfen reeds benoemd , en heeft alles ge„ daan, en zyn verlangen betuigd, om in onder- handeling, en fchikking te koomen. Als men „ de onderhandeling begon , als Holland 'er dc hand „ toe leenen, en deszelfs vrienden toe overhaalen ,, wilde, als die provintie in rust was, als men 'er. omtrent eene fchikking was overeengekoo,, men; zoude de reeden, door Gê/ii'er/fltóaangchaald, ,, van haare kragt verliezen, en dit een groot punt ,, gewonnen zyn. Ik verwag: hier omtrent, wat „ uw oordeel uw mogelyk zal doen agten " Cr). Hier de waare beweegreedenen deezer lieden zo wel doorgrond had, en wy zo veele doorfteekende ftaalen van des ftadhouders onbepaalden invloed op hun elders opgeteld hebben; zullen wy 'er hier niets anders byvoegen, dan dit eene, dat, indien zy dan al uit zig zeiven waarlyk zo afkeerig van alle vergelyk geweest waren, dit maar een bewys te meer opleevcrd van de faamenzwecring, die zy, tot bederf hunner eige meedeingezeetenen, en meedebondgenooten, met den ftadh., en zyne vrouwe gefineed hadden; als kunnende wel voorzien, hoe oneindig veel 'er voor 'sLands rust, en toekoomende veiligheid van den uifflag deezer onderhandelingen afhing. Maar dit is ook zeeker , dat, voor zo ver zy bet lot van Utrecht, en Overysfel voorwendden als eene reeden van hunnen afkeer tegen hèt veranderen van het reglement, dit nogthans hunne eerfte beweegreeden niet was, om zo geweldig eenen tegenftand te bieden tegen de herziening van dat reglement, daar zy 'er zig reeds aan fchnldig gemaakt hadden, eer zy nog iets van de uitkomst in het Sticht voorzien konden. (?) Verf. van Jlukk. by J. A. de Chalm. 49. deel, hl. 76" —82. Uit deezen geheeien brief, maar inzonderheid uit den Voorflag, dien hy zelfs bv het (lot doed omtrent de bevreediging der provintie vau Utrecht, blykt overvloedig,  HUISBOEK. S?7 Mier op antwoordde de heer Raineval op ig. december 1786. „ Ik blyf my nog vleien, dat, den cer„, fteri ind-uk voorby zynde, de prins, en prinfes ,, den grondflag, door my opgegeeven, in hetre»t „ gezigtspunt be.chouwen zullen, en hunne wvs„ heid, dooruwen heilzaamen raadonderfteuud, lien „ beweegenzal, om denzelven aan te neeinen Gy „ hebt goedgevonden, om aan den ftadh-. niet," dan ,, een uzttrekzel van mynen brief, ter hand te ftel„ len, en om dat artikel, het welk de reg'emen „ ten betrof, tc veranderen. De zaak, verrigt 9, zynde, zoude alle aanmerkingen op dit ftuk over„ tolhg maaken*. Ik twyffel echter niet, of pv „ hebt myne aanmerkingen op de alternative, wel„ ke gy my voorgefteld hebt, meedegedecld aan „ de pnnles. Ik meen uw één woord te moeten „ zeggen over hec geen gy my de eer doed ce mel„ den omtrent den invloed Van den prins in Gel„ derland. tk zal uw niet verbergen, dat uw ge33 voelen desweege geenen ingang gevonden heèft. „ Men heeft my opgeteld alle de dienaaren, en ver3, pligten van den prins, die zitting hebben ter Staats„ vergadering, en ik ben by my zeiven overtuigd, das „ zy juist de meerderheid uitmaaken, die de zaaken in 3, dat gewest ftaande houd in den ftaat, waar in zy 3, tegenwoordig zyn. Te zeggen, dat menfehen, die 3, van de beveelen van den prins afhangen, zynen wil 3} niet dig, dat de heer van Görtz niets onbillyks, of oriaaririëemelyks vond in bet ontwerp van den heer Raineval. Want. had hy 'er iets van dien aard in gevonden, hy zoude zulks zeer zeeker aan den heer Raineval te kennen gegeeven , en voorgefteld hebben , om het te verzasï- Ti',TïtY-fA te Ny,ne/en sefarüik van maakte' ten einde de onbillykheid der voorflngen de geheele onderhandeling nies deed affprmgen ja zelfs,, ten einde by zynen meefter geenen ondank te begaan door op zig te neemen, om verneederende voorwaarden fmaakelyk tc maaken. Dit diend Sl WnS XT?™WZ °Plo^S van alle die zwa*üsgen gewaand hebben te vinden.  388 VADERLANDSCH niet volgen, is eene zaak te willen doen gelooven, „ die ongeloof baar, en, ik durf zeggen, tegenttrydig is mee het geen feedert lang in Gelderland pleegd te geleideden, en byna overal gebruikelyk is. Te „ vergeefs zoude ik in dit Land eene andere leer „ prediken; men zoude my voor een ligtgeloovig, „ of bevooroordeeld mensch aanzien, en ik zoude ,, alle vertrouwen verliezen. Desniettegenftaande „ heb ik my niet laten affchrikken, om alleszins ,, naar uwe denkbeelden te haudelen , en het is 3, my gelukt, om eenige bepaalingen te verwerven 3, omtrent den inhoud van den bfief, die van den 3, lladh. gevorderd is. -—— Uw gevoelen zoude 3, zyn, dat men begon met de rust te herftellen 33 in de provintie van Utrecht, en dat men eene bekwaame fchikking vond, om de kalmte daar ,, te verzeekeren. Hec is zonder twyffel te „ wenfehen, dat zulks gefebiede, en ik kan uw ,, verzeekeren, dat men tot dac oogmerk zeer ieves, rig werkzaam is. De bemiddeling is voorgeilagen , 3, de Staaten hebben ze aangenoomen, maar de ftad ,, Utrecht heeft 'er zig tot nu toe aan ontcrokken, 3, niettegenftaande de, van hiergedaane, aanfpoo,, ringen , van welken ik gecuige geweest ben. Men werkt, om derzelver wederftreeving te o,, verwinnen, en ik denk, dat men 'er in ftagen ,, zoude, indien men, in plaats van het nieuw re,, glement, als eene voorafgaande voorwaarde, te bekragtigen, ten minften de afgevaardigden, die 3, de ftad goedvinden zoude te benoemen , by 3, de onderhandelingen toeliet. Dit hulpmiddel 3, fchynt my des te natuurlyker, en eenvouwdiger, 3, om dat het met de order der zaaken overeen- koomt, dat de ftad Utrecht haare belangen niet „ overgeeve , dan aan perfoonen , in welken zy „ vertrouwen fteld. Omtrent dit ftuk het eens ,, zynde, zoude men insgelyks overeenkoomen, dat de Scaacen de gereegelde croupen, buicenge- woon in de provintie ontbooden , te rug zon- den, en dat de ftad van haaren kant de vreemde „ vrycorpfen deed wegtrekken. Te gelyker cyd, „ dat  HUISBOEK. 3S0 3, dat de ftadh. by de Staaten van Amersfoort de ,, nuodige flappen doen zoude, om hen dit onder,, werp te doen goedkeuren, en tot bevreediging ,, aan te fpooren, zal het noodig zyn, dat hy zio„ in gelyken zin aan die van Gelderland verklaare* ,, Hy zal ze met ernst opwekken, om de rust aan het vaderland weder te geeven; hy zal hun hec ,, aanneemen der bemiddeling, als een zeeker, en „ conftitutioneel middel, aanraaden om daar toe te ,, geraaken. Deeze ftap van zynen kant zal na3, tuurlyker, en zelfs gefchikter zyn, om dat de „ Staaten van Holland nog maar onlangs het aanbod „ hunner bemiddeling vernieuwd hebben. De ftadh. zal, als een noodzaakelyk gevolg van dit „ aanbod, vorderen, dat men by voorraad aan de gevlugte inwooners van Hattem, en Elburg de 3, vryheid vergunne, om weder naar huis te kee3, ren. Eindelyk, hy zal by de Staaten aanhou3, den, om de troupen, buiten de geWoone bezet„ tingen, te rug te zenden. De vrees, dat'er in „ Gelderland gebeuren mogt, wat'er in Utrecht ge„ beurd is, zal zonder grond zyn, om dat de be3, middelaars, indien men het hen vraagd, zeeker ,, lyk geene zwaarigheid zullen maaken , om zig tot ,, waarborgen der algemeene rust te ftellen De „ flap omtrent Hattem, en Elburg is een noodzaa,, kelyk gevolg der bemiddeling, en ik durf ver,, wagten, dat nog gy, nog de ftadh. , denzei ven 3, m een ander gezigtspunt befchouwen zult. Maar. ,, alle deeze voorafgaande voorwaarden bepaald zvn! „ de, zal ons nog overblyven , om het eens te wbr„ den over den grond der zaaken, ik meen over de „ hervorming der regeeringsreglementen. Dit werk ,, zie ik aan als toegeftemd, en in die onderfteL „ Img is het woord van affland volgens uw ver,, langen agtergelaten , en ik fla zelfs niet meer j, voor, dat die hervorming zoude verme'd wor„ den in de brieven , op het ftuk der bemiddeling te „ fchryven. Maar ik moet van deeze hervormingyerzeekerd, en in ftaat gefteld worden, om 'er " iv' n?ft°* CC 2eevenRK TeSe° <«< geheiligd iv. ui.&l., j} woord  3ao VADERLANDSCH „ woord zal ik uw eene, gelykelyk heilige, ver„ zeekering overzenden , dat de perioonen, met „ welken de ambasfadeur, en ik handelen, allen „ hunnen invloed, en al hun vertrouwen zo wel op „ den geest der natie, als op de raadpleegingens „ zullen aanwenden , tot de herftelling van den „ ftadh. volgens de gronden, die ik uw reeds aau„ geweezen heb. 'Er fchiet my over, ©m uw te fpreeken over de provintie van Overysfel. Gy „ weet, dat het verfchil, raakende het reglement, aldaar zeer driftig gevoerd word, dat de veran„ dering reeds zoude daargefteld zyn,indien de re,> geering van Zwolle 'er zig niet tegen verzette„ de; en dat het waarfchynlyk is , dat de weige,» ring van die ftad vrugceloos zal weezen. Ik „ denk, dat de voorzigtigheid van den prins vor33 derd, om deeze verhindering te doen ophouden 3} door aan de Staaten te fchryven , dat hy, de 33 rust der provintie verkiezende booven een voor33 regt, dat hy met hunnen vryen wil verkreegen 3» had, hen uirnoodigd, om de hervorming van net 33 reglement ter hand te neemen. Deeze patriot33 tifche, en belangelouze ftap zal de gemoederen 3, bedaaren, en meer tot eer van den prins ftrek3, ken, dan alle de ftappen, die hy zoude kunnen s, doen, om de reglementen in ftand te houden. — 3, Ik eindige deezen, met uw een woord te zeg3, gen omtrent de meening, welke men in Gelder. „ land heeft, dat Holland hun de wet wil voor„ fchrvven. Niets fchynt my minder gegrond £ „ dan'dit gevoelen: maar, het geen gegrond is, „ is het belang, dac Holland heeft, om het Ge„ meenebest in rust, en alle deszelfs Meedeftaaten „ vry te zien. Deeze beweegreeden fchynt my toe alle deszelfs aanmaaningen, en ftappenbepaald „ te hebben , en ik kan niet zien, dat men dit „ aan hetzelve tot eene misdaad kan aanreekenen. „ Als gy bedenkt, dat deeze provintie het groot„ fte gedeelte draagd der la'ten van het bondge„ nooefchap , zuic gy my toeftaan, dat dit aan heti, zelve eenig regt geeft, niet om te hcerfchen over <èes-  HUISBOEK. 39i 3, deszelfs bondgenooten, maar ten minften om een 3, waakend oog te houden op het geen by hun om,, gaat" (s). N i dat de heer van Görtz van deezen brief op het Valkenhof te Nymegen opening gegeeven had, en het antwoord des konings van Pruüfen aan zyne zufter te rug gekoomen was (t), beantwoordde hy den laatstgem. brief van den heer Raineval aldus. „ Myne iever, om my r>aar Ny3, megen te begecven, ten einde aan den ffadh.de ,, voorwaarden te brengen •, vervat in uwen brief 3, van 4. december, voorwaarden, welken wy hoop* ten te kunnen doen dienen tot eenen grondflag, „ zo wel tot wederkeering der rust in de Repu„ bliek, als tot zyne herlrelling in zyne weezen„ lyke waardigheden; heeft uw het "opregt ver3, langen beweczen, her welk ik had, om aan dac 3, werk meede te arbeiden (u). Ik heb uw alle „ de (f) Verf. van Jlukk. by J. A. de Chalm. 40. deel, bl. 8? ■ 94- (tj Daar het uit den brief van den heer van Görtz van 2. december blykt, dat dj grasvin van Nasfau op dienzelfden dag eenen brief aan haaren broeder gefchrceven had; daar zy haar antwoord dagteekende op 317 december daarna; en de heer van Görtz hy het toezenden van haar antwoord meld, „ dat hetzelve vertraagd «ras door bet uit„ ftel van des konings antwoord, het'welk eerst dags te „ vooren ingekoomen was;" valt hier uit alleen gereededeiyk op te maaken, dat zy de voorwaarden, door den heer Raineval uit naam der weldenkende re-enten , met welken hy , en de heer de Vcirac fpraken , aan den heer van Görtz overgezonden, aan haaren broeder door den eenen, of anderen vertrouweling zal hebben doen vertconen, en mondeling aanbinden baar fchriftelyk verzoek, dat hy haar, door eene toezegging van gewaanenden byftand, van de noodzaakeivkbeid tevryden wilde. om fiiè, of foortgclyke voorwaarden te moeten aanneemtn. Ook word dit nader bevestigd door den hoogen toon, die in haaren , ftraks op te geeven, brief heerscht. («) De uitdrukking van wy hoo'ten betoond dan al wederom de wettigheid der aanmerking, die wy op het B b 2 flgt  39i VADERLANDSCH „ de zwaarigheden niet ontveinsd, welken ik moest ,, voorzien , en ze uw reeds met openhartigheid „ voorgefteld in de verfcheide gefprekkcn, die wy ,,* voor myn vertrek gehouden hebben : maar zy ,, hebben 'my niet te rug gehouden. By mynen „ eerftén brief van ir. december heb ik uw kennis ,, gegeeven van een gedeelce dier zwaarigheden, ,, van mynen fpyt, dat ik 'er nog booven myne ver» ,., wagting gevonden had , gelyk ook van eenige ,, denkbeelden eener mogelykheid, om dezelven te ,, kunnen overwinnen. In uwen tweeden brief van ig. december hebt gy uw op alle punten van ,, deszelfs inhoud uitgelaten, en ik heb my bevly,, tigd, om den geheelen inhoud van denzelven 3, nog ten eigen dage onder het oog van den ftadh., ,, en H. K. H. te brengen, en voor, en na des,, zelfs 'aankomst geen eene geleegenheid laten ,, ontglippen, die ik heb kunnen waarneemen,» ,, om de beweegreedenen voor te ftellen, welken liet meest gefchikt waren , om den prins- over ,, te haaien tot het geeven van een antwoord, het ,, welk ons den goeden uitflag onzer zorgen konde ,, gemakkelyk maaken. Dit antwoord is vertraagd* „ niet zo zeer eevenwel door het gewigt van het onderwerp, als door het uitftel van des konings antwoord, het welk gifter eerst ingekoomen is» „ Thans kan ik niet beter doen, dan het uw zo over „ te zenden , als ik het zo eeven ontfangen heb van de prinfes. Na gedaan te hebben, wat in ,, myn menfchelyk vermogen was, zoude een lan.u ger, en verder onderzoek van deszelfs inhoud „ nutteloos worden. 'Er fchiet my niets over, „ dan myn gering iucges te betreuren (v). Maar, j, het: ftpt des eerden briefs van den heer van Görtz gemaakt.hebben nopens de hillykbrd, die hy vond in de eerfte voorflagen van den beer Raineval. Men zal 'er in het vervolg van deezen brief verfcfe ftaalen van aantreffen. (v) Wat dunkt uw, leezers! van deeze uitdrukkingen? Aas wien geeft de heer vanGörlz hier ingewikkeld de fchuld vau  HUISBOEK. sp3 3, het geen ik 'er eevenwel moet by voegen, is, s, dat , niettegenftaande de grondbeginzeïs , vols, gens welken de ftadh. hec onmogeiyk agt, om ,, de voorwaarden te kunnen onderfchry ven, wel,, ken ik aangenoomen had hem voor te ftellen, hy „ eevenwel, gelyk ook de prinfes, zeekeriyk het ,, vuurigst verlangen hebben, om zodanige voor„ waarden aan te neemen, als zouden kunnen fchy,, nen overeen te koomen met den welvaard, en de ,, onafhangelykheid der geheele Republiek, en terzelfder tyd zouden kunnen beftaanbaar zyn met ,, zyne eer. Ik moet uw eindelyk nog herhaalen, ,, dat de ftadh. geenen zo beflisfchenden invloed heeft op de Staaten van Gelderland, als men het 3, vertoond heeft; en dat ik, niettegenftaande de 3, optelling , welke men uw gedaan heefc van de ,, dienaars, en verpligten van den prins, welken de ,, meerderheid moecen maaken in dc Scaaten van „ Gelderland, uw kan verzeekeren , dac gy met ,, uwen geest van billyk-, en regevaardigheid, in3, dien gy uw in deeze provincie, en, zo als ik, ,, in ftaat vond om hem zelfs te fpreeken, niet ,, weigeren zoud deeze waarheid te erkennen, dat ,, de prins geen meefter geweest is, om de Staaten .,, van Gelderland te doen toeftemmen in hec geen ,, men geëischc heeft als voos loopige voorwaarden ,, eener fchikking, c. w. de aanneeming eener be„ middeling van Holland , en het uittrekken van ,., hunne troupen in dit oogenblik, nog de Staaten „ van van zyn gering furies? Immers niet aan den aard der voorflagen: want dan konde hy niet gezegd hebben, ,, dat hy „ geene geleegenheid had laten ontglippen, om gefchikte beweegreedenen voor te ftellen tot overreeding van ,, den ftadh." Het is dus deeze laatfte, op wien zyn beklag reegelregt fiaat, ja ook op zyne huisvrouwe, fchoon hy uit fchroomagtigbeid haar niet noe,;id. Te gelyk ziet men 'er uit, dat hy het antwoord dar graavin van Nas/au van dien aard vond, dat 'er alle onderhandelingen door moeften afgebrooken worden. Bb 3  394 VADERLANDSCH «, van Utrecht in de toelating der gemagtigden van .3, de nieuwe ftadsregeering, welken de Staaten niet 3, voor wettig erkennen , en in bet intrekken der 5, troupen , welken zy meenen noodig te hebben tot minne veiligheid (w). Zo als de zaaken nu ftaan, is het eenige, wat ik nog op het fterk3, fte hoop, en vertrouw, dat de gevoelens van 3, wederkeerige agting, en vriendfchap, welken on9, ze Souverainen bewoogen hebben, om zig moei5, te te geeven ter herftelling der rust in deezen j, Staat, bondgenoot van Z. A. M., en nabuur van 3, den koning , deeze twee Souverainen nog beB, weegen zullen, om ten minften aan de partyen, ,, in welken zy belang neemen , den meest gefchik,, ten raad te geeven, om hen van beide zyden te 3, rug te houden van (tappen , welken den ftand der zaaken in de Republiek nog zouden kunnen verergeren" (x). Het befaamd antwoord der graavin van Nasfau, het welk de heer van Görtz aan den heer Raineval toezond , en waar in men haare waare geestgefteldheid maar al te overvloedig ontdekt, verdiend den geheclen aandagt van onze leezers, en regtvaardigd mpar al te zeer, hetgeen . wy daar van by eene voorige geleegenheid zeiden (wj FTet kan zyn, cn wy willen gaarne gelooven, dat de hqpg'hai tige Sriftokratie der Geldtrjcke, en Amérsfoortfchs ftaatsleeden zig niet weinig gcfioord gevonden heeft door de ontdekking van de laage bcweegreedencn, die hun zo gstvegt dceden zyn aan des ftadhouders belangen. Maar wy vertrouwen nogthans, dat de grootfte drangrecden van hunnen tegenftand te vinden was in de meerdere afkeerighcid van alle onderhandelingen, diezy, na den ontfangen brief uit Berijd, op het gelaat hunner afgoden hebben zien uitblinken. (jc) Verf. van jlukk. hy J. A. de Chalm. 40. deel, bl. 106 -^112. Hoe opregt deeze wenscb van den heer van Görtz ook geweest moge zyn, heeft nogthans zyn meefter door het onophoudelyk gekwel zyner zuster daar aan niet lang voldaan.  HUISBOEK. 295 den (y), zonder dat wy 'er thans op nieuw by blyven ftaan. „ Het is om te voldoen aan uw ver,, zoek," (dus fchreef zy,) „ dat ik tragten zal, om in een kort beftek de voornaamfte bedenkin„ gen byeen te zetten, die wy uw hebben meede- gedeeld op de opening, die gy ons van de voor,, flagen van den heer Raineval gegeeven hebt. „ Gy kent myne wyze van denken , en die van ,, den prins voldoende genoeg, om niet tc twyf- felen, dat wy zeer opregt wenfchen, om de on- gelukkige verdeeldheden, welken den Staat van ,, een fcheuren, te doen ophouden (z). Maar gy „ zyt te verlicht, om niet insgelyks te erkennen, ,, dat die wettige wensch van eiken waaren patriot, ,, waar van het voorwerp de herftelling der eens- gezindheid is, eeven gelyk al het overige, on,, dergefchikt moet zyn aan het geen eer, en pligt „ onsVoorfchryven. Ik wil hier meede zeggen, dat „ alleen de infpraaken van zyn hart te volgen, zon„ der te onderzoeken, of, hetgeen men veilangd, overeenkomftig is met de geheiligde verbintenis„ Jen, welken men plegtig voor zig, en zyne erven ,, heeft aangegaan ; of de geëischte opofferingen in „ de daad voor het vaderland nuttig, en voordeelig 3, zyn; of 'er de eer niet by gewaagd word; en of ze by gevolg de rust in het Land weezeniyk ,, op eenen vaften grond kunnen herftellen, (hoe3, danig men den grond niet reekenen kan van een ,, vergelyk, hoe ook genaamd, waarin de eer van ,, eene der partyen zoude beleedigd zyn;) niet „ anders is, dan zig regtftreeks sian zynen pligt te ont- trekken, en eene'infchikkelykheid te toonen , die ,, niet, dan kleinheid van ziel, zoude zyn , zig „ fchuldig te erkennen, en de agting onwaardig te maaken van alle braave lieden, en in het by- „ zon- (y) II. Deel, 11. 203. en volg. (z) Die wyze van denken ontdekte zig al, niet lang daar na, door de ichrikbaarende weegen van moord, en plundering, welken zy, eerst in Zeeland, naderhand in Gelderteni, en eindelyk de geheele Republiek door, iniloegca, Eb 4  396' VADERLANDSCH }, zonder van de aanzienlyke hoven, welken wel belang in ons lot wilien ntemen (o). Deeze zyn „ de (a) Geen een waar patriot, geen een braaf mensch * Zoude getwyffeld hebben, om aan haar, en haaren man op deeze vraagen met kragt, en ernst toe te roepen, dat elk deezer vraagen eene drangreeden in zig bevattede, om liet vooi geflagen vergelyk greetig aan te neemen. Wy hebben 'er in het geheel beloop van dit werk zo veeie bondige vertoogen van aangetroffen in het rapport der Utrechtfche ftaatscommisfie van neegen heeren, in de brieven van de heeren van der Capeilen, en van Beyma aan den ftadh., en in het geen wy 'er op meenigvuldige andere plaatfen van gezegd hebben, dan dat wy 'er hier iets van herhaaien zouden. Maar, befchouwen wy deeze vraagen uit een ander oogpunt, hoe betaarnelyk was het geweest, dat zy die aan zig zelve had voorgehouden, eer zy haaien broeder aanzettede tot het eifchen van voldoening over eene daad, die tot 'sLands welzyn onvermydelyk was? Moest zy, indien anderszins deeze bedenkingen immer een oogenblik op haar verftokt hart gewoogen hadden, zig zelve niet afgevraagd, en haaren man herinnerd hebben, „ of de geëischte voldoening niet ftreed tegen de gehtiligd„ fit verbinten'f en van den ftadh. a n zyn vaderland, en Iandgenooten; of ze in de daad voor het vaderland ntittig, en voordeelig was; of 'er de eer niet by gewaagd j, wierd; of ze by gevolg de rust in het Land weezenlyk op eenen vasten grond konde bentellen; en of eene 3, omwenteling wel gezegend, en conjiitutioneei genaamd konde worden, waar in de eer van cane party, die al„ les voor het vaderland had opgelet, ja van het vader„ land zelfs, zo veel in haar was, voor eeuwig vemie,, tigd werd?" Zoi'de de infpraak van haar hart haar niet gezegd hebben? dat de Staaten van Holland, den elsch van voldoening toeltaande, ,, zig regtftreeks aan hunnen pligt „ onttrokken, eene infehikkelykheid toonden, die kleinheid van ziel was, zig fchuldig erkenden, en deagting „ onwaardig maakten van alle braave lieden, en in het „ byzonder van alle natiën van Europa. " Oordccien wy naar dit haar eigen voorlchrift over de grootheid haarer misdaad, wanneer zy de Staaten van Holland, tegen haar beterwceten aan, heeft willen dwingen, om uit vrees voor over-  HUISBOEK. 397 de voorloopige bedenkingen, die ik my veroor - loofd heb, en, overeenkomftig deeze grondbe,, ginzels, hebben wy de voorflagen van den heer ,, Raineval rypelyk onderzogt, en gew'ikt. Ik be„ ken uw openhartig , dat by dat onderzoek de ,, aanmerkingen, en bedenkingen my in meenigte voor den geest gekoomen zyn, en ik ben thans „ meer verleegen, hoe 'er van af te fnoejen het geen overtollig zoude kunnen zyn , om flechts het ,, klein getal te behouden, dat aan myn oogmerk ,, voldoed, en hoe uw dezelven in haar waar licht voor te ftellen , zonder de paaien te buiten te ,, gaan, weiken ik my heb voorgefchreeven; dan ,, hoe bewysreedenen genoeg te vinden, om ons gevoelen te, ftaaven (b). De voornaamfte ftuk,, ken , welken den aandagt van den heer Rai„ neval bepaalen , kunnen tot deeze drie gebragt ,, worden; i°. de fufpenfie van den prins in zyne 1, waardigheid van kapitein generaal van Holland, „ i\ de verandering der conftitutie in de provin- tien, alwaar regiementen zyn, 3 . de bepaalingen , „ welken men maaken zoude omtrent de ampts,, verrigtingen van den kapitein generaal van Hol- land , na dat men een bekwaam middel zoude „ gevonden hebben, om het befluit der fufpenfie 33 te overmagt hun geweéfen te verkragten, en wanneer zy zelfs het boosaardig werktuig geweest is, om die Staaten door eenen buitenlandfchen oorlog tot die euveidaaden te noodznaken. Deeze haare misdaad word nog oneindig verzwaard, om dat, indien 'er dan eenige opoffering gedaan moest worden , die hard fchynen konde, zy immers behoorde te gefchieden door den ftadh. voor het welzyn van zyn eigen vaderland , maar niet door het vaderland tot voldoening van zyne wraakzugt, en die zyner huisvrouwe. (b) ln plaats van al deezen omflag van woorden had zy etnvonwdig kunnen zeggen, dat haare onverzaadiglyke lieerschzugt, en trotschheid, en haars mans bekende koppigheid de voldoende recdenen waren voor het afflaan van alle vergelyk. Bb 5  3o8 V A I) E R. L A N DSCH ,, te doen herroepen. Ik: zal deeze drie ftukken ,, kortelyk doorloopen. Vooraf zal ik aanmerken, dat hét eerfte van eenen zeer tecderen aard is. s, De eer van den prins is 'cr zo klaarblykelyk 3, meede gemengd, dat het onmogelyk is, om de „ minfte fchikkingen nopens dit ftuk toe te ftaan, of in eenige verbintenis, hoe genaamd, te koo„ men, waar uit men eene ftilzwygende toeftem„ ming zoude kunnen opmaaken van de fchuld, „ welke men hem geeft, en aan welke hy geen 3, deel heeft. De heer Raineval zoude, den prins ,, onfchuldig erkennende, hem zeekerlyk niet kun,, nen raaden, om zig fchuldig te verklaaren. Ily moet dan oordec-len, of, om beter te zeggen, men heeft getragt hem te overreeden, dat hy in de „ daad de fufpenfie zelfs op zig gehaald heeft. In de onderftelling van het. tegendeel kan men niet ., gelooven , dat de heer Raineval zoude tot ftaan, ,, dat een Souverain, die gedwaald heeft, zyne over,, kaafte befluiten, op vaij'che berigten genoomen, „ niet hOn benoemen, en de droevige gevolgen ,, doen ophouden , welken dezelven gehad hebben. ,, Dit zoude met andere woorden hetzelfde zyn," „ ais ftaande te houden , dat de Souverain geen „ regt kan doen. En, daar hy hetzelve aan den ,, minften zyner onderdaanen fchuldig is, kan hy ,, het dan aan iemand weigeren,- die door zyne ge. ,, bootte, en door de eenpaarige befluiten 'van die „ geenen, welken dien Souverain uitmaaken, een ,, lid van dcnzelven is, en zig bekleed vind met „ de verheevendfte waardigheden van den Staat? ,, Zal hy alléén uitgezonderd zyn van den alge,, mecnen reegel ? Of moet men befluiten, dat „ burgers van een vry Land dat regt niet erlangen ,, kunnen , het welk men zelden te vergeefs in,, roept in eene allcenheerfching? Dit zoude ont„ eerend zyn voor den fchoonen naam van vry„ heio, die thans de geesten verhit, en het is ,, vooral niet by den heer Raineval, dat ik eene dier„ gélyke leer zoude zoeken. Indien ik onderftel,ï le, dat hy overreed is van de fchuld van den „ prins,  HUISBOEK. 399 „ prins, zoude ik hier durven aanmerken, dat 'er 5, zeer weinig eevenreedigheid zoude zyn tusfchen ,, den aard der misdaad, en de middelen, welken „ hy aan de hand geelt, om vergiffenis te verwer,, ven (c). Maar het is geene vergiffenis, welke ,, wy vraagen : wy roepen de regtvaardigheid van j, den Souverain in; en,zonder voorliet tegenwoor,, dige over ons goed regt te fpreeken, (hetwelk meer de zaak van de Staaten van Gelderland, dan ,, de onze, is,) zal ik Hechts eene enkele aanmer,, king maaken, die my dunkt, dat alles in eens „ afdoed, alles, wat men zoude kunnen aanvoeren „ voor het willekewig befluit der Staaten van Hol„ land, her welk den kapitein generaal hunner pro,, vintie fufpendeerd. Daar de prins niet anders ,, gehandeld heeft, dan in hoedanigheid van kapi,, tein generaal van Gelderland, kan hy, hoedanig ,, zyn gedrag ook moge geweest zyn, niet verant- woordelyk weezen, dan aan de Staaten van Gel„ derland (d). Na het geen ik gezegd heb van ons „ vast (c) Deeze geheele feedeneering gaat volmaakt door in de onderftellirg, waar op zy. gebouwd word, maar, deeze valsch zynde, tgelyk te vouten zo duidelyk gebieeken is,) word de aarfliaalihg daar van niet flechts kragte'oos, maar zelfs be'eedigeir'e voor eer.en Souverain, die niets vorderde, dan het geen billyk was, ja die, zo hy voor geenen vreemden invloed bad behoeven bezorgd tc zyn, zig me-t zulke gemaatigde eifchen niet mogt te vreedén houden. Ondertusfehen zal asn niemand ontfnappen, dat zy, als het ware, met de zagtmoedigheid van dien Souverain omtrent haaren hoogstichuldigen man den draak fteckt, niet minder dan met den naam van vryheid, zohaatelyk in het ooivan alle dwingelanden. (d) Deeze aanmft king, op welker grond zy het befluit van Holland van willekcirightid meende te mogen befchuldigen, behelsd niets anders, dan diezelfde gemaakte verfchooning, waar op zig haar man hy zynen brief van 7. feptember J786. asn de Staaten van Holland beriep, en welke toen aan genoegzaam alle de leeden van H. E. G. Mog. vergadering zo weinig voldoende voorkwam, dat zy hem niettemin in zynen jaost van kapitein generaal opfchorteden.  