01 1233 6722 UB AMSTERDAM    U 6 VAN BARTHOLOMEUS MJLOFFS. Waar Dichtkunst en Muzyk het fohouwtooneel verfieren, Daar is 't een kwcekfchool van geleerdheid en vermaak ; Daar houd kunstliefde ftandt; daar heerscht een kierche finaak j Daar vindt de naarftigheid een' zuil met eevlauvvrieren. ».   D E SPREEKENDE S CHILDERY.   D E SPREE KENDE SCHILDERY. ZANGSPEL. gevolgd naar het fransch van A N S A ü M E. DOOK LCrtCtA BARTHOLOMEUS RU L 0 F F S. Te AMSTERDAM, Ito TAN HELDERS, inde Nes.by de PieterJacobftraa', 1781. Met Privilegie.   ME V R O UWE JOHAIIADOiOTHEA T JL JD JD JE i, Geb. LÜYKEN. De Vriendfchap, die my, lang en byna van dien tyd, Dat ge, in uw vroege jeugd, de ameiicaanfche ftranden , Om Amfterdam, verliet, en veilig hier mogt landen, In uwer oudren harte een plaats hadt toegewyd: Kunstliefde en heuschheid, die uw'echtvriend, als om ftryd Oprechte vrienden maakt en, door de iterklte banden, Zyn harte aan't hart verbindt van zulke onfehatbre panden, En ook myn vriendfchap wekt, die geen verkoeling lydt: * ^ Uit  Uw lust in dichtkunde en muzyk, dat elk kan fireelen, Als gy uw gaaven toont door uw bekoorlyk fpeelen, Dit alles noopt me, dat ik u dit zargfpel wy'... Het wordt u.tot een blyk van achting,opgedraagen, En (kan die achting en myn viLndfchap u behaagen) 't Blyve uMevrouw, van beide eenfpreekend fchildery. B. RULOFFS. De 6de van wintermaand, MDCCLXXX.  B Ë R I C H T. J^)e goede iiitjlag, dien de Smirnfehe Koopman, by deszelfs vertooning als een zangfpel in den Amfterdamfchen fchouwhirg, in het voorleden faifoen, gehad heeft, en waarlyk tegens de verwachting van veele dicht- en zangkundigen, die myn voor ft el, aan den Hèere p. j. uyle nbroek, (met yoorkennisfe der Ed. Heer en gecommitteerden tot de zaaien 'Jan den Amfterdamfchen fchouwhirg) om zyn tooneelfpel door * 4 zang-  B E R I C H T. zangftukken te doen verryken, gedaan, veroor. deelden, die goede nitjlag, en de ongemeene yver der Tooneellisten in hst beoeffenen hunner muzykftukken, benevens het voordeel, dat gemelde S.nirnfche Koopman den fchouwhirg toebragt, gaven mynen dichtyver meer dan gemeenen aandrang , om het voortbrengen van eenig diergelyk zang/pel te mderneemen. Eenige ledige uur en bragt ik, dienvolgende, in het vc rtaaien dezer s pree kende schildek r,door. Men zal, denk ik, toeftemmen, dat dit fpel, onder veelen van zodanigen aart, ten aanzien van fchikking en muzyk, verre is van het minstbehaagelykfte te zyn. Om de woorden, op ecne verftaanbaare wyze, onder muzyk te brengen , was ik genoodzaakt, ge- lyk  BERICHT. lyk dicktkundigen dit befpeuren zullen, ongëlyk te zyn in de maate der zangverfen. De franfchs componisten gaan, in dit opzicht, dihvyls zeer verre. Zy maaken niet alleen, door het byvoegen van woorden, welken in de oorfprongelyke zangftukken niet ftaan, van dicht ondicht, maar laaten,naar hun goeddunken, verfcheiden regels, ja halve couplette n uit. Ik wil gaarne bekennen, dat men, by het fchikken van verfen op muzyk, met de dichtkunde een weinig de hand dient te ligt en, zonder welke vryheid niemant, voor zo verre ik liet verjia, wel zoude Jlaagen: doch die vryheid trekt men te verre, wanneer men woorden uitlaat, welken in de zangftukken ftaan, en 'er zulken byvoegt, welken de dichter niet verkoozen heeft, 'er in te voegen. Ik  BERICHT. Ik heb ondervonden, dat deze handelwyze geënt geringe zwaarigheden in zich bevat, voor de zuU ken,die,hunne zangftukken beoefenende, de morden uit het boekje geleerd hebben. Zo deze myn arbeid den leezer of aanfchouwer eenig genoegen en den fchouwhirg voordeel toebrenge, dan zal ik my verlijden, door dit foort van fpellen, ten aanzien van beide, ook iets te hebben verricht. VERBETERING. Bladz. 23 Reg. 11/w^.Dat men in Lsw.Weet datm's» De  De Gecommitteerden tot de zaaken van den Schouw, burg, hebben, volgens Oftroy door de Heeren Staaten van Holland en Westvriesland, den sden November, 1772. aan hen verleend, het recht van deze Privilegie, alleen voor den tegenwoordigen Druk van De SPREEKENDE SCHILDERT, Zangfpel, vergund aan Jan H e l d e k s. Geene Exemplaaren zullen voor echt erkend worden, dan die, door een der Heeren Gecommitteerden, onderteekend zyn. Amjleteeitt , den S5 Ociober, 1-80. VER-  VERTOONERS. cassandeRj Voogd van lfabella. isabella. c o l o m n i N e , Kamenier van lfabella. t e a n d e r j IVerf va» Cafander, en minnaar van lfabella. pierot, Knecht van Leander. Het TO O NEEL verbeeldt het huis van cassander, De Schildery, welke de afbeelding yan cassandëR vertoont, ziet men, in het verfchiet van het tooneel, op een'fchilderezel geplaatst. D E  D E SPREE KENDE SCHILDERY. ZANGSPEL. EERSTE T O O N E E L. ISABELLA, alken. ARIA. Voor een meisje,jong en aardig, Vry gegoed, beminnenswaardig; Hond: me een ieder, die my ziet. Steeds aangezocht en aangebeden... Waarom ben ik niet te vreden'? Maar, helaas! ik ben het niet. 't Hart verbergt zyne ongenuchten; *t Zucht, en ik verfta dat zuchten; 'k Toon my echter bly van hart. VVelftaanshiilven moet ik veinzen , En bedekken myn gepeinzen. Wat verwekt deez' dwang me een fmart 1 Voor eeo meisje, inz. ik  2 De SPREEKENDE SCHILDERY; 'k Ben, zonder twyffel, in die jaaren, Waarin men huwen kan en mag. Ik wensch 'er na—het moest, maar mag my niet weêrvaaren; Want, federt ik Leander zag, Voor wien myn harte alleen is ingenomen; • Sints ik hem heen zag gaan , Zo ver zelfs hier van daan, Dat hy veelligt nooit wederom zal komen, Nam my de dood myne ouders af: Nu zoekt myn voogd, fchoon reeds meteenen voet in 't graf, My tot zyn vrouw te maaken... Hoe ik de zaak ook wende of keer', 'k Weet, op myne eer! Uit die beflommring niet te raaken: En nochtans moet ik 't een of ander onderdaan. Wat zal ik doen ? Ik moet met Colombine eens fpreeken; Haar fchranderheid is meer dan eens aan my gebleeken; Maar juist komt zy van pas daar aan. TWEEDE T O O N E E L. isabella, colombine. colombine, zingende. isabella. 'k Bid, maatig uwe vrolykheden, Te meer, daar gy me treurig ziet; Gy zingt, terwyl ik zucht. Ik fineek, hoor naar myn reden. Deel  ZANGSPEL. 3 Deel in myn fmart en zyt zo buitenfpoorig niet. COLOMBIN E. Geef ik u reden , om te zuchten ? Doe toch gelyk ik doe, denk om geene ongemichten. Zy zingt. Ik zing, ik lagch, ik ben iieeds vrolyk. ISABELLA. Nog al meer? In waarheid, Colombine, ik vleide my veeleer, Dat gy, in myn verdriet, my zoudt tot hulp veiitrekken , Dan zo gevoelloos... COLOMBINE, Wel, wat kwelt u toch? ISABELLA. Myn hart Gevoelt geen leed of fmart, Die ik aan u niet kwam te ontdekken; Gy weet zo wel als ik, wie myne ziel bekoort. Wat moet ik onderdaan ? COLOMBINE. Wel doe zo als 't behoort. Loop. Blyf. Verricht het geen u 't minst kan fchaaden. 'k Weet u niets anders aan te raaden. ISABELLA. Wat meent gy met uw blyf? COLOMBINE. Blyf die gy zyt. A 2 ISA-  4 De SPREEKENDE SCHILDERY; isabella. Hoe, ik? Neen, Colombine, neen, 'k voel me op dit oogenblik Te fterk door teêdre min gedreeven, Om ongebuuwd te leeven. colombine. Begeef u dan op reis, en fpoor uw' minnaar na; Veelligt treft gy hem hier of elders aan. isabella. Wel ja, Dat is een fchoone raad, die zou my wel gelyken; Neen, Colombine, nimmermeer Zal ik, hoe fterk ik min, de plicht van fchaamte en eer, My in myn jeugd geleerd, voor zulk een drift doen wyken. colombine. Wel trouw Casfander dan. isabella. Dien afgeleefden man? c o l o m b ine. Wat is daar aangelegen ? Hoor, naar ik u befchouw, en tusfchen ons gezeid, Kunt gy niets beters doen. Staan u zyn jaaren tegen, Denk om zyn fcbyven... Hyzou kunnen... isabella. • 1 ■ 't Onderfcheid Van jaaren is te groot. colombine. Meer kunt gy ook niet zeggen, 't Schort  ZANGSPEL. 