HET VER. EENIGD NEDERLAND^ VER K O KT door J. F. M A R T I N E T, ten gebroike der schoolen. te AMSTERDAM, by JOHANNES ALLART. m d c c x c. Met Privilegie.   AAN TWEE JONGE VRIEHDINNEN, CHARLOTTA FR EDERIKA van WESTERHOLD, E N JACOBA CAR O LINA van der HAER. D t Boekjen tekent, kortelyk , vee!e aanmerkt. ]j ke lotgevallen van het lieve Land, vi aarr gy gebooren zyt, waarin gy leeft , en waarii, gy duizend zegeningen van uwen Schepper , der Regeerder der Waereld , ontvangt. — Niets var de eenten te weeten zou zo veel weezen, ais altoos in eene kamer te zitten , en geheel onkund'g te blyven van het geen er in het huis gebeurd is, of jiog daarin voorvalt. — Het is eene eer voof  nwe jonge jaaren en voor uw aanzien in de Wae* «ld , reeds veele proeven gegeeven te hebben , dat gy alle omveetendheid, vooral omtrent de lofiykfte en gevvigtigfte zaaken, veroordeelt. Deéze pryswaardige leerlust moet erkend en aangemoedigd worden door de Leeraars der Jeugd. . Dat dit ook door my gefchiede in dit openlyk bewys van myne blydi'cbap, dat Gy, by de toeneemendc ontwikkeling uwer fchoone vermogens, den weg tot de Weetenfchappen , zo noodig in den trein van uw leven , moedig, vlytig cn voorbeeldig inflaat! Dit is eene vergelding voor den aangewenden arbeid door de Leennecfters der feügd, boven welke geenc hooger gaat. Ontvangen wy dezelve van u, neemt aan van onze hand dit erkennend gefclienk , dat U geleiden kan tot den grooten weg der Vaderlandfche Hiftorie. God zegene U met gelukkige dagen in den oord, welken Gy bemint ! Blinkt uit door kennis , door braave Zeden, door Godzaligheid! — In zulk een tweetal van Vriendinnen zal zich dan altoos beroemen JOHANNES FLORE.NTIUS MARTINET  Men heeft begeerd eene verkorte Vaierlandfche Ili. Jlorie, getrokken uit het Boek, waaraan de titel van HET VEKEENIGD NEDERLAND gegeevetl is om ten gebruike onzer Jeugd te dienen. Thans wordt aan die begeerte voldaan. De Cyffers agter de Antwoorden wyzen aan, op welke Bladzyden in dat Werk die vyf honderd en drieënzeventig in getal zyn , men dezelfde zaaken uitvoeriger kan vinden. In deezer voege iteeft men der Jeugd willen te gemoet komen, te meer , daar dezelve onz? voorige kleine fchriften zich heeft willen te nutte maaken Men wenscht, dat het opkomend Geflagt zyne kennis daardoor zal vermeerderen, en in eerbied voor de Alv.iagt, Wysheid en Goedheid van den hoogen Grondvester en Bf tvaarer des Vaderlands opgroeien'.  L Y S T DER ZAMENSPRAAKEN. I. ZAMENSPRAAK. Belang der Vaderlandfche Hifiorie. Oude en tegenwoordige Jiaat. Middelen van opkomst en beftaan. Bladz. i II. ZAMENSPRAAK. Verbond der Edelen. Beeldftormery Openlyk preeken. Komst van Alva. Vervaging. Tiende Penning. (■ eroverde Steden. Haarlem, Alkmaar en Leiden belegerd. Requefe?is. Gendjche Pacificatie. Don Jan t'amefe. . . . 73 III. ZAMENSPRAAK. Unie van Utrecht. Bedryf van t'amefe, Philips afgezworen. Dood van Willem den I. VoortgizetteOorlog Oparagt gezogt Ltytester. Onverwinnelyke Vloot. Verbonden. Daaden van Maurits. Ernst. Fuentes. A.bertus. Philips dood. Zeetogten. . . • • • Blad- 9° [V. ZAMENSPRAAK. Oorlog met Philips den IV. Slag by Nieuwpoort. O'.tende belegerd. Veroveringen in Indien. BeHand. Lotgevallen van J. van Oldenbameveld, H. de Groot en R. hegerbeets. Remonftranten. iynode van Dordrecht. Einde van 't Beft and. Dood van Philips en Maurits. Zilvervloot gewonnen. Frederik Hendrik. Academiën, h-ede te MunJier »<*  INHOUD 7 V. ZAMENSPRAAK. Brafil. Krygsvolk afdanken. Witiems toeleg op AmJlerdam en gevolgen. Zyn Dood. Beftier zonder Stadhouder. Oonog met Engeland. Met Zweeden. Wederom met Engeland. Tromp. De Ruiter. ■ Chattam. Vrede te Breda. Voetius. Cart jius. Triple Alliantie. Verdeeldheid. Oorlog met Frankryk. Moord van J. en C de Win. BlakZ.ng VI. Z A M E N S P R A A K. Vaderland verlost. Zeeflagen. Vr. de met Frankryk: Drie Provintien vry. Dood van de Ruiter. l'rede met Frankryk. Franfche Vlugteingen. ^'oepaanen en Coccejaanen. Labadie. Willem de III op deü Throon van Engeland. Inlandjche onlusten. Dood van Willem den III. . . 137 VII. ZAMENSPRAAK. Beftier zonder Stadhouder. Onlusten. Oorlog met Frankryk. Peldflagen. Frifo verdrinkt. l-'rede te Utrecht- Barrière. Oostendefche Maatfchappy. Saitzburgers Vrye Metzelaars. Herrnhitters. 147 VIII. Z A M E N S P U A ,\ R. Dood van Kirel V7. Oorlog met Frankryk Vrl'.ezen. Willem de IV Stadhouder Vrede. Inlandjche Onlusten. Nykerk. Dood van Willem IV. Anna,. Geleerde Maatfchappyen. Teken Academiën. Aardbeeving. Willem V Stadhouder. Oorlog met Enueland en den Keizer. Onlusten. . . ^154 IX. ZAMENSPRAAK. Bezittingen. Bevolking. Beftier. Staaten Andere Collegien. Erfjladhoudr. Inwoners. Karakter WeetenJchappen. Taal. Uitvindingen Konsten. Reizigers. Handel. O. en W Indijche Compagnie". Visfcheryen. Fabrieken Landbouw. Zee- en Krygsmagt. Helden. Inlmjlen. . .165  „ De Inwooners van Nederland hebben aan grond, dien zy bewoonen; aan de vaarten, welke zy bewaaren ; aan de velden, dien zy bebouwen ; en aan dc vloeden, die hen befproeien, :jelvc den vorm en de gedaante gegeeven! Naariiige, eerlyke, vreedzaame, dappere Inwooners hebben het Vermogen en de Vryheid, die men hun benydt, verkreegen door aanhoudende poogingen, waar van men in de Gefchiedenis der Menfchen geen voorbeeld vindt, door eenen tagtig jaarigen oorlog en herhaalde Overwinningen in alle deelcn der Waereld ! Eene 'Natie, die zich in allerleie loort van eer en Juister van Wysgeerte, Wcetenichappen en Letterkunde heeft doen uitmunten, en die, in dit opzigt, even als in alle anderen, oneindig verheeven is boven de de halfbarbaarfche Overwinnaars, üie baar wilden verHuiden." —■ 7Aq daar het getuigenis, door eenen onpartydigen Vreemdeling van ons gegeeven. I! E T VEREf.NICD NEDERLAND iïsdZ. 4 en c-  EERSTE ZAMENSPRAAK. Beting der Vaderlandfche Hiftorie. Oude en tegenwoordige ftaat. Middelen van opkomst en beflaan.. t. vraag. MaS ik tiians •, eenige uuren van deezen dag . op eene aangenaame en nuttitige wyze, met U doorbrengen? antwoord. Dat wil ik U gaarne vergunnen , dewyl een braave weetlust uw hart bezielt. 2. V. En waarover zullen wy dan handelen? A. Laat ons (preeken van de Gefchiedenisfen, die in or.9 Vaderland gebeurd zijn. 3. V. Eu dat zal ons een aangenaam en nuttig onderhoud opleveren? A. Zekerlijk : want duizend zorgen , duizend weldaaden , en duizend verlosfingen door god aangewend en geichonken , om het Vaderland te maaken het geen het nu is , of geweest is, leiden ous tot eene zeer aangenaaflie en nuttin A  s oude sïaat des lands. overdenking, welke ons verder tot de hoogfte verwondering en de hartelykfte dankbaarheid moet brengen. (2) 4. V. Wat is het voornaamfte en beste, dat aan hetzelve kon gebeuren , en gebeurd is? A. Dat de oude afgodery , woestheid en flaaverny daaruit geweeken zyn , om plaats te maaken voor het Evangelie , voor de Befchaafdheid en voor de Vryheid. (2, 3) 5. V. Wat meer '1 A. Dat de laatfte Bewooners des Lands , veel van de ouden verfchillende , den tegemvoordigen vorm en gedaante gegeeven hebben aan den grond, aan de vloeden, en aan de velden , die wy thans bewoonen , bevaaren en bebouwen. (4) 6. V. Is dat alles? A. Neen : want zy hebben niet minder uitgeblonken door hunne' vorderingen in allerleie nuttige Weetenfchappen. (5) 7. V. Wat heeft, voornaamelijk, aanleiding gegeeven tot 's Lands opkomst en duurzaam beilaan ? A. Drie dingen, naamelyk , 's Lands gunftige ligging ten aanziene van euro pa, deszelfs juiste grootheid, en de nyd der Nabuuren. (<0 8. V. En daarvan hebben onze Staatsmannen, Helden en Volk zich wel weeten te bedienen ? A. Hoewel zy zich van deeze en andere voorkomende middelen tot verheffing zeer wei bediend hebben , moeten wy, egter, de eer van alles aan god geeven , en belyden, dat hy alleen het Vaderland gegrondvest , groot gemaakt en behouden heeft tot op deezen dag. (6;  *S LANDS NAAMSS. 3 9. V». Mag men dat ooit uit het oog verliezen ? A. Neen : want de flichting van honderd en dertig Steden , en van zeventien honderd Vlekken en Dorpen,'in zulk een klein Land nevens veele verwonderlyke uitkomften in den hoogften nood , toetefchryven aan eigen vermogen 2QU eenen dwaazen hoogmoed in ons verra»dent(7) 's Lands Naam. XVII Provintien, Uitgebreidheid der VII Gewesten, t. V. Welken naam geeft men aan ons Land t A. Men noemt het Nederland, om dat het iaager ligt dan andere Landen, en zeer digt aart de Zee. 2. V. Hoe meer ? A. Men noemt het ook de Zeven Vereenig* de Provintien , welk woord Landfchappen betekent v of het Vereenigd Nederland , om dat deeze Zeven Gewesten een verbond van vereeniging , in den jaare 1579, geflooten hebben. (7 , 8) 3. V. Waren zy te vooren niet vereenigd met andere Provintien ? A. Met nog tien anderen , en dus waren" er Zeventien i die allen onder het gebied van ééneri A2  1 ZEVENTIEN PROVINTIEN. Heer (tonden, en den gemeenen naam van de Nederlanden voerden. 4. V. Welken waren zy? A. Vier Hertogdommen, naamelyk , Brabant, Limburg , Luxemburg en Gelderland. 5. V. En . . ? A. En zeven Graaffchappen , als Vlaande- < r«» 1 Aitois, Henegouwen, Holland, Zeeland, Namen en Zutphen , nevens vyf Heerlykheden. 6. V. Welken waren de Heerlyklieden? A. De Heerlykheden waren, Friesland, Vtrecht , Overy/t l, Groningen en Ommelanden , nevens Meckelen, en één Markgraaflchap, genoemd Antwerpen. 7. Welke van deeze Zeventien Provintien, ilooten te zamen een Verbond ? A. Alleen Gelderland, Holland, Zeeland, 17tiecht , Friesland, Overysfel , Groningen en Ommelanden , veelal Stad en Lande geheeten. 8. V. Zyn ze dus in orde van U genoemd? A. Ja : want ik heb Gelder la), d, als een Hertogdom , den eerden rang gegeeven ; Hollatid en Zeeland, als Graaffchappen, daarop laaten volgen . en met de vier andere Gewesten , als Heerlykheden , beflooten. . F En dus. . . . ? A. Dus kreeg de Natie magtige Befchermers van haare oorfpronglyke voorregten , het geen haare Vryheid beveiligde, f54) 6r5. F. Maar wie was willems Opvolger? A. Zyn zoon f i, o r i s de V, maar twee jaaren oud; des men hem voogden moest gecven, die, geduurende deszelfs minderjaarigheid, alles regeerden. (55) 67. F. Wat gebeurde er intusfehen? A. Het Gemeen, misnoegd over het gezag der Edelen, Houdt op, en overweldigde derzelver floten in Ktnntmcrland. (55^ 68. F. En wat deeden de Kennemers? A. Zy zaten niet (til; maar verkoozen cfs-  JLORIS DE V VERMOORD. gr erecht van amstel tot hunnen befchermer; en deeze, om den ftorm van zyn hoofd af te weeren, en zich op Utrechts Bisfchop te wreekén , nam deszelfs ftad in, liep het land af, en verbande de Edelen. (55; 69. F. Wat deedt floris de V, toen hy meerderjaarig was geworden? A. Hy bevogt en verwon de Westfriezen, vondt zyns Vaders lyk, liet het elders begraven, deedt zich als Landheer van Staveren inhuldigen, en gaf veele voorregten aan de Steden, om de magt der Edelen te fnuiken. (56, 57) 70. F. En het gevolg van dit laatfte was? A. Dat de Edelen, wegens deeze en andere redenen misnoegd, in een verfoeilyk verbond traden om hem te grypen, en naar Engeland te voeren. 71. V. Volbragten zy dat voorneemen? A. Inderdaad zy greepen hem, toen hy op de jagt was, en hem verder willende vervoeren, viel gerard van vel zen en anderen den Graaf aan, die gebonden op een paard zat. en beroofden hem van 't leeven, in het jaar 1295. (58) 77. F. Wat valt \r te zeggen van dien ongelukkigen Graaf? A. Dat hy een Man was van een verheven vernuft , die alle zyne Voorzaaten in gezag en magt overtrof, het regt handhaafde, eene laagkrui. pende Staatkunde haatte, en den Volke veel liefde toedroeg, f.58, 59) 73. F. Wat is in zynen tyd in trein gekomen? A. De 'Nederlandfcha Taal te fchryven, eenig* Staats-papieren daarin af te geeven; en 's Lands Gefchiedenis te berymen. f59) 74. V. Hoe was het toen met de zeden gefield?  I* JAN DE I. A. Zy werden befchriafder ; maar het Bygeloof en de Plegtigheden in den Godsdienst bleeven voortduuren. (59) 75. V. Wie was de laatfte Graaf uit het Hollannfche Huis? A. jan do I, f lor is Zoon, in Engeland gehuwd, doch maar vyftien jaaren oud; des jan, Graaf van Henegouwen, zyn Bloedverwant, hein ten voogde gegeeven werdt door de Edelen, die geen deel in 's Vaders dood gehad hadden. (_6o) 76. K Was men algemeen met deezen Voogd te vrede? A. Neen: want toen jan uit Engeland in Zeeland kwam, verftiet wolferd van borsele.m den Henegouwfchen Graaf uit de voogdyfchap, en nam zelf deezen post op zich , in den jaare 1297. 77. V. Wat voerde wolferd uit ? A. Hy deedt de misnoegde IVestfriezen bukken , floot een verdrag met den Utrechtfcheu Bisfchop, en flelde den jongen Graaf jan geheel naar zyne hand, om zelf willekeurig te regeeren. 78. V. En het gevolg daarvan was? A Dat hy deswege gehaat werdt, en toen hy met den Graaf wilde vlugten, nagezet, gegreepen, en te Delft door het gemeen verfcheurd werdt, in den jaare 1290. (61, 62) 79. V. En wanneer deeze dus zynen loon ontving? A. Toen werdt jan .van Henegouwen zonder veel moeite in de voogdyfchap herfteld, welke egter niet lang duurde, dewyl Graaf jan, daarna, dat is, in den jaare iayp ftierf zonder kinders na te laaten; des hy de laatfte Graaf was uit het oude Hollandfche Stamhuis. (63) 80. F. Hoe lieten zich de zaaken in die tyden aanzien?  AANWAS VAN KENNIS. A. Veele dingen hadden nog niet het beste aanzien verkreegen: want men liet, by voorbeeld, het Regt fomtyds door tweegevegten beflisfen. 81. V. Maar wanneer de' Geestelykcn, die niet mogten vegten, gefchil kreegen, hoe dan? A. Deezen huurden in zulke gevallen Karnpvegters, en wie dan in den flryd de overhand behieldt, meende men, droeg, door gods zonderling beftier, het regt aan zyne zyde. (63,64.) 82. V. Hoe flondt het met den lust tot de Geleerdheid ? A. Deeze kwam zagtkens boven ; ten minfreit hadden de Friezen fchoolen te Romen voor hun* 11e kinderen, waar men , als de zetel van Godsdienst, konden en weetenfchappen, de Geleerdheid zogt. (64) 83. V. Wat deeden de Edelen , toen anderen kundig werden? A. Zy, die voorheen altyd het Regt hadden uitgefprooken , verlieten toen de Gerigtshoven, dewyl zy noch tyd, noch lust, noch bekwaamheden: hadden, om zich met de Regtsgeleerdheid op ttf houden. 84. V. Maar wie wees dan, in de'rzelver plaats, het Regt uit? A. Minderen moesten zich op de Regtsgeleerdheid toeleggen, waarin zy ervaaren werden ; eri toen van hunne medeburgers geraadpleegd wordende , kreegen zy aanzien en gezag door hunne wysheid. (64) 85. V. Hoedanig was 't gelegen met de Vryheid én met 's Lands beftier ? A. De Graaf kon den volke geene willekeurige wetten opdringen; maar het volk kon ook geen© wetten manken buiten deszelfs toeftemming. ((54)'  craaven dit het huis van henegouwen. Vier Graaven. \ 1. V. Hoe lang werdt Holland geregeerd door inlandlche Graaven? A. Vier Eeuwen, in welken het allerleie lotgevallen , naar de geneigdheid en bekwaamheden der Graaven, heeft ondergaan; maar het oude Stamhuis toen uitgcftorveu zynde, kwamen Uitlanders aan het bewind. 2. V. Wie werdt dan Graaf na den dood van jan den I? A Men kreeg Graaven nit het Huis van Henegouwen, om dat jan, Graaf van Het.egouwen , ook wel jan van Avennes genoemd, die reeds Voogd of Regent en ook de naaste in den bloede was, tot Graaf werdt aangenomen of ingehuldigd in de voornaamfte Steden, onder den naa» van Graaf jan den II. 3. V. Waarom huldigden de voornaamfte Steden hem in ? A. Zy hadden toen een groot aanzien gekreegen, en wilden dus de overgaande Graafiyke Regeering in een ander Stamhuis bevestigen. 4. V. Hoe noemde men toen de Edelen en da Afgevaardigden der Sted«n tot de Raadsvergadaringen?  JiW Dit tl. WILLEM DÈ III. §§ A. Men noemde hen den Raad van Holland^ m dat het woord sta at en toen noch niet in gebruik was. (67) 5. V Hoe veele Graaven heeft het Henegouw« Jcfte Huis opgeleverd? A. Vier, of anders drie Graaven en ée'ne Gravin, naamelyk jan den I1,willem den III, Willem den IV, en margareet, (65) 6. V. Wat bedreef jan de II? A. Hy zogt de misnoegde Edelen te bevredigen of te beteugelen, 't geen hem maar ten deele gelukte! want jjn van kenesse poogde den Keizer albrecht te beduiden, dat het Grrraffchap vza Polland, door den dood van den kinderloozea Jan den I, aan het Duitfche Ryk vervallen Was. (66} 7. V. En ging dat door? A. Neen: jan de II behieldt hef, dewy'I hy Hoilar.d aannam als een Ryksleen; maar hy moesï eenen opftand in Zeeland demoen, den Utrecht* fchen Bisfchop by Hogewoerd 'bevegten, die daaf fneuvelde, en de Vlamingen uit Walcheren en Holland dryven. (6*, 67) 8. V. Wat deedt hy meer ? A. Na deeze overwinningen leefde hy niet lang, dewyl eene uitteerende ziekte hem wegnam in den janre 1304. (r,7) 9- V. Wie was de opvolger van deezen Gra'afj? A Op hem volgde zyn zoon, willem de III, die de overwinnaar der Zeeuwen en Vlamingen was, reeds by zyns Vaders leeven; doch een nadeelig verdrag met de laatflen floot. 10. Wat deedt hy meer? A. Hy moedigde de Steekfpelen, een vermaak sier Grooten in dien tyd, zeer aan; doefc verga* C 2  36- willem de III, en IV. niet zyne bezittingen uit te breiden, Friesland teonderwerpen, en Uti echts Bisdom met den Graaf van Gelderland te deelen. it. V. Welk eene ellende zag hy onder 't volk? A. Hy beleefde, na eenen fehraalen oogst,zodanige pest, dat, tu.-fchen de E>ve en de Schelde, 's Volks derde deel ftierf. (68) 12. V. Hoedanig was zyn aart? A. Hy was fyn gefleepen op 't uitbreiden van zyn gezag, op 't aanwinnen van landen en op t uithuwlyken van ééne zyner Dogteren aan Engelands Kroonprins: maar. . . 13. V. Wat meer . . .? A. Maar hy werdt van het volk meer gevreesd, dan bemind, 't welk eene geringe loffpraak is voor alle Grooten, die zo behooren te regeeren, dat zy meer bemind dan gevreesd worden. (69 14. V. En wat "zag men met leede oogen aan in zynen tyd? A Dat de Vryheid der Burgeren, nevens de Voorregten des Adels en der Geestelykheid, lang gedaan hebbende in een gelukkig evenwigt met de kragt der Graaven, door willems overmagt en willekeurig beftier. ten dien tyde te gronde gingen, ten nadeele des Volks, (öj) 15. V. Wannner ftierf hy ? A. Ily overleedt in den jaare 1337, en liet zynen zoon, willem den iV,in het bewind, diff Gcldérlakd, dat reeds magtig was geworden, waarfchynlyk door den handel, in den jaare 1330, door Keizer lodewyk zag verheffen tot een Hertogdom, en befchenken met veele voorregten. (joy 16. V. Wilde hy zich ook niet verheffen? A. Ja wel: wam hy meende Utrecht door een beleg weg te neemen; doch liet zich tot een' zoer.  WILLEM DE IV. ZEE VAART EN HANDEL. 37 beweegen: maar de muitende Friezen daarop aangrypende, fneuvelde hy in den flag by Stuwen. ra den jaare 145. welken dood zyne kinderlooze Graavin fchandelyk wreekte. (70) 37. F. Hoedanig was zyn karakter? A. Hy neigde wel tor den oorlog; maar was zo weinig tot denzelven bekwaam, als tot Staatszaaken , waardoor geen land wel kan vaaren. (-0) 18. V. Wie hadt aan hem groote verpligtimi ? A. Amfterclam: want gy gaf aan dezelve^ die toen nog maar eene kleine Stad was, zo veele voorregten tot vergelding van gedaane dienden, dat zy haare opkomst aan hem heeft dank te weejen. (70, 71) 19. V. Wat was 't voornaam bedryf van'sLands Bewooneren in willems tyd? A. Zy maakten zich, ondanks willems onbekwaamheden , niet alleen beroemd door de Zeevaart en den Handel; maar werden ook de grootHe Kooplieden en Bankiers van europa, (ji) 20. V. Wat voerden zy ten lande uit? A. Zy verkogten , voornaamlyk, linnens , lakens, fcheepsbehoeften , haring, en anderen visch. (70 21. V. Dus hadt men door den Handel overvloed van alles, en men werdt ryk? A. Dit is zo; maar de rykdom begon, helaas! weelde voort te brengen, des men reeds voor kwaade gevolgen vreesde, en zelfs de Dorrirechtfehe Burgers verboodt pelteryen te draagen. (71) 22. Vf Welke kwaade gevolgen? A. Het valt moeilyk te beüisfen, in hoe verre het, over 't geheel genomen, voordeeli^er voor eea Volk zy, in eene zekere eenvoudigheid, 09. C 3  si VCÜlDïi codsdi u iis"f. kunde en gebrek te leeven, dan al te veel met da weelde bekend te worden. 23. V. Intusfchen verkrygt men egrer eenen overvloed van voortbrengfelen uit andere Landen, en men bezit alles? 4. ja; mair als men ziet', dat de bekoorlyke eenvoudigheid van zeden, en het geluk, om met weinig dingen vergenoegd te zyn, te gelyk verlooren gaan; en dat daarenboven de weelde zo menige deugd onderdrukt en aanleiding tot fiioodheden verleent, heeft men dan meer gewonnen of vprlooren ? 24. V. Maar werden de Zeden ten dien tyde niet verbeterd door de toeneemende Befchaafdfceid? A. Ongetwyfeld zou dat gebeurd zyn ; maar de volgende inlandfche oorlogen, altyd meer te vreezen dan de uitlandfche, hebben dat verhinderd , en de oude ruiiwheid doen voortduuren, (7-0 25. V, Qnderging de Kerk geene verandering? A. Men bleef by den ouden, dorren, uiterlyken Godsdienst, die weinig aanleiding tot waare kennis , raaar meer tot rykdoinmen gaf; des de Graaf, in den jaare 1328, de vermeerdering der Kerfeplyke goederen verboodt. 26. V. Wat deedt men meer? A, Men liet den bygeloovigcn Aanhang der Geesfelnaren, zo genoemd, om dat zy waanden vergif, 'fgnis van zonden te zullen ontvangen door zich jiaakt met (ouwen te (laan, vervolgen, in den taare 1354» 27. V' Wat volgde daar op? *A. E>e Orde der Tempelieren, die In eenen  MARGAREET. WILLEM TB V. 39 fcwaaden reuk gebragt, doch, mogelyk, niet meer bedorven was dan andere Geestelyke Orden , werdt, in den jaare 1383, uitgeroeid. 28. f. Willen wy nu niet voortgaan met de Hiftorie van Hóllands Graaven? A. Ja, na deezen korten uitflap, die u de gefteldheid dier tyden leerde kennen. 29. V. Wie dan volgde op willem den IV,die kinderloos ftierf? A. Dewyl ma rg ar.EET , willems OUdfte Zuster, getrouwd was met Keizer lodewyk den V, Hertog van Heyeren, verkreeg zy ligtelyk van haaren man de inhuldiging van Holland, Zeeland, Friesland en Henegouwen, in den jaare 1346: want deeze Gewesten werden,als Leenen of dee> len des Duitfchen Ryks, aangemerkt. 30. V. Kwam zy uit Duitschland over , en bleef zy hier te lande om te regeeren? A. Zy kwam wel over: maar de inhuldiging gefchied zynde, vertrok zy naar Duitschland, het beftier der Landen vooraf gegeeven hebbende in handen van haaren zoon willem, doch met behoud van eenige inkomften voor zich zelve. (72) 31. V. Werdt dit edelmoedig bedryf der Moeder dankbaar beantwoord van haaren zoon? A Hadt zy kunnen voorzien de jammerlyke gevolgen voor den Lande, die daaruit zyn voortgekomen , zy zou nooit aan zodanige fchikking gedacht hebben. 32. V. Wat volgde dan daarop? A. Willem liet de betaaling der beloofde inkomften agterblyven, des zy het beftier weer wilde opvatten, en haaren zoon, door huip van Engeland, van zyn gezag ontzetten, 't geen hy afkeerde door eene nieuwe inhuldiging. (73) C 4 ■  4° KABELJAAUWSCLEN EN HOEXSCHEN, 33- V. Wat bragt deze tweefpalt tusfchen MoeJ»er en Zoon voort ? n„f, m6^e, UVeefpaIt tDtfchen die beiden bragt, Pngeknck.giy!:, voort eene andere onmin tusfchen norrv H : ?"? in die ^vallen trekt eik SE* niet 20 fchielyk fterft'alsMoe- 34- F. Hoe noemde men de geenen.die het met illem hielden? ^. willems Aanhang kreeg den naam van t vllcVtu'fc^n ' met zinfpcling op zulke groote Vislchen, die kleineren poogen te verfliiiden. 3j- F. F.n die margareets zyde koozen ? nr?A >}AeZen "oemde men Hoekfchen, doelende op de fcherpe hoeken, met welken men de Kabeljaauwen zoekt te vangen. (73) 36. V. Dus koos elk party ? h^Ai1^ nict a!,een; maar om dat elk. h'crvaw ïnS- Z°U w;,eezen' oaderfcheidde men zich, openlyk, van eikanderen door het draagen van bón, netten en mutzen. f73) reetenr' E" Uoiland werdt Merdoor van een g- „.« ja>' maar, e!ders was geen minder onrust: want 1111 UW;/'waren ook twee Aanhangen, en •n Gelderland hielden het twee aanzienlyke gedep «"ckerens en de BR QNkhoxxk Ja' °f met He«og rei no üd, of met zynen B oeder eduard, het geen een' jammerlyken kryg en geweldig b.oedvergieten baarde. (73/74) eJl' ' ar lloe verlieP het 'n Holland tus- >C"en margareet en willem? éC 7 n Javamen toc de wapenen: zy won ffl /e:fjag by p^», «1 hy dien by den  dood van linCAEEET. 41 doch men kwam eindelyk tot eene verzoening. 39. V. En wie moest toegeeven? A. Wille m kreeg Holland , Zeeland en Friesland; doch zy behieldt Henegouwen met een jaargeld; maar deeze ongelukkige Moeder hadt 'er niet lang genot van, daar zy van hartzeer ftierf, in den jaare 1355. (75) 40 F. En toen kwam ook de vrede onder de Landzaaten? A. Hadt zulks mogen gebeuren! 41. F. Maar welke verkeerde of vreemde dingen zag men te midden deezer onlusten? A. Deeze vier, naamelyk, dat de voorregten, door haar aan de Steden gegeeven, haar vyanden verwekt hebben; en dat de groote gunden, aan haaren zoon betoond, hem ondankbaar deeden worden. 42. F. Welke zyn de twee anderen? A. Dat de Moeder door haare overwinningen niet magtiger werdt ; en dat zy, na de eerlte nejriaag, zich niet kon herdellen. (75; ^3. F. En daaruit leert men? A. Daaruit leert men, dat de hooge Staat niet altyd vry van fmerten is; dat god ook de lotgevallen der Grooten bediert; en dat de ondankbaarheid in aanzienlyken een flegt voorbeeld voor de geringen is, die toch altoos de oogen ot> hen gevestigd houden. 