400 VADERLANDSCH ,, vast befluit, om geene bcpaalingen toe te ftaan omtrent de herroeping der fufpenfie, welke ,, wy, eeven als het commando over het guarnizoen van den Haag, als voorloopige artikelen bc- #> fchouwen , waar van wy niet kunnen afgaan; „ zult gy ligt begrypen, dat geeue flap van den „ prins , gefchikt om de rust in Gelderland, Utrecht, en Overysfel op den voorgeflagen voet te „ herftelien, thans kan in bedenking koomen (V). ,, Hy zoude daarenbooven op de vreemdftc wyze ,, onkundig moeten zyn van zyne pligten, als by immer verbintenisfen wilde aangaan, die het in- „ wendig beftier van eene der geweften tot onder- 3, werp hadden , zosder de toeftemming van de Staaten dier provintie (ƒ_). Men zoude ondertusfchen groot ongelyk hebben van te befluiten, dat (e) Voeld elk leezer niet, dat in deeze woorden een toon aangenoomen werd, welken gelyken tegen gclyken aanneemen, maar die aan eenen ingezeeten tegen over zynen Souverain niet past? En wat moest de heer Raineval daar van gevoelen, die bevoorens zo uitdrukkelyk gezegd had? ,, dat „ de ftadh. niet op gelyke hoogte met de Staaten was, dat zy met h m niet konden handelen, als gelyken met „ gelyken, ja dat zy zelfs geene (tappen voor uit konden doen, maar het aan hem ftond, om hun voor te koo- men." Is nu haare grondflag valsch, het gevolg is niet minder ongegrond, het geen zy 'er uit afleid. Was het niet veel eer eene'groote goedheid der Staaten van Holland voor den ftadh., dat zy de misdaad, tegen Hattem, en Elburg gepleegd, zo goedkoop wilden kwytfchelden, en hem geleegenheid geeven, om door eene daad van regtvaard^gheid, die zyn eige hart hein al lang had behooren in te geeven, zo ras bevryd te worden van eene ligte ftraf, die hy ondergaan had? (f) Deeze tegenwerping bcwyst niets anders, dan dat de -ftadh. beftendig de fchuld van het geen zo wreedaardig te Elburg, en Hattem verrigt was op de Staaten van Gelderland zogt te werpen, fchoon hy 'er de fcheering, en inflag van was. Zy bewyst ook het misdaadige van zyne, en haare onderhandelingen tegen Holland met het hof van Berlyn.  HUISBOEK. 401 3, dat hy, by hec weigeren van diergelyke voor,, flage , afkeerig zoude weezen van "zig in te la„ en i fchikkingen, die conftitutioneel, en be,, kwaam mogten zyn, om de beroerten te ftillen. ,, De p'cgtige verklaaringen van zyn ftandvaftig „ verlangen, om met de St3aten van alle de pro„ vintien meede te werken tot het geen ter her,, (telling van vreede, en eendragt van binnen, en ,, ter handhaaving der onafhangelykheid vm de Re3, pubhek kan {trekken, bewyzen overvloedig het tegendeel (gj. En men kan met geene billyk,, heid de opregtheid deeze? betuigingen tegen,, fpreeken, a's men agt flaat op den iever, dien ,, hy betoond heeft, en altyd behoud, om de on,, derhandelingen te hervatten, welken te Utrecht „ begonnen, en niet door zyn toedoen zyn afge,, brooken (h). Ik zal hier niet aandringen op de „ zeer weezenlyke onrrwgelykheid, in welke de prins zig bevind, om uit te voeren het geen men van ,, hem vorderd ten opzigt der provintien, .(al we3, derhielden hem geene gewigtjger reedenen, om „ 'er zig toe te verbinden,) gemerkt de neigin,, gen, en inzigten der Staaten van die provinciën» ,, om dat zulks voor het tegenwoordige kwaalyk 3, geplaatst zoude zyn, en gy zelfs in ftaat zyt» „ om 'er van naby over te oordeelen, kunnende „ ik my daar omtrent geruftelyk op uw eigen oor3, deel beroepen (i). Op het derde ftuk merk ik „ voor* (g) Loutere woorden zonder beteekenis! Men behoefd flcchts te leezeri zynfi brieven aan de ftaatsleeden van Amersfoort, vooral dien van 3. juli 1786., en aan de Staaten van Overysfel van 13. maart-1787., by welke laatften hy althans weinig tegenftand tegen de hervormingen vond, om te oordeelen, hoeiedel, en tegen de waarheid dit voorwendzel was. (h) Wat ook h'er van te houden zy, hebben wy by den aanvang van dit vertoog over de onderhandelingen tot bemiddeling op bl. 374.. aangeweezen. (i) Die zeer wtezenlyki ontnogelykheid beftond in Gelderlmd> en het Sticht nergens anders in, dan in zynen vryen v/it  402 VADERLANDSCH „ voorloopig aan, dat, indien het waar is, dat een Souverain meefter is, om een befluit in te trekken, het welk onderworpen is aan zyn goeddnnken, het insgelyks ontegenzeggelyk is, dat een ,, regtvaardig Souverain zulks nier. doen zal in ge,, vallen van eenig belang, dan uit overtuiging, dac hec noodig, en nuttig is voor het vaderland; 3, en nimmer zal hy iemand , wie het ook zy , „ van regten, en voorregten ontzetten, welken ',, ten allen tyde met deszelfs post verbonden ge,, weest zyn, ten zy hy ze zig onwaardig hebbe ,, gemaakt, en de we! vaar d van den Staat het vor,, dcre. Daar de prins de eerfte orsdcrftelling niet ,, kan toeftaan , dewyl hem zyn geweeten op dit ,, ftuk niets verwyt, verwagt hy van de regtvaardigheid van den Souverain, dat dezelve, de fu„ fpenfie intrekkende, hem herftellen zal in de vol„ koomen waarneeming van alle de amptsverrigtintingen dier waardigheid. En daarna zoude het ,, eerfte kunnen te pas koomen, om te onderzoeken, of die amptsverrigtingen, zodanig, als zy ,, tot hier toe zyn geoeffend, san twyrïelingen on,, derheevig zyn, waarby de welvaard van den Staat ,, belang heefc (k). Alvoorens te eindigen , kan „ ik niet voorby, om nog eene dwaaling aan te wy3, zen,waar in het blykt, datmen den heer Raineval » ge- wil, en, gelyk wy zo eeven zeiden, in Overysfel was 'er geene, als die door zyne balftarrighèid veroorzaakt werd. (k) Dit is voorwaar eene nieuwe leer, en ze loopt in de daad op d:eze groote ongerynrdheid uit, dat de Staaten minder regt zouden hebben, om dc magt te befnoejen van eenen amprenaar, op welken zy misnoegd zyn, dan van hem, over wiens gedrag zy wei te vreeden 'waren. Ondertusfchcn is deeze leer volmaakt overeenkomflig met die, welke wy op het flot van bet deklaratoir van 26. mai 1787. wederom zullen te voorfchyn brengen, en die met andere Tvoorden betcekende : eer ik my tot hervormingen leenen zal, moet gy my eerst de mag', over de miiitie zo volleedig te ruggeeven, dat ik uw -die hervormingen met geweld beletten kan.  HUISBOEK. 403 gebragt heeft. Hy fteld, „ „ dat de prins vol„ „ ftrèkt niets doen kan, dan by advies van G. ,, „ R."" Waarfchynlyk is hy onkundig, dat, „ wel verre van daar aan oudergefchikt te zya, iet ,, het byzonder met opzigt tot hec commando vau ,, den Haag, in tegendeel G. U. by hun berigt,, fchrift gelast zyn, om niets te doen, en gem be. ,, fluit te neemen betrekkclyk tot militaire zaaken, dan „ met overleg, en by raade van den [hdh., en kapi„ tein generaal der provintie" (l). Ziet daar den inhoud van eenen brief, die eensklaps den weg van verdere onderhandelingen geheel toefloot, en ten eeuwigen dage tot een gedenkteeken zal verftrekken , waar toe de boosaardige trotschheid van eene vrouw in itaac is. Zo oordeelde 'er de heer Raineval insgelyks over, wanneer hy op 6. januari aan den Pruisfij'.hen gezant, Thulemeyer, die hem haaren brief behandigd had, fchreef. ,, Hec ant- woord is onbcgrypelyk, daar men in de gewig„ tigfte zaaken, al heeft men geenen lust om toe ,, eene fchikking te koomen, zig iteeds voor het haatelyk verwyt van het afbreeken der onder„ handeling trage ce hoeden. Men behoorde booven dien te Nymegen te overweegen, dat twee groo,, te Moogenheden tusfchen beiden gekoomen zyn, „ om een vergelyk te bewerken, en men aan dee,3 zen eenige eguards fchuldig is. Ik kan van my 3, niet verkrygen om te gelooven, dat de prins 3, zyne hoop*grond op eene omwenteling, om dat ,, ik niet kan onder/lellen, dat hy liever zyn vaderj, land zoude verkiezen bloot te fielten aan de ysfelyk,, heden van eenen burgeroorlog, dan van eenige'vrug„ telooze, en argwaan verwekkende voorregten af te „ ftaan. Welke kan dan de bcweegreeden zyner „ tegenkanting zyn ? Onbedagtzaame raadgeevin,, gen van lieden, die hun eigenbelang booven dat vao (/) Verf. vin ftukk. by J. A. de Chalm. 49. deel, bl. 94 —105. Dit bewysC niets, dan ten deeigenootfehap aan ds magt, die G. R. gegeeven was.  ,404 VADERLANDSCH „ van den Staat, en booven de rust van hun vader,, land ftellen. Is het zyne zaak, om het werktuig „ van dusdanig belang te weezen? Ik zal den gehee,, len brief der prinfes niet ontleeden, maar Hechts ,> by ééne plaats van denzelven "ftilltaan. Zy houd „ hoofdzaakelyk in: ,, „ dat de prins, niet fchul■» ,, dig zynde, geene vergiff-nis by de provintie », ,, van Holland te vraagen heeft."" Deeze aan3, merking is zonder onderwerp, naardemaal ik in 3» geenen myner brieven den geringften ftap, zelfs 33 niet van ter zyde, met opzigt roe de Staaten van 33 Holland, den prins voorgeflagen heb, 'Er is en33 kei gewag gemaakt van eenen vadérlandslieven33 den maatreegel nopens die van Utrecht, Gelder33 land, en Overysfel, en dusdanig eenen maatree33 gel blyf ik, als zeer tot zyne eer (trekkende, » befchouwen. Ik beroep my in dit opzigt op hec 3) hof van Berlyh, wiens gevoelens by H, K. H. 33 niet verdagc kunnen zyn. Eyaldien deeze be*> denkingen onnoodig zyn, en de prins onverzeej> telyk beflooten heeft, om by zyne weigering te •j volharden, moet men de zaaken wel aan haaren jj eigen loop overlaten. Maar, wanneer de uitflag 33 tegen hem is, zal hy zig kunnen getrooften zelfs a aanleiding daar toe gegeeven te hebben ? Zal 3' hy zig niet eeuwig te verwyten hebben, dat hy 33 het voorbeeld niet gevolgd heefc dier groote vor35 ften, die de gewigcigfte opofferingen uit liefde 3> voor den vreede gedaan hebben? De invloed van 33 den ftadh. hangd niet af van één prerogatief meer, 33 of min, maar zy is liet gevolg van zyn gedrag, en 33 deugden. Deeze waarheid is beweezen door ver„ fchelde voorbeelden, waardig, dac men 'er agt >, op geeve. Byaldien men , ondanks den bejlis„ fchenden brief der prinfes, de noodzaakelykheid, 3, bf ten minften de betaamelykheid van eene fchikking begrypc , verzoek ik eenen grondflag te ,, mogen hebben, om daar aan meede te werken, ,, en, als men 'er een aan de hand geeft, zal ik myne toebrengen, om denzelven van vrugt 3> te  HUISBOEK. 4o5 3, te doen zyn" f». Welke uitwerking deeze ernstvolle brief, oiigetwyffeld door Thulemeyer aan den ftadh. overgezonden, op hem al, of niet, moge gedaan hebben ; en of hy misfehien begreepen heeft , dat het hem in alle gevallen tot fchande zoude ftrekken, dat eene onderhandeling van dac gewigt, en door twee aanzienlyke hoven beftierd, enkel door eenen brief van zyne huisvrouwe zou. de afgebrooken worden; dan welke andere reeden 'er ook geweest zy; genoeg, dat die brief zo veel uitwerking deed, dat hy 'er niet op durfde ftilzitten. Hy liet dan op 10. januari 1787. door Thulemeyer aan den heer Raineval eene nota overgeeven, die van deezen inhoud was. „ Altyd bezield met „ de opregtfte zugt om meede te werken tot hec 3, geen ftrekken kan ter herftelling van de rust, en „ goede verftandhouding in de Republiek op eenen „ regtvaardigen , en billyken grond , aarzeld de ,, prins van Oranje niet, om zig verder te verklaa„ ren over de voorflagen van den heer Raineval, „ daar deeze aan den heer Thulemeyer betuigd heeft „ zulks te verlangen. De prins , van meenin» zyn- de, dat de grondbeginzels, op welken de aan„ merkingen gegrond zyn, die hunne hoogheden „ hebben opgegeeven in den brief van de prinfes „ aan den heer van Gortz, met pligt, en eer over„ eenkomftig zyn , kan daar van niet afgaan, en ,, gelooft, dat het tegenwoordig genoeg is, dezel,, ven met weinige woorden te herinneren, en te tragten , om 'er meerdere naauwkeurigheid aan ,, te geeven, door'er de noodige ophelderingen by „ te voegen, om iederen onpartydigen te overtui„ gen, dat de prins het belang van zyn vaderland „ zyne eer, en pligt opregt ter harte neemt, eo* „ dat hy in dat eerfte antwoord getragt heeft hec „ een met het ander te vereenigen, en zig de goed„ heden waardig te maaken van zynen fchoonbroe^ » der „ - (»0 V»J- vanfuKk. by J. A. ie Chalm. 49. deel, bl. IV.'DEEL. Cc  40f> VAJJCivLAl, UJtil ,,- der , en de blykerj van belangneemïng, waar meede de koning van Frankryk hem vereerd. Hy ,, gevoeld 'er al de waarde van, en zal altyd ver,, heugd weezen dé geleegenheden te vinden, om „ 'er zyne biüyke, en eerbiedige erkentenis voor ,, te betuigen, eeven zeer eene, kwaalyfc geplaat,, (te, ' ftyfzinnigheid vermydende, als eene klein,, hartige toegeevendheid, die niet minder te laa,, ken is. De heer Raineval vraagd eenen grond, „ om in onderhandeling te koomen z maar deeze grond is 'er reeds duidelyk in 'uitgedrukt. 3, Hy kan geene andere zyn, dan'de herroeping der „ fufpenfie van den kapitein generaal, het comj, mando van het guarnizoen van 'sHage daar onder begreepen. Zonder dit voorafgaand ftuk is het onmogelyk zig te kunnen vleien , dat men van „ den anderen kant ter goeder trouw tot eene bit3, iyke bevreediging koomen wil. De prins heeft 3, dit geëischt als eene daad van regtvaardigheid van de zyde des Souverains, om dat hy het ni^t ,i anders befchouwen kan. Eeven weinig kan hy 3, voorloopige voorwaarden toeftemmen, welken de ftilzwygende erkentenis influiten , dat hy ve'rtr. diend heeft om gefufpendeerd te worden in zynen post van kapitein generaal. Hy kon geene andere verklaaring geeven aan deeze uitdrukkingen van dén heer raineval, de fufpenfie is veroorzaakt ,) door de gebeurenisfen, in de piovintie van gelder3, land voorgevallen': in diezelfde gebeurenisfen behoord men derhalven liet geneesmiddel voor het kwaad te zoe„ ken. Dan, zo dra als de opheffing der fufpenfie „ in Rolland een gevolg moest zyn der ftappen vart ,. den prins in Gelderland, en als, volgens de eige woorden van den heer raineval, het eerst zouds wrrzev, na dat de prins aan alle die eifchen ten opZlgt der provintien, die een reglement, 1'iebben, zoude 3, hebben voldaan , dat holland van zyne zyde geene reeden meer zoude hebben, om zyn kordon niet te ^, doen wegtrekken , en om niet voort te gaan tot de herroeping der fufpenfie, waar na het op eene naauw,, keurige, en billyke wyze de amptsverrigtingen bepaa- „ len  H U I S B 'O E K. 40? „ len zoude, welken aan den post van kapitein "enerral „ verbonden zyn. En in den tweeden brief van den 3., heer Raineval aan den heer van Görtz, na c°vo*derd te hebben, dat de prins zyn woprdeeeye'i 3, dat de reglementen' zullen hervormd worden, >,.voegd hy 'er by: tegen dit heilig woord zal ik uw „ eene,-.eeyen heilige, verzeekering geeven, dat de 3, heden, met welken de heer ambasfadeur, en ik han„ delen-, allen hunnen invloed, en vermogen, zo wel' op den geest der natie, als in de raadpleegingen , „ zullen aanwenden ter hertelling van den prins naar ,, de _ grond/lagen, die ik uw 'aavgïweezen heb. De prins kan geene van deeze voorwaarden aannee3, men, dewyl de onderwerpen geheel vervreemd „ zyn van de fulpenfie, die .alleen Holland betreft „ Eevenwel wilde men 'er een geheel van maaken, „ en het een van het ander doen afharden De' „ prins kon dir niet onderfchryven, en van tóen af „ was het nutteloos, om daar over in onderbande„ ding te treeden met den heer Raineval. Maar „ daar uit volgd niet, dat de prins zig onttrekt. „ om de verbeteringen met die het behoord re on„ derzoeken , die 'er in de Geweften mogten te ,, maaken zyn, of om over die onder werpen" fchik„ kingen met de ondericheiden Staaten te maaken. V ?le* heeft reec!s 'aangehaald, het geen hy gedaan „ heeft met opzigt van .Utrecht, en hy 'veHan-'d „ vuurig, dat men eenige middelen moeë vinden, „ om de onderhandelingen weder aan te binden, en ,, een einde te maaken vah'dë'verdeeldheden, waar „ van die provintie het ftagtoffer is. Hy heeft fee „ dert languft eige beweeging ten voordeefe der „ gevlugte inwooners van Hattem, en EV.Hir). Die dit laatfte ftuk, op naam van den ftadhouder afgegeeven, vergelykt met den brief der graavin van Nasfau, zal moeite hebben om te begrypen, wat 'er tog meer in die nota des ftadhouders werd toegeftaan, dan in den brief zyner huisvrouwe» Wy zouden ons daarom ook geheel onthouden hebben , om ons, reeds al te breedvoerig, verffag deezer onderhandelingen door die nota te vergrooten, indien wy niet meenden door die agterlating te kort te zullen doen aan wy in het IV. Deel, 11. 105. gemankt hebben, en by de amnestien na de revolutie ook zullen moeten herhaalen, ,, dat hy de eer van eene amnestie voor zig zeiven behield, „ en de haatelykheid* der uitzonderingen op de Staaten wierp." (0) Hoe weinig dit beteekende, is hier booven hl. 375. en. vo'g. daidelyk geb'ee'c.i. UO Fèrf. van ftukk. by J. A. ie Chalm. 49. deel, bl. 117 •—124.  HUISBOEK. 409 aan de kragt van liet bewys, het welk wy door onze ïngevlogte aanmerkingen hebben zoeken te -vestigen, dat, wat ook de i'choonfchynende fchors der woorden van den ftadh., en zyne vrouw mee■debragt, het hun nooit een enkel oogenblik waaragtig ernst was, om iets weezenlyks toe te geeven, dat tot eenen billyken grond van onderhandeling dienen konde, dermaate, dat zy de Pruiifu fche gezanten van Görtz, en Thulemeyer zelfs, on het •laatst, fchynen misleid te hebben. Immers men kan zig geene andere, dan deeze, voldoendereeden verbeelden, waarom Thulemeyer twee dagen daarna aan den heer Raineval fchreef, „ dat hv op het ,, oogenblik eenen brief ontfing van den heer van „ Görtz, en dat deeze de vertoogen, die hy hem „ gedaan, en die, welke hy had doen toekoomen „ aan de prinfes, zo wel onderfleund had, dar ,ie „ heer van Görtz eindelyk geloofde, hem eerlang voorftellen van bemiddeling te kunnen toezeggen „ welken tot grond eener fchikking zouden kun,, nen dienen'' (q). Men ziet uit deeze uitdrukking van voorftellen van bemiddeling, dat Thulemeyer zelfs begreepen had, dat van de zvde van den ftadh en zyne vrouwe tot dus verre n'iets van dien aard gedaan was, en dit wettigd ten hoogiten, al het geen wy in onze aanmerkingen op hunne brieven daar van gezegd hebben. Dog, gelyk wy in twee voorige geleegenheden dien weezenlyken afkeer van onderhandelingen van die beide perfoonen gezien hebben , zo kwam van die hoop van Thule meyer ook.niets: immers vind men 'er niets van in de echte ftukken ,die aan H. H. Mog.,zo van hunnen weege, als van weege het Franfche hof, overgegeven zyn, en wy zullen hun flraks by volgende onderhandehngen dienzelfden afkeer zien betoonen. Ue ftadh. fcheen zelfs een verdienflelvk werk in zyne oogen verrigt te hebben, door zyné halftarrig- heid r Wn^Ukk' ^ ^ A- de Chalm- 49- bl- 124 Cc 3  4io VADERLANDSCH heid tot zulke uitenten te brengen, daar hy, omtrent eene maand na hec af breeken der onderhandelingen , de brieven van den heer Raineval aan den heer van Göitz over de voorilagen tot fchikking, beneffens zyne, en zyner huisvrouwe antwoorden, aan H. H. Mog. toezond, met agterhouding van die, welken de heeren vau Görtz, en Thulemeyer aan deu heer Raineval gefchreeven hadden. Ligtelyfc begrypt men, dac hy zig gefchaamd heefc, om de laatstgem. daar by te voegen, daar H. H. Mag-, en de geheele natie uit dezelven konden opinaaken, dat die heeren zelfs niet te vreeden waren over zyne onverzettelykheid. Hy poogde zig desweege naderhand by H. H. Mog. wel te verfchoonen , toen de heer de Veirac uit 's konings naam de halve vcrtrouwelykheid (rj van den ftadh. aanvulde, door ook die brieven aan H. H. Mog. ter hand te ftellen. Want hy verzogt twee dagen daarna by eenen brief den griffier .bagei, om aan 11. H. Mog. opening te geeven, ,, dat hy buiten ftaat was geweest, om ook die brieven meede „ te declen, vermids hy daar van nimmer eene ko3, pie gehad had, cn derzelver inhoud aan hem niet ,, bekend was" (s). Maar elk bevat gereedelyk, dat, indien hy het van zyn belang geoordeeld had, om ook die brieven aan H. H. Mog. te vertoonen, hy v/el middel zoude geweeten hebben, om daar van eer affchrift, en teffens de vryheid te bekocmen, om hetzelve by (ie ftukken te voegen. Misfehien mag men zelfs we! gelooven, dat hy dat verzoek gedaan heeft, maar hem afgeraaden is', om daar van gebruik te maaken. Hoe het zy, volgende aanleidingen om op eene eerlyke wyze" eene minnelyke afkomst van zaaken te verwerven, die hy vei'fmaadde, toonden genoegzaam, dat hy geenen vreede zogt, dan dien hy, zonder eenige opofte- rin- (V) La demie confidenre. is) Vcrj. van fiukk. by J. A. de Chalm. 49. deel, tl. 116 ——129.  HUISBOEK. 411 ringen van zynen kant, te weeg konde brengen. Immers werd hem nog op 16. juni 1787., toen hy door zyne geweldenaaryen de zaaken nog veel meer had uit haar geheel gebragt, door den heer Mandrilion een brief vertoond van den hartog F. A. van B runs wyk, nabeftaanden van hem, die naderhand 'sLands overweldiger werd, dog welke briefde lofwaardigfte gevoelens behelsde. Hy ftelde hem daar in voor de rampen, en gevaaren van het vaderland , en den roem, dien hy verkrygen zoude, indien hy van zyne eifeben eenigermaace afzag, en meedewerkte tot herftelling der openbaare rust, en het geluk van zyn eigen geflagt. Maar hy, zo verftokt van hart, als hy was, gaf geen gehoor aan den raad van eenen vorst, immers zo aanzienlyk,als hy,maar bedankte den heer Mandrillen voor zynen iever, en verklaarde hem, (wie beefd 'er niet van?) ,, dat zulke voorftellen hem niet behaagden, en dat hy zyne regten te vel kende, om daar van zo af te zien" (t). Zodanig werd dit mensch altyd bezet door eenen drom van laage vleiers, welker bedoelingen de heer Raineval zo natuurlyk befchreef in zynen brief aan Thulemeyer: zodanig werd hy altyd aangeblaazen door eene vrouw, in haar foort zonder wedergaade, dat hy het geheel vaderland met deszelfs dierbaarfte voorregten van vryheid, onafhangelykheid, en rykdommen liever ten prooi wilde geeven, dan het genoegen misfehen, om wat meer te zeggen te hebben. Indien wy deeze zyne vrouw uit de voorige onderhandelingen met de heeren Raineval, en van Görtz, en uit haare ontwerpen met de voorgenoomen reize naar den Haag, niet overvloedig hadden leeren kennen, zullen wy haar nog laatftelyk in het ftuk van onderhandelingen eene houding zien aanneemen, die de diepfte verontwaardiging by eiken vaderlander , ja menfehenvrieud , voor haar verwekken moet, en die wy hier (i) Memor. om te dienen tol de hifi. der revol. in de vereen, KEDEitL. in 1787. bl. 10. Cc 4  412 VADERLANDSCH hier ook eene plaats moeten inruimen. Dit blykt allerduidelykst uit het geen de heer J. MandrilIon Cu) desweege verhaald, en het welk van te veel belang is, om hier niet in te voegen, op dat de nakoomelingfchap zo wel, als dit tegenwoordig geflagt, weete, dat het de graavin van Nas/au misfehien alléén is, die voor God, en menfehen verantwoordelyk is voor de duizende rampzaalige gevolgen der inrukking van Pruisfifche troupen ter verwoefting van dit Gemeenebest. „ Ik kwam," (zegd hy,) „ ten 2. uuren na middernagt (y) te „ Lent, alwaar het generaal kwartier toen was. By „ het aanbreeken van den dag fchreef ik een brief,, je aan den hartog, om hem kennis te geeven ,, van myne aankomst, en begeerte, om hem te „ fpreeken. Terftond in zyne kamer gebragt, ver- zogt ik hem, om allen zynen invloed by de prin„ fes van Oranje te gebruiken, om van de Repu- bliek alle de rampen, die dezelve dreigden, af te weeren. Hier op antwoordde de hartog: J3 j, gy kent my genoeg om te weeten, dat ik, 3, eeven als gy, een menfehenvriend ben, en ^ }) dat, zo 'er middelen ter bevreediging zyn, ik jj j, bereid ben om zc aan te neemen. V. Vraagd j, jj de koning voiftrekt niets, dan eene eenvouwjj 3J dige herftelling van de beleediging, aan zyne j, j, zufter gedaan. 20. Behoefd 'er geene fchaadej, j, loosftelling te gefchieden , om dat het niet jj J5 door eigenbelang, maar door de eer is, dat Z. jj j, M. gedreeven word (w). 30. Wat my betreft, 3, jj de koning heeft my deeze zaak toevertrouwd, en ^ jj ik ben door geene verkeerde oogmerken van „ „ my- (iti Mentor, om te dienen tot de hifi. der revol. in de vereen. Jjederl. in i7b7- w- 40. en volg. (v) Gelyk blykt uit het vervolg, was dit op 13. fepttmher. (w) De ondervinding heefc geleerd, hoe weinig de eer, en hoe oneindig veel het eigebelang, by den koning in deeEe zaak gewerkt heeft.  HUISBOEK. 413 3} j, mynen pligt af te brengen. Begint met aan j; jj Z." M. voldoening te geeven, en ik ben vol« jj jj daan : alles kan hier afgedaan worden, zonder dat jj jj gy naar berlyn gaat. Zo gy de prinfes van j, j, Oranje fpreeken wilt, zal ik haar een briefje 3) j, fchryven,om uw by haar bekend te maaken."" jj Z. H. gaf my zynen kamerdienaar, om my naar jj Nymegen te verzeilen, en by de prinfes te brenjj gen. Deeze betuigde my, hoe veel leedweezen jj zy had over de afkeerigheid, die de Staaten van 3, Holland altyd van haare vreedzaame voorftellen 3, getoond hadden, dat zy , of haar man, nooic 3> dulden zouden , dat men het ftadhouderfchap ontleedde dat de Staaten generaal hunne 3, goede vrienden waren; en dat het grootfte ges, deelte van het volk in hunne belangen was. Ik ,, nam de vryheid om aan te merken, dat, wel „ verre van haaren echtgenoot te willen berooven van zyne bedieningen, en voorregten, de Staaten van Holland in tegendeel het ftadhouderfchap, j, door eene algemeen nuttige, en noodige her,, vorming, op eene bondige wyze zogten te ves,, tigen , en de regten van den Souverain, den t) ftadh., en het volk zodanig te bepaalen , dat ,, 'er nooit tusfchen de verfchillende magten eene ftrydigheid konde ontftaan: dat, indien de ftadh., j, in plaats van zyne regten gewaapenderhand ftaan,, de te houden, zyne belangen, en den geest der ,, natie beter gekend had, daar uit ongètwyffeld eene vriendelyke fchikking, maar geenszins een burgeroorlog, zoude gebooren zyn; dat, de hoop van H. H., voor zo verre de Staaten generaal ,, betrof, zeer wartkelbaar was, om dat de gering,, fte beuzeling, ten allen tyde, de kans ten voor- ,, deele. f» Ziet daar de waare roeden, waarom de Pruisfifche troupen met geweld alle gemaakte, en nog te maaken, heilzaame verbeteringen moeften koomen in duigen werpen, onder bet voorwendzel van fatisfaftic te vraagen voor eene gewaande beleediging. Cc 5  414 VADERLANDSCH „ decle der vadcrlandfche party konde doen vér* ,, keeren , en de tegenovcrgetteldc vernietigen: 3, dat, het volk betreffende, H. H. hetzelve niec ,, bcfchouwen konde ais voor hun te zyn, daar het „ in alle de geweften gewaapend was, om zyne „ regten te handhaaven, en' dat de gewaapende bur„ gery het volk éigehlyk verbeeldde, maar geens,., zins die geringe, en woelige hoop, welke altyd oneer deed aan de partyen, die ze diende, en „ welken men gepeupel noemde: dat, vermids in regendecl hel volk net beste gedeelte eener natie ,, was, hetzelve met onderfcheiding verdiende be3, handeld te worden. Eindelyk voegde ik 'er by, dat de gewaapende burgery gereed was, om de „ waapenen neder te leggen, als de ftadh. zyne ,, troupen wegzond, en de Pruisjifclie armée niet „ verder ging. H. H. vroeg my, welke dan de voóYftelIèp tot vreede waren, waar meede ik be-' ^ last was? Ik vertoonde haar, dat ze des te aanneemelykcr waren , naar maate zy geheel van H. s, II- afhingen, om dat het Hechts aankwam op ee33 ne kleine toegeevendheid van haare zyde, door 3, het fchryven van eenen brief aan de Staaten van 3, Holland, waar in zy het fterk verlangen van haa?, ren echtgenoot, om met de Staaten meede te werken tot eenen vasten vreede , en om men,« fchenbloed tc fpaaren , te kennen gaf; en dat „ ik, volgens mynen last, durfde initaan , dat, zo 3, zy daar toe koomen wilde, zy eenen zeer vol,, doenden brief tot antwoord, en teffens een ver„ zoek om in den Haag tc koomen, ontfangen zou. ,,- de. H. II. antwoordde my, dar zv geene reeden had, om zig te verlaten op de 'beloften der Staaten van Holland, die haar zo dikwyls bedroo,, gen hadden (y); dat, terwyl zy eevenwel niets ,, zo zeer begeerde; als het geluk, en den voor- fpoed (7) Dat zy eens openlyk zegge, wanneer, en waar in de Staaten van Holland zig ooit met haar ingelaten hebben, en haar dus zouden hebben kunnen bedriegen.  I-I U I S B O E K. 4T5 ,, fpoed van een Land, het welk zy feedert lang. voor het haare had aangenoomen, zy zig verliet op het doorzigt, en den wil van den koning, ,, haaren broeder, en den hartog. Dus eindigde ,, die mor.dgefprek. Terwyl ik de trappen van het „ kafteel afging, vond ik 'er den hartog, zeer' ,, nieuwsgierig om te wceten, wat 'er in die onderhandeling was omgegaan. Ik verhaalde hem ,, alles, drong vooral by hem aan op de laatfte ,, uitdrukkingen der prinfes, en voegde "er by,' ,, dat ik op myn woord van eer verzeekcren kon,, de, dat de Staaten zeer wel gedisponeerd waj, ren; dat, zo Z. H. wilde agt geeven op derzc',, ver befluit van 8. feptember ter beantwoording ,, der tweede memorie van den heer Thulemeyer, „ hy daar van ten volle overtuigd zoude worden; ,, maar dat de Staaten met voegzaamheid niet wel verder koomen konden ; dat, daar zy beflooten hadden, om eene bezending aan Z. M. te doen, ,, om hem geheel van hunnen eerbied te verzeep' keren, zy hunne begeerte, en gevoekns genoeg te kennen gaven; dat ik derhalven geloofde, dat de prinfes niet konde nalaten , om aan de „ Staaten te fchryven, en om, ter fpoedige her„ ftelling der openbaare rust, gebruik te maaken j, van derzelver goede geneigdheid. „„Welnu,""" (zeide my daar op dc hartog,) ,, ,, zoud gy niet jj ten naasten by kunnen opgeeven, het geen J3 de prinfes voegzaam over dat onderwerp aan jj jj de Staaten zouce kunnen fchryven ? Maar'er j, jj is groote haast by,want myne armée defileerd; 33 j, zie daar zelfs myne gedrukte verklaaring, die j, ,j ik naar de verfchjllende fteeden van Holland jj afzende."" Ik aarzelde geen oogenblik, om dit op my te neemen , nam affcheid van den hartog, eh Inoedde my naar myn logement, om zulks werkftellig te maaken. Naauwlyks drie ,, kwartier daarna, ontfing ik een bezoek van des hartogs kamerheer, die zeer grooten haast be5, toonde, zo hy zeide, om te vertrekken, en om „ aan Z. H. dc memorie over te geeven, die hy „ ver-  4tfj VADERLANDSCH verwantte. Zulk: cene overhaafting verwonderde „ my ten uiterften , maar zy werd veroorzaakt ,, door iets, waar van ik eerst eenige uuren daarna kennis kreeg. En dit was het vertrek van den 3, hartog, die, niettegenftaande myne opgevatte 3, hoop , en niettegenftaande dc verzeekeringen van ,, vreede, die ik zo eeven gekreegen had, des 3, niettemin zynen togt naar Holland voortzettede. „ Die fchierlykc verandering was alleen het werk j, van de prinfes, die, den hartog geneigd ziende, om myne voorftellen aan te neemen, het zo 3) ver kreeg, om hem over te haaien tot het voort3, zetten zyner vyandelyke oogmerken; gelyk ik te „ Amftddam, eenige dagen na myne wederkomst 3, vair Berlyn, vernam. • Ik liet aan de prin- 3, fes een tweede gehoor verzoeken; — maar, in ,, plaats van een gehoor, ontfing ik een briefje, geteekend door den heer Stamfort, waar by H. s, K. H. my deed weeten, dat het haar zeer leed deed , my geen tweede onderhoud te kunnen s, vergunnen, om dat zy het op dat oogenblik zeer druk 3, had; maar dat , zo ik iets zeer weezenlyks aan 3, haar te zeggen had, zy my verzogt, zulks fchrif,, telyk te willen doen." Kan 'er iets onverantwoordelyker bedagt worden, dan zulk een gedrag, daar de weg haar zo gemakkelyk gemaakt werd, om alles in het vriendelyke te fchikken; daar zv van den koning volmagt had ; daar zy verklaard had zig te willen gedraagen naar het doorzigt, en den wil van den hartog; en daar zy deezen geneigd zag, om den voorflag van den heer Mandrilion mix te neemen ? Indien zy haare geliefkoosde wraakzugt niet booven alle andere neigingen had zoeken bot te vieren , konde zy dan in een oogenblik,waar van voor het geheele Land, voor zo veele duizenden van ingezeetenen , en voor haare eige waare grootheid, zo veel afhing, wel eenige, meer gewigtige, bcezigheid gehad hebben, dan die, om zig met de overweeging, en te werkftelling van de niets koftende middelen ter verzoening onleedig te houden? Godweet, of, zo al die drukte niet een enkel  HUISBOEK. 