VERKORtÉ VADERLANDSCHÉ HISTORIE DERDE Ü E Er Ir-   D E VADERLAXDSCKE HISTORIE VAN DEN H E E ?v E J. W A G E X A A R , VERKORT, En se: lesrzsi-e n_r2:k!-;er. :cri feer Nederlizi.jiie JEUGD, • CITGEGE723 OOC2 J. W. TE WATER, Jf.-.v.V.'V--' ;'- Z:£;iU:-d':;:S -:: "■. -'='. ":; C '. '."«- DERDE DEEL. Bij j. de Gioot, G. Warxxrs, S. en j. Lcchtiiahï, a. en P Blus$é, en V. vav per Puats. MDCCXCTIU   VOORBERICHT. Dit: deel der verkorte Vaderlandfche Hiftorie behelst een tijdvak van niet meer dan zesendertig jaaren, doch gebeurtenisfen, welke, voor een goed deel, van 't uiterfte belang zijn, en der Nederlandfche Jeugd nooit genoeg konnen ingefcherpt worden. — Wat mij bewogen hebbe, om eenige gefchiedenisfen, door den uitmuntenden Wagenaar of alleenlijk aangeftipt, om dat hij zich inzonderheid bij Holland bepaalde, of onaangeroerd gelaten, bij gebrek der toen ontbrekende gedenkftukken, een weinig uitvoeriger te verhalen, is reeds in 't Bericht voor 't tweede deel gezegd. Weetgierige Jon-  VOORBERICHT. Jongelingen zullen, naar ik vertrouwe, mij dit niet ten kwaade duiden. Voor anderen, die reeds gefchiedkund'g zijn, is dit werk in 't geheel niet beftemd. — Indien moedwillige traagheid dit ftukje zoo lang hadt doen achterblijven, zoude ik 'er gaarne verfchooninge over verzoeken. Ik kan niet beloven , doch verlange zelf, met het vervolg fpoediger te voorfchijn te komen. 'Dit durve ik verzekeren, dat ik mij der kortheid, voortaan, zeer bevlijtigen zal. leijden, den tienden van louwmaand des jaars mdccxcviii. VER,1  vêrkörtë Vaderlandsché HlSTORlËa ACHTTIENDE BOEK. De Nederlanders ondervonden, federt een* geruimen tijd , en ook nu, .dat aanhoudende oorlogen , binnen en buiten 's lands gevoerd, zwaare geldheffingen ten gevolge hebben, en de bronnen van welvaart voor een handeldrijvend volk doorgaans floppen; dat inwendige beroerten niet minder nadeeiig zijn ^ dan uitheemfche oorlogen,- en dat een vrede, door nooddwang gefloten, zelden beftendig blijve. De gebeurtenisfen , in dit boek voorkomende, zullen 't gezegde bevestigen. De Kamerijkfche vrede was te gunftig voor Keizer Karei geweest, dan dat de Koning van Frankrijk zich daar mede op den duur kon vergenoegen. Welhaast ('meukte het oorlogsvuur , en brak ten laaiden mee ge weid uit. De betrekking der iNederlanderen op den Keizer deedt hen deelen in dien krijg. De inval des Graaven van Nasfau in Pikardije beüiste niets ten voordeele des Kei gers, en de hulp, hem door de Hollanders en Zeeuwen ter zee bewezen , bragt dezen lil. iüÊ£i>. A Lan- Oorlog tutfehea Karei den V. ea Franco is den l. '53&. De Ned-rlandergworden 'erin betrokkeü.  a VADERLANDSCHE . XVIII. Boek. Gelderiche oorlog. Neemt een eiiïJe. D? Frinfchen vallen in de Neder'anden. Onder. fcheiden beden. Lande geen heil aan. Vielen hun eenige Franfche ichepen in handen , zij leden ook merkelijk verlies op zee , dat noch grooter geweest zou zijn , zoo niet de haringvisfeherij, geduurende den oorlog , vrij verklaard geworden, was. Vermits de Keizer bijltand in Holland en Zeeland zocht, was 't niet vreemd, dat Koning Franeois , om den Keizerlijken aanhang hier de handen vol werks te geven, de Gelderfchen in 'c fpel deedt komen. Van hier die oorlog tusfehen de Hollanders en den Hertoge van Gelder, in 't voorgaande boek gemeld : een oorlog , waar uit de Staaten van Holland, nu ontbloot van volk en geld, voor zich geen heil verwachten konden. Waarom zij aan Floris van E<2;mond , Graave van Buuren , voor 'c bewerken van den vrede tusfehen Holland en Gelder , volgens hunne belofte , een eerlijk gefchenk gaven, wel begrijpende, dat eene erkentenis van ruim zes duizend Filipsguldens niets was , in vergelijkinge der onkosten van een' flependen oorlog. De voorwaarden van den vrede met den Hertoge van Gelder, en de inval der Fran* fchen in de Nederlanden, die, in lentemaand des jar.rs 1537, in Artois kwamen, en 't beleg voor Hesdin floegen, gnven aanleidinge tot het doen van verfcheiden beden, zoo aan Holland, als aan de algemeene Staaten. Zij werden, vroeger of later, geheel of ten deele , met of zonder beding, ingewilligd. De Brabanders en anderen , die , ten dezen tijde , meest gevaar van de Franfchen liepen, toonden zich aanftonds bereid tot het op- bren-  XXXV. _ xxxvi.   XVIII. Boek. HISTORIÉ* 3 brengen van geld , ter gemeene befcherminge der Nederlanden , die , naar hun gevoelen , maar één lichaam uitmaakten, waar van de Keizer het hoofd was. Elders, bijzonderlijk in Holland en Friesland, kwam men fchoorvoetende tot onderftand des Keizers in geld. De Hollanders befloten 'er toe , liever dan de- invoeringe van algemeene excijnzcn over 't gantfche Land , óf de belastinge op elke fchoorlleen, door de Landvoogdesfe voorgeflagen, te willen goedkeuren. Hief uit, vreesden zij , zou opftand onder de arme ingezetenen , reeds door den oorlog en gebrek van handel uitgeput l geboren worden. Zij bewilligden in de onderfcheiden beden , mits de Landvoogdes' aan die van Holland vrije kabbeljaauw- en haringvisfcherije, en onbelemmerde vaart naar de Oostzee bezorgen zou , en dat een gedeelte der beden, waar toe elk, zonder ohderfcheid van geestelijken of weereldlijken , edelen of onedelcn, het zijne behoorde bijtedragen , belteed wierde ter betalinge der geldfomme , aan den Hertoge van Gelder bij 't laatfte verdrag beloofd. Hier bij hadden de Hollanders groot belang. Zij kenden den woelzieken aart van Karei , die zich , op nieuw, ontdekte in den verradelijken aanflag op Enkhuizen ; die echter mislukte , en de trouwloosheid van den Hertoge meer openbaar maakte. De bekommering voor bultenlandsch geweld verminderde merkelijk * zoo door het beliand met Denemarken, dat de vaart op de Oostzee in veiligheid ftelde, hoewel de visA 2 fetrerij Aanflag der GelderfcheaDP Enk» ttiiizei. Berfand met DeneJ marken^  4 VADERLANDSCHE XVIII. Boek. to mot Frankrijk, den 15 ]unij. Verten** g'm« van •x NedcrStictit me Holland, onder 66nen Stadhouder. fcberij niet kon gefchieden zonder vrijgeleibrieven, als dooreen beltand van tien maanden met Frankrijk, waar toe de Landvoogdes ook haare pogingen aangewend hadt, en dat, in 't volgende jaar, in een beftand voor tien jaaren, en, federt, in een'altoos duurenden vrede veranderd werdt. Het mondgefprek van Keizer Karei met den Paus , in 't jaar 1536 te Romen gehouden , kan aanleidinge tot de verlanginge van 't beftand gegeven hebben , gelijk de mondelijke onderhandelingen van Keizer Karei en Koning Francois een' beftendigen vrede ten gevolge hadden : eenen vrede, die ook voor de Nederlanden belangrijk was , te meer , om dat de binner.landfche rust veelzins gefloord werdt, en men niet langer geld kon vinden tot het voeren van een' oorlog , waar uit de ingezetenen in 't algemeen nooit eenig voordeel te wachten hadden. Hoe hooger de grootheid van den Keizer klom, zoo veel armer moesten zij worden , en meer afhangelijk van zijne willekeurige heerfchappije , ook ten opzichte van hunne Godsdienftige begrippen. Onder alle de gemelde oorlogzuchtige woelingen, vergat toch de Keizer nooit, zijn gebied over de Nederlanden uittebreiden , en zijne aanhangelingen daar toe te doen medewerken.. Na dat hij, in 't jaar 1534, Georgius , Graave van Egmond , tot Bisfchop : van Utrecht aangefteld hadt, kreeg de vereeniging van 't Neder-Sticht met Holland , onder éénen Stadhouder , haar vol beflag. De Hollanders hadden , federt een' geruimen tijd , hier op fterk gedrongen ; de Keizer ver-  XVIII. Boek. HISTORIE. S verleende, omtrent het einde des jaars 1531. daar toe verlof; die van Utrecht voorfpelden 'er zich niet veel goeds van ; de zaak werdt echter nu voortgezet, en, wat later, tot ftand gebragt. De Keizer verklaarde , bij een' openen brief, dat hij, uit zijne rechte wetenfchap , gezag en volkomen magt, de Stad en 't Land van Utrecht, aan deze zijde van den IJsfel gelegen , voor altoos aan Holland verbonden wilde hebben,-om door een' en denzelfden Stadhouder beftierd te worden. De Staaten van Holland en Utrecht zouden, voortaan, gelijkelijk befchreven worden. Men zou , wederzijds, uit elkanders Landen mogen bannen; doch de vonnisfen desRaads van Holland zouden niec in Utrecht, noch die des Raads te Utrecht ter uitvoeringe in Holland gelegd mogen worden, zonder wederzijdsch verlof. De Hollanders hadden gaarne gezien , dat hec geheele rechtsgebied over 't Sticht aan den Raad van Holland onderworpen was geworden ; doch de Keizer , die hier in voor zich en 't gezag van zijnen Stadhouder geen grooc belang zag, en 't misnoegen der Utrechtfchen niet vermeerderen wilde , fcheen 'er niet toe te konnen befluiten. 'T kan zijn , dat hij daar van wederhouden is,zoo door de vruchtelooze pogingen der Landvoogdesfe , welke alle de Nederlanden als tot één lichaam hadt zoeken te maken, als door de nadrukkelijke tegenkantingen der Staaten en Kerkdijken in Friesland: van welke dingen in 't flot des voorgaanden boeks gefproken is. Midlerwijl zag men in Gelderland nieuA 3 we Twist ia Gelder-  6 VADERLANDSCHE XVIII. Boek. land tusfehen den Hertog en deataaten. Sehikkisg •wegens d cpvolginge in Gel «Ierland. we gefchillen rijzen. Onaangezien Hertog Karei, niet lang geleden , een pkgtjg ver: drag met den Keizer gefloten hadt, poogde hij de Staaten van dit gewest te bewegen , om den Koning van Frankrijk voor Heer aantenemen, en aan hem, van 'sKonings wege ,' hulde te doen- Die trouwlooze voorflag mishaagde den Staaten , wel bevroedende , hoe gevaarlijk dit ontwerp, uiteen' onverzoenelijken haat tegen 't Huis van Oostenrijk gefmeed, voor de Gelderichen worden kon , die bijna befloten lagen tusfehen de Keizerlijke erflanden, terwijl de Koning van Frankrijk te ver van de hand was , om hen, was *t noodig , behoorlijk te befcherroen. De verfchillende denkwijze van den Hertoge en de Gelderfchen veroortaakte e^n' binnenlandfchen oorlog. De fledeiingen verwoesteden 's Henogen floten , en namen Oostenrijkfche of Kleefiche bezettinge in. De Hertog liep de Vel uwe af; Men kwam evenwel, eenige maanden later, tot een vergelijk, en maakte ook fchikkirgen over de opvolginge .in Gelderland. De Staaten zagen liefst, dat hst Hertogdom van Gelder en 't Graaffchap ' van Zutfen kwamen aan Wiilem , zoon van jan , Hertoge van Gulik en Kleve ; zij nood^ zaakten zelfs Hertog Karei, om , reeds bij zijn leven , de verdediginge van die Landen aan den Hertoge van Gulik en deszelven zoon afcertaan , onder den titel van Schermheer. Hertog Karei werdt eenigermate te Vreden gefield met de toezegginge vrn bepaalde geldfommen. De Staaten bedongen, dat de Hertogen voortaan , buiten hunne bevvilli- gio-  XVIII. Boek. HISTORIE. 7 ginge, geen oorlog aanvangen en geen vrede maken mogten. Welke en andere punten begrepen waren in 't verdrag, tusfehen de twee Hertogen , Willem van Gulik , en Bannerheeren , Riddcrfchap en Steden van Gelder cn Zutfen, den zevenentwintigften van louwmaand des jaars 1538, gefloten en bezegeld. Hertog Karei overleefde zijn hartzeer weinige maanden , en overleedt te Arnhem , terwijl men bezig was met de inhuldiginge van Willem van Gulik. Zoo diep vernederd was de uitgang van den trotfehen Karei, wien niemand van zijne weldenkende tijdgenooten te rug begeerde. De meeste Gelderfehen waren hem lang moede. De Hollanders en anderen , met welken hij omtrent vijftig jaaren in oorlog geweest was, verloren aan hem niets, dan een'lastigen nabuur. De Keizer zag zich verlost van een' vinnigen vijand van zijn Huis, en hoopte nu op een volkomen bezit van 't Hertogdom en Graaffchap, waar toe hij echter eerst na verloop van vijf jaa r?n gekomen is. Da Landvoogdes fchreef wel aanflonds, na 's Hertogen dood, aan de Gelderfehen, o n 'sKeizers recht op die>leerlijkheden te doen gelden ; doch de Hertog van Lotharingen verdedigde, ten zelfden tijde, zijn erfrecht. De Staaten toonden zich ongezind, om één' van beiden als Heer aantenemen. Indien zij hier in ter goede trouwe handelden , zekerlijk niet met voorzichtigheid ; gelijk de uitkomst leerde. Omtrent dezen tijd, onthielden z;ch te Bazel twee welbekende Nederlanders, de beroemde Erasmus en de beruchte David Jorifz. de A 4 Ko- Hertog Karei van Gelder fterft, den 30 Jnnij Verfchil over de opvolginge in Geltier en Zutfen. Erastmu fteri't se  $ VADERLANDSCHE XVIII. Boek, J5»m1, de !» I-ij t.even en dood van den Delf: ^clien dweeper David Jo rifz. de 3£oman. 'Koman. De eerfte ovërleedt in die fbd, den elfden van hooijmaand des jaars 1536,611 liet een' onfterfelijken naam na. Na verloop van juist 260 jaaren, wanneer ik dit fchrijve, is zijne achting niet minder geworden , dan bij zijn leven. Elk bewonderde en eerbiedigde hem. De Staaten van Holland befloten, in oogstmaand des jaars 153a, hem een juweel van grooee waarde , ten bh'jke van hooge achtinge, te fchenken. Degantfchebefchaafde weereld betreurde zijnen dood. Het tegendeel hadt plaatfe omtrent David Jorifz.^ . een dweepziek warhoofd, door niemand geacht, dan door de Munfterfche Herdoopers, . die hem voor een' waaren Profeet hielden.' De rtrenge plakaaten, in 't jaar 1539 tegen hem en foortgelijken in Holland afgekondigd, deeden hem uit dit Land wijken , en, zich, eindelijk, met de woon te Bazel nederflaan: waar hij, als een aanzienlijk Heer, die om den Godsdienst uit Holland vertrokken was , in ruimen overvloed leefde. Om niet ontdekt te worden en zich geacht te maken , liet hij zich Jan van Brugge of van 'Binningen noemen , gedroeg zich befcheiden , deftig en weldaadig , en woonde de Godsdienltige bijeenkomllen der Zwingliaanen naaiftiglijk bij. Indien zijn hart en wandel ten dezen tijde niet aanmerkelijk beter waren , dan voorhenen , moet hij de konst vin veinzen wel verdaan hebben. Zijne vijanden , ten minnen, befchuldigden hem van een los en wellustig levèn. Van hier het Delftfche fpreekwoord 1 een David Jorifz. leventje leiden. Anders betuigde hij zelf, de.  XVIII. Boek. HISTORIE. 9 de zijnen geduuriglijk te vermanen tot verzakinge van zondige lusten, en tot oefeninge van allerleije deugden , met naame tot gehoorzaamheid aan de Overheid. Ouk beroemde hij zich , dat hij het zwaard , tot bloedvergieten gemaakt, onder de Herdoopers hadt doen nederleggen, en dus groote bloedftorcinge, moord, brand en verderf van veldvruchten door 't gantfche land voorgekomen. Indien hij de waarheid fprak, was hij een vijand der woestheid , hem door an deren aangetijgd, en waar van de bezadigde Herdoopers afkeerig waren. Zeker is 't, dai de Wethouders van Bazel, omtrent drie jaaren na zijnen dood , zijn lijk lieten opgraven, en, nevens zijne beeldtenisfe en boeken, door beuls handen , op de gewoonlijke ftrafplaatfe , tot asfche verbranden. Zult hard vonnis zal men moeten toefchrijven aan den geest van dien tijd, al ware het ook, dai hij alle die vreemde en Godslasterlijke leeringen , hem toegefchreven, doch door hem ontkend , bij zijn leven gedreven hadde. Voor 't overige, verdienden zijne dweepaclv tige gevoelens befpottinge; en zijne dwalende begrippen , betreffende een duizendjaarig Rijk van Christus op aarde , de werkinge vari den duivel, de noodeloosheid van den doop. omtrent volwasfenen zoo wel als omtreni kinderen, moesten met bondige redenen we derlegd , maar niet in zijn ontzielde lichaam zoo fmaadelijk geftraft worden. De dwaling laat zich nooit verbranden, en de waarheid wil door vuur of zwaard niet voortgeplani worden. A 5 Dt Hij fterf» tc Bazel, den 26  jo VADERLANDSCHE XVIII. Boek; 1539- Oorlog tegen de Turken. Geïant- fchap naai Spanje. Het ge. fchenk aai Vrouwe Maria verhoogd. Haare rel ze door de Neder landen > in lulij 1539* De aanhalig van dien Delfcfchen dweeper veroorzaakte wel eenige onruste in de Nederlanden, doch men werdc, hier, veel meer bekommerd door de ondernemingen van den Keizer en de Landvoogdes fe. De Keizer wilde de Turken beoorlogen , en hier toe eene talrijke vloote in zee brengen; welke, ten deele , uit Nederlandfche fchepen beftaan zou. Eik begreep , dat de koophandel , op nieuws , een merkelijk nadeel te wachten hadt. Gelukkig was 't, dat 's Keizers voornemen geen voortgang kreeg , en dat hij , eerlang, een befland met den Turkfchen Keizer trof. Van erger gevolg was de toeleg der Landvoogdesfe en van haare aanhangers. Zij vermaande de algemeene Staaten , om, door een plegtig gezantfchap naar Spanje , den Keizer den rouw te beklagen over 't verlies van zijne gemaalinne. Men was 'er niet overal even gereed toe. Op aandrang van den Stadhouder, befloten de Staaten van Holland tot het begeerde gezantfchap , doch waren ongezind, om bij den Keizer aantedringen op zijne komfce herwaards. Dit oordeelden zij onnoodig , en den weg tot nieuwe beden te zullen banen. Hun befluit, tot verhooginge van 't gefchenk aan de Landvoogdesfe met tien duizend guldens, was haar aangenaam, doch zij begeer,de meer. Ter bereikinge van haar oogmerk, doorreisde zij Brabant, Zeeland, 't Sticht en Holland. Haare tegenwoordigheid in den Haage verhaastte de bewilliginge der Staaten in de buitengewoone bede, in herfstmaand des voorgaanden jaars gedaan , hoewel  XVIII.Boek. HISTORIE. u wel onder eenige voorwaarden, belangende de wijze van beralingc, de vrije vaarc oosten westwaards, en de afdoening van 't verfchil over 't verleer.eri van vrijgeleibrieven aan de visfchers, welk recht Adolf yanBourgondie, als Admiraal der Nederlanden, zich toegeëigend hadt,-tegen 't genoegen der Staaten van Holland, die reeds vroeger, onbewimpeld en op 't nadrukkelijkfte., verklaarden , dat zij onder den Heere van Beveren niet Honden. De Landvoogdes zou haare reize. door de Nederlanden, verder voortgezet hebben, zoo niet eene hevige beroerte te Gent haare nabijheid noodzakelijk gemaakt hadt. .Het misnoegen derGentenaaren nam zijnenoorfprong uit de wijze, waar op de Landvoogdes en de Keizer hen dwingen wilden tot het dragen van hun aandeel in de buitengewoone bede des jaars I536, en andere belastingen. Naderhand, wilden zij ook niet verilaan tot de verpachtinge der ftedelijke excijnzen, en hielden eenige Wethouders verdacht, dat zij deze en gene privilegiën verdonkerd hadden. Toen hoorde men onredelijke eisfehen; de onituimigheid klom ; men floeg voort tot verfoeijelijke muitzucht en ongehoorde wreedheden. Alle de pogingen der Landvoogdesfe en des Stadhouders van Vlaanderen waren ongenoegzaam , om de beroerte te itillen. De Keizer, hier van verwittigd zijnde, kwam door Frankrijk naar de Nederlanden , fpoedde zich naar Gent, en maakte weldra een einde van den geweldigen opftand, doch op eene wijze, welke voor de Gentenaars hoogst na- jeweldfre bcroer:c te Gent. I54Q- De Keizei komt naar deze Landen , en tc Gent. Hij ftilt den op« ftand.  ia VADERLANDSCHE XVIII. Boek. Inhoud van 'c Keizerlijkevonnis tegen de Gentenaars. nadeelig eh zeer vernederende was. Het Keizerlijke vonnis, in 't einde van grasmaand afgekondigd , behelsde de volgende punten : onder de leden van Vlaanderen zal voortaan, ook in 't fluk van belastingen, overflemming ftand grijpen , en Gent, gelijk alle andere Heden, moet zich naar de meerderheid voegen; de Graaf behoeft alleen bij eede te beloven , dat hij de fchikking, door den Keizer op de regeeringe gemaakt, zal nakomen; de Gentenaars , als fchuldig aan de misdaad tan gekwetfre majefteit, hebben alle voorrechten, lijf en goed, met naame hunne wapenen , verbeurd ; behalven hun aandeel in de beden van vier tonnen fchats, moeten zij den Keizer tot boete betalen honderdenvijftig duizend guldens eens, en jaarlijks zes duizend guldens, voor altoos; de gantfche Wethouderfchap en omtrent vier honderdenvijftig andere ingezetenen, ter benoeminge des Keizers, zouden in linnen kleedinge , met eenen ftrop om den hals, ter aarde liggende, voor zich zeiven en de gantfche gemeente , om vergiffenisfe moeten Imeeken, welke hun als dan vergund zou worden, met uitzonderinge echter van de gevangenen en voortvlugtigen. Dit geftreng en fmaadelijk vonnis, roet de daad ter uitvoer gebragt , toonde den Nederlanderen in 't gemeen, wat zij te wachten hadden, indien zij zich tegen den Keizer durfden verzetten, en hunne oude vrijheden en bezworenvoorrechten met kracht verdedigen. Niet minder kon 't gedrag van de Gentenaars hen leeren, hoe gevaarlijk het zij, of zich op verdichte en kwalijk begre- pene  XVIII. Boek. HISTORIE. »3 pene privilegiën te beroepen, gelijk zij gedaan hadden , of wettige vrijheden op eene onbedaarde wijze voorteftaan. Toen Gent in ruste gebragt was, vertrok de Keizer naar Zeeland en Holland. Weinige dagen na zijne komlte in den Haage , liet hij eene gewoonlijke bede van honderd duizend guldens 's jaars, voor zes achtereenvolgende jaaren , van de Staaten eisfchen. Men raadpleegde hier over ter dagvaart, in den Haage en te Haarlem in oogstmaand gehouden, en waar bij nu ook de Bisfchop van Utrecht tegenwoordig was. Deze keerde fpoedig naar 't Sticht te rug , om den Keizei aldaar te ontfangen. Nergens ontzag mer eenige onkosten , om dien Vorst blijken var eerbied te geven. Sommigen vernederder zich te diep , hem te voet vallende. Zijn* tegenwoordigheid veroorzaakte, dat, na de ze en gene tegenflribbelingen , de gevor derde beden ingewilligd wierden: waar to< Dordrecht en andere groote lieden , me naame Amfterdam, te eerder befloten , on dat zij zich vleiden met de Keizerlijke gun He in 't beflisfen van zeker verfchil, ove; 't Stapelrecht te Dordrecht, tusfehen dez< en andere Heden ontflaan , en waar over d< Keizer, in dit jaar, uitfpraak deedt, mees overeenkomftig met 't gene Hertog Filip van Bourgondie, in de jaaren 1453 en "457 uitgewezen hadt. Zoo dra de Keizer zijn oogmerk in Hol land en Utrecht bereikt hadt, begaf hij ziel naar Breda, en keerde naar Brusfel te rug In de eerstgemelde Had werdt hij deftig ont haal Reize de* Keizers door Zeeland,Holland en Utrecht. Zij bragt gee-i voordeel aan. I : VerfcMl gver 't 1 Stapelrecht te .Dordrecht. : > » i 1  ï4 VADERLANDSOHÈ XVIlI. Boek. R. de Caalon, zoon van Hea~ rik, GraaVe van Nasfau, Vordt Stadhtmder van Holland, enz. Da Graaf van Hoogltratenfterft. den a April 1540, de Graaf van Buuren, den S4 Ofl. 1539, en Adolf van Bonrgon«lie , den 7 i?ec, IJ40. Lastbrief v«n den nieuwen Stadhonder. haald door René de Chalon, Prinfe van Oranje, die nu Héér van Breda was , en , in herfstmaand des jaars 1540, door den Keizer aangeileld werdt tot Stadhouder Generaal over Holland, Zeeland, Westfriesland, Uitrecht, Voorne en den'Briele, in plaatfe van Anthonij van Lalaing , Graave van Hoogltrncen, onlangs overleden. Deze hadt den Keizer, achttien jaaren lang, getrouwlijk gediend. Zijn verlies trof den Vórst, zoo wel alsde dood van Floris van Egmond, Graave vanBuuren, Kapitein Generaal over alle de Nederlandfche gewesten, en van den Admiraal , Adolf van Bourgondie, Heere van Beveren en Vere. Wat de Keizer in hun verloren hadt, vondt hij ten deele weder in hunne zoons, Maximiliaan van Bourgondie, en Maximiliaan van Egmond ; en in René de Chalon , hoewel thans naauwlijks tweeëntwintig jaaren oud , kon de Keizer , met recht , eenen grooten ftaatsman en krijgsheld bewonderen. Van hier, dat hij in hem een onbepaald vertrouwen Helde, en hem magt gaf, om, waar het noodig zijn zou , de Burgemeesters, Schepenen en de Wet te vernieuwen , gelijk van ouds , als mede, om in de Heden en fterkten wacht te doen houden, en de Staaten tot 'sLandsverdediginge en beveiliginge te doen befchrijven. Deze laatfle bijzonderheid, in den lastbriefvan Chalon geplaatst, was zeer bedenkelijk. Het was den Staaten van Holland , echter, tot genoegen, dat hij, hier, zijne vaste woninge verkoor, en ter pleitrolle van den Hove zittinge nam. Eer  XVIII. Boek. HISTORIE. 15 Eer de Keizer de Nederlanden verliet, i deedt hij de algemeene Staaten te Brusfel be \ fchrijven, onder anderen , om eene ordon-' nantie op 's Lands regeeringe te hoorenaf-| kondigen, gelijk ook naderhand in de bij - < zondere Landfchappen gefchiedde. Zij was bijna van gelijken inhoud met die van den jaare 1531 , en hadt ten gevolge een nieuw plakaat tegen de onroomfchen , omtrent welken.de Keizer voortaan geen de minfte oogluikinge wilde gebruikt hebben. Niettegenfhande de lïijfzinnigheid des Keizers op 't ftuk van Godsdienst en geld, wist hij evenwel in fommige gevallen toegeeflijkheid te gebruiken, vooral op aanzoek der Staaten van Holland, bij wier goedwilligheid hij groot belang rekende, als 't op geld geven aankwam. Uit dien hoofde hieldt hij de beflisfinge van 't gefchil, of de Admiraal bevoegd was tot het geven van vrijgeleibrieven aan de onderzaaten van Holland, zoo lang flepende, als hij kon. Hij oordeelde het even weinig van zijn belang den algemeenen Admiraal, Adolf van Bourgondie , en naderhand deszelfs zoon Maximiliaan , in 't ongelijk te ftellen , als het ongenoegen der Staaten van Hólland en van den Stadhouder optewekken. Om die reden, fchijnt de Keizer zijne ordonnantie op 't ftuk der Ad miraliteit meest gefchikt te hebben naar den inhoud van 't plakaat, door Maximiliaan er Filips in 't jaar 1487 vastgefteld. Alleenlijk werdt 'er, nu , betering van de vonnisfer des Admiraals aan den grooten Raad te Mechelen toegelaten, en van 't rechtsgebiec pvei ilgemeoJ e ordona.itie op i Laads cgeerine, den 4 )&, 1540. Gefchil tusfehen den Admiraal en dea Stadhouder van Holland, eer *t verleen ca van vrijgeleibrieven. l i  16 VADERLANDSCHE XVIII. B Twilt Over 't Terlofgek op 't UitgaandeJtoren, ir de jaaren 154° »54-. over onbeheerd weggedolven goed, voorhenen aan den Admiraal opgedragen , niets gerept. Voor 't overige verklaarde de Keizer .j gelijk Maximiliaan gedaan hadt , dat men, bij deze ordonnantie, niet verltondt eens anders recht te verkorten , mrar dat elk zijne rechten , zonder zwaarigheid * zou mogen gebruiken. Op grond van deze verklaringen gaf de Prins van Oranje, als Stadhouder en Kapitein Generaal, veele beitel en vrijgeleibrieven uit; en deedt de Admiraal insgelijks pogingen , om rechtsgebied over zeezaken in Holland te oefenen. Over dit laatfte punt liet de Keizer den Stadhouder en Admiraal wijders twisten, zoo lang zij konden, dat is, tot den dood des eerden, wan» neer de laatfie, bij de waardigheid van Admiraal , ook het Stadhouderfchap van Holland bekwam. Een ander bewijs van 's Keizers toegeeflijkheid ontdekte zich in de vereffeninge van 't gefchil over 't verlofgeld op het uitgaande koren. Weinige jaaren geleden , was hetzelve, in Holland, meer dan eens ingevoerd, en ook wederom afgefchaft. De groote verlegenheid om geld deedt den Keizer befluiten, om dit verlofgeld nu op nieuws te vorderen. Ditvondt, in Holland , hevigen tegenlland, uit aanmerkinge van 't nadeel voor den koophandel in verlcheiden lieden , vooral te Amfterdam. Men bcfloot, de noodige vertoogen hier over, door afgevaardigden uit de Staaten, aan de Landvoogdesfe te doen. Dit gefchiedde, met voorweten en goedkeuringe des Stadhouders , den vijfentwingtigflen van Iouv?«  XVIII. Boek. HISTORIE. 17 louwmaand des jaars 1541. Zij vertoonden haar, hoe zeer Holland zich , door de betaHnge van 't verlofgeld , bezwaard vdnde ; dat het aanliepe tegen de aloude vrijheid, de gewoonte, het Keizerlijke bevelfchrift in den jaare 1531 , 't belang van den Oosterfchen handel, en de noodzakelijkheid, om Amfterdam niet buiten lïaat té (lellen tot het opbrengen van haar aandeel in de beden. Hier bij voegden zij , dat de Graaven van Nasfau, Buuren en Hoogftraten, niet dan om gewigtige redenen, eenige jaaren vroeger, de affchaffinge van 't verlofgeld hadden helpen bewerken. Deze en andere punten van 't vertoog der afgevaardigden konden de Landvoogdesfe niet bewegen tot vernietiginge , maar alleenlijk tot zekere bepalinge en verzachtinge van 't gevorderde verlofgeld. De Staaten namen ook hier in geen genoegen , en zonden andermaal gemagtigden, die echter bij de Landvoogdesfe, nu ftijf op haar ftuk, geen gehoor konden krijgen. Midlerwijl, hadt men 't verlofgeld beginnen te heffen, bijzonderlijk te Amfterdam, in welke Rad , bij deze gelegenheid, eene geweldige beroerte ontliaan was. De Staaten j vernomen hebbende , dat de Landvoogdes; fchrijvens van den Keizer ontfangen hadt * om de invorderinge van 't verlofgeld , toe op nader onderzoek , te doen ophouden, zonden wederom gemagtigden ten Hove* kregen fommige hovelingen door gefchenken op hunne hand, en poogden de zaak in ftilté aftemaken. Dit gelukte. In lentemaand des volgenden jaars , overhandigden zij der Land111. Deel. B voos-  VADERLANDSCHE XVIII. Boek; Inbreuk op fom«ïige prifilegien. voogdesfe, door den Stadhouder, een nieuw verzoekfchrift, om van 't verlofgeld ontheven te blijven. Zij hieldt zich in fchijn weigerig ; doch verklaarde , eindelijk , dat zij tot de afichaffinge niet komen zou , zoo men den Keizer, in vergoedinge der fchade, die hij 'er door lijden zou, geen vijfentwintig of dertigduizend guldens eens betaalde. Nu was de zaak gevonden. Men befloot ter Staatsvergaderinge , dat Amfterdam een derde deel in de gevorderde geldfomme vooruit betalen zou, en dat de andere twee darde deelen over 't gemeene Land zouden omgeflagen worden. Dus werdt Hulland, in de lente des jaars 1542 , door het wijze beleid en de onverwrikbaare flandvastigheid der Staaten , en door de voorzichtige infchikkelijkheid van den Keizer , ten dezen tijde van 't lastige verlofgeld ontheven. Was de Keizer zoo .onverzettelijk gebleven, als de Landvoogdes , en hadden de Staaten van Holland hunne ltandvastigheid laten varen , het verlofgeld zou ftand gegrepen, en de koophandel een' gevoeligen -flag gekregen hebben: waartegen zij met- geen minderen ijver waakten,dan tegen 't verkrachten van andere 's Lands privilegiën. De poorters van verfcheiden fleden .konden , naar aloude voorrechten , niet meer dan hun lijf en eene bepaalde geldfomme verbeuren \ zij mogten ook nergens buiten Holland in rechten betrokken worden : doch de Graaflijke Amptenaars zochten dikwijls alle goederen verbeurd te doen verklaren, voorai van perfoonen , die om den onroomfchen Godsdienst ter dood ge-  XVIII. Boek. HISTORIE. 19 gebragt waren •, en men trok verfcheiden zaken, die in Holland behoorden afgedaan geweest te zijn, voor den grooten Raad te Mechelen. Men hadt, in Holland, te meer reden, om zich tegen het verlofgeld te verzetten , alzoo de koophandel, buiten dit, bedreigd of gedrukt 'werdt, eerst door de onlusten met de Koningen van Engeland en Schotland , naderhand door den oorlog met Frankrijk. Het verbod van Henrik den VIII aan zijne onderdaanen, om eenige koopmanfchappen in Hollandfche fchepen te laden, hier te lande gevolgd van een dergelijk verbod , ten opzichte van Hollandfche goederen in Engelfche fchepen, bragt merkelijk nadeel toe aan den koophandel; die, met de haringvisfcherije, pok kwijnde door de maatregelen van'tSchotfche Hof, tot dat men overeenkwam, dat de koophandel en visfcherij der wederzijdfche onderzaaten voortaan wederom vrij zijn zou, gelijk voorhenen, en dat men , ter wederzijde , aan de fchippers kort en goed recht doen zou , en de zeeroovers naar verdienften helpen ftraffen. Van erger gevolg was de oorlog met Frankrijk. Koning Francois dacht gegronde redenen en nu eene gunilige gelegenheid te hebben, om den oorlog aan den Keizer te verklaren, en alles te beproeven , om zich met voordeel van denzelven te wreken. Hier toe ftrekte 's Konings verbindtenis met den Hertoge van Gulik, Kleef en Gelderland, vooral met de Koningen van Denemarken en Zweden. Het gevolg hier vari was , dat Koning Francois nu volk werven B 2 kon Onlnstea met EngelandSchotland» en Frankrijk;  ao VADERLANDSOHE XVIII. Boek. Zwairc bede. Bedeniin gen daar tegen in Holland. kon in 't gebied van Hertog Willem ; dat de Zond voor de vijanden van Frankrijk gefloten wierde ; en dat de Zweeden zoo veel zouts , als zij goedvonden , uit Frankrijk halen konden, tot merkelijk nadeel van den Nederlandfchen koophandel. Hier bij kwam eene zwaare bede aan de Nederlandfche Staaten , in louwmaand te Brusfel vergaderd. Van Brabant werden 120,000 guldens geëischt; van Vlaanderen 140,000; van Holland 50,000; van Zeeland. 16,000, en van de andere landen eene fomme naar evenredigheid. Men was in 't algemeen niet driftig met de inwilliginge der afvorderinge van onderltand in gereeden gelde , allerminst in Holland en Zeeland. De tegenwoordigheid der Landvoogdesfe en bekommering voor den inval der Franfchen bragten de Brabanders en hunne nabuuren tot een fpoediger befluit. De Vlaamingen , die 't Keizerlijke vonnis over de Gentenaars noch in versch geheugen hadden , durfden zich niet lang onttrekken. Was Holland, zeiden de Staaten van dit gewest, in zoo groot gevaar van oorlog, als men voorgaf, dan moest men, na 't bewilligen in de jongfte bede , de grensvestingen verlterkt en voorzien hebben, en de benden des Prinfen van Oranje nu op de grenzen van Holland en 't Sticht leggen , maar niet in Artois en Henegouwen. Wijders, vertoonden zij der Landvoogdesfe, dat zij geen kans zagen, om de gevorderde penningen te vinden ; dat de dijken in geen vijftig jaaren in zulken Hechten ftaat geweest waren, als nu dóór de laatfte zwaare ftormen; dat men de visfcherije en zee-  XVIII. Boek. HISTORIE. 11 zeevaart, federt eenigen tijd, hadt moetei misfen, en, zoo 't oorlog werdt, noch ver der zou derven; in welk geval Holland he ellendigfte land van den Keizer zijn zou. De Landvoogdes maakte toen eenige veranderinge in haaren eisch , ftrooide het zaad van verdeeldheid tusfehen de Edelen en groote fteden , wilde de kleine fteden, nu en vervolgens, van de raadplegingen over de beden uitgefloten hebben, tradt met de Edelen en de afgevaardigden der groote fteden afzonderlijk in onderhandelinge, en kwam dus tot haar oogmerk, om den Keizer onderltand van geld te verfchaffen: waar toe de Hollanders, getrouw aan hun woord, zich bereid toonden, zoo dra de oorlog uitberstte. Dit gebeurde in 't midden van dit jaar. De Franfchen bemagtigdenLuxemburg; van waar zij, echter, door den Stadhouder van Holland, wederom verdreven werden. De Koning van Denemarken floot de Zond, nam veele Hollandfche fchepen in beflag, en fcheen een' toeleg op Walcheren te nebben. In Holland was men bevreesd voor een' inval der Gelderfehen, onder 't beleid van Maarten van Rosfem; doch die de wapenen elders henen wendde. De bekommering, welke van alle zijden dreigde , deedt de Hollanders op hunne hoede zijn. Men bezorgde de zeegaten, zoo veel doenlijk was. Oranje zocht zijne landmagt te vermeerderen; doch dit ging bezwaarlijk, wegens fchaarsheid van volk. In Rheenen werden echter twee honderd knechten , en in den Briele vier honderd gelegd. In Westfriesland kregen de huisluiden bevel, B 3 ora i De Franfchen vallen in dc Nederlanden.Vijandlijkhedenvan Denemarken.Vreeze voor vaa Rosfein. De Stad. houder draagt zorge voor Hol« land.  *a VADERLANDSCHE XVIII. Boek. Van Rosfem valt iu Erabant. Cranje 4rekttegen ie Gelder Ichen uit ■ doek met verliet. om zich in den wapenhandel te oefenen, en de naafte fteden te helpen verfterken en bewaken. Ook befloten de Staaten van Holland, bij de Landvoogdesfe te bewerken, dat Oranje last krijgen zou, om hunne grenzen, naar den kant van Gelderland, met zijn paardenvolk, tegen ftrooperijen te dekken. De algemeene bekommering voor de Gelderfehen, in Holland, veroorzaakte eene meer dan gewoone bereidvaardigheid tot het inwilligen van eene nieuwe bede: waar toe men in Zeeland niet zoo gereed was. Naauwlijks was de nood aan 't wijken, of de Hollanders fprongen ook achteruit. Van Rosfem liet, tegen hunne verwachtinge, Holland thans onbemoeid, en trok naar Brabant. De weerlooze ingezetenen der Meijerije van 'sHertogenbosch , op geen vijandlijkheden verdacht, werden door de Gelderfehen overvallen en deerlijk uitgeplonderd , en fbmmige dorpen plat gebrand of gebrandfehat. Te Breda kwam men met den fchrik vrij; doch 't kasteel van Hoogftraten werdt hun, bij verdrag, opgegeven. De Stadhouder, bericht van den voortgang der Gelderfehen ontfangen hebbende, begaf zich naar Breda, om den vijand te keeren , en hem achterwaards te doen wijken. Zijn toeleg , om Antwerpen te verfterken , werdt jammerlijk verijdeld. Het onderfcheppen van den bode, door hem naar die ftad gezonden , de overmagt der Gelderfehen en de list van hun legerhoofd, noodzaakten Oranje, om , met verlies van een groot gedeelte zijner manfehap, een veilig verblijf voor zich binnen Antwerpen te zoe»  XVIII. Boek. III S T O.R I E. »3 zoeken. Kort daarna, liet van Rosfem deze ftad , in naam van den Franfchen Koning, opeisichen, en hij fcheen te konnen verwachten, dat men hem dezelve aanftonds overgeven zou, naardien de nederlaag van Oranje alles binnen de ftad in verwarringe gebragt hadt, en'er, naarmenwil, fommigenomgekocht waren , om Antwerpen aan brand te Heken, en bij verraad overteleveren. De moed, der burgeren, geftijfd door de tegenwoordigheid des Stadhouders van Holland , verhinderde de overgave. Hun antwoord, dat zij van Rosfem meer voor een' knevelaar en fchender, dan voor een' rechtfchapen veldheer, hielden , verbitterde hem niet weinig, doch hadt ten gevolge, dat hij, onvoorzien van grof gefchut , en dapperen tegenftand verwachtende , het beleg opbrak, en mei zijn leger naar Leuven vertrok. De Gelderfehen trokken wel eenig voordeel uit hunnen aanflag op die ftad , doch kwamen 'er niei binnen, en wendden het naar Luxemburg, Hier door fcheen de vreeze voor hunnen inval in Holland te wijken, welke echter wJ dra vermeerderde , en van verfcheiden bekommerlijke onlusten, binnen en buiten deze Landen , daadelijk gevolgd werdt: waai omtrent ftraks nader verflag gedaan zal worden. VER- Antirer- penwordc> door de Gelderfchen,vruchteloos opge* Slicht.  VERKORTE 'JA VADERLANDS CHE HISTORIE, NEGENTIENDE BOEK. 154^- Twist over Gelder en Zutfen , tusfehen Keizer Karei en Hertog Willem *an Gulik. tiet verfchil over h recht op het Hertogdom Gelder en het Graaffchap Zutfen, tusfehen Keizer Karei en Willem Hertoge van Kleef en Gulik, was oorzaak van een' nieuwen oorlog, van groote bekommeringe voor Holland en Utrecht, en van zwaare beden en belastingen. De Keizer alleen vondt 'er zijn voordeel bij , en maakte zich meester van de genoemde Heerlijkheden. In den aanvang twistte men daar over met de penne, naderhand met den dei;en. Hertog Willem bouwde zijn recht, zoo op 't verdrag, in 't jaar 1538, met Karei van Egmond en 'sLands Staaten getroffen, als op zijne afkomfte uit Vorften, die wettige Heeren van Gelder en Zutfen geweest waren ; en hij zondt zijne verdediginge aan de Rijksvorften. De Keizer verzuimde ook niet, een fchriftelijk vertoog, door Viglius van Aijtta van Zuichem opgefteld, op den Rijksdag te Regensburg, in 't jaar 1541 , inteleveren en zijn goed recht ftaande te houden. Men merkte voorai  XIX. Boek. HISTORIE. *5 al aan, dat Karei van Bourgondie, in 't jaar 147a, het rechtop Gelder en Zutfen afkocht aan Arnoud van Egmond , den naailen erfgenaam van Reinoud den IV, en aan Gerard> Graave van Gulik , eene goede fomme betaalde voor den afftandvan 't gene hij op deze Heerlijkheden meende te konnen eisfchen; dat deze afftand door Gerards zoonen en Keizer Fredrik bekrachtigd was; dnt Maria, 'sKeizers grootmoeder, en Filips, 'sKeizers vader, met Gelder en Zutfen waren verlijd geworden; dat Karei van Egmond, die 'er zich meeiter van gemaakt hadt, met den Keizer bij herhalinge overeengekomen was, dat dezelve, na zijn affterven zonder wettige nakomelingen, aan den Keizer komen zouden ; en dat de grootvader en de moeder des Hertogen van Gulik, in meer dan zestig jaaren, geen aanfpraak op Gelder en Zutfen gemaakt, en zelfs de titels dezer Heerlijkheden niet gevoerd hadden. Van den eenen en den anderen kant, maakte men eenige aanmerkingen op dit vertoog ; doch 't verfchil bleef op de Rijksdagen onafgedaan hangen, hoewel niemand onder de Rijksvorllen, uitgezonderd de Keurvorst van Saxen, de zijde des Hertogen van Gulik hieldt. De Keizer fcheen liefst zijn recht door de wapenen te willen verdedigen. Met dit oogmerk vielen de Prins van Oranje en de Graaven van Buuren en Bosfu, met een Nederlandsch leger , uit twintig duizend voetknechten en vier duizend ruiters beflaande, in 't land van Gulik en 't Gelderfche kwartier van Roermonde. Veel voorfpoeds op hunne anderB 5 ne- De Stadhoudervau Holland valt in 't Gu. litfche, en een gedeelte van Gelderland.  20* VADERLANDSCHE XIX. Boek. Hij keert te rug. Vreezc i Holland voor de Gelderfehen. 'Er was geld noo dig, doel moeilijk ti vinden. De Staaten van Holland zochten hulpe bij de Landvoogdesfe, doch zonder merkelijke vrucht, nemingen ziende, zouden zij' het overige gedeelte van Gelderland ook aangetast hebben, zoo niet Hertog Willem de Keizerfchen met eenen vredehandel, eenigen tijd, hadt weten optehouden, en der Landvoogdesfe aangeraden was, aan Oranje bevel te geven, dat hij , om kosten te fparen, en wegens den naderenden winter, een gedeelte van zijn volk verlof geven zou, en met het overige te rug keeren, uitgenomen eene kleine bezet1 tinge te Hensberg. Terwijl de Keizerlijken in 't Guükfche nog bezig waren, werdt Holland met een' nieuwen inval der Gelderfehen bedreigd. Kuilenburg, Vianen en Heusden hadden reeds brandbrieven gekregen, en verding wegens de brandfehattingen met hun gemaakt. Ook vreesde men voor Dordrecht. .Hier waren de Staaten, tegen 't einde van > flachtmaand, door den Stadhouder befchre1 ven , om penningen te vinden tot 'sLands befcherminge Dordrecht wilde aanftonds vijf of zes duizend guldens opfchieten; doch de overige leden wezen Oranje naar de onlangs ingewilligde en ten deele betaalde bede van zestig duizend guldens. Dit bragt hij ter kennisfe van de Landvoogdesfe , welke den Staaten van Holland , bij haar dringende op hulpe tegen de Gelderfehen, antwoordde, dat zij reeds meer dan de helft der gemelde bede hefteed hadt tot betalinge van 't krijgsvolk in Luxemburg, en dat de overige negenentwintig duizend guldens tot befcherminge van Holland konden gebruikt worden. Zij voegde 'er bij, dat zij, dit toeftaande, meer voor Holland deedt, dan zij voor  XIX. Bok. HISTORIE. *7 voor de andere Nederlanden gedaan hadt, die de gevorderde penningen aan haar geleverd hadden. De Staaten hielden zich, inichijn, te vrede met dit antwoord, en belloten tot beveiligingevan Holland, met hun eigen geld alleen. Dan kon men, begrepen zij , met minder recht bij hen aandringen op 't verichaffen van penningen ter befcherminge van de andere gewesten, en op eene gereede inwilliginge der,eerstkomende bede aan alle de Nederlanden: welke eerlang ter dagvaart van de algemeene Staaten te Brusfel gefchiedde. De Landvoogdes deedt hun in 't breede vertoonen den onverwachten inval van Maarten van Rosfem in Brabant , en de groote bekommeringe voor den Koning van Frankrijk ; wijders, dat alle gewoone en buitengewoone beden reeds in den jongften oorlog belteed, en niet toereikende geweest waren,- dat ook de beden , op den ouden voet ingewilligd en opgebragt, nu weinig baten konden,* en dat men, derhalven, genoodzaakt was, andere middelen te zoeken, om penningen te vinden. Zij floeg tot dat einde voor, ten eerfien, het doen betalen van den honderdllen penning der koopman fchappen , die buiten 's Lands gevoerd worden, ten anderen, den tienden penning der inkomilen van alle vaste goederen en renten, en eindetijk, den tienden penning van de jaarlijkfche winst der koopluiden. Het kon niet anders, of zulk een voorflag moest den Staaten der meeste gewesten, vooral van Holland, uit hoofde van 't nadeel voor den koophandel, hoogstbcdqnkelijk voorkomen. Veiligst was 't, oves Voorflag Ier Land. yoogdeafe lan de al* Temsene Staaten, toe het heffen van een' honderdftenpenning van de uit* gaande koop'.vaaren, en van een* tienden penning, zoo der inkomilen , alt der winllen.  *8 VADERLANDSCHE XDC.BoEk. *543- Pogingen der Staaten van Holland tegen de honderdflea penning. Misnoegen der Landvoogdesfe^hier over. De Staaten bewilligen, eindelijk, met over dit voorftel ter dagvaart veel te raadplegen , het befluit te verfchuiven, en afcewachten , wat de overige Landfchappen zouden goedvinden : om 't welke te ontdekken , de Staaten van Holland hunnen Advokaat, Aert van der Goes, te Brusfel lieten. Eindelijk verfchenen zij zeiven ten Hove, in fprokkelmaand des volgenden jaars, en verklaarden der Landvoogdesfe, dat zij op haaren eisch , van twee tiende penningen niet konden antwoorden , voor dat de reeds afgekondigde plakaaten van den honderdften penning op de uitgaande koopmanfchappen ingetrokken waren ; alzoo die, naar hun begrip , ftreden met de privilegiën van tolvrijheid , weleer door den Keizer bezworen , en regelrecht ftrekten , om den koophandel te verdrijven uit een land, welk, zonder koophandel, zijne dijken en dammen niet onderhouden, zijne ingezetenen niet voeden, en 'sKeizers beden niet opbrengen kon. Deze rondborftige verklaring hadt den ftempel der waarheid en te gelijk van waakzaamheid voor 'sLands vrijheden , waar omtrent rechtgeaarte Regeerders nooit onverfchillig zijn, en voor 't belang des koophandels, zonder welken deze Landen kwijnen en uitteeren ; doch zij maakte de Landvoogdesfe zoo gramftorig, dat zij verklaarde, den honderdllen penning in eeuwigheid niet te zullen affchaffen, als hebbende denzelven opgefteld uit kracht van 'sKeizers volllrekt oppergezag, welk zij in geenen deele gekrenkt wilde hebben. Deze fiere taal bragt de Staaten niet terftond tot andere gedachten, maar wel tot nadere onder-  XIX. Boek. HISTORIE. ij derhandelingen, die ten gevolge hadden, datt» zij voor één jaar in 't betalen van den hon- *" derdften penning bewilligden, en den tienden <* penning met honderd en vijftig duizend guldens " afkochten. Men weet, dat dehonderdlle pen- g ning naderhand afgefchaft is, maar ook, dat£ de Staaten van Holland en Zeeland in de twee d tiende penningen, federt, hebben moeten *: bewilligen, onder zekere bepalingen en uit- ? zonderingen, in de plakaaten opgegeven. De Landvoogdes durfde van Holland noch meer vergen, te weten, de betalinge van 't krijgsvolk, dat nu in Overijsfel , 't Sticht en Holland lag, en van vijftig duizend guldens, welke de Stadhouder te Antwerpen opgenomen , en tot 'sLands oorbaar uitgegeven hadt. Het laatlle wilden zij voldoen, maar tot het eerfle konden zij niet befluiten. Men wilde echter drie of vier termijnen van de gewoone bede vooruit betalen, mits de Landvoogdes beloofde, Holland, welk nimmer aangenomen hadt zich zelf te verdedigen, te helpen befchermen. Men ziet hier uit, hoe die van Holland, voorgelicht door hunnen uitmuntenden Advokaat, in fommige gevallen pal Honden, en in andere , met "wijsheid en zoo veel mogelijk , alle toegevendheid gebruikten. Wie onvoorzichtig alles inwilligt, wordt flaafsch ,* wie nooit infchikkelijk zijn wil, loopt groot gevaar, om alles te verliezen. Terwijl men over de gemelde geldheffin* gen raadpleegde, hadt de Koning van Frankrijk den veldtogt in de Nederlanden doen openen. De meeste plaatfen in Henegouwen en palinge, haare■ orilag , ik in de ree tienipennin:n, en idere sten, >or haat in Holnd gejrderd. Veldtogt der Franichea in de. Nederlanden.  &o VADERLANDSCIIE XIX. Boek; Van Ros lem valt ii 't Sticht, eri neem Amersfoort in. Bij verlaat deze ftad, en loopt ee>i gedeelte van Brabant af. en Luxemburg werden, in korten tijd, bemagtigd, en de Franfchen dreigden doortedringen. Ook maakten hunne kapers de zee onveilig. Zij werden evenwél op 't land dpor^ den Stadhouder tegengehouden, en de Admiraal deedt hun op zee groote afbreuk. In Holland rees geen mindere bekommering uit den inval van Maarten van Rosfem in 'c Scichtfche. Van Rosfem , -een tamelijk leger op de Veluwe bijééngebragt' hebbende, begaf zich op weg naar Amersfoort, liet dorpen, kerken en kloosters uicplonderen , en verfcheen-, den vierden van hooijmaand, voor de ftad: Zij werdt befchoten, vijfmaal beftormd, dapperlijk van binnen verdedigd, en ten laatften , bij verdrag, den negenden van dezelfde maand , . opgegeven. Indien fl'egs de helft der befchuldigingen waar is, kan de Gelderfche krijgsheld niet van trouwloosheid en knevelaarije vrijgepleit worden. Hij hadt vrijwaringe en befcherminge aan de moedige burgers beloofd , en alleenlijk zekere belooninge voor zijn volk bedongen. Doch, ter ftad ingetrokken , dwong hij de burgers tot de afgifte van al hun geld, zilver, kleinoodijen en andere kostbaarheden. Zijn volk pleegde allerhande onbetamelijkheden. Wijders, noodzaakte hij die van Amersfoort tot eene fchriftelijke belofte van aanzienlijke geldfommen. Zoo dra Oranje met zijn leger naar 't Sticht aanrukte, ontruimde i-anRoffem de ftad, doch nam eenige rijke burgers mede, en voerde hen gevangen als gijzelaars naar Gelderland. Dat hij zich, van tijd :otvtijd, bediende van meer of min bekende krijgs-  xxxvii . , _ I W&&e/e$ van . ^wwW, in v-, Vaar i&& ■ Sou*** ■ J<-'- I xxxviii.   XIX. Boek. HISTORIE. $t krijgslisten, waarophij zeer afgericht fcheen, werdt hem niet misduid, maar wel, dat hij zijn woord niet hieldt, en zich overal fchuldig Takte aan wieede woestheden. Hier van hadden de inwoners van Brabant bijzonderlijk der Meijerije, andermaal de fmertelijke ondervindinge. Boxtel werdt ledig geplonderd- Vugt, opéén huis na, aan kolen geleed'; Eindhoven ten grooten deele verwoest; aan ongehoorde brandfchattingen was geen gebrek- hij vervulde het platte land met Last en fchrik. Vruchteloos echter het hij £ 'sllertogenbosch opeisfchen, waar menftout», genoeg was, om den bode, door hem ge-8 zonden,. om 't leven te brengen. Ook mis- « lukte zijn aanflag op Helmond , om dat er fc meer volks binnen was, dan hij verwachtte. Ten laatften , vertrok hij naar koermoncte, een' goeden buit medenemende. Niet lang hUnna , verliet hij de zijde der Franlchen, en begaf Zich in dienst van den Keizer, zoo dra deze in 't bezit van Gelder en Zutfen gekomen was: welke gebeurtenis te merkwaardig is, om niet wat uitvoeriger gemeld te worden. De Landvoogdes, niet onkundig van 's Keizers toeleg op 't bemagtigen van Gelderland , zocht zich van penningen te voorzien , en deedt aan Holland eene bede van negentig duizend guldens, in drie maanden te betalen , en eer de Keizer in de Nederlanden kwam. Men beloofde vijfenzeventig duizend guldens: en de Landvoogdes liet zich dit welgevallen , zonder zich te bekreuner aan de bijgevoegde-voorwaarden. De Staater be jn toe- e op Hertog mbosch i Helond v.-a* ■uchte- )OS. Bede aan Holland, op zekers voorwaarden ingewilligd. 1  34 VADËRLANDSCHE XlX.~Bökël Voordagen over de wijze via betalinge. 1 begeerden', dat Voorne en Putten hun aandeel in de bede over Holland zouden opbrengen; doch dit gebeurde.nier. Men wilde, dat de Edelen, hoofd.voor hoofd, door de fteden zouden gefchat worden,- maar oak hier van kwam niets. Noch minder inga«a vondt de voorwaarde, volgens welke de fee" den op zekere fommen gefield zouden worden, door twee Raaden van Holland en eenige anderen, door de fteden te noemen: de Landvoogdes eischte, darmen het regelen van elks aandeel aan haar verblijven zou; en zij kreeghaarenzin, onaangezien niemand, Dordrecht, misfebien alleen uitgenomen, met haare verdeelinge te vreden was, Toen het op betalen aankwam , wist men naauwiijks middel, om de penningen te vinden. Van hier zoo veele ontwerpen ter dagvaart: de ingewilligde fomme opbrengen bij verzegeiinge; belastinge op haardfteden en landerijen leggen; fommïge levensmiddelen en andere koopwaaren met excijnzen bezwaren; elk , naar gelang zijner goederen , daar in doen dragen. De Raad van Holland, welks oordeel over alle deze voorflagen gevraagd werdt hadt op de meeste gewigtige aanmerkingen! Het ontwerp van Haarlem en Delft, in de laatlle plaatfe gemeld, oordeelde de Raad het redelijkfte, doch bezwaarlijk om uittevoeren, en gelegenheid te zullen geven tot veeIe valfche eeden, alzoo niemand zijne goeleren te recht aanbrengen zou. Hoewel dese aanmerking niet ten eenenmaale ongegrond aras, gelijk de ondervinding in latere tijden jenoeg geleerd heeft, werdt zij echter te alge-  XIX. Boek, HISTORIE. 33 gemeen voofgefteld, en plaatfte alle de Hollandfche ingezetenen in den allerhatclijkften rang van eerlooze meineedigen, eii van fchandvlekken der burgerlijke maatfchappije. De Verlegenheid in Holland werdt noch vergroot door een'naderen voorflag,welken de Raad, üic naam van den Stadhouder, aan de groote fteden van dit gewest deedt, en die ftrekte tot het leenen van zekere geldfommen, Waar uit de betaling van 't krijgsvolk, dat op de grenzen gelegen hadt, zou konnen gevonden worden. Men hoorde alle de bedenkingen daar tegen , doch rustte niet, voor dat aan deze geldleeninge , zoo wel als aan de bede, voldaan was. lntusfchen kwam de Keizer uit Spanje, en viel met een talrijk leger in 't Hertogdom Gulik , waar van hij zich in weinige dagen, meester maakte, Die van Roermonde droegen hem de Hemels te gemocce. Hij deedt zijne intrede binnen de Rad, verzeld van Oranje, en begaf zich, van hier , naar Venlo, welke ftad 4t beleg noch eenige dagen doorftondt. Hertog Willem, zich niet in ftaat bevindende, om den Keizer 't hoofd te bieden, cri vreezende nü alles te zullen verliezen, begaf zich naar het leger voor Venlo, viel den Keizer te voet, bekende fchuld, badt.om genade, en floot, in 't begin van herfstmaand, een plegtig verdrag met hem. Volgens hetzelve, zou Hertog Willem afzien van alle verbindtenisfen met andere Vorften, en den Keizer voortaan getrouw en onderdanig zijn ; van zijn recht op Gelder en Zutfen, ten behoeve des Keizers , voor altoos afftaan; Amersfoort terIil Dfi£i. C ftonJ De Stadhoudervergt noch eene geldleeningevan de groote Hólland- ■ fche fteden. De TTei'zep bemngtigt Guliü. Komt binnen Roer* monde , den i Sept. 1543De Hertog van Gnlik onderwerptzich aan den Keizer. Hun verdrag; Gelder' e» Zutfes  34 VADERLANDSCHE XIX. Boek. tomen aan den Kei rer. De Staaten doen heai hulde , en hij doet hun jrooie beloften. D?n as April '544- r. deCha Ion wordi Stadhouder van Gelderland. [tond overgeven ; in 't bezit van Gulik en Kleeve heriteld, en daar mede door den Keizer verlijd worden. Weinige dagen later , ontfing de Keizer de hulde van de Staaten van 'r Hertogdom Gelder , en 't Graaffchap Zutfen, en bevestigde hunne privilegiën. In 't bijzonder beloofde hij , geen ampten te zullen geven dan aan bekwaame luiden , die 's Lands taaie fpreken konden , en de ampten in eigen perfoon bedienden; wijders, deze Heerlijkheden met geen fchattingen te zullen bezwaaren , dan in welke Baanerheeren , Ridderfchap en Steden , deugdelijk en naar oude gewoonte, bewilligd zouden hebben. Indien zulke fchoone beloften den Gelderfehen zoo getrouw gehouden waren , als zij bij opene brieven, geteekend te Spiers, hun vrijwillig verleend werden , zouden zij mindere redenen van klagte over den Keizer en deszelfs zoon gehad hebh^n. De Prins van Oranje , nu ook aangefteld tot Stadhouder over Gelder en Zutfen, ontfing te Nieuwmegen, in andere fteden van Gelderland , en te Amersfoort, uit 's Keizers naam, de plegtige hulde. Nu zag zich Karei de V gefield in 't volle bezit der zeventien Nederlandfche gewesten, en voerde , wegens de heerfchappije over dezelven, van dezen tijd af, zonder iemands wederzeggen, in alle zijne opene brieven, zeventien bijzondere titels, die ook tot deszelfs zoon Filips, weinige jaaren daarna, overgegaan zijn. Het verdrag van den Keizer en Hertog Willem', ontworpen door Oranje en Nikolaas Perrenot, Heere van Granvelle , hadt en  XIX. Boek. HISTORIE, ft ten gevolge , dat de Hertog terfloni Gel derland verliet, en naar zijn eigen land vertrok ; wijders, dat Vftfi Rosfem, ontflagen Van den eed aan den Hertoge van Gulik, nu overging in 's Keizers dienst, waar in hij zich als een: bekwaam en ervaren Veldheer gedroeg, en in welken hij volhardde tot zijnen dood toe, in den jaare 1555 te Antwerpen voorgevallen , en veroorzaakt of door de pest, of door het eten van vergiftigde duiven. Zoodanig was het uiteinde van den beroemden Maarten van Rosfem , Heere van Pouderoijen , Stadhouder van Luxemburg , wien eenige gefchiedfchrijvers den Gelderfehen Achilles, een' tweeden Hannibal voor zijne vijanden, en eenen der grootfte krijgshelden van zijnen tijd, genoemd hebben; en dié , zoo hij bij zijne oorlogskunde ook de noodige befchaafdheid gevoegd hadt, zou verdiend hebben voor een wonder der zestiende eeuwe gehouden te wórden. Opmer1 Lelijk is 't, dat hij m den voorgevel van zijn huis, door hem te Arnhem gedicht , een aantal beeldtenisfen van zoogenaamde veldduivels en foortgelijke gedrochten heeft doen plaatfen ; en dat zijn graf, in de kerke te Rosfem , ten tijde der woeste beeldftorminge , geheel vernield is: wanneer zijne beenderen, op last des Kardinaals van Oostenrijk, in de hoofdkerke van 's Hertogenbosch begraven werden. Onaangezien 's mans 1 ngduurige woelingen tegen den Keizer, hieldt deze hem in groote waarde , en betreurde zijnen dood ; Prins Willem de 1 gaf hem den welverdienden lof van bedrevenheid in krijgsC 2 za- Bijzon*! derlicden. Maarten van Rosfum betrdffende.  3,eteekend, en {trekkende tot onderlinge beicherminge; en meer voordeels trok men uit 's Keizers verbond van vrede en vriendfchap met. Christiaan den III , Koning van Denemarken. Het werdt te Spiers , den drieëntwintigften van bloeimaand , getroffen. De Amlterdammers, ook die van Overijslel en Groningen , werden in alle voorrechten, hun door de voorgaande Deenfche Koningen verleend, uitdrukkelijk bevestigd; de Zond, federt twee jaaren gefloten, werdt geopend; en een aanmerkelijke tak des koophandels herleefde. Geen wonder derhalven , dat de C 3 af- d s 1 1 1 t . V«*buia\i ' tenisfen van den , Keizer ' mee En' geland , Gt\lik en Dcnemar» ken. I544.  38 VADÉRLANDSCHE XIX. Boek, afkondiging van den vrede met Denemarken , onder de ingezetenen van de Nederlanden , overgroote biijdfchap .verwekte. Het verdient zijne opmerkinge, vooreerst, dat de Keizer, in den tijd van ruim één jaar, drie verbonden hadt weten te fluiten met Vorften, die te voren fterk in «de belangen van Frankrijk geweest waren , doch waar van zij afgezien hadden, Henrik de VILi uit een-opgevat ongenoegen tegen Francois den I, de Hertog van Gulik door nooddwang, en Christiaan de III , om dat hij zoo veel voordeels niet van Frankrijk trok , als hij zich beloofd hadt, en zelfs groot nadeel in zijne tollen leedt, door 't gemis van.de Nederlandfche fcheepvaart •, ten anderen , dat de naauwe verbindtenis, door Francois d; n I met de Turken aangegaan , in de gemelde verbonden opgegeven wordt aL eene beweegreden , waarom de drie Vorften de zijde van Frankrijk verlieten, van oordeel zijnde, dat het voor een' Christen Vorst ongeoorloofd ware, zich met onchristenen tegen Christenen te verbinden ; en eindelijk , dat eigen belang den Keizer deedt vergeten het belang van zijnen zwager, Christiaan den II, gevangen Koning van Denemarken , naardien 't fluiten van een verbond met Christiaan den III, een ftilzwijgend bewijs opleverde, dat «de Keizer hem als Koning erkende, hoe, wel hij denzelven geen hoogeren titel, dan dien van verkoren' Koning in Denemarken, toeftondt ,en dus het recht van zijnen zwager in 't midden fcheen te laten. Men zag dus in dit, gelijk in veele andere gevallen., dat bloed-  XIX. Boek. HISTORIE. 3^ bloedverwantfchap en zwagerfchap fomtijds weinig uitdoen bij Vorften, die niets bedoelen , dan eigen grootheid en voordeel. Dat Karei hier "voor gaarne alle opofferingen doen wilde, bleek noch nader, toen hij, in dit jaar, onderltand bij de Keurvorften tegen Frankrijk begeerde : want, als de Protestantfche Vorften de verzochte hulpe weigerden , indien men hun geen vrije oefeninge van hunnen Godsdienst toeftondt, vergat de Keizer zijnen ijver voor 't Roomfche geloof, en bewilligde in deze voorwaarde. Kort hierna, werdt de veldtogt geopend.. De Keizer en de Koning van Engeland waren 'er zeiven tegenwoordig. Hun toeleg, om met hunne vereenigde legers regelrecht naar Parijs te trekken, werdt verijdeld, zoo door het wantrouwen , tusfehen hen opgerezen , als door 't langduurige beleg voor S. Difier in Champagne. Hier bevondt zich, in 's Keizers leger , de Stadhouder Kené de Chalon, en eindigde hij zijn leven, omtrent zesentwintig jaaren oud zijnde. De wonde , welke hij bekwam , veroorzaakte hem den dood ; en zijn vroegtijdig overlijden baarde den Keizer gevoelige fmer.te. Hij bezocht den gekwetften , vertrooftte hem , in 't bijzijn van alle de omftanders , en vertrok met traanen in de oogen. Uit deze bijzonderheid befpeurt men , dat Karei de V den rechten prijs op waare verdienften wist te ftellen , en den Prinfe van Oranje in hooge achtinge hieldt. De Stadhouder liet eene weduwe na, Anna van Lotharingen, naderhand hertrouwd met Filips van Croij, Hertoge var C 4 Aar- Veldtogt in de Nederlanden, en Frankrijk. De Prifl» van Oran» je fueuveït , dea 18 Julij 1544voor S. Difier»  40 VADERLANDSCHE XIX. Boek. Hii bewaakt zijn voornaamfte goed aan Prins Willem den 1. F. van La- laing Wordt .Stadhouder van Gelder, land, en L. van Praet van Holland eni. Vrede van Crespi, den ji Septeinb. 1544- Aarfchot , doch geen wettige kinderen. Hierom kwam zijn Prinsdom , met de andere Heerlijkheden , volgens deszelfs uiterflen wille , gefchreven in 't leger bij Richemont, den twintigften van zomermaand 1544, aan Willem Graave van Nasfau , den zoon van zijn yaders broeder , wien wij, in 't vervolg van 's Lands gefchiedenisfen , nader en met lof zullen leeren kennen. Na den dood van René de Chalon, werdt aan Flltps van Lalaing het Stadhouderfchap van Gelderland opgedragen, en dat van Holland, Zeeland en Utrecht, aan Lodewijk van Praet van Moerkerken, die dezen post niet lang bekleedde. Het mistrouwen tusfehen den Keizer en den Koning van Engeland, hier boven aangeroerd , werdt allengskens grooter, en hadt tengevolge, dat zij, ieder afzonderlijk, met den Franfcben Koning in onderhandelinge zochten te komen. De Keizer wilde, echter, tot geenen ililfland van wapenen verftaan, drong dieper in Frankrijk , en verhaastte dus den vrede, te Crespi gefloten. Behalven den afftand van alle recht, welk Francois de I zou konnen voorgeven op Gelder en Zutfen te hebben, en de herhaalde vernieti» ringe van 't recht van Aubaine in Frankrijk, raor de ingezetenen van de Nederlanden , svas in de punten van dien vrede niet veel /an belang , betreffende ons Vaderland. De Keizer zal zijne redenen gehad hebben, rvaarom hij dit verdrag ook door de Staaten ;an Holland liet onderteekenen en beëediren: dat evenwel eerst in den zomer des volgenden jaars gebeurde.  XIX. Boek. HISTORIE. Na 't fluiten van den vrede te Crespi,: kwam de Keizer naar de Nederlanden, waar; hij zich tot in grasmaand des jaars 1545 op-; hieldt. Zijne tegenwoordigheid in de vergaderinge der algemeene Staaten , te Brusfel in wijnmaand befchreven, werkte niet weinig mede tot het inwilligen eener nieuwe bede , niettegenftaande de meeste gewesten , bijzonderlijk Holland, reeds met veelvuldige lasten bezwaard waren , en naauwlijks middel wisten, om de oude fchulden aftedoen: waar bij noch kwam, dat verfcheiden Edelen , eenige fteden en dorpen, om onderfcheiden redenen , ongezind v/aren tot .het dragen van nieuwe lasten. De vrede met Frankrijk gaf hope op her' flel van den koophandel en de fcheepVaart dezer Landen; die, echter, zoo lang 'er geen vrede tusfehen Frankrijk en Engeland kwam, merkelijk gehinderd werden., Bij 't verdrag van Crespi waren^Karel de V en Francois de I overeengekomen , om den Paus te dringen tot het famenroepen eener algemeene Kerkvergaderinge , naar welke Roomfchen en Onroomfchen, fchoon met verfchillende inzichten, reeds lang gehaakt hadden. Paulus de III, die meer dan eens, zonder vrucht, eene Kerkvergaderinge elders befchreven hadt , befloot dezelve wederom te Trente te beroepen, tegen den vijftienden van louwmaand des jaars 1545 ; doch zij werdt eerst in wintermaand geopend , en traagliik voortgezet, eerst te Trente, daarna te Bononie, en wederom te Trente in den jaare 1551. Een klein getal Kerkelijken hefliste Q 5 ver- De Kcizee :omt naar le Nederandea. STieuwd jede. 1-545-. Kerkvergaderingte Trente.  +2 VADERLANDSCHE XIX. Boek» Togingen van den Keizer, om dc Hervorjningehie:te Lande tefteuiteu Zijn oorlog met d( Protestan. ten in Duitschland; wa.it toe de Nederlanders geld en manfchapmoesten levere«. '54& verfcheiden gewigtige leerftukken van den Godsdienst, over welken men met de Protestanten , die zich in deze vergaderinge niet wilden laten vinden, gefchil hadt. De Keizer voorfpelde zich veel goeds uit deze Kerkvergaderinge, ter verdelginge der Protestanten in Duitschland en in de Nederlanden; doch de uitkomst beantwoordde niet in alles aan zijne verwachtinge. De vernieuwing der plakaaten tegen de ketters in Holland baarde reeds ongenoegen in 't voorgaande jaar, zoo wel als de vrijheid, welke hij aan den Bisfchop van Utrecht gaf, om alle geestelijken onder zijn Bisdom, welken hij van ketterije verdacht hieldt, te mogen doen vatten en te recht te Hellen. De Protestanten in Duitschland , wel begrijpende , dat de Keizer voorhadt, hunnen Godsdienst uitterooijen , bezaten moeds genoeg , om de wapenen tegen hem optevatten. Van dien Duitfche.n krijg zou , hier, geen melding gemaakt worden, zoo niet, tot het voeren van dezen oorlog, geld en volk van de Nederlanders gevorderd waren. De Keizer begeerde groote fommen , en liet niet los, tot dat hij het, in Holland en Zeeland, gelijk elders, naar zijn' zin kreeg. De reize der Landvoogdesfe naar Utrecht, Gelderland , Groningen en Friesland, deedt de Staaten van die gewesten tot fpoedig inwilligen der gedaane beden befluiten. Een leger van dertig duizend voetknechten en zeven duizend paarden trok, uit de Nederlanden, ter hulpe van den Keizer , naar Duitschland. Aan 't hoofd dezer benden was Maximiliaan van  XIX. Boek, HISTORIE. 43 van Egmond, Graaf van Buuren. Ook voegden zich, onder anderen , bij die leger,. Lamoraal Graaf van Egmond, en Henrik vari Brederode, die, nu, gelegenheid kregen , om getuigen te zijn van de krijgskunde des Hertogen van Alva, gelijk'zij, tweeëntwintig jaaren later, zijne wreedheid leerden kennen. Terwijl deDuitfche oorlog duurde, fcheen men in de Nederlanden eene tamelijke ruste te genieten. Hier van bediende zich de Landvoogdes , en zocht eenige verbeteringen te maken, zoo ten aanzien- van 't burgerlijke beltier dezer Landen , van de haririgvisfcherije, den uitvoer'van graanen, en meerandere dingen , als ten opzichte van de zeeweringen , duinen en vuuren langs de ftranden van Holland in oorlogstijd. "Zij begaf zich naar Zeeland, om orde te ftellen. op de zeeWeringen van verfcheiden eilanden, en vooral op de verfterkinge van Walcheren, tegen vijandlijke aanflagen. Tot dit laaüte einde, vorderde zij geld van de Staaten,en was haar toeleg , .om eenige blokhuizen in dat eiland optewerpen. Zeker is 't, dat het kasteel Zeeburg, te Blankershoek , nabij de heerlijkheid Rammekens gefticht, en uit dien hoofde uok doorgaans Rammekens genaamd, omtrent dezen tijd is begonnen gebouwd te worden, en met grooten fpoed voltooid is. Hier toe zal medegewerkt hebben de groote invloed van den Admiraal Maximiliaan van Bourgondie,_ Heere van Beveren en Vere: die, bij vrij willigen afltand van Lodewijk van Praet van Moerkerken , door den Keizer tot de Stadhouderlijke waardigheid van Holland en Zee- lanc Verliete-r-ingen in senige bnr?erlij- in' deze Landen. 1547- Eene ., tterkte in Walcheren gedicht. M. "van Bourgondie wordt Stadhouder van Holland en Zeeland.  44 VADERLANDSCHE XIX. Boek; Vereeniging der ampten van Stadhouder ei Admiraal in Holland en Zeeland. Vijandlijkhedender Schotten. Beveiliging der haringvislinerije. land verheven werdc , en in bloeimaand des jaars 1547 in de bediening- van zijn nieuw ;ampt tradt , wordende plegtiglijk in den Raad , uit naam der Staaten" van Holland, begroet door den Advokaat Adriaan van der Goes , die , in den aanvang des jaars 1544, zijnen vader Aert opgevolgd was. De ver'eeniging van 't Stadhouderfchap en Admiraalfchap, in eenen endenzelfden perfoon, | maakte een einde van hevige gefchillen, noch onlangs tusfehen den Stadhouder en den Admiraal vernieuwd, maar was ook gefchikt, om den invloed des Keizers en van den Stadhouder, die van zijne hand vliegen moest, in Holland en Zeeland te vergrooten. De onderhandeling over een huwelijk van Eduard den VI, die, als Koning van Engeland , zijnen vader Henrik den Vilt, in dit jaar opgevolgd was, gaf aanleidinge tot een' oorlog der Engelfchen met de Schotten, die door Henrik den II, nu Koning van Frankrijk in plaatfe van Francois den I, onderfleund werden. De Nederlanden waren met Engeland en Frankrijk verbonden; de Schotten niettemin vonden goed, de haringvisfeherije der Hollandfchen en Zeeuwen te belemmeren. De Landvoogdes toonde zich wel genegen , om dezelve te doen befchermen , en wilde .„ dat elke tiende buis ten oorloge toegerust zou worden. Haar voorflag vondt geen bijval in Holland , Zeeland en Vlaanderen. Men befloot, ten laatften, de haringvisfeherije tegen de Schotten te beveiligen door eenige oorlogfc hepen , waar van 'er vijf in Holland, drie in Zeeland, en vier in  XIX. Boek. HISTORIE. 45 in Vlaanderen uitgerust werden, onaangezien de meenigvuldige bedenkingen en tegenkantingen van zulke fteden , welke geen bijzonder belang bij de befcherminge der haringvisfcherije hadden. Het was, ook in dit geval, zoo min redelijk , als ftaatkundig, het algemeene belang voor 't bijzondere te doen wijken ; maar even onbillijk was 't, dat de lasten door de fteden niet gelijkelijk en naar evenredigheid gedragen, en de imposten ongeregeld betaald wierden, ten nadeele van 't Land en ter benaauwinge van andere ingezetenen. Hiervan hadt men, in dit jaar, zoo weinig het eerfte voorbeeld, als het laatfte. Dan, omtrent dezen tijd, vielinDuitschland eene zaak van groot gewigt voor, de Nederlande betreffende, en welke, in haare aanleidinge , behandelinge en gevolgen , wat uitvoeriger verdient voorgedragen te worden. Zij betreft de onderhoorigheid der Neder landen aan 't Keizerrijk, en de daar uit vloeijende verpligtinge tot het helpen dragen dei Rijks lasten- Ten tijde van K:rel den Grooten behoorden alle de Nederlanden tot hei Keizerrijk, Naderhand werden fommige gewesten , geheel of ten deele , onderhoorig gerekend, 'tzij aan 't Rijk, 't zij aan Frank rijk , 't zij aan 't Lotharingfche gebied. Bi, de verdeelinge des Rijks in vier kreitfen, ir *t jaar 1438, waren Utrecht, Gelder er Holland onder de derde begrepen ; en bi eene nadere verdeelinge in tien krcitfen, wel ke in den jaare 151a gefchiedde, werden d< meeste Nederlanden tot de Bourgondifchi kreits gebragt. Dit verwekte eenig onge noe Gefchil over de onderhoorigheid der Nederlanden aan 't Keiies> rijk. | l l i »■ 1  46 VADERLANDSCHE XIX. Boek; rioegen tegen Maximiliaan, vooral in de Nederlanden. Men oordeelde , dat hij geen recht hadt-, om de erflanden van zijnen kleinzoon,Karei'aan 't Rijk te onderwerpen , en in deszelfs lasten te doen dragen. In Duitschland werdt het anders begrepen; doch .'t gefchil bleef hangen tot den jaare 1543. De Rijksftenden, toen te Neurenberg vergaderd , oordeelden, dat de Nederlanden , als begrepen onder de Bourgondifche kreits , in de Rijks-lasten, die nu zeer zwaar waren , behoorden te dragen. Zij bleven 'er echter, voor deze reize, bevrijd van, op 't vertoog van Viglius van Aijtta van Zuichem, dat de Nederlanden zeer veel aan den Keizer, als hunnen Heere,' moesten opbrengen. Nochtans verloren de Stenden den toeleg niet uit oog, om de Bourgondifche kreits in ftand te houden, en zij befloten , tot voortzettinge van hun ontwerp , met Utrecht te beginnen. Zij verzochten den Keizer , dat hij gemagtigden uit het Sticht naar Spiers , alwaar het Kamer-gericht, in 't jaar 1530, zijn vast verblijf gekregen hadt, en de Rijksltenden in 't jaar 1544 vergaderd waren , wilde doen komen, om wegens de achterflallen afterekenen. De Keizer , wel bevroedende, dac men met Utrecht begon , om te voegzaamer tot andere Landfchappen te konnen overgaan , en vreezende , dat de Nederlanden , hun aandeel in de lasten van 't Rijk krijgende , minder gewillig of in itaat zouden zijn , om aan 's Keizers zwaare beden te voldoen , zondt Viglius van Aijtta naar Spiers. Deze vertoonde den Stenden, dat de Stichtfchen, naar  XIX. Boek. HISTORIE. 47 naar 't oordeel van den Keizer , zoo veel tot de Rijks - lasten dragen moesten ,als zij, onder de Bisfchoppen, waren gewoon geweest; dat zij zeiven beweerden, van alle die lasten vrij te zijn; en dat men den Stichtfchen, die zoo veel tot hunne eigene befcherminge tegen Maarten van Rosfem opgebragt hadden , geen nieuwen last behoorde opteleggen. Dus fprak de Heer van Zuichem , als een Staatsman , en bewerkte, dat de zaak der Stichtfchen eenigzins gefchikt wierde, hoewel hij , als Rechtsgeleerde, hun gevoelen niet goedkeurde. De zaak werdt voor hem noch moeilijker op den Rijksdag te Worms, welken hij , in 't jaar 1545 , op 's Keizers bevel, bijwoonde. De Stenden fpraken nu niet van de Rijks-lasten, maar bragten 't gefchil tot dit punt, of de Nederlanden eenige verbindtenisfe aan 't Rijk hadden , of niet. Her. ccrfte kon hij, over 't algemeen , geenzins ontkennen , wilde hij der gefchiedkundige waarheid, en zijner bewustheid daar van, geen geweld aandoen, of zelfs den toeleg des Keizers tegenwerken. Ook rekende men tegen 't belang der Nederlanden te ftrijden , dezelveu geheelenal aan het Rijk te willen onttrekken. Daarenboven moest men den Stenden geen aanleidinge geven, om, gelijk zij reeds gedreigd hadden , de Rijks-lasten insgelijks niet langer te willen dragen , of, om den Keizer te verwijten , dat hij zijne belofte, onlangs gedaan,vergat en brak. Om alle deze redenen, poogde de fchrandere van Aijtta de Rijksftenden te doen verklaren , welke Landfchappen zij toch onder deBour- gon-  48 VADERLANDSCHE XIX. Boek, Den 25 Junij gondifche kreits begrijpen wilden. Hier over waren verfchillende gedachten, en men kwam tot geen befluit. De zaak bleef, toen, en in de twee volgende jaaren, aan den fpijker hangen ; doch op den Rijksdag te Augsburg, in 't jaar 1548 gehouden, in tegenwoordigheid ven den Keizer , werdt een einde van dit langduurig gefchil gemaakt. De Rijksftenden verdedigden hun begrip ,. fchriftelijk , met bondige redenen. Van Aijtta bepleitte het belang der Nederlanden , zoo goed bij kon. De Keizer befliste het gefchil tusfehen 'tRijk en de Nederlanden , op dezen volgenden voet: de Keizerlijke erflanden, nevens Gel* der, Zutfen en Utrecht, zullen onder eene kreits vervat zijn, en zoo veel als twee Keurvorften in de Rijks-lasten dragen ; daarentegen zullen zij ook de befcherminge en onderfteuninge des Rijks genieten , behoudende voorts alle hunne overige vrijheden , rechten en rechtsgebied. Noch ten zelfden dage» werdt eene overeenkomst tusfehen den Keizer en de Stenden getroffen, waar van de inhoud, zoo veel ons Vaderland aangaat, hier op uitliep : de Keizer en zijne opvolgers, als Heeren der erfelijke Nederlandfche gewesten , en deze provinciën zelve , met naame, Gelder, Holland, Zeeland, Zutfen, Friesland, Utrecht, Overijsfel, Groningen, zullen voortaan zijn onder de befcherminge, bewaringe en hulpe derKeizeren,derRoomschKoningen , en van 't H. R. Rijk, en deszelfs vrijheden en rechten genieten; zij, als Aartshertogen van Oostenrijk, of hunne afgevaardigden , zullen zittinge en Item hebben op alle  XIX. Boek. HISTORIE. 49. alle Rijksdagen ,■ zij zullen tot de gemeene lasten van 't Rijk, in geld en manfcbap, zoo veel bijdragen, als twee Keurvorften* of als drie, indien'er een algemeene krijgstogt tegen de Turken zou moeten ondernomen worden; de aehterllallige fchulden zullen in geene aanmerkinge komen ; de gemelde Landfchappen zullen onder eene bijzondere kreits, de kreits der Bourgondifche erflanden genaamd , begrepen worden * waar toe ook zulke behooren zullen, die te voren onder andere kreitfen gerekend werden; bleven zij in gebreke, om hun aandeel ten bellemden tijde te voldoen, zij zouden zich voor 't Kamergericht ter verantwoordinge moeten Hellen, en, gelijk andere Rijksftenden, voor hetzelve in rechten betrokken worden ; in alle andere gevallen zouden zij blijven in 'c bezit van hunne vrijheden, rechten, voorrechten, OOk Van hun rechtsgebied, zondef aan dat van 't Rijk eenigzins onderhevig te zijn ; voorts zullen deze Landen altijd volkomenlijk vrij en onafhangelijk zijn, als zoodanige door den Keizer en de Stenden erkend worden, en in geen ding, dan in 't voorgemelde, aan de Rijkswetten verbonden zijn, mits dat zulke Landfchappen, die leenen van 't Rijk waren, in die leenroerigheid bleven } zij moeiten den Landvrede , door Maximiliaan afgekondigd , onder malkanderen en met de inwoners van Duitschland onderhouden ; en werdt daar tegen aangegaan > de beledigde moest den belediger voor deszelfs gewoonen rechter betrekken ; eindelijk ^ beloofde de Keizer, de bevestiginge van die III, Deel, D ygr>  5p VADERLAND SCHE XIX. Boek.' verdrag en de toefternminge van zijne erflanden, binnen een jaar, te zullen leveren. De Keizer hadt, zonder twijfel, even gemaklijk de Nederlanden, ten dezen tijde,van alle verbindtenisfe aan 't Rijk konnen doen ontflaan, als hij de Stenden bragt tot het aannemen van eene overeenkomfle, waar in zij, hadden zij hun .gevoelen rondelijk durven openbaren, zekerlijk geen genoegen zouden genomen hebben. Karei de V. moet, derhalven, ftaatkundige redenen gehad hebben» om de betrekkinge der Nederlanden op 'c Keizerrijk eenjgzins vasttehouden. Was het, om dat hij zulks in 't jaar 1519, wanneer hij de Keizerlijke waardigheid bekwam , plegtiglijk beloofd hadt? Dit blijkt niet., en 'c is naauwlijks te denken, dat Karei, al hadt hij die belofte gedaan, daar aan- zou gedacht hebben na verloop van bijna,-:dertig jaaren. Zou de Keizer met dit Augsharg fo.be. verdrag bedoeld hebben , of,- de Oostenrijkfche erflanden des te .beter tegen de,Turken te konnen befcbermen, en de Rijksftenden;te fpoediger te bewegen tot het dragen, in de lasten , wanneer zij zagen, dat de Keizerlijke erflanden ook.r.lum, aandeel daar in droegen, of, te voorkomen, dat?men zijnen zoon Filips, wanneer hij naar de Keizerlijke kroon ftaan zou^niet kon tegenwerpen., dat hij geen Landfchap, onder 't Rijk behoorende, in bezit hadle. Beide is niet waarfchijnhjk. Hadt de Keizer de Nederlandfehe fchatten tegen de Turken noodig, 't_was onnoodig, dat zij eerst in de fchatkist van 't Rijk uitgeftort wierden. Hij wist, bij langduunge onder-  XIX.SBÓE& HISTORIE. 5? dervïndinge, een'korteren weg, om tot de Néd'erJandfehe rijkdommen te geraken. Ook is -'c niet te vermoeden, dat de Keizer, na dat' onlangs alle pogingen , om Ferdinand v^n de -Roomsch-Koninglijke waardigheid te doen afzien, -vruchteloos afgeloopen waren, iia aan de vcrhefiinge van Filips tot dezelve zal; gedacht hebben. Ook genoot Karei noch te veel vèorfpoeds, om aan de ontruiminge van t Keizerlijke bewind te denken. Daarenboven, was de Augsburgfche overeenkomst eer gëfchikt, om 't hart der Rijksftenden van Filips aftetrekken, dan tot hem te neigen. 'T kan zijn, dat de Keizer thans bedoelde^ een meer willekeurig beitel over den Godsdienst-in de Nederlanden, voor zich en zijnen opvolger, te bekomen, en om doof geehe Rijkswetten ooit verhinderd te worden in de vèrdelginge der Hervormden. Dan, indien ditzijn eenig oogmerk op den Rijksdag gewéést'ttfas, zou hij liever aan alle verbindtenislë der Nederlanden met het Keizerrijk'op eenmaal den'bodem ingeflagen hebben.. Met groote 'waarfchijnlijkheid heeft rneri gegist, dat de Keizer ten doelwit hadt, zich van de befcherminge en hulpe van 't Rijk' te verzekeren tegen Frankrijk, voor welks aanval de Nederlan !en aanftonds bloot lagen, 'al's 'ér'oorlog tusfehen dat Koningrijk en'het Hu;s van Oösténrijk' ontftondt, gelijk ïn dó jaaren ;i5io en 1534 gebleken was, " ' Hoewel" cle. overeenkomst, te Augsburg 'gemaakt,1 Voor 't Rijk nadeeliger was, dan voorde iv^èdëthnden , ontmoette echter Karei de V;, infbnrmWgewesten, groótërën tegen*7' D 2 ftand, De Aug**' burgfche overeenkomstrrardtrtttS  5* VADERLANDSCHE XIX. Boek. nocite aangenomen , in Gel Jet land, en in Hol land. Den il Maart 1540. ftand, dan hij zich voorgefteld hadt, om dezelve, volgens zijne belofte, door vier voornaame Kerkdijken , vier groote Edelen en vier aanzienlijke Steden , uit naam van alle zijne erflanden, binnen 't jaar bezegeld te ' krijgen. In Gelderland liep het aan tot in 't begin van zomermaand des jaars 1549, eer de Augsburgfche fchikking, door 's Lands Staaten, goedgekeurd en bekrachtigd yver/it. Mogelijk hebben de bedenkingen ,, welke men aldaar maakte, aanleidinge gegeven rot 'sKeizers verklaringen, dat Gelder en "Zutfen geen naauwere betrekkinge tot het Keizerrijk hadden , dan de overige Nederlanden,, en dat die van Nieuwmegen niet meer voor 't Keizerlijke Gericht te Aken zouden kon'nen gedagvaard worden. In Holland ging dit Huk ook langzaam voort. De Staaten bevreemdden zich, dat de Keizer niet bepaald hadt, welken onderltand men, hier, van *t Rijk te wachten zou hebben, noch, of hun aandeel in de Rijks-lasten uit de gewoonlijke Keizerlijke beden zou betaald worden, of niet. Dit lieten zij den geheimen Raad der Landvoogdesfe, in lentemaand des jaars 1549, door hunnen Advokaat en andere afgevaardigden vertoonen. Viglius van Aijtta, die over de hoofdzaake zoo veel op de Rijksdagen gehandeld hadt, en thans Voorzitter in dien Kaad was, poogde alle hunne bezwaaren uit den weg te ruimen, en bewoog hen, eindelijk, om, op't voorbeeld van andere Nederlanden , de Augsburgfche overeenkomfte eenvoudiglijk aantenemen. Nu verzochten de Staaten alleenlijk, daar zij dit  XIX. Boek. HISTORIE. 53 te voren wilden bedingen, dat zij hun aan deel in de Rijks-lasten uit de beden zouder mogen vinden, of ten minden op gelijke wijze, als de overige Nederlanden. Het duurde noch tot in grasmaand, eer dit werk in Holland zijn volkomen beflag kreeg: waarna de Keizer die van Dordrecht, fchriftelijk, verzocht, dat zij het Augsburgfche verdrag aanftonds wilden bezegelen met het ftads zegel. Dan , op welken grond Karei de V, in zijnen brief, in 't algemeen fchrijven kon, dat de Staaten van zijne Erfnederlanden hunne toeftemminge daar aan gegeven hadden, Haat tot zijne verantwoordinge. Zeker is 't, dat in Friesland de raadplegingen op dit fluk, toen, noch niet afgeloopen waren. Want, hoewel het ontwerp der bevestiginge van 't Augsburgfche verdrag reeds in den zomer des jaars 1548 naar Friesland afgezonden was, werdt de Landsdag, om hier over te raadplegen, eerst uitgefchreven tegen den tweeden van bloeimaand des volgenden jaars. Hoe de Staaten over dit ftuk dachten, bleek uit hun antwoord, den zeventienden van bloeimaand, door eenige afgevaardigden, aan 't Hof van Friesland overhandigd. De Keizer, zeiden zij , hadt , op onderfcheiden tijden, aan de Friezen beloofd, dat zij, buiten hunne landpalen tot den krijg niet zouden geëischt worden; dat hij, buiten hunnen vrijen: wille en toeftemminge, hen met geene nieuwe lasten, onder welken naam ook, bezwaren zou, boven de zoodanige, waar toe zij zich, in 't jaar 1523 verbonden, en welke zij tot nu toe getrouwlijk opgebragt hadden; D 3 en i Den aj Moij 1549. Noch grootereo tegenttand vondc de Keizer in Friesland. De Staa:cn beroemen zich ?p 's Keilers belof:en in de aaren IJ'S, '539-  jDeo ri Meij 54. VADERLANDSCHE W(im%, en dac hij nooit dulden zou, dat 'er-in 'c min? fte aangegaan wierde tegen de verbindtenis-* fen, tustchen hem en die van Friesland gefloten en bekrachtigd. Dewijl de Keizer, nu, van de Friezen begeerde, dat zij zich en hunne goederen verbinden zouden voor hun aandeel in de aanflagen van 'c Rijk, begrepen de Staaten, dat dit aanliep tegen 'sKeizers vcrbindtenisfen, en verklaarden niet genegen te zijn, om hunne toeitemminge te geven aan dezen nieuwen en eeuwigen last, te meer, om dat men geen kennisfe. hadt, hoe groot dezelve zijn zou. Hier bij kwam, dat Friesland zeer zwaar belast was met den onderhoud van zeedijken en fluizen, en, naar evenredigheid van de grootte, meer fchattingen aan den Keizer opbragt, dan de overige Nederlanden. Om v/elke redenen, de Staaten ootmoediglijk verzochten, dat het Hof den Keizer, tot 'sLands voordeel, ten beste wilde onderrichten, ten einde hij Friesland gcedgunfiiglijk wilde verfchoonen van 't bezegelen en aannemen van dien nieuwen en eeuwigen last. Het Hof- verklaarde , een ander antwoord van de Staaten gewacht, en wel gehoopt te hebben, dat zij aan 't believen van den Keizer voldaan hadden; wijders, geen last of bevel te hebben, om zulk antwoord aantenemen; veel min te durven belban of over zich te nemen, den Keizer eenig onderricht te geven tot veifchooninge van Friesland, wegens 't weigeren der bezegelinge van 't Augsburgfche verbond. Waarom 't Hof best oordeelde, dat.de Staaten, door hunne afgevaardigden, het antwoord aan den Kei-  XIX. Boek. HISTORIE. 55 Keizer lieten overbrengen. De Staaten vei zuimden geen tijd , maar gaven , den vol genden dag , in een' nadrukkelijken brief hier toe last aan vier afgezondenen, dii reeds , doch tot een ander oogmerk , ui Friesland naar Brusfel gereisd waren. Dezei fchijnen den last, hun gegeven, volbragt t< hebben. Want, weinige dagen later, fchree de Landvoogdes, op bevel en in naam vai den Keizer, aan de Staaten, dat men, doo; de bekrachtiginge van de Augsburgfche ver bindtenisfe , hen niet dacht boven reden tc belasten, en verklaarde, dat, indien het na maals gebeurde , dat de Rijks-lasten zoc groot waren, dat het noodig wezen zou, de Staaten van Friesland aantezoeken, om hur aandeel optebrengen, met de andere Nederlanden , in zulk geval de Keizer, zijne erven en nakomelingen , hetzelve Hellen zullen ten goeddunken der Staaten , gelijk zij als dan zulks in alle reden en billijkheid zul len vinden te behooren , om zich niet geheellijk van de andere Nederlanden aftelcheiden, zonder dat de Keizer of zijne erven die van Friesland eenigzins zullen mogen belasten , boven 't gene zij met hunnen goeden dank bewilligen zullen. Na dat de Keizei ook die van Friesland, fchriftelijk, aangemaand hadt, om hunne afgevaardigden naar Brusfel te zenden, waar de algemeene Staaten der Nederlanden, in 't kort, vergaderen zouden, maakten de Staaten, den elfden van wijnmaand des jaars 1549, een nieuw ontwerp van goedkeuringeen bezegelinge van 't Augsburgfche verdrag, waarbij zij verklaarden, hier D 4 we > t 1 f Den 11 Den aS Oct. 1549,  5d VADERLANDSCHE XIX. Boek: De Credcr,tit en fufiruBie waren geteekendden ie glftjber. toe te zullen komen, onder voorwaarde, dat zij en de ingezetenen van Friesland , daar door, nu en in 't toekomende, niet gehouden of verbonden zouden zijn, om in eenige aanflagen des Rijks te dragen; dat de Keizer het aandeel van Friesland in de Rijks-lasten betalen zal uit zijne Bildlanden en de gewoone inkomflen, welke hij in dit gewest ontfing; dat de ingezetenen, uit kracht van deze goedkeuringe des verdrags, niet buiten Friesland zullen moeten trekken; en tralie voorgaande verbindtenisfen van den Keizer met de Friezen, gelijk mede hunne vrijheden, gerechtigheden en gewoonten, onverkort blijven zullen. Dit ontwerp werdt, aanftonds, naar Brusfel gezonden. Vier afgevaardigden , Pieter van Dekema, Janke /an Douwema,Georgevan Roorda en Idzard /an Grovestins, ontfïngen een' geloofsbrief lan den Keizer , en fchriftelijkcn last, om het antwoord der Staaten en hunne bewillig ringe in de goedkeuringe en bevestiginge /an 't Augsburgfche verdrag overtebrengen, gelijk hetzelve hun medegeven werdt, en ?onder eenige veranderinge. Zij moeiten, te Brusfel, een getuigenis van bunnen wel /olbragten last verzoeken, en dit den Staaten overhandigen, met invoegioge van den woorlelijken inhoud der gemelde goedkeuring iran 't verdrag met het Keizerrijk Hoe weinig dit gedrag der Friezen aan 't Brusfllfche [lof behaagde , bleek uit de pogingen van den Stadhouder , op den Landsdag te Leeuwarden in louwmaand des jaars 1550, wanaee? hij de Staaten, met allen aandrang, zocht  XIX. Boek. HISTORIE. 5? zocht te bewegen, dat zij, voor de vierde -reize', over dit punt handelden, en, gelijk de overige Nederlanden, daar omtrent aan den Keizer genoegen gaven. Na dat de Staaten over dit voordel geraadpleegd hadden, overhandigden zij aan den Stadhouder een fchriftelijk antwoord , in 't hoofdzakelijke niet verichillende van 't voorgaande. Het gevolg was, dat de Stadhouder en 't Hof van Friesland rondelijk weigerden, dit antwoord aantenemen. Hier bij verklaarde de Graaf van Aremberg, dat, naardien Friesland zich niet hadt willen fchikken naar 't voorbeeld der andere erflanden, en 't voorfchrift der bekrachtiginge aannemen, zijne Majefleit niet van meeninge was, dit gewest in deze zaak verder te begunftigen , maar, in hoedanigheid van Keizer, in zijn geheel bleef; de Staaten konden overleggen en bedenken , wat bun , in vo'gende tijden, ter oorzake hier van , mogte overkomen ; en hoewel de goedkeuring van 't Augsburgfche verdrag, op naam van de algemeene Staaten der Nederlanden, aan 't Rijk overgezonden was, zou men echter die van Friesland op hun zeiven laten, zonder te letten op hunne weigeringe en zwaarigheid. Gaarne hadder de Staaten dit antwoord van den Stadhouder in gefchrift ontfangen , gelijk ook een affchrift van 's Keizers bevel, belangende dil verfchil; doch beide werdt hun, om rede nen , uitdrukkelijk geweigerd. Na dezer tijd is, zoo veel ikwete, over dit lluk nie meer in Friesland gehandeld, zekerlijk nie op den Landsdag in zomermaand des jaar D 5 *55* Den si [*u. I55°- t t t i i  5* VADERLANDSCHE:; XIX. Boe*. 1551, waar toe anders de gelegenheid voorkwam , alzo>:> de Stadhouder zich, toen, beriep op zeker gezegde, .doör de Staaten in hun antwoord ten jaare 1548 gebezigd, doch betreffende hunne genegenheid voor den Keizer en zijnen zoon Filips, en de Staaten aanhielden op de handhavinge der verbindcenisfen van den Keizer met de Friezen. Het gezegde, oet onszien, hoeveelwerks het kostte , om alle de Nederlanden , ten dien tijde, hunne onderhoorigheid aan 't Rijk , en de verplichtinge om in deszelfs lasten te dragen , te d;.en erkennen. Vreemd was 't, dat die van Hollanden Zeeland, tegea den Brabanders, omtrent denzelfden tijd, noch durfden beweren, dat loiland en Zeeland nie-s gemeens met het Keizerrijk hadden; dat de Graaven nimmer eenig verlij van 't Rijk of den Keizer genomen hadden; dat zij nooit, immers niet bij menfchen geheugen, iet tot de Rijks - lasten gedragen, en nimmermeer onder 't Kamergericht te Spiers behoord hadden. Vaster gaat het, dat onze Nederlandfche gewesten, na dezen tijd, niet veel in de Rijks-lasten betaald hebben, en dat over de onderhoorigheid aan 't Rijk, op onderfcheiden tijden , zeer verfchillende gedacht is. Kareis zoon en opvolger, Filips, zocht de Nederlanden aan de afhangelijkheid van 't Keizerrijk, waar in hij niets te gebieden hadt, meer en meer te onttrekken De Staaten, in tegendeel, drongen fterk op de handhavinge der vereeniginge met het Rijk, zoo in *t jaar 1559 en 1576, .als bijzonderlijk in den jaare 1578, wanneer zij, door den mond van. Mar-  £IX? Boek. HISTORIE. ' 59 Marnixvan Aldegonde, op den .Rijksdag te Worras, verklaarden, dat de Nederlanden., van ou.ds, met Duitschland verknocht ,geweest waren, en dat Keizer Rudolf noch onlangs verzekerd hadt, dezclven voor een der treiiëlijkfte leden des Roomfcben Rijks te houden: op welken grond zij de hulpe en besfcherminge van 't Rijk inriepen : gelijk dit reeds vroeger , eerst door den Prinfe van Oranje in 't jaar 1568, en, twee jaaren Itoter, door de Graaven van Culembórg, van den Berg, van Hoorne, en door een groot aantal gevluchte Nederlanders, gedaan was. Ten tijde der Utrechtfche Unie en der afzweringe van Filips, zag men, hoe gaarne de vereenigde Nederlanden zich vooreen der leden van 'e Rijk wilden gehouden hebben : waar bijzij, met reden, een groot belang rekenden. Zoo verre is het van daar, dat de Nederlanders, federr, aan hunne verbindtenisfe met het Rijk niet meer gedacht zouden hebben , dat de algemeene Staaten , in 't jaar 1582, hunne gemagtigden naar den Rijksdag te Augsburg zonden, niet alleenlijk, om aan den Keizer en de Rijksftenden redenen te geven , die hen bewogen hadden tot het afzweren van Koning Filips en het aannemen des Hertogen van Anjou , maar ook , om op den Rijksdag te verzoeken, dat men aan de verbindtenisfen met de Nederlanden wilde gedenken, èn de noodige hulpe tegen den vijand verkenen. Op foortgelijken toon fpraken de Nederlanders noch in 't jaar 1590, in hope, dat het Keizerrijk hun bijftand tegen Spanje bieden zou. Doch a wanneer de  6o VADERLANDSCHE XIX. Boïk; de begeerde hulpe achterbleef, en de Keizer met de Rijksftenden zich als middelaars tusfehen Spanje en de Staaten aanboden, gelijk in de jaaren 1594, i598 en 1603 gefchiedde, zwegen de Nederlanders van hunne onderhoorigheid aan 't Rijk , en namen een' anderen toon aan. Want, als Keizer Rudolf de II, in 't jaar 1607, aan de Staaten fchreef, dat hu 't vreemd vondt, dat de Nederlanden , die , buiten tegenfpraak , leenroerig van 't Duitfche Rijk waren, zich voor een vrij en onafhangelijk Gemeenebest wilden doen erkennen, gaven hem de Staaten een deftig antwoord, waar in zij de Nederlanders als een vrij volk befchouwden, van den Keizer en 't Rijk zeiden te verwachten, dat zij goedgunftigïijk zouden goedkeuren, wat hier verricht was, om een einde van den oorlog te maken, doch van de leenroerigheid geen enkel woord repten. De ftaatkunde geboodt, de afhangelijkheid van 't Rijk niet openlijk tegentefpreken, om dat hét hatelijk was; en zij verboodt, dezelve toeteftemmen, om dat het ftreedt met den luilter van 't Gemeenebest. Naar mate deszelfs aanzien hooger klom, verloor men, hier te Lande, de onderhoorigheid aan 't Rijk meer uit het oog, in zoo verre, dat de Staaten, in de jaaren 1Ó19 en 1641, weigerden gehoor te geven aan de Keizerlijke gezanten, om dat zij, in de opfchriften der geloofsbrieven, genoemd werden getrouwen aan 't Roomfche Rijk. Midlerwijl fprak men, in Duitschland, noch wel van de onderhoorigheid der Nederlanden aan 'c Rijk, en Keizer Ferdinand de III gaf voors  XIX. Boek.. HISTORIE. 