D E B IJ B E L.  I  D E B IJ B E L VERTAALD,OMSCHREVEN £N DOOR AANMERKINGEN OPGEHELDERD. DERDE DEEL, te UTRECHT en AMSTERDAM, bij G. T. van PADDENBURG en ZOON en J. ALLART. m d c c l x x x x.   */£an do ê of of £ SV, francsf 9^ „ EWALDUS HOLLEBEEK iEGIDIUS GILLISSEN. CAROLUs BOERS, Fac. THEor.. h. t. Decan. BROËRIUS BROES. JONA WILLEM TE WATER, SEBALD FULCO JOH RAIL  VOORREDE; 2^0 veel moest ik bij wijze van Voorbericht U zeggen , Waardig Lezer ! dat gij 'er uit afleiden kondt, hoe ik omtrent U geenzins onverfchillig ware; ik zou al fpoediger het IIId' Deel uitgegeeven hebben , indien omftandigheden mij niet eenige maanden geflremd hadden; evenwel zijt gij hier door niet benadeeld, want uw wagtcn heeft den weg gebaand, dat u dit Deel al minder kost' baar zal wezen dan de vorigen: eene ojjerhande te doen om mijn', géliefdm evenmensck tot de nuttige jiudie des Bijbel; meer aantemoedigen , is voor mij geene zaak die mij veel verlochening kost: En om alles wat mogelijk is uit den weg te ruimen , moet ik nogmaals u herhalen, dat het geheels Werk volledig niet meer dan XIV Deelen bedragen zal; fchcon ik hoope heb, dat de bezuiniging van het papier mij in jlaat zal/lellen, om het in XII Deelen aftedoen. Wat nu dt beoordeeling van het zelve betreft, 'er is ééne die niet volledig is , anders zou ik reeds mijn dank aan den Schrijver voor het inflructive van dezelve betuigt hebben; een liefhebber van waarheid is zulk eene onderwijzende beosrdeeling altoos goud waardig; de berispende kan ook hare nuttigheid hebben , mids de z.nherjls onpartijdigheid daarin bcerfche; onder die clasfe is 'er ééne, die de goedkcw ing  VOORREDE. en infe.nming van zommigen mijner vriendin weggedragen heeft; namelijk, dat ik de Inleiding op het IId* Deel mij te veel aan befpiegelingen, zonder te bewijzen, toegegeeven, en daar door de voorbeeldige Godgeleerdheid al weder on dienst" gedaan heb; ik kan niet ontveinfert dat dit mij eeuigzins vreemd is; ik meende niet alleen mijne jlellingen ah regelen ter verklaring uitvoerig bewezen, maar zelfs tegen mijne gewoonte , de gedagten van anderen bij die /elegenheid, uitvoerig wcdirlegd te hebben; om maar een voorbeeld ie geven, vrage ik, of men elders zo uitvoerig het hoofddoel van de offerhanden zal bewezen en verdédigd vinden? doch zoo mijne beoordeelaaren, vóórnaamlijk op mijne taferelen van den Tabernakel hunne berisping hebben gemaakt, wil ik hen gaarne toe/laan, dat hunne aanmerking gegrond is: hier heb ik, buiten de regels ter verklaring aangenomen, weinig of niet bewezen; zulke tafereelen worden dan niet alleen minder bevallig , als 'er de dogmatieke toon in heerscht, maar de aart der zaken duld, mijns oordeels, geen bewijs : ik weet niet dat ik eene fpeling of overbrenging gebruikt heb, die ik niet oorfprongHjk aan een der Bijbel - Schrijveren veifchuldigd ben; voomaamelijk heb ik mij van den brief aan den Hebreen en de Openbaring van Johannis bediend: hun gezag ■was mij niet alleen bewijs genoeg, maar daarenboven wil ik wel rondborflig bekennen, dat het bewijzen van zoortgelijke fpelingen mij zelv onmogelijk is; noemt men dit onvernuftig, dat ik dan alles van anderen overneem op hun gezag , zonder in fiaat te zijn de kracht daarvan zelv te voelen , of het bondig te kunnen ft ar en, dan wil ik zulks Wel iuftemmen, mits men mij ook toegeve dat 'er gevah len  VOORRE }) E. iett genoeg zijn waarin elk heizelvde doen zal. Toen de Joodfche Godsdienst bloeide , toen een Gamalièl leeraarde met zo veel welbefpraaktheid, toen een vernuft als dat van Paulus, den invloed van den Christen Godsdienst op zijnen vaderlandfchen dienst, zo duidelijk deed zien , heeft het hem zeker aan gene bewijzen voor de gefielde gedagten ontbroken ; men kan dat gevoelen, zo dra men hem hoort wederleggen: Edoch, indien men van mij, nu dien Godsdienst van haar ziel berooft is , nu bijna 2000 jaren de voorbeeldige Godgeleerdheid, of mishandeld of geheel in onbruik geraakt is , die bondigheid wilde vorderen , welke elke wetenfchap in haar kracht bl>eijen_ de, eischt, dan zou men omtrent mij niet edelmoedig handelen; daarbij komt, gelijk ik in het jlot van mijne Inleiding al wenfchende zeide , dat de voorbeeldige Godgeleerdheid , als -zamenftel nog nainvelijks aanwezen heeft , en dat "er nog al wat tijd en afflijting van zielsvermogens zal nodig zijn, eer zij hare hoogte van volkomenheid zal bereikt hebben; intusfchen is het zeer te bejammeren dat veele vernuften haar als nutteloos befchouwen, in een eeuw, waarin de po'êtifche bevallige voordracht de overhand fchijiit te hebben , behoorde ze de geliefde ffudie te zijn ; zij is de ware Mythologie , het fieraad der ouden , en ik kan mij hier over, om elk optewekken tot die aangename ftudie, niet beknopter en klaarder uitdrukken, dan met de woorden van den bevalligen Muller," in zijne Philofophifche Auffitze bladz. 302. waar mede ik fluhe. „ De Syiabolifche Theologie , eene noch niet genoeg wijsgeerig behandelde ^wetenfchap , die ons de grootfte geheimen der oudheid en der natuur ontwikkelen kan ; eene wetenfchap  VOORREDE. in welke de allerzuiver/Ie menfchelijke Godgeleerdheid en wijsbegeerte , agter den poétifchen /luier der zinnebeelden verborgen ligt, die voor den onwetenden eerbied-verwekkend, voor den verflandigen vingerwijze tot de verhevenjJe waarheden is, in welke zich de ontluikende kracht der menfchcn als in de vernuftig/Ie raadzels oefent, deze is de wijsheid van het oudfte tijdvak der Poëten en van alle die menfchen der natuur, in welken ever-een■/lemming van gezonden zielskrachten is:" fchoon gezegde! het geen ik aan uwe nadere ontwikksling ten loog/Ie aanbeveek. Ik-  INLEIDING TOT HET VIERDE BOEK VAN M O S E S. P j. o t eene nadere handleiding in het verklaaren van dit Boek hebben wij niets bijzonder aantemerken, dan alleen dit: dat de Joden het benoemen naer de woestijn, waar men zich toen bevond, en waar in vrij uitvoerig de reizen door dezelve, met de omftandigheden daarbij voorgevallen, opgegeven worden: met recht zon het den naam van het Reisboek door de woestijn kunnen dragen; dewijl hier de orde des tijds, waar in de zaaken voorgevallen zijn, veel meer dan in de voorige Boeken, bewaart word. — Het is waar, men vind 'er dan ook uitvoerige geflachtlijsten in , (eene andere aanleiding van benoeming, tot dus verre de algemeenfte) waar uit men de vervulling der beloften van vermenigvuldiging aan Abraham gedaan, duidelijk ontdekken kan; lijsten, zo noodzakelijk om de Hammen onderfcheïden te bewaaren, vooral die van Levi, anders onder de anderen zeer verfpreid; dit alles ook, op' dat de be- Ilk Deel, A lof,  i INLEIDING enz. lofte van het vrouwenzaad in Ju da hu bepaald, naauwkeurig konde bereekcnd worden. — Ook vind men 'er veeleu herhaalingen van te vooren afgekondigde wetten in, om dat zeer veelen menfchen , die de voorige afkondiging gehoord hadden, reeds toen gcltorven waren, en Mos es op nieuws door zekere aanleiding daartoe verplicht werd, alles ten bewijze dat de inhoud van het zelve zeer verfcheiden is, en de ophelderingen het gevoeglijkst bij elk Hoofddeel kunnen behandeld worden, waarom wij hier afbreken : alleen nog dit; Het bevat eene gefchicdenis van 38 jaaren en 9 maanden, evenwel zo, dat in 37 jaaren niets aanmerkelijks moet voorgevallen zijn, dewijl daar van een diep ftilzwijgen is. Het  Het VIERDE BOEK VAN M O S E S, G E N A A M D N U M E R i. I. HOOFDDEEL. ii JL-'E Heer tóng verder voort zime bc- vs. i. Verder ! a , ij, fprak Velen aan M o s E S meJetedeeleu, terwijl zij tot Moses, in nog in de woestijue, nabij Sinaï, gelegerd sY°aff3ïn waren; hij gaf ze gemeenlijk in de tente d,e tente'der j i tt ■ i i j , . t zamenkomftc; door rte Urtm; de volgende lchikkmgen wef- op den eerften den mondeling in de tweede maand van het „mnd,'iThet tweede jaar, na hunne uittogt uit Egvptëh tweede jaar,'na J ö Ml1 datziimtEgyp- medegedeeld ; de inhoud was deeze: 2. Er téflianduitgeto- 1 , „. gen waren , moet nu weder eene algemeene volkstelling zeggende •. gefchieden, doch in eene juiste order, zo dat opvsde2'ftS een ieder onder zijn ftaih gebragt worde, van de gehele deszelfs onderfcheiden takken en familien, tot kinderen is- rails , naar hunne gedachten , naar liet huis hunner vaderen; in hét getal der naalueu van alles wat manlijk is, hoofd voor hoofd; vs. 1. Ik twijfel niet of deze telling is van die Exod. XXX: 12. ondetfchciden, weinige maanden zijn 'er maar even tusfehen beiden verlopen, waarom het verfchil ook niet aanmerkelijk is; niet ongegrond zou men luumen zeggen, dat de eerfte telling den grondflag tot deeze gelegt heeft, on dus meer eene ranjjfehikking van de geteldenis, men zie vs. 18. a 2  A Het VIERDE BOEK vs. 3. van op den naam van elk man, moeten daar in geoud,tigcn daar vonden werdén; 3. Allen die boven de twind°v™«#<« dta t:'S 3aaren zijn ' zuUen opgeteekend moeten ijr«s *»»»«b worden, op dat men vveete, wie de wapenen zult'gij tcücn kan voeren, en op dat 'er in liet krijgswezen jL^'gi?/'en eene nauwkeurige verdeeling kan gefchieden; asron. dit zult gij en Aüron doen; 4. Doch 011- vs. 4. En met b J ' ~ uiieden zuilen derfteund van twaalf aanzienlijke mannen uit ton een mtn: elke ftam een, en die reeds door hunne gedie een hoofd- t,oorte jn hun ftam gezag hebben, 5. De le- nian over het do .. huis zijner va- dCn die daartoe gekooren zullen worden zijn dCvs" 5!' Deze uit Ruben, Elizur, 6. Wegens Si- Tnen dV'm'm'- meon, ScHLUMlëL, ?. Wegens JUDA nen, die 11 bij- N A c j t s c H o N g. WegéflS JI S S a S C H a R , ftaan zullen : ' van Ruben , NETHA nec L , 9. \\ CgCllS zebulon, KSEuae, 10. Wegens Josepiis kinderen; vs. 6. Van yan E PHRAIM, ELICHAMAJ Van M Amill de zoon nas SE, GaMLIlL, II. u egCllS BENJA- fcuADDAi. uri" mis , Abjda, 12. Wegens Dan, Ac 111CntoA 7'A'«i- ZAR ' 13' Wïgpn? Asciier, PagiSe, r^ö»'de zoon I4- Wegens Gad, Eljasaph, 15. We- "van Am mi na- ö . dab. gens Naphtali, Achira. io. Deze wa- j^/i-a^.Ne- ren de verkoorenen om den krijgs-raad uitte■rtiANv.ei. de mafcen • zjj waren reeds de aanzienlijken in de zoon van Zu- 7 •' ■ «ar. zijdtakken van hunne itam, en werden nu Zebulon, f.l" bevelhebbers over de weerbaare manfehap onr«»»Z0°nVan dcr dc Israëliërs; 17. Zo dra deezen vergaders. 10. van r;Hg hielden, werden de volgende fchlkkinsErn^evanlJE- gen gemaakt: 18. Allen de vrijgeboorenen, die p'iraim . Eli- fibnma de zoon van Aihmthvd: van Manasse, Gamcliïl de zoon van Pedazur. vs. 11. Van I'.i.m.'.min , Akidan de zoon van Gideon. vs. ia. Van Dan, Acbiczer de znon van AMMi-Scbn/Mai. vs. 13. Van Afcbe'r, Pagiül de zt>"ii van Ociiran. vs. 14. Van Gad, Eljasapii de zoone van Degel!, vs. 15. Van Naphtali, Achira de zoon van E»»». vs. 16. Dezen waren de gikote uit liet volk, Overftc der Hammen hunner vaderen : zij waren dc Hoofden dcr duizenden van IsRAëL. vs. 17. Doe namen IVToses en Aüron d;e mannen, welken met namen uitgedrukt zijn. vs. iü. Eu zij verzamelden de gttnfcbe gemeente op den  van M O S E S. Hoofdd. I. 3 wapens konden voeren , werden opgeroepen eerden dag der tegen den eerften van de tweode maand, met e^e die™^»» liet bewijs dcr echtheid hunner geboorte, uit °4lrTtare0g" het huis, het welk zij opgaven, en hunne lachten , naar . r i- nf „ , , het huis harer yerwnteniste met die itam; elk die boven dc vaderen; in het twintig jaaren oud was, werd verplicht te jg*jf |a" 3fê komen, op dat zijn naam in de' kriigsrolle twhltisj'1;ir0l'd r , J JO was , en daar opgeichrcven werde. 19." Het werk werd boven, hoofd fiacr de bevelen van den Heer, onder het v°v'sr. '^p^'zo opzicht van Moses nauwkeurig volvoert ; f*0SES ^boeien toen bevond men bij flot van rekening en op- bad, heeft hij. .11- 1 '1 , . ze geteld in de trekking van de kolommen m ftamhien , woeftijne s>hoofdtakken , geflachten daar uit gefprötéfl, „0_ Xoeil en huisgezinnen, dat de mannen die dc ffa- ware"lle , , , nen van Ruben, pens konden voeren, en daartoe nu verplicht des eerstgebo-• werden, de volgende waren: imnnc'ge'boor-' 20 en 21. We?ens Ruben 46500. ten> ,na mmne TTr ^ J gedachten,naar 22 en 23. Wegens SlMEON 59300. heihuis hunner 24 en 25. Wegens Gad 45650. geu^dïr'"n»! 26 en 27. Wegens TuDA 7J.6oo. men hoofd voor ' a J ' ^ hoofd, al wat 28 eil 29. Wegens JlS sas C II AR 54400. manlijk was, ixr 1-, van twintig ja- 30 en 31. Wegens ZEBULON 57400. ren oud, en daar boven alle die wapens kannen voeren, vs. li, De getelde van de ftam van Ruben (zeg ik) waren zes en veertig duifend, en vijf honderd, vs. 22. Van Simeons zoonen , hunne geboorten , naar hunne geflachten , naar het huis hunner vaderen; zijne getelde , in het getal der namen, hoofd voor hoofd, al wat manlijk was, van twintig jaren oud, en daar boven, alle die wapens konden voeren, vs. 23. De getelde van de ftam van Sikeon waren negenenvijftigduifend, en driehonderd, vs. 24. Van Gads zoonen hunne geboorten, naar hare geflachten, naar het huis hunner vaderen; in het getal der namen van twintig jaar oud, en daar boven, alle die wapens konden voeren, vs. 25. Waren de getelde van Cads (lamme viifenveertigduifend, en feshonderd en vijftig, vs. 26. Van Juda's zoonen hunne geboorten, naar hunne gedachten, naar het huis 'hunner vaderen; in het getal der namen van twintig jaar oud, en daar boven , alle die wapens konden voeren, vs. 27. Waren de getelde van den ftam van Juda , vierenzevèhtigduizend , en zeshonderd, vs. 28. Van Issaschars zoonen, hunne geboorten, naar hunne geflachten, naar het huis hunner vaderen; in het getal der naarneri, van twintig laar oud, en daarboven, all d e wapens ksnden voeren, vs. 29. Waren de getelde van Issaschars ftam, vierenvirftigduizend en vierhonderd, vs. 30. Van Zeüui.ons zoonen, hunne geboorten, naar hunne gedichten, rhjhr het huis hunner vaderen; in het getal der naamen, van twintig jaar oud, en daar boven» A3 '  6 Het VIERDE BOEK 34 cn 33. V egens Ephraim 40500. alle die wapens ' konden voeren. 34 etl 35. WegdlS makasse 322oo. renVgetddê 36 en 37- Wegens Benjamin 35400. van Zebulons en ™ Wegens Dan 62700. ftam, zevenen- vijftigduizend 40 dl 41. WegdlS AsCHAR 41500. en vierhonderd. ■ vs. 32. uit 4a en 43- Wegens Napthali 53400. n°eSn:HvanZOdë 44, 45 ^ 4^- te Zamen 603,550. zoonen Ephra- Zonder dat hier In aanmerking komen, de ïms hunne ge- ,.... .... , , boortcn , naar. kinderen, vrouwen , en waanchijnlijk ook de ten^naw'net oude mannen boven de zestig jaaren, die niet huis hunner va- lTJeer begeerden te dienen: waar uit mogederen ; in net ^ . getal der naa- lijk dg rondheid der getalcn gebooren is. men van twin- , 1 j t i_" tig jaar oud{ 4?. Evenwel werden de Leviten bij deze Sie^dte oMpfr'j gelegenheid niet geteld; gelijk uit dc opgave te konden voeren. zjcn js 4S. Dit was op bijzondcren last van vs 33 Wa- ren de getelde den Heer aan Moses overgelaten, wel ftam ,E vëènig- ernffig verbiedende: 49. Om ze in gelijken duizend , cri vijfhonderd, vs. 34.. Van Manass'.s zonnen , hunne geboorten , naar hunne geflachten, naar het huis hunner vadcien ; in het getal dcr naamen van twintig jaar oud, en daar hoven, alle die wapens konden voeren, vs. 35. Waren de getelde van Manassen ftam tweeëuderrigduizend, en tweehonderd, vs. 36. Van Benjamins zoonen, hunne geboorte, naar hunne geflachten, naar het huis hunner vaderen ; in het getal der naanien van twintig jaar oud, en daar boven, alle die wapens konden voeren, vs. 37. Waren de getelde van Benjamins ftam , vijfendertigduizend , en vierhonderd, vs. 38. Van Dvns zoonen, hunne geboorten, naar hunne geflachten, naar het huis hunner vadcmi; in het getal der naaiucn van twintig jaar oud, en daar boven, alle die wapens konden voeren, vs. 39. Waren dc getelde van Dans ftam, twcccnzestigduizcnd, cn zevenhonderd, vs. 40. Van Asers zoonen., hunne geboorten, naar hunne geflachten, naar het huis hunner vaderen; in het getal der naamen van twintig jaar oud, en daar boven, alle die wapens konden voeren, vs. 41. Waren de getelde van Asf.rs ftam, cencnveertigduizend, en vi.fhondcrd. vs. 42. Van Nafhtalis zoonen , hunne geboorten , naar hunne geflachten, naar het huis hunner vaderen; in het getal der naamen, van twintig jaar oud, cn daar boven, alle die wapens konden voeren, vs. 43. Waren de getelde van Naphtalts ftam, drieën vijftigduizend, cn vierhonderd, vs. 44. Deze ziin de getelde, welke Moses gcftdet heeft cn AaïtoN, en dc Ovcrfte TsitAé'i.s: twaalf mannen naar den rang van het huis hunner vaderen, vs. 4;. Alzo waren alle de getelde d£r zoonen Isracls, naar het huis hunner vaderen; van twintig jaar oud, en daar boven, alle die in Isrrël waf,ent' kenden vtpi en. vs. 46. Alle de getelde dan waren zeshonderdduizend, cn drieduizend, vijfhonderd en vijftig, vs. 47. Maar de Leviten, naar den ftam hunner vaderen; werden onder hen niet ter tejing opgeroepen, vs. 48. Want 'Jebovab had tot Moses geiproken, zeggende: vs. 49. Alleen den ftam van Levi  van MOSE S. HOOFDD. I. 7 rang met de overige broeders in zulke geval- zult gij niet i i tS »i j tt j tellen, noch lea te rekenen; 50. Dewijl de Heer dee-hunne fomme ze ftam verordend hadde tot zijne hofhouding, dcr ^zoonen om die met al haar tocftel te bedienen; en te- yan IsRAÏh ' vs. 50. Maar vens voor koninklijke lijfwacht te dienen, en gij, ftei deLe- , . i ' i, . .. . ... ... .. viten over den hieromtrent werd Moses het volgende ge- Tabernakel deilast: 51. ïn dc óptogten, in het neêrllaan eifÓve? afzijn van het Leger in de woestijnc, zal niemand gcrccdfchap,en 1 over ïtlles wnt dan de Leviten den Tabernakel en al wat daar toe bedaar toe behoort mogen behandelen, op ftraffe |en°dVnZTaherdes doods voor den overtreder. 52. Want als mikeI, ^F.a«fin » 1 en al zijn ger het Israëlitisch Leger zal gelegerd zijn, naer zijne reedfehap : en 1 , .. n zij zullen dien ordening, cjk onder het teken van zijne itatn, bedienen; en in dc hoofdverdeclingen, 53. Zo zullen de z!iz"'ieiVn.nn" 0 v ,,ü om den labcr- L r viten altijd bepaald hunne Legerplaats »akei zich ierondom den Tabernakel hebben, op dat de 6 vs? 51. En overigen van de natie zich aan het een of an- kd^aToptrekder niet vergrijpen, waar door onze Heer ken, zuilen dan . de Leviten den beledigd , tot wraakeaangelpoord worde; hierom zeiven ame- zullen zij voor altoos wacht houden rondom nee^'de^abcr» den Tabernakel. 54. Deczen bevelen van Jeho- ^l'^*^ v ah nu door Mose s in den raad des volks Jen de Leviten medegedeeld, werden naer het bevel uitge- richten,Ven°de vreemde die 'u daar bij komt y.ü gedood wirden. vs. 52. En de kinderen Isracts zullen zich legeren, een iegelijk hn zi'n leger, cn een iejelijt bij zijné baniêre naar hunne btndtn. vs. 53. Maar de Leviten zullen zich legeren 1 ondom den Tabernakel der getuigenisfe, op dat geen verbolgenheid over de vergaderingc der kinderen I*RAër.s zij: daarom zullen de Levithn de wacht van den Takernakel der getuigenisfe waarnemen, vs. 54 ?■>' deden de kinduien IsracXs-; naar alles dat jftbnvttb Moses geboden h.id, zo deden zij. oj. 49. De tellin? die weinig maanden te vooren gefekiorf' was, begreep toen ook de Leviten 'er onder, de vernienigvubfiging was intusfehen zo fterk geweest, da: men naauwii ks het otfderfcheid konds zien, of zij 'cr onder geteld waren gewcesj: dan nies N. van K. A 4  8 Het VIERDE BOEK II. IIOOFDD. -g-^ vs.i. En je- | I Je He ere vervolgde zijne kriiesfchik- bovab '.praic tOt o J jo . jMoses en as- kingen aan Moses cn Aüron medetedeelen kon , zeggende: v ti t •■ • i i vs'. 2. De namenlijk: 2. Hoe Isracl zich legeren zouknKkren^^^is- ^ -m een gehikte' orde, volgends de nu gezien legeren maakte verdeeling onder hoofd -divtfiên , naer een ieder on- . . _ £ ,, derzi.inebanie- de heirlaiitaams van de genachten; van alle ZfriamZretr zijden den Tabernakel in een langwerpig vier- van het huis i,ant ;n{]uitende. % Aan de oostzijde waar het hunner vadc- . •' ren: rondom front was, zal de cerfte divifie zijn waar over Tenre der t'za- Ju da geftelt is, in het midden geplaatst met menkoniftc zullen zij zich legeren, vs. 3. Die zich nu oostwaarts zullen legeren tegen den opgang, zal zijn de baniere des legers van Juda, naar hunne ben- vs. 2. Zo vertalen wij het woord teektns : in de Karavanen , die het liefst bij nacht reizen, vind men dezelvcn altoos aan de toppen van lange Haven; iecier compagnie heeft 'er eene met onderfcheiden lichten, cn wel tot 12 dikwijls; zij worden bij das ook gedragen, als kentekens in plaats van dc vaandels dcr compagiiien; dus zijn 'er voor het gcheele Leger in vier divifien verdeeld, gewoonlijk twaalf,want de banieren zijn de veldtekens die bij de Karavanen gebruikt worden meest altijd maar 1 , doch hier 4, om dat het Leger in 4 Karavanen verdeeld is, doch ieder ftam heeft zijn lantaarn tot onderfcheiding , fchoon dc Scbecbina de lnisterijkfte lantaarn voor het Leger ware, volgde men evenwel hier in de gebruiken: dit alken doet dan de beuzelende banieren dcr Rabbynen vervallen, die met het bericht van Josephus wegens de vreeze voor beeltcnisfen te niaaken zo zeer ftrijd; men leeze over deze landtaarens Harmer's Waarn. II. D. pag. 266. waar F Ars er deze gedagte ingevoegt heeft. — Wat den rang betreft, zo heeft Juda zijne twee broederen die op hem volgen, in rang naast hem; Ruben had hier het eerstgeboorterecht in den rang niet, doch is evenwel de vaanvoerder met zijn lotgenoot Simeon, en Gad, dc cerfee uit een dienstmaagd van Lea, in plaats van Levi, Ephraim van de derde divifie , Dan de flamvoerder van zijne broederen in de vierde, mede uit de dienstmaagden, maar Dan bijzonder uit Rachels dienstmaagd de eerfte. N. van K.  van M O S E S. IIoofdd. H. 9 zijn veldteken, verdeeld in zijne regimenten: ie» • én ttocfc Naciisson zal de eerfte zijn. 4. Uitmakende »«» ammina- te famen eene divifie van 64600. 5. Zijn rech- Q^fce der tcrvleugel zal TissaSchar nitmaaken: zijn zoonen van ju- da zijn. Generaal N a t 11 a n e cl, 6. Uitmaakendc een . ' vs. 4. Zijne corps van 54400 man. 7. Zijn linkervleugel A««rf< nu, »» ■ . ^ . „ . . „ hunne getelden uit Ze bul on, wiens Generaal is Eliab, waren vicren- 8. Gebiedende over 57400 man, 9. Mankende zfsïondetd.' dus de voorhoede onder het geleide van Tu- ys- 5. En neA> , 1 T vens hem zal da 106400: waar van lil den OptOgt juda zich legeren Is- stltijd de eerfte in rang zal wezen. 10. Aan IT^ntm. dc zuidzijde achter de voorhoede zal de Ün- der hunne ba- niere van de Karavane legeren; hij in het. ""vs. '18. De midden onder het bevel van Elischama, \Z'S% van L9- Zijnde fterk 40500. 20. Voor hem MaEhirmm, naar NASSE onder het gebied van Gamliül. hunne bende , . zal tegen hct 21. Zijnde 32200 man lterk. 22. Zijn ach«^!r/»S«; terhóede Benjamins ftam, ouder het gede zoon van bied van Abidan. 23. Sterk 35490 man, Ammihud, zal J de Overfte dcr 24. Dus de derde Karavane onder het veldtc- mra^m zim. " ken van E phraim 108100 man fterk is. vs. 19. zijne - £) vjer(je Karavane in de beging de ach£ir»- i. ' 1 s i 1 dc getelde in karavane uitmaakte i_-,-6oo man, maakende de agterbocd* over hct geücc! de achterhoede des Lc- JJg l^ldeïdgers uit. 32. Dus de vier Karavanen te za- 'luizend, • en , „ zovcnenviiftig- mcn uitmaaken 003,350 man. 33, Hier ko- duizend ,' en men dan dc Leviten geenzins in aanmer- *$g&£| king, om dat «ij onder dc armee niet opgc- Zlll,lc'1 zij 0p- ' 1 n trekken , vol- WnreeVen werden , volgends des He er en g»*' inmne babevel. 34. En de fc'nikkingcn in dit Leger ■ ts!''^%. Deza werden volgends dit plan door den H e é r der Mail'. aan Moses gegeev.cn uivgevoert, ftipt werd re" isnAër.s, , '■ .j ,". .. ' ,. • _ • na het huis hun- Ceil ieder 111 zijn itam en gedacht eene plaats ner' vaderen : aangewcezen. f° t,e ^te'" 0 ■ den naar hun¬ ne bende waren zeshonderdduizend, en drie.luizend, en viifhonderd en viiftig. vs. 3?. Maar de Levit'-n werden niet geteld onder de zoonen Israci.s , gelijk ais' Jcbovab Moses geboden hadr. vs. 34. En de kinderen Israci.s deeden naar ahes, wat Jebovab Moses geboden had, zo legerden zü zich naar hunne banieren, cn zo trokken zij op, een iegelijk volgens zijn gedachten, naar het huis zijner vaderen. "P\ ' ID. HÓOFOD. h itam waar. int Mosr.s cn Aüron vs_ u d!tm gebooren was, bevond zich in dien tijd, toen is ie 'fmn* iTT 1 , , toeft and van de rit.ER begonnen had van Si.'tal met Mo- aöron en aio. ses te fpreeken in den volgenden z. Aa- Zen ron het verkoozen hoofd der koningliikc 'net, Moses , n ,. , a J ffrak op den notnoudmg, had tot eerstgeboorencn cn op- berg sjnati yolger in zijne waardigheid Nadab; zijne ht&*' d"r overigen zoonen waren Au iiïu,Eleazarcn gS^'jg* Itiiamar; "3. Deezen allen waren verordend gebooren, Na- tcit Priesters, welken door zalving ingeweid.. ton», en door gefchenken zich tot den dienst hadden „ar'; c" ltha" zoeken tc veraangenaamen5 4. Doch Nadab ..vs-, •"• eh . , zijn de naamea .cn a r. 111 u waren in den fabernakcl omgeko- der zoonen a;i- .„.. . j- ,r, . ° RoMs.dëfPriéS- teien, die gezalfd waren: tetlttr hand men gevuld had, om hct friesterampt te bedienen; vs. 4. Maar Nadar en Aeiiiu Po: ven voor het aangezichte van Jebovnb , ah zij vreemd vuur voor iet u nueziclite van Je».*™* in de woeffime Shot brachten, cn hadden geene kinderen: oocli liLEAZAR en Imam AR bedienden bet Piicsterampt voor het aan-  Het VIERDE BOEK gezichte hun- men, bij gelegenheid dat zij ongewijd vuur *ons? C in het dienst doen , gebragt hadden , te vs. 5.En?#- Sinaï gelegerd zijnde: zij hadden geen kinMosEs'r^zeg- deren naoelate»; cn 'm hunne plaats was toen gende: Eleazar en Ithamar benoemd. 5. Nu vs. 6. Doet den ftam van maakte de Heer nadere fchikkmgen door eT'fteifTm beftier van Moses, 6. De geheelc ftam van voor het aan-t^evi moest [n ]iet priesterdom toen bevcs- gezichte des 1 Priesters as- tigt worden, bijzonder deszelfs aanzienlijk hoofd kons ; op dat , ., , , c,., , . ze hem dienen. AaiiON, cn er moesten verdere tcnikkmgen datze waarne- door nem g^^* worden, die hunnen dienst nemen zijne bepaalden. 7. In het algemeen moesten zij voor. wacht, cn de x . wacht der ge- lijfwacht dienen, zo wel 111 het bewaaren van ïff voör"dê de toegangen van den Tabernakel, als wat Tente dcr t'za-vercjer ^aar te verrichten was. 8. Ook hct menkomfte, om den dienst des opzicht hebben over al het gefeedlcnap, net bctone'nf15 " geen tot den Tabernakel behoorde, alles vervs. 8. En ~,ptm wat een Souverein vorderen konde: en datze al het ge- 1'b'-^'1 _ . reedfehap van wat naar het „ , ri n , huis hunner va- ren. 17. De nooldgellachten nu waren deren , naar GeRSCHOK , IvE h a t ii , M erari' '. ^"f 18. De huisgezinnen van Gehschon, ecll manlijk is, van n 1 -i - .. \ ecn maand genacht op zich zeiven ujtmaakende, zijn Lib- oud, en daar Ni, en Sc in mei: 19. Die van Ke-z\ihCgijteiien!e hat ii , amram, TlZHAR, ChëCRON 1(5. En ' ' iïioses teldeze en Ussicl: 20. De hoofdtak van Merari naar het bevel had ouder zich hct geflacht van Mac 11 li en gelijk a's'hém Muscni: zo ver ging de verdeeling der ge- geJj"d2 flacbte.n: 21. Gerschon werd weder ver-1™ w-iren de , „ . r., . „. .. , . , zoonen van Le- deelcl 111 Libniten, en Simeiten: 22. Die beiden vi met hunne naamen: Gerschon, Kebatb en Merari: vs. 18. En dit zijn de naamen der zoonen van Gerfcbon, naar hunne geflachten : LibNI cn Scbimtï. vs. 19. En de zoonen van Kehat, naar hunne geflachten, Amram, Jizhar, Chebron en Xjsjiëlt vs. 20. En de zoonen van Merari, naar hunne geflachten: Machli cn Muscm: dit zijn de geflachten der Leviten, naar het huis hunner vaderen, vs. 21. Van Gerfebon was het geflachte der Libniten, en hct geflachte der Simeïten: dit zijn de gedachten der Gtrfchonilai. vs. 22. Haare getelden in getal waren van alles, wat mannelijk Was, van een maand oud, en daar boven: baart getelden waren z:vea-  14 Het VIERDE BOEK ó:>\-cm\ en vijf- 7500 mannclijkcn van ecu jaar af opleverden, '"vs"!'-. De 23- Deze Gcrfchoniten moesten hunne tenten ?.eflachten der 0n(]n.an actlier den Tabernakel, om dien west- Cerfcboniten 1 zuilen Ken ie- waards te dekken': 24; Onder hct bellier van den Tabernakel hunnen Ovcrftcn, waartoe benoemt was E Lweswaard. TASAlj. 25. Hun werk met betrekking tot overfte nu van den Tabernakel zou zijn , te zorgen voor den bet vaderlijke . , , , ' , . « , . , , buis der Oer- houten Tabernakel, met al wat tot de tente 'Ê^EiJafnbt, behoord; gordijnen zo van boven als vaii zoon van Laei. vooren • ö(5. Met de behangzcls van den voor- vs. 25. En 7 Ut opzitbt dér hot, de'szelfs görarjriert, met alles wat K>t ITrïL inVdê tlicn tocftel in gebruik is. 27.. Le vi's tweeTénte dcrt'za- jü 20on Keiiath was in vier gellacliteu inenkonifte, zal zi n mr '.«ten gciinaklecld , der Amrnmhcn, Jizramien, Lnedf-rentefbaar bronïéh, Usptltttt, 28. Makende te samen dekzel, en het £ t l ln g6o, n)n_n tct dienst Van liet dek zei aan de fci^"" deurerf«r Ten- heïli^ooni. 29. 1 )e kinderen van Kehath te der t'zamen- '' , ' , , , 1 1 1 • 1 „.,• 1 komfte: rnoèften den lakermftd aei vj. en daar boven, houden; wie onderftaan durft door te dringen, waren zesdui- zal het met den dood bekoopen: 39. Dus bleek honderd?™"" het, dat bij de opneming van de geheele ftam, oJérftonu v* , . j het vaderlijk huis der geflachten van Merari zal ziin ZüRiëL, de zoon vanAbichaël; zij zullen zich legeren , aan de zijde des Tabernakels , noordwaard. vs. 30. En het opzicht der wachten van de zoonen van Merari zal Zijn over de planken des Tabernakels, cn zijne richelen, en zijne pilaren, en zijne voeeftukken, en al zijn gereedfehap, en zijnen gebeelt dienst, vs. 37. Ook de pilaren des voorhofs rondom, cn hunne voet«tflikcn; en hunne pinnen, en hunne zeclen. vs. 38. Die zich nu legeren zullen voor den Tabernakel, aan de voorfte zijde; voor de Tente der t zaraehkonutè, etstviaard, zullen ziin Moses, en Aüron met zijne zoonen waarnemende de wacht des Heiligdoms, dis dienstdoende voor ie kinderen van Israël; en de vreemde, die nadert zal gedood worden, vs. 39. Alle getelden der Leviiéh, welke Moses en Aüron, op JthovabU 'is. 39. Aüron zou hier dienen, uittevallen volgends de beste hand- fehrife  Ió H et VI E R DE SiO E K bevel naar °oor ^«ses en Aüron verricht, op last des huune gefiach- Heeren, 'cr 22000 man was: gerekend van ten geteld heb- . ' ° • ben; aiies wac een jaar ouderdoms at. 40. Want de Heer |£ne 3 hadde ajyoérens gelast, dat het ganfelie volk, cn daar boven,, vau ^„ manlijke kunne van een jaar af, moest Warerl tweeën- J J twintigduizend, opgeteld worden; cn hunne namen behoorlijk eeloiti^ebovZÏ aangetekend: 41. En dat wel om de eerstgecé^^Vborenet boreiien voor zich als den Opperden Heer te wat manüjk is, eio-enen: doch in ftede van dezen had hij onder de km- P - . deren van is- zich vergenoegd met de Levtien) en 111 plaats ne>aaW,e«ii van de eerstgeborenen van Israüls vee, met daarboven; cn fatfaxLevitent 42. Moses volvoerde ook flipt nécm het getal 7 liunncr namcii t][t bevel .van zijnen H e e r, nam het getal Wvs. 4i. En gij op. 43. En de twaalf ftammen buiten Levi^ È%iolVt,™c leverden een getal op van manlijke ecrstgcborcr teviien nemen, in plaats van alle de eerstgeborenen, ónder dc kinderen van Israël; en dc beesten der Leviten. in plaats van alle eerstgeborenen, onder de beesten der kinderen van Israël, vs. 42. Moses d.1n telde, gelijk Jcbovab hein gchoden had, allen eerstgeborenen onder de kinderen van Israël. vs. 43. En alle eerstgeborenen, die manlijk waren, volgens het getal der namen, van eene maand, en daar boven, naar hunne getelden, waren fchriftcn ; het verband eischt dit ook. S c n r. Daar 'er nog S°° uit vergelijking moesten bijgevoegd worden: Hezel denkt, hier moeten de 300 eerstgeborenen Leviten met rede 'er afgetrokken worden, die allerbijzonderst geheiligd waren, hier mede fteuit LuiENt 11 ai. in; doch Schp. oèder brengt met rede daar tegen in, dat die eerstgeborenen dan ook van dc lijsten hunner familien moesten afgetrokken worden, het geen niet gefchicd is; doch tot nog toe zijn wij door geene lezing in (laat dit verfchil te Tierfteilén. vs. 43. Dit getal is zeer klein in evenredigheid van hct groot getal mannelijke kinderen, welken 'er in de anderen Hammen waren; hier uit meent Michaüi. is klaar op tc maaken, dat dc veelwijverij"' te dier tijd fterk moet in gebruik geweest zijn, want nscn moet hier alleen op de eers'gcborenen des vaders rekenen: — anders denkt iiezelj het getal is bij hem aanzienlijk, om dat hij hier rekent op eerstgeborenen van moeders zijde. «- Mij komt de gedachte van LowMAN Regiering der Oost.  van MOSES. Koofdd. III. 17 nen , van een maand oud, van «wieëntwintig- 44. Waar over de Hf.er onder hct beftier hOTderd'tWen van Moses deze fchikking maakte: 4^. Dat drieënzeventig. 0 ~j vs. 44. Ins- men een gelijk getal van Leviten zou ne- gtiifh fprak men voor de eerstgeborenen van Isracl, m'osks*, zegeven zo .ook voor liet vee, een gelijk getal f5^'^.Neem vanidat der Leviten ; 46. Het was waar,'de t**(**n ta plaats' an allen dat er dan 273 Leviten te kort kwamen.; eerstgeboornen die 'er dan onder de Israèlitén overig waren-, déren vankiszonder dat zij konden verwisield worden. f-AÜL» ?n rde beesten Aa Le- 47. Doch die 273 zouden bij loting gelost «tf*** in plaats 1 1 ■„ i u ,1 , van hunnebees. worden; het losgeld zou van elk vijl iikels «sa:, want de zijn; naer dc waarde van eenen in het heilig- dé^j^nziln" dom bewaard: ter dier tijd van twintig gera; voar «# JeÈ- 45. Dat geld door allen de ftammen te zamen vs. 46. maar opgebragt zou A aaoN , eu den zijnen overge- tweeto'^derd'1, geven worden, ter losfing van die 27^ en . dr'eënze- o > o 1 „ ventig, die ge- 49. Moses ontving daarvan ook het geld; lost zuilen wor- 50. Een last die over allen de eerstgeborenen in fc"ièten'boven TsRAëL gellagen werd; makende te zamen ^^'^^ eene fomme van 1365 fikclen. 51. Stellende Aii- pep ** kinde- ren van Isracl. vs. 47. Gij zult voor elk hoofd viif fikelen nemen; naar den fikel des Heiligdoms zult gijze nemen: die fikel is twintig geraas, vs. 48. En gij zult dat geld aan Aa'ron en zijne zoonen geven; [het geld] der geloften, die onder hen overfchieten. vs. 49. Dus nam Moses dat losgeld; van de genen, die overfchoten boven de gelosten, duor de Leviten; Vs. 50. Van de eerstgeborenen dcr kinderen van Israël nam hij dat geld; duizend, driehonderd en vijfenzestig [fikelen,] naar den fikel des Heiligdoms. vs. 51. En Moses gaf dat geld der gelosten aan Aa'ron en zijne zoonen, naar het bevel van Jehovab; gelijk Jehovab Mo- Oost. bladz. 464. nog het aanneemlijkfte voor, zo veel als de eerstgeborenen der andere ftammen uitmaakten , waarfchijnlijk 22000 , zo veel Leviten werden 'er afgezonderd tot den dienst , en de overigen niet eens getelt, daar anders waarfchijnlijk de ftam van Levi veel talrijker zal geweest zijn; doch de fchikking vs. 46—50. fchijnt hier weder tegen te ftrljdèn; dus ik hier onzeker blijf, en Ket best dit in de orr.fchrijving heb zoeken te vereffenen. \h De e t., B  ïS Het VIERDE BOEK m» geboden ron met den zijnen dit ter hand , naer den wil van den 11 n e r Wal lliptelijk aan M o s e s bevolen, iv. HOOFDD. ü Hierop beval jehovah eene nadere optel, liug, of liever fchifting omtrent Levi; Mo- vs. Ij Verètr ° 7 ° ' iprak jêbévU ses en Aüron moesten hier weder het op- !ot Vj£«T) zicht over de uitvoering hebben: 2. De Ke- zeggcnde: hathhen moesten ze nog eenmaal naauwkeuvs. 2. INeem 0 op de fom der rig opnemen : naer hunne onder verdeelingen. zoonen van „ , ... ... , Kehatii , uit 3- Doch alleen die van dertig jaar, en daar zoonen va" Le- hoven tot vijftig toe, moesten even zo opgevi: naar hunne fchreven worden, als bij de algemeene volks- geflachten,naar J 0 . net huis hunner telling , ten diende van ■ den krijg gclchicd Vavs.KI3. van was? doch het oogmerk was onderfcheiden. dertig jaren,en , yj\ waren alleen gefchikt tot dienst van daar boven, tot n J 0 vijftig jaren; ai den Tabernakel; en wel bijzonder tot de uitnlfJege de^'- bekende Heilige dingen. 5. Hun werk zou hst werken.**? vWmafflliilijJc vereisclit worden, als het LeTent der za- ger optrekken zoude : dan moesten de Priemenkomst te doen. vs. 4.: Deze zal de dienst der zoonen van Keh\th zin, au de Tent der zamenkonist; namtnlijk de Heiligheid der heiligheden, vs. 5. Want bij het optrikkeii var, hct leger, zal Aa'ron en Zijne zoonen koincn, en het voorhangfel afnemen ; cn zij zullen daar mede de Ark der getuigenis bedekken. vs. %. De tijd der jaren is niet geheimzinnig, fchoon Jesus Christus ook 30 jaren oud was, eer hij zijne plechtige bediening aanvaarde, want David heeft dien tijd 10 jViren vervroegt, doch het is hier meer om bet listige in 's Konings hofhouding te onderhouden; van meer belang is het dat Hoofdd. VIII: 24. die tijd op 25 jaren gefield werd, Schr. heeft dit eenigzins vereffend, dus: — met het. 25öx jaar zullen zij in den dienst binnen treden, later dan 30 zullen zij niet mogen uitftellen; doch ik kan niet zeggen, dat dit voldoende is, daar het een weinig onnatuurlijk is: tot den Jlrijil kon.ea,zoa ook kunnen genomen worden voor xverklijk in dienst komen, zo vat het Dathe op. vs. 5. De Priesters hebben dan in het Heilige geftaan, als zij het voorhangzel afnamen, en leiden dat ïiraks op de bondkist, en dit werd dan alleen in tegenwoordigheid van A a' r 0 pj en zijne zoonen verricht. — Z»  van MOSES. Ho 0 FDD. IV. 19 ilefs onder het opzicht van Aüron, de Ark 0. En zij met den voorhang overdekken. 6. Dat alles tuê* van das. voor de lucht bedekkende met een dasfenvel- éeV-'^gehéeï lenkleed, cn daar over een hemelsblaauw dek- klc,ed,V:m hi- mclsblaauw kleed; en de handboomen zo fchikken dat die daar boven op tïitftaken buiten deeze dekklederen. 7. Ook "jj'^men'derover de broodtafel, moesten zij znik een he- 7bf^c\ /-.'^f' melsblaauw kleed leggen, zonder iets van de i^tafel afteneinen, maar alles in die order laten- zuilen óp de de, zo ais het was. 8. Over dat kleed moest ^ê*»^ Heweder een fcharlaken dekkleed gedaan, en "leisbiaauwuir- ° 7 fprei:len , en daar over een van dasfenvellen gefpreid wor- zünén daar op den; eri gezorgd dat dc handbomen tösfcHèil teTeiï; deréukdie tapijten üttffakeii. 9. Ook een hemels- ^zen' én blaauw kleed zou dienen voor den gouden de ^ dekfehotekandelaar, met al zijn tocftcl; tot de olieva- gedurig .brood ten toe: 10. Dit alles moesten zij plaatzen op da^_ gVifor"een draagbaar, die zij met een overkleed van zullen z'i een , r ,, , , , , , fcharlaken dek- ciasïenvcllen dekten. 11. Ook over den gou-kleed daarover den reukaltaar moest een hemelsblaauw kleed "üuen da? nS gefpreid worden, en daar over een van das- een . dekkleed van dasfenvel- fenvellen ; zo evenwel dat de handboomen ien bedekken i behoorlijk uitllaken. ia. Al wat verder tot llwlr^dlaaggebruik van de heilige tent diende, moest in !'™™en aanle§" hemelsblaauwe dekkleeden gewonden, op vs- 9- Oot zullen zii een ideed van hemelsblaauw nemen, en bedekken den kandelaar des' lichts, ziine lampen, ziine fnuiters, cn zijne fnuitfilbakjes; en allen zijne olievaten, met welken zij denzelven bedienen, vs. 10. Dan zullen zij denzei ven, en al zijn gereedfehap in een dekkleed van dasfenvellen doen. en zij zullen hem op den draagboom leggen, vs. ii. Insgeliiks over den gouden altaar zullen zij een kleed van hemelsblaauw uitfpreiden, en zullen dat met een dekkleed van dasfenvellen bedekken; en zij zul-, len deszelfs Araagboomen aanleggen, vs. 12. Ook zullen zij nemen alle de gereedfehappen van den dienst, met welke zij in 't Heiligdom dienen, en zullenze leggen in een kleed van hemelsblaauw, en zullen de- Zo dra dat kleed over de Ark hing, hield de openbaare Tabsrüakcl- d'ienst op. Hl NALOPEN. B £  2 0 11 et VIERDE BOEK zelve met een draagboonien gefteld, cn dan met dasfenvellen- dekkleed van LI' , , , nr j dasfenvellen klederen overdekt worden. 13. Wat den ^y'znïienze op brandaltaar aangaat, die moet van asfche geden draagboom zuiverd , het vuur zorgvuldig bewaard wor- lcggen. vs. 13. ins- den; zo nogtans dat 'er een purperkleed over fu'^asch'van dcuzelveu kan gefpreid worden. 14. Al het den airaar ve- p-Creedichap het geen tot denzelven behoort, gen ; en zij zul- B ™. • gen daar over zal men 'er op plaatzen; en dan alles met purper uitfprei- een da sfenvellenkleed bedekken , zo nogtans d 'een ic. daarom niet eerder toelaten voor dat alles in- der over zijnen dienst, en aan gepakt is. 21. Ten opzicht van de Gerfcho zijnen last. o 1 .t 1 1 1 - vs. 20. Doch viten gaf de Heer dezen last aan moses. z\] zuljen niet 22. Zij zullen behoorlijk gerangfehikt worden. n,°™|j 2;. En dan ook de manlijken van dertig tot «ct Heiligdom . ' bewonder, voor» , vijftig jaren opgenomen worden; even als ten dat'zij nietitcropzichte van het, krijgswezen gefchied was, VL"^_ ai- In,, doch hier, om cenen anderen dienst te doen. &'Jks\, ^''^ ' _ Jebovtih tot 24. Hun werk zal zijn: 25. Dc gordijnen RTósës", zegvan den Tabernakel , van OC IcntC , het ° Vs. ca. Neem dasfeiidèkzel van den Tabernakel, en da.t aan Zoonen1""1 van den ingang van den Tabernakel is, te dragen. GerfiVon, ook 26. Ook allen de béhangzels van den voorhof, ïmis'hunnervade gordijnen bij den ingang, en zulks van bunne'gefiachrondsomme; met al den tocftel die daartoe be- ten^ nn hoort. 27. Dit zijn de hoofdverrichtingen der zult hen tellen Gerfchoniten, en dat alles onder het bevel van Jen,''en'Sdaar de Priesters; waarin Aüron hun naauw- b°vcP> totvijf- tig jaren ; al keurig voorfchriftcn geven zal. 28. Allen hun- wie zich enne dienstverrichtingen zullen gefchicden, on- *£«^ofdat hij den dienst bediene, in de Tent der zamenkomst. vs. 24. Deze zal de dienst dcr gedachten van de Gerfchoniten zijn, on: tc dienen, en tot den last, (om ie dragen.") vs. 25. Zii zullen dan dragen de gordijnen des Tabernakels, cn de Tept der zamenkomst, haar bedekfei, en liet dasj'endckkleed, dat boven op dexelve is; en het bedekfei der deur van de Tent der zamenkomst. vs. 26. En de behangfels des voorhofs, en het bedekfei dcr deur van de poort des voorhofs, het welk is bü den Tabernakel, en bij den altaar rondom, en hunne zeelen, cn alle de gereedfehappen van hunnen dienst; en alles wat voor dezelve bereid word om (daar mede) tc dienen, vs. 27. De geheele dienst van de zoonen van Gerfchan (di gcreedfcbapp'n) jn allen hunnen last, en in allen bunnen dienst, zal zijn naar het bevel van Aüron, en van zijne zoonen; en gi lieden zult hun ter bewaring allen hunnen last bevelen, vs. 28. Deze is de dienst der geflachten van vs. 17. Uit vs. 32. blijkt het, dat hier een woord uitgevallen is, hct geen weder in den text behoorde ingevoegd tc worden, gelijk door mij gefchied is. B 3  %1 Het VIERDE BOEK de zoonen der dei- het opzicht van Ithamar, AaRON's tad^temtfcr Z00n' 29- Wat nU het 8'euacht van Mezamenkomst ; rari aangaat; 30. Zij zullen ook opgeno- en hunne wacht , , ..„. . zal zijn onder men worden van dertig, tot vijftig jaren ,IthamTr, dm om het werk van den Tabernakel hun toegezoon van as- fchikt, te kunnen verrichten. 31. Dit zal hun- ron, denPnes- . . ° ter. >•■ ■ ne arbeids-vernchtinge zijn, de berderen des gaande'de zoo- Tabernakels met de pilaren en wat daartoe 'vernen van Mt- der behoort; dit alles zal onder hun opzicht ziin. rari, gn zult ' r .1 die naar hunne 32. Ook allen de pilaren met al wat daartoe naar^he" 'huis behoort; gij zult bij de aanvaarding van den tXn.r vadereri dienst , hun allen deze ftukken toetellen. vs. 30. Gij 33. Dit zal hunne bezigheid ziin, onder zultze tellen , J . , _ c :' J ' . van dertig ja- het opzicht van Ithamar den Priester, boven,Tot vijf- 3*~37- Bij de opneming bleek het, dat de tig jar«n; al Kthathlten 27 be" 's Heeren bevel. 42—45. Merari le- vs. 42. En de ,. . getelden van verde na de opneming 3200 man van die ja- geflachten ren, wordende ook hier aan 'dlEEREN^™ bevel voldaan. 46-48, Makende te zamen J^* •nit, een getal van 8580 man. 49. Bij de huis hunner vaoptelling werd ook aangetekend de • verdee- di™n '43. Vat; ling van hun werk, hun last in den optogt, ^™garb^; naer evenredigheid bepaald; alles ingevolge tot vijftig ja' ren; al wie 111- 's Heeren bevel. kwam tot deze wacht, tot den dienst in de Tent der zamenkomst. vs. 44. Hunne ratelden mi waren, naar hunne geflachten; drieduizend, en tweehonderd, vs. 45. Deze znn de getelden van de geflachten der zoonen van Merari; wclKe Moses en Aüron geteld hebben, naar Jebovah's bevel, door de hand van Moses. vs. 46. Alle de getelden, welke Mosr.s en Aüron, cn dc Overften van Israël geteld hebben, van de Leviten; naar hunne geflachten, en naar het huis hunner vaderen; vs. 47. Van dertig jaren, en daar boven, tot vijftig iaren; al wie inkwam om den dienst der bediening, en den dienst van den last, in de Tent der zamenkomst, te bedienen; vs. 48. Hunne getelden waren achtduizend, vijfhonderd en tachtig, vs. 49. Geteld naar 't bevel van Jehovab , door de hand van Moses, ieder naar znnen l»st; deze dan waren zijne getelden, gelijk Jehovab aan Moses geboden had. v. HOOFDD. 1. JL^e Heer ging in het mededeelen van vs. kVw zijne fchikkingen, door het beftel van Mo- totMosEs ,zegses, voort: 2, 3. Nu het Leger behoorlijk gendf;_Gebied geregeld was, wilde Hij ook, dat zijne wet- den kinderen t> ° ' . 