KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK COLLECTIE-TH IERRY BRUIKLEEN van de Ned. Herv. Gemeente te 's Gravenhage    VERKORTE VADERLAND SCHE HISTORIE, VIERDE DE EL.   D E VADERLAND SCHE HISTORIE VAN DEN HEERE J. WAGENAAR, VERKORT, En met Ieerzaame aanmerkingen, ten dienfte der Nederlandfche JEUGD, uitgegeven door J. W. TE WATER. VIERDE DEEL. Te 4MSTZRDAM, LEIJDEN, DORD. tn HARLINGEN, Bij J. de Groot, G. Warnars, S. en J. Luchtmans, A. en P. Bl.ussé, en V. van der Plaats. mdccc.   VERKORTE VADERLANDSCHE HISTORIE. V1ERËNTW1NTIGTSE BOEK. D e Hertog van Alva hadt, door zijn (lerk dringen op den tienden penning, den haat der Nederlanderen op zich geladen,en,door den afval van zoo veele fteden, was hij in eenige verdenkinge bij 'tSpaanfche Hof gekomen. De ernllige klagten over zijn ge drag en aanhang, gevoegd bij de vreeze van grootere beroerten in deze Landen, fchijnen den Koning, federt eenige maanden, bewo* gen te hebben, om Alva van de Landvoogdije te ontflaan, en dezelve optedragen aan }oan de la Cerda, Hertog van Medina Celi. Het gerucht v.an zijne minzaamheid en zachtzinnigheid deedt veelen naar de komfte van den nieuwen Landvoogd verlangen. Eigenbaat boezemde aan Alva andere gevoelens in; en alle Nederlanders, hoewel zij Alva moede waren, begeerden echter niet even zeer deszelfs opvolger op hunne grenzen te begroeten. Zoo dra men wist, dat Medina Celi uit Spanje gezeild wa5» begaf zich eene Zeeuwfche vlooc, onder den Admiraal J IV. Deül. A Ewout' 157»' De Hertog van IVledin* Celi tut Landvoogd be. noemd, in plaatfe van Alv». )e Zeeti* Itmii-  s VADERLANDSCHE XXIV. Boek. fen op de . vloote, welke met hem uit Spanje kwam. Hij komt te Sluis. Hij wordt oneens met Alva, m keert te rug naar Spanje. Eerfte vergaderinge de: Staaten van Hol land , te Dordrecht,den 15 Juty ïwout Worst én den Vice-Admiraal Jan de Vloor, in zee, om op hem te kruisfen. De Zeeuwen troffen 'sHertogen vloote aan, en [paarden geen vuur. Een aantal koopvaardijfchepen, die onder zijn geleide voeren, en ongemeen rijk beladen waren, viel hun in handen. Doch de Hertog ontkwam 't.gevaar; en raakte te Sluis in Vlaanderen binnen. Alva msakte geen haast, om de Landvoogdije neerteleggen; en eerder kon Medina Celi, volgens zijnen lastbrief, dezelve niet aanvaarden. Het kon naauwlijks ande's, of deze 'twee Spaanfche Hertogen moetien weldra oneenig worden. Medina verzocht ten Hove, en verworf te fpoediger zijn ontflag van de Landvoopdije, om dat de Koning voor nieuwe onlusten in de Nederlanden, uit de verfchillen tusfehen de Hertogen, beducht was. Na 'tvertrek van Medina Celi naar Spanje, zocht Alva de gunfte der Nederlanderen te herwinnen; doch dezen kreunden zich nu weinig aan den Landvoogd, en waren liever bedacht, om de regeeringe des Lands op een' vasten voet te brengen. Juist op denzelfden dag, tegen welken Alva de Staaten van Holland in den Haage wilde befchreven hebben, vergaderden zij te Dordrecht, niet zonder voorweten van den Prins van Oranje. Uit de Ridderfchap verfchenen, hier, Jakob Oera van Wijngaarden en Aart van Duvenvoorde, voorts de afgevaardigden van twaalf Hollandfche lieden; als mede Filips van Marnix van Aldegonde , die, op last van Oranje, de gewigtigfte pun-  XXIV. Bonc. HISTORIE. 3 punten aan de Staaten voorhïeldt. Na dezelven geprezen te hebben over 't veriaten van Alva en 't kiezen van 'sPrinfen zijde, vertoonde hij hun, hoe de Prins al het zijne hadt opgezet, om 'sLands vrijheden voorteftaan, en wederom een leger op de been gebragt; om 't welke te velde te doen trekken, de Staaten voor de betalinge van 'tvolk roet fpoed zorge dragen moeiten: in welk verzoek zij teiftond bewilligden. Ook belloten zij, op den voorflag.van Marnix, den Prins voor 'sKonings wettigen Stadhouder over Holland, Zeeland, Friesland en Utrecht te blijven erkennen, en hunne pogingen aantewenden, dat de Prins voor Befchermer van alle de Nederlanden, geduurende 'sKonings afwezendheid , verkoren wierde. Voorts zou Oranje eenen Admiraal mogen nanftellen, aan wien, met zekere gemagtigden uit de waterlieden, 't beleid van den oorlog te water ftaan zou. Over 't beleid van den oorlog te lande, zouden die van Dordrecht, Leijden en Enkhuizen, metden^ Graave van der Mark, handelen. Voor: 's Lands en 's Hofs papieren, die in den Haage bewaard werden, en voor de privi legien, op 'tflot te Gouda berustende, zou' de noodige zorge gedragen worden. Men verbondt zich, geen verdrag met den Koning, of iemand van zijnen wege aantegaan, zon-1 der onderlinge bewilliginge. Ook zou men andere fteden , in en buiten Holland, tot! dit verbond noodigen ; den toevoer aanj Delfc affnijden; en Amfterdam , door 't ftremmen van haaren Oofterfchen handel, tot A a re« Voorfïel van iVlaruix. Oranje erkend air Jtadhonder. Krijgt magt, onx ;en* Adniraaltanteltel* en. Beleid 'an den jodog 69 aade. Zorge 'oor ^ands Charters. Onderin ge ver« dudtenis. Pogin;en, ont ndere leden t* rinneu.  4 VADERLANDSCHE XXIV. Boek; 't Stnk Tin Godjdienstj P. Buij! ■wordt 'i Lands Ad vokaat,et van der Marlt '* Prinfen StedelioU' der. Verfchei den Hol landfchc iteden *oegen zich aan 's 1'rinfeii zijde De toele op Amilerdammisluk:. reden trachten te brengen. Aangaande den Godsdienst werdt vastgefteld, deszelfsopenbaare oefeninge den Hervormden en Roomfchen beiden toeteftaan, en zelfs de geeftelijkheid ongemoeid te laten, zoo lang zij zich niet in ongehoorzaamheid en vijandfchap verliep. In deze zelfde vergaderinge werdt Paulus Buijs, Penfionaris van Leijden, tot 'sLands Advokaat aangefleld, en de Graaf van der "Mark, na vertooninge van zijoen lastbrief en berichtfchrift, als bedelde Overfte des Prinfen van Oranje in Holland, dat is, voor zijn' Stedehouder', door de Staaten erkend. Men zag in deze eerfte vrije Staats-vergaderinge, in hoe korten tijd veele gewigtige punten kunnen voorgeflagen en tot een befluit gebragt worden, wanneer eigenbaat en overheerfchinge buiten de vergaderzaalen' gefloten blijven, maar eensgezindheid en wijs beleid, vooral in tijden van groot gevaar, de harten en handelingen verbinden en bellieren. Indien één van die Staats-leden, gelijk Lumei verzekert, metal'tgeld, dat men nu voorhanden hadt, naar den vijand gevlugt was, zal Alva niet onkundig van alle de gemelde befluiten gebleven zijn.. Dit verhinderde echter niet, dat de zaak der vrijheid• lievenden voorwaards ging. In korten tijd, 'werden zij meefter van Rotterdam, Schiedam , Delft, Delftshaven, Woerden en Schoonhoven; doch de aanflag op Amfterdam mislukte. De Graaf van der Mark gaf g'er de fchuld van aan de Staaten, die hem van 't noodige gefchut niet voorzien hadden;  XXIV. Boek. HISTORIE". 5 den; en Sonoij begreep , dat men Arrifterdam te water moest benaauwd hebben. De groote veranderinge, in Holland voor-^ gevallen, bewoog niet alleenlijk veele gee-< ilelijken en weereldlijken, maar ook de] meelte Raaden van 'tHof en andere Koning-, lijke amptenaars, naar elders te wijken. Dit ftre.nde de rechtsoefeninge; en veroorzaakte, dat het krijgsvolk en andere kwaadwilligen te meer den teugel vierden aan rooven en plond.ren; waarom de Staaten van Holland befloten, 't Land te befchermen, voor oproer en plonderinge te bewaren, en de eendracht, rechtsoefeninge en goede, regeeringe in hetzel.e te herftellen, zonder verminderinge of nadeel van 'sKonings hoogheid , maar tot zijne eere en dienst, zoo veel hun doenlijk was. Hier toe, en noch meer tot het voortzetten van den krijg, was geld noodig. Men bragt, van alle zijde, zoo veel bijéén, als mogelijk was. Hoe bezwaarlijk 'tviel, eene maatige fomme te bekomen, bleek in den zomer dezes jaars, wanneer Karei Beaulieu, een zeer rijk koopman te Antwerpen, geen middel wist, om zestig duizend kroonen voor Oranje ter leen optenemen. De Prins kreeg, echter zoo veele penningen, dat hij zijn leger monfteren kon, met hetzelve optrekken naar 't overkwartier van Gelder, waar hij Roermonde, itormenclerhand, "veroverde, en zich, federt, naar Brabant begeven. Het genoegen van den Prins, wegens 't winnen van verfcheiden fteden, werdt niet weinig geftremd door den moedwil en de A 3 pion- Zorge oor de penbaare eiligheid n reclits-efeninge. Oranje leeft geld ;ebrek. Hij benag-igtlocrmoule , en rekt naar irabint. ïijne zor;e tegen  6 VADERLANDSCHE XXIV. Boek. den moed- , wil van ' 't krijgs- < volk. , ] ] ( ' Zij" toeleg op JBcrgen. Hij dankt ziin leger af. Ordonnantie op da regeeringe van Holland, den =5 Ang. ilonderzucht van'tkrijgsvolk, te meer, om lat alle zijne plakaaten tegen 't mishandelen 'an geeftelijken, kerken en kloofters, hoe ïadruklijk anders gehandhaafd, de baldaaligheden niet konden af keeren. Een Veldïeer, die belang fielt in de toegenegenheid Ier burgeren, en bij zijne optogt vooraf beooft, niemand overlast te zullen doen, ge« roek fmerte over den woesten handel van ;ijn volk, bijzonderlijk in een' tijd, wanneer hij groote ondernemingen in den zin heeft; gelijk nu de toeleg van Oranje was, Bergen in Henegouwen te ontzetten. Dit mislukte; en de Prins vondc zich genoodzaakt, door gebrek aan geld, zijne benden aftedanken. In 'tmidden der krijgsverrichtingen, was Oranje bedacht op 'tmaken van eene ordonnantie op de regeeringe van Holland. Hier in verklaart hij, de Landen bij hunne voorrechten te willen bewaren, en magtigt, ten dien einde, de Staaten, om eene lijste en affchrifcen van 's Lands privilegiën te maken, waar toe men, te Dordrecht, niet dan op 'sPrinfen welbehagen hadt durven befluiten. Voorts belast hij, de Rekenkamer in den Haage te herftellen; eenen Ohtfanger der penningen, tot den oorlog gefchikt, en drie Krijgscommisfarisfen te benoemen; eenigen tot Raaden in den Hove van Holland aan hem, ter verkiezinge, voortedragen; wijders, dat de eed van 't krijgsvolk aan hem, als Stadhouder, en aan 's Lands Staaten gefchieden moest; en dat de ommeflagen alleen door de Staaten gedaan zouden worden. De bedel' brie-  XXIV. Bosk. HISTORIE. 7 brieven, door hem reeds uitgegeven, vernietigende, en allen Knjgsoverften en Wethouderen belastende, den eed afteleggen op de ordonnantie tegen den moedwil der knechten, onlangs gemaakt, begeert hij, dat men zich, in al 'toverige, fchikke naar 'tgoedvinden des Graaven van der Mark en van de Raaden, hem door den Prins, op benoeminge der Staaten, toegevoegd of zullende toegevoegd worden, mits zij over zaken, het burgerlijke bellier en 's Lands welvaart betreffende , niets vastflellen zonder voorgaanden raad der Staaten. Eindelijk, de regeeringe der {leden laat hij aan derzelver Wethouders, aan zich behoudende, tot verzekeringe der Heden, eenen Gouverneur over dezelve, bij raade van de Staaten, aanteftellen; gelijk naderhand gefchiedde. Weinige dagen na het teekenen van die n voorzichtige ordonnantie, ontfing de Piins de treurige tijdinge van den wreeden moord, aan duizenden Hugenooten in Frankrijk gepleegd, met voorweten van Koning Karei den lx, hier toe aangehitst door zijne moeder Katharina de Medicis. Die afgruwelijke woede begon te Parijs, in den nacht van den drieëntwintigflen van oogstmaand, bij gelegenheid der bruilofte van Henrik, Koning van Navarre, met de zuster van Koning Karel ; en van de hoofdftad floeg zij over tot andere voornaame fteden in Frankrijk. Deze droeve maare trof Oranje te llerker, om dat onder de vermoorden ook was zijn fcboonvader, de voortreffelijke Admiraal de Colignij. Men wil ze.fs, dat de A 4 Ko- Ptrijfche oord.  8 VADERLANDSCHE- XXIV. Boek. Het beleg van <3oes, door de KaïTaufchea Ondernomen, loopt vruhteloo» »f, Den 21 Cctober, Ongegrondmisnoegen op Tlceraeru. Koningin Moeder van Frankrijk , ten zelfden tijde, een' verradelijken aanflag op 't leven van Oranje fmeedde. De beste Franfche gefchiedfchrijvers vermelden den Parijfchen moord, doch met fpijt en verontwaardiginge. Het is dan moedwillige onkunde, of loutere'boosaartigheid, of befpottelijke zucht om wat nieuws te zeggen, wanneer een fchrjjver van onzen tijd de Hugenooten welven wil doen. doorgaan, als de bewerkers van deze ongehoorde wreedheid, 'tls even dwaas, de wandaaden van Koningen en hunne raadsluiden uit de jaarboeken te willen uitwisfchen, als de fchuld daar van op onfchuldigen te leggen: van welk laatfle, ook in volgende tijden, geen affchuwelijke voorbeelden ontbreken. Om tot ons Vaderland wedertekeeren; na dat Tfeeraerts den vijand, bij Zoutelande, niet verre van 'Vlisfingen gelegen, geflagen hadt, ondernam hij wederom 't beleg van Goes, welk omtrent negen weeken duurde; doch nadeelig uitviel. De bijftand van Entens was niet genoegzaam , om de Had te dwingen, of om Mondragon, die dezelve kwam ontzetten, te rug te doen keeren. De belegeraars moeften, ten laatften, de ftad verlaten, met merkelijk verlies. Ook mislukte thans de aanflag op Arnemuiden, 'Er was echter geen reden, om Tfeeraerts van lafhartigheid of kwaade trouwe te verdenken. Dit trof hem zoo, dat hij 't bewind aan Jakob Smit van Baarland overdroeg, zijnen goeden naam in rechten of in een tweegevecht wilde voorllaan , en elk, die hem ach-  XXIV. Boek. HISTORIE 9 achter zijnen rug lasterde, fchriftelijk dagvaarde, om die in 's Pruilen bijzijn te duen, rjüemand kwam te voorfchijn; en Tfeeraerts bleef in achtinge bij allen, die begrepen, dat het al of niet gelukken van groote krijgsondernemingen niet altijd kan gehouden worden voor een beflisfend blijk van iemands eerlijk en manhaftig gemoed, of van zijne ontrouwe en kleinhartigheid. In Holland ging 't ook dïn vijand niet in alles naar wensen: de toeleg van Bosfu, om zich, door verraad, meefter van Gouda te maken, werdt verijdeld; de pogingen van den Admiraal Boshuizen en van de Amllerdammers op de Zuiderzee, fchoon niet geheel vruchteloos, waren echter niet toereikende, om den ijver der vrijheidlievenden ter zee uitteblusfchen, of o.n den verderen opbouw van dit Gemeenebest te doen Haken. De moed rees zelfs den ingezetenen van 'tNoorderkwartier zoo hoog, dat zij aan 't bemagtigen der Zuiderzee, én aan 'tbelemmeren der vaart'op de Oostzee voor dien van Amfterdam, durfden denken. De Prins van Oranje kwam, op verzoek der Staaten, uit Duitschland, door Overijsfel, naar Enkhuizen, in welke ftad hij de noodige zorge gebruikte voor haare veifterkinge en meerdere veiligheid. Eerlang begaf hij zich naar Haarlem, waar hij de Staaten hadt doen befchrijven. Hier werdt den Prinfe vertoond, in hoe veel gevaars men zich in Holland had't geileken, uit zucht en trouwe t'hemwaards, en hoe weinig dit Land vermogt tegen zulk eenen magtigen vijand, als A 5 Al- Bosfu en Bolhuizen bereiken li mi oogmerk te Gouda en op de Zuiderzea niet. Oranje komt in Holland. Dagvaart der Staaten te Haarlem. De Prins bemoedigt ben.  io VADERLANDSCHE XXIV. Boek. i i i i » 1 Het Hof j en de Re- . tenkanier ^ in Holland herfteld. Plaksaten op '« Piini'en saam. Riad nevens den Prinfe ge fleld , in de lente des jaais 1573' Üva; waarom men van hem verzocht opelinge van eenige middelen tot hunne reddin;e, die hij reeds in de hand, of ten minften 'n 't oog hebben mogt. Het antwoord, hier >P gegeven, doch welks bijzonderheden lergens aangeteekend zijn, ftelde de Staaten n alles te vrede. De Prins herftelde het 3of en de Rekenkamer in den Haage, bij :aade der Staaten; doch hij liet, op zijnen naam, verfcheiden plakaaten uitgaan, betreffende den handel met den vijand , den uitvoer van eenige levensmiddelen, 't ft.uk der munte, 't beleid van den krijg te lande en te water, de leenen, het aanteekenen van vijandlijke en geeftelijke goederen, het affchafien van deze en 't invoeren van andere imposten. Met wijs beleid, beval hij allen leenmannen, den eed van getrouwheid aan hem, als Stadhouder Generaal, aan 's Lands Staaten en aan 't Gemeenebest te komen doen, op verbeurte hunner leenen. Hier uit bleek ook, dat hij geenzins alles beftierde als Graaf, maar als Stadhouder van den Graave: gelijk men ook geen zwaarigheid maakte, om zich nu meer, dan federtweinige maanden, van 'sKonings naam te bedienen. Omtrent dezen tijd werdt, behalven den Raad van Finantie en den Raad van Admiraliteit, noch aangefteld een Raad nevens den Prinfe, beftaande uit negen leden en twee gebeimfchrijvers, allen door hem zeiven verkoren , welker beproefde kunde in zaken van ftaat en oorlog, onkreukbaare trouwe, afkeer van fchandelijK eigenbaat, en zucht voor de algemeene belangen van 'tVa-  XXIV. Boek. HISTORIE. u 't Vaderland , hem van nabij bekend waren , en door anderen geroemd werden. Terwijl de tegenwoordigheid van Oranje de Hollandfche Iteden vereenigd hielde, zag men, reeds in llachtmaand, veele andere lieden den Spaanfchen wederom toevallen. A'lva zondt zijnen zoon, Don Fredrik, met het gros zijns legers, naar Gelderland. Deze floeg zich eerst neder voor Zutfen, en maakte zich, inkorten tijd, meeller van de Had. Zij werdt door branden en moorden deerlijk mishandeld. Lochem en Doesburg zoenten en verworven genade bij Alva, die nu te Nieuwmegen vertoefde. Harderwijk, Hat turn en Elburg kozen ook de Spaanfche zijde. Zoo ging het met alle de overige Geldcrfche fteden. Bommel alleen uitgezonderd. In Overijsfel en Friesland was 't niet beter getteld. De trouwlopze vluge des Graaven van den Berg en de kleinhartigheid van Graaf Joost van Schouwenburg, wier eenle 't bewind in Gelderland en Overijsfel, de andere over Friesland voerde, bragcen niet weinig toe ten nadeele der goede zaak in die gewesten, en vermeerderden den kommer voor Holland. Trouwens Don Fredrik befloot welhaast, met zijn leger uit Gelderland, over Amersfoort, dat nu ook Spaanschgezind was, op Holland aantetrekken. Naarden werdt opgeëischt; doch vruchteloos. Men antwoordde, dat mende flad, voor zijne Majelteit en den Prinfe, dacht te houden. Het bericht, dat het gantfche heir, met Don Fredrik aan'thoofd, in aantogt was, drong die van Naarden tot onder- wer- Gelder- l»nd . Dvurijsfel Bu Fries.and vallen dea Prinfe wederotm af. Naarder» worJt rio.T de Spaanfchen jam« merlijlt uiisnaa* deld.  12 VADERLAN3DSCHE XXIV. Boek. Lamberis Horniius. werpinge. Na voorafgegaane onderhandelingen met Bo'fu,- werden, de fleutels der ftaa overgegeven aan Romero, die, bij handtastinge, beloofde, dat burgers noch bezet^ telingen, aan lijf of goed, zouden befchadigd worden. De Bevelhebber en zijne knechten werdtri, vriendlijk onthaald. Des te 'fchandelijker. was hunne wreeo.e trouwloosheid. Men doe.t de burgers en foldaaten in de gasthuiskerke vergaderen, en valt op den weerloozen hoop. Honderden werden gewond , vermoord, verbrand , en veele huizen uitgeplonderd. De gruwelen, hier gepleegd, gaan.bijna 'tgeloof te boven. Zij kunnen, echter, niet in twijfel getrokken worden; indien men anders kan ftaat maken op 't getuigenisfe van gelijktijdige, zelfs Spaanschgezinde , fchrijvers , en van een' geleerden en geloofwaardigen ooggetuige , die, verfieden door een' Spanjaard, eertijds zijnen leerling , den dood ontkwam , doch in zijn eigen huis aan zijnen zoon 'thart uit den boezem zag rukken. Zoo Hortenlius toen alleen in 't leven gefpaard is uit hoofde van zijne uitmuntende geleerdheid, gelijk in zijn graffchrift te Naarden gemeld wordt, dan heeft hij in den ouderdom de aangenaamfte vrucht van-zijne jeugdige letteroefeningen geplukt. Zeker is 't, dat.'s mans dankbaare leerling .allep. lof verdiende, zoo wel als de Overheid der ftad, welke deszelfs merkwaardige uitreddinge, te gelijk met zijne groote verdienlten, der vergetelheid wilde onttreken , en hem ter eere een openbaar gedenkftuk liet oprichten. De omzettende tijdingen    XXIV. Boek. HISTORIE. 13 gen uit Zutfen en Naarden, in ilede van der moed der vrijheidlievenden te verdooven. hadden ten gevolge, dat de Hollandfehe (leden , welke 'sPrinfen zijde hielden, het eenpaarige belluit namen, om, alle handelinge met de Spaanfchen te fchuwen, en zich tol het uiterlle toe te verdedigen. Dit kloekhartig belluit werdt niet weinig geilijfd door de merkwaardige verlosfinge van een aantal fchepen, die in het ijs bezet raakten, engroo! gevaar van de Spanjaards liepen. De kleine vaartuigen werden, met moeite, gered ec in veilige haven gebragt; maar de groote fchepen waren, door geen menfchelijke pogingen, uit het ijs en van den grond te krijgen. Sonoij hadt reeds last gegeven, oir die allen in den brand te ileken, toen d« wind, noordwestwaards gezwaaid, zulk eene wijde fcheure in 'tijs maakte, en het watei zoo hoog opzettede , dat alle fchepen, ovei de- ondiepten, noch dien zelfden dag, tc Hoorn en Enkhuizen voor den wal kwamen Opmerkelijk was, dat de wind, den volgenden dag, weder omliep, dat de ijs - fcheure toer toeliep , en de llerke vorst bleef aanhouden. Elk, die de Godlijke Voorzienigheid gelooft en eerbiedigt, zal deze zonderlinge verlosfinge der Waterlandfche fchepen gaarne aanzien als een bijzonder gunstbewijs var Hem, die alles met wijsheid en magt beiliert, en de onverwachtlle reddinge, op zijnen tijd, gebieden kan. Na 'tovergaan van Naarden, befloot men Haarlem openlijk aantetasten. De Graai van Bosfu zocht, al in hooimaand, dooi ver- 1 Zeer aanmerkelijke verlogfinge der Waterlandfchefchepen ui: hetijt» Boifu •tracht, door lis? en Tlei-  taal Haarlem te bemagtigen. 1 Dit mislukte. 4 Oranje «orgtvooi de veiligheid der Had. 14 VADERLANDSCHE XXIV. Böa«. raad, meefter van deze ftad te worden; doch vruchteloos. Zijne fchriftelijke vermaninge, aangedrongen door die van Amfterdam, om haaren zoen met Alva te maken, bragt de meerderheid van de Vroedfchap tot een belluit, om met Don Fredrik in onderbandelinge te treden , en tot dat einde drie gemagtigden naar Amllerdam te zenden. Zoo dra deze kleinmoedige ftap ter kennisfe van den Overllen der llad kwam, riep hij de fchutters en burgers op, en vertoonde hun, hoe de Vroedfchap, buiten kennisfe der burge-' rije, en tegen haaren eed, in onderhar^delinge met den vijand getreden was; hoe ijdei het ware , op genade te hopen, na'tgene men te Zutfen en Naarden gezien hadt; en hoe veel loflijker het ware, de vrijheid der llad, tot den uiterften fnik des levens, te verdedigen. Hier toe was de Gouverneur, Wijbolt van Ripperda, zelfgenegen; en de meeilen omhelsden zijn gevoelen. Men geeft den toelland der llad aan den Prins te kennen: die haar met krijgsvolk onderlleunde; twee dér Haarlemfchen, naar Don Fredrik afgevaardigd, deedt te recht Hellen; en, door Marnix van Aldegonde, andere Burgemeefters en Schepenen, ook tien nieuwe leden in de Vroedfchap, liet aanllellen, doch onder verklaringe, dat het niet zou geacht worden te llrekken tot krenkinge der Handvesten, die 't veranderen der Wet op eenen anderen voet en tijd bepaalden. De nood fcheen dezen buitengewoonen ftap te kunnen billijken. Was de veranderingeder Regeerderen vroeger gefchied, Haarlem zou in een3  XXIV. Boek. HISTORIE. 15 een' beteren Haat van verdediginge geweest zijn, wanneer de Spaanfchen voor de ftad kwamen. Dit gefchiedde den elfden van wintermaand, na dat Sparendam door hen ingenomen was. Van binnen werdt alles, zoo veel mogelijk, in'twerk gefteld, om de ftad te houden. De vrouwen zelfs grepen mannen - moed , voorgegaan door Kenau Hasfelaer, welke niet fchroomde, gewapend, in vrouwelijk gewaad, den vijand te keer te gaan: welk roemrijk gedrag aan haar, door de Staaten van Holland en Zeeland, in 'tjaar 1574 , vergolden is. De Prins zocht de ftad, door den Graave van der Mark, te ontzetten ; maar dit oogmerk mislukte. Omtrent de helft van wintermaand, begon Don Fredrik de ftad, aan verfcheiden zijden, fel te laten befchiecen, en gaf bevel, om ftorm te loopen. De aanval was hevig; doch de belegerden verweerden zich zoo dapperlijk , dat de vijand, bij herhalinge, wijken moest, en zelfs in overleg nam, om 't beleg optebreken. Don Fredrik fcheen hier toe ook te neigen; doch de Hertog van Alva, zijn vader, liet hem, ten aanhooren van al 't krijgsvolk, de fchampere boodfchap door Bernardin de Mendoce doen, dat hij Fredrik, indien deze Haarlem verliet, niet langer voor zijn' zoon erkennen zou, en in perfoon 'tbeleg wilde komen voortzetten , of deszelfs moeder uit Spanje ontbieden, ofn de plaatfe van haaren zoon te bekleeden. Sedert dien tijd, bleef de ftad belegerd, en zoo naauw ingefloten, dat zelfs geen brieven , zonder gevaar, daar uit of in te krijgen waren. Men Zij worde door de jpaanfche» belegerd,beftermd , ingenomen,deerlijk mishandeld. I  ïö VADERLANDSCHE XXIV. Boek. thiiven gebruikt -Voor bfiefbezorgcri. Urief van Oranie aan W. •van Rip-_j per da. % Gebrek aan levensmiddelen. Men bediende zich, gelijk meermaals, en reeds bij de Romeinen, van tamme en hokvaste duiven als brief beftellers. Hier door of eenig ander middel, wist Oranje ook zijne brieven, nu en dan, binnen de ftad te bezorgen, zoo om bericht van zijne pogingen tot ontzet te geven, als om de belegerden tot onbezweken moed te vermanen. Terwijl ik dit fchrijve, wordt mij een brief medegedeeld, door den Prins aan den Gouverneur van Haarlem, den achttienden van louwmaand 'sjaars 1573 uit Delft gefchreven, en waar in de Prins hem te kennen gaf, „ hoe lief het hem geweest ware, door twee onderfcheiden brieven te hooren, dat Ripperda zoo wel gehart en volftandig bleef, om Haarlem te helpen en verlosfen: waar voor hij niet wilde nalaten den Gouverneur te bedanken; met verzekeringe, dat hij niet verzuimen zou, om hem hulpe en ontzet te doen, door alle middelen en wegen, die hem mogelijk waren; gelijk Ripperda hadt konnen merken, dat tot noch toe gefchied was. Leed was 't den Prinfe geweest, dat het laatfte ontzet met den Heere Boifot niet was ingekomen; . en hij begeerde den raad van Ripperda en van anderen, die bij hem waren, welke middelen men mogte gebruiken, om hem onderftand te doen, belovende hem des behulpig te zullen zijn." De nood klom, midlerwijl, zeer hoog. 'Er kwam gebrek aan mondbehoeften : de toevoer te lande werdt eerst moeilijk, naderhand onmogelijk gemaakt; ook te water, na dat Bosfu een aantal fchepen op de Meer hadt weten te brengen, en de  XXIV. Bo^k. HISTORIE. 17 de Spaniaards , door het veroveren of verjagen der Nasfaufche fchepen, aldaar meefter bleven. Imusfcben wérdt 'svijands leger verfterkt, en van alles rijkelijk voorzien; zonder dar Sonoij en Batenburg, die zich een' tijd lang op den Diemerdijk en te Ouwerkerk yerfchanften, den toevoer naar 't Spaanfche leger beletten konden ; ook mislukten de herhaalde pogingen, om de Vecht, tot dat zelfde oogmerk, te fluiten. Onaangezien de fpaarzaamheid omtrent het -rebruik der noodigfte levensmiddelen , en ?t flaan van noodmunten, die boven de waar- b de uitgegeven werden, kwam'er gemor onder de burgertje, misnoegen tegen de Regeeringe, en zoo groot een gebrek, dat g men brood van hennip- en raapzaad begon te bakken, gebruikende 't vleesch^van honden, katten en paarden tot toefpijzé. De hongersnood vermeerderde het ongenoegen der gemeente; en zij meende, men moest wat meer ondernemen, om de ftad te ontzetten. Hoewel de Prins Haarlem verloren rekende, na dat de vijand meefter op de Meer geworden was, liet hij zich echter overhalen, om eenig volk, tot Ontzet der benaauwde ftad, te verzamelen. Terwijl hij hier mede bezig was, traden de belegerden in mondgefprck met den vijand over een verdrag ; doch zonder gevolg. De ftad werdt, eerlang, wederom hevig befchotcn, en met een' nieuwen ftormloop be* dreigd, die evenwel achterbleef, om dat een overlooper bericht in 't leger gebragt hadt, dat 'er naauwlijks voor zes dagen IV. Deel. B leef- Nooctuncerr,. Hon • erjaood. Den t »1) 1573»  iS VADERLANDSCHE XXIV. Boek. Uiterfte bemunwdheid. Den 8 Julij. Den i Jnlij. Algemeen pardon , dsch nie! leeftogt in de ftad'was. En waarlijk! zoo ver was 't nu gekomen, dat men, na het uitpluizen van 't gras tusfchen de ftraatltcenen, zich vergenoegen moest met gekookte osfen- en paardenhuiden, en zelfs met fchoenleder, terwijl anderen van honger ftorven. De Prins deedt noch eene laatfte poginge, om de Haarlemmers uit den prangenden nood te redden; doch welke veel volks en aan de twee Krijgsoverften, Willem van Bronkhorst van Batenburg en Jasper van der Noot, het leven kostte, zonder het oogmerk te bereiken, De benaauwde ftedelingen, geene uitkomfte meer ziende, namen in overleg, om, in eenen algemeenen uitval, door 'svijands leger te flaan, en met vrouwen en kinderen de ftad te verlaten. Don Fredrik , dien toeleg vernemende, laat den belegerden aandienen, dat 'er noch genade was, zoo men de ftad terftond opgave. Na kort beraad, traden eenige gemagtigden met den vijand in on'■ derhandelinge, en 't beduur viel, dat de ftad zich op genade en ongenade zou moeten overgeven, doch de plonderinge met 240,000 guldens kon afkoopen. Van die fomme, wel is waar, zijn noch geen honderd duizend guldens opgebragt; maar de fchade , door 't beleg en de plonderinge geleden, werdt op omtrent dertien tonnen fehats berekend. Na het doorftaan van een hardnekkig beleg, geduurende den tijd van zeven maanden, werdt Haarlem een moordtooneel. Vijf beuls met hunne knegts Hoofden zich, dag aan dag, af met onthalzen, op-  XXIV. Boek. HISTORIE. 19 ophangen en verdrinken van veele duizen-^ den menfchen. Onder dezen waren dei! Overfte van Ripperda, Jan van Duven- * voorde, Lancelot van Brederode, tweed onroomfcheLeeraars,en zelfs een onbekende^ bastaardzoon des Kardinaals van Granvelle. Na alle die gruwelijke moorddaadigheden , liet Don Fredrik eene algemeene vergiffenisfe afkondigen, met uitfluitinge nochtans van zevenenvijftig perfoonen, onder welken de Schout, Burgemeefters, Schepenen, Krijgsoverften en anderen begrepen waren, die, voor 't grootfte deel, gevangen zaten, in den kerker norven, of'er lang te kwijnen lagen. Het eenige, dat aan Don Fredrik niet kwalijk genomen kon worden, was, dat hij de groote kerke , welke den Hervormden onlangs ingeruimd was, door den Bisfchop van Haarlem liet herwijden, en den Roomfchen wedergaf; terwijl zijne gepleegde wreedheden aan elk weidenkenden even zeer mishaagden. De fmerte, welke Oranje gevoelde over den deerlijken toeltand van Haarlem , werdt in hem niet weinig vermeerderd door de aanhoudende klagten over de ongebondenheid des krijgsvolks- van Sonoij in Westfriesland, en noch meer door't gedrag van den Graave van der Mark en van Barthold J Entens. Zij hadden zich, door hunne vrij- j heidlievende ondernemingen,, vooral in den ^ Briele, veel roems verworven, doch maak-; ten zich , federt , door hunnen woeften j handel, bij alle bedaarden zoo gehaat, dat de Prins, door de Staaten, hen beiden in B a hech- ee!e uïtonderinsn cn na at dnl;np Tko.en.  Soubul flenSpaai ichen uu nemen. Vruchtt looze tof la op Middelburg. Rammi lens wordt ii genomen «len 4. of S Mg. S4 VADERLANDSCHE XXIV. Bokk. hij was de eerde Krijgsgevangen in dien oord, wien men in 'cleven (paarde, in hope, dat men uit hem vele geheimen zou ontdekken. Doch ééne maand vroeger, was 't .den Viisfingfchen gelukt, 'c kafteel Sou-burg, tusfchen Middelburg en Viisfingen gelegen, den Spaanfchen te ontweldigen, en voor 't vervolg onbruikbaar in den ; oorlog te maken. Onaangezien de pogingen van Karei van Boifot en Johan Junius, nu Gouverneurs van Viisfingen en Vere, om Middelburg, in 't begin van hooimaand, door Jist en verraad te overrompelen, te leur liepen, gaven zij den moed niet op, allerminst, na dat het kaneel Zeeburg, of 'Rammekens, zich overgegeven hadr. Deze fterkte was genoegzaam voorzien van gefchut, kogels, kruid en mondbehoefte, maar flecht van manfchap. Het meeite volk was van daar uitgetrokken naar Ar■nemuidery, om dat de Na.sfaufcben eene vertooninge maakten, als hadden zij het op die plaatfe gemunt. Men begon t kasteel van de land- en waterzijde te befchieten, en te ondermijnen , ten einde den muur in de lucht te doen fpringen, en zoo bresfe te maken; ook werdt alles in gereedheid gebragt, om ftorm te loooen. De belegerden, dit ziende, en dat''er geen ontzet uit Middelburg kwam opdagen, befloten tot de overgave, onder beding, dat zij met hun lijf, goed en wapenen konden uittrekken ; gelijk gefchiedde. De Gouverneurs, wel begrijpende de groote aangelegenheid van deze veroverirge, gaven last  cs' ■• tfe LIV.   XXIV. Boek. HISTORIE. 25 last tot het houden van eene leerreden voor 'tvolk, nu op '1 kasteel zijnde, en om god te danken voor de gelukkige uitkomfte dezer onderneminge. Geen wonder, datChristoffel de Mondragon, onlangs door Alva toe Stadhouder van Zeeland aangefteld, over'everlies van Rammekens fpijtigwas; dat de moed der vrijheidminnende Hervormden daar door begon te wasfen; en dat dc Prins, in een' brief aan Sonoij, fchreef, dat die van Zeeland tegenwoordig met alle vrijmoedigheid en kloekheid, t'allen (tonde, den komenden vijand met geweld verwachteden, en hem, met gods hulpe, 'c kafteel Rammekens af. genomen hadden. Na 't overgaan van Haarlem, voorzag'de Prins wel, dat Alkmaar aan de beurc iiggen zou. Hij zondt dan eenig krijgsvolk derwaards, onder bevel van Jakob Cabbeljau en Nikolaas Ruichaver. Naderhand liet men hen op 't (tadhuis komen. Hier haperde het noch aan 'c befluit van de Wethouders, tot dat Ruichaver, vergramd, uitborst: 't was geen tijd van fammelen-, kort moest men antwoorden, aan, of af. Toen rijst Burgemeefter Floris van Teijlingen op, ftrijkt het (tadhuis af, en opent, met een deel burgers, de poorte voor 'sPrinfen volk, dat de Spanjaards, aan de andere zijde der (tad gelegerd, aanftonds verdreef, en de voorlhd in den brand (lak. Onlangs hadden de Nasfaufchen de aloude abtdije te Egmond bijna tot den grond toe geflecht; nu werdt het dorp aan kolen gelegd , door de Spaanfchen, die, vervolgens, naar HaarB 5 lem Den J> Alkniaaï fait den Spaanfchen af.  t6 VADERLANDSCHE XXIV. Boek. Word belegerd den 31 Ang. Den l! Sepe. i lem te rug keerden. Niet lang daarna, 'vertoonden zij zich wederom voor Alkmaar, met zestien duizend man, en Don Fredrik aan 't hoofd. Van binnen waren niet boven de acht honderd foldaaten, omtrent dertien honderd burgers en eenige gevlugte huisluiden. Men was 'er gezind, het uiterfte aftewachten, hoewel de Had noch weinig verllerkt en rondom door den vijand befloten was. Men fchreef aan Sonoij om ontzet, en begeerde het doorfleken der dijken : tot welk laatfle andere Heden van 't Noorderkwartier bezwaarlijk te brengen waren, bekommerd voor 't nadeel aan weide en wintervoeder. Sonoij deedt terftond de Huizen openzetten, en vier fchanfen opwerpen, om 'svijands voortgang te vertragen. Die van Alkmaar deden uitval' op uitval, niet zonder voordeel. Don Fredrik, vast bezig met het maken van loopgraven, waar aan ook de Haarlemmers moeflen.arbeiden, belluit de Had te doen befchieten, en aan twee kanten te beflormen. Noch ontzinkt de moed den belegerden niet, die den vijand zoo ontfangen, dat hij tot drie reizen deinzen moest. Vrouwen en jongens hielpen hem van de wallen weren. De aanval duurde vier uuren, en, in all' dien tijd, week niemand uit zijne plaatfe, zonder dood of zwaarlijk gekwetst te zijn. Zij verloren echter niet boven de dertien burgers en vieiënveertig foldaaten; de aanvallers wel duizend man. Twee dagen daarna, werdt het fchieten hervat; doch de Spanjaards waren niet aan den ftorm te krijgen, hoewel ,  XXIV. Boek. HISTORIE. 27 wel, vanbinnen, met trotfche woorden getergd tot een' nieuwen aanval. Men befloot tot het doorfleken van den oofterdijk, waar door het land, op vele plaatfen, bevaarbaar werdt; en kon men komen tot het openen van den havendyk, dan moest de vijand dit gewest ruimen. In 't laatffe van herfstmaand, fchreef Oranje aan die van Alkmaar, dat zij , zoo de nood hooger drong, dit te wachten hadden. Wat gebeurt 'er? Deze brief valt, tegen 'sPrinfen doeL door een gunfttg beitel der waakzaame Voorzienigheid, in handen van den Spaanfchen Veldheer, die, op 't lezen van denzelven, en overwegende, in welk een vi gevaar zijn gantfche leger was, fch;elijk£ belluit, het grof gefchut te vervoeren, en 't beleg , op den achtflen van wijnmaand , geheeliijk optebreken. De belegerden vielen toen moedig uit, en floegen een goed deel volks den wijkenden vijand af. Met het hoogfle recht wordt op een' penning, die de gedachtenisfe dezer aanmerkelijke ftandvastigheid en verlosfinge bewaart, Alkmaar als eene zegehaftige ftad geroemd; gelijk de tinnen noodmunten, toen aldaar geflagen, nóch getuigen zijn der groote fchaarsheid van gangbaar geld, geduurende haare belegeringe. De heuchelijke uitreddinge van Alkmaar zal niet weinig toegebragt hebben, om de^ moedeloosheid van Sonoij, 's Prinfen Stad-s houder in 't Noorderkwartier, merkelijk optebeuren. Want, eenige weken vroeger, fchreef hij aan Oranje een' mistroofngen brief, Van den jand rlaten , :n 8 ftober. Mismoeig fchrijen van onoij.  a8 VADERLANDSCHE XXIV. Boek. Aanmer ielijlc ant woord van den Fries op dien brief. brief, klagende over gebrek aan krijgs-en mondbehoeften en van foldaaten, daarenbo. ven vreezende voor muiterije, zoo de bezoldinge over den vervaltijd achterbleef. Ook meende hij, dat men eene fchans op Texel leggen moest, eer dit door den vijand zelvea gefchiedde: in welk geval de vaart naar de Maaze en de gemeenfehap met Zuidholland zou afgefneden zijn. Ten laatden verklaarde hij, dat men het, in den tegenwoordigen toedand, niet langer harden kon , indien de Prins geen vast verbond met eenige Mogendheden maakte, en bekwaam ontzet •voor handen hadt. Oranje zondt hem een 'rustig en Godvruchtig antwoord, betuigende, een zoo vast verbond met de Alleropperfte Mogendheid gemaakt te hebben, dat hij geenzins twijfelde, of hij en allen, die op den heere vastelijk betrouwden, zouden ten laatden door Zijne geweldige en magtige hand, tot fpijt der vijanden, ontzet worden: waarom hij Sonoij en anderen erndelijk verzocht, alle ijdele vreeze afteleggen, het manlijke hart, voorhenen bewezen, ten allen tijde te behouden, en zich met vlijt van hunnen pligt te kwijten. Zulk antwoord, indien al niet Staatkundig, ten minden zeer Godsdiendig, was recht gefchikt, om kleinhartigen, in dezen tijd van benaauwdheid, met moed en hope te vervullen. Zeker gaat het, dat 's Prinfen vertrouwen op den Allerhoogden, zonder wiens zegen de geheime onderhandelingen met aardlche Mogendheden ook geen voorfpoed hebben konden, niet ijdei was. r Dit  XXIV. Boek. HISTORIE. 29 Dit getuigen, behalven 't gemelde ontzet van Alkmaar, zoo de mislukte pogingen der \ Spanjaarden, om, door listen verrasfinge,1 zich meelter van Medcnblik en Enkhuizen j te maken, als de inneminge van Geertrui- * denberg door de Nasfaufchen, op den eenendertigden van oogstmaand, en vooral < de overwinninge op de Zuiderzee, vier da-v gen na 't opbreken van 't beleg van Alk-v maar behaald. De Graaf van Bosfu hadt,T dezen zomer, eene vloot van achttien fche- c pen doen uitrusten, welke daarna tot om- \ trent dertig vermeerderd is. De Nasfaufche vloot was omtrent vierentwintig zeilen derk. Over de eerde hadt Bosfu zelf, als Admiraal, het bevel; en Kornelis Dirkszoon over de andere. De onzen zochten de vijandlijke fchepen aanteklampen; doch Bosfu poogde hen te ontwijken. Niet voor den elfden van wijnmaand raakte men recht handgemeen. Toen enterde onze Admiraal het fchip van Bosfu, dat den naam van Inquifitie voerde, en ten laatden aan den grond raakte. Den geheelen nacht door, was het gevecht hevig. Bij 't fchemerlicht, ^ klauterde Jan Haring bij de takels op, en! rukte de vlag van den fteng des Admiraalschips. Omtrent den middag, befloot Bosfu, wiens overige fchepen of genomen of verjaagd waren, zich bij verdrag overtegeven, bedingende 't lijf voor de zijnen en voor zich zeiven eene Graaflijke gevangenisfe. Het verdrag werdt bekrachtigd door Sonoij, en door de Staaten van 't Noorderkwartier ; die onlangs, op raad van Oran. De vijüdlijkeauflag op ledenlik en nkhui2n mis- llt. Geer■tlitïen» ordt ge- onnen. Over- innmge p de uiJér- I*. Bosfn ?ordt geangengelomen.  Oor- fprong der Gekotninit"teerde Raaden van 'c Noorderkwartier*Bosfu blijft te Hoort gevangen. 3o VADERLANDSCHE XXIV. Boek. Oranje, hadden vastgefteld, eene gewoonlijke vergaderinge van gemagtigden uit de Vroedfchappen der fteden te houden, welke, naderhand, de vergaderinge der Gekommitteerde Raaden van West friesland en 't Noorderkwartier genoemd is, en te Hoorn haare zitplaatfe bleef houden. In deze ftad werdt Bosfu gevangen gezet, en, omtrent drie jaaren, gehouden. De Admiraliteit van , Noordholland vereeuwigde de gedachtenisfe van deze overwinninge door het doen munten van een' penning, op welks eene zijde dit opfchrift: Christus is 't plegt-anker onzer hope; en aan de andere: ae inquifitie verderft zich zelve door al te naauvkeurig onderzoek, met zinfpelinge op den naam van 't Admiraalsfcbip. Na dat Sonoij bericht van 't behaalde voordeel aan de Staaten van Holland gegeven hadt, werdt door 'tgeheele Land, op hun bevel, een algemeene vasten biddag gehouden, om god voor eene zoo zonderlinge en belangrijke overwinninge te danken. Wanneer Volken en Veldheeren den voorfpoed van hunne zegevierende wapenen alleenlijk aan eigen moed en dapperheid, of overmagt, toekennen, worden zij niet zelden te fchande gemaakt; terwijl de ondernemingen van hun , die op den Godlijken bijftand wachten, en dien verheffen , met een heilrijk einde bekroond worden. Het laatfte bleek in de verlosfinge van Middelburg en Leijden; het eerfte in Bosfu en Alva. Met de befchouwinge van^het eene en andere, moeten wij ons, in 't verdere beloop van dit boek, bezig houden.  XXIV. Boek. HISTORIE. 31 Bosfu hadt zich verlaten op de meenigtc en bezeildheid zijner fchepen, en op d« kracht van zijn gefchut; doch zijne vlooi werdt overwonnen, en 't Hoornfche weeshuis was nu zijn kerker. Ten tijde dei uitrustinge van die vloot, bevondt zich Alva teAmfterdam; doch merkelijk veracht, zoo wegens zijn dringen op 't innemen van vreemde bezettinge, als om dat hij niet voldaan hadt aan 't verlangen van die ftad, welke, ter belooninge van haare getrouwheid aan den Koning, eenige nieuwe voorrechten begeerde. Bemerkende den haat, welken hij zich, ook hier, op den hals gehaald hadt, en vreezende voor eenigen oploop, mede uit hoofde der zwaare fchulden, waar in hij zich in deze ftad geileken hadt; befloot hij heimelijk te vertrekken, zonder iemand te betalen. Die fchulden zou hij hebben kunnen voldoen, indien de Algemeene Staaten hadden willen verftaan tot het opbrengen van twee millioenen in 'tjaar, doch waar tegen de Staaten van Holland zich openlijk aankantten, hen vermanende, den dwingeland met geen geld te ftijven, noch hier door hun eigen bederf te bewerken; liever behoorden zij aan de Hollanders de hand te bieden: waar toe zij naauwlijks het vierde deel, van't gene hun nu afgeëischt werdt, behoefden te hefteden, wanneer het Vaderland haast in ruste en den voorigen welftand herfteld zou zijn. Ten zelfde tijde, kwam, op naam van Oranje en der Staaten van Holland en Zeeland, een uitvoerig fmeekfchrift aan den Ko- Alv» verirsït uit A«iiterdam,en laat zijne fchuldeis- fehers zuchten. Die ran Holland verzetten zich tegen 't opbrengen van geld ten zijnen behoeve. Smeefcfchrift ui Filips tegen Alva.  2 I c e c ( L. de Rcquc- ' fens, A1-] va's opvolger, • komt te j Brusfel. I Alva tracht hem tegen de i Kederlan- i ders iutenemea. Bij draagt het bewind over, den ,9 Nov. a VADERLANDSCHE. XXIV. Boek. Loning in 't licht, waar in Alva's geweienarijen met lïerke verwen afgemaald^zijn, n de Koning verzocht wordt, een èinde [aar van te willen maken, als mede, het ■reemde krijgsvolk te doen vertrekken. Gelukkig voor Nederland, dat Alva zelf velhaast vertrok. De Koning hadt, in zijie plaatfe, tot algemeenen Landvoogd beloemd Don Louts de Requefens; die, in lachtmiand , te Brusfel kwam , en met rroot betoog van blijdfehap ingehaald werdt. houwens men hadt, hier, een gunlïig /ooroordeel hem aangaande opgevat ; en, jij zijne aankomfle in de Nederlanden, joogde hij zich aangenaam bij 's Lands Staaten te maken, Alva zocht zijnen opvolger te bewegen, om in de maatregels, ot nu toe gevolgd, te treden; hij teekenie de tegenwoordige smptenaars als onervaren of ontrouw, en't volk als kettersch of wedcribanniiig; hij poogde Requefens inteboezenien , dat de Staaten allen in den tienden penning bewilligd hadden, en dat zij, niet hij, de fchuld van de daar uit ontftaane beroerten hadden; ook wilde hij zijnen opvolger bedujden, dat de groote gebreken in de rechtsoefeninge door geen Nederlandfche rechters te herftellen geweest waren, en dat hij zich daarom van Spanjaards bediend hadt; noch wist hij Requefens te bewegen tot het in ftand houden van dien gevloekten Raad der beroerten. Twaalf dagen verliepen 'er, eer Alva, in den Raad van Staate, 't bewind van krijgsen regeeringszaken aan zijnen opvolger over-  XXIV. Boek. HISTORIÉ*' 3 overdroeg; doch hij bleef noch re Brus fel tot den aehtcienden van wintermaand niet zonder eenig misnoegen des nieuwe. Landvoogds, Hij nam zijnen weg, te ian de, tot Genua toe, en van hier, te water, op Spanje. NaauWlijks was hij te Alcalc de Henarez aangekomen, of hij kreeg een onverwachten last van den Koning, dai Don Fredrik, die met hem naar Spanje verreisd was, niet ten Hove komen mogt, maar zich naar elders te begeven hadt, er dat Joan de Vargas, die beruchte Bloed raad, vijf mijlen verre van 't Hof blijver zou. Alva kwam dan alleen te Madrid, doch mistrooltig, en werdt noch droeviger, na dat hij den Koning begroet hadt, Aiva vertrok, twee dagen laater, naar zijr Hertogdom. Het gerucht derhalven, ir Nederland verfpreid, van Alva's ongunftig onthaal bij Filips, was welgegrond. 'Niemand kon 'er iet met meerdere zekerheid van weten, dan Hopperus, die, in zijne noch onuitgegevene brieven, dit rondeiijk meldt; daar bijvoegende, dat hij den Hertoge een bezoek gegeven hadt, doch hetzelve in 't vervolg minder, dan iemand, zou kunnen herhalen. Hij voorzag, mogelijk , dat zulks den Koning onaangenaam zijn zou; naardien Filips de naakte waarheid van alles, wat in de Nederlanden, onder Alva's bewind, gebeurd was, begeerde te weten, en hem naar recht wilde behandelen. Hopperus kon 'er nu niet meer van zeggen; maar hij fchreef, naderhand, aan Viglius van Aijtta, dat AU'a, die zich in IV. Deeï.. C Spaü- ) i l Kom* bij den Koning, den I April -574. doch it in Spanje1 niet zeer welkom.. Den »ê JUnii  34 VADERLANDSCHE XXIV. Boek, i Komt wederom Sn 's Koning:» gunft'e. Sterft in Portugal. Eenige trekken van Alva'i karakter. k t r 5pan]e gouden bergen beloofd hadt, in de ïiterfte verlegenheid was, ziende, dat%Kolings genegenheid ten eenemaal van hem ïfgekeerd was; dat anderen hem met alle sdemachtinge behandelden; dat alles naauwkeuriglijk in gereedheid gebragt wierde, om de waarheid te onderzoeken; terwijl 3e Koning, ten dien einde, den Bislchop iran Cordua , die geen vriend van Alva was, naar Madrid hadt doen komen. De verdere bijzonderheden zijn niet aangeteekend; ook niet, cf de oude Landvoogd de fchuld zijner misbedrijven, geüjk men te Brusfel vermoedde, getracht hebbe op Vargas en anderen te werpen, Zeker is-'t, dat Alva, noch eenigen v]d 's Konings ongenade, zelfs in de gevangenüfe, ondervonden hebbende, ten laatüen het bewind over 't leger kreeg, dat naar Portugal gezonden werdt, onv Filips van de Portugeefche kroone te verzekeren. Hier zijnde, overleedt de Hertog van Alva, te Lisfubon, den twaalfden van wintermaand des jaars 1583. Vrienden en vijanden fchreven veel tot Al. va's lof en verachtinge. De meefte Spanjaards, en die het met hun hielden, verzwijgen of verfchoonen zijne misdaaden. Sommigen echter fchilderen hem af, als wreed en ruw van aart en aanfehouw, verwaand in vrede en veel meer in den oorlog , tegen zijne minderen ftreng en ftuurs, omtrent zijns gelijken trotsch en hoovaardig, onverzettelijk in voornemens, onverzoenelijk in vijandfehap, bloeddorftig en wraakgierig. De vrijheidminnende Neder-  XXIV. Boïk. HISTORIE. 35 derlanders verfoeijen hem, en te recht; doch zonder, altijd, onder 't oog te houden, dat men het goede zelfs in zijnen e>g!ten vijand niet behoore te miskennen. Door eene pefeninge van meer dan vijftig jaaren hadt de Hertog groote kundigheden in 't ftuk van oorlog opgedaan, en zijne krijgsbedrijven in'italien, Spanje, Portugal, Vlaanderen, én elders, verworven hem veel roems. Dan, of hij, naar waarheid, geprezen worde als een der grootlte Ve!d« heeren van zijnen leeftijd, is twijfelachtig, zelfs naar 't oordeel van Keizer Karei, die, na dat hij hem den titel van Generaal gegeven hadt, zich minder van hem, dan van anderen, in veele gewigtige ondernemingen bediende. Een van Kareis Hovelingen noemde denllertog van Alva, in 't opfchrifc van een' brief, Generaal van 'sKonings troepen in 't Hertogdom Milanen ten tijde van vrede , en Grootmecfter van 't Huis zijner Majesteit in tijd van oorlog. Welke befchimpinge, naderhand, aan dien Hoveling zijn hoofd kostte. Indien hij elders blijken van Staatkunde gegeven heeft, zekerlijk niet in de Nederlanden. Zijne brieven, die noch te Befan^on en onder de gedenkschriften van Granvelle bewaard worden, mogen bewijs van zijn verheven vernuft en altijd werkzaamen geest in 't beramen van groote ontwerpen, gelijk men verzekert, opleveren; zijne verrichtingen in de Nederlanden waren, zonder twijfel, verre af van Staatkun-j dig te zijn. Aanftands bij 'taanvaarden der) Landvoogdije, maakte hij zich gehaat door C 3 'tons? Zijne krijgsktltt" de. Staat» iur.de. Staattindigéïisflag.ij.,  36 VADERLANDSCHE XXIV. Boek. TJit Madrid , den 25 Dec. 35C9. 't onthoofden der Graaven van Egmond en Hoorne, onder de Nederlanders zoo zeer geëerbiedigd; en, federt, door het onbezonnen dringen op den tienden penning. De oprichtinge van den Raad der beroerten was onftaatkundig ; en niet minder, dat hij tot de rechtsoefeninge, hier te Lande, liever Spanjaards en Italiaanen, dan inboorlingen, gebruikte. Wanneer Viglius van Aijtta zijne billijke klagten hier over aan Hopperus gefchreven, en gevraagd hadt, of Vargas ook in Spanje, gelijk hier, voor een' Solon gehouden wierde, kreeg hij van zijnen vriend dit boertig antwoord: „ het is zeer gevoegelijk, dat aan ons, die • onbefchaafd, ongelêerd en aan barbaarfche wetten gewoon zijn, zoodanigen voorgetrokken en als nieuwe wetgevers gefteld worden, die in eene zachtere luchtltreek geboren zijn, in alle befchaafde wetenfchappen , zedigheid en geleerdheid opgevoed zijn, en, tot het kennen van rechten en wetten, geen Latijn of Grieksch , geen wijsgeerte of wat meer van dien aart is, noodig hebben, maar die in dezelfde taal, wélke zij in de wieg van hunne minne hoorden, ook in de fcholen hunnen leeraar hoorden, wiens lesfen zij, geduurende hun gantfche leven, als wetten gebruiken, zoo dat het onnoodig zij, het Kanonijke recht en de Romeinfche wetten te verftaan. Op dat men nu de allerbesten van dit flag van menfchen verkiezen kon, om naar derwaards te komen, heeft men 'er gevonden, die uit den Raad gezet, en genoodzaakt wa-  XXIV. Boek. HISTORIE. 3 waren geworden, voor een' tijd lang, hu vaderland te verlaten en zich naar eldei te begeven, 't gene gij weet alleenlijk h( lot der beste en heiligde mannen te zijn' Was het een blijkvandoorzichtigeStaatkur de in Alva, dat hij, die zelf hier een vreerr deling was, ook liever den raad van vreem delingen in 's Lands bellier opvolgde, da van zulken, die de geaartheid en zede des Nederlandfchen volks, op 't naauwkeu rigfte, door langduurige ondervindinge, ken den, en hem de gematigdheid boven ftreng heid aanprezen, onder verzekeringe, da hunne Landgenooten wel geleid, maar geen zins gedwongen, willen worden. Hadt Al va naar dezen geluillerd, niet naar een Vargas, die zich niet ontzag te zeggen dat Nederland door malle bermhartigheü verloren ging ; de beroerte zou niet zoi hoog geloopen hebben, 's Konings belan zou'beter behartigd, en Alva's naam min der gehaat zijn geweest. Men kan echte niet ontkenhen , dat de Hertog dikwijl billijke bevelen, omtrent 's Lands en ' fledelijke bellier, gaf, ook ter verlichtin ge der ingezetenen., maar dat dezelve o in 't geheel niet gehoorzaamd , of flech uitgevoerd wierden; terwijl hij onvergeef lijk flap was in 't houden van zijne Spaanfche aanhangelingen bij hunnen pligt. Er waarlijk, men zal moeilijk een Hechter bellier konnen vinden, dan 'er, in dien tijd. aan de Spaanfche zijde was, zoo wel in '1 burgerlijke en krijgskundige, als vooral in de geldmiddelen. Het Hof was altijd C 3 arm, 7 n s tt 1 1 t » > r 5 r 5 £ Zijn 0 gaede ba- ' velen 'worden flec.ll uit- '■ gevoerd , i vooral door deizelfs aanhangelingen.  S8 VADERLANDSCHÈ XXIV. Boek. Misbruik van 's Lmds gold. Viglius van AijcUi A Iva'i •wreedhei. omrent de Nederlanders, riij be roemt 'c: aicb. over arm, hoe veel de ingezetenen ook opbragten; elk amptenaar roofde en pionderde, zoo veel hij kon, om zijne beurze te vullen; zelden kwamen de afgezonden gelden in de rechte handen; zelden werdt 'er een bevel gegeven, dat niet achtergehouden, of tot bijzonder voordeel verdraaid werdt. Of Alva deze ongeregeldheden oogluikend gedoogd hebbe, dan of de beroerde omiiandigheden hem buiten ftaat ftelden, dezelve te beletten, is onzeker ; maar dit blijkt, dat Alva, in bijzondere gevallen, daar toe nimmermeer eenigen last gegeven heeft, doch in tegendeel alzins getracht, zulke ingezetenen, die, naar zijn begrip, den Koning getrouw waren, van overlast te bevrijden , en van zijne infchikkelijkheid, in fomrmge gevallen gebleken, duidelijk te overtuigen Bij den aanvang zijner Landvijogdije, zocht hij wel zich den lof van voorzichtigheid en zachtmoedigheid te verwerven, die hem -ook door eenen der kundigilen en bedaardften onder de Spaanschgezinde Nederlanders toegezwaaid wordt; doch zachtzinnigheid was, naderhand, de hoofdtrek van zijn karakter niet, neen maar maatelooze getirengheid en ongehoorde wreedheid, waar van zoo veele duizenden Nederlanders, Roomfchen zoo wel als On~ roomfchen, wier bloed noch om wraake roept, getuigen waren. Men geeft hem na, dat hij, op zijne reize uit de Nederlanden naar Spanje, zich beroemd zou hebben geduurende zijn zesjaarig bewind, achttien duizend en zes honderd menfchen, om  XXIV. Boek. HISTORIE. 