6'f voor, in 't jaar 1637, dat de zeventien Nederlandfche provinciën een leen van 't Duicfche Rijk waren; doch bij den Munfterfcben vrede des jaars 1648, en in de bevestiginge van deszelfs drieëpvijftigfte artikel, zoo door. den Keizer, als door de Rijksftenden in 't jaar 1654 , werdt dit ftuk met ftilzwijgen'. voorbijgegaan. Na dien tijd bleven de Stenden aan de algemeene Staaten der vereenigde Nederlanden den titel van Hooge en Mogende Hëêren geven, en de Keizer noemde hen, federt het jaar 17.10,. Hoog Mogende Heeren: welke benaaming niet voegt aan zulken, die als onderhoorigen aan 't Keizerrijk beichouwd worden. j . Uit al 't gezegde blijkt, wat 'er over dit belangrijk punt voorgevallen zij, geduurende. dep. tijd van meer dan eene eeuwe, gere« kénd van 't jaar 1548, tot welks gebeurteriislën ik nu wederkeere. Meer dan eens raadpleegde men met nadruk , om den koophandel en de haringvisfcherije té befchermen tegen de Schotten en Engèlfchen, als mede tegen de yerhqoginge der tollen in de Zond, waar over, weinige maanden later , eene fchikking met den Koning van Denemarken gemaakt werdt. Noch voor 't einde van dit jaar, overleedt , te BrusfeJ, op 'Xonverwaciufte, Maximiliaan van Egmond, Graaf van Buuren, Stadhouder van Friesland, Overijsfel en Groningen, en Kapitein Generaal der Nederlanden. Kort voor zijnen dood , betuigde hi; zijnen afkeer van de Proteftanten, zijne ver kleefdheid aan den Keizer, en zijne vriend fchai De Graaf van Ênuren fterft/ den » J Dec.«4*«  61 < VADERTJANDSCHÈ XIX. Boe De Gr: ■van An berg wordt zijn op volger Friuslai enz. Zijne Heerliji heden k men aan den Pri fe van Oranje. j549 Filips, Prins van Spanje , wordt, als aanflaandeHeer dei Nederlandenoveral, in IfM? ff'**®a$ van-Perren'ot' vart GfanvelJe-^en ja^ van Ligne ,■ Graavéiyan Arem- ' berg- He hkflë volgde hem op, alsStad- 'Lgmotld her ééne dóchter na, Anna, in 't J££#ffi*WW i&&fas*Wmffi den I-, door welk' huwelijk de Heerlijkheden Buu°'^Sï^M9 We»,^t. Maartensdijk'' n-in-Zeelandi-en^aiiacre, in 't Huis vahNaslau- Oraiife overgebragt, ;en 'tot heden gebievtn SiffiP '--.-- ; He géitfiYedènisfen'van 't volgende jW - waren nier minder gewigtig, dan Van 't voorgaande, vooral ten opzichte van 't ftaatkundige en godsdicnftige. in ons Vaderland: om met te gewagen van de nieuwe pogingen ter beveiliginge det hafingvisfcherije , welke vrïxhteioos afliepen, of van'den ijdelèh'op-' hef, 'we'lfteft'de'Kéizer maakte, 'oni dëSchotfche zeéfchuimenjeh tegentégaati, of • van dé! listige wijz5r,'-,wHiaf-op h'ij' een' 'nieuwen 'impost op de "wijnen w'ist doortedringen. /Keizerpare'!-, zich -noch in dè^Nederlanden bevindende, 'kreeg in den zin; dm zijnen zoon Filips inVSpanje1 "htrwaörrïs 'ie Óri'tbieden, eh hem' in'deze'ï.anderf'als Cbèkomenden pverften Heer eh hatü.ui'Irjk^h'Pnns'plëgtiglijk. te doen inhuldigen.-' Wat'elfen Kèizec ■tot dit .beïluit. bewogen hebbe', is 'twijfelachtig. Alen gist, dat hif hter tóëkvvam uïc vreeze , 't zij' Jat' de 'Nederlanders , naderhand, hüiyèrlg zijn;'zöudèn'v?pm èétf geboren Spanjaard/tot' Heer aantéiicmén , 't zii dat eenige Nederhndlch'e'EdeFeS!;'''dié;jn 's volli's blakende"güftfteTtönde'n, zijnen''zoon' in' den weg  XIX. Boek. HISTORIE. £3 weg wezen zouden. 'Tkan zijn,, dar. Karei hem meest bekwaam rekende, om de ftrenge bloedplakaaten tegen de Onroomfchen te doen uitvoeren; öf, dat het henen en weder reizen hem te ..lastig begon te vallen; of, dat hij zich nu wilde ontdaan van de aanhoudende tegenwoordigheid zijns zoons in Spanje. Wat hier van zij; Filips was reeds in 't voorjaar te Brusfel, en werdt begroet door afgevaardigden derNederlandfcheStaaten, die mét geen-ledige handen, nu of vervolgens, kwamen., Na dat de inhuldiging. imBrabaht en elders gefchied was , begaf Filips zich, tot dit, zelfde, oogmerk, naar ons Vaderland. Te Bergen op Zoom werdt hij met groote pracht onthaald. Om fpoed temaken, liet hijzichniet te Middelburg en Zierikzee huldigen, maar alleenlijk (-o .Reimerswaale, in welke lhd.de voornaamile Zeeuwfclie Edelen vergaderd waren. T^ Dordrecht! deeden hem.de Staa ten van Holland .hulde!, en de voornaaanrre lieden ondingen, federt, den aandaanden Graav.e met groote plegrigheid. Hetzelfde gefchiedde.in 't Sticht, in Overijsfel en Gel-, derland.. Doch^n Friesland, Groningen en .Drenthe , -ontfing. de Graaf van 'Aremberg, in 'sPriniën-naam., de hulde van de. Staaten, en deedt hun,den: eed, in louwmaand-des volgenden jaars.;;, - . her de. inhuldiging van Filips gefchiedde, liefde Keizer, a?n.,de Staaten. voordellen, dat .hij befloten hadt,:_ zijnen zoon te doen ontfangem voor. toekomenden overden Erfheer en Landvorst der Nederlanden, zoo om andere .merkelijke redenen, .doch - welke, hij ver- FiHpr komt in da Nederlanden , en wordt alomme iagehuldigd- Tm Ze», land. In Holland. In Utrecht," Overijsfel , Ce\derland £■ elders. Naders beftciling over de etfvolginge in do regeeringe dezer Lande».  *4 VADERLANDSCHE XIX. Boe*; Eed van «n aan Vh lipt ,"iu d< Nederlanden. verzweeg'r als 'ten blijke van genegenheid voor: deze Landen , uit zucht voor derZelvetf Juste, vrede en welvaart, en om zijnen zoon gelegenheid te geven, dat hij de Nederlanden leerde kennen, en blijken van zijne liefde aan de onderzaaten geven kon. Indien dit waarlijk Kareis hoofdoogmerk was, is 't dubbel jammer, dat Filips 'er zoo Hecht aan beantwoordde , zoo wel als de Hertog van Alva, een der ooggetuigen van de plegtige gebeurtenis/en , die nu voorvielen. Dan , bij 't gemelde voordel voegde de Keizer noch , dat'hij , om de Nederlanden onder éénen Vorst verbonden te doen blijven, noodig oordeelde, eene vaste wet te maken, volgens welke het recht van plaatsvervullinge in de zijd- en rechte lijn, in alle de Nederlanden, ftand grijpen zou, zoo veel betrof de erfvolginge in de regeeringe dezer Landen. Zijn oogmerk was, die erfvolginge aan zijn gedacht te verzekeren, zoo in de rechte en zijd, als in de mannelijke ert vrouwelijke lijn. Van hier, dat hij, kort daarna, rondelijk verklaarde, dat de vrouwen in de regeeringe van Gelder en Zutfen opvolgen mogren. De toegeeflijkheid der algemeene en van de meede bijzondere Staaten in alles, wat de Keizer voorftoeg, zal hem ook, hier en daar, gemakkelijker gemaakt hebben ten opzichte van den wederzijdfchen eed, welken Filips en de Staaten der onderfcheiden Landfchappen doen moeden. In Holland en Zeeland, was men nu op dit punt zeer oplettend. Vermoedelijk, dacht-men aan 't gene met Filips grootvader, in den jaare 1494» over  XIX. Bofk. HISTORIE. % over 't voorfchrifc van den eed voorgevallen was. Is 'er iet van belang Voor latere beïtierders in eenig Land, het is zonder twijfel dit, in gewigtige zaken te rug te zien op foortgelijke in vroegere tijden. Dit maakt hen bedachtzaam, vooruitziende en wijs; dit wederhoudt hen niet zeldfaam van voorbarige befluiten , wier eenige loon is vruchteloos naberouw. Men deedt, in Zeeland, Filips zich met eede verbinden tot de onderhortdinge der gewoonten en herkomen, die aldaar tot op het overlijden van Koning Filips, zijnen grootvader, én voorts onder dë regeeringe van Keizer Karei, tot heden toé in gebruik geweest waren. In Holland zwoer hij, dat hij wel en getrouwlijk zou houden 'en doen onderhouden alle privilegiën en vrijheden der Edelen, Steden, Gemeenten en Onderzaaten, zoo geeftelijken als weereldlijken, en van 'tLand, hun door zijne voorzaaten, Graaven en Graavinnen van Holland, verleend, en voorts hunne gewoonten, herkomen, gebruiken en rechten, die zij nu ih \ gemeen en bijzonderlijk hadden. Na dat Filips dus gezworen hadt, zwoeren de Hollanders hem trouwe, zoo als zij van rechts en reden wege fchiildig tsaren; doch de Zeeuwen voegden 'er duidelijk bij, volgens de reektin en privilegiën van Zeeland. In Friesland waren veeie onderhandelingen over den eed der Staaten én van Filips geweest; doch de Stadhouder van Arémberg kreeg in last, aan de Staaten vodrtehoüden, dat de Landvoogdes de veranderingen, gemaakt in den éed des jaars 1515* aan den Keizer hadt te' kehlil Deül* E heri  66 VADERLANDSCHE XIX. Boek. Den 7 Maart Ï55I- De Keizer verklaart, dat de Nederlandenonder {énen len gegeven, doch die niet redelijk vondt, lat men in zoo plegtige zaak eenige veranleringe zou willen maken, of dat men zijnen soon verbondt meer te zweren , dan zijne Majefteit gezworen hadt. Deze aanmerking londt den Keizer vrij, maar niet, om daar bij, tegen de waarheid, te voegen, dat alle de andere Nederlanden met den ouden eed te vreden geweest waren, en geen bijvoegfel of veranderinge in 't formulier van hunnen eed gemaakt hadden. Het tegendeel bleek in Holland en Zeeland, gelijk gezegd is, en zelfs in Brabant , waar Filips , bij zijne inhuldiginge te Leuven, met eede beloofde , alle voorrechten te zullen doen onderhouden, geen oorlog te zullen aanvaarden en niet te munten , dan met kennisfe der Staaten, en niemand tot 'Raad van Brabant te zullen verkiezen, dan die in dat gewest geboren was. De uitkomst toonde naderhand, dat de wijze voorzorge van fommige Nederlandfche Staaten hen zoo weinig, als anderen , van overheerfchinge bevrijden kon. Midlerwijl deedt de Keizer aanteekeninge van Filips inhuldiginge houden, in den grooten Raad te Mechelen , in den Raad van Brabant, en in de Rekenkamers van Rijsfel, Brusfel en den Haage. Ook beleende hij, als Keizer, zijnen zoon met de Erf-Nederlanden, en deedt dit verlij ook door den Roomsch- Koning Ferdinand bevestigen. Na dat Filips, als aanftaande Heer der Nederlanden, ingehuldigd, en Vrouw Maria, welke haar ontflag begeerd hadt, in de Landvoogdije bevestigd was, verklaarde Karel  XIX. Boek. HISTORIE. rel de V, dat de Nederlanden nooic van malkanderen gefcheiden zouden konnen worden, maar alle onder de regeeringe van éénen Vorst moeten blijven- De Staaten hadden hier in gaarne bewilligd, 'tzij, dat zij deze vereeniginge gefchikt oordeelden, om de Nederlanden magtiger te maken, 't zij, dat zij, te rug ziende op de verwoeftende twisten over de erfvolginge in vroegeren tijd, en op de geduchte oorlogen tusfehen de bijzondere Heeren van fomnüge Landfchappen, bijvoorbeeld, van Vlaanderen en Zeeland, van Holland en Utrecht, in voorgaande eeuwen, en noch korter geleden, van Gelderland en Holland, het bellier van eenen en denzelfden Vorst befchouwden als een gepast middel ter voorkominge van foortgeIijke rampfpoeden. Indien de Keizer, gelijk men vermoedt, in den zin mogt gehad hebben, om nu den weg te banen tot de verheffinge der Nederlanden tot een Koningrijk, deèdt hij wijslijk afltand van dit ontwerp , om dat hij de zoo verfchillende voorrechten, vrijheden en gewoonten der bijzondere Landfchappen niet wist onder ééne regeeringswijze te brengen. Vaster gaat het, dat de Keizer, die pas een fprekend bewijs van de welgezinde toegeeflijkheid der Nederlanderen ontfangen hadt, 'er weinig aan beantwoordde, en zijnen zoon, al aanllonds, een flecht voorbeelc van navolginge gaf Want, reeds in flachtmaand van dit jaar, liet hij alomme in de Nederlanden een plakaat afkondigen, waai bij de leengoederen van veroordeelde kette E 2 rer Heer blijven zullen. Streng» plakaaten tegen de Onroomfclien. I  68 VADERLANDSCHE XIX. Boek. *55°' ren verbeurd verklaard werden, onaangezien alle privilegiën, rechten en gewoonten, volgens welke men, in veele plaatfen, de verbeurdverklaringe der goederen van hun, die ter dood veroordeeld waren, met eene kleine fomme meende te konnen afkoopen. Doch dit en foortgelijke plakaaten werden, federt, door een ander gevolgd, dat ftrenger was, en veel opziens baarde. Want, in grasmaand des jaars 1550, liet de Keizer in alle de Nederlanden een plakaat uitgaan, bij welk alle Officieren last kregen, den Inquifiteuren behulpzaam te zijn, om alle verdachte perfoonen te doen aanbrengen; den aanbrenger de helft der goederen van de veroordeelden beloofd werdt; en dergelijke toezegginggefchiedde aan elk, die eene ongeoorloofde vergaderinge zou aanwijzen. De Inquifiteurs ontfingen bijzonder bevel van den Keizer, om de hand aan de uitvoeringe van dit plakaat te houden; gelijk Ruard Tapper, Opper-Inquifiteur der Nederlanden, onlangs, door Paus Paulus den III fchrifcelijk aangezet was, om zich wei van zijn ampt te kwijten. Dit alles veroorzaakte kommer, gemor, klagten, verflagenheid, zoo elders, als bijzonderlijk te Antwerpen en in andere voornaame kooplieden. De vreeze voor 't hatelijke geloofs-onderzoek , voor gewetens - dwang en openlijke vervolginge om den Godsdienst, was niet ongegrond. Dit 'ondervonden verfcheiden Doopsgezinden en anderen, in dit jaar zonder, fchuld ter dood gebragt. Roornfchen zoo wel, als Onroomfchen, in wier harten flegs ééne vonk van vrijheidliefde was, had-  XIX. Boek. HISTORIE. 69 hadden een' afkeer van de affchuwelijke In quifitie, een troetelkind van 't driefte bijge ' loof en der onverzadelijke fchraapzucht Ook befchouwde men 'sKeizers plakaat al: uadeelig voor den Nedeilandfchen koophan del. Ue beroemd: Viglius van Aijtta werdt. door veelen, gehouden voor den Ichrijver. en hierom gehaat. Uit zijn eigen getuigenis kan men opmaken, dat het ftrenglle, in dii plakaat te vinden, aan den Keizer en zijner biegtvader moest worden toegefchreven. Hij zelf hadt 'er veele dingen in verzacht, en, was 't hem mogelijk geweest, hij zou 'ei meer in veranderd hebben, om dat llrenge middelen hem mishaagden, en de ftraflen te gen de ketters, naar zijn begrip, behoordet gematigd en onderfcheidenlijk uitgedeeld t< worden. Doch anderen hadden doorgedre ven, dat men de luiden, door de ftrengheh der ftraffe, van de ketterije moest affchrik ken, welke in Nederland niet uitgerooid maar veeleer voortgeplant zou worden, in dien elk vrijheid kreeg, eenen Godsdiens te beleven, welken hij goedvondt. Dan alzoo de Keizer dit plakaat niet vooraf te: kennisfe van den geheimen Raad gebrag hadt, oordeelde de Prelident zich, met zijn< amptgenooten, verplicht, zorge te dragen dat hetzelve, met gematigdheid , ter uitvoe ringe gelegd werdt. Vermoedelijk is't,da hij zijn gevoelen aan de Landvoogdesfe ooi fmakelijk maakte Ten minften, zij bewooj den Keizer, om zijn plakaat een weinig t< verzachten; gelijk hij, eerlang, door de af kondiginge van een ander deedt, of, liever & E 3 fcheei Vigliu» van Zuichein wil niet gehoudenworden voor den opfïeller van bet ürenge ïb 't laatfte plakaat. i l : : Het wordt, ifa 'fchijn, ' verzacht. ! Den aj Sept. X  ?o VADERLANDSCHE XIX. Boek: Afgekondigd onder prott ftatig, Keizerlijl vonnis , den 18 Waart 1550, tei voordeel: van de Hollanders , te gen die van Brabant, op 't ftnk vai erreftseren. Ontwerp tot vernieuwing»der ver- fcheen te doen. Want dit nieuwe plakaa* was zoo fcherp, als het voorige; uitgezonderd, dat de gevloekte naam Inquifitie ach* terbleef, de Inquifiteurs nu geeftelijke rechters geheten werden, en eenige verzachting, ten opzichte der uitheemfche koopluiden, gemaakt was. Die geringe veranderingen ftilden, echter, het gemor van veelen voor eenen tijd, ook te Antwerpen, in welke -ftad, gelijk elders, 't plakaat toen afgekondigd werdt, doch onder openlijke aantuiginge, dat men met geene Inquifitie zou bezwaard, noch in eenige voorrechten of vrijheden verkort worden. Desniettegenftaande, ging de vervolging om den Godsdienst, twee of drie jaaren lang, wederom zeer hevig voort, en beroofde veele allerbraaffte ingezetenen van goed en leven. Terwijl de Keizer de Hollanders, aan den eenen kant, zocht te believen, poogde hij, aan de andere zijde, meer voordeels van hun te trekken. Het eerfte bleek uit zijn vonnis, waarbij verklaard werdt, dat de kracht | der Gulden-Bulle van Keizer Karei den IV, ! volgens welke de Brabanders elders niet konden bekommerd worden, zich niet tot Holland uitftrekte: waar over hevige twist ontftaan was, na dat, in 't jaar 1544, de goederen van een' Antwerpenaar te Amfterdam , 'en, twee jaaren later, twintig Amfterdamfche poorters, onder welken een Burgemeester, te Antwerpen bekommerd geworden waren. Het andere zag men uit den toeleg, t om de Quohieren der verpondinge in Holland te doen vernieuwen. De Staaten zeiven  XIX. Boek. HISTORIE. ven hadden de noodzakelijkheid daar van, federt verfcheiden jaaren, wel begrepen, doch begeerden, dat dit werk, niet alleenlijk door gémagrigden des Keizers, maar ook door den Stadhouder en eenen uit elke der zés groote lieden, verricht zou worden. Men Vreesde, dat anders eenige fteden, met naame Amfterdam, te zwaar belast mogteh worden. Van den Stadhouder beloofde men zich wat goeds, vooral, na dat hem, wegens Holland, dertig duizend kareis guldens ten gefchenke gegeven waren. Belangrijk voor alle de Nederlanden was 't- verdrag "van koophandel met Henrik den 11, Koning van Frankrijk, waar bij bepaald werdt, dat, voortaan, noch in Frankrijk, noch in de Nederlanden, eenige andere dan vijandlijke goederen zouden verbeurd verklaard worden; als mede het verbond van vrede en vriendfchap met de Schotten, welker zeefchuimerijen den Nederlandfcher koophandel en der haringvisfcherije , ook in dit jaar, groot nadeel toegebragt hadden, 't Schijnt, dat de Schotten, die ook veele verliezen ondergingen, aanleidinge tot de onderhandelinge over een nader beftand en den vrede gaven, om dat zij den oorlog met de Nederlanden nu moede waren. De vrede werdt, te Binch in Henegouwen, gefloten, en geteekend door den Ridder Erftin, wegens Schotland, en, wegens de Nederlanden, door drie afgezondenen der Landvoogdesfe, Lodewijk van Praet van Moerkerken, voorhenen Stadhouder van Holland, Joar van St. Maurits, Prefident in den Raad var E 4 Staa pondinge over 't platte Land en . de Stedeü van Holland. ; Gefchenk aan M. van Bourgondie. Verdrag van koophandel met Frankrijk. Vrede met Schotlaud, deu !J Dec. 155°.  2% VADERL, HISTORIE. XIX. Boek, Den x. April VER- Staate, en Viglius van Aijtta van Zuichem, Prefident in den geheimen Raad. Hunne verrichtingen behaagden den Keizer; en hij bekrachtigde 't gemaakte verbond met de Schotten, waar in ook de Koningen van Frankrijk, Engeland en Denemarken, de Roomsch-Koning en de Rijksftenden, van wederzijde, begrepen waren. De vrede met Schotland hieldt ftand, en deedt onzen handel ter zee bloeijen; doch het verdrag met Frankrijk verloor, binnen kort , zijne kracht en werkinge, door een' nieuwen oorlog, tusfehen dat Rijk en de Nederlanden ontftaan, en jaaren lang voortgezet: gelijk in 't volgende boek verhaald zal worden.  VERKORTE VADERLANDSCHE HISTORIE. TWINTIGSTE BOEK. X^eizer Karei, die de verdelginge dér Pro teltanten nooit uit het oog verloor, gaf zich ^een ruste, voor dat de Kerkvergadering te Trente hervat werdt, en was ook bedacht, om eenige Nederlanders derwaards te zenden. De Bisfchop van Atrecht, Antoni Perrenot, moest de bekwaamiten daar tot benoemen; en hij raadpleegde hier over mei Viglius van Aijtta, die hem berichtte, dai in de Nederlanden, eertijds van geleerde mannen rijkelijk voorzien, thans zoo weini ge bekwaame luiden gevonden werden, dai hij 'er zich over fchaamde, en naauwlijki iemand wist te vinden, die de zaken van 'i Hof, te Trente, wel zou konnen waarne^ men' Aan Monniken, dacht hij, zou de Bisfchop geen zin hebben; doch wien hi uit de ongeordende Godgeleerden kiezer zou, wist hij niet Franciscus Sonnius, Ka nonnik te Utrecht, en Joannes van der Eijc ken, bijgenaamd Hasfelius, fchenen hen E 5 ech I5SQ-^ Eenige Nederlanders gezondennaar-de Kerkvergaderingete Trente, I i I t  74- VADERLANDSCHE'- VXX. Boek. 155' Zij word gcfchorst, echter, hier toe, noch de bekwaamften. Sommigen fpraken' ook van Herman, van Gouda; doch de Prefident monlterde hem uit, om dat hij den naam hadt van zeer korzel te zijn. De Bisfchoppenr- welken de Keizer naar Trente zenden zou, moeiten, naar zijn oordeel, drie of vier Godgeleerden met zich nemen, als mede twee Hoogleeraars in de Godgeleerdheid en eenen in 't Kerkelijke recht, uit de Hooge Schoole te Leuven. Ruard Tapper werdt bijzonderlijk aangeprezen. Bij dezen wilde hij gevoegd hebben eenige bekwaame Abten, fommigen uit de vier bedel-orden, en zulke Kanonniken, ' die onmiddelijk van den Paus afhingen Eindelijk, hielde hij van dienst, dat de Keizer een hoofd over alle deze Geeftelijken ftelde, om hunne handelingen, overeenkomltig met 'sKeizers oogmerk, te bellieren: waar toe hij aanprees Filips Nigri, Kanfelier der Ridder- orde van 't Gulden Vlies, of Gerard van Veldwijk, Lid van den geheimen Raad. Dit laatite fehijht niet behaagd te hebben, hoewel men zich anders, grootcndeels, naar 't gevoelen van Viglius van Aijtta Ichikte. Tapper, Hasfelius cn Sonnius werden, in't jaar 1551, naar Trente afgevaardigd; ook Gerard van Hamericourt, Joannes Mahufius, Mar'tinus Riethoven en Kornelius Janfenius, die,' naderhand, tot de Bisfchoplijke waar» digheid in de Nederlanden verheven zijn. Terwijl men, te Trente, zich bezig hieldt, om, met ruim zestig Kerkdijken, eenige voornaamé gefchilpunten te bellisfen, werdt de Kerkvergadering, in 't einde van grasmaand  sx. mojöt. HLS TORI E. 75 maanddes jaars 1552, plotfelijk afgebroken,' op de tijdinge van den fnellen en gelukkigen \ voortgang der wapenen van eenige üuitfchei Proteftantfche Vorften tegen den Keizer, die ^ nu merkelijk in \ naauwe gezet werdt. Hij fchreef ten eerften naar Spanje aan zijnen] zoon Filips, dat hij, van daar, krijgsvolk en< geld zenden zou, en verzocht de Duitfche Rijksvorflen, die hem getrouw gebleven waren, dat zij hun best doen wilden, om de bewegingen, voor Duitschland zoo nadeelig, te fteuiten , en voor de gemeene ruste zorge te dragen. Evenwel zag Karei zich, eerlang, genoodzaakt tot het teeltenen van den Pasfaufchen vrede, bij welken, aan de Proteftanten in Duitschland volkomene vrijheid van Godsdienst vergund, en de rust in 't Rijk herlteld werdt. Dit hadt ten gevolge, dat de Kerkvergadering te Trente, een' geruimen tijd , geen voortgang hadt, en eerst in 't begin des jaars i^óa hervat werdt. Toen haastte men zich inet de beflisfinge der overige Geloofsgefchülen; en de Kerkvergadering werdt, den derden van wintermaand des volgenden jaars, geëindigd. Haare befluiten, door twee honderd vijfenvijftig leden onderteekend, werden met allen fpoed gedrukt, alomme afgekondigd en aangenomen, ook in de Nederlanden, doch niet zonder-grooten tegenftand en veele onverwachte gevolgen, die'naderhand zullen moeten gemeld worden. IVlen zal zich te minder verwonderen over di.n fpoed, waar mede Keizer Karei befloot tót den Pasfaufchen vrede, indien men bedenkt, r loopt en K«i- luicschind teen. lij zoekt iver.il itslpe. l'rede té ?a«lau, .' len a flng. 15^'i. De Trqotefchevergadering wordt hervat en geëindigd. Oorlog rn et Frankrijk oratren1 het mid*  76 VADERLANDSCHE XX. Boek'. d'ti des jaar» 1551. Den tS. Sept. Middelen van verde diginge dezer tanden. 155^ Bede aan alle de JNederlandcn. Bedenkingen daar tegen in Holland en Zeeland; doch 'tilot was^ betaler.. denkt, hoe zeer de oorlog met Frankrijk hem thans belemmerde. De Keizer voorzag denzelven, maar kon hem niet ontwijken. De Franfche vijandlijkheden ter zee namen een' aanvang in hooijmaand, en beroofden de Nederlanders van een aantal koopvaardijfchepen en van de haringvisfeherije. Ook was men beducht voor eenen aanflag op Zeeland, en een' inval der Franlchen in andere Gewesten. Na dat de oorlog aan Frankrijk plegtiglijk verklaard was, begon men met meer ernst op middelen van tegenweer .tq denken. Maarten van Rosfem werdt naar Mechelen gezonden, om volk te verzamelen. In Holland floeg de Stadhouder aan de Staaten voor, of men niet eenige ilerkten in de Maaze, het Marsdiep en 't Vlie behoorde te leggen, of anders 't getal van 'sLands oorlogschepen re vermeerderen. Het eerde oordeelden de Staaten onnuttig en te kostbaar; en 't vergrooten der zeemagt, begrepen zij, was eene zaak, waar over alle de Nederlanden, en niet Holland alleen, moesten befchreven worden. De Landvoogdes deedt, kort daarna, wel alle de Nederlanden, te Brugge, belchrijven, doch vooral, om aan elk eene bede te doen, waar uit men de kosten van den Franfchen oorlog zou konnen vinden. De Staaten der meefte Landtchappen bewilligden vrij fpoedig in de volle beden; doch. die van Holland en Zeeland hadden veele bedenkingen tegen de bede van twee tonnen fchats. Zij zochten verminderinge; zij bedongen vermeerderingeder zeemagt; zij raadpleegden veelzins over  XX.Boek. HISTORIE. 77 over de middelen, om geld te vinden. Eindelijk, beiloot men tot het opbrengen der volle bede, en om daar toe, onder anderen, zes Huivers op elke haardftede te leggen, en voor vijftig duizend los- en lijfrenten te verkoopen. Uk de onderhandelingen met de Landvoogdesfe en den Prefident van Aijtta, befpeurde men genoeg, dat van die gelden geen gebruik gemaakt zou worden tot bevei-1 liginge der Hollandfehe en Zeeuwfche ha-< ringvaart. Ter Staatsvergaderinge werden,j hierom , in zomermaand, twee middelen ini overweginge genomen: het verwerven van brieven van vrijgeleide van Frankrijk, of het uitrusten van een bekwaam aantal van_ oorlogfchepen. Het eerfte was, naar 't oordeel der Zeeuwen, gemaklijker, kosteloozer en veiliger; in Holland dacht men 't zelfde; doch de Landvoogdes neigde tot het laatfte, en begreep, dat achttien oorlogfchepeh genoeg waren , om de haringvisfcherije tegen de Franfcnen te bëveiligen. Haar gevoelen dreef boven; doch de uitkomst beantwoordde niet aan haare verwachtinge. Men bragt eenige oorlogfchepen in zee; maar omtrent vijftig haringbuizen werden door de Franfchen genomen, die, denkelijk, veel meer fchepen in zee hadden, dan de Landvoogdes zich verbeeldde, of, ten minllen, voorgaf, om haaren zin te krijgen. Trouwens. zij zelve fcheen beducht voor de Franfchc vloot, en was bedacht op de beveiliginge der Hollandfehe, Zeeuwfche en Friefche kusten en ftranden: waar toe zij de noodigebeve len aan de Stadhouders van die Gewesten gaf Ter Laadple- ingeu ver de efcher- ainge der laringvia- 'clierije.  Cr.fpoed Tan den Keizer. ï553- De Keizer vordert zwaare beden van de Nederlanden. 78 VADERLANDSCHE XX, Boek. 1 Terwijl men in de Nederlanden een goed deel van dit jaar met de gemelde raadplegingen doorbragt, viel 't Franfehe leger in Lotharingen en Luxemburg, en bemagtigde aldaar verfcheiden plaatfen. De pogingen van 't Keizerlijke leger, waar over Alva, Egmond, Bosfu en andere krijgshelden 't bevel hadden, en waar in de Keizer, zoolang hij kon, zelf tegenwoordig was, liepen doorgaans vruchteloos af, ook het beleg voor Mets, niettegenftaande Alva niets onbeproefd liet, om zijnen krijgsroem, door het hernemen van die ftad, te vereeuwigen. Deze ongelukkige ondernemingen hadden onderfcheiden gevolgen bij den Koning van Frankrijk, den Keizer, en de Nederlanders. Henrik de II was hoogmoedig op zijnen voorfpoed, fchreef alles toe aan zijne wapenen en de dapperheid des Franfchen volks, en zocht,-door 't fchrijven en doen drukken van een'Latijnfchen brief, de Duitfchers tot afval van den Keizer te bewegen, en hen, door den ophef van zijne zucht tot heil van 't Christendom , aan zich te verbinden. Karei de V, gewoon aan overwinningen, en altijd nijdig over den voorfpoed der Franfehe wapenen, begon nu den moed eenigzins te laten zakken. De Nederlanders moeiten al wederom, tot voortzettinge van den krijg, geld opbrengen. Naauwlijks was de Keizer, in 't Iaatfïe [van louwmaand des jaars 1553, te Brusfel wedergekeerd, -of hij befchreef de Staaten 'van alle de Nederlanden, in die ftad, en vorderde van dezelven zwaare beden : van Bra-  XX. Boek. HISTORIE. 79 Brabant, zes honderd duizend kareis guldens; van Holland, half zoo veel; van de andere Gewesten, naar evenredigheid. Men 'maakte, vooral in Holland, naar gewoonte, veele bedenkingen en voorwaarden, eer men tot de gedeeltelijke inwilhginge befluiten wilde. Onder anderen, zocht men te bedin een, dat geen ampten, buiten dat van Stadhouder, aan uitheemfchen begeven zouden worden. Dit verzoek was even weinig nieuw, als onbillijk. Vreemd kon het Ichijnen, dat men, van de uitlluitinge der vreemdelingen, zulkenamptenaar, die denflerklten invloed hadt, wilde uitgezonderd hebben, indien men niet wist, hoe hoog 't gezag van den tegenwoordigen Stadhouder gerezen ware, en dat zij, die dit beding maakten, groot belang in deszelfs gunfte fielden. Indien het antwoord der Landvoogdesfe zoc waar, als geflepen, was, viel 'er niet vee op te zeggen. Zij verklaarde, niet veel< ampten aan uitheemfchen gegeven te heb ben, en niet dan aan zulken, die zij bekwaa mer vondt dan de ingeborenen, ten zelfdei tijde, naar deze ampten ftaande. Men be floot, al wederom, naar gewoonte, in d volle bede te bewilligen. Doch hier bij blee het niet. Noch in dit zelfde jaar vorderd de Keizer meer gelds, en 't werdt hem in gewilligd. Uit een' oorfpronglijken fla£ van oorlog, onlangs bekend geworden blijkt, dat Holland, Zeeland , Utrecht Voorne en Putten, Overijsfel, Groningen e Drenthe, in dit jaar, aan den Keker, m« de daad, opgebragt hebben vijfmaal honder tweeëi Holland1 wil do uitlluitingeder vreemdelingen,in 't krijgen vao ampten , bedingen, 1 , Het b«* fluit viel ' dat men f betaleo zou. C » n :t d  8o VADÈRLANDSCHE XX. Boek. Veranderingen in Engeland. Maria wordt Koningin. Onderhandelingover eeo huwelijk van haar met Filips van Span- *554- tweeëndertig duizend en twee honderd guldens, welke fomme noch verre af was van de ingewilligde beden. Opmerkelijk is 't, dat, aldaar, van Gelderland en Friesland geen gewag gemaakt wordt. Terwijl de oorlog tusfehen den Keizer en den Koning van Frankrijk hevig voortgezet werdt, tot groot bezwaar voor de Nederlanden, waren 'er in Engeland veranderingen voorgevallen, die merkelijken invloed hadden op den ftaat van ons Vaderland. Na den dood van den jongen Koning, Eduard den VI, beklom Joanna Gray, dochter des Hertogen van Suffolk, den Engelfchen throon, doch flegs voor den tijd van eenige dagen: wanneer zij opgevolgd werdt door Maria, dochter van Henrik den VIII. De verheffing der eerfte mishaagde den Keizer; de opvolging van Maria was zeer naar zijnen zin. Zij was hem, wegens baaren bekenden ijver voor 't Rpomfche geloof, ten hoogften aangenaam; en rij tradt met hem in onderhandelinge over de beste middelen, om 't werk der Kerkhervorminge in Engeland te verijdelen, en den ouden Godsdienst te herftellen. Dan, de Keizer bedoelde noch wat anders. Hij begreep, dat zijn zoon Filips geen voordeeliger huwelijk kon doen, dan met de Koninginne van Engeland. Deze, even bijgeloovig ■ én afkeerig van den Hervormden Godsdienst, als Filips, omhelsde Kareis voorflag. In den aanvang des jaars 1554, zondt de Keizer een plegtig gezantfchap naar Engeland, om 't huwelijk openlijk te verzoeken. Lamoraal, Graaf van Eg-  XX. Boek. HISTORIÉ. Ss Egmond, en de overige Gezanten traden in onderhuridelinge over de huwelijksvoorwaar den, die, weinige dagen na hunne aankomfte, geteekend werden, en voornaamlijk hier; op uitkwamen: Filips zou den naam van Koning van Engeland voeren, en 't Kijk helpen regecren, doch Maria alleen de ampten begeven ,* zij kon alle zijne titels voeren ; dé jaarlijkfehe lijftogt der Koninginne werdt op zestig duizend guldens bepaald; de kinders, uit dit huwelijk , zouden in de moederlijke goederen, naar 's Lands gebruik, opvolgen ; Spanje, Napels, Sicilien, Milaan en andere Italiaanfche ilaaten moesten aan den Aartshertoge Karei, Filips zoon, komen, doch, zoo hij kinderloos overleedt, zouden alle deze ftaaten geërfd worden door den eerstgeboren' zoon van Filips en Maria, aan wien, in allen gevalle, Bourgondie en de Nederlanden komen moesten; de jongere zooneri en dochters zouden hun aandeel hebben vari de moederlijke goederen in Engèland, behalven 't gene Filips, of de Keizer, hun iri Bourgondie of de Nederlanden zou willen toeleggen; indien 'er alleé lijk dochters uit dit huwelijk geboren wierden, Zou de oudftè Bourgondie en de Nederlanden ervën, Indien zij, met bewilliginge van den Aarr.shertogè Karei, eenen inboorling der gemelde Landen of der Ilaaten v^n Maria, tot haaren echtgenoot verkoor , terwijl Karei anders zijn recht op die Landen bleef behouden, én volltaan kon met eene bruidfehat aan zijné Zuster te geven; de erfgenaamen van Filips en Maria moesten de wetten, rechten, gei Hl. Deel, F woon= rïuwe- .jksvorfvaarden,len Ja anti «rij. nhoud UrzeWen  8a VADERLANDSCHE XX. Boek. Misnoegen over ft huwelijk van Filips en Maria s onder de Engelfchen en de Nederlanders. woonten en vrijheden der Landen, die hun ten deele vielen, ongefchonden laten, en't bewind daar van alleenlijk aan inboorlingen geven. Bij een geheim artikel, zag Filips af van alle recht op den Engelfchen throon, indien Maria , voor hem , zonder kinders , overleedt. Ook beloofde hij, geen oorzaak tot eene vredebreuke tusfehen Engeland en Frankrijk te zullen geven, noch Engeland intewikkelen in den tegenwoordigen krijg tusfehen den Keizer en Frankrijk. Het aanftaande huwelijk van Maria met Filips baarde veel opziens, zoo wel in Engeland, als in de Nederlanden. Het ongenoegen der Engelfchen zal uit onderfcheiden bronnen voortgevloeid zijn. Sommigen waren bekommerd voor den Godsdienst , en anderen voor de Spaanfche overheerfchinge. Men voorzag, dat Filips alhaast naar grooter gezag over 't Rijfc ftaan zou, en zich niet verder aan de gemaakte voorwaarden houden, dan hem goed dacht. Dit bleek ook bij de uitkomfte. De voorftanders van den gezuiverden Godsdienst voorfpelden zich niet dan alle kwaad uit het huwelijk van eene Koninginne , welke bij uitftek bijgeloovig was, met een Spaanfchen Prins, wiens hart gevormd was tot dweepzucht en gewetensdwang. Niettegenllaande Viglius van Aijtta de hand geleend hadt aan 't ontwerp der voorwaarden van 't huwelijk, waren de Nederlanders in 't algemeen 'er ook niet vergenoegd over. Behalven de vreeze, dat zij, vroeg of laat, hun aandeel in den lijftogt, aan Maria verfproken, of in den bruidfehat van haare kinderen,  XX. Boek. HISTORIE. «3 ren, zouden moeten opbrengen, begrepen zij terecht, hoe groot gevaar men liep, dat de Nederlanden onder verfcheiden Engelfche of andere Prinfen en Prinfesfen verdeeld, of geheellijk onder de regeeringe van eenen Koning van Engeland gebragt wierden. Het huwelijk werdt echter voltrokken; en Filips bleef, omtrent veertien maanden, in Engeland: na welken tijd hij dat Rijk verliet, en zijne genegenheid van de Koninginne aftrok, zoo dra de hope op kinderen uit dezen echt verdwenen was. De Keizer hadt zich, in den herfst des jaars 1553, zoo veel laten gelegen leggen aan de onderhandelingen over zijn zoons huwelijk in Engeland , dat hij meer of min verzuimd hadt, zich tegen den veldtogt des volgenden jaars in ftaat te Hellen. Dit gaf den Franfchen gelegenheid, om Karei hier en daar te overvallen, en groot voordeel op hem te behalen. Ook viel een hevig gevecht op zee voor, tusfehen Douvres en Calais. Een goed aantal Nederlandfche fchepen , met koopmanfehappen geladen, wel bemand en van krijgsbehoeften behoorlijk voorzien , kwam uit Spanje herwaards, en voor Douvres in groot gevaar. Men zocht de Franfehe vloot te ontwijken; doch kon niet beletten , dat vijftien Franfehe zich aan vijftien Nederlandfche fchepen vastmaakten. De ftrijd was fcherp en langduurig. De Franfchen, meer tegenftands vindende, dan zij gewacht hadden, floegen eenen llilftand van wapenen voor, doch welken de moed der Nederlanderen affloeg; toen Haken zij den brand Fa in Den \ug. De Fratt- fchen doen de» Keizer groote af» sreuke. ZeegevechtindeHoofden v tusfehen de Franfehe en Nederlandfchefchepen.  84 VADERLANDSCHE XX. Boek. Twee zwaare beden, if ééa jaar. in hunne eigen zeilen. Zoo dra de vlam in verfcheiden wederzijdfche fchepen met geweld voorcfloeg, was elk oplijfs behoudenisfe bedacht. Veelen fprongen in zee, en zwommen aan boord der naaste fchepen. De Nederlanders hadden, uit menfchenliefde, eene meenigte Franfchcn geborgen, maar moesten hunne edelmoedigheid duur betalen. De Franfchen, befpeurende, dat zij de fterkften op fommige Nederlandfche fchepen waren, maakten 'er zich meester van , en bragten dezelve te Dieppe op. Was dit beftaanbaar met het ftrengfte recht des oorFgs? was deze handelwijze billijk en edelaartig? Soortgelijke voorbeelden konnea wel eenen fchijn van verdediginge opleveren, maar geen beflisfend bewijs voor de geoorloofdheid van zoodanig gedrag Wat hier van zij \ de fchade was aan beide zijden groot. De Franfchen verloren zes fchepen door den brand, en één was 'er in den grond gefchoten. Van de Nederlandfche fchepen waren 'er ook zes verbrand, en vijf genomen. De Franfchen zagen, dijör dezen buit, hun verliés vergoed, en befchouwden zich zeiven als heldhaftige overwinnaars. Het nadeel, dat de Nederlanders daar door geleden hadden, werdt noch in dit jaar door twee beden verzwaard. De eerlte gefchied-. de, in lentemaand, door den Keizer zeiven, en werdt door de Staaten fchielijk ingewilligd. De andere werdt, in oogstmaand, door de Landvoogdesfe gevorderd, en vondt, vooral in Holland, grooteren tegenfhnd, doch met geen ander gevolg, dan dat men ook  XX. Boek. HISTORIE. S5 Ook daar in bewilligde. Holland verbondi zich, derhalven, tot het opbrengen van viei honderd duizend guldens. De toenemende rijkdom van dat gewest, door een' voordee ligen koophandel, was ten Hove niet onbekend, zoo weinig als de vermeerdering der imposten, die, uithoofde van grootereverteringen der ingezetenen, in 's Lands fchatkist gebragt werden, en de heimelijke aflosfing van verfchillende renten , door vroegere beden veroorzaakt. Om deze redenen, verzwaarde men, van tijd tot tijd, de beden aan Holland, zonder zich fterk te bekreunen aan de gewoonlijke klagten der Staaten, welke, telkens herhaald wordende, en fomtijds zonder genoegzaame reden gefchiedende, haare kracht verloren , en met koele onverfchilligheid aangehoord werden. Lofwaardig was 't, dat de Staaten zichgeene gelegenheid lieten ontglippen, om voor 's Lands vrijheden en voorrechten te waken. Bij 't bewilligen in de jongde bede, namen de Staaten van Holland wederom in bedenkinge, om te bedingen, dat de Landvoogdes de ampten alleenlijk aan inboorlingen, welker landtaal Duitsch was, geven zou, en dan noch aan zulke Nederlanders, in welker gewesten di Hollanders niet buiten de ampten gefloten werden. Door het eerlte wilde men de Spanjaards, door het andere de Brabanders buiten 'c bellier houden. Men befloot echter, dit liever naderhand fchriftelijk te verzoeken. De Landvoogdes was ongezind, om 'er zich toe te verbinden. De Prudent van Aijtta antwoordde den Staaten,dat het nu F 3 geen Toenemendewelvaart van Holland.. Onderhandelingder Staa- de Landvoogdes. 't begeven der ampten in Holland aau inboorlingen.  86 VADERLANDSCHE XX. Boek. Minder Haagden zij in hunne zorge voor 't privilegie ie non tvocanio. Treurig lot van Engel van Merle of Meerle, doorgaans geheten Angelus JVlerula. geen tijd was, om hier op te dringen; dat de Landvoogdes de uitheemfchen zoo wel van noqden hadt, als de inboorlingen ,• dat zij, echter, geen Brabanders tot ampten in Holland bevorderen zou, zoo lang zij de Hollanders bleven uitfluiten. Noch minder vorderden de Staaten met hunne klagtcn, jaaren lang ten Hove gedaan, en nu herhaald, over 't fchenden van een belangrijk voorrecht, volgens welk een Hollander niet buiten 't Graaffchap in rechten kon betrokken en gevonnisd worden. Men verzon, dat Majefteitfchennis niet tot de gewoone rechtbank, maar tot 's Keizers bijzondere vierfchaar behoorde; men gaf voor, dat ketterij een majefteitfchennis omtrent god was , en dat zij, die 'er aan fchuldig Honden, door eene vierfchaar buiten Holland konden gevonnisd worden. Dit wanbegrip kostte meenigen braaven burger het leven, ook aan Engel van Merle, meest bekend onder den naam van Angelus Merula, Priester te Heenvliet, eerwaardig wegens zijne meer dan gewoone geleerdheid , ftandvastige deugd en hoogen ouderdom , doch verdacht van ketterije, en uit dien hoofde deerlijkst mishandeld. Zijn leven was te aanmerkelijk, zijn lot te zeer verbonden met de fchendinge van 's Lands voorrechten, en zijn dood te zonderling, om 'er niet wat langer bij Uil te ftaan. Van zijne jeugd af, muntte hij boven zijne meeste tijdgenooten uit in taalkunde, en in zulke wetenfchappen, die betrekkinge hadden tot de Godgeleerdheid , Wijsgeerte en Rechtsgeleerdheid. Hier in hadt hij zich vooral te Pa-  XX. Boek. HISTORIE. 87 Parijs geoefend ; en hij bekwam, aldaar, in 't jaar 1^07, een' Akademifchen rang in de vrije konften en Godgeleerdheid. Zijne veelvuldige fchriften gaven blijken van bedrevenheid in 't Hebreeuwsch, Grieksch en Latijn , in de fchriften der Oudvaderen, in de uitlegkunde van den Bijbel, in de befchouwende en beoefenende Godgeleerdheid , in 't Pauslijke recht; met één woord, hij was, naar 't oordeel van voornaame geleerden, een geleerd man. In dat licht befchouwden hem ook deBisfcbop van Utrecht en de Aartsbisfchop van Keulen, die daarom gaarne zouden gezien hebben, dat hij, uit Nederland, naar de Kerkvergaderinge van Trente ware afgezonden geworden. Was dit gebeurd , hij zou zoo weinig, als eenige anderen , in alle haare befluiten toegeftemd hebben. Zijne bekwaamheden , gepaard met een deugdzaam hart , leerden hem door eigen oogen zien , 't bijgeloof verzaken , de dwalingen beftrijden , de waarheid beminnen, de Godzaligheid betrachten. Uit een oorfpronglijk fr.uk blijkt, dat hij reeds omtrent den jaare 1540 bij fommigen verdacht was gehouden van ketterije; doch in 't jaar 1552 werdt hy deswegens openlijk befchuldigd bij 't Hof van Holland. Hij hadt, zeide men, gepredikt tegen de bedevaarten , den eerdienst der beelden , het aanroepen der Heiligen in den hemel, enz. ; in 't misboek hadt hij eenige veranderingen gemaakt , belangende de verdienden en 't middelaarfchap der Heiligen ; en zijne aanteekeningen op 's Keizers voorfchrift, tot dempinge der geloofsgefchillen F 4 in-  88 VADERLANDSCHE XX. Boek, ingericht , en interim geheten waren zeer bedenkelijk Terwijl 'liet Hof , door den Prokureur Generaal , hier op onderzoek deedt, trokken zich de ïnquiikiemeesters deze zaak aan. Toen was 'er geen gebrek aan raeenigvuldige beichuldigingen, die alle in één punt iamenliepen, te weten, afwijV kinge van 't Koomfche geloof. Merula werdt nu gevangen gezet, eerst té Heenvliet , naderhand in den Haage. Sonnius , de Onderinquifiteur, zocht hem naar Utrecht te doen vervoeren. Het Hof van Holland fchreef 'er over aan den Heere van Heenvliet, die 'er in bewilligde. Doch Merula dee.lt door een fmeeklchrift aan de Staaten verzoeken , dat zij niet wilden toelaten, dat hij, tegen de privilegiën, naar eene andere Provincie vervoerd zou worden , naardien hij bereid was , zich in den Haage te verantwoorden , en te doen 'c gene de nood vereislchen zou. Dit verzoek vondt ingang, en, de Staaten verhinderden de overbrenginge van den gevangenen naar Utrecht. Nu hieldt Sonnius de zaak fleDende welke moeite IVlerula ook aanwendde , om dezelve aan 't einde te brengen , of, ten minden , onder borgtogt, den Haage voor gevangenisfe te mogen hebben. De Landvoogdes zelve fchreef aan 't Ho'f, dat men de gevangenisfe van den ouden man dragelijker maken zou; gelijk ten laatften geichiedde. Dan , na verloop van eenige maanden , beval Vrouwe Maria, meest op aandrang van fommige geestelijken , deze zaak aan den Üpperinquifuiemeesrer Tapper  •XX. Eoek. HISTORIE. 8g en weinige anderen , zoo echter , dat het Hof, volgens haare begeerte, twee leden van den Raad gelastte , opzicht op hunne handelingen te hebben , en de zaak des gevangenen, behoudens eer en eed, tegen alle bitterheid te handhaven. Tapper kwam fpoedig naar den Haage, verzwaarde terüond de gevangenisfe van IVJerula, en dwong hem tot oogenbliklijke beantwoordinge van meer dan honderd artikelen. Bijna eene geheele maand , verdedigde hij zijne Godsdienflige begrippen tegen Tapper en de zijnen, fonitijds in 't bijzijn van den Stadhouder en andere voornaame Heeren , met eene onverwinnelijke welfprekendheid en wonderbaare ftandvastigheid , die zijne hardfle vijanden verbaasde en Hom maakte. Men p jogdehem , eerst door bedreigingen des doods, daarna met listige woorden , tot het wederroepen van zijne gevoelens te bewegen. Beide bleef vruchteloos. Hij verklaarde onbewimpeld, ten geenen tijde van deze geloofspunten te zullen afwijken : god alleen moet in den nood aangeroepen worden; Christus alleen is onze middelaar en voorfpraak; het eeren van beelden is ij del, onnut, onbehoorlijk; ■de rechtvaardigmaking is alleen uit den geloove, niet uit eenige werken ; de verdienfle van Christus lijden en flerven is de eenige voldoening van alle onze zonden. Ook ontzag hij zich niet , deze en foortgelijke begrippen ichriftelijk aan Tapper te zenden, in oogstmaand des jaars 1554 , en zich tegen de voornaamfle befchuldigingen , met verHand en bedaardheid , te verdedigen. Dit F 5 niet-  Qó VADERLANDSCHE XX. Boek. Ven 35 Maart 155». niettegenftaande , zouden de Inquifiteurs in hunnen euvelmoed voortgevaren zijn , indien zij niet bevreesd geweest waren voor zijne begunftigers, zoo onder de Staaten van Holland en de Raaden van 't Hof, als onder een groot deel des volks , die bewogen waren met de ellende van den braaven man , wiens achting zoo wel gevestigd was. Hier bij kwam , dat de armen openlijk kermden , dat zij van hunnen vader, voorftander, bezorger, eenigen troost en noodhelper3 gegronde rechten der bijzondere burgeren, vooral wanneer het aankomt op hun goed en leven, gelijk.hier 't geval was. Alle jammervolle mishandelingen, wreede bedreigingen en fnoode listen, waren even min in Brabant, als in Holland, toereikende, om Merula aan 't wankelen te brengen , die rondelijk verklaarde , zijne vijanden niet te vreezen, en voor de waarheid, welke hij geleerd en fchriftelijk bevestigd hadt, gewillig in 't vuur te zullen gaan. Tapper , ziende, dat hij ook te Leuven, waar veele weidenkenden , Roomfchen en Onroomfchen , ongemeene achtinge en liefde voor den gevangenen betoonden , tot zijn oogmerk niet komen kon-, verzocht en verkreeg vrijheid van Koning Filips, om hem uit Brabant naar Henegouwen te vervoeren, en wist last te krijgen , om een einde van 't pleit te maken. Hij wordt dan, heimelijk, naar Bergen gebragt. Hier, verbergt men, wat in den Haage voorgevallen was, en maakt allen fpoed, om een vonnis over hem te vellen. Men vreesde , dat anders die van Holland zich tegen 't bedrijf der kettermeesteren en tegen 't verder fchenden van 's Landj voorrechten verzetten zouden. Merula wordt befchouwd als een vervallen ketter, dat is, die, na 't afzweren der ketterije, zich wederom aan dezelve fchuldig gemaakt hadt; hij wordt ten vuure verwezen, met verbeurdverklaringe van alle zijne goederen Wanneer hem dit vonnis aangekondigd werdt, verweet hij wel aan de ke termeesters hun bedrog en wreedheid , en klaagde over 't fchen*  94' VADÈRLANDSCHE XX. Boek. J>en a6 «lij 1557- fchenden der voorrechten van zijn vaderland, volgens welke hij in geen andere provincie, dan Holland , mogt voor 'c recht betrokken, veel min ter dood gebragt worden; doch te gelijk betoonde hij zich bereidwillig , om, als een belijder der waarheid en onverfchrokken martelaar, zijn uitgemergeld lichaam aan gods eeuwigen naam opteofferen ; terwijl hij vertrouwde , dat de kolen, waar in hij verbrand zou worden, niet koud zullen zijn , of 't gerucht van hunne moorderije zou tot de zijnen in Holland overvliegen. Uit den kerker naar de ftrafplaatfe gaande, fprak hij veel en welgemoed. Hoewel niet aangevuurd door een' ijdelen roem van'tmartelaarfchap , dankte hij nochtans god voor de gelegenheid, om niet alleen zijne leere met zijn bloed te bezegelen en met een bitteren dood te bevestigen, maar ook om openlijk te betuigen , dat geen der dingen , die zijne vijanden voor 't Hof van Holland tegen hem verfierden , waarachtig zijn. Hij vermaande zijnen neeve en erfgenaam, Willem Merula, het verlies van zijn erfdeel met zulke kloekmoedigheid te verdragen, als hij 't verlies van zijn leven. Hij voorfpelde , dat zijn bloed den brand, die tegen zijne vijanden opgegaan was, niet uitblusfchen zou , doch dat dezelve , in korten tijd , in veel grootere vlammen uitbarften zou , die zij en hunne nakomelingen niet magtig zullen zijn te fmoren. Over den gantfchen weg vermaande hij het volk tot de waare kennisfe, liefde en vreeze van god, tot het geftadig overdenken van den dood en de verdien:  XX. Boek. HISTORIE. 