KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK COLLECTIE-TH IERRY BRUIKLEEN van de Ned. Herv. Gemeente te 's Gravenhage 7118 -'35"    VADERLANDSCHE HISTORIE; TWEEDE ÖEEfc  r  D E VADERLANDSCHE HISTORIE VAN DEN HEERE J„ WAGENAAR, VERKORT, En metleerzaame aanmerkingen, ten dienfte dei Nederlandfche JEUGD, uitgegeven door s \ J. W. TE WATER, Hoogleeraar in de Godgeleerdheid en Kerkelijke Gefihie* écnhfen te Leijden ,^/JiJloriefckrijver van Zeeland. TWEEDE DEEL. Te AWISTER. VAM, LEIDEN, DORD. ea HAX.LINGZN, Bij J. de Groot , G. Warnars, S. en J. Lucht mans, A. en P Blussé, en V. van der Plaats. md c c x c i v.   VOORBERICHT. *jpiP*(irmeer ik, eenige jaar en geleden , deze korts Vaderlandfche Hiflorie , alleenlijk ten nutte der Jeugd gefchikt, begon te fchrijven en uittegeven , was mijn toeleg, dezen arbeid met den meesten f'poecl te voltooijen. — Dan, door yeranderinge van mijnen fiand en in mijn dageüjksch werk, werde ik genood' zaakt, dit werk te (laken. Sedert dien tijd, kwamen zoo veele andere fchriften van foortgelijken aart, ten dienste der Jongelingfchap, in Nederland te voorfchijn , dat het mijne , zonder eenig nadeel, wel fcheen te konnen achterblijven. — Op flerken aandrang van fommigen, heb ik echter dit werk wederom fpgevat, en zal hetzelve, zoo dra mogelijk, indien god mij lust en krachten fchenkt, voortzetten en ten einde brengen, — Eer de Vaderland- Godsdienst - en Vrijheid-lievende Jeugd der Vereenigde Nederlanden zich tot het lezen van dit deel der GeJ'chiedenisfen begeeft , her leze zij vooraf de Opdragt , aan haar gedaan , e 11 voor het &rfle deel geplaatst. Hier tocfy zal  VOORBERICHT. zal zij zien , met welk oogmerk ik dit werk opjfelde ; hoedanig gebruik zij daar van behoore te maken ; dat de gevoelens omtrent den [laat en V belang van dit Ceme nebest, indien zij op vaste grondbeginselen russen, onveranderlijk dezelfde blijven ; en dat een naa>flig onderzoek der, Vader landjche Historie- dan eerst vodr'de JSederlandjche Jeugd oemngtHjk moge gerekend worden . wanneer oprechte liefde voor ons dierbaar Vaderland, voor den heilrijken Godsdienst, en voor de edele Vrijheid, hier door in haar v&rwekj^ en aangekweekt wordt. Valt dit werk, misfehien, eenen meer kundigen 'lezer in handen, en-bemerkt hij, dat ik, hier en daar, vooral omtrent de gewigtigfe gebeurtenis/én der zes'tiende eeuwe, onder de regeeringe van Keizer Karei en Koning Filips voorgevallen , uitvoeriger was, dan ■de voortreffelijke • W genaar ; hij verfchoone mijne ■uitfappen , en verblijde zich met mij, dat wij thdvs in de gunfiige gelegenheid gefield Jjn , om gebrïiik ym een aantal fckeohe gedenkfiukken, te voren onbe-. kend, te l onnen maken : terwijl ik niet van -mij ye' krijgen konde , om den voorn'aamflen inhoud van dezelven voor de Nederlandfche 'Jeugd verbórgen ti houden. «•> - ur-AV^O -taraV^V»"* üfo K*3l. — •»?:• ••< 's Leijden, den iqntsten ,vrn fprokkelmaand des jr.ars m d c c x c i v. VER-  VERKORTE VADERLAND SC HE HISTORIE. ELFDE BOEK. * ' J)e dood van Graaf Willem den IV gaf aanleidinge toe tvfrist over de opvolginge in zijne waardigheden, naardien hij geen wetti ge kinderen naliet. Ook zag'men, binnen korten tijd, een voornaam gedeelte der Nederlanden vervuld met fchroomelijke verdeeldheden, hoogloopende beroeringen, en verderflijke burger-oorlogen. jan van Henegouwen, Heer van Beaumonr, 's Graaven oom, die 'c gevaar in Friesland ontkomen was, 'dacht een gegrond recht op Henegouwen te hebben, zoo al niet op de overige Landfchappen , die onder 't Graaflijk beftier (tonden. Hij kon echter zijne aanfpraak op Willems nalatenfchap niet lans doen gelden. Geen wonder. Koning Eduard van Engeland liet niets onbeproefd . om ten 'minden een deel der erfenisfe vooi zijne echtgenoote Filippa, zuster van der overleden'Graave, magtig te worden. JVleei dan eene reden verijdelde dien toeleg. Kei zcr Lodewijk , getrouwd met Margareet, II. Deel. 'A 'sGraa Oorfprong der verwan-in" g<:n na deo dood van Willem den IV. ].m vw Beau mout if aac naar 't bewind, VrAH-vr Margareet wordt 'er ia £efl*u.  2 VADERLANDSCHE XI. Boek, Jen I sjan *34 Wordt in gehuldigd in Henegouwen ei Holland. In 't geven van vrijheden rechten was zij seer inild 's Graaven oudfte zuster, was hem meest in den weg. Deze bel'chouwde Holland, Zeeland en Friesland, als deelen van 't Duitfche . Rijk, en befioot, Margareet daar mede te verlijden, met belofte, dat hij.die Landfchappen , zonder goedvinden van Margareet , nooit vervreemden zou of van één fcheiden: 'tgene, weinige maanden later, ook tot Henegouwen bepaald werdt. Men nam, hier, in dit alles genoegen; te meer, om dat men anders vreesde onder 't gebied van Koning Eduard te zullen geraken. Vrouw Margareet kwam fpoedig herwaards, verzeld van eenen haarer vier zoonen , Albrccht of Otto , en liet zich plegtiglijk huldigen, eerst in Henegouwen, waar zij vooraf beloofde, niets uit 's Lands inkomftcn te zullen genieten, voor dat de fchulden van haaren broeder Willem betaald zouden zijn , en vervolgens in Holland, waar de voornaamdfte lieden gebruik van deze feboone gelegenheid maakten, om haare voorrechten en vrijheden door Margareet te doen bevestigen en vermeerderen. Hier toe was zij zeer gereed ; gelijk blijkc uit de bekraéhtigingè van een aantal oude, en de vergunninge van zoo veele nieuwe voorrechten. Van de la.tfte foort waren die aan de ingezetenen van Zuid-Holland geen van de minde. De Graavin gaf voor, dezelve uit liefde en gunde te verleenen. Dus was men gewoon te fpreken. Eigenbaat zal 'er, echter, bij gekomen zijn. Zeker genoég is 't, dat alle die nieuwe voorrechten, binnen weinige jaaren, hunne kracht verloren , indien zij niet naar 't genoegen van haa-  XI. Boek. HISTORIE. 3 haaren zoon en opvolger waren. De beloften, welke Margareet, bij haare inhuldiginge, aan Holland en Amfterdam deedt, verdienen opmerkzaamheid. Zij vcrbondt zich, niet buiten de grenzen van Holland, Zeeland en Friesland , te zullen oorlogen , dan bij goeddunken der Ridderen, Knaapen en goede Steden; of deedt zij dit, 's Lands ingezetenen zouden niet gehouden zijn, haar te dienen , dan uit gunfte en vrijwilliglijk. Met opzicht tot Anifterdam in 't bijzonder , beloofde zij, dat deze ftad door haar of haare nakomelingen nimmermeer van de Graaflijkheid van Holland op eenige wijze zou gefcheiden worden , maar , gelijk andere Heden , daar aan ten eeuwige dage verbonder blijven. Welke belofte voor Amfterd :tn belangrijk was, en door de volgende Graaver altijd in acht geno men is. Weinige maanden na de inhuldiginge . vondt Margareet zich genoodzaakt , deze Landen te verlaten, en naar Beijeren te vertrekken. De Keizer hadt, naar 't ffchijrit, haaren raad en hulpe in 't Rijk nodig; en '1 bewind over deNederlandfche gewesten werd opgedragen aan Willem, Margareets tweeder zoon , op goedvinden van den Keizer, mei toeftemiuingc der Graavinne, en met bewilliginge van zijnen oudilen broeder , Lode wijk, die, ten dezen tijde, openlijk afilondi van zijn recht op deze Landen; gelijk ook zijn jongCe broeder, Otto , omtrent twintig jaaren la:ter, deedt, ten gevalle van Albrecht, Margareets derden zoon, die nu reeds benoemd werdt tot opvolger van Willem . A 2 in- L l Zij vertrekt na«r Beij -r en , en.liaar zoon Willem Wam aan 'tbe-.ftier, den 7Sept« 1346.  4 VADERLANDSCHE XL Boek. Oorlog tnet de Sticht feiten. 6 Sept. I348 indien deze zonder kinderen overleed:. In den herfst 's jaars 1346, werdt Willem, op eene bedekte wijze, n.ar Holland gezonden, onder 't geleide 'van den Gfaave van Karzenellebog^n, wiens raad en hulpe hij, die pas zestien jaaren oud was, w 1 :ioodig zal gehad hebben. Het begin van zijn bellier was voorzichtig en lofwaardig. Hij zocht de genegenheden der L.iiidzaaten te »innen,zoo door de bevordering der algemeene ruste, als door zijne nedrigheid. Gelukkig zou het voor den jongen Vorst en 't L ;nd geweest zijn, indien zulke edele gevoeiens h m hadden blijven aankleven Mij kon. volgens 's Keizers openen brief, den titel van Stadhouder en Gouverneur der drie Graaffch. ppen en van Friesland voeren; doch hij vergenoegde zich met dien van Verhelder dezer Landen. Eerlang bleek het echter, wat hij bedoelde, te weten, dat de Graaflijke regeering hem volkomenhjk wierde overg 'geven. Dit oogmerk kon hij niet aanftonds bereiken, naardien hij met den Bistchop van Utrecht, JanvanArkel, in oorlog kwam. De Stichtfchen bragten Emmenes wederom onder hun gebied, vielen verder in Holland, en verwoestten Oudewater. Hertog Willem befchrijft heirvaart, ko nt met zijn leger nabij Schoonhoven , en daagt den Bisfchop , door een' br'ef, tot eenen veldflag, tusfehen IJsfelitein en Jutfaas, met bijyoeginge, dat 'het hem beter voorkwame, de beflisiinge des gefchils op éénen dag te beproeven, dan dat de arme lieden dit overal ontgelden zouden. Binnen weinige dagen was 'er een hevig gevecht;  XI. Boek. HISTORIÉ. 5 vecht; doch tot nadeel van de Hollanders: die des te eerder tot het fluiten van een beftand overgingen. Ook was de onzekere kans van den oorlog voor Willem niet gefchikt, ter fpoedige bereikinge van zijn doelwit. De onverwachte dood van Keizer Lodewijk bewoog echter Vrouwe Margareet, om aiHand van Holland, Zeeland en friesland te doen, ten behoeve van Hertog Willem, -die terrtond den naam van Graaf en Heer dezer Landen aannam. Henegouwen behieldt zij aan zich, geduurende haar leven, en bedong, dat haar jaarlijks eene bepaalde geldfomme uit 's Lands inkomlten zou verltrekt worden. De Edelen en Steden bezegelden den brief van overdragt, en fchij> en mede van's Graaven belofte, aan zijne moeder gedaan, niet onkundig gebleven te zijn. Het blijkt toch, dat die van Dordrecht, volgens de fchriftelijke begeerte van Graaf Willem, zich ontflagen konden rekenen van den eed, aan hem gedaan , en onder de gehoorzaamheid van Vrouwe Mirgareet komen, indien hij de voorwaarden en geloften, tusfchen hem en zijne moeder gemaakt, niet volbragt. Dat hij zijne beloften onvervuld gelaten hebbe , is geenzins twijfelachtig, en niet minder zeker is 't, dat Margareet al fpoedig naar Holland wederkeerde, en de regeeringe der Landen, aan haaren zoon afgeftaan, te rug begeerde. Willem deedt afliand, ontilieg de Edelen en Steden, die hem hulde gedaan hadden, van den eed, en vermaande hen tot gehoorzaamheid en on derdaanigheid aan zijne lieve moeder, welke hij de gerechte Lancisvróuwe nociiit, terwijl A 3 hlJ' VIargare«t loet af. tand de:erLacdentn crog vVil- em. ien 5 Jan. 1349- Zij Itomt te rug, en hervat de regtering» dezer Landen. 27 Sept. '351-  6 VADERLAND SC HE XL Boek. Onmi'a tusfchen moeder ei toon. Elkzoeti «uhang. Tweefpalt der Hoek fchen eu Kabbeljaauwfciiea. hij zich zeiven wederom den titel van Verbeider der Graaffchappen toefchrijft. Wanneer het aankomt op *t ftuk van heerfchappijc, ziet men niet zelden , dat de naauwde banden van maagfchap, in Vordelijke gedachten, van één gerukt worden. De Hertog vergat, binnen weinige maanden, dat Margareet zi'ne 1'eve moeder, en de Keizerin, dat Willem haar eigen zoon was; ook bleek het, hoe weinig zij beiden dachten aan de plegtige beloften, door Keizer Lodewijk aan deze Landen g"daan. De tweefpalt tusfchen moeder en zoon veroorzaakte, in deze Gewesten, een vuur van twist, 't gene fel en langduurig br indde, welks vlammen ook tot nabijgelet>;eneLand(chappen overfloegen, en waar van wij geen tweede voorbeeld inde gefchiedenisen van ons Vaderland begeeren aantetreffen. Hertog Willem vondt den derkden aanhang onder de K delen en Steden, en werdt, hielen daar, andermaal ingehuldigd; doch Vrouw Margareet hadt ook haare vrienden, en zocht hulpe'bij haaren fchoonbroeder, Koning Eduard van Engeland , die zich niet onttrok, 'tzij uit liefde voor zijne zuster, 'tzij, gelijk men d- nken mag , uit Staatkundige grond^ beginfc-len van eigen belang, 's Hertogen aanhangers kregen den naam van Kabbeljaauwfchen , en onderfcheidden zich door 'c dragen van graauwe mutfen. Die de zijde van Margareet kozen, werden Hoekfchen geheten, en droegen roode mutfen. De uitvinding van die naamen en merkteekenen diende niet weinig , om de burgerlijke tweedracht levendig te houden en voortteplanten. Nu be-  XXI. Ivermeten d&r Jtoe/t/die -'iastceien<,mi3gü. cxxaaz-ï. t 4(aryai^et re^wtè^fi ^gcedcc va/i aanren *Mam,mi404.\ Madz-só.   XI. Boek. HISTORIE. f begon het 'er, volgens 't oude Nederlandfche fpreekwoord , Hoekscb en Kabbel]dauwsch loetegaan. De voornaamfte Edelen en Steden in Holland waren Kabbeljaauwsch, gelijk blijkt uit het verbond, door den Hertoge met dezeiven in 't jaar 1350 gefloten, endezen begrepen, dat zij, als groote visfchen, de kleine wel zouden verilinden. De Hoekfchen, hoewel zij zich inbeeldden, dé Kabbeljaauwlchen gemaklijk met den Hoek te kunnen vangen, durfden echter niet allen in 't Land blijven. De afwezigheid van fommige Hoekfche Edelen en 't gebruik van het Buskruid , federt weinige jaaren uitgevonden, deeden het bemagtigen en vernielen van hunne kasteelen met haast voortgaan. Kort daarna, zag men twee fcheeps - ltrijden: den eerften tusfchen Arnemuiden en Vere, in Walcheren, waar in Vrouw Margareet de overhand behieldt; den anderen op de Maze, niet verre van den Briele, bij welken zij de nederlaag kreeg, en voornaame Hoekfche Edelen fneuvelden of gevangen genomen werden. Margareet begaf zich naar Engeland, en bewoog Koning Eduard, om middelaar tusfchen haar en haaren zoon te worden. Hertog Willem, in dit zelfde jaar, in dat Rijk komende, tradt in huwelijk met Magteld, dochter van Henrik, Hertoge van Lankaster, en nam Eduard ook tot middelaar aan. De Koning kon of wilde moeder en zoon niet bevredigen. Ten laatiien werd't de beflisfing van "t gefchil verbleven aan Jan van Beaumont en Walraven van Luxemburg; die 'er, den zevenden van wintermaand 1354, uitfpraak over deeden. Volgens dezelve, zou A 4 Her- yischhaak* Scheept* ftrijd ia Walche- en op de Maze, den 4Julïj I35I- Moeder en zoon trekken, naar Engeland* Zoen tnifchen Margareet en Willem. *354-.  S VADERLAND SC HE XI. Boek. I < 1 1 1 ] Margareet fierft. De Graaflijke re^eeringkomt volkomen aan Hertog Willem den V. ©orlo| met -de Sticht- Iercog Willem zijne moeder ootmoediglijk ;m vergiffenis bidden, welke zij hem vriendijk fehenken zal; de wederzi'dfche gevangeïen zouden in vrijheid gefield worden, en nin goed, gelijk het nu was, wederkrijgen; dertog Willem zou voor zich en zijne erven Ie Gratiffchappen van Holland en Zeeland en le Heerlijkheid van Friesland behouden ; v*rouw Margareet zou een jaarlijksch inkomen . uit die Landen trekken, en in *t vrije en volkomen bezit van Henegouwen blijven. Bij deze uitfpraake won niemand meer, dan de Hertog, en niemand minder, dan de Edelen, wier floten verwoest lagen, en die geen vergoedinge van Margareet te wachten hadden. Zij zelve overleefde deze verzoeninge niet lang, zijnde den 23 van zomermaand 1356 te Valenchijn in Henegouwen overleden. Dus werdt de regeering van Holland, Zeeland, Friesland en Henegouwen, uit het Hamhuis van Henegouwen in dat van Beijeren overgebragt, en geheel gelaten aan Hertog Willem, den vijfden van dien naam onder de Graaven van Holland en Zeeland. Hij begon, nu, zijn bellier, zoo met de af kondiginge van eene algemeene vergiffenisfe, zelfs voor roovers, brandflichters en doodflagers, als met de bevestiginge en vermeerderinge der vrijheden en voorrechten van zulke deden , die hem, in den binnenlandfchen oorlog , blijken van trouwe en hulpvaardigheid gegeven hadden. ; Wist de Bisfchop van Utrecht zich te bedienen van de onlusten, die onlangs in Holland plaats vonden; Hertog Willem, die 't Land  XL Boek. HISTORIE. 9 Land in ruste zag, zich verliet op de trouwe der Kabbeljaauwfchen , en van de zijde der Hoekfchen geen gevaar fcheen te vreezen, verklaarde den Bisfchop op 't onverwachtfte« den oorlog, en rukte met een leger in 't! Sticht. De voordeelen, van beide kanten in ' dit jaar behaald, waren niet groot. De Bisfchop kon, bij gebrek van volk, in 't begin niets van belang ondernemen , terwijl de Utrechtfche burgers, belezen door eenige Edelen, die 'tmet de Hollanders hielden, -ongezind waren, om ten ftrijde te trekken; doch, in *t volgende jaar, werdt hij meefter van Weesp en Muiden, en verbrandde die (leden. De Bisfchop haakte echter naar vrede , en kwam denzelven, in perfoon, in 's Hertogen leger verzoeken. Diepe vernedering! Wat bewoog 'er hem toe ? geen zucht voor de algemeene ruste; maar de groote nadeelen, die hij en de zijnen geleden hadden, de afval van Emmenes, de verwoesting van Zoest, de inneming van aanzienlijke floten, en de onitandvastigheid van eenige Edelen. . De vrede werdt eerlang gefloten , op voorwaarden , voor den Bisfchop niet zeer gunrtig. Wie aanleidinge tot den oorlog geeft, en zelf eerst om den vrede moet bidden , kan nooit veel voordeels wachten. Het behouden van'tgewoon Geestelijk rechtsgebied over Holland, Zeeland en Friesland , 't bezit van eenige veenlanden, het ontfangen van zekere geldfommen, de wederkrijging van 't flot Vreeland ; dit alles kon niet opwegen tegen 't verlies der Heerlijkheden Amftel en Woerden, en de verplichtinge, om fommige EdeA 5 len, 1 Sept. 34. De vrede, vordc ge;roffen.  io VADERLAND SC HE XI. Boek. Neusden kemt- ie rug aan Holland. 1357- R« Hertog » ordt krankzinnig. len, die 'c met de Hollanders gehouden hadden, paar 't Sticht te laten wederkeeren. Kort na dezen vrede, mengde Hertog Willem zich in den twist tusfchen den Hertoge van Brabant en den Graave van Vlaanderen, doch als middelaar, en met dit gevolg, dat de Brabantfche Hertog de Heerlijkheid van Heusden volkomenlijk afitondt en 'opdroeg aan Hertoge Willem , door wiens tusfehenkomlie Mecheien aan Graave Lodewijk van Vlaanderen zou blijven. Hier van heeft het oude Holiandfche fpreekwoord, Heusden mijn, Mecheien dijn, zijn' oorfprong gekregen. Indien, bij de verdeelinge van Landen en fteden, ieder Vorst zoo deugdelijk recht heeft op 't goed , dat hij ontfangt, als de Graaf van uolland op Heusden hadt, dan krijgt niemand gegronde redenen van klagte over wiilekeurigen en gewelddrijvenden handel. De genoegens , welken de Hertog thans genoot, bleven hem niet lang bij. Van tijd tot tijd, kreeg hij vlaagen van onzinnigheid. Hier aan zal men kunnen toefchrijven , zoo wel het vonnis tegen eenen van zijne Geheimfchrijvers geveld, om, wegens eene beuzelachtige misdaad , levende verbrand te worden , als 't vermoorden van een' onfchuldigen Edelman , voor wiens ziele hij naderhand eene kapellerije dichtte. De reize naar Zeeland en Engeland was zoo weinig de oorzaak, als 't middel ter herftellinge van zijne woestheid. De krankzinnigheid , waar aan men niet behoeft te twijfelen, nam derwijze toe, dat men genoodzaakt wierde, den dollen Hertog  XI. Boek. HISTORIE. n rog optefluiten, eerst in den Haage, naderhand te Quesnoij in Henegouwen,- in welke laatstgemelde plaatfe hij tusfchen den veertienden van wintermaand 's jaars 1357 en den vijfentwintigflen van louwmaand des volgen den jaars moet gekomen zijn, gelijk blijkt uil de opene brieven, op zijnen naam toen afgegeven. Opmerkelijk is't, datmenden krankzinnigen Hertoge, bij zijnen allerlaatften brief, deedt beloven, dat hij of zijne wettige erfgenaamen aan zijnen oudften broeder Lodewijk, jaarlijks, vier duizend gouden fchilden zouden geven, om hem van alle aanfpraak op de Graaffchappen van Henegouwen, Hol land en Zeeland, en de Heerlijkheid var Friesland , welke hij uit hoofde van zijne eerstgeboorte maakte , voor altijd te doer afzien. . De krankzinnigheid van Hertog Willem, waar van verfchillende oorzaken gemeld worden, doch die alle even onzeker zijn, bleei voortduuren tot zijn' dood, in 't jaar 1389 voorgevallen,' en zij gaf aanleidinge tot veranderinge in 't bewind over deze Landen , ook tot herlevinge van voorgaande twisten. Zoo dra Hertog Willem opgefloten was, poogden de Kabbeljaauwfchen, niet zonder uitzicht op eigen voordeel , 's Lands Voog dije aan 's Hertogen Gemaalinne te doen opdragen. Dit mislukte. Zijn broeder, Hertog Albrecht van Beijeren, werdt eerlang tot Ruwaard, Toeziener en Befchermer dezer Landen aangenomen en gehuldigd , met bewilliginge van Willem's Echtgenoote, en van zijnen oudilen broeder, Lodewijk, die ech Hij flerft. I389. Hertog Albrecht wonit Ruwaard dezer Lauden. den jj Febr. 135^  12 VADERLANDSCHE XI. Boek. Zijne en »s volks beloften. Hij handelt CO-glT diebelüic Vindt tegcnflarji te Delft. £359 echter , voor zich en zijnen jongften broeder, Otto , niet afzag van hun recht op 't Land van Voorne en 't Burggraafl'chap van Zeejand. Bij het aanvaarden van 't bewind, beloofde Henog Albrecht, deze Land.n, geduurende zijns broeders ziekte, te zullen regeeren, met taad der goede Steden, en van zulken, die hij daar toe nemen zou; wijders, in allen gevalle recht te doen, volgens 's Lands rechten en gewoonten; en de fchulden van zijnen broeder te betalen. De Landzaaten, die hem tot Ruwaard aannamen, beloofden, hem onderdanig te zullen zijn, 't Land met hem te regeeren, en alle gelchillen te zullen helpen bijleggen. Hadt men zich aan deze wederzijdfche beloften, gelijk de Vorst en 't Volk verplicht waren, ftiptelijk gehouden, veel onheils zou 'er voorgekomen, en de binnenlandfche rust' in 'tkort herlteld geweest zijn. Men zag haast het tegendeel. Hertog Albrecht ontnam aan eenige Kabbeljaauwfche jodelen hunne ampten, om 'er de Iloekfchen mede te beguniiigen, en, d.t van verder uitzicht was, hij veranderde de regeeringe van fummige lieden , naar zijne willekeur, en [buiten den gewoonen tijd. Omtrent het laatfte vondt hij tegenftand te Delft, waar men oordeelde, dat de Hertog hier toe onbevoegd was , uit aanmerkinge der (redelijke voorrechten. Terwijl het Hot te Heemskerk voor den Hertoge belegerd werdt , verzamelden die van Delft, opeigen kosten, eenig krijgs■volk, 'tgene Polanen en Binkhorst bemag- tig-  XI. Boek. HISTORIE. 13 rigde , en eenen inval in 's Graavenhage deedt; waar men de gevangenis opende, alle de gevangenen in vrijheid Helde, of wel naar Deifr voerde. De Hertog, die nu in Zeeland was, hier van verwittigd zijnde, kwam aanitonds naar Holland, befchreef heirvaart, en floeg het beleg voor Delft. 'Er verliepen ruim tien weken, eer deze Had zich, bij verdrag, den Hertoge overgaf. De Hedelingen moeiten om vergiffenis bidden , veertig duizend oude fchilden opbrengen , en dulden , dat de muuren der Had afgeworpen wierden. De Ldelen, die 't bewind over 't krijgsvolk gevoerd hadden, werden in den zoen niet begrepen , doch zochten hunne veiligheid binnen Heusden. Eén van hun werdt betrapt en onthalsd; de anderen, na een jaar lang op 't floï aidaar belegerd gehouden te zijn, werden in genaóe aangenomen, op voorwaarde, dat het flot den Hertoge zou ingeruimd worden, er dat zij eene bedevaart naar 't heilige graf te Jerufalem doen zouden. Zij ondernamen de reize derwaards, ja zelfs noch verder, 'tzij uit bijgeloof, 't zij uit nieuwsgierigheid. Zoo lang zij op dezen togt-waren, hadt de Hertog geen kwaad van hun te duchten, en Otto van Arkel, op wiens voorfpraak zij in vrijheid gefield waren, hadt niet te vreezen, dat zij misfchien , gelijk hij zelf, zich diep in de ■ gunfle van Albrecht zouden zoeken intedringen, of ook, dat zijn toeleg, om Holland in ruste te brengen, door hen gedwarsboomd zou worden. Geduujende alle de beroerten in Holland en De Stad lelegerd, mi overneeicerd.  i4 VADERLAND SC HE XI. Boek. Tweefpal in Gelder land tus fchen de Hekerens en Bronk kortten. *5 Meij Onmin tusfchen Hertog Albrecht en Eduan van Gel der. en Zeeland, bleven de overige Nederlandfche [Gewesten geenzins in ftilte. Zeer groot was in Gelderland de tweefpalt tusfchen de Hekerens en Bronkhorften, dus geheten naar twee voornaame edele genachten, die elk naar de meerte eer en voordeel dongen. De eerften hielden de zijde van Reinoud, die, als de oudfte zoon , zijnen vader in 't Hertogdom opvolgde, en zijne aanhangers niet onbeloond liet. De Bronkhorften, door afgunst en eigen belang beftierd, poogden Reinouds jongeren broeder, Eduard, aan de regeeringe te helpen, en hier door zich zeiven grooter te maken. Men nam de wapenen op , en 't kwam tot een' openlijken burgerkrijg, waar aan men, verkeerdelijk , den fchoonfchijnenden naam van der vrijen oorlog gaf. Na dat men, in fommige fteden en ten platten lande, over en weder verwoestingen aangerecht hadt, werdt de twist tusfchen de twee broeders bcflist door een hevig gevecht, in de nabijheid van Tiel voorgevallen , en waar bij Eduard de overhand behieldt. Reinoud werdt toen gevangen genomen, en den tijd van tien jaaren gehouden. De aanhang der Hekerens kreeg 't nu te kwaad, begaf zich naar Holland, en vondt in Hertog Albrecht zijnen befchermer; die zich met de Gelderfche zaaken, meer dan de Hollandfche 'Graaven plagten te doen , begon te bemoeijen. Dit belgde Eduard. Hij verklaarde aan Albrecht den oorlog, en daagde hem tot een' veldflag uit. Albrecht begaf zich , tegen den beftemden tijd, naar de aangewezene ftrijdplaatfe, niet verre van Amersfoort; doch E- dnard  XI. Boek. HISTORIE. tg duard vergat te komen. Billijk zal men zich hier over verwonderen, temeer, om dat Eduard van een' driftigen en ftaatzuchtigen aart was, en hij lichtelijk vermoeden kon . deels, dat de Hollanders zich . van deze gele genheid wel zouden weten te bedienen, on 't platte land van Gelder afteloopen, en een' rijken buit te verzamelen, deels, dat Aibrechi hem zijne bloohartigheid of onbedachtzaamheid betaald zou zetten, door hem willekeu« rige voorwaarden van vrede voortefchrijven, Eén der zeldfaamfte punten van vergelijk was, dat Eduard een huwelijk zou moeteri aangaan met Katharina, dochter van Af brecht, zoo dra zij tot huwbaare jaaren gekomen was, gelijk hij in 'tjaar 1371 deedt: doch, kort daarna, kwam hij ongelukkiglijk aan zijn einde, 'tzij door den moedwil var. eenen zijner Edellieden , 't zij in 't gevechi tegen den Hertoge van Brabant. De onverwachte dood van Eduard was oorzaak, dai Reinoud, deszelfs broeder, uit zijne gevangenisfe geflaakt, en als Hertog van Geldei gehuldigd wierde. Doch ook deze overleed) weinige maanden later, en 'er rees een nieuw gefchil over de opvolginge. De Hekerens begunftigden Machteld, zuster van Reinoud en Eduard; door de Bronkhorften werdt tot Hertog verkoren Willem , zoon van Willem. Hertoge van Gulik. De laatfte vondt in Hertog Albrecht een' grooten voorftander. Geen wonder. De jonge Hertog van Gelder zou eerlang een huwelijk aangaan met Katharina , dochter van Albrecht, en weduwe van Hertog Eduard. Elk begrijpi hei Zij fflaiaj vrede. Êduartï van Geider trouwt Albrectus dociiter. Hijibrfc Worde opgevolgd door zift* broeder, na wiens dood de twist herleeft. Willem van Gulilc wordt Hertog van Gelder, ea fchoonzoon vaa Hertog Albrecht.  fó VADERLANDSCHE XL Boek. Dagvaart te Gecrtruidenberg.SS April 13^4- De Koning en Koningin Tan Enge land zien afvan alle recht 'op d»'ze Landen. Albrecht ■wordt Graaf verklaarddoor den Keizer. *37*- Oorlog tusfchen Albrecht en den Bisfchop van tutrecht. het ftaatkundige uitzicht van Albrecht, in het uithuwelijken van zijne dochter aan den Hertoge van Gelder, en dat hij, langs verfcheiden wegen, zijn gezag en invloed poogde te bevestigen en uittebreiden. Tot dit einde deedt hn reeds de Edelen en Steeën van Holland en Zeeland , op eene Dagvaart te Geertruidenherg in 't jaar 1364, verklaren, dat de Koningin van Engeland geen recht altoos op deze Landen hadde, als welke zijnen broeder, Hertoge Willem, en hem, als Ruwaard, onverdeelbaar en gerechtelijk aanbeitorven waren. Ook wist* hij te bewerken, dat Koning Eduard, na langduurige onderhandelingen , eindelijk afzag van 't recht der Koninginne op deze Landen. De hope op den bijftand van Hertog Albrecht, tegen den Koning van Frankrijk, bewoog den Engelfchen-Koning tot die toegeeflijkheid, welke anders bijna nooit-het zwak van Koningen is. Omtrent dien zelfden tijd , vervoegde zich Albrecht met een fmeekfehrift bij den Keizer, en deze bevestigde hem in den eertitel en 't gezag van Graave en Heere dezer Landen, met last aan allen, om hem als zoodanigen te erkennen. Het blijkt echter, dat Albrecht den naam van Ruwaard tot den jaare 1389, wanneer zijn broeder florf, gewoonlijk gevoerd hebbe. Het meerdere gezag van Hertog Albrecht in Holland , en zijne naauwere betrekking op Gelderlanu, fielde hem in flaat, om den Bisfchop van Utrecht in 't naauw te zetten , hoewel de Kerkvoogd moeds genoeg hadt, om, met goedvinden van de Geestelijkheid, den  XL Boek. HISTORIE. 17 den Adel en de Steden , aan Albrecht den oorlog te verklaren , en eenige benden op de been te brengen. De aanflag van den Bisfchop op Woerden mislukte, maar Muiden, Weesp, en eenige andere plaatfen, aan de Vecht gelegen, vielen hem fchielijkin handen. De Hertog behaalde ook fommige voordeden; vondt middel, om Hollandfche bezettinge binnen 't flor. Vreeland te krijgen; maakte zich meefler van 't flot Gildenburg, doch 't gene eerlang herwonnen werdt; en ftelde zich in 't bezit van Wulvenhorst en andere adelijke kasteelen. De geringe vorderingen , welke men van beide zijden in dezen oorlog maakte, baanden den weg tot een' fpoedigen vrede, waar van de voornaame inhoud hier op uitliep. Gildenburg zou, voor den tijd van zes weeken, den Hertoge in handen gefield , doch daarna ten gronde toe geflecht worden; drie duizend oude fchilden moeiten den Hertoge, tot fchadebeteringe , door de Stichtfchen aangeteld worden; Vreeswijk en Vreeland zouden, onder zeker beding , tot het Sticht behooren ; Utrecht zou , op eigene kosten, den Hertoge met eenige manfehap, zes weeken lang, moeten dienen, mits hij .'t Sticht niet beoorloogde. De Bisfchop zal te gereeder in dien vrede bewilligd hebben , om dat hij , geduurende den twist , ondervonden hadt, hoe weinig hij zich op voornaame Stichtfche Edelen verlaten kon, en naardien hij, in een' tijd van vrede, zich onbefchroomder aan hun en hunne floten zou konnen wreken. Het echt karakter der rechtfehapen opzieneren van Chris- II Deel. B tus 1374» Vrede ia lentemaand  18 VADERLANDSCHE XL Boek, Asnmcr' kelijk handvest, door den Bisfchop tan die var 't Sticht gegeven. J373j Twist l 1 Albrcelif ingehuldigd tot Graave* 1389^ i Aleid vaUt Poelgeest vermoord,,' \ door be, fchikkingtf ' van iom. mige ËdW leav  24 VAD ERLANDS CHE XI. Boek. Graaf Willem vlucht naar Alte sa. *393 Tïaar 's Hertogen bosch. Kaar Frankrijk. beljsauwfchen geraakten, door haar toedoen, meer en meer in 't bewind. Dit fïak den Hoekfchen Edelen in de oogen, en noch veel meer den Graave van Oostervant, 's Hertogen oudften zoon. Zij befloten ten laaiden, Aleid van kant te helpen, en voerden hun moorddaadig voornemen uit, in herfstmaand des jaars 1390, of 1392. De Edelen, die de hand in dezen moord gehad hadden , ten getale van drie of vierenvijftig, waar onder de Burggraaven van Leijden en Montfoort, en eenige Heeren uit de geflachten van Asperen, Heemitede, de Lek, Polanen en Duivenvoorde , zich bevonden , ruimden aanftonds het Land. De Graaf van Oostervant ondernam hier te blijven, en zelfs voor de gevluchte Edelen bij zijn' vader genade te fmeeken. Het laatfte liep vruchteloos af, . en hij zelf, met reden beducht, dat men hem in hechtenisfe nemen zou, begaf zich •naar 't flot te Altena , welk hem, eenigen tijd geleden, door zijn' vader opgedragen was. Hier meende,hij veilig te zijn; doch de Hertog, aangehitst door de Kabbeljaauwfche Edelen, bijzonderlijk Jan van Arkel, Stadhouder over Holland, Zeeland en Friesland, nam een befluit, om zijnen zoon, aldaar, te belegeren. Het flot werdt met grof gefchut beftormd, veroverd en ten grooten deele verwoest. De Graaf van Oostervant was 't gevaar ontweken , en hadt zich naar 's Hertogenbosch begeven ; doch ook hier zich niet langer veilig achtende , week hij naar Frankrijk, en bleef aldaar tot den jaare 1394, wanneer hij zich met zijnen vader verzoen-  aft Bork. HISTORIE. 25 zoende, en naar deze Landen wederkeerde, verzeld van verfcheiden Hoekfche Edelen, die nu ook door Hertog Albrecht in gunst aangenomen werden. Vraagt men naar de reden der verzoeninge van Hertog Albrecht met zijnen zoon en de Edelen , zij is niet in 't zekere te melden. De Hertog hadi groote verplichtinge aan de Hoekfchen; er 't is mogelijk, dat hij 'er nu aan dacht mei gevoelens van erkentenisfe, en te gelijk var toegeeflijkheid over hun misbedrijf. Ooli mag men vermoeden, dat de Hertog wel begreep , hoe zij en hunne magtige vrienden, geflerkt door den Graave van Oostervant . veeleer dienden ontzien, dan langer in ongenade gehouden te worden. En wat betreft de verzoeninge van Hertog Albrechi met zijnen zoon , 't kan zijn , dat dezelve een louter uitwerkfel van 't vaderlijke hari geweest zij, of anders, dat de Hertog, die den ondernemenden aaft van zijnen zoon kende, hem liever hier zag, dan langer aan 'tFranfche Hof, en dat hij zich in zaaken van ver uitzicht van zijne hulpe wilde bedienen; waar toe de fchoonfle gelegenheid, niet lang daarna, in Friesland geboren werdt. Na dat Graaf Willem de IV in 't gevecht bij Staveren gefneuveld was , hadden zijne opvolgers zich weinig met de Friezen bemoeid. De Wethouders regeerden de lieden, en de Grietmannen de dorpen. Het gevoelen der Friezen , dat zij van niemand, dan van 't Keizerrijk , afhingen , en liever vrije menfchen zouden llerven , dan zich eenen uitheemfchen Heere onderwerpen , B 5 ver- Verzoent zich met Hertog Albrecht, en komt herwaards. Tweefpalt in Friesland,  È6 VADERLANDSCHE XI. Boek, Stavere •flent Al brecht voor RuWaard. 45 Maart verloor veel van zijne kracht, zoo dra onderlinge verdeeldheden hun Land begonnen te vervullen. Zoo nadeelig de twist der Hoekfchen en Kabbeljaauwfchen voor Holland, en die der Hekerens en Bronkhorden voor Gelderland was , even fchadelijk was voor Friesland de tweefpalt der Vetkoopers en Schieringers. Wat ook de eerde aanleidinge tot deze fcheuringe moge gegeven hebben , en welke de waare reden van dje benamingen geweest zij, waar over men verfcheidenlijk oordeelt, zeker is 't, dat die verdeeldheid tot de meeste Friezen, edelen en onedelen, rijken en armen, doordrong, en, twee eeuwen lang , fchroomlijke gevolgen hadt. De eene partij verwoestte de kasteelen der andere; de deden werden belegerd; men vervulde 't gantfche Land met moord, branden plonderinge; de vrijheid zelve werdt in de waagtchaal gedeld, en ten laatden ver» loren. Wanneer die van Staveren , in 't jaar " 1361 , den Hertoge Albrecht voor Ruwaard erkend hadden , en de voorrechten van die dad door hein bevestigd en vermeerderd waren , verwachtte hij , dat nu ook de overige Friezen zich vrijwillig aan hem , als Stadhouder van 's Rijkswege, onderwerpen zouden, te meer, om dat zij door Keizer Kare! den IV daar toe vermaand werden. Doch 't Keizerlijke bevel hadt geen kracht, en 's Hertogen hope was ijdel. De meeste Friezen weigerden zich aan hem te onderwerpen, en waren zeer onvergenoegd op die van Staveren, aan welken de Hertog befcherminge • en vrijgeleide beloofde , indien hunne dad door  xi. boek. historie, %? door andere Friezen mogt aangetast worden. De Hertog, hen voor als noch met de wapenen niet willende, of niet durvende aanvallen, maakte met hun een verdrag van vrede voor den tijd van twintig jaaren, en verlengde hetzelve eerst van jaar tot jaar, naderhand voor eenige maanden, en eindelijk, den zestienden van hooijmaand 1396, voor weinige dagen. Midlervvijl zat men van beide kanten niet uil, 'T fcheen nu en dan, dat de twist tusfchen de Vetkoopers en Schieringers fliep; doch zoo dra zich eene gunitige gelegenheid aan de eene of andere zijde opdeedt, begon die tweefpalt met dubbel geweld te woeden; waar van het bloedige gevecht, nabij Arum voorgevallen, en door muitzieke kloosterlingen aangehitst, ten bewijze flrekken kan. Onaangezien die inlandfche oneenigheden, dachten echter de Friezen van Oostergo en Westergo op hunne algemeene beveiliginge tegen allen aanval van buiten, en floten, gelijk reeds twintig jaaren vroeger, zoo ook nu een verbond met die van Groningen, om het land en de vrijheid wederzijds met goed en bloed tegen uitheemfche Vorrten en binnenlandfche magtige Heeren tebefchermen. Daarenboven voorfpelden zich de Friezen veel goeds van den Utrechtfchen Bisfchop, die met hun een' vasten vrede voor duizend jaar en dag maakte, en beloofde, dat, indien de Hertog van Holland, of eenig buitenlandsch Heer, vijandlijkheden tegen Friesland wilde ondernemen, de Bisfchop en zijne opvolgers daar aan geene hulpe met raad of daad bewijzen, noch den ■ vijand door 't Sticht van Utrecht, tot hinder of Gevtcln bij Aruia, in Julij I380. Nader ver>oiul der Friezen mee de Gro ■ ningers. i3§1- Ook mee den Bisfchop van Dtreckt. 1395»  sg VADERLANDSCHE XI. Boek Helle tog ver zamelt e< leger te Enk-huizen. of fchade van Friesland, zouden laten trekken. Op grond van welk verbond, de Friezen voor geen inval van Hertog Albrecht, aan de landzijde, te vreezen hadden , maar aan den zeekant geenzins veilig waren; ger lijk zij eerlang ondervonden. Want de Her„ tog verzamelde te Enkhuizen een aanzienlijk leger. Bij de Landzaaten voegden zich de Franfche, Engelfche en Duitfche hulpbenden, en onder de Ncderlandfche Bevelhebbers bevonden zich de voornaamfte Hollandfche en Zeeuwfche Edelen, als Wasfenaer, Brederode, Asperen, Borsfele, Kortgene, en anderen. Minder vreemd is 't, dat in een leger, uit zoo verfchillende volken beftaande, nu en dan tweefpalt rijst, dan dat alle oneenigheden ten eerden gefmoord worden : waar toe de tegenwoordigheid en invloed van 's Hertogen zoon, den Graave van Oostervant, niet weinig kan geholpen hebben. Terwijl in Holland deze geduchte toerusting gemaakt werdt, zat men in Friesland niet ftil, doch was onzeker, wat te doen. Aan zucht voor vrijheid ontbrak het niet, zoo weinig als aan moed, maar wel aan gegronde hope op eene genoegzaame verdediginge. Op buitenlandfche hulpe kon men niet wachten ; de onderlinge verdeeldheden in Friesland voorfpelden niet veel heils; een leger van dertig duizend man, flecht gewapend en ongeoefend, kon niet beitand zijn tegen de groote overmagt van 't Hollandfche krijgsvolk, dat van wapenen en anderen voorraad behoorlijk voorzien was. De raad van den edelen Juwinga, om den vijand door een* veld*  XI. Boek. HISTORIE, 29 veldflag geen tegenftand te bieden, was bedachtzaamer, dan de drift van anderen, die denzelven verfmaadden. Het ontbrak den Veldheer niet aan krijgsbeleid of heldenmoed, gelijk hij in den oorlog tegen de Turken en anderen hadt doen blijken; maar hij voorzag wel, dat de Friezen moeflen tekort fchieten, indien zij den vijand wilden aantasten. De uitkomst verzegelde de voorfpellinge van den doorzichtigen Juwinga , en de onbezonnen drift der meenigte kreeg haaren loon. Hertog Albrecht begaf zich, in den zomer des jaars 1398, meteen talrijk leger en eene aanzienlijke vloot, van Enkhuizen, naar Friesland. De poging, om de landinge te verhinderen , liep vruchteloos af; doch men wist middel, om 't vijandlijk leger eenige dagen optehouden, voor dat het tot een hoofdtreffen kwam. Kleine fchermutfelingen , die midlerwijl voorvielen , beflisten niets. Eerlang echter kwamen de legers aan eikanderen. De Friezen, hoe dapper anders in dien ftrijd, moeflen bukken voor de overmagt, en 't flagveld verlaten. Onder de ge fneuvelden was de manhafre Juwinga, wiens dood bitterlijk betreurd werdt. 'T getal deikrijgsgevangenen was zeer gering; doch veelen, die hunne vrijheid in 't vluchten zochten, verloren hun leven in de moerasfen, of bleven door vermoeidheid op den weg liggen, en werden door den vijand achterhaald. Weinige dagen later, werdt de ftrijd hervat, ■ wederom tot nadeel der Friezen; en 's Hertogen leger trok , federt, 't gantfche Land door, bemagtigde een aantal fteden en fterk- ten, Steekt over naar Friesland De Frie:en vvovlen geils-  30 VADERLANDSCHE XI. Boek. De twisi der Schif rïngers ei Vetkoopert her» leefc. De Fti< zen doen linlde aa Hertog Albrecht ten , en dak den brand in verfcheiden dorpen. Men zag nu , doch te laat , dat dc heilzaanie raad van Juwinga hadt behooren gevolgd te worden; terwijl 't verwerpen daar van ook andere Edelen , S'jds Dekema, Galo Hania en Ode Bottinga, huiverig maakte, om hem in de hooge waardigheid van Land-Overften , of Potestaat, in Friesland optevplgen, te meer, om dat zij geen uitzicht'hadden op de herftellinge der inwendige ruste, of op een' beftendigen vrede met Hertog Albrecht, aan wien de meeste Friezen ongezind bleven zich te onderwerpen. Trouwens de bittere tweefpalt der Schieringers en Vetkoopers , waar van men een einde zocht te maken door 't verkiezen van twee Potestaaten, Sjoerd Wiarda en Haring Harinxma, wier eerde een Vetkooper en de tweede een Schieringer was, en die een afzonderlijk bewind over Oostergo en Westergo voeren zouden, begon weldra op nieuw te woeden. Vechten, pionderen , rooven, branden, moorden,, werdt dagelijksch werk. Edelen en onedelen maakten 'er zich fchuldig aan , ook de zoogenaamde Geestelijkheid, aan welke die ongeregeldheden zekerlijk allerminst pasten. Door dezen woesten handel bragten de , Friezen hunne vrijheid, waar op zij anders zoo gezet waren, allengs in grooter gevaar, en gaven den Hertoge gelegenheid, om hen door de wapenen te dwingen.. De herhaalde overwinning, in 'tjaar 1398 op de Friezen behaald, de verfterking van Staveren en andere plaatfen, en de hulde, door een aanzien  XI. Boek. HISTORIE. 31 zienlijk deel des volks aan hem gedaan, dec den Albrecht befluiten , om , in den herl'si van dat jaar, uit Friesland naar Enkhuizen te rug te keeren , en de hulpbenden te later vertrekken. De grootfte fchat, welken hi met zich herwaards voerde, was 't gebeenrc van zijnen oom, Willem den IV, 't gene hi hadt doen opgraven, en eerlang naar Hene' gouwen liet overbrengen. Na 's Hertoger vertrek uit Friesland , hadden de Hollanders, die aldaar in bezettinge gebleven waren, vee te lijden , vooral te Staveren. De Friezen zoo dikwijls zij de kans eenigzins veilig oor deelden, onttrokken zich der onderwerping* aan Albrecht, en deze befchouwde hen al meineedigen, die 't verdrag, met hun aange gaan, verbroken hadden. De Graaf var Oostervant begaf zich, meer dan eens, me zijn leger naar Friesland , beteugelde zijn< onrustige vijanden , werdt plegtiglijk gehul digd, bragt 't.ftuk der regeeringe op een vasten voet, deelde verfcheitlen voorrechtet uit, en rtelde overal Schouten en Schepend aan, die van 's Graaven wege recht zoudei doen. Naauwlijks was Oostervant naar Hol land wedergekeerd, of men zag in Frieslant alles op nieuw in verwarringe, en 't grootlh deel des volks ongezind tot gehoorzaamheic aan den Hollandfchen Graave. In dien ftanc bleven de zaaken, geduurende meer dan twee jaaren. De Hertog hadt wel een' toeleg, oir nochmaals 't geluk der wapenen tegen de Friezen te beproeven, en befchreef hier toe heirvaart in hooijmaand 's jaars 1400; doel: hij liet dit ontwerp varen, en floot met hur eer Hij keert te rugnaar Holland. ! De Friezen onttrekken [ zich aan Albrecht.' I Zijn zoon . brengt de 'Friezen ! tot oiwlerwerpinge,doch voor kortea , "jd. I t l i 1 De Her. tog maakt een be^  32 VADERLANDSCTIE XI. Boek. ftand met hun. I40I. een befland voor zes jaaren ,* geteekend te Bolswerd , den eerften van wijnmaand in 't jaar 1401. De voornaamfre inhoud kwam hier op neer: Staveren zou onder de beheeringe van den Hertog blijven ; de poorters van die Had behielden de voorrechten en handvesten , die zij in 'tjaar 1396 gebruikten, en tegenwoordig bezaten ; Ameland en verdere Friefche eilanden waren mede in dezen zoen begrepen; Albrechts onderzaaten mogten op geen andere plaatfen in Friesland varen, dan Harig, Harlingen en Holwerd, en de Friezen alleenlijk op Amfterdam , Hoorn en Enkhuizen; die van Staveren zouden in gantsch Friesland tolvrij zijn, gelijk de Friezen binnen die ftad en de Vecht op door Muiden, tot het drijven van koophandel; de misdaaden moeften berecht worden in de plaatfen, waar zij voorvielen, en volgens derzelver gewoonte; elk zou zijne goederen vrij bezitten; die uit Friesland geweken waren, of Staveren hadden moeten ruimen, konden wederkeeren, en zich in 't bezit van hunne goederen, zoo als zij nu waren, herftellen; de gewoone rechten omtrent de fchipbreukelingen zouden , wederzijds , in acht genomen worden. Op deze voorwaarden verklaarden die van Ooster- en Westergo den Hertoge een' goeden en vasten vrede gegeven te hebben. Van onderwerpinge en gehoorzaamheid aan den Hoilandfchen Graave fpreken de Friezen geen enkel woord. Wonder vreemd kon het fchijnen , dat de Hertog, na zoo veele ondernemingen tegen de Friezen, zich dit tenlaatften liet welgevallen,  Xr. Boek. HISTORIE. 3; indien men niet wist, dat daar toe verfchillende redenen medewerkten. De voornaamfte hoofden der Vetkoopers waren uit Friesland naar Holland geweken, en van de Schieringers hadt men geen bijfland te wachten. De Friezen waren onlangs met Koning Eduard van Engeland in onderhandelinge getreden, en behoefden nu van dien kant minder kwaad te- vreezen. De voorgaande krijgstoerustingen tegen Friesland hadden reeds zoo veel gelds en bloeds gekost, dat de Hollanders en Zeeuwen niet zeer gereed'waren, om den Hertoge met geld en manfchap bijtefpringen tegen een volk, dat liever vrij wilde derven, dan in dienstbaarheid leven. Vooral vondt de Hertog zich gedrongen, om van de overmeesteringe der Friezen aftezien , uit hoofde van den binnenlandfchen oorlog tegen Jan van Arkel, Stadhouder en Rentmeefter der Graaflijke inkomften van Holland. Deze was van eenen heerschzuchtigen aart, gelijk zijne eigene moeder, in 't jaar 1396, ondervondt, wanneer zij genoodzaakt werdt 't land van Arkel te ruimen. In alles, wat hij verrichtte, gaf hij blijken van drift, behalven in 't doen van rekeninge, waar toe hij niet te bewegen was. Naauwlijks waren zijne Heerlijkheden, in Holland gelegen, ten behoeve der Graaflijkheid verbeurdverklaard, en was hij zelf ten eeuwigen dage gebannen, of hij verklaarde den Hertoge en Graave Willem van Oodervant den oorlog , die terrtond aanvang nam. Zijn aunflag op Oudewater , 't b.»magtigen van 't flot te Giesfenburg, 't ver-1 branden van Albiasferdam en andere dorpen,< II. Deel. C de Oorlog tegen Tan vaa Arkel. Hij b*. aalt eeaï» ;e voorleek».  34 VADERLANDSCHE XI. Boek. < ! Oorïntnem belegerd,39 Juny Verdrag me; den Heere va» Arkel. ie inval in de Krimpenerwaard, de verove:ing van een' rijken buit, het innemen en vernielen van Nieuwpoort; deze en dergelijke voordeden , door den Heere van Arkel behaald, deeden Albrecht en zijn' zoon op lerkeren tegenftand bedacht zijn. Eerst jochten zij geld te bekomen, daarna krijgsvolk, zoo uit Holland, Zeeland, Friesland en Henegouwen, als uit Engeland, Kleef en Utrecht. Van den Stichtfchen Bisfchop konden zij wel geen onderftand verwachten, doch zij floten, in zomermaand 's jaars 140a, sen opmerkenswaardig verbond met Burgeneefters, Schepenen en den gemeenen Raad der ftad Utrecht, om, met vereende kracht, fan van Arkel te beoorlogen. Graaf Willem ftelde zich aan 't hoofd van een talrijk leger der Landzaaten en Bondgenooten, trok met hetzelve, in 't jaar 1403, naar 't Land van Arkel, en doeg 't beleg van Gorinchem, binnen welke ftad Jan van Arkel zich geworpen hadt. De kleine voordeden, van beide zijden behaald, waren niet toereikende, om dezen oorlog ten einde te brengen , en dus bleef 't beleg der ftad maanden lang voortduuren. Ten laatften kwam men tot een verdrag, waar van 't voornaamfte punt was„ dat Arkel den Hertog en zijnen zoon, op de knijen, om vergiffenis verzoeken moest, en gedogen, dat 's Hertogen vaandel, een' geneden dag, op 't flot te Arkel ftondt. Die ftap was diep vernederend voor een' man, zoo trotsch op zijne geboorte en verzwageringe met den Hertoge van Gelder, zoo woelziek en ftoutmoedig tegen allen, die hem tegen-  XI. Boek. HISTORIE. $5 genftonden, en zoo ondernemend van aart, om zijn gezag boven elk te doen gelden. Zijn voorbeeld toonde, hoe gevaarlijk het ibmtijds voor de aanzienlij kfte Edelen worden kon , wanneer zij zich onbedachtzaam tegen den Land-Vorst aankantten, en, uil eigen belang, ten ftrijde trokken. Niet lang na 't maken van dien vrede, overleedt Hertog Albrecht, in den Haage, in den ouderdom van omtrent vierenzeventig jaaren , na dat hij den tijd van zesenveertig jaaren , in hoedanigheid van Ruwaard en Graaf, over deze Landen geregeerd hadt. In dit langduurig bewind zag men weinig of geen bewijs van zijne Godsvrucht, kloekmoedigheid, befcheidenheid en andere deugden, die in hem, door fommigen, zoo hooglijk geroemd worden. Aan veele fteden, 't is waar, gaf hij groote voorrechten, doch onder beding van aanzienlijke geldleeningen. Indien zijne krijgstoerustingen tegen de Friezen lof verdienen, komt de eer vooral toe aan zijnen zoon, den Graave van Ooftervant. Standvastigheid in 't beloonen van zijne getrouwe vrienden , een voorzichtig gedrag omtrent zijne openbaare vijanden en gevaarlijke fchijnvrienden, en waakzaame zorg voor 's Lands en zijn bijzondere fchatkist, zien wij bijkans nooit in zijne bedrijven doorftralen. Bij zijnen dood liet Hertog Albrecht drie wettige zoonen na, Willem, die hem' opvolgde in 't Graaflijk bewind, Albrecht, wien hij eenige Duitfche bezittingen naliet, en Jan, den verkoren Bisfchop van Luik; en vier dochters, uitgehuwd aan de Hertogen C 2 van Hertog Albrecht fterft, den 16 December Zij. k*3 rulste». Zijné inde»*  36" VADERLAND SC HE XL Boek. ] De We- . üuve verftoot 's Hertogs boedel. Willende VI sis Graaf ingehuldigd ran Gelder, Bourgondie, Oodenrijk, en den ioning van Bohemen. Alle deze kinders ladt hij gewonnen bij Margareet, dochter Lodewijk, Hertog van Brieg in Silezien. 