44. F. Werdt 'er niets goeds gevonden te midden dier onlusten? ^Toegenomen Handel en verkreegen Voorregten gaven een goed uitzigt: want elke Stad begon zich te befcliouwen als eenen onafhanglyken daat, het geen den Burgeren rust gaf, die zelve niet gieer vogten, maar Soldaaten huurden. (76) C 5  42 graaven uit het huis van beyekïn. Vier Graaven. 1. V. Welke Graaven kreeg Holland na Je gemaakte verzoening tusfchen Moeder en Zoon? A. Dewyl willems Vader Hertog van B.-yeten was, ontving Holland, ten dien tyde, Graaven, uit het Huis van Bcycren oorfpronglyk. 2. V. Welken en hoe veelen? A. Vier, of anders drie Graaven nevens ééne Graavin, naamelyk, willem den V, albrecht w i i t " m den VI en J a c « b a. 'jjj 3. V. Wat voerde willem de V uit? A Na rat hy den kryg tegen den Vtrechtfchtn Bisfchop, die op naam van margareet in den jaare 1347 begonnen was, voortgezet, ten einde gebragt, en Heusden aan Holland gehegt hadt, werdt hy, die zyner Moeder zo veele fmerten hadt doen lyden, krankzinning. fyj) 4. V. Wien gaf men 't beftier in handen, geduurende dat ongeval? A. Men gaf het aan albrecht, willems Broeder , het geen de Hoekfchm het hoofd deedt opfteeken, te meer, daar hy, geleerd hebbende een willekeurig gezag, de Kr.bvliaauivfchen uit de Regeering der .-teden zettede , waartegen L>! Ut opkwam; maar de verdeediging haarer voorregten zeer duur betaalen moest. (78)  ONLUSTEN. CELEERDEN. 43 5. V. Waarom (telde men willems Gemaala niet in 't bewind? A- De Kabeljaauwfchen, die te vooren niet hadden wilden (taan onder het beltier eener Vrouw, ZOgten magteld van lan ka ster, willems Gemaalin, daarna wel te benoemen tot Graavin ; doch het mislukte hun, en zy vielen dus in albrechts haat. (77, 78) 6. V. Hoe ging het met de Gelderjche onlusten ? A. Eduard gaf de neerlaag aan de n e e ckerens, nam zynen Broeder gevangen , floot hem op, en werdt als Hertog van Gelderland erkend; doch na beider dood kreeg dit Gewest Hertogen uit den Huize van Gulik. (78, 80) 7. V. Waardoor werdt al dat bittere eenigermaa. te verzoet? A. Door het wyken der onkunde en der tvrbaarsheid, in welker plaats de lust tot de Geleerdheid opkwam. (80) 8. V. Welke Geleerden blonken dan, ten dien tyde, meest uit? A, JoANNES de BtKA , joannes clu- Tius, en philippus van leihen: ook deeden zich groote Konttenaars op, onder anderen in Uurwerken, van welken er zelfs drie naar Engeland ontbooden werden. (81) 9. V. Hoe ging het met den Handel? A. Deeze was zo zeer toegenomen, en hadc zulk eene aanmerkelyke magt gegeeven, dat eenige Hollandfche Steden den Koning van Zweeden aanboden, hem 'op den throon te willen handhaa. ven. (8:) 10. V. Maar ik hoor niets meer ran den krankzinnigen w 1 l L*fi m den V?  44. willem. albrecht. A. Toen hy, dia zyne Moeder vroeg hsdt doen fterven , dertig jaaren lang een zinneloos leven, opgeflooten, gefleeten hadt te Quesnoi in Henegouwen, dierf hy in den jaare 1389, waarop albrecht, reeds Ruwaard of Regent, tot Graaf verklaard werdt. (82) 11. V. Welke fmert overkwam albrecht, al vroeg, in zynen nieuwen hoogen daat? A. Zyne Minnaares, aleid van poelgeest, wist 's Graaven gunst voor de Kabeljaauwfeh.cn te winnen , en deezen dus fn 't bewind te brengen , het geen de lloekfchen dermaate verb.tterde, dat zy haar, te bedde zynde, in 's Haage vermoordden , in den jaare 1390, het geen zwaar gewrobken werdt. ^82) ?2. V. Genoot Friesland kalmer dagen? A. Neen: de drukkende Adelregeering deedt diar twee Aanhangen opdaan , Schieringers en Vetkoopers genoemd, bedaande uit Edelen en gemecne lieden. 13. V. Waarom zo genoemd? si. De eerden of Edelen werden zo geheeten, snaar Schiering, zynde eene foort van Aal; en de anderen naar de vette waaren, waarin zy handel dreeven. (83) i\. V. Wat befiondt Graaf albrecht tegen hen? A. Ily liet ze, in den jaare 1396, door een groot leger te onderbrengen; doch kon van alle ayne veroveringen niets meer dan Staveren behouden, en moest daarna jan van arkel, Hollands Stadhouder en* Rentmeeder , die geene rekening deedt, met wapenen tot rede brengen. t«4 , 15) „ , 15 V. Wie meenden in den tegenfpoed van * l b r e c i! t 's Hemels wraak te leeseu ?  ALBRECHT. WILLEM DE VI. 45 A. Voornaamelyk de Burgers van Delft, om het geleeden ongelyk wegens de verdeediging hunner voorregten tegen zyn willekéurig gezag en bedryf. 16. V. Wat overkwam hem verder? A. Hy ftierf in 'sHaage in den jaare 1404; doch zo arm, dat zyne Graavin deszelfs nalaatenfchap niet durfde aanflaan. (1(5) 17 V. Waardoor was hy zo arm geworden? A. Door dartele en ongebonden zeden, die hem zelfs verleidden tot fchandelyke vonden, om geld te krygen; waarby de Godsdienst veel leedt, en het bygeloof met de blindheid deedt volftaan. (85; 18. F. Anders niet? A. Zo dat niet genoeg is, voeg 'er dan deeze. waarheid by, dat niets gevaarlykcr is voor de Zoonen van Grooten, dan het deitel Hof hunner Vaderen: want, om die reden , telde men willem, albrechts Zoon, onder de moordenaars van aleid. (X2) jo. V. Wie werdt albrechts opvolger? A. De reeds genoemde willem de VI, zyn Zoon, volgens gewoonte , door 's Volks goedkeuring, en niet uit kragt van een erilyk regt,'t geen gy' ook op de voorige en volgende verkiezingen van Graaven moet toepasfen. (86) 20. V. Wat bedreef willem de VI? A. Hy begunltigde de Hoekfchen te veel, zetlede den kryg tegen jan van'arkel voort, en kreeg daarna, by verdrag, Corinchem met den iande van At kei; maar hy verloor daartegen Staveren. (87, 88) ai. V. Van waar is de afbeelding eencr Jonk-  46 willem de VI. jacoba. vrouw, in eenen tuin omfiooten, op der Graaven munten en zegels gekomen? 4. De Afbeelding eener zodanige Jonkvrouw die de Hollandfche Maagd genoemd werdt, waseen Zinnebeeld, meent men, ontleend van 't voor neemen, om van arkels Kasteden met tuin werk in te fluiten. (-87) 22. V. Wat voerde willem meer uit? A. Na dat hy zyne Dogter jacoba aan den Daufyn van Frankryk hadt uitgehuwlykt, en haatals toekomende Graavin van Holland laaten inhuldigen, ftierf hy, in den jaare 14:7. (88) 23. V. Wat moet men van hem zeggen? A. Dat hy voor zynen Vader in voorzigtigheid moest zwigten; maar grooter was in gezag, 111 dapperheid, en in 't dempen van inlandfcheVwisten. 24. V Wat volgde hy? A. Hy volgde, al mede, het dwaas voorbeeld zyner voorvaderen, die zich te diep (laken in verwarde buitenlandfche zaaken, hoewel hy vergenoegd, en in rust zou hebben kunnen Ieeven, zo hy zich met 't inlandsch bewind alleen bemoeid hadt. 25. V. Volgde indedaad jacoba op hem? A Ja:] a c ob a, vol heldenmoed , fchoon en verftandig, vol«de op haaren Vader, hoewel ze maar zeventien jaaren oud was, door toedoen der Hoekfchen, zo wel tegen den zin der Kabeljaauwfchen, als van haaren Oom, jan van beyer en, die, als Bisfchop van Luik, bedankte om 2elf Graaf van Hol/and te worden. 26. V. Wat vindt men in dat bedryf? A. In het voorbeeld van jan van beyereh  J> a A D E N VAN JACOBA. A7 vindt men een nieuw bewys van de diep ingewortelde heerschzugt in het menschlyk hart. zo • men aan de vroegere en laatere proeven dier ongelukkige waarheid niet genoeg mogt hebben. 27. V. Wat deedt jacoba daar tegen? • A. Zy Ooeg eerst deszelfs leger, en, om hem te beter te weerllaan, boodt zy , toen Weduwe zynde, haare hand aan jan, Hertog van Brabant; doch zy verloor Rotterdam, en jan van Beyeren werdt te Dordrecht ingehuldigd. (91) 28. V. En dat gaf aanleiding . . . . ? A. Dat men onderling tot een verdrag kwam; doch door de listige voorwaarden werdt jacoba verfchalkt,en jan van beyeren verkreeg een deel van Zuidholland. (91) 29. V, En daarmede was die onregtvaardige bezitter te vrede? A. Neen: want hy zogt de Kabeljaauwfchen, hier en daar, in de Regeering te brengen, nam Leiden weg, en liet Marken plat branden. (91) 30. V. Wat deedt zy, by 't ontbranden van dien nieuwen oorlog? A. Onvergenoegd over haaren Echtgenoot, die het beftier haarer Landen verzuimde, liet zy zich door den Paus van hem ontflaan, en tradt, in den jaare 1422, voor de derdemaal, in den echt met humfrey, Henog van Glochester in Engeland. 31. V. Welke ramp hadt, intusfchen, het Vaderland getroffen? A. Eene geweldige overftrooming, op den 18 November des jaars 1421, fcheurde, meent men, de Stad Dordrecht van Hollands vasten wal, en «leedt tweeënzeventig Dorpen, waar nu de Bies*  4 jacoba. beil1hc. bosch ii, verdrinken , ten kosten van veeier Is* .ven, en armoede der geredden. (92) 32. V. En wy zien daaruit? A. Het geen men vroeger en laater maar te veel gezien en ondervonden heeft, naamelyk, dat een Land naby de Zee en vol Rivieren wel veele voorregten bezit boven eenen dorren hoog gelegen oord; maar als dan met zulke ongevallen te kampen heeft. 33. V. Maar welke gevolgen hadt jacoba's derde huwelyk? . A. Zeer treurige : want jan en philips, Hertogen van Brabant en Bourgondie, deeden haar den oorlog aan, en n u m f r 2 y lüar verhalende, werdt zy te üJons gevat, en in eene gevangenis geworpen. 34. V. Bleef zy lang daarin? A. Neen : maar gelukkig ontfnappende, en in Holland verfcheenen zynde, ftaken de lang vernederde , doch verbitterde Hoekfchen, de jonge Graavin ziende, het hoofd_moedig op. (92, 93) 35. V. Welke blyken van verbittering gaven de Hoekfchen? A. Ik zal er u maar éc!n voorbeeld van opgeeven. Toen zy oordeelden te lang opgehouden te zyn in het beleg van Schoonhoven, door de verdeediging van albrecht beiung , veroordeelden zy deezen braaven Bevelhebber, om Ieevende begraaven te worden (93) 36. V. Ik beef op 't hooren van zulk een vonfl'rs! . . . maar 't werdt, hoop ik , niet volvoerd ! A. Hy verzogt ééne maand uitftel tot befchikking zyner tydelyke zaaken, en beloofde, op het    oorlogen tegen jacoba, 49 Woord van trouw, te zullen wederkoomen , het geen men hem toeftondt; waarna hy terug kwam, cn het vonnis ann zich liet volbrengen. Welk een zonderling woordhouden en kloekheid! (93J 37. V. Daaruit ziet men? A. Men ziet daaruit het geen men altoos geKien heeft tot fchande van het Menschdom, naa* melyk, dat de inlandfche oorlogen met de grootfte verbittering gevoerd worden , waarom zy meest te 1'chroomen zyn. Een koude gril gaat over myne leden by de herdenking van dat be dryf te Schoonhoven] 38. V. Wat overkwam jan van beyeren? A. Deeze, de ftooker van zo veele onlusten , ftierf in den jaare 1425 , zeer weinig beweend, gelyk hy verdiende. 39. V. Maar. . . . ? F. Maar de onrust ftüde daarmede niet , om dat hy philips van Bourgondie tot erfgenaam hadt aangelleld , die weldra de Regeering aanvaarde onder den titel van Ruwaard, f94) 40. V. Wat deedt jacoba daartegen? A. Zy fteeg te paard aan 't hoofd van het leger der Hoekjehen , en vol heldenmoed, floeg zy de aanvallende Kabe'jaauwfchen, die aan philips zyde waren, tweemaal by Alphen.; doch zy verloor 's Volks genegenheid, om dat zy veele gevangenen, als oproermaakers, liet dooden. ^94) 41. V. Wat was meer haar ongeluk? A. Dat de Kennemers, die tot haare zyde waren overgegaan, zwaar door philips geftraft werden , en dat «haar trouwlooze Echtgenoot, h u m* fkey , niets tot haare redding in Engeland deedt, maar zelfs eene byzit ter vrouwe nam, waarna hy ftierf. (95) D  53 TEGENSPOED VAN JACOBA. ia. v. Wat toen in dien nood gedaan? A. Ziende, dat maar drie Steden haar overgebleeven waren, vondt zy zich gedrongen tot dit harde verdrag met philips te kooinen, naamelyk, „ alleen den titel van Graavin te mogen voeren, ,j en niet te trouwen buiten zyne toeftemming." (95) " 43- V. Was 'er toen meer rust in andere Gewesten? A. Terwyl de Gelderfchen toonden goede begrippen van een geregeld Staatsbefiier te hebben, werdt Utrecht door Godsdienstgefchillen van een gereeten, waarin de eerften daarna ook betrokken werden. (96) 44. V. Maar moest jacoba zich aan zulke harde voorwaarden onderwerpen? A. Zy was er toe genoodzaakt; doch het viel haar'moeilyk, haare ryke goederen in handen van den onedelmoedigen philips te zien overgaan, die haar naauwlyks het noodig onderhoud voor 't leven gaf. f97) 4.5. V. En wie hadt medelyden met die zo diep 'vernederde engelukkige Graavin? A. frank van borselen , Stadhouder van' Holland en Friesland, boodt haar, in dien nood, eenige penningen aan , welke edelmoedigheid den grond tot liefde tusfchen beiden lag , des zy elkanderen trouwden buiten philips kennis. (97) , . ' , , 46. V. En toen deeze harde mensch dat ver- nanl • • * ? , j 1. A. Toen nam hy dat zo euvel op, dat hy haar, als verbreekfter haarer belofte, beroofde van den naam van Graavin, en frank van borse* l e n , verraaderlyk, liet opligten, naar Vlaanderen vervoeren , en den dood dreigen.  VÉBNEDÈRING ET, DOOD V A 3 ƒ A C 0 B A. $ ~ 47- Z7". Wat ondernam toen de benarde jaco- A Zy befloot kloekmoediglyk, ter reddinge van Baaren Echtgenoot, afitand van alle haare Landen aan philips te doen, die reeds den titel van Graaf voerde: eene daad, voorzeker grooter dan haare overwinningen, en zyn bedryf (08) 48. V. Dus was zy nu niet meer dan eenë gemeene Vrouw? A. Zy bleef alleen Houtvesterin van HoUattd* maar gal dien post aan haaren Man, die van zyne Ampten beroofd was. (98) J 49. V. Welk eene opoffering en verlaaging 1 A. Voorzeker, de Dogter van Graaf willem den VI dus vernederd te zien, was ten dien tvttó eene sandoenlyke vertooning; maar kan Waereldgrootheid zich wel altyd ftaande houden? 50. V. Waar woonde zy na zo groote vernedering? A. Op't flot Teiliwrcn, buiten Leiden, in ee tien vergeeten doch genisten ftaat, genietende hef vermaak van 't ftille huisleven met haaren Echtgenoot; foms bezig met jaagen, 0f met het maa. ken van Kannetjes, die naar haar genoemd zyn JACOBA'T Kannetjes, 3 51. V En zy llierf in dien ftaat ? A. Ja; en nog jong, in den jaare 14^, zynde' maar zesendert.g ]aare„ 0ud , en door vier kindaald°Ze Huwdyk™' hoe ianSei- » meer} ge- 52. F. Anders moet men van haar zeggen' ïïL , uh(?°ge geboorte> ongemeene moed, ei trelfelyke bekwaamheden haar regt tot de re^ee hng gaven; maar dat niet wel beftierde aandoW Jykheid de bron haarer ongelukken was. (90} D s  5& drukkonst. PHILIPS de I. 53. V. Wat gaf, in haaren leeftyd, den Lands eene byzondere vermaardheid? A. De uitvinding der Boekdrnkkonst door laurens jansz. koster, omtrent den jaare 1430, toen men vier of vyfhonderd kroonen eischte voor eenen gefchreeven Bybel: ook werdt toen het nuttig Ilaringkaaken door willem be uk els zoon te Biervliet gevonden. (100) graaven uit het huis van bourgondie. Drie Graaven. 1. V. Tot welk Stamhuis ging het Graaffchap Holland, na jacoba's dood, over? A. Tot dat van Bourgondie , het geen drie Graaven, of liever twee, philips den F, en karel den I, nevens ééne Graavin, maria genoemd, geleverd heeft. 2. V. Was philips dan de eerde? A. Ta; de trotfche philips, die, op eene Iaageen eerlooze wyze, jacoba vernederde, en nu de handen ruim hadt, om naar willekeur te regeeren en 's Volks regten met voeten te treeden, was de eerfte Graaf uit dat Huis. (100) 3. V. Hoedanig was zyn bedryf? A. Hy blies de onlusten in Frankryk aan,  PHILIPS DE I. DE CUSA. 5J «n vertiet daarna de zyde "der Engelfchen, waarover hy gefchandvlekt werdt; doch ging de herleevende tweefpalt tusfchen Kabeliaauwjcken en Hoekfchen met Plakaaten te keer. 4. V. Wat meer? A. Hy hielp zynen natuurlyken zoon david op den Bisfchoppelyken zetel van Utrecht, en zogt voet te krygen in Friesland en Groningen, waarna hy , in den jaare 1467, geftorven is. (101-103) 5- V. Hoe heeft hy geregeerd? A. Hy werdt met geringen lof bekroond: want wie pryst eenen eerzugtigen, eenen Herken minnaar der weelde, die eenen verderfelyken invloed hadt op de Hovelingen; en het wellustig gedrag van deezen wederom op 't gemeen: anders was hy fchrander, voorzigtig en foms grootmoedig. (103) 6. V. Wat heeft men hem nagegeeven? _ A. Dat hy genoegen vondt in de volgende Hellingen der Husfiten: „ misdaadigers moet men „ laaten ItralTen door zulken , aan wien de draf „ ftaat: bekwaame Priesters mogen gods woord „ prediken: en Geestelyken hebben geen regt „ over 't tydelyke." 7. V. Waarover klaagde hy aan den Paus? A. Over het verval der Kerk, waarop de Paus den Kardinaal, nicolaas decusa, afzondt om Aflaat van zonden te prediken, en de Geesl telyken te hervormen. 8. V. Waren de Husfiten van Bohemen in dit land toen al bekend geworden? A. Na dat wickleffs fchriften uit Engeland liter eemge itraalen van het zuiver Evangelie hadden doen opgaan, waren eenige Burgers °vaH D 3  {ff GELEERDEN. UITVINDINGEN. Dordrecht ter heirvaart opgetrokken tegen d$ Husfiten in Bohemen, die, terug keerende, de waare Leer verbreiden, tegen welke zy de wapenen te vooren hadden opgevat. 9. V. Stonden toen ook eenige geleerde eu godvrugtige Mannen bekend? A. Ja: als gerard de groot, laurens, hendrik arnold, egmond de dïkip.r, johannes wesselus, agricola, en hel> midius de amore van Zutphen, die eene hervorming onder de Geestelyken beproefde, en met anderen gerekend werdt, den voorlooper van luther geweest te zyn. (103, 104) 10. F, Wien telt gy onder de anderen? A* thomas a kemp is, die, in 't Klooster te St. Agnesberg buiten Zwol, het bekende ftigtelyk boekje fchreef over de Navolging van Christus, terwyl de vermaarde fchoolen van die ftad en van Deventer veele geleerde Mannen voortbragten, 11. V. Wat was in philips tyd aanmerkelyk? A. Dat men veele groote voordeden met de Zeevaart behaalde , en dat 's Lands Matroozen bezems in de mast voerden, ten teken van de Zee te hebben fchoon geveegd van roovers. 12. V. Wat meer? A. Dat men de Zeedyken met wier en paaien beveiligde, en fchepen bouwde, niet met op elkander geipykerde maar aaneengevoegde planken, 't geen men karveelswyze noemde. 13. F, Welk fnood geval viel er, ten dien tyds van philips, voor in Gelderland? A. Dit volgende. Hertog arnold werdt door synen zoon adolf, die naar het bewind haakt^  DA ADEN VA H KABEL DEN I. SS *s nagts van het bed geligt, en, ondanks de koude, half naakt, naar Buuren gedreven, waar hy zes jaaren gevangen gehouden werdt. (102, 103; 14. V. Wie was philips opvolger? A. k a r e l de I, zyn zoon , die den naam van den Stouten wegens zyne daaden ontving. 15. V- Welke waren zyne bedryven? A. Hy ftondt naar het bewind over Friesland, tugtigde de Engelfehen om het berooven van Hollandfche fchepen, herftelde den verdreeven Engelfehen Koning eduard op den throon , en gaf den doodfteek aan 's Lands Vryheid, door het invoeren van vaste Soldaaten, 't geen 's Volks oude dapperheid deedt vervallen. 16. V. Is dat alles? A. Neen: hy zeide ook Frankryk den oorlog aan, dempte eenen opftand te Hoorn en Zierikzee, liet Gelderland aan hem verpanden en daarna aanflaan, breidde zyn gebied tot Italië uit, dreigde de Zvitfers, en mishandelde fommigen. 17. V. En hoe liep dat alles af? A. Eenen veldflag te Nancy aan den Lotharingfchen Hertog renc leverende in den jaare 1477, werdt hy doodelyk getroffen. 18. V. En verder? A. En, twee dagen na den flag, met drie wonden, naakt, begruisd met ftof en bloed, gefmoord in eenen poel, en met de eene zyde des aangezigts vast in 't ys gevroozen, gevonden. (104-108) 19. F. Men moet dan van hem zeggen . . . . ? A. Dat hy een eerzugtig en heldhaftig, een Hout en vermetel Krygsman geweest is, zeer gezet op rooven en verwoesten: indedaad eene vaifche glorie voor elk mensch, maar vooral voor eenen Hollandfchen Graaf. (108 * 109) D4  KESEE'RING VAN MARIA. 20. V. Aan wien ging het beftier, na hem , over? . . A Aan zyne Dogter mar ia , maar twintig Jaaren oud, die het bewind over een arm volk , door karels oorlogen, tegen zin en wil, uitgeput, aanvaarde. (109) 21. V. Hoe veele zaaken gebeurden in t ]aar zyns fneuvelens, die meer voordeden gaven, dan alle zy e veroveringen? A. Deeze drie. Vooreerst dat , in den jaare 1477, de eerfte Bybel te Helft gedrukt werdt, dóór Jacob jacobsz., en mauricius yemantsz.; maar de eerfte Bybel der Gereformeerden kwam laater, in den jaare 1556, te Embden in 't licht by steven mierdman en jan heylliaert. 22. V. Welke was de tweede? A. Dat, eindelyk, de Hoekfchen en Kabeljaauwfchen, door 't algemeen belang gedreeven, na karels dood, zich vereenigden, en de oude vyandfchappen (moorden, ten minden voor eenen tyd. (109) 23. V. En de derde? A. Dat maria, geen kans ziende, om den oorlog, door haaren Vader tegen Frankryk, ondernomen, uk te houden, herdelde, ter believinge der Landzaaten, de oude voorregten, en htm fchonk het Groot Privilegie, in den jaare 1477. Dit was de derde indedaad zeer aanmerkelyke zaak van dien tyd. (110) 24. V. Waarom noemt gy dij zaak zeer aanUierkelyk? A. Dewyl men dat Privilegie gehouden heefc voor de voornaame grondwet van Staat, of voor liet Wetboek der Ntderlandfche Vryhcid . . ,  maria. max1m1liaan. 57 Ware het maar nooit, in het vervolg des tyds, gefchonden geworden! (110) 25. V. Wat was dan deszelfs inhoud? A. Dat maria nooit zou huwen buiten goedkeuring der sta aten: geene Ampten geeven dan aan Inboorlingen: geene Ingezetenen, buiten 's Lands, in regten laaten betrekken: de sta at en vry laaten vergaderen : en de Steden geena belasting tegen wil doen draagen. (110) 26. V. Trouwde maria daarna? A. Ja: zy gaf haare hand aan maximiliaan, Hertog van Qostenryk, 'sKeizers zoon, en voerde oorlog tegen Gelderland, 't geen ka rel zoon van Hertog arnoud, tot Beftierder hadt aangenomen, en tegen Frankryk. (m) 27. V. Zat maximiliaan intusfchen Uil? A. Hy won de Kaheljaauwfc.hen , en dreef de Hoekfchen naar Utrecht, die tegen de Hollanders gekant bleeven, terwyl maria, in den jaare 1482 , overleedt door eenen val van 't paard, nalaatende twee onmondige kinders. (ia, 112) I) S  $1 GRAAVEN UIT HET HUIS VAN OOSTENRYK. Drie Graaven. Bedryven van Philips den II. Brood en Kaasvolk. Karei de II. Joris van Saxen. Margareets beftier. XVII. Gewesten onder Kareis bewind. Opkomende Hervorming. Inquifttie. Ver. volging. fVederdoopers. Regeering, aan Philips den III opgedraagen. Granvelle. 1. V. Welk gevolg vernam men daarop? A. Dat het gebied over deeze Gewesten daar door overging tot Graaven uit het Huis van Oos. tenryk, het welk er drie geleverd heeft, philips den II , karei, den II, en philips den III, meestal genoemd philips de II, Koning van Spanje. (113) 2. F. Hoe oud was Graaf philips de II, by het fterven zyner Moeder? A. Maar vier iaaren: des zyn Vader maxi miliaan de voogdyfchap op zich moest neemen, In wiens tyd de Kaheljaauwjchen de overhand kreegen; doch de Heeijchen, toen in Utrecbt  BURGER» OORLOGEN, gg en Amersfoort gevlugt, wreekten zich geweldig op de Hollanders, gelyk bleek in het lot van den grootmoedigen jan van schaefelaar. (113, 114.) 3. V. Wat deedt deeze? A. Om dat hooggaande verbittering alle gevoelens van Menfcheniiefde fnoodelyk verdringt , en blind is voor de verdienden in vyanden, wilds hy, ter reddinge der zynen, den dood voor hun lyden. di^) 4- V. Hoe ging het verder met den Burger- kryg? A. De Hollanders, om het Blokhuis aan de Vaart te winnen, gebruikten, zegt men, voor het eerst, Bomben: maximiliaan nam Utrecht weg, 't geen de Hoekfchen begundigde ; doch die van Brugge kreegen maximiliaan gevangen, en hielden hem vier maanden vast. (115) 5. V. En verder. , , , ? A. Jonker frans van brederode, hoewel maar tweeëntwintig jaaren oud, verraste Rotterdam met Vlaamfche hulp, welke ftad hy niet kon inhouden; en helaas! gewond in den Uag by Brouwershaven, ftierf hy kort daarna in den jaare 1490, waardoor de Hoekfchen den moed veriooren. (115, n6) 6. V. Wat beurde dien weerop? A, Het zo genoemde Brood en Kaasvolk, dat in Noordholland, wegens duurte en zwaare belastingen, was opgedaan in den jaare 1492 , en te Alkmaar en Haarlem flegt huis hieidt. 7. V. Hoe ging men dat tegen? A. maximiliaan liet het met een leger verdaan, en de Hoekfchen,die omtrent anderhalve Eeuw de Vaderlandfche Vryheid verdeedigd hadden, uitroeien, (116, 117)  6o BESTIER VAN PHILIPS BEN II. 8. V. En daarop hadt hy de handen ruim? a. Ia. Maar toen ftondt hy . die gevoelige nee. pen aan de Vryheid gegeeven , en den Lande meer nadeels hadt toegebragt , dan de yoonge oorlogen gedaan hadden , het bewind aan p H ilips af, in den jaare 1493, en ging, d^ar^hy Keizer geworden was, het Duitfche Ryk beuie- ren. (117) . „ , 9. V. Welke erkentenis ontving Amjlerdam van hem? , ,. „ a. Hy fchonk der ftad, om gedaane dienften, de vryheid van de Keizerlyke Kroon in haar wapen te voeren, gelyk nog gefchiedt. (118) 10. F. Maar wat deedt philips de H? A. Hy oorloogde lang tegen de Gelderfchen, bragt Friesland door zyns Vaders leger te onder, kon de onderwerping van Groningen aan den Bisfchop van Utrecht niet beletten, dempte eenen opftandt onder de Friezen, en maakte een verdrag met de Gelderfchen. (118) 1 r. V. En wat meer? a Getrouwd zynde met de Dogter der Koningin'van Kastilie- ging hy derwaards na haaren dood, om zich aldaar te laaten kroonen; doch ftierf niet lang daarna, in den jaare 1506. (119, 1212 V Welk Karakter kent men hem toe? a'. Men befchryft hem, als verflaafd aan ledigheid', vermaaken en wellust, ,120) is V. Hoe was het toen in Holland gefteld? a' De' partyfchappen eindelyk geftild zynde, deedt de kalmte, die men genoot, handel en handwerken uitwendig bloeien : ook maakte de Geleerdheid opgang, en de fchoolen van Zwol en Deventer bleeven boven anderen vermaard, (uoj  KAREL DE II. 61 14. V. Hoe was de inwendige ftaat? A. De langduurige binnenlandfche oorlogen hadden de kragten deezer Landen zeer geknakt, en de Steden ftonden gefcheurd; maar de Vaderlandsliefde fcheen, nu en dan, doch zwaklyk boven te komen. 