95 dienften des eenigen Zaligmakers, en toe verzakinge van eigen werken. Noch verklaarde hij, dat eene der voornaamfte oorzaken van zijnen dood was , beweerd te hebben , dat men god alleen moest aanroepen. Komende bij 't ftroo - huisken , waar in hij levendig verbrand zou worden, verzocht en verworf hij vrijheid , om zijn gebed tot god te mogen uitftorten. Dan , met gebogen knijen en opgeheven handen vuurighjk biddende , zeeg hij ten laatften neder, en gaf den geest. De omftanders meenden , dat hij, uit fchrik voor de aanftaande pijne, in onmagt viel , doch toefchietende , vonden zij hem zonder leven, en ten einde van zijn lijden. De fcherprechter, door dit ongewoon voorval verfchrikt, weigerde voorttegaan. Eenige gerechtsdienaars ftaken 't huisken in brand; maar 't lichaam, dat 'erbuiten lag, bleef ongefchonden. Deze bijzonderheid, waar in niets buitengewoons was, saf aanleidinge tot een bijgeloovig gerucht, dat het vuur geen kracht op 's mans lijk gehad heeft. Het tegendeel bleek, wanneer zijn lichaam door een ander vuur tot asfche verbrand werdt. Dit befchouwden zijne vijanden als eene zwaare ftraffe , zijne vrienden als een' laatften en onfchadelijken lijkpligc. De geheele rechtspleging tegen Merula is een bewijs, hoe hoog de boosheid van menfehen rijzen kan. Zij was eene aanéénfchakeling van list, geweld , onrecht , wreedheid. Indien 'er in 's Lands gefchiedenisfen geen andere voorbeelden waren , dit ééne zou genoeg zijn , om het hatelijke der  pe5 VADERLANDSCHE XX. Èoek* Verzameling der v«rïlrooi. der Inquifide en de fchroomlijke moordzucht van haare aandrijvers te bewijzen Verkleefdheid aan waarheid en deugd was eenö fierlijke kroone op Merula 's grijzen fchedel; en zijne bedaarde frandvastigheid hadt niets gemeens met de dweepachtige zucht van zulken, die, buiten noodzaak, als martelaars wilden llerven , niet gedachtig, dat niet de ftraf, maar de oorzaak iemand tot een' martelaar maakt. Merula hadt zijn leven niet lief boven de waarheid, en was gezind zijne belijdenisfe, was 't noodig , met een' geweldigen dood te bevestigen ; doch hij maakte gebruik van alle betamelijke middelen tot behoud van vrijheid en leven, en beriep zich hier toe, bij herhalinge, op dit voornaame Nederlandfche privilegie , om voor geen vreemde rechtbanken getrokken te worden , 't gene in zijn geval zoo handtastelijk gefchonden was. In 't onverwachte uiteinde van Merula, ontdekte zich een gunilig bellel der Godiijke Voorzienigheid, welke niet gedoogde , dat een man van vijfenzeventig jaaren, en door eene bijna vijfjaarige gevangenisfe afgemarteld, in zijn uiterfte, noch de fmerten van't vuur gevoelen zou. De goede god befchaamde de menfchelijke boosheid , en bekroonde zijn ffandvastig geloof met een' zachten en zaligen dood. Om van dezen uitflap wedertekeeren tot de gebeurtenissen in den jaare 155-4; de fchending van 's Lands gewigtig'fte voorrechten maakte de Staaten van Holland , ten dezen tijde, opmerkzaam op 't verzamelen der privilegiën , naardien de oorfpronglijke Hukken  XX.Boek: HISTORIÉ. # ken alornme verftrooid waren. Zij wilden i hier door, ook voorkomen, dat de voorrechtsbrieven , gelijk men fomtijds ten Hove begeerde, niet naar elders gebragt en ver. donkerd wierden; De Staaten begrepen zeel wel, dat de vernietiging der oude privilégiën ten gevolge hebben zou de flavernije eti overhecrfchinge der ingezetenen, wat meti ook voorwendde van ijver voor 's Lands behoud en 's volks vrijheid. Hoewel de oorlog tusfehen den Keizer eh Frankrijk , federt eenigen tijd , bij gebrek van geld ; veel flaauwer gevoerd was, en , in 't voorgaande jaar, ten tijde der vredeharidelinge , welke vruchteloos afliep, vooral door een Volgend befland; voor vijf jaaren gefloten, fiil ftondt; werden de Nederlanders j eens en andermaal, gedrongen tot fi.ej bewilligen vati zwaare beden. Het verzoek der Staaten van Holland^ om in dit ellendig jaar j gelijk zij het noemden ^ Van vérdere beden verfchoond te mogen blijven , vondt even weinig ingang, als hunne klagende vertoogen. Midlerwijl, was mén bedacht, om meer voordeels Van 'sLands imposten té trekken. De Edelen begrepen, dat dezelve , jaarlijks, in allé dé fteden, moesten verpacht worden. Dordrecht en Amfterdam vonden hier in eenige zwaarïgheid, en Oordeelden, dat 'er meer van de inzamelinge kwam, dah men van de verpachtinge kon verwachten. De drijfveer van hun begrip fchijnt eigenbelang geweest te zijn j om dat de inzameling der imposten; in die fteden , door léden van de Vroedfchap gefchiedde. De reden, voor III. Deel. G hun de privilegion- Oorlog rn.ec Frankrijk» Zwaare l?cd<.n. Onderhandelingóver 'c verpachten van 's Land* imposten in plaatfe van derzelver inzameling»  $8 VADERLANDSCHE XX. Boer. Karei cte\ beflnit, afftand. van alle re^eerin- ge te doen. Redenen van dit zeldfaam beiluit. hun gevoelen aangevoerd, was ongegrond. Bij 't doen der laatfte rekeninge was gebleken, dat de imposten op de wijnen en bieren, in Holland, noch geen twintigduizend guldens opgebragt hadden, doch meer dan veertig duizend in 't eerfte jaar, na dat de verpachting in gebruik gebragt was. Dit aanmerkelijk voordeel veroorzaakte, dat het verpachten van 's Lands gemeene middelen , federt, en omtrent twee eeuwen, ftandgehouden heeft. Eer dit jaar ten einde liep, zag men in de Nederlanden eene zaak gebeuren, welke toen de aandacht van elk naar zich trok, en 't onderzoek van zoo veele gefchiedfchrijvers en ftaatkundigen , tot heden toe, bezig hieldt. Keizer Karei, die onlangs de Koningrijken van Napels en Jerufalem aan zijnen zoon Filips gefchonken hadt, maakte nu een' aanvang met de uitvoeringe van zijn befluit, om aftiand van alle zijne Staaten en Heerlijkheden te doen, en zijnen overigen leeftijd in de ftille eenzaamheid te ilijten. De gantfche weereld ftondt verbaasd over dit ongewoon voornemen, en elk zocht naaide oorzaken van zoo een vieemd verfchijnfel. Niet onwaarfchijnlijk is 't, dat Keizer Karei', federt zes of zeven jaaren dacht aan den affhnd der regeeringe van deze en andere Landen ; doch, dat hij al over dertig jaaren zoodanig voornemen met ernst zou opgevat hebben, gelijk men wil, is bezwaarlijker te geloeven. Moet men qe redenen, die hem, nu, tot den afftand bewogen, zoeken, of, in in een Godsdieaftig groudbeginfel, of, in de  XX. Boek. HISTORIE. 99 de bekommeringe, dat hij zijnen eigen' roem overleven zou, of, in den cegenfpoed zijner wapenen, geduurende de meeste laatlteveldtogten , of, om dat hij geen mogelijkheid zag tot het herwinnen der landen en fteden , die hem door de Koningen van Frankrijk afgenomen waren, of, in zijn hartzeer over 't fluiten van den Pasfaufchen vrede, of, in de dringende begeerte van Filips , om zijnen vader fpoedig'optevolgén , of, in 's Keizers vrijwillige zucht, • om zijn' eenigen zoon , terwijl hij leefde,- op den Spaanfchen throon te vestigen , na dat' de toeleg', om hem Roomsch-Koning te maken , én 't bewind van Engeland' in zijne hand te Hellen, verijdeld was geworden. 'T kan zijn, dat fommige, of alle deze redenen famen genomen, medewerkten tot 's Keizers befluic Zeker is 't , dat Karei, fchoort niet hoogbejaard, ten dezen: tijde door jicht'en andere'ongemakken , veroorzaakt of vermeerderd door zijne langduurige oorlogen, vooral in Duitsch» land , zeer afgemarteld was , en langer buiten ftaat, zijne Staaten behoorlijk te regeeren. Een fchrijver, die den Keizer op alle zijne reizen verzelde , federt den jaare 1514 tot het jaar 1551 , en deszelfs verdere gefchiedenisfen , tot Kareis dood toe , naauwkeuriglijk vermeldt, en van wiens werk, noch ongedrukt, te Befancon, bewaard wordende, een affchrift aan mij medegedeeld is, fielt de reden van Kareis afftand alleenlijk in deszelfs dagelijks toenemende pijnen,ziekten en fmerten, die hem bewogen , om alle zijne Koningrijken, Provinciën, Landen en HeerG a lijk- Jollas dj» Vauden»? fe.  too VADERLAND SCHË XX. Boek. Jotinei Genefius Stpulve* it. lijkheden , geene uitgezonderd, behalven de Keizerlijke waardigheid , overtedragen aan zijnen zoon Filips, van wiens genoegzaame kunde en bekwaamheid de Keizer zich verzekerd hieldt. Een ander fchrijver, die, van 'c jaar 1536 af, den post van Keizer lij ken Historiefchrijver bekleedde, en met Karei den V tot deszelfs dood toe zeer gemeenzaam verkeerde, geeft ons het volgende bericht. Keizer Karei begon zeer te verzwakken, vooral federt den Duitfchen krijg in 't ftrengfte van den winter. Behalven de jicht, overvielen hem andere en bekommerlijke ziekten. Hier door was hij genoodzaakt lang in huis te blijven; niet in 't openbaar te verfchijnen; niemand , uitgenomen zijne zusters en eenige vertrouwdfte vrienden, bij zich te laten komen; zich met geene llaatszaken te bemoeijen. Het is gebeurd , dat hij, geduurende negen maanden achteréén, niet te bewegen was, om eenige brieven of openlijke fchriften te onderteekenen. Dit ftrekte ten nadeele van 't fraatsbeftier, en baarde verwarringe. Zonder zijn bevel toch kon , in zaken van groot gewigt, niets bepaald worden , en intusfchen bragt men bijna alles, wat van 't grootfte belang was, van alle kanten , ter kennisfe en beoordeelinge van den Keizer, Hij dan , om 't onheil zijner Landen voortekomen, bellootde regeeringc derzelver aan zijnen zoon Filips overtedragen , en hem aan zich , even of hij geftorven ware, te doen opvolgen. Wanneer de Keizer, in lentemaand des jaars 1556, aan de fteden van Ivastilien bericht gaf van zijn voornemen,  XX. Boek. HISTORIE. -Ol¬ men , om 'c Rijk van Spanje aan Filips afteftaan , fprak hij veel van zijnen ijver voor den Christelijken Godsdienst, hoe hij, tot heil der kerke , een' zwaaren oorlog in Duitschland gevoerd hadde , en 't houden der Trentefche kerkvergaderinge doorgedrongen; wijders gaf hij te kennen, dat, in den laatften oorlog tegen den Koning van Frankrijk, door koude en ongemak, zijne ziels en lichaams krachten zoo uitgeput waren , dat hij zich niet langer met ftaatszaken kon bezig houden: waarom hij befloten hadt, op dat zijne ongefteldheid geen nadeel aan de algemeene belangen zou aanbrengen, de regeeringe aan zijnen zoon overtegeven. Het fpeet hem , voegde hij 'er bij, dat hij dit befluit niet eerder genomen hadt; doch, be» halven andere genoegzaame redenen , was hij hier in verhinderd geworden door de afwezigheid van Filips, met wien hij daar over mondelijk moest handelen. Op eene andere plaatfe geeft de fchrijver, uit wien het gezegde ontleend is , noch te verftaan, dat de Keizer, na zijn vijftigfte jaar, een weerzin van 't regeeren kreeg, en, daar hij anders werkzaam van aart was, door zwartgalligheid traag en lusteloos tot de noodzakelijkfte bezigheden werdt; wijders, dat Karel, niet zoo zeer wegens zijne ziekte, als uit verdriet over de algemeene zaken, reeds bij 't leven en met medeweten van zijne echtgenoote Ifabelle , een voornemen opgevat hadt, om , was 't mogelijk , een afgezonderd leven te leiden: gelijk de gemelde fchrijver vernomen hadt door eenigen , die G % dis  soft VADERLANDSCHE XX. Boek »e meefle Nedcrlan4ers 9 mee tiaarae Viglius van Aijtta, voorfpel. len 'er sich niet veel goeds van. ïosfii en Kuilenburg verheven tot Craaffchappenen Vere tot een Marker aafichap. üt uit den mond des Keizers zeiven , niet lang voor zijnen dood , gehoord hadden. Indien men volkomenlijk ftaat maken kan op deze getuigenisfen van Karei den V zeiven , en van twee gelijktijdige ichrijvers, zal men bijna moeten befluiten, dat latere gefchiedfchrijvers over den vrijwilligen afftand des Keizers veel ftaackundiger gedacht hebben , dan hij zelf: waar van geen voorbeelden in de hiftorie van andere Vorften ontbreken. Wat hier van zij; 't gerucht van 's Keizers voornemen was zoo dra niet verfpreid door de. Nederlanden , of het werdt door fommigen geprezen, als een blijk van grootmoedigheid en Godsvrucht, door anderen afgekeurd , die den Lande weinig goeds van de nieuwe regeeringe vooripelden. De Preiident van den geheimen Raad hadt 'er een zwaar hoofd over. De Landvoogdes, vreesde hij, zou zich van 't bewind ontflaan; Filips , onbedreven in de Nederlandfche zaken, zou het oor leenen aan nieuwe en jonge Staatsdienaars; dit kon groote verwarringe aanbrengen ; hij zelf fprak , heimelijk , van 't nederleggen zijner ampten en 't verlaten van 't Hof. De Keizer bekommerde zich weinig over 't onderfcheiden oordeel der Nederlanderen, doch vondt, om redenen, niet ondienftig , eer hij van de regeeringe afftondt, zich bi; cezelven te veraangenamen. Met dit oogmerk , verhief hij de Heerlijkheden Bosfu en Kuilenburg tot Graafi'ehappen , ten genoegen vdn Jan de Ilennin en Floris van Pallandt. Vere, nu eene bezitting van den Stad-  xxxix. Z7ïarctatc Vdoetaffiatu) ilinSt6,yiierl)lijven ia ïun bevind.Nieuwe Vlieiridilers. Vernieuwing der plaakaaten tegen de Hei vormden. De bede van een' honderdMen en een' vijftigftea penning lijdt tegcnfpraat,en heeft geen voort, gang.  126* VADËRLANDSCHË XXI.'Boek? Oranje, Egmond en Hoorne vrij van de beSea- roerende goederen, en een' vijftigfren vari alle kooprhanfchappen, in drie reizen te betalen. Naardien de Staaten altijd in deze foorte van belastingen groote zwaarigheidgemaakt hadden, gaf men voor, een middel gevonden te hebben, om, bij de voldoeninge aan deze bede, den rijkdom der bijzondere ingezetenen bedekt te doen blijven. Gelijk men elders traag was om die bede intewilligen, of dezelve poogde aftekoopen, zoo befloteii de Statiten van Holland, den Koning te doen aanzeggen, dat de gevorderde bede in Holland niet kon ingevoerd worden, zoo om de groote kosten voor het aanflellen van gemagtigden tot het fchatten der ingezetenen, als om dat'er tweedracht te duchten was, indien de Hollanders door hunne nabuuren moesten gefchat worden; waar bij noch kwam, dat de koophandel, zeevaart en visfcherij dezes Lands, grootendeels, door geringe luiden gedreven werdt, aart veele toevallen onderworpen was, en derhalven niet kon gefchat worden; en wilde men de fchattinge op de oprechtheid der ingezetenen laten aankomen, dan hadt men voor veele valfche eeden te vreezen. Filips zag van zijnen eisch af, en liet zich met eene bepaalde fomme vergenoegen, ook na aftrek vau 'tgene de Prins van Oranje en de Graaven van Egmond en Hoorne, wegens hunne bezittingen in Holland, verplicht waren in de beden te dragen, doch waar van de Koning hen, onlangs, vrij verklaard hadt, ontoezegginge , dat de Staaten het aandeel van die drie Heeren in de beden zouden konnen korten.  XXL Boek. HISTORIE. Hjr De rust, welke men zich, hier, beloofde uk hoofde van 'tbeftand met Frankrijk, welk ^ noch vier jaaren duuren moest, werdt, inc den aanvang des jaars 1557, door 't fchen-» den van 'tbeftand, wederom geftoord. Men trok te velde, leverde flag, belegerde fteden, met eene wisfelvallige uitkomfte. De Hertog vanSavoijen, een dapper man, hadt het opperbevel over 't Nederlandfche leger. Het was omtrent zestig duizend man fterk, daar onder begrepen 't krijgsvolk uit Engeland, welk rijk zich, op aanzoek van Koning Filips, in den oorlog tegen Frankrijk hadt laten inwikkelen. Roemruchtig was; de flag bij S. Quinrin, waar in de Franfchen! de nederlaage kregen, met verlies van omtrent achtenveertig vaandelen knechten, vijf duizend paarden, zestien ftukken gefchuts, en een groot aantal wagenen, met krijgsbehoeften geladen. Onder de gevangenen waren veele voornaame legerhoofden, ook Anne de Montmorencij, Konneftabel van Frankrijk, en de Maarfchalk de S. André , die den Hertoge Erik van Brunswijk in handen gevallen waren. Hij liet hen eerst naar zijn land voeren, doch leverde hen, naderhand, over aan Koning Filips, tegen een losgeld van honderd en twaalf duizend guldens: voor een gedeelte van welke fomme, het flot en de heerlijkheid van Woerden aan HertogErik verpand werden, niettegenftaande Vrouw Margareet en Hertog Filips van Bourgondie, in de jaaren 1346 en 1485 beloofd hadden, Woerden nooit te zullen verzetten, verkoopen of vervreemden. Hoewel HertogErik groot [557- ieuwe jrlog et rankrijta hg bij . Quioin, dea 0 Aug. Verpan» ding van Woerden  ia8 VADERLANDSCHE XXI. Boek. Dapperheid vat den Gra »e van E mond, i van den Admiraa de Colij «ij. Toerusting ter xee, in Holland. ïisch Va groot aandeel hadt in de eer der overwinninge, kwam echter de roem daar van meest toe aan den Graave van Egmond, wiens heldj. haftigheid, naderhand, zoo fchandelijk belloon d is, van de Spaanfche zijde, als, van "de Franfehe, de ftandvastige dapperheid van ; den Admiraal van Colignij, die verklaarde, liever onder de puinhoopen van S. Quintin begraven te willen worden, dan de ftad vrijwilliglijk overtegeven; doch hij kon niet verhinderen , dat zij ftormenderhand ingenomen, en hij zelf krijgsgevangen gemaakt werdt. Het kan zijn, dat ongenoegens tusfehen de Engelfche en Spaanfche legerhoofden hem-wederhielden, anders zou Filips nu gelegenheid gehad hebben, om tot in 't midden van Frankrijk en binnen Parijs met zijn overwinnend leger voortterukken. Dan, hij vondt goed, tegen den raad van eenige krijgsbevelhebbers, het leger te doen fcheiden, en grootcndeels aftedanken. * De hervatte, oorlog met Frankrijk baarde nieuwe bekommeringe voor de veiligheid der zee. De raad van den Landvoogd, om eenige oorlogfchepen in zee te brengen, ter beveiliginge der koopvaart en haringvisfeherije, behaagde den Staaten van Holland, te meer, om dat 'er gebrek aan graanen was, en men dus belang rekende bij de fpoedige reize der Oosterfche vloote. Doch over 't vinden der kosten was verfchil tusfehen hen en den Koning. Men kwam ten laatften tot eene fchikkinge, en droeg de noodigezorge voor de Nederlandfche fchepen. 1 In plaatfe van veel te dragen in die kosten  XXI. Boek; HISTORIE. ta* ten, liet Filips den algemeenen Staaten, in, herfstmaand, te Brusfel, door Graaf Karei van; Lalaing, vertoonen eenen ftaat van sLands, achterwezen, om hen te bewegen tót het" toeltaan van /een1 hottderdften penning op de onroerende goederen, en een' tienden en vijfden op het zout, de lakens, de fpecefijen, en dergelijke koopmanfchappen. Dit voordel vondt te weiniger ingang, om dat men dit achterwezen aanmerkte, als den Koning, en niet de Nederlanden, betreffende. Daarenboven, begrepen de Staaten, dat andere Rijken en Vorflendommen, ten behoeve van welken, zoo wel als van de Nederlanden, de oorlog gevoerd was, hun aandeel in dat achterwezen behoorden te dragen. Hoe gegrond ook deze bedenking wezen mogt, de Nederlanders konden echter niet ontgaan, eenige andere beden aan den Koning intewilligen, met meerdere of mindere goedwilligheid, en onder beding, dat de Staaten zeiven de handelinge der penningen behouden, en het krijgsvolk betalen zouden: welke voorwaarde dienen kon, om de Landfchappen, bij wanbetalinge, aan den overlast van 't krijgsvolk niet meer blootteitellem Niettegenftaande bij herhalinge gebleken was. hoe zeer de Staaten af keerig waren van een honderdften en vijftigften penning, liet de Koning denzelven, in 't volgende jaar, wederom eisfchen, of, in plaatfe daar van, eene zekere fomme gelds, benevens een nieuwen impost op 't zout en den dubbeler impost op de wijnen, voor vier jaaren. De Staaten bleven, ook nu , ongezind tot he III. Deel. 1 be en' hotserdilen f lenden ent ijfdeu icnning. \fgefl*;en. 1558. Andere beden ingewilligd. Nieuw» bede van den honderdflen penning, in 'tjaar X559-  Voor- fpoed ie Franfehe •wapeBen in den jaare '558, door den moed van van Egmond ge fleuit. Mislukte aanflag o£ de Franfehe kusten. Onderhandelingenvan vrede tusfehen de Franfchen en Spaaafcheo. Redenen , die Hen- *3° VADERLANDSCHE XXI. Boek. bewilligen in belastingen, waar door of het toenemend vermogen van Holland een Hove bekend zou worden, of de koophandel en vis chenj gedrukt; doch zij toonden zich anders genegen, om 'sKonings fchatkist te voorzien, welke, door de Wasbedrijven in tjaar 1558,. merkelijk geledigd was. In den r zomer van dit jaar hadden de Franfchen veel voorfpoeds, en zij zouden, denkelijk, ver^ der doorgedrongen zijn, zoo niet de flag bii Grevehngen ten hunnen nadeeie uitgevallen was. Door de overwinninge, hier behaald, won de Graaf van Egmond een' onfterfelij' .ken roern, welken geen Nederlander, maar wel de Hertog van Alva, die nu herwaards gekomen was, hem betwistte of benijdde. Minder voorfpoeds hadden de Nederlanders op zee. Hunne vloot van dertig fchepen, over welke Adolf van Bourgondie , Heer van Wakkene Capelle, 't gebied voerde, vereenigd met de Engelfche vloote, honderd en twintig zeilen fterk, voerdeniets van belan-r uir. Het voornemen, om eene iandinge op de Franfehe kusten te doen, en Brest of Dieppe te overvallen, liep vruchteloos af, en de fchepen keerden eerlang naar huis. Hoewel het zich liet aanzien, dat de oorlog te lande met nadruk zou voortgezet worden, begon men echter, met ernst, aan den vrede te denken. Verfcheiden bijzondere redenen deeden de Koningen van Frankrijk en Spanje totdenzelvcn overhellen, en, na veele geheime en openbaare onderhandelingen, daar toe befluken. De tegenfpoed, welken Henrik geleden hadt,,  XXI. Boek.' HISTORIE. . 131 hadt, de bekommering, dat de vijand, ah hij' andermaal de gelegenheid kreeg, niet verzuimen zou , tot in 't hart van Frankrijk doortedringen , gebrek aan geld , en de verwarringen in zijn Rijk , deeden hem naar vrede haken. Filips voorzag, dat hij voortaan op geen onderltand uit Engeland wachten kon, uit hoofde van 't overlijden zijner gemalinne Maria, Koninginne van dat Rijk, en om dat zijn voorflag tot een huwelijk met haare zuster en opvolgfter Elizabet, ten laatften, geheellijk van de hand gewezen werdt. Hier bij kwam , dat Filips verlangde , naar Spanje te konnen wederkeeren. De heimelijke vredehandeling j waar toe de Hertogin van Lotharingen de eerfte aanleidinge fchijnt gegeven te hebben , werdt vooral gedreven door den Kardinaal van Lotharingen en den Bisfchop van 'Atrccht, die, toen, in Frankrijk en de Nederlanden, t voornaamfte deel aan 't bewind hadden, waar toe hun de noodige kundigheid noch fchrander beleid ontbrak. Prijsfelijk was de toeleg van die Kerkdijken, om een' gewerèschcen vrede te bewerken, doch fchandelijk was hun ontwerp , om de zoogenaamde ketters uïuerooijen. Filips deedt ook, door den Prinfe van Oranje, in 't geheim, over den vrede handelen met den Konneftabel en Maarfchalk van Frankrijk, die beiden, federt den flag bij S. Quintin , lang gevangen gehouden waren , en omtrent den vrede, voor zich zeiven, niet onverfchillig zijn konden. J\Ta dat men vooraf met het beramen der< I 2 VOOr- rik eh Ff» lips du.r toe drongen. Den 17 Nov.155^. Geheime onderhandelingen. Ipeflb**»  13a VADERLANDSCHE XXI. Boek; rt vredehandeling. 1559- Eenige fuuten van 'tvre deverdrag, de 3 April SJJJ. Oranje < Alva tre voorwaarden tot zekere hoogte gekomen was, begon men eerst, gelijk doorgaans gefchiedt, de openbaare onderhandelingen, in wijnmaand des jaars 1558, in de abtdije van Cercamp, in Artois gelegen. Behalven de Hertoginne van Lotharingen en haaren zoon , verfchenen hier de gemagtigden van Henrik en Filips, alsmede die derKoninginne van Engeland en des Hertogen van Savoijen. Van de Franfehe zijde kwamen 'er de Kardinaal van Lotharingen , de gemelde Konneltabel en Maarfchalk van Frankrijk, de Bisfchop van Orleans, en de Geheimfchrijver van Staat; en in Filips naam, de Prins van Oranje, de Hertog van Alva, de Graaf van Melita, de Bisfchop van Atrecht en Viglius van Aijtta. Door den dood van Koninginne Maria, werdt de vredehandeling voor eenigen tijd afgebroken, doch in fprokkelmaand des volgenden jaars hervat, te Chateau in Cambrefis. Bij 't verdrag van vrede tusfehen Henrik en Filips, werdt, zoo veel ook de Nederlanden betreft, vastgeileld de ■handhaving van den Katholijken Godsdienst, ! de bevordering eener algemeene Kerkvergaderinge, de wederzijdfche teruggave dét ingenomene plaatfen, de vrije handel der onderdaanen van beide kanten, het huwelijk van Filips met Henriks dochter Elizabet, en de herflelling van verfcheiden Nederlandfche Heeren in 't bezit hunner goederen, met naame, van Willem Graave van Nasiau in zijn Prinsdom Oranje. n Kort na 't fluiten van den vrede, werden L*de Prins van Oranje en de Hertog van Alva naaf  . //ayaritii van ^arnut m^f-U^7--•,'"< ^ux.i33-   XXI. Boek. HISTORIE. 153 naar Frankrijk afgezonden , zoo tot andere oogmerken, als tot het voltrekken van der ondertrouw van Filips met Elizabet , waai toe aan Alva volmagt gegeven was. De vreugde hier óver werdt, op 't onverwachtse, geftoord door den dood van haaren vader, Koning Henrik den II, die zijnen oudften zoon, Francois den II, tot opvolger kreeg Niet minder werdt het genoegen van Oranje geftremd , wanneer hij, in een gemeenzaam gefprek met den Koning, ontdekte, aat Alva toen reeds handelde over 't dempen der ketterije in de Nederlanden. De Prins heeft naderhand verklaard, dat hij, van dien tijd af, voorgenomen hadt, dezen aanflag tegeitegaan, en de Spanjaards, die denzelven Honden uittevoeren, ten lande uit te doen vertrekken. De vrede met Frankrijk gaf aan Koning Filips gelegenheid , om , naar zijn verlangen, de reize naar Spanje te konnen aanne-men, na dat hij, vooraf, de vereischte orde op de regeeringe der Nederlanden gefield zou hebben. De'Hertog van Savoijen hadt zich ontflagen van de Landvoogdije der Nederlanden; en Filips ftelde, in zijne plaatfe, tot Land voogdesfe aan Margarita, Hertoginne van Parma , zijne bastaard zuster , gemalinne van Hertog Oétavio Farneze, welke de Landvoogdije in oogstmaand aanvaardde. Alva en Perrenot hadden deze keuze begunftigd. Anderen zouden gaarne Oranje of Egmond tot deze waardigheid verkoren gezien hebben. Dezen verklaarden zich meer voor de I 3 Her- ! ken naar Frankrijk. Ondertrouw van Filipa met Elizabet van Frank- . rijk. Dood van Koning Henrik den U. Francois de II. volgt hem op. Omwerp van Alra terverdel- ginge va» de Oa- room- fchen , door Oranje ontdekt. Filipiftelt orde op 't bewind der Ne. derlanden. De Hertogin van Parma wordt Landroogdea-  i34 VADER LAND SCHE XXI. Boek. Pe Raa Tan Staate Stadhouders ove de bijzon dereLand Ichappeu. De Graa van Megei wordt Stadhouder ove Gelderland. De Priui van Crau- Hertog inne van Lotharingen; waar toe men Wil, dat de Prins te meer bewogen werdt, om dat hij, na 't verlies zijner gemaihine,' Anna vanBuuren, haare dochter ten'huwelijk verzocht hadt. i. De Raad van Staate werdt op den ouden •voet herfteld, en toegang tot denzelven vergund aan de Vliesridders, de leden van den geheimen Raad, van den Raad der geldmiddelen en van den grooten Raad te Mechelen, mits zij vooraf door de Landvoogdesfe daar toe befchreven werden. Tot gewoonlijke leden des Raads van Staate benoemde de Koning den Bisfchop van Atrecht, den Graave van Egmond, Filips van Stavevele,.Barlaijmont, van Aijtta, en ook den Prins van Oranje , die , zijne Raadplaatfe voorhenen nedergelegd hebbende, om dat hem 't aanzien van Perrenot in den wegwas, nu met moeite te bewegen was, om dezen pest wederom te aanvaarden. Wijders, maakte Filips beftellinge over 't ; Stadhouderfchap in de bijzondere Neder. landfche gewesten. De Graaf van Hoorne,. die als Admiraal der Nederlandfche zeefmagt bevestigd werdt, zou gaarne 't Stad1 houderlchap over Gelderland en Zutfen, , Welk hij, federt den jaare 1555, bekleed hadt, behouden hebben ; doch de Bisfchop van Atrecht wist te bewerken, dat het aan Karei van. Brimeu, Graave vanMegen, opgedragen wierde. Dc Stadhouder Maximiliaan van Bourgondie was, in zomermaand desjaars 1558, overleden; en nu werdt, in zijne piaatfe, Wiliem van Nasfau ,■ Priqs van Oranje, Stadhou: der  XXI. Boek. HISTORIE. 135 der over Holland, Zeeland, Utrecht, West friesland, Voorne en den Briele, waar bij. naderhand, Bourgondie gevoegd is. Indiër hij, gelijk eenigen willen, liever 't bewind over Vlaanderen gekregen zou hebben, bereikte hij zijn oogmerk niet; zijnde dit Stad houderfchap den Graave Lamoraal van Egmond aanbetrouwd. Onaangezien de billijke pogingen, weleer in Holland aangewend, om geen vreemdeling tot Stadhouder te krijgen, was men evenwel zeer te vreden ovei de aanftellinge van Oranje, zoo uit aanmer kinge van 't aanzien zijns geflachts , oolf weleer in Gelderland, en van de goederen, welken hij, als Heer van Breda, bezat, ol waar over hij, als voogd van zijnen zoor Filips Willem, 't bewind hadt, als uit hoofde van zijne gematigdheid omtrent 't ftuli van Godsdienst. Jan van Ligne, Graaf var Aremberg werdt in 't Stadhouderfchap ovei Friesland, Overijsfel, Groningen en Lin gen, door den Koning bevestigd. Het be ftier der overige Nederlanden werdt geilek in handen des Markgraaven van Bergen, dei Graaven van Mansfeld en Oostfriesland, var Barlaijmont, van Joan en Filips van Monr morencij. Noch maakte Filips eenige befchikkinger over de gewoonlijke krijgsmagt. Over d« benden van ordonnantiën kregen , behalver de meeste Stadhouders, het bevel de Hertog van Aarfchot, de Graaven van Hoogftraten, Bosfu en Roeux, en Heer Hendril van Bredèrode. Het Duitfche voetvolk wil de Filips gaarne betalen en afdanken; eeni I 4 g( je over Holland enz. De Gra»f ; van Aremberg over Friesland enz. I ! Beftetling |over de krijgsmag» hier te Lande.  126 VADERLANDSDHE XX f. Boek. Filips wi • Spanjaard doen blij ven. Oranje en Egmond ■weigeren het opperbevel daar ©var te aanvaarden. Pe Koning neemt af. fcheid van de alge- Staaten, ee Cent. t t < ge benden landzaaten fcheen hij in dienst te willen houden, mits de Staaten voor de bezoldinge zorgden; doch vooral was hij, op raad van Pcrrenot, 'er op gezet, om drie of vier duizend Spaanfche krijgsknechten in de Nederlanden te houden. Het oogmerk waar toe dit volk hier moest blijven , liep elk in'toog. Filips, niet onkundig van 's volks ongenoegen, en van de heimelijke tegenkantingen der voornaamlte Heeren, wilde 't opperbevel over dit volk geven aan Oranje en Egmond. Deze vond was listig, om dat men zekerlijk wist, hoe groot hunne achting en invloed was, en misfehien ook, dat de Prins, voorbedachtelijk, uit Frankrijk herwaards gekomen was , om 't vertrek der Spanjaarden te bewerken. Zij waren wijs en grootmoedig genoeg, om'taangeboden opperbevel van de hand te wijzen. Liever zullen zij medegewerkt hebben tot het doen der nadruklijkfïe vertoogen door de Staaten bij den Koning, eer hij deze Landen verliet. De algemeene Staaten waren, tegen den zevenden van oogstmaand, te Gent befchreven , en Filips nam een plegtig affcheid ran hun. Hij liet hier zeggen, dai hij, genoodzaakt door den toeftand der zaken ia Spanje , de Nederlanden eerlang zou moeten verlaten , waar hij anders , uit loutere iefde tot de Landzaaten , zijne dagen zou venfehen te eindigen; dat hij, na den vre* le met Frankrijk , deze Landen met meerlere gerustheid verlaten kon; dat hij, vrucheloos, gehoopt hadt, hen van't Duitfche krijgs-  XXI. Boek. HISTORIE. fff krijgsvolk te ontlasten; en dat hij de Landvoogdije toebetrouwd hadt aan zijne zuster, welke in de ^Nederlanden geboren en opgevoed was, Be Nederlandfche taaie fprak, den Landen bijzondere gunfte toedroeg, en derhalven, behalven den eerbied en de gehoorzaamheid, waar toe hij de Staaten aanmaande, ook de liefde der Landzaaten verdiende. Deze aanfpraak werdt befloten met eene ernftige vermaninge, deels, om de plakaaten, tegen de ketters gemaakt en vernieuwd, ter uitvoeringe te brengen , alzoo verandering in den Godsdienst, veeltijds, veranderinge in de regeeringe voortbragt, deels, om 't recht omtrent allen zonder onderfcheid te handhaven. De Staaten , aanftonds befpeurende, dal Filips de ftrenge plakaaten tegen de ketters niet dacht te laten flapen, en vooruitziende , dat hij zich, tot dit einde , van vreemd krijgsvolk en uitheemfche fbiatsleden bedienen zou, leverden hem een nadruklijk vertoog over, daar toe ftrekkende, dai 'sLands grenzen niet door vreemde knechten, gelijk thans, maar door landzaaten bewaard , en dat de vreemden afgedankt, of elders gebruikt mogten worden; en wijders, dat het Land geregeerd mogt worden bij den raad van Nederlanderen , niet van uitheemfchen. Zij drongen hun vertoog met verfcheiden redenen.aan, en verklaarden, dai zij den Koning deze zaken, met de grootfte onderdanigheid en eerbied, en om ook aan hunnen eed te voldoen , wel hadden willen voordragen, ten einde, indien uit zijne hanI 5 del- Vert»o» der Statten tegen het uitheetufchekrijgsvolk en de vreemdelingen in het llaati* bellier.  138 VADERLANDSCHE XXI. Boek. Antwoord v«n den Koning. delwijze eenig nadeel voortkwam, hij geen reden of gelegenheid hebben zou, hetzelve hun te wijten. Zeker genoeg is 't, dat de algemeene Staaten zich wilden aankanten tegen 't verblijf van 't Spaanfche krijgsvolk in de Nederlanden. Ook is 't vermoedelijk, dat zij 't oog hadden op den Bisfchop van Atrechc, die, hoewel te Befancon in Bourgondie geboren, inden Raad van Staate geplaatst was , en onder 't driemanfchap behoorde , waar mede de Landvoogdes, naar 'sKonings begeerte, in de gewigtigfte zaken moest raadplegen. Daarenboven was 'er gegronde bekommering , dat ook de Hertog van Feria zittinge in den Raad van Staate krijgen zou. Het vertoog der Staaten kon niet anders, dan den Koning op 't hoogde mishagen, en zijn antwoord, daar op gegeven, kon den Staaten niet fmaken, hoewel zij , op dit pas , zich daar mede fchenen te vreden te houden. De inhoud van hetzelve kwam hiér op neder. De Staaten waren, op eene flinkfche wijze en tegen de waarheid aan, onderricht nopens 't indringen van vreemdelingen in de regeeringe. Hier toe was hij niet gezind. Dit kon blijken uit de aanllellinge der Landvoogdesfe en der Leden van den Raad van Staate. Het Spaanfche voetvolk was noodig in 'tLand, om het te befchermen tegen onvoorziene bewegingen der nabuuren; voor de betalinge van hetzelve, om 'er allen overlast van voortekomen , zou hij uit Spanje naauwkeurige zorgc dragen; men kon dit krijsvolk gebruiken, om zijnen zoon,  XXI. Boek. HISTORIE. \& zoon, Prins Karei, uit Spanje aftehalen, indien 'er gelegenheid was, om hem, als Landvoogd, fpoedig her waards te zenden; was de begeerte der Staaten eerder tot zijne .kennisfe gekomen , de Koning zou deze knechten gaarne op de vloote, welke them overvoeren moest, medegenomen hebben; nu bleven zij hier tot hunne befcherminge , en buiten kosten van den Lande, waar in een blijk van zijne genegenheid voor hun was; hij hadt geen toeleg, om al het inlandfche voetvolk aftedanken; de Spanjaards zou hij, ten genoegen der Staaten, binnen drie of vier maanden doen vertrekken. Dk antwoord gaf meer blijken van verlegenheid en achterhoudendheid, dan van openhartigheid en toegenegenheid. Ook leerde de uitkomst, dat Filips weinig dacht aan zijne be lofte: want 't liep aan tot het begin des jaars 1561, eer. de Spaanfche knechten, op aandrang der Staaten, en om 't gemot der ingezetenen niet te vermeerderen, de Nederlanden verlieten. Na dat de Koning; eenige nieuwe Vliesridders aangefteid, en affcheid van de algemeene Staaten'genomen hadt, vertrok hij naar Walcheren, en, den vierentwintigtten var oogstmaand, van Vlisfingen naar Spanje. De vloot, welke hem vergezelde, en waai over de Graaf van Iloorne, als Admiraal, geboodt, was omtrent negentig fcheper Üerk. Binnen veertien dagen landde hij t< Laredo, na 'tdoorftaan, of, gelijk anderer fchrijven , kort voor 't opkomen van een hevigen florm, die de meeste fchepen et s ivo- ■-t<* niiü ,, . ......,-4 Het ver- trel: der Spaan- fch-:n worde noch lang verfcho- vcn. Filips vertreilt naar Spanje , den - + Aug. "5SS< [ , M«M»k [ .r.V* )  Uo VADERLANDSCHE XXT. Bok*. Zijn hi tegen , Onroor fthea. Oprechtlng van nieuwe Bisdommen, en Aartsbisdommen . in de Ne derlao<$tn. 'sKonings kostelijkfte huisraad deedt vergaan. Welken invloed maakte zijne bewau ring op Filips bijgeloovig hart? Niet lang [! voor zijn vertrek uit de Nederlanden, hadt hij betuigd, veel liever geen Koning te willen zijn , dan ketters tot zijne onderdaanen te hebben. Deze gevoelens nam hij mede naar Spanje. Voor zijne behouden aankomlle waande hij zijne dankbaarheid niet beter te konnen betoonen, dan met de verzekeringe, dat hij geloofde, door de Voorzienigheid gefpaard te zijn, om zijn leven en magt te belleden tot verdediginge van 'tRoomfche geloof, en ter uitrooijinge der ketterije. In dit geval, kwamen zijne daaden overéén met zijne woorden. Hij verkoos zelf tegenwordig te zijn bij 't verbranden van een goed aantal Onroomfchen, te Valladolid, na da: hij plegtiglijk gezworen hadt, de Inquifitie en haare dienaars te zullen handhaven, en zijne onderdaanen, aiomme, te dwingen, om zich gehoorzaam aan dat geducht gerechtshof te onderwerpen. De Nederlanders , niet minder dan de Spanjaards, ondervonden het onverzettelijke van dit affchuwelijk voornemen, en zij begrepen te gelijk, dat de oprechting van eenige nieuwe Bisdommen, in de Nederlanden , aan dit oogmerk dienstbaar gemaakt zou worden. Men hadt, tot nu, hier, maar vier Bisdommen, van Kamerijk, Utrecht, Atrecht en Doornik, die afhingen van Aartsbisdommen, buiten 'sKonings gebied gelegen. Filips, aangezet door den Bisfchop van Atrecht, hadt den Paus vertoond, dat de  XXI. Boek; HISTORIE, i f1 de Nederlanden, vooral in dezen tijd, wan-neer 'tgetal der ingezetenen aanwies, en de nieuwe gezindheden alomme 't hoofd begonnen opteltekeu, aan vier Bisfchoppen te weinig hadden. Ook vondt hij wanvoegelijk, dat deze Bisfchoppen van Aartsbisdemmen in Frankrijk en Duitschland afhingen. Kort voor zijn vertrek naar Spanje, kreeg Filips de voor hem en weinige anderen zoo blijde tijdinge, dat Paus Paulus de IV, den twaalfden van bloeimaand des jaars 1559, bewilligd hadt in de oprechtinge van veertien nieuwe Bisdommen, te weten, die van Mechelen, Antwerpen, Haarlem, Deventer , Leeuwarden, Groningen, Middelburg , 's Hertogenbosch., Roermonde, Namen, S.Omer, IJ peren, Gent en Brugge; wordende de Bisdommen van Kamerijk, Mechelen en Utrecht tot Aartsbisdommen verheven. Aan elk van deze Kerkvoogden werdt, bij voorraad, zeker jaargeld toegewezen. De verwondering, dat het inkomen des Aartsbisfchops van Mechelen zoo veel hooger gefield was, hieldt op, zoo dra men vernam, dat de Bisfchop van Atrecht tot dien post benoemd was, en, kort naderhand, zag, dat Paus Pius de IV het Aartsbisdom van Mechelen, ten gevalle des Bis. fchops van Auecht, wien hij tot Kardinaal verhief, tot eerften zetel van gantsch Nederland verklaarde. Den Bisfchop var Utrecht, Georgius van Egmond, onlangs overleden zijnde , werdt Fredrik Schenli van Tautenburg tot Aartsbisfchop van U trecht verheven. De Bisdommen van Haarlem. A. Perrei not van GranveU» wordt Aartsbisfchop van Mechelen. en Kardinaal.  Ongenoegen daar over bij de Staaten , den Prina van Oranje, en veele Geestelijken. 142 VADÉRLANDSCHE XXI. Boek. lemiU-?,Tnter ' Lee"warden, Groningen en Middelburg, die onder hem ftonden, werden gegeven aan Nikolaas a Nova Terra of van Nieuwland, Gillis van den Berge, Remigius Drutius en, na deszelfs verplaathnge, aan Cunerus Petri, Joannes Knijf en Nikolaas de Caftro. Het Bisdom van 'sHertogenbosch, Maande onder den Aartsbisfchop van Mechelen, werdt eerst opgedragen aan 1'ranciskus Sonnius, of van Son, en, wanneer deze Bisfchop van Antwerpen geworden was, aan Laurens Mets. Het Bisdom van Roermonde kwam aan Willem Damaas Lindanus, die naderhand ook Onderinquifiteur werdt over ons Vaderland. Filips hadt het recht der benoeminge tot de Aartsbisdommen van Mechelen en Utrecht, en totalle de Bisdommen. Aan den Paus ftondt de aanftelling en bevestiging. Doch 't bleek genoeg, dat de Aartsbisfchop van Mechelen, die nu den naam" van Kardinaal van Granvelle aannam, de keuze van den Koning voornaamlijk bepaalde. Niet zonder grond, zeide men, dat hij, door het invoeren der nieuwe Bisfchoppen, allermeest eigen voordeel en grootheid gezocht hadt, en dat de Staaten, door zijn toedoen, over dit iluk niet gekend waren. Het morrende ongenoegen over de vermeerderinge der Bisfchoppen was vrij algemeen. De Staaten van verfcheiden gewesten waren te onvreden, niet alleenlijk, om dat men, hier in, buiten hun weten te werk gegaan was, maar ook, naardien 'tgetal der Staatsleden nu merkelijk vermeerderd  XXI. Boek. HISTORIE. 143 derd werdt. De Prins van Oranje was een der voornaamlte misnoegden; en dit kan de reden geweest zijn, waarom de Koning hem, bij een' eigenhandigen brief, ernltelijk vermaande, om de invoeringe der nieuwe Bisfchoppen te helpen bevorderen. De oude Bisfchoppen, de Abten en andere Geestelijken, klaagden over de verminderinge van hun rechtsgebied en inkomften. Men befchouwde, in 't algemeen , deze' nieuwigheid als regelrecht ftrijdende tegen 't belang van den burgerltaat, en tegen '9Lands oude keuren en voorrechten, doch tefferis als firekkende tot het doordrijven van 'tgeloofs-onderzoek, en 'tuitvoeren der ftrenge plakaaten. Van hier kwam het, dat men zich, ook te Roermonde, Deventer, Groningen en Leeuwarden, zoo lang men kon, aankantte tegen de plegtige bezitneminge der Bisfchoplijke zetels. In 'sHertogenbosch, te Utrecht, Haarlem en Middelburg, werden de Bisfchoppen plegtigiijk ingehaald. De bekommering, dat hunne aanflelling den voortgang der Kerkhervorminge belem-: meren, en zelfs de vrijheid, zoo van ge-: weten in den Godsdienst, als van de raadplegingen in de Staatsvergaderingen dwarsboomen zou, was niet ongegrond. De nieuwe Bisfchoppen moesten, onder anderen, zweren, dat zij in geen raad, aanflag of handelingen zijn zouden, waarin iet ondernomen werdt tegen den Paus of de Roomfche kerke, en dat zij, indien tot hunne kenni&fe kwam, dat zoodanige zaken door ie- 3e vree:e, uit de lanfteUinJe der ïieuwe Sisfchop>en ontdaan, waf jegroad.  f44 VADERLANDSCHE XXI. Boëk; Voortgang der Kerkhervorfiiinge. T)e Rederijker»bragten oek het hunne toe. Misnoegen tegen Granvelle. iemand, wie dan ook, verhandeld en gedreven wierden, dezelve naar hun vermogen, en zoo dra mogelijk, beletten zouden, en op eene gevoegelijke wijze aan den Paus, of iemand anders, bekend maken. Zulk een eed, door hen gedaan, die de Staatsvergaderingen bijwoonden, en gedeeltelijk onder de Inquifitiemeesters geweest waren , kon niet veel goeds voorfpellen. De uitkomst bevestigde, wat men gevreesd hadt, en de vervolging om 'tgeloof begon meer te woeden. Des onaangezien, won de Hervorming veld: het getal der leeraaren vermeerderde, hoewel men fommigen aantastte en ter dood veroordeelde; de gemeenten groeiden dagelijks aan; de grootlte Heeren begunfligden, onder de hand of openlijk, de partije der Onroomfchen; de Rederijkers fchroomden niet, in openbaare zedelijke toneelfpelen, den volke de gebreken der Geestelijken en de onredelijkheid der vervolginge om geloofszaken te vertoonen. Al lagchende, zeiden zij de waarheid; doch dit werdt hun , op nieuw, ten fterkiten verboden. Onder dit alles groeide het ongenoegen tegen Granvelle, wiens eerzucht en heerschlust den meesten te iterker in 't oog ftak, naar maate de Landvoogdes een onbepaalder vertrouwen in hem ftelde, en de Koning hem grootere gunfte toedroeg. Oranje en Granvelle verfïonden eikanderen allerminst. De Kardinaal befchouwde 's Prinfen huwelijk met Anna van Saxen, eene Luther-  XXI. Boek. HISTORIE. H5 therfche Prinfesfe, als onvoorzichtig er bekommerlijk , en was van oordeel , dai Oranje 'sKonings hoogheid hoonde, door de uitftekendheid, welke hij zich, boven de andere Staaten van Brabant, toèfchreef. In tegendeel, beweerde de Prins, dat Granvelle zich, als Abt van Affligem , te groot een gezag in Brabant aanmatigde, en de voorrechten-van 's Lands Edelen verkortte. Van dezen tijd af, voegden zich anderen, ook de Graaf van Egmond, bij Oranje, om de ftaatzucht des Kardinaals te beteugelen. Want, hoewel de Prins en Egmond in andere opzichten niet eendrachtig waren. dachten zij even ongunftig omtrent Granvelle Men wil zelfs, dat de laatfle de uitvindei van zekere fchertfende livreije, ter befpottinge van den Kardinaal, geweest zou zijn. Zij beftondt eerst in eene zotskap, den dienaaren op de mouwe geflikt, en ftrekkende tot befchimpinge van den Kardinaals-hoed, naderhand in een' bondel pijlen, tenteeken van een eedgenootfchap. Doch de Edelen gaven voor, dat zij, met het laatfle zinnebeeld, alleenlijk ihunne vereeniginge tot 's Konings dienst wilden aanduiden. Geduurende die eerffe beginfelen der Nederlandfche onlusten, was 'er groote bekommering, dat de rust ook van buiten geftoord zou worden. De verbreking der vriendfchap tusfehen Koning Filips en Koninginne Elizabet van Engeland hadt, in den jaare 1560, een' nadeeligen invloed op den koophandel en de zeevaart-der Nederlanderen. Doch van verder uitzicht was't, III. Deel. K dat 1 ' Openlijke, befchimping van den Kardinaal. O njTSnotgen met Engeland. Filipt neem:  u6 VADERLANDSCHE XXI. Boek. deel in de Franlche onlusten , ten nadeele der Nederlandea. De Ge- loofsbelij' denis der Gereformeerdenin Neder, land word in 'tjaar IS de klagten der voornaamfte Heeren te doen,] onder betuiginge, dat de Kardinaal, gelijk) Egmond haar verklaard hadt, niet langer veilig in 'tLand, en zijns levens een uur zeker was. Ten befluite, moest Armenteros den Koning te bedenken geven, of 't niet geraden ware, Granvelle van 't bewind der regeeringe te ontflaan. De Kardinaal bleef niet in gebreke, om zijne belangen den Koning op 't fterkfte aantebevelen. Dit kon hij met te grooter vertrouwen doen, om dat Filips zelf hem gefchreven hadt, dat zijne vijanden voor hem veel te zwak en alleenlijk door nijd vervoerd waren, en dat hij hem nooit zou laten varen. Granvelle gaf den Koning duidelijk te verftaan, dat de beroerten, hier ontftaan, niet te ftillen waren, dan door deszelfs komfte naar de Nederlanden, en het aanwerven van eenig krijgsvolk; dat Oranje en Egmond de voornaamfte aanftokers waren; dat men den eerften niet langer hier te Lande laten moest, maar hem als gezant of Onderkoning naar elders verzenden, of naar Spanje ontbieden; dat Egmond dan wel te winnen zou zijn, door geld, beleefde behandelinge, en verheffinge boven Oranje; en dat men de algemeene fchatkist moest trachten wel te voorzien, om in tijd van nood en onverwachte voorvallen zich van dit geld te konnen bedienen. Terwijl Filips hier over in Spanje lang- éonïng ver het ntflag an Granelle , en ifcbrijau dezen an den honing.  