1 ' 1 van IsRAeL , ten daar in nauwkeurig uitgevoerd werden, dat zij uit het Hij had uitvoerigen gemaakt bijzonder betreklijk dlfner Xgmeallcrlei onreinheid; daarop vorderde Hij nu, ™,ev"^eic^ dat uit het ganfche Leger afgezonderd zou- den; en alle die , _ , 1 1 11 onrein ziin van den worden, na knerp onderzoek, ailen eenen dooden; die mclaatsch, den fchadclijkcn, uit ougefteld- heid voortkomenden vloed hadden; zelfs zij die vrouw, zuitgjj , ,. hen wegzen- door het aanraken van lijken bennet waren; den, tot buidij moest nu ten fcherpftc uitgevoert worden, h«| lc,gecn' wilden zij zich niet in gevaar dellen, om de wegzenden;pp » a dat zii hunne ganfche Karavane , daarom als bennet van legers niet verB 4<  24 Het VIERDE BOEK ontreinigen, in den toegang tot het Leger, waar in de welker midden tt .. ,. ' ., ik woon. Meer met zijne tegenwoordigheid ' woonkinder4e'nE\an de ' te vveercn 5 4- De Raad volvoerde Israël deden deze aanmaning, zulke bennetten werden alzo , en zon- , den hen tot van allen kanten opgezogt , en buiten het ^gelijk jt LeSer gebragt; overeenkomende met 'sHeeïovah tot Mo- REN bevel. ses gefproken had, zo deden 5. Ook maakte yehovah nog eene andere de kinderen van r u-i 1 • j 1 t 1 • , isRAëu lchikkmg, onder hct beleid van Moses ge- rPS5>ISfteld: 6- NameliJk aftekondigen, dat >zo tot Moses, zeg- iemand van welke fexe ook, door heimelijke gende: • 1 vs. 6. spreek ontvreemding, zo gemeen onder de diefachtige vandeisRAeiei: hewooners van dezen oord, zijnen naasten bekman"0 of eene ^ na^ •> en dan tot züne verfchooning zich vrouw ecnig met een eed gezuiverd hebbende, deze misdaad f%,na"JÏ£i dai1 door den Heer gerekend werd, als of ovértrèden neb- hlj' den Konin§ zelf, door ontvreemding ontkende dooreert had; 7. Wanneer zijn knagend seweten eed tegen Je- , . , , .... hoiab i zo. is hier over gaande werd, moest hij den PriesfthuiZd!gV-e Z1Cl ter belijdenis van zijne onbekende oneerlijkys. 7. zij dan heid doen; het geroofde weder geven , naer zullen hunne , ° 0 ' zonde, welke de waarde van het zelve, met vermeerdering bcng,e;b\nideu"; van een vijfde; en dat ter hand doen (lellen Zsl'd,™1 gil1} aan hem dien hiJ* 'ict ontvreemd had. weder uitkee- 8. Zoo het nu mogt gebeuren dat hij, dien reu, volgens de . . . ,. ... , , boofdfom daar iets ontvreemd was, 111 dien tijd overleden haaVviïrae'deel was' zonder bekende erfgenamen te hebben; «jaar boven toe-zo moest het geld natuurlijk, daar fehovak doen; en zal ». . ' .r het dien geven, aan wien hij zich fchuldig gemaakt heeft. vs. 8. Maar hidiffl die man geenen losfer zal hebben , om de fchufd aan hem weder uit te keeren, zo zal dat onreebtveerdig goed, 't welke aan Jebtvab weder uitgekeerd word, des Priesters zijn; beven den ram dcr 'vet'zoe- vs. 6. Zich aan zijnen evenmensen door afwijking bezondigd , en zich door een eed vrij gemaakt hebbe, en daar na in zijn geweten zijn fchuld voelt, zo vertaald het Mhs.  van MOSES. IIoofdd. V. fcg fcêfcénde nis of Hem zeiven iets ontvreemd was, ning, met weiden Priester gegeven warden; en dat wel bo- ^ ^gj^ ven, en behalven den ram ter verzoening, bij ning doen zal. ' vs. 9. Des- eene andere gelegenheid bepaald. 9. Qm ver- gelijks aiie hef- der alle misveriknd voortekomen, omtrent al- geheiligde ^din- len vrijwillige gefchenken aan den O p p e r- £en dert kinde■>- 0 n ren vanlsRAer., heer, niet voor tien altaar gefchikt, zullen welke zij tot ... . , , , , . _. . .. (eenigen) Pries- zij onbepaald, het deel van den Priester zijn. ter brengen , 10. Al wat van dien aart door den Priester f'm gj^ v'*r ontvangen word, zal het voordeel des Bries- vs-. \°- El1 . eens ieders ge- ters zijn, die het ontvangt in zijne dagor- heiligde dingen 1 zuUen voor tem zijn ; wat ic- 11 , 12. Nog gaf de II e er eene andere wet j^C«»'f'iö »■_•»■ o ■ Priester zal ge- tot regeling van de zeden: geven hebben, Trr , .. . bet zal voor tent De Wet der ijvcruige * zijn. Geef d en Overigheden van I s r a ë l in d Js-fp"j, v£r_" Jast, de volgende plechtigheid te onderhou- tot Moses , , ■' v 1 ,1 j zeggende: den : indien hct gevat gebeurt , dat eene vs. te. c<- vrouwe ontrouw zal geworden zijn omtrent j^'ttet«A«£ het huwclijksbeddc van haren man, zo dat zij en zestot he.n: •' ' J wanneer te¬ niet 'er daad overfpel zal begaan hebben: mands huis- , vrouw zal af- 13. Door bijwooning met eeneu , anderen , geweken ziin , fchoon de zaak buiten alle vermoeden van den ™ddn°gor °vgeer^ man gepleegd is, cn zij in plaats van belijdc- hem ovewre- , , , ' , , , den zal heb- ms, de zaak hoe langer hoe meer verdonkert ben; zal hebben , cn nogtans dc misdaad begaan 4™'een' man heeft; zonder dat 'er getuigen tegen haar bii h™r door . 000 oneerlijke za- kunnen mgebragt worden, daar niemand hen menkemst zal op de daad betrapt heeft, zo kan de waereld- ben f "en hhet lijke. richter niet voortgaan tegen haar ; ^f^enTan" 14. Zoo 'srnans jaloersheid daar mede niet zal verborgen geltilt, en zijn vermoeden aat zijn vrouw verborgen zal ontrouw is geworden , niet afgenomen is, iln"'f"eJi% onrein is geworden; cn 'er geep getuigen tegen haar is, of zij niet betrapt is; vs. 14 Att dan dc geest van ijverzucht over hem gekomen is, zo dat hij zijne vrouw verdenkt, dewijl zij onrehi geworden is; of ' B 5  %6 Het VIERDE BOEK SJ*(Cwfcbnon zij" PIechtiSe betuiging van onfchuld hem gekomen voor de Overigheid gedaan heeft: zo zal de is , zo dat hij . , , , , * ., , • zijn vrouw oer- man zien van net volgende proelimddel mo- fe"nVethonrdn Sen bedienen, op enkel vermoeden; al was geworden is; het in het eerfte voorkomen zelfs ongegrond, al werd het door de uitkomst zo niet bevestigd, vs. 15- 7.o hij heeft daartoe onbepaalde vrijheid. 15. Hij ne vrouw wt zal met zi^« vrouw zich bij den Priester brcngen^enS vervocScn * het hoofd die koninglijke hare offerande hofhouding; zonder offer zal hij daar niet voor haar me- r , .. , ... de brengen, mogen verlchijnen; maar het zal zijn naer den va" eeneeepehi laSe ftand' waar in ziJ door net vermoeden gcriienmeci;hij gebragt is; het offer zal daarom alleen een epha zal geene olie n ,. . r daar op gieten , van gerftenmeel zijn; geen olie waarmede gedaa^opTèggen^ ""gen noS wel eens hunne fpijze fmaakiijk dewijl het een maken, geen wierook, om zich te veraanee- gedachtenis,^; namen, zal 'er bij gedaan 'mogen worden, rechtigheid in dewijl het een oifer is om vrijheid te bekobrengt"-emS men tot net onderzoek van ontrouw, een offer het welk een openbaar teken en bewijs vs. 16. En de '1S' dat deze vrouw van die fnoode ongerechPriestcr zal tigheid verdagt gehouden word. 16. De haar doen na- ° a deren, hij z.u Priester 's mans rede aangehoord hebbende, ie™voo"frbo- en dat allen middelen om haar tot belijdenis te zfcht- a3nge* brengen, te vergeefs beproeft waren, zal daar ys. 17. En de op man en vrouw beiden den He ere voorlig w;!ter"in een Hullen, op dat Hij in dat geval beflisfend men™ en van antwoord geeve. i j. Terwijl zij daar daan, h« ftof, het met het aangezicht naer het heilige gekeerd, welk op den , , _ . ° . , ° , vioer van den zal de Priester water uit het waschvat van za'^de" PWester den voorhof nemen, zulks gietende in een nemen, en in nieuwe aarden kruik; hij zal daarop ftof van het water doen. 7 J r vs. 17. Dam pi er. heeft tfn diergelijke proef op de kust van Guixta in gebruik gevonden.  VAN MOSE S. IÏOOFDD. V. 27 den vloer der Tente rapen, en zulks met het vs. is.zwa- - ' .... zal 8e Priester water vermengen. 18. Daar op zal hij de de vrouw voor vrouw bijzonder Hellen in de tegenwoordig- ^*i'cta*fteöenï heid van den Heer, als voor zijne vier- en zal het hoofd ' ■ - van de vrouw 1'chaar, hij zal den (luier van het aangezicht ombiootcn, cn dier vrouwe afligten, die zich door haar ver- \% ^tah- moeden die onheusheid waaKlig gemaakt heeft, nea"^cnTcgghene, zij zal tot harer befchaaming voor een ieders het welk het , , .1/1 i fpijs-oifer dcr oog met een ongedekt aan gezichte (taan: daarop ijveringen is; zal hij haar het fpijs-olfer tot vrijheid van ont- j^jff^ dekking in dit geval in handen geven; terwijl dat bitter wa* " 1 ter zijn , bet hij in zijne andere hand het gemengd water welk den vloek der vervloekinge zal houden, op welke de mevds^ ,^ En'de ondervinding van den vloek volgde. 19. Daar Priester zal 0 haar beeedi- op zal de Priester haar den volgenden eed af- gen, en zal tot ... , , r, die vrouw zeg- nemen ; — mgcvaile niemand met u vleelche- gen : indien lijke gemcenfehap gehad heeft, gedurende uwe gêi£ge'nd heeft" huwelijks-verbintenis met dezen uwen man, en indien gij, , , . „ , j ,. r 1 ■■ onder uwen zonder de mmlte achterhouding 01 verdraajmg; man zijnde, zo zult gi j vrij zijn van dit vloek - water , de gevolgen zullen u niet treffen; 20. Maar hc.id; z"° vru van dit zoo gij (taande het huwelijk afgeweken zijt bitter water, j. ■ r 1 1 j- j ■- het welk den van die trouw uwen man verfchuldigd; en gij vioek mcde waarlijk met een anderen dan den uwen te doen brenst; J vs. 20. Maar siehad hebt: 21. Zo breuge ik u onder dezen «>«*«»gij, on- ,. , . ,1 , , . ,. .. . r, der uwen man plechtigen eed der vervloeking, dien gij infteni- zijnde , afgeinend doen, moet: - De Heer felle u in ^ZJi]n' worden zijt, door dat een man zijne bijligging met u gehouden zal hebben, behalven uwen man: vs. aï. (Dan zal de Priester die vrouw met den eed der vervloeking beëedigen, en de Priester zal tot dc vrouw vs. 18. Beter Vloek-viater Mus. Dit fpreckt Dathe tegen, bij de gewoone betekenis van bitter blijvende , en dit verklarende van de gevolgen* welken het drinken voor de fchuldige veroorzaken zoude. vs. n. Hot zou eenerockelooze ftoutmoedigbeid in Moses geweest z;;n zulk  11? Het VIERDE BOEK zeggen0 Jti'- 'iet openbaar tot een bewijs van zijnen vloek, o"^"ee«en van ziJ'ne wftké, over valfche eedzwee- »») den viock, ring onder geheel Is ra cl: het beflisfend teen van den eed, , in liet midden ken daarvan zal zijn , dat Jehovah zelv u ,VPdat fchielijk in die ongefteldhcid zal brengen, zo heup "dcc ver- dat llwe leildenen en dijen, onzienlijk ingevalvaiien, en u- len zich vertoonen , terwijl uw buik onna- wen buik dot „ .... , ' _ opzwellen; tuurltjfe opzwellen zal; 22. Dat alles door diezelfde wn- middel v'™ dit water, zo ras 't uwe ingeter het welk wanden doorgegaan zal zijn , zal hct die de vervloeking , 00 ., mede brengt, kracht doen op uw buik , uwe lendenen wandTngafem zuIIen hwallen en uw buik zal onnatuurlijk .!•> j,et 0p den aj_ overfpel gedaan hebbende, zo zal dé uitkomst taar«anftéken; . , , , , , . , en daar na zal zijn, dat het water haar ongelukkig make; hij die vrouwin aller tegenwoordigheid zal haar buik zwel- drtokmgévcn! len, hare lendenen door zamentrekking inval-,..v?- -7- Ais ... hij haar nu dat len; en zij zal van een ieder voor een ver- water zal te vloekte vrouw gehouden worden , onmagtig ven^hebben'" om kinderen te baaren. 28. Doch indien de 5et za.'gf.fch!e.: den, mdien zij vrouw vrij is van dat vermoeden, zo zal het °nren gewordrinken geen fchadclijke gevolgen hebben, gen haren Van door overtreding zal overtreden hebben, dat hct water, 't welk de vervloeking mede brengt, tot bitterheid in haar ingaan zal, zt> dat baar buik zwellen, cn hare heup vervallen zal; en die vrouw zal in 't midden van haar volk tot eencn vloek ziin. vs. 28. Maar indien de vrouw niet onrein geworden is, maar.rein is; zo zal zij vrij zijn, en zal daar zaad bevrucbe worden. tot dat uiterfte te laten komen, zonder blijken te geven van zulk eene ontroering, die haar verraadde. N. van iC f vs. 27. De ziekte komt overeen , (zo zij niet dezelvde is) met de hydrops evarü, waar over men Camper's Prijsverhandeling kan nazien, waar door liet ligchaam zeer zwelt, alles van rondom de heupe invalt, waar door de lijderes onbekwaam word tot de huwelijksgemeenfchap wegens de ondragelijke pijnen die zij dan op dien tijd lijd.  20 He* VIERDE BOER - vi. 2?. Deze integendeel, het zul haar meer voordeeiig, dan i:veringen; ais nadeelig zijn in hare vruchtbaarheid. 29. Dit ónder Vrharen '3 net gebruik, 't welk ik ter beproeving van rnah zrjftdë, zal jc vrouw eenes ialoerfchen man wil ingevoerd afgeweken, en ■ 0 onrein gewor- hebben. 30. Altijd wanneer den man die ja- devs.Z1J3o. of loerlche geest overkomt , zo dat hij zijne ais over cener. vrouw voor den Rechter belchuldigd zal hebman de geest 0 4eï ijverzucht \ien 5 Zn\ het hem vrij daan haar deze plech- zïjn, eritójzi^ tigheid te doen ondergaan, en de Priester zal zaiv^gtltb- gehouden zijn, dat alles naauwkeurig na te hen; dat hij de komen zonder weigering. 31. Al is de uit- vroiiw voor ° ° ' < fétiviVt aan- komst tcgeiis s mans vermoeden, hij zal daar |!f d5fPriester voor niet aanfprekelijk zijn, als over eene val- aan haar deze rcjie befchuldiging; het zal hem, hoe de uitganfthe wet 0 ö' ' volbrengt.0 komst ook zij, niet tot fchande gereekenci maiï' zal van worden; maar de vrouw zal moeten boeten heid^oflfchuï voor de Gehuld zonder de minde verzach-" dig zijn; maar till°'. die zelfde vrouw zal hare ongerechtigheid dragen. VI. IIOOFDD. -^r J . vs. I. Verier i. V ervoi. GENDS gaf At H È E r bij de- SJ^Ïw- zclvde gelegenheid nog deze wet: 2. Onder Isgende: ra cls volk moesten de volgende Godsdienstige vs. ci. Spreek 0 " m de kinderen genootfehaps-inrichtingen afgekondigd worden: van JsKAïL , _ , ' , A7- . .. ~, en zeg tot hen: Regelen omtrent t SSazireerjcnap , ■v .rneer een (jm aan elk Israëliet dc gelegenheid te geven, W. 31. 't Is geen wreedheid tegens de vrouwen ; men moet een vtolfa op zijn Oostcrseh, als hct eigendom van den man door zijn geld gekocht , waarover hij Heer is , befchouwen. — Zo lang zij in de woestijn woonden, was 't gevaar van huwélijkfchennis, nog gr-'ifcr, waaroffl dit biizorder in de inflelling van de wet in het oog gei-k/ttden moet worden: ik kan met N. van K. 'er niet toe overgaan, om rt denken, dat met de inwooning in Kanaan , dit gebruik airede zon opgehouden hebben.  VAN MOSES. Hoofdd. VI. Si zich vrijwillig aan zi;n Heer te wijden, het mar>, of eene n • • j ' i -i , ,i „ vrouw zich zal welk eemgzins door het in de plaats Hellen afzonderen, om van de Leviten afgefneden fcheen, maak Ik eenegnAWr?èv deze volgende regelen: zo iemand, het zij be^cvhen^dat man of vrouw zich vrijwillig afzondert, door Jehovab afzon- zich voor een' tijd of voor altoos aan zekere Ae\\[ 3. van regelen te onderwerpen, waar door hij zijne ^"i/11^*^ bijzondere toewying van zelve aan mij uit- zich onthouden, drukt; 3. Zo zal hij eerdelijk verplicht èd'i'k van 'rier- zijn zich op het fcherpst van alle wijn, k?' „*j11^?^' van druiven of palm-wijn, te onthouden; dc k«n > «» gf* frisfche, ligtere dranken uit beiden naderhand Van' [drniven gemaakt, zal hij zelfs niet mogen gebruiken; al „ochverfche' wat van druiven gemaakt word, zo min de °f . gedroogde druiven eten. vfiffche druif als de rozijn. 4. Zo lang zijne vs. 4. Alle beloften duurt, zal hij niets hoe ook ge- %r ^azirc?" naamd, het geen van de druif gemaakt word, fcnap ,,zal M' . * van alles, wat mogen gebruiken; hij zal 'er zich van ont- »« van den houden, om dus te toonen, dat al wat aan- wijns leiding geven kan om de lusten des vleefches te ™ ddjj prikkelen, door hem naauwkeurig kan vermijd bast niet eten. 1 -t- j , , ■ , vs- 5. Alle worden. 5. len tweeden zal hij geduurende de dagen der zijne gelofte van afzondering zich wachten, Nazfreërfèhap" zijn hoofdhair te laten icheeren, naer die wij- zal het fcneeF, , „ , ., .... . .. , . mes over'zijn ze BBtier het volk gebruikhjk; hij zal mte- hoofd niet gaan; gendcel alles ongefchoren, ongefneden, los om g°ndat vervuld zijn hoofd laten groeien; toonende daar mede zijne afgefcheidenheid van allen zeden en gebrui- vaor jebovab 0 zal hebben af- vs. 3. Ik heb in de omfchrijving de kragt van het woord gevolgt, door edik niet wel vertaald, doch-ik weet geen woord te vinden voor die ftnfTe, waar uit de wij'n of fterke drank geperst is, waarop dan water gedaan word, dit eenigen tijd getrokken zijnde werd weder uitgeperst, en faf eene ligts wijn , liet denkbeeld van edik komt hier geheel niet te pas. Scn.  || Het V I E R.DE B O E K (twonderdken, die eenigzins iii dc zamenleeving' binden hij heilig zijn, latende de lok- door gewoonte, ot Van volltrekte ondenveihoofdei" was" Ping als flMÉ de tekens zijn. 6. De derde re- *•»• gel, dien hij zal moeten onderhouden, gedurei:- vs. 6. Alle . .. . . , , ö de dagen, die de zijne toewymg van zich zeiven aan Zljir yïbovatzTaf- Heer, is, dat hij nimmer dc lijkplechtighegezonderd heb- den van ccnen overledenen zal morren blivvoo- ben, zal hl] tot m ° j het ujk van ee- ncu. 7: Al zijn het zelfs de naaste ■ blocdver- nen doodcn . .. .. T. . met «ademt, wanten , wier bijzijn een Priester m ciie orcziine vader °of Handigheden niet behoeft te fchuwcn; hij zal om zijne moe- zich in gecnen deele, die het teken van der, om zijnen .. , . . .. broeder , of zijne verbintenis op zijnen lchcdel draagt, motel- Z1'om hen Sen verontreinigen. 8. Daar mede vertoonenzaï hij zich tje ^at hij alleen aan ziin Heer geheel over- met verontrei- J J ° fiigën, ais zij gegeven is, en dat- de naaste banden van het"1 NaVireer- bloedverwautfchap , hem daar niet van aftrekfchap yan zij- ]-eu nipn ö «J«ra aangezicht over Majelteit vertoont, doe het luisterrijke van zij- u. lichten , en ne tegenwoordigheid onder u fchitteren; ge- m " £Cllauiï* nadig behoede Hij u, dat het blikzemend vuur van dien glans u niet trefie: maar in tegendeel het zachte vuur van zijn verlichtend., en verwarmend mededogen , ü omringe! 26. Uw Vs. -><$ jti». Heer zelv zij altoos gereed, om u de be- verheire ;., z'j« aangezicht wijzen van zijne gunstrijke tegenwoordigheid over u, en gete doen ondervinden, u gevende allerlei wel- V' " vrefle' vaart! — 27. Op deze wijze zult gij hen vs< Zo plechtig met mijnen gedenknaam Jehovah, zullen zIï niij- , j- , ' Tr .. nen naam op als die van hunnpii Koning, ter verzegeling de kinderen van hunne verbindtenis en vriendfehap met gcn/^ik'zfï mij altoos aanlpreken, en ik zal zorgen hen zeseaendat deze plechtigheid niet eene gewoone vorItelijke formule zij; maar ik zal, daar het an- vs. 14. N. van K. brengt dit op de Drieëenheid, het kan eenigzins bevestigende zijn, doch kracht tot bewijs ligt 'er niet in, daar 7 maal anders, eer dan 3 maal hier te pas kwam; uit vergelijking van den zegen des N. T. blijkt het, dat die opvatting den Joden evenwel niet vreemd ware. '7' ■^!z" z"tt"> zij mijnen 'naam over ie Israëliten mtfpreeMn Mhs. doch mij dunkt 'dit verminderd de kracht van dé fpreek- v ijs, Wm ictJis rnb 1x7 jiirsvfpi 4 b «sï< 3 ,f tioft mh sar C I  36 Het VIERDE BOEK deren gebieders aan magt mangelt, waarlijk dien wensch uitvoeren. vii. hoofdd. l^F vs. i. Het ge- i. l^A dat nu dc plechtige mweymg van fchiedde»a,ien Aen Tabernakel afgelopen was, en Moses dage als Moses . , , , , i -i. geëindigt hadt rceds alles mgeweid hadde, wat tot gebruik op^?^eecrh7e!^el, van denzelven nodig was; 2. Zo> '1cn bij de inweyding van den altaar, welken , door vs. 9'. ivjaar dc OverÜen van Isracl hun Heer toegefchikt waren , werden op hun tijd geofferd. n!et: want de * dienst der hei- 11. De Opperheer maakte daartoe deze ïige vaten was fchikking: dat eiken dag één der Vorften zijne l'"opd""fchoupfferande aan en op den altaar weidende op- dc^n^°Endè offeren zoude. ia. Zij volgen in de volgen- Overften offerde orde, volgends een affchrift van de lijst weyinge desaider gefchenken, zo als die ter gedachtenis in "sard;ZeCivedgeden Tabernakel bewaard word: Nahesson "lfd wierd : de Overften dan voor Juda; 13. Een zilveren fchotel 111 ge- offerden hunne offerhande voor denaltaar, vs. ii, Ysijebovab gelaste Moses: dat elke Overften (een iegelijk op zijnen dag) hunne offerhande offeren ter inweyinge des altaars, vs. 12. Die nu op den eerften dag zijne offerhande offerde, was Nacbsfcbon, Amminadae's zoon, voor den ftam van Juda. 15. En zijne offerhande was eene vs. 12. De order is naer de fchikking van 't Leger in het tweede Hoofddeel Mks. C 3  5S Het VIERDE BOEK ziivere fchotd, vvicht honderd en dertig fikelen, e'én zilver; wiens gewichte . was honderden iprengbekken m gewicht zeventig fikelen van lm!] eeu^zu- de zwaarden ; beiden waren opgevuld met yercprenï-bek- bloem met olie heilagen, 14. Eén- reukvat ken van zeven- , ^ tigfikeien,naar van goud, tien gouden fikelen waardig, geHeUigdomsiïij vuld met kostbaar reukwerk; 15. De oflierdicroTmeelbloera1, rel1 Waren' een jariS rllnd ' ccn ram i ccn hm met olie ge- Van een iaar voor 't hrand-offer: 16. Verge- mengt ten J ' fpijs-ofTer; zeld van een geitenhok, ten zond-offer , reukfchMiEvau 17; Beflotcn met een dank-offer van vijf ramtien goude [fi- men vijf lammeren van één iaar; — hier in kelen] vol reuk- ■ y . f~ . „ werk: beuond Nachschons gefchenk. 18—23.Op var* een.' jong den tweeden dag volgde de Vorst Ne'tiia- rund, een ram , N E L v(M)r ftarnrne IsSASCIlAR. Zijn een lam , dat 7 <• ■ j eenjarig was , oker was even hetzelfde , in getal , waarten brand-of- , , , », . m» fer: «en en maat, als dat van \ orst N A-CH- geiteabok, %è s c H 0 *- 24—29- Op den derden dag verfcheen zond-oüer: Vorst Eliab, voor rekening van Zebu- vs. 17. En .. ten dank'-oirer, l0i\i; zijnde zijn offer, volkomen 't zelfde ren" vüfl'ram- mct de vorigen. 30—35. Op den vierden dag men , viif bokken , vijf eenjarige lammeren: deze was de offerhande van Naclfcben, den zoone van Amminadab. vs. 18. Op den tweeden dag offerde Nctariel, de zoon van Zuak, de Overfte van IssASCHAR, vs. 19. Hij offerde ziine offerhande een zilveren fchotel, wiens gewicht was honderd en dertig [fikelen,] een zilver fpreng-bckken van zeventig fikelen, naar den fikei des Heiligdom: zij waren belden vol meelbloem, met olie gemengr, ten fpijsoffer: vs. 20. Eene rcukfchaal van tien gouden [fikelen] vol reukwerk, vs. 21. Een var, ccn jong rund, een ram, een lam, dat. eenjjfig was, ten brandoffer: vs. 22. Een geitenhok, ten zond-offer: vs. 23. En ten dankoffer, twee runderen, vijf rammen, vi.it' bokken, vijf eenjarige lammeren: deze was de offerhande van Nctancl, den zoone van ZtiAR. vs. 24. Op den derden dag [offerde] de Overfte der zoonen van Zêbulon, Eliab de zoon van Cbelon. vs. 25. Zijne offerhande was een zilveren fchotel, wiens gewicht was honderd en dertig [fikelen ,] een zilver fpreng-bekken van zeventig fikelen, naar den fikel des Heiligdoms: zii waren beiden vol meelbloem, met olie gemengt, ten fpiisoflerr vs. 26. Eene reukfehnal van tien goude [fikelen vol reukwerk: vs. 27. Een var, een iong rund, een ram, een lam, dat eenjarig was, ten hrand-offer: vs. s8. Een geitenhok, ten zond-offer. vs. 29. En ten dank-offer, twee runderen, vijf rammen, vijf bokken, vijf eenjarige lammeren : deze was de offerhande van Eliab den zoon van Cbelon. vs. 30. Op den vierden dag [offerde] de Overfte der kinderen van Rueen, ElÏzü£ de zoon van Schedeur. vs. 31! Ziine offerhande waj «cn zilveren fchotel, welks gewicht was honderd en dertig [fikelen,] een.  van MOSES. Hoofdd. VII. 39 Vorst Elizur, voor Ruben; zim ge-züvcr fpreng. fehenk was als voren. 36-41. Op den vijf- ^ftgS^ den dag verfcheen Sc üelumicl voor de "aar dm fikel n c ■• n , s Heiligoms: itamme Mmeon; zi]n gelchenk was als voren. zii«'aren beiden 42-47, Op den zesden dag Vorst E l j a- rnecmCo!Se''Cgè'. saph, voor rekening van Gad; 4S-53. Op (X!t'tcnfpij:i~ den zevenden dag Ep dra ibis oppergebieder vs- 32. Eene pr •• rii reukfchaal van JL> Li s C H a bi a , Zijn geleheiliC Was als VOl'en. tien gouden [fi- 54-59- Op den achtden verfcheen Gam- wtkn]volreukLiëL, vooi-Manasse; ziin gelchenk was als vs- 33, Een var, een jong , . . . rund, een ram, een lam, dat een « was, ten brand-offer: vs. 34. Een geitenhok, ten zond-otter: vs. 35. hn ten dmfc-ofier, twee rundcrci, vijf rammen, vi.it bokken, vijf ecn.unge lammeren: deze was.de offerhande van E11zuR. den zoon van" ScblMlr. vs. 36. Op den zesden dag [offerdel de Overfte der kinderen Simeon, SSsdimiël de zoon van ZurJftbaUai, vs. 3?. Zijne offerhande. was een zilveren fchotel, welks gewicht was honderd cn dernv rfikelen ,] een zilver fpreng-bckken van zeventig fikeJen,naar den fikel des Heiligdoms: zij waren beiden vol meelbloem, met olie gemengt, ten fpus-offer: re. 38. Eene reukfchaal van tien goude [fikcfcnl vo reukwerk: vs. 39 Een var, een jong rund, een ram, ccn lam, é% cenjang was, ten brand-offer: vs. 40. Een geitenhok, ten zond-offer: vii'r4,.;,,; • 1 dnnk"-°ffer> nvee runderen, vijf rammen, vijf bokken, ™1 v £ lammeren: deze was dc offerhande van Scbelumiël, den zoon van ZéttfiOméim. vs. 42. Op den zesden dag rofferdel de o'-rfte dei- kinderen van Gad, Et.j.wa™ dc zoon van Deuël. vs. 43"zi, e S,,™5. e™ zilveren fchotel, welks gewicht was honderd cn fikèi8iï h?-,'-1 /Cn Zll,ver/l"-="g-bekken van zeventig fikelen, naar den feii o^, . ,c gd°r-mS' b"^n VüI »««>M*l«tt, met olie gemengt, ten v^ pi • M' Eenc.reu«cn^' van tien goude [fikden] *ol reukwerk: reo 4S;,., iTn% ' Celon van S Ep'uf;™ 'V/lTr 2Cvcnu,m daS rofferde] de Overfte der kinderen van Sïï ^'alJlaKf, de z«™ van Aipmn vs. 49. Ziine offerhande was een zilveren fchotel, wiens gewicht was honderd en dertig [fikelen,! liZon beE^f6'1 ZCVemi? fikelen, naar den fik» He ï vi£™kh meelbloem, met olie gemengt, ten fpijs-ofïer: var * e en f0" f ™ S°Ude:' fCkelen] vo1 rellkwerk = «■ 51. Een f™ . ?,™'ccn lam' dat een arig was, ten brandoffer, vs, p. Een geitenhok, ten zond-offer: vs. 53. En ten dank-offer twee runderen, rijf rammen, vijf bokken, vijf ccnar ™ funmerci- Sr ?LI &7«^«^=£ ™. veren fH ótcl wéZ^*" S80"*", zii"e offerhande was een z.neien li Hotel , wciks ge wicht was honderd en dertig rfikelen 1 cen '? J "ucle" meelbloem, met olie gemener, ten {hijs-offer- 5ee,f"o^daal;r,,cngom1e f8**1^ offer v ^ f Pn t',-, f™' CC" 1,111' dat cc",:lri? w:ls' te» brardcl.ei. v5. 58. ten gcitenboK, ten zun.l-oher: vs. 59. En ten dank-offer, C 4  4' Het VIERDE BOEK twee runderen, voren. 60—65. Op den negenden Ben ja- vijf rammen, . XT . .. „ . , vijf bokken, mins Vorst, Abidan , zijn gelchenk was als Tammereeen3,arde- v°ren- 66—71. Op den tienden vertoonde ze was de of- zicn AcHiëzER voor Dan; zijn gelchenk ferhande ■ van . J Gamim , den was als voren. 72—77. Op den ellden dag FaBazuR.Van PE" GiëL, Asers gebiedvoerder; zijn gefchenk dèn' ne°cnoen was als voren. 78—83. Eindelijk beflootop den dag [offerde] de twaalfden dag, Achira de plechtigheid Overfte der kin- , . . - , , deren van ben- voor Napthali; met dezelvde gelcnenken. danINde zoon 84. Dus te zamen 12 zilveren fchotels, twaalf van Gideón. vs. 61. Zijne offerhande was een zilveren fchotel, welks gewicht was honderd en dertig [fikelen,] een zilver fpreng-bekkcn , van zeventig fikelen, naar den fikel des Heiligdoms: zij waren beiden vol meelbloem, met olie gemengt, ten fpijs-offer: vs. 62. Eene reukfchaal van tien goude [fikelen] vol reukwerk: vs. 63. Een var, een jong rund, een ram, een lam, dat eenjarig was, ten brand-offer: vs. 64. Een geitenhok, ten zond-offer: vs. 65. Een ten dank offer, twee runderen, vijf rammen, vijf bokken, vijf eenjarige lammeren: deze was de offerhande van Abdan, den .zoone van Gideón. vs. 66. Op den tienden dag [offerde] de Overfte der kinderen van Dan , Acbiëzer de zoon van Ammifcbaddaï. vs. 67. Ziine ;offerhande was een zilveren fchotel, welks gewicht was honderd cn dertig [fikelen,] een zilver fpreng-bekken van zeventig fikelen, naar den fikel des Heiligdoms: zij waren beiden vol meelbloem, met olie gemengt,. ten fpijs-ofler: vs. 68. Eene reukfchaal van tien gouden [fikele .] vol reukwerk : • vs. 69. Een var, een jong rund , een ram, een lam, dat eenjarig was, ten brand-offer: vs. 70. Een geitenhok, ten zondoffer: vs. 71. En ten dank-offer, twee runderen, vijf rammen, vijf bokken, vijf eenjarige lammeren: deze was dc offerhande van Acbiëzer. den zoone van Ammifcbaddaï. vs. 71. Op den elfden dag [offerde] de Overfte der kinderen Aser , PAGiër. de zoon van Ochran. vs. 73- Zij ■ ne offerhande was een zilveren fchotel, welks gewicht was honderd en dertig [fikelen,] een zilver fpreng-bekken van zeventig fikelen, naar den flkel des H'iligdoms : zij waren beiden vol meelbloem, met olie gemengt, ten fpi.s-offer: vs. 74. Eene reukfchaal van tien goude [fikelen] vol reukwerk: vs. 75. Een var, een jong rund, een ram, een lam, dat eenjarig was. ten brand-offer: vs. 76. Een geitenhok, ten zond-offer: vs. 77. En ten dank-offer. twee runderen, vijf rammen, vijf bokken, vijf eenjarig" 'animeren: deze was de offerhande van PACiëL, den zoone van Ochran. vs. 78. Op den twaalfden dag [offerde] de Overfte der kinderen van Naphtali , Acbira de zoon van Enan. vs. 79- Zijne Offerhande was een zilveren fchotel, welks gewicht was ; honderd en dertig [fi'-'elen,] een zilver fprc-g-bekken van zeventig fikelen, naar den fikel iles Heiligdoms: zii waren beiden vol meelbloem, met olie gemengt, ten fpiïs-offcr: vs 80. Eene reukfchaal van tien jjoude [fikelen] vol reukwerk.: vs. 81. Een var, een jong rund, een ram, een lam dat eenjarig wal, .ien. brand-offer: vs. 81. Een geitenhok, ten zond-offer: vs 83. En ten dank-offer, twee runderen, vijf rammen, vijf bokken, vijf 'eenjarige lammeren! deze was de offerhande van Acbira, den zoon van Enan. vs. 84. Deze is de inweying des altaars, van dc Overften »i. 84. Dit kan niemand rechtmatig floten, «s of dit te langwijlig • - wa-  van MOSES. Hoofdd. Vil, 41 zilveren fprengbekkens , twaalf gouden wie- vanisRAër,,ten rookvaten. 85, 86. Dus voor tweeduizend vcge vierhonderd fikelen,' aan zilver, naer de waar- ^renfchofede in den cours; en voor honderd en twintig 1zei"ve'renf^r™gf gouden fikelen, aan goud. 87. Twaalf var-bekken, twaalf ren, rammen, en lammeren, met behoorlijk en f°ha1en. mik~ eenparig fpïjs-offer; twaalf geiten ten zond-offer, .,vs- 8s;. uEe" r ° r J 7 , ° 7 zilveren fchotel 88. En vierentwintig varren, zestig rammen, was van non. . . . , 1 1 ' rr derd en dertig en zestig eenjarige lammeren, ten dank-offer — [fikelen,] en met dit alles werd de tafel befchonken, door ^"kenranze" de Overften , kort na derzelver inweyding. ventig: ai het „ ., • 1 , , zilver der va- 89. Als nu Moses, na dat aMes verricht was, ten was tweein het Heiligdom inging, dewijl de Vorften vierhonderd en daar ftonden om 'sHeeren genoegen in het [fikelen,] naar . ■ 0 iii' . den fikel des gefchcnk te vernemen : hoorde hij duidelijk Heiligdoms. eene onderfcheide verftaanbaare ftem , van gouden' rcu'kboven het dekzel der Ark, van tusfchen de [eukwcrk,cik°e! Cherubs , die vriendlijk tot hem fprak, waar reukfchaal was , TT.. .. „. i • ■ van tien [fikc- door Hij zijn gunltig aannemen van het ge- iCn,] naar den fchenk meer gemeenzaam te kennen gaf; en [ïgd0mds? aPhèt dit had van dien tijd' af, al veel plaats, als g°«- i. V_/.vder aoderen gaf dc Heer nog bii hevab (prak tot , , , . , , ö J Moses, zeg- zekere gelegenneid, nadere bevelen: 2. Voor Sevs.e:2. Ge. Aüron: dat hij de lampen ontllekende, die én%eRAïcm:' 20 Plaatzen mocst ■> dat « gekeerd waren, ais gij cie lampen naer de gouden tafel, daar recht te^en over aanfteken zult, a„„,..j„ a ■• 110. recht tegen "aancte. 3. AagON bleef niet m gebreken, fte"dvanden" deze naderc fchikking van zijn Heer, ter kandelaar zui- uitvoer te brengen. 4. Zo vertoonde zich dat len de zeven , n , _'■_■ '\, lampen lichten. konst Huk van masfief goud , alles uit een xoN'deed"^," ftuk' te fchooner; hct was niet minder kon- »"v/'van"dm Ü'§ uitRevallen» dan het ar'" MoSES Op ddl kandelaar ruk berg vertoond was geworden. 5. Dc Heer hij deszelfslam- „ r j />,.,;. pen aan, gciük Sat nog andere fchikkingen aangaande de Lefeboden had!" vitm VaU deZC" inhoud: 6' De Leviten tot vs. 4. óit het "dienstwerk afgezonderd , moeten hunwerk nu des , .. , , , kandelaars was ne bijzondere legerplaats betrekken, doch alE? aaneen vorens door reiniging plechtig ingeweid wor- fchacht.totaan den; 7. Op de volgende wijze: gii zult ze eerst zijne bloem , 0 J was hct dicht: met het gewoone water der ontzondiging bete; afe^**^ Iprociën; daar na zullen zij geheel glad gc«onefhad das fchoren worden; vervolgends hun fchoon gehad hij den'kan- waad aangetogen worden , na dat zij zich gebaad dclaar gemaakt. , n ... , , vs. 5. eny<- hebben: 8. Hier op zal een rund, een varre Mos^'zeggen-' genomen worden , met behoorlijke toefpijze de: van meelbloem; met olie gemengd; behalven vs. 6. Neem , 007 de Ltvitm uit eenen anderen var, een jong rund, die ten S»* zond-ofTer gefchikt zal worden. 9. Dan zult ntehénCn rd" de hoofden l,it de Leviten nader doen vs. 7. En dus toetreden , voor de Teute ; de ganfche zult gij hen doen, om hen te reinigen, fpreng op hen water der ontzondiginge: en zn zu'len het fcheermes over hun ganfche vleesch doen gaan, cn'zij zullen hunne klederen wasfehen cn reinigen, vs. 8. Daarna zullen zij nemen eenen var, ccn jong rund, met zim fpijs-offér van meelbloeme, met olie gemengt, en eenen anderen var, een jong rund, zult gij nemen ten zondoffer, vs. 9. En gij zult de Leviten voor dc Tente dcr t'zamenkomfte doen naderen, en gij zult de.'geheele vergadering dcr kinderen van ISRAéi. doen verzamelen.  van MO S E S. IIOOFDD. VUL 43 fchaar van Israëliërs, aanfchouwers van de- vs.io. En gij ze plechtigheid zijnde, 10. Dan zult gij ™!%óor hen hun Heer voordellen, cn de afgezon- ™*''«angezich.- ° de doen nade- denen des volks, zullen de handen plechtig ren: en de kinop der Leviten hoofd leggen, erkennende RAtf" VTmien hunne verplichting tot den openbaren dienst {""S? 2™?tït maar tevens de in de plaatsftelling der Le- 'eggen. viten bekragtigende , 11. Daar on zal Aa- Aüron zal de ron hen tot het waarnemen van de lagere ^"tenbewe'e'gl dienften , uit naam van hct ganfche volk , ?ffer„voor 3'- ° ' bovah s aange- voordragen ; om alleen ten dienst van hun zichte, wegens H„ i -i . , _.. de kinderen van eer gebruikt te worden. 12. Zij zullen iSRAer.: oPdatde handen plechtig op het offer leggen, waar dfenstvaT^t" ■ van het één ten zond- , en het ander ten 'Jab te kediebrand-offer dienen zal, met plechtige betui- vs. 12. En de ging, van hunne onwaardigheid, en:om zich ftnnc" handen in de Goddelijke gunste tc veraangenamen. ?p het ,,oofd " ° der varren leg- 13. Daarop zult gij de Leviten aan ASro n sen: daarna been zijn Priesterfchap voordellen; en ze met inzond-offer! dezelvdc plechtigheid hun Heer voordellen, Srand'-Xr fan als de gefchenken aangeboden worden. p'povdb, om ,. .. , ' over de Leviten 14. \ an dien tijd zullen zc van al het volk verzoening te als mijne lijfeigenen afgefcheiden worden. 13. ztó 15. Dan zullen zij eerst toegelaten worden. z«itgi.idc£««- ■ 0 ' ten (lellen voor pm het nodige dienstwerk in den Tabernakel het aangezichte ,.„ j' , j , , , . van Aüron, en te doen, doch met zonder ze weder te rei- voor het aanhlgën , en op nieuws mij voortcftellen. g^zoone^™ 16. Want zij zijn mijn lijfeigendom, zij zijn en gij zult hen • c • 1 ' ten heweeg-. eene gitte, in de plaats van allen eerstgebore- offer bewegen'. zult de Leviten uit het midden der kinderen van IsRAëL^affcheidèn: op dat de Leviten mijnen zijn. vs. 15. En daar na zullen de Leviten initomcn om de Tente der t'zamenkomfle te bedienen: cn eji zult hen reinigen, en zult hen ten bewceg-offer bewegen, vs. 16 Want zij zijn gegeven, zn zim mij gegeven uit het midden der kinderen van UiK\ëh: voor de openinge van alle baarmoeder, [Voor] eens ieders eerstgeborenen vs. 16. Dit is de eerstgeborenen van beiden, zo van vaders als van moe-  44 Het VIERDE BOEK uit de kinderen nen, die de mijnen waren: 17. Door die bij 3 heb ik hen^mij' zondere verfchoning over mensch en vee in ^"s'Tr'want de laatfte Pla£e van E8yPte' hier °P is miJn alle 'eerstgebo- recht gegrond. 18. Doch ik heb mij verge- kinde^ii1" van noegd met de Leviten in hunne plaats. neR?ëondermde l9- Deze mijne lijfeigenen fchenk Ik aan den mentenen, en Hoogenpriester, en het ganfche Priesterdom, onder de bees- , , , . , , ten: ten dage, om al dat werk te verrichten, het geen ancerstgèboonee ders de Israëliërs zouden moeten doen, en om in Egypteiavd voortekomen de beftraningen die ik anders flocg, heb ik jij dezelve mij gedaan zoude hebben, van wegen de verkeerdgC"s!"iê3d:'Enik heden, die dan waarfchijnlijk meer in de heb de Leviten bediening Van het Heiligdom zouden gepleegd genomen voor i«-V"-""'ö o o r o allen eerstgebo- vvorden. 20. Dit alles werd naauwkeung renen onder de . , kinderen van naer de bevelen van den Op per-heer ter 1Sv1?Li:o. En ik uitvoer gebragt, ai. Eerst gefchiedde hunne heb Aa'ron en rejnisinff, en inweying ; 22. Vervolgcnds ziine zoonen 0 .. , , • , rr. , de Leviten tot werden zij tot het dienstwerk in den 1 aber- vene.SuitSehet nakel toegelaten, ten voordeelc van het Prieskinddee°n va" tcrdom. 23. De Heer voegde 'er nog bij, ïen^dienst dér kinderen van Israïl in de Tente der t'zamenkomfte te bedienen, en om voor de kinderen van Israël verzoening te doen: op dat 'er eene plaag kome onder de kinderen van Isracl, indien de kinderen van IsRAëL tot het Heiligdom naderen zouden, vs. ao. En Moses, en Aa'ron, cn de ganfche vergadering der kinderen van IsRAei. deden aan de Leviten; naar alles wat Jebovab Moses geboden had, betrekkelijk de Leviten zo deden de kinderen van Isracl aan hun. vs. u. En de Leviten ontzond'gden zich, en wiesfehen hunne klederen, en Aa'ron beweecde hen ten beweeg-offer voor Jebovab s aangezichte: en AaRON deed verzoening over hen, om hen te reinigen, vs. m. En daar na kwamen de Leviten om hunnen dienst te bedienen, in de Tente der t'zamenkomfte, voor het aangezichte van ASron, en voor het aangezichte timet zoonen : gelijk Jebovab Moses van dc Leviten geboden had, pT deden zij aan hun. vs. 23. En Jebovab fprak tot Moses, zeggende: moeders zijde Mas. uit den aart van het vroord, dewijl die de eerfte is van elke vrouw, die een Israëliet mogt gehuwd hebben. vs. 24, 25- Deze wet ontflaat hen op die jaren van allen dienftcn; volgends Hoofdd. IV. 3. werden zij het eerst van den zwaarften arbeid, cn ook vroeger ontflajen,  van MOSES. Hoofdd. VIII. 45 tot herinnering aan Moses: 24. Onthoudt vs. 24. Dit is wel, dat hun dienst niet eerder aanvange, £,,/«»at atn" voor dat zij den ouderdom van dertig jaren eMwinttg jaren bereikt hebben, niet eer zullen zij eene wacht- °ud> en daar beurt in de Tent mogen hebben. 25. Ook ze inkómenom zal een Leviet niet langer dan tot zijn vijftig- ^earte'JIf^fn de jaar behoeven te dienen; dan zal hij dat den dienst vai1 de Tente der werk flaaken konnen, zonder daartoe langer t'zamenkomfte. verplicht te zijn. 26. Doch hij zal nog met ymduh^W- de anderen mogen dienstbaar blijven: in zo jare!? °}ld 0 j 3 is s zal hij verre hij het opzicht moge behouden, dat al- van den_ dienst les met orde toega; doch het eigenlijke werk, fen 'órgTatf: een ieder in zijne bijzondere posten toegelegd, hnietal^neer zal hij niet meer mogen vermaten. dienen: ° vs. 26. Ech¬ ter zal hij met zijne broederen dienen in de Tente der t'zamenkomfte, om de dagtaak waar te neemen; maar den dienst zal hij niet bedienen: zo zult gij met de Leviten doen in hunne taaken. Tix. HÓOFDD. er wijl zij nu in Sittafs woestijn vs_ I# yett0vab nog gelegerd waren , en 'er reeds twee jaren bad totMo9 ° ° ' j ses in de woes- na hun togt uit Eeypten verlopen waaren, waar- tijne s/»«» ge- f, , °, T, , r, j fproken,in het lchouwde de Heer door den mond van tweede jaar, Moses de Israëliërs hij den aanvang van dit EgypJeIand uujaar. 2. Om op den te voren bepaaalden tijd, getogen waren, ... . ƒ _ . . ' in de eerfte nu dit jaar het Paaschfeest te vieren: 3. Op maand, geUt- den veertienden van die maand, met allen des- dc%dl'\, Datde zelfs plechtigheden , en bepalingen moesten £^?en ™ zij het nu vieren; al wat de eerde reize bij Pafcba vieren hunne overhaaste optogt niet had kunnen ge- des?feifs'bepaai- fchieden, moest nu volkomen in acht geno- de"s "idQp den men worden. 4. Moses deed dit in het Le- veertienden dag n t tt , , , , in dezemaand, ger afkondigen. 5. Het werd dan door het tusfehen de twee avonden zult gij dat houden, op zijnen gezetten tijd: naar alle zijne inzettingen, en naar alle zijne rechten zult gij dat vieren, vs. 4. Moses dan gelast* de kinderen van IsRAëL, dat zij het Pafcba zouden houden, vs. 5. En zij hielden het Pafcba op den veertienden dag der eerfte maand, tusfehen dc twee avonden, in de wöestijne Sinaï; naar alles wat Jebevab Mmis  4s. 9. Dnc dede Jihovab nitTpraalc veer MoSES, zeggende: vs. 10. Spreek tot de kinderen van Israël, zeggende: wanneer iemand onder u, of onder uwe geflachten over ccn dood lichaam onrein , of op eenen verre weg Zal ziin , echter zal hij Jcbovab het Pafcba houden, \s. 11. In dc tweede maird. op den veertienden dag, tusfehen de twee avonden zullen zij dat hoi.dcp met ongezuurde [broden,] en bittere fausfe zullen zij dat eten. vs. 11. Zri zullen daar van niet overlaten tot den inoreen, en zullen daar aan geen been breken: naar alle inftelling vai" het Pafcia zullen zij hetzelve houden.  van MOSES. Hoofdd. IX. 47 den zijn zich te fchikken naer de voorge- vs. ij. Maar fchreve inftelling. 13. Maar buiten die bij- ttin^n niét zondcre gevallen, zal hij, en een ieder ver- ^ "h is > r> r 7 ■ evenwel zal na- piicnt zijn het Pa/cha te vieren, op den ge- laten het Pa/H,* vvoonen tijd, oP ftraffe des doods; een iéder zaih1teVve zal hier voor zich zeiven verandwoordelijk zijn. *j^>£ 14. Waanneer een uitlander ook vrerkiezen mogt gerooit worhet Pafcba te vieren, zo zal hij gehouden zijn in alles zich volkomen te fchikken naer j^g^ die gebruiken, onder de Israëliërs bij die ge- "iet neef!t selegenheid bepaald, zonder de minde verande- ve man zal zijne ling. ftraf dragen. 0 vs. 14. En 15. Eer wij nu overgaan tot eene nadere be- wanneer een /-,-•■ , . , vreemdeling bij lcnnjving van de reizen dezer Karavane , " ais vreetndemocten wij nog ééne aanmerking ons herin- én Hj^w neren: van dien tijd af dat de Takcrnakel l1" , F"fcia houden zal, opgericht was , ftond de Schechina boven de inzet- denzelven; bij dag als cen ligte wolk, bij nacht 7$ba, en nÜS met een vuurigen glans fchijnendc. 16. Zulks gjne Wj^HèJ bleef onveranderliik met die afwisfeling bii da°- 1,ouden : het „„ 1 * ' i 1 , ö Z3' eenerlei in- eu naenr. 17. Lxebeurde het naderhand, dat zetting voor de Schechina oprees van boven den Taberna- zoed™or kei, dan fpoedde zich de Karavane, om ai. vreemdeling ais wot' deVn T**?£il, daï Ê? ^ "P^^^ndesTabernakelsm^bédekte^ va over In t k ' , °P d,e Teme der g^uigenisfe: en in den avond ftorgèï vMiWSJ \ene ^d»?"te dcs vnurs, tot aan den ven- A, IL^.nV fUit het Sedung; de wolke bedekte den zclnaar' dat de Jl? de* "fhts was eene gedaante des vuurs. vs. 17. En rllT 5?i ?°*S PPfeheven wierd van boven de Tent , verreisden ook daar na de kinderen van Isracl : en in de plaats daar de wolke 7' IÖ' BilIi'ikt oordccIt Hoüligant dat hier, ies daags, uitgevallen *fc S c u r0 ë o e r wien ik zo gaarne mijne toeftemming geve, om 'smans wigekunltelde wijze van uitleggen, meent, het is met opzet hier uitgelaten om den lezer te beduiden, dat die wolk op den dag niet zigtbaar was; dan, Ifc ben ditmaal liever voor eene invulling dan voor vereffening, & geve mijne lezer evenwel irijè keuze.  48 Het VIERDE BOEK weef, legerden alles tot het vertrek gereed te hebben, om de r-nVrnisracl". voorgaande Schechina te kunnen volgen; zo vs- 18. Naar 1 'g tr0]. men voord, tot dat dit teken van bet bevel van 0 , 1 _ _ ' , jcbovab ver- een Godlijken leidsman ergens bleet Haan ; daar dcren%'ankis: werd dan ftraks ook " het Leger neêrgeflagen. HAëi., en naar „ rylt ]iecft bij allen de togten in allen de bet bevel vanje- » • 0 joo«*_ legerden legeringen plaats gehad; en dus was alles op de dagen, ip 't bevel van den Heer. hunnen leidsman; ke^denTa'"- hoe lang de Wolk-Kolom ook daan bleef, bernakei bleef, geen Israëliet durfde dan aan het verreizen ܧ»! ï! Z1' denkeu. 19. Merkte men, dat het voornemen deVwoikeEveie was, daar lang te vertoeven, door dien de dagen oyer den Wolk-Kolom aan zulk eene plaats bedeudig Tabernakelver- , bleef, ,4a* ver* flaan bleef, zo werd hct werk des iaberna- kintoénRA*« kclsdicnst vervolgd, zonder dat men eenige uhwer.digen fchikkingeri tot verder voordreizen maakte. dienst aan Je- o ktvab en ver- 2oi Was het verblijf en de ruste van de reisden niet. , „ , vs. =0. Ais Schechina, aan zulk een plaats, maar van dat de woïkè korten duur, even zo als die door hare aanwezige dagen tos;t beval, volgde het Leger, het zij in het op den Taber- 0 - ' .... , , nakei was>t verreizen, het zij m het rusten. 21. Men i^ra'ak"'it' ontzag geen tijd van den dag, of het in den inrdnnrij|!(*- V1'02»01 morgen , op het midden van den vnVs mtfpraak dag, of 's nachts ware, als de wolk in beC«««w«/.)Ze weging raakte, maakte men zich zonder zammewasS' hét'; tL h"S reisvaardig. 22. Of zij twee dagen, ééué de woike van maand, of langer aan eene plaats bleef ftaan, den avond tot .7 .. den morgen zulks was het zclvde; men doeg daar zijn LedeaitTOike in ger neder, tot zo lang dat zij weder in beden morgen op- wegjnir geraakte. 