121) 15. V, Hoe was het uitwendig met ons Land, by den dood van philips, gelegen? A. Het Vaderland was in vier deelen verdeeld: philips hadt beheerd Holland en Zeeland: een andere karel voerde het bewind over Gelderland en Ovcrysfel, dat is, dat hy in dat Landfchap alleen eenen fterken aanhang hadt, daar het den Utrechtfchen Bisfchop als Landsheer erkende. 16. V. Verder. . . . ? A. f rede rik, Bisfchop van Baden, beflierde Utrecht; en joris van Saxen hadt gezag over Friesland. (121) 17. V. Wie volgde op philips "den II? A. Zyn zoon, karel de II, die meer bekend ftaat onder den naam van Keizer karel den V, moest opvolgen; doch maar zéven jaaren oud zynde, raakte hy onder de Voogdyfchap van zynen Grootvader maximiliaan. 18. V. Wat deedt deeze? A. Als Voogd vertrouwde hy zyns kleinzoons opvoeding aan adriaan van Utrecht, die naderhand Paus werdt ;*en 's Lands beftier gaf hy aan zyne Dogter, margar.ee'f, wel jong, maar wakker van geest. (122) 19. V. Wat bedreef zy? A. Haare benden telkens geflaagen zynde door den Oelderfchen Hertog karel, als befchermer van Utrecht, moest zy tot een verdrag komen, en aanzien, dat de wreede Saxen uit Friesland  62 RECEERIKtQ VAK KAREL den I h gejaagd werden, terwyl eenlge Duitfchers, onder het bevel van eenen boer, de Lange of Groote Pier geheeten, tot in Holland ftroopten, (122, 123) 20. V. Hoedanig was de uitflag van dat gewoel? A. Joris van Saxen deedt, eindelyk, afftand van Friesland, voor een fomme gelds, aan den Graaf van Holland; maar karel van Gelderland bleef den oorlog voortzetten tegen Hollaudj in welke Provintie hy diep indrong, en zelfs Alkmaar pionderde. (123) 21. F. En 't einde was . . . ? A. Een verdrag, waarby de Gelderfche Hertog Groningen behieldt; doch een deel van Friesland afftondt , voor eene fomme gelds, aan karel den II, die, in den jaare 131:5, het bewind over Holland op zich nam, Koning van Spanje werdt in *t jaar 1517, en Keizer van Duitschland in het jaar 1520, onder den naam van karel den V. (123) 22. F. En zo fchielyke en hooge bevorderingen waren oorzaak ? A. Dat hy, de handen elders vol hebbende, margareet in 't bellier liet blyven, Holland dwong van veele oude voorregten af te zien , en geheel Friesland verkreeg in""den jaare 1523. 23. F. Wat meer? A Hy werdt ook meester van Overysfel in 's jaar 1527, en van Utrecht by den vrede van het jaar 1528, na dat 'er veel gevogten was met kaRel van Gelderland, en met marten van r o s s e m , die , diep in holland gedrongen zelfs 's Haage hadt geplonderd. (124, 125 ( 34. F. Bleef karel van Gelderland toen in rast?  DA ADEN VAN KA REL DEB II. A. Het mishaagde hem zeer, dat Groningen en Drenthe zich ook aan Keizer karel onderwierpen in den jaare 153Ö ; maar twee jaaren daarna ftervende, drong de Keizer willem van gulik, die in 't Geldersen bewind was opgevolgd, om Gelder en Zutphen aan hem af te ftaan, in den jaare 1543. (128, 129) 25. F. En dus ? A. Dus werdt karel de II meester vaa alla Nedcrlandfche Gewesten, die door handel en rvkdom aanzienlyker waren dan menig Koningryk welker beftier hy, na margareets dood, ia 'l jaar 1530, hadt overgegeeven aan maria,' zvne zuster. (116, 128) J 26. F. Hoe regeerde hy? A. Hy mogt alleen als Graaf beftieren ; maar hy wilde als Koning of Keizer gebieden • het eerfte zou hem bemind gemaakt hebben; docb het ander wekte den haat tegen hem. (130) 27. F. Wat bedreef hy dan? A. Hy verkortte de voorregten van verfcheïden Provintien, waartegen de Friezen zich meest ver zetteden, en weerde eenen ftroop der Deenen in onze Gewesten, waarby zelfs 'sHaage en Alk maar geplonderd werden, niet dan met geld 1» de geleeden' rooveryen. (126, 130) 28. F. Welke verliezen of rampen onderging het Land ten dien tyde ? 6 a A. Zeeland leedt eene zwaare overftroomins m den jaare 1530, waarby veelen het leven lieten; en Holland eene andere twee jaaren laater die zo hoog ging, dat het water éénen voet ovw de dyken vloog. (126. 127; 29. V. Wat viel, nog laater, voor? A. Twee groote Vaderlandfche Letterkundigen*  0*4 ïSASMUS. JANUS. KAREL DE II. desiderius erasmus en janus secundus, verlieten het leven in den jaare 1536. 30. K Hoe heeft men de nagedagtenis van den eerften willen vereeuwigen? A. In den jaare 1549 rigtte men een houten ftandbeeld op, ter zyner eere, te Rotterdam, de plaats zyner geboorte; doch de Spanjaards, door 't ftooken van eenen Monnik, dat in 't water geworpen hebbende, (lelde men een ander van blaauw Arduinfleen in de plaats,in den jaare 1557. 31. V. En dat bleef ftaan? A. Dat is naderhand, op 'sLands kosten, veranderd in een ftandbeeld van metaal, het geen in die (lad nog (laat. 32. V. Wat bedreef karel de II meer? A. Hy oorlogde veel in Duitschland , bragt na den vrede veel krygsvolk op onze grenzen, om alles met geweld te kunnen dwingen, en hegtte de Nederlanden aan 't Duitfche Ryk. (131, 132) 33. V. Wat verzuimde, en wat zogt hy meest? A. Hy verzuimde zynen zoon philips wel te laaten ouderwyzen in den aart der onderfchelden Volken, over welken hy eens zou regeeren; en zogt de Nederlanden in zyn Stamhuis erfelyk te maaken. (132, 133) 34.. V. Wat kwam er op in zynen tyd? A. 's Lands Pagteryen werden ingevoerd in 't jaar 1555, die (land gehouden hebben tot het jaar 17\i. (136) 3<;. V. Wat moet men van zyn beftier getuigen? A. Dat hy, wegens onverzaadelyke flaatzugt, meer getragt heeft,' zich zeiven groot, dan zyn Volk gelukkig te maaken; en dat hy wel honderd duizend Menfchen, zegt men, om het Hervormd Geloof, heeft laaten martelen. (135, 136)  hervorming T h ö E Sö E st a a n. || Hervorming? ï Z° tegen rfe ^- Ja : en hadt hy ze niet heftig met het zwaard tegen geftaan in Duitschland , zou ze waarlchynlyk algemeen geworden zyn : dan de Vryheid van Godsdienst, die hy, eindelyk, door de wapenen gedwongen was aan dat Ryk le eeeven, wilde hy hier niet toelaaten, 37. F Wat moet men zeggen, wanneer men ziet, dat éen mensen het algemeen worden der Hervorming met geweld bsiet heeft? r-^w,Wynmoete" zwvSen> en ^eze diepte der Oodlyke Regeering aanbidden, dewyl wv ze nier peilen kunnen. J tefti,itfn?Wat deedt hy CerSt °m dS Hervorm5"S A. Daar men de Leer van calvinus, zwinGlius en ltjther, welke Duitschland en Zwitfer land zagen opkomen iu en na 't jaar 1517, hier gebragt hadt, liet karel derzelver belyders voor Ketters verklaaren, en door de opgerigte Inquifitie, 111 het jaar 1521, vervolgen. (125) 30. K Wat was de Jnquifitie? A Een ongewoone Regtbank, van andere Reetbanken onderfcheiden, en beitaande uit eenen Od perinquifiteur, dat is onderzoeker, en andere min dere Inquifiteurs, die magt hadcfen , om lieden van Kettery verdagt of daarmede befchuldigd' voor zich te laaten komen, te onderzoeken en naar bevind van zaaken, te ïtraiïen , het welk ftreedt tegen 's Lands Privilegiën , en naar de Apaanjche Inquifitie riekte. 40. V. Verlangde men hier zo fterk naar de Hervorming.? A. Ja: want door de fchriften der Hervormden E  66 VERVOLGING. waren veeier oogen geopend , en erasmus hadt dermaate op de Monniken gefchitnpt , dat ze, in vergelding daarvan, hem den Voorlooper van den Antikrist noemden. Ai. V. Erkenden ook voornaame Roomschgezinden de noodzaakelykheid der Hervorming? A. Meer dan één, en, onder die, Paus adriAan, zoon van floeis boïens, een fchuitemaaker te Utrecht , die meende, dat luther eene fcheuring maakte uit waereldlyke inzigten , en daarom er as mus vraagde, hoe die oneenigheden te {tillen waren? 42. V. En men ging de geenen , die de Hervorming omhelsden, met geweld te keer? A. Ja: want, in den jaare 1523, werden twee Mannen te Brusfel verbrand, en één heimelyk om 't leven gebragt, 't geen het eerfte bloed was , dat in de Nederlanden om het waare Geloof gelürt werdt. 43. V. En daar bleef het niet by? A. Dit was maar een begin van duizend fmerten: want jan de bakker, in 's Haage predikende in het jaar 1525, werdt door de Inquiflteurs ook gevat en verbrand; en in den volgenden jaare nam de vervolging al meer toe, die egter het openbaar prediken by Antwerpen in het open veld, en het verlaaten van Kloosters door Monniken en Nonnen niet hadt kunnen beletten. 44. V. Kon de Landvoogdes dat alles niet fluiten? A. Margareet -gaf wel nieuwe Plakaaten tegen verbooden boeken, en last om eenige misbruiken onder de Geestelyken te verbeteren; maar het fluiten der- Hervorming te beginnen was te laat, of het reikte niet toe.  wederdoop-er s« «57 4.5« Pt Waarom niet? dt De verlichting was te diep en te algemeen ingedrongen? want gansch Holland werdt, aan margareets Hof, van Kettciy befchuldigd. 46. F. Wat zeiden de Priesters daarvan? A. De Priesters zelve, den Bybel, die hun te voorcn heel vreemd was, nu inziende , ftonden over den inhoud, met welken hunne voorige gevoelens zo weinig ftrookten, verbaasd. 47. V. Wat werdt tegen die onweetenheid ondernoomeii? A. Men gaf eerst de Vertaaling van het Nie„we Teswment door luther, daarna den Bybel in de Vadenandfche Taal in 't licht, nevens eenige kleine (ugtetyke Boekskens. 48. V. Van welken Aanhang hoorde men in dien tyd { A. Van zo genoemde Wederdoopers, die, de gevoelens van nicolaas stork in Samt, volgende, omtrent den jaare 1527 hier waren gekomen en veelen verleidden door hunne gewaande openbaaringen. 49. V. Wat bedreeven zy? A. Vyf van hun liepen, als dolle lieden , en met uitgewogen zwaarden, door Amjlerdant, wee roepende over de Stad, om het Volk op te ruien tot eenen uittogt naar Westphakn* 50. V. En wie ondernam dien? A. Jan van leiden, één der hoofden, S r-^ nflVOlsers iu waalf fthepen naa Munjler zich daar uitgevende als hunnenT geestelyken Koning; doch hy werdt daarna gevangen , ï^'xsS™ g6Weldigen d°°d geftraf^ in den 51. V. Wat voerden zy uit, die agterbleevea ? E a  6i MES80 SIMONÏ. BYBEL. A. Sommigen"maakten eenen aanflag op Leiden, en anderen eenen op Amjlerdant, die gelukkiglyk geftuit werden. (127, 128) 52. V. Behoorde menno simons ook tot dien Aanhang? A. Deeze braave Man was eerst een Roomsch Priester, en ging wel tot hen over in 't jaar 1536; doch hadt andere en betere gevoelens, en leefde ftigtelyk. 53. V. Wie waren zyne Navolgers? A. 13e zo genoemde Doopsgezinden , die naderhand ongelukkiglyk gefchcurd zyn in Plaatsingen of geflrenge , en in Waterlanders , dat is, in gemaatigde Doopsgezinden. 5:1. V Wat deedt men tegen mf,nno? A. Tegen hem, als mede tegen het prediken buiten de Kerken, en tegen Boeken, afwykende van de Roomjche Leer, gaf de Landvoogdes ftrenge Plakaaten. 55. V. En men veerde die naauwkeurig uit? A. Dat ondervondt j. lies velt, Drukker van den Nederlandlchen Bybel te Antwerpen in den jaare 1542, die onthalst werdt, om dat hy in eene Aantekening gezet hadt: dat de zaligheid alleen door Christus komt. 56. V. Hielden de Plakaaten den voortgang der Hervorming tegen? A. Neen: dus gaf men een ander in den jaare 1550, het geen van de Inquifitte fprak , en belastte , dat hy, die iets ergerlyks hoorde, al ware het van zynen Vader, zulks moest aanbrengen, het welk eenen geweldigen fchrik gaf. 57. V. En het gevolg was . . . . ? A. Dat de Kooplieden van Antwerpen toen» wilden vertrekken, en den handel lieten ftilftaan:  KAREL VERLAAT 'T BISTIER. des verkreeg de Landvoogdes een nieuw Plakaac van karel den II, waarin het woord Inqüilitie wel was weg gelaaten; doch 't geen anders niet zagter luidde. 58. V. Wat vreemds vernam men, eindelvk van dien Keizer en Graaf? A. Dat hy , in den jaare 1555, te Bmsfel afltand deedt van alle zyne Landen aan zynen zoon philips en naar Spanje ging, om in een Klooster ftil te leeven , waar hy geltorven is in den jaare 1558. (135) 59' F- Waarom deedt hy afltand? A. Hy ondervondt zyne zwakheid, en mogeJyk liep ook alles niet naar zynen zin- ten minnen konden zyne Staatzugt en vermaardheid zich verzaadigd rekenen; maar het gaat met d» vermaardheid der Menfchen, als ... . 60. V. Hoe jdan . . . ? A Als met hunne bezittingen: zy zyn toch niet altyd de vrugt van eerlykheid of van verdienden • en hoe veel beter zou het voor karel en voor milhoenen menfchen geweest zyn , wanneer hv met minder wysheid, meer deugd bemind en meer rust gezogt hadde. 61. V. Dus werdt philips Graaf van Holland? A. Ja: philips de III Graaf van dien naam of meer geheeten philips de II van Span 144) 76. V. En ey verkreegen die billyke verzoeken? A. Was philips wys geweest, hy zou ze ingewilligd, en daardoor veele fchoone Landfchappen behouden , ten minften duizend jammeren voorgekomen bebben : want ryken en magtigen hebben alleen het vermogen,om ontelbaare fmerten te verminderen, of te doen agterblyven. f144) 77- V. Wat deedt hy dan? A. Hy liet Inquifitie en Plakaaten in ftand blyven in den jaare 15(55, -t geen geweldige gevolgen heeft gehad.  TWEEDE ZAMENSPRAAK, Verbond der Edelen. Beeldjlormery. Openlyk preekcn. Komst van Alva. Vervolging, Tiende Penning, Veroverde Steden. Haarlem, Alkmaar en Leiden belegerd Requefens. Gendfche Pacificatie. Don Jan. Farnefe. t. V. Waartoe gaan wy nu over? A. Tot eene nieuwe Gefchiedenis , die alies in eene andere gedaante aan ons oog zal vertoonen. 2. V. Tot hoedanige? A Eerst tot de voorbereidfels eener toekomende ^roote verlosfingjdie philips niet kon droomen, en de Aanleggers niet voorzien, te minder om dat zy van zeer duistere en benaauwde tyden werden vooraïgegaan. (145) 3. V. Wat moet men van die gebeurtenis zeg' gen ? 0 A. Dat zy alle merktekenen heeft gedraagen ysn een hemelsch Bellier. De eer moet toch aan den regeerenden god gegeeven worden, wanneer wy zien, dat een gering volk zich volkomen los wringt e 5  74 verbond der edelen. uit de handen van den magftigflen Monarch va» europa- Ci46) 4. /'. Wat werdt dan ondernomen? A. Twintig Edelen, te B-rafel vergaderd, ondertekenden een verbondfchrift, dat door den bekwaanien m a r n ix van Sr. Aldegonde opgefteld was, waarby zy beflooten, zich tegen philipi bloedige Plakaaten te verzetten, 't geen daarna door meer dan tweeduizend, zo edelen als onedelen, getekend werdt. (146) 5. V. En dat verbond hadt ten gevolge? A. Dat byna vierhonderd Edelen, geleid door hendrik van brederode, een fmeekfchrift aan de Landvoogdes te Brusfel overgaven , op den vyfden April des iaars 1566, ter opfchortinge der Plakaaten en Ir.quifitie; welk kloek bedryf den grond gelegd heeft tot de Vaderlandfche Vryheid: des wy verpligt zyn de Afflammelingen dier Edelen, van welken fommjgen in ons Vaderland nog overi? zyn, te hooger te eeren. (147) 6 V. Welken naam ontvingen zy wegens dat verzoek? A. Den fchimpuaam van Geuez, of Geuzen , Bedelaars betekende, welke naam , federt, door de Roomsebgezinden den Hervormden gegeeven is; doch waarop de Edelen ten dien tyde roem droegen, f147) 7. V. Waaruit bleek dat? A. Zy droegen, fluts, een' penning opdeborst, verbeeldende eenen bedelzak, of een houten napje, dat de bedelaars gebruikten. (148) 8. V. Welke uitwerking hadt dat fmeekfchrift by de Landvoogdes? A. Zy gaf goede woorden; maar de Hervorm ■ den, vreezende voor eene zo genoemde Moderatie  opeklyk peedtken. 75 die de Vryheid van Godsdienst den val dreigde, begonnen openlyk te prediken. ('148) 9. V. Wie durfde toen prediken? A. Eenige kloeke Leeraars, gelyk franciscvs junius, die in den jaare i5ö6 predikte, en het gebed deedt voor de Edelen te Brusfel, en zelfs te Antwerpen den kanzei durfde beldhninen, en leeren, terwyl hy door de Kerkglazen het geilikker der vlammen zag, waarin eenige Gereformeerden op de markt verbrand werden. 10. F. Wie predikte al meer? A. herman stryker te Gend, petrus datiienus buiten Antwerpen , en cóRNelIï van diest in 't Bosfche veld, en daarna te Dateren waar die van Bommel, Heulden en Gorinchem te zamen kwamen. 11. V. Deedt men dat ook in Holland? A. Het getal der Leeraaren was zo fchaars in die tyden,_dat men, in den jaare 1565, maar twee Predikers m die Provintic telde, jan arendszoon en peter gabriel, die te Amfltrdam m de Engelfche fleeg, alle zondagen, dienst deedt, ook eens te Overveen, na dat°men hem s nagts. onder fpaanders, buiten Haarlem verborgen hadt. 12. V. Waarom verborgen? A. Om dat de galg gedreigd was aan de j ee raars, die dat beftonden te doen ; en es Haare, waar de gewapende Delftfehe Schuttery den Predikant cornelis suis, geduuren.de de Leerred- heveiligd hadt. T DC m3'V\ Wfe deedt philips, toen hy het verzoek d«r Edelen vernam? * r  76 BEELDSTORMER?. A. Verflaagen door dat nieuws, liet hy hun niets antwoorden; maar beiloot de lnquifltie op te fchorten, en het prediken door foldaaten te beletten. 14. F. En toen de Edelen geen antwoord kreegen ? A, Terwyl wel tweeduizend te St, Truyen raad hielden, en daarop wagtten, begon de Beeld(lormery in Brabant en Vfianueren. 15. V. Wat was de Beeldftormery ? AL Wel vierhonderd Roomfche Kerken, werden yan kostbaarheden beroofd, en de Beelden afgeworpen, verbrookcn en vernield, terwyl niemant van die plonderaars daarby om 't leven raakte, welk bedryf naderhand tot andere Gewesten over- floeg. (149) , 16. F. Wat moet men daar van zeggen? A. Dat dit bedryf, waarvan wy de overblyffels nog kunnen zien aan onze oude Kerken, voortkwam uit afkeer van de Roomfche Plegtigheden; maar alle afkeuring verdiende. 17. F. Wat vernam men daarop? A, Behalven dat het de gemoederen der Roomfchen verwyderde van de Hervormden , hadt het veele treurige gevolgen, waaruit men ziet,dat een dolle yver veel nuts kan bederven. (is°") lis. "F. Hoe gedroeg zich de Landvoogdes? Al margareet blies wraak over die fchennis; maar gebruikte list, en kwam tot een verdrag met de Edelen, dat zy niet hieldt. (.150) 19. F. Wat hadt philips in den zin? A. Hy wilde zich toen meester maaken van de volle heerfchappy over de Nederlanden, en dreigde met een leger te zullen komen. O 5 O 20. V. En de Landvoogdes ?    verbond der edelen. «7 A. Zy drong de Edelen, onder anderen, de Stadhouders, willem den 1 en egmond, de Beeldvormers te rtraften, en bragt hen daar door in ongunst by het volk. 21. V. En de gevolgen daarvan waren? A. Toen men urn eerften daarenboven befchuldigde over het toelaaten der openbaare preeken, en alles gevaarlyk werdt, week hy, in den jaare 1567. naar zyne Duitfche Staaten, het geen de Ingezetenen dermate verfloeg, dat veelen gingen vlugten. 1521 22. V. Dus liep het Verbond der Edelen te niet y A. Deszelfs kragt werdt verbrooken, toen de benden van hendrik van brederode, verzameld om de goede zaak te handhaven, verftrooid of verflaagen werden, en hy zelf het Land verlaaten moest. (153) 23. V. Hoe behandelde de Landvoogdes de Beeldftormers? A. Zy liet de onlangs gebouwde Kerken der Hervormden afbreeken, en de binten tot galgen gebruiken, om de Beeldftormers daaraan te hangen : voorts herftelde zy den Roomfchen Godsdienst, en alle hoop van redding fcheen toen voos de Hervormden verdweenen. (153) 24. V. In welken nood raakte toen het Land? A. In eenen zeer grooten nood, en maar eenmaal, mag meu zeggen, heeft het Vaderland de weergac daarvan gezien, zo dat men de eer der verlosfing geheel aan den ontfermenden god moet toefchryven. 25. F. Werdt er geene uitkomst gebooren? A. Schoon het Bondgenoodfchap der Edelen verbrooken wus, liet god dat niet geheel nutCm  7 8 hertog van alva. loos worden: wanc het deedt eenen geest van kloekmoedigheid en eene zugt naar Vryheid over. blyven, die beide groote gevolgen hadden. (ivO 36. V. En verder. . . 1 A. Een middel, door philips bedagt ter verdelging, liet god tot verlosflng dienen: want de Hertog van al va, alles willende te onderbrengen, was oorzaak, dat het Volk tot de wapenen kwam, en het in den tyd van twaalf jaaren verder bragt, dan het ooit te vooren in den zin gehad hadt. (154, 155) 27. V. En daaruit ziet men. . . . ? A. Men ziet daaruit, hoe weinig men vooraf de fchikkingen van god kan bepaalen,of de lotgevallen der Volken ontwikkelen. 28. V. Hoe gedroeg zich deeze Hertog? A. Nog in Spanje zynde, ftookte hy philips op tot hardheid, en verkreeg van hem een leger om de Nederlanden te tugtigen. (155) 29. V. En hier gekomen zynde. . . . ? A. Hier gekomen zynde in den jaare 156S, figtte hy een nieuw Gengtshof op, de Raad der Beroerte geheeten, om allen, die zich in de gebeurde zaaken gemengd hadden, te ftraffen , het geen ftreedt tegen de Privilegiën, vermids elk, fchuldig of onfchuldig, vóór zyne eige Regtbank geroepen moest worden. (156) 30. V. En het gevolg was? A. Gelyk men vooraf, op 't hoorefl van alva's komst, gebeefd hadt, waarom duizend Hervormde Leden te Amflerdam het Avondmaal tot verfterking van hun geloof gebruikt hadden den vyftienden December des jaars 1566, zo vlugtte alles by zyne komst. 31. /'. Met rede?  al v a's wreedheid; 79 A. Dat bleek, daar hy de Inquifitie de handen ruim gaf, waarop agttienhonderd lieden, binnen kort , door beiilshanden, oin 't leven raakten, en zeventig Hervormden , in drie dagen, te Vaienchien, onthalst werden. 32. F. Ook Leeraars. . . . ? A. Ja: veelen werden onthoofd of verbrand; en elfs werdt de geleerde Boekdrukker, herman schinkel, te Delft gehangen om het drukken van Hervormde Boeken. 33. V. Wat bedreef al va meer ten zelfden tyde? A- Hy liet,onder anderen, de Graaven van egmond en hoorne, teBrusfel onthalzen,en een verzameld leger door willem denl, onder bevel van Graaf lodewyk, zynen Broeder, by Remmingen verflaan. 34. PVWSI ondernam hy tegen willem denl? A. Hy hieldt willem, die met het ander deel des legers, op eigen kosten in Duitschland geworven , over de Maas gekomen was tot ontzet des Lands, zo lang tegen, dat het, by gebrek van geld, moest afgedankt worden, waarop die Prins gedwongen was, eerst naar Frankryk, en daarna naar Duitschland terug te keeren in den jaare 1569. (157, 158) 35- V. Maar hoe ging het verder der. Hervorm» den? A. De vervolging "tegen hen ging toen ongeftoorder voort, en niettemin verloor de Roomfche Kerk veele aanhangelingen , voornaamelyk door twee Boeken, geheeten het Tafereel der Religiege Schillen , en den liyencorf der heilige Roomfche Kerke, beide gefchreeven door marnix van  bedryf van A l v a. St. Aldegonde, één der grootfte Mannen dier Eeuwe. 56. V. Wat hielp daartoe niet weinig? A- De fpelen der llederykeren, die de zeden verbeterden, de Paapen gispten, de misbruiken der Roomfche Kerk befchimpten, de haatelykheid der Vervolging vertoonden, en den Godsdienst der Hervormden onderlteunden. 37. V. En wat deeden anderen? A, guido de bres, een vermaard Fransch Leeraar, te Bergen, hadt, in den jaare 1562, voor de Franjche Kerken, eene Geloofsbelydenis in XXXVII. Artijkelen opgelteld , welke men hier overnam, om dat ze beur geviel, dan de Augsbergl'che Corfesfie. 38. V. Wat ondernam al va, toen Prins willem de I van de hand was? A. Geld noodig hebbende, vorderde hy den tienden penning van de onroerende , den twintigften van alle roerende, en den honderften van alle goederen, 't geen eene verbaazende opfchudding gaf; maar de inzameling wilde hy te Brusfel beginnen. C185) 39 F. Hy begon, en voerde ze uit? A. Laat my u vooraf zeggen, dat , toen" veeIe gevlugte lieden, geen wykplaats weetende, op willems raad en last, ter zee voeren, om Spaan fche Schepen weg te neem en, de moed der agtergebleevenen een weinig werdt opgebeurd door eene heldhaftige daad. (160) 40. V. Door welke? A. herman de ruiter, een Osfenkooper van 'i Hcrtogenbosch, verkleed in Monnikengewaad, en verzeld van drie anderen , onder-  BItlEL ( nge B omen. 8l ftondt de ftoute daad van Loevejlein te verrasfert. 41. F. Maar wat deeden de gevlugte Zeelieden? A. Deezen, ten dien tyde Watergeuzen genoemd, die met hunne fchepen onder Engeland geweeken waren , werden door eljzabeth, Koningin van dat Ryk, gedrongen, deszelfs havens te verlaaten, waarop zy beüootcn naar Te.\el te zeilen» 42. V. En toen zy in zee waren . . . ? A. Toen deedt god den wind keeren, des riedc Jacobs simonsz. de ryk, een Man van aanzienlyke geboorte, iets grootsch te beftaan voor het Vaderland, dewyl men, zeide hy, te edel gebooren was, om alleen van den zeeroof te leeven, waarop men befloot de Maas op te loopen. (161) 4,3- V. En die raad werdt gevolgd? A. Die raad werdt niet alleen gevolgd; maar ook een aanfiag op den Briel gemaakt, en daarop de_ ftad bemagtigd , den 1 April des jaars 1572, in naam van willem den I, om haar te verlosfen van al v a's dwinglandy en tienden penning. O61, 162) 44. V. En het gevolg daarvan was? A, Dat de grondflag van 's Lands redding door die onverwagte gebeurtenis, waartoe een tegenwind op zee aanleiding hadt gegeeven, geleüd werdt. (162) 5 45. V. Wat deedt alva daartegen? A. 