i56 VADERLANDSCHE XXI. Boek. Oranvelle verlaat de Nederlanden. Wordt Onderkoning van Napels, en, naderhand,eerde Staatsdienaar in Spanje. langzaam raadpleegde , vermeerderde dagelijks in Nederland de haat tegen Granvelle. Deze befloot, derhalven, vrijheid van den Koning te verzoeken, om zich voor eenigen tijd uit de Nederlanden naar elders te begeven. De gebeimfchrijver der Landvoogdesfe, in fprokkelmaand des jaars 1564, uit Spanje wedergekeerd, bragt brieven mede aan de drie Heeren, behelzende 'sKonings begeerte , dat zij hunne plaatfen in den Raad van Staate wederom zouden innemen, nevens zijne verklaringe, dat hij over de zaak van den Kardinaal nader denken zou. Doch hij hadt ook heimelijk verlof voor Granvelle, om, naar zijne begeerte, onder zeker voorwendfel, de Nederlanden te ruimen; gelijk hij deedt, den tienden van lentemaand, na dat hij een verlof van afwezigheid voor drie of vier maanden van de Landvoogdesfe verzocht en verkregen hadt. Hij begaf zich toen naar Bourgondie, en bleef den meesten tijd te Befancon, tot den iaare 1571, wanneer hü Onderkoning van Napels werdt. Het kan zijn, dat men, hier, noodig oordeelde, dat de Kardinaal zijn verblijf wat verder van de Nederlanden kreeg, of dat Filips, zich bedrogen vindende in de verwachtinge, om Granvelle wederom tot vorig aanzien en bewind in dit Land te brengen, hem een ander blijk van genegenheid en vertrouwen ivilde geven. Zonder twijfel, droeg hij in liezen post de goedkeuringe van Filips weg, die hem, in 'tjaar 1580, in 'thoofdbewind 3er Spaanfche zaken te Madrid Helde, en tiem 't Aartsbisdom van Befancon bezorgde. Dus  XXI. Boek. HISTORIE. *57 Dus bleef hij in groot aanzien, tot zijnen dood toe, voorgevallen te Madrid den aa van herfcmaand des jaars 1586. Niemand, die eenige menfchenkunde bezit, en de gedeldheid der Nederlandfche zaken ten dézen tijde kent, zal zich verwonderen , dat fommigen den Kardinaal van Granvelle boven maate prezen, anderen hem op'tfterkfte verachteden, en dat zeer weinigen zijne afkomile, kundigheden in wetenfchappen en ftaatszaken, als mede zijn zedelijk karakter., zonder vooroordeel opgaven. Hoewel hij in de bewijzen der oudheid van zijn gedacht, en in voorouderlijk aanzien, niet- halen kon bij Oranje, Egmond, Hoorne, Croij, Brederode en meer anderen, verfpreidde men echter, tegen de waarheid, en dit werdt, federt, bijna algemeen geloofd tot voor omtrent vijftig jaaren, dat zijn grootvader een hoeffmid in Bourgondie zou geweest zijn. Het tegendeel is onwraakbaar bewezen, en zal, naar vermoeden, reeds bij zijnen leeftijd aan dezen of genen zijner vijanden niet onbekend geweest zijn. Van zijne vroege jeugd, kreeg hij eene opvoedinge, overeenkomdig met de achtbaarheid van zijnen vader, den Kanfelier Perrenot van Granvelle, en gefcbikt ter voorbereidinge tot de gewigtïgde ampten, welken hij, geduurende achtenveertig jaaren, bekleed heeft. Wij leerden hem kennen als Bisfchop, Aartsbisschop. Kardinaal, eerden Staatsdienaar in de Nederlanden en Spanje, en als Onderkofling van Napels. Na zijnen tijd, zal men, in Zij» docifa  158 VADERLANDSCHE XXI. Boek. Kundighe den. Zucht voor de geleerd* heid. Werkzaamheid. in de Nederlanden, niemand onder de Kerke.lijken aantreffen, die zoo bekwaam was, om deel aan 'sLands regeeringe te hebben, en aan 't hoofd van 'tStaatsbeftier te zijn. Op de voornaamfte Hoogefcholen van Europa, vooral te Leuven, hadt hij een' rijken fchat van kundigheden in allerleije wetenfchappen verzameld; hij fprak zeven talen met die vaardigheid, als of zij hem aangeboren waren; op zijne reizen hadt hij menfchenkunde opgedaan; in 'thuis van zijnen vader, aan de Hoven van Keizer Karei, Koning Filips en der Landvoogdesfe, door zijn vertrouwelijk verkeer met de voornaamfte Heeren, en door zijne langduurige tegenwoordigheid in de Raadvergaderingen, kreeg hij de fchoonfte gelegenheid, om zijne verkregene kundigheden dagelijks te vermeerderen, en zich noodzakelijk te maken, een' tijd lang, bij de Landvoogdesfe, doch welke hem, op raad van Oranje en Egmond, liet zakken, en bij Koning Filips, tot het einde van zijn leven. Den roem van fchrander vernuft, ongemeene vlugheid, zeldfaa. me arbeidzaamheid en zucht tot verbreidinge der wetenfchappen, moet men hem geenzins willen betwisten. De geleerden vonden in hem een' ijverigen begunftiger, en de Hoogefchool te Befancon een veelvermogenden herfteller. Hij zelf, 'tis waar, heeft weinige van zijne lettervruchten door den druk gemeen gemaakt, doch een aantal boekdeelen, met zijne hand gefchreven, en die noch te Befancon bewaard worden ,  XXI. Boek. HISTORIE. 159 den, ftrekt ten bewijze van eene wonderbaare werkzaamheid. Wie, op denzelfden, tijd, aan vier of vijf perfoonen, in onderfcheiden taaien, kan voorzeggen, 'tgene zij over de gewigtigfte ilaatszaken fchrijven moeten, bezit, zonder tegenfpraak, een' vasten en vluggen geest. En dit vindt men van Granvelle aangeteekend. De lof van zijne fchranderheid zou hooger geklommen zijn, zoo zij niet met loosheid en list gepaard was geweest, waar van veelvuldige voorbeelden in de Nederlandfche jaarboeken te vinden zijn. Alle zijne bedoelingen liepen in één punt famen, welk was, den Koning een onbepaald bewind over deze Landen te doen voeren, waar door hij te gelijk aan eigene hebzucht en eergierigheid voldeedt. Bij onze voorouders maakte de Kardinaal zich veelzins gehaat. De groote Heeren konden zijnen hoogmoed niet verdragen. De invoering van de nieuwe Bisdommen maakte de meeste geestelijken en weereldlijken misnoegd, en 't drijven van 't wreede geloofsonderzoek joeg alle weldenkende Roomfchen en Onroomfchen tegen hem in 't harnas. Elk Nederlander, bij wien Vrijheid en Voorrechten op prijs Honden, was diep getroffen door den heilloozen raad, welken Granvelle aan Koning Filips gaf, om zich, dooi denEaus, te doen ontdaan van den plegtiger eed, bij de aanvaardinge der regeeringe van deze Landen gedaan, en waar bij Filips bij herhalinge zwoer, alie de priviiegier dei i'lugLei*1. LooakeitU Voornasme redenen van •tmisnoftgen der Kederlanderen tegen ae» t  icTö VADERLANDSCHE XXL Boè*. der Nederlanden te zullen handhaven. Hadt de Kardinaal dien raad nooit aan den Koning gegeven, en was deze, volgens pligt, getrouw aan zijnen eed gebleven, men zou in de Nederlanden geen billijke redenen gekregen hebben, om, in fpijt der Spaanfche dwingelandije, met ernst en beleid, onbevreesd en bedaard, tegen de vijanden van de waareen edele Vrijheid te waken en te ftrijden. VER-  VERKORTE VADERLANDSCHÈ HISTORIE; TWEEËNTWINTIGSTE BOEK. J^I et vertrek van Granvelle uit de Nederlanden gaf wel eenig genoegen aan de Landvoogdesfe , oni dat zij te veel van hem hadi moeten afhangen, maar zij kreeg'er, gelijk men wil, groot naberouw óver, bemerkende; hoe veel zij aan dèn raad des Kardinaals miste. Grooter en beilendiger was de vreugde -van Oranje, Egmond ën Hoorne, die nu, op begeerte der Hertoginne, wederom in den Raad van Staate verfchenen. Zij gaven bericht van déze hunne wederkeeringe aan den Koning, en beloofden hem alle getrouwheid en dienstvaardigheid. Zoo dra zij de regeeringe aanvaard hadden, fpaarden zij tijd noch vlijt, om de verwarde zaken te herftellen, de noodige vérbeteringe in 't ftuk der rechtspleginge en van de geldmiddelen te wege te brengen, een einde aan de vervolginge om dèn Godsdiensc te maken + en aan elk vrijheid van geweten HL De.££.-, b tft Na *t vertrek van Granvelle, kefren Oran- mond en' Hoorne. weder i* den . Raad van Staat*. Hun tos? leg.  i6i VADERLANDSCHE XXII. Boek; i De toeleg vao Oanje, om de leden van den geheimenRaad te ■ Vermeerderen , ■wordt verijdeld. De Raad ' van Staate krijjt meer in» vloeds. :e bezorgen. Ter bereikinge van dit oognerk, hielden zij, in 't eerfte , goed ver[ïand met dé meeste léden van den geheimen Raad en van den Raad der geldmiddelen , en maakten zich meester van 't vertrouwen der alge vaardigden door de Staaten en Steden: waar toe de innemende vriendlijkheid van Oranje en Egmond den weg baande. Men zag yj dezen, dat de grootfte Heeren zich meer invloeds en gezags door een gemeenzaam verkeer konnen verwerven, dan doori'tuursheid en ijdelé zelfsverheffinge, waar van men Hoorne niet geheellijk mag vrijfpreken. Hoewel Granvelle vertrokken was, bleef zijne gezindheid fommigen bezielen, vooral Viglius van Aijtta, en, meer onbepaald, Barlaijmont, die, met andere Kardinaalsgezinden, de pogingen der drie . Heeren telkens dwarsboomden. De Prins zocht hierom, op raad van zijnen broeder, Graave Lodewijk van Nasfau, eenige nieuwe leden in den geheimen Raad te doen aannemen, die zijnen aanhang aldaar zouden konnen hijven. Men wil, dat hij tot dezen post 't oog hadt op Franciskus Balduinus en Georgius Casfander, mannen van beproefde kundigheid, fchrander oordeel en gematigde gevoelens in 't huk van Godsdienst. Doch deze toeleohaperde. Midlerwijl nam 'tgezag des Raads van Staate zoo toe, dat verfciieiden zaken, te voren in den geheimen Raad en dien der geldmiddelen afgedaan, nu voor denzelven gebragt wierden, en dat de Landvoogdes zelden afzonderlijk met Barlaijmont en van Aijt-  XXII. Boek. HISTORIE. 163 Aijtta durfde raadplegen. Dit kan aanlei- dinge gegeven hebben, dat fommigen aan den Raad van Staate de fchuld eener flappe rechtsoefeninge gaven , en 't verleenen van onverdiende gunstbrieveri en andere gebreken der tegenwoordige regeeringe fcherpelijk verweten. Zeker gaat het, dat Oranje en Egmond alle pogingen aanwendden, om vrijheid van geweten en verbeteringe in 't burgerlijke bellier te verwerven. Naar hun oordeel, was het getal der Onroomfchen te groot, om door vuur en zwaard uitgerooid te konnen worden; liever moest men zich van andere middelen bedienen, als, de verbeteringe der zeden van de Geestelijkheid, en 't prediken van eene gezonde leere; de ftrenge plakaaten behoorden ingetrokken, ten minnen , verzacht te worden; aan elk moest in zijn huis vrijheid van Godsdienstoefeninge, en alorame het houden van 't Avondmaal onder beide teekenen , toegeltaan worden. De geldmiddelen en rechtszaken werden, naar hun begrip, veel te flof gehandhaafd: waar tegen geen hulpmiddel was, dan 't vermeerderen der leden des Raads van Staate, met tien of twaalf van de voornaamfte Heeren, en dat men aan dien Raad gezag gave over alle de andere Raadvergaderingen. De drie Heeren, 't vertrouwen der Landvoogdesfe dagelijks meer winnende, door beleefdheid, eerbewijzingen, en eene openhartige openinge van 's Lands vervallen zakm, wisten haar te bewegen tot het doen van een' voorflag in den Raad, of het niet L 2 diets,■ Nadere ooginge» van Oranje en Egmond ter aerltclliB» ge van veele gebreken. Oe Hertogin flaal een gezantfchapnaar Spanje vu of.  16"4 VADERLANDSCHE XXII. Boek. Eemonrt worde 'er toe benoemd. Verfchil, over 'c berlchtfchrift vin denzelven , tusfehenOranje en »an Aijtta. hënftig zijn zou, den Koning, fchriftelijk, af liever door een gezantfehap , omftandig bericht te geven van den aanwas der ketterijen , 't misbruik in de rechtsoefeninge, en den Hechten ftaat der geldmiddelen. Dit voorftel mishaagde den Kardinaals^ezinden, oordeelende, dat 'sKonings fpoedjge overkomst meer zou afdoen, dan al het voorgeftelde. Oranje en de zijnen, in tegendeel , drongen op 't zenden van een' aanzienlijken man naar Spanje, en droegen hier toe voor den Graave van Egmond; die dezen last, ten laatften, op zich nam, met goedkeuringe der Landvoogdesfe. De Prefident van Aijtta Helde voor Egmond een berichtfehrift op, doch in zulke algemeene bewoordingen, dat Oranje 'er geen genoegen in nam, rondelijk zeggende, dat men den Koning onbewimpeld verklaren moest, dat de Staat, op den tegenwoordigen voet, niet langer kon ltaande blijven; dat men, midden in zoo groot een verval der Geestelijkheid, den ouden Godsdienst, door plakaaten, Inquifitie en Bisfchoppen, niet kon behouden; dat de handhaving van rt recht behoorde herfteld te worden; dat alles aan éénen Raad moest onderworpen, en 't getal der leden van den Raad van Staate vermeerderd worden; wijders, dat de Koning zich bedroog, als hij waande, de befluiten der kerkvergaderinge van Trente, hier, te zullen konnen doen aannemen : waarom het beter zijn zou , de plakaaten intetrekken of te matigen. De Prins voegde 'er bij, dat hij zelf zich aan den Roomfchen  XXII. Boek. HISTORIE. 105 fchen Godsdienst wilde houden, maar nie kon goedkeuren, dat de Vorsten wildei heerfchen over 'tgemoed der menfchen, hui de vrijheid van geloof en Godsdienst be nemende. Dit voordel, met rondborftig< ernsthaftigheid gedaan, vondt ingang bij al le de leden van den Raad, uitgenomen Bar laijmont en Viglius van Aijtta. De laatite was 'er zoo diep over getroffen, dat hij den volgenden nacht flapeloos doorbragt Geweldige aandoeningen vervulden zijn gant fche hart, en eene hevige beroerte, welk< hem des anderen daags overviel, verhinder de hem, de raadplegingen over 't bericht fchrift van Egmond verder bij te wonen. Zijl landgenoot en gemeenzaame vriend, Joachirr. Hoppers, of, met een'Latijnfchen uitgang. Hopperus, werdt aangefteld, om deszelfs plaatfe in den geheimen Raad en in der Raad van Staate te bekleeden. Deze maak te, onder oogluikinge der Landvoogdesfe. eenige veranderingen in 't berichtfchrift. overeenkomftig met 's Prinfen meeninge , doch in zachtere bewoordingen; en de Graal vertrok naar Spanje. Oranje en de zijnen hoopten, dat Egmond, die zoo veel roems in den oorlog ve~woryen hadt, en zelf voor oprecht Roomschgezind bekend ftondt, bij den Koning voor de Nederlanders vrijheid van Godsdienst, affchaffinge der Inquihtie, verzachtinge der ftrenge plakaaten, verminderinge van 't gezag des geheimen Raads, en vermeerderinge van den invloed de< Raad van Staate zou konnen verwerven. Doch zij vonden zich. merkelijk bedrogen. L 3 Eg- ï 1 Van Aijtt* kr'jgt een» ber.erte. I J. Hoppe ra vervangt hem als Prefident in dc Raadvergaderingen.Het berichtfcbrift' wordt veranderd j en Egmond vertrekt naar Spanje Oogmerk van deze reize.  166 VADERLANDSCHE XXÏI.Boek. Egmond, • oit Spanje Wedergekeerd,geeft verflag aijner verrichtingen. Miinor» •en van Oranie et anderec. Egmond keerde, binnen vier maanden, uit Spanje te rug-, en deedt, in den Raad van Staate, dit volgende verflag zijner verrichtingen. De Koning hadt hem met veele teekenën van gunfte en hoogachtinge ontfangen, en hoopte, in 't volgende jaar, herwaards te komen ; om de lasten der Nederlanden te verligten, zondt hij eene aanzienlijke geldfomme; de misbruiken in de rechtsplegingen moesten door de Hertoginne mét den Raad van Staate, op goedvinden zijner Majesteit, verbeterd' worden; de Koning zou liever duizend levens, zoo hij dezelve hadt, willen verliezen, dan eenige'veranderinge in den Godsdienst gedogen; hierom vondt hij noodig, dat men, 'heimelijk, en onder dekfel van te raadplegen over 'r invoeren der kerkvergaderinge van Trente, met eenige Bisfchoppen, Godgeleerden en Raadsheeren de beste middelen beraamde, om het volk te voorzien van goed onderwijs, en voor verleidinge te bewaren; ook zou men met hun moeten overleggen, of'er eenige andere ftraffe op de ketterije kon worden ingevoerd, waar door de vermetelheid der ketteren betoomd, en hun de eer benomen zou worden, welke zij meenden te behalen, indien zij tot hun uiterfte toe volftandig bleven. Van 't gene hier omtrent in den Raad van Staate verhandeld zou worden, moest bericht aan den Koning komen, op dat hij zelf zien kon, wat 'er op diende befloten te worden. Oranje en de zijnen waren misnoegd over 'sKonings meeninge; en Egmond ontzag zich nie-  XTJCV. ^.'vvv'vr/v/A/ iti 't~ » /hteewcAtwt' di'r c'delen, &I/.18&.   XXII.. Boek. HISTORIE. 167 niet te zeggen, dat Filips niet voldeedt aai zijne mondelinge belofte, wanneer hij noch onlangs, last uit Spanje gezonden hadt om eenige zoogenaamde ketters met der dood te hraffcn. Ook mishaagde aan de drie Heeren, en zelfs aan de Landvoogdesfe, het gevoelen der Bisfchoppen, Godgeleerden en Raadsheeren, bewerende, dat de dienst van god en de welfiand des Vaderlands geen veranderinge van belang, in de plakaaten op 't Huk van den Godsdienst, gedoogden, en dat men de ketters door zachtheid niet winnen zou, maar eerder, door zich moedig-lijk tegen hen te verzetten. Zij gaven hunne meeninge aan den Raad van Staate nader fchriftelijk te kennen. Voor 't onderwijs des volks, de zedenbeteringe der kerkdijken en't beltier der fcholen, was, naar hun oordeel, genoeg gezorgd door de kerkvergaderinge van Trente. Zij oordeelden 't ongeraden , de plakaaten te veranderen ; men kon evenwel den Gerechtshoven heimelijken last geven, om alleen hardnekkige ketters, met .den dood te ftraffen , onder welken alle de Leeraars behoorden gerekend te worden, doch anderen te veroordeelen tot de galei, of geesfelen, of verbeurdverklaringe van goederen, of geldboeten, of ballingfchap. Eenige leden van den Raad keurden dit gefchrift goed; de drie Heeren en Mansfeld weigerden te Hemmen; de Landvoogdes zondt het naar Spanje, gelijk de Koning geboden hadt; en zoo dra 4e ftrengheid der Bisfchoppen ruchtbaar L 4 werdt, 1 > 1 Zij vinden ook geen behagen in den voorflag der Bisfchoppen,en hunne raedeftaaden.  •ft58 VADERLANDSCHE XXII. Boeit, *endt bevel tot bet doen aannemen der kerkvergaderinge van Trente. Zijn anttvoord op Egmonds fclagttn , en 't fchriftelijke beric'-t der Bïi fehoppen. werdt, zag men het gemor onder 't volk dagelijks toenemen. Van de Bisfchoppen en Godgeleerden was, nu, geen toegevendheid of zachtmoedige raad te verwachten, maar vreemd moest het voorkomen, dat de Brefidenten der Gerechtshoven van Vlaan? deren en Utrecht, en een lid van den groor ten Raad te Mechelen, zoo een onbezonnen oordeel, dat aanliep tegen alle gronden van Godlijke en menfchelijke rechten, durfden vellen eh naar Spanje laten verzenden. Indien hunne gematigdheid omtrent den Godsdienst zoo groot geweest was, als hunne rechtskunde, zouden zij den ontijdigen ijver der Bisfchoppen hebben konnen bedwingen. Omtrent den tijd van die raadplegingen, zondt de Koning bevel uit Spanje, om de befluiten 'der kerkvergaderinge van Trente alomme in de Nederlanden te doen aannemen. De Landvoogdes vaardigde, in hooij* maand, de brieven af, waar bij het afkondigen van die befluiten aan alle kerkdijken geboden werdt, doch met uitzonderinge van eenige punten, die inbreuke op 't wee rel dlijke rechtsgebied zouden konnen maken : waar tegen ook den Gerechtshoven gelast werdt te waken, Op eenige plaatfen gefchiedde de afkondiging, doch elders werdt zij tegengefproken en uitgelkld. Midlerwijl kwam 's Konings antwoord op 't gefchrift der Bisfchoppen, en op de klagten van Egmond. Hij verklaarde, dat zijne meening nooit geweest was, de Inquifïtie afrefchaffen, welke'hij, gelijk Keizer Katel, dacht te handhaven;'dat hij wel gewild  XXII. Boek. HISTORIE, \€% wild hadt, dat men overleggen zou, of in 'tftraffen der ketteren eenige verandering kon gemaakt worden, doch dat men, intusfchen, met de ftraffe moest voortgaan; dat hij ook tegen Egmond wel van eenige veranderinge van üraffe gefproken hadt, doch welke, zijns oordeels, alleenlijk behoorde te beftaan, in het heimelijk en niet openlijk ter dood brengen der ketteren. Het gefchrift der Godgeleerden en Raadsheeren droeg zijne goekeuringe weg, alleenlijk met deze uitzonderinge, dat hij mindere verzachtinge der plakaaten , dan zij voorfloegen, gehengen wilde; blijvende beweren, dat zij met de vereischte gematigdheid opgelteid waren, en in allen deele moesten naargekomen worden. Deze brieven van Filips baarden veel opziens in den Raad van Staate. Oranje en de zijnen begeerden 'er hunne gedachten niet over te uiten, voor dat men 't gevoelen van den geheimen Raad daar over zou gehoord hebben. Dit gefchiedde; en deze Raad was van oordeel, dat aan 'sKonings bevel ftiptelijk moest voldaan worden, en dat alleenlijk noodig was, de berichtfchriften der Inquifiteuren te onder< zoeken , of zij zich overeenkomltig daai mede gedragen hadden, en op dat zij zich. naderhand, volgens hunnen last fchikker zouden; waar door men elk overtuiget zou, dat de Koning geen nieuws in der zin hadt, veel min de Spaanfche Jnquifiti» hier intevoeren, gelijk men, naar hun voor geven, 't domme vólk diets maakte, Di L 5 be Gevoelen van den geheimen Raad 4«! over. I I  Onder- fcheidei fevoelei in den R«ad va Staate. De Hertogin geef bevel, or. ?e Koning: last aftekondigen , den ,! ' Vee.156;* Aantal van fchimpfchriften. Haar bevel vindt tegenftand bij fimtnige Stad- 170 VADÈRLANDSCHE XXII. Boek. , begrip werdt door eenige leden van den is Raad van Staate goedgekeurd; doch Oran„ je, Egmond en Hoorne weigerden tot het invoeren der Inquifitie te bewilligen. Zij beweerden echter, dat men 'sKonings bevel., waar aan zij verklaarden niet ongehoorzaam te durven zijn, aan de Gerechtshoven en de Wethouders der fteden behoorde te zenden, öp dat zij 'tkonden doen naarkomeh. De Prefident van Aijtta, vermoedende, wat de drie Heeren misfehien bedoelden, en vreezende, dat het volk noch meer aan 't morren liaan zou, hieldt ftaande, dat men dit bevel geheim houden moest, tot dat de Koning nader onderricht was, hoe men 'f hier opvactede. -Onaangezien hij uitboodt, 'sKonings ongenade op zich alleen te willen nemen, belloot echter.de Landvoogdes den last van haaren broeder flip tel ijk te achtervolgen, en zondt alomme bevel , om de kerkvergaderinge van Trente aantenemen , de Inquifitie intevoeren, en de plakaaten op 't-ftrengfte te handhaven. Naauwlijks was ötbevel bekend geworden, of de vlam begon uittebarften. 'Er kwam een hagelbuij fmaal- en fpotfchriften, en te Brusfel fneeuwden zij der Landvoogdesfe tot op 't lijf. In fommige was fchranderheid en oordeel ; in andere fprak de drift meer dan de reden; in de meeste werdt het affchuwelijke wangedrocht der Inquifitie met de fterkfte verwen gefchilderd. Van grooter belang was 't,, dat fommige Stadhouders en andere bewindsluiden zich ongenegen toonden, om het bevel des Ko-  XXII. Boek. HISTORIE. ' -17! Konings en'van de Hertoginne optevolgen. De Friezen lieten zich Aerk zien. Verfcheiden iteden, in 't bijzonder Antwerpen en Zierikzee, Helden zich, niet nadruk en wijs beleid, tegen den brief van Vrouwe ■ Margarita en den last van Filips. ' Eenige Stadhouders verklaarden, ichriftelijlc of mondeling, dat zij zich naar derz'elver inhoud niet kónden gedragen. In 't bijzonder fchreef de Prins van Oranje aan de Landvoogdesfe, in louwmaand des volgenden jaars 1566, dat de onderhouding der kerkvergaderinge te Trente, onder zekere voorwaarden, noch wei zou konnen geduld worden, doch dat de overige deelen van'sKonings last niet uitvoerelijk Waren. Hier voegde hij bij, dat hij wil noch middel hadt, om de handen aan de Inquifitie en plakaaten te leenen; dat hij onmag'tig was tot het dempen der opkomende- beroerten; en dat hij liever begeerde van zijne Landvoogdije ontflagen te worden. Ook leedt het niet lang, of Oranje en Hoorne verlieten het Hof, en onttrokken zich aan 't ai gemeene bellier van 's Lands zaken: waar toe Egmond niet befluiten kon. Het ontbrak, omtrent dezen tijd, niet aan zulken, die onbefchroomd zeiden, dat de KrjnMg zich, niet als een' vorst, maar als een' dwingeland gedroeg, die, onder vöorwendfel van gefchonden Godsdienst, fommigeri met den dood, anderen met ballingfchap dreigde, en allen met angst vervulde. Zij waren zoo plomp niet, gelijk zij fpraken, of hun was wel bekend, wat een vorst zijnen houders ea anUa- Nadruk- Ujk fchrij- vuj van Oranje aan de Land- voogde» fe. Hij en Hoorne verlaten 't Hof. Hartige taal v..a eenige NedeHan« der*.  17» VADERLANDSCHE XXII. Boek; Atnlef- ding toe Set verlond der Edelen , riekend onder dti naam van *t Comfrtmit* Dctrwie daar van. nen leenman, en deze den leenheer verfchuldigd zij ; zij waren tot gehoorzaamheid verpligt, maar voor 't overige vrij en ongebonden; zoo de Koning hen onder eene volilrekte flavernije brengen wilde, zou 'er wel middel zijn, om oorlog tegen hem te voeren, zonder dat men wist, door wien en op welke wijze ; 't was grootere eer, door 't oorlog omtekomen, dan door beulshanden. Dat al dit gezegde van de Nederlanders wel gemeend was , bleek uit het vermaarde verbond der Edelen, in 'tjaar 1565 aangegaan, en uit hunne nadrukvolle fmeekfehriften, in 't volgende jaar aan de Landvoogdesfe overhandigd. Eenige voornaame Nederlanders kregen, tot het aangaan van eene plegtige verbindtenisfe , vooral aanleidinge , zoo door de vernieuwinge der wreede bloedplakaaten, de vermeerderinge der Bisfchoppen , de invoeringe van 't geloofsonderzoek, en den last tot afkondiginge der befluiten van de Trentefche kerkvergaderinge, als door den duidelijken toeleg van Koning Filips, om, onder fchijn van ijver voor den Godsdienst, de vrijheid met list of geweld aantctasten, en 't Nederlandfche volk- onder flavernije te brengen. Het oogmerk dezer verbindtenisfe ftrekte geenzins,, of, om Filips hier van alle gezag te berooven, of ook, om den Hervormden Godsdienst alleen in Nederland te doen aannemen. Niet het eerfte: want de Edelen getuigen rondelijk het tegendeel; hunne voorzichtigheid en ftaatfcuude, zoo wel als de tijdsomltandighedeo, dul-  XXILBoek. HISTORIE. 173 dulden zelfs niet, dat men bun zulk grootsch ontwerp toefchrijve. Het andere kan noch minder in aanmerkinge komen, om dat zeer veele Roomschgezinden deel in deze verbindtenisfe namen, en 'er zich ftandvastig aan hielden. Zij allen bedoelden niet anders, dan de handhavinge van de welverkregene voorrechten, de affchaffinge der onmenfchelijke Inquifitie, en 't genot eener vrije Godsdienstoefeninge. Dit zal, in 'tvervolg, blijken uit den inhoud van 't verbond en der fmeekfchriften. De plegtigheid der bruiloft des Prinfen van Parma gaf aan veele Nederlandfche Edelen bekwaame gelegenheid , om, zonder eenig nadenken of argwaan, bij malkanderen te vergaderen. Zij kwamen, in dachtmaand , naar Brusfel , en vermeerderden den luider van 'thuwelijksfeest. - In 't midden van deze vreugdebedrijven, hielden eenige Edelen eene bijeenkomfte in 't huis van Floris van Pallandt, Graave van Culemborg. Hier ontboden zij, uit Antwerpen , den Predikant Frangois du Jon, ol Junius, een' man van groot aanzien, waare geleerdheid, voorbeeldige deugd en zeldfaame gematigdheid, wien alle Kerkleeraars van dien en latere tijden zich in alles tei navolginge mogten voordellen. Deze predikte voor de vergaderde Edelen, omtreni twintig in getal, en ging hun voor in 'tgebed. Men ziet hier uit, aan den eener kant, dat zij der Hervormde leere toegedaan waren, en aan de andere zijde, dai aij een werk van zoo groot belang en var zuil Eenige Edelen kornet t» Brusfel bij Ut». F. JuniuS .predikt voor boK. t  174 VADERLANDSCHE XXII. Boek. Beflnitea toe een fchriftelijk verbond. Inbond van 'tzel- T*. Mm . zulk ver uitzicht, niet los en onbezonnen, maar met god wilden aanvangen, zonder wiens zegen alle pogingen, ter reddinge van landen,en .volken, vruchteloos afloopen. Na veele raadflagen, befloten de Edelen tot het aangaan van een fchriftelijk ■ verbond, dat door elk,' die 'er deel aannam, met eigenhandige onderteekeninge zou bekrachtigd worden. De voofnaame inhoud van dit verbandfchrift, opgefteld door den verdienftelijken Filips van Marnix van S. Aldegonde, kwam hier op uit. De Edelen hadden, in 't zekere, vernomen, dat een hoop vreemdelingen , ongezind tot de welvaart dezer Landen, en die,' onder voorwendfel van ijver voor 'c Katholijke geloof en 's volks eendrachtigheid, niet anders zochten, dan hunne eerzucht, hoogmoed en gierigheid te verzadigen, al was 't dan ten koste van den Koning en deszelfs onderzaaten, zijner Majesteit zoo veel hadt weten wijs te maken, dat hij, ondanks alle vertoogen, en tegen zijnen eed, de verderfelijke lnquilirie wilde invoeren, in plaatfe van de ftrenge plakaaten te verzachten, waar toe hij hope gegeven hadt. Zij befchouwden 'tgeloofsonderzoek als onredelijk, ltrijdig met alle Godlijke en menfchelijke wetten, de vervolgingen en wreedheden der verwoedde dwingelanden onder de heidenen te boven gaande , en nergens toe llrekkende, dan toe oneere van god, en tot geheele verwoestinge van de Nederlanden, alzoo hier door den Inquifitiemeefteren alle gezag in handen komt,  XXII. Boek. HISTORIE. 175 komt, de onderzaaten tot ellendige flaaven gemaakt , en alle luiden van eer in geltadig gevaar van goed en bloed gefield worden. Daarenboven, was de Inquifitie gefchikt, om alle 's Lands oude wetten, gewoonten, vrijheden en voorrechten te krenken, de vrijheid van fpreken in de Staatsvergaderingen wegtenemen, en de Overheden te benadeelen. Hier door zou gods eer en 't Katholijke geloof, welk zij voorhadden te befchermen, groot gevaar loopen , de Koning zijn gezag verliezen , de koopmanfehap ophouden, de ambachtsman ledig ftaan, de verzekerdheid der bezettin* gen en frontierfteden wijken, 't volk toe muiterije vervoerd, en alles in afgrijslijke verwarringe gebragt worden. Zij oordeelden zich verpligt, tegen die dreigende en onlijdelijke onheilen te waken, en zorge te dragen voor de behoudenisfe van hunne perfoonen en goederen. Zij beloofden malkanderen , onder plegeigen eede, naar al hun vermogen de Inquifitie te beletten, en haare verdelginge te bewerken, om dat zij de oorfprong van alle wanorde en ongerechtigheid was. Zij betuigden voor god en menfehen, niets te willen ondernemen, 't gene eenigzins zou ftrekken tot oneere van god, of tot verminderinge van 'sKonings hoogheid en ftaaten, welke zij wilden voorftaan; gelijk hun toeleg was, alle goede orde en regeeringe te bewaren, als mede, oproer en fcheuringe te weren. Zij beloofden, onder eede, dit verbond onverbrekelijk en hun leven lang te onderhouden, zon-  ïf$ VADËRLANÖSCHË XXIt Boek.' Zonder daar tegen iet, met daaden of woorden, wetens en willens, op eenige wijze te zullen doen. Zij Zouden malkanderen 4 ils broeders en vrienden , allen bijftand * met goed en bloed, betoenen* op dat niemand der bondgenooten , onder welk voorwendfël zulks gefchiedde, aan lijf en bezit> tingen gekweld wierde, uit hoofde der Inquifitie eh plakaaten, of ook ter oorzake van deze verbindtenisfe; wel verftaande* dat het niet zal baten, Zich van 't verbond ontflagen te rekenen, wanneer de vervolgers hunne vervolgingen onder dezen glimp doeri voorkomen, als of zij alleenlijk de wederfpannigheid wilden ftraffen, mits dat hetmetwaarfchijnlijkheid büjke, dat de gemelde oorzaken aanleidinge tot de vervolgingegaven. Zij verftonden, dat, in zulke en dergelijke gevallen j. de misdaad van weêrfpannigheid niet kon voorgewend worden, naardien de oorfprong van hun doen te vinden was in den ijver voor gods eer, 'sKonings hoogheid, en dehandhavinge der algemeene ruste, met de zekerheid van hun eigen lijf en goed, en de befcherminge hunner huisgezinnen , waar toe God en de natuur hen verbonden. Elk der bondgenooten zou , in alle ondernemingen van dien aart, zich fchikken naar den gemeenen raad van alle de broeders en bondgenooten, of van hunne gemagtigden, op dat deze heilige vereeniging altijd onderhouden worde, en al, wat met gemeene toeftemminge gefchiedt, des te vaster en van meerdere waarde blijve. Eindelijk, ter oorkonde en zekerheid van dit hun verbond, aanriepen zij den  Xy.II.BoEK. HISTORIE. 177 den levendeh god, den fchepper van'theelal, den rechter cn doorgronder van hunne harten en raadflagen, met ootmoedig fmeeken , dat 11ij hun de genade van den Heiligen Geest fchenken wilde, op dat alle hunne verrichtingen en aanflagen eenen gelukkigen uitflag mogten hebben, tot eere van Zijnen naam, tot algemeene ruste en vrede, en tot zaligheid van hunne zielen. Zoo dra deze verbindtenis in fchrift ge* 1 fteld was, nam de onderteekening eenen aan-J vang. Filips van Marnix, denkt men, wasi de eerfle, die 'er zijnen naam onder plaatfte. Weinige anderen volgden zijn voorbeeld. Dezen verdeelden onder zich de Nederlandfche gewesten , om in dezelven aanhang te zoeken. Graaf Lodewijk van Nasfau en de Heer van Brederode deeden alle pogingen in Holland, om veele Edelen tot de onderteekeninge te bewegen. Door anderen gefchiedde dit elders. Zij allen bedienden zich van gepaste en overredende middelen, niet van dwang, bedreigingen, fchandelijke listen, gelijk men naderhand, ten hunnen nadeele, verfpreid heeft. In korten tijd groeide 't getal der edele bondgenooten aan tot meer dan vier honderd. De meesten waren oorfpronglijk uit gedachten, die toenj in de Nederlanden gevestigd waren, ver 1 fcheiden heerlijke goederen bezaten , of door huwelijk met inlandfche Edelen naauw verbonden waren, en voornaameampten bekleedden. Zij waren gefproten uit de geflachten van der Aa , Abbema , Aggema , Alveringen, Andriuga, Argenteau, Arkel, Asfen* III. Dksl. M" delft. )ndértee> an 't res,oud. 3elal dtS lerfte icmdgeisai'.'n, ïnnne af. 10'llSt Uit ïe vpori«ainft*  gefbchten in de Nederlaniea. 173 VADERLANDSCHE XXII. Boek. delft, Aijlva, Aijsma, Beijma, Bentinck, Berchem, van den Berg, Bergen, Bijland, Binkhorst, Blois, Boetzelaer, Boifot, Bombergen, Bonga, Botnia, Brakel, Brecht, Brederode, Bronkhorst, Buma, Burmania, Camrainga , Camftra , van der Capellen , Cafembroot, Cocq, Coenen, Copier, Cortenbach, Cotereau, Cuijck, Culemborg, Dasfa, van der Does, Donia, Dorp, Douma, Du venvoorde ( Wasfenaer), Eelsma, Egmond, Eminga, Entens, Eijfinga, Fiennes, Gabbema, Galama, Gauma, Ghiftelles, Glins, Goslinga, Groveftins, Haastrecht, Haeften, Haersma, Hania, Haerda, Haren, Helmont, Hembiefe, Heringa, Hettinga, Hinchart, Hoorne, Hottinga, Houchin, Huchtenbroek, Jaersma, Jellersma, Jongema, van der Laen, Landas, Leefdael, Levin, Liere, Loen, Longueval, Malbergen, Malfen, Mansfeld, Marbais, van derMarck, Marnix, Martena, Matenes, Maulde, Meckama , Melun , van der Meren , Merode , Moerkerken, Mol, Monfalcon, Montignij, Nasfau, Nispen, van der Noot3, Nuijnhem, Nijenrode, Ofinga, Oijembrugge, Pallandt, Pieck , Poelgeest, Pijpenpoij , Quarré , Raephorst, Renesfe , Revel, Reijnftein , Riddersma, Rollema, Roorda, Sauvage, Scheltema , Schoonhoven, Sonnenberch , Sonoij, van der Spangen, Swieten, Triest, Tseeraerts, Turck, Unia, Utenhove, Varick, Wachtendonk, de Waal, Wingia, Woerden van Vliet, Wteneng, Wijngaerden, IJsfelitein, Zandijk, Zanten, Zegers van Wasfenhpven, Zoete, Zuijlen, en meer an-  XXIL Boek. HISTORIE. 179 andere. Veele der opgenoemde gefhchten zijn, of geheellijk, of ten minlten in'tmanlijke oir, reeds uitgeftorven. Van fommige zijn noch afftammelingen over, zoo elders, als bijzonderlijk in ons Vaderland, die 't zich tot groote eere mogen rekenen, dat hunne voorvaders en ltamgenooten den eerften Heen gelegd hebben aan 't gebouw der Nederlandfche Vrijheid, een gebouw, waar aan zij ook verplicht zijn, zoo veel zij konnen, de hand te houden, op dat de laatflenakomelingfchap hunnen naam met roem vermelde, gelijk wij, na verloop van meer dan twee honderd en dertig jaaren, met lof en dankbaarheid aan hunne voorouders blijven gedenken. Bij de Nederlandfche voegden zich weinige uitheemfche Edelen, herkomflig uit de geflachten van Affaijtadi, Lopes en Salvarika. Uit de kerkdijken van dien tijd is niemand bij naame bekend, behalven Thomas van TÏelt, toen Abt van S. Bernards, naderhand Predikant te Delft. Hoewel onder de genoemde bondgenooten eenigen behoorden uit de geflachten van Wasfau,rigmond, Bergen, Montignij, en Hoorne, moet men echter Prins Willem den 1, Lamoraal Graave van Egmond, den Markgraave van Bergen, den Baron van Montignij en den Graave van Hoorne, niet onder de teekenaars van 'tverbond optellen, en noch minder Koninginne Elizabeth van Engeland, de Prinfen van Saxen, den Hertoge van Kleef, den Admiraal van Colignij en den Graave van Schwartfenberg; niettegenllaande zij, meer of min, in't openbaar of heimelijk, den M 2 bond- Henigeo wordCu, verkeerdelijk , ondtc r c i ' Nieuwe ; plakaateu tegen de • Hervoria- den. 1 ï 1 li  DOS VADERLANDSCHE XXII. Boek; Raadplegingen de; Staaten van Holland. Tnn beluit. den Godsdienst verdreven waren, bedoeld werden. Dit bleek ten klaarden uit het plakaat, waar bij de Landvoogdes, op 's Konings naam, fcherpelijk de°famenkomden der Onroomfchen verboodt, en belastte, hunne Leeraars te doen vangen en hangen! Dit dreng bevel vondt wel in veele Nederlandfche lieden grooten tegenitand, doch werdt ten laatften, hier en daar, ook in Holland en Zeeland, afgekondigd. . Toen befpeurde elk, dat de onderneming der Edelen 't groote doelwit niet bereikte; zoo weinig als de langduurige raadpleging en het daar uit voortgevloeide befluit der Staaten van Holland. Reeds den eenentwintigften van grasmaand, namen zij in overweginge, of men zich bij de Landvoogdeüe niet met eenig vertoog vervoegen zou ter bewaringe van de gemeene ruste. Na dat die van Holland, door hunne afgevaardigden naar Brusfel, vernomen hadden, wat door de Staaten van fommige Nederlandfche gewesten verricht was ter afwendinge van dreigend onheil ; bedoren zij den vijftienden van hooijmaand, een uitvoerig fmeekfchrift te doen ontwerpen, en aan de Landvoogdesfe te overhandigen. Vermoedelijk is 't, dat de Prins van Oranje, als Stadhouder van Holland, en de Heer van Brederode, die op alle algemeene dagvaarten van Holland, federt drie jaaren, befchreven werdt, vooral zullen medegewerkt hebben, om de Staaten tot een kloekmoedig beduit te overreden. Men befloot dan, eerftelijk, te verzoeken opfchortinge van voor*  XXII. Boek. HISTORIE. ao? voorgaande plakaaten en Inquifitie, wijders ook het inftellen van eene nieuwe orde tot behoud van den Godsdienst , die, bij raade der algemeene Staaten , in alle de Nederlanden eenpariglijk opgevolgd zou worden. Het ontworpen verzoekfchrift werdt door alle de Staatsleden goedgekeurd, die van Amfterdam alleen uitgezonderd. De Hertogin hadt aan de fteden van Holland wel bericht van de ontworpene verzachtinge op de plakaaten gegeven; maar het ontwerp zelf was, tot nu toe, niet naar Holland gezonden. Hierom dachten de afgevaardigden van Amfterdam geraden, dat men, uit naam der Staaten , een affchrift van die matiginge behoorde te verzoeken, om dezelve te onderzoeken , en dan rijpelijk te bezien , welk voordeel Holland daar uit kon trekken; waar bij men noch behoorde te verzoeken, dat dit Landfchap niet boven de andere met de Inquifitie of eenige verdere nieuwigheden belast wierde, bijzonderlijk in dezen allergevaarlijkften tijd, waar in het volk gereedelijk tot oproer kon overflaan. Doch men hieldt zich aan 't gevoelen der meerderheid, waar bij Amfterdam, vier dagen later, zich ook voegde. Toen werden Otto van Egmond, die zelf een der verbonden Edelen was, en Adriaan van Matenes, wegens de Edelen, en voorts ten minften twee uit iedere ftad, gemagtigd, om 't vertoog der Staaten, te Brusfel, overteleveren. Daar komende, vernamen de afgevaardigden door den Raadsheer Cobel, dat men hun vertoog ten Hove reeds over Zwarigheden daar tegen, te Brusfel, gemaakt.  aoS VADERLANDSCHE XXII Böe*; over drie of vier dagen geweten hadt. Ook werdt, door denzelven, aan 'sLands Advokaat van den Einde vertoond, van welke gevolgen hun verzoek zijn zou, en hoe het bij haare Hoogheid en den Koning ftondt opgenomen te worden, alzoo het vertoog van de Staaten gelijk was aan het verzoek der Edelen, welken men Geuzen noemt, en wier onderneming bij den Koning zeer kwalijk genomen was, zoo dat zij, daarom, in gevaar waren van in zijne hoogfte ongenade te zullen komen. Indien de Staaten tot het inleveren van hun fmeekfchrift befloten, zouden zij geoordeeld worden hetbedrijf van die Geuzen goedtekeuren , en mede gevaar Joopen, om in 's Konings ongenade te vervallen, die anders hen altijd voor getrouwe onderzaaten gehouden hadt. Hier bij merkte de Raadsheer noch op , dat de Staaten, met hun verzoek, eene fchadelijke vrijheid binnen Holland zouden invoeren , en als een vrij geleide fchijnen te geven aan alle verleiders en kwaaddoeners. Begeerden de Staaten opfchortinge van alle voorgaande plakaaten en Inquifitie, tot dat anders bij raade der algemeene Staaten zou bevolen worden, 't kon fchijnen, dat zij, midlerwijl, zonder wet wilden leven, 'twelk een voornaam middel was, om niet alleenlijk binnen Holland toetelaten, maar derwaards ook te trekken alle uitheemfche Predikanten , die langs 't land loopen. Het prediken , 't houden van vergaderingen, de opfchuddingen onder het volk, en 't gene daar uit verder mogte rijzen, zouden aan de Staatera, als  XXII. Boek; HISTORIE. als begunftigers en aan leggers daar van, té laste gelegd worden. Men kon nier uit, zijns oordeels, begrijpen, dat zij hun Land en den Koning merkelijken ondienst doen, en deszelven ongenoegen tegen zich verwekken zoüden. Eindelijk, verzekerde hij hün, dat zij met hun fmeekfchrift en vertoog geen vrucht zouden doen, of 'er iet medé winnen: alzoo zij wel konden begrijpen, dat de Hertogin hun geen ander antwoord kon of zou geven, dan den Edelen gegeven was, zijnde het buiten haare magt, de plakaaten en bevelen van denKoningoptefchorten. T dacht hem best, dat de gemagtigden dit (luk rn nadere overweginge namen, en verflag van alle deze redenen aan de Staaten deeden, ©f alleenlijk de geiieldheid van zaken aari de Landvoogdesfe vertoonden, latende de middelen van herftel geheel over aan haare wijsheid en goeddunken. Zij kozen het eerile en gaven bericht van hun wedervaren aan'de Staaten, die, na langduurigd en verfchillende raadplegingen, ter vérhoedingevan alle misnoegen, befloten , in hün vefzoekfchrift deze en gene veranderingen te maken , en in deszelfs flot alleen te verzoeken, dat de Hertogin den raad der algemeene Staaten op de nieuwe orde, die gemaakt zou worden, geliefde intenetrten, latende de famenroepinge van dezelven aan haare béfcheidenheid en welbehagen. lNa dat het vertoog der Staaten eenigzins verzacht was, werdt het aan den Graave van Egmond en Viglius van Aijtta vertoond, die 'er echter geen genoegen in vonden, om dat men, UI. Deel. Q niet vVordi. :ên weïïig veraa-Jeid. Egmcad »n VigLiui keuren 'r,nie£ goed.  *T wordt nochrnaals veranderd, en dua overgeven. : t ( 1 ( 1 9' tl d g m VADERLANDSCHE XXU> Boe*. met dit vertoog, den brand veel meer ont fteken dan blusfehen ZOu. Het openlHk prediken en vergaderen der OnrooÖï m Ho hnd, 't welk men, na hun befluft 0 het inleveren van dit vertoog, hadt zenbZ gmnen was 'er een bewijs vin 00' waS^ net werk der Staaten niet, over 's iLrill plakaaten teredentwmen^ door wic-n de Staaten befchreven tren' Zen t::Ts en ve-oekfchrhttrarraad: plegen. Men begraep niet, hoe de Heer ve"chleeanr0de * A™1 ^ koSï verichijnen en zocht te vernemen, of de vnntcT H?knd en de Stadhouder we! vooraf kennisfe gekregen hadden van 'thou- lijke aanmerkingen bragren de afgevaardigd den it, engte, en deeden hen toenifluTef om t verzoek betreffende de opfchortiW der plakaaten en Inquifitie, en 't raaS! gen der algemeene Staaten, in hun vertoom chtertelaten. Eindelijk werdt het aan df Landvoogdesfe overgegeven, met de ge! naawe veranderingen , die door den Prins goedgekeurd werden, gelijk ook eeni-z ns ioor de Staaten zclven? die echter, bi!d°:e gelegenheid, befioten, geheim te houlen tgene in hunne vergaderinge geraadpleegd en vastgefteld werdt, gelijk ook, ILt gfm^dSde» der Staaten, vooraan, .u.nen last niet zouden te buitengaan. I leb.jnt, dat ae Hertogin geen haast maak!, om den Staaten van Holland een volgende antwoord op hun verzoekfehrift te ïven: waarom zij, weinige weken later, be-   XLV. &ee/dew/lo9*m in de ^ Veder tanden, 1566. ^Ws.m XL VI.  XXII. Boek. HISTORIE. au befioten, eenige middelen voorteflaan, die tot behoud der ruste in 'tLand dienen konden, en te gelijk bij de Landvoogdesfe aantedringen op de overkomfte van Oranje naar Holland, waar toe zij, eenige maanden geleden, beloofd hadt te zullen verdaan, indien zulks noodzakelijkzou bevonden worden. Uit dit verhaal ontdekt men, deels, vaar welke listen men zich ten tlove wist te bedienen, om de beste voornemens dsr Staaten te verijdelen, deels, dat allen, die anders voor de Vrijheid gezind waren, niet even ftandvastig waren, deels eindelijk, van welk aanbelang hetzij, onder 't oog te hou« den, dat fommige raadflagen en befluiten veel krachts verliezen, indien zij niet tot den tijd der daadelijke uitvoeringe geheim gehouden, maar ontijdig en trouweloos ontdekt worden. Wanneer wij, met aandacht, bij alle de gemelde pogingen der verbonden Edelen en andere vrijheidlievendenftilftaan, zien wij, aan den eenen kant,dat de Voorzienigheid,fom ijd«, op 'tonverwachtse, mannen doet te voorfchijn komen, die, door yerlland, wijsheid, voorzichtigheid en ftandvastigen ijver, recht gefchikt zijn tot groote en belangrijke ondernemingen, en aan de andere zijde, dat de beste en welmeenendlte pogingen uit haaren aart niet altijd van een' gelukkigen uicflag achtervolgd worden, en evenwel aanieidinge geven tot gewigtige gebeurtenisfen. Het laatfle befpeurde men in deri aanvang van 't openlijk prediken der Hervormden. De mislukte toeleg der verbonden Edelen O a fchijnt Aaiwag der opert. baarepreeJ kt VUB ds  ai* VADERLANDSCHE XXII. Boek. Hervormden in de NederSanden. Raadplegingen in Spmj», en *« Koniag» "nfluit. fchijnt 'er aanleidinge toe gegeven te hebben, hoewel zij allen, zonder grond, voor de aanflokers daarvan gehouden werden. Zeker 'u "t, dat zelfs Brederode, hun hoofd, zulks noch in oogstmaand te Vianen zocht te verhinderen. In zomermaand begon men, eerst in Vlaanderen, naderhand in Brabant, Holland, Zeeland en de overige Nederlandfche gewesten, in 't openbaar te prediken. Dit gefchiedde in de bosfchen en in 't open veld. Het volk kwam, bij duizenden, uit de naaste fteden ter gehoor, in den beginne onge*> wapend, doch naderhand, om dat zij bedreigd of geftoord werden, wel voorzien, van wapenen. Het geringe aantal van Leeraars groeide fchielijk aan. Zij kwamen uit Frankrijk, van Embden, en uit andere plaatlen. Bij dezen voegden zich eenige priefters en vroome handwerksluiden, om 'tvolk te Jeeren en te vermanen. De pogingen der laatften waren, in dien tijd, prijswaardig en nuttig. Doch hun voorbeeld levert geen bewijs op, dat, bij vervolg van tijd en in onze dagen , ongeletterden even goed gefchikt waren tot den dienst der Kerke, als zulken , die van hunne jeugd af daartoe behoorlijk voorbereid werden. Men ondernam alhaast nabij de fteden en binnen dezelve te prediken, zoo elders, als in den omtrek en binnen de muuren van verfcheiden Hollandfehe en Zeeuwfche fteden. Het gerucht van deze onverwachte nieuwigheid maakte de Landvoogdesfe verlegen, én gaf, in Spanje, gelegenheid tot veelvuldige raadvergaderingen. Men begreep ten laat-  XX.I. Boek. HISTORIE. * laatften, dac 'sKonings reize naar de Ni derlanden het eenige middel was, om alJ onheilen, voor welken men vreesde, te kor nen verhoeden- ' Hier toe befloot Filips na dat hij, bij eigen monde, in den Spaar fchen raad, vastgefteld hadt: dat de Paus lijke Inquifitie mogte gefchort blijven, in dien de gewoone Bisfchoplijke haare krach behieldt; dat een nieuw ontwerp van ver zachtinge der plakaaten, in Nederland, koi opgefteld worden, mits 'sKonings achtbaar heid en 't Roomfche geloof daar bij onge fchonden bleven; dat de Landvoogdes ver giffenisfe zou mogen verleenen aan de bond genootcn, en ook aan anderen, zoo dezet niet gerechtelijk van misdaaden overtuigc waren , en zij zich vooraf verzekerd koi houden, dat de Heeren voortaan de behou denisfe van den Godsdienst en 's Lands rus te, uit al hun vermogen, behartigen zou den; en dat de Landvoogdes, indien mer de gemaakte verbindtenisfen en 't openbaai prediken met de wapenen zocht te verdedigen , zich daar tegen met de magt van 'i krijgsvolk zou konnen verzetten. Met de brieven, waar bij de Hertogin bericht van 'sKonings befltiit kreeg, werden ook vriendlijke brieven aan Onnje, Egmond en Hoorne toegezonden , als mede aan eenige ftedelijke Overheden. Hier door zocht Filips de zaken in Nederland in ruste te houden tot op zijne overkomfte, welke hij eerst na den winter zou konnen ondernemen. O 3 Mid- 3 e t i I I i Zijn fchrijven aan de drie llec ren.  -14 VADERLANDSCHE XXII. Boek. Vergadering der verbonde Edelen teS. troi jen. Handelin gen van dezelve. Midlerwijl zaten de verbonden Edelen niet ,ftil. Hunne - voornaame hoofden vergaderden, in 'tbegin van hooimaand, te Lieren 'Antwerpen; en omtrent de helft van die maand, hielden zij, met een aantal der bondgenooten, eene bijeenkomfte te S.Truijen, . in 'tBisdom van Luik. Het is niet onwaarfehijnlijk, dat hier gehandeld zij over'taannemen van krijgsvolk en 't verzamelen van noodige penningen ter wervinge en betalinge van ruiters en voetknechten. Minder vermoedelijk is 't, dat de bondgenooten, hier, een vast befluit namen, om zich met deze en gene uitheemfche Vorsten tegen Koning Filips te verbinden: want hoewel zij niet afkeerig waren, om hulpe in Duitschland te zoeken, weigerden zij echter den onderltand, uit Frankrijk hun aangeboden, te ontfangen. Zonder eenigen grond, fchreef men den Edelen, die nu vergaderd waren, den bloeddorftigen en woedenden voorflag toe, zoo , om alle Roomfche geestelijken, in geheel Nederland, op eenen nacht, te doen vermoorden, als, om alle beelden in de kerken te laten wegftormen. Dan, hier aan valt geen twijfel, dat de Edelen aan de On« roomfchen, op hun fchriftelijk verzoek, toezeiden, dat zij geen kwaad, uit hoofde van hunnen Godsdienst, te vreezen hadden, zoo lang de algemeene Staaten het tegendeel niet geboden, mits 'tvolk, midlerwijl , zich zedelijk gedroeg en aan 't bevel der Staaten onderwierp , naar 't voorbeeld der Edelen, thans hier vergaderd. De  XXII. Boek. HISTORIE. 315 De bijeenkomfte der bondgenooten maakte de Hertoginne vervaard ; en men vermoedde ten Hove het ergfte. Zij floeg hun voor, om, zoo zij iet te verzoeken hadden, emige gemagtigden naar-Aarfchot te zenden , en de overigen naar huis te doen keeren. De aangewezene plaats mishaagde hun: zij verkoren Duffel. Hier kwamer Oranje én Egmond met de afgevaardigd* bondgenooten in onderhandelinge. Volgen' last der Hertoginne, gaven zij den Edelei te verftaan, dat de Landvoogdes zich nie bewust was, hen ergens in beledigd of ré den van ongenoegen gegeven te Lebben. Zi hadt twee Vliesridders naar Spanje afgevaar digd, om hun fmeekfchrift den Konin] aantebieden; 'tgeloofsonderzoek en de pla kaaten op 't ftuk van Godsdienst waren vet zacht of werkeloos gebleven; over 't verga deren van de algemeene Staaten , dat aa haar niet ftondt, hadt zij aan den Konin p-efchrcven; na 't overleveren van hun fmeek fchrift, was van 'sHofs wege niets nieuw aangevangen ; aan 's Konihgs- goedertieren heid en zachtmoedigheid behoefden zij nie te wantrouwen; zij konden alle bekomme ringe laten varen, alzoo de Koning, op has verzoek, al 't gebeurde wel vergeten zot Ten zelfden tijde, liet de Hertogin den Ed< len verwijten, dat zij hun woord niet g« houden hadden, maar voedfel gegeven aa 'svolks vermetelheid, de openlijke preek en andere beroerten. Zoodanig verwijt, di ongegrond was, kon aan de bondgenoote niet behagen. Zij gayen een donker en du! O 4 be Onderhui, deling Tan Oranje en Egmond, met de bondgenooten , op last der Landvoogde*fe. I i Hun voor{ ftel. t i r > 1 T s t r t. L n e !t n »I-  sif5 VADERLANDSCHE XXII. Boek. Schriftelijk antwoord dei Edelen. I ] i 1 1 1 belzinnig antwoord, waar over de Hertogin zeer onvergenoegd was. Zij zondt Egmond andermaal naar Duffel, om van hun eene nadere verklaringe te vorderen, en welfchriftelijk. Brederode en anderen ontworpen dezelve. Men befloot, door gemagtigden het antwoord, bij wijze van vertoog en verzoekschrift, aan de Landvoogdesfe te overhandigen. De voornaame inhoud van dit aanmerkelijk ftuk komt hier op uit. Zij betuigen hunnen dank voor 't gezantfchap van Bergen en Montignij naar Spanje, en hunne gezindheid, om in den dienst des Kor nings en der Landvoogdesfe te volharden, Wiettegenfiaande zij, volgens haare verzekeringe, geene nieuwigheid voorgeileld hadt, hieven de Wethouders voortvaren met de Inquifitie en de uuvoeringe der ltrenge plakaaten. De bondgenooten hadden hun aiterfte best gedaan, om 'tvolk in flilheid te houden, en 't prediken te beletten; doch zij konden dit der gemeente niet uit het hoofd fteken, naardien 's Konings befluit zoo lang achterbleef, de Staaten van eeniye gewesten tegen de gewoone orde warsn befchreven geworden, en de geestelijkheid voortging met bedreigingen. Inlien uitheemfchen zich met de Nederlandfche zaken zouden willen bemoeien, zijn zij jereid hen aftekeeren, alzoo anders den Coning ondienst zou gedaan, en geheel Nelerland, welk zich aan 'tbefluit der algeneene Staaten onderwerpen wil, bedorven vorden. Niemand der bondgenooten hadt :et volk ooit tot de openbaare preeke aan- gden zin gehad had-  XXII. Boek. HISTORIE. 351 hadden, dat alles louter misverftand was, en dat men, de wapenen afleggende, met een verzoekfchrift kon ie recht raken. Niemand floeg 'er geloof aan. Door tusfchenkomfte van de befcheidenfte Onroomfchen , bedaarde de onftuimigheid; men kwam in onderhandelingen en de Regenten floten een verdrag, volgens welk, onder anderen, het aannemen van krijgsvolk geftaakt werdt. Toen begaf zich Brederode naar Ouwerkerk, en te voet tot nabij de ftad. Hier ontboodt hij Klement Volkaartsz. Koornhert, en kwam heimelijk met hem, in eene fchuit. binnen Amfterdam. Zijne aankomst ontftelde de Wethouders, en verblijdde de Onroomfchen. Sommige verbonden Edelen en andere Vrijheidminnaars kwamen , bedektelijk , binnen de ftad en bij Brederode. De tijding hier van bekommerde de Hertoginne. Zij zonde hierom den Geheimfchrijver van den geheimen Raad, Jakob de la Torre, aan de Wethouders van Amfterdam, met last, om 't vertrek van Brederode te bewerken. Doch Brederode verklaarde aan de Wethouders, dat bij doen zou, gelijk hij 't verftondt, en weigerde aan de la Torre zeiven geloof te geven. om dat hij hem geen fchriftelijk blijk van der wil der Landvoogdesfe toonen kon. De Geheimfchrijver vondt best, heimelijk tei ftad uittewijken, na dat eenige Edelen hem. in zijne kamer, hadden durven overvallen, en hem zijne gewigtigfte papieren ontnemen, die zij of doorfhuffelden, of aan Brederode behandigden. Toen gingen de Onroomfcher verder, en verzochten van de Regeeringe da 3rederodo tomt 'er binnen. J. de U To-re wordt aldaar mishandeld. I I Men begeert Brederode tot  25* VADERLANDSCHE XXII. Boek. Kriigsoverltente Amltei dam. Doch Oranje leurt dit niet raad zaam. Eredero. de verlaai Amilerdam, BewegingeninGelderland,Overijsfel, Friesland en Groningen, Aanflag op Walcheren. dat men meer knechten bezoldigde , en Bre. derode tot Overften aanftelde. Men bewilligde hier in, ter wederzijde; doch op 'twelbehagen des Prinfen van Oranje, die,' federt, zijne toeftemming tot de wervinge gaf, maar niet tot de aanfteliinge van Brederode; wien hij beloofde, zijne meeninge naderhand te zullen doen verilaan. De Prins begreep, naar zijne wijsheiden voorzichtigheid, dat, • in verwarde tijden vooral, elk niet even gefchikt is tot het voeren van 't krijgsbevel binnen volkrijke lieden. i\a omtrent vier maanden zich te Amfterdam opgehouden te hebben, vertrok Brederode van hier, na dat de Raad hem een getuigfchrife van zijn ftil gedrag in deze ftad gegeven, en , op zijn verzoek, acht duizend guldens hadt doen verftrekken, onder verband van fommige door hem bedijkte landen. Geduurende deze bewegingen in Holland, bleif het in de overige gewesten niet ftil. )n Gelderland wist de Graaf van Megen middel , om de openbaare preeke te doen Haken, en de fchade , aan kerken en kloosters veroorzaakt, te laten boeten. Jn Overijsfel bragt de Graaf van Aremberg bijna hetzelfde te wege; doch in Friesland vondt hij, een' geruimen tijd, eerst veel tegenftands, gelijk te voren verhaald is. Zoo ging het hem ook in Groningen. Dan, door list en geweld, bragt hij de Friezen en Omlanders onder bedwang. De aanflag op Walcheren baarde, in Zeeland en elders, veel opziens. Het beleid der onderneminge was toevertrouwd aan Jan van Marnix , Heer van Tholoufe , die hei-  XXII. Boek. HISTORIE. 253 heimelijk verfland hieldt met Pieter Haeck, gewezen Bailliu van Middelburg. De bekende voorzichtigheid van Oranje en zijne ronde verklaring doen vermoeden , dat die aanflag buiten hem beraamd en ondernomen is: hoewel men niet ontkennen kan, dat, indien dezelve gelukt was, de Prins daarbij veel zou gewonnen hebben. Wel is waar, dat hij het volk, tot dezen togt verzameld, Antwerpen deedt ruimen; doch dit bewijst niet onwederfprekelijk, dat hij, hier door, den toeleg van Tholoufe begunstigde. Hij kan daar toe andere wijze redenen gehad heb ben. Het is niet onwaarfchijnlijk, dat Graaf Lodewijk van Nasfuu de hand in dit werk gehad heeft, als wien Tholoufe, omtrent dezen tijd, bij zich te Antwerpen verwachtte. Zeker is 't, dat de aanflag mislukte. Marnix zakte, met drie bemande fchepen, waar over Haeck 't bevel voerde , de Schelde af tot voor Rammekens. Het gerucht van deze onderneminge was te Visfingen overgebragt. Men was derhal ven op zijne hoede, om die fchepen aftehouden, welke toen fchijnen voortgezeild te zijn tot voor Arnemuiden. Hier werden de fchepelingen van mondbehoeften verzorgd door eenige Middelburgers. Onder dezen zal , denkelijk , de fchoonzoon van Haeck geweest zijn , om dat hem nagaat, dat hij, ten zelfden tijde, eenige bewegingen binnen Middelburg zocht te verwekken, waar van men het oogmerk begrijpt , doch die geen gevolg hadden. Haeck werdt, eerlang, genoodzaakt, den flroom wederom optezeiien, tot aan Oosterweel, in 't gezicht van Ant-  254 VADERLANDSCHE XXII. Boek. Gevech bij Oosterweel. De Prins van Oranje beflnit 2ijns ainjiten er deze Landen te ver laten. Antwerpen, waar hij zijn volk ontfcheepte. Indien Tholoufe hier, gelijk men wil, hulpe uit Antwerpen verwachtte, kwam hij bedroegen uit. In tegendeel, de Landvoogdesfchikte Filips van Lannoij naar Ooscerweel, die, met vier honderd man, den zorgeloozenhoop verfloeg. Haeck ontfnapte het gevaar; de Heer van Tholoufe, Wesfel van Boetzelaer, verfcheiden andere Edelen, verloren hier hun leven; fommigen, die deel aan de onierneminge gehad hadden, verbeurden naderhand vrijheid en bezittingen. Ons Vaderland won niets bij deze onderneminge tegen Walcheren, doch verloor, in Jan van Marnix, eenen uitmuntenden vootllander van Geleerdheid, Godsdienst èn Vrijheid. Veel grooter verlies leedt ons Vaderland door h vertrek van Prins Willem den I. Verfcheiden gewigtige omflandigheden werkten flimen, om hem Nederland te doen verlaten, en zich naar Duitschland te begeven. Hij voorzag veel kwaads uit het verval van 't bondgenootfehap der Edelen. De Roomfche Geestelijkheid, gebelgd door den beeldenftorm , was niet te herwinnen. De meeste Onroomfchen werden traag tot het fchietcn van geld. Het verfchil der Kalvinisten en Lutherfchen fcheen de Duitfche Vorften te zullen aftrekken van allen onderltand aan de Nedetlanders. Hij zag Egmond de zijde verlaten, welke hij te voren met Oranje gevolgd hadt. Alles, wat voor de Vrijheid ondernomen werdt, bleef vruchteloos. Ook hadt de Prins bericht uit Spanje bekomen, dat de Hertog van Alva, met een aanzienlijk  XXII. Boek; HISTORIE. lijk en geoefend leger, herwaards komen zou; en hij begreep, wat hij en anderen van hem te wachten hadden, die, in Spanje, verklaarde, dat de wonde van Nederland, reeds tot kanker verergerd, vuur en Haal vereischte. Deze en foortgelijke redenen bewogen Oranje, de Landvoogdesfe te verzoeken, dai zij eenen anderen met zijne ampten wilde voorzien. Dit gefchiedde. Karei, Graai van Mansfeld, nu zoo Spaanschgezind, als kort te voren ijverig voor de Vrijheid, werdi tot Bevelhebber over Antwerpen verkoren, Over Zeeland werdt eerst, bij voorraad, tol Stadhouder aangefteld Adolf van Bourgondie, Heer van Wakkene, en naderhand Karel van Brimeu, Graaf van Megen, aan wiens verkleefdheid aan haare en'sKonings belangen de Hertogin niet behoefde te twijfelen. Het Stadhouderfchap over Holland en Utrechi werdt, bij voorraad en geduurende de afwezigheid van den Prinfe van Oranje, opgedra gen aan Maximiliaan van Hennin, Graaf var Bosfu, wiens denkwijze uit'sLands gefchie nisfen bekend is. De Prins, een teder af fcheid van den Graave van Egmond genomer hebbende , verliet Antwerpen , den elfder van grasmaand, en, na een kort verblijf tc Breda, vertrok hij naar zijn Graaffchap NasJliu. Zoo verre was het 'er af, dat hij dit Land verliet, om dat hij zijne fchulden nies betalen kon, en daarom nieuwigheid zocht, dat hij, opzijn vertrek, aan een'voornaam' perfoon verklaarde, dat hij noch zestigduizend guldens vrij inkomen hadt, en nimmermeer iet tegen den Koning ondernemen zou, in- a.v.Sous» gondie wordt Stadhouder van Zeeland , den 17. Juni] !5«7t en de Graaf vaa Megen , den ia". Julij IS57De Graaf van Bosfu wordt Stadhouder over Holland en Utrecht.den14. Julij 1567. De Prins vertrekt naar Dnitscn,land.  856" VADKRLAÊÏDSCHE XXII. Boek; Nadecligi gevolgen i«»r van. TI tan Brederode flerft, den i5. Tel»,-. 1548. indien deze hem niet in zijne eere of goederen aantastte-. In 't laatfte hielde de Prins zijn woord; en tegen het eerde iïrijdt niet, dat de Staaten van Holland hem twintig duizend guldens verilrekten, tegen den penning zestien, doch waarvoor hij eenige vaste goe! deren verpandde. Hetvertrekvan Oranje voor» fpelde aan anderen een groot kwaad. Hoorne en Hoogftraten verlieten ook deze Landen. Eene meenigte ingezetenen, te Amfterdam en elders , verkochten hunne onroerende goederen, en de roerende voerden zij met zich buiten hun Vaderland. De Onroomfche Leeraars vertrokken met den Prinfe uit Antwerpen, in welke en andere fteden de Hertogin de preeke deedt ftaken : terwijl zij, kort daarna , gedoogde , dat de kerken der Onroomfchen, en door dezen gedicht, met geen minderen drift afgebroken wierden , als te voren de beefien en altaaren der Roomfchen, en dat de bindten van die gebouwen, hier en daar, tot galgen dienden, waaraan de (lichters gehangen werden. Alle verftandigen gevoelden, welken nadeeligen invloed het vertrek van Oranje, en zijn afftand van alle ampten, hebben zou voor de Vrijheid in 't Burgerlijke en Godsdienftige, zoo wel als de dood van Henrik van Brederode , 't hoofd der verbonden Edelen , die , eenige maanden later, op 't Hot Harnhof, of Harenburg, in de veste Rekelinghuizen , uit het leven gerukt werdt. Hoe veel men aan hem verloor , is zelfs optemaken uit het fchrijven van Viglius van Aijtta , die , bij een algemeen gerucht van Brederode's dood, te kennen  XXII. Boek. HlSTORfÉ. *$7 tien gaf, boe wij gereedelijkgelooven, 't welke wii wenfchen, ën dat, Ware zijn dood twee jaaren vroegervoorgevallen,menmisfchien van zeer veele onheilen bevrijd gebleven zou zijn. Na dat Brederode uit Amfterdam vertrok-, ken was, kwam een deel van zijn volk, ■ den volgenden dag, voor die ftad; doch' werdt 'er niet ingelaten. Toen ftaken wj over naar Waterland, en, na eenigen ujd zwervens, trokken zij over den Rhijn. Hier fcheurden zij de vaandels, en verliepen. Beklagenswaardig is 't lot, dat de meeste bevelhebbers van deze knechten trof. Gijsbert en Dirk van Bronkhorst-Batenburg , Sjoert Beijma, Hauman Galama, tn meer anderen ten getale van omtrent honderd, oordeelden raadzaam, zich van hunvolk^aftefcheidèn, en van Hoorn, over de Zuiderzee, naar Friesland te varen, om voor zich elders eene veilige fchuiiplaatfe te zoeken. Doch nabij Harlingen vielen zij in handen van den vijand , 't zij door wraakzucht van den fchipper, gelijk eenigen fchrijven, 'tzij, volgens 'tverhaal van anderen, dat het fchip bij toeval op eene zandplaat klemde. Zij werden aangetast, overweldigd, en te Harlingen opgebragt. Sommigen werden tot de gaieijen verwezen, eenigen opgehangen, wei' nigen verbeden ; doch de gemelde Edeler naar Vilvoorden, of op 't kalteel van Rupelmonde, vervoerd, en aldaar gevangen gehouden tot de komfte van Alva, die hen, gelijk in 't volgende boek gezegd za worden, met den dood ftrafte. Daar zul HL Deel. R 1* Pogingen' an 'tvollt an Brederode. Eenige Edelen óp zee gevangen geno-> men, i  -a58 VADEJILANDSCHE XXII. Boek. len wij befpeuren , hoe de kwaal niet zelden op 't hoogfte komen moet, eer de genezing volgt, en dat de Almagtige Voorzienigheid uit de dikfte duifternisfe het helderde licht kan en wil gebieden, op dat aan haar alleen de eer der reddinge van een diep vernederd Land en Volk toegekend worde, en elk met ootmoedige dankbaarheid erkenne: het heil is des Heeren! VER-  VERKORTE VADERLANDSCHE HISTORIE. DRIEËNTWINTIGSTE BOEK. [N a dat zoo veele pogingen der verbonden Edelen , en van alle andere grootmoedige voorftanders der Vrijheid, zonder vrucht afgeloopen waren, begonnen de meeste Ne•' derlanders zich tot ondenverpinge aan 'de Landvoogdesfe en den Koning te fchikk'en. Men raadpleegde, te Brusfel en in Spanje, langs welken weg de Nederlanders tot volkomene ouderdanigheid konden gebragt worden. Sommigen meenden, dat zachtheid boven ftrengheid te verkiezen was. Doch anderen, gedreven door wraaklust, eigen voordeel en eerzucht, neigden tot ftrafheid Onder de laatften was Ferdinand Alvarez de Toledo, Hertog van Alva. De Koning hieldt zich aan zijnen ftrengen raad; en gaf hem 't opperbevel over een talrijk leger, van alle zijden verzameld, en naar de Nederlan den gefchikt. De Landvoogdes zocht, dooi R 2 brie- De Nederlanders fchikken zich tot onderwerpingeaan den Koning ea de Landvoogdes,fe. Filips neigt tot ftrengheid, op raad van Alva, die, met een leger, herwaards be» Hemd wordt, in weerwil der Land» voogde-i'e  ren, edelen, kooplieden, burgers, en alle andere vroome luiden; zonder acht te nemen op den dienst , welken zij en hunne voorvaders, federt een'langen tijd, den Koning gedaan hadden, voor wien zij den laatften droppel van hun bloed en den laatften penning van hun goed waagden. Bewijs hier van zij de Graaf van Egmond, die oorzaak was, dat de Koning twee veldflagen won; zonder welken de koninglijke kroon zoo goed als gevallen was, doch welke, door de behaalde overwinningen , wederom op deszelfs hoofd gezet is. Nu ziet men den dank en loon , welken Egmond daar voor ontfangt, als een dief en moordenaar gevangen genomen. Het zelfde overkwam den Graave van Hoorne, als een booswicht in gevangenisfe geworpen, even of hij tien duizend dooden verdiende; daar hij den Koning overal gevolgd hadt, meer dan een arme flaaf, den tijd van twaalf jaaren, en al het zijne daar hij opgezet, behalven veel meer andere dienften. 't Is ook oogfchijnlijk, wat zij bedoelen, wanneer zij het overfchot van den Adel, hier noch gebleven, met den Graave van Aremberg in Frankrijk op de vleeschbank gefchikt hebben, om hen alzoo om hals te doen brengen ; gelijk nu gefchied was, om Nederland des te beter en vrijelijker te konnen bezitten. De Heer van Montignij, naar Spanje gereisd, en denkende den Koning een' aangenaamen dienst te doen in 'therftellen van deszelfs ftaaten, is,laldaar, ook gevangelijk gehouden, zonder dat men we te,- of hij dood of levendig zij. Schoone ver-  *6S VADERLANDSCHE XXIII. Boek; vergelding voor alle zijne getrouwe diedften! God weet, hoe zij gehandeld hebben met den Markgraave van Bergen, wiens goederen , na zijn' dood , zijn aangeflagen , en met zijn huis aanftonds aan een' Spanjaard gegeven. Men zeide , dat het den Koning alzoo beliefde. Om nu te zwijgen, hoe veele Heeren enEdelluiden, die, geduurende hun leven, zijner Majesteit veelvuldige dienften gedaan hadden, nu verjaagd, uit het Land gebannen en van hunne goederen ontzet waren, alles onder fchijn van Godsdienst, welken gemelde lasteraars voorwendden, doch waar van zij niets bezaten , ten zij Godslastering, dieverij, vrouwenkracht, 't vermoorden van vroome menfchen, of foortgelijke boosheid en ongeregeldheid, waar in z,ij allen genoegzaam volleerde meesters zijn, voor Godsdienst te houden waren. Welke hope of troost was 'er dan langer te verwachten? Wat anders, dan dat zij dagelijks meer in hunne wreedheid en boosheid voortvaren zullen? ten zij daar in voorzien worde, door znlke middelen, als God in zijne genade daar toe zal gelieven te befchikken, en waar aan men niet behoorde te twijfelen, aangezien de zaak der Nederianderen, voor God en menfchen, oprecht, goed en rechtvaardig was. Dit alles in overweginge genomen zijnde , en bijzonderlijk , dat God hun geen kleiner hart gegeven hadt, dan aan hunne voorvaderen, die 'sLands ruste en vrijheid altijd befchermden, oordeelden de Edelen zich insgelijks daar toe verpligt te zijn. Zij konden niet onderlaten, voor hun*  XXIII. Boek. HI S T O RI E. ao? hunne eere, ter befcherminge van wijf en kinderen, vooral tot welvaart en veiligheid van de gemeente, in zulk eene rechtvaardige zaak te beproeven de kleine magt, die hun noch overig gebleven was; op dat Vaderland en Vrijheid herfteld, zoo veele bedrukte en verjaagde menfchen tot vrede en ruste wedergcbragt wierden. En naardien hier toe zeer noodig was het verzamelen van penningen, wilden 2ij, een ieder naar zijn arm vermogen, uit een zuiver en rein geweten, iet bijdragen. Hoewel eene zoo geringe geldfomme niet toereikte, om krijg tegen hunnen vijand te voeren, hoopten zij nochtans, dat de goede en bermhartige God, door zijne genade , hen nimmermeer verlaten zou. Het was, dachten zij, beter, te llerven, met zoo eene rechtmatige zaak , op 't bed van eere en vroomheid, dan de grootfte flaaven te worden. Wanneer zij zich van hunnen pligt kweten, was 'er voor hun, met Gods hulpe, een eeuwige lof en eer te verwachten, te gelijk met de Vrijheid van hun Vaderland en de verlosfinge van alle arme gevangenen. Zij twijfelden niet, of alle vroome en rechtvaardige menfchen zouden gaarne, een ieder naar zijn vermogen, hunne eere en geweten hier in kwijten. Zij baden den almagtigen God, dat Hij, door zijne Godlijke kracht, deze hunne zaken zoo bellieren wilde, dat zij mogten uitloopen tot zijne eere en tot aller zaligheid". De dood van Brederode, kort daarna voorgevallen, gelijk wij boven zagen, en gebrek van geld onder de vlugtelingen uit de-  &fpt VADERLANDSCHE XXIII. Boek.: Alva wordt Landvoogd. De Hertogin van Parmavertrek't, den go Dec. 1567- 1568. Alva doe 4e voor- leze' Landen, misfchien ook de wanhopende kleinmoedigheid van andere Edelen, waren ie voornaamfte redenen, dat de onderteeketiing van dit nieuwe verbond en de inzameling der beloofde penningen een fpoedig einie namen. Dus was ook deze onderneming *an geen vrucht ter bevorderinge van de belangen der edele Vrijheid: welke noch meer èheen gedrukt te moeten wordén, eer't der Voorzienigheid behaagde, haar te doen herleven. Eerlang werdt Alva, op last van den Koning , Landvoogd van deze gewesten , in plaatfe der Hertoginne van Parma, welke, op haar verzoek, van 'thooge bewind ontflagen zijnde , fchriftelijk affcheid van de Staaten nam , en de Nederlanden verliet. Na dat zij vertrokken was, fprak men veel tot lof van haare vriendlijke toegevendheid , fchranderheid, en wijs beleid in 't bellier van 's Lands zaken. Hadt zij zich minder bediend van den raad van Granvelle, Barlaijmont en foortgelijken , en meer gebruik gemaakt van de maatregelen , haar door Oranje , Egmond, Hoorne, andere Nederlandfche Heeren, ook door Viglius van Aijtta, wijshjk aangeprezen, zij zou groote beroerten voortkomen zijn, en geen aanleidinge gegeven hebben tot de komfte van haaren opvolger, Alva wiens hard bewind de voornaame oorzaak was, dat haar naam, hier, in goede gedachtenisfe bleef. ' De Hertog van Alva, nu tot de Opperlandvoogdije verheven, was fpoedig bedacht, ■■ om zich meer van de voornaamfte fteden te  XXIII. Boek. HISTORIE. 271 verzekeren, waar toe het ftichten van-fterke* kafteelen dienen kon ; en noch meer , om, zich, was 't mogelijk, meester te maken van) de voornaamfte Heeren -dezer Landen , of1 ten minften, onder fchijn van recht, hunne vaste goederen aanteflaan. Op zijn' naam en last, werden , den vierëntvvintigften van louwmaand 1568, openlijk ingedaagd de Prins van Oranje, de Graaven. van den Berg, Hoogftraten, Nasfau en Culemburg, en de Heer van Brederode. Zwaare misdaaden werden hun aangetijgd, waar over zij zich, binnen zes weken, te Brusfel, voor Alva moesten komen verantwoorden. Niemand was dwaas, genoeg, om in perfoon te verfchijnen.^ Sommigen fchenen deze indaginge alleenlijk met verachtinge te willen beantwootden, anderen met nieuwe en krachtdaadige pogingen tegen Alva en voor de Vrijheid, doch eenigen bedienden zich ook van een fchriftelijk antwoord. Onder de laatften was Oranje. Hij gaf redenen, waarom hij niet verfcheen; vertoonde de nietigheid van zijne indaginge, alzoo hij, die een lid des Rijks en der Vliesorde was, op eene andere wijze behoorde te recht gefteld te worden; op de bijzonderheden,'hem te laste gelegd, antwoordde hij niet bij deze gelegenheid, doch naderhand in eene wijdluftige verdediginge van zijn gehouden gedrag; noch klaagde hij over 't ongelijk, zijnen oudtten zoon onlangs aangedaan. .Filips Willem, Graaf van Buuren, een jongeling van derden jaaren, bevondt zich op de Hooge 'Schoole van Leuven, welke groote voorrechten 'hadt,. toen in aanzien en bloeij was» aam (te Jedertndfcheleeren adagen. Niemand ran hun rerfcheen» Ormje mtwoordt fchriftelijk. Zijü oudfte zoon tvordt van le Akadeuie te Leuven, jpgeligt.  ifi VADERLANDSCHE XXIH. Boek; J. van ileti Eijnde, 's Lands Advokaat wordt ge vangen genomen. was, federt kwijnde, en nu een einde genomen heefc. De Prins vermoedde geen kwaad voor zijnen zoon, en liet hem te Leuven. Doch Alva deedt hem mét geweld gevangen nemen, en naar Spanje voeren. De Behierders der Leuvenfche Akademie trokken zich deze zaak wijslijk aan, en klaagden over 't fchenden van haare vrijhëden. Het vrijheidhatende antwoord, door Vargas in barbaarsch Latijn op hun vertoog gegeven, wij kreunen ons niet aan uwe voorrechten, gaf een bekommerend uitzicht voor alle andere Nederlandfche vrijheden en voorrechten. Want, indien zulke voorrechten, die, met rijp beraad, tot bevorderinge van nuttige konlten en wetenfchappen, aan de Hooge Schoole te Leuven gegeven, en door een ongeftoord gebruik, den tijd van ruim honderd en veertig jaaren, bekrachtigd, nu niet langer geteld werden, wat hadt men dan van alle de overige te wachten? De treurige ondervinding leerde dit, zoo lang Alva in 'tbewind bleef. Kort na de bezendinge der Staaten van Holland aan Alva, om hem , te Brusfel, met de Landvoogdije geluk te wenfchen, werdt hun Advokaat, Jakob van den Eijnde, in den Haage, gevangen genomen. Hij was, in 'tjaar 1560, in plaatfe van Adriaan van der Goes, tot dien post aangefteld. De Spaanschgezinden zeiven hielden hem voor een' man van geleerdheid en gematigdheid, en die den Roomfchen Godsdienst aankleefde. Elk was hierom verwonderd, dat hij, op't onverwachtfte, ten huize des Stadhouders van Bosfu, vastgehouden en naar Brusfel gevoerd ,  XXIII. Boek. HISTORIE. 273 voerd zijnde, opTreurenburg gevangen gezel wierde: waarin een nieuw bewijs was, dat Alva zich aan 's Lands voorrechten niet kreunde. Men giste, toen en naderhand, dat het fchrijven van 't vertoog, in 't jaar 1566 door de Staaten van Holland aan de Landvoogdesfe overgeleverd, en het aandringen op 't famenroepen der algemeene Staaten, tot dezen geweldigen flap aanleidinge gaven. Wat hier van zij, de Staaten befloten, ten Hove aantehouden op 't wedergeven van 's Lands papieren, die, te gelijk met den Advokaat, in verzekeringe genomen waren, en op deszelfs ontflag, zoo men bevinden mogt, dat hij ter oorzake van diensten , den Staaten gedaan, gevat was. Dit gefchiedde. Ook fprak men hier over met Vargas en del Rio, met zoo veele vrijmoedigheid, dat de afgevaardigden best oordeelden, Brusfel heimelijk te verlaten. Na dien tijd, raadpleegde men veel, doch befloot niets. De Raad der beroerten hieldt de zaak des Advokaats lang flepende; en hij overleedt in de gevangenisfe. Hadt hij misdaan, waarom werdt hij niet geftraft? was hij onfchuldig, waarom niet op vrije voeten gefteld? Twee jaaren na zijn overlijden, werdt echter zijne gedachtenis vrijgefproken van den eisch, door den Prokureur Generaal tegen hem gedaan; ook werden toen zijne goederen , die , tegen alle recht, reeds aangeflagen waren, eer'er een rechterlijk vonnis tegen hem lag, wederom vrijgegeven. De vervolging om den Godsdienst werdt, de gantfche lente door, met wreedheid voortgezet; Alva hadt zelfs een' toeleg gefmeed, III. Deel. S om Hij rterft in dt gevangenisfe , den 17, Maart 1549. Wreed* vervolging def Onrootat** fcbeiy  274 VADERLANDSCHE XXITI. Boek. Ongehoordvonnis dl Konin js tegen al] de Nedei landers, den 15. Feb. 155; Oranje verzamel geld en krijgsvolk. om de Onroomfchen, in éénen nacht, aan veele oorden tevens te verrasfen. i;e Schouten van eenige lieden waarfchouwden de ingezetenen tegen dien aanflag: waar doorveelen 't gevaar ontkwamen. Een aantal echter werdt gegrepen, en zwaar gepijnigd, om uit hun te halen, wat zij wisten en niet wistenï eene ftrafheid, welke aan den Prefident van Aijtta mishaagde, maar aan Vargas zeer beviel. Dat noch erger was, de Koning, voor■gelicht door de Spaanfche Inquifitie, vere klaarde naderhand alle Nederlanders, weinigera - uitgenomen, voor ketters of hunne begunstigers, en uitdien hoofde fchuldigaanMajestait•fchennisfe. Men kent geen foortgelijk vonnis uit de gefchiedenisfen der ergffe dwingelanden , een vonnis, zoo ongerijmd en dwaas, als wreed en landverwoestende. Het gedrag der Spanjaarden verwekte bij fommigen vertwijfeldheid en wanhope, waar aan men den onbezonnen handel der zoogenaamde wilde Geuzen moet toefchrijven, en bij anderen 't nemen van llerke maatregelen tot affchuddinge van 't Spaanfche juk. De ge: vlugte {Nederlanders zochten hulpe bij den Prins van Oranje, en deze poogde een leger in Duitschland op de been te brengen. Tot dit oogmerk, vervoegde hij zich bij verfchetden üuitfche Vorsten, en bewoog fommigen van hun tot het leenen van penningen, of tot het toeiraan van wervinge in hun gebied. Zijn oudfte broeder, Graaf Jan vanNasfau, bezwaarde alle zijne heerlijkheden, om den Prinfe penningen te bezorgen Ui zelf verkochtzijne huiafieraaden en verdere kostelijkheden. Uit Ne-  XXIII. Buek. HISTORIE; 275 Nederland werdt hem ook eenig geld toegezonden. Toen begon men krijgsvolk te werven. Gebrek aan genoegzaam geld deedt hem de hulpbenden, door den Paltsgraave Joan Kafimir aangeboden, nu van de hand wijzen. De toeleg van Oranje, om Alva aan drie oordentevens te doen overvallen, en zelfinBrabant intedringen, werdt grootendeels verijdeld. Alva overtrof 's Prinfen meeste bevelhebbers in krijgsmagt en voorzichtigheid. Men maakte zich echter meester van eenige kasteelen, en, voor een' tijd, van de ftad Graave. Het beleg van Roermonde, tegen den zin van Oranje ondernomen, liep vruchteloos af, en gaf gelegenheid tot een hevig gevecht bij Daalhem, ten nadeele der Nederlandfche ballingen. Meer voorfpoeds zag Graaf Lodewijk van Nasfau op zijnen aanflag tegen Friesland en Groningen. Hij was voorzien van eenen lastbrief, hem door zijnen broeder gegeven: bij welken dePrinste kennen geeft, dat hij de wapenen alleenlijk heeft opgevat tegen de Spanjaards, welker wreedheid de Nederlanden in 't uiterfte verderf dreigde te dompelen; waar tegen hij, bij raade der gemeene Staaten, willende voorzien, zijnen broeder , Graaf Lodewijk , magtig gemaakt hadt, om krijgsknechten ter verdediginge van 'sLands vrijheden aantenenjen. Wijders verklaart hij i door de ingezetenen dezer Landen, Onroomfchen en Roomfchen, tut het aannemen der wapenen verzocht te zijn, erj dat hij ook voorhadt, da beide gezindheden, bij de vrijheid van Godsdienst re behouden, Graaf Lodewijk; kwam met een klein legei S 2 hef< Zijn toe» eg tegen Mva mislukten geukt ten ieele. Hij geef» een' last• brief aaa zijnen broeder, Lodewijk van Nasfau.  2;6 VADERLAND SCHE XXIII. Boek.- Deze komt herwaards , cn heeft wjorfpoed. Slag bij Hèitigeritjt. Beleg van Gronin gen. Slag bij Jemminjen. herwaards. Zijne krijgsmagt groeide merkelijk aan, en veele Friezen en Omlanders voegden zieh aan zijne zijde. Hij was vol moeds, en 't geluk der wapenen diende hem. Want, hoewel de uitkomst niet in alles aan zijne verwar htinge beantwoordde, bleven echter zijne pogingen, ten dezen tijde, niet vruchteloos, Hij hadt in de vaandels van zijn leger drie Latijnfche woorden doen plaatfen, beteekenende nu of nooit, en waar mede hij aanduidde, dat men de Vrijheid voor altoos verloren rekenen moest, zoo men dezelve nu niet wist te bevechten. Doch 't bleek van achteren, dat gods gedachten niet waren, gelijk de zijne, en dat de tijd, waar op de Voorzienigheid Nederland verlosfen wilde nu noch niet gekomen was. Graaf Lodewijk maakte zich meester van 't Huis te Wedde, aan Aremberg toebehoorende, en kort daarna van Appingadam. Ook behaalde hij een' aanzienlijken buk op de Spaanfchen in den flag bij 't kloosteF Heiligerlee. Hier liet de Graaf van Aremberg hetleven, maar ook Graaf Adolf van Nasfau, wiens verlies door zijne broeders, Willem en Lodewijk, zeer betreurd werdt. De gelukkige uitflag van dat gevecht deedt den Graave befluiten tot het beleg van Groningen ; doch hij vondt zich genoodzaakt hetzelve optebreken, zoo door overmagt van den vijand, als wegens'tverloopen van zijn eigen volk. Toen begaf hij zich naar Jemmingen, en kwam, eerlang, in groot levensgevaar. Alva zelf leverde hem flag; een groot deel van 's Graaven volk fneuvelde; al zijn gefchut en voorraad viel in 's vijands handen; en hij zelf ont- kw arr  XXIII. Boek. HISTORIE. 277 kwam naauwlijks het gevaar. Volgens bericht van Alva, zou Graaf Lodewijk zich naaki ontkleed hebben, en dus de Eems overgezwommen zijn. Met de weinige manfchap, die hem nog overgebleven was, ver-trok hij, een weinig later, naar Duitschland, en-voegde zich bij 't leger van Prins Willem, met een oogmerk , om , zoo dra de kans fchooner fcheen, zijne pogingen tot reddinge van ons Vaderland, met moed .en beleid te hervatten. Het voorgevallene bij Heiligerlee, en de ontdekte aanflag, om Alva te ligten, fchijnen aanleidinge gegeven te hebben tot het verhaasten van 't vonnis over Oranje, fommige Edelen en andere gevangenen, en bijzonderlijk over de Graaven van Egmond en Hoorne. De achtentwintigfte van bloeimaand en de vijf eerfte dagen van zomermaand dezes jaars zijn , in de Nederlandfche gefchiedenisfen, gedenkdagen van Alva 's wraak en wreedheid. De Prins werdt befchuldigd met de misdaad van gekwetlle majesteit, en dat hij, na zijne indaginge, de wapenen tegen den Koning opgevat hadt, en in wederfpannigheid bleef volharden. Hij werdt, hierom, voor altijd, en op ftraffe des doods, uit 'sKonings Ilaaten gebannen, met verbeurdverklaringe van alle zijne goederen. Soortgelijk vonnis werdt, ren zelfden dage , geveld over de Graaven van Nasfau, van den Berg, Culemburg en Haogffraten , en zelfs over den Heere van Brederode, hoewel hij reeds meer dm drie maanden dood was. Verfcheiden Edelen, op de Zuiderzee en in 't gevecht bij Daalhem gevangen genomen, werden veroordeeld, om S 3 hur Graaf Lodewijkkeert te rug naar Duiiscalaard. Indaging van Oranje, Nasfau, van den Berg, Culemburg,Hoagflraten euBrederode. Verfc?ici-^ den Ede" len worden r-:r dood gebrast.  278 VADERLANDSCHE XXIII. Boek. Mishandeling dei Graaven «n Egmond en Hoorne. hun leven op 'c fchavot te verliezen. Dit vonnis wrdt, te Brusfel, den eerlten en tweeden van zomermaand , ter uitvoer gebragt. De hoofden van fommigen werden op ftaaken gefield en de rompen daaraan gehangen. Aan eenigen werdt, uit hoofde van hunne aanzienlijke afkomste, de eer der begravinge toegedaan Trouwens onder de onthoofden waren Friefche Edelen uit de geflachten Beijma cn Galama; Dirk en Gijsbert van Bronkhorst -Batenburg , de bloem van den Gelderfehen adel, voor welker vrijheid en leven zich eenige Duitfche Vorsten en de Keizer zelf, als voorfpraaken , bij Alva opgedaan hadden; eenigen uit de geflachten van Aalst, Montignij, Blois van Treslong, Cocq van Neerrijnen, en andere. Den volgenden dag werden de Graaven van Hoorne en Egmond uit Gent naar Brusfel overgebragt, en men fcheen nu haast te maken, om hen te vonnisfen, of liever, om het reeds beraamde vonnis te openbaren en uittevoeren. Zoo wederrechtelijk het aantasten der Graaven geweest was, even fchandelijk was de zoogenaamde rechtspleging: waar mede de Raad der beroerten voortging, welke pogingen zij en hunne bloedverwanten , zelfs de Staaten van Brabant, aanwendden, om hen, volgens 's Lands voorrechten en de vrijheden der Vlies-ridders , te doen oordeelen. De Prokureur Generaal befchuldigde hen van veele en zwaare misdaaden. De punten van bezwaar werden hun overhandigd, met last, om zich daarop, fchriftelijk, te verantwoorden. Dit deeden zij, zonder hulpe van rechtskundigen, wel-  XXIII. Boes. HISTORIE. a7a welken men hun niet vergunnen walde. De verdedigingen , welke zij zeiven opftelden , waren zoo bondig en rondborstig, dat elk onpartijdige , die dezelve leest, gelijk zij overwa'ardig zijn door eiken Nederlander mee aandacht gelezen te worden, zal moeten bekennen, dat de beide Graaven zich volkomenlijk gezuiverd hebben van de voornaamfte kladden , welke men hun aanwreef. Des niettegenftaande, werdt hun vonnis, den vierden van zomermaand, geveld en door Alva geteekend. Zij werden ten zwaarde verwezen, moetende hunne hoofden op ftaaken ftaan , zoo lang 't den Hertoge believen zou; en alle hunne goederen werden verbeurd verklaard. Onzeker is 't, of de Koning vooraf zijne uitdrukkelijke toeftemminge tot dit vonnis gegeven hebbe; doch 't blij kt, dat Viglius van Aijtta van oordeel was, dat Alva 'er noch aan den Koning over behoorde te fchrijven. Dit fcheen den Hertoge onnoodig. Het doodvonnis werdt hun, den volgenden dag, aangeo zegd en uitgevoerd. Men meent, dat Egmond zich, tot op 't fchavot, met de hope van genade zou gevleid hebben. In 't zekere weten wij, dat hij, weinige uuren voor zijn* dood, aan Koning Filips een' brief fchreef, waar in hij te kennen gaf, dat hij , dien morgen, zijn vonnis vernomen hadt; dat, hoewel hij nooit iet tegen 's Konings perfoon en dienst, of tegen den Katholijken Godsdienst, gedaan hadt, hij echter met geduld aannam, wat het zijnen goeden God behaagde hem toetefchikken; was door hem, gedüurende «ie beroerten, iet geraden of toegelaten, S 4 wel Brief vam Egmond aan den Koning.  a8o VADERLANDSCHE XXIII. Boek. Egmout enHcorm ■worden onthalsd. Eenige bij tonder rieden, be g reilende hun uiteinde. welke anders fchijnt, dit was gefchied met een' oprechten en goeden toeleg, ten dienfre van god en den Koning, en wegens den nooddwang des tijds. Hierom verzocht Egmond, dat de Koning hem zulks wilde vergeven, medelijden hebben met zijne armeechtgenoote, kinderen en dienaaren, en gedachtig blijven aan 's Graaven voorgaande diensten. In die verwachtinge, betuigde hij zich nu in gods bermhartigheid aanrebevelen. Niemand zal zich verwonderen, dat Egmond, hoe zeer overtuigd van zijne onfchuld, 's Konings gunste evenwel voor zijne gemaalinne en kinderen begeerde, die weet, dat hij elf kinderen naliet, verwekt bij Sabine , Hertoginne van Beijeren. Weinige uuren na 't fchrijven van dien brief, kwam Egmond op 't fchavot, en ontfing denjongften flag, na 't roepen van deze woorden: Heere, in uwe handen bevele ik mijnen geest. Toen tradt Hoorne op 't fchavot, en eindigde zijn leven met die zelfde woorden , doch in 't Latijn uitgefproken. Egmond fchikte zich , kort voor en bij zijnen dood, naar alle de plegtifheden der Roomfche kerke, en voegde zich in alles naar den raad van Martijn van Rijthoven , Bisfchop van IJperen. Deze was door Alva ontboden, om de Graaven in hun uiterfte bijteflaan. Men vindt van hem aangeteekend, dat hij, hun doodvonnis door Alva vernemen'de, voor hem op de knijen viel, en, met traanen in de oogen, genade en vergiffenisfe voor hun verzocht, of ten minften een uitftel van eenige dagen; doch dat Alva hem, op een' hoogen en gramftoorigen toon ten ant- woor-  XXIII. Boer. HISTORIE. 281 woorde gaf, dat hij hem niet naar Brusfel hadt laten komen, om de uitvoeringe van 'c vonnis tegen de beiden Graaven eenigzins te ftremmen , maar om hen te troosten en tot een Christelijken dood te bereiden. De Bisfchop poogde zich ook bij Hoorne van zijnen pligt te kwijten; doch deze verklaarde inden beginne , dat hij zijne zonden , federt langen tijd, voor god beleden hadt. Zoo dra Egmond en Hoorne onthalsd waren, werden hunne hoofden , twee uuren lang, op ftaaken, aan de twee zijden van 't fchavot opgerecht , ten toone gefield, en vervolgens bij hunne lichaamen in looden kisten gelegd. Nu fcheen aan Alva's wraakzucht voldaan, en hij gedoogde , dat de lijken naar Sottegem en Weerd , welke plaatfen aan Egmond en Hoorne toebehoorden, overgebragt wierden. Hun dood trof alle de aanfchouwers , zelfs de Spaanfche krijgsknechten. Niemand was blijde, dan Alva en zijnsgelijken. Gantsch Brusfel , ja geheel Nederland, betreurde hunnen dood. De Prefident Viglius van Aijtta fchreef, noch dien zelfden dag, naar Spanje, dat het lot van Egmond en Hoorne 't hoogde medelijden van elk opgewekt hadt, en dat in veele eeuwen zoodanig geval in de Nederlanden niet gezien was; en de Franfehe Gezant, die te Brusfel was, en Egmond hadt zien onthoofden, fchreef aan Koning Karei den IX, dat hij 't hoofd van hem hadt zien vallen, die Frankrijk tweemaal hadt doen beven. Dat meer is, 'sKonings Geheimfchrijver in.Spanje, Joachim Hopperus, gaf, in zijne noch onuitgegevene brieven, aan Viglius van Aijtta S 5 « Hunne hoofden worden ten toone gefteld. Hunne bearaven is. Algemee. over liunuen dood»  282 VADERLANDSCHE XXIII. Boek. 'Apologie «n andere fchriften Via Oranje. te verdaan, dat de tijding des doods van Egmond en Hoorne zelf den Spanjaarden de manen uit de oogen geperst, en hem meer dan drie flapelooze nachten gekost hadt; wijders, dat de Koning hem gefchreven hadt, hoe onaangenaam het hem viel , dat men, bijzonderlijk in zijnen tijd, tot zulke geneesmiddelen hadt moeten komen, doch dat elk zich van zijnen pligt moest kwijten, terwijl hij zich verblijdde, dat de Graaven in 't Katholijke geloof gedorven waren. Men ziet, hier, in Filips eene mengelinge van wreedheid en dweepzucht. Ook blijkt uit dit antwoord, dat hij het vonnis, door Alva en zijnen Raad geveld, hoe onbillijk anders, met zijne goedkeuringe bekrachtigde. Men hadt in Spanje geene bijzondere aandacht gevestigd op de verdediginge van Egmond, welke zijne gemaalin aan den Koning gezonden hadt; doch de gedrukte verdediging en andere openbaare fchriften van Oranje fchenen meer ter harte genomen te worden. In oogstmaand, kwam 's Prinfen eerde verdediging in 't licht, en den eerden van herfst» maand zijne waarfchouwing aan de ingezetenen en onderzaaten van de Nederlanden. Hij vertoont, in deze gedrukte fchriften , den waaren oorfprong der Nederlandfche beroerten, den'toeleg der Spaanfchen , en vooral 't wangedrag van Alva , die fchuldigen en onfchuldigen vervolgde, beroofde, ter dood bragt , en die 's Lands voorrechten , door den Koning zeiven bezworen, met voeten tradt. Hij verdedigt zijn gehouden gedrag, federt den aanvang der beroerten, bijzonderlijk  XXIII. Boek. HISTORIE. a83 lijk ten tijde van Granvelle, en tot den dag van zijn vertrek uit Nederland. Wijders betuigt de Prins, dat hij, uit medelijden met het verdrukte volk, en uit rechtfchapen zucht voor 's Konings dienst, op 't verzoek van Roomfchen en Onroomfchen beiden, eindelijk beiloten hadt, de wapenen optevatten, tot geen ander einde, dan tot gods eere, ter befcherminge van zijn Woord en dienaars, ten dienlle zijner Majesteit, en tot handhavinge van 's Lands voorrechten en vrijheden tegen 't geweld der Spanjaarden. Noch verklaart hij, goed en bloed veil te hebben , en dat hij, om zulk een einde te bereiken, een treffelijk leger op zijn eigen kosten verzameld, en denbijftand vanverfcheiden andere Vorsten verzocht en verworven hadt. Ten befluite, verzoekt hij alle ingezetenen dezer Landen, zijne onderneminge te begunstigen, en te helpen zorgen voor de betalinge van 't krijgsvolk, welke groote kosten, gelijk elk begreep, hij alleen niet dragen kon; doch te gelijk verzekert hij dezelven, dat zij aan hem en de zijnen alle mogelijke hulpe vinden zouden, en dat hij hen tegen allen overlast van zijn krijgsvolk zou trachten te befchutten. De groote indruk, welken de verantwoording van Oranje op veelen maakte , deedt Koning Filips en Alva bedacht zijn op haare wederlegginge. DelRio, geholpen door Vargas, fchreef eene verdediginge van 't vonnis, door den Raad der beroerten tegen hem geveld; doch zij behaagde weinig aan verltandige Spaanschgezinden, met naame, aan Viglius van Aijtta en Hopperus. De laatfle verklaar de Antwoord van de Spaanfcl.o zijde daar of.  284 VADERLANDSCHE XXIII. Boe^ Vonnis ever A. vnn Jtra len en dei Heere va Bakker, zee!, en over'ihui va» Pal laadt. de rondelijk, dat hij nooit jammerlijker gefchrifc gezien hadt, en van oordeel was, dat het merkelijk befchaafd moest worden , eer het in 't licht kwam, wilde men eene goede zaak door eene kwaade behandelinge niet bederven. Hij zelf werdt door den Koning verzocht, een antwoord op 's Prinfen verantwoordinge op teilellen : hoewel hij vreesde, dat zulks telaatgefchiedde, volbragt hij dezen last; de Koning nam genoegen in zijn opflel, doch gaf het in handen van Velasquez; Hopperus vermoedde, dat men 'er eenige veranderingen in maken zou, en oordeelde raadzaamst, voor 't vervolg te zwijgen. Wat 'er van dit gefchrift gekomen zij, wete ik niet. Naauwlijks is het te denken, dat dit hetzelfde was, welk in den jaare 1572 uit Spanje herwaards gezonden werdt, doch waar omtrent de Preiident van Aijtta groote zwaarigheid maakte, om het te laten drukken, alzoo hij vreesde, dat de groote ophef van 'sKonings zachtmoedigheid de Nederlanders noch meer zou verbitteren. Het gerucht van 's Prinfen aanflaande wederkomfle naar de Nederlanden, en van zijne legermagt, baarde wel bekommeringe., zoo in Spanje, als te Brusfel, doch men ging voort met gewelddaadigheden. De Antwerpfche Burgemeester van Stralen en Jan van Cafembroot werden door den Raad der be- ' roerten gevonnisd , om onthalsd te worden. Men nam zelfs wraake aan 'thuis des Graaven ' van Culemborg te Brusfel, om dat daar in het verbond der Edelen ontworpen was, en Alva deedt het tot den grond toe afbreken. Ter zelf-  XXIII. Boek. HISTORIE. 