2%. Het zij dan in 't vergeheven wierdt, » B " ■' J ^«verreisden- reizen, het zij in 't ïiederdaaii, hetzij in het ze : of des daags, of des nachts, als de wolke opgeheven wierdt, zo verreisdenze. vs. 11. Of als de wolke twee dagen, of eene maand, of [vele] dagen vertoog op den Tabernabcl, blijvende daar op, zo legerden zich de kinderen van Isracl, en verreisden niet: en als zij verheven wierdt, verreisdenze, vs. 13. Naar Jebovah's bevel legerden zij zich , cn naar jebovab,s bevel verreisdenze: zij namen de wacht van Jebevab waar, naar Jebivab't  van M OSES. Hoofde. LX. 4 9 bedienen van den Tabernakel, alles werd .vol- &<™i doorMogends de bevelen van den He ere Hitge- S44. *>edes" vöerdi N' X. HOOFDD. og gaf de Heer andere fchikkingen, vs. Verdcr tot regeling van de goede orde in hét Le- rprak Üsh"vab » . . *■ _ tot MÖSES , ger aoor Moses mttevoeren: 2, Laat twee zeggende: trompetten maken van zilver, die de Ichoon- utwéezii^en 11e en zuiverde klank geven; gij zult ze uit Sómpettéo.van ., „ . ° , d,cht werk zult een ltuk makelt, waar door net geluid min-süze, maken; der gebroken zal worden; dezelven zullen die- 7hnen "ot^dë nen, om de natie bij den anderen tc roepen, fa^emSi. en ook in den optogt dcr Karavanen hen te hngpêntotden waarfchouwen. 3. Mijne Hofdienaren, de fcgeren. der Priesters, zullen alleen dat werk verrichten, (Triésfers^taet zij zijn de naasten om mijne bevelen medetc- dczelven Madeden ; zo ras gij het geluid van beide trom- dan za? 6 dl petten in hct Leger hoort, denkt dat het Cf/e^derd mijn wil is u t'zamen te vergaderen, om mi ine wordcn'aande bevelen te ontvangen. 4. Maar als gij in het Tcme der t'zaLeger maar het geluid van één hoort, dan "tTk begeer ik alleen maar dat de Vorden van Is- jfénf1 mZuj,en race, met u aan het hoofd, vergaderen zul- b!azen 5 dan len, om mijne rijksbevelen aftewagten; waar- vergadeTd°worom die Priesters in den voorhof van den Ta-g, de Hoof! bernakel zullen daan bij deze gelegenheid den derduizen- ttt , ' , ., " den vanlsRAër.. 5. Wat nu derzelver gebruik aangaat voor de vs .,s .. reize der Karavane, en hoe daar door te bepalen, meteen gebrek welk der viervleligelen het eerstin beweging moet zen ££? dan zullen de le- vs. 1. De gedaante derzelven kan in den triumph-boog van Titüs Yespasianus, bij Reeand gezien worden. vs. 3. Dit teken was voor het Leger ; het oordeel over het opbreken, «oor het in beweging raken der Wolk-Kolom, was voor den raad. TIL De et.. D  5* Het VIERDE BOEK gers, die tegen komen, zo wete elk, als 'er eenmaal met een ?egeS°5tezijrfi afgebroken geluid op dezelve geblazen word, op^*kk™' En dat dan de Karavane die de voorhoede van het ais gij ten Leger uitmaakt, zich reisvaardig maken moet. met leen' ge- 6. Hoort gij tweemaal dat zelfde afgebroken toen" «T* geluid, dan zal de linkervleugel in beweging dan zuilen de- Geraken, en indien bij vermeerdering?, de der- legers, die te- <-> ' 1 °J' gen het Zuiden de en vierde Karavane. 7. Draag dan zorg trekken; met om alle verwerring voortekomen, dat gij geen kltók8ebzuUen gebroken geluid maakt, als 'er alleen zamenzij blazen tot roeping het zij van de burgers, het zij van kunne optoch- , V. , . .. ^ 1 ten. de Overheden zijn moet. 8. Op dat net ge- aisV men7'de jfe" bruik zo veel tc naauwkeuriger zij, zal niemcente verga- mand tian de Priesters dit mogen doen; dit dert;zultgu wel ~° blazen, doch zal eene onveranderlijke wet blijven voor uwe ceen gebroken , .. D ...... gckiankmaken. nakomelingen. 9. En wanneer gij in Kanaan A"rÖns8' zoo- woonende verplicht zult zijn , uwe vijanden nen, de Prics- (W te leveren , zullen de Priesters in de teren , zullen „.,■-. , , , met die trom- fpitzc des heirs ook tot den aantocht met ge- ?n%WauTen broken klank blazen; laat dit 11 heldhaftig uüeden zijn tot ma^en tot den aanval; want Ik belove u, de eene eeuwige * inzetting bü Jchovah die ook tegenwoordig ben 111 uwe ^oJnigeiijks Legeren, dat Ik u begunstigen zal, zo dat de wanneergijhe-Qa_ Deflisfend zijn zal; gij zult zegepraalen. den m uw land o J ' tot den itrijd 10. Op andere tijden bij 't morgen en avond- zult trekken tc- , , , 1T. gen den vijand, ofler, op oen Sabbatn, op de Nieuwe maan, dienbenaamvt, dan zult gij ook met die trompetten een gebroken gcklank maken: dus zal uwer gedacht worden voor hct aangezicht van Jebovab uwen JEIobim, en gi> zult van uwe vijanden verlost worden, vs. 10. Desgelijks ten dage uwer vrolijkheid, in uwe bepaalde hoogtijden, en in de beginfelen uwer »t. 6. Naer de gedagten van Critici is dit eene goede aanmerking van den kant der handfchrif'ten in den text ingekomen. — Er is veel vermoeden, om dat in den gewonen ftijl anders ook van het derde en vierde geluid moest gewaagt zijn. *j. 10. Dat de bazuine ons hct geopenbaarde bevel van Jibeveb af  VAN MOSES. Ho 0 FDD. X. 5i Nieuwjaar, Jubel, en Sabbatbjaar ; bij" gele- maanden zult genheid van de flagtofferingen op dezelven, de trompetten zal dat geluid voor het ganfche volk ter j-$§ea b°vd^ hunner waarfchouwing om eerbiedig zamen te offeren , en , ,. over uwe dank- komen, dienen: merkt hier doch op; t is de offeren: en zij bevelende ftem van den Heer, en te gelijk uw gedachteniszijn Befcherm - God. voor het aan¬ gezichte van ii. Na dat alles dus in het Leger met dc uwen jEhhim.■ uiterfte naauwkeurigheid geregeld was , ge- ü$'Jbm*Ï^ beurde het op den twintigllen van de tweede gef^i^ie maand des tweeden jaars , na hun vertrek in het tweede • i i o, , ,. n i i iaar i in de uit Egypten, dat de Schechina opltond van bo- tweede mtand, ven den Tabernakel, en voorwaard trok. t°igftene"dagWder 12. Straks daarop was het ganfche Leger in maand, dat de , , , 7 wolk opgehc- Sinai s vlakte gereed tot den optocht; de reis ven_ wierd , was na Kibroth Tava, in de woeftijn Paran, Tabernakel der omtrent dertig mijlen van hun eerfte verblijf. gevsi8i"isÉnde 13. Deze eerfte optocht nu op het geluid der kinderen van zilveren bazuine aanvang nemende , gefchiedde opbaar hunne op de volgende wijze, juist nae de gegeeven de woestim's/- orders: 14. Zo ras 'ér ééns geblazen was, "*'< ■ en de wolke bleef in de woestiin Paran. vs. 13. Dus togen zij voor de eerftemaal op, naar den mond van Jehovah, door de hand van Moses. vs. 14. En de banier van het leger der kinderen van Juda, trok de eerde op naar hunne heiren: en over affehetzen kan ,heeft geen bedenking; maar gaat men verder, door bijvoorbeeld het getal van twee tot de bediening van het Oude en Nieuwe T. te bepalen; dan ontzenuwt zo iemand de zinnebeeldige Godgeleerdheid, in zulk een geval had Davio en Salomo 't getal niet met twee bazuinen mogen vermeerderd hebben. vs. 12. Paran, eene valei, benoemd naer een gebergte daarbij liggende, -0 uuren van Sinaï. Schutte meent dat de eerfte rustplaats Tabei'ra geweest zii, dus benoemd naer den brand, welke iu het Leger ontflnnd — 6 uuren van Sinaï bil het gebergte Thaher gelegen. — Te Kibroth Taliva waren zij gelegerd Nam. XI: 3+. tsen die plaats den naam van lnngravtn vtrkrecg, D *  52 Het VIERDE BOEK. zijn heir was raakte de eerfte 'Karavane in optocht, derzelver Nacbjcbm, de . i n , , j t zoon van Am- veldteken ging voorwaards; itraks volgde J uM1vs1DAiB5. En da a's dam , onder het geleide van Vorst over hetheir JJ/CCHSCHStKi i> Daar op Issaschars van den ftam J 1 der kinderen ftam, onder het geleide van Vorst Net a- van Issaschak. .. „. . .... „ was Nttmuïl, NE cl J l6. .Eindelijk Zag meil /.EliULONS ZüAif°0n JTftam' ou'ler Vorst'Eliab, in beweging, vs. ió. En I7> j\ja dar de ganfche" voorhoede reeds in over het heir ' . van den ftam aantocht was , begonnen de Gtrjchomten, de van JeaoDw vooriioedc van het Heilig Leger, in beweging was Eliab, de te o-craken: Eltasap li was ftraks bezig de zoon..van Cbe- ö • . hn. gordijnen van den voorhol en het behangfel, weVrd 'de Ta- met de buitenfte dekkleeden • van den Taberr.omen01 énfëe ns-kcl i noor z'ine Gerjciwniten aftenemen; de zoonen van twee cierlüke wagenen werden aangefpannen, Gtrfcbon , en J °~ , 7 , de zoonen van met dien vragt beladen , gevolgd wordeno^rdragradë de van het ganfche gezin uit dat damhuis, den Tabernakel. l8< j)an wen] andermaal het zilveren bazuin- vs. 18. Voords trok. de ba- gefchai geboort, waar op de tweede Karavagers van Ruben ne ,. de eene zijdvleugel van het gcheele Leger, ne 'hdren-"erim beweging geraakte; Vorst Elizur leide over zijn heir fa: eerde divifie. • io. Dan raakte de tweede was Elizur , , _ " . t _ de zoon van,dtvtfielvan biMEON, onder vorst öcheluS'v«. 19. Én MiêL in aantocht. 20. Vorst Eljasa i' 11, over het heir De hucls zoon, ter onderfcheiding van den van den ftam der hinderen Gebiedvocrdcr over de Gerfchoniten , geleidwaScbit»mitii dc den tocht van dc derde. 21. Daar na %ii ffebadaiVm «ttktf bet middenpunt .van het Leger in bevs. 20. En weging; dc Priesters traden toe, dekten de van* den ftam kc-stbanre nieubileu van hunnen Koning .met der kinderen , ,,..„ . ••. „„_ m, . . _ . van Gad was uc ucmco» in...mui- i.i^jjteu , cct .oi.iaaEljasapk, de i>HAN rjü> fa Keiiathiten gebood, bevel durf» zoon vViTiDeue!. _ ° / vs. au Toen de geven aan de zijnen om die vorltehjke op,dra- meubilen op den fchouder te voeren; de Mengdom^en'[de rar'ten nu •> tUe <-'ene zliL'e van c*sn Tabernakel  VAN M O S E S. Hoofdd. X. 53 gedekt hadden, gingen nu aan liet uit elkan- andere] richt- i , , m . ten den Taber¬ lier nemen van berderen en pilaren; en daar nakeiop, tegen mede dc overige wagens beladende, wachteden mP:etndeze kwa" zij niet tot dat de Karavane met de voifx- Vf- aal Veords .... , ., ... trok de ba- njkc meub'len voorbij getogen was, maar voeg- nier des leden zich bij de Gerfchoniten, om dus te eer- ^f^fff^tder gereed tc ziin den Tabernakel weder tc '4i °p > naar i " n ] t- i i ■ i hunne llcuen' kunne!! opüaan, eer de Kehathiten kwamen; en over zijn eindelijk werden dan ook de Tenten van Mo- fil^ama^, E'fe 3.es en Aüron opgenomen. 22. Daar op 20011 van Am- tÊ/ktc het derde veldteken onder het drie- vs. 23. En i 1 1 ■ , , ', , over het heir maai blazen m optocht; en de derde Karavane van den ftam of linkerzijdvleugel begon zich te bewegen; eerst Vorst Eli schamp geleidende Ephraim. wss Gmiiëf, r~. T. _ de zoon van 23. Daar na Vorst Ga ml i.ëL geleidende Ma- Pedazur. n a s s e . 24. Daarop Ben ja m i n aan welker qv%' h"et hg fpitze Vorst Abidas zich bevond; waar nu van df? ■Aam r ' der kinderen waarlclnjnhjk het achtergedeelte van hct Hei- van Benjamin lig Leger der Gerfchoniten met die bagagie, deaS zoon "Tan welke in de voorhoede niet behoefde te zijn, Gy""5\VoorAs volgde. 25. Nu hoorde men ten vierdemaal trok de banic-e het bazuingcklank , ten teken dat de vierde ktatoen? van Karavane of achterhoede, met haar veldteken °e„ Xkcnde in beweging moest raken; Vorst Ac mé ze r alle de Iese"> 3 1 • i . „ naar hunne hei- ce gemener van Dan, is de eerde die de ren: en over achterhoede gebood; 26. Nu volgde de twee- de verdeeling van Aser, door p.AGiëL aan- zo.on van Am- i TTT mifchadaï. -gevoerd. 27. Wordende den trein gefloten vs. 26. En . , ~ , , . , over het lu ir Wi den ftam der kinderen van Assr was VnètU , de zoon vm Ochran, vs. 27. En over het heir van den flarn der kinderen van vs. as. Dat 'er 4 Karavanen, en niet 12 waren, heeft gee-ic bijzondere rede; :cn minften zij kan niet opgcdelfd worden; want hier alleen een verborge zin te vinden, en den toeframl dcr Kérk in 4 onderfchciden {ij den te vinden, is roet onkunde te fpclen, ' v. ' ' I) 3  54 Het VIERDE BOEK Naphtali was door Achira den Vorst van Napthazoo'nvanENAN. li. 28. Volgends deze uitvoerige befcbrijving wlrcn^e refe- was de wiJze van optocht der Israëliten in tocluen der hunne reizen ingericht. kinderen vanls- _ RAëL,naarhun- 29. lerwijl nu dc geheele Karavane m opzij verreisden! toc"ht raakte, maakte Chobab, die met den vs. 29. Mo- fchoonvader mede gekomen was, en zo lang ses nu zeide 0 a tot cbobab, den gebleven , nu toebereidzelen om naer zijn cue"6, den m- vaderland , agter Si nats gebergte terug te diamter, den keereil. welk voornemen hem Moses zogt naaslbejtaanden ' ° van Moses : wij aftcraden: het was , gij weet mijn broeder! reizen naar die , . . , , plaats , van waar hene onze reize is, naer. net vruchtbaar tS£t ^e'ef* banaan het welk onze Heer ons toegeik zaï u die ze£rL heeft. Wel nu verlaat uw woonplaats, geven: ga met ° .. ...■ ' *; ons, en wij wij zullen in Kanaan komende, u dat verhes doen": U want rijkelijk vergoeden ; vrees niet voor de uitjebovab heeft komst; de Heere heeft ons veele weldadig- over IsRAeL J , a het goede ge- heden beloofd. 30. Doch hij was niet te befl™ ."'ó. Doch wegen, verkiezende de woestijn van Arabïèn hij zeide tot ^cyj^xx Kanaan ; om dat ziine ouders en verhem : ik zal ' J niet reizen , dere maagfehap daar woonden. 31. Doe vernaar mijn land, zocht Moses: dat hij ten minden de reize ne maagfehap mct mm mogte doen, om hun tot gids te gaan. vs. 31. En hij zeide; verlaat ons toch niet : daarom dewijl gij onze legeringen in de greote woestijn kent , zo zult gij ons tot oogen zijn. vs. 29. Van andere gedachten is Venema, deze houdt Chobab en Jethro voor een' en denzclvden man, die volgends Exod. XVIII. vertrokken is, doch tusfehen beiden wedergekomen; liever vertalen wij het ti»astheftaanden, zulk eene meer algemeene betekenis heeft Schrocder overvloedig geftaafd. vs. 31. Tet oegin, dit is in den fmaak dcr Oosterlingen, en drukt geen wantrouwen van Moses uit, maar wel fchrandere flaatkundc; zulk een woestijnbewoner bij zich te hebben, was;ten uiterflen nuttig voor het Le-  van M O S E S. Ho o fdd. X. 55 zijn, dewijl hij de drcek daar zeer wel kende; ^ »«. En want als liet Leger nedcrgedagen was, kon fchieden , a's hij hun tot grooten dienst zijn, in het aanwij- |„]t gra^ ) °"n zen van hct geen tot deszelfs behoeften ver- hotr ,z.dve s°c,d a gelclneden zal, eischt werd. 32. Als gij dit niet afflaat, en waar mede p- , T, , , r ... bovab ons wel de He ere naer ziuie beloften ons rijke-doen zal. dat lijk zegent, zullen wij » ook rijkelijk beloo ^nuz^nweI nen. — Het fchijnt dat hij hier in bewilligt vs. 33. zij . c ii, . , ,. . nu togen van heelt. 33. Doch om eene rustplaats die be- den berg van kwaam was uittezoeken, verzocht Moses weg°vand^ied£ hem niet; want zij hadden gedurende deze een' en de Ark ° des verhonds reize de Ark des verbonds in hunne voorfpit- van jebovab ze , boven welke dc Schechina bleef; deze aangezichte drie was hun Hartog, die na een togt van drie ^0" hun'ccnc dagen hun eene bekwaame legerplaats aanwees, rustplaats uit 34. De Schechina nu vertoonde zich in heur vs. 34. Én de dagiichts-glans, doe het heir hct eerst in aan- was^s tocht raakte. q«. Bij die gelegenheid nu daass pverhen, , .. , . 00 . J , , • , , ols z» uit het gebruikte Moses deze plechtige bede, zo leger verreisras de Ark op de fchouderen van dc Pries- e°' 35- Hct gc. ters genomen werd: fehovah! onze heirvoer- [chicdde nu bij 0 " het optrekken der! zijt nu ook bereid , om voor tc trek- van de Ark, ken; laat uw vordclijke moed cn kragt dc de; ihTop aanvallen der openbare vijanden , op dezen uwe*'panden tocht uit elkander drijvende, verdaan; ja laten veritrooit wor.... . .... ' . .. ,. .. den,endatuwe zij die uwe koninghjKe regeering vijandig zijn, haters van uw uwe onderdanen benijden, met fchrik op Tiiiim^ uwe luisterijke komst, bevangen worden, vs. 36. Maar als zn rustte , 36. Zo ras.de Ark van de fchouders afgeno- zeide hij: kom men werd, als de Schechina ffil dond; dan rtotj^e*'!"*nodigdè hij zijnen groten Koning weder, wan- duizende" der Leger, in alle ontmoetingen, in het zock:n van waterbronnen, brandhout &c. D 4  56 Het VIERDE BOEK duSzendenï-ran necr alles gereed was, om zich in het midden van hun te begeven; 't was dan: ffehovah! keer weder, en leger U als onzen Vorst in 't midden van de talrijke bende van Isracl. xi. hoofdd. TTv v*. i. Enhct !• JLxe ganfche Karavane nu in optocht zijnde, het^vonf^"^- al dicPcl" cic woestijn in, begon men door hct houdend i-.vaad- gehecle Leger overal een klagend gemor over aar tig klaagde ........ s ° voor\\e ooren dc moeijehjkheid van de reize, en de wocstm™rktTyébovab hcid van den oord, tc befpeuren, tot ongenoehet ook op , gen van (\tn Heer; die zulks bijzonder ui ZO CUt Zljll J , J toom ontft:*, opmerking nam, en eindelijk achterlijke wrake Jebovab onder daar over deed: de braudende wind verhief dc' cn ve™c'- z'cn °P eenmaal met zijnen veriïikkenden de in allen ge- gloed; hij ging over het Leger henen cn trof deelteu van hei , „ I »..T* >, leger. ' overal , aan allen oorden, de vooruaamlie rifjp'net T-on" belhamels. 2. In dezen uoöd drong het volk tot moses: cn jn menigte, tot voor de tent van Moses: Moses bad tot . . ö ' jebovab , cn elk' riep om bewaring, verfchoning door zijgetonp". lVEr' ne tusfehenfpraak; hij. deed ook eene plechW'VS' noemde ^S0 ^c aan z'J'n HJ;"^? c" niet lang daarna den naam dier hield dc fLrafic op. 3. Ter gedachtenis van vs. 1. De fpreckwiis is vreemd voor de ooren van Jebovab, zij heeft dezelfde kracht als de gewone voor de eogen van Jebovab, doch geeft veel nadruk, die door mijne vertaling kan gevoelt worden: en verteerde zommigen in allen gedeelten van bet Leger, zo Mus. waarfchijnlijk was het blikfem die het houtgewas rondom 't Leger, zo gevaarlijk in de woeltijn,in brand ftak. — Anderen pleiten met meer waarschijnlijkheid voor de Samum; zoFab er; ik zou het liefst tot de laatfte gedachte overhellen , hield mij de langduurigheid van dat oordeel, en vooral het heen en weder gaan, naer de tent van Moses, en hct uitkippen van de bclhamers niet te rug, ik zou hct dan liefst t'zamenvoegcn.  VAlN M O S E S, IIüOFDD. XI. 57 dat oordeel, heeft de plaats der ruste in Pa- pia-tffe Ttttg*, rans woestijn den naam van TJtabgerè ontvan- vuur v..i:"/.-4». gen. 4. Hct geringde en armocdigde gedeel- M^ffi^t* te van het gemeen, waaronder zich veelcu , vs- 4- Ook de vermengde Egyptenaren bevonden, begonnen kort daarop menigte,welke j , , in het midden weder aan hct morren te geraken ; waar vail nim was f door allen de gemoederen op nieuws gaande v™gnqi.et geraakten; de onvergenocgdheid werd nu al- dat zii weder , , , , weenden, ook gemeen ; waar men kwam , overal hoorde de kinderen van men: wie zal ons nu in deeze woestijn een zifzddèn-V'u? vrolijke maaltijd van vleesch verfchalïen ? zaI 0i's viecsch -kt , . .. te eten gevenï 5. l\u herinneren wij ons nog, met veel vs_ 5 Wjj graagte , die menigerlei zoort van keurige slenken de ... ° V visfchen , die visiclien , welken Jiig.yptens wateren ons m wij in Egypten overvloed gaven, die wij met weinig moeite de" "komkomkonden vangen; wij herinneren ons nog levendia; n,er' en de ° ' \ ° & pompoenen,en die verkoelende wilde citroenen, die frisfche hèt 10ok, en 1 , , , , de aiuinen, eh komkommers, cn de zagte meloenen, den het knoplook, fmaakprikkelcuden look', ajuin, hct zoete knoflook * 't welk Egypte ons in zulk een overvloed gaf. 6. Maar nu helaas! nu wij vs. 6. Maar ... . , r . .. .. , .. nn is onze m vrijheid Ichijncn tc zijn, verdroogeu wij ziel dor, er ia deze dorre zand - woestijn! wij kunnen ïue,"'^™" vr. 4. Eigenlijk vreemd, gemeen voll 'i'ss, vs. 5. Men zegt dat 'er bij de 400 zodrtéti van visfehen, in de rivieren van Egypten zijn; de wilde citroenen worden 'er van rijk en arm gegeten, raauw zijn zij zeer verkoelende, — de komkommers van de geringen in azijn gekookt, door de rijken als zuur bij vleesch en fpecerijen gegeten: — de meloen niet zo aangenaam en zoet , maar zagter dan de onze. — Het knoflook is 'er uitnemend van fmaak, de Turken wenfehen zelfs dat zij hct in het Paradijs mogen hebben: HasselqÜist. In de grootfle hitte is dc trek het meest naer visch, cn het minst naer viecsch; cn het is in Egypten dan een algemeen gebruik met visch en fruit hct lcvei te onderhouden. D 5  53 Het VIERDE BOEK dit M«n, vo»r niets tot onze verkwikking vinden, dan dit °"vs.0°7.enHet drooge.Man. 7. IIet was dat Man, het welk as"koriander- vccl gelijkheid in grootte heeft met het korian- zaad, en des- der; en in kleur Bedólah gelijkend. 8. Hct zelfs aanzien ,. , , , . . was , ais het gemeen nep het zelve overal buiten het Le7c7sZ.ymdC Ser ^eken, en opgezameld hebbende, maalys. 8. Het den zij het in hunne handmolens, of dieten volk liep hier 7 en daar, en ver- het fijn in hunne mortieren; ook werd het e^maaitóhet wel in potten geroost, veel maakte men daarïens of ftietdi°st van dunne koeken, die in plaats van droog in mortieren, zo aangenaam van fmaak waren, of zij met cn bakte het in , , „ ,. , „ pannen , en de beste en zoetlle olie behagen geweest wa"sch^k'öekeii" ren* 9- BiJ* gelegenheid van de nachtdaauw en zünjfmaak ftoldc dat vallend Man eiken nacht. 10. Mcfmaak van de s e s de beweging hoorëndc, wil alles in heid^ei'°oiïc.S* eigen perzoon opnemen; waar hij komt, vind vs. o. En wan- nj: fa huisgezinnen bij den ingang van hunne neer de daauw J ° •' o o des nachts tent weenende en misnoegd over gebrek van op hct leger - .. , . , , TT nederviei, viel fpuze, hierover werd de Heer zeer gcdeleive'ncde" doord; ook was M o s e s daar over gansch onvs. io. Mo- vergenoegd, n. Moses innig beroerd,fpoedde SES nu hoorde , ' .. het volk wenen zich naer den labernakcl om zijnen Heer daar gezinnén'^een nood te klagen: Och! (is het) waarom ieder aan de iiei3t mi mijn Heer mij belast, met eene deur zijner °J J J tent : en de toorn van Jeboavb ontftak zeer, ook was het kwaad in de oogen van Moses. vs. li. En Moses zeide tot Jebovab; waarom hebt gij aan uwen knecht kwalijk gedaan ? cn waarom heb ik gene genade in uwe oogen gevonden, dat gij den last van dit ganfche volk op mij legt? vs. 8. De hand-molens beftaan uit twee ftcenen, de bovenftc met een handvat of ftok waarmede men dezelvcn draaide. — Mhs. neemt eene andere leezing aan als honigkoeken. — Onbedachtzaam nogtans, uitvoerigst in zijn Lexicon — het moet' vogtigheid van olie blijven , dit betekent bij den Hebreër, de allerzuiverfte en kostbaarlte olie , en derzelver voorname eigenfehap was dan ook het zoete.  VAN M O S E S. IiOOFDD. XI. 59 zots: beladen van welke ik mij zoo gaarn ont- ., vs.. 12. Heb ,, , ,n ., , ,• • lk «an al «ie trokken had? mag ik dan die gunste niet voikontfmgenï verwerven, en hebt gij mij niet toegezegd, {^Viat |c,j dat ik van den last om voor dc ganfche na- tot mii Z0lldc .. ~ zeggen; draag tie te zorgen, ontheven zou zijn / 12. Gij het in uwen •i- ■ v'i j- q " fchoot, gelijk wilt immers geen onmogelijke dingen? een voedfter- Ik ben de oorzaak van hun leven niet; mijn vader de" zui- ' J gehng draagt, zorg kan zo ver niet gaan ; dat ik als een tot dat land, vader den zuigeling draagt, dit ganfche volk hunne vaderen voeren zoude tot het beloofde Kaman. ^r^Van i-x. Zij eifchen zulks evenwel van mij; tands waar zou ik het vleesch bcgceren zij vleesch, ben ik in ftaat zulk een hebben, om al talrijk heir daar van tc voorzien? overal gaat vèV^wafcVzij een algemeen gekrijs op : maak dat wij weenen tegen , ö , .■ , .. J mij , zeggen- vlccsch te eten hebben op deze vermoeijen- de, geef ons i 1 h vleesch , dat de reize, waar 111 liet ons aan alle verver- wy eten. fching mangeld: 14. Het is mij onmogelijk j^^J* voor allen de behoeften van dit volk te zor- fche volk niet T ,. .. A „ .... dragemwantbet gen. 15. Indien gij O He ere ! mij dus jS mij te zwaar, geliefd te behandelen; zo verzoeke ik als in^n ^ eene gunste, mij het leven tc benemen; kan aan mi' docd» dood mn toch, dat niet zijn , indien ik cemgc gunste ver- dood (mij) inwerven mag; laat ik dan ten minftcn mijn -nie'uwego"gèn verdriet en mijne rampen niet lange overle- gevonden heb; J ° en laatmijmini ven. 16. De Heer gal Moses daar op ongeluk niec dit andwoord: roep ten eerften zeventig van ^vs.'Tó. jeto- de hoofden der ftammen, met hunne fchrij- ™[J dMosZjsdl: vers, zulken die reeds openbare bedieningen vergadert mij ■ zeventig mannen uit de Oudflen van Isracl, welken gij weet, dat de Oudflen des volks, en deszelfs Ambtlieden zijn; en gij zult hen brengen voor de tent der zamenkomst, dat zij zich daar bij u Hellen. w. 16. Hier door werd het denkbeeld van éénhoofdige regeering verzagt, en Moses tevens met de voornaamftc familiën naauwer verbonden. — Het is niet waarfchijnlijk, dat deze vergadering lang ftand (ehouden hebbe Hsz.  6o Het VIERDE BOEK nuv*'afk'3enal hebben, bij een; dat zij van u vergezeld, en mee u daar dan aan den ingang van mijn Tent wachten, ■ fpreken , cn .. , wii den Geest, om mij te hoorcn. 17. Dan zal ik nederda- zalik'afzönde- 1(20 ' C" tia:ir 01ldel" 11 lictle11 preken , en zal ren, en'op hen van dien bckwaammakendeii Geest om dit leggen \ cn zij , zuilen met u volk te bellieren , waarmede gij rijkelijk be- dit" vóik dra" deeld zijt, ook iets afï'cheiden , cn het hun gen, op dat gii niedcdeelen ; om u te onderdeunen, in dien (dien) alleen . - . 7 niet draagt. arbeid, dien gij tot nog toe alleen gedragen totVS'hct8'voik hebt. 18. Maar roep dan ook de ganfche heiligt1" tegen meruSte hij een , befcheidze tegen den dag morgen, en gij van morgen: gebied hun, dat zij zich door zult vleesch ... , , . , .. , eten: want gij reiniging plechtig bereiden, dan zullen zij oMenVvan 4e- nuu wensch verkrijgen: zij zullen zich met bivab geweent vleesch kunnen verzadigen, die zich niet ontzeggende: wie . . .. , . , zal ons viecsch zagen, in de tegenwoordigheid van hunnen want'hét'g^g Koning te klagen: hoe bekomen wij vleesch ons wei in tot fpijzc? wie zal ons dat in dcez' woestijn Egypten; Jebovab nu zal u bezorgen? waarom verheten wij doch Egypr en g^zuimen! tm' — daar hadden wij rijkelijk van alles; znh'nièfeéifen om dat gij nu verwijtende dat gezegd hebt dag, noch twee tCgeilS uwen HEER, die U Uit Egypten gedagen eten , , , c , .... , .. , , noch vijf da- voerd heelt; zo zal Hij zorgen dat gij vleesch deigJnn,°Cl,,och te cetcn hebt, 19. Zulk een overvloed van twintig dagen; vleesch zult gij hebben, dat gij niet voor één vs. 20. Tot . eene gehecie enkelden dag, ol voor twee, of voor vijf, of dat^heT' uit voor ticn ? of twintig genoeg zult hebben; uwen neus mt- 20> maar zeifs V00l. ccllc maand aanhoudend, ga, en u tot walging zij: zo dat het u zelfs duiten zal, cn gij 'er den W«i*dfe in't reuk niet meer van zult kunnen dragen; en midden van u i t j t m dat 3.',J°- ,. , .. TT , .. vab zijnen Men door mijnen Heer gekozen tot zijne Geest over hen onderdanen, openbaar maakten, dat zij waar- 8'vs?3o.Voords lijk door hoger Geest bezield waren: niet JJg?*"*^ door eene nagebootde handelwijze, maar door leger; hij, en den Geest van Jehovah zclven, daartoe be- Israël. va" kwaamt: 30. Daarop keerde Moses weder kjasra31'ene'^ in 't Leger, daar het volk hem wachtede; wind voord hij was vergezeld van den mcuwgekoren en raapte kwakRaad, en ging in de fpitze des Legers. zelTenT-ool31. Doe hoorde hij een ruifchenden wind, deze bij h=t . ' leger , omtrent als uitgaande van dc Schechina, die zich ver- eene dagreis r • j 1 1 j .. , henvaard , en lpreidde over de zee, de woestijn, en langs omtrent eene vs. Ji. Dit is niet ongewoon; maar 't is wonderdadig dat het op dien dag, door Moses voorfpeld, gebeurde; ■— nog heeft men in Egypte* een zoort van trekvogeK jaarlijks, die in eene tajloeze menigte komt,  04 »&t V i E R D E B O E E dagreis der- deszcirs Zuid-oostelijke tC ng 'Wcdcrkecl'ch'J.; waard,rondom , * . , liet leger; en eene 2W«cm van wacatels aanvoerde, ctie frentXêeUra rondom het Leger de breedte van een dag* bovendeaarde. rcjs verd'rooid waren ; zii viogen maar 0111- vs. 32- Toen , , ,. maakte zich het treilt twee ellen van de aarde al. 32. hu "volk op, dien , • , • ,i «eheelen dag, raakte alles 111 beweging, elk voor zijn gezin; en dien gehcc- fa jjver was zo or00t dat men niet alken len nacht, en J 0 ' den ganfchen den dag, maar den nacht, ja zelfs den volendezu" verza- geilden dag, alleen tot het vangen van die kwakkels • die vogelen bedeedde ; zommigen , die wel hef. het minst had, minde hadden gevangen, hadden nogthans cen had tien homcrs . , verzameld; en hoop van wel tien liomers in hun omtrek; elk ze voorldzich huisgezin is ijverig om ze tc doden, cn in van eikanderen fa 70n te drOOgeil, CU ZC duS VOÖr het berondom het .. . leger. derf tc beveiligen. 33. terwijl zij nog bezig vleesch0' was waren, zich met hct gewenschte vleesch te noch tusfehen verZadi r> s eer het ge- zonderlinge ongeltcldhcid, zonder middenöorkaauwd was ; en in de zón gedroogd- en met gm::tc gegeten word. Maillet. Forskal verklaart, dat zij van vermoeidheid vallen, over de Zee den tocht gedaan hebbendé. vs. 31. Ik kan noen art niet bijvallen, die de timers voor hoopen neemt ; dit is eene wijze van verklaren die men altijd verdagt moet houden , wanneer de betekenis der woorden verwrongen word: — het was waarfchijnlijk geen gewoonte ze te mceten, maar "ditmaal deed men hct, om eenigzins den overvloed voor elk aanteduiden. Schk. vs. 33. Schrocder vertaalt dit eer het ontbrak, zo Jsël I: 5. doch ik geloof dat het hier door onze overzetting, eene betekenis gegeevcn is, welke fchoon buiten voorbeeld, nogtans hier door het gebruik gewettigd is; — zij konden 'cr nog geen voordcel van hebben, en ook geen fchade om hct buirengewoone van de ziekte dus daarmede uittedrukkcn. — Misfchien zou die betekenis door kragtige voorbeelden kunnen gelaafd worden, had men meer gefchriften in het Hebreuvvscli.  van M O S E S. hóofdd. XI. 65 zaak, ten bewijze van 's Heeren gram- e« de toom van fchap; het was naauwHjks in hunne rriaag, letTtèZ* of" de dood raapte hen weg; met een gewei- n£eg dig cn zeer befmcttelijk toeval het geen vertra- lliet éenc zeer ging in hetipijs veiteeren veroorzaakte, zonder "ST f^%a. voeding, eindelijk werd die ongefteldheid al-den^aamTergemecn. 34. Van daar heeft deze legerplaats *K}V9f P'-ats, een tweeden naam gekregen Kibroth ThaSva, va : want daar want daar vond eene ontelbaare menigte van hef^oi^dat belusttèn Israëliten hun graf. 35. Na dit voor- belust was ge' gevallene was de reis, naar Chazeroth, drie ys.'35.. Van dagreizen van het aanmerkelijke te Otal f^%rSd!k zeroth voorgevallen zullen wij nu opgeven. f»«J?j| W zij bleven in aar een wijl toevende ontdekte men xii. hoofdd. al ras, dat dc nieuwgekozenen door Moses vs> *• mlr- i ij'. „ jam nu , en in de bediening gedeld , de eerzucht van aspon fpraken Mirjam gaande gemaakt hadden, die ook tefoorza*van Aüron haren broeder opzette: 't fpeet haar tkfaterfet dat Moses zo weinig zijn gedacht verhief - kebi> genomen om evenwel een voorwendzel te hebben \ had' eCenemcï vs. 34. Och dat het ook de graven van IsRAëLS lullen geweest waren! — Het genot van vleesch was hun voor een maand toegezegd,, dus zal waarfchijnlijk ook de ongefteldheid, al van tijd -tot tijd on'der het gebruik, zich verfpreid hebben geduurende die maand. 11 Cupifch, vrouw, (volgends MicuAëLis moet men de Cafcbite,, niet in het Africaanscb jEM,pi. maar in gelukkig Arabier, zoeken, nader aan de rode Zee.) _ Het fchijnt hier een fcheldnaam te zijn, om dat te Arabieren bruiner zijn dan de Kanadniten of Egyptenare». Zommigen denken hier aan Zippora, die hij over 41 jaren gehuwd had, welke eigenlijk geen JEtbiopifcbe kan genoemd worden , zij. fchijnt dan geftorven te zijn: daarbij was de echt mei Zippora te langdurig geweest, dan dat mei* zich met fchijn toen eerst daar tegen had kunnen verzetten, III. Deel, F  66 Het VIERDE BOEK fchmfdie ter waar m het eigen niet doorftalc, moet zij iets vrouw geno- -ut j men O berispelijks 111 Moses voorwenden. — De zaak is gevonden; • de man is zulk een voldrckt gezag niet waardig, hij is zelfs een Veragter van de natie, want hij houd die Gufitifche vrouw, welke hij in zijn zwerven vs. s. En zij gctrouwt had, nog al bij zich. i. Daar bo- zeide : heelt vell cje man was wel bekwaam, hij was ja dan jebovab ' ' ' <-, ..'• maar alleen ecu Propheet, die zells de vcrlchijiungcii i>0oken0M^rt Gods genoot ; doch was hij dat alleen ? door ° ons "ge- was Mirjam ook niet als Proplietesfe verrproken ? en maard ? had Aüron niet dikmaals dien zelvï^héu °°r" den Geest gehad ? en was 't zijn werk eigenlijk niet God te vragen, cn had de Heer ten bewijze van zijn genoegen niet menigmaalen en altoos geandwoord door hunnen dienst? Het was dan vreemd, dat Moses- hen uitfloot, en nieuwe lieden met zo veel gezag aaudclde; dit overal verbreidende zoeken vs. 3. [Doch zij meet gezags te verkrijgen. 3. Doch MowasTcerlcht-ses die in den hoogden graad zachtzinnig moedig; meer was liet hen woelen, zonder zich de zaak dan allen men- 7 . , fchen die op aaiitetrekkcn; of over hunne heerschzucht, we;"cn.]lbüdCm cn hun eerrovend lprekcn zich cenigzins gevoelig te tooncn; hij heeft onder zijne tijdgevs 4 Toen noten doch geen wederga in zachtgeaartheid aStMo- gehad. 4. Doch zijn Heer behandelde de ses, en tot jjonjr anders ij op 't onverwachtst ontbood hij AiiRON, en tot vs. 1. Dathe meent, zij willen met die gezegden aanduiden, dat zij nu ook door voorzegging gedreven, fpraken, dat zij 't huwelijk nu afkeurden , het geen zij te voren niet gedaan hadden, door een hoger Geest aangedreven. vs. 3. Wel merkt Schrocder aan, dat dit vers ongetwijfeld van een andere hand zal wezen.  VAN MOSES. Hoofdd. XII. 67 Mos es, Aüron en Mirjam tot zijne Mirjam : gijveldtent*, het bevel is algemeen, daar te ko- tot°do Tent der men vernemen . wat Jehovah voorteftellen had- ÏSSaSSekwaden. 5. Zij komen, en de II eer e ver- men uit. ■ toonde zich tóen luisterrijker in de Wolk-Ko- 'boll'b kwam^af lom aari den ingang van de veldtent; doe riep £ia,e Z°ao°d Hij Aüron en Mirjam, dat zij beiden i"11 de de,ir ^ • • Tem 1 en - Hij alleen nader toetreden zouden ; zij deden riep Askon en zulks. 6. Toen was het: uwe handelwijze zij'belden'kwa- ontvlugt mijn oog niet, doch onderwerp u mev1sll0t'riijm( aan mijne keuze; houd ze voor een be- zeide, hoort , 1 , . ,4 , nu miinewoor- vel, en wend mets voor; want die met den den; ais er een Geest der prophetien door mij verwaardigd is, deo'^is C°as of verder zal worden, die zal, wanneer hij Jebovab zal ,. door een ge- eemge openbaring van imj ontvangt, die al- zicht mij;..aan toos door cen gezicht of droom ontvangen. mea™en be^^ 7. Doch .Moses zal altoos onderfcheiden eenon dr00* .... , .; , zal ik met hem blijven, ik ga met hem als mijn Staatsdie- fpreken. 1 naar, die geheel overgegeeven is aan mijne niJtVet')mi™ belangen in de Gods-regeering , gemeenza- j"!e-*- MosES' a ° ° ' ö - hij is getrouw met om. 8. Ik fpreek met hem op menfche- in mijn geheel jijke wijze, en niet door duistere bewoordin- Vs'. s. Mond gen, gelijk in de gezichten- het is hem zelfs ^eefc ikm°net geoorloofd de naaste trekken van mijne heer- hein> e»i»»« , . , „ ., , , , bij gezicht, en iijKneid te zien: dit wetende, waarom hebt niet door.duisgfj u niet ontzien, mijnen geliefden dienaar «degelijkenis is. 7. Zie Ilebreïn m. 5. — De gemeenzaamfte, de grootfte was Moses, doch esn Propheet zou komen, die in den feboot zijns vaders was, dit duidde groote gemeenzamheid aan, die was meer dan tafelvriend; als Zoon was hij zelfs in rang zijn'Vader gelijk. — Venema merkt ook in zijne Kerk - hifi orit zeer wel aan, dat het woord niet alleen een gewouw Minister, maar cen beftendig Minister uitdrukt Jef. XXII. 23. vs. 8. Venema in zijn Hifi. Ecclef. en Schrocder hebben deze lezing van het woordje niet duidelijk bewezen. E 2  Het VIERDE BOEK van jebovab te berispen, — hem nors te bejegenen, en aanfchouwthij: ir • i • i waarom hebt hem bij net volk zells m minachting te breniL'ge^dl gen? 9. De Heer gaf dit zeggende, bewijknecht "-"cn zen öelloeS 1 c^a£ hij' op hen geftoord was, Moses te fpre- cn daar op verliet hen nog daar boven de vs'. 9. Dus fchitterende glans der Schechina. 10. Ja zelfs tooniVin je- wee'c ze van hoven dc Tent weg, uit het Uvab tesenj midden des Legers, waar door het geheele ging weg. Leger bericht kreeg, dat 'er iets aanmerkewotts wéék van --jks moest voorgevallen zijn ; daarbij werd boven de Tent, Mirjam op dienzelfden tijd melaatsch, en en ziet , Mm- ' .. . . . J , ' jam was me- AaRON die deze ziekte moest beoordeelcn, als ibeeitvvren bemerkte ras dat ze van het ergfte zoort waAiiRON zag re> -jj, pjit trof hem zeer, bragt hem zelfs Mirjam aan , ' D maar ziet zij tot nadenken. — Hij fpoedde zich, om was melaatsch. , , . „ . , . vs. 11. En zijn broeder vergillenis te vragen, t is: — totRtosEs^och Och mijn Heer! doe ons niet rechtvaardig de mijn Heer ! ifralTe dragen, welke wij met onzen dwaa- toch' niet°' op zen hoogmoed rechtmatig verdiend hebben. kc wïT''' dwaas I2, Mijn zuster plukt reeds de wrange vruch- gehandeid , en ten van haareii hoogmoed, tot onze fchande; met welke wij . c .. J gezondigd heb- maar och bid voor haar tot den Heer; zij is be"s. 11. Laat- allerellendigst, en zo zij niet ras geholpen ze toch niet werd zaj jiaar vleesch als dat van een kind, zijn als een ' doode ; van dat in 's moeders ligchaam verteert , wegrotaIsChij uit^yns ten , zo hevig is bij haar die ziekte l SS5?debdft I3' MosES *«» rieP met veel oprechten wei verteerd is: ernst Gode om de genezing van zijne zuster vs. 13.M0SES r „ j •> , dan riep tot aan.. 14. Hij ontving een antwoord; doch Jebovab , zeggende: O JLlohim berflelze toch. vs. 14. En Jebovab zeide tot Moses: vs. 11. A5ron raakt vrij, hij zou anders tot ambtswerk onbekwaam geweest zijn H sz. Vs. 13. Eigenlijk, 0 God! maak ze gezond Mus. dus in eens! vs. 14. Zulk eene dochter liet zich uit fchaamte in verfcheide dagen  van M O S E S. Hoofdd. XII. 69 niet overeenkomende in alles met zijne zacht- indien haar vamoedige wenfchen; het is: indien Mirja,m ^Sezichc fmaadlijk bejegend was van haar vader, zou zij foupdoeS0";j zich uit fchaamte en droefheid, niet zeven da- zev.en dasen gen opgellootcn hebben? — Heeft zij nu waar- zij'zal™zeven* lijk berouw, 't zij zo: zij zal dan nog ze- Shxgaoven dagen over haarcn hoogmoed treuren : t,cn zijn > etl , 0 'daar na zal zij voert ze daarom even als allen melaatfchen aangenomen voor zeven dagen buiten het Leger, en laat ze T^f%, 0ns dan naer de wet onderzogt, en weder aanceno- wcrd Ml^AM 0 ' 0 zeven dagen men worden. 15. Dit' was het aanmerkelij!;st buiten het ie't geen 'er voorviel, terwijl ze te Gmzeroth f£* hfej^voik gelegerd waren. 16. Daarop werd de op- ^^m^am tocht weder geblazen , zij legerden zich in aangenomen D 1 1 Werd. Parans vlakte. vs. 16. Maar . daar na ver¬ reisde het vojk van Chaxeresb; en zij legerden zich in de woestijn Paran. Txiii.hooddd. er wijl ze in die uitgeftrekte vlakte vs.' i. En spillet verre van de grenzen van Pa/eftina, in MosL^zeg't uiterfte dier woestijn gelegerd waren, werd gen.dc:„ Zcn(J het volgend bevel door den Opperheer u mannen uit, aan Moses gegecven: 2. Dat 'er fpoedig be- *lJf Verkwaame lieden gekozen worden, om Kanaan ^s^\ den te befpied.en, dat land 't welk u door mijne hinderen van bcftelling tc beurt vallen zal; laat elke ftam zalf van dkeS 'er één geven, gekozen uit de aanzienlijken ^n^'uftr des volks. 3. Mosrs nu die op hun ver- lieden iinca * man zenden , zoek, ot zij met alvorens dit land eens mog- ieder eenen ten laten opnemen, eer zij igts ondernamen? ,°^rften ondcr , , . . , vs. 3. Mosks aan zond hen Uit de woestijn Paran, naar het hevel van Jebovab: alle geu niet zien, en de beleediging op die wijze heeft een bijzondere naam Mus.  7° Het VIERDE BOEK diem-mmwa- zijnen Heer daarover geraadpleegd, en een der kinderen toeftenimend andwoord bekomen had, bragt va"s!SR 4.!L' En die "gemaakte fchikking ter uitvoer; zie hier de deze zim hun-]-jst van ^eze aanzienlijke lieden: 4. Wegens 11c namen: van ■> j t ö Rubens smi ,Ruben,Schammua. 5. Wegens sI m e o n , Scbammna de _ - ,,r T Tr zoon van Zac- schafan. o. WegeUS JUDA, K a L e B. C"vs?' 5. Van 7- Wegens Issaschar, Jigal. 8. We- den ftam Si- p-ens E phraim, HoSCHA. 0. WegdlS meons , Scba- " . _ fan de zoon benjamin, palti. ic. WegCllS ZEBU- vavsCAö''Van lon , Gaddiöl. ii. Wegens ManasjuDA's^am , SE Gaddi. 12. Wegens Dan, Am- Kai.eb de zoon ' 0 ' van Jepbunne. MlëL. 13. WegeilS ASER, sethur, vs. 7. Van ,,T Issaschars 1 I4. Wegens NAPHTALI, NaHBI. 15- Wt- zoon' ^van'jo! gensGAD' GehuëL. 16. Deze twaalf lieden sepu. . werden door Moses verkoren, om het land vs. 8. Van , . ErHRAimsftam, Kanaan naauwkeung optenemen; Hosciiea zooif van Nutï! werd door hem tot eerden bedierder van deze vs. o> .'Van onderneming benoemd, bij welke gelegenheid Benjamins 0 » .. ftam , palti hij zijn naam verwisfeldc; waarmede hij zijne Re\puu.°n Van verwachting op den üitflag van deze onder- ZE^m.oNsftlm, neming duidelijk uitdrukte. 17. Moses oaooicl "4e dan gaf hun in last, Kanaan naauwkcurig zoo:, van Sodi. * vs. 11. van optenemen, en zich op de volgende wijze te vo^lc^fSm gedragen: — richt uw cours meer zuidwaards v.m m.anasse , van tjen kea-mne af; vermijd die bekende Gaddi de zoon ö ' J A . van susi. vlakte, de gewoone doortoent naer Pak/hna; Dans I4'ftarn" trekt langs der Amor'uen gebergten; bier door AMMiëL de y 'er geen vermoeden op het oogmerk uwer zoon van ge- 0 r o malli. /rvs. 13. Van Asers ftam, Sethur de zoon van MicHAër.. vs. 14. Van jVathtalis ftam, Nahbi de zoon van Vophsi. vs. 15. Van Gads ftam, Gehuil de zoon van Machi. vs. 16. Deze zijn de namen dcr mannen, welken Moses zond, om dat land te verfpieden, en Moses noemde Ihfcbëa den zoon van Nun, Jebofcbuab. vs. 17. Moses dan zond hen om het land Kanaiin te verfpieden; en hij zeitle tot hen: trekt dit henen op, tegen het Zuiden, en klimt op het gebergte. ai. 16. Jeiioscuua betekent Jcbevab is helper Mns.  VAN M O S E S. HtfOFDD. XIII. 7i reize vallen. 18. Neemt dan eene naauwkeu- n. 18. En rige befchouwing van dat land; merkt op de hoedanigrlnheV luchtgclteldhcid , de natuurlijke ligging van "jjjjj^ d™ hct zelve, let op dc geaartheid der inwoners, in woont, ©f - .. ... . „ het zelve fterk vooral of zij heldhaftig zijn dan met, of zij zij, of zwak, klein van magt, of talrijk zijn; 19. Onderzoekt reinig"zijfof vooral dc meer bebouwde ftreken, of zij be- veeI; andwoorden aan de moeite, die 'er aan tc hoedanig' het koste gelegd werd, dan niet; neemt vooral i„ndhèt' zeivë de bemuurde (leden op, en waar het volk woont, of het goed zij , of gewoon is in tenten bij den anderen te lege- kwaad; en hoeren ; vergeet de natuurlijke vastigheden tot zijn, in weldekking der vallyen vooral, niet; 20. Met ^ont" 0"zij betrekking tot den landbouw, moet gij ook in legertenten, , . , . ~ Jr of in fterktcn naauwkeunge opmerkmgc nemen, of de gron-Cw«»»«»3,- den goed zijn, dan niet; of 'er veel geboom- hoedanig3' °hei te gevonden werd ; brengt ons zelfs tot land zKh ofh« ... , f vet zij , ol aanwakkering van den moed, eene proeve van mager, of er Kanaans vruchten; het was nu in dien tijd zljnTof niet" juist het begin van den oogst. 21. Zij na- gj men de reis aan, en begonnen hunne natuur- dc vmcb} des lijke cn ftaatkundige aanmerkingen al te za- gen ra waren melen in Sim woestijn, daar zij zich van den |eeröetrud,anderen fchcidden, om te minder argwaan te ver- ten der wiJ'n" ii rii , druiven, wekken, houdende voor het mterlte van de reis, vs. ai. Zij volgends affpraak, Rehob, gelegen op den weg, op", en° verwaar nu Ilamath ligt. 22. Hunne reis was meest Sden hfc . , , , land , van de zuiüwaarus, de algemeene zamelplaats voor allen woestijn zin af tot Rebtib toe, waar men naar Hamatb gaat. vs. 22. Want zij trokken op door het Zu.Jen, en kwamen tot aan Hebron, en daar waren Ahiman, Sesai , / vs. 21. Recbob naderhand in Asers ftam, bij Si don , Hamatb in Syrien. vs. 22. Van daar kwamen zij tol Hebron Blus. KtMNrcoT heeft dit duidelijk beilist , en Schroïbes tegen Lili entiial verdedigd, E 4 vol-  ?a Het VIERDE BOEK en Talmai , was Hebron, eene flad toen zeer vermaard, Enak; kinde- ' . . n , . . ren; (Htbrtn alwaar drie geflaeljteu uit den vermaarden JJeld jarerrgebouwd E,iak' niet minc-er beroemd woonden; zij voor Zo*» in voerden bet gebied in die vermaarde vesting, Zgyp"-) .. , .. ,, ., ' ° vs.e3.voords zijnde van eene griizc oudheid: reeds zeven kwamen zij tot • ïi"j " , ™ '• t-i het dal ,jaren voor het vermaarde Zoan, m Egypten daa/'-cilrrlnk geP9uw4> wegens deszclfs ouderdom bij de af , met een Egyptenareii zeer geroemd. 23, 24. Bij gc- tros wijndrui- , r , 2 ven, dien zij lcgenhcid van de alzuiiderlijke tochten, wadroeren o"ec- rcn Z'J onda' ai-c-cren '» een valei, beroemd tien ur.ugftok; wegens de fchoone wijngaarden, Eskol geook van de ■ r *' 'Mt*» ? 1 ■. ï .... woonen in het kkiten in hunne natuurlijke vestingen , land van her. welken hct door bergen heeft , dus Kanaan ^fe*™ n daar dekkende; in het midden van het land, de..J'i'Jf'*» > i _ i i • , 'en azAmorittm hct bergachtige naer de zoutzee aan, beflaan woonen op hct de IJethiten , Jehuftten , en Amoriten , den ffTaLkiZ uitgci'bekten grond; de vlakten aan de Midden- ™°emi™ lancffche zee zo wel, als de grazige oevers ocvcr van den van de vermaarde rivier den Jordaan , zijn J°r',Mn' hct meest bevolkt door de eigenlijke Kanaani- vs. 28, Dit zijn de Troglodiien, holbewooners zie J. D. Mhs. in Disf. efu'd. .'irgiiBi. vs. 28. Dc iteden waren niet zeer groot, maar zij, nu ongewoon aan liet zien van lieden, waren ze groot in hunne oogen in vergelijking van dc vlekken in de woestijn Mhs. E 5 1  74 Het VIERDE BOEK vs. 3°- Doch ten, de oudftcn van hct Hamhuis. 