3ij zijne tweede vrouwe, Margareet, doch:er van Adolf, Hertog van Kleeve, hadt hij reen kinderen. Zij bleef 's Hertogen weduwe, doch yondt zijnen boedel zoo zwaar met fchulden beladen, dat zij befloot, denzelven openlijk met den voet te ftooten. Voor de lijkbaar van haaren echtgenoot in geleende kleederen ftaande, met een' halm in de hand, welken zij wegwierp , verklaarde zij plegtiglijk, den boedel niet te aanvaarden, en afftand te doen van alle erflijke goederen, die haar man nagelaten hadt, uitgenomen zulke, die aan de Hertoginne verlijftocht waren, 't Kan zijn, dat hier onder ook behoord hebbe 't Huis te Kleef, nabij Haarlem, in 't jaar 1394 door Hertog Albrecht gedicht, en waar zijne weduwe zich meest fchijnt opgehouden te hebben. Dit zeldfaam geval was vernederend en fmertelijk voor de Hertoglijke weduwe , fchadelijk voor de fchuldeisfehers , doch vooral fchandelijk voor den overledenen Vorst, wien 't niet dan tot minachtinge drekken kon, op zoo eene wijze naar 't graf gebragt te worden , en dat de Landzaaten, in grooten getale, meer 't gemis van hun geld, dan 's Hertogen dood, betreurden. Albrechts oudde zoon , Willem , Graaf van Oodervant, volgde zijnen vader op in ■de regeeringe van deze Landen, en werdt in verfcheiden fteden ingehuldigd, welker oude hand-  XI. Boek. HISTORIE. 3? handvesten en voorrechten dnor hem bevestigd werden. Deze huldiging vondt geen tegenftand. Hij was bekend als een dappet krijgsheld , en hadt, reeds bij 't leven van zijnen vader, merkelijk de hand in 't bellier der Landszaaken. Ook ontbrak 't hem niet aan vriendfchap met voornaame Edelen, of aan toegenegenheid der grootfte lieden, welker aanzien en invloed op 's Lands bewind, ten tijde van Hertog Albrecht, niet weinig geklommen waren. Want, hoewel men in eenige Hollandf'che fteden reeds federt 't jaar 1285, en in Zeeland ruim dertig jaaren vroeger, Burgemeefters aantreft, en van P^aaden of Vroedfchappen gewag gemaakt vindt in gedenkftukken van 't jaar 1281, is't echter zeker, dat hunne magt voorhenen veel naauwer bepaald was, dan omtrent het einde der veertiende eeuwe. INaauwlijks was Hertog Willem, als Graaf, ingehuldigd, of de Hoekfche en Kabbeljaauwfche tweefpalt ontftak wederom in verfcheiden fteden , bijzonderlijk te Haarlem, Amfterdam, Delft en Dordrecht. De oorzaak der nieuwe opfchuddingen is niet verre te zoeken. De Kabbeljaauwfchen konden met geen goede oogen aanzien, dat zij, die onder de regeeringe van Albrecht de bovenhand hadden, nu voor de Hoekfchen moeften onderdoen. Nergens liep de beroerte zoo hoog, als te Dordrecht. De Wethouderfchap was aldaar ten deele Hoeksch-, ten deeleKabbeljaauwschgezind, en Hertog Willem maakte, uit voorzichtigheid , daar in geen veranderinge. De Kabbeljaauwfche Regeerders was C 3 ren Grooter aanzien van Burgemeesters en Vroedfchappen. DeHoeltfche en Kabbel jaauwfche twist herleeft. Vooral te Dordrecht.  3« VADERLAND SC HE XI. Boek. ren de meesten in getal, en echter beducht, dat men hun den voet zou trachten te ligten. Die bekommering hadt haaren grond in de gezindheid zoo van den Graave, als van 't grootfte. deel der Dordrechtfche gemeente, welke nu aan 't morren floeg, en om verbeteringe van eenige misbruiken, doorverzoekfchriften, begon aanrehouden. Men begreep wel, dat de Hoekfche Regenten hier onder fpeelden , en dat men, bij 't afllaan der fmeekfchriften, voor flappen van geweld te vreezen hadt. De Kabbeljaauwfchen wisten in den Raad doortedrijven, dat 'er eene fterkte binnen de ftad zou opgeworpen worden, om de burgerije meer aan de hand te doen gaan. Was dit voorzichtig? was 't gefchikt, om de Hoekfchen te bedaaren? kon de meerderheid der Wethouderfchap, op die wijze, de minderheid van haare mede - regeerders en te gelijk de gemeente bedwingen ? Het tegendeel bleek bij de uitkomfte. De Hoekfchen, met geweld aangevallen, vielen den Kabbeljaauwfchen onzacht op 't lijf, verjoegen de meesten, en zetteden eenige voornaame hoofden in de gevangenisfe. Onder dezen waren de Schout, twee Burgemeefters en vier Schepenen , die noch grooter gevaar geloopen zouden hebben, indien niet Hertog Willem, zoo wel als de Hoekfche Wethouders, daar tegen gewaakt hadt, en aan de burgerije te kennen gegeven , dat hij 't geweld, tegen zijne amptenaars gebruikt, kwalijk opnam, De verandering der Wet, 't bannen van fomsnige Kabbeljaauwfchen, de eed van hun gevorderd, dat zij der ftad en niemand der poor-  XI. Boek. HISTORIE. 3? poorteren, om't voorgevallene, immereenig leed doen zouden, en de verzoening van ruim vijftig anderen met de nieuwe Schepenen, herlïelden de ruste te Dordrecht, en allengskens in de overige lieden. Niets is meer te bejammeren , dan dat een twist, waar bij eigenlijk weinige Regenten belang hadden , zoo veel blbeds aan de burgerije op nieuws moest kosten. Alle burgers en inwoners van fteden en landen konden, door alle eeuwen, hier op ftaat maken, dat hen de rampzalige gevolgen van binnenlandfche beroerten wel treffen, maar dat zij zelden of nooit de voordeden helpen plukken, die door baatzuchtige Regenten daar mede bedoeld worden. Hertog Willem hadt te grooter belang bij de ruste in de hoofdlieden van Holland, om dat hij de handen vol kreeg met den Arkelfchen oorlog. Jan van Arkel toch fchondt alhaast den geflotenen vrede, overmeefterde Woudrichem , doch verliet die ftad, na dat hij dezelve uitgeplonderd en verbrand hadt. De Hertog befchreef heirvaart, zocht geld en hulpbenden, en viel met zijn leger in 't Land van Arkel. Everftein , Gasperne en Hageftein werden naauw ingefloten, en door uithongeringe tot de overgave gedwongen. Naar de woeste gewoonte van dien tijd , ftak men den brand in die plaatfen, waar van de laatfte aan den Bisfchop van Utrecht werdt afgedaan. De Hertog floot een beftand, en deedt zijn leger aftrekken; doch de rust werdt fchielijk geftoord. Jan van Arkel zocht hulpe in Gelderland, en de Hertog maakte nieuwe toerustinge tot den oorlog. De tweeC 4 fpalt J*n var» Arkel neemt Woudrichem in. I405. Dit be> komt hem kwalijk. Beftand. De oor» log worde hervat.  4© VADERLANDSCHE XI. Boek. i i t 1 i 1 Ce Her- . tog van Gelder mengt jticn daar in, »8 i 3e»t. I 407. J»n van ■ ïeijeren bewerkt een beHand tusfchen de Siertogen. Hertog Willem kelptzlin' broeder. 33 Sept. I408. pak tusfchen de Heeren van Arkel, vader :n zoon, hadt ten gevolge, dat die van Goinchem weigerden Willem van Arkel, zoo vel als kort te vooren zijnen vader, binnen e laten, maar den Graave van Holland ontloden, en hem de heerlijkheid van Arkel opIroegen. Dan kort daarna werdt Gorinchem, jij verrasfinge, door Willem van Arkel ingelomen , en 't flot belegerd. Nu kwam de hertog van Gelder openlijk voor den dag , :n verklaarde den Ilollandfchen Graave den oorlog , die eenige maanden voortduurde , loch met een beltand voor drie jaaren einligde. De voornaame bewerker van dit jeftand was Jan van Beijeren, 's Hertogen aroeder, die 'er zijn eigen belang in beoogde. Hij was zoo weinig de eerfle, als de aatfte onder de Vorsten, die, in 't bevorderen van befland of vrede, zijn bijzonder nut aedoelde. Doch dit is in de bijzondere gerallen voor elk niet altijd even kennelijk. De Luikenaars waren te onvreden op dezen hunnen Bisfqhop , en verkozen ten laatften eenen anderen in zijne plaatfe. Hij week eens en andermaal naar Maastricht, en hoopte op de hulpe van zijnen broeder, Hertog Willem, zoo dra deze de handen ruim kreeg door 't befland of den vrede met de Gelderfchen en de Heeren van Arkel. Hertog Willem , vergezeld van Hertog Jan van Bourgondie. en andere bondgenooten, trok met een talrijk leger op, viel in Luikerland, leverde flag, behaalde eene volkomene overwinninge, bragt de wederfpannige fteden tot onderwerpinge, deedt een aantal mannen en vrouwen  XI. Boek. HISTORIE. 41 wen niet den dood llraften , verklaarde de voorrechten der Had Luik verbeurd , verwees 't gantfche Bisdom in eene zwaare geldboete , in geval van nieuwen opfbind, en herftelde zijnen broeder in 't bellier des Bisdoms van Luik. Was Jan van Beijercn nu vergenoegd , en erkende hij den grooten dienst, hem door zijnen broeder bewezen? Het .vervolg der gefchiedenisfen zal ons doen zien, niet alleenlijk , dat zijn hart meer naar de weereld hing, dan naar de kerke, waarom hij ook, tegen zijnen eed aan, weigerde de geestelijke ordeninge aantenemen, maar ook, dat hij de eenige wettige dochter van Hertog Willem, door list en geweld, van 't Graaflijk bewind over deze Landen poogde te ontzetten, en hier door groote verwarringen in Hollandverwekte. Zoo dra het befland tusfchen de Gelderfchen en Hollanders ten einde geloopen was , werdt de krijg hervat. Hertog Willem voorzag zich van geld , rustte eenige fchepen uit, die langs de Zuiderzee moesten kruisfen, en floot een verbond met de flad Amersfoort, om te gereeder de Veluwe te kunnen afloopen; gelijk gefchiedde. Het flot Hoeflaken werdt ingenomen en vernield, en Nieuwkerk uitgeplonderd en verbrand. Het verbond van den Hollandfchen Graave met Adolf, Graave van Kleef, kan veel toegebragt hebben tot 't fluiten van vrede tusfchen de Gelderfchen en Hollanders. Hertog Reinoud, aan wien Jan en Willem van Arkel hunne Heerlijkheid in 't jaar 1407, opgedragen hadden, en die, eenigen tijd laser, te Gorinchem als Heer van Arkel ingeC 5 hul- De oorlog tusfchen de Gelderfchenea Hollandersweder aangevan.' gen. Vrede, in Julij 14 12. 15 Aug. 1409.  4a VADERLAND SCHE XL Boek, Tan van Arkel gevangen jezet. Aanllag tegen 't leven Tan Hertog Willem huldigd was, llondt zijn recht op die ftad en 't Land van Arkel af aan den Hollandfchen Graave, en verplichtte zich, Willem van Arkel te bewegen tot het leveren van Gorinchem. Dit gefchiedde, en federt dien tijd zijn die ftad en 't Land van Arkel met het Graaffchap van Holland vereenigd geworden. Willem van Arkel werdt door Hertog Reinoud te vrede gefield met eene aanzienlijke geldfomme , en met 't bezit van 't kasteel Oijen en der heerlijkheid Born. Weinig fmaakte dit verdrag aan Jan van Arkel, doch veel minder, dat eenige Edelen , hier toe door Hertog Willem aangezet, en federt deswegens rijkelijk beloond, hem met geweld van de Brabantfche grenzen naar den Haage bragten, met dit gevolg, dat hij tot in 't jaar 1425 gevangen gehouden wierde, eerst inden Haage, toen op 't flot te Gouda, en laatst te Zevenbergen, 't Kan zijn, dat Hertog Willem zoo groot belang llelde in 't gevangen nemen en houden van Jan van Arkel, om dat hij hem verdacht hielde de hand gehad te hebben in den flinkfchen toeleg op 's Hertogen leven. Dit vermoeden fcheen niet van allen grond ontbloot, om dat Jan van Egmond , fchoonzoon van Jan van Arkel, gehouden werdt voor 't hoofd der genen, die den Graave de vrijheid of 't leven wilden benemen. Zeker is 't, dat Egmond, voor's Grauven Raad gedagvaard zijnde, om zich over deze befchuldiginge te verantwoorden , niet verfcheen, maar naar Ijsfelitein week, denkende in die fterke vestinge veilig genoeg te zullen zijn. Hier in bedroog hij zich. Men ver-  XI. Boek. HISTORIE. 43 verklaarde hem, lijf en goed verbeurd te hebben; zijne bezittingen in Holland werden terftond aangeflagen ; IJsfelftein werdt opgeeischt en met een beleg bedreigd. Door tusfchenfpraak van eenige nabeftaanden van Egmond, kwam men tot een verdrag, volgens "t welke Heer Jan van Egmond en zijn broeder, Willem Heer van IJsfelftein, dit Land moesten ruimen, en 'er zonder 'sGraaven verlof niet wederom mogten binnen komen, terwijl IJsfelftein met het flot en de gantfche heerlijkheid den Graave zou overgegeven worden, die ook, kort na 't fluiten van dit verdrag , als Heer van die ftad ingehuldigd is. Hoe ftout anders de Arkels waren, en hoe rijk de Egmonden , zij ondervonden nu famen , dat alle hunne aanflagen, tegen hun oogmerk, alleenlijk dienstbaar waren aan de bevordcringe van 's Graaven magt, aanzien en rijkdommen. Langduurige gevangenis , hooge ouderdom en een korte leeftijd na 't bekomen van zijne vrijheid, ftelden Jan van Arkel in 't onvermogen, om zulke groote fprongen te doen, gelijk wij zien zullen, dat de Heeren van Egmond en IJsfelftein, na den dood van Hertog Willem, gedaan hebben. De Arkelfche oorlog, waar van wij fpraken, gaf aanleidinge tot geweldige en langduurige beroerten te Utrecht, doch die door Hertog Willem geftild werden. Men hadt in die ftad twee partijen onder de Regenten, en derhalven ook onder de burgerije. De Ligtenbergcr aanhang hadt de zijde der HolJandfchen in den Arkelfchen krijg gehouden. Men verfpreidde een gerucht, dat eenigen van Onluslen te Utrecht,  44 VADERLANDSCHE XI. Boek. van dien aanhang de ftad aan Hertog Willem verkocht hadden. Meer was 'er niet noodig, om de burgers in beweginge te brengen , en op 't ftadhuis te doen vorderen , dat de Regeering naar hunnen zin moest veranderd worden. Lenigen van denLigtenberger aanhang werden gevangen gezet, anderen gebannen, en de overigen uit den Raad gefloten. De ballingen verontfchuldigden zich fchriftelijk van den gemelden blaam, doch kregen geen gehoor. Hierom begaven zij zich onder de befcherminge van Hertog Willem , die hun eenige gewapende manfehap bijzettede, en dus gelegenheid gaf, om den koophandel der Utrechtfchen op Holland te belemmeren. Nu floeg de burgerij op nieuws aan 't morren. Men deedt haar begrijpen, dat zij bij de veranderinge der Regeeringe niet zoo veel voordeels vondt, als zij zich beloofd hadt. De vrienden der ballingen ft.ookr.en 't vuur aan, en de vlam floeg ten laatften uit. Herman van Lokhorst en zijn aanhang werden openlijk aangevallen, en uit de ftad gezet. Toen kwam de Ligtenberger partij wederom op 't kusfen, en de burgerij verzoende zich met Hertog Willem, die, kort daarna, met een aanzienlijk.gevolg van Hollandfche Edelen , binnen Utrecht kwam en deftig onthaald werdt. Een ijdel gefchreeuw over verraad, zoo verfoeilijk als gemeenzaam, bragt dikwijls de aanzienlijkfte Overheden in gevaar van goed en leven. Doch zelden of nooit werdt deze hatelijke befchuldiging gehoord, dan op aanftokinge van Regenten , die malkanderen den voet wil»  XI. Boek. HISTORIE. 43 wilden dwarschzetten,en om die reden alleen veranderinge in de regeeringe bedoelden.X Zoo nuttig het voor de vrijheid is, dat niet allen,, die "t bellier van Landen en Steden in handen hebben , altijd eensgevoelende zijn, zoo nadeelig zijn zulke partijfchappen, als wij nu te Utrecht, tusfchen den aanhang van Ligtenberg en Lokhorst, gezien hebben. Geduurende deze Utrechtfche beroerten, waar bij Hertog Willem iet won, verloor hij Staveren, de eenige ilad van Friesland, waar in noch Hollandfche bezetting lag. Het laatlle beiland liep ten einde. De Friezen, hier op bedacht, en wetende , dat men in die llad flappe wacht hieldt, namen dezelve bij verrasfinge in, en verdreven de Hollandfche bezettinge. Hertog Willem , hoe diep anders getroffen over dit verlies , zag geen kans , om zich door de wapenen wederom meester van die llad te maken, en vondt geen ander middel, om ten minllen een' fchijn van recht op Friesland te behouden, dan het heiland met de Friezen voor den tijd van één jaar te vernieuwen, gelijk eerlang gefchiedde, zonder twijfel met een oogmerk aan de zijde van den Hertog, om, zoo dra mogelijk, nochmaals te beproeven, of hij de Friezen tot onderwerpinge kon brengen; doch waartoe hij nooit gelegenheid gekregen heeft, zoo door de waakzaame llandvastigheid der Friezen, als om dat hij zelf door buitenlandfche reizen naar Frankrijk en Engeland daar van wederhouden werdt. De toeiland der zaaken in Frankrijk was, federt een' geruimen tijd, in de uiterile ver-^ war- * Stivere», loor de friezen ngeno- la. Maart I4I4. Vernieis» Aring van t beftand net de ?riezeu. De Herig IteeUc ich in (ie  46 VADERLANDSCHE XI. Bokje» Franfche zaaken* Zijne dochier trouwe roet een' zoon des Konings van Frankrijk. Huwe- lijkivo of waarden , 6 Aug. De Her tog van Touraint wordt Daufijn, warringe* meer door binnenlandfche onlusten , dan door den oorlog met Engeland. Hertog Willem hadt reeds in 't jaar 1409* veel toegebragt, om eene verzoeninge tusfchen Hertog Jan van Bourgondie en 't Franfche Hof te bewerken. Nu was 'er noch meer reden voor Hertog Willem , om zich met de Franfche zaaken te bemoeijen, naardien zijne eenige dochter, Jakoba, in huwelijk getreden was met Jan, Hertog van Touraine., tweeden zoon van Karei den VI, Koning van Frankryk. De voornaamfte punten der huwelijkfche voorwaarden verdienen opmerkinge. Indien Hertog Willem zondes zoonen natelaten overleedt, zouden Henegouwen, Holland, Zeeland en Friesland aan Jakoba en haare afllammelingen komen, maar door haaren echtgenoot geregeerd worden; zoo lang Hertog Willem leefde, zou 't hoog bewind bij hem blijven; de echtgenooten moesten , gelijk te voren gefchiedde , het leen der gemelde Landen verzoeken en ontfangen van de genen, aan wien zij leenroerig waren; de drie Landen zouden onverdeeld blijven,* de oude voorrechten, handvesten, vrijheden en gewoonten zouden bewaard, en geen vreemdelingen tot amptenaars gevorderd worden. Weinige maanden na 'c voltrokken huwelijk , overleedt 's Konings . oudlie zoon, en de Hertog van Touraine volgde hem op in de waardigheid van Daufijn, of naasten erfgenaam der Franfche kroone. Van tijd tot tijd door den Koning ten Hove ontboden zijnde, begaf hij zich naar Frankrijk, verzeld van zijnen fchoonvader* den  XI. Boek. HISTORIE. 4^, den Graave van Holland ; doch zij gingen vooreerst niet verder dan tot Compiegne. Hier hadt Hertog Willem een mondgefprek met de Koninginne, en vervolgens met den Koning te Parijs, en verklaarde rondelijk, dat de Daufijn niet ten Hove verfchijnen zoa, indien men den Hertog van Bcurgondie lan* ger aan 't Franfche Hof buiten bewind hieldt. De Koning gaf Hertoge Willem zijn affcheid, maar ook heimelijk bevel, om hem te vatten. Dit gevaar ontkwam hij, en keerde te rug naar Compiegne. Hier vondt hij den Daufijn ziekoogende, en zag hem eerstdaags derven. Treffende dood ! de Daufijn was noch geen twintig jaaren oud, hij liet eene weduwe van zestien jaaren na, en reen hadt veel gronds, om te vermoeden, dat hij door vergif van kant geholpen was, mogelijk wel door zijne eigene moeder. Tot welke gruweldaaden vervalt de heerschzucht ! zij kan eene moeder de moorderes van haaren eigen* zoon doen worden. Dusdanig was de uitkomst van 's Hertogen reize naar Frankrijk; en zijne togt naar Engeland liep ook vruchteloos af. Hij vertrok derwaards met Keizer Sigismond , 't zij tot het bewerken van vrede tusfchen de Koningen van Frankrijken Engeland,, 't zij ter bevorderinge van den Hollandfchen koophandel, 't zij dit toegenegenheid voor den Hertoa- van Bourgon n'e , wiens belang, gelijk wij zagen, hem zeer ter harte ging. Uit Frankrijk wederkeorende , begaf hij zich naar Henegouwen, doch overleedt kort daarna, te Bouchain, in den ouderdom van twee- Hertog Willem loopt gevaar in Frankryb. De Dau- ijn fterft, V April I4I7- Hertog Willem :rekt naar Engeland. Hij over»1 ee lt, den ;i Mey I4I7.  4$ VADERLAND SC HE XL Boek Zijn kifakter. Zijne fcii'ders. 18 Febr. VER» tweeënvijftig jaaren, in welke ftad zijne ingewanden • bijgezet werden, terwijl zijn lichaam naar den Haage vervoerd, en aldaar, volgens zijnen laatften wil, begraven zal zijn. De roem van dapperheid , welken hij bij zijn leven verworf , fchijnt hem na zijnen dood niet geheellijk betwist te kunnen worden; doch aan zijn ftaatkundig beleid, 't welk niet altijd met de heldhaftigheid gepaard gaat, is zeer te twijfelen. Zijn gehouden gedrag omtrent de Friezen, de Franfche zaaken en den Hertog van Bourgondie, is niet boven alle berispinge. Uit zijn huwelijk met Margareet, dochter van Hertog Filips van Bourgondie, was ééne dochter, boven gemeld, en welker zeldfaame lotgevallen in 't volgende boek moeten verhaald worden. Doch Hertog Willem liet ook drie natuurlijke kinderen na, Beatrix, eerst getrouwd met de Ridder Filips van Dorp, en naderhand met Jan van Woerden van Vliet, Everard , eerften Heer van Hoogtwoude , welk flot hij eellicht hadt, en Lodewijk, aan wien de Hertog , uit zonoernnge neiae en gunfte, zijne oude en nieuwe Ambachten van Vlisfingen gaf, met de hooge en laage heerlijkheid , welke hij en zijne nakomelingen zouden houden tot een recht Zeeuwsch leen.  VERKORTE vaöerLaMdsche HISTORIE; TWAALFDE BOEK» Hertog Willem, geen wettige kinderen tiet bende, behalven ééne dochter, liet niets on beproefd, om haar van de opvolginge in '■ bewind dezer Landen te verzekeren , èn wis te bewerken , dat een aanzienlijk getal de Hollandfch'e Edelen en Steden, op de dag vaart, in 't midden van oogstmaand 'sjaar 1416 géhouden, met eede beloofde, zoc de Hertog voor zijne dochter, zonder wet t: en zoon natelaten , overleedt, haar al: z^ne erfdochter en leenvolglter te erkennen, hulde te doen, onderdaanigheid te bewijzen, en haar met lijf en goed tegen alle haare vijanden te befchermen. Bij 't overlijden van haaren vader, bevondt zich Vrouw Jakoba, of Jakob , gelijk zij doorgaans genoemd wordt, in Henegouwen , waar ^zij fpoedig tot G-aavinne ingehuldigd werdt. In Zeeland erkende men haar, zonder veel moeite, voor wettige Landsvrouwë; doch in Holland vondc zij eenigen tegenftand. H D e e lii D Op t« Hertog Willem " zoekt zij* [ ne dochtes 1 van 't t Graafp fchap te verzek»* ren. 5 ► JakobV • va« Beije,, r-'n ils Graa'vii, ïngehul» digd.  xo VADERLANDSCHE XII. Boek. 1 Dë Eg- n;oo c'tn ♦.rrasfea IJsfelitein. Herwonnen en geflejit. Vrouvr lal>oba liöii.t in Holland. |nn van Beijeren baant na: »t beftie huipe te D> r dreeht, in den Briele. Op de eerde tijdinge van 'sHertogen dood, jegoa de Kabbeljaauwfche aanhang 't hoofd wederom optefteken. De Heeren van Egmond en IJsfelftein, de kans nu veilig achtende, maakten zich, bij verrasfinge, meester van de dad en 't flot IJsfelftein , doch moeflen dezelve , kort daar na , wederom ruimen. De Hoekfche Edelen en de poorters der meefte Hollandfche deden, geholpen door die van Utrecht en Amersfoort, herwonnen IJsfelftein en 't flot, welke , ten genoegen der Stichtfchen, naderhand ten gronde tóe geflegt werden. Nu kwam Jakoba in Holland, werdt in alle de fteden, Dordrecht uitgezonderd, tot Graavinne ingehuldigd, bevestigde alomme de oude handvesten en vrijheden, en bevlij* tigde zich, om, in haare jonge jaaren , de genegenheid der Landzaaten aanftonds te winnen. Men hoopte derhalven op algemcene ruste. Dan , één woelziek mensch r vervulde eerlang 't Land met nieuwe beroer-' '■ten. Jan van Beijeren , oom van Jakoba$ en wien wij te voren als Bisfchop van Luik leerden kennen, poogde de klem der regeeringe in decze Landen , 't zij als Ruwaard ^ 't zij als Graaf, in handen te krijgen. Hij hadt een' fterken aanhang te Dordrecht^ enwist de huldiginge der Graavinne . aldaar te dwarsboomen , en kwam in perfoon binnen die ftad, welke hem, bij plegtigen eede, voor Ruwaard dezer Landen aannam. De ftad Briele volgde ; maar de andere fteden bleven ongezind, om Jan van Beijeren in lie waardigheid te erkennen. Hadt hij zijne n  XII. Boek. HISTORIE 51 zijnen toeleg, om zich van Gorinchem en 't flor. Arkel te verzekeren, kunnen volvoeren, het overige deel van Zuid-Holland zou fpoediger te bemagtigen zijn geweest. De hulp van Jan van Egmond en Willem van Arkel beloofde hem veel goeds. De zaak viel échter tegen zijne verwachtinge uit. De Graavin zelve trok naar 't flot Arkel ,• de Hollanders en Zeeuwen, die 't met haar hielden, vielen in Gorinchem en de Arkelfchen op 't lijf, en deeden Jakoba de overhand behouden. De poorters van Utrecht en Amersfoort hadden haar andermaal dapperlijk bijgedaan , en zij erkende zulks op de edelmoedigfle wijze, door 't bevestigen en vermeerderen van belangrijke vrijheden en voordeden. De Hollandfche Edelen en Steden kenden geen beter middel , om 't doelwit van Jan van Beijeren te doen mislukken, dan dat' het huwelijk van Vrouwe Jakoba met Jan," Hertog van Brabant, fchielijk voltrokken 1 wierde. Hertog Willem hadt, na den vroe«-tijdigen dood van den Hertog van Touraine, zijne dochter aan dien jongen Hertog uitgehuwelijkt. De moeder van Vrouwe Jakoba, en haar oom , Hertog Jan van Bourgondie ' hadden ftaatkundige redenen, om dit huwelijk voorttezetten , en Jan van Beijeren zelf gaf 'er zijne toefteioiminge aan. Ook hadt 'er Paus Martijn de V, vooraf, verlof toe verleend, om dat, volgens de kerkelijke rechten, een huwelijk van volle neèf en nicht" hoedanige de Hertog van Brabant en Vrouw, jakoba waren, zonder bewilliginge van den D 2 Paus' PoogB meefter van Gorinchem te worden. Dit rais* Inkt. Huwelijk ran Vrouve Jakoba net i-Ierog Jan 'an Era» iant. t4l8. .  52 VADÉRLANDSCHE XII. Boek. Tsn van Èeijercj . VrijiTt den Kc'zer en Paus in zijn belang. Paus ongeöorlofd gerekend \verdt. Terftond na 'c,voltrekken van 'c huwelijk, 't gene in den Haage in de lente des jaars 1418 géfchiedde , nam de Hertog van Brabant den naam van Graave van Holland en Zeeland aan, en werdt piegtiglijk ingehuldigd. De mislukte aanilag op Gorinchem en de èchtvereeniging van Jakoba met iemand uit het magtig'e huis van Bourgondie, gevoegd bij de gezindheid der meefte Edelen en Steden, deeden dö hope van Jan van Beijeren op het Rivwaardfchip dezer Landen merkelijk dalen. Hij zocht echter, langs een'anderen weg, zijn oogriieik te bereiken. Hier toe hadt hij Keizer Sigismönd en Paus Marlijn noodig. Dezen bevonden zich beiden te Conftans in Zwaben, ter bijwoninge der beruchte kerkvergaderinge, waarin zooveel kwaads en afgrijzelij ks beilotett is. Jan van Beijeren verzocht en verkreeg vrijheid van den Keizer, om met deszeifs volle nicht, Hertoginne Eüzabeth van Luxemburg, een wettig huwelij k aantegaan. Geen wonder derhalven, dat de Keizer hem ook het andere verzoek, om met de Graaffchappen van Holland, Zeeland en Henegouwen, die men befchouwde als aan 't Keizerrijk vervallen, verlijd te worden,' zeer gereedelijk toeftondt. De open brief hier van, geteekend te Conftans in lentemaand 'sjaars 1418 ^ omfloeg dé Edelen en Steden "van den eed, reeds aan Jan van Brabant en Jakoba afgelegd. De Paus aanvaardde 't Bisdom van Luik, en gaf deri gewezen' Bisfchop verlof om tc mogen tro:iWen. - - ftef-  XII, Boek. HISTORIE. 52 Hertog Jan van Beijeren nam zonder uitfte den naam van Graave aan, en liet zich, dei drieëntwintigiien van zomermaand, plegtig lijk te Dordrecht inhuldigen, aan welke ei andere fteden hij groote voorrechten weg fchonk, waar onder uitmuntte de vrijheid om bijzondere dagvaarten cc houden, en cve 'sLands zaaken te raadplegen, buiten bijzij) van den Graave of zijne amptenaaren. Zo< bedenkelijk dit voorrecht was uit hoofdi der bijgevoegde bepalinge, dat in die verga deringen niets tegen den Graave, zijn Lanc of Heerlijkheid mogt ondernomen worden zoo ongenegen bleven de meefte Steden, 011 hem te huldigen, en in tegendeel hereidyaar dig, om Jakoba en haaren Gemaal in 't voor genomen beleg van Dordrecht op alle wijze bijteftaan. Na veele vijandlijkheden in Holland en Zeeland, van beide kanten gepleegd beflootjan van Brabant het beleg voor Dor drecht te flaan. Dit gefchiedde in zomer maand; doph, na verloop van omtrent zes weken, werdt het beleg opgebroken, tot groot nadeel van Jakoba; wejke niet alleenlijk Rotterdam en een groot deel van Holland onder de magt van jan van Beijeren zan-, maar zich oqk genoodzaakt vondc, om de punten der vredehandel jnge, haar te VVoudrichem voorgefchreven, goed te keuren, niettegenftaande Jan van Beijeren daar bij zeer bevoorrecht werdt. De Hertog van Bourgondie hadt zich tot middelaar aangeboden, doch de handen vol werks in Frankrijk hebbende, gebruikte hij hier toen zijnen zoon, Filips, Graave van Charolois, die, D' 3 ' ge- | Neemt den Gn-nf) lijken titel aan, en wordt te i bot. _ drecht gehuldigd. > 1 > [ 1 Eelej va« Dordrecht door Jan , van Brabant. Wordt opgebroken. Vredehandelingtusfchen Jakoba "en |an van Beijeren-  g d ' \ I d J c 1 \ Vm vin j üfeijercn ïnatigt ; zich meet jezags '• . aan, dan jieni toe kooit. Tïij vind tegc-niUnd. j VADERLANDSCHE XII. Boek. >liik naderhand bleek, zijn eigenbelang in =zen zoen vooral niet uit het oog verloor, olp-ens de punten van 't verdrag, kwamen lordrecht, Gorinchem, Rotterdam en anere plaatfen aan Jan van Beijeren; indien ikoba kinderloos overleedt, moeiten de rie Graaffchappen en Friesland terltond aan em afgedaan worden; deze Landen zouden, •eduurende vijf jaaren, door de Hertogen :an Brabant en Beijeren in 't gemeen gerereerd en de voornaamfte amptenaars door ten beiden aangefteld worden. Deze en meer mdere artikelen van den zoen waren voor fan van Beijeren zoo gunftig, dat hij nu volkan en vergenoegd fcheen te zullen zijn T was 'er echter zoo verre af, dat hij, wiens heerschzucht geene paaien kende, zich alhaast meer bewinds aanmatigde. Her. vertrek van Jakoba en haaren Echtgenoot naar Brabant, ter ftillinge van eene gevaarlijke cweedragt, tusfchen de Edelen en de Gebeente ontdaan, gaf hem hier toe gelegenheid Bii hunne afwezigheid, begon hij, Llfs buiten tijds, de Wethouderichap m fommip-e fteden te veranderen, en, in weerwil van den zoen, op eigen gezag, nieuwe amptenaars aanteftellen. Hij zocht zijne Kabcbeliaauwfche vrienden te beloonen. Ditftiet den Hoekfchen, die, met de Snchtfcnen, zich openlijk tegen hem verzetteden. De laatften waren onvergenoegd over 't ftremmen van hunnen koophmdel, en met reden bevreesd, dat hij, met Hertog Reinoud yan Gelder, in 't Sticht zou vallen , om zich ineefter van Amersfoort en Montfoort te ma-  XII. Boek. HISTORIE. 5S ken. De Hoekfche Edelen en Steden waren voor geen minder kwaad beducht. De Bisfchop van Utrecht, eenige voornaame Holhndfche en Stichtfche Edelen, en de fteden Leijden , Utrecht en Amersfoort verklaarden hem den oorlog. Terftond begonnen de vijandlijkheden tegen de Kabbeljaauwfchen, die, in den aanvang, wel eenige fchade leden, maar naderhand meer wonnen door 't bemagtigen van Leijden, voor welke ftad Jan van Beijeren 't beleg, dat omtrent ne-J gen weeken duurde , in bloeimaand floeg. Schaarsheid van mondkost, en 't langzaam toefchieten der Stichtfchen tot ontzet, deedt de belegerden luifteren naar de voorflagen van den Hertog, om hem de ftad, bij verdrag, overtegeven. Dit gefchiedde, den zeventienden van oogstmaand, onder anderen op deze voorwaarden : Filips van Wasfenaer zou 't Burggraaffchap van Leijden , uitgezonderd den burgc en weinige andere voorrechten, den Hertoge van Beijeren afftaan; deze moest hier plegtiglijk ingehuldigd worden ; de Stichtfche bezetting kon vrijelijk uittrekken ; de oude handvesten , uitgenomen die van Vrouwe Jakoba , zullen door Hertog Jan bevestigd worden; de ftad zou hem eene zwaare geldboete,; binnen weinige maanden , betalen. Door dezen zoen ging 't Burggraaffchap van Leijden uit den Huize i van Wasfenaer, en werdt, kort hierna, metsr het Graaffchap van Holland vereenigd. Het Te is niet onmogelijk, dat fommige Burggraaven,_ nu en dan, misbruik van hunnen grooten irz/loed, ten nadeele der burgerije^ geD 4 maakt Men ver. «hart liem den oorlog in April I42O. Hij be- nagrigt .eijden. lafl'chi» 1 Leij3.  56 VADERLANBSCME XII. Boek. Z-ju toeleg; op Brabant. Geertrui d enterg gaal tap hem Over. De Bra binders hadden geen zin aan zijn iöeilier. Doch lun Hertog dach Ieders. Scheidini des huwe JijkF van Vreawe maakt hadden; de blijdfehap echter der Leijdenaaren over deze veranderinge was weinig gegrond, en noch minder beftendig , alzoo zij, van toen af, ten aanzien van vrijheid en voorfpoed, de willekeurigheid der Hollandfche Giaaven veel fterker ondervonden. Hertog Jan van Beijeren , door 't geluk der ondernemingen in Holland aangevuurd, befloot de wapenen naar Brabant te wenden. Om altijd van een' veiligen hertogt verzekerd te zijn , maakte hjj zich meefler der ftad Geertruidenberg en het flot. In Brabant kon hij niets van belang uitvoeren, en zijn uitzicht op 't beftier van dat gewest werdt verijdeld. De Brabanders waren wel onvergenoegd over de flappe regeeringe van Hertog Jan van Brabant, en begonnen op eenen Ruwaard of Voogd te denken, maar fchenen geen zin aan jan van Beijeren te hebben. Integendeel , zij ontboden den Graave van S. Pol uit Frankrijk , om Brabant als Ruwaard, in plaatfe van den tegenwoordigen Hertog, die zijn broeder was, te bellieren, en den aanflag van Jan van Beijeren aftekeereu. De Hertog van Braoaa^ ;\vas laaggeeflig genoeg, om zich tegen zijnen broeder Filips te laten opzetten, en zoo lafhartig, dat hij met Jan van Beijeren eenverdrag floot , waar bij hij hem Holland , Zeeland en Friesï: nd voor den tijd vantwaalf jaaren afftondt, en alleenlijk Henegouwen voor zich bedong. : ; Zoodanig gedrag van Jan van Brabant mishaagde op"'t hoogfte aan de Landzaaten, maar niet minder' aan zijne echtgenote,, Vrou-  XIÏ. Qpek. HISTORIE. 75 Vrouwe Jakoba, welke zich, door deszel traa beid, bijna wan alle haare erflanden ve ftel en zag. Tegen haaren zin met hem gi 1] d zijnde, en genoodzaakt wordende zich; Bn r optehouden, daarenboven de onbet melijkegtjmeenfchapyan haaren gemaal met c dochter van een' Brabantfchen Edelman m geei, onverfchilljge oogen kunnende aai zien, begon zij te denken aan de Icheidin^ van haar tegenwoordig en het aangaan v£ een ander huwelijk met Humfrey , Hertc van ( 'ocester, broeder van Koning Hefir den V van Engeland- Tot de echtfcheidit ge en herhuwinge hadt men, in dien tijc '1 verlof' van den Paus noodig. Van Martij den V was hier toe geen vrijheid te kri gen; doch Benediftus de XIII, hoewei va d Pauslijke waardigheid voorlang ontzet en thans bijna nergens, dan in Spanje, ei kend , verklaarde 't huwelijk van Jakob met Jan van Brabant weftelbos, en gaf haa verlof, om zich met Giocester in den ech te verbinden. Die PausLjke Bullen werdei naar Engeland afgezonden , waar Jakob; zich , federt eenige maanden , bevondr, er alle eere genoot. Het huwelijk werdt voltrokken , en de Hertog van Glocester aanflonds als Graaf van Henegouwen, Holland en Zeeland begroet. Gemaklijker was 't, hem dezen titel in Engeland te geven, dan in 't bezit van die Graaffchappen te geraken. Glocester kreeg, door den dood van Koning Henrik den V, de handen vol werks in Engeland, 't gene nu in oorlog met Frankrijk ïps, en door hem, geduurende de minderD 5 jaa- fè Jafcob» van Bra n ?aa'"e h«. 1- '"=t den Ie Hfrr,0« va" Gl,4 lt cester. 1- ;e n g k t- ■ > n i- 1 n » a r t 1 1 1 Glocester krijgt den Graaflijken titel.  53 VADERLAND SC HE XII. Boek. De Hertogen van Braban tea Beijeren Verzetten zich tegen hem. Kooge ■watervloed. 1421. Doorbraak > den Zu 5ioll and fchetl Waard. iaarigheid van Henrik den VI, moest geregeerd worden. De Hertogen van Brabant sn van Beijeren zaten niet ftil. De eerfte begon uit zijne zorgeloosheid te ontwaken, en poogde zich meefter van Brusfel te maken. De andere fcheen zoo verzekerd van zijn bellier over Holland en Zeeland, dat hij zelfs ondernam hulpe aan de Schieringers in Friesland, tegen de Vetkoopers, toetefchikken , en een verbond met hun te fluiten, waar bij zij hem als hunnen Heer aannamen, en hij beloofde, hen te zullen befchermen, en bij de oude vrijheden, door Keizer Karei verleend, te handhaven. De toeleg van Hertog Filips van Bourgondie zou 't oogmerk van Jakoba en haaren nieuwen echtgenoot noch veel meer dwarsboomen , gelijk ftraks blijken zal. "Onder zoo veele verwarringen, trof deze Landen noch een zwaar onheil, den achtienden van flachtmaand 'sjaars 1421. De rivieren waren hoog gezwollen, en een fterke. noordwestelijke ftorm dreef het zeewater naar binnen, en over dijken en dammen henen. Gelderland, Zeeland, Friesland en andere nabijgelegene Landfchappen leden door dien watervloed groote fchade. In Friesland verdronken meer dan acht duizend menfchen. Een aantal dijken braken alomme door. Nergens evenwel zag het 'er akeliger uit, dan in Holland. De doorbraak van den grooten t Zuidhollandfchen Waard veroorzaakte eene geduchte verwoeflinge. Vergeefs zochten fommigen de reden van dit onheil, of in de kwaadaartigheid van een5 boer, die, nijdig  XXIII. -Awr&rvaA randen ZiuMvttatuïftAen 7lb^rmj4to.&{adx.g8. I , XXIV.   Xir. Boek. HISTORIE. §9 over den voorfpoed van zijnen buurman, zou getracht hebben deszelfs landen, doof het doen invloeijen van 't zeewater, te bederven en vernielen, zonder te bedenken, dat hij te gelijk zich zeiven en zijn land in een baarbiijkelijk gevaar bragt, of in zeker handvest, door Graaf Willem den VI aan die van Wieldrecht gegeven, om, wanneer zij met overtollig water gekweld werden, eene zekere zijl, buiten kennisfe van Dijkgraaf en Heemraaden, te mogen openen, en welke zijl of watergang men wil, dat, bij gelegenheid van dezen hoogen vloed, niet behoorlijk zou zijn gefloten geweest. Zeker is 't, dat het zeewater op meer dan ééne plaats ingebroken zij, en dat derhalven de onachtzaamheid omtrent het fluiten van die éène zijl niet als de oorzaak van deze geweldige overflroominge behoore befchouwd te worden. Een aantal dorpen, misfchien wel tweeënzeventig, zijn toen in de nabuurfchap van Dordrecht en elders ondergevloeid, doch zestien daar van geheelenal door de wateren verzwolgen, terwijl de overige, vroeger of later, het hoofd weder boven water ftaken. Indien deze bezoeking waarlijk aanleidinge aan de Friezen gegeven heeft, om een einde van de langduurige partijfchappen tusfchen de Schieringers en Vetkoopers te maken, gelijk één van hunne Gefcbiedfchrijvers aanmerkt; ware het te wenfchen, dat dezelfde watersnood toen ook het twistvuur in Holland en elders uitgebluscht hadde. Dan, geen geweldige ftormwind, geen landverV/oeflende watervloed, geen vernielende pest, y/elkc. Den 20 Febr. Peat. [422.  fo VADERLANDS CUE XII. Boek. Clpcestr.i «n 'Vakobï komen in Henegouwen. I4H- Jan va» Beijeren fterft, «len 6 Januarij van Hourjri.ndieflelt zich in de ie geeringe dezer Landen; doch laa* den Graaf lijken tite aan Jan vai Brabant. welke bier en daar honderden menfehen naar 't graf fleepce, geen gegronde bekommering voor buitehlandsch geweld; die alles was niet in ftaat, om de harten der Landzaaten tot bedaarde eensgezindheid te bewegen, en den Vorftcn gevoelens van vrede imeboezemen. De Hertog van Glocester en Vrouw jakoba, eenigen onderftand in Engeland bekomen hebbende, llaken naar Calais over," en trokken, met de Engelfche krijgsbenden, voort naar Henegouwen, en tot binnen Bergen. Schielijk kwam alles in beweginge. Jah van Beijeren zag de tijdinge van Glocesters komile met bekommeringe aan, en fcheen zich in een' ftaat van tegenweer te willen ftellen. Doch zijn dood, weinige maanden later voorgevallen, en aan vergif toegefchreven, maakte een einde van zijn woelziek leven. Indien de Graavin Weduwe van Holland deel aan zijn' geweldigen dood gehad heeft, gelijk haar naarging, won 'er echter haare dochter niets bij, welke noch andere vijanden, behalven hem , hier te Lande aantrof. Onder dezen was Filips, Hertog van Bourgondie, wel de voornaamfte. De wijze, waar op hij voorhenen den zoen tusfchen Vróuwe Jakoba en Jan van Beijeren bewerkte, en zijne onderhandelingen met den laatften, toonden genoeg, hoe gaarne • hij aan 't bezit dezer Landen komen wilde. ; Met geen ander oogmerk zocht hij 't huwelijk van Jakoba met Glocester te verhinderen en wetteloos te doen verklaren. De dood van Jan van Beijeren begunftigde zijnen toe^  XII. Boek. HISTORIÉ. 6i leg. Aariftonds nam hij den titel van Rn waard dezer Landen aan, maar begreep, datd Graaflijke naam tdekwam aan Jan, Hertoc van Brabant. Deze fpoedde zich hervvaardl en werdt door de Edelen en Steden, die : met Jan van Beijeren gehouden hadden, al Graaf gehuldigd. Zoo dra hij 'sLands voói rechten' en handvesten bevestigd hadt, e ook beloofd, geen ampten aan vreemdelin gen te zullen geven, en niet te munten dan me toeflemmingë van zijnen Raad en der Steden keerde hij weder naar Brabant, latende hie Jakob van Gaasbeek als Stedehouder ove Holland. Nu verfchijnt Filips van Bourgon die, en wordt in verfcheiden Llollandfchi fteden voor Ruwaard aangenomen. T wa eene looze trek, dat hij Jan van Braban vooraan plaatrte, en hem den Graaflijken eer naam liet. Voor Filips was 't genoeg, da hij, onder een' minderen titel, alles naai willekeur zou bellieren, en Jakoba met haaren echtgenoot buiten alle 'bewind in Holland houden. Het ongenoegen tusfchen de Hertogen van Glocester en Bourgondie brakal fpoedig uit, in zoo verre, dat zij eikanderen tot een lijfgevecht uitdaagden, 't gé ne echter achterbleef, op uitfpraak van fan, Hertog van Bedford, broeder van G.ocester* en zwager van Bourgondie. De Hertog, wnftonds tegenftand vindende, Zoo aan de zijde van Filips, als van de Brabander;, met weiken hij echter een beftand trof, en mogelijk befpeurende, dat zij-1 ne tegenwoordigheid in Engeland noodig was, begaf zich derwaards, en liet zijne gema* z s » E 5 1 t T r r Twist tusfchen ■i"'l'jcestec en Bour* gontlie. Gloces". :er trekt ;eland."  VADERLANDSCHE XII. Boek. Vrouw Jakoba blijft in Henegouwen. Bergen bedreigd. Jakoba aan Filip! van Bourgondiegeleverd , 13 Junij 14*5' Zij ontvlucht ui Gent, en trekt uaa Gouda. Zij verdedigtzieh uiac lijk. tnaalinne Jakoba te Bergen in Henegouwen, zich verlatende op de goede trouwe der ingezetenen, die met èede beloofden, goed en bloed voor haar te willen wagen. Dat Glocester zich door de Bergenaars liet verIchalken, is minder te verwonderen, dan dat jakoba, die fchrander was en de geileldheid van zaaken in de Nederlanden kende, tot een befluit kwam, om, zonder Glocester, in Henegouwen te blijven. Naauwlijks was de Hertog verreisd, of de Brabanders fchonden 't heiland, drongen in 't llenegouwfche, en dreigden Bergen met een beleg, indien 't zich nier onderwierp, en Jakoba overleverde aan Hertog Filips, onder Wiens bewaringe zij zou moeten blijven, tot dat 'er over de wettigheid van haar huwelijk -met Glocester, door den Paus, uitfpraak gedaan was. Jakoba fmeekte haaren echtgenoot om fpoedigen bij (land; doch eer die kwam, werdt zij den Hertoge van Bourgondie in handen gefteld, door hem naar Gent gevoerd, en hier omtrent drie maanden bewaard. Zich in mansgewaad verfleken hebbende, vondt Zij middel, om te paarde naar t Antwerpen te ontvluchten; hier verwisfelde .zij van kleederen, maakte allen fpoed, en trok door Woudrichem , Oudewater en Schoonhoven, naar Gouda; in alle welke fteden zij haare vrienden hadt, en voor Graavinne erkend werdt. De gelukkige uitkomst van dezë manmoedige onderneminge deedt Jakoba op grooteren voorfpoed hopen. Terwijl zij wachtte op den beloofden onderftand "uit Engeland, bleef zij niet zorgeloos; senooft-  XIL Boek. HISTORIE. 63 Schoonhoven werdt voor haar dapperlijk verdedigd; Gouda dekte zij van den eenen kanc door het doen doorfteken van den IJsfeldijk; met de Stichtfchen floot zij een verbond tegen den naderenden vijand; en in een gevecht, bij Alfen voorgevallen, behaalde zij de overwinninge.. Hier door rees de moed der Graavinne, en noch meer, toen 'ei- tijding kwam, dat de Hertog van Glocester, die echter zelf in Engeland bleef, eene vloot Uitgerust hadt, met een voornemen, om eene landinge in Zeeland te doen. De Hoekfche Edelen begunftigden dien toeleg, en yereenigden zich met de Engelfchen, die in x eiland Schouwen voet aan land zetteden. Hertog Filips kwam ook derwaards; en eerlang viel 'er, nabij Brouwershaven, een hardnekkig gevecht voor, waar in de Hoekfchen en Engelfchen de nederlaag kregen. Filwater, door Glocester tot zijne Stedehou' der over Holland en Zeeland .aano-efteld ontvluchtte te naauwer nood, veele voornaame Engelfchen en eenige Zeeuwfche Edelen heten 'er 't leven, of vielen in 'svijands handen. Onaangezien 't mislukken van dezen aanflag, hadt Jakoba moeds genoeg, om dieper m Holland te dringen, en 't beleg voor Haarlem te liaan. De Kennemers, nu onvergenoegd op Hertog Filips wegens de nieuwe lasten, hun ter betalinge van 't vreemdkrijgsvolk opgelegd, kozen de zijde van takoba, en trokken in grooten getalenaar die ftad. De aankomst van de Vlaamingen vereenigd met veele Kabbeljaauwfche poorters Krijgt _ hulpe uit Engeland, Slag by Brouwershaven, dea 13 Jan. 1426". Jakob» jelegercHaarlem.  «4 VADERLANDSCHE XÏI. Boek," Slag bij Allen.. Verdere irijgsver rigtingeri Filips Tan Uou] gondie Icomt in Holland. ters van fommige Hol'atidfche fteden , noodzaakte Jakoba tot het opbreken van 't beleg, èn om den vijand tegen te trekken. Na ij Alfen werdt men handgemeen, en jakoba' hieldt de overhand. Van de KabbeljaawA iche zlide fneuveldeh 'er zeer veélen', of werden gevangeh genomen, van welken jakoba forhmigen, als muirelingen, deedt ter dood brengen. De Kennémers liepen, kou daarna, een groot deel van Holland af, bemagtigden verfcheiden floten ,der Kabbeljaauwfchen, maakten zich meeftér van Monnikendam en Enkhuizen, en zochten Purmerende, Medenblik èn Hoorn ook in' handen te krijgen ; doch voor de laatfte fta.i itieten zij 'f. hoofd. De Hoornfchen, geholpen door 'c volk, 't gene de Hertog van Bourgondie hun te water toegezonden hadt, deeden eenen uitval tegen de belegeraars. 'Er viel een bloedig gevecht voor, ten nadèele van de Kennemers, die verflagen en op de vlucht gejaagd werden: 't gene ten gevolge hadt, dat Jakoba de wijk haaf Gouda ham. . Hertog Filips, zich aan 't hoofd van een 'aanzienlijk leger van Vlaamfche en anderè uitheemfche knechten geplaatst hebbende, en de Hollandfche fteden doortrekkende, werdt alomme met opene armen ontfangen. Onder Voorwendfel, dat hij de fteden wildé beveiligen tegen den moedwil der Hoekfchen, d;e noch onlangs, de burgers van Enkhuizen wreedelijk mishandeld hadden, deedt hij verfcheiden fteden vreemde bëzettinge innemen. Dit mishaagde aan de doorzichsigfte Landzaaten, gelijk ook het opwerpen van  Xïl. Boek. HISTORIE. 65 van eene derkte te Hoorn* en de wijze, waar op hij de Kennemers ilrafce. De voorwaarden der verzoeninge waren zeer hard: alle hunne handvesten en vrijheden werden verbeurd verklaard; zij moeiten alle Graaflijke tollen betalen; zekere penningen , door hen gefchoten, werden ten behoeve der Graaflijkheid verbeurd geoordeeld ; zij mogten voortaan geen dagvaarten houden, noch eenige wapenen voeren, behalven flechte broodmesfen zonder punten; de poorten, muu. ren en vestingen van Alkmaar moeflen geflecht worden ; deze dad moest een open dorp blijven , en fommige verwoede floten herdellen; de Kennemers werden verplicht * om gezamenlijk , binnen zes maanden , de boete van één honderd drieëntwintig duizend en drie honderd kroonen optebrengen; waar bij kwam eene altoosduurende boete van vier grooten 's jaars voor. elke kaarddede; en de Hertog behieldt aan zich de keur van tien perfoonen, om met dezelven zijnen wille te doen. Aan zulke en meer andere drukkende voorwaarden moeden zich de Kennemers thans onderwerpen, wilden zij geen grooter onheil van Hertog Filips te wachten hebben. Na dien tijd fcheen alles zich te vereéni- 2 gen, om den val van Vrouwe Jakoba te ver-gee naasten. Zevenbergen, welke dad aan haa^ ren vriend, Gerrit van Strijen, toebehoorde, werdt door Filips belegerd en overmeesterd. Haar huwelijk met Jan van Brabant werdt door den Paus wettig, en dat met Glocester wetteloos verklaard. Won zij iet door den bI ii. DtE/,. E " doodih Hij Be. handelt dej Kennemers zeer hard. eveti- rgen ia* lunisuj 1(1 var. tbarrs  66 VADERLAND SC HE XII. Boek. 'Glocei- ter verlaat Vrouwe Jakoba. Haar verlies ter zee. Gouda met een beleg bedreigd. Zoen tnS' fchcn Hertog Filips ei Jaltoba, den 3 Ju lij n I428. Inhoud daar van. dood van' den eerden, den zeventienden van grasmaand 's jaars 1427 voorgevallen , zij verloor veel meer door 't gedrag van den laatftert, die zijn huwelijk met haar als verbroken aanmerkte , en , na verloop van ecnigen' tijd , in echt tradt met Eleonoor Cobham. Hier bij kwam, dat haare vloot, over welke Willem van Brederode 't bewind voerde, bij 'teiland Wieringen deerlijk geflagen en bijna vernield wierde. Noch erger was 't befluit van Hertog Filips, om 't beleg voor Gouda te daan. jakoba bevondt zich binnen die dad , zag geen kans om onderdand te bekomen, en kon noch durfde 't beleg afwachten ; zij bedoot derhalven , met Hertog FilipS in onderhandelinge te treden, en zich met hem te verzoenen. Wie den heerschzuchtigen aart van Filipsen dén vernederden daat van Jakoba in aanmerkinge neemt, kan vooruitzien, dat de • voorwaarden van dien zoen ten nadeele der laatfle zullen uitloopen. Deze waren de voornaamde punten. Vooreerst, Jakoba zou ' berusten in de Pauslijke uitfpraak over de wettigheid van haar huwelijk met Hertog Jan van Brabant. Deze was, 't is waars reeds overleden; doch de Paus hadt te gelijk haar huwelijk met den Hertog van Glocester onwettig verklaard, en 't fcheen voor Filips van eenig belang, dat Jakoba ook in dit deel der Pauslijke uitfpraak genoegen nam. Ten anderen , Filips zou Jakoba erkennen voor Graavinne van Henegouwen, Holland, Zeeland en Friesland, en zij hem voor Ruwaard en Oir, of Erfgenaam van die  XII. Boek. HISTORIE. 6? die Landen; zij beiden zouden, in die hoedanigheid, op nieuws door de Edelen en Steden ingehuldigd worden, gelijk eerlang in Holland en Zeeland gefchiedde; Filips zou de Landen regeeren, tot dat Jakoba zich, mee toeftemminge van hem, haare moeder en van de drie Staaten der gemelde Landen, in huwelijk begaf; indien zij, zonder deze toeftemminge, trouwde, ontiloeg zij, ten behoeve van Filips , de onderzaaten van alie gehoorzaamheid. Zou de Hertog wel onbepaalde toeftemminge aan eenig huwelijk der Graavinne geven? zou hij de Edelen en Steden van alle deze Landen, en de Geestelijkheid in Henegouwen, Zeeland en Friesland, niet kunnen belezen, om in dit ftuk eensge> voelende met hem te denken? De uitkomst toonde , hoe bedenkelijk dit punt van den zoen voor Jakoba wierde. Ten derden, de regeering van Holland , Zeeland en Friesland zou aan negen Raaden toevertrouwd worden, van welken 'er Jakoba drie aanftellen zou, maar Filips de zes overigen, drie uit de gemelde, en drie uit zijne andere Landen. Filips bleef dus meester in den Raad en matigde zich een recht aan, ftrijdio- met oude voorrechten en handvesten , om ook vreemdelingen in ,'s Lands beftier te fteilen. Aan deze negen Raaden, weinige weken later aangefteld, doch alleenlijk tot 's H.