285 zelfde plaatfe, liet Alva een' fleenen gedenkzuil Hellen , met een opfchrift, waar in de reden der vernielinge, in vier taaien , gelezen kon worden. Het ongunflige oordeel en de verachtelijke mishandeling van Alva kon den uitmuntenden Floris van Pallandt niet wederhouden, om, ten dezen tijde, en naderhand, vertrouwelijke briefwisfelinge , tot reddinge van 't Vaderland, met den Prinfe van Oranje te houden. Na dat eenige beletfelen weggeruimd waren, kwam deze, in 't begin van herfstmaand, met zijn leger naar de Nederlanden. Het wordt begroot op omtrent twintig duizend manfchappen. Bij hetzelve bevonden zich de Graaven van Hoogflraten, van Nasfau en van der Mark, Duvenvoorde van Obdam, Diederik Sonoij, veele andere Duitiche, Franfehe en Nederlandfche Edelen. Men fcheen zich van deze onderneminge veel goeds te mogen beloven; doch de uitflag beantwoordde al wederom niet aan de verwachtinge. De Prins kwam, met moeite, in 't Luxemburgfche ; bemagtigde eenige kleine plaatfen; en trok, in 'tgezichtvan Alva, die zich bij Maaltricht met een talrijk leger nedergeïlagen hadt, overdeMaaze. De aanmerkelijke wijze, waar op die overtogt gefchiedde, deedt veelen denken, dat Nederlands verlosfing nabij was. Bij gebrek van gereedfehap, om bruggen te aan, werden, tusfehen Maallricht en Roermonde, midden in de riviere, eenige gelederen ruiteren geplaatst, om de kracht van den afloopenden llroom te breken, beneden wei- De 'Prïni coujt, inet ;en leger, ïerwaardi. Trekt over des Maaze, den 7 Octobe*.  286 VADERLANDSCHE XXIII. Boek. Keert te rug, eu dankt zijn teger af. Metaalen ftandbeeld welke ruiterije 'tganfche leger, metgefchut, behouden overtrok. Vruchteloos poogde Oranje den Hertog in eenen veldflag intewikkelen, en vondt zich, wegens'tjaargetijde en gebrek aan geld, ten laatften genoodzaakt zijn leger optebreken, en naar den Franfchen bodem te trekken. Hij dacht zich bij 't leger der Hugenooten te voegen; doch zijn volk, daar toe listiglijk opgeftookt, weigerde Frankrijk dieper intedringen, en begeerde naar Duitschland te rug gevoerd en af betaald te worden. In 'tfelfte van den winter, trok zijn leger naar Straatsburg, waar het ten deele betaald, en afgedankt werdt, behalven tien of twaalf honderd ruiters, welken de Prins in zijnen dienst hieldt, en waar mede hij , in 't volgende jaar, naar Frankrijk trok Hier bleef hij tot in den zomer*, wanneer hij 't leger des Prinfen van Condé verliet, en , met groot gevaar zijns levens , naar Duitschland wederkeerde. De Vrijheid won, derhalven, niets bij deze kostbaare onderneminge; zij verloor, in tegendeel, twee van haare ijverigfte voorftanders, Nikolaas de Hames, die, door eenige muitelingen in 's Prinfen leger, doorfchoten werdt, en den Graave van Hoogflraten, die, in eene der fchutgevaarten tusfehen Oranje en Alva, fneuvelde, zoo fommigen melden. De tegenfpoed van den? Prinfe deedt den hoogmoed van Alva zoo rijzen, dat hij tot eene zegepralende intrede binnen Brusfel befloot, op den tweeëntwintigften van wintermaand, en, wat later, een metaalen ftandbeeld, van het bij Jem-  XXIII.Boek; HISTORIE. 287 Jeramingen veroverde gefchut'1, voor zich liet gieten, welk, in 'tjaar 1571, in 'tkafteel te Antwerpen geplaatst is, doch door zijnen opvolger in de Landvoogdije, in den jaare 1574, afgeworpen werdt, om den haat der Nederlanderen tegen de Spaanfchen niet meer te doen aangroeijen. Trouwens in 'tLatijnfche opfchrift, op dit ftandbeeld te lezen, liet Alva zich toefchrijven 't Rillen der beroerten, 'tverjaagen der muitelingen, 't verzorgen van den Godsdienst, de handhavinge der gerechtigheid en 't bevredigen der Landfchappen. De Landvoogd, door den Paus vereerd met een' hoed en zwaard, rijk van goud en gefteenten, en nu bevrijd van de nabijheid des Prinfen, floeg voort tot het vervolgen en fttaffen van een aantal menfchen, die geoordeeld werden deel in de voorgaande beroerten gehad te hebben. De verbeurdverklaring van alle de goederen der verwezenen ftreedt tegen de voorrechten en gewoonten van verfcheiden fteden. Dit werdt aan Alva telkens voorgeworpen; en hij beval, om deze reden, dat de Overheden de ftedelijke gewoonten in gefchrift zouden doen Hellen en hem overleveren. Dit hadt Keizer Karei reeds in de jaaren 1531 en 1540 gevorderd. Nu werdt aan Alva's last door eenige fteden voldaan, als, Dordrecht, Amfterdam, Middelburg, Zierikzee, Vlisfingen, en meer andere, in hope, dat de burgers naar derzei ver inhoud behandeld zouden worden. Doch hier in vondt men zich jammerlijk bedrogen; gelijk uit 'oor AV. ra. De vers volging hervat. Alvavorï derc eene fchriftelijie opgave» der ftedelijke Co-, ftumea»  a88 VADERLANDSCHE XXIII. Boek: Crimineele Qrdon. nantien. B. Voorda. uit veelvuldige vonnisfen van den Raad def beroerten blijken kan. Omtrent denzelfden tijd, liet hij nieuwe algemeene ordonnantiën op de crimineele rechtsoefeninge opftellen. Zij kwamen in 't volgende jaar gedrukt te voorfchijn; doch waren vooraf aan den Koning, in fchrift, toegezonden, die dezelve, ter onderzoekinge, aan Hopperus deedt toekomen. ' Deze keurde zeer goed, dat Alva het opftellen van die ordonnantiën liever aan den geheimen Raad aanbetrouwd hadt, dan aan den Raad der beroerten; verklarende wijders, bij deze gelegenheid, dat dit Land nooit zonder beroeringe zijn zou, zoo lang die Raad der beroerten ftand hieldt. 'Er is geen twijfel, of Viglius van Aijtta, Prefident van den geheimen Raad, was de voornaame opfteller van die Hukken, waar in veel goeds te vinden is. Een voornaam Rechtsgeleerde befchonwde, noch oniangs, de ordonnantiën op ''tftuk van de criminele juftitie, en aangaande den ftijl, welken men voortaan onderhouden zal in de proceduren van de criminele zaken, in de Nederlanden, als meesterltukken van wijsheid, van voorzichtigheid, ja van gematigdheid, waar in eene doorwrochte rechtskunde, gevoegd bij eene ongemeene ervarenheid in het behandelen van crimineele zaken en perfoonen, door ondervindinge verkregen, mitsgaders eene naauwkeurige kennis van alles, wat in de Nederlanden , met naauie in Holland, fchoon buiten de rechtbanken omgaande, nochtans helaas! maar al te veel invloed.?  XXHT. Bc*ir. HISTORIÉ. a$o vloeds op de rechtspleginge, en op de gemoederen der Wethouderen heeft, om flrijd uitblinken, Geen wonder dan, dat men zich , in Gelderland, in Holland en'tSticht, naar die ordonnantiën grootendeels bleef gedragen. Doch Vargas en foortgelijken in den Raad der beroerten hadden eenige punten bij dezelve gevoegd, die met 'sLands voorrechten of niet overeenkwamen, of waar in dezelve begrepen werden verkort te zijn. De Prfcfident van Aijtta zal, dit fchrijvende, bedoeld hebben zulke artikelen, waar in gefproken wordt van 't vervolgen en te recht Hellen van ketters, en de verbeurdverklaringe van hunne goederen, in weerwil der privilegiën van verfcheiden fteden en plaatlen, alwaar die verbeurdverklaring der goederen bepaald was, of voorzekere fomme kon afgekocht, worden. Men weet, dat die van Holland en Zeeland, bij de Gentfche Bevrcdiginge in den jaare 1576, uitdrukkelijk bedongen, da: alle plakaaten, op 'tHuk van ketterije voortijds gemaakt en afgekondigd, als mede de crimineele ordonnantiën, bij den Hertoge van Alva gemaakt, zouden worden opgefchort, tot dat door de algemeene Staaten daar omtrent' anders zou verdaan worden: welke fchorsfing geenzins zag, of kon zien, op de gemelde ordonnantiën, in haar geheel befchouwd, doch enkel op zulke artikelen, die naar gewetensdwang en vervolginge om den Hervormden Godsdienst fmaak'ten; terwijl de overige punten, in Holland en elders, in waarde en gebruik bleven. In'dien men' de getuigenisfen der bedrevenfle III. Déél. T Rechts-  aoo VADERLANDSCHE XXIII. Boek. Alva vordert den honderd, ften, twin tlgften en tienden penning. Rechtsgeleerden voor waarheid houdt, zal men de minachtinge voor die ordonnantiën moeten toefchrijven , of aan onkunde van menfchen, die dezelve nooit gelezen, ten minden niet verdaan hebben, of aart de kracht der vooroordeelen, even of alles, wat op naam van Koning Filips en van Alva te voorfchijn kwam, moet verfmaad en verworpen worden. Men behoort het goede te prijzen zelfs in zijn' ergden vijand, in welk licht Alva door de Nederlanders verdient befchouwd te worden. Het voornaamde, dat den Hertoge, in 'tjaar 1569, bezig hieldt, was 't ontwerp van eene nieuwe en zwaare belastinge op alle de Nederlanden. Hij wilde een' honderdden penning eens vorderen van alle goederen zonder onderfcheid, noch een' tienden penning der roerende, en een' twintigden penning der onroerende goederen, zoo dikwijls zij verkocht worden. Hier over nam hij den raad in van Aijtta en andere Nederlanders, die hem tegen zijn ontwerp gewigtige bedenkingen onder de aandacht bragten. De ingezetenen, merkten zij aan, zouden niette bewegen zijn, om den daat van hunnen boedel openteleggen; de binnenlandlche koophandel zou aan 'tkwijnen gebragt, en in denzelven tot veel bedrog gelegenheid gegeven worden ; uitheemfche koopluiden zouden van dit Land afgefchrikt en naar andere handeldrijvende gewesten gelokt worden; tusfehen Spanje en deze Landen moest men onderfcheid maken. Deze en meer foortgelijke bedenkingen vermogten niets bij Alva, dl»  XXIII. Boek. HISTORIE. *oz die liever een akoosduurend middel van belastingen wilde invoeren, dan telkens, door 't doen van beden, den noodigen onderltand vorderen. Hij befchreef de Staaten van alle de Nederlanden, tegen den twintigften van lentemaand, te Brusfel, en liet den gemelden honderdften, tienden en twintigften penning eisfchen, in plaatfe der gewoone en biiitengewoone jaarlijkfche beden. De raadplegingen der Staaten van de bijzondere Landfchappen , over dien voorflag, waren onderfcheiden, en duurden, in eenige Gewesten, tot den tijd der verlosfinge van ons Vaderland. Door bedreigingen en listen, lieten die van Henegouwen, Artois en Namen zich bewegen tot bewilliginge in Alva's vooritel. Hun voorbeeld werdt elders, vroeger of laater, met deze en gene bepalingen, gevolgd. In Holland, Zeeland en Utrecht, vondt hij meer tegenftands, Die van Holland bewilligden in den honderdften penning, onder bepalingen; doch in den tienden en twintigften vondt men merkelijke zwaarigheden, die den Hertoge met vrijmoedigheid vertoond werden, en 'tgroote nadeel, welk de koophandel, haringvaart, kleine visfcherij en handwerken daar uit te wachten hadden, voornaamlijk betroffen. Alva vondt zoo weinig genoegen in deze bedenkingen, als in de aanbiedinge van noch eenen honderdften , in plaatfe van den twintigften en tienden penning. Op fterken aandrang van den Stadhouder, bewilligden eindelijk alle de Staatsleden; doch Amfterdam verklaarde Schriftelijk, tot dit befluit gekomen te zijn, T s >eiS Raadpt** gingen det Staaten. Sommige Gewette» bewilligen.. Befldic van Hafe laadj  «92 VADERLANDSCHE XXni. Boek. Tn Zee* land, eh te Utrecht. Oranje krijgt bericht van alles door F. £«ijs. om dat zij overftemd was. In Zeeland wilden de Prelaat en Edelen de gevorderde belastinge afkoopen; die van Middelburg en Zierikzee bewilligden, onder eenige bepalingen, in den honderdften en twintigften penning, maar den tienden befchouwden zij als volftrekt onuitvoerelijk. Eer men tot een vast befluit kwam, fcheen men het goedvinden der overige Landfchappen wel te willen vernemen. Utrecht wees den.voorflag van Alva in 't geheel van de hand, doch.was gezind de geëischte belastinge aftekoopen. De zwaarigheden , door eenige Landfchappen fchriftelijk tegen 't heffen des tienden pennings ingebragt, werden zoo gewigtig geoordeeld, dat Alva, in wijnmaand, eerst befloot, zich te zullen vergenoegen met twee millioenen 'sjaars van alle de Nederlanden, voor den tijd van zeven jaaren, en met een' honderdften penning, doch naderhand andere voorflagen deedt, die in verfcheiden Gewesten tegenftand vonden. Van hier, dat het ftuk des tienden pennings, eenige maanden, bleef fteken: waar toe de onlusten, tusfehen Engeland en de Nederlanden gerezen, ook konnen medegewerkt hebben, alzoo zij aan Alva werk in overvloed verfchaften, en 't gemor der Nederlanderen, wegens'tverloopen van hunnen handel, tegen hem en de gevorderde belastinge dagelijks vermeerderde. De tegenwoordige toeftand van 's Lands zaken bleef den Prinfe van Oranje niet onbekend. In 'tbijzonder kreeg hij, te Dillenburg, naauwkeurig bericht van alles door Paulus Buijs, toen Penfionaris van Leijden, en  XXIII. Boek. HISTORIE. 293 en naderhand in Holland aangefteld to 's Lands Advokaat, met wien , gelijk mei veele andere vrijheidlievenden in Nederland. Oivmje eene geheime briefwisfelinge , in dii en volgende jaaren, onderhieldt, met oogmerk , om , door alle gepaste middelen , 'sLands reddinge te beproeven, bijzonderlijk ter zee, naardien de voorfpoed der wapenen te lande hem tegengeloopen was. Oranje gaf aan eenige gevlugte Edelen en anderen de noodige lastbrieven, om te vrijbuit te varen , zonder de fteden en ingezete nen van Landen, die den Woorde gods en hem toegedaan waren, te befchadigen. Tot Onder-Admiraal over 's Prinfen zeevolk, welk den naam van Watergeuzen kreeg, werdt aangefteld Adriaan van Bergen, Heer van Dolhain, doch die, met berooven zelfs van vrienden en onzijdigen, zoo dol te werk ging, dat de Prins zijnen lastbrief introk, en naderhand, in zijne plaatfe, aanftelde Gilain van Fiennes, Heere van Lumbres. In korten tijd, bragt men een tamelijk aantal fchepen in zee, en ondernam een' inval te doen in Friesland, op Ameland en ter Schelling, ook Delfzijl van den waterkant te belegeren. Het voornaamfte echter, dat deze vrijbuiters in dit jaar uitvoerden, was 't nemen van honderd koopvaardijfchepen , die, langs het Vlie; naar Amfterdam wilden, en, na 't betalen van losgeld , vrij raakten. De toeleg van Oranje en de ondernemingen van zijn zeevolk zullen aanleidinge gegeven hebben tot het fluiten van eene plegrige verbindtenisfe, op den vijftienden van T 3 oogst- De Prin, geeft hertellingenter zee uit. A. van Bergen , en , wat laater, G. de Fiennes, tot OnderAdmiraalaan^e Held. Verrichtingen der Watergeuzen. Nieuw Verbondfchrlft van fonnnige Edelen, tot af-  ar>4 VADERLANDSCHE XXIII. Boek. breuk van Alva, en ter bevorderinge van Vrijheid. Inhoud daar van. oogstmaand 1569. Dit verbondfchrift, eerst onlangs bekend geworden, werdt geteekend en bezegeld door fommigen , die ook deel aan 'tverbond der Edelen in 'tjaar 1565 en 1566 gehad hadden, en tot de geflachten van Egmond, Brederode, Eelsma, Entens van Mentheda, en Solbrugge of Zakbrugge, behoorden. De inhoud van dit aanmerkelijk Huk loopt hier op uit. In voorgaande jaaren , was 't meeste deel van denNederlandfchen Adel verjaagd, en hadt, door de over- , heerfchinge van bloedgierige Regenten en naderhand van Alva, hun vaderland,, goed, wijf en kinderen moeten verlaten. Veele Proteftantfche Vorften en anderen hadden zich verbonden, om wederftand te bieden, hun goed, lijf en leven optezetten, zoo tot afbreuk en vernielinge van Alva en zijn' bloedigen aanhang, als ter herftellinge der zuivere Euangeliepredikinge,en terwederkrijginge van vaderland en vrijheden, waarvan zij nu verbannen waren. De Prins bleef, met hulpe van den voornaamften Franfchen Adel, alles beproeven ter onderbrenginge van Alva en zijnen Raad, en zocht de fteden, thans onder hun geweld, tot haare oude vrijheden wedertebrengen. Dan, alzoo hij niet overal den vijand afbreuk doen kon, of iet tegen denzelven ondernemen, hadt hij aan anderen vrijheid vergund, om elders, te water èn te lande, den vijand aantetasten, en zulks mede tot 's Prinfen ontzet. Zij rekenden zich gehouden tot alle mogelijke volbrenginge van hunnen eed; en dachten zulke aanflagen, te wateren te lande, te konnen onder- ne-  XXIII. Boek. HISTORIE. S95 nemen, waar door zij aan Alva groote fcbade en hinder aanbrengen, de Landen dwingen en coc onderwerpinge brengen zouden, en hier door uitwerken, dac gods waarachtig Woord gepredikt wierdc. Zij verklaarden , door dwang van hun geweten en gedaanen eed te zijn overeengekomen, en zich wijders mee eede en op hunne adelijke eere te verpligten, om met malkanderen te leven en üerven , en 's Prinfen beftellingen optevolgen. Niemand van hun zou, op eigen goedvinden, zonder weten en befluic der overigen , eenigen aanflag ondernemen. Van alles, wac zij cot buic kregen, zou de eene helfc aan den Prinfe van Oranje komen, de andere aan de fchippers, bootsgezellen en landknechten. Men ziet uit dit gedenkftuk, dat deze Edelen, met andere voornaame Nederlanders, den Prins bevoegd rekenden, op welken grond dan ook, tot het geven van lastbrieven en 't maken van beüellingen ter zee; wijders, dat zij door geen eigenbelang en gewinzucht voor zich zeiven gedreven werden; en eindelijk, dat zij even weinig onverfchillig waren omtrent de bevorderinge van den waaren Godsdienst, als ten aanzien der burgerlijke Vrijheid. Alva ging, midlerwijl, voort met de Nederlanders meer te benaauwen. Die van Utrecht hadden 'er vooral de treurige ondervindinge van. De bezetting, welke hij in 't Sticht gezonden hadt, om de Staaten tot volkomene bewilliginge van den tienden penning te noodzaken, was den ingezetenen tot T 4 een' Aanmer- ting over leze verjindtenit- :e. T57°- Harde bandelwijze «an Alva tegen die van Utrecht.  *o6 VADERLANDSCHE XXIII. Boek. Algemee nè vergiffenis, den 16 Aug. 15-0 afgekondigd. een' ondragelijker) last, en hij deedt de Staar ten dagvaarden voor den Raad der beroerten, om zich, wegens 'c. voorgevallene in 't jaar 1566, te verantwoorden. Meu belchuldigde hen, dat zij te flap tegen de Onroomfchen geweest waren, en de beroerten niet genoeg belet hadden. Ook was Alva te on-. vreden over 't drukken van zekere Pausli.ke bulle, waar uit blijken kon, dat het der Geeftelijkheid niet vrijltondc, de gevorderde fchatange optebrengen, zonder verlof van den Paus. De Hertog vondt middel, om de vrijheid der drukpersfe aan een' flaaffchen band te leggen, en verklaarde verfcheiden Staatsleden vervallen van 't voorrecht, om ter Staatsvergaderinge te mogen verfchijnen, met verbeurtem'sfe van alle verdere vrijheden, tot dat de Koning ander bevel geven zou. De Utrechtfchen beriepen zich , van dit vonnis, op den Koning zeiven; zij poogden Alva te vermurwen ; zij deeden groote aanbiedingen. Doch alles bleef vruchteloos; en Alva gedoogde niet, dat die van Utrecht den tienden penning zouden afkoopen, gelijk in Gelderland, Friesland, Overjjsfel „ Groningen, Drenthe en Lingen gefchied was. Het gedrag van Alva, tegen de Stichtfchen, vondt zelfs in Spanje geen algemeene goedkeuringe. Twee dagen na 't uitfpreken van het harde vonnis tegen Utrecht,, deedt Alva eene zoogenaamde algemeene vergiffenisfe , in zijne tegenwoordigheid, met groote plcgtigheid, te Antwerpen, afkondigen. Viglius van Aijtta hadt, op zijn bevel, het eerlle ontwerp daar van gemaakt; . I doch  XXIII. Boek. HISTORIE. 29j doch Vargas en anderen maakten 'er veele veranderingen in. Alle de bepalingen en uitzonderingen waren oorzaak , dat bijna niemand 'er eenig nut van trekken kon, zoo hij geweten, geld, Godsdienst en liefde tot Vrijheid hadt. In Spanje zelfs begreep men, dat die vergiffenis veel ruimer behoorde begrepen te worden. Dus oordeelde Hopperus, met alle de leden van den Spaanfchen Staats-Raad , die den Koning, gelijk men nu in 'c zekere weet, tot dit zelfde begrip overhaalden, in zoo verre, dat hij zich genegen toonde, om in de Nederlanden eene zeer ruime vergiffenisfe te doen afkondigen , naar 't voorbeeld van Keizer Karei, wanneer die van Kastilien tegen hem opgedaan waren. Des onaangezien, Alva en Vargas deeden, wat zij voorgenomen hadden, en baanden den weg tot noch grooter ongenoegen, gelijk doo:zichtige en bedaarde Spaanscbgezinden voorfpeid hadden. Hoe grooter de afkeer van Alva werdt, wies te meer de achting der Nederlanderen voor Oranje, en tevens zijne zucht tot hunne recdinge, hoewel zijne meefle pogingen, in dit jaar , vruchteloos afliepen. Op den Rijksdag te Spiers, kon hij geen bijftand van den Keizer en de Duitfche Vorften verwerven. De gemagtigden van Alva, daar tegenwoordig, dwarsboomden zijn verzoek. Ook is 't vermoedelijk, dat de Keizer zich minder met de Nederlandfche zaken zal hebben willen bemoeijen, na dat zijne dochter, Anna van Oostenrijk, onlangs getrouwd was met Koning Filips: over den fchielijken T 5 dood Zij voldoet in Spanje niet, en nocii minder hier te i-audej De Prina zoekt bij* Hand op den Rijks* dag.  a$S VADERLANDSCHE XXIII. Boek. Zijne vruchtelooss aan {lagen op eenige Kederlaudfchefieden. Voorfpoed van de vrijbuiters. Waters' nood op Allerheiligen dag. dood van wiens derde gemaalinne zoowel, als over 't fterven van zijnen zoon Karei, in Spanje en hier onderfcheidenlijk geoordeeld werdt. Wat hier van zij, terwijl Oranje te Spiers was, fmeedde hij den eenen aanflag naden anderen, op verfcheiden Nederlandfche fteden, als Vlisfingen, Enkhuizen, Hoorn , Medenblik , Dordrecht , Briele , Delft, Rotterdam en Deventer, in alle welke plaatfen hij of de zijnen heimelijk verftand hielden met fommige ingezetenen, die gaarne de hand leenden, om die fteden te doen omflaan. Doch alle die ontwerpen mislukten. Meer voorfpoeds genoten de vrijbuiters. In 't laatfle van herfstmaand, namen zij op eens, in 't Vlie, meer dan twintig groote en kleine fchepen, en behaalden noch andere voordeden, die echter tot groot nadeel van den koophandel uitliepen. Doch onder 't ftroopen der watergeuzen trof de Nederlanden in 't gemeen een veel zwaarer ramp, door een' feilen ftorm uit den noordwesten en een' hoogen watervloed, op den eerften van flachtmaand. De fchade aan dijken, (luizen, huizen en koopwaaren was onberekenbaar. Een groot getal menfchen en beeften verdronk door de overftroomingen, vooral in Friesland en Oostfriesland, alwaar men meent, dat wel twintig duizend menfchen omgekomen zijn. Het domme bijgeloof fchreef dezen ramp toe aan de gramfchap van alle de Heiligen over 't fchenden van hunne beelden, over meer dan vier jaaren voorgevallen. Anderen, die wijzer wilden fchijnen, befchouwden dit onheil  XXIII. Boek. HISTORIE. 999 heil als een' voorbode der naderende beroerten en tegenheden, die 't Vaderland, eerlang, treffen zouden. Verftandiger handeh een volk , wanneer het, in een' tijd van zwaare bezoekingen, te rug ziet op zijne overtredingen, waarop de Godlijke oordee len rechtvaardiglijk volgen, en zich laat Ier den, tot verbeteringe van hart en wandel, Iet foortgeiijks fchijnen Koning Filips en Alva op 'c oog gehad te hebben, als zij, in'i einde van grasmaand des volgenden jaars, uh aanmerkinge der groote fchade door de laatfle overllroominge, de ingezetenen verzochten, dat zij zich toE den Almagtigen goc bekeeren zouden, om zijne gramfchap te verzoenen, met biddinge en omgang. 'Ei is geen twijfel, of 'er zal aan dit verzoet alomme voldaan zijn, gelijk te Middelburg, waar belast werdt, eenen algemeenen omgang binnen de ftad te dragen, ten einde eer iegelijk zich tot Godsdienftigheid fchikker zou, en bidden om genade. Eer dit jaar noch ten einde liep, ondernam Herman de Ruiter, uit 's Hertogenbosch, een ftoutmoedig ftuk, welk zijnen naam in 's Lands hiftoriebladeren vereeuwigd heeft. Gedoken in eene monnikskap, beproeft hij, van drie anderen verzeld, het floi te Loeveftein te verrasfen. Dit gelukt hem, Hij geraakt binnen 't flot, verzekert zich var den kastelein, en verflerkt, in haast, deze plaatfe, welke hij onweerbaar vondt. Alva, bericht van deze kloekhartige onderneminge krijgende, zendt drie honderd Spanjaards, om Loeveftein te hernemen. Het flot Loevefteinwordt, door de klaekhartigheidvan H. de Ruiter, ingenomen.  3oo VADERLANDSCHE XXIII. Boek. flot wordt opgeëischt; doch de Ruiter, zich vleijende met de hope van ontzet, fteekt den zijnen, die met omtrent vierentwintig man verfterkt waren, een hart onder den riem, en befluit zich tot het uiterlle te verdedigen. De belegeraars baanden zich haast eenen weg naar de vestinge, door *t grof gefchut, dat zij 'er op fpelen lieten. Het flot wordt ingenomen. Doch onze held, in een binnenvertrek geweken , verdedigt zich met een jlagzwaard, en velt noch meenigen aanvaller. Toen hij zich, eindelijk, overweldigd vondt, flak hij den brand in 't buskruid, waar mede de vloer vooraf belton was, en deedc zich zeiven, met zijne meefte vijanden, op eens, in de lucht vliegen. De Spanjaards zochten zijn hoofd op, uic den hoop verfcheurde licbaamen, en deeden het zelve, te '3 Hertogenbosch , aan de galge nagelen. Eenigen der zijnen werden, te Antwerpen, gehangen of geradbraakt: alzoo de Hertog hen als muiters befchouwde, en daarom niet naar 't krij^srecht wilde behandeld hebben. De Spanjaards konden, uit dit zonderling voorval, den moed der Nederlanderen leeren kennen; en onze beste Gefchiedfchrijvers hebben, met reden , de gedachtenisfe van deze ruiterlijke daad der nakomelingfchap aanbevolen. Zoo lang Oranje geen meefler was van eenige voornaame ftad in Holland of Zeeland , vooral van de eene of andere haven, kon hij weinig van belang uitvoeren, en niet zorgen, dat de ongeregeldheden der fchepelingen beteugeld wierden. Men verdubbelde, der- hal-  XXIII. Boek. HISTORIE. 301 halven, de pogingen, om een' vasten voet aan 't land te krijgen; doch, in 'c jaar 1571, werdc die oogmerk niet naar wensch bereikt. De aanflag van Sonoij en anderen op Utrecht mislukte, temeer, om dat die flad wederom vol met Spaanfche bezettinge was, welke de ingezetenen zeer kwelde, en, wat laater, de Wethouderfchap dwong, alle haare handvesten en privilegiën den Hertoge in handen te Hellen. Monnikendam werdt wel, door 'sPrinfen fchepen, verrast, doch wederom verlaten. Indien 'er een toeleg geweest is, om eene landinge op Walcheren te beproeven, heeft zij evenwel geen gevolg gehad. De voordeden, op zee behaard, waren niet genoeg, om 't groote doelwit te bereiken, en werden ook door verliezen afgewisfeld. ' Dit bewoog den Prins, om zich, was 't mogelijk, door uitheemfche bondgenooten, ?te fterken. Hij zonde Sonoij en anderen naar Denemarken en Zweden, om onderfland te vragen; doch zonder vrucht. Onlangs gemaakte of oude verbindtenisfen van die Rijken, met Spanje, maakten deze pr> ginge ijdel. In Frankrijk kreeg Graaf Lodewijk van Nasfau groote hope op hulpbenden, onder 't bevel • van den Admiraal de Colignij. . Dan , ook hier van kwam niets. Noch tradt Graaf Lodewijk in onderhandelinge met den Engelfchen Gezant- Walfingham, en zocht, door hem, de Koninginnè ^tot onderltand aan zijnen broeder te bewe gen. Zij kon hier toe, voor als noch, niet befluiten; niettegenllaande Graaf Lodewijk te kennen gegeven hadt, dat zij zich, ter be \anfligop Utrecht. Monaiiendaogenomen. ToeIe( op Walcheren. Ortiie soekt bij— tland 11 l'enenarIcen , zweden , Frankrjk en Engeland. |i«ilf»l  302 VADERLANDSCHE XXIII. Boek. Ti«nde penning doo.-gedroigen. Sc uitvoeringdaar van vindt tegeiftand,tot el- feelooninge van den dienst, aan Nederland gedaan, van Zeeland zou konnen verzekeren, en dus beletten, dat Frankrijk te naagtig wierde. Terwijl alle die pogingen , ter reddinge van Nederland, wijslijk uitgedacht en ernftig aangebonden, afgefneden werden, vondt Alva goed, den tienden en twintigften penning doortedrijven. Hij vertoonde den Raad van Staate, dat het volk niet behoorde te weten, wat aan den Vorst opgebragt werdt, waarom hij raadzaamer oordeelde, den tienden penning niet te laten afkoopen. De Koning was, naar zijn zeggen, op hem misnoegd, om dat hij denzelven noch niet hadt ingevoerd. Dit kon, dacht hij, gemaklijk gefchieden, zoo men de imposten en excijnzen affchafce, en in eene belastinge op de huizen en landerijen veranderde. Alle de leden van den Raad, vooral de Prefident van Aijtta, verklaarden zich tegen 't heffen van den tienden penning; en zij befchouwden het doorzetten van deze belasting^ zoo veel te zijn, als tegen den ftroom te willen oproeijen. Alva nam dit tegenlpreken kwalijk, allermeest aan den Prefident, en hij befloot, in zomermaand, tot het daadelijk invoeren des tienden pennings, en het affchaffen der imposten. Het plakaat, deze belastinge belangende, werdt op den laatften van hooijmaand geteekend, en federt alomme afgekondigd; doch de uitvoering haperde in de meefte Landfchappen. Die van Brabant, Vlaanderen, Artois en Henegouwen zonden gemagtigden naar Spanje, om hunne ver- too-  XXIII. Bueic. HISTORIE. 303 toogen tegen den tienden penning, die bij' Alva geen ingang vonden, bij den Koning \ zeiven te doen. De Staaten van Holland deeden , door hunne afgevaardigden , in wijnmaand, bij Alva aandringen op 'c aanhouden der imposten en 't achterblijven des tienden pennings. Dit mondgefprek liep ongunftig af. De Hertog verklaarde op een* hoogen toon, dat hij hun geen gehoor verleend zou hebben, zoo hij geweten hadt, dat 'sKonings bevelen noch niet uitgevoerd geweest waren; hun voorts bevelende, terftond naar huis ce keeren. De Staaten, verflag van deze ontmoetinge krijgende, beflui-' ten, met meerderheid van Hemmen, te berusten in de uitvoeringe van den tienden en twintigften penning, alzoo zij geen verder middel wisten, om dezelve, in de tegenwoordige tijdsgelegenheid, en wegens de handelwijze van Alva, te beletten. Omtrent het einde dezes jaars kwam Albrecht van Loo naar Holland, om, op last van den Hertoge, den ophef der gehaatte fchattinge aldaar te bevorderen; doch hij liep gevaar van, door de Amfterdammers, te worden aangetast. Hier toe kan medegewerkt hebben de herdenking, hoe Alva de Regeerders van Amfterdam, onlangs, voor 'tHof in den Haage hadt laten dagvaarden, met dit gevolg, dat zij in eene zwaare geldboete verwezen wierden, om dat zij aan den deurwaarder, die 't plakaat op de heffinge van den tienden penning bragt, een gefchrift overgeleverd hadden, waar bij Amfterdam zich door die belastinge bezwaard verklaarde. Wat 'er in eenige volgende maan- er», als 1 Holand, len/De*  3©| VADERLANDSCHÉ XXIII. Boek. en in Zeeland den ai Nov. maanden over geraadpleegd zij bij de Staaten van'Holland, is nier bekend; maar'c blijkt, dat in' gras • en bloeimaand' des jaars ) 572 noch geraadpleegd werdt, om Alva te verzoeken, dat hij wilde afflaan van de uitvoeringe des tienden en twintigften pennings: waar toe men de tusfchenkomfïe van den Stadhouder Bosfu noodig oordeelde, doch die den Staaten afriedt, eenige verdere moeite ten dien tijde bij Alva aantewenden, INa dat het bo• vengemelde plakaat in Zeeland afgekondigd was, namen de Staaten een eenftemmig befluic, om de uitvoeringe van den tienden en twintigfien penning te fchorren, tot dat dezelve in alle deze Nederlanden algemeen toegeftemd én te werke gefield zou 'worden. Alle de Saatsleden , 'in die vergaderinge tegenwoordig, onderte'ekcnden eigenhandig dit befluit, niet alleen 'de Edelen en Steden , maar ook de Bisfchop van Middelburg, iloe toegevende hij en andere voornaame Geefleli'jken in veele gevallen waren, trokken zij doorgaans eene lijn met de overige Staatsleden, als 't op geld geven aankwam. Het eenpaarige befluit der Zeeuwen bewoog Alva , om den Geheimfchrijver Willem Normand naar Zeeland te zenden , met last, dat hij zich in alle de Heden zou doen onderrichten, of, en in hoeverre , men in dezelve omtrent de invorderinge van den tienden en twintigften penning werkzaam geweest was. Daarenboven, werdt aan alle de Zeeuwfche Steden aangefchreven, dat men de hand aan de uitvoeringe van 't plakaat houden moest, en zulken, die tot  XXIII. Boek. HISTORIE. 3°5 tot de inzamelihge van deze belastinge aangefteld waren, allen bijftand verleenen, zelfs bij middelen van bedwang. Doch Alva vorderde niet veel door deze pogingen; gelijk ook zijn nieuw plakaat, in lprokkelmaand des volgenden jaars, cp dit Huk gegeven, in Zeeland weinig krachts hadt Dit de raadplegingen en befluiten van de Regeerders te Middelburg, Zierikzee en Vere, die noch voor handen zijn, kan men opmaken, dat zij» op't einde van wintermaand en in de drie eerfle maanden des volgenden jaars, best oordeelden, op alle mogelijke wijze uitftel te zoeken, de eindelijke afdoeninge van dit punt te verfchuiven, het hatelijke dezer belastinge van zich aftekceren en op Alva alleen te doen rusten, indien wij alle de bijzonderheden , die den eisch des tienden pennings betreffen , met aandacht overwegen, moeten wij ons verwonderen, zoo wel over de wijsheid, als over de kloekhartigheid van veclen, die 'tbeftier des Lands en van de voornaamfte fteden in handen hadden, en zich even wéinig door Aiva's listen, als door zijne fchrikbarende bedreigingen, van hunnen pligt lieten aftrekken. Onder dezen mag men ook tellen den Prefident van Aijtta, die, door Alva befchuldigd over gebrek van ontzag voor'sKonings bevelen, en bedreigd wordende, dat hij zijn gedrag, ten opzichte des tienden pennings, den Koning aandienen zou, moeds genoeg hadt, om te antwoorden, dat hij hoopte, dat zijne Ma jesteit hem dan het andere oor noch wel zot willen gunnen, en dat hij, in allen gevalle III. Deel. V vooi VerfchSl tusfehen Alva en van Aijtta over den tienden penuing.  Alva b« fluit den2elventoet gewelddoortezetten. *572- Hij begint te Brusfel; doch vindt tegenftand. So6 VADERLANDSCHE XXIII. Boek. voor zijner, grijzen kop niet bekommerd was. Alva bleef onverzettelijk. Op 'tzeggen van dien ouden en verdienftelijken Man, gaf hij ten antwoorder dat hij wei middel wist, om zich hem ftondt aan den Raad flegs te bewilligen in tgene hij befloten hadt. Het tegenfpreken en dralen der Nederlandfche Staaten niet langer willende verdragen, en ziedende van gramfchap over hunne ftandvastigheid, het Alva zich verluiden, dat hij zich van t krijgsvolk bedienen zou, om den tienden penning te doen opbrengen; en zoo de Landzaaten hem niet voor Ontfangers dienen wilden, dat hij 'er haliaanen en Spanjaards toe gebruiken zou. Niemand kon hem tot uitftel bewegen. Eenigen hadden zich laten ontvallen, dat de Hertog zelf te Bruslel een' aanvang behoorde te maken, met het heffen der gehaatte belastinge: wanneer de bijzondere Stadhouders , veellicht zijn voorbeeld volgen zouden. Deze raad beviel hem; en hij belastte der Wethouder, fchap van Brusfel den tienden penning te doen heffen. Angst voor 'sKonings ongenade en de tegenwoordigheid van Alva bewogen haar tot gehoorzaamheid. Zoo dra men hand aan 't werk ftaat, fluiten vleesch. houwers, bakkers en brouwers hunne huizen, zeggende, niets te koop te hebben. Toen ging 'er een algemeene kreet op door de Had, dat men 'c op 'sLands ondergang gemunt hadt. Alva, ongezind om 't ftuk opgegeven , befluit eenige voornaame winkerers te doen vatten, en, tot affchrik voor  XXIII. Boek. HISTORIE. 30? anderen, voor hunne eigene deuren te laten ophangen. De beul krijgt last, om een aancal koorden gereed te maken. De bezetrit1.* komt in de wapenen. Don Fredrik, Alva's zoon, begint de vonnisfen tegen de onwillige burgers te Hellen. Eer zij noch geteekend waren, en de ftroppen den hals van zoo veele onfchuldigen knelden, kwam te Brusfel, op 't onverwachtlte, de volzekere tijding eener allergewigtigfte gebeurtenisfe; recht tijdige tijding, welke 't hart van Alva, dien fchrik van Brusfel en van gantsch Nederland , met fchrik vervulde, hem van befluit deedt veranderen, en 't heffen des tierden pennings uitflellen; tijding, dat meer is , welke ten gevolge hadt, dai Alva, den zesëntwintigftenvan zomermaand, den Staaten aanboodt, den tienden penning geheellijk te willen affchaffen, mits men d< twee millioenen, te voren beloofd, voor di loopende jaar opbragt. Opmerkenswaardig is't, dat de Koning, op dien zelfden dag aan alle de afgevaardigden der Nederland fche Staaten, in Spanje, gehoor verleende en hun, op de klagten over den tienden pen ning, een zeer gunftig antwoord gaf, welk den volgenden dag, aan Alva gezondei werdt, ten einde hij hetzelve eerst openbaa maken kon, nadat hij, hier over, met dei Raad te Brusfel in onderhandelingezougetre den zijn. Hopperus gaf 'er heimelijk berich van aan den Heere van Zuichem, met bij voeginge van deze woorden, in zijne onuit gegevene brieven: hoewel dit antwoord indien teerder gekomen was, zonder twij Va f« De tijding der inneming* van den Eriele doet hem van beflui veranderen. I ► t f l f I t »  3c8 VADERLANDSCHE XXIII. Boer. W. var Blois vat Treslong komt , mei twee fche pen, her Waards. Geraakt, bij Wieringen , in groot gevaar Vertrekt gier Engeland. fel meer voordeels aangebragt zou hebben, hope ik echter zeer en vercrouwe volkomenlijk, dar hec ook nu van grooc nut zijn zal, om de gemoederen van 'c volk te doen bedaren. Dan , 's Konings antwoord en de toegevendheid van Alva kwamen te laat, na dac de Watergeuzen den Briele ingenomen hadden, de Spaanfche bezetting voor Vlisfingen verdreven was , veele voornaame Heden, vooral in Holland en Zeeland, omgezet waren, aan Alva's bewind onttrokken, en aan 's Prinfen zijde overgebragt. Van deze en andere gedenkwaardige gefchiedenisfen, in dit wonder-jaar voorgevallen, zal 'tder moeite waardig zijn, hier, een uitvoerig bericht te geven. Willem van Blois van Treslong en zijn broeder Jan Honden bij Alva zeer kwalijk te boek, en met reden, indien ijver voor 's Lands vrijheden en voorrechten als eene v misdaad te houden is. Zoo dacht Alva. die Jan, in'tjaar j568, liet onthalzen, en Willem bannen. Deze begaf zich eerst in dienst des Graaven van Oostfriesland, die hem zeer ongunftig behandelde. Naderhand, nam hij dienst ter zee, onder den Prinfe van Oranje, op wiens last hij, met twee fchepen, herwaards kwam. In fprokkelmaand des jaars 157a, onthieldt hij zich omtrent de gaten der Zuiderzee, en, wat laater, onder Wieringen. Hier liep hij gevaar door het ijs en 't Spaanfche krijgsvolk. Zoo dra hij kon, wendde hij den Heven naar Engeland, en voegde zich bij 's Prinfen vloote, waarover Graaf Willem van der Mark, Heer van Lumei ,  XXIII. Boek. HISTORIE. 3oo mei, als Admiraal, bet bevel voerde. Hiei bevondt zich, me: zijn eigen oorlogfchip, akob de Rijk, voorhenen door Alva gebannen, doch die zich veelzins verdienftelijk aan ons Vaderland gemaakt heeft, ook door zijnen wijzen raad, om liever iet lofwaardiger en van meer gewigt, ten dienfte van Nederland, te ondernemen, dan het leven in 't zeefchuimen te flijten. Die voorflag behaagt. Men denkt aan 'tverrasfen van Enkhuizen of eenige andere Noordhollandfche ftad; doch 't fchijnt hachelijk, tot een vast befluit te komen. Op 't onverwachtfte krijgt de Graaf van der Mark bevel, om met zijne vloote 't Rijk van Engeland te ruimen. De Koningin gaf dezen last, geperst door Alva, en om 't Spaanfche Hof te believen. Niemand km vooruitzien, dat het verdrijven van 'sPrinfen vloote uit Douvres, of daar omftreeks, aanleidinge tot Nederlands verlosfinge geven zou. Lumei dan, van den nood eene deugd makende, loopt met een' gunftigen wind in zee, koers zettende naar Texel, en befluit, Alva's fchepen aldaar aantetasten, of eenige ftad van Noordholland te verrasfen. Dan , 't keeren van den wind, toen de vloot reeds voor Egmond aan zee was, doet hem ook van voornemen veranderen. Nu befluit men eerst, den mond der Maaze inteloopen, en zich van den Briele meester te maken. Lumei en Treslong waren in die ftad te wel bekend, om niet te weten, dat het Spaanfche krijgsvolk, op fterk aanhouden der Regeeringe, ruim vier maanden geleden, van daar vertrokken was, en dat zij hier aanhang vinden V 3 zou- Goede raad van ]. de Rijk aan de Water- geuzeu. Da Koningindoet 's Prinfen vloote «it Engeland vertrekken. Men maakt xcil naar Texel, en, bij "t draaijea dts wiudf, naar den Briele. J  3io VADERLANDSCHE XXIII. Boek. Merkwaardigeinneming van die ftad , del ï April IS?* zouden. Twee fchepen, gevoerd door Ma* rinus Brand en Adam van Haren, zeilen vooruit; de overigen volgen; zij allen ftrijken voor 't hoofd van den Briele, opdingsdag, den eerlien van grasmaand, omtrent twee uuren na den middag. Het gezicht der vloote verwekte fchrik bij fommigen, bij anderen heimelijke vreugde. Onder de laatften behoorde de veerman Jan Pieterszoon Koppelïtok. blij roeit der vloote aan hoord, en vraagt naar Treslong, wiens vader Bailliu der ftad geweest W3s, en die dezen veerman, derhalven, wel gekend zal hebben als iemand, die nu van dienst kon zijn. Hij wordt naar de ftad gezonden, en krijgt, in plaatfe van een' geloofsbrief, den zegelring van Treslongmede. Midlerwijl, was de poort gefloten , en de Hand vergaderd. Koppelftok wordt binnen gelaten, en hij dient den Raad aan: dat de Graaf van der Mark, Treslong en andere hopluiden des Prinfen van Oranje hem gevergd hadden, de Wethouderlchap te verzoeken, dat zij twee gemagtigden naar buiten wilde fchikken; dat hun geen leed gefchïeden zou, alzoo de vloot tot geen ander einde gekomen was, dan om hen van den tienden penning te veiiosfen, en tegen Alva's dwingelandije te befchermen. De Raad hadt gegronde redenen van vreeze, hoe hij ook mogte befluiten. De ongenade van den Koning en van Alva was te duchten. Van Treslong, wiens bloedverwanten in den Briele veel geleden hadden, fcheen men niet veel goeds te konnen verwachten. De Watergeuzen waren nabij de ftad, welke van be- ze?-  i.   XXIII. Boek. HISTORIE. 311 zettinge ontbloot was. Volgens bericht van Koppelllok, was de vloot wel met vijf duizend koppen bemand. Van den tienden penning wilde elk gaarne bevrijd worden. De Raad befloot ten laatften, twee leden aftevaardigen , die, met den veerman, den Graave van der Mark, in een huis tusfehen de ftad en 't hoofd, aantroffen. Lumei eischt de ftad op, uic den naam des Prinfen van Oranje, als Stadhouder des Konings, en geeft hun twee uuren van beraad. Zoo dra de tijding hier van ruchtbaar werdt, viel elk aan 't pakken en vlugten. Naauwlijks vijftig weerbaare mannen bleven in de ftad. De Bailliu en Rentmeester Joan van Duvenvoorde dachc den grooten hoop te volgen, doch werdt verhinderd. Het volk rukt tot voor de noord- of waterpoort, en vraagt, of men hen, dan of zij zich zeiven zouden binnen helpen? Terwiji de Regeering zich beriedt, en tot de overgave befloot, doch met antwoorden draalde, was de verleende tijd van beraad verftreken. Een deel van't volk, onder bevel van Treslong, begeeft zich naar de zuidpoorte; Lumei plaatst zich, met de overige fchepelingen, voor de noordpoorte , welke in brand geileken en met een ftuk van een' mast opgeloopen werdt; zij beiden trekken de ftad in, des avonds tusfehen acht en negen uuren, met twee honderd en vijftig man in alles. Deze waren de eerftelingen der Nederlandfche Vrijheid. Nu werdt de grondflag van een gebouw gelegd, welk, federt, hoog opgetrokken is, en de verwonderinge van gantsch Europa V 4 naat Daar in was de al* bellierende Voorzienigheidblijkbaar.  St* VADERLANDSCHE XXIII. Boek. Eenige voornaams inne' naar zich getrokken heeft. Wie befchikte het, dat Koningin Eli'zabéth de Watergeuzen , zoo onverwacht, uit Engeland deedt vertrekken? Waarom liet Alva zich bewe-, gen, om den Briele van Spaanfche bezettinge te verlosfen ? Waarom droeg hij geen betere zorge voor eene ftad, welke, door alle kundigen, voor den fleutel van Holland gehouden werdt? Door wiens beftel keerde de wind, en aanftonds met den wind de toeleg der fcheepshoofden? Wie befchikte het, dat Koppelftok, boven anderen gefchikt ter begunftiginge van 't voornemen der Watergeuzen , juist op 't water was bij de aankomfte der vloote, en dat hij zich onbevreesd bij Treslong vervoegde? Aan wien hadt men het te danken, dat de inneming van den Briele plotfelijk Alva's wreedheid te Brusfel beteugelde, en dat hij, die, weinige maanden vroeger, zich als den kwaadverdrijvenden morgenftond, in 't opfchrift van zijn metaalen ftandbeeld, wilde doen eerbiedigen , van dit oogenblik af op eene verbazende wijze begon vernederd te worden? Was dit alles aan een louter geval, aan een onvernuftig noodlot, aan menfchelijk vooruitzicht toetefchrijven ? Laac ons liever het alwijze bellier van Nederland* Almagxigen Verlosfer met aanbiddinge verheerlijken, en tevens de werktuigen, welken zijne Voorzienigheid tot heil van ons Vaderland gebruikte, met dankzegginge eerbiedigen. Hoewel niet alle de naamen van de voornaamften, die, met het innemen van den Briele, een' onfterfelijken roem behaald hebben, tot onze kennisfe ge-  XXIII. Boek. HISTORIE. 313 gekomen zijn, weten wij echter, dat, behalven van der Mark, Treslong, Branden van Haren, reeds gemeld, de hand daartoe geleend hebben eenige achtenswaardige Nederlanders , gefproten uit de bekende geflachten van Entens van Mentheda, de Rijk, Brederode, van Zwieten, Ruichaver, Cab beljau, de Graave, van der Hoeve, Hettinga, van Dorp, Rengers, van der Laan. van Duvenvoorde, de la Douve, van Utenhove, Schonewalle en Martens. De ver melding van dezen ftrekt geenzins ter verdonkeringe van de verdienden der overigen, maar om te doen zien, dat men alle de innemers van den Briele niet houden moet vooi een' hoop arme en verachtelijke gelukzoe kers, die met geen ander oogmerk naai veranderinge Honden, dan om hunne eerzucht en eigenbaat te verzadigen: hoe wei men niet ontkennen kan, dat de inneming van den Briele door veele ongeregeldheder achtervolgd werdt, waar van niet alleen kerken en kloosters , maar ook verfcheiden burgers, bijzonderlijk leden des Raads, de onaangenaame ondervindinge hadden. Gelukkig was 't, dat Lumei zich van zijn voornemen, om de Had te pionderen en daarna te verlaten, liet aftrekken, en zich door Entens , Treslong, de Rijk en Dirk Duivel bewegen, om 'sPrinfen goeddunken eerst af tewachten, en intusfchen de ftad te verfterken ; gelijk gefchiedde De tijding van 't bemagtigen der ftad Briele verbaasde Alva meer, dan zij, in 't begin, Oranje verblijdde , wien 't ftuk ontijdig fcheen , V 5 om mers van den Bri.le. De Graaf van der Mark wordt wederhoudend om de ftad te verlaten. Uitwerking dezer gebeurtenisfe bij Alva en Oranje.  ji4 VADERLANDSCHE XXIII. Boek. Bosfu tracht de ftad te Aeraemen. Bij wordi genood«aait, af te trekken den 5 April» om dat de Hertog nu meer op zijne hoede zijn zou , om andere aanflagen der vrijheidzoekenden te verijdelen. Niiettemin liet de Prins zich 't verrichte welgevallen, en beloofde allen mogelijken onderltand aan den Graave van der Mark, die noch eenigen tijd in de ftad bleef, en naderhand 't bewind aan Willem van Blois van Treslong overgaf. Nu kwam 't 'er op aan, om 'tverkregene wel te bewaren. De Graaf van Bosfu, eer hij hier toe den last van Alva in handen kreeg , was aanftonds bedacht op het herwinnen van den Briele. Hij begaf zich naar Maaslandfluis, ontboodt aldaar Spaansch krijgsvolk uit Utrecht, en voerde hetzelve , in vijfentwintig vaartuigen , over naar Geervliet, van waar hij, door 't water Bornisfe , daar de fchepen liggen bleven, zonder moeite op 'teiland van Voorne geraken kon. Toen trok hij recht aan op den Briele , doch zonder grof gefchut, in verwachtinge, dat de ftad hem aanftonds opgegeven zou worden. Bosfu vondt zich bedrogen. Men begroette hem, raauwlijk, met handgefchut ; en 't openflaan van een Huisje deedt de binnenwegen onderloopen. Dit dwong de Spanjaards aantetrekken op de zuidpoorte , waar men 't grof gefchut op hen los brandde. Ten zelfden tijde, varen Treslong enRoobol, met eenig volk, naar Bornisfe, fteken een deel der Spaanfche fchepen in brand, en andere boren zij in den grond. De Spanjaards, ondertusfchen , 't water ziende wasfen, begeven zich op de vlugt, en brengen 't, al zwemmen-  XXIII. Boek. HISTORIE. 