1.0. Lit Kaleb ftildc , , , ,•, ** a het volk jegens hun gelaat, uit hun verhaal was zo veel op zèkie • laat ons tc *aaken, dat de beste lieden van den Raad, kloekmoedig en door nct ras voortkruipend gerucht, het optrekken , cn v ' dat erflijk be- ganfche volk in beroering geraakten: — zulk wije"üiienVdat cen ^nd mct geweld in te neemen, — zulke voorzeker o- natien zulke uitftckende helden tc ovcrwin- vcrweldigen. vs. 31. Maar nen! — Kaleb alleen, (want Joschua de mannen die . , , , .. , ,. met hem opge- was verdacht, om dat hy de gunsteling van zddenn:War\vij M°SES was,) een dcr aanzicnlijklten uit Juzuiien tot dat daas ftam, en niet minder heldhaftig, deed volk met kun- , .. . ..- * . 1 , «\» nenoptrekken: al wat bij kon, in tegenwoordigheid van Mo- flerker dan s E s' 0111 nct voIk een niocd 'm het lijf te wij. fpreken; het was : — waardfte Israéfttéw! vs. 32. Dus bragten zij een laat ons onbefchroomd voorwaards rukken, voord vatfnet met een oogmerk om bet land voor altoos in land, flat zij bezitting tc nemen, want welken zwarighc- verfpicd had- . , , „ den, aan de den er zig ook op doen mogtcn, wij zullen IsraölC" zeg" naer Gods beloften' het ongetwijfeld inneemen. gende ; dat K jjocn de overige uitgezondenen verfterk- land, cioor het a o welk wij ge- ten het volk, zeggende: hct is te vergeefsch dat"e verfpie- tegen zulk een wel geoefend volk veldflagen land', dat zijn" te wangen; wij mogen zo talrijk zijn als wij inwoonersver- wiHen, zij zijn veel geöeflender, 12. Daarbij beteert, en al ..' .J J ° '. f J hct volle, 't ten zij niet na, overal te verlpreidcn, en tc ver- het'mtódenvan gtooten de volkrijkheid van het land , dat het zelve ge- jjet ^auwhiks zijne inwooneren voeden konzien hebben , J J zim mannen van de, en overal in het hart van het zelve, zo vs. 33."wij wel als op de grenzen, vonden zij lieden, ondaard" Reuzen gemèen kloek. 33. Wij hebben, voegden zij vs. 32. 't Geen zijne inwooners opeet, dat is een engezend land, om dc landziekten die daar waren, was het gerucht waarfchijnlijk. Blus. Dit behaagt mij niet, zulk eene ongezonde (treek flrookt niet met hunne kloeke geftalte. vs. 33. Of de Israiliten zo lang niet waren, durf ik niet bepaalen, dit  van 11 O S E S. 110 0 . d d. Xïir. 75 'er bij: zelfs lieden van eene reusachtige ge- gezien, En.uis ihilte gezien! het vermaarde Enaks-gellacht, fhet■■* genacfit cn waarlijk ons met hun vergelijkende, achtten wij ons zeiven als fprinkhancn , wat als fpWnkiianeti moeten zij dan van ons gedacht hebben ? dus waren wij ' ' ook in hunne oogen. ("} iv n 13 r i XIV.hoofdd. li v/p dit verllag, raakte de ganfche verga- vs Toe)i dering in opftand , cen ieder der leden be- verhief zich de klaagde zich zeer , over de omftandigheden dering^ en zij waarin men zich gedompeld oordeelde; het Jj'ee™oph;U™|; gerucht verfpreid zich alom door hct ganfche net volk ween- t . ^ de in dien zclf- Leger, cn naauwnjks is de dag gedaald, of den nacht, het is overal in hct Leger bekend, en dc neêrflagtigheid, en openbaare moedeloosheid is algemeen: 2. Het gevolg was, als meermaa- vs. 2. En zij len gebeurd was , de lafhartigheid der, natie «genMoslfen werd ras vervangen door cen algemccnen op- %e,?er} ASkou, n. j ., tt n , alle de kinderen Itand tegens de twee Hoorden van den bur- van Israël , cn gerftaat en Godsdienst, Moses cn Aüron, tenfdegèhéecn de aanzienlijkften lieden van den brecden Ia menigte : J ach ! dat wn Raad , om het volk te believen, vergezelden in Egypteiand u .„ •• j • i „ r geftorven wa- hem, zij dringen op den tent van Moses ren, ach! dat aan — eene algemeene verwijtende kreet werd dwe^estijn! 'er gehoort: Och! waren wij veel liever door de magt dcr Egyptenaren omgekomen , dan nu, na hct doorftaan van zo veel moeijelijkheden! — Ach! hadden wij veel liever in de- dit is nogthans zeker, dat men onder de Joden weinig buitengewoone lange mannen vind. vs. 1. Vergadering, en volk, moeten hiervan den anderen onderfcheiden worden, verfta door de eerfie de hoofden van elke familie, door de laatften alleen lieden die gewapend waren. vs. 2. Zij waren nu ruim twee jaar uit Egypten geweest.  76 Het VIEPvDE BOEK vs. 3. wam ze woestijn ons graf gevonden, dan dit te waarom brengt J ° ' ' ons jebovab moeten ondergaan! 3. Waarom bhjlt dan onnaar dat land ,11 ' j /dat wü door ze Heer nog voornemens ons naer dat Aa- het.zwaerd.vair.■ na%n te voeren? of is het alleen, om dat len, (en) onze . ' . vrouwen, en wij in veldflagen met die drijubaare natiën onze kinder- . , , , ' kens ten roof hunnen roem door onze nederlaag vermeerdehetdVm niet rcn ' en ncn verrijken zouden , door onze goed zijn, naar vrouwen cn kinderen hun ten buit te la- Egypte weder te koeren? ' ten f — wie kan zulks denken? — het zal voor ons gewis het voordeeligdc zijn, hier tusfehen twee gevaaren het minde te verkiezen: — naer Egypten terug gekeert, en ons aan de befcheidenheid van dat volk over gegevs. 4. En zij ven, was de bedisfendc kreet. 4. Het bleef een e"to't den ™et MJ die wanhoopende taal, men vond dien anderen : iaat raad algemeen goed, men ruidde elkanderen ons een Hoofd . aanzeilen, en op, tot de uitvoering: — Moses moest dan naarafgezet, en een ander aanzienlijk Hoofd verkoren worden, die zich verbinden zou, hen op de beste wijze weder naer Egypten te voeren; — vs. 5. Torn met dat voornemen fcheidden zij van den anvieien Moses, deren, doch de grootde hoop bleef nog al en AaRON op ° ra hunne aange- rondom de tent daan. 5. Moses en Aüron ten het "angezfcht uiterde beroerd over zulk een boos gedrag, meentefvangdCê docn 'ei* het zwijgen toe; zij zijn tegen zulke vergadering der fjoiic vvoede' niet bcdand; maar zij werpen kinderen van . . Isracl. zich m tegenwoordigheid van al het volk ne- JoIchua ,M3de tfer voor Hem die hen aaugedeld hadde, om zoon vanNtra, van jjcm fa beflisfmg aftcwagtcn. 6. Jo- en Kaleb , de 00 * zoon van Je- sciiua en Kaleb, aanfchouwers van zulk de van de gee- ccn aandoénlijk voorval, en innig bedroeft kind' verfpied ovcl' de fch^delijke lafhartigheid, en onvoorhadden,fcheur- zichtigheid van hunne ambtgenoten , en bederen; ducht voor de gevolgen fcheurden uit afkeer fpraken tot de en droefheid hun gewaad. 7. Wilden daarop  van MOSES. Hoofdd. XIV. 77 het beproeven, of zij het volk aan het be- gmfcke verg». daaren konden brengen; het kwam hun voor, derdf vanuit liever heldhaftig hun leven te waagcn, dan *AëL' zesmi- ° ° ' de : dat land, zulk een fchouwfpel met ftilzwijgen intellem- 't. welk Wij men; zij ondernemen het dan, den opgeruiden trokke^^om hoop aan te fpreken: — burgers, houdt moed! * het land het welk wij zo wel als de anderen ee" Mj "it'ftek doorreisd hebben, is . een uitnemend fchoo- vS. 8.™indien ne laudlfreek, nog wel wat moeite waardig. £g«^«n 8. Het zal alleen, mijne vrienden! op onze ons heeft) zo j 1 • ] 1 • ■ r zal Hij ons in dapperheid aankomen, ik zwijge van de be- dat land bren- gunftiging van ons voornemen door den onsdatg^venl Heer, daar IJij ons ongetwijfeld dat gCze-een„ land > 't j v ■■ /•, 1 ,, f TI.. vrelk van melk gend Kanaan lchenken wil; — zulks zal Hij en honig vloeit. gewislijk , ingevolge zijne beloften doen ; zjj^efen*^ 9. Maar dan moeten wij zo fnood niet zijn, cpLu\fWeder' om uit enkele lafhartigheid, daar Vail alle Sijh'edcn,vreest mogelijke gevaaren zich voortcftellen : houdt dat ian°r ni«" moed mijne vrienden! en zijr niet verllagen oi?sm broodJ" over de oorlogzuchtige natiën , wij zullenze h.unn.e befchut. ... , , tlnS is van hun van tijd tot tijd, zoo als wij ons brood da- geweken, degelijks doen , aüengskens verteeren ; de $1 isvremest vertooning van hunne magt en fterkte is hen lliet- , . , TT vs. 10. Toen reeds mets, als onze Veldheer met ons zeide de g.™optrekt; - nu dan , hebt geen de minffe de%g™*% bevreestheid voor hun. 10, 11. In plaats fteenen'fteenidat deze rede eene goede uitwerking hadde, sen zoude ; kwam 'er een algemeen gekreet onder allen: Ujkhéld' H van laaten wij deze verleiders, deze aanhangclin- invcdr; gen van Moses, hunne ftoutheid met den Tent der zadood doen bekoopen; — elk grijpt naer ftee- voor °™ie' de nen, -nu is het ver genoeg: - op dat SeT Va" oogenblik verfchijnt de Jehovah in de Schechi- „ Ys- £n " Jebovab zeide *s- 9- Hesz ah ons morgen ontbijt, dan is het denkbeeld rijker.  73 Het VIERDE BOEK tot Moses : hoe na met meerder luister, zo dat de Tent met laag zal mij dit _ , , . volk tergen? enen glans met adeen vervuld was, maar ook. züiienzx in'mi! z^s dat liet volk het °P ecn vei'rei1 afftand niet geiooven, z;en jjonfle. — Dit deed de woede des volks door allen tee- kenen, die ik bedaaren: elk dagt, wat zal er gebeuren! — van'hun'gedaan M o s e s fpoed zich nu naer de Tent. — lKb? Straks fprak zijn Heer hem dus aan: mijn waardige dienaar! zal ik nog langer de tervs. w. Ik zal gendc boosheid, van dit volk moeten dulzkk™"nfanSt," den? — zijn dat onderdanen? — zullen zij Rootra'^cn'Tk mU dan m01t °P miin woord gelooven, daar zal u tot een \\* nog daar boven zo vceien wonderen iri rte0rkcr ' volk hunne tegenwoordigheid verrigt heb? 12. Nu maaken , dan ^ ^ ^ genocg , _ jfe v;[l hm ^ aH,.n vs. 13. Doch tioor eene aandekende ziekte doen omkomen; Moses zeide -, .. tot Jebovab-. hen dus verdootende, zal ik evenwel mijn Ifnfaff tj&wlwoord houden, dat ik 11 ten gezagvoerder, het hooren ; talrijke natie dellen zal, klocker (immers gij uvl-i ^ " J » hebt door uwe dan dit. i^. Doch Moses door geen eerkracht dit zelf- - ,. r*, " , de voik uithun geest vervoerd, maar waare heide tot het voeft!'j °Pge'volk hebbende, onderneemt het zijnen Heer, vs. 14. En zij tot i\[\\[nST van zijne rechtmatige gramfchap, dus zullen Inreken ö •' .. .: T , ,- met de inwoo- aan te preken: — als gij mijn Heer! dit "and"(lij"toch doet, dan zal hct gerucht daar van al ras oni'oord" dat Gij" ^ de L,^Ptemrm vcrfprcid worden; onder •jcborlb , inde nabuurige volkeren, zal elk zeggen:, zo het midden van , . , ' 1 n 1 .. j dit volk züt, was dc uitkomst van dat volk, hct geen door lJl,Goo37 i'a hoe S'Ö hcl1 verlicht, en bcfcliermt  van MOSES. Ho o fdd. XIV. 79 door uwe Wolk-Kolom , die des daags in vs. 15. En het reizen zo wel voorgaat, als bij den nacht gedood" hebt verlicht. 15. Dat gij evenwel op het einde |^««JS beilotcn hadt, dat volk op eenmaal te doo- die volken m 1 , , , , ... , , wslkeiidie maar den, voor al het goede, hun bij geruchte be- komt, tot eikend; zo zou dan die laster in de plaats tre- g£n")cre11 zc£" den, dien elk met waarfehijiilijkhcid verfprei- vs- 1<5- 0m den zoude. 16. Om dat het dien Befcherm- d?' vojjefafee God, Jehovah aan dc magt ontbrak, om zij- SST? ne beloften gedand te doen, zo heeft Hij dc welk Hi' Ma 0 " 7 J gezworen had; goedheid gehad, zijne aanhangelingen , en zo heeft Hij _ 1 • r ■ , •• , . , hen gedacht in eerbietngers 111 de woestijn tot énm' toe, op de woestijn, de llngtbank te brengen. 17. Nu dan mijn dan"s; Heer! laat daar iu veel liever uwen goedguu- dc kracht van n- • 1 1 , 1 jebovab groot lagen invloed ook over uwen rechtmatigen toorn worden , naar gezien worden, even zo als gij mij beloofde; ^™ehe^ dat onder mijn bewind nader zoude bekend zesgende: worden; — het was: i3. Johovah is ten vab isiangmoe- uiterden geduldig, uitdekend in onverdiende van' weidfcng- goedheid, dc hardnekkige boosheden zo wel heid,> _,verge3 vende de on- als de dagelijkfche overtredingen kwijtfcheldcn- gerechtigheid de; fchoon hij de orde beminnende , den Tightid, jUo'L fchuldigen zeli's niet ongewroken houd, maar tt\ Cfchnldi0 ' gen) geenzms die naer Zijne wijsheid, al was het eerst in onfchuidighou- het derde of vierde lid, evenwel gepast, in de kende' de^on- naneeven bezoekt: 19. Op dat niet faalend g^g^ getuigenis van U zelven verlaat ik mij, en aan de kindei • . , 'ren , in het dnnge aan om verguTenis voor dit volk; — derde , en in betoon daar in uwe grootmoedige weldadig- (£1.) vierde heid; behandel het even zo als gij het van vji- Vef" ° J geef toch de liet oogenbhk ar aan, dat het Egypten ver- ongerechtigheid oJr van dit volk , vs. 17. Deze betekenis van het woord kracht, is zeldzaam, uit Nahum. I: 3. wordt ze duidelijk. ns, iS. En roei niet uit, maar flraf M115.  8s> • Het V I E R 1) è B O E K naar de groot- ]jet . tof hcdeti toe gedaan hebt, niet alttri heid van uwé . t goedertieren- vcrlcboond, maar zelfs vergeven hebbende. gf/aan*dftÈvoik -°- \fèhovah fcheen Zich te laten verbidden: ar tof ©óêt hij beloofde Moses,- eene vergiffenis voor. vergeven hebt. het volk , doch juisf overéénkomende met vs. ae. En , ' % J . , .. ,. , jebovab zeide: dat gezegden , waar van zich zim' Staatsdie- Ven^naaTuw naar Moses, zo wel ter pas bediend had. w°°rd-j Doch 21 • Dit doende, (vervolgd Jehovati) betuigc lk voorzeker,(zo xi daar bij, op het plechtigftc, zal evenwel ikTcerl^'zVzaï de ganfche bekende aarde over den luister de êamete Té mijner Majedeït, die in de vergeving zal kun- iiecriijkheidvan 1]cu gezien en getast worden , verbaasd Jebovab ver- ° . ,s , vuid worden, liaan; geen lal hein zal daar m tê zien zyn. »iieS'dew man- --• Hierom zeg ik u, dat allen vertzaagde henen , die ge- jen, welken tot dus verre mime luisterijké zien hebben ' _ 3 3 mijne heerlijk- inwooninge, mijne wonderen in Egypten zo heid, en mijne ... ... .. . , . ' * , teekènen, die wel als in deze woestijn verricht, met hunne ik m Egypi"> 00gcn hebben gezien, en die niet tegenftaan- en in dc woes- ^ o 5 0 tijn gedaan heb, tJe dat alles, mij nu Zo dikmaal's getergd daar zij mij nu . , . .. «enmaien ver- hebben, en eindelijk tot inoode rebellie overm mijner ton geflagen zijn; 2>3. Met geluk niet gebeuren niet zijn »e- za] dat land met hunne oogen te aanfehouhoorzaam ge- ' 0 weest; wen, het welk ik hunne voorvaderen zo dien' zl\ d"ï krachtig toegezegd had, en waar naer zij ik^dhun'nen(rvï rijkhalsden; neen gewis! geen dier lieden, deren gezwo- (lie mij zo boos met hunnen opdand beledigd ren heb, zien , zuilen! ja aiien hebben, zullen zo lang leven; 24. En van fijk mii getergï de weinigen die het reeds gezien hebben, zal hebben, zuilen Jv a i. e b , die met eenen anderen' geest be- dat met zien. t ° vs. 24. Maar zield was, dan zijne reisgenoolen, en itand- aangaand^e mij- y^jg geweest jg f jn 2;c]n aaü j^je belail- K/h.f.k, daar- „m verkleefd te houden, en zich daar naer om dat een an- o » der geest met te gedragen, niet alleen het voorrecht hebi'sTen finWvoi- ben, dat Kanaan nogmaal te mogen zien ; Mte^fui ma:u' ik zal nem' cn z'J*nQ Sanfche nakome-  VAN MOSES. IÏOOFDD. XIV. Sx Jmgfchap, een bijzonder fchoOn deel in het zei- Z(> zal ik' hem at ■ * i i brengen toe ve geeven. 25. J\u mijn trouwe dienaer! maak dat land, in terdond de nodige fchikkingen in deze tijdsom- J^^'JJ1 Handigheden, om de gevolgen hunner lafhartig- en z'i" zaadzai 1 -j i 11' llct erflijk be- neid. voortekomen; de bewooners van Kanaan zitten, hebben reeds de lucht gekregen, van betoog- Am^uiTt'en tm merk der reize cn de drijdbaarde Atmlekitetl, m t , 1 - , ., • ' welken zij te- verzetten ^ 28; Ontdek hun nu het geen ik be- genmijmurmudreigde, woordelijk; Ik Jehovah zweere u op Schoort! Tiet plechtigde, dat ik u lieden uwen wensch, vs- Zce .. . ' tot hen : (_zq welken gij u met gefchaamd hebt in mijne waarachtig ais) tegenwoordigheid te doen, gewis zal doen jel^ak^toondervinden! 29. Gij zult in deze woestijn g?k gj£j£f voor mijne ooren gefproken hebt , ulieden alzoo zal doen! vs. 29. Uwe vs. 25. Woonen moet hier genomen worden , voor het beflendig opflaan vsn hunne tenten daar, bij zommige gelegenheden; want anders woonden zij nader aan de Middenlandfche Zee ; het waren volgends Hf. zel geen afïlammelingen van Amalek, maar Kanaaniten, die in AtaHen woonden. — Dit is zeker, dat hct Nomaden waren; hun ftreek word .'. San:. XV. 7. het best bepaald. III. Deel. F  S2 Het V I E Pv D E BOEK doode ïigcha- l[w graf vinden, cn wel allen die de wapens men zullen in a r deze woestijn kunnen voeren, en die op de lijst van ftrijduwen 'getenfen baare mannen opgeteekend daan; want gij naar uw geheel ijecJen zijt hct vooniamenliik die u oproerig getal, van twin- 3 _ 3 r o tig jaaren en gedragen hebt. 30. Noit zult gij in dat die\cgVenn'm'i] land komen, waartoe ik anders reeds fchik^?,"rwnreeïd kingen gemaakt had, om het u in bezit te vs. 30. in- gceven; alleen Kaleb en Toschua onder dien gij komen " zult in dat land, de gewapende heden zullen het mogen zien, r^^'iijne' hand 31 ■ Maar uwe kinderen, van welken gij zo opgeheven heb, oiiteercnde voor mij klaagdet: zij zullen tot een dat ik u daarin 3 ° 3 zoude i doen buit voor de volken worden; die zullen als vrije ha°vennkAt.EBj lieden bezitters van dat land worden, en zul- 5nuNNE,Vên len de fchoönheid van dat land, bij onder- jost-MUA den vinding, bewonderen; gij waart het die door zoon van Nun. . ' • vs. 31. Maar uwe lafheid hgypten boven het zelve verkoor, kens, v*riwel- en culs nct Slicht daarvan niet waardig ken gij gezegd zijt. «a Hierom zult gij zonder verfchoo- hebt: zij zullen 3 3 0 03 teh roof wor- ning iii deze woestijn omkomen, in uw eigen daar' in6 bren- perzoon zult gij het zeker ondervinden ; gen , cn zij >jn mv nagedacht zal om de fchennis mijzullen genieten 00 a j dat land , het ner Majelleit veertig jaaren moeten omzwerwelk gijlieden ' - i'maadiijk ver- ven, alleen om met u de itrat uwer ontrouw W°vs?.Cn32.ebzo aun mvcn Koning te dragen, terwijl in dien zuilen uwe tusfehen tijd gijlieden allengskens tot dof in doode ltgcha- . men , gijlieden ; zij zullen vallen in deze woestijn, vs. 33. En uwe kinderen zullen gaan weiden in deze woestijn, veertig jaaren, en zij zullen uwe hoererij dragen ; tot dat uwe doode ligchamen in deze woestijn verteerd zijn. vs. 33. Deze woordelijke overzetting ligbamen, gijlieden, is voor ons llrocf, doch heeft kracht in den zin, zo als wij in de omfchrijving toonden ; van hier dan de noodzaaklijkheid om de vertaling voor den lezer niet al tc zeer te modernizeertn; want behielden wij die letterlijke overzetting niet, hoe kon de lezer van de "omfchrijving geweten hebben, dat wij zo na het aanfpronglijke gevolgt waren?  van MOSES. Hoofdd. XIV. 83 deze woestenij worden zult. 34. Gij zult r«. 34. Naar , ".. , , liet getal der veertig jaaren zwerven, op dat gij daar door dagen, in weiu gedurig herinnert de nanleidende oorzaak, ^e"d &>y** eene reis van veertig dagen, zonder mijn uit- hcbt > veertig , , , , , , r dagen , eiken druklijk. gebod ondernomen, en die uw lat- dag voor eik hartig gemaakt heeft; een dag zal nu voor Uwe'ongérecl!een jaar gereekend worden , in deze mijne «s»»*" dr?" , gen > veertig langzame wrake. 35 Deukt dat Ik de Jebo- Jaaren; P dat 1 i * 1- 1 ,1 -o' , gij mijne af- vah dat vonnis uitgelproken heb: — lk zal breking onder-: gewis hct ganfche krijgswezen , het geen vi"'lst; 3S, IIc zo fnood tegen mij opgedaan is, zulks doen ft1'""']? heb 1.,,.,' het gelproken: ondervinden! m deze woestijn dervende zul- indien ik dit len zij verdwijnen, hoe talrijk zij ook mogen JJèze ^fafohe zijn. 36. Wat nu de aanvoerders van den |j0ü.ze verfa- ., dering , die opltand aangaat, de aanleidende oorzaak, de zich tegen mij reizigers naer Kanaan, die door hun lafharti- X&Ttt dezê ge fnapzucht dat gerucht verfpreid hebben. |?^ef£"$j 37. Mijn vonnnis over hen is, dat zij door worden , en r u- fa-i 1 <• .... . . .. daar zullen zij een icnielijk befmcttelijke ziekte, voor mijne «erven, tegenwoordigheid vergaderd, zullen omkomen. m^J6, ^ 38. Alleen zal Joschua en Kaleb uitge- welken M°s?s , , .. 0 gezonden had, zondera zijn; hct geen ook de ondervinding om dat land te bevestigd heeft, daar zij alleen levendig ge- 3?fSfe£ bleven zijn. 39. Moses liet zonder eenige ™r™e' bevreesdheid voor het volk te hebben, dat vergadering tevonnis van den Heer plechtig afkondigen: den doen nmt de uitwerking daar van was ook eene alge- ëèn kwTad'gemeene verdagenhcid, en eene diepe droefheid. rucht over dat T , , 1 land te bren- 40. ieder was met den vroegen morgen van gen. den volgenden dag al in beweeging: de Over- zeWe.ma'nne^ den verzamelden de bende ten drijd, zij be- ,wdk™ ee" ■ J ' J kwaad gerucht over dat land gebragt hadden , ftierven, door eene plaag voor Jebovab s aangezicht, vs. 38. Maar Joschua de zoon van Non, en Kaleb de zoon van Jeshunne , bleven levende , van die mannen, welken gegaan waren, om het land ts verfpieden. vs. 39. Als nu Moses deze woorden fprak tot alle de kinderen van Isracl ; zo treurde het volk zeer. vs. 40. En zij ftonden des morgens vroeg op, en klommen op de F 2  84 Het VIERDE BOEK hoogte des klommen het gebergte, het welk de voorhoede'? S'zietf htór de van liet Eeger dekte, en waar op de wit zullen op- shnalekiten en Kahtt'dniten waarfchijnlijk reeds trekken tot de oelep-erd Waren; men berichtte Moses dat zij ptas, die Jf- ö ö .. bovab gezegd nu gereed waren, om Kanaan te beoorlogen, hebbeii^ïzon- en het ingevolge Jehovah's last inteneemen; dat diËd- „ zij gaarne hunne lafhartigheid en oproerigheid vs. 41. Maar ' 0 0 ,1 Moses zeide: erkennen wilden, maar zulks nu door deze treedtmgifVdus daad wilden verbeteren. 41. Moses nam geen het bevel yan genoegen in dat voornemen , betuigende, dat Jebovab * Uil- ö ™ ' ö ' iners dit zal die maatregelen ftrijdig waren met des Heefpoedbebben! ren bevel , die den terugtred geboden bad; niètVp2-' want W^den zij nu in weerwil van dat bevel voorjebovab zal in waards, zij zouden dan ongetwijfeld een veld- 4iet midden van J „ , u niet zijn; op tocht waagen, die kwalijk uitvallen zoude. nfgegn " wo?dï 42- bij kon hun zelfs verzekeren, zo zij voor het aan- flaags raakten , daar hun opperfte Veldheer gezicht uwer 0 , vijanden. niet in het Leger zoude zijn, dat zij dan AeAmafekïttn^, ongetwijfeld de neerlaag zouden bekomen, en en de Kanaa- 0„ jc v\üat gedreven worden. 43. Want ag- mten zijn daar i a ° . voor uw aan- ter dat gebergte (voegde hij 'er bij) verzeker zult door het ik 11, zijn de Amalekitcn cn verbondene Ka- wmtIllda?rom^ naaniten reeds gelegerd, om hunne grenzen dewijl gü u te dekken, tril' zult dan gewis fheuvelen, om afgekeerd hebt r ■ , van Jebovab, dat gij aan uwen H e e r ontrouw geworden me^uXtzJin! «fc 20 zal Hij u niet begunstigen. 44. Movs. 44. Noch- s E s waarfchouwing werkte niets uit: elk door tans poogden , zij vermetel, opgeblaze itoutlieid vervoerd, tragtte dat gete™ des^ïergs bei^ te beklimmen, waar op de Amaleki- te klimmen ; ten gelegerd waren: Moses met de Ark des maar de Alk 00 > vs. 44. Eigenlijk , zij maakten zich opgeblazen, waaruit hunne hoogmoed en woede in den aanval levendig op te miaken is, het gevalg van een' onbedachtzaarnen ijver t om hun verkeerd gedrag te hertellen.  van MOSES. Hoofdd. XIV. S5 vcrbonds en de Schechina daar boven, bleven aes verbouds , . , , , T T , van Jebovab, m het midden des Legers. 45. In het op- en Moses , we- trckkcn van hct gebergte tot den aanval, bedien- midden de» den zich de vercenigdc Legers van dat voor- lesers- 1:1 0 vs. 45. Toen deel, die ook de voordeden van den grond kwamen af de liet best kenden, daar de Amalekhen de be- ^KanaSniten, wooners van den zeiven waren. — Zij Horten 'lie m dat,se" ■> bergte woon- ep het Leger van Isracl neer, iloegen het den ; en zij ... . , , .' , . floegenhen.cn Vut elkander, en joegen de vlugtende bende wierpen hen na, tot Hor ma toe , dien naam van dien tct neerlaag bekomen hebbende. IXV. HOOFDD. ntu6schen gaf jfehovah noch andere vs.i.Verder wetten aan Moses met bevel, die aan het [^ak ^s volk tc doen afkondigen; 2. De meesten wa- zeggende: , t- 1 1 vs. 2. Spreek ren van dat zoort, die eerst kragt zouden tot de kinderen hebben , na hunne komst in Kanaan : 1™ tofhènl 3. Waneer gij gezeten zijnde uw Heer wanneer gij c J ° ■ gekomen zult een vuur-.offer geeft, het zij hct dan een zijn in het land 1 1 rr 1 *. •• 1 n rr uwer woonin- brand-oiter, het zij het een flagt-oiier van Sen, dat Ik u geloften, of vrijwillig zij, of offeren bij open- se"e" z|?n! jj baare feesten om u te vcraangeuaamen, door voor jebov"ah r , , . „ . , .. een vuur-offer uw groot ol klem offer; 4. Zo is het mijn Zuit bereiden, wil, dat dczclrai altijd met fpijs en dank- oF^flagt^ïbr Offeren zullen vergezeld zijn , de bepaaling om af te zon- 1 deren eene gelofte , het zii dan een vrijwillig offer, het zij op uwe bepaalde hoogtijden; om Jebovab eenen lieflijken reuk te maakeu van runderen, of van klein vee; vs. 4. Zo zal hij die ziine offergaaf Jebovab toebrengt, een fpijs-offer offeren van een tiende (eener epha) meelbloem, gemengd met ci, 1. Hier breekt Moses het dagregister van de reis door de woestijn af, 'cr is cen diep ftilzwijgen van het voorgevallene van hct 3de tot hct 4ofte jaar tfie , wordende alleen maar het een en ander tot opheldering, of als de aanleiding tot deze of ge ene wet gegeeven hebbende , behandeld; met het XX Hoofddeel begint het reisboek weder vervolgd te worden, doch vangt dan met hct 40H0 jaar aan. f a  86 Het VIERDE BOEK een vierde deci daarvan zal dan moeten ziin , onveranderd , van een Inrt - j i , olie. _ een tiende bloemmeel, een vierde van een hifi tëri'drank-oner", °he •> 5- De wijn ook een vierde van een bin van eenhinzuu biJ het kleine brand- of flagt - offer voor één gij bereiden tot lam; 6. Maar bij een ram minder in waarde een brand-offer, , ,-. ,' , , , ortot eenflaer-zal twee tiende bloemmeel, een derde olie, lam;' voor"n 7- Cti een derde wijn, den Heer moeten ge- vs. 6. of voor offerd worden, zal het aangenomen worden: eenen ram zult „■.«■.,., „. gij een fpijs- 8. Maar indien dc voorgenoemde otlevhande een Vin^weï'tien- runa 's voor den Heer, 9. Zo zal hct fpijs-ofden meelbloem; fer drie tiende bloem met olie ccn halve hin zijn , gemengd met J ' oiic, een der- 10. Het drank-offer van wijn ook een halve een Bin. hin , zal het aangenomen worden. 11. Dezelvde iet»*Sk>o«Vp" martt mct os' ram ' °^ 'amrneren» of geiten, een derdedeel 12, Naer het getal zal ook de maat in zulk van een hin zult , gij offeren ; een geval dezelvde blijven. 13. Deze wet zal jjcfflfttn reuk! niet al,een ^en Israëliet verplichten, maar vs. 8. En jj, zejfs cen' uitlander die onzen Heer wanneer gij , een jong rund met ecu vuur-offer vereereu wil, hij zal daarin bra^ofltT, toe verplicht zijn; 15. Ik wil daarbij, dat of ten flagt-of- deze wet altijd durende zij, zonder hct min- fer; om eene J ■ gelofte af te fte onderfcheid tusfehen vreemdeling of in— zonderen , of Jebovab ten dank-offer; vs. 9. Zo zal hij tot cen jong rund offeren, een fpijs-offer van drie tienden meelbloem; gemengd met olie, de helft van een hin; vs. 10. En wijn zult gii ten drankoffer offeren, dc helft van een hin, Jebovab tot een vuur-offer van lieflijken reuk. vs. II. Dus zal gedaan worden met den eénen os, of met den eenen ram; of met het klein vee, van de lammeren, of van de geiten: vs. 12. Naar het getal, dat gij bereiden zult, zult gij dus doen met elk een, naar hun getal. vs. 13. Alle inboorling zal deze dingen dus doen; offerende een vuur-offer, jebovab ten lieflijken reuk, vs. 14. Wanneer ook een vreemdeling bij u als vreemdeling verkeert, of die in hct midden van u is, in uwe geflachten, en hii Jebovab een vuur-offer zal bereiden ten lieflijken reuk; gelijk gij zult doen, zo zal hij doen. vs. 15. Gij gemeente, het zij olieden, en den vreemdeling, die als vreemdeling (bil u) verkeert, eenerlei inzetting, eene eeuwige inzetting bij uwe geflachten; gelijk gijlieden, (/loet), dus zal de vreemdeling voor Jebovab's aangezicht deen. vs. 15. Dit moet even zo als het voorgaande vers gelezen worden.  van MOSES. Hoofdd. XV. S? boorling te maaken; 16. En dit wij ik niet, vs. J6".Eencr- a 7 ; lei wet, en ee- dat 'er liet minst onderfcheid tusfehen vreem- nerleS recht zal deling en inboorling plaats hebbe, ten opzich- enden vreemte van wetten of voorrrechten. 17. Noch f^l^ dic ^ voegde fehovah tot nader onderrigt voor Mo- vreemdeling- verkeert ses 'er bij: iS. Eene andere bepaling die vs. 17. Vereerst gelden zoude, na dat zij in het hezk jj*/*£f$£ van Kanaan zouden gekomen zijn; 19. Gij «s zeggende: ö .. vs. iS. Spreek zult in den herfst verplicht zijn, eer gij van tot de kinderen , . 1-1 t r van Israël , uw koorn iets moogt gebruiken, een nel- e„ zeg t0tiien" offer t'1 brengen. 20. Deze koek zal van hct * ^ ^ zclvdc zoort , en dezelvde waarde moeten in het land, . , waar heenen zijn , als uw dorschvloer dat oplevert ; ik u inbrengen 21. Want het moet van uw eigen te veld ge- zaIv's_ , Zo Haan hebbend gewas ziin ; dit wil Ik ook ??i het gefchie- 1 111 AT ' 3,5 S1] voor altoos onderhouden hebben. 22. Nog van het brood bepaal ik, dat wanneer iemand van deze eten -' c|.in ^uit godsdienst - inftellingen door onbedagtzaamheid f^/0e1f°r,ai0"" zal afgeweken zijn: 23. Van wat aart die in- ren. Hellingen, door u op "Jehovalfs last gegecven , ccrftéiingeWn ook mogen zijn; 24. Zo zal, ingeval hct 011- gJ^Sj^jïj bekend blijve wie hij was, het ganfche volk tot een hef-of- . , o- 1 fer offeren ; vcrphgt zijn, tot het oiler van een rund, gelijk hct hef? met zijn fpijs- en drank-offer; dit ten brand- vfoe^^'uit'gij offer: cn daar boven, de geit ten zond-offer, dat offeren. ' . vs. 11. Van 25. Dan zal de Priester, op het offer hun de eerfteiiugen van uw deeg zult gii Jebovab een hcf-offer geeven; bij uwe geflachten. vs. M. Voorts wanneer gijlieden afgedwaald zult zijn, en niet gedaan (zul:) hebben alle deze geboden, welken Jebovab tot Moses gefproken heeft. vs. 23. Alles wat u Jebovab door de'n dienst van Moses geboden heelt; van dien dag af, dit hct JehoDab geboden heefr, en voordaan bij uwe gedachten; vs. 241 Het zal dan gefchieden, indien van voor de oogen der vergadering iet verborgen gefchied is, dat de ganfche vergadering eenen var, een jone; r»nd, zal beieiden ten brand-offer, Jebovab ten lieflijken reuk, met ziin fpiis-offer, en dank-offer, naar de wiis; cn cénen geitenhok ten zond-offer. vs. 25. En de Priester zal verzoening doen voor de ganfche vergadering der kinderen van IsRAër. , cn hct zal hun vergeven worde»': want het was eene afdwaling, en zij hebben hunne offerande gebragt, Jebovab een vuur-offer, en hun zond-offer voor Jebovab''s aangezicht ,^over hunne afdwaling. F 4  ?8 Het VIERDE BOEK hcY'zti'tn dc eene voldoening gecven, dat zij hier in aan ganfche verga- de wet gehoorzaamd hebben; 26. Van dat dcring der kin- ,. , . deren van is- voorregt nu, zullen de vreemdelingen zo wel wordenTook als inboorlingen liet genot hebben. 27. Doch den vreemde- één bijzonder lid des volks zal in dat geval hng, die in het . r midden van hun met een geit konnen voldaan; 28. En daar verkeer^want 1Tiedc zal de Priester zich moeien vergenoehet waS aan het gen hen ontdaandc ; 20. Het zij bij dart ganfche volk 7 ' * j j door dwaling cen vreemdeling, het zij hij een inboorling (^verg o- zjj^ ^ Doch als ccn vreemdeling , ook iJ?:, '7' M;lnr mct °Pzct de inzetting gefchonden heeft , indien ccne . o o n ziel door af- zo zal hij onder die tergende verachting van dwaling gezoti- , , , 7 digd zal heb- den 11 e E r zo wel moeten derven, als de éene "'j^r^e inboorling. 31. Want het is ccne ongehoorgejt ten ?ond- zaamhcid aan hct bevel van den Heer zelv', offer offeren. .... ys. 28. En de het is zijne wet kragteloos te maaken; en óvër dfe dwaa- dat 'can met zonder uitroeijing in de maatzonenCingiCdoenr" ^aPPij gedo°gd worden, hij moet voor die a's zij door hardnekkige zonde derven. afdwaling voor .... , , , Jebovab*} aan-' 32- JJeze nadere bijvoegzcls werden ook digdfe^lpvè"; 110g m de woestiin gegeeven, bij gelegenheid, zoeningdoende dat zeker man, een vreemdeling, op den over haar; en c , , . , 1 , . 0'.. f het zal haar aabbfttn gevonden werd , bezig zijnde met vergeven wor- hout te vel./flmelen. 03. Bïj gCWaaifcllOUwd, . vs. 25. Den bekende de wet zeer wel te weeten; daarom inboorling der , ' kinderen van melden zij hem gevangen, cn bragten hem vreemdcHngCle" voor den Raad, aan welks hoofd Moses denvanhV"^; en A"aR0N W»ï 34- Daar werd hij een' Vreemdeling verkeert; cenerlci wet zal ulicdcn zijn , den geenen, die nct door afdwaling doet; vs. 30. Maar de ziel die iet zal gedaan hebben met opgeheven hand, hct zij uit d"n inboorling, of uit den vreemdeling, die fmaadt Jebovab ; en die zelfde ziel zal uitgeroeid worden "it het midden van baar volk : vs. 31; Want zij heeft jebovab's woord veracht, cn zijn gebod vernietigd; die zelfde ziel zal uitgeroeid worden , haar ongerechtigheid is op haar. vs. 32. Als nu de kinderen van Isracl in de woestijn waren, zo vonden zii eenen man hout leezende op den Sabbathdag. vs. 33. En die hem vonden, hout leezende, bragten hem tot Moses , en tot ASron , en tot de ganfche vergadering, vs. 34. En zij Helden hem in bewaaring: want het was niet verklaard,  VAN MOSES. IÏOOFDD. XV7. 89 langen tijd bewaard, tot dat Jchovah nader wat hem ge-verklaard had , hoe hem tc vonnisfen. wTde.1. Z°Ude 35. De uitfpraak was: dat hij zonder uitzon- Ys- 3S- _ , ' ■ J vab nu zeide dering-, om zijne vermetelheid zoude gedood tot Moses : die 1 j 1 •• 1 1 , ' T man zal voor- woiden; en dat hij daarom buiten hct Leger zeker gedood door de deenigende hand van de menigte derven ™mrchc Vergt! moest. 36. Het vonnis werd volvoerd, zodat deri"s zal hem » j j j 11 1 raet «eenen er de dood op volgde, overeenkomstig deze iteenigen bui- gegeèven wet van Jehsvah. '^s^^Toen 37. En Jehovah gaf nog andere onderrig- bra?.t, hem de . *: ö ganfche verga- tingcn aan Moses; 38. Die dit volk moes- dering uit tot ten bekend gemaakt worden: zij moesten aan j?erte" cn zij de hoeken van hunne opperkleederen, zekere fleenisden hem 1L ■ 7 met ltecnen , ihoerkens maaken, waar aan een hemelsblaau- dat hij ftierf s we draad gezet was: 39. Die draad zou dienen, IiÓses geboden op dat zij zich herinnerden allen de bevelen ha4'. S7. voorts van hun Heer, voegde 'er Jehovah bij, zo fPra£ 'jebsval' •" tot Moses zeg- dikwils gij denzelven aanziet , moet gij u gende: wagten van uw hart in deszelfs verleidende tot dc kinderen aanlókzels niet tc volgen. 40. Integendeel van IsRA5' > p ^ p- cn zeg tot hen: zij dienen om u gedadig te binnen te bren- dat zij zich ! , , ... fnoerkens maa- gen, en te meer te doen betrachten mijne be- ken aan de velen, en uwen wandel meer zuiver intcrichten. STrcnTTij 41. Want Ik ben JehovaA uw God, die u hunne geflachten: en op de fnoerkens des hoeks^ zullen zij eenen hemelsblaauwen draad zetten ; Vs. 39. En hij zal uliedeh aan de fnoerkens zijn, op dat gii het aanziet, e;i aan allen de geboden van Jebovab gedenkt , en die doet; en gij zult u\v hart en uwe oogen niet nafpeuren , die gii zijt nahoereerende. ys. 40 Op dat gij gedenkt, en doet alle mijne geboden; en dat gij uwen JE{obim heilig zijt. vs. 41. Ik Jebovab ben uw jEhbim, die u uit Egyp- Vi. 33. Het naast ben ik van gedachten, dat deze dragt een teeken van hun lijfeigenfehap aan Jebovab ware. — Wy zouden zeggen; het was hun livrij. vs. 39. Naer de letter, en op dat gij niet omzwerft achter uw harte, en achter uwe oogen, dat is, dat gij de lusten van het hart, en deszelfs tomeloos begeerten niet opvolgt, en daar door verteert Word. F 5  po Het VIERDE BOEK tenintid uitge- daarom uit E papten opgevoerd heb , op dat voerct heb, om °'f ro ' r u tot eenen ïfc u ten God zijn zoude, wien gij den fchul- if ben'Ve/^rti digcn dienst alleen bewijzen moet : gedenkt uw JEhkim. doch , dat ik Jehovah uw Befchcrm - God ben. XVI. H00FDD. -|-^ va. i. Koracb t. JE^/éNE gebeurtenis die zo veel invloed nu de zoon van , r , ., . . , .^iziar, zoon op verdere lclnkkingen door jchovah gemaakt zoon vanBLEviJ hadde, moet een weinig uitvoeriger befchrcvcn verbond zich worden: hct is de opdand tegen het Pries- met Datiian , 1 ^ en abiram , terdom uit Levi; het hoofd van deze t'za- zoonen van r ■ ,r r ■ t eliab, mOs, menlpaiinnig was zeil een Leviet, Kor ach, den zoon van wjens Grootvader Kaiiath, ook die van PfXETII , nako- ' melingen* van Moses was, doch uit een ouder' broeder dan Moses Vader gebooren; waarom ook de Kahathiten in de diensten van den Tabernakel eerder in rang waren; dcez'-man, nijdig dat hem in zijn gedacht de hoogde waardigheid in zijn damhuis, het geen hij dagt, dat hem billijk, volgends het recht van geboorte toekwam, niet gegeeven werd ; zogt , om zich nog meer te verderken, eenen aanhang onder de naast bij gelegen Rubeniten; twee aanzienlijke mannen Datiian cn Abiram beiden Rubeniten, en die wegens hunne gev En zi' k°01te het regt hadden tot de Priesterlijke (tonden op waardigheid, vereenigden zich in oogmerken gezicht *v"n niet hem. 2. Bchalven deze drie hoofden der en°SEStweehpn- t'zamenzweering hadden zij nog op hunne zij- vs. i. Onk vingen Korach eenen ftrijd Aan enz. met nalating van de funSluatie Mhs. Dathe, ook wierden oproerig. Het laatfte nakomelingen, voor zoonen, is in den Bijbelftijl niet vreemd; veel eevouwiger onje vertaling , geftaafd feit Richt. XIV. u.  van MOSES. Hoofdd. XVI. 91 de gelokt een' aanhang van meer dan twee- derd cn vi'ft!g mannen uit de honderd vijftig aanzienlijke heden, meest al- kinderen van len, of werkelijke leden van den grooten de^Vverftèn Raad, of die wegens hunne geboorte het der vergade- ? => o ring, geroepe- recht daar toe hadden. 3. Zij dus gederkt nenderzamen, , , . ,, komst, mannen brengen na rijp beraad, hunne klagtcn tegen van naam, Moses en Aüron openlijk in den Raad verz'arnèidènZlj in ; waar zij zich gezamenlijk aandienen , "eh tegen Moj , , ... . . r, , ses, en tegen met K 0 r a c 11 aan het hoofd: — de belchul- AartoN, en zei- diging is lijnrecht tegen Moses: — is hét fjg ™'te^veei u niet genoeg hct hoofd in den burgerdaat te voor 11: wa,nt 00 0 deze ganfche zijn? moest gij nog daar boven, onder zeke- vergadering,zij re voorwcndzels, het Priesterdom aan uw ge- 5^ én dacht alleen toewijzen? — het is lang genoeg j^"^" jjjjjfï gezwegen — zulk een handelwijs is ten uiter- waarom dan verheft sijlic* den onbillijk; Aürons geflacht is niet heili- den u over de ger dan het onze; wij zijn allen van éCnen |efm"a™f vïn Heer verkooren, hebben aften één voor- ' recht, den Heer in hct midden van ons te hebben; het is dus niet dan eene trotfche heerfchappij, die gij over 's H e e r e n onderdanen u geëigend hebt. 4. Moses ten MosËs dk ho^uiterdcn beroerd, over deze onverwagte klag- de, zo viel hij te, toonde de diepde teekens van droefheid: zicht;'" 3 "SC zijn menschlicvend hart zag de gevolgen f ^ s^p*^ daar van in, en fmcekte tot zijnen God. RA™» 5. Zich ccn weinig hcrdeld hebbende, fpreekt vergadering^ E hij Kor ach cn zijn' aanhang dus aan: de g^w^za! zaak is ligt te-bedisfen, ik ben gewillig af- ^«««a bekend ° 7 maaken , wie ftand tc doen, als het s Heeren wil is; de zijne, en de laatcn wij zonder verzuim, of uitdel, morgen ïnj'foTzichza'i beproeven, wie het zij, dien de Heer in §^2*"^ het bijzonder uitgekozen heeft, om Hem in toc zich ver- .. ™ r -1. i 1 kooren zal hel- zijne lent te bedienen; wien hij dan morgen hen, dien tal verkiest, die zal bedendig het recht van be- ^ naderen!'1  93 Het VIERDE BOEK ditVS; ^Sat dieni"5 verkri.fëm- 6- Voorziet u dan allen voor uiieden tegen morgen van de nodige wierookvaten , wierookvaten , . , „ ° ' Korach cd zijn voor liet vroege reuk-offer; 7. Doet 'er heiganfche aan- lig VUU1. en gaat gj. KoRAjC„. a]s hfit - vs. 7. En hoofd uit aller naam , voor , om het reukdoet morgen . ' vuur daar in, werk op den gouden altaar te ontfteken, wie iw o? Z[ 0IBen Heer dan bevalt, die'zal Hem befe1iXfenahë; ftendig dienen: liet Z;U d™ blijken, of gij.te zal gefchieden, veel vergt, dan of gij waarlijk de gunstelingen dat de man , , T , .. „ .. , ° wien jth«vab onder Levis zoonen zijt, en oi wij ons dan te heuïzïïzSn? veel geëi§end hebben. 8. Zij fchijnen genoegen tij eisebt te teneemen in dezen voorflag; Moses wel voorveel, gij zoo- , , p' nen van Levi i ziende het gevaar, waarin zij zich door die zeide8' Moses Proeve bragten, zogt hen door vermaning , hoort^ochACgij en waai'fchouwing tot bedaaren te brengen, kinderen van dus hen onderhoudende : zijt gij Leviten! EvsVp. is het 9- noch niet voldaan met die eer, dat de Llelëw.' BeC*eta^Gp4 van Isracl u boven allen van isRAëL u de anderen Israëliten afgezonderd heeft, om van de verga- T ,. _ . . ' dering van is- Hem ten dienlle te daan ; ja de eer zelfs derd heeffot te mo§cn hebben 's He er en Tabernakel , uiieden tot hem fchoon niet zjjn perzoon , te bedienen , cn te doen nade- J 1 ' ' ren , om den de belangen van de ganfche Natie, door tusiSV'Tahtr"- fchenkomst van uwen dienst waartenemen ? d'cnen tCcnbte IO* ^ weet "Timers zeer wel, dat Hij u met ftaan yoor het de overigen Leviten in uw bijzonder dienstvergadering,om werk zelf gefield heeft, en daartoe laten inte«."ojS wijden : waarom durft gij dan nu onderHij u, en aiien (taan fje priesterlijke bediening te begeeren? uwe broeders J ° de kinderen ii. Doch waarom zoude ik bewimpeld fpreeu^hectr 'doen hen: uwe klagte heeft geen fchijn , gij weet gifnuV* het'sHeeren keuzc zecr vvcl ; hct is fnoode Priesterambt opdand tegen den Heer zclvcn ; gij, cn vs. ii. Daar- uw ganfche aanhang behoeft niet voortcwenSnfcoè've^- den » dat het teSen den eerfien dienaar, en  van M O S E S. Hoofdd. XVI. 93 niet tegen uwen Opperheer zij! want wat «lering, gij zijt is AaRons gedacht, in vermogen bij hct }%sJva"?wan" uwe? was het niet bij hooger keuze geweest, Mj^d^fgij hij had al voorlang gezwicht! 12. Moses tegen hem mur1111^ . mureerc? verneemende , dat ook Dathan ciiAbiram vs. 12. En tot deze t'zamenzweering behoorden, liet hen ^°sens z°n^ ontbieden voor den Raad, om als aanhange- Dathan en r 1 , , 1 , r>. r- , . Abiram , de nngen den volgenden dag de belhshng bijte- zoonen van woonen; alvoorens hen willende aanraden die pen^ma1u-r°1? partij te verlaten; doch zij weigerden. 13. Zij ze|den ': '*R ' . J zuilen ma op¬ zonden hem daarenboven deze fcherpverwij- komen. tende boodfehap te rug, waarin zij tevens teVweini'g^dat hun bezwaar tegen hem te kennen gaven , Had''vanVeik en de reden van hunne minachting : — wij en honig , ., , , , vloeijende hebt zullen ons wel wagten ons aan uwe bevelen opgevoerd,om te onderwerpen , en uw heerschzugt verder Sde'wottóSt te voeden; — wij kennen u, het was u niet ™am nu wilt gij u geheel ten genoeg , u reeds 111 Egypten tot een hoofd Heer over ons optewerpen , iets het geen den Rubeniten opwerpen • alleen toekwam : neen , gij moest hct volk nog misleiden , hen uit het aangenaamlle en vruchtbaarfte land vervoerende , om hen in deze woestijn door gebrek te doen omkomen: en nog zijt gij onder alles zo vermeten, dat gij nn ons volftrekt met het onbepaaldfte gezag zoekt te overheerfchen! 14. Het ¥S. ï4. 0ok is waar, gij hebt ons daarmede gepaait, dat ^ geëb'ragton^ gij ons in een gezegend land zoudt brengen, een land, dat daar wij bezitters van de 1'choonfte akkers horiig "vloeit'™ en wijngaarden zouden worden; doch , dat vs. 12. Deze betekenis is hier zeldzaam , het is oproepen' voor de reoitiaak Deut. XVII; 8. vs. 14. In plaats van ons verder se verblinden, rukt ent liever it o»ge», uit: zo kan 'er zeer wel gelezen worden,  94 Het VIERDE BOEK ten erfdeel«- c,n daartoe de man met znt, maar ons misleid gecven; zult , . • .... gij o Koracii , Da- 25. Straks- daarop verliet Moses de plaats than, en Au- ...... , r . , . , ram. waar hij zich bevond, en lpoedde zich, ge- ftond ^'mSes vol8'd van c1en des volks ^ naer de Tenten oP en ging van Dathan en Abiram: 26. 1 lij fprak tot Dathan en . . ■«■].. Abiram ; en de Rubeniten 111 het bijzonder aan: in naam gen'de Oudften van den ganfeben Raad, — op het bevel van van BRAëL. Ood vermaaiie ik u , ruimte te maaken tus- vs. 16. Enhij , ' fprak tot dever-ichen de Legerplaats van deezen Datiian gende"0 wijkt en Abiram, blijft zelfs op cenigeii afftand tentet Va"ezer van al wat 'nm toebehoort; want uwe onbegodiooze man- dachtzaaiiiheid zou mogelijk ten gevolge heb- nen, en raakt . D D niets aan van ben, dat gij door eene ftraite met hun omhunnee^se: op kwaamt; liet vonnis van den H e e r is dog dat gij niet Ver- x^fa ■' als hij geein- eindigd, of de grond waggelde, en men zag digd had aiie j. 1 , jJ . _ _ ,', deze woorden dien m een oogenbhk openbarden. 32. En alle tefpreken; zo de aanhangers van Körach onder de Rübeni- ^£?**£t hen was, ge- feneurd; vs. 32. En de aarde opende hraren mond, en verdond hen, met hunne huizen; en alle menfehen, die Kóracii toebehoorden, on vs. 30. Moses weet niet van weike woorden hij zich bedienen zal, om het buitengewoone uittedrukken: met die zelvde Almacht, waarmede God alles gefchapen had , zou hij nu een wonder doen. — Het is eigenlijk, Jebovab zal Scheppende Scheppen, ie fchrijver van de MJlorie der Severamhes, geen ander bericht in de oudheid kunnende vinden, dan dit, moest meer geweten hebben uit andere berichten van het karakter van Moses, eer hij aan die woorden eene verklaring konde geven,' zo gansch tegehgefteld: Moses liet kuilen graven met' brandftoffen voorzien, die heimelijk gedekt waren, en op een zeker punt inftorteden. vs. 32. De menfehen ziin hier niet hunne familitn, maar waarfebijnBjk hunne (laven , met hen muitende , of dc vreemdelingen die hunHl. Deel. & nc  98 Het VIERDE BOEK (hunne) san- ten werden mgczwolgen , met tenten, met fche bezitting. , . , ... vs. 33. Dus hutten voor het vee, en al wat tot hun huis- vendeCUin'J den houding behoorde. 