't Mislukte hem niet alleen die ftad te herneemen; maar VUspngen , Zierikzee en Veere dreeven ook de Spanjaards uit, waarop veele andere Steden in Zuid- en NuordhsUand, zelfs «en gedeelte van Friesland, Qverysfel en Gelder*  J.2 WltLEM DE I ERKEND. land, den Prinfe van Oranje toevielen. (163; , 164) 46. V. Wat vernam men na die groote verandering ? A. De Edelen en Steden van Holland, vergaderden, den 15 Ju!y des jaars 1572, te Dordrecht, en beflooten, op 't voorftel van marn 1 x van St. Aldegonde , willem den I voor 's Konings Stadhouder te erkennen, hem geld te fehieten tot 's Lands welzyn, geenen vrede zonder onderlinge bewilliging te maaken, en den Roomfchen met den Hervormden Godsdienst te dulden. (165, 166) 47. V. Waren deeze de eerfte grondllagen tot een vry Gemeenebest? A. Ja.: en zy werden vaster, dewyl alle Steden van Holland (^Amjlerdam uitgezonderd,) Spanje: zyde verlieten, en tot dit Bondgenootfcbap overgingen : zelfs in Brabant werden er veelen door willems geworven leger gewonnen; doch 't mislukte hem Bergen te ontzetten. (166; 48. F. En de ftad werdt daarop bemagtigd? A. Dat niet alleen; maar hierop gingen veele Brabantjche Steden verlooren ; en f re de rik van toledo, alva's zoon, met een leger naar Gelderland en Friesland gezonden , deedt die beide Gewesten tot philips zyde wederkeeren. (167) 49. F. Waardoor werdt hy meest berugt? A. Door het inneemen van Zntphen en Naarden , waar hy grouwzaam moordde; en Haarlem, na een beleg van zeven maanden, bemagtigde, in den jaare 1573. (167-170) 50. V. Wie muntte byzonder uit in die Stad? A. De Weduwe kenau simons- hasse-  StAC OP DÉ ZUIDER ZEE. Laar., die, aan het hoofd Van drie honderd gewapende Vrouwen, de ftad hielp verdeedigen, deedt loflyker dsaden, dan de wreede frede. rik na de verovering der Stad. (170, 372) 51. K Waren dit geene zwaare verlieze!n? A. Ja; maar men moet daartegen (tellen, dat een goede wind verfeheiden fchepen uit 'sVyands hand verloste; dat het beleg van Haarlem, zeven maanden duurende, Holland tyd gaf, om adem te haaien, en alles wel te overleggen ; en dat de betoonde dapperheid in dat beleg anderen zeer aanmoedigde. (169, J73) 52. V. Wat meer? A. Dat der Spanjaarden betoonde Wreedheden aller harten van hen afkeerig maakten; dat frede rik het hoofd (tiet vóór Alkmaar, waar de moedige Burgers en Vrouwen hem affloesjen; en dat alva's Vloot, onder bevel van den Graaf de bossu, op de Zuiderzee de neerlaag kre°g (173-175) 53. F. Door wien? A. Door cornelis dirkszoo» van Monnlkkendam, wiens Affiammelingen, nog heden, in die ftad woonen. 5-!. K En wat gaf niet minder vreugd? A. Dat de Hertog van al va, die roemde, in de zes jaaren zyns Landvoogdyfchaps, agttiendui* zend en zeshonderd Nederlanders omgebragt te hebben, met vervloekingen overlaaden, het Land verliet, f175, 176) 55. V. Waarom vertrok hy? A- Hy werdt hier fel gehaat,- en was in ?ni' l 1 p s ongenade vervallen : want vleiers kunnert zelden der Vorsten gunst lang behouden, en de zugt, van door hun geëerd te worden, doet niet F a  24 BELEG VAK LEIDEN. flegts Hovelingen, maar ook Veldheeren, vaak dwaasheden bedryven. 56. V. Wien zondt philips tot opvolger van den wreeden alva ? A. philips ZOndt DON LOUIS de r E - quesens in deszelfs plaats, die het belegerd middelburg niet kon ontzetten ; maar daartegen het leger van Graaf iodewyk en hendrik v,mNas/au, Broeders van willem den I, op de Mokerheide veriloeg in den jaare 1*74 , waar die beide Helden fneuvelden, en, onder de dooden, nooit weer herkend of gevonden zyn. (176, '77) 57. V. Welk een zwaar en treurig verlies? A. Ja, maar wegens de daarop volgende muitery der Spaanfche Soldaaten, hadt het, door gods goede verzorging , geene kwaade gevolgen ; zo min als requesens aangebooden vergiffenis , wilde men tot de Roomfche Kerk wederkeeren , indruk maakte. 58. V. En wat toen? A. Gm zich in het hart des Lands te vestigen, en dus de verovering ligter te maaken, liet hy andermaal Leiden belegeren door fhancisco ba ld es, die 'er tweeenzestig fchanfen tegen opwierp, terwyl men binnen ook met honger, pest en muitery te ftryden hadt. (178) 59. V. Wie verdeedigde de Stad? A. jan van der does, een geleerd Man, en edel Dichter, hadt bevel over eenige Soldaaten, en eene kloeke Burgery, welke veel moeds werdt ingefprooken door den braaven Burgemeester p1eter adriaanszoon van der werf, wiens Nakomelingen, mem ik, nog te Amfierdam in wezen zyn. (178)    leiden ontzet. 8S 60. V. Wat deedt trien om de Stad te behouden? Ji. De staaten beflooten, op willems voordel, den vyand door het water, by 't open •zetten der Sluizen, van daar te jaagen, 't geen eerst door de Oostelyke winden, die laag water gaven, niet wilde gelukken. 61. P. Mogelyk daarna? A. Toen de Stad in de uiterfle ellende was geraakt, gaf god eerst eenen ftorm uit het Noordwesten, en daarna uic het Zuiden, die zo veel waters injoeg, dat de Spanjaards , om niet te verdrinken, vlugten moesten; en de Vloot , tot ontzet beltemd, in de Stad kon komen op den derden October des jaars 1574. (179, 62. P. En de vreugd wegens die verbaazende verlosfing was toen niet gering? A. Dit kunt gy denken. Zodra de hongerige Burgerye eenigermaate verzaadigd was, vloog alles naar de Kerk om god te danken, welk werk piet er cornelis maarlant, de eenige in 't beleg overgebleeven Predikant, onder onbedenkelyke aandoeningen zyner Toehoorderen, openlyk verrigtte. 63. P. Hoe werdt die dappere verdeediging der S:ad beloond? A. In philips naam fchonk willem de I eene Academie aan de Stad, die in beroemdheid hoog is opgeklommen, en ontelbaare Geleerden aan europa bezorgd heeft. (180, 181) 64. V. En het gevolg was? A. Dat geheel Holland, behalven Am/Ier dam en Haarlem, van den vyand verlost werdt, waarom requesens eene vredehandeling aanving met die Provintie, en met Zeeland; doch die, in «en jaare 1575, vrugtloos afliep. F 3  g-5 GROOTE NOOD, 4S, V. Waarom? A. Wegéns de geweigerde Godsdienstvryheid s weshalven die twee Gewesten zich naauw verbonden , en het hoog bewind aan willem den I opdroegen. (181) 66. V. Wie kwam toen in kwaaden naam? A. De Overlle sonoi, om zyne wreedheden, in Noordhoilatid gepleegd; maar nog meer de Spanjaards om hunne moorden in het gewonnen Oudewater. U8l , 182) 67. V. Wat deeden de Spanjaards na het winnen dier ftad ? A- Meester geworden zynde van de ftroomen, deeden zy zulken inval in Holland en Zeeland, dat men, wegens de algemeens benaauwdheid , (ie oppermagt des Lands aan Engeland en Frankryk, aanboodt, (1.82) 68. V. Die aangenoomen werdt? A. Neen: die aldaar afgeflaagen werdt, het geen zodanige verlegenheid veroorzaakte , dat Prins willem fprak van de dyken door te fteekcn, van met Vrouwen en kinderen fcheep te gaan, en een ander Land op te zoeken. (182) 6y. P. Gat god uitkomst in uien hangen tyd? A* Ja: door den dood van requesens; door de muitery der Spaanfc'ie Soldaaten, die Antwerpen pionderden; en door de Pacificatie of Bevrediging te Cend, in den jaare 1576. (183 , 184) 70, V. Welke waren de voorwaarden van die Bevrediging? A, Veele Nederlandfche Gewesten verbonden ?ich, om de Spanjaards uit het land te jaagen» WILLEM den I tot Stadhouder aan te neemen, en de beroerten om den Godsdienst te ftillen. (184.) 71. V, Kwam daarop 's Lands volle rust?  SATISFACTIE. I* A. Neen: want don jan van Oostemyb ,&oor philips in plaats van requesens tot Landvoogd gezonden, maakte, door fiinkfche ilreeken, de staaten van hem afkeerig; hoewel liy, tot bevestiging der Gendlche bevrediging, een nieuw verbond met allen floot, buiten Holland en Zeeland. (ig4, 185) 72. V. Wat was toen Saiisfailie, en wie namen die aan? A. Prins willem den I wel voor Stadhouder,maar niet als de hoogfte Overheid te erkennen,, geiyk eenige Steden deeden, noemde men toen Satisfactie. (,i8S) 73. V. Bleef' het gemaakte verbond met don jan* . A. Neen: want de staaten, dat door hem verbrooken oordeelende, dewyl hy het Kasteel van Namen, by verrasfng, hadt ingenomen, verklaarden hem voor 's Lands Vyand, en benoemden matthias , Aartshertog van Oastenryk , tot Landvoogd, en willem den I tot deszelfs Stadhouder. (186) 74. V. Maar waarom deezen Prins niet benoemd tot Landvoogd? A. Men moet dit toefchryven aan het gewoel van fommige Edelen, die jaloersch waren op deszelfs toeneemend gezag. (186) 75. V. Wat gaf intusfehen den Lande, moed en fleun? A. Dat de magtige Stad Amfterdam, door eene foort van belegering, gedrongen werdt philips, party te verlaaten in den jaare 1578: dan daar tegen was alexander TARNEsE, Hertog van par*ïa, met een talryk leger herwaards gezonden, F 4  8» verlies en winst, en hadt de benden der staaten te Cembloers, verflagen, f186, 187) 76. V, Wien boodt ons toen eenige hulp? A. Engeland gaf geld; maar het Duitfche Ryk, hoe ineesterlyk marnix van St. Aldegonde mogt fpreeken op den Ryksdag van If'orms, weigerde allen byfland. (187) 77. V. Wat wonnen intusfchen de Hervormden? A. In Holland wonnen zy veele Kerken; maar te Gend pionderde men ccne Roomfche Kerk, door het ftooken van petrus dathenus; des de uendfche BevredTging daar eerst te niet liep. (187, 181) 78. V. Hoe ging het met den oorlog? A. Het leger van don jan werdt geGaagen, waarna hy van hartzeer ftierf, terwyl de Hertog van anjou , Broeder dqs branfchen Konings, door de Roomschgezinde staaten tot befchermer der JSiederlandfche Vryheid was ingeroepen. (188, 189) 79. V. Benoemde philips geenen anderen Landvoogd in plaats van don jan? A. Ja wel: alexander farnese kreeg die waardigheid; doch daartegen haalde de Graaf van Rennenberg Friesland over tot de zyde der staaten; des hy Stadhouder werdt van Over* ysfei en Lingen. (190, 191) gQ> V. Door dit laatfte vorderde de goede Za_^ Hoe verwonderlyk is gods beftier! Vooren tëgen1Poed vervingen, ten dien tyde, eikanderen geduur>S: want Frieslands overgang verbiydde zeer de Landzaaten ; maar drie andere Provintien flooten' onverwagt, een nadeelig verbond^ 090  voorspoed der hervormden. 8 DERDE ZAMENSPRAAK. Unie van Utrecht. Bedryf van Farnefe. Philips afgezwooren. Bood van Hïllem den. I. Voortgezette Oorlog. Opdragt gezogt. Leicester. Onverwitmelyke Vloot. Verbonden. Daaden van Maurits. Ernst. Fuentes. Alhertus. Phi' Ups dood. Zeetogten. 1. V. Waarop zal thans onze vernieuwde aandagt moeten vallen? A. Op de zwakke grondbeginfcls, die , door philips bedryf, al verder gelegd werden tot 't ftichten van een Gemeenebest, het geen zo lang opklom tot eene verwonderlyke hoogte, dat Vryheid en Onafhanglykheid ten laatiten erkend werden door de Koningen van Spanje en de Vorlien, Tan Europa. (195) 2. V. Hoe veel tydi verliep 'er, eer dat gebeurde? A Negenenzestig jaaren, naamelyk.van den jaare 1579 tot het jaar 1648; doch laat ons nu alleen bezien wat er voorgevallen is. in en na den jaare 1579 tot philips dood iu het jaar 1598. |I95, 196)  uhie van utrecht. o i 3. V. En waarop behooren wy dan eerst het oog te vestigen? A. Wy mogen niet uit het oog verhezen, dat het zo onverwagt geflooten verbond tusfchen de de drie te vooren genoemde Provintien, Artois, Henegouwen en Douai, ten kwaade bedagt, door de goede beSiering van god ten goede keerde, gelyk veelmaalen onzen Lande wedervaaren is. (195) 4. V. Hoe dan? A, willem de I oordeelde best, een ander verbond te Hellen tot een tegenwigt, gelyk er dan ook een zodanig geflooten werdt tusfchen Holland, Zeeland, Friesland en Utrecht , waar toe ook daarna drie andere Gewesten getreeden zyn. 5. V. Wanneer werdt dat verbond geflooten? A. Te Utrecht, en daarom wordt het geheeten de Unie van Utrecht, geflooten den 23 January 1579, welks oorfpronglyk ftuk, dat lang verlooren gehouden werdt, onlangs, in 'sHaage is weer gevonden. (195200) 6. V. Hoedanig was de inhoud? A. Hetzelve beftondt uit zesentwintig Artikelen , en werdt altoos geacht als eene Grondwet des Vaderlands en een Bolwerk onzer Vryheid , onder anderen bepaalende, dat elke Provintie zou blyven by haare byzondere regeering , voorregten en Godsdienst; doch het ftuk van oorlog en vrede werdt overgelaaten aan de alge- meene staaten. (197 , 200 201) 7. K Wat volgde daarop ? A, Hierop volgde eene fcheuring tusfchen de XVII zo lang verbonden gebleeven Nederlandjche Landfehappen; want zeven bleeven onder het be-  92 WILLEMS EDEL BEDRYF. ftier der vrye staaten, en tien deeden hulde aan imiili ps, waarvan zy daarna berouws genoeg hadden; doch het geen, tot heden toe, zo gebleeven is. (202, 203) 8. V. En dat was genoeg ter voortzettinge van den oorlog? A. Zekerlyk: want die fcheuring maakte eene verzoening onmooglyk, waarom farnbse los ging op Maajh icht, dat vermeesterde, en er eenen grouwzaaraen moord aanrigtte: doch kort daar ni beproefde men te Keulen den vrede te maa ken, dat vrugtloos alliep. (205, 204) 9. V. Wat vertoonde willem de I by die gelegenheid ? A, Door het afflaan der voordeeligfte aanbiedingen, vertoonde hy eene edelmoedigheid van ziel , grooter mogelyk dan men ooit in hem gezien hadt. (204) 1 o. V. Maar was de Graaf van rennenberg hem daarin gelyk ? A. Zeer ongelyk: want deeze trouwlooze viel af tot philips zyde, en deedt Groningen omflaan, het geen eenen ïnlandfchen kryg van vier jaaren gaf. 11, F. Wat deedt de laage philips tot redding zyner zaaken ? A. Hy dagt, door eene nieuwe aauftelling van margareet tot Landvoogdes, de zaaken van aanzien te doen veranderen , en willem den I van kant te helpen , door vyfé'ntwintig duizend gouden kroonen te belooven aan hem, die denzelven van't leven zou berooven. (205, 206) 12. V. Wat befloot deeze nieuw aangeltelde Landvoogdes ? A- mar gare et 3 de hooggaande onlusten hier  PHILIPS DE II AFGEZWOOREN. 53 ziende, bedankte en vertrok; maar de staaten der Vereenigde Provintien zwoeren philips openlyk af, op den 27 July des jaars 1581, het geen eene zonderlinge proef' van moed en grootheid was, en hun niet weinig aanziens in europa gaf. (205: 207, 208) 13. V. Wat bepaalden de sta aten ten aanziene van den Godsdienst? A. Zy maakten ook in dat jaar veele kerkelyke fchikkingen , en beflooten den Gereformeerden Godsdienst, als den heerfchenden, te zullen handhaven; maar ook andere Cezindheden te dulden. 14. V. Welke redenen gaven zy van die afzweering ? A. Zeven voornaamen, waaronder byzonderlyk geteld werdt het vertreeden de Privilegiën door Koning philips. (207, 208) 15. V. Wat bleek uit deeze groote Gebeurtenis? A. Dat alle Staatkundige verdrukkingen, door geweld op den hals van vrye Volken geworpen en gehandhaafd, al by hunne geboorte, het zaad van eigen vroege of laate verwoesting met zich voeren, waaraan philips niet fcheen gedacht te hebben. 16. V. En verder . . . . ? A. Dat geene heerfchappy kan duuren, dan die op regtvaardigheid gegrond is, en dat alle gezag, 't welk niet door edele weldaadigheid en liefde tot 't Volk getemperd is, fpoedig vernietigd wordt. 17. V. En eindelyk . . . . ? A. Dat alle aanflagen, door dwang gefteund, zwak en onbeftendig zyn , waarom zy fpoedig door een tegenftrydig geweld om verre gefmakt  94 vereenigde p n o v t N t i en. worden, gelyk de Koning toen zo duidelyk ondcrvondt ; maar niet kon tegengaan. itf. V. De Vereenigde Provintien waren dan? A. Dezelfde, die ik u voorheen al genoemd heb, naamelyk, Gelderland, Holland, Zeeland, Utrecht, Friesland, Ovafjifel, Groningen en Ommelanden, welker ligging gy op deeze Kaait kunt zien, 19- V. En als ik deeze Kaart vergelyk met de eerfte, die 'sLands ouden woesten (laat verbeeldde zonder Steden en Dorpen ? (bladz. 8) A. Dan zie: gy tusfchen beiden eene zo groote verandering, deels in den loop der Rivieren, deels in de bebouwde en door duizenden bewoonde oorden , dat gy ligtelyk zoudt ftaande houden, een heel ander Land te zien : zodanig is toch de uitwerking of de gevolgen van befchaafdheid en vlyt. 20. V. Aan wien verviel toen de hooge Regeering? A. Aan de staaten van elke Provintfe ; doch Holland en Zeeland hadden dezelve, reeds in den jaare 1576, aan willem den i opgedraagen. SI. V. Wat deeden de andere Gewesten . ? A. De meesten namen, in het jaar i382, den Hertog van anjou tot 's Lands Heer aans doch, met bepaalde magt; terwyl matthias van Oostenryk, wegens laag gedaald gezag, naar Duitschland vertrok. (208) 22. V, Wat voerde de Hertog van anjou uit? A. Hy maakte eenen aanflag op Antwerpen, om zichzelveu te verheffen, en Prins willem den ï te vernederen, die , met een piffoolfchoot,    Willem de I vermoord. 55 door eenen omgekogten booswigt, tan jaregui, getroffen was;doch gelukkig hefflelde. (109) 23. K Hoe geviel dat bedryf van anjou den staaten? A. De vrugtelooze aanflag op Antwerpen , die veelen het leven kostte, gaf dan staaten veel ongenoegen; maar, door tusfchenkomst van den Koning van Frankryk , deszelfs Broeder , moest men zich met hem verzoenen, waarna hy, in den jaare 1*84, ftierf. (209, 210) 24. V. Wilden de Provintien willem den I ook vernederd hebben, gelyk anjou begeerde? A. Neen: men wilde hem den titel van Graaf opdraagen in Holland, Zeeland en Friesland; maar andere Provintien waren daartegen; en toen de bezegeling dier verheffing alleen ontbrak , aarzelden Amfterdam en Gouda zo lang, dat dezelve door een toeval geheel agterbleef. (.210, 25. V. Zou die verheffing niet goed geweest zyn? A. Ja, indien men verzekering gehad hadde, dat alle zyne Opvolgers hem gelyk zouden zyn. (212) 16. V. Door welk toeval werdt die verheffing verhinderd? A. Door BALTiiASAR gerards, een' Bourgondiër, die, door philips belofte verleid, den Pnns te Delft doodfchoot met een piftool, op den tienden July des jaars 1584. (212, 213) 27 V. Wat zeide men daarvan?' A. Dit ongeval dompelde het gantfche Vaderland in zwaaren rouw, 't welk daarvan een bewys gaf, toen het de pragtige Graftombe te Delft voor hem het bouwen; doch den titel van  PÖ VERHEFFING VAN MAURITS. Vader des Vaderlands, die ailes grootsch betekent, heeft hem, tot op deezen dag, meer eere gegeeven. (213) 28. V. Hoe was 's Lands' gefteldheid ten dien tyde? A De Natie kon naauwiyks gezegd worden waarlyk vereenigd te zyn: want de vastheid ontbrak: anjou en wili.em, 'sVolks Opperheeren waren weg; en de verbonden Provintien ftonren aan zich zeiven overgelaaten tegen eenen ontzagtyken vyand. (214) %i>. V. Wat in dien nood gedaan? 't Gaat altyd zeker, dat door bloote wenfchen niets gewonnen wordtmaar door een wakker en onafgebrooken gebruik der overgebleeven middelen, gezegend door den hoogen Regeerder der Waereld, kan men vertrouwen, dingen te zullen verkrygen , waardig om er naar te wenfchen. 30. V. Gebruikte met toen zulke middelen? A. De niet moedelooze staaten ftelden aanftonds eenen Raad van oorlog aan, en maurits, Willems zoon, hoewel nog geen zeventien jaaren oud, maar van een rypend vernuft, eerst aan deszelfs, hoofd; doch zy benoemden hem, één jaar daarna, tot Stadhouder. (216) 31. V. Wat verwagtte men van dien Raad? A. Men beloofde zich daarvan veel goeds, dewyl het Land iutusfchen kragten genoeg verkreeg, om eenen verwecrenden oorlog te voeren: want zagte Wetten en Liefde voor het Vaderland kweekten Helden; en Scheepvaart, Vernuft en Vlyt deeden den Staat opkomen. (215) 32. V. Bedienden zich de Spaniaards niet van de'verllaagenheid, die de dood van willem den I verwekte?  AANC2BO0DRN OfPERftlAGt. 97 A. Ja: want farnese, hoewel hy Holland, Zeeland en Utrecht ongemoeid liet, verwon intusfchen andere Gewesten, en bragt daarna het Land in die engten, dat men 'de Oppermagt aan Frankryk opdroeg; doch vrugteloos, het geen wel veele fmerten gaf, maar de Vryheid deedt behouden blyven. (2I7) 33. V. Hoe verre bragt het farnese? A. Hy won, onder anderen, het magtig en bloeiend Antwerpen; doch waarby hy meer verloor : Want den Kooplieden aldaar vryheid van Godsdienst geweigerd zynde , week de Handel meest naar Holland, en maakte Amfterdam magtig, terwyl Antwerpen in die laagte verviel , waarin men het thans ziet. (217) 34. V. Dus wonnen wy zeer veel daardoor? At Ja: maar alles was voor ons geen winst: want veel van de oude Hollandfche eenvoudigheid en zedige netheid bezweek door de pragt én het kostbaar gewaad der overgekomen, Brabanders, die de weelde met zich bragten en invoerden. 35. V. Wat beproefde men, toen Frankryk weigerde ons aan te liaan? A. Toen deedt men denzelfden voorflag aan elizabeth, Koningin van Engeland, die, ten allen gelukke, ons al mede van de hand wees: want anders waren wy onder haare heerfchappy gekomen, en de Vryheid was weg geweest. (218) 36. V. Maar floeg zy ons geheel en al af? A. Zy beloofde, uit ftaatkunde, ons eenige hulp, deels in geld, mids wy haar Flispngen en den Brtel te pande gaven , en deels in Soldaaten over welken zy het bevel gaf aan robert düd1le¥, Graaf van Leicester. (219) 37. F. Toen was men geholpen?  0 BEDRYF VAN L E f C E S T E B. A. Ja, zo men kan zeggen geholpen te zyn door eenen trotlchen en bedrieglyken man: want men ontdekte , dat hy. op 't Stadhoudcrfcbap vlamde, wcshalven' de staaten, om dat te verydelen, Prins maurits tot dien post aanftel. den, in den jaare 1585-. (219, 220") 38. F. Hoe gedroeg zich l ei ces ter? A. In den veldtogt van 't jaar 158 "> voerde hy weinig uit: want hy kon Zutphen, door farnese belegerd, niet ontzetten, en zyn dappere en geleerde Neef, philips sidnei, verloor het leven in een gevegt by Warmvehl. (221) 39. V. Mogelyk heeft hy dr.t door andere groote dienden den Lande vergoed ? A Zulke dienden zag njen niet in de harde behandeling aan den Bevelhebber der Stad Graave; niet in de verfchooning, aan verrnaders vergund; niet in zyn hoog aangematigd gezag boven de staaten des Lands; noch in zynen aanllag, om maurits, jan van oldenbarneveld en anderen gevangen te Beerden. 40. V. Deedt hy zulke dingen? A. Nog meer: hy dookte zelfs oproer, en dreigde den val aan de Unie vau Utrecht, terwyl hy, onder fchyn van Godsdienst, de Predikanten aan zyn fnoer trok, en bedroog : alle welke dingen hem zo gehaat maakten, dat hy, om zynen kop niet te verliezen, moest vertrekken. (220227) . 41. V. Wat wonnen wy daar mede? A. Daar door zyn wy geene Engelfche Proyintie geworden, gelyk wy gevaar zouden geloope.i lubben, zo elizabeth een' bekwaamer Man dan leic ester gezonden hadt, en zo wy toen minkundige Staatsmannen gehad hadden. (227)  FARNESE. DATHENUS. MAURpTs. pp 42. K Zat farnese uil, geduurende ons harrewarren met den ongefchikten leicester' A \ fadt philips aan fakn e s e belast geduurende die gefehillen toetetasten, het zou mee ons gedaan zyn geweest; maar onderhandelingen van vrede, eene ziekte onder zyne Soldaatenen -ee. nen voorraad voor hun te vinden in de ontvolkt» Spaanfche !\eder landen, verhinderden hem veel nadeels te doen. (227, 228) 43- V- En hoe was het by ons gefield? in^'MDM^mf ,Uk,de fcheePv™" vee! rykdoms inhaalde; doch beclroogen was door anjou en le ic es ter, kreeg men eenen weerziü in eene eenhoofdige regeering: des men begon te danken aan het vormen van eene geregelde Re -ibliek terwyl 't Land aan maurits en o ld en ka rneveld vertrouwd bleef. (22!', 229; 44. V. Wie ftierf ten deezen tyde? A. Petrus dathenus , die willfm den I openlyk hr.dt doorgeflxeeken, oproer te Genï verwekt, wegens befchuldigingen te Ui\et%t vast was gezet, en, daarna ontjagen, den Lande uitweek, en flierf, als Geneesheer, te Blbing in den jaare 1590. ' ö ' 45. V. Wat deedt maurits intusfehen tot ru=t des Lands? A. Maurits moest, in den jaare 1588 Medenbtik belegeren, om de muiterv, onder de foldaaten daar en elders gereezen door het ftooken van leicester, te dempen; doch daarna penooten onze staaten de eer van angezWt te worden door elizabeth om hulp teaen pui1. Lies aanüag op Engeland. (230, 231) ' 46. V. Wat hadt die Koning in den zin? A. Eerst dat Ryk, en daarna 011? te doen bukG 3  ioo ovehw1 msimg en verbonk ken door eene zo genoemde Onverwinnelyke Vlotf, welke, hoe ontzaggelyk, door de Engelfche e:r Staatfche fchepen verflaagen werdt, waarna een florm niet minder nadeels aan dezelve toebragt, zo dat er weinig van te regt kwam. (231, 232) 47. V. Wat wonnen wy daar by? A. Dit, dat philips vermogen verminderde, en wy ei.izabets achting meer verkreegen ; maar men beweende daartegen het verlies van den dapperen- mart en schenk, die in den aanflag op Nieuwmegen verdronk; en van den Graaf van kieuwenaar , Stadhouder van Gelderland, Overysl'cl en Utrecht, die, door 't fpringen van een fchietgeweer, 't leven verloor. (232, 233) 48. V- Leedt men geen ander nadeel? A. Niet meer dan de verovering van Rhynbcrg door farnese, en het misnoegen der Engelfchen; om dat men by hen geen Opperhoofd zogt, waarom zy ons den beloofden byftand affloegen. (233) 49. V. Wat toen gedaan? A. Gelukkig kon men op eigen'wieken dry ven, en ■ zelfs hulp geeven aan een Ryk, van 't welk men te vooren byffand gebeeden hadt, dat is, de staaten flooten een verbond met 11 e n d r 1 k den IV, Koning van Franhryk , die tegen philips oorlogde, en zy onderfteunden hem met geld en fchepen, in den jaare 1590. (233, (234) 5c. V. Wat deedt maurits- tot afbreuk van den vyand? A. In dat jaar verraste hy Breda door middel van een Turffchip, en veroverde Zutphen en Nieuwmegen in het volgende, laater Steenwyk, Koeverden en Geertruidenberg, waardoor zyn naam zo hoog klom, dat Priufeu van europa de kous  DOOD VAN PARNESEv JJRNST. 108 its oorlogs in deszeifs leger kwamen Ieeren (235-237) ten?' F* Hadt FARNESE intusfchen ftü gezee^ Neen: philips hadt hem tegen hendrik den IV naar Frankryk gezonden, van waar hv terugkwam met ongezonde benden, en ftierf. (237) 52. V. Welk getuigenis heeft farnese west/e- draageu? 56 Men rekende hem wel onder de ftaatkundiglle en uitmuntendfte Veldheeren; maar het is een treurig byvoegfcl, het welk alle verkreegen glorie verdonkert, naamelyk, dat hy niet kon gerangfchikt worden onder de deugdzaame Legerhoofden. 