VERHANDELINGEN, UITGEGEEVEN DOOR DE HOLLANDSCH E MAATSCHAPPYE DEK WEETENSCHAPPEN, ï E HAARLEM. XX li. Z> M £ Le  «h a o Yi i j a a >: a ii ;i a v 71 T.T ^ /TT 7>T f 7 T o ï ~ i L i jL i. 1 int Op  vni VOORBERICHT. , /~\P den 23. Mey van die Jaar 1--85. is door de , V-/ Hollandlche Maarfchappye der Weetenfchap. pen , opgericht binnen deeze Stad Haarlem , in der/el, ver Jaarlykjche Groot e Vergader in ge , beflocten hec , volgende aan het Algemeen medetedeelen : , I. Met opzicht tot de Antwoorden op haare , Vraagen, en byzonder met betrekkinge op , haare Vraage, , A.) In den Jaare 1770. opgegceven , om te be, antwoorden vóór den x.January 1785. luidende aldusj , h'aademaal een zuivere Dampkring van zou grvot , belang is voor de gezondheid der Ingezetenen, en de, zelve by bet [taande ofte te langzaam afirden , zal zyn ingekoomen , en inj geval het voor voldoende gekeurd word , als dan aan , iiem de uitgeloofde dubbelde Goude Medaille zal wor, den uitgeleverd ; «§—> maar, onverhoopt , niet vol, doende , zal het wederom insgelyks vryflaan aan wie. , zulks verkiest, om na voornoemden Prys te dingen , , tot zoo lang, dat dezelve behaald zy. , C.) De Vraag: Welken zyn de Onderwer- , pen , betreffende de Natuurlykg Historie onzes , Vaderlands , waar van men met gegronde reden te , verwachten hebbe , dat etne verdere r.aafpooring ten , nutte van het Vaderland vertrekken zal ? *,— In her, , Jaar 1780. voor de eer [ie, en in het Jaar 1782. voor , de tweede reize opgegeeven, om te beantwoorden vóóc , het begin van het Jaar 1785. met byvoeginge : dat det , Maatjehappy niet enkel verlangt een lyst van Onder, werpen , dewelken met vrucht zouden kunnen naage. fpoord worden ; maar tevens eene aanwyzing van de , Re-  VOORBERICHT. xi 9 Redenen , waarom men van derzcher Onderzoek zich , voordeel voor het Vaderland bebbe te beiooven ? , Is beantwoord , maar niet zoo , dat de Maatfchappy , vryheid heeft gevonden , om daarop den Eerprys ui te- , geeven ; . maar uit byzondere overweeging van bet , belang , dat de Maatfchappy (lelt in deeze Vraag wel , beantwoord te zien, is beflooren , dezelve op nieuws , ter beantvvoordinge vóór primo November 1787. vu-jr, teftellerj, , B. ) Op de Vraag , opgegeeven den ai. Mey , 1782 luidende: Schoon men thans in ae Lucht' , kennis zeer verre gevorderd is , heeft men echter tot , nu toe omtrent de verdikte Lucht Jlccbts weinige Proe, ven genomen. Waarfebynlyk is dit aan de onvulmaah, beid van den daar toe noodigen toe/tel toetejchryvei ; , waarom de Maatfchappy thans vraagt : 1. Lp te , geeven den besten toeftel, om op de gemaklykïle en , zekerde wyze proefneemingen omtrent de verdikte lucht , te kunnen in 't werk (lellen. 2. Met den besten toeftel , de werking der verdikte Lucht , in verfchillende geval, , len , naa te gaan ; en inzonderheid hst Dierlyke leven , , den groei der Planten , en het branden in lucht van , verfctïillende digrheid te beproeven. En 3. aanrevvyzen , welke gevolgen of nieuwe leeringen hieruit kun- ' nen afgeleid worden ? Is géén Antwoord inge- koomen , en word daarom deeze Vraag wederom voor' gefield , om te beantwoorden vóór primo November , 1787- , E.~) En , offchoon met het begin van 't jaar 1783 , den tyd was vertlreeken , dewelke gefteld was tot hec , beantwoorden der voormaals door de Maatfchappye op, , gegeevene Vraage , nopens het verklaaren der Ongej Mbeedeti der Satelliten van jfupher , enz. ; en die j Vraag  wi VOORBERICHT. , Vraag niet verder was opgegeeven , om dat men aan , de behoorlyke beantwoordinge daarvan om redenen be, gon te wanhoopen , heeft zy gaarne willen aanneemen , zeker Anivmtrd , op dezelve Vraag haar toegezonden , 5 onder de Zmfpreuke : Extrcmos quavtt ctrcumrotat » er bes. H ^lley. Dan zy oordeelt , dat de Schry- > ver dier Verhandeling weinig of niets gevoegd heeft by j het geene reeds te vooren door de beroemde Heeren f Baillv, de la Grunge en Fuisi omtrent dit > Onderwerp gedaan was, en dat hy aan het voor- » naame oogmerk der Vraag, om namentlyk de Theorie 5 aan de Waarneemingen te toetfen, en daardoor de ge, grondheid zyner Theorie boven die der gemelde Hee, ren aan te toonen , in het geheel niet voldaan heeft: s Zy heeft derhalven die Verhandeling de dubbelde Mc, daille niet waardig kunnen oordeelen , maar beflooten, , uit aanmerkinge der andere wezenlyke verdienden van , dat S uk , den Schryver van het zelve met de enkele , Medaille te vereeren , onder herhaalde en op nieuws , gedaane aanbieding van den dubbelen Ee>prys , zoo hy , door her veranderen zyner Verhandeling aan het verlati. , gen der Maatfchappye zal hebben voldaan. , De Maatfchappy verlangt niet zoo zéér, dat de , Schryver zich bezig houde met de enkele Iheorie , uit , de Wet der aantrekking!-kracht afgeleid , maar 'veel , meer en wel voornamentlyk, dat hy de Theorie op de , Waarneemingen toepasfe en met dezelven vergelyke , , op dat men , door de meerdere of mindere overeen, komst met de Waarneemingen over den graad van juist, beid , zoo wel van zyne als van andere Theoricn , zou- , de kunnen oordeelen. • Het voornaame oogmerk , der Maatfchappye is , om , langs dien weg, van de , Bevieegingen der Satclliten van Jupiter zulke Tafels , te verkrygen , welken naauvvkeuriger zyn, dan de tot , hier  VOORBERICHT. kis , hier toe bekende , 'c zy dan dat die Tafels volgens de e-nkele Theorie wierden zamengelteld , of wel, zoo ' deeze alleen onvoldoende bevonden wierd , met behulp ' van' Empiri/sbe Mquatien uit de Waarneemingen afge' leid. En dewyl de Waarneemingen van den derden en ' vierden Trawant onnaauwkeuriger en zeldzaamer zyn , \ dan die der twee overigen , zal de Maatfchappy zich ' vergenoegen , wanneer het geene zy verlangt, voornal mentlyk maar omtrent den eer [ten en tweeden Trawant, ' wier waarneeming wel den grootllen invloed heeft op , de Zeevaart en Jardrykskunde , door den Schryver , word volbragt. Zy noodigc den kundigen Schry¬ ver hiertoe uit, en het zal haar aangenaam zyn, Hem, , onder gemelde voorwaarden, mee de dubbelde Medaille , te kunnen bekroonen. , F.) Etndefyk het zelfde gebeurd zynde met een Antwoord op de Vraag van de Droogmaakcryen in ons ' Vaderland, waar van de Termyn van antwoord reeds , met primo Jan. 1780. was geëxpireerd, heeft de Maar' fchappy aangenomen en beoordeeld een Antwoord, on' der de Zmfpieuke : Tot heil van *k Vaderland ; — ' rnaar Zy heeft den inhoud daar van zoodanig gevon' den , dat Zy niet heeft kunnen befluiten om het zelve ' goedtekeuren , en dus het zelve met den Eerprys niet , bekroond. ,11. De Vraagen, door deeze Vergaderinge vastge, fteld , zyn deeze Twee: , a.) 0m ie beantwoorden vóór primo November , 1787. de Vraag,: •» Kan men uit de Gefchie- denisfen aantoonen, dat de Gemeenebesten , wanneer '„ zy den hoogden trap van welftand naar de gefteldheid „ dèf menfchlyke Maatfchappyen van die tyden , in wel- „ ken  xiv : V O O RBERIC H T. „ ken zy bloeiden , bereikt baddèn , immers fchceneri „ bereikt te hebben, teikens wisderöm gedaald zyn? » „ En zo ja ; moet deeze daaling aangemerkt- worden als „ een gevolg van die zelfde oorzaaken , welken hen heb„ ben doen bloeijen ? Of zyn 'er altoos toevallige re„ denen bygekoomen , die dit Verval te weeg gebragt „ hebben ? En ortderftellende het eerfte waar te „ zyn , is zulks mede-toepasfelyk op de tegenwoordige „ meer verlichte tyden ? Zo ja , welken zyn in het al»' gemeen de middelen , die de naadeelige werking van „ anderszints heilzaame oorzaaken beletten , en dus doen„ de den bloei cn welfland van een Gemeenebest duur„ zaam kunnen maaken ? " , De Maatfchappy verwacht gééne byzondere , maar , eene algemeenc wysgeenge befebouwing , toepasfelyk , op alk Gemeenebesten van den tegenwoordigen tyd: , Zy verwacht derhalven , dat, by aldien derzelver ver, val geoordeeld wierd toegefchreeven te moeten worden , aan dezelfde oorzaaken, die hen hebben doen bloeijen, , de moogelykheid daarvan , zoo wel uit den aart der , zaaken , als uit de daadlyke gebeurtenisfen zal aange, toond worden , om vervolgens re doen blyken , door , welken in zich zeiven uitvoerlyke middelen deeze naa, deelige Uitwerkingen belet of voorgekoomen kunnen , worden. , b.) Uit het byzondere Fonds van wylen den Heer , DireReur Nicolaas Willem Kops, om te beantwoor, den vóór primo November 1786. , Daar het eene onbetwistbaare waarheid is, . i. Dat door Fabricquen in een Land meerder Inge, zetepen, vooral in plaatfen tot buitenlandfche Commer, cie ongelegen , gebezigd worden, dan door de Com, niercis zelve. , 2. Das  Voorbericht. *v , 2. Du men door dezelve Fabricquen rot kleeding , , als anders benoodigd , in het Land te hebben , niet , genoodzaakt is deeze nooddruft uit andere Landen te , banleh , waar door men moet verarmen , zoo men , géén andere eigen Lands Produften in de plaats kan , leveren. ,3 Dat, zo men ook zoodanige Fabricquen in een , Land had , die niet alleen dienden tot onze nooddruft, , maar ook daarenboven om eenige door ons gefabriceer, de Goederen aan andere Natiën te kunnen verkoopen , , door deeze verzending buiten 's Lands , 't geld van Buii tenlanders door onze Ingezetenen zoude worden verj,. diend , en dus in ,ons Land koomen ; zoo leert noch, tans de ondervinding, dat de gevoelens zeer verfchil, lende zyn. , Immers fommigen oordeelen , dat eene belasting op , dè Inlandfche Confumtie van buitenlandfche Fabricq, Waaren van zeer veel nut zoude zyn ; anderen daaren, tegen , dat zulk eene Géne geeven zoude aan de Com, mercie , en aan het oogmerk niet voldoen ; ook zege , men, dat'er buitenlandfche Fabricq-waaren zyn , die , men in ons Land niet kan ontbeeren, en dus noodzaak, lyk dienden te blyven ingevoerd. , Voorts zyn zy, die de Fabricquen in ons Land vopr, liaan , van begrip , dat het nuttig jaa noodig zou zyn , , fommige Fabricquen te favorifeeren en te gratificeeren , , waar door zy in llaat zouden zyn , om hunne Waa, ren , even zoo goed en goedkoop , dan de Buitenland, fchen , 't zy in , 't zy bujten 's Lands , 't zy beiden , , te kunnen leveren. , Zoo is de Vraag: „ Heeft  xiv V O O R B E R I C H T. „ ken zy bloeiden , bereikt baddén , immers fch'cenèri „ bereikt te hebben, teikens wèderöm gedaald zyn'? » „ En zo ja ; moet deeze daah'ng aangemerkt worden als „ een gevolg van die zelfde oorzaaken , welken hen heb„ ben doen bloeijen ? Of zyn 'er altoös toevallige re„ denen bygekoomen , die dit Verval te weeg gebragt „ hebben ? En onderftellende het' eerrte waar te „ zyn , is zulks mede toepasfelyk op de tegenwoordige „ meer verlichte tyden ? Zo ja , welken zyn in het algemeen de middelen , die de naadeelige werking van „' aiiderszints heilzaame oorzaaken beletten , en dus doen„ de den bloei cn welitand van een Gemeenebest duur„ zaam kunnen maaken ? " , De Maatfchappy verwacht gééne byzondere , maar , eene algemeenc ivysgeerige befebouwing , toepasfelyk , op alk Gemeenebesten van den tegenwoordigen tyd: , Zy verwacht derhalven , dat, by aldien derzelver v'er, val geoordeeld wierd toegefchreeven te moeten worden , aan dezelfde oorzaaken, die hen hebben doen bloeijen, , de moogelykbeid daarvan , zoo wel uit den aart der , zaaken , als uit de daadiyke gebeurtenisfen zal aange, toond worden , om vervolgens re doen blyken , door , welken in zich zeiven uitvoerlyke middelen deeze naa, deelige Uitwerkingen belet of voorgekoomen kunnen , worden. , b.) Uit het byzondere Fonds van wylen den Heer , Directeur Nicolaas Willem Kops , om te beantwoor, den vóór primo November 1786. ,' Daar het eene onbetwistbaare waarheid is, . 