33. Die nog de bedaardkuUöeto.di, heid hadden om te blijven daan, alles tot het hunne"was; het einde toe beziende , zagen hen in eene overdekteh'en! peilloze diepte, met al wat zij hadden veren zij kwamen zini-cu . doch al ras doot het aardri k zich om uit het j midden der ge-weder; op deze wijze werden zij uit de gemeente. . . . , , vs. 34. En meente uitgeroeid. 34. Doch de meesten aan* da" rondom hen Schouwers, hoorcndc het erbarmcrlijk gekerm was, zü vin- en 6egJi van die rampzaligen, vloden van dat den voor hun ,? ° , . sefchrei: want akelig lchouwtonecl, uit vrceze, zij mogten mV'Cdeenaardc °°h "°g mct hun in het zclvcle lot omkonietvèi-ninde. mcn zo z\; laïrger daarbij lïoiiden. 35. Daar vs. 35. Ook ' ' ^ •' °- ging 'er vuur bij bleef het niet: — KoiiAcii noch aan ,**ên ter- het hoofd van zijne tweehonderd en vijftig tweehonderd10 man> mct ontdoken reukwerk daande voor en vijftig man- sfehovah''s Tent, werd door den blikfem der men , welke *L " "' , . reukwerk of- Goddelijke Scnecuna verteert, (terwijl zijn ferden. huisgezin bevrijd bleef in die verfchriklijke aardbeving» waarfchijnlijk geheel onkundig of liever afkeerig van den opdand hunnes ge- vs. 36. Voorts dachts-vader.) 36. Na dat dit vonnis uit- fprak Jibtvab p-evoerd was, gebood "Tehovah Moses de tot Moses zeg- & ' \ -J gende: volgende fchrkkingen te maaken : 37. Dat tor^tSzAR^ E l e a z a k', hef hoofd der Pricstcrcn in zo den zoon van . m j1ct opdicht had, over alles tot het AaRON den •' t ' Priester, dat reukwerk behooreudc, nuj zorge, dat de wiehij dc wierook- r . , . vaten uit den rookvateu, ongcichoiidcii in het midden van ne zijde gekoozen hadden. Voor [laven word het genomen Pfalm lxxviii: 60. vs. 37. En dc kooien 'er uit geworpen worden, (want zij zijn eenmaal gewijd cn door hct leven dezer misdadigers betaalt,) cn laatzc tot brcede platem voor den altaar geflajen worden. Mhs.  van M O S E S. II o o fdd. XVI. 99 het verteerend vuur bewaard , opgenomen hml opnceWorden; dat de asfche cn het vuur uit de- f£'>'* d'Jt°'' zeiven zorgvuldig Verdraait worde; want die ■«"■penwordeni . .. . , . ... want zij zijn vaten zijn op zich zeiven tot een heilig werk heilig; gebruikt, zij mogen dan nergens anders meer vs. 38. Dc toe dienen. 33. Schoon de perzoonen die ze $nTezerf£, gebruikt hebben zo befmet waren, niet door zicb, d'? ,dooA 1 1 op den bals ge- een uitwendige onbedachtzaame daad , maar lral z°datze ... . .... , -y , heihg zim; en da aanmerkelijk geval: 39. Eleazar be-zij zuilen den zorgde dit alles naauwkeurig naer hct bevel Israël tot een van Jehovah. 40. En van daar hebben die k^n^n-Du, plaaten aan den altaar haar oorfprong ; op »am Eleazar, dat een ieder die niet uit het gedacht van de" kieren Aüron is, afgefchrikt moge worden , om 1 immer naer die voornaame waardigheid té ™»gden ge- n ..... , °' bragt hadden : Itaan; namenhjk, het reukwerk voor Jehovah en zij kieptente ontdeken, alleen eigen aan de Pricstcren; eénovertreksel op dat hun niet het_ zelfde overkoome , het voor_ den al" geen Korach met zijn' aanhang getroffen vs! 40. Ter heeft, gelijk hun door Moses op JehovahS tfÈ^kinbevel bedreigd was. 41. Doch geen etmaal riei:en van *s" 7 ° ract. ; op (lït geen vreemde, die met uit Aürotvs zaad zij, nadere, om reukwerk aan te fteeken, voor JebovaVs aangezicht; op dat hij niet worde als KoRacii, en ziine vergadering, geliik jebovab door den dienst van Moses , tot hem gefproken had. vs. 41. Maar den anderen dag murmureerde vs. 40. De ftraf is ftreng, doch men bezie de zaak in haar geheel; J , ^ tot een teeken heiligen, bij de bondkiste te brengen, op dat voordewederhij dair ten altoosdurcnde bewijze van de be- dwerff'op kd"t fiste oorzaak van Isracl s muitzucht zoude gij ,!L'n c'"de maakt van nun- wezen; cn hier mede zou dan voor altoos ne murmttree- , . , 1 1 /1 • • • ringen tegen het twisten over deze zaalc bellist zijn, en mij, Cn dat zij dus alle gevaar voorgekomen. 11. Moses "^"^"'Eii voerde deze fchikking volkomen uit, naer het Moses deed «v l t. .tU 1 1 het, geliik bevel van Jehovan. 11. Doe het gerucht van bovab hem ge dat wonder door het ganfche Leger algemeen deed"niT'' Z° werd, was het volk zeer verdagen, en waar- r vs; , 1!".e'1 " ° ' fpraken de kin- lijk overtuigd van het bedisfend wonderwerk; keren van is- ... , kacl tot Mr>- zij duchtten nu voor de gevolgen; m deze SES,zeggende: bekommernis fchoolt de hoop'rondom Moses "^/keT! w« tent — helaas! was nu het algemeen ge- »7» veriaaren. verhoren zijn roep; — wij zieltogen van angst, want het is wijaUeni vs. 12. Wij bomen om, wij fi'erven , wij zijn kinderen des doods , zo dra maar iemand onzer tot den Tabernakel nadert, is hij een kind des doods, zijn wij nog niet aan het einde, eer houd het fterven niet op ; zo M h s. veel kragtiger Schro&der, wien wij volgen in de overzettir.j. G 4  104. Het VIERDE BOEK.' wie*' eénigzin' met 0:!S » ~ k* >3 met ons aller leven nadert tot den gedaan! — 13.Doch wij ziji: gewillig van nu af Tabernakel Tan , ,. , ,., . ' ; , _ jebovab, zal Allcs 0 wat de baar- worden. 10. Gij zult die losimg niet eerder moeder opent, plaats geeven, voor dat éénc maand van dc tozij'^fo^ geboorte voorbij is; dc bepaalde waarde zal Zlll!cn bj"eneen> " ' onder dc men- altijd vijf fikelen zijn, naer de waarde van fchen, en on- 'j ... , . . . _ , der de beesten den tijd: thans twintig geraas. 17. Maar zal voorn ziin; van hct eerstgeborene van het reine vee zult gebQrewn'deï gij niets losfen, heur bloed en vet moet tot njenfenen zuit , r , .. gU altoos laten een veraangenaamend gefenenk voor mij op losfen ; ook mijnen altaar komen. 18. Doch hct overige, eerstgeborenen met dc borst en rechterfchouder- ftukken zelfs, ,der onreine ,. beesten laten zijn voor u heden; 19. Dus allen hef-oö'e- losfen. ren voor altoos uw deel zijn, voor u en uw nRónder déhuisgezin; dit zal een altocsdurend heilig ge- laiienwcnde^ briïik zijn onder uwe nakomelingfehap, uwe zult 6'i van bedendigc belooning: 20. Doch Jehovah voegde ouéT losfen* 'er verder bij : om die bijzondere voorrechten , dngV'vo^r'hec geld van vi;f fikelen, naar den fikel des Heiligdoms : die is twintig géraas. vs. 17. Maar liet eerstgeborene van eene koe, of liet eerstgeborene van een fchaap, ot' liet eerstgeborene van eene geit, zult gij niet losfen: zij zijn heilig; hun bloed zult gij fprengen op den altaar, en hun vet zult gij aanfteken, Jebovab tot een vuur-offer van lieflijken reuk. vs. 18. En hun vleesch zal voor u zijn ; gelijk de jbeweegborst, en geliik de réchterfHiouder , zal het voor u zijn ; vs. 19. Alle hef-offeren der heiliee dl een, die de kinderen van Israël Jebovab zullen offeren, heb ik U ge ee\e 1 , en uwen zoonen, en uwen dochteren met u tot eene eeuwise inzetting; het zal een eeuwig zout-verbond zijn, voor Jeüovab's aangezicht, voor u, cn voor uw zaad met a. vs. 20. Ook fprak Jebovab tot AaRON: gij zult in hun land niet erven, cn gij zult geen 'deel in vs. 19. Het denkbeeld van verbond komt hier niet in, zout word wel genomen voor belooning, ambt-geld, — het zal ccn gedurig, cen beftcndig ambt-geld weezen; dan is de zin duidelijk.  io3 Het VIERDE BOEK het midden van zu\t mi 0ok niets erven van de Taste goederen in hunlieden heb- r^ °;' r ben: ik ben K-liaan, zo dat, als ek Israëliet zijn deel erTnbfin"hTt krijgen zal, gij de portie van uw ftam niet midden der moogt eisfchen: dat voorrecht, mij te dienen kinderen van ° . IsraSl. boven de anderen brachten, is uwe erfenisfe, zi«S,' den' kin- dit zij u ganoeg. 21. Doch wat nu der Zeheben uT ''aiie Wifew .belooning aangaat, zij zullen allen , de tienden in is- tienden van de andere ftammen tot hun ondeel gegeeven; derhoud hebben, dit voor allen hunnen arbeid. dTenst, S 22• Daarom zal ook geen Israëliet buiten de bedienen, den ]^ev-ttm jets rn(,g;en doen van den arbeid des dienst van de D . Tent der za- Tabernakels; wil hij zich met fchuldig maa"vl. a™SEnde ken aan doodftraffe. 23. Het zal een altoos- Wnderen van (Juinde wet zijn, dat zij alleen bedienen zulIsRAeL zullen J ' J niet meer na- len, en voor het wel waarnemen, zullen zij Tent der za- alleen aanfpraaklijk zijn , zi j zullen om dat zonde°'te1'dra? voorrecht dan ook nooit eens tams deel mogen , [en] te acn Crven. 24. Want de tienden die tot een derven. vs. 23. Maar hef-offer als een belasting over geheel IszuifeTbediênen R-Aëx geflagen worden, geeve ik hun in de de" Tenf dor P'aats van erfgoed: en dit is de éénige rezamenkomst , de, waarom zij van dezelven verdoken zijn. die zullen hun- • _ , ,' r . . . ne ongerechtig- 25, 26. Doch zo ras de Leviten 111 bezit van hl\A z^^ene himne tienden geraken, zult gij, burgerlijke eeuwige inzet- Overigheden, zorgen, dat zij de tienden weting zim voor f 0 _ _. uwegciiachK'n; der hun Heer ten hef-offer brengen. aeninderekindt 27. Van welken aart ook, hoe gering, geef zu'itm^zhgeen van uwe denden de waarde in een tiende , erfdeel erven. .. vs. "4. Want de tienden der kinderen van Israël , die zi.i Jebovab tot een hef-offer zullen ófferen, heb ik den Leviten ten erfdeel gegeeven; d-.arom heb ik tot hen gezegd: zij zullen in het midden der kinderen van lsaAër. geen eifdeel erven. vs. 25. Voors fprak Jebovab tot Moses , zeggende: vs. 26. Gij zult ook tot de Leviten fpreken en tot hen zeggen: wanneer gii van IsKAèLS kinderen de tienden zult ontvangen hebben , die ik u voor uw erfdeel van hunlieden gegeeven heb; zo zult gij daar van een hef-offer van Jebovab offeren, de tienden van die tienden, vs. 27. En het zal u gerekend worden tot uw hef-offer ; gelijk kooni van den dorschvloer, en gelijk de eerfte vochten van de perskuip.  van MOSES. IIOO FDD. XVIII. IC9 het zal Gode gerekend worden, zo aanse- vs. =s. Dus , c , , , , zult °°k gijlie- naam als of net die van net beste kooru en den cen liefden besten wijn ware. 28. Dat hef-offer, het °ff welk den Heer behoort, zal voor altoos v.m,alls uw? ' tienden , d e het eigendom van de Priesters zijn. 29. Want gii van Israêls ik wil geen uitzondering, gij zult van al wat omvangen heUb- gij on .vangt, ook een hef-offer van het beste 2H)nt'daar van aan mij geeven. 30. Hoedanig het zij, het Jejwb's hef- . , , . ' , J ' offer aan den zal gerekend worden voor het beste, zo dat Priester asroi* 'er geen verruiling behoeve plaats te hebben, ^vf'ab Van 31. Gij moogt het overige vrij in allen reine alle uwe gaven 1 ö , . . zult gij allen plaatzen eeten, met uw huisgezin: want het hef-offer van 1 1 • 1 - i rr-i 1 JeboVtib Offe- is uw loon voor uwen arbeid 111 den Tabcr- ren, van ai nakel. 32. Vrij moogt gij zulks doen, ;glj Jj»,*»* ™ hebt geen gevaar, mids gij maar het beste lis deel _ daar , .,. . . van. , daar van offert; draagt daar zorg voor, want vs. 30. Gij gij zoudt anders het geheiligde van het volk f"^enot. ontheiligen, doch gijlieden zoudt 'er de draf aU deszeifs „ , beste daar van alleen van draagen. offert, zo zal het den Leviten toegerekend worden , als een inkomen des dorschvloers, en als een inkomen van de perskuip; vs. 31. En gii zult eten in alle plaatzen, gii en uw huis : want het is ulieden een loon voor uwen dienst in de Tent der zamenkomst. vs. 32. Dus zult gij daar over geene zonde dragen , als gij deszeifs beste daar van offert; en gij zult de heilige dingen van lsR^éLS kinderen niet ontheiligen, op dat gij niet fterft. JXIX. HOOFDD. ÉHOVAö gaf nog verder aan Moses vs.,.verder en Aüron deze fchikking, 2. die als een fpr;ik 1 A j1 , , , tot Moses , en belrendige wet moest gehouden worden, fchoon tot aüron , nu ingevoert om dc verwarring voortekomen, ?e|ffn^f Deze die uit het onrein worden van zulk een aantal is de ,inzet!;i"S van de wet , uraehten over hunne overledenen, gebooren die jebovab „.„„ tt • , , _ , geboden heeft, was. — Het is: gelast dc Overheden voorzeggende: algemeeue rekening, eene roode vaerfe te kinderen^vfn IsRAëL, dat zij lot u mengen eene roode volkomens vaers, in welke geen gebrek is. op welke geen juk gelegd is.  iio Het VIERDE BOEK vs. &: En gij bréngen, die zonder het mmde gebrek, en Wit die seven . . _ _ aan Ei.eazar, nooit tot het akkerwerk gebruikt is. 3. Geel *rThii ZalTaar ^e 0Vel' arm ELEAZAR, of CCil' der vooruitbrengen tot naamden onder de Priestcren, laat hij de- Tuuten net leger , en tik zelve buiten het Leger voeren, op dat ze daar zTin aangezicht voor zijn oogen door elk die wil ontzield wor- \™"'n fladl" den. 4. Dan zal Eleazar het opgevangen vs. 4. En bloed hem gebragt, met zijn vinger fprengen Priester , zal in de hoogte naer die zijde, waar de ingang n,™ ziin"vanger van dc heilige Tëflt zij , laat hij zulks ze- ncmcn; cn hij yenrnaSÏ doen. K. Dat verder de romp onder zal van haar ' bloed recht zijn opzicht verbrand worde , alles , niets Tent derr za- uitgezonderd. 6. Dat hij verder ccn bundel menkomst ze- ]lvr0p er) cedcrcnhout met een fcharlaken band venmaal lprcn- J 1 gen. ^ ^ verbonden, in het midden van dat fel branzaï men deze dend vuur werpe. 7. En terug gaande zich rir'oogen0"^- zorgvuldig voorzie van ander gewaad , zich branden ; haaralvoorens badende, en zich verder wachte, vel, en haar vicesch , en om iets aanteroeren dat heilig is; want hij iS meThare^mlt onrein, om dat hij de beladene vaers met de zal men ver- 01)rejnheid des volks heeft helpen verbranden. branden. r ys. 6. En de 8. Het zelfde zal de perzoon moeten in acht nemen cedè- nemen, die ttet olfer zelv behandeld heeft, foppenVchar- 9- ^n een man tot c'icn ai'hcid niet gebruikt, laken; en werpenze in het midden van den brand dezer vaerfe. vs. 7. Dan zal de Priester ziine kleedcren tvaslchen, en zijn vleesch mct water tvaden, en daar na in het leger gaan; en dc Priester zal onrein zijn tor aan den avond. vs. 8. Ook die haar verbrand heeft, zal ziine kleedere* met water wasfehen, en zijn vleesch met water baden; cn onrein zijn tut aan den avond. vs. 9. En een rein man zal de asch dezer vaers t.'. 3. De Koogenpriester kan hct niet rftitbrengen, maar de naaste Prjestcr 111 rang, om de belemmering, welke uit zijne onreinheid ontflaan kon hebben. vs. 4. Dewijl zfc op ccnea afftand van den Tabernakel verbrand werd, moest dc Priester hem naer dien kant, buiten hct Leger (taande , mct bioed befprengen. Mus.  VAN MOSES. Hoofdd. XIX. JU (naar gatisch rein, zal die asfche van het ver- verzamelen, en brandde beest zorgvuldig opzamelen, cn zal gér'," ^"éene die vervoeren aan een zuivere plaats, al waar wigfemén^ta ze bewaard zal worden, om bij het water der het za^i'n ter c i • • , ,. . , bewaring voor afzondering in de ontzondigmg te gebruiken, de vergadering io. Die zelfde man zal, na dat hij dit werk vean gedaan heeft, verplicht ziin, ook ziin gewaad l"z !,et, wa[er r r . 3 ' .i e der afzonde- te waslclien , en zich van dc heilige dingen ring : bet is tot aan den avond tc onthouden: dit alles zal zonSigin" 0n" tot een altooosdurend gebruik in de volgen- .vs. io. En de gevallen, zo wel voor den vreemdeling als dézer vaers verden inboorling; dienen, n. Al wie eenk Hik zaradd h"ft' G o j zal zijne Klee- van een' mensch, zelv behandelt, zal voor ze- rteren was- i , . , , feilen, en on- ven dagen dagen onrein gehouden worden, rein zijn tot ** Hij zal op den derden dag gehouden zijn, g*^^ zich met dat asch-water te zuveren, wil hii kinderen van , ' IsRAér. cn den Op den zevenden dag volkomen rein zijn ; vreemdeling , want zoo hij dat verzuimd heeft, zal hij geen- denzin 'hun zins op den zevenden dag zuiver verklaard a's vreemdeling a verkeert, tot worden. 13. Al wie een ontzielden, namen-eene eeuwige lijk zijn dood ligchaam , zal behandeld heb- '"""if. Z\vie ben, cn zich van deze zuivering niet bedient, do°dood maar willens, in dien ftaat tot den Taberna- üghaam van r 1 r * j 1 ••■ eenen mensch, Kciciicnst nadert, zal om die verontreiniging aanraakt; die van dc Gods-tent, uit het burgerfcbap uit- £££^5 geroeid worden, want, Vermids hij zich door ■ vs- °p . , J - den derden dag het water der zuivering niet had laten be- zal hij zich ƒ:,,.„„„„„ . „•■ ..... daar mede ont- ipiengen, was zijne onzuiverheid met weg. zondigen, en 11. Wacht zo dra iemand den adem uitgeblaa- aln%Z&% rein zim ; maar indien hii zich op den derden dag niet ontzondigt , zo zal hii op den zevenden dag niet rein ziin. vs. 13. Al wie eenen dooden , het dood lighaam van eenen mensch, die geftorven zal zi,n, aanraakt, en zich niet ontzondigd zal hebben, die verontreinigt den Tabernakel van Jtttvth} en die ziel zal uitgeroeid worden uit Israci. i om dat het water der afzondering op hem niet gefprengd is, zal hij onrein zijn, zijne onreinheid is nog in hem. vs. 14. Deze is ®f. 14- Het fchijnt zeker, dat de wet ook ten oogmerk had, de be- fmet-  112 Met VIERDE BOEK de wet, win- zcll heeft in zulk eene wooning in té gaan; neereenmensch , ,, zal geftorven zijt gij er toe verplicht, gij zült met allen tèm: '"ai ""ie Ae omftanders zeven dagen onrein zijn. in die tent in- j r. Zelfs al wat in zulk een vertrek opcngcf aat, en al wie ° , in die tent is, ftaan heeft , over t welke geen leder, wel gen onrein zitn! toegebonden, was, zal onrein zijn. 16. Wie vS. 15. Ook zejfs jn net 0pen vei,) eenen gedoodden, of alle open ge- 1 reedfebap', op op eenige andere wijze omgekomenen, aanraakt, welk secndek- , , ,r , fel gevonden al was het zelfs maar gebeente van menr^nhct 1S on" fchen, of graven, die zal zeven dagen onrein gevs. 16. 'En al wie in hct open veld eenen, die met het zwaerd verflagen is, of eenen dooden, of het gebeente van eenen mensch, of een graf zal aangeraakt hebben; hij zal *ven dagen onrein zijn. fnetting van zommigen ziekten in hare verfprciding voortekomen; doch dewijl die zieken bij hun leven Herker bennetten, en hieromtrent geen voorbchoedzelen door de wet gegeeven zijn, zou ik hier van afzien. — Liever dan kies ik die rede , om het volk door het gevaar van deze godsdienstige overtuiging te eerder te verplichten, hunne dooden te begraven, en niet geli k de Egyptcnarcii, die jaaren in hunne wooningen mct allen eerbied en kosten te bewaaren, — door deze wet kon de fchadelijke gewoonte van latere ecuwen, om in godsdienstige vergaderplaatzen te begraven , nimmer hii den Jood in de gedagten komen ; allen deze wetten van God leeren den mensch zorgvuldig tc zijn in aanftekende ziekten, en daarin den weg van middelen te volgen, zo fterk, dat, had men niet vergeesteliikt, men zou het van zelve gezien hebben Mus. Öm Hebr. IX. 13, 14. moet men hier naauwkeurig in dé overbrenging zijn: dus niet het bloei, maar ie asfche reinigt , wil PA «lós, dit met den eeuwigen geest, of mct de ziel van Christus, of met de Goddelijke natuur in de overbrenging vergelijken; dit is eene vragc op zijn tijd daar te behandelen; genoeg hier, dst de asfche van de koe zuivert. Geen groot held, geen heilige in den Ileidcnfche of Roomfche trant maakt hier de hoofd vertooning, maar de asch van't water reinigt, — het reinigt den onreinen, terwijl het den reinen befmet; welke donkerheden:—klaar genoeg om ons te doen zien, hoe in hct zinnelijke van den godsdiens', altoos een behoedmiddel tegen afgoderij of bijgeloof lag.  van MOSES. H 00 FDD. XLX. IIJ honden worden. 17. Om zulk eenen weder 17. Voor te zuiveren, zal men de fijnfte asfche nemen, mf'txZn^ gemengd met zuiver fontein water. 18. Een dvef 0dP rein mensch zal met een hyfopstak de befpren- fers van ontging moeten verrichten, zo in de wooningen, dMfo^ïevend meubilen, als voor de nog levende perzoonen, Ten vatd°en waar een lijk was , en even zo in de an- vs- l8- En j„„ _ 11 r , ,. een rein man aeie gevallen. 19. Iemand die rem is zal den zal hijfop ne- onreinen op den derden dag befprengen, ook w£erZop™* op den zevenden, om hem geheel te ontzon- tn fnrengm i- , 1,-. "et aan die oigen, dan zal hij zich baden, fchoon gewaad tent> en op ai aantrekken , en 's avonds tot de godsdienst- fchap, «"an verrichtingen in het openbaar mogen toegcla- daearfie^nvve^ ten worden, 20. Wie dat verzuimd, zal om ziin5 insgelijks zijne moetwilligheid gedood worden, hij zal die cengebeen-' altijd voor.onrein gehouden worden, zo lang vernagenenTo" hij met het water niet befprengd is; hii ver- «ncn doodèn, J 01 cenffrafnn ontreinigt dan 's He eren heiligdom, eene seraakt heeft. grOOte fchllld VOOr gaiisch IsRAëL. 2I. Dit zal^^n* is van eene altoosdurende verplichting; ook denJ onreinen ,1 ,. , . „ ö' °P den derden zal de perzoon die de befprenging doet, ge- das> en op noodzaakt zijn zich te verfchoonen, en dus fi- VtfrE tot aan den avond onrein te blijven ; want !evendènP d£ zo ver verontreinigend, zal zelfs die perzoon za' niK zictl gehouden worden, dat hij die het watervat maar hlTTa! ge"i}ne even aangeroerd zal hebben , waar mede hij rche^en^ zich zuiverde, voor befmet zal gehouden wor- ?et water ba" j tv j . • n' en °P den oen. 22. Die den onremen perzoon ook aan- avond zai hij rein zijn. ffrari1^g^M0nre!n, Zal Ziin' en zich niet zal ontzondigen,lie'ziel^aï H»iiili n 0. Moses en AaRON dit hoorende, gingen, brengen in terwijl het volk nog bij den anderen blecv \\% ? kh™% ftaan, terftond naer de Tent van fehovah, daar fene l pIaats ... ,. ,-,„., des zaads, noch zij hunnen diepen eerbied afleiden, en gehoor der wb'nftok- yerzogten; waarop de Majcfteit meer luisterijk &at°l%ne- in de Schechina verfcheen! 7. Op Moses é«nwtcr™ klagte .wegens het volk, gaf de Heer dit tc drin';en. beveelend antwoord: 8. Voorziet 11 van dien g^M^e^e" vermaard geworden ftaf in Egypten; ontbied dan daar op, de Oudlten en gemeenen te za- §em,ccnte> tot ° de deur van de menkomst en zii vielen op hunne aangezichten neder; en^de tiLüiikheici van Jebovab verfcheen hun. vs. 7. En Jebovab fprak tot M zeagende: vs. 8 Neem dien ftaf, en verzamel de vergadering, gffea AaRON uw broeder, cn fpreekt 'gijlieden tot de fteenrots voor hunS oogen, en zu zal haar water geven ; dus zult gij hun water voortbreng W. 8. Hunter Hiftory of Patriarch III. D. bladz. 360. denkt waarfthijnlijkst, dat het bevel ftipt gegeeven was, de rots aan te fpreken, en niet te flaan, althans niet verfcheiden reizen — naauwkeurigheid H 2 moet  n6 Het VIERDE BOEK gen uit de men; gaa dan vergezeld met uwen broeder ftecnrots, en , . gij zult de tot het rotsachtige gebergte in dc bier bekenSe^SteS dc ftrcek, gebied die aderloozc rotze, dat drenken. zjj ieVend water opgceve: en het zal gefchienam Moses den den, zo overvloedig zelfs , dat mensch en ftaf van voor .. .. . . - • • • jebovab''s aan- vee genoegzaam gedrenkt zullen worden. Hifhem gebo^ 9« Moses ging in het binneiide Heiligdom, den had. nam van daar dien daf, van voor Jehovahs MosÉs en Aa- Schechina, op zijne order. — 10. De beiden de\i degeraeeT hroeders geboodcn daar op, dat alles moest te voor de t'zamenvloeieti tot die klip, dat zij dan antfteenrots ; en hij zeide tot woord zouden bekomen, — daar zijnde, is toch gii weder- ieder opmerkende; — hij vraagt verwijtende: irawrwater »Ü weder/pandingen! wat eischt gij al? gij voor uiieden begeert, geloof ik, dat ik veroorzaake dat die uit deze fteen- r , , „ _ rots voortbren- rotfe eene lchoone ader oplcvere? — n. Daargevs. u. En °P doeg hij met den daf, dien hij in zijne Moses hicf hand had, de rots, en wel tot tweemaalen, Zijne hand op , , en hij ïiocg de met dat gevolg dat er overvloedig water voor maairtr?etWzij- mensch en vee uit kwam. 12. Jehovah nam dit- kwamaf' eveei maa^ Sanscn Seen genoegen in het gedrag van water uit, zo Moses cn Aüron, 'liet geen hij hun draks dat de vergadering dronk , en hunne beesten, vs. 12. Maar Jebovab zeide tot Moses , en tot AaRoN: om dat igijliedcn in mij niet geloofd hebt, dat gij mij heiligdet moet dan althans plaats hebben. — Haar water, het was dan een bak daar men gewoon was water uit te hebben, nu waarfchijnnjk opge • droogd, derhalven geen wonder aan een onverwachten oort. Mus. — Is dit de ftaf, met welken Moses in Egypten wonderen gedaan had? of de bloeiende ftaf van AiittoN? Da the meent, de eerfte. vs. 11. Het fchijnt , dat hij de eerftemaal flaandc, en geen water ziende, jedrongen door de menigte, ongeduldig en ongerust werd. Hsz. — Misfchien, dat de wijze van zijn voorftel, te veel hebbende van den geest van het vertrouwen, en het roemen op zijne wonderen, de oorzaak dezer weigering de eerfte reize was.  van MOSES. Hoofdd. XX. 117 onder het oog bragt: — daar gijlieden voor- voor de oogen beelden van geloof aan Jmijn Alvermogen be- van isra&l; hoordet te zijn, mijne onbeperkte magt altoos gjj^e'den deze in uwe gedragingen onderdellende, hebt si] gemeente niet j n j n r , inbrengen in door uw liaan met den itar, en wel tot twee- het land, het maaien, bewijs gegeeven van uw ongeloof aan gegeeve'n heb." mijn woord, daar één bevel aan de rots genoeg was. — Daar gij de eerfte voorgangers behoor- dct te zijn, hierom is dit in u een misdaad van veel gevolg: om deze reden zult gijlieden bei- ..vs- »s- De" 0 ° 1 • 1 y , Z'J™ de wat?- dcn ook Kanaam grond met betreden; veel van Meriha , minder het genoegen hebben, het volk daarin déren dvankis* te voeren. 1%. Dit ziin de wateren in die ? mct $** J J oovab getwist vlakte, die naderhand onder den naam van hebben; en Hij Meriba bij Kades vermaard zijn geworden, om geheiligd. B° dat daar het .volk tegen hun Heer gemur- zj^ h'mosf1 mureerd had; en Hij door Richterlijke uit- J^j""™ t duit fpraak zijn gezag verdedigd hadde. 14. Een Koning van wijl na dat geval, zond Moses aan den feflgg"n Jjj""^ Koning van Edotns gedacht, (zijnde in ziine 5tgt,™..broe" ° _ - 6 ' V J J dcr Isracl : « hofplaats Kades,) afgezondeiien, met een oog- »'* heiend aiie 1 .... ... de moeite, die merk , om vrijen doortocht naer Kanaan ons ontmoet is; door zijn land te verzoeken; want Moses „jj- i5-hoe J ' onze vaders wilde van de westzijde Kanaan intrekken ■— "aar Egypten , , _ . , ,T . , 1 , afgetogen zijn, de last is, den Vorst in de aanlpraak te her- en wij inEgyp- inueren de broederlijke afkomst uit IsaSk, ^woond de lotgevallen die zij gehad hadden zinds hun ^*n_' en hoe J o de Egyptenaar: omzwerven buiten Kanadn, 15. bijzonder den aan ons, en tocht naer Egypten, hun langdurig verblijf al- kwaad gedaan daar, en de geweldige onderdrukkingen door Iie^enj6 Toen dat volk bun aangedaan; 16. hoe dit hen wij nu riepen verplicht hadde, hunner beiden ftamvaderen hoorde""m, God, den Jehovah aanterocpen om redding; ftc™Jn^ vi. 14. Ulieder ireeder, de reden tot het volleg H 3  nS tt-Et VIERDE BOEK Eivci, cnicia- ]10c j [y den Engel van zim aangezicht argedconsun/^-. jij u j • , tmj en ziet, zonden had, om hen uit Lgyptens dwmglan- ZceneCtodi dij te voeren: hoe zij nu door dc woestijn van ij we'land- £et0§en» NW^ftfti 19. de, ïiabuurfchap van Ka~ paai. des eene der vermaardde grensdeden van zijn onsS'toch' door gebied waren, 17. Uit deze gronden moesten ken wifzuuen v°igend verzoek aandringen; gun ons niet trekken nu de vrijheid uw land te mogen doortrek- door den ak- . • .. ker, of door ken, om Kanaan te veroveren; wij zullen de e^wifTuii'en dipde krijgstucht houden, zorgende dat uwe liet water der akkers niet betreden , uwe wijngaarden niet putten niet - 7 . drinken; wij gefclionden, noch uwe waterwellen ledig ge- ningt'Jkc^n w«s dronken worden; wij zullen de algemeene pan, wij zul- reiswegen gedadig houden, zonder de minde len met afwil- ö ° ° 5 ken ter rechter, ftroperijen onder de troepen toe te daan, tot kernand, tot dat wij uwe grenzen verlaten zullen hebben, uwe Wiancfp°aa- *8. Doch de Koning van J2»W lloeg zonder len getrokken bewimpeling den voortlag af; zij moesten vs. 18. Maar zelfs zich zorgvuküg wachten, om dat voorïtT: Z|i'jdezu hct 'volk n , .. ,'. , , beten ; en 'er Hangen m deze woestijn, die met hunne doo- ftierf veel volk delijke beet, eene algemeene flagting mlsRAët van ■ *L* •veroorzaakten. 7. Doe drong de ganfche menig- vs. 7. Dus te bij Mo se s aan: hij geliefde uit haaren naam tot*5tefe8**rt ernilig bij Jehovah aantchouden om onthef- febïeVge zuring , en hare oprechte belijdenis voortedra- diP.d > om d:U wij tegen '3^- gen, hoe zij bekenden, fnood gehandeld te heb- bevat , en tegen ben, door weder tegen hun Heer , en tegen hebbeiff°bid hem wederbarftig te fpreken: Och houd aan, dat .. ' hii deze Hangen zeggen zij, dat wij van deeze hangen bevrijd van ons weg worden, eer dc verwoesting algemeen word! — badawyoor Moses bad ernifiglijk: 8. jehovah hoorde, — hevsTO8.;'En>- gaf dit opmerkelijk bevel aan zijn dienaar : dat hovah zeide tot 1 . 11 • • ~ , , „ „. , , Moses : maak u het volk nu met meer op u zie, als hun Midde- eene teer». laar, maar laat een (trijdig teeken de genee- t^AetStt zing aankondigen ; maak een flans van de ***** Z3X sc' . rt fchicden , dat gedaante als dien , waar door het volk gebeten al wie gebeten vs. 6. De (lang cerast, waar van Mus. een figuur heeft, een gehoornde (lang anders. vs. 8. Een derde van de gelijkheid is hier alleen te zoeken, of men raakt verdwaald; het is hier geen Talisman tot geneezing, bijgeloovig, bij de volken gebruikt ^het tegendeel, men zoekt nooit dc geneezing in de oorzaak van fmarte, dat fnijdt allen afgodendienst af: de (langis dus niet als een middel van geneezing , maar als een fchouwfpel van veragting aantemerken, Job. XII. 32. dit ook Job. III. 14. de Zoon des menfeben, dat uitftekende vrouwenzaad, zie die Jlangentreder moet verhoogd worden dc woorden in het Beek der Wijsheid XVI. 7. zijn aanmerkelijk — tot vermaaning , hebbende een teeken van behoudenis — die zich tot dcnzelven keerde, werd niet behouden door bet geen hij aanfchowjid had , maar door U, den Behouder van ellen. Meu moet derhalven de gedachten aftrek-  124 Het VIERDE BOEK zij, ais hij ze word, {lel die op de hoofddang van het Le- aan'ziet, zo zal . • . hij ïeveti. gerteekcii; wie dan begeert van de gevolgen Air'9'maakte.van het doodelijk vergif bevrijd te worden, eene koperen r\\e vvende zijn gezicht derwaards, en hij zal (lang, en (lelde , die op eene volkomen gezond worden. 9. Moses liet ten gefèhleddT,^" fpoedigften zulk een afbeeldzel van rood koper eene nang ie- vervaardigen, hij ftelde dit op de Legerftang:- mand beet, dat ö 7 r 0 0 hü de koperen en de uitkomst was even zo als Moses ge- (lang aanzag , , „ .. en levend bleef, zegd was. io. Deze ramp,welke eene aamner- verreisIdenTOde helijke vertraging in den togt verwekt had, kinderen van nu afgewend zijnde, vervolgden zij op nieuws legerden Cnzich hunne reis; zij trokken toen niet door der te Obolb'v„,;; Moabiten land, wier erfland zij niet aantas■ vs. 11. c.n zij j j verreisden van ten mogten , en dus niet langs de zoutzee, de Kei-den'zich aan westcrfche grenzen van hun land, maar langs de %„r!mmmelZ oosterfche, te Oboth floegen zij hun Leger newoestijn, die ^ jt> yan ^aar hadden zij weder een tegen over ' . Moab is, tegen nieuwen tbgt, tot aan het bergachtige Abaden opgang der ^ legerden zich in deszeifs vlakte, vs. ia. van zj;nde het gebergte de grcnspaalen der Moa- daar verreisden J ,7 . , , .. zü; en leger- biten aan die zijde, aan den ingang van die de" beZèkh den valeye legerden zij zich. 12. Na een korte z'"*; n Van ververfmg namen zij de marsch weder aan, daar verreisden en legerden zich zeer bekwaam in die valei den zlchegaan daar de beek Zered, in de zoutzee zich ontSn Z,Ar»o«" lastende, ontfpringd. 13. Na een wijl verwelke in de tocvens, floegen zij zich neder aan geene zijde woestijn is , ■ 7 ■ trekken van den (lang,en van Christus— alleen in dat derde behouden, de verbooging van hen , aan een ftang ten fchouwfpel. — En fchoon het tegenftrijdig in zich zelve, fchijnt, dat daaruit heilzoukomen , moest het geloof evenwel daar heil van verwagten. — Dit was nu nog grooter raadzcl , veel dieper verborgenheid voor Nicodem us,dan voor het woestijn-volk. vi. 13. In den grondtext (laat, aan gene zijde van Arno*, het hangt altijd af, van de plaats waar uit de Schrijver fchrijft, waarom onze overzet-  van MOSES. Hoofdd. XXI. 1S5 van Arnon , zo vermaard in deze ganfche voortkomende woesüjn, in der Ammtm land ontfpriflgert- "en %i ■SS/I de, en zich in de doode zee ontlastende; 'ZL^if fit zijnde deze rivier aan de oostzijde , de srensPaal V!>n „ r i_ • v i iMoaA,tusfehen greiislcneiding der Moahten en Amoriten. Moab, en tns- 14. Eene rivier zo vermaard geworden in de ^ill»;ie Am°' togten der Israëliërs naer Kanaan^ van welke vs- I4- Hier m een oud gedenkltuk een gezang ter ver- in net boek der eeuwing dezer gebeurtenis geplaatst is: toen jÏÏSSt, tegel men optrok tegen het vermaard Moabitisch S [™de£ volk, aan den uiterden hoek van de beek Ar- "'"'ft' er,m- falen, bij As - nOll ; _ „„„s r{vi,r af. fcbeidende\isi\ït. voorgevallen.] zetters het zo genomen hebben; wij zouden zeggen aan de overzijde: dat naauwkeurig bepalen van de grensfcheiding, en het volgend Hiftorisch bericht was van het uiterfte belang voor den Israëliet. vs. 14, 15. Tweederlei gedagten verdienen hier de grootfte opmerking, de eene geeft ons digterlijke fchoonheden op; de andere aardrijkskundige berichten; de eerfte is van Schutte, die opzettelijk in het Latijn, en naderhand in eene Verhandeling achter Pocock dit onderzogt heeft; meest 'door N. van K. gevolgd: hij vertaalt het eerfte lid van vs. 14. dus: daarom werd 'er gezongen in bet Boek tan de oorlegen des Heeren. Voor zulk een gezangboek der braven Godvruchtige Vaderlanders, waarbij naderhand andere liederen gevoegd zijn geworden, ben ik zeer; ik twijfel niet, of zulks is voor Davids liederen, in algemeen gebruik geweest. Deut. XXXI. 19. is mij het beste bewijs voor die ftelling. Ik kan evenwel met den doorkundigen Schuinte niet denken, dat zij door ingeeving bezielde Dichtftukken zijn, en noch veel minder, dat wij ze allen, maar hier en daar door het O. T. verfpreid, bezitten. — Zijne vertaling, cn verdeeling in gezangen is mij ,«ok te kundig; het beftaat in een voorzang: is 'er een godgewijd gedenkteeken geplaatst in Soupba, zo zijn 'er ook boeken Arnons, de tegenzang, ja van den afloop der beeken af, flotzang, en van daar naar Beër enz. Soupba is Deut. I. 1, 2. een gedenkteeken; de zin is fchoon: bij het begin van onze reize (fixodut XVII.) fteldea wij zulk een gedenkteeken,  12(5 Het VIERDE BOEK VS. 15. Bij den afloop der rivieren Ar befprooijende ; j gjj Gaat zij lenende naer Moabs grenzen. dien afloop der beeken, die zich naer Ar der Moabiten boofddad, draait, cn dus de landpalen Moabs bevs. 16. En fproeit. I0-„ Van daar tot Beer lopende, dien van daar naer r 1 ' ten, na het einde van dezelve zal de uitkomst ons weder zo eene doen Hellen tegen de Amoriten, terwijl de Amen ons tegen den Moahiet dekken zal. — Hoe fchoon ook, is mij dit niet eenvoudig genoeg; — door deze eigenfehap prijst zich de vertaling van mijn Hooggel. vriend Scheidius aan: bij bet gebergte Vaheb in de woestijn van Soupba , en bij de deelen die aldaar tusfehen bet gebergte zijn , ontjiaat de rivier Arnon: S c hro e der flaat een anderen weg in; hij fcheidt hct, woord Jebovab van het vorige af, en leest dus: Jebovab was te Vaheb»» Soupba, en bij de beeken van den Arnon— dat is: hier gaf hij de fterkIte bewijzen van zijne tegenwoordigheid, — hij bepaald evenwel niets, verwagt niets zekers; — mijn lezer zal mij dan ook verfchonen, van hier uitlegger te zijft, alleen wil ik ook mijne overhellende gedagten uiten, ik zou ook niets poëtisch van 14—16. Hellen, alleen is dit hct hoofd van , of eene gefchiedkundige aantekening tot opheldering van het lied. vs. 15. Jabij is eene uitgieting van de beeken en dalen , van waarbij zicb wend, naer de landpaalen van Ar, en 'zicb leent aan de grensfebeiding moabs;-is dan cen gevolg van hct dagverhaal der reizen, fchoon ik mij z'clvcn wantrouw'of'cr niet reeds iets dichterlijks in zij, volgends de lezing van zijn H'. Eerw". Ik kan hier niet het gewoone verlaten, dat dit een afgebrooken Huk uit een dcr helden-gezangen der Israëliten zij. — In mijne opgegeeve vertaling word het geographifche in een poëtisch beeld Voorgedragen, hct volgende bedoelende; een der takken van die beek vs. 13. ontfpringt uit Arnons rots, van waar de naam aan die beek en deszeifs hoofdtak; zij loopt voorbij Ar, ccne vermaarde grensvesting van dien ti d, cn maakt een kleine bogt, zo als iemand die op zijn elleboog leunt; waarop zij zich vervolgends inde doode zee ontlast. —De reden waarom dit alles zo naauwkeurig, uitvoerig befchreven zij, is alleen, om dat elk de juiste plaats van den overtogt met het Leger zich herinneren , cn anderen aanduiden konde. vs. 16. Schutte heeft zeer wel aangemerkt, dat die invulling onzer over-  van MOSES. hoüfdd. XXI. 127 put van welken Jekovah tot Moses zeide: ver- sar; e ^aali ''fr hoogtens Artions. hoofdftad af, ëérie verfcbriklijkc verwoesting uit de hofftad: — het vuur heeft voordgelopen tot de grenzen toe: het fterke Ar, de grensvesting tegen de Moabitcn, met alle de bergfterktens van de land-Goden van dien oord zijn door hetzelve verteerd. 20. Zijtbc- vs- 29- Wee u Ar, Chamos dienaaren ziin verlooren! Zijne zoonen den ftrijd ontvlugt, overgevende, roert , gij En zijne dóchters in ballinglchnp aan Sihon der hoofdftad Amttiten Koning. Ar', beeft! gij dienaars van den Oorlogs-God ChamozI daar gij toeliet dat zijne jeugdige dienaaren, die nog de flagtiiig ontvloden waren , ja dat zelfs de huwbaare maagden achterhaald, en in de kerkers van der Amoriten Koning gekluisterd werden. 30. Die VS. 30. Maar wij hebben ze met pijlen nedergeveld: . ' . fan Hesbon is alles verlooren tot Dihen, pVerWinna- Wy hebben verwoest tot Nopbab toe, ren hebben AUes m vmir feezctl 'ot Medeba toe. wij afgemaakt; Hesbon, de hoofdftad met deszelfs onderhoorig gebied, tot Dibon toe, meer over de grenzen, is in onze handen gevallen; van JSophah tot Medeba is alles door het oorlogszwaard veroverd. 31. Op deze wiize na- vs- F P** •> woonde Israël vs. 30. De invulling van onze Overzetters reikt , is ongegrond, en onnatuurlijk, de paralelismus eischt de invulling, zo als wij die overzetting gaven. — Wij weetcn de ligging van Nopbab en Üiïtbè Ti»" ii  i3a Het VIERDE BOEK in het land der rfren zij het land der Amoriten in. — 32. Na A%Zzl voorts dien tijd zond Moses naer Jaëzet om het zond Moses , verfpieden, en hetwelk nog niet om Jaezer te r 5 _a verfpieden, en verovei\l was, zijnde eenc fterke vesting. — zij namen des- . , .. ... t zelfs ondetho, Hare omliggende fterktens namen zij van tijd in;'"en hiiTrcef tot tijd in, en deeden de inwooners voor de de' Amorite», zeo;epraalende wapenen vlugten. 33. Doe die daar waren, » I f • .. , n r uit de bezit- keerde zich de armée, zij trok naer Ba jan, "'vs'. 33. Toen nu Batanea; zo ras de Koning 'van deze zlciïdden trok- magtigc hofftad zulks vernam , trok hij met ken' op den z[ïn armée hun tegen: — hij had alles bij weg van Ba- J , , , , jan ; en 0g de een getrokken wat wapenen koude voeren , ^P, ging en zich gelegerd te Edrëi. 34. De Heer uit, hun te jjey^i dat Isracl zonderde minfte bekom- gemoet, hij , ., , en al zünvoik, menng voor zijne magt, den llag ondernemen ftnjlUn moest; want dat Hij zorg zou dragen dat vs. 34- y»*j- de flag voordeclig zijn zoude , en dat •oab nu zeide v ö o . j tot Moses: jand veroverd zoude worden, even als Siuon wantik" "heb der Amoriten Koning ondervonden had. — zTin volk"ook 35- De uitkomst beantwoordde daaraan: alles zijn land, in fneuvelde, de jonge manfehap had geen tijd zelfs uwe hand ge- .. .. . ' , , , geeven; en gij tot vlugtcn, zij richtten een algemeen bioed- ^'ï'ijkgij1 sIhon' bad aan ; en namen hun land voor altoos in. den Koning der Amoriten, die te Hesbon woonde ,■ gechran hebt: vs. 35. En zij (locgen hein, en zijne zoonen, en al ziin volk, zo dat zij hem geenen overgeblevenen overig lieten , en zij namen zijn land in erflijkc bezitting. XXII. hoofd- T7- deel. K j\oiiT na deze overwinning raakte dc vevreisden°0de armée der hra'èüten weder in beweging, zij kinderen van Is- tn)]- mcer nacr den j?ant yan jen Jordaan RAei.; en leger- " den zich in dc haare magt bij een; en het Leger floeg zich vlakke velden , . , : . , , vansioab, aan neder in dc vlakten tegen over Jertcho, het deu6 Z"joerdIan §ecil cIour de Amoriten op de Moahiten verovan jeriebo. verd was. 2, 3. Balak der Moabiten Kov-s. 2. Als nu  van MOSES. Hoofdd. XXII. 133 ning, de nederlaag der Amoriten verftaande, balak , de en daarbij onderrigt hoe talrijk de armee was, loT,Mes*lg~, begon zeer bedugt te worden; het mogt nu 5*t^AëL gpe" zijn gebied gelden, daar hij zich niet be- daan had; ftand vind tegens zulk eene geduchte magt, vreesde Moa* 4. Hij zond ten fpoedigflen gezanten aan de hoof- llZjbeiF'vtn den der Midianiten, zijne gebuuren : met dat volk' waï* het was talrijk : waanchuuwmg zich te wapenen, want dat het en Moab was te dugten was dat zulk een talrijke Karave- l^^zjj «Zr fie, als die der Israëliten, al hadden zij niets ""^f""' En vijandigs in den zin, nochtans in ftaat «are al IVToab fprak den leeftocht, gelijk hongerige osfen in de alge- (Ten der mmeene . weide, te verflinden: hij nu als Ko- ^""l"^ geu. ning over Moab wilde een verdedigend ver- meente bond met hun fluiten. — 5. Met deze voor- rondom is, gèzorg vergenoegde hij zich noch niet, hij zond gl^/^J/• ook van zijne hovelingen aan Bii.eam, woon- B'LAK mi>de •' ö ' zoon van Zip- achtig te Pethor, aan den Euphraat, in Mefo- por, was in potamicn of Syriën; deze man was onder de ning der McaSyriers zeer beroemd wegens zijne geleerd- s En hi- zond gezanren aan Kii.eam. den zoon van Beor, naar Petbor, het welk aan de rivier is, in liet land der kinderen van zijn volk, om hem te roepen, zeg- vt. 5. De geleerden zijn onvoldaan over deze gefchiedenis; elk floot zich of aan 'smnns karakter, of aan het gefchiedverhaal. — Men is hier zich zeiven niet gelijk: Niemver die anders menschlievend fchijnt te zijn, heeft Biliam, mijns oordeels, veel te ongiinftig gefclietst: — eigenbelang, .winzucht, fijne konst van veinzen zal elk in hem vinden; maar het gevoel van magteloosheid is in hem peen gebrek, maar eene deugd; boosheid, wreedheid kan ik in zijn beftaan niet ontdekken. Hezel valt weder in een ander uiterfte: hij is ingenomen met B ileams karakter, tot mijne groote verwondering: hij is een man van een edele denkwijze, een Waarzegger met veel vernuft, evenwel geen Propheet. — Mijns erachtens geeft dit gefchiedverhaal hem eenvouwig op als een man uit een gedacht, en onder een volk woonende, waar I 3 veel  ?34 Het VIERDE B O E K pide: ziet, heul, en gave van voorzegging : de Vorst •er is een volk . T OD . B ' uit Ezypten ge- verzogt ncm op het vriendelijkst bij hem , ^^"heeft^dc gevende voor reden, dat zeker volk het welk ffi'N^ E$yPte verlaten had, met lnm Leger tegen en het blijft hem over necrgeflagen was, zo nabij, dat zii Jiggen recht te- , , " ~ 3 , 1 aen mij over. Waar door de rivier gefchcidcn waren; liet getal hunner tenten was bijna ontelbaar. veel van den geopenbaarden Godsdienst overgebleven was , hij zelf was onder hen beroemd wegens zijne geleerdheid zo wel, als wegens de gave van voorzegging; èeriïgzins in den fmank zo als Job onder zijne Arabïfcbe landgenooten was : do h meer baatzuchtig en gierig, dan Godvruchtig, misbruikte hij zijne kundigheden tot zijne oogmerken, bediende zich daar toe van zekere plechtigheden; alleen uit een beginzel om dar zulks hem meer voordcel toebragt; Propheet Micïïa heeft ons geleerd hem dus te bcoordeelen : III: ti. en VI: 5—8. — Wat dc gefchiedenis zelve aangaat: hier kan men den fmaak van de tegenwoordige , eeuw vooral bij de Duitfcbcrs , het best bezien ; als men verder voortgaat dus dc gcfdiicdenisfen te verklaaren; welk gebruik zal'cr dan van kunnen gemaakt worden? — bij Jerusalem, en de Alftm. Duitfche Bibliotheek Schrijvers is het ccn Moahitifcbe vertelling, door Moses 'er ingevoegd, niet om voor dcszclfs waarheid imeftaan, maar alleen om het voorgevallene te (laven. — Een fabel derhalvcn, om IIezels Woorden te gebruiken, waarin inen het waarfchijnlijkc alleen behouden moet. — Mijn oogmerk is nergens te wederleggen ,_maar daar toe alleen aanleiding te geven. — ik kan hier hem, die uitvoerig dit wederlegd begeert , eene wederlegging als cenvouwig en fchoon aanprijzen, inde Mabf.es, Gottes I~ertheidigting\,T\\Q\]. bladz. 137. &c. alleen mishaagt het mij, dat dc ievcrige man in dc fout van zijne partij wel eens valt, zoms met enkele (lagen zijnen tcgenftrecver willende afwijzen , zonder nader bewijs : — ccn gedrag het welk den verdediger der regtziunigheid 7.0 min, als het darte'cnd vernuft van den bellri.der voegt. — Die duidelijker,begrippen begeert omtrent Bii.e.-.ms godsdienftigc denkwijze leeze de fchoonc Disfertntie van Nonnen de Vcstigiis Relig. Patriarch, pag. 17. Disf. ide. H e s s. Gefchiedenis der hra'cliten lV. Deel bladz. 19.  VAN MOSES. Ho0FDD. XXI. 135 6. Nu was het zijn voornemen dat volk te ,-vs. 6. Nu j n r- 1 ,1 , „ v dan, kom toch-, wederman 4 of dc oorlogskans hem mogt toe- vervloek mij vallen , of ten minften daar door hen van zij- nen; bodem te houden: om te beter te Hagen, dan ik, mis, , , fchicn zal ik begeerde hij, dat decz beroemde man, naer de het kunnen gewoonte, vervloekingen tegen het zelve wil- Getuit het land de uitfisffifeea: zijne uitftekenheid boven an- wMriwn : . ... want ik weet, deren was. hierin zo groot, dat zijne zegen- du witn gij gemvenfehen of vervloekingen, al vrij befhs- gezegemfzihi1! f.-nd bij de uitkomst waren. 