-rtoes wederzeggen toe, werdt in Jast gege\en, öo alle voorkomende zaaken te letten, verfcheiden amptenaars uit 's Hertogen naam aan en altehcUen, derzelver rekeningen te hooren, m alle ftukken recht en befcheid te doen, E 2 en  68 VADERLANDSCHE Xlf, Bo«, en 't kwaad naar behooren te {treffen. Zaa* ken, betreffende 's Hertogen en der Landen erfachtigheid , de renten en inkomflen vati "(akoba , het géven en bevestigen van voor-' rechten, 't verkenen van geestelijke giften, en zulke ampten , in welken geen ontfang van penningen plaats hadt, werden van 't bewind dézer Raaden uitgezonderd. Deze zelve Raad , waar van de Stadhouder over "Holland en Zeeland het hoofd werdt, was kort van duur, en moet, gelijk door veelen gefchied is, niet verward worden met de Re/ kenkamer van Holland, of met het bekende Gerechts-Hof van Holland en Zeeland. Tcit vierden, een gedeelte der Beden en andere Graaflijke inkomflen zouden tusfchen Filips en Jakoba verdeeld worden. Zij kreeg 'er echter niet veel meer van , dan zij tot haar onderhoud noodig hadt. Ten vïjfdèn, de leenen der Graaflijkheid moeflen van Jakoba verheven worden, doch de leenmannen zouden gehouden zijn , ook den Hertoge getrouwheid te zweren. Ten zesden, 't gefchil over de nalaten fchap van Hertog Jan van Beijeren, te weten de Heerlijkheden van Voorne, Woerden en Gooiland, en eenige andere bezittingen , op welke Filips en Jakoba oordeelden billijke aanfpraak te kunnen maken, zou aan de beflisfinge van goede mannen verbleven worden. Ten zevenden, de wederzijdfehe ballingen mogten in 't Land en tot hunne bezittingen wederkeeren, doch Zevenbergen zou in 's Hertogen magt blijven; de gevangenen moeiten geflaakt en de gepleegde vijandlijkheden , weinige uitge- zon-  XII. Boek. HISTORIE. 6> zonderd , vereffend gerekend worden; doe zij, die fchuldig Honden aan den geweld: gen dood van Jan van Beijeren, bleven bui ten den zoen gefloten. Ten achtften , d Hertog van Gelder en de Bisfchop va Utrecht, indien de laatfle zulks begeerde werden in dezen zoen begrepen. Eindelijk de een zou den anderen geen verwijt moge doen over zaaken, betreffenoe deze verzoen de veete van Hoeksch en Kabbeljaauwsch onder bedreiginge van geilraft te zullen woi den, ten voorbedde van anderen. Door dit aanmerkelijk verdrag bevond Vrouw jakoba zich ontzet van de regeerin^ dezer Landen, met behoud van den Graaflij ken eernaam en onder 't genot van fpaarzaa me inkomflen; terwijl Hertog hilips, doo dezen zoen, ten laatflen zijn heerschzuchth doelwit bereikte. Weinige maanden verliepen'er, of Filip; floot een befland met den Utrechtfchen Bisfchop , Rudolf van Diepholt. Deze was reeds in 'tjaar 1423, in plaatfe van Fredrik van Blankenheim , door de Geestelijkheid tot Bisfchop verkoren ; doch de Paus weigerde hem te bevestigen. Eerlang werdt Zweder van Kuilenburg, op welbehagen van den Paus, door die van Utrecht als Bisfchnp erkend; Rudolf behieldt echter in 't Sticht zijnen aanhang. Dit veroorzaakte groote verwarringe. Zweder kreeg de overhand, en deedt, in 't jaar 1425, zijne intrede binnen Utrecht. Zijn onfluimig gedrag bragt hem fchielijk in den haat. Het weekelijks bannen en vervloeken van zijn' mededinger E 3 RÜ- 11 n > * 1 c Beftanrl en vrede met den Bisfchop van Utrecht.  ?o VADERLAND SC HE XII. Boek. Rudolf, de moord van den Burgemeester Proeijs, de verbindtenis met de Kabbeljaauwfchen in Holland, en meer foortgelijke daaden, gaven aan Jan van Renesfe en anderen gepaste aahleidinge , om Zweder uit den Bisfchoplijken zetel te ligten , en Pvudolf, als Ruwaard en Befchermer van 't Bisdom, wederom op denzelven te plaatfen, gelijk in 't jaar 1426 gebeurde. Gelijk Zweder de zijde van Hertog Filips en der Kabbeljaauwfchen gehouden hadt, en zich uit dien hoofde naar Dordrecht begaf, waar hij zijn leven eindigde, zoo verbondt zich Rudolf met Vrouwe Jakoba en de Hoekfchen, en haalde zich den haat van Hertog Filips op den hals, die alles beproefde, om Rudolf te benaauwen. Men floot echter, eerst in den winter 's jaars 14*8, en bij vernieuwinge, een befland, en eindelijk den twaalfden van louwmaand des jaars 1430 te Brugge den vrede, onder welks voorwaarden ook de volgende waren:Rudolf, Utrecht en de verdere Stichtfche Steden zouden, indien 'er eenige partijfchappen in 's Hertogen landen mogten oprijzen , ahijd de zijde kiezen , welke de Hertog zelf houden zal; de Bisfchop en Stedelijke Overheden moesten den Hertoge buiten Utrecht ontmoeten , knielende om vergiffenis fmeeken , hem flaatelijk inhalen, en gedogen , dat zijne banier, geduurende drie dagen , op de poorten van Utrecht, Amersfoort en Rhenen gefield wierde; geen ballingen of voortvluchtigen 'uit Holland, Zeeland en Friesland, zouden zich met de woon in 't Sticht mogen nederflaan, dan onder  XII. Boek. HISTORIE. 71 der veele bepalingen ; Bunfchoten zou aat \ Sticht blijven, doch door iemand , wier de Hertog verkoos, geregeerd worden, toi dat het gefchil tusfchen Zweder van Kuilenburg, Bisfchop van Utredit, en Rudolf van Diepholt vereffend was. Indien wij alle de verrichtingen van Her tog Filips van Bouigoncïïe, tot hier toe opgegeven , met opmerkzaamheid naargaan , zien wij, hoe zijn gezag, van Itap tot Hap, aangroeide. Hier toe werkte , nu en in 't vervolg, niet weinig mede de vermeerdering van zijne erflanden : want, behalven Bourgondie , Vlaanderen en Artois, kwam hij, omtrent dezen tijd, in 't bezit van Namen, Brabant, Limburg en Luxemburg. Zijn huwelijk met eene dochter des Konings van Portugal vermeerderde zijn aanzien, en fcheen hem aanleidinge te geven, om, naar 't voor beeld der Koningen , de Ridderorde van 't Gulden Vlies inceftellen. Zoo dra Filips, door den zoen met Jakoba, de handen ruimer kreeg, zocht hij de genegenheid der Hollanderen en Zeeuwen meer te winnen, ook door 't voorftaan van hunnen koophandel en visfcherije. Hij begreep te recht , dat, hoe meer deze bronnen van welvaart door een' Vorst gadegeflagen worden , niet alleen de bloeij van de Landen, waar over hij 't gebied voert, maar ook zijn eigen vermogen grooter wordt. Behoeftige Landzaaten begeven zich fpoediger in een' ftaat van afhangelijkheid en onder een willekeurig beftier , maar eene bloeijende Burgerftaat is meer gefchikt, om het aanzien E 4 der 1 ! Vermeerdering van 's Heitor;; erf. lai.deu. 14=9- cn 1430. Ridder Orde van 't G tildes Vlies.  7% VADERLANDSCHE XII. Boek. i Vrije liandel o Engeland vergund I Julij. I428. Haring'risfcherij . üitjebreiderkoophaadel. Uitvinding d' Drukkunst. der Vorften, zoo wel buiten als binnen de grenzen van hun bewind, te bevestigen en uitcebreiden. Aan den invloed van Hertog Filips zullen | de Hollandfche en Zeeuwfche kooplieden ' het te danken gehad hebben , dat Koning Henrik de VI, of zijn Raad, hun den vrijen handel op Engeland, gelijk van ouds, bij opene brieven toeftondt. Deze vergunning was ook van groot belang voor de haring■ visfcherije, om dat de haring onlangs meest naar de Vlaamfche en Engelfche kusten geweken was. De haringvisfcherij werdt, vooral omtrent dezen tijd, door de onzen met kracht •voortgezet, en naderhand zoo uitgebreid, dat zij ontelbaare handen aan 't werk en monden aan den kost holp, en den naam van de groote visfcherije verdiende. De Nederlanders bepaalden zich echter hier bij niet alleenlijk , maar zetteden den koophandel in 't noorden en langs de oostzee gelukkiglijk voort: waar toe de langduurige oorlog der Holfteinfche en Pomerfche zeefteden met Koning Erik van Denemarken , en vooral 't verbond der Hanze-fteden in 'tjaar 1418, hun den weg gebaand hadden. Gelijk de koophandel den rijkdom dezer r Landen vermeerderde , zoo deedt de eerfte uitvinding der Drukkunst geen geringe eere aan ons Vaderland, eene eere, te vergeefs aan 't zelve hetwist door die van Mentz, Straatsburg en Antwerpen. Deze kunst, 't is waar, werdt te Mentz en elders, binnen weinige jaaren , tot een' aanmerkelijken trap van meerdere volmaaktheid gebragt, doch 1 egrippen aan hem verfchuldigd was. Naauwlijks begon men hier de aangenaame 'ruchten der herftelde ruste te fmaken , of le Hollanders en Zeeuwen werden door Herog Filips in den oorlog tegen de Gentenaars :n anderen ingewikkeld. De Hertog vondt goed nieuwe belastingen )p eenige eetwaaren in Vlaanderen te legden, welke die van Gent weigerden te betalen. Wel begrijpende, hoe Filips dit zou opnemen , begonnen zij zich te wapenen, en van fommige plaatfen langs de Schelde meester te maken. Ook floegen zij 't beleg voor Oudenaarde , doch werden genoodzaakt hetzelve optebreken. Jan van Nasfau en Henrik van Borsfele verzamelden omtrent drie duizend man, meest Hollanders en Zeeuwen. Dit volk viel in Vlaanderen, en behaalde, in 't gevecht bij Rupelmonde, eene volkomene overwinninge op de Gentenaars. Den volgenden dag, kwam de Stadhouder Jan van Lannoij, vergezeld van verfcheiden Hollandfche en Zeeuwfche Edelen, uit  XIII. Boek. HISTORIE 95 uit de Huizen van Wasfenaer, Heemftede. Brederode, Borsfele, Boetzelaer, Haefter en andere, met nieuwe manfchap, om der Hertoge tegen de Gentenaars hulpe te bieden Filips was hier mede zoo in zijn' fchik, dai hij, twee dagen later, te Dendermonde, der Hollanderen en Zeeuwen een aantal voor rechten verleende, of bekrachtigde. Hij be loofde den Lande, in geval van oorlog oi overllroominge, ontheffinge van de reeds in gewilligde tienjaarige bede. Ook bevestigde hij den Landzaaten 't oude voorrecht, var niet buiten hunne landpalen terechtgefteld te konnen worden, doch onder zulke bepalingen, die dit groote voorrecht niet weinig var zijne kracht deeden verliezen. Noch gaf de Hertog zijn woord , dat hij voortaan geer brieven of bevelfchriften zou verleenen, ftrijdig met de voorrechten,rechten en vrijheder der lieden, gelijk hij erkende weleer gedaan te hebben. Daarenboven bevestigde hij alle Welgeborenen, die krijgsdienflen fchuldig waren, en alle hooge Heerlijkheden in de alou. de vrijheid van de Graaflijke beden. De Dollanders en Zeeuwen, door deze gunstbewijzen aangemoedigd, lieten voortaan niets onbeproefd, om het belang van Filips tegen de Gentenaars te behartigen, tot dat eindelijk, na geduurige gevechten en ongehoorde verwoestingen, die van Gent zich met den Hertoge, op de voorwaarden, die hij hun den denigften van hooijmaand 's jaars 1453 voorfchreef, plegtiglijk verzoenden. Na deze bevrediginge , keerden de Hollanders en Zeeuwen naar huis, zonder echter lang in rus- van de Hollanders en Zeeuwen. Voorrechten,hun ter ' beloonia. ge ge" , lchonksa. Die van Gent verzoenenzich met Filips. H53-<  j>e> VAD E R L A ND S C HE XIII. Boek. fee Ne- derlanders worden ingewikkeldin den oorlog tusfchen Frankrijk en Engeland. Twist over d1 verkiezinge val ruste te blijven. Zoo dra Hertog Filips de handen wat ruimer kreeg, dak hij zich wederom in de Engelfche en Franfche zaaken, en onze Landsluiden werden 'er ook in getrokken. Wanneer Karei de VII in 't jaar 1453 de ftad Bourdeaux aan de magt der Engelfchen andermaal poogde te ontrukken, ftevende eene vloot van Hollandfche en Zeeuwfche fchepen derwaards, om 't beleg te onderfteunen. De onderneming gelukte, en de ftad moest zich aan de Franfchen opgeven. De Engelfche bezetting kreeg vrijheid, om naar Engeland te keeren, en onze vloot kwam noch voor den winter t'huis. Van alle deze hachelijke ondernemingen, ten gevalle van Filips, hadt men in Holland en Zeeland weinig of geen nut. De roem van heldhaftigheid , hoe begeerlijk anders voor een vrijheidminnend volk , kan niet alleen deszelfs geluk op den duur volmaken; en de voordeden, die nu aan fommige Edelen door Hertog Filips toegevoegd werden, ftrekten zich noch veel minder uit tot alle de Landzaaten, dan tot den gantfehen Adel. De drie Heeren van Haamftede, Zeeuwfche Edelen, afdammende uit een' natuurlijken zoon van Graave Floris den V, en van welk genacht noch afftainmelingen leven, ondervonden in 't jaar 1454, dat's Hertogen zoon Karei, Graaf van Charolois, weinig dacht aan de dienften, ook door de Zeeuwfche Edelen aan zijnen vader bewezen. Hadden zich de Graaven van Holland fterk 'bemoeid met de verkiezinge der Utrechtfche 1 Bisfchoppen, nooit echter ging iemand zoo verre,  Xlir. BoïK. HISTORIE. 9; verre, als Hertog Filips omtrent dezen tijd Na den dood van Rudolf van Diepholt, op denvierentwintigffen van lentemaand des jaars H55 voorgevallen , kwam de Hertog van Gelder , Arnoud van Egmond , in perfoon te Utrecht, en verzocht de Geestelijkheid, dat zij de Bisfchoplijke waardigheid wilde opdragen aan Hertog Steven van Beijeren. Hertog Filips hadc reeds voorlang toeleg gemaakt , om zijn' natuurlijken zoon, David van Bourgondie, van den Bisfchoplijken ze' tel te Terouanne in Artois te verplaatfen op dien van 't Sticht, en zondt nu, tot dat einde, Graaf jan van Nasfau naar Utrecht af. Zij misten echter beiden hun oogmerk. Voor Bourgondie ftemde niemand der Kanonniken, voor Beijeren twee , alle de overigen verkozen den Domproost Gijsbrecht van Brederode, met wien alle de Stichtfche Edelen vermaagfchapt waren. De Kabbeljaauwfchen in Holland morden, over deze keuze , en fchenen bekommerd te zijn, dat de Bisfchop misfchien zijnen broeder Reinoud van Brederode, het hoofd der Hoekfchen, de behulpzaame hand zou bieden , om 't Graaffchnp van Holland in zijn gedacht overtebrengen. Bisfchop Gijsbrecht werdt, op zijn verzoek, door Keizer Fredrik den III bevestigd in 't weereldlijke gebied over 't Sticht, doch bij den Paus Haagde hij zoo gelukkig niet. Het Gezantfchap werdt vriendlijk en 't gefchenk van vier duizend dukaaten gaarne ontfangen, maar de begeerde bevestiging van de verkiezinge bleef achter. Hertog Filips was 'er de oor aak van. Hij zondt den Bisfchop * II Deel. G van een' uienwen Bisfchop t» Utrecht. G. van Bredeioile wordt Bisfchop. Filips erkt t«» » du-  -t/8 VADERLAND SC HE XIII. B02K. «tlfs be-1 vestiginge , door den 1 Paus. 1 Ï7 Sept. H5S- Hij plaatst zijnen bastaardzoon , David va» Bourgon die, mei geweld 05 den Bis fchoplijken zetel 'an Atrecht naar Roomea, zekerlijk niet: net ledige handen; liet den Paus voorhouten, dat Brederode, die in den krijg tegen ie Gentenaars geweest was, den Bisfchoplijten zetel niet welvoegelijk beklimmen kon; ;n verzocht, dat David van Bourgondie met het Bisdom van Utrecht mogte befchonken worden. Het verzoek van Hertog Filips, met rijke giften aangedrongen, klonk zoo derk, dat'er de Paus gehoor aan gaf. Doch eer men in 't Sticht kennis van 't Roomfche beiluit kreeg, befloten de Geestelijkheid, Ridderfchap en Steden eenpaariglijk, den verkorenen Bisfchop van Brederode , bij voorraad, en tot dat hij van den Paus bevestigd zou zijn, tot Voogd en Befchermer desLandfchaps aanteitellen. Filips kwam, omtrent twee maanden later, naar Holland, met een oogmerk, om in 't volgende voorjaar heirvaart te befchrijven, en David van Bourgondie met geweld in 't Stichtfche Bisdom intevoeren. Onder 't voorwendfel, dat hij door deze bevorderinge de geduurige oneenighe. den tusfchen Holland en Utrecht wilde wegnemen en voorkomen, verborg hij zijn waar oogmerk, 't welke was, het Sticht mede aan zijne heerfchappije te onderwerpen, doch 't gene hij, zoo weinig als zijne voorgangers, kon bereiken, en eerst ten tijde van Keizer Karei den V gelukt is. Gijsbrecht van Brederode kreeg aanitonds de handen vol werks, zoo door de geweldige onlusten binnen Utrecht, welke hij met wijs beleid en kloekmoedigheid wist te dempen , als door den gevreesden aanval van Hertog Filips. Men ge-  XIII. Boek. HI STORIE* oo gebruikte alle mogelijke maatregelen , om Utrecht in een' behoorlijken ftaat van tegenweer te ftellen , doch men poogde Hertog Filips ten zelfden tijde te bewegen, dat hij van zijn voornemen zou afzien , en 't Bisdom aan Gijsbrecht van Brederode laten komen. Tot dat einde was Reinoud van Brederode, zijn broeder, naar den Haage gereisd, niet zonder groot gevaar. De Hertog van Kleef en de Bisfchop van Luik wendden ook hunne moeite daar toe aan. Alle hunne voorflagen vonden geen ingang, te minder, om dat die van Amersfoort en Rheenen zich voor David van Bourgondie verklaarden, en ook met de daad Hollandfche bezettinge, onder opzicht van Adriaan van Borsfele derwaards gezonden , innamen. Eerlang werdt David van Bourgondie in beide deze fteden plegtiglijk als Bisfchop gehuldigd. De Hertog 'kwam, in hooijmaand.des jaars 1456 naar Leijden, de verzamelplaats'der befchrevene manfchap; trok door Woerden op IJsfelftein; kreeg hier toevoer van gewapend volk uit Brabant, Vlaanderen, Artois en Henegouwen; en maakte zich gereed, om 't beleg voor Utrecht te liaan. De tijding hier van vervulde de ftad met fchrik, en bewoog Bisfchop Gijsbrecht, om , onder behoud van zekere voordeden , het Bisdom aan David van Bourgondie afteftaan. Deze begaf zich, met zijn' vader, aanftonds naar Utrecht, en werdc alomme in 't Sticht, behalven te Deventer, voor Bisfchop erkend: waar toe echter ook die ftad, na een beleg van vier weeken, door Hertog Filips genoodzaakt werdt. Hec G 2 ge-  ïoo VADERLANDSCHE XIII. Boek. Filips zoekt ne gebied, over Frieshnc te beko men. Den i Junij I456. gebeurde te Utrecht doet ons zien, dat Hertog Filips, zonder te letten oprecht en billijkheid, alles naar zijnen zin wilde dwingen. Hij zelf begreep wel, dat de verheffing van een' bastaard tot Bisfchop bij veelen eenig opzien baren zou , maar hij verbondt zich te zullen bewerken, dat zijn zoon David door den Paus zou gewettigd en van de fmet zijner geboorte,ontheven worden, met verklaringe, dat dit geval, in vervolg van tijd, geen nadeel doen zou aan de rechten der Utrechtfche kerke. De Hertog dacht beter aün deze belofte , dan Bisfchop David aan zijnen eed en plicht, waar van hij niet veel nagekomen is. Getuigen hier van waren zijne befcherming der Utrechtfche ballingen , en de openbaare vijandlijkheden tegen de ftad Utrecht, die voortduurden tot den vierentwintigften van zomermaand 1458, wanneer, door bemiddelinge van Anthonij van Bourgondie, Davids broeder, en validen Stadhouder jan van Lannoij , de vrede getroffen en de Bisfchop in zijne waardigheid te Utrechz bevestigd werdt. Minder gelukkig flaagde Hertog Filips in c zijne pogingen , om de Friezen aan zich te onderwerpen. Eenige misnoegde Friezen, . die zich in Holland ophielden, waren gezind, om dien toeleg te onderfteunen, en de onderlinge tweefpalt in Friesland fcheen denzelven uitvoerelijk te maken. Filips zoekt door vleijende beloften en beangftigende bedrei1 gingen tot zijn oogmerk te komen. De Friezen zonden eenige gemagtigden naar Haar. lem, tot het bijwonen der dagvaart, met be. lof-  XIII. Boek. HISTORIE. ioi lüfte, dat zij 'zich gedragen zouden aan al les, wat hunne afgezanten aldaar met Hertoj Filips, zijnen hoogen Raad en de Steden vai Holland mogten goedvinden. Niettemin ver bonden die van Oostergo, Westergo en Ze venwouden zich, om te waken tegen alh vreemde aanvallers van hunnen vrede en vrij heid, en malkanderen frij ende Freesck mij lijf ende mijt gued te befchermen. Uit welki verbindtenisfe blijkt, dat de Friezen nocl geen zin hadden, om zich den Hollandfchei Graave te onderwerpen; en hunne onderhan deling met Keizer Fredrik den III bevestig dit nader. De Keizer vorderde , in 't jaar 1457, d< jaarlijkfche fchattinge, met de achteritallen, welke de Friezen, naar zijn oordeel, aan' Rijk fchuldig waren. Zij befloten tot he opbrengen van die fchattinge , doch ondei deze voorwaarden: dat de Keizer den Hertoge van Bourgondie zou verbieden, de heerfchap pije over Oostergo en Westergo zich aantematigen, of iet te ondernemen tegen deze Landen van de Keizerlijke Majesteit en van 't Roomfche Rijk; dat hij de Friezen verbinde, geen anderen Heer te erkennen, dan den Keizer; dat door hem vernieuwd, bevestigd, goedgekeurd en den Friezen van nieuws gegeven worden alle de punten der voorrechten, hun door de Keizers Karei en Sigismond gefchonken, met herroepinge van alle daar tegen ftrijdende brieven en handelingen der Hertogen Albrecht en Jan van Beijeren; dat de Keizer den Friezen van Oostergo en der fiede Groningen gebiede, dat de verdeeling, G 3 wel' r > I . Pen 1; Ang. j 145^{ I l ■ 1 ^Verdrag der Friezen- m«c ; den Keï. zer , ter ■ beteuge1 linge van Filips toeleg.  foi VADERLANDSCHE XIII. Boek. Den is Aug. H57- Onge«oege»tusfchen den Kosing vau welke zij met eikanderen mdgten gemaakt hebben, vernietigd en van geen waarde gehouden worde, maar dat Oostergo en Westergo, naar oude gewoonte, famen één Land blijven zullen , en bereid tot wederzijdfche hulpe, indien eenige vreemde Heeren 't Land wilden aantasten ; eindelijk , dat niemand voor eenigen richter , geestelijken of weereldlijken, buiten de palen van Friesland zal mogen gedagvaard worden, zelfs niet in geval van beroep op een' hoogeren richter. De Keizer, die omtrent het ontfangen der gevorderde fchattinge niet onverfchillig was, voldeedt gaarne en fpoedig aan de begeerte der Friezen. Hertog Filips kreeg fchriftelijk bevel, om, op verbeurte der Keizerlij, ke genade, de Friezen niet verder lastig te vallen, maar dezelven in 't bezit van hunne vrijheden en voorrechten ongefloord te laten; terwijl de Keizer zich bereid toonde, om de gefchillen tusfchen Filips en de Friezen, naar recht en billijkheid, te beflisfen. Dit fchrijven beteugelde den heerschzuchtigen toeleg van Filips, en beveiligde de vrijheid van Friesland ; welk Gewest nu te minder reden van vreeze hadt, om dat de Hertog in groote moeite, door 't gedrag van zijn'zoon, ingewikkeld werdt. Want Karei, Graaf van Charolois , zocht niet alleenlijk zijn eigen gezag en bezittingen uittebreiden, maar ook zijnen vader in oorlog met Frankrijk te brengen. Tot het laatfte gaf aanleidinge de komst van den Daufijn Lodewijk naar Brabant, waar hij meende veilig te zijn tegen den toorn van zijnen vader, Koning Karei den VII. Zijn ver-  XIII. Boek. HISTORIE. 103 verblijf in Brabant, en bij Hertog Filips, baarde groot ongenoegen aan 't Franfche Hof, en was de waare reden, waarom Koning Karei zoo veele toebereidfels ten oorloge maakte. De Hertog begon zich ook in ftaat van tegenweer te ftellen; zag af van zijnen voorgenomen' togt tegen de Turken,' en poogde, door een gezantfchap naar Frankrijk, den oorlog aftewenden, of ten minften een' tijd lang te doen uitltellen. Het openhartig antwoord, door Koning Karei gegeven aan 's Hertogen Gezanten, Jan van Croij, die onder zijne voornaamfte en vertrouwdfte Staatsdienaars was, en Jan van Lannoij, zijnen Stedehouder over Holland, deedt weldra zien, dat het vermoeden van Filips, als of Koning Karei Holland en Zeeland onder de heerfchappije des Konings van Engeland wilde brengen, in 't minfte geen grond hadde. Dau , omtrent dezen zelfden tijd, liet de Graaf van Charolois bij Koning Karei vernemen, of hij genegen zou zijn, hem in Frankrijk te ontfangen , indien hij befloot, het Bourgondifche Hof te verlaten. Die voorflag vondt eerst ingang, doch werdt naderhand verworpen. Wat de Graaf bedoelde , kan mén gemaklijk vermoeden, uit aanmerkinge der groote verwijderinge tusfchen hem en zijnen vader. Koning Karei was hier niet onkundig van, maar fcheen hem evenwel te wantrouwen, duchtende, dat hij den gemelden voorflag niet zonder voorweten van zijn' vader deedt. Wanneer de openbaare vredebreuk tusfchen Frankrijk en Hertog Filips nabij was,| G 4 kwam Frankrijk en Filipa, over 'e verblijf van den Daufijn ia Brabant. Koning [are! tetft,  104 VADERLANDSCHE XIIL Boek. den is Aug. I461. Filips i! tegenwoordigbij de irooninge Tan Lodewijkden XI. Ellips zoekt zijn' zoon in hechtenis, fe te ne aten. kwam 'er groote verandering van znaken door den dood van Koning Karei. De Daufijn begaf zich uit Brabant naar Frankrijk , en werdt, onder den naam van Lodewijk den XI, de opvolger van zijn' vader. Hertog Filips woonde deszelfs krooninge bij , deedr hem hulde wegens Bourgondie, Vlaanderen en Artois, als leenen van Frankrijk, en beloofde hem allen mogelijken bijftandmetmanfchap en geld. De Hertog fchijnt toen niet voorzien te hebben, dat de Koning hem zoo fchielijk zou doen befluiten tot het aflban van eenige plaatfen in Pikardije, die, bij den vrede van Atrecht, aan Filips gekomen waren. Was 't een blijk van vriendfchap, of van ftaatkundig belang, dat Lodewijk den optogt tegen de Turken zoo ernilig aan Filips afriedt, als de Paus 'er op aandrong? Wat hier van zij, de onderhandeling met den Koning en de afftand der plaatfen in Pikardije mishaagt den Graave van Charolois. Hi) zwelt van fpijt, de afkeerigheid van zijn' vader wordt grooter, en de haat tegen Lodewijk onverzoenlijk; doch hij ondervindt ook eerlang het ongenoegen van zijnen vader en van Koning Lodewijk. Hertog Filips, gebelgd over 't gedrag van zijnen zoon, en misfchien met nijdige oogen deszelfs toenemend gezag in Holland aanziende , nam een befluit, om den Graave van Charolois, met eenigen der zijnen, te doen gevangen nemen. De Graaf ontkwam dit gevaar, zoo wel als den toeleg van fommigen, die hem, omtrent dezen tijd, door vergif van kant wilden helpen. De  XIII. Boek. HISTORIE. ioc De heimelijke onderhandeling van Graaf Karei met den Hertog van Bretagne, die mede aan 't hoofd der famenzweringe tegen de regeeringe van den Koning was, gaf aanleidinge, om den Bastaard van Rubempré naar Holland te zenden, met last, om Karei te vatten en naar Frankrijk te voeren. Lodewijk ontkende echter, dat hij dit voornemen zou gehad hebben, gelijk ook, dat zijn toeleg zou geweest zijn, om Hertog Filips, indien Karei in handen geraakt was, te doen vasthouden. De Koning zondt zelfs een gezantfchap aan Filips, om herftellingé van eer wegens die geruchten, en te gelijk .het ontflag van Rubempré, die te Gorinchem gevangen zat, te vorderen. Filips fcheen geen geloof aan 's Konings verontfchuldiginge te geven, en maakte geen haast, om Rubempré te ontdaan; terwijl Karei , toornig over de harde uitdrukkingen der Gezanten , betreffende zijne heimelijke onderhandelingen met den Hertoge van Bretagne, den Koning liet aanzeggen, dat het hem berouwen zou, eer een jaar ten einde was. Het bleef bij geen dreigen. Graaf Karei trok met een aanzienlijk leger naar Frankrijk, en leverde flag bij Montlheri, welke , kort daarna, gevolgd werdt door een verdrag van vrede te Conflans, waar bij Karei geen geringe voordeden van Lodewijk bedong. De vrede met den Franfchen Koning gaf hem gelegenheid, om zich aanftonds van de Luikenaars te wreken. Dezen, als bondgenooten van Lodewijk , waren in Brabant en Namen gevallen, en hadden aldaar groote G 5 Ver- Onderneming deg Kunings van Frankrijk tegen hem, I464. Karei legert flag, 3en 16 Juij , en naakt vrele, den 5 Oitobex Zii» !>e- Iriif in -uiket• and.  io6 VADERLANDSCHE XIII. Boek.: De vrije vaart ot Engeland geftreind; en weder om geopead. Verbon' Tan Ko- verwoestingen aangerecht. De ftad Luik werdt gedwongen , op harde voorwaarden zich met Graaf Karei te verdragen, en Dinant itormenderband ingenomen. De burgerij van deze ftad hadt de beeldtenisfe van Karel, in 't openbaar, aan de galge gehangen. Dit was • berispenswaardig, doch gaf den Graave geen fchijn van recht, om achthonderd burgers in de Maaze te doen verdrinken. Rechtsoefening en bijzondere wraakzucht moeten nooit verward worden; en wreedheid bezwalkt altijd den roem der grootfte krijgshelden. Door alle de gemelde krijgsverrichtingen verworfzich Karei den lof van heldhaftigheid; eenige Hollandfehe en Zeeuwfche Edelen, die met hem optrokken, behaalden eer en voordeel; doch de Nederlanders in 't gemeen wonnen 'er niets bij. Die oorlogen kostten hun geld, en firemden, nu en dan, hunnen koophandel en de zeevaart, wier bloeij hun doel en voordeel was. Hier aan is toch vermoedelijk toetefchrijven, dat Eduard de IV, Koning van Engeland, voorhebbende de zuster der Koninginne van Frankrijk ten huwelijk te verzoeken , en nu den Franfchen Koning zoekende te behagen, in 't jaar 1464 een bevel gaf, waar bij de invoer van alle gewasfen , ftoffen en handwerken van Holland, Zeeland en Friesland, en van de verdere Staaien des Hertogs van Bourgondie, in Engeland , Walles en Ierland verboden werdt : want na dat Eduard van 't huwelijk met Bontne van Savoijen afgezien hadt, werdt dat verbod ingetrokken , en zelfs een verbond van  XIII. Boek. HISTORIE. 107 van vriendfchap en onderlinge befchermingé tusfchen Koning Eduard en Graaf Karei geflo ten; waar door dc vrije vaart op Engeland op den ouden voet kwam. Welke band var vriendfchap, omtrent twee jaaren later, noct naauwer toegehaald werdt door 't huwelijk van Karei met Eduards zuster, Margareei van Jork. Gelijk het verdiepen der ftroomen en '1 verwijden der zeegaten aan de Nederlanders gelegenheid gaf tot het bouwen van grootere en iTerkere fchepen ; zoo veroorzaakten de zwaare ltormen en hooge zeevloeden, federi drie of vier jaaren, groote fchade aan de dijken, vooral in Westfriesland, en aan de duinen, die geweldig afgeflagen en weggefpoeld waren, De zeeweringen , te voren gebruikelijk, nu ongenoegzaam zijnde, begon men op betere middelen, tot brekinge der eerde kracht van 't water, bedacht te zijn, en de dijken te befchutten met lange balken, die, op bekwaame afftanden geplaatst, aan eene gordinge van paalwerk door dwarsbalken, voorzien met ijzeren bouten, gehecht werden: welke wijze van zeewering, naderhand, in Westfriesland minder gehruikelijk geworden is, doch elders in Nederland, met eenige veranderinge, noch ftand blijft houden. De Graaf van Charolois hadt reeds, in 't jaar 146^ zijnen vader weten te bewegen, om hem 's Lands regeeringe afceftaan. maar rekende het van zijn belang, dat hij bij de hand was, wanneer Hertog Filips nabij den dood kwam. Hij begaf zich, om die reden, uit Holland naar Vlaanderen, waar Filips, iji 't be- ning Eduardmet Karel , den 23 Oct. I4.66. Verbetering der fcheepsbeuwkunde en vaa de zeeweringen. Krant-te en doodt can Hertog Filips. I467.'  Kinders van Filips. Hij word bijgenaamd d< Gttde. 108 VADERLANDSCHE XIII. Boek. begin des jaars 1467, te Brugge, gevaarlijk krank lag. Tegen allie verwachtinge, beterde de Hertog allengskens, in zoo verre, dat hij noch, den vierden van grasmaand, eene verbindtenisfe floot met den Hertoge van Savoijen. In zomermaand, fcheen hij in gezondheid herfteld; maar fchielijk ingeflort, overleedt hij op den vijftienden van dié maand, in den ouderdom van tweeënzeventig jaaren. Zijn lijk werdt te Brugge bijgezet, en van hier, in 'tjaar 1473 , naar Dijon overgebragd Volgens 's Hertogen uitdrukkelijke begeerte , is zijn hart naar Jerufalem vervoerd, en in 't klooster van den berg Sion begraven. Met dit zeldfaame gefchenk wilde hij , misfehien , vergoeden het verzuim dör gelofte, door hem gedaan, om de Turken te beoorlogen, 't gene de Paus zoo gaarne zou gezien hebben. Hertog Filips liet uit zijné drie egte vrouwen geen kinders na, dan Karei, den tienden van flachtmaand 'sjaars 1433 geboren, en reeds bij uiterften wille van zijn' vader, den achtften van wintermaand des jaars 1441, als eenigen erfgenaam en opvolger in alle deszelfs Staaten verklaard; doch hij hadt negentien natuurlijke kinders verwekt, van welken fommigen, vooral David en Anthonij, in 's Lands gefchiedenisfen zeer bekend zijn. Wanneer wij den geheelen levensloop van , Filips , alle zijne bedoelingen en verrichtingen, met onzijdigheid befchouwen, is 't twijfelachtig, waarom hij den bijnaam van den Goeden bij zijn leven verkreeg, en tot heden be-  XIII. Boek. HISTORIE. iop behieldt. Zijne onbepaalde heerschzuchr vervoerde hem tot veelvuldige Mappen van geweld en onderdrukkinge. Zijn gedrag omtrent Vrouwe Jakoba, de Brederoden en meet anderen, duldt naauwlijks verfchooninge. De Nederlanders waren hem geen dank fchuldig, dat hij hen, ten koste van zoo Veel goeds en bloeds, in meenige buitenlandfche oorlogen hadt ingewikkeld. Zijn prachtig en wellustig leven was van een' verderfelijken invloed op de Hovelingen en Landzaaten, en de (reeds vermeerderende Graaflijke beden ledigden de beurzen der laatften. Niemand echter kan den Hertoge den roem van fchrander vernuft, flaatkundig beleid, onverfchrokken heldenmoed, en van ijver voor de wetenfehappen betwisten. Indien ons Vaderland zoo groote verplichtinge aan dezen Vorst gehad hadt, als de Hoogefchool te Leuven en de boekverzameling te Brusfel, zou elk Nederlander, met reden, den mond noch vol hebben van Filips den Goeden. Hertog Karei van Bourgondie, zijn zoon en opvolger, kwam pas aan 't volle bewind dezer Landen, of hij kreeg gelegenheid, om aan zijne krijgszucht, welke in hem van zijne vroege jeugd heerschte, te voldoen. De Luikenaars, wanende nu niet langer ï,an den vrede, met Hertog Filips gemaakt, gehouden te zijn, verrasten de dad Huij, en verdreven de Bourgondifche bezettinge. Karel verzamelt terftond een leger, Haat het beleg voor S. Truijen , en bemagtigt deze fhd. Naauwlijks vertoont hij zich voor Luik, of de Had .geeft zich over, bij verdrag. De Hertog Karei bedwingt dc Luikenaar».  110 VADERLANDSCHE XIII. Boek. Hij wordt a Graaf ii ingehulditd ie Holland en Zeelaad. I468. Zwaari fcede, Ta Holland en Zeeland ge «orderd. t De Luikfche krijg, en 't voltrekken des huwelijks met Margareet van Jork , veroorzaakte , dat Karei eerst in den zomer des jaars 1468 als Graaf van Holland en Zeeland ingehuldigd wierde. Dit gefchiedde te Middelburg , omtrent het midden van hooi- , maand, en ook in de andere Zeeuwfche deden, alsmede, den eenëntwintigflen van die maand, in Holland, waar de inhuldiging met groote pracht, in 'sHage, gepaard ging, in tegenwoordigheid van zesenvijftig Hoilandfche Edelen en der Afgevaardigden van de meeste fteden en dorpen , die den Graave trouwe en gehoorzaamheid zwoeren; gelijk Karei zich met eede verhoudt tot bewaringe van 's Lands voorrechten. Eer hij, in 't begin van oogstmaand, naar 'Brusfel wederkeerde, bevestigde Karei de voorrechten der bijzondere fteden. Dit moest ftrekken tot een' geringen loon voor de inwilliginge van zijne Graaflijke bede, bij welke hij niet minder, dan vijf honderd tweeëndertig duizend en acht honderd fchilden, van de Hollanders en Zeeuwen vorderde, die deze verfchrikkelijke fomme, naar dien tijd gerekend, in ruim zeven jaaren moesten opbrengen , en zulks niet ten algemeenen nutte van 't Vaderland, maar ten dienfte der hofhoudinge van hunnen nieuwen Graave. Hij fcheen in pracht aan zijnen vader niets te willen toegeven, en eischte voor zich op eenmaal, zooveel hij bedingen kon, wel vooruitziende, dat hij naderhand genoeg zou te vragen hebben tot het voeren der oorlogen, waar in hij leefde en ftorf, en in 't bijzonder tot  XIII. Boek. HISTORIE. in tot het aannemen van geregeld krijgsvolk, 't gene bij aanhoudendheid, zelfs ten tijde van vrede, foldije trekken en in dienst zou blij ven. Koning Karei van Frankrijk was, zoo veel men weet, de eerde Vorst in Europa, die, ten jaare 1444, vast krijgsvolk aannam ;.en Hertog Karei volgde zijn voorbeeld, federt het jaar 1471,'wanneer de Staaten zijner Landen, door hem te Abbeville bijééngeroepen, hem honderd en twintig duizend kroonen toeftonden tot onderhoud van acht honderd vaste krijgsknechten; doch wier getal, naderhand, merkelijk vermeerderd werdt, tot groot bezwaar der Landzaaten. Hertog Karei, eene geheime verbindtenisfe met Eduard den IV tegen Lodewijk den XI aangegaan hebbende, liet zich bewegen, om, te Peronne, een mondgefprek met den Franfchen Koning te houden. Karei begaf zich derwaards met eene aanzienlijke krijgsmagt; Lodewijk verfcheen 'er met een klein gevolg. Terwijl zij , hier , in onderhandelinge waren, kreeg Karei bericht, dat de Luikenaars, aangeftookt door gezanten van Lodewijk, de wapenen wederom opgevat en Tongeren ingenomen hadden. - In de eerfte vervoeringe i zijner hevigheid, maakte de Hertog den Ko-1 ning uit voor eenen bedrieger en verrader, en hieldt hem op 't kasteel zoo goed als gevangen , tot dat Lodewijk 't verdrag , te Atrecht en Conflans gemaakt, bevestigd en geteekend hadt, doch te gelijk zich verbonden, om, op ftaanden voet, met den Hertog optetrekken en de oproerige Luikenaars te1 helpen ftraffen, De Koning, voor grooter! kwaad Oorfprongder vast» foidijetrekkeade krijgjbeudea. Karei vèrbiado zich met Eduard iea IV., len 14 Febr. 14(58. Wrreett ;ich aan L.odevijk den tl, en loudthem ils gevan;en. De Luï- -■naars eteu- 1 eld.  na VADERLANDSCHE XIII. Boek. Vrede Tan Pe» ronne, den 14 Oftob. I468. Vergeeffche pogingen,om de Triezen tot onder■werpingete brengen. I469. 1470. kwaad beducht, fchikte zich in alles naar 's Hertogen goedvinden, en werdt een aanfchouwer van 't verderf zijner Luikfche bondgenooten, die eerlang de verfchrikkelijka uitwerkfelen van Kareis toorn ondervonden. Indien Lodewijk een gevoelig hart hadt, kon hem zekerlijk niets fterker treffen, dan ooggetuige van 't deerlijk onheil te zijn, 't gene duizenden, door hem tot opftand aangehitst, in Luikerland trof. Zeker is 't, dat hij de vérnederinge, hem door Karei te Peronne aangedaan, minder vergat, dan de punten van 't verdrag, in die ftad gefloten, en nader te Luik bekrachtigd, eer hij naar Frankrijk mogt wederkeeren. In 't volgende jaar , hieldt Hertog Karei zich meest bezig, zoo met de afdoeninge van verfcheiden rechtszaaken in Holland en Zeeland, als met de onderhandelingen over de onderwerpinge der Friezen aan zijn gebied. Hier toe fcheen hem de kans nu veilig. Een Friesch edelman boodt den Hertoge zijnen dienst aan , en beproefde alle middelen, doch tot groot ongenoegen van zijne Landsluiden, die hemuitDokkum verdreven, en zijn huis tot den grond toe Hoopten. De Hertog kon even weinig met de Friefche Afgevaardigden, in den Haage, uitvoeren, als de Heeren filips van Wasfenaer, Willem van Alkemade, Jan van Halewijn, en anderen van deszelfs Raad in Holland, die, in zijnen naam, met de Friezen handelden. Men hieldt zich ftandvastig aan 't gevoelen, dat Friesland den Hertoge geen onderdanigheid fchuldig was, en alleenlijk onder 't Rijk behoorde. Karei daagde dus min-  XIII. Boek. H I S T O R I E. '"3 minder gelukkig in zijn' toeleg , dan Bis fchop David , 's Hertogs bastaard broeder wien de Groningers, in 't jaar 1469, al hunnen Heer erkend hadden. Geen wonder dat de Hertog tot geweldiger' middelen be floot, en zich gereed maakte, om de Frie zen door de wapenen te dwingen. Doch hi' kreeg haast ander werk , en werdt genoodzaakt van den tocht naar Friesland aftezien. In Engeland was, tén jaare 1469, eene groote verwarring ontdaan', welke ten gevol ge hadt, dat Koning Eduard dé IV zijnen throon en 'c koningrijk, in \ volgende jaar, verlaten moest, en naar Holland vluchten. Koning Lodewijk van Frankrijk begunfligde de ondernemingen der Engelfchen tegen Eduard, en gedoogde, dat verfcheiden Hollandfche en Zeeuwfche koopvaardijfchepen op zee genomen, en in de Franfche havens op* gebragt wierden. Hertog Karei gaf aan Koning Lodewijk te kennen dat hij het befchermen des Hertogen van Clarence en' des Graaven van Warwic voor eene openbaare vredebreuk aanzag; ook fchreef hij aan den' Aartsbisfchop van Narbonne en den Admiraal van Frankrijk, dat de fchepen, welken zij zeiden', dat de Koning den Engelfchen te gemoet gezonden hadt, de vloot van zijne ónderzaaten , die naar zijne Landen te rugkeerde, reeds aangetast hadden, en dat, zoo' men hier in niet voorzag, hij zelf 'er, metgod s hulpe, in voorzien zou, zonder zich öptehouden naar hun verlof, of redenen,- of rechtsplegingen , die te willekeurig eri té langwijlig waren; Dit fchriiven weinig uit» 1L Deel. Iï wèr» « ï i Koning Eduard , lik Engeland verdreven , komt naar Holland. *47°» De Hertog «orgc voor da fclieepvaart. Dan afj VTeij [47a.  Listig fchrijven van Hertog Karei aan de Engelfchen. 114 VADERLANDSCHE XIII. Boek. werkende, deedt de Hertog eene vloot, onder 't bevel van den Admiraal Henrik van Borsfele, in zee deken, welke groote voordeden behaalde, doch niet verhinderen kon, dat de Graaf van Warvvic uit Frankrijk naar Engeland keerde. De verjaagde Koning Eduard kwam naar Holland, en werdt door Lodewijk van Brugge, Heere van Gruithuizen, die federt het jaar 1465 Stadhouder van Holland en Zeeland was, naar den Haage geleid, waar men hem en de zijnen van 't noodige voorzag. Immers 's Konings vlucht was zoo bij overhaastinge gefchied, dat hij den fchipper , die hem uit Engeland herwaards gevoerd hadt, bij gebrek van geld, met een' kostbaaren rok betaalde. Na 't verdrijven van Eduard, werdt Henrik de VI op den Engelfchen throon geplaatst, met wien Lodewijk de XI zich tegen den Hertoge van Bourgondie zocht te verbinden. Deze, beducht voor de vereenigde magt van Frankrijk en Engeland, poogde den Engelfchen diets te maken, dat hij met den Koning, wie hij ook ware, en met het volk in verbond ftaande, geenzins als een vijand der tegenwoordige regeeringe van Engeland moest aangemerkt worden; ook, dat hij Henrik, die hem in den bloede beflondt, over het aanvaarden der regeeringe wilde doen begroeten , zonder zich eenigzins te mengen in den twist, die over 't recht tot de kroon ontdaan was. Deze verklaring van Hertog Karei kon niet baten , of, om de verbindtenisfe van Frankrijk en Engeland te ftremmen, of, om Koning Lodewijk van den oorlog te doen afzien, of ook.  Xm. Boek. HISTORIE. 115 ook, om de gunde van 't nieuwe Engelfch< Hof te winnen, zoo lang Eduard zieh in Hof land en bij zijnen fchoonbroeder bleef op houden. Eduard verlangde den throon wederom te beklimmen, en Hertog Karei hadi 'er ook belang bij, die toch anders niets goedi van de Engelfchen verwachten kon. De'Hertog deedt te Vere vier groote, fchepen uitrusten, en veertien Oosterfche fchepen huuren, welke met tien duizend koppen bemand werden, Met deze vloot vertrok Eduard in ftilte naai Engeland, in fprokkelmaand des jaars 1471, en werdt, niet lang daarna, op den throor herfteld. De Hertog was, in Ichijn, onkundig van 't vertrek des Konings, en hieldt zich. als of hem niets vreemder voorkomen kon, terftond bevel gevende , dat niemand zijnet onderzaaten aan Eduard eenige hulpe bewijzen zou, op ftraffe des doods: met welken loozen trek hij het misnoegen der Franfchen en Engelfchen dacht te ontwijken; doch hier in vondt hij zich bedrogen. Want Lodewijk de XI viel in Kareis Landen, en bemagtigde S. Quintin en Amiens. De Hertog trok te velde, en zocht handgemeen te worden. Men kwam echter, in grasmaand, tot een befland voor drie maanden, en, den derden van wijnmaand, tot het fluiten van vrede; bij weike gelegenheid de verdragen van Atrecht, Conflans en Peronne wederom bevestigd werden. Uit alle de gemelde krijgsverrichtingen trokken de Nederlanders in 't algemeen weinig of geen nut. De verheffing van den Stadhouder tot Graave van Winchester , de aanflelling van Henrik van Borsfele tot Raad en KamerH 2 heer Eduard "wordt, door helpc van Karel , op throon herlteld» Oorlog tnsfehen den Fratsfchen Koning en den Hertoge. 147^ Zij maken vrede. Eduarct beloont len Stadïonder L# /an Brtrg;e,en deu rieere v»8 Ver»,  i\6 VADERLANDSCHE XIII. Boek. Oproer te Hoorn Nieuwe oorlog met Frankrijk H72- Bcfland getroffen den 14 Jan. '473' heer van Koning Eduard, en de voordeden van de vrije vaart, toegevoegd aan de dad Vere, betroffen meest bijzondere perfooncn, en konden niet opwegen tegen de zwaare lasten, die door de Hollanders en Zeeuwen moesten gedragen worden , en eene merkelijke verhooginge der excijnzen veroorzaakten. Het invoeren van die nieuwe belastingen baarde veel gemors, en in fommige deden oproer., 't gene nergens in Holland zoo hoog liep, als te Hoorn, waar het niet dan met geweld kon gedempt worden, en van zeer nadedige gevolgen voor de ftad was. Wij zagen, hoe Lodewijk de XI het eene verdrag na het andere met den Hertoge van Bourgondie floot , maar ook verbrak. Het laatfte verdrag des jaars 1471 weigerde hij te bekrachtigen : waar op Karei zich gereed maakte, om eenen inval in Frankrijk te doen; gelijk hij deedt, en verfcheiden Franfche fteden overmeesterde. Midlerwijl leedt onze zeevaart en haringvisfeherij groote fchade, door de Franfche oorlogfchepen , die langs de Hollandfche kusten, tot op de hoogte van Katwijk, kruisten. Men bragt dan terftond ook eenige fchepen in zee, die, onder bevel van Paulus van Borsfele , de Franfche vloot opzochten , onder Schotland aantroffen, en naar de havens van Frankrijk te rug deeden wijken. Zoo dra Hertog Karei zijrnen bondgenoot, den Hertoge van Bretagne, tot het maken van vrede met Koning Lodewijk genoodzaakt zag, moest hij ook tot een beftand komen, 't gene omtrent vijftien maanden duuren zou, naderhand verlengd is, doch  XIII. Boek. HISTORIE. 117 doch geenzins den weg tot beftendigen vrede baande. Hertog Karei, uit Frankrijk wedergekeerd zijnde, begaf zich terftond naar Zierikzce, om eene hevige opfchuddinge, in oogstmaand 's jaars 1.172 binnen die trad gerezen, door zijne tegenwoordigheid geheeilijk te dillen. De oorzaak van dit oproer was, gelijk te Hoorn, het invoeren van nieuwe belastingen. De woede was zoo groot, dat men den Baljuw op't ftadhuis vermoordde, en toen dooreen venfter op ftraat fmeer. Dc Burgemeesters en andere Regeerders baden de verroornde poorters om lijfsgenade, welke hun eindelijk vergund werdt. Terftond (lelde de gemeente nieuwe Regenten aan. De Hertog, met reden beducht, dat deze vï.mme verder mogte '■voor: (laan, zond: eenige Heeren, met naame, zijnen natuurlijken broeder Anthonij, naar Zierikzee , die fommige hoofden der muitelingen deeden vatten en onthalzen. De tijding, dat de Hertog zelf naar deze ftad komen zou, dreef veelcn op de vlucht, -en vervulde allen met vreeze. Doch om 'hein te vermurwen, trokken geestelijken en wee■reldl ijken den Hertoge te gemoete, en baden om vergiffenisfe. Karei, grooter belang bij hun geld, dan bij hun bloéd hebbende, jfchöïrk hun het leven, doch vorderde eene boete van dertig duizend guldens, en bedong, dat men voortaan zijne bczettir.ge in de ftad gedogen zou. Alles werdt ingewilligd ; de Hertogwas voldaan, verliet Zierikzee reeds op den volgenden dag, ftak over naar Holland, en r doorreisde de aanzien 1 ijkfte fteden. Een der;an H 3 voor- De Her. tO|» komt te Zierikzee , en maakt e:n einde van een zwaar oproer. ien 30 |an. H73- [ij komt Hold , en  u3 VADERLANDSCHE XIII, Boek. wordt te Dord recht ingehuldigd. lUis'ianclelingentier i3re tleroden door de Bisfchop van Vereent, voornaame oogmerken van zijne komile her" waards kan geweest, zijn de plegtige inhuldiging van den Hertoge binnen Dordrecht, welke, door den tweefpalt der Hoekfchen en Kabbeljaauwfchen, aldaar, in 't jaar 1468, geen voortgang fchijnt gehad te hebben, hoewel toen reeds met meerderheid van Hemmen doorgedreven. Zeker gaat het, dat Hertog Karei, den zeventienden van fprokkelmaand des jaars 1473, met groote eerbewijzen in deze ftad ingehaald wierde, en dat de Regeerders, de Dekens der gemeene neeringen en alle mansperfoonen boven de vijftien jaaren, hem den eed van getrouwheid gedaan hebben. Op zijne reize door de Ilollandfche fteden, werdt Hertog Karei verzeld door Reinoud van Brederode , die anders, met de zijnen, ' noch kort te voren, zoo veel kwaads geleden hadt van Kareis bastaard broeder, den Bis^ fchop van Utrecht, wiens verfoeilijke wraaklust nooit fterker bleek, dan in zijn doemwaardig gedrag omtrent de edele Brederoden, Op een ongegrond vermoeden, dat zij zich te Utrecht te veel gezags aanmatigden, en dat zij Bisfchop David van zijne waardigheid en Hertoge Karei van 't Graaflijk bewind over Holland zochten te berooven, werden Reinoud van Brederode, zijn broeder Gijsbrecht, en zijn natuurlijke zoon Walraven, pevens eenige Stichtfche Edelen , gevat en zeer naauw bewaard. Om de Brederoden te brengen tot bekentenisfe van misdaaden, welke zij nimmer bedreven hadden, liet dé Bisfchop hen op de pijnbank brengen, en barbaar-  XÏTI. Boek. HISTORIE. ii9 baarfche folteringen ondergaan. Walrave ontfnapte uit de gevangenisfe ; Gijsbreci bleef in 's Bisfchops magt tot in oogstmaan 's jaars 1474, wanneer hij, op harde vooi waarden , waar onder ook het afllaan va zijne Domproostdije, geflaakt werdt; Rei noud werdt , eindelijk , terechtgefteld voo Hertog Karei en de Ridders van 't guldei vlies, tot welken hij zelf behoorJe, en, n; behoorlijk onderzoek van alle de befchuldi gingen, tegen hem ingebngt, volkomen vrij gefproken , ontflagen, en door Hertog Ka rel met zijne vertrouwelijke vriendfehat vereerd, zoo lang hij leefde, te weten, to den zestienden van wijnmaand des jaars 1473 Men verhaalt, dat de vrijfpraak van Reinout van Brederode den Utreehtfchen Bisfchop zeer verlegen maakte, dewijl daar door zijne gruwelijke en wreede behandeling openbaar werdt, en dat hij, om zijn wangedrag te verfchoonen, voorgaf, door valfche befchuldigingen van fommigen, welken hij voor oprechte en deugdzaame menfehen hieldt, misleid te zijn ; waar bij men voegt, dat Bisfchop David zich bereid toonde, om met den Heere van Brederode te verzoenen, en alles te doen, wat eenige goede mannen zouden noodig en dienftig oordeelen tot herftellinge der eere van dien zoo bijster mishandelden Edelman. Indien dit verhaal welgegrond is, waar aan echter getwijfeld wordt, kan men *er uit opmaken , of, dat het Bisfchoplijke geweten niet altijd zonder wroeginge bleef, of liever, dat "hij nu bevreesd was voor 't billijk ongenoegen van zijnen II 4 broe- n Walra1 j. ven out • vlucht, d Gij«_ brecht worde los 1 gelaten. Reinoud [■ yrijgefprolten. I De Bisfchoplacht zich, volgens 't fchrijverf' van fommigen , met Reinoud van Brederode te verzoenen.  iso VADERLANDSCTIE XIII. Boek, JUad hi 't Sticht, door den Bisfchop opgericht. 1474." Afftefchafc. 