1. Dat door Fabricquen in een Land meerder ïnge, zetenerj, vooral in plaatfen tot buitenlandfche Commer, cie ongelegen , gebezigd worden, dan door de Com- , niercie zelve: , 2. Dae  VOORBERICHT. *v , 2. Du men door dezelve Fabricquen tot kleeding , ', als anders benoodigd , in het Land te hebben , niet , genoodzaakt is deeze nooddruft uit andere Landen te , haaien , waar door men moet verarmen , zoo men , géén andere eigen Lands Producten in de plaats kan , leveren. ' , 3 Dat, zo men ook zoodanige Fabricquen in een , Land had , die niet alleen dienden tot onze nooddruft, , maar ook daarenboven om eenige door ons gefabriceer, de Goederen aan andere Natiën te kunnen verkoopen , , door deeze verzending buiten 's Lands , 't geld van Bui> tenlanders door onze Ingezetenen zoude worden ver, . diend , en dus in iOns Land koomen ; zoo leert noch, tans de ondervinding, dat de gevoelens zeer verfchil, lende zyn. , Immers fommigen oordeelen , dat eene belasting op , dè Inlandfche Confumtie van buitenlandfche Fabricq, Waaren van zeer veel nut zoude zyn ; anderen daaren, tegen , dat zulk eene Géne geeven zoude aan de Com, mercie , en aan het oogmerk niet voldoen ; ook zegt , men, dat'er buitenlandfche Fabricq-waaren zyn , die , men in ons Land niet kan oncbeeren, en dus noodzaak, lyk dienden te blyven ingevoerd. , Voorts zyn zy, die de Fabricquen in ons Land vpor, Haan , van begrip , dat het nuttig jaa noodig zou zyn , , fommige Fabricquen te favorifeeren en te gratificeeren , , waar door zy in llaat zouden zyn , om hunne Waag ren , even zoo goed en goedkoop , dan de Buitenland, fchen , 't zy in , 't zy bu^en 's Lands , 't zy beiden , , te kunnen leveren. , Zoo is de Vraag: „ Heeft  .svi VOORBERICHT. . „ Heeft de bloei en bet verval onzer Fabricquen een .*„ noodzaaklyken invloed op den bloei en het verval van „ de Commercie en Navigatie deezer Landen ? Zo ja „ „ in hoe verre? En huedanige Fabricq-waaren „ eileht het belang van bet Algemeen , dat van buiten „ worden ingevoerd , en hoedanigen dat binnen 's Lands „ gewerkt worden , 't zy om binnen 'sLands gebruikt , „ \ zy om buiten 'sLands verzonden te worden? En „ welken zyn de beste en uitvoerelyke Middelen , om „ door zoodanige Fabricquen de Welvaart onzer Rt$>utt biicq te bevorderen?" , IH De Vraagen , voormaals door deeze Maat, fchappye opgegeeven , waarop het haar insgelyks zal , aangenaam *yn Antwoorden te bekoomen, zyn de in , 1784. voorgeleiden: , A.) Welken zyn de waaflyk onSerJ'cheidene foor, ten der Lucfitgelykende Vloeistoffen , aan wel, ken men de Naamen van vaste Lucht , gedephlogis' , teerde Lucht , ontvlambaar e Lucht , Salpeter-lucht, , zuure Lucht, Loog-lucht, en anderen gegeeven heeft; , «n waarin zyn dezelven van elkander en van de Lucht , des Dampkrings ondei icheiden ? 2. Heeft elk deezer , foorten van veerkrachtige VloeiftofFen zoo veel met de , Lucht van den Dampkring gemeen , dat zy voor eene , foort van Lucht verdient gehouden te worden ? 3. Hoe , verre kan uit de Proeven en Waarneemingen omtrent de , genoemde Luchten, de aart der Lucht van den Damp, -kring worden opgemaakt ? ——■ In het Jaar 1780. , opgegeeven voor de eerfie , en in liet Jaar 1782. voor v de tweede reize , om te beantwoorden vóór het begin , van het Jaar 1784. De Maatfchappy heeft toen , onder anderen Twee fraaije Verhandelingen ter beantwoordinge van dezelve outfangen , waarvan de eene lot , Zin-  VOORBERICHT. scvii , Zinfpreuk had : Qjtam Pukrum eft, in priticipiir cj? , mgiue rerum dffixtjje ocuJo, &f nobüe menii\ acumen ; , permlat buc Japiens. Anti Lucreiius. En de andere: , Principibus piacuijje viris non ultima iaus eft. , Beide deeze Verhandelingen is de Maatfchappy ge, negen te bekroonen , dan niettegenftaande Zy de ver, dienden van deeze Verhandelingen dus erkennen wil , , is het haar echter voorgekoomen , dat derzelver Schry, vers deeze hunne Stukken noch zeer aanmerklyk zou, den kunnen voltooijen , l.) door meer te letten op het , geen door de Heeren Seneeier , Lavoisier, en ande, ren , betreklyk dit Onderwerp , is in het licht gegee, ven : 2.) door zich meer op het vinden van beflisfende , Proeven en rechedreekfehe bewyzen , ter ftaavinge van , hunne gevoelens, toeteleggen : 3. ) door het beweeze, ne van het onzekere beter te onderfcheiden. , Waarom dan de Maatfchappy heeft goedgevonden , , deeze Vraag wederom voorteltellen , om beantwoord , te worden voor primo November 1785. Zy verzoekt , den Schryveren in de verbetering van deeze hunne Ver • , handelingen, zoo veel doenlyk, de kortheid te betrach, ten , en belooft eenen dubbelden Gouden Eerprys aan , den geenen van hen , die het best aan de gemelde ver, eifchten zal voldaan hebben. , B.) Om te beantwoorden mede vóór primo No, vember 1785 : „ Naadien de Ondervinding geleerd heeft , dat de „ Borst■ wa1erzugt in eenen gevorderden (iaat, door „ alle bekende Middelen ongeneeslyk is ; welken zyn de „ oorzaaken van die Ziekte , en welken zyn de zekere „ Tekenen , waar door dezelve in haar altereerde begin XXII. Deel. ** » kan  xviii VOORBERICHT. „ kan onderkend, en van alle andere Borst-ziekren ten „ duidelykfte kan ondcrfcheiden worden ? Wci- ken zyn de Middelen, die deeze Ziekte kunnen „ voorkoomen ? dezelve in haar eerfte begin geneezen ? „ en , in eenen verre gevorderden ftaat kunnen verzai„ ten ? " 6 , C.) De Vraag, in het Jaar 1780. voorspeld , , om te beantwoorden vóór primo January 1786 : , Vermits men , uit gebrek van eene goede inrichting ter , opvoedinge van de Jeugd te Batavia , genoodzaakt is i zyne Kinderen na het Vaderland ter opvoedinge te zen, den , of, zoo men hen aldaar houd , zy alsdan door, gaans eene goede Opvoeding misfen ; zoo vraagt, de , Maatfchappy: , Welke is de beste inrichting , om aan de Jeugd te , Batavia eene Opvoeding te geeven , die meest gejchikt , is om hun Vcrfiand te bsfchaaven, ben in nuttige Kun, jien en Weetenfchappen bedreeven te maaken , en hun , goede Zedeiyke gevoelens in te boezemen ? , D.) Om te beantwoorden vóór primo January , 1786. de Vraag , opgegeeven den 21. Mey 1783. —„ In boe n rc kan de Thmit van Dr. Crawford , „ omtrent het Vuur cn IVarmtc, door Proefneemingen „ bevestigd of wederlegd worden ( * ) ? En zo deeze „ Theorie door dc ondcrviüdinge geheel of gedeeltelyk » ge" ( *) Zie BKftHtUHÊS and obffTVathns m animal hoatand the inflammatvm pfcmbuftible India Irj A. Crawford, Lond 1779. Effaijttr la nouvelle Tbnrie du Feu Elementaire, par J h. de Magellan, London 1780. —— Au Examination of Dr. Gr'au» ïords Tbceryby William Morgan , London 1781.  VOORBERICHT. xix ,4 geftanfd woHt , welk een lichc geeft dezelve in de „ Vuurkunde '?" De Vlairfcrnppy eifcht eene zeer duHelyke befchry, ving der Proefneemingen , waardoor men dee bepaaltn ? of is zulks avecn , mogelyk door middel van daadiyke Proeven ? En , welk is in dat geval bet Werktuig , het geen aan de , minfte gebrceken onderhevig , en door voldoende Proef, neemingen gewettigd, in alle gevallen tot bet vinden , der verfchillendc Snelheeden gebruikt kan worden ? < , Welke Vraag als toen Diet voldoende beantwoord zyn, de , is beflooten dezelve op nieuws voorteftellen , om , te beantwoorden vóór het begin van het Jaar 1786. , G.) In het Jaar 1784. opgegeeven om te beant, woorden vóór primo November 17Ó6. uit het Fonds , van wylen den Heere N. W. Kops : Hoe verre kan men uit de onlangs in 't licht gegee„ vene Proefneemingen van den Heere Sünebier ( *_) „ en anderen , door nieuwe beQisfende Proeven bewy„ zen , in welke omftandigheeden de Planten in haaren „ nacuurlyken ftaat lucht uit den Dampkring inneemen ; „ van welken aart dat gedeelte der Dampkringslucht zy , „ het geen de Planten inneemen; hoe deeze inneeming „ of f*5 Memoires Phyfico Chymiques £? recherche fur l' Influance de In Lumiere fokire, par Jean Senebier.; Geneve 17Ï2 & 1783. 4 toines.  VOORBERICHT. sxr „ of opflorping der lucht gefchiede ; welke verandering „ deeze lucht in de Planten ondergaa ; in welke omftan„ Handigheden en op welke wyze de Planten dezelve we„ der uitgeeven ; en ten welken nutte deeze in - en uitademing voor de Planten diene ? " , H.) De Vraag , opgegeeven in 1781. om te be, antwoorden vóór het begin van 1787 : , Welken zyn de beste en vaardigfle Middelen , om , het gebruik der Nederduitfche Spraak onder de Mala, jers, Javaanen , Cingaleezen en Malabaaren intevoe- ren, en meer en meer algemeen gebruikelyk te maaken , Nademaat hel ontegenzeggelyk is , dat het gebruik der , fpraak ecner Natie, de andere , die ze aanleeit, m^r , aan haar verbind , baar meer genegenheid en yver voor , die Natie inboezemt; ze gejcbikter maakt, zo het een , n-g onbefchaafde Natie is , tot betere begrippen van , Godsdienst, Zedekunde , Natuurkundige Naafpeurïnt gen , om befcbaafdheid van het verftand te ontvangen , , en dut bruikbaarder tot de Zeevaart, Wapenoefening, , en veele andere nuttige en noodzaakclyke Kanjlen en , Handwerken te worden ? , T.) De Vraag, voorgefteld den 21. Mey 1782., , om te beantwoorden vóór primo January 1788 : , Door welke Theoretifche , en door de ondervinding , bevestigde Voorschriften , kan men de gezondheid zul, ker Mcnfchen behouden, die uit dit gant/ch verjchil, lend Climaat , en by een zoo weinig overeenkomstige , noodzaaklyke levenswyze met hunnen eertyds gewonnen , in Oost-Indien aankoomen'i Welks zekere Algemee„ ne Pegels kan men daaromtrent geeven , en welke by* * 3 •> %bn'  XXII VOORBERICHT. , zonderen, naar den ver/chee'enden utlerlyken /iaat zul* , ker Menjcben '? , K ) De Vraag; Wat moet men denken van de , Ttaptwyze Opklimming* , wel-e vetle , zoo Oude als , bedendaag/che Wysgeeren hebben gefield plaats te hib> beu tusfchen ae Satuur/yke Weezens , cn tui welk eene , zektiheui kum.en w\ graaien omtrent het daadlyke be, jlaan van die Upktimminge , en van de orde , dewelke y de Natuur daarin vol'at ? In het Jaar ijïu. , voor de eerfii reize opgegeeven , om te beantwoorden , vóór dm i. January .78,. en totn niét voldoen- , de beantwoord zynde , is op den 21. Mey 1783. voor , de 1 weent rèize voorgemeld , om re beantwoorden vóór , den I. aruary 1780. met byvoeginge , dat de Maat, fchappy op deeze Vraage gééne Uvetnatuurkundige , \ erhandelingen verlangt , maar Antwoorden , uit de , Natuwhke Uistuiie ontleend , alleen in aanmerking , zal neemen. , L ) De Vraag, in 1784. voorgefleld , om te , beantwoorden vóór primo November 17X9 : , Welke is de tegenwoordige Genees-en Heclwyze der , OOS I INDISCHE VoLKtN, Ook der CtJINEEZEN, , en welken zyn de Natuurhke i'oorihengzels, die zy i daartoe bezigen ? Voorts  VOORBERICHT. xxnr Voorts zyn de Foorwaatden, even als naar gewoonte , en by voorige Programraata dikmaals genoeg vermeld ; weshalvcn kortheids - halven daar toe , die het mogt aangaan , word geweezen ; met by voeging van het geen in het Voorbertebt voor het Een en-twintigfte Deel deezer Verhandelingen, bl. xx en xxi. gevonden word, ten aanzien van Heeren Leden deezer Maatfchappye , dewelkcn mogten goedvinden om op eene van haare voorgerlelde Vraagen te antwoorden. God en het adeiand te dienen, blyft de onveranderlyke Grondwet deezer Maatlchappye , en , zoo lang dit * * 4 haar  XXIV VOORBERICHT. haar doel is en zyn zal, vertrouwt Zy, dat de Godlyke Goedheid, en de braafheid van haare welmecnende Landgenooten haar niet zullen bcgeeven. Uit naam der Maatfchappye, C. C. H. VANDER AA, Secretaris. Haarlem , den 6. December 1785. NAAM-  ( xxv ) NAAMLYST der tegenwoordige DIRECTEUREN van de HOL LA ND SC HE MAATSCHAP PTE der fTEETENSCHAPPEN, geschikt naar de orde des 1yds. Mr. ANTONIS SLICHER, Raad in de Vroedjchap en Burgemeester der Jtad Haarlem , enz. enz. den at. Mey 1752. Mr. JAN THEODORUS KOEK, Raad in de VroedJ hap en Burgemeester derzelver fiad Haarlem, den ai. Mey 1752. * * 5 zyne  C XXVI ) ZYNE DOORLUCHTIGE HOOGHEiD WILLEM, F K I E C T O K deezer Maatfchappye is op-edraagen , den 31. July 1?54. Mr JAN FREDRIK PARVÉ , Raad in de Vroed, jchap en Burgemeester derfiad Haarlem, Rcmmeeslei van Rbynlana , enz. tnz. den 15. july i?55. ANTONT KUITS , Raai in de Vroedjchap , „ Burgemeester d/r jtad Haarlem , enz. enz. den 1 rebruary 1757. ZYNE DOORLUCHTIGE HOOGHEID CPtnh: ^insva\NasJ™-Weilturg,enz.enz.enz. den 23. Mey 1758. OTTO F RED ER IK , Graave van Lynlen, Heere van Aederbemert en de Voorst , Amptman van de Üverbetuwe, enz. enz. den 5. February i765. ATi0L^ MN HESHUYSEN, Raad inde Vroedjchap , en Burgemeester der fiad Haarlem , den 5. February 1765. JEAN GYSBERTO DECKER , Schepen en Raad der Jtad Haarlem , den 21. Mey 17 66. Mr.  ( xv i: ) Mr. ABRAHAM CALKÖEPÏ, Heer tan Ko'tenboef, enz- enz. den 21. Mey 1772. Mr. JAN van LOON, Oud - Secretaris der fiad Amfierdam , enz. enz. den 21. Mey 177*. Mr. RÜTGERUS PALUDANUS, Burgemeester en Raad in de Vroedjchap der (lad Alkmaar , enz. enz. den 21. Mey 1772. Mr. CORNELIS van LENNEP , Schepen en Raad, enz. enz. te Amjterdam , den al, Mey 1772. Mr. PIETER van BLEISWYK , Raadper.fi naris en Groot- Zegelbewaarder van Holland en West-vriesland , Curator van 's Lands H oge Schoo 'e te Leyden, enz. enz. in 's Hage , den 24. Mey 1773. Mr. ZACHARIAS HENRIC ALEWYN, Heer van Mynden en de beide Loosdrccbten , Scb'pcn en Raad der (tad Amfierdam, enz. enz. den 34. Mey 1773. CORNELIS JACOB van deu LYN, enz. enz. te Amfierdam , den 24. Mey 1773. Mr ALEXANDER HIERONYMUS ROYER, Secretaris van Hun Edele Groot Mogendcn , enz. enz. den 22. Mey 1775. Mr. NI CO LA AS FAAS, Schepen en Raad der [lad Amfierdam, enz. enz. den 21. Mey 1776. Mr 10ACHIM FERDINAND de BEAUFORT, van D u 1 v e n d v k i , Raad der Domeinen van Zyne Do rluchtige H> gheid , Drost van Tsjelfiein , enz. enz. den 25. Mey 1776. Prins  Prins DEMETRIUS va* ÓAikTTZtiX, Geween Lxnaordin. hnvoye van haare R„ae Maieihit byhun hoog Mogende, den 2*. Mey TjTp " Mr JOACHIM REN170RP, tJéer «, War?WMf § Mey ™ llad ***** > «W5 «*. den »4 J Je lVJ * D TK ' A/W ?» de Vroedschap en Hoofd* der laatstgemelde Stad , enz. enz. den ar. IvJcy 1777* JO'IANNES MATTHIAS ROSS, Oud DircBcur van eengaten , enz. enz. den 21. Mey 1777. U- HERMAN GERLINGS , Schepen en Raad der •/taa Haarlem , enz. enz. den 2/. Mey 1778. CORNELIS PIETER Baron van LEYDEN Vryh r ^ ^ ^ ^ , Haarlem , den 21. Mey 1778. WILLEM ANNE LESTEVENON, Vryheer van Z:;:7:y%s7tpen *Raad derJiad Haarkm < J0^IR/FD/IK 5'0RVILLE. Schepen en Raad der Itad Amjterdam , den 21. Mey 1778. Mr ERNESTUS EBELING, Advocaat, enz. enz. te Amfierdam, den 21. Mey 1778. Mr.  £ XXIX ) Mr WILLEM EMMERY de PER PON CH ER de SEDLNITZKY , Heer van tVmpbaauidyk , geèligeerde'Raad in het Eefie Lid van hun EdelMogende*, de Hee>en Siaaten 'fLands van Utrecht, den 04, Mey 1778. GERLACH THEODORUS van der CAPELLEN, lieer van Schunauwe, befchreeven in het Lid van de Heei en Edelen en RidderJchappen 's Lands van Utrecht, den 21. Mey 1778. GERARD AARNOUD TAATS van AMERONGEN, Heer van Schalk wyk , bejchreeven w het Lid van de heeren Edelen en RidderJchappen 'f Lands van Utrecht, den bi. Mey 1778. FREDRIK CHRISTIAAN REYNHARD, Baron van Reede en Agrim , Graave van Jiblone , Vryheer van Amerongen , enz. enz. den 21. Mey 1779. Mr. C. vander HOOP, Gysbertsz. Schepen enz. enz, der (lad Amjterdam , den 21. Mey 1779- WILLEM ARNOLD ALTING , Gouverneur Generaal van Nederlanajch Indien , enz. enz. te Batavia, den üi. Mey 1779. IOHANNES JACOBUS GRAAN, Raad Extraordinair van Nederland,cb Indien , enz. enz. te Batavia , den bi. Mey 1779- ALBERT VERRYST, Medic. Doel. Schepen en Raad der [lad Gouda , enz. enz. den 22. Mey 1780. Mr F. H. van BERCK , Advocaat voor den Edelen Hove van Gelderland , enz. enz. te Arnhem , den 22. Mey 1780. Mr<  ( xxx ) Mr JAN PAREL GODIN, enz. enz. te Utrecht, den ai. Mey 1781. Mr FREDRIK WILLEM BOERS, Advocaat van de E. h. Oosttndijche Compagnie deezer Landen, enz. enz. te Amjterdam, der, 21. Mey 1782. Mr. JAN TEDING van BERKHOUT Schepen en Raad der fiad Haarlem, enz. enz. den 21 Mey 1783. Mr. PI-TER LEONARD van de KASTEELE Penjvmaris der gemelde Stad , enz. enz. den 21' Mey 1783. JACOB HOOF MAN, Koopman binnen de Stad Haarlem, den 21. Mey 1783. Mr. JOHAN BARON MEERMAN, Vryheer van Dalem , Bewindhebber der Oost-Indifche Compagnie ter Kamer Amfierdam, enz. enz. in 'sHage, den 21 Mey 17H3. Mr. JOHAN HETER vander HAAR, Secretaris der flexe s Hage , den 21. Mey 1783. Mr. CORNELIS ASCANIUS van SYPESTEYN Heer van Moer mom en l Lid van de Zeeuixfche en Keurvorftel. Saxfche Pbyficaalfcbe Maatfchappy en , den-ci- Mey 17G7. CORNELIS PLOOS van AMSTEL, Jacob Counelisz. , Direfteur van de Academie oer Teket.konst der fiad Amfierdam, enz. enz. d.n 24. Mey 1700* DIONYSIUS van de WYNPERlSE, A. L. M. Profesjor in de PhiloJ. Afiron. en Ma:befis , op de Hooge tchools te Leyden , den 22. Mey 1760. * * * a JEAN  C Xttvt ) JEAN HENRY van SWINDEN , Philofoph. Dottor en Profesfor , enz. enz. op bet lllufire Atheneum te Am/tefdam , den 22. Mey 1769. JOHANNES FLORENT. MARTINET. A. L. M. mhilofoph. Doctor , en Bedienaar des H. Euangeliums te Zuipben , den 22. Mey 1769. CHRISTIAAN BRUNINGS , In/peSeur Generaal der Rivieren van Holland en West- Vriesland, en Opziener van 'j Gemeenen - Lands Werken van Rhynland, enz. enz. op het buis Zwaanenburg , den 22. Mey 1769. JOHANNES FRANCISCUS CLEMENS MORAND, Ridder, Doctor en Profejf. in de Medicynen, enz. enz. te Parys, den 21. Mey 1770. A. BRUG MANS, Philofoph. £? Mathef. Profes/or Ordinar., op de Academie te Groningen, den 21. Mey 1770. ALLARDUS HULSHOFF , A. L. M. fcf Philofoph. Doftor , Leer aar der Doopsgezinden te Amfierdam , den 21. Mey 1770. AARNOUD VOSMAER , Directeur van het Kabinet van Zyne Doorluchtige Hoogb. den Heere Prince van Oranje , enz. enz. den 21. Mey 1770. MATTHIAS van GEUNS , Med. Doctor en Profesfor te Harderwyk , den 21. Mey 1770. BOUDEWYN TIEBOEL, Apothscar te Groningen, den 2j. Mey 177©. DAVID  ( xxxvii ) DAVID vam GESSCHER, Heelmeester, enz. enz. te Amfierdam , den 21. Mey 1770. M. ie Marquis de St. SIMON, den ai. Mey 1771. Mr. FREDERIK ADOLPH van der M A RCK , J U. D. Profesfor te Deventer , enz. enz. den 21. Mey 1771. EDUART SANDIFORT , Mei. Doet. Anat. £f Chir. Profesfor te Leyden , den ai'. Mey 1771. ENGELBERTUS MATTHiEUS ENGELBERTS , Bedienaar iet Heiligen Euangeliums te Hoorn, den ai. Mey 1771. ALEXANDER PETRUS NAHUYS , Medic. Doctor en Profesfor te Utrecht, den ar. Mey 1771. JOH. FRED. CLOSSIUS, Medic. Doctor in *s Hage, den ai. Mey 1771. IPYBO STEENSTRA, Philofoph. Doctor, Lettor in de Wis - Zeevaart ■ en Stemkunde , te Amfierdam , den ai. Mey 1771. IGEORG BRUGMANS, Med. Doctor, Burgemeester, enz. enz. te Dockum , den ah Mey 1772. P. BODDAERT , Medic. Doctor , Oud.Raai ier fiad VHsfingen , Lid van ver/cheiie Acaiemien, enz. enz. te Utrecht, den 21. Mey 1772. • 3 Mr.  C xxxvm ) Mr. HENRICUS JOHANNES ARNTZENÏUS, J U D. & Profesfor te Groningen , enz. enx,. den 31. Mey 1772. Mr GEKARDUS NICOLAUS MEEREENS, U.ü. Lid van de Arcaden te Komen, vun de academie van Coitone, vin Vlisjingen , en Correspondent van de Acaiemie aes Belles Lettres te Parys, enz. enz. te Groningen, den 21. Mey 1772. BENJAMIN CARRARD , Minijlre du St. Ev. a Oibe , Cantons de Berne £f Fribourg , en Suuje , den n. Mey 1772. FRANCOIS HEM STER HUIS , Cowmis van den Raad van StaaiQn , enz. enz. in \s liuge , d«.a 21. Mey 177a. JOHAN GOTTLOB WILHELVII, Predik te Diebfet in den Opper ■ Lausnits , Lid vin vefchiïde Maat* jebappym, enz enz den 21. Mey 1772. NICOLAUS LAURENTIUS BURMANNUS , Med. Doctor en liotan Proftijor, enz. enz. te Amjterdam t den 24. Mey 1773. PETER JONAS BERGIUS , Profesfor füjior. Natur. &c. &c. te Stokbolm , den 24. M.y 177 0. JOHANN ESAIAS SILBERSCHLAG , K»ninghh Pruisfifcbe Opper ■ Confijtoriaalraau en Opp^r - Bouwraad , Directeur der Reaal - Schoo'e , te>fte Predikant , en Lid van de Kminglyke Bnv.sfiji.be \laatfebappye der Weetenfcbappcn te Berlin , enz. enz. den 24. Mey 1773. N. J.  N. J- de NECKER, Botanicus', en Hifloriographus van Zyne Keurvorstl. Doorluchtigheid van de Paltz , Ürdin. Lid van Hoogst • derzelver Academie te Maphehn , enz. enz. den 24. Mey 1773. UÜ10 WILLIAMSON, Medic. Doiïor; en Profesfor te Pbiladelphia , enz. enz. den 24. Mey 1773. GEORGE WILLEM STEIN , Hof medicus van Zyne Doorluchtigheid, den Heere Landgraif van Hesfenkafel enz. enz. te Kasfel, den 24. Mey 1773. WOLTER FORSTEN VERSCHUUR, Med. Dtclor en Profesfor te Groningen, den 25. Mey 1774. J. F. W. JERUSALEM, Viceprcefident van 't Confi'1. en Abt van Riddagshauzen, enz. enz. te Brunswyk , den 22. Mey 1775. JOH. THEOD. ROSSYN , A. L. M. PhiloJ. Doctor , Philofoph. fc? Mathef. Prqfesjor te Utrecht, enz. enz. den 32. Mey 1775. ANTONY PORTAL , Leer aar der Geneeskunde van de Hooge Schoole te Montpeliier , van het Koninglyke Genootfchap der Weetenfchappen , en Voorleezer der Ontleedkunde , enz. enz. den 22. Mey 1775. .... LOUIS , Secretaire de V'Academie de Chirurgie , £fc. 6fc. ó Paris , den 22. Mey 1775. IMAN JACOB van den BOSCH, Medic. Doclor in'sHagc, den 22. Mey 1775. * 4 ADQL-  ADOLPHÜS YPEY. A. L. M. Philof. en Medicina Dottor , en Botanicus Lettor, enz. enz. te Franeker den 22. Mey 1775. JACOBUS ROCQUETTE , Medic. Dottor, en Lrttrr in de Anatomie , Cbirwgie en Vroedkunde , enz. enz, te Haarlem , den 22. Mey 1775. JOH. FREO. MIEG , Profesfor op de Academie, enz. te Hetdelberg , den 22. Mey 1775. C. HOEFMAN, Jansz. Meikina Dottor, en Lector in de Vroedkunde , enz. enz. te Alkmaar , den 22. Mey 1775. JOHANNES LUBLINK , Diretteur der Maatfchappye tot redding van Drenkelingen , enz. enz. te Amjterdam, den 22. Mey 1775. JOHANNES MUNNIKHOF, Cbimrgyn, enz. enz. te Amfierdam , den 22. Mey 1775. FLORENTIUS VERóTER , Mei. Dóttor in's Bofch, den 21. Mey 1776. GA DSO COOPMANS , Profesfor te Franeker, enz. enz. den 21 Mey 1776. J. de VRfES , Anat. fc? Chirurg. Lettor te Leeuwaarden , den 21. Mey 1776. . . . . MICHAIN, A tronome de la Marine de Franse, den ut. Mey 1776. H. J. COLLIN, Confeiller Imp Royal a la Regence de la Basje Autriche , &? Phyficien de P Hopital Pazmannien a Vienne , den 21. Mey J77& MAR-  ( x" ) MARTINUS van MA RUM, A. L M. Philofoph. ê? Medicina Dotlor , Pbyfices Mathefeos Lector , Directeur van het Kabinet der Natuurlyke Zeldzaamheden deezer Maatjcbappye , enz. enz. te Haar-* lem y den ai. Mey 1776. JERONIMO de BOSCH, Jcronimt'sz. Eerfle Clercq ter Sccretarye te Amfierdam , den 21. Mey 1776. EVERARD PIETER SWAGERMAN , Chirurgyn te Amjterdam , den 2J. Mey 1776. M. MORE AU , Confeillcr a la Cour des Aides de Provence , Hifioriographe de France, a Paris , den 21. Mey 1777. Mr. M. TYDEMAN , J. ü. D. & Profesfor op de Hooge Schoole te Utrecht, den ai. Mey 1777. NIC. WILH. SCHROEDER, Profesfor in de Voste'febe Laaien en Antiquiteiten , te Groningon , den 21. Mey 1777. G. J. BEUTH , Med. Dotlor, Profesfor artis Obfietr. te Cleve, den 21. Mey 1777. Mr. WILLEM HENDRIK van HASSELT-, te Zutphen', den 21. Mey 1777. FERDINAND de JEAN, Medic. Doctor te Leyden, den au Mey 1777. AGGE ROSKAM KOOL, Koopman in de Beverwyk, enz. enz. den ai. Mey 1777. * * * 5 MEL*  C xur ) MELCHIOR HURTER , toen te Amfierdam , thans isaonende te ócbafhaujen , den 21. Mey 1778. . . . . AC HARD, Lid van de Koninglyke Academie te Berlm , den 21. Mey 1778. J. BALLEXSERD , Burger van Geneve, vooonendete Pary\ , den 21. Mey 1778. JEAN S <: N E BIE R , Mini [Ir e du Saint Evangih fc? 