7. De hoofden m der Midiainten hadden ook dit goedgekeurd , «al vervloekt en waren met eenige aanzienlijke iMo-witeti vs. 7. dus gezamenlijk op reis getrokken, wel voorzien É5todJif2S£ van een goede zomme gelds, om Bileam k»,cndcOiid- , ö , .. flen der Midia- te bewegen: — met dien last komen zij ge- »//«», en had- zamcnlijk bij den Syriër, - 8. die hun yoöC- (lag aanhoort, en fclioon hij wel datrt, dat ™ hem ™ '?. ° J ö ' koopen; en zij het oogmerk van hunne reis vruchteloos zou- kwamen tot cle zijii , wil hij nochtans eene vertooning fer&gg!' tot maaken van zijne groote geneigdheid om hun leïvanBALA*' in dit geval ten dienst te liaan: —zij mog- vs. 8. Hiidan 1 , .... , zeide tot hen: ten maar den nacht overblijven, en dan zou vernacht kier hij inftaat zijn hun andwoord te geven, volgends 72\t\\ède mening van fehovah: — de Vbrflea nee- den ecn and_ , . woord werier- meu hier m genoegen. 9. En God vertoonde brengen , naar zich aan Bileam, op de gewoone wijze wftö? mij waar op Hij verfeheen, hem vragende: we!- ■*{] esproken •' ' 0 hebben ; dus ken lieden hij daar gehuisvest had, en welk bleven de Vothun oogmerk was? 10, 11. Bn.eamooIc ge-^'e'n''bij^Ê'Iwoon aan zulke verfchijninccn , zefft onbe- LLAM- J ° f n vs. p. Eh- wimpeld, dat het afgezondenen van Balak *»*« nu kwam j n,T 1 -j ir , , tot Bileam,en der Moamten Koning waren; — t.at hun ver- zeide: wie zijn zeek was; — om eene talrijke natie die uit jic u.ma5"e.n daar -nu u ? vs. 10 En Bileaji zeide tot JElohifn: Bai.ak, de zoon van Zippoi: , de Koning der Aloai/itc», heeft hen tot mij gezonden, [om te verhalen:] vs. 11. Ziet , 'er is een velt uit Egypte» getogen , cu het heeft de op- I 4  r36 Hut V. I ERD E B Q E K perviakte- des 'J£gypteri geTtomen vvas, en op zijne grenzen lag, nu dan"'Lom ' eer hij met hetzelve iloég, door vervloekingen, 'm^r'misfciilcn ^on oorlogskans te doen mislukken, en daarom zal ik tegen begeerde de Koning dat hij met hun mede gaan liet zelve kun- ° a J . ncn drilden, zoude. — 12. Hier op antwoord dc Godheid: ven."" "itdrii" dat Hij volftrekt niet begeerde, dat Biys. Maar I EAM meC zuik een oogmerk de reis aan- Elohim zeide a 1 tot Bileam : uam, want Hij een volk, het welk zo uitncgij zult mctluin , , , , ,. , . ... niet trekken ; mcnd bewcldadigd was , gecnzins wilde ver^f'vi'S^ vloekt hebben. 13. Daarop Mond de Ziender want het is vroegtijdig ter bedde uit, cu waarfchuwdc £evs.°Ci3.'Toen zijne gasten: dat hun reis vruchteloos was, d™d mörgens hij niet langer hen ophouden wilde, want op, en zeide cjat zfjn HftER volftrekt niet wilde dat hij tot de Vorlten ' van Balak : mede zou trekken; verzwijgende de reden die er gaat naar uw ... , , \ , land-, wantje- bijgevoegd was, van de Hebreen geen onaange- miT^nieTlfe Waamheden aan te doen. — 14. De vorftelijke dien te laten gasten vertrokken , en bragten den Koning vs.* 14. En de bericht. — ffj> Dc Koning nog niet hopeloos, ^l/Lmaak- ma;u' bedugt, de beroemde man mogt geen ten 2ich op , p-cnoegen gehad hebben in de wijze , waaien keerden we- *~ , ' ,. der tot Balak , op hem het verzoek gedaan was, het ccn eeam' :e"heeft talrijke Karavane met nog aanzienlijker mangeweigerd met nen aafl i,ct hoofd optrekken; — met denons te gaan. r 1 vs. 15. Maar zelve last aan hem. 16. Zij komen in Syriên nogmaals Vor- aan, gansch P ether Baat verbaast, over den aaTzieiiTiiker6" plechtigen toeftel; hun bericht is: laat niets dan die; vs. ió. En zii kwamen tot Bileam, en zeiden tot hem: zo zegt Balak, éc zoon van ZirpoR, laat u toch niet beletten tot mij te komen. vs. 16. En voerden Balaks des zoons Zippors boodfehap tot hem; Bileam zou zich door niets bewegen laten, tot hem niet te komen, hij wilde hem dan de grootrte ecre aandoen , en alle bedingen aangaan die Bileam maaken wilde , alleen hij moeste het volk vervloeken: zo Mus. naer de letter.  van M O S E S. IfooFDD. XXII. 13? u beletten tot de reis, al wat gij op dezelve behoeft, al wat tot gemak dienen kan, is medegebragt; laat de liefde tot uw vader- 1 land , uw huis , u doch niet terug houden, ik zal u zeef 17. Want mijn oogmerk, indien gij mij in eTa^waT^ij dezen begunstigd, is, uw aanzien zo groot te tot m« ZQW^ , . .... . ' . ° ., .. zult , zal ik maaken, als mogelijk is, zo zelts, dat ik mij doen; zo kom geheel naer U fchikken wil, mids gij mij die mifd'itTvoik.ek éene gunst bewijst, dit volk te vloeken. VJ' l8-,Tocri D J ' andwoorde 18. De Propheet Bileam zogt dat geen bii.eam , en 'het fterkst te verbergen, waar hij het zwakst dienaaars van was, om dat zijn geldzucht hem weinig tot eer J^JJi zoude (trekken; hij vertoonde zich daar bij, 7i'n nuis vo1 1 ■ • j 1 vj • ■• ■■> ^ j zilveren goud als zuiver 111 de belijdenis van zijn Gods- gave; zo verdienst; het is — alfchoon de Koning mij al het he'fbevei van koninglijke huisraad, allen zijne fchatten wilde mijncil „ , . ■■ j ■ Ehbim , te Icnenken , zou ik doch nooit iets tegen overtreden.om Jeiiovah mijnen God durven onderdaan, het ofgrooT. ' zij het van veel, of weinig belang ware? n^%$t^ 19. Doch om ulieden nog eenige voldoening 0,,k gijlieden ... 0 dezen nacnt te geven, zo bid |k 11 nog dezen nacht te hier; op dat ik vertoeven; ik zal nogmaals mijnen Heer }"ZlTl-^óll vragen, of 'er ook verandering ten goede ™Jmii preken yoor u ware. — 2q. De Godheid verfcheen '\'s. =o. Eh- 13 t, n.,, bim nu kwam ook wederom aan Bileam 111 de ftille tot Bileam des nacht: - het is: dat vrij die lieden zo veel g*g» aandrang gebruiken, om i\ tot de reis te bc- 'ffiboe* die oj. 18. Al had ik geen ander bewijs, dat Bileam een Propheet was , den waren Godsdienst toegedaan, dan het gebruik van deze twee woorden Jebovah Aihbim in dit verhaal, zou ik mij reeds volkomen overreed rekenen. vs. 10. Ik heb hier in de everzetting eene meer dan gewone vrijheid gebruikt, ik vond geen ander nc;cidel, om deczen woorden een' gevoegI K lijken  i33 Het VIERDE BOEK mannen geko- wegen, daar ik de geneigdheid van uw hart men zijn om ... , „i. u tc roepen, in dezen kenne, om aan s konmgs vcizoeu. 7el[f*tZn te voldoen, van ten fpoedigften met hun mede gaandi, noch- tc reizen • z0 zult gij u nochtans, het zij dan tans dat doen, ' J ' het welk ik tot gaande , of blijvende, lupt houden aan het u ipreken zal. geene & u fa h&t gegeeven heb, — gij Zlllt vs. ii. Toen Israël niet vervloeken. 21. Bileam geen des"d morgens acnt gevende, in welke gevaarlijke verleiding op, en zadelde hij nu konde geraken, cu ^fehovaVs bevelen zi'ïic ezelin x en hij trok met de naer zijne drift, een' fiilzwijgcnden draai geMeA^ïeenen?1 vende, Baat op met een voornccmen, om de reis aanteneemen: hij wil zijne belangloosheid en nedrigheid vertodnen, bij gaat niet op den deVStoörn van vorftelijken wagen, maar' op zijne gezadelde ftak ""om "dat ezc!in ^tten ondcr llct SeIe'lcle van de Vorhijheenentoog, {lelijke gezanten. 12. Gods rechtmatige gramen dc Engel J ö 1 van Jcbnab (chap over dat onvoorziclitig, geld- en cer- den ewegChhém zuchtig beftaan van den Propheet, in het ontot eenen te- derneemeii van deze reis word gaande: de genpartijdcr ; ,*>?-*, i_i hii nu reed op Engel van Jchnvah, de geleider der Propbeeziine ezelin , r , .. , . en twee zijne'-ten, verlchijnt hem m een naauwen weg, b'n"8hein Waren zijnde nu alleen vergezeld van twee zijner vs. 23- -A's dienaaren tc voet; dcez' gaat midden in den den Engel van doorgang {taan, gereed om hem aantevallen. ïlaande* indien 23- Dc ezelin zag iemand dreigende voor hem •weg, met zijn fl-aan jn ccne verfchriklijke gedaante met een uitgetrokken .. . , r zwaerd in züne ontbloot zwaerd, waarom zij uit het lpoor / dendc'zcit-iW^jk trad, wijkende langs het bebouwde veld; doch den weg, en gileam wiens gedachten vervuld waren, gmcin het veld; ö maar Bileam met de eer die hij ten hove genieten zoude-, lijken zin bijtezetten , dan eene verbetering bij conjectuur; fchoon ik bekennen wil, dat ik 'er niet in berusten kan , geef ik ze de voorkeur boven andore verklaringen, altans boven de gewooncn.  van MOSES. IIoofdd. XXII. 13$ had niets gemerkt, en flaat met veel drift de flocg dc ezeezelin om haar wijken uit het fpoor , den naar den weg re toom omtrekkende: 24. Het pad nu waar in dc ^'^T^it* Engel van jfekovah ftond was zeer eng, aan bei- ftoiKi gcne zinie. waarom zij ter zijde willende wijken zo digt vs. 25. Ais aan het Raketzei kwam, dat des Prophcets Engervan 3? voet geklemd werd , waarom hij haar nog kiemdcZzfj'zich veel heviger floeg, zonder iets anders optc- aan den wand, i f t ' ei 1 • 1 1 1^ , en zij klemde merken. 20. Intuslchen deinsde de Engel tc- den voet van rug , doch ging in een pad liaan waar ten Sfni?™ hoogden maar doorgang voor één mensch met 1oe3; ha;u' wc" _ der. een ezel was, waar dus geen wijken was; vs. 26. Maar 27. De Ezelin dit merkende en verfchrikt, (hui- phwlT1 voer kelt, en vleit zich zachtjens op haarc poten; ™°M. dc°"rh^ toen werd Bileam uitermaten toornig, hij llond in ccnc .... 1 ui r , ■ , cnse plaars , grijpt zijn wantlelüat, en haat haar geweldi g. waar geen weg 28. Jehovah deed nu een wonder, de ezelin $fbJn om £ fprak haar', meester aan , het was: — welk eene teOuer, of ter ' linker hand. onbillijkheid, waarom Gaat gij mij nu drie- vs. 27. Ais de ezelin den Engel van Jebnvab zag, zo Ieide zij zich neder onder Bileam ; en Bir.rams toorn ontftak, en hij Doeg de ezelin met zijn (lok. vs. 28. JV. tovab nu opende den mond der ezelin, die tor Bileam zeide: wat heb ik u gedaan, dat gij mij nu driemaal geflagen hebt? vs. 24. Onze gewone overzetting is niet alleen ftrijdig met de taal , maar met het naastvolgcnde in den volltrckften zin. vs. 28. Het is zeker te bevreemden , dat de agtbaarheid jegens het gezag der Bi,bel(chrijvers veelen waardige mannen niet meer terug houdt, om aan de fpeelinge van hun vernuft bot te vieren. — Petrus heeft in zim 2de Brief II. ió. te Merk gefproken om hier anders tc kunnen denken. — Herder, die anders de waarheid van dit gefchiedverhaal verdedigd, blijft hier zich zelv' niet gelijk, haaiende uit de reisbefchrijvingen voorbeelden van gezichten en viiloeneu bij onderfdiciJan en befchaafde vol-  140 Het VIERDE BOEK vs. 29. Toen nml ? 29. Bileam nog verhit, merkt niet zeide Bileam tot de ezelin : op liet ongcwoone, maar vaart voort, om dat befpoT Shebt1; o'J met m'jn Aaan den fpot drijft; hier is alten r dat ik een tans njets onbillijks, had ik bij geluk een zwaerd 111 nw- ■> 1 3 ° ne hand had ! zwaerd, ik zou u op de plaats doorftqken! — want ik zoude „ ,. ^ , , ,. u nu dooden. 30. De ezelin is met haar antwoord vaardig: de^ieUn zeite is 'er ictS 111 m'^n £cdra& 20 vee' jaal'en) tot Bileam : waarin ik u bediend hebbe, dat naer het teben ik nietuwe ,. .... n , . ezelin, op wei-genswoordige gelijkt f moet er dan geen oorhebf\aSnrtoen zaa^ zi.in, — Wj zegt inftemmende, neen. af, dat gij [mijn „1m Tevens beftuurde Jehovah het zo, dat nu heer] geweest 0 " zijt, tot op zijn oog viel op den Engel van j ehovah, hij ilf oo'it'tewoon zag Hem , wiens gedaante hem niet vreemd geweest u dus was maar nu met een' uitgetogen zwaerd, al te doen ? hij ' 0 c \ dan zeide , dreigende: nu groet hem Bileam eerbiedig, D 0 dan, zou Ik bijna op denzelvden toon: — uit genegenheid ecnigzins iets :. _ . . L . kunnen fpre- miiii vorst! ben ik ook met in gebreken gehe't?welk °jEh- blevcn U tc bezoeken; maar ten opziclite van üm in mijnen fa vervloeking, kan ik mij niet wel anders ge- inondlecgenzal, , ^ z?' ik ï'prcken. oragcn, dan naer de begeerte van God, van Bileam°9'ging wien ik in dezen geheel afhang! 39. Doe met bvlak:en rcisticil zjj jn gezelfchap naer Kirjath Chuzoth, zii kwamen te . ■ Kirjatb cbu- dc groote hofftad des Konings, niet twijfelenZ°vs'. 40. Toen de , of hij zoude Bileam wel geheel in ?undcrenBALên z'inc belangen overhaalcii; hij had waarfehijnft-haapen ; en jjjk al zijn zwak bemerkt. 40. Toen was alMi zond aan , ■■ |" Bileam , en les in beweging, oj5 de komst van dezen die *tójV hem gast; runderen en fehaapen werden 'er in me- waren. m"tc gellagt ; en dc gefchenkcu aan Bi- vs. 41. En 0 " n 0 Het gcichicdde leam, en de Mjdiartitifche Vorlfen , rijkelijk des morgens , , . T... . ' . dat Balak Bi- uitgedeeld. 41. Hij uitgerust'van de reis, "ch^nam,"1en werc* ^cs ónderen daags door den Vorst gehem bragt op ]eid 0p cene (jer hoogten, waar Baal geofrfc hoogten van . r \ .. BoMi op dat ferd werd; waar alles bij de hand was, en %\g»»fiiimlk van waar men bekwaam liet uitgellrekte Le~ Z-'S'- ger der Israëliten zien kon.'  van MOSE S. IifJOFDD. XXIII. 1 13 -p^ XXIII.IIOOFD- l. J^/aah zijnde wilde hij bewijzen geven ^ * '' van zijne genegenheid voor 'sKonings belan- zeide' Bileam gen; hij vind de plaats zeer gefchikt tot zijn ™uw mlf.idcrsf' oogmerk: en om ziin's He eren gunste te ge- zeve"alt;'fren.5 . . J . ' ° en bereid mij winnen, wil hij dat de Koning bezorgen zal, bier zeven var- , _ , , , . . , ren , en zeven dat aldaar zeven altaren opgericht worden, rammen, en zeven varren, en zeven rammen ten offer in gereedheid gcbragt worden. 2. Balak vs. e. Balak ingenomen met dat voordel, fchoon meer ver- "u deed efiijk 0 Bileam gefpro- toouing van godsdienstigheid dan noodzake- ken had; en lijk vereischte zijnde, doet in allerijl op de i.eam offerden hoogten zeven altaren oprichten, de Rp»ing ^J'^» was zclv tegenwoordig bij de plechtige offers eiken altaar, van Bileam. 3. Bij deze'plechtigheid, ter- Vs. 3. En Biwijl het offer brandde, verzoekt de Propheet ^EAM "ide'°' / 1 Balak : blijf den Koning, dat liij in een godsdienstig ver- Haan bij uw .... , ... . . brandoffer, en langen bij het zelve, ter zijner begunstiging ik zal hcenen geflagt, motte blijven Maan; dat hij intus- gaan' "ï vs. 1. Dit offer diende waarfchijnlijk om I s e. a ë l s God in zijne belangen overtchalen. — Een denkbeeld dat de Godheid gelijk maakt aan dc wispelturigheid der Oosterfche Alleenheerfchers, zonder oprechtmatigheid veeltijds te denken. Hsz. Om het 7 tal denkt hier Mhs. aan God , als den Schepper van alles , die 6 dagen daar mede doorgebragt heeft;- mij een weinig te ver gezogt. vs. 3- Volgends zommigen, bij vertrok met een wolk van/fof. — Dathe is onzeker, hij vertaalt het, bij vertrok 'beangffigd; allen de Overzetrers zijn hier bijna ftrijdig in de betekenis van het woord te bepaalen, fchoon het verfchcidenmalcn voorkomt, en dus gemakkelijker was. — Het is hier een heuvel geheel ontbloot van bronnen en bosfehen, integcnrtelling van de hoogten waarop geofferd werd, dezen dienden om het ruime gezicht te hebben over de grenzen des lands, en dus op de troepen der Israëli ten. SchroSdek heeft dit bondig opgehelderd., waar door dit volkomen beflist iS.  i44 ü e t VIERDE BOEK &$&»è»ij fchen zich 'm de eenzaamhcid kgeeVen zouvir/cbijiteazai, 0f hij met eene gunstige verfchijning van en liet gcc'ne _ . , . ,. , , , dat Hij mm. Jehovah verwaardigd ïriogte worden; en noebekend danig ook de uitflag ware, hij zou het niet maaken ; toen voor fcn Koning verborgen houden; daar. op ging hij op de - , i ■• hoogte. vertrok hij naer eene hoogte, waar hij een Ki^olj'im Bileam ruim gezicht hadde over de nabuurige landen., zdde [Bileam] 4- NaaiiwlijkS Verfcheen hem dc Godheid, of tot hem : ze- jgs (fcjt zjjne zaaK voor, en lioe hij om zich ven altaaren , i heb ik toege- behoorlijk te bereiden, zeven altaren met der- eene'n varken zelvcr ollcren had aangeltoken; 5. Doch Je- eenen ram op hovah zonder zijne handelwijze goed of afteeik en altaar ge- J ' ' offerd. keuren, gelast hem maar Braks tot IiAlak. vat' mi 'lefdc wedertekeeren, na hem alvöorens woordelijk het woord in v00rgefteld te hebben, wat hij in zijn' naam BiLEAMsmond, ° ■> i .< ^ en zeide: keer hem aankondigen zoude. 6. Hij ging dan weder tot Ba- . i ï ir * „ ^ ^ lak, en dus weder terug, en vond den Koning met zijne vsg\?Aistij bondgenooten eerbiedig bij het altaar Baan. nu tot hem . , wederkeerde, ziet, zo Hond hij bij zijn brand-oïFer; hij, en allen dr Vorften der Moabiièn. vs. 7. Doe 7, ijjj gééft te kennen dat hij antwoord beköhief hij zijne , j , •• i i '• j j rpreuke aan, men had, en begon zijne plecnnge réden dus: — en begon dus: ^ ^jonytten Koning', dc vermaarde Balak Uit Aram ontboot mij Balak, heeft lllij Uit Dc Koning der Mor.hiten uit het Oosterscb gebergte : . . Welaan'. veHvloek mij Jakois! iSJIT/tf» , UK Welaan', verwensen Israël! je hooüe gebergten ten Oosten van ons liggende, met allen aandrang ontboden, met ccn oogmerk, dat ik over het gedacht van vader Jakob vs. 7. Dat Oosterscb gebergte lag aan den kant van den Etrpbraa;, waar ook Fe thora lag, waar Bileam woonde Mus. — Voor Sijrittiy eigenlijk Arxm te lezen.  van MOSES. Hoofdd. XXI1L 145 ih heëte drift vloeken, over de nakomelingen van held Israël de bitterde verwcnfchingen ter begunstiging van zijn eigen rijk zoude uitbrengen. 8. Dan, vs- 8. Hoe kan ik vloeken, dat El niet vloekt? , Hoe kan ik vermenfehen, dien Jebovab niet vtruiinscitT wat zal ik tegen God vermogen! .wat baaten mijne vervloekingen als God zegent! en hoe zal ik verwenfehingen kunnen uitbraken , als Jehovah zelv niets minder dan iets dergelijken voornemens is te doen. o. Waarlijk vs- 9- f"" den top der t otzen zie ik het, . .. En van de heuvelen befchouw ik het; het is mij 011- Ik zie- een volk dat afgezonderd zal woonen , mogelijk ! Dat met Sec"c a"d'r volk zicb vermengeü zal, ik verlustig mij zelfs in het gezicht van dat leger, op deze hooge klippen, zich langs de reije Van heuvelen uitfiveidende; dat talrijk volk zal geen lot met anderen hebben , het zal boven anderen uitftekend zijn ; nooit zal het met andere volken van wegens hun aanzien en godsdienst, in gelijken rang kunnen komen, altoos zal het den voorrang behouden, 10. Wie vs- Ia wie *'tt Jakobs ftof? , . , Wie berekent het vierde deel van IsRAëL? tOCIl Zal het Het einde mijns levens zij gelijk aan deze braave , gedacht Van In verfebeiden zij, aan bet bunne gelijkt vader Jakob, naer ééne belofte talrijker dan het fijne ftof, kunnen tellen? Wie vs. 10. Wie berekent? op deze wijze is het paralelismus herftelt. Deze verbetering is door gisfing eerst uitgevonden door Venema Disf. in Gencftn; naderhand door de Ros si uit Samarit. hahdfcfrrifren geftaafd: bet einde, hier ziet hij volgends Schrocder op'hunne gods- 311. Deel: K  ÏA6 Het VIERDE BOEK zal in Baat zijn om de magt zelfs van een zeide 11 Balak der vier Karavanen te begrooten? — het oog tot Bileam wat verward zich airede in de menigte der tenten: — hebt gij nnj ge- ° daan ? ik heb o mogt het mij maar gebeuren, een lót te om mijne vijan- hebben, met die braave, de godsdienftigen 011m^zilt^ril der uell> kij mijnen dood! mogt ik zulk een hebt hen door- ongeftoord Berfbedde kunnen hebben! 11. De gend. Koning ten uitcrBcn verwonderd , ja zelfs nuVSantwoord- driftig over de handelwijs van Bileam , de, en zeide: zcgt: w j j10e ,vat ;s |;t? _ jj- ^ u Verzal ik dat met ° waarnemen te zogt om deze mijne vijanden te vervloeken, geen en al wat gij fpreekt, komt op zegenwenfehen iegt?inenm°nd u';t * I2, ^ zieuuer antwoord vrijmoedig ; vs. .13. Teeg verwonder u daar over niet, 6 Vorst! ik zoek zeide Balak ..;,-•„ n , .. . ,' , . tot hein: kom u niet door fchijnvcrtoomngcn te bedriegen; aan^eiiTandèi *an : ik mij anders in mijn ambt gedraagen, re plaats, van L\cn naer het geen mijn Heer mij beveelt? waar gij dat J J volk zien zult, Die is het alleen , door wien mijn tong be- »heCrftedzuftCgij zield word, van Hem hangt de uitfpraak af. zien, maar in fj, jb- zaj net op eene andere wijze beproe- zijn geheel zult 9 r .. gij het niet yen, antwoorde iiierop de Koning: wij zullen zien 5 cn ver- • vloek het mij eene andere plaatze bezoeken, waar gij met Va"sdMi4. Dns dan de voortroepen van dat Leger kunt zien; nam hij hem jr}j zjjr mogelijk door die fchoone vertooning mede naar de 0 J , . . Vi • vlakte der verrukt, dan zult gij misfchien mijn wensen de^h^og'e ™ vervullen. 14. Hij bewilligde den Koning hiTbm,wde ze- genoegen te gceyen , fchoon overtuigd van ven aitaaren, het onmogelijke ; zij trokken naer Zophhrfs nen° Var? "en valei, dool' Pisga's kruin belommert wordenefken1 auTar.°P de: daar bouwde hij weder zeven altaaren, dienstige gevoelens, — ik vind hier niet die kragt voor de leer der onllèrfelijkheid, die veele uitleggers hier menen te vinden — het Prophetisch' gevoel gaf hem eert voorbijgaand gevoel, het gèen zich zeiven veroordeelde , en iets van zijn eije teektmiftig lot tz%, maar donker.  van MOSES. Hoofdd. XXIII. 147 nam een gelijk getal van offerdieren. 15. Bi- vs. 15. Toen leam verzogt andermaal dat dc Koning, óp |alak ^ blijf de voorige wijze daar wagten zoude op zijn Wcr f3*"1, bij 1 ° r J uw brand-Qfi- antwoord. 16. Hij ontvangt bijna het zelf- fcr; en ik zal de; 17. Dc Koning Bond iri godsdienfti°e gém™et gaan* houding als vooren , doch vroeg nu met Ys- I(5- 3"'1'"' 0 ' o • vab nu ont- veel nieuwsgierigheid , wat "Tchovnh gezë&t moetteBn-eam, . . 9 ?..„ ■ en hij lcide het Iiad f woord in zij- ■. t . nen mond, en zeide: keer weder tot Bai.ak, en fpreek zo. vs. 17. Als lui tot hein kwam, ziet, zo Hond hii bij zijn brand-offer, en de Vorften der Moabiten bij hem; Balak nu zeide tot hem : wat heeft Jcbovah geCproken ? iS. Doe begon hij in zijne Prophetifchc .vs. 18. Doe verrukking dus: — zijt bereidvaardig, ó Ko- fpreuke opZ'hU ning Balak! om mij te hooren , ver- begon dus: leen mij °P Balak , en luister toe , oilllBif U Luister gunftig naar mij, zoon van Zippor ! aandagt" vermaarde zoon uit Zippors huis! 19. Vor- vs' '9-El is 5=2» menseb, die liegt, n 4' _ Geen 's rr.cnfchen zoen , dien iets bereuwt ; lteil Cler aar- Zou Hij iets belooven, en het niet doen? de mo^eil ^ beloften deen, en zulks niet ge ft and houden? zomwerf hun woord niet geftand houden , ■door gebrek van vermogen, God, de groote Albeheerfcher is verre af, hun hier in gelijk te zijn; neen! Hij is gewis den broozen fterveling niet gelijk; iet beloovende zonder het hatekomen, iets betuigende, en daarin veranderlijk zijnde. 20. Neen, VOr- vs. 20. Ziet, daar ik gelast ben te zegenen:' ileli'ke vriend ! K"n ^ zeSenendei het niet keeren. mijn bevel van mijnen God is , zegeningen over Israül uittefpreken: als zulk een God K 2  i4S Het VIERDE BOEK zegent, zou ik dan tragten zulks door. vèfvloekingen aftewenden ? IS. 11. Hij ziet geen beledigingen over Jakob, Zl. Geen Geen kwellingen hefchouwt Hij ever IsRAeL: Jebovab zijn Elobim is met hem, lioneilde , En hel krijgsgefcbal zijns Konings onder hem. r , v erwaanue, handelingen Belt hij zich in Jakob voor den geest: geen onderdrukkingen der volkeren zwceven Hem onder den voorbefchikkenden aandagt: Jehovah, zijn Befcherm-God in het midden van hun woonende, weert die allen af, en daar zij op het bazuin geklank van hunnen Koning optrekken, kan niets hun' heldenmoed doen verflappen , alles is even kloek, en vrolijk, onder het opzicht van zulk een hoofd; en geen wonder! Vs. 52. El heeft hem uit Egypten opgevoerd: 22. HctWaS Zijne krachten zijn, als die des Reems. de Aller- hoogfte zelv die ze uit Egyptetis flavermj gebragt heeft: zijn magt is nu vereenigd, en kan in de woede van haren aanval nim- vs. ir. Het Sam. Codex (van veelen hier in gevolgd) in den eerftenperzoon, ik zie enz. is, mijns oordeels, de bekwaamde leezing niet; zij kan met het paralellismus nimmer overeen gebragt Worden. — Het fchijnt voor Bileam te dier tijd in het donker te liggen, welk ongunstig lot de Israëliërs treffen zal; alleen dit ziet hrj, dat de invloed der volkeren tot zijn belediging thans niets vermag — integendeel ziet hij niets dan Voordeden en overwinningen te gemoet. — Vind men dit te gedrongen , dan moet men met Swaving leezen: — het onrecht tegen Jakob, tn de boozt endernemingen der vijanden tegen jakob, begunfligd, duld Jehovah niet, maar baat tn ftraft dit. vs. 22. Eigenlijk Reem, volgends Bochart de Oryx , een wilde Arabifcht geit, men zie Michaclis in zijne Ooittrfehe Bibl. XXIt Tbtil 107.  van MOSES. Hoofdd. XXIII. 149 Bier gckeert worden. Hij fpringt, als de Reem in de bosfchen, al woedend om. 23. Wat zoude dan vs. 13. Geen toverij geld tegen Takob, .- - T Geen waarzegging tegen Ïsracl r bezwecringcn tegen Ja- Tbands w.rd ]akoh Mafte gedaan, kobs gellaeht vermo- UMto^mt ÉMi* doen-m. gen ? geen wijsgeerige konflenarijen kunnen Band houden tegens het vorBelijk Israël; dc beloften aan Vader Jakob gedaan, zijn in dc vervulling nabij; Israël is reeds verzekerd, welken overwinningen de Allerhoogfte binnen kort geeven zal. 24. Dat vs. 24. Ziet, dit volk fiaat of, gelijk een volwasfen leeuw, . ' Hét fpringt op gelijk eene jeugdige leeuw: IïiagtlgC VOlk Het rust niet , voor dat liet den prooi verjlind, Zal Zich ten E° 'ier ver"asenen i!<"1* Stronken beeft. Brijd aangorden, met den moed van een' welgeoelfenden leeuw, in zijn woede zal het den heren jongen leeuw evenaaren, en het zal niet eer zijn prooi verlaaten, en zich ter rust in zijne wooningen fchikken, tot dat het verzadigd is van den rijken veroverden buit, en vs i5_ Toea verhit zal zijn van het bloedvergieten zij- zcid^ Balak , J tot Bileam:gij ner vijanden. 25. Nu wordt de gramlchap znit het in het ■n -i 11 i 1 •• geheel niet van Balak gaande, — houd op, zegt hij. — vloeken, en gij Welke onheuschheid is dit! wilt gij het volk niet S*^"^ vervloeken, dan begeer ik althans niet, dat gij genen. vs 36 Maar het zult zegenen. — 26. Doch Bileam, hoe bileam ' amzeer bekoord door 'sVorBen gunst, antwoord ™^ddtot' Be"_ hem nu ongeveinsd: dat hij hem zulk een ge- LAK; «eb ik tot , , , . , j » ">et gefpro- drag niet ten kwaade moest duiden, want dat ken,zeggende: vs. 23; De zin der vertaaling moet zeker zijn , wat God binnen een jaar doen zal, v»ri bun geleert , uit bet geen bij reeds verrift hetft. Sc BR. K 3  1 Het V I E K D E B 'O E K ' ' a'ks wat frbo- fffi hem te vooren gewaarfchouwd had, niet vab (preken . . „, u-r ., . zal, zal ik aiuiers te kunnen doen , dan het geen zijn i?. vre- •Heer. Iicui . beval. 27. 13e Koning een *r zetwte weinig bedaard , verzon weder iets anders; i.r.am -. kom hij-verzagt liiLRAM hem te vergezellen naer aan eene ande- ccne andere godsdieuftige hoogte, het beroem- nceSS,mrn1s- de Fe3r i m^lchien zegt hij, zal het de Godheid ? fchien zal het den vcniiaardeu Baal die daar ter plaatze gerecht zr.n m . ., . * ° de oogen van (tiend word, behagen, uat gij ten mijnen voor- dat'^iiii'et'nii) deele vervloekingen uitfpreekt. 28. Demenfchen'ïokx" Ver" DenaaSer Remt in, hij gaat naer .Pc'ór, ook vs. =8. Toen uitziende op die vlakte waar Israël gelcnara Balak Bi- • tt.. , , , , l'eam mede op gctd was. 29. Hij gaf weder bevel als voofèl'r "die tmr\i en' zc'ven ahaaren opterigten, en een gelijk de woestijn g0tal varren, en rammen- te Aagten. 30. Welvs. 29. En ke plechtigheid ook op de voorige wijze af- Bileam zeide tot Balak : IiLP- houw mij hier zeven altaaren, en bereid mij hier zeven varren, en zeven rammen, vs. 30. Balak nu deed, gelijk Bileam gezegd had; en'hij ollcrde cenen var, en eenen ram op eiken altaar. xxiY. hoofddeel. T> vs. t. Ais nu 1. J3ir-EAi\i nu uit al het gebeurde duide- f,"rhf, boet'e't ^elijk opmaftkende, dat het alleen Jehovaïïs jebavah be- welbehagen was, het Israëlitisch volk te zc- baagie, dat hij 0 ' Israël zegen- genen, ging niet, gelijk hij te vooren tot ditma.u 8inBniet twcemaalen gedaan had , in de duistere boscerf' 1 -^df- ftnen n,et bijgelovige plechtigheden, om daar maai, tot de. de Godfpraak te ontvangen; maar hij wendmaar 'hij ikide de flegts eenvoudig zich naer die vlakte, waar n!!arde"8S fs™ëL gelegerd was. 2. Zo ras hij nu het «ij"- ■ , Leger lsraces in zijne keurige orde of af- vs. 1. Zodra 0 X Bii.i.am z::,iie deelingen befchouwde, werd hij door dat ge- cn£iVRAa'zag^ Sfifht verrukt; hij ontvong niet alleen de gave Ijjne'ttlnme*" 0111 dat vo^1 te zcSenenj maar m'j voelde, zich JovnsEhUm's ditmaal door een Brophetisch vuur aangeblaazen. •eest op hem.  van M" O S E S. Hoofdd. XXIV. 151 H11 begint daarom ziine aanfnraak, met vs. 3. En hu ° J 1 hief zijne lpreu- cene zwellende vooralipraak: Bileam, ke, dus aan .- B e O R S ver- Bileam, Beors zoon fpreekt, Zo fpreekt dc man, met een opgehelderd [_zitls-"]oeg. maarde zoon zal voorfpellen. — De beroemde man, die nu in zijne denkbeelden omtrent het ïsraer iitisch .volt, zeer verlicht is. A De vs' ^c '10ordcr c'cr Goddelijke bepalingen fpreekt; 4* Die verfebijningen van den Almagtigen [gewoon is] te zien, man , Die verrukt nedervalt, als zijne wegen ontdekt worden. die de Godlpraken van den AllerhoogBen gewoon is te hooren; die de ontzettende gezichten van het alvermogend Wezen gewoon is te zien, en die nu met een verwonderlijke opgeklaardheid van geest de treffendfte tafreelen voor zieh ziet! terwijl hij op den grond buiten het gebruik zijner zintuigen uitgefirekt ligt. K. Hoe verruk- vs- 5- Hoe fchoon zijn uwe tenten, Jakoï ! Uwe veldwooningen , IsRAëL \ kend, hoe talrijk, ps, 3. Green vertaalt liet: die ze hatelijk voor het oog is. -S cheidi u s, die Balak zo mishaagd, — De uitleggers vallen over het geheel volkomen in het tegengeftelde, of epen of digt gefloten, doch voor dc Iaatfte betekenis pleit Schroöder, en uit dc betekenis zelve, en uit verwandfehap met het Arabisch, hij wil 'er dan mede te kennen geven, dat hij niet door gezichten van de zintuigen, maar met gefloten oogen een opgehelderd denkbeeld ontvong,.zo ais de ware Popheeten gewoon zijn; doch ik vind dit denkbeeld in het Oude Testament zo vreemd, dat ik mijn lezer liever met mij omtrent de kragt van het woord onzeker wil laten, daar het verband duidelijk genoeg is. v%. 4. Dij: het dek van de oogen genomen word, wanneer bij in verrukking valt Mas. — Men moet hier denken aan de ftreek, waar Bileam was. K 4  i5* Het VIERDE BOEK hoe geregeld zijn uwe Legertenten, Ja koes kroost ! — Hoe rijk uwe veehutten , Vorfte-; lijke hraèliten! VS. 6. Als Se daalen der beeken uitgejlrekt, g_ Hoe digt bij Als de hoven aan de breede Jlreomen; ' , Ais de aiiï door jebevab geplant, den anderen, is de Als Ceders aan het meir. mi 1 arftand evenwel zo ruim als de valeien, overal dbör kronkelende beeken bewaterd , als de uitgeBrekte hoven aan de oevers der breede rivieren ; hij buigt zich over den Broom , als de geurige aloë, dat wonder van 'sHeeren almagt; hij ftijgt in de hoogte met zijn kruin als de water-ceder. vs. 7. Wateren vloei jen uit zijne kruiken , Nimmer Zijn zaad valt in etnen viateragtigen grtnd; . Veel grooter dan Agag is zijn Koning, Zal het hem En verbeven is zijn rijk. vrugf, baarheid, aan konBige befproeijing van zijn vs. 6. Men denke hier aan de Indiaanfche Aloë, zeer fchoon- en geurig, Celsius. vs. 7. Ik heb meest de vertaling van Mendelzohn in dit vers gevolgd, als [de duidelijkfte, en het naast bij het oorfpronglijke. ScHRoëder leest 2(7» zaad, dat is de nakomelingen van I sr a ë l ,.zullen breede fflremen zijn, een Idietismus der taaie , om de talrijkheid der nakomeling-en bij de Oosterlingen uittedrukken. — Doch ik kan om het eerlte lid niet wel nalaten, aan de natuurlijke befproeijing der landen van Palejlina gelegen aan Aenjordaan en andere oevers, te denken; fchoon ook dit wci;tot de vrugtbaarheid der ftamvaderen overgebragt word, — mijn lezer moet zich bij de kruiken herinneren, de raderen waar aan kruiken gebonden worden, waar mede de landen in het Oosten volgens het verhaal der reizigers befproeit werden. ■ Agag is een onbekend Ama- lekiten Koning , waarfchijnlijk de Oguges der Grieken , zo denkt Micb. in zijn Suppl. ad Lexion, genoeg, dat'het] zeker een der verrnaardüen geweest is.  van MOSES. IIoofdd. XXIV. 153 land, mangelen, zijne bouwlanden zullen niet minder waterrijk zijn, dan de Nijl» zijn gebiedvoerder is veel grooter dan der Atnaïekiten vermaardlle Koning, ja zijn rijksgebied is onder die allen, altijd uitilekende; dit was het reeds toen de grondflagen gelegd waaren. S.Hct **• s- E! beeft hem uit Egypten gevoerd. Zijne krachten zijn als die des Reems, Was de Volken, zijne vijanden zal bij verteeren, ^y]er_ Hun gebeente brecken, alles met zijn tanden doorbooren. hoogde zelv , die het uit Egypten's flavernij ontflagen heeft, nu is zijn magt groot door wel vereenigde kragten ; volken hem nijdig, zal hij doen fmelten, hunne kracht geheel vermorzelen als de leeuw, niets zal' hem Muiten. O. Hij Zal vs- 9- L)an werpt hij zich neder, . Vleit zich als een velwasfe leeuw ter ruste. Zich nedei'- Als eene moede leeuwin, wie zal hem opjlotini 1 Gezegend is bij die u zegent! blllgen tOt Gevloekt die u vloekt. de rast; ik zie 'er de eerde bewijzen aireede van , met de gerustheid van een' manlijken leeuw fchikt hij 'er zich alrcede toe, en als een moeder van werpen bewaard hij zijn verblijf; wie zal in vs. 8. Daar het Ptralelismus de laattte vertaling niet duld, en handfehrif'en en overzettingen geen gegronde veranderingen , aan de hand geeven, heb 'ik het veiligst geoordeeld, door pijlen, tanden te verftaan, het best dc harmonie in het zinnebeeld bewaarende; de Syrifcbe Verfie met ScHHoëDERte volgen, is inderdaad eene kleine verandering in den text intebrengen, en zou mij het meest voldoen, zoo het dan niet het zelvde met het derde lid was, die de vijanden verteerd, beneemt hem zeker de kracht der lendenen. vs. 9. In het laatlte ongetwijffeld eene fpeeling op het lied van Jako» Gen. XldX. 9. K 5  154 Het VIERDE BOEK v5-,10- Tocn zulk een Baat zijn woede durven opwekken? ontftak Balaks . j r toorn tegen in plaats van u tc tergen, zeggen wij veel eer, Bileam, enhij , . j- TT - *" , , ftoeg zijne han- dat zij die U in uwe zaak begunstigen, voor- enBALAK™eide fPoediS Zllllen zijn, ~ cn die U beledigen, tot bileam: ik gewis niet dan onheilen te wagtcn hebben. heb u geroepen ; , om mijne vij- io. Op dit zeggen werd de Koning op Bileam kenbaarz!et\ ten hoogBen vergramd, met t'zamengevouwen gij hebt ken nu handen, in een foort van vertwijfeling , zeide reeds driemaal J1 ° ' gezegend. hij: heb ik u daarom zo. vriendelijk, en met zo danS,' 'vertrek veel kosten doen roepen? was het niet om uwe piaats'^ik m'Jne vijanden tc vervloeken, cn gij hebt de had gezegd , oiibefchaamdheid, om nu drie reizen aan den dat ik u hoog , . . vereeren zou, anderen dat volk, bemslend in uwe reden.tc w teen die" zegen™■ T *h Het is lang genoeg, — pak e i -n gefproken, zeg- U ZO gunltlg lliet te Zijn. 12. 'Doch Bl- gende: „r leam antwoord den Vorst dus : in dezen vs. 13. Wan- neermi-Balak heb ik oprecht gehandeld; ik heb te vooren xihl huis vol , , , zilver cn goud de gezanten door 11 gezonden, gewaarlchuwd: tt^ocbZy#*£ 1j- Dat 'geen kostbaarheden mij konden overvab's bevel niet haaien, dat ik in al mijn fpreken, bij zulk eene overtreden ' A • ■■ tt kunnen, doen-gelegenheid, alleen athmg van mijn Heer, kwaad°uit mihi (tiens wil É alleen openbaaren moet. 14. Ik hetgeen j^bo- ben bereid om ten fpoedigBcn te vertrekken; vab fpreken doch om nog bewijzen tc geven van mijne zal, dat zal ik fpreken. vs. 14. Maar nu, ziet, ik ga tot mijn volk; kom, ik zal vs. 14. Dit raad geven, word gewoonlijk of over het hoofd gezien door de uitleggers, of zeer verkeerd verklaard. — Zoo men denken wil aan den fncoden raad, die vervolgends in deze zijne gefchiedenis voorkomen zal, dan moet men een ongelukkig denkbeeld van deze gods:lienftige verruk king  van MOS ES.- -Ho o fdd. XXIV. 155 . tnegcnheid voor u, wil ik u raden, ten bc- u raadgeven, °..; ? . . .. . . ' ' , [en vooiïpel- \vij55tr fan mijne achting,, hoe u te gedra-ien,] wat die gen, waar -duor uw ondergang voortekomen lalin"ïaater" is; tot meerder aandrang zal ik u mcdedeelen!, ««en., wat anders het lot tiwer onderdaanen zijn zal, door den invloed van die natie, waar over gij met reden bekommerd zijt. vs- iS- Toca 15. Doe begon hij zijne voorlpellende re- z,'y™ den dus : — Bileam, Beors vermaarde zeide: ZOOIl , de Bketm , Beors zoon fpreekt, beroem Ie Z° fpreekt de man met een opgehelderd zielsoog. man, wien de oogen verlicht' zijn, ' zo dat hij Vöor ii.it zie, zal ipreeken : 16. Het is vs. 16.De hoorder der Goddelijke uitfpraken fpreekt, Die in de gebeii,:en des Almagtigen onderricht word, dt (jOd- Die verrukt is, als zijne togen ontdekt worden. i'praak van - ■ hem , die gewoon is aan zoortgelijken met hoorbaare Bcm, de man, dien dc geheimen van den Allerhoogften geopenbaard zijn; die de gezichten van den Almagtigen zonder verwarring bef'ehouwt; die in verrukking ter aarde liggende nogthans met een ontdekt oog, alles befchouwt! kiug voor zich vormen; hoé'zou iemand, die op zulk een tijd iets ongewoons van de Goddel. tegenwoordigheid gevoeld, dus kunnen fpreken ? dien (lang , in zijnen boefem gekoefterd, op dat zelvde oogenblik dan doen uitkomen? — Ik denk , dat Micha VI. het beflist' heeft. Hier moet de raad inkomen, die bij dien Propheet geboekt is: — geen offers, tfan welken aart, maar godsvrucht en deugd, dit was de raad, dien hijgaf; — maar waarvan hij zelv, wanneer dat vimr' het welk hem nu aanblaast, gebluschr zal wezen', jammerlijk afwijken zal; Schroëder ontkent dat de betekenis van raadgeven hier inkomt, doch voornemen wat te doen", is bij mij onderfchciden van voorfpellen wat binnen kort gebeuren zal, hierom blijf ik bij mijne gedagten.  156 Het VIERDE BOEK vs. 17. Ik zie riem, doch noch niet, 17. jjj Ik bcfcbeuw bem, docb nccb niet van nabij: . .. Een itar /-»yj/ op uit Jakob, ZielSRAÖL Een bevelhebbers fiafftijgt uit ISR.acl op, Die zal der Moaltiten landpalen /laan , meI: mijn En alle de zwervende volken vernielen; qqo- duide¬ lijk ; maar noch is zijn aanzien niet ten top geklommen; ik verruk mij in de aanlchouwing van dat welgeordende Leger; maar mijn verrukt oog ziet het op een veel verder vooruitzicht van tijd: — uit Ja ko B s geflagt, zo talrijk, ziet het een flikkerende Har, met nieuwen luister verfchijnen; een konirglijk gebieder onder hen, zal zich zonderling beroemd maak en, een' Held, een' gebiedvoerdcr zie ik uit Israöls lendenen, waardig dien naam; die vorftelijke Held zal der Moabiten wel verzekerde grenzen ontmantelen; ja hij zal allen de onrustige nabuuren, die door hunne invallen het land zo menigmaalen beroerden, geheel te onder brengen. vs. 17. Dit vers zou over het geheel zo moeilijk niet zijn , had men zich geen moeite gegeeven, om de woorden eenen zin te geeven, die met alle beginzels van uitlegkunde volkomen ftrijd. — De man zal verhaalcn, het lot het welk den Moabiten treffen .zal tot hunnen ondergang, door den invloed van dat zelvde volk, — hij befchrijfc den Held die dat doen zal, een' Krijgsoverften niet alleen, maar een* Koning van hetzelve, men heeft dan 2 Sam. VII en VIII. maar in te Zien. Moeilijk is het laatfte, — de gewoone vertaaling kan geen Hand houden, men moet hier bij conjectuur de vertaalinf het naast inrigten, niemand heef' mij meer daarin voldaan, dan Profr. Scheidius, en alle de zwervende borden vernielen, dit komt het naaste bij de gedagte van Verschuur, die het vertaald oproerige kinderen. — David heeft zeker de volken die zijne grenzen het meest konden ontrusten; zeer vernederd; men moe: hier ook Jerim. XXVIII. 4J. inzien.  van MOSES. Hoófdb. XXIV. 157 18. Hunne vs* Edom zal zijne befleniige bezitting wezen, Se'ir zijn beflisfend eigendom , nabUliren , Zo krachtig zaj IsRAéL weezen. magtige Idu- meïrs , veelal uw bondgenootcn , I s r a ë l s broeders zullen hem, als een ervenisfe, hem beloofd, geheel ten deel vallen; Seïr zelfs, de hoofd- en hofplaats , zal daar van niet uitgezonderd worden; want het zal geen eigen gebieders meer hebben, alfchoon hij wel eer voor zijn broeder E sa u moest zwichten, zal hij eenmaal evenwel zo vermogend worden. Ï9. Ja 'er vs- 19- u>'' Jakob zal een heerfcher komen, , Een wreeker van let geen overgelaten vult3 zal een nakomeling van Jakob met zo veel geItrenghcid heerfcheu , die zal het overblijfzel dezer volken , hier en daar in de lieden verfpreid, ombrengen, zo dat de gedachtenis der Moabiten en Idumeërs , niet meer zijn zal, doordien zij geheel onder de overige volken ondergeftoken zullen worden. 20. Zijn oog , op dezen heuvel een ver uitzicht hebbende, bepaalde zich bij de sren- .. vs\ J°- De r * ■ - ■ ■» Amaltkiten zen der Amalekiten, nabuuren der Moabiten. — ziende, begon Hier zag hij door den geest der voorzeggin- fpreuke" we™ vs. 19. Ik heb de vertaling van Mendelzoiin als dc klaarftc en getrouwftc hier bijna overgenomen, zij voldoet volmaakt aan het lot der volken. — Het is Alexander Jann aeus, die hen niet alleen te onderbragt, maar hen zelfs noodzaakte zijnen Godsdienst te omhelzen, het voldoet in alles niet, maar niemand heeft hier toe eenige pogingen gedaan, zonder ten minften de punctuatie tot zijn oogmerk te veranderen. vs. 20. De vervulling 1 Sam. XV. \ Chron. IV. 41—43. wil iemand liever de vertaling van Schhoëier, die is: zijn nahmelingfcbap tri veer aiioot omkomen, dit verfchilt niet veeL  15$ . Het VIERDE BOE K der, het was: gen ook verder; — de Amakkiten^ de teiflei'. Astai.f.k is de eer/Ie der volkeren'. . Jq rflng Olldei' de Ka- Zijn laatfle 'voljliekte ondergang. \ naneefche volken, zullen het eerst vervoerd worden , zijn laatBc noodvs. ai. De jot ,/Ti\ ecne ^ prophetifche vervoering , zijn zielsoog reikte maals nerhaai- j j- J11. 1 1 • de hlj zich nog verder; — dit doet hem al zugtende m met eenc fpreu- verwondering zeggen: — het is onmogelijk dat ke'zcggende: een der ftei*- ■/^l> K,e ^an z'c^ beveiligen als Elobim verderf'dreigt* velingen, hoe gelukkig ook, dat volken, hun ondergang voorkomen kunnen , als God die waarlijk over hen bedreigd heeft, zij mogten dan vrij in hun lot voor onverwinlijk gehouden worden. 24. Ik zie dtli- vs> 24 Schepen van den oever der Cbittim ' Krenken Assur ,| delijk, fchoon Op Krenken zelfs Heber; een verbaazenden Hij z"! °ci voor ai,MS °»d"ï°»5 afftand, en donkerder , fchepen van de oevers der eilanden aan de Middenlandfche vs. 0.4. Mendeezohn's vettaaling van des Boeken Moses, anders zo trouw, zo gelijk aan de onze, is hier tot mijne verwondering zo ingericht, dat men 'er 's mans godsdienftige vooroordeelen als Jood uit grijpen kan, Schepen van de kust der Chittim volgen Assur, en Heber, en verzinken eindelijk in de diepte. Dan vinden de Chittim hunnen ondergang, en niet Assur en Heber, het laatlle kon Mendelzohn, niet dulden. Als omfchrijving, en niet als vertaaling is Green het allerduidelijkst. — Hij zal zulken aanbrengen van de kusten van Griekenland,—Die de Asfyriers en de Hebreen krenken zullen, De llebre'cn zeiven zullen bewaard worden tot de vernieling. Het kan gewis Griekenland wezen, en dan is deuitvoerderALEXANDER de Groote;maar het kunnen ook dcRomeinen zijn, of lievermet ScHROë»ER, dat allen de Europeërs aan dc Middenlandfche Zee woonende, met den naam van Cbittim beflempeld worden: — de geleerde man vind geen noodzake bier aan fchepen te denken, maar wel aan de bewoners van de kusten der Chittim. Men moet evenwel Membelzohn toevallen, als men op it  m Het VIERDE BOEK Zee uitgerust, van tijd tot tijd het Asfyrisch rijk aanvallen; ja, zij zullen de Hebreen ook niet in rust laaten, hen verfchoonende; maar het rijk zal , zo wel als het Asfyrisch eenmaal vs. 2j. Toen te gronde gaan. — 25. Wanneer Bileam op"'enginghe- a^les verhaald had, zammelde hij niet, om nen, enk-eerde zich op reis te bcgceven, wel verzekerd dat weder naar zij- ... . _ r '. ne plaats; ook hij nu ten Hove met langer aangenaam zou lijnen weg'.LAK ziin •> *fa óógmerk is naer huis te keeren ; Balak fpoed zich ook, zonder zich verder in redenen met hem in te laaten, naar zijne Hofftad. xxv. hoofd- TT dell. ]_ J_ _|_et Israëlitisch volk bleef intusfehen, . vs. i. IsRA^ zonder iets van belang te ondeneemen, te nn verbleef te ° " cbittim ,- en Chittim liggen; en in plaats van fchrik en het volk ont- . ... . . , ' itüigde zich toenemende verwijdering, kwam er door den meVde doenté- Hstigeu raad van Bileam eene gemeenzaamren der MtaU- \,^\a_ onder de Israëliërs en de Moabitifche vrouwen , die al ras tot ontucht overftoeg, waartoe ,ir haare godsdienftige feesten aanleiding gaven. vs. 2. Want zij noodigdeu 2. Bileam tegen zijn oogmerk bij de MidianinagtV°- offeren tifche Vorften vertoefd hebbende, wist geen den-1'™ het beter Paddel uit te denken, om de Israëliten volk at, en het ongelukkig tc niaaken , dan door vlei jende de voiflrekte betekenis van het woord, hetzelvde het geen vs. 20. voorkomt , wel agt geeft, dan zou men het alleen tot Assur, en niet tot H eeer kunnen brengen; de heilige Schrijvers ontwijken het, zo veel doenlijk is, den beflisfenden ondergang van het Joodfche rijk voor altoos te bepaalen, als flrijdig met de beloften door de latere Propheten gedaan, van eene lüisferijke herftelling; daar bij zou Bileam, die altoos dit volk gezegend heeft, in zijne laatfle woorden hunnen ondergang befchrijveri-. Jammer is het, dat hier alles zeer in het donker ligt, en dat goen uit' legger hier iets beflisfends kan uitwerken.  va?j moses! Höofdd. xxv. 161 wouwen hen tot afgoderij te vervoeren; zij boog zich voor noodigden dan hen allengskens bij hunne offer- goden" maaltijden: — .de onbedachtzaame Israëli ten ontzagen zich niet. mede te eetrii; ja voor die Goden, voor welken de offerhanden gediend hadden, godsdienBigeeerbewijzingen afteleggen. 