'W7- broeder Hertog Karei, cn voor den toorn van Brederode: want, dat de Bisfchop geen waar berouw over zijne euveldaad hadt, bleek uit zijnen handel met den Domproost, wien hij, na Reinouds dood, noch eenige maanden gevangen hieldt, en tenlaatften, op het aanfehrijven van Hertog Karei , in vrijheid rtelde. Bisfchop David, hoe onrechtvaardig ook in zijne rechtsplegi'nge over de Brederoden en andere Edelen, die niet van zijne hand wilden vliegen, fcheen evenwel voor de oefeninge van recht en billijkheid te waken, fvlet vergunninge van Keizer Fredrik, vondt hij goed, eenen Raad van tien perfoonen opterichten , aan welken van alle vonnisfen, zoo in het boven- als neder - Sticht gewezen, hoogcr beroep kon gedaan worden. De inftelling van dezen Raad, die zich meest naar de Franfche of Bourgondifche rechten fchikken moest, verwekte grooten haat tegen den Bisfchop, zoo in de Overijsfelfche fteden, als te Utrecht: want hoewel de vonnisfen, in deze ftad gewezen, aan geen beroep op dien Raad onderhevig waren, vondt dit echter fomtijds plaats, zelfs met toelatinge van jlen Bisfchop, die, ook door dit middel, de ftedelijke rechten poogde te verkleinen, en ziin eigen gezag te vergrooten. De rechtspleging van dezen Raad, waar van Ludolf van Veen, Dom-deken, de voorzitter was, veroorzaakte zoo veele klagten, dat de Bisfchop eindelijk , in 't jaar 1477, tot de affchaffinge van dien Raad befloot. Het is vermoedelijk, dat hij, na den dood van zijnen. broe.  WH. Boek. HISTORIE, 121 broeder Karei, in dat zelfde jaar voorgevallen, even weinig kans zag, om dit nieuwe Hof in ftand te houden , als om alle zijne andere ontwerpeiVter uitvoer te brengen. De Hertog hadt eene korte ruste van oorlogvoeren genoten; doch zij werdt, tot zijn ■genoegen en voordeel, eerlang geftoord. In ^Gelderland was, federt eenigen tijd, ongenoegen gerezen tegen Hertoge Arnoud van Egmond , wie-n men befchuldigde van verwaarïoozinge van 's Lands bellier. Zijn zoon Adolf, opgeflookt door zijne moeder, nam bet fchandelijk befluit, om zijnen vader gevangen te nemen; gelijk in 't begin des jaars I465 gefchiedde. Hertog Arnoud werdt te Graave gevat, en op 't flot te Buuren tot in 't jaar 1470 gevangen gehouden. De inval der Kleefïchen in Gelderland was voor Adolf nadeelig, en zou hem noch meer onheils berokkend hebben, indien zijn zwager, de Hertog van Bourgondie, niet een verdrag van vrede tusfchen Adolf en den Hertoge van Kleef hadt weten tc bewerken. Hertog Karei nam deze gelegenheid waar, om Adolf, in een mondgefprek te Hesdin, te dringen tot het flaken'van zijnen ouden vader. ' De zoon gaf'er zijne toeftemminee toe, en de vader' kwam ook tc Hesdin. Hier deedt de HérteVgi zijn best, om hen te bevredigen; doch Adolfv was onbefchaamd genoeg, om rondelijk te ver-' klaren, dat hij liever zijnen vader, "met het hoofd voorover, in een' put zou werpen, en zich zeiven'er bij, dan hem den Hertoglijken titel met de flad Graave en het inkomen van zes duizend guldens laten. Adolf, bekom-H 5 inerd" Twist in Cel derland tus(chenHer*tog Arnoud en zijn' zoon Adolf. Arnoud gevangen gezet. GeHaakt, oor tus:!ienomMean Hcr)g Karei, bUaC ordt ge-  ia2 VADERLANDSCHE XIII. Boek. Tangen gehouden. Arnoud verpandt Gelder en Zutfenaan Hertog Sarei. Arnoud fterft. Hertog Karei wordt ïlertog van Gelder en Graaf van Zutfen. M73- merd voor 't verlies van zijne vrijheid, begaf zich op de vlucht, doch werdt te Namen ontdekt, gevat, en naar 't flot te Vilvoorden vervoerd: waar hij, tot in 'tjaar 1477, gevangen bleef. Adolf viel dus in den put, welken hij voor zijnen vader gegraven hadt, en ondervondt , dat de Godlijke rechtvaardigheid , fomtijds, reeds in dit leven het fnoode gedrag der kinderen omtrent hunne ouders op eene kenbaare wijze ftrafièn wil. Hertog Arnoud kon nu 't bewind over Gelderland in handen nemen, indien hij geld en wapenen hadt, om den fterken aanhang van zijnen zoon tot ondervverpinge te brengen. Hertog Karei was terftond genegen, om hem met geld te onderfteunen. Men kwam, te Brugge, den dertigften van wintermaand des jaars 1472, tot een verdrag, volgens 't welke Gelder en Zutfen, voor driemaal honderd duizend Rhijnfche guldens, aan Hertog Karel-afgeftaan werden, om die Landfchappen in pandfehap, naar 't Duitfche recht, te bezitten, mits dat zij, door het betalen der gemelde fomme en van verdere onkosten, ten behoeve van die Landfchappen door Karei gemaakt, ten allen tijde wederom zouden konnen ingelost worden. Omtrent twee maanden na °t fluiten van deze overeenkomfte, overleedt Hertog Arnoud; en Hertog Karei ftelde zich in 't bezit van Gelder en Zutfen. Adolf van Egmond zat gevangen; de Hertog van Gulik en Berg zag van zijn recht op Gelder en Zutfen af, voor tachtig duizend Rhijnfche guldens; de fteden omringen Karei, 'e zij vrijwilliglijk, 't zij door zijne wapenen ge^ dwos?  XIII. Boek. HISTORIE. 123 dwongen; en noch voor het einde des jaars 1473 werdt hij als Hertog van Gelder en Graaf van Zutfen erkend. Nergens vondt hij zoo grooten tegenftand , als te Nieuwmegen, 't zij dat men vreesde voor de kinders van Adolf van Egmond, die binnen deze llad waren, doch voor wier opvoedinge Hertog Karei zelf liet zorge dragen, 'tzij dat de burgers, meer dan elders, aan Adolf verbonden waren: 'tgene de reden kan geweest zijn, waarom de Hertog van Bourgondie bij Paus Sixtus den IV bewerkte , dat zij ontflagen wierden van den eed, welken zij aan Adolf, als Hertoge van Gelder, gedaan hadden. Ook verzuimde Karei geen tijd, om den Keizer, Fredrikden tl., hulde te doen wegens dezeLandfchappen, die, van ouds, gerekend werden onder 't Rijk te behooren. Hier toe zal de Hertog te fpoediger befloten hebben, om dat hij de gunde van den Keizer, ter bereikinge van zijne ftaatzuchtige oogmerken, ten dezen tijde, noodig hadt; gelijk aanftonds in 't volgende boek blijken zal. VER-  VERKORTE ' VADERLANDS CHE HISTORIE. Itfagt var st BourpondifcheHuis in de Neder 3anden. '473- TIertog Karei fta; naar clc titel va Koning- VEERTIENDE BOEK. A.Ue de thans VereenigdeNederlanden waren, in 't jaar 1473, onder 't bewind van 't Bourgondifche Huis, Friesland alleenlijk uitgenomen.' Hertog Karei zou zich nu, door geweld van wapenen , denkelijk meester daar van hebben konnen maken , indien andere oogmerken hem hier van niet te rug gehouden hadden, of eenig vooruitzicht gegeven, dat Friesland hem welhaast van zelfs in de handen vallen zou. De Hertog begaf zich , in flachtmaand |'*s jaars 1473, haar Trier, om het leen van ! Gelder en Zutfen . onlangs aan hem gekomen, van Keizer Fredrik den III te verheffen, doch voornaamlijk, om den Koninglijken titel te verwerven. De Keizer betoonde zich genegen, om Karei tot Koning van Bourgondie te verheffen. Throon, kroon, fcepter en andere koninglijke fieraaden, waren reeds in gereedheid, en men hadt den tijd tot de plegtige krooninge beftemd. Dan, de Keizer;  XIV. Boek. HISTORIE. I25 zer vertrekt onverhoeds, zonder affcheid te nemen van Karei , en de krooning blijft deken. Elk was, in dien tijd, hier over verwonderd; doch de reden van 's Keizers gedrag bleek, naderhand, hier in gelegen geweest re zijn, dat de Hertog zich nu ongezind betoonde, om zijne eenige dochter Maria, eer hij gekroond werdt, in huwelijk te geven aan Maximiliaan, 's Keizers zoon; waar toe Karei hem, gelijk aan verfcheiden Vorften, hope gegeven hadt, hoewel hij anders gezegd wordt meermaals verklaard te hebben, dat hij monnik wilde worden, op den zelfden dag, als hij zijne dochter uittrouwde. Zijn ontwerp der koninglijke waardigheid verijdeld ziende, liet hij zijne gedachten loopen op de uitbreidinge van zijn gebied langs den Rhijnkant, van Nieuwmegen af, tot aan het Graaffchap Ferette , 't gene hij , in 't jaar 1468 , van Sigismond, Hertoge van Oostenrijk, gekocht hadt. De twist over de verkiezinge van een' Aartsbisfchop van Keulen gaf hem aanleidinge, om, met een aanzienlijk leger , optetrekken , en 't beleg voor Nuis te daan. Hier vondt hij meer tegenftands, dan hij verwacht hadt, en befloot, eenige maanden later, het beleg optebreken. De gevolgen van deze hachelijke ©nderneminge waren zoo nadeelig voor Karei, als voor^ de Nederlanders. i ^ Terwijl Karei voor Nuis lag , maakte de Koning van Frankrijk zich meester van eenige plaatfen in Pikardije, den Hertoge toebe-i hoorende; de Hertog van Lotharingen viel J in Luxemburg ; 't Graaffchap Ferette werdt ï hem Dit voornemenworde verijdeld. Hij wil zijn gebied uitbreiden. Beleg roor Nuis, in 'c aatfte van [ulij Opga- H-oken, len 13J11- '475- Nadee2n j hier it geboen , voos lertog .arel.  U6 VADERLANDSCHE XÏV. ft»*, NadeeJen voor de Nederlanders , die naar Kuis optrokken. TSuitengewooncbeden. Schatting der Gees. lelijkheid. hem ontnomen; de deden aan den boven - rhii'n verbonden zich met de Zwitzers tegen hein 5 en Eduard de IV , die , volgens zijne verbindtenisfe met Karei, in Frankrijk gevallen was, een beftand met Lodewijk den XI gefloten hebbende, keerde met zijn leger naar Engeland. Die hardnekkige belegering kostte veel gelds en bloeds, 't gene de Nederlanders gewaar werden. Een groot aantal Hollanders en Zeeuwen , uit de meeste fteden en van 't platte land, moest naar Nuis ten ftrijde trekken , en keerde nooit te rug. Hier bij kwam de betaling van zwaare buitengewoone beden, waar in de Gelderfchen en Hollanders rijkelijk hun aandeel droegen terwijl Zeeland, waar men aan de zeedijken groote fchade geleden hadt, eenige verfchooninge vondt. Noch floeg de Hertog een' anderen weg in, om aan geld te geraken, bevelende aan alle Geestelijken in Holland, Zeeland en Westfriesland, dat zij de goederen , federt zestig jaaren bezeten, fchriftelijk zouden opgeven, op dat men hen, naar gelang van hunne inkomften , kon fchatten. In eene bijeenkomfte, in een klooster buiten Leijden gehouden , befloot men eenpaariglijk , geene fchattinge toeteftaan. Het dringen en dreigen der Gemagtigden van Karei kon niet baten. De Geestelijkheid beriep zich op den Pr.us; doch 't welke voor wederfpannigheid uitgekreten werdt, en als eene misdaad, waar door zij lijf en goed verbeurd hadden. Na dat de Zeeuwfche Geestelijkheid die zeldfaame fchattinge hadt toegeftaan , ondernam Jan vaa  XIV. Boek. HISTORIE. 12? van Boschuizen dezelve ook in Holland met geweld doortezetten, het zilverwerk uit fommige kerken wegtenemen, de kerkelijke goederen hier en daar aantellaan en openlijk te ycrkoopen. De Geestelijken, die uitftei van betahnge wisten te krijgen, en dit te rekken tot den dood van Hertog Karei, waren er best aan, en behielden hunne goederen. Bij de gemelde nadeelige gevolgen van *s Hertog* onftuimigen handel kwam noch, dat de Hollanders en Zeeuwen, door de Franfche kapers, veel fchade op zee omringen, onaangezien men alle mogelijke middelen gebruikte , om de fcheepvaart te beveiligen. Die vijandlijkheden bleven voortduuren tot den dertienden van herfstmaand des jaars 147? op welken dag een beftand voor negen jaaren tusfchen den Koning van Frankrijk en den Hertog van Bourgondie gefloten en geteekend werdt. Naauwlijks was 'er vrede met Frankrijk, of Hertog Karei wendde de wapenen naar Lotharingen en bemagtigde dit Hertogdom, in korten tijd. De voorfpoed van deze ondernemmge fpoorde hem aan tot den ftrijd tegen de Zwitfers, om dat zij hem Ferette hadden helpen afhandig maken. Alle hunne yoorflagen om zich met hem te verzoenen, m den wind flaande, vertrok hij uit Lotharin': gen, door Bourgondie , naar Zwitferland. Haast was hij meester van eenige plaatfen, en Granfon ging, bij verdrag, aan hem over! Indien hij tegen zijn gegeven woord, een < groot deel der bezettinge in die ftad heeft doen! ophangen , gelijk men aangeteekend vindt, werdc Schade door de Franfche kapers. Hertog Karei beinagtigcLotharin"» [en, ia wijnmaand. H75> Trekt op egen de ïwitfers. Neemt iranfoa u  iaS VADERLANDSCHE XIV. Boek. Wordt gellageu. Andermaal ge flag en. Lotharingenhem out' nomen. H76- Slag _ bi Nancij. Hertog' Karei werdt hem deze trouwloosheid , ten voorbedde aan alle krijgshoofden , rijkelijk betaald gezet. 'Er komt een hoop Zwitfers, om Granfon te ontzetten:; hij trekt hun tegen; hij moet zich met de vlucht redden; zijn leger raakt in groote wanorde; en hij, die dikwijls fprak van Hannibals dapperheid, wordt onder 't vluchten door zijnen hofnar met deze woorden befpot : mijn Heer, wij worden hier fchoon gehanmbatieerd. De Hertog was diep getroffen over deze fchandelijke nederlaag, doch hcrftelde zich, en floeg het beleg voor Murten, nabij Bern. De Zwitfers, die nu den Hertoge van Lotharingen aan 'thoofd hadden, en hunne krachten begonnen te kennen, kwamen tegen hem af, en deeden hem andermaal, met zwaar verlies, de vlucht nemen. Spijt, hartzeer en geleden ongemakken maakten Hertog Karei droefgeestig , en hij viel in eene zwaare krankte, die hem 't verftand min of meer krenkte. De Hertog van Lotharingen bediende zich van deze gelegenheid , om zijn verloren gebied wederom te bekomen, en in 't bijzonder Nancij te hernemen. Deze flag wekte den Bourgondifchen Vorst als uit den flaap, en hij zocht die ftad j andermaal te overmeesteren. Dit mislukte. Hertog René van Lotharingen kwam met een aanzienlijk leger, van zins om Karei tot het opbreken van 't beleg te noodzaken. In den aanvang des jaars 1477, raakten de legers aan elkander; de Bourgondiërs werden geheellijk Verflagen; Hertog Karei zelf fneuvelde, of door de hand zijner vijanden, of door eenige ver-?  XIV. Boek» H I S T O R I Év lèj verraders, die hem in koelen bloede van 'i leven beroofden. Zijn lijk werdt, twee dagen later, gevonden, naakt uitgefchud, op drie plaatfen gewond, en met het aangezicht in een' poel, waar in hij gefmoord was, vastgevrozen. Zidk een jammerlijk einde hadt Hertog Karei van Bourgondie, in den bloeij van zijnen leeftijd , en midden in den loop van zoo veele flaatzuehtige ondernemingen, die hemdebijnaamen vin den Stouten, Strijdbaaren, Schrikketijken en Werkzaamen hebben doen verkrijgen. De voorfpoed maakte hem opgeblazen, vooral met betrekkinge tot Koningen en Vorften. De tegenfpoed maakte hem , doorgaans, ftout, driftig, wreed, verwoed. Eén van zijne tijdgenooten en vertrouwelingen getuigt van hem , dat hij zonder voorbeeld arbeidzaam was , nooit klaagde van vermoeidheid , en nimmermeer eenigen fchijn van vreeze gaf. In zijne meenigvuldige krijgstochten ftraalde dikwerf onbezonnen drift meer door, dan voorzichtige heid. De Lotharingfche en Zwitferfche krijg zal een altoosduurend bewijs opleveren, dat de albedierende Voorzienigheid , door ongeziene middelen, ftaatzuchtige Vorden ten val kan brengen, en hunne trotfche ontwer* pen vernietigen. Een volk , 't gene hij verachtte, om dat het tot dezen tijd toe in Europa weinig geruchts gemaakt hadr , bragt zeer veel toe tot vernederinge van Karei den Stouten. Hoewel hij, in deze en gene gevallen, blijken van fchrander vernuft én wijs beleid gaf, overtrof echter de eerzucht zijne daatkunde. Op den eenen tijd verliet hij zich II. Deel. I te fneuve!t £ m, zonder den bijftand van Engeland, zich :elven te onderfteunen, en dat hij met Lodevijk geen vrede maken wilde , dan na dat Bduard in zijn eigen Land teruggekeerd en üdaar drie maanden zou geweest zijn. De zorg voor eene geregelde rechtsoefeni'nge, door fommigen hooglijk in hem geroemd, lijdt veele uitzonderingen. Onze Landsluiden ten minften zullen daar onder niet begrepen hebben de verplaatfinge van 't hooge Ge^ rechtshof uit den Haage naar Mecheien, hoe zeer de Brabanders en anderen dit in hem prijzen. Wat fommigen ook dachten van de ongegronde geruchten , als of de Hertog noch leefde, 'twas zeker genoeg, dat deNederlanders in 't gemeen, doch vooral de Hollanders en Zeeuwen, hem niet te rug begeerden'. Maria van Bourgondie, Kareis eenige dochter, in 't jaar 1457, luc Izabelle van Bourbon geboren, was de wettige erfgenaame der wijduitgeftrekte Bourgondifche heerfchappijen, en in 't bijzonder van de INederlandfchè gewesten. D2 jonge Vorftin bevondt zich  XÏV. Boek. HISTORI Ë> zich aanftonds in kommervolle omftandigne den. Lodewijk de XI, Koning van Frank rijk, maakte zich reeds in louwmaand mees ter van 't Hertogdom Bourgondie; kwam we der in 't bezit der deden in Pikardije, te vo ren aan de Hertogen van Bourgondie afge ftaan; poogde Artois cn Vlaanderen tot on derwerpingc te brengen ; Henegouwen et Namen fchikte hij voor zijne gimflelingen; me Brabant, Holland, en andere gewesten, wilde hij de vriendfchap en hulpe van eenige Vorften koopen,- doch Vrouw Maria moest, naar zijn ontwerp, het Graaffchap van Bourgondie, gemeenlijk het Franche Comté genaamd , blijven behouden. In dit netelig tijdgewricht was goede raad duur. De Sraaten der Nederlanden werden eerlang befchreven, om te Gent, waar Maria zich bevondt, over den töeftand van 's Lands zaaken te raadplegen, middelen tegen de aanflagen van Frankrijk te beramen, en de noodige penningen tot het voeren van den oorlog te vinden. Sedert het befchrijven van die gewigti°-e dagvaart, namen de Staaten en de bijzondere' Steden in erndige overweginge, wat hun te doen dondt, en hoe zij zich deze gelegenheid best ten nutte zouden maken, zoo ter herftellinge of nadere bevestiginge der aloude voorrechten , als tot weringe van eenige misbruiken, metnaame, het geven van ampten aan vreemdelingen ten nadeele der LandEaaten: terwijl de rechtmatige bekommering voor buitenlandsch geweld oorzaak was, dat de Hoekfchen en Kabbeljaauwfchen zich in I a fom* " VijatioV _ lijkhedei van Lom ■ dewijk . den JU, l Dagvaarl te Gent befckrevcn. Voorafgaanderaadplegingen ift Holland,  VADERLANDSCHE XIV. Boek, Onderhandelingen te Cent. fommige fteden, bijzonderlijk te Dordrecht, plegtiglijk verzoenden, en overeenkwamen, dat men eikanderen, noch van, noch op 'c kusfen zou zoeken te helpen, maar eenpaariglijk 's Lands voordeel ter harte nemen, en 't gemeene welzijn boven alles voorftaan. Edele en vaderlandlievende gezindheid! jammer was 't, dat zij bij veelen zoo kort duurde, en noch in 't zelfde jaar door de oude twistgierigheid vervangen wierde. Wie 't hart toen recht geplaatst hadt, wilde liever alle geleden ongelijk voor altijd vergeten, dan voedfel geven aan nieuwe verwarringen, die hem, misfchien , eer en voordeel aanbrengen, doch 't Vaderland rampfpoedig zouden maken. Hun lofwaardig voorbeeld verdient de navolginge van alle braaven. De Gemagtigden der Staaten van Holland en Zeeland ter dagvaart te Gent verfchenera zijnde, hieldt men hun voor, in welken zorgelijken toeftand Vrouw Maria en de Landen, door de vijandfchap en kwaadwilligheid des Konings van Frankrijk, zich bevonden, en men verzocht, dat zij der Hertoginne, in dezen nood , met raad en daad wilden bijfpringen. De Afgevaardigden betuigden wel de genegenheid der Landzaaten, om Vrouwe Maria , met al hun vermogen, bijteftaan, doch verklaarden ook rondelijk, dat de Landen door de oorlogen ten tijde van Hertog Karei zeer verarmd waren, en derhalven eer behoorden ontlast, dan meer bezwaard te worden. Hier bij voegden zij, dat 'er, federt eenige jaaren, merkelijke inbreuken op der Landen en Steden vrijheden en voorrechte»  XIV. Boek. HISTORIE. *33 ten gemaakt waren , die zij gaarne heritelc zouden zien. Dit laatde drongen zij zoc iïerk aan, dat Vrouw Maria , eindelijk, ot den veertienden van lentemaand, aan die var j-ionuna en zeeland het beroemde Hrnnr. Privilegie verleende. De voornaamfte inhoud van 't zelve komt hier op uit. De Hertogin zou niet trouwen, dan bij raade en goeddunken der Heeren van haaren bloede en der Staaten van haare Landen. De betaling van eenige ingewilligde beden werdt kwijtgefcholden. Aan inboorlingen alleen moesten de ampten begeven worden. Niemand zou twee ampten tevens mogen bekleeden, en 't verpachten van alle bedieningen moest ophouden. De Raad van Holland zou voortaan beftaan uit den Stadhouder en acht Raaden , twee Edelen en de overigen Rechtsgeleerden, zes Hollanders en twee Zeeuwen, behalven noch twee andere Raadsluiden , insgelijks inboorlingen , doch zonder wedde. Voor dezen Raad zouden geen zaaken, die ter kennisfe van de deden of dorpen fbnden, anders dan bij beroep van de gewoone rechtbanken, en dus niet in den eerden aanleg, gebragt mogen worden. Het voorrecht van niet buiten 's Lands paaien in rechten betrokken te konnen worden , zou ongefchonden bewaard blijven. De Gerechten ia de deden moesten op den ouden voet gezet en veranderd worden. De Steden mogten» onderling en met de andere Nederlanden* dagvaarten houden, zoo dikwijls en op welke plaatfen het haar behaagde. Men zou geen nieuwe tollen of andere lasten mogen opftel1 % len, den 14 Maart 1477- Deszelf. voor aaamile inhoud. ™» Mo.;. Groor- Privilegi«  524" VADERLANDSCHE XIV. Bof.k* Jen , dan bij goeddunken van de Staaten* Ook zouden de Landzaaten bij hunnen vrijen koophandel, neéringe enhanteeringe bewaard blijven. De Hertogin en haare nakomelingen zouden geenen oorlog mogen voeren, dan bij goeddunken van 's Lands Staaten, zonder welk men ongehouden zou zijn, in denzelven te dienen, en dan noch alleenlijk binnen de grenzen van Holland, Zeeland en Friesland. In alle opene en andere brieven zou, voortaan , de Duitfche taal aUeen gebruikt worden. Geboden en verboden, door de Hertoginne , haare nakomelingen , den Hoogen Raad en haaren bijzonderen Raad, tegen 's Lands en de Stedelijke voorrechten verleend, zullen van onwaarde zijn en blijven De Rekenkamer te Mecheien zou, zoo veire zij Holland, Zeeland en Friesland betrof, naar Holland worden overgebragt met alle de regu-ters en verdere befcheiden, hier toe behoorende, en aldaar ten eeuwigen dage blijven. In 't ftuk der achter- leenen zal men zich houden aan 't gene van ouds gewoonlijk was. Elk mag zijne zeedrifrige goederen aanvaarden, mits betalende redelijken bergloon. De makelaardijen en excijnzen moesten ten behoeve der Steden blijven. Kosterijen en andere mindere ampten zouden, van nu af, ter begevinge van hun daan, die, federt vijftig jaaren, daar toe recht hadden.. Men zal voortaan nieuwe munte flaan , en 't geld verhoogen of verminderen bij goeddunken van de Staaten : zullende de Holïandfche Munt, naar oude herkomen, te Dordrecht gehouden worden. Alle gifc- en rente-, brie-  XIV. Boek. HISTORIE. i35 brieven, door Hertog Filips verleend, doch door Hertog Karei ingetrokken , zullen van waarde zijn. Met de, ftedelijke rekeningen zal de Hertogin zich niet bemoeijen, gelijk ook niet met de. begevinge der geestelijke ampten. Het land van Strijen zal altijd een lid van Holland blijven. Gecne deden zouden gehouden zijn te dragen tot Graaflijke beden , m welke zij niet bewilligd hadden. De Heer zou voortaan in perfoon, ter gewoone en behoorlijke plaatfe , binnen de drie gemelde Landfchappen, de beden moeten komen doen. De zorge over den Friefchen dijk, waar bij West-friesland en Kennemerland zoo groot belang hadden , zou aan Dijkgraaf en Heemraaden overgelaten worden. In Zeeland zal niemand , ten zij verwonnen ter vierfchaare, over burgerlijke zaaken en breuken mogen gevangen worden. Niemands goed , leen of erven zouden ter Graaflijke tafel gelegd, dat is, verbeurdverklaard, mogen worden, dan na dat hij, volgens de bijzondere rechten en gewoonten van de Landen, fteden en plaatfen, gerechtelijk verwonnen was. Sn Z eland zullen voortaan twee. Rentmeesters zijn, de een bewesten Schelde , de andere beoosten Schelde , behoudende die van Tholen hunne oude gebruiken. Tot het delven van moer, binnen de bedijkte landen , om zout te branden, zou niet langer vrijheid vergund worden. Men zal de oude grootte en palen van Holland, Zeeland en Friesland houden en doen houden. De Ambachtsheeren in Zeeland mogen, in hunne vrijheden, verboden maken, I 4 doch  J3<5 VADERLANDSCHE XIV. BoerT THt. P" irilegie wordt ge' teekend en beze- doch ander zekere bepalingen. Sommige grove misdaaden zouden in Zeeland voortaan niet behoeven berecht te worden ter hooge vier» fchaare, om dat zij dikwerf in een* geruimen tijd niet gehouden werdt. De duistere punten der oude Keuren van Zeeland zullen in beter licht gefield worden. De ftad Briele en 't Land van Voorne, *t zij aan Holland toebehoor-ende, 't zij aan Zeeland, over welk gefchil Vrouw Maria geen uitfpraak deedt, zouden ook in dit Groot-Privilegie begrepen zijn. De inhoud van dit Privilegie moest geoordeeld worden niets te benadee* len aan de bijzondere rechten, voorrechten, handvesten, gewoonten, keuren en oude herkomens der bijzondere Landen , Ridderfchap en Steden , of van elke Stad, welke de Hertogin beloofde te bezweren, al ware het ook, dat daar op, ten tyde van haaren vader , inbreuk gemaakt mogte zijn. Alle de artikelen , boven gemeld, en eenige andere, die of van minder belang zijn, of enkel tot; het bijzondere Nederlandfche recht behoo-ren, zouden de Hertogin, haare nakomelingen , en de voornaamfte amptenaars mee eede beloven te onderhouden en doen onderhouden. Het Groot-Privilegie werdt, te Gent, in tegenwoordigheid van verfcheiden voornaame Heeren , geteekend door Vrouwe Maria , en op haar verzoek ook bezegeld door Jan , Hertog van Kleeve, Lodewijk van Bourbon, Bisfchop van Luik , en Adolf van Kleeve , Heere van Raveftein, die ifhans algemeen Stadhouder der Nederlanden was, De Hollanders en Zeeuwen waren mee 4fe  XIV. Boek. HISTORIE. itf dezen voorrechtsbrief ongemeen in hunnen fchik. Geen wonder. Oude voorrechten werden daar door bevestigd en uitgebreid; doch de Graaflijke magt op eene aanmerkelijke wijze bepaald. Dan, gelijk Vrouw Maria zich niet in alles ftiptelijk aan dit GrootPrivilegie hieldt, zoo hebben alle haare opvolgers, in 't Graaflijke beflier over Holland en Zeeland, hetzelve niet rondelijk bevestigd , of zich daar aan verbonden gerekend. Groote flaatkundigen , fchrandere rechtsgeleerden, voornaame gefchiedfchrijvers, hebben lang getwist, of en in hoe verre dit Privilegie zijne kracht behouden hebbe ten tijde der Graaflijke regeeringe, en federt haare affchaffinge tot heden toe. Ontwijfelbaar is 't, aan den eenen kant, dat Maximiliaan van Oostenrijk, zoo bij zijn huwelijk met Vrouwe Maria in 't jaar 1478, als na haaren dood , beloofde, ook dit Privilegie te houden en doen onderhouden; maar ook aan de andere zijde, dat Filips de II en Karei de II zich alleenlijk verbonden tot de handhavinge der voorrechten , door Karel den I, Filips den I en de vroegere Graaven verleend , zonder van Maria te gewagen; terwijl Filips de lil, de laatfte Graaf, In 't algemeen met eede zich verbondt, om alle Privilegiën en vrijheden, bij zijne voorzaaten Graaven en Graavinnen verleend, wel en getrouwelijk te zullen houden en doen onderhouden. Zeker gaat het ook, dat de Staaten en Steden van Holland zich meermaalen op 't Groot-Privilegie beroepen hebben, federt'tjaar 1494 tot den jaare 1777; eq dat, hoewel de Staaten, den twintigflen I 5 van Twist 3 ver des:cifs ver(indenietracht in. atere tijlei, en tot ïedei.  ,35 VADERLANDSCHE XIV. Boek. Wolferd »»n Bors- ■ fele wordt Stadhouder. Gewoone en buitengewooneRaaden aangefleld. van grasmaand 's jaars 1554 , zeiden , dat het. Privilegie van Vrouwe Maria herroepen en te niete gedaan was, zij echter, den vijfden, van fprokkelmaand 's jaars 1566, zich op hetzelve beriepen, en, den zesden van hooimaand des jaars 1677 , op grond der uitgedrukte woorden van datzelfde Privilegie , bedoten tot het houden van eene vrije Staatsvergaderinge. Indien de Hollanders en Zeeuwen, onder de opvolgers van Maria in 't Graaflijke beftier , zoo wel gehandhaafd geworden waren bij 't gebruik van dit Privilegie, als zij zorgvuldig waren in 't aewaren van deszelfs oorfpronglijke affchrif:en te Dordrecht, Amfterdam, Delft, Haarem en Middelburg, zouden veele beroeren binnen deze Landen in de XVI eeuwe voorgekomen zijn. Weinige dagen na 't geven van 't Groot5rivilegie, ftelde Vrouw Maria, in gevolge van hetzelve , Wolferd van Borsfele, Heer /anVere, eenen inboorling, tot Stadhouder over Holland en Zeeland aan, in plaatfe des Heeren van Gruithuizen ; ook verkoos zij icht gewoone Raaden , allen inboorlingen /an Holland en Zeeland, uit de geflachten /an Egmond, Borsfele, Asfendelft, Ruisch, de Jonge, Oem van Wijngaarden, Zwieten sn Wisfekerke, en drie buitengewoone Raaden, van welken Kornelis van Dorp en Gerard van Abbenbroek uit een bekend Hollandsen of Zeeuwsen geflacht waren, doch de derde boven 't getal, in 't Privilegie bepaald, aangefteld werdt, en, vermoedelijk, geen inboorling was. De Hertogin deedt weldra zien , met welk hart zij zoo groote voor-r  XIV. Boek. HISTORIE. I39 voorrechten bezworen hadde. Een fpoedige vrede met Koning Lodewijk den XI was, zonder bedenkinge, zeer te wenfchen voor haar zelve en 's Lands ingezetenen. Vier Heeren gingen in gezantichap naar Frankrijk, om over een verbond van vrede te handelen. De Heeren van Vere en Gruithuizen hielden zich aan hunnen last; doch de Kanfelier Hugonet en de Heer van Imbercourt lieten zich door den Koning bewegen, om hem de behulpzaame hand te bieden tot het bewerken van een huwelijk der Hertoginne met Karei, Lodewijks 'zoon , en tot het bekomen van een gedeelte van Atrecht. Dit werdt ruchtbaar. Hugonet en imbercourt, uit Frankrijk wederkomende, werden gevat, en te Gent onthoofd. De voorfpraak der Hertoginne kon hen niet redden: te minder, om dat men ontdekte, dat Vrouw Maria, onaangezien zij verklaarde, niets te willen fluiten dan bij raade der Staaten , aan Koning Lodewijk echter gefchreven hadt , dat zij alle haare zaaken alleen bellieren wilde met de Hertoginne weduwe, de Heeren van Raveftein, Imbercourt en Hugonet. Die brief openbaarde de waare gevoelens der Hertoginne ; de afgifte daar van door den Koning bedoelde, misfehien, de vermeerderinge van tweefpalt hier te Lande ; en 't vertoonen van dien oorfpronglijken brief, in de Raadsvergaderinge te Gent, maakte Vrouwe Maria verlegen en befchaamd. De vreedzaame gevoelens der Hoekfchen en Kabbeljaauwfchen , en hunne vcreenigde ' zacht voor 's Lands algemeene welvaart, i hiel- Gezanrf-'hap naaf Frankrijk, om over vrede te kandelen* Onfïa»- digheid van Vrouwe Marijs. Nieuw© «lusten ier Hoekchea en  ï4o VADERLANDSCHE XIV. Boeit: Kabtel- jaauw. {eken. Adolf van Gelder krijf I liet opper bevel ovei •t krijgsvolk ; doch fneuvelt voor Doornik. Vrouw Maria trouwt met Maximiliaantan Oostenrijk , den 18 jftug. hielden bij veelen niet lang Hand. De Hollandfche fteden, Gouda, Schoonhoven , Dordrecht en Hoorn , werden door nieuwe onlusten deerlijk gefchud. Gemor over de zwaare lasten, misnoegen over eenige nieuwe excynzen , wantrouwen op fommige rentmeesters in de fteden , verdenking van misbruik der algemeene fchatkisten, en foortgelijke dingen, gaven aanleidinge tot geweldige opfchuddingen : waar van de Hoekfchen zich meesterlijk bedienden, om 'tbewind der regeeringe in handen te krijgen, en de Kabbeljaauwfchen , die niet van alle misdrijf fchijnen vrijgefproken te konnen worden, van 't kusfen te helpen. Doch Haarlem, Delft en Amfterdam , in welke fteden de laatfte partij de magtigfte was, bleven nu van oproer vrij. De voorfpoed der Franfche wapenen, in Vlaanderen en Henegouwen, deedt de Hollanders volharden in zich ter zee fterk te maken, en bewoog de Gentenaars tot de verkiezinge van een aanzienlijk Legerhoofd; hoedanig zij meenden gevonden te hebben in Adolf van Gelder. Deze, nu uit zijne hegtenisfe ontflagen, zocht Doornik uit de magt der Franfchen te verlosfen; doch de aanftag mislukte, en kostte hem 't leven. Omtrent dezen tijd , begon men in de Nederlanden met ernst te denken , om het huwelijk der jonge Hertoginne te bevorderen , en wel met Maximiliaan, Hertog van Oostenrijk , zoon van Keizer Frederik den II'. De Gentenaars waren hem, boven anderen, thans gunftig, en Vrouw Maria gaf eindelijk  XIV. Boek. HISTORIE. i4i lijk haare toeftemminge tot het voltrekken van dit huwelijk; gelijk eerlang gefchiedde, onder zekere voorwaarden, van welke de merkwaardigfte was, dat de kinders, die uit dit huwelijk zouden geboren worden , den eerstftervenden in alle Staaten en bezittingen moesten opvolgen , doch , indien 'er geen kinders nableven , zou' alles aan de wettige erfgenaamen vervallen , zonder dat de langstlevende 'er eenige aanfpraak op behieldt. Hoewel Vrouw Maria reeds in den herfst des jaars 1477 als Graavin van Holland en Zeeland ingehuldigd was, liep het echter aan tot de volgende lentemaand , eer Maximiliaan , als man en voogd der Hertoginne, eerst in Zeeland, en weinige dagen later iu Holland, den eed deedt en ontfing. Na welken tijd zijn naam , gelijk die van Maria, en met dezelfde eertitels, in 't hoofd der opene brieven geplaatst werdt,- te meer, om dat Keizer Fredrik, den negentienden van grasmaand, verklaarde, dat Maximiliaan de Nederlanden , onder 't Keizerrijk behoorende, van hem verheven hadt. Terftond maakte Maximiliaan 'er zijn werk van, om de vriendfchap met Engeland aantebinden, en den oorlog met Frankrijk, zoo lang mogelijk, te vermijden. Rekenden de Friezen voor zich belang te hebben in de vernieuwinge van vroegere ver-1 bonden met de Engelfchen, Maximiliaan en» Maria oordeelden niet alleenlijk een nieuw1 verbond van vrijen koophandel en visfcherij met Eduard den IV, Koning van Engeland,1 te moeten fluiten, en 't verbond, tusfchen Eduard Hertog Maximiliaan ia Zeeland en Hol land ge nuldigd. Hij verinde ziel» aauwer etEngemd. ia Jnlij f7!.  S Aug. S4to. Vijandlijkhedenmet Frankrijk. Den 7 Aug. H79. Oorlog met de Gelderfchen. Zutfen verpand aan Henrik van Zwartfenburg, iu Aug. i4;8. 144 VADERLANDSCHE XIV. Boek. Eduard en Hertog Karei gemaakt, te bevestigen, maar ook in onderhandelinge te treden over een huwelijk van 's Konings derde dochter met hunnen zoon Filips, toen deze naauwlijks één jaar oud was. Maximiliaan Zocht, door dit alles, zich te verfrerken tegen den Koning van Frankrijk , die , zelfs' geduurende het bedand met de Nederlanders, hunne fcheepvaart en visfcherij in *t jaar 1479 niet weinig deedt benadeelen. Dit verlies werdt wel eenigzins vergoed door de overwinninge der onzen in den dag bij Guinegate in Artois, en de bekommering voor verdere rampen gematigd door het bedand, omtrent een jaar later gedoten; doch de ondervinding hadt Maria en haaren vader doen zien , hoe weinig men zich op Lodewijk verlaten kon, die niet ophieldt te woelen, tot dat eene beroerte in de lente des jaars 1481 hem overviel. Maximiliaan hadt te meer reden om den oorlog met Frankrijk te mijden, om dat binnenlandfche onlusten en oorlogen hem werks genoeg verfchafcen. De Gelderfchen hadden , terftond na den dood van Hertog Karei, Adolf van Egmond voor Hertog erkend, en, wanneer hij op 't onverwachtfte overleden was , trokken zij zich de belangen van deszelfs onmondige kinderen aan. Men ging verder. Het Graaffchap Zutfen werdt door de Staaten aan den Bisfchop van Munfter voor zestien duizend Rhijnfche guldens verpand , en de Gelderfchen verkoren hem, federt, voor befchermheer van 't Hertogdom. In den aanvang deedt men den Bourgondifchen groote afbreuk- zon-  XIV. Boek. HISTORIE. zonder echter zelf vrij te loopen, of ziel met voordeel te konnen verzetten tegen 't leger, door Maximiliaan uit Holland naar Gel derland gezonden. De voorflag , om 't gefchil aan den Paus te verblijven , kon bij Maximiliaan geen ingang vinden ; doch 'i kwam, in louwmaand des jaars 1481, tot eer befland; en hij werdt met Maria, niet lang daarna, in de fteden van Gelder en Zutfer plegtiglijk ingehuldigd. Midlerwijl werdt Holland door nieuwe beroerten deerlijk gefchokt. De poging var Jan van Egmond, om zich, door list of geweld, in 't Schout-ampt te Hoorn te Hellen , bragt die ftad in kommerlijke omftandighèden. Te Leijden werden de Hoekfchen, ten zelfden tijde, gewapend aangevallen, en genoodzaakt te vertrekken. Om dit met eenigen fchijn van recht te doen, verfpreidde men vooraf, dat de Kabbeljaauwfche' aan hang gevaar van goed en leven liep, indien de Hoekfchen hier langer geduld werden. Binnen Haarlem wilde men hen ook niet laten vertoeven. De Stadhouder van Holland , den loop der ongeregeldheden willende ftuiten, deedt eene algemeene dagvaart der Edelen en Steden te Rotterdam befchrijven. Hij zelf kwam 'er binnen; doch moest alhaast de ftad ruimen, en de afgevaardigden der Hoekfche fteden werden 'er buitengehouden. Nu nam de verbittering hand over hand toe. De Kabbeljaauwfchen maakten zich meester van 't hof des Stadhouders in den Haage , en pionderden zijne goederen. In allen fpoed verzamelt hij eenig krijgsvolk, be- Opfchnadingen te Hoorn, •■ Te' Leijden. En Haarlem. W. vaa Borsfele moe: Rotterdamruimen. Zijn hof wordt ingenomen.  z44 VADERLANDSCHE XIV. Bocsi Hij verlaat den post van Stadhouder. I4§0. J. van Lalairgwordt Stadhouder. Leijden door de Hoekfchen genomen en verlaten. 17 Apri l+li. bemagtigt Rotterdam, en herneemt zijn hof; doch ziende , dat hij de partijfchap in Holland niet kan bijleggen, vertrekt hij naar Zeeland, en doet vrijwilligen afdand van het Stadhouderfchap , in eene vergaderinge der Edelen en Steden te Gorinchem, waar Maximiliaan zelf tegenwoordig was. De plaats van Heer Wolferd van Borsfele werdt aanftonds vervangen door Joost van Lalaing, hoewel hij geen inboorling van Holland of* Zeeland, maar een Henegouwer was. De nieuwe Stadhouder, hoe aangenaam anders aan de Kabbeljaauwfchen, en ook geacht bij veele Hoekfchen, kon echter de ruste en eensgezindheid in Holland niet overal herdellen. . De Hoekfchen kregen Leijden, bij verrasfinge, in hun geweld, namen de voornaam» fte Kabbeljaauwfchen gevangen , en delden prde op 't dedelijke beftier. Lalaing kreeg last, om Leijden te belegeren. Het bemagdgen van eenige nabijgelegene doten bragt de ftad in benaauwdheid, maar niet tot overgave, eer dat Maximiliaan met zijne krijgsmagt herwaards kwam. Toen vertrok de Overfle Reijer van Broekhuizen met zijn volk, omtrent zes duizend man fierk. Naauwlijks was Maximiliaan te Leijderdorp gekomen, of de voornsamde burgers der dad, in rouwgewaad gekleed, gingen hem te gemoete, om den Hertoge de ftads deutels aantebieden, en op de knijen om genade te imeeken. Tot welke vernederende dappen kunnen burgers gebragt worden, die zich door eenige hooggevoelende en eigene grootheid zoekende aanzienlijken laten opwinden en misleiden! Maxi-  XIV. Boek. HISTORIE. 145 Maximiliaan vergunde aan allen genade, m< uitzonderinge van achttien, van welken zes kort daarna , gerecht werden. Hij fchee van oordeel te zijn, dat, in tijden van zwaar beroerten binnen 's Lands, het openbaj draden van zeer weinige hoofden meer zo affchrikken, dan 't ontdekken van ongenoe gen tegen veele honderden. Eene ondervir ding van ruim drie eeuwen in ons Vaderlan kan bedisfen, in hoe verre zijn oordeel al c niet gegrond ware, maar ook leeren, ho zeldfaam eene volmaakte onzijdigheid in 1 beteugelen en vonnisfen van muitzieke gees ten gehouden zij. De Kabbeljaauwfchen , flout op de guns van Maximiliaan, door het toedaan van een zwaare bede verworven , lieten zich in 't jaa 1481 niet weinig gelden. Onder bevel vai Jan van Egmond, verrasten zij Dordrecht Sommige Hoekfchen werden doodgeflagen, en veele anderen gevangen naar den Haage gevoerd. Onder dezen waren de Schoui Adriaan Westfaling en de Burgemeester Dirk van Beaumont, die, op vonnis van 't Hof, onthalsd werden, doch op grond van zulke befchuldigingen, die niet buiten verantwoordinge, in lateren tijd , geoordeeld werden. Noch bemagtigden de Kabbeljaauwfchen de deden Gouda, Schoonhoven en Oudewater, èn bewerkten, dat de Hoekfchen, meest overal, van hunne ampten verlaten, zoo niet gevangen gezet of gebannen , wierden. Eenige Hoekfchen leden groote fchade door de verbeurdverklaringe van hunne goederen, mee naame, Jan van Montfoort, wiens heerlijkII. Deel. K heid ft » n e r Q tif 2 t t De k-v. s beljaauW' fchen be. f roaijtige» Dor' drecht, , de„ s April, Corida, Schoon hoven e$ Oudewater.  r4ó" VADERLANDSCHE XIV. Boek. Pnrme. rende verandert «au IJeer. Oorlog j snet de L'trechtfcben. T)agv»art Jr§ Sshoan- heid Furmerende door Maximiliaan gegeven werdt aan Balthazar van Volkedein of Valkeftein , van wien zij, door koop, ten jaare 1484 aan't gedacht van Egmond kwam, en omtrent ééne eeuwe bleef. De Hoekfche ballingen vonden thans bijna nergens eene veilige fchuilplaats, dan te Utrecht. Het gezag des Bisfchops was hier merkelijk afgenomen, en hij hieldt meest zijn verblijf binnen Wijk te Duurftede. De Burggraaf van Montfoort voerde nu 't groote bewind, en liet de Hoekfchen in de eerstgemelde dad in ruste leven. Dit mishaagde den Hertoge, en gaf aanleidinge tot een'driejaarigen krijg tusfchen de Hollanders en Utrechtfchen. De Raad der ftad fcheen wel genegen , om Maximiliaan eenig genoegen te geven, en over een verdrag met hem te handelen; doch Jan van Montfoort begreep het anders, en deedt Naarden , door gehuurd krijgsvolk, dat zich gedeeltelijk in vrouwen-gewaad verkleedde, verrasfen en verwoesten. De Stadhouder Lalaing , niet te vreden met de terugdrijvinge der Utrechtfchen door de Amfterdammers, ftak den brand in Jutfaas, en floeg 't beleg voor het blokhuis op de Vaart. Dan, de Hollanders werden, hier, deerlijk geflagen, en met groot verlies van volk en krijgsgereedfchap verdreven. Meer voorfpoeds hadt de Stadhouder teEmmenes, Westbroek, en elders. Midierwijl kreeg men te Utrecht gebrek aan mondbehoeften, en noch meer aan geldmiddelen. De handeling over vrede, op de dagvaart te Schoonhoven, tusfchen de ftad 1 Utrecht  „ XX VII. . feaHd^&Maewnè dovr een ml mn AaarJhZiï.in v&zJUjtf. I i XXVJII. &ïa-ns mn .Av*^ rerorel^ MvtteTèam, in z488. éSlatlz. j.;7.   XIV. Boek. HISTORIE. 147 Utrecht en den Stadhouder, vruchteloos af geloopen zijnde, gingen de wederzijdfchi vijandlijkheden haaren gang. Vianen werdt. weinige weken later, door de Utrechtfcher ingenomen, doch, op zekere voorwaarden, wederom ingeruimd aan Walraven van Bre derode. • Onder zoo groote binnenlandfche bewe gingen, werdt Hertog Maximiliaan in zwaa ren rouwe gedompeld door den onverwachten dood van Vrouwe Maria van Bourgom die, en ging de Graaflijke regeering var Holland en Zeeland over in 't Huis van Oos tenrijk. Zij liet twee kinders na, Filip; en Margareet. De dochter zal ons, in '1 vervolg der gefchiedenisfen • als Landvoog' des der Nederlanden, nader bekend worden, Filips, de tweede van dien naam onder de Graaven, was de wettige opvolger van zijne moeder. De Staaten der Nederlanden, Vlaanderen uitgenomen, erkenden Maximiliaan als voogd over zijne beide kinderen, en Ruwaard dezer Landen: in welke hoedanigheid hij zelf weinig ruste genoot, en de twisten allengs hooger zag klimmen, j De hevige beroerte te-Hoorn bragt de burgerije op den oever van vcrwoestingc, welke partij der aanzienlijken ook bovendreef. Eerst waren de Hoekfchen in 't volkomen bewind, zagen uit de hoogte op de Kabbeljaauwfchen, befchouwden dezen als oorzaak van een' feilen brand, en fielden daarom geen behoorlijke orde op 't blusfehen. Naderhand werden de Kabbeljaauwfchen, door Lalaing, op 'c kusfen geholpen - doch toen werK a den - horen, ïS , Fcbr. ' 1482. I V.-oriw Karin tterft ,t den 5f Waart 1481; l ttaxuitliaanwordt voogd1 over Fï-» Jips en Ruwaard der Nt« derhnden. Oproer te Ilojri; t* Julij 4*1.  i48 VADERLANDSCHE XIV. Boek. Viïandlijkhedentegen di van Utiecht. den de burgers boven vermogen bezwaard en uitgeput. Een jaar later , maakten zich de Hoekfchen wederom meester van de ftad; maar hun bewind was kort van d.;ur. Jan van Egmond, door den Stadhouder afgezonden, poogde Hoorn te hernemen. T was vruchteloos. Dan , de Stadhouder kwam zelf, veroverde de ftad, en 't krijgsvolk viel aan 't moorden en pionderen , zonder iemand of eenige openbaare gebouwen, zeMs kerken en kloosters, te verfchoonen. Het gedrag der Hoekfchen te Hoorn, en de toeleg van Jan van Montfoort, om Dqr: drecht te verrasfen, deeden den krijg voortduuren, hoezeer de Hollanders en Utrechtfchen over de drukkende oorlogslasten klaagden. De Stadhouder befchreef heirvaart, en bemagtigde eenige floten in 't Sticht, gelijk ook het blokhuis op de Vaart. Het gebruik van mortieren, bomben , en andere tot nu toe hier min bekende wapentuigen , fcheen veel meer te zullen afdoen ten voordeele der Kabbeljaauwfchen, dan de bulle van Paus Sixtus den IV, die de fteden Utrecht en Amersfoort in den ban deedt, om dat zij zich tegen den Utrechtfchen Bisfchop open* lijk aankantten. Men kan naauwlijks twijfelen ,' of de Paus kwam tot dien ftap op 't verzoek van den Bisfchop , niettegenftaande de eerfte op de krachtigfte wijze betuigt, uit eigene beweginge, en zonder daar toe door den laatften of iemand anders aangezet te zijn , deze bulle gegeven te hebben. Dit moge waarheid of leugen geweest zijn , 't bleek welhaast, dat 'er de Utrechtfchen en Amers-  XIV. Boek. HISTORIE. 140 Amersfborders zich niet aan kreunden; hoewel men te Utrecht zoo fterk om vrede begon te roepen, dat men met den Bisfchop in onderhandelinge kwam, zonder echter een vergelijk te treffen. Hoe hoog ook 't gezag van Maximiliaan in de Nederlanden gedegen ware, de Vlaamingen durfden het evenwel vol tegen hem houden. Niet alleenlijk weigerden zij hem de voogdije over den jongen Filips toetekennen, en gaven dezelve aan den Bisfchop van Luik , Wolferd van Borsfele , Filips van Bourgondie en Filips van Kleeve; maar zij handelden zelfs afzonderlijk met Koning Lodewijk van Frankrijk over een' eeuwigduurenden vrede, zich ft^rk makende, dat zij Maximiliaan in de voorwaarden zouden doen bewilligen, of die anders, buiten hem, behoorlijk laten bevestigen. De Staaten der Nederlanden , te Aalst befchreven, namen genoegen in de voorwaarden; ook de Hertog, om dat hij niet anders kon. De vrede werdt te Atrecht geteekend , en op veele plaatfen afgekondigd. Onder de punten van dit vrede-verbond waren de volgende opmerkelijk. Margareet van Oostenrijk , omtrent drie jaaren oud, werdt aan den Daufijn Karei ten huwelijk beloofd; zij moest aan 't Franfche Hof opgevoed worden; en de voltrekking van t huwelijk zou volgen, zoo dra zij haare jaaren hadt. De onnoozele hruid vertrok naar Frankrijk, en bleef daar tot het jaar 1493; doch de voltrekkinge van 't huwelijk hadt geen voortgang. Maximiliaan werdt dus ontflagen van 't geven der bruidK 3 fchac, Vrede met Frankrijk , te Atreclit gefloten , den 23 Dec. I43s.  pcalog. TJtreiUi gelegerd i$& VADERLAND SCHE XIV. Boek. fchat, waar toe hij nu gedrongen zijne toeftemminge gaf, en welke bedaan moest in de Graaffcbappen Artois en Bourgondie, nevens eenige andere Heerlijkheden. Voorts bepaalde men te Atrecht, dat Margareet, of haare nakomelingen , in 't bezit der Nederlanden komen zou, indien Filips, haar broe-r der, zonder erfgenaamen overleedt. In deze voorwaarde verloren echter de Vlaamingen de bewaringe der vrijheden van deze Landen niet uit het oog. Wijders bedong men, dat de Koning geen hulpe bewijzen zou aan de Luikenaars en Utrechtfchen, met welken de Hertog in oorlog was. ! Het ombrengen van Lodewijk van Bourbon , Bisfchop van Luik, was oorzaak van den optogt des Hertogs ; die Luik bemagtigde, en Willem van der Mark, den bewerker van dien moord , eerst verdreef, en , lang daarna, openlijk liet onthalzen. Dit gefchiedde in 't jaar 1484 te Utrecht, welke ftad toen in de magt van Maximiliaan was. De Utrechtfchen, zich, door den Atrecht■ fchen vrede, verfteken ziende van Franfche hulpe, begonnen met ernst naar 't einde van " den oorlog met Maximiliaan te verlangen. Eenige burgers ondernamen den Burggraaf van Montfoort gevangen te nemen , en den Bisfchop te ontbieden. Deze kwam vrij fpoedig, en tradt eerlang met den Burggraaf in onderhandelinge , wien hij op vrije voeten wilde ftellen, indien de ftad Montfoort aan den Bisfchop werdt overgegeven. De Burggraaf fcheen 'er gezind toe , doch kon de ftad oiet leveren, om dat de 'Hollanders dezelve be-.  XIV. Boek. H I S T O RJ E. 15£ belegerd hielden. Hij bleef dus gevangen totdat Utrecht, door Engelbert:van Kleevi en Henrik van Nijveld , "bij verrasfinge ge nomen werdt. Nu kwam de Burggraaf ii vrijheid , en de Bisfchop in gevangenisfe Maximiliaan , den toeftand der Utrechtfcb zaaken vernomen hebbende, kwam naar Hol •land, plaatde zich aan 't hoofd van een le ger, trok naar Utrecht , en beftormde d< dad heviglijk. Engelbert van Kleeve en Jar van Montfoort, na verkregen vrijgeleide, traden met Maximiliaan in onderhandelinge over een verdrag. Men fcheen daar toe « zullen komen; doch de voorbarigheid van'1 krijgsvolk van buiten, en de nieuwe noginc der belegerden, om zich tegen den 'aanval des vijands te verzetten, verijdelden den voorflag tot vrede. De belegerden deeden een' uitval, die den Stadhouder van Holland '( leven benam. Nu liet Maximiliaan de ftad zoo hevig befchieten, dat de burgers omvre, de fmeekten, en Utrecht, na een beleg van ruim twee maanden , bij verdrag aan° den Aartshertog overging, op voorwaarden , die hoogstnadeelig en diepstvernederende voor de Utrechtfchen waren. Maximiliaan deedt zijne intrede in Utrecht met groote pracht. De Bisfchop, die te Amersfoort gevangen zat, werdt, na't bemagtigen van die ftad, in zijne waardigheid herfteld; en Fredrik van Egmond , Heer van IJsfelftein , benoemd tot Stadhouder van Utrecht, om de plaatfe van Maximiliaan te vervangen, die nu erkend was als Weereldlijke Voogd van die ftad, behoudens haare voorrechten. K 4 Van 1 t Joost Tm Lalaing fneuvelc. Utrecht wordt aan IVTaximi- li.tan overgegeven , d?n 7 Sept. 14^3-  152 VADERLANDSCHE XIV. Boek. Oorlog tntfchen Maximiliaan en ri Vlaamingen. 