417 enkel kwaadwillig voorwendzel was, om daardoor de eenige , nog overige , geleegenheid tot eene minnelyke fchikking af te fnyden, zy niet beftaan hebbe in de angftigc zorgvuldigheid , om de ongelukkige, ilagtoffers haarer wraakzugt met alle zeekerheid te doen vallen in de ftrikken, die zy hun gefpannen had , en hun den beeker der wreedfte onderdrukkingen tot den bodem toe te doen inzwelgen. Elk onzer Teezeren, die een eerlyk, en gevoelig hart heeft, is genoeg uit zig zeiven in ftaat, om de aanmerkingen te maaken, die zo meenigvuldig uit dit verhaal voorcvloejen. Genoeg,dat dit haar gedrag al weder ten volle regtvaardigd den flap , door der Staaten gecommitteerden omtrent haare reize naar TsHage gehouden, en de befluiten der Stqaten zeiven: genoeg, dat hetzelve al weder eeven zeer loogenftraft de voorgeevens van haare goede oogmerken met die reize: genoeg, dat zy door hetzelve al weder voor dit, voor het toekoomend geflagt, en voor geheel Europa, als de wraakz'tjgtigfte vrouw der waereld in haar waar daglicht voorkoomc. En, daar wy meenigvuTdige maaien gezien hebben, dat door'de belle, én rondborftigfte flaatsleeden, en burgers, eene vergelyking gemaakt is tusfchen het gedrag onzer voorouderen omtrent den overheerfcher Philips, en het hunne omtrent den tegenwoordigen ftadh., (aan welker eerften regt om zig tegen Philips te verzetten niemand thans twyffeld, dan misfehien de Ltidfche hoogleeraar Kluit, en zyns gelyken;) agten wy het niet onvoegzaam, en zelfs ter verdeediging van hec eedel gedrag van zo veele waare vryheidsvrienden noodzaakelyk, om hier by verkorting op te geeven, het geen door onze voorouderen tot wettiging van hunnen gewaapenden tegenftand tegen Philips is opgegeeven. Word daar by eene taal gevoerd, die de gewigtigfle bezwaaren tegen zyne regeering opleeverdej, men herinnere zig daar by fteeds , dat, zo die bezwaaren wettig genoeg waren, om de voorvader* te  4i8 VADERLANDSCH te cioen breelcen 'den eed, gezwooren aan eenen landsheer,en oppermagtigen vorst, diezelfde, ja nog veel grootere, bezwaaren onze wclmeenendc regenten, en meedeburgers des temeer bevoegd maakten, om zig met eerbiedige verzoekschriften, met mannentaal, of met dc waapenen aan te kanten tegen de heerschzugtige beveelen van eenen willekeurigen ftadh., groot geworden door het goed, en bloed der Nederlanderen, en van regenten, die, zo wel als de ftadh., flechts meedeleeden der Souverainiteit, cn voor het overige hunne mëëderegente'n, of meedeburgers waren. Ja men herinnere zig fteeds , dac hier ook fprak een Willem,!., ftadh. van Philips, en voorzaat van deezenzelfden ftadh. eener Republiek, die met zo veel gemaaktheid, .en ophef, deszelfs verdienden , en voorbeeld tot eene verpligting van regeering , en burgerv omtrent hem, en zyn huis, en tot zyne eige naarvolging, fteeds gewoon was op te haaien; »n dat dezelfde misdaaden , die door Spanje aan Willem i. ten laste gelegd zyn,door deezen zynen nazaat, en zyne kabaal, eeven zeer te onregt, aan de befte regenten, en burgers zyn opgedrongen. Eindelyk herinnere men zig fteeds, dac, indien alle deeze bezwaaren tegen den ftadh., en zyne meedeftanders vóór de revolutie reedenen genoeg uitleeverden, prn de a'Ierfterkfte ftappen tegen hun te verdcedigéij , de vooruitzigten van die eindelooze wanorders, gruwelen, eh wreedheden, die hy na eene ómkeering ftond aati te regten , en door de uitkomst maar al te zeer bewaarheid zyn, den ieveft$»n tegenftand van regenten', e,n burgers tegen z . n , en zyner meedehelperen bedoelingen nog oneindig meer wettigden. Wanneer Willem i. van weege den koning van Spaijjè, als misdaadiger, werd aangeklaagd, en ingedaagd, wrd.hèm ten laste gelegd: „ dat hy, jj m ?yae Hellende eed; eer, en de groote gunjt #én, genoten zo by den keizer, als den koJ ffing, zig opgeworpen had tot hoofd der weder- 3, fpan»  H U I S B O E K. 4;9 „, fpannigen'(z): dat hy getngt had de regeefing jj te onderkruipen , en den koning gewaapender* hand uit het La::d ce Jhlltcn , de lahdzaacen, f, onder den duim, van de liefde rot hunnen aan^ gebooren heer had vervreemd, de eedeleü opge* jj ruid> tot hun faamenrotten zyne huizen te Brè'* jj da, en Brn.fel gelee;,d , de muiters in zyn be* jj ichut genoomen, 's konings krVgsvoik uit eenige jj plaatfen van Zeeland gekeerd (a) , en ïjgtipg van jj geld coc betaaüng van de foldaacen der oproerij, gen gedoogd had" (b). Aan den graaf van Hoogpaaien, werd ,, dezelfde ondankbaarheid, en meiiij, eed aangetygd , dat 'hy WilUm I. in alles had ij aangekLefd, dc bondgenooten geraaden coc een v tweede verzoekfehrifc om de ougewooue fterkjj ten geilecht te krygen , met hec werven 'van jj volk voor Breederone door de vingers gezien, ,j buiten hst der lanJvoogdesfe zeekérü ergerlykë jj keu ré _ te Mechelen verkondigd, de wet aldaar jj opgehicsc, die van Lier geraaden coc weigering jj van bezetting , en op den dagvaard te Dendermonde het waapenen aangeftemd." IFülem I. fchreef daar op aan den prokurcur generaal, ,, niets j, liever te hebben , dan zyne zaak te verancwoorjj den,, en in eene reekening te treeden, by hec jj flot der welke blyken zoude, hoe weinig zyne jj dienften van de vergelding waren ingevolgd: maar ,> hy f» Dit verwyt, en de volgende, regen Willen I., en zyne vrienden gè'daït)',; zyn hoofdzaakelyk dezelfde, die Wiltem V. met zyne aanhangers in onzen tyd aan de voorftanders der vryheid gedaan hebben; en dit eerfte verwyt is hc'. zelfde, dat by het vonnis van het hof van Gelderland aan den heer van def Capeilen tot den Marsch gedaan is, en dat deeze zig tot zo vee! eer reekende, als Willem 1. Mem. voor den heer van den marsch, bl. 67. en volg. byl. bl. 130. O) Dezelfde befchuldiging, die tegen de braave regenwerd Cn ge:nee'lts!iedeu van hattem, en Elburg gedaan m Dezelfde befchuldiging, die tegen dsoprezters, en tieelneemers in het nationaal fonds gefchied zyn.  420 VADERLANDSCH J:) hy wilde dat voor behoorlyke, en onwraakbaar* jj regters doen. Ondertusfchen moesc hy zig troojj ften met de ontelbaare voorbeelden der geener, j, dien, na het opzetten van goed, en bloed, in jj plaats van erkentenis , het een , en ander ten 4, onbruik gemaakt was, neffens toewerpen der bejj looningen van hunnen arbeid, en gevaar aan luij, den, die geen van beiden hadden uicgeftaan (c): „ het welk hy niet vreemd vond, dat het vooral ' ,, ter deezer tyd in zwang ging, nu het kleine ,, kunst was, den zuiverften door uitgemaakte oor,, blaazers met kettery te bekladden, eene mis,, daad, daar men alle fnoode ftukken onder begree,, pen waande; ja, dat men, haatelyk vindende, ,, iemand enkel op kettery te verwyzen, zig ge„ noegzaam benoodigd zag hem majefteitfchennis op ,, te digten, en onder dien fchyn van kant te hel„ pen (d); zo dat de geen, die voor eenen dwaal- „ geest Cr) Deeze voorbeelden waren in de gefchiedenisfen van ons vaderland van vroegere tyden, na de afzweeiing van Philips, ook maar al te meenigvuldig, en een Oidenbaruevdd, een de Groot, een Hoogerbeets, een Moersbergen, ondervonden zulks in de eerfte revolutie van 1610., terwyl een Duik . fiskaal der vierentwintig regters , het raadpenfion.irisampc van Flatland bekwam in plaats van den vermoorden Oldenbarneveld. Dit ondervonden ook de de Witten by de tweede revolutie van 1672., toen een Fagel raadpenfionaris werd. Dit ondervonden al meede veele eerlyke regenten by de derde revolutie in 174S. Maar geene revolutie draagd d.iar van zo veele, in het oog loopende, kenmerken, dan die van 1787., vermids 'er nooit een tyd geweest is, waar in ergerlyker perfoonen de posten van braave mannen vervuld hebben , gelyk wy op zyne plaats zullen aanwyzen , en Onder anderen de post van raadpenfionaris van Holland al meede aan eenen der fnoodftc bewerkers van 's Lands onheil, eenen van de Spiegel, is te beurc gevallen. (d) Dat jn, Gelderland, Utrecht, en Friesland het fchande'ykfte misbruik van dit woord gemaakt is, hebben wy xeeds ce meermaalen aangewcezen, en zal nog nader blyfcen.  HUISBOEK. 4£t sj geest gehouden werd, niet anders, dan doeme» „ nis, of, was zyne onfchuld te klaar, fleeping ,, van regt, en de ellende eener eeuwige gevan„ genis, verwagten kon : en bond deeze reeden „ te over, om Alba voor regter te weigeren. •—. 31 Nog had men hem uit Braband zynen zoon, zo» ,, openlyk onnoozel, uit de hooge ichool van Leuven vervoerd, reegelregt tegen de handvesten» „ waar op de koning beëedigd, en op welken eect ,, de'landzaaten, en anders niet, tot gehoorzaam,, heid verpligt waren. Dit wees wel uit, hoe Alba over alle wetten heen trad, en het al te gevaar,, lyk was , zig zulk eenen regter te onderwerpen. Derhalven hield hy zig ongehouden te ge,, 'hoorzaamen, tot dat de koning zynen eed, en de ,, handvesten voldeed, daar hy op gehuld was" (e). Wanneer vervolgens diezelfde Willem I. door den koning van Spanje was in den ban gedaan, gaf hy daar tegen ter vergadering der algemeene Staaten .te Delft op 13. december 1580. eene verdeediging uit, in welke hy de gronden, bv dien ban aangevoerd, onder anderen dus wederleidde. „ Hy ,, had aangegaan niet eenen berooiden hoop (f), maar „luiden van foort, en middelen, ja de agtbaarfi ften des Lands, om het wegzenden der Span. „ jaar- CO p. kz. nooFT, Nederl. kist. 4. boek, bl.167., en volgj Zodanig ;.vas ook de bondige..reedcncering, waar op fteunde de weigering van den heer van den Marsch, en andere Gelderfche eed Jen , om zig langer te houden aan het regeeringsreglquient, het welk door den ftadh. in alle deszelfs deelen ophetfcbandelvk'fte ovcrtrëeden werd. En, ging dit door omtrent eenen Souverain, hoe veel te meer dan omtrent eenen ftadh. van den Souverain? Cf) 7<° zogt de beerschzugt in ons vaderland, reeds zo veel vroeger, de veragtelykfte benaamingen van berooiden hoop, van geuzen enz. aan de defcigfte, en aanzienlykfte voorftanders der vryheid te geeven, om dat zy zelfs overtmgd was, dat het veifmaadén van der laatstecrelden ften» het grootfte blyk was eener volftrekte overweldiging. IV. DEEL. Dd  422 VADERLANDSCH „ jaarden op der Staaten naam te verzoeken. Als ,, hy daarna het kwaad zag inkankeren , had hy ,, zyne meedegenooten genoodigd tot eene vergast dering, hun aldaar het verloop der zaaken aan„ geweezen , en hoe hun toeftond dat te rigten: „ by welke vergadering bleek, hoe hy, fpeuren- de van verre de onheilen, daar men nu bedoo,y ven in ftak, zynen pligt om die te weeren be,, tragt had (#)• Zeeker, tegen zyn goeddunken ,j niet, was ook der eedelen ïmeekfchrift overge- geeven, mits hetzelve grootelyks ter zyner eer, 3, en tot zonderlingen dienst des konings, en des 3, volks ftrekte: want, hadden de koninglyke raads9, luiden dat verzoek ten eerlten ingewilligd, men ,, hobde nu niet overftolpt van de zee der jamrnea, ren, waar onder fehier het gantfche Land woest, 3-, en verdorven lag {li): het welk men der nimmer zatte wreedheid van de geenen danken mogt, ,, die, niet vergenoegd met de ondraaglyke wrang3, heid der plakaaten, maar volgende de voetftap,, pen van den dwaazen koning Roboam, zo veef ïs gehoors aan eeue kwaalyk beraaden vrouw, en aan ,, eenen kardinaal gegeeven hadden , en der ge- meente tot antwoord , de vader Jloeg uw met roe,, den, met fchorpioenen zal' uw de zoon geesfekn (i% 3> Zy (g) Zodanige vergaderingen hielden ook de ieverigfte, en eerlykfte regenten, en burgers in onzen tyd; en dit werd) fiun ook by des ftadhouders deklaratoir van 26. mai 1787., en by de zogenaamde plakaaten van amnestie, tot misdaad' gereekend. (/») Ook dit geld in den volden nadruk omtrent de meenigvuldige klaag - en verzoetfehriften van de burgeiyen in on'/en tyd. (z) Niets is, helaas! meer toqiasfelyk op onzen tyd, dan eeven deeze befchryving der eigeniyke bewerkers van 'sLands ongeval, dat wy heieeven. Eene vreemde vrouw, niet te vreeden met eenen ftaat in dit gezeegend, en vry land verkreegen te hebben, waar op zy nimmer had kunnen hoepen, was kwaalyk beraaden genoeg, om dat land', h«t  HUISBOEK* 42§ Zy kreeten zynen broeder voor eenen ketter uit, „ maar zouden beter zo vroomen ridder, waardig ongelyk meerder eer, en opregter Chrifien, dal „ zy , ongemoeid gelaten hebben. En, datzy „ hem met denzelfuen toenaam befpoogen , des „ kreunde hy zig niet meer, dan de heer Chrifius. „ toen eeven eerlyke luiden, als deezen, hem voor „ eenen Samaritaan fcholden (k). —• De reeden zyns vertreks was voornaamelyk deeze geweest, „ dat hy het planten der Spaanfche inqmficie ter ,, plaatfe van zyn bewind niet gedoogen konde „ Met dit zyn willig ballingfchap had men zig niet „ gepaaid; maar, raazende van euvelmoed, tegen „ alle form van regt de hand aan zyne meedebroe„ ders gelegd, hem vervolgd by dagementen, bv ,, aanteekening, en bekommering zyner goederen ,, en hem met geweld gedreeverï tot onderleg vari ,, veele dingen, nooit te vooren in zyn leeven ge^ „ dagt (0- Het vonnis over zyner meedegenoo- » ten het welk zy zelfs haar vaderland noemde, ter bereiking haa ter laatdunkende oogmerken aan eene overmaat van era" welen op te offeren en zelfs onuut te maaken voor haareêige nazaaten. Een Lodewyk van Brunswyk wist zig teen 's Lands wetten, in te dringen tot des ftadhouders eenigen raadsman. Dit ech ter onderfcheidde de handel wyze dertwee Spaanfche raadslieden van die der Pruisfifche prinfes en des Duitfchen veldmaarfchalks, dat de twee eerften het ftuk onderling volmaakt eens waren, daar de twee laatften in tegendeel van (pyt vergingen, om dat elk de eerfte, of eenige raadsman wilde zyn. * (k) Gelyke fmaad - en fcbeldwoorden moeften de eerlyk. lle, en belangeloostemannen nu ook van hunne partyen ondergaan dog hadden ook dezelfde troostgronden, die aai een eerlyk gemoed meerder waardig zynf dan al de dwii* gelandy, cn fmaad van fnoode vyanden. (/) Zo heeft ook in onzen tyd de wreedfte vervolfin<* gewoed tegen de beste vaderlanders, daar zy de getuigerl haarer boosheid onder haare oogen niet verdraaien kon. «e, en fteeds bevreesd was voor eene regtvaard'ige ftraf. Dd a  424 VADERLANDSCH ten zaak, en de zyne had men befteed ondef een deel ongeagte menfchen, te fnood, om nef** fens hen te treeden , ja hunne knegts te zyn. 3' Men had hem uit zyne waardigheid, uit alle zy- ne ftaaten, ampten, en have geftooten, en hem " ter dood gedoemd. Kon men nu iemand ter wae>r reld uitwvzen, zonder teffens denzelven te ont" ftaan van' alle eedeu ? Zy ftelden het hem dan 3' vry, mitsdien zynen vyand te befchaadigen naar " zyn vermogen. By het boovenverhaalde was te " merken, hoe, als hy rust zogt, zy beroerten verJ' wekten, als hy naar vreede jookte, zy hem het " oorlog over den hals drongen, eenen oorlog, by *' hem aangevangen, om zynen zoon te verlosfen , om zyn leeven te befchermen, om zyne goede" ren weder te verkrygen, om zyne eer te hand" haaven , nog overgeilagen het geen den Staat ' betrof (m). Men leidde hem waapendragt tegen " zynen overheer ten laste: maar hy vraagde,—- zo nooit tieran meer onfchuldig bloed vergooien, 3> 'sLands vrydommen leelyker gefchonden, zynen " eed , en trouwe onbefchaamdelyker gebrooken 3' had, was hy dan niet verre onwaardig, om den fchepter van Cajlilie te voeren («)? En, fchoon s» hy fm) Welke belangeloosheid de bewonderaars van WillemJ in hem ook mogen eerbiedigen, en hoe billyk ook de reedenen waren , die hy, hier, voor den opftand tegen Philips bvbrengd; men ziet dog uit zyne eige bekentenis, hoe veel 'invloeds de behartiging van zyne byzondere belangen had op zyne gedaane (lappen. Ondertusfchen maald hy in het eerfte gedeelte deezer zinfneede met leevendige kleuren diezelfde rustige, of ook rustelooze geestgefteldheid af, •welker eerfte de welgezinde regenten, en burgers, en welker laatfte den ftadh. roet zynen aanhang in onze dagen zo zeer gekenmerkt heeft. ' . (n) Men zoude hier kunnen in twyffel ftaan, wie van bei"den, Philips, of Willem V., fchuldiger was. Want, pleegde de eerfte ongehoorde gruwelen, hy deed zulks meestal uit eenen overdreeven iever voor den Roomfchen godsdienst, en misfehien bekleedde de heerschzugt by hem Hechts de  HUISBOEK. 425 hy de waapenen aanvaard had tegen zynen over,, heer , was hetzelfde niet gepleegd by hartog „ Albert varr Oostenryk tegen keizer Adolf van Nas3, fau? Maar, genoomen, al het verhaalde was ,, nooit gebeurd , wist Philips niet, dat hy voor „ eenen der voornaamfte leeden van Eraband 'ftond , en dat den baronnen daar te lande toekwam, de vorften, wen zy ftruikelden in hunnen pligt, of s, ter zyde uitfloegen, te fchorfen, en te rug te 31 ftuuren, gelyk de ephoren te Spana als tugt- meefters der koningen pleegden te doen (0)? 3, Nopens het invoeren der vryheid van gewisfe, „ het welk hem meede ten laste gelegd wierd, indien zy daar meede meenden, dat zyn wit was „ de poort te ontfluicen voor zulke gruwelen, als „ onder Parma's hofgezin, daar men godloosheid ,j Voor fpel hield, in zwang gingen, antwoordde ,> hy, dat men dat foort van vryheid by de na„ koomelingen van Pctro Aluigi wel zoeken mogt. ,5 Een ding kon hyniet beneenen, dat zyne oogen 3J uit het glinfteren der vuuren, waar in zo meenig arm tweede plaats. Maar by den laatften was de godsdienst een boosaardig, en moedwillig vooiwendzel, terwyl heerschzugt, maar geen waare godsdienstiever, hem geheel bezielde. Ook maakt het bygeloof der zestiende eeuw, gefteld tegen onzen opgeklaarden tyd, een aanmerkclyk onder, fcheid tusfchen de daaden van Philips , cn Willem V, Wat ook Philips deed tot doorzetting zyner maatreegelen , nimmer leeverde hy zyne landzaa'ten moedwillig over ter plundering, berooving, en mishandeling van twee vreemde Moogenheden , of van zyn eigen krygsvolk , gelyk Willem V. deed. Eindelyk is de fchuld des laatften veel grooter, dan die des eerden, om dac Philips geen gebooren Nederlander, en Souverain was, daar Willem V., onder den naam van eerjien Jlaatsdienaar, zyn eigen vaderland verwoestte. (0) Zod.inigen raad uit de beste regenten verfmaadde WillemV. hardnekkig, maar liet zig beftieren door zyne vrouw, Sn eenen vreemdeling. Dd3  4*t „ te Scheppen, daar Alba, en de Spanjaarden hun hart in ophaalden. Af te laten van hec vervolgen was altyd zyn raad geweest. Dit hield de 3, ban pryslelyks in , dat de koning het opltellen a, van dén tienden, en tmntigjlen penning nooit a, aan Alba bevolen had, nog verllaan, zulks door 3, te laten dry ven tegen wil, en dank der onder3, zaaten (ƒ>)• Maar zo Alba in dus een ftuk, ge3, deegen ten bederf, en dood van zo meenigc a, duizende menfchen, zynen last overtreeden had, waar was de verdiende ftraf ? Hy gaf den ko-3, ning keur, om een van tweeën toe te ftaan, geene a, uitvlugt, Gebooden, het was tieranny; niet gey, booden, en ongeftraft gelaten, al hetzelfde 3, •—: Dat men de fchuld van het wyken uit Ho/,, land, en Zeeland wilde fchuiven op de onorder, gereezen onder de Spaanfche troupen na hec dwins, gen van Zierikzee , ' was eene klad in den wind 3, werpen , die ze hem te rug in het aangezigt kaatfte; want, die den foldaat, by meedeloopend geluk, dat hem goeds moeds maakte, met zulk een voordeel, en zo ruim omkoomende midr „ delen, niet bellieren kon, bewees zig onbekwaam , 3, en onwaardig, om beyel te voeren (r). Dat „ de ff) Zo fchaamde zig een Philips nog, om uit te koomen vo\ bet invoeren van drukkende belastingen, waar van de fradfi. met zynen aanhang na dc revolutie zig openlyk als da yóoVftalïdeys, en invocrers bekend gemaakt hebben. (q) K 'n iets niet grooter fegt.da'n eeven dit, worden toegevoegd aan den ftadh. ^ en zyne meededwingelanden omtrent de heemeltergende gruwelen, die zy niet alleen ongeftraft aan dfc militie, en het kanailje toegelaten, maar de7elven daar toe zelfs opgehitst, aangepord, en met aniÉestien regen de welverdiende ftrnflen verzsekerd hebben? (r) Ja, wel onbekwaam, en onwaardig om bevel te voeten waren de ftadh., en zulke fnoode officieren, die hes militair geweld, door hun zelfs aangeftookt, onverhinderd zynen loop lieten onder voprwendzej, drat zy het volk niCt  HUISBOEK. 427 „ de kryters over het fchatten raauwelyk van hem ,, waren'gevangen, beroofd, omgebragt, het bleek „ verii'erd, en noodeloos te beantwoorden voorde algemeene Staaten, die des kennis droegen, en ,, hoe men in tegendeel zig veel meer aan zyn taai s, geduld, en zagtzinnigheid geftooten had: anders 3, de mond was dien inaateraaren wel te fnocren: j? dog des berouwde hem niet, dien altyd verheugen jj zoude, liever ongelyk geleeden te'hebben, dan ,j gedagt te doen aan a'nderen (s). Men knor- „ de voorts op zyn groot geloof by den gemeenen j, man, maar het moeide hem, dat zyn gezag fomjj tyds niet meer vermogt: want hadden zyne ver» tooningèn , zo fchriftelyk, als mondeling ges> daan, meer gegolden, over lang was het Land jj van de Spaanfche vuiligheid geklaard geweest. jj Breed roemde men van de vreedespunten , te jj Keulen aangebooden , en dat zy by alle luiden js van oordeel voor regtmaatig, genaadig, en meer jj dan voldoende gekend werden. Fraai befcheid! j> Hoe kon dog de koning in éénen adem beter uitjj zeggen, dat de algemeene Staaten, met alle de sj landzaaten, die gefaamenlyk dezelfde punten als jj ongerymd in zelfftandigheid, argelistig in woorjj den, "en ten eenenmaal onreedelyk verworpen j> hadden, zonder vernuft, iedel van hoofd, ja jj gantsch zinneloos waren? Maar wie dog zoude jj zig deeze veeder door den bek laten booren, ,, dat het een volk, gekweld met zo langduurig sj eenen oorlog, en honderdduizenderlei ongemak, 3, lusten mogt eenen vreede te weigeren, dienaar „ eenige fr) Wat ook de ftadh. in zyn oproerig deklaratoir van S6. mai 1787.mo;e uitgebraakt nebben tegen de, by hem zo zwart afgefchilderde, regenten, en ministers van Holland, hy, en zyne aankleevers wisten zelfs wel , mét hoe veel te taai geduld, en zagtzinnigheid die heeren omtrent zyne party waren te werk gegaan. Zy mogen zig dan met alle hunne waardige meedeftanders op dezelfde wyze troosten, ali Willem I. deed. Dd$  42S VADERLANDSCH eenige bülykheid fmaakte Hec byfter uitvaaren der SpaanJ'chen cegen de Utrechtfche vcr„ eeniging fprooc uit bevroeden, dat der Staaten baac hunne i'chaade , 's Lands heil hun bedelf ,, was. 'i oen zy op klieving des bondgenootl'chaps hunne hoop gegrond, en reeds eccelyke gewes3i ten naar zig gefcheurd hadden, ook op hunne „ hand, in hec midden der volftandige oorden, ,) een deel vergiftigde deugnieten , en vergifte3> naars; was cegen dat fenyn, zaad van twist, 3> geen kragtiger fcherm, dan eendragc, geweesc. 33 Dies fchaamde hy zig niec, de gem. vereeniging „ eerst voorgedraagen , thans gevorderd , daarna si de onderhoudenis derzelver benaarftigd te heb- ben , en als nog zo luid te roepen toe de alge„ meene Staaten, dat niet alleen zy , maar gantsch ,i Europa, hec hooren mogten: handhaaft uwe veree,s inging, en fchikt , immers zo vlytig met de daad, 3, als met woorden, en fchriften, te betragten den zin i, van het busfelken verknogte pylen , dat gy in uw 3) blafoen voerd (ui). Die hem cioorftreeken met by- „ bren- (f) Dat ook dit het geval was in alle de onderhandelingen, die 'er tusfchen de weldenkende regenten, en den ftadh. met zyne volgelingen over zaakeip van ïegeering hebben plaats gehad, zal elk moeten toeftemmen, die den loop, en uitkomst deezer onderhandelingen , door ons kortelings opgegeeven van bl. 373—416., n et bedaardheid overwecgd. {u) Zo zeer de Unie van Utrecht den Spanjaarden in den krop ftak, eeven zo gebeeten was de ftadh. met de ynen tegen de a£te van verbintenis van 8. augustus 1786., en verfcheide andere der burseryen. Wesbaiven alles, wat op .le Unie van de zyde der Spanjaard-in uitgeraafeid, en tot veideediging daar" van door Willem I. bier gezegd word, ook op dia aften van verbintenis volleedig mag worden toegepast. Ongelukkig maar. dat dee^e laatften niet diezelfde heuchelyke uitkomst gehad hebben, welke aan de eerfte he-ft mogen gebcuien! De nyd der ftadhouderlyke party aan de eene, eri de bedilzugt vaa een deel leveraars voor bedenke- lyka  HUISBOEK. 4a? brengen van langer, dan twee jaaren, zyns zit* tens te Antwerpen zonder voet van daar te ligten, ,, moeften wel op een prik van zyn bedryf ver* ,, kundfchapt weezen: eeven of hy, binnen dien tyd, niet twee reizen in Vlaanderen gedaan, en jj aldaar, met byftand der vier leeden 'sLands, j, betere order, dan de berispers wenschten, gejj fteld had. Maar zyn trekken naar Utrecht, hier ii zat de zweer, die hun zo wee deed. Dit ging 33 hun aan het hart, dat, als zy in hunnen toeleg, 3i zo wel ontworpen, en befchooren, waanden wis 33 te gaan, en dagelyks nieuwe aan/lagen' brouwden, 31 zyn enkel verfchynen aldaar, met hulp, en raad 31 van de gemagtigden der vereeniging, al dien don33 keren mist terftond had doen verdwynen, ja, dat 3i zy zo veele blokhuizen, bewaard om den land31 dwang ftaande te houden, zagen nedergefmeecen, 3i zo veele fteeden verzeekerd, zulks hun flechts 3i ééne van belang overfchoot, die door den hoofd31 beleider van dac werk nog niet te beweldigen ge33 weest was , zonder eerst dien vuilen moord te 33 begaan aan den geenen , dien hy zynen vader 3i noemde. Belangende de heeren, geprangd 33 door hem (zo men voorwendde) om hunne ge3i boorteplaacs te verlacen , wien wisc men , die 31 'er flechts éénen verdreeven had? Waren zy, 3i van de zweepflagen huns wroegenden gemoe'ds j> ten vaderlande uitgegeesfeld, wien konden zy het 31 wyten, dan eige ontrouw, verwekfter van den 3i helfchen beul, dien zy in hunnen boezem droe31 gen? Dat zy hem afmaalden als eenen huiche3i laar, dit zeeker was belagchelyk : want geduu33 rende hunne vriendfehap had hy hen te Vooren 31 gewaarfchouwd, dat zy met dat wreed, en bar,j baarsch vervolgen de koord huns verderfs draai31 den: wat zy aan hem, feedert hun vyand ge„ worden j voor geveinsdheid fpeurden, wist hy „ niet, lyke doeleinden aan de andere zyde, zouden dan haaren lag. |er daar tegen niet zb ruim den teugel vieren kunnen. Dd S  430 VADERLA ND S C H s, niet, ten ware zy veinzen noemden, dat hy hun met openbaaren 'oorlog te keer ging (y).