5 ISABELLA. Dat zeker, '£ weet het niet, moet men in zulk een man A 3 Toch 't Schort dus alleen aan d'ouderdom; Is 't anders niet ? Kom, kom, Dan is u beider zaak gemakklyk by te leggen. ARIA. Veel mannen, fchoon bejaard, Zyn nog zeer ving van aart, En wederliefde waard. Zy minnen geen vermaak, Als menig losfe {haak; Zy maaken geen grimasfen, Die jongen knaapen pasfen; Maar echter hebben ze iet, Een zeker '!; weet het nier. En dit ook is 'er van, 't Is beter zich te onthaalen, En als meestres te praaien , Met eenen ouden man, Dan fteeds flaavin te wezen, En voor een' knaap te vreezen Die zynen jongen tyd, In rinkelrooijen flyt, Terwyl zyn jonge vrouw Weenend fmelt van rouw. Veel mannen, enz.  6 De SPREEKENDE SCH1LDERY; Toch vinden... Maar wie kan, Cisfander ziende, dit met grond van hem verwachten? colombine. Dan moet, naar myn gedachten, Geduld uw toevlucht zyn... Men mag dan zien... isabella. Ziedaar Staat zyn portrait. Hoe giys , hoe rimpelig en naar Ziet hy 'er uit. Ik bid, befchouw zyn wezenstrekken, Kan een gelaat als dit ooit liefde in 't hart verwekken ? colombine. Het Iykt hem, op een hair. isabella. Zorg dat gy 't niet betast, 't Is nog niet opgedroogd. De fchilder heeft belast, Het zeer omzichtig aan te raaken, Dewyl hy 't morgen af wil maaken. colombine. •Hy heeft gelyk dat hy 'er bang voor is, 't Is ook een proefftuk, ja gewis; isabella. Gy boert geftadig... Maar ik bid u Iaat ons fpreekea In goeden ernst, en zeg my dan, Of zulk een oud en lelyk man, Al hadt hy zelfs geene andere gebreken, Aan u behaagen zou ? Zo ik my niet vergis, Geloof ik, dat hy in uw oog zelfs haatlyk is. co-  ZANGSPEL. 7 COLOMBINE. Wat dat belange... Maar het zyn hier andre zaaken. Hem, die zich weet bemind te maaken, Moet men beminnen... Doch men eischt, in dit geval, Zo veel niet... Neen, uw voogd, kunt gy flechts veinzen, zal Zich met den fchyn van liefde vergenoegen. ISABELLA. Ik poog me, uit nood geperst, ook naar zyn' zin te voegen, En iïnts men my meer vryheid laat, Veins ik zyn vleitaal, die ik haat, Met zo veel aandacht aan te hcoren, Als of zyn woorden my bekooren. COLOMBIN E. Gy doet nog niet genoeg. ISABELLA. Nog niet genoeg? voorwaar, Voor een oprecht gemoed valt veinzery zo zwaar... COLOMBINE. 'k Beklaag u op myne eer. ISABELLA. Ik ben en blyf te onvrcden. Casfander rekent reeds op myn genegenheden. En deze al te ongegronde waan Maakt hem verrukt... Maar ik, ik ben met hem begaan, Wanneer hy alles doet, om aan my te behaagen, En op zyn' ouderwetfchen trant Van liefde fpreekt, zyn hart my aanbiedt met zynhand, En dus myn wedermin komt vraagen. A 4 ARIA.  .8 De SPREEKENDE SCHILDERY; ARIA. Myn godinne, hoor myn klagten, Zie myn' zuivrcn minnegloed; - Gy moogt haast myn' dood venvachten, Zo gy wreed zyt van gemoed. 'k Zie hem dikwyls wagglend gaan, Om aan my zyn min te ontdekken. Hy neemt myn hand en fprcekt my aan, 't Geen nry tot meêly kan verwekken; Doch in welken zin men *t neemt, 't Staat belagchlyk, op zyn jaaren , Zo verrukt, ,zo fterk. zo vreemd, Zyne liefde te openbaaren. Myn godinne, enz. COLOMBINE, Wat antwoord geeft gy hem? isabella. Ik zwyg gemecnlyk ffcii, En kan niet fpreeken, fchoon ik wil; Maar hy verbeeldt zich, als ik ftil ben , vol gedachten, Dat hy myn hart doet luistren naar zyn klagten. COLOMBINE. Op alles wat gy zegt weet ik niet anders dan Dit eenige; men kan Het noodlot niet weêrftreeven; Hy die geen keuz heeft moet naar die van andren Ieeven, Maar ftil, daar is hy, ISA-  ZANGSPEL. g ISABELLA. Wio? COLOMBINE. De aanftaande bruidegom. Voorzeker komt hy, om U zyne liefde en eerbied op te draagen. ISABELLA. Casfander!.. Och dat hem myne oogen niinmer zagen! COLOMBINE. Gedraag u naar myn' raad, En toon den goeden man een vriendelyk gelaat. DERDE T O O N E E L. ISABELLA, COLOMBINE, CASSANDER. CASSANDER. Bekoorlyke Ifabel! 'k verlangde, om u te groeten. Hoe vaart gy? COLOMBINE. Wel, myn heer. Tegens lfabella. Nu, fta hem toch te woord. CASSANDER. ja, Cofcmbine, elk zal bekennen moeten Dat zy beminnlyk is. Zy heeft myn ziel bekoord. Haare oogen, die myn hart doordrongen, A 5 Vef-  io De SPREEKENDE SCHILDERY; Verrukken my doen my verjongen. Maar hoe... Zy fpreekt geen woord... Tegens lfabella. Wat fchort u? Tegens Culombine. Kwelt haar iets ? colombine. De liefde, die ze u draagt, verdomt haar, anders niets. cassander. Ter goeder trouw? isabella, ter zyde. Wat taal! wat logen! ( cassander. Zulk een tekea Verrukt myn ganfche ziel. Tegens lfabella. Myn engel! wil eens fpreeke». Bevestig dit bericht, indien het u gevall', Dat al myn zorg en vrees voldrekt verdwynen za!. isabella. Geloof me, Colombine is, in u te berichten, Niet zeer oprecht. Zy trekt gevolgen... colombine. Och! roynheer, Uit fchaamte, uit zedigheid, dat vrouwlyk punt van eer, Ontveinst zy haare drift... Laat u door my verlichten... Gy weet, wat itryd een meisje in 't jeugdig hart gevoelt, Dat  ZANGSPEL. ii Dat gaerne, zo het dorst, zou zeggen waar 't op doelt. CASSANDER, lagtkende. Maar eindlyk wordt de tyd geboren, Dat haar zelfs de eer gebiedt van minnen en bekooren Te fpreeken , en die reeds zo lang begeerde tyd, Zal nu wel haast verfchynen. Niet anders als een lam 't oog van een' wolf verblydt, Die hier en daar,uit hongersnood, liep kwynen, Verheugt de bruiloftsdag den minnaar, die vast wacht, Om het onnozel lam te omarmen... Maar gy lagcht?.. Zoudt gy misfchien dien wolf ook vreezen? COLOMI1IN E. Ik zweer u, dat hy haar nooit zal verfchrikklyk wezen. CASSANDER. ja, dat verzeker ik... Wy zyn het eens. Wel dan , Gy ftemt dan toe, met my in 't huwelyk te treeden?.. ISABELLA. Zo als gy wilt. COLOMBINE, tegens Casfantler. Zie nu, hoe uwe zaaken ftaan En of ik onrecht had? Tegens lfabella. Toon toch meer tederheden. c as-  12 De SPREEKENDE SCHILDERY; CASSANDER, 'ari a. Dat bekoorlyk woord, Doet myn ziel herleeven, Door tedre min gedreeven, Verrukt en bekoord. . Let 'er op myn fchoone! Dat men liefde toone, Eischt het teder minnewicht. En dit te wederftreeven, Zou 't misnoegen geeven: Want men verdooit het ligt; Maar 't is vernoegd en bly, wanneer 't mag overwinnen, 'k word reeds zyn kragt gewaar door u getrouw te minnen. Dat bekoorlyk woord, enz. COLOMBINE, op eene fchertzende ivyze. Doe dan dat minnewicht uw liefde en tederheid Door eenig teken blyken. CASSANDER, glimlagchende. Hum, hum, dit zou my wel gelyken, Gy fpreekt gelyk het voegt, COLOMBINE. Het g«en ik heb gezeid, Zeide ik ter goeder trouw. CASSANDER, ter zyde. Ik moet op alles Ietten; En hoe naauwkeuriger ik alles weege en wikk', Hoe meer ik word geperst, zelfs in dit oogenblik, Or  ZANGSPEL. 13 Om myn geheim befluit onmidlyk voort te zetten. Tigens Ijubella. Ik weet wel, dat ik u bedroeven zal, maar my Bedroef ik zelf het meest... doch 't moet zo zyn... COLOMlilNE. Hoe'.Gy? cassander. Ik moet, tot redding myn er zaaken, My tot de reis gereed gaan maaken, En in de naaste ftad... isabklla. Zo daadlyk? CASSANDER. Ja, terftond, En zo myn plicht my niet verbondt, Om met de aanzienelykfte leden Des lands daar in gefprek te treeden, Zou ik niet gaan. Gy ziet, ik ben 't verplicht. COLOMBINE. Ja, ja. CASSANDER. 