1484. Den itf Me ij -485- Van Utrecht begaf zich de Aartshertog naar Brabant, en maakte zich gereed, om 5 de Vlaamingen met geweld te doen buigen. Dezen, vooral de Gentenaars, bleven ongezind, Maximiliaan als voogd van den jongen Filips te erkennen. Zij hielden Filips in hunne bewaringe, en lieten de regeeringe van 't Graaffchap in handen van eenige Nederlandfche Edelen blijven. De tweedragt tusfchen den Aartshertog en de Vlaamingen werdt door 't Franfche Hof gevoed. Dit bleek reeds uit eenige voorwaarden van den Atrechtfchen vrede , en 't gedrag van Koning Lodewijk den XL Na zijn overlijden, floot de Regente van Frankrijk een heimelijk verbond met de Vlaamingen, waarbij zij hun en den jongen Graave Filips allen onderfland beloofde, en zij bediende zich van den Heer van Esquerdes, om den twist in Vlaanderen levendig te houden. Indien hij een' toeleg gehad heeft, om Filips uit Gent naar Frankrijk te voeren, werdt hij hier in te leur gefteld. Wat hier van zij, Maximiliaan viel met zijn leger op de Vlaamingen aan, en bemagtigde Dendermonde en andere plaatfen; daarentegen leden de Zeeuwen groote fchade door den moedwil der Vlaar.fchen, vooral de ftad Vlisfingen, welke door die van Sluis overrompeld en uitgeplonderd werdt. Haast namen de Vlaamfche zaaken een' anderen keer. Sluis viel den Aartshertoge in handen ; Brugge en Gent verzoenden zich met hem; Graaf Filips werdt zijnen vader overgeleverd en naar Brusfel geleid. Dusdanig was toen de uitflag der woelingen vaade Vlaa- min-  XIV. Boek. HISTORIE- 153 mingen. Wien bevreemdt het niet, dat z zeiven, kort daarna, en hunne nakomeling fchap, drie eeuwen later, zich dit voorbeel niet meer ten nutte maakten? Onaangezien den tegendand der Vlaamir gen, wies het aanzien van Aartshertog Max: miliaan, en te gelijk van zijne vertrouweliti gen in de Nederlanden, op eene aanmerkt: lijke wijze. Hij zelf werdt door de Rijks vorden tot Roomsch-Koning verkozen, e te Aken gekroond ; bij welke plegtighede: eenige Nederlandfche Edelen tegenwoordii waren. Aan fommigen van hun, uit de ge dachten Brederode , Egmond , Bronkhorst Cats, Croefink, Abbenbroek, van Dorp ei Swieten, gaf hij noch in dit zelfde jaar di Ridderlijke waardigheid, en verhief Egmom tot een Graaffchap , ten genoegen van Jai van Egmond, die, in 'tjaar 1484, op der! aanhouden der Kabbeljaauwfchen , in d< plaatfe van Lalaing, met het Stadhouder fchap van Holland en Zeeland begiftigd was. Het meerdere gezag van Maximiliaan er de verandering der inzichten van 't Franfche Hof deedt, voor 't einde van dit jaar, den oorlog tusfchen de Nederlanden en Frankrijk op nieuws ontbranden, en eenigen tijd voortduuren. Doch men verrichtte van beide zijden niet veel bijzonders ; de Hertogen van Orleans en Bretagne , die zich met den Roomsch-Koning verbonden hadden, werden door de maatregels van 't Franfche Hof in hunne oogmerken verijdeld; Maximiliaan moest, bij gebrek aan geld, zijn leger afdanken; en men cradt in onderhandelingen over vrede. K 5 Min- i - Maximiliaanwordt . Roomsch Koning, - den 16 . Febr. 1 r 3 > l I 1 Jan, . Graaf van L Egmond, ; Stadhouder van ' Holland en Zeeland, Oorlog met Frankrijk.  ï54 VADERLANDSCHE XIV. Boek. Plafcaat T«n Maximiliaanover deii oorlog ter zee. T)en 3 Jan 1487. Minder moeite hadt het voor Maximiliaan in, merkelijke veranderingen omtrent de beftellinge des oorlogs ter zee in de Nederlanden doortedringen. Zoo lang bijzondere fteden en perfoonen, naar eigen welgevallen, fchepen uitrustten, om den vijand afbreuk te doen, hadden verfcheiden ongeregeldheden plaatfe gehad. Deze fcheen Maximiliaan te willen voorkomen; doch vooral bedoelde hij meer gezags en voordeels voor* zich zelven en zijne gunftelingen. Want volgens 't plakaat, op naam van hem en Filips te Brugge en elders afgekondigd , mogt voortaan niemand eenige fchepen ten oorloge uitrusten , dan met toeftemminge van den Admiraal , en onder deszelfs vlagge; de Admiraal, met zijnen Stedehouder en Raad, zou over alle zaaken, ter zee en langs de ftranden voorvallende, recht doen, het ppperbeftel over de vuurbakens hebben, en zelfs over 't ftuk van bevrachtinge en loon der zeevarenden oordeelen; van de goede prijzen, zou de Admiraal een tiende deel, doch de Heer dezer Landen de helft der boeten trekken; de,uitrusting van . eene Landsvloote zou aan den Admiraal ftaan; van de vonnisfen der Admiraliteits Gerechtshoven , kon men zich beroepen op den Admiraal, na wiens uitfpraak noch bij den Landsheere betering of herziening te verkrijgen was. In hoe verre aan den inhoud van dit plakaat, in dien: tijd, al of niet moge voldaan zijn, men ziet 'er uit, tot welke hoogte het gezag des Admiraals opgevoerd wierde. Dan, deze moest zijne aaijilellinge van Maximiliaan krijgen , en dus van  XIV. Boek. HISTORIE. 155 van deszelfs hand vliegen, wilde hij dien eerpost behouden. Na dat-Maximiliaan bijnaden hoogden trap van eere in' Europa beklommen hadt, werdt hij door de Vlaamingen allerdiepst vernederd. Ten tijde der voorgaande Gentfche beroerte , deedt hij Adriaan Viiain te Vilvoorden gevangen zetten. Van daar ontfnapt zijnde, wilde Vilain zich aan Maximiliaan wreken. Uit dit grondbeginfel blies hij der gemeente te Gent en Brugge de ooren zoo vol van de gebreken der tegenwoordige regeeringe, ten opzichte van 't vreemde krijgsvolk, de begevinge van ampten aan vreemdelingen en 't ftuk der munte, dat 'er een volkomen opfl-and uit rees. Maximiliaan , die thans te Brugge was , werdt door de burgers dezer ftad in hechtenisfe genomen, en omtrent vier maanden gehouden. Het Franfche Hof zocht het vuur van oneenigheid brandende te houden; doch de Staaten van Holland, Zeeland en andere gewesten deeden hun best, om het te blusfchen. Volgens 't verdrag, door hen bewerkt, en den eerften van bloeimaand gedoten , deedt Maximiliaan afftand van 't bewind over Vlaanderen, gcduurende de roinderjaarigheid van Filips. Ook 'beloofde hij, 't vreemde krijgsvolk, binnen vier. dagen, uit Vlaanderen, en binnen acht, ui: alle de Nederlanden te zullen doen vertrekken. Wijders was bij dit verbond bepaald, dat men den Atrechtfchen vrede-des jaars 1482 onderhouden zou, en acht gev'en op '1 voortzetten van den gemeenen koophandel, door het matigen der tollen en de cenpaarig- heid Onïnstcn in Vlinderen. I488. Maximiliaan wordt gevangengezet, en onilla^cn. •!r/i*  ï5f5 VADERLANDSCHE XIV. Boek. Den 16 Meij. De Keiler komt met een leper herWaards. Gent wordt belegerd. De Hoekfchen ile ken 't hoofd op Sluif Wordt heid in 'c ftuk der munte; als mede , dat jaarlijks, in wijnmaand, eene algemeene vergadering der Nederlandfche Staaten, in eene der deden van Brabant, Vlaanderen of Henegouwen , zou gehouden worden, om voor 's Lands gemeenen wel Hand zorge te dragen. Men ziet, dat de Staaten zich zeiven en de waare belangen van 't Vaderland niet uit het oog verloren, terwijl zij arbeidden, om den Roomsch-Koning in vrijheid te dellen; gelijk eerlang gefchiedde , doch onder voorwaarde, dat dit verdrag door alle de Nederlanden bezegeld wierde, en drie borgen voor het onderhouden daar van, te Gent, in gijzelinge bleven. De hope op eene beftendige ruste, welke men nu in Vlaanderen voedde, verdween , zoo dra Keizer Fredrik de III, het gedrag der Vlaamingen omtrent zijnen zoon vernomen hebbende, met een aanzienlijk leger uit Duitschland kwam , en 't beleg voor Gent doeg. Die van Sluis begonnen zich toen openlijker tegen Maximiliaan te verklaren; en de Gentenaars verdedigden zich zoo dapperlijk tegen den Keizer , dat deze 't beleg voor Gent opbrak , en naar huis keerde, latende den Hertog van Saxen, met een leger Duitfchers , in de Nederlanden. De Vlaamfche tweefpalt deedt het twistvuur in Holland op nieuws ontvlammen. De Hoekfchen, federt den jaare 1483 hier en daar omzwervende, en tot jiu toe geen kans gezien hebbende, om zich ergens te vestigen, worpen 't oog op Sluis in Vlaandereh : waar hun vrij verblijf en gelegenheid gegund werdt,  XIV. Boek. HISTORIE. ,57 werdt, om volk eti fchepen te verzamelen Zeer wel begrijpende , dat het opperbeve over de voorgenomene krijgstogten aan eei aanzienlijk hoofd moest aanbetrouwd wor den, verkozen zij Frans van Brederode, ui den oudden Graaflijken dam gefproten, vo moeds, in den eerden bloeij van zijn leven en in nuttige wetenfchappen op de Hooge fchoole te Leuven wel onderleid. Bredero de , voorwendende , de wapenen alleenlijk ten diende van den jongen Filips te willer voeren, begaf zich terftond naar Sluis, bragi daar eene vloot van achtenveertig fchepen, met omtrent twee duizend Hollanders en Vlaamingen bemand, in gereedheid, en zeilde door een onbevaren diep, federt Jonker Franfen Gat genoemd , naar den mond der Maaze. De. toeleg was, Rotterdam te bemagtigen. Doch het ijs verhinderde de vloote doortevaren. Brederode ftapte aan land, en trok, met achthonderd en vijftig man, langs den Schiedamfchen dijk, op Rotterdam aan. Binnen weinige uuren , was hij meester van de gantfche ftad, en hier kwam ook de overige manfchap der vloote bij hem. Nu werdt die ftad opgepropt met Hoekfchen, in allen fpoed verfterkt, en van nieuwe regenten voorzien. Deze welgelukte onderneming deedt den moed der Hoekfchen zwellen, en de wapenen elders beproeven. De' kans des oorlogs was wisfelvallig. De aan- i flag der Hoekfchen op Schoonhoven liep1 vruchteloos af; doch zij ftaken den brand in Delftshaven en Schoonerlo, en Jan van Montfoort verraste het flot te Woerden, toen voor den , hunns ■ zamel' plaatsj l ; Frani I van Bre« derode hun hoof.. Hij zeilt naar de Maaze den IS Sept. Betnagtigt Rot» cerdanu Ander* errichingen dei loek■kca.  -158 VADERLANDSCHE XIV. Boek. Maximiliaan komt op de dagvaart teLeijden,den 18 Jan. I489. Bednit tot de be legeringe van Rot terdam. len fleutel van Holland gehouden. Indien het verwoesten van kasteelen en dorpen, aanhoudende drooperijen, onredelijke brandfchattingen, en wat meer van dezen aart in dien tijd piaatie greep, als blijken van liefde voor het Vaderland en de Vrijheid konnen befchouwd worden, dan verdienen de Hoekfchen all' den lof, welken men , noch onlangs , hun allen toezwaaide. Maximiliaan, vernomen hebbende, hoe 't in Holland gefchapen ftondt, kwam naaf Leijden, waar de Staaten vergaderd waren, en vermaande dezelven tot het beleg van Rotterdam , en het onderbrengen der Hoekfchen, die hij eenen ongebonden hoop plonderaars noemde. Zoo weinig alle Hoekfchen voor martelaars van Staat verdienden gehouden te worden, even min kon men hun allen den fmaadnaam van plonderaars met recht naar 't hoofd werpen. Het bedrijf der Kabbeljaauwfchen in 't gemeen kon ook de proeve van edelmoedigheid en Onbaatzuchtige Vaderlandsliefde geenzins doorltaan. Op de dagvaart, viel 't eenpaarig befluit 'der Leden, eene algemeene heirvaart te be■ fchrijven; en in weinige dagen was een aanzienlijk leger bijeengebragt. Delft was de zamelplaats. Aan Dordrecht, Gouda, Briele en Vlaardingen werdt het bewaren der ftrocmen toebetrouwd. De poorters van Haarlem , Delft , Leijden , Amflerdam en andere deden werden binnen Schiedam gelegd. De Maas werdt alomme met fchepen bezet, en Rotterdam van de landzijde naauw ingedoten. Maximiliaan die zich te Dordrecht  XIV. Boek. HIST'OR I E. 155 drecht onthieldt, gaf 't voornaame bevel over de belegeringe aan den Stadhouder Jan van Egmond en Maarten van Polheim. Brederode, dit beleg voorziende, hadt voor ge noegzaame mondbehoeften gezorgd, en vondt zich in daat, om eene langduurige belegeringe te doorftaan. Zijn toeleg, om Schiedam en Gouda te verrasfen, werdt verijdeld; - in de eerde ftad, door de voorbarigheid der vreemde krijgsknechten, met welken hij heimelijk verftand hieldt, en in de andere, door de waakzaamheid van den Stadhouder. Doch hij bemagtigde Overfchie , waar de belegeraars zich fterk verfchanst hadden, en Geertruidenberg, welke ftad de Hoekfchen echter eerlang ruimden. Men floot, te Bodegraven, een beftand voor drie maanden, maar hieldt het niet. De Stadhouder zocht Rotterdam te overrompelen , en de Hoekfchen ondernamen een' aanflag op Leijden ; van beide zijden miste men zijn oogmerk; doch 't flot Poelgeest werdt door de Hoekfchen genomen, door de Leijdenaars hernomen en ten gronde toe geflecht. Te Hoorn zou, vermoedelijk, nieuwe opfchudding en verandering gekomen zijn, indien de tegenwoordigheid des Stadhouders dezelve niet afgewend hadt. De fchaarsheid van mondbehoeften binnen Rotterdam deedt Brederode befluiten, een goed aantal fchepen uit die ftad aftezenden , om de noodige levensmiddelen te haJen. Die vloot, bij Streefkerk ten anker gekomen, werdt door de Oostenrijkfche * ichepen aangetast en geheel verwoesr. Jan f van Naaldwijk, die, onder anderen, 't bevel" over Ondernemingenvan Brederode. 't Beftand van den 11 Blei], niet ge-1 houden. Cevecht -n 4 ' .mij.  ttfö VADERLANDSCHE XIV. Boek. Rotterdam geeft zich over, den aj Junij. Nadeel door de fchielijke afzettinge der geldfpeeien. H39- jver de Rotterdamfche fchepen voerde , werdt gevangen naar Dordrecht gebragt , lochom een gering losgeld ontflagen, mits hu'j beloofde, zijn best te zullen doen, om botterdam, bij eerlijk verdrag , in handen ran Maximiliaan te doen overleveren. Terwijl hij hier toe bij Brederode arbeidde, hiel-' ien de gemagtigden der fteden Dordrecht, Haarlem, Delft, Leijden, Amfterdam, Schiedam en Briele, den Heere van Polheim voor, dat de welvaart der ingezetenen , de landbouw, de ftedelijke inkomften en de fcheepvaart, groot nadeel leden door den binnenlandfchen krijg, en drongen met allen ernst op de herftellinge der ruste in Holland. Polheim gaf goede woorden , en verzekerde, dat Rotterdam haast tot de overgave genoodzaakt zou worden. Het aanbod van vergiffenisfe aan alle Rotterdammers, die zich onder 's Konings gehoorzaamheid begeven wilden, hadt deze uitwerkinge , dat de burgerij bij Brederode aanhielde, om de ftad bij verdrag optegeven. Hij befloot 'er eindelijk toe, en vertrok , binnen weinige dagen, naar Sluis. De Stadhouder kwam met zijn volk in Rotterdam, veranderde de regeeringe , en nam eenige Hoekfchen gevangen, van welken de voornaamften, federt, onthalsd zijn. De rampen, die de Hollanders door oorlogen en inlandfche onlusten ondergaan hadden, werden noch merkelijk verzwaard door de fchielijke verminderinge van den prijs der gouden en zilveren munte. Door het opbrengen van zwaare geldfommen was 't geld fchaars geworden , en ver boven de wezenlijke  XIV. Boek. HISTORIE* ï6i lijke waarde gerezen. De meesten verftonde wel, dar de munt allengskens behoorde aj gezet te worden,- doch Maximiliaan begreep dat zulks op eenmaal gefchieden moest. Zij bevel hier toe veroorzaakte, dat het gereed geld noch meer ten Lande uit raakte, en ds fommige Graaflijke Rentmeesters met de fpoe dige verminderinge van den prijs des geld zich verrijkten, ten nadeele der ingezetenen waar van die van Texel de treurige onder vindinge hadden. Niemand kan deze daai van den Roomsch-Koning van alle onvoor zichtigheid vrijpleiten, en noch minder he eigendunkelijke daar van prijzen. Tot nu to hadt geen der Nederlandfche Vorften ziel zooveel gezags, omtrent 't ftuk der munte aangematigd; en dit voegde Maximiliaan t< minder, om dat hij 't Groot-Privilegie vai Vrouwe Maria plegtiglijk bezworen hadt, ei hier door verplicht was, 'c geld niet op- o aftezetten, dan bij raade en goeddunken vai 's Lands Staaten. Na dat Brederode Rotterdam ontruimd hadt, vonden zich de Hoekfchen nergens veilig, dan binnen Sluis in Vlaanderen, Moiiéfoort en Woerden. Hertog Albrecht van Saxen, tot algemeenen Stadhouder over de Nederlanden door Maximiliaan aangefteld, floeg het beleg voor Montfoort, met dit gevolg, dat de ftad, na verloop van vier maanden, bij verdrag hem in handen viel, en de overgave van Woerden te gelijk bedongen wierdr. De Burggraaf, vergiffenis van Maximiliaan en Filips verzocht hebbende * kwam wederom in 't II. Deel. L be- n > n e t s J 1 t 1 I 1 t r Moot; foorc ett Wocrdeu komen aan de Kabbel jaauvtfr feben.  162 VADERLANDSCHE XIV. Boek. Onder- der I ■ oek fenen te water; Brederode doe eene vloote t( Sluis uit rusten. Zijne verrichtingermetdezel ve. Scheep3 firiid bi Brouwershaven , de *s bezit van Montfoort, mits hij beloofde, aldaar geen Hollandfehe ballingen te zullen laten verblijven. De Hoekfchen, die zich te Sluis onthielden, waren voortgegaan met de uitrustinge van fchepen, waar mede zij niet alleenlijk de Hollanders en Zeeuwen op zee befchadigden, maar zelfs eene landinge te Wijk op zee deeden , welk zij in brand daken, nemende te gelijk eenige Oosterfche fchepen, die zij te Sluis opbragten. Zoo dra Brederode uit Rotterdam binnen deze ftad gekomen was, rustte hij eene vloote uit, achtendertig fchepen fterk en bemand met twaalf honderd koppen. Hij zelf voerde het opperbevel over deze vloote; deedt, in 't begin van hooimaand, eene landinge in de eilanden van Overfiakké en Duiveland, daarna in 't land van Strijen, 't welke door branden en pionderen niet weinig leedt; wijders zocht hij Goedereede, eerst door list, naderhand met geweld, te bemagtigen ; deze onderneminge mislukt zijnde , begaf hij zich naar Schouwen. Eerlang volgde hem de Stadhouder Egmond met eene aanzienlijke vloote Hollandfehe en Zeeuwfche fchepen. Nabij Brouwershaven kwamen de vlooten aan i malkanderen, en in een fel gevecht. Met het vallen van 't water raakten zestien Hoekfche 1 fchepen aan den grond. Noch liet Brederode den moed niet zakken. Hij fprong, met een goed deel volks, aan land : alwaar de ftrijd met de Kabbeljaauwfchen , die hem gevolgd waren, niet zonder woede hervat werdt. jan van Naaldwijk hieldt den fcheepsftrijd noch  XÏV. Boek. historie. noch eenigen tijd aan den gang, misfchien in hope, dat Brederode op 't land zou overwinnen, én hem dan ontzetten. Doch "t viel anders uit; De Hoekfchen werden deerlijk geflagen; en Brederode zelf, zwaar gewond zijnde, werdt gevangen naar Dordrecht gevoerd, in welke ftad hij, den elfden van oogstmaand, aan zijne wonden overleedt. Andere gevangenen werden als landverraders onthoofd. Naaldwijk ontkwam 't gevaar, keerde weder naar Sluis, en deedt weldra zien^ dat hij , door de tegenwoordige rampen, den moed voor 't vervolg niet verloren hadt. De Hoekfchen hadden echter op nieuws, van tijd tot tijd, zoo veel geleden, dat zij, niet lang na dezen tijd, alle hunne kracht verliezende , zich aan Maximiliaan en Filips, of derzelver Stadhouders , moesten onderwerpen , zich met de vlucht naar Frankrijk eii elders redden , of hunne gunfte zoeken, indien zij eer en goed in de Nederlanden wilden behouden; gelijk ons in 'c volgende boelé felijken zal; h i Ver- Brederode flerft aan zijne wonden, in tïe ?«vangeuU*ie. "  VERKORTE VADERLANDSCHE HISTORIE. VIJFTIENDE BOEK. Kaas- ei Broodsfpel in Holland. I 49O. In tijden van binnenlandfche beroerten is 't niet ongewoon, dat de onderliggende partij gaarne alle gelegenheden , zelfs ten koste van het algemeene belang der Rijken en Gemeenebesten , aangrijpt , om zich te herftellen en haaren invloed te vernieuwen. Dit zag men ook in de Hoekfchen. Zij zochten zich den opftand onder de Kennemers en Westfriezen , bij den naam van 't Kaas - en Broods-fpel bekend, ten nutte te maken. Verfcheiden oorzaken liepen famen, om armoede, fchaarsheid der levensbehoeften en hongersnood te verwekken. De Itrenge invordering van zwaare lasten ging echter voort, en baarde gemor onder de fchamele gemeente. De Stadhouder Jan van Egmond dacht een einde daar aan te zullen maken door het dooden of gevangen nemen van drie Kennemers, die de betalinge geweigerd hadden; doch het tegendeel gebeurde. De mor-  XV. Boek. HISTORIE. 16* morrende meenigte , in de meeste dorpen van Kennemerland en Westfriesland, raakte op de been, nam de wapenen op , zocht aanhang, en verklaarde, dat zij niet meer geven kon, en zich liever dood wilde vechten , dan van honger derven. Te Hoorn, bleef het bij dreigen ; doch te Alkmaar, kwam het tot geweld, en vielen de Kennemers aan op 't huis van den Rentmeester, die door zijne fchraapzacht grootelijks in den haat geraakt was. De Haarlemmers , wel begrijpende , dat het twistvuur haast tot hunne ftad kon overflaan , en dat wijs beleid , meer dan geweld , veeltijds gefchikt is, om den voortgang van oproer te fluiten, zonden eenige gemagtigden naar Alkmaar, om de onftuimige gemoederen tot bedaren te brengen. Men erkende , dat de klagte over de drukkende lasten billijk was, en de verligting daar van met reden begeerd werdt; doch dat deze bij vreedzaam verzoek , en niet door geweld , moest gevorderd worden : waar toe gelegenheid zou zijn in de algemeene dagvaart , welke, tot dat einde , in den Haage befcheeven was. Te gelijk hieldt men-hun voor, dat zij zich, ondertusfchen, van alle geweldenarijen onthouden moesten, wilden zij zich niet noch grootere fchade, dan zij tot hier toe geleden hadden, op den hals halen. Het Kaas- en Broodsvolk gaf gehoor aan dien voorzichtigen raad, en hunne klagten werden op de dagvaart ingebragt en overwogen ; doch omtrent de verminderinge der drukkende lasten bleef men befluiteloos, L 3 Jan Opfchndding te Alkmaar. Die van Haarlem brengen de oproerigen tot bedaardheid.  166 VADERLANDSCHE XV. Boek. (terne- van |. van .Naaldwijk te ZandToort,Wyk op zee, Texïl en Wieringen, in ]u!y 1491. Ook tegen 1 toorn en Ënkhuizcti. Oofac Hoort Kaas et ls-oodsvulk ver Wekt. Jan van Naaldwijk , die nu aan 't hoofd der Hoekfchen was , en in troebel water meende te moeten visfchen , be^af zich, met zijne vloote , welke te Sluis in Vlaanderen lag, naar Zandvoort, waar hem de landing belet werdt, en toen naar Wyk op zee, Texel en Wieringen, van welke plaatfen hij zich, door overmagt of list, meester maakte. Wie bij eenvouwige lieden aanhang zoekt te verwerven, kan geen loozere kunstgreep ge* bruiken, dan 't uitlokkende voorwendfel, dat men hen van fchattingen wil ontheffen, 's Lands ruste herdellen, en hun vrijheid bezorgen. Die van Hoorn en Enkhuizen lieten zich evenwel door Naaldwijk niet verfchalken, fchoon de eersten anders Hoekschgezind waren. Zijne pogingen, om die fteden te verrasfen, mislukt zijnde, keerde hij naar Sluis te rug, en ontkwam 't gevaar van gevat te worden , door zich te verfteken in 't gewaad van een' lijfknecht. De Hoekfchen, derhalven , gingen niet voorwaards; maar het Kaas- en Broods-volk liet zich, in dit en 't volgende jaar, niet weinig gelden, Na het eindigen van de dagvaart in den Haage , befloten zij in hunne bijeenkomste te 4'Hoorn , geen ruitergeld of maandgeld meer 'te geven, al zou men 'er den laatsten man bij opzetten. Het blokhuis te Hoorn werdt . ten gr.mde toe afgebroken, om dat men hetzelve nadeelig voor de vrijheid der ftad oordeelde. Dekennemers en Westfriezen, die deze partij hielden, voerden toen kaas en brood in hunne banieren ; fommigen droegen een ^tukkaas en brood op de borst, zeggende, dat  XV. Boek. HISTORIE. 167 dat zij, om dit te bekomen of te behouden de wapenen hadden opgevat. Een deel va; dit volk lag te Hoorn, en was der burgerijzoo tot overlast , dat de Regeering me goede woorden en giften deze gewaandvrijheidszoonen naar hunne fpitsbroeders ti Alkmaar deedt vertrekken. [In deze fta< was hun aantal en moed groot genoeg, on den aandag des Stadhouders te verijdelen en hem den toegang tot dezelve te duiten De aftogt van Egmond deedt hun den moet rijzen. Zij begaven zich nair Haarlem , ei begeerden daar binnen gelaten te worden De Vroedfchap bedoor eenpaarigiijk , hui verzoek afteflaan. Doch een aantal bur gcrs, die dezelfde zijde hielden, lieten her binnen. Zij overweldigden't Stadhuis, verfcheurden daar en elders eene meenigte pa pieren , pionderden en vernielden verfchei den huizen, en ontzagen zich niet, om der Schout en Graaflijken Rentmeester Klaas var Ruiven, met noch twee andere Heeren, op eene moorddaadige wijze van kant te helpen, Betreurenswaardig was 't, dat men aan zulke fnoodheden den naam van vrijheidliefde durfde geven. Te Leijden zou het niet beter afgeloopen zijn , indien de aanflag der oproerigen , door de voorzorge en den moed des Stadhouders , niet te leur gcdeld was geworden. De billijke vreeze voor verdere gevolgen van dien opttand , waar van het einde naauwlijks te voorzien was, deedt den Stadhouder bij den Hertoge van Saxen op 't zenden van eenig geregeld krijgsvolk aandringen. De Hertog onttrok zich niet, L 4 zondt 1 ; Zij verf laten Hoorn. 1 Komen ' te AlkI maar. I i [ TTunne balddaadigheden I te Haarlem. I l ÏTnn toeleg op Leijden, Hertog Albrecht van Saxen koint iser-  i68 VADERLANDSCHE XV. Boek. waards. 1492. Se meesti fteden verzoener zich met hem, doet op harde Voorwaar den, I zondt hulpbenden herwaaards, en kwam zelf in perfoon naar deze Landen. Sommige dorpen leden veel door den moedwil der vreemde knechten; doch Haarlem en andere fteden hadden grooter onheil te duchten, indien zij zich met den Hertog niet fpoedig verdroegen. Die van Haarlem rekenden dit van hun belang, en zochten hunnen zoen met Albrecht, die ook, in 't midden van bloeimaand , binnen die ftad kwam , en de gemagtigden der Kennemeren , Westfriezen en Waterlanderen ontfing, die hem vergiffenifle van den opftand verzochten. Hij liet zich ten laatsten verbidden , doch op harde voorwaarden; die echter niet alle ftiptelijk gehouden zijn, of naderhand verzacht en opgeheven werden. Het betalen van groote geldboeten; 't fmeeken van vergiffenisfe op de vernederendfte wijze; de voile overgifte van alle voorrechten en handvesten in handen van den Hertoge, om 'er naar willekeur mede te kunnen handelen ; de toeftemming tot het openen of flegten van poorten en muuren , en tot het opwerpen van fterke blokhuizen , om de ftedelingen in bedwang te houden : deze en foortgelijke voorwaarden moesten door die van Haarlem , Alk^ maar, Medenblik , Hoorn, Edam, Monnikendam, Texel en anderen ingewilligd worden. Noch vreemder was 't beding van Albrecht, om met een zeker aantal burgers, t© Alkmaar en Medenblik , zijnen wil te mogen doen. Door de ftrenge afvorderinge van wapentuig en buskruid, verloren de oproerigen veel van hunne kracht , en de Hertog won,  XXIX. Ig>el7(aa/\emmers rerzoenè met'. >(c!*ey. iUyrecnt.inifgz-BCzfó. xxx. ,   XV. Boek. HISTORIE i6> won niet weinig bij de belofte der Haarlemmeren , dat zij , wanneer twee der groote Hollandfehe fteden haare (temmen tot eenige Graaflijke beden gaven , zich daar bij aanftonds voegen zouden. Dus eindigde het Kaas - en Broods -fpel, en te gelijk de tweedragt der Hoekfchen en Kabbeljaauwfchen , welke in Holland bijna anderhalve eeuwe geduurd hadt. Na dat de Hertog van Saxen de Kennemers en Westfriezen tot onderwerpinge genoodzaakt hadt , ftak hij over naar Zeeland, en verraste Zierikzee; welke ftad, door 't begunftigen der Hoekfchen , in s Hertogen ongenade gevallen was, en zich nu met hem , op bezwarende voorwaarden , verzoende. Sluis in Vlaanderen was noch de eenige plaats, in welke de hoofden der Hoekfchen veilig waren, en de overhand behielden. Deze ftad werdt derhalven, te water en te lande , aangetast. De Hertog zelf nam 't bevel over 't leger , en Filips van Bourgondie over de vloote , welke drieënveertig^oorlogfchepen, groot en klein, fterk was. "F beleg duurde meer dan twee maanden , onder kloekmoedig beleid van Filips van^Kleef, die niet dan op eerlijke en voordeelige voorwaarden toe de overgave befloot. Hij bedong vrijen uitogt voor zich< en de zijnen, en dertig duizend guldens voor C 't gene hem Maximiliaan en Filips fchuldig waren. De Sluifche Bevelhebber vertrok r naar Frankrijk, en bekleedde aldaar hooge1"' krijgs-ampten; Jan van Naaldwijk begaf zich ï. ook derwaards; andere Hoekfchen, die hier 'te Lande niet mogten of wilden blijven , L 5 na- Hij verrast Zierikzee. Beleg en overgave van Sluis. e" 13. >ét. 1402, e Hoeki ken ■wijin naar rankr*jjtt.  170 VADERLANDSCHE XV. Boek. CnltiJten van Maxi* miliaan met Karei <&eu VIII. . . i ( i Vrede tusfchenïrinkrrjk en Engeland,3 Nov. 1492. 'Vre-le te Senlis. **S>.3f lamen insgelijks de wijk naar Frankrijk r waar zij dachten veilig te zijn , onaangezïen Je tegenwoordige onlusten tusfchen 't Franfche Hof en den Roomsch-Koning Maxiraiiaan. Huwelijks-liefde was , of fcheen ten ninsten, oorzaak van dien oorlog. Maximiiaan was, in 't jaar 1489, in huwelijk gereden met Anna, erfdochter van Bretagne, ;n hadt grooten zin aan dat Hertogdom, ivoning Karei de VIII. zocht het aan de Franfche kroone te hechten. Om zijn oogmerk ;e bereiken , zag hij af van zijne echtverjindtenisfe met Pvlargareet van Oostenrijk, nng een huwelijk aan met Anna van Bre:agne , en maakte noodige fchikkingen , om iit Hertogdom door de wapenen voor zich e behouden. De vernedering van zijne lochter en 't gemis van Bretagne zullen Maximiliaan niet minder getroffen hebben, aan de verijdeling van zijn huwelijk met fVnna. Hij kreeg, naar het zich liet aansien, den Koning van Engeland in zijn belang , zocht onderdand bij de Rijksvorsten en Zwitzers, en maakte zich meester van Atrecht Die oorlog nam echter fpoedig een einde. Hendrik de VII. liet zich door 't Franfche geld , ter fomme van zeven honderd en vijf en veertig duizend kroonen, tot vrede bewegen ; Karei de VIII. hadt zijne legermagt noodig, indien hij zich in 't bezit van Napels zou dellen ; Maximiliaan liet zich vergenoegen met de Graaffchappen van Bourgondie en Artois, die hem, ais voogd van zijnen zoon, bij den vrede re Senlis gefloten , op nieuws afgedaan werden. Om-  Jg$ Boek. HISTORIE. 17Ï Omtrent drie maanden daarna, volgde Maximiliaan zijnen vader , Frederik den 111, in de Keizerlijke waardigheid op , en vondt best, zich van de regeeringe der Nederlanden te ontflaan, en dezelve geheellijk optedragen aan zijnen zoon Filips den II, bijgenaamd den Schoonen , die nu in zijn zeventiende jaar getreden was. Hij begaf' zich, zoo dra mogelijk , naar Gcertruidenberg , waar de Staaten van Holland toen vergaderd waren , en werdt als Graaf hier ingehuldigd. Vooraf liet hij den Staaten aanzeggen, dat hij daar gekomen was , om gehuldigd en ontfangen tc worden als erfachtig en natuurlijk Prins en Heer, Graaf van Holland cn Heer van Friesland; dat hij gezind was, de Privilegiën, door Filips en Karei van Bourgondie en derzei ver voorzaaten den Lande verleend, te bezweren ; dat hij zulke Privilegiën, als zij, na den dood van Karei, mogten verkregen hebben , van onwaarde hieldt en te niet deedt; dat hij echter, om zonderlinge redenen , en tot dat hij vijfentwintig jaaren bereikt zou hebben , aan de deden Delft, Leijden , Gouda , Amfterdam , Rotterdam en Schiedam vergunde , haare Vrocdfchappen te kiezen, op gelijken voet, als zij, federt Kareis dood, gedaan hadden; wijders, dat hij den Landen wilde kwijtfchelden ^ 't welke zij aan Hertog Karei fchuldig gebleven waren, en ontflag van den eed geven, welken zij aan Maximiliaan, als zijnen vader en voogd, gedaan hadden; eindelijk, dat hij niet ongenegen was tot het verleenen yan eenige nieuwe voorrechten, met züne hoog- Vlaxirai- .vordt icizer. De Aartshertog Filips aanvaardtzelf dcregeeringeder Nederlanden.I494. In Holland gehuldigd , den 12, Decemb.  Hij geef aan Holland, der. 34.Deceui' l>er 1495 , eenige voorrechten. Wordt ah Graaf va: Zeeland te Reimerswaalfgehuldigd. 172 VADERLANDSCHE XV. Boek, hoogheid niet ftrijdende , doch onder beding, dat de inhuldiging op den gemelden voet gefchiedde. De Staaten hier toe eenpaariglijk beiloten hebbende , werdt eerst door Filips, en daarna door de Staaten, de gewoonlijke eed gedaan. De jonge Graaf hieldt in zoo verre zijn woord, dat hij, in 't volgende jaar , eenige voorrechten aan de Hollanders verleende , betreffende de verkiezinge der Vroedfchappen, het niet geven van ampten aan vreemdelingen , de uitvoeringe der brieven van fchadeverhalinge binnen Holland bij raade van den Stadhouder en zijnen Raad, het niet munten of de munt te veranderen, als mede het niet opftellen van nieuwe tollen , dan met toeftemminge van 's Lands Staaten. Gaarne zou men deze voorrechten minder bepaald gezien hebben, ten opzichte van den tijd, en meer uitgebreid, met betrekkinge tot alle Hollandfehe fteden, bij voorbeeld, Haarlem, welke ftad haare voorrechten , in 't jaar 1492 , verbeurd , en noch niet hadt wedergekregen. De Staaten begeerden wijders eenige andere punten; doch de Graaf wilde 'er niet, of alleenlijk onder veele bepalingen, in bewilligen. Omtrent den tijd der inhuldiginge in Holland, ' vertrok Filips naar Reimerswaale, toen eene aanzienlijke ftad in Zeeland, en werdt aldaar door de Staaten met groote eere ontfangen en gehuldigd. De Zeeuwen oordeelden het van belang , dat het ontwerp der nieuwe Keure van Zeeland, bij deze gelegenheid, ook door den Graave zou bezworen , en , zoo veel  XV. Boek. HISTORIE. 175 veel noodig was, verbeterd worden. Dit beide gefchiedde. Omtrent een jaar later , werdt deze Keure, als eene onverbrekelijke Landwet , goedgekeurd , bezegeld , onderteekend , en, op last van Filips, in grasmaand des jaars 1496, in Zeeland afgekondigd. _ Een groot deel der Landzaaten verheugde zich over de aanvaardinge der regeeringe doot Filips, te meer, om dat de binnenlandfche twisten ve-rminderden , de neeringen wederom begonnen te bloeijen, en de koophandel in Holland en Zeeland herleefde. Hier toe werkte het verbond van koophandel met Koning Henrik van Engeland niet weinig mede. Maximiliaan en Margareet, weduwe van Bourgondie, hadden veel werks gemaakt van zekeren bedrieger, wien men voor den Hertog van IJork, zoon van Koning Eduard den IV, wilde gehouden hebben , en die Henrik den VII. op den throon hadt doen beven. Maximiliaan was laag genoeg, om zich en zijnen zoon Filips door dien gewaanden Hertog tot deszelfs opvolgers, als Koningen van Engeland, fchriftelijk te doen benoemen, indien hij zonder manlijke nakomelingen overleedt. Geen wonder derhalven , dat Koning Henrik allen handel met de Nederlanders verboodt. Belangrijk was voor hun het verbond van < koophandel, te Londen gedoten, en federt" door Dordrecht, misfchien ook door andere 1 voornaame koopdeden in Holland en Zee-1 land, bevestigd, volgens 't welke aan de : Nederlanders, bijzonderlijk de Hollanders en Zeeuwen , vergund werdt een vrije handel Keure van Zeeland. De koophandelmet Engeland verboden , en herfteld. Iroot erbond iet Kngemd, den a Febr. A9&  Nader Verdrag, den 7]u 1497. Gelde fchc OC log. ff 4. VADERLANDSCIIE XV. Boiki del te Calais en in alle de Engelfche havens ook de vrije en veilige visfcherij op de kusten van Engeland , als mede , dat, in geval van fchipbreuke of ftrandinge, de goederen aan de eigenaars zouden te rug gegeven worden , al werdt 'er geen mensch, hond, kat of haan levende in 't fchip gevonden. Daarentegen beloofde Filips , geene Engelfche muitelingen in de Nederlanden, zelfs niet in de Landen, die aan.de Hertoginne weduwe van Bourgondie afgedaan waren, te zullen toelaten , en deze zou het niet vermogen te doen, dan onder verbeurte van haare bezittingen in de Nederlanden. Doch bedenkeij lijker was het nadere verdrag van koophandel, waar bij de Aartshertog afltondt van 't recht, om van ieder ftuk Engelsch laken, welk in de Nederlanden ingevoerd werdt, een' gulden te vorderen. Verloor men , misfchien, iet door dit verdrag; men won, zekerlijk, in Holland en Zeeland veel bij 't voorgaande verbond, en zag den koophandel eenigzins herleven. Het genoegen , hier door veroorzaakt, en vermeerderd door de herhaalde inhuldiginge des Aartshertogs in de Hollandfehe fteden, werdt niet weinig geftoord door het invoeren van nieuwe excijnzen , en het invorderen der Graaflijke beden , doch veel meer door de onlusten met de Gelderfchen , Friezen, Groningers en Utrechtfchen. •- Na den dood van Vrouwe Maria, verloor r" Maximiliaan aanltonds de genegenheid der Gelderfchen. Hun afkeer van de Oostenrijkfche regeeringe werdt-, van jaar tot jaar, groo-  KV. Boek. HISTORIE. if§ grooter , en zij toonden zich genegen , om Karei, zoon van Adolf van Gelder, te verlosfbn en als Hertog te huldigen. Dit gelukte. Hij kwam , in lentemaand des jaars •i-491 •> "aar Geldeiland , en werdt alomme vriendlijk ontfangen, onaangezien den tegen ftand van den Stadhouder Adolf van Nasfau, Deze zocht de Gelderfche fteden aan de zijde van Maximiliaan te houden; doch Karel verzekerde zich van Wageningen, overweldigde het flot te Beest, en bemagtigde Buuren. De inval van Hertog Albrecht var Saxen, wien Karei 't hoofd niet bieden kon. noodzaakte dezen naar Lotharingen te wijken. Voor het einde des jaars 1493, kwa men ^Maximiliaan en Karei tot een befluit. ■om 't gefchil over het recht op 't Hertogdom Gelder aan de uitfpraak der Keurvorften te verblijven. Doch dezen verklaarden, in't volgende jaar, dat Karei, en zelfs zijne voorouders , geen recht altoos konden hebben op Gelder en Zutfen , alzoo deze Landen, federt den dood van Hertoge Reinoud den IV, aan 'c Rijk vervallen geweest waren. Kon'er, uithoofde van Maxiliaans Keizerlijke waardigheid, wel eene andere beflisfing verwacht worden ? Was echter Karei, naar zijn gegeven woord , niet verpiigt, om zich aan deze uitfpraak te onderwerpen? Trouwe en eerlijkheid, in 't houden van onderlinge overeenkomsten , pasfen den Vorst niet minder, dan zijnen geringsten medeburger. Karel nam de wapenen wederom op, en verfcheiden Gelderfche fteden verdreven de Oostenrijkfche bezettinge. Dit mishaagde den Kei- Karei vatf EgmonJ komt ia Gelderland* De Hertog vau Saxen komt 'er ook. Maxi nuliaan en Karei verblijven,hun gefchil over Gelder aan de Keurvorsten* Karei be*J rust niet, iu hunne uitfpraafci  t76 VADERLANDSCHE XV. BöekV Beftand; den ai Decemb. H97- De Friefche zaken , federt 1479 tot 1498. OnJerneïTÜnr; van jan van Iigmond tegen Friesland. Keizer, die, meteen tamelijk leger, in Gelderland crok , Roermonde bemagtigde, en 't beleg, doch eerlang opgebroken , voor INieuwmegen doeg. De kans des oorlogs was wisfelvallig. Karei veroverde Nieuwkerke op de Veluwe, het flot Baar en Leerdam. De Hertog van Saxen hernam Leerdam , en overmeesterde 't flot Batenburg. Andermaal kwam men tot een beftand, doch onder deze gevaarlijke voorwaarde, dat men, van beide zijden, hetzelve kon breken, als men wilde, indien 'er zes weken te voren bericht van gegeven werdt. Omtrent dien zelfden tijd , leedt Friesland ook geen kleinen last, en kwam ten laatsten onder de Saxifche overheerfchinge. De Graaven van Holland en Zeeland hadden , van tijd tot tijd, hun recht op Friesland met woorden en wapenen verdedigd , zonder echter hun oogmerk volkomenlijk te bereiken. De gefchiedenis van Karei den Stouten kan ons hier van genoegzaam overtuigen. Maximiliaan hadt, in 'tjaar 1479, op verzoek van den Keizer , en met bewilliginge van Vrouwe Maria, de Friezen voor altijd vrij verklaard van alle aanfpraak der Graaven van Holland , en enkel aan 't Rijk onderworpen. Doch, na dat hij Roomsch-Koning geworden was, fcheen hij anders te denken. Zou de Stadhouder van Holland wel zonder deszelfs voorweten , in de jaaren 1488 en 1491 , eene landinge in Friesland hebben durven beproeven ? Het mislukken van dien herhaalden aanflag kan Maximiliaan bewogen hebben, om tot zijn oud gevoelen we-  fcV. Boeit. HISTÓRI & i; wèderrekeereri , eri Friesland als alleenlii van t Keizerrijk afhangelijk te befchouweti Uok was hem niet onbekend, dat de Frre zen, zoo onbezonnen, als ooit te voren, be zig waren met het verwoesten van lulnn vrijheid door inlandfche verdeeldheid, wan orde en regeeringloosheid, die, uit haare. aart, gefchikt zijn, om een vrij volk onde t juk der davernije te brengen. Dit werdt kort hierna , het lot der Friezen. De Kei zer bewerkte , dat de Hertog van Saxen dooi de Rijksvorsten met het Erffladhouderfchaj: £n Friesland beleend wierde, en zijn zoor *Uips feheen , onder zekere voorwaarden . ten dien tijde daar in ook genoegen te nemen; Doch zoo dra de Hertog, zelfs uit 's Keizers «aam den Friezen fchattinge afvorderde, vondt hij tegenfland, en zij verklaarden rondelijk, dat zij hem noch den Keizer feönfjjé fchattingen fchuldig waren, maar • dat zd, begreep men 1 anders, naar redenen wilden hooren, en 'er de hunne tegen zep-gen. Wat laater, floeg de Keizer een' anderen we* in om tot zijn doelwit te komen, en ried?den Friezen eenen Overften, onder den naam van Potcflaat, te kiezen. Zij volgden dien " raad en zwoeren, bij deze gelegenheid, ce-1 trouwheid aan den Keizer en het Rijk. Dan ■ i hunne keuze viel op Juwe Dekama, een'n Friefchen edelman. Hertog Albrecht zich A van die waardigheid, waar toe hij door den s tteizer aangeprezen was n verfteken ziende -' was met weinig op de Friezen gefloord, en zocht hun dit betaald te zetten! Hier toe Voedde hij den Friefchen tweefpalt, en on- f f I ■ Albrcchï , van Saxetï ' tot Göiiv'érheifrb'enodüid. In Jéoïjj I4f)2. — »& '. Dekirsi rorilt Poïftaat «art 'rieslantï, >t ongenegenes Herige.i J499> laat de r geeringf van FrU land aan fiijn1 zot miliaan en Filips minder gezags in 't Sticht. De nieuwe Bisfchop , Fredrik van Baden^ gedoord op den Hertoge van Saxen , wegens de drooperijen van zijn leger in Overijsfel, liet zich zonder moeite bewegen, om de hulde der Groningers, van ouds onderzaaten van 't Stichtfche Bisdom , te ontfangen. Het bedand met de Gelderfchen was bijna zoo fchielijk verbroken , als getroffen. De Hertogen van Kleef en Gulik boden de hand, om dit Hertogdom aan 't Huis van Oostenrijk te brengen. Het verlies van eenige plaatfen en de vreeze voor grooter onheil zou de Gelderfchen omtrent het einde des jaars 1498 , tot een verdrag met Filips hebben doen befluiten , zoo niet Lodewijk de XII eenig krijgsvolk uit Frankrijk tot hunne ,hulpe gezonden, en een afzonderlijk beltand tusfchen den Keizer en den Hertoge van Gelderland , te Aken, hadt weten te bewerken. Nu was 'er voor Filips niet veel anders op , dan insgelijks een beftand met Karei te fluiten. De Gelderfchen maakten zich deze gelegenheid ten nutte, zoo tot het verzoeken van verfcheiden voorrechten , die Hertog Karei hun gereedelijk toeftondt, als om zich tot het befchermen der onderlinge vrijheden te verbinden. De Hertog van Saxen, naar Duitschland vertrekkende, liet het bewind van Friesland zijnen zoon Henrik aanbevolen ; doch met s- een flecht gevolg. Het afvorderen van nieu,.we en 'zwaare fchattinge was 't middel niet, om de Friezen in ruste te houden. Zij, n- hisr  XV. Boek. HISTORIE. 18 hier door verbitterd , floegen 't beleg voo Franeker , binnen welke dad zich Henrik be vondt. De Aartshertog Filips , hier vai bericht krijgende, fchreef aan Henrik var Saxen en de Friezen, dat hij den twist, tus fchen hen gerezen , gaarne wilde bijleggen, en dat hij tot dit einde den Stadhouder Jar van Egmond en den Maarfchalk Kornelivan Bergen naar Enkhuizen zou afzenden . om met de gemagtigden der twistende partijet: m onderhandelinge te treden. Doch de wa penen deeden meer af. Hertog Albrecht bewoog Hertog Erik van Brunswijk, Graaf Edzard van Oostfriesland en Egmond van Ijs feldein, om zijnen zoon te ontzetten. Hun vereenigd leger trok in Friesland, verfloeg eerst de Groningers , bij Workummer-zijl , naderhand de Friezen, en verloste Franeker yan 't beleg. De trouwe der burgerije, in dien tijd aan de Hertogen van Saxen gebleken, werdt door dezen openlijk geroemd en beloond, waarvan de verleende vrijdom van excijns op bier, 't gefchenk van twee honderd morgen lands in 'tBild, en de vergunning van eene week - en twee jaarmarkten' ten bewijze drekten. Erger liep het af met de gevangene Friezen. Zij werden niet in o-enade aangenomen , dan onder beding, dat zij dezelve, bloothoofds en barrevoets, op de knijen verzoeken, al hun geweer en brieven overgeven, en zekere geldfomme opbrengen zouden; hunnen bevelhebberen, ia denzoen niet begrepen , werdt eenefcherpe paal door'c lichaam gejaagd: welke ongehoorde en wreede wijze van ombrengen men fpitfen noemde. M 4 Na 3 P Franelter belegerd , en ontfec» I I 1 Den n.6 Blaart I50I.  184 VADERLANDSCHE XV. Boek; Groningen belegerd, en Serlatcu. Seftand. Hertog Albrecht \an Saxen \ Ingingen der Friezen, om zich van 4e Saxi'jche heer1'chappijete ontfiaau. Na bet ontzet van Franeker, trok Hertog Albrecht met zijne bondgenooten naar Groningen , en floeg 'er het beleg voor. Wanneer de Hertog omtrent zes weken daar voor gelegen hadt, zonder veel te winnen , en eene befmettelijkc ziekte onder 't krijgsvolk heerschte , begaf zich de Bisfchop van Utrecht,met den Raad der drie Overijsfchelfche fteden, naar 't leger te Selwerd, en bragc te wege, dat de Hertog , die krank lag, hetbeleg opbrak, en dat, niet lang daarna, een beftand voor vier jaaren met de Groningers, gefloten wierdt. Hertog Albrecht, ziek naar Embden gebragt zijnde , overleedt aldaar, den twaalfden van herfstmaand des jaars 1500. Zijn zoon Henrik verzelde het lijk, tot Wezeï toe ; van waar hij zich naar Brabant en bij den Aartshertoge Filips begaf, zonder ooit naar Friesland wedertekeeren. Albrecht hadt, voor 't verlaten van Groningen, den Graave Hugo van Leisnig of Leisniz totalgemeenen Stadhouder van Friesland aangefteld, en aan dezen , benevens Wdliboord van Schonberg, lastgegeven, om de ongehoorzame Friezen te ftraffen en tot onderwerpingete brengen. De fcherpe uitvoering van dien last baarde grooter misnoegen tegen het Saxifche. bewind , en zal niet weinig medegewerkt hebben tot een ontwerp van veele Friefche ballingen. Zij verzochten Henrik van Saxen, nu in Brabant zijnde, Friesland voor eene geldfomme te willen afflaan, en poogden den Aartshertoge Filips tot het koopen daar van te bewegen , met belofte, dat  XV. Boek. HISTORIE. 'tl dat zij dezen onderdanig zijn zouden. I Stadhouder en Schonberg , dit vernomi hebbende, bragten alle de Friefche deden ( dorpen onder zekere jaarlijkfche belasti: gen, geëvenredigd aan derzelver grootte i rijkdom; ook deeden zij alle de Friezen c nieuws trouwe zweren aan George en Henr van Saxen; noch zonden zij Bernard Buch< Hero Hottinga en Doeke Martena , na Brabant, om hun gedrag bij den Aartshe toge Filips en Henrik van Saxen te verded gen, en het ontwerp der ballingen te veri delen. Wat die Friefche ballingen, te v. ren zoo gebeten op de Oostenrijkfche r geeringe, bewogen hebbe, om Filips nu t< hunnen Heere te begeren , en wat zij da; mede bedoelden, is niet moeilijk te gisfei Indien de Aartshertog en Henrik van Saxen gelijk men wil , dit ontwerp goedkeu] den en heimelijk begunstigden, kon echte de laatste hier in niet openlijk bewillige zonder toeftemminge van zijn' broeder Gepi ge, die, zoo wel als hij, in de Friefche ge denkftukken des jaars 1501 en 1502 den naar van Erf- Gouverneur en Potëftaat van Fries land ontfangt; gelijk ook in 'tjaar 1503 ver fcheiden plakaaten op naam van beiden ti voorfchijn kwamen. Wat men ook denk< over den heimelijken handel van Henrik , zeker is 't, dat Hertog George van Saxen alken, in den jaare 1504 , de regeeringe van Friesland aanvaardde. De bijzondere omftandigheden zijn lang onbekend gebleven , doch merkwaardig. Uit Duitschland komende, öegaf hij zich eerst naar Brabant, en van M 5 biet 'S ie ;n :rt 1- !11 >P Be >> ir E- i- j" ï- >t tr i, * r 1 Ceorga, Hertog van Saxen, kri^t «Ie Friefche regeeringe in handen ; oin« tre:it het  186 VADERLANDSCHE XV. Boek. ffiidclen des jaars I504. Vrijmoe dige taal der Friezen. hier naar Friesland. Na een kort verblijf te Harlingen , vertrok hij naar Franeker , en ontboodt voor zich , den twintigsten van bloeimaand, alle Prelaaten, Edelen, Grietluiden , en de Gemeenten of haare Volmagten. Men las hun voor, wat de Hertog van hun begeerde. Eenige punten werden goedwillig aangenomen , doch andere,vonden tegendand. Vreemd zag men bijzonderlijk op over den voordag, om de goederen, die men bezat, in leen van den Hertog en zijne erven te ontfangen. Na rijp beraad, zonden de Friezen vijf Heeren aan den Hertoge , om, in naam van allen, hem door redenen te bewegen, dat hij van 't punt der leengoederen wilde afzien. Doch hij bleef fterk op zijn ftuk daan. De Friezen traden toen , in afwezenheid des Hertogs , hier over in onderhandelinge met deszelfs overften Maarfchalk. Deze zocht hun te beduiden, dat het raadzaamst zou zijn daar in te bewilligen , en dat zij, dit doende, konden hopen op de herftellinge van hunne voorrechten en vrij. heden. De Friezen bleven onverzettelijk , en verklaarden, dat hun zulks ondoenlijk was; dat de goederen, die hunne voorvaders, federt veele eeuwen, in vrijheid bezeten hadden , en hun met gelijke vrijheid overgeleverd waren, niet na hunnen dood door hunne kinders van den Hertog behoorden gekocht te worden;dat zij hem goedwillig eene jaarlijkfche fchattinge van hunne goederen geven wilden, en alles doen, waar toe goede onderzaaten verfchuldigd zijn; dat zij den eigendom van hunne erfgoederen niet wilden over-  XV. Boek. HISTORIE. 187 overgeven. Deze hartige taal van Edo Jon gema, die 't woord voerde, deedt eerst der Maarfchalk, en naderhand Hertog George. begrijpen, dat men de aangebodene fchat tinge moest aannemen , en den eigendom dei Friezen vrij laten. Niet minder vrijmoedig fpraken de Geestelijken. De Hertog vor derde , dat zij, gelijk andere onderzaaten . hem fchattinge van hunne landen geven zou den , naardien zij , zoo wel als de overig* Friezen, door hem befebermd werden. Hiei tegen verzetteden zij zich eendrachtelijk Het ftondt , zeiden ze, aan hun niet, daai in te bewilligen , en de Privilegiën, hut door Pauzen en Keizers gegeven , overtege ven ; 't was zoo wel den Heeren verboden. zulke onbehoorlijke lasten te ontfangen er opteleggen, als het hun verboden was, du te geven. Die Friefche taal zal wondei vreemd geklonken hebben in de ooren var den Saxifchen Vorst. De Geestelijkheid gaf. fchoon onwillig, ten laatsten haare toeftemminge tot het betalen van den twintigsten oi eenentwintigsten penning van eenige landen. Met alle deze onderhandelingen hieldt men zich bezig federt den twintigsten van bloeimaand tot den zevenden van hooijmaand. Midlerwijl zwoeren alle de huisluiden van de Franeker vijfdeelen aan Hertog George hulde en trouwe, en hij beloofde, een'goeden Heer te zullen zijn. Doch het liep aan tot den achtsten van hooijmaand, eer de Heerfchappen van Oostergo, Westergo en Zevenwouden, te Leeuwarden vergaderd, den eed van getrouwheid en gehoorzaamheid dee- i t Den 27 Junij.  