'l.b'hthecaire de la Vtlle de Geneve , den 21' Mey 1778. DIRK vau den BOSCH , Schepen der ftad Tsfelfiein enz. enz. den 21. Mey 1779. ' CHRI TOPHORUS SAXE , A. L. M. &f Philofoph. Dociar , Antiq. Human. Lht ProfesJ. op ae Hooge Schuole te Utrecht , den 21. Mey 1779. JACOBUS de RHOER, Jacobi Fil. Ehqu. rjf Ling. Gr. Prof. Ordtn. te Groningen, den 21. Mey 1779. Mr. CORNELIS W. de RHOER, J. U. D. Hiftor. liloq. &f Ling. Gr. Prof. Ordinar. te Harderwyk den 21. Mey 1779. Mr. HERMANNUS TOLLIUS, J. U. D. Hifi. Eloq. &c.&c Prof. op het Ilhiflre Atheneemn te Amfberdam, den 21. Mey 1779. ADAM SMITH, Profesjor te Glaskow , den 21. Mey 1779. JONA WILLEM te WATER, Profesfor enz. enz. te Leyden , den 21. Mey 1779. PETRUS  ( 5u.iu ) PETRUS NICOLAUS LOTICH1US , Medic. Dottor te Nymegcn , den ai. Mey 1779. PIETER MATTHYS NIELEN , Medicina Doiïot te Utrecht, den 21. Mey 1779. CERH GYSB. ten HAAFF , Med. Doctor enz. enz. te Rotter aam , den »f. Mey 1779. ANTOINE GEORG ECKHART, Lid van de Kemnglyke Londenjche Sociëteit, den 21. Mey 1779. JOHANNES HOOYMAN, Luter/chPredikant te Batavia, den ai Mey 1779. JOANNES RUNNELS , A- L. M. fcf PbiloJ. Dotter op St. Eu/tacbius, den 21. Mey 1779» ANDREAS BONN , Med. Dotter , Anat. fcf Chirurg. Pr„fesfor aan het üluflre At henaam , enz. enz. te Amjterdam, den 22. Mey 1780. FREDERIK CHRISTIAAN MEUSCHEN, Legations - Raad van verjcheiden Duii/che Vorfien , en Lid van verfcheide Cenootjchappen, den 2a, Mey 1780. CHRISTIAAN ROSE , A. L. M. Philofoph. & Med. Doctor, Oud-Commandeur van jfafanapatnam, enz. enz. den 2a. Mey 1780. Mr. PIETER PAULUS , Fiscaal van de Admiraliteit op ae Maze, den 22. Mey 1780. MARTINUS HOUTTUYN , Medic. Doctor enz. enz. te Amjterdam , den 21. Mey 1780. LAU"  C xliv ) LAÜRENTIUS MEYER , Predikt te Twyzel en Koeten m Friesland , den 22. Mey ,78o J FRANCOIS WILLEM de MONCHY , Med. Doctor enz. enz. te Rotterdam, den »k Mey 1780. j. W. C. A. BARON van HUPSCH , ^ van ver- CASI V1IR CHRISTOPH SCHMIEDEL, M. D Ce- keime Hof Raad en Eer [ie Arcbiater van Zyne Door- den"?/ Mef %™* BrandenbuTê AnfVach enz. enz. CAROLÜS PETRUS THUNBERG , Medic. Dofte en Pr.fefor op de Hooge Schoule enz. enz. te bpjal, den si. Mey 1781. m ' JACOBUS GUMMER, Medic. Doctor, en Arcbiater van het Landfchap Drenthe , te Groningen , den 21. Mey 1781. 5 ' JOSEPHUS BENKO, Predikant te Kozep-Ajte tn Zevenbergen , den 21. Mey 1781. BERNARD KEUN , Predikant in de Gereformeerde hemeente te Smyrna , den 21. Mey 1781. te Amfierdam , 'den ar. Mey 1781. h^üs van DYL, te Amfierdam, den 2r. MAR-  1 ( xlv ) MARCUS ELEASAR BLOCK, Medic. Doctor, enz, teBerlyn, den ai. Mey 1780. <«' De Abt TOALDO , Profesfor in de Aflronomie , e?J2. £■«2. tePadoua , den 21. Mey 1782. ALEXANDER de VOLTA, ProfesforPhyficesErpertmentalis &c. &c. te Pavia, den Hl Mey 1782. ABRAHAM ARENT vander MEERSCH , Profes' f ,r in de Heilige Godgeleerdheid en Kerkelyke Gefcbiedenifen onder de Remonflranten enz. enz. te Amfter* - dam , den 21. Mey 1782. NICOLAAS PARADYS , Profesfor enz. enz. te Leyleü , den 21. Mey 1782. MEINARD SIMON du PUI, Medic. Doctor, Anat. Chirurg. &f Ants Obftetr. Lector , &c. &c. te Kampen , den it. Mey 1782. AORIAAN PA ATS va» TROOST WYK , Koopman, enz. enz. te Amfierdam , den 21. Mey 1782. RUD. FORSTEN, Medic. Doctor en Profesfor te Harderwyk , den 21. Mey 1783. JAN RUD. DEIMAN , Med. Doctor te Amfierdam , den 21. Mey 1783. HENDR NIC. la CLÉ, Koopman en Secretaris van de Weeskamer te Batavia , den 21. Mey 1783. JACOB CASPER METZLAR, oud Pred. te Batavia, Pred.te Beufecom, den 21. Mey 1783. M. BU-  C xLvr ) M. BUCHOZ, Medecin de Monfr. Frere du Roy h Paris, den 21. Mey M. BAlLL Y , Garde des lableaux du Roy h Paris , den 21. Mey 1783. PHIL1PPE ROSE ROÜME de St. LAUREN1Y den 21. Mey. 1783. JOHANNES SAMUEL CREUTZ, A. L M. Pbihf. Doctor , en Directeur der Werken van de fiad Amflerdam , den 21. Mey 1783. JAN LUCAS van der. TOOREN , Notaris en Procureur te Alkmaar , den 21. Mey 1783. CORNELIS ZILLESEN , Hoofdgaarder der befchreevene Middelen over de Stad en Re sjor te van Schiedam , den 31. Mey 1783. PETRUS THEODORUS COUPERUS, Predik der Hervormde Gemeente te Gouda, den 21. Mey 1784. Mr. ADRIAAN WITTERT van BLOEMENDAAL, enz. enz. in de Beverwyk, den 21. Mey 1784. JOHANNES WILLEMSE, Gz. Stads Doctor te Haarlem , den 21. Mey 1784. JOANNES GEORGIUS BUSCH, Profesfor in de Mathefis te Hamburg , den 21. Mey11784. Ji H. de MAGELLAN, te Londen,, den ai;Mey! FLORI&JACOB VOLTELEN, Medic. Doctor, ejusdemque Facuh £s? Ctoem. P'ofesjor op de HoogeSchoole te Leyden, den 21. Mey 1784. J.C.  ( 1CLVB J ; J. C KLOCKNER, iWMfc. Doffor , DireStew i'Analogie, fcf comment le Pbilofophe doit tl s''en Jcrvir dans la Recherche des VéritSi Phyfiques & Morales ? XXII. Deel. A   Blaiz. 3 ANTWOORD OP DE V R A A GE: Welken zyn de Gronden en Kenmerken van de Analogi3 ? En hoe betaamt het eenen Wysgeer zich daarvan te bedienen by het onderzoek der PhyGfche en Moreele Waarheden* I. Gronden en Kentekenen der Analogie. Gevolgen. 9 T~~"V zyn alleen twee Middelen, omnaauvvkeurig het denkbeeld te bepaalen , het geen riien hegten moet aan een- woord, het welk men reeds zeer lang gebruikt heeft 9 zonder deszelvs waaren zin te doorgronden. & igmfication de cette comparaifon ; ou recourir h l etymologie & a Ia discuffion. Le premier de ces Moyens feroit inpraticable par fa rrSr' daDS 13 r£cherche We nous nouspropo?ons; il feroit encore peu für parceque les écrivains méme les Plus exafts, attachent fouventdes idéés trés■ differentes 1'ufage"10^ convention, ni 1'autorité , n'ont fixé Recourons donc a 1'étymologie & a Ia discuffion. Lc  over de ANALOGIE, enz. 5 Het woord Analogie is uit twee Griekfche woorden zamengefteld, waar van het eene duidelyk iets aanduid , dat tot het verftand of de reden behoord , en het ander een zoort van over 'shandfch verband tusfchen twee Onderwerpen. Dit geeft gelegenheid om te denken, dat 'er eene Analogie is, alom waar men een verband of gelykheid ziet, die tot de Reden behoord , of van het verftand kan begreepen worden. De zin, welke de Meetkunde de naauwkeurigfte der Wetenfchappen aan het woord Analogie hegt, fchynt deze gisfing te ftaven. Twee redenen maaken eene Analogie, wanneer zy gelyk zyn; deze gelykheid nu kan niet begreepen worden , dan door de reden , of het verftand. Verder is het blykbaar, dat Analogie in dit geval juist gelykheid van twee redenen aantoond. Om Le mot Analogie eft compofé de deux mots Grecs , dont 1'un fignifie manifeftement quelque chofe qui tient a Ia raifon , a l'intelleór; 1'autre une efpece de liaifon , de réciprocité entre deux objets. Cela fait foupconner que 1'Analogie fe trouve par-tout oh fe trouve une liaiion, une reflemblance du reffort de la raifon , ou perceptible a TintelIecL Le fens attaché en Géométrie la plus exa&e des fciences au mot Analogie, paroit confirmer ce foupcon. Deux raifons font une Analogie lorsqu'eües font cgales ; or cette égalité ne peut s'appercevoir que par la raifon , ou par 1'entendement. D'ailleurs il eft clair qa' Analogie fignifie cxaftemcat ici; égalité dc raifons. A 3 Pour  I {> ANTWOORD o? de VRAAGE Om het obfcurus fio van Horatitjs te vermyden , moet ik wat wydloopig zyn , omtrent het geen ik , gelykenis of overeenkomst in het algemeen noem ; en de gelykenis of overeenkomst die tot de reden behoord, of door het vernuft kan begreepen worden, in het byzonder. De Menfch is vatbaar voor gewaarwordingen cn aandoeningen. Ik noem aandoeningen QSenfatten} alle wyzingen {modificatie») der ziele, die middelyk of onmiddelyk door de zinnen veroorzaakt worden. Gewaarwordingen noem ik alle modifjcatiéh der ziel, die noch middelyk noch onmiddelyk door de zinnen voortgebragt worden , fchoon dezelve hen dikwyis tot geleiders ftrekken. Ik zie dus het azuur des Hemels , myh ziel heeft dan eene aandoening van Blaauw, door mid- Pour éviter Y obfcurus fio d'Ho race, il faue rn'étendre un peu farce que j'eppelle reffemblance en générl,. & icOemblance du reflbrt de la raifon , ou perceptible èl'intellect en parnculier. P Homme eft fufceptible de fenfations & de perceptions» J'appeHe Senfarion toute modification de 1'ame produite directernent ou indireflement par les fens. Proauice Et Perception toute modification de 1'ame qui n'eft nroduite direftement pi indireeïement par lesf?ns, quoK fouvent ceui-ci lui fervent de véhicule. lluoique iation du bleu produue immédiatement par les fens. Jc lis.  over de ANALOGIE , enz. 7 middel myner zinnen. Ik lees , of hoor eene onregtvaardige daad vernaaien , dan heeft myn ziel een begrip van onregt; in dit laatfte geval is het oog of het oor als een geleider tot myn begrip , maar het heeft het zelve noch middelyk, noch onmiddelyk voortgebragt , want zeker hebben noch myn Gezigt, noch myn Gehoor , my een denkbeeld van onregt konnen geeven , even min, als alle mogelyke redeneeringen , my een aandoening van blaauw konnen verfchaffen, zonder myn gezichts zin. De aandoeningen konnen elkander gelyken , even als de gewaarwordingen. De eerlle dezer gelykenisfen of overeenkomften , noem ik Natuurkundige gelykenis , wyl zy op het Natuurkundige , of vermoogen der gewaarwording van den Menfch werkt. De.tweede noem ik Zedekundige gelykenis of overeenkomst, wyl lis, ou j'entends raconter une attion injufte , & mon ame a la perceprion de 1'injufte ; dans ce dernier cas le fens de la vue , ou celui de l'ouïe a fervi de véhicule a ma nerception , mais ne 1'a produite direftement ni indireflément ; a coup für ce n'eft ni ma vue ni mon ouie , qui m'onc donnée l'idée de l'mjultice, tont comme tous les raifonnements du monde ne m'auroient jamais caule ia fenfation du bleu, fans le fens de Ia vue. Les Senfations peuvent fe reflembler entr'elles , ainQ que les Perceptions. La première de ces relTemb ances eft ce que i'appelle rejfemblance Phyjique, parerqu elle aaic fur le Phvlique ou fur la faculté fenfuive de I Iromme 1 .a feeonde je I'appelle rejfemblance Marais, parecqude arA 4 recte  3 ANTWOORD op ce VRAAGE zy op. te Zedelyke of de redelyke vermoeens van den Menfch betrekkelyk is en dTe fS fte is het , welke ik hier voor meldde neer ik van eene overeenkomst fprak , die rot de Reden behoord , en door het verftand kan begreepen worden. Alle gelykenis of overeenkomst loopt uit op eene gelykheid van aandoeningen, of gewaad wordingen. Het afbeeldfel van een Menfch gelykt hem wanneer de trekken, het coloriet, en de geheele houding van het tafereel dezelve uitwerking op het Gezigt doen , als het oriri ift 1etMeifh ** > die tóÖ M ■ te zepn : dat zy aan de ziel dezelve Sezigtsaandoenmg mededeelcn. De wyzen van tfrZ T ^ Menfchen ^ken ell^der , wanneer die twee perzoonen , in dezelve gelegcndhcden gevoelens toonen , die aan de ziel dezelve gewaarwording mededeelen. Maar caufent a 1'ame la même fenfac?on iöe. Les faroS de tómf" deu?Perr°"n« fërelTemblent, IoV%u \dS- V0?r§eMde v™g , denk ik door Grondbegmzelen te moeten verflaan dat geene dat eigentlyk de Analogie uitmaakt, of dezelve m£SlerSPl°ye 16 And(&'* & fes ^rivés de deuX di^S;6.^ VAml0gle entrC dGUX ob^s • « M On conclut par Analogie ou analogiauement. Trouver de Y Analogie entre deux bjets , découvrir qu di font , ce fera donc découvrir en eux oaï leur comparaifon , quelque identité. P r Et conclure par Analogie, ou analogiauement, ce fera conclure en vertu de quelque identité. ' PrSJ^ST Pa°P°fée je Crois devoir ente^re par ^r,n"P« ce qui conftitue propremenc YAnalogie, «u lui ferc  over de ANALOGIE, enz. 15 ve ten grondfteun verftrekt; en door Kenteekenen de Teekenen , -uit welke men dezelven kennen kan ; dat is te zeggen : dat men niet alleen moet onderfcheiden , of het geen men ons voor eene Analogie opgeeft , 'er waarlyk eene zy ; maar dat men ook moet ontdekken , of dezelve plaats kan hebben tusfchen twee gegeeven onderwerpen. Ik zal dan zeggen, dat de Gronden der Analogie beftaan : 1. Uit de vergelyking der twee Onderwerpen. 