't Is hoog tyd dat ik ga. Ik ben 'er noodig, en men zal 'er op my wachten. Ik Helde deze reis te lang uit... COLOMBINE. Maar 't is vreemd, Zeer vreemd, naar myn gedachten, Dat gy die reis juist onderneemt Op 't punt van trouwen ? ' CAS*  14 De SPEEKENDE SCIIILDERY; cassander. Na verloop van weinig dagen Hoop ik hier wéér te zyn, om eindelyk myn min Bekroond te zien... Maai fchoon de reis my moet mishaagen, En ik myn waarde zielsvriendin, Met fmart verlaat, die fmart vermindert, door 't bedenken , Dat gy, myn fchoone, my uw harte en hand wilt fchenkem colombine. Gy fpeelt ons daar een' trek, die juist niet teder Haat. Tegens lfabella. Gy houdt u als een beeld. Toon hem een bly gelaat. isabella, tegens Colombine. Laat my begaan. Tegens Casjander. In deze omftandigheden... Ontfteld... Getroffen door verdriet... Dan weêr door vrees... COLOMBINE, fiil tegens lfabella. 't Gaat wel. CASSANDER. Zy fchreit, nu zy me ziet Vertrekken... Nu myn kind, bedaar en hoor naar reden. Uw droefheid — uwe fmart — Uw fchreijen treft myn hart. TRIO. CASSANDER. Ik moet, wat kan liet fchreijen baatcnV COLOMBINE. Zal men haar, die men mint, verlasten? is a.  ZANGSPEL. ij ISABELLA. Helaas ! wat doe ik hier alleen? CASSANDER. Vertroost u toch, myne uitgclcezen. COLOMBINE. Nu zal ze niet te trooften wezen. ISABELLA. Gy kunt dan gaan, en gaat dan heen? COLOMBINE. Gy gaat, daar zy fmclt door geween? CASSANDER. Hoe ftrcelen my die tederheén. Bezadig u, myne uitverkoorcn. Myn hart zal u alleen behooren, Aan u, myn lief en anders geen. ISABELLA. Hoe zal ik, van u afgefcheiên, In ftilte en eenzaamheid fteeds fchreijen. En toevlucht zoeken in geween. COLOMBINE, ter zyde. Hoe loos en listig en vol ftreeken, Weet ze, naar zyn hart te fpreeken. Ik wed, 'er leeft geen eenig man, Dien zy, door list niet doeken kan. CASSANDER. Ik moet, wat kan, enz. COLOMBINE. Maar is 't niet mogelyk, om ditmaal t'huis te bly ven? Gy ziet hoe hier uw zaaken ftaan. ISA-  iö De SPREEKENDE SCHILDERY; isabella, ftil tegens Coltmbinf. Waar moeit ge u mede ? Laat hem gaan. cassander. Wel ja, ik zou wel kunnen fchryven, Zo u myn afzyn waailyk kwelt, Dat ik te zwak, of ongefteld... colombine. Neen , dat vooral niet. isabella. Neen, dieheuschheid zou niet voegen. De liefde moet zich vergenoegen, En zwygen, als de reden 't vraagt. cassander. Gelooft gy 't? 'k zal dan gaan, hoe zeer het my mishaagt. isabella. Ja, ga vry. cassander. Zo gy toch... colombine, ter zyde. Pak u maar fchielyk heenen. isabella. En keer op uw gemak. cassander, ter zyde. Dit alles fchynt geen meenenr Hier fchuilt bedrog; maar zacht... Hy gaat het wyst' te werk, die toeziet, loert en wacht. Tegens lfabella. Dewyl gy dan myn afzyn wilt gehengen, Zo  ZANGSPEL. 17 Zo Iaat u Colombine in uwe'kamer brengen; En dat ze u daar vertroost', tot dat ik wederkeer. ISABELLA. Welaan dan.. Nu vaarwel, myn heer. CASSANDER. Vaarwel, vertroost u. ISABELLA. Dat geen dieven u berooven. COLOMBINE. Noch fchelmen. ISABELLA. Want, zo men geruchten mag gelooven, Zyn ze overal op weg. COLOMBINE. Ik denk en onderftel, Dat uw pistoolen zyn gelaaden? Die voorzorg is u aan te raaden. CASSANDER. Ja, zorg 'er maar niet voor. COLOMBINE. Vaarwel, myn heer. CASSANDER. Vaarwel. lfabella en Co'.ombine gaan in haare kamer. VIERDE T O O N E E L. CASSANDER, alleen. Ik peins dan hoeik peins, my dunkt, het kan niet wezen, B Dat  iS De SPREEKENDE SCIIILDERY; Dat lfabella, die iny eerst zo koel ontfing, My nu beminnen zou?.. Ik ben niet buiten vreezen. 'k Ducht voor haar hartsverandering... Eerst zo af keerig!— nu zo teder!,., 't Is een wonder. Gewis, hier fchuilt iets onder... Ik ben het doel van haar vermaak. Zy, in het bloeijen haar er jaaren En vrouwen—ik reeds grys van hairen. 't Is buiten tegenfpraak, Ik ben het offer, dat ze kiezen... In my te fpaaren zou haar doel zyn' wensch verliezen. ARIA. Wanneer men eens beflooten heeft, Om 't oog eens gt;saards te verblinden, Dan weet men aï!»s uit te vinden; En meid en knecht en kind en vrinden, *t Schynt dat ieder hierin leeft. Hy inoog* zich vltijen zien en ftreelen; Doch dit is Hechts veinzery: De vrouw poogt loos zyn hart te fteelcn, Als zy hem lonkend treedt op zy. De goede man wordt dus veroverd, ê Roept hy: „ dit gedrag betovert. „ Ga voort, ga voort". Schoon u dit, dommebloed, bekoort, Weet, dat de hand,die u komt ftreelen, En u zo onbedacht vervoert, Gewis een moorddolk kan verheden. Terwyl men op uw leeven loert. Wanneer men, era. Wat  ZANGSPEL. IQ Wat my belangt, die al zo oud geworden ben , 't Verheugt me, dat ik reeds de minnefireeken ken. En dat men , fchoon ik juist niet loos fehyn, werk zal vinden, Om my zo ligtlyk tö verblinden. Een voorgewende reis legt beide reeds een' ftrik. Ik kan, me in dit vertrek verfchuilende, befpieden AI 't geen 'er moog' gefchieden Van oogenblik tot oogenblik. Nu achten zy zich vry... Men hoort binnen als uit gelasten Iagchen. Maar, welk een yslyk leevenj... 'k Hoor Iagchen, dat het klinkt... Het gaat daar binnen goed. De droefheid zal haar dus niet dringen tot in 't bloed... Maar evenwel, men fchynt de vreugd geen maat te geeven. Hy roept Waar zyt gy, Colombine? V Y F D E T O O N E E L. CASSANDER, COLOMBINE. COLOMBINE. Ik ben.... Hoe nog niet weg ? Wy dachten, dat gy reeds vertrokken waart... CASSANDER. Maar zeg, Is dit de reden dan, die u zo uitgelaaten Deedt Iagchen ? B 2 co-  2o De SPREEKENDE SCH1LDERY; colombine. Neen, ter goeder trouw Dit is de reden niet: maar om dat uit de kouw, Waarin twee feisjes zaten, Het mannetje is gevlucht, borst ik in Iagchen uit: Want lfabella, die het wyfje nu zag treuren, Begrypt,dat dit geval iets ongemeens beduidt, En dat 'er wel iets anders zal gebeuren, Om dat men zegt in 't algemeen, „ 't Blyft nimmer by één ongeluk alleen". cassander. Maar gy?.. colombine. Ik troost haar. cassander. En al lagchende ? colombine. Met reden; En als by wederftuit; want door myn luid gelagch Wierdt lfabella meè gedwongen, hoe te onvreden, Tot Iagchen. cassander. Nu, 't is goed... Maar kom eens voor den dag, En zeg de waarheid, mag ik op dien grondflag bouwen, Dat lfabella my uit liefde wenscht te trouwen ? colombine. Welzeker. Twyffelt gy? ISA-  ZANGSPEL. CASSANDER. 'k Sta toe dat zy my mint; Maar mint ze op eene wys, daar ik geneuchte in vind ? c o l o m n I N E. Wat wys? Wat meent ge? Zeg 't myeens. C A S S A IN D E R. Ik zou verlangen, Dat ik van haar uit liefde werdt ontfangen, En dat ze my niet nam in hoop, fchoon onder fchyn Van liefde, om in het kort Casfanders weêuw te zyn. COI.OMlilN E. Wat lelyk denkbeeld! Gaf ze u immer blyk of teken Van zulk een laag beftaan? c A s s A N o E R. Hoor, Colombine, ik reken, Dat men, van myn geval, Gelyk men is gewoon te denken, denken zal. Zodra een meisje is te overreeden, Om met een gryzaard in den echt, Vooral, wanneer zy fchoon en aartig is, te treeden, Dan zegt de waereld flraks, ,, haar liefde is niet oprecht; „ Die beiden zyn niet voor elkander. „ Het meisje trouwt om 't geld, althans óm'teen of't ander; „ Maar nooit uit zuifre min." En ik heb in die taal geen' zin. 