39 om 'c geloof en de beroerten, door beuls handen te hebben doen ombrengen: welk getal, door anderen, op veertig duizend en meer begroot wordt. Indien men de vonnisfen van Alva en'zijnen Bloedraad, zoo verré die tot onze kennisfe gekomen of reeds gedrukt zijn, wil raadplegen, zal.men bevinden, dat eene zeer talrijke meenigte Nederlanders, toen, wegens zucht voor Godsdienst en Vrijheid, of op 't fchavot hun leven verloren hebben, of ten Lande uitgebannen zijn, of de verbeurdverklaringe van alle hunne bezittingen ondergaan hebben. Kort voor zijn vertrek van hier, gaf hij noch nieuwe blijken van zijne loosheid en ontrouwe. Om minder ondanks in Nederland achtertelaten , of om zich in Spanje gemaklijker te verantwoorden, poogde hij. gelijk wij gezien hebben, foortgelijke maatregelen , als hij zelf gevolgd hadt, ooi, aan Requefens fmakelijk te maken; en, ten einde, na zijn vertrek, hier een' merkelijken invloed op 's Lands bellier te behouden, begaf hij verfcheiden openilaande ampten, buiten weten van zijnen opvolger , en vervroegde de dagteekeninge dei lastbrieven, tot voor den tijd, waar op hij de Landvoogdije hadt afgedaan. Ten be.fluite, gelijk zijne aankomde alle weldenkenden met fchrik vervulde, en zijn ver blijf de rampen van ons Vaderland, eiken dag, vermeerderde, zoo zag men hem met blijd-fchap. naar Spanje wederkeeren, en zijn graf in Portugal vinden; zonder dai een eenig Nederlander, die prijs op VrijC 4 heic Zijne loosheid en óntrouw-C.  4Q VADERLANDSCHE XXIV. Boek. Staat des Lands bij den aanvang der Landvoogdijevsn Regueleuf. Hij tracht Middelburg te ontzetten. NoodmuntenGebreken bon. gersnood. Aanflekendeziekten en pest. Requefcns krijgt ■er berichc van , door de Regeeringe, den li en s8 Decemb. ?J73, heid ftelde, dien bloeddorftigen wreedaart oojt te rug begeerde. Zijn opvolger vondt'sLandsgemeenefchatkist ledig tot den bodem toe; 't krijgsvolk morrende over wanbetalinge; de Scaaten ongezind tot het opbrengen van geld; 'tgrootlle en voornaamfte deel der ingezetenen onvergenoegd over 't Spaanfche bewind; de Nasfaufchen fchier meefter te water, en de meefte lieden van Holland en Zeeland in hunne magr. Kort na 't aanvaarden der Landvoogdije, ondernam Requefens Middelburg te ontzetten; dat hem mislukte. De nood der ftad was onbefchrijflijk groot. Het gebrek van gewoon geld was eenigzins te verhelpen door noodmunten , maar niet dat van mondbehoeften. Men mengde het meel met lijnzaad; men voedde zich met paardenvleesch, honden, katten, ratten, muizen, indien- men die noch kon magtig worden: want één hond kostte een' daler, ééne rat vijftien Huivers, en ééne muis twee Huivers. Volgens oude overleveringen betaalde men voor één pond brood zes fchellingen, en voor één pond paardenvieesch twee fchellingen. Bij den hongersnood kwamen zwaare ziekten, en zelfs de pest; zoodat, in den tijd van twee maanden, vijftien honderd zesenzestig menfchen ftierven. Geen wonder, dat de Regeeringe, door haare afgevaardigden, aan Requefens Jiet vertoonen de uiterile benaauwdheid, waar in de' ftad zich bevondt, met bijvoeginge, dat niemand van de gemeente, 't zij rijk of arm, langer raad wist, om 't leven te onderhouden.  XXIV. Boek. HISTORIE. 41 den, en dat, zoo 'er zonder uitftel geen onderlknd kwam , alle menfchen moesten fterven, en de ftad in de handen van 'sKohings vijanden komen zou; tevens verzoekende, om M weten, hoe zich de ftad in dezéfl uir r u i nood zou moeten gedragen, indien men aan dezelve geen hulpe kon bezorgen. Ook zondt Christoffel de Mondragon, Gouverneur van Middelburg, brief op brief aan den Landvoogd, met bericht, dat de ftad flegs weinige dagen te houden wa>, inden 'er geen fpoedig ontzet en toevoer van mondbehoeften kwam. Uk de brieven, die hem ter hand kwamen, want de meefte werden door 's Prinfen vrienden onderfchept, en uit het mondelijke verflag in naam der Regeeringe, was Requefens te wel onderricht van den jammervollen toeftand der ftad, om niet alles te beproeven , wat hij dienftig oordeelde tot haar ontzet, waar door te gelijk zijn eigen roem bij den Koning en alle Spaanchgezinden ongemeen rijzen zou. Te Antwerpen was eene talrijke vloot in gereedheid gebragt, honderd zeilen fterk, beftaande uit groote en kleine oorlog-en voorraadfehepen. Requefens fchifte dezelve in twee fmaldeelen, die langs den ooftelijken en westelijken arm der Schelde moesten opzeilen, en zich voor Zuidbeveland, tegen over Walcheren, bij Borsfele wederom vereenigen. Het opperbevel der geheele vloote werdt opgedragen aan den Heere de Glijmes; Sanchio d'Avila en Adolf van Haamftede hadden 't bevel over de C 5 der- en door Mondra • gon. Spaanfche vloot, et haare hoofden.  42 VADERLANDSCHE XXIV. Boek. Zeeuwfche onder bevel van L van Boifot, of, volgens zijn eigen handteelten,Louis de Boijfot. Den ai Janu2rij. dertig groote fchepen;-Juliaan de Romero bevondt zich bij de overige ; Requefens zelf begaf zich te lande naar Bergen op den Zoom, om bij de band te zijn tot het geven der noodige bevelen. De Prins van Oranje was nu te Viisfingen ; en 't berichtfehrift, door Requefens aan Romero gegeven, in handen gekregen hebbende, nam r.ij zulke maatregels, die meest gefchikt waren ter verijdelinge van 't Spaanfche ontwerp. Het eene gedeelte der Zeeuwfche vloote plaatfie hij bij Reimerswaal, onder 't bevel van den Admiraal Lodewijk van Boijfot; het andere gedeelte bleef nabij Viisfingen, maar was Hecht bemand, en noch niet gereed, om den vijand aantevallen of aftekeeren. Van hier de bekommeringe van Oranje, wanneer bij veerden of vijftien fchepen naar Viisfingen zag naderen. Hij zondt in haast eenen bode naar Borfot, met Jast, om aan hem vier van' de kloekfie fchepen toetezenden, en Helde alle mogelijke orde, oin 't gevreesde onheil aftewenden. In dezen zorgelijken toeHand , zocht de Prins zijne fierkte in 't gebed tot god, dat alhaast in dankzegginge veranderd werdt, op de tijdinge, dat de Spaanfchen verder afgeweken waren, en 't anker uitgeworpen hadden. Boijfot, zich verlegen vindende over 's Prinfen boodfebap, en vreezende zijne vloot, door 't gemis van vier fchepen, te zullen verzwakken, neemt een rustig befluk, niet langer aftewachten , wat de vijand doen zou, maar hem eerst aantetasten. Zijne geheele é vloot  XXIV. Boek. HISTORIE. 43 vloot maakt zeil, en ontmoet de Spaanfche. De Zeeuwen vermanen malkanderen'J tot ftrijden voor 's Lands behoudenisfe. v Requefens, die op den dijk van Schakerloo ftondt, om den flag te aanfchouwen, moedigt de zijnen aan door beweginge met den hoed. In den aanvang van 't gevecht, dat flegs twee uuren duurde, doch zeer warm was, fchenen de Spanjaards te zullen overwinnen. Zij klampten het Zeeuwfche Admiraalfchip aan; Glijmes werdt 'er meefter van; Boijfot was nu in 's vijands magt. De Zeeuwen dit merkende, enter-* den 't fchip, waar op Glijmes was, eiii noch negen andere fchepen. Te voren c hadt Boijfot in den ftrijd één oog verloren; nu fneuvelde Glijmes. Zijn fchip geraakte aan den grond, en werdt door ingeworpen vuur verbrand. Romero zocht het gevaar ta ontzeilen, zettede zijn fchip aan den grond, fprong over boord , en zwom met zijn volk aan land. De overige Ichepen, onder zijn bevel ftaar.de, keerden naar Bergen te rug. In de hitte van 't gevecht, was de woede zoo groot, dat de Zeeuwen aan de levenden geen lijfsgenade gaven, en de halfdooden over boord wierpen, zonder zich tijd te geven, om de gouden ketenen en andere kostbaarheden aan de Spaanfche Edelen te ontnemen. Requefens, met zijn Hofgezin, hadt dit alles van verre aangezien, en poogde Romero noch te trooften, wanneer deze, nat en bemodderd, op den dijk bij hem kwam. Groot en belangrijk was deze overwinninge. Ne-' Gevecht isfcheu e beide oocen. * • e Zeeu- ren bealen de verwininge. Den anuarij. j  44 VADERLANDSCHE XXIV. Boek. Tïooge nood te .Middelburg. ïlondragon word( gedronget tot de ©vergave. Den 5 Februari}. Zijn briei valt in 'sPrinfen handen , die hem den tijd van vier dagen geeft, on zich op de overgave te bera» j den. Negen Spaanfche fchepen, wel van gefebut' voorzien, werden te Viisfingen en Vere opgebragt. Nu was Boijfot. bedacht, om fommige fchepen zijher vloote naar Viisfingen te zenden , ten einde, des noods, aan d'Avila het hoofd te helpen bieden; doch deze, de tijdinge der nederlaage van Glijmes vernemende, zeilde naar Antwerpen, niet zonder fchade en fpijt, maar ten nutte voor Middelburg. Men vermoedde wel, dat de onderneminge der Spaanfchen, om de ftad te ontzetten en fpijzigen, mislukt was ; doch zekere berichten ontbraken. Midlerwijl kwam de nood op 't hoogfte. Burgers en krijgsknechten werden wanhopig, en drongen bij Mondragon aan op de overgave. Hij fchreef aan Requefens den tegenwoordigen ftaat van Middelburg, en dat men zelfs geen voorraad van lijnzaadkoeken hadt, langer dan voor tien dagen. Ook begeerde hij den last des Landvoogds te weten, wat te doen, bij de overgave der ftad, met de koopwaaren en goederen der ingezetenen, of men die verbranden en vernielen zou, op dat de vijand 'er geen genot van hebben kon; 'tgene hem echter niet redelijk voorkwam. Requefens miste de gelegenheid, om op dien brief te antwoorden. De Prins kreeg denzelven in handen, en te gelijk de gelegenheid, om aan Mondragon te laten zeggen, dat men noch vier dagen tijd aan de ftad gaf, om op onderhandelinge ter overgave te denken. Deze boodfehap hadt ten gevolge, dat de Gouverneur, na hier over met de Regeerïnge gefproken te heb-  XXIV. Boek. HISTORIE. 45 hebben, aan den Prins zijne gezindheid toth het beginnen der onderhandelinge te kennen g gaf, doch vrijgeleide voor den bode ver-« zocht, welken Mondragon aan Requefens wilde zenden, om diens welbehagen omtrent de overgave te vernemen. Dit verzoek wees de Prins van de hand, als niet gevoegelijk in den oorlog, noch ook gebruikelijk, en zelfs befpottelijk,- want hij zal 'tgevaar, in 't geven van uitltel gelegen, wel doorzien hebben. De gemagtigden van Oranje, nevens die van Mondragon en der Middelburgfche Regeeringe kwamen, op't kasteel Rammekens, in onderhandelinge. De voörnaarafte punten van 't verdrag tusfchen de afgevaar- J digden van Oranje en Mondragon, den acht-v tienden van fprokkelmaand aldaar gefloten,Jj en toen' of den volgenden dag door deni Prins en den Gouverneur van Middelburg bevestigd, Hepen hier op uit: Mondragon zou, met zijn voetvolk, dat den Prinfe niec zou willen dienen, Middelburg en Arnemuiden verlaten, zonderde tegenwoordige verfterkingen aftebreken, of eenig gefchut, kruid en lood, fchepen, goederen en koopmanfchappen medetenemen; Mondragon hadc op zijne trouwe ie beloven, weder in 'sPrinfen handen te komen, indien hij binnen twee maanden niet uit de gevangenisfe deedt verlosfen Marnix van Aldegonde, Jakob de Rijk, en noch drie anderen; de zoetelaar9 en eenige andere perfoonen moeiten de ftad ruimen, doch de prielters en monniken, zoo zij wilden, konden met hunne eigene-; kleederen vertrekken; de Prins zou goéde or- Onder- andelinen daar ver. Het verrag van vergave 'ordt geotenen 18 ebrnarij.  46 VADERLANDSCHE XXIV. Boek. Verkla- ringc,vat den Prim aan de Kcgeeringe van Middelburg gegeven. orde ftellen, dat zij, die Walcheren verlaten zouden, aan den Vlaamfchen kant overgezet wierden; en , om verzekerd te zijn van 't volbrengen dezer punten, zouden wederzijdfche gijzelaars gefteld worden. De afgevaardigden uit de Regeeringe bericht gebragt hebbende van 't verhandelde op Rammekens, werden drie Heeren afgezonden, om, naar den inhoud eener volmagt, de onderhandelinge met den Prins voorttezetten. Hoedanig de uitflag daar van geweest zij, blijkt uit 'sPrinfen verklaringe, .den negentienden der gemelde maand te Viisfingen geteekend, en hoofdzaakiijk van dezen inhoud zijnde: „ Hij hadt de fchriftelijke en ootmoedige verzoeken door die van Middelburg, den voofgaanden dag gedaan, gehoord, en hij verkoos Christelijke genade boven geftrengheid, uit mededogen over de uiterfte ellende, honger en armo'ede, waar in Middelburg en haare burgers gevallen waren; de burgers, die den Prinfe van 'sKonings wegen den eed wilden doen, zouden lijf en goed behouden, zonder verwijt over voorgaande zaken; zeker getal burgers uit Zierikzee, Viisfingen en Vere, zou binnen de ftad trekken, om 't krijgs - en fcheepsvolk daar uit te keeren; de Prins was gezind, den haat van andere fteden tegen Middelburg door gevoegelijke middelen wegteruimen; tien van hun, die den eed weigeren zouden, kon hij, naar zijne keuze, in verzekerde bewaringe houden, tot dat zij, door welk middel het ware, de Burgemeefters van Haarlem met andere burgers, ten gelijke ge- t»-  XXIV. Boek» HISTORIE. 47 tale, uit de .gevangenisfe zouden hebben doen verlosfen; die van Middelburg konden, gelijk te voren, hunne koopmanfchappen drijven, en der ftads rechten en voorrechten genieten en gebruiken binnen de grenzen van haar rechtsgebied; de Prins behieldt aan zich, om die van Vere, Viisfingen en Arnemuiden van zulke voorrechten te voorzien, als hij, naar verdienfïen, ten meeire nutte van die plaatfen en van 't gemeene Land, zou vinden tebehooren; bebalven de driemaal honderdduizendguldens, in 's Printen naam te voren geëischt, moeiten de burgers, tot onderHand van den tegenwoordigen oorlog, en om den vijand des Vaderlands te helpen verderven en verdrijven, zoodanige fomme betalen, als hij redelijk oordeelen zou, zonder hier onder te begrijpen de Spaanschgezinde landzaaten, met welken hij afzonderlijk wilde doen handelen; van de koopm'anfchappen of geeftelijke goederen moest niets verminderd of weggemaakt worden, en 't verholen goed, toebehoorende aan geeftelijken en anderen, die zich buiten het eiland onthielden, moest op lijfftraffe te voorfchijn gebragt worden; belangende het verzoek door de Burgemeelters gedaan , ten einde de burgers, voor dezen tijd vertrokken zijnde, wederom tot hunne goederen zouden mogen keeren, dezen konden zich met een fmeekfchrift bij den Prins vervoegen, die'er, naar behooren, op antwoorden zou; wat betreft het verder verzoek van de Burgemeefters, ten opzichte van de prieilers en monniken, van den dienst en de goederen der kerke, als  J Deze verklaringe■wordt een CoktraÜ geheten , doch verkeerdelijk. Vertrel der Spa» fchen, ,S VADERLANDSCHE XXIV. Boek. ils mede omtrent de fchulden der ftad ter ;ake van dezen oorlog, de genoemde geeftelijken konden met hunne kleederen vertrekken, doch over de andere punten zou de Prins, bij bekwaame gelegenheid en na voorbaande onderzoek, in alle redelijkheid en tot der ftad en 'sLands meëfte nut, de noodige beftellinge maken"- Het verdient opmerkinge, dat die van Middelburg aan deze verklaringe den naam van een verdrag gegeven hebben, naardien de verklaringe door den Prinsalleen geteekend is, gelijk mij uit het oorfpronglijke (luk, dat noch onder de ftedelijke papieren bewaard wordt, duidelijk gebleken is; terwijl daarenboven, volgens de registers der ftad zelve, de gemagtigden bericht gegeven hadden, dat het oogmerk van den Prins niet was, eenig verdrag van overgave met de afgevaardigden van de ftad, betreffende haare burgers en inwoners, te maken, maar alleenlijk uit zijne eigene Vorftelijke genade te verkenen, 't gene hem goed dacht. De Wet en Raad, nevens de amptenaars, de hoofden der fchutterijen, en de voornaamfte poorters en ingezetenen, die, toen, op 't ftadhuis vergaderd waren, betuigden wel te vreden te zijn met het verhandelde do^r de gemagtigden der ftad, in die goede hope en een vast vertrouwen, dat de Prins hen en alle andere burgers wel handelen zou, en dat hij , op 'sKoningsnaam, de voorrechten en vrijheden der ftad zou vermeerderen, en niet verminderen. Volgens het gefloten verdrag en de gege'vene verklaringe, ontruimden Mondragon, zijn  XXIV. Boek. HISTORIE. 4< zijn krijgsvolk, de geeflelijkheid met haa hoofd, den onlangs aangeitelden Bisfchor. Johan van Stnjen, en veele Spaanschtrezinde burgers het eiiand Walcheren; Middelburg kreeg, den volgenden dag', eene bezettinge van Vlisfingfche en andere burgers; en de Prins kwam zelf eerstdaags binnen die fïad, om god openlijk voor zrjne gunde te danken, en de noodige hertellingen te maken, ter uitvoeringe van den verderen inhoud der verklaringe. Men kreeg nu te Middelburg,, dat bijna twee jaaren de uiterde benaauwaheid en een beleg van omtrent vijf maanden doorgedaan hadt, een' rijken toevoer van noodige le vensmiddelerj. Mondragon was edelmoedig geno< g, om bij Rcquelèns met veel ophefs te fp.eken van 'sPrinfen zachtmoedige handelwijze omtrent de Spanjaards en de burgers van Middelburg, zoo dat hij zelfs in eenige verdenknge kwam, of hij zich met Oranje verdaan hadde. Ook was Mondra gon, als een man van eeie, aan zijn woord gedachtig, om bij den Landvoogd aante houden op de luhlatinge van Marnix, de Rijk en dr.e anderen. In den aanvang, waren alle zijne pogingen ijdel. Hij drong echter zoo (turk aan bij Requefens op hun ontflag, dat de Rijk op vrije voeten geileld wierde, terwiil de overigen noch gevangen bleven. Op voorliag van den Prins, en onder zekere voorwaarden , veritoutte zich de Rijk, om uit Holland naar den vijand te keeren, en Mondragon te verpiigten' tot hec nakomen van zijne belofIV. Deel. D te, • den at Februari]. De Prins komt: binnen Mid- . delüuig, Mondra- ;on prijje aétn bij :Ic-n aud/uogd. Hij be- iverkc .Ie vrij- ' uid van f.kob de Kijk, ea .•an Mar- fildegon* ie.  5o VADERLANDSCHE. XXIV. Boek. Loon. Schaar heid var geld te Middelburg. Voorrechtendoor dei Prins,dl a ■ 9 , 1 Maart, aan Vlis üng n , Vere ea Arnemui den gefchouksn te, die, eindelijk, antwoordde, dar men Aldegonde Haken, of dac bij iet beiraan zou, waar van 'tganefche Land zou gewagen: welk dreigen zoo veel kiems op den Landvoogd hadt, dat hij, ook Marnix en de drie anderen in vrijheid ftel e. Te Brusfel, en in Spanje, befchouwde men de overgave van Middelburg als een treurig verlies; in Holland en Zeeland was zj tot groote vreugde; en de Staaten deden, ten .teeken van dankbaarheid, eenen gedenkpemsing munten, niet bij voorraad, gelijk een groot penningkundige giste, maar na 't bekomen der veilosiinge, welke haaren gezegenden invloed ook elders verfpreidde. De blijdfehap te Middelburg werdt mer- '■ke ijk getemperd, vooral door de fchaarsheid van penningen en 't bevoorrechten van andere lieden. De Regeeringe moest drie tonnen fehats opbrengen ; twee werden kwijtgefcholden; en noch hadt men groote moeite , om honderd duizend guldens te verzamelen. Dit gelukte echter, en deze fomme werdt volkomen afbetaald. De voorrechten, aan Viisfingen , Vere en Arnemüiden door den Prins gefchonken, n baarden veel opziens bij die van Middelburg , en naderhand groot ongenoegen. Het rechtsgebied over geheel Walcheren itondt, tot dezen tijd roe, onder den Rentmeefter Bewesterfchelde , als Hoogt ailliu; . doch werdt nu in drie deelen gefplitst , waar van de twee grootfie aan Viisfingen en Vere kwamen, het kleinite aan Mddelburg. Reeds tegen den negenden van louw-  XXn\ Boek. HISTORIE. 51 louwmaand waren Viisfingen en Vere, nevens Zierikzee, befchreven, om te Viisfingen Staatswijze te vergaderen; gelijk zij andermaal deden den tweeden van lentemaand, en dus na de ovegave van Mddelburg, zonder dat eenige afgevaardigden van deze llad aldaar verfchenen Arnemui* den , weleer een dorp onder 't gebied van Middelburg, werdt tot eene ftad verheven, en met andere voonechten befchonken. Dit alles gefchiedde coor den Prins, als 's Konings Stadhouier, op naam van Filips, met bewilliginge van Zierikzee, buiten weten en tegen den zin van Middelburg, doch ter belooninge van de dieniten, door de drie ■ bevoorrechte plaatfen aan de Vrijheid bewezen, en volgens 's Prinfen verklaringe, waar in die van Middelburg, bij de overcave der llad, genoegen hadden moeten nemen. Kort na 'c overgaan van Middelburg, fmeedde Oranje eenen aanflag op Antwer-, pen en andere lieden; doch die zoo wei-1 nig g-lukte, als cie toeleg van Noirkarmes,i om Gouda de Spaanfche zhde te doen kiezen, of van Valdez en Billij, om Delft en Medenblik te doen omflaan. Ook werden Hoorn en Enkhuizen vruchteloos opgeëischt, en de Spaanfchen (lieten het hoofd voor Purmerende; doch Woudrichem, Leerdam en Asperen werden door Ci iappin Vitelli in-" genomen. Die' en foortgeüjke verliezen te lande Werden rijkelijk vergoed -oor de voordee ' len, die op zee aan de onzen te beurt vieD 2 ien. Wede» ïijdlche unilagea >p ver. c ieide» ccdeü. Voorleden oy ;cc.  52 VADERLANDSCTIE XXIV. Boek De vloot uit Spanje blijft achttr. AlgeinetH pardon afge lond gff; doch zonder vrucht» Keqnefens heef geld noo «lig. len. Een gedeelte der Spaanfche vloote, welke te Antwerpen lag, werdt door de Zeeuwen genomen of verbrand. De OnderAdmiraal, Adolf van Haamflede, viel hun in handen, en werdt op Delft naar den Prins gevoerd. Het gerucht hier van, andere omftandigheden daar bij komende, kan veel toegebragt hebben, om de magtige vloote, welke, op raad van Requefens, in Spanje toegerust was, en van welke aldaar groote ophef gemaakt werdt . te doen achterblijven. Het is vermoedelijk, dat het Spaanfche Hof, welk zich in alles naar de begeerte van den Landvoogd fcheen te w/ilen fchikken, ook op zijnen voorflag befloot tot het doen afkondigen van eene zoogenaamde algemeene vergiffenisfe, hoewel n en over haaren invloed en uitwerkinge onder de Nederlanders, in Spanje, tusfehen hope en vreeze was. De uitkomst leerde, dat de Hollanders en Zeeuwen door eene ijdele vergiffenisfe niet te winnen waren, om andermaal onder 't Spaanfche juk te komen. Ook liep het in 'toog, dat Requefens, onder dezen glimp van genade, hen in de beurze (troffen wilde. Hij hadt geld noodig; uit Spanje kwam geringe onderftand; tut krijgsvolk vorderde betalinge; de algemeene Staaten weigerden de voldoenin e van de gevorderde twee millioenen 'sjaars, en het opbrengen van een' horde:dften pennirg-, en de Staaten van Brabant roodza^kren hem zijn voornemen te (taken, om, zonder hun verlof, aldaar geld bij wijze van leening te heffen; terwijl  XXIV. Boeit.. HISTORIE. 53 wijl zij ook raadpleegden, om alle bande, lingen van Alva re vernietigen. In Holland en Zeeland was het 'er zoo verre af, dat de Onroomfehen, volgens 't aanbod bij die algemeene vergiffenisfe, 'sKo nings genade wilden verwerven door te biechten en toe den fchoot der Roomfehe kerke wedertekeeren , dat zij nu meer te voorfchijn. kwamen, en in zomermaand hunne eerile kerkelijke vergaderinge of Synode te Dordrecht hielden, in welke ook eene kerkenordeninge vastgefteld werdt: terwijl de Staaten, eenige maanden laater, befloten, de Predikanten der Hervormden uit 's Lands gereedlte middelen re voldoen. De inhoud van die afgekondigde vergiffe nisfe en de uitdrukkelijke voorwaarde, dat men van 'c ituk der vrije Godsdienstoefeninge niet reppen mogte , werkten niet ■weinig mede', om de vredehandelinge te ftremmen en aftebreken. Requefens hadt 'er de eerite openinge van laten doen aan IVlarnix, en door hem aan den Prins en de Staaten. Na den dood van Noirkarmes, bediende zich de Landvoogd var. Ferdinand van Lannoij, Graave van la Roche, en Fredrik Perrenot, broeder des Kardinaals, om over den vrede met Holland en Zeeland te handelen. Ook werden jan van Matenes en Jan van Treslong tot dien einde naar Rotterdam, waar de Staaten vergaderd waren, uit Utrecht afgezonden. In Holland wilde men niet verder komen,, dan tot een ernftig verzoek aan den Koning , om 't vreemde krijgsvolk te doen D 3 ver- Kerft» Synode te Dordrecht. Don 16 Nqveuib» Handel over eene lie-vredi ginse met Holland en Zeeland zonder Se, volg.  s V n ï v v t t I ] ©ranje cockt on- . 4erftaod, J 1 •«rit in JKngeland, «aderkand In Frankrijk. * VADERLANDSCHE XXIV. ï!o*k. srtrekken, cn de Landen te laten regeeren aar den. raad der algemeene Staaten, wetglük beroepen, of ten minden eenen {tilltand an wapenen en 't vertrek van wederzijdsch reemd'krijgsvolk toete'.iaan: in wek geal de Staaten zich aL getrouwe onderzaaen wilden gedragen De Spaanfchen konten hier in geen genoegen nemen, en dus iep deze vredehandel vruchteloos af Sedert een' geruimen tijd, begreep Orane. dat een voordeelig verbond met Engeand of Frankrijk veel zou kunnen toerengen, om den oorlog tegen Spanje en einde te brengen. Vijf der kundigile :n ver rouwdfte mannen van dezen tijd, [ohan van der Does van Noordwijk, Willem van Zuijlen van Nijevelt, Lieven Keerfemaker, Adriaan Junius en Dirk van Bronkhorsr, kregen in last, der Koninginne van Engeland te vertoonen , waarom hier de wapenen tegen de Spaniaards opgevat waren, en onderftahd in volk en ge'd van haai te begeeren. Met dit gezantfchap werdt, echter, in de jaaren 1572 en 1573, weinig of niets gevorderd. De Prins lloeg dan 'c oog op Frankrijk. Graaf Lodewijk, ziji broeder, bewerkte het ontwerp van een heimelijk verdrag, waar bij Holland en Zeeland den Koning aangeboden werden, zoo hij den oorlog aan Spanje verklaren wilde, of alle de fteden , die de Prins op de Spanjaards veroveren mogt, zoo, hij hem met drie tonnen fchats onderlteunde. Hoewel de dood van Karei den IX het fluiten van dit ontworpen verdrag ver-  XXIV. Boek. HISTORIE. 55 hinderde, bekwam Graaf Lodewijk echte eenigen onderftand van geld in Frankrijk waar voor hij een leger van zes duizenc knechten en drie duizend paarden verzamel de. De Landvoogd bragt ook Ipoedig eer leger op de been, en verfterkte hetzelve met zoo veel volks, als hem mogelijk was, gevende het. opperbevel aan Sanchio d'Avila. Op de Mookerheide kwamen de legers aan eikanderen ; 't gevecht was fcherp; het Nasfaufche leger werdc deerlijk geftagen en ten grooten deele verwoest; Graal Lodewijk zelf, zijn broeder Henrik en de Paltsgraaf Christoffel fneuvelden. De gemeene zaak-, zoo wel als zijn broeder, de Prins van Oranje, wiens rechterhand hij was, verloor veel aan Graave Lodewijk, die, zelfs door zijne bitterfte vijanden, hooghjk geroemd wordt wegens zijne zeldfaame heldhaftigheid , dikwijls te voren , maar vooral in dezen ftrijd, zoo duidelijk bewezen: bij welken lof van heldenmoed anderen voegen zijne welfprek endheid , mildheid , minzaamheid , fcberpzinmg ver-r Hand, ftaatkundig beleid, onvermoeide pogingen voor de Vrijheid, en liefde voor den zuiveren Godsdienst. Het eenige nut, dat 's Graaven onderneminge veroorzaakte, was Leijdens 'verlosfinge van 't Spaanfche beleg. Na dat het beleg van-Alkmaar opgebroken was, kwanv Don Fredrik voor deze ftad; waar in niet, boven de acht of negen honderd man in ■ bezettinge lag, en welke (lecht van mondbehoeften voorzien was. Het innemen van D 4 den - t odewijk van Nas1 fau.vcrza. I melt \olk. Ook Re. ijuefens. Slsg bij Mcok. Graaf Lodewijk ÜHpvelt. Zijn lof. Eerfie iele*» van -ciidcn, len 30 of ;, Oftoler 1 s?3, inder *t icleid va» Don Krr-, iriii, en,  5ge, en telkens, vermaande Oranje die van Leijden tot ftandvastigheid, onder belofte van allen mogelijken bijftand. Men volgt zijnen raad, en verlaat zich op zijne toezegginge. van hulpe: welke echter vier of vijf weeken langer achterbleef, dan hij hoopte. Ook i bleek het, dat hij niets, onbeproefd wilde V laten. Reeds in zomermaand, liet hij in in Zeeland eene bede doen, in welke de ftad\ Middelburg, hoewel uitgeput door haar eigen langduurig beleg, voor haar aandeel vier honderd guldens, in elke week, twee maanden lang, moest opbrengen, flij was mede al vroci{ bedacht, om Leijden te water te ontzetten, en maakte hier toe. in Zeeland, door den Admiraal Boijfoc. in hooimaand, de noodige Ich ik kingen. Deze vorderde, toen , van bijz ndere koopluiden en burgers te Middelburg zekere geldfommen, als eene leeninge, tot toerus- )e Staj» n van jlland de ins trekn zich belaan van jijden n hoogtn aan. 'ocingen n Or«n- aren beteve, in :eland.  < ! Die van Widdel burg willen L« ijdun 011derfteunen , den 9 Aug. cn den ii Sept. Volgent befluit van den ^0 ]ulïj,wor den de IJsftl- et SMaasH ijken door geileken, en, daar oa, ook de binnendijken. Ja VADERLANDSCHE XXIV. Bof*. ■ustinge van eene vloote. Ter bekominge /an penningen zonde Boijfot krijsvolk m hunne huizen, zonder vooraf zij en eisen bij de Staaten van Zeeland intebrengen. Schoon dit een merkelijk ongenoegen bij de Regëeringe van Middelburg veroorzaakte, volhardde zij echter in hulpvaardigheid voor de Leijdenaars, en befloöt zelfs, de klokken der llad aftenemen, en ijzeren gotelingen daar voor te koopen. Noch nader beloofde zij, om, benevens andere (teden van Zeeland,, alles te doen, wat mo* gelijk was, wanneer de Gouverneur Karei van Boii'ot, op nieuw, verzocht acht honderd guldens, en de aanhoudinge der vier honderd guldens ter weeke, geduurende den tijd van acht weeken Zoo groot èen belang namen de Zeeuwen in 't behoud van Leijden , zekerlijk aangevuurd door den Prins en het uitmuntende broederpaar der Boifo.tten. De belegerden zeiven zaten niet Uil, en behaalden, nu en dan, eenig voordeel op den vijand, doch de benaauwdheid bleef, en werdt dagelijks gr.,oter. Na dat het beleg omtrent twee maanden geduurd hadt, en de Prins geen ander middel zag, om de ftad te ontzetten, werdt ter Staatsvergaderinge bedoren , de fluizen te openen, de dijken en kaaden doonedeken , en de baaren der Noordzee den belegeraaren op 't lijf te (torten. Door dit middel, geli;k de Staaten in hun merkwaardig befluit zich uitdrukken, zou of de vijanci gedwongen w >rden te verhuizen en vertreküen, of., naar alle waarfchijalijkheid eo  XXIV. Boek* HISTORIE. 03 en volgens 't gemeene oordeel, een weg gevonden worden, om Leijden, te water, met fchepen en fchuiten te ontzetten, en eeriigen bijftand aan die llad te doen. De ljsfeldijk werdt op zestien plaatfen , en de Maasdijk tusfchen Rotterdam en Delftshaven doorgegraven. Dit benaauwde en bekommerde den vijand, maar was alleen niet genoeg, qni Leijden fpoedig te redden; gelijk bleek, geduurende de gebeele oogstmaand. Van hier, dat de doorziendHe mannen zich in verlegenheid bevonden. Onder dezen was ook de- Prins, die in eene gevaarlijke ziekte, van. veelen voor de pest gehouden, geltort was, doch op de tijdinge, dat Leijden noch niet overgegeven was, als herleefde. Zijne en aller braaven hope op ontzet der ftad werdt niet weinig opgebeurd, toen Lodewijk van Boijfot en Adriaan Willemszoon, Zeeuwfche Admiraals, Kornelis Nicolaasz., Onder-Admiraal te Viisfingen, en Joos de Moor, naderhand Vice-Admiraal van Zeeland, in 'c begin van herfstmaand, met eenige welbemande fchepen , ook van mond - en oorlogsbehoeften voorzien, te Rotterdam aankwamen, om, in vereeniginge met de Hollandfche vaartuigen, Leijden te gaan verlosfen. De Staaten van Holland befloten, den eerden van herfstmaand, alles bijéén * tebrengen, wat tot de uitrustinge voor 'rj ontzet noodig was; onder anderen, twintig" lasten meel, honderd lasten koorn , of tarwe,1 Vijfentwintig lasten mout, of gerile , acht listen haring, eenige dagen laater verhoogd tót veer- De Zeeaw"che vloot HolUnd,-! en, n» eel te- ïoeds , ai.ij .eijdeti.  BoijTot besomme ringe ove deo uitflag der onderne«lioje. 54 VADERLANDSCHE XXIV. Boek. veertig lasten, zes lasten tweebak, waar bij, federt, gevoegd zijn omtrei t twintig lasten rogge; voorts een groot aantal galeijen, honderd turffehepen, vijftig konvoijfchepen, honderd ka gfchuicen, noch veele andere kleinere vaartuigen, drie duizend riemen om de fchepen te roeijen, eenentwintig honderd roeijers; wijders een toereikend getal van gefchut en andere krijgswapentuigen , als mede van bootsgezellen en krijgsknechten; daarenboven allerhande werktuigen, dienende om paaien en andere beletfelen, onder weg voorkomende , uittebreken en we. knmt binnen Leij- n den, op Zondag * den 3 ; Oétober. t 1 g s S Deze verlosfinge levert . kennelijk* merktee- ►  66 VAD RLANDSCHE XXIV. Boek. lnu itt Voortie1 •igbcid op, ten aanzien der werktuigen, D. Tan Sronk••rft, J. Tin der Does, L. van Boijfot, en zijne ■edeVlootvoogden, en Pieter Adri aansz. van it Werff. Bijzonderheden , hem aan* gaande. 'en, opleveren, dan zekerlijk in deze merkwaardige verlosfinge van Leijden. Elk opettende eerbiedigt de Godlijke wijsheid in 3e zorge over de kcize der werktuigen, ot de manhaftige verdediginge en gewensche reddinge der llad gebezigd. Niemand was beter gefchikt, om den vijand 't hoofd :e bieden, dan Dirk van Bronkhorst en 3e Heer van Noordwijk, reeds te voren met lof vermeld. Niemand was beter in. Haat tot de hacbeüjkde onderneminge van 't ontzet,, dan Boijfot, een man van onkreukbaare trouwe, wijs beleid, voorzichtige edelmoe3igheid, dandvastige liefde voor Vaderland in Vrijheid, en die reeds onwraakbaare proeven van heldhaftigheid gegeven hadt. Zijne gedachtenis leeft noch in 't dankbaare hart der Leijdfche burgeren , hoewel hij zelf het ontzet der llad pas twee jaaren heeft mogen overleven. Boijfot kon geen voortreffelijker helpers hebben, dan Adriaan' Willemszoon en Joos de Moor, welker dapperheid, en reeds voorbenen, en naderhand, zoo veel heils aan 't Vaderland bezorgde. Niemand was gefchikter, om opgehitlle en morren oe burgers, in den banglten nood, te beteugelen en te befchamen , dan de onlterfelijke Burgemeeder Pieter Adriaanszoon van de WerfF, elders toegenaamd Vermeer, nok wel Zeemt>uwer, naar zijne koopmanfebap, bijgenaamd: wiens verdienden te groot zijn, om niet eenige bijzonderheden, hem aangaande, aantedippen. Onbaatzuchtige Vaderlandsliefde, oprechte ijver voor Vrijheid in den Burger- daat,  XXIV. Boek. HISTORIE. 67 ftaat, doch te gelijk liefde voor den gezui verden Godsdienst, bezielden hem geheelen al, zeer waarfchijnlijk van zijne vroege jeugd zonder twijfel federt den aanvang der iNedei landfcbe beroerten, en tot zijnen dood toe den vijfden van louwmaand des jaars 160 voorgevallen. Zijn vader, Adriaan Maar tenszoon Vermeer, hadt zich, van tijd to tijd, naar Haarlem begeven, en beijverd zich, in die ftad, de gemeente der On roomfchen, die de gevoelens van Mennt Simons volgden, met onderwijs en voor beeld te ftichten. Hier in volhardde hij to den jaare 1537, wanneer hij, om 't geloof onthalsd werdt : nalatende eene weduwi en vier kinders, van welken Pieter de twee de in ouderdom was. Indien aan dezen, toet een kind van acht jaaren , de geheugeni der mishandelinge van zijnen vader ai mogt< ontgaan zijn, zal hem dezelve of door zij nen oudften broeder, of door zijne moe der, met aanprijzinge der Godsdienftige gevoelens , die aan zijnen vader het lever gekost hadden, dikwijls herinnerd zijn geworden. Zeker gaat het, dat hij, nevens zijne twee broeders, Adriaan en Nikolaas, wegens zijne liefde voor den gezuiverden Godsdienst, door vonnis van Alva en den Bloedraad, gebannen werdt, met verbeurdverklaringe van alle zijne goederen. Geen beter lot trof zijnen derden broeder, Leenden van de Werff, al wiens goed de Spanjaards verbrandden of pionderden, met bedreiginge, dat zij hem in de deure zouden ophangen, ten ware hij hun noch meer fchatten aanwees, die hij echter toen niet E a be- » Zijn " der is, t om 't ge- Ü loof, ont' hoofd, ia - 't jaar I 1537» c I I Hijzelf, met zijn» broeder», is door Alva gebannen , den ji Auj». i$6t. Een au. dere broeder van hem wordt deerlijk ' mishandeld.  De Prins ledient *ich van Adriaan van de Werff in gewigtige puiten. Hij i. Burge tteeiter 68 VADERLANDSCHE XXIV. Boek, bezat: dit gevaar ontvlugt zijnde, begaf hij zich, in 'tjcar 1573, naar'tland van Rhoon, en vondt 'er een middel van beftaan, ook voor zijne tien kinderen, welker rranlijka afftammelingen tot omtrent de helft van deze achttiende eeuwe, uit volzekere aanteekeningen , aan mij bekend geworden zijn. Om tot den beroemden Burgemeelter wedertekeeren; zijn ban-vonniswederhi 1 de den Prins niet, om in eene vertrouwelijke verltandhoudinge, 't zij door brieven, 'tzj mondelijk te Dillenburg, met hem te verkeeren, en over de belangen van 't Vaderland te handelen. In 't jaar ifjtia, en de drie volgende, bediende zich ce Prins van hem in de geheimfte en gewigtigfre bezendingen, zoo in Duitsehland, als in de Nederlanden , of om met andere vrienden der Vrijheid de beste midcTelen tot Teddinge te beramen , of tot het verzamelen van noodige penningen ter hervattinge en doorzettinge van den krijg tegen Alva, of tot het inbrengen van knechten, waar men dezelvcn oordeelde van den meeften dienst te zullen zijn. Uit een aantal brieven van verfc eidtn aart, die noch voor handen en mij vrïendlijk medegedeeld zijn, blijkt allerklaarst, hoe groot vertrouwen de Prins voor den uitmuntenden van de Werff opgevat hadt, en w.lke vrienufchap hij voor hem gevoelde. Na veel omzwervens, kwam hij, iri" den dageiaad der Vrhheid, naar Leijden te rug, en werdt, in 'tiaar 1572, een medelid der Vroedfchap De hooge achtinge, welke hij zich reeds verw >rven hadt,  XXIV. Boe*. HISTORIE. 69 hadt, veroorzaakte, dat hij, den zeventienden van bloeimaand des volgenden iaars, tot Burgemeelter aangefteld zij: welke waardigheid hij, met zoo veel roems, meenigwerf, bekleel heeft, doch 'vooral ten tijde der beide belegeringen. Zijne kloekhartigheid, toen gebleken, maakt zijnen naam oniterfelijk. Zijne drie kleinzoons , Jan , Pieter en Adriaan van Asfendelft, getuigen naar waarheid, in een prachtig gedenkftuk, ter eere van hunnen moederlijken grootvader in de Hooglandfche kerke dezer ftedé opgericht, „ dat hij voor 't welzijn van 't Vaderland veele gevaaren onderging, veele ampten in 't Gemeenebest bekleedde; dat "Leijden hem twaalfmaal als haaren Burgemeelter zag, de Staaten van Holland tweemaal als een waardig lid van huunen Raad ; aan wiens flandvastigheid de ftad, geduurende zijn Burgerueefterfchap tweemaal belegerd, verfchuldigd was, dat zij, toe haar ontzet toe, kloekmoediglijk verdroeg den Spanjaard, de pest, den hongersnood, terwijl de burgerij, het graauw en 't krijgsvolk aan 't muiten (loegen." Deze laatlte woorden zien op 't morren van zulken, die gezind waren tot handelinge met den vijand, en niet fchroomden op de Regeeringe to fchrollen , als of zij veel geitolen hadt, en zich daarom op belofte van genade niet durfde verlaten. Niet lang voor het ontzet , begeerden fommigen van die misnoegden, aangehitst door eenige Spaanschgezinde Re-1 genten der ftad, van den ernsthaftigen vatte de Werff, met fier gelaat en dreigendel Ë 3 woor- van Leij»den , ten tijde der beide b»« legeringen. Zijn. unhaftie taalt, tnige orrend. Brgeri»  7o VADERLANDSCHE XXIV.,Boek. woorden, fpijze of middel om haar te bekomen, al ware het ook door een verdrag met den vijand: waar toe zijne drie amptgenooten in de Burgemeefterlijke waardigheid, Kornelis van Noorden, Jan van Baarsdorp en Kornelis van Swieten, de een meer, de ander min, genegen waren, terwijl van de veertig leden der Vroedfchap naauwlijks zeven een hart voor de Vrijheid van Leijden en geheel het Land hadden; doch van wier Spaanschgezindheid de Hoofdfchout Hendrik van Brouchoven en de Sekretaris Jan van Hout even afkeerig bleven, als van de Werff, die, ook nu onbeteuterd te midden van 't gevaar, die morrenden met befchaamde aangezichten te rug dreef, door dit rustig antwoord: „ Ik, mijne lieve medeburgers, heb eens aan 't Vaderland en deze llad eed gedaan, en vertrouwe het den Gever van alle goede gaven toe, dat Hij mij flandvastig maken zal, om denzelven waardiglijk te betrachten. Spijze heb ik niet; maar ik wete, dat mij eens te nerven Haat, en geen keur daar aan, als 't zoo wezen moet, of gij 't mij of de vijand doe. IJdel en overtollig zou 't zijn, iet anders, dan de gerechtigheid mijner zaak, tot hartzalf te gebruiken. Des, zoo gij met mijn' dood geholpen zijt, flaat handen aan dit lichaam, fnijdt het aan Hukken, en deelt die om, zoo wijd als 't llrekken kan. Ik ben des getroost." Dit was de taal van een' waaren burgervader, van een'onverzettelijken held, en te gelijk van een oprechten vriend, zoo der Vrijheid, als van bezworen vom-  XXIV. Boek. HISTORIE. 71 voorrechten, voor welker onfchendbaarheid hij ook pal ftondt, zoo lang hij leefde. Eén bewijs zal genoeg zijn. Hoezeer verkleefd aan den Prinfe van Oranje, hadt van de Werff moeds en eerlijkheids ge nueg, om zich rondelijk tegen hem te verzetten, wanneer deze, den veertienden van wijnmaand des jaars 1574, goedvondt, de Regeeringe te veranderen, op eene wijze, ftrijdende met de (redelijke privilegiën, ea zelfs zulken leverkiezen, die, ten tijde van 't beleg, met de Spanjaardsin verdrag hadden willen komen. Jaaren daarna, verklaarde van de Werff fchriftelijk, dat die; veranderinge zonder zijnen raad en buiten zijn weten ondernomen was, en dat hij met beleefde woorden eene aantuiginge daar tegen gedaan hadt, met verzoek van zijn ontflag, alzoo hij zoo veele moeite, gevaar en zwaarigheden doorftaan hadt, en begeerde zijnen adem nu wat te mogen verhalen ; 't gene hem vergund was. Zoo verre was het 'er af, dat van de WerfFs edelmoedigheid den Prinfe mishaagde, dat hij reeds den zesëntwintigften van wijnmaand des jaars 1574 door de Staaten benoemd, en den eerfren van flachtmaand zijnen lastbrief van Oranje kreeg, als algemeen Kommisfaris van de levensmiddelen ten diende van 's Lands krijgsvolk in Holland te water en te lande; terwijl hij, op 's Prinfen uitdrukkelijk verzoek, zich in 't volgende jaar en naderhand, onledig hieldt met de waarneminge van lastige en bekommerlijke bezigheden, hoe gaarne hij zich anders daar E 4 na lijn Ijvef cor de led elijke ?oorresUen. Des IS iuguit, dou.  ?a VADERLANDSCHE XXIV. Boek. Be Voor zicnighei van ontflagen zag. Dit bleek in 't bijzonder, als hij, bij de oprichtinge van 'tnieuwe Kollegie der Gekommitteerde Raaden van Holland, in 't jaar 1585, tot een der regen leden verkoren zijnde, zich niet dan met moeite liet overhalen, om dit ampt te aanvaarden. De kundigfte en eerlijkfteluiden zoeken doorgaans minderde zwaarwigtige bedieningen; maar deze worden hun niet zelden opgedrongen, en dan door hen zoo be» langeloos aangenomen, als getrouwlijk waargenomen. De Staaten van Holland verklaarden waarachtig te zijn, dat van de Werff nooit één' Huiver van alle leeningen, hoe genaamd, verminderd hadt, maar alles opgebragt, en, bovendien, tot YLands welzijn, noch elf honderd guldens uit zijne eigene beurze opgefchoten. Ook gaf de Regeeringe van Leijden, den. tienden van zomermaand 's jaars 1588, hem dit openlijk getuigenis, dat hij» geduurende de twee belegeringen der ftad, als voorzittende Burgemeelter, zich vroom en eerlijk gehouden hadt, het gemeene best des Vaderlands en van de ftad, en zonderling den Christelijken Godsdienst, naar . zijn uiterfte vermogen, helpende handhaven en bevorderen. Om van deze bijzonderheden, welke alle niet aan elk bekend waren, tot de hoofdzaak te rug (e komen; uit het verhaalde blijkt, dat de wijze Voorzienigheid zulke werktuigen verwekte en gebruikte, die, in Haare hand, meest gefchikt waren, om der benaauwde ftad heil aantebrengen. Wijjders, men erkenne de goede Voorzienigheid  XXIV. Bosk, HISTORIE. 73 heid in 't bellier van wind en water. Om i niet te gewagen van de fchimpredenen , den : belegerden door de Spaanfchen toegeduwd,*: een verftandig man in dien tijd befchouw-' de den toeleg, om Leijden door middel van 't water te ontzetten, als wanhopig en ijdel, alzoo het land om die ftad veel hoo* ger ligt, dan Delfland en Schieland, van waar het water komen moest. Ongerijmd fcheen 't hem , zes of zeven tonnen fchatsaan dijken, huizen en velden te vernielen, om een nut te verkrijgen, dat van de onzekere gelegenheid van wind en weder afhing. Evenwel werdt Leijden door middel van 't water verlost. In een bericht, ten dezen tijde door een* Spaanschgezinden gefchreven, vinde ik aangeteekend, dat het zeewater twee voeten hoogerliep, dan men ooit gezien hadt, en dat Leijden alzoo ontzet is. Zeer opmerkelijk was 't, dat een ftorm uit den noordwesten vhet zeewater met geweld ten lande injoeg, toen de ellende der belegerden niec hooger fcheen te kunnen klimmen; en dat de wind, 's daags na 't ontzet, uit den zuidoosten opftekende, het water ten lande uit, en, daarna, wat noordwaards gezwaaid zijnde, met een onweder,'in zee joeg. Naar waarheid, getuigde de Heer van Noord wijk, in een Latijnsch gedicht op Leijdens ontzet, dat poD en de zee voor deze ftad en 't gebeele Land geftreden hadden. Daarenboven, wie kon vooruitzien, dat de dappere Spanjaards, eer zij aangetast wierden, op de vlugt liaan, en de iterke fchans LamE 5 men, t, nu, lichtbal* n *tbe-' | tieren vaa vind en vater. Vigliut ran Aijua» D* vijand vlugc uit fchrik, zonder reden.  ?4 VADERLANDSCHE XXIV. Boek. ■■E C De Voorzienigheidverlost Lujden, rn de «©od op 't hoo»fi. il. ien, welke den toegang naar de ftad voor e vloote bezwaarlijk maakte, in alle ijl erlaten zouden, en dat enkel op 't hooren ederftorten van een ftuk der ftads muuren. )it vervult den vijand met fchrik, en zijie vlugt uit Lammen neemt voor Boijfoc :ene der grootfte zwaarigheden op 't onrerwachtfte uit den weg. De aangehaalde relijktijdige berichtfchrijver verhaalt niet illeenlijk, hoe men binnen de ftad naauwijks het verlaten der fchans Lammen geooven kon, en daarom met voorzichtigleid hier op onderzoek liet doen; maar lij voegt 'er bij, dat de Spanjaards, indien :ij eenig tegenweer geboden hadden, die terkte wel zouden hebben kunnen behouien, en dat, indien dit verzuim van de Spanjaarden niet gebeurd was, dië van ^eijden zouden befloten hebben, de ftad, velke zij, wegens de groote armoede en jenaauwdheid, niet langer houden konden, jvertegeven, en zich in onderdanigheid aan len Koning te onderwerpen: waar toe, ïaar zijn fchrijven, de koopluiden en andee weêtfpannelingen, met den meesten ïoop, overeengekomen waren ; terwijl eeniren hun goed gepakt hadden, om in ftilte :e vlugten , of anders zich in 't heimelijke :e verbergen en verfteken. Wijders, gelijk le Godlijke Voorzienigheid zich meenigmaal verheerlijkt door verJisfinge te gebieden, ils de nood ten toppunt geklommen is, en alles hopeloos fchijnt; zoo was 't ook met Leijden gelegen. De Spaanfche Veldheer dreigt een einde van 't beleg, door een ai-  XXIV. Boek. HISTORIE. 75 algemeenen ftormloop, te maken; en hij bepaalt den tijd, de wijze en de gevolgen] van deze fchrikbaarende onderneminge: wel- e uitgehocgerden eerden y rzadigd. .■P!*stige: dankfcegginge in i de hoofd". kerke. zijn verhaal met deze woorden: „ de ellende was daar zoo groot, dat ik de magt niet hebbe, dezelve met mijne zwakke penne aftebeelden; die, na het ontzet, de magere aangezichten , de knikkende beenen zagen, mogen daar van getu'genisfe peven." De pest, niet zelden een gevolg vanlangduurigefi oorlog en zwaaren hongersnood, woedde ook binnen Leijden, zoo dat, daardoor en door andere ongewooneziekten, geduorende het beleg, omtrent zes duizend menfehen, en dus meer dan een derde deel van de inwoners , weggerukt wierden ; terwijl de levenden, door honger uitgemergeld, naauwlijks krachten hadden, om de dooden naar 't graf te brengen, of ook zeiven onder de doodbaare op de ftraat bezweken.' Als nu de nood, door het eene en andere, bier, op't hoogde was, gaf de Voorzienigheid eene lang verwachte uitrëddinge, en toen bleek in nadruk, dat het heil des heeren was. Geen wonder, dat onbefchrijflijke blijdfchap en welmeenendlte da^ kbaarhed de jereele Had vervulden. Uitgehongerden Dntfingen fpijze; doch welker gulzig gebruik aan veelen den dood verhaastte: waarom men, wijslijk, orde ftelde op de uitkelinge van een groot deel der ingebrag:e levensmiddelen, als mede van de mondjehoeften, die fpoedig aangekocht werden /oor de liefdegaven, die, op 's Prinfen last, e Delft, Gouda, en elders, ingezameld ;ijn. De Bevelhebbers der vloote , eene neenigte van 't fcheepsvolk, de Overheden :n Burgers van Leijden, fpoedden zich naaf de  XXIV. Boek, HISTORIE. 77 de Pieterskerke, om den Almagtigen voo: Zijrie oneindige goedheid en onvoorziem bermhartigheid met hartgrondige dankzeg gingen te verheerlijken. Hier in werdt d{ gamfche vergaderinge voorgegaan door Pieter Kornelisien, toen Leeraar der Hervormde n in deze llad, en die mede in alle haart ellenden gedeald h-dt. Men zong den negenden Psalm ; zekerlijk naar de berijminge van Dathenus, waar van ook eene. uitgave, hier ter ftede, geduurende haare belegeringe, gelijk op den titel gemeld ftaat. vervaardigd was. Het gozang was hartelijk; doch traanen en fnikken deden hetzelve haperen. De Vroedfchap befloot, dezen blijden dag der verlosfinge, jaarlijks, plegtig lijk te doen vieren; gelijK, federt dien tijdj tot den jaare 1795 toe, met dankbaarc vreugie gefchiedde. Noch denzelfden dag van 't ontzet, kreeg 'er de Prins berichi van, door een' brief van Boijfot, hem onder 't bijwonen van den openbaaren Gods dienst te Delft overhandigd , en welken hij der gemeente liet voorlezen. Aldaar, en overal, waar de tijdinge kwam, hoorde men eene ftemme des geiuichs. Te Middelburg kreeg de Gouverneur Karei van Boifot, door zijnen broeder den Admiraal, fpoedig bericht van dit heuchelijk ontzet. Reeds den vierden van wijnmaand, 's avonds ten acht uuren, werdt het volk, op bevel van Boifot en Burgemeefters, met blijde toeltemminge des Kerkenraads, opgc roepen, om, in eene der kerken, eene algemeene dankzegginge over de zeer gen* di- Befluit r tot jaar- lijkfche van Leijden ont- , zet, op | den 3 Oft. De Priu» ;knj?t en geeft bericht van 'toDtiet. Open- T>aare dankzegen^ t« Middelhurp voor •de reddin-g=- va4» Leijden.  7% VADERLANDSCHE XXIV. Boek.: Ornnje komt tc Leijden , den 4 ©ctober, «m te be danken e te beloe BCn. lerbewijt «n W. Kor■eUts.Speeltat» bijgenaamd ttdt Den J 0«.u-i dige en wonderdaadige ontzettinge van Leijden bijtewonen; waar over, den volgenden dag, in dezelfde kerke, eene dankpredikatie gedaan is, vermoedelijk, door den voortreffelijken Leeraar Gaspar van der Heijden, overoudgrootvader van Karei Crucius, die, juist honderd jaaren daarna, te Leijden, in 't openbaar, eene fchoone redenvoeringe gedaan heeft ter verheffinge van gods -geduurige Voorzienigheid over ons Vaderland, kortelijk toegepast op'tjaar 1674, zijnde het honderdfte na de verlosfinge van Leijden. De Prins, die een zoo groot belang genorren hadt in 't behoud der llad, verzuimde de eerfte gelegenheid niet, om binnen dezelve te komen. Met blijken van bijzon- 1 dere hoogachtinge, bedankte hij de Admiraals, den Bevelhebber van der Does, de Regeerders en Burgers der ftad, voor hunnen weêrgaêloozen moed en ftandvastige trouwe in 't doorftaan van zoo veele gevaaren, met toezegginge, dat zij en hunne nakomelingen de vruchten daar van fmaken zouden. De dapperheid van Boijfot en anderen werdt, toen, van Stads- en Staatswegen, edelmoediglijk beloond; als mede naderhand de groote dienst van Willem Kornelisz. Speelman, die, ten tijde der belegeringe en van den uiterften hongersnood, zijne acht duiven liever tot brief beftellers 'ten algemeenen nutte der ftad liet bezigen, dan dat hij die voor zich en de zijnen tot verzadiginge en levensonderhoud gebruikte; en aan wien, bij een' openen brief, ter, dank-  XXIV. Boek. HISTORIE. 79 dankbaare nagedachtenisfe vergund werdt, den toenaam van Duijyenbode te gebruiken, en in zijn wapenfchiid, behalven andere fieraaden, ook her. Scads-wapen te voeren. Tot heden toe, hangt zijn wapenbord in de Pieterskerke, en trekt te meer elks aandacht, na dat alle de overige, onlangs, van daar geweerd zijn. De grootfte belooning-e, welke ooit aan de Leijdfche burgerije gefchonken kon worden, was heroprichten eener Hooge Schoole binnen haare ftad. Vermoedelijk is 't, dat de Prins van Oranje, al tedert eenigen tijd, bedacht geweest s was op 't ftichten van eene Akademie in * dit Gemeenebest. De meefte Nederlanders' vonden zich genoodzaakt, wilden zij hunne zoor en in de wetenfchappen doen oefenen, dezelven naar Leuven, Douai, of noch verder, te zenden. De grondbeginfelen, die der jeugd aldaar ingeboezemd werden, zoo in den Godsdienst, als in 't Burgerlijke, oordeelde hij onbeftaanbaar met de belangen van ons Vaderland. Ook was hem niet vergeten de onverfchoonelijke wegvoeringe van zijnen oudften zoon uit Leuven. De Staaten hadden wel, wat vroeger, een goed voornemen gehad, en eenig ontwerp gemaakt, om in Holland eene Hooge Schoole te ftichten; doch 'er was niets van gekomen, uit hoofde der dagelij kfche zwaarigheden van de krijgsberoerten: gelijk zij zelven getuigen. D;t ftuk zou, misfchien, in 't geheel zijn blijven fteken, zoo niet de Prins hetzelve opgevat en met ijver doorgezet hadt. Zijn brief aan die van H A--• land, 's Ltncll loo-e chcole ; Lei]-en. De Prïni :hrijlt*«r f«ï «sa  ét Stilten, den »8 Dec. II74' 80 VADERLANDSCHE XXIV. Boek. land, te Middelburg gèfchréven den achtëntwintigften van wintermaand des jaars 1574» en deze zaak betreffende, is zeer nadrukke-; lijk en vol van waare wijsheid. Hij doorzag de noodzakelijkheid, om in Holland of Zeeland eene Akademie opterichten, en om daar mede allen fpoed te maken, eer men in eenig belluit van vrede bf verdrag trade, waar over nu begon gehandeld ?e worden , gelijk wij in 't volgende boek zien zullen; hij begreep, dat, indien men niette voren tot een befluit kwam, door de vredehandelinge een dildand zou geboden, en dus a'le hope en gelegenheid , tot het doen llichten eene.r Hooge Schoole in deze Landen, gantfchelijk afgehouwen en weggenomen worden; hij badt en vermaande de Staaten, met alle redenen van aandrang, om dit Huk ter harte te nemen: met verklaringe , dat zij daar mede gode een' bijzonderlijk aangenaamen dienst doen zouden, de heerlijkheid van Zijnen naam grootlijks verbreiden, en den dand des Lands hier door zoo verzekeren, dat de vijand nimmermeer zoo gemaklijk zijne tijrannije en verdrukkinge, zoo \an den Godsdienst, als van 's Lands Vrijheid, 't zij met geweld, of met list, wederom zou kunnen oprichten ; naardien zoodanige Univerfiteit niet anders wezen kon, dan een vast blokhuis, eene bewaaring van 't geheele Land, en een onverbrekelijke band van eenigheid. Met deze en meer andere redenen drong de Prins zijn voordel aan; én liet dezen brief overbrengen door Jakob Taijaen, die, mon*  XXIV. Boek. historie. 8ï mondelijk, deszelfs meeninge in de verde re bijzonderheden aan de Staaten verklarer zou. Die gefchiedde; en reeds den derden van louwmaand 's jaars 1575 befloter de Staaten, om, zonder uitftel, eene Hooge Schoole in Holland opterichten, en verkozen daar toe de ftad Leijden, welke, als eene bekwaame plaatfe, hun door den Prins aangeprezen was. . Den volgenden dag, gaven zij hier van fchriftelijk bericht aan den Prins, met verzoek, dat Bosfulus, die hun was aangediend als zonderling be kwaam tot het onderwijs in de Wijsgeerte, ten eerften herwaards mogte komen. De verdere zorge over dit gewigtige punt werdt, door de Staaten, toebetrouwd aan Johan van der Does, Heere van Noordvvijk, Kornelis Koninck, Burgemeefter te Delft, en Gerard van Hoogeveen , Sekretaris van Leijden; die zich, federt, aan de Akademie zoo uitnemend vérdienftelijk gemaakt hebben. Twee dagen laater, den zesden van louwmaand, werdt een plegtig Oktroij verleend tot derzelver oprichtinge, en wel op naam van Koning Filips, wien men, daar in, doet zeggen, 't gene hij zelf, naderhand, openlijk, tegenlprak, met een fcherp ves bod aan alle zijne onderzaaten, om zich, ter bevorderinge der letteroefeningen, naar Leijden te begeven. Men zag dus dit allergewigcigfte punt, in den tijd van vijf dagen, voorgeflagen, overwogen, befloten, bekrachtigd, 't Liep niet langer aan, dan tot den achtften van fprokkelmaand, dat deze Akademie met groote plegIV. Deel. F tig- i Dc Stas teu bcflui. ten 'er toe, dea 3 ]»>• 1575. Óktroij daar toe verleend , op naam van Koning Filips, dea 6 Jan. Den :-i Maart 1581. De Aka demie weidt in»  8a VADERLANDSCHE XXIV. Boek; fewijd, ,j den Ü Febr. V 1575. j} h o b rr k d ii i c i a Deecrfic |< Koogleeraars C •waren uic 1 de Nederl.iii Jen , 1 of uic . Frankrijk. 