iS8 VADERLANDSCHE XV. Boer? Filip* reist naar Jpanje. I50I. deeckn aan de Hertogen George en Henrik van Saxen , en hunne erven. Twee dagen vroeger, hadden zij zich fchriftelijk verbonden tot de jaarlijkfche betalinge van den eenentwintigsten penning hunner landrenten, onder beding, dat zij, hunne kinderen en nakomelingen , alle hunne erfgoederen vrij, gelijk tot nu toe, zouden blijven bezitten, en in tijd van vrede niet onderhevig zijn aan eenige dienstbaarheid, beden, fchattingen, of iet foortgelijks. Kwam 'er oorlog , zij zouden, naar vermogen, den Hertoge helpen en bijdaan. Zij beloofden , aan de Hertogen van Saxen en hunne erven geen mindere eere te bewijzen, dan of zij hunne leenmannen waren , en maakten ftaat op 't genot van alle die vrijheden , waar op de Riddermatige leenmannen, naar gewoonte en van rechtswege , aanfpraak hebben , en die ook fchriftelijk door George van Saxen toegezegd werden. In hoe verre de Saxifche Vorst en de Friezen zich aan hun woord en eed gehouden hebben, en welke veranderingen het bewind des Hertogen , ten opzichte van 't flaatsbeftier en de rechtsplegmge , in Friesland veroorzaakte, kunnen de latere gefchiedenisfen best leeren. De Aartshertog Filips, uitgenoodigd door zijne fchoonvader Ferdinand , befloot eene reize naar Spanje te doen, om de hulde van zijne toekomende onderdaanen te ontfangen. • Voor zijn vertrek, ftelde hij Engelbert van Nasfau , Heer van Breda , tot algemeenen Stadhouder der Nederlanden aan, en gaf de zorge over zijne kinderen aan de Hertoginne we-  SV. Boek: HISTORIÉ, I8j weduwe van Bourgondie. Filips, verzeh van zijne Gemaalinne Joanna, nu de naasti erfgenaame der Rijken van Kascilien en Ar ragon, begaf zich door Frankrijk naar Span je; en zij omringen, daar, de plegtige hul de der landzaaten. Filips kwam, na eer langduurig verblijf in Duitschland, Frankrijl en Spanje , naar Brabant te rug, in dacht maand des jaars 1503, en omtrent zes maanden later , zag men ook de Aartshertoginne wederom in de Nederlanden. Geduurende de uitlandigheid van Filips waren de vijandlijkheden in Gelderland wederom begonnen. Hij befloot nu, den krijg tegen de Gelderfchen met allen nadruk doortezetten. Het verbod van allen koophandel met de Gelderfchen, het uitrusten van eenige oorlogfchepen , om de Zuiderzee voor hun onveilig te houden , en 't verzamelen van een klein leger, werden voorafgegaan door eene oorlogsverklaringe aan den Hertoge van Gelder, en door brieven aan de ingezetenen van dat gewest, om hen tot onderwerpinge te vermanen, ofte bedreigen. Het leger van Filips viel in Gelderland, bemagtïgde eenige kasteelen, maar keerde voor den winter over de Maaze te rug. De Keizerlijke hulpbenden doegen 't bele* voor Bommel, en de Veluwe werdt, onder beleid van Robert van Aremberg , dagelijks afgeloopen. De Gelderfchen daarentegen pionderden 't Land van Heusden en de Oortje he Waard , of fchreven aldaar zwaare brandfehatnngen uit. Van meer beian^ was de fcheepsitrijd op de Zuiderzee. De°'Gei- der* l 1 Komt ie" tmp "I5°3- De Gel* derfche krijg wordt hervat en heviger voortgezet. I5O4,  190 VADERLANDSCHË" XV. Boek. Scheeps- ftrijdvoor Monnikendam. , Voorfpoed der wapenen van Filips in Gelderland. i5°5- 13eftand voor twee jaaren , den 27 Juli] I5»5 te R.00zendaalbij Arnhem geteekend. terfche vloot hadt het gemunt óp Edam of Monnikendam. Die toeleg was uitgelekt, ;n de Hollanders verijdelden denzelven. Eere ontelbaare meenigte kleinere vaartuigen :n eenige groote oorlogfchepen raakten , /oor Monnikendam , met de Gelderfchen Lags , terwijl de ftranden met gewapende nanfehap bezet ftonden. Na een fcherp ge/echt, keerde de Gelderfche vloot naar Har* lerwijk te rug, met achterlatinge van honderd en dertig gevangenen. De winter maakte een' ftilftand van wapenen. Doch in den voorzomer des volgenden jaars, trok Filips met een aanzienlijk leger uit Brabant, sver de Maaze , voor Bommel, de ftad ten naauwften befluitende. In korten tijd was Filips meester van de meeste Gelderfche en Zutïenfche fteden ; en Hertog Karei was radeloos in dit fchielijk verloop zijner zaken. Het altoosduurende verbond van onderlinge befcherminge , tusfchen hem en Koning Lodewijk den XII, kon hem weinig baten , zoo lang hij vruchteloos op onderftand uit Frankrijk wachtte. Karei haakte naar een beftand; Filips was 'er niet afkeerig van; de Bisfchop van Utrecht deedt 'er zijn best toe; het kreeg zijn bellag, doch ten nadeele van Hertog Karei. Deze moest een' voetval voor Filips doen, en hem om een' billijken vrede fmeeken. Wijders, kwam men overeen , om , binnen den tijd van 't beftand, het gefchil over 't recht op 't Hertogdom Gelder en 't Graaffchap Zutfen door goede mannen te laten beflisfen; Filips zou zijn leger terftond uit Gelderland trekken; alle de iDgenomene fteden en  XV. Boek. HISTORIE. 151 en fïerkten , het noch belegerde Bommel daar onder begrepen , zouden in de magt van Filips blijven; Karei moest Filips tegen alle zijne vijanden dienen, en hem op de reize naar Spanje, mits daar voor ontfangende drie duizend goudguldens, verzeilen. Filips verliet Gelderland , na dat hij Henrik van Nasfau , Heer van Breda, zoon van Engelbert , tot Stadhouder over dit Hertogdom aangefteld hadt. Hertog Karei vertrok met hem naar Brabant, ontfing de beloofde geldfemme tot zijne Spaanfche reize , doch begai zich , heimelijk en vermomd, uit Antwerpen naar Gelderland, en bekreunde zich, gelijk naderhand blijken zal, in geenen deele aan 't geteekende beftand. Even weinig hielden zich de Groningers aan t beftand , tusfchen hen en de Hertogen van Saxen gefloten. In den zomer des jaars 1501 belegerden zij Appingadam, waar Oostfriefche bezetting lag. Edzard , Graaf van Oostfnesland, begaf zich terftond met een leger derwaards, en deedt de Groningers vertrekken. Edzard fcheen zich de belangen der Saxifche Hertogen aantetrekken, en de f nezen tegen de Groningers te willen verdedigen. Naderhand bleek echter, wat Edzard in zijn fchild voerde, en zijn gedraobevestigde den bekenden ftelregel, dat bet langelooze vriendfchap onder de Vorsten, als zoodanigen befchouwd , een zeldfaam verfchijnfel is. Hij was, naar vermoeden , de oorzaak, dat de Groningers zich den Hertoge van Saxen niet onderwerpen wilden. Zeker gaat het, dat Graaf Edzard , wanneer de Filïjs en Karei vertrekkenfamen naar Brabant, doch Karel ontvluchtnaar Gel» derland. Vijandlijkhedeavan de Groninger».  ïga VADERLANDSCHE XV. BoeW Groningen belegerd. 1505. Onderwerpt zich aan Graave Edzard van Oost» friesland. 1506. de Hertog 't beleg van Groningen ondernam, hem niet meer volks toefchikte , dan noodig was, om de Groningers in verlegenheid te brengen en 't beleg flaauwlijk voorttezetten, zonder de ftad tot de overgave te konnen noodzaken. De Hertog befloot, eindelijk, haar den toevoer aftefnijden en door uithongeringe te dwingen. De Groningers wachtten , meer dan een jaar , op ontzet door den Utrechtfen Bisfchop. Deze was hun vriend , doch niet gezind, zich tegen den Keizer te verzetten , die hem, op verbeurte van zijn gantfche weereldlijk bewind in 't Sicht fcherpelijk verboden hadt , zich metGroningen te bemoeijen. Men zag in hem een nieuw bewijs, dat eigen-belang bij Vorsten niet minder zwaar weegt, dan hulpvaardige vriendfchap. Leeftocht en geld begonnen , midlerwijl , in Groningen fchaars te worden. Op levensgevaar, kreeg men de noódigfte mondbehoeften binnen de ftad. Tot betalinge van 't krijgsvolk bediende men zich van het .aflaatgeld , anders gefchikt tot den oorlog tegen de Turken. In de lente des jaars 1506 was de ftad tot het uiterfte gebragt. Wat nu gedaan? Zich aan de Saxifche regeeringe onderwerpen ? Dan , hiel* van waren de Groningers hoe langer hoe afkeeriger geworden. Zij befloten eenpaariglijk, met den Graave Edzard door gemagtigden in onderhandelinge te treden. Omtrene de voorwaarden was men 't fpoedig eens. De ftad zou eene bepaalde bezetünge innemen, en Edzard beloofde, dezelve bij haare oude voorrechten te zullen handhaven. Hij nant  XV, Boek, HISTORIÉ. '93 nam bezit van de ftad, en werdt'er pleetiglj ingehuldigd. De Hertog van Saxen zag zi, door zijnen vriend deerlijk bedrogen, en v! Groningen beroofd. De fpijt was te groote om dat hij zelf geen volks genoeg hadt, . geen onderftand van Henrik den VII i Engeland ontfing, waar op het verbond v; vriendfchap en onderlinge befchermingf over eenige maanden gefloten-, hem hot lcheen te geven, om zich tegen Edzard i verzetten, wien hij zelfs 't bewind over c Groningfche Ommelanden moest opdragei Aan den Aartshertoge Filips kwam 't oo met gelegen, zich in den Groningfchen krij te fteken. Want, behalven dat hij in Gel derlsmd genoeg te doen hadt, wilde hij andei maal naar Spanje reizen. Izabelle, zijn fchoonmoeder, welke onlangs overlede: was, hadt hem en Joanna, zijne gemaalinne tot erfgenaamen van 't koningrijk Kastiliei verklaard, met deze bepalinge, dat Konim Ferdinand 't bewind der regéeringe behou den zou , tot op de meerderjaarigheid var Filips oudften zoon. Naauwlijks was de tijding van haaren dood hier gekomen, oi Filips liet zich en Joanna voor Koning en Koninginne van Kastilien uitroepen, en befloot de Spaanfehe reize welhaast aantenemen, uit vreeze, dat Ferdinand zich anders h bewind van dat Rijk zou blijven aanmatigen. Door gebrek aan geld en wegens de zwangerheid van Joanna, bleef echter die reize achter tot het volgende jaar. Het algemeene Madhouderfchap der Nederlanden aan Willem van Croij, Heere van Chievres en AarII. Deel. N fehöc, jk :h irt !11 it n !, Den 30 Decemb«S e e t. k T Dood der Kouingiu- - ne van , Kastilien , - den aö" 1 Novembar 150-p. > 1 r > t .Filips e. Joanna worden, hier , uitgeroepenvoor Koning ea Koninginhé van Kastilien. }5?p  - Zij vertrekkeneaar Spanje. 1505. lenrwaa- re ftorm noodzaakt Filips in de haven van Weijmouth in(•loopen. Hij wordt lang in Engeland cpgehour 2?jae 011 derhandelingen me Koning Heartk. 1*4. VADERLANDSCHE XV. Boeju fchot, opgedragen hebbende, dak hij, den tienden van louwmaand des jaars 1506, van Vlisfingen in zee. Zijne gemaalin verzelde hem. Het opperbevel der vloote , drieenveertig fchepen fterk, fchijnt aan Floris van IJsfelftein opgedragen geweest te zijn ; doch de Koning bevondt zich op 't fchip, gevoerd door Jakob Korneliszoon de Huijbert, een* Zeeuw , wiens aanzienlijke damgenooten onder hun wapen de zinfpreuke voerden, waakt Huijbert, bij deze gelegenheid aan dien Bevelhebber door Filips gegeven , uit aanmerkinge van zijne betoonde waakzaamheid , eerst bij den brand , die in 't fchip floeg, naderhand bij den geweldigen ftorm, waar mede de vloot beloopen werdt, en die hem in eene Engelfche haven deedt inloopen. Filips, fchoon vervaard voor de zee, hadt befloten, nu zijne reize niet door Frankrijk te nemen , om door Koning Lodewijk den XII, wien hij wantrouwde , niet opgehouden te worden. Doch in Engeland ging 't hem niet beter. Hij genoot wel veele hooffche beleefdheden van Koning Henrik denVII, doch kreeg geen gelegenheid, om zijne reize naar Spanje te vervolgen , voor den drieentwintigften van grasmaand. Geduurende het verblijf van Filips te Windfor , wist Henrik hem met onderfcheiden zaken bezig te houden, welke haare betrekkinge : hadden, of tot het overleveren van Edmond de la Pole, Graave van Suffolk, die bij Henrik in den haat was, doch bij Filips zijne veiligheid gevonden hadt; of tot ftaatkundige huwelijken, zoo tusfchen Koning Henrik  XV» Boek. HISTORIE. ïqj rik en Margareet van Oostenrijk, Filips zuster , als van Karei, Filips zoon, met Maria, dochter van Henrik,- of tot een verdrag van koophandel tusfchen Engeland en Kastilien,* of tot eenige veranderingen in 't groote verdrag van koophandel, in 't jaar 1496 tusfchen de Engelfchen en de Nederlanders gefloten, en in den jaare 150a vernieuwd en bevestigd Filips zat in de klem, en haakte mar Spanje. Van hier zijne toegevendheid omtrent de meeste punten , ten voordeele der Engelfche koopluiden, en tot nadeel van deze Landen : hoewel het niet blijkt, gelijk men wil , dat, bij dit verdrag, de vrije visfcherij op de kusten van Engeland den Nederlanderen zou ontnomen zijn. Zoo dra Filips in Spanje kwam , aanvaardde hij de regeeringe van Kastilien, doch zij \ duurde weinige maanden. Hij ftorf te Bur-t gos, in 't negenentwintigfte jaar zijns ouder- \ doms, zonder bijna van iemand te rug begeerd te worden. Bij de Kastiliaanen was hij reeds gehaat. De Nederlanders vonden noch minder reden, om zijnen dood te betreuren. Koning Ferdinand van Arragon, zijn fchoonvader, hadt een billijk ongenoegen tegen hem opgevat. Zijne gemaalinne, droefgeestig over zijn wellustig leven, en, misfchien, hier door eenigzins krankzinnig, hadt hij doen opfluiten, hoewel men fchrijft, dat zij deu dood van haaren gemaal bitterlijk betreurde. Zijne vijf kinderen , bij haar verwekt, waren allen noch jong. Karei, zijn oudfle zoon, was den vijfentwintigsten van fprokkelmaand des jaars 1500, te Gent, N 2 ge- Hij Jtomt 1 Spanjej n fterf» en 35 eptem.», er.  i96 VADERLANDSCHE XV. Boekj Karei i II wardt zijn opvolger. Margaree vrordt , door Maximiliaan 9 tO Landvoogdcsfebenoemd. Adriaan Floris ■ zoon ■wordt de leermeester van Karei. geboren, en Ferdinand, zijn andere zoon, kwam in Spanje ter weereld , den tienden van lentemaand des jaars 1503. Karei, wien men eerst Hertog van Luxemburg noemde, en , federt een jaar, Prins van Kastilien, werdt de opvolger van zijnen vader, ook in de Nederlanden. Wegens zijne minderjaarigheid was 't noodjg, dat de zorg over zijne opvoedinge en de regeering dezer Landen aan een' voogd toevertrouwd wierden. Het bewind van 't Kastiliaanfche Rijk kwam aan Ferdinand, Koning van Arragon, en van de Nederlanden aan Keizer Maximiliaan , die de algemeene Landvoogdije daar van opdroeg aan zijne dochter , Margareet, Hertoginne weduwe van Savoijen. De zorg over de opvoedinge van . den jongen Prins werdt eerst opgedragen aan Karei van Croij,Prins van Chimaij, en, wat laater, aan Willem van Croij, wien wij , hierboven, als algemeenen Stadhouder der Nederlanden, leerden kennen. De Keizer Helde tot leermeester van zijn' kleinzoon aan Adriaan Floriszoon , te Utrecht in 'tjaar 1459 geboren, mogelijk uit het aanzienlijke en noch bloeijende gedacht van Dedel oorfpronglijk, die nulloogleeraar te Leuven was. Hoe weinig anders de voogdijfchap van Maximiliaan aan de Staaten der Nederlandfche gewesten, bijzonderlijk van Vlaanderen, in dén beginne beviel , keurde elk de keuze van den leermeester goed. Geen wonder. Adriaan was een Nederlander; hij hadt een lofwaardig karakter , en gat 'er blijken van , zelfs ten tijde , wanneer hij tot den hoogden  XV. Boek. HISTORIE. i97 den eerftand verheven was; hij bezat grooi kundigheden in verfcheiden wetenfchappen waar van zijne fchriften en verrichtingen gc tuigenis geven ; door langduurige oefening was hij zeer gefchikt, orn noodig onderwij aan den jongen Vorst te geven, gelijk hi deedt met allen ijver, met ftandvastige ge trouwheid , met volkomene oprechtheic Zouden anderen, die door laage vleijzuch en fchandelijke kuiperijen naar deze eer welke Adriaan ongezocht verkreeg , gedon gen hadden, even goed hunnen pligt be tracht hebben ? En wie van beiden, Wil lem van Croij, of Adriaan Floriszoon, be hartigde meest de belangen van Karei ? D( eerste, zich geheelenal meester van diei Vorst willende maken , zocht hem aftetrek ken van de letteroefeningen , zijne aandach enkel op de krijgskunde te doen vestigen . en hem wijstemaken , dat hij voldaan kor met. het lezen van eenige gefchiedenisfen. in 't Fransch en Spaansch gefchreven, zonder zich met de Latijnfche historiefchrijvers te vermoeijen. Adriaan was van tegendrijdig gevoelen; en 't berouwde Karei naderhand , volgens zijne openhartige belijdenisfe, dat hij deszelfs raad niet beter gadegeflagen hadt. In 't bijzonder maakte 'er Adriaan veel werks van, naar 't getuigenis van een' gelijktijdigen Schrijver, om zijnen Koning, lijken leerling deugd en Godsdienst inteJcherpen. Zijne dagelijkfche lesfen waren • alle vertrouwen op rijkdom , hofftoet, eer, voorfpoed , en op meer foortgelijke din. gen, gemeenlijk hooggefchat, is ijdel; N 3 God, e s s j t > l G. Morin,-  i?S VADERLANDSCHE XV. Boek. < ] < 1 ] i Wordt Taus in J.n.'Sa». en flerft S» Seut. Ï5-3- 5od, door wien de Koningen regeeren en le wetgevers gerechtigheid oefenen , die de dijken van het eene gedacht tot een ander overbrengt en alles beheerscht, moest het roorwerp van Kareis betrouwen en aanbidlinge zijn , om van Hem de noodige wijsïeid, tot het wel bedieren van zijne erfanden, aftefmeeken; Karei moest zich niet nbeelden, dat hij, indien hij misdeedt, bij 3od ongeftraft zou blijven , dewijl die rechtvaardige Richter de wanbedrijven der borsten en aanzienlijken , zelfs meer dan lie van geringe en bijzondere menfchen, Dpmerkt en vergelden zal. Men ziet hier ait, dat Adriaan zich , door vleijende woor3en , 's Vorsten gunst niet trachtte te verwerven, hoewel hij daar in rijkelijk deelde. Karei beminde hem , zoo wel uit hoofde van zijn trouwhartig onderwijs, als uit aanmerkinge van 's mans gelukkige pogingen ter herdellinge der vriendfchap met zijn' moederlijken grootvader, Koning Ferdinand van Arragon. Naar maate Adriaan meer invloeds bij Karei kreeg , groeide de nijd der Spaanfche hovelingen tegen hem te derker. Karei bleef hem , echter, een dankbaar hart toedragen, en bewerkte , dat hij eerst tot Bisfchop van Tortofa , daarna tot Kardinaal, en eindelijk tot Paus verheven wierdt. Nooit heeft een ander Nederlander, voor of na hem , den Roomfchen doel beklommen» Paus Adriaan de VI zat 'er korten tijd op , en niet naar zijn gemak, hoewel niet zonder nut. Voorhenen door Karei gebruikt zijnde tot de gewigtigde ftaatszaken, wist hij nu een  XV. Boek. HISTORIE. 109 een verbond tusfchen den Keizer, Konim Francois van Frankrijk en Henrik, Koning van Engeland , tot ftand te brengen. Hot afkeerig ook van de hervorminge der Kerke, door Luther ondernomen, floeg hij aanftondi hand aan 't werk ter verbeteringe van der diepvervallen daat der Roomfche kerke er yan 't Paufelijke Hof. De affchaffing var 't verkoopen der aflaaten, door zijnen voorzaat , Leo den X, ingevoerd, was 'er een duidelijk bewijs van, te meer, om dat hij eene ledige fchatkist vondt. In Nederland, vooral te Utrecht, was men ongemeen verheugd over zijne verheffinge; en hij gaf aan fommige Nederlanders de derkde blijken van zijne ftandvastige toegenegenheid. Minder dandvastig was Hertog Karei van Gelder in 't houden van het bedand , met Koning Filips gefloten: want naauwlijks was Filips naar Spanje vertrokken , of Karei maakte zich meester van Grol, Lochem en Wageningen. Men eischte die fteden te rug; doch de Hertog gaf aan dit verzoek zoo weinig gehoor, als aan de bedreigingen van Filips, die hem uit Spanje fchreef, dat hij zich deze nieuwe verbrekinge van 't verdrag deerlijk beklagen zou, en dat geen bondgenoot, hoe magtig, hem hier voor zou konnen hoeden. Dit laatste zag op den Koning van Frankrijk, aan wien ook deze brief terftond gezonden werdt. De Stadhouder van Croij liet weldra 't beleg voor Wageningen daan. Men handelde, midlerwijl, van beftand of vrede , met geen ander oogmerk, dan cm den oorlog te fterker voorttezetten. KaN 4 rel I OeWcr- rche oorlog hervat. I506. IVagenln-.. ;en belegerd, den 18 Junij.  4oo VADERLANDSCHE XV. Boer. Toeleg, pmNieuwsnegen te verrasten. Hertog Karei krijgt hulpe uit Frankrijk. Margareet rel wachtte onderfland uit Frankrijk, en de Stadhouder hoopte op geld, zonder welk hij den oorlog niet kon voortzetten , en waar aan zoo groot gebrek was, dat men , tot betalinge van omtrent drie duizend krijgsknechten en twee honderd paarden , geheel buitengewoone middelen bij de hand moest nemen. De hope op geld uit Spanje , en op bijdand uit Engeland , was toen vruchteloos. Men zocht Nieuwmegen door list aan de Oostenrijkfche zijde te brengen; doch de aanflag mislukte , en kostte aan twee Burgemeesters , die 'er de hand toe geboden hadden, het leven. Karei van Gelder kreeg, na lang wachten , eenige Franfche hulpbenden. Wil men Koning Lodewijk op zijn woord gelooven, dan ftreedt het zenden daar van geenzins met de vriendfchap, welke hij betuigde met de Oostenrijkfche Vorsten te willen onderhouden, en moest alleenlijk aangemerkt worden als een uitwerkfel van medelijden met zijnen onderdrukten bloedverwant, die van zijn Land beroofd was, en niet zonder hulpe behoorde gelaten te worden. Wie den aart van Lodewijk den Xli en zijne daatkundige inzichten kent, en zijn gedrag omtrent Filips weet, zal dit voorgeven bezwaarlijk voor waarheid aannemen. Naauwlijks ook hadt Lodewijk bericht ontfangen , dat de Koning van Kastilien overleden was, of hij zondt bevel aan Karei van Gelder, en aan Robert van der Mark , die het opperbevel over de Franfche hulpbenden voerde, om de vijandlijkheden te daken. Margareet van Oostenrijk door haaren vader.  XV. Boek. HISTORIE. aoi der, Keizer Maximiliaan , benoemd zijnde tot Landvoogdesfe der Nederlanden , begaf zich naar Dordrecht, en werdt, den zeventienden van zomermaand des jaars 1507, in die hoedanigheid door de Staaten erkend, na dat de Keizerlijke gemagtigden, in naam van Maximiliaan, als voogd van zijnen kleinzoon Karei , den eed aan hun gedaan hadden. Zij bezwoeren evenwel niet alle oude voorrechten , aan de Nederlanders voorhenen gefchonken, allerminst het beroemde privilegie van Vrouwe Maria. De Staaten zochten aandonds de genegenheid der Landvoogdesfe te winnen, door hunne bereidwilligheid tot het opbrengen der voorgaande beden. Dit was der Landvoogdesfe aangenaam, doch niet toereikende, om haar tot het inwilligen van eenige belangvolle verzoeken der Staaten te bewegen. Men begeerde itedelijke Vroedfchappen, de benoeminge van een dubbel getal tot de verkiezinge der jaarlijkfche Wethouderfchap, en de begevinge der ampten alleen aan inboorlingen; ook verzocht'men,dat fommige ampten voortaan niet meer verpacht zouden worden , en dat niemand twee ampten te gelijk mo.e Her- 3g van leider omt in 't >'el, ca  aii VADERLANDSCHE XV. Bobs, «eet Ertïard vallen. Deerlijk lot van Appingadain. den Koning en Edzard weten te bewerken, volgens welk Edzard beloofde , Groningen van den Koning van Frankrijk ter leen te zullen houden, mits dat de Koning den Hertoge van Gelder, insgeliiks zijnen leenman, bevel gave, om de Groningers tegen de Saxifchen te befchermen. Hertog George deedt wel aan Lodewijk den XII vertoonen, dat Groningen onder 't Duitfche Rijk behoorde , en derhalven begrepen was in den vrede , tusfchen Frankrijk en Engeland gefloten, en verzocht wijders, dat de Koning geen hulde van Graave Edzard en de Groningers t ntfangen wilde, noch hen tegen hem bijftaan, maar veeleer den Hertoge van Gelder verbieden, eenige vijandlijkheden te ondernemen. Dit vertoog van den Saxifchen Gezant, Simon van Reischach, vondt geen ingang, en 't was 'er zoo verre af, dat Lodewijk de XII aan 't laatste verzoek voldeedt, dat Karei van Gelder allengskens zijn oogmerk meer begon te ontdekken. Dit was geen ander, dan zelf Groningen onder zijn bewind te krijgen. Dit gelukte hem ten laatsten. De bijftand, welken hij den Graave Edzard toezendt, fcheen een blijk van zijne goedwilligheid , doch was niet toereikende, om hem te redden, of om Appingadam te bevrijden van een hardnekkig beleg. Deze ftad werdt dapperlijk verdedigd ; moest zich echter, na een' hevigen ftorm, overgeven aan de Saxers en hunne bondgenooten, die 'er zeer woest te werk gingen. Otro van Diepholt, die aldaar het opperbevel gevoerd hadt , werdt in den kerker gefmeten; een  XV. Boek. HISTORIE. ar3 een aantal van meer dan duizend menfchen vermoord ; eene meenigte van vrouwen en maagden fchaamteloos mishandeld. De Hertog van Saxen zal, misfchien,alle deze wreedheden niet goedgekeurd hebben ; 't blijkt echter , dat de verovering van Appingadam hem ongemeen verblijdde, en hope op verder oorlogsgeluk deedt fcheppen: te meer, om dat de zaken van Graave Edzard , van dag tot dag , meer verliepen. De tegenfpoed van dezen fcheen groot voordeel aan den Saxifchen Vorst te zullen aanbrengen, maar baande waarlijk den weg voor Hertog Karei van Gelder, om 't bewind binnen Groningen te krijgen. De Raad der ftad liet hem daar toe aanzoeken. Aanftonds zondt hij Willem van Ooije, zijnen Maarfchalk, met een tamelijk leger, derwaards. De krijgsbenden bleven te Rolde, en de Maarfchalk kwam binnen Groningen. Hij vorderde, dat Graaf Edzard zich van 't bewind, en de burgers van den eed, aan hem gedaan, ontdoeg, en dat men hulde doen zou aan den Hertoge van Gelder, onder oppererkentenisfe des Konings van Frankrijk. Die eisch werdt met beloften en bedreigingen aangebonden. Graaf r.dzardzag te laat, dat zijn Gelderfche bondgenoot hem misleid hadt, en vondt zich genoodzaakt, de ftedelingen van hunnen eed te ontdaan , hun onder 't Gelderfche bellier beteren voorfpoed toewenfchende. Nu veranderden de Groningers van Heer, en Graaf Edzard vertrok naar; Oostfriesland. De Hertog van Gelder ontfing, in den perfoon van zijnen M.arfchalk» O 3 de Karei vaa Gelei -v Heer vaa Jronin*  *i4 VADERLANDSCHE XV. Boek. 1 Verd«g der Groningersroet de Gelderfch.-n,deij7 Febr. Ie plegtige hulde. Het grootste voordeel , velk de "Groningers uit deze veranderinge rokken, was, dat zij gelegenheid kregen, Dra het kasteel, waar mede zij fomtijds konkn bedwongen worden, tot den grond toe iftebrekcn. De Hertog van Saxen , gramtorigoveral 't gebeurde, zocht, eerst door /riendiijkheid , en naderhand door de wapenen, Groningen weder aan zich te trekken. Beide liep mis, en hij werdt alomme in 't naauvve gezet. Hertog Karei gaf last, om eene landinge in Friesland te doen. De Gelderfchen maakten zich, hier, meester van Sneek , Bolsward , Slooten en andere plaatfen. Die onverwachte inval deedt den Hertoge van Saxen befluiten, om Groningerland te verlaten. Zijne vijanden maakten zich dit vertrek ten nutte, en zijne vrienden , welken hij noch onder de Ommelander Heeren hadt, verzoenden zich met de Groningers. Eerlang floten zij een fchriftelijk verdrag met de Gelderfchen , welks voor-. riaarne inhoud was : de ftad zou den Hertoge Karei , onverminderd het recht van den Utrechtfchen Bisfchop, houw en getrouw blijven, door hem als Heer befchermd worden, en haare wetgevende magt, voorrechten en oude herkomden behouden ; zij zou den Hertoge een onverflerkt huis binnen de vesten geven, en hem haar recht op de Ommelanden , het Oldampt, Ooster- en Westergo opdragen , onder voorwaarde , dat de Ommelanden nooit van de ftad mogten afgezonderd, of'aan een' anderen Heer, ten zij pet haare bewilliginge , overgedragen worden  XV. Boek. HISTORIE. 21 den; alle vestingen ten platten lande moes ten ontmanteld , en geen nieuwe n-ogten zonder gemeene toefletnminge, gemaakt wor den ; elk behieldt zijne voorrechten en bezittingen; niemand kon belast worden bover eene jaarlijkfche fchattinge , welke bij gemeen overleg zou bepaald worden; de Ommelanden moesten bedierd worden dooi 's Hertogen Stadhouder en vier Hoofdmannen uit de burgers van Groningen, doch bij welken de Hertog noch vier andere perfoo nen voegen zou ; de Ommelanden zouder onderworpen blijven aan 't ftapelrecht, 'i gebruiken van 't iïads - bier en 't gemis van jaarmarkten; die van Groningen en Gelderland zouden gelijk ftaan in 't betalen dei tollen en weggelden. Uit dit vergelijk kon Hertog Karei zich meer goeds beloven , dan de Groningers. Men hieldt hetzelve voor Graaf Edzard verborgen, om dat hij op de Ommelanden hcch aanfpraak maakte , waar van zijn aandag op Delfzijl en Appingadam, omtrent het einde des voorgaanden jaars, ten bewijze ftrekte. De onderneming, toen mislukt, hervattede hij in 't Volgende voorjaar; wanneer hem en den Groningfchen die en andere plaatfen in de hand vielen. Zij hadden onderling fchikkingen gemaakt over den buit en de bezettinge van Appingadam; doch Edzard brak zijn woord, en verloor 't vertrouwen van de Groningers , die echter, naderhand, zich eenigzins met hem verzoenden. De Hertog van Saxen, gerroffen door den yoorfpoed van zijne vijanden , trok naar O 4 Duitsch- van Graaf Edzard oj Delfzijl en Appingadam. 9c Hf :og van  %\6 VADERLANDSCHE XV. Benu 8«xen verlaat Friesland.Woestheid van ïijn krijgsvolk. Hij doet afftand van Friesland »an Prins Karei van ipanje, die de regeeringedezer tanden aanvaard kadt. Ook van Holland den 3 Junij, Hiftorie der overdragt van Friesland ■an dcni. elven. Duitschland. Zijn krijgsvolk , bekend onder den naam van den zwarten hoop, bleef onbetaald, floeg aan 't morren, en viel aan 't pionderen, eerst in Friesland, naderhand in Drenthe, Overijsfel en 't Nederfticht, ten laatsten ook in Holland, van waar zij mee geweld verdreven werden. Weinig of geen hope bleef "er voor Hertog George, om zich in Friesland te herdellen. Uit dien hoofde nam hij een befluit, om zijn reche op dat gewest aan Prins Karei van Oostenrijk afteftaan. Deze hadt onlangs de regeeringe derNederlanden aanvaard , en was gehuldigd als Hertog van Brabant en Graaf van Vlaanderen. Toe dit zelfde oogmerk bevondt hij zich nu in Zeeland, waar men hem,dentweeentwintigften van bloeimaand, tot Graave aannam ; gelijk ook , kort daarna , in de vergaderinge der Staaten van Holland, te Dordrecht gefchiedde, in tegenwoordigheid der Landvoogdesfe , des Stadhouders van Holland, Floris van Egmond, Heere van IJsfelftein, en van de Raaden des Hofs. Terwijl Karei noch in Zeeland was, zondt de Hertog van Saxen eenige gemagtigden derwaards, om met hem over de overdragt van zijn recht op Friesland in onderhandelinge te treden Deze gefchiedenis is, ook uit^aanmerkinge van haare gevolgen , zeer merkwaardig , en veele bijzonderheden daar van zijn eerst over twintig jaaren, door de uitgave van oorfpronglijke ftukken, tot onze kennisfe gekomen. De Hertog van Saxen bediende 3icri } tat uitvoeringe van zijn ©ntwerp, vgn Rudolf Schenck van Tauten- feu.rg*  XV. Boek. HISTORIE. 517 burg, Sifridvan Luttichaw, Simon van Reifchach en Henrik van Schlenitz. De gemagtigden van Prins Karei waren, Jan le Sauvage, Heer van Efcaubeke , Antonij van Lalaing, Heer van Montignij , Adriaan Fioriszoon van Utrecht, en Nicafius Hackeneij. De wederzijdfche afgevaardigden waren in de hoofdzaak fchielijk eens. Prins Karei hadt, gelijk de vroegere Graaven van Holland en Zeeland, grooten zin aan 't bezit van Friesland, en Hertog George verlangde, om 'er zich van te ontdoen, en geld in handen te krijgen. Het verdrag werdt , den negentienden van bloeimaand , te Middelburg, gefloten, en dus omtrent ééne maand, na dat de Saxifche afgevaardigden de noodige volmagt daar toe te Dresden ontfangen hadden. De reden, om welke Hertog George verklaarde , Friesland aan Prins Karei afteflaan, was meer vleijende voor dezen, dan voor de Friezen. Hij klaagde over hunne veelvuldige gebreken en twisten , waar van Hertog Albrecht, zijn vader, en hij zelf de ondervindinge gehad hadden. Wegens hunne aangeborene trouwloosheid , waren 'er, zeide hij, ontelbaare fchatten noodig, om hunne wreedheid en afval te beteugelen , èn om hunne halzen onder 't juk van betamelijke gehoorzaamheid te brengen. De overweging hier van hadt hem doen omzien mar een' Prins, aan wien hij Friesland kon afftaan, en die, door de grootheid van zijn gezag en vermogen, in flaat was, zoodanig voik te bedwingen. Zijne aandacht was te meer op Prins Karei gevallen, uit hoofde der O § ber  si8 VADERLANDSCHE XV. Boek". befchikkingen over Friesland, tusfchen hun beider vaders beraamd. Het is vermoedelijk , dat Keizer Maximiliaan, nu niet weiniger, dan toen, zich met deze zaak zal bemoeid hebben , en dat de Friezen , om die reden alleen, zich de overdragt van hun Land lieten welgevallen. De twee voornaamde punten van 't verdrag kwamen hier op uit. De Hertog van Saxen deedt volkomen affland van geheel Friesland, doch met uitzonderinge van eenige morgen lands in 't Bildt yaan bijzondere perfoonen weggefchonken ^ ook beloofde hij, dat alle brieven, hem en zijnen broeder Henrik door den Keizer en Koning Filips verleend en de regeeringe van Friesland betredende, aan Prins Karei zouden overgeleverd worden; gelijk gefchiedde. Daar tegen verbondt zich Karei, den Hertoge honderd duizend goudguldens te betalen , en geen vrede met den Hertoge van Gelder, den Graave van Oostfriesland of de ftad Groningen te maken , ten zij de Graaf van Benthem daar in begrepen was. Prins Karei gaf, drie dagen na 't duiten van dit verdrag , fchriftelijk bevel aan zijne Rentmeesters , om de genoemde geldfomme, op den gedelden tijd, te betalen; en, omtrent twee maanden later, belastte hij hun, aan de Saxifche gemagtigden een gefchenk van vier duizend guldens te doen , in erkentenisfe van de diensten, nu aan hem bewezen. Hertog George kreeg zijn geld , dat uit de beurs der ingezetenen van Holland kwam , en Friesland ontfing een' nieuwen Heer. Eer Prins Karei daadelij k bezit van deze , Heer-  XV. Boek. HISTORIE. 319 Heerlijkheid nam, werdt 'er te Delft, den achtden van zomermaand, een bedand voor vier maanden gedoten, tusfchen hem en Hertos; Karei van Gelder. Men hoopte, in dien tijd de gefchillen tusfchen de Gelderfchen en Friezen door den nieuwen Franfchen Koning , Francois den I, bijgelegd te zien. Tegen het einde der maand , vertrok de Stadhouder van Hqlland naar Friesland , en verzocht, dat men den Prins van Spanje als Erf heer wilde ontfangen en hulde doen. De Staaten betuigden , dat het hun vreemd dacht, dat de Vorst van Saxen het Land , buiten weten en wille der ingezetenen, aan een' anderen Heer overgedragen hadt. Ook oordeelden zij , dat het hun niet geraden was, den eed aan Prins Karei te doen, zoo lang de Gelderfche partij niet uit het Land was, en de Landen in 't gemeen niet tot één gebragt waren. De Friezen belloten echter ten laatsten , aan de begeerte van den Stadhouder te voldoen, onder beding, dat Prins Karei, als Erf heer en Gouverneur van wegen de Keizerlijke Majedeit , Friesland zou regeeren, onder 't genot van geen wciniger, ja , zoo veel mogelijk , met meerdere vrijheden en genade, dan ten tijde van LIertog George; wijders, dat de Heerfchappen, die denzelven Hertoge getrouw en gehoorzaam bleven, en nu willig tot de huldiginge waren , en hunne jaarlijkfche lasten afgekocht hadden, nu en ten eeuwigen dage vrij van alle lasten blijven zouden; vooral, dat de Friefche onderdaanen buiten hunne grenzen tot den krijg niet opgeroepen zouden  ü20 VADERLANDSCHE XV. Boek. Voorrechtenvan Leeu warden, den I Ju lij bevestigd. Ook van Franeker den 8 Julij. den worden, en dat, indien ten eenigen tijde twist tusfchen den Prins van Spanje en 's Lands onderzaaten vallen mogte , dezelve zou bellist worden door goede mannen, twee van 's Prinfen zijde, en twee van den kant der Friefche onderdaanen. Deze voorwaarden nam Floris van Egmond , den eer-ten van hooijmaand, fchri.telijk aan , en bezegelde dezelve Ten zelfde dage beloofden de Geestelijken , met groote plegtigheid , den Prinfe onderdanig te zullen zijn, en de Stadhouder beloofde hun, in deszelfs naam, dat zij blijven zouden bij 't genot van alle hunne voorrechten en vrijheden , die hun door Pauzen en Keizers gegund waren. Hierna deeden de Edelen, Heerfchappen en Regeerders van Friesland, fchriftelijk en onder hun zegel, den eed van getrouwheid en onderdanigheid. Op dezelfde wijze, zwoer da Stadhouder, in naam en op volmagt van den nieuwen Heer,Friesland in rechtmatigheid te* regeeren en befchermen , de deugdelijke voorrechten van alle de Friezen, hunne vrijheden , oude herkomden , gewoonten en rechten te onderhouden , gelijk ook de voorrechten en vrijheden, hun nu in 's Prinfen naam gegeven. Dit laatste zag in 't bijzonder op de voorrechten en vrijheden , aan die van Leeuwarden den dertigden van zo« mermaand vergund, en den volgenden dag, na 't afleggen ^an den eed, door den Stadhouder plegtiglijk bekrachtigd. Omtrent denzelfden tijd bevestigde hij de voorrechten , door Hertog Albrecht van Saxen en zijne zeons aan die van Franeker verleend ; - delete  XV. Boek. HISTORIE. sax ftelde negen Raaden aan , om 't recht in Friesland te oefenen; en vier uit hun, Hesfel en Kempe van Martena, Tjaard van Bur mania en Tzialing van Botnia, verhief hij tot Ridders, waar mede fommige fpotteden, Seggende , dat de vlierboom den kooJdruik Ridder gedagen hadt. Van grooter belang was 't voor de Friezen , dat Prins Karei zelf, den tienden van oogstmaand, het verrichte van zijnen Stadhouder goedkeurde , in 't bijzonder de voorwaarden, op welke zij den eed gedaan en onrfangen hadden. Uit dit verhaal blijkt, langs welke wegen en op hoedanig beding Friesland onder 'r. bewind van 't Huis van Oostenrijk gekomen zij. Hadden Karei en zijn &oon Filips zich ftiptelijk, naar hunnen pligt, aan de bezworene voorwaarden gehouden , en nooit getracht , de vrije Friezen tot flaaven te maken , zij zouden zich gemaklijk in dat beftier hebben konnen handhaven. VER- Nieuwe Raad, den 4 Jnlij. Vier Ridders geSagen. Prins K«rel beves~ tige de voorwaarden , waar op de Frieïen hein lulde gezworea hadden.  VERKORTE VADERLANDSCHE HISTORIE. Karei van Oostenrijk gaat de palen van zijn gezag te buiten. ZESTIENDE BOEK. V(7"ij zagen, hoe Karei van Oostenrijk zijn gebied over de Nederlanden al fpoedig begon uittebreidcn; en 't zal nu blijken , dat zijn gezag, binnen en buiten ons Vaderland, binnen weinige jaaren ten toppunt klom. Hadt hij 'er nooit misbruik in dit Gemeenebest van gemaakt, zijn roem zou voorzeker niet minder zijn. Prins Karei volgde het voorbeeld der vroegere Graaven van Holland en Zeeland , zoo wel in 't verkrachten van 's Lands en der fteden voorrechten, als in 't bezweren van dezelven. De willekeurige veranderinge der regeeringe in verfcheiden Hollandfehe fteden, buiten den gewoonen tijd, de afzettinge van Dijkgraaven en Heemraaden, onder voorwendfel van hunne achteloosheid, en de aanftellinge van eenen vreemdeling tot opper - opzichter over de Hollandfehe dij kaadjen , befchouwde men als> eene wezenlijke inbreuk op 's Lands vrijheden. On- voor-  XXXI. . XXXII.   XVI. Boek. HISTORIE. 223 voorzichtig was 't, dat Karei zich terdond, bier, vijanden maakte, te meer, om dat hij noch geen uitzicht hadt op ruste buiten de grenzen zijner heerfchappije, vooral op vrede met de Gelderfchen. De uitlandigheid van Hertog Karei van Gelder deedt wel de vijandlijkheden, zelfs na 't uitgaan van 't bedand, flappelijk voortzetten , doch niet geheellijk achterblijven. Groote Pier, een Friesch Overde,en'thoofd der Friezen, die de Gelderfche zijde hielden, maakte de Zuiderzee onveilig, en deedt den Hollanderen groote fchade, tot dat een goed gedeelte zijner vloote, in bloeimaand des jaars 1516, doör den Hollandfchen Admiraal,Floris van Egmond van IJsfelllein , bemagtigd werdt. Het wreede voorbeeld van Grooten Pier, om de krijgsgevangenen in zee te fmijten , wettigde geenzins de ruwe gewoonte van de Hollanders, om de Gelderfche krijgsgevangenen als zeeroovers te handelen en met de galge té ftraffen. Noch in dit zelfde jaar gelukte het den Gelderfchen, Nieuw•poort bij Schoonhoven- te verrasfen. Ook fchehen zij een' toeleg op Oudewater en Woerden te hebben. De Hollanders daarentegen vielen in de Veluwe , en richtten aldaar groote verwoestingen aan, die hun, in 't volgende jaar, rijkelijk betaald gezet werden , zonder dat of de verheffing van Karei tot de Koninglijke waardigheid, of zijne' verbindtenisfen met den Koning van Frankrijk, den moedwil der Gelderfchen beteugelen -konden. De vriendfchap met den Koning van1 Frankrijk rekende Karei voor. zich van 't1 hoog- Selder"che oor- I5l6. )nderlaudcliaj  is4 VADERLANDSCtfÊ XVI. BoEttï jnetFranklijk. ■HetPrinsiom Oranje komt in st Huis van Nasfau.. Karei wordt Koning van Spanje. Verdrag tnet Frankrijk. hoogde belang. Reeds in 'c jaar 1515 deed* hij aan Francois den I hulde wegens de Graaffchappen Vlaanderen en Artois , en verbondt zich, geene hulpe aan Koning Ferdinand van Arragon te zullen bewijzen, indien Francois hem , ter herneminge van 'c Koningrijk Navarre, den oorlog aandeedt, Francois was hier mede zoo in zijn' fchik , dat hij aan Henrik, Graave van Nasfau, Kareis Afgezant naar Frankrijk, en naderhand Stadhouder van Holland, vrijheid gaf tot het aangaan van een huwelijk met Claude,eenige zuster van Filibert van Chalons , Prins van Oranje; na wiens dood dat Prinsdom, bij er* fenisfe eerst kwam aan René van Nasfau , zoon van Graaf Henrik , en in den jaare 1544, bij uiterften wil van René, aan Prins Willem den I. Zoo dra Prins Karei het overlijden van zijnen grootvader, Koning Ferdinand, vernomen hadt, nam hij den naam van Koning van Spanje aan. Van zijne, krankzinnige moe* der hadt hij geen tegendand te wachten,* en de onderscheiden volken, die onder de heerfchappije van Ferdinand geweest waren, uitgezonderd de Siciliaanen , deeden Karei, als hunnen Vorst, door Gezanten in de Nederlanden begroeten. Eerlang werdt, te Noijon» een verdrag tufschen hem en Koning Francois getroffen. De zaak van Navarre zou in der minne afgedaan worden ; en Karei zou Louife, dochter van Francois, in huwelijk krijgen. Navarre bleef echter de twistappel , en van 't huwelijk met Louife kwam zoo weinig , als van de beraamde echtsvet- senv-  XVI. Boek. HISTORIE: ca* eeniginge met Maria, dochter van Koning Henrik den VII van Engeland , of mei Claude en Renée , dochters van den Franfchen Koning, Lodewijk den XIL De Nederlanders hadden bij dit verdrag, noch minder belang , dan bij 't verbond , tusfchen den Keizer, den Koning van Frankrijk en Karei, te Brusfel gedoten, waar bij men, onder anderen, het beoorlogen van de Turken vastdelde. Alleenlijk bragt de koninglij ke vriendfchap van Francois en Karei te wege, dat, in de lente des'volgenden jaars, een nieuw bedand tusfchen de Gelderfchen en Oostenrijkers getroffen wierde, doch van wederzijde kwalijk gehouden. De Oostenrijkfchen maakten zich meester van Staveren , Workum , Hinloopen en Bolsward. De Gelderfchen liepen 't platte land der Friezen alomme af, en bemagtigden Dokkum. Toen begaven zij zich naar Holland. Medenblik werdt, dormenderhand , ven> yerd , uitgeplondcrd , plat gebrand , doch 't flot behouden. Een aantal dorpen leedt grooten aanftoot. Alkmaar viel den Gelderfchen ook in handen , die aldaar een' grooten fchat vonden, doch alles wegroofden. Jammer was 't , dat de vermaarde fchool, welke omtrent dezen tijd in die ftad bloeide , door den vijandlijken inval der Gelderfchen t' eenemaal te gronde ging. De wetenfchappen beminnen den vrede, om dat zij door buitenlandfche oorlogen en binnenlandfche onlusten doorgaans groot nadeel lijden. De Gelderfchen, met, reden beducht, dat zij door de Hollanders ingefloten II. DilEL. P ZQV- Beltin tl met Celder. I5 17.' riëtU'ordC gefehou ■ den. den lajrinij. Bedrijf der Geldericheriiti HoU land.  226 VADERLANDSCHE XVI. Boek. Zij trekken tcrof De Stad» ïtouderva Bolland volgt hen en belegert Am Iieffl. Beftand, den iSepr. Karei vai Gelder fchc'ndt het befland. zouden worden, verlieten Alkmaar, trokken naar 't Sticht, en over de Lek naar Asperen, welk zij overmeesterden, doch wederom verlieten, om dat de Stadhouder van Holland hun allen toevoer affneedt. Zij keerden te rug naar Gelderland. Graaf Henn rik van Nasfau volgde hen , liep de gant, fche Veluwe andermaal af, en doeg 't beleg voor Arnhem , binnen welke ftad Hertog Karei van Gelder zich thans ophieldt. Deze , nu bekommerd voor zijn perfoon, begon voorflagen tot eene vredehandelinge te doen. Koning Karei toonde zich daar toe genegen. Eerlang werdt , door wederzijdfche gemagtigden, te Utrecht, een bedand van zes maanden getroffen, en te gelijk vastgefteld, dat Karei van Gelder zijn recht op Friesland , Groningen uitgezonderd , aan Koning Karei zou afflaan voor de fomme van honderd duizend kroonen , en dat hij 't vreemde krijgsvolk, binnen zes maanden : of eerder ,' Friesland zou doen ruimen. De Hertog van Gelder , die niet gewoon was zichaan zijn woord te houden, fchondt weldra dit bedand, hoewel 't noch naderhand voor een jaar verlengd werdt. Gelijk Groote Pier, voor 't fluiten van dit verdrag, de Hollandfehe koopvaardijfchepen in de Zuiderzee , en de fteden of dorpen van 't Noorderkwartier, zeer verontrust hadt , zoo ging hij hier mede voort, geduurende den tijd van 't beftand: hoewel dé Hollanders 't zelve heiligïijk hielden , naardien de Stadhouder hun bevolen hadt', niet dan verwerenderwijze legen de Géldèrfchen se handelen. De ftech-  XVI. Boëk. H I S T Ö R ï E. i door Ximenez met den grootsten roem waar. genomen , delde in handen van Willem van Croij, die op zijn hoogst twintig jaaren oud, en , 't welk den Spanjaarden vooral tegendondt, een geboren Nederlander was. Indien hun misnoegen over de bevorderinge van een' vreemdeling in Spanje gegrond was., dan  XVI. Boek. HISTORIE. 229 dan hadden zij geen reden , om de klagte der Nederlandererj, over de aanftellinge va: zoo veele Spaanfche amptenaaren, onder di regeeringe van Karei en Filips, voor onbil lijk te houden. Vreemd was 't echter, da Koning Karei in den aanvang van zijn bellier zoo wel in Spanje als in de Nederlanden door 't benoemen van vreemdelingen tot d< gewigtigde posten zich bij veele inboor lingen gehaat maakte. Voor zijn vertrek naar Spanje , kreeg Ko ning Karei gunftige gelegenheid , om vooi zich den weg te banen tot het weereldlijkc bewind over 't Sticht. Fredrik van Bader toonde zich genegen , om afftand van 't Bisdom te doen, doch onder beding eener goede fomme en van zeker jaarlijksch inkomen. De Koning, wien de keuze van een' nieu. wen Bisfchop , uit hoofde van den oorlog met de Gelderfchen, niet onverfchillig zijn kon, bedoot met Bisfchop Fredrik in onderhandelinge te treden. Zij vonden goed , Filips van Bourgondie tot die waardigheid te bevorderen. Twee zwarigheden deeden zich op. De benoemde Bisfchop , een natuurlijke zoon van Hertog Filips den goeden, kon den zetel niet beklimmen zonder toeftemminge van den Paus; en , zouden de Staaten van Utrecht in deze fchikkinge berusten? Geen nood. Bij Leo den X. was alles voor geld te krijgen. Hij gaf zijne toeftemminge, en Karei fchonk hem twaalfduizend dukaaten. De Staaten begrepen wel, wat de Koning met dezen handel voorhadt; doch de fiechte ftaat der Stichtfche zaken , P 3 de 1 1 c » i 1 Füips van , Bourgondie wordt Bisfchop van Utrecht.  $3o VADERLANDSCHE XVI. Boek, J» April i Ce ?enfionarisvan Dordrecht vervalt in ' s Konings ongenade doch wordt Ie grootheid van Karei, en de aandrang des stadhouders van Holland, bewogen hen, om Filips van Bourgondie tot Bisfchop aantenemen. De tolvrijheid door 's Konings Lanien, welke de dad Utrecht begeerde , wilde Sarei niet inwilligen; doch hij verklaarde, iet Land van Utrecht van nu af in zijne bij;ondere befcherminge te nemen. De nieuwe Bisfchop kwam fpoedig naar Utrecht, en fchikte zich, gelijk men verwachtte, naar 's Konings welbehagen, tot zijnen dood toe, den zevenden van grasmaand des jaars 1554 voorgevallen; wanneer Karei wederom aan de Utrechtfchen een' Bisfchop naar zijnen zin leverde, Henrik van Beijeren, zoon van den Paltzifchen Keurvorst, in wiens tijd, gelijk naderhand blijken zal, de Koning ten laatften zijn oogmerk volkomenlijk bereikte. Ten tijde der onderhandelinge over het aannemen van Filips van Bourgondie tot Bisfchop, hadden die van Utrecht verzocht, dat zij voortaan verfchoond mogten blijven van i 't ftapelrecht te Dordrecht, 't welk men hun, federt twintig jaaren , hadt beginnen aftevorderen. De Koning beloofde , hier op die van Dordrecht te zullen hooren , en partijen , naar bevind, recht te doen. De klagten der Utrechtfchen, als mede van eeïlige Hollandfehe fteden , gaven aanleidinge tot onderhandelingen over 't Dordrechtfche ftapelrecht. Die van Dordrecht zonden hunnen Penfionaris, Floris Oem van Wijngaarden , naar Brusfel, die zoo ijverig voor 't recht van zijne ftad fprak, dat het hem tot tene misdaad wierde. Men wist hem eer-  XVI. Boek. HISTORIE. 231 lang ten Hove zoo zwart te maken , dat de Koning last gaf, hem van zijn ampt te ontzetten, en binnen twaalf uuren Dordrecht te doen ruimen. De fchuld van deze mishandelinge wordt vooral op Albrecht van Loo gelegd , die , toen , Advokaat van Holland en te gelijk Raad van den Graave was, en wien de Penfionaris in 't aangezicht hadt durven zeggen, dat het hein niet vrijdondt, deze beide ampten ten zelfden tijde te bekleeden. Jammer is 't, als groote Staatsmannen , waar onder de Advokaat, of gelijk men nu zegt, de Raadpenfionaris, behoorde, zich enkel door bijzondere wraakzucht zoo laten vervoeren , dat zij de kundigde amptenaars buiten alle bedier trachten te plaatfen. Gelukkig viel 't voor Floris Oem, dai zijn oude vriend, de Kardinaal Adriaan FlO' riszoon van Utrecht, aan hem dacht, en bi den Koning bewerkte, dat hij eerlang ir zijne eere herdeld, en tot Raad van Hollanc benoemd werdt, welke waardigheid hij, zijr leven lang , behouden heeft. Het is niei onmogelijk, dat de vinnige tegendand, welken de Penfionaris aan de voorftanders dei Kerkhervorminge te Dordrecht boodt, der Kardinaal te meer zal bewogen hebben, om de belangen van zijn' vriend bij den Koning te behartigen. Wat hier van zij, zeker gaat het, dat de Kerkhervorming , omtrent dezen tijd , zoo wel in de Nederlanden, als elders, een'gelukkigen aanvang nam. De pogingen van Zwinglius, ter verbeteringe der leerbegrippen in Zwitferland , en de kloekmoedige onF 4 der i 1 i Begin der Kerkhervormingin de Nederlanden..  43a VADERLANDSCHE XVI. Boek» Peflderiu! Erasinus. derneming van Lnther, die zich in Duitschland tegen de fchandeiijke koopmanfchap der zoogenaamde aflaatbrieven aankantte, werden fpoedig in deze Landen bekend. Het verkoopen der adaaten was hier voorlang gebruikelijk, en 't bevel van Paus Leo den X, om nu daar mede voorttegaan, kwam minder vreemd voor, dan de fchriftelijke tegenkanting van Luther, welke in de Nederlanden gelezen , goedgekeurd of gevloekt werdt. De Leuvenfche Hooge School veroordeelde reeds in 't jaar 1518 Luthers leere, en befloot, wat later, deszelfs fchriften in 't openbaar te doen verbranden. In dat zelfde jaar, vondt men te Dordrecht fommige aanhangers van Luther , tegen welken de Burgemeester van der Mijle, en de Penfionaris Oem van Wijngaarden, met alle kracht ijverden. Te Utrecht leende een groot aantal menfchen te greetiger het oor aan de Lutherfche gevoelens, om dat de Bisfchop, Filips van Bourgondie, zelf niet ongenegen fcheen tot eenige Kerkhervorminge. De zeden van 't Roomfche Hof, welke hij van nabij gezien hadt, mishaagden hem , zoo wel als 't verbod van 't huwelijk aan de geestelijken, het aantal der feestdagen, de domheid der meeste predikers, en meer foortgelijke dingen. Een groot deel der levens van de heiligen hieldt hij voor grollen', en in derzelver plaatfè las, en prees hij anderen aan, de Heilige Schriften, welker gemeene Latijnfche vertalinge hij gewoon was te vergelijken met die van Erasmus , 't fieraad van, Rotterdam, den roem van Nederland, 't wonde?  