— Wy3) ders werd deeze gal tegen hem uitgebraakt, dat a, hy, doorknaagd in zyn gewisle, met Kaïn, en 3, Judas zyne geheele behoudenis op een eeuwig »» mistrouwen fligtte. Genoomen, hy hield zyne 3> verzeekerdheid te beftaan in hun te wantrou35 wen, volgde daar uit, dat hy Kain, of Judas s» geleek? Geen toeverlaat te ftellen op de belof3» ten , en genaade Gods, die niet liegen kon, j» was e cn ding; geen geloof te geeven aan de 3> woorden eens menfchen , yalfche leugenaars , 3? en bedriegers, een ander, wyd verfchillende, »•> van het eerfte; inzonderheid, tiaar men zo leerzaame voorbeelden, als der graaven vanEgmond, 95 en Hoorne. voor zyne oogen zag. Het zou hem 9» lusten te hooren , wat men wist by te brengen 3» tegen dien wyzen reedenaar , en ieverigen be3» minnaar zyns vaderlands, op de fpreuk, dat liet s>5 mistrouwen het hechtste bolwerk voor een vry volk is, 9, cm eenen tieran te wederjlaan (w). Hetzelfde doem„ fchrift luidde, dat hem geen aanbod van treffe- „ lyk (v) Dit gezegde mogen de vaderlandfche regenten met alle gerustheid te gemoet voeren aan hunne afvallige meedebroeders, welken te vooren met hun céne Iyn trokken, toen het flechts te doen was, om het wetteloos gezag var\ den ftadh. te breidelen, maar die door hun verlaten, verraaden, en vervolgd werden, toen zy zig, ten koste van des volks regten , met dien buit niet verryken wilden. (V) Eene eenpaarigc handelwyze van de Spaanfche , cn ffodhouderlyke overheerfchers billykte fteeds , "in beide tydperken , het wantrouwen der waare vaderlanders op alle fchoonfchynende beloften, en zal hun altyd, zo wy hoopen, met afkeer, en veragting doen nederzien op alle die aanbiedingen van verzoening, die door de hoofden der ftadhouderlyke kabaal ooit aan weldenkende vaderlanders mogten gedaan worden. Zy tog, die eens in ftaat waren , omde maat van ongeregtigheden omtrent hun vaderland, en Jandgenooten tot overloopens toe te vervullen, verdienea nimmer eenig het allerminfte vertrouwen meer»  HUISBOEK. tót „ lyk voordeel had kunnen beweegen, om zig^te ,, vertrekken naar de plaats zyns oorfprongs. Wat „ onvoorzigtigheid was dit, zo zy zig zulks ont„ vallen lieten in hunnen lafteriever zonder tc den„ ken, dat zv hem loofden? —• Indien 'er gezogt was, "hem met toezegging van merkely„ ken baat te bekooren, wat vond men ftrafbaars j, aan zyn weigeren , dan dat hy beftendig zyne trouw'tot God, en vaderland booven alle tyde,, lyke nuttigheden gefteld had? Eevenwel, zo„ danige aanbiedingen, als de geene, waar op zy s> zig beriepen, waren hem nooit gedaan: deeze ,> opening ja, dat hv, mits verftaande tot byzonj> dere handeling, zig toeleggen mogt zynen voU „ len wensch te bedingen , dat men hem beloo,> ven zou zynen zoon uit de gevangenis te onts? flaan, alle 'zvne ampten, en Staaten aan denzel,5 ven op tc draagen , hem de waarde van al het 51 goed, dat hy bezat, met het geen men hem be„ noomen had, elders toe te voegen, hem te ont,» lasten van alle zyne fchulden, en nog daaren, booven te befchenken met tien tonnen fchats in gereeden gelde, en vaste verzeekeringO). Dan, het was zo ver gcbleeven van te koomen tot „ aanbieding dier voorwaarden, dat hy nooit eeni,, ge punten in zynen enkelen naam had'willen over,, zenden , maar geftaadig geantwoord , dat, zo „ men den vreede aanging op den voet, geraamd by de Staaten , hy zig daar meede zoude voldaan houden , zonder befprek van iets anders, a, het ware goed, of kwaad, en dat hy zig niet „ begeerde van de gemeene zaak if te fcheiden, b * ,, Be- (xj Zouden zulke fnoode aanbiedingen in onzen tyd ook niet dikwyls gedaan, en by veelen niet eeven eedelmoedig van de hand geweczen zyn ? Voorzeeker ja. Zo grootmoedig althans verfmaadde de uitmuntende fchryver van de fo.it van den Nederrhyn de aanbieding eener aanzienlyke geldfomme, op voorwaarde van zyn werk tc ftaaken. En hoe veelen hebben, zelfs na de geweldigfie revolutie,  43* VADERLANDSCH „ Belangende het dot van den ban,-— alle Snan3; jaarden, of Ver,fpaanjien, die zeiden, dat hy'een „fchelm, of verraader was, fpraken valfcbelyk, „ cn tegen de waarheid. Of zy hem het gebruik „ van water , en vuur verbooden, echter zoude „ hy vcrkeeren (het fpeet hun verbitterd hart!; met zyne vrienden , cn leeven , zo lang , als a, het God geliefde. Zyne goederen, die hy be„ zat, dagt by hun zo duur te doen kollen, eer „ zy daar aan raakten, dat zy'*er wel elders toe „ beter koop mogten gaan zoeken: de geenen, die „ zy hem onthielden , fchold hy hun ook niet „ kwyt, maar hoopte, met Gods hulp, die meede uit hunne klaauwen te krygen Qy). Hoewel nooit » by en in de allerbédénkelykfte omftandigheden. toen 'ergeene uitkomst te hoopen was, getoond, dar een eerlyk h'èrtj en de zuiverde bedoelingen hunne gangen beftierd hebben,' door pal te ftaan riet alleen tegen allérleie aanbiedingen, waar voor mén niets andere begeerde, dan de erkentenis, dat zy gedwaald hadden, maar zelfs tegen den uiterftcn nood, waar meede alles, wat hun op deeze waereld dierbaar konde zyn, bedreigd werd.' (y) Hoe ongezien de vervulling deezer bedreigingen ook weezen mogt in dien tyd, waar in Willem L dit febreef, nogthans heeft dc uitkomst, zelfs nog aan de nazaaten van. Philips tot in het derde geflagt, zo wel als aan hem zeiven, geleerd, dat dezelven niet iedel waren, wanneer deeze laatfte, tot aan het einde van zyn leeven met ramp op ramp bczogr, alles in eenen ftaat van de uiteifte onzeekerhcid moest agterlaten, en zyn kleinzoon zig na eenen tagtigirtarigen oorlog gedwongen zag, om met eene uitgeputte fchatkist de Nederlanden voor onafhangelyk te verklaarcn. En wie zal voorzeggen, wat aan de tegenwoordige overheerfchers des vaderlands uit het huis van Hanever, Brandenburg, en Nas/au , en aan hunneondergefchikte adelyke , en burgerdwingelanden nog over het hoofd hangt; daar de vaderlandsliefde wel onderdrukt is, maar nogthans leeft, en zig; verfterkt; daar de geest van vryheid zig onder alle natiën van Europa uitbreid; en daar de vereeniging der alleenheersers, met ter zydeftelling van voorige fhydige belangen,.  HUISBOEK. .433 9, by openbaare verkondiging geld op zyn hoofd ,, gefield was, gelyk thans dc 25,0005. krooncn, wist hy nogthans, hoe rrieeriiginaalen men den „ koop van dien gemaakt had. _ Maar, nieftegen,, ftaande de Spa&nfche landaard in deezen geene we. dergaade had, echter benieuwde hem ten hoog,, ften, dat zy, over alle eerbaarheid heen tree- dende, voor de gantfche Ckrifténheid durfden „ uitroepen, hoe zy niet alleen prys fielden op „ eenen vryen, en vranken. perfoon, als den zy- nen, en die (Godelof!) zig nooit voor hun ont,, zetlede; maar dat zy nog belooningen, zo ver„ vreemd van alle heuschheid, en betaamelyk- heid, 'daar by voegden. Want ten eerften bc„ loofden zy den geenen, dje zo fchandelyk een ,., ftuk, by'wat middel ook, zoude uitvoeren, te vereedelen, zo hy van geenen adel was. Dan , „ offchooir iemand van eedelen ftam zulks vol- bragt, meende men, dat eenig eedelman, hoe gering ook, voornaamelyk by volken, weeten„ de, wat adeldom was, zig gewaardigen zoude ,, eens te eeten met zo fnood, en eerloos eenen ,,, fchelm, die iemand om geld den ftrot had af,, gefneeden ? Hielden de Spanjaarden zulk flag ,, van luiden voor eedel, en kon men in Cajlilie ,, door zulke weegen lof winnen, zo gaf het hem ,, geen wonder meer, dat al de waereld geloofde, ,, het meefte deel der Spanjaarden, en inzonder,, heid, die zig voor eedel uitgaven, van de af- „ jcomsc aer marraanen, or 3ooaen te zyn, en moe,, ften zy deeze zeldzaame deugd geërfd hebben „ van hunne voorouders, die hec leeven onzes Za,, ligmaakers, om gereede penningen, van Judas ,, kogten j weshalven hy ook dit ongelyk geduldi,, ger dagt te draagen. Ten anderen, werd den „ moorder vergiffenis toegezegd van allerleie mis- „ daad, genoeg toond, hoe zeer de grootfte troonen aan het waggelen 'zyn? Wat zoude in dat geval hec lot van Neder Iwidi beulen üedugt, en verfchrikkelyk zyn!  434 VADERLANDSCH „ daad, hoe grof ook, die hy mogt begaan hebben. Dog met wat fraajer fieraaden mogt hem luiten deezen ban gepronkt te zien, dan dat zy „ den adeldom opdroegen, niet alleen aan onwaar„ de, en veragte luiden, maar ook aan de baate,, lykfte booswigten der aarde, onder voorwaarde „ van hem om hals te helpen, en dat zy verklaar,, den, zo ongemeen eene grootmoedigheid te zul,, len erkennen met zo fiaatelyk eene vergelding? „ Want, wen men in zyne keur ging ftellen, wat „ hart, wat zin hy hun toevloeken wilde, wat kon ,, hy, tot beweernis van de deegelykheid zyner zaak, anders, als deeze hunne blindheid, wen„ fchert, dat zy rondelylc voor al de waereld be„ leeden, door middelen, en menfchen, zo ver„ foeid, te willen dempen den befchermer der vry,, heid van een volk, getergd , geteesc, getrapt ,, van de genaadelooze wreedheid dier gruwzaam,, fte tieranny (2)? Hoewel nu de flinkgeuten van „ dee- (z) By het affchryven deezer aanmerkelyke reedeneering over het vervolgen, en om het leeven brengen van eerfyke ftaatsmannen, en de belooningen, die aan de fnoodfte deLignieten daar voor toegezegd, en gegeeven werden, kunnen wy niet nalaten, om hetzelve als zeer toepasfelyk te befebouwen op die wreede vervolgingen, welken da oranjekabaai tegen de beste ingezeetenen heeft in het werk gefteld, op de fch'ahdélyke werktuigen, en belooningen'. Waar van zy zig daar toe bediend heeft, en vooral op den afgrysfelyken moord, aan den voortreffelyken kolonel van der Capeilen te Weezei gepleegd. Of maakt het ijenig onderfcheid in de misdaadof men iemand met een fchot, of met eenen fteek, dan wel door de vergiftigde dampen van een onderaardsch hol, van het leeven beroofd; of men hem plotfe.yk afmaakt, dan wel op vrye voeten field, na dat men zig vooraf verzeekerd heeft, dat hy onberftetbaar bedorven is? Hoe getuigd hier de fchim van Willem I., vermoord door de hand van eenen B. Geraards, tegen eenen Willem V., en zyne h'üisvrouwe, die hunnen voorigen vriend, en vertrouweling door eenen langzaamen doud ckuden iterveu! Hoe vó/agtelyk'fteid WillM L, fchoon zelfs ecu  HUISBOEK, 435 35 deezen vuilen ban zo behendig geleid waren,, „ dac zy mee een ook kwamen uit te ftorten 3, op de hoofden der Staaten, behoefden deezen „ nogthans zig diesweege geenszius te ontroeren 9 3i maar hadden te denken, dat-'er niets aan ont„ brak, om den Spanjaard hen voor het laatfte te 3, doen aanblaffen, dan ter daad te brengen, hec „ geen zy altyd in den moM hadden, en betee„ kenden met het bundel ffitfen, in hun zeegel gegraveerd, t. w. dat ieder lid niet enkel op „ zig zelfs, maar op het gantfche lighaam* zien 3, moest" (a). Sprak Willem I. op deezen voetj, niet minder nadrukféelyk lieten zig de algemeene Staaten by derzelver plakaat van afzweering op 26. juli 1581. aldus hooren. „ Alzo eenen iegelyk ,/kcnnelyk is, dat een prins van den Lande vaa 3, God gefield is hoofd over zyne onderzaaten,, 3, om dezelven te bewaaren , en ce befchermen 3, van alle ongelyk, overlast, en geweld, gelyk „ een herder tot bewaarnis van zyne fchaapen, en „ dat de onderzaaten niet van God gefchaapen zyn 3, tot behoef van den prins, om hem in alles, wat 3-, hy beveeld, of het regt, of onregt is, onder„ daanig te weezen, en als flaaven te dieaea, maar de een eedelman, hier de laaghartigheid1 van zulkeh'voor, die zig enkel met den naam van adeldom te vreeden houden, en leeven onder volken, die weten, wat adeldom is >. Hoeverfmaadelyk zoude Willem J. nederzien op eenen zyner opvolgeren, die, met zynen naam fteeds in den mond, eenen Philips van Spanje in- onregtvaardigheid eevenaard , zo niet te booven gaat! Indien het aan deezen Willem V. gebeuren mag, dat zyn gebeente by dat zyner voorzaaten rusten zal, hoe vreemd, en onnatuurlyk zal de vereeniging zyn tusfchen de as fche van hem , die Philips overwon , en van hem, die, na twee honderd'Jaaren, een tweede Philips voor zyn eigen vaderland geworden is, en het bloed van zynen voorzaat r en van de duizenden Nederlanders, te vergeefs heteff doen verfpillen f om het aan eeusr driedubbele ilaaverny over te geeven! (a) p. kz. jiooït Nederl. hijl. 17. boek, bl. 728—742»  436 VADERLANDSCH „ de prins om der onderzaaten wil, zonder wel„ ken hy geen prins is, om dezelven met regt, ,, en reedenen te regeeren, voor te ftaan, en lief te hebben, als een vader zyne kinderen, die '„ zyn leeven zet om dezelven te bewaaren ; en, 3, wanneer hy zulks niet doed, maar, in fteede van zyne onderzaaten te befchermen, dezelven „ zoekt te verdrukken, teoverlaften, hunne oude „ vryheid, privilegiën, en oude herkoomen te be„ neemen, en hun te gebieden, en gebruiken als 3, flaaven, moet gehouden worden, niet als prins, maar als een tieran, en voor zulks naar regt, en reeden ten minften van zyne onderzaaten, byzonder 3, by raadpleeging der Staaten van den Lande , voor ,, geenen prins meer bekend, maar verlaten mogt wor- den: te meer, wanneer de onderzaaten met oot,, moedige vertooning hunnen prins niet hebben ,, kunnen vermurwen , r.og van zyn tierannig op„ zet afkeeren , en alzo geen ander middel heb„ ben, om hunne eige, hunner vrouwen, kinde,, ren , en nakoomelingen aangebooren vryheid , ,, (daar zy naar de wet der natuur goed, en bloed ,, fchuldig zyn voor op te zetten,) te bewaaren, ,, en befchermen,- gelyk, tot verfcheiden reizen, ,, uit gelyke oorzaaken, in verfcheide Landen, en ,, op verfcheide tyden, gefchied, en de voorbeel,, den genoeg bekend waren (b): het welk vooral „ in deeze Landen behoorde plaats te hebben , die „ van (b) Zo fpraken de Staaten generaal in dien tyd der afzweering, en kenden dus aan de ingezeetenen het regt toe, om hunnen opperheer te verlaten. Waar blyven nu de burgèrfouvèrainén der Nederlanden in deezen tyd met hunne furftelyke hoogheid, met hunne ingebeelde onafhangelykheid van het volk, waar van zy zelfs geene verzoekfehrif:en over zaaken van regeering begeerden te ontfangen, veel min aan hetzelve eenigen invltjed te vergunnen op de keuze zyner regenten ? Hoe diep veragtelyk worden deeze laaggeeftigë trotschaards in de oogen van eiken republikein I  HUISBOEK. 43? ,, van alle tyden waren geregeerd geweest naar den eed, by hunne prinfen ten hunnen aankoomen i, gedaan , en naar uitwyzen hunner privilegiën , , en oude herkoomen, hebbende ook meest alle , die Landen hunnen prins ontfangen op voor, waarden, conti akten, en accoorden, dewelken , breekende, ook naar regt de prins van de heer,, fchappy van de Landen vervallen was (d). Nu , was het alzo, dat de koning van Spanje, na hec , overlyden van Karei V.» van wien hy alle dee,, ze Nederlanden ontfangen had, vergeetende de , dienften, die zo zyn vader, als hy, van deeze , Landen, en onderzaacen had ontfangen, vergee, cende ook de vermaaning, die de keizer hem ten , allen tyde ten tegendeel gedaan had, die van ,, den raad van Spanje, neffens hem weezende, die ,, in deeze Landen niet vermogten bevel te hebben, of de principaale Staaten te beflieren, gei, hoor, en geloof gegeeven had; welke raad van ,, Spanje den koning voor oogen gehouden had, dat ,, het voor zyne reputaCie, en majefteit beter was, i, deeze Landen van nieuws te vermeefteren, om „ daar over vry, en voiftrekt te beveelen, (het ,, welk (d) Zovoortreffelyk ,en eigenaardig, alsdebefcbryvlng i*9 der pligten van alle Souverainen omtrent hunne ingezeetenen, (want door het woord prins word in dit gantfche plakaat niets anders verftaan, dan een Souverain f) zovêel regts , als 'er aan de ingezeetenen , cn hunne vertegenwoordigers toegekend word omtrent de overtreeders hunner grondwetten , en vryheden ; eeven zo zeeker is het ook, dat deeze befchouwing der onvervreemdbaare regten van alle burgers, in alle Landen, en op alle tyden, dezelfde zyn, en dus dezelfde gevolgen moeten hebben omtrent Souverainen, welken naam zy dan ook drasgen, die hunne eeuwigduujende verpligtingen overtreeden, en zig aan die euveldaaden fchuldig'maaken , waarom Philips is afgezwooren. Met oneindig meer regts ftond hec dan den ingezeetenen van Nederland vry, om hunne gewelddryvende Staaten, en ftadli, tot reeden te brërigéfl. IV. DEEL. Le  438 VADERLANDSCH „ welk was tirannifeeren naar zyn believen,) das ,y onder alle zulke voorwaarden „ en bepaalingen , „ als hy had moeten zweeren, teregeeren: wel„ ke volgende , de koning feedert alle middelen 3, gezogt had, om deeze Landen te brengen uit s-, hunne oude vryheid in eene ftaaverny onder het bewind van de Spanjaarden (e); hebbende eerst j, onder dekzel van godsdienst, in de voornaamfte^ jj en magtigfte fteeden willen ftellen- nieuwe bis„ fchoppen, dezelven begiftigende met de rykfte j» abtdyen, waar door die bisfchoppen, die zouden mogen weezen zo wel vreemdelingen, als ingej> booren, zouden hebben gehad de eerfte plaatj> fen in de vergadering van de Staaten, en geweest j* zyn zyne ereacuuren, ftaande tot zyn bevel, jj en door de toegevoegde kanunnikken "de Spaan* »,fche inquifitie ingebragt (ƒ):. het welk gekoo- ,j, men (e) Zouden wy aan den tegenwoordigen ftadh.., san zyne Duitfch: vrouwe, aan zynen voormaaligen Dnitjchen voogd, aan eenen Thulemeyer, aan eenen Engeljchen Jorke, en Harris, onregt doen , met hun diezelfde raadgeevingen, en involgirgen toe te fchryven, die hier aan Philips, en zynen Spaanfchen raad worden verweeten? Terwyl wV' zulks rflec een gerust geweeten doen, fchaaraen wy ons,- hier nog te moeten byvoegen, dat het tegenwoordig geflagt nog daarenbooven zo veele ontaarde Nederlanders dien vreemden raad met alle hunne magt heeft zien onderfteunen, en dat onder dit verbasterd aantal onvcrlaaten, die zig niet ontzagen, de borften hunner eige moeder te veifcheuren, ook vergiftigers, en vergiftigden (gelyk Willem I. zig uitdrukt,) gevonden zyn, die, in fnoodheid, en verraad',, nog voo? den Stiaanfchen raad van Philips, nog voor de heillooze' vreemdelingen, die den tegenwoordigen val des vaderlandsbewerkt hebben, wilden, of behoefden onder te doen. (f) Zo derhalven de valfche godsdienstiever van Philips geen louter voorwendzel was, zogt hy ten minften daar door zyne overhterfchende ontwerpen tc bevorderen. Op gelyke wyze beflond de gantfche voorgewende iever voor de regtzinnigheid by den ftadhouderlykeu aanhang nergens madera ia, dan in een oogmerk,om ligtgeloovige menfehen , ep-  HUISBOEK. 439 „ men zynde ter.ooren van de gemeente, met ree, „ den oorzaak gegeeven had 'tot groote beroerte, „ en eenen aftrek van de goede geneigdheid, die „ zy hem, en zyne voorzaaten altyd toegedraagen had: waar door, en,uit nieedelyden van die ge. ,, meente, de voornaam/tèn van dén adel in 1566". zeekerë vertooning hadden overgegceven , ver- zoekende, dat, ( om de gemeente te ftillen, Z. „ M. de voorfz. pointen, én byzonder de geftren„ ge onderzoeking, en fïraffe over den godsdienst, „ zoude gelieven te verzagceu: en, om hetzelve ,, nader, en fnèt meer gezag den koning te kennen7 ,, té geeven, ter begeerte van de gouvernante, ,, raad van Staate, en Staaten generaal, als gezan- ten naar Spanje gefchikt geweest waren de mark,, graaf van Bergen, en de heer van Montigny: in „ ileede van weiken gehoor te geeven, en te voor„ zien op het geen men voorgehouden had, had hy ,, die perfoonen doen verklaaren rebellen, en fchul- dig aan de misdaad van gekwetjle majejleit, en ,, alzo ftrafbaar in lyf, en goed: hebbende daar,, enbooven de voorn, gezanten namaals, tegen al» ,, le gemeene regten , ook onder de wreedfte prin,, fen akyd onverbreekelyk onderhouden , doen ,, vangen, dooden, en hunne goederen verbeurd verklaaren: en, al was hec, dat de beroerte in ,, deeze Landen meest geilischt, en veelen. die de vryheid des Lands voorftonden, verjaagd , en „ de anderen verdrukt, en te ondergebragt waren, zo dat de koning geene oorzaak ter waereld meer ,, had, om de Landen met geweld, en waapenen ,, te overvallen; nogthans, (om te niet te mogen ,, doen alle privilegiën, en het Land naar hunnen ,, wil by de Spanjaarden tieranniglyk te regeeren, ,, als de Indien, en^als nieuw vermeefterde Lan,, den,) naar deeze Landen, om dezelven te over„ vallen, gefchikt had met groote heirkragt den j» haroproerige geeftelyken, cn tiet dom gemeen te begoochelen, en in dc hand te werken. 13 e 7,  440 VADERLANDSCH „ hartog van Alba, vermaard van ftrafheid, «a „ wreedheid, eenen van de voornaamfte vyanden „ deezer Landen , vergezelfchapt met perfoonen 5, van gelyke natuur, om als raaden neffens hem „ te zyn .Cg): en, al was het zo, dat hy hier, zonder (lag, of ftooc, met alle eer was oncfan„ gen van de arme ingezeetenen, die niets anders „ wagtteden, dan goedertierenheid, gelylc de ko», nmg hun dikwyls met brieven geveinsdelyk had toegezegd (h); had niettemin de voorfz. Alba\ 3, terftond na zyne komst, weezende een vreem33 deling , en niet van des konings bloed, ver5, klaard commisfie van den koning te hebben van Dpptrflen kapitein , en kort daarna van gouverneur 3, generaal van den Lande, tegen deszelfs privile3, gien, cn oude herkoomen, en, openbaarende 3, genoeg zyn voorneemen, terftond de voor■» naamfte fteeden, en flooten bezet, kafteelen * 3, en fterkten in de magtigftc fteeden opgeregr' >, om die te houden in bedwang (i), de voornaam- (g) Militair geweld was dan in de hand' van Philips het eenig, het geliefd middel, om een gezag te behouden , hec geen by door billyk-, en gemaatigdheid niet wilde, of konde herkrygen. 7.o verkoozen ook Willem V., en zyne eedgenooten, liever door geweld van waapenen, het zy van 'sLands militie, het zy van eene vreemde Moogenheid, over hunne meedeburgers als dwingelanden te gebieden, dan door eedele menschlievendheid, en vaderlandfche deugden een maatig, en bepaald' beftier onder algemeene toejuiching uit te oefFenen. (h) Hoe de arme ingezeetenen in deezen tyd, zelfs diegeenen, weiken tot des ftadhouders aanhang beboorden, en alles voor hem gewaagd hadden, zig ook bedroogen gevonden hebben in de hoop, die zy, op het zien intrekken der Pruisfifche troupen, en op de geveinsde beloften , en verzeekeringen van den ftadh. by zyne deklaratoiren van i&. mai. en ir. feptember 1787., hadden opgevat,zullen wy op> zyne plaats aantoonen. CO Oelvk Alba met dc Spanjaarden, zo beleegerde, en.bedwong Willem V. mee 't Lands eige troupen de fteeden, éa  HUISBOEK. 44ï j>, fie heeren, onder dekzel van hunnen raad van „ doen te hebben, en hun te willen gebruiken in s» 'sLands dienst, uit last des konings vriendelyk s, ontbooden , die hem gehoor gaven, doen vans> gen, tegen de privilegiën uit Braband, daar zy a> gevangen waren, gevoerd, voor hem zei ven, », niet zynde hunnen competenten regter, doen bes> tigten, ten laatften, zonder hun volkoomen te „ hooien, ter dood veroordeeld, en openbaar, en «> fchandelyk doen dooden; de anderen, betere ken. »> nis van der Spanjaarden geveinsdheid hebbende, 33 en zig uit het Land houdende, verklaard ver33 beurd te hebben lyf, en goed, hun goed aan33 vaard, en geconfiskeerd, om dat de arme inge3, zeetenen zig tegen het Spamsch geweld niet zou», den kunnen behelpen, ten ware met hunne fterk3> ten, en vorften, die hunne vrvheid zouden voor• > ftaan; behalven nog ontelbaare andere eedelliea, den, en treffelyke burgers, die hy, zoom hals gebragt, als verjaagd had, om hunne goederen 93 verbeurd te verklaaren (k): de rest der goede 3, ingezeetenen, booven den overlast, dien zy aan „ hunne wyven, kinderen, en goederen leeden s, door gemeene Spaanjclie foldaaten , ten hunnen „ huize in guarnizoen liggende, trappende met zo „ veele verfchillcnde fchattingen, hun dwingende ,3 tot gelding tot bouwing van de nieuwe kaftee- 33 'en, en provintien; en, toen hy niettemin in zyne heillooze oogmerken mischte, liet hy, ncflens zyne toomcloos wraakzugtige vrouw, den hartog van Bmnswyk aan het hoofd van DuitJ'che troupen de Nederlanden overweldigen. (k) Hoofdzaakelyk hebben alle deeze tooneelen van geweld, wreedheid, en verwoefting, onder den fchyn van legt, door het beleid van Willem V., in onzen tyd plaats gehad, welker gevolgen duizenden der braaffre ingezeetenen, en huisgezinnen nog, in eenzaamheid, en gebrek, nik.tr met ongekreukte ftandvastigheid, betreuren, en de gedagtenis der Spaanfche dwingeiandy met die der Nasfaufcht' t*c in ket laatfte nagcflagt zullen voortplanten. Ec 3  VADERLANDS CH len, en vet fchanYfingen der fteeden tot hunne ., eige onderdrakRing, en tot opbrenging van hun. „ derdfte, twintigjle, en tiende penningen tot betaa„ ling van de krygslieden, om te gebruiken tegen de' landzaaten, en tegen de geenen, die'sLands ,, vryheid met gevaar van bun lyf waagden voor 5, te "ftaan, op dat den onderzaaten, verarmd zyn- de, geen middel ter waereld zoude overblyven „ om zyn voorneemen te beletten, en de inftruk3, tie, hem in Spanje gegeeven, om het Land te ,, behandelen als van nieuws vermeefterd , te be9, ter te volbrengen (/): tot welk einde hy ook ,, begonnen had , om in de voornaamfte plaatfen de order van juftitie naar de Spaanjclie wyze, ree„ gelregt tegen 'sLands privilegiën, te verande. ren, nieuwe raaden aan te ftellen, en ten laat„ ften, buiten alle vrees zynde, zo hem dage, eenen tienden penning geweldiglyk had willen op. regten op de koopmanschappen, en handwerken. ', tot bederf van het Land, alzo deszelfs welvaard ■-, geheel daar in belfond , niettegenftaande mee- nigvuldige vertoogen, by elk Land in het byzon- der, en'by allen in het algemeen, daar tegen ge- ., daan (j) Van militairen overlast, baldadigheid, plundering, moorden, vrouwenkragt, en alle dc fnondfte' gruwelen , die immer door losbandige, en tot verwoefting nangehitrtc foldaaten bcdrcevcn is, wéét dit tegenwoordig geflagt der Nederlanders eeven veel, als zyne voorouders, tc fprceken. Dc algemeene belasting van eenen 25. penning over Holland', en Zeeland, befteed ter bètabiing der vreemde gehuur. de troupen, ter voldoening der gefebooten gelden tot on. ze orderdrukking , de lasten , d;e tor vinding der renten van die beladingen noodzaakelyk geworden zyn , en een 50. penning na den afloop van den 25. penning, in de meefte'gewesten uitgc-fdneeven tot het voeren van eenen aanvallenden oorlog: ftaan volmaakt gelyk met die, welken door Alba ingevoerd , dog door Philips kwanswys niet erkend werden. Ook dit alles h?.d de verarming der ingezeetenen, en de bevordering van eene volftre^.s albe-heer. fching tot ccnig oogmeiki  HUISBOEK. 443 „ daan (m) : het welk hy ook met geweld zoude s, volbragt hebben, ten ware Holland, en Zeeland 5, kort daarna hem niet meest waren tegengevallen, tegen welken de hartog van Alba, en naderhand ,, de" groot - commandeur, de andere Landen, die ,, zy met hunne guarnizoenen, en opgeregte kafteelen onder de Spaanjclie onderwerping hielden, „ gedwongen hadden, om hunne perfoonen, en ,, alle hunne magt te gebruiken, om die te helpen onderbrengen, dezelve Landen, die zy tot „ hunne hulp gebruikten, des niet meer verfchoonende, dan of ze hun zelfs vyanden geweest ,, waren (rij', latende de Spanjaarden, onder dek3, zei van gemuit te hebben, ten aanzien van den ,, groot - commandeur te Antwerpen koomen, daar „ zes weeken lang tot last der burgers naar hunne ,, befcheidenheid teeren, en daarenbooven tot be,, taaling van hunne geëischte foldy dezelve burgers ,, dwingende, om middelertyd, om van der Span„ jaarden geweld bevryd te zyn, 400,000. guldens „ op te brengen ; hebbende daarna de Spaanjclie „ foldaaten , meer ftoutheid , en geweld gebrui„ kende, zig vervorderd, om de waapenen openbaar „ tegen (m) In dit gedeelte verfchild de Spaanfche dwingelandy van die der Nasjaufche, dat de laatfte het door overdreevcn geweld, en meer geluk zo verre gebragt heeft, dat do klaagfiem van het beste deel der incezeetenen thans flechts onder vertrouwde vrienden gehoord word; terwyl het den Nederlanders, in deezen tyd van eene zogenaamde heucbelyke omwenteling, van welke denkbeelden zy dan ook zyn mogen, op lyfftraffe verbooden is, om zig met eenig verzoekfchrift over regeeringszaaken tot de overheid te vervoegen, ja zelfs, om daar over onderling te fpreeken, of (e fchryven. (n) Toen Holland in onzen tyd andermaal het eenig fteunpunt der Nederlandfche vryheid geworden was, werden dg andere gewesten met militie opgepropt, om tegen Holland gebruikt te worden, en de ingezeetenen dier gewesten moeften ook den eerften , en gcweldigften aanval der milir tfiire moed willigheid ftrarfeloos ondergaan. Ee 4  444 VADERLANDSCH „ tegen het Land aan te neemen, meenende eerst „ Brusfel in te neemen, en in de plaats des gewoo- nen zeetels van den prins van den Lande hun 3, roofnest te houden: het welk niet gelukkende, f, hadden zy Aalst overweldigd, daarna Maaftricht, s, en Antwerpen geweldig overvallen, geplunderd, „ gemoord, gebrand, en zo behandeld, dat de tie- rannigfte, en wreedfte vyanden van den Lande niet meer, of erger zouden kunnen doen, niet „ alleen tot onuitfpreekelyke fchaade der arme in3, gezeetenen, maar ook van meest alle de natiën 3, der waereld, die aldaar haare koopmanfehap, en geld hadden: en, niettegenftaande de Spanjaarj, den by den raad van Staate, uit last van den kosi ning, ten byzyn van H. de Rhoda, om hunnen 3, overlast, en geweld verklaard waren voor vy- anden van het Land, had dezelve de Rhoda uit „ zyn gezag, of, (zo te vermoeden was,) uit „ kragt van zeekere geheime inftruktie , die hy 3, uit Spanje hebben mogt, aangenoomen om hoofd 9> te weezen der voorfz. Spanjaarden, en hunne aan„ hangers, zonder aanzien van den raad van Staa«, te gebruikt den naam , en het gezag van den, koning, zyn zeegel naargebootst, en zig openlyk „ gedraagen als gouverneur, en luitenant van den koning (o); waar door de Staaten genoodzaakt » ge- Co) De raad van Staate ten tyde der Spaanfche troubles handelde dos oneindig regtVaardiger , dan de algemeene Staaten, en raad van Staate in onzen tyd. Want, daar de eerfte het geweld der Spanjaarden afkeurde, waren de laatften de voorgangers, en aanvoerers der militaire geweldenaaryen, en werkten den ftadh in de hand, die, onder voorwendzel van aan zynen eed omtrent de Staaten van Gelderland, en Utrecht getrouw te zyn, ten hoogden ontrouw was aan zynen eed , en pligt omtrent Holland, Zeeland, Overysfel, en Groningen, die hem in feptember jy?,6. verbooden , om gebruik te maaken van de troupen, ter hunner betaaling ftaande, tot demping van burgerverfchillen. Voor het overige heeft men in eenen van der Hoop, von Qutdt, Vwglas, Sommerlatte, Dopff, Plettihberg, Mönfler, van  HUISBOEK. 