'k wensch in de vrouw, met wie myn hart zich zal verbinden, Een teedre oprechte ziel te vinden. Ja, ik begeer datzy, my trouwende, me ontfang' Met zo veel liefde, en met zo weinig dwang, 13 3 Als 21  22 De SPREEKENDE SCHILDERY; Als jonge meisjes paaien Met knaapen van gelyke jaaren. colombine. Dit is dan uw befluit? cassander. Zo boort het, naar ik meen, Zeg nu, bemint ze my.gelyk ik voordel? colombine. Neen. cassander. Hoe ZO ? colombine. Gy vordert iets, dat nimmer kan gefchieden ; Maar laat dat zyn zo 't zy... Geloof me, als een vriendin , Zo kiesch te zyn op 't fluk van min, Zal, merkt gy zulks niet zelf? de reden u verbieden. Men wil u minnen... Dit zy u genoeg. cassander. Misfchien. Verbeeldt gy u, dat ik, die eertyds was gezien, Met zo veel achting by de vrouwen, En voor zo wel gemaakt gehouên, Dat fteeds myn lof zweefde uit haar' mond; Daar elk my 't pronkbeeld van'tgeflacht der mannen vondt, Thans niet begeeren zou, en zonder kwaad te vreezen, Van haar, die ik bemin of trouw, bemind te wezen ? colombine. Gy zegt, men vondt u zo... 't Was eertyds, eertyds — maar; Daar fnelde ,tusfchen nu en eertyds, menig jaar. AR IA.  ZANGSPEL, ARIA. Gy zyt niet, die gy voor dezen waart, Dat gy toen hadt is lang verlooren, Toen iiadt gy iets, dat vrouwen kon bekooren ; Toen hadt gy iets,dat na geen liefde baart, Die blyde tyd, die vreugde dagen, Zyn nu voorby en blyven eeuwig weg; Poog u dan wyslyk te gedraagen, En zo de min a kan behaagen, Doe wat ik zeg, En overleg, Dat men, in liefdes handelingen , Meest al zieli zeiven moet bedwingen. Die, ontevrecn, Steeds vraagt naar rcÉn. Vindt duizend rustverhinderingen. Gy zyt niet, enz. CASSANDER. Door my in 't huwlyk te verbinden, Bedoel ik niets, dan 't geen een man, Als ik , in d'echt verheugen kan. COLOMBINE, 't Is billyk, dat gy dit in 't huwlyk wenscht te vinden. CASSANDER. En zo men trachten mogt, om my, On de eene of andre wys, te doeken, Ik zou 't wel merken... Ja, door alles te onderzoeken.. B 4 cc- *3  24 De SPREEKENDE SCHILDERY; 1 colombine. Dat zou ik waarlyk doen, indien ik was als gy. cassander. Om zeker van myn zaak te zyn. colombine. Dat zoudt gy ook, naar allen fchyn. cassander. Ziet gy die oogen wel ? colombine. ó. Ja, 't zyn Argus oogen. ca S s a n o e r. Zy flaapen niet, denk daar vry aan. Een man, als ik, wat men ook moog beftaan, Wordt niet gemakkelyk bedroogen. Vaarwel. colombine. Zo gaat gy nu ? cassander. Voorzeker. colombine. Wel, myn heer, 'k Wensch u dan goede reis: kom in gezondheid weêr, ZESDE T O O N E E L. colombine, alleen. "Wat drommel of hem fcheelt! Wat of hem zo doet maaien ? Men treft toch overal een foort van mannen aan,  ZANGSPEL. 25 By wie , al wat men doe (leeds kwalyk is gedaan: Die nooit te vreden zyn, al wil men bun onthaalen I Meer , dan ze waardig zyn. Zy waanen fteeds, door ingebeelden fchyn , Dat ieder blind moet wezen voor hun jaaren; Ja dat bevalligheid , en vreugd, Die flechts maar eigen zyn aan 't harte van de jeugd, Zich met een aangezicht vol rimpels kunnen paaren, Daar 't ligchaam is beroofd van kracht. Neen , neen, Casfander, gy bedriegt u. 't Kan niet wezen; Natuur heeft op ons harte een onweérftaanbre magt, Zy doet de drift, die ons bezielt, uit de oogen leezen. Dierhalven, zo zy u niet van uw' waan bevrydt, Is 't zeker, dat gy zulks volftrekt onwaardig zyt. Maar, op myne eer, ik fpreek als of ik heer Casfander Hierby my hadt... Wel nu... Men neemt vaak 't een voor 't Hier Haat zyn beeldtenis, (ander. Zo juist getroffen of hy 't is. Zy bjzut de Schildety. Myn Heer, ik groet u... Maar, zoudt gy volftrekt begeeren Dat men u te£r bemin?.. Gy vordert het, wela'an, Men zal het doen, en zo gy 't eischt nog verder gaan, Men zal u, als een' afgod, eereu. BS % *  25 De SPREEKENDE SCHILDERT; ZEVENDE T 00 N E EL. colombine, pierot. PIEROTj van buiten. Hou, Pieter, Karei, Jan... Is hier geen volk in huis? colombine, verwonderd. Wie drommel raast daar 20 ? Wie maakt zulk een gedruiseh ? pierot, ter kamer inloopendeGeen knecht, geen meid! Holla..Geeft niemant taal of teken? colombine. Het is Pierot!.. ó Ja.. Ik ken hem aan zyn fpreeken-, En houding... Spreek dan... pierot. Hoe? colombine. Ja- pierot. Colombine!.. Gy?.. Zytgy 't? colombine. Zyt gy 't? pierot. Ik ben 't. colombine. Ik ben 't. pierot. Hoe kwam het by Dat  ZANGSPEL. 27 Dat gy hier zyt gekomen ? COLOMBINE. 't Is ons gewoon verblyf. PIEROT. Is heer Casfander dan Geftorven, of is hy verhuisd? COLOMBINE. Gansch niet, de man Leeft, en hier woont hy. Maar, hebt gy nog niet vernomen, Hoe hy, tot raazens toe verliefd, op morgen ligt Zyn huwelyk volbrengt. PIEROT. Zyn huwlyk? wat bericht! Wat hoor ik! Heer Casfander trouwen!... Zyt gy misfchien dat puik der vrouwen Waarop hy is verliefd?.. Hoor, Colombine, ik zweer, Indien by zich dit dorst vermeeten, Dat myn jaloerfche drift hem ftraks... COLOMBINE. Zacht!.. gy moet weeten, Dat ik de geen niet ben, die hy bemint. PIEROT. Gy niet? COLOMBINE. Neen, maar zyn oog is, onder allen, Op myn meestres, op lfabella , juist gevallen. Nu weet gy wat 'er is gefchied. » r 1E R o T. En Ifabelle is hier ? co-  28 De SPREEKENDE SCHILDERT,- colombine. Voorzeker. pierot. Om wat reden ? colombine. Casfander is haar voogd. pierot. Ha, ha! is dat de zaak ? colombine. 6 Ja; want beide zyn haare ouders overleeden. pierot. Wanneer ik dit Leander kenbaar maak, Ben ik in duizend vreezen, Dat by niet zal te troosten wezen. colombine. Leander is dan hier met u ? pierot. Zo ik niet mis Geeft onze wederkomst geen kleine hindernis. colombine. Hoe zo? pierot. Hoe zo? wel is dat vraagens waardig? Leander wordt dus onrechtvaardig Van lfabella, die hy teder mint, beroofd... En my... Spreek... Is aan my wel beter lot beloofd? colombine. Gy mint my dan ? p i  ZANGSPEL. 19 PIEROT. 'k Zou niet! maar gy? colombine. Ik kan't niet zeggen. PIEROT. Waarom toch? colombine. Hoe! behoef ik dit wel uitteleggen? Verdient gy, dat men u, die, federt dag en jaar, Afwezig waart, en ons hier 't minfte niet deedt weeten Waar gy geftooven waart, of in wat hoek gezeten, Standvastig minnen zou? pierot. Myn lieve kind, befpaar De moeite, om hier van meer te fpreeken. Ik ben zo menigmaal verhuisd. Ik heb het gansch heelal — 'k heb aarde en zeën doorkruist, En kom nu van Cayenne. colombine. Cayenne is, naar ik reken, Dan ver van hier ?.. p i'e rot. Dat wil ik zweeren. colombine. Maar, misfchien Vondt gy de goudmyn daar. pierot. Neen: 'k heb 'er niets gezien Dan  3o De SPEKKENDE SCHILDERT; Dan woeste affchuwelyke wilden , Die vry veel van ons volk verfchilden; Die, nors van houding en gelaat, In 't minst niet waard zyn, indedaad, Dat men, om hun té zien, zich blootflelle aan oikaanen. COLOMBINE. Orkaanen!.. 'k beef'er van... Zaagt gy 'er wel?.,. PIEROT. Ik zag. Eens zulk een fterk'orkaan. Hy duurde een' ganfcben dag. Wat wierdt ons fchip gefoldlNiets fcheen een'weg tebaanen Tot uitkomst, 'k Sidder, als ik denk... COLOMBINE. Heugt het u nog, Zo zeg van dien orkaan het een of 't ander toch? PIEROT. Met groot vermaak wil ik u dit genoegen fchenken, Want, na 't gevaar,aan het gevaar te denken, Gelyk een krygsman doet, by 't keeren uit den ftryd, Behaagt ons. Luister toe, zo gy nieuwsgierig zyt. ARIA. VVy gingen fcheep, niet duchtend voor gevaaren, En (laken af en roeiden bly van land, Gerust op roer en wand: De westewind boodt ons de hand, En (luwde ons langzaam voort, by 't wentelen der baaren. De lucht betrekt gansch onverwacht, 't Wordt, in een uurtyds, donkre nacht. De winden baldren, en daar ouder Verneemt men blixemftraal en donder, Dien  'ZANGSPEL. 