1 i i De Akademleworde befbhouv/dals eene belonninge va.i de ftaadvas ■ rilheid de'r Leijttaaaren. Tbeden ingewijd wierde, die een' aanlog namen van eene toepasfelijke leerrem, in de hoofakerke door Kaspar Coolles gehouden, en van openbaare gebeden tn 's Hemels zegen. Men richtte eenige L;eldfprakige vertooningen aan, die toen et genoegen gezien werden, maar aan den iefchen lmaak van onzen tijd weinig voloen zouden. Hierna deedt Coolhaes, ter iwijdinge der nieuwe Akademie, eene Lajnfche redenvoeringe, en verbondt zich, m, voor eenigen tijd, openbaare lesfen ï de Godgeleerdheid te geven: gelijk in ndere wetenfchappen, aanltonds, door de undiglte Nederlanders gefchiedde, die, ten eele, in dezen post volhardden, ten dee* e, fpoedig door andere bekwaame manen, meest uit de Nederlanden en Frankijk herkomftig, vervangen werden: terwijl set nergens uit blijkt, dat Marnix van Allegonde de eerlle Hoogleeraars uit Heilelberg en elders in Duitschland herwaards jragt; al zoo weinig, als dat men aan die >an Leijden, in erkentenisfe van hunne landvastigheid , de keuze liet tusfehen de /rijheid van zekere tollen en eene Akadenie in hunne llad. Dit neemt echter geenfins weg, dat de Prins en de Staaten Leij3en met dit voorrecht en voordeel begun[ligden, uit aanmerkinge der verdienftelijke trouwe ," door 't uitharden van een zoo langdunrig beleg, den Lande bewezen. Wanneer de Graaf van Leijcesrer, in't jaar 1586, eenen toeleg hadt, om de Univerfiteit van Leijden te verleggen naar Utrecht, werdt:  XXIV. Boêk. HISTORIE. 83 werdt hem, door den Burgemeelter van Werff, den Sekretaris van Hout en Joh van der Does van Noordwij k, uit na; van de Bezorgers der Hooge Schoole van de Regeerders der ftad, fchrifteiijk vt toond, hoe de Univerineit binnen Leijd gedicht ware ter belocnjnge van de vroo: heid en ongehoorde voldandigheid, wel] de Burgers van die dad, in haare twi belegeringen, betoond hadden, en als t verzoetinge van den honger, kommer ( ellende, tpen overgekomen, geleden t gedragen, zonder ooit andere vergelding te hebben genoten: waarom men dezelv niet alleenlijk als lief en waard achtte maar voor den eenigen en besten peerel . en liever zich alles zou laten ontnemen dan van dezelve ontroofd te zijn. Gee wonder. Hier door werdt Leijden d kweekfchool van alle Wetenfchappen, te: nutte van 't Vaderland, ja zelfs van de mees te Rijken en Gemeenebesten, in 't Burger lijke en Godsdienftige; te gelijk de verza melplaats der leergierige jongelingfchap ui de vier weerelddeelen; en de zetel van d< wijdberoemdfte mannen in de zestiende er de twee volgende eeuwen. Geheel 'c geletterde Europa kent de naamen en fchriften van Scaliger en Salmafius; van de Godgeleerden, Junius, Gomarus, Rivet, Spanheim, Coccejus, Witfius, Alberti; van de Rechtsgeleerden, Matthaeus, Voet, Noodt, Vitriarius,Schulting; van de Geneeskundigen, Cluiius, Boerhaave, Albinus,Gaubius; van de Wijsgeren, 'sGravefande, Musfchenbroek, F a Lu- de an un :n r* ;n nte;e 3t n n ;e e , * 1 ! Naanma van fom mige veria aarde TlOOg- lceraarc, fcdert de» aanvang der Akadcinie roe op ouzei tijd.  84 VAD E RL. HIST. XXIV. Boek. 3 J Staatelijte feestvieringender UniTCifte.t, in de paten 1É25 , l«7S , 17-5 en J77S. VER- „ulofs; van de Oofterfche Taalkundigen, ïrpenius, Golius, Schulcens; van de Griekêhe en Latijnfche Taalkenners , Vulcanius, Lipilus, Heinfius,Meurfius ,Cunaeus', Vosfius , Boxhorn, Gronovius, Perizonius, Burman, Hemfterhuijs, Valckenaer, Ruhnkenius; om zoo. veele anderen , die hunne naamen ook onfterfelijk maakten, hier te verzwijgen. Was de Leijdfche Hooge Schoole met veele plegtigheden in 't jaar 1575 ingewijd, men heeft insgelijks eiken vijftigften verjaardag van haare inwijdinge op eene luisterrijke wijze gevierd, en bij die gelegenheid gepaste redenvoeringen hooren doen: dit gefchiedde in 'tjaar 1625 door Pieter Cunaeus; in 'tjaar 1675 door Antonij Sijen; vijftig jaaren daarna door Franciscus Fabricius en Pieter Burman; en laatstmaal, ten tijde van het tweede eeuwfeest, door Hieronijmus David Gaubius en Adriaan van Roijen, wier eerfte zijn hoofdwerk maakte, om, met geen mindere gevoelens van dankbaarheid, dan met manlijke welfprekendheid, aantewijzen de wonderbaare blijken der Godlijke Voorzienigheid in het ftichten, beveiligen en luifterfijk maken van 's Lands Hooge Schoole te Leijden. Indien zijne bede, en aller weidenkenden wensch, verhoord wordt, dan zal dezelfde Voorzienigheid over deze ftad en haar grootfte fieraad een waakzaam oog houden tot de laatfte nakomelingfchap.  VERKORTE VADERLANDSCHE HISTORIE. VIJF ENT WINTI GTS E BOEK. G elijk het verhaal van 't beleg en ont. zee van Leijden ons, op 'c einde des voorgaanden bóeks, lang bezig hieldt, zoo was men toen, in Holland en Zeeland, ook meesc bedacht op de reddinge van die llad. Geduurende dien tijd, verloor men echter niet uit het oog de noodige fchikkingen omtrent den regeeringsvorm in deze Landen. Na dat Alva en zijn aanhang voor vijanden verklaard waren, en de Staaten van Holland en Zeeland den Prins van Oranje als 's Konings wettigen Stadhouder erkend hadden, kon deze, op naam van Filips, veel gezags oefenen;, gelijk hij ook met de daad gedaan heeft. Doch toen de meeste Heden den Prinfe toegevallen waren, begonnen de Staaten zich met het ftuk der regeeringe meer te bemoeijen. Die van Holland hadden, door gemagtigden van Dordrecht, Delft en Gorinchem, een nieuw reglement op 't bellier van 't Land doen ontwerpen; welk, in fprokkelmaand dezes E 3 jaars, Getag van Orai* je. De Stia- :e» van Holland [lellen orde ophunne vergaderinge , in Sent,  86 VADERLANDSCHE. XXV. Boik. i*73 , e in Febr. u74- O" genoegentusfehen D. S#nOi en deSra: »tn Tan 't Noorderkwar- •ier. ijaars, bevestigd werdt. Hier bij is vooral het volgende bepaald; de vergaderinge der Staaten zou, bij voorraad en geduurende den oorlog, uitgemaakc worden, door de Edelen, naar oud gebruik, en door de Meden, die hunne zijde hielden, Dordrecht, Delft, Leijden, Gouda, Rotterdam, Schiedam, Gorincbem, Schoonhoven, Oudewater en Woerden; deze vergaderinge zou, gewoonlijk, alle zes weeken, bijeenkomen, en voorts zoo dikwijls, als zij, door den Prins, befchreven zou worden; zij zou dan de zaaken van 't gemeene Land in overweginge nemen, en op dezelve befluiten; de beflisiinge der gefchillen, waar over de Staatsleden malkanderen niet zouden konnen verilaan, werdt aan den Prinfe verbleven; na 't af handelen der zaaken, 't gemeene Land betreffende, zouden ook die van bijzondere lieden, dorpen en perfoonen afgedaan worden; de kleine lieden konden gemagtigden ter dagvaart zenden over haare bijzondere zaaken, maar befchreven zijn*» de, waren zij gehouden te verfchijnen; eindelijk, de befluiten der vergaderinge zouden door de leden, elk in 't zijne, ter uitvoer gebragt moeten worden. De lieden van 't Noorderkwartier maakten eene afzonderlijke Staatsvergaderinge i uit; en Sonoij was aldaar 's Prinfen Overfte: tusfehen wien en de Staaten, in den zo- ,-mer dezes jaars, eenig ongenoegen gerezen was. Zij klaagden over eikanderen bij Oranje. Deze toonde zich genegen, ora Sonoij van zijn ampt te ootllaan, en den G.aa-  XXV. Boek. HISTORIE. 87 Graave van den Berg in deszelfs plaatie te Hellen; doch hij kon wel vermoeden, dat de laatlle noch minder aan de Staaten zou behagen, en dat zij zich liever met Sonoij verzoenen zouden: gelijk gefchiedde. Van kommerlijker uitzicht was 't misnoegen tusfehen de Regeerders der lieden en de Edelen van Holland. Dezen vertoonden den Prinfe, dat de Heden toeleg maaben, om hen en 't platte land, waar van zij als voorltanders aangemerkt moesten worden, van alle vrijheden en voorrechten te berooven; zij verzochten, om aan uitheemfchen in.'s Lands dienst, gelijk eertijds, voorgetrokken te worden; ook begeerden zij, dat de Edelen voor geen andere Rechtbank, dan van 'tHof, mogten betrokken worden. De Prins zag niet ongaarne, dat zij waakten tegen het befnoeijen van hunne oude voorrechten; doch hij begreep, dat alles, in zulk eenen bekommerlijken tijd, niet terflond in de uiterlle orde gebragt kon worden, en dat men de uitheemfchen, die, van den aanvang der beroerten af, in bewind geweest waren, niet zoo gemaklijk verzetten kon; alleenlijk Helde hij de Edelen ook aan, om, met behulp van twee of drie uit den Raad van Holland , over zekere misdaaden te recht te zitten. Dit en meer foortgelijke gefchillen gaven aanleidinge tot het voorftel van den P/ins, waar bij hij den Staaten voorhieldt den grooten en hoogdringenden nood, om eenige goede orde in 't bellier van 's Lands zaaken en van den krijg te Hel F 4 len; Misnoegen der Edelen ia Holland tegen de ftedelijke Regenten. Voorftel vfn den Prins, den noOftob., kllgoude over veele gebreken in de regecriu-  88 VADERLANDSCHE XXV. Boek. «e, en kriule o zijn ontDag van *t bewin* De Staa ten drage hem het cpperbcvpmd op. Den I Nov. len; klagende over 't wanbegrip van veeJen, als of de penningen, die men opbragt, ten zijnen bijzonderen nutte bedeed wier:.den, als mede over de traagheid in 't dragen der gemeene lasten, de ongezindheid om bezettingen in de Heden te ontfangen, de nalatigheid om onwilligen in 't opbrengen van ingewilligde lasten uittewinnen, en over 't gebruik van penningen, ter bèta linge van 't krijgsvolk gefchikt, tot andere nooddruftigheden. Tot wegneminge van welke zwaarigheden, die de Prins meest alle hieldt te ontdaan uit den waan, dat de gemeene zaak hem in 't bijzonder aanging, hij geen middel wist, dan dat de Staaten zeiven de gantfche regeeringe aan zich namen, hem ontflaande van eenen lasr, welken hij betuigde, niet uit zucht tot eigen belang of eere, maar alleenlijk om hun dienst te doen, op zich genomen té bebben. Ten befluite, de Staaten tot eendracht vermaand hebbende, verklaarde hij, niét naar ontflag te haken, uit weerzin om hun bijtedaan, maar om dat hij zulks tot 's Lands nut dienltig oordeelde, willende hij anders gaarne den laatden droppel zijns bloeds Horten voor 's Lands vrijheid en welvaart. De Staaten vonden zich, door dit voor1 frel, in geen kleine verlegenheid: gaarne hadden z:j zeiven meer gezags in de regeeringe, maar begrepen, dat zij den Prins snier misfen konden. Zij befloten ten laatden, den Prinfe de opperfle magt, over alle 's Lands zakken, geduurende den oor--  XXV. Boek. HISTORIE. % I • De Print zoekt in Zeeland, behalvca de InfiruStievoor Gouverneursen Raaden, orde op de regeeringetc fttllt»  g» VADERLANDSCHE XXV. Boek. *575- \Jnie « Holland en Zeeland, ge teekend den 4jun 1575. vastgefteld, maar veelzins veraytóerd in de jaaren 1576 en 1578; doch de Prins hadt nu gaarne gezien, dat Zeeland zich nader met Holland vereenigde. Dit werk ging ilaplijk voort. Hij deedt hierom de Staaten van beide de gewesten befcbrijven te Dordrecht, tegen den aanvang van lentemaand des jaars 1575; en in grasmaand werden ° eenige punten van vereeniginge van Holland en Zeeland ontworpen, en, niet lang -daarna, met deze en gene .veranderingen j vastgefleld. De inhoud van 't verbond de. zer vereeniginge kwam voornaamlijk hier op uit. Die van Holland en Zeeland beloofden eikanderen, onder! de regeeringe en gehoorzaamheid des Prinfen van Oranje, te zullen bijftaan en befchermen tegen den gemeenen vijand, met wien men zich niet zou verdragen, dan met gemeene bewilliginge en bij raade van Oranje; de lasten van den oorlog zou men gelijkelijk dragen, en elk zijn best doen, om die behoorlijk te doen heffen ; zij zouden, befchreven zijnde, gezamenlijk ter dagvaart verfchijnen; alle oude verfchillen moesten, buiten iemands benadeelinge, in ftaat blijven, en de opkomende door den Prins beflist worden; men mogt, over en weder, vrij handelen, zonder elkanders waaren onmaatig te belasten; men zou, wederzijds, geen poorters toelaten, dan met kennisfe van de Wethouders der 'ftad , uit welke iemand vertrokken was ; de duifterheden , in dit verbond voorkomende, werden gefteld aan de uitlegginge van de meerderheid der Bond-  XXV. Boek. HISTORIE. $; Bondgenooten; het verbond zou zoo lanj duuren, als de tegenwoordige oorlog, of al men wederzijds goedvondt. Dit verbonc van vereeniginge werdt onderteekend dooi vijf Hollandfche Edelen en de gemagtigder van fommige Hollandfche en Zeeuwfche /fteden ; hoewel men het noch niet een< was over 't heffen der gemeene middelen , ir beide de Landfchappen, op een' eenpaarigen voet, en niettegenllaande de Vroedfchappen van Zeeland en Noordholland 'er noch niet in bewilligd hadden. Dit, gevoegd bij andere omftandigheden, kan aanleidinge gegeven hebben, dat dit ftuk eerst in 't volgende jaar zijn volkomen beflag kreeg. Doch ten dezen tijde, werdt eene nieuwe ordonnantie op 't ftuk der regeeringe van Holland en Zeeland tot ftand gebragt. Zij was ontworpen, op last der Staaten, door Jakob van der Does, Karei van Boifot, Arend van Dorp, Nikolaas van der Laen, Henrik Duijsr, en Lands Advokaat Paulus Buijs. De voornaamfte inhoud liep hier op uit: de Prins zou, als Souverain en Overhoofd, geduurende den oorlog, volkomene magt van gebieden en verbieden hebben, in alles, wat 's Lands behoudenisfe en befcherminge betrof; op krijgszaaken mogt hij, nevens zulken, die hij zich bijvoegen wilde, naar welgevallen beftellinge maken; alle krijgsampten begeven; de bezettingen leggen en verleggen, zonder voorkennisfe of bewilliginge van de Staaten , Magiftraaten of van iemand anders; de overtreders van de krijgswetten ftraf. > r i I [ [ Inhoud van'[Ontwerp der ordonnantie op 't ihik; van regeeringe in Holland en Zeeland.  H VADERLANDSCHE XXV Boek. ftraffen; aan hem zou Haan 'e bellier der penningen, toe de lasten des oorlogs, door de Staaten ingewilligd; tot twintig duizend guldens tce zou hij mogen ligten, zonder voorafgaande bewilliginge der Staaten; het recht moest hij, op naam des Konings, als Graave, doen handhaven door den Raad, welken bij, uit 's Konings naam, bij raade en uit eene benoeminge der Staaten, zou aanltellen; noch zou aan hem Haan *t verkenen van gunflen, vergiffenis van misdaaden, uitflel van betalinge, en diergelijke, doch met kennisfe van de plaatfeirjke Wethouders; voorts, zou hij ook oktroijen geven mogen , evenwel niet aan lieden , vlekken of genootfehappen, dan bij raade van de Staaten; hij zou, ten gewoonlijken tijde, de Wethouders der Heden Hellen en vernieuwen mogen, in gevolge der privilegiën, zelfs buiten den vastgeftelden tijd, zoo de nood of verzekerdheid zulks vorderde; hij moest alle bijzondere voorrechten, vrijheden en loflijke gewoonten handhaven en voorftaan, ook de oefeninge der Euangelifche Gereformeerde Religie, doende de oefeninge der Roomfche Religie ophouden, zonder echter te gedogen, dat op iemands neioof onderzoek gedaan wierde; tot zijne/ Raad kon de Prins zulke perfoonen verkiezen, als hij goedvondt, doch Nederlanders, en meest Hollanders en Zeeuwen; de Staaten, de Amptenaars, Wethouders, Schutterijen en Gemeenten zouden, hier op, den eed van gehoorzaamheid en onderdanigheid aan den Prins doen, die, ook  XXV. Boek. HISTORIE. 95 ook bij eede, beloven moest, 's Lands voorrechten en vrijheden te zullen belchermen,- eindelijk, de Staaten van Holland en Zeeland beloofden, eenen gemeenen Landraad te zullen aanftellen, die de overige zaaken, de vereeniginge en 't gemeene Land betreffende, zou beleiden, en. daar toe geroepen zijnde, den Prins met raad en daad helpen, die echter magt behieldt, om de Staaten, in 't gemeen of afzonderlijk, naar goedvinden te befchrijven. Men ziet uit dit aanmerkenswaardig ftuk, dat de Staaten, nu, plegtiglijk, fommige punten van bewind en gezag aan den Prins afftonden, tot welker oefeninge hij, als Graafljke Stadhouder des Konings, anders niet bevoegd was, zonder bewilliginge der Staaten of fteden; bij voorbeeld, het opnemen van gelden ten laste van den Lande, het leggen van krijgsvolk in de fteden, de veranderinge van de Magiftraaten buiten den gewoonen tijd, en de vrije behandelinge van 's Lands penningen, die door de Staaten ingewilligd waren. Men begreep te recht , dac de nood dikwijls fpoed vorderen zou, en dat het wachten op de bewilliginge en 'c belluit der Staaten, in den tijd van oorlog, nadeelig worden kon. Van hier, dat zij van een gedeelte van hun eigen gezag en recht, ten nutte van t algemeen, bij dezen afftand deeden. Niemand vermoede nochtans, dat de Staaten eene volkomene oppermagt aan Oranje opdroegen. Dit konden zij zelfs ïuet doen, zoo lang zij den Koning, als Graa- 'Aanmerkiugeover "t gezag, bij dit ontwörp doof de Scaate» dso Prinfe toegekend.  Het ont werp is door Oranie goedgekenrd,onder eeoige t>< denkingen. orf VADERLANDSCHE XXV. Boek Graave van Holland en Zeeland, bleven erkennen; gelijk zij ook in deze ordonnantie uitdrukkelijk doen. De Prins bleef, naderhand, zich zeiven befchouwenals'sKonings Stadhouder, en dien titel in verfcheiden.lastbrieven, plakaaten en oktroijen voeren. Dit zou ongerijmd geweest zijn, indien hij begrepen hadt, dat hem de oppermagt door de Staaten toegekend was, als zij hem aaniïelden tot Souverain en Overhoofd,of, gelijk het elders uitgedrukt wordt, tot Hoofd en 'Hoogjle Overheid: door welke bewoordingen alleenlijk aangeduid werdt, dat de Prins, voortaan, wezen zou de eerfle, de opperfte, het uitmuntende hoofd der Staaten, die, in zoo verre zulks in hunne magt was, en behoudens het wettige recht van den Graave nu gefchieden kon, het hoogile bewind over veele "zaaken in zijne band Helden. De Prins narn genoegen in dat ontwerp op de regeeringe, betuigende, dat hij de Staaten niet genoeg bedanken kon voor 't goede vertrouwen, in hem gefield, en verklarende , dat hij de regeeringe, bij voorraad, en tot de Staaten een nuttiger en bekwaamer voorwerp gevonden zouden hebben, wilde aanvaarden. Voorts, liet hij't aan de Staaten, hem zoo veel of zoo weinig gezags te geven, als zij goedvonden, verzekerende, nooit meer gezags gezocht te hebben, dan hij tot verzekerdheid en welvaart des Lands noodig hadt geoordeeld. Omtrent den Godsdienst, riedt hij tot de overzieninge der Kerkenordeninge, in 't jaar 1574  XXV. Böïit. HISTORIÉ. 97 1574 gemaakt, en om daar bit te ligter 't gene de burgerlijke regeeringe betro Het aanitellen van een' Landraad liét h aan de Staaten, doch gaf 'er eenige beder kingen over op, waar uit reeds eenigzin te befpeurën was, dat die Landraad, tege welks oprichtinge Leijden zich ook ronde lijk verklaarde, den Prinfe niet behaagde Na dat de ordeninge op de regeeringe doo de Vroëdfchappen, als mede door de Hoofd luiden en Dekens derfchutcerijen en gilde: in de meeste lieden van Holland, goedge keurdwas, werdt hem het hooge bewind, dei elfden, van hooimaand , door de Staaten de twee Landfchappen, aangeboden, en doo hem met dankzegginge aangenomen. Al leenlijk maakte hij nu eenige zwaarigheid dat hem gevergd wierde, de oefeninge de: Roomfche Religie te doert ophouden; waa voor, op zijne begeerte, vermeld werder Religiën, ftrijdende met het Euangelie welke uitdrukkinge ook in andere gelijk' tijdige Hukken gebezigd is. Weinige dager laater, Werden door de Staaten vier gemagtigden benoemd, om, met de Wethouders in de Heden, op 't ftuk van den Godsdiensi de noodige orde te Hellen. Toen tradt men ook tot de aanftellinge des Landraads; doch dit punt ging traag voort. Dó Staaten verklaarden, door middel van dien Raad, den Prins te willen ontheffen van een deel van den last des bewinds; doch zij bedoelden; daar door, eenig inzicht in zaaken van regeeringe te behouden, als zij zeiven niet vergaderd zouden zijn. De IV. Deel. g Prrai » r. 'i s 1 r' i ... Hij sari?vaardt her. - bewind , [■ op den voet van f dié orde. Zijn» , bedenkinge over den Codji1 dienst. Den 38 J.llj. Inftellinge van,, den Landraad.  §8 VADERLANDSCHE XXV. Bóek. Den 25 Aug. Voorflag ter. affchaflingevan den» 2ellren , den to S«f>t. Pogingen; om dien Raai In ftand t< bonden- PlinS begreep dit wel; maar vergenoegde zich, in *t begin, zijne zwaarigheden over de oprichtinge van dien Landraad te melden. D ie van Holland benoemden eenentwintig perfoonen, van welken veertien Raaden over Holland zouden gekozen worden. Deze benoeminge mishaagde den Edelen, om dat maar twee uit hun lichaam daar op gefield waren, terwijl het ontwerp van vier Edelen fprak, en de Prins van zes gefproken hadt. Ten laatden werden achttien leden verkozen, aan welker hoofd de Graaf van Kuilenburg was. Doch de Landraad was noch niet, of naauwlijks, in bedrijf geweest, toen de Prins voorfloeg, om denzelven aftefchaffen, naardien de Landraad, volgens 5t berjchtfchrift, te zeer aan 'tgoedvinden der Staaten verbonden was, en dewijl die van Zeeland de oprichtinge van dien Raad noch niet goedgekeurd hadden, en 'er zelfs in Holland, door de Gemeenten en Schutterijen, noch zwaarigheden in gemaakt werden. Hij delde den Staaten voor, dat de Edelen en Steden 't bewind wederom behoorden aantenemen, en dat de leden des Landraads, zijns oordeels, bij dezelven konden gevoegd worden, met hun één lichaam uitmaken, en de Staaten van den Lande, voor den tijd van een jaar, verbeelden. Men vondt zich met dit voori del verlegen , willende , aan den eenen ;kant, gaarne den Landraad in dand houden, en, aan de andere zijde, het misnoegen van den Prins niet vermeerderen. De Ssaaten vertoonden hem in hun antwoord, dtt  XXV. Boek. HISTORIE. oQ dat zij altijd beoogd hadden, hem de volkoraene regeeringe, of het hoogfte bewind,, optedMgen, onder zulken titel, als hij zelf zou goedvinden, al was 't zelfs onder dien van Graaf van Holland, behoudens de gerechtigheid van den Lande en 't gezag der Staaten. Voorts verzochten zij, dat de Landraad in 't bewind blijven rriogte. De Uitkomst Van deze en verdere raadplegingen was, dat die Raad, na dezen tijd, geheellijk, buiten bewind geraakte. Behalven 't ftuk der binnenlandfche regeeringe, hieldt de vredehandelinge met de Spaanfehen, in dit jaar, de Staaten een' geruimen tijd bezig. Elbert Leoninus en Hugo Bonte , gezanten van 't Hof te Brusfel , waren reeds in wintërmaand des voor» gaanden jaars te Delft gekomen, met last, öm den afgebroken' vredehandel te hervatten. Zij verklaarden, dat de.Koning, door het aanhouden van den Keizer en andere Mogendheden bewogen , genegen was zich met den Prins en die van Holland en Zeeland te bevredigen; en dat men, van hun» ne zijde, in geen verdere onderhandelinge begeerde te treden, dan met zijne Doorluchtigheid en de Staaten zeiven. Terwijl de Staaten, in't begin van dit jaar, te Dordrecht, vergaderd waren, verfcheen in hunne bijeenkomfte Graaf Gunther van SchwarZenburg,'. óf SchwarzbUrg, verzeld van den Graave Wolf van Hohenloo en andere Duitfche Grooten, die last hadt van Keizer Maximiliaan den II, óm den vrede te helpen bemiddelen, en die door de Staaten, als mede door Oranje, G 2 wiens' Hij blijft buiten bewind. De vre. lehindel ivordt ierv»c.  Voor- «ichtige Waaifchl! winge v; Oranje ti gen een' valfchen vrede. Gemai tigden y> de Staat* fche en . Spaanfch zijde. ioo VADERLANDSCHE XXV. Böwé. wiens zwager hij was, verzocht werdt tof het bijwonen der vredehandelinge. Onder de Staaten waren 'er, die fterk naar vrede . haakten, en liever nadeelige voorwaarden n fehenen te zullen inwilligen, dan langer in een' lastigen oorlog te volharden. Dit begreep de Prins, en hieldt hun hierom voor i dat de vrede , in 't gemeen , wel wenfchelijk was, doch dat die ook lastiger zijn kon, dan de oorlog zelf; dat men geen vrede zoeken moest, die met go os eere en 's Lands vrijheden en voorrechten ftreedt, of los en wankelbaar was; en dat men , geduurende de vredehandelinge, de noodige middelen behoorde te vinden en vastteftellen, om den oorlog voorttezetten. 'a Door fchrander beleid, wist hij toen te bewerken, dat als Gemagtigden tot den t vredehandel, door de Staaten, zulken gekozen wierden, op welker trouwe en kundigheid hij zich genoeg verlaten kon. Zij waren, Jakob van der Does, Karei van Boiföt, Willem van Zuijlen van Nijevelt, Filips van IVlarnix van Aldegonde, Johan Junius de Jonge, Adriaan van der Mijle, Paulus Buijs, Arend van Dorp, Nanning van Foreest , en Kornelis Adriaanszoon Bakker. Van de Spaanfche zijde, waren tot den vredehandel benoemd, behalven Leoninus, Maximiliaan Vilain van Gent Kornelis Suijs en Arnoud Sasbout. Op', merkelijk is 't, dat niemand der Spaanfche Afgevaardigden een oorfpronglijke Spanjaard was. Zij waren Nederlanders, en Leoninus zelfs een Geldersman, D®  XXV. Bofk. HISTORIE. 101 De onderhandelingen namen een'aanvang, te Bredaf den derden van lentemaand, in 'c bijzijn van Joan Borne, Raadsheer des Graaven van Schwarzenburg, uit wiens naam hij fchriftelijke aanbiedinge deedt, om den vrede te helpen bevorderen. De Spaanfchen verzochten de bezwaarnisfen der Staatfchen te mogen verftaan , met aanbod van gewilligheid, om dezelve naar behooren wegtenemen. De Staatfchen verklaarden, volgens hunnen last, nu niet te begeren, dan antwoord op dtr Staaten verzoekfchrift, in hooimaand des voorleden jaars aan den Koning toegezonden. Ook gaf men hun dit; doch in zulke algemeene bewoordingen , dat zij 'er niets van wisten te maken. Weinige dagen daarna, verzochten de Staatfchen een klaar en beflisfend antwoord op de twee hoofdpunten van dat verzoekfchrift, 't vertrek van uitheemsch krijgsvolk , en 't bijeenroepen der algemeene Staaten, om orde op.'sLands regeeringe te Hellen. Gevraagd, wie zij door uitheemfchen verftonden, en hoeda nige Staatsvergaderinge zij begeerden, gaven zij een onbewimpeld antwoord. Door uitheemfchen verftonden zij ook de Span-; jaards; en men begreept, dat de Staaten zoo algemeen befchreven moesten worden, als in 'tjaar 1555, op de overdragr der| Nederlanden door Keizer Karei, gefchied; was. De Landvoogden befchreven wel , ■ nu en dan, eenige afgevaardigden uit de' bijzondere Landfchappen, om te raadplegen over 't inwilligen der verzochte beden; G 3 doch Begin der onder handelingen t* Breda, den 3 Haart. Verklaring» der itaatchen , vi» zij loor uitleemchen, en vat door le vergaleringeItr alge» «eene taaten erftoulen.  ipa VADERLANDSCHE XXV. Boek. kingeu del èpaan- i'chen daarover, en hunne •anbiedin {en. doch de Staaten begeerden eenë veigaderinge der Provinciën Staatswijze, waar in zij ook vrijlijk zouden mogen klagen, en raadplegen op 'tftuk van 's Lands regeeringe. Nu begonnen de Koningfchen ook ronder te fpreken. Hard was 't, zeiden zij, de Spanjaards , 9s Konings natuurlijke onderzaaten, ten Lande uittejagen, terwijl de Staatfchen zich van vreemde krijgsknechten bedienden \ evenwel zou de Koning de Spanjaards niet langer in 't Land houden, dan de nood vereifchen zou. Hem meer aftevergen, zou tegen zijn gezag en hoogheid aanloopen , waar voor men echter fcheen te willen zorgen. De Koning zou ook te vreden zijn, na dat de ruste herfteld zou zijn, zich van den raad der aïgemeene Staaten te bedienen, in zaaken ter hunner kennisfe ftaande, doch niet in zulke, die afhingen van de opperfle magt en 't welbehagen zijner Majesteit. Dan, dewijl de Staaten* niet konden befchreven worden, voor men de wapenen hadt nedergelegd, zoo boden zij, om hier toe te geraken, in 'sKonings naam aan, Holland, Zeeland, Bommel en Buuren te willen handhaven of herftellen, in de voorrechten, welken zij voor de beroerten bezeten hadden. Al wat in de beroerten bedreven was, zou vergeten en vergeven zijn. De gevelde, vonnisfen van ballingfchap en verbeurdverklaringe zouden vernietigd, de genomen goederen wedergegeven, en de gevangenen wederzijds geflaakt worden. De Prins en de Staaten 'zouden de Landen, lieden, flo- 1 ten,  XXV. Boek. HISTORIE. 103 ten, fterkten, ook het gefchut en fchepen, die in hunne magt waren, moeten wedergeven, mitsgaders de huizen en goederen, vooral geestelijke, zoo ver zij noch in wezen waren. De Roomsch - Katholijke Godsdienst zou, alomme in de Nederlanden, gelijk ten tijde van 's Konings inhuldiginge, geoefend worden; de Onroomfchen zouden, voor deze reize alleen, vrij-heid hebben, om hunne goederen binnen zekeren tijd te verkoopen, en uit het Land te vertrekken. Vier dagen, na dat de Spaanfchen dien bedenkelijKen voorflag, den zeventienden van lentemaand, gedaan hadden, gaven de Prins en de Staaten, hier op, dit uitmuntend antwoord. Het verzoek van 't vertrek der Spanjaarden moest niet hard fchijnen, alzoo men hen, in 't jaar 1559, wel om reden van minder gewigt, het Land hadt doe» verlaten. In Spanje, maar niet in de Nederlanden, waren zij 's Konings natuurlijke onderzaaten. Welk hart zij den Nederlanderen toedroegen, was reeds lang gebleken; en van hunne geweldenarijen konden verfcheiden lieden getuigen, in welke men noch dagelijks hoorde vermanen, hoe nu het zeggen waarheid bevonden wierde, dat Nederland zich de vermaagfchappinge met Spanje eens te laat beklagen zou. Tegen zoo veel gewelds, hadt men zich ook van uitheemfchen bediend; doch dezen onderwonden zich nooit 's Lands regeeringe; en de Duitfchers hadden eene aaauwe betrekkicge op Holland en ZeeG 4 land, Antwoord der Staat" fcherj op dat voorliet.  ïo4 VADERLANDSCHE XXV. Boek land, aangemerkt als Rijks- Graaffchappen. Men dagt evenwel alle uitheemsch volk aftedanken, zoo dra de gelegenheid zulks gehengen zou. De dienden, die de Spanjaards aan de Nederlanders gedaan hadden, konden het nadeel niet opwegen, door hen alomme veroorzaakt; en men was fchuw van Spaanfche bezettinge. Maar, de Nederlanders hadden den Koning en aan Keizer Karei dienden gedaan , die anderen lof, beteren loon waardig waren: en des onaan-? gezien, hadt men, in 'tjaar 1520, in Spanje, geen Nederlanders in 't bewind willen gedogen. Alzoo Holland, Zeelanden zelfs de algemeene Staaten aanhielden op 't vertrekken der Spaanfchen , konden zij wel terdond 't Land ruimen : waar toe men den Koning niet dwingen, maar door bidden wilde bewegen. De vergaderinge den algemeene Staaten zou gewislijk niet kon* nen gehouden worden, op zulk eenen voet, als de Koning begeerde. De Staaten hadden, van, ouds, recht gehad, om den Vorst raad te geven, en hem den toedand des Lands en der regeeringe, welken 'zij van nabij kenden, te ontdekken, en de noodige voorllagen te doen , zoo omtrent den oorlog, als ten aanzien der noodige veranderingen in fommige plakaaten en ordonnantiën. Daarentegen, fcheen men nu de Staaten alleenlijk te willen bijeenroepen , om in *s Konings beden te bewilligen, hen voorts in alles "aan drszelfs voldrekt gebied onderwerpende. Die toeleg bleek voorlang uit de onderfcLepte brie-  XXV. Boek. HISTORIE. 105 brieven van d'AIava; ook hadt Alva hier toe gearbeid; en men fcheen zijn fpoor te willen volgen. De herltellinge der voorrechten en foortgelijke aanbiedingen waren aannemelijk; doch 't zweemde naar geen oprechtheid, dat men, daar bij, vorderde overleveringe van Heden en andere dingen. Dus werden, volgens het oude verdicht* fel, de fchapen bewogen, om de honden,' die hen bewaakten, overteleveren, op dat hen de wolven , daarna , te gemaklijker zoudenkunnen verfcheuren. Want men hieldt den Prins en de Staaten noch voor weêrfpan-nigen, fchoon zij zich nooit tegen den Koning vergrepen hadden, maar veeleer dank verdienden wegens de befcherminge yan 's Konings Landen tegen Alva's dwingelandije. De wapenen waren niet tegen den Koning opgevat; en men wilde zich zijner gehoorzaamheid niet onttrekken. Door te vergen, dat zij of den Hervormden Godsdienst of het Land verlaten zouden, wreef men hun den blaam van ketterije aan, daar zij zich aan 't Katholijke Apoftolifche geloof hielden, en de grove misbruiken alleen verwierpen, om sode en den Koning elk het zijne te geven. In die aangebodene voorwaarde konden zij geen genoegen nemen; waar op zelfs noch weinig te vertrouwen was: men hadt in versch geheugen, wat aan Egmond, Hoorne , Montignij en anderen overkwam. Vreemder en harder was 't, zoo veele getrouwe onderzaaten, die den Hervormden Godsdienst beleden, ten Lande uktedrijG 5 ven.  Wener ntwo»rd er Koingfcher 106 VADERLANDSCHE XXV. Boek. ven, en mee hun 's Lands welvaart te verdrijven , dan drie of vier duizend Spanjaards, die zich hier vet gemest hadden, naar hun vaderland te rug te doen keeren. De gunst, om hunne goederen, eer zij. vertrokken , te gelde te mogen maken, zou niet veel beduiden, en de bijgevoegde bepalinge deedt vreezen, dat men de overblijvenden door de Spaanfche'Inquifitie en ftrenge plakaaten, op nieuws, dacht te ontrusten: waar door nieuwe ellende te duchten was , en 's Konings kroon van eenen haarer fchoonile takken ftondt beroofd te worden; 't welke men vooral beletten moest. Eindelijk, verzochten de Staatfchen, dat men dit hun vertoog, als fpruitende uit getrouwe genegenheid tot den Koning, en uit rechtlchapen zucht voor 's Lands welvaart, ten beste duiden Wilde; terwijl zij god baden, dat Hij den Koning en deszelfs Gemagtigden met beteren raad wilde zegenen. Op dit antwoord, waar in niet min gefchiedkundige waarheid, dan verlland en • openhartigheid, doordraaide , kwam een glimpig wederantwoord van de Spaanfche zijde: waar bij men, aanboodt, de Spanjaards te doen vertrekken, mits men ook, van de Staatfche zijde, het uitheemfche krijgsvolk afdankte; en de algemeene Staaten te laten vergaderen, gelijk in 'tjaar -J555i doch in 't Huk van Godsdienst kon men, uit hoofde van 's Konings eed, geene veranderinge gedogen; alleenlijk wilde men omtrent het verblijf, de bijzondere Godsdienst-  XXV. Boek. HISTORIE. 107 dienstoefeninge en de bezitringen der Onroomfchen meerdere toegeeflijkheid gebruiken ; zoo de uitheemfche Leeraars zich bekeerden, of 't Land ruimden, zou het met de onderzaaten, dachc men, wel fchikken; met de Spaanfche, Inquifitie zou de Koning hen niet bezwaren, welke hij ook nimmermeer gedacht hadt onder hen inte. yoeren. Indien de Prins en de Staaten, op 'tffök van Godsdienst onverfchillig geweest waren, of zich hadden wiilen laten verfirikken door 't aanbod eener algemeene Staatsvergaderinge, doch waar in over dat punt niet vrijlijk zou mogen geraadpleegd ea balloten worden, zou de vredehandelinge welhaast een einde van den oorlog hebben kunnen maken. Nu was 't anders met de •zaak gelegen. De onderhandelingen werden wel niet plotlëlijk afgebroken, maar, gelijk meer gebeurt, lang gerekt en lam gemaakt. Die voorzag de Graaf van Schwarzenburg; en bemerkende, dat zijne pogingen ter bevorderinge van vrede vruchteloos blijven zouden, keerde hij met de zijnen naar Duitschland te rug. Uit de gefchenken, welken hij en Hohenloo toen -ontfingen, fchijnt men te mogen befluiten, dat de Prins en de Staaten groot genoegen in hunne verrichtingen genomen had- . den. Noch voor zijn vertrek, hadt hij een beftand van zes maanden voorgeflagen, binnen welken tijd het ftuk van Gpdsdiensi in dien ftaae, waar in het toen was, blij ven zou; doch Requefens wilde tot geer be- Waar i* de Prins in dc Staaten geen genoegenkonden nemen. Da Graaf van Schwartfénbergvertrekt naar Duitserland.  ilntwooi dtr Staa fchen di I Jiinij. Beden kingen di Spaanfchendaar tegel. lot VADERLANDSCHE XXV. Boïk. beftand komen, langer dan voor twee maanden, en dan noch onder beding, dat midlerwijl de Onroomfche Godsdienst moest ophouden. d_ 'Er verliepen twee maanden, eer de n Staatfchen op 't laatfte voordel der Koningfchen antwoordden. De aanbiedinge der herftellinge van voorrechten, zeiden zij, was aannemelijk, maar kon niet baten, zoo men 'er, in vrijheid van geweten, geen gebruik van maken mogt, en 't Vaderland moest ruimen. De Koning moest de vervolginge doen ophouden, wilde hij, hier, gehoorzaamd wórden. Op verzekeringen was niet te bouwen, als men de llerkten en krijgsbehoeften zou moeten overleveren, eer 't vreemde krijgsvolk vertrok , en de eendracht herfteld was door de orde , bij de algemeene Staaten te beramen. Hun verlangen naar den vrede was reeds gebleken. Tot [overvloediger bewijs daar van, verklaarden zij gezind te zijn, het punt van den Godsdienst en alle de overige te verblijven aan eene wettige vergaderinge der algemeene Staaten. Wist men ook een bekwaam middel te vinden, om, tusfehen 't vertrek der Spanjaarden en de dagvaart van die Staaten, alle daadlijkheid te voorkomen, zij zouden der redelijkheid plaatfe geven. Van de Spaanfche zijde, bleef men aanr dringen op de herftellinge van den Godsdienst , door den Koning bezworen, en oordeelde men, dat den Onroomfchen reeds genoeg toegeftaan was. De Koning wil-  XXV. Boek. HISTORIE; 10? wilde wel het goeddunken der algemeene Staaten, beide over de regeeringe en den Godsdienst, hooren, doch daarna zelf orde ftellen. Het Spaanfche krijgsvolk was zoo fpoedig niec te verzenden, Ook was't niet veilig, naar 't oordeel der Koningfchen, 't leger te verzwakken, eer 't verdrag geteekend was. De Staatfchen doorzagen 't ongenoegzaame en listige van dit antwoord. Eene vergaderinge der algemeene Staaten, afhangelijk gemaakt van 's Konings goeddunken, wilde niets beduiden, en zou geen vrijheid van Godsdienst konnen bewerken; terwijl het wreedheid was, zoo veele menfchen ten Lande, uittewijzen, onder voorwendfel van 's Konings eed, die hem niet verplichtte , den Roomfchen Godsdienst alleen in 't Land toetelaten. De onderhandelingen werden noch eenigen tijd llepende gehouden, doch in hooimaand geheellijk afgebroken , na , dat de Koningfchen aangedrongen hadden op 't geveH van .eenige gijzelaars, en 't overleveren van denBriele, Enkhuizen, Viisfingen en Arnemuiden , tot verzekerdheid , dat men, van de Staatfehe zijde, zou naarkomen, 't gene door de algemeene Staaten zou worden geraamd. Den dertienden dier maand, namen de Staatfchen fchriftelijk affcheid, waar in zij zich zeer beklaagden over de onverzettelijkheid der Spaanfchen, ten opzichte van den Godsdienst, de Onroomfchen en eene wettige bijeenkomlte dsr algemeene Staaten. Wijders verklaarden Tegenbedenkia'gen deff Staatfchen- De vredehandelwordt afgebrokea. Schrifctrlijk affcheid der Staatfcke Gemagtig. den.  iio VADERLANDSCHE XXV. Bor,fc to van d; Spaanftke. Ouder- fcheiden oordeel ovor 't afbreken der Eredafche vredehandelinge. den zij voor sod en de weereld, dat hét niet treffen van vrede aan hun geenzins gehaperd hadt, maar aan zulken, die, door onderdrukkinge der Landzaaten, zich zei-, ven eene heerfchappije zochten opterichten. Kwam 'er nader befcheid, men zou niet Weigeren, de onderhandelinge te hervatten, zoo het als dan oorbaar gehouden wierdt, en de Spaanfchen met meerdere oprechtheid të werk wilden gaan. De Koningfthen beklaagden zich niet minder over de fcherpe taaie , met Welke men hunne opréchte oogmerken hadt doorgeflreken. Zij verklaarden , het vertoog dër Staatfchen niet anders overtenemen, dan om 's Konings antwoord op hetzelve te verwachten; betuigende insgelijks voor god en de weereld, indien men, r.a 't ontfangen van die antwoord, weigerde met de onderhandelinge voorttevaren, de fchuld van 't af breken des vrèdehandels, niet op den Koning, maar op den Prins én de Staaten komen zou. Zoodanig was de vruchtèlooze uitllag der Bredafche vredehandelinge. Aan.wien reen de fchuld daar van te wij ren hadde, werd: onderfcheidenlijk beoordeeld. Sommigen begrepen, dat de Staatfchen genoeg, zoo niet zelfs te veel, toegegeven hadden. < Nièmacd kan in hun misprijzen, dat zij, gelijk het op een' gedenkpenning van dien tijd uitgedrukt wordt, den oorlog veiliger keurden, dan een' twijfelachtigen en onzekeren vrede. De Landvoogd Requefens deedt al bij voorraad verfpreiden, dat het alleenlijk aan de Bondgenooten haperen ZOW,'  XXV. Ëöek. HISTORIE. rn zou, zoo de vrede niet getroffen werdt. alzoo de Koning hun in alles gettoeger geven wilde, behalven in 't ftuk van Gods. dienst. De Landvoogd fchijnt geen fmaan gevonden te hebben in den raad, hem dooi den Raad van Staate gegeven, om den Onroomfchen vrijheid van. geweten toe téftaan, hoewel geen uiterlijke Godsdienstóefeninge; ook fchijnt hij zich niet genoeg te hebben durven verlaten op de belofte der Staaten van Brabant, dat zij, en de Staaten van andere Landfchappen, niet gedogen zouden, dat in de vergaderinge der algemeene Staaten iet ten nadeele van 't Roomfche geloof vastgefteld wierde. Weinige dagen na 't af breken der vredehandelinge, zpcht Requefens, zonder fchijn van waarheid, de fchuld daar vftn op den hals van anderen te fchuiven, Dit blijkt duidelijk uit zijnen brief aan de leden der Staaten van Zeeland, die noch der Spaanfche zijde toegedaan waren , in welks Hot hij verklaart, dat het mislukken der onderhandelingen te Breda niet aan den Koning, of aan hem, of aan de Spaanfche Gemagtigden toetefchrijven was, maar aan de Konfiftorien en Dienaars van, de ketters, die eene zoo groote deugd en weldaad belet hadden door zulke onbillijke eifchen; weshalven hij niet twijfelde, of uitlanders en onderzaaren zouden 's Konings groote goedertierenheid en genade bewonderen en prijzen, doch integendeel de boosheid en halsftarrigheid van die wederfpanhige ketters op 't hoogfte verfoeijen. Welke ge- hei- , Brief ta* Requefens, den' a Sopt.  «ia VADERLANDSCHE XXV. Bot*. per Sta»t ichen aan (lag op Haarlem. De Spaai fchen rn; ken zich tneefler vau Euure» , Ouiew ter, dei 7 Aug., heime redenen den Landvoogd ook mogen bewogen hebben, om de fchuld der vruchtelooze vredehandelinge liever op de Leeraars der Onroomfchen te leggen , dan op den Prins, de Staaten en hunne Afgevaardigden; zeker is 't, dat hij zich bedroog, of anderen bedriegen wilde, als of 'er, behalven de Kerkleeraars, geen anderen in dien tijd waren, die geen vrede begeerden ten koste der vrijheid van geweten in 't ftuk der Godsdienstoefeninge. Terwijl men noch over den vrede handelde, en kort daarna, werden verfcheiden aanflagen gefmeed, om eikanderen afbreuk i ■ te doen. De Staatfchen maakten toeleg, om Haarlem tot het verlaten der Spaanfche zijde te dwingen. De pogingen van Sonoij waren niet vruchteloos, doch alleen niet genoegzaam,, om dit oogmerk te bereiken. Jammer is 't, dat hij den roem zijner heldhaftigheid, omtrent dezen tijd, niet weinig verdonkerde door eene zoo geftrenge én wreede behandelinge van eenige Roomschgezinden in 't Noorderkwartier. Van den -Spaanfchen kant, zat men ook niet ftil. "Hierges viel eerst in Westfriesland; naderhand, maakte hij zich meefter vanBuuren; watlaater, belegerde hij Oudewater enveror-verde die ftad ftormenderband. Haar trof een deerlijkst lot, door moord en brand. Eén der Predikanten, hoewel gerantzoend,' werdt echter opgehangen: van wien meny omtrent zeven jaaren laater, in 't register der Hollandfche Staatsbefluiten, als eene groote zeldfaamheid aangeteekend heeft, dat zijn' lïch*'  xxv. Bom. Historié. u3 lichaam, na zestien maanden gehangen ti hebben , noch zoo vol en blank gevonder werdt, zelfs de oogen zoo ongekwetst, er het aangezicht zoo weinig ingevallen, ah of hij flegs vier dagen dood geweest was In dit ongewoone verfchijnfel konden d« Spanjaards, zoo zij opmerkzaam waren, tetl minlten 't fchandelijke vart hunne trouwloosheid opmerken. De treurige toeltand van Oudewater zal die van Schoonhoven bewogen hebben, om zich liever bij verdrag aan Hierges overtegeVen. Doch zijn toeleg op Dordrecht Werdt, door goede voorzorge, verijdeld, gelijk ook de aanflag des Graaven van Megen op Woerden, hoewel 'er bijna een geheel jaar verliep, eer 't beleg door de Spanjaards opgebroken werdt. Indien men te Oudewater en Schoonhoven zoo veel voordeels hadt kunnen of willen trekken van 't onder water zetten der landen, gelijk om Dordrecht en Woerden gefchiedde, zouden ook die Heden , naar alle vermoeden , den Spaanfchen niet in handen gevallen zijn. In Holland kreeg men eenige ruimte door de verzwakkinge van 's vijands leger, Waar van een deel naar Brabant trok, op last van den Landvoogd, die eenen togt op Zeeland ondernemen wilde. De vreeze, dat hij een' aanflag op Walcheren in den zin hadt, bewoog den Prins, zich, in allen haast, derwaards te begeven, onaangezien de plegtigheden van zijn huwelijk met Charlotte van Bourbon, dochter van Lodewijk, •Hertoge van Montpenfier, naauwlijk geëin- IV. Deel. H di^d i : ! Schdog» hoven, den 24. Aug. Hunne! aanflag or» Oor-* ? drecht ca Woerdetj mislukt. Mitt vreeat Walcbe* ces.  Doch Requefens hadt het o» Zierikzee gemunt. Zeldfaa. roe togt der Spaanfchen , over 't en door 't water, naar 't eiland Schouweu. ti 4 VADERLANDSCHE XXV. Boek. digd waren. Het bleek weldra, dat Requefens het gemunt hadt op Zierikzee en de eilanden Schouwen en Duiveland. In herfstmaand werdt deze togt ondernomen. Zij was de raerkwaardiglte in den gantfchen Spaanfchen krijg, en waar van men, tot op onzen leeftijd, weinige voorbeelden inde gelchiedboeken zal aantreffen. lVJen vertoonde aan den Landvoogd, hoe gemaklijk de overtogt van Tholen, dat noch spaansch was, op Filipsland ware, en van hier op Duiveland, over eene zandplaate, welke, met laag water, droog lag; dat men , door eene waadbaare kreeke, van Duiveland op Schouwen geraken kon; en dat men hope hadt, om de Zeeuwfche vloot, zoo zij al ter wederzijde der plaate kwam liggen, te doen afdeinzen, of den ondernemeren anderzins hulpe te verfchaffen. Vermoedelijk is 't, dat de dappere Mondragon, die eene dergelijke, doch minder gevaarlijke togt, in 'tjaar 1573, tegen Zuidbeveland ondernomen hadt, en de wakkere Gouverneur vanGoes, IfidoroPacheco, den Landvoogd tot dezen hachelijken aanflag zullen aangemoedigd hebben. Zij beiden waren 'er bij tegenwoordig, de eerfte als Opperbevelhebber, de tweede ten koste van zijn leven. Zeker gaat het, dat Filibert van Serooskerke, Rentmeefter Generaal van Zeeland beoostenfchelde, aan den Landvoogd fehriftelijk te verftaan gaf, wat meest flrekken kon , om Zierikzee en 't eiland van Schouwen onder 's Konings gehoorzaamheid wedertebrengenj en dat hij juist  XXV. Boek. HISTORIE. n juist daar toe deze onderneminge aanprees Hun voorflag beviel Requefens; die di noodige fchepen, ruiters en voetknechtei in gereedheid bragt., en 't volk tot dapper heid aanfpoorde, door eene ongemeen fier lijke aanfpraak, welke een Spaanschgezinc fchrijver hem ten miniten in den monc legt. Het krijgsvolk werdt op Filipsland overgefcheept. Elk, die door 't watei moest, hadt twee ponden buskruid, een paar fchoenen en voor drie dagen mond behoefte aan den hals. Ter middernacht, Happen zij af van Filipsland, 't zijd-en halsgeweer om hoog houdende. De Zeeuwfche vloot, veertig zeilen ilerk, lag tet wederzijde van de plaate, zoo nabij, als de ondiepte gehengde; terwijl eenige fchuiten, om nader bij de Spanjaards te zijn, ,pp 't drooge waren gaan zitten. De ongefiadigheid en 't fchitteren der ilraalen van 't weerlicht in dien nacht veroorzaakte, dat men in 't fchieten dikwijls miste, vooral, wanneer de Spaanfchen niet genood» zaakt waren tot het middenlijf toe door 't water te gaan. De Zeeuwen bereikten echter veelen met roers en lange ftokken ; ook fleepten zij "er eenigen met haaken naar zich toe. Ondertusfchen, raakte de meeste hoop der, Spaanfchen over : maar die den achtertogt hadden, werden van den vloed beloopen ; veelen van hun, en bijna alle de delvers, vonden hun graf in 't water; Gabriel de Peralta, die 't bevel hadt, kwam ter naauwer nood te rug op 'Filipsland. Doch met den ochtend, beH a vondê S t [ Bent*, voglio. Tusfche» den 28 ea 2» Sept. \  n6 VADERLANDSCHE XXV. Boek. DeBeaufort. Brouwershaven iuge■omen. ïrijgslis van K. van Vosberghen,om Zierikzee te behouden vondt zich Joan Ofbrio d' Ulloa, met het overige volk, op den oever van Oostduiveland. Met gevelde fpietfen flapten zij den dijk op, achter welken tien vaandels lagen , onder bevel van Karei van Boifot. Zonder grond, wordt deze dappere held, dooreen' kundigen fchrijver,van pligtverzuim in dit geval befchuldigd; maarzeker gaat het, dat hij, hier, bij ongeluk of uit moedwil, door eenen der zijnen doodgefchoten zij. Dit baarde verwarringe, en deedt het Staatfche volk, met fchrik, aan 't vlugten flaan. Midlerwijl, was de vijandlijke vloot onder d'Avila aan Duiveland gekomen; en 't meeste volk, dat 'er op was, ondernam toen de kreeke tusfehen Duiveland en Schouwen te doorwaden. Zij worftelden 'er ook door henen, en flapten op Schouwen aan land. De Staatfchen, hier gefchaard, ftonden verbluft door 't enkele gezicht der Spaanfchen, en trókken welhaast naar Zierikzee. De vijand liep 't gantfche eiland af; en nam bezit van Brouwershaven. Nu was 't gemunt op Zierikzee; welke ftad met geweld moeilijk zou te dwingen zijn. Mondragon, wien haar beleg aanbetrouwd was, begreep dit, en bewilligde des te gereeder in 't verzoek, i hem door Kaspar van Vosberghen , Hoogbailliu en Rentmeefter Generaal van Zeeland beoostenfchelde , en door eenige anderen gedaan. Dezen kwamen in 't leger, met last, zoo zij zeiden, om de ftad, bij verdrag, optegeven,- doch met bijvoeginge, dat het noodig zijn zou, daar over vooraf  XXV. Boek. HISTORIE. 117 af te handelen met de Bevelhebbers der fchepen, die op de Schelde lagen en aldaar wacht hielden, en dat zij, hierom, vrijgeleide derwaards verzochten. Vosberghen bewerkte juist het tegendeel van 't voorgewende, den fcheepshoofden aanwijzende, welke dijken, tot beveiliginge der ftad moesten doorgefteken worden, en met hun de teekens beramende, om eikanderen kondfchap te geven van den Hand der zaaken. Zelfs befchikten zij, dat 'er, bij nacht, noch één vaandel knechten, boven de elf, die in de llad waren, en eenige voorraad binnen geholpen wierden. Teruggekeerd, maakte Vosberghen den Spaanfchen diets, dat zij met de fchepen klaar waren, en nu alleenlijk verllag in de llad moesten doen, om terftond in onderhandelinge te konnen treden. De Spanjaards befpeurden te laat, dat zij door dezen krijgslist misleid waren. Toen befloten zij, Bommenede, in dien tijd eene wel verlTerkte vestinge, doch federt meer dan honderd jaaren door de zee verwoest, met geweld aantetasten. De belegerden verdedigden zich dapperlijk, en fneuvelden allen, drie of vier uitgenomen, met de wapenen in de vuist, als de Spaanfchen die veste ftormenderhand ingenomen hadden. Terftond hierna, werdt het beleg van Zierikzee on- j dernomen. Sedert den jaare 1573, was< Arend van Dorp Gouverneur deZer ftede. De Regeeringe was niet zeer over hem voldaan, en verzocht den Prins, in 't volgende jaar, eenen anderen Overften in desH 3 zelfs Bomme- lede door len vijand /erovurd. ( Zierifc:ee wordt >elegerd , in verdeiigd onier 't be» itl van rV van Dorp, irien» trouwe f  zotder grond , verdacht gehouden »• Sehrijvens van Oranje e der Staa li8 VADERLANDSCHE. XXV. Boek. zelfs plaatfe te Hellen, om dat zij voor gevaar vreesde, zoo hij in dien post bleef volharden. De Prins dacht gunftiger over van Dorp; en de uitkomst toonde, dat hij der goede zaake getrouwer was, dan fommige Zierikzeefche Regeerders, die over hem, uit wantrouwen, geklaagd hadden, en echter al in den aanvang der belegeringe tot eene lafhartige overgave der llad genegen waren. Men vindt aangeteekend , dat, omtrent het einde van wijnmaand, verfchei» den leden der Regeeringe door den Bailliu van Vosberghen opontboden wierden, om dat men hen verdacht en voor Koningsgezinden hieldt, en dat zes van de voornaamften uit de Wethouderfchap geligt en naar Walcheren gevoerd wierden, om. zich aldaar te verantwoorden. De Landvoogd kwam zelf in 't leger, om orde op 't beleg te geven; en van Dorp liet geen tijd verloren gaan, om de llad in llaar van tegenweer te Hellen, zoo door *t opwerpen van eenige llerkten, als door het onder water zetten van 't land rondom de ftad. Hier door, was 't den vijand onmogelijk dezelve te beftormen, die echter het inkomen van fchepen in de haven, doorgaans, wist te beletten. Nu en dan, vondt men gelegenheid, om voorraad van mondbehoeften, die uit Holland en Walcheren kwamen, binnen de ftad te krijgen, voor welker gebruik de noodige voorzorge gedragen werdt. De Prins en de Staaten van Holland vermaanden de belegerden tot lland" vastigheid, rieden tot het liaan van zilveren  XXV. Boek. HISTORIE. 