445 ,, geweest waren, om met den prins (van Oranje ,f en de Staaten van Holland, en Zeeland tcaccor,} deeren; welk accoord by den raad van Staate, als wettige gouverneurs van den Lande , was s' goedgekeurd , en goedgevonden , om de Spanjaarden, des gemeenen Lands vyanden, gelyker- hand, en eendragtig, te mogen aanvegten, en uit het Land verdry ven; nogthans niet nalaten5' de , om , als goede onderzaaten , middelerwyl s' by verfcheide ootmoedige vertoogen den ko| ning, met alle vlyt, en bekwaame middelen, te -f bidden, dat hy de Spaanfchen zoude willen doen vertrekken uit het Land, en ftraffen de geenen, die oorzaak geweest waren van het bederven zy„ ner voornaamfte fteeden , en den onuitfpreekelyken J5 overlast, dien zyne arme onderzaaten geleeden hadden (p): maar, al was het, dat de koning zig geliet , als of hetzelve tegen zynen dank, „ en wil gefchied was, en als of hy van meening 3, was de hoofden daar van te ftraffen, en voortaan ,, op de rust van den Lande, als eenen prins be,, taamd, order te willen ftellen; had hy nogthans ,, niet alleen geene juftitie, of ftraf daar over la„ ten doen, maar het bleek in tegendeel genoeg ,, met de daad, dat hetzelve met zyne toeftcmming , en voorgaanden raad van Spanje gedaan ,, was; en was uit opgehouden brieven kort daar- x, na van Effeten, Tl'esterh, van Pdbst, en anderen, waardige navolgers aangetroffen van eenen de Rhoda, en andere Spanjaarden, die, het zy met, of zonder last, den burgeren hunne vryheidsliefde zeer duur wisten betaald te zetten. (p) Hoe meenigmaalen hebben de Staaten van Holland, Overysfel, en Groningen by hunne Gelderjche, en Ulteclitfche bondgenooten, en by den ftadh. aangehouden, om de militaire geweldenaaryen te doen eindigen, en hunne ingezeetenen regt te doen wedervaaren 9 Dan de eene, za wel als de andere, flopten fteeds de ooien voor alle verlougen, en aanmaaningen. Ee 5  446 VADERLANDSCH ' ,, na bevonden, dat aan de Rhoda, cn andere kapitemen, (óotéaalren van het voorfz. kwaad,) door den koning zeiven gefchrceven wierd, dat hy ,, niet alleen hunne daad goedvond, maar hun daar 3, over prees, en beloofde te beloonen, byzonder „ den voorn, de Rhoda , als hem eeneTi tjonderlin„ gen dienst beweezen hebbende; gelyk hy hem ook, by zyne wederkomst in Spanje, en alle an. „ deren, zyne dienaars in de voorfz. tieranny in 3> deeze Landen geweest zynde, met de daad'be„ weezen had (q): de koning had ook, meenende s> des te meer de oogen der onderzaaten te ver3, blinden, tenzelfden tyde zynen baftaartbroeder, Johan van Ooftenryk, als zynde van zyn bloed, 3> naar deeze Landen gezonden, om, onder dékzei 33 van goed te vinden het accoord, te Gent ge3» maakt, de Staaten voor te ftaan, de Spanjaarden si te doen vertrekken, en de oorzaaken der gewei, ss denaaryen, en disorders te doen ftraffen, en or33 der op de gemeene rust, en oude vryheid dee- JS zet (?) Wat ook de Spanjaard veinsde omtrent zynen afkeer van de gepleeide gruwelen, zo ver konde de heersch'zngt van den ftadh,', en van zyne Gelderfche, en Utrechtfche meedebelpers zig nog niet verneederen, maar dit ontveinzen zelfs fcheen hunne ingebeelde grootheid te naar te koomen. Konde ondertusfehen hunne, op alle boosheid nfgeregte. fchalkheid een zeer aanmerkelyk gedeelte der godvergeet cn ontwerpen, ter onderdrukking van den vryen burgerftaat gefn.eed, voor het oog hunner landgenoo'ten verbergen; niemand kan echter twyffelen , of dc uitvoering van hunnen fnooden agterraad heeft eeven zo zeer beantwoord aan hunne verderfelyke oogmerken , iris de uicflag der] Spaanfche ontwerpen voldaan beeft aan den inhoud hunner onderfchepte hricfwisfeling. Ook getuigd de belooning der gewigtige dienften , aan de dwingelandy der Spaanfche, cn Nasfaufchi hooiden beweezen, weike aan fommige werktuigen van hun verraad ten koste van cerlyke.lieden is te beurt gevallen, meer dan iets anders, dat die werktuigen zig van hunnen wreeden Last ten genoegen gekweeten hadden.  HUISBOEK. 447 ,, zer Landen te doen ftellen, zoekende de Staa„ ten te fcheiden , en het eene Land voor, het „ andere na , te onder te brengen ; gelyk kort „ daarna ontdekt was door onderlchepte brieven, ,, waar uit bleek, dat hy van den koning last had, „ om zig te fchikken naar de inftruktie, die hem „ de Rhoda zoude geeven, tot meerdere geveinsd,, heid verbiedende, dat ze malkanderen niet zou,, den zien, of fpreeken, en dat hy zig jegens de ,, voornaame heeren minnelyk zoude draagen, en ,, hun winnen, ter tyd toe, dat hy door hun,, ne hulp Holland, en Zeeland in zyn geweld kry,, gen zoude , om dan voorts met de anderen te ,, doen naar zynen wil (f): gelyk ook Johan van „ Ooftenryk, fchoon hy de pacificatie van Gent, ,, en zeeker accoord, tusfchen hem, en de Staaten „ der Landen gemaakt, in tegenwoordigheid van „ alle dc Staaten plegtig beloofd, en bezwooren „ had te onderhouden, in tegendeel alle middelen zogt, om de Duitjche foldaaten met groote be„ loften te winnen," en zo de fteeden, en fterk„ ten in zyn geweld te krygen, om doordat mid,, del de geenen, die zig zoek zouden willen maa„ ken, om den prins, en die van Holland, en Zee„ land den oprlog te helpen aandoen, daar toe te dwingen, en alzo eenen wreederen oorlog te ver„ wekken, dan ooit te vooren geweest was: het welk uitbreekende, eer hy volkoomen zyn oog- merk bereikt had, had hy zyn voorneemen niet « kun- (»•) Diergelyke fnoode kunstgreepen ter misleiding van eene braave natie zvn ook de hoofdtrekken geweest der Nasfaufche kabaal, lnneeuiende woorden Ringen met de trouwloófte heimelyke ftreeken gepaard, en niets was zo heilig, het geen de Naftaufche trouw, volmaakt gelyk aan de Spaanfche, die tot een fpreekwoord werd om de uiterfte trouwloosheid te beteekenen, ter liefde van overweldiging, cn cverheerfching niet overtreeden durfde, waar van wy onder zo veele andere een verbateend voorbeeld meldden iO het IV. Deel, bl. 194-196.  443 VADERLANDSE H „ kunnen volbrengen, maar nogthans eenen nierï„ wen oorlog jn plaats van vreede verwekt (s),, al het welk hun meer dan genoeg' wettige oor9, zaak gegeeven had, om den koning van 6>f?;'* »* te verlaten, te meer, daar de Landen meer dan „ twintig jaaren in allen zulken overlast verlaten, s, en behandeld waren, niet als onderzaaten, maar ,5 als vyanden: desniettcgenftaande hadden zy niet », willen nalaten, by fchriftelvke, en ootmoedige ,5 vertoogen, met tusichenkomst van de voornaam«5 he prinlen van het Chriftenryk, zonder ophou35 den te verzoeken, om met den koning te ver* 95 draagen , hebbende ook laatscmaal langen tvd «,5 hunne gezanten te Keulen gehad, hoopende al. •>•> daar eenen verzeekerden vreede te verkrvgen • ,5 maar hadden bevonden, dat zy met dezelve ver*5 toogen , en handelingen van den koning niets" sj konden verwerven; maar dat die handelingen al?5 leen oiendcn om de Landen onderling twistig te 93 maaken , en de eene van de andere te doen 35 fcheiden, om des te gevoeglyker de eene voor, 9> en de andere na, onder te brengen, en hun e<*r. 35 fte voorneemen met alle geftrengheid te^en hun *> te werk te Hellen (t): het welk naderhand wel ^ open- (s) Wat betcekends de Unie van Utrecht, bedorven in den mond van den ftadh., en van alle de wanden der vrvheid, 07 hun anders, als het geen Johmvan Oo'hwyk omtrent de pacificatie van Gent deed?" En was de'trouwloosheid van de ftadhouderlyke party, waar door zy den Staat in eenen oorlog met Engeland wikkelde, cn Pruis/, fche trouwen in het Land bragt, geringer, dan die van Johan van Vojtenryk, toen hy, door het veriedelen der Gent fche be vrecdiging, den grond leidde tot de voprtduurïnir van den oorlog met Spanje, dien hy had kunnen doen eindigen? (t) Schoon de welineenende Staaten der vere»ni"de ee westen insgelyks meer dan genoegzaame reedenen baddên om zig geheel te ontdaan van eenen zo heergebzugtieen ftadh., kapitein, en admiraal generaal, ejr een deel trouwooze bondgenooten; hebben zy echter, op het voorbeeld hunner voorouderen, den weg vanzagtmocdigheid, vertüo- gen«  HUISBOEK. 449 3, openbaar gebleeken was by zeeker plakaat van ., profcripcien, door den koning laten uitgaan» by het welk zy, en alle officieren, en ingezeetenen van de vereenrgde Landen -, hunne party ,\ volgende, verklaard wierden voor rebellen, era „ overzulks verbeurd hebbende Jyf, en goed: zo dat zy, geheel aan alle middelen van verzoening wanhoopende, en ook van alle andere hulpmid„ delen verlaten zynde, volgens de wet der natuur, tot beichermrng, en bewaaring van hunne, en der andere landzaaten regten , privilegiën » Oude herkoomen, en vryheden van hun vaderland,'van het leeven, en de eer van hunne huis,', vrouwen, kinderen, en nakoomelingen, op dat ze niet zouden vallen in de flaaverny der Spanjaarden, verlatende met regt' den koning van Spanje, andere middelen gedwongen geweest wa3, ren voor te wenden, die zy tot hunne meefte ,, verzeekering, en bewaaring van hunne regten, „ privilegiën, en vryheden, hadden te raade ge„ vonden" (a). Lust het eindelyk iemand, om het gen, en vermaaninrren, misfehien al te lang, gebeezigd,. om dezelven, was het mogelyk, tot reeden te brengen. En , hoew el herhaalde middelen ter bylegging der verfchillejx, zo van binnen - als buitenslands, zyn in het werk gefield, ja door den ftadh. zelfs aanleiding eegeeven is, om de burgerbezwaaren in de provintie van Utrecht op te' neemen , terwyl hy in het algemeen de kragtigjïe beloften deed, om tot de openbaare rust, en eensgezindheid meede te werken; heeft eevenwel de uitkomst getoond, dat alles in de daad op verdeeldheid, en eene volrïrekte uitvoeringvan zyn, eenmaal opgevat, voorneemen uitliep. (u) Groot plakaatb. i. deel, 11. 25—33, Ook die profcripli -n, deklaratoiren van Willem V., cn pfakaaten van amnestie, of liever plakaaten tot de haatelykfic vervolgingen, weiken zo vóór, als na de revolutie van 1787. te voorfchyn kwamen, hebben genoeg beweezen, waar op alle cte beloften, en verzeekeringen van de zyde der ftadhouderlyke party beimelyk uitliepen. En wie verwonderd zig danniet over de langnjoedighcid der Staaten yan flatland, die eers^a  450 VADERLANDSCH het voorfpel, dat, kort na de afzweering van Philips, aan de nieuwe Republiek gegeeven werd, wat zy van de heerschzugt der ftadhouders , eh van de gevaarlyke vriend-, cn- bondgenootfehap van Engeland te wagten had, nog konclyk te befchouweu, hy werpe dan eenen opflag van het oog op de Leicejleriaanfche tyden. Daar uit mogen by zonder zulken, die niet onzydig genoeg zyn, om uit het geen wy beleefd hebben af te meeten de gevaarlykheid der faamenfpanning van een ftadhou-' derlyk gezag met buitenlandfche Moogenheden , door eige overweeging opmaaken , hoe heilloos de verdubbeling van die faamenfpanning aan deeze Landen weezen moet, zo lang zy mogt ftandgrypen, en hoe gelykluidende al meede de bezwaaren waren , welken tegen het beftier van den tegenwoordigen ftadh. door regenten, en burgers werden aangevoerd, met die, welken onze voorouders tegen Leigefter voortbragten. Toen deeze heerschzugtige landvoogd , zendeling , en werktuig der koningin van Engeland, door heimelyken agterraad met vreemdelingen; of ter regeering ingedrongen perfoonen, het beftier deezer Landen zogc om te kee- eenen-zo wederbariiigen fbtdh., niet alleen nooit van zyne waardigheden vervallen verklaard, maar gepoogd hebben hein , door eene opfchorting in zynen post als kapitein generaal, en, zelfs in dien tyd, door het doen vervaardigen van inftruktien, nog te willen behouden; hoe zeer hy zig, (men moge het wenden, en draaien, zo men wil,) aan diezelfde misdaaden tegen den Staat, cn het volk bad fchuldig gemaakt, om welken de ondergjfchikte Staaten, als vertegenwoordigers der Nederlandjch.- natie , weleer den landsheer , als zi.g aan de regren der ingez 'etenen yergreepen lubbende, voor altyd van zyne waardigheid ont/.et hebben? Rn mogten dan eerlyke régenten, cn vryheidslievende burgers zig tegen zulke heemeltergende euveldaader) niet verzetten , zonder dat zy na de omkeering desweege in lyf, en goederen , door een opgeruid gemeen , door b'aldaadige foidi.uen, en door weegen van geregtelyke vervolgingen, gelyktydig gekweld, of een lande uitgedreeven werden?  H U I S B O E K. 45* Iteeren, lee^erdeu drie manmoedige voorftanders der vryheid, 'Moersbergen, Ryzenburg, en van Nyevelt in ïeptember 15B7., juist twee eeuwen voor den inval der Pruüfcheii in dit ons vaderland, een klaagfchrifc, door agt ftaatsleeden onderceefcend, aan Leicejler in , waar in de volgende bezwaaren tegen zyn willekeurig beftier in de provintie van Utrecht werden opgeteld: ,, het ftellen van veele ,, onkiesbaare vreemdelingen in de regeering der „ ftad: het verzetten van de magiftraat aldaar"door ** Z- H-> of lVort> m afweezen van Nieuwenaar* „ wren, als byzonderen landvoogd , zulks toekwam„ hec indringen van Trillo, en Agileus, beide Bra„ banden, den eenen ten fchoutsampte van Utrecht „ den anderen- ten algemeenen bezorgerfchaope' „ zonder benoeming der Staaten, ja'tegen 'hun„ nen wil, Trillo ook tegen dank van de wcthou„ ders der ftad: het beroepen van Bsllefier, en de „ Potter, den eenen tot hoofdman van den hove, „ den anderen tot ontfanger derdomainen, meede „ zonder benoeming: het haateïyk af-, en uitzet" ,, ten van verfcheide aanzienlyke luiden, en ge. „ crouwe voorftanders des vaderlands, zonder hurï „ reeden, of gehoor te geeven : de verandering „ gemaakt in den eerften ftaat, met fehunpen van „ twee eerlyke perfoonen» en indringen van twee anderen, die der fteedfche magiftraat, waar in de uitheemfehen het meefte vermogten , naar * den mond zagen: het oyertreeden der ordening „ over veele jaaren by de Staaten gemaakt ten op„ zigt van de geeftelyke genootfehappen, perfoo„ nen, en goederen: het weigeren van onpartydi,-, ge regters aan luiden , die verdrukt wierden • ,, het uitfchieten van dreigementen, om de leederr der Staaten tegen hun gemoed ce doen ftemmen „ het maaken van befluiten, die tot fcheuring, en „ afzondering van de Unie ftrekten, en het der„ waards zenden van luiden, niet gemagtigd ark n die van andere gewesten" (v). Zó ontaard, als' ly) *. kz. jioqït Nederl. hist. 2S, boek, 11. jaar Alie  45a VADERLANDSCH als de ftadh., uk de overeenkomst van zyne bedryven met die van eenen Philips, en Leicejler, omtrent zyne pligten jegens zynen Souverain, en landgenooten blykt geweest te zyn ; eeven weinig betnamden in zulk eenen mond de, door ons reeds zo dikwerf aangehaalde, onverdiende verwytingen, welken hy hun by zyne deklaratoiren van 16. mai, en 11. feptember 1787. doen durfde. Want, was 'er ooit eene misdaad van gekwetfte majefteit van iemand begaan , voorzeeker was ze van hem be■gaan , die eene opeenftapeling der fnoodfte misdryven, welker afgrysfelykheid misfehien nog grooter was , dan derzelver aantal, nog verzwaarde door de onteerendfte, en oproerigfte taal, tegen zynen wettigen Souverain, en befte meedeburgers gerigt. Dan, wat hy ook van het verbreeken der conftitutie, van regeeringloosheid, van verwarringen , en diergelyken mogt voorgeeven, fteekt hec echter in die deklaratoiren van alle zyden door, dat hy zelfs de oorzaak van al, wat daaf omtrent mogt plaats hebben, en de verdeediger was Van alle die Tuwelen, die het Land op den oever des verderfs brasten; dat hy niets meerbedoelde, dan om op de verfcbrikkelykfte wyze wraak te oeffenen aan hun, die, als burgers, o'f regenten, ondernoomen hadden, om zig tegen hem te verzetten; en dat hy zig deeze inbreuken, gevoegd by die, xvelken men uit de vertoogen der andere gewesten tegen het beftier van Leiftster kan°opmaaken, dat'zig over de geheele Republiek verfpreid hadden, en welken de Staaten eindelyk noodzaakten, om zig van deezen fcheurzieken landvoogd ten koste der Engelfche hulp tegen den Spanjaard te ontdoen, kunnen voiftrekt 'niet haaien b"y die, welken Willem V. beging, en wettigden dus te meer de flappen, die de Staaten van Holland, en andeten tegen hem te werk ftelden. Zelfs hebben wy befchuldigingen van eenen nog veel gewigtlgeren aard tegen hem zien inbrengen, die hem met den afgezwooren Philips volmaakt gelyk ftellen, en zullen nog maar al te veel geleegenheid hebben, om daar van eene geheele reeks, 11a de revolutie gepleegd, op te noemen.  HUISBOEK. 453 zig genoegzaam verzeekerd hield van den landverdervenden invloed van Engeland^ en de daadelyke hulp van Pruisjen, om door eenen allernoodlottigften flag een einde te maaken aan de poogingen van allen, die hem in den weg ftonden. Het ontbrak flechts aan een voorwendzel , om door eene buitenlandfche overmagt de Republiek te overweldigen, en dit voorwendzel was ras gevonden in eenen eisch van voldoening. Alvoorens wy het akelig tooneel openen, hec geen in feptember 1787. aan ons vaderland te beurt viel, moeten wy nog aantoonen, hoe belagchelyk, onregtvaardig , en gruuwzaam deeze vordering van voldoening was, en hoe trouwloos, en verraaderlyk verfcheide zogenaamde bondgenooten daar omtrent met den ftadh., en buitenlandfche Moogenheden hebben faamengefpannen tegen diezelfde Linie, waar van zy fteeds zo hoog opgaven. Want» daar wy meènén ter regter plaats overvloedig aangeweezen te hebben, dat het geheel ontwerp deezer geëischte voldoening is begreepen geweest in het groot oogmerk, om, het zy door een algemeen oproer binnenslands, het zy door eenen vyandelyken aanval van buiten, het zy door beiden, eene algemeene omkeering van den Staat te bewerken , en alzo het onwederftaanbaar vermogen van het huis van Nas/au te beveiligen (V); zal niemand onzer leezers ons ten kwaade duiden, dac wy ons thans alleen bepaalen tot een kort betoog der nog overige, zo eeven gemelde, byzonderheden van eene vordering, welker hoedanigheden van geenen anderen aard waren , dan die , waar vaa Frederik II. met zo veel waarheid zeide , en te meermaalen door zyn eigen voorbeeld bevestigde: ,, dat, wanneer de vorften tot eenen vreedebreuk ,, willen koomen , zy zig door de ftofte hunner ,, verklaaringen niet laten wederhouden, maar hun,, ne party kiezen, en de zorg hunner regtvaardi- „ giüg M ]T. DcL bl. 192—208., en 344—361. IV, DEEL. Ff  454 VADERLANDSCH n ging overlaten aan eenigen arbeidzaaröen regts» „ geleerden" (x). Dan het blyft niettemin altyd waar, dac, daar men thans de vorften, eeven als alle andere menlchen, op hunne regte plaats in de burgermaatfchappyen begint te ftellen, daar zy als zodanigen altyd nog belang fchynen te hebben, om aan hunne verrigtingen eenen glimp by te zetten, en daar zy 'er eenmaal eene gewigtige reeltenfchap van zullen moeten geeven, die mee geene regtsgeleerde fpitsvindigheid , nog overweldiging zal af te doen zyn; elk waereldburger bevoegd blyft, om die voorwendzels naakt ten toon te ftellen, waar agter zy hunne fnoodheden tragten te verbergen. Wy zeiden dan, dat die geëischte voldoening belagclielyk, en onregtvaardig was. En wie kan 'er aan twyffelen, die overweegd, dat het vraagen, en bekoomen van alle voldoening voor eene waare, of ingebeelde beleediging op een enkel niets uitloopt, zo lang die voldoening niet vrywilfig gegeeven word door dienzelfden perfoon, die de beleediging aangedaan heeft, en zo lang zy niet beftaat in eene ongedwongen erkentenis van zyn ongelyk, betuiging van opregt leedweezen, en herftelling van hec nadeel, de fchaade, of den hoon, aan den beleedigden toegebragt ? Dan , ja dan waarlyk, bekoomt de beleedigde eene weezenlyke, en eea reedelyk mensch alleen betaamende voldoening. Maar, zo lang dit niet gefchied, welke voldoening kan dan een verftandig mensch oordeelen ontfangen te hebben, wanneer hy die flechts door eene regterlyke uitfpraak , of door geweld bekoomt 2 En welke is nog de voldoening voor iemand,die van den regter een vonnis erlangd, waar by zyne party hHasc word, om den geleeden fmaad te herftellen? Gering, ja niet noemenswaardig is die herftellingL, indien de beleedigde de ^verklaaring van den reg. ter, dat hy verongelykt is, niet als zyne eenige\ en waare voldoening befchouwd, en aanneemt. Zat i/'} Gefchied. van den zeevenj'aar. etrl. 3. deel, bl. 45.  HUISBOEK. 455 Zal zig de veroordeelde tog, na de uitvoering van dit vonnis niet altyd heimelyk beroemen kunnen, dac hy de waarheid gezegd, of zyne party naar verdienflen behandeld heeft ? En zal elk waarlyk verheeven mensch daarom wel ooit van iets anders eenen meerderen afkeer hebben, dan van een proces van injurie, of iecs anders meer beneeden zig reekenen, dan zig met eqne parcy gelyk ce ftellen, die hem waarlyk beleedigd heefc? Zo dit ten opzigt van alle herftelling van eer door een regterlyk vonnis, na behoorlyke verantwoording van den gedaagdengeweezen, geld,hoe veel temeer geld het dan met becrekking tot eene politieke voldoening,, zonder verhoor van partyen alleen door geweld ver-* kreegen? Welke voldoening verkrygc cog iemand, die, zig zeiven tot regter opwerpende in zyne eige zaak, voor eene beleediging zyne party tot een tweegevegt uitdaagd ,al wond,of vermoord hy zynen vyand ? indien hy zelfs in zyne onderneeming al geenen grooteren ipyt bejaagd weegens mislukking, blykt uic den gelukkigften uitflag dan nog, dat hy beleedigd was, en regt had om voldoening te vraagen ? Zo lang men niet wederkeerd tot de barbaarsheid der voorige eeuwen, door de gezonde reeden overlang verbannen, om te gelooven, dat de goede uitflag van zulk een tweegevegt een oordeel Gods is, zo lang zal elk wysgeer, (wat zeggen wy?) elk mensch, die zig^door geenen uicerlyken fchyn laat begoochelen , zodanige voldoening met de uicerfte veragcing befchouwen. Wac zullen wy eindelyk van de, zo dikwyls gevraagde, en eeven dikwyls mislukce, voldoening over verfchillen tusfchen vólkeren, en vorften zeggen, die als waare tweegevegcen kunnen worden aangezien? Doorgaans beuzelagcig in haaren oorfprong, en byna altyd meer misdaadig in haare doeleinden, dan eenig byzonder wanbedryf in de maatfchappy zyn kan, loopt zy altyd uic op de vermeerdering dér rampen van lydelyke ingezeetenen , die 'er geen belang by hebben, maar 'er alléén de gevolgen van draagen, en zeiden doei zy de oogmerken der aanleggers be-. Ff 2 xei<.  45°* VADERLANDSCH reiken, ten zy wanneer' een overwigt van natnor» iyke kragten aan de zwakfte party de wetten voorfchryft. Hoe veel vericheeld de gewaande grootheid der vorften van die betaamelyke grootmoedigheid , die L. Ann. Scneca beichry ft fy) l „ Eene grooce ziel past aan eenen grooten ftaat, die, zo hy zig daar toe niet verheft, hem ver„ neederd tot de aarde. Het is aan eene groote „ ziel eige, om zagtmoedig, en bedaard te zyn, en ure de hoogte neder te zien op beleedi„ gingen, en hoon. Maar het is verwyfd te woe„ den in gramfchap, en den wilde heeften, en zelfs „ nog maar zulke, die niet eedelmoedig zyn , eige „ om die geenen, welken zy nedergeworpea heb„ ben , nog te byten , en te vervolgen. Een s, wreede , en onverbiddelyke toorn past geenen „ koning, daar hy weinig verhoeven is booven „ hem , waar aan hy zig door gramfchap gelyk 3-, fteld. —Hec behouden is eige aan eenen groo,, t'en ftaat." Js dit alles waar van eene billyk geeischce voldoening , hoe veel te meer moet hec waar zyn van vermeende beleedigmgen ? Kan dus iemand in eenige dier betrekkingen ooit waarlyk groot zyn, die op zulk eene voldoening hardnekkig ftaat, of daarom heemel, en aarde "beweegd ? En, indien 'de beleediging dan nog fleehts in de meening van den zogenaamden beleedigden, of in Jafter, en loogen beftaat, hoe klein worden dan alle zyne woelingen, hoe haatelyk zyne beweegingen, om eene voldoening, te erlangen ? Doed hy % " zig (y) De «.emeht. Héb, r. cap. Sf Magnum fortnnam vwnw dieet, qui, nifi Je ad Mam extulit, fcf cdtior fletit r ïllam quoque tnfra ad terram deducit. Magni autem'animi proprium1 est, ptacidum esje; trmquillumqut, cj iniurias, etnut ojfenpones fupeme dejpicertr. Mulkbre est furere in ira , f trarum vero, nee gtntrofarum fu-ïdem, permordere, £f urgere pryeBot. _ Non decet regem Jceva, g» inexorabilis ira: non nultim tmm Juf ra eum eminet, cii ft irafcendo (.wast, Skrvare proprium est exceiientis fertwv.it.  Iï U I S B O E K. 457 fcïg zeiven op die wyze niet oneindig meer nadeel in het oog van elk oordeelkundig mensch, dan de vermeende beleediger hem ooit konde aandoen ? En, zo hy by toeval, of door ovei magt, over zyne party zeegenpraald, kan hy dan de vcragting van elk zodanig mensch nog wel ontgaan ? En , hoe diep veragtclyk is booven alles het charakter van iemand, die by zig zei ven overtuigd is, niet beleedigd te zy», maar zulks alleen voorwend, om. aan zyne wraakzugt , of inbeelding te voldoen ? Men zegge niet, dat dit althans hec geval der volkeren , en voriten niet is, die zig daar aan niet bekreunen. Want wy houden dit voor zo valsch, dat wy in tegendeel vastftellen, dat 'er tusfchen byzondere perfoonen , by welken iedele waan , en trocschheid de plaats van waare deugden bekleeden , nooit eenige voldoening voor eene gewaande beleediging zoude gevorderd worden, "indien de partyen wiften, dat de zaak in verfchil aan niemand ter Waereld ooit bekend zoude worden; en dat zulks ook nimmer tusfchen vorften, die zelden waare eer kennen, gefchieden zoude, zo daar onder geene ftaatkundige ftreeken verborgen lagen. Indien wy dit een, en ander op de geëischte voldoening van eene graavin van Nasfait toepasfen, hoe belagchelyk, en onregtvaardig word zy in het oog van iederen waereld ken nerv, hoe haatelyk in het oog van eiken Nederlander! Voor wie tog" was het beleedigend, dat de gémagcigden der Staaten behoorlyke zorg droegen voor de bewaaring der rust , welke door haare komst in eenen cyd der allergrootfte woelingen gevaar liep? Ontveinsden zy niet kennis te hebben van de affchuuwelykheid haarer oogmerken , of bcflischten zy daar omtrent wel iets, het oordeel desweege aan den Souverain overlatende ? Was in alle gevallen de voorgaande ondervinding van zo veele wanorders, en oproerigheden, door het dweepziek gemeen ter geleegenheid der verfchyning van eenen, of meer lieden uit het geflagt van Nasfau aangcregt, niet voldoende tot het neemen van voorzigFf 3 tigo  458 VADERLANDSCH tige maatreegelen tegen eene onverwagte verfchyiring na eene opzettelyke afweezigheid van bykans twee jaaren, af waren de vóorbereidzelen daartoe op zig zelfs niet genoegzaam, om voor eenen algemeenen opftand te doen vreezen ? En werd net oogmerk deezer reize van vooren niet reeds-hooglyk verdagt door haare volftrekte weigering, om, op het oogenblik haarer intreede in een gewest, alwaar zy haare voorgewende poogingen tot rust, en vreede wilde beproeven , eene bepaalde opening va:, haare bedoelingen te geeven aan eene commisfie, die met de uitfteekendfte magt van den Souverain vereerd, en belast was met de zorg, om voor de verdeediging der provintie te waaken, en alle heimelyke, en openbaare aanjlagen der vyanden van die provintie f en haare bondgenooten te veriedelenfz)? En (s) De regeering van Alkmaar, veel verder gaande, dan de Staaten van Holland, of hunne gecommitteerden, vonden haare komst, en verblyf in 'slhge met alle regt zo gevaariyk voor de veiligheid der vergadering van H. E. G. Mog., dat zy by haar befluit van a. juli haare gedeputeerden ter dagvaard beval, ,, om, indien zv, onaangezlen alle afraading, eevenwel haare reize naar den Haag, of ,, wel naar de Qfanje,qaal jnogl voortzetten, en hier door, of anders ook uit eenige andere oorzaak, oproerige her weegingen mogten ontdaan, of daadelyk te gemoet ge,, zien worden, het daar heen te helpen brengen, dat die ,, vergadering uit den Haag naar eene andere veilige plaats „ wierd overgebragt." Verf. van Jlukk by J% A. de Chalm. 47. deel, bl. 33—36 Op dienzcifden grond fteimde ook hanr befluit van ro- juli, waar by zy verklaarde, ,, dat, juist op, en omtrent den tyd der gem. reize, venegaan,, dj, en ontrustende beweegingen elders, en wel in het „ byzonder in de provintien van gf.i.dkrland , en zekland, ,, ten gevalle, of ter eere van oranje , hadden plaats gehad , ,, en ook, volgens de nieuwstydingen, in dtn Haag toe„ bereid/.elen tegen deeze komst van II. II. aldaar in öiU te gemaakt waren, waar uit men buiten allen twyftel ook diergclyke rustverftoorende, en fchrikbaarendc bewcegingenj als booven, zp al niet meerdere afgrysïelyke ge- „ vol-  HUISBOEK. 