XVI. Boek. HISTORIE. 533 der zijner eeuwe. Met dezen hieldt de Bis fchop briefwisfelinge , waar door hij nie weinig in zijne gevoelens zal bevestigd zijn Erasmus , 't is waar , omhelsde nooit open lijk de leerbegrippen van Luther , 't blijk echter uit zijne fchriften , wat hij oordeeldi van een aantal bijgeloovigheden, waar ii men toen 't waare wezen van den Godsdiens flelde. De allereerste uitgave van 't Nieuw* Testament in 't Grieksch, welke hij te voor fchijn bragt, en zijne pogingen tot opluiste ringe der fraaije letteren, deeden groot nu aan de Kerkhervorminge. Ook ziet men ui zijne brieven, dat hij de verdienden van Lu ther vrij hooger fchattede, dan eenen hoor. domkoppen te Leuven en Antwerpen , ir welke en andere deden van Brabant JErasmu: zich veeltijds, in de jaaren 1518 en 1519 . ophieldt. Uit die zelfde brieven leeren wij. dat het te Leuven zoo weinig aan zulken ont brak, die eerbied voor Luther en zijne fchriften hadden, als te Antwerpen en elders. De mishandeling van aanzienlijke Antwerpenaars, den Griffier Kornelis Grapheus en den Proost Jakob Spreng, die het licht boven de duisternisfe beminden, verwekte |fchrik bij fommigen , bij anderen zucht tot nader onderzoek. Zoo ging 't ook met de bulle van Paus Leo den X , waar bij hij Luther met zijne leere en fchriften veroordeelde, en welke welhaast naar de Nederlanden gezonden werdt; doch meer opziens baarde 't Keizerlijke plakaat, den achtsten van bloeimaand des jaars 1521 gedagteekend. Koning Karei van Spanje was door de Keurvorsten P 5 t^t : Bulle van Leo den X tegen L*J ther, Kar#l, [Coning rauSpan-  234 VADERLANDSCHE XVI. Boek. je, wordl Keizer, den 28 Jnnij 1519» en te Aken getroond, «den 23 Oft. 1530. Zijn plafcaat tegen Luther wordt lier rfgeiondigd,en door Jtxenj'ere S^ïoigd. Begin der vervolginge om 't Geloof in de Nederlanden. tor Keizer verkoren, en onlangs als zoodanig gekroond. Over het eerste was men , hier te Lande , zeer verheugd ; tot het laatste fchoot men eene aanzienlijke geldfomme. Keizer Karei de V rekende belang te hebben bij de vriendfchap van den Paus , en trok daarom eene lijn met Leo tegen Luther. Bij 't gemelde plakaat, werdt Luther voor een' bekenden ketter verklaard, en in den Rijksban gedaan. Het lezen en bewaren zijner fchriften werdt elk verboden , en de VVethouders kregen bevel, om die alomme te doen verbranden. Voor de eere van den Paus droeg men zorge. Over Geloofszaken mogt, zonder behoorlijke toeftemminge, niets gedrukt worden. Uit plakaat werdt ook in de Nederlanden afgekondigd, en door noch ftrengere gevolgd , met bijvoeginge van zwaare ftraf bedreigingen ; welke alhaast begonnen ter uitvoer gebragt te worden, na dat Francois van der Hulst, Raad van Brabant, door den Keizer aangefteld was, om in de Nederlanden onderzoek te doen naar de Lutherfche fchriften en de aanhangers der nieuwe leere. De dwaasheid ging, in den jaare 1525, zoo verre, dat men 't lezen van 't Euangelie, van Paulus brieven en andere geestelijke fchriften , ftrengelijk verboodt. Het bleef niet bij dreigen. Een aantal menfchen werdt, op grond van dieplakaaten, gevat, in hechtenisfe gehouden , wreedelijk mishandeld, vermoord. Men begon de vervolgiuge in Brabant en Vlaanderen. In Holland werdt zij eerlang voortgezet. Eenige Leijdenaars, Haarlemmers en Amfterdammers werden gevan-  XVI. Boek. HISTORIE. 235 vangen genomen ; doch Jan de Bakker, Priester te Woerden , was de eerste , die , om den Godsdienst, in den Haage geworgd en verbrand werdt. Zijn ijver was geen onverdand. Van jongs af genoot hij 't onderwijs van kundige mannen, zelfs van Erasmus. De verdediging van zijne leer- en levenswijze was zoo deftig als vrijmoedig. Zijne bedaardheid van geest, en de blijde verwachting op een beter leven, verlieten hem niet bij 't aanzeggen en ondergaan van den marteldood. Hij ieedt en ttorf als een Christen; zijn roem was in god ; hij badt vooi zijne vijanden; hij beval zich, in zijn laatste woorden, aan de ontfermiage van den Heere Jefus. De dandvastigheid van dien eerster Hollandfchen martelaar boezemde anderer liefde voor de waarheid in , en deedt zijne vijanden verbaasd daan. Een van 's mans tijdgenooten en medegevangenen heeft aangeteekend, dat verfcheiden anderen, der volgenden dag , een foortgelijk lot zouder ondergaan hebben, zoo niet de vervolgers door de zeldfaame dandvastigheid van dezer bloedgetuige waren afgefchrikt geworden . om terftond in hunne woede voorttevarcn. Zulke gevolgen van 's Keizers plakaatet: verminderden bij veelen de blijdfchap ovei Kareis verheffinge, en deeden anderen noch meer vreezen voor 't behoud van 's Lands voorrechten. Hier voor was men reeds merkelijk beducht geworden, wanneer de Keizer, in wijnmaand des jaars 1520, orde op de regeeringe der Nederlanden ftelde. De Landvoogdes Margareet, nu wederom in haare J. de Bak, ker, of Pistorius, eerste Martelaar in Holland, in 't jaar p Orde dej Keizers op 't bellier van deze Landen.I520.  a3<5 VADERLANDSCHE XVI. Boek. Strekt tot aadeel der Privilegiën. Voortgang van den Gelderfchenkrijg > 15IP ««is. haare waardigheid bevestigd , kreeg magt, om de Staaten, naar haar welgevallen, ter dagvaart te befchrijven. Den Staaten werdt bevolen, zich wegens allerleie zaken tot haar ie vervoegen. De groote Raad van Mecheien , andere Gerechtshoven, ook het Hof van Holland, werden aan haar en den geheimen Raad onderworpen, en kregen verbod, om voortaan brieven van gunst, kwijtfcheldinge , vrijgeleide , of eenige dergelijke tc verkenen. Dit laatste was eene merkelijke verkorting der aloude voorrechten van deze Hoven, en gaf gegronde vreeze, dat de Keizer van voornemen was, om zijn goedvinden boven 's Lands vrijheden te laten gelden. Dit kommerlijk vooruitzicht werdt akeliger, toen de Keizer, den eerden van grasmaand 's jaars 1522, aan 't Hof van Holland bevel gaf, om de Privilegiën , op welken men zich, tegen zijne ordonnantiën, beriep, wegtenemen of geheellijk te vernietigen. Men zal zich, met reden, over dit willekeurig gedrag des Keizers te meer verwonderen , als men gadeflaat, dat hij den bijftand der Hollanderen zoo noodig hadt, niet alleenlijk in den oorlog tegen de Gelder-' fchen, maar ook in den vermoedelijken krijg met Frankrijk. Het bedand met de Gelderfchen was, in fprokkelmaand des jaars 1519, voor een of twee jaaren verlengd, doch al wederom, in 't bijzonder ter zee , fchandelijk gebroken» De Staaten van Holland waren wel op middelen bedacht, om de ftrooperijen der Gelderfchen langs de Zuiderzee te beletten; doch de  XVI. Boek. HISTORIE. 237 * de uitvoering ging traaglijk voort. Hertog Karei hieldt zich, naar 't fcheen , eenigen tijd dil. Men meldt echter, dat hij, inden herfst van 't jaar 1521 , de grensplaatfen van Holland kwam befpieden; ook bleek in dit en 't volgende jaar, dat hij niet rusten kon. Verfchil tusfchen Kampen en Zwolle over zekeren tol gerezen zijnde, mengde hij 2ich in dien twist, niet om denzelven te beflisfen , waar henen de pogingen des Keizers en van den Utrechtfchen Bisfchop ftrekten, maar om zijn gebied uittebreiden. Hij liet de Zwollenaars aanzoeken , om hem voor befchermer te ontfangen, en vondt hen hier toe gereed. De Bisfchop bedoot terftond, zijn krijgsvolk en oorlogstuig, te water , over Hoorn naar Overijsfel te zenden; doch de Hertog van Gelder kon te lande meer fpoeds maken. Hij werdt in 't kort meester van Zwolle en andere plaatfen, en noodzaakte de Overijsfelfchen tot een verdrag, waar bij zij hem in 't bezit der ingenomene plaatfen lieten, en beloofden, na 't affterven van Filips, geen nieuwen Bisfchop te zullen erkennen, dan die zwoer met de Gelderfchen in vrede te leven. Dit gedrag van Hertog Karei veroorzaakte in Holland vreeze voor eene landinge, waar tegen alle mogelijke voorzorge genomen werdt. Men kon echter niet beletten, dat de Gelderfchen , in 'e jaar 1522, zwaare brandfchattingen op Texel en Wieringen vorderden, en een aantal Oosterfche fchepen namen, welken zij voor goeden prijs verklaarden. De Hertog zal te ftouter geworden zijn, om dat de oorlog met Onlusten in Overijsfel.  a38 VADERLANDSCHE XVI. BoEfe; i Oorlog met , Frankrijk. ' i Uaringvisfcherijfclijft vrij. De Keizer vertrekt naar Spanje, den 24 Meiji522; doch hondtzich ïn Engeland eenige weken ©p , en fluit een verbond met Henrik den •VIII. net Frankrijk aan den Keizer de handen vol ,verks gaf, en Holland van volk ontblootte^ Francois de I, Koning van Frankrijk , riede naar de Keizerlijke waardigheid gedongen hebbende , doch misgevallen zijnde 4 ton de grootheid van Keizer Karei met geen 3nverfchillige oogen aanzien. Dit ongenoegen was oorzaak van een' geduchten oorlog, die ook tot de Nederlanden doordrong, erf janleidinge gaf tot een ontwerp , volgens ivelk men uit Holland [en Westfriesland twee Suizend man zou konnen op de been brengen, om zich tegen den vijand te befchermen. Geduurende dezen oorlog tusfchen den Keizer en Francois den I, werdt de haringvisfcherij , zoo voor de Franfchen als voor de Nederlanders, bij een plegtig verdrag vrij verklaard , van wijnmaand 's jaars 1521 tot het einde van louwmaand aanftaande. De krijg echter werdt, in 't volgende voorjaar, met kracht voortgezet. De Keizer, uit Duitschland wedergekeerd zijnde , begaf zich, van Arnemuiden in Zeeland met eene aanzienlijke vloote , naar Spanje. Bij zijne komde van daar, hadt hij zich een' korten tijd in Engeland opgehouden, en hij befloot ook nu bij Koning Henrik den Vlll een bezoek afteleggen. Zij beloofden elkanderen, Frankrijk voor 't einde van bloeimaand des jaars 1524 te beoorlogen , en verbonden zich tot wederzijdfche hulpe, zoo Henrik Schotland overmeesteren of Ierland tot volkomene gehoorzaamheid brengen Wilde ^ of de Schotten Enge-; land aanvielen j insgelijks, 200 de Keizer Gil-  XVI. Boek. HISTORIE. 239 Gelder óf Friesland wilde herwinnen, of de Hertog van Gelder den Keizer den oorlog aandeedt. Niet lang na dit verbond , doch zonder Engelfche hulpe , kwam Friesland geheellijk aan den Keizer. De Burgerij te Sneek ontweldigde den Gelderfchen de fleutels der poorten, en veranderde de Wethoüderfchap. Eenige Friefche Edelen , met de Oostenrijkfchen in onderhandelinge wegens Friesland getreden zijnde, begaven >ich uit Westfriesland derwaards, en bemagtigden Staveren , geholpen door Hollandsch krijgsvolk, onder bevel van den Stadhouder George Schenck, Heere van Tautenburg. Deze deedt toen de Staaten des Lands befchrijven; en na veele raadplegingen, zoo in Friesland, als ten Hove, kwam men overeen , dat de Friezen, die tot hier toe de Gelderfche zijde gehouden hadden , doch' zich nu aan den Keizer onderwierpen, in genade aangenomen zouden worden; dat de Graaven van Holland, voortaan, uit naam van 't Roomfche Rijk, voor Erfheeren en Gouverneurs van Friesland zullen erkend en gehuldigd worden; de Keizer zou een' man van magt toe Potedaat aandellen, en wel een'Nederlander, niet wezende van de Hoogduitfche tale , en met wien zij redenen zouden hebben wel te vreden zijn. De Friezen hadden aan de Landvoogdesfe voorgeflagen, dat de Staaten eenen Potedaat, nevens tien of twaalf Raaden , kiezen mogten. Omtrent de aanfiellinge van den eersten dacht de Keizer anders -f en betreffende de Raaden bepaalde hij, dar. friesland komt geheel aaa den Keiz«r. Onder ze» kere voorwaarden,en bijwijze van eeaj verdrag.  34o VADERLANDSCHE XVI. Boek; • dat 'er door hem twee inboorlingen of ande=* ren , naar zijn believen, zouden benoemd , ên de anderen naderhand uit een drietal, aan hem te overhandigen , verkoren worden. Mindere amptenaars in de Grietenijen zouden uit een drietal, door den Keizer of zijn" Potedaat en Raad, aangedeld worden. Geen Edelman of naamhaftig perfoon mogt, wegens misdaad van gekwetste majefteit, aan lijf of goed geftraft worden , ten zij daar over twee uit de Edelen en twee uit de Steden, door de Staaten hiér toe benoemd, geroepen waren. In Friesland mogt niemand twee ampten bedienen. Niemand , geestelijken of weereldlijken, zou op eenige wijze in burgerlijke zaken buiten Friesland gedagvaard of voor hooger rechtbank betrokken worden. Het gebruik der Keizerlijke rechten bleef dand houden. Geen Friezen zouden tegen hunnen wille, verder dan de Friefche bodem drekte, tot den krijg konneri gevorderd worden. De Keizer zou den Friezen fchriftelijk beloven, Friesland nooit te zullen verkoopen , weggeven, of affcheiden van 't Graaffchap van Holland en van 't Roomfche Rijk. Eenige andere punten, betreffende de rechten der geestelijkheid, de vergoedinge der verbeurdverklaarde bezittingen , de vrijheid van tollen , het bewind over dijken en meer foortgelijke dingen , werden met zekere bepalingen ingewilligd. De Keizer verklaarde noch , dat hij alles, wat hij aan Friesland ten goede naliet, onverbrekelijk wilde houden en doen onderhouden ; doch ging met diep ftilzwijgen voor-  WVIt Boek. HISTORIE:. |*i voorbij, 't welke de Friezen hier bijgevoegd hadden: dat, zoo men in 't houden der privilegiën in gebreke bleef, als dan Friesland, Wederom van alle eeden en beloften vrij zou zijn. Kort daarna, zondt de Landvoogdes een' der Raaden van Holland en den Schout yan Amfterdam naar Friesland , om de bezwaaren en klagten der ingezetenen te hooren, op de gebreken in 's Lands en 't ftedelijke beftier onderzoek te doen, en middelen te beramen, om fde vaste plaatfen, die noch in de magt der Gelderfchen waren , onder dè gehoorzaamheid van Keizer Karei te brengem De Landvoogdes zoCht$ zoo veel mogelijk., den Friezen genoegen te geven, en de gefchillen, tusfchen hen en den Stadhouder met de Raaden van Friesland toen gerezen , .bijteleggen. Ook gaf zij last, om Workurc tot overgave te dwingen, Dit gelukte , en faf nieuwen .moed. Men befloot , op dep .anddag te Harlingen , den vierentwintigften van zomermaand des jaars 1523 , vijfden honderd knechten in foldije aantenemen Voor den tijd van drie maanden, met dit gevolg, dat voor het einde van dit jaar Dokjtum , Bolsward , Slooten en de Lemmer aan de Gelderfchen ontnomen wierden. Dus kwam geheel Friesland, gelijk een Friesch Staatsman van dien tijd zich uitdrukt, in vrede den negenden van dachtmaand des jaars 1523. Ten minsten, dit gewest geraakte, na zoo langduurige en bloedige oorlogen onder 't gebjed van den Hollandfchen Graave, die, in 't volgende jaar, noch een nader yerdrag met de-Friezen flopt. Dit fluk, II. DfiEifc. Q feOE Woridini ingeno; men: Oot anrJe= 'e Frieche plaat"eu. /erdrag 'an Kei-. :erK»rlil  «242 VADERLANDSCHE XVI. Boe*. net Friei land. *524- - tot over weinige jaaren bijna onbekend gebleven , verdient opmerkzaamheid. De Kei' . zer, acht gevende op den diepvervallen toeftand van Friesland, en begerende hier in te voorzien, zondt eenige Heeren derwaards, met last, om naar den toedand der zaken aldaar onderzoek te doen , en de noodige veranderingen in 't bellier der burgerlijke zaken en van de rechtsoefeninge te maken , ook om orde op de veiligheid en verdediginge van dat Landfchap te Hellen , en zorge voor 's Keizers inkomflen te dragen. Bij den Keizerlijken brief, geda^teekend te Antwerpen den negentienden van zomermaand, voegde de Landvoogdes een' geloofsbrief voor die Heeren aan de Staaten, den Jaatsten dag der volgende maand te Mecheien gefchreven. De afgevaardigden gaven aan de Staaten van Friesland de punten over , die , volgens fchrifcclijke opgave des Keizers, in aanmerkinge dienden genomen te worden; en de Staaten ontworpen een aantal van artikelen , die hun voorkwamen dienstbaar te zijn, om den Erf heer met de Friezen voor altijd in goed verdand te doen blijven. De Staaten bragten die artikelen ter kennisfe van de afgevaardigden , en dezen verklaarden , op den Landdag den twintigden van herfstmaand, in naam ces Keizers, wat zij over alle die beraamde artikelen oordeelden. Sommige punten werden goedgekeurd , met of zonder eenige bepalinge; andere van de hand gewezen," eenige merkelijk veranderd of tot nadere overweginge verfchoven. Al wat de afgevaardigden des Keizers aan de Friezen - -toe-  XVI. Boek. HISTORIE; Hi toegeftaan hadden , werdt door hem zeiven fchriftelijk goedgekeurd en bekrachtigd den dertienden van flachtmaand ; en de Staaten verbonden zich plegtiglijk , den twintigften van wintermaand, om den Keizer, boven de gewoone inkomiten, noch te zullen geven den excijns op bier , wijn en lakenen , op denzelfden voet, als die aan den Vorst van Saxen, bij het affcheiden van deze Landen* Was betaald geworden. Onder de vastgeftelde punten van 't verdrag , die ten grootHen deele reeds op de jaaren 1515 en 152a gemeld zijn, waren geen van de minsten, dat de Keizer voor zich en zijne opvolgers beloofde , dat niemand wegens lijfltraffelijke zaken buiten Friesland zou mogen vervoerd worden, maar hier te recht gefteld blijven; dat de Friezen bij hunne vrijheden zouden onderhouden en met geen nieuwe belastingen mogen bezwaard worden; dat Friesland bij zijne deugdelijk verkregene privilegiën onverminderd blijven zou, ook bij 't genot van 't verdrag, hier door den Keizer zeiven een contraB genoemd, voortijds met den Fleere van IJsfelftein gemaakt, en door den Keizer in 't jaar 1515 bevestigd. Uit alle deze onderhandelingen ziet men , op welke voorwaarden de Friezen zich aan Keizer Karel onderworpen hebben. Zij rekenden 't veiliger, onder dezen Erf heer te daan, dan voor elks overheerfchinge bloot te liggen; en hij wist aan een volk, dat hoogen prijs op vrijheid en voorrechten ftelde , veeltoetegeven, zonder evenwel zijn bijzonder beJang uit het oog te verliezen. Het laatste l b q % bleek  2+4 VADERLANDSCHE XVI. Boek: Gelderfche krijg. ider. De pogingen van den Friefchen Stadhouder bleek uit de meenigvuldige beflellingen om» trent de hem toegeftaane excijnzen , en het eerste uit de bevestiginge of vermeerderinge der ftedelijke voorrechten, met naame, van Bolsward, Harlingen en Leeuwarden, hoewel in die der laatstgemelde ftad fommige bedenkelijke bepalingen gemaakt werden. De Friefche Edelen en aanzienlijken, die te voren de Gelderfche zijde gehouden hadden, doch nu zich met den Erfheer wilden verzoenen, werden gereedelijk in gunste aangenomen ; ook beval de Keizer, bij een plakaat van den achtienden van wijnmaand dezes jaars, dat alle twistgedingen, tegen de Gelderfche partije in Friesland aangevangen, moesten gefchorst blijven den tijd van twee jaaren, na welken een ieder zijn recht wederom zou konnen vervolgen. Door zijne ftaatkundige toegeeflijkheid en dit voorzichtig bevelfchrift, zocht de Keizer het hart der Friezen in 't gemeen meer te winnen, en zich tegen de listen en gewelddaadige ondernemingen van Hertog Karei van Gelder of deszelfs aanhang te verzekeren. De pogingen van den Friefchen Stadhouder Schenck, om zich van Geelmuiden in Overijsfel meester te maken, in 't jaar 1522 mislukt zijnde, zocht Hertog Karei de Friezen, door beloften en bedreigingen , van hem aftetrekken. Hier in daagde hij niet naar genoegen; en de voorfpoed der Oostenrijkfche wapenen in Friesland bewoog zelfs de Gelderfchen in 't volgende jaar, Steenwijk te verlaten, waar Schenck terftond volk binnen bragt, en een blokhuis deedt opwerpen. Doch.  XVI. Boek. HISTORIE. 245 Doch in Holland en 't Sticht leedt men veel door de drooperijen der Gelderfchen , die tot Leijden doordrongen, den Haage uitplonderden , en veele plaatfen met roof en brand vervulden. Op de Zuiderzee droeg men de noodige zorge, om de vaart en kusten tegen de Gelderfchen te beveiligen. Om deze en andere onkosten goedtemaken , namen de Staaten van Holland zoo veel gelds op, dat de jaarlijkfche rente daar van vijf duizend guldens beliep; terwijl de Geestelijkheid , welke toen rijk was, beloofde , eene gelijke, fomme tot den Gelderfchen oorlog te zullen opbrengen. Dit geld zal te pas gekomen zijn , om, door 't verzamelen eener vloote bij Marken , den toeleg der Gelderfchen te verijdelen, die, in den aanvang des jaars 1524 , zich in ftaat ftelden , om den Hollanderen te water afbreuk te doen; doch hunne ftrooperijen te lande kon men niet alomme beletten. De Hollanders floten al wederom een' beftand voor een jaar met de Gelderfchen, zonder zich op hunne trouwe te verlaten. Wij zagen te voren, dat Keizer Karei en de Koning van Engeland zich tegen den Koning van Frankrijk verbonden hadden. De oorlog begon in 't jaar 1524, en liep ten laatsten tot groot nadeel der Franfchen. In den flag voor Pavie , den vijfentwintigften van fprokkelmaand des volgenden jaars, viel Koning Francois de I in handen van den vijand, en hij werdt gevangelijk naar Spanje gevoerd. Deze tijding veroorzaakte in de Nederlanden groote blijdfchap, om dat men Q 3 nu Beftand met de Gelderfchen, te Heusden den 4 Juni] 1514. Onrlog met Frankrijk, in de jairen 1524 en 1525.  »4e Stadhouder en de Raad züllen middelen eweten hebben, om de Staatsleden zoo verre : brengen , dat zij , in louwmaand des volenden jaars, een fchriftelijk blijk der bewilginge in de geëischte bede aan de Landoogdesfe te Brusfel overgaven , bedingende chter, dat de penningen alleen tot verdediinge van Holland gebruikt moesten worden, n, in geval van vrede met Frankrijk, ook Heen tot 's Lands oorbaar, en bij raade der :taaten. Niemand kon dit voorzichtig gelag der Staaten misprijzen , en de Landoogdes , in de hoofdzaak haar genoegen ;rijgende, zal deze voorwaarde zich in fchijn lebben laten welgevallen. Kort daarna bleek duidelijk , waarom de ..andvoogdes zoo fterk voor den Bisfchop en egen de Gelderfchen ijverde. De Graaven 'an Buuren en Hoogftraten, nevens den jrifher du Blioul, op de dagvaart, in fprokcelmaand de/es jaars te Dordrecht gehou» len, verfchenen zijnde , gaven den Staaten :e kennen, dat de Bisfchop van Utrecht, te relijk met de gemagtigden der drie fteden van 't Overfticht , Zwolle, Kampen en Deven:er, met hun te Schoonhoven in onderhanlelinge getreden zijnde , aangeboden hadt, het gantfche Sticht den Keizer te willen afflaan , indien hij het, gelijk zijne andere Landen , befchermen wilde , en den Bisfchop zeker jaarlijksch inkomen gunnen. Hier bij voegden zij, dat de Landvoogdes, bezeffende , hoe voordeelig het voor Brabant , Holland en Friesland zijn zou , zoo *t Over- en Nederfticht beide in 's Keizers BW  XVI. Boek. HISTORIÉ. l5$ magt waren , om de Gelderfchen van twee kanten te bedwingen , deze aanbiedinge uit 's Keizers naam hadt aangenomen ; dat het Overdicht, met toeftemminge des Bisfchops, den Keizer reeds hulde gedaan hadt; dat het grootfte gedeelte van 't Nederfticht noch in de magt van Karei van Gelder was; dat het verdedigen van het eene en 't herwinnen van 't andere deel des Stichts veele kosten veroorzaken zou, en gereede penningen vorderde. 'Er was geld noodig; en wat hier omtrent, op naam der Landvoogdesfe ter dezer dagvaart voorgefteld zij, zal naderhand blijken. Het bericht, belangende't Overfticht, was waar; doch de omftandigheden werden verzwegen. De Geheimfchrijvers der drie Overijsfelfche fteden hadden de raadplegingen te Schoonhoven bijgewoond, zonder iets te helpen vastftellen, dan dat in 't kon te Kampen over dit ftuk nader gehandeld zou worden. De Graaf van Buuren, de Friefche Stadhouder Schenck, deRequestmeester Mulert, de Raadsheer Sasbout, en de Secretaris Pieter van Sint Pieter, werden door de Landvoogdesfe derwaards gezonden , mei last, om aan de Staaten zekere zaken voorteftellen, die grootelijks ftrekken zouden tol welvaart en verzekerdheid van 't Overfticht en deszelfs ingezetenen; gelijk zij zich uitdrukt in den geloofsbrief, den zevenden van wintermaand 's jaars 1527 te Brusfcl gedagteekend. In deze vergaderinge begeerden de gemelde afgezondenen , dat de Overijsfelfchen den Keizer, voor hem en zijne erfgenaamen, als Erf heer zouden aannemen. De last, - 8 Keizer Karei wordt Erfheer van Overijsfel.  fc56 VADERLANDSCHE XVI. BoEtó t>ech onder eenige *eer merkwaardigvoorwaar den, door den Keizer aangenomen. last, aan de afgevaardigden der Staaten gegeven, fcheen meer bepaald te zijn. Hierom kwam men toen tot geen volledig befluit; dat evenwel eerlang volgde. Want op den zevenden van louwmaand des jaars 1528 floten de Keizerlijke gemagtigden met de afgevaardigden der Overijsfelfche Ridderfchap en Steden dit aanmerkelijke verdrag. Die van Overjjsfel beloofden, zoo dra hun de toeftemming des Bisichops van Utrecht zou getoond zijn , den Keizer , zijne erven en nakomelingen, als Hertogen van Brabant en Graaven van Holland, tot hunnen Erfheer te ontfangen, en hem voor zich, hunne erven en nakomelingen , den behoorlijken eed te doen. Daartegen beloofden de Heeren, door de Landvoogdesfe afgezonden , de on^ derhoudinge van de volgende punten. De Keizer en zijne opvolgers zouden de Ridderfchap, fteden en landen van Overijsfel laten blijven en onderhouden bij alle heure landjftad- leen- en dijkrechten, bij alle hunne andere privilegiën , vrijheden , bezittingen en gewoonten, elk in 't zijne. Een iegelijk zal voor zijnen behoorlijken rechter aangefproken en te recht gezet worden, en nergens anders. Indien wegens deze veranderinge aan de Overijsfelschen immer eenige moeite door den Paus of iemand anders aangedaan wierdt, zal hier tegen, buiten hunne kosten,voorzien, en de goedkeuring van den Paus verkregen worden. Al wat voortijds tot Overijsfel behoorde , moet daar mede wederom vereenigd worden. Geduurende dezen oorlog en voortaan , za) men dit Land més  XVI. Boek. HISTORIÉ. 25? met geld of anderzins niet boven vermogen belasten. Naardien de Heden van Overijsfel verfcheiden vrijheden en voorrechten van de Keizers verworven hebben, zal men haar ten geenen tijde dringen , iets tegen de Keizers te ondernemen. Niemand zal over de fchulden van anderen of van 'tLand in de Keizerlijke Landen mogen befchuldigd en 'er voor bezet worden. De Keizer zal met den Heere van Gelder geen vrede maken , voor dat de landen en lieden van Overijsfel vereenigd , en de ingezetenen in een onbekommerd bezit van hunne goederen, in Gelderland ge* legen, herlleld zijn. De Ridderfchap en Steden zouden, naar oude gewoonte, de inzettinge der fchattingen mogen doen, om de pude i'chulden te konnen betalen. Zoo dra 't Land van Gelder aan den Keizer kwam * zouden eenige dorpen van 't zelve, volgens begeerte der Overijsfelfchen , aan 't Sticht toegevoegd worden. De Keizer zal zijné pogingen bij den Bisfchop van Utrecht aanwenden , om hem tot het wedergeven, der" O/erijsfelfche verbandbrieven van tien duizend guldens te bewegen, en met den Hertoge van Gelder geen verdrag aangaan, ten zij alvorens die van Zwolle ontlast worden van vijf honderd gulden 's jaars, welken de Hertog hun afgedrongen hadt. Indien 'er eehige twist of onwil tusfchen de landen en deden van Overijsfel mogt ontdaan, zal de Keizer* of zijne erven en nakomelingen , zich niet verder daar mede benïoeijen, dan een oprecht Prins en Vorst fchuldig is cn behoort te doen; doch, indien zij beroofd of befcha11. Deel. R  s58 VADERLANDSCHE XVI. Boek. Waart. digd worden, zal hij hen, gelijk zijne andere natuurlijke onderzaaten, voorflaan. en befchermen. Tegen 't voeren van turf buiten 't Overfticht zou de Keizer zorge dragen. De munt der Overijsfelfche fteden zou in de Keizerlijke Landen haaren loop hebben. De dingtaalen, of geldfchietingen tot den oorlog , aan den Bisfchop gegeven, zullen in ftand blijven , doch ftrekken ter betalinge van de ruiters en knechten. Van dit veelbeduidende verdrag werden twee eensluidende affchriften gemaakt, geteekend en gezegeld. Ook beloofden de afgevaardigden der Landvoogdesfe, dat zij den geheelen inhoud daar van door den Keizer zouden doen bekrachtigen en goedkeuren ; gelijk op den elfden van fprokkelmaand gefcliiedde. Toen ontfloeg de Utrechtfche Bisfchop , Henrik van Beijeren, de Overijsfelfchen fchriftelijk van den eed, aan hem gedaan. George Schenck, door den Keizer tot Stadhouder van Overijsfel aangefteld, kwam eerlang naar Kampen, en werdt plegtiglijk ingehuldigd. De Staa. ten zwoeren den Keizer trouwe, en de Stadhouder, als gevolmagtigde van den Keizer, beloofde met eede , dat die van Overijsfel zouden befchermd en in alle hunne rechten , voorrechten , vrijheden , bezittingen , gewoonten, ook bij 't privilegie van de Hanze, gehandhaafd worden, naar inhoud van 't verdrag , boven gemeld en door den Keizer bezegeld. Men ziet hier uit, dat de Overijsfelfchen in lateren tijd , wanneer hunne voorrechten en vrijheden met den voet getrapt werden , met alle reden zich over rt fchsG-  KVL Boek. HISTORIE. s§j) fchenden van dit verdrag, waar aan de Keizei en zijn zoon Filips niet weiniger, dan zij, verbonden waren, herhaalde reizen beklaagden: te meer, om dat zij zich in de armen der Oostenrijkfche Vorsten geworpen hadden , op dat zij de geweldenarijen van der Gelderfchen Hertoge ontwijken, en een' meer vermogenden fchutsheer, dan de Bisfchop was of zijn kon, verkrijgen zouden. De overdragt van 't weereldlijke gebiec over het Overfticht hadt dus haar volkomer beflag; doch, gelijk de Landvoogdes op de dagvaart te Dordrecht liet te kennen geven, met het Nederfticht zou de zaak zoo zach niet adoopen. Hier kwam 't geweld der wa penen te pas. Daar toe was geld noodig. Z\ wilde echter geen nieuwe buitengewoone bede doen. De zaak was fpoedig gevonden indien de deden haar zegel leenden , om , gelijk meer gefchied was, vijf duizend gul dens 's jaars losrenten te verzegelen, dat is, goo verl gelds te mogen opnemen , dat de jaarlijkfche rente van hetzelve de gemelde fomme beliep. Indien 't Land deze rente drie jaaren wilde betalen, beloofde de Kei' zer , dezelve in de drie volgende jaaren te zullen losfen, immers 't Land daar van vrij te houden. De Staaten toonden zich niet ongenegen, om hunne toeftemminge aan dezen voorflag te geven, doch onder zekere voorwaarden, welke niet alle naar den fmaak der Landvoogdesfe waren. Allerminst kon zij befluiten tot het affchaffen van 't verlofgeld op de uitgaande graanen. De koopluiden hadden 'er lang over geklaagd ; de re II ft geer i NJenws geldlening, dooi deScaatenj onder he, ding, toé* geitaan*  s6o VADERLANDSCHE XYLsBoziei De Gelderfchenplftnderea deiillaage. Verfchil over de verkiezinge van een' Kapi tein van Rolland. geerders der fteden oordeelden , dat de vordering van dit verlofgeld ftreedt met de ver» kregene privilegiën van tolvrijheid; de Landvoogdes begreep, dat de affchaffing daar van niet in haare rnagt ftondt, maar van den Keizer zeiven af hong. De begeerde verzegeling bleef fteken, tot in lentemaand, wanneer de Staaten van Holland de onverwijlde. hulpe der Graaven van Buuren en Hoogftraten noodig kregen. De Hertog van Gelder, niet onkundig van 't gene ten zijnen nadeele in Holland gehandeld en befloten was , zondt Maarten van Rosfem, Heere van Pouderoijen, met eenig volk derwaards. Deze begaf zich regelrecht uit Utrecht naar den Haage. Men liet hera ongeftoord trekken , om dat hij zich van Oostenrijkfche banieren bediende , tot dat hij nabij den Haage was. Die.plaats werdt, aan drie oorden tevens, met voorbeeldelooze woede overvallen en geplonderd. De verdere verwoesting werdt met twintig duizend guldens afgekocht; en de Gelderfchen keerden met rijken buit naar Utrecht te rug. Deze overrompeling deedt de Landvoogdesfe befluiten tot de wervinge van eenig krijgsvolk, en de Staaten tot de inwilliginge der gevorderde verzegelinge. Ter dagvaart te Delft, den dertienden van lentemaand, werdt over die beide punten gehandeld, ea met meerdere bedaardheid, dan over de verkiezinge van eenen Kapitein van Holland. De Heer van Castre was , naar 't gevoelen van fommigen , tot dien post niet langer ger 'fchiks. De Staaten verkoren, in zijne plaat- féj,  XVI. Boek. HISTORIE. 261 fe , den Heere van Bailleul , die met een< dochter des Heeren van Wasfenaer gehuwc was. De Stadhouder, zich gelatende, ah of hij in deze veranderinge genoegen nam. fchreef 'er aan de Landvoogdesfe over. De ze gaf tetftond last, om Castre als Kapiteir in dienst te houden, doch 't leedt niet lang. of de Graaf van Rennenberg werdt, op voorfpraak van den Kapitein Generaal, den Graave van .Buuren , tot Kapitein van Hollanc aangefteld. Op deze wijze zocht men, vermoedelijk v het ongenoegen te fmooren, welk tusfchen de Staaten en den Graave van Hoogftraten gerezen was. Hadt de Stadhouder redenen van klagte over den toevoer van levensmiddelen voor den vijand te Utrecht , over het bergen van vijandlijke goederen, en 't befpotten der Keizerlijke gemagtigden, die dezelven kwamen zoeken ; in fommige de den beklaagde men zich niet minder over "t fchenden der voorrechten, alzoo op de misdaaden van burgers door krijgsknechten onderzoek gedaan was. Alle. deze oneenigheden en wederzijdfche klagten verhinderden echter niet , dat de noodige toerustingen, te water en te lande, tegen de Gelderfchen gemaakt wierden , en dat het verbond met fommige Brabantfche fteden tot ftand kwam. Hier op hadden de Hollanders , bij alle bekwaame gelegenheden , fterk aangedrongen. Leuven en Brusfel waren 'er niet zeer gereed toe, 't zij uit vreeze voor den haat der Gelderfchen , 't zij om andere redenen ; doch Antwerpen en 's Hertogenbosch lieten 'er zich toe overbaR 3 len. i ! Verbond met Nrabautftheiïeden tegen de Gelderfchen.  ft6a VADERLANDSCHE XVI. Boek. Beftand tusfchen Frankrijk, Engeland en de Nederlanden. Het wordt op een' hoogen toon aan de Staaten bekend gemaakt. Verliezer der Gelderfchen. Ptrecht ▼errast, 4fü Jjuli; en. Men bepaalde, hoe veel gelds en volks /an beide zijden zou geleverd wurden. Ook sonde de Keizer eenig krijgsvolk , om tegen ae Gelderfchen gebruikt te worden. Onder alle de krijgstoerustingen arbeidde de Landvoogdes aan een bedand tusfchen Frankrijk , Engeland en de Nederlanden , tveik in zomermaand des jaars 1528 gefloten werdt. De Hertog van Gelder was daar in ook begrepen, doch onder voorwaarde, dat hij Utrecht, beide de Stichten , Groningen en de Ommelanden, den Keizer inruimen zou, zonder zich hier toe door de wapenen te laten dwingen. Het bedand was den Staaten van Holland aangenaam, om dat de vaart en visfcherij 'er volkomenlijk door vrij gefield waren; doch de wijze, waar op de Stadhouder hun , te Mecheien , daar van bericht gaf, klonk vreemd in de ooren. De Keizer, zeide hij, deedt hun door deze bekendmakinge grootere eere aan, dan hij hun fchuldig was , alzoo het hem vrijftondt, vrede en bedand te maken buiten kennisfe en toeftemminge der onderzaaten. De Staaten zoudeq op dit zeggen al vrij wat hebben konnen aanmerken; doch zij lieten de zaak met dankbetuigïnge voor de bewezene eere adoopen. De Gelderfchen, die, voor het treffen van 't beftand, Hasfelt en Hattum voor de Oostenrijkfche wapenen zagen bukken, verloren ook Elburg en Harderwijk, niet lang na 't beftand. Noch werdt hun Utrecht bij ver. rasfinge ontweldigd. Dit kostte veelen 't leven, en bragt den Keizer meer voordeels 83n, dan den Hollanderen. De Bisfchop vierds  XVI. Boek. HISTORIE. 263 vierde den teugel aan zijne wraaklust. Ver fcheiden aanzienlijken, die den Gelderfchet gunflig geweest waren, werden onthalsd, oJ in een' zak gedeken en in den Lekftroom verdronken. Die onbefchofte handel drekte den Bisfchop tot onuitwischbaare fchande , en was een decht einde van zijn weereldlijk gezag. De Hollanders beproefden nu alle middelen, om Utrecht en 't Nederdicht met Holland vereenigd te krijgen, onder beding echter, dat de Keizer, als Graaf van dit Ge west, de bellellinge van de Wethouderfchap aldaar zou hebben. De zaak viel anders uit, Het weereldlijke gebied over Utrecht en '1 gantfche Nederdicht kwam, in oogstmaand, aan den Keiier, niet als Graave van Hollanc alleen, maar ook als Hertoge van Brabant, De omdandigheden van deze overdragt verdienen kortelijk gemeld te worden, hoewel zij minder aanmerkelijk zijn , dan ten aanzier van 't Overfticht. De Utrechtfchen ftelder aan de gemagtigden des Keizers vijfenveertig artikelen voor, wier bewilliginge zij begeerden, eer de overdragt gefchiedde. Na voorgaande onderhandelingen over deze punten , befloot de Keizer ten laatsten, fommige artikelen aantenemen en te bekrachtigen. De voornaamfle inhoud kwam hier op neder. De kerken, geestelijken en hunne goederen zouden blijven bij de oude rechten, privilegiën en vrijheden ; de goederen met geen fchattingen bezwaard worden, dan naar redelijkheid ; omtrent de excijnzen zal de noodige voorziening gefchieden , ten genoegen det geestelijkheid; doch niemand zal tot BisR 4 fchop 1 Poging, om 'r JVederftiehtaan Holland te hechten. KcizerKarel krijgt het weereldlijkbewijd over Utrecht en 't NederlHcht,onder zekere voorwaarden.  9.64 VADERLANDSCHE XVI. BoziÈ fchop of Deken verkoren worden, dan op benoeminge en ten genoegen van den Kei* zer en zijne nakomelingen. Over de kerkelijke goederen , bij 't verblijf der Gelderfchen te Utrecht ontvreemd of belast , kon men behoorlijk en kort recht verwachten; en zij , die zich met den inval in Holland niee bemoeid hadden , zouden vergoedinge van fchade , wegens het aanflaan van hunne bezittingen , ontfangen. De goederen, in 'c Stieht gelegen , en voorhenen door de kerken of geestelijke perfoonen deugdelijk verkregen, zullen vrijelijk daar aan verbonden blijven; doch, zonder 's Keizers bewilliginge, zullen zij geen nieuwe goederen mogen aankoopen. Het geld, aan den Bisfchop door de Kapittels opgefchoten, zou door den Keizer niet opgeëischt worden. Bij 'r. fluiten van een verdrag met den Hertoge van Gelder , zal de Keizer bevoorwaarden , indien !t doenlijk is, dat de kerkelijke goederen der Utrechtfchen, in. Gelder gelegen, geenen overlast lijden. In de rechtsoefeninge zou men zich gedragen naar de punten , nu bepaald , en (trekkende tot voorkominge van alle twisten tusfchen de weereldlijke en geestelijke rechtbanken. De Keizer zal, bij de eerfte gelegenheid, vrijheid geven tot een' algemeenen omflag over de landen, binnen 't Sticht gelegen, om daar mede de renten te losfen, die door de Staaten in 't jaar 1511 verkocht zijn; niemand der Stichtfchen zal, binnen de drie eerstkomende jaaren, in zijn perfoon of goed binnen 's Keizers Landen mogen bekommerd worden, ter oorzake va%  XVI. Boek. II I S T O. R I E. 26*5 van de verfchenen renten, mits voor de be talinge van de voortaan verfehijnende rentei zorge gedragen worde ; op 't verzoek de geestelijkheid , betreffende de werdergifti van vijfentwintig duizend goudguldens, haa door de Gelderfchen in 't jaar 1525 afge dwongen, zou de Keizer, bij 't doen vai den gemelden omflag, acht nemen. Omtren de inkomften der geestelijkheid, in 't bijzon der van den Bisfchop, werden eenige fchik kingen door den Keizer gemaakt, waar in d< Utrechtfchen moesten berusten. De tegen woordigeBisfchop,Henrik van Beijeren, di< voor zich vijftien duizend guldens 's jaar, hadt weten te bedingen, waar voor aan zijn< opvolgers flegts twee duizend.toegezegd wer den, zal niet weinig medegewerkt hebben om de overdragt van Overijsfel en van weereldlijke gebied over Utrecht en 't Ne derfticlit, door de vijf Kapittelen te doer goedkeuren, hoewel zij verklaarden zulks terftond ingeruimd worden ;' de Keizer zou den Hertoge, zoo lang deze leefde, jaarlijks zestien duizend goudguldens betalen , er twee honderd en vijftig ruiters voor hem onderhouden , van welken echter vijftig altijd tot 's Keizers dienst gereed zouden moeten daan; ook bedong de Keizer, in Gelderland vrij te mogen werven ; na 't beëedigen en bezegelen van dit verbond , zou de Keizer zich onthouden van 't voeren der naamen en wapenen van Gelder en Zutfen ; waar aan hij zich echter, bij gelegenheid van den Kamerijkfehen vrede, in 't volgende jaar, niet gehouden heeft, zich toen ook noemende Hertog van Gelder en Graaf van Zutfen. Dit verdrag fcheen een einde aan den langduurigen Gelderfchen krijg , en te gelijk aan de buitengêwoone Graaflijke beden, te zullen maken; doch beide liep anders uit. Het duurde niet lang , of de vrede wierdt dooi de Gelderfchen gebroken, en twee dagen, na het treffen van den vrede, liet de Landvoogdes eene bede van honderd en tachtig duizend guldens doen , waar in de Staaten van Holland, op fterk aanhouden , ten laatften bewilligden. Dit geld, zeiden de gemagtigden der Landvoogdesfe, moest dienen ter beveiliginge van Holland, tot het aanleggen van nieuwe fterk ten in 't Sticht van Utrecht, en om den Keizer te gemoet te komen in 't voldoen der beloofde penningen aan den Gelderfchen Hertoge en den Bisfchop. Nu zagen de Hollanders duidelijk , dat de uitbreiding van 's Keizers gebied binnen deze Landen tot merkelijk bezwaar van hunne be- Nieuwe bede vaa 180,000 guldens.  i7ö VADERLANDSCHE XVI. Boek* Gefchenlten aan eenige vrienden des Keilers. Kamerijkfche vrede, den 5 Aug.issi). jekrompene geldmiddelen ftrekte , zonder ia: zij daar uit voor 's Lands ingezetenen ;en evenredig nut verwachten konden. Wist men den invloed des Keizers en der Landvoogdesfe niet, men zou zich met reden mogen verwonderen, dat de Staaten, ten zelfden tijde, zoo gul waren, en, naar 't fcheen, uit eigene beweginge een aantal gefchenken toefchikten aan de Stadhouders van Hollanden Friesland, en aan eenige anderen, die met ijver voor de belangen van den Keizer in 't Sticht of elders werkzaam geweest waren. Zoo veele vrijwillige gefchenken gaven hun , die 'er het befluit toe deeden nemen , gegronde hope op de gunste zoo van den Keizer, als van zijnen Stadhouder in Holland, wiens invloed bij de Landvoogdesfe aan niemand onbekend was. Uit het verdrag tusfchen den Keizer en Hertoge Karei, trokken echter de Hollanders dit voordeel, dat zij, federt, minder van de Gelderfche vijandlijkheden te lijden hadden ; doch de vrede , den vijfden van oogstmaand des volgenden jaars , te Kamerijk, zoo tusfchen den Keizer en den Koning van Frankrijk , als tusfchen den Keizer en den Koning van Engeland, gefloten, bragt den Nederlanderen grooter nut aan , hoewel niet zoo veel, als zij zich beloofden. Het verbond van vrede en vriendfchap tusfchen Keizer Karei en Koning Henrik den VIII herftelde den handel op Engeland. Bij den vrede tusfchen den Keizer en Koning Francois den I van Frankrijk, werden de voornaamfte punten van 't Madridfche verdrag , die op deze  XVI. Boek. HISTORIE. s;i deze Landen betrekkinge hadden, nader bekrachtigd. In het twintigde artikel van 't Kamerijkfche verbond werdt dat onrechtvaardig recht afgefchaft , volgens welk, in Frankrijk en in een gedeelte der Nederlanden, niemand van zijne naastbeftaanden erven kon, dan die geboren was in 't Land, waar in de erfenis gelegen was. Nu werdt dit zoogenaamde recht voor de Nederlanders , in Frankrijk, en voor de Franfchen, in de Nederlanden , vernietigd. Hadt men zich, ook in dit ftuk diptelijk aan den KamerijkfGhen vrede gehouden , alle latere onderhandelingen daar over zouden onnoodig geweest zijn, en zoo veele deugdzaamen, die, uit zuivere liefde voor den Godsdienst, in de zeventiende eeuwe, Frankrijk verlieten en zich in ons'vrij en gewetensdwangfchuwend Vaderland nederdoegen , waren van groot nadeel voor zich en hunne nakomelingen bevrijd gebleven. De Staaten van Holland, die ook hunne gemagtigden naar den vredehandel te Kamerijk zonden , zochten te bewerken, dat de koopluiden vergoedinge van fchade kregen, hun door de Franfchen, geduurende het beftand, ter zee aangebragt; doch 's Lands Advokaat en de Pendonarisfen van Dordrecht en Amfterdam konden niets uitwerken : waarom de Staaten aan de Landvoogdesfe bij een fmeekfchrift verzochten, beilag te mogen leggen op de Franfche goederen in Holland. Dit fchijnt gefchied te zijn; doch met welken uitflag, is niet volkomen zeker. Evenwel werdt de Kamerijkfche vrede terftond afgekondigd , en 't verbond &freh»r- Sng van. 't zoogenaamdeDroit nu Vergeef» fche pogingen to fchadevergoedingevoode HollandfeheKoopluiden.  */a VADERLANDSCHE XVI. Boek; Kwaare feedc aan alle de Nederlar denDe Kei2 trekt n: Italië 'j lïurdt bond raec Frankrijk in 't bijzonder ook ia Holland bevestigd , in fprokkelmaand des volgenden jaars, niet alleen door vijf Edelen en de zes groote Steden, maar ook, 't welke zeldfaamer is, door de Abten van Egmond en Bern. Terwijl de onderhandelingen te Kamérijk noch duurden, hadt de Landvoogdes alle de Nederlanden, in bloeimaand, te Brusfel befchreven. Hier deedt zij eene zwaare bede , ook aan die van Holland en Zeeland. "Men maakte groote zwaarigheden, om daar in te bewilligen. De Hollanders klaagden over 's Lands armoede, door vroegere oorlogen en tegenwoordige fterfte onder 't rundvee veroorzaakt. De Zeeuwen zaten diep in fchulden. De Advokaat van der Goes vertoonde aan de Landvoogdesfe, hoe het minste kwartier van Brabant meer inkomflen hadt, dan gantsch Holland, dat klein en arm was, en zocht haar te doen begrijpen, dat men aan dit Land geen nieuwen last behoorde opteleggen , eer het een weinig op zijn verhaal gekomen was. Alle die vertogen , hoe gegrond anders, deeden bij de Landvoogdesfe niets af, en zij rustte niet, voor dat 'er geld kwam. En waar toe moest het dienen? Men zeide, tot onderhoud van 't krijgsvolk, tot het opbouwen van 't flot Vredenburg te Utrecht, en ten dienste des Keizers op zijne reize naar Italië ; en het laatste fchijnt wel de voornaamste oorzaak der geer vorderde bede geweest te zijn. Na dat zij H toegeftaan was, vertrok de Keizer terflond, met eene groote vloote , welke meest uit Hol-  XVI. Boek. HISTORIE. 273 Hollandfehe en Zeeuwfche fchepen bedondt, om zich door den Paus, te Bonóniè, tot Keizer te laten kroonen; gelijk in 't volgende jaar , juist op Kareis geboortedag , met groote pracht gefchiedde. Nu wisten de Nederlanders , waar hun geld bleef, en ondervonden , dat de deeds aangroeijende grootheid van hunnen Heer den weg meer en meer baande tot vernederinge, armoede en buitenfpoorige afhangelijkheid van hun Vaderland. Uit eene naauwkeurige befchrijvinge van 's Keizers kroonlnge , door een' man van aanzien in dien tijd opgefteld, en over weinige jaaren eerst in 't licht gegeven, zien wij, dat 'er geen onkosten gefpaard werden, om aan deze plegtigheid allen mogelijken luister bijtezetten. De Keizer was 'er ook zoo vergenoegd over, dat hij, bij deze gelegenheid , veele Heeren tot den Ridderdand verhief. Doch ééne bijzonderheid, in dezelve befchrijvinge uitdrukkelijk gemeld „ trekt vooral onze aandacht. Men eindigde, den maaltijd, die, naar den tijd gerekend, on». gemeen kostbaar was, met dankzegginge toe god. Het blijkt derhalven, dat men, toen, bij 't houden der plegtigdé maaltijden, geen lchande Helde in de openlijke erkentenisfe der weldaaien van 's heeren günftige Voorzienigheid b aan ,welke ieder fterveling, een Keizer niet minder dan de geringde , ook voor 't genot van aardfche zegeningen de eerbiedigde hulde en dankbaarheid verfchuldigd is. ê V E R- II. Deel; door den Paus gekt oond, d;n n , Fcbruarij 1530.  Voortgang en tiiuderpaaJen der Kerkhervorminge. Listige pogingci éer Lan< voogdes' fe, om derelve te ilcuiten. VERKORTE VADERLANDSCHE HISTORIE. ZEVENTIENDE BOEK. Xn weinige jaaren, maakte de Kerkhervorming, zoo wel in de Nederlanden , als elders, grooten voortgang , onaangezien allen tegendand der Pauzen en Roomfche Vorsten, in 't bijzonder van Keizer Karei; en zij zou, naar vermoeden, noch fpoediger alomme opgang gemaakt nebben , waren 'er tusfchen de Hervormers , Luther en Zwinglius, en hunne aanhangers, geen hevige gefchillen ontdaan, die ook tot deze Landen overfloegen. List en geweld waren de middelen , waarvan men zich hier bediende, om de zoogenaamde ketterij te onderdrukken en uitteroeijen. De Landvoogdes liet zich , in 't jaar [ 1525, verluiden, dat zij eenige misbruiken der geestelijkheid , waar tegen Luther gefchreven hadt, verbeteren wilde. Ten dezen einde in Holland gekomen , beval zij , den predikdienst aan niemand voortaan aantebetrouwen, dan die voorzichtig, verdandig en van goede zeden was. Ook verboodt zij, hes  XVIL Boek. HISTORIE» 17$ het volk door verdichcfels te ergeren, en van Luther of zijne leere in de kerkelijke redenvoeringen gewag te maken. Door dezen loozen handel fcheen de Landvoogdes meer nadeels aan de Kerkhervorminge te zullen aanbrengen, dan de Keizer met zijne dreigende befluiten en wreede plakaaten. Op den Rijksdag , te Spiers, in 't jaar 1529 , deedt hij beduiten, dat het plakaat van Worms, in den jaare 1521 tegen Luther en zijne aanhangers vastgedeld , overal dand zou grijpen , waar men het te voren aangenomen hadt; dat men, op alle andere plaatfen, den Godsdienst onveranderd laten moest, tot dat 'er in eene algemeene kerkvergaderinge over gehandeld zou zijn; dat de Lutherfche Vorsten ondertusfchen den Godsdienst op hunne wijze mogten doen oefenen; doch dat de Sakramentarisfen, dat is , de navolgers van Zwinglius, van deze vrijheid uitgedoten zouden blijven, gelijk ook de Herdoopers, die zelfs met den dood moesten gedraft worden. Eenige maanden na dit befluit, waar tegen zich fommige Duitfche Vorsten en Steden aankantten , om welke reden zij en alle Hervormden, federt, den naam van Protestanten kregen , werdt een Keizerlijk plakaat afge kondigd , waarbij de hardnekkige Ketters, of ten zwaarde, of tot de put, dat is, om levende in de aarde bedoiven te worden, of ten vuure , gedoemd werden. Dit dreng plakaat vooripelde aan duizenden in ons Vaderland een zeer groot kwaad. Trouwens reeds in de lente des jaars 1527 werden gantsch Holland-, bijzonderlijk Delft en Amsterdam* S a bij Gewelddreigend*pogir.gt» van den Keizer. öor- rpróngdëS aaatns ProtsstattSim  a;6 VADERLANDSCHE XVII. Bobk* /filfterdam waakt voor 't privilegie de non iveiando. De Keizer -reist naar Aagsburg. 