0 SV V- Wien liet philips opvolgen? A. Hy zonde, in den jaare 1594, ernst Aartshertog van Oostenryi, om alles te regt té brengen, dewyl farnese, die anders allerbekwaamst was, vyf jaaren lang met tegenfpoed hadt geworfteld. (238) 54. V. Wat deedt maurits vervolgens? A. maurits nam Groningen weg In den jaare 1594, waardoor dat Gewest zich by de anderen voegde; en men vernieuwde het verbond met V•eenemarken, het geen der staaten grootheid te kennen gaf. 55. V. Wat deedt men in Engeland? A. elizabeth van Engeland, ziende dat de zeven Provintien op zichzelven konden beftaan, en misnoegd zynde, dat zy de Oppermagt niet hadt aangenomen, toen men dezelve haar aanboodt. eischte de geleende geldfommen terug. (239) 56. K. Hoe ging het der X vereenigde Spaan* fche Provintien m Nederland? G 3  1C2 ERNST. riTENTES. ALBERTUS. A. Zy ondernamen de laatfte pooging tot haare Vryheid, en zogten zich met ons te vereenigen; maar zy vertrouwden niet genoeg op onze stapten, en de Spanjaards, nog meer onheils vreer zende, verhinderden die pooging. (240) 57. V. Ik hoor niets van ernst' A. De zeer vadzige en onbedTeeven Landvoogd ernst voerde zo weinig uit, dat men niet veel van hem zeggen kan: hy ftierf in den jaare i?<,5> op wien de Graaf van euentes, als Veldheer, vogde;' maar daar men niet met hem te vrede was, kwam er een ander. 58. F Wie toch? A. De Landvoogd albertus van Oostcnryk, philip"! Neef en ernsts Broeder, die de staaten door vfiendelykheden zogt te winnen; doch intusfchen Calais , Hulst, en andere plaatzen wegnam. O41) <-o V. Welken euvelmoed bedreeven eenige anderen zyner benden? A. spaanlchi. Soldaaten ftaken in den jaare 1597 ('t geen anderen vroeger ftellen) den brand in de aioive vermaarde Abtdy van rgmond, waardoor eeiit menigte Vaderlandfche Handfchriften, welker verlies wy nog betreuren, verteerd werden. 6r. V. Waar blesven r.e Monniken? A. Zy vlugtten in eene herberg van Egmond, in welks gével men nog deeze woorden in de oude vaderlandfche taal kan leezen. Door. t. vier wy hier Qwamen in fneven den II May: Doeme I5P7 fchreve.  OVERWINNINGEN VAN MAURITS. IO3 6f. V. Dit waren verliezen? A. Stel daartegen, dat de Engelfche en Tlollandfche Vlooten Cadix innamen en pionderden, het geen philips eenen zwaaren flag toebragt. (24O 62. V. En wat was niet minder aangenaam en roemryk? A, Dat Frankryk en Engeland een verbond met 'sLands staaten llooten, 't welk men gewis, als het eerlte openbaar bewys van derzelver erkende Onafhanglykheid, kon aanmerken. (,241) 03. V. Hoe ging het met den oorlog? A. maurits floeg de Spanjaards by Turn. hout, en veroverde, in den jaare 1597, Rhynkerg, Meurs, Grol en Bredevoort, waardoor de Land-Provintien beveiligd werden; doch philips, den oorlog moede, verzoende zich met 11 en drik den IV van Frankryk. (243, 244) 64. V. En toen kwam de heele last des oorlogs, te vooren door dien Vorst mede gedraagen, alleen op ons? A. Gewis, in 't begin geviel ons die vrede weinig; doch den kryg alleen te voeren belemmerde ons minder, om dat hendrik de IV ons bleef onderfteunen, en e l i z a rs e t ii van Engeland het verbond met ons vernieuwde, (zit. 244) 65. V. Welk voorneemen kreeg philips daar na in den zin? A. Het voorneemen , om de Nederlanden, wanneer zy onder het juk gebragt waren, af te liaan aan zyne Dogter isabella,'welke met dan Landvoogd al bert us zou huwen. (245) 06. y. Wat gebeurde er intusfehen? G 4  104 dood van philips. A. philips ftierf, in den jaare 159,1, aan eene ellendige ziekte. Zie hier eene Aftekening van hem, als den laatften , en voorts van alle vooriga Hollandfche Graaven , opzettelyk gemaakt, om uwe verbeelding te gemoet te komen door hen allen, te gelyk, aan u te vertoonen. (244, 245) 07. V. En hy werd ras vergeeten . . . . ? A.f Goede Vorften alleen hebben het geluk , om 't langst in de gedagten van hun Volk te leeven; maar, zo men aan tyrannen denkt, werden zy, ten zelfden tyde, meer vervloekt: of men noemt de goeden nog met verheuging, wanneer men zich pynigt, om de fnooden te vergeeten. (58. V. Wat zag men in hem? A. Dat men vooraf weinig kan bepaalen, hoe veele kwaade flappen een Vorst zich vergunnen zal, en waar het perk van zyne booze hartstogten en daaden zal weezen. 69. V. Wat was gevaarlyk voor philips hart? A. Bygeloof, nyd en agterdogt, die, wanneer ze eens wortel fchieten in het gemoed van eenen Vorst, hem eerst koel maaken omtrent uitmuntende verdienften, daarna onregtvaardig omtrent de beste onderclaanen, en eindelyk wreed. 70. En hy moest de liefde der Ingezetenen bewaard hebben? A. De genegenheden der Ingezetenen zyn altoos de hegtfte grondflag van de magt eens Regents, en de eenige zuivere bron zyns geluks en roems. 71. V. Hoe noemde men dan philips? A. Men noemde hem eenen ondankbaaren Zoon, onnatuurlyken Vader, barbaarfchen Echtgenoot, en bedrieglyken Dwingeland, in wiens verderliyka oogmerken de goede Voorzienigheid geduurd  Tlanehe V. ^ . ... . --- - -- Y..1^^ XVII Graaven uit het oude HollancLfelie Huis. . j XVII Cé:mtes de '1'ancienne Maison d'Hollande . DiVid'I. IJiri d'II. Arnou.d. Birkd'ïil. "irh d'IV. Tlori* &!■ aan CV. Tloris d K. Ulirk d VI. J.onsaii Mpk d'YlI. Aua. Willem d'I Tloris d'TV. ■Willem d II. JFloris d'V. Jan d'I. IV Graaven uit't Huis van Henegouwen. IV Graaxea uit't Huis van Beijeren. I IV Comtes de ia Maison de Haina.u.i. | IVComtes de la Maison de Bavicre. Jan-d'D. Willem 4'JU. -Willem a'XV. Xargareet. - VS allem d'V. UBbMMHS WW»» Jaeooa. ÏH Graaven uit'tHuis van Bourgojidïe'. Hl Graaven uit't Huis van Oostenrijk. III Comtes de la Maison de Bourgogne. III Comtes de la Maison d'Autriclie . Philips d'I. Karei Jï. Morin. - Philips d'XI. Karei d'IL Philips d'ffl. zlfïier eene' afteieninff van aUe HollandTche Graaven en Graavinnen Blada. 1S4. Voioi un Desiïn de touslcs Comtes fc de toutes les Comtesfes d'Hollande. Tage 104.   ZEZTOOTEN EN ZEE MAGT. IOJ geblaazen heeft, en die, tot zyn eigen ongeluk, ons allervvege tot zyne grootfte vyanden hadt gemaakt. 72. V. Hoe! . . . allerwege? A. Ja: want, daar, ten dien tyde, onze Zeelieden naar verre afgelegen' Landen voeren om handel te dry ven, zelfs naar Ir.die, onder 't geleide van coRNElis houtman, die hun den weg derwaards geweezen hadt; zo heeft dat den grond gelegd tot de oostindische maatschappT, en tot den oorlog, die ook aldaar tegen hem en zyne opvolgers gevoerd is. C246248) 73. V. Hadt men dan, ten dien tyde, reeds zo veele fchepen? A. Men rekent, dat er, alle jaaren, tweeduizend zo grooten als kleinen, getimmerd werden, en dat er zeventig duizend Zeelieden in 's Lands dienst waren. (218) 74. V. Toonde men dan zo grooten lust tot de Zeevaart? A. Ja; maar de lust, vooral van jonge lieden, tot de Zee, is niet te verklaaren , zonder een byzonder geheim bellier der Godlyke Voorzienigheid daarin vast te ftellen. (240) 75. V. En wat moedigde hen fterk aan? A. De belooningen, zonder aanzien van perfoonen gegeeven, te meer, daar men toen en vervolgens zag, dat onze grootfte Admiraals mannen van gemeene of middelbaare afkomst waren, (250) 76. V. En hoedanig was toen het Land ge- fteld? A. Het ftondt vast vereenigd , genoot vry« iieid, en was in magt en aanzien opgeklommen^ G 5  ioó CODSr TEKST. ook yve'de men voor den zuiveren Godsdienst, waarom men de twee eerde Sociniaanen, die, iH den jaare 1598, te Amftcrdam kwamen, het Land ontzeide. C250) 77. V. Wat zien wy uit dat alles ? A. Dat onze Staatsmannen, Zeebevelhebbers en Veldheeren het ongeloollyk verre gebragt hadden met de zaaken des Vaderlands, terwyl de kragten des vyands grootlyks verminderd waren. 78. V. En de bygeloovige, wreede en onverzettelyke puil ies van Spanje was gettorven? A. Dat niet alleen; maar het was ook niet te denken, dat hy eenen dereelyken opvolger op den Spaanfchen throon zou hebben. 79. V. Dit kon egter gebeuren? A- Ja; het was wel niet onmooglyk, maar niet waarfchynlyk: want de goede Voorzienigheid laat zelden toe, dat de'Natien lang zugten onder veele fnoode, op elkander volgende, Vorlten, ge'yk de uitkomst ook in, dit geval geleerd heeft. 80. F. Men was dan voldaan met karel den V, en zyn Zoon philips den II van Spanje? A. Men verlangde niet dergelyke Giaaven meer te zien regeeren, en cod heeft gezorgd , dat Zulks ook niet gebeurd is.  f07 VIERDE ZAMENSPRAAK Oorlog met Philips den IV. Slag hy Nieuw poort. Oostende belegerd. Veroveringen in Jndie. Beft and. Lotgevallen van J. van Oldenbarneveld, IJ. de Groot en R. Hogerbeets. Remonftranten. Synode van Dordrecht. Einde van 't Beftand. Dood van Philips den III, en van Maurits - Zilvervloot ge-, wonnen. Frederik Hendrik. Academiën. Vrede te Munfter. 1. V. Tot welk Tydperk gaan wy nu over? A. Tot een geheel ander, waarin ons Land geen Graaf hadt, en waarin egter een Graaf, ik meen philips den III van Spanje, als Graaf regeeren wilde ; maar niet erkend werdt, dewyl men, den Vader afgezwooren hebbende, nog minder gezind was den Zoon te eerbiedigen. (251, 252) 2. V. Wat befloot men dan? A. Deu oorlog voort te zetten, die daarop  ÏOB beleg van oostende. nog een halve Eeuw duurde, dat is, van den jaare 1508 tot het jaar 1648. (252) 3. F. Welk tooneel zag men eerst openen? A. Te lande kon de Spaanfche Veldheer mekdoza Prins maurits niet tegenhouden; maar ter zee vermogt eene Vloot van drieënzestig zeilen, onder bevel van pieter van der does, niet meer te doen wegens fterfte onder het volk, dan Croot-Canaric en St. Thomas te pionderen. (254) 4. V. Bleef Frankryk ons bylïaan? A. Ja; en door die hulp gefterkt trok maurits op tegen aldertus met het leger der s 1 a a t e n , en won den flag by Nieuwpoort in den jaare 1600, daar de Hollandfche Matroozen het gefchut beftierden. (255) 5. V. Wat voordeel gaf die overwinning? A. Meer luisters gaf zy den Lande, en meer moeds den Ingezetenen, dan voordeel: want fe«lert, meent men, werden de zaaden van onmin tusfchen maurits en de staaten geftrooid. (258) 6. Wat deedt albertus na den • verlooren Veldflag? A. Hy begon Oostende te omringen, het geen hy, na een beleg van ruim drie jaaren, innam; maar die winst was het verlies van vyftig duizend Menfchen , die daarin fneuvelden, niet waardig. (256, 257) t_. 7- F~. Vergat men in 'dien kryg de Zee? A. Neen: maar philips de III vondt goed, de Spaanfche Havens, die zyn Vader, oogluiken, de, om eigen gewin, hadt laaten openblyven , voor onze fchepen te fluiten; des men befloot dat verlies door andere winften vergoed te krygen. (258)  ÜVE1VVIN»IHGEN TER ZEE. log 9. V. Wien liet men dat beproeven ? A. wol feut har men z., die de Spaanfche Vloot te Bantam verfloeg, en een verbond van handel met de Indiaanfche Natiën aldaar maakte, waarop de oost-indische compagnie, in den jaare 1602, tot ftand kwam, welke daarna zo groote veroveringen m Indie maakte. (258, 259) ° ia. V. Wat deedt men intusfchen in het veld? A. De Spaanfche Veldheer spinola won, in den jaare 1606, eenige kleine fteden ; doch zyn leger verliep door wanbetaaling. 11. V. En in het volgende jaar? A. jacob van heemskerk floeg, in bet volgende jaar., den Spaanlchen Admiraal d'avila by Gibralter, in welk gevegt die moedige Vaderlandfche Zeebevelhebber fneuvelde. (260, 261) 12. V. Geviel die tegenfpoed aan philips den III? A. Neen: en daarom wilde hy wel vrede met den Lande maaken; maar weigerde dat onafhanglyk te verklaaren. 13. V. Wat toen gedaan van beide zyden? A. Door tusfchenkomst van Frankryk en Engeland, werdt er een twaalfjaarig Beftand, dat is, een ftilftaan van den oorlog, geflooten te Antwerpen, tusfchen hem en de staaten, in den jaare 1609. (261-266) 14. V. En daarop haalde men, eindelyk, eenen ruimen adem? A. Zeker, nu was er gelegenheid, om ruimera adem te haaien na eenen veertigjaarigen oorlog, die de aandagt der heele Waereld gewekt , e» alle verftandigen verbaasd hadt. 15. V. Waarom . . . ? A. Dewyl een zo klein Landje het zo lang hadt  110 IBMIKIUI!. EEMCHSTSANTEjV. uitgehouden tegen twee zo magtige philipsen,dewyl het intusfchen zelfs buitenlandfche bezittingen bemagtigde . en zo wel in menigte als in rykdom was toegenomen. (267) 16. F. Van ttelke verpiigting en banden werdt men toen ook om (kagen ? A. De waakzaame oldeBbarnevelb, ontdekt hebbende, dat jacobus, Koning van Engeland, geld noodig hadt, booden de staaten hem aan, de verpande Heden te lasfen, het geen hy inwilligde, waardoor wy van dat Ryk vry raakten. (256, 270) 17. V. Wat gaf daartegen nieuwe fmert? A. Toen men eindelyk rust zou genieten na zo langen oorlog, ontltonden binnenlandfclie Kerktlyke Gefchillen, wegens de Leer van jaco-. bus ARMiNius, die reeds in den jaare 1603 begonnen waren, en twee par.yen hadden doen opkomen , genoemd Remonjli anten en Cor.trare. vionfli anten. 18. V. Wie was jacobus arminius? A. Hy was vyftien jïarau Predikant te Awjlcrdam geweest; doch Hoogieernr.r te Leiden geworden zynde. omftonden de gefeWllen met hem, mee>;t over de Le:-r der V< orbefchikking, welker einde hy niet beleefd heeft, dewyl hy in het jaar 16 9 geftorven is. r. Waarom werdt de eene party Remonfirantcn geheeten? A. Om • dat zy een Vertoog aan Hollands staaten tot hunne verdediging inleverden, 't welk zy Remonflrantie genoemd hadden; 9, na drieënveertig jaaren den Lande gediend te hebben, openlyk in 'sHaage onthalst, f3,74277) 26. V. Om welke reden? A. Om dat hy, zeide men, het meest hadt toegebragt tot het aanneemen der Waardgelders; ook zich tegen de Synode hadt verzet; het oor te veel aan Frankryk geleend; en, nevens de twee andere Heeren de Remonjir anten, die voor het Beftand ^vvaren, begunfligd hadt. (278, 279) 27. F. Maar hoe verging het de twee andere Heeren ? A. de groot en hocerbeëts werden veroordeeld tot eene gevangenis op Loevefiein voor al hun leven, en ook derwaards gebragt, welk vonnis, zo wel als dat aan oldekbarneveld, van veelen afgekeurd is. (278) 28. V. En daarop werdt het Nationaale Synode gehouden ? A. Ja; in de jaaren 1618 en 1619, te Dordrecht, en vyf Hellingen der Remonflranten werden veroordeeld; het houden van Vergaderingen hun ver. booden; Regenten die hun genegen waren, nevens tweehonderd Leeraars , afgezet: en tagtig uit het Land gebannen? 29. V. Waarom gebannen? A. Om dat zy weigerden zich te onthouden van alle openbaare of heimelyke Kerkdienften ; doch in het vervolg, by de verzagting der tyden, zyn zy 111 den Lande wedergekeerd, en het houden van godsdienlïige Vergaderingen [heeft men hun toegelaaten.  COLLEGIANTEir. DE ÖROOt. jij men?' K Wdke GezindIleid is daarna opgekoo- Ji Ifi denzelfden jaare 1619, hebben de dria Broeders, jan, adriaan en gysbrecht van der kodde, eene Collegie, dat is, eene afzouderlyke Godsdienftige Vergadering, vêrfchillende m gevoelens van de heerfchende Kerk, aangelegd, eerst te Warmond en daarna te Rijnsbm-gjinaar.welkfl zy Collegianten geheeten zyn, en welker navolgers, nog heden, in de laatfte plaats zamenkomen. 31. *V Is hugo de groot in zyne gevangenis geflorven? 3 h A. Neen; maar door den vond zyner kloeke Huisvrouw, maria van reigersbergen is hy in eene Boekenkist, daaruit ontfnapt, en naar brankryk gevlugt. (279,282) 32. K En toen hy daarna wederkwam'1 A. Men weigerde toen dien grooten Man hier te dulden, waarom hy Gezant van den Zweed fchen Koning werdt, buiten 's Lands bleef, ftierf ov> reis 111 den jaare 1645 te Rosiok, en te Delft begraaven ligt. (298-300) J 33- V. Wat kan ik daaruit leeren? A. Men kan daaruit leeren, dat de verdienften van groote Mannen niet altoos by hun leven ren gewaardeerd worden; en dat wy ons fchaamerl moeten wanneer wy dezelvcn hooger van vreemden , dan van eigen' Landgenooten geacht zien ! fehaJ °mtrent HUG0DEGR00T heeft ptats 34- V. Welk genoegen ondervondt maurits daatna ? ' mvü DtlY',m dc ^ v3n wi"em lode- ' Stadhouder werdt van Groningen en DreuH  jij 0ÖOD TAN MAURITS. the, en dat men, het Eeftand ten einde loopende," den oorlog zou hervatten, waartoe men zwakke kragten hadt; des men de Verbonden met Frankryk en Engeland vernieuwde. (279, 283) 35. V. En welke fmert? A. Dat de Friezen ernst kasimir tot Stadhouder verkooren, en de twee zoonen van otbenbarneveld een zamenzweering tegen maurits leeveu maakten , die, ontdekt zynde, het le« ven van vyftien menfchen kostte. (279, 283) 36. V. Wat voerde hy daar uit? A. Weinig: want zyn aanflag op Antwerpen mislukte, en hy kon Breda, door spinola belegerd, niet ontzetten: waarna hy ziek werdt, en, in den jaare 1625, ftierf. (283, 284) 37. V. Wat zeide men van hem? x'üat hy de tweede grondlegger der Republiek was, die alle hoedanigheden hadt van eenen grooten Veldheer; maar die niet veel tegenftands verdraagen kon. (284) 38. V, Hoe ftonden de zaaken by maurits dood? A. Holland was zwaar belast, en zag veele bekwaame Regenten afgezet: Oostfriesland en Kleefsland, in maurits laatfte jaaren bemagtigd, gaven bezwaar: de West-hidifche Compagnie was in den jaare 1621 opgereezen, Batavia toen ook gefticht, als mede Nieuw-Nederland, dat nu New iork is, in America. (184-287) 39. V. Maar wie werdt Stadhouder na mau. kits dood? A. Zyn Broeder, frederik hendrik, in den jaare 1625; maar Groningen en Drenthe ba" noemden ernst kasimir, dis der Friezen Stadhouder was. (2.87)  ölorïe vak feed; HENDmr. n$ 40; Hoe was deeze Prins, éü wat was zyn Serfte bedryf? A. Hy was zeer bekwaam in Krygs- en Staats-* zaaken j gedroeg zich zagt omtrent de Remonjlranten, ontfloeg hogerbeets uit de Loevefleinfche gevangenis, en veroverde Grol, eene kleine vesting; maar die toen van belang was, in den jaare 1627. (288) 41. F. Wat gaf verder veel vreugd aan 't Land? A. Dat de Zeebevelhebber piet er Pieterszoon hein, in den jaare 1628, de Spaanfche Zilvervloot, die omtrent twaalf millloenen guldens waardig werdt gefchat, veroverde. (289.) 42. V. En die ryke winst werdt gevolgd . . ,t A. Door de verovering van 's Hertogenbosch, ingenomen door f re de rik iiendrik, na een zwaar en vermaard beleg van vyf maanden, in den jaare 1629; doch daartegen beweende men den dood van den Admiraal piet hein, die in den flag tegen de Duinkerkers fneuvelde. (289, 290) 43. V. Wat vergrootte verder onze zegepraal? A. Olimla in Brafil werdt door den Zeebevel< hebber lonk veroverd; en een Zeeflag in 't Slaak by Tholen roemryk gewonnen. (290, 291) 44. V. Wat ging daartegen te niet? A. Een voorneemen , om de tien Spaanfche Nederlanden met de zeven anderen te vereenigen, of dezelven met Frankryk te deelen. (292, (292) 45. V. Wat gebeurde er, ten deezen tyde, tot genoegen der Remonjlrantent A. Ten tyde des verkreegen bewinds door frederik hendrik, werdt de uitvoering der Plakaaten tegen hen niet flreng aangebonden; en hoewaf er eenige onrust voorviel te Amflsrdam, H a  ÏIcS ACADEMIËN.' BYBEt» wegens hunne Vergaderplaats , verwierven zy egter aldaar eene Kweekfchool voor Studenten, waar episcopius ledert lesfen gaf. 46. V. Waarin flaagde frlderik hendrik gelukkig? A. In zynen aanleg, om Maaflricht en Limburg te veroveren in den jaare 1632, vervolgens Rhynberg, daarna Schenkenschans, en eindelyk Breda in het jaar 1635. 47. V. Wat gaf Utrecht veel roems in 't volgend jaar? A. De Illustre School te veranderen in eene Academie gaf die ftad veel roems, gelyk ook het Plakaat van Holland gepreezen werdt , dat den dwaazen windhandel in Tulpen ftuitte, toen men eenen bol voor vyfduizend guldens verkogt. (293) 48. V. Hoe veele Academiën telde men toen in het Vaderland? A. Vyf, naamelyk, van Leiden, opgerigt in den jaare 1574; van Franeker in 't jaar 1585; van Harderwyk in 't jaar 1600, doch, vervallen zynde, vernieuwd in 't jaar 1647; van Groningen ia den jaare 1614; en van Utrecht in 't jaar 1636. 49. V. Wat gaf der Vaderlandfche Kerk een zonderling genoegen? A. De nieuwe Overzetting des Bybels , met goede Kanttekeningen, gemaakt en uitgegeeven in den jaare 1637, door de zorg der staaten, die daarom de staaten-bybel genoemd is. 50. V. Wat was verder te pryzen? A. Niet de geleerde doch nuttelooze twist tusfchen voetius en cartesius, een groot Wysgeer; maar Hollands bevel, om saldïnüs Boek ever de geflooten Zee te wederleggen. (293, 294)  I) A A D B N FS DOOD VAN FE. HENDRIK. II? 51. V. Wat nog veel meer? A. Dat maarten harpertsz. tromp de Spaanfche Vloot in Duins dermr.ate verfloeg, dat er maar agttien van de zevenenzestig fchepen overbleeven; tenvy! hy er alleen twee verloor; doch de kryg op 't vaste Land werdt flap gevoerd. (294, 295) 52. Welke eer ontving frederik Hendrik daarna? A. Dat Groningen en Drenthe hem het Stadlioiiderfchrp opdroegen na den dood van Hendrik kasimir; doch Friesland gaf het bewind aan willem frederik, Broeder vaa den laatften. (295. 296) 53. K Werdt Spanje den oorlog niet moede? A. Ja; en daar er van onze zyde ook niet veel gedaan werdt, befloot men, de vroeger begonnen onderhandelingen tot vrede te Munfter te hervatten , terwyl frederik hendrik in dat jaar Sans van Gent veroverde, en Hulst in hét volgende. (297, 298) 54. V. Welke fmert onderging het Vaderland kort daarna? A. Het verloor, in den jaare 1647, frederik Hendrik, een' Prins van groote bekwaamheden, die zeer gefchikt was voor onze Republiek, en den lof ontvangen heeft van éénen der beste Stadhouderen geweest te zyn. (500) 55. V. Bleet daardoor de vrede agter? A. Neen: men floot denzelven met Spanje te Munfter, den 30 January des jaars 1648, ten ongenoegen der Franfchen , die ons verweeten, dat wy hen verlaaten hadden. (301) 56. V. En dus .... ? A, Dus kreegen de Zeven Gewesten dat t'itneeH .3  Jl8 v»y verklaard land. mend geluk, dat zy, na eenen tagtigjaarigen oor« log, die zo veel bloeds, moeite en geld gekost hadt, voor vrye en Souvereine Staaten verklaard en erkend werden. (301, 302) 57. V. En de eer daarvan . . . . ? A. De eer daarvan moet ongetwyfeld aan de Hemelfche Voorzienigheid gegeeven worden , dia alles tot dat einde, op eene verwonderlyke wyze, beftierd hadt. ("303) 58. V, In zo korten tyd? A. Neen, laat ons liever zeggen, in eenen zeer langen tyd, namelyk, federt den afval van Spanjet die in den jaate 1518 gebeurde. 59. V. En dat gefchiede door . . . ? A. Dat gefchiedde door eenen zeldzaamen zamenloop van zaaken, wonderlyk door god. beftierd, gelyk Gy gehoord hebt. 60. V. En de toen gewonnen Vryheid is Cedert gebleeven. A. Zekerlyk is de toen gewonnen dierbare Vry-, beid, door Gods wonderbaare Regecring, tot op deezen dag toe, gelukkiglyk gebleeven. 61. V. Op eene gemakkelyke wyze? A. Dat kan men, ten onzen aanziene, niet zq fuim zeggen: want allerleie ftormen hebben de» zelve geduurig aangevallen; maar het is ons ge^ doeg; zy is gebleeven. ... co de zy lof)  (IJ VYFDE ZAMENSPRAAK. Brafil. Krygsvolk afdanken, Willems toeleg op Amfterdam, en gevolgen, Zyn dood. Beftier zonder Stadhouder. Oorlog met Engeland. Met Zweeden. Wederom met Engeland. Tromp. De Ruiter. Chattam. Vrede te Breda. Voetius. Cartefius. Triple Alliantie. Ver* deeldheid. Oorlog met Frankryk. Moord van J. en R~. , de Witt. 1. V. Wat zullen wy nu moeten zien? A. Een geheel ander Tydperk, waarin de oude gezwooren' Vyanden 'sLands beste Vrienden, en de oude Bondgenooten 's Volks ergfte Vervolgers werden, welk Tydperk, van het jaar 1648 tot den jaare 1672, voortloopt. (305) 2. V. Wat viel er eerst voor? A. Er rees wel eenige onmin tusfchen 's Lands staaten en de Engelfchen; maar een opkomende tvveefpalt van binnen was van kommerlyker uit' zigt. 3. V. Welke? H 4  ?a<3 AANSLAG op AM sterdam. A. wiixem de II, Zoon en opvolger van frederik hendrik in het Stadhouderfchap , en andere Gewesten namen kwalyk , dat Hollands staaten eenig Krygsvolk wegens den verkreegen vrede afdankten. (306, 307) 4. F. Wat werdt daartegen gedaan? A De algemeene staaten beflooten, de Hollandfche Steden van gevoelen te doen veranderen, door eene Bezending aan dezelve aftevaardigen, aan welker hoofd Prins willem de II was; maar deeze ftiet byna overal het hoofd, en vooral te Amflerdam. (380, 309) 5- V. Wat gevolgen hadt dit geval ? ' A.Dzt willem de II, in den jaare 1650, zes Heeren van Holland, die in ?sIJaagc ter Staatsvergadering gekomen waren, liet vatten, en naar Loeveftein voeren; en dat hy Anjlerdam wilde verrasfen door Krygsvolk onder het bevel van den Friefchen Stadhouder, wille^i frederik. (3io) 6. V. Gelukte die aanflag? < A. Neen: want een onweder en de duisterheid van den nagt hielden het Krysvolk op, en deeden dat verdwaalen op de Goifche heide, 't geen de Hamburger Postboode zag, en daarvan kennis gaf *an de Stad. (310, 311) 7. V. Wat volgde .daarop? A. Het naderende Krygsvolk was gedwongen tot den aftogt, om niet te verdrinken door het ingelaaten Zeewater; doch de zaak werdt byge' legd, terwyl de Stad op dappere tegenweer bedagt was. (310-312) 8. V. Op welke voorwaarden werdt de zoen getroffen ? A. Op deeze: „ De ftad zou bewilligen in dea  JB00D VAN WILLEM II. Ï8I ftaat van oorlog: de zes gevangen Heeren in Loeveftein zouden losgelaaten worden, en de twee Heeren bikker zonden het ftads beftier verlaaten:" welke voorwaarden van fornmigen gelaakt, doch van anderen gepreezen zyn. (312, 213) 9. V. Waarom wilde willem de II zo veel krygsvolk, tegen Hollands zin, in dienst houden? A. Men meent, dat hy zich met Frankryk Wilde verbinden, om den oorlog tegen Spanje te hervatten; doch hy ftierf, onverwagt, aan de kinderziekte in den jaare 1650, toen hy maar vieren, twintig jaaren telde. C31S) 10. V. Wie verving hem in zyne posten? A. Groningen benoemde willem frederik, der Friezen Stadhouder ; maar Holland was van hem afkeerig, om dat hy de hand hadt gehad in den aa i (lag op Amjterdam. (314) 11. V. Wie werdt dan tot Stadhouder verkooren? A. Niemant in de vyf andere Provintien: want derzelver staaten beflooten voortaan te regeeren, waardoor er eene lbort van Aristocratie, dat is, een beftier van de voornaamfte Leden, boven» kwam, 't welk wat fterk doorgezet werdt, en dus den Volke ongenoegen gaf. (315) 12. V. Wat viel er eerst voor in dat beftier? A. He algemeene staaten hielden in \r Haage eene Groote Vergadering in den jaare 1651, en namen eenige befluiten omtrent de Unie, omtrent den Godsdienst en het Krygswezen. (315) 13. V. Met wien kreeg Holland daarna "onmin? A. Met Engeland, dat, na den dood vaa karïl den I, geregeerd werdt door olivjek, H5  128 OORLOG MET EHOELAND. kromwel, als Protecïor des Ryks, die de bezwaarende Aéïe van Navigatie maakte, om de staaten te dwingen tot het treeden in deszelfs belangen. (316) 14. V. Wat behelsde die Adel A. Dat men geene waaren met Hollandfche fchepen in Engelands Havens mogt brengen, het geen den doodfteek aan onzen handel gaf, en waarna men in oorlog kwam, in den jaare 1652. ' f317) 15. V. Wat viel daarin voor? A. In één jaar werden vier Zeedagen tegen de Engeljchen geleverd, waarin onze Admiraalen, de oude tromp en do ruiter, uitblonken. (317) 16. V. Maar wie bellierde toen voornaamelyk 'sLands zaaken? A. De Raadpenfionaiis jan de witt, die, hoewel hy geen agtëntwintig jaaren bereikt hadt, de 1/yshcid van Holland werdt geheeten, en toen dermaate yverdc , dat de staaten beflooten, honderd en vyftig fchepen te zullen uitrusten , in den jaare 1653.