3< Uien e'k van ons te ontwyken tracht. Ut Huurman , die nu beeft., En bang voor 't branden Van klip of tanden ,1 Ziet, dat hem het compas begeeft. Nu vliegt de kid Tot aan de wolken, Dan weer zinkt ze in 't diepst der kolken. Men vondt geen ziel, Die iets dorst hoopen. Ieder ducht hoe 't af zal loopen. Men houdt zich naauwlyks op de been, rolt onder een En vloekt ontzind. Ry 't naar gehuil van weêr en wind; En by 't gekraak gewoel en febrifc, Van oogenblik tot oogenblik; Niet af maar veeleer toegenomen, Doen ons de golven fchroomen In dezen nood, Voor een' gewisfen dood. Eindlyk zien, wy zee en winden. COLOMBINE. Uitgeftormd en uitgewoed. PIEROT. 't Licht verfchynt en wy bevinden Ons gerust en welgemsed. Door vreugde en goeden wyn, Ziet men allen fchrik verflinden. Door vreugde en goeden wyn Is al ons verdriet maar fchyn. Eindlyk zien wy, enz. Bit v/orit im Colomiine mfierot,tc zurnen zingtnie^erhaeX CO»  32 De SPREEKENDE SCHILDERT; colombine, lagihende Myn vriend Pieroc, gy komt, naar ik kan hooren, Voorzeker ver van hier. pierot. Och dit, dit tel ik niet: Ik keer, fchoon niet zeer zwaar van geld, gelyk gy ziet, Gezond en vry, en heb niets by dien ftorm verlooren. Al wat ik nu bedoel, wilt gy, beftaat hierin , Dat ik myn zwerven ftaake, om u, die ik bemin , In 't eind te trouwen. colombine. Wel... die voorflag... Nu wy fpreeken Elkandren nader... 'k Zeg intusfchen nog geen neen. pierot. Maar alles wel bekeeken, Waar zal het met Leander heen ? Wat moet hy doen ? Zal hy gedoogen, Dat Ifabelle een' ander trouw ? En hy, dus in zyn hoop bedroogen, Haar woord... colombine. Zy mint hem nog, en zo zy kon, zy zou Haar hand niet aan Casfander geeven, Tenzy ze, door ontzag, hier toe wieidt aangedreeveu. pierot. Indien de zaak zo is, dan moesten wy dien echt, Door Hst of door geweld, beletten. colombine. ]a, te recht. J Om  2ANGSPÊL. 33 Om lfabella en Leander te verbinden, Zal ik me, al wat ik kan, met blydfchap onderwinden, Casfander is van honk. PIEROT. Voortreflyk! * COI.ÜMBIN E. En hy keert Eerst weder na drie dagen. Wy moesten Jan dien tyd befteeden en iets waagen... PIEROT, de hand van Colwabine neemerde Gy fpreekt gelyk behoort... 'k wil doen wat gy begeert. dOLü M B INE, haare hand terug trekkende. Zwyg dan. pi f. R oT , (loeijenderivyze. Ja, fchatje liéf. COLO M li I in E , hem éfweerendje. Toon toch bedaarder zinnen. PIEROT. Gewis .wantin het eind., .ja't huwlyk... onder 't minnen... Geloof me, laat ons dezen band Toch fpoedig fluiten. COLOMBINE. Wel, ik geef u hart en hand, Zo gy me maar bemint. PIEROT. 'k Zou 't zelfde kunnen zeggen, Maar 'k wil door achterdocht myn min geen ftrikken leggen, En ik betrouw.dat my uw liefde,ö fchoonfte beeld, Nooit kwaade parten heeft gefpeeld. C co-  34 De SPREEKENDE SCHILDERY; COLOMBINE. Neen, nooit, Pierot, neen, nooit... Gy moogt me vry gelooGeen inensch kost u myn hart ontrooven; (ven, Het heeft alleen op u gedoeld, 'k Heb voor geen' ander man een gryntje min gevoeld. DUO' COLOMBINE. 'k Zal eindeloos tot u in liefde blaaken: PIEROT. De dood alleen zal my gevoelloos maaken. COLOMBINE. Ik zweer by 't hemellicht. PIEROT. Ik by uw fchoon gezicht. COLOMBINE. Neen, nooit wordt u myn min ontroofd, - PIEROT. 'k Hou u fteeds 't geen ik heb beloofd. Gy mint my dan ? COLOMBINE. Ja, wel te weeten. Maar gy, Pierot ? PIEROT. 'k Zou u wel eeten. Hy kuscht haare hand. COLOMBINE. Ach !,. zacht, gy byt, Pierot, iME-  ZANGSPEL. 35 PIEROT, Wat Beill.. wat lot I. .*k zal tot u (leeds in liefde blaaken, En nooit trouweloos bcllaan. COLOMBINE. 't Graf zal my flechts gevoelloos maaken 'k Bid u, tot myn' dood toe, aan. Maar als ge my eens mogt Verfrnaaden En breeken liet gegecven woord ? PIEROT. Maar zo ge my eens mogt verraaden, Eu (lappen met een' ander voort? COLOMBINE. Door wanhoop, dan beroofd van zinnen... PIEROT. Verlegen, wat ik zou beginnen... COLOMBINE. Pierot, myn lief, ik hielp u ftraks van kant, PIEROT. Myn tweede ziel,'k verworgde u met deez' hand. COLOMBINE. Welk een blyk van tederheden! PIEROT. ó Myne ccnigfte aangebeden! COLOMBINE. Door deze hand (lierft gy met wond by wond. PIEROT. Met deze twee verworgde ik u terftond, 'k Zal eindeloos, «nz; C 2 PU.  36 De SPREEKENDE SCHILDERT; pierot. Maar hoe 't hiermede ook zy, het komt me vreemd te vooreiï, Dat heer Leander nog niet opdaagt. colombine. Waar is hy? pierot. Hy is gegaan hier digte hy, Om zich een weinig naar behooren Te kleeden , en daarna zyn neêdrig compliment, Gelyk men, onder zyns gelyken, is gewendt, Aan zyn' heer oom Casfander Te maaken. colombine. Hoe! is dan Leander De neef van Ifabelles voogd? pierot. Gewis. colombine. Wel wat gy zegt! Is hy zyn neef, dan moogt Gy hem wel zoeken , en hier haaien. pierot. Ja, myn fch ocne Hy weet de weg en kent de fpraak; Voor my ik fchep te veel vermaak In u te zien, dan dat... colombine. Neen, dat men hulp betoone ; Rewys Leander uw gedienftigheid, ik zal Intusfcheu van dit zonderling geval Aan  ZANGSPEL. 37 Aan lfabella... PIEROT. Wel, 'k hoor, dunkt my, ïemant komen; Het is Leander zelf... Hy heeft my al vernomen, Maar gy kunt daarom hier by ons wel blyven. COLOMBINE. Neen. . 't Is beter, dat ik u met hem hier Iaate alleen. ACHTSTE T O O N E E L. PIEROT, LEANDER. PIEROT, ter zyie. 't Is alles geen verdriet... Men heeft ook dikwyls reden , Om vergenoegd te zyn. LEANDER. Hebt gy myn' last volbragt? PIEROT, ter zyde Ik had dit voordeel niet verwacht. LEANDER. Hebt gy den ouden vos van myne tederheden Verwittigd, en hoe ik opzettlyk herwaard koom', Om hem, als mynen oom, Te groeten, en zo hy genegen is te fterven, Als bloedverwant, zyn goedren te erven? PIEROT, ter zyde. ó Wat vermaak ! C 3 LE-  33 De SPREEKENDE SCHILDER Y; leander. Spreek, fchurk! eer ik u fpreeken leer. pierot. Ho, ho, zyt gy 't myn heer ? Gy moogt u wel, naar myn gedachten, Door 't goed fortuin begunftigd achten, Dat u hier bragt. Het is wel waar Dat gy 'er juist niet aan zult treffen AI 't geene gy zoudt wenfchen; maar Een ander goed geluk, dat gy niet kunt bezeffen... Gy vindt een,' andren Gy, en ik een' andren leander. Wat meent ge, lompert! p i e r o t. Wel, 'k vind, in dit oogenblik, U veel gelukkiger dan gy u dacht te wezen; Maar 't geen u moog'yk zal doen vreezen, Is, dat gy hier, misfcbien , Een' medeminnaar, en wel binnen kort, zult zien; Doch laat u dit verhaal niet al te zeer veifchrikken, Uw zaak ftaat goed, en ik zal alles wel befchi,.ken. leander. Zo gy me tergt, ik zal. . pierot. Indien gy hier eens vindt Een minnares, die u, ondanks uw afzyn, mint. l band e ii. Zyt gy beroofd van zinnen? Gv weet wel wie ik min en altyd zal beminnen y Af-  ZANGSPEL. 