119 ren en tinnen-noodmunten ter betalinge van j 't krijgsvolk, en beloofden allen mogelij-, ken bijltand. Van binnen ontbrak het niet" aan beleid en heldenmoed. Nu en dan, deedt men den vijand groot nadeel. De e Spaanfchen , die omtrent de kerke te Noordwelle verfchanst lagen, werden binnen dezelve verjaagd, en naar den toren gedreven, welken men toen in brand Hak, waar door zij of door 't vuur omkwamen , of, zich van de hoogte nederwerpende, in de handen der onzen vielen. Om aan de Zeeuwfche vloot beric-ht van den toelland te geven, ondernamen eenigen naar dezelve, voorbij de vijandlijke fchepen, te zwemmen, en dus de brieven overtebrengen. Mondragon, den toevoer van levensmiddelen meer wil- ] lende beletten , bewerkte bij den Land-« voogd, dat de Spaanfche vloot met een, aantal fchepen verllerkt wierde; doch deze kwamen te laat, en tweeëntwintig voorraad - fchepen geraakten binnen de llad. Toen liet Mondragon het vaarwater, voor den mond der haven, geheel toefluiten , masten flaan, ijzeren ketens daar aan fpannen , grof gefchut daaromftreeks planten, en eene fchipbrug, met gewapend volk voorzien, aldaar leggen, terwijl de Spaanfche vloot, ter dekkinge van dezelve, op de Schelde ten anker lag. Onaangezien alle pogingen tot ontzet, bleef Zierikzee belegerd tot in den volgenden zomer, en moest ten laatllen voor 't Spaanfche geweld bukken; gelijk ons, in'tvervolg, blijken zal. De langduurigé belegeringe van die en ti 4 an-' ;n van tolland, en ld en 4 Dec. 575Beleidn rooed er bel»> erden. Pogingen an Monragon,m den jevoer te eletten. Men be- ,'mt te  1*0 VADERLANDSCHE XXV Boek, eocken, naar vreemde tjulne. Pen 9 Jnlij. andere plaatfen, de toeleg des Landvoogds op verfcheiden oorden van Holland, en het dringende gebrek van geldmiddelen, deeden den Prins en de Staaten met ernst denken aan uitheemfche hulpe, zonder welke men den krijg niet lang zou kunnen uithouden. Doch 't kwam 'er op aan, waar die te zoeken, of bij den Keizer, of in Frankrijk, of in Engeland. De Prins hadt, reeds in zomermaand, voorgeflagen, cf men niet met het Rijk behoorde te 'handelen, om zich, met behoud der voonech, ten, onder hetzelve te begeven, mits men vooraf onderltondt, of men de befcherminge des Rijks, ook onder mindere voorwaarden , zou konnen verwerven. Hoe weinig de Staaten anders genegen waren, om de opperfte magt over deze Landen eenen vreeroden Heere optedragen, zij zagen geen kans, om, zonder dit, iemand te bewegen tot het zenden van merkelijken onderHand. In 't begin van hooimaand, Hemden de Edelen en die van Zuidholland, dae men den Koning, als een' dwingeland, die zijne onderzaaten zocht te verdrukken en te verderven, eerstdaags behoorde te verlaten, en eenen anderen Befchermer zoeken Doch die van 'c Noorderkwartier vonden dit toen noch ongeraden; en Zie-.rikzee meende , dat men noch eens op 's Keizers bemiddelinge moest aanhouden. Men befloot dan, eenigen te magtigen, om met Oranje te raadplegen over de wijze, waar op men vreemde hulpe zou mogen zoeken, zonder eenige Mogendheid in den Laa-  XXV. Boek. HISTORIE. iai Lande intelaten, of deze gewesten te fcheiden van den Koning. De Prins oordeelde raadzaam, de Staaten nochmaals op dit ge-, wigtig ftuk te befchrijven, en dat men het1 goeddunken der ftedelijke Vroedfchappen' daar over behoorde te hooren , op dat hij! niet fchijnen mogte, hier in, iet alleen gedaan te hebben. De Ridderfchap en alle de Hollandfche fteden, behalven Gou. da, verklaarden, dat men den Koning verlaten , en ergens vreemde hulpe zoeken moest, de keuze Hellende aan den Prinfe3 die echter op 't ftuk der regeeringe, vooraf, het goeddunken der Staaten zou hebben int^nemen. In Zeeland kon dit het algemeene gevoelen niet zijn. Goes en Tholen hielden noch de Spaanfche zijde; en te Zierikzee drong men op 't verzoek van 's Keizers bemiddelinge. De Staaten neigden meest tot Engeland, 't zij om dat ook aldaar de Hervormde Godsdienst beleden werdt , of naardien men van daar gemaklijker hulpe te water bekomen kon. De Prins fcheen meer tot Frankrijk gezind : waar toe zijne huwelijksverbindtenis aiet "den huize van Bourbon, of de ligginge van zijn Prinsdom Oranje, of het belang des koophandels hem kan bewogen hebben; ten zij hij, naar zijn ftaatkundig beleid, liever gemeend hebbe, dat men Engeland en Frankrijk beide aan de hand moest houden, om des te betere voorwaarden van eene der beide Mogendheden te bedingen. Wat hier van zij , de Staaten beraamden met den Prins, eerst H 5 een De Priae lefckrijf. ipdit ftak le Stalen van lolland n Zee-j and. Den i>, 0 te Middelburg, een wakend oog op 't ge re in Brabant en Vlaanderen . gebeurde, J> midlerwijl brieven afvaardigende aan de0cn! Staaten van die en andere Nederlandfche «e Gewesten, waar in hij hen vermaande, omK zich te vereenigen tegen de Spanjaards, ennit de vrijheid te verwerven, welke nu voor de deure ftondt , en hun, door de verdeeldheid van hunne verdrukkers , werdt aangeboden Wijders, verzekerde hij hun, dat hij geene verandering in den Godsdienst zocht, gelijk hem ten onrechte naging , maar zich in dit ftuk naar 't belhrit der algemeene Staaten dachc te voegen. Eindelijk, boodt hij hun zijnen dienst en den bijiland der Staaten van Holland en Zeeland aan , betuigende, geen anderen toeleg te hebben, dan de Nederlanden in de gekreukte voorrechten te herdellen en te handhaven. Zijn fchrijven bragt zoo veel te wege , dat men in Brabant en Vlaanderen allereerst op eene verbindtenisfe met Holland en Zeeland begon te denken. Ik durve niet verzekeren , dat de Prins, of door dien brief, of anderzins, aanleidinge gegeven hebbe aan den Heere van Glijmes, om, in den aanvang van herfstmaand, het Hof te Brusfel te overvallen,, en^de Raaden van Staate in hechtenisfe te' X 4 rieve* Oran- an de iten bijder e id- ippen » zich en de njaat-ds en. Ds Raad an Seaatti ■ord? ia, echst;^  135 VADERLANDSCHE XXV. Boer, fe genomen , de 14 Sent. 'Poginge der geflaakte le den kot herltelva: Zaaken* Befchrij vinge de algemeen Staaten t Bruifel. n nemen. Eenigen Raaden werden terftond gellaakt; doch Mansfeld, Barlaijmont, Viglius .van Aijtta, d'Asfonville-en del Rio, nevens de Geheimfchrijvers, Bertij en Schaarenberg, bleven een' geruimen tijd bewaard. Roda, één der Raaden, was toen te Antwerpen, maar dwaas genoeg, om zich 't gezag eens Landvoogds aante1 matigen. De geflaakte leden, des Raads van' Staate verklaarden toen de. Spa-miehe muiters andermaal voor vijanden, en gaven bevel, om zich aiomine tegen hen te wapenen: te gelijk, verbiedende, Roda ergens in te gehoorzamen; en 'sKonings krijgs.volk noodigende, om hun toetevallen, on.der belofte van volle betalinge. Nu meer : handelbaar geworden, befloót ook*de Raad ■van Staate, de algemeene Staaten te Brusfel te befchrijven, met een oogmerk, om middelen tot bevrediginge te beramen, en tegen den overlast der muitende Spanjaarden. De Staaten van Gelderland, Utrecht en andere Landfchappen werden tot het zenden van gemagtigden ten fterkfte uitgenoodigd, niet alleenlijk door dien Raad, maar ook door de Staaten van Brabant, Vlaanderen en Henegouwen, die den grootften invloed in .de vergaderinge der algemeene Staaten hadden , en rondelijk verklaarden, dat zij niets bedoelden, dan te voorzien tegen 't verlies van den Godsdienst en van 's Konings gezag, te verhoeden eene eeuwige flavernije en' 't geheele bederf dezer Landen, en dezelve wederom te brengen in zulken. ftaat en wel-    XXV. Boek. HISTORIE. 137 welvaart, als zij waren ten tijde van Keizer Rare!. Tot dit oogmerk hadden die van Henegouwen, reeds in herfstmaand, krijgsvolk geworven; en zij wekten de Staaten der overjge Landfchappen daar toe ook fchriftelijk op. Dit zal die van Gelderland te meer aangezet hebben, om van' den Raad van Siaate vrijheid te verzoe- ■■ ken, dat zij zich, op een' algemeenen] Landsdag, tegen de onderdrukkingen van 't Spaanfche krijgsvolk onderling mogten .verbinden, en ten dien einde eenig krijgsvolk ligten; wijders zich beklagende over Hierges, hunne/ Stadhouder, die hen van 't overtollige krijgsvolk en deszelfs moedwilligheden ftiet hadt willen bevrijden. • Dit verzoek ' werdt, door den Raad van Staate, aanltouds ingewilligd; en, den vol-1 •.genden dag, vermaanden de Gemagtigden der Nederlandfche Staaten, te Brusfel vergaderd, die van Gelre en Zutfen, om de lieden en 't platte land te ontledigen van 'c Spaanfche volk, en om den Heere van Hierges te verzoeken , dat hij zich met zijn volk bij- de Staaten voegen wilde; terwijl de Gemagtigde Staaten , ten zelfden dage, hem daar toe fchriftelijk aanzochten, onder belofte, dat men als dan aan zijnen vader, den Graave van Barlaijmont, die onlangs met andere leden des Raads van Staate gevangen gezet was, zijne vrijheid zou trachten te bezorgen; welk fchrijven ten gevolge hadt, dat Hierges aan die van Gelderland fchriftelijk ver-c klaarde, zich met hun en de andere StaaI 5 ten Verzoet Ier Gellerfchenan den laad van uate. Den ro ) (Sober. Den \? clobsr.  ï38 VADERLANDSCHE XXV. Boek. Afgevaardigden tot de vergaderingeder algemeeneStaaten te ïrtisiel. BeSuit tothervattinge van den vredehandel. ten te willen vereenigen, om in tijds alle yerwarringe en onheilen, die aanllaande fchenen, te voorkomen, terwijl hij bereid was, in geval van nood, ljjf en leven ten dienfte der Staaten optezetten. Zoo fchreef hij nu, doch deedt naderhand vlak het tegendeel. Vreeze en eigenbaat zijn flech* ce voorfpraaken van de onoprechtheid. In de befchrevene vergaderinge van de algemeene Staaten te Brusfel verfchenen de Afgevaardigden van verfcheiden Landichappen, ook van Gelderland, Zutfen, Utrecht, en uit Zeeland de Gen-agtigden der lieden Zierikzee en Goes, welke noch in de magt der Spaanfchen waren. Dezen verklaarden, dat zij naar Brusfel gekomen waren op last van hunne Wethouderfchap-» pen, om te helpen handelen over de mid-> delen van bevrediginge, maar dat zij, door de afwezigheid der andere leden van Zeeland, den Prelaat, de Edelen en de overige lieden, zich niet gemagtigd vonden, om iet te befluiten, hoewel het uit hunne verfchijninge den algemeenen Staaten blij* ken kon, dat het der fteden Zierikzee.en Goes niet mangelde aan goeden wil en genegenheid tot den vredehandel en 't vertrek der Spanjaarden. En juist deze twee punten hielden de algemeene Staaten nu bijzonderlijk bezig, Men befloöt den vredehandel te hervatten, en floeg hier toe 3e ftad Gent voor. De Prins en de Staaten van Holland en Zeeland, nu beteren jitflag der handelinge verwachtende, dan foorhenen, namen den voorflag der algemee-.  XXV. Boek. HISTORIE. 130 meene Staaten in ernftige overweginge. In Holland werden eenigen benoemd, ome, pm met den Prins, die in Zeeland was,s. op 't ftuk der vredehandelinge ten mees-l: ten dienfte van den Lande te befluiten; zonder dat zij met de Staaten rugfpraak behoefden te houden , behalven op de punten van den Godsdienst, en van de verzekerdheid, welke aan de Oofterfche fteden zou moeten gegeven worden, indien zij zekere geldlbmme wilden opfchieten en een genoegzaam getal paardenvolk bezorgen. De onderhandelinge te Gent werdt den negentienden van wijnmaand aangevan- \ gen. Hier bij waren wegens den Prins en det fctaaten van Holland en Zeeland tegenwoor-1 dig , IVlarnix van Aldegonde , Arend van Dorp, Willem vanZuijlenvan Nijevelt, PauIus Buijs, Adriaan van derMijle, Kornelis de Koninck, Pieter deRijcke, Antonij van der Zickele en Andnes de Jonge. Dezen kwamen, met de afgevaardigden der Staaten van de andere Landfchappen, in zesentwintig punten overeen, die den achtften van flachtmaand geteekend werden, en welker voornaamfte op dezen zin uitliepen: de Staaten van Brabant, Vlaanderen, Ar- ] tois, Henegouwen, Valenchijn , Rijsfel, Douai, Orchies, Namen, Doornik, Utrecht en Mechelen, ter eener, en de Prins van Oranje met de Staaten van Holland en Zeeland en derzelver Bondgénooten , ter anderer zijde, beloven eikanderen vriendfchap, en bijlland met goed en bloed, om, *t nitheemfche krijgsvolk, met naame de Span¬ nen 13 113 Pt. Gentfche 'aeifictf ie , den Novemer Inhond ran delelve.  140 VADERLANDSCHE XXV. Boek. Spanjaards, ten Lande uittedrijven en te houden; in de vergaderinge der algemeene Staaten zal men orde beramen op 's Lands zaaken, bijzonderlijk op den Godsdienst in Holland, Zeeland, Bommel en elders; niemand zal zich vervorderen, buiten die Landfchappen iet te ondernemen tegen 't Roomfche geloof; de uitvoeringe der ftrenge plakaaten blijve gefchorst tot op de vergaderinge der algemeene Staaten; Oranje zij Admiraal en Stadhouder over Holland, Zeeland en de plaatfen daar mede vereenigd, tot nadere orde der algemeene Staajen; de plaatfen, die thans niet onder zijn bewind Haan, fchoon gelegen in Holland of Zeeland,: blijven hier .van uitgezonderd, ter tijd toe, dat zij dit verbond omhelsd, en van den Prins, in 't Ruk van den Godsdienst cf in andere opzichten, voldoeninge ontfangen zullen hebben ; alle gevangenen zullen geflaakt worden, met naome de Graaf van Bosfu; de Prins en alle anderen, in 't bijzonder de Gemaalin van den Rhijngraave, eertijds weduwe van Henrik van Brederode, en de Graaf van Buuren, worden herlleld in hunne verbeurde goederen en eere, doch op vervreemde tilbaare goederen zal men, van wederzijde, geen verhaal hebben; de zuilen en zegeteekens, tot fchande der Nederlanderen door Alva opgericht, zullen vernield worden; de Geestelijken zullen herlleld worden in 't bewind van hunne goederen, in Holland of Zeeland gelegen, zoo ver dit 't weereldlijke raakt; den uit- ge-  XXV. Boek. HISTORIE. 141 gewekenen kloosterlingen zal men een redelijk onderhoud verzorgen; alle ontervingen, ter zaake van den Godsdienst of de beroerteny worden vernietigd; op de munte, in Holland en Zeeland veel boven de' waarde opgezet, zal men een' eenpaarigen voet trachten te beramen; of de kosten der twee krijgstogten van Oranje behooren te komen ten laste der gemeene Nederlanden, zal aan 't oordeel der algemeene Staaten ftaan; de Landen en'fteden, die de tegenpartije volgen, zullen de voordeden van dit verbond niet genieten, voor dat zij hetzelve zullen aangenomen hebben, 'tgenehun, des goedvindende, zal vrij ftaan. Dit ftuk verdient onze opmerkzaamheid. .Men ziet, vooreerst, uit het hoofd dezer Gentfche bevrediginge, dat 'er twee; handelende partijen waren, de eene, dei Prins met de Staaten van Holland en Zeeland, de andere, de Staaten van Brabant en verdere Nederlandfche gewesten. Ten anderen , bij dit verbond wordt de Prins niet erkend, gelijk in de verbindtenisfe tusfehen Holland en Zeeland onlangs gefchiedde, als Hoofd en hoogfte Overheid, maar als 's Konings Stadhouder over die Landfchappen, en met uitzonderin-e van Haarlem, Amfterdam, Schoonhoven, Nieuwpoort, Oudewater, Heusden, Muiden en Weesp in Holland, en in Zeeland van Goes en Tholen, alle welke fteden nu in handen der Spaan* fchen waren; terwijl men op den achtften van flachtmaand, noch geen bericht vai al 't gebeurde te Zierikzee, te Gent hebben kon. A»nBief- :ingen >Ter eentje pun:en der üencfch» *aci6ciie.  Ma VADERLANDSCHË XXV. Bóa*. Den 11 Becemb. Den 4 April en II Maij «57». kon. Hoe de gemelde fteden, niet lang daarna, voldoeninge van den Prins ontfangen en zich onder deszelfs Stadhouderlijk bewind begeven hebben, zal in 't volgende boek verhaald worden. Ten derden, op grond van dit verbond, gaven de Gemagtigden der algemeene Sraaten bevel aan den Stadhouder van Gelderiand, om ain de Graaven van den Berg en van Kuilenburg, aan den Heere van Batenburg en anderen wedertegeven hnnne fteden, landen en heerlijkheden; en zij verklaarden, dus met de diiad te willen bewijzen, dat zij begeerden dtn Gentfchen vredehandel optevolgen; zoo' veel in hun was; Hier van gaven zij noch eenig blijk in de nadere verklaringe van 't tiende artikel, door te bepalen, dat allen,die, uit hoofde der Gentlche bevrediginge, in 't bezit van hunne heerlijkheden en andere vaste goederen herfteld waren; ook alle de voordeden en voorrechten daar van behoorden te genietën. Ten vierden\ uit kracht van de bevrediginge, konden veele uitgewekenen tot dë hunnen wéderkeeren, Onroomfchen naar Brabant eri Vlaanderen, Roomfchen naar Holland en Zeeland. Doch de Staaten van Holland fchreven den uitgewekenen een' fcherpèn eed voor, welken zij doen moesten, eer 't bun vrijftondt, zich hier wederom nedertezetten. Men wilde hen doen belogen , niets tegen den Hervormden Gods"ienst te zullen ondernemen, en vooreerst £een pogingen aantewenden , om eenigen mderen Godsdienst hief te doen oefenen.- Dan,  XXV. Boek. HISTORIE. 143 Dan, alzoo de Prins ongaarne zag, dat men iemand boven de punten van de Gentfche bevrediginge bezwaarde , werdt die eed, door de Staaten van Holland en Zeeland, den vierden van louwmaand 1577, in zoo verre verzacht, dat men alleenlijk de handhavinge van die bevrediginge behoefde te beloven, zonder tot eenige bijzondere verklaringe, den Godsdienst betreffende, gehouden te zijn. De algemeene Staaten, door dit voorbeeld opgewekt, Vorderden , den achttienden van dezelfde maand, met goedkeuringe des Raads van Staate, dat allen, die de Nederlanden verlaten hadden, en op grond der bevrediginge wilden wederkeeren, met eede beloven zouden, den Koning, als Heere der Nederlanden, getrouw te zullen zijn, onder 't bellier van den Raad van Staate, mitsgaders aan de Staaten van dezelve Landen; wijders, de Staaten met goed en bloed bijtellaan tot behoudenisfe van hunne oude voorrechten, gewoonten en vrijheden, ten nutte en welvaren van den Lande; voorts, behulpzaam te zijn, om de Spanjaards en andere vreemdelingen, bedervers en verwoeflers van den Lande, met hunne aanhangers, te verdrijven en buiten te houden; ten laatften, zich te fchikken naar den inhoud van de Gentfche bevrediginge , zonder daar tegen iet te doen, met woorden of werken, openlijk of van ter zijde. Eindelijk, onder de gevangenen, die nu in vrijheid moesten gefield worden , was met naame geteld de Graaf  De Gra* van Eosf \vordc in vrij beid herteld. Plegtigc af kondiginge der Gentfche Pacificatie. 144 VADERLANDSCHE XXV. Boek; fGraaf van Bosfu. Van tijd tot tijd, en 1 noch onlangs, waren veele pogingen tot zijne verlosfinge in 't werk gefield; en de Prins hadt 'er zich niet ongenegen toe getoond. Kort na 't fruiten van den Gentfchen vrede, werdt hij uit Hoorn-naar Zeeland gevoerd, en terftond op vrre voeten gefield. Zijne onderhandelinge met Oranje, te Middelburg, deedt hem te eer befluiten, om de Spaanfche zijde te verlaten. Van hier be* gaf hij zich naar Brusfel, en werdt geplaatst in den Krijgsraad. De Staaten van Utrecht deeden, door hunne Afgevaardigden in die ftad, hem geluk wenfchen met zijne verlosfinge, en begeerden hem tot hunnen Stadhouder, vermits zij wel bemerkten, dat Hierges niet van meeninge was naar Utrecht wedertekomen, en zij tegen den vijand, die 't kafleel Vredenburg noch bezet hielden, niets durfden ondernemen, zoo lang zij geen Hoofd hadden. Ten zelfden dage van 't teekeren der bevrediginge, werdt zij, te Gent, onder het gefcbal van trompetten, in bijzijn der wederzijdfche Gemagtigden, van 't ftadhuis afgekondigd, met bevel aan elk, in naam van den Koning en der algemeene Staaten, om den geheelen inhoud daar van te ondei ou- en, en 'er niets, tegen te onderftaan, onder bedreiginge van geftraft te zullen worden als verbrekers van 't verbond en verftoorders der gemeene welvaart. Opmerkehjk is, dat deze afkondiginge van vrede met eene zoo groote plegtigbeid en vreugde te Gent gefchiedde, terwijl het krijgs-  XXV. Boek; HISTORIE. 145 krijgsvolk en de burgers ijverig bezig ws ren, om 't kafteel, binnen die ftad gele gen, en noch in de magt der Spanjaardei zijnde, geweldig te befchjeten, met een toeleg, om na den middag ftorm te loopen Die gefchiedde eerst op de twee volgendf dagen; fchoon vergeefsch, echter met di gevrdg, da- de Spaanfchen het kafteel, der elfd-n van llachtmaand, bij verdrag aan de algemeene Staaten overgaven. De meeste Nederlanders omringen de tijdinge van de Gentfche bevrediginge met zulke groote blijdfehap en vergenoeginge, dat bij menfehen gedenken dergelijke niet gehoord was. Zij befchouwden dien vrede, als den grondflag van hunne Vrijheid en der wederkeeringe tot dv* oude voorrechten, ja, als de haven der behoudenisfe, naar 't opfchrift van een' gedenkpenning van dien tijd De Prins en de Staaten van Holland en Zeeland beloofden 'er zich, in den beginne,, ook veel goeds van, dit Verbond houdende voor het eenige en genoegzaame hulpmiddel tegen de ontallijke rampen, welke het Vaderlans waren overgekomen. 'Er is derbalven «.een twijfel, of 't was hun ern-t, zich daar aan in alles te houden. Ook d^eden zij alle pogingen, om de Staaten van andere Landfchappen tot het aannemen der Gentfche bevrediginge te bewegen; gelijk, federt, in Gelderland, Zutfen, Utrecht, Friesland en Groningen gefchiedde. Indien Koning Filips dezelve insgelijks in goeden ernst en zonder dubbelzinnigheid goedgekeurd hadt; indien de nieuwe LandIV. Deel. K voo^d, t * 1 Blijdfehap over dezelve,maar welke haast verminderde.  Den Jnnij j57j. VER- l46 VADERL. H1ST. XXV. Boek. voogd, Don Jan van Ooftenrijk, zich daar tegen niet verzet hadt, eerst door fnoode bedriegerijen, naderhand met vijandlijk geweld; indien 'er geen mistrouwen tusfehen fommige Nederlandfche Gewesten opgerezen was; indien elk zich zoo getrouw aan 't Gentfche verbond gehouden hadt, als de Prins; dan zou het jaar 1576 een aangenaam gedenkjaar in ons Vaderland, en de Gentfche bevrediginge een bron van ruste en welvaren gebleven zijn, en het einde van dit jaar zou uit dien hoofde veel aanmerkelijker geweest zijn, dan deszelfs begin, 't gene , volgens last van den Landsvoogd Requefens, alomme in de Nederlanden een' aanvang genomen hadt met den eerften van louwmaand, en niet met Paaschdag, gelijk tot nu-toe, vooral tenHove, veeltijds gebruikelijk geweest was.  VERKORTE VADERLANDSCHE HISTORIE, ZESÈNTWINTIGTSE BOEK. D e blijde bope der vrijheidlievende Nederianderen, dac zij, na den dood van Requefens, onder de regeeringe van den Raad van Staate, betere dagen beleven zouden,! werdt fchieJijk afgefneden door de komfte: van Don Jan van Oooflenrijk, en haare: bittere gevolgen-, hoewel daar uit, van] achteren, iet goeds ten nutte van ons Va-, derland geboren werdr. Koning Filips, 't zij uit eigene beweginge, of hier toe door zijn' natuurlijken broeder aangezocht, befloot de algemeene Landvoogdije over de Nederlanden aan Don Jan optedragen, en fchreef, bij tijds, aan de Staaten der bijzondere Landfchappen, dat hij ie-ï mand van zijnen bloede, in die betrekkinge, herwaards zenden zou. Omtrent twee maanden laater, werdt dit aan de Staaten nader bekend gemaakt door Karei van Croij, Markgraave van Havrech. Indien Don Jan zoo wel 't beleid van zijn' natuurlijken va'der, Keizer Karei, bezeten hadt, K 2 om '57& Don Jaa fan Joftenrijls vordt ^and- oogd ■vet de ^ederlany len. Den *<| mij.  i48 VADERLANDSCHE XXVJ. Bos-k. c z 2 1 ! Hij komt i te Luxemburg. Mistrou 'rvrcn der Staaten op kern. Zij vei zekeren zich van Friesland m de Nederlanders te beftieren, als deselfs heldenmoed in hem doorftraalde, zou ijne komfte den Lande nuttig hebben . ;onhen zijn. Uit Spanje kwam hij, vergezeld van twee reisgenooten , eerst in frankrijk, waar hij zich zeer bedekt hieidt, »n van daar te Luxemburg, den vierden jan flachtmaand. Van hier, .gaf hij terftond aan de algemeene Staaten, toen te Brusfel vergaderd, en aan de Staaten der bijzondere Landfchappen, fchriftelijke kennisfe van zijne aankomfte-, met bijvoeginge des briefsvan Filips, belangende zijne aanftejlinge tot Landvoogd, en met betuiginge, hoe leed hem ware de overlast, welken zij van 't Spaanfche krijgsvolk ondervonden, en hij van voornemen was ftrenglijk te ftraffen, op dat de Landen eens wederom aan hunne oude welvaart geraken mogten; terwijl de Koning niet vorderde, dan gehoorzaamheid en handhavinge van den Roomfchen Godsdienst. Wijders, verzocht hij, eerst, eene lijfwacht van veertien of vijftien vaandelen voet - en paardenvolk, en naderhand, eenige gijzelaars van de al■ gemeene Staaten. Zulke eifchen vermeerderden 't wantrouwen , reeds tegen hem opgevat. Zij zonden Johan Fonck, Karei van Croij, Gaspar Schetz en anderen naar Luxemburg, om zijne meeninge nader té verilaan: doch verzuimden intusfchen niet, om zich van Kamerijk en Valenchijn te -verzekeren; als mede, om Friesland en Groningen aan hunne zijde te krijgen. Hier toe bedienden zij zich van Francois Stel-  XXVI. Boek. HISTORIE. i4q 1 StelJa. Doch Kaspar van RobJes, Heer van Billij, deed: hem bij den hals grijpen en gevangen zetten. Stella vondt evenwel gelegenheid, om een goed getal knechten op de zijde der Staaten te winnen, met dit gevolg, dat Robles zelf en verfcheiden Spaanfche Hopluiden in bewaringe gefield wierden, en dat Stella op vrije voeten kwam, die den foldaaten en der We'thouderfchap van Groningen den eed aan de algemeene Staaten afnam. Dit voorbeeld werdt fchieiijk gevolgd door die van Delfzijl, Appingadam, Leeuwarden en Staveren. De Staaten, door Stella zeiven hier van verwittigd, fielden Georg van Lalaing, Heere van Ville, tot Overlte van Friesland en Groningerland aan, die verdere fchikkingen maakte, 't kafleel te Groningen deedt om verre halen, en die beide Landfchappen bragt tot het omhelzen der Gentfche bevrediginge. Naauwlijks hadt de Prins van Oranje de aankomlle des nieuwen Landvoogds en den r handel der Staaten met hem vernomen,s of hij zocht de algemeene Staaten oplet-1 tende te maken, om zich door Don Jan niet te laten verfchalken. Hier toe flrekte het aanmerkelijke voorflel, in zijnen naam, door Marnix van Aldegonde, den vierëntwintigften van flachtmaand, aan hun gedaan, en zijn brief, zes dagen laater, uit Middelburg, hun toegezonden. De inhoud loopt in dezen zin uit. De Staaten behoorden krijgsvolk aantenemen, onder 't opzicht des Graaven van Schwarzenburg, K 3 die '• s en Groningen. Oranje Mar:huwt de caaten ;gen ion Jan.  i5o VADERLANDSCHE XXVI. Boek. die hooglijk geroemd en hun met nadruk aangeprezen wordt; men moest geld in Duitschland opnemen, en eene goede verilandhoudinge met de Vorlten en lieden van 't Duitiche Rijk aankweeken; in de onderhandelinge met Don Jan diende men de Gentfche bevrediginge niet uit het oog * te veriiezen, of zich door zijne fchoone woorden en zoete beloften niet te laten misleiden, maar aantehouden op 't vertrek van 't Spaanfche volk, op het afwerpen der kaiieelen, of derzelver openinge aan de zijde der Staaten, op eene vrije Staatsvergaderinge, als mede op de goedkeuringe van 't gene door de Staaten, federt de laatlle beroerten, tegen de Spanjaards ondernomen was; tegen alle wervirge, en *t leggen van bezettinge in de lieden, buiten bewilliginge der Staaten, moest men waken; noch begeert hij, dat men vooraf aanhoude op de daadelijke uitvoeringe van de punten der Gentfche bevrediginge, en ook hier op, dat hij zelf herlleld worde in 't bezit van zijne goederen , en dat zijn zoon, de Graaf van Buuren, uit Spanje in vrijheid wederkeere; wijders, verzoefct hij, dat de Staaten in aanfchouw nemen 't billijke verzoek der Haarlemmers, om eenige vergoedinge va» geleden fchade te verkrijgen; voorts, verklaart hij, de vergaderinge der algemeene Staaten niet te kunnen- komen bijwonen, dan na bekomen e verzekerdheid zijner veilige te rug reize naar Zeeland; eindelijk, betuigt Oanje, in 't geven van dezen raad geen oogmerk te heb-  XXVI. Boek. HISTORIE. 15 hebben, om de Landen in roere te hou den, maar alleenlijk, om die, gelijk var ouds, onder de wettige gehoorzaamheid aar hunnen Landsheer, te doen bellieren dooj de algemeene Staaten, voor welken er voor 't Vaderland hij zijnen laatften droppel bloeds ten beste hadt. Deze raad van den Prins, en 't gedrag van Don Jan, die, terwijl hij noch te Luxemburg was, volk begon te werven, een' geheimen Raad en een' Raad van geldmiddelen aanftelde, en zich diep inliet met een aantal groote Heeren, die uit Spanje en italiën bij hem kwamen; het eene en andere dan bewoog de algemeene Staaten, om te bedingen 't vertrek der Spanjaarden , de aanneminge van den Gentfchen vrede, en eene vrije Staatsvergaderinge , eer zij hem tot Landvoogd wilden aannemen,. Zijn antwoord was, dat hij 's Ko nings vreemd krijgsvolk verzenden wilde, zoo de Staaten ook het hunne afdankten, en dat hij 't buiten 't Land houden zou, ten ware de nood of ee,nigé uitheeinfche oorlog het tegendeel vorderde % ook wilde hij tot een' gemeenen vredeban^el verdaan, mits men 't Roomfche geloef en 's Konings hoogheid niet te na kwame; en, zoo men hem deze twee punten verzekeren wilde, zou hij ook de algemeene Staaten doen vergaderen. In een zoo fchalk en kwalijk fluitend antwoord konden de algemeene Staaten geen genoegen nemen, noch minder die van Holland en Zeeland , ten eenenmaale K 4 oa- t 1 1 De algemeeneStaaten willen hem, onder zekere bepalingen,tot Landvoogdaannemen. Zijn antwoord. De Prinj en de Staaten nemen 'er geen ;cnoegea in.  15a VADERLANDSCHE XXVI. Boek. ( < ■< i Don Jan ■wil 't t Spaanfche volk clcen vertrekken , doch te water. Zijn oogmerk hier in. Men wapent zich tegen Bon jan. t ; mgezind, een verdrag goedtekeuren, dat len vrede en de vrij'heden benadeelen zou. Dranje wilde 'er ook niet in berusten, die, ïit onderichepte brieven, ontdekt hadt, lat de Spaanfcbea den krijg tegen de Staa. en dachten voorttezetten. Na dat Don Jan, omtrent de helft van wintermaand, bevel uit Spanje ontfangen hadt, om 't Spaanfche krijgsvolk van hier te doen vertrekken, was hij daar toe gezind, doch begeerde, dat het te water zou gefchieden. Dit mishaagde den btaaten, om zeer gewigtige redenen, fchoon zij 't waare oogmerk van dezen eisch toen niet doorzagen. Naderhand is 't geheim uitgelekt. Hij zocht, door middel van de Nederlandfche vloote en 't Spaanfche volk , Engeland te bemagtigen, op welk Rijk de Paus hem 't recht opgedragen hadt; en hij ftondt naar het huwelijk met Maria Stuart, Koninginne van Schotland, welke doorjommigen geacht werdt wettige aanfpiaake pp Engeland te hebben. Doch van die eerzuchtige ontwerpen kwam 'er niet één tot Hand; en de algemeene Staaten volhardden in 't vertrek der Spanjaarden over zee van de hand te wijzen. Geduurende de onderhandelinge met Don Jan, en om hem tot het aannemeu der Gentfche bevrediginge overtehalen, verzochten en ontfingen de algemeene Staaten eene verklaringe van de Leuvenfche Hoogleeraars en van den Raad van Staate , dat bij dien vrede niets bepaald was, of ten nadeele van den Roomfchen Godsdienst, of ftrijdig met  XXVI. Boek. HISTORIE. 153 met 's Konings hoogheid. De Staaten deedcn nit-er, en zagen* om naar middelen, om den Landvoogd < 't hoofd te bieden', waar toe zij geld uit Engeland kregen, en^ om zich tegen de baldaadigheden van 't Spaanfche volk te verzetten, gelijk in 't Limburgfche en elders gefchiedde. Ook droegen Üe Staaten van Holland en Zeela u zorge vo ,r de verfterkinge van eenige vuoinaarrie vestingwerken in de beide Landft pen, als mede voor 't onderhoud Van 't krijgsvolk en van vijfënveertigoorlogfchepen. Terwijl de algemeene Staaten zich met Don jan bezig hielden, waren die van Holland en Zeeland, met den Prins, bedacht, om de lieden , die noch Spaansch bleven, aan hunne zijde te krijgen: waar tot zij zich van de hulpe des Granven van Bosfu bedienden. Dit gelukte met die alle in 'tjaar 1577, uitgenomen Amfterdam, dat eerst in 't volgende jaar zich hij de Staatfchen voegde. Bij de Gentfche bevrediginge was de Prins van Oranje erkend als Stadhouder over Holland en Zeeland, onder deze bepalinge, dat de fteden, welke toen niet onder zijn bewind fton-' den, fchoon in die Landfchappen gelegen, hier van uitgezonderd bleven, tot dat zij 't Gentfche verbond zouden omhelsd, en van den Prins, in 't ftuk van Godsdienst of in andere opzichten, voldoeninge ontfangen hadden. Zulke fteden derhalven, die, ten tijde van den Gentfchen vrede, noch de Spaanfche zijde hielden, verzochten en ontfingen voldoeninge, bij wijze van K 5 ver- *577- Verfcheide» fteden in Holland oenen Sf. fatttii /an den Prins, met name Muiden, tVeesp en liaaslem.  t V n * v e h h z l < Bewegingen en vcrwarlingcn te j+ VADERLANDSCHE XXVI. Boek. ;rdrag; zij namen dien vrede aan, maar iet alle de punten» van 't verbond der sreeniginge tusfehen Holland en Zeeland; n zij begaven zich onder de gehoorzaameid van den Prinfe, als 's Konings Stadouder, op zoodanige voorwaarden, als ij best bedingen konden, en voor haare lijzondere belangen meest nuttig oordeellen. In den aanvang dezes jaars, namen erst Muiden en Weesp voldoeninge van len Prinfe, bedingende vrijheid van Gods* lienst en eenige andere voorrechten; naterhand ook Haarlem, van waar, reeds op t einde des voorgaanden jaars, gemagtiglen naar Delft gezonden waren, om met ie Staaten in onderhandelinge te treden. Wen verdroeg zich met den Prinfe, den senëntwintigften van louwmaand, op voorwaarde der vrije oefeninge van den Roomfchen Godsdienst, mits den Onroomfchen eene kerke tot hun gebruik gelaten wierde; wijders, dat de Bisfchop in 't bezit der goederen van de abtdije van Egmond blijven zou; voorts, dat de Wethouders zouden aanblijven, tot op den tijd der verkiezinge, welke dan, naar oud gebruik, zou hebben te gefchieden; noch, dat de ftad niet met bezettinge bezwaard zou worden, dan in hoogen nood; eindelijk, onder beding van de behoudenisfe der ftedelijke voorrechten: welk verdrag door de Staaten, eerlang, bevestigd is. Die van Utrecht, aangezet door de Staaten van Holland en Zeeland, deeden, federt eenigen tijd, ernftige pogingen te Brus»  XXVI. Boek. HISTORIE. 155 Brusfel, om van de Spaanfche bezettinge,u welke noch op 't kafteel Vredenburg lag, ontflagen te worden. Dit gelukte hun echter niet voor den elfden van fprokkelmaand dezes jaars, door beleid des Graaven van Bosfu. Naderhand ontftonden te Utrecht oproerige bewegingen onder 't Duitfche krijgsvolk, dat, ten laatften, door de burgers fer llad werdt uitgedreven. Op raad van Bosfu, vei bonden zich de Kapittels, de Ridderfchap en de Stad tegen de Spanjaards, en ter handhavinge van den Roomfchen Godsdienst en der Gentfche bevrediginge. Intusfchen kon 't niet anders, of in 't Sticht moest verwarringe blijven, zoo lang men aldaar drie Stadhouders tellen kon: den Heere van Hierges, wien Don Jan bevelen zondt; den Graave van Bosfu, door de algemeene Stuaten derwaards gezonden; en den Prinfe van Oranje, die door den Koning, voor den aanvang der beroerten , aangefteld was. De regeeringe kwam in 't Sticht op geen vasten voet, voor dat de Utrechtfchen zich met den Prinfe verdroegen en voldoeninge van hem namen. Dit gebeurde eerstin wijnmaand; gelijk wij in 't vervolg zien zullen. Maar Schoonhoven en Nieuwpoort hadden zich, , reeds in fprokkelmaand. aan 's Prinfen zij- u de begeven, onder beding der vrije oefe- l'c ninge van den Roomfchen Godsdienst, v. Amfterdam en Heusden -bleven, in Hol ^ land, noch alleen afgefcheiden van des overige fteden. De Staaten van Hollanda waren zoo geftoord op Amfterdam, ook om trecht. n Holld, oneigen boonho11 en teuvr>ortitisr éïie vio sn Prins,  5n Zeeland,Goes en Tholen. r 156 VADERLANDSCHE XXVI. Boek. om dat men den Onroomfchen, zelfs buiten de ftad, geene Godsdienftige vergaderplaatfen wilde toeftaan, dat zij die ftad te water zouden belegerd hebben, indien de Prins hen, met goea beleid, van dien toeleg thans niet wederhouden hadt. Beter fchikte het zich in Zeeland, waar de ftad Goes met geheel Zuidbeveland en 'cgantfche eiland van Tholen zich onder 't Stadhouderfchap van Oranje begaven. Na 't fluiten van den Gentfchen vrede, beproefden de algemeene Staaten en de Raad van Staate alle middelen, om die van Goes te bewegen, niet alleenlijk tot het aannemen van dien vrede, maar ook om zich onder 't Stadhouderfchap van den Prinfe te beseven. Onder anderen, gaven de Staaten te Brusfel, den eerften van louwmaand dezes jaars, te kennen, dat die ftad en de Edelen van Zuidbeveland geen ttem in de Staatsvergaderinge van Zeeland hebben zouden, voor dat zij zich gevoegd hadden, met de andere leden van Zeeland, onder 'sP.infen Stadhouderfchap, zonder eenig aanfchouw te nemen cP de eifchen van den gekoren Bisfchop van Middelburg, Jan van Strijen. Dit belluit der algemeene Staaten kan aanleidinge gegeven hebben, dat, den negentienden daar aan volgende, eenden gemagtigd wierden, om van den Prins te verzoeken en te ontfangen behoorlijke voldoeninge, om op dezelve, volgens den vrede van Gent, de ftad en het ëiland te laten komen onder 't bellier van den Prinfe, als 's Konings Stadhouder, v mits-  XXVI. Boek. HISTORIE. 157 mitsgaders om te verklaren, dat de Wethouderfchappen als dan bereid zijn te ontfangen en te gehoorzamen de bevelen van den Prinfe. Na veelvuldige onderhandelingen, werdt de voldoeninge door Oranje en de Gorfcbe afgevaardigden gefloten en geteekend te Middelburg, den tweeëntwintigften van lentemaand. Bij dit verdrag, bedongen die van Goes de ongeftoorde oefeninge van den Roomfchen Godsdienst; dat de Prins geen krijgsvolk in de ftad en 'teiland zou doen leggen, dan ten koste van 'c gemeene Land, met voorweten en bewilliginge der Regeeringe, en in tijd van nood; wijders, dat het bellier van 't lijfftraffelijke en burgerlijke recht, 't rechtsgebied en de jaariijkfche veranderinge der Wethouderfchappen blijven moesten op den ouden voet, volgens de voorrechten, handvesten, ketrren en gewoonten, welken de Prins belooft te handhaven en tebefchermen, zonder eenige inbreuk; noch bedongen zij bevrijdinge van te dragen in de fchulden, voor dezen dag door de Staaten van Holland en Zeeland gemaakt, als mede zekere vrijheid van verlofgelden; en eindelijk, dat eenige bepalingen omtrent hun aandeel in de gemeene middelen en lasten zouden moeten rtand grijpen. Op foortgelijke voorwaarden, nam de ftad en het eiland van Tholen, dë n zeventienden van grasmaand, ook voldoeninge van den Prinfe; die nu alle de Zeeuwfche fteden tot één lichaam gebrogt zag, en zich dus beter in ftaat be- vondt,  ,58 VADERLANDSCHE. XXVI. Boek. vondt, om Don Jan en zijnen aanhang hec hoofd te helpen bieden. Un;eder- Hier toe was de Prins, met de Staaten Geneiaaie van Holland en Zeeland, zeer gezind, hoeWeV'wel zij rondelijk geweigerd hadden te deB 9jan. treden in 't nieuwe verbond van vereeniwMt'iu ginge tusfehen de algemeene Staaten, waar Koiiand jjjj raen beloofde, den Roomfchen Godsian»d nut dienst en den Gentfchen vrede te zullen treden. VOOIfl;aan , en, behoudens de behoorlijke gehoorzaamheid aan den Koning, de Spanjaards met hunnen aanhang te zullen verdrijven. Men begreep te wel, dat eender oogmerken van de voornaamfte drijvers dezer nieuwe vereeniginge was, om Oranje en zijne vrienden in de vergaderinge der algemeene Staaten , met naame in 't ftuk van Godsdienst, meer te kunnen dwarsboomen. Nadere Na dien tijd, werdt de handel met Don nandei jan ? Dp naam der algemeene Staaten, herfa"00" vat, in tegenwoordigheid der Gezanten van Keizer Rudolf den II. In den aanvang was hij onverzettelijk, en viel aan 't fchelden en dreigen. Onverwacht verkoelden zijne driften, en hij begon zich te verbergen onder 't masker van toegeeflijkheid. Hei ««-Men ontwierp een verdrag, door Don Jan v»-gEdia0^ ^.en twaalfden, en den zeventienden van mLrktegn'fprokkejmaan- door de algemeene Staaten afgekon- f den Raafj yan Staate geteekend; en '£ ' het werdt, onder ^en naam van eeuwig Jn°0es"If'gebod, alomme afgekondigd. De inhoud " °a' kwam voornaamlijk hier op uit: Don Jan zou  XXVI. Boek. HISTORIE. 159 zou den Gentfchen vrede aannemen, de algemeene Staaten laten vergaderen, en 'c uitheemfche krijgsvolk doen vertrekken, binnen een' beflemden tijd, zonder dat het in 't Land te rug zou komen, dan bij 't ontdaan van een' uitheemfchen oorlog, of bij bewilliginge der algemeene Staaten; de wederzijdfche gevangehen zouden geflaakc worden, doch de Graaf van Buuren niet, voor dat zijn vader het belluit, bij de algemeene Staaten te beramen , zou zijn naargekomen ; de Koning zou 's Lands vrijheden, door Don Jan en de zijnen, doen handhaven ; de Staaten moesten bij den Roomfchen Godsdienst en 's Konings gehoorzaamheid volharden, afftaan van alle verbonden, onlangs met uitheemfchen gefloten, en al hun vreemd krijgsvolk afdanken; de Staaten zouden den Koning 600,000 guldens opbrengen, en daarenboven de Hoogduitfche knechten voldoen; Don Jan zou voor Landvoogd ontfancen worden, zoo dra 't Spaanfche, Italiaanfche en Bourgondifche volk vertrokken was; s Konings nazaaten, Don Jan en zijne opvolgers, de bijzondere Stadhouders, de Raaden en Amptenaars zouden dit verdrag moeten bezweren; de Koning nam voor zijne rekeninge de penningen, ten tijde der beroerten door de Staaten gelige, van wie 'took ware, met naame van de Kaningmne van Engeland. Men behoeft dit verdrag maar vlugti» te vTVr i.V* beSriJPen, dat de Staaten: van Holland en Zeeland, zoo wel als de\ Prins, De Print :n de kaaten raa Holand en  Zeeland weigeren diteeuwig gebod goedie- keuren. Don Ja belastert Oranje. Hij 1» de Spanjaards ve trekken. 160 VADERLANDSCHE XXVI. Boek. Prins, hetzelve niet wilden of konden onderfchrijven: waar toe de algemeene Staaten vruchtelooze pogingen in 't werk Helden. Men antwoordde hun, onder anderen^ dat het oogmerk, om de Gentfche bevrediginge te bevestigen, bij dat verdrag kwalijk getroffen was; de Staaten werden aan ongewoone eeden verbonden; 's Lands vrijheden, welke men beloofde te handhaven, werden gefchonden door 't ophouden des Graaven van Buuren; vreemd was 't ten behoeve -/an eerlooze knechten verklaard voor vijanden van 't Vaderland, nu noch geld optebrengen; zij vonden zich bij dit verdrag minder verzekerd, dan bij 't gene te Breda reeds aangeboden was- de Staaten wilden, boven den Gentfche'n vrede, ook dit verdrag teekenen, zoo de algemeene Staaten hun verzekennge gaven, van zich niet verder met Don Tan intelaten voor 't vertrek der Spaanfchen , en hem, zelfs daarna, niet tot Landvoogd te ontfangen, voor dat alle punten, ftnjdig met 's Lands gerechtigheden, zouden verbeterd en herfteld zhn. ; , j)eze ronde verklaringe bragt den Prins te meer in haat van Don Jan , d;e zich niet ontzag, hem openlijk te befchuldigen van een' aanflag opzijn' perfoon; en zij hadt geen anderen invloed op de algemeene Staaten, >t dan dat zij aanhielden op 't fpoedige vertrek van 't vreemde krijgsvolk, met dit gevolg, "dat het, voor 't einde van grasmaand, ten getale van omtrent dertig duizend man, deze Landen verliet. Zoo weinig gronds  XXVI. BoikÏ HISTORIE. 16*1 een vriend van Don Jan hadt, om dit vertrek toetelchrijven aan deszelfs goedwilligheid eh gematigde denkwijze, zoo zeer werdt de bekommeringe van fommigen door de uitkomlle bevestigd, te wetert, dat dit uitheem fche volk in 't kort zoü wederkeeren, om de Nederlanders andermaal te benaauwen. Eer noch de Spanjaards van de Nederlandfche grenzen geheellijk vertrokken wa- | ren, kwam Don Jan binnen Brusfel, érH werdt doof de Staaten tot ülgemeenen ] Landvoogd aangenomen. Hij verfcheen in « de vergaderinge der algemeene Staaten, l zijnde vergezeld van den Roomfchen Nuh-» cius, den Bisfchop van Luik, den Herto-1' gé van Aaffchot, den Graave van Barlaijmont, de Gezanten van den Keizer en van den Vorst van Kleve, de Stadhouders van eenige Landfchappen, en meer anderen; Hij betuigde, dat, hij dacht in alles te onderhouden, 't gene hij beloofd hadt; zich met de Staaten té verdragen , als een broeder, vriend eri mëdgezel ; de Geeftelijkheid 't hoofd boven te houden, als zijnde een Christen ; den Adeldom , als wezehde een Ridder; de andere Gémeente, als zijnde een mensch; alle zaaken te bellieren tot gods eere, behoud van 'tRoomfche geloof, 's Konings dienst en welvaart van 't Land; dat hij, tot dit einde, goed recht zou oefenen, als medé de voorrechten en gewoonten onderhouden; verzoekende en begerende, dat men dit wilde gelooven en hem betrouwen. IV. Deii,. L Ni C. SchetZa Dan f«a • rot te irujfel, en I leij, en oer, de«i daarin, den ïd en ïele beiften.  i6i VADERLANDSCHE XXVI. Boek. I i 1 i Viglius van Aijtta fterft den t Meij. D« algemeeneStaaten en Don Jaa doen ijde; le pogingen , om den Prini en de Staa ten Tan Holland en Zeeland aan kunne zij de te krij gen. sTa zulke fraaije beloften, zwoer hij plegiglijk, alle de punten, in 't verdrag tuschen hem en de Staaten vervat, te zullen ichtervolgen. Nu ontbrak 't niet aan geukwenfchen, en aan vreugde-blijken, die :chter niet algemeen waren. Men vindt amtrent Viglius van Aijtta aangeteekend, dat hij, bij 'tinhalen van Don Jan, gezegd zou hebben: is deze de Vorst, die ons den vrede zal aanbrengen? Doch die groote man, vier dagen na 't doen van de beloften en eeden overlijdende, kon geen getuige zijn van Don Jans bedrog en meineedigheid; gelijk zoo veele misleide Nederlanders eerlang werden , ziende, toen het te laat was, dat zij zich hadden behooren te fchikken naar den goeden raad, welken Oranje en de Staaten van Holland en Zeeland hun gegeven hadden. Om ook dezen in hunne belangen te trekken, lieten de Landvoogd en de algemeene Staaten niets onbeproefd; maar die pogingen bleven zonder vrucht. De algemeene Staaten hadden zich, federt den dettienden van louwmaand tot in 't laatfle van fprokkelmaand, met een gelukkig gevolg bediend van Elbert Leoninus, zoo ten aanzien der fteden, die vol'. doeninge van den Prins namen, als ora verdere verwarringen te Utrecht voortekomen, het ongenoegen der Staaten van Holland tegen Amfterdam te verzachten, en den Prins te bewegen tot het bijdragen van penningen ter voldoeninge van 't krijgsvolk ï welk alles mij gebleken is uit een  XXVI. Boek. HISTORIE. 16*3 eigenhandig bericht van Leoninus, den der dert van lentemaand aan de algemeene Staa ten overgegeven. Dezen fchijnen over alle zijne verrichtingen zoo wel voldaan ge weest te zijn, dat zij hem, omtrent hei einde van die maand, afzonden aan de Staaten van Holland en Zeeland, te Dordrecht en Geertruidenberg vergaderd. Hij en Schetz hielden aan op de eenpaarigé regelinge der munte en belastingen $ op het t'huis ontbieden van eenige fchepen, omtrent Antwerpen en op de Maaze lig. gende, op het affchaffen der verlofgelden; en bijzonderlijk op de onderteekeninge der nadere vereeniginge tusfehen de algemeené Staaten. Don Jan zondt ook naar Geertruidenberg den Hertoge van Aarfchot eri anderen, om, in zijnen naam, te begeren * dat het eeuwige gebod in Holland en Zeeland afgekondigd wierde. en dat men alles, wat mistrouwen wekken kon, wilde nalaten. Men gaf hun, hoofdzaaklijk, in gefchrift, dit fiere antwoord: nieuwe verzekeringen te geven, eer de voorwaardenl van den Gentfchen vrede voldaan zijn, is« ontijdig; 'c Hoogduitfche volk ligt nochd midden in 't Land; de Prins ontbeert noch zijnen zoon en goederen; de Raad van Staate verhindert die van Utrecht, om zich wederom onder 'sPrinfen Stadhouderfchap te begeven; alle Staatsvergaderingen worden aan 't welbehagen van Don Jan onderworpen; in verfcheidert Landfchappen wordt den Hervormden geen vrije woninge gegund; tegen 't verdrag, met Don L s Jm Hanig itwoord :r Staart en van in.Pi-iul.  Don Js komt in verdenkinge bi de filgemeeneSciate*. 164 VADERLANDSCHE XXVL Boer. [an zeiven gefloten, heeft men hem met een gevolg van Spanjaards en ltaliaanen ontfangen; veele verdachte perfoonen, meesc vreemdelingen, vinden bij hem den meesten ingang; het onderteekenen der vereeniginge, welk men hun vergt, fmaakt naar een nieuw geloofsonderzoek, erger dan de Spaanfche Inquifitie, die alleen verdachte perfoonen aantastte, daar men, bij deze onderteekeninge, eene belofte afvordert, om 't Roomfche geloof voorteftaan. Redenen genoeg, waarom die van Holland en Zeeland het aanzoek der algemeene Staaten en van Don Jan rondelijk van de hand moesten wijzen. Niet minder vruchteloos zochten de Brusfelfche Afgevaardigden den Prins te bewegen, om voor zich zeiven eenige bijzondere voordeden te begeren. Hij antwoordde, dat men vooral aan de Gentfche bevrediginge voldoen moest, volgens welke hij in 't bezit van Breda en andere goederen behoorde herlleld te worden; wilde men hem, daarna, eenige andere gunst bewijzen, 't zou hem aangenaam zijn, zoo zulks tot 'sLands oorbaar ftrekken kon, naardien hij dit, en geen eigenbaat, zocht. n Eerlang begonnen de algemeene Staaten te zien, dat men niet zonder reden gevallen was op 't verblijf der Hoogduitfche knechten. Don Jan zocht hen op zijne zijde te winnen, en de Staaten in 't harnas tegen Oranje te jagen. Dit maakte hem verdacht, en deedt eenig kwaad vreezen. En 'tleedt niet lang, of de Landvoogd ontdekte openlijk, wat hij in zijn fcbiw  XXVI. Boek. HISTORIE. 165 fchild voerde. In fchijn om de Koningii ne van Navarre te begroeten, begaf h zich naar Namen, en verftoutte zich, kafteel aldaar te verrasfen. Dezen onbf zonnen ftap poogde hij, bij de algemeen Staaten, te verdedigen, door een ijdel vooi geven, dat men een' toeleg hadt, om her opteligten en te vervoeren. Drie Spaansch gezinde gefchiedfchrijvers doen 'er van he hunne bij, dat dit kwaad tegen hem gebrouwi wierde door Oranje, die daar toe Marni: yan Aldegonde zou hebben willen gebrui ken. Men zal te Brusfel, gelijk elders aan du voorwendfel geen geloof geflagei hebben, te minder, om dat Don Jan ziel ook verzekerde van Charlemont, Marien' burg en andere plaatfen; terwijl uit zijne brieven, aan den Koning te voren gefchreven, kennelijk was geworden, dar hij den oorlog tegen de Staaten noodzakelijk oordeelde: welke brieven, in Frankrijk onderfchept, den Prinfe toegefchikt, door Marnix ontfijferd, aan de algemeene Staaten den achtëntwintigften van hooimaand vertoond waren, toen fpoedig in 't Spaansch en Nederduitsch gedrukt te voorfchijn kwamen, en den Landvoogd meer bekend maakten. De algemeene Staaten, wien echter de oogen open gegaan waren, kwamen in nieuwe onderhandelingen met Don Jan, en noodigden hem wederom naar Brusfel, met verzekeringe, dat hij hier veilig verblijven kon, en dat de toeleg op zijnen perfoon geen fchijn van waarheid hadt. ilij, wanende den fchrik onder de Staaten L 3 ge- I- Hij maakt zichmees,' ter van 't t kafteel te ^ Namen. e 1 - De Taa. fia , van ' Isfelt ea 1 Itrada. > I l Onderfcheptebrieven van Do» -Jan. Nieuwe bandelin. ;e met len Land-, 'üogd.  ,66 VADERLANDSCHE XXVI. Bois, i i i . .. . 4 Reize ytn oen Prins ilc Holland tn naar tyrecht. ebragt te hebben, antwoordde eerst op en1 hoogen toon, maar werdt infchikkeiiker, na dat hem bericht was, ^ dat de Staaten zich verzekerd hadden van 't kafteel ie Antwerpen. Nu wilde hij eene wapen? fchorsfinge toeftaan, tot dat de Koning, geviel hij hun niet, eenen anderen Vorst van deszelfs bloed, in zijne plaatfe, zou hebben aangefteld. Den inhoud van zijne onderfchepte brieven zocht hij te verfchoonen, om dat hij noch niet voor Landvoogd erkend was, toen hij den Koning tot den oorlog ophitfte. Tot het ophouden van 't vertrek der Hoogduitfchen was hij gekomen, naar zijn voorgeven, uit vree-, ze voor de ongehoorzaamheid der burgenie en de krijgstoerustingen van Oranje. Doch zijn bedrog en geweld hadden, ten laatften, geen ander gevolg, dan dat de algemeene Staaten een' nieuwen Landvoogd van den Koning hegeerden, en verzochten, dat de Raad van Staate, midlerwijl, 't op-, perbewind mogte voeren. Hoe laager 't aanzien van Don Jan daalde, rees de achtinge voor den Pfins en 3c gezag der algemeene Staaten hooger. Wanneer Oranje, in den zomer dezes jaars ,rde meeste fteden van Holland doorreisde, r werdt hij alomiue met alle teekenen van liefde en eerbiedenisfe ontfangen. Die van Utrecht verzochten hem , bij deze gelegenheid, ook hunne ftad met zijn bezoek te vereeren. Hij voldeedt aan dit verzoek, hoewel de ftad zich noch niet wederom onder zijn Stadhouderfchap begeven hadt. Bij  XXVI. Boet. HISTORIE. 167 Bij zijn vertrek uit Utrecht, kreeg hij genoegzaame verzekeringe, dat het Sticht voldoeninge van hem nemen zou. 'Er verliepen echter noch omtrent twee maanden, eer de zaak tot ftand kwam. Behalven de voorwaarden, waar op ook andere fteden, voorhenen, voldoeninge van den Prins ontfangen hadden, betreffende den Gods-, dienst, het innemen van bezettinge, de bandhavinge der vrijheden, en andere pun-' ten, bedongen die van 't Sticht, dat de Prins niet met krijgsvolk in de ftad zou mogen komen, zonder bewilliginge der bnrgerije, ook niet met eenige Leeraars, tot het plegen van Onroom fche oefeningen; geestelijke begiftigingen moesten niet dan aan Roomschgezinden gefchieden; 't rechtsgebied van den Aartsbisfchop zou onverkort blijven; de voornaamfte ampten mogten niet, dan bij goedvinden der Staaten, begeven worden; de Prins zou de amptenaars hunne posten, welken eij van 's Konings wegen bekleedden, laten behouden, en zich in *t Sticht geen meer gezags aanmatigen, dan hij 'er te voren gehad badt; fterkten zouden niet, dan op last des Konings, of der Staaten, of der ftedelijke Regeeringe, mogen gefticht worden. Noch werdt bij dit verdrag, welk kort daarna door de Staaten van Holland en Zeeland bezegeld is, vastgefteld, dat hetzelve zou onderhouden worden , zoo lang 't Sticht onder den Prinfe of deszelfs nazaaten ftaan zou, of zoo lang 'er, volgens de Gentfche bevrediginge, welke men in volle kracht L 4 liet, De Stad m'tSticht Utrecht ïemea ■oldoeïinge van lm Prins.  i68 VADERLANDSCHE XXVI. Boek, De Stuken verzekeren zich Tan Bergen op Zoom, Steenbergen , Tholen , 'i Bosch en Breda. Krijgslist van, Oranje , om zich Tan Breda meefter te saaieü. [iet, geen andere orde bij de algemeene Staaten geraamd werdt De naauwe bepalingen, bij dit verdrag gemaakt, toonen ten overvloede , böe veel werks het zal gekost hebben, om 't Sticht onder 's Printen Stadhouderlijk bewind wedertebrengen. Eer dit gelukte, hadden de algemeene Staaten zich verzekerd van Bergen op. Zoom, Steenbergen, Tholen, 's Hertogenbosch en Breda. Door eene fchrandere, fchoon niet gantsch nieuwe, krijgslist, werdt de laatstgemelde ftad veroverd. De Spaansehgezinde Bevelhebber, ziende Breda van alle kanten door de Staatfchen befloten, zondt iemand naar Namen, om last van Don Jan te bekomen. Deze antwoordde hem fchriftelijk, dat hij de ftad noch twee maanden houden moest, onder belof? te van ontzet binnen dien tijd. De Hopman wordt opgeligt, en te Geertruidenberg bij Oranje gebragt. Het briefje van den Landvoogd wordt bij hem gevonden, behendiglijk geopend, en ontfijferd. De Prins doet door iemand, die de hand net wist natebootfen, een ander briefje fchrijven, onderteekenen, en met hetzelfde zegel fluiten. Nu krijgt de Bevelhebber last, om 4e ftad, ten beste mogelijk, optegeven, alzoo 'er geen ontzet te wachten was. Door groote beloften, wordt de Hopman omgekocht, om dit briefje, waar van hem de inhoud bekend gemaakt was, aan den Bevelhebber ter hand te Hellen, en door de ftad te verfpreiden, dat het ontzet verre ie zoeken was. Het ftuk wordt wel uit.  XXVI. Boek. HISTORIE. \6 gevoerd. De Prins doet aan de beza^in ge, welke, op deze tijdinge, in roere'ge raakt was, aanbieden of vrijen uittogt me haaren Overfte, doch zonder betalinge, o uittogt met twee maanden foldije, mit Fronsberg in 's Prinfen handen gelatei wierde. Het laatfte wordt gekozen, en di ftad, met den Bevelhebber, den Prinfe ge leverd. De bekommeringe voor Don Jan et zijn' Spaanfchen aanhang was de voornaam' fte reden, dat men, omtrent dezen tijd, met of zonder bewiiliginge der algemeene Staaten , de kafteelen of burgten in ver fcheiden fteden deedt afwerpen; gelijk wij omtrent Groningen zagen, en ook gefchiedde te Antwerpen, Gent, Utrecht, Gouda, Leeuwarden, en elders. Dat die bekommeringe niet ongegrond was, bleek uit den aanflag van Raspar van Robles, Heere van Billij, op Groningen en Leeuwarden, die echter verijdeld werdt. Ook liepen andere ontwerpen van Don Jan vruchteloos af, door dg oplettendheid der algemeene Staaten, die een matig leger verzameld hadden, than* omzagen naar Duitfche hulpe, onderftand van geld- bij de Staaten van Holland en Zeeland zochten, en 'toog begonnen te wenden naar den Prinfe van Oranje Zij zonden Leoninus en anderen naar Geertruidenherg, om hem naar Brabant te noodigen. Bij welke gelegenheid de afgevaardigden te gelijk verzochten, dat de Roomfche Godsdienst in' alle fteden van Holland en Zeeland mogte toegelaten warL 5 den, 7 t f 5 i ■ Den 4 . Ottober. I Veele kafteelen binnen de fteden worden; geflegt.J De algemeene ; j Staaten i zoeken hulpe te- ' gen Do» Jan, en "f noodigen,} den Print van Oran je naar Brabant.  