- (318), 17. V. En wat voerde onze Vloot uit in dat jaar? \ • , ., A. .maarten iiarpertszoon tromp vogt, drie dagen lang, tegen de Engelfchen met eene hevigheid zonder weergaê; en jan van galen lloeg hen by Livorno. 18. v. Wie meer ? A. tromp ftreedt daarna met agtënnegentig fchepen vcór Katwyk; maar verloor, helaas! het leven door eenen kogel in dien Zeeflag. (319) 19. V. Wat beoogde kromwel? A. Die dweepzieke Overweldiger zogt ons in het Enge fche Ryk in te lyven; maar ziende,  BRAS1L VEItLOOREN. Ï2j door onzen kloeken tegenflann, dat zulks nooit gelukken zou, boodt hy den vrede aan in jaare 1654, mids de staaten beloofden wil» iem den III, zoon van willem den II, nooit tot het Stadhouderfchap te zullen verheffen. 20. F. En die voorwaarde geviel? A. Vermids Holland vyftienhonderd fchepen , binnen korten tyd, verloören hadt, en geen kansi zag om anders den vrede te krygen , nii Gewest die voorwaarde aan, in den jaare 1654, waarover de andere Provintien onvêrgenoegd waren, en de fchuld daarvan aan jan de witt gaven. (320) 21; V. Hoe was toen 'sLands gefteldheid? A. Na den oorlog kwam er in fommige Provintien veel onrust over het al of niet aanneemen van eenen Stadhouder; dan het was fchandclyker, dat men intusfchen het ryke Brafil liet verloören gaan. (323; 17. V. Welke ramp fcheen nog meer te dreigen? A. Frankryk, onvergenoegd federt den Munfter fchen vrede, begunftigde de Vrybuiters ter Zee ten onzen nadeele; des men ze door de ruiter moest laaten beteugelen, het welk Frankryk kwalyk nam; hoewel de rust bleef. (354, 355J 23. V. Hoe gedroeg men zich daarna ? A. Wy helden meer tot den kant van Spanje en Beenemarken, dan tot Frankryk en Zwceden, meenende dus het evenwigt tusfchen de nabuurige .ogendheden best te zullen bewaaren. (325) V. Wat deedt men by het ontdaan van ee■ en 'oorlog in het Noorden? A. Wegens het belang des handels, zondt men, in den jaare 1656, den Heer van wassenaar».  Ï24 2EE-00IL0G. anders genoemd den Admiraal obdam, met eene Vloot naar Zee, die het beleg van Dantzig, dat door de Zweeden ondernomen was, opfloeg, en derzelver Zeemagt vernielde. (325, 326) 25. V. Wat meer? A. In den jaare 1659 voer de Admiraal de ruiter naar Zee, die Kartemunde veroverde en het Zweedfche leger verfloeg; doch, in het volgende jaar, werdt de rust in het Noorden herfteld. (326) 26. V. En het gevolg hiervan was? A. Dat, door zulke kloeken bedryven, de roem der Republiek, die aan de Koningen'van Zweeden en Deenemarken de wet voorlchreef, en den nitgebreidfien handel ter zee boven alle Volken dreef, zeer hoog rees. (326, 227) 27. V. Dus hadt men groot vermogen? A. Men hadt vermogen genoeg om den reizenden karel den II, zoon van karel den I, die in Engeland onthalsd was, koninglyk in 'sHaage te ontvangen, 't geen fommigen mishaagde, hoewel hy fcheen ons 'wel gezind te zyn, en zelfs een verbond met ons floot; maar (327, 328; 28. V. Wat wilde Gy er by doen? A. Maar wie doorgrondt altyd het hart der Vorften, en hoe zelden komen de betuigingen van vriendfchap daaruit voort! ten minften duurt hunjie dankbaarheid niet altoos lang. 29. V. Nam het befluit, om Prins willem den III nooit tot Stadhouder te kiezen, niet een einde, toen kromwel geftorven was? A. Het ftondt er zo mede, dat de eene Pro•vintie hem tot Stadhouder begeerde, maar de anderen niet. (328, 329;  ' YERZ inkin TAN EEK BE * O, IêS 30. V. Wat ongehoords, ten minften in het Vaderland, viel er voor in den jaare 1660? A. Een Berg by Arnhem verzonk, welk voorval geen Vaderlandsch Hiftoriefchryver, zo veel wy weeten, ons berigt heeft; maar alleen door den Dichter rob. keuchenius ons nagelaaten is, in dit opfchrift boven drie fraaie Laiynfche vaarzen: De Monte Arnhemier.fi', fuburbano, vi tent' pesiatis divulfo, anno mirabili cio id clx. Satin" Superbe? Poenitere quid ces/as? Minatur ira Numinis , tremunt montes: Tremente monte tempus est, tremant ment es. Dat is, Van eenen Berg by Arnhem, door het geweld van eenen ftorm, (die , waarfchynlyk, door middel van den Rhyn, hem ondermynd hadt) afgefcheurd (naamelyk midden uit een keten van Bergen, waar na hy gezonken is , gelyk men nog kan zien,) in '/ wonderjaar 1660. Hoogmoedige! is het nog niet genoeg ? Wat vertoeft gy berouw te hebben ? De toorn van God ■dreigt, de Bergen beeven. 't Is tyd, dat de harten der Menjcken fidderen , wanneer de Bergen beeven. 3r. V. En wat gebeurde in andere Landen? A. De Oost-Indijche Compagnie bloeide door de verovering van Macasfer, en door den voordeeligen handel op China; maar zy verloor daartegen het Eiland Formofa, waar de Predikant hambroek een treffelyk voorbeeld van trouw gaf, (329-331)  {2> fcEÉ-ÓÖRLÖÖ. :' 32. Y. En het bleef by dat verlies? A. Ja; maar karel de II van Engeland, hydig om onzen grooten handel , en om ons verbond met Frankryk, ontnam ons Nieuw Nederland in America , en verklaarde ons daarop den oorlog in den jaare 1664. (332) 33. V. Gedroeg men zich in denzelven zo dapper, als te vooren? A. Men liet eene fterke Vloot, onder bevel van den Admiraal obdam , naar zee gaan; doch zyn fchip in een gevegt met de Engel fchen fpringende, verloor hy, nevens den Admiraal kor tena ar, het leven, en onze Vloot daardoor de overwinning, in den jaare 3664. (332, 333) 34. V. Werdt dat verlies niet vergoed? A- Ja: het verlies werdt vergoed door den Admiraal de ruiter, die de weggenomen plaatzen door de Engel/eken op Kalo Verde herwon, en zegepraalende terug keerde. (333) 35. F, Waardoor behaalde de Itaadpenfionaris jan de vv 1 tt eenen byzonderen roem ? A. Hy ontdekte , dat de Hollandfche Vloot ., niet enkel" op tien ftreeken van het Compas, geJyk men altyd hadt berekend; maar, op agtè'ntwintig windltreeken, uit Texel in Zee kon gebragt worden. (333) 36. F. Wat kan men daaruit leeren P A. Men kan er uit leeren, hoe gelukkig een Land zy, wanneer de voornaamfte BefHerders niet alleen kundig zyn in de Staatkunde, maar ook in andere Weetenfchappen, gelyk jan de witt bedreeven was ia de Wiskunde, en in andere kundigheden. 37. V, Oorlogden wy toen alleen tegen Enge* land i  mTl. VI, uit Texel aai zjee Item Hcoimemt MadzTiatf. poMvcilt dLia, Texel nmettpe eia nier. . . .pao1, 124?. eest jongen zymde^iin eene]ymba.aTtL touw badï^fl^ffen.'bil^ia'?- fila des coi*dLes, étant jeune MUIHI, dsuna une Coraer5e.jp.iz'j,   öAADËK van CE 1Ü1TEK. ïaf A. Neen: want de berugte Bisfchop van Muni> ter, barent van galen, door den Engelfchen Koning opgeftookt, deedt, in den jaare 1665, aanfpraak op Borculo, viel in Drenthe, en nam Lochem nevens Deutichcm weg; doch hy werdt gefluit, en maakte daarna vrede. (333, 334) 38. V. Maar bragten de Engclfchen ons geen meer nadeel ter Zee toe? A. Zy wilden onze kostbaare Vloot, die uit Oost - Indie terugkeerde , onderfcheppen ; doch toen dit mistte, en zy in de haven van Bergen in Noorweegen inliep, vielen de Engelfchen op dezelve aan men groot geweld; maar werden niet min moedig afgeflaagen. (334) 32. V. Viel er niets meer voor op Zee? A. Ja wel: want, in den jaare 1666, vogt de Admiraal de ruiter vier dagen tegen de Engelfchen, en behaalde eindelyk de overwinning, toen de vyanden drieëntwintig fchepen verloören hadden, en tusfchen de vyf en zesduizend dooden telden, f335) 40. V. Was dat alles? A. Neen: iti dit jaar, viel er nog een andere Zeedag voor, waarin de ruiter, van anderen veilaaten zynde, door de Engelfchen heen doeg, en gelukkiglyk ontkwam, welke aftogt voor een meesterftuk en hooger dan eene overwinning gefchat werdt. 41. V. Waarom? A. Om dat hy , alleen met agt fchepen , het geweld van vierentwintig der grootflen zyner vyanden doorftondt en afweerde. Zulke groote daaden deedt een Man, die, een jongen zynde, in eene lynbaan te Vlisfmgen touw hadt geflaagen,  123 OVERWINNING TE C IIA T T A M, en zes ftuivers in de week gewonnen. (335,336) 42. V. Wat volgde daarop? A. De Zeebevelhebber kornelis tromp, die hem verlaaten hadt, werdt afgezet ; maar de 'ruiter kreeg, wegens zynen heldhaftigen aftogt, het teken der Ridder orde van den Franfchen Koning (337) 43. V. Hoe lang duurde die Zee-oorlog? A. Men begon, in den jaare 1Ó67, te Breda aan den vrede te arbeiden; maar de Engelfchen werden daarin niet handelbaar, dan na een zeker voorval. (337) ' * 44. r. Welk voorval? A. De Admiraal de Ruiter was met eene Vloot, ar.n welker boord kornelis de witt, Burgemeester van Dordrecht, en Broeder van den Raadpenfionaris jan de witt was, naar Zee gezonden. 45. V. En wat ondernam hy? A. Hy voer de Theems op, en verbrandde verfcheiden' Engelfchen fchepen, het. welk eenen algemeenen fchrik door het Ryk gaf, en den vrede op voordeeliger voorwaarden voor ons verhaastte in den jaare 1667. (337"339) 46. V. Wie gaf in die onderneeming blyken van de oude Hollandfche koenheid? A. De twee Zee-kapiteins, brakel en van ryn: want de eerfte zeilde over de keten, door de Engelfchen over de rivier gefpannen , onvertfaagd heen, onder 't geweldig fchieten der vyanden, zonder een fchot te doen, en overmeesterde daarna een Engelsch Fregat, dat hy eerst de volle laag gegeeven hadt, by Chat tam. 47. V. En de andere? A. van ryn, die hem volgde, zeilde de keten  HE t OEN BEL.OORD. I2J in flukken , eene ruime baan voor de volgende fchepen, die toen begonnen 's Ryks fehoonfte fchepen te verbranden. 48. V. Hoe zyn die Helden beloond geworden? A, De staaten lieten drie gouden koppen of bekers maaken , waarop de Gebeurtenis, geëmailleerd, verbeeld werdt, te zamen kostende tienduizend guldens, welker eerfte gegeven Werdc aan kornelis de witt met eenen losrente brief van dertigduizend guldens, en de twee anderen aan de Admiraalen de ruiter en vam gent. (339) 49. V. En die allen zyn nog in weezen? . A. De kop van den eerften wordt nog bewaani door 'sMans Genacht te Dordrecht, en die vaa den Admiraal de ruiter is in handen zyner zySngfche Naneeyen in 'sHaage, die, in eenen geringen of armlyken ftaat thans leevende , dikwerf van andeten zyn aangezogt tot het afftaan des kops voor eenen goeden prys, doch denzelven nooic hebben willen misfen, 't geen hun geene gerings eer gegeeven heeft, en nog geeft. 50. V. Dus kreeg het Vaderland, na 't bedryven van dat Heidenrtuk, den blyden vrede? A. Ja: maar de vrede der Vaderlandfche Kerk werdt toen op nieuw geftoord door de twisten tusfchen de Leerlingen van coccejus en voe« tius; en anderen over cartesius Wysbegeerte vlamden dermaate op, dat de Hoogleeraar heydanus, nevens de Predikanten mom ma en van der wayen, werdt afgezet* 51. V. Hoe veele feilen werden den Navolgereu van coccejus en cartesius opgedrongen? A. Ieniant fprak van vyfhonderd en negenen* nestig dwaalingen, roet by voeging, dat hy er nog  130 EÏUWIO EDI KT. wel zo veel in zynen koker hadt: doch, te» cfeew zen dage, zou men niet wel ééne dwaaling onder dezelven kunnen vinden. 52. V. En daaruit leert men? A. Men kan daaruit leeren, dat tydclyke inzigten, vooroordeelen en driften de zinnen op den hol helpen , en daaden doen bedryven, waarover men in kalme tyden verbaasd ftaat. 53. V. Maar bleef de uitwendige vrede? A. Die fcheen niet lang te zullen duuren: want lodewyk de XIV deedt, kort daarna, met de wapenen in de hand, aanfpraak op de X Spaanfche Nederlanden, dewyl zyne Gemaalin de Dogter was van den overleeden Spaanfchen Koning. (304) 54. V. Bereidde men zich daarop ten oorloge? A. Ja: maar vreezende, dat willem de III foms Stadhouder mogt worden , en dan te veel magts krygen, befloot Holland, niet alleen de waardigheid van Kapitein - Generaal af te fcheiden van het Stadhouderfchap, maar ook het laatfte te vernietigen, welk befluit men den naam gaf van het Eeuwig Edikt, waardoor jan de witt, als deszelfs voornaamfte bewerker, in haat kwam. (340> 34') 55. V. Wat deedt intusfchen lodewyk de XIV? A. Hy nam eenige lieden der Nederlanden weg, en zou nog verder zyn gegaan; maar ter herflellinge des vredes tusfchen Frankryk en Spanje, floot men, in den jaare itf68, door toedoen van jan de witt, eene Triple Alliantie, dat is, een drievoudig verbond met Engeland en Zweeden. C34°, 341) 56. V. En dat hadt ten gevolge?  TRIPLE ALLIANTIE. 13 ï Jf; Dat lodewyk de XIV zeer misnoegd werdt op de staaten, en byzonder op jan de witt, dewyl hy daardoor 's Konings overwinningen in de Spaanfche Nederlanden (tuitte; maar , onwetend, den grond lag tot zynen eigen val. (342) 57- F- Hadt dat misnoegen des Franfchen Konings eenig gevolg? A. Zeer gedugte gevolgen: want hy zogt eerst ons van dat verbond aftetrekken; maar, dat nies llaagende, karel den II van Engeland te winnen, het geen beter ging, waarop zy beiden zich tegen ons Land verbonden , in den jaare 1670 (343. 344) ' ' 58. V. En dus .... ? A. Dus werdt de Triple Alliantie, eerst voor een trek der diepfte ftaatkunde gehouden, en daarom zeer wel beloond, een herfchenfchim, waartut men de wisfelvafigheid der fchrartderfte 'ftaatkundige beuuiten kan leeren zien. C34i, 59- V. En daar bleef het by? A. Neen: want Zweeden liet zich ook door die Koningen verleiden; en andere Duitfche Vorften, uitgezonderd den Keurvorst van Branden, burg, werden tegen ons opgerokkend, zo dat alles een geweldig donker aanzien g..f. (345) 60. V. Wat deeden de staaten, in die kommervolle tyden, tegen zo magtige uitlandfche verbmdtenisfen ? A. Er bleef niets overig als een zwak verbond te fluiten met Spanje; een Ryk, dat toen zonder een geregeld beftier, zonder krygsmagt of fcheepen was. (345) éi. V, Viel men ons toen regelregt aan? I 3  IJ» KIEUW E OORLOe. A, Om flegte zaaken goed te maaken , zytt zelfs de Koningen foms laag genoeg tot 't gebruiken van voorwendfels;of,zyn die niet by de hand, om dezelve te doen ontflaan. 62. V. Waarom zyn zy zo vaardig, om dezelven te doen ontftaan? A. 't Verwyt, van onrechtvaardigheid bedreeven te hebben, of met opzet te bedryven, willen zy altoos ontgaan, hoewel zy anders, door magt en onafhanglykheid, oordeelcu boven de wet verheeven te zyn: voorzeker een dwaalend, en een niet minder nadeelig denkbeeld. 63. V. En zodra men voorwendzels tegen ons Vaderland hadt gevonden, of doen gebooren worden ... . ? A. Toen verklaarden de Koningen van Frankryk en Engeland, in den jaare 1672, op denzelfden dag, aan ons den oorlog; en vervolgens liet de eerfte maar tweemaalhonderdduizend mannen optrekken , om ons klein Landje te veroveren, terwyl de Keurvorften van Keulen en de Bisfchop van Munfter hem zouden helpen. (343-347) 64. V. Wat moet men van zulk een bedtyf zeggen ? A. Ons Land moet op het herdenken van die tyden beeven: want van den toen beklommen hoogften top van aanzien Hortte hetzelve ylings tot op den laagften trap aan den ondergang. (346) 65. V. En deeze kwam? A. Ja: want de eerfte Bondgenooten hadden het verdrag met ons reeds verbrooken, en nabuurige Staaten fpanden te zamen aan tot ons bederf;en.... 66. V. Wat moet er by? A. En het misleide Volk, dat zich eerst zo  drie provintien vbrlooreh. 133 diep boog voor onze beste Staatsdienaars , bemorstte kort daarna, zyne handen met derzelver onfchuldig bloed. (34.6) 67. V. Gaf men toen den moed verboren? A. Neen: want men zondt tegen de Engelfchen. die reeds te vooren onze ryke Smimafche Koopvaarders hadden aangevallen; doch dapperlyk waren afgefiaageu, eene Vloot onder de ruiter naar Zee, die vóór Soulshaai teg-en de Engelfcke en branfche Vlooten alleen vogtOT eene geweldige wyze, f348) r 6 ':x lande'? F' Venveerde men zich even moedig te A. Ilier fchooten de kragten verre te kortwant üvefji/f/ bezweek voor de Munflerfche en Keuljche wapenen ; Gelderland moest bukken l°Z 2? u^'l' Utrecht gin« 00k verloören; maar te Muiden fiieten zy eerst het hoofd, f548 349) W > 69. V. Zogt men den alles overftroomendeu lo. dewyk niet te voldoen? A. Ja: men liet hem, op 't huis te KeppeU met verre van Zutphetu voorflageu doen, die hv «en onzen gelukke, belachte. 70. V. Waarom? A. Daar Grooten zelden zo gelukkig zyn van eenen Man by zich te hebben, die, noch tot heerschzugt noch tot vleiery hellende, magt over derzelver hart heeft, of gehoor ontvangt, als hy fpreekt, zo volgde lodewyk den door anderen gegeeven raad van meer te vorderen , dan men hem aanboodt. (350, 351) 71- f. En wat verkreeg hy? A. Zo veel als anderen meermaalen gebeurde, *u is, dat hy, te veel eifchende, niets ontving; 1 3  i«34 C. DE WITT AANGEKLAAGD. gelyk één zyner Staatsdienaaren dat fcheen te voorzien, doch wiens raad niet geboord werdt. (351) 72. V. Hoe was men in dien nood gezind te doen ? A. De meeste Hollandfche Steden, ziende den vyand zo diep ingedrongen , wilden zich overgeeven; maar anderen, nevens Prins willem den 111, die tot Kapitein-Generaal over de Krygsmagt was aangefteld, onder belofte van geen Stadhouder te zullen worden, weigerden dien voorflag te volgen. (351) 73. V. Hoe was het geleegen met het Volk in dien nood? A. Gelyk het altyd gaat: er cntftondt eerst gemor, en men fcholdt daarna de voornaamfte Staatskden voor verraaders ; waarop weldra 't Eeuwig Edikt verbrooken, en willem de III tot Stadhouder uitgeroepen werdt, in den jaare 1672. (342) .74. V. Bleef het by gemor en fchelden? A. Men ging verder, en veele kundige eerlyke Regenten, die men zeide den Prins buiten zyne waardigheden gehouden te hebben, werden afgezet. 75. V. Op wien brak de zwaarfte ftorm los? A. Op c orne lis de witt, Burgemeester van Dordrecht, en Ruward van Putten, wien willem tichlaer, Heelmeester te i'iershi/, befchuldigde van eenen toeleg op 's Prinfen leeven, waarop hy gevat, en naar 'sPJaage vervoerd werdt. (353) 76. P~. Hoe verging het hem daar? A. Hoewel hy ondervraagd, en gepynigd zynde op het getuigenis van éénen man, niets beleedt, werdt hy egter beroofd van zyne ampten5 «n gebannen uit de Provintie, (354, 355)  MOOIin van k. £n j. de witt. J35 77. V. Werdt dat vonnis volvoerd? A. Neen: want liem overkwam een grooteronheil door het Hangfchc graauw, dat hem en zy,nen Broeder, den Raadpensionaris jan de wit?-,' toen deeze hem op de voorpoort een bezoek gaf uit de gevangenis haalde, naar het groene zoodje fleurde, en aldaar op eene jammerlyke wyze afmaakte. C35Jr$£8i> 78. V. Wai pleitte voor de onfehuid van jan de witt? A. Dir, Hat wille' ivrde III nooit, dan met de uiterfie verfoeing, van dien moord fprak, en van dien Raadpensionaris geloofde, dat hy den Lande getrouw gediend hadt. (362) 79. V. Hoe heeft men de belhamels van dat fnood bedryf geftraft ? A. Zy hebben de draf van den tydelyken Rig. ter niet ontvangen; maar, in 't vervolg van hun leven, armoede, gebrek en knaaging van hun ge weeten tot vergelding gehad, en zyn met fchan. de geftorven. (359-362) Zo. V. Hoedanig was het Karakter van beiden? //.kor ne ms de witt was een moedig en dapper man; maar kon niet haaien by hec ongemeen vlug verftand, juist oordeel, en zeldzaame fchranderheid van zynen Broeder. (363) Ri. V. Wat moet men van die gebeurtenis zeggen? A. Dat het te betreuren is, een zodanig bloed op den vaderiandfehen grond geilort te zien door zulke onregttnaatige wreede handen. 82. V En wat kan men daaruit leeren? A. Dat hooge flaat in de waereld en groote weldaaden, den Vaderlande bcweezen, niemant beveiligen kunnen tegen de Iaagfie vernedering I 4  136 OESLAGT VAN c. en j. de WITT. die een opgeruid Volk hem wil aandoen. (364) 83. V. Is het Gedag: dier Broederen door dit ongeval uirgeftorven ? A. Neen : het is nog bekend in en buiten het Vaderland: want de Rusjifche Generaal de witt, Zoon van den ouden Generaal en Gouverneur van Kaminiefc, gehuwd aan eene Griekfche Priuces, wel!;e beiden, niet lang geleeden , het NageOagt dier vermoorde Broederen in ons Vaderland opzogten, is één der Buitenhmdfche Aframmelingen.  137 ZESDE ZAMENSPRAAK, Vaderland verlost. Zeedagen. Vrede met Frank" ryk. Drie Provintien vry. Dood van de Ruiter. Vrede met Frankryk. Franfche Vin*, telingen, Voetiaanen en Coccejaanen. La~ iadie. Willem de III op de throon van Engeland. Inlandfche onlusten. Dood van Willem den III. 1. V. Treeden wy thans, na 't voorig treurton nael gezien te hebben, tot een ander Tydperk? A. Ja: en in dit nieuwe Tydperk komen de Gefchiedenisfen voor, die met willems verheffing tot het Stadhouderfchap begonnen zyn, cn mer zynen dood eindigen, dat is, dit Tydperk gaar van het jaar 1672 tot den jaare 1702. (3^5) 2. V. Wat vernam men daarin allereerst? A. Bekwaanie Regenten in de fteden, ten on. regte befchnldigd, werden verftooten, en onho dreeven in het beftier gezet: dan, toen men de" SeSn^T) ,UOeSC ^ ^rm b ^ M£ar h,°re, weder^ondt men den vyand? 4f ©e tngelfehen, op Texel wilieade lande», 15  I38 zeeslagen» vrede met engeland, werden door een zeer zonderling geval, dat is, eerst door de Ebbe, die, tegen gewoonte, twaalf uuren duurde, en daarna door eenen ftorra daarin verhinderd, in welke beiden men een zonderling Godlyk beftier tot 's Lands bewaaring erkende. (367) 4. V. Maar kreeg men geen hulp op het vaste Land? A. Niemant hielp, als de Keizer en de Keurvorst van Brandenburg, terwyl het ingelaaten water in Holland het verder indringen der Franfehèn, en het wegneemen van Hertogenbosch be* lettede. (367, 368) 5. F. Wat gebeurde er op Zee in den jaare 1673? A. Dat de Admiraal de ruiter, eerst met vierenzestig tegen honderd Franlche en Engelfche fchepen vogt; dat hy, ééne week daarna , hen weer deedt deinzen; en, twee maanden laater , vóór Kykduin, den hardnekkigften flag leverde, die agt uitren duurde. '368, 369) 6. V. Wat was daarvan het gevolg? A. De verliezen, in zulke zwaare Zeeflagen, den E'gelfchen toegebragt , deeden kakel den II tot den vrede hellen, die eerst met hem in den jaare 1C174, en daarna met den Bisfchop van Munfter, nevens den Keurvorst van Keulen, getroffen werdt. (370) ' . 7. V- Wat tóf meer ruimte? A. De verovering van Naarden in den jaare 1674: want toen wecken de Franfchen zo verre terug, dat B'-akant het tooneel des.oorlogs werdt; des er by Senef een veldflag voorviel tusfchen ccNné en.willem den III. 2. F. En wat meer?  BOOD VAN DE RUITER. ï?,9 A. De laatfte hernam daarna Graave, en drie Provintien, in den tyd van anderhalf jaar verloören, waren toen herwonnen, des men willem den III 'sLands behouder noemde. (3/0, 371) 9. V. Maar hoe ging het met die drie herwon' nen' Provintien ? A. Er viel veel te doen, zo over derzelver wederaanneeming in het Bondgenootfchnp , als over de verheffing van willem tot Hertog van Geliier/and in den jaare 1675: het eerfte ging door, maar het ander bleef agter. (372-374.) jo. V. Wat voerde men verder uit in dat jaar? A. Ter zee en te lande werdt weinig uitgevoerd; doch in den Zeeflag tegen de Franfchen by Stromboli werdt de Admiraal de ruiter gekwetst , die daarna ftierf aan zyne wonden te Siragosfa* anders Syracufe genoemd. (375) 11. V. Trof die tyding 't geheele Vaderland? A. Ja: dewyl men verloor den grootflen Admiraal, dien 't Vaderland ooit gezien heeft; en hoe hoog men hem moge geroemd hebben, .hy bïyft nog onvolprcezen. (375) 12. V. Was men gelukkiger in den jaare 1676? A. De Franfchen namen veele plaatzen weg, en Prins willem moest zelfs het beleg van Maafirieht opbreeken; doch tromp en willem bastiaansz. floegen de Zweeden , die ook met ons in oorlog geraakt waren. (376^ 13. V. Wat gebeurde er al verder? A. In den jaare 1Ó77 verloor willem de III den fiag by Mont-Kasfei, en trouwde met maria, Dogter van den Hertog van vork; maar in het volgende jaar werdt de vrede te Nieuyimegen tusfchen de staaten en Frankryk getekend op deq  Ï40 SPI MO SA. A. tOUHICHOH, dag, toen de beide legers te St. Denys bloedig vogten. (377) 14. V. En die vrede gaf rust? A. Ten minften uitwendig; maar de volgende gefchillen over het afdanken van krygsvolk , en over het verfterken van Naar den, geiyk ook de verdeeldheid der Ingezetenen in drie partyen, laaten ons over te oordeelen var. 