2. Uit eene of meer eenzelvigheden, die uit deze vergelyking voortvloeien. En deszelvs Kenteekenen ; 1. In fert de fondement* , & par CaraSteres les marqués, ausquelles on peut la reconnoitre; c'eft a-dire : non feulement diftinguer fi ce qu'on nous offre comme une Analogie en eft une effeclivement , maïs encore découvrir fi elle peut avoir lieu entre deux objets donnés. Je dirai donc que les Principes de YAnalogie font: 1. La comparaifon de deux objets. 2. Une ou p'ufieurs identités, qui refultenc de eet* te comparaifon. Et fes CaraSteres: j. De  16 ANTWOORD op de VRAAGE ,i. In de noodzaakelyke onderftelling eener vergelyking der twee voorwerpen, zo wel als 2. Eene of meer eenzelvigheden tusfchen die twee voorwerpen. 3. Dat zy derhalven eenig en alleen onder het gebied der Reden ftaat. Laaten wy nu onderzoeken, of deeze grondbeginzelen en kenteekenen pasfen op het geen wy onloochenbaar Analogie noemen. De Wiskunftenaar zegt: Twee gelykheden zyn analogijch, of maaken een Analogie. De gronden van deze Analogie zyn wel: r. de vergalyking der tweeheden. 2. De eenzelvigheid hunner Exponenten, welke uit die vergelyking voortvloeid. De 1. De fuppofer néceïïairement Ia comparaifon des deux objets , ainfi que 2. Une ou plufieurs identités entre ces deux objets. r 3. D'être par conféquent du refiört de la feule raifon , ou du feul intellect. Examinons maintenant fi ces Principes & ces Caraéteres conviennent a ce qu'on appelle inconteftablement des Analooies. Le Mathématicien dit: deux raifons égales forment une Analogie , ou font analogues. Les Principes de cette Analogie font bien : r. Ia comparaifon des deux raifons ; 2. L'identité d'expofans qui réfulte de cette comparaifon. Les  róvER de ANALOGIE , enz. 17 De hoedanigheden van deze Analogie zyn : 1. de noodzakelyke onderftelling van de vergelyking der tweeheden, zo wel als de 2. eenzelvigheid {[identiteit) der Exponenten. 3. Dat zy& alleen onder het verftand vallen ; inderdaad de denkbeelden van reden en gelykheid worden noch middelyk , noch onmiddelyk uit de Zintuigen gebooren. Men vraage aan een Wysgeer, wat de Hollanders , de Duitfchers , de Engel/eken , de Itaüaanen , enz. heeft konnen beweegen , om het onderfte gedeelte van een Berg zyn voet te noemen? De Wysgeer zal antwoorden : oe , Analogie, die 'er is tusfchen den voet van een I Berg , en die van een Menfch. Deze Analogie grond zich 1. op de vergelyking van den Berg en den Menfch. 2. Op de Les Caracteres de cette Analogie font: t. de fuppofer fbn des deux raifons , ainfi que , 2. 1'identité des expofants ; %. d'être umquement du res. fort de 1' intellect; certainement les idéés de radon , & d'cgalité ne font produites ni directement ni indireeïement l par les fens. On demande au Philofophe , ce qui a pu engager les : Frangois , les Hollandois , les Allemands , les Anglois, les I Jtaliens &c. a nommer la partie inférieure d'une montagne I fon pied , le Philofophe répond : YAnalog.it qui fe trouve entre le pied d'une montagne & celui de 1'homme. Cette Analogie fe fonde : 1. fur la comparaifon de la XXII. Deel. B mon~  ïS ANTWOORD op de VRAAGE de eenzelvigheid van het gebruik des voets van den Berg , en dien van den Menfch , wyl de eene en andere eveneens diend om zwaare ligchaamen , fchoon zeer verfchillende, van welke zy gedeelten zyn , te onderfteunen. Deze Analogie heeft tot kenteeken : i. de noodzakelyke onderftelling der vergelyking van den voet van den Berg , met dien vanÖ een Menfch ; en dus ook i. de eenzelvigheid van het gebruik van die twee onderfte deelen. 3. Dat zy zich alleen aan de reden of het verftand openbaard. Hier is het zintuig van het gezigt de geleider tot deze eenzelvigheid , want men ziet, dat de Berg en de Menfch beiden op hunnen voet fteunen. De Natuurkenner vind eene Analogie tusfchen het Yzer en den Zeilfteen. Deze montagne & de 1'homme ; 2. fur 1'identité d'ufage du pied de ia montagne & de celui de 1'homme, 1'un & 1'autre fer« vant également a foutenir les mallas li diiférentes, dont ils font partie. Cette Analogie a pour Carattere : r. de fuppofer nécesfairement la comparaifon du pied de la montagne & de ce-> lui de 1'homme, ainfi que 2. 1'dcntité d'ufage de ces deux parties inférieures. 3. De ne frapper que la raifon ou Tin-. tel!ec> lei le fens dc la vue fert de véhicule è cette identité , car on voit que la montagne & 1'homme pafent Tune & Tautre fur leur pied. ., Phyficien trouve de P Analogie entre le Fer & t Aimant. Cette  over de ANALOGIE , enz. i9 Deze Analogie geeft |. de vergelyking der twee onderwerpen; 2. verfcheide eenzelvigheden , die 'er uit ontftaan, te weeten : eenzelvigheid van aantrekking , wyl zy beiden elkander onderling aantrekken; eenzelvigheid van rigting (directie) , wyl de Zeilfteen zich na het Noorden rigt, en het yzer, aan den Zeilfteen geftreeken, of door een yzer gewreeven, dezelve eigenfehap verkrygt: eenzelvigheid van mededeeling , dewyl het yzer en de Zeilfteen beide de eigenfehap hebben van een ander Huk yzer zeilfteenkrachtig te maaken , enz. De Kenteekenen van deeze Analogie zyn : 1. de noodzakelyke onderftelling der vergelyking van den Zeilfteen en het Yzer , als ook 2. verfcheide eenzelvigheden (Identiteiten ) , uit deze vergelyking ontftaande ; 3. dat zy alleen tot hec verftand behoord , want het Zintuig Cette Analogie prérente 1. la comparaifon des deux objets ; 1. plufieurs identités qui en réfultent, a feavoir: identité d'attraöion , tous les deux s'attirant réciproquement : identité de dirèftion , 1'aimant tournant naturellement vers le Nord , & le fer, frottë avec de 1'aimant ou avec du fer, acquérant cette même propriété: identité de communication i puisque 1'aimant & le fer ont ég;ilement la propriété d'aimanter un autre morceau de fer, &c. Les Caradteres de cette Analogie font: t. de fuppofer néceflairement la comparaifon de 1'aimant & du fer, amh que 1. plufieurs identés réfultant de cette comparaifon : 3. d'être uniquement du reüort de PjnteHeSt, car le fens  ao ANTWOORD op de VRAAGE tuig van het gezigt dient tot geleider der denkbeelden van aantrekking, richting , mededeeling; maar het is zeer zeker, dat zy niet voortgebragt zyn door het gezigt. De beroemde Saunderson kende de kragten , die dan het Yzer en aan den Zeilfteen gemeen zyn, fchoon hy blindgebooren was. Eindelyk, om niet langwylig te zyn , de Letterkundige zegt, dat de byvoegende woorden , driftig en genegen , door Analogie afgeleid zyn van de zelfftandige , drift en genegendheid. Deze Analogie heeft tot grondbeginzelen : i. de vergelyking der twee byvoegende (adjeftiva) woorden; 2. de eenzelvigheid der uitgangen van die twee byvoegende woorden ; en tot hoedanigheden : 1. de noodzakelyke onderftelling de Ia vue fat lieu de véhicule aux idéés d'attradbon, de direftion, de communication , mais elies ne font très-certainement pas produites par la vue. L'illuftre Saunderson n'ignoroit pas les vertus communes è 1'aimant & au fer , cc il étoit aveugle né. Enfin, car il faut fe borner, le Grammairien dit que les adjettifs pasfionné & affeótionné dérivent analoeiquement de leurs fubftantifs pasüon & affeélion. Cette Analogie a pour principes: 1. Ia comparaifon des deux adjecWs, 2. 1'identité de terminaifon de ces deux adjethfs; & pour Carafteres : 1. de fuppofer nécefTaire- ment  over de ANALOGIE, enz. ai ftelling der vergelyking van de twee byvoegende woorden met de twee zelvftandige : als ook : 2. de eenzelvigheid der uitgang {[terminatie), of liever der vorming ^formatie) ; 3. dat zy zeker tot het verftand behoord. De voornaamfte gebruiken , welke men van de Analogie maakt, komen dus overeen met de grondbeginzelen en kenteekenen , die aan dezelve toegevoegd , en uit de woordafleiding {Etymologie) afgeleid zyn. Laaten wy nu tot eenige gevolgen overgaan. Telkens wanneer men \ om te ontdekken , of twee natuurkundige voorwerpen eene gelykenis of Analogie hebben , verpligt is om dezelve niet alleen met behulp der zintuigen te onderzoeken , maar men ook het algemeene denkbeeld , dat men zich van die voorwerpen maakt, ment la comparaifon des deux adjeclifs entr'eux, & avec leur fubftantifs ainfi que 2. 1'identité de terminaifon , ou plutót de formation : 3. 'd'être a coup für du reflbrt de 1' intellecL Les principaux ufages que 1'on fait de l'Analogie , s'accordent donc avec les Principes & les Cara&eres asfignés & déduits de 1' Etymologie & de la discuslion. PaiTons è quelques conféquences. Toutes les fois que pour découvrir fi deux objets Phyfiques ont de' la rtjfcnmance ou de YAnahgie on eft obligé, non feulement de les examiner a 1'aide des fens, mais encore d'avoir recours a 1'idéc générale qu'on fe fait de ces 15 3 objets,  »a ANTWOORD op de VRAAGE maakt, moet te hulp roepen , is 'er tusfchen hen geen gelykenis , maar eene Analogie , dewyl men tot eene eenzelvigheid (Identiteit) koomt. . Een Menfch en een Paard gelyken zich onderling niet, maar men heeft eene Analogie, dewyl men zich tot algemeene denkbeelden moet wenden van een redelyk en een onredelyk Dier , om te zien wat aan beiden gemeen is. Zegt men ook niet , dat twee Menfchen, fchoon geheel verfchillende, zich onderling gelyken , in zo ver zy beide menfchen zyn , om dat zy , dus befchouwd, beide het algemeene denkbeeld van Menfch aan de ziel mededeelen ? De Natuurkundige gelykenis , insgelyks de vergelyking van ten minften twee voorwerpen vereisfchende , om eene gelykheid te ontdekken ; dat is te zeggen t twee zaaken , die bekwaam objets, il regne entr'eux , non de la reljemblance mais de i Analogie, puisqu'on en revient a une identité. Un Homme «Sc un Cheval ne fe reffemblent pas, mais ont de YAjfkSLh P^cequ'il faut avoir recours aux idéés générales o Ammal raifonnable , & d'Ammal non raifonnable , pour trouver ce qu'ils ont de commun. Auffi nedit-on pasque deux hommes entièrement diflemblables, fe refTemc if" taPC qu'lls font tousdeux hommes, parceque, confidéres de cette maniere, ils portent tous deux èTespnt hdee générale d'horame. La resfemblance Pbyfique exigeant auffi ia comparaifon ce deux objets au moins, pour y découvrir une éealité quelconque; ceft-a-dire; deux chofes capables decau- fer  ovES de ANALOGIE, enz. 23 kwaam zyn, om dezelve aandoening te verwekken , is voor de Zintuigen juist het geen de Anahgie voor het verftand is ? Of anders : de Analogie is niets anders dan de Zedelyke vergelyking. Verder , indien men agt flaat op debeteekenis , die men meestal aan de woorden van overeenkomst, gelykheid en betrekking hegt, zal men zien , dat zy byna altoos meer eene Zedekundige gelykheid aantoonen, dan eene Natuurkundige , en dus in de Analogie uitloopen. Een naauwkeurig Wysgeer , moest derhalven nooit het woord gelykenis gebruiken , dan m het Natuurkundige , en de woorden Analogie, overeenkomst , gelykheid , betrekking , in het Zedekundige. Door dit middel zoude het woord zelv , dat hy gebruikt, ten eerften aanduiden , of hy van de zinnelyke gewaarwordingen , dan van de begrippen fpreekt. De fer la même fenfation , la resfemblance Pbyfique eft aux fens , précifement ce que VAnalogie eft è 'mtellett: ou encore : \'Analogie n'eft autre chofe que te resfemolancs Morale. De plus, fi 1'on fait attention a la fignifacation , que 1'on donne le plus