i7o VADERLANDSCHE XXVI. Boek. i Zijn fchriftelijk anf «Oord. Hij Tït trekt na: Brabant, vargezel van Gra Johan vi Wlifau. len, en 'dat de Prins en de Staaten van lie Landfchappen geene veranderinge in Teloofszaaken in de andere Nederlandfche Gewesten wilden gehengen, maar veeleer ille nieuwigheid helpen weren, volgens de Gentfche bevrediginge. De Prins antwoordde , fchriftelijk, dat hij zich op zijne overkomfle in Brabant vooraf beraden moest met de Staaten van Holland en Zeeland. Omtrent het verder uitbreiden der vrijheid van de Roomfchen, zou hij zich houden aan 't Gentfche verdrag. Alzoo Holland en Zeeland alle nieuwigheid in dit ftuk hadden uitgedongen, tot op de vergaderinge der algemeene Staaten, zou 't hem kwalijk voegen, hier omtrent iet te beloven, zonder voorweten der Staaten van die twee Landfchappen. Stoornis der gemeene ruste of van den Roomfchen Godsdienst hadt men van hem en de Staaten niet te vreezen. De algemeene Staaten, boven welken hij zich geen hëerfchappije zocht aantematigen, konden hierop, naar goedvinden, overeenkomftig met den Gentfchen vrede, orde ftellen, welke hij niet ongeftraft zou laten overtreden. - Wanneer dit verzoek ter kennisfe van rde Hollandfche en Zeeuwfche Staaten ge1 bragt was, bewilligden zij, hoewel ongaar'„fne, in 's Prinfen vertrek naar Brabant, waar toe hij zich, reeds vroeger, en ook nu, genegen toonde. Op den achttienden van herfstmaand, deedt hij zijne intrede te Antwerpen, en vijf dagen laater begaf hij zich naar Brusfel, wordende hier metgroo-  XXVI. Boek. HISTORIE; 171 te pracht ingehaald. Hij was verzeld van zijnen broeder, Graaf Johan van Nasfau, welken hij uit Duitschland herwaards gelokt hadt. De fpraak ging, dat hij naar deze Landen gekomen was, om vergoedinge te erlangen van 't gene hij , zoo tot ontzet van Leijden, als bij andere gelegenheden, verfchoten hadt. Doch 'c waare oogmerk was, dat hij den Prinfe , in 'sLands gewigtigfte zaaken , tot raad en hulpe zijn zou: waar toe hij zoo bekwaam als gewillig was, gelijk naderhand onwraakbaar gebleken is. " » Na dien tijd, kwamen de algemeene Staaten in nieuwe onderhandelingen met: Don Jan, doch vooral daar henen (trekkende, dat hij 't Hoogduitfche volk zou. verzenden, en zelf naar Luxemburg vertrekken , om aldaar zijnen opvolger aftewachte'n, en, midlerwijl, te regeeren bij goeddunken des Raads van Staate. Die yoorflag kon hem niet gevallen; maar de Staaten vonden even weinig behagen in zijne gramilorige bedreigingen, of in 't voorllel, om den Prins met zijnen aanhang uit Brabant te verdrijven. In tegendeel, werdt Oranje tot Ruwaard van Bra-' bant verkoren, en dus tot eene waardig-, heid verheven, welke die van Stadhouder1 verre overtrof. Dit gebeurde op den tweeëntwintigtien van wijnmaand, doch niet zonder veel tegenllribbelens. En niettegenllaaude de algemeene Staaten deze verkiezinge goedkeurde» , ontbrak het evenwel niet aan zuiken', die het grootere aanzien Voorllag an e/ vao Don Jan. De Prins rordt luwaard, an Bra; ant.  i7a VADERLANDSCHE XXVI. Boek.1 Eenige , Edelen ' zoeken 1 den Aarta- i hertoge tot Land-i Toogd* ] Hij neemt kan aanbod aan. :ien van Oranje met een ongunftig oog anzagen. Omtrent twintig Heeren, aan vier hoofd de Hertog van Aarfchot was, jefloten heimelijk, 'topperbewind der Nelerlanden optedragen aan Matthias, ■ Aartslertoge van Ooftenrijk, en broeder des ieizers. Men meende, dat de Koning, wiens zusters zoon hij was, zich deze keuje zou laten welgevallen; dat de Keizer te bekwaamer middelaar zou konnen zijn tusfehen den Koning en de Nederlanden; dat 'er, misfehien , een huwelijk tusfehen Matthias en eene dochter van Filips, aan^ welke de Nederlanden ten bruidfehat zouden mogen afgeilaan worden, te bewerken was; en dat de Roomfche Godsdienst, onder dezen Landvoogd, geen gevaar zou loopen. De Prins was te wijs , om dit ontwerp te willen tegenwerken. De weinige Edelen, die dit ftuk belleken hadden, gaven 'er, zonder de Staaten te kennen, den Aartshertoge bericht, van. Hij, jong van jaaren en zwak van geest, neemt de Landvoogdije aan, verlaat Weenen, en komt heimelijk in Brabant, omtrent het einde van wijnmaand. Zijne komfte verwekte groote verbaasdheid en verdeeldheid onder de algemeene Staaten. Veelen namen euvel, dat weinige Edelen, op eigen gezag, zich verftout hadden, een' vreemden Heer in 't Land te halen. Anderen neigden tot den Hertoge van Anjou, als ongelijk bekwaamer tot befcherminge dezer Landen. Eenigen drongen noch op 't handelen met Don jan. Ten laatften, kwam men  XXVf. Boek. HISTORIE. i?3 men overeen, dat Matthias, die toch reed in 'tLand was, door de algemeene Staa ten tot Landvoogd zou aangenomen wor den. De voorzichtigheid geboodt Oranje dit gevoelen ook te omhelzen. Men deed Matthias naar Antwerpen komen, hier ftaa< telijk inhalen, en door Oranje verwelko men; en men befloot, eenige voorwaarden te ontwerpen, waar op de Aartshertog tot algemeenen Landvoogd zou jontfangen worden. Terwijl men hier mede bezig was, ontftondt te Gent 'eene bijftefe beroerte, zoo hoog loopende,( ,dat zelfs de Hertog van Aarfchot gevang'én gezet wierde, maar die, door toedoen y£n Oranje, fchielijk op vrije voeten kwam, en in 't Stadhouderfchap over Vlaanderen volhardde. De tegenwoordigheid van den Prins te Gent bragt veel toe tot het dempen der onlusten in die ftad; en zijn verblijf buiten Holland verhinderde niet, dat die van Heusden, den derden van wintermaand, op de gewoone voorwaarden voldoeninge van hem namen: zijnde dit verdrag, op den tweeëntwintigften van die maand, 'door de Staaten van Holland bevestigd. , Zou de Aartshertog in de Landvoogdije gevestigd worden, 't fprak van zelfs, dat Don Jan vooraf van dezelve vervallen moest verklaard worden. Dit gefchiedde openlijk, bij een plakaat, den zevenden van wintermaand. De Staaten zeiden daar in, dat zij hem, federt het bemagtigen van Namen, voor 's Lands vijand gehouden had- i Matthil» kotnt te Antwerpen , den ai Ott. Beroerte te Gene. Hensde» neemt f». tisfactie van den Prins. Don Jan wordt voor 's Lande vijand verklaarda  Voor■waardenop weil de algemeeneStaaten J/lattliia! tot Lan voogd Villen aauneme i74 VADERLANDSCHE XXVI Boek, hadden, en voortaan zouden aanzien, ook alle zijne aanhangers houden voor wederfpannigen en ftraf baar aan lijf en goed. Voorts , werdt fcherpelijk verboden, eenigen ondertand aan Don Jan te doen, of eenige gemeenfehap met hem te houden. De 'Staaten hadden te minder noodig zich nu in alle bijzonderheden intelaten, na dat zij de verdediginge van hun gedrag omtrent Don Jan, in zeven taaien, in 't licht gegeven hadden: en hij won zoo weinig met zijn antwoord daarop, als met zijn verzoek aan den Keizer, dat deze zijnen broeder Matthias wilde te rug roepen, en aan hem, Don Jan, vrijheidjfeeven1 tot het werven van krijgsvolk in Düitscbland, welK beide hem de Keizer' rondelijk affloeg. Daarna floten de algemeene Staate» eend nadere onderlinge verbitfdtenisfe, waar bij de Roomfchen en Onroomfchen elkander ren wederzijdfche befeberminge beloofden. Toen werden twee Abten, de Hertog van • Aarfchot en Karei van Gavre naar Antwerpen gezonden, om den Aartshertog voorteleggen de punten, op welken men hem de algemeene Landvoogdije begeerde opl" tedragen. Deze ' waren de voornaamite. De Aartshertog zal den Koning en den al"'gemeenen Staaten, de bijzondere Stadhouders, Krijgsoverften en knechten zullert hem trouwe zweren. De algemeene Staaten zullen eenen Raad van Staate aanftel* len, om nevens hem te regeeren, en naar welks befluiten hij zich zal hebben te voseen. In zaaken van groot belang, zal nij Ê ' mets  XXVI, Borrc. HISTORIE. 175 niets doen, buiten bewilliginge der Staaten. Hij zal de oude voorrechten herftellen, en in gebruik brengen. De algemeene en bijzondere Staaten zullen , naar goedvinden, mogen vergaderen. De Gentfche bevrediginge zal ftand houden, en de uitlegginge der duiiterheden in dezelve ftaan aan de algemeene Staaten. Het aantal van zijne lijfwacht zal door de Staaten bepaald worden. Hij en de Raad zullen de hooge krijgsajnpten begeven, bij toeftemminge der Staaten. In tijd van oorlog, zal hij de krijgszaaken beleiden, met den krijgsraad , door de Staaten hem toegevoegd. Het bellier van 's Lands penningen blijft bij de Staaten. De aanhangers van Don Jan zal men, naar ftrengheid van rechte, vervolgen, en alle kafteelen afwerpen, waar toe verlof gegeven is. Hij zal alles, wat door de Staaten na 't innemen van Namen gedaan is, bekrachtigen, en het te rug roepen van Don Jan trachten uittewerken. Vreemdelingen mag hij niet in zijn' dienst nemen. Zijne dienaars mogen naar geene ampten ftaan , noch zich bemoeijen met zaaken van regeeringe. Zoo de Aartshertog eenige dezer voorwaarden overtreedt, houden zich de Staaten van alle gehoorzaamheid aan hem ohtilagen, en bedingen de vrijheid, om, des noods, de wapenen tegen hem optevatten. Matthias, zeer verkuist met de eere der Landvoogdije, nam alle deze voorwaar-; den, hoe bekrompen anders, met dankzeg 1 ginge aan, en deedt, daar op, den eed, te rnj taf lick delelve we!» ;evalle».  i t 1578. « De Prins.] •worch zijn ilgeineene J Steckhon- 1 •cu 1 I ! ] I /mfierdimTfordt, fcfc last dtr Statten van Holland , benauwd en belegerd. 76 VADERLANDSCHE XXVI. Boek. ï Biusfel, den twintigflen van louwmaand "es jaars 1578; op welken dag ook dó 'rins van Oranje, als Stadhouder van Bra>ant en algemeene Stedehouder van deri Vartshertoge, in den eed genomen werdt. )e Landvoogd was jong, min bedreven; rreemd in deze Landen. Geen wonder, lat zijn Stedehouder den klem der regee•inge in handen kreeg, in Zoo verre, dat Matthias befchouwd wierde als de Griffier 'es Prinfen van Oranje, die den Landvoogd leedt zeggen en teekenen, wat hij noodig m nuttig keurde. Nu zagen de Hertog ;an Aarfchot en de overige Edelen , die Matthias in 't Land bragten, öp hope, dat zij^ onder zijnen naam, 't hoogde bewind zouden voeren * en 's Prinfen aanzien ' doen dalen, hoe zij zich te deerlijk misrekend hadden en bedrogen uitkwamen. Het genoegen van Oranje werdt ongemeen vermeerderd door de veranderinge, kort daarna, te Amfterdam voorgevallen. Tot nü toe hadt deze ftad de Spaanfche zijde gehouden. De Staaten van Holland oordeelden, dat het meer dan tijd was, om dezelve, op de beste wijze mogelijk, te overmeefteren. De aanflag werdt toevertrouwd aan Herman Helling'en Nikölaas Ruichaver, diei door list en geweld, met-een gedeelte van hun volk binnen kwamen. Door misverftand , bleef het overige volk achter. Men wordt met de burgers en de bezettinge handgemeen; doch ten koste van 't leven der beide hoofden van 't Staatfche volk, en zonder het oog- merfe  XXVI. Boek. HISTORIE. 177 mérk té bereiken. Deze onderneming) was buiten weten van den Prins gefehied en mishaagde hem. De Staaten van Hol land verfchoonden 'ér zich over, zoo goed zij konden, Bij den Stadhouder en de algemeene Staaten, zonder dat zij den toe. leg op Amilerdam uit hét oog verloren* De llad werdt genoegzaam ingefloten ge* houden, door ichanfen en fchepen, die om en voor dezelve lagen; en Sonoij kreeg last, om haar, met al zijn vermogen, te benaauwen. De toevoer van alles werdt geftremd, ook van geld, waaröm men zich begon-te bedienen van verfcheiden zilve* tfen noodmunten. De Prins was 't wel eens met de Regeeringe over de voorwaarden , op welke Amfterdam zich met •de Hollandfche fteden wilde vereenigen 4 doöh het haperde aan dë bewilliginge der Staaten, die echter, op 't einde van louwmaand , een beftand voor weinige dagen met de gemagtigden der ftad floten. Nu kwamen 'er de Staaten van Utrecht als middelaars tusfehen, en bragten met groote moeite te wege, dat tusfehen de Staaten van Holland en de ftad Amfterdam $ op den achtften van fprokkelmaand 4 een verdrag gefloten Wierde, waar van de voorcaamfte punten op dezen zin uitliepen: alleen de Roomfche Godsdienst zal binnen de ftadi derzelver vrijheid en de ambachtsheerlijkheden, aan haar beboerende, geoefend worden, doch daar buiten zou de oefeninge van den Hervormden Godsdienst San elk vrijllaan ; den , Hervormden zal IV. Deel. M éene i Verrirtj tuïfchen de Staateü e» Amfterdaa»  178 VADERLANDSCHE XXVI. Bot*. eene eerlijke begraafplaats binnen de vesten Vergund worden; het beleg zou terftond ophouden, mits een Bürgemeefter en vijf Vroedfehappen zich, te Delft, in gijzelinge begaven, tot dat de foldaaten, in ftads dienst, afgedankt, en andere vaandels, door den Prinfe, uit de ingezetenen, ten getale van zes honderd man op 't hoogfte, geworven zouden zijn; niet dan bij hoogen nood, ter befcheidenheid des Prinfen, mag de ftad met meer krijgsvolk belast worden, en den doortogt van krijgsvolk behoeft zij niet te gedogen, dan bij bewilliginge der Wethouderfchap; de drie fchutterijen, uit de voornaamfte en vreedzaamfte burgers, moeten wederom opgericht worden; de ballingen konnen vrijlijk naar de ftad wederkeeren ; de Regeeringe en anderen zullen den eed doen aan den Koning, aan den Prins en aan de Stad; de Geeftelijkheid zal zich regelen naar de orde, beraamd bij den Bisichop van Haarlem ; de ftad zou haare handvesten en vrijheden, voor den tijd der beroerten verkregen, behouden, uitgezonderd het beroep op den grooten Raad te Mechelen, en de uitbreidinge van ftads gebied tot vier honderd roeden buiten de oude paaien; de ftad zal wel dragen in de volgende lasten des Lands, maar niet in de fchulden, door Holland en Zeeland, federt het begin des jaars 157a, gemaakt; de Schout zal, ter zaake van Godsdienst, niemand in rechten betrekken, voor dat het bewijs bondig gekeurd is door vier of vijf per- fec*  XXVI. Boek. HISTORIE. i?9 foonen, hier toe door den Prins of d Staaten en de Burgemeefters uit de poorter te kiezen; ieder zou vrijheid hebben, on in de ftad te komen, of daar uit te ver trekken; alle gerechtelijke klagten tegei eenige Amfterdaramers, over 't voorleder beftier der ftad, zullen gefchorst blijvent tot nadere orde der algemeene Staaten < Volgens den Gentfchen vrede, die hier ools aangenomen werdt; de Prins en de Staaten van Holland Zouden dit verdrag bekrachtigen, en verzoeken * dat zulks ooK door hunne Bondgenooten; en door de algemeene en Utrechtfche Staaten, rriogte gefchieden. Op deze en andere Voorwaarden, werdt het verdrag gefloten, en, zod dra de gijzelaars in den Haage gekomen waren, Amfterdam van 't beleg ontheven t ha welken tijd de koophandel herleefde, en de welvaart merkelijk toenam. Onaangezien nu alle de Steden vati Hol* land en Zeeland onder 's Prinfen Stadboüderfchap behoorden, een nieuwe Landvoogd verkoren was, en de lalgemeenö Staaten Don Jan van *t bewind vervallen Verklaard hadden, bleef de ruste noch Verre geweerd. Het vreemde krijgsvolk, onlangs Verzonden, keerde te rug, verfterkt met andere benden, aan 't hoofd hebbende Alexander Farnefe* Prins van Parma, door wiens hulpe Don Jan groote voordeden i behaalde. Want hoewel de aanflag der] Spaanfchen op Bergen in Henegouwen , i Maaftricht en Meenden mislukte, bevoch-] ten zij eene aanzienlijke overwinninge op< Ma d» s i t t l Aidt. nder 'arnefé , 'rins v«J arraa, omt in 't eger yta )on Jan si a behaal»  180 VADERLANDSCHE XXVL 80M- eenïgt d voordee- ^ len op de Stut- 11 fenen. j s i 1 1 1 Ijdele roem van Don Jan daar over. Vrticjiteteloozepogingen tot vrede, 2 Staatfdhen bij Gemblours, en maakten ch meester van verfcheiden fteden en erkten. Indien het waar is, gelijk men aen. verfpreidde, dat die nederlaage der taatfchen meest was toetefcbrijven aan ie afwezigheid van de voornaamfte Bevelheb»ers, die toen naar Brusfel vertrokken waen, of om de inhuldiginge van den nieuwen Landvoogd Matthias te gaan zien, of jm eene plegtige bruiloft bijtewonen, zijn lezen niet te verfchoonen, ook niet doof [bortgelijke voorbeelden van vroegere of laatere tijden. Doch even onverfchoonelijk was het onbezonnen oordeel van Don Jan, die uit de gemelde overwinninge durfde befluiten, dat de hardnekkigheid van hun, die zich tegen den Koning en 't Roomfche geloof verzet hadden, door god zeiven toen verbroken was, en dat 's Konings rechtvaardige zaak den Allerhoogften ter harte ging. Vaster gaat het, dat Don Jan, na dien tijd, minder gezind was tot bevorderinge van vrede, waar toe anders de Koning noch genegen fcheen, maar op zulke voorwaarden, die den Staaten niet behaagden, alzoo zij gefchikt waren, om de Nederlanders onder 't oude juk, indien niet onder meer knellende banden, voor altijd te brengen. De pogingen van Jan van Noirkarmes , Heer van Selles, in 't voorgaande jaar,naar Spanje gezonden, en nu eerst te rug gekeerd, werkten zoo weinig uit, als die van Graaf Otto Henrik van Schwarzenburg, door den Keizer afgezonden, om den vrede tusfehen den Ko-  XXVI..Boek. HISTORIE. 181 Koning en de algemeene Staaten, met nadruk, te bevorderen. De algemeene Staaten dan, ziende alle hope tot vrede verdwenen, befloten, zich meer te wapenen, waar toe ook de Aarts hertog, op ingeven van Oranje, hen aanfpoorde. Holland en Zeeland hielden zich; wel buiten gemeenfchap van lasten, die tot dén krijg tegen Don Jan vereischt werden, maar onttrokken zich niet, om zelfs rijkelijk te dragen in 't onderhoud van oorlogsfchepen en in de betalinge van 't krijgsvolk. Zouden de Staaten de wapenen, nie& alleenlijk verwerender, maar ook aanvallender wijze, tegen de Spaanfchen voeren, zij hadden den bijfland van nabuurige Mogendheden noodig. Men zocht dan, andermaal, hulpe in Engeland, in Frankrijk, en bij 't Duitfche Rijk. De Koningin van Engeland hadt zich genegen getoond, om de Staaten met volk en geld te onderileunen; en hier toe verbondt zij zich in louwmaand dezes jaars. Het geld kwam , maar 't volk bleef achter, h zij uit vreeze voor Koning Filips, of wegens de beroerten in haar Rijk. Naar alle vermoeden, zou zij de belangen der Staaten zich minder aangetrokken hebben , indien zij van hun niet hadt weten te bedingen eenen bijftand van veertig oorlogsfchepen, zoo Don Jan iet tegen Engeland ondernam. Vooral zocht zij den handel met Frankrijk aftebreken ; die evenwel, tot haar ongenoegen, voortging. Pe Hertog van Anjou liet zijne hulpe M 3 aan Men be. fluit, zich neer te vapenen , :n buitenandfchemlpe te loeken „ n Enge» and, 'a Frankrijk.  iBa VADERLANDSCHE XXVI. Boek. I 4 * i j i < I ïphoud yan 'tverdrag pet. Anjou , door hem gete ekead den 20 Aug. Wh an de algemeene Staaten aanbieden; en :ijn voorftel was zeer aangenaam aan zulke eden, dié voor Don Jan Vreesden, en te gelijk beducht waren, dat Hertog Johan iazimir, die een leger bijéénbragt, om nerwaards te komen, de Onroomfchen flerk aegunftigen zou. De Hertog werdt verzocht jit Frankrijk naar deze Landen te komen , ;n men verzekerde hem van de algemeene genegenheid der Nederlanderen. Toen An-r jou reeds te Bergen in Henegouwen was, begon men de voorwaarden te beramen, op welke hij de befcherminge dezer Landen kon aanvaarden. Men floot met zijne gemagtigden een verdrag, door hem zeiven bekrachtigd, en hier op uitkomende: de Hertog zou uitgeroepen worden voor befchermer der Nederlandfche Vrijheid; hij zou, op zijne kosten, de Staaten met krijgsvolk hijftaan; men zou zich trachten te verbinden met andere Mogendheden; de Staaten zouden hem, die geen oorlog om geloofszaaken of tegen Engeland mogt aannemen, bijftaan, zoo hij befprongen werdt, uitgenomen tegen *t Keizerrijk , Engeland, Schotland en hunne verdere bondgenooten; de Hertog zou in 't leger het opperbevel hebben, te gelijk met de Staaten, wier plaatfe door den Graave van $osfu bekleed zou worden; 't bellier van 's Lands zaaken moest blijven bij de Staaten, den Aartshertoge Matthias en den Raad van Staate; Anjou mogt geen verbindtenisfen aangaan, buiten kennisfe en bewilliginge der Staaten, en dezen mogten ziek  XXVI. Boek. HISTORIE. i8j zich ook niet verbinden ten zijnen nadeeJe; zoo men geraden vondj, van Landsheer te wisfelen, zou hij, voor alle anderen, daar toe beroepen worden; tot zijne verzekeringe, zouden hem eenige fteden ingeruimd, en andere, tot vergoedinge, afgedaan worden; hij moest zich vijand verklaren van Don Jan en zijnen aanhang; hij mogt niet dan geboren Franfchen, behalven zijne Zwitferfche lijfwacht, op eigen gezag herwaards brengen; en hij behoorde zorge te dra. gen, dat de Franfche benden ingoede krijgstucht bleven, en den vijand niet bijftonden. Eer men zoo verre met den Hertoge van Anjou gevorderd was, zochten de al gemeene Staaten de toegenegenheid dei Duitfche Vorften te winnen, en zonden eenige aanzienlijke luiden naar den Rijksdag te Worrris. Onder dezen was Marnix van Aldegonde, die, toen, in de Latijnfche taaie, eene allervoortreffelijkfte redenvoeringe deedt, welke, door de kundig, fte mannen, altijd gehouden is voor een der grootfte meesterftukken. Op 't levendigfte teekende hij de rampen der Nederlanderen onder Alva, Requefens en Dor Jan; met nadruk vermeldde hij de bedriegerijen van den laatften, wiens toeleg was, wederom intevoeren plakaaten, meer mei bloed dan met inkt gefchreven; met wijs beleid toonde hij, dat de brand, die Ne derland dreigde te verteeren, ook Duitschland niet verfchoonen zou, en dat de Ne derlanden, van ouds met Duitschland ver knocht, noch onlangs door den Keize M 4 ver Bezen» dinge op denRijkjdag te Worm.. ■ Redenvoeriagevan Ma*» nijt van Aldegonde.  IS4 VADERLANDSCHE XXVI. Boek. Opfchud- crer 't Godsdien'ftije, tt Aniter daal. verklaard waren voor een der treffelijkfte leden van 'tRoomfcie Rijk; hij drong 'er met ernst op" aan , dar. de Scenden des Rijks zich den nopd der Nederlanderen. wilden aantrekken, Don Jan in den Rijksban doen, hem geen toevoer laten aanbrengen, en de Duitfche Bevelhebbers* uit zijnen dienst te rug ontbieden; hij beloofde, dat men, hier, op 't ftuk der munte en tegen 't ftroopen van 't Staatfche krijgsr yplk, ten genoegen van, 't Rijk, bedacht Zou zijn. Doch deze bezendjnge hadt geen ander gevolg, dan dat de Stenden beflotén, hunne vlijt aan 't bemiddelen van vrede, andermaal, te hefteden,. Dit gefchiedde, maar zonder vrucht. Onder alle deze regeerkundige bezigheden, zag men ook groote bewegingen in 't Godsdienftige , welke wel medewerkten tot bevorderinge van de kerkhervorminge, maar niet alomme binnen de paaien van befcheidenhejd bleven. De oproerigheden te Amfterdam en Haarlem . liepen hoog. Men vreesde te Amfterdam, met of zonde? grond, voor een' aanval der Spaanfchen. Bij de Qnroomfchen rees ongenoegen te? 'gen de Regeeringe, zoo over de hun aangewezene begraafplaatfe, als • over andere punten Dit gemor lloeg voort tot oproer. De oude regeerende Wethouderfcbap werdt gevangen genomen, en met vaartuigen buiten de ftad gevoerd. Het zelfde lot trof een goed deel der Roomfche Geeftelijkheid. Toen viel 't graauvy a|n 't fchenden en verbrijzelen van beelden en    XXVI. Boek, HISTORIE. 185 en altaaren in een van de kloofters; doet de vooregang dezer woestheid werdt gehinderd. De vervoerde Regeeringe werdc van eed en drenst ontflagen, en eerlang eene andere, in haare plaatfe , door de fchutterijen aangefteld. Binnen weinige dagen , begonnen de Hervormden in twee kerken te,prediken ; ook hielden de Lutherfchen en Doopsgezinden hunne Godsdienftige bijeenkomiten in de ftad; en den Roomschgezinden werdt toegelaten, in 't heimelijke aldaar te vergaderen. Na de omkeeringe van Amfterdam, volgde Haarlem, waar de foldaa;en 't werk uitvoerden, en groote baldaadigheid bedreven. Zij vielen gewapend in de groote kerke, kwetften er veelen, en doodden den Priefter. Andere kerken en eenige kloofters werden ook jammerlijk geplonderd. In herfstmaand, verleende de Regeeringe 't gebruik der hoofd kerke aan de Hervormden, onaange* zien de tegenkantinge der Roomschgezinden, die beweerden, dat zulks ftreedt met het verdrag van voldoeninge en met den Gentfchen vrede. Hier tegen bragt men, van de andere zijde, verfcheiden bedenkingen in, en men beriep zich op 't gene .den Onroomfchen, eenige jaaren vroeger, in Brabant en Vlaanderen wedervaren was. Wat hier van zij; niemand, die bedaard van geest is, kan de onftuimige handelwijze van fommige Amfterdamfche burgers en van 't krijgsvolk te Haarlem goedkeuren. De Prins van Oranje zal ook in die woestheid zop weinig welgevallen gevonden M 5 heb; te Htsi- lem, ito i 9  !8t5 VADERLANDSCHE XXVI. Boek. te Middelburg. Verzoek fchriftvau alle de Hervormden, om vrije Gods dienstoefeninge,den 12 ]u- hebben, als in 't bedrijf der Wethouderfchap te Middelburg omtrent de Doopsgezinden, welken men dwingen wilde tot het doen van den burger-eed, door hen voor ongeoorloofd gehouden, en tot het dragen van wapenen, waar van zij allen, in dien rijd, afkeerig waren. Zij vonden in den Prins hnnnen befchermer, die met nadruk belastte, de Doopsgezinden over het ftuk van eed en wapenen niet meer moeilijk te vallen: aan welke vermaninge men, te Middelburg, gehoor gaf. Omtrent dezen tijd, leverden de Hervormden in 't gemeen aan den Aartshertoge en den Raad van Staate een fmeekfchrift over, waar bij zij, aangewezen hebbende, hoe veel zij om den Godsdienst gslecen hadden, en dat de Spanjaards, met al hun vervolgen , alleenlijk 't getal van hunne Geloofsgenooten hadden doen aanwasfen, met ernst verzochten om vrije Godsdienstoefeninge. De Gentfche vrede, die dit niet fcheen te gehengen, was reeds door de Spanjaarden verbroken, en behoefde, naar hun begrip, ook door de Staaten niet langer gehouden te worden. De Heidenfche Keizers hadden de Christenen, en de Christenfche Keizers de verfchillende gezindheden geduld. Verfcheiden Vorften vergenoegden zich met het uiterlijke, zonder over 't gemoed te willen heerfchen. De Paus zelf verdroeg de Jooden. Waarom zou men hen ook niet dulden? Zij wilden de Roomschgezinden ongeftoord laten, en, hier voor, of den borgtogt van uitheem-  XXVI. Boek. HISTORIE. if?7 heernfche Vorilen, of andere verzekeringen geven. Die laatlle herhaalden zij in een tweede verzoekfchrift, doch met bijvoeginge, dat zij van de Roomschgezinden een* foortgelijken borgtogt begeerden. Noch floegen de Hervormden voor, dat men eenigen uit de Wethouders of uit de achtbaarfte burgers van 't beide Geloof kiezen zou, om acht te geven op het onderhouden der orde, welke men ftondt te beramen, en ook een foortgelijk getal van burgeren te verbinden, om voor hunne Geloofsgenooten te verantwoorden. Eindelijk, verbonden zich de Onroomfchen, om niets aantevangen tegen den Godsdienst, de perfoonen en goederen der Roomschgezinden. Uit deze verzoekfehriften der Hervormden werdt geboren de zoogenaamde Ge-1 loofs-vrede, ontworpen door Matthias en ' den Raad va.n Staate, en waar van de( yoornaamiie punten op dezen zin uitlie-" pen: alle wederzijdfche beledigingen, na de Gentfche bevrediginge - voorgevallen , zouden gerekend worden als niet gefchied • Clk zou, voortaan, vrijheid van gevoelen behouden; in Holland en Zeeland, zal de Roomfche Godsdienst, onder zekere bepalingen , herlleld worden ; den Onroomfchen zal, op gelijken voet, door geheel Nederland, vrijheid van Godsdienstoefeninge gegund worden; de Wethouders zullen aarde beide gezindheden bekwaame plaatfen ter Godsdienstoefeninge aanwijzen; waar flegs één Godsdienst gedoogd werdt, zou men Ontwerj an den ^ Leligins - ef ïeloofa;», rede.  ïldets jrerworpen, elder» aangenomen. In Gel herland wordt h: niet aangenomen Bewegingen ï88 VADERLANDSCHE XXVI. Bozk, men echter geen onderzoek op iemands geloof doen, niemand zou in de kerken van anders denkenden eenigen aaniloot mogen geven; de Onroomfchen, buiten Holland en Zeeland, moesten fommige heilige dagen vieren, met het fluiten van winkels en 't nalaten van handwerk en koopmanfchap; in 't begeven van ampten, zou men niet op de geloofsgezindheid, maar alleenlijk op de bekwaamheid der perfoonen hebben acht te geven; in elke ftad, zouden vier perfoonen van eere en aanzien, nevens de Wethouders, jaarlijks gekozen worden, om onderzoek te doen op alle overtredingen van dezen Geloofsvrede. Men vleide zich, dat de Hervormden en Roomfchen, alomme, in dit ontwerp genoegen nemeti zou-* den. Het viel anders uit. Die van Henegouwen en Utrecht verwierpen dit ontwerp. Elders werdt het, vroeger of laater, met of zonder veranderinge, goedge-. keurd en aangenomen, als te Antwerpen, te Leeuwarden en in de Groninger Ommelan■ den. In Gelderland wilde men niet befluij ten tot het aannemen van den Geloofsvrede hoe zeer anders de Staaten daar toe aangezet wierden door Graaf Johan van Nasfau, die, in den aanvang dezes jaars, Stadhouder van dat Landfchap geworden was, en 't belang der Hervormden ongemeen behartigde, zonder evenwel den onbedachtzaamen handel, waar aan fommigen, hier en daar, zich fchuldig maakten, goedtekeuren of te onderfteunen. Op andere plaatfen, omftonden ingelijks groq-!  XXVI. Boek. HISTORIE, itg groote bewegingen ter oorzaake van den Godsdienst, niet alleenlijk in de Brabantfche en Vlaamfche fteden, Brusfel, Antwerpen , Gent en andere , maar ook te Goes in Zeeland. Hier Was, tot nu toe, volgens 't verdrag van de voldoeninge, geen Godsdienst openlijk geoefend, dan de Roomfche. Doch in herfst- en wijnmaand dezes jaars, kwam in dit ftuk groote veranderinge De Hervormden hadden, tot dezen tijd toe, hunne Godsdienftige bijeenkomften in bijzondere huizen gehouden. Nu begeerden zij zeker kloofter tot hun gebruik. De Regeeringe zag zich gedrongen, hun de kerke van 'c gasthuis te vergunnen. Hier mede lieten zij zich niet te vrede ftellen, maar vorderden, onder gewapende bedreigingen, het kloofter of de kerke der kruisbroederen. Aan dit dringende verzoek der Hervormden door de Regeeringe voldaan zijnde, oordeelden zij nóch niet genoeg te hebben. Men vordert meer; en, terwijl daar over geraadpleegd worde, valt een woeste hoop in de groote kerke, waar in de altaaren, een grpot deel der beelden en andere fieraaden Omgeworpen en verbrijzeld worden, zonder dat de Magiftraat, fchoon verzeld van den Predikant der Hervormden, den moedwil beteugelen kon. Zelfs floeg de beeldenftorm over tot verfcheiden dorpen. De Hervormden, zoo veelen de hand in deze ongeregeldheid hadden , zijn geenzins te verfchoonen; maar noch veel minder zij, «ie, uit enkele roofzucht, hunnen eigen* Gods- •ver *t' ftuk van Godjrfient in ferfcheiJen (telen, bij.» ïonderlrjk :e Gocu  Strijd b>; ÏLim enant. ,9o VADERLANDSCHE XÏVÏ. Boèr. Sodsdienst benadeelden. Weinige dagen laater, eischten de Hervormden 't gebruik der groote kerke; en Helden zich in 'c bezit van dezelve; hoewel de Regeeringe vasthieldt aan haar gevoelen, dat het niet In haarè rhagt ftondt* veranderinge in 't verdrag der voldoeninge te maken. Niet zonder reden vreesde, zij, dat, wanneer in één punt Wierdt afgegaan van de voldoeninge , wellicht alle andere op losfe fchroeven ftaan zouden; en zij oordeelde het van 4t belang der ftad, fchriftelijke verzekeringe van den Prinfe te verzoeken, dat deze veranderinge- geen nadeel zoü toebrengen aan de overige punten der voldoeninge. De Prins voldeedt aan deze begeerte; en die van Goes beriepen zich meermaals op dit verdrag, met of zonder vrucht, wanneer? men, in of omtrent die ftad, iet ondernemen wilde* 't welk tegen haar belang geoordeeld werdt te ftrijden. Onder alle deze kerkelijke bewegingen* was 'er geen ftilte in 't krijgswezen eö in 'tburgerlijke beftier. Don Jan hadt een leger van omtrent zestien duizend man ver* zameld, en befloot een' aanval te wagen tegen 4t Staatfche leger, niet boven de tien duizend fterk. Tusfehen eenige benden van wederzijde viel een hevige ftrijd voor bij Rimenant. Indien veel volks te verhezen, h llagveld te moeten verlaten, en bij overhaastinge verre achterwaards te wijken, geen blijken van overwinninge zijn , dan hadt Don Jan niet de minfte reden, om zich te bsroemen, dat hij, hier, de zege d8*  XXVI. Boes. HISTORIE. i9 behaald faadde. Veel roems verworf zici de Graaf yan Bosfu, die 't geheeJe lege van Don Jan, bij deze gelegenheid, zo, hebben konnen verdelgen, indien Hertoi Johan Kazimir zijn leger, wat vroeger met dat van Bosfu hadt mogen vereenigen Nu was de magt van het Staatfche le ger, waar bij noeh de hulpbenden deHertogen van Anjou kwamen, vrij aanziem iijk; doch men wist naauwlijks , hoe '« krijgsvolk te betalen. Anjou en Bosfu 'be. magtigden echter eenige plaatfen. De overmagt der Staatfchen, de ondervindinge of t vooruitzicht van hunne voordeden, gebrek aan geld en de fterfee in zijn leger, maakten Don Jan droefgeestig en wanhopende. In dien éllendigen ffaat zijnde, werdt hij noch geen drieëndertig Lren oud, uit het leven gerukt, Vzij door eene pestige koortfe, of, zoo eenige fchriiven door vergif, welk Koning Filips, 7e gein mededinger zijner heerfchappije dulden kon hem zou hebben doeningeven. Niemand kan zich verwonderen over het tegenftrijdige oordeel, welk Spaanschgezinden en Vrijheidlievende Nederlanders over Don Jans karakter geveld hebben. Zijne daade» leeren hem kennen, als hoogmoedig, onbezonnen , listig en „ouwloos. Volgens s Prinfen fchrijven , was hij niet b fer , dan Alva en Requefens, mir wlstS? t°0T ZI->ne Jongheid onvoorzichtiger! zoo lang niet te verbergen. & * wel V^fS 1°°? V3n Don Jan verIoste wel de Nederlanders van"een' woelzieken Land* t 1 r i V t i Don Jmi fterfc den i Octobet *S7*. Zijn kW raktec.  1 1 Zijn opVolger is Alexander Van l'artoa. Oneenigrieilen der Wnlfcberi, genoemd JHalkonten ca , en der Gentenaajren^ ooi tusfehen Anjou et Kazimir. Oen .OSobe: "*5;8. pi VADÈRLAtfDSCHË XXVI. Boêk, .aodvoogd, maar niet van Spaansch geweld, aerïang werdt hij opgevolgd door AlexanJet Farnefe, Prins van Parma, die Zijner! voorganger in kloekheid en voorzichtigheid vérre overtrof, en den Staatfchen groot nadeel töebragt. • Tot den vöorfpöed der Spaanfchen, Werkten niet weinig mede de onlusten, tusfehen de Staaten der Walfche Gewesten ert de Gentenaars gerezen, en Welke, door dé pogingen van den Aartshertoge en der al^emeetié Staaten, 'niet te blusfchen^waren Hier bii kwam het misnoegen tusfehen dert Hertoge van Anjou en den Hertoge Johan Kazimir. Zij wantrouwden eikanderen Kazimir was niet'wel gezind, dat men Anjod i gehaald hadt, en Bosfu als Veldheer aan^ hieldt. Anjou vreesde, dat Kazimir r u Graaf van Vlaanderen zocht te worden terwijl. Z\ zelf een' toeleg hadt op de algemeene beerfchappije der Nederlanden. Metéén wootd dV naarijver van dit Franfche en Hoogduitfche Legerhoofd veroorzaakte misverilind onder hun volk, verwarringe, flapbe d in het -tegenftaan van den gemeenen Viiand, bekommeringe bij de algemeene Staaten, en bij den Prinfe van Oranje. Deze, ^nadeel^e gevolgen hier van doorziende, -. Het aan ïeg Staaten%an Holland en Zeeland, door z'.in* Thefaurier Taffin, haauwkeung verflag geven, zoo van andere bekommeSe onlusten, als van 't ongenoegen ttt» fchen Anjou en Kazimir; en hij verzocht hen dat zij eenige achtbaare mannen naar Gent wilden afvaardigen, om de Regee -  XXVI. Boek. HISTORIE. io< ders aldaar tot vreedzaamheid en eendrachi te vermanen, en hen te bewegen, dat zi zich wederom voegden bij de algemeene Staaten, en den gemeenen vijand wilder helpen wederdaan, die, door 't overlijden van Don Jan en van andere Krijgsoverllen, genoegzaam zonder hoofd en raad was, en, daar door, des të eerder tot redenen zou gebragt worden. De Prins begreep, hoe gevaarlijk een binnenlandfche krijg voor alle de Nederlandfche gewesten zijn zou, en dat daar toe ook aanleidinge geven kon, indien Hertog Kazimir de befcherminge van den Hervormden Godsdienst alleen op zich nam, en de Hertog van Anjou, in tegendeel, zich de belangen rierRoomschgezinden alleen aantrok : welk een en ander, naar zijn inzien, eene algemeene fcheuringe in 't Land moest veroorzaken Hij begeerde den raad der Staaten, hoe zich in zulk geval te gedragen, en verklaarde, dat hij niet gaarne buiten hun weten iet ondernemen zou, bijzonderlijk in eene zaak van dat groot gewigt, waar in het aankwam op de behoudenisfe en welvaart, of den onherftelbaaren ondergang van 't ge* heele Land. Het misnoegen tusfehen die beide Hertogen hadt ten gevolge, dat Anjou eerst een deel' zijner benden, en daarna zijn geheel leger afdankte, en dat hij zelf te rug naar Frank- \ rijk keerde, onaangezien de Staaten op zijn langer verblijf aandrongen. Ook leedt het niet lang, of Hertog Johan Kazimir vertrok wederom naar Duicschland. IV. Deel. n Aan l I ■ b Kazilir verten de 'ederlaf^- ta.  i04 VADERLANDSCHE XXVI. Boek, Twist tusfehen Groningen en de Ommelanden. Veranderinge in Friesland. Kampen wordt ir genomen den 2o Jnlij; en J?evsnt«t Aan een' anderen hoek der Nederlanden A/as 'er ook onrust. De twist, reeds in 'c voor» leden jaar , tusfehen Groningen en de Omme» landen ontftaan, was hevig. Die van Groningen oordeelden , dat de Ommelaniers ook nu geen recht hadden- om aU lerleije neringen te doen, en namen de Ommelander afgevaardigden gevangen. Omdezen te verlosfen, wapende zich Barthold Entens, doch hij zelf viel den Groningfchen in handen. Door tusfehen komfte van den Aartshertoge en der algemeene Staaten, werdt hij, met de overige gevangenen, geflaakt, en de twist, bij verdrag, vooreerst, bijgelegd. In Friesland waren mede groote bewegingen ontftaan , om dat het Hof geweigerd hadt, Don Jan voor vijand te verklaren. Dit kostte aan veele leden van hetzelve hun ampt, en aan Cunerus Petri, Bisfchop van Leeuwarden, zijne waardigheid en vrijheid. Georg van Lalaing , Heer van Ville, nu Graaf Van Rennenberg, verkoos nieuwe Raadsluiden, verftelde de Wethouderfchap in verfcheiden fteden, en bragt zulken in 't bewind, die hem fchenen den Vaderlande beter toegedaan te zijn. Groot was de v'oorfpoed der Staatfche wapenen in Overijsfel, over welk Landfchap het Stadhouderfchap nu verzekerd was aan den Graave van Rennenberg. Door hulpe van Sonoij, werdt Kampen, jhaj verdrag, ingenomen. Ook poogde hij zich meefter van Deventer te maken. Dit ,mislukte hem. Doch Rennenberg, verwir- tigd  XXVI. Boek. 'H I S T Ó R I E. 195 tigd van den inwendigen toeftand der llad, en nu geen kómiue.r. meer .hebbende voor ontzet door de paarde hen, deedt de ftad hevig befchieien, drie dagen.lang; waarna zij, bij verdrag, aan hem overging , Qnder zoo veele twijfelingen, 'waar men 'uitheemfche hulpe zoeKen zou. i.nder zoo , groote verwarringen in dé' meeste Nederlandfche Gewesten, enonderdegeduurigeafwisfelinge van voorfpoed of verlies in den ftnjd, liep het jaar 1578 ten einde. In den aanvang van het volgende, verbonden zich eenige Landfchappen, zoo tot handhavin ge van den Roomfchen Godsdienst, 's Ko " nings gehoorzaamheid, ^n der Gentfche be- [ vrediginge, als ter weringe van den Ge 1 loofsvrede. Indien 'de Graaf van Bosfu' een voornemen gehad heeft, om in dit verbond, den zesden van louwmaand gefloten, te treden, gelijk men wil, werdt hij daar in verhinderd door den dood, die^ hem, weinige dagen vroeger, overviel, d De befchuldiginge, dat hij, op last van? Oranje, door vergift, zou omgebragc zijn, is geheelenal ongegrond, en wordt ook gewraakt door s Prinfen ijverige pogingen, noch kort te voren aangewend, om den Graave, behalven een jaargeld, de heerlijkheden van Geervliet en Putten te doen verkrijgen. Wat 'er ook wezen moge van s Graaven gezindheid voor 't gemelde verbond; zeker is 't, dat deze nieuwe verbindtenis grootere verdeeldheden tusfehen de jycdcriandfche Gewesien moest veroorzaken: N 3 ter¬ den 14 NovemtH I57Ï. '579« BijzonIer veriond tuschen Arois, Hesgouwenn Douü. De Graaf in Bosfe erft, ra 1. ec. 17»-  ipS VADERL. HIST. XXVI.Boir. terwijl zij, naar alle vermoeden, niet weinig medewerkte tot hec fpoediger fluiten der vermaarde Unie van Utrecht, die, noch in deze zelfde maand, na langduurige en geheime onderhandelingen, getroffen werdt, en met welker gefchiedenisfe wij ons, in den aanvang van 't volgende boek, zullen onledig houden. VER-  VERKORTE VADERLANDSCHE HISTORIE ZEVENENTWINTIGSTE BOEK D e belangrijkfte gefchiedverhaalen, waai mede wij ons, in dit boek, moeten bezie houden, betreffen de vermaarde Unie var Utrecht en de Keulfche vredehandelinge De overige gaan over afwisfelende krijgsbedrijven en kerkelijke twisten, of behooren meer tot bijzondere perfoonen , ol hebben betrekkinge op landen en fteden, die niet onder dit Gemeenebest begrepen zijn, en welker lotgevallen niet, dan van ter zijde, tot onze Vaderlandfche gefchiedenisfen konnen gebragt worden. Niet lang na 't aangaan der Gentfche bevrediginge, ontdekte zich het ongenoeg zaame daar van, om alle de Nederlandfche Gewesten vereenigd te houden. Gemaklijker viel 't in dien tijd, een zegel met zeventien pijlen te doen vervaardigen, dan den band tusfehen zoo veele Landfchappen te bewaren. Andere verbindtenisfen , waar in Holland en Zeeland zich nooit begaven, konden dit oogmerk noch minder bereiken. N 3 S* ■ ; *579- Toor- naame inhoud van dit boek. Ongenoegzaamheid der Gentfche ;n andere rerbindteïisfen.  i98 VADERLANDSCHE XX-VII. Boek. De Prins denkt op eene na dere ver* eeniginge van Holland en Zeeland met andere Genreseen. Hij bedient zicb »ooral van Graai Johan vao Wasïau , die, onaangexieniilehinclarpaalen , de Unie tot {land brengt. 9 Sedert een' geruimen. tijd, was de Prins van Oranje bedacht op eene nadere vereeniginge der nabuurige Gewesten met Holland en Zeeland. Dat de Koningin van Engeland hem eerst op die gedachten z'oq gebragr hebben . is niet waarschijnlijk. Hij' zelf doorzag het nut en de noodzaaklijkheid daar van; en hij betuigde rondelijk, dat hij de Unie eerst gedreven en naderhand bevorderd hadde. Zou een ftuk van zoo veel belangs tot ftand komen, de weg bier toe moest, heimelijk en met omzichtig beleid, vooraf gebaand worden Dit vorderden vooral-de kommerlijkeomftandigheden van dien tijd. Gelijk in alle? andere zaaken vangewigt, bediende de Prinszich, ook h er in, van de kundigfteen eerlijkftemannen ,op welker trouwe hij kon ftaar maken Zoodanigen vondt hij in Holland en Zeeland, ook in Gelderland, Friesland, Utrecht, en elders; docr. niemand deedt hem, in dit (luk, grooteren dienst, dan zijn broeder, Graaf johan van Nasfau, Stadhouder van Gelderland De pogingen, in 'tjaar 1577 aangewend, om Gelderland nïder met Holland en Zeeland, te vereenigen - hadden den gewenschten uitflag niet gehad. Reeds te voren , en vooral in hooimaand des volgenden jaars, behartigde Graaf johan deze gewigtige zaak, en poogde de Afgevaardigden van Holland en Zeeland te bewegen, om zich nader met die van Gelderland te vereenigen, waar bij Holland en Zeeland groot belang hadden, naardien Gelderland'als een voormuur moest befchouwd worden, en de vijand, zich  XXVII. Boek. HISTORIE. i99 zich meester daar van makende, aan Hc land afbreuk zou konnen doen. Op c Gelderfche Landsdagen liet. hij ook nie onbeproefd, om zijn oogmerk te bere ken. In verfcheiden bijeenkomilen, gehoi den te Arnhem, Utrecht en Gorinchem werdc rijpelijk over dit (luk beraadllaagd en Graaf Johan fpaarde tijd noch vlijt, or Holland en Zeeland in een nader verbon met andere Nederlandfche Gewesten t doen treden. Dan, dit hadt veel arbeid in. Elk Landfchap hadt zijne bijzonder belangen, voorrechten en gewoonten, waa aan men vasthieldt; zoo was 't ook gek gen met verfcheiden Steden in één en zelfde Landfchap; deleden der Staats e Stads - regeeringen verfchilden in hunn raadilagen en bedoelingen; de meeste Gei derfche lieden, Amersfoort in't Sticht, e Groningen waren ongezind, in onderbande linge over dit punt te komen ; die van Fries land, Overijsfel en Drenthe waren, in dei aanvang, niet weinig befchroomd, omzie diep in deze zaak intelaten. Niettegen ftaande dit alles, wist de Graaf van Nas fau, door welberaden middelen, te bewer ken , dat de Afgevaardigden van eenigf Gewesten, in wintermaand des jaars 1578, naar Utrecht kwamen, over de hoofdpunten en voorwaarden der Unie raadpleegden, en eindelijk, den zesden van die maand, bij voorraad, het eene en andere bepaalden. Men hadt, van tijd tot tijd de ontwerpen van 't Utrechtfche verbond befchaafd, verbeterd, vermeerderd, en, zoo N 4 Veel 1* Ie l ■ i- » i 1 i s i r t 1 2 1 i t Verfchelden ontwerp.!]der Unie, bijzonderlijk dat van den »' Dec IS7».  Kaadpl* gingen over *t ïaat'te entwerp, in J»n. 1579» De uni te Utrect gefloten ien 13 Jan. I57Ï too VADERLANDSCHE XXVII. Boek. veel mogelijk, veranderd ten genoegen van onderfcheiden Landfchappen en Steden. Het laatfte ontwerp werdt, op den gemelden dag. goedgekeurd, op 't welbehagen der Staaten van de bijzondere Gewesten va'tgefteld, en door hunne Gemagtigden onderteekend. Na verloop van ruim ééne mnand, werden de onderhandelingen over de nadere vereeniginge binnen Utrecht hervat, en het laatfte ontwerp nader overwogen, naar aanleidinge der aanmerkingen, in de Staatsvergaderingen der bijzondere Landfchappen daar op gemaakt. Indien ooit, nu vooral kwam het aan op voorzichtigheid, ftandvastigheid , ernsthaftigheid en befcheidenheid, om de meeste zwarigheden uit den weg te ruimen, de verfchillende begrippen te vereenigen, aan allen genoegen te willen geven, de eensgezindheid onder de Afgevaardigden te bevorderen, en de zaak toe een eindelijk befluit te brengen. Niet zelden gebeurt. het , dat, wanneer 't gevaar grooter wordt en meer nabij komt, de gewigtigfte befluiten in weinige dagen tot fland komen, die, anders, veel tijds en langwijlige beraadflagingen fchijnen te vereisfehen. De onverwachte tijdinge van 's vijands inval in Gelderland veroorzaakte, dat 'er niet meer dan tien of twaalf dagen verliepen, federt de aankomfte der Afgevaardigden , tot op 't > plegtii? fluiten der Utrechtfche Unie, op 'den drieëntwintigften van louwmaand des jaars 1579, wanneer zij, in 't groote Ka'pittelhuis ten Dom, waar nu de gehoorzaam    XXVII. Boek. HISTORIE, ooi zaaien der Utrechtfche Hooge Schoole zijn, door veelen eigenhandig is onderreekend geWorden. Het ontwerp, in wintermaand des voorgaanden jaars goedgekeurd, was,d..or Afgevaardigden uit Holland, Z. eland, Utrecht, en Friesland, met hune naamen onderteekend. Doch, op dezen drieëntwintigften van louwmaand , werdt de Unie zelve geteekend door Graal Johan van Nasfau, door de Gemagtigdrn uit de Ridderschappen van Gelre en Zutfen, en door de Afgevaardigden der Staaten van Holland, Zeeland, Utrechten de Groninger Ommelanden. Onzeker is 't, door wien het Utrecht-, fche verbondlchrjfc opgefteld zij, of door eenen der Raaden van 't Gelderfche Hof, of door Everard van Reijd, Geheimfchrijver van Graaf Johan van Nasfau, of door Lamzweerde, Geheimfchrtjver van de vergaderinge der Afgevaardigden tot het fluiten der Utrechtfche Unie. De verftaodio-e inleidinge en de zesentwintig punten van dit verbond zijn onze oplettendheid overwaardig. De gefchiedenisfen van andere volken / en van ons Vaderland leeren ten overvloe, & de, aat tot alle groote veranderingen in ™ den regeeringsvorm zich eene'gefchikte ge- Te' legenheid pleegt optedoen, 't dj dat dezelve ongedwongen is, of du zij gezocht en door bedekte middelen veroorzaakt is. Het gedrag van Don Jan van Ooftenrijk, ia 't voorgaande boek gemHd, gaf de naaste aanle.dmge tot het Utrechtfche verbond. Dit ftaat duidelijk in de voorreden. Doch men wachtte zich, om niet terftond «ar» N 5 elk Opaelier er Unie. > anmerijke inlinge . dezel-  Eerft punt» ttOü VADERLANDSCHE XXVII. Boek eik in 'c oog te doen loopen, dat deze nadere verbindtenis een' gevoeiigen flag aan de Gentfche bevrediginge, welke reeds, hoewel buiten fchuld der Utrechtfche Bondgenooten, aan 't wankelen gebragt was, zou toebrengen. Het bleek genoeg, hoe men thans dacht over de aanhangeiingen en voornaamfte werktuigen van Koning Filips in deze Landen, maar hij zelf bleef ongemoeid, om dat men, tot nu toe, geen openbaar en algemeen voorneme^ hadt, om hem voor altijd te verlaten. In 't flot der inleidinge, verklaarden de Bondgenooten, dat zij zich in allen gevalle niet wilden onttrekken van of uit het Roomfche Rijk. Hier voorwaren gewigtige redenen: want, de Nederlanders hoopten noch op hulpe van 't Keizerrijk; de algemeene Landvoogd Matthias was een broeder van den Keizer; eenige Landfchappen en Steden hadden 'er belang bij, dat zij aan haare betrekkinge op 't Rijk vasthielden ; men begreep, dat de toeleg van Koning Filips, om den band tusfehen 't Rijk en de Nederlanden te verbreken, nu niet behoorde begunlligd te worden, en zulks te minder, uit aanmerkingevan 'tgene, onlangs, opden Rijksdag teWorms, doorMarnix van Aldegonde, uitnaam der algemeene Staaten , voorgedragen was, en door den druk bekendgemaakt. ! Gelre, Zutfen, Holland,Zeeland,Utrecht en de Friesfche Ommelanden tusfehen de Eems en de Lauwers verbonden zich, om, ten eeuwigen dage, zoo vereenigd te blijven, als of zij maar ééne Provincie waren, zon-  XXVII. Boek. H I S T O R I E. ao; zonder zich ergens door van één te latei fcheiden; onverminderd evenwel, dat elki Provincie en ijdere Stad bleet' behouder haare bijzondere voorrechten, vrijheden, gewoonten en alle andere gerechtigheden, waar in zij eikanderen zelfs handhaven zou' den, des nuods, met lijf en goed. Kwam 'er onderling verfchil over die gerechtigheden, dit zou bijdeng^woonlijken .echter, of door goede mannen, of bij verdrag, vereffend worden. Het denkbeeld, dat elk Gewest, fchoon met eenige andere naauw verbonden, echter de oppermagt aan zich behieidt, was in. dien tijd geen doodwaardige misdaad, in welk licht men dit gevoelen, tennadeeJ»e van voornaame Mannen , in 't begin der zeventiende eeuwe, wilde befchouwd hebben. . De Bondgenooten zouden elkanderen bijftaan, met lijf, goed en bloed, tegen alle geweld, op 's Konings naam of van zijnen wege hun aangedaan: onder weiic voorwendfel zulks mogte gefchieden; 't zij ter ^oorzaake van den Gentfchen vrede, van 't opvatten der wapenen tegen Don fan, van 't aannemen des Landvoogds Matthias ; of onder fchijn van den Roomfchen Godsdienst , met de wapenen, te herfteilen; pf ter zaake van 't voorgevallene federt den jaare 1558; of wegens 't fluiten van dit verbond Men kon wel vooruitzien, dat een of ander Gewest, geheel of tendeele, vroeger of laater, door overmagt van vijand-, lijke wapenen, van 't Bondgenootschap zou losgerukt worden. Dit ondervonden Zut'fen, Deventer en Groningen, reeds in de zes- tien- 5 j 1 Twtssêt pmst.  ao4 VADERLANDSCHE XXVII. Boek: Det.!e punt. Vierde JtUUt» Vijfde cd zesde yunt. tiende eeuwe, en, omtrent honderd jaaren na 't fluiten der'Unie, Gelderland, Utrecht en Overijsfel; doch welke Landen en Steden, op grond der twee eerfle voorwaarden van dit verbond, en naar 't recht der wederkeeringe, op nieuw met het Bondgenootfchap vereenigd werden. De gemelde Landfchappen zouden eikanderen bijftaan tegen alle inheemsch of buitenlandsch geweld; mits dat deze bijftand door 't geheele Bondgenootfchap, met kennisfe en naar gelegenheid der zaake, bepaald wierde. Wanneer eensgezindheid binnen 's Lands heerschte, en eendracht alle de raadflagen en ondernemingen der Bondgenooten beftierde, zou uitheemsch geweld minder krachts konnen oefenen. De Steden moesten, des noods, bij raade en op bevel der vereenigde Gewesten, verfterkt worden, ten koste van de Steden, en van de Provinciën, waar in zij gelegen zijn; mits de Generaliteit daar toe de helft drage. Doch het aanleggen van nieuwe fterkten, ook het veranderen of afwerpen der tegenwoordige , zou voor rekeninge van 't Bondgenootfchap komen. Men zal begrepen hebben, dat de verfterkinge der fteden, en de aanleg van nieuwe vestingwerken , veel beter onder *t opzicht der Bondgenooten, en met mindere kosten kan gefchieden in een' tijd van ruste, dan wanneer de vijand voor de poorten is. Zou het Land tegen den aanval van vijanden konnen beveiligd worden, 'er was geld noodig, dat de zenuw van den oorlog is*  XXVII. Boek. HISTORIE. a0, is. Men beflooc derbalven, openlijk aai de meestbiedenden te verpagten of oj eenen eenpaarigen voet te doen inzamelei zekere imposten, die, naar vereisen vat zaaken, bij gemeenen raade, verhoogd ei verlaagd zouden worden, en ook gebruil te maken van de inkomften der Koninglij ke domainen, na aftrek van de lasten, ót dezelve (taande. Niettegenitaande in di punt, vergeleken met de vroegere ontwer pen der Unie, merkelijke veranderingef gemaakt waren, zag men naderhand, aar welke zwaarigheden het eenpaariglijk heffen der imposten door alle de Landfchappen , ten behoeve der Unie, onderhevig 'ware, en dat het beloop van die gemeene middelen niet toereikende was tot goedroakinge der kosten van den oorlog; zoo dat men, al fpoedig, toevlugt nemen moest tot bet opbrengen van zekere toelagen, geevenredigd aan 't vermogen der bijzondere Landfchappen: waar over, federt, en in onzen leeftijd, zoo veele gefchillen ontftaan, maar die, door wijs beleid, gedempt of vereffend zijn. De grensfteden, en ook andere, des noods, waren gehouden bezettingen te ontfangen, op last der vereenigde Gewesten bij raade van den Stadhouder der Provincie , waar de bezettinge gelegd zou worden. Deze moest door 't Bondgenootfchap betaald worden; eenen bijzonderen eed doen aan de Stad en Provincie, naar welke zij gezonden werdt; en in goede krijgstucht gehouden worden. Men zou den eed, zoo aan? 1 > i i 1 > i i Zcvtnde punt.  '*o6 VADERLANDSCHE XXVlï. Boek. i TAcstfte t".. I * Negen punt. aanfïonds gemeld, in den Artike^rief Hellen. Denkelijk, werdt hier gedoeld op 'den 'Beftaltb. ef van den laatften van fprokkelmaand des jaars ; 5/9 » welks echtheid, 'zonder eenigen fchijn van grond, door 'fommigen is in twijfel getrokken, eh waar van de' irhoud hoofdzaaklijk overeenkomt 'met den 'Beftaltb'jLf van Prins Willem den I , die, e?gei,nandig door hemgedagteekendden 'drieërnwimiglten van louwmaand des voorbaanden jaars, eerst onlangs onder andere 'ftukken van dien tijd ontdekt is. Om door 's Lands ingezetenen, ten allen tijde, te konnen worden bijgeltaan* zouden de inwoners van elke Provincie,, van achttien tot zestig jaaren oud, binnen den tijd van écne maand opgeteekend worden, om hier op, in de eeifte famenkom"fte der Bo-dgenooten , nader te befloten. De redenen, waarom dit artü-el.,, na.'t fluiten der Utrechtfche Unie/in verfcheiden Sedejlandfche Gewesten buiten werkinge bleef, fchijnen gezocht te moeten worden, deels, in oe vermeerderinge van 't bezoldigde krijgsvolk, deels, in de merkelijke v'erzwaaringe der lasten, door de inwoners ook opgebragt tot betalim.e der Knechten, deels,.eindelijk, m de uitbreidir,g& van den koophar del, van de ,-eevaart en de visfcherije, "welke'bijna meer mas.ichap vorderden, dan ons Vaderland, toen, kon opleveren, de Men za) geen bolland of vrede fluiten, geen oorlog aanvaarden, geen belastingen infteilen, 't geheele Bondgenootfchap aanr Wande,'Sari mét* gëmeénen raade en beö wil-  XXVII. Boek. HISTORIÉ. ao; wniigihge der Provinciën. Kwam 'er mfchil over zaaken, waar over de Geweien gemeenfchaplijk moesten handelen en befluiten, van hoedanigen aart de gemeide zijn, t zou, bij voorraad, verbleven worden aan de Stadhouders, die 'er toen waren, dat is, aan den Prinfe van Oranje, en aan de Graaven van Nasfau en Rennenberg, van welken de eerfle Stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht was, de andere van Gelderland, de laatfte van Friesland, Overijsfel en Groningen. Buiten bewilliginge der Bondgenooten , zouden door de bijzondere Provinciën en Stedengeen verbonden met eenige nabuunge Heeren of Landen mogen 'gemaakt' worden. Men hadt, hier, niet op* 't oog zulke verbindtenisfen, die den koophandel betreffen, maar verbonden, die tot gemeene befcherminge aangegaan worden ? en in een rmauw verband ftaan met het maken van beftand en vrede, en met het voeren van een aanvallende»] of verdedigenden oorlog: hoedanige verbonden, fomtijds, noodig en nuttig waren , doch het Gemeene- Ü aÏu^ "jden' door bijkomende omfhndigheden, in langduurige moeilijkheden konden inwikkelen, deszelfs waare vrijheid en onafhangelijkheid in gevaar brengen, or den koophandel" benadeelen Begeerden eenige nabuurige Vo'rsten Heeren Landen of Steden zich met de" nu verbonden Provinciën te vereenigen en rn deze Unie te treden, zij moften daar toe, bij gemeenen raade en bewilli- gin- Ticod* ?BUt. Elfde int.  ? I ( J } ] I > Twaalfdc punt- eg VADERLANDSCHE XXVII. Boek. jrige der Provinciën, ontf^ngen worden. )p dien voec voegden ziqh bij de Utrechtr ene Bondgcnooten, niet alleenlijk de Prins 'an Oranje, de Graaf van Rennenberg, vercheideh Gewesten en Steden, die tot heien dit Gemeenebest helpen uitmaken, rcaar ook Lingen, Antwerpen, Brusfel, IJperen, Gent, Brugge en 't Vrije van Brugge. Het aannemen van.nieuwe Bondgenooten vorderde, toen, de uiterfte bedachtzaamheid, - »: » s e l , Twintig» I fte punt. [ i' Eenentwintigdepunt. TweeSn» twintigflg punt.  Brieënt-wjntigltepna[. Vier- e yijfé'ntwintigftc Jp'Elt. siö VADERLANDSCHE XXVII. Boek, tiende artikel der Unie, weinige dagen na *t fluiten van dezelve, nader bepaald en ver-? meerderd. Over eenigeandere veranderingen in \ Utrechtfcheverbond, is wel gehandeld in de jaaren 1583, 1651, 1716 en 1717, doch zonder tot een eenpaarig belluit te komen.. De Bondgenooten heioven, alle de gemelde punten te zullen achtervolgen en doen achtervolgen, zonder iet daar tegen op eenigerhande wijze te gedogen; zij verklaren, nietig en van onwaarde te zullen houden, 't gene flrijdig met de Unie mogt ondernomen worden; en hier onder verbinden zij hunne perfoonen en goederen, als mede die van de ingezetenen der Pro-, vinden en Steden, onder belofte, van zich niet te zullen behelpen met eenig verzet van rechten. In hoe verre aan den inhoud van 't flot van dit artikel, bij vervolg van tijd, al of niet voldaan werdt of kon worden, heeft de ondervindinge geleerd. Van den beginne af, ontdekten zich, daar tegen,, veele zwaarigheden, welke niet weggenomen werden door 't nadere verbondlchrift, den dertienden van hooimaand des jaars 1579 geteekend door de Graaven van Nasfau en Rennenberg, als Stadhouders, en door de Afgevaardigden der vereenigde Gewesten , en waar in het laatfte gedeelte van dit artikel herhaald, uitgebreid, en in 't bijzonder toepasfelijk gemaakt wordt op de voldoeninge der bijdraagen van de bijzondere Provinciën , tor goedmakinge der oorlogslasten. 1 Tot meerdere vastheid, zullen de Stadhquders, die nu zijn of namaals komen,  XXVII. Boek. HISTORIE. ai7 als rftede alle de IYIagiftraaten en Hoofdofficiers van elke Provincie en Stad, ook alle Schutterijen, Broederfchappen en Kollegien, bij eede moeten belooven de onderhoudinge van deze Unie. In fommige Gewesten is, korter of langer, min of meer, hier aan voldaan, door 's Lands en Stedelijke Overheden , ook door eenige Stadhouders der bijzondere Landfchappen. Vermoedelijk is 't, dat de Stadhouder van Gelderland, Graaf Johan van Nasfau, die het hoofd en de belHerder nanova, ontboden ook de algemeene Itaaten, met den aanvang des volgenden aars, bunne Gemagtigden van Keulen te ug; terwijl dé Hertog van Aarfchot, Schetz va twee anderen achterbleven , en zich net den Koning verzoenden. Merode en Mbada, te Keulen woonachtig, kregen last, foorttegaan met handelen op den laatst seraamden voet, wanneer zich daartoe gelegenheid voordeedt; hoewel de Staaten te recht begrepen, en op een' gedenkpenning te verftaan gaven, dat het beter ware te itrijden voor 't Vaderland, dan dooreen' gewaanden vrede bedrogen te worden. Terwijl de Keulfche vredehandelinge noch duurde, werdt de krijg, behalven voor Maastricht, flaauwlijk voortgezet; doch de inwendige beroerten duurden, bijna dit gantfche jaar, aan verfcheiden oorden , niet alleenlijk in Brabant en Vlaanderen, over welk laatfte Landfchap ook het Stadhouderfchap, omtrent dezen tijd, den Prinfe van Oranje aangeboden werdt, maar vooral in de Nederlandfche Gewesten, die onlangs nader vereenigd waren. Amersfoort, ongezind tot het aannemen der Utrechtfche Unie, werdt door Graaf Johan van Nasfau met de wapenen gedwongen, om van gevoelen te veranderen. Men Het hem binnen; de Regeeringe werdt veranderd; de Geloofsvrede ingevoerd ; en de kerken werden ontlast ,van de beelden. Dit laatfte gefchiedde ook 'te Utrecht, echter met mindere bedaardheid. Bij verdrag werden, hier, vier ker"kén aan de Onroomfchen toegevoegd, en voorts  XXVII. Boek. HISTORI E. m voorts verklaard, dat men, in 't begeven van ampten en gunden, geen opzicht op 't geloof zou nemen. [Vlinder gemaklijk fchikten zich de bewegingen in 'sHerto genbv)sch. Roomfchen en Onroomfchen [ raakten handgemeen. De laatden drongen op1 eene behoorlijke afkondiginge der Utrechtfche Unie, en verzochten derkere bezettinge, welke hun, eindelijk, werdt gezonden, doch door de Wethouderfchap buiten gehouden. Ook mislukten de pogingen van Hohenloo, om zich van deze dad, welke naderhand de zijde van Parma openlijk koos, meeder te maken. De bewegingen te Bommel en Weesp, door de Roomfchen verwekt, werden fp»ediger gedempt, l dan binnen Groningen. Reeds in 't begin c van fprokkelmaand, hadt de Graaf van Ren-s nenberg last gekregen, om zich van deze dad te verzekeren; doch 't liep aan tot den elfden van zomermaand, eer zij zich, bij verdrag, wilde overgeven. * Toen beloofde men gehoorzaamheid aan den Aartsbertoge, den Prinfe, den algemeenen Staaten en den Stadhouder Rennenberg. Ook verbonden zich de Groningers tot het bij-. leggen of het laten beflisfen der gefchillen met de Ommelanden. Weinige dagen laater, kwam Rennenberg in de dad, verdelde de Regeeringe, en deedt 'er den Geloofsvrede afkondigen: waarna den Hervormden twee kerken werden ingeruimd. In Drenthe berdelde Rennenberg insgelijks 1 de ruste, en deedt 'er haast alles voor zich buigen. Doch in Groningen bleef iiet niet P 3 lang 'chert te Jtrecbt, len ts uny. Onlusten n 's HerBommel, re<-«p, >o.a! te romn-  Opfchud dingen in Gelder land en pverijifel. De Wa' fche G< westen terzoene jich met den Ko ning, d< 13 Sept. a3o VADERLANDSCHE XXVII. Boek, lang ftil. De Prins van Parma zocht deZe llad te bewegen tot het aannemen der Keulfche vredepünten, door de Keizerfchen ontworpen Hier uit ontiLonden hevige gefchillen tnsfchen de Spaanschgezinde en anders denkende burgers; de laatden kregen de overhand, en Joan Roorda, door Parma herwaards gezonden, bleef een' geruimen tijd gevangen. In Gelderland en .Overijsfel zag men, in dit jaar, meerdere of mindere bewegingen , ter oorzake van h Godsdienftige, vooral te Zutfen en Kampen; in welke fteden, door Roomfchen en Onroomfchen, veele ongeregeldheden gepleegd werden, die men onder den doorfchijnenden dekmantel van ijver voor den Godsdienst poogde te verbergen. Alle deze verwarringen baarden bij de ' doorzichtiglten, hier, te meer bekomme"ringe, om dat 'er gegronde vreeze was, dat de Walfche Gewesten zich met Parma " en den Koning zouden verzoenen. Dit gebeurde in den herfst, na dat de Stadhouder van Henegouwen zich, eenige maanden vroeger , toe de zijde van Parma hadt laten overhalen. Een groot aantal inwoners van die Landfchappen waren 'er minder vergenoegd over, dan eenige groote Heeren , die 'er hun belang bij vonden , of meenden te zullen vinden. Wel is waar , dat zij, nu, zich niet langer behoefden te bekommeren over ,het groote gezag van Oranje ; maar zij konden Parma ook niet naar hunne hand zetten; en 't bleek alhaast, dat de meeste voorwaarden der verzoenin-  XXVII. Bom HISTORIE. 231 ge mee den Koning niet gehouden wierden. De verwardheid der zaken in ons Gemeenebest en de afval der Walfche Gewesten maakten den Prins van Oranje dubbel opmerkzaam, en gaven hem aanleidinge tot gewigtige voorflagen en klagten In 't be gin van oogstmaand, liet hij, door Mamix, aan de Utrechtfche Bondgenooten voorhou den, deels, boe de Aartshertog Matthias; bij wanbetalinge zijner wedde, genoodzaakt geweest was zijn hof te fluiten ,' en zijne huishoudinge optebreken , en hoe zeer 't hem en den Keizer in den krop fleken z^u, zoo men hem uit armoede vertrekken liet; deels, dat de Staaten rijpelijk moesren be denken, wat hun nuttiger ware, oorlog of vrede te hebben: indien vrede, dan was alle uitftel fchadelijk ; indien oorlog, dan behoorde men een' goeden ftaat te maken van 't gene tot den oorlog noodig was, en kon opgebragt worden; men moest eenmaal goede orde op de regeeringe (lellen, zonder de zaken langer in wanorde te laten loopen de Staaten behoorden één of meer Hoofden te kiezen , bij welken de zaken van den krijg en 't burgerlijke bellier mogten beleid worden, met de hulpe van eenen Raad, die genoegzaame volmagt hadt, om in punten van gewigt te ramen , te fluiten en uittevoeren , zonder de zaken van den eer.en op den anderen te fchwiven , deels eindelijk, dat het hem onmogelijk was1, langer op zulken voet te dienen, als hij tot nu toe hadt moeten doen, zich vindende zonder magt, gezag of iemands raad, zonP 4 d« kelijlc vertoog van Oranje bij de Utreen*» fehe Bondgenooten,den 7 Aug. 'S79° .... »n 3  Ü3-2 VADERLANDSCHE XXVII. Boek. Zijne daar op gevolgde ■verklaringe aan de afgevaardigdender Bondgenooten. Ier middelen van eenig volk of geld, en zonder eenige gehoorzaamheid: waarom hij de Staaten te kennen gaf, dat, wilden zij hem in dienst houden, zij hem magt moesten geven , om in zaken van gewigt naar eisch en gelegenheid te befluiten ; terwijl die magt, zoo van hem , als van den Raad, welken de Staaten hem zouden gelieven toetevoegen, zoodanig kon repaald worden , als de reden , de billijkheid en 't goedvinden der Provinciën zou mogen lijden. Wanneer de Bondgenooten , in dé volgende maand , eene bezendinge den Prinfe toefchikten, om hun antwoord op die vertoog overtebrengen, en verder over des/elfs inhoud met hem te handelen, gaf dePrios den afgevaardigden een wijdloopig antwoord in gefcbrift, om aan de Bondgenooten openlijk vertoond te worden. Hier in verklaart hij , onbefchroomd en openhartig , zijne gevoelens over den vredehandel, de listen van den vijand, 't punt van den Hervormden Godsdienst, de geldmiddelen, het aannemen van Anj >u tot Befchermheer dezer Landen , de burgerlijke regeeringe , den post van Lieutenant Generaal , die hem langeboden was, en over eenige andere zaken Daarenboven, gaf hij aan de afgelondenen^ der Utrechtfche Bondgenooten joch eene nadere verklaringe ziiner meeninje, welke toen geheim gehouden werdt, ;n in 's Lands gefchiedenisfen , meer dan :wee eeuwen , onbekend bleef. Hij beklaagde Zich , dat de kwaüjk onderrichte gemeente hem hielde voor de oorzaak, dat met een mag-  XXVII. Boek. HISTORIE. a33 magtig leger, geduurende een geheel jaar, niecs uitgevoerd was; dat men dit aan zijn • verzuim of verkeerd bellier toefchreef, als hadde hij het geld nutteloos verfpild of toe zijn eigen voordeel gebruikt ; dat men 'c verlies van Maastricht aan hem toefenreef; dat Roomfchen en Onroomfchen zijnen goeden naam durfden bekladden; en dat anderen hem lasterden, als of hij llondt naar de Oppermagt van 't Land : waar' uic was optemaken, dat, hoe de zaken ook liepen, 't gefchreeuw niet zou ophouden, en, naardien zij niet altijd even goed konden loopen , gelijk het lot des oorlogs medebrengt, dat men hem de fchuld der ongelukken zou aanwrijven; vve.shalven hij, om aan ijder genoegen te geven, verzocht, dac de Staaten hem in zijnen dienst gdie.den te fchorsfen, en midlerwijlygemagtigden te benoemen tot onderzoek vao zijn g-'drag; indien men bevondr, dat h j de zaken kwalijk beftierd hadt, verklaarde hij zich aan de Provinciën te onderwerpen ; maar zoo in tegendeel bleek, da: bij, met zoo weinige hulpmiddelen , de zaken hadt gaande gehouden, en 't Vaderland voor ondergang bewaard , zoo dat zijne onfchuld aan elk kennelijk worde, betuigde hij dan ook wederom bereid te zijn , om 't Vaderland en de Staaten te dienen. Deze hartige taal, de blijk van een zuiver geweten , 't welk geen onderzoek fchroemde, was recht gefchikt, omaankwahjkgezinden den mond te Hoppen, en hadt ook die uitvverkinge, dac men de onaanP 5 neme-  ! ï 1 < i t R..dplegiogenover *t 1 aannemen ; van Anjou , en 't verlaren des Kopings. Oordeel van Oranje over *t laatfte , den lo Aag. Nader vertoog van den Prinfe , den 26 Wev.i5?S 34 VADERLANDSCHE XXVII. Boek*- iemelijke en listige voorwaarden van een' chandelijken vrede met deSpaanfchen afwees, len oorlog met kracht voortzettede, en de langelegenfte punten, 's Lands, bellier bereffende, met meerderen ernst bij de hand ïam. De raadplegingen over het aannemen /an Anjou werden hervat, doch eerst in 't aar 1581 ten einde gebragt. Zoo liep het rjok af met de onderhandelingen over 't verlaten van Koning Filips, niettegenftaande hier over, reeds kort te voren , in de Staatsvergaderingen veel gefproken was, en de Prins met ronde woorden verklaard hadt van begrip te zijn, dat, indien de Koning, binnen den tijd van zes weeken, deze Nederlanden niet in ruste en vrede Helde, en met de daad alles afdeedt, 't gene tegen derzelver voorrechten en welvaren ondernomen was, de Staaten daar in zoo behoorden te voorzien, als zij tot verzekerdheid, ruste en heil der Landen en ingezetenen noodig oordeelden; terwijl hij hoopte, dat die van Zeeland zich, ten dezen opzichte, zouden vereenigen met het gene bij de andere vereenigde Landfchappen, in 't algemeen, gedaan, gefloten en vastgefteld zou worden. Vermits men over dit en andere gewigtige punten tot geen befluit kwam, deedt Oranje, nochmaals , een ernftig vertoog bij de algemeene Staaten , te Antwerpen vergaderd, welks inhoud vooral hier op uitkwam: de meeste gematigden ter dagvaart waren in groote misflagen vervallen ; elk fcheen voor zijn Landfchap alleen te zorgen, mee ver-  XXVII. Bozk. HISTORIE. 535 verwaarloozinge van't gemeene belang; men kon niets van gewigt befluiten, dan op 'c behagen der meesteren, die de dingen rekten, zonder einde; de penningen, tot de gemeene zaak opgebragt, bedroegen zoo weinig , dat hij het zich fchaamde te zeggen, en de gemeene middelen werden tot ander gebruik gebezigd, dan waar toe zij gelcbikc waren ; de bijzondere gewesten en Heden zagen, in 't omflaan van die middelen, op eigen belang, ten nadeele der nabuuren; de ongelijkheid in 't liuk der munte zon het ftilftaan van veele handwerken ten ge* volge hebben; bovenal was de wervinge en wapeninge hoognoodig; werdt deze langer verzuimd, men moest het hem vergeven, zoo hij van zijne ampten afltand deedt, biddende hij , ondertusfchen, ootmoediglijk, dat men den kleiuen dienst, door hem aan 't Land bewezen , voor aangenaam wilde houden , terwijl zijne zucht tot deszelfs best onveranderd bleef, en hij zich gaarne onderwerpen zou aan den miniten edelman, welken de Staaten mogten goedvinden boven hem te (lellen; zich ook aanbiedende tot bewaringe van eenig gewest of ftad, of tot eenige andere verrichtinge, waar toe men hem zou willen gebruiken. Niet dan om gewigtige reuenen drong de Prins, bij herhalinge, op vermeerderinge van krijgsmagr, Vijand en fchijnvriend beproefden alles ten nadeele der Vrij heid. Noch in dit jaa-, zag men een blijk Aaun^ hier van in den verraderlijken aanflag op^u dengriele; doch die te leur gefleld werdt. Meer '  ï 1580.1 T581".! — 1 ! De Graaf van Ren nenberg voege zich aan de Spaanfche zijde; en maakt zich, ver. raderlijk , meefter van Groningen , den 3 Maart I$8e. 36 VADERLANDSCHE XXVII. Boek. /leer bewijzen leverde het volgende jaar >p. Om niet te gewagen van de krijgsbeIrijven in Brabant, Vlaanderen, en elders >uiten de grenzen van ons Vaderland; in lit en 'tnaastkomende jaar, loerde de vijand >p verfcheiden fteden, en poogde 'er zich neefter van te maken, of met openbaar reweid, of door list en verraad, vooral ia den afval des Graaven van Rennenberg. Deze onftandvastige Stadhouder hadt wel ie Utrechtfche Unie onderteekend, en niet lang daarna aan die van Groningen gefchreven, hoe zij niet voor goede Patriotten te houden waren, die, onder- eenig voorwendfel, die vereeniginge braken, en zich met de Spanjaards of derzelver aanhang verzoenden; doch zijn hart en hand waren vol van bedrog. Reeds in 'tjaar 1579, lag hij onder kwaad vermoeden; en dit werdt bevestigd in 't volgende jaar. Toen kwam hij in heimelijke onderhandelinge met den Hertoge van Terranova; ook zocht hij, onder de hand, teekenaars te winnen tegen de Utrechtfche Unie; uit een' onderfchepten brief bleek, hoe hij zich van 't Staatfche volk poogde te ontflaan; en, den derden van lentemaand, maakte hij zieh meefter van Groningen, ten dieoftedes Konings. De wijze, waar-op dit gefchiedde , kan ons den aart van Rennenberg nader ontdekken. Hij hadt, den voorgaanden dag, een gastmaal aangerecht, en daar toe mede gèn-odigd den Burgemeefter Jakob Hjjdebrands, op wien.de Onroomfchen zich vooral verlieten. Deze neemt zijnen flag waar,  XXVII. Boek. HISTORIE. 437 waar, om van de zwevende geruchten te fpreken, en zegt,-zich tot den Gsaave keerende, niet te hopen, dat hij iet args voorhadt; waar op die verrader, 's Burgemeesters hand vriendlijk drukkende, antwoordt: wel vader, wien ik voor mijnen vader houde, zoudt gij zulke dingen van mij vermoeden? De Burgemeelter verwittigt de Onroomfchen van 's Graaven hartelijkheid, vermaant hen echter, op hunne hoede te zijn. Noch dien zelfden nacht, maakt Rennenberg verraderlijke fchikkingen, en hij zelf verfchijnt, in den vroegen morgen, op de markt, te paatd, in volle rustinge, met den degen in~de vuist, fchreeuwende: ftaat bij, vroome burgers, ftaat bij, nu eerst ben ik 'sKonings wettige Stadhouder; elk behartige nu den dienst zijner Majesteit en zijne eigene behoudenisfe. Hierop gebiedt hij twee veldltukken voor 't Raadhuis te laden, doet de trompetten blazen, de trommels roeren, en de ftad met fchrik vervullen. De voornaamfte burgers houden zich ftil in huis. Eenige Onroomfchen bieden tegenftand; doch in den eerften aanval wordt de gemelde Burgemeelter, die aan 't hoofd was, doorfchoten. De moed ontzinkt den zijnen, en elk zoekt een goed heenkomen. Aanftonds lijden de Onroomfchen grooten aanftoot; de Burgemeefter Dirk Schaffer, de Raadsluiden en meer dan twee honderd burgers worden gevangen genomen; eenigen ontvlieden 't gevaar, ook de Predikanten, die, daarna, in onbekend gewaad, ter ftad uit raken; men verkiest nieuwe Regee- rings-  ü38 VADERLANDSCHE XXVII. Boek» i i Zijne ondernemingen tegen verlcheidenlinden. Groningen word belegerd door de Staat fchen ; doch ver laten. ingsleden; de zoen met den Koning wordt >ezworen en afgekondigd. Rennenberg kwam :ot dien trouwloozen ftap, niet bij overtiaastinge, maar na lang beraad, uit ij dele eerzucht, door vreeze voor 't verlies zijner goederen in de Walfche gewesten, uit verkleefdheid aan den Roomfchen eerdienst, en omgekocht door Spaansch goud, 't gene bij hem meer kon Wegen, dan eed en pligt. Van dien tijd af, liet Rennenbeig niets onbeproefd , om in alle de Landfchappen , waar over hij Stadhouder was, de Vrijheid te onderdrukken en de Spaanfche belangen te behartigen. Zwolle, Deutlchem , Oldenzeel, Staveren, Makkum , Sloten, de Lemmer, Delfzijl, Grol, Koeverden, meer andere plaatfen , waren 'er getuigen van. Sommige ondernemingen gelukten hem; in andere miste hij zijn oogmerk ; eenige fteden , als Staveren en Makkum, werden door de Staatfchen herwonnen , die ook den vijand niet lang in 't bezit van Hattum * Meppel en andere plaatfen gelaten hadden. Binnen Groningen bleef Rennenberg niet in rufte. Zoo verre was het 'er af, dat hij de OmmelanderS op zijne zijde lokken kon, dat zij, reeds den derden van lentemaand, met eenig volk tegen Groningen opkwamen, en de llad eerlang belegerden. , Doch de pogingen van Barthold Entens, die hier doodlijk gewond werdt , en der Graaven van Hohenlco en Willem Lodewijk van Nasfau, liepen vruchteloos af; en 't beleg werdt* den achttienden van zomermaand, opgebroken. Gelukkiger waren de Staatfchen in 't be-  XXVII. Boek. HISTORIE. 231 bewaren van Steen wijk. Rennenberg floes 'c beleg voor die ftad, den achttienden va! wijnmaand 1580; doch hij vondt zich, ter Jaatften, genoodzaakt hetzelve optebreken Dit gefchiedde eerst den tweeëntwintigfter van fprokkelmaand des volgenden jaars, In de ftad Jagen omtrent zes honderd man! De weerbaare burgers beliepen bijna de helft van dit getal. Onder de laatftén waren geen vijftig, op welken men vertrouwen durfde. De ftad was flegt verfterkt, van weinig voorraad voorzien , en zonder een* Overfte. De vijand, omtrent zeven duizend en twee honderd man fterk, omringde de ftad. Deze werdt door Rennenberg opgeëischc; doch men antwoordde, dat men haar voor den Koning, onder 't beftier dei Staaten en van den Prinfe van Oranje, be. waarde. De vijand maakte terftond gereedfchap , om dezelve te befchieten. Di! gefchiedde met gloeijende kogels: van welkem verwoestenden vond, vijf jaaren vroeger eerst in gebttik gebragt, men zich in deze Landen noch niet bediend hadt. Hoewel zeventig huizen door den brand vernield werden, weigerde de Hopman Jan van den Cornput, bij herhaiinge, deftadovertegeven , en hij wist, met weergalooze ftoutmoedirrheid, het famenrotten en morren der burgerije te beletten. De belegerden kregen gebrek aan geid en mondbehoeften. Vermits de ongezindheid om koperen noodmunten te ornfangen, befloot men, het voor de hand zijnde zilveren geld met het wapen der! ftad, dat een anker is, te beftempelen, en dus ) J Het »«- I 'eg v»n Steen wyk, ! door Ren* nenberg ondernomen, loops vruchteloos 2f. Oen Stj November 5S6.  ft4o VADERLANDSCHE XXV1T. Boek. dus gemerkt zijnde voor eens zoo hoogert prijs gangbaar te maken, met belofte, dat de fchade, hier door te lijden, bij inwisfelinge door de ftad, bij 't eindigen der belegeringe, zou gedragen worden. De Utrechtfche Bondgenooten befloten , eindelijk , tot het ontzet van Steenwijk. Joan Norrits floeg zich op den weg derwaards, verzorgde de ftad van eenig geld en buskruid, en beflookte Rennenberg van achteren; doch zijn toeleg, om de belegerden nu te ontzetten, mislukte. Ook bereikte Sono'j zijn oogmerk niet, hoewel hij met eenige fchepen, volk en voorraad, uit Noordholland te Blokzijl aanlandde. Even min flaagde Rennenberg in zijnen toeleg, of, om die van Enkhuizen aan zijne zijde te trekken, of, om de belegerden te verfchalken door het nabootfen van den Dollandfchen en Engelfchen tromflag, waar door hij de belegerden in den waan wilde brengen, dat 'er ontzet voor hun aankwam. Het fchielijkverdwijnen der dikkemist, waar • van de vijand zich bediende, ontdek te bij tijds het krijasbedrog, en beveiligde de ftadvoor overrompelinge. Omtrent het midden van fprokkelmaand des jaars 1581 , begon Norrits Steenwijk te naderen, in zoo verre, dat hij mondbehoeften daar binnen krijnen kon, en met de belegerden in verftanahoudinge treden, door middel van looden kogels, waar in men , over en weder, de brieven befloot en toezondt. Rennenberg eindelijk ziende, dat hij de ftad, door list noch geweid, kon bemagtigen, brak het beleg op, en  XXVII. Boek. H I S T O R I Fï 241 en vertrok met zijn gantfche léger, in ilil en goede orde. Van dien tijd, begon c Graaf te kwijnen; en binnen weinige maat den eindigde hij zijn woelziek leven, te Gn ningen. Indien hij, in zijn uiterile , geiij men wil, zeer geklaagd heeft over die ila en over zijne trouwloosheid, kan zekerlij dit kortltondig berouw niet opwegen tege alle de onheilen, den Vaderlande en de Vrijheid door hem berokkend; en de glan van verfcheiden goede hoedanigheden, doo fommigen hem toegefchreven, wordt mei kelijk verdoofd door zijne onverfchoonelij ke wispeltuurigheid. Niemand der Spaansch gezinden won meer bij zijnen dood, dai Francois Verdugo, een Spanjaard, welee ila]knecht des Graaven van Mansfeld, maai nu de plaatsvervanger van Rennenberg ir *t Stadhouderfchap over Friesland, Gronin gen, Drenthe en Lingen: welke keuze var Parma aan vriend en vijand des Vaderlands even weinig beviel. De Vrijheidlievender] konden zich niets goeds van dien Spanjaard beloven; de Spaanfche Heeren belgden zich over de verheffinge van een' llalknecht tot een zoo groot aanzien ; en fommige Spaanschgezinde Nederlanders, vooral Maarten Schenk, zagen zich te deerlijk bedrogen , in hun uitzicht op dien eerpost, welken zij nu aan Verdugo benijdden. Om tot de krijgsverrichtingen wedertekeeren ; de Staatfchen en Spaanfchen bei- ' den zochten, in andere gedeelten der Ne- \ derlanden, met meerder of minder geluk,1 door geweld of list, verfcheiden plaatfen 1 IV. Deel. Q te :e e De Graaf , van RennenbergI- ïterftjdêB 1 23 Aug, j 15814 a k r l r t • ». Vet. . dugo wordt zijn opvolger. toeleg Ier Staal enen op bttimig& [eden ; ok de?  84* VADERLANDSCHE XXVII. Boste. fchen, bijzonderlijk op Vlisflngcn en Berger sp Zsom {en ont lomt he gevaar. te bemagtigen. De eerften overrompelden Eindhoven, doch voor een' korten tijd; en hun toeleg op Grevelingen, Oudenaarde en andere lieden werdt verijdeld. Dus liep het ook af met den aanflag der Spaanfchen tegen Geertruidenberg , Heusden, vooral op Viisfingen en Bergen op Zoom. De ondervindinge hadt den vijand, -federt den jaare 1572, geleerd, van hoe groot een belang Viisfingen ware. Parma zag geen kans, om deze ftad aan zijne zijde te krijgen , ten zij door list. De Spaanfche Gezant in Engeland boodt hem de hand, doch werdt jammerlijk bedrogen door twee Vlisfingfche fcheepsbevelhebbers, welken hij, door groote beloften, tot verraad hadt zoeken te bekoren. Eén van hun vraagt, en verkrijgt eene aanzienlijke geldfomme van den Spaanfchen Gezant, mits hij zijn' zoon te pande ftelt, en in Engeland achterlaat. Willem van Hoorn neemt genoegen in deze voorwaarde, met voorkennisfe des Prinfen van Oranje, die, tegen den tijd der uitvoeringe van den aanflag, wel bedacht was, om eenige fchepen naar Walcheren te fchikken, en te gelijk zijnen geheimfchrijver, Christiaan Huijgens, naar Engeland zondt, om den verpanden jongeling , met groote behendigheid, uit de magt van Bernardijn de Mendoca te ver■ losfen. Dit gelukte, en gaf, misfchien, j aanleidinge, dat Parma den toeleg op Viisfingen ftaakte. Huijgens kwam met den verlosten jongeling naar Holland ; waar hij van den Prinfe met dank verwelkomd werd s,  XXVII. Boek. HISTORIE. 243 werdt, en aan zijne keure gelaten, wai kleinood tot geheugenisfe hem geviel te doen maken. Dan, 'sMans zeldfaame zedigheid , ook ten Hove onverbasterd gébleven, paste zijne begeerte naar de nlaate der fobere gelegenheid van zijnert Meefter! en zijn loon was een gouden gedenkpenning, met dit opfchrift: Gedachtenis var een wakkerlijk uitgevoerd bevel. Zoo veel vermogt het wijs beleid van éénen mensen, onderfteund door éénen getrouwen vriend, tot bewaringe der ftad, welke de Voorzienigheid wilde beveiligen. Niet voorfpoediger was de onderneminge des vijands tegen Bergen op Zoom. Door de zorge van den Markgraave, Jan van Witthem, en van Claude van Barlaijmont, kwartiert omtrent drie honderd Waaien met list binnen; doch 't verraad werdt fpoedig ontdekt en te leur gefteld. Veelen verloren leven of vrijheid; de overigen ontfnapten ter naauwer nood; de Staaten verklaarden den Markgraave, openlijk, voor *s Lands vijand, en deden zijne goederen aanflaan. Beter gelukte aan Parma de verrasfingè van Breda : welke ftad, niet zonder allen mogelijken tegenftand der welmeenende burgerije, genoodzaakt werdt zich aan de Spaanfchen overtegevert. Jammer is 't, dat Karei van Gavre, Heer van Freiin, die, op 't voorbeeld van den Graave van der Mark, zijnen zwager, in de jaarett 1565 en 1566, zoo veel voor de Vrijheid oveïhadt, nu als een verrader van zijn Vaderen 2 land Ook dé onderneminge te~ gen Bergen op Zoont) tnsfcheü den 3 ea o Dec. Ij8t. Parm» bemgtig Breda, den 28 fiv»ijls«ïi  •244 VADERLANDSCHE XXVII. Boèk*. Voorne. men der Zeeuwen tot öprechtingevan eene Rekenkamer en Munte. Verfcheiden raadplegingenin den tlaagen te tJuecht. land en van Breda in onze gefchiedenisfen moest gebrandmerkt worden. Het wangedrag vön Rennenberg en alk de woelingen . des vijands verfchuften veel werks aan Oranje: wiens aanzien bij de Vrijheidlievenden dagelijks hooger klom, en, juist om die reden , bij 't Spaanfche Hof en zijnen aanhang laager daalde. De Prins kwam , in 't begin des jaars 1580, in Holland, om eenige gewigtige raadplegingen bijtewonen. Men was, bier, zeer onvergenoegd op de Zeeuwen, om dat dezen eene afzonderlijke Munte en Rekenkamer wilden oprechten. Deze nieuwigheden oordeelde men te ftrijden met het _recht van Holland en 't verbond tusfehen de beide 'Landfchappen, en misverftand te zullen verwekken. Hoe men, ia dien tijd en naderhand, over 't recht der Zeeuwen ook moge gedacht hebben , de Prins nam op zich ,■ de Zeeuwen te vermanen tot afftand van hun voornemen. Hier aan zal men, misfehien , moeten toefchrijven, dat de daadelijke oprechtinge van eene Rekenkamer in Zeeland noch eenige jaaren verfchoven bleef; doch omtrent het ftuk der Munte, fchijnt het, dat de Zeeuwen zich niet fchikten naar den zin van Holland en 's Prinfen raad. Na dat de Prins, in den Haage en te Utrecht, de verdere raadplegingen bijgewoond hadt, betreffende het beroepen van vonnisfen , in Holland en Zeeland gewezen, op eene hoogere rechtbank, de her- ftel-  XXVIL Boek, HISTORIE. 245 ftellinge van 't Leenhof , het achterlater van 's Konings naam, zoo in de rechttoe' feninge, als anderzins, de verfchillen dei Staaten met die van 't Noorderkwartier. Haarlem en Amfterdam, de verkoopinge van eenige Graaflijke domeinen, de Zond' fche tollen, de invoeringe van een' honderdften penning, en andere bijzonderheden; toen begaf hij zich naar Kampen, en zocht Rennenberg te bewegen, om hier bij hem te komen. Dan, de Graaf was ongezind, met hem in mondelijke onderhandelinge te treden. Hierom was het te noodiger, alle voorzorge tegen Rennenberg in Overijsfel en Drenthe te némen. Ook werden, door toedoen van Oranje, de hooggaande twisten tusfehen de Onroomfchen en Roomfchen , te Utrecht en te Amfterdam, tot eenige bedaardheid gebrag?. Onaangezien Rennenberg, na zijnen afval, zich bleef befchouwen als Stadhouder van Friesland, vondt echter de Aartshertog Matthias goed, die waardigheid aan Oranje optedragen. Deze benoemde terftond Bernard van Merode, om zijne plaaffe te bekleeden , en reisde zelf derwaards , om eenige gefchillen, hec Landsbeftuur*betreffende, te effenen. Om gewigtige redenen, bepaalde zich de keuze van Matthias tot den Prinfe, en van dezen tot Merode, wiens dapperheid en wijs beleid, in den krijg en het ftaatkundige , lang beproefd waren. Parma keurde de aanftellinge van Oranje zoo weinig goed, als die van zijne moeder, . Margarita , Hertoginne van Parma, Q 3 tot' ; Voorzorge tegen Rennenberg, en tegen onlustenover den Godsdienst. De Prins wordt Stadhouru Friesland. De HerJgin van  a4S VADERLANDSCHE XXVII. Boes; Panna •Wordt Landvoogdes. Zij korni te Namen, op 't einde van Aug. 158e, tol Ongenoegen van haaren zoon. Haar fehrijvena aan Filipg, \a Sept. Parnia -vordt bevestigd ii de Land voogdije den 20 Dec.1581 De Hertoginkeert te rug naar Italien, er tot Landvoogdesfe der Walfche Nederlanden, De Koning zondt haar herwaards, om de zaken van regeeringe waartenemen , terwijl \ bewind des oorlogs in handen van haaren zoon moest blijven. Bij haare komfte te Namen, toonde Parma weldra, dat dezelve hem niet welkom was. Hij fchreef aan den Kardinaal van Granvelle, dat deze verdeelinge des bewinds aan veele ongemakken onderhevig was; en *t fchijnt, dat hij ook zijne moeder, welke door befchikkinge van Granvelle herwaards gekomen was, in die gedachten gebragt hadt. Ten minften, zij fchreef zelve aan den Koning, dat zij, hier gekomen, de Neder» landfche beroerten veel gevaarlijker inzag, dan zij haar in Italien afgemaald waren, en niet te ftillen, dan door de wapenen, waar in dus de meeste klem des bewinds gelegen zou zijn; zij verklaarde, dat zij haaren zoon ongelijk veel bekwaamer hieldt, dan zich zelve, om 't bewind te voeren; zij badt hierom den Koning, haar van den opgelegden last te willen ontheffen, en dien aan haaren zoon bevolen te laten. Hier toe wilde Filips, Jn 't eerst, niet verftaan, en ook niet tot Parma's verzocht ontflag van 't bewind des krijgs. Na lang aanhouden, bevestigde de Koning hem in de Landvoogdije , maar begeerde te gelijk, dat de Hertogin, onder eenen anderen naam, , in de Nederlanden zou blijven. Zij bleef dan te Namen, tot in herfstmaand des jaars ^83, wanneer zij, met 'sKonings verlof, naar Italien wederkeerde: waar zij, ia  XXVII. Bont. HISTORIE. 247 in louwmaand des jaars 1586, buiten eenig bewind, overleden is. Niemand was aan Parma en 't Spaanfche Hof meer in den weg, dan de Prins van Oranje, wien zij aanmerkten als 't hoofd hunner vijanden, en met wiens dood zij dachten alles in de Nederlanden te zullen gewonnen hebben. Geen wonder dan, dat Parma en zijn aahhang zich verheugden over den fcherpen ban tegen Oranje , in lentemaand des jaars 1580 uit 's Konings naam geteekend, en in zomermaand afgekondigd. Na de vinnigfte verwijtingen van ondankbaarheid, meineedigheid, oproerigheid, verraad, ketterije, fchijnheiligheid, echtbreuk en andere fnoode fchelmitukken; doet de Koning den Prins in den ban, geeft alle deszelfs noch onaangeflagene goederen ten roof, verbiedt aan elk eenige hulpe of zelfs aanfpraak aan hem te verleenen, beveelt aan allen hem aftefnijden en te verlaten, op verbeurte van adel, eere, goed en leven. Dat meer is, Filips belooft op zijn koninglijk woord, indien iemand, 't zij onderzaat of vreemdeling, edelaartig genoeg was, om den Prins, levende of dood, overteleveren, of te vermoorden, dat hij den zulken of zijne erfgenaamen aanftonds zal beloonen met vijfentwintig duizend goudene kroonen, in landerijen of in gelde, met verdere toezegginge, zoo vankwijtfcheldinge der grootfte misdaaden, als van adeldom en eerampten. Lang voor het afkondigen van dit fchandelijk gedenkftuk der onmenschlijke wreedQ 4 heid, fterft. Ban Tan den Koning tegen den r"rin» van Oranje- Eer die ban afgekondigd  248 VADERLANDSCHE XXVII. Boek;. Werdt, krijgt 'ei de Prins bericht vin. Oordei der Staaten over de beanl W«ordinge daar van. D«n j, Oftober»5*o. Schrijve] der Apelo[je var den Prin: tegen det ban. heid, tot welks opflel niemand bekwaamer fchijnt geweest te zijn, dan de Kardinaal van Granvelle, kreeg 'er de Prins eenig bericht van, uit de onderfchepte brieven des Kardinaals, omtrent dezen'tijd gefchreven, en die, ten deele, in 't 1580', door iden druk gemeen gemaakt zijn. Zoo dra de ban hem in handen gekomen was, zondt • hij een affchrift daar van aan de algemeene en bijzondere Staaten , en hij zou gaarne gezien hebben, dat zij, op hunnen naam, dien ban beantwoord hadden. Die 'van Zeeland befloten wel, dat zulks Staatswijze moest gefchieden , voornaamlijk in de punten, rakende de Generaliteit, ook in die, welke tot onfchuld van den Prins dienen bewezen te worden, om daar mede alle voorvonnisfen tot veroordeelinge van de gemeene zaak te weren; doch de Staaten der meeste Landfchappen Honden in een ander begrip, 't zij uit vreeze voor de Spaanfchen, of om andere redenen, Tot het fchrijven van zijne verdedigiuge tegen dien ban, bediende zich dan dé Prins vooral van Pieter 1'Oijfeleur, zijnen Hofprediker, te gelijk één' zijner vertrouwdfle vrienden en Raaden, een' man van Riddermatig aanzien , grooten rijkdom , en, dat meer zegt, van uitgebreide kundigheden omtrent den Godsdienst, de Gefchiedenisfen van alle tijden, de Rechtsgeleerdheid, en het Staatsbeftier; gelijk uit zijne andere fchriften blijken kan, en de fchranderfle vernuften 'van zijnen en den volgenden tijd eenftemmiglijk bevestigen. Wa,s dit.  XXVII. Bont. HISTORIE. 24 dit meer algemeen bekend geweest, me zou zich minder verwonderd hebben, dt de Prins een ftuk van zulk een gèwia aan eenen Hofprediker toebetrouwde. ll dien alle Euangeliedienaars, ten dezen tij de, hersfenen en harten zoo wel geplaats hadden, als die uitmuntende Heer van Vil liers en Westhoven , hoe veel heils zot gods Kerke in Nederland van hun te wachten hebben ! Aanzienlijke geboorte en rijkdom, in 'tafgetrokkene befchouwd, maken niemand eerwaardig; maar, vereenigd met kunde en deugd, ortluifteren zij nooit den itand der Geestelijken. Was het aantal van zulke - Predikanten in ons Vaderland nu grooter, de bekommeringe voor derzelver onderhoud zou veel minder, en de achtinge voor hunne bedieninge niet geringer zijn. Het verdedigfchrift van Oranje, een meesterftuk van dien tijd, en waar op, van de Spaanfche zijde en door Granvelle, wel gevit, maar nooit behoorlijk geantwoord is, werdt in onderfcheiden taaien gedrukt, na dat het aan de algemeene Staaten voorgelezen was, en wijders gezonden aan de voornaamfte Hoven van Europa. Men heeft opgemerkt, dat f-mmige uitdrukkingen, den Koning betreffende, al te fcherp zijn. Doch de bewoordingen van den ban given er aanleidinge toe; ook kwam het nu aan op de verdediginge van eer en leven; daarenboven de Prins rekende zich nu geheelenal' ontflagen van alle verpligtinge aan den Koning, volgens zijn eigen fchrijven aan de Q 5 Ko- 9 n t t t \ Den 4  1581. Inbotic van'» Prit fen Af Ugi*. 050 VADERLANDSCHE XXVII. Boek. Koningen en Vorften, onder welker oog zijne verantwoordinge komen zou. In 't verhaal der vroegere gefchiedenis"fen van ons Vaderland, is reeds gebruik gemaakt van verfcheiden punten dezer verdediginge. Hierom zal 't genoeg zijn, die hier aanteftippen, en de overige kortelijk te melden. De Prins betuigt, hooge achtinge te behouden voor Keizer Karei, aan wiens Hof hij, den tijd van negen jaaren, opgevoed was, doch de weldaaden, hem door dien Vorst toegevoegd, konden niet opwegen, of de zwaare kosten, ter eere des Keizers in verfcheiden gezantfchappen gemaakt, of de dienden, door zijne voorouders en hem zeiven den Huize van Ooffenrijk bewezen, terwijl zelfs Karei, tot het verkrijgen der Keizerlijke kroone, geen geringe verpligtinge gehad heeft aan Graaf Henrik van Nasfau. Aan Filips was de Prins niets verfchuldigd. De Ridder-Orde van 't [gulden vlies en 't Stadhouderfchap over Holland en Zeeland waren hem door den Keizer gegeven. Het Stadhouderfchap van Bourgondie, indien het hem al niet erflijk toekwam, hadt hem geen voordeel aangebragt. Wel is waar, dat hij door den Koning in den Raad van Staate geplaatst was, doch dit gefchiedde door de listige bellellinge van Granvelle, die zijnen verkeerden handel, hier door, bij 't volk zocht te bedekken : eene zoogenaamde Staatkundige (treek, waar van, vermoedelijk, meer voorbeelden zijn in 's Lands hiftorien. De las-  XXVIL Boek. HISTORIE. 451 lastering van 's Prinfen wettig huwelijk trof hem te meer, om dat zij voortkwam van Filips, die een bloedfchendig huwelijk aangegaan, zijne gemaalinne en eigen' zoon vermoord, en in openbaar overfpel geleefd hadt. Vreemd was 't, dat de Koning, die een Spanjaard was, hem eenen vreemdeling noemde, daar hij in Duitschland, naauw vereenigd met de Nederlanden, geboren was, en zijn gedacht, van oude tijden af, aanzienlijke goederen in deze Landen bezeten hadt: zelfs waren zijne voorouders Hertogen en Graaven van Gelderland geweest, toen die des Konings in Zwitferland woonden, en flegs Graaven van Habsburg waren. Den oorfprong der beroerten in de Nederlanden moest men hem niet verwijten, maar den Spaanfchen Raad en aan Alva. Medelijden met de Onroomfchen hadt hem bewogen zich tegen veele Spaanfche maatregelen te verzetten, bijzonderlijk tegen 'c verblijf van 't vreemde krijgsvolk hier te Lande, het geloofsonderzoek ,den hoogmoed van Alva, en foortgelijke dingen, van welken te voren gefproken is. Het verzoekfchrift der Edelen, in 'tjaar 1566, hadt hij vorderlijk gehouden voor 'sLands welvaart , doch nooit geraaden of tot het openlijk prediken der Onroomfchen, of tot den beeldenllorm en 't berooven der kerken, of tot het vervolgen der Roomfchen: van al het welke hij afkeerig was. De Gentfche bevrediginge hadt hij niet gefchonden; maar de Keulfche vredehandelinge was hem verderflijk voor 't Land voorge-  g5s VADERLANDSCHE XXVII, Boek, gekomen. Zonder grond hieldt men hem fchuldig aan geveinsheid, naardien hij de Spaanfchen, voorhenen, duidelijk gewaarfchouwd hadc tegen de rampen, die hun nu overkwamen, en naderhand hadt hij in 't openbaar de wapenen tegen hen opgevat. Wat anders was 't, niet op god, en wat anders, niet op looze en booze menfchen te vertrouwen , die, hoe zij beftonden , in Grenada aan deMooren, hier aan Egmond en Hoorne bewezen hadden. Dat hij zich door geene aanbiedingen van bijzondere voordeden, die ook zoo groot niet waren, hadt willen laten omkoopen, ftrekte hem tot roem, niet tot fchande. De bedreigingen, nu tegen hem gedaan, achtte hij niet, zullende hij leven met zijne vrienden , zoo lang het go de behaagde , in wiens handen zijne dagen Honden. Dac men nu openlijk geld op zijn lijf gefield hadde, verwonderde hem niet, wel bewust , hoe dikwijls men heimelijk koop van zijn leven maakte. De belofte van adeldom aan een' eerloozen fchelm , die hem om 't leven bragt, was fchaamteloos, ja zelfs fmaadelijk voor de Spaanfche Edelen. De toezegginge van vergiffenisfe der fnoodtte euveldaaden aan den moordenaar toonde voor al de weereld, welke luiden men behoefde, om den befchermer der Vrijheid van een verdrukt volk van kant te helpen. Schoon deze ban ook de Staaten eenigzins trof, zij moeiten zich daar aan niet itoren, maar alleenlijk eendrachtig blijven. Kon zijn vertrek of dood de ruste in 't Land  XXVII» Boek. HISTORIE. Land herftellen, gaarne wilde hij, 00 be vei der Staaten, weggaan, of zijn hoofc in hunne handen Hellen. Oordeelden zij. dat zijne ervarenis, middelen en leven hur noch van dienst konden zijn, hij hoopte, door gods genade, getrouwlijk te onder' fteunen en te handhaven, wat zij, tot welftand der gemeene zaak en van den Godsdienst, befluiten zouden. Na dat deze verantwoordinge aan de algemeene Staaten, te Delft vergaderd, den dertienden van wintermaand des jaars 1580, en onder welken zich ook de afgevaardig den uit Brabant, Vlaanderen en Mechelen bevonden, voorgelezen was, verklaarden zij, dat de Prins, bij den ban, ten onrechte beklad was, en dat hij het algemeene Stadhouderfchap en de bijzondere Landvoogdijen, niet dan op ernftig aanhouden der Staaten, aanvaard hadt; zij verzochten hem daar jn te willen volharden; ook befloten zij, 'sPrinfen lijfwacht te vermeerderen. In deze zelfde vergaderinge , deedt hij een opmerkelijk voordel , waar uit duidelijk1 bleek, dat hij niet minder op 'sLands heil»i dan op eigene achtinge en veiligheid, be-1 dacht was. Na betuiginge van zijn groot t leedwezen over 't veelvuldige gebrek in' 'sLands beduur, en over 't dreigende gevaar, indien men daar tegen niet fpoedigJijk voorzag, bragt hij eenige punten, fchriftelijk, onder de aandacht der algemeene Staaten, met een ernftig verzoek, om daar op te willen letten en een goed belluit te nemen, gelijk alle goedhartige ingezetenen van Oordeel der algemeeneStaate il over de**S Apologie. Nader oorllel, oor den 'rins aaa un geaan, bereffendeLands elangea.  «54 VADERLANDSCHE XXVII. Boek. van hun verwachtten. Goede voornemens, bloote woorden, op 't papier gebragte befluiten, konden niets afdoen; den vijand hier en daar afcekeeren, was niet genoeg; men moest een bekwaam leger te velde brengen, om den vijand te gaan opzoeken, waar door de ingezetenen der fteden en van 't platte land, die nu van 't krijgsvolk onderdrukt werden, minder te lijden zouden hebben; het gezag van den Raad van Staate behoorde herfteld en gehandhaafd te worden; tegen de nalatigheid in 't opbrengen der geldmiddelen, en tegen de wanbetalinge van 't krijgsvolk, moest men voortaan betere zorge dragen; was dit vroeger gefchied, de vijand zou geheellijk verjaagd, en Maastricht niet ingenomen geweest zijn; het gebrek van orde in 's Lands regeeringe was toetefchrijven, of aan de listen van fommige kwaadwilligen, die de beste raadflagen wisten te verijdelen , of aan den naarijver der bijzondere Landfchappen, die meer hun eigen voordeel, dan de algemeene welvaart, bedoelen; 't welk de eenige waare oorzaak is, dat men dikwijls lang beraadflaagt, maar zeer traag is in *t befluiten, of, 't gene noch erger is, dat men, na langwijlige overleggingen, op eenige zaken befluit, maar het beflotene niet volbrengt. Ten flot, wijst de Prins de algemeene Staaten naar zijne voorgaande vertoogen; vermaant hen tot het behartigen van 't algemeene belang, en om zich te fterken tegen den vijand, zonder zich enkel te verlaten op den onderftand, welken  XXVII. Boek. HISTORIE. 255 ken men van den Hertoge van Anjou hoopte te erlangen; en hij verzekert hen, niet anders te begeeren, dan zich, ten allen tijde , te laten gebruiken tot den dienst der Staaten en van 't Vaderland, en in denzelven te leven en te fterven. Welke gevolgen dit voorftel gehad hebbe, is daar uit blijkbaar, dat de Prins, eenige maanden laater, ter Staatsvergaderinge te Ant-1 werpen, dezelfde klagten en opwekkingen moest herhalen. Die traagheid der Staaten in 't nemen en uitvoeren der befluiten, geduurende de jaaren 1580 en 1581, baarde den Prinfe een groot ongenoegen ; en dit werdt noch vermeerderd door zoo veele kerktwisten, die den Vaderlande meer onheils berokken- \ den, dan de aardbevinge, hier gevoeld: 1 twisten, die ook niet geheellijk konden voorgekomen of weggeruimd worden door «f Nationale Synode, in 'tjaar 1581 te Middelburg gehouden, met voorkennisfe en " toeftemminge der algemeene Staaten, toen v te Amfterdam vergaderd.' die, naar den re- * geeringsvorm van dien tijd, een wettelijk' ver of tot die kerkelijke bijeenkomfte konden * verkenen, zonder dat de Staaten der bij-1 zondere Landfchappen en de Vroedfchappen over deze zaak vooraf beraadflaagd, en aan de afgevaardigden ter Staatsvergaderinge een' uitgedrukten last gegeven hadden. Behalven de Predikanten en Ouderlingen uit ons Gemeenebest, vetfchenen 'er ook op deze Synode uit Brusfel, Antwerpen, Gent, Brugge, IJperen, Duinkerke, en HerhasU n Noy. 5»I. Aardbe. inge,dca April S8o. ilgamei» e Synads er Hernmden t ! Midslburg,1 Meij «j, mij [81, I  Kerktwist te Leijden, verwekt dooi Coolhaes, die, ten laatlten, van zijr.eo dierst verlaten 2f6 VADERLANDSCHE XXVII. Boek. en uit Engeland. Indien in alle Synodale vergaderingen, gelijk in deze, zoo veele mannen van naam en geleerdheid tegenwoordig waren, zou 'er gods Kerke een uitgebreid nut van trekken kunnen Deze Synode zorgde voor eene geregelde kerkenordeninge, voor de zuivere leere, en tegen 't voortduuren van hooggaande kerktwisten, die ïommige gemeenten niet weinig beroerden. Van deze foort waren de gtfchillen, te Leijden gerezen tusfehen de Predikanten Pieter Korneliszoon en Kaspar Coolhaes, die, al federt den jaare 1578, tegenftrijdig oordeelden over 't kerkbeftuur en den invloed der Overheden daar omtrent. De Wethouderfchap was 't eens met Coolhaes, en wilde hem van zijnen dienst te Leijden niet ontllaan, hoe zeer de Prins, de Staaten en anderen, in 'tjaar 1579, daar op drongen. In wijnmaand des volgenden jaars werdt, bij fchikkinge, goedgevonden, dat die beide Predikanten, na fchuldbekentenisfe, den dienst zouden blijven bekleeden; terwijl de Wethouders een' bepaalden invloed op 't kerkbeftuur zouden behouden; doch over de febriften van Coolhaes moest het oordeel aan de kerkelijke famenkoT'lten verbleven worden. De Middelburgfche vSynode onderzocht zijne fchriften, en verklaarde zijne gevoelens niet overeentekomen met de Hervormde leere. Hierom verwees zij hem tot openbaare fchuldbekentenisfe; doch hij weigede, zich aan haar oordeel te onderwerpen. Toen kwam de zaak wederom voor de Staaten vaq  XXVII. Boek. HISTORIE. s5 van Holland, die 't hem zeer kwalijk na men, dat hij, die beleedt in deze en gen leerpunten te verfchillen van de Hervorm den, evenwel als een Leeraar in hun ge nootfchap wilde verblijven. Het is onbe twistbaar, aan den eenen kant, dat elk ii t ftuk des Geloofs de overtuiginge van ziji hart volgen mag en moet, maar ook aai ae andere zijde, dat hij zich ongeveinsc behoort te houden aan de kenmerkende leere van dat kerkgenootfchap, waar aar hij zich, mondelijk of in gefchrifte, verhonden_heeft; terwijl 't hem vrijftaat, indien hij van gevoelen verandert, zich bij andere geloofsgenooten te voegen. Wie, die wel denkt, zal beweren , dat' oprechtheid en eerlijkheid in alle andere dingen behooren te gelden, den Godsdienst alleen uitgenomen? Jammer was 't, dat de Synode, te Haarlem vergaderd, in 't jaar 1582, zich verpligt moest rekenen tot 'het afzetten van Coolhaes, die zich, voorhenen, te Leijden, Zeer verdienflelijk gemaakt hadt. Dit laatfte kan men niet getüigën van den Lutherfchen Predikant te Woerden,' Jan Zaliger, die, door zijn oproerig pre'ï diken, niet alleenlijk alle andere gezind- \ heden der Christenen beledigde, maar ook* de Staaten en den Prins. Dit, en zijne' geneigdheid voor den Koning, bragt te wege, dat hem 't prediken verboden en de ftad ontzeid wierde. Zijn amptgenoot, Henrik Vredeland , die 't onzalige twistvuur holp aanteken, deelde in dat zejfde lot; gelijk w1" °PvoiSer» Michiel Rudzet die iv. Deel. r zich 7 ï 1 t [ Kerttwiji e Woerlen in 57» ea S8o,#n t» Itrechr» 1 'tjair' 581.  aS8 VADERLANDSCHE XXVII. Bots. Hurle tn Arü- fèerdini doen ifftiod TH de Sats; fadit, April en D:C. zich niet ontzag, in 'tjaar 1581, van den predikltoel en fchriftelijk vinnig uittevaren tegen de afzweringe des Konings van Spanje. Van eene andere foort waren de kerkelijke onlusten te Utrecht. Zij betroffen vooral 't recht der Overheid omtrent kerkelijke zaken , en de billijkheid of onbillijkheid der verpligtinge van de Hervormde Leeraars, om zich verbonden te rekenen aan de Nederlandfche Geloofsbelijdenisfe: gefchillen, die, federt , zoo groote onruste in ons Gemeenebest veroorzaakten. 1 Op het ftuk van Godsdienstoefeninge hadt, in 'tjaar 1581, een' grooten invloed de afitand der fteden Haarlem en Amfter. dam van de voldoeninge, te voren door n dezelve gevorderd en verkregen, eer zij zich onder 'sPrinfen gehoorzaamheid begaven \ gelijk hier boven verhaald is. Wan:, na 't vernietigen van die voldoeningen , werdt de openbaare oefeninge van den Roomfchen eerdienst in die fteden afgefchaft; ook hielden eenige andere bedingen op ; en de Hervormde leere nam aldaar de overhand. Onder de meenigvnldige ongenoegens, welken de Prins van Oranje, vooral federt twee jaaren , door de deerlijke kerktwisten, door de traagheid der Staaten in 't nemen en uitvoeren der befluiten, ak mede door den ban van Koning Filips tegen hem, hadt ondervonden, ontbrak 't hem echter niet aan tusfchenkomende genoegens», die zijn leed eenigzins verzachtten. Hier toe behoorde oek 't verkrijgen van een bijzonde;  XXVII. Boek, HISTORIE; itf der recht op t JMarkgraafTchap van Vei en de Heerlijkheid van Viisfingen. Dez fteden, ais mede Westkapelle, ~Dombura de Polder, Zandijk, Zandenburg, en ou VHsfingeöi waren uic den boedel van Maxi iniliaan van Bourgondie, door koop, i: 't jaar 1567, gekomen aan Jakob van Bos üi, en, doornaafiingeof vrijvvilligen afftand aan Koning Filips, die evenwel de fchul den, die 'er op ftonden, niet afloste. N: t omllian van Viisfingen en Vere in der jaare 1572, kregen deze fteden groote voor rechten; en 'c liep aan tot het jaaf 1580, eer . de verkoopinge van dezelve wederorr in ül raakte. On^.ngezien "de Aartshertog aan cHof van Holland bevel zonde, om met de verkoopinge nïecvoorttegaan, en ook de Zeeuwen dezelve, ten minften voor eenigen tijd, zochten te doen uirftellen, beüoot men , om 'er mede voortcevaren. De Staaten van Holland en Zeeland verklaarden echter, acht te zullen geven, dat niemand, buiten hunne bewilliginge, voor koorer wierde aangeteekend. De voorwaarden, 00 Wélke men die fteden verkoopen zou, werden, op 't einde van bloeimaand des jaars 1581, afgelezen en aangepkk:. Kort daarna, werdt de Prins kooper van Vere en Viisfingen, voor de fomme van honderd vieren Veertig duizend en zes honderd guldens Het gerucht, dac de ftad Antwerpen niet Ongezind w&, cm aan 't bezit dezer fteden te geraken, de vreeze van 'tgföotenideel, t gene de Hollandfche koophandel hier door te wachten hadt, en een voizekerbericht; dat - R a J* è e i i I i Den i? :a %9 Ja lij 1-5 «I.  ,6» VADERLANDSCHE XXVII. Boeï£ t. F. &, ïeaafort. J, Tan Speren. Joan van Bourgondie, 's daags voor de verkoopinge , twintig duizend guldens meer voor Viisfingen geboden hadt; dit alles kan die.van Holland bewogen hebben, om aan 's Prinfen gemagtigden last te geven, dat zij, in 't koopen, op acht of tien duizend guldens niet moesten zien, met belofte, dat, zij in dezen zijner Doorluchtigheid te goede zouden komen. Niemand kan zich ■verwonderen, dat de kundige fcbrijver vaa *sPrinfen leven, in den jaare 1732, den koop van Viisfingen en Vere in een ander licht befchouwde, dan de Staaten van Holland in 'tjaar «581. Vreemder is 't, dat een ander arbeidzaam man, in'tjaar 1766, beweerde, dat de Prins, door 't koopen van Viisfingen en Vere, zich gerechtigd kon rekenen tot de waardigheid van Eerften Edele van Zeeland, welk aanzien echter aan 't Markgraaffchap geenzins gehecht was, gelijk die Vorst zelf, met goed recht, omtrent twee eeuwen vroeger, ftaande gehouden hadt tegent de boedelredders van Maximiliaan van Bourgondie, en hij ook naderhand in dit gevoelen volhardde. Hoe bezwaarlijk is t voor gefchiedenisfchrijvers, zich nooit van 't pad der onzijdigheid te laten aftrekken, en nergens in aan misleidende vooroordeelen, door haat of vleizucht gefterkt, picatfe te vergunnen: en, hoe moei? lijk is 't voor hun, die eeuwen kater le* ven, dè waare oogmerken van fommige gebeurtenisfen, waar van zij niet alle de bijzondere omfiandigheden uit geloofwaardige gedenkllukken weten, met volle zeker-  XXVII. Boek. H I S. T O R I E. *6i kerheid te ontdekken. Doch dit verdient onze opmefkinge, dat de verkoopinge dier Zeeuwfche fteden verzejd ging met of achtervolgd wierde van de, allergewigcigft* raadplegingen en befluiten, betreffendehefafzweren van Koning Filips, het aannemen des Hertogen van Anjou, en de opdragt der Hooge Overheid en Graaflijkheid aan den Prinfe van Oranje, doch die, eer deze zaak haar vol beflag kreeg, door een' lnooden booswicht vermoord werdt: met de befchouwinge van welke belangrijke punten wij ons, in 't volgende boek, vooral oezig zullen moeten houden. R 3 VER-  VERKORTE VADERLANDSCHE? HISTORIE. *5%l- Raadplegingenover de afzweringe van Koning Het pla Jiaat daar. óp. vastge j^eld. Deszei inhoud. ACHTENTWINTIGSTE BOEK. Sedert een' geruimen tijd, was 'er in de Staatsvergaderingen veel gehandeld over 't verlaten des Konings van Spanje, als Heer der Nederlanden; gelijk te voren gezegd is. Men kwam wel tot eenig belluit; doch h haperde aan de uitvoeringe. In zomermaand des jaars 1581, werdt wederom geraadpleegt!, of men den Koning niet voor vijand behoorde te verklaren. Ten laatllen werdt 'er, op naam der algemeene Staaten, in zoo verre zij aan de Gentfche bevrediginge noch vasthielden, toe befloten, ■ Het plakaat van den zesëntwintigften van hooimaand, waar bij Filips openlijk afge"zworen wordt, is zeer merkwaardig. In ' de inleidinge wordt te verftaan gegeven , dat het volk niet om den Vorst, maar de Vorst om het volk gefchapen is; dat een Vorst, zijne onderzaaten handelende als flaaven , voor een' dwingeland te houden zij, en, door een wettig befluit der Staaten, bij gebrek van een ander middel, ter  XXVIII. Boek. HISTORIE. 263 bewaringe van de Vrijheid, moge verftooten worden, bijzonderlijk in de Nederlanden, waar de Vorst, op verbeurte zijner heerfchappije, gehouden was naar bezworen voorwaarden te regeeren. Na deze algemeene aanmerkinge, volgt een vertoog van 's Konings handelwijze omtrent de Nederlanders en hunne voorrechten. Deze waren veelzins deerlijk gefchonden, ten tijde der Landvoogdije van de Hertoginne van Parma, veel meer onder 't bellier van Alva , en noch laater onder 't bevel van Jan van Ooftenrijk; zonder dat eenige verzoekfchriften of vredehandelingen iet vermogtcn tot herftel der Vrijheid in 't Burgerlijke en Godsdienftige. Om welke en meer andere redenen, de algemeene Staaten den Ko« ning van Spanje verklaren met de daad vervallen te zijn van zijne heerfchappije, gerechtigheid en erfenisfe dezer Landen, en dat zij, van nu aaii, hem niet meer als Opperheer erkennen zullen, of dulden, dat zijn naam in Hukken, deze Nederlanden rakende, gebruikt worde. Wijders, ontilaan zij elk van den eed, aan den Koning gedaan; en, alzoo het meeste deel der vereenigde Landen zich, op zekere voorwaarden, begeven hadt onder de heerfchappije des Hertogen van Anjou, en de Aartshertog Matthias de algemeene Landvoogdije nedergelegd hadt, bevelen de Staaten, dat men in de Landen, die met Anjou gehandeld hebben, zich bedienen zal van den naam des Landraads of der algemeene Staaten, zoo lang de Hertog noch afwezig R 4 was,  264 VADERLANDSCHE XXVIII. Bof.it, Het word' afgekondigd , doch met eenige te genkantin ge,voora ten tan* zien van den nier, wen eed. BijzonJer plakaat o. was* doch dac men in Holland en Zeeland gebruiken zal den naam des Prinfen. van Oranje en der Staaten, tot dat de Landraad daader lijk zou aangefteld en bevestigd zijn. In zaken, de gemeene regeeringe betreffende, zal, in plaacfe van 'sKonings zegel, dac der algemeene Staaten, en in bijzondere zaken, dat van elk Landfchap gebezigd worden. Van de munte moeten ook 'sKonings naam en wapen wegblijven. Alle amptenaars worden verpligc tot een' nieuwen eed, bij welken zij aan de algemeene Staaten getrouwheid zweren tegen den Koning van Spanje en alle zijne aanhangers. De amptenaars in de Landfchappen, die met Anjou gehandeld hadden, zouden, tot op zijne komfte, door de algemeene Staaten in hunne posten bevestigd worden; doch in de andere Gewesten zouden zij nieuwe lastbrieven, op naam der Staaten, ontfangen, ten ware zij die, wegens indragt op 'sLands voorrechten, of door hun onbehoorlijk gedrag, onwaardig gerekend wierden. Dit plakaat werdt, vroeger of laater, in de Nederlanden afgekondigd en aangeplakt. In Brabant en Vlaanderen gefchiedde het, \ in oogstmaand, met veele plegtigheden. Te Amfterdam, Gouda en Enkhuizen, maakte men, eenigen tijd, zwaarigheid in 't doen ■yan den nieuwen eed. Die van Middelburg weigerden dit op den duur, gelijk ook het aanflaan van 't plakaat, om dac zij zich in hunne voorrechten benadeeld oordeelden. De Staaten van Utrecht deden, in wijnmaand, een uitvoerig plakaat ' ' pni-  XXVIII. Boek. HISTORIE. 26< ontwerpen, waar van het (lot op denzelfden toon geitemd was, als dac der algemeene Staaten, waar op zj zich ook beriepen , doch met bijvoeginge van zeer veele bijzonderheden, die alieeniijk het Sticht en de flad van Utrechc betreffen, en den ongefchikten handel der Spanjaarden aldaar ontdekken. Van dezen tijd, derhalven, breidt Filips Op voor Heer dezer Landen erkend te worden. Vraagt iemand, of dan de Koning, federt de laatfte jaaren, grootere blijken van dwingelandije gegeven heeft, dan yoorhenen, toen men echter niet goedgevonden hadt , hem aftezweren ? men kan daar op antwoorden: neen; maar men oordeelde het nu gevaarlijker voor den Staat, dan in den aanvang en voortgang, der beroerten , 's Konings gezag te eerbiedigen. Tot omtrent dezen tijd, vleide men zich met de hope van bevrediginge, en van herftel der bezwaaren; men hadt zich op '? plegtigite verbonden, in zulk geval de wapenen nederteleggen, en den Koning de oude gehoorzaamheid te bewijzen; over deze verzoeninge was, dikwijls, doch vruchteloos, gehandeld; men verbeeldde zich, dezelve ten laatlten te zuilen vinden , eerst in de Gentfche bevrediginge, daarna door den Keulfchen vredehandel, maar men vonde zich door den flinkfchen handel der Spanjaarden , die in fommige Gewesten het zaad van tweedracht zaaiden , ook hier in te leur gelteld; wilde men in geen grooter gevaar komen of alles verliezen, 't was nu gjeer dan tijd, dit onheil door een belluit R $ van dit (lai te Utrecht. Nu eerst, ea niet vroeger, iiieldt Filips op Heer dar ^ederlanlen te tijn,  166 VADERLANDSCHE XXVIII. Boek, Karakte van Filip den II. van nadruk aftekeeren, alle verdere onderhandelingen mee de Spaanfchen aftefnijden, en den Koning openlijk te verlaten. Dit te doen, zou in vroegere jaaren onvoorzichtig , onftaatkundig, ja zelfs oneerlijk geweest zijn; doch in 'tjaar 1581 hadt het tegendeel van dat alles plaatfe , en 't gedrag der Nederlanderen was zoo rechtmatig als manmoedig. Hadt de Koning de Nederlandfche voorrechten, tot welker handhavinge hij zich, in't algemeen, mgt plegtige eeden verbonden hadt, niet op eene gewelddrijvende wijze vertrapt, en door anderen wreedelijk doen fchenden, de Nederlanders zouden nooit tot dezen ftap gekomen zijn, noch denzei ven op den Rijksdag te Augsburg zoq vrijmoediglijk hebben durven verdedigen; gelijk zij deden, om dat het verftoote > des Konings door veelen veroordeeld werdt, in 't bijzonder door verfcheiden Vorften, die niet genoeg bedacht waren, dat Koningen, die wel regeeren en 't belang van hunne onderzaaten behartigen, door geen weldenkend en dankbaar volk ooit zoo behandeld zouden worden, als Filips, naar recht en verdien ften, door de Nederlanders behandeld was. r Hoewel de Koning van Spanje dit zijn wedervaren noch een' langen tijd overleefde , zijnde eerst den dertienden van herfstmaand des jaars 1598 overleden , zal het, hier, niet te onpas komen, dat wij deszelfs karakter, in weinige trekken, meb den, zoo echter, dat wij hem niet zoj zeer befchouwen als Koning |van Spanje, maar  XXVIII. Boek, HISTORIE, ft67 maar allermeest in zijne betrekkinge tot ons Vaderland, doch welke, nu, een einde hadt genomen. 'Er zijn weinige Vorften, over welken de gefchiedfchrijvers zoo tegenftrijdig geoordeeld hebben, als over Filips. Sommigen prijzen hem boven maate, of uic baatzuchtige vleijerije, of uit te groote verkleefdheid aan 't Roomfche geloof, of uit haat tegen de Nederlandfche Vrijheid; anderen fchilderen hem te zwart af, 't zij uit tegengeltelde grondbeginfels, 't zij dac zij hem alleenlijk be. oordeelen naar zijn gedrag omtrent ons Vaderland, 't zij door alle de daaden van deszelfs Staatsdienaars, vooral in ons Gemeenebest, enkel op zijne rekeninge te flellen; weinigen beoordeelen hem met billijke onzijdigheid. Onder deze laatHen durve ik, echter , zulken niet tellen, die meenen, dat men Filips hart genoegzaam uit zijne gedrukte-en ongedrukte brieven kan leeren kennen. Moeten dan zijne daaden in geene aanmerkinge komen? Het is nooit bewezen, dat alles, wat Granvelle, Alva, Requefens, Jan van Oollenrijk, Parma en meer anderen gedaan hebben, gefchiedde buiten 's Konings weten, bevel en goedkeuringe. — Van 't zedenbedervende en landverwoellende ongeloof kan hij zoo geinig befchuldigd worden, als vrijgefproken van 't laaggeellige bijgeloof. IJver voor den Godsdienst, waar in hij opgevoed was, is geen misdaad, maar wel, dat hij anders denkenden vervolgde, door 't hatelijke geloofsonderzoek over hun geweten wilde heer-  %6S VADERLANDSCHE XXVIII. Boek. Sepul- heerfchen, en zoo veele duizenden Onïoomfchen deedt van kant helpen. Het gebeurde in Nederland is bekend. In Spanje ontbraken ook geen voorbeelden, waar een groot aantal menfchen, mannen en vrouwen, edel en onedel, federt het jaar J559' levende of dood verbrand, en op verfcheiden andere wijzen jammerlijk mishandeld zijn, zelfs in 's Konings tegenwoordigheid, en alleenlijk om 't ftuk van Godsdienst : gelijk een tijdgenoot en vriend van Filips, in diens levensbefchrijvinge, in veele bijzonderheden verhaalt. In een* brief aan Granvelle, die noch oorfpronglijk bewaard wordt, fchreef Filips, dat men zich behoorde te fpiegelen aan Frankrijk, toen verzopen in ketterije, om dat men dezelve in den aanvang door ftrafoefeningen niet hadt durven tegengaan; en hij begreep, dat men juist het tegendeel in Nederland behoorde te dotn. Het is onnoodig, meer van zijne Godsdienftige gevoelens te zeggen — Indien hij een vlug en opgehelderd verftand, ja een doordringend oordeel hadt, gelijk men wil, is het te bejammeren, dat hij in zijne jeugd niet beter opgeleid was in taaien en wetenfchappen. Behalven zijne moederfpraake, kon hij niet dan zeer gebrekkig eenige andere fpreken; en hier door vondc hij zich gedrongen, meest het gezelfchap van Spanjaarden te zoeken, 't gene aan veele Nederlanders mishaagde. Of de fchuld hier van te wijten zij aan Joan Zugniga, wien de zorge over Filips opvoedinge en onderwijs  XXVIII. Boek. HISTORIE; %ê9 wijs was aanbetrouwd geweest, durve ik niet bepalen; ook niet, of het getuigenis van Granvelle alleen voldaan kan,, om Filips kundigheden hooglijk te verheffen. -— Hij fchijnt, den meesren tijd, 'groote oplettendheid geflagen te hebben op de keuze en 't gedrag der Staatsdienaaren en Legerhoofden., echter meer in Spanje, dan in Nederland. — Aan naarftigheid, om de onderfcheiden deelen zijner heerfchappije .gadeteflaan, en vooral aan arbeidzaamheid, ontbrak 't hem niet. Als Vorst befchouwd, fchreef hij zelfs te veel. Zijne meeste brieven, die noch te Befancon voor handen zijn, waren zeer lang. Eén van dezelven bellaar achttien bladzijden. Het past eenen Koning, .meer te denken, te beramen en te doen uitvoeren, dan eigenhandig te fchrijven. Dagelijks liet hij zich, door zijne Geheimschrijvers, een fchriftelijk bericht geven van alle brieven, fmeekfchriften en verbogen, die hun ter hand gekomen waren; £ti hij gaf zich de moeite, om met eigene band zijne gedachten daar bijtevoegen. Tot voor weinige jaaren, bewaarde een kundig lief. hebber der gefchiedenisfen, te Antwerpen, een boekdeel der oorfpronglijke berichten'i door Joachim Hopperus over de Nederland- E fèhe zaken aan den Koning gegeven, en door dezen eigenhandig voorzien met zijne aanmerkingen en befluiten, in 't Spaansch gefchreyen, niet zelden uitvoeriger dan die berichten zelve, en waar uit men, naar de aanmerkinge van dien geleerden Bisfchop, het karakter en de gevoelens van Filips naauwkeuriger, dan De Bis. :Iiop C. • de Ne* s.  i>o VADERLANDSCHE XXVïlt. Boa** dan van elders, kdn leeren kennen. — Ótiaangezien al zijn gefchrijf, kwam hij zeldfaam toe een vast befluit, 't zij uit wantrouwen op anderen, want hij was zeer achterdochtig, 't zij uit loosheid en geveinsdheid * waar van zijne vertrouwdfle aanhangelingen hem verdacht hielden. Verfcheiden oorfpronglijke brieven, door dert Koning aan Granvelle en anderen gefchreven, en onder mij berustende, zoo wel als veele gedrukte gedenkllukken van dien. tijd, bevestigen ten overvloede, wat zndefen van zijne traagheid tot het nemen van een fpoedig , bepaald en onveranderlijk befluit gemeld hebben. En hier over moet men zich te meer verwonderen , als men in aanmerkinge neemt, dat Filips op fommige punten onbuigzaam en onverzettelijk was, hoewel meest, als 'top den Godsdienst aankwam. Doch zijne vleijers gaven aan die langzaamheid den naam van voorzichtigheid, en noemden hem, onder alle de Spaanfche Koningen, bij uitftek, den Voorzichtigen ; zijne onzekerheid in 't befluiten hielden zij voor rijpe raadplegingen; in zijn laögduurig ftilzwijgen op fommige brieven meenden zij groote verborgenheden te ontdekken. — In deze en gene gevallen, gaf hij blijken van rechtvaardigheid, ook in 't begeven van fommige ampten; doch over 't algemeen was hij meer geneigd, of tot onmaatige geftrengheid, onverzoenlijkheid, wraakgierigheid , of tot een' willekeurigen handel, waar aan hij ook 't verlies der Nederlanden hadt coetefchrijven. — Indien't waf*  XXVIIL Boek. HISTORIE. 371 waar is, dat Filips zich door een' gemeenzaamen omgang, zoo in Spanje, als b-j zijne eerfte komfte hier te Lande, bij veelen veraangenaamde, kan men echter hem, in zijnen verderen levensloop, den lof vari nedngheid niet toekennen. — Bedaardheid van geest, vooral ten tijde van zwaare rampen, is eene edele deugd, maar moet nooit verward worden met koele onverfchilligheid. Was Filips wel zoo bedaard, als onverfchillig ? Wanneer hij, bij voorbeeld, in tjaar 1588, bericht kreeg, dat het grootfte' deel der magcige Spaanfche vloote , waar door zeer veele Edelen , acht duizend knechten en ontelbaare matroozen 't leven verloren hadden , in de noordzee door een' hevigen ftorm verwoest was, zeide hij koelzinnig, en zonder eenig blijk van aandoeninge over een zoo treffend verlies: ik beb hen niet gezonden om tegen winden en baaren teftrijden. — Uitverfcheiden bijzonderheden van zijn leven is optemaken, dat van Filips, met recht, gezegd kan worden, 't gene een der grootfte Koningen in deze eeuwe van zijnen eigen' vader getuigde, te weten, dat hij groot was in kleine, en klein in groote zaaken. —Ten laatften, zoo deszelfs ftaatkundig beleid in Spanje kon geroemd worden, zekerlijk niet in de Nederlanden. De mishandelingen van Egmont, Hoorne, Oranje en meer anderen, waren tegen 's Konings belang. De raad der inboorlingen, ja van zijnen vader, hadt meer invloeds op hem behooren te maken, dan de begeerte der Span*  %7% VADERLANDSCHE XXVÏII. Boek* Onderhandelinge over 't aannpmen des Hertogs van Anjou. Dc Aartshertog is 5er onvernoegdover, en ■verlaat de Nederlanden. Voofnaame in hond van 't verdrag Spanjaarden. De aanflageh tegen Frankrijk en Engeland waren onbedachtzaam, en bragten hem in een onvermijdelijk gevaar van 't verlies zijner Nederlandfche bezittingen* Kortom, was FilipS zoo Itaatkundig geweest, als heerschzuchtig, waar van Keizer Karei zelf de ondervindinge gehad heeft, de Staaten zouden niet noodig geoordeeld hebben, hem . in .'t jaar 1581 te verlaten en te doen afzweren. Na dac deze zaak haar volkomen beflag gekregen hadt , begon men met allen ernst te denken op het dacdelijkaannemen des Hertogen van Anjou. Sedert het jaar 1579, was 'er veel over gehandeld. De Prins van Oranje was 'er zeer voor, doch onder zekere bepalingen, die vooral Holland en Zeeland betroffen. Den Keizer mishaagden die onderhandelingen, zoo wel als aan Matthias, die, door anderen voorgelicht, nu wel begreep, hoedanig zijn lot zou worden. Ook was hij beducht voor de jaarwedde, welke men hem noch fchuldig was: waar omtrent men hem, zoo veel mogelijk, gerust Helde, met bijsroeginge van eenig uitzicht op :de inkomltendes Aartsbisdoms van Utrecht, die hem, echter, zoo weinig geworden zijn, als 't Bisdom van Luik, waar aan dë Prins en de Staaten hem poogden te helpen, •na dat hij, in herfstmaand des jaars 1581, de Nederlanden verlaten hadt, zonder veel ;goeds of kwaads aldaar verricht te hebben. Omtrent één jaar vroeger, was reeds 't verdrag met Anjou geteekend , welks voornaarofte punten van dezen inhoud waren?  XXVIÏI. Boek. HISTORIE. 373 waren: de Hertog van Anjou wordt, door de Staaten, gekozen tot Vorst der Nederlanden, voor hem en zijne wettige manlijke erfgenaamen, mits de Staaten de keure van eenen zijner nazaaten aan zich behouden; alle verbonden, met andere Mogendheden gemaakt, en aan dit verdrag niet nadeelig, blijven in kracht; 's Lands domeinen komen tot onderhoud van 's Hertogen hofhoudinge, en, zoo zij niet toereikende zijn, zullen de Staaten hem te gemoete komen; de Hertog zal alle vrijheden en voorrechten handhaven, ook de Utrechtfche Unie, en alles, wat door Matthias vastgefteld was ; eens 's jaars , ten rrunlten, zal hij de algemeene Staaten bijéénroepen, om orde op 's Lands welvaart te ftellen, zullende de Staaten, daarenboven, zoo dikwijls als zij goedvinden, mogen vergaderen, volgens de oude voorrechten; hij zal in de Nederlanden moeten Wonen, en, bij nood, vertrekkende, eenen Landzaat tot zijn' Stedehouder aanftellen, op bewilliginge der Staaten; wijders, zal hij inboorlingen, één of twee Franfchen uitgezonderd, als Raadsluiden gebruiken, en meest Nederlanders tot zijne Edelluiden kiezen; tot Stadhouders en andere voornaame amptenaars in de Landfchappen zullen de bijzondere Staaten drie perfoonen noemen, uit welken de Hertog de verkiezinge doen zal; de Geloofsvrede en de Godsdienst moeten in den tegenwoordigen toeitand Ionderhouden worden; Holland en Zeeland blijven, in 't ltuk van Godsdienst en a»nIV. Deel. S dér- der xlgi« «eene S tuten met Anjou.  274 VADERLANDSCHE XXVItt. Boïïu derzins, op den tegenwoordigen voet, doch in 't ftuk der munte, des oorlogs, der fchattinge en van de voorrechten tusfehen Landen en Steden, zullen zij zich aan Anjou en de Staaten onderwerpen; om den Godsdienst mag niemand, in of buiten zijn huis, onderzocht of gemoeid worden; de Hertog zal bevorderen , dat de Koning van Frankrijk den Staaten hulpe biede tegen den Koning van Spanje, en hij zal te wege brengen, dat Frankrijk en hij, met gemeen beraad, den oorlog voeren tegen de aanvallers van dat Rijk, of van de Nederlanden, die nochtans aan Frankrijk nooit zullen worden ingelijfd; men zal verfcheiden Mogendheden aanzoeken tot een nieuw of naauwer verbond met de Nederlanden; de Hertog zal den krijg voeren met zijne of zijns broeders middelen , waar bij de Staaten , jaarlijks , vierëntwintig tonnen fchats voegen zullen; hij kan een Legerhoofd en een' Overfte over de Franfche troepen aanftellen, bij believen der Staaten en naar hun genoegen, maar buiten hun verlof geene plaatfen met Franfchen bezetten, of tegen hunnen dank vreemd krijgsvolk in 't Land houden; hij zal geen verdrag met den Koning van Spanje aangaan, dan bij bewilliginge der Landen, die hem aangenomen hebben, als mede niet met eenige Mogendheden, kunnende echter de afgewekene Nederlandfche Gewesten in dit verdrag ontfangen worden; met de plaatfen, die veroverd mogten worden, zal de Hertog handelen bij goeddunken der Sta»?  XXVIII. Boek. HISTORIE. 275 Staaten; hij en zijne nazaaten zullen den eed op dit verdrag moeten doen aan de algemeene Staaten en aan de Staaten van elk Landfchap, met bijvoeginge, dat de Staaten met de daad ontflagen zullen zijn van alle gehoorzaamheid, eed en getrouwheid, en eenen anderen Vorst mogen aannemen, of ook anderzins in hunne zaken voorzien , zöo de Hertog of zijne nazaaten dit verdrag te buiten gaan; eindelijk, men zal den Aartshertoge Matthias trachten genoegen te geven. Voör 't fluiten van dit verdrag, .maakten de Gezanten van Anjou veele beden-; kingen op verfcheiden punten, doch welke bij de Staatfchen geen ingang vonden. J Gaarne hadden de Franfchen gezien,,dat de Hertog den titel van Souverain Heer kreeg; dat de dochters van 't recht der opvolginge niet uitgefloten wierden; dat de keure Van eenen der zoonen van Anjou niet aan de Staaten gelaten wierde; en vooral, dat het punt, welk de Skaten van hunnen eed ontfloeg, indien de Hertog of zijne nazaaten dit verdrag overtraden, achterbleve, of, ten minlien, merkelijk verzacht wierde. Op deze en meenigvuldige andere aanmerkingen bleven de.Staatfche Gezanten , aan welker hoofd zich dè uitmuntende Marnix vanAldegonde bevondt, den Franfchen geen antwoord fchuldig. De Hertog van Anjou liet zich 't verdrag, ,1 önder eenig beding, welgevallen; 'tzij, uitk< groote begeerte naaf de heerfchappije overVf .dè Nederlanden i 'tzij, om dat hij zteh ver-6' S 2 leêldi- 1 Beden-, :tngen der fezanten fan Atijoa >p fommi;e pnniciii ïe H«g zelf ur: het rdrag' mi.  2?6 VADERLANDSCHE XXVIII. Boes, Het vrord door hem en aVe Stsatfche afgevaardigden be' 3*»rea« Oprech a fte werkzaamheden aangewezen, betreffende a,'t heffen van ingewilligde fchattingen, 't betalen der oorlogslasten,de begevingevan fommige ampten , het aannemen of afdanken van krijgs-  XXVIII. Boek. HISTORIE. 277 krijgsvolk, 't ftuk van oorlog, vrede en munte, 't vervolgen van de vijanden des Vaderlands, 'c befchrijven der algemeene Staaten, en de aanftellinge van den krijgsraad ; noch werdt opgegeven de wijze , waar op deze Raad over verfcheiden zaken moest raadplegen en befluiten. Het verdient opmerkinge, vooreerst, dat dit berichtfchrifc alleenlijk voor den tijd van een halfjaar vastgefteld wierde, en buiten benadeelinge, zoo der handelinge tusfehen Anjou en de Gewesten, die met hem waren overeengekomen, als van de Gewesten, die tot noch toe niet met hem gehandeld hadden; ten anderen, dat de Landraad in zijne gewigtigfte bezigheden gebonden wierde aan de voorkennisfe, de bewilliginge en 't goeddunken der Staaten , als mede der Hooge Overheid, welke door de Staaten aangefteld zou worden; eindelijk, dac de burgerlijke regeeringe en 't begeven der ampten in Holland en Zeeland, naar die berichtfehrift, blijven moest aan den Prinfe van Oranje, onverkort het verdrag met Anjou gefloten, zoo veel deze twee Gewesten betrof. De waare reden, waarom zoo dikwijls gefproken werdt van de Hoo. ge Overheid, onderfcheiden van de Staaten en door dezen in 't vervolg aameftellen, als mede, waarom Holland en Zeeland afzonderlijk gemeld werden, zal toen niec algemeen bekend geweest zijn, maar is kort daarna gebleken. De Hertog van Anjou, eenige fehikking&n met zijnen broeder in Frankrijk overk< S 3 hulp* kingen d»ar 0 t ei ■ Anjou ifflt Of  s78 VADERLANDSCHE XXVIH. Boek. «nze grea= ieti, en bemagtigt Kametijk. Hij trekt aaar Ën-' Zijn hu. Welijk mei de Konin- laakt af. H. Cro ÜBJ. hulptroepen gemaakt, en eene verdediginge van 't aannemen der heerfchappije over de Nederlanden aan alle de Rijksvorften gezonden hebbende, kwam met een tamelijk leger herwaards, en maakte zich meestér van Kamerijk. Doch de naderende winter, en noch meer een ontijdig gefchil onder de Frahfche Legerhoofden, noodzaakte hem, zijn leger te fcheiden, de vrijwilligen 'naar huis en de bezoldelingen naar Vlaanderen te zénden. De Hertog zelf begaf zich naar Engeland, om zijn huwelijk met de Koninginne voorttezetten. Aan haare genegenheid voor Anjou fcheen geen twijfel, en ook niet aan de fpoedige voltrekkinge van 't huwelijk: waar uit de Nederlanders zich wat goeds voorfpelden, te meer, om dat 's Prinfen natuurlijke zoon, juilinus van Nasfau, en zijn vriend Marnix den Hertoge op reize verzelden. Dan, op 't onverwachtfté wordt dit huwelijk afgebroken. De pogingen, hier toe door den Graave van Leijcester en andere Staatsdienaars" aangewend, hadden minder invloeds op Elizabeth gehad, dan de onvergelijkelijk fchoone brief, haar toegezonden door Filips Sidneij, een' jongeling tot alles groots geboren, gelijk een voornaam man van hem getuigt. Zijn fchrijvens bragt de Koninginne aan 't wankelen , en ten laatften tot het belluit,, om, in weerwil van haare fterke genegenheid voor Anjou, plotfelijk aftezien van haare echtverbindtenisfe met hem. Zij offerde dus haare liefde op aan eigene eerzucht en ftaatkundige 1 S voor-  XXVIII, Boek. HISTORIE. 279 voorzichtigheid, maar te gelijk aan de waare belangen van 't Rijk, met welks regeeringe zij zoo veel roems verworven hadt. Na *t affpringen van dit huwelijk, bleef Anjou noch in Engeland tot den eerften van fprokkelmaand des volgenden jaars. Toen kwam hij herwaards, begeleid van eene vloote, op welke een groot aantal Engelfche Edelen was, door de Koninginne verzocht, om hem te vergezellen. Na een kort verblijf in Walcheren, begaf hij zich naar Antwerpen. Hier werdt hij met groote pracht ingehaald, en gehuldigd als Hertog van Brabant en "Markgraaf des H. Roomfchen Rijks; de Gemagtigden van Gelder, Zutfen, en de Groninger Ommelanden deden hem aldaar ook hulde ; enalsGraaf van Vlaanderen werdt hij te Gent ingehuldigd. Vreemd dacht het aan zeer veelen, die niet alle de geheimen wisten, dat de Afgevaardigden van Holland, Zeeland en Utrecht, die te Antwerpen waren, zwaarigheid maakten, om den Hertoge buide te doen, daar nochtans de Staaten dezer Landfchappen, zelfs op aandrang van Oranje, zich in den handel met Anjou diep ingelaten hadden, en 't verdrag met hem te Bourdeaux uit hunnen naam laten beëedigen Weinige vertrouwde vrienden wisten 's Prinfen geheime inzichten op den handel met Anjou, en den bijzonderen last, door hem aan Marnix naar Frankrijk medegegeven. Die geheim begon zich nu te ontwikkelen; en 't bleek weldra, waarom fommige bijzonderheden, welke, of Holland en Zeeland, S 4 of 158»- De Hertog van Anjou komt, uit Engeland, te VlisSngen, den 10 Febr. Wordt ingehuldigd als Hertog van Brabant en Gelder, Graaf van Zutfen en Vlaanderen, en Hear der Ommelanden , in de maanden Fesrnarij:ot Augm:us; doch Holland, Zeeland :n Utrecht doen hem ;een hulde. . .  *8© VADERLANDSCHE XXVIII. Boek. Opdragt der Hooge Overheid ven Holland en Zeeland aan Oranje. Dit fluk krijgt zijn beflag in Heiland, doch niet in Zeeland «n in 't Sticht. : ] ! "! 'i -1 den Prinfe, aangingen, geplaatst waren sn in 't verdrag met Anjou en in 't berichtfchrift voor den Landraad. Reeds in 't jaar 1576, was de Hooge Overheid van Holland en Zeeland aan Oraüje opgedragen ; doch, om verfcheiden redenen, hadt hij zich van dien titel niet beliend. Na de afzweringe van Filips, hieldt hij ap, voortaan,'s Konings Stadhouder over Holland, Zeeland en Utrecht te zijn. Deze Landschappen waren ongezind, om zich geheelijk aan Anjou te onderwerpen; de Prins tiadt 'er ook geen zin toe. Dit eenftemmig gevoelen gaf aanleidinge, om, bij /ernieuwinge, de Hooge Overheid den Prinfe optedragen. Hier toe befloot men in Holland, niettegenftaande de bedenkingen »n zwaarigheden van eenige ifeden, bijzonderlijk van Amfterdam, Gouda en Schiedam; doch men oordeelde raadzaam, dit sefluit noch vooreerst geheim te houden, riet liep aan tot den vierëntwintigften van looiraaand des jaars 1581 , eer dit ftuk :ijn vol beflag kreeg. Toen werdt de eed *edaan, eerst door den Prinfe aan de Genagtigden der Staaten, daarna door de Edelen en de meeste Steden van Holland lan den Prinfe, als vertoonende en hem jpgedragen zijnde de Hooge Overheid en regeeringe van 't Graaffchap van Holland, Zeeland en Friesland. Amfterdam en weilige andere Steden deden, wat laater, ook Jien eed. De oorfpronglijke akte dezer jpdragt bleef onder % Lands Advokaac jerusten, tot in den aanvang des volgen1 den    XXVIII. Boek. HISTORIE. 281 den jaars; en werdt toen eerst den Prinfe over geleverd. De zaak was , derhalven, ir Holland afgeloopen, eer Anjou in 't Land kwam. Maar in 't Sticht van Utrecht en in Zeeland, was men noch zoo ver niet gekomen. De Staaten van Utrecht hadden wel, in lentemaand des jaars 1580, befloten, den Prinfe de Hooge Overheid van 't Sticht aantebieden; doch toen zij, na de afzweringe van Koning Filips, handelden over de voorwaarden, op welke Oranje kon aangenomen worden, kwamen 'er zoo veele zwaarigheden in den weg, dat men tot geen eindelijk belluit geraakte. In Zeeland hadt men, in 'tjaar 1576, bewilligd in de opdragt der Hooge Overheid aan den Prinfe; ook hadden de vier Zeeuwfche afgevaardigden toegeflemd in 't befluit, op dit ftuk naderhand genomen. Maar dit laatfte fchijnt gelchied te zijn zonder uitdrukkelijken last der Staaten van Zeeland, die in de tweede opdragt der Hooge Overheid nooit, Staatswijze, toegeflemd hebben: Middelburg, Goes en Tholen bleven zich daar tegen verzetten. Dit zal de Staaten van Holland bewogen hebben, om Richard Barradot naar Zeeland afcevaardigen, met last, om de Staaten te bewegen, dat zij,J op grond der Unie des jaars 157Ó en van c befluit, in 'tjaar 1580 genomen, denzelfden voet met die van Holland wilden houden in de vernieuwde opdragt der Hooge Overheid, en in 't doen van den eed aan den Prinfe. Dan , ook deze bezendingewerkte niets uit. Het ongenoegen van S 5 Mid- n*o tf Maart Den 1? an. 1582.  E8a VADERLANDSCHE XXVIII. Boek. Middelburg, over 'tverlies van eenige voorrechten en vrijheden, bleef voortduuien; Goes en Tholen waren ongezind, van de ontfangene voldoeninge aftezien, gelijk de Hollandfche fteden gedaan hebben. Men heefc, met reden, gevraagd, waarom toch, ten dezen tijde, in Holland en Zeeland, zoo veel werks gemaakt wierde van de herhaalde opdragc der Hooge Overheid, daar zij reeds in 't jaar 1576 gefchied was; doch hier op is een antwoord gegeven, dat of onkunde of hatelijkheid verraadt. Liever antwoorde men: nu eerst kon deze opdragt gefchieden door alle de Hollandfche fteden, zonder uitzonderinge; nu eerst kon de Prins gemagtigd worden, alleen den Gereformeerden Euangelifchen Godsdienst te befchermen; te voren moest de Prins de Hooge Overheid oefenen uit den naam en onde'r 't gezag des Konings van Spanje, 't welke, na deszelfs afzweringe, niet meer in aanmerkinge kwam. Wil men over de eigenlijke bedoelinge van vroegere gewigtige raadplegingen en befluiten een gegrond oordeel vellen, men dient zich te verplaatfen in dien tijd, wanneer zij gehouden en genomen zijn. Wij zagen, kort te voren, dat Holland, Zeeland en Utrecht ongenegen waren, den Hertoge van Anjou hulde te doen. Hier in kwam naderhand eenige veranderinge. De algemeene Staaten hadden, te Antwerpen, in lentemaand , 'er fterk op gedrongen. Dit deedt niets af, tot dat de Prins, twee maanden laater, de Staaten verzocht, den eed aan den Hertoge te doen. Die van Hol- ■ . T  XXVHI. Boek. HISTORIE. 98. Holland en Zeeland befloten 'er toe, n: dat zij, door den Prinfe, fchriftelijke verze keringe gekregen hadden, dat de Hertor. niet van zins was, zich 't bewind dier Lan den aantetrekken, welke, tot hier toe, onder 'sPrinfen gehoorzaamheid gedaan hadden. Dit bericht fteunde op de plegtige verklaringe, door Anjou den tweeëntwintigften van fprokkelmaand al geteekend, en behelzende, dat hij de Staaten van Holland, Zeeland en Utrecht, zoo hunne Gemagtigden hem zweren wilden, niet verftondt verder te verpligten, dan tot eendracht in 't voeren des krijgs, in 't opbrengen van hun aandeel tot de oorlogskosten, in 'tftuk der munte, en in 't onderling handhaven van de rechten, vrijheden en gewoonten der Landfchappen. Dus , ontdekte zich, ten laatflen, dat groote geheim in den handel met Anjou, waar van hier boven gefproken is. Doch die van Utrecht volgden het voorbeeld van de Hollanders en Zeeuwen niet; waar van de oorzaak kan geweest zijn 't verfchil over 't zitten der Geestelijkheid in de Staatsvergaderinge. De Prins weigerde, al in 'c jaar 158e, haar te ontzetten van dit voorrecht;; hij wees de zaak aan den Landraad, die,< den vierden van grasmaand des jaars 1582,'] verklaarde, dat de vijf Kapittelen zich,'i voortaan, en tot 's Prinfen wederzeggen \ toe, met geen zaken van regeeringe te1 moeijen hadden, doch dat de Vroedfchap van Utrecht tien of twaalf Kanonniken, trouw en den Hervormden Godsdienst toe- ge. \ t Ho'«1jb4 en Zeeland dodo, • den eed ' aan Anjou , volgens 't belluit vaa den 10 Meij J jSz. Utrecht blijft weiSerig. Gefchil Idaar iver 't erfchijen der Jeefteijkheid in e Staatsergadeinge.  s84 VADERLANDSCHE XXVIII. Boek. Anjou krijgt op e. ninge val den ftaac dec Lands en brengi dit belicht bij de algemeene■taaten, die 'er over benutten. gedaan, benoemen zou, uit welken de Ridderfchap en Steden zes of acht kiezen moesten , om 't eerfte Lid der Staaten te vertoonen: welke gekoaenen voor weereldlijke luiden zouden gehouden worden, en 't Pausdom en den Koning van Spanje moesten afzweren. De Hertog van Anjou, zich nu beginnende te fchikken tot-de regeeringe, verzocht en verkreeg openinge van den ftaat des Lands, belangende de orde op 't burgerlijke bellier , de rechtspleginge , de krijgstucht, de geldmiddelen en de wedden der amptenaaren. Anjou bragt het een© en andere ter kennisfe en overweginge der algemeene Staaten. Dezen befloten, dat de Landraad, onlangs aangefteld, een half jaar in dienst zo'} blijven, en 't bewind hebben over de krijgslasten; dat het beleid des oorlogs geheellijk aan den Hertoge ftaan zou, uitgenomen in Holland, Zeeland en Utrecht, in welke Gewesten het aan den Prinfe blijven moest; dat voor de opbrenginge van 't geld, aan Anjou verfproken en nu verhoogd, naar behooren zorge zal gedragen worden; en dat alle zaken, bij beroep gebragt voor den geheimen Raad en den grooten Raad te Mechelen, voor deze reize afgedaan zouden worden voor de Gerechtshoven of andere rechters in die Landfchappen, van waar de gefchillen gekomen waren, terwijl andere zaken zouden beflist worden door zeven Raadsluiden , welken de Hertog moest verkiezen uic tweeëntwintig perfoonen, door de algemeene Staaten te  XXVIII. Boëic. HISTORIE. iSj te benoemen. Dit laatfte mishaagde in Holland. Men hadt, hier, al federt herfstmaand des jaars 1579, beraadflaagd over de oprechtinge van eenen Hoogen Raad, aan welken beroep vallen zou van 's Hofs vonnisfen; en, onaangezien de tegenkantinge van fommige lieden, werden in 'c volgende jaar gemagtigden gefteld tot het ontwerp van een berichtfchrift voor dien nieuwen Raad, 'tgene echter niet voor den eenëntwintigften van bloeimaand des jaars 1582 in orde gebragt was. Niet lang daarna, traden de negen Leden en de twee Griffiers van dezen Raad in bedieninge; en de zaken , die onafgedaan hingen, zoo voor den geheimen Raad te Brusfel, als voor den grooten Raad te Mechelen, in welks plaatfe dit Gerechtshof kwam, werden terftond voor den Hoogen Raad in den Haage gebragt, in zoo ver die twistgedingen de ingezetenen van Holland aangingen. Want, eerst omtrent vier jaaren laater, kwam de ftad Middelburg met Holland overeen, om1 zich aan 't rechtsgebied van dien Raad te' onderwerpen; en 't liep aan tot den derden van oogstmaand des jaars 1587, eer het eerfte verdrag hier over, voor den tijd van drie jaaren, getroffen werdt door de Staaten van Holland en Zeeland: welk verdrag nader bevestigd en bepaald is in de jaaren 1590, 1607, 1643, 1669 en 1674, en ftand gehouden heeft tot den laatften van herfstmaand des jaars i795,wanneer de Hooge Raad van Holland en Zeeland vernietigd is. Volgens 't ftraks gemelde befluit der alge-' Opreeïri tiuge van den Hoogen Raad in den Haage. Den la K Iot. S8«. Krijgj:rrich-  H tfngea. Aanflag op Enkhuizen. , Verdugo belegert Lochem, in Aug., doch Hohenlooontzet haar, den 22 Sept. Steenwijk ver rast doo: Verdugo den 17 Sept. Voorde e len der Staatfchen. Maarte Schenk valt hnn ia baudet iU VADERLANDSCHE XXVÏII. Böïk." Temeene Staaten, hadt Anjou alleen 't be'eid van den krijg in verfcheiden Nederlandfche Gewesten, maar hij voerde niet veel uit. Parma en de zijnen deden , wat zij konden; doch hunne meeiïe oorlogsbedrijven bepaalden zich tot plaatfen buiten de grenzen van ons Vaderland. . Meer dan eens, loerden de Spaanfchen op 't Noorderkwartier, en zochten vooral Enkhuizen, door verraad, aan 's Konings zijde te brengen. Onverfchoonelijk was 't, dat weinige burgers van die ftad hier toe de hand boden, maar gelukkig, dat de listige aanflagen bij tijds ontdekt, en door Sonoij verijdeld wierden. Verdugo, Parma'sgunfteling, na een' vergeeffchen aanval op de fchans te Oldenborn in Friesland, floeg het beleg voor Lochem in 't Graaffchap Zutfert. De Graaven van Nasfau en Hohenloo poog* den die ftad te ontzetten, 't gene hun ten laatften gelukte. Integendeel, maakte Verdugo, bij verraslinge, zich meester vari Steenwijk. De Tasfis, geleid door zekeren landman, kwam met eenig krijgsvolk over de graft, beklom den wal, en overmeesterde 's nachts "de vestinge, zonder dat men den vijand, voor dat het te laat was, vernomen hadt. De grootfte voordee• len, door de Staatfchen in dit jaar behaald; waren, het bemagtigen van 't huis te Keppel, 't flot te Batenburg en der ftad iHasfelt, en dat zij Maarten Schenk, een' dapperen krijgsheld, in handen kregen, en •een' geruimen tijd gevangen hielden. Te voren, hadt hij den Spaanfchen groote dien- fteri  XXVIII. Boek. HISTORIE. s8J ften gedaan; nu, was hij vooreerst in d88 VADERLANDSCHE XXVIII. Boes; naand tot den twaalfden gemaakt is. De Prins zondt dit plakaat aan de Staaten van Holland, met verzoek, om hetzelve aldaar aok in werkinge te brengen; waar toe zij, ien negentienden van wintermaand, befloten, bevelende, op naam der Hooge Overheid, dat de dag na den eerften van louwmaand des jaars 1583 voor den twaalfden zal gerekend worden : waar uit men de reden begrijpt, waarom de registers der befluiten van de Hollandfche Staaten eerst aanvangen mer. den vijftienden van louwmaand in dat jaar 1583, tot welks gefchiedenisfen wij nu moeten voortgaan. Naauwlijks hadden de Nederlanders eenigen moed gegrepen door de verrasfinge van Eindhoven, Helmond en andere fterkten, waar van de Franfchen, voor de Staatfchen, zich in louwmaand meefter gemaakt hadden, of zij zagen hun Vaderland, voor een groot deel, door den Hertoge van Anjou op 't punt van bederf gebragt. De Koning van Frankrijk hadt fchoone beloften van hulpe tegen Spanje gedaan, zoo aan de Staaten, als aan Anjou, zijnen broeder. Het bleef meest bij beloven, éindelijk deedt Henrik den Staaten voorflaan, dat hij den Nederlanden met al zijn vermogen zou bijfpringen, indien de Staaten beloven wilden, deze Gewesten aan Frankrijk te laten vervallen, wanneer de Hertog van Anjou zonder kinderen overleedt. Dit voorftel vondt geen ingang: waarom de Koning zijnen broeder met den Nederlandfchen krijg liet omfpringen. Anjou,  XXvTII. Boek. HISTORIE. 2£ jou, bevreesd, dat Parma hem te ma^d zou worden, en onvergenoegd over de grooten invloed van Oranje, vooral in Ho land en Zeeland, vat het befluit op, ox zich door geweld meefter van dé voornaam fte fteden te maken, en daarna de Staate; te noodzaken, om 't gemelde voorftel vai zijnen broeder intewilligen. De uitvoérin ge van dit fnood ontwerp begon in Vladn deren. De Franfchen bemagtigden Duin kerken, Dixmuiden en Dendermonde; t< Ooftende en INieuwpoort werden zij ver jaagd; en hun aanflag óp Brugge mislukte Omtrent den zelfden tijd, begon het treurfpe ook m Brabant. Onder zekeren glimp, bragi Anjou een groot deel van zijn leger nabii Antwerpen, maar mét oogmerk, om de ftad te Overrompelen. 'Er was iet van den roeleg uitgelekt, en 's Prinfen Hofprediker gal er bericht van aan de Wethouders, die óp hunne hoede waren. Evenwel wist Anjou, met groote listigheid, binnen te komen, vergezeld van talrijk krijgsvolk; en nu meende hij alles gewonnen te hebben. Dan; de onvergelijkelijke moed der burgerijé maakte Welhaast eén einde van de Franfché woede, gelijk men déze onderneminge , federt, heeft genoemd. De Hertog zelf kon ter naauwer -nood zijn leven bergen. In en om dé ftad vondt men meer dan vijftien honderd doode Franfchen, eri feen gelijk getal werdt door de burgers gevangen genomen. Onder de eerften ontdekte men zeer veele voornaame Edelen ; onder de laatften was ook de Bisfchop van Con~ % g n i 1 1 \ Aanflag op Antwerpen,de Fra»-. fche Furié genoemd.  1 1 < ] Anjou ttachtzich te verfchoonen;maar vindt geen gekoor. ïlij vet trekt naa Vilvoorden , eu zoekt zie met de Staaten i verzoenen. ,9o VADERLANDSCHE XXVUI. Boek. tance,of Coutance. Men begreep toeft, meef lan ooit, dat het gemaklijker zij, vreemde crijgstroepen in 'tland te lokken, dan dezelve, ter handhavinge van de Vrijheid, ander bedwang te houden. De Hertog aegaf zich naar 't leger te Berchem; fchreef, van daar, aan de Wethouderfchap van Antwerpen, ook aan de algemeene Staaten eis den Prinfe van Oranje; en van 't gebeurde gaf hij de fchuld aan de kleinachtinge, waar. mede men hem bejegend hadt. Die van Antwerpen zonden hem geen antwoord; ook niet de Prins, die geenzins onkundig was, dat Anjou, bij deze gelegenheid, gezocht hadt hem te ligten, en dan te dwingen tot aflfand van 't bewind over Holland, Zeeland en Utrecht; de Staaten beantwoordden hem niet naar zijnen fmaak. Eerlang kreeg zijn leger, en hij zelf, groot gebrek aan mondbehoeften* . Geperst door honger en kommer, trok hij rverder op, en kwam, op levensgevaar, te Vilvoorden. Hier, kwamen hem de Staat1 fche Gemagtigden vinden, welken hij afgevaardigde met eenige punten, niet weinigftrijdende met het verdrag van Bourdeaux. De Prins vermaande hem, federt, tot het opftel]en van billijkere voorwaarden; doch 't baatte niet veel: hij fcheen zoo weinig te denken aan zijnen eed, als aan zijne eere, welke hij, door dien onbezonnen handel, onder de Nederlanders verloren hadt,' om dat oprechtheid en trouwe bij hen meer afdoen , ókn ijdele pligtsplegingen en geveinsde eerbewijzingen, waar op de Her-  XXVIII. Boek. HISTORIE. z9t tog zich meesterlijk verftondt. Zijn geva baarde in Frankrijk veel opziens. De Ko hing liet zijne bemiddelinge tusfehen zijnen broeder en de Staaten aanbieden. De Gezant fchreef 't bedrijf van Anjou toe aan eene fchielijke overijlinge van gramfchap. De Nederlanders oordeelden 'ei anders over. Men gaf evenwel den Gezant heusch befcheid; en Oranje in 't bijzonder beloofde, zijn best te. zullen doen tot flisfinge van 't gefchil, zoo de Hertog ter goeder trouwe gaan, en liever rondelijk fchuld bekennen wilde, dan zich langer met blaauwe verfchooningen behelpen. De Piins hieldt zijn woord, niettegenilaande hem, omtrent deZen tijd, het Hertogdom van Brabant aangeboden werdt; doch 't gene hij, niet wijs beleid, van de hand wees. Zijn gevoelen over den tegenwoordigen ftaat der zaken gaf hij rondélijk te kennen, en 't liep uit in dezen zin: de Hertog hadt, met zijn bedrijf, al 't recht tot de heerfchappije verbeurd; de Landzaaten hadden echter aan hem en dé Franfchen verpligtinge; door hunnen bijHand, hadt men tijd gewonnen, één vijandlijk leger zien fmelten, een ander bedwingen , Lochém behouden; door 's Hertogsl beroeping© was gelegenheid gegeven tot het afzweren des Spanjaards, den rechten grohdflag van 's Lands Vrijheid, zoo men 'er flegs wel op wist te bouwen; en.hier toe waren alleenlijk drie middelen, of dat men zich verzoende met den Koning van Spaije, of een verdrag maakte met Anjou,T 2 öf l Ce Koning van Frankrijk wil 't gefchil bemiddelen. De Prins van Oranje biedt 'er de hand itèi  202 VADERLANDSCHE XXVIII. Êöe& Verdrag. Bij voorraad, tus fchen de Staaten et Anjon, den a3 Maart ÏS83. Het eic delijke verdrag komt tol jeen Saud. Anjou vertrekt of zich befchermde met zijne eigene magt; in dit alles zag hij zwaarigheden, maar de minlte in 't handelen met den Hertoge, alzoo men nu goede voorwaarden, met opzicht tot den Godsdienst en anderzins, van hem zou konnen bedingen, terwijl men, zich onverzoenlijk houdende, Frankrijk en waarfchijnlijk ook Engeland tegen hebben zou; het derde middel hieldt hij voor 't beste , mits men gereeder ware , dan voorhenen, zoo in 't opbrengen van penningen, als in 't Hellen van andere orde, doch waar aan hij wanhoopte. Op' aandrang van Oranje, van Koning Henrik en der Engelfche Koninginne, werdt, bij voorraad, een verdrag gefloten tusfehen Anjou en de Staaten, uit kracht \ van 't welke de Hertog zich naar Duinkerken begaf, waar de Staaten, door hunne Gemagtigden, een eindelijk verdrag met hem zouden fluiten. Men raadpleegde hier over in de Staatsvergaderiuge te Antwerpen, en maakte een ontwerp der punten, op wel* ken men met Anjou zou konnen verdragen. -Over dit ontwerp werdt zeer verfchillend geoordeeld in de bijzondere Landfchappen. Vlaanderen hadt geen zin aan een verdrag; Brabant kon tot geen befluit komen; Holland wilde met Anjou fluiten, fchoon niet dan op den voet van 't verdrag te Bourdeaux, waar bij Holland en Zeeland op zich zeiven gelaten waren; de algemeene Staaten kwamen, derhalven, tot geen befluit. De Hertog kreeg verdriet in 't wachten der Staat fche Gemagtigden} eny be- me?»  XXVIII. Boek. HISTORIE. 2c merkende, dat de Nederlanders meer £ meer van hem vervreemden, verliet h Duinkerken, en vertrok naar Calais, zoi der evenwel de Nederlanden uit het oo te verliezen. Noch in dit zelfde jaar, He hij aan de algemeene Staaten zijne eene genheid tot deze Landen betuigen, en da hij, nu 's Konings algemeene Stadhoude geworden, meer vermogen dan ooit t< voren hadt, om de Staaten bijteftaan, en da hu niet gezind was, van zijn recht op d< Nederlanden aftellaan. Brabant neigde to nieuwe aanneminge van Anjou; Vlaanderei wilde allen nandel met hem afgefneder hebben; Gelderland, Holland en Zeelanc waren zeer tegen de verzoeninge met der Hertoge; de Prins van Oranje, in tegendeel, verklaarde, geen ander middel tot bewaringe van den Godsdienst en van s Lands voorrechten te weten, dan de verbindtemsfe en hulpe van Frankrijk. Na veel raadplegens, befloten de algemeene Staaten tot een plegtig gezantfchap naar Frankrijk; en zij kregen, in grasmaand des volgenden jaars, een voordeelig verflag van deszelfs verrichtingen. Maar kort daarna, werdt de Hertog overvallen van; eene zwaare kwaaie, welke hem, in den: bloei] zijns levens, uit den tijd wegnam.\ Het is wonder vreemd, dat Vorften bijna nooit jong en fchielijk fterven , of men geeft voor, dat zij door vergift omgekomen zijn. Zouden dan de Vorften alleen bevrijd zijn van een' onverwachten en vroegt#gen dood ? Ik durve de Spanjaards, T 3 of 3 naar Ca. lais, den ij S8 Junij I-1583. s t - Hij zoekt - de gunde 1 der Sta»f ten. t : 1 1 tij fterft, len 10 unij 584.  Hii »•■ Slaakt de SJederlanden aan ?ijn' broc der. ' ïarma >ehaalt verfcheiden voo ii,celen. m VADERLANDSCHE XXVIÏI. Boek. Df de Koninginne Katharina de Medicis, van die ondaad niet befebuldigen. Het hartzeer over zijne dwaaze ondernemingé tegen Antwerpen, de diepfte vernederingen, welke hij deswegens ondergaan hadt* en de ongemakken, bij zijne vlugt naar Vilvoorden geleden , konnen een middel tot zijn einde geweest zijn. Zeker is t, dat hij, bij uiterften wil, zijn recht op de Nederlanden afftondt aan den Koning van 'Frankrijk, die echter de Opperheerfchappije over dezelven, hem naderhand aangeboden, van de hand wees, en zekerlijk nu, op grond der laatfte begeerte van zijnen broeder, daar toe niet bevoegd was. Het gedrag van Anjou in Vlaanderen en Brabant gaf aan Parma de fchoonfte gelegenheid, om de Spaanfche belangen te bevorderen. In 't voorgaande jaar, hadt hij die van Artois en Henegouwen weten te belezen, dat zij den Koning verzochten, om het uitheemfche krijgsvolk, op hunne begeerte ten Lande uit gefchikt, wederom herwaards te willen zenden. Dit verzoek vondc terftond ingang, en Filips zondt, behalven eene aanzienlijke fomme gelds, vijf duizend knechten, die zich met Parma's leger vereenigden Kort na h gebeurde met Anjou, begon Parma verfcheiden fteden en fterkten te belegeren. Een aantal plaatfen in Brabant en Vlaanderen viel hem in handen, of door geweld der wapenen, of bij verrasfinge, of door verraad: onder welke ook waren Eindhoven, Sas van Gent, Axel, Hulst, Duinkerken, Nieuwpoort en Steen*  XXVIII. Boek. HISTORIE. 295 Steenbergen. De aanflag der Spaanfchen op Antwerpen, Neuzen en elders mislukte. Zeldfaamer was 't, dat Aalst aan Parma verkocht wierde door de Engelfche bezettinge, welke, bij gebrek van betalinge, en uit wanhope, tot dezen ftap kwam. De Staatfchen behaalden, in dien oord, ook eenige voordeden, en bemagtigden fom i mige kafteelen en dorpen.. In Friesland,1 Gelderland en de Ommelanden was 't, in dit jaar, zeer onrustig. Aan ftrooperijen en brandfchattingen was geen gebrek. De Spaanfche Overfte de Tasfis overrompelde Zutfen, ten deele door verraad, ten deele! bij gebrek van goede wacht. Daarentegen,1 gelukte het den Heere van Nijenoord en| Afinga Entens, Oterdum aan de Eems te bemagtigen, en naderhand te verdedigen ] tegen den aanval der Spaanfchen. Na V innemen van Duinkerken, begon Parma zich ook ter zee te fterken, deedt oorlogs- ] fchepen uitrusten, en bënadeelde de Hol- \ landers en Zeeuwen door kleine vaartuigen: waar tegen eerlang voorzien werdt, gelijk ook tegen den toeleg des vijands op Heusden en andere plaatfen. Bij zoo veele krijgsbewegingen kwamen noch inwendige onlusten, bijzonderlijk in'j Friesland, Utrechten Gelderland, die, nu° of naderhand, een' grooten invloed op 't ftuk der regeeringe hadden, en daarom verdienen gemeld te worden. In Friesland was, al over eenige jaaren, h gefchil ontftaan over de wijze van ftem-la men ter Staatsvergaderinge; en de twist T 4 werdt Zijn toeeg misukt eliers. Aalst vordthem 'erkocht. Voorleelen der Itaat'chen. Ziitfea oor de paan:henverromeld. Oterdum emagtigd oor de taat:heu. Barm» 'apent icb ter ee. Binnenndfeheilusten , Fries, .d,  *oê VADERLANDSCHE XXVIII. Bóe^ sok te o- ?recht, werdt nu wederom zoo levendig, dat de Landraad denzelven niet wist bijteleggen. Niet dan. met moeite, bleef 't verdrag van den jaare 1578 ftand grijpen, volgens 't welke de Steden ééne ftemme op den Landsdag inbrengen zouden , tegen drie van Ooftergo, Weftergo en de Zevenwolden te famen. De Steden zouden, denkelijk, in deze fcbikkinge niet berust hebben, zonder tusfchenkomfte van Oranje, en van zijr nen Stedehouder over Friesland, Bernar4 van Merode; die, op 't einde dezes jaars, ontflag van zijne bedieninge verzocht, en tot opvolger kreeg Graaf Willem Lodewijk van Nasfau. Deze ontling zijnen lastbrief van den Prinfe; en, na diens dood, werdt hij, door de Staaten van Friesland, in 'tjaar 1584, tot de Stadhouderlijke waardigheid zelve verheven. Naauwlijks was de Friefche twist gehuld, of 'er ontftondt te Utrecht veel heviger beroerte. De Kolpnellen der burgerije, zich befchouwende als Gemeensmannen, begeeren van de Vroedfchap , voortaan gehoord te worden over alle zaken, den oorlog en de bewaringe van Landen en Steden betreffende; het. aannemen van waardgelders door de Staaten keuren zij af; het graauw rot toen te hoop, verzet zich met geweld tegen 't werven van waardgelders, en begeert ontheffinge van alle pachten en lasten; men vordert openinge Van de onderhandelingen over de opdragt der Hooge Overheid aan den Prinfe, wien men benadeeld rekende; men valt aan 't dreii  XXVIII. Boek. HISTORIE;. 20- dreigen, en dwingt de Burgemeesters to onredelijke dingen. Vruchteloos poogder de Staaten en de Wethouders van Utrecht, de misnoegden tot bedaardheid te bren gen. De aanleggers van 't oproer, niei gedacht hebbende, dat het zoo hoog loepen zou, kregen berouw van de onderneminge ; en de woefte hoop werdt bang, De zaak kwam aan den Prinfe, en dooi zijn gezag de ftad tot ruste. In Gelderland, hoorde men, onder de Vrijheidminnenden , groot gemor, veroorzaakt door een gegrond vermoeden, dat de Stadhouder, Graaf Willem van den Berg, heimelijk handelde met Parma. De Prins van Oranje verleende, jn 'tjaar 1581, aan zijnen fchoonbroeder van den Berg brieven van voorfchrijvinge aan de Gelderfche Staaten , maar de inhoud hadt meer de gedaante van berispinge, dan van aanprijzinge, en kwam hier op uit: " Mijn zwager, biddende om aanbevelinge „rot het Stadhouderfchap , heeft mij verklaard zijnen grooten lust en begeerte tot den dienst van de gerechtige zaak des Vaderlands: ik wenschte, dat hij die wat eerder bewezen hadde; doch beter fpade, dan nooit". Onaangezien dit koel fchrijven van Oranje, was de Graaf tot Stadhouder bevorderd, meest door toedoen van zulken, die, ten deele, rekeninge maakten op 't draaijen van 't bewind naar hunnen zin onder iemand, wien oordeel en ernst ontbrak, ten deele, door gefchenken en beloften verblind waren , of hoopten, door hem best tot verzoeninge T s met j 1 en in ffei. der Uu d. Afval .les Graaven van den BerS, ■ Statïhou * «Ier van Gelderland.  so8 VADERLANDSCHE XXVIII. Boek* De alge meene Staaten Borgen voor Be; gen op Zoom , «oor del Godsdiensten 's Lands b< jftier. met den Koning te geraken, waar toe veelen, en Graaf Willem zelf, in dien tijd, fterk neigden. Tleedt niet lang, of zijn lorshandel met Parma werdt openbaar, en hij gevangen genomen, den vijfden van flachtmaand, doch na verloop van eenige maanden ontflagen, onder plegtige belofte van ^getrouwheid aan de Staaten: welke hij echter niet volbragt, kiezende openlijk 's Konings zijde. Hij verfchilde, in beleid, voorzichtigheid, heldenmoed, oprechtheid en ftandvastigheid, ruim zoo veel van zijne beide fchoonbroeders en andere bloedverwanten , als 't licht van de duifternisfe. Zoo dra Graaf Adolf van Nieuwenaar en Meurs hem in 't Stadhouderfchap opgevolgd was, week het morrend ongenoegen , en Gelderland was veiliger. Onder zoo veele verwarringen in die onderfcheiden Landfchappen, waren de algemeene Staaten, in bloeij-oogst- en herfst• maand, bedacht, deels, op de meerdere veiligheid van Bergen op Zoom, voor welke ftad men, om de nabijheid der Spaanfchen te Steenbergen, nu grootere-vreeze .hadt, deels, op 't ftuk van den Godsdienst, en 't ftellen van nadere orde op de regeeringe des Lands. Men hadt in overweginge genomen , vermits alle de Gewesten , die federt de Gentfche bevrediginge noch vereenigd bleven , den Hervormden Godsdienst nu aangenomen hadden, of 'er niet eenige veranderinge behoorde gemaakt te worden in 't dertiende punt der Utrechtfche Unie, en, of men niet befluiten moest, dat  XXVIII. Boek. HISTORIE. 