3. Bijzonder vervielen zij in .de fchandelijke ISRvASëL3 Ahz"c^ ontngtige afgoderij aan Baal' Peor, en .droegen koppelde aan daar van oproerige tekens; over deze misdaad , itak de ° tCnr zo zeer tot. onteering van het koninglijk ge- ^.f£f»g"ite" zag, en ondermijning van den grond van den %'b<" burgerBaat, hield met reden J'ehovah. zig zeer tot. Moses : gc* gebelgd! 4. In die verbolgenheid fpreekt hij met n9i^n des Moses in eene gewoone verfchijning dus: ^**'f^^IS doet alle de fchuldigen, 6p het gezag, der gen]voor Overheden der onderfcheiden ftammen, ombren- g"Kj% dJ"gV^.'. gen; hang hunne ligchaamen ten fchouwfpel imtigop, bij den helderen dag, tot wra'ake voor £eid van Jehovah; dit is de éénige weg, om eene al- gekeerd worde gemeene ftrafoefféning te ontgaan. 5. Met ™ï^Toèn veel fpoed deed Moses de vierfchaar fpan- zeidf „.M°SEï r tot de Richters nen ; men befloot, eene wet aftekondigen, van isRAëL : om het kwaad in zijnen loop op het krachtig- feTefzIjnèman» vs. 3. Met MicHAëLis, Dathe, Schroüdïk kan men leezen : IsRAëL nu verzierd met de hoofdhindzels ter eere, van Baal-Peor. — Dit was eene gewoonte bij vcrfcheiden volkeren, en de Israëliërs waren Jaar aan kennelijk. *»• 4- Deze gewigtige verandering ben ik aan ScHRoëDER verfckuldigd , en ftrookt volkomen met het 5de vers, het volk bragt die getekenden om, en dan werden zij met openbaar gezag der Overheid opgehangen, het geen men beflendig onder de Jooden, omtrent de reeds gedoodden deed, en dan is alles in het verhaal zeer duidelijk. vs. 5. Ik heb het evenwel in de overzetting niet willen invoeren> etr» dat het gebruik een weinig in het duistere ligt. ïn. Deel. t  Het VIERDE BOEK "en '^d7 p'Ch ^e te ^tutcn' door we^e ieder Overflc vrijgeko'ppeit heb- heid verkreeg om zijn medeburger, die openlijk vs. 6. Etwiet het t&eii van n^val di'1'eg, van kant te maaeeri man uit de iien indien hij 1'chuldig was aan de afgoderij Kinderen van J . ° o ■ j Israöl kwam, aan Baal-Peor. 6. Doch het fcheen dat het Stm^ÜS/»»' kwa^dü "iet tegenftaande de fcherpheid van zijne broede- en Vo1 KYa ovel' Iiet fpottcn met alle nam eene fpies menfchelijk gezag , grijpt een fpiefe , waarin zijne hand. ".. •' & , , , , t, vs. 3. En hij lchijniljk oer wachthebbende Leviten. 8. En ///"yiï» 'w fiielt daar mede naer het Israëlitisch verblijf, ra, tot in den aiWaar de fchandelifke ontucht ter eere van alkove, en door- - ftak hen béiden, Baal gepleegd werd; hij vindt ze in het plc- den Israëliti- , ... . , , fchen man, en gen van hunne misdaad te bedde, cn rijgt ze ^buik^oe" beiden, door eene doodelijke wond, aan zijn w^rd de^piaag fpies; doe bemerkte men dat een felle aanftcraöls kinderen kende ziekte, die airede door het ganfche vs."* Die nu Leger woedde, aan bet liaan raakte, en alras aan deze plaag ophield: o. Evenwel, na dat 'er reeds vier- geftorven wa- r y ' ren , waren eiitwintigduizeiid meiifchen aan dezelve oni- vt. 8. Buik eigenlijk de plaats van hunne misdaad. */. 9. Met die mede, welken eerechtelijk geftraft waren.  VAN MOSES. Ho 0 FDD. XXV. 163 eekomen waren. 10. Toen gaf fehovah, de vierentwintig , j 1. 1 c t •■ •• nui/.end. volgende belotte, ten bewijs van zijn genoe- vs. 10. Toen gen over deze daad, aan Moses: li. Be- [JtMosEst'zeg* tuig, Pinehas, als een rechtgeaard R.ecfu seiu1e: „ °' 0 V . ii. PlNE- ter, mijn genoegen: hij is de man aan wien has de zoon de burgerBaat het te danken heeft, dat Ik Jen won^van met mijne Braffende plaage niet voortgevaaren, £*™*T hcdeef" ben: zijn iever voor de eer van zijnen grooten mijne grimmigr ... , held van over Koning, voor het oog van kleen en groot, de kinderen is oorzaak, dat Ik in mijne gramfchap die gewend fdewlji fnoode onderdaanen niet allen verwoest hebbe. hij mijnen ijver genverd heeft, 12. Betuig hem, dat Ik hem beftendigen voor- m het midden fpoed bezorgen zal; vrijwillig en op het Berk- 1™ ik'Te' kfnfte hem toezegge. 13. Dat hij niet alleen, J^j^JjJJJj maar zijne nakomelingen zelfs dat ondervinden ijver vernield zullen; allen zullen van nu af de bediening vs.'12. Be. van de Hoogenpriesterlijke waardigheid in hun l'a,i'Tikm\\n huis hebben, en dat wel om deze bijzondere ve*"b01;!*» '* J . vrieiidfcbap met daad, van zo veel belang voor de natie, hem fluiten 14. De man nu, door P ine as gedood, was vs. 13. z» Zimri, een der vorBelijke gebieders in Sa- j^dhini,enne^n .... de beloften det eeuwigen Priesrerdoms , bij dezen beeft; daarom dat hij voor zijnen JElobim geijverd, en voor de kinderen van Israël verzoening gedaan heeft. vs. 14. De naam nu van den verdagenen Israëlitifcben man, die verdagen .was met de Midianitin, was Zimri , de zoon van Salu ; hij was een Overlte van een vaderlijk huis der Simeoniten. vt. 11. Neemt men de gedagten van Niemeyer aan, dat Jofcbua XXII. 16 10, eene redenvoering van Pinehas is, dan kan men 'smans Karakter daar uit nader leeren kennen. vs. 12. Deze toezegging is wel vervuld, doch alleen eenigen tijd in het gedacht van Eli opgefchort , naar Jehovab's gewoone handelwijze; ïijne belofte wel houdende, maar zich voor eenigen tijd, ingeval van zwaare overtree'dingen, onttrekkende. vs. 14. Zeker is de daad fnood, maar de ftraf ook ftreng; evenwel de aanzienlijke Burgervader word een monfter, als men ziet dat hij in T o weer-  iÖ4 Het VIERDE BOEK ts. is. En lu's huis, uit Simeons ftniii; 15. De anvrouwT der derc gedoodde was eene aanzienlijke vrouw verfiaecne Mi- Cozbi, zijnde eenc dochter van Sur, diamttn , was »••■«! . 5 Kozbi eene ceiien der Vorften der Midianiten in Hammen dochter van , , . , , , s Zur; ook die verdeeld. — 16. jehovan maakte nog verdere dVerSvoTken°vafn fchikkingen met Moses, op dat dergelijke een vaderlijk voorvallen in het vervolg niet weder gebeuren huls, onder dc 0 Midianiten. mogteu. 17. in plaats van met de Midiani~ fprak1 ?e4««i ten ^s bondgenooten om te gaan, zo als tot tot Moses, zeg-- nog toe gefebied was, beval de Heer hem gende: 0 D vs. 17. Han-nu, om dezen hoon aan Israüls Koning, del vijandig te- , gen de Midia- hen nu voor openbaaren vijanden te verklaa"higzlg^b.T:' «*» Ja ik S'ccve u vrijheid, voegde Hij 'er bij, vs. 18. want om hen aanvallender wijze te beoorlogen- zij hebben vij- andig tegen u- io. Want, hebben zij zich al niet als opendeiddoofhun- baare vijanden gedraagen , zo is nogthans ne listen, die nun vijandig hart openbaar geworden, zo wel zij konfttg tegen J 0 1 0 7 u bedagt heb- in dc verleiding tot afgoderij, de misdaad van hp?orijdienst" gekwetfte Majcfteit, omtrent hunnen Koning, ZotdvanVo"'- als in tlc 3a9d va« Cozr.i, die tot verbreeking bi , eene docb- van alle mcufchelijk gezag, een aanzienlijken Midianitifcben uit I s r a ë l misleid heeft; waarin men het VgeToo\t"'daïldbi) verderfelijke Van de inzichten , buiten het gelegenheid-can wellustige, duidelijk zien kan- de ft raf over den ' J afgodendienst van Peor, gedood is. xxvi. HOOFD- -rj\ deel. ^ 1^ ,7 N vvijl na de plaag over de hoererij gefchiedde nu met Moab en zijne bondgenooten, beval de dat d'e vflolU HE E R aan zÜn Staatsdienaar , en aan dert fprak tot Mo- Hoogenpriester', het volk op nieuw te laaten Eleazar, den tellen, eer zij in Kana'dn trokken, op dat men weerwil van de «ordeelen, nog eene zo Godvergetene daad hervatten durft.  van MOSES. I-Ioofdd. XXVI. 165 nu den ftaat van het volk te naauwkenriger zoon van Aakonde opmaaken, waarin eene merkelijke ver- ™* zegeendeandering is door het verloop van zo veel vs-,2- Neem 0 r op de hoofd- jaaren. 2. De telling moet gaan, over allen •> • «.■•'■• •••• vs. 35. Dit ftreed met den zegen van Jakob, en Moses zeiven, altijd £rhü a 1m voor Manasse in de voordeden, en us ook in de verjnenigvuldigina (tellende; doch in de tijden der Richtcren , is die ftiia eerst het aanmerkelijkfte toegenoomen.  van MOSES. Hoofdd. XXVI. 169 Dan. 42, 43. 1 Schuchamhen, gevende te zamen Vs. 42. Deze 64400, met 1700 man vermeerderd, uit ziin ziinJê zo°'»e« . ' J van Dan , naar eeillgen ZOOn. hunne geflaeh- ten : van Scbu* tbam, het gedacht der Scbucbamiten; deze ziin de gedachten van Dan, naar hunne gedachten, vs. 43. Alle de gedachten der Scbucbamiten , naar hunne getelden; waren vierenzestigduizend, cn vierhonderd. aser. 44—47. 5 Jtmnaiten, fisviten, Bertiten, v?- 44- De , 7, , j. , n , . , zoonen van nebbende dit laatfte huis nog twee andere: AsER,naarhunChebriten, en Malchhliten , buiten zijne wareif.^van dochter Serach, die hier niet in" aanmer- he,?ge- ■ «agt 'Ier Jim- kmg komt; zijnde te zamen 53400, zijnde natten s van '11 'Jisvi , h. t ee- 11900 man vermeerderd. hagt der^w- ' _ ' ten; van Be- kia, het gedagt der Bennen, vs. 45. Van de zoonen van Beria warenvan Cheber,' gedacht der Chebriten; van MalchÏöL, het gedacht der Maü sbiëliten. vs. 46. En de naam van Asers dochter was Serach. vs. 47 Deze zijn de gedachten van Asers zoonen, naar hunne getelden; drieënvijftigduizend , en vierhonderd. Naphtali. 48—51. Hebbende onder allen zijne geflach- vs. 48. De ten, aan Welken dit voorrecht alleen was ,' jS^iiSj Jachzcëliten, Guniten,' Jezeriten, Schillemiten; hunne sedach- , , ^ ' ' ten: van facb- maakende 45400 man, verminderd 8000 man; *#», het gemaakende te'zamen 601730, te vooren 603550. f£afffi£ 52, 53- En Jehovah zeide tot Moses: vol- S'déTc»-" gends deze lijst zal de verdeeling van het ni,eni "vs. 49. Van Jezer, het gedacht der Jezeriten; van Scbillem, het gedacht der Schillemiten. vs. 50. Deze zijn de gedachten van Naphtali, naar hunne geHackten ; en hunne getelden waren vijfenveertigduizend, en vierhonderd, vs. 5i: Deze ziin de getelden van IsRAëLs zoonen; zeshonderdduizend, eenduizend, zevenhonderd en dertig, vs. 52. En Jebovab fprak tot Motr.s, zeggende: vs. 53. Aan dezen zal het land uitgedeeld worden tot ccn erfenis; naar het getal der naamen. W; 53-56. Men vat dit gemeenlijk zo, dat de verdeeling plaats had, omtrent den Oord van Kanaan, en het lot omtrent de portiën; doch hoe kan 'er dan deze evenredigheid in agt genomen worden ? — wij begrijpen het dan omgekeerd, de plaats voor elke portie door het lot L 5 be-  170 Het VIERDE BOEK vs. 54- Aan erfland moeten ingericht worden. 54. Een degeenen, die ,. , ... . .. ' „ , veel zijn, zult Bam die talrijk is, zult gij een mtgettrekter «teerder °rnaa- deel van het 12de deel geven, en wiens Bam ken, cn aan de njct xshX^C is, zal bij gevolg een klein 12de genen, die wei- ■> ' J ° a mg zijn, zult deel hebben; men zal hier op het getal voorrij hunne erfnis .... . y,,, , , , minder maa- iiamenlijk moeten zien. 55. Elk 12de deel za"'naar ïyne ZJU nógthans door het lot toegedeeld worden; getelden, zijn men zal hier op derzelvcr rang of aanzien erfiiis gegeeven worden. acht gcevcn. 56. Als nu een groote Bam tan^zai^eTbnd naer evenredigheid zijn deel toégefchikt is , door het lot cjoor jlct \ot jj, het algemeen bepaald, wat de gedeeld wor- ° den.; naar de ligging aangaat: zo zal de mindere verdeelmg ftammen- hun- voor elk huis ook bij het lot gcfchieden. ner vaderen , J-7_(5I> Levi, fchoon met ée'ri ander oogmerk, zullen zij er- J< ' ° ven. werd ook geteld, want behalven 'de hoofdver- fleè Tót ial ie-dêeling in Gerfoniten, Kehathiten , Merarhai, deeid^woTdln; werden'hier de Li'buiten, Chebronitcn, Machtubi'chen de geenen die veel, en die weinigen ziin. vs. 57. Deze nu ziin de getelden van Levi, naar.hunne gedachten: van Gerfcbm , het gedacht der Gerfchotiiten; van Keh.it, het gedacht der Kchathiten; van Merari, het gedacht der JMerariten. vs. 58. Deze ziin de gedachten van Levi: het gedacht der Li-niten, het ged icht der Chebroniten, het gedacht der Macbliten, het gedacht der Mtifchiten, het gedacht der Korchitcn; Kthr.t gewan Amk/oi. vs. 59. En de naam van Amrams huisvrouw was Jocueeed , de dochter van Levi. welke [Ata] Levi in Egypten gebaard had; cn deze baarde aan 'Amram, ASRon en Moses, cn Mirjam hunne zuster. bepaald, dan word de zegen van Vader Jakob nog veel kragtiger voorzegging , befchouwd. vs. 59. Die hem Ata in Egypten geboren had. Mus. — om de dubbelzinnigheid onvertaald gelaaten ; tegen de vertaling van M n s. heeft SciiRoëoER gewigtige bedenkingen, hij neemt het de dochter van Levi (dat is uit een Levitiscb gedagt) welke gebaart bad (ecne vrouw uit Levi's gedagt in Egypten) dus niets anders betekenende, dan dat zij ook uit het gedagt van Levi was. — Ik zie niet, dat wij hier mede veel winnen, hoe het zij, in de omfchrijving kunnen wij de zwarigheid geheel voorbijgaan, wij behoeven 'er ons derhalven niet mede optehouderu  VAN MOSES. IIoofdd. XXVI. Ï7I liten, Mufchiten, en Corchitm bijgevoegd, vs. 60. En TT. , 'n 1 ir 'kt aan Aa'RoN wer- Uit het geüaeht van Kehat was Moses den gebooren en ASron, welke ASron de vader van ^b\°*VEle^" het Priesterlijk gedacht was , in Elrazar m> £" ltha- ■ 1 •■ 1 »t MAR. en Ithamar uitgebreid, zijnde Nadab vs. 61. Maar cn Abihu kinderloos; 62. Doch zij werden 'waren op een andere wijze geteld, van een maand ?f.i°rven; a^ r zu vreemdvuur af, en leverden dus 23000 man, zijnde 1000 voor jebtvoVt man vermeerderd ; verder was zulks niet bragtenï 1 noodig* dewijl zij geen 12de deel erven zou- ,^§^*jw den. 63. Dit was de uitflag van deze telling, waren drieen- , . ' , , ,. . , , ,, twintigduizend, bekend onder den naam van cue in het vlakk e ai wat ma, - land bij de Jordaan. 6;. Aanmerkelijkst was "ene *'malnd het, dat niemand van de weerfpanneliugen ,oud» ei1 (lMr ,'„■,, . x-_wrr.ro boven; maar bij de eerlte telling meer overig was, Ichoon dit deze worden maar agtendertig jaaren geleden was; zij waren dèrVekfnderen altemaal in de woestijn omgekomen, fchoon ™1 sh„*ëLge™ over het geheel, het getal niet zeer daar door erfmsgegeeven ... , . werd , onder verminderd was. 65. Dit nu was ingevolge de kinderen van de bedreiging van Jehovah: 'er was niemand Isrvas^L63. Deze van allen, die in dien twist gemengd waren, ziin de getelden 0 0 ' door Moses , overig, dan Ka leb cnJoscHUA; buiten dien en Eleazar had men Eleazar, Ithamar alleen, en dfeiewS» het grootfte deel der Leviten. Yan IsRA.eL teJ- 0 den , in de vUkke velden van Moab, aan de Jordaan van Jericho. vs. 64. En onder deze was niemand, uit de getelden van Moses, en Aa'ron den Priester, als zii de kinderen van Isracl telden in de woestijn van Sinaï: vs. 65. Want van dezen had Jcbovah gezegd, dat zij in de woestijn zouden Iterven; en 'er was niemand van hun overgebleven, dan ICaleb de zoon van Jeïhunne, en Joschua, de zoon van Nun. vt. 64. Het is waarfchijnlijk, dat men de groote afneeming, of toeneeming van zommigen (lammen ook daar aan toe fchrijven moet, of'er veel of weinig t'zamenzweerders onder dezelven geweest zijn, in den laatften op [land.  Het VIERDE BOEK xxvii. r-j hoofddeel. t_ f J0 Tas net 00gmer]{ ^ezer telling bekend «aderden T°de werd, hoe alles volgens de fchikking der huizen dochters van bepaald zou worden, waar door het recht Zeuaphead , r ' den zoon van van Bammen en het getal der leden van de vaiT^gilead"" Oudfteii van Israël voor eenmaal geregeld chir zoonvan werc*' 20 overleidden de doehteren van Z eManasse, on- laphead, uit Manasse, met haar vijven, der de geflaeh- ' , , ' , , ten van Ma- wat in dit geval te doen { volgens deze vanSE'josnE™°; nieuwc fchikking, was het huis der Chephiten [deze nu ziin van iiet recilt Vcrftoken, om dat 'er geen de namen zij- 1 . . ner flochteren; manlijk oir in hetzelve ware ; dit was m c*»j"*,Amïll de gevolgen hard , en weinig tot eer van en thirza:] ^ien tak. a. Zij laten zich voor den vollen vs. 2. En zij J Honden voor Raad aandienen, aan welks hoofd Moses het aangezicht _ , , ï van Moses, en en Eleazar zaten; en verzoeken hare bc- ge°z?ichthCt vTn langen te mogen inbrengen. 3. Toegelaten Eleazar den zijnde, Bellen zij hare zaak dus voor: — het Priester en vo»r het aan- IS den Raad bekend, hoe het bij de telling ovèfcéri, 'en gebleken is, dat wij onzen vader in dezen van de ganfche ian„en t0„t ^oor den dood, ook verlooren vergadering, 0 . 0 . ' , aan de deur van hebben; met, dewijl hij mede onder de wen?enko"msdtL,zcg- derfpannelingen tegen den Heer, in de zaak £evs"e 3 onze van Korach ingewikkeld was; neen, zijn vader is ge'ftor- dood is geen flraf van openbaare overtreeding, ven in de woes- , , , ' , .. . ' tiin, doch hij maar de oorzaak van zijn dood , zijn eige I, "het midden zonde,' gemeen bijna met allen de wapenyoe- vandevergade- rende mannen ; zijn dood treft ons daarom ring der gecnen .- < • ... . • • ■ die zich tegen zo veel te meer , om dat hij in het geheel Jebovfib vergaderd hadden, in de vergadering van Korah; maar hij is in zijne zonde géltorven, en hij had geen zoonen. vs. 3. Het is eenigzins waarfchijnlijk, dat Zelapiiead zoonen gehad heeft, maar dat deezen t'zaamgezworenen geweest zijn in het geval van Korach, en dus omgekomen.  van MOSES. Ho 0 fdd. XXVII. 175 geen zoonen nagelaaten heeft. 4. Daar door vs. 4. Waarvervalt nu het recht van benoeming vast, aan nLi vTn ot onzen grootvader Chef her toekomende , ?11 vüd1ei' uit , , 'net midden van om dat er geen manlijk oir in zijn Hamhuis gcflagc is; zulks komt ons ten uiterften vreemd voor, worden?^ om in dit déne geval, dewijl wij zo talrijk zijn, dfonhij ge£en dat wij ligt een tak uitmaken kunnen, zon- seeft ons eene der onder andere Hammen ingedoken te wor- Scn van Önden; - wij zouden dit nog niet hebben dur- Zit" br°e" ven voorltellen, om dat ons het oud gebruik, vs/ 5- MosES An* j„ j • . nu oragc haare ctat de doenters met erven, bekend is; maar rechtzaak voor vermids onze vader zulk een trouw onder- Van |Sf' daan was, en wij zo talrijk zijn, verzoeken ^%^[ wij in dezen uitzondering. — 5. Moses vind Mos"\ zeg-' de zaak buitengewoon, van zo veel gewicht, ^"vt 7. De dat hij dezelve aan Jehovah zelv' wil voor- z^lT^»™ draagen. 6. De Heer deed ook uitfpraak over %<*èii recht; dezelve. 7. De zaak der dochteren van Ze- voorzekerh de laphead is billijk, haar bezwaar regtma- er&tageven S tig, het gebruik hier in onresjtmatio-: o-eef het midden van 1 „„ c ■ , ö hmrs vaders Haai eene erfportie onder die takken, die het broederen; gij regt van benoeming hebben; benoem Che-vSn blarend pher, en geef haar vijven de portie, die haar %Ten vader als een zoon van Chepher rechtma- vs. 8. En tot tig toekwam. 8. Ik wil bij deze gelegenheid vs. 7. De zaak was gewis rechtmatig; want waarvan moeften anders deze dochters leven > - het is waar , de vader kon haar wel gefchenken geven, maar de erfportie der ftam kon hij toen niet vermaaken, - Nu werd dat nader bepaald, en naar rechten haar vrijheid gegeeven te mogen trouwen, met wien zij wilden, mids in haar ftam, en zo een man dan naar haar' vader vernoemd werd. De dochteren Zelapheads toonen, dat het niet om de landen, dan wel om de gedachtenis haares vaders is, dewijl zij haare neeven, vermoedelijke erfgenaamen van haar vader, trouwden.  174 Het VIERDE BOEK fpreken, zeg- ook het gebruik, dat de dochters van haar va-= femand^fterfc' der niet erven, nader bepaalen: ik laat de en geenen zoou yj.;;]^;^ aan de ouders onbepaald, wanneer 'er heeft, zo zult ) L. . ' gii zün erfnis madijke kinderen zijn; maar zoo er die ont- tePr doen over- breeken, en 'er dochters zijn , dan begeer ik, 6avs' O En in- dat Zlï 'm alles érfg^aarrien vaii haar vader zul- dien hii geen ]en zijn. 9. Alleen ingeval hij in het geheel zo znir gij zij- geen kinderen heeft, dan eerst zal de erfnis ziine'broederln verfterven op zijn broeder, of naasten erfge- geven. , , naam van het manlijk oir, en alfchoon hij eene vs. 10.Indien - ' , , hü nu geen nadere vrouwelijke erfgenaam mogt hebben» Kulijzljns 10. Van broeders klimt dat recht van erfnis vaders broede- t •• >s ooms kinderen, van 's vaders zijde, ren zune ertms ; , geven. _ f 1 i en zo verder de naaste van svaders zrjook z'ün^ader de:. dit zal van nu af een beBeridige wet omheeft bzoezuk trent de erfnisfen zijn; ingevolge deze bepaling gij zijne erfnis des 11 e eren dóór den dienst van Moses. rfene" naastbe- 12. Daar bij deze gelegenheid nu alles gehemndden naasïe fchikt werd tot den Intrek van Kanaan, fprak vanzijngeflacht ^fehovah, Moses aan: het word tijd, Mo- is. dat hij het b"hooren > T) j 1 i . de ganfche ver- Kaad zo veel te onbepaalder zich naar zij- gadering der ne bevelen fchikke. ir. Alleenlijk zal hij-gSS? V3n vs. 21. En hij w. ai. Men brengt dit Bij, gemeenlijk tot Jtbovab, wij tot Joschua; want  17Ó Het VIERDE BOEK zal ftaan voor dat bijzonder voorrecht niet hebben , het geen van "Eleazar g'j gehad hebt, fchoon altijd rneti ASron dfe voorrCShem vergezeki, om onmiddelijk mij raad te vragen: zal raadwagen-* neen, al wat hij voortellellen heeft, zal door nanr de wiis ' TT . , . , ' . va de Urim, den Hoogenprucster naer de uitlpraak van de S^SSSUïiifli gefchieden; doch het ganfche volk van zijnen .mond Israël zal zich naar zijn bevel alleen moe- zullen zij in- ' , ... , gaan, mi, enten gedraagen. 22. Moses voert met blijdrcn van Israël. fchap dien last uit, hij treed^ met Joschua. met hem, en v00r ^en Raad , met deszclfs eerwaardig de eanfebe ver- ' • ^ ■ a gadering. hoofd verzameld. 23. Daar bevestigt hij hem sesSnu2'deed *, met oplegging der handen , met het geven hemk geboden van 'nfir^i'èn, tot zijne bediening; verrichtenhad: want hij de dat alles volkomen naar de bepaalde fchik- nam Jofchua 4 ' - ■ en (lelde hem. klllg Van Jehorah. voor het aan- . y gezicht van Eleazar den Priester, en vodr het aangezicht der ganfche vergadering; "s. 03. En hij leide zijne handen op hem, en gaf hem bevel; gelijk Jebovah door den dienst van Moses gefprokeu had. XXVHI. • -pv hoofddeel. u JL/EWIJL nu net geflacht geftorven was {prak''"jïbltal dat de algemeene afkondiging bijgewoond had, gende°SES ZC&' en ^et nu eerlang tot ruste zoude komen, vs. 2. Gebied beval "fehovah de godsdienstige wetten op den kinderen . - , ,. . . r . . ■ van IsRAëL, en nieuws attekondigen, voor M o s e s verlcheim«net0off-eran- den : 2' Mijne offerande mijne dagelijkfche tie, mijnefpijs fnjjze zijnde, met behoorlijk wierook om mij voor mime *• • , , vuur - offeren , te veraangenaamen, zult gij op de bepaalde mijnen lieflijken reuk zult gij waarneemen, om mij te offeren op zijnen bepaalden tijd, want dit is het uitftekende, het welk hij boven de Richters had; hij was In het burgerlijke een bcflendig en bepaald opvolger van Moses, het geen dezen niet waren. vs. 1. Van dc herhaling dezer wetten geeft N. van K. vrij voldoende redenen, daar 'er verl'cheiden bijzonderheden en ophelderingen bij gekomen zijn , willen zij ze niet agterlaten.  van MOSES; Hoofdd. XXVIII. 177 tijden naauwkeurig brengen. 3, 4. Gebied hun, vs. 3. En gij ten opzicht van het dagelijks offer, dc twee een- zeggend dius jaarige lammeren ten brand-offer dagelijks te vw'erjkoö'egri] geven, 5. Met de behoorlijke fpijs-offeren; y»*»™* offeren s „ . .. zuk; twee vol- 6. üven zo als dat alles in zijne bijzonder- komenè jaarige heden op Sinafs kruin" bepaald is geworden. Sftot £! 7-Met de nadere bepaaling van het drank-offer, f£uJ[g brand" 8. Zo wel des avonds, als des morgens, in vs. 4. Het beiden. 9> Met dat zelvd.e onderfeheid, dat' bereWeh2"1^ Zij op den Sabbathdag zo wel des morgens Z0/^' ,en . . 1 r> net ander lam als s avonds verdubbeld moeiten worden. zult ffü bereiT 10. Daar dit iets uitftcekends Was boven het de twee avondagelij .Iche. 11. Op den Sabbath moest vol- de"s; 5_ Eneen gen de offerande bij het intreden van elke tleilde deeI eemaand , wanneer de bepaalde offeranden ge- bloem ten fpijsflagt moesten worden, 12, 13. Met derzelver ^UE^hSÉ fph's- offeren. 14. En drank - offeren, zo veel t-el van een , , ' "in van geflroo- nieuwe maanden er kwamen in een jaar, zo tene ojie; hjs. 6. Het is brand-ofFer, bet welk op den berg Sinaï ingeftcld was; ten liefliiken reuk, febovab een vuur-offer. vs. 7. En ziin drank-offer zal ziin her vierde deel van een hm, voor dat Één lam; in het Heiligdom zult gii het drank-offer des Herken dranks voor Jebovab uitflorten. vs. 3. En dat andere lam zult gi, bereiden, tusfehen de rwee avonden; gelijk het rbiisofier des morgens, en geliik ziin drank-offer zult gii het bereiden , jehova b rot een vuur-offer van liefliiken reuk. vs. 9. Maar op den Sabbathaag twj e volkomen 'aarige lammeren; en rwee tienden meelbloem ten t-r' I1" o°'',e gemengd, met ziin drank-offer. vs. 10. Het is het brand-ofFer des Sabbaths op eiken Sabbath; hoven het gedurig brand-ofie , cn zitn drank-offer. vs. it. En in de beginzelen uwer maanden zult Etl een brand-ofFer; jebovab offeren; twee ionge varren, éénen ram, zeven vo.lkomene laarige lammeren; vs. 12. En drie rienden nr-elbloem •ten ipns-orrer, met olie gemengd tot den éénen var; en twee tienden meeloloem ten fpus-offer , met olie gemengd , tot den éénen ram. lt h k -l?"^ mee,b,ocm ren fpiis-offer, met olie gemengd, tot Bet ééne lam; het is een bnnd-offer ten liefliiken reuk, Jebovab een yuw-offer. vs. 14. En derzelver drank-offeren zullen ziin de helft van een hm, tot eenen var, cn een derde deel van een hin tot eenen ram, en een vierde deel van een hin wijn tot een lam, dit is het brand-offer vs. 7. Hier is wijn waarfchiinlijk in den text uitgevallen. ^ vs. 12. De bepaaling der offerande bij het feest van de Nieuwe iMaan, Was tot nog toe niet opgegeeven, althans niet zo uitvoerig als mt III. Deel. M.  i7É Het VIERDE BOEK der nieuwe dikwijls moeften die offeranden herhaald wormaan, in elke (icn> k. Hier moest elke maand een gciten- maand, naarde J , " manden des bok ten zond-oiler bijgevoegd worden met jam. . 7!jQ drank-offer. 16. Dan volgde op den léa' geitenhok' veertienden van die maand het Pafcha, met ?n zond^if; «ïöszelfs offeranden, 17-21. En die van den hij zal, boven volgenden dag, het feest der ongezuurde broobrand-o5cr,be- den: de bepaalde offeranden op den veertienmet zijndnnk- den moeiten naar dc bepaaling in getal volko- üffcr- „ „ men gevolgd worden, met de bepaalde fpijsvs, 16. En ° 0 J m de eeide en drank - offeren. 22. Ook het offer van den maand, op den , , , - _ , . , veertienden dag bok der verzoening daar op volgende; der maand; is . Dezc fecsten en offeren, boven en het Pafchavoor ~Jt-t ? Je-Jitiabi bchalveu het dagelijks morgen- en avond-offer, dc"Vijftienden zullen altijd moeten onderhouden worden. mfanderisZelntet =5- Ook zal de Sabbath altijd op den bepaalfeest ; zeven ,\cn met j-hne offeranden, welken feesten daaen zullen ■' '„>.,„•; . , ongezuurde 'er ook mogteu tuslchen komen, gevierd wor- getcntlword?n". den. 26. Óp liet daar op volgende feest der vs. is. op ceriie]ingen van den oogst zult gij de behoorden cerften dag , t zal eenc heilige iij[ie fprjs - offeren , en verdere dienstverrichzamenroepm^ tjngcn onderhouden. 27—30. Zo van brand- dienstwerk zult gijlieden doen; vs. 10. Maar gij zult een vuur-offer Jebovab ten brand-offer ófferen, twee jongen varren, en éénen ram; en zeven jaarige lammeren, volko men zullen zij u zijn. vs. 20. En hun fpijsoffer zal zijn, meeibloert: met olie gemengd; drie tienden tot eenen var, en twee tienden tot eenen ram zult gij bereiden, vs. 21. Elk tiende zult gii bereiden tot één Jam; tot die zeven lammeren toe; vs. 22. En éénen bok ten zond-offer; os>_ voor Ulieden verzoening te doen; vs. 23. Behalven het morgen brandoffer, het welk tot een gedurig brand-offer is; zult gij deze dingen bereiden, vs. 24. Volgens deze dingen zult gii des daags, zeven dagen lang, de fpijs des vuur-offers bereiden, Jebovab ten lieflijken reuk; boven dat gedurig brand-offer zal het bereid worden_T met zijn drank-offer. vs. 25. En op den zevenden dag, zult gij eene heilige zamenrocping hebben; geer. dienstwerk zult gij doen. vs. 2(5. Insgelijks op den dag der eerftelingen, als gij een nieuw fpijs-ofl'er Jebovab zult offeren naar uwe weken; zul: gij ecne heilige zamenroeping hebben, geen dienstwerk zult gij doen vs. 27. Dan znle gij Jebovab een brand-offer, ten lieflijken reuk, offeren: twee jonge varren, éénen ram; zeven jaarige lammeren; vs. 28, En deizelver fpijs-offer van meelbloem , met olie gemengd ; drie tienden tot éénen var, twee tienden tot éénen ram; vs. 29. Elk tiende to: tt' lam; tot die zeven lammeren toe;  van M Ö S Ë S. Hoofdd. XXVIIÏ. 179 én fpijs - ofFcreii, als bijzonder het offer ter ver- vs. s°- Eenen t? j - 11 u 711 geitenhok; om zoening. 31. hn dat alles boven ' en behal- voor u verzoeven de bijzondere fpijs-, en brand - offeren, m"| te3IdBnei en drank - offeren, die dagelijks door bijzonde- '?'aYeD, het ' , dung brand-of- re leden oes volks gegeevcn worden. fer, en zijn fpiis-offer, zult gii ze bereiden; zij zullen u volkomen zijn, met hunne drank-offeren. IXXIX. HOOFDn de zevende maand, en wel op den DEE,jeerften van dezelve, zal het feest van het ba- njks'-in' de^zezuin-geklank zijn , met openbaare t'zamen- ^"den 'cerften komlle, en het ftaakeri van allen arbeid. der maand, zult 2. De offeranden zullen zijn, een brand-offer zamem-oeping van een var, ram, en zeven lammeren; 3. Met dL^twèrk^uit een fpijs-offer, van bloemmeel met olie, tot RH docn ; het r J ? ' 10 zal u een dag den var , T| bij den rato; 4 , 5. T| Bij des gekianks elk , dus ^| voor allen. 6. Behalven dit zlJ"s. 1. Dan offer op dat feest, zal het gewoone bij den brand-offer ten aanvang van é'ke maand, dan zijn voortgang'lieflüken reuk, , .. . ° , 1 • , ,• pbovab berei- hebben , volgens de voorige bepaahngen. den,éénenjon7. Op den tienden van die maand zal de ver- ram 7*'zeven zoendag beginnen , die met vasten gevierd voikomenejaa- 0 o ? o nge lammeren; inoet worden; 8. Waar op het brand-offer vs. 3. En hun // n 1 fpiis offer van van cén var, een ram, en zeven lammeren meelbloem met olie gemengd > drie tienden tot den var, twee tienden tot den ram; vs. 4. En één tiende tot één lam; tot die zeven lammeren toe: vs. 5. En éénen geitenhok ten zond-offer; om voor ulieden verzoening te doen: vs. 6. Behalven het brand-offer der maand, en zijn fpijs-offer, en het gedurig brand-offer, en zijn fpijs-offer, met hunne drank-offeren , naar hunne wiis; ten lieflijken reuk, ten vuur-offer voor Jebovab. vs. 7. En op den tienden dezer zevende maand, zult gij eene'heilige zamenroeping* hebben , en gij zult uwe zielen verootmoedigen; geen werk zult gij doen; vs. 8. Maar gii zult brand-offer Jebovab ten 'lieflijken reuk . offeren , éénen iongen var; éénen ram; zeven jaarige lammeren volkomen zullen zij n zijn. vs. 30. Zommigen handfehriften lezen met veel fchijn: ten geitenbek ttt ten zond-offer om vttr u verzoening te dot».  iSo Het VIERDE BOEK vs. j* En-tan geflagt zal worden; 9. Met het behoorlijk meeiWocm,met Tpijs-oflèr. io. Naar evenredigheid bepaald; dMetKëi lï' Met één geitenhok ten zond-offer; beden var, twee halvcn de gewoonc offeranden van wat aart tienden tot den 0 éénen ram;' die op dien dag invallen mogen. 12. Met tiende 'tot één den vijftienden van die maand zal het Loofhutlam ; tot die tenfecst een aanvang ncemen , met ftaaking zeven lamme- ° " ö ren toe. van dienstwerk ; het bijeenroepen van het vs. 11. Eenen „ , , , , ... geitenhok ten volk, het zal zeven dagen duuren. 13. Uit- na!vden0fFcr;net ftekend zal hct brand-offer op dien dag zijn, zond-offer der dertien varren, twee rammen, veertien jaari- verzoemniren , en het gedurig ge lammeren; 14, 15. En zulks met de ruime zyiTrpi^offer" fpijs - offeren, met elk zoort van flagt- offeren, met hunne I0-# gn dit alles behalven den geit ten zond-of- drank-offcren. ° vs. n.insge- fer, en boven het gewoone offer. 17—34. Op vijftienden da" den tweeden dag zult gij één var minder nwandZ zid^ij fkigten; het getal der rammen en lam¬ oen e heilige zamenroeping hebben, geen dienstwerk zult gii doen; maar zeven dagen zult gij Jebovab een feest vieren, vs. 13. En gij zult een brand-offer, ten vuur-offer offeren , Jebovab ten liefli ken reuk, dertien jonge varren, twee rammen ; veertien jaarige lammeren , zij zullen volkomen ziin. vs. 14. En hun fpijs-offer van meelbloem, met olie gemengd: drie tienden tot éénen var, tot die dertien varren toe, twee tienden tot éénen ram, onder die twee rammens vs. 15. En telkens een tiende tot één lam, tot die veertien lammeren toe; vs. 16.. En éénen geitenhok ten zond-offer ; behalven het gedurig brand offer , zijn fpijs-offer , en zijn drank-offer. vs. 17. En op den tweeden dag, twaalf jonge varren, twee rammen; veertien volkomene jaarige lammeren; vs. 18. En hun fpijsoffer, en hunne drank-offeren tot de varren, tot de rammen , en tot de lammeren, in hun getal naar de wijs; vs. 19. En éénen geitenhok ten zond-offer; behalven het gedurig brand-offer, en ziin fpijs-offer: met hunne drank-offeren, vs. 20. En op den derden dag elf varren, twee rammen; veerde" volkomene jaarige lammeren; vs. 21. En hun fpijs-offer, en hunne drank-offeren tot de varren, tot de rammen,en tot de lammeren, in hun getal, naar de wiis; vs. 22. En éénen bok ten zond-offer; behalven het gedurig brand-offer, en ziin fpijs-offer, en zijn drank-offer. vs. 23. Verder op den vierden dag, tien varren, twee rammen; veertien volkomene jaarige lammeren; vs. 24. Hun fpijs offer, en hunne drank-offeren tot de varren, tot de rammen, en tot de lammeren, in hun getal naar de wijs; vs. 25. En éénen geitenhok ten zond-offer; behalven het gedurig brandoffer, zijn fpijs-offer, cn zijn drank-offer. vs. 26. En op den vijfden vs. 11. Dit laatlle bet gedurige, fchijnt, door de affchrijvers hier ingevsegd, volgens dc beste handfehriften hier niet te behoren.  VAN M O S E S. IIO O FDD. XXIX. 1S1 meren zal onveranderd blijven; eiken dag zult dag, negen vargij een var verminderen, en ook deszelfs fpijs- men,'Teeniè» offer; de overigen offeranden blijven op allen v.olkomenejaa- ° j r nge lammeren; die dagen het zelfde. 35—38. -De achtlte 27. En dag, het befluit van het feest, zal weder al- e^jmM^B&' lerplechtigst gevierd worden; met een brand- 'tot de offer, van één var, één ram, en zeven lam- rammen, en tot 11 „ .de lammeren, meren; met behoorlek fpijs-offer en zond- in hun getal, offer. 39. Dit is het offerwerk, het geen op- Ts. d^8 de hooge feesten voor rekening van het als;e- één1heeft "eemen. 16. Zie daar de bepaalingen omtrent ze bevestigd, ,\c geloften, met betrekking tot maagden of om dat hu te- 00 gen haar ftilge- gehuwde Vl'OUWCn. zwegen heeft , ten dage als hii het hoorde, vs. 15. Doch indien hij ze voorzeker te niet maaken zal, na dat hij het gehoord zal hebben, zo zal hij hare ongerechtigheid dragen, vs. 16. Deze ziin de inzettingen welken Jebovab Moses geboden heeft, tusfchen eenen man, en zijne huisvrouw; tusfchen eenen vader, cn zijne dochter, zijnde in hare jongkheid in het huis van haren vader. XXXI. HOOFD- -f 'DEE!.. j vs. 1. Verder J« J e hovah ging nog verder voort zijne fpr™ 3'hovah bevelen door den dienst van Moses te gee- tor Moses , zeg- ö gende: ven: 2. Eene voornaame zaak wil ik, dat nog eerst ' wraak voor uwen dood afgedaan worde; namenlijk, ren'v.ali Isr^cl fchikkingen te maaken, en gelegenlieid te gee-r yan de MM* ven aari het volk, om zich te wreeken over zult gii verza- de afgodifche vijandlijke misleiding der MidiatwWvqjfc6* 3> Mos es dan deed den Raad bij vs. 3. Moses een roepen, hun voorftellende; hoe eer hoe dan fprak tot . . .. jiet volk, zeg- liever eene uitgezogtcmanfchap bij een te brengende: datman- . „,..,.. CL ■■ 1 nen uit u tot gen, om tegen de Midianiten tc itrnden; en denftrijd itttgt- wraa|c over hunne trouwloosheid te neemen. koren Morden ; en dat ze te«en 4. (jij begeerde; dat elke ftam tot dat einde de Midianiten . ziin , om de duizend man wel geoenend, volk leveren zou7 Z™abLanm- de- 5- Al ras bood zich een bende van 12000 dianittn te doen ondervinden, vs. 4. Van eiken ftam , naar alle de (lammen van IsRAëL, zult gi 'er duizend ten ftriid zenden, vs. 5. Dus boden zicb vrijwillig aan , uit de duizenden van IsRAëL, duizend van eiken , vs. 5. A. Schut.tens h"cft de moeijelijke betekenis van dit laatfte woord bepaald, en in het helderfte licht gefteld.  van MOSES. Hoofdd. XXXI. 185 wakkere mannen aan. 6. Moses bepaalde tem; twaalf-. naauwkeurig, hoedanig die veldtogt moest. in- iT^kt^nLlt gericht worden; tot hun hoofd werd de ijve- ™rI™ide rige P ine h a's benoemt, voorzien van de ^-6.ZnMo- ... ., ses zond hen gewijde zilveren trompetten tot gebruik m den ten ftrijd, dui- aanval. 7. Zij-raakten nu met de Midianiten XSm^SS% flaags , met die gelukkige uitkomst, dat zij PlNEH<" >, den „ . ° ° ' J zoon van Ei.ea- alles ter neervelden, wat zich m den ftrijd zak. den Pnesgemengd had. 8. Onder de aanzienlijke ver met' de" heilige' flagenen waren vijf Midianitifche Vorflen, [xtZm^n bij welken zich gevoegd had, Bileam, die desgekianks in , ..... ziine hand. uit eerzucht tegen zijn licht zich bij hen ge- vs. ?. En zij houden had, en mede oorzaak van de verlei- de^v/a»/«»" ding was, welke hij nu ook met zijn' dood J Moses geboden moest boeten. 9. Daar op vielen zij aan op had ; en zij de tenten en hunne bezittingen ; bonden vrou- mt^m'anüjiï wen en kinderen; roofden het vee, en allen was- 0 „ , . vs. 8. Ook de goederen. 10. Overvielen hunne Heden , en Koningen 'der natuurlijke vastigheden, landhuizen, zij ver- doodden '"zij, nielden alles door het vuui;; 11. En fleepten VerZgene.\"n,nd al den buit van mensch en vee met zich. Evi> R=kem , . y .. . „ , , .. Zur, Hur en 12. Met dien uitflag trekken zij terug, om Reea, vijf Roden Raad, aan welks hoofd Moses en Elea- tlltet™™ï zar waren, nog gelegerd en in rust gebje-^Ife^zwaera ven in de vlakte Moabs, verflag te doen; en Bileam , den j , , , ., zoon vanBeor. de gevangenen, het vee en de meubilen hun vs. 9. Maar de kinderen ran Israël namen de vrouwen der Midianiten, en hunne kinderkens gevangen; zij roofden ook alle hunne beesten, en al hun vee, en al hun ver nogcn, vs. 10: En alle hunne lieden, met hunne wopnplaatzen , en alle hunne. (rcrkten verbrandden zij rriet vuur. vs. n. Dus namen' zij den ganfchen roof, en den ganfchen buit, van menfchen en van beesten; vs. 12. En zij bragten de gevangenen, en den buit, en den roof tot Moses, en tot Eleazar den Priester, en tot de vergadering der kinderen van Israël in het leger; in de vlakke velden van Moab, weikeu aan de Jordaan van Jericbo zijn. •»• 6- ScmtoëDEE meent dat de inftrnmenten hier de Arke en de Hoogenpriesterlijke kleding zijn, ik zie 'er geen reden voor. M 5  i86 Het VIERDE BOEK vs. is. M.iar ter verdeeling te brengen. 13. Doch naauwMoses , en lijks vernam Moses wat 'er gebeurd was, Eli i/.\r de „ , . , , , , Priester, enai- of hij en de ganfche Raad, gaan den over- vergldèrinsfr winnaaren tot buiten het Leger , tegen. gingen uithun Iim jyiosES toonde zich, over de Bevelhebte gémpet; naar *r ~ - buiten voor het bers van deze troupen, zo wel over de .Stal- ais 1CSvsr.' 14. En mindere Officieren, ten uitcrfte onvergenoegd; v1e?toorndWte- mi verwijt hun ftraks de zaak: — 15. Hoe gen de Bevel- W3X is dit? hebt gij onder den gemaaktcn heir ,"de Hoofd- buit allen de vrouwen zonder onderfcheid zeendënd,eendlde gevangen medegebragt? welk een dwaas beHoofdiieden fl-aan js dit ? 16. Waren liet deezeii niet, die der honderden, . . , die uit den door de uitvind ng van Bileam, ons de ooriV^wa- ftrikken fpanden; zo dat vee'.en door afgode"vs' 1- En r'j van onzen Heer afvielen, en 'er zulk Moses ^»eide een woedende plaag door het ganfche Leger gij 'dan' ^iie' verfpreid werd? wilt gij nu weder het gau- yrouwen laten rcne Lcser in gevaar breneen? 17. Zonder leven ? po < vs. 16. ziet, uitftel, de gevolgen hier van voorgekomen; door" bTleams laaten allen huwbaare jongelingen, zo wel als toeA dvankis- meisJes' die in gemeenfchap des huwelijks, RAëL, om oor- 0f ontuchtig gelecft hebben , zonder uitftel zaak der over- " treding tegen Jebovab te geven, in de zaak van Peor; zo dat die plaag onder de vergadering van Jebovab geweest is. vs. 17- Nu dan, doodt al wat manlijk is, onder'de kinderkens; cn doodt alle vrouw, die door bijligging des mans eenen man bekend heeft. vs. 16. Hezel,zo ingenomen met het Karakter van Bileam vertaalt dit: dezen waren door Bil e a m s Godfpraake, dat is, de Godfpraake van Bileam over hun zedelijk Karakter, zo loflijk getekend, en dit gaf aanleiding dat de Miiiaaiten zich tocleidcn, om hunne zeden te bederven. — Zie wat het vernuft doen kan , om alles naar eene aangenome gedachte te wringen. w. 17. Micii. brengt dit op die vrouwen, die godsdienftig gehoereerd hadden, en daar van mogelijk een teeken droegen.  van M O S E S, lioofdd. XXXI. 187 tor dood gebragt worden, 18. Alleen laat de y> »t Doe* kinderen van het vrouwelijk geflacht, en de kens vaii het maagden levendig. 19. En ingevolge eene % andere wet, moet deze bende hare tenten op- bi:li8'si"P des 1 mans niet be- llaan buiten het Leger, wegens onreinheid kend hebben; ij, , , behoudt voorn der dooden; en naar de gewoonte , op den in het leven. " derden dag zich burgerlijk, en op den zeven- gi^cn9; fe™ den godsdienffig laten reinigen ; doet het sert u zeven , f. . dagen buiten zeilde met de gevangenen. 20. Draagt ook het leger; een zorg, dat al het gewaad, vooral van vellen neïmenlchgebereid, of van geiten hair, zo wel als het r°?d-> ü? een 0 ' ieder, die ee- houte vaatwerk , gereinigd worde. ai. De nen verflage- TT . „ . ,. , nen aangeraakt Hoogenpnester Eleazar drong dit bevel heeft, gij zult nader aan, als hen in allen gelegenheden verplichtende; dat derhalvcn van nu af moest den zevenden „ dag ontzondi- mgevoerd worden. 22, 23. Gevende vrijheid, gen, gii, en om alles wat door het vuur konde gezuiverd gevange" worden, gelijk de metaalen, op die wijze te zuvts- 20; zuiv ren; doch daar boven met het water kleeding , en der roode veerfe; al het overige moest wel vanSvdfenfen met water gezuiverd worden. 24. Daar boyen aU? weirl ° r geiten [_hair sj zult gij dan nog op den zevenden dag, uw en aiie gereed- 1 j Ai ■■■■u t fchap van hout gewaad weder wasfehen, eer gsj m het Le- ontzondigen. ger tot. dc tente naderd. El^- % 25. Daarop gaf Jehovah order aan Moses Priester zeide tut de krijgslieden , die tot dien ftriid getogen waren : deze is de inzérttag der wet , die faimiaè Moses geboden heelt. vs. 22. Alleen het goud, ui het zilver; het koper, het iizer, het tin, en het lood; vs. 23. Alles, wat het yjiur Hit, zult gij door het vuur laten doorgaan, dat het rein worde; nochtans zal het door het water der afzondering, ontzondigd worden; maar alles wat_ het vuur niet lijd, zult gij door het water laten door«aan: vs. 24. Gij zult ook uwe klcedererf op den zevenden dag wasfehen, dat gij rein wordt; cn daar na zult gij in het leger komen, vs. 25. Voorts fprak Jebovab tot Moses, zeggende: vs, 18. Die jonge' dochters waren niet fehuldig aan dien verleidenden ftrik, waar door haare niedeburgeresfen te voorca JsKAëL vervoerd hadden.  188 Het VIERDE BOEK vs. 16. Neem de fehikkingen omtrent den buit te maaken. opdehooldfora • ■ ° . van den buit :o. De buit-gemaakte flavmnen, en het vee nen, vatTmen- moesten geteld worden, door Eleazar, fchen, en van met ^e Hoofden der gedachten in de twaalf beesten ; gij , D én Eleazar de (lammen vergaderd. 27. Dan moest de eene Priester, en de , , r , ,, . , Hoofden van heltt van dat alles zuiver gegecven worden, verïaderhig.der aan d'e Dende die de overwinning bevochten vs. 27. En had ; de andere helft in gelijke . portiën deel den buit ' . .-, a 1 ,j j in twee dee- naar het getal der ltammen verdeeld worden. }g; diefden aS- Doch dan moest voor dc eerfte een hefftrijd aangegre- flnEr gefchicden voor den Heer, dat is,'van pen hebben , 0 D 1 die tot den den buit der bende die geftreden had , krijg uitgegaan ., n . zijn, en tus- maar éene flavin van de 500, even zo van fche"1 veVade- net vee' 29* Die neffinS moest den Hoogenring. priester Eleazar ter hand gefield worden; vs. e8. En gij 1 , , , , , , . , zult eenefchat- 30. Doch van het deel der overigen, zou de wTOheffcn'", "eBSng aanmerkelijker' zijn ; dén' van de 50. van de kriigs- rje billijkheid was daarin , dat dit het deel lieden, die tot J dezen mijd uit- der Levi ten was, die voor allen de ftammen van0ge'vijfhon- den Tabernakel bedienden. 31. Dit bevel nu dérd «neziel; werd vrij naauwkeurig uitgevoerd door Mo- uit dc men- J 00 fchen, en uit ses, en den Hoogcnpriester. 32. De buit de runderen , .... . en uit de eze- was ongemeen aanzienlijk; want de LVhctiani- len , en uit de fchaapen. vs. 19. Van hunne helft zult gii het neemen ; en het den Priester Eleazar geven, eene heffing van Jebovab. vs. 30. Maar van , de helft der kinderen van Israël zult gij éénen gevangenen van vijftig neemen, uit de menfehen, uit de runderen , uit de ezelen, en uit dc fchaapert, uit alle de beesten; en gij zult ze den Leviten geven, die fde wacht van Jebovab's Tabernakel waarncemen. vs. 31. Dus deed Moses en Eleazar de Priester; gelijk Jebovab Moses geboden had. vs. 32- De buit nu, het overfchot van den roof dien het krijgsvolk geroofd had, was zeshonderduizend, zeventigduizend, en vijfduizend fchaapen; vs. 32. Uit het getal der fchaapen blijkt, dat 'er ten minden 30,000 mannen noodig waren, onder de Midianiten , om die wel te bellieren . men kan ook uit het getal der dochteren opmaaken, dat de overheerde natie op zijn hoogst 128000 man fterk zij geweest, laten daar van 15 of so duizend uitgetogen zijn ten ftrijde, dan is zulks ruim genomen.  van MOSES. Hoofdd. XXXI. 189 ten hadden eene groote veefokkerij gehad; vs. 33. En » . tweeëuzeven- zij hadden 675000 lchaapcn buit gemaakt, tig.' lizend run33. 