fouvent aux mots conformite, rapport, rêlation, on verra que presque toujours lis marquent une resfemblance Morale plutót que Pbyfique , & reviennent par conféquent a VAnaloge. Le Philofophe exaft ne devrok donc jamais employer le mot resfemblance qu au Phyfique, & les mots Analogie, conformité, rapport, rêlation , au Moral. Par ce rcoyen le mot même qu il cmploieroit , indiqueroit d'abord sMl parle de fenfations ou de perceptions. B 4 La  £4 ANTWOORD op de VRAAGE Dc gelykfftis in het Natuurkundige het zelve zynde wat de Analogie in het Zedekundige is, zal men zo wel door gelykenis als door Analogie konnen belluiten. Men heelt tot nu toe deze twee wyzen van belluiten met eikanderen verward. Wy zullen 'er in het vervolg voorbeelden van zien ; intusfchen zal het noch onnuttig , noch overvloedig zyn , aantemerken ; dat men met eenige veranderingen de Gronden en Kenteekenen der Analogie op de gelykenis kan toepasfen, en zeggen : De Gronden der gelykenis zyn: 1. De vergelyking van twee Natuurkundige onderwerpen, 2. Eene of meer gelykheden, die vatbaar zyn voor de zinnen, §n uit die vergelyking ontltaan. En La resfemblance étant au Pbyfique ce que VAnalogie eft au Moral, on.pouna conclure par res/emblanc, . comme par Analogie : jusqua préfem on a confondu ces deux for- tes de conclufion. fVous en renconcrerons des exemples dans Ia fince ; en attendanc il ne fera ni inutile ni fuperflu de remarquer , qu'on peut appliquer avec quelques alté- vTniJ 1 re/emblan" 'es Principes me & 1'app'jcation de deux raifonnements, mais non entre les deux fujets, au*quels on applique ces deux raifonnements , a moins que ces fujets ne foieut auiïï intellefïuels. Et s'i! regne une Analogie parfaite entre la forme & 1'applicanon de deux raifonnements , cette Analogie eft identité, & par conféquent une de ces manieres de~ raifonner ne fcauroit êrre bonne & concluantc fans que 1'autre ne le foit auffi, C'eft XXIL DesL C paf  34 ANTWOORD op de VRAAGE is door middel van een verward begrip van dit grondbeginzel , dat noch niet verklaard is, dat een Leerling in de Redeneerkunde verzekerd is van wel geredeneerd te hebben , wanneer hy de wyze van de fluitreden wel toegepast heeft, of wanneer hy dezelve wyze van redeneeren op eenig ander onderwerp overbrengt, dan dat het geen zyn Meester hem ten voorbeelde gegeeven heeft. Het is ook op dezen fchoon bedekten grond , en op dien, op welke men alle de onderwerpen, die elkander volkomen gelyk zyn , kan verwisfelen , dat de Meetkunftenaar fteund , wanneer hy, om een voorlid zo veel te duidelyker te betoogen , hy zyne betooging ftaaft en toepast op eene figuur ; want het is klaarblykelyk , dat, indien hy niet voor toegeflaan nam , en indien men hem konde betwisten , dat het zelve betoog waar bleef, fchoon op eene andere figuur toegepast, die in betrekking par un fentiment confus de ce principe non développé encore, qu'un apprentif logicien eft für d'avoir bien raTonne lorsqu'i! a ciaftcmenc appliqué la forme de Syllogisme, ou lorsquM a> employé la même maniere de raifonner fur quelqu'autre fujet que celui que fon Maïtre lui a propofé pour cxemple. C'eft encore fur ce principe caché, & fur celui que 1'on peut fubftituer 1'un a 1'autre tous les ob- , jets parfairement femblabies, que fe fonde la Géometre, quand, pour démontrer plus clairement une propofition , Jl applique fa démonftration è une figure quelconque ; car il eft clair que s'il ne prenoit pas pour accordé , & que fi 1 on pouvoit lui nier, que la rnéme démonftration refte vraie, quoiqu'apphquée h une autre figure parfaitement fem-  over ke ANALOGIE, enz. 35 king van alle de deelen van zyne onderftelling Volkomen aan dezelve gelyk is , hy verplip zoude zyn, om zyne befchouwing te betoogen voor yder nieuwe figuur. De Analogie uitloopendfe op eene eenzelvighe:d, is duidelyk te zien, dat, zo dra men dezelve ontdekt heeft, dan alles wat klaarblykelyk uit die eenzelvigheid vloeid, ook waar is in de beide onderwerpen. Dus overtuigd zynde , dat het Vuur eene ftoffe is , fchoon eene zeer fyne ftofte , en derhalven die eenzelvigheid heeft met eenen loden bal, zyn wy verzekerd, door de Analogie , dat het Vuur zwaar is , fchoon men het nooit gewoogen heeft : indien deze vloeiftof by alle gelegendheid tragt te ryzen, dat is te zeggen, zich van het middelpunt der Aarde te verwyderen, in plaats van na het femblable rélativement a tous les articles de fon hypothefe, il feroit obügé de démontrer fon théoreme pour chaque nouvelle figure. VAnalogie fe réduifant a une identité, il eft manifefte qu'aufluót qu'on Pa découverte, tout ce qui refulte évidemment de cette identité feule, eft vrai dans les deus objets. Ainfi , convaincus que le feu eft une matiere , quoique trés • fubtile, & qu'il a par conféquent cela d'identique avec une balie de plomb, nous fommes fürs par YAnalogie que le feu eft pefant, quoiqu'on ne Pait jamais pefé: fi dans toutes les occafions ce fluïde tend a monter, c'eft - a • dire : a s'éloigner & non a fe rapprocher du cenC 2 tre  36 ANTWOORD op de VRAAGE Bet zelve te naderen , gefchied zulks, om dat %■ ligter dan de lucht is, op welke zy om zoo te fpreeken zwemt. De gelykenis en de Analogie {bekken beide ten gronde aan de waarfchynelykheid en aan de zekerheid. Wanneer wy niet verzekerd zyn , dat de gelykenis en de Analogie geheel zyn, blyven wy by de waarfchynelykheid, die in zekerheid veranderd, wanneer wy verzekerd zyn, of meenen te zyn, dat de gelykheid en de Analogie in allen opzigte volkomen zyn. Een Wilde ziet voor de eerflemaal een gloejend Yzer , hy wil het vatten en brand zich. Des anderen daags , toont men hem van verre een ftuk houts , met een levendig Veimillioen rood befchilderd ; hy geloofd, dat het gloejend yzer is van daags te vooren , en wil het niet aan- tre de la Terre, c'eft qu'il eft plus léger que'Pair , fur lequel il furuage pour ainfl dire. La rejfemblance & VAnalogie fervent toutes deux de fon* dement a la probabilité , & a la certitude. Lorsque nous ne fommes pas fürs que la rejfemblance & 1''Analogie foient totales, nous'en reftons a la probabilité, qui fe tourne en certitude quand nous fommes ou croyons être allure* que Ja rejfemblance & \'Analogie font totales. Un Sauvage voit pour Ia première foïs un Fer rouge , il veut le faiflr & fe brüle. Le lendemaiu on lui montre d'un peu loin un morceau de bois peint d'un Veimil'on irès-vif; il Ie croit Ie fer rouge de la véille', Cc ce veut pas  over de ANALOGIE , enz. 37 aanmaken , om dat, volgens zyn gevoelen, de gelykenis volkomen is, en hy verzekerd is zich te zullen branden. ' Iemand gaat dat gewaande gloejend Yzer haaien, en brengt het hem. De Wilde ftaat in twyffel , fteekt de hand uit, trekt dezelve weder te rug ; fteekt haar weder uit, eindelyk geen warmte voelende , raakt hy het hout aan , en word dus verzekerd, dat hy zich bedroogen had. Dan plaatst men een ftuk gefchilderd hout naast een gloejend yzer , en men toont hem., dat het eene geheel digt is , terwyl het ander iets doorzigtigs heeft. Eenige dagen daarna ziet hy weder het gefchilderd hout; hy is nu niet meer verzekerd, dat het een gloejend yzer is , dit komt hem^pp zyn best waarfchynelyk voor. Intusfchen ^ch niet geheel op zyn gezigt durvende vertrouwen, en vreezende , dat het zelve iets dat maar zeer weinig pas le toucher, parcequ'a fon avis la reflemblance eft parfaite , & qu'il a la certitude de fe brüler. Quelqu.'un va prendre ce prérendu fer rouge , & le lui apporte ; le Sauvage héfite , approche la main , la retire , & 1'approche encore ; enfin ne fentant aucune chaleur, i! touche , & s'afl'ure qu'il s'eft trompé. Alors on place ce morceau de bois peint a cóté d'un fer rouge, & on lui montre que le premier eft abfolument opaque, au lieu que 1'autre, a quelque chofe de transparent. Quelques jours après il voit de nouveau fbn morceau de bois enluminé , il n'eft plus für que c'eft tin fer rouge , cela ne lui paroït que probable tout au plus. Cependant n'ofent tout-a-fair. fe fier a fa vue, &, craigna'nt qu'elle ne lui fafTe prendre pour opaque ce qui n'eft que trés peu transparent, il apC 3 pro-  33 ANTWOORD op de VRAAGE weinig doorzigtig is , voor geheel ondoorzigti* zoude doen neemen, fteekt hy voorzigtig de hand uit , en geen warmte gewaar wordende , word de waarfchynelykheid by hem zekerheid , en hy vat het ft uk houts vry moedig aan. Deze zekerheid rust op een befluit uit gelykenis , en niet op een befluit door Analogie. Volgens myne gedachten is deze foort van zekerheid , die op eene volmaakte gelykenis berust , ( of die men geloofd volmaakt te zyn ,) het Inflintl. Want men noemt Inflintl eene natuurlyke beweeging , die geene redeneering veronderftellende, aan Menfch en Dier gemeen is , enniet kan veroorzaakt worden , dan door eene der Zintuigen , dat zelv door een natuurlyk voorwerp bewoogen word. Wanneer dit wezentlyk is, het geen het fchynt, dan is het Jnfiinöf opregt; maar het bedriegt, wanneer de gely- prochp la mairi avec précaution & nc fentant arcire chaleur, la probabilité redevienc certitude, il faïüt hardiment le morceau de bois. Cette certitude eft fondée fur une conclufion par resfemblance, non par AnaLpie. A mon avis cette efpece de certitude , fondée fur une reftemblance parfaite , ou crue teHe, eft 1'inftincl;. Car on appeüe inftinft un mouvement naturel, qui ne fuppofant aucun raifonnement, eft commun a 1'Iloinme & è la Béte , «5c ne peut être occailonné que par quclqu' un des fens, ému lui - même par un objet Phyfique. Lorsque celui - ci eft reëllement ce qu'il paroït, 1'inftirjcT: eft iincère; il eft trompeur quand la  ove». de ANALOGIE, enz. 39 gelykenis in ftede van volmaakt te zyn , alleen fchynbaar is. Intusfchen kan het voorzigtigfte menfch het niet ontvvyken, van zich byna geduurig aan het Infiiniï overtegeeven m de gemeende zaaken van het leven : hy zoude nooit vorderen, indien hy zyne reden 'er in de plaats wilde ftellen. Iemand, die aan de maaltyd zittende , zoude willen onderzoeken , en naauwkeurig naagaan , of zyne foüpe , zyn brood , zyn wyn wezentlyk zyn het geen zy zyn moeten , en het geen zy fchynen , zoude den halVen dag aan dat onderzoek verfpillen. Gelukkig is het, dat het ïnft'mB zo dikwyls niet bedriegt , dan men in den eerften opflag zoude vreezen: het is zelv fomtyds zekerder, dan de redeneering; dit bewyst het voorbeeld der Dieren : het is waar , dat deze Zintuigen hebben, die door geen buitenfpoorigheid noch misbruik bedor- la rejfjmhlance nu licu d'être parfaite, n'eft qu'apparen-e. Cependant 1'Homme Ie plus prudent ne fauroit éyite (de fe hvrer presque continueilement a 1'inftinö dans les chofes les plus ordinaires de la vie : s'il vouloit lui fublbcuer la raifon, il n'avanceroit jamait. L'Homme, qui eri le mettant è table commencero:t par examiDef fcrupuleufement fi fa foupe , fon pain , fon vin , &c. font reëllement ce qu'ils parofient & doivent être , perdroit la trntié du jour a eet examen. Heureufement l'mitinct re trompe pas auffi fouvent. qu'on pourroit Ie craipdre au premier coup d'ceil : quelquefois même il elt plus lur que Ie raifonnement ; l'exemple des Bëres le prou-,e : il elt vrai que celles ci ont des fens, qu'aucun abus, aucun •xcès d'oqc alterés, & qui font par exerople plus dehcats C 4 q«e  AFs7TW00RD op de VRAAGE bedorven zyn, en die derhalven gevoeliger zyn dan die van den Menfch. Verder zyn de gelykenis ftn , die groot genoeg zyn om volkomen te fchynen, zeldzaam , en de minfte twyffelagtigheid wekt de reden, en roept dezelve tot hulp der zinnen. . Laaten wy overgaan tot een voorbeeld van waarfchynlykheid