39 Afwezigheid en tyd , gelyk u is bewust, Heeft nooit dat liefdevuur gebluscht. Heugt u niet hoe ik my ftandvastig heb gedraagen. Toen een der negerinnen my Geduuiig kwam op zy, En al deedt, wat ze kon, om my Hechts te behaagen: Heugt u wel hoe ik wederkeer, Beftreeden door de min ,—'tmeêdoogen : hoe'k myne eer Steeds heb beveiligd met myn zuivre liefde en zeden ? Daar ik u zeide: 't Is geene Ifabelle... PIEROT. Heden Is 't lfabella wel... Verftaat ge my... Zy is 't; En 't hart, dat men u nog betwist, Heeft zy voor u bewaard... Hier woont ze... LEANDER. Kan het wezen? Wat wonder, myn Pierot, myn vrind! Is't mooglyk'," woont ze hier en heb ik niet te vreezen?... PIEROT. Zy woont hier en gy wordt oprecht van haar bemind. Zy zal hier aanftonds zyn, dierhalven wil niet fchroomen. LEANDER. Waar is, waar blyft ze dan, Pierot ? PIEROT. Ik zie haar komen. C 4  40 De SPREEKENDE SCHILDERT; NEGENDE T 0 O N E E L. leander, pierot, is 4 bell a, colombine. isabella, naar Leander hopende, Zjyt gy 't Leander ?... leander. Ach! myn waarde! isabella. Worden wy Thans door geen' fchyn bedroogen. pierot. ó Neen, geloof uwe oogen, ïk hen uw borg, verlaat u vciliglyk op my. isabella. Komt gy dan hier, om my te redden uit myn lyden? leander. 'k Beken wel, dat ik u hier niet te vinden dacht; Maar u, myn lief, zo onverwacht, Hier aan te treffen, kan myn ganfche ziel verblyden. Ik kwam hier, om myn' oom... isabella. En in dien oom vindt gy Uw medeminnaar, die, hadde ik gewild als hy, Reeds in den echt met my zou zyn verbonden. leander. En gy zoudt dan, niet meer aan my gedenkende... i sa-  ZANGSPEL. 41 ISABELLA, Ach! Halt ge u eens in myn plaats bevonden!.. Dat Colombine u zegg', hoedat ik nacht en dag Om u getreurd heb, en in traanen fcheen te baaden; Maar door den nood geperst... LEANDER , tegens Colombine. Gy zoudt haar dan geraaden— Geholpen hebben, om zo trouwloos... COLOMllIB E. Hoe mynheer, Men wist niet waar gy waart gebleeven, En Ifabelles jeugd en eer Verboodt haar, zonder man te Ieeven. Casfander biedt zich aan, en fchoon ik graag bekenn', Dat ik meer op uw zy dan op de zyne ben. Want gy zyt jong, bekoorelyk en vaardig, Casfander oud en zwak en niet beminnenswaardig, Zo weet ik,dat geen mensch my toch betwisten zal, Dat zulk een oude bloed meer is dan niet met al. PIEROT. En fomtyds ook niet meer. COLOMRINE. Zou zy, naar uw gedachten, ' Dan op u hebben moeten wachten. Het zy gy kwaamt of niet? LEANDER. Voorzeker. C 5 sa.  42 De SPREEKENDE SCHILDERT; isabella, tegens L'tnder Ja, myn ftaat, Schoon 't hart voor n was, fcbeen my 't huwen te gebieden, 't Moest, dacht ik eindlyk , toch gerebieden, Gy weet, een juffer ftaat ligt bloot voor hoon en fmaad. le a n d er. Gy hebt gelyk , en 't komt my nu te vooren, Dat, zo ik u in 'teind al hadd' verboren, Myn liefde toch, door oom Casfanders trouw, Geen nadeel lyden zou. ISABELLA. {^een,neen,'k blyf u getrouw. Stel alleuwvrees ter zyde, Leander was ten allen tyde, En is en blyft, in lief en fmart, Te diep getekend in myn hart. ARIA. Als 'k, by nacht myne oogen (luit., Dan droom ik van myn lief Leander; Van hem alleen en van geen' ander... Wryf ik den IJaap ten oogen uit, Dan ftaat hy, waan ik, voor myne oogen. Toon, roep ik, toon my mededongen. Kcci fpoedig, toch, Leander, keer, Of anders ziet gy my niet wéér. DUO. LEANDER. ]k moest ook het zelfde lyden. En bezweek fchier ondei 't fin den. Ver  ZANGSPEL. 4] Ver uit uwe oogen , In 't hart bewoogen, Wat fleet ik toen ecu' bangen tyd. I S ABELLA. Nu mag liefde zegepraalen, Zy komt al ons leed bepaalen. Na ïo veel finartèn , Streelt ze onze harten, En maakt ons onderling verblyd. LEANDER. Laaten wy den dag vereeren , Waarop al ons leed verdwynt. I S ABELLA. Kan men wel iets meer begeeren Als het cchtgcluk verfchynt ? ISABELLA EN LEANDER TE SAAM EN, Beide deelen wc in die liefde, Die voorlang ons harte griefde ; Daar wy gevoelen, En ook bedoelen Denzelfden lust, Dezelfde rust. COLOMBINE. Men zou, al prastende, vergeeten, Dat onze minnaars, die ftraks aangekomen zyn, Naar allen fchyn, Iets dienen te eeten. ISABELLA. Gy hebt gelyk. Befchik hier 't een of ander. p! E-  44 De SPEKKENDE SCHILDERY; pierot. Wel, De keuken, naar ik onderftel, Zal hier niet fchraal zyn... colombine. Laat my zorgen voor die zaaken En help my maar gereedheid maaken. pierot. Uw voorzorg, in dit opzicht, is Zo tydig, en zo zeer te pryzen, Dat ik u aanftonds moet bewyzen De kracht van myne erkentenis. Hy omhelst har. colombine. AI zachtjes.. pierot. Goed! maar naar ik reken, Is myn vermaak ook uw vermaak. isabella, tegens Leander. 't Geviel u ftraks te fpreeken Van myn getrouwheid... Mag ik naar die zelfde zaak, Ten uwen aanzien, ook eens vraagen: Hebt gy u wel getrouw in uwe min gedraagen ? leander. Getrouw, altyd getrouw. Pieiot kan u befcheid Van myn gedrag en liefde geeven. pier ot. Myn heer Leander...? Ja... Gy zaagt in al uw leeven, Oven  ZANGSPEL. 45 Geen grooter held in liefde en tederheid. Zacht tegens Leander. Mag ik haar van de negerin wel fpreeken ?.. LEANDER, zacht tegens Pierot. 'k Zou, zo gy dac beftondt, u hals en beenen breeken. Tegens lfabella. Maar in dat afgelegen land Kan men zeer ligt getrouw zyn en het blyveu. Hy, die al ontrouw gaat bedryven, Toont dat hy, ongevergd, daar trouwloos zyn wil, want De vrouwen zyn 'er onbevallig: In houding noch in fpraak lieftallig, Zy hebben niets dat eenig man , Naar myn begrip, verleiden kan. ISABELLA. Vergeef het my... Ik heb gehoord en ook geleezen Dat men geen vrouwen vindt, die fchooner kunnen wezen. LEANDER. Geloof veeleer het tegendeel. Die 't zeggen, zwetzen tot dier vrouwen lof te veel, Of willen by vergrooting fpreeken, Gelyk de reizigers die hunne minneftreeken Bewimplen, en hun trouweloos beftaan Bepleiten , door ons aan te toonen , Dat zy hun trouw en plicht te buuen zyn gegaan, En dat men dient hun zwakheid te verfchoonen, Om dat zy, door de kracht van tedre aanminnigheid, Betoverd wierden en verleid. Voor my, ik heb 'er niets van die bevalligheden, Waar-  46 De SPREEKENDE SCHILDERY; Waarmede uwe Sexe in deze landen pronkt; Niets van die tederheid, die Uier de min ontfonkt, En zo doordringend is in oogen en in leden, Gevonden. Neen myn' lief, 't heeft geen den minden fchyu, Dat men daar viouwen vindt, die zeer bevallig zyn. isabella. Die landilreek moet d itt wel bedorven wezen In fuiaak en leevenswyz'. leander. 't Is zo myne uitgeleezen. Ze zou niet" kwaad zyn , zo ze maar Niet al te zeer verwaarloosd wa;.r'. colombine, ie;ens P'truC. Hoe ftaat gy zo, zeg, wat bedenkt ge ? p 1 e r o t. Ik heb myne oogen Juist op die fchildery, en worde ik niet bedroogeu... Mynbeer Leander, zo gy dit portrait beziet, Kent gy dan nog dat wezen niet? leander, de Schildry dooi een vergrootglas bejchou•wende. Zo ik my niet bedrieg... of zou ik my vergisfen? Neen; 't Is Casfandérs fchildery. colombine. ó Ja, myn heer, dat kan niet misfen, 'X Is zyn portrait... isabella. Wel nu.., Zeg eens, wat oordeelt gy ? Gelykt het?..  ZANGSPEL. 47 LEANDER. Ja, 't gelykt; maar 't fcbynt me of zyrie jaaren Zich in de trekken van 't gelaat reeds openbaai en, Oom fchynt hier ouder dan toen ik hem 't laatfte zag. ISABELLA. Befchouw het hier, myn heer... 