's Lands inwendigen ftaat. (3'7, 37#) 15. V. Wie ftierf ten deezen tyde ? A. Öe berugte benedictus spinosa ftierf, in den jaare 1677, in 'sH'dage, en ant01 nette de BOüaiGNON, drie jaaren laater, te Franeker; doch de gevoelens deezer dweepzieke deeden zo veel kwaads niet, als de ongerymde fnoode dwaalingen des eerften fcheenen te zullen doen. 16. V, Maar liet iodewvk de XIV zyne oogmerken op de Spaanfche Nederlanden geheel vaaren ? A. Neen: daarvan gaf hy blyken, in de jaaren 1681 en 1683, door zynen inval in Vlaanderen, terwyl hy misnoegd bleef op de staaten en op willem den III, om dat hy hem in zyne belangen niet kon overhaalen, waarom hy ook het Prinsdom Oranje aanfioeg. (378, 370) 17. V. Waarom weigerden de staaten en willem de III in lodewyks belangen te tree* den? A. De heerschzugt van dien Vorst ftiet hen, en zy oordeelden het zeer noodig voor europa, xich tegen dezelve te verzetten; dès zy zich met andere Vorsten tot dat einde verbonden, het geea gelukkige gevolgen heef: gehad. (378, 379;  ÖOHLOG EDIKT VAN KANTES» I4Ï 18. V. Wat volgde op lodewyks inval ia Vlaanderen ? A. Dat Spanje hulp van de staaten efl Willem de III vermeerdering van krygsmagt begeerden , wdk laatfte Amjl er dam tegen hieldt, waardoor er eenige onmin rees tusfchen die ftad en den Prins; doch die zonder gevolgen afliep. (379' 3 0) 19. V. Eindigde de gedreigde oorlog ook zo gemaklyk ? A. Daar Spanje niet kon hoopen op onzen byftand, werdt er eene opfchorting van wapenen tusfchen dat Ryk en Frankryk beflooten, in den jaare 1684- (386J 20. V. Wat maakte onze Vaderlanders byzonder afkeerig van lodewyk den XIV? A. De onregtvaardige verbreeking van het Edikt van Nantes in den jaare 1685, en de grouwzaame vervolging der Hervormden in zyn Ryk, die duizenden herwaards deeden vlugten, medebrengende de kundigheden van Konften en Handwerken, tot groot voordeel voor ons Land. (381) 21 V. Werden de Vlugtelingen hier met liefde ontvangen ? A. Met meer liefde, dan veelen aan hunne eigen, medeburgers betoonden: want de gefchillen tusfchen Voetiaanen en Coccejaanen , door ftaatkundige redenen geftookt, bleeven de gemoederen verdeelen. 22. V. Werdt niets daartegen aangewend? A. Ja wel. Hollands Staaten wilden, dat men de gefchillen der Wysbegeerte onderfcheiden zou van die der Godgeleerdheid, de bepaalingen van descartes agterlaaten, vryheid van Pliilofboketen eikanderen vergunnen, en geene parry (etappe-  14» vvi i. L E M DE III i IJ EKCIlANï, lyfce namen geeven, welk beflu.it, eindelyk, rus* gaf. 23. V. Maar wie zogt, ten dien tyde, nieuwe onrust te zaaien? A. Zo jean de lab a die , een uitlandsch dweekziek Leeraar, daartoe overkwam, bet miste hem egter alhier opgang te maaken, hoewel hy de zo vermaarde als geleerde Jonkvrouw,anna maria sc huur mam, tot zyne gevoelens verleidde. 24. V. Wat viel er verder voor, dat van nog duisterer uitzigt was? A. Dat de Engelfche Koning jacobus de II, fchoonvader van willem den III , het Pausdom ré zyn Ryk wilde invoeren, waarop deeze Prins, aangezogt door de ■Engelfchen , met eene vaderlandfche vloot overftak in den jaare 1688, en op den Engellchcn throon verheeven werdt in het volgende jaar met zyne Princes maria, dewyl jacobus het Ryk veriaaren hadt. (381-383) 25. V. Zag Frankryk de redding van Engeland, waartoe onze staaten de hand geleend hadden;, met goede oogen aan? A. Neen: die beweezen hulp haalde ons eenen oorlog op den hals, en voor zulk eenen aanmerkelyken dienst kon men zelfs de onrechtvaardige Acte van Navigatie in Engeland niet vernietigd' krygen. (383-384) 26. V. Vergat willem de III het bewind alhier, toen hy, als Koning, in Engeland regeerde? A. Dewyl hy het in dat Ryk niet zeer aangenaam hadt, vergat hy het bewind hier te minder, gelyk bleek uit een geval te Amflerdam by de aanitelling van een' Schepen: en te Goes, toen Bur-  IIALEWI'N. BEKtER. J Ü R I E Ü. B A Y L E. 143" gemcester westerwyk door het volk gedwongen werdt de voorregten der ftad te bewaaren, '1 geen zeer treurige gevolgen heeft gehad; en.. (384-386) 27. K En . , . .? A. En te Dordrecht, waar simon van halewvn befchuldigd en te Loeveflein vast gezet werdt wegens eene geheime onderhandeling met Frankryk, die hy ontkende. (386, 387) 2?. V. Wat kon minder den dag verdraagen? A. Een geval te Rotterdam, waar Regenten gedwongen werden tweemaal, doch tegenftrydig , te zweeren. (387) 29. V. Wie'gaf in die ftad meer ergenis? A. Na dat de anders bekwaame balthasar bekeer, Predikant te Amjlerdam, was afgezet wegens zyn Boek de Betoverde IFaereld, in den jaare 1691, lliet men zich te Rotterdam aan andere gevoelens. 30. V. Aan welken? A. Aan de ongegronde voorzeggingen van pieter jurieu, en nog meer aan eenige losfe.onbetaamelyke en ongerymde Hellingen van pie ter b ayle," Hoogleeraar in die ftad, wien mer daarom, in den jaare 1693, van zyne bediening ont. zettede. 31. F. Hoe ging het met dsn oorlog, waarin wy, om Engelands wil, betrokken werden ? A. Spanje en de Keizer werden ook daarin gefleept; maar lodewyk wild*: jacobus op den throon herfteüen, en zyne Vloot floeg de Engelfche en onze fchepen in den jaare 1689; waar te. gen willem de III zyns fchoonvaders leger, in Jerland aan de Boyne, de nc-erla g gaf, en de Generaal kinkel Athlone veroverde. C388.)  144 dood van koningin maria» 32. V. Bleef het daarby? A. Neen: de Franfchen hadden voorfpoed té lande in den jaare 1691; doch in het volgende jaar kreeg hunne Vloot de neerlaag door de Engeifchc en de onze, onder 't bevel van al- m o n b e. 33. V. Ging de oorlog dus voort P d. Ja: want lodewyk veroverde Namen, won den flag by Steenkerksn en Neerwinde, en zag zyne Havens, onder anderen St. Malo, weinig lyden door ons bombarderen; doch willem de III heroverde Namen in 't jaar 1695. (389) 34. F. Verloor willem de III niets meer? A. Ja: hy verloor zyne onvergelykelyke Koningin maria in haar drieèndertigöe jaar, welke' flag algemeen in het Vaderland betreurd werdt. (389) 35. V. Dagt men toen aan niets anders, da» aan 't oorlogen op den duur? A. Neen: men dagt ook aan den vrede te maaken, gelyk die, in den jaare 1697, te Ryswyk geflooten werdt; maar ze fcheen maar drie jaare» te zullen duuren, om dat men befchikt hadt omtrent den throon van Spanje, welken k ar e l de II, kinderloos, flondt te verlaaten. 36. V. Wat deedt men daartegen? A, engeland, frankryk en de staaten kwamen overeen, om Spanje te gceven aan den Keurvorst van Beyeren; doch Napels en Sicilië aan den Dauphin; en Milaan aan 's Keizers Zoon, den Aartshertog karel, (39°,390 37. F. Was Spanje daar mede te vrede? A. Dat verdrag kwam den Keizer vreemd voor, én Spanjes Koning ftondt niet weinig verbaasd , «lat men zyn Ryk verdeelde, toen hy nog leeft»,-  twist om s p i h j e 39. V. Wat valt hieromtrent aantemerken ? A. Dat Koningen trouwen, oorlog of vrede maaken,- eh flerven; maar dat deeze dingen Gebeurtenisfen voortbrengen.... 41. y. Welken toch? A. Dié men in de gevolgen niet kan voorzien, noch afvveeren; doch waarby het Menschdom • menigmaal kwalyk vaart, gelyk gebeurde in dien tyd, van welken wy nu fpreeken. 41. V. Ging dan dat gemaakt verdrag niet door? A. Het kon niet: want de Keurprins van Begeren ftierf; waarop men weer een ander verdrag maakte, naamelyk, den Dauphin zou Napels en Sicilië; maar den Aartshertog karel zou Spanje aanbedeeld worden. 42; V. En dat befluit bleef? A. Ook al niet: want den Koning van Spanje3 in den jaare 3700, het leven verlaaten hebbende, vondt men, dat hy zyn Ryk, by uiterften wille, hadt vermaakt aan philips, Hertog van anjou, lodewYks kleinzoon, aan welk testainenc de laatfte zich wilde houden, en het gemaakt verdrag niet erkennen 43. lr. Daaruit volgden . . . ? A. Oorlogs toebereidfelen onder veele Vorflen, foen men de gefchillen niet kon vereffenen; maar willem de III beleefde het begin des oorlogs niet, dewyl hy , op de jagt zynde, het ongeluk hadt van het paard te vallen, aan welks gevolgen hy overleedt in den jaare 1702. (393) 44. V. Wat heeft men van hem geoordeeld? A. Men heeft hem gerekend onder de grootfte' Vorften, die Engeland redde van den ondergang, èn lodewyks heerschzucht paaien ftelde : maar' K  llfi OAADEN V A H WILLEM DEN ïiï. ongelukkig was in alle oorlogen , waar in- hy maar éénen veldflag won, en flegts ééne Stad vara naam bemagtigde. ;393, 394) 45. V. Wat leert men uit die gebeurtenisfen? A. Dat het zeer treurig en niet minder ongeluk* kig is voor ontelbaare Menfchen , de heerschzugt van éénen niet anders te kunnen tegenftaan, dan door eenen verderfelyken Oorlog.- 4f5. V. Wat verder? A. Dat de grootfte Koningen , zo wel als de geringfte Lieden, bewaard moeten worden , waar zy ook zyn, door de magtige hand van god. 47. V. En eindflyk? A. Dat het lot des oorlogs niet ftaat in de hand van den bekwaaraften en dapperften Veldheer ; maar beftierd wordt door Hem, die alla JMatien regeert.  ZEVENDE ZAMENSPRAAK, Éejiiër zonder SiaShèudir. Onlusten. Oorlog met Frankryk. VeldJTagen. Frifo verdrinkt; Vrede te Utrecht. Barrière. Oostendefche Maatjehappy. Saltzburgers. Vrjê Metzelaars. Herrnhutters. i.V. Wie volgde, als Stadhouder, op willem den III? A. Ntetnant: want de staaten van vyf Provintien beflooten , voortaan alleen te regeereu, 't keen eenige gefchillen, ten aanziene van 't bellier, in fommige Heden gaf; maar Friesland en Groningen hadden jan willem F Risp, Prins van Nasfau-Dietz, tot Stadhouder. .39 "-397) i. V. Maar werdt de oorlog tegen Frankryk, waartoe de grond reeds gelegd was , begonnen ? A. Ja: hy werdt begonnen in den jaare 1702, ook lang en met grooten roem gevoerd; maar de naween daarvan duuren nog : want ons Land , daarin betrokken zynde, droeg, meestal alleen t deszelfs fmertelyke gevolgen. (397, 30'Jj 3, Ft En dus .... ? A Dus was 't wenfchlyk geweest, dat wy e? ons geheel buiten hadden gehouden.K 2  J4S OORLOG. 4. V. Liep men in het begin geen groot gevaar ? A, Nisuwmegen was byna door de Franfchcn, by verrasfing, ingenomen geworden, wanneer zy tot in 't hart des Lands konden ingedrongen hebben; dóch ter Zee werdt de Spnanfche Zilvervloot te Vigos veroverd en vernield door de tngelfche en Staatfche Vlooten. (398, 399; 5. V. Wat viel er voor in den jaare 1703? A. De Graaf van marlbourough geboodt 't leger der liondgenooten, dat is, de Staatfche, Engelfche , Deenfche en Keizerlyke benden, en behaalde eenige voordeden. 6. V. En verder? A. Maar te Eieren by Antwerpen werden onze benden van 't leger afgefneeden en ingeflooten, des zy,onder't bevel der Veldheeren , f a ge l, slangenburg, en tilly, door de vyanden heenfloegen, en eenen onfterfelykcn roem behaalden, (yk, yj9 7. V. Wat viel gunftig voor ons uit? A. Dat de Hertog van Savoye en de Koning van Pouttgal tot onze zyde overgingen, en dat Gibralter door de vereenigde Vlooten gewonnen werdt. (3P9) 8. V. Wat deedt Aartshertog karel, om den throon van Spanje te verkrygcn? A. Tot Koning van dat Ryk verklaard zynde in den jaare 170.1, en met Staatfche benden derwaards gegaan j voerde hy daar weinig uit. 9. V. Wie hier te tonde meer? A- De Ftar>fthett werden door de Veldheeren, marlbourough eil eugenius, te Schellenburg en Hochftct; in het jaar 1706 by Ran.illies; in het jaar 1708 by Oudenaarde, en in tka jaare 1709 by Malplaquet verflaagen.  FRISO VERDRINKT. 149 10. V. Hoe waren deeze Veldfiagen? A. Zeer bloedig gelyk de anderen; maar Prins ïriso van Oranje en de Veldheer fa gel deeden daarin wonderen van dapperheid, vooral in den laatllen. (.400, 401) 11. V. Dus ging de oorlog al voon? A. In 't jaar 1710 werdt er wel te Geertruidenkerg aan den vrede gearbeid; d'.ch marlbourough ftiet dien om ver, en in het volgende jaar voerde men weinig uit. Itrï 3 12. V. En welk ongeluk viel er tevens voor? A. Dat Prins jan willem friso, uit het leger komende, by het overvaaren aan den Moerdyk , jammerlyk verdronk, door het omilaan dsr fchouwe. f402, 403) ' 13. V. Hoe oud was hy? A. Hy was maar vierentwintig jaaren oud, en kinderloos; doch na zynen dood bragt zyne Gemaalin eenen zoon .er waereld , die geheeten werdt willem karel iiendrik friso, Vader van den tegenwoordigen Erfifadhouder. (A03) $t 14. V. Wanneer nam die geweldige oorlog een einde? A. Toen anna, Koningin van Engeland, over gehaald door haare nieuwe Staatsdienaars, die lterker neigden tot vrede met Frankryk, ons verliet, en den oorlog ons federt tegen liep , hoewel de dappere grovestins eenen Houten ftroop .door dat Ryk deedt ; waren wy verpligt , te Utrecht den vrede te tekenen in 't jaar 1713. (404-406) . 15. V. En wat moet men van deezen zo langduurigen, kostbaaren en bloedigen oorlog zeggen? K 3  ï$.0 VREDE ïiN UTRECHT» A. De Mogendheden, die, twaalf jaaren lang., hadden gezegepraald , (hoe ongeloollyk fchynt dat!) moesten afzien van het geen, waarom zy den oorlog begonnen hadden: waaruit men leert, hoe vreemd foms de uitkomften zyn der felfte krygen. (40S) 16. V. Wat zogt ons Vaderland ? A. Men zogt eenen voormuur tot beveiliging der landzyde; maar daarvan werdt niets by den vrede bepaald: ook verlangde men een voordeeliger handelverdrag; maar men verkreeg het niet. 17. F. Hoe wrang waren dan de vrngten deezes oorlogs voor ons? A. Wrang indedaad: wart behalven de menigte van 't toen vergooten Menfchenbloed , werdt er zo veel fchats verfpild in denzclvon , dat wy , vierenzeventig jaaren lang, een bitter gevoel daarvan behouden hebben, en 't geen nog erger is, dat onze handel, fints dien tyd, zeer is afgenomen. (406, 407) 18. V. En als wy deeze dingen wel befchouwen, en de rekening opmaaken. . . . ? A- Dan vinden wy, dat onze Republiek, in den voortloop van hondei-dénzevenënveertig jaaren, dat is, van het jaar i<66 tot den jaare 1713, naauwlyks dertig jaaren rust genooten heeft. 19. V. Wat meer? A Dat de Godlyke Voorzienigheid , door alle uitkomften, ons genoeg geleerd heeft, dat eene Republiek , als de onze , niet moet oorlogen , maar in vrede (2ven. (410) 20. V. Maar kreegen wy niet den zo begeerden voormuur tegen Frankryk? A- ja; doch niet voor 's jaar 1715 door een vsrdrag met den Keizer, aan wien de Nederla»:  TR act jat VAN BARRIÈRE. 151 den gekomen waren, die daarom thans genoemd worden de Oostenrykfche Nederlanden. (410) 21. V. Waarin beftbndt dat verdrag? A. Het verdrag werdt genoemd het Tractaat van Barrière, waarby ons vergund werdt bezettingen te leggen in eenige fterke fteden van Brabant, het geen ons daarna, zonder veiligheid santebrengen, nog meer gelds en eenen oorlog gekost heelt. (408, 409) 22. V. En wy konden daaruit leeren? A. Dat wy ons Land op eene betere wyze zouden kunnen verlterken, en dan weinig te vreezen hebben, naamelyk, wanneer wy dat omwalden, en eene goede Vloot in Zee hielden. (4r9) 23. V. Eleeven wy, na dien kryg, in rust? A. Ja: hoewel wy na den dood van anna van Engeland en na den komst van georoi den I tot den throon, hem met eenige benden tegen eenen opfland, in den jaare 1715, door den zo genoemden Pretendent verwekt , moesten onderiteunen. (411) 24. F Wie was de Pretendent? A. Hy gaf voor eenen zoon te zyn van den Engelfchen Koning ja co bus den II, 't geen veelen niet geloofden en nog niet geloofd wordt, alleen verdigt, om Princes maria, in den jaare 3688 , van haar regt tot den Engelfchen throon te verfteeken. 25. V. Wat viel er voor, twee jaaren laater? A. Een geweldige Zeevloed deedt ons Land, vooral de Provintie Groningen, veel lyden; maar tot meer verzekering der uitwendige rust, flooten de algemeene staaten een verbond met Frankryk en Engeland: en het eerfte Ryk gaf K 4  fSg oostehbesche compagnie hun daarop den dus lang geweigerden eertitel van hoog mogende heeren. (4.ii) 260 F. Genopt men federt alle rust? A. Terwyl Spanje met den Keizer oorlog voerde, en Frankryk daarna het eerfte Ryk aanviel, ftondt, in den jaare 1720, een zo genoemde Actiehandel op, die fommigen ryk, maar meer anderen arm maakte, en deswege met alle regt een Windhandel geheeten is. (412) 27. V. Gebeurde er niets meer ? A. willem karel hendrik friso, Prins van Oranje, en Stadhouder van Friesland, maar zeven jaaren oud, werdt in den jaare 1718, van Groningen , en, in den jaare 1722, van Drenthe en Gelderland, als Stadhouder aangenomen; doch de overige Provintien volgden daarin niet vóór het jaar 1747. (412, 413) 28. V, Wat viel er verder voor in 's Lands nabuurfchap, dat van kommerlyk uitzigt was ? A. 's Keizers befluit in het jaar 1722 , om te Oostende eene Oost Indij'che Compagnie op te rigten, waarover zo veel te doen viel, dat men byna tot eenen nieuwen oorlog kwam ; doch dezelve werdt vernietigd in den jaare "1731 , en een verdrag te 11 eenen geflooten door de Vorften van europa tot eiks gerustheid. (412-414) 29. V. Wat viel er verder voor? A. Men ontving veele Saitzburgers , die om den Godsdienst verdreeven waren, in Kadzand; floeg hst verzqek der Roomfchcn om eenen Jefuitifchen Vikaris, het geen veel te doen gaf, af; en ftclde orde op den eerdienst van gregorius den VU. (415)  VRYE BJETZELA AES. H E RR N H U TT E & S. 155 50. V. Wat gebeurde er laater? A. Verfchillende zaaken , by voorbeeld , het Huwelyk van den Prins van Oranje met anna Kroonprinces van Engeland;— eene groote, doch ongegronde vrees voor eenen algemeenen moord onder de Gereformeerden in ons Land , dien de Roomfchen , gelyk fommigen dvvaaslyk meenden, begaan zouden, wanneer de Sacramentsdag op den Feestdag van st. jan zou invallen, gelyk op den 24 Juny des jaars 1734 gebeurde; doch welke dag ftil afliep. 31. V. Wat gaf verder veel bedenking? A. Dat in den jaare 1734 de Vergaderingen der zo genoemde frye Metzelaars opkwamen , van welker diepe geheimen veel kwaads en goeds gezegd werdt; doch alles liep op niets uit. 32. V- Ln daarna . . . . ? A. In het volgende jaar, en byzonder in 1735 floegen zich de zogenoemde Herrnkutters neer te Tsfelflein, en in den jaare 1746 te Zeist, die weinig toeloop thans vinden, hoewel ze verbeterd zyn in gevoelens, na dat hunne voorige verkeerde denkbeelden omtrent den Godsdienst bekend zyn geworden. 33. F. Liepen wy geen gevaar van eenen nieuwen oorlog in den jaare 1739? A. Gaarne hadden de Engelfchen ons in den oorlog betrokken, toen zy dien aan Spanje verklaarden wegens den handel op America. (416) * K S  Ha AGTSTE ZAMENSPRAAK. Dood van Karei VI. Oorlog met Frankryk. Verliezen Willem de IV Stadhouder. Vrede. Inlandfche Onlusten. Nykcrk. Dood van Wtllem IV. Anna. Geleerde Maat- fchappyen. Teken-Academiën. Aardleeving. TPillcm V Stadhouder. Oorlog met Engeland en den Keizer. Onlusten. 1. V. Wat blyft er nu nog overig? A. Het laatfte Tydperk, beginnende met liet jaar 1740 tot heden toe, waarin voorkomen twee oorlogen, één in den aanvang, en een ander in deszelfs einde, beiden gevolgd van zeer zwaare fchokken. 417, 418) 2. V. Wat gebeurde in het begin? A. Keizer karel den VI, in het jaar 1740, geftorven zynde moesten zyue Landen , volgens eene zo genoemde Pragmatike Sanctie, door hem gemaakt, geheel vervallen aan zyne oudfte Dogter, de Aartshertogin maria ïhbrssia.  kokingen in oorlog.. 355 3. V.,Verkreeg zy die? A. De Koningen van Spanje, van Sardinië en I'Tiiisjen, nevens de Keurvorften van Saxen en JSeyeren, maakten aanfpraak op fommigen liaarer Landen, en Frankryk voegde zich by hen ; doch Engeland met onze staaten trokken the resi a's party, (418, 419) 4. V. En de uitflag was? A. Dat de Koning van Pruisfen, Silefic meest veroverd hebbende, vrede met haar maakte , en de Koning van Sardinië zich met haar verdroeg: dat Engeland benden zondt naar de Oostenrykfche Nederlanden, en wilde , dat wy ook dezelven zouden verdeedigen; doch Frankryk riedt ons de onzydighejd aan. (420) 5. V- En door dat alles ? A. Hier door , en vooral door de overwinning, van den Engelfchen Koning georgë den II op de Franfchen te Dettingen, fcheen theresia alles te boven te zullen komen. 6. V. Maar ? A. Maar de kans keerde, toen Frankryk, in den jaare 1744, in de Oostenrykfche Neder landen en de Pretendent in Schotland vielen. (421, 422) 7. V. Hoe zo dat? A. De staaten waren vcrpligt george den II met fchepen en benden tegen den Pretendent, die eenen opftand daar verwekte, te helpen; en verwierpen den raad van onzydig te blyven, welken derzelver Afgezant van hoey, die toen aan Frankryks Hof was, dikwyls hun hadt gegeeven, waardoor hy, ten onregte, van fommigen gehaat werdt. (422) 8. V. Wy namen dan deel in den oorlog? A- De staaten vermeerderden hunne benden.  Ï5<5 PRINS VA» ORANJE STADHOUDER. waarop de Franlchen onze Barrière aanvielen, den veldflag hy Fontenoi in den jaare 174; wonnen, Brusfel in den winter des volgenden jaars nevens andere fleden wegnamen , en ook in tien flag van Raucoux de zegepraal behaalden. (422424) 9. V. En toen onze Barrière dus verloören was . . . ? A. Wy weigerden toen nog de aangebooden Onzydigheid aan te neemen ; des de Franje her, ons den oorlog verklaarden, en, in den jaare 1747, Staats-I'laanderen binnen kort wegnamen. (424, 425) 10. V. Welke gevolgen vernam men daarop? A. 't Gemeen wierp de fchuld des kwalyk gevoerden oorlogs op onfchuldige Regenten , en dwong de Overheden, eerst in Zeeland, daarna in Holland, Utrtcht en Overy-fel, willem karel hendrik friso, Prins van Oranje, tot Stadhouder , en tot Kapitein en Admiraal. Generaal te verkiezen, welke waardigheden daarna, erflyk, in 'sPrinfen mannelyke en vrouwelyke Nakomelingen, verklaard werden, f425, 426) ik. V. Stamde deeze Prins af van willem den I van Oranje? A. Neen; maar van willems Broeder, jan de Oude, genoemd, die de Vader was van ernst casimir, Graaf van Nasfan- Dietz, hebbende ten zoone hendrik casimir. (426) 12. V. En hendrik casimir hadt tot zoon? A. Hy hadt eenen zoon , jan willem friso, die, zeide ik, aan den Moerdyk verdronk, toen hy uit het leger kwam, en wiens Gemaalin daarna Moeder werdt van willem karel hendrik friso, den benoemden Stadhouder  tl B ERA AL E GIFT. VREDE. 157 in den jaare 1747, en Vader van den tegemvoordigen Erfftadhouder, Willem den V. (427) 13. V. Wat gebeurde er na deeze omwenteling? A, De Fr anfchen, onder het bevel van den Maarfchalk van saxen, behielden de overhand, wonnen in den jaare 1747 den flag van Lafeld% ook Bergen op den Zoom na een zwaar beleg, en Maaflricht in den volgenden iaare, by welks gelegenheid de H-'aifche Predikant vernede eene fchoone aanfpraak aan dien overwinnaar deedt. (427-429) 14. V. Wat deedt men intusfchen tot 's Lands redding? A. Men hadt Rwfifche troepen overgenomen en Waardgelders tegen de binnenlandfche onlusten gehuurd; 'terwyl men eene Libernalc of vrywillige Gift van de Ingezetenen vorderde , welke veel heeft opgebragt, 15. V. Hoe veel heeft de Liberaale Gift opgebragt? A. Men heeft dat om zekere redenen niet bekend gemaakt : fommigen hebben de fomme op vyf millioenen gefield , dat eene fchryffeil is: men zal liever vyftig millioenen moeten leezen, of nog meer. (428, 429) 16. ^.'Wanneer werdt de vrede getroffen? A. In den jaare 1748 hadt men wel het genoegen van den vrede te Aken getroffen, en de Bar. riere terug gegeeven te zien; maar ook de fmert, dat het Vaderland nooit fchandelyker of fehaadelyker oorlog gevoerd hadt. (431) 17. V. Kwam toen eene volkomen rust? A. Neen: want het oproerig Volk begeerde in Holland vreemde dingen, 't weik veele Regenten wars maakte van het bellier: want onder ande-  ISS 0hlustek ik de kérk""» ren eischte hetzelve de aftehafïïng der Pagtefyeri* de Posteryen aan het Land te brengen, en meer andere zaaken. (432, 433) 18. V. Waar vielen de onlusten meer voor? A. In de voornaamffe Hollandfche lieden; en,onder anderen, ook te Steemvyk, waar de gehangen fledderus onfchttldig wordt verklaard, hoewel hy niet van allen oiifchuldig gehouden is.' (433. 4H) 19. F. Viel er toeri ook geen onrust voor in verfcheiden' Vaderlandfche Gemeenten? A. Ja: men vernam, te Nykerk op de Feluwe en elders, vreemde ziels- en lichaams-aandoeningen , byzonder onder den Godsdienst ,■ die van fommigen voor een Godlyk werk werden gehouden; doch ophielden , zo dra de Overheden ondernamen denzelven met magt te ftillen. 20. F. Waardoor werdt de Vaderlandfche Kerk meer ontrust? A. Door de Hellingen van den Zwolfchen Leeraar, a nto riu s van der os, die daarna door de Qverysfclfcke Synode veroordeeld zyn; en door de nog vreemder gevoelens van j o 11 a nmes ernestusjungius. Predikant te Zutfhen, die, in eene verbystering van zinnen gevallen , waande geroepen te zyn, om de Jonden in Kanam terug te brengen. 21. V. Wat gebeurde daarna? A. Toen den Erfftadhouder eene Dogter caro* iinA, daarna gehuwd aan den Prins van nassau-weilburg, in den jaare 1743 , en eert zoon willem de V in het jaar 1748 gebooren Waren, ftierf hy in den jaare 1751,na een kortduurend, fchoonblinkend , doch onrustig Scadhouderfehap bekleed te hebben. ^434.