459 En welke was tog haare bevoegdheid, om zig als vrouw van den eerften ftaatsdicnaar, onaangezogt, ie mengen in verfchillen, tusfchen de Staaten, en haaren man gereezen, daar zy zelfs te vooren aan den dooreerlyken kamerheer van der Capeilen haare bevreemding getoond had, dat hy zig in gefprekken over politieke zaaken met den Jtadh. gemengd had-([a), fchoon hy als burger ten minften regt had, om daar over in byzondere gefprekken zyn gevoelen te zeggen , eeven als alle andere ingezeetenen ? Konde de commisfie derhalven wel iets minder doen , zonder zig hoogstverantwoordelyk te ftellen, dan den voortgang deezer verdere, zo bedenkelyke, reize op te fchorten, en afhangelyk te maaken van het goedvinden der Staaten? Of konden de Staaten wel iets minder doen, dan het verrigte hunner gecommitteerden goedkeuren, en over het al, of niet voortgaan dier reize eene rype raadpleeging aanleggen, en het oordeel der fteedelyke regeeringen, gelyk in alle zaaken van gewigt, afwagten , alvoorens een befluit te neemen ? Waren deeze fchikkingen, die zeeker in gewoone tyden vreemd konden fchynen, thans niet ten uiterften noodzaakelyk uit hoofde der, in het oog loopende', verwydering tusfchen de befte ftaatsleeden, en ingc zeetenen van Holland, en den ftadh., en uit hoofde der gewaapende aanftajte, door die van Gelderland, en Amersfoort tegen de ftad Utrecht gemaakt, waar „ volgen, zoude te venvagten hebben." Om die reedenen qualificeerdq zy haare gedeputeerden natler, ,, om, wel „ met alle mogelykc welvoeglykheid, dog teffens met allen „ noodigen ernst, en aandrang, het d.iar heen te helpen „ beftieren, dat, geduurende de tegenwoordige trotibles, de komst in deeze provintie van hunne hoogheden, of „ derzelver kinderen, of eenen van allen, zo veel moge- lyk, wierd voorgekoomen, of tegengehouden." Verf van ftukk. by J. A. de Qlialm. 47. deel, bl. 36. en volg. (a) Het gedr. van jonkh. a. f. tan der >capellen, bh Ff 4  46o VADERLANDSCH waarvan de ftadh. de meedewerker, de hoordaanlegger, en hec grooc onderwerp was? Daar 'er derhalven aan dc zyde der Staaten van Holland, en hunner gecommitteerden een volkoomen regt, en zelfs eene yolftrekce verpligting was, om alles , wat aanleiding tot verftoonng der openbaare rust geeven konde, te verwyderen , konde'er nooit van hunne zyde eene beleediging bedoeld zyn, of van de zyde des ftadhouders, zyner huisvrouwe, of iemand anders, daar uit gehaald worden, zelfs dan met, wanneer de oogmerken dier reize eens gedeel zuiver geweest-waren, om dat immers het welzyn eer ingezeetenen nooit tenigermaate mogt gewaagd worden aan de vrees, hoe men eene ophouding van zulk eene-reize van den kant der Jaatstgem. mogt wdlen opvatten. Maar, gefteld dst. '/.y int alle omftandigheden een befluit hadden opgemaakt-tot ecn^ opzcttelyk dociwic , om door die reize een algemeen oproer ce berokkenen, waar voor zig naderhand zq veele reedenen opdeeden en dac zy daar voor met ronde woorden waren uirgekoomen , waar in beftond dan nog'do beleediging^ Of ftond het den Souverain niet meer vrv om zyn oordeel, door zo vecie dugrige.rgrpnrien geveüigd, te uiten over eene zaafc, wa; of partikuliere privilegiën van de voorfz. Lanjj den, of fleeden~van dezelven, dat die gebooden3 jj beveelen, of verbooden geenen ftand zullen hebjj ben, of grypen, maar van onwaarde zullen zyn, j, en blyven, en niet verpligten den geenen, die j, daar in gekwetst zoude weezen!" Wat 'er ook voor hec iblzitten des ftadhouders omtrenc den inval der Pruis/eken, uic hoofde van de opfchorting in zynen pose als kapicein generaal van Holland, zoude hebben mogen voorgewend worden, niemand zal nogthans zulke zyner daaden, die hy niet anders pleegen konde, dan in zyne opgefchorte hoedanigheid, verfchoonen kunnen. Immers, fchoon de Staaten van Holland hem in die hoedanigheid, wit toegeevendheid, zyne jaarwedde nog lieten crekken, ontzag hy zig echter niec, om onbefchroomd , tegen hun verklaard oogmerk aan, een commando te blyven voeren over zulk een groot aantal troupen.;* ter Hollandfche becaaling ftaande, als die of geweigerd hadden, om op last der Staaten van Holland naar die provintie te marcheeren, of zig niet ontzien hadden, om van derzelver grondgebied naar Gelderland , en Amersfoort fchandelyk te deferceeren. Hy fchaamde zig zelfs niet, om, ftaande zyne fufpenfie, op 10. juli 1787. aan drie officieren van het dragpnderregiment^ van Byland , ter Holland fAie betaaling ftaande, die, om gepleegde falfiteicen, en het verlokken'van eenen dragonder tot het geeven eener val fche verklaaring, na eenejaarige gevangenis by vonnis van eenen krygsraad te Bergen op Zoom tot infaraeerende ftraffen veroordeeld waren, dezelven kwyt te fcheiden, en by het regiment te laten blyven, gelyk hy ook aan dien dragonder deed. Hy maakte dus van de vergunning, die hy als ftadhouder verkreegen had, om brieven van gratie alleen aan ongelukkige misdaadigers te verleenen , het uitfteekendst misbruik, ten einde de harten van kwalykdenkende militairen voor zig als kapitein generaal te winnen door het toeftaan van pardon aan zulke  HUISBOEK. 473 zulke officieren, die zig hadden fchuldig gemaakt zelfs aan zodanige euveldaaden, welken hy door zyn eigen voorbeeld nog niet gewettigd had. Trouwens , hoe verre zyn hart van de eerfte gevoelens van eer , en eed ontbloot was , bleek niet lang daarna uit eene andere daad, die alle geloof bykans te booven gaat. Wie dog zal met eenige fchynreeden verdecdigen kunnen eene verrigting, waar door hy in eene hoedanigheid , waar in hy door de Staaten van Holland niet was opgefchort» t. w. in die van admiraal generaal "dier provintie, op de zigtbaarfte wyze zynen pligt, en eed overtrad, cn wel om de inkomst der PrutsfcJien in Holland te begunftigen ? Wie zal in tegendeel niet moeten verbaasd ftaan, dat hy eenen h. w. smith, luitenant ter zee voor de Maas, van wien wy hboger op al gewaagden (o), door eenen dankaahts uic "sllage, onder belofte van een brillant fortuin, liet opruien, om op 12. feptember den luitenant witte van dam, aan wien het bevel over eenen Hol!andJ'chen uitlegger voor Loeveflein van weege de Staaten van Holland toevertrouwd was, op gelyke belofte om te koopen, ten einde dien uitlegger, met verbreeking van zynen eed, van het Hollandsch grondgebied naar Bommel te brengen, en alzo in 'svyands handen te doen vallen (j> j? Met zo veel fnood (0) II. Deel, bl. 2fjp. en volg. in de noot. (p) Dit verraad, reeds Éusfehéfi den gem. Sm-'th, en Witte van Dam beraamd, werd gefluit door den onb'egrypejyken raoed, en het beleid van. den luitenant p. van* aardeivtiurg , en eenige andere fcheepsofficieren, welker eerl>e, onder het regiment van Pallardi geplaatst, de waarpeemjrjg der luiteunntspla3ts van dien uitlegger vry wil lig op zig genoomen, en moeds. en beleid» genoeg bad , 0:11 by die geleegenheid beide de verraaders gevangen te doen neemen, het fchip te redden, en zig dus, in onuerfcheiding van zo veele anderen, waardig te betoonen san den eerpenning, dien hy, als deelgenoot van den flag op Doggersbank, droeg. Exatl relaas van het voorgeval!, op 12. jept. 1787. aanboord van den uitlegg. de spion', geank. voor hét flat loeVESTErN, tusfeh. den comm. w. van dam, en desz. eerfl, luit. P. VAM AARD£«BURü. Gg 3  474 VADERLANDSCH fhood overleg, en rustelooze zorg, wel verre van ir.il te zitten , fpande Willem V. niet al'een met binneplandfche, maar zelfs met uitheeemfche, \yaüden te faamen, om door alles, wat misdaadig heeten kan, zyn eigen vaderland te overheerfchen, en hetzelve ten gedugten geesfel te verftrekken. Eu dat was eevenwel al wederom dezelfde man, die te vooren verklaard had , ,, dat, indien het „ hem had mogen gebeuren, zyne bedoelingen te „ bereiken, en zyne poogingen met den gewensch„ ten uitflag bekroond te zien, het vaderland, het welk hem booven alles dierbaar was, aan geene ,, buitenlandfche oorlogen blootgcfteld , en door geenen binnenlandfchen tweefpalt zoude beroerd ,, zyn; dat het by deszelfs vryheid, vreede, on,, afhapgelykheid , en welvaard bewaard, in alle ,, gevallen in behoorlyken ftaat van verdeediging gehouden, en tot den hoogften top van luifter, ,, en vooifpoed gebragt zoude zyn; en by gevolg, dat alle die rampen, die aan de Republiek feedert weinige jaaren waren overgekoomen, en die geene , die haar nog verder te vreezen ftonden, cn die hem voorkwamen onvermydelyk te 3, zyn, indien zy niet op nieuw als door een'wonderwerk gered wierd , niet zonder de hoogde ;, onregtvaardightid aan hem korden worden ten „ laste gelegd." Het was diezelfde man, die betuigd had , ,, op het voctfpoor zyner voorouderen , hoe hoog de nood ook mogt gekoomen zyn, al„ le zyne vermogens van lighaam, en ziel, goed, en bloed, en al wat hem dierbaar was, onder opzien naar den goddelyken byftand , aan het behoud, en de verdeediging van het vaderland „ trouwhartig te befleeden, en, zo het Godswil was, daar aan op te offeren." Het was diezelfde man, die nog op 16. mai 1787. ■verklaard had, zyne bittere aandoening niet te kunnen verber„■ gen over den jammerlyken tpeflapd van het va,, derland , en , meer dan ooit, te gevoelen de kragt ,, van-die hartelyke liefde, met welke hy zig al,} tyd op het teéderfte verkDogt gevonden had aan „ eene  HUISBOEK. 475 „ eene natie , onder welke hy gebooren was , in s, welkers zeegen; en voorfpoed hy grotjtér belang 3, had, dan eenig Nederlander, en welkers vryheid, ,, op de verdienlten , en het bloed zyner voorva- deren gegrond, te gelyk eene der voornaam,, fte bronnen was, en, dat God gave! blyven „ zoude van den welvaard, en roem van hem, en ,, zyn huis." Het was diezelfde man, die zig fteeds beriep op ,, de heilige eeden, door welken ,, hy in zyne hooge betrekkingen tot handhaaving ,, van 'sLands vryheid, godsdienst, cn geregtig,, heid gehouden was, en op de diere vcrpligcing, ,, welke het grootfte , en aahzienlykfte gedeelte ,, der natie, zo we! regenten, en burgers, als krygslieden van allerleien fland , en rang door ,, de uitbundigfte blyken van liefde, en vertrou- wen op hem gelegd had." Het was eindelvk diezelfde man, die nog op II. feptember 1787. betuigen durfde, ,, dat hy, met innerïyke fmart, en droefheid, zyn lieve vaderland aan 'alle de on,, heilen van eenen oorlog, en zyne meefte, eu ,, befte meedeburgers aan jammeren , en rampen zag blootgefteld, welken nimmer door hun verj, diend, maar alleen veroorzaakt, en berokkend ,, waren door de geweldige maatreegelen van hun,, ne gewaapende overheerfchers: dat, by de bit,, terheid van alle deeze wederwaardigheden, hem „ niets grievender trof, dan dat hy bet geheel ,, verderf zoude moeten zien naderen van eene na„ tie, aan welke hy door de heiligfte, en teedera, fte banden verknogt was, en met welkers vryj, heid, en welvaard hy den roem, en voorfpoed „ van zig, en van zyn huis onaffcheidbaar ver3, bonden agtede" ( U. 3, E. Mog., niet te vreeden, met alje de bondge„ nooten, en ons in het byzonder, op zo veeler,, leie wyzen met de eene vyandelykbeid na de ,, andere beleedigd te hebben, zyn eindelvk zelfs 3, zo verre gegaan, van, booven hec aanhouden, ,, en vermeerderen der binnenlandfche onluften, ,, nog onaangenaamheden van buiten te verwek- „ ken (z). Het zal by U. E. Mog. niet onc- kend (x) Zo fpeckfcn deeze dwingelanden fteeds met eed, pligt, godsdienst, en gewisfe, wanneer zv zig poogden te regtvaardigen weegens wanbeiYyven, die aanliepen tegen alles, wat heilig, en eerwaardig is. Wat valt'er meer tegen zulke lieden te reedeneeren, die zo ligtvaardig om* fprngen met het tecderfte gevoel van eiken eerlyken man ? (y?) Hef fcheelde misfehien niet veel, of zv waanden zig Bevoegd te zyn, om ook eene fatisfacfie van Holland te eifchen. En wie zal ons zengen, wat zy gedaan, en tot v/elk een uiterfte zy hunne wraakzugt zouden gebragt hebben, indien zy niet zeeker geweest waren , dat zy hun oogmerk ter verguizing van Holland, door den Pnlisjijchtn inTai, vclkcjig bereiken zonden? {■z) Vètfegaaode vorwytlng voorwaar, die Holland hier hoo.  HUISBOEK. 4% it fcend worden, dat ook deeze handelwyze regtflreeks aanloopt tegen hec 17. artikel der Unie» ,, waar by met zo veele woorden is vastgeüeld, dat de provintien, Jieeden, en leeden van dien zig „ wagten zullen, van uitheem/die vorften, heeren", ,, landen, of fteeden eenige Oicdfie te geeven van oorlog „ en/,. En U. E. Mog. zullen hec daarenbooven y, voor geene onbillykheid kunnen houden, datwy 3, alle die inbreuken op her heiligst verbond des te beleedigender reekenen , en dat wy vooral de aanhouding van H. K. H., en de geweigerde fait, tisfaciHe desweege, des te onverantwoordelyker „ agten, naar maate U. E. Mog., zo door de Scaay, een generaal, als door de meefte byzondere bondgenöoteir, te ernfliger verzogt,- en aangemaand zyn, niec alleen om behoorlvk agt te geeven op 3, de onregtvaardigheid, en on'voegïykheid hunner ,, befluitenj en handelingen, maar booven al, om zig cot reedelyker maatreegelen, en hec geeven „ der verlangde voldoening ce lacen beweegen. in 3, deezen Ikmd van zaaken, willen wy gaarne be„ kennen, dat het ons moejelyk valt de keuze ce „ doen der flappen, die voor'hec welweezen dtee* ,, zer provincie , en der geheeld Republiek het „ oorbaarfte kunnen gereekend worden. Wy zien U. E. Mog. openlyk de Unie verbreeken, en voelen hec regt, dat daar uic voor ons, en onze 3, meedebondgenooten gebooren word. Wy zien 3', U. E. Mog. de provincie van Holland, en daar „ door den geheelen S-caac, op den rand des on3, dergangs brengen, en kennen het vermogen, het ,, welk byheciy.arrfMderUnieindiergelykegeval„ len aan de bondgenooten gegeeven is. Wy zien ,, eindelyk de verdeeldheden, de wanorder, hec zee„ denbederf, en de uitdrooging van alle de takken van den algemeenen welvaard, door verfcheide « des* hooren moet van eenen bondgenoot r welke zo zeer had sieedegewerju, om aan Holland eenen buitenlanifcbcn vyajid op den hals te haaien.  484 VADERLANDSCH ,, deelen der Unie, en in het byzonder in U. E. „ Mog. provintie, zo overhaast, en zo aan me r„.kelyk toeneemen, dat 'er, zonder eenen oorlog „ van buiten, niet dan een algemeen bederf, en „ volkoomen ondergang te wagten is (a); en wy „ beieffen het belang, en, regt, het welk U. E. ,, Mog., de andere bondgenooten , en wy zei,, ven hebben, om daar tegen met gemeen vermo„ gen by alle mogelyke middelen op het kragtig„ fte te voorzien (b). Dan wy hebben gemeend, „ terwyl de hoofdzaak tot de raadpleeging over ,, ernftige maatreegelen, door het aannaderen eener „ vreemde armée, zoude kunnen verhaast worden, ,, aan U. E. Mog. op het nadrukkelykfte te moe„ ten voorhouden, en aanbeveeien, om tog einde„ lyk eens mar te denken, welk het gevolg kan, ,, ei) moet zyn van hunne volharding in een opzet, „ en .handehvyze , die het onderling misnoegen „ tusfchen burger, en burger aankweekt; die ge„: duurig nieuw yoedzel geeft aan die hoofdbron .„ van wederzydsch geweld, en plundering; die het „ onderling vertrouwen, en de goede order ver„ band uit alle de deelen van het ftaatsbeftier, en ,, krygsweezen ',, die de bondgenooten dagelyks ,, meer en meer van malkanderen verwyderd; die ,, eindelyk, daar eene uitheemfche leegermagt naar „ de grenzen in aantogt is, de bewaaring van alle. „ pligten der Unie voor ons zelfs onmogelyk zou- » de («) Waren de plundering, en veriaaging der beste rerrente;., ::\ ingezeetenen van Gelderland, door de militiê np hun aandryven gefchied, niet veel eer van deezen aard? (b) Tuist dit regt, den bondgenooten toekoomende, was' de eenïae drangreeden, die Holland, bewoogen had, .om tc doen, het geen het gedaan had, en voldong kortelyk deszelfs ve.-pügting tot weering van alle die wanorders, verdeeldheden, zeedenbederf, en uitdrooging van alle takken van den getpeenen welvaard , waSr van niet Holland, maar de ^ Gjlderjclie, en Aaetsfoortfche ftaatsleeden, neflens den ftadh., oorzaaken, en bewerkers waren.  HUISBOEK, 4§5 s, de kunnen maaken; fchoon wy anderszins, zelfs ten opzigt van U. E. Mog., hoe zeer ook door hun verongelykt, eevenwel ons niet, dan door ,, U. E. Mog. eige handelwyze daar toe gedwon„ gen wordende, aan de geringfte gehoudenheid „ onttrekken willen, waar toe wy ons eenigszins „ kunnen verbonden reekenen (c). Wy herhaalen ., derhalven nog eens onze ernltige aanmaaning: — ,, terwyl wy, in geval deeze onze vertoogen we. ,, derom vrugteloos mogten blyven , op het na,, drukkelykfte protefteeren, dat wy alle verdere, ,, en nadeelige gevolgen voor de provintie van Hol„ land, van welke zyde dezelven ook zouden kunnen, of moeten opkoomen, eenig en alleen o„ verlaten ter verantwoording van U. E. Mog." Qd). Dit was dan de vermeetele, en verraaderlyke taal van deezen trouwloosten aller bondgenooten , die ook al wederom de overmaat hunner ondaaden met de fchynheilige voorgeevens der linie poogden te bedt'kken. Maar "willen zy dan ook niet, dat het, door hun aangehaalde, artikel der Unie , dat niemand der bondgenooten aanleiding geeven zoude tot eenen oorlog, juist vorderde, gelyk 'er uitdrukkelyk word bygevoegd, dat zo wel den, üitheemfchen, als den ingezeetenen goed regt gefchiedert zoude ? Wisten zy dan niet, dat de eisch van voldoening , aan de Staaten van Holland gedaan, een louter voorwendzel was om hun te bederven, en nooit gefchied was op den voet van goed regt te vraagen, alzo het dan door den gewoonen weg van reg- (c) Wy herhaalen hier niet, het geen wy by onze laatstVoorgaande aanmerking gezegd hebben, maar doen alleenlyk opmerken, dat het (lot deezer beleedigende zinfneede het deerlyk voorfpook was van die rustelooze bemoeiingen* welken deeze burgerhaaters tot het berokkenen, en volbrengen eenes vyande'yken aanvals van buiten van langerhand hadden in het werk gefteld, en aan welken zy hier te vergeefs eenen glimp van biflykheid tragteden by te zetten. (d) Nederl. jaarb. 1787. bl, 2248—2257. IV. DEEL. Hh  t&6 VADERLANDSCH regten, maarniet door eenen politieken eisch, had behooren tegefchieden? Wisten zy dan niet, dat, ■volgens datzelfde artikel, de bondgenooten de weigering van zodanige behoorlyke vordering van regt mogten beteren, en hervormen, dog niet anders, dan naar het vermogen van elks vrydommen , loffelyke, en weiherbragte gewoonten ? Wisten zy dan niet, dat niets meer daar tegen (treed, dan zulk een gezogt voorwendzel te onderileunen , en eenen getrouwen, maar eerlyken, en vryheidsüevenden bondgenoot, door eenen wetteloozen , en willekeurigen eisch van ftrafoeffening, tegen 's Lands hoogheid, onafhangelykheid, en regten aan, in verlegenheid gebragt, op de trouwloofte wyze te helpen verneederen? Wisten zy eindelyk niet, dat het 3. artikel van diezelfde Unie rneedebragt, „ dat de bondgenooten eikanderen zouden byftaan „ tegen alle uitbeemfche, en inheemfche heeren, ,, vortten,' landen, en fteeden, die hen verongelykten, of beoorloogden;" en dat zy dus verpligt waren , om met alle hunne vermogens , met alle de militie, die zy in hunne provintie tot burgerplaagen gebruikten , ja met de geheele magt hunner welwillende , dog thans geweldig ontwaapende burgers, dat onregtvaardig bedryf des ftadhouders, en zyner huisvrouwe te helpen afkeeren? Dan , wat behoeven wy meer zulke vraagen te doen , daar zy, juist door den inhoud van deezen brief, toonden hunnen pligt wel te kermen,maar de verzaaking daar van door fchoonfchynende, dog waarlyk nietige, protelten voor het oog der natie te willen ontduiken? Zullen diergelyke proreften wel aangenoomen wordenop dien grooten dag, waar op de allerergfte dwingelanden, en geesfels van het menschdom, als'nietige aardwormen, eeven zeer als de flagtoffers hunner fnoodheden, reekenfchap zullen moeten geeven aan het alles doorziende oog van den God van het geheelal, zo wel van hunne zwaate midaaden, als van de fnoode voorwendzeis, waar meede zy die tragteden te regtvaardïgen? Laten wy liever eenige fpreekeade bewyzen te-  HUISBOEK. 48? tegen alle die proteflen aanvoeren, die meer dari alle reedeneeringen uit kunnen wyzen, datzy in de daad niets meer verlangden , dan dat de Staaten van Holland de gevorderde facisfadtie weigeren, en zy daar door dè, zo lang gewenschte, geleegenheid verkrygen zouden, om de middelen te helpen bevorderen, welken aan hunne bittere wraakzugt vdleedig kouden voldoen. Reeds op 7. auguftus bevoorens was, volgens het verhaal van den generaal major Pfau, ,, de hartog van Brunswyk te Ny,, magen aangekoomen , en vond zig in zyne verwagcing niet bedroogen, door aan hec hof van „ Oranje te vinden een aantal Hollanders, vreemde„ üngen, generaals, en officiers van de Republiek, „ die hy reeds kende , of' waar meede hy eene „ nuttige kennis maakte. Hy had zig toen reeds „ zeekere, en geheime narigten verzorgd omtrent „ den itaat van Heiland , en dien der zaaken te „ Utrecht, en had lieden van kunde aangetrof- „ fen, die het zig tot eene eer maakten,om ze hem „ meede te deelen. Hy had zig nog, om niets te „ verwaarloozen , vervoegd by andere perfoonen „ van het hof, by den generaal du Mêulin, wien eene lange ervaaring eene volkoomen kermis gegeeven had van de provintien, en haare fortifika„ tien, en by verfcheide officiers, en eedellieden, „ wier goederen grensden aan het tooneel des op. „ Hands , en die de gefteldheid van het Land, „ de weegen, de Huizen, en de fterkten kenden"' (e). Dus had die trouwlooze meerderheid, coen zy den gem. brief fchreef, reeds eene byeenkomst' van faamengezwocrenen tegen Holland in eene haarer' voornaamfte fteeden , voor het oog der geheele waereld, geduld. Ook zal het niemand onzer ieezers ontfnapt zyn, dat de Amersfoortfche ftaatsleeden op 31. juli fommige provinciën genoodigd hadden tot het afzenden van gedeputeerden naaf Cel" (e) De FKuissCKEN in holland, 6/. 3. en volg. Hh i  438 VADERLANDSCH Gelderland, 7,0 het heette, tot handhaaving det Unie, en dat van de Spiegel, en van Cittcrs op 16. auguftus, als afgezondenen van Zeeland, insgelyks te Nymegen aangekoomen waren. Men kan dus daar üit nu nog des te beter oordeelen van de godvergeeten faamenzweering, die toen, als in eenen tweeden bloedraad , tegen de vryheid des vaderlands aldaar gefmeed is, en waar van wy al vroeger gewag maakten (f). En of dit nog niet genoeg was, beflooten zy reeds terzelfder tyd, waar op zy deezen onbetaamelyken brief aan Holland af« vaardigden, dac is, op dienzelfden 16. auguftus, waar op van de Spiegel, en van Citters te Nymegen aankwamen, en eene volle maand voor de inrukking der Pruisfifche troupen, als by voorraad, „om, ver5, mids de aantogt van Pruisfisch krygsvolk onver,, wagt voorvallen, en geenen tyd tot het byeen„ roepen der Staaten overlaten konde, hunne ge„ committeerden tot de onderhandelingen met die ,, van Amersfoort temagtigen, om de noodige voor,, zieningen te doen, waar door alle hinder dienaan~ 3, gaande opgeruimd, en het noodige werkftellig gemaakt zoude kunnen worden" (g). Zy liepen dus, als het ware, de flappen van den koning van Pruisfen vooruit, op wiens tweede memorie de Staaten van Holland toen nog niet geantwoord hadden. Zy oordeelden dus eene zaak van dac alleruieerfte gewigt, waar in,by verloop van tyd, nog zo veele aanmerkelyke veranderingen koomen konden, eene nadere, en rype raadpleeging onwaardig. Zy verklaarden dus ingewikkeld, dat, wat ook de Staaten van Holland by vervolg doen mogten tot afwending van deezen ramp, het aan hun nimmer ontbreeken zoude, om aan eenen openbaaren vyand van het geheele Land alle gemakkelykheid tot het uitvoeren •yan zyn ontwerp by voorraad te verzeekeren. Zy ftei- (f) IV. Deel, bl. ir?-Ti2. (jf) Nederl. jaarb. 1787. bl. 2257*  HUISBOEK. 485, ftelden dus eene commisfie, die zy voorgaven, flechts ter verdeediging hunner provintie, en die van Utrecht tegen Hollandfche aanvallen benoemd te hebben , in het vermogen, om tot eenen allcrgeweldigften aanval tegen het gemeene Land , zonder hunne voorkennis, met alle magt behulpzaam te zyn. Zy droegen dus de uiterlte zorg, dat die vyandelyke troupen op hunnen bodem als vrienden ontfangen werden, terwyl zy wiften, dat alle de rarhpzaalighcden van den oorlog het gevolg zouden zyn van die wreedaardige overrompeling. Zelfs lieten zy, die de Staaten van Holland zo dikwyls waren laftig gevallen over fchending van hun grondgebied, 'niettegenftaande zy dat van Holland, door openbaar geweld, en.het vyandelyk fchiecen op hetzelve, en deszelfs ingezeetenen , zo dikwyls ontruftcden,reeds in het laatst van auguftus op Geldersch grondgebied te Dalem, onder den rook, en in het gezigt van Gorinchem , door de troupen , welken zy aldaar geplaatst hadden, niet a'leende Huizen ter verhindering der inundatie rondom die ftaddigt houden, maar zelfs eene battery tegen die van Gorinchem , en van de korenmoole opregten , op dat de Pruisfchen die by hunne aankomst aldaar gereed vinden, en niet belemmerd zouden worden om dezelve op te werpen : welke misdaad trouwens ook lier» ten lafte van den ftadhouder, wiens andere cuveldaadcn van gelyken aard wy te vooren opnoemden. En dit alles deeden zy in een geval, waaromtrent zy, hoe zeer ook naderhand den ftap van Pruisfen, als eenen zeegen van den heernel voor het Land, hebbende willen doen doorgaan, echter by dicnzelfden brief aan de Staaten van Holland betuigd hadden zo ernftig te denken, dat zy van den uitflag van dat geval wilden doen afhangen ,, twee, regtftreeks ,, over eikanderen ftaande, allergewigtigfte gebeu„ renisfen, het behoud naamelyk, of den ondergang „ van de Republiek , waar van de uitkomst voor „ een van beiden zig zeekerlyk binnen een gering ,, tydperk ftond te ontwikkelen, en voor wels, ker eerfte dc hoop reeds zo verre geweeken, Hh 3 „ en  4po VADERLANDSCH en de vrees voor het laatfte maar al te gegrond „ was" (ft). Op gelyke wyze gedroegen zig juist ook de ftaatsleeden van Amersfoort, niet alleen door foortgelyke fmaadelyke bejegeningen van hunnen magtigften bondgenoot , niet alleen door omtrent gelyktydig met den hartog van Brunswyk in Gelderland te verfchynen, en met die provirtie, en Zeeland, faamen te fpannen, maar ook door den brief, dien zy op n. f-pternber^ 1787. aan den koning van Pruisfen fchreeven tot antwoord op deszelfs requifitoriaalen tot het vergunnen van den doormarsch zyner troupen door het Sticht naar Holland. . Zy fchaamdèn zig niet, om aan eenen vyand, wiens troupen ter overrompeling van hunnen bondgenoot reeds voor de grenzen lagen, te melden, ,, dat zy het misnoegen van Z. M. over de behande„ lingr die H. K. H. op haare reize naar 'sHage, „ offchoon met de befte, en heilzaamfte oogmer,, ken ondernoomen, had moeten ondergaan, moeften billyken, en regtvardigen (i); dog dat zy „ niet, dan met de grootfte aandoening, konden ,, denken om de gevolgen, die deeze ftap, waar 3, toe Z. M. zig genoodzaakt Vond, voor de pro3, vintie van Holland, en vervolgens ook voor het 3, geheele bondgenootfehap deezer Landen, zoude 3, kunnen hebben, waar van die provintie, zojang „ dezelve aan het verbond der Unie b'eef vasthou3, den, buiten alle tegenfpraak de fteun, en fterk- » te (h) Nederl. jaarb. 1787. bl. 2248. (i) Volmöndiger erkentenis van het verstgaande wanbe-prvf tegen de Unie kan 'er niet bedagt worden, dan deeze uitdrukking in zig bevat, die niets verfchiid van eene openlykc uitnoodiging van eenen buiteniandfehen vyand, om tog niet af te zien van zyn gemaakt ontwerp. Zoude dit ook heeten kunnen geleegenheid te geeven aan vreemde hierin Ut oorlog? Of wat moet 'er meer gefchieden, om zulks te doen, en wat kan 'er meer ftryden tegen de pligten van e.'nen bondgenoot?  HUISBOEK. 49* te wa<: dat, daar de hooge agting, die zy had,, den voor den perfoon van Z. K. M., en d<* hooge prys , dien zy Heiden op zyne vriend' fchap , en geneegenheid hunwaarts , hun niet " toelieten, om in dit verzoek tot doormarsch van. " zyne troupen door hunne provintie zwaarigheid , té maaken; zy zig nogthans vleiden, dat hy wel ,, orders zoude gelieven te geeven, waar door de hoogheid , en Souverainiteit hunner provintie bewaard, en derzelver goede ingezeetenen tegen „ alle disorders , en overlast beveiligd wierden : , waar toe zy bereid waren met den harcog van , Brunswyk , commandant en chef van zyne trou- pen, naar deeze Landen gefchikt, de noodige , fchikkingen te maaken (*): en dat, fchoon zy niet wilden intreeden in het plan van militaire !, verrigtingen , het welk gem. hartog zig mogt s, hebben voorgefteld, zy nogthans hoopten, en s, vertrouwden, (zo uit hoofde van het groot be,, lang, het welk de geheele Republiek had ^by (k) Snoode taal van bondgenooten, die de agting voor enen buitenlandfchen vorst, welke hunnen meedehondeenoot bedreigde met eenen oorlog, cn den prys, dien zy helden op zyne vriendfehap,deeden dienen tot een voorwendze! hunner meedewerking tot zyn oogmerk, en ftcldenDooven de zwaarwigtisfto belangen, waar door zy met dien bondgenoot op hit naauwfte vereenigd waren! Behoorden zy niet veel eer, wat zy dan ook gevoelen mogten van de voorgewende oorzaak der bedreigde vyaude'ykheden, by deezen brief alles beproefd te hebben, om het gebeurde in bet gunftigfte licht te ftellen, cn het dreigend onheil af te weeren? En konden zy wel zo geheel wanhoop-n aan den uitflag deezer hunner pligtmaatige poogingen, daar zy in éénen adem onderftelden, dar hun de geleegenheid zoude gegeeven worden, om met den bevelheb >eï der vyandelyke troupen in vriendelyke onderhandeling te treeden over de belangen hunner provintie, en zy eeven zeer door de Unie gehouden waren, om ook de waaie belangen van hunnen Hodandjchen bondgenoot voor te ftaan? Hh 4  m VADERLANDSCH den voorfpoed, en welvaard van Holland, als uit „ aanmerking yan het kiein getal der geener, wel„ leen deel hadden aan de beleediging, II K H „ aangedaan, en dat verre het grootfte gedeelte'der in-, en opgezeetenen van die provincie eeven 3, onlchuldig was aan alle de verwarringen, disor3, ders, en geweldenaaryen, aldaar, en elders aan3, geregt,; dat dezelve krygsverrigtingen met het „ meelte menagement zouden worden in het werk 3, gefteld, en geenszins toe verdere ruine van dit, „ eercyds zo bloeiend, Gemeenebesc, maar veel ,, eer toe behoud, en beveiliging van deszelfs ou„ de, en waare conftitutie, en tot herftel van „ voorfpoed, en welvaard, verftrekken mofcen: waar toe zy de vryheid namen, om de Republiek ,, in het aigemeen, hunne provincie in hec byzon, „ der, welkers drukkende omftandigheden aan Z. „ M. niet onbekend konden zyn, en op wiens lus. „ fchenkomst, en hulp zy (des noods) vermeenden te „ mogen hoopen, en ook de provintie van Holland, „ hunnen nabuur, en thans onder hec geweld van „ eene allesoverheerfchende party zugtenden bond,, genoot, in de hooge gunst, en vriendfchapVan v Z. M, aan te beveelen" (/;. De dagteekening va ï (0 Verf. van jlukk. hy J. A. tle Chalm. 