en zekerheid , op eene Analogie fteunepde. ♦ Ik vind een voorftel in de Meetkunde , en deszelvs oplosfing , na het gefchreëven te hebben , leg ik weg , en denk 'er niet verder aan, Een myner Vrienden ontneemt my myn Gefchrifc, fchryft het uit, en legt het weder daar hy het vond , en koomt eenige maanden daar na myn oordeel over dat voorftel vraagen. Zo dra hy het gemeld heeft, fchiet my te binnen, dat que ceux de 1'Homme. D'ailleurs les resfemblance: aflez grandes pour paroftre parfaites , font rares, & la moindre equuugue réveille la raiiön , cc I'appelle au fecours des lens. Pafions ó un exemple de probabilité & de certitude fonueei lur une Analogie. Je trouve un théoreme de Géomètrie & fa démonftration , èc^prés I'ayoir couché par écrit , je Ie mets de cóté , & n'y penfe plus. Un de mes Amis dérobe mon Maimfcript, le copie. le remet en place , & plufieurs mois apiès vient foumettre ce théoreme a mon jagement. Dès 1'énpncé je roconcois que j'ai travaillé fur le méme fujet : la  over de ANALOGIE, enz. 41 :dat ik over het zelvde onderwerp gewerkt heb; :de betooging begind met dezelve denkbeelden ■als de myne. Ik begin het als waarfchynelyk ite vinden , dat myn Vriend kennis van myn iwerk heeft gehad : de betooging gaat voort met dezelvde redeneeringen te ontwikkelen tot aan : het einde toe , en myne gisfing, dat is te zegI gen , de waarfchynelykheid , dat het zo is , vermeerderd. Deze waarfchynelykheid komt uit de Analogie voor, die ik vind tusfchen het betoog van myn Vriend en het myne en die uitloopt op de eenzelvigheid (identiteit) van denkbeelden, en op die van hunne aaneenfchakeling , maar dewyl het in de Wiskunde niet onmogelyk is, dat twee lieden, volgens dezelve grondbeginzelen , en dezelve wyze van redeneeren , dezelve zekerheid op dezelve wyze betöogen, is myne gisfing geene zekerheid. Ik fta op , en kryg myn handfchrift, en verzoek ver- la démonftration débute par les mêmes idéés que la mienne • ie commence a trouver probable que mon Ami a eu connoiflance de mon travail; la démonftration continue a dóve'opper les mêmes raifonnements jufqu'a Ia fin , & mon Ibupcon , c'eft-a- dire , la probabilité qu'il eft jufte, a ï^mente. Cette probabilité réfulte de 1' Analogie que je trouve entre Ia démonftration de mon Ami & la mienne, & qui fe réduit a 1'identité des idéés & a celle de leur enchainement ; mais, vu q'u'en Mathématiques, il n'eft pas imposfible que deux Perfonnes ayant les mêmes principes , & la même maniere de raifonner , démontrent de même la même vérité, mon foupcOn n'eft pas certitude. le me leve & vais prendre mon Manufcript, puis je prie ■ C 5 mon  4* ANTWOORD op de VRAAGE vervolgens myn Vriend weder te beginnen en wanneer ik overtuigd ben van de eenzelvigheid der woorden, ben ik verzekerd, dat myn Vriend myn betoog afgefchreeven heeft : de Analogie is volkomen geworden, wyl alle mogelyke eenzelvigheden 'er in gevonden worden ; eenzelvigheid van onderwerp , eenzelvigheid van redeneering , eenzelvigheid van ftyl , eenzelvigheid van woorden ; en inderdaad myn Vriend bekend lagchende den trek, dien hy mv °-efpeeid heeft. y 6 Maar 'er is eene andere foort van waarfchynelykheid , door welke men uit eene zaak, die meermaalen gebeurd is, befluit, dat zy in dezelve ornftandighcden weder gebeuren zal: deze waarfchynelykheid grond zich op dien ftelregel, dat dezelve oorzaaken dezelve uitwerkingen voortbrengen , wanneer de omftandigheden dezelve zyn, mon Ami de recommencer, & quand je fiiis conVafncu* de 1 identité des mots . je luis für que mon Ami a copié ma piece: 1 Analogie eft devenue parfaite, parceque toutes les identités posfiblcs s'y trouvent idenrité de fujet identité de nifonnements, identité de ftYie, identité de'mots htiecrivement mon Ami fe met a rire, & avoue ie tour qu'il m'a joué. Mais il eft une autre forte de probabilité, par laouelle • dc ce qu'une chofe eft armée plufieurs fois, on cónclut que dans les mêmes circonftances elle arrivera encore, cette probabilité fe fonde fur le principe que les mêmes eatifes, dans les mêmes circonftances , produifent le même  over de ANALOGIE, enz. 43 èyn , en dit grondbeginzel zelve fteunt alleen pp de eenzelvigheid der oorzaaken en omftanidigheden , uit welke men op de eenzelvigheid der uitwerkzelen een befluit opmaakt. Dit foort van waarfchynelykheid dan loopt , even als de analogie, uit op eenige eenzelvigheden. Zy fluit noodzakelyk een gevolg eener vergelyking in tusfchen de oorzaaken en de omftandig* heden , om verzekerd te zyn , dat zy eenzelvig zyn; zy is dan eigentlyk eene Analogie, en wel eene volmaakte Analogie, wyl zy alle de eenzelvigheden bevat, die in dit geval mogelyk zyn. Deeze waarfchynelykheid is eene waare zekerheid , wanneer men verzekerd is van de eenzelvigheid der oorzaaken en omlïandigheden ; maar is flegts waarfchynelyk , wanneer men van de eenzelvigheid der oorzaaken en omfiandigheden niet verzekerd is. Ik ben verzekerd , dat twee verfchillende ligchaamen, eene ine efFet, & ce principe n'efl lui • même fondé que fur I'id. ntité de caufes & de circonftances, d'oü 1'on conclud Pidentité d'effecs. Cette efpece de probabilité fe réduit donc amfl que 1'Analogie , a' quelqucs identités. Elle entratne néccfl'airemen: une comparaifon entre les caufes & les circonftances , pour s'afiurer qu'elles font identiques : elle eft donc au fond une Analogie , & une Analogie parfaite , puisqu'elle renferme toutes les identités po>fib!es ici. Cette probabilité eft une véritable certitude, lorsqu' on eft allure de 1'identité des caufes & de celles des circonftances ; ma's elle eft probabilité lorsqu'on n'eft pas für de Pidentité de caufes & de circonftances. Je fuis für, après en avoir fait 1'expérience ime fois; que deux corps dif-  44- ANTWOORD op de VRAAGE eene veer en een looden bal, denzelven tyd doorbrengen in het vallen van dezelve hoogte m het lugtledige , wanneer ik die Proef eens; genoomen heb;, om dat ik hier verzekerd ben dat de oorzaak van dat verfchynzel de aantrekking van het middelpunt der Aarde, en de omHandigheid , het lugtledige, of dat 'er geen tegenstandbiedende middelftof is, altoos dezelve zyn. Maar wanneer ik niet eens , maar twintig maaien agter elkander dezelve bombe , uid denzelven Mortier , en met dezelve lading op< denzelven affland gefchooten hebbe , is het alleen maar waarfchynelyk , dat het my de 21 ftc maal zal gelukken, om dat ik maar verzekerd ben van de eenzelvigheid van eenige oorzaaken , de Bombe , den Mortier , en de lading. Maar wat de vierde aangaat: de kracht aan de* Bombe gegeeven, welke van de innerlyke deugd van het kruid afhangt, hier van ben ik zo min ver- différents, une plume & une balie de plomb, emploient le même temps è tomber de la même hauceur dans le vuide, paixequ ici je fuis für que Ja caufe de ce Pbénomene, qui eft 1 attracrion du cencre de Ia Terre, & la circonftan' ce, le vuide ou 1'ablence du milieu réflftant, font touiours les mcmes. Mais*- après avoir jctré , non pas une , mais vmgt fois confécutivement, la même bombe avec le même Mortier , & la même charge a la même diftance , ie nai que la probabilité de réuffir è la 21. fois, parceque je ne fuis für que de 1'identité de quelques caufe, qui font la bombe , le Mortier , & le poids de lè charge ; mais quant è la quatneme caufe: 1'impulfion donnée a la bomoe, qui dépend de la bonté intrinfeque de lapoudre. je n'en  over de ANALOGIE, enz. 45 verzekerd als van de omftandigheden , die vanien ftaat der Lucht, en van de kracht en ftreek les Winds afhangen. De waarfchynelykheid, van welke wy fpreecen , vermeerderd , en word eindelyk zekerheid', wanneer men , door het herhaalen der Proefneeming met denzelven uitflag , zich kan verzekeren , dat de oorzaaken en omftandigheien altoos wezentlyk dezelve blyven. De Natuurkundige doet eene Proefneeming, zy gelukt hem : hy herhaald dezelve, zy gelukt hem weder , zo als hy gehoopt had , dat is te zeggen waarfchynelyk gevonden had; thans is hy dan byna verzekerd van den uitflag; noch eenige Proefneemingen, die gelukken , zullen zyn zekerheid voltooijen. Het is klaarblykelyk , dat de foort van waarfchynelykheid , van welke wy fpreeken , zoo veel n'en fili pas plus lür que des circonftances , qui dépenden: de 1'état de 1'Air , de ia force & de ia direftion du Vent. . La probabilité dont nous oa'lons , augmente & deviant enfin certitude , lorsqu'a force de répéter 1'expénence avec le même fuccès , on eft parvenu a s'aflurer que les caufes & les circonftances reftent effeöivement tonjours les mêmes. Le Phyficien fait une expéncnce ; elle lm réusfit: il la répéte ; elle réusfït encore , ainfi qu'il 1'avoit expéré ; c'eft-a- dire : trouvé probable. Maintenant il elt presquefür du fuccès; & ëpcore quelques expénencesheuteufes rendront fa certitude complete. 11 eft manifefte, que 1'efpece de probabilité en qucs- tior..  45 ANTWOORD op -e VRAAGE •veel fteund op de volkomen gelykenis fe , als on de Analogie , wanneer het Natuurlyke Onderwerpen raakt. Dewyl alsdan de oorzaaken van Natuurkundige onderwerpen afhangen, die men als gelyk aanmerkt, en dus de eene voor de andere kan neemen , uit hoofde dezer gelykheid. Wanneer men fpreekt van dezelve Bombe met dezelve lading op te fchieten, is het klaar, dat; de Bombe dezelve kan zyn , maar niet de Jading ; het gewigt alleen van deze kan eenzei- • vig zyn in de twee fchoten. Maar dewyl men de tweede lading volkomen gelykende aan , of ' gelyk met de eerfte fielt , ziet men die'als dezelve aan , en men neemt de eene voor de andere. Eindelyk is 'er een derde foort van waarfchynelykheid , die men ontkennende waarfchynelykheid noemen kan ; op deze rusten alle de Ha- tion , s'appuie au tan t fur la resfemblance parfaite que fur VAnalogie, dès qu'il eft queftion d'objets Phyfiques. Alors Jes caufes dépendant d'objets Phyfiques , qu'on regarde comme égaux . on fubftitue 1'un a 1'autre en vertu de cette égahté. Quand on parle de lancer la même bombe avec la même charge, il eft clair que la bombe peut étre la même, mais non la charge; le poids de celle • ci peut être identique dans les deux tirs. Cependant comme on luppofe la feconde charge parfaitement reflemblante ou égale a la première , on la regarde comme la même ; on fubftitue 1'un a 1'autre. Enfin i! eft une troifieme forte de probabilité , qu'on pourroic s ppeller probabilité négative; c'eft celle, fur la quelle  over de ANALOGIE, enz. 47 Hazard -fpellen. Hier onderfteld men, dat'er >geen meer waarfchynelykheid is , dat de eene (zaak eer gebeuren zal dan de andere. In een iLotïo-fpel, of van 90 getallen , trekt men 'er | op hazard ; men zegt, dat men in gelyk fpel 18 tegen 1 kan zetten , dat zulk of zulk getal iniet uit de bus of doos zal komen. De redeneering , op welke deeze waarfchynelykheid fteunt, is duidelyk : want 5 getallen te trekken van 90, is het zelve als 1 van 18 te trekken ; maar het is niet waarfchynelyk , dat van 18 Loten 'er het eene eer uitkomt dan het andere ; men kan dus 18 tegen 1 wedden. Deze laatfte onderftelling: (het is niet meer waarfchynelyk , dat het eene meer (fan het andere uitkomt), onderfteld noodwendig; dat de oorzaaken en omftandigheden , die zamenloopen, om één getal te doen uitkomen vóór alle getallen , gelyk zyn; want ware 'er maar eene oorzaak , quclle fe fondent tous les jeux de hazard. Ici 1'on fuppofe qu'il n'eft pas plus probable que de deux chofes 1'une arrivé plutöt que 1'autre. Dans ce qu'on appelle Lotto , ou de 90 numéros on en tire au hazard , on dit , qu'a jeu égal , il faut gager iS contre 1, que tel numero ne fortira pas de Ia roue. Le