« 435)  WILLEM DE IV EN Vi *5> 22. V. Wat moet men van hem getuigen? A. Dat hy een Prins was van groote bekwaamheden, den Vaderlande wel genegen, en van den Volke verkooren, om van een overdreeven Ariftocratisch beftier vry te raaken, of een tegenwigt in hem te viuden. (436, 437) 23. V. Hoe was 's Lands gefteldheid by 's Prinftn dood? A. De landmagt was bijeen beter vorm gebragt; maar het zeeweezen in den ouden iaagen ftaat gebleeven : de handel en fcheepvaart waren afge» noomen: en het Porto Franco, of het vry doorvaaren der goederen, door den Prins voorgeflagen , bleef liggen. (437 , 431) 24. V. Wie kwam aan 't beftier na deszelfs overlyden. A. Vermids zyn eenige zoon, willem de V, minderjaarig was , namen de staaten deszelfs Moeder anma, Kroonprinces van Groot-Brittan' tiie, intusfchen aan tot Gouvernante. (438) 25. V. Wat zonderlings vernam men in den jaa. re 1752? A. By eene laage Zee ontdekte men by Katwyk de oude overblyffels van het beroemde Huis te Britten, door den Romeinfchen Keizer, ca jus ces ar caligula, gebouwd , het geen men, in den tyd van twee Eeuwen, niet gezien hadt, . J . , T 26. V. Wat was 111 dat jaar den Lande nuttiger en aangenaamer? A. De oprigting van de h o l l and s cue maatschap p y der wetenschappen te haarlem, welke in laater jaaren gevolgd is van drie roemryke Maatfehappyen te Vlisfmgen , Leiden en Rotterdam, ter voonzettinge van byzondere Wee-  IÖO LÉG.AATEN. AARDBEEVING. ANNii. tenfehappen, en lanter van veel meer anderen doch van minder gewigt. 2-. V. Hebben geene andere Lieden daarna iets gedaan tot aanbeveeling van Koniten en Weetenfchappen? A. Verfcheïden; onder anderen jan stolp in den jaare 1753; en vervolgens mathys swart, Mevrouw van renswoude , de aanzienlyke ff alter senserff, m o G ü F. van r e N e s se , nicolaas willem kops, de Heer schuurman, en Mevrouw stein. 28. V. Wat gaf eene algemeene ontzetting in den jaare 1753? A. Eene Aardbeeving en Waterberoering , dié Lisfabon geweldig teis'erde; doch de oorlog' tegen de Algerynen in den jaare 1757 deedt ons meer nadeels , het geen egter rykelyk vergoed werdt, in den jaare 176-, door de winften, die uit onze gekoozen Onzydigheld, ten lyde des oorlogs tusfchen Engeland en Frankryk , gevloeid zyn. (439) 29. Welke byzonderheden gebeurden daarna? jt. In den jaare 1759 ftierf de Gouvernante anna: in 't jaar 1763 bezweek het Credit in Amjlcrdam; doch alleen voor een korten tyd: toen hielden ook de Janfenisten een Concilie te Utrecht: en Prins willem verloor zyne Grootmoeder, maria louisa, in den jaare 176j.(440, 441) 30. V. En in het volgende jaar? A. In 't jaar 1766 aanvaarde hy het Stadlionderfchap, en huwde, in bet volgende, met freij erica sophia wil hel mina, foóOnpriBeeS Van Prtiitfeti. (441) 31. F, Verder ....  VERSCHILLENDE GEBEURTENISSEN. IÖI 31. A. In den jaare' 1766 herftelde men de Teken Academie van Amfterdam, en» terwyl fommigen twistten over de verdraagzaamheid en Predik, wyze in den Godsdienst, rees de maatschap- p_y tot redding van drenkelingen irt die Stad op; de eerfte in europa, maar algemeen toegejuichd. 32. V. En daarop volgden nieuwe dingen. . . ? A. Zo gy wilt, ja! by voorbeeld,, een voor- deelige vrede met den Koning ■ van Gattdia op Geyhn : de grenlcheidingen , geregeld met den Bisfchop van Münftei : een gefchil tusfchen Holland en Z*eJand over het oprigten van eene Academie te Zietikzee: een ander onder de k >oplieden over de vrye vaart op Esfequebo: en een over de Vryheid der Drukpers. (441, 442) 33. V. En wat meer in den jaare 1772? A. Een opftand der flaaven in Suriname', hetverbranden des fchnuwburgs te AmÜerdam: de geboorte van Prinfes fred erica louisa wil hel mina , twee jaaren vroeger; nu van Prins wii.iEM frederik, en van willem george f red i;r ik, twee jaaren laater. 34. V. Wat vernam men daarna? A. Eene verwarring op de beurs van Amfterdam: de afzetting van dsn bekwaavnen frederik adui.f van der mark, Hoogleeraar te f.i'oningen, doch die daarna te Deventer herfteldf is; en de invoering eener nieuwe Pfalmberyming» na lange moeite verkreegen in den jaare 1773. 35. V. Wat'deedt fommigen daarna beeven? Ai Een byzondere ftaud der Planeeten deedt, in den jaare 1774,- duizenden in Frieslat d -even , waallende, dat daardoor het vergaan der Waereld naby ware; dan met meer gronds deeden twee zwaare L  / l62 SLAG OP DOGGERSBANK. ftormen en overftroomingen, in de jaaren 1775 en 1776, 'sLands ondergang dugten, dien god door een wonder heeft afgekeerd. (443) 36. V. Wie gaven daarna een treflyk voorbeeld van navolging ? A. Eenige aanzienlyke Lieden in 's Haage, die een open Kerkhof, onder den blooten hemel, by Scheveningen, in de duinen lieten toeflellen in den jaare 1781, welks nut de waardige perrenot in een Latynsch opfchrift kort uitdrukte. 3". V. Wat deedt het Vaderland in dat jaar algemeen juichen? A. Na dat de oorlog tusfchen Engeland en de Americaanfche Coionien, die door Frankryk 011derfteund werden, ontftaan was, raakten wy met het eerfte ryk in gefchil over de fcheepvaart, en daarna in oorlog , die onverwagt ons verklaard werdt, en veel nadee's toebragt; doch de eer der Natie werdt treffelyk opgehouden, op den vyfden Augustus van 't jaar 17ÏI, door .... 38. V. Door wien? A. Door den braaven Vice Admiraal johan ARNold zoutman, die, aan de linke zyde in de Linie, de fchepen hadt der moedige Zee-Kapiteins dedel en van braam, en, aan de regte, die door den edelen bentinck, en de kloeke Zeebevelhebbers, staring, van kingsbercen en van braak, gevoerd werden, welken, met ligter en minder fchepen, doch met kloeker volk, den roem des Vaderlands tegen de Engelfchen ophielden. (443-447) 39. V. Maar de v ede volgde . . . ? A. Ja; die volgde, doch tot ons nadeel: en wy zouden in zwaarer rampen geftort zyn , hadt Frankryk eenen gedreigden oorlog met Kei-  ONtUSTES. ï$3 zet*, josephus den II, wegens eene onbepaald gebleeven grenfcheiding, niet afgekeerd, ert het gefchil bygelegd. (449-451) 40. V. En by die twee fchokken is het niet gebleeven ? A. Een openbaare oorlog doet zelden zo veel kwaads, als inwendige verdeeldheden, en de weer» gaê der laatften, die wy beleefd hebben , heeft deeze Eeuw niet gekend. Wy denken aan het gebeurde omtrent den Hertog van drunswyk; ran de gefchillen tusfchen staaten en Erfftadhouder» aan de poogingen, tot verandering van de Regeerings - Reglementen in Gelderland, Utrecht ert Overysfel; aan zwaare opfchuJdingen, beroerten, en plonderingen in veele voornaame fteden. (448450 4r. V. Verder . . , ? A. Denk aan het geen tot befcherming van en tot den aanval op Utrecht is gefchied; aan het geen Hattem en Elburg ondergaan hebben; en aan da Pruisfiche troepen , in Holland gedrongen , om voldoening te vorderen voor den hoon, der Prinfes van Oranje, op haare reis van Nieuwmegea naar 's Haage, aangedaan. (455 , 456) 42. V. En dan . . . ? A. En dan zat een regtgeaart hart deeze Vaderlandfche rampen, gaarne, met heete traauen beweenen. 43. K En het einde was . . . ? A. Dat de voldoening gegeeven werdt; dat de voorregten des Erfftadhouders herfteld; de afgezette Regenten weer in het bewind geplaatst, en anderen daarvan ontzet zyn ; van welken fommigen , nevens veelen van minder aanzien , groot* L a  jA. Elke Provintie zendt er zo veel heen als zy wil: doorgaans komen er vyftig tezamen; doch de Afgezondenen uit elk Gewest hebben met meer dan ééne ftem. (461) 13. V. Wanneer vergaderen zy? A. Dagelyks; maar zy moeten de benutten huuaer Provintien weeten, eer zy eenige zaak kun. L 4  i.68 regeering. «en afdoen , 't geen veel langwyligheid daarin voortbrengt. (461) 14. V. Welke magt oefenen zy ? A. In hunnen naam wordt Oorlog verklaard, of Vrede geflooten; en zy bezitten de oppermagt in de Generaliteit! Landen. (4G1) 1 s- /^l Dan is hun aanzien groot? A. Hun aanzien is groot; maar-hunne magt zeer gering; dewyl het laatfte geheel afhangt van de byzondere Provintien. (461) 16. V. Is dan elke Provintie een fouvereine onafhanglyke Staat , aan ge«nen anderen onderworpen ? A. Zekerlyk. Het beftier van zes Gewesten ftaat in handen der Afgezondenen uit Edelen en Steden; maar in de Provintie U'recht (tomen er nog zo genoemde Geëhgrcrdcn by , die weleer 'Geestelyke , doch nu Waereldlyke Heeren zyn: zy allen vergaderen in de Hoofdlieden hunner Provintien. ^462) 17. V. Welken titel voeren zy? A. De staaten van holland worden genoemd edele groot mogende heeren; maar die van de zes andere Provintien alleen edele mogende heeren. (462 , 463) 18 V. Heeft het Landfchap Drenthe geene ftera jn die Vergaderingen? A. De staaten van Drenthe, beftaande uit Edelen en Eigen - geërfden, hebben dat wel gezogt; maar niet kunnen verkrygen: evenwel "zy betaalcn in de algemeene lasten, gelyk de andere Prpvintien. r4CT4) jo. Welke Heeren verfchvnen in de tweedg fipoge Vergadering van elke Provintie?  begeering. 169 A. Die Heeren, welken men in Zuid- en NoordHolland noemt gecommitteerde raaden; maar in de andere Gewesten gedeputeerde staaten, beftaande hun werk in het regelen der byzondere zaaken van hun Gewest. (464) 20. V. Welke is de derde hooge Vergadering? A. Men noemt de derde den raad van staaten, beftaande, met den Erfftadhouder, uit dertien Leden , betiteld met den naam van edele mogende heeren, die allen afgezonden worden uit de Zeven Provintien, en in ^sHaage vergaderen. (464) SI. F. Wat is hun werk? A. Zy hebben opzigt over de Krygsbenden, Krygstugt, Wervingen, Vestingen en Magazynen, die in Gelderland, Overys/el en in de Generaliteit gevonden worden. (464., ^c^C) 22 F. Zyn er geene andere Collegien? A. Ja; gelyk de Generaliteits Finantie- en Re. ken- en Munt - Kamer, dienende tot verligting van den raad van staaten. (465) 23. K Wat doet elke Provintie, als een onafhanglyke Staae? A. De staaten van elke Provintie maaken Wetten, die men Plakaaten noemt; en de Regenten der Steden geeven bevelen," die Keuren o-eIieeten werden. (4155) 24. V. Is dat alles ? A. Neen: want elke Provintie heeft hooge en Jaage Gerigtshoven: de Generaliteit telt drie hoo> ge; maar zodanigen kent men niet in OvensCel C4i>vk&sJïalps . Ebl óm^tóta verbeelding tegemoet te komen, vcrtoone ik u Her eene Afbeelding ram alle onze Stamouders , van eenige groote Staatsmannen., Heiden en Geleerden. b attz.i 3» Et pour venir au lecours de wtre iraagination, je tum repreTemte lei les IWralts de tons .nos Stadhoudert, aint que de tpekjues Hommes d'Etat, Heros & Sa-vans celebres. page 183. Williimd'3. Maiwrits. Tred.Eend. "Willem fc'IX.Willem dffl. IXFnlo. Willemd IV, wiliemd V. AldUgonAc. HwBera-jmng. EA.T.a.Wrf. OldoJMMi^a. C.TJJonm^. I.dtVrt. I.Cats. Staigaland, RE Hein. M.H.Tromp. K.Troimp.. M.d'BuiteK Tilly. Ouderkerk. üagel. ^inJcei. ■   L A NDTf OfW. A DMtR A LIT EIT EN. I°3 vooral door drie toevallen, ongeloodykafgenomen. (556-5-"8) 91. F, Wat brengt de Landboirv voo-t ? A- De Landbouw levert in alle Provintien verfcheiden' voortbrengfels: lömmige Dorpen neemen zelfs daardoor zeer toe; maar elders is die belommerd , bet geen veel verbetering noodig heeft. (553-560) 92. V. Hoe Is de Zecmagt gefield? A. Ter bezorginge van het geen de Zeetrjpgt betreft, beeft men vyf Alm'-fiHtcrfs Cnllegicn, naamelyk t.e Hrr-lingen » Unorn of Enkliuiz tn, Amfierrhm, Rortrrrlam en Midrfclhnrpd;c al-tyd penige fchepen in Zee houden; doch het getal is onzeker. (30$ 93. F. Minder mogelyk clan voorheen? Veel minder: want de Zecmagt is ongclooflyk vervallen, en kan niet haaien by die der voorige Eeuw. (361, 362) 94. F. Hadt men niet altyl groote Adiniranlen? A. Aan zulken ontbrak het ors niet, doch Hoven heemskerk, hein. lonk, lambert, korte naar , van nes, oe witte, de evertsen, van der ii 0 est, van send, sweep.ts, van galen en anderen, verdienen de ruiter en de beide trompen genoemd te worden de grootfte Zeebevelhebbers der Wacrekl. — En om uwe verbeelding re gemoet te komen, vertoone ik U hier eene Afbeelding van alle onze Stadhouders , van eenige groote Staatsmannen, van IJelclen en Geleerden, f562) 95. F. En oak veele dappere Zee-Kapiteins? V. Zeer veélèn, van welken fommigen van eene lange geboefte waren, doch Biet minder dapper, gelyk uit één tredend voorbeeld rrenoeg kan blyken M 4  184 joak va» amstel» 96. V. Uit welk voorbeeld ? A. Uit dat van joan van amstel, van geboorte een Boeren-Zoon uit het Dorp Schyndel in de IVIeyery van 's Hertogenbosch,^vsx hy,na 't ftetvïn aan zyne wonden, bekomen in eenen zwaaren Zeedag , toen hy een Oorlogfchip voerde, begraaven ligt, en op wiens Grafzark een vaars van vondel, dat 's Mans heldendaaden tekent, «og geleezen wordt. (563, 564) 97. V. Deel my hetzelve mede! A. Dit wil ik doen, om dat het in geene Vaderlandfche Hiftorie gevouden wordt. — Dus leest men op den Grafzark. Ter eeuwige gedacktenisfe van den Edelen, vromen, manhaften Zeheld, joan van am stel, Zeekaptain onder '/ Edele Mogende Collegie ter Admiraliteit te Amfierdam, overleden te Schyndel den 29 in de Ilerftsmaand A>j. 1669. pars inge ns belli. Hier rust d'eer der Amftelheren, Die Turken won en ook den Sweed, * Ui,lp met kragt de Funen keren, En Guffnvus Zemagt fleet.  wiwiiiii. imibiiii ■ ^ ^'^^a L7eo. eemefckoone aamlpraaTc aam «toen Oveprannaar deedt.W.ug?. fit urne belle harangue a « Vain^v'j. r:WVw L \Q Hier zyn wy aan hen einde der Vaderlandfche Gefchiedenisfen gekomen, en er fchitt niets meer överi'S als eene opheldering van myn gezegde, op btame nden hendrik van b rederode, het Hoof.t der verbonden Edelen, die aan haar vermaakte de Hcer.ykhe.foi van Vianen en Ameiden. Hy, ook kloek van moed, en vol yvers voor de  joest von brünchorst. 199 Vryheid , ondertekende het bekende Verbond ; waarom zyne Naamtekening der gedagtenisfewaardig blyft. Dan, eene zodanige ondertekening was genoeg, om den wreeden al va aan te zetten, dat hy deezen braavcn Man uitbande, en deszelfs goederen aanfioeg. Dirk van bronkhorst, mede een zeer dapper Man, en Broeder van Joost, ftierf" in de verdeediging van Leiden, antoni van leeuwenhoek. u. Hier ziet gy eene kieine Naamtekening; maar de goede Man was ook altoos met kleine din. gen bez'g, en zyne bediening zelve was niet groot: want hy was flegts Kamerbewaarder van de Delftfche Schepens-Kamer- Maar betekent zulks, dat hy van een kruipend vernuft ware ? Neen ! antoni van leeuwenhoek, de Kamerbewaarder, was Lid van de Koninglyke Sociëteit der Weetenfchappen van Engeland, één der groorfle Natuurkundigen van deeze en de voorige Eeuw, gebooren te Delft in den jaare 1632, en, na negentig jaaren geleefd te hebben, daar geftorven fn den jaare 1723, wiens gedagtenis vereeuwigd blyft door een deftig Grafteken in eene der Kerken. Maar waardoor heeft hy die eer cn roem yerkreegen ? Wy moeten antwoorden : door zyn glasflypen tot Micrcscoopcn, door veele fchoone Waarneemingen, en door het uitvinden van veele Natuurgeheimen. Geen tweeden zo grooten Kamerbewaarder heeft de Waereld, vóór af na heffl, gezien.  200 m a x im iL ie n de b o u i s u. 12. Maximiliaan de hennin, Graaf van Bous/h, gelyk hy hier zynen Naam in 't Fransen fchreef, doch thans byna algemeen bossu genoemd wordt, ftamde af van het oude Nederlandfche Geflagt der Heere de Hennin, wier Itamflot in Artois gelegen is: hy voerde van het flot Bos/u den Graaflyken titel, en diende philips den II van Spanje. In den jaare 1567 werdt hy, by voorraad, aangefteld tot Stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht. Hy zogt de Stad Briel te heroveren, maar (liet daar het hoofd, ook te Dordrecht; doch het gelukte hem Rotterdam te bemagtigen. Hy vogt met eene Vioot van omtrent dertig fchepen op de Zuiderzee tegen kornelis dikkszoon van Monnikkendam, Admiraal der Nasfaufche Vloot, (wiens nagellagt nog in die Stad leeft) in den jaare 1573 ; doch verloor den flag, werdt gevangen genomen, en, drie jaaren lang, in het Weeshuis te Hoorn vastgehouden. Deeze neêriaag van bossu gaf lucht aan 's Lands zaaken, weike hy, na de flaaking, wilde voorHaan ; maar hy verliet het leven te Antwerpen in den jaare 1578. c. wittichius. 13. ClIRISTOFFEL WITTICHIUS, in den jaare 1625 te Brieg in Silefie gebooren, was eerst Hoogleeraar in de Wiskunde te Herbom; daarna te Duisburg; vervolgens leerde hy de Wysbegeerte en Godgeleerdheid te Nieumnegen, en eindelyk te Leiden tot den ja»re 1687, waarin hy aldaar overleedt. Men heeft vericheiden geleerde Schriften  c. wittichius"- 251 van deezen zeer bckwaamen Man, die zich voornaamelyk beroemd heeft gemaakt door het invoeren van des cartbs Wysbegeerte in de Schooien der Godgeleerden. louis de nassau. ia. Het oog ontvalt nog een traan by het befchouwen deezer Naamtekening , en veel meer, wanneer men de Mookerheide ziet of overtrekt, waar hy, in den jaare 1574, met welen van zyn leger verflagen werdt, en, ongekend onder de gesneuvelden, met zynen Broeder hendrik, in eenen kuil, nevens veele anderen, waar weet men niet, geflopt werdt by het begraaven der dooden na den flag. In het Nederduitseh noemt men hem lodewyk, Graaf van nassau. Deezen naam fchreef hy zo gelykvormig met willem den I, Prins van Oranje, die zich guillaume de nassau tekende (hoewel deeze ook wel andere manieren van Naamtekenen volgde) dat men er de Broeders uit kennen kan, Lodewyk werdt ook als willems regtehand gerekend, zynde minzaam, well'preekend, moedig, dapper, doch heeter in gevaarlyke aanflagen. Zyn ziel was doortrokken met de denkbeelden der Vaderlandfche Vryheid. Wanneer b rede rode het fmeekfchrift aan de Landvoogdes te Brusjel zou aanbieden in den jaare 1566, ging hy, aan deszelfs zyde, vooraan, gevolgü van een Heep Edelen, in gelederen van vieren. Wegens hef opvatten der wapenen tegen philips , en het volharden in de weuerlpannigheid (zo luidde het vonnis) werdt hy daarna door al va gebannen, en zyne goederen verbeurd verklaard. Te HsMgerlee floeg hy de Spaanjchen;  2 02 JLOTjIJ DE nassau. maar verloor het gevegt te 'Jemmingen, gelyk ook Op de Mookerheide , door ac onervaarenbeid zyner benden, die tegen de oude geoeiénüe Spaanfche troepen niet opmogten. De zaak des Vaderlands verloor n'ct weinig door den dood van deezen braaven Graaf» wiens nagedagteuis uit geen regt geaart Vadcrlandsch hart zal uitgeroeid worden. ELCERTUS le0ninus, tg. Zalt-Bommtl draagt hoogen roem, dat deeze groote Man binnen haare muuren geboorcn is uit gemeene Ouders. Dus lang heeft men gemeend, dat zyn Nederdttitfche Naam geweest zy engelbrecht de leeuw, weiken hy in den Latynfdien Naam elbertus' leoninus, zo als hy fchreef, zon veranderd hebben, gelyk de Geleerden van zynen tyd meestal deeden. Maar e<_n geleerd Man 'zal binnen kort bewyzen , dat ■zyn oorl'pronglykc Naam le lion geweest zy. Hy heeft te Leuven het HoogIceraarair.pt, eerst in het Kanonvke Regt, en, ten jaare 1560, in cie RcgtsgeleeiYiheid bekieed, waardoor hy zulk eenen roem .verkreeg, dat hy Cmcelaer of Kancelier van Gelderland werdt in den jaare 1581. Deezen post heeft hy in dier voege waargenomen, dat hy den grootften Staatsman zyner Lcuvve geheeten is. Hy was één der Gezanten, door de staaten onzes Lands naar hendrik den JH , Koning van Frankryk, gezonden in den jaare 1584» om hem 'sLanus Souvereiniteit aan te bieden. Daar voerde hy het woord, gelyk ook in 'sHaag?,-uit der staaten naam, toen' hy leycëstek, uit Engeland overgekomen , verwelkomde. Ln mogt üeeze geluisterd hebben naar 's Kanceiiers gemaatigdea raad! Veele  elbertus leonihus. 16 i anderen zyner diensten voor het Vaderland en zyne geleerde werken zyn bekend. Hy ftierf te Arnhem ten jaare 1598, na den onderdon van 79 jaaren bereikt te hebben, en ligt daar begraaven; maar zyne Vrouw, de Dogter van den Hoogleeraar de ha ze te Leuven, moet, naar men rekent, ten minften céne Eeuw geleefd hebben. ■ a. duuvennvoer.de. 16. Of, gelyk wy nu fchryven, arend vajj DUvenvoorde, was Ridder en Heer van Duvenvoorde, N-ordwykerhout, 't Woud en Sterrenburg, afkomftig uit het aloude adelyke Gcilagt der wassen a er en, in Holland nog niet vergeeten. De JNederlandfche beroerten drongen hem, in den jaare 1567, het Vaderland te-vcriaaten. Daar Hy de Leer der Hervormden begunftigd , in de Abtdy van Egmond getoefd, en de Gcestelyken, zo men zeide, mishandeld hadt, vondt de lboode Hertog van alva goed, deezen waardigen Man te bannen. Maar dat onregtvaardig vonnis dempte niet den' grooten moed van deezen Hollandfchen Edelen. Hy kwam wederom, en hielp, in den jaare 1572 , 'BrWe Winnen; Ook verfcheen hy in de eerfte Vergadering der staaten van Holland, te Dordrecht gehouden. Daarna diende hy , als Hopman, in 't beleg van Campen, in het jaar 1578. Verder heeft hy de inwyding van de Academie te Leiden bygewoond, en is gebruikt geworden in zaaken van het grootfte gewigt. Zyn dood viel voor in de jaare 1600,  2*4 ■ MARIE V. REIGERSBERG. . 17. Eene Vrouw, groot Van Hart! Geen won-' der, zy was- de Echtgenoote van iiugo de groot, en Dogter vair pieter van reigersberg, Burgemeester te Veere. Zy tradt met hem in den echt in het jaar 1608, èn is den. 19 van Grasmaand des jaars 1653 overleeden. Tot haaren loi behoeft niets meer gezegd te worden, dan dat zy zich by haaren Man te Loeveftein liet opfluiten, en hem daaruit verlost heeft, naamelyk, door middel van een koffer in den jaare ió3i. In beide gevallen blonk Liefde uit, in het laatfte tevens een fnedige vond- Ik heb eenen Brief gezien, door haar gefchreeven in Loevejiein den 14 Juny, zonder Jaartal, onder welken alleen ftondt marie REIGERSBERG, dus Zonder V A N. P. FRAMCIUS. 18. Uit de Iosfe, fierlyke, en nette Naamtrekken van petrus fr ancius, kan men genoegzaam opmaaken het karakter van deezen Geleerden, die niet minder dan vyfénveertig openbaare Redevoeringen deedt, en den naam van den grootften Redenaar 'zvner Eeuw verdiende. Hy werdt in den jaare 1645, den 19 Augustus, te Amfterdam gebooren, en ftierf, op denjselfden dag, negcnënvyftig jaaren laater, dat is, in den jaare 170.1. Op zyne reis, die hy, jong zynde,! door .Engeland, Frankryk en Italië deed'c, werd: hy te Angers bevorderd t >t Doctor in de beide Regten., Veel acjitïng bewees men hem te Parys, Florence en Rome: dm, ons Vaderland eerde, by deszelfs t'huiskomoc, niet minder dc groote verzamelde kun--  PI £ TE R C0RNEL.ISZ00N HoOF'fj &QS digheden van deezen jongen Geleerden, dewyl Anu. fleniam hem, in den jaare 1672, aanftclde, eerst tot Hoogleeraaï in de welfpreekendhéid en Hiftorien, en, in den jaare 168Ó, tor denzelfden post in de Griekfehe Taal. Dewyl hy voornaamelyk uitmunt-» te in de kunst van eene fchoone uitfpraak , of welfpreekendhéid, zou de Leidfche Academie hem naar zich gehaald hebben; maar de Burgemeefters van Amfterdam hielden hem terug door het verhoogen zyner wedde. Wy hebben van hem veele fchoone Gedichten en Redevoeringen. Ip.PlÈTER corneliszoon hooft, die dllS Zynen naam tekende, ftaat in de hooglle achting by alle Minnaars der Nederduitfche Taal en Styl, en der Vaderlandfche Hiftorie. Hy werdt gebooren in den jaare 1587. Vóór zyn twintiglte jaar, nam men hem aan als Lid van de oude Amfterfche Rederykkamer, in liefde bloeLnde. Hy reisde daarna door Frankryk en Italië , om kundigheden te verzamelen. Prins maurits maakte herh, 111 den jaare 1Ó09, Drost van Muiden en Baljuw van Gooiland Het Slot van Muiden viel hein dus tent deele. Hier hadt hy een ailerfchoonst gezigt over de Zuiderzee, cn fcheef er zyne meefte Werken,. Zyn arbeid aan de Levensbefchryving van hendrik den Grooten van Frankryk werdt hem vergolden met de Ridder-Orde van St. MichieU Negentien jaaren werkte hy aan zyne uitmuntende Nededandfchs Hiftorie, en ondernam niet zyne lchoone Vercaaiing van tacitus, eer hy dien Romeinfchen Schryver tweecnvyfr'gmaalen geieezen hadt. Welk een arbeid aan eene Vertaaling! maar hooft droeg er den welverdienden roem van weg Hy overleedt, ten jaare 1647 > >n 'sHaagt, werwaards hy  io6 n. wi7sen. gereisd was, om de Lykftaatfie van wylen Prins frederik hendrik by te vvooncn. n. wits en. 20. Zo eenvoudig tekende nicolaas witsen, een groot doch nedci ig Man, die dertienmaal Burgcmeefler van het magtig Amfterdam is geweest; doch den hem opgedraagen Eertitel van Baron en Curator der Leidfche Hooge School heeft afgefiaagen, zynen naam, gelyk my gebfeeken is uit_ ééhen zyner geheime Brieven , welken ik bezit. Vroeg oefende hy zich in de Wis- en Stcrrckunde , cn deedt twee Redevoeringen over de Zon en de Comeeten. In, den jaare 1671 gaf hy in het licht een zeer fchoon Werk over den Aloiiden en Hedendaagfchen Scheepsbouw en Beftier , en naderhand de BeJ'chryving van Noord- en Oost- Tartarye, in twee folianten. Als Staatsman heeft hy ook den Lande veele dienden gedaan, 't Geheim van Koning willems togt naar Engeland hadt men hem vroeg vertrouwd , daar men zynen dienst r.oodig hadt, gelyk ook te vottren', om 'sPrinfen Huwelyk met de Engelfche Princes maria by de Regeering van Amfterdam fmaakelyk te maaken. Deeze Stad benoemde hem ook , om de hervormde Franfche Vlugtelingen te ontvangen binnen de muuren, om voor dezelven te zorgen, en hen aan her werk te heipen, in den jaare 1681. Hy overieedt» den 10 Augustus des jaars 1717, in eenen hoogen ouderdom , en werdt te Egmond op den Hoeve begraaven  207 suisbart von brokck horst undratenborcii, Of e oude Kaart des Lands tegen over «. bladz. 3. y I. Plaat. ..... 14. /M« • ... .43. HL « * . . . ' ?(r. IV. . . . - ' . . S4. Kaart der VII Provintien. . . . , 94. //V. . . . . . . 104. X. VI. 126. VII , 1Ü2. VIII 1H4. ...... ais.  j4. J