34. deel, U. t73 . 175. Wat zy hier ook mogten voorwenden van hunne bezorgdheid voor de provintie van Holland, men moet het voorafgezondene fleehts verge'yken met deeze hunne verzoeken, om alle de geveinsdheid daar van te gevoelen. Zo weinig ftaat, r.ls 'er te maaken was op deeze hunne verzoeken, eeven zo lafhartig 'gedroegen zy zig omtrent de voorfpraak eener zogenaamde conftitutie, welke fommigehunner weleer byhet meercrem. ftaatsrappoit, zozeer naar waarheid, uit haar weezenlvk oogpunt h,idden voorgefteld. Welk eene trouwloosheid eindelyk was het, de tusfehenkomst, en hulp te verzoeken van eenen openbaaren vyand van het vaderland tot het verie leien van zo veele poogirgen, die fommige hunner mei andere ftaatsleeden aangewend hadden tot het verbreeken van een juk, hetgeen zy nu wisten, pn. verlangden, da; door dienzelfdea vyand, meer  HUISBOEK. 493 van deezen laffen brief, zynde n. feptember, vergeieeken met het einde der vier bepaalde dagen tot het uiterlyk antwoord van Holland, zynde 13. feptember, toond genoegzaam, dat de koning niet voorneemens was naar hun antwoord te wagten, en te wel overtuigd was van hunne bereidwilligheid,en verlangen tot het ontfangen zyner troupen, vermids hy by geene mogelykheid hun antwoord vóór den 13. feptember beko'omen , of deszelfs inhoud aan den hartog van Brunswyk bezorgen konde. Trouwens dit was voiftrekt onnoodig, daar alles, wat tot dien togt betrekkelyk was, vooraf met de hoofden der Gelderfche, en Amersfoortfche meerderheid overlegd, en de zorg tot het bevorderen daar van aan derzelver vereenigd , en zogenaamd defenfieweezen toevertrouwd was, gelyk wy te vooren gemeld hebben. De Hollandfche ridderfchap was meede ontaard genoeg, om, by haar advies van 23. auguftus, haare meedeleeden tot het geeven eener fatisfaclie aan te moedigen door allerleie drangreedenen, welker zonderlingen, inhoud wy elders zullen ophaalen , en welken niet minder, dan die der Gelderfche, en Amersfoortfche ftaatsleeden, vyandig waren voorde waardigheid , en het welzyn van Holland. Zal denakoomelingfchap wel gelooven kunnen, dat 'er onder 'sLands regenten in 1787. lieden gevonden zyn, laag genoeg, om zig zo overgegeeven fchaamteloos te gedraagen , en , met eene hartelyke zugt voor het vaderland in den mond, deszelfs bederf zo wreedaardig te helpen bewerken? Zal ze wel gelooven kunnen, dat regenten van twee provintien, die door haare ligging, door haare veilingen, door haare rivieren, den doortogt aan eenen vyand zeer lang hadden kunnen betwisten, zo zeer leverden om denzelven te bevorderen, dat die vyand in twee, cf drie dagen ryds tot meer dan ooit, over hun, hunne meedeb^r^rs, en naaaaten ftond verzwaard to worden ! H h 5-  494 VADERLANDSCH tot in bet hart van een Land konde doordringen; waar in magtige leegers van andere vyanden bevoorens niet hadden kunnen (lagen ? Hoe zullen onze naneeven , en de regenten van volgende tyden met nog oneindig meerder regt , dan eenige c!eezer trouwloozen zulks by derzelver (Taatsrapport van 1784. omtrent voorige regenten deeden, van hun kunnen zeggen , dat hunne taal meer overeenkomst had met die van onderdaanen onder eene despotieke regeering, dan dezelve postte in den mond van vrye vaderlanders , men zwyge van 's Lands Souverainen ! Én mogt de koning van Pruisfenf toen hy in 1788. deeze bende van flaaven voor hem, zyne zufter, en den ftadh. in het ftof geboogen zag , by het heengaan niet wel diezelfde woorden gebruiken, die de koning Jugurfia by het verlaten van Rome zig ontvallen liet? ó ftad, die te koop is, en ras zal te ondergaan, als 'er maar een kooper voor gevonden word" (rn)\ Of was het van deeze regenten niet eeven waar, als Salluftius van het meerdergeta' der Romein/t he raad heeren in dien ryd zeide? „ Wie hebben zig van bet beftier meefter „ gemaakt? Schelmagtige, allerfchuldigfte, en al„ lercrotschte menfehen, met bebloede handen , en van eene onbegrypelyke gierigheid; by welken ,, de goede trouw , de eer, de deugd, met één 3, woord alles, wat eerlyk, of oneerlyk is, voor geld te koop zyn: en, hoe erger iemand zig gedraagen heeft, des te veiliger hy is" (n). Geheel anders gedroegen zig de Staaten van Overysfel by het antwoord op eenen foortgelyken brief van den koning van Pruisfenf aan hun tot den (w) satxust. de bello Jugurth. ca/). 35. Urbem venalem, & tna^we perituran, fi eiktotem itvenrrit! 00 sau.ust. de bello Jugurth, cap.%\. „ Quijunt hi, qui „ Rempublicam orcupavere? Ihmines fceleraiisftmi, cruer,tis „ manibus, immani avaritia , nocenthfïmi, iiemque fupcrldsfi„ mi, quisfides, decuv, pietas, poflremo Iw.cfta, atque inlm„ nefla amnia queefh/tfmti ita qusm quisque pesfmefecit, tam ss maxime tutus est."  H U I S 'B O E K. 495 den doortogt zyner troupen gefchreeven. Immers zy monden genoeg, en elk kend genoeg hunne vaderlandslievende gevoelens , om zig verzeekerd te houden , dat het hun , die geene •troupen, nog andere genoegzaame middelen in hunne provintie hadden, niet aan den wil, maar aan de magt, ontbrak, om dien brief te beantwoorden op eene wyze, die hunner eedele gevoelens waardig was. „ Wy hebben," (dus lieten zy zig op 12. feptember uit,) „ met betrekking tot den „ band der Unie, ons alleszins'verpbgt-gereekend, om het verzoek van U. 'Mi vooraf te brengen ter kennis van H. li. Mog., en te gelyk eenen naderen aanmaanenden brief aan de Staaten van ,, Holland te fchryven; zullende niet nalaten, om, „ zo dra wy antwoord daar op hebben ontfangen, „ daadelyk finaal daar op te befluiten; en vertrou„ wende, dat, uit overweeging van deeze, alles„ zins conftitutioneele , handelwyze , U. M. ons ,, wel zal willen ten befte houden, dat wy ons „ buiten ftaat bevinden , om op het voorfz. ver,, zoek, voor als nog, een finaal antwoord te la,, ten toekoomen , en dat U. M inmiddels het „ doen doormarcheeren van deszelfs troupen door deeze provintie wel zal willen nalaten" (o). Ook fchreeven zy tenzelfden dage eenen brief aan de Staaten generaal, waar in zy kennis gaven van het bekoomen verzoek des konings van Pruis/en, en, daar alle de bondgenooten by dit teeder point eeven zeer belang hadden, verzogten zy derzelver confideratien daar op hoe eerder hoe beter te mogen weeten (p).x Dan de koning wagtede dit nader, en eindelylc befluit der Staaten van Overysfel geenszins af: want op dienzelfden 12. feptember, waar op die brief der Staaten aan Pruisfen gefchreeven was, waren 'er reeds 891. Pruisfifche houzaaren te (0) Verf. van ftukk. ly J. A. de Chalm. I. deel, bl. 78— ». (f0 van fiukk. by J. A. de Chalm. 1. deel, bl. E».  49* VADERLANDSCH te Mm aangekoomen , en drie dagen daarna hL2 Talf eü/l"jel° vertrokken, volgens het oengc, hec geen de drost van Twents aan de Staaten van Overysfel gaf C«). Dit was derhalven al SwTneen n£UTven overtuigend bewys, dat geweld alleen alles beftierde, en dat, van het eera g!° üer ,nruf*ing van de Pruisfifche troupen, tot dat zy onzen bodem verlieten, alles door den wo£ Vv-het Ultaa? geTeld moeyt gekenmerkt worden.^ Niets verftrekt ook meer tot befchaaming «p^fJ ^ ' en/i°°A° vertui8!ng der valfche voort geevens van den ftadh. weegens zyne verpligting toe gehoorzaamheid aan de beveelen der Scaaten van elke provincie , waar van hy kapitein generaal cm' dan de pmftandigheid, waar in zig de ftaaten van Overysfel bevonden, toen zv over het beantwoorden van het verzoek des konings van Pruis jen moeften raadpleegen. Want hadden zy met eeven zo veel, ia oneindig meer, regt gehad, om den ftadh. te gelaften, dat hy met de troupen van hetbondgenootlchap hunne provintie beveiligen zoude tegen den inmarsch der vyandelyke Pruisfifche troupen, dart die van Gelderland, en Amersfoort willekeurig over hem befchikten ? En wat zoude hy tog gedaan hebben, indien hy zodanig een bevel eens ontfangen had? Mogen wy niet vastftellen, dat hy zulks onder het een of ander voorwendzel ?oude geweigerd , of zig een verbod van de Gelderfche, en Amersfoortfche ftaatsleeden hebben weeten te verIchahen, om dat bevel in den windteflaan^ Ia moeften de Staaten van Overysfel in alle gevallen niet fchroomen, om hem met die troupen op den bodem hunner provintie te zien verfchvnen, die door zyn toedoen trouwloos'yk haaren Hollandfchen bondgenoot verlaten, de burgeryen van Gelderland «eerlyk geplaaga , ontwaapend , uitgeplunderd, de fchroomelykfte ongeregeldheden op hun eigen grond. ^ (?) Verf. van ftukk. Jy f. A. de Chalm. j. deel, bl. 131.  HUISBOEK. 497 grondgebied gepleegd hadden, en door haare komst in Overysfel niets anders zouden veroorzaakt hebben, dan de gevreesde mishandelingen der Pruisfifche troupen met de haare te paaren ? Elk ziec dus gereedelyk, dat, zo voiftrekt onraadzaam, als het voor de Staaten van Overysfel was, om deezen conftitucioneelen weg in te liaan, de ftadh., en die het met hem hielden, ook in dit opzigt eeven zo veranwoordelyk zyn voor alles, wat door de inkomstder Pruisfifche troupen in Overysfel gebeurd is. Trouwens wy zullen nog maar al te overvloedige geleegenheid krygen, om te doen opmerken, dat dit gebeurde een hoofddeel was van die onregrvaardigheden, welken deezezelfde ftadh, aan zyn vaderland befchooren had, Om een regtmaatig oordeel te vellen, niet over de toereikende gronden der geëischte voldoening van Pruisfen, (want dit ftuk houden wy door onze voorgaande aanmerkingen voor afgedaan,) maar of 'er voldaan zy aan de duidelyke verzeekeringen, welken, zo de koning van Pruisfen zelfs by zynen brief aan de Staaten van Overysfel, als deszelfs bevelhebber, de hartog van Brunswyk, by zyn manifest van 14. feptember 1787. aan de ingezeetenen van Holland zelfs, gegeeven heeft nopens de wyze, waar op die voldoening zoude genoomen worden; zullen wy die beide oorfprongclyke ftukken bier vooraf opgeeven, cn in het volgende deel een tafereel fchiilderen van site die ongehoorde overtreedingen, die door den bevelhebber zo wel, als door andere officieren, cn eene meenigte v.m foldaaten der Pruisfifche armee, tegen dien brief des konings, en dat manifest gepleegd zyn. De brief dan van den koning van Pruisfen aan dc Staaten van Overysfel luidde aldus. „"Door Gods genaade Frederik 3, Willem enz. onze vriendfehap, cn wat niv meer 2i liefde, en goeds vermogen. si Eedele  498 VADERLANDSCH ,, Eedele mogende heeren, byzondere lie„ ve vrienden, en nabuuren! „ Wy zien ons; tegen onzen wil, genood„ zaakt, om een corps troupen onder commando „ van den hartog van Brunswyk te laten marchee„ ren, om ons, weegens de gevoelige, en ondraag„ lykë beleediging, welke bekenteivk ons zei ven, ,, in den perlbon van onze zeer geliefde zufter, „ de prinfes van Oranje , door een gedeelte der ,, Staaten van Holland, tegen de openlyk bekend gemaakte gevoelens van het ander ge'deelte der „ Staaten van diezelfde provintie, aangedaan is, „ eenige genoegzaane voldoening te verfchaffen. „ Daar nu dit ons krygsvolk door Overysfel zal moe,, ten marcheeren, verzoeken wy U. E. Mog., om „ niet alleen opgedagte troupen denvryen, en on,, verhinderden doormarsch door uw gebied toe te ,, ftaan, maar ook om dezelven vrye inkwartiering, „ en andere noodwendigheden, en goede dienften te doen ondervinden : waar tegen U. E. Mog. zig ,, ook verzeekerd kunnen houden , dat dit ons ,, krygsvolk, in gevolge van het hun uitdrukkelyk „ gegeeven bevel , eene naauwkeurige militaire ,, krygstugt, en order in agt neemen, en niemand wederregtelyk beleedigen zal. Wy zullen de, ,, hier door aan ons bcweezen, nabuurlyke vriend,, fchap met dank erkennen,en blvven altyd genee„ gen, om U. E. Mog. alle vriendnabunrlyke dien,% ften te bewyzen" (V). Het manifest, of de deklaratie van den hartog van Brwisv/yk aan de ingezeetenen van Holland, en andere Geweften, was van den volgenden inhoud. Den koning van Pruis„fen my gelast hebbende, om met een corps trou3, pen in Holland in te trekken, heb ik de'inwoo,, ners van die provintie vooraf willen onderreg„ ten van de beweegreedenen van deezen marsch, „ van de beveelen van den koning, en van myne 33 o'og- 0) Verf. van fmkk. by J. A. de Chalm. 1. deel, bl. 77. en volg.  HUISBOEK. 4»9 3> oogmerken (0* ~~ ^e koningr niet kunnende s, onverfchiiug z\n omtrent den verregaanden >} hoon, mee vóór beda^tea raad zyne dierbaare 3, zufter CO Wy gaan opzettelyk met flilzwygen voorby de, by dit manifest opgegceven, bcyeegreedenea tot den marsch, om dat wy die reeds bevoorens behandeld hebben, dog verwyzen niettemin den lëezer tot het ocrfprónglyk (luie, om dat de ontvouwing daar van .op zulk eenen valfchen, en vergrootenden toon is ingerigc, als men alleen verwagten konde van eene onreutvaardigheid, die geene andere reegelmaat voor haar gedrag erkende, dan die haar door het geweld, en de overmagt werd ingeboezemd. Aileenlyk merken wy 'er in het vooriygaan op aan, dat 'er a! wederom tegen de waarheid gewag in gemaakt werd van fret „ be„ waaren der graavin van Ncsfau, als eene gevangene, door j, fchiidwagten , geplaatst aan alle deuren, en eenen officier „ met eenen Motten degen in haare kamer," het geen wy iri het II. Deel, bl. 351—357. breedvoerig wederlegd helmen: dat het insgelyks onwaar is, ,, dat de commisfie der Starren „ van Holland haar verbooden had, om verder naar den Haag ,, te gaan, onder voorwendzel van flrikte orders van de Staa,, ten, aan weiken zygefchreevea hadden om andere oev'ee,, len in te. neemen; " daar de commisiie in tegendeel haar op eigen ge'.ag geweigerd heeft verder te laten gaan, om dnt zy geënt- voldoende opening van haare goede oogmerken geeven wilde; dog dat zy niet konde voorwenden zulke Jlrikte orders te hebben, vermids 'die reize voor de Staaten van Holland een diep geheim geweest was: gelyk het ook onwaar is, „ dat zy plegtig verklaard had, de zuiver„ fte oogmerken te heuben om tot welzyn van het vader,, land meede te werken door een regtvaardig, en billyk ver„ gelyk te helpen treffen:" en eindelyk dat het vaisch is, „ dat de brief der graavin van Nasfau in handen van de „ commisfie gefteld was, om daar over verder te raadplee„ gen;" Vermids de Staaten van Holland, wel verre van den uitflag deezer zaak aan die commisfie over te laten, dezelve in tegendeel overgenoomen hebben, om 'er de gedagten der Hemmende fteeden over in te wagten, en nleï', dan na ryp beraad, een eindelyk befluit te neemen, gelyk fteeds de gewoonte is in" alle zaaken van eenig gewist. . 0 "  5©o VADERLANDSCH ,, zufter aangedaan, en welke aldus op zynen ei- gen perfoon te rug fluit, heeft zig terftond ver„ voegd by de Staaten van Holland door memorien ,, om eene fpoedige, en openlyke fatisfactie over „ deeze beleediging. — Z. M. kan zig geen ant„ woord, dat eenigszins voldoenend zyn zoude, „ belooven, wanneer men ziet, en van alle kanten hoord, dat de zogenaamde meerderheid der Staaj, ten van Holland niet beezig is, dan om midde3, len uit te vinden, om, onder iedele voorwend„ zeis, de geëischte fatisfactie te ontduiken, en niet werkt, dan aan de fufpenfie van den ftadh. „ in zyne erfelyke bedieningen, om hem dagelyks door allerhande lafterlyke gefchriften te beleedi,, gen, de oude 'magiftfaaten door onwettige, en „ ongehoorde geweldenaaryen af te zetten, en om ,, in het geheel alles te doen, wat mogelyk is, tot ,, verkleining, en geheele vernietiging" van het erf,, ftadhouderfchap van het doorlugtig huis van Nas. ,, fau , het welk door zyn bloed den geheel en grond van Nederlands Republiek gelegd heeft. Z. „ M: heeft het vast befluit genoomen, om zelfs ,, tc neemen, en zig te bezorgen die fatisfactie, ,, welke hy niet meer durfde hoopen door mid„ del van vertoogen te verkrygen. Z. M. heeft my tot dat einde gelast, om met een corps ,, troupen, over het welk hy my het oppergebied ,, heeft opgedraagen", in de provintie van Holland ,, in re rukken. En, dewyl deeze troupen ge„ noodzaakt zullen zyn, om door eenige provin,, tien, die tot het lighaam van de Republiek be„ hooren, maar die geen deel neemen in het be,, leedigend gedrag der Staaten van Holland, door ,, te trekken, verzeekeren wy by deezen de in- wooners van die provintien, dat de koninglyke 3, troupen hun niet het minfte kwaad zullen doen, „ en flechts den vryen doortogt over hun grond- gebied verlangen. Daarom worden gem. inwoo-, ners verzogt, om zig niet tegen den marsch der ,, troupen aan te kanten , maar veeleer, om haar 9J alle aiogelykc • gemakken, en alle vriendelyke ,, hulp,  HUISBOEK. 5o% s» huTp, en byftand, die zy mogen noodig heb. „ ben, te verleenen. Wat de i wooners van "de ,, provintie van Holland, en andere geweften , ,, die de party van de zogenaamde meerderheid der Staaten dier provintie aanhangen, betreft; „ dewyl men weet, dat het grootfte, en verftan. ,j digfte gedeelte van de Holland/die natie wel ge,j zind is voor het oud patriottisch, en conftitu3, tioneel fyfthema, en dat het alleen door geweld, ,, en overmagt is, dat dit gedeelte is overgehaald, „ om het fyfthema van eene oproerige party te i, volgen; verzeekerd men plegtig van weege, ,, en uit naam van Z. M., den koning van Pruis» „fin, dat deeze ftap geenszins gefchied, om aan „ de conftitutie, vryheid, en het welzyn van de „ Republiek, en van de provintien,die dezelveuit3, maaken, eenig nadeel toe te brengen, maar al,, leen om die fatisfactie te neemen, die aan den „ koning, en aan de prinfes van Oranje, zyne zus- ter, verfchuidigd is, en om den hooggaandea „ hoon, hunne perfoonen aangedaan, te wreeken: „ dat derhalven de koninglyke troupen, overal, die „ goede, en baauwgezette kryestugt zullen in a^c „ neemen, die haar altyd gekenfehétst heeft; dat „ zy geen kwaad zullen doen aan de inwooners van „ het platte land, die zig zullen ftilhouden, en „ zig niet kanten tegen den marsch, nog aan die fteeden, die goedwiilig de poorten zullen ope- nen; dat men die allen met de vereischte zact,, moedigheid, en maatigheid behandelen zal en „ dat het alleen tegen die zal weezen, wejken ziV „ tegen de troupen van Z. M. zouden willen ver „ zetten, dat men geweld gebruiken zal, om hun„ nen tegenftand, en boozen wil te overwinnen „ Het is door alle deeze rcedenen, dat ik onder* „ gelz. , generaal commandant en 'chef van het „ corps troupen zyner Pruisfifche majefteit , toe deezen togt gefchikt, de boovengem. verzeeke,, ringen herhaale aan alle de inwooners van de nro 3, vintie van Holland, en andere geweften Ifo 93 iv ivjffl hm> CQ vermaane h™ op het'fterkIV. DELL. \i ^ ftea  5*2 VADERLANDSCH „ fte, en befte, om zig niet aan te kanten tegen den marsch, en togten der troupen, die ik ge„ biede , maar om haar veeleer te verleenen eenen ,, vryen ingang, goedwilligheid, en alle hulp, en byftand, die de omftandigheden vereifchen. Gem gécven, en geteekend in het hoofdkwartier"(t). Zodanig zyn de verfchooningen , waar meede de .vorften, en ftaatsminifters voor de vierfchaar der reeden, en der volkeren hunne misdryven tragten te verontfchuldigen; fchitterende woorden zonder beteekenis, die eenen gewoonen misdaadiger, indien hy ze by den regter voortbragt, niets baaten , zouden. Dan zulke verfchooningen geeven te meer aanleiding aan doorzigtigeu, om eene grootere onbefchaamdheid in de verdeediging van doorlugtige wanbedryyen te ontdekken, dan in die van byzondere perfoonen. Wat . zoude men tog van eenen boosdoener denken, die zyne euveldaaden met zulke blinkende loftuitingen opfieren, en 'er zo veel roem op draagen durfde, als cie vorften, en ftaatsdienaars op de hunne doen ? Er. wat zyn anders de meefte ftaacsbedryven der laatften , dan de grootfte mis=> daaden, waar toe het menschdom in ftaat is? Zoude het hunne wanbedryven verfchoonen, dat zy ze niet met eige handen, maar met die hunner meedeburgers, of met voor hun geld gehuurde knegten, pleegen ? Of zoude dit veeleer hunne misdaaden verdubbeien, dat zy geheele volkeren verwoeften, en berooven, en derzelver grond, en lyken befproeien met het bloed, en de lyken hunner eige onderdaanen, en dus de eenen zo wel ate de anderen als lastbeeften gebruiken, enkel ter bevordering van hunne eige grootheid; terwyl een byzonder misdaadiger, dikwyls door honger, of gebrek, fomtyds uit begeerlykheid, enkele maaien uit drift, en oploopendheid , zyne naaften be« driegd, befteeld, beroofd, of dood ftaat? Ramp- zaalig . (f) Verf. van jlukk. by J. A. de Chalm. i. deel, bl. 91— ff.  HUISBOEK. 5C4 zaatig rnenschdorn! zal het dan uw eeuwigdijarend loc zyn, omdoorroovers, en plunderaars onderden naam van vorften, en ilaacsdienaars vervolgd te worden? Wy zullen dit deel eindigen met eene korte fchets , iioe de koning van Pruisfen zig niec alleen tot eenen geweldigen fcheidsman tusfchen het volk , en de regeering der Nederlanden, en hunnen ftadh. opgeworpen , maar welke ichandelyke tooneelen hy, in zyne korte regeering, al verder in andere oorden van Europa aangeregt heeft. Men zal daar uit ce beter afneemen, dat dit Land niet het eenigfte is, hec welk onder fchoonfchynende voorwendzeks de wreede gevolgen zyner Macluavellijche ftaatkunde ontwaard , en hoe zeer hy door zyn voorbeeld de waarheid beveiligd heeft van het geen zyn oom, Frederik //., te regt aanmerkte, „ dat eene geleende rol moejelyk ce fpee,, len is, wanc dac men nooit iets anders zo goed " ,S'aa1/x zjS *eIfs" O). Wat ook zyne voornaamfte daacsdienaar van Hemberg, zelfs na zyne PUgenaade, onder de gedaante van eenen vleienden akademjst, heefc getragt by te brengen tot verJe hoonmg van zyne verrigtingen omtrent deeze Kepubbek, waar in de omkooping hem zei ven zo veel deel had doen neemen; en hoe fchaamteloos hy ooic deeze daad des konings, als een meefterftuk van moed, eedelmoedigheid, groot heid van geest * en loutere genaade voor de Nederlanders, met de uitgezogtfte bewoordingen opgeheemeld heeft' zee ker is het eevenwel , dat hy hier te lande onder een onwaardig voorwend/el de waare vrvbeid onderdrukt, en aan hetzelve het onverdraaglyk juk van hec huis van Nas [au opgelegd heefc. Zo dra had hy die n'iec verrigt, of zelfs 'maar voorgenoomen te doen, of hy fmeedde een ander fnood ontwerp $ om de handen ruim te houden, en teffens de, twee Moogenheden, die het meest naarïeverig waren over zyne heerschzugtige daaden, te ver« (u) Gefchied. yan mynen tyd, i. deel, bl. 33. • ' li»  5o4 VADERLANDSCH verzwakken, en af te matten. Hier toe rokkende hy de Turken op , om Rusland den oorlog aan te doen, wel weecende, dac het huis van Ooftenryk daar in zoude deel neemen. In deezen bloedigen oorlog ontnamen die twee vereenigde Moogenheden verfcheide magtige provintien, en alle grensplaatfen aan de Turken. Maar, toen de ingezeetenen der Oofienrykfche Nederlanden, onvatbaar voor de reedelyke hervormingen van Jofeph II., waar door hy zyne onderdaanen , zelfs tegen hunnen wil, en dank, gelukkig wilde maaken, zig tegen dien vorst, om zyne al te geftrenge (lappen, waapenden, en hunnen opftand begounen met denzelven af te zwecren; en toen de keizer daar op, als een vreedelievend vorst, hun de herftelling der benoomen regten liever aanbood, dan hun mee geweld ce overheerfchen; gaf de koning van Pruisfen geen agc op hec geen de blyde inkomst meedebragt, naamelyk, dat, wanneer de vorst de inbreuken hcrItelde, de onderdaanen dan weder gehoorzaamheid verfchuldigd, en dus niet bevoegd waren, om den vorst onbepaald af te zweeren. Hoe groot eenen liefhebber van oude conftitutien hy zig hier te Jancie becoond had, gaf hy in tegendeel aan die volkeren heimelyke hoop van onderfland, en bewerkce door zynen invloed by deezen Staat, dat men aan die Ocftenrykfthe ingezeetenen , op het grondgebied van de Generaliceic, en bepaaldelyk in de heerlykheid van Breda , eene verfaameling van gewaapende manfchappen, het houden van een congres, en eindelvk van daar eenen inval in de Oojlenrykfche Nederlanden toeftond. Dog hy wagtce zig wel, om, buiten geduurige gerugcen van aanmarsch van Pruisfifche troupen , hun eenige daadelyke hulp te verleenen. Om eevenwel eenigen f'chyn aan deeze gerugten by te zetten, en misfehien om (des noods) by de hand te zyn, moedigde hy de Luikenaars onder de hand aan , om hunne verkorte regten tegen hunnen prinsbisfehop, en de flenden ftaande te houden. Toen deeze daar over op den Duitftchen ryksdag geklaagd, en de kamer  HUISBOEK. 505 iner van Wetzlar een ryksvonnis tegen de Luikenaars uitgefprooken had, beftierde hy her zo, dat hy, neffens twee kleinere ryksvorften, met de uitvoering van dat vonnis belast werd. Dog, in plaats van aan hetzelve te voldoen , zogt hy oneenighcid met die andere, ryksvorlten over den letter, en zin van hetzelve, en nam de vryheid aan zig, om , toen hy met zyne troupen dat Land bezet had, wel verre van aan den duidelyken letter van het vonnis te voldoen, en den bis'fchop , en de itenden te herftellen , in tegendeel kwanswys de party des volks te kiezen. Hier door won hy tyd, om met een corps zyner troupen den uitflag der Brabandfche zaaken op Luikjehen bodem af te wagten, de Brabanders op den tuil, cn den keizer in vrees te houden. En, daar zyn groot oogmerk was, om den laatften te noodzaaken tot het eindigen van den oorlog met de Turken, zonder iets der behaalde voordeden te behouden, en hy toe dat einde een leeger naar den kant van Bóheemen verfaamelde, hield hy de zaak van Luik op, en daar door den keizer Leopold, opvolger van Jofeph II., in de onmogelykheid, om een leeger naar de Nederlanden af te zenden. Intusfchen on. derfteunde hy in Braband de fehandelyke party van eenen van der Noot, en van Eupen met hunnen ondeugenden aanhang tegen de, waarlyk vrvheidslievende, party van de heeren Vonck, Wdlkiers, en anderen , en gaf aan de eerstgemelde zvnen listigen Schönfeld , om den braaven van dér JMersch van zynen invloed te berooven, en altyd, naar vereisch der omftandigheden , der5rtóWcrrakrygsmagt in handen te hebben (v). ,, De dwingelanden,'' (zegd de fchrandere fchryver der Memoires hijloriques pour _ (V) Welk eenen verfoeielyken rol hy door zyne zendelingen in Braband liet fpeelen, de eene zo wel als de andere party misleidende, word omftandig opgegeeven door den heer vonck in deszelfs Korte histor. verhand., en onzydig varhaal van de gejiell. van era»and, bl. 55—61. ü 3 *  5c6 VADERLANDSCH pour Mr. van der Mersch, page 40.) vonden een 3i middel, dat hun gelukte, te wecten, het on„ deugendfte foort te winnen , en daar van de „ werktuigen hunner woéde te maaken. Zy be. 3, dienden zig van den bloedigen raad der zendelingen van Pruisfen, en Oranje, die zig in de 3, zaak van hunne meefters zo wel gekweeten hadj, den door het doen pleegen van die wreedheden, 3, waar over Holland nog zugt." Hy voegd 'er by, 33 dat deeze Schönfe'ld uit naam der graavin vau 3, Nasfau aan het Belgifclie congres is aangebóo3, den." Waardig gefchenk van zulk eene vrouw! Dan, toen de keizer de overeenkomst van Reichenlach met hem floot, verliet hy de Brabanders, maar gaf hem voor de leus alleen in bedenking, of ,, de militaire magt wel het eenig middel was, ,, om de Belgen te beteugelen;" fchoon zy in forjneelen opffand tegen hunnen hartog waren , cn hem hadden afgezwooren. Dog hier by liet hy hec ook beruften, en beloofde flechts met Engeland, en de overheerfchers van deezen Staat, hunne oude conttitutie te zullen guarandeeren", waar door zy tegen den keizer teffens altyd een gedugt middel van kwelling behielden. De 'Luikenaars liet hy niet alleen toen ook vaaren , eri zonder eenigen tegenlland door dc keizerh ke troupen, die de y.vne vervingen, het vonnis der kamer van Wetzlar vulleedig uitvoeren, maar trad zelfs niet tusfchen beiden voorde flagtoffers van Staat, die zyne opruijing aldaar gemaakt had. Wat moet men derhalven denken Van het yerflag, het welk zyne geheime raad van Dohm, welken hy met zyne trou« pen naar Luik gezonden had, deed over de fraaie inzigten van zynen meefter omtrent de LuikJthe zaaken? een verflag, dat wy hier zullen laten volgen, om aan te toonen de tegenftrydigheid van 7.yn eerlte, en volgende gedrag aldaar, tn van hec geen hy alhier gehouden had, zo groot, a!s 'er immer eene zyn kan. ,, Aiie de regten van de t, Oppermagt," (zegd hy) ,, hebben" geen ander w oogmerk, dan het wcizyu dcS volks, en, uw u dica  H U I S 'B O E K. 507 dien men hier gebruik mag maaken van het denk, beeld van gedwongenheid., kan zulks niet anders gefchieden, dan onder een gezigtspunt, dat aan alle vreedesverbintcnisfen gemeen is , welken „ byna altvd voor eene der onderhandelende par- ty'en gedwongen zyn, voor die naamelyk, welke ,, voor eene magtigere pvrty wyken , en eenige ,, regten, of landen opofferen moet, om het ge,, heel te behouden. Indien men zoude wil- len tegenwerpen , dat een vorst daar door de „ regten van zyne opvolgers benadeeld, antwoor„ den wy, dat die regten dan eerst beginnen te „ werken, wanneer de opvolgers in derzelver ge- not treeden. Behalven dat zodanig eene reede„ neering alle verandering van regeeringsform, en „ alle andere verandering, die het algemeen welzyn ,, in eenig Land vorderen kan, voor altyd onmo„ gelyk maaken zoude (w), en dat de grondwet „ van den Luikfchen Staat zulks uitdrukkelyk toej, ftaat, mits zy door het gevoelen van het Land word 33 goed- (w) Door deeze bondige aanmerking, die op eene eeuwige waarheid fteund, wederfpreekt hy met ronde woorden■ de geduurige betuigingen van zynen fchoonbroeder, Witr lem V., die zyne meederegeriten , en meedeburgers altyd wilde wysmaaken, dat hy, gewietenshalve, en tot welzyn yan de NEDERLANDEN, alle de magt, die hy b'.zat, voor zyne nakoomeüngen ong'fchonden bewaaren moest. Zyn voorige ftaatsminifter van Hertsberg, hoe doordrongen ooit van de bedorven ftaatkunde der hoven, en hoe veel dsel ook gehad hebbende inde revolutie van 1787-. zweeg voiftrekt, wanneer hyóver de Franjche omwenteling van 1791. fprak, van het onvermogen der natie, om haare regeeringsform roveranderen, of van het onvermogen des konings, om ten nadeele zy-. ner troonsopvolgers eene vermindering zyner regten toe te ftaan, waar op zig onze ellendige ftadh. beriep. Hy ztiido afeen, (het geen elk hem zeer gereedelyk zal toegeeven,) „ dat het te wenfehen geweest was, dat dee«e om„ wenteling ware uitgevoerd met minder geweld , en volksgisting," Nederd. Leidfche courant van 2. november- IU  £oS VADERLANDSCH i, goedgekeurd. Dit zyn de eige woorden der Wet' " woor°.en van e.ene meer uitgebreide beteekenis, ,, dan die van algemenen vil, welken men thans „ gebruikt; woorden, die daarenbooven aanduiden „ dc meerdere volmaaking, waar voor die wil vat,, baar is. en den, meer en meer toeneemenden, „ invloed der algemeene reedeneeringswyze , die, *> «nor, den tyd, geheel en al moet overgaan in „ het beftier over een vry volk, en den hoogften „ trap van geluk uitmaaken, waar van de befchaa„ ving de burgermaatichappven deelgenoot maaken 3, kan (x). Het vonnis van Wetzlar bragt meede, ,, dat de militaire magt gebruikt zoude worden, om de „ ordei, en openbaar e rust te herftellen. Wat dit in „ den fty! der kancelerye beteekend , weet elk. „ Het behaagde den koning, om daar aan eenen „ meer menfchelykcn zin te geeven, om te zui„ veren m plaats van te verwoeften, om zig als bemiddelaar tusfchen den Souverain , en zyne. „ onderdaanen te gedraagen, en geenszins, om de „ onderdaanen op te offeren aan de raadslieden van 3, den Souverain. — Dit zyn de rampen, die de koning van Pruisfen is voorgekoomen, door zig „ zo te gedraagen , gelyk hy gedaan heeft , en door te gelooven, dat de formaliteiten voor bet „ ryk gemaakt waren, en niet het ryk voor de 3, formaliteiten (y). Hv beroept zig hier omtrent „ op de vierfchaar van het publiek, welkers beflisfchingen dagelyks gewigtïger worden, en mis„ fchien een gedeelte van de gevolgen hebben zul- „ len, (x) Dact hy wel, toen hy dit fcbreef, dat by alle deeze «ronden in de VérecnfgdeNefcrldniiïi'Vitt'ttftistï en incfe w «t'èri getreeden had ? Of hadden deezen alléén 'het rtgt nier. dat hy hier aan alle volkeren toekend, nietteuenftaande zy eertyds rreer, dan eenige and .