raifonnement fur lequel cette probabilité fe fonde eft manifeftement : tirer 5 numéros fur 90, eft la même chofe qu'en tirer t fur 18 ; mais il n'eft pas posfible , que fur ib 1'un lorte de la roue plutóc que 1'autre; donc il y a 18 a parier contre 1. Cette derniere hypothèfe: il n'eft pas plus probable que 1'un forte de la röue que 1'autre , fuppofe néceiTairement, que les caufes & les circonftances qui concourent a faire fortir un nu-  4S ANTWOORD op de VRAAGE zaak , of maar eene omftandigheid , meer ten voordeele van het eene getal, dan voor het andere , zoude het fpel niet gelyk zyn : de oorzaaken nu en de omftandigheden gelyk zynde voor alle de getallen , is de uitwerking ook gelyk ; en dit foort van waarfchynlykheid zal weder tot de Analogie komen , want de eenzelvigheid der oorzaaken en omftandigheden onderftellende , befluit zy op de eenzelvigheid der uitwerking. De waarfchynelykheid, van welk eene foort zy ook zyn moge , fteunt altoos op de gelykenis , op de Analogie, of op beide te gelyk: en wanneer de güykenis en de Analogie volkomen zyn , word dp waarfchynelykheid zekerheid. II. Voor* numéro font égales pour tous ; car s'il y avoft une feule caufe , ou une feule circonftance en faveur d'uri numéro plutöc que des autres , Ie jeu ne feroit plus ésal^ or les caufes & les circonftances étant égales pour tous, l'effet 1'cft auffi ; & cette efpece de probabilité rentre dan*. VAnalogie, puisque fuppofant identité de caufes & de circonftances , elle en conclud identité d'eftét. La probabilité, de quelque efpece qu'elle foit, fe fonde donc toujours fur Ia reflemblance ou fur V Analogie . ou fur toutes deux a la fois : & quand la resfemblance & V Analo. f°Je font parfaües , la probabilité fe tourne en certitude. ii. Pré*  over' ns ANALOGIE, zki. 49 I I. Voorzorgen , die men neemen meet in het gebruik der Analogie. I- PREMIÈRE PRÉCAUTION. Ne pas confondre la resfemblance avec VAnalogie. '. L'Analogie écant au Moral ce que la resfemblance eft att /Pbyfique , & le Moral de 1' Homme ayant une liaifon iilti:me" avec fon Pbyfique , on cönfond , airifi que nous l'ahtöns déja dit, YAnuhgie & la resfemblance Cependanc* XXII. Deel. t> «eud EERSTE VOORZORG. Men moet de gelykenis niet vermengen met !de Analogie. De Analogie het zelve in het Zedelyke zynde , dat gelykenis in het Natuurkundige is, en het Zedekundige van den Menfch ten miauwden met zyne Natuurkundigen ftaat verbonden zynde , verward men , gelyk ik reeds zeide , !de Analogie met de gelykenis. Deeze laatftë echter I I. PRECAUTIOMS d prendre en employant /'Analogie,  50 ANTWOORD op de VRAAGE echter op onze zintuigen fteunende, die ons vaak bedriegen , of konnen bedriegen , is het een zaak van belang de eene van de andere te onderfcheiden : de Analogie alleen op het vernuft gegrond, of op de'reden, zoude ons niet konnen misleiden , wanneer zy te regt aangewend word. De kenteekentn der Analogie , hier boven hefchreeven , zyn gefchikt tot dit onderfcheid. Laaten wy twee Compasnaalden ondeiftellen , die volkomen gelyk zyn , maar de eene heext eene zeilfteenkrachtige Naald , en de andere niet. Indien ik , op deze volmaakte gelykenis fteunende , 'er uit opmaak , dat de nietzeilfteenkrachtige Naald het Noorden zal aanwyzen , om dat de andere het doet, zoude ik my leelyk bedriegen. Emile cette derniere fe fondant fur nos fens , qui fouvent nous trompent ou peuvent nous tromper, il importe de la disVifFnS* Pre,mic,e : celle - ei, fondée uniquement fur i 7 0U Uf 3 rai,0n ' ne f5auroic nous tro^Pcr quand elle e t b;en employee. Les Cracteres de l'Analogie traces plus haut, fon: propres a cette diftinction. Suppofons deux Rouflbles parFaitcment égales , mais J une ayanr fon aiguille aimantée, & 1'autre non , fi, me Banta cette resfemblanceparfaüe, j'tn conclus que la BousJoe lans vertu magnétique montrera Ie Noid, parceque* i autre bouffole le moatre, je rae trampeiai lourdement. Emh,f,  over de ANALOGIE , enz. 51 Emile (*) door zynen Mentor beftuurd, maakt een Eend van wafch , door welke eene zeilfteenkrachtige Naald gaat van den ftaart tot den kop ; hy neemt wel draa waar , dat zyn lEcnd , in eene kom met water gezet, en aan :zich zeiven overgelaaten , altoos in de ftreek van het Zuiden naar het Noorden gaat. Eenige dagen daarnaa ziet Emile een Compas, en bemerkt dezelve eigenfehap. Schoon zyn Eendvogel en 't Compas in het geheel niet naar elkander zweemen , befluit hy , dat de Naald van het Compas zeilfteenkrachtig is, en hy bedriegt zich niet, om dat hy niet uit de gelykenis , maar uit Analogie befluit. Men (*1 Emile ou de ïEiucatïon , Tom. II. pag. 18. van dsn Amfterdamfchen Druk, by Neaulme 1764. Emile (*) , dirigé par fon Mentor, fait un Canard de cire traverfé de Ia queue au bec par une aiguille aimantée, cc obferve bientót que pofé dans un basfin plein d'eau, ton Canard abandonné è lui-même, prend toujours la direction du midi au Nord. Quelques jours après Emile voit une Bouffole & y remarque la même propriété. Quoique fon Canard & la bouflble ne fe rdfemblent en rien , il conelud que 1'aiguille de cette BouiTole eft aimantée , & il ne ie trompe point, parcequ'il conelud, non par resfemblance , mais par Analogie. On (*) Emile ou de l'Education, Tomc H. pag, iB, de 1'Edition d'Amfterdam chez J. Neaulme 1764. D i  5* ANTWOORD op de VRAAGE Men kent deeze Analogie daar uit, dat zy i. alleen tot de reden behoord; 2. dat zy eene noodzakelyke vergelyking onderfteld tusfchen het Eend en het Compas; 3. uit de eenzelvig, heid der zeilfteenkracht , die uit dat vergelyk voortvloeit: daar in tegendeel de volmaakte gelykems der twee eerfte Compasfen de zinnen onmiddelyk aandeed, en geen eene eenzelvigheid m'clXAnï2ERS°?- m'auroit reP!,Hué fans he^er: c'eft un clair-oblcur parfaitcment executé. III.  over de ANALOGIE , enz, 61 III. HET GEBRUIK DER ANALOGIE. I I I. USAGES de l' ANALOGIE. VAnalogie, employée avec les Précautions convenables & presente"?, ne trompant poinc, elle eft d'un grand fecours au Philofophe dans la recherche des vérités Phyfiques & Morale: pour plus d'ordre & de clarté, je réduis fes Ufages aux quatre fuivants, PRE- De Analogie niet kunnende bedriegen, wanneer zy met de nodige en bovengemelde voorzorgen gebruikt word , is voor den, Wysgeer een groot behulp in het onderzoek der Natuuren Zedekundige waarheden : tot meer order en klaarheidshalven , breng ik dezelve tot de vier volgende Gebruiken: EERSTE  6a ANTWOORD op de VRAAGE EERSTE GEBRUIK. Door middel der Zintuigen , eerst zyn eigen oor- j deel, en daarna dat der anderen in de zaaken, die bet ver/land aangaan , te volmaaken. Laaten wy hier herhaalen, het geen wy reeds : beweezen hebben, te weeten: dat de volmaak- \ te Analogie plaats kan hebben tusfchen twee \ redeneeringen , en dat alsdan de eene niet waar en befluitend kan zyn, zonder dat de andere het ook zy. Telkens derhalven , dat men op zaaken , die alleen tot het verftand behoorcn , een redeneering toepast, die volkomen Analogifch is met eene waare redeneering , en die toegepast is op ftoffelyke zaaken , is men verzekerd van een verftands - redeneering , en derhalven zoude men zich niet konnen gewennen, om PREMIER U S A G E. Perfettionner d l'aide des Sens , d'abord fon propre jugement, enfuite celui des autres , dans les cbofes intellecluelles. Rappellons-nous ici ce que nous avons déja trouvé, fcavoir : que VAnalogie parfaite peut fe trouver entre deux raifonnements, & qu'alors 1'un ne fauroit étre vrai & concluant fans que 1'autre ne le foit auffi Dons toutes les fois qu'on applique aux chofes intelle&uelles un raifonnernent parfaitement analogue, è un raifonnement vrai & appliqué a des objets matériels, on eft fur du raifonnement intellectuel, & par conféquent on ne fcauroit s'accoutu- mer  over de ANALOGIE, enz. 63 om juist en naauwkeurig te redeneeren over natuurkundige zaaken , zonder dezelve gewoonte aan te neemen by zaaken , die het verftand alleen raaken , en de*e gewoonte fteund op de Analogie. VOORBEELD. De Wiskundige Wetenfchappen, volgens de wyze der Ouden , beoeffend , vereenigen het dubbeld voordeel, van het verftand meet - en redekundig te maaken, door zich te gewennen om juist over Wiskundige figuuren te redeneeren , het geen zigtbaare voorwerpen zyn , die door de zinnen konnen vergeleeken worden , brengt het verftand deze wyze van redeneeren over op onderwerpen , die geheel verlbndelyk (intellectueel) zyn, en het vereifcht in dezelve even als in de Wiskunde , korte , klaare en juiste mer k raifonner avec exadtitude fur des objets Phyf.^ fans prendre la même habituele par rapport a 1 imellecruel, & cette habitude elt fondée fur 1 Analogie. E X E M P L E. Les Mathématiques, étudiées k la manierc des ancien* . réun.sfent le doublé avamage de n^V^aQ^mgt & Loeiden. A force de s'accoutumer a railonne txaCte menX des figures, objets v.fibles & co.-np.rab es a a,de des fens . l'efprit transporte analogiquement: cette ma niere de raifonner aux objets purement ""elleétuels & la, comme dans les Mathématiques, il exige des defim-  6*4 ANTWOORD op de VRAAGE juiste omfchryvingen , en neemt voor ftelregels (axioma's') geene anderen aan , dan grondbeginzelen , welker duidelykheid de ziel in deneerften opflag aandoet en overtuigd , en ftaat niets toe , dan zulke zaaken, die men niet kan ontkennen , zonder aan zich zeiven oordeel en begrip te weigeren : al het andere ziet de ziel als twyffelachtig aan , tot dat het ten ftrengften betoogd is, volgens eens vastgeftelde grondbeginzelen. Maar dit geftrenge betoog ook eens gedaan zynde, zal geene zwaarigheid, geene tegenwerping het doen waggelen. Hy weet door de wiskundige kundigheden, zonder te twyfelen, dat men zeer fchynbaare tegenwerpingen maa-. ken kan tegen bewezene voorftellen, die daarom niet te min waar zyn. Welke tegenwerpingen zoude een Wysgeer, die geen Wiskonftenaar is, niet maaken tegen de voorftellen , dat 'er niets be- tions breves, claires & précifes; il n'adopre pour axïomes que les principes donc 1'évidence le frappe & !e convainc d'abord ; il n'accorde que les chofes qu'on ne fcauroit refufer fans fe refufer è foi même le jugement & Ia conception : tout le rede il le regarde comme douteux, jusqu'a ce qu'on le lui démontre rigoureufement d'après les principes une fois pofés. Mais auffi cette démonftration rigoureufe une fois faite, aucune difficulté, aucune objection ne 1'ébranle : il fcait indubitablement par les Mathématiques , qu'on peut faire des objeclions tres - fpécieufes contre des Propolitions demontrées , fans qu'clles en foyent moins vraies. 0_ue d'objeétions un Philofophe non Géom.etre, ne feroit-il pas contre les Propolitions: qu'il  ovr-K de ANALOGIE, enz. 65 Lftaat, dat geen Geest is, wyl het noch werkaamhed noch verftand heeft, C^WisknniS mtnO en dat geene ftoffe is, wyl het geen • gSheid heeft : dat twee Voorwerpen , r de kromme lynen en hunne afymptoun) y Ld mrig elkander konnen naderen, zonder ooit zomente loopen; of dat men eene grootheid Een kan & voorbeeld de oppervM een vierkant), zoo na als men wil , by eene e e grootheid, Cde oppervlakte van eenen ChkeO komende , zonder dezelve ooit gelyk konnen worden , fchoon men eenv^ar* lan begrypen , dat volkomen gelyk is aan de oppervlakte van eenen Cirkel, enz. TWEEDE ^uiPn'ef pas B ^ f ?J-deux obiets, fles courhes & leurs alymptotCo, P-J trer: qu'on peut trouver une grandeUt (pa. flirface d'un carré); auffi approdiante qu'on veut daas ^%S^(la furftce d'ün Cercle),.lans jam«j po* voïrégaler, quoïque 1'on puiffe concevoir un quarré parfaitemenc égal en furface a un Cercle, &c. xxu. ma. E seco nd