15 3°- Gelooftbelijdellisfcn dei Protcstan ten , aan den Keiicr overgegeven. bij de Landvoogdesfe befchuldigd van Lutheranerije. De Regeering van Amderdam wilde echter nier gedogen, dat haare poorters, ter oorzake van zulk eene befchuldiginge, buiten het Graaffchap , te Leuven of elders, in rechten betrokken werden ; met grond bewerende, dat zulks met haare privilegiën ftreedt: hoewel men ten Hove dreef, dat alle de Nederlanden maar ééne Provincie waren , en dat derhalven de Hollanders wel in Brabant of Vlaanderen mogten gedagvaard worden. Zoo valsch de ftelling was, zoo gevaarlijk was het gevolg, daar uit afgeleid. De reize, welke de Keizer, in 't volgende jaar, "naar Duitschland deedt, was niet minder nadeelig voor de vrije Godsdienstoefeninge der Protestanten , dan voor de geldmiddelen der Nederlanderen. De veelvuldige befchuldigingen tegen de leere der Protestanten gaven aan den Keurvorst van Saxen aanleidinge , om eene Geloofsbelijdenisfe te doen opdeden. Luther maakte 'er het ontwerp van ; Melanchthon bragt dezelve in orde; Luther gaf 'er zijne goedkeuringe aan, doch betuigde rondelijb* dat hij zich van zulke gematigde en zachtzinnige fchrijfwijze niet bedienen kon; de Protestantfche Vorsten onderteekenden deze Geloofsbelijdenisfe , door fommigen te recht een verdedigfchrift der Protestantfche leere geheten , en geroemd als een uitmuntend meesterftuk, dat zijne waarde behouden zal, zoo lang op aarde eene gemeente voor Christus vergaderd wordt, en dus tot de voleindinge der eeuwen. Deze Geloofsbelijdenis werdt f  XVII. Boek. HISTORIE. 277 werdt, op den Rijksdag te Augsburg, den vierentwintigllcn van zomermaand des jaars 1530, overgeleverd, en den volgenden dag voorgelezen, met dit gevolg, dat fommigen noch meer verbitterden tegen de Protestanten , doch dat anderen gunffiger omtrent hunne leerbegrippen begonnen te oordeelen. De Keizer gaf aan eenige Roomfche Godgeleerden bevel tot het fchrijven eener wederlegginge van deze Augsburgfche Geloofsbelijdenisfe, welke ook in de Rijksvergaderinge gelezen werdt. Met groote moeite kregen 'er de Protestantfche Vorsten een affchrift van : waarna Melanchthon eene overfchoone verdediginge dergemeldeBelijdenisfe fchreef; doch welke de Keizer, aan wien zij, den tweeëntwintigden van herfstmaand eerbiediglijk aangeboden werdt, op een ijdel voorwendfel weigerde aantenemen. Die van Straatsburg, Conftans, Memmingen en Lindau, zich meer houdende aan de begrippen van Zwhaglius , ten opzichte van 's heeren Avondmaal, lieten door Bucerus en Capito eene andere Geloofsbelijdenisfe opdeden , en overhandigden dezelve aan den Keizer, van wien men echter niet verwerven kon , dat zij openlijk gelezen wierde, niettegenftaande zulks omtrent de wederlegginge nu plaatfe vondt. Opmerkelijk is't, dat Zwingiius zijne hand onder deze Geloofsbelijdenisfe niet wilde zetten, maar eene afzonderlijke op zijnen eigen' naam aan den Keizer en de Rijksvergaderinge deedt overhandigen. Hoe geringen invloed dit alles op 't hart des Keizers hadde, bleek uit dat hatelijke beS 3 duit,  %T$ VADERLANDSCHE XVII. Boes. f ( < t!ooge ■water- -viGCCi , den 5- 153* [uit, den negentienden van flachtmaand, op ien Rijksdag tegen de Protestanten genonen , en ook in de Nederlanden afgekonligd. Niemand kan twijfelen, of 's Keizers [treng bevel, tegen de vrijheid van geweten in 't duk van Godsdienst, zal een aantal Nederlanders zeer mishaagd hebben, vooral in Een' tijd, wanneer men hen telkens bijna dwong tot het opbrengen van geld, minder ten algemeenen nutte, dan tot bijzonder voordeel van den Keizer, of van zijnen Stadhouder in Holland. Men hadt te meer reden, om niet terftond zoo gereed daar toe te zijn, naardien de meeste Gewesten en de voornaamfte fteden van Holland reeds met zwaare fchulden belast waren. Hier bij kwam, dat deze Landen , door den geweldigen ftorm en hoogen watervloed, den vijfden van flachtmaand , eene onbefchrijfelijke fcha-r de geleden hadden. Gantsch Zeeland vloeide genoegzaam onder; gelijk ook 't Land van Voorne, en een groot gedeelte van Holland; in Friesland leedt men insgelijks aan den zeekant groote verliezen. Gebrek van graanen en verarming der ingezetenen waren de treurige gevolgen der overftroomingen, waar door ook eene meenigte huizen, menfchen en beesten omkwamen. Een fchrijver van dezen tijd meldt, dat zij, die aan den zeekant van Friesland woonden , niet anders dachten, dan dat het water hemelhoog gaan en de weereld vergaan zou. Naauwlijks was de Keizer uit Duitschland • te rug gekeerd , of de Staaten der Nederlanden  XVII. Boek. HISTORIE. 279 den kwamen hem , te Brusfel, begroeter De blijdfchap , welke zij over deszelfs tè genwoordigheid nu betuigden te gevoelen werdt weldra gematigd door eene bede vai zes honderd duizend guldens, aan die vai Holland gedaan, en in zes jaaren te betalen Van de Staaten van Brabant eischte hij twaal honderd duizend kroonen, en van de overig» Nederlanden naar evenredigheid. In Hol land maakte men veele bedenkingen tegei het inwilligen der gevorderde bede. He flot der veelvuldige onderhandelingen was dat aan 's Keizers begeerte , ten grootstei deele, voldaan zou worden, in verwachting* van herflellinge der bezwaarnisfen , die d> Hollanders hadden , ten opzichte van di nieuwe tollen, van 't verlofgeld op de graa nen, en van meer foortgelijke hindernisfei voor zeevaart en koophandel. De Keize hadt flaauwe hope op het afdoen van die be zwaarnisfen gegeven ; de Hollandfehe afge vaardigden bleven , in dit uitzicht, nocl eenigen tijd te Brusfel, zij verzochten, me woorden en gefchenken, de voorfpraak var eenige groote Heeren ; doch de uitkoms beantwoordde niet aan hunne verwachtinge De Friezen, niet onkundig, dat de Kei zer van de overige Nederlanden meer dar drie millioenen gevorderd hadt, en begrij pende, dat het nuttiger was, een vrijwillig gefchenk aan den Keizer te doen, dan zich bloot te dellen aan die beden, welke in de nabuurige Landen gefchiedden , bedoren op den algemeenen landdag , te Leeuwarden gehouden , den Keizer veertien duizend gulS 4 dens • De Keizer i Itomt in de ï^'ederlaii-' , den, en . doet eeue zwaare 1 bede. i 1 c f ï l t . Vrijwillig aanbod vah de Friezen , gepaard met verzoek der herflellinge ven eenige bezwaarnisfen , den a Sept. I531"  ?8q vaderland sche xvii. Boek. 1 i i Maria, Koningin weduwe van Hongarijen , wordt Landvoogdesder Nederlanden , in plaatfevan Margareet van Oostenrijk. Verat'deling in lens aantebieden, en zulks voor zijne blijde nkomile , waar voor tot hier toe wegens, "riesland hem niets gegeven was, gelijk wel;er aan den Hertoge van Saxen. Met dit oogmerk zonden zij vier Heeren naar Brusfel, die te gelijk in last kregen, den Keizer. :enige punten van bezwaar te overhandigen, waar omtrent men herflellinge begeerde. 'Er is geen twijfel, of de Keizer, die nu gebrek aan geld hadt, zal de voorzichtige Friezen met hun vrijwillig gefchenk niet van ie hand gewezen hebben; doch het antwoord ies Keizers op hunne meeste bezwaaren was, of vriendlijk en niets beduidende, of uitftellend, of weigerend, of dubbelzinnig; omtrent eenige artikelen fcheen hij hun verzoek voor biilijk te houden , en daar aan gedeeltelijk te willen voldoen. Terwijl de Keizer zich te Brusfel onthieldt, ftelde hij eene nieuwe Landvoogdesfe der Nederlanden aan, in plaatfe van Margareet van Oostenrijk , zijne moeije , welke , den zevenëntwintigften van flachtmaand des jaars 1530, te Mecheien overleden was, den roem van een gematigd en wijs bellier dezer Landen nalatende. In den aanvang van hooij,maand des volgenden jaars, verkoos hij tot deze waardigheid zijne zuster, Vrouwe Maria, weduwe van Koning Lodewijk van Hongarijen , aan welke de lof van ervareuis en fchranderheid, door haare tijdgenooten , en bijzonderlijk van Latijnfche taalkunde, door Erasmus, toegekend wordt. Bij deze gelegenheid, maakte de Keizer eenige veranderinge omtrent den Racd van s taaie  XVII. Boek. HISTORIE. ?8| Staate. Deze heftondt uit de aanzienlijk den des Lands, onder welken ook de Rid ders van 't gulden vlies waren. Tot nu tc hadt die Raad gewoonlijk geen deel aan dregeeringe , doch werdt alleenlijk over di gewigtigfte zaken bijééngeroepen, wanneer d< Keizer zelf tegenwoordig was. Thans vond hij goed, hier in veranderinge te maken, ei vergunde den leden van dien Raad ook toe gang in den geheimen Raad, die, met Vrou we Maria, 't Land bellieren zou. Men ver moedt, dat de Landvoogdes over deze ver fchikkinge niet zeer vergenoegd was, en da zij, uit dien hoofde, de leden des Raads vai Staate zelden deedt vergaderen. Zij zal we begrepen hebben, dat, buiten de tegenwoor digheid van die Heeren, haare invloed be ter kon werken in den geheimen Raad: welks voorzitter , die nu was de Aartsbis fchop vanPalermo, en voornaamfte Leden■ waar onder de Graaven van Buuren en Hoogflraten zich bevonden, van haar en den Keizer niet weinig afhingen. De klagten over fommige gebreken in '( burgerlijke beftier dezer Landen, en in de rechtsoefeninge , doch vooral de fnelle vorderingen der Kerkhervorminge , gaven den Keizer aanleidinge tot het doen afkondigen van twee onderfcheiden plakaaten, die het eene en andere betroffen. Vroegere plakaaten tegen de Lutherfchen en hunne boeken werden vernieuwd, en de drenge uitvoering daar van den algemeenen Staaten ten ernflig-. den aanbevolen. Hoe de Keizer over die duk dacht, bleek uit zijne mondelijke verS 5 Ufc . den Raad van Staate. J c i c t l Plskaaten des Keizers , dcia 7 Oaober '53' . belangendeden Goddienst, hcl burgerliïke bellier, eji de rechrsoefeninge  *8» VADERLANDSCHE XVII. Boek. klaringe , in de vergaderinge der Staaten met deze woorden gedaan : dat hij een vijand zou zijn van zijnen eigen' vader , moeder, broeder of zuster, indien zij Luthersch waren." Omtrent het ftuk der munte , welke hoog gerezen was, en op geen gelijken voet itondt, tot nadeel van den koophandel, werdt de noodige voorziening gedaan. De Keizer beval den Officieren en Wethouderen , de bijzondere plaatfelijke gewoonten , doorgaans Costumen geheten , in gefchrift te dellen, en binnen zes maanden ten Hove te leveren. Hier op hadt men reeds te voren aangedrongen, in fchijn , om 'er niet door onkunde tegen te misdoen, doch in waarheid , om daar in , naar willekeur, veranderinge te maken. Een groot aantal der punten van dit plakaat raakte in onbruik, fommige artikelen bleven ftand houden; terwijl het te wenfchen ware, dat eenige altijd in volle kracht bewaard, of, zooveel met de grondbeginfelen eener vrije Gemeenebest-regeeringe bedaanbaar is, weder in gebruik gebragt wierden. Van dien aart waren de wetten, betreffende de aanftellingevan bekwaame Notarisfen; het fchraapzuchtig opkoopen der noodige levensmiddelen; de bedriegelijkebauqueroutiers, die voor openbaare dieven verklaard werden, en van de veiligheid der vrijplaatfen verfteken; het weren van lediggangers en bedelaars; het verblijf van vreemden in de gasthuizen, geduurende éénen nacht; de zorge voorarmen, zieken en vondelingen ; het onderwijs van arme kinderen in de fchoolen; een verbod, dar zij,  XVII. Boek. HISTORIE. 283 zij , die van aalmoesfen leefden, in geene herbergen mogtcn gaan, noch verboden fpel fpelen; het niet houden van gelagen op zondag en andere heilige dagen, en 't niet bezoeken van herbergen opdezelven; het houden van dronkaarts buiten de Wethouderfchap ; de ftraffe van doodflagers uit dronkenfchap; de beteugelinge van onmatige kleederpracht bij de aanzienlijkste en mindere landzaaten; de lasteraars van god of der heiligen, die eene maand lang te water en te brood moesten gezet, en, zoo zij zulks uit boozen gemoede gedaan hadden, met een' priem door de tonge gedeken worden. In 't dot van dit gewigtig plakaat, werden de Nederlanden, als onder éénen Vorst ftaande , vermaand, goede vriendfchap en nabuurfchap met malkanderen te onderhouden, en de gefchilien, die, onverhoopt, ontdaan mogten, door de Stadhouders der bijzondere Landfchappen, of door de Landvoogdesfe, in der minne te laten afdoen. Indien wij fommige Godsdienstige vooroordeelen van den Keizer , of van den kundigen opdeller van dit plakaat, ter zijde dellen, kunnen wij niet ontkennen, dat daar in, gelijk in eenige andere, door Keizer Karei en zijnen zoon afgevaardigd, zeer veel goeds te vinden is , en dat de opvolging daar van niet anders , dan tot heil van deze Landen en der bijzondere ingezetenen ftrekken kon. Omtrent dezen zelfden tijd, gaf de Keizer aan 't Hof van Holland een nieuw berichtfchrift, waar door deszelfs aanzien en magt, zoo niet vermeerderd, ten minden mer- InltruftU /oor [lof van [Iollaud-  284 VADERLANDSCHE XVTL Boer; Pe gewezen JCoring van Penercar ten valt in Holland, en richt aldaar groo te verwoestingen aan. merkelijk bevestigd werdt. Onder alle de punten was 'er één , dat den Landzaaten vooral in de ocgen dak, en grooten kommer baarde Het Hof kreeg nu vrijheid , om niet alleenlijk over de privilegiën,aan vreemden gegeven , te oordeelen, maar.ook, om kennisiè van de voorrechten der Nederlanderen te nemen, en hunne gewoonten, keuren en herkomen, deugdelijk of ondeugdelijk te verklaren. Dit artikel van 't berichtfchrift , vergeleken met het gemelde plakaat , voorfpelde niet veel goeds. Men fchijnt 'er zich echter niet openlijk tegen verzet te hebben, 't zij om andere redenen, die elk gisfen kan, 'tzij om dat de Nederlanders , ten dezen tijde, den bijftand des Keizers tegen de Hanze-fteden noodig hadden. Het belang van den koophandel vorderde, dat men zich bevredigde met de Wendfche fteden. Hier toe ftrekten de onderhandelingen, in dit jaar, te Bremen gehouden, doch die op 't onverwachtfte geftremd werden. Koning Christiaan de II beproefde alle middelen, om z;ch in zijn Rijk te herftellen. Hier toe hadt hij volk , geld en fchepen noodig. De Keizer en de Staaten weigerden hem eerst te helpen. Dit verbitterde - den Koning zoo, dat hij eenen inval in Holland waagde, en tot in 't hart van dit gewest doordrong. Het platteland, tot Delft toe, werdt afgeloopen. De ingezetenen , zelfs de Leden des Raads, velieten uit vreeze den Haage. Alkmaar werdt uitgeplonderd. Hoorn en Medenblik liepen groot gevaar. Re  XVII. Boek. HISTORIE 285 De Keizer, geen volk op de been hebbende om deze vijandlijkheden met geweld te kee ren, zondt denFriefchenStadhouderSehenc naar Holland, om met Koning Christiaan i onderhandelinge te treden. Deze hadt te gevolge , dat hij, met zijn volk , omtrer het einde van wijnmaand, deze Landen vei liet, doch met geld voorzien, en met twaal oorlogichepen, die de Hollanders hem, to zijnen Noordfchen togt, geleverd hadder Hoewel zij hier toe gedwongen bedoten had den,ondervonden zij eerlang, op nieuws,he ongenoegen van Koning Fredrik van Dene marken. Hier door werdt de Oosterfcb handel gedremd ; 'er kwam groot gebrek aai graanen ; vier honderd koopvaardijfchepei lagen dil ; tien duizend bootsgezellen vervie len daar door tot armoede. De Staaten vai Hólland, de gevolgen hier van doorziende waren op krachtdaadige middelen bedacht om de vaart naar 't Oosten te herdeden Men bedoot, ten laatsten, zestig oorlog fchepen, met acht duizend koppen bemand in zee te brengen, om den Oosterlingen af breuk te doen. Dit befluit werdt, in wei r.ige dagen , ter uitvoer gebragt. De vrede^ handeling werdt echter , te Koppenhagen voortgezet, en de vrede getroffen. De vreugde hier over zou noch veel groo ter geweest zijn, indien men niet alle de kosten van de uitrustinge der oorlogfchepen getracht hadt op rekeninge der Staaten it ftellen. Zooverre was het 'er af, dat de Keizer de helft daar van wilde dragen, dai hij, in tegendeel, van tijd tot tijd op 't fpoe- , Hij worit te vrede ■ geiteld, j en verlaat de Nedei1landen. 1 t f | .De tegeiw woordige t Koning . van Denemarken ï raakt met j de Nederlanders ia' 1 oorlog. 1 > t 1 ■ Vrede ine* Denemarken.  a86 VADERLANDSCHE XVII. Boek. Kommer 5n Holland VOOI •örlog met Denc marken. dig ontfangen van geld liet aandringen^. Hier bij kwam de vreeze van een' nieuwen oorlog met Denemarken, en de Hanze-fteden. Koning Fredrik, door die van Lubek opgehitst, zocht den vrede met de Hollanders te breken. Van dezen begeerde hij fchade -vergoedinge , ter fomme van driemaal honderd duizend guldens ; doch met Brabant, Vlaanderen en Zeeland wilde hij vrede houden, om dat hij den Nederlandfchen koophandel niet geheel misfen kon. De Landvoogdes verklaarde rondelijk aan de Deenfche Gezanten, dat, indien de Koning zijne fchade op Holland in 't gemeen wilde verhalen , de Keizer de zaak der Hollanderen als de zijne aanmerken, en met alle de magt der Nederlanden en van Spanje zelve handhaven zou. Ook verftondt zij niet, dat de Gezanten met de drie genoemde Landfchappen in afzonderlijke onderhandelinge kwamen. Geen wonder derhalven, dat. die van Antwerpen , Brugge en Middelburg , wanneer zij fchriftelijk aangezocht werden, om zich van Holland te fcheiden en in Denemarken te komen handelen , den Koning eenpaariglijk antwoordden , dat zij zich geheellijk gedroegen aan 't fchrijven der Landvoogdesfe aan den Deenfchen Koning. Hadt hij, door zijne brieven en Gezanten, konnen bewerken , dat de Brabanders, Vlaamingen en Zeeuwen , zich van de Hollanders affcheidden , hij zou zijn verder oogmerk , misfchien, ook wel bereikt hebben. Dan, de Nederlandfche eendracht deedt de Deenfche Gezanten, met bericht van hunne mislukte  XVII. Boek. HISTORIE. 287 lukte pogingen , naar huis te rug keeren. Bij de vreeze voor een' oorlog met Denemarken, waar door de vaart en handel niet" weinig lijden zouden , kwamen andere rampen. Holland en Zeeland ondervonden onbefchrijfelijke nadeelen van een' hevigen ftorm en hoogen watervloed; en eene befmettelijke ziekte fleepte , aldaar en in andere Nederlandfche gewesten , duizenden naar 't graf. Van minder gevolg was de bekommering voor eenen inval van eenig geworven krijgsvolk, dat zich tusfchen Amersfoort en Utrecht verzameld hadt. De raadplegingen daar over ter dagvaart van Holland , en de veelvuldige ftaatkundige gistingen over het oogmerk van dié geheime wervinge, hadt men konnen nalaten; gelijk de uitkomst leerde. Tegen Holland hadt men niets in den zin; doch wel tegen den Graave van Oostfriesland. Was dit vroeger bekend geweest, men zou veel tijds en kommers , en vooral groote onkosten, gefpaard hebben. Dit zou te beter gekomen zijn, om dat een oorlog met Denemarken onvermijdelijk fcheen. De Hollandfehe Gezant hadt te Koppenhagen niets konnen uitwerken ; en de brief des Konings aan de Landvoogdesfe, welken hij medebragt, was met bedreigingen opgevuld. Niet zonder reden, was men hier bekommerd voor 't nemen der Hollandfehe fchepen , door die van Lubek, ook voor 't fluiten der Zond, en niet.minder voor de vijfenvijftig koopvaardijfchepen, die noch te Dantzig lagen. Tot voorkominge der gevreesde nadeelen, werdt het verbod der Oos- ter- Water/loed, den jNovera, 1533. Ongegrondejekommering veereen' inval in Holland , aan den Sticht fchen kant. Oorlog met Deneaackeu.  m VADERLANDSCHE XVII. Boek;'' Beft and. 153+- Ondernemingen terfche vaart verlangd , en beflag gelegd op1 3e goederen der Oosterlingen. Een groot ieel van dit jaar werdt gefleten met verfcheiden ontwerpen en beraadflagingen , betreffende de toerustinge van oorlogfchepen eri ie betalinge van de onkosten. Geene dad hadt grooter belang bij den Oosterfchen handel, dan Amfterdam. Onbillijk was 't echter, dat men bijkans allen last des oorlogs op haar alleen leggen wilde. Van Holland dleen was 't ook niet te vergen, dat één Landfchap voor alles ftaan zou, te meer, alsoo eenige fteden onbedenkelijk verarmd waren. De Landvoogdes, op fterk dringen der Staaten van Holland , fcheen iets te willen doen. Zij ftelde eenen Admiraal over de Hollandfehe vloote aan, en toonde zich bereid , om hem , ter beteugelinge van de Lubekkers, in zee te zenden. Vooraf liet zij, door den Graave van Hoogftraten , de bewilliginge eener buitengewoone bede. van vijftig duizend guldens ter dagvaart van Holland doordringen. In herfstmaand, geraakte de vloot in zee, onder 't opperbevel van Gerard van Merkere, en zettede koers naar de Zond. Zij keerde eerlang naar huis , zonder veel uitgevoerd re hebben, behajven dat men. iaan de Nederlandfche fchepen alleen vergund hadt, door de Zond uit en in de Oostzee te komen. Dit gaf, vermoedelijk, aanleidinge tot een beftand met de Lubekkers , en tot een verbond van koophandel, voor den tijd van dertig jaaren , met Koning Christiaan den III van Denemarken. Het genoegen der ingezetenen, vooral van Ho!"  XVII. Boek. HISTORIE. 2i Holland, over 't eindigen van een'fchadeii Ken oorlog, werdt bij veelen merkelijk ge matigd, zoo door de gevvelddaadige onder drukkinge van eene vrije Godsdienstocfe mnge in de Nederlanden, als door de woesi Heden van de geestdrijvende Herdoopers ook op fommige plaatfen van ons Vaderland woestheden, die niet minder door de Doops gezinden, of, gelijk zij naar Menno Simons; geheten zijn, Mennoniten, verfoeid werden dan door alle andere Protestanten, van wier zij, in de beoordeelinge van de betamelijküeid en t nuc des kinderdoops verfchilden. wet is te bejammeren, dat de oproerige handel van fommige Herdoopers eenigen fchijn van recht aan de fnoode vervolgzucht van dien tijd gaf, om de Kerkhervorming in deze Landen te dwarsboomen, en een aantal onfchuidige menfchen, op grond van Herdoopenje ter dood te brengen. Onder de hoofden der onzinnige Herdoopers bevonden zich ook eenige Nederlanders, van welken Jan Boe keiszen Buijtewech , doorgaans Tan van Leijden genoemd, Bernard KnipperdolImg, Jakob van Kampen en Jan van Geel meest berucht zijn. Hunne verrichtingen te Munder en elders maakten genoeg openbaar door welken geest zij gedreven wierden , en dat zij fchandvlekken van 't Christendom waren. Jan Buijtewech , een kleermaker uit Leijden, waar hij onder de Rederijkers dikwijls den rol van Koning fpeelde, worp zich te Munder tot Koning op , en heerschte met geweld. In Holland poogde hij zijn gezag: ook te laten gelden , en ftelde Jakob van IL D; Er- T Kam- 9 - der jee«rrlrijren.deen woests . Herdoopers ten dezen . tijde. Eenige >oofdtn un dien itnhtiate  403 VADERLANDSCTIE XVII. Boek. onbefchaamdlieid, te Amfterdam geftraft. Mnn toeleg, om die ftad te overraeestc- sjdeld. Kampen aan tot Bisfchop van Amfterdam , die , in wijnmaand aldaar gekomen zijnde , veele menfehen herdoopte, en tot leden van zijn onzinnig genootfehap aannam. Dit gefchiedde echter in 't heimelijke , om dat men in Holland, vooral te Amfterdamj tegen deze geestdrijvende muitelingen op zijne hoede was. Reeds in lentemaand dezes jaars , zag men eenigen van hun, op den middag, haakt en met bloote zwaarden door die ftad loopen. Zij befchadigden niemand, doch poogden door een onzinnig geroep anderen te bewegen, om met hun naar Munfter te trekken. Zij werden gevat, en eerlang met den dood geftraft. Dit zelfde lot trof ook anderen van hunnen aanhang te Haarlem en in den Haage, niet, om dat zij geestdrijvers waren, maar om dat zij de fteden in oproer bragten, of voor gevaar bloot fielden. Trouwens omtrent dezen tijd, kreeg de Regeering van Amfterdam bericht uit Friesland, dat de Herdoopers voorhadden, de ftad te verrasfen. Doch de voorzichtige maatregelen der Overheid, onderfteund door de hulpvaardigheid der manmoedige fchutterije, en 't ftraffen van eenige oproerige Herdoopers , verijdelden dien toeleg , en herrtelden de ftad, voor eenen tijd , in ruste. Te recht was de Landvoogdes bedacht op het tegenftaan van die lichtzinnige dweepers. Hun gedrag was echter geen genoegzaame grond voor haaren toorflag, op eene algemeene dagvaart gedaan, om alle Herdoopers en Lutherfchen uitterooijen. De Wcderlandfche Staaten , in 't bijzonder van Holland,  XXXIII. . \vïtv te . (m/tcr^am, in tréfaar jg.jrf.i-^'adz.zpj. XXXiv.   XVII. Boek. HISTORIE: 291 land, dachten 'er bezadigder over, en me meer onderfcheid, dan de Landvoogdes ei fommige Stadhouders. Men begreep ii Holland, dat voornaamlijk op de wijze var prediken acht gegeven moest worden, on valfche leeringen te deuiten , en zorg ge dragen, dat de leeraars zich van 't fchelder op eikanderen en van 't voordellen var vreemde gevoelens op den predikdoel onthielden. De Graaf van Hoogflraten vondi minder behagen in dezen wijzen raad, dar in middelen van geweld , waar van hij zich. op verfcheiden plaatfen, ook tegen onfchul dige Herdoopers, bediende, zonder dat d< oproermakers afgefchrikt werden. Dit bleel vooral in den aanflag der Herdooperen op Leijden, welke ftad zij voorhadden aan verfcheiden hoeken in den brand te fteken De Regeering , hier van bericht gekreger hebbende, deedt terftond huiszoekinge , er betrapte eenigen van dezen aanhang, die '1 met den dood bekoopen moesten. Te Amfterdam liep het verder. Op 't voorbeeld van éénen dwaas , namen anderen ook een uitzinnig befluit , om alle hunne kleederen te verbranden, en naakt door de ftad te loopen. Hun woest gefchreeuw bragt de fchutterije weldra in de wapens; en hun fchandelijk gedrag deedt hen 't leven op een fchavot eindigen. Men ziet in deze en foortgelijke menfchen , dat geestdrijverij niets gemeens heeft met waare Godvrucht; dat zij dikwerf als eene befmettelijke ziekte voortloopt; en dat zij fomtijds met verderfelijke oproerigheden gepaard gaat. Het vermoeT s den t 1 1 i : ï535; Aanflag der Herdooperenop Ltijden. pera te ümlïer* dam.  t9% VADERLANDSCHE XVII. Boek; ©é Herdoopers gen een Klooster ii> Friesland.Hun aanflag op hinderdam. den der Regeeringe van Amderdam , dat liet woeste bedrijf der Herdooperen ten doel hadt de overrompelinge der ftad , was niet ongegrond. Na dat Jan van Geel , met omtrenc drie honderd Herdoopers, zich meester van een oud klooster bij Bolsward gemaakt hadt, fmeedde hij een' aanflag op Amfterdam. Hij trok eerst naar Brusfel ; gaf voor, dat hij berouw over zijne dwalingen hadt; boodt zijnen dienst aan, om Munfter aan den Keizer te leveren; en verworf brieven van vergiffenisfe bij de Landvoogdesfe. Zich naar Amfterdam begeven hebbende, voegde hij zich openlijk bij de aanzienlijkften der llad, doch in 't geheim hieldt hij zich bij de Herdoopers, en kreeg in 't kort zoo veel volks aan zijne koorde , dat hij belloot , de ftad bij nacht, den tienden van bloeimaand , te overmeesteren. De aanflag werdt wel bij tijds ontdekt, doch niet fpoedig genoeg verijdeld. De Herdoopers maakten zich meester van 't ftadhuis en den dam. Eén uit hun , die zich beroemde een' Profeet te zijn, hadt voorzegd, dat zij, zelfs zonder bloedftortinge , de ftad den volgenden dag voor tien uuren in hun geweld hebben zouden. Dit liep mis. De Burgemeester Pieter Kolijn , aan 't hoofd van een vaandel burgers, rukt 's nachts aan op de Wederdoopers , die zich ftoutelijk verdedigen, en de overhand behouden. Kolijn wordt deerlijk vermoord; de burgers worden verjaagd , of doorfchoten ; de oproermakers flijten den tijd met het zingen van Pfalmen; hunne blijdfehap wordt echter, den volgenden das;.  XVII. Boek. HISTORIE. 2 dag, merkelijk gefloord. De Burgemeest Reekalf ondernam , in den vroegen morger den woescen hoop aanretasten , met diifgi Jukkig gevolg , dat alle de Herdoopers c gedood , of gevangen werden. De eerste horig men bij de beenen aan de galge; d laatsten kregen loon op 't fchavor. De ge waande Bisfchop viel eerlang ook in han den, en, onaangezien hij niet wilde toeflem men , dat hij deel in den aanflag genomei hadt, werdt hij met den dood geftraft. D< hooge waardigheid, welke hij onder de zij nen bekleed hadt, verzwaarde zijn vonnis Eerst ftondt hij een uur lang te pronk, mei een tweehoornigen blikken mijter op '1 hoofd; toen werdt hem de tong uit den hals gehaald, de rechterhand en 't hoofd afgehouwen; zijn romp werdt verbrand; zijn gemijterd hoofd, nevens de hand, op de Haarlemmer poort gefteld. De Munderfche Koning, Jan Bockelszen Buijtewech, die hem tot Bisfchop van Amfterdam verheven hadt, ftorf ook door beuls handen. Met gloeijende tangen werdt hem 't vleesch uit het lichaam genepen, en zijn lijk, in eene ijzeren korf, aan eenen toren te Munfter gehangen. Het akelig uiteinde van deze en andere hoofden baarde fchrik, en bragt het verhitte hersfengeftel van hunne geestdrijvende aanhangers tot eenige bedaardheid. Hier toe werkten ook mede de drenge en dikwijls herhaalde plakaaten tegen de Herdoopers, aan welken 1 de Wethouders der meeste fteden , nu meer,! dan te voren , de hand hielden , beducht 1 voor den onbezuisden handel van die d .vceT 3 per, n ■ ïr Zij worden over J wonnen 9 ï- en gc£ ftraft. 1 e 1 Straffe van Jan van Leijden , den 33 Jan. J53tf. 'la'.'aaren ei;.--n da leHuuera.  e04 VADERLAND SCI IE XVII. Boek". De Frlesea weigeren in sekerc be de van dei Xojzer te bewilligen. Ben 17 Junij j534- pers, waar door Munder en Amfterdam zoo veel geleden hadden. De Staaten der Nederlandfche gewesten maakten geene bedenkingen tegen de afkondiginge van die plakaaten, hoewel men, hier en daar, gaarne zou gezien hebben, dat niet alle Herdoopers op dezelfde wijze behandeld wierden. In Friesland was men, gelijk elders, wel te vreden over 's Keizers bevelen tegen die muitelingen, doch op verre na zoo gereed niet om zekere bede intewilligen. De Paus hadt den Keizer vergund de helft der inkomften van alle beneficiën, kerken en •gasthuizen in deszelfs erflanden. Dit was 1 belangrijk voor den Keizer , onkostelijk voor den Paus, doch tot groot nadeel der Geestelijkheid. Dit begrepen de Friezen ; en , wanneer de Stadhouder en andere gemagtigden van den Keizer hen hier toe zochten overtehalen , gaven zij tot antwoord, dat hun zulks niet doenlijk was. Zoodanige Pauslijke mildheid, zeiden zij, was nooit in deze Landen gebruikelijk geweest. Ook beriepen zij zich op hunne oude vrijheden en voorrechten , en op 's Keizers herhaalde beloften, dat hij hen daar bij bewaren zou, en met geen nieuwe lasten bezwaren. Daarenboven, de Friefche Geestelijkheid hadt geringe inkomften, was verbonden tot het betalen van den twintigften penning der jaarlijkfche inkomften , en moest haar aandeel opbrengen tot onderhoud der dijken, en meer andere belastingen. De Stadhouder en anderen gaven hun ongenoegen over dit weigerend antwoord, op een' hoogen toon, aan de Friefche  XVII. Boek. HISTORIE,1 2<£ fche Geestelijkheid te kennen ; doch dez volhardde bij haar gevoelen, en befloot, zie met recht te verdedigen , indien men haa door geweld tot de gevorderde betalinge wil de noodzaken. De vrijmoedige taal der Frie zenbragt te wege, dat deze zaak toen blee deken, en dat de fcherpe bedreigingen niei uitgevoerd werden. De Keizer hadt, federi veele jaaren,den aart der Friezen te wel leeren kennen, dan dat hij hen tot zijne vijanden maken wilde. Ook kreeg de L:md voogdes eerlang gelegenheid, om hunne denkwijze op 't duidelijkfte te ontdekken. De Landvoogdes hadt een' algemeenen landdag van alle de Nederlanden befchreyen, die, den vijftienden van hooijmaand des jaars 1535, te Mecheien, zou gehouden worden, om eene Unie onder alle die Lan^ den, tot onderlinge verdediginge en befcherminge, te doen maken, als mede, 0111 een aantal van vier duizend knechten en duizend paarden voor gemeene rekeninge te onderhouden , op dat de Keizer, ten tijde van eenigen vijandlijken inval, zijne erflanden te beter zou konnen verdedigen. De Stadhouders der bijzondere Landfchappen kregen last, om dén toeleg der Landvoogdesfe aan de Staaten bekend te maken , op dat dezen hunne gemagtigden naar de algemeene dag. vaart zenden zouden , om over dit aangelegen punt te helpen raadplegen. 'Er is geen twijfel, of alle de Stadhouders, en de Staaten der meeste Landfchappen, zullen aan de begeerte der Koninginne voldaan hebben. In Friesland evenwel dacht men gantsch an-! *T 4 ders. e 1 r Ontwerp van eene Unie onder alle de Nederlan» den» »?Sta«*i  t96 VADERLANDSCHE XVil. Boek; ss.ri Frïc ? ■ bod verzettenzich daar tegen, den 7 Jnüj 3S3S- Jers. De Staaten ontfingen bericht van 't fchrijven der Landvoogdesfe. Na rijp overleg , gaven zij den Stadhouder Schenck en den Raad des Keizers te verdaan , dat Friesland , federt langen tijd, bijzonderlijk na't jaar 1515 , met alle andere Keizerlijke Landfchappen genoeg vereenigd was, alzoo de Friezen toen den Keizer tot Heer aangenomen en hem hulde gezworen hadden , om door hem befchermd te mogen worden; terwijl zij bereid waren, hem allen bijdand binnen de grenzen van Friesland te bewijzen, in zoo verre zij naar reden en billijkheid zouden behooren te doen. De Friezen beriepen zich wijders op 's Keizers beëedigde belofte, ten zelfden tijde gedaan, dat de onderzaaten van Friesland niet buiten de palen van dit gewest trekken zouden, dat is, den Keizer in den krijg dienen. Hier bij voegden zij, dat Friesland , tot den jaare 1524 toe, ongeloodijke fchade geleden hadt; dat dé Keizer, in dat jaar, beloofd hadt, Friesland te befchermen, zonder meer te begeeren , of andere lasten opteleggen, dan toen aan den Keizer toegedaan was; en dat de kleine hulpe , welke de Friezen aan andere Landen zouden mogen betoonen; toch niets baten kon. Om welke redenen, de Staaten eendrachtelijk bedoten, dat het hun ondoenlijk was, zich in eene nadere Unie te begeven, en derhal ven ook niet noodig, iemand ter algemeene dagvaart te zenden , 't gene zij zeiden, vergeefs te zullen zijn. Eindelijk, verzochten de Staaten , dat de Stadhouder, nevens den Raad , dit befluit aan de Land- voog-  XVII. Boek. HISTORIE. 297 voogdesfe op de beste wijze wilden te ken nen geven, en zij hoopten, dat men Fries Jand laten zou bij 't verbond , met den Kei zer gefloten, en bij de beloften, door her gedaan. Hoewel de Staaten van fommig andere Nederlandfche gewesten, belangend 't ontwerp eener nadere Unie, meer naa den fmaak der Landvoogdesfe dachten, ei 'er op de dagvaart te Mecheien over geraad pleegd werdt, kwam men echter tot geei befluir. Het is niet onwaarfchijnlijk, da fommige Nederlanders beducht waren, in dien zij de voorgeflagene Unie aangingen te fpoediger in buitenlandfche oorlogen in gewikkeld te zullen worden , waar bij d< Keizer belang , doch de koophandel dezei Landen nadeel te wachten hadt. Dit bleel welhaast in den oorlog met Denemarken. Het geluk der wapenen van de Lubekfcher tegen Koning Christiaan den III, en 't bemagtigen van Koppenhagen, deedt den Koning hulpe bij de Hollanders, vooral bij die van Amfterdam, zoeken; doch vruchteloos. De Zond werdt echter voor Holland gefloten. Het ftreinmen der Oosterfche vaart veroorzaakte gebrek van graanen. De Landvoogdes befloot den uitvoer te verbieden , en het afgefchafte verlofgeld op dezelve wederom intevoeren. De Hollanders , voorziende , hoe groote fchade de koophandel hierdoor lijden zou, wendden alle pogingen aan , om de Landvoogdesfe tot andere gedachten te brengen. Door beloften en gefchenken aan de voornaamfle Heeren in denRaad van Staate, bereikten zij hun oogmerk; T 5 doch 1 2 De Unie s blijft fte" ken.. 1 I : Onlusten met Dene*v marken. Verlofgeld on 't uitgaan- ' de koren. I53Ó*.  2o8 VADERLANDSCHE XVII. Boes, De Keizer wil een' nienweu Kening aan Denemarken£even. Mm vor. dert fcheeen vair fa«B»»d. Verbond van Kosing Oristiaa den III c Hertog Karei var C-lder. doch 't was kort van duur. De Deenfche zaken bragten de Nederlanders in noch grootere ongelegenheid. De Keizer kreeg in den zin, om Fredrik, Paltsgraave aan denRhijn, op den Deenfchen throon te plaatfen. Deze was getrouwd met Dorothea, dochter van Christiaan den II en van 's Keizers zuster. Om dat einde te bereiken, was 'er niet alleen krijgsvolk noodig , maar ook een genoegzaam aantal fchepen, om welke de Landvoogdes , in grasmaand , bij de Hollanders aanhieldt. Amfterdam en andere fteden, die bij den Oosterfchen handel meest belang hadden , fchenen 'er niet ongenegen toe; doch de Staaten van Holland weigerden den last alleen te dragen. De Landvoogdes , geen kans ziende , om de overige Nederlanden deel te doen nemen in den Noordfchen krijg, zocht de Hollanders door vleijende woorden, waar bij ce Stadhouder beleefde bedreigingen voegde , in haar gevoelen overtehalen. Koning Christiaan de III, niet onkundig van 's Keizers voornemen en van de raadplegin, gen in de Nederlanden, bevroedde ligtelijk, 1 dat hij 't gevaar, welk hem uit Flolland dreigde , niet beter voorkomen kon , dan door den Hollanderen eenen vijand, die nabij hunne grenzen was, te verwekken. Hierop zag het verbond, door den Koning aangegaan met Karei, Hertoge van Gelder, wiens haat tegen het Huis van Oostenrijk bekend was, en die deze gelegenheid gaarne aangreep, om zijnen woelzieken aart, op nieuws, openbaar te maken. Schoon in dit verdrag niet een enkel woord gerept werdt, of van den Keizer,  XVII. Boek. HISTORIE. 209 zer, of van Holland, doch alleenlijk vastgefteld , dac Christiaan de III aan Karei van Gelder twee duizend, en, na 't veroveren van Koppenhagen , noch drie duizend man en acht oorlogfchepen bijzetten zou, in vergoedinge van twaalf duizend goudguldens , die de Hertog aan den Koning , tot het aanwerven van volk , verdrekt hadt, waar tegen Karei van Gelder den Koning zou bijdaan met twaalfhonderd man, zoo hem, door de aanhangers van den gevangen' Koning, Christiaan den II, eenige vijandlijkheid werdt aangedaan; fchoon dit verdrag, derhalven , met loosheid opgefteld was , begreep men echter, wat de Hertog in zijn fchild voerde , en met welk oogmerk de werving gefchiedde. De uitkomst bevestigde dit vermoeden. Meinard van Ham , een Geldersch Overfle , trok met omtrent drie duizend man , door hem onlangs geworven , naar Groningerland, en verfchanste zich fterk te Appingadam. Aan drooperijen en brandfchattingen was geen gebrek. De voordad van Groningen werdt in den asch gelegd. Niettegenftaar.de de Bevelhebber zich van Deenlche vaanen bediende , en voorgaf alles uit last van Koning Christiaan den 111 te doen, vermoedden evenwel de Groningers, dat Hertog Karei, hun Heer, 'er onder fpeelde, en hen, door deze benden, zocht te bedwingen. Op hun fchrijven aan hem , was 't antwoord, dat hij van Meinards onderneminge onkundig was, en hem geenen last gegeven hadt. De Hertog fchijnt zoo min van leu- Onderneming der Gelderfchen tegen Groningen.  $oo VADERLANDSCHE XVII. Boek; Bedreigingen der Gelderfchen aan Amfter dam. Raadplegingen in Holland. leugen en bedrog afkeerig geweest te zijn, als van heerschzucht en wraakgierigheid. Niet lang daarna, vernam elk de onwaarheid van zijn zeggen ; en van Ham, zoo dra hij verderkinge van volk en grof gefchut ontfangen hadt, vorderde van de Groningers, onder bijgevoegde bedreigingen, dat zij hem met eenig volk te Appingadam zouden onderdeunen. Dan, Hertog Karei bedoelde iets meer^ dat is, den Keizer te dwarsboomen, en Holland in verwarringe te brengen. Van Ham ontzag zich niet aan die van Amderdam te fehrijven, dat hij die dad te vuur en te zwaard zou komen verwoest-en, indien men, in Holland, met de ontworpene toerustinge ter zee voortging. Deze bedreiging maakte de Hollanders thans huiveriger, om 's Keizers voornemen omtrent den Paltsgraave te onderfteunen. Amfterdam floeg ter dagvaart voor, dat men de Landvoogdesfe verzoeken moest, den Kapitein Generaal en den Stadhouder van Holland uitdrukkelijken last te geven , om zoo veel volks aantenemen , als noodig was, om Holland te befchermen. Ook oordeelden alle de Staatsleden, dat de uitrusting der fchepen tot den Deenfchen togt , waar op de Landvoogdes bleef aandringen, in Zeeland behoorde te gefchieden , zonder dat echter Adolf van Bourgondie zich als Admiraal over de Hollandfehe onderzaaten gedragen zou , alzoo men in Holland geenen Admiraal kende, dan den Stadhouder. Uit de voorloopige onderhandelinge met de Graaven van Buuren en van Hoogftraten, vernam men 3  XVII. Boek. HISTORIE. 3cï men, dat de Landvoogdes aan den Frïefcher. Stadhouder Schenck bevel gegeven hadt, om zich van Appingadam meester te maken,'doch dat zij zeiven geweigerd hadden, hunne benden bij 't leger van Schenck te voegen, bewerende , dat zij, ampts- en eeds-halven, tot het befchermen van Holland, verbonden waren. De woelingen van Hertog Karei bragten Keizer Karei eerder en gemaklijker in 't bezit van Groningen en de Ommelanden, dan hij verwachten kon. De Graaf van Oostfriesland , het gefchil tusfchen de Groningers en den Gelderfchen Hertoge willende wegruimen , kon het niet verder brengen, dan dat Karei zich met hun wilde bevredigen , indien men hem toeftondt, een fterk kasteel binnen Groningen te bouwen, Appingadam met muuren te verfterken, en in beide plaatfen Gelderfche bezettinge te leggen. De Groningers, en de Ommelanders, die naar de ftad gevlugt waren, vonden geen fmaak in zulke bekommerende voorwaarden; en, voor erger kwaad vreezende, befloten zij, Keizer Karei voor hunnen Heer zonder uitftel aantenemen. Met deze boodfchap reisden Barthold Entens van Mentheda er. Hidde van Onfta naar de Landvoogdesfe. Men wilde den Keizer, aangemerkt als Hertog van Brabant, Graaf van Holland en Heer van Friesland en Overijsfel , tot Heer van Groningen en der Ommelanden inhuldigen onder beding van onverwijlde hulpe tegen de Gelderfchen , die hun , op den naam der Deenen , allen overlast aandeeden. Zulk aan- Gron Iagen en Ommelanden begeven zich vrijwiliijflijk onder de heerfchappijevaa Keiser Karei.  Sos VADERLANDSCHE XVII. Boek. i s C.Sctienck . van Tau- J tenburg ' ontfangt, i voor tien 1 Keizer, | de hulde van Stad ] en Lande, ( den 8 Junij 1536. 1 Verdrag, door hem ; met de Groningers geÜOten. Het ■wordt, te Brusfel, goedgekeurd, dei 15 Janij. anbod vorderde ten Hove geen lang beraad. )e Landvoogdes gaf terdond bevel aan den friefchen Stadhouder Schenck, om , .in's Ceizers naam , de hulde van de Groningers e ontfangen, en de Gelderfchen uit Appinradam te vernestelen. De Stadhouder kwam «erlang binnen Groningen, en nam de Stad :n Ommelanden in den eed van getrouwleid. Ook floot hij, op welbehagen des Keizers of der Landvoogdesfe , een verdrag, ivaar bij Stad en Lande den Keizer en zijne ;rven aannamen en erkenden voor Erf-Vorst ;n Heer , en zij gelaten werden in 't bezit ier wel verkregene voorrechten, herkomHen, wetten en gewoonten, en de Stad bijzonderlijk herfteld werdt in haar rechtsgebied □ver Selwert, 't Gorecïit en het Oldampr. Noch hieldt dit verdrag in, dat de vestingen ten platten lande geflecht , en geen nieuwe aangelegd zouden worden, dan met algemeene bewilliginge ; wijders, dat men den Keizer een bekwaam huis binnen Groningen, en een jaarlijksch inkomen van twaalf duizend kareis gulden geven zou. De Stadhouder Schenck, niet twijfelende aan de bekrachtiginge van dat verdrag , welke ook eerstdaags door de Landvoogdesfe gefchiedde , verzuimde geen' tijd, om de Gelderfchen aantevallen, en 't beleg voor Appingadam te flaan. Van tijd tot tijd vielen er veele fchermutfelingen voor ; de Gelderfchen behaalden eenige voordeden ; doch Schenck zag grooteren voorfpoed op zijne wapenen , vooral na bekomen onderhand van volk , zoo uit Friesland , als onder bevel •  XVII. Boek. HISTORIE. 303 vel des Graaven van Oldenburg. .Die verwerking van zijn leger was voor den Stadhouder te noodiger , alzoo twee duizend Deenen in aantogt waren, om Appingadam te ontzetten. Doch dit mislukte hun, Schenck trok den vijand te gemoete, en behaalde eene volkomene overwinninge. De verijdelde hope op ontzet en gebrek aan levensmiddelen noodzaakten de belegerden tol de overgave, zelfs op harde voorwaarden: onder welke was, dat de Bevelhebbers, Mei. nard;van Ham en Berend van Hakfort, krijgsgevangen blijven moesten. Zij werden, federt , naar Brabant' vervoerd , en bleven , een'geruimen tijd ,- te Vilvoorden in hechtennde zitten. Indien de Overfte van Ham, gelijk 't behoorde, acht geflagen hadt op 't verzoek van den Stadhouder, vier weken vroeger aan hem gedaan > om Feije Roorda, als eenen edelman en krijgsman , te behandelen , zal 't hem zeiven nu wel gekomen zijn. Na het bemagtigen van Appingadam, kostte' het den Friefchen Stadhouder geringe moeite de Gelderfchen uit Westerwolde en Drenthe te verdrijven, en in 't bijzonder zich van Koeverden, datevenwel een beleg van twee maanden doorftondc, en van andere verfterkte plaatfen te verzekeren. Nu geraakte ook Groningen , na zoo dikwerf van Heer veranderd te zijn, onder de heerfchappije van Keizer Karei. Den tienden van wintermaand , werdt een verdrag van vrede tusfchen hem en HertooKarei van Gelder gefloten, welks voornaamlte punten waren : de Hertog zou afzien van de verbindtenisfen met Frankrijk, Holflein, dat Den t» Septciu'j* Aanmerkelijk verli-ag tnsclien dca Ceizer en Hertog varel van  ■3o4 VADERLANDSCHË XVII. Boek: Gelier, den loUe eember IS3Ö- dat is, den Koning van Denemarken, en alle an' deren ; hij zou hun dit binnen vier of zes maanden te kennen geven, en alle overdragt van zijn Land wederroepen, door hem ten voordeele van iemand, wie hij ware , en ten nadeele van den Keizer, gedaan, en dit zelfde moest ook door zijne Landen gefchieden; de Keizer zou den Hertog beleenen met het Hertogdom van Gelder en 't Graaffchap van Zutfen , voor hem en zijne wettige kinderen , zoons of dochters, onder voorwaarde , dat, indien die ontbraken, deze Landen aan den Keizer vervallen zouden; de Hertog van Gelder zag af van zijn recht op Groningen, Groningerland , Koeverden en Drenthe, met al haar toebehooren, ter'gunde van den Keizer, die hem daar vnnr op eenmaal vijfendertig duizend guldens, binnen een half jaar, betalen zou, en voorts een jaarlijksch inkomen van vijfentwintig duizend guldens geven; de Hertog zou voortaan de titels van Groningen enz. achterlaten , en de Keizer den titel van Gelder niet gebruiken , zoo lang de Hertog of zijne kinderen leefden; de wederzijdfche onderzaaten konden , onder betalinge der gewoone tollen, heen en weder trekken, en tot den eigendom van hunne bezittingen wederkeeren; die van Utrecht zouden hunne goederen , in Gelderland gelegen, te rug krijgen, mits betalende twintig duizend guldens eens, en noch vier duizend guldens voor de Gelderfche knechten ; aan die van Overijsfel werden zekere twintig duizend guldens kwijtgefcholden ; de Zwollenaars konden te Kothem doortrekken zon-  XVII. Boek. HISTORIE. 3°> *■ zonder hinder; de goederen der onderwatert zouden van de eene zijde niet meer belast; worden, dan van de andere; een .ieder zou zijne oude privilegiën wederom bekomen; ui dit verbond van vrede werden ook begrepen » van de zijde des Keizers , de Kardinaal Bisfchop van Luik , de Bisfchoppen van Keulen «n Munder, de Graaven van Oldenburg,, Oostfriesland en Tekelenburg , en van s Hertogen zijde, de Heer van Lingen» of Linden > en Jonker Balthazar Heer van Efen en Witmund; de gevangenen , die noch niet gelost waren, zouden in vrijheid gedeld worden 5 gefchiedde 'er iets tegen dit verbond * aaarom zal het niet gebroken worden, doch dé gefchillen zullen door onderlinge khikkinge * of door goede mannen, beflist worden ; dit verdrag zou , binnen een' bepaalden tijd , door den Hertoge van Gelder en de Landvoogdesfe bezegeld en bezworen , als mede door den Keizer goedgekeurd worden. De inhoud van dit verdrag is te aanmerkelijk , vooral in deszelfs gevolgen, om niet wat uitvoeriger , hier, gemeld te worden. Uo«£ rekende men, in dien tijd, hetzelve van zoo groote aangelegenheid , dat het , reeds den zeventienden van wintermaand , te Leeuwarden , plegtiglijk afgekondigd wierde;_mee bijvoeginge, dat van nu voortaan alle vijandfchap, tweedracht en oorlog , tusfchen den Keizer en den Hertoge van Gelder 4 ophouden zou , en dat niemand der onderzaaten van den Keizer iets tegen dit verbond van vrede ondernemen mogt, onder bedreigiftge* Van anders als een vredebreker gtttrarTI* II. Deel. V' m"'  S'ofj VADERLANDSCHE XVII. Boek zullen worden. Van den R. izer, die wel te vre« den was met deze nieuwe aanwinst en uitbreidinge van zijn gebied, hadt men niet te wachten , dat hij dit verdrag zou fchenden. De Hertog van Gelder kon nu niet anders, dan 'er in berusten , en zijn fpoedige dood verhinderde hem, gelijk in 't vervolg blijken zal, zijn verlies door wapenen en magtige verbindtenisfen te herdelJen. George Schenck kreeg, tot erkentenisfe van zijne dienden en oorlogsbedrijven , niet alleen het Madhouderfchap over Groningen en de Ommelanden, welke waardigheid hij aldaar, zoowel als in Friesland en Overijsfel, bleef bekleeden tot zijnen dood toe, in 't jaar 1540 voorgevallen , maar werdt ook door den Keizer beleend mee hec flot te Wedde, nevens de landen, dorpen en heerlijkheden van Westerwoldingeland en Bellingwolde. Dus zag de Friefche Stadhouder zijne dapperheid met eere en voordeel beloond; de Keizer maakte een' fnellen voortgang tot bereikinge van zijn ontwerp, om alle de Nederlandfche Gewesten aan zijne heerfchappije te onderwerpen ; de Hertog van Gelder , die , onder den loozen fchijn van Koning Christiaan den III te willen helpen , de Groningers zocht te overheerfchen, de Hollanders te benaauwen, en den Keizer te benadeelen , leedc zelf aanmerkelijke fchade ; Christiaan de III kreeg, door den oorlog in deze Landen, gelegenheid tot het bemagtigen van Koppenhagen, en om zich in 't gebied over Denemarken te vestigen ; doch de toeleg van den Keizer, om 't Deenfche Rijk aan den Palts- • graave  XVII. Boek. HISTORIE. 3c? graave te brengen , liep vruchteloos af. De vloot, welke daar toe zou hebben moeten dienen , was wel te Vere uitgerust, en lag reeds zeilrede , omtrent het einde van zomermaand; 't vertrek werdt echter vertraagd, alzoo 't krijgsvolk, ten diende des Paltsgraafs geworven , tegen de Gelderfchen gebruikt werdt; midlerwijl kwam Christiaan tot zijn oogmerk, en de hope van Fredrik, om Denemarken te overmeesteren, verdween; ook werden de pogingen van dezen, om het driejaarig beftand met Denemarken , in 't volgende jaar gefloten , en waar bij de Nederlandfche koophandel zoo veel belang hadt , geheellijk verijdeld. Wie den gantfchen famenloop van alle deze gebeurtenisfen met een aandachtig oog befchouwt, zal gereedelijk toeftemmen, dat de uitkomst niet altijd beantwoordt aan de ontwerpen van menfchelijk vérnuft en fchrandere ftaatkunde , en dat de lotgevallen van Volken en Vorsten door Hem , die de weereld regeert, mee wijsheid en vrijmagt beftierd worden. £IJfOE FAN MET TWEEDE DEEL,