't Staat daar niet op zyn' dag. COLOMBINE, tegens Pierot. Laat ons het by die tafel zetten. CoUm'nne en Pieret plaatzen de fchildery vooraan by d: tweede fcherm. LEANDER, het portrait befchouwende. Ja, die 'er nu maar op wil letten, Kan 't klaar bemerken. COLOMBINE. Wel, indien het u gevall' Mejuffer dat men hier gereedheid maaken zal, 6aat u dan beide wat in onzen tuin vermaaken, 'k Weet anders hier niet klaar te raaken. TIENDE TO O N E E L. PIEROT, COLOMBINE. PIEROT. Gy fpreekt juist naar myn' zin. Maak haast", 'k Weet naauwelyks myn' buik, die van den honger raast, Te paaijen... COLOMBINE. Help my eens.., Zy  48 De SPREEKENDE SCHILDERT,' Zy brengen een gedekte tafel, met vier borden, middin op het taoneel. Zet hier de kaersfen neder. jVfC7i ze: twee waschkaarsfen op de tafel, nxairna Colombine e-.n pasty brengt. pierot. Uitmuntend! een pasty Straks fpieek ik die van nader by. Ach, lieve Colombine!.. Ach! wist gy eens hoe teder.. COLOMBINE. Nu, houd uw rust, Piercc, en laat dat maaien ftaan. Of ga hier ook van daan. pierot. Die geurige pasty!.. Wie zou 'er niet naar taaien ? c o l o m bin e. Ik moet nog wyn gaan haaien. En durf u bier alleen niet laaten blyven, gy Zoudt vast aan 't fuoepen gaan... Kom ga dan liefst met my. ELFDE T O O N E E L. cassander, alleen. H\ k>:nt zeer zachtjes uit het vertrek, waarin hy zich hadt vei bo'gen. Ik fpcel haar nu een' trek, dien zy geenzins verwachten. Hier ga ik uit, daar fluip ik in. 't Gaat alles wonder naar myn' zin. Ik  ZANGSPEL. 49 'k Ben t'huis, fchoon zy me afwezig achten. De gedekte tafel ziende. Maar hoe, wat keurelyke disch ! Of die voor my vervaerdigd is? Neen zeker nier... Wie of dit werkje dorst bellieren ?. De tafel is gedekt voor vieren... En my acht men van huis... Genomen, 'Ic was het niet. Men dacht me eens t'huis te zyn ; dit onderfteld, dan fchie De vierde hier toch over. 't Is noodloos, dat men tover' Om hier bedrog te zien... Het zy ook hoe het z y Men discht voor andren op, en denkt niet meer om my. Hy telt op zyne vingert. Een bord voor IfabeiT, voor Colombine een tweede, Het derde en vierde..! Ja..! Zy bragten beide een' gast, Elk zyn' bekenden, mede... Wel nu, 't is ongemeen, uitmuntend opgepait. ARIA. Zo zocht men my in flaap te wiesen, 6 List! ó iiioode ondankbaarheid ! Maar neen, men zal my niet bedriegen. jNcen, neen, 'k woid niet zo ligt misleid. Ik had wel fchrootn, ik dacht wel iet, De veinzcry viel ligt te ontdekken: Maat dit, dit zeker dacht ik niet. Voer. wien toch zal dit alles ftrekken ? Ik zal hem zien.. . Loos tegen loos. . Ik zal de waaiheid uit doen lekken... Maai- is de duivel wel zo boos ? Zo zocht men my, enz. jj Waar.  5o De SPREEKENDE SCIIILDERY; Waarom is myn portrait verdraagen ? Hier ftondt het... Waarom ftaat het daar? Wie deedt zulks.. ? Zou het haar behaagen, My, in myn aangezichc, te hoonen..! Ja, 't is klaar. Maar dit, dit zal ik haar betwisten; M'ontdekt fomtyds een zaak door listen, 't Is billyk dat ik haar hier, naar verdienden, ftraf, En 't fpel, dat zy voor my berokk'nen, zelf verfchuf. Maar hoe zal ik dit werk beginnen? Vertoon ik me onverhoeds, dan zal Men listen, laagen, wat niet al, Ora my te doeken , ligt verzinnen. Wat dan?.. My dunkt ze komen.. Neen.. Hoe zal ik toch de zaak bekuipen?.. Hier, onder deze tafel kruipen? Of hier ?... of daar ?... Wat dan ?... Waar heen ?.. Hy pliatst zkh onder de tafel. Hier zou het beter zyn... De zaak is al gevonden... Men wil juist, dat ik hier in myn portrait verfchyn... Zy hebben zich den ftrik zelf om den hals gebonden. Wel nu, Casfander zal hier zyn; Niet in zyn beeldtenis.. Laat u dit niet verblyden. Maar, dat de fchildery, Terwyl ik u befpie, my ter vermomming zy... Welaan! ...Maar hoe... Zal ik myn beeld aan ftukken fnyden? En fchenden dit gelaat?... Ja...'k weet geen' beter raad. 't Portrait behoort aan my. Voor wien heb ik teweezen?  ZANGSPEL. 5i Hy fnydt het aangezicht uit het portrait. Het zy zo., nu het zo moet wezen... Ten koste van myn beeldténis, Zal ik my zelv' behouden moogen, En nu befchouwen met myne oogen, Hoe fnood, hoe trouweloos men is. Men zal, by 't kaerslicht ,my zo ligtelyk niet ontdekken: Ook zal haar vrolykheid, misfchien, Beletten, my naauwkeui ig te bezien; En, hoe 't ook uitvall', 't kan my tot geen nadeel (trekken, Doordien ik dan, in dit geval, Zo als zy doen met my; ook met haar handlen zal. Hy plaatst zich achter de fchildery, en fteekt het hoofd door de opening, noelke hy aan de zelve gemaakt heeft. TWAALFDE en LAATSTE TOONEEL. LEANDER, PIEROT, ISABELLA, COLOMBINE, CASSANDER, achter de fchildery. LEANDER, tegens lfabella. Gy zoudt dan na zo weinig dagen, Casfander hebben aangeflaagen ? CASSANDER, Z'lh'. My dunkt ik ken dat aangezicht. ISABELLA. Voorzeker. D z co-  j2 De SPREEKENDE SCH1LDERY; colombine. Laaten wy 't voorleedene vergeeten. Men denke aan hartzeer of verdriet Nu langer niet. Aan tafel. isabella. 'k Ben gereed. pierot. 'k Verlang met fmart naar 'teeten, leander, aan tafel zittende. NeeH, lfabella, 't kon volftrekt niet anders zyn... pierot. Men proev' toch eerst den wyn. leander. Of ik had, zonder iets te fchroomen, In woede, daaatlyk wraak genomen Op hem, die my van u zo eerloos hadt beroofd... pierot. ó Ja, en zo men my gelooft, Als heer Leander raakt aan 't woeden, Dan houdt hy vol, niets kan zyn' vyand dan behoeden. isabella. Zoudt gy uw' Oom... cassander, zacltt. Men mint my teder. leander. 'kZou.rnisfchJen, Om dat hy oom is, hein ontaien, En  ZANGSPEL. 53 En wachten , (want hy kan zo lang toch niet meer leeven,) Tot dat ik hein den geest zag geeven. CASSANDER, Zacht. Die booswicht! ISABELLA, tegen' Leander. Dat men drink'. LEANDER, het glas neemende. Gedoog, dat ik met u, myne Ifabelle, eens klink', Zy klinken te zaamen, CASSANDER, Zacht. Daar gaat myn wyn. Wat fmart! ISABELLA. Uit al myn hart Leander. PIEROT. 't Ging Colombine en my veel beter dan 't u ging. Wy voelden geen vermindering Van liefde, en waren fteeds zeer teder voor elkander. COLOMBINE. Meer dan gy hebt verdiend. ISABELLA, tegens Leander. Waar kunt ge u van beklaagen? Ik fleet in droefheid myne dagen, En zonder hoop, en in bedwang, Twee jaaren lang. Myn red.n en myn plicht gebooden my te trouwen; Schoon ik den man, die my zyn liefde boodt, Slechts nam uit nood, D 3 En  54 De SPREEKENDE SCHILDERY; En met geen weermin kost befchouwen. Ik toonde hem wel tederheid, Als hy zyn hart my open kwam te leggen; Maar al wat ik hem heb gezeid, Dat dacht ik nooit aan hem, maar fteeds aan u te zeggen. CASSANDER j Zacht. Wat ondernam ik toch ? COLOMBINE, En 't geen nog verder gaat CASSANDEEj zich*. Ik barst van enklen fpyt. COLOMBINE, Men weet byna geen raad, Om d"ouden nar, vol liefde grillen, Te minnen naar zyn' fmank... De zotskap zou wel willen, Dat men hem teder minde, als of hy jong en frisch, En nog behaaglyk was, hoe oud en grys hy is. CASSANDER, zacht. Caronje. COLOMBINE, tegens Pierot, hem een klap geevende. Schurk! p iEROï, verbaasd. Wel hoe? Wat heb ik tog misdreeven.t Gefchiedt dit uit vermaak? COLOMBINE. Gansch anders is de zaak, 't Is dat ge my zo fchoon een' fcheldnaam hebt gegeeven. ISABELLA. Foei, Colombine, foei, zo driftig!.. co»  ZANGSPEL. 