315 mende en wadende, door Bornisfe, op Putten, en voorts op nieuw Beijerland. Twee dagen na deze overwinninge , monfterde Lumei de opgezetei.en van Voorne , en deedt hen zweren, dat zij den Briele voor den Prinfe, als Stadhouder des Konings over Holland, zouden bewaren. Na dat Bosfu met zijn volk , door de onderneminge tegen Briele, veel geleden hadt, zocht hij binnen Dordrecht te komen. Men weigerde hem intenemen, doch voorzag hem van fchepen, om naar Rotterdam overtefteken. Hier verzocht hij alleenlijk te mogen doortrekken. Dit zelfs wordt hem geweigerd. Eindelijk, kwam men overeen, dat de Spanjaards, bij vijfentwintig man tevens, door de ftad zouden gelaten worden. Zoo dra Bosfu en de eerften binnen kwamen, werdt de wacht afgemaakt, de poort overweldigd, al't Spaanfche volk binnen gelaten, en een aantal burgers, die zich daar tegen verzetten wilden, van 't leven beroofd. Die trouwloosheid vermeerderde den haat tegen de Spanjaards , maar gaf aan Bosfu gelegenheid , om zich wederom meester te maken van Schiedam, Delfshaven en Maaslandfluis. Ook zocht Alva zich van Dordrecht te verzekeren, Kwarebbe en de Tasfis derwaards zendende, met last, om deze ftad bij haaren pligt te bewaren, en Bosiu van mondbehoeften te voorzien. Zij deeden, hier, vijf fchepen gereed maken \ en befchermden de ftroomen tegen de ftrooperijen der Watergeuzen, De Bosfu tracht bïanen Dordrecht te komen. Hij vertrekt naar Rotterdam, ea maakt zich, door trouwlooze list, meesser vau die ftad, dea 9 April. Alvaverzekertlich van Dordrecht.  3i<5 VADERLANDSCHE XXIII. Boek. Vïisfingei maakt zicf zelve vrij, den SApril. Graot aanbelang dezer fiad. Alva doet 'er een 1 afteel llichten, en poogt Spaansch krijgsvolk kinnen dezelve te krijgen. \ i < < i Listen j ▼an Scipio ïlampi. ( l t I r De verandering , welke eerlang in Zeeland voorviel, was niet minder aanmerkelijk, dan 'c gebeurde in Holland. Vlislingen was de eerlte ftad van geheel Nederland , welke, zonder hulpe van krijgsmagt, zich zelve den weg tot vrijheid baande, den vijand afkeerde en verdreef, en de poorte voor alle flavernije toefloot. Onder andere Staatsgeheimen, beval Keizer Karei aan zijnen zoon Filips, als hij hem 't bewind der Nederlanden overgaf, inzonderheid zorge te dragen voor Vlislingen , als zijnde de koningin en een fleutel van Nederland. Over twee eeuwen, en naderhand, was vriend en vijand even zeer overtuigd van 't belang dezer ftad. In ;dic begrip ftondt ook Alva, en befloot uit dien hoofde, sen fterk kasteel binnen dezelve te doen bouwen. Dit werk was, onder opzicht van Ifidoro Pacheco, in 't einde des jaars 1571, aangehangen, maar 't werdt, om redenen, eenigen tijd geftaakt. Doch op 't laarfte van entemaand des volgenden jaars, deedt Alra een groot getal Pioniers in Vlaanderen 'erzamelen, om 't kafteel te volbouwen; in hij zondt Scipio Hampi naar Vlislingen, >m, onder fchijn van vriendfchap, zich van le ftad te verzekeren, Spaanfche bezettin;e in dezelve te brengen, de Overheden geangen te nemen en tot het heffen van den ienden penning te dwingen. Hampi zocht Ier gemeente inteprenten, dat hij vóórhaar iij Alva gefproken, en van hem eene goee geldfomme bekomen hadt rer verlteringe van de ftad; doch zijn waar voornemen ontdekte hij, heimelijk, aan fommigen van  XXIII. Boek. HISTORIE. 317 van zijne aanhangers. De Vlisfingers, anders op Alva vergramd, werden door zijn openlijk voorgeven in eene goede gefteldheid gebragt; en de Italiaan was listig genoeg , om zich van hunne gezindheid te bedienen. Op den derden en vierden van grasmaand, deedt hij de ftads muuren aan vijf plaatfen opbreken, en maakte bekend, dat elk, die de werken, ter verfterkinge van de ftad, wilde aannemen, zich ten gezetten dage op 't ftadhuis kon laten vinden. Midlerwijl, doet hij de fleutels der poorten namaken , en 't gefchut heimelijk vernagelen. Den volgenden dag, zet hij alomme dubbele wacht, en waarfchouwt de burgertje, geen beweginge te maken, al hoorde zij 's nachts eenige geruchten. Zijn toeleg was, 't Spaanfche krijgsvolk, welk van Bergen op Zoom, onder bevel van Oforio Angelo, hervvaards kwam, in dien nacht binnen te laten. Dit voornemen werdt verijdeld, alzoo de fchepen den geheelen nacht vruchteloos arbeidden, om op de eene of andere plaatfe aanteleggen, en door ftilte en tegenwind genoodzaakt waren, anker voor de ftad te werpen, en den aanflag uitteftellen. Alva hadt wel aan den Heere van Beauvois, hopman der Waaien, hier in bezettinge liggende, doen aanfchrijven, dat hij de Spanjaards zou zoeken binnen Vlisfigen te helpen, en dan met zijn volk van daar ver• trekken, doch, gelijk een van onze geacbtfte Hiftoriefcbrijvers aanteekent, god wilde niet, dat de Spaanfchen binnen de ftad kwamen. De burgers, vernemende de aan- kom- Het Spaanfche volk kome voor de ftad,doch wordt 'er buiten géhoudendoor den moed der burgerije.  3i 8 VADERLANDSCHE XXIII. Boek; komfle der kwartiermeesters, om huisvestinge voor 't krijgsvolk te bezorgen, waar toe de Regeering aanftonds fchikkingen maakte, en de fchepen voor de wallen ziende, begonnen aanftonds verraad te roepen. Zij vliegen naar 'tftadhuis, morrende over't kafteel, 't verblijf der Waalfche en de komfte van Spaanfche knechten. Zij roepen malkanderen te wapen, fchreeuwen overluid , om leven of dood geen Spanjaards te willen hebben, en dat de Raad zich wachten moest, om dezelven, buiten hunnen dank en voorkennisfe, intenemen. Dit oproer ware, misfchien, te Rillen geweest, indien niet een van de Burgemeesters zich deze onvoorzichtige woorden hadt laten ontvallen: zoo wij Spanjaards willen ontfangen, zult gij dat konnen beletten? Hier bij kwam de onheufche behandeling en fcherpe bedreiging, door fommige kwartiermeesters den burgeren aangedaan. Nu werdt de beroerte en verbittering grooter. Men loopt naar 't bolwerk, wil zich meester van 't gefchut maken , doch vindt het vernageld. De burgerij twijfelt niet meer, of zij is verkocht en verraden. Zij maakt het gefchut los; en, ziende de fchepen naar de haven komen, eischc zij kruid en kogels, die geweigerd, doch toen met geweld verkregen worden. Eén uit den hoop, wien 't hoofd wat kroes van den drank ftondt, laat zich door een gering gefchenk bewegen, om 'tkanon op de Spaanfche fchepen los te branden. Men verwonderde zich over zoo eene welkomstgroete, en ft reek  XXIII. Böek. HISTORIE. 515 ftreek aanftonds de zeilen, dewijl 't getijde en de tegenwind het te rug keeren verhinderden. Op last der fcheepshoofden, kwam een bootsgezel naar de ftad zwemmen, om te vernemen, waarom men op 's Konings fchepen gefchoten hadt, en om de burgerije met gevouwen handen te fmeeken, dat men wilde ophouden met fchieten, onder belofte, dat de fchepen bij den eerften vloed vertrekken zouden. Hier mede namen de burgers genoegen, en bragten den bootsgezel aan boord. De Spaanfche fchepen vertrokken, bij de eerfte gelegenheid, van Vlislingen, en zochten eene betere haven ; welke zij, na elders afgewezen te zijn, ten laatften te Bergen op Zoom vonden. Deze ftoutmoedige daad der VlisfingerSj voorgevallen op Paaschdag, den zesden van grasmaand, hadt de heilrijkfte gevolgen , zelfs boven verwachtinge. Alle pogingen, noch dien zelfden dag aangewend , om die van Vlislingen tot andere gedachten te brengen, liepen vruchteloos af. Op verzoek van den Bailliu, kwam Antonij van Bourgondie, Gouverneur van Zeeland, naar deze ftad, en dacht, door zijne achtbaarheid en welfprekendheid, de ingezetenen tot bedaren te zullen brengen. Op zijne vraage, of alles, wat zij deeden, wel gedaan was, kreeg hij een bits antwoord , dat hij 'er zelf de oorzaak van was. Op zijn voorftel, of zij, in plaatfe van Spaansch, liever Waalsch of Hoogduitsch krijgsvolk wilden innemen, was het kort befcheid , geen van beide. Nu betuigt hij met De Heet w Waklenepoogt de Vlisfingers van gevoelen [e doen peraadetea.  gao VADERLANDSCHE XXIII. Boek. \ De pogin gan van Eenuvois met medelijden aangedaan te zijn over'ton* geluk, dat hun boven 'thoofd hing. Dan, 't was noch tijd, om zich met den Koning, die onder de Vorften geen weêrgaa in goedertierenheid hadt, te verzoenen, ook met Alva, die alles wel vergeven en vergeten zou , waar voor hij borg bleef. Dit voorftel zou, mogelijk, bij fommigen ingang gevonden hebben, indien men 't volk niet hadt doen begrijpen, dat dit eene fraaije lammerentong was, om hen aan de wolven te leveren: die zich zoo belezen liet, hadt het net haast over 't hoofd. Toen begon men hem te befpotten, en hij, opeen' heftigen toon, den burgeren te verwijten hunne onbedachtzaamheid en vermetelheid, tevens'e onderfcheid van hun en 'sKonings vermogen voorllellende: zij waren een handvol volks, zonder geweer, zonder foldaaten, zonder geld; de Koning hadt een magtig krijgsheir, waar döor't Land kon te gronde gaan; in allen gevalle, 't lot der wapenen bleef onwis. Vriendlijkheid noch ftuursheid kon helpen, om 't gistende gemoed des volks naar zijnen zin te neigen. Aan 't gezicht en gefchreeuw der burgeren befpeurende , dat hem grover hoon befchoren was, vondt Bourgondie geraden, zijne vleijende vermaningen en ernftige beftraffingen te ftaken , en naar. Middelburg wedertekeeren, latende zich vooraf aan boord der Spaanfche fchepen brengen, vermoedelijk, om verflag te doen, hoe de zaken te Vlisfingen gefchapen ftonden. Geen ■meerderen invloed hadden de pogingen van Filips de Lannoij, Heere van Beauvois, hoe-  XXIII. Boek. HISTORIÉ. git hoewel hij met fchoone woorden veinsde , den handel der burgerije tegen de Spanjaarden goedtekeuren. Zijn volk moest, 't zij noch dien zelfden, 'tzij den volgenden dag, de ftad verlaten , en hij werdt gedwongen hetzelve, eerlang, naar Middelburg te volgen. Hoewel het zeker genoeg is, dat Alva niet eerst na het innemen.van den Briele, gelijk doorgaans.geloofd wordt, bedacht wierdt op 't verfterken en bezetten van Vlisfingen, mag men echter , met verwonderinge, vragen: Waarom maakte hij niet voorlang denoodige befchikkingen, om zich van deze ftad, den lleutel van Zeeland en der zee, te verzekeren? Hoe kwam % dat zoo een groot, krijgsman , als Alva was, eene ftad van 't meeste belang ontblootte van't Spaanfche volk, om Utrecht te dwingen, en niet dan een klein aantal Waaien in dezelve liet blijven? Wie verijdelde den listigen aanflag der Spanjaarden , om 's nachts in ftilte binnen Vlislingen te geraken ? Wie deedt hunnentrotfchen moedplotfelijkzinken?Laat ons, ook in dit geval, 't beitel der Hemelfche Voorzienigheid opmerken; zonder te vergeten de onderfcheiden middelen, welken deAlwijze oor, tot bereikingevanZijnoogmerk', dienstbaar maakte. Men hadt, voorhenen, grooten overlast van de Spaanfche bezettinge geleden. Het bouwen van 't kasteel baarde hier, gelijk elders, kommer en ongenoegeu. Juist op dezen Paaschdag, hadt de priester, in den vroegen morgen, 't volk tot vrijheid aangemaand, hevig uitvarende tegen de dwingelandije en den ondragelijken overlast der Spaanfche krijgsknechten : hoej ITT. Deel. a da- waren rasde vre hteloos. Men'moes in 't gebeurde te Vlisfingen , het" bedel der Godlijke Voorzienigheidopmerkeaj  3aa VADERLANDSCHE XXIILBoek. Gepasti Komst vai J. van Coijck te Vtisfingea. Men Zoekt, en krijgt, tVbielijk 1 kijftand. j 1 danige opwekkingen bij luiden, wien reeds het hoofd naar vrijheid hing, gereedelijk ingang vonden. 'T kan zijn , dat de kreet, dat alle man op de been was , ter oorzake dat iemand, die Alman of Alleman heette, allereerst in de wapenen kwam, de beroerte grooter maakte, en de overige burgers ook de wapenen deedt opvatten. Vaster gaat het, dat tot de kloekhartige onderneminge der Vlisfingers bijzonderlijk medewerkte de komfte van Jan van Cuijck, Heere van Erpt, die, kort te voren, de tijdinge der verrasfinge van den Briele medegebragt hadt. Hij ftookte het volk onder de hand op, om nu vrijmoedig te fpreken, de Spaanfche bezettinge aftewijzen, en zich eene Vrijheid te bezorgen, welke van Alva nooit te verwachten was. Hij voegde 'er bij, dat de Prins mee een magtig leger in aantogt was, ter verlosfinge van Nederland; dat het nu de rechte tijd was, om hunne manhaftigheid te vertoonen, en de Span» jaards buiten te houden; dat zij zich reeds aan gekwetfle majesteit fchuldig gemaakt hadden; en dat voor hun geen genade te wachten was, daar hooge afkomst en voortrefTelijkile dienden zelfs Egmond en Hoorne niet konden baten. Welke kracht zijn voorffel hadde, bleek uit het ftoute beflaan der burgerije, en haar gedrag omtrent den Heere van Wakkené. Van CuijcK bleef te Vlislingen tot den elfden van grasmaand , wanneer hij , op verzoek der vVethouderfchap , naar den Briele vertrok, jm bijftand van Lumei te verzoeken; en hij taf fpoedig bericht van 't gebeurde aan Prins rVillem den I, wien de afval van.Viisfingen tot  XXIII. Boek. HISTORIE. 323- vreugde ftrekte,en zonder wiens voorweten met denkt, datde Heer van Erptniet naar Zeelanc gereisd was. Binnen weinige dagen kwam Wil lem van Blois van Treslong, uit den Briele, er Jakob de Rijk, uitEngeland, met eenig volk. ter beveiliginge van de ftad, en reeds voor her beiden Jakob Blommaert, die omtrent twee honderd foldaaten , door de Hervormden te Antwerpen aangenomen, derwaards bragt. Drie dagen na den afval, kwamen drie Spaanfche Bevelhebbers, onkundig van 't gebeurde, binnen Vlisfingen, en onder dezer Pedro Alvarez Pacheco, Overfte van eene bende ruiterije, en neef des Hertogen van Alva. Naauwlijks te lande geflapt zijnde, werdt Pacheco door de Rijk gevat, en mei de anderen in hechtenisfe gezet. Na eene gevangenisfe van twintig dagen, werden zi; tot de galge verwezen. Welke redenen Pacheco aanvoerde, het zwaard kon hij niet verwerven. Zijn adeldom en 't voorbeeld dei Graaven van Egmond en Hoorne konden hem niet helpen, en noch minder zijn neeffchap met Alva, die Treslong en de Rijk door der Bloedraad hadt doen bannen. De verbitte ring tegen Pacheco vermeerderde , na dai eenige ingezetenen van Deventer geklaagc hadden over zijne wreede behandeiinge var een aantal burgers, wanneer hij in die llac Krijgsbevelhebber was, en de aanflag var Oranje op dezelve, in'tjaar 1570, mislukte Na dat hij opgehangen was, vondt men tc mindernaberouwover den frnaadelijken dood, hem aangedaan, om dat men zeer ftrenge bevelen van Alva bij hem vondt, nevens een< X a groo 1 1 Pachecs wordt opgehangen. I I I l 1  324 VADERLANDSCHE XXIII. Boer; Die vai ïriele en Vlisfingen worden bij ptakaa t>oor rebellenverklaard, De Vlis- fingers ge> ven eene Apologie oic. groote naamlijst van Nederlanderen, edel enonedel , welken de Hertog wilde van kant geholpen hebben. De zegelring van Pacheco, door hem bij zijne gevangenneminge afgegeven, is lang bewaard door de bloedverwanten van jakob de Rijk , en een gouden ketting, in zijne kleederen gevonden, kwam door koop aan Treslong, die denzelvenaan zijne afitammelingen naliet. De ijzeren wapenrusting van den Spanjaard wordt, ter gcdachtenisfe, op 't ftadhuis te Vlisfingen bewaard. Korten tijd na de verrasfinge van denBriele en 't gebeurde te Vlisfingen, werden de burgers van die beide fteden, bij plakaat,verklaard voor vijanden en weêrfpannelingen van den Koning , en tevens alle 's Lands ingezetenen gela-st, op verbeurte van lijf en goed, geen de minfte gemeenichap met hun te houden. Men heeft vermoed, dal dit plakaat de Vlisfingers bewogen zal hebben, om, tot hunne ontfchuldiginge, in druk uittegeven een verdedigfchrift, behelzende de redenen, die hen tot dienzeldfaamen ftap gedrongen hadden, en welke hier op uitkwamen : de groote geweldenarijen , federt de regeeringe van Alva, door de Spaanfche foldaacen in verfcheiden plaatfen gepleegd, waren niet te lijden, enftrijdig met het gebruik van den krijgshandel, van ouds waargenomen ,- zelfs door Keizer Karei en Koning Filips, zoo lang zij hier tegenwoordig waren; Alva- hadt hunne wel verkregene voorrechten,- wetten en rechten verkrachtigd, dood en te nier gemaakt; hij hadt den honderdften, tienden en twintigften penning met geweld willen-  XXIII. Boek. HISTORIE. 325 len invoeren , zander acht te nemen op 't ondragelijke van dien last, of op den tegenftand en de klagten der Staaten, zoo geestelijke, als weereldlijke, waar door deze Landen gefchapen waren in- handen van vreemde Vorsten te vervallen, die den Koning alzoo van zijne vaderlijke Landen berooven zouden; Alva hadt, federt zijn bellier, de Nederlanden, inzonderheid Walcheren en Vlisfingen, de voornaamfte der zee-frontierfteden, met allerleij uitheemsch krijgsvolk zoo gedrukt, dat zij zeer bedorven , verbijsterd en tot ondergang gekomen waren, 't gene noch vermeerderen zou, indien daar omtrentgeen andere regeering aangericht wlérdt; dit bleek, alzoo duizenden uit den Lande gevlugt waren, en noch dagelijks de vlugt naar Engeland, Duitschland en elders, namen, waar door 's Konings Landen zoo verarmden, dat de huizen, erven en gronden, alomme, deerlijk vervielen , terwijl zijne Majesteit door die voortvlugrigen veifteken en verweldigd werdt van de welvaart der zee, waarvan 's Konings meeste inkomften en 't onderhoud der ingezetenen voornaamlijk afhingen; dat noch erger is, men zag openlijk, dat de gevlugten , door hun vermogen op zee, de Landen beroofden, die in gevaar waren van ingenomen te worden , gelijk de Had en 't land van den Briele reeds overrompeld waren, zijnde het te duchten, dat geheel Holland in zulk gevaar vallen zal; hoewel Vlisfingen fterk genoeg bewaard was, werdt deze ftad , den dag voor Paafchen, op last van Alva, aan verfcheidenplaatfengeopend, eenig X 3 ëe"  32f5 VADERLANDSCHE XXIII. Boek. Zij betui- : gen , naar waarheid, ia *| Koningsdienst te willen volharden , hoewel zi; zich aan 't bewind van Alva onttrokken. ] ] I I ; i ïefchut vervalscht, en waren de ftads fleutels nagemaakt, met een oogmerk , om, 's morr Sjens op Paaschdag, de Had met acht vendelen Spaanfche foldaaten ie overvallen en intenemen ; hoewel eenige kwaadwilligen dit inders zouden willen verklaren,meenden echter deVlisfingers, dat zij den Koning en zijne Landen niet hadden verkort, met de Spanjaards buiten hunne ftad te houden, maar in tegendeel, datzij gedaan hadden, gelijk goede en getrouwe onderzaaten zijner Majesteit betaamt; in 't flot van hun verdedigfchrift, bieden zij zich aan, te volharden in de oude in getrouwe dienften, door hen ten allen tijie tegen alle 's Konings vijanden gedaan, en jok in 't betalen van alle tollen en rechten, gelijk zij voorhenen aan hem en zijne voorbaten gedaan hadden. Niemand verdenke ie goede trouwe en oprechte meeninge der vlisfingers, als of hunne betuiging aanliep :egen hun bedrijf. Zij hadden toch geen den ninften toeleg, om zich aan 's Konings geToorzaamheid te onttrekken en een' anderen -leer aantenemen. Zij wilden alleenlijk hunne tod tegen de geweldige handelingen van Alva jefchermen, en den overlast van 't Spaanche krijgsvolk van zich afkeeren, tot dat de honing orde op 's Lands zaken gefteld zou lebben. Om die reden, fchreven de Regeerlers en Hopluiden Van 't Vlisfingfche volk, len zesentwintigften van grasmaand, aan de hervormde Nederlanders in Engeland , dat ;ij 't afwijzen der Spanjaarden befchouwden ils eene zaak, welkeftrekte tot gods.roem, :ere van den Koning en gemeene welvaart der  XXIII. Boek. HISTORIE. <&? derNederlandcrs, en dat zij 't krijgsvolk des Prinfen van Oranje in de Had ingenomen hadden, zoo toe hunne meerdere veiligheid, als op dat niemand vermoede, als of zij iet tegen den Koning wilden ondernemen. Men dacht, derhalven, ten dien tijde, te Vlisfingen, zoo veelden Koning betrof, eveneens als in fommige Hollandfehe Heden. Die van Dordrecht verklaarden rondelijk, in dit zelfde jaar, geen anderen Heer te kennen ofte begeren, dan den Koning van Spanje, wien zij in alles gehouw en getrouw blijven wilden , volgens den wederzijdfehen eed. Op gelijke wijze voegden die van Haarlem, in dit jaar , zich aan 's Prinfen zijde , onder beding, dat zij blijven zouden in den eed, welken zij den Koning , ab Graave van Holland , gedaan hadden , en den Prinfe van Oranje, als zijnen Stadhouder, gehoorzaam zijn , maar dat Alva en zijn aanhang voor vijanden zouden verklaard worden. Door deze aanmerkinge , welker gegrondheid, in 't vervolg, uit de betuiginge en handelwijze der Staaten van Holland en Zeeland, en van den Prins , in de eerde vrije Staatsvergaderinge en bij andere gelegenheden, nader blijken zal, wordt de eer en oprechtheid van de Vlisfingers gered , en zij vrijgepleit van de misdaad der weêrfpannigheid tegen den Koning, als Graave van Zeeland, en die ook , federt den jaare 1567 , Heer van deze ftad was. Alleenlijk dient, hier, ook tot ftavinge van 't gezegde , noch aangeteekend te worden, dat, wanneer de Wet, den negentien den van bloeimaand des jaars 1572, op last X 4 van De Wet Arordt ver reuwd ea r, de 1 eed g nomen.  D.Sonoi ■wordt 's Brinfen Stedehou der in 't Noorderkwartier. 328 VADERLANDSCHE XXIII. Boek. van den Prins, als 's Konings Stadhouder, vernieuwd was, Burgemeesters, Schepenen èn Raaden van Vlisfingen zich bij plegtigeri èede, hun door bevel van Oranje voorgehouden, verbonden hebben: de heilige Christelijke kerke en den naar gods Wóórd hervormden Godsdienst, mitsgaders de oefeninge daar van , voorteflaan ; niet toetelaten, dat dezelve eenigzins verhinderd of geitoord Wierde, of dat iemand ter oorzake van dien Godsdienst in zijn geweten onderzocht zou worden; wijders, 't recht van dén Koning te bewaren; den Prins, als zijnen Stadhouder , te gehoorzamen ; den vijand tegenteftaan; alle aanflagen te ontdekken; èn te zorgen voor het recht der ftad. ; De blijde eerltelingen der Vrijheid in den Briele en te Vlisfingen , wier befchouwing ons wat langer bezig hieldt, werden eerlang,' èn met verwonderlijken fpoed , door een" rijken oogst van dien zelfden zegen gevolgd, zoo in Holland en Zeeland , als in andere i Nederlandfche gewesten. Reeds op den twintigften van grasmaand, hadt de Prins tot zijnen Stedehouder en Bevelhebber over'tNoorderkwartier aangefteldDiederik Sonoij, wiens heldenmoed en vrijheidsliefde hem van nabij bekend waren, en door 't banvorinis van Alva niet hadden konnen verdoofd worden. Hij kreeg in last, de fteden van Westfriesland erf Waterland in haare vrijheden te hèrftellen, den gezuiverden Godsdienst aldaar te doen oefenen , toezicht op de vestingwerken te hebben, de ballingen wederom interoepen, de ingezetenen van den béiden Godsdienst I ' * voor  XXIII. Boek. HISTORIE. Z%p voor overlast te bewaren, de Wethou3ers, den Prinfe roegedaari, in dienst te houden, de anderen aftezetten, de kerkfieraaden te doen opreekenen, en de Koninglijke inkomften te laten ontfangen • tot dat de Prins, hier op, nader zou voorzien. Opmerkelijk is 't, dat Oranje deze fteden reeds aanmerkte, als aan zijne zijde overgegaan, hoewel de eerlte ftad in 't Noorderkwartier, eerst eene maand naderhand, omgezet is. Want de burgers van Enkhuizen waren de eerften in Holland, die zich, den eenëntwintigften van bloeimaand, der gehoorzaamheid aan Alva onttrokken, en tot het bewind van Oranje overgingen. De Hertog hadt, om zich van deze Had te verzekeren, eene vloot van twintig fchepen, onder den Admiraal Boshuizen, voor Enkhuizen doen verzamelen. De ontdekte toeleg, Om eenig volk uit die fchepen, bedektelijk, daar binnen te brengen, baarde gemor onder de burgers, die een opzet namen, om de bezettinge buiten te houden, en niet rustten, tot dat de Burgemeesters het krijgsvolk, listiglijk in de ftad gelaten, verdreven en Boshuizen op 't ftadhuis gevangen gezet hadden. Dit gefchiedde den tweeden van bloeimaand. Den volgenden dag, kwam de burgerij in de wapenen en voor 't ftadhuis, rondelijk verklarende , dat men zich aan 's Prinfen zijde behoorde te begeven , die niets zocht dan 's Lands welvaart en Vrijheid. De Bugemeesters gaven goede woorden, of veinsden't zelfde te gevoelen. Midlerwijl, kwamen verfcheiden ballingen in de ftad; onder welken ook was Pieter Luicgesz. Buiskes, die fchrifX 5 ter Enkhutzen valt denSpaanfchen af, en kiest de zijde van Omaje.  3so VADERLANDSCHE XXIII. Boek. telijken last van den Prinfe hadt, om Enk* huizen te doen omflaan , en de vijandlijke fchepen, die voor de ftad lagen, te bemagtigen. Met groot beleid verhinderde hij 't inkomen van krijgsvolk , en bewerkte een verdrag met de VVethouderfchap, waar bij bok bedongen werdt, geene bezettinge van de eene of andere zijde intenemen. Men vondt middel, om den Admiraal los te krijgen, en de burgerije in 't vertrek der oorlogfchepen te doen bewilligen; doch op 't minlte voorval, kwam de burgerij op de been, en 't ongenoegen vermeerderde, vooral na dat de Regeerders, ftout op de hulpe, door Bosfu beloofd, aan Buiskes en anderen verklaard hadden, dat het 'er niet op aankwam, waar 't gefchut geplaatst wierdt, op de wallen, gelijk de burgers begeerden, of binnen de ftad, en dat men, volgens begeerte van Bosfu, den Hertoge van Alva getrouwheid zweren moest, of de ftad verlaten. Zo dra deze tijding onder 't volk kwam, ging de kreet op, dat Buiskes nu zijnen last in't werk, en de ftad in vrijheid Hellen moest. Op 't roepen van den tromflager, dat al wie den Koning van Spanje en den Prins van Oranje lief hadden, gewapend zouden hebben te vergaderen, liep de meenigte te hoop, waar over Buiskes en Jakob Brouwer zich tot hopluiden ftelden. De Burgemeesters zochten, vruchteloos, hulpe bij hunne bezoldigde burgers; die, door 't losfen van één roer verfchrikt, de wijk namen. Toen floot de VVethouderfchap zich in 't ftadhuis; doch Brouwer deedt 'er het gefchut, derwaards pasgefleept, op los  XXIII. Boek. HISTORIE. 33* los branden, en de deuren op den vloer loopen. Men nam de Burgemeesters gevangen, en liet terltond het Oranje - vendel van de poorten en torens waaijen. Buiskes werdt Overllej van itnkhuizen, en, bij de veranderinge der Wet, Burgemeester, zwerende, met de overige Regeerders, den Koning, als Graave, denPrinfe, als Stadhouder, en dei ftad getrouwheid , belovende wijders, den Hertog van Alva en zijnen aanhang, den tienden en twintigften penning, en de Inquifitie te zullen wederftaan. Wanneer Sonoij, te Bremen, de tijdinge van 't omflaan dezer ftad gekregen hadt, kwam hij fpoedig herwaards, en maakte zijn werk, om de andere fteden van dezen oord omtezetten. Dit gelukte hem. Binnen den tijd van vier weken, was hij meester van Medenblik, Hoorn, Alkmaar, Edam, Monnikendam en Purmerende: alle welke fteden, met meerdere of mindere gewilligheid, zich aan Alva onttrokken, en de Vrijheid binnen haare muuren ontfingen. Dit zelfde zag men, met ongelooflijke fhelheid, in Zuidholland gebeuren. In den tijd van drie dagen, wist Adriaan van Swieten zich meester te maken van Oudewater en Gouda. • Gemaklijker viel 't hem, binnen de laatlte ftad te geraken, dan de Regeeringe te bewegen tot het doen van den eed, welken hij fchriftelijk voorhieldt. Vermoedelijk, maakte men zwaarigheid, om, met voorbijzien van Bosfu, trouwe te zweren aan den Prinfe van Oranje, als 's Konings Stadhouder. Dit gefchiedde echter, tot voorkominge van ongeregeldheden, en onder beding, dat de Her- vorm- De overige fteden in "t Noorderkwartierworden ook omgezet, als mede in Zuidhollaud , Oudewater en Gouda, den 19 tl Junij,  53» VADERLANDSCHE XXIII. Boek. Leijden Dordrecht,<ïoria. shem. Haarlem. vormden geen kerken en kloosters zouden innemen, berooven of befchadigen. Gefchiedde dit , dan begeerde de Vroedfchap van haaren eed ontflagen te zullen zijn. Omtrenr denzelfden tijd, werdt Leijden omgezet, meest door beleid van den Penfionaris Buijs. Ook ging Dordrecht een verdrag aan met Entens van Mentheda. Gorinchèm voegde zich insgelijks aan 's Prinfen zijde, op. voorflag van Marinus Brand, die zich, met zestien fchepen, voor de ftad vertoonde. Dit alles gebeurde in zomermaand. Den derden van hooijmaand, werdt Haarlem mede omgezet. Men bedong hier, gelijk elders, dat de Roomfche Geestelijkheid onbefchadigd zou blijven, en haaren Godsdienst vrijelijk oefenen mogen. In fommige fteden , echter, werdt die voorwaarde kwalijk gehouden, bijzonderlijk te Gorinchèm, waar de Geestelijkheid zeer mishandeld werdt, zijnde eenigen naar den Briele gevoerd, en in die ftad ter dood gebragt, op last des Graaven van der Mark; die zich, door dezen onbezonnen handel, zeer gehaat maakte, niet alleenlijk bij de Roomfchen, maar ook bij den Prins, ja zelfs bij bezadigde Godgeleerden van dien en volgende tijden. Het was derhalven onkunde of onbefcheidenheid, wanneer men den woesten handel van Lumei, naderhand, op rekeninge der Hervormden in 't gemeen durfde Hellen. Elk, die een vriend der Vrijheid en vijand van losbandigheid is, moet de onbezuisdheid van Lumei verfmaden; doch te gelijk zijne groote verdienden aan 't Vaderland erkennen, naardien de inneming van  XXIII. Böe*. HISTORIE. 333 van den Briele den weg baande tot de verloslinge van zoo veele Hollandfehe fteden, van welke, toe hier toe, gefproken is. Naden afval van Vlisfingen, zag men eldersin Zeeland, noch in dit jaar, groote veranderingen veorvallen of beproeven. DeVlisfingers, om zich te Herken, zochten aanftonds de volkrijkfte dorpen in Walcheren aan hunne zijde te krijgen, en zich in 't bezit der kafteelen Souburg en ter Hooge te ftellen of te handhaven. Vooral floegen zij 't oog op Middelburg en Vere, en zochten zich ter zee fterker te maken. De fpoedige aanflag van Treslong, om Middelburg te overrompelen, liep vruchteloos af, en maakte de Regeerin ge te meer oplettende op de verfterkinge der ftad. Men ondernam echter, in den aanvang van bloeimaand, Middelburg opzetlijk te belegeren. De toegang tot Pvammekens en de ingang der haven te water werd t met een groot aantal fchepen bezet, en hier door de toevoer en hulpe van buiten afgefneden. Treslong kwam, aan de landzijde, meteen genoegzaam getal van krijgsknechten en grof gefchut, om de ftad te dwingen, alzoo de bezetting klein was, en 't van binnen niet ontbrak aan zulken, die 't Spaanfche .juk moede waren, en op welken de bekendmaking der Regeeringe zag, dat zij, die met woorden of werken eenig oproer verwekten, met de koorde geftraft zouden worden. Ook deze tweede onderneming van Treslong mislukte, door de onverwachte aankomfte van Spaansch volk, .waar,over Sanchio d'Avila bevel.voerde, en iatyniet zonder gevaar, in den nacht aan land PogïngElt /an de ïaisfia;ers voor ie Vrijicid. Herhaalde aanflag op Middelburg,den ao April, taai in 't begin van Meij. .  134 VADERLANDSCHE XXUL Boek. Vere kiest 's Prinfen zijde, der 4 Meij. j land gezet was. De belegeraars, nu den vijand voor en achter zich hebbende, namen de vlugt, zoo veel en waar zij konden,- en Middelburg bleef de Spaanfche zijde houden. Eer dit voorviel, hadt Vere zich openlijk bij de Vlislingers gevoegd. De gezindheid van de Verenaars was den Spaanschgezinden te Middelburg niet onbekend, en noch minder aan de vrijheidlievenden te Vlisfingen, die, reeds in 't laatfle van grasmaand , aan de Nederlanders in Engeland fchreven, dat de Verenaars zich bereid verklaard hadden, om hen te helpen. Dit zal gezien hebben op een groot aantal van de burgers, en niet op alle de Wethouders. Trouwens, als Tfeeraerts en van Cuijck, den tweeden van bloeimaand, de Regeeringe zochten te bewegen, om 's Prinfen zijde te kiezen, vonden zij geen gehoor. Den volgenden dag, lieten wel de burgers den hopman Jeannin, met veertig man van Vlisfingen gekomen, ter poorte intrekken, doch de Bailliu de Rollé deedt hem in de kerke opfluiten, en verzocht onderltand uit Middelburg. Beauvois zondt aanftonds eenig volk naar Vere; doch reeds aanZandijk genaderd, werdt hetzelve door de Rijk aangetast, verflagen, terug gedreven. Wanneer deze, den vierden van bloeimaand, binnen gekomen was, verloste hij eerst Jeannin, en riep daarna de Regeeringe famen, verklarende, dat hij, op last van Oranje, tegen Alva gekomen was, zonder iet tegen den Koning voortenemen. Waarna de Wethouders, ook Rollé, den eed van getrouwheid deeden aan den Prinfe, als 's Konings Stad- hou-  XXIII. Boek. HISTORIE. 335 houder. Zes dagen later, poogde d'Avila zich wederom van Vere te verzekeren. Wanneer hij de ftad, aan de noordzijde, naderde, maakten de burgers eene verfchanfinge van ledige tonnen. Van hier is de fcherpe ftrijd, aldaar voorgevallen, bekend gebleven onder den naam van 't gevecht van Tonnenburg. De dappere de Rijk, noch gedachtig aan 't gebeurde bij den Briele , zendc eenige welbemande floepen naar de Spaanfche fchepen, welke op een' afftand van Vere ten anker lagen, en doet 'er den brand in fteken. Midlerwijl was d'Avila ter ftad ingedrongen , floeg al dood, wat hem voorkwam, en roofde, zoo veel hij kon. Doch den rook zijner fchepen ziende opgaan, ontvalt hem en moed en moordzucht en plonderlust. Hij flaat aan 't vlugten. De Rijk jaagt den vij-? and na, en doet tusfehen de zes en zeven honderd Spanjaards fneuvelen. Wie konden voortvlugten, maakten haastom binnen Middelburg te geraken, welke ftad de Spaanfche zijde bleef houden tot den jaare 1574, gelijk Goes en Tholen deeden tot in 'tjaar 1577, onaangezien de veelvuldige pogingen, om dezelve aan 't Spaanfche gebied te ontrukken. Gelakkiger viel de aanflag op Zierikzee uit, welke ftad noch in dezen zomer de zijde van Oranje kiezen moest. Alva, door 't voorbeeld van Briele en Vlisfingen geleerd, was bij tijds bedacht op de verzekeringe van Zierikzee, en gaf, den drieëntwintigften van grasmaand, fchriftelijk, te kennen aan den Rentmeester van Zeeland beoosten de Schelde en aan de Regeeringe der ftad: dat hem Middelburg,Goes ea Tooien blijven Spaanscb.' gezind. Zierikiee wordt omgezet, dett S Aug. IJ7». Brief van Alva aan •li; van Zierikzee.  S3S VADERLANDSCHE XXIII. Boek; ging over «ijn fchrij' ven. 'Oproer «v*:r 't befluit der Kegeerin- Tot Gcu- verneur wordt «an" gefteld Lieven Jansz. Keerfema- hém dlenftig fcheen in de Zeeuwfche fteden bezettingè te leggen, om geen nadeel van de Geuzen, die land en zee onveilig maakten,' re lijden ; dat de Zierikzeenaars boven anderen bij hem wél gezien en aangenaam waren; dat hét hem derhalven zeer lief zijn zou, irft dien zij in ernliige overweginge namen, of zij beftand waren, om de ftad, nevens de eilanden Schouwen enDuiveland, tegen dé invallen en 't geweld der Geuzen te befchermen, dan óf zij liever bezettinge wilden innemen; zoo zij het laatite mogten kiezen,' dat zij dan flegs te kennen geven wilden, hoedanige bezetting den burger aangenaamst zijd zou'. Ten tijde der raadpleginge ovér dit vlèijend én listig fchrijven, waren de meeste leden des Raads van begrip , dat men de gramfchap van Alva niet moest gaande ma', ken, én dat men Waalfche bezettingè behoordé te verzoeken, alzoo de ingezetenen' niet beftand waren om de ftad te verdedigen,én zij aan de balddaadigheden van Duitsch of Spaansch krijgsvolk niet wederom blootgefteld moesten worden. Dit befluit mishaagdé der burgerije, en baarde grooten opftand. Men vordêrde en verkreeg, dat de Raad het krijgsvolk buiten houden zou, en eenen Stadvoogd aamtellen, met magc, om volk aantenemen, bevelhebbers te kiezen, de fleutels der poorten te bewaren, opzicht over 't gefchut en ander krijgstuig te hebben, en voor 't welzijn der ftad te waken. Tot dien gëwigtigen post verkoos men, Lieven Jansz. Keerfemaker , Burgemeester der ftad, die ook' zelf, wanneer 'er over 't beantwoorden van' Al-  XXIII. Boek. HISTORIE. 337 Alva's brief geraadpleegd werdt, reeds met al len ernst tegen 't innemen van eenig vreemt krijgsvolk geijverd hadt, en 'er op aange drongen, dat men liever de wapenen in han den der burgeren geven zou, die, twee jaaren vroeger, hadden doen blijken, dat zij geen bloodaarts waren, maar moed en dapperheid bezaten , ten beste van de ftad. Niet „lang daarna, bleek de gegrondheid van Keerfemakers zeggen, en dat hij zelf even goed krijgsheld, als ftaatsman was, niet minder kloekhartig, dan welfprekend. Want, wanneer een aantal Spaanfche fchepen het op Schouwen aanzettede, en eene meenigte krijgsknechten, onder bevel van Tfeeraerts, Spaanschgezinden broeder van den Vrijheidlievenden Gouverneur van Vlisfingen, reeds aan land geftapt was, om zoo naar de ftad te rukken, verklaarde hij allen, die voet aan land gezet hadden , voor vijanden , en geboodt. hun weder fcheep te gaan. Wat ook Tfeeraerts inbragt, 't kon niet helpen. Keerfemaker drijft den Spaanfchen hopman met zijn volk naar de fchepen, van welken een deel reddeloos gefchoten en een deel in den grond geboord wordt. Zoo veel vermogt, onder 's Hemels zegen, de ftandvastigheid en't beleid van éénen man, geholpen door visfchers, weinig in getal en onbedreven in den wapenhandel, tot fnuikinge van een' magtigen vijand en ter bevrijdinge der ftad van Spaanfche bezettingè, welke anders de nu nabij zijnde verlosfinge zou hebben konnen verhinderen Die manhaftige Burgemeester, gelijk hij in woorden en daaden III. Deel. Y toou- . lier of | Boom* De Span* jaarden worden afgewezen, dea ï Aleij. Lof van Mr. L. Keerfemater.  338 VADERLANDSCHE XXIII. Boek. T. tip. fins. Zierikzee neemt Waalsch volk in, den 30 JuKj. Poging , om die ftad te doen omflaan. Den s Aog. Rollé en «n Rijk «omen naar en binnen de (lüd. toonde, groot nut getrokken te hebben uit de Romeinfche gefchiedenisfen en oudheden, waar in hij, naar 't oordeel van een' bevoegden rechter, ongemeen bedreven was, hadt vooraf uit dezelfde gefchiedenisfen konnen leeren, 't gene hij eerlang in eigen-perfoon ondervondt, dat waare verdienden niet altijd op den rechten prijs gefield worden, 't zij door de wispeltuurigheid van 'tvolk, 't zij door nijd, eigenbaat en heerschzucht van anderen. Zijne goederen werden door Alva verbeurd verklaard, door anderen verkocht, of verwoest; en bij vondtzichgenoodzaakt, zijne vaderflad en Zeeland te verlaten. Weirrigeweken na zijn vertrek, ontboden de Regeerders van Zierikzee eenige vendels Waaien, om, gelijk zij zeiden, den Geuzen met meerdere magt het hoofd te bieden. Stout op deze hulpe, bekommerden zij zich weinig over den raad van den Veerfchen Bailliu de Rollé, om zich aan 'sPrinfen zijde te voegen, en even min over zijne bedreiginge, indien zij weigerig bleven. Men nam een plegtig befluit, dat men den Koning goed en getrouw blijven zou, en de ftad tegen alle aanvallen befchermen. Doch Rollé en Jakob de Rijk ftaken eerstdaags met twintig zeilen naar Schouwen over, kregen voet aan land, dreven de Waaien uit hunne buitenposten naar de ftad, en dwongen Zierikzee tot de overgave, denachtflen van oogstmaand, op deze voorwaarden: die van Zierikzee zouden den Prins van Oranje voor Stadhouder des Konings over Holland en Zeeland aannemen; niemand zou vanzijne ampten ontzet worden ; elk  XXIII. Boek. HISTORIE. S39 elk moest onbefchadigd blijven aan lijf, Godsdienst en goederen; aan de Geestelijkheid of kloosters zou geen overlast gefchieden; men zal geen foldaaten innemen, dan die liaan onder hoplieden van Oranje ; men zou de ftad en het eiland voor en in naam van den Prins wakker befcherrnen. Alva gevoelde, hoe veel hij aan Zierikzee verloor; en de vrijheidgezin den in Holland en Zeeland Helden groot belang in 't winnen dezer ftad. Zoo dacht 'er Oranje ook over, die, reeds den derden van hooijmaand, den roemwaardigen Keerfemaker tot Bevelhebber van dezelve, zoo dra zij den Kpaanfchen ontrukt zou zijn, hadt aangefteld Terwijl 't zich in Holland en Zeeland dus toedroeg, was men ook in andere gewesten, van ons Vaderland druk bezig met het om-« zetten van de meeste fteden. Hier toe dienden bijzonderlijk de pogingen van Graaf Willem van den Berg, fchoonbroeder van Oranje, in Gelderland, Overijsfel en 't Sticht. Eerst verzekerde hij zich van Doesburg, Deutichem en Zutfen, niettegenftaande de Stadhouder Hierges, die onlangs den Graave van Megen opgevolgd was, alomme bevolen hadt, wel op zijne hoede te zijn en naauwkeurige wacht te houden. Kort daarna, maakte de Graaf van den Berg zich ook meester van Harderwijk, Elburg en Hattum, doch liet aan 't krijgsvolk toe, dat zij de kerken en kloosters, die noch ongefchonden gebleven waren, jammerlijk beroofden. Bommel en andere Gelderfche plaatfen vielen insgelijks af. Met geen minderen voorfpoed ¥ a keer- Veets leden /orden irageies n Geïler!ands n Oïtr- jifel,  340 VADERLANDSCHE XXIII. Boet; «tl In *c Sticht. Poïingei si Fritv keerde hij zijne wapenen naar Overijsfel. Want hoewel zijn toeleg op Deventer mislukte, welke ftad tamelijk van Spaanfche bezettingè voorzien was, bragt hij echter, in minder dan acht dagen, aan 'sPrinfen zijde Kampen, Zwolle, Genemuiden , S teen wij k , Hasfelt en Vollenhoven, welke plaatfen weinig of geen krijgsvolk inhadden, de begeerde hulpe niet fpoedig genoeg krijgen konden, en geen gebrek hadden aan VrijheidHevenden, die den Graave gaarne in de hand werkten. Sommige Gelderfche en Overijsfelfche fteden bleven in de Spaanfche magt, en de gemelde werden, noch in dit zelfde jaar, wederom door de Spanjaards ingenomen, gelijk naderhand verhaald zal worden Niettegenftaande Utrecht, ook onlangs, veel van Alva en zijn krijgsvolk geleden hadt, en veele ingezetenen naar de Vrijheid haakten, was 'er echter geen mogelijkheid, om die ftad te doen omflaan. Doch dit gelukte den Graave van den Berg te Amersfoort. Die ftad werdt, in hooijmaand, belegerd en hevig b fchoten, doch weigerde zich overtegeven, ("choon zij geen Spaanfche bezettingè meer inhadt. De belegeraars vertrokken een en andermaal. De Spaanfchen, die *er naderhand voor kwamen, werden ook buiten de poorten gehouden. Eindelijk, werdt de Staatiche partij de fterkfte. Toen opende men de poorten vor's Graaven volk, welk, onder zekere voorwaarden, den negentienden van oogstmaand, binnen trok, doch twee maanden laater de ftad wederom verliet 1 Hoe afkeerig de Friezen van overheer- fchin-  XXIII. Boek. HISTORIE. 341 fchinge waren , hadden Keizer Karei en Koning Filips dikwijls ondervonden. Geen wonder derhalven, dar. zij ook, in dit jaar, niet ftil zaten. Doco Martna, een der treffelijkfte mannen van zijnen tijd, was al vroeg bedacht op 't innemen van Leeuwarden. Hij ontdekte dezen toeleg aan Oranje, die 'ergenoegen in nam; en verbondt zich, hier toe, met verfcheiden Friezen uit de geflachten van Botnia, Hettinga, Galama, Camminga, Oédsma, Sceltama, Abbema, Haersma, Grovellins en andere. Hij behandelde dit fluk met zoo groote omzichtigheid, dat het Hof van Friesland en de Kolonel Kaspar de Robles, Heer van Billij, die, bij afzijn van Gillis van Barlaijmont, Heere van Hierges, den rang van Stadhouder bekleedde, zijn voornemen niet wisten , voor dat hij, op eigen kcftten, eenig volk geworven hadt, en aan zijne vrienden ontdekt, dat hij, ter verkrijginge van Vrijheid, hetzelve zou aanvoeren. Toen fchreef hij aan Sonoij om vier of vijf vendelen knechten , doch die hem, op dien tijd, niet meer dan één kon bijzetten. De Graaf van den Berg zondt Dirk van Bronkhorst-Batenburg naar Friesland, met magt, om volk aantewerven, en 't opperbevel daar over te voeren. De aanflag op Leeuwarden mislukte, door gebrek aan 't noodige volk, en door de voorzorge van Robles. Doch Bronkhorst, Martna, Jan Bonga en hunne medeflanders maakten zich , in korten tijd, meester van de Kuinder, Sneek, Bolsward, Staveren, Makkum , Franeker , Dokkum. Workum en andere plaatfen. Eenige van X 3 die land voet de Vrijheid. ' Aanflag vau D. Martna, of Marte* na, op Leeuwarden. De VrJJ. heidlie- venden worden meestes? ra* de Kuinder,  34a VADERLANDSCHE XXIII. Bohk. Sneelt, Bolswird Stavenen IMakklim Fnrieker Dokkum Workiim enz. Redenen •waarom d Friefche fteden eerder, dan de Holland febe en Zeeuwfche , on der 't ge bied van Alva wederkeerdei. I- Gra; van Schot ■wenburg ■wordt LuitenaD Ceneraal en Gouverneurvan Friei land, de j4 Julij die fteden openden vrijwillig de poorten ; • andere werden door geweld gedwongen; fom> mige door list ingenomen; de meeste vielen | wederom fpoedig in Spaanfche handen; deze i en gene moesten door den moedwil en roofzucht van 't krijgsvolk, zoo wel van de eene als de andere zijde, zeer veel lijden: een ongelukkig lot van fteden, die, binnen weinige weken of maanden , genomen en hernomen worden. Vraagt iemand naar de redenen, .waarom de fteden in Friesland minder, dan ;in Holland en Zeeland, de eens verkregene Vrijheid behielden; men kan dezelve niet zoeken, of in de kleinhartigheid en onftandvastigheid der Friezen, of in hunne mindere zucht voor Vaderland en Vrijheid. Doch, " behalven andere oorzaken, zullen deze in aanmerkinge mogen komen. De Spaanfche Bevelhebber de Robles was een goed krijgsman; hij bleef meester van Leeuwarden; zijn volk was talrijker en beter geoefend in den wapenhandel; door de afwezigheid van den Stadhouder van Barlaijmont, hadt hij alleen de klem der burgerlijke regeeringe , zoo wel als der wapenen, in handen. Hier bij kwatn , dat 'er merkelijke tweefpalt en naarijver rees tusfehen Bronkhorst en Graaf f Joost van Holrtein en Schouwenburg. Deze " was, door den Prins van Oranje, aangefteld, om 't Stadhouderfchap over Friesland en Groningen waartenemen. De uitvoerige last, welken hij kreeg, ftak Bronkhorst in't oog, .die een geboren Nederlander en eerder in 3 Friesland gekomen was, om 'thoogfte krijgsbewind , van 's Prinfen wege , te voeren. Ver-  XXIL1. Boek. H'ISTORI E. S43 Verdeeldheid onder Legerhoofden en cerlle Staatsdienaars, vooral in zoo eenen hache. lijken toelland, als 't nu in Friesland was, moest nadeelige gevolgen voor 't algemeene belang hebben. Wijders, nadeelig was, voor Friesland, de trouwloosheid des Graaven van Schouwenburg, die, na 't invorder ren van fchattingen te Workum en in de Zevenwouden, heimelijk uit Friesland vertrok, 't krijgsvolk meerendeels onbetaald liet, en zich naar Westphalen begaf. Eindelijk, komt in aanmerkinge, dat het verrasfen van Bergen in Henegouwen en de gevolgen daar van gelegenheid aan eenige lieden in Holland en Zeeland gaven, om van Alva aftevallen, en aan andere, om 's Prinfen zijde, welke zij reeds gekozen hadden , te konnen blijven houden. Graaf Lodewijk van Nasfau , een klein leger in Frankrijk verzameld hebbende., kwam naar de Nederlanden, en bemagtigde , onverhoeds en door list, Bergen in Henegouwen, inden nacnt tusfehen. den vieren vijfentwintigften van bloeimaand. Na dat Alva bericht van de veranderinge in den Briele en te Vlisfingen ontfangen hadt, en met reden beducht geworden was, dat andere lieden dit voorbeeld haast volgen zouden, get lijk reeds in bloeimaand door Vere en Enkhuizen gefchiedde, was hij aanftonds bedacht, een leger bij Bergen op Zoom te verzamelen, met een' toeleg, om Vlisfingen en Vere te herwinnen, andere fteden voor afval te bevrijden, en zich van geheel Holland en Zeeland te verzekeren. Doch het verrasfen van Bergen in Henegouwen maakte eene geheele Ver- Zijne trouwloosheid* Bergen in Henegouwen wordi verrast.  344 VADERL. HISTORIE. XXIII. Boek. venrtderinee in zijn ontwerp. De Hertog nam den raad in van zijne Knjgsoverften: de IVJarquis Vitelli oordeelde, dat Alva zijne legermagt eerst voor Zeeland en Holland moest gebruiken; de Heer van Noircarmes begreep, dat men met de beiegeringe van Bergen in Henegouwen behoorde te beginnen; Alva befloot tot het laatfle, en liet noch voor 't einde van zomermaand het beleg voor die ftad liaan, doch welke hij eerst den negentienden van herfstmaand bemagtigde. In dien tusfchentijd, kregen de Hollanders en Zeeuwen de handen ruim, om zich te verfterken, en verfcheiden fteden in hunne belangen te trekken. Of, en in hoeverre, Alva van grove onvoorzichtigheid en een' krijgskundigen misflag, met fommige Nederlandfche en zelfs Spaanschgezinde gefchiedfchrijvers , te befchuldigen zij, behoeft hier niet beflist te worden. Onloochenbaar is 't, als wij op de uitkomste der aanééngefchakelde zaken letten, dat Alva's befluit, om Bergen in Henegouwen te willen hernemen, eer hij alle zijne wapenen naar Zeeland en Holland wendde, ongelooflijk veel toebragt tot heil van ons Vaderland ; en dat wij, ook hier in , het aanbiddenswaardige bellier der alregeerende Voorzienigheid moeten eerbiedigen. Einde van het derde Deel.  ■