-re natie ter'waereld, voor hunne vryheid gedaan, en geleeden hadden? (y) Kan iémand , d;e zo fpreekt , wel eenige fcliaafnre overig hebben, wanneer hy elders juist het'tegendeel ultvoerd?  HUISBOEK. 509 „ len, die de abt van St. Pieter verwagtte van zyne algemeene vergadering van Europa, terwyl zy „ zo gemakkelyk niet zal kunnen befpottelyk ge„ maakt worden" (z). Gedugte vierfchaar in de daad voor zulke koningen, als deeze is, die zyne verbaazende ongeregtigheden reeds lang veroordeeld heeft! Toen de Pooljche ryksdag, met de geheele natie het Rusjifche juk moede, alle deszelfs troupen verdreef4 (z) Verflag van de omwentel, te luik , en van het gedrag, hst geen de heer van dobm daar in voor Z. P. M. gehouden heeft. De fchryver van de Franfche Mercurius, die dit verflag opgeeft, voegd 'er zulke bondige aanmerkingen by, dat, hoe zagt, en befchaafd dezelven ook zyn, zy ons echter van verdere aanmerkingen ontheffen. „ Eft is noodeloos, (zegd hy,) om te onderzoeken, of de „ perfoonee'e belangen des konings geenen invloed gehad „ hebben op de weldaadige oogmerken, die door zagte „ middelen de rust van Luik herfteld hebben; en of het „ voor hem, in de gefteldheid, waarin hy zig ten opzigt ,, van Jofcph II. bevond, niet van belang was, om de ge„ meeni'chap van Ooftenryk met Braband te belemmeren. ,,, Het was de zaak van den heer van Dohm niet, om dat „ onderzoek te berde te brengen, en nog minder, om zig „ te veroorlooven, om daar aan de noodige opbelderin- gen te geeven; hy konde volftaan met die aan tc wy„ zen. Gelukkig zyn de volkeren, wen de ftaatkundige inzigten der vorften overeenkoomeu met de maatreege„ len, die de meuschlievendheid hun aanraad.' Dit was het ,, geval der Luikenaars, waar in zig de Hollanders bevoo- reus ongelukkiglyk niet bevonden." Mag men hier dan niet op torepasfen , het geen Cato van de faamenzweering van Catilina zeide? „ Reeds lang is by ons de waare,( beteekenis der woorden vertooren geraakt, om dat .„ eens anders goederen te verkwisten milddaadigheid, en ,, fto.itmoedigheid in fnoode ontwerpen dapperheid genaamd ,, word; en daar door is het Gemeenebest in gevaar." salLüst. de hello Catilin. cap. $r. Jam pridem equidem nos ver» rerum vocalula amifimus , quia bom aliena largiri lireralitas, nalarum rerum mtiacia vorittudo vtcatut : j?» Respubiica in extrerao fit!t. li 5  5to VADERLANDSCH dreef, maakte de koning van Pruisfen met hen een verdecdigend verbond, cn moedigde hen aan, om hunnen voorigen invloed, en aanziet) in Europa te herneemen, om gezanten te zenden aan alle hoven, en inzonderheid, om ook met de Turken een verbond aan te gaan , zo van onderlinge verdeediging, als van koophandel, dat vooral tegen de Rusfen was ingerigt. Toen Poolen, door de gelukkigite omwending van 3. mai 1791., eene waarlyk Vrye conftitutie kreeg, verzogt de Prüsjifcke gezant op ir5. mai daarna eene by een komst met eenige. leeden van den ryksdag, en deed dat verzoek reeds by voorraad gepaard gaan met de melding, dat hy van zynen meefter order bekoomen had, om te verklaaren, ,, hoe veel genoegen hy gefmaakt bad op het verneemen van de heuchelyke omwente. ling, die aan Poolen eene wyze, én reegelmaati3, ge regeeringsform bezorgd had." In die byeenkomst zelfs gaf hy te kennen , ,, dat, zo dra 3, zyn meefter vernoomen had het befluit, om da ,, opvolging tot den Poolfchen troon aan den keur3, vorst van Saxen te geeven, hy hem gelast had, 3, om de Staaten te verzeekeren, dat hy, overeen,, komftig het groot aandeel, het welk hv nam in alles, wat tot het geluk der Republiek ftrek3, ken , en haare nieuwe conftitutie verfterken kon,, de,v (deel, waar van Z. M. de minst dubbelzin. 3, nige blyken gegeeven had in alle omftandighe,, den, die 'er hem de mogelykheid toe verfchafe ,, hadden,) den moedigen, en beflisfdienden flap ,, der Staaten zyne grootfte loftuitingen had waardig ,, gekeurd; daar hy denzelven aanzag als het ge'. ,, fchiktfte middel, om eenen vaften'grond te leg3, gen voor het Pnolsch beftier, en voor den voor3, fpoed, die 'er het gevolg van zyn moest: dat ,, deeze tyding aan Z. M. des te aangenaamer zyn 9, moest, om dat hy door banden van vriendfehap, cn goede nabuurfchap verknogt was aan den 5, vorst, die gefchikt was om 'dat geluk uit te ,, breiden, en te Beveftigen: dat Z. M. overtuigd „ was, dat die keuze der Republiek alle de betrek- „ kingen  HUISBOEK. 5if „ kingen van goede vcritandhouding, en harmonie „ nader zoude toehaalen, die toe dus verre tus„ ichen hem, en Fooien plaats hadden: dat Z. M. ,, derhalven zynen gezant op de uitdrukkelyktte wyze gelast had, om aan den koning, aan de ,, maarfchalken van den ryksdag , en aan allen, „ welken aan die heüzaame hervorming gearbeid had,, den , te betuigen, hoe aangenaam zy aan Z. M. „ was (a). Op 23. mai 1791. fchreef de koning van Pruisfen zelfs aan dien van Poolen. ,, Ik heb „ byna gelyktydig de twee brieven ontfangen, by ,, welken uwe majefteit my wel heeft willen be,, rigten hec gewigtig befluit, het welk de Pool„ fche ryksdag genoomen heeft, met het veitigen „ der erfopvolging van deszelfs troon een _ voor. deele van hec huis van Saxen. —- De iever, ,, mee welken ik myne denkwyze ten deezen opzig,, te heb doen kennen, heefc uwe majetteit, zo ,, wel als de geheele Poolfche natie, moeten over tuigen van het belang , dat ik daar in neeme. „ ïk wenfche my geluk, van te hebben mogen meede„ werken tot de handhaaving van haare vryheid, en „ onafhangelykheid^ en eene myner aangenaamfie zer,,, gen zal zyn het onderhouden, en beveftigen der ban,, den, die ons vereenigen." Kan men ontwyffelbaarer blyken hebben van'zyne goedkeuring weègens do omwenteling van 3. mai 1791., waar van de erfopvolging van Saxen coc den Poolfchen croou eeü gevolg was? De koning van Poolen herinnerde die, als eene bekende waarheid, aan den ryksdag op Ei. mai 1792. mee deeze klaare u.icdrukkingen. ,, Alles, wat gy gewigtigs gedaan hebt feedei c da ,, opening van den tegenwoordigen ryksdag, weet ,, de gantfche waereld, dac gy gedaan hebt op ,, aanzeccing , en op den raad des konings vaii ,, Pruisfen. Hier door hebben wy ons bevryd v'm de banden, cn acte van verbintenis", eenen minifter naar Confttantinapolcn gezonden, ea de Rus- „ fchth («) AW. extrvri. U iïy. erJbf: iW ?*■  5ia VADERLANDSCH jj jrfien genoodzaakt, om hunne magazynen naar el3, ders te vervoeren , en hunne troupen van het ,, grondgebied der Republiek te vcrwyderen. Om »} a fchap wist te waardeeren van eenen magtigen 3> bondgenoot, die buiten dat, zelfs door zyne 5> nabuurfchap, in ftaat was, om de uitwerkzels s) van de gemaakte fchikkingen in Poolen te beoor- deelen, en dezelven voldoende te kernen, ora „ zelfs den fchyn van eenige ongerustheid voor zy. ,, ne Staaten weg te neemen" (h). Deeze reedenen, gegrond op de waarheid, en op het belang van hun, die thans het beftier van Poolen voornaamelyk in handen hebben, konden echter den koning van Pruisfen niet lang wederbouden, om het masker langzaamerhand af te ligten, waar meede hy de iurukking zyner troupen had zoeken te bedekken. Had hy zig te vooren, onder den valfchen fchyn van vnendfehap, niet kunnen meefter maaken van Dantzig, en Thorn,^ thans floeg hy 'er door onwaaragtige voorgeevens den weg toe in. Reeds in het laatst van februari deed hy de ftad Dantzig openlyk opeifchen, en gaf by eene verklaaring te kennen, „ dat hy door diezelfde reedenen, waar om hy zyne troupen in Poolen had doen inrukken, genoodzaakt was, om zig van de ftad, en 3, htt grondgebied van Dantzig ce verzeefcerens „ ver- (/;) Nouv. extraord. de div. endr, 1793. n'. 15. Het plegtig protest der confederatie van 3. februari 1703. tegen de inrukking der Pruisfifche troupen in Poolen wedèrlegd nog jsadcr de voorwendsels van den koning van Pruisfen, es is te vinden in Nouv. extraord. de div- endr. 1793. «». zo-, en ?.2,  HUISBOEK. 519 j,, vermids-, ronder te fpreeken van deonvriendelyke ,, geneigdheid der ftad, feedert eenen langen reeks „ van jaaren omtrent Pruisfen betoond (f), hy alleen aanmerkte, dat in den boezem van die ftad „ die wreede, en haatelyke kabaal zig geveftigd „ had, die, van misdaad tot misdaad voortgaande, ,, zig overal poogde uit te breiden; en dat de ftad ,, aan den gemeenen vyand allerlei foort van oor„ logsbehocften, en vooral koren, toevoerde; dac „ hy daarom haar binnen haare behoorlyke paaien ,, houden wilde , en met de belang hebbende Moo,, genheden beflooten had, om de ftad, en haar ,, grondgebied te doen bezetten" (k). Naauwlyks had hy bezit van de ftad, en haar grondgebied» als meede van Thorn genoomen, op beloften, die hy haar deed, in geval zy zyne troupen goedwillig innamen, dog die hy nimmer agtervolgde, dan door haar de grootfte onderdrukking te laten ondergaan; of hy deed op 25. maart 1793. byopene brieven eene nieuwe verklaaring * volgens welke hy zig 1200. mylen van Groot-poolen, omtrent 12. of 1300,000. inwooners bevattende, willekeurig toeëigende. Men zal zig, na al het voorgaande» niet behoeven te verwonderen over de orVfchaamdheid der nieuwe voorwendzcls voor zulk eenen ftap, die byna alle geloof te booven gaat. „ Het was bekend," (dus hefte hy aan,) ,, dac „ de Poolfthe natie ten allen tyde menigvuldige ,, reedenen van ongenoegen aan'de nabuurige Moo,, genheden, en vooral aan Pruisfen, gegeeven had» „ Niet te vreeden met het Prusfisch grondgebied ,, gefchonden te hebben, door het doen van ge„ duurige ftroopen, de rust der ingezeetenen te ,, ftooren, en hun beftendig billyk regt, en vol„ doening te weigeren, had die natie fteeds ver- „ derf» (0 t)it konde niet wel op iets anders zien, als op de ongelooflyke mojire, die zy aangewend had, om van de Pruisfifche dwingelandy verlost te worden. (t) Nouv. nxtraonL de div. endr. 1793. fl°. 28; Kk 2  520 VADERLANDSCH sj derffelyke ontwerpen gefmeed, die den aandagf )> der nabuuren moeften opwekken. Elk aandagtig a opmerker had dit uit de laatfte gebeurenisfen >> kunnen zien : maar de geest van opftand , die 3, zig meer en meer in Poolen verfpreidde, en alle a burgerlyke, flaatkundige, en godsdienftige banj) den van het beftier verbrak, had den aandagt >> uier Moogenheden meer gaande gemaakt, en 3> moest de Poolfche natie onfeilbaar blootftellen j) aan alle de verfchrikkelyke rampen van regee3) ringloosheid. Dit moest vooral by haar plaats hebben, daar zy zig altyd had laten vervoeren j> door eenen geest van partyfchap, en oneenig3j heid, die gevaariyk konde worden voor haare >3 nabuuren. Het zoude tegen de eerfte reegels n eener gezonde ftaatkunde, en tegen zyne eige » pligten, om de rust in zyne Staaten te bewaa.3) ren, gezondigd zyn, indien hy in dentoeftand, » waar in zig een nabuurig ryk bevond, een ftil»> zwygend aanfchouwer bleef, en het noodlottig >.> oogenblik afwagtte, waarop die faktie fterk ge>> noeg zoude geworden zyn , om den ftandaard >t van eenen algemeeneu opftand op te heffen, en 33 zyne nabuurige landen zig zouden blootgefteld 33 zien aan eindelooze gevaaren. Hy had der3j halven met de keizerin van Rusland, en den 33 Room/eken keizer eenpaarig begreepen ; dat de 33 veiligheid hunner Staaten noodwendig vorderde , 3> om Poolen binnen zodanige grenzen te bepaalen,. 3> dat het, meer geëevenreedigd aan deszelfs in3) wendig vermogen, daar door gemakkelyker eene 3» vafte, werkzaame, en wel gevefligde form van 33 beftier verkrygen konde, om alzo tegen te gaan sj de wanorders , die zo dikwerf zyne eige rust, 33 en die zyner nabuuren geftoord hadden. Tot 33 dat einde, en om de Poolfche Republiek te be33 waaren voor de gevolgen van partyfehappen, die 3> .haar verfcheurden, maar vooral om haare inge>l zeetenen te onttrekken aan de ysfelykheden van ,'3 die verWoeftende leer , waar toe zy door de ligt. 33 Vaardigheid van hunnen geest maar al te zeer „ fchee-  HUISBOEK. 521 „ fcheenen over te hellen (l) ; had'hy volgens „ zyne innige overtuiging geoordeeld, dat 'er geen „ ander middel was, om tot dat heilzaam oogmerk ,, ce geraaken, dan om in zyne Staaten in te lyven, en „ daar meede te vereenigen die ftreeken der Repu- bliek, die aan zyne Staaten ftooccen, en daar van ,, zonder cvdverlies bezit te neemen. Hy verwagt- te, dat de Poolfche natie niet zoude nalaten zig ,, in eenen algemeenen ryksdag te verfaamelen, „ om die zaak in het vriendelyke tefchikken, en ,, vermaande met ernst, en gcneegenheid de Staa„ een, cn inwooners der geweften, waar van hy „ bezie nam, om geenen cegenftand aan zyne trou„ pen ce doen, hun noodigende, om zig goedsfchils. ,, aan zyne heerfchappy te onderwerpen, hem voorcaan „ als hunnen wettigen koning, en Souverain te be,, fchouwen, zig jegens hem als getrouwe, en gehoor,, zaame onderdaanen tegedraagen, en alle banden, ,, en vereeniging met de kroon van poolen te verbree,, ken" (m). Het verdriet ons, een ftuk van dien fchreeuwenden aard verder uit te fchryven, en wy meenen 'er genoeg van gemeld te hebben, om niec alleen eiken waereldburger, maar zelfs eiken Souverain, te doen erkennen, dat 'er langs dien weg geen volk, geene regeering, niets mee één woord op dit halfrond meer veilig is, indien zulke bedriegelyke verklaaringen, en uitnoodigingen als maatreegelen van billykheid, en regt afgefchilderd worden. En hoe moeften niet alle gekroonde hoofden, die het gebied zo lief hebben, beeven voor het oogenblik, waar op hunne nabnuren onbefchaamd, en magtig genoeg zullen geworden zyn, om eene diergelyke taal,ook tot hunne eige ingezeetenen , ce voe- (J) Eene bondige wederlegging van deezen laster, der Poolfche natie aangewreeven, vind men in de mannelykc aanfpraak van den landboode Suchodolski, en in de nota. op zyn voorftel door den ryksdag aan de Cwee faamenge< zwooren Moogenheden op 16. feptember 1793. overgejecven. Nouv. extraord. de div. endr. 1793. n'. tl. (m) Niuv. extraord. de div- endr.iTjr. n*. J*.., en SS, Kk3 ,  522 VADERLANDSCH voeren, en hun vau derzelver gehoorzaamheid af te trekken ? Hoe hec zy , wy zagen door he: rampzaalig Pookn te vergeefs de tusfehenkomst va,i Rusland, dat zig daar van een nog groocer gedeelte op eeven dezelfde nietige gronden toeeigende, en van den keizer inroepen. Te vergeefs hoorden wy den maarfchalk der confederatie verklaaren , 3, dac hec droevig oogenblik gekoomen was, waar }, op de plegtigfle eeden van geene waardy meer waren, en waar op twee Moogenheden, haare 3, eifchen door ontzaglyke armeeën onderfteuuen3, de, niet alleen zeer groote provintien van Poolen 3, hadden ingenoomen, maar zelfs haare vorderin„ gen wilden geweccigd hebben door hun, die, om „ niet meineedig te worden , tegen hunne daad ,, moeften protefteereu" (»). Te vergeefs hoorden wy den koning van Poolen aan den ryksdag herinneren de geheugenis van het gebeurde op den voorigen ryksdag, „ wanneer het hof van Berlyn 3, hun by trappen, geduurende agttien maanden, verst vreemd had van alle verband met Rusland tot aan a, de onderteekening van het alliantietraktaat met ,, Pruisfen toe." 'ie vergeefs hoorden wy hem tot getuigen roepen die leeden van den voorigen ryksdag, die wiften , dat hy gevorderd had, ,, dat men die nieuwe alliantie niet overhaaften zou3, de;" en dat hy gewaarfchouwd had, dat, zo 3, men niet eersc een traktaat van koophandel maak3, te, hetzelve in het geheel geenen ftand zoude grypen ;" dog dat hy geen gehoor gevonden had. Te vergeefs hoorden wy hem zeggen, „ dat men, de goedkeuring van, en gelukwenfching met „ het gebeurde op 3. maiiypi. leezcnde, waar by „ de koning van Pruisfen zelfs verklaard had, dat hy ,, 'er zyn eigen belang in vond, zoude mogen vraagen, of het diezelfde Souverain was, die hun thans die3, zelfde daaden verweet, en zig een gedeelte van * hunne provintien toeeigende"? Te vergeefs hoorde» (ji) Nouv. extraord. de div. endr. 1793, «°. 42;  HUISBOEK. 523 den wy hem zig beklaagen, ,, dat die koning ee,, een "hinderpaal gefield had aan zyne vnorflagen, ,, om de vriendfehap der keizerin van Éusland aan ie-zoeken, daar hy gefcheenen had hun de goed,, willigheid van dat hof te benyden, die hy zelfs met zo veel ernst zogtf' Te vergeefs toonde hyaan, ,, dat, welverre, dat Poolen inbreuk gemaakt zou,, de hebben op de traktaaten, hetzelve in tegen„ deel feedert 20. jaaren niec opgehouden had, om zig vrugteloos te verzetten cegen de duidelyke „ verbreeking der klaare verbintenisfen van hettrak- taacvan 1773.,dat aanPoolen eenen vryen koophan3, del, en doortogt door alle de Pruisfifche Scaaccn ,, verzeekerde: en dac de traktaaten van 1773., en ,, 1700. aan Poolen niet alleen verzeekerden het ,, onveranderlyk bezit van diezelfde provintien , ,, waar van hy hetzelve nu beroofde, maar zelfs 3, haare verdeediging" (0). Te vergeefs zagen wy den ryksdag onder de voorwaarden, door de commisfie tot het fluiten van het traktaat van verdeeling in agt te neemen, aan haar voorfchryven, t, dat het beeld van de lieve vrouwe van Czefioehow met den inventaris van de kleinodiën, ,, het zilverwerk , en de verdere goederen , tot ,, de fchatten van dat beeld behoorende, moest ,, worden te rug gegeeven:" waar uit bleek, dat diezelfde koning, die voorgewend had, onder anderen om alle kerkrooveryen voor te koomen, den oorlog tegen Frankryk te voeren, zig in Poolen zelfs daar aan fchuldig gemaakt had (/>). De twee faamengezwooren Moogenheden, in haar, door en door bedriegelyk , eedgefpan bcflendig volhardende, overftroomden den Poolfchen rvksdag met bedreiging op bedreiging, namen de goederen van den koning, en van verfcheide voornaame lieden in arrest, deeden zelfs geweld aan fommige hunner, en lieten niets onbeproefd, om den koning, en (o) Njiiv. extraord. de div, endr. 1793. n°. 72. (V) Niuv. extraord. de div. endr. 1793. n'. Kk 4  524 VADERLANDSCH en de Staaren met geweld te dwingen, om hunne toeftemming te geeven 't<$t de gemaakte verdeeling, zonder dat er aan eene eenige der voorwaarden, door den ryksdag bepaald, en dus ook niec aan die over de geroofde kerkgoederen, voldaan werd. Ta, toen de Poolfche ftandvastigheid zig ook hier door riet liet affchrikken, bedreigde de Rusfifche, en Pruisfifche ge/anten den ryksdag met eene gewei, dige bezitneeming van Cracau, en Seiidomir, en de eerstgem., onder voorwendzel, dat het leeven van den koning, en van verfcheide landbooden in gevaar was,- maar in dc daad, om den koning, en ryksdag ce dwingen tot het onbepaald afftaan der aangemaatigde landen aan Pruisfen, beftond, om niet alleen de ftad, maar zelfs het paleis, alwaar zy vergaderd waren, met twee bataillons militie, en de deuren der raadzaal met vier ftukken kanon te bezetten, en alle toehoorers te weeren. Hy dreigde zelfs, delandbooden, die verborgen geweeren mogten hebben, in gevangenis te zetten, en als moordenaars te doen ftraffen, hun verbiedende, om niet van hunne plaatfen op te ftaan, zo zy niet by den troon geroepen werdén, de voornaam/ten zelfs-belettende, om in de raadzaal tot hét geeven hunner ftem te koomen, en vier landbooden roet geweld wegvoerende. Hy dreigde, de guardes van Litthauwen, die kruid, en loot mogten hebben, in drrest te zetten, verbood hun zig te beweegen, ptaalfte inde voorzaal een piket van j2. Rusfifche officiers , die in de raadzaal zouden moogen kooineii, en op de banken dér landbooden zitten, en dc Rusfifche generaal Rautenfeld nam met eenen ftoel plaats by den troon (q). Tot dn'emaalen werd *er door den ryksdag eene bezending gezonden aan den Rüsfïfche'n gezant , om het ontflag der vier landbooden te verzoeken , maar zy keerde tot dricmaalen vrugteloos te rug, en de Rus, fifhe generaal fchaamde zig niet, om in dien tut, (j) Nouv. extraord.'ie div. endr. 1793. n". 79 , en 84.  HUISBOEK. 525 tusfchentyd de raadzaal rond te loopen, om, dan eens met beloften, dan eens met bedreigingen, de leeden over te haaien tot het teekenen van het traktaat met Pruisfen, terwyl hy zelfs den troon des konings niet ontzag. Hy fchroomde ook niet, om rondelyk te verklaaren, ,, dat hy niemand uit de ,, zaal"zonde laten gaan, voor dat men zig ondeiv „ worpen had aan het geen geëischt wierd , en „ dat, zo dit middel nog niet voldeed om hun te „ doen buigen, hy nog fterkere middelen gebruiken zoude." Eindelyk werd 'er op voorftel van eenen landboode beflooten, dat de ryksdag , in plaats van driemaalen volgens gebruik het ontwerp van verdeeling toe te ftemmen, op de leezing daar van niet ftemmen, maar zwygen, en dat zwygen voor toeftemrrjing zoude moeten gehouden worden. Op deeze zonderlinge wyze ging dan dit ontwerp door: dog de ryksdag voegde daadelyk by zyne flilzwygende toeftemming een protest van deezen inhoud. „ De Staaten, op den ryksdag vergaderd, op 2. feptember omringd met vreemde troupen, „ en bedreigd met eenen inval van Pruisfifche troupen, gereed om nog dieper op het grondgebied der Republiek door te dringen, om dezelve geheel te verwoeften, met één woord onderdrukt ,, door duizende geweldenaaryen, hebben gedwongen ,, aan de commisfie de magt gegeeven , om het ,, traktaat te onderteekenen , het geen de dwang ,, hun opleidde, en voegden 'er geene bepaalingen ,, by, dan in welken de overmagt zelfs door meedelyden fcheen toe te ftemmen. Nogthans on,, dervinden zy heeden tot hunne verbaazing, dat „ het hof van Berlyn zig daar meede geenszins „ vergenoegd , dat nieuwe gewcldenaaryen met o,, vermagt een nieuw ontwerp in de raadzaal drin,, gen, en dat, om heczelve tc onderfteunen, de ,, overmagt niet alleen bereids op nieuw door vreemde foldaaten dc plaats hunner raadpleegingen omringd, dat zy hun niet alleen dreigende „ notaas overgeeft, maar uit hun midden, en oni3 der hun. oog opligt landbooden, en leqden hunKk j „ ner  52c7 VADERLANDSCH „ ner vergadering; dat zy, dat meer is, door eea ongehoord voorbeeld hun , den koning zelfs , ^ zwafct door de jaaren, en bezwykcnde onoer ^en last van zo veele kwellingen, zowel als ), de Staaten , gevangen houd tot in den nagt. Tot 5, zulk een wreed uiterfte gebragt, verklaaren zy, ,, dat zy, zelfs niet met leevensgevaar, de gevolgen „ deezer gewelddaadigheden ontwyken kunnen, en 3» aan hunne nakoomelingichap, misfehien geluk3, kiger dan zy, overlaten de middelen om het vaj, derland te redden:'en, genoodzaakt om een onc„ werp aan te neemen , ftrydig aan hunne werv3, (chen, en aan hunne regten, en alleen wykende „ voor die omftandigheden, neemen zy he't aan" O). Op deeze allergewelddaadigfte wyze werd de tweede vmdeeling van Poolen, trouwloozer nog, zo het mogelyk was, dan de eerfte, aan den koning, en ryksdag afgeperst door eenen, alles te booven gaanden, dwang. Zo lang de waereld ftond, Jeeverd de gefchiedenis misfehien geen gelyk voorbeeld op van de voorfteiling, dan eens van de zuiverfte , dan eens van de trouwloofteftaatsreegels, dan eens van in fchyn vryheidbegunftigende, dan eens yan vryheiddrukkende daaden, als wy, in een zeer kort tydsbtftek van ruim zeeven jaaren, door eenen en denzelfden koning zagen doen, en pleegen. Nooit veranderde een kameleon meer van kouleuren, dan deeze koning van betuigingen, en verlotingen: nooit pleegde eenig fterveling meerdere onnouw onder geveinsdere, en teffens eerloozcre gedaanten , dan hy. Wy verliezen ons in de denkbeelden, die ons voorden geest koomen: woorden ontbreeken ons althans, om onze verontwaardiging uit te drukken. Wy zeggen daarom alleen, ziet daar de koninglyke trouw van Frederik HL, van den overweldiger der Nederlanden, wien;, gedrag zo weinig verfchooning, of ontzag vond by eenen Pit, den grooten meedewerker tot onze overweldiging, (r) New. extraord. de div. endr. 1793, n. 85.  H U I S B O EK. ,527 diging, dat hy, met betrekking tot de Poolfche verdeeling, zig niec onthouden konde, om in het Engelsen parlement ronduit ce bekennen , ,, dat hy „ die verdeeling met het grootfte afgryzen be,, fchouwde , welke tusfchen eenige Moogenhe,, den beflooten was op eene wyze, dat geen „ mensch van goede trouw dezelve zoude kunnen ,, regtvaardigen"(0. Hooren wy, hoe Frederik II. zulke ondeugden der oppervoriten befchreef, en teffens de leevendigfte fchildery afmaalde van zynen opvolger. „ Zie hier de dwaaling der meeftr „ vorften. Zy gelooven, dat God, opzcctelyk, ,, en alleen uit eene byzondere oplettendheid voor ,, hunne grootheid, hunnen gelukftaat, en hunnen „ trotsch, die meenigte menfchengefchaapenheefc, ,, wier welzyn aan hun is toebetrouwd , en dac ,, hunne onderdaanen eeniglyk gefchikt zyn, om toe werktuigen, en dienaars van hunne ongeree,, gelde driften te verftrekken. Het beginzel , ,, waar uit men handeld, valsch zynde, kunnen ,, de gevolgen niet anders, dan oneindig flccht, ,, zyn. Van daar die ongereegelde zugt tot val,, feiten roem; van daar die brandende begeerte om ,, alles te overweldigen; van daar de hardheid der „ lalten, met welken het volk gedrukt word; va» ,, daar de luiheid der vorften, hunne trotschheid, ,, hunne onregevaardigheid , hunne onmenschiie,, vendheid, hunne dwingelandy , en alle de on,, deugden, die de menfehelyke natuur verlaager.. ,, Zo de vorften zig van deeze dwaalende denk,, beelden oncdeeden, en tot het oogmerk hunner ,, inftelling wilden opklimmen , zouden zy zien , ,, dac die rang. waar op zy zo verliefd zyn, dar, ,, hunne verheffing niecs anders is, dan hec werk ,, des volks; dac die millioenen menfehen, die hen ,, zyn aanbevolen, zig niet tot flaaven van éénea ,, mensch gemaakt hebben , ten einde hun meer „ gedugt, en vermogend te maaken; dac zy zig M niec (f) N