55 COLOMBINE. Op myne eer, 't Gefchiedt alleen, op dat hy beter leer! PIEROT, zyne hand aan zyn wang leggende. Ik heb u niets miszeid... COLOMBINE, Zwyg. Ik verfta geen rede. En eet en drink met vrede. PIEROT. Ik heb geen honger meer... COLOMBINE. Maar waarom fcholdt ge my?... Nu, word niet gek .. Kom, kusch me,en alles is voorby. Hy kuicht haar. LEANDER, tegens lfabella. Dat wy 't ook deeden ? ISABELLA. Met vermaak. CASSANDER, Zacht. Kan ik gedoogen?.. LEANDER. ïerwyl wy nu voor onzen echt... ISABELLA. Maar wyl Casfander meent, dat ik myn woord oprecht,.. C O L O M B I N E. Daar is niet aan verbeurd , al wordt die gek bedroogen. Al hadt gy u, met eed op eed, D 4 Aan  5(5 De SPREEKENDE SCHILDERY; Aan hem, ten plecbtigften verbonden, Dat raakt Leander niet.,. Woordbreeken is wat wreed, Maar al de waereld pleegt die zonden , Ten aanzien van de min. Men zweert fteeds in dien zin Dat mén zyne eeden naar zal komen, Zo lang ons oogmerk eischt, dat men ze houden moet. pierot. Die vond is wonder goed. cassander, zacht. Hadde ik haar eens getrouwd... Wat ftondt my dan te fchroocolombine. (men! • * Ik moet u zeggen, zo ik denk. Leanders komst verandert hier de zaaken. Zyt zo onnozel niet. Gedraag u wys en fchenk Leander 't geen hem hoort... Casfander mag het maaken Zo goed en kwaad hy kan. isabella. Maar, moet Casfander dan My zyne ftem, als voogd, tot onzen echt niet geeven. leander'. Hy zal het doen. isabella. Ik vrees... leander. Hy zal ons niet weérftreeven, Zyn hart is goed, hy heeft een eerelyk beftaan. Zie zyne fchildery flechts aan, Gy zult in zyn gelaat, in geenen van de trekken , Iets  ZANGSPEL. 57. Iets wreed, iets boos of fnood ontdekken. isabella. Dit is zyn fchildery... Maar, zo hy zelf hier was... colombine. Wel neem de proef eens,op wat wys geu zult gedraagen, Wanneer hy komt en gy hem fpreekt. Kom ras. Ga hem, in zyn portrait verlof tot trouwen vraagen. isabella. Wat buitenfpoorigheid!.. Maar wilt gy 't zo, welaan. Ik moet dan zeggen... Zy ftaat op. pierot. Gy moet u onnozel toonen. isabella. En ook myne oogen nederflaan ? leander. Zeer goed. isabella. Neen, wil me toch verfchoonen. Ik kan 't niet doen. colombine en pierot, te gelyk. Ja wel... Heel goed!.. isabella, tegens de fchildery fpreekende. Mynheer Casfander, Zie hier den man,dien ik verkieze... Uw'neef Leander. Dat uwe liefde my van myn belofte ontfla.... Zoudt gy myn' echt met hem gedoogen willen ? cassander, zyne ftem verheffende. Ja... D S QJJIN-  58 De SPREEKENDE SCHILDERT; ' I JU TU O R. Wat wreed verdriet! Dit wachtte ik niet! Wie zou 't bezetten ? Moest ons dit treffen ? Ik ben, ik ben geheel ontroerd. Hoe listig is dit uitgevoerd , Hy zag ons aan, enz. Hy zingt dezelfde V/oorden van lfabella. isabella. Wat wreed verdriet! Dit wachtte ik niet! Wie kon dit gisfcn ? Maar't kan nog misfen. 'tZou kunnen zyn dat wy misfcbien, In dit figuur,den duivel zien. Hy zig ons aan, Heeft ons verftaan. 6 Wreed verdriet! Dit wachtte ik niet! Hoe zal hy nu, En my en U, Met harde taal enfcher- pe rcên, Doen fcheiden, ach! waar wil dit heen? Och Hemt gy wel In dit bevel ? Wat hier aefchiedt, Dit ftera ik niet, Ik fterf veeleer van zielsverdriet. colombine. Wat wreed verdriet! Dit wachtte ik niet! Wie kon dit gisfen? Maar 't kan nog misfen. 'tZcm kunnen zyn,datwy,misfchien, 3n dit figuur den duivel zic-n. Hy zag ons aan, Heeft ons verftaan, En hoe 't nu zy op my alleen Valt nu de wraak, en anders geen. Waar zal ik vliên? Hem aan' te zien, Schoon hy t gebiedt, Dat durf ik niet. Ik wacht 'er van, De ftrcngfte wraak-, Nu ik de zaak Niet loog'nen kan. leander. cassander. ^k Zag alles aan; 'k Heb't al verftaan, Wie zou 't verzinnen, Iets te beginnen, Het geemk heb gedaan? bis. Ik twynel nog, fchoon ik het zag, 'k Tref allen juist met eenen ilag, Hoe, waarom of men nu niet lagcb! Dat ieder nu onfchul- dig fchyn! Men moet zo ras niet fpraakloos zyn. Gy fpande my Hier loos een net, Myn loosheid heeft uw list belet. Ha, ha, ha, ha, wat ben ik bly. enz. pierot. Wat wreed verdriet! Dit wachtte ik niet! 't Zal, zou ik vreezen, De duivel wezen. Ik ben verftomd, geheel ontfteld; Ik ben benaauwdcnuithetveld. Hy zag ons aati, Heeft ons verftaan. enz. Hy zingt dezelfde woorden van Colombine. CAS-  ZANGSPEL. 59 CASSANDER, tegens lfabella. Hoe! fchynt u nu de tong te ontbreeken ? Waar peinst gy op!.- Wel nu... of durft gy dan niet fpreeken? LEANDER. Mynheer... CASSANDER. Zwyg, losbol, zwyg. Tegens lfabella. Gy waande dan, misfcbien t My 't offer van uw fnood bedrog te zien ? ISABELLA, vertegen. Mynheer... Ik fprak oprecht... en zonder te overleggen. Ik hoopte geenzins... en het geen ik kwam te zeggen, Om nu uit deze onzekerheid... 'k Heb Colombine al meer dan eens gezeid... Spreek, Colombine... CASSANDER. En wat of zy me al zal berichten? COLOMBINE. Dewyl gy alles weet, baat hier het veinzen niet. Men heeft u dan befpot!.. 'k Beken, het is gefchied; Maar gy zoudt ons verplichten, Indien ge ons dit verganft; en , ziende dat gy meer Dan wy 't veiftrikken kent, mynheer, Belooven wy u nooit weêr, op die wys, te hoonen. CASSANDER. Moest men, door dit verraad, myn liefde en zorg beloonen ? PIE-  (o De SPREEKENDE SCHILDERT; PIEROT. Ga niet te ver, mynheer, en oéffen wat geduld, Noch Kabella, noch Leander, hebben fchuld. Men moet het minnewicht, waardoor de jeugd leert muiten, En de ouderdom zo ver van 't fpoor gedreeven wordt, Dat men dien dykwils op moet fiuiten, De misdaad wyten... cassander. Hoe!.. pierot. Hier is het, dat het fchort. Dat minnewicbt, wanneer het ons doet blaaken, iirengt ons waarheen het wil... 't vervoert ons, en wy raaken Daardoor verftrikt... en zo gy alles wel beziet, Zeg, blyft uwe Ifabelle in uw familie niet? Wat hebt gy dan, fchoon zy Leander trouwt,verlooren? cassander. Voortreffelyk bepleit! 't zyn wendren die wy hooien, Tegens Leander. Maar, op dat ik bewys van myne gramfchap geev', Wil ik, dat Ifabelle u trouwe, en met u leev'j Door die verbindtenis zal ik my 't beste wreeken, En lagch nog lang na u... colombine. Uw wraak is wel gebleeken Aan lfabella en Leander, dan, daar wy U meer misdeeden en ftrafbaarer zyn dan zy, Wilt gy u dan geen wraak verfchaffen,  ZANGSPEL. «i Wyzcnde op Pierot. En op dezelfde wyze ons ftraffen? CASSANDER. Loop voor den duivel... Trouw... C O L O JVKB INE, beleefd tuigende Wy wenfchenook niet meer. En wy bedanken u voor deze ftraf, mynheer. BEURTZANGEN. C H O O R. ALLEN, bekalven CASSANDER. 't Is in den bloei der jaaren Dat liefde noopt tot paaren ; Waar zy ontvlucht alom , Jaloerfchen ouderdom. Dat men thans Zang noch dans Voor liefde poog te fpaaren . Uit ons hart Bant ze fmart En kan genoegen baaren. CASSANDER. Gelukkig, die de plaagcn , Der wufte minnevlaagen, Als een ftoutmocdig man, Altyd weêrflreeven kan. Ik voor my, Hoe 't ook zy, Wil haar niet langer draagen. In ons hart Brengt ze fmart, En geeft ons bange dagen. CASSANDER, alleen. De Liefde is als een kind, Nu wel, — dan ontevreden ; — Zo los gelyk de wind Als ze iets begint. Al  CO- Al haar gedicnftigheden Doen ons ten dwaalfpoor treeden; Die haar 't gewilligst dient, Is 't minst haar vriend. Zy hernemen allen te zaamen het Choor. LEANDER en ISABELLA te zaamen. De min ftreelt, ongeftoord, Ons beider zielsverlangen; Men roem haar, zo 't behoort, En dans en juich in blyde maatgezangen, Nu wy van haar ontfangen Al wat het hart bekoort. Zy herneemen te zaamen het Choor COLOMBINE. Gy zyt myn vreugd, Picrot. PIEROT. Gy houdt mo als opgewogen. COLOMBINE. My dan en myn Pierot. PIEROT. Ons treft een heilryk lot. COLOMBINE. Dat gluuren van uwe oogen. PIEROT. Die houding vol verrooogen. 62 De SPREEKENDE SCHILDERY;  ZANGSPEL., 63 COLOMBINE. Voorfpelt, voorzegt een gloed. PIEROT. Volmaakt en goed. Zy hemelmin allen te zaamen de woorden van het Choor. EINDE.