299 dat men den Hervormden Godsdienst zou handhaven, en geen anderen in de vereenigde Landen openlijk gedogen, zoo een* ter, dat men de plaatfen, die naderhand in 'tverbond zouden aangenomen worden, naar eigen goeddunken in dit ftuk zou laten handelen. Over dezen voorflag, in grasmaand te Utrecht gedaan in de vergaderinge der afgevaardigden uit Gelderland, Holland, Zeeland, Utrecht, Friesland, Overijsfel en de Ommelanden, werdt in de bijzondere Landfchappen geraadpleegd, en onderfcheidenlijk geoordeeld. In Holland en Zeeland werdt dit voorftel gedeeltelijk goedgekeurd. De Staaten van Utrecht begrepen, dat men zich aan 't dertiende artikel der Utrechtfche Unie moest houden, zonder eenige veranderinge te maken, te meer, daar men zulks niet vermogt te doen zonder toeftemminge en voorweten Van die van Vlaanderen, Antwerpen en anderen, die mede in de nadere Unie waretl. Wat hier omtrent befloten of onbeflist gebleven zij in de vergaderinge der algemeene Staaten, welke tegen 't einde van hooijroaand te Dordrecht befchreven was, doch, op verzoek van Oranje, te Middelburg gehouden werdt, en waar toe ook die van Brabant en Vlaanderen beroepen waren, is van de eene en andere zijde, federt eenige jaaren , fterk betwist, zonder dat men toen noch gelegenheid gekregen hadt, om de befluiten der algemeene Staaten , te Middelburg vergaderd, te konnen raadplegen. Zij waren over dit punt zoo weinig eens-  jjoo VADERLANDSCHE XXVIII. Boek; Zij willen Oranje tot Hoofd dei Regeeringe aannemen , der 30 Aug. JS83. Bijzonderheden,belangende het huwelijk van den Prinfe met Loulfe de Colignij. eensgevoelende, als over verfcheiden andere zaken, bij voorbeeld, het wederom aannemen van Anjou, gelijk wij boven zagen. In één ftuk waren de algemeene Staaten toen eenftemmig. De onzekerheid van den uitflag der onderhandelingen met Anjou en de vreeze voor Parma bragten hen tot een befluit, om den Prinfe van Oranje in 't algemeen aantenemen tot Hoofd der Regeeringe, op wiens naam alle opene brieven zouden uitgegeven worden, doch de andere op naam des Raads van Staate der vereenigde Nederlanden. De voorzichtigheid vorderde, dat de Prins, hoe zeer anders de Staaten drongen op een fpoedig antwoord, geen haast maakte, om dien eerpost op zich te nemen, zoo lang . de handel met Anjou niet ten einde geloopen was. Hier bij kwam, dat veelen in Brabant, vooral te Antwerpen, waar men op de Franfchen gebeten was, den Prinfe met fmaad begonnen te bejegenen. De reden daar van was enkel te zoeken in zijn huwelijk, onlangs voltrokken, en 't gene door zijne vijanden, die zich van 't gemeen bedienden, afgemaald werdt als een nieuw blijk van zijne zucht tot Frankrijk. Want, na 't overlijden van zijne derde Gemaalinne, Charlotte de Bourbon, den vijfden van bloeijmaand des jaars 1582 geftorven, begaf hij zich, den twaalfden van grasmaand des volgenden jaars, in den echt met Louife de Colignij, dochter van den grooten Admiraal van Frankrijk, ten jaare 1572 te Parijs vermoord, en weduwe vandenHee- re  XXVIII. Boek. HISTORIE.' 3e f re de Telignij, die 't zelfde lot ondergaan hadt. De Prins voorzag wel, dat dit huwelijk aan fommigeh mishagen zou; waarom hij, door den Raadsheer van der Mijle, den tweeëntwintigflen van lentemaand, aan de Staaten van Holland bericht gaf, dat hij, voor 't ongeluk te Antwerpen gebeurd, zich reeds verbonden hadde met de dochter des Admiraals, een zonderling voorbeeld van Godsdienst, en namaagfchap des Prinfen van Condézullende de Kerke van Christus, door dit huwelijk, meer voorftanders genieten, en de verbindtenis met de Koninginne van Engeland en den Koning van Navarre te beter bevestigd worden. De Staaten verklaarden, hoe zij het aan de goede voorzichtigheid van zijne Doorluchtigheid toebetrouwden, dat hier in, gelijk in alle andere voorvallende zaken, niet anders gezocht en bedoeld zij, dan 'tgene tot vorderinge van gods eere en der kennisfe van zijn Woord, en ten dienfte en welvaren van den Lande zou ftrekken; zij hoopten, dat, door middel van dit huwelijk, de goede vriendfchap. met eenige Mogendheden, zijnde voorftanders van Christus Kerke, zou onderhouden, en de gemeene zaak bevorderd worden; wijders, befloten de Staaten, om te verhoeden alle lasteringen, welke tegen dit huwelijk onder de gemeente zouden mogen geftrooid worden, dat van der Mijle in gefchrifte zou ftellen alle de redenen, welke hij, op 'sPrinfen Jast, voor deze echtsverbindtenisfe aangevoerd hadt, ten einde dezel-  Söa VADERLANDSCHE XXVIII. Boes; *584 Geboor te van Fredrik Henrik, den zp jan. Onderhandelingen over de opdraj dei Graal lijke waai digheid aan den Prinfe va Oranje. ve alomme in de Vroedfchappen, des noodig en raadzaam zijnde, konden medegedeeld worden. Wat anderen ook mogten vermoeden ten nadeele van Oranje, de Staaten van Holland gaven, in 'tjaar 1584, noch nieuwe bewijzen van hunne vertrouwelijke hoogachtinge voor hem en Zijn geflacht. Zij Honden, nevens de Koningen van Denemarken en Navarre, als- getuigen over den doop van Fredrik Henrik, zijnen jongden zoon, den negenëntwintigften van louwmaand dezes jaars, uit Louife de Colignij, te Delft geboren. Dat meer is, de handelingen over de opdragt der Graaflijkheid twerden, in Holland, met nadruk voortge.zet. 'T kan zijn, dat de verwarringen in Brabant en Vlaanderen, die nu dagelijks „grocrter werden, ook de onzekere uitkomfte des krijgs in Gelderland, en 't wangedrag van Anjou, dit werk befpoedigden. Wat 'er in Holland, Zeeland en 't Sticht van Utrecht voorviel over de vernieuwde opdragt der Hooge Overheid aan den Prinfe, en hoe de algemeene Staaten hem wilden aannemen tot Hoofd der Regeeringe, is te voren verhaald. Na de afzweringé van Koning Filips, was'er ook, onder dé hand, veel gehandeld, om Holland, Zeeland en Utrecht aan den Prinfe optedragen onder den eigenlijken titel van Graave' en Heere. Niettegenftaande Zeeland en' Utrecht zich daar tegen aankantten, befloten 'er de Staaten van Holland toe; en dé Prins aanvaardde dien' titel, bij eenen brief,  XXVIII. Boek. HISTORIE. 303 den veertienden van oogstmaand des jaars 1582 uit Brugge gefchreven; in welken hij ook verklaarde, dat hij den Staaten ah les toellondt, wat, bij 't verdrag van Bourdeaux, of door de Brabanders, bij de blijde inkomfte, op den Hertoge van Anjou bedongen was, voor zoo veel het op Holland en Zeeland kon worden toegepast, en daarenboven alle andere redelijke voorwaarden, bij zijne inhuldiginge nader te befpreken. Na dien tijd, tradt men in gefprek met den Prinfe over verfcheiden punten, de opdragt, de voorwaarden en de inhuldiginge betreffende; doch de zaak bleef onafgedaan. 'T liep tot in de lente des jaars 1583, eer de Staaten van Holland orde Helden op 't bezegelen der akte, bij welke de Graaflijkheid den Prinfe werdt opgedragen. Die bezegelinge gefchiedde door Otto van Egmond, Jakob van Wijngaarden en johan van Matenes, wegens de Edelen, en door de Sekretarisfen der fteden Dordrecht, Haarlem, Delft, Leijden, Amfterdam, Gouda, Rotterdam, Gorinchem, Schiedam, Briele, Alkmaar, Hoorn, Enkhuizen, Schoonhoven, Edam, Monnikendam, Medenblik, Heusden, Woerden , Geertruidenberg, Naarden, Weesp, Muiden en Purmerende. Asperen en Heukelom, als onder bijzondere Heeren ftaande, oordeelde men, door de andere fteden vervangen te worden. Purmerende, weleer toebehoorende aan 't geflacht van Egmond was, federt eenigen tijd, aan de Graaflijkheid gehouden, en eene Hemmende ftad ter Staats- De akte of 't renverfaalwordt ia Holland, door de Edelen en Steden, jezegeld „ in de len:e des i»ars 15,83.?  So4 VADERLANDSCHE XXVIII. Ëosfc feènige Provintien zijn 'er onver genoegd over. /Briefde Staaten van Holland hier over aan de alge jneene e Rijzonde, re Staaten. Staatsvergaderirge geworden. Het bezegelen der akte deedt de zaak, tot nu toe iri • ftilte behandeld , ruchtbaar worden. Verfcheiden Gewesten ftieten 'er zich aan, met naame Gelderland en Utrecht, drijvende, dat Holland zich van de algemeene Staa- r ten dacht aftezonderen. Doch die vari Holland zonden, met 's Prinfen bewilliginge, een* uitvoerigen brief af aan de algemeene Staaten en aan de bijzondere Staa- > ten van Brabant, Gelder, Zutfen , Vlaanderen , Friesland , Utrecht, Mechèleh en Overijsfel. De Prins kreeg, te Antwerpen, ook een affchrift van dien brief, en antwoordde daar op, den tienden van bloéijmaand, aan de Staaten van Holland te kennen gevende, dat die brief in de vergaderinge der algemeene Staaten was voorgelezen , en dat het meefte deel van hun een goed genoegen aan deszelfs inhoud hadt gehad $ te meer, alzoo een iegelijk, daar door, onderricht was geworden vah de gelegenheid en waarheid der zaake, tusfehen den Prinfe en de Staaten van Holland voorgevallen, in zoo Ver, dat alle misverltand^ 't welk anderzins. hadt beginnen te groeijen, nu zonder twijfel zou weggenomen zijn. Wijders, hoopte de Prins, dat het aanbod ,der Staaten, om te willen volharden in de vaste Unie, vriendfehap eh broederlijke vereeniginge met de andere verbondene Gewesten, ja ook dezelve op nieuws te bevestigen, verhoeden zou ett genoeg affnijden alle gelegenheden van verzoeninge met den Koning van Spanje # waai  XXVIII. Boek. HISTORIE. 305 waar toe anders eenigen genoeg overhel den. Onder dezen behoorden de Zeeuwei niet, fchoon zij lang aarzelden, eer zi befloten tot de opdragt van den Graaflij' ken titel aan Oranje, en noch veel meei zich naderhand verzetteden tegen de vol tooijinge van dit werk. Het blijkt in '1 zekere, dat de Staaten van Zeeland, hiei toe befchreven en behoorlijk gelast zijndeeen befluit genomen hebben, dat men derï Prinfe voor hem en zijne erven zou aanbieden het Graaffchap van Zeeland in eigendom, doch onder zulke voorwaarden, als door hunne Gekommitteerde Raaden zullen ontworpen worden; als mede, dat men daar op tot de inhuldiginge zou voortvaren: van welk alles een plegtig bewijs door de Staaten den Prinfe overhandigd werdt, onderteekend door hunnen Geheimfchrijver Roels. Men ziet hier uit, hoe ongegrond het vermoeden zij, dat dit befluit° niet meer, dan een enkel ontwerp, zou geweest zijn; ook blijkthetniet, datditbefluit, in weerwil van die van Middelburg genomen wierde. In tegendeel , zij . befloten, op den voorgaanden dag , den Prinfe tot Graaf van Zeeland te verheffen, zoo dra de ftad in haare voorrechten herfteld was. Doch toen het in Zeeland komen zou tot het verder voltrekken van dat befluit, haperde het aan de ftemmeh van Middelburg, Goes en Vere. Onder de voorwaarden, door de Gekommitteerde Raaden van Zee-', land ontworpen, en waar op men oordeel- * dé, dat de Prins als Graaf zou kunnen aan- \ IV. Deel. V |gJ i | Die vin Zeeland befluiten, tot de opdragt v-ao 't firaaffehap , den ao Sept. Ij8a. Den 1» Sept. Ontwerf ■er voorgaardena Zeeind, in w. «5»JÏ  3c6 VADERLANDSCHE XXVIII. Boek. genomen en gehuldigd worden, waren ook deze : Zeeland zal gehouden worden voor een afzonderlijk Graaffchap, zonder begrepen te zijn onder Holland; de Staaten van Holland zullen in geene zaken den naam van Zeeland mogen gebruiken, ten zij met bewilliginge der Staaten, onverminderd de Unie tusfehen de beide Landfchappen; zij begeeren de oprechtinge van een' Provincialen Raad van Zeeland, om, in 's Prinfen naam, den onderdaanen recht te doen; de Prins zou niet gedogen, dat Zeeland in zijne landen en palen, hoogheid en gerechtigheden, verkort wierde, maar in tegendeel, moest hij alles doen herflellen, waar in Zeeland , federt de komfte van Alva, was verkort geworden; Viisfingen en Vere moeten wederom gebragt worden onder 't lichaam van Zeeland, en Graaflijke fteden worden; de domeinen van Zeeland moeten altijd binnen de Provincie behandeld en bediend Worden, en de leenen aldaar verheven, tot welk einde de Prins alle papieren, Zeeland alleen rakende, en in de Rekenkamer van den Haage en te Utrecht berustende, naar Zeeland moet doen overbrengen, en affchriften van ftukken, die Holland en Zeeland famen betreffen , doen vervaardigen; in 't begeven van ampten zal de Prins inboorlingen nemen, of anders zulken, die door de Staaten bekwaam en aangenaam verklaard zijn; tot betere vorderinge van 't recht, en om de langwijligheid en kosten der gedingen tö vermijden, zullen de Graaflijke fteden ont-  XXVIII. Boek. HISTORIE. 307 fangen het recht, om, bij voorraad, eb niet tegenftaande de vrijheid van beroep, haati vonnisfen ter uitvoer te brengen , in zoodd nige zaken, die eindelijk heritelbaar waren en van de dorpen zal beroep vallen op di naastgelegene Graaflijke fteden; de Prin zal niet toelaten, dat die van Holland, voortaan, eenige lasten opftellen, waar var zij vrij blijven; terwijl de Zeeuwen bèlasl worden ; alle middelen en fchattingen, door Holland en Zeeland gezamenlijk, of door Zeeland in 't bijzonder, ingewilligd, moeten alomme eenpaariglijk geheven worden, èn wanneer door de Staaten van Zeeland eenige bede wordt ingewilligd, zal 't hun vfijftaan, dezelve te doen heffen en innen op zoo eene wijze , als Zij best oordeelden. Over dit ontwerp en de zaak zelve, raadpleegde men dikwijls ter Staatstergaderinge van Zeeland; doch 't was duidelijk, dat men 't ftuk rekken wilde, hoe zeef anders de Staaten van Holland en de Prins op afdoeninge drongen. De laatfte raadplegingen in Zeeland, den achttienden en zevenëntwintigften van zomermaand des jaars 1583, levéren 'er bewijs van op. Middelburg bleef aanhouden op de voorafgaande herftellinge van haare voorrechten; Zierik-! zee begreep, dat men de vorderinge vanj dit punt, in deze gelegenheid van tijden, 1 behoorde öptehouden, ten ware bij allee de andere fteden het tegendeel goedgevonden wierde , in welk geval zij zulks aan haare gemeente zou voorhouden; Goes was van öordeel, dat men aan de andere V 3 yerr » I 1 Het befluit blijft echter, ZwaSrig. leden bij lie van rlidfklurg.Zieikzee,n Göe*.  So8 VADERLANDSCHE XXVÏIÏ. Boek» Nadere raadpleginge in Holland. Den s ©amber 1583. trereenigde Gewesten bencht van deze zaak, welke met de punten der nadere Unie kon fchijnen te ftrijden, geven moest, om, hunne meeninge verftaan zijnde , .verder met gemeene toeftemminge een befluit te nemen. Die van Zierikzee en Goes bij hun gevoelen volhardende, of geheellijk, of met eenige veranderinge , verklaarden ten laatften die van Middelburg, dat zij deze zaak tweemaal aan hunne gemeente voorgedragen, en geen zwaarigheid bij dezelve daar tegen befpeurd hadden, zoo haare flad in alle de voorrechten herfteld wierde, en dat het daarom alvorens noodig ware, die voorrechten wedertegeven, om vervolgens dit ftuk nochmaals der gemeente voortehouden, en als dan haar goeddunken tot vorderinge daar van intebrengen. En hier bij is 't in Zeeland gebleven. Elk begreep, dat de afgevaardigden uit Middelburg, Zierikzee en Goes, en ?hunne zenders, zich beriepen op de toeftemminge en fpeelden met den naam des volks, om hun eigen gevoelen te beter uittevoeren, en al het ongenoegen, waar voor zij bloot ftonden-, van hunnen halze aftefchuiven. In Holland kreeg deze zaak ook geen groote vaart. Eerst vonden de Staaten goed, daar mede niet voorttegaan, dan gezamenlijk met Zeeland, en dit den Prin; (e bekend te maken. Wat laater, begrepen zij., dat een iliik* reeds zoo ver gekomen, niet geheellijk kon blijven fteken ; en zij befloten, met meerderheid van (temmen , in weerwil van Amfterdam en Gouda,, tos  XXVIII. Boek. HISTORIE. 309 tot het overleveren der akte aan den Prinfe. Dit gefchiedde ook, den zevenden van' wintermaand, door vijf Edelen, den Advokaat des Lands, en de Steden, die 'er toe bewilligd hadden. Den volgenden dag, begon man met het onderzoek der voorwaarden, op welke de Prins als Graaf zou worden ingehuldigd.] Het ontwerp daar van, vervaardigd door' de Heeren Nicolai, van Matenes, Buijs,' van der Meer en van Oldenbarneveldt, « werdt, na eenige veranderingen, goedge-^ keurd en , op den dertiglïen van wintermaand, geteekend door 's Prinfen Geheimfchrijver en 's Lands Advokaat. De voornaamfte punten van dit ontwerp waren deze: de Prins zou als Graaf en Heer van Holland, Zeeland en Friesland gehuldigd worden; hij zou die Landen bezitten, als een Graaffchap; dezelve befchermen; de vroegere verbindtenisfen, met naame de Utrechtfche Unie , bevestigen ; wetten , voorrechten en vrijheden onderhouden; de oude Graaflijke privilegiën bevestfgen; geen nieuwe verkenen, noch plakaaten maken, buiten bewilliginge der Staaten, en ten nadeele van den Staat of van bijzondere ingezetenen; hij zou 's Lands grenzen niet beëngen ; Vere , Viisfingen , Briele , de Landen van Voorne, Putten en Strijen, zouden nimmer gefcheiden of vervreemd mogen worden; wegens Vere en Viisfingen, door den Prinfe gekocht, zou men hem trachten te vergenoegen; de plaatfen, welke men veroverde, zouden in gelijken V 3 graad, De akte 'an 'c 3raaf- t chap vordt den 'rinfe >vergele'erd. Voorgaarden , p welke e Prins ls Graaf ouaangeomen ' 'orden.  3io VADERLANDSCHE XXVUL Boek. graad ftaan; de Heerlijkheden Vianen en Ameide , IJsfelftein , Leerdam , Woudrichem, de Klundert en foortgelijke, zoude Prins, als Graaf, houden, tot voldoeninge der gemeene lasten, ten ware zij zich daar van, met goed befcheid, konden bevrijden; andere plaatfen zou hij niet onder zijne befcherminge ontfangen, buiten bewilliginge der Staaten; hij zou den waaren Hervormden Christelijken Godsdienst handr haven, en eene orde op deszelfs oefeninge doen beramen, doch op niemands ge* loof onderzoek doen, noch gedogen, dat iemand tot eenige gezindheid gedwongen wierde; de amptenaars, rechters en wethouders zou hij in hun gezag handhaven, de regeeringe beftellen, als van ouds, het recht niet ftremmen, naar de wetten doen vonnisfen, en geen gevangenen buiten ts Lands vervoeren; de hooge gerechtsampten zouden door hem, uit een drietal, door de Staaten benoemd, vervuld wor° den; de Prins zou, buiten de Staaten, de niunte niöt veranderen; de Staaten naar hun goedvinden laten vergaderen, maar hen eens in 'tjaar befchrijven; het heffen en invorderen van fchattingen zou, ten grootften deele, aan de Staaten blijven; hij zou geene beden doen dan in perfoon, in elk Gewest, en aan de Staaten, plegtiglijk vergaderd; alle zijne voorftellen moesten in de Nederduitfche taaie gefchieden; nooit zou hij de Staaten buiten hunne Landfchappen befchrijven; de Staaten zouden, naar welgevallen, orde mogen ftellen op  XXVIII.Boek. HISTORIE. 31 e op de bewaringe der handvesten; de Prins zou de zeevaart, den koophandel en de visfcherije dezer Landen handhaven; het Admiraalfchap zou aan hem, als Graaf, blijven, mits de fteden 't recht behielden, om zich, in nood, ter zee te wapenen, €p zijne beftellinge; de keure op de wildefmsfën zou, ten beste der landzaaten, door hem gematigd worden; de Staaten zouden, nevens den Prinfe, eenen Raad van twaalf perfoonen kiezen, bij welken hij twee anderen, eenen Duitfcher en eenen Nederlander, zou mogen voegen, en met welken Raad hij, volgens zeker berichtfchrift, op alles orde ftellen kon; de meeste en voornaamfte, amptenaars van zijn huis en zijne lijfwacht moest hij uit inboorlingen kiezen; in 't ftuk van oorlog, vrede, beftand en verbonden met vreemde Mogendheden, zou hij niets doen, dan met bewilliginge der Staaten; de krijgswetten, reeds gemaakt of noch te maken, zou hij doen .onderhouden; hij moest in Holland of Zeeland wonen, en die Landfchappen niet verlaten, dan bij verlof der Staaten; hij zou den Staaten, ten allen tijde, op hun verzoek, inwilligen zulke punten, als zij, uit het verdrag van Bourdeaux, of uit de blijde inkomfte der Hertogen van Brabant, tot 's Lands voordeel zouden begeeren te bezigen; de Prins zou, onder zeker beding , de Graaflijke goederen aanvaarden en gebruiken, doch nooit vervreemden of verkoopen, en de Staaten zouden zorge dragen voor geaoegzaam onderhoud van zij, V 4 nen  VADERLANDSCHE XXVIII. Boek; Het ontwerp der Voorwaarden wordl naar Zeeland gebonden,en aan d< Steden vat Holland. Men bi ünit tot de inhnldiginge. nen ftaat; zoo de Prins, onverhoopt, eenigen dezer punten overtradt, en zulks, des vermaand, niet beterde, zouden de Staaten van alle verbindtenisfen aan hem ontflageh zijn, en, naar welgevallen, orde mogen [tellen op de regeeringe; na 's Prinfen^ dood, zouden de Staaten eenen zijner zoonen, den bekwaamden naar hun oordeel, tot Graave aannemen; de Prins zou deze voorwaarden bezweren, en aan hem de eed van trouwe en gehoorzaamheid gedaan worden door de Staaten en de Burgemeesters der fteden, hier toe behoorlijk gelast. Dit ontwerp, met de meeste omzichtigheid door wijze Staatkundigen opgefteld, werdt naar Zeeland en aan de Hollandfche Steden gezonden. De Zeeuwen konden 'er uit zien, dat men niet alle hunne bedenkingen uit het oog verloren hadt; doch zij bleven bij hnn gevoelen. Weinig zal 't hun behaagd hebben, dat, in 't hoofd van dit ontwerp, de naam der Staaten van Zeeland mede gebruikt was. Ook ber noemden zij geen perfoonen tot den Raad van regeeringe nevens den Prinfe , gelijk in Holland gefchiedde. Het is vermoedelijk , dat het ontwerp der voorwaarden door alle de Hollandfche Vroedfchappen, behalven te Amfterdam en Gouda, zij goed-gekeurd. De Staaten lieten aan die beide Steden verklaren, dat de Edelen en de andere Steden met de inhuldiginge zouden voortvaren, onaangezien zij, of eene van haar, weigerig bleven, om zich met de andere Leden te voegen. Alle de po- gia-  XXVIII. Boek. HISTORIE. 313 guigen, om de Vroedfchappen dezer fte-j i den tot een ander gevoelen overtehalen, Gan waren vruchteloos. Het uitvoerige ver-biij toog, door Kornelis Pieterszoon Hooft,*™ den negenden van zomermaand des jaars ken 1584, te Amfterdam gedaan, bragt veel toe tot het belluit der Vroedfchap, om een affchrift van de ontworpen voorwaarden te verzoeken, ten einde te zien, of -'er ook iet ftrijdigs met de voorrechten der ftad in gefteld ware, en om dezelve niet te zullen goedkeuren of teekenen, eer het bleek, dat Zeeland zoo ver gekomen was , als Holland; waarna men den Raad wederom vergaderen zou, en dan noch niets teekenen, voor men 'er de fchutterijen en voornaamfte burgers op gehoord hadt. Soortgelijk befluit was ?er te Gouda, den tweeden van bloeijmaand, op dit ftuk genomen. De afgevaardigden der Staaten gaven, in de vergaderinge, den zesden van hooij maand, verflag van hun wedervaren in de twee gemelde fteden, en de Staaten kwamen, den volgenden dag, wederom in overleg nopens dit ftuk; doch welk befluit toen genomen zij, ftaat niet' aangeteekend. Na dien dag, vindt men, in de Staatsregisters, geen gewag van de inhuldiginge des Prinfen, als Graave fan Holland en Zeeland. Ook kwam 'er eerlang een einde aan de verdere raadplegingen over deze zaak, door den onverwachten en gewelddaadigen dood van dien uitmuntenden Vorst. De fchandelijke beloften, door den KoV 5 ning mtUr- ida ren arig1 ma-  ji4 VADERLANDSCHE XXVIIL Boek^ De Prin Wordt door 'f hoofd ge fchoten, te Antwerpen , den iS Maart Ï5«», doch van deze wan de herfield. Nieuw tenöag tl ning van Spanje openlijk gedaan aan hem, die den Prinfe van Oranje wist van kant te helpen, bragten hem meer dan eens in merkelijk gevaar zijns levens. In 't jaar 1582, liet Jan Jauregui zich bewegen tot 1 een' moorddaadigen aanflag, en, onder fchijn der overleveringe van een verzoek■fchrift aan den Prinfe, fchoot hij denzelven een' piftoolkogel door 't hoofd. De moorder werdt door eenigen, die Oranje verzelden, terftond aangetast en afgemaakt. Naderhand is lijk gevierendeeld. Behal■ ven andere middelen, om hem tot zulk fnood bedrijf te bewegen, hadc men hem te kennen gegeven, dat hij, den moord ondernemende, onzichtbaar gaan zou. Hij ondervondt het tegendeel. Antonio Venero, ook een Spanjaard, en een zeker Monnik, die 't ftuk vooraf geprezen hadt, mits het, niet uit eigenbaat, maar ter eere gods, en ten dienfte des Konings en van 't Vaderland, ondernomen wierde, kwamen in handen van den rechter, en werden veroordeeld tot den dood, als medewustigen van 't fchelmftuk. Op fchriftelijk verzoek des! Prinfen, dat men hun een' zachten dood zou aandoen, werden zij eerst geworgd, en toen gevierendeeld. Hoewel de wonde zeer bekommerlijk was, zijnde de groote kropader afgefchoten, genas echter de Prins gelukkiglijk, en deedt zijnen kerkgang op den tweeden van bloeijmaand, die tot eenen plegtigen dankdag voor zijne herftellinge, te Antwerpen , gefchikt was. ' Omtrent twee maanden laater, was 'er we-  XXVIII. Boek. HISTORIE. 315 wederom een boos opzet tegen Oranje, 1 en te gelijk tegen 't leven van Anjou. De, aanlegger was Nikolaas Salfeda, aan wien1 Parma twee gezellen hadt toegevoegd. Salfeda werdt in ftilte gevat, naar Frankrijk vervoerd , en aldaar verwezen, om met vier paarden van één gefcheurd te worden. Eén van zijne makkers wist te ontfnappen. De andere werdt achterhaald, beleedt zijn fnood voornemen, benam zich zeiven het leven, en men knoopte zijn lijk aan de galge op, meteen gefchrift aan de beenen, meidende zijnen toeleg, om Anjou en Oranje, uic last van Parma, van kant te helpen. In lentemaand des jaars 1583, raakte Pedro Dordogno, een Spanjaard, te Antwer-I pen in hechtenisfe, die ook bekende, een' voornemen gehad te hebben , om den Prins te 1 vermoorden; waarom hij met den dood geftraft werdt. Kort te voren, hadt de Markgraaf van Rijsburg eenen Franfchen Hopman, le Goth genoemd, tot het ombrengen van Oranje aangezocht, waar in hij fcheen te bewilligen; doch, ten dezen einde losgelaten, bragt de Hopman 't ftuk uit, tot fchande voor den Markgraave. Noch werdt Hans Hanszoon, koopman te Viisfingen, befchuldigd van een' toeleg op 's Prinfen leven, en om Viisfingen in 's vijands geweld te ftellen. Hij kwam tot bekentenisfe, en verklaarde, daar over gehandeld te hebben met den Spaanfchen Ambasfadeur in Frankrijk: men verwees hem tot onthalzinge. Uit zoo veele mislukte en naar verdienden geftrafte aanflagen, werdt de geaart- heid ;en ss 'rinfen even , in ileijis8*. Dtie suere aanagen, in jaar 58$. 4  gié VADERLANDSCHE XXVIII. Boek, Voor- fpellinge van Me- lanch- thon, b treffende 'sPrinfei uiteinde In *t ja Ï584. nadden vijf perfooneneen'toeleg op deszelft leven; 1 één van hun vermoordtham. Omftai digbedei van den noord, gepleegd docr Ba thazar G rards, di 10 Julij ÏS84- heid der Spaanfchen en van hunne aanhangers meer kenbaar, maar ook, dat de Voorzienigheid, zoo lang het Haar behaagde , waken kon voor 's Vorften leven. Indien het waar is, gelijk men verhaalt, dat de beroemde Melanchthon, geraadpleegd ^door Graaf Willem van Nasfau, den ou'den, over het aanftaande lot zijner kinde1 ren, in 't algemeen van deszelfs zoon Willem zou voorfpeld hebben, dat zijn lot zeer veranderlijk wezen zou, en dat het geltarnte hem groote eere beloofde, maar hem ook bedreigde, dat hij zijn leven door een jammerlijk onheil zou eindigen; indien dit verhaal, 't gene ontleend fchijnt uit de fchriften des Kardinaals van Granvelle, waarheid is, dan heeft de uitkomst aan de voorfpellende gisfinge van Melanch'rthon beantwoord. In de lente dezes jaars, onthielden zich te Delft vier perfoonen, die allen gingen op 'sPrinfen leven, zonder van eikanderen te weten; doch dezen werden wederhouden, of de gelegenheid n ontbrak hun', om 't moorddaadige voornemen uittevoéreh. Dan, in 't begin van grasmaand, kwam noch een Bourgondiër teDelft, die 't ftuk ondernam en volbragt. Hij 1 noemde zich Francois Gaion, en maakte eene ijdele vertooninge van verkleefdheid aan den Hervormden Godsdienst, om leergang tot den Prinfe te zoeken, wien hij, s- eerlang, te verftaan gaf, dat hij bekwaame " gelegenheid gehad hadt, om eenige afdrukfels van 't zegel des Graaven van Mansfeld te maken, welken hij den Prinfe aan»  XXVIII. Boek, HISTORIE. 31/ aanboodt, met bijvoeginge, dat hij zich al vroeger in deszelfs dienst hadt willen begeven. Uit vreeze, dat wellicht eenig misbruik van die afdrukfels zou konnen gemaakt worden, hieldt de Prins 'er eenigen bij zich, en zondt Guion met de overigen naar Frankrijk. Van hier wedergekeerd, bragt hij de tijdinge des doods van Anjou aan den Prinfe, noch te bedde liggende, wien hij toen reeds den doodlleek zou gegeven hebben, was hij van geweer voorzien geweest. Bij zijn henengaan, verzocht en: verkreeg hij een weinig gelds. In plaatfe Van daar voor te koopen kousfen en fchoenen, gelijk hij te kennen gaf, belleedde hij dit geld aan twee zinkroers of piftoolen. Op den tienden van hpoijmaand, wachtte hij den Prinfe op, in 't gaan naar de tafel, 'en vraagde hem om een paspoort, met zulk een verbaasd gelaat en bevende ïlemme, dat de Prinfes, Iteeds indachtig aan den moord, aan haaren vader en echtgenoot te Parijs gepleegd , het oog op- hem vallen liet, en haaren gemaal, daarna, vraagde, wie die mensen ware met dat kwaad opzicht. De Prins antwoordde, dat hij zijn paspoort begeerde, welk men gereed maakte. Tegen 't einde van den maaltijd», voegde zich de moorder bij de deure der eetzaale; hier ontmoette hij, ten twee uuren, den Vorst; hij fcheen zijn paspoort aan denzelven te vragen of ter teekeninge te willen aanbieden; doch onder dezen fchijn, loste hij op hem een jpiflool, met drie kogels geladen, en bereik-  gif VADERLANDSCHE *XXVIII. Boek. Laatfte Woorden van den Prinfe 5 «an welker waar Beid, zon der grond, |etwijfeld Wordt. Strada, ïentivogiio , en Dinothus. Van Me. teren , Hooft, le Peut. reikte zijn doemwaardig óógmérk. Getroffen zijnde, fprak de Prins noch weinige woorden in 't Fransch, die in de befluiten der Staaten van Holland, toen te Delft vergaderd, aangeteekend zijn, en vertaald dus luiden: mijn god, mijn god, ontferm u over mij', en over uw arm volk. Op de vraage, hem door de Graavinne van Schwarzenburg, zijne zuster, in 't Hopgduitsch gedaan, of hij zijnen geest niet beval aan Je/us Christus onzen Zaligmaker, gaf hij, ïn dezelfde taaie, tot antwoord, ja: waar op, weinige oogenblikken kater, zijn dood volgde. Men heeft in twijfel getrokken, of de Prins die woorden wel gefproken heeft, of zelfs konnen fpreken, zoo, om dat fommige vreemde gefchiedfchrijvers mel° den, dat hij terftond zöo nedergeveld wierde , dat hij iri 'c fterven geen woord kon fpreken, als vooral, om dat iemand, wieni hart door twee of drie kogels doorboord wordt, geen magt of bezef heeft, om zulke woorden te konnen fpreken. Kan het getuigenis van weinige vreemde en laatere fchrijveren tegen dat der Staaten, die, in dezelfde pkatfe, en ten zelfde tijde,' waar en wanneer 't geval gebeurde, in 's Lands registers de gemelde aanteekeninge lieten maken, wel in 't minfte opwegen? Kan men ook wel twijfelen' aan 'c fpreken van weinige woorden, bij het eerst ontfangen der wonde, daar de achtbaarfte en kundigfte fchrijvers van onze Nederlandfche gefchiedenisfert ons berichten, dat de Prins, noch kort daarna, de tra*?  XXVIII. Böek. HISTORIE. 319 Vraage zijner zuster beantwoordde? Wijders, men onderdek in deze bedenkinge, dat de kogels zijn hart getroffen haddén; doch uit eenen brief, door Kaspaf van Vosberghen aan de Burgemeesters enSchepenen van Vere, uic Delfc, op denzelfden dag van 'c ongeval, gefchreven, weten wij, naauwkeuriglijk, dat de Prins gefchoteu is boven de heupe door den buik. In 't laatfte geval is het boven alle bedenkinge, dat hij de gemelde of foortgelijke woorden heeft konnen fpreken; ja maar al was 't hart getroffen geweest, dan zelfs kan dit niet voor onmogelijk gehouden worden, gelijk één der beroemdfte Ontleedkundigen mij verzekerd heeft; die daar bij noch voegde, dat niet alleenlijk geftoken, maar zelfs gefchoten borstwonden, fchoon dood* lijk, echter niet terftond, maar eerst na verloop van eenigen tijd, den dood aangebragt hebben. De moorder poogde zich door de vlugt te redden, maar werdt achterhaald, -gevat en in hechtenisfe gezet. Ondervraagd •en gepijnigd zijnde, beleedt hij, dat zijn waare naam was Balthazar Gérard, of Ge-' rards; dat hij, al lang, het ombrengen van den Prinfe in den zin gehad hadt; dat twee geeftelijken hem in zijn opzet gefterkt hadden, en rang onder de martelaars beloofd; dat hij zijn voornemen aan Parma geopenbaard hadt, die den toeleg prees, hem verzekerde van 't loon, bij den ban des Konings beloofd, en hem verwees naar den Raadsheer d'Asfonville, die hem met aanhoudenden ernst vermaand hadt, dat hij, be- De moor- lenaar vordt ge;repea. Zijne be:entenis:n dwaaze ïalsllar•igtteid.  3&© VADERLANDSCHE XXVIII. Boek; r- Hij wórdi tér dood jebfagt. betrapt wordende, den Prins van Parma niec melden moest. Voorts betuigde hij bij herhalinge, dat hem zijne onderneminge niet rouwde, welke hij noch ter hand (laan zou, al moest zij hem duizend levens kosten; 't pijnigen verklaarde hij te lijden om zijne voorgaande zonden; om 't ftuk aan den Prinfe begaan, meende hij den hemel verdiend te hebben. Niemand, ten zij geheellijk bedorven in verftand en hart, zal den roem eens Christelijken martelaars en eene plaatfe in den hemel toekennen aan een' voorbedachten, halsftarrigen en onverbeterlijken booswicht. Parma en zijns gelijken waren vèrblijd over den moord; doch eenige Spaanfchen verfoeiden 'tfchelmftuk. Plet voorbeeld der 'geeftelijken, die den fnocdaart hooglijk roemden , en in 's Hertogenbosch en elders het Opperwezen, over 't moorddaadige bedrijf, openlijk loofden, werdt niet alomme en door alle Roomschgezinden nagevolgd. Vier dagen na 't bedrijf der misdaad , ontftng hij dé verdiende ftraffe. Zijn rechterhand werdt, tusfehen een toefluitend heet ijzer, gefchroeid; 'tvleesch, op zes plaatfen, met gloeijende tangen, uit zijn lichaam genepen; zijn lichaam, van onderen op,- levende gevierendeeld; 't hart daar uit gehaald, en hem in 't aangezicht geworpen; 't hoofd van den romp gehouwen en op eene ftaake gefield ; en de vier deelenzijns Jichaams werden aan de bolwerken van de vier poorten der ftad gehangen. Deze verfchrikkelijke ftraffe doorftoadt hij met eene zeldfaame hardvochtig-  XXVIII. Boek, H i S T O R I Ë; 32 tigheid, welke, naar 't dwaaze oordeel va eemgen, een blijk zijner onfchuld was, ei dat hij als een vroom martelaar lTorf. Ui ■iljne bekentenisfe vernam men, dat hij diei nloord ondernomen hadt, ten deele, ui ijver voor 'c Roomfche geloof, ten deele uit eerzucht en begeerte naar rijkdom. Dan zuivere Godsdienst wil door zulke fnood heden met verdedigd of voortgeplant wor. den. Of de beloofde vijfentwintig duizend gouden kroonen , door den Koning var Spanje, aan de bloedverwanten van Balthazar Gerards voldaan zijn, h mij niet bekend; ook met, of hij, volgens 't verlangen van den Spanjaard Alphonfo de Villegas, ooit op eene plegtige wijze onder de heiligen door den Paus geranfrfchikt zij; maar wel, dat Filips, bifopene brieven, gegeven te Madrid den vierden van lentemaand des jaars 1580, de broe ders en zusters van den moorder, die, gelijk het aldaar uitgedrukt wordt, te Delft" den veertienden van hooijmaand des jaars ic8a geftorven was, tot den adeMand verheven heeft: eene daad, welke den Spaanfchen edelen geen eere aandeedt, den haat der Nederlanderen noch meer opwekte, en den Koning met zijne raadsluiden tot onuitwischbaare fchande veriïrekte. J PP rdenderden van oogstmaand, werdt ^s Prinfen lijk, op kosten der Staaten van 3 Holland, Zeeland, Friesland en Utrecht ' T £T k0"inSijke prachc' in ^ nieu! we kerke te Delft ter aarde befteld, Het yerfchiI over den rang, waar in de algeIV. Deel, x mee.° I * 1 1 t 1 c » Zijat broéderf en zuster*worden,in Spanje,; Joor den ïoniog, ; reradeld. Begraafis van en Piiu- Verfcbil rei its  3*a VADERLANDSCHE XXVIII. Boeic. tang in 't Volgen van 'tlijk, en over 't gebrntk des wapens van Holland. S.o«wpreeke tl Delft. Openb. XIV i 13 meene Staaten, de Staaten van Holland en de Raaden nevens zijne Doorluchtigheid, de lijkftaatfie volgen zouden , werdt, door vriendlijke fchikkinge , vereffend. Noch kwam bij de Staaten van Holland in overweginge, of men zich, op 'sPrinfen uitvaart , ook van het wapen des Graaf-, fchaps van Holland zou bedienen. De Edelen en meefte Steden bewilligden hier in, uit aanmerkinge van 'tgene men met Oranje gehandeld hadt; maar 't bleef achter , om dat Dordrecht, Amfterdam, Gouda en Alkmaar 'er tegen ftemden. Het lijk in de kerke gebragt zijnde, deedt de welfprekende Delftfche Kerkleeraar, ArenE Kornelisz. Storm van 's Gravezande, eene korte redenvoeringe, over de woorden: Zalig zijn de dooden , die in den Heers ' jlerven , van nu aan , enz.; welke met aandacht en weemoedigheid gehoord werdt. Gelukkig zijn allen, ouden en jongen, rijken en armen, onderzaaten en Vorften » op wier grafzerk dit getuigenis, in waarheid, kan gezet worden. 'Er is geen tijdvak, welks gefchiedenisfen in de Nederlanden meer en uitvoeriger , door inheemfchen en vreemdelingen, bijna in alle taaien van Europa, befchreven zijn, dan federt den aanvang der Spaanfche beroerten in ons Vaderland tot op den dood van Prins Willem den eerften. Noch is alles niet uitgeput, Van tijd tot tijd, werden veele nieuwe gedenkftukken ontdekt. Hier door is ook, tegen mijnen toeleg, dit gedeelte van 's Lands gefchiede- nis-  XXVni Boek. HISTORIE. 335 ïiisfen wat breeder uitgeloopen, dan mijl beftelc fcheen te vorderen. De kortheii der volgende verhaalen zal mij voor dez< uitvoerigheid wel verfchooninge doen verwer ven , re meer, om dat de grondflagen van al le Gemeenebesten de aandacht doorgaan; fterker trekken, dan derzelververdere opbou winge. Alle de Hilloriefchrijvers van 't gemelde tijdvak fpraken veel van Prins Wil lem van Oranje, doch hun oordeel over deszelfs karakter was ze^r verfchillend. Wil men alleenlijk met zijne vrienden re raadt gaan, men loopt gevaar voor laaggeeftige vJeijerije; volgt men in alles zijne Spaanschgezinde vijanden, men vervalt tot ongegronde lasteringen; verlaat men zich, zonder nader onderzoek, op zijnen anders doorkundigen levensbefchrijver, men zal dien Vorst grooten lof toezwaaijen, doch het doelwit van alle zijne verrichtingen in *t ongunftigfte daglicht plaatfen. Het is even ongerijmd, de verdienllelijkfle Vorften boven 't bereik van menfchelijke gebreken te Hellen, als hunne eenvoudigfte bedrijven uit eene diepgedachte ftaatkunde afteleiden, als of zij niets deeden zonder fchalke vooruitzichten en bedoelinge van eigene grootheid. Godsdienst is een fieraad der Vorften, vervolgzucht is voor hun een fchandvlek. In zijne vroege jeugd, was de Prins onderwezen in de leerbegrippen der Onroomfchen. Naderhand opgevoed wordende onder 'toog van Keizer Karei, werden hem andere beginfelen ingeprent. In den manX a lij- 1 t Verfchillend oordeel ovet Willen den 1. Zijne ge? roelens >v«r den GodslieLst,  324 VADERLANDSCHE XXVIII. Boek; lijken leeftijd , keefde hij te rug tot den Godsdienst, waar in hij door zijne ouders opgekweekt was. Hier toe kan, of afkeer van de bloedplakaaten tegen de zoogenaamde ketters , en haat tegen 't geloofsonderzoek , of zijn gemeenzaam verkeer met Lodewijk van Nasfau, Brederode, Marnix en anderen, die, federt den jaare 1565, voor de vrije Godsdienstoefeninge geijverd hadden, hem aanleidinge gegeven hebben. Zoo nadruklijk hij zich verklaarde tegen 't vervolgen der Onroomfchen, geduurende 't bewind der Hertoginne van Parma en van Alva, even ongezind was hij naderhand, om de Roomfchen, indien zij zich geen vijanden der Vrijheid en van 't Vaderland betoonden, in 't minfte te benaauwen. Min gunftig begon hij omtrent dezelven te denken, na dat de Graaf van Rennenberg hem zoo fchandelijk bedrogen hadt, en veelen onder hen zich met den Koning poogden te verzoenen. Zijne gematigde denkwijze in 't ftuk der (godsdienstoefeninge maakte hem eerst gehaat bij driftige Roomschgezinden, en daarna verdacht bij fommige Onroomfchen ; maar zij gaf aan laatere fchrijvers zoo weinig gronds, om hem voor een' huichelenden veinsaart te houden , als voor een* verdediger van 't fnoode gevoelen, dat een Vorst den Godsdienst alleenlijk gebruiken moete als een dekmantel voor zijne heerschzucht en ftaatkundige listen. Zulke verdenkingen, ontleend of uit brieven, op 's Prinfen naam verdicht, of uit de ge- tttir  XXVIII. Boek. HISTORIE. 31 tuigenisfen des Kardinaals van Granvelle zijnen ergften vijand , vinden geenen gron in 's Lands gei'chiedcnisfen en de bedrij ven van Oranje; die, in zijne verantwoor dinge, openlijk verklaarde, groote oorzas ke_ te hebben, om god te danken, da Hij het heilige zaad van den Proteftant fchen Godsdienst, van zijne vroege jeug< zoo diep in zijn hart ingeworpen , nie hadt laten verilikken. Over de woordei en daaden van menfchen mogen wij eer gematigd oordeel vellen; doch het oordee over de verborgene gevoelens van hur hart moet men gaarne overlaten aan Hem alleen, die alles weet. Van jongs af, was hij onderleid in de kennisfe van zulke taaien en wetenfchap pen, die eenen Vorst tot nut en fieraad ftrekken. Hier toe kreeg hij de fchoonfte gelegenheid aan 't Hof des Keizers, in wiens gunfte hij zoo diep ftondt, dat de wangunlie van anderen of de kwaade geruchten, den Keizer tegen Oranje aangediend, niet in ftaat waren, hem die genegenheid te doen verliezen. Onder de veelvuldige kundigheden, waar in hij opge voed werdt, was niet alleenlijk het fpre ken en fchrijven van verfcheiden taaien, en de kennis van de gefchiedenisfen der meefte Rijken en Gemeenehesten, waar uit hij , naderhand , betoonde een uitftekend nut getrokken te hebben, maar ook de krijgshandel, in welken hij, onder *t oog van den heldhaftigen Keizer, zoo groo-' te vorderingen maakte, dat deze hem hat X 3 0£- S » 4 t l t 1 t I Zijne opvoetlingeaan 't Hof van Karei den V. Zijn» tennis van maaien en liitories. Rrijga.  326 VADERLANDSCHE XXVUI. Boïk. i i Menfcbenkun- van vrienden en amptenaars. Hij verwerft de toegene- eenheid an vee* hsn. >pperbewind over de Keizerlijke troepen lanbetrouwde- Dan , hoewel 't hem niet antbrak aan bedrevenheid in 't ftuk van Jen oorlog, ook niet aan beleid, moed en dapperheid, bleek het echcer, dat zijne meefte krijgsondernemingen ten nutte van ons Vaderland, federt den jaare 1568, vruchteloos afliepen, en dat hij meer voorfpoeds hadde in den verwerenden, dan in den aanvallenden oorlog. Niettegenftaande hij, door den Keizer, aan den Graave van Egmond voorgetrokken was, fchijnt deze grooter en gelukkiger krijgsheld, dan Oranje, geweest te zijn. Zijn langduurig verblijf aan 't Keizerlijke Hof en 't gemeenzaam verkeer mee de fchranderfte mannen van dien tijd leerden hem veel van 't gene op geen boekvertrek , noch, door mondeüjk onderwijs, pleegt opgedaan te worden, te weten , menfehenkunde; welke hem, federt, zoo zeer te ftade kwam, bijzonderlijk in de keuze, of van onbaatzuchtige vrienden, die zoo zeldfaam voor Vorften te vinden zijn, of van bekwaame en eerlijke mannen tot de gewigtigfte ampten, hoedanigen niet altijd gezocht worden. Die menfehenkennis onderrichtte hem ook, hoe hij, in de burgerlijke famenlevinge, de genegenheid van anderen best naar zich trekken kon. Door vriendlijke gemeenzaamheid , zachtzinnige goedaartigheid, weldaadigheid aan behoeftigen, en door mededogen omtrent zijne beledigers, won hij veeier harten. Door eene pracb- ti-  XXVIII. Boek. HISTORIE, %*f tige hof houdinge, en 't gul onthaal van vreem delingen en Nederlanders, maakte hij zier bemind buiten en binnen 's Lands. In der dagelijkfchen ommegang fprak hij weinig, Wanneer hij fprak, trok hij elks aandacht; en zijn voorzichtig ltilzwijgen zelfs werdi voor welfprekendheid gehouden. Groot was zijne bedaardheid van geest onder alle rampen; aanmerkelijk was zijne onbevreesdheid voor dreigende gevaaren; nooit bezweek zijne ftandvastigheid , hoe zeer men hem bedreigde. De zinfpreuke, waar van hij zich bediende : Gerust in '( midden van de woefte baaren, drukte zijn karakter uit. De haat van Granvelle, de wreedheid van Alva en zijnen aanhang, de ban des Spaanfchen Konings, de herhaalde aanflagen op zijn leven, maakten hem niet kleinmoedig of vervaard. Hij begreep, dat 'er niets ellendiger in de weereld is, dan altijd bevreesd te leven, en met lijfwachten omringd te moeten gaan; dat 'er geen beter en veiliger lijfwacht voor een' Vorst kan wezen, dan de liefde van 't Volk, waar in hij, meer dan iemand, deelde; en dat geen toezicht helpen kan, als'er maar één was, die zich getroostte met hem te nerven. In de hachelijkfte omftandigheden van 't Land, gaf hij den moed niet verloren. Zijne brieven aan Sonoij en Boijfot, zijne vertoogen aan de algemeene en bijzondere Staaten, getuigen het tegendeel. Wie kan derhalven gelooven, dac de Prins, in 'tjaar 1576, den wanhopenden voorllag gedaan zou hebben, om, na *t X 4 ver- ; B-d.wd heid, onbe- fchi-ooisj beid, ftantivaa • tigheid.  3*8 VADERLANDSCHE XXVUI. Boek;. Geduld , ■wij» beleid en flaatkon dig ver nuft, on groote Eiken uiutToeSrea. verbranden der molens en 't doorfleken der dijken, mee vrouwen en kinderen en 'c beste der tilbaare have fcfoeep te gaan, en eene veiligere fchuiiplaatfe optezoekenl Indien deze voorflag ooic in goeden ernst gedaan js, zou dit het eenige bewijs van onbedaarde kleinhartigheid zijn, welk in 't gantfche leven van den flandvastigfleu Vorst aangetroffen wordt. Doch de Staatsregisters van dat jaar zwijgen 'er van, en bevestigen veeleer het tegengcflelde. Die flandvastigheid hadt hij noodig, en kwam hem, niet minder dan zijne fchranderheid en wijs beleid, vooral te ftadc in 's Lands beflier, geduurende de laatfte twintig jaaren van zijn leven. Met een voorbeeldeloos geduld, bewerkte hij 't verbond tusfehen Holland en Zeeland, de Gentfche bevre diginge, en de Unie van Utrecht; doch verijdelde hij den fnooden toeleg van den Keulfchen vredehandel, en veele listigeaanflagen, door Parma en anderen tegen de Nederlanden ondernomen. In zaaken van groot belang was hij gewoon, eerst, zelf eenig ontwerp te maken, en verfcheiden middelen te beramen, dienflig ter bereikinge van zijn oogmerk; daarna, het eene en het andere aan weinige vertrouwelingen medetedeelen en fmakelijk te maken; vervolgens, in de Raadsvergaderingen de onderfcheiden gevoelens der leden te hooren, hunne bedenkingen optelosfen , heczelfde ontwerp op eene andere wijze voortedragen, nieuwe middelen aan de hand te geven, zijn voorftel met redenen aantebinden, de anders  XXVIII. Bobk. HISTORIE. 329 ders denkenden door zijne vrienden in 't geheim tot zijne gevoelens te doen overhellen , fomtijds een min wezenlijk- deel van zijn ontwerp te laten varen, om zijn hoofd-oogmerk te bereiken; gelijk hem, door zijn wijs beleid, doorgaans gelukte. Nimmer gaf de Prins doorflaander blijk van ftaatkundig vernuft, dan toen de Aartshertog Matthias en de Hertog van Anjou in 't Land kwamen. De eerfte aanvaardde de regeeringe tegen 's Prinfen genoegen, en eqhter hieldt hij zelf 't roer in handen; de andere kreeg elders meer gezags, doch niet in Holland en Zeeland. Bekend is zijne fchranderheid in 't ontdekken der diepfte geheimen van verfcheiden Hoven, vooral van Spanje, en in 't onderfcheppen van belangrijke brieven, i Vorften kunnen, zeide hij, geen geld met meer vruchts hefteden, dan tot het ont ' dekken der geheimen, welke natevorsfchen; hunne wijsgeerte is. Naauwlijks kon FÏ-' lips in Spanje iet fchrijven of fpreken , 't gene den Prinfe, zoo het hem of de Nederlanden betrof, niet ter oore kwam. De Koning werdt door zijne flecfirt beloonde en onvergenoegde Hovelingen verraden. Oranje wist alle onderfchepte brieven te doen ontfijfferen, de nieuwstijdingen te vergelijken, met zijn fchrander verftand de daaden en derzelver omftandigheden te, doorzien, en de gevolgen daar van zoo te berekenen, dat de uitkomfte, veeltijds, aan zijne verwachtinge beantwoordde. Uit hoofde van dit alles., hebben zij, X 5 die ... (oïïjt Schran- lerheidin en der ;eheimen lan de ' loven, > fn 'conlerfchepj»>en van irievet»  33o VADERLANDSCHE XXVIII. Boek. Hij over trof Egraond eu Hoorne in ftand-fastig- Iheid. Bij had tijee zedelijke ei fiaackundige getweken. die geen vleijers en zelfs geen vrienden van Prins Willem zijn, eenftemmig erkend, dat hij den Graave van Egmond in ftaatkundig doorzicht, den Graave van Hoorne in bedaardheid, en die beiden in ftandvas* tigheid verre overtrof. Wel is waar, zij bleven in de Nederlanden, en wachtten Alva af, toen hij vertrok; maar hij verzamelde in Duitschland een leger, om zich openlijk tegen den dwingeland te verzetten, terwijl zij, die naar zijn' wijzen raad niet hadden willen luilteren, hun leven op een fchavot lieten. Sommige vrienden van Filips, Granvelle en Alva onttrekken hem den roem niet, dat hij één der grootfte Mannen en Staatkundigen van zijne eeuwe geweest is. Hoe groot een Vorst hij anders was, , hij bleef een mensch, en hadt zijne gebreken, ook in 't Staatkundige. Zijne zedelijke misflagen te willen ontveinzen , is loutere dwaasheid ; en dit doet hem zekerlijk geen eere aan, die zelf, in 't einde van zijn leven, ontferminge voor zich van god fmeékte, en zijnen geest den Zaligmaker aanbeval. In den handel met den Hertoge van Anjou, fchijnt hij niet geheelenal van Staatkundig misverftand vrijgepleit te kunnen worden, hoewel veel minder, wanneer men op de uitkomfte, dan op de bedoelinge van dien handel, acht flaat. Nooit leefde ergens een Saatsman, die niet, nu of dan, in zijnen toeleg en uitzicht bedrogen uitkwam. Nimmermeer te dwalen, is boven 'tmenfchelijke. Zij-  XXVIII. Boek. HISTORIE. 331 Zijne vijanden hebben hem veele andere gebreken aangetijgd, vooral hoogmoed, gierigheid, bedrog, heerschzucbt. Hooglijk roemde hij op de waardigheid van zijn geflacht en de verdienften zijner voorouderen. Dit is waar. Doch bij wien, bij welke gelegenheid, met hoedanig oogmerk, fprak hij daar van ? Niet bij de Nederlanders , niet in de Raadsvergaderingen, niet om zich ijdelijk boven zijne medeburgers en mederegenten te verheffen; maar in zijne verantwoordingen tegen 't vonnis van Alva en den ban van den Spaanfchen Koning. Ook blijkt niet, dac hij, ten dien opzichte, iet bezijden de waarheid of met een' kwaaden toeleg fprak. De befcbuldiginge van geldzucht is noch minder gegrond. Hij verklaarde, deze lesfe geleerd te hebben: dat hij, die eenig bevel heeft, voor alle dingen behoore zuivere handen te hebben, ja, is 't mogelijk, ook vrij te zijn van alle kwaad vermoeden. Zijn gedrag was ingericht naar dezelfde lesie. Hij weigerde altijd eenig deel in 'c beduur der geldmiddelen te hebben ; hij was zelfs niet flipt in 't vorderen der betalinge van de inkomften, hem door de Staaten toegelegd; de grootfte aanbiedingen, ten tijde der Keulfche vredehandelinge, hem van de Spaanfche zijde gedaan, wees hij grootmoediglijk en met verachtinge van de hand, en hij begeerde geene fchaêvergoedinge ten koste der vrijheid en welvaaat van Holland en Zeeland; verklarende, liever den Lande en den Staaten [lij wordt jtfclmlligd vaa ïoognoed, ™ üeld- Meng-  332 VADERLANDSCHE XXVIII. Boek, van listen bedrog, voorval van fceerschsncht. ten getrouw te willen blijven, dan zich, ten gevalle van zijne bezittingen , vrouwe cn talrijk kroost, met den Koning van Spanje te verzoenen. Bedrog en list worden, ten onrechte, door de Spanjaards, op zijne rekeninge gefteld, en verward met Staatkundige voor» zichtigheid, en met eene zonderlinge bekwaamheid , om de neigingen der menfchen zachtzinniglijk te beftuuren, en ora hunne genegenheid , door vriendlijke infchikkelijkheid, te winnen en te behouden. Men kan niet ontkennen, dat de roena des Prinfen van Oranje onbedenkelijk minder wordt, indien het waar is, dat hij zich in alle zijne handelingen, van den aanvang der Nederlandfche beroerten tot op zijnen dood toe, niet anders voorftelde, dan de algemeene Landvoogdije der Nederlanden, en zelfs de oppermagtige regeeringe over Holland en Zeeland. Aan dit onzuiver grondbeginfel fchreef men toe den tegenftand, welken Oranje aan Granvelle boodt; het begunftigen der verbonden Edelen; 't verzamelen van een leger; alle zijne ondernemingen tegen Alva, Requefens, Don Jan van Ooftenrijk, en Parma; alle zijne onderhandelingen met het Duitfche Kijk, Engeland en Frankrijk, vooral met den Hertoge van Anjou; alle zijne verrichtingen ten tijde der Gentfche bevrediginge, ier Utrechtfche Unie, en van den Keulfchen vredehandel ; de opdragt der Hooge Overheid over Holland en Zeeland; de raadplegingen over de aanbiedinge van 't Graaf-  XXVIII. Boek. HISTORIE; 333 Graaflijke bewind over die beide Gewesten ; met één woord, alles, wat hij deedt, of door zijnen invloed liet verrichten. Hier tegen heeft men te recht opgemerkt, dat ftaatzucht, op zich zelve genomen, lof noch blaam verdiene, maar waardig zij geprezen of gelaakt te worden, volgens het einde, welk zij bedoelt, en de middelen, welken zij daar toe gebruikt; dat de Prins, in 't begin „van den oorlog, zulke grootfche uitzichten niet hadt of hebben kon; dat de opdragt der Hooge Overheid zeer verre af was van de Oppermagt; en dat het, na 't verlaten van den Koning van Spanje, toen men noch geen oogmerk hadt eene volksregeeringe opterichten, maar met de Souverainiteit alomme te koop liep, geen misdaad in den Prinfe was, dat-,-hij, wien men zoo veel verfchuldigd vtfas, zich genegen toonde tot het opperbewind der Nederlanden: terwijl het ook meer dan waarfchijnlijk is, dat de groote meerderheid der burgeren hem, boven vreemde Vorften, reeds te voren, tot de hoogfte regeeringe dezer Landen begeerd zou hebben, indien hij zelf 'fOf-zijne vrienden zulks bejaagd hadden. De algemeene Staaten, in 't opfchrift, geplaatst op 't prachtige gedenkftuk, totgedachtenisfe van Prins Willem den I opgericht, befchouwen hem als den Vader des Vaderlands, welks belang hij boven 't zijne en dat der zijnen gefchat heeft; die tweemaal, meest op eigen kosten, magtige legers op de been gebragt, de over- heer- Getuige□ is der algemeen» Staaten.  §34 VAD E RL. HIST. XXVIII. Boek, heerfchinge van Spanje afgekeerd, den waaren Godsdienst herfleld, 's Lands voorrechten en de Vrijheid te rug geroepen heeft; als eenen waarlijk Godvruchtigen, voorzichtigen en onverwinnelijken held. Indien de Staaten de waarheid fpreken , moet de ge • dachtenis van dezen uitmuntenden Vorst in zegeninge blijven, zoo lang Vaderland, Vrijheid en Godsdienst op den rechten prijs door Nederlanders gefield zullen worden. DRUKFEILEN. BI. 7 r. 2, v, o. zijn fchoonvader, lees, zijn vriend, en naderhand zijn fchoonvader, BI. 6i r. 4. vriedfchap lees vriendfcbap. BI. 228. Maart 1597 lees Maart 1579^ BI. 243. bemagtig lees bemagtigt.