72000 runderen in foort. 34. 61000 devs"'34. En ezelen, van het grootfte gebruik in den land- éénenzestig- - ' . . duizend ezelen; bouw; 35. Daarbij 32000 Ilavinnen, die vs. 35. En de , , >r j , lf , . zielen dermen- maagd waren. 36. Van de helft hier van, fChe„ , ujt de voor de zegepraalende bende, 37. Was de geenWbiiiiggn?g fchatting van Jehovah: 675 fchaapen, 38. En des mans be- , , fVT ■ j ' ■, J kend hadden - van de runderen 72; 39. Van de ezelen 61; aiie zielen wa40. Benevens 32 Ilavinnen. 41. Deze fchatting [™d™fJderwerd door Moses aan Eleazar ter hand , vy. sö. pe helft nu , het gefield, als het Hoofd van de Priester- deel van hun, fchaar, welke dezelve ten voordeel ftrekte. krijg01^!,^^- 42-47. Doch aanmerkelijker was het deel van inwagree°1' de Israèliten, ten voordeele van de Leviten; driehonderdduizend , dertigduizend, zevenduizend, en vijfhonderd fchaapen. vs. 37. En de fchatting voor Jebovab van de fchaapen, was zeshonderd en vijfenzeventig, vs. 3S. En de runderen waren zesendertigduizend; en hunne fchatting voor Jehovah, tweeënzeventig, vs. 39. En de ezelen waren dertigduizend, en viifbóh'defd ; en hunne fchatting voor Jehovah was éénenzestig, vs. 40 En de zielen der menfehen waren zestienduizend; en hunne fchatting voor Jehovah , tweeëndertig zielen, vs. 41. En Moses gaf Eleazar. den Pritkter , de fchatting der heffing van "ehovab ; gelijk Jebovab Moses geboden had. vs. \i. En van de helft dér kinderen van IsR/vëL, welke Moses afgedeeld had, van de mannen die geftreden hadden; vs. 43. (Het halve deel nu der vergadering was uit de fchaapen, driehonderdduizend, dertigduizend, zevenduizend, en vijfhonderd, vs. 44. En de runderen waren zesendertigduizend; vs. 45. En de ezelen dertigduizend, en vijfhonderd; vs. 46. En de zielen der menfehen zestienduizend;) vs. 47. Van die 'helft der kinderen van IsRAëL, nam Moses éénen gevangenen uit vijftig, van menfehen en van beesten: en hij gaf ze den Leviten, die de wacht van Jehovah's Tabernakel waarnamen, gelijk Jehovah Moses geboden had. vs. 34. Uit het groot aantal van ezelen, kan men opmaaken, dat deze natie zich ook flerk op den landbouw toegelegd had, waar toe de grond bij den Arnon hun de fchoonfte gelegenheid zal gegeeven hebben. vs. 38. Geen kcmelen onder, dat getal, om dat zij waarfchijnlijk daar mede gevlugt waren N. van K. Het vee is niet te groot in getal voor het land , het welk zij bewoonden, dit is wel uitgereekend door n. van K. daar in volgende de fchoone aanmerkingen van de Brieven der Jooden aan VoLTAIRE I. d. p. 2SÖ.  ï$è Hèt VIERDE BOEK vs. 4s. Toen 6750 fchaapen; en runderen 720; ezelen 6i®.* «aderden t»t flav;nnen 0-0. 48; Doch de Bevelhebbers van Moses de Be- 0 ^ veihebbers,die het Leger, dc Staf-Officieren, en de anderen zenden van het tot den Raad toegelaaten ; 49; deeden verde'Hoofcllï'eden un-§: ^at z'l' ^e monftering over hunne mander duizenden, fchap gedaan hebbende , met verwondering *ieden der hon- gemerkt hadden, dat geen één zoldaat gefneudevsf 49. En rij vétó of gemist was; 50. Dit komt ons (zegzeidcn tot Mo- n-en zij) ,zo uitftekend voor, dat wij vrijwil- ses: uwe knech- D !J ' . ten hebben op- lig onzen V e l d h e e r een offer willen gehoordfora det ven van ons deel in den buit; het zij dan krücsiieden , een g0U(j vat, of keten, of armring, of vindie onder onze ö ' ' °' hand geweest ger-, of oorring, of een kostbaarcn gordel; ziin ; en geen . ^ , ... man uit ons wij willen iets daar mede veraangenaamen bij Wvf ^oCmwi.i den Heer. 51. Moses nam alles aan wat m ''fbee?e of keurig bewerkt was. 52. Het was van eene fergaafgebragt,aanmerkelijke waarde 16750 fikcis; 53. Doch getogen heeft", de foldatcn hadden van dat foort van buit een gouden vat, géén jieefenïng gedaan. 54. Dezen aanmerke- *en keten, of ^ . 00 een armring, lijken buit bewaarde Moses in het biflnenftè een oorring"of Heiligdom ter gedachtenis van deze overwin* een afhangen- • den gordel ;om luu6" voor onze zielen verzoening te doen , voor Jehovahs aangezicht, vs. 51. Dus nam )MosF.s en Eleazar de Priester, "van hun het goud; alle wel bereiden Vfcrkftukken. vs. 52. En al het goud der heffing, dat zii Jehovah offerden, was zestienduizend, zevcuhondeRl en vijftig fikelen; van de Hoofdlieden der duizenden , en van de Hoofdlieden der honderden, vs. 53- [Maar] de krijgslieden {behielden het geene] zij, ieder voor zich zclven, geroofd hadden, vs. 54. Dus nam Moses , en Eleazar de Priester dat goud van de Hoofdlieden der duizenden, en der honderden; en zii bragten het in de Tent der zamenkomst , ter gedachtenis voor de kinderen van Israël, voor Jebovab,s aangezicht. vs. 52. Naar Mus. bereckenint? 70.0C0 dukaten, doch de Ckel was toes Zo zwaar niet, als naderhand; dus ruim 17:00 dukaten.  van MOSES. Hoofdd. XXXII. ioi -tt-^ XXXII. I 1 „ , . .. ,„ ,„ HOOFDDEEL. i. IJe Rabeniten uit den oudlten zoon van T, ,. , , . n , VS' *• DeIi;m- vader Jakob, hadden zich altijd zeer fterk deren van ïiu- , ' , , . r , , , n ben nu hadden toegelegd op het aanlokken van vee; de Ga- veei vee, en diten hadden ook onder hunne bezittingen het ^nde*g»^* meeste vee; zij hadden met ongemeen veel "??^|^en fmaak de fchoone weilanden aan deze zijde land ' jaizer, van 'jpaëzer,, en van Gilead bezien; fchooner /J^Jf1 en"ziet~ en gefchikter voor talrijke kudden vee, dacht deze plaats was ° J eene plaats hun, kon 'er niet zijn, het zou hun onge- voor vee. meen lijken. 2; Zij Hellen zich dan voor kwamen' Dde Sèii grooten Raad, met. het volgend verzoek: cmdercnen ™ He velden die rondom de veroverde Heden, kinderen van _ , -ir Ruben , en aggént 4. Landen welken onzen Veld- ipraken tot b voor de zoonen van vader IsRAëL, ^S^£L en du? ook voor ons veroverd heeft, zijn Priester, en tot . , .. de Overften der ongemeen voordeel?g voor cte veehoedenj: nu vergadering, w ee*.: gij , mijne Heeren , dat ons beider ze^%V Ata. vó'oiniaaihfte rijkdom in het vee beftaat; dat"'6' en J ' bon , en Jae- zer, en Nim- r« , en Boston , en EU*;- : en Stberam , en Nsbo , en Meon ; vs. 4. Dit land. *t welk Jtb'tnab voor het aangezicht der vergadering 'sKAêi. geflager. heeft', is een land voor vee; en uwe knechten hebben vee. Pt. : IT.-c is het waarfch'jrdijkst, dat zij in Gofen het meest daar op . iLgd hebben, terwijl de andere ftammen op den landbouw, of de handwerken zich het meest toeleidden; van daar. dat hun vee het talrijkfte was,, boven dat der andere ftammen,— daar hier de Manasjiten niet geho'énia worden, maar wel vs. 33. is het zo vreemd niet, dat het Sant. CoJfx dit IriVtüt, Doch het is mij altijd waarrchïinüjker geweest, dat de «'.•«•„•/'.'.■« tier. voorflag der «hdeiën horende, bij die gelegenheid 'er ook on. begonden te denken , en daarin geflaagt hebbende , zig bij de twee -ftar.ur.en in het verzoek voegden , of naauwkeurigcr gtfproken hetzelve '"•oorreg: verkregen. vi, Op het einde mot* rfjr. Mo*», cn niet Van. «tit blijkt duidelijk -98 ft. 3*.  i92 Het VIERDE BOEK vs. s.<'Voorts wij ons daar op altijd, het meest toegelegd zeiden zij: in- , , .. .. , dien wij gena- hebben; 5. Indien wij nu deze gunste van gen"1 gevonden de Hooge vergadering verzoeken mogten, dat hebben, zo laat fa jaruj ons a]s onze erfpoi'tie overgegeeven du land uwen r 0 0 knechten ge- werd voor altoos: zo zouden wij afftand doen geeven worden „ , „ tot eene bezit- van onze aanipraak op kanaan , cn gaarn niet' bekken voor a^oos aan ,deze zijde van den Jordaan over den J01- blijven. 6. MojSes een man van veel voor- vs.' 6. Maar uitzicht, dat verzoek hoorendc. nam daar in wt°dekintoen g»«sch g<-'e» behagen; hem dacht, het voor- ^'""dtriinderen imiïie oogmerk was niet om hun vee; maar van Ruben : om de gedurige tochten en veldflagen verder broeders "ten te vermijden; want wie zou anders zo ligt ftrijd trekken, Kanaam erfiris afjtand doen ? hij Held en zult fi.ihe- J den hier blij- dan den Vorften van beiden ftammen ook, ftraks zijne gedachten voor: — mijns bedunkens zou vs. 7. Waar- het onbillijk zijn, in uw verzoek te bcwilli- giThet hm der §etl 5 het £eVol§ daar Van Z0U ziin' dat $ kinderen van o-erust gezeten zijnde , niet meer aan uwe ÏSRACL bcZ W!tU- ren, dat zij broeders, nog bezig met het veroveren van overtrekken1'" Kanaan, denken zoudt, veel min, hen helpen: naar dat land, r)e nstie door het gemis van deze twee 't welk "Jehovah ' 0 . hun gegeeven ftammen reeds aanmerkelijk in krachten verhCvs!? 8. Dus minderd, zoude mogelijk hun hart met valdeeden uwe fcne vermoedens bezwaren, omtrent het vero- vaders, als ik hen van Kades- veren van het land, het welk hun Heer cm difiand'te' hun toegefchikt heeft. 8. Mijn vermoeden 'Devs™9. Ais zij grond ZIC^ °P eiSe ondervinding; zo ging het opgekomenwa- jn voorigen tijd, als ik te Kades Barnea geren tot aan het , r • j i is- dai£i*«/,endit legerd, verfpieders zond, om Kanarm op te zo" bezwaarden neemen; 9. Tot EsM gereist zijnde beving zij het hart der jien j£ vrees z\\ trokken terug, en ftookten bet kinderen van »•• *» , , isRAët., dat zij volk aan , door valfche vermoedens, zo dat S"tode,nSdat zij geen lust hadden, om naar het land te «egeevenhld? trekken, hun door den Opperheer gegee-  van M O S E S. Hoofdd. XXXII. 193 ven. 10. Onze Heer gaf ook bewijzen ge- vs. 10. En de j. 1 „ tonrn van je- noeg van zijn ongenoegen over dit hun ge- lovah omftalc drag. 11. Waarom Hij betuigde: dat nie- <"|« d!l^; & j n . en 13xj zwoer, mand van hun, die het voorrecht hadden ge- zeggende: , . . „ , .. vs 11. In had uit Egypten verlost te zijn , met een dien deze manoogmerk om hen in Kanaan te brengen, 'het genoegen zou hebben, dit land der belofte te togen zijn, van ' ,1 j , ' 1 • , twintig iaaren aanfehouwen, en zulks Wel om hunne wispel- en daarboven, turigheid tegen Jehovah : 12. Alleen J 0- j^fdt zw^ schua en Kal eb om hunne beftendigheid ik aan aera- ° ham , ISAaK , in 'sHeeren oogrrerken te volgen, en op en Jakoe ge- , , r . , , zworen heb 1 zijne beloften te vertrouwen, uitgezonderd. want zij heb13. Nu mijne vrienden! wat was het gevolg van jj* „"„J0^ JehovaWs rechtmatige gramfehap ? immers , volgen; 0 ..... vs. 11. Be- eene omzwerving van veerng jaaren m de be- haiven Kaleb, kende woestenij, tot zo lang dat allen ge- J^S.dS ftorven waren, die aan deze billijke ontfte- \inï?iUr»,en ' ■ Jofcbua den king van de gramfehap onzes Heeren fchul- zoon vanNun: t^. , 1 want zij heb- dig waren. 14. Dit houde ik u voor, om bcn volhard u aftefchrikken ; gijlieden allen zijt van laa- ^f™^ na ts teren leeftijd, niet befwaard met deze fchuld, vs. 13. Dus . -,i ,,, -lil ontftak Jebo- 1111 komt gij en wilt dezeUde misdaad doen, en vahs toom tedus de fchuld over Isracl nog aanmerkelijk fgj Isd*AedL'h^n verzwaaren. i<. Is zulks billijk? — daarbij, omzwerven in J J * tie woestijn , kan ik niet anders zien, of het toefhran van veertig jaaren; , . r\ r 1 j tot dat verteerd uw verzoek zou voor u ten uitenten Ichade- was het gansch lijk zijn: hoe ligt zou het gebeuren, dat zo ^eht'gedaha" p-ij achteloos bleev in 's Heeren bevel te had wat kwaad , T,.. , , was iii jeho- gehoorzaamen, dat Hij mogelijk verder de vabs oogen. hand van dit volk zou aftrekken, en ze in de zievts' woestijn laten zwerven; zo zoudt gij immers ?'icrte°P^ftsavna^ de naaste oorzaak zijn van het verderf der uwe vaderen, eene menigte van zondige menfehen , om de hittigheid van Jehovahs toorn tegen Israël op der. anderen te hepen. vs. 15. Wanneer gij van achter Hem li zult afkecren, zo zal Hij verder voortgaan het te laten in de woestijn ; en gij zult al dit volk -verderven. III, Deel, N  194 Het VIERDE BOEK vs. \6. Maar geheele natie? 16. Doch de Vorlfen der twee zij naderden " tot hem, en Hammen, aangedaan over de nadrukkelijke realen : hTer den van Moses , traaden een weinig nader bouwen°°voor toe' om een duidelijker begrip van hun ons vee , en verzoek te geven; en wat zij ingevalle dit (leden voor . , ... , onze kinder- tocgelraan werd, van hunne zijde gaarne bekfvsS.' 17. En looven wilden: — het is ons oogmerk alleenr wij, wij zuilen lijk ajs ons verzoek ingewilligd word, in onsvaerdigtoe- ■ ° ° ' rusten, voor deze aangenaame landsdouwe Ichaapskooijen der 8 kinderen voor onze veefokkerij aan te leggen; en de \an IsRAèL -tot fteden ter bewooning ■ van onze weerlooze dat wij hen aan t ° hunne plaats vrouwen en kinderen te herftellen; wij kun- zullen gebragt , / ■. .-. . J hebben; maar nen doch immers die nietmedefleepcn. 17.Maar kèns zunéuTn WÜ zeiven betuigen ons nog meer te zullen toede vaste lieden rusten, en te bekwaamen tot den krijgsdienst; blijven , van 1,1,1 •• , , ■ , wegen de in- met verdubbelden ijver onze broeders in de h!nd0s.erCn d£S beloofde bezitting helpen brengen ; wij kunvs. is- wij nen ^an fa m;nder beangst doen , fchoon zullen met we- 0 > derkeeren tot wij onze kinderen achtergelaten hebben, die tot dat de kin- daar beter beveiligd zullen zijn dan in het RAëi" zich toï vc^ tegen de aanvallen en ffroperijen van erfiijke bezit- de ïiabuuren. iS. Gaarne willen wij plechtig ters zullen ge- , , . . " fteid hebben , beloovcii, niet eer naar onze nieuwe woonmzijneerïnris.Van Sen tc verlangen, tot dat wij ooggetuigen vs. 19. Want z;;n (jat. onze broeders allen in het volko- wij zullen met _ hun niet erven, menc bezit zijn van net belootde land. vaöSdenef^- 19- Wij willen dan ook gaarn affland doen «aan, en yer- v.._u afle nt op ]iet Overjordaaiifche , of der heenen, als K ■ J onze erfnis ons allen landen , welkm nog veroverd mog- coegekomen zal . , ziin aan deze ten worden; nuds wij maar het oostelijk ge- ^^««T'tegen t^elre vrm net 'and aan deze z'.'de ten erfdeel het oosten; verkriigen mogen. 20. Nu oordeelde M 0- vs. eo. Toen JO ö vs. 16. Opene hokken, afgefchooten heiningen voor het roofgedierte, worden gewoonlijk door fchaapskcoijen vei/laan.  VAN M O S E S. Hoofdd. XXXII. 195 ses het verzoek billijker, en wil ben tot de zeide m»ses .... .. tot hen: mdien aangebodene voorwaarde nader verbinden; hij gii deze zaak zegt: — gij zult plechtig voor den vollen a^^Veo* Raad beëdigen, dat gij zulks denkt naar te Mgg*1 g»; komen; dat gij verder u onder het geleide toerusten ten van Jehovah tot den oorlog zult oeffenen; ys' •£ e„ 21. Dat zonder voorwendzel elk welgewapend "^^"egefoldaat van uwe beiden ftammen mede den rust is, over . den Jordaa» overtocht doen zal, onder het geleide van de zal 'trekken Scheckina van Jehovah, tot dat de vijanden ^gezKUi tot allen verdreven, 22. En dé vastigheden vero-dat Wj tifae ' .. . vijanden voor verd zijn, dan eerst beloofd gij te willen we- zijn aangezicht derkeeren; komt gij zulks naar, dan zult gij z"i dveRh-even aan uwe beloften voldaan hebben, ën gij zult hei^en En dan rechtmatige bezitters van het zelve onder het land voov het opzicht van uwen Hëer zijn. 23. Komt fezichu'ondergij het niet naar, zo zult gij u allen aan |^-j§j £ » ™ meineedigheid fchukiig maaken, en dus aan wederkeeren , ■ - en onfchu'dig de onmidlijke vierichaar van uwen Heer. ; ziin voorden gij zoudt het fnoodc van die ontrouw be- f^L'; ™iV°d°it treuren, als de Godlijke wraak u de fmart 'and zal » r.er ? ■' bezitting zun daarvan deed gevoelen! 24. Onder die bepaa- voor jebêvait ling, Haan wij uw verzoek in alles toe; en "^f^. Maar geven u Vrijheid om hutten voor uw vee , „"^™ul^0e"' en lieden voor Uwe huisgezinnen aanteleggen, «jet,- >|o hebt 25. Doe deeden de Vorften der beiden vab gezondigd; ftammen eene plechtige betuiging voor den ^"ndêngèwaar Raad, dat zij gewillig waren, zich aan die worden, ais zij vs. 14. Bouwt u lieden voor uwe kinderkens, en kooijen voor uwe fchaapen; en doet wat uit uwen mond uitgegaan is. vs. 25. Toen fpraken de kinderen van Gad, en de kinderen van Ruben tot Moses, zeggende: uwe knechten zullen doen, gelijk mijn Heer gebied. ut. »i. Het vervolg zal ons leeren, dat een groot aantal manfehap , door fehikking van den Raad en J oschua achtergelaten zijn, tot dekking va». <1ie Ov>rf9ria.«ip;bf landen. N £  icjó Het VIERDE BOEK vs. 2& Onze voorwaarden te onderwerpen , 26. Dat zij, zendvronvven'^ zonder de minne uitzondering' te manken , onze bezitting, ZQ]] ; • mijn Heer ge- te houden, als tic Gad.ten en Kubemtcn met fPvs'.iee8. TfoJh u eenpaarig ten ürijde optrekken, dan zult gebood Moses .ni o'ehouden zijn liuii Gil ad voor altoos af- «fen aangaande, a ■ a J BUAte den teltaan; 30. Maar doen zij zulks niet vrij- filTa'üèn^oon willig, dan .zult gij u;et gehouden zijn deze Yall,,ls'^'en beloften naar te komen: maar gij kunt dan de Hoofden der 7 0 ■> vaderen van de naar bevind van zaaken, hun aan de overzij- fiammen der , . . .... , . , kmdewn van ue eene eriportie toeleggen. 31. Dit gelclncd!*w*6«ïk En de in de tegenwoordigheid van de Vorftén Mows zeide vn_n beiden hammen, die zich nu plechtig de kindtien van verbonden voor den vollen Raad, aldus: — Undelen011 van wat onze Heer pBS OU door den raad van Rvben met u ^i0SES voorgelegd heeft, belooven wij hei- li.-dcn over " 0 D J den ftrMü Kg te zullen nacrkomen ! dit- zyveeren wij! zullen trekken, . ,, .. . , „ een ieder, die 3-- Wij zullen vrijwillig met genoegen het toegerust iMen ,id d Schechina in den overtocht over oorlog;, voor o y-ehovabs aan- ,\cn Ja; daan volgen, en ons te vroede hou- gezicht; als het , , . . land voor uw ucn van nu aan, met onze. bezitting aan gce- aangezicht zal ondergeóragt zi'n , zo zult tij kun het land Gilead ter. bezitting gcr ven. vs. 20.. Maar indien zij niet toegerust met u zullen overtrekken; zo zullen zii tot bezitters geffeld worden in het midden van uliedcn, in bet land Kanaan. vs. 31. En de kinderen van Gad, en de kinderen van Ruben antwoordden, zeggende : wat jebovab tot uwe knechten gcfnroken heeft, alzo zullen vvii 'doen. vs. 32. Wii zullen toegerust overtrekken voor Jebnvabs aangezicht naar het land Kanaan ; en da bezitting onzer erfnis zullen wij hebben aan deze zijde 'van den 'Joriaan.  van MOSES. Hoofdd. XXXTI. 197 ne zijde. %*<"»» e" 3a''- ' ' , .°'J zer, en Jogbc- Scltophan, Ja'ézer, Jogbehah, 36. Beth-Nim- tab, ''ra, Bsth-Cher'an ; buiten de bemuurde fte- Betb'- |r»wf™ den, leiden zij eene menigte van fchaaps- ^^"fste^'ekooijen, onder bedekking van hunne Heden djn^egfetaap»aan. 37. De Rubeniten herftelden ook Ches- vs. 37. En de bon,Eieale,Kiriaitajim, $.Nebp,,'Bah-Meon R^Vuweertijds , en Libma; zij vernoemden ook allen chesbon , J J en Eleale ; en die Heden, fchoon naderhand de oude naa- Kttlattajim; j j i 1 vs- 3«. En men van de veranderden meest weder ingfc- prebo ,aaJsasi- Meon , welker naamen [van i«rtc] veranderd werden, en Libma; voorts noemden zij de naamen der lieden, welken zij herbouwden, met de [voorige] naamen. vs. 34. Boawen, heeft hier gemeenlijk de beteekenis van niet nieuwe wooningen te vervaardigen Mas. vs. 38. Nebo was genoemd naar een' afgod Jef. XtVX I. — Het bliikt uit vs. 42. dat ook al veeltijds de oude naamen door de overwinnaars bekragtigd werden, ook dit geloof ik, dat hier plaats gehad lieefi. N 3  193 Het VIERDE BOEK mIcihr 9' d" voerd werden' en de nieuwen dus onbekend zoon van ma geworden zijn. 39. Het vorltelijk huis van tjasse , trok A «■ 71 » naar Gilead rm m ac Hl r Uit manasse, tOOgen nu naer want m ver- Gilea(i, zo ver het nog in der vijanden handreef de Amo- den was; zij veroverden het van de A:r.o- riien die 'er 111 . j- , . , , , . ... , waren, uit de riten , die daaruit gelukkig verdrijvende. bevsr.n4o. Dus 4o. Doe bevestigde Moses dat vorftelijke gaf 'musfs g/- huis, in dat veroverde deel-, en hij nam 'er lead aan Ma- ■ ■ ' j cgta,denzooh zijn woonplaats in. 41. Vorst jair nu deed etThij woonde uxoperijen ten platten lande;' daar de dorpen, ^vs'V jaïr en gekugten, en landsvastigheden inneemende, nu, de zoon in eene zeer ruime {treek gelcsen; die bij van Manasse, t ... e ° ' ,.t j ging iieenen, J airs vlekken noemde. 42. Vorst NodorpeTinHn BACH belegerde Kenath , de hoofdplaats van U: i.ocmde ze, ceil aanzienlijke {treek, veroverde het, Helde vs. kn zich in het bezit, en benoemde de hoofdftad ;x s**g naar zich zclven. Kenath in ,met deszelfs onderhoorige plaatzen ; en hij noemde het naar zijnen naam Nobach. xxxiii. hoofddeel, i, JL/ë aaneengefchakelde verhaalde reizen vs. 1. Deze en nistplaatzen der hraëUteri, op hunne tocht zun de reis- * * r tochten der uit Egypten met hunne Karavanen, onder het kinderen van , -j ,„ ... , IssAëL, die uit geleide van Moses en AaRON, zijn deze: wf/nzitó'naar a' MoSES had die allen met^ hunne verfcheihunne heiren; de marfchen , en nistplaatzen, opgefchreven, door de hand ... , ' . r. , , .. , . van Moses en op bijzonder bevel van Jehovah; zij volgen m .< VS. O- iju Zty losfmg genoemd; hier waren zij naer toe ge- verreisden van trokken met een kleine terugmarsch, op het belden zich gerucht van Pharao's komst; zij lagen daar tegen Baal-Zïphon, aan de eene zijde einde der woes- Mgdol, en aan de andere de roode zee heb- tljvs's7. Kn ry bende tot dekking; 8. Alwaar ze dien vermaar- ™br™*™,™kn_ den tocht deeden over de zee, cn aan de an- ken te rug naar , Pi - bacbiroth, dere zijde het eerst voet aan land zettenen, dat tegen over toen trokken zij verder door de uitgeftrekte valei Etham, leggende een reis van drie dagen af; j** voor Mig- bun naaste plaats was Mara, [nu Korondeï] vs. 8. En zij , , , n/r verreisden van vermaard door het oproer; 9. Van Mara , lIaMrolbt „ naer/?///-«, nog vermaard door zijne bronnen, en f^"\ct vermenigvuldigde palmbooinen; 10. Van Eli'm den der zee, naar de wocs- t n; en zij trokken drie dacreizen in de woestiin Etham, en legerden zich in Mara. vs. 9. En zij verreisden van Mara, en kwamen te Elim; in Elim nu waren twaalf waterfonteinen, en zeventig palmboomen, en zij legerden zich daar. vs. 10. En zii verreisden van Elim ; N 4  200 Het VIERDE BOEK en legerden gingen 7-i.l' °P Éawch, en legerden zich aan fcheifzeT * de boordeP VKn dc iee. ïi. Van daar in de vs. ii. En zii ruime woestijn Sih, alwaar zij het eerst met verreisden van . ~. , , de fcheifzce; Manna begunftigd werden. 12. Van daar in ziehindeêwoees- die zdvdc vdei te Dophka* 13. Van dafir met tijns/«. een' korten marsch te Alusck. 14. Van daar vs. ii. En zij n 7 • !■ verreisden uit te Kaphidim, eene valei, alwaar die vermaaï- tl; enTeger" dc rots Merlhn is. Van daar, in de fchoo- D?pbiTh ne valci Vjin het gt,berg'te vermaard vs. 13. En zij door de wetgeving. 16. Na een lang vertoef, verreisden van . , , .. , .. ° Dopbks ; en trekken zij de groote woestenij van Paran in; \TXAimch.ZiGh hun eerfl:e Iegerplaats is Kibroth-t'aiïva; vermaard vs. 14. Én zij door hunnen afkeer van het Man. 17. Van verreisden van , ... .. ' Aiuscbï en ie- daar te Lnazeroth in de woestijn van Paran; RytM%%ch vermaard door Mirjams nijd; 18. Van daar was geen Chazeroth oyRithma, ook in dc woestiin van water voor het _ , volk om te Paran, naar een berg met dien naam be?v"keTs. Dusnoemd' »5 uureiTvan SÏnai. 19. Van daar, virijw^j op Ri,m:on Perez» het beS'« van SW« zuide- en legerden zich in de woestijn Sinat. vs. 16. En zij verreisden uit de woestijn *'»«; en legerden zich in Kibrotb-taava. vs. 17. En zij verreisden van Kibrotb-taava; en legerden zich in Cbazernth. vs. 18. En zij verreisden van Chazeiotb; en legeiden zich in Ritbma. vs. 19. En zij verreisden van Ritbma; en legerden zich in Rimmon-Perez. vs. 12. Dophha de 8fte legerplaats volgens Schutte: Aluscb is benoemd, naer de flingeringen die in dezen weg zijn. vs. 14. Rapbidim, de 10de rustplaats, Sinai de 11de rustplaats, en wej de valei Hebron in het bijzonder benoemd dat gedeelte van de uitgeftrekte vlakte van Sinai, waarin zij thans gelegerd waren. vs. 16. Dit onderfcheid Schutte van Tabeëra, doch, mijn's bedunkens , heeft de valei twee naamen gehad, wegens twee verfchiilende gebeurtenisfen daar in voorgevallen; Tabeëra om den brand, die in het Leger ontllond; cn Kibrttb- taava, lustgraven , om hunnen trek naer vleesch, en het gevolg daar van. vs. 18. Thans Retbume op de Kaart van Niebuhr.  van MOSES. Hoofdd. XXXIII. 201 delijk gebergte, in de nabuurfchap van de vs. 20. En zijvalei; 20. Met een' kleinen tocht naer Libna; het zelfde met Libona, of Laban. 21. Van rez; en ïeger^ „ , in 1, /• den zlQa in daar op Ris/a, het zeilde met Ra/a. Libna. 22. Van daar, te Kehelata , tusfehen Rosfi, ver?èisdën van en Schapher, dus benoemd naer de vergadering, Lib"a > F" j ' 0 0 ' gerden zich in of liever t'zamenfpanning Van K o r a c h enz. Ris/a. 23. Van daar, tusfehen de gebergten van verreisden van Schapher, [thans Jebal - Zophara benoemd,] £W* naar deszelfs vrolijk groenend uitzicht; van Kehelata. r ■ ■ , . vs. 23. En goede fonteinen aan den voet voorzien, zij verreisden 24. Van daar, in Charata; naer den berg Ge- ™n kirden 777^, zuidwaarts van Schapher. 25. Van daar, dch in het gebergte van in Makheloth; [thans Makhon.~\ 26. Van daar, Scbapher. in Tachath tusfehen Makheloth en Tharah. verréhden'van 27. Van daar, in Tharah, de naam is van den liet êebergto . . . van Scbapher; draai, dien de kust van de Arabifche zee en legerden , 1 , , „ -r , . zich in Chara- daar maakt, benoemd. 28. Van daar, m ta. Mltka bij Ezion Geber, anders waarfcbijnüjk v^réisderfvan Moka genoemd. 20. Van daar, in Ch'asmo- charata ; . en j 1 • • tt , • legerden zich na, m de valei Chamity 30. Van daar, m in Makheloth. r-fofcroth, bij het gebergte Maferah. 31. Van v^sdenVan daar, te Bene - faiikan, digt bij Sinai; Makheloth; en "1 leaerden zich 32. Van daar, te Chor - Girfgad, digt bij de in Tachath. vs. 27. En zij verreisden van Tachath; en legerdfn «ich in Tisrah. vs. -t. ün zij verreisden van Tharah; en leverden llti In Stliti*. v». ï?. En zij verreisden van Mitka; en leïefiieti zich in C**iMtv*. vi. JO. En zij verreisden van Cbatmona; en keerden zich In Xefireth, v*. 31. En zij verreisden van Mofcrotb; en legerden & „ j„ Rwjaikm. V». 32. En zij verreisden van Bene-jaakax; cn lee.:rJtii zich In Chtr-G:etg*J. . vs. 21. Op de Kaart van PtuTtsorn Sa/ï. 31—33- Als men dit verfeüjfct met fout. X. 6,J. ii 'sr een aanmerkeliik verfchil; zo zeir», du veelei» denken, een vin beiden plaatzeu moet bedorven zijn; Sc hut ra heeft eene MjzoruSero Verhandeling daar over, achter Poc»a goptllttt, irurin hij iridit te bewijzen, dat dit vcrfchillende reizen zijn. N 5  202 Het VIERDE BOEK vs. as. En zij ftad Phara. 33. Van Chor -Gidgad, floeg de verreisden van Tr ■ , , , chor-oidgai; Karavane zich neer te Jotbatha; eene water- z"ch tele>7l" "jke oord' niet verre van de roode zee, in tba. de nabuurfchap van het eiland fotabe. vs. 34. Enzu \r 1 verreisden van 34- vervolgens te Abrona, een overtocht £ erden zich volgens den naam , over de roode zee , te'Mrma. _ waar hij het engfte is. 35. Toen te Esjon- vs. 35. En zij re ... , verreisden van \jttoer, Lm oalomons tijd vermaard gegtrde^'zich'te" worden,] op een rotsachtigen oord aan de zee ^vTs^F.nzij §effiSt; ïthans Dah*b-~\ 36. Verder voorwaaids verreisden van door de woestijn Tzin naer Kades; Tzin, ten zuiénrij tegérden den van ne£ gebergte Hor; en Kades, [digt bij tim rz/»,W[die de tegenw°oi'dige rustplaatst der Mefniatifche is Kades.'] bedevaarders Kalah-Nahan.~] 37. Toen aan verreisden "van Hors gebergte, onder de grenzen van Edom, g^rden'zich aan [anders Te, en Ahaba genoemd, waar bij IKoden berg Hor , ferah lag.] 38, 39. Alwaar de Hoogen- aan het einde . h 7. n- r ■ , van het land priester AaR o n ftierr, 123 jaar oud geworden. ^vT'38. Toen 4°- De Kana'dniter Koning HaRaD ontging, de Priester moetede hen. 41. Vervolgends weder ontrek- Aïron op den ; ° "jyui-n. berg y/or, naar kende namen zij den omweg tot Zalmona, en fticrf'daar; 42- Van daar, meer lijnrecht langs de doode ft» !aar ' naden zee te Thunon, niet verre van Petra. uittocht der 43. Van daar op Oboth. 44. Voorts onder de kinderen van » ISJtAëL uit Egypteland,- in de vijfde maand, op den eerflen der maand, vs. 39. ASron nu was honderddrieëntwintig jaaren oud, als hii ftierf op den berg Hor. vs. 40. En de Kanaan!ter de Koning van Harad, die in het zuiden woonde, in het land Kanaan, hoorde, dat de kinderen ■ van IsRAëL aankwamen, vs. 41. En zij verreisden 'van den berg Hor; en legerden zich in Zalmona. vs. 4e. En zii verrcisdeii van Zalmona; cn legerde» zich in Pbnnon. vs. 43. En zij verreisden van Pbunon; en legerden zich in Obot. vs. 44. En zii verreisden van Obot; en legerden zich aan de heuvelen Abarim, in de landpaal van Moab. --•!. 41. Zalmona, benoemd beeldenplaats naar het oprichten van de koperen flang; thans Solcinan genoemd. vs. 4J. Beiden bij Peutinger omtrent de doode Zee. vs. 44. Heuvtlkens der evertoebt over de wateren Nimrim.  vaisi MOSES. Hoofdd. XXXIII. 203 duinen Abarim, in Moabs gebied; 45. Al vs. 45. En zij voorwaards trekkende te Dibo;i-Gad, aan de ^"bTuveicu; bceke Gad om Aroer loopende , wordende F* inlc}^»met eenigen fcliijn ook Zered genoemd. Gad. 46. Voorts te Almon - Üiblathaim, over de verréilfeif^an Arnon aan de noordzijde. 47. Doe zwenken- $jLn^tt5i de naer den Jordaan , binnen het gebergte « ^Aimon-DiAbarim. 48. En eindelijk floegen zij zich vs. 47.'En zij neder, langs den .^W/wk in de vermaarde X™^™ valeven van Mo.ib; 40. In de breedte zich Ömbtj ™ ie- J ~ . " gerden zich aan uitflrekkende van Bet- Jefimotk, tot aan Abel- het gebergte Schittim; wordende van achteren door het ge- ^gen ^IboT' bergte Abarim gedekt. vs. 48. Enz:j " 0 ö verreisden van 50. Daar nog zijnde handelde Jebovab met het gebergte Moses nog over ccnige fchikkingen, die hij en" leerden aan den Raad op het hoogst aanbevelen [jeVéiden^der moest: benaalende hun gedrag, als zij aan de Moabiten, aan ' r , . 6 ' J v.. den Jordaau overzijde zouden gekomen zijn: 51, 52. Zij van Jericbo. moesten de Kanadniten zonder de minfte ver- Iegvcsr-den Ez\c\ fchooning allen uit hunne bezitting verdrij- a,an den 3°'~ ° . daan van Retb- ven, allen gedaanten hunner Goden vernielen; Jefmoth, tot allen gegotene beelden, bijzonder de heuvels f/"i,in deviakvan godsdienst, volkomen flegten. 53. Zich %Jbftd™ dcf het land eigenen, dat bearbeiden; het was vs. 50. En ' _ , Jebovab fprak hun van Jebovab gelchonken, voor hun, en tot Moses, in voor hunne nakomelingen. 54. Bij het lot den^^Jwmoest deze erfnis verdeeld worden; in de > aan den yordaan van Jericho, zeggende: vs. 51. Spreek tot dc kinderen van Israöl, en zeg 'toe b*n; wanneer gijlieden over den Jordaan zult 'gegaan zijn in het land Kanaan; vs. gs, Zo zult gij alle inwooneren des lands voor uw aangezicht uit de bezitting verdrijven, en alle hunne beeldtenisfen verderven ; vook zult gii alle hunne gegotene beelden verderven, cn alle hunne hoogten verdelgen, vs. 53. En gij zult het land in erflijke bezitting neeriien, en daar in woonen: want tk heb u dat land gegeevcn, "- 1 ivT-.r 1 ' 7 , vs- 5- Voorts .tot aan den Ntjl de ooste tak, zullende ten zal deze ïandzuidwestcn bepaald worden door de rivier ten *~ °™?m™, \ . zuiden, en ten westen, door de Middciiland- naai' de rivier van Egypten ; fehe zee. 6. Ten westen zal de Middenland- en zijne uitgan.. , , , 1. .. ,„ • gen zullen zijn ,lche. zee de greinehendmg zijn. 7. fen noor- naar dc zee. den aan de boven zijde, zal de grenslcheiding :g££if' A!™ë ten noordwesten met de Middenlandfche zee landpaal van , ..... , het Westen , beginnen; gij zult beginnen te reekeuen van daar zal u de het gebergte. Hoor of lierman. S. Van daar f^dpa/'zijn; tot. Hamath , het uitcriie van dien bogt, zal dcze jj4* u d,e .. D ' [interlle] Iand- Zedad zi}\\. 9 vervolgencis tot Zipbr.on ,.en van paal van /bet den uiterlten noord-oostcrhoek Hazar-Enan. ^7.voorts 10. De grenspalen ten oosten zullen van Ha- zal,u de ]a"d° 1 paal van het zar - Enan weder beginnen doortegaan tot Noorden deze c, 7 t-.ii r>-7 7 7 zijn; van de Scpnam. 11. Dalende tot Ribla, tegen het oos- groote zee af zult gij u den berg Hoer afteekenen. vs. 8. Van den berg' Hoor zult gij afteckenen, tot daar men komt te Hatnatb; en de uitgangen van deze landpaal zullen zijn naar Zedpd. vs. o. En deze landpaal zal uitgaan naar Zipbron ; en zijne uitgangen zullen ziin te Hazar-Enan; deze zal u de Noorderlandpaal ziin. vs. 10. Voorts zult gij u tot. eene landpaal naar de Oostzijde wenden, van Hazar-Enan, naar Sepbam. vs. II. En deze landpaal of. 7! Dit Hor is niet die berg waarop ASron liierf, maar een berg d. e aan den Libanon grenst Mus. Scu. vs. n. Dat dit Ain het bekende Piiala zij, daar toe geeft de betekenis \ar. Ain zelve aanleiding.  £06 Het VIERDE BOEK zal afgaan, vasten van het vermaarde meir Phiala, den oorWmT,' lèg'en fprorig der Jordaan, vervolgens afgaande tor ^^"'"oort" de zee Cinnereth, 12. Vervolgens langs den zal deze land- Jordaan af, tot dat zij zich ontlast in de paal afgaan, en ^ . , . , , {trekken langs zout-zee: zie hief dan de grenzen van allen zee cimusretV zijden bepaald. 13. Moses beval nu dat dit oostwaard janci ^oor fe^ .aan h t i100fd hebbende vs. 12. Voorts . zal de/e land- Gideon , volgens bet lot moest uitgedeeld langs denfo™ worden , onder de negen en een halve vritgsngen '"mi- dammen , die nog geen erfportie hadden, len ziin aan X1 jf Vcrmids de Pubenhen, Gnditen en de zoutzee: dit , ' ,. , , . zal u bet land de helft van die van Manasse hun deel aan rte11'landpaakn de oostzijde van den Jo'daan , oostwaarts rondom. van jiet binnen °¥ordaanfche, reeds hadden ont- vs. 13. En u Moses gebood vangen. 16. Voorts gelaste Jehovah Moses: van Ismcl" 17. E«ti Raad te verkiezen, om de landen zeggende: dit uittedeelen, moetende bed aan uit Eleazar. is liet land, dat ' gij door het lot aan ]1Cl hoofd , en wegens het krijgswezen ten erve innc- _ , , • * men zult, hetJoscuuA. iS. De overigen leden moeten uit ^bodelheTft! 'elke ftam genomen worden. 19- Wegens J uden negen (tam- DA m0ct daar toe benoemd worden Kal eb; men , en den ,, , c halven (lam te 20. WegCllS SlMEON, Vorst oEMlieLJ £èvSen'i4. want 21. Wegens Benjamin, Vorst Elidad; de ftam van de 22> \,yegens Dan, de Voi'St BüKKl; 23. Wekindereu der 0 .. Je:/S««;Vrff,naar geilS MANASSE, tie Vorst hanniclj het huis hunner vaderen, cn de ftam van de kinderen der Gaditen, naar het huis hunner vaderen, hebben [hunne erfnis] verkregen; ook de halve (lam van Manasse , zij hebben hunne erfnis verkregen, vs. 15. Twee (lammen, en i en halve (lam hebben hunne erfnis verkregen aan deze zijde oostwaards van den Jorda.m vaii Jericho, tegen het Oosten, vs. 16. Voorts fprak jiboviih tot Moses, zeggende: vs. 17. Deze zijn de naamen der mannen die ulieden dat land ten erve zullen uitdeden: Eleazar de Priester, en JoCcbua de zoon van Nun. vs. 18. Ook zult gij uit elke ftam cénen Overftcn nemen, om het land ten erve uit te deelen. vs. iy. En deze zijn de naamen dezer mannen: van de ftam van Juda, Kaleb, fchikkingen te maken, tot uitdeeling van dat vs- -6- En land, onder de Hammen. der kinderen van Issaschar , de Overlte PALTiëi,, de zoon van Azzan. vs. 17. En van de ftam der kinderen van Aser, de Overlle AniHun, de zoon van Sei.ómi. vs. 28. En van de ftam der kinderen van Naphtali, de Overfte Pedacl, de zoon van Ammihud. vs. 29. Dezen zijn ze, aan welken Jebovab geboden heeft, den kinderen van IsRAëL, de erlhisfen uit te deeien, in het land Kanaan. rr\ xxxv. 1. I Erwijl het Leger nog in de Moa-moFDDEELhitifche valeye was, maakte Jehovah nog de 'ylw"! volgende lehikking, die hij 'Moses mede- ^ m°^sv™ deelde: 2. Schoon ik gezegd heb , dat de den der Moa- t 1 ■ j i , .. biten, aan den Leviten geen kindsgedeelte van kanaan beer- jordaan van ven zullen, en ze daarom in de voorige fchik- ' Zeg" kingen niet genoemd zijn: zo deel nochtans den vs- 2-Gebied .. J ' den kinderen grooten Raad mijnen wil mede, dat den Levi- van IsRAëL, ten bepaalde ïïeden aangeweezen worden, daar erfni"' hunner vs. 2. Schoon zij geen aandeel mogten hebben, is het nogthans zeer wijs, dat zij lieden in eeuwigdurende erfpacht hebben, dit verbind hen te naauwer aan de t'zamenleving, waarin zij algemeen leermeesters waren , in zo verre zij tot den dienst niet. gebruikt worden. Het is verre af, dat dit de tiende van Kanaan zou zijn, die hier niet te pas komt, het maakt ruim 26 duizend morgen lands uit, daar het land ten minden 8 milHoenen morgen lands is; het is waar, dat hun deel ruimer uitvalt, vergeleken met hunne broeders; maar zulks is de fchuld van hunne laffe broeders , die minder dan hun aandeel yeroverd hebben.  2Q8 Hrt VIERDE BOEK bezitting den zij hunne vaste woonplaats kunnen hebben; Lrviua ftedbn je (iammen gezamenlijk zullen die Heden met zuilen geven ° ■> um te bewoo- behoorlijke voorlieden in zo verre moeten uitnen; ook zult .. „ •gijlieden den keeren, dat zij hun daar de iiivvooning toellaan. fteXn^even1"" 3' J^lC Heden zullen zij zo fff vrij hebben, om aan de (leden jn dezelveu te bouwen iiaar welgevallen; ook rondom dezel- " ' ven. 1 de voorneden tot gebruik, van hun melk- fteden3' zuifèn en lastdieren , en tot hun keukengebruik, 'zij hebben om , r)je Voorftedcn zullen ieii miiillcn, van de te bewoonen ; ' ' m'anr hunne fladsmuur afgeree'end, duizend ellen moeten ï^wJin^voï'r zijn. 5. Of, dc tlad met hare voorlieden zal ènvoor "unnV V;U1 de ukerfte grenzen van dc ftad af, tot aan -bezittingj-, > en het middenpunt ccn vierkant maaken , van gedierte. tweeduizend ellen aan elke zijde, dus dit agtvo(n(icdennd . zelfde zes (te- maar vóbr een' ieder die onder u woont: den zullen den ,„ , , . . , ,. kinderen van zelfs voor den dooiTeizcndeu vreemdeling, vreemdeling^" 16-18- ï»<ïien men nochtans bemerkt, dat en den bijwoo- de man zich wel voorzien hebbe v.sn moorci- ner in hetmid- .. . den van hun, geweer, het zij dan van ijler, het zi| van Heen tot een toevlucht ziin; op dat daar henen vliede, wie eene ziel onvoorziens (laat. vs. 16. Maar indien hij hem met een iizeren werktuig gefhgen heelt, dat hij gedorven zij, een doodflager is hii; die dooddager zal voorzeker gedood worden, vs. 17. Of indien hij hem met eenen handdcen, waar van men zou kunnen derven, gellagen heeft, dat hij gedorven zii, een dooddager is hii; die dooddager zal voorzeker gedood worden, vs. iR. Of indien hii hem met een houten hand-werktuig, waar van men zou kunnen derven, geflagen heeft, dat hij gedorven zij, een dooddager is hij ; ciie doodflager zal voorzeker gedood worden. bloedwrekers, te;cn den eerden blocdwrekcr; — hierom fchafttc Moses dit oude gebruik zeer voorzichtig af, hij is ten uiterden zorgvuldig om den toegang tot ue deden gemakliik te maken, trof de wrake den vlugteden eerder aan, nieitccci.itaandc die behocdzclen, dan zwiigt hii in dat enkel geval, gOÉlaei iets te bepalen , om dat het doch zaclukens uiefterven zoude. — Het gerechtelijk onderzoek vooraf voert Moses dan in, dit nam de ontchuldige bloed-wraak weg, ook de weerwraak, vermits het gerechtelijk was. — ao. st. vs. 17. Waar van men zoude kunntn fiirvin , dat U waarfchijnlijk, een doodwond door konde krijgen. ) °  van MOSES. Hoofdd. XXXV. 211 genepen, of van hout-, en hij zich daar van Vs. 19. Da bediend heeft zonder zulks verplicfit te zijn> gjj^ uit hooide van zelfsgevaar; zulk een zal voor ££*gg£g een doodflager gehouden worden, en als zo- ©ntmoetzal hii ► - , • ,a. f i t ur J hem dooden. danig een ook geftraft ivoroen. 19. Is nij de vs- 20. ïn. handen van het gerecht ontkomen, en treft gj» ^ hem de bloedwreker aan, geen magt genoeg M^gtftwwg hebbende om hem gevangen- overccleveren , opzet óp hem zo zal hij hem mogen dooden, op de eerfte ontmoeting. 20. Blijkt het bij gerechtelijk ve^_zi^L öf onderzoek, dat hij met opzet , en vijandig hem door vijoverleg hem geftooten of géfmetcn heeft, of SSw'taia"gemet zijn hand zelfs , om hem het leven te ^ beneemen; en hij gebleven is. 21. Zo is hij ven zij s hij , ,„ c j 1 die gcflagen waarlijk een doodflager, cn ik geer dan den heeft, zaïvoorbloedvvreker de vrijheid, het recht te behou- ^"enfd°een den hem te dooden , ingeval de perzoon bij dooddager is hi); de bloed- het rechterlijk onderzoek noch niet gevat , wreker zal ae- tv t ■ 1 - „ ,.,1 ;„ zen dooddager maar vlugtig was. 22. Maar is het geval 111 rtooden> aIshij drift, uit zelfsbehoudcnis meer dan uit wrake hfcfs°°^^r ontftaan , zonder alvorens de minne vijand- indien hij hem ... r 1 r 1 •■ 1 ■• «. i'i haast , zon- fchap gevoed te nebben, of heelt hij bij tce- ,,cl. vijandval een ander döödefijk gekwetst; 23. zonder gft&gSj0^ hem zelfs te kennen, veel min hem vervolgd eè'riigwerktute< ' iii- zonder opzet, te hebben; 24. Zo zal de blcedwreker mets 00 hem geworvermogen te doen, voor dat de Rechter uit- 1 ^Sih?3,qfón. fpraak gedaan hebbe , over eenc zaak waar voomens m« in de eer van den bloedwreker bij gerucht waar van men „ , , . , tt- 1 1 . _r' ü zou kunnen twijfelachtig word. 25. Vrind de vienchaar ffi4rvea, en hij hem waarlijk onfehuldig, het zij hij dan ge- ^ *h ^ len 5 dat hij geftorven zij; daar hii hem toch geen vijand was, noch. zijn kwaad zoekende; vs. 24. Zo zal dc vergadering richten tüsfcheö heni die geflagen heeft, en tusfehen den bloedwreker, naar deze zeilde• echten, vs. 25. En de vergadering zal den doodHa^er redden uit de hand M. i§. Het Lejer der Ltvstu; had tot r.og tee waarschijnlijk het recht  212 Het VIERDE BOEK des^ Moedwrc- vloden was, naar een vrijftad, dan niet; zij vergadering zal zal bezorgen, dat hij veilig daar henen gederkeeren voerd worde en wone^ook, vermids het oud ge- zime vrijftadi, bruik van bloedwraake , maar voor een' bewaar heenen n;j ' gevloden was; paalden tijd duurt, zo bepaal ik hier toe den in blijven'tot dood van den Hoogenpriester in der tijd; dan Ho^nprles^" zal liet recllt van wralce ophouden. 26. De ters, dien men doodflager zal in die vrijlteden binnen derzel- met de heilige - ,. c „ , ' , ,.. olie gezalfd ver oepaluigen or voorlieden moeten blijven, hev2' 16. Doch tot ^en dood c'es Hoogenpriesters, om de indien de dood- naastbeftaanden van den verflagenen zo veel te llagcr eenigzms J gaat uit de pa- meer te bewaaren van weder tot het oude misfta^fwaarTc- bruik te vallen ; dat ongemak tegen zijne beden was .gevI°' fcherming opgewogen is zeer gering. 27. Is vs. 27. En de hij nochtans zo onvoorzichtig , zo roekeloos bloedwreker hem zal vinden, buiten dc palen zijner vrijftad ; indien de bloedwreker van vrijftcdcn gehad, het geen nu verviel, waarom deze voorzorg. —> Dat de dood van den Hoogenpriester, den waardigften perzoon toen ter tijd in den Staat, het teken van ontflag was, is niet onnatuurlijk, die wierd het ligtfte bekend , zijn leven wierd ook meer beveiligd in zijn post, dan dat van anderen voornaame Staatsmannen; wie zou hem heimelijk van kant d urven maken, om den tijd van ontHag daar door te verkorten ? — óf wij hier hooger moeten gaan, heeft zijne bedenking; ik geioof niet, daar Christus een Hoogenpriester is naar Melchizedeks ordening, en dit een voorrecht is van het Aaronitisch Priesterdom, dat het veilig is, hier iets op Christus toe te pasfen; — daarbij is 'er iets hards in de beste gedachte, alle de godvruchtigen zijn dan die onfchuldige doodfiagers, — de duivel is fde bloedwreker, de vrijftad Christus ve'rdienfte: zo Heb. II. 14, i£T. gelukkig eene andere verklaring kan hebben zonder dit gebruik in de zinfpeling te beoogen, zullen wij 'er van afzien; te meer, om dat de dood van Christus hen verlost van de ftraffe der vrijwillige doodflagen, en niet zo zeer van de bloedwrake van den duivel, doch hier van daar ter plaatzc; het is genoeg, om te doen zien, hoe nodig liet is, dat wij in de verklaring van het O. t. op de kleinftt bijzonderheden in dc gewoonten agt geven moeten.  van MOSES. Hoofdd. XXXV. 213 dat hij ondérneemen durft verder te gaan wat hem daar voor overkome door den bloed- mi hem geen wul bloedfchuld wreker zal niet gerechtelijk als doodflag vei- ^ oordeeld worden, maar voor zijne eige reeke- ^-^JZ ning komen. 28. Hij kon ligtelijk in de vrij- gj^Wga flad gebleven zijn, onder de befcherming der wt den dood Overheden, en veilig op den dood van den p£ste"°°S Hoogenpriester terug gekeerd hebben, wan- « den jood neer hem 's landswetten beveiligd zouden heb- priesters zal de UCLl ' , „ doodflager we- bett. 29. Zie daar weder eene wet van eene derkëeren tot altoósduurende verplichting onder uwe nako- melingen; 30. Hierbij zal ik nog; eenige ^ ^En bepalingen voegen, ter weering van lchadenj- zuiien uiicden ke misbruiken: geen doodflager zal mogen geftraft worden, dan onder getuigen, die zijn uwe daad beëedigen; doch dén getuigen zal om allen uwewooimau. ■■, t?„ mngen. hem te vonnisfen met genoeg zijn. 31. En vs> 3a A, fchoon het dikwerf gebeurd onder uwe nabuu- ™ «« zie, ren, dat de doodflager met den bloedwreker mon^^r^gevoor eene aanzienlijke fomme het eens wor- dcn dooddager den, zo verbiede ik evenwel dat gebruik, de een eenig ge- opzettelijke doodflager moet nerven. 32. Ik wil ge^fl^ zelfs niet, dat iemand die het recht van vrij- <** *W> dat heid geniet, in eene der fteden, met den zlvs_ e3r,v.eÈn gij bloedwreker een verdrag aangaa, zo dat hij -'^nemen van zijn recht afzie, en hij wederkeere ; ik voor d^ziei wil dat hij blijve tot den dood van den Hoo- gers, dicfchuigenpriester. 33. Door deze gebruiken zoudt ^^«er- «1 voorzeker sedood worden, vs. 32. Ook zult gij geen verzoening SS4 zjsrt txMwr ges priesters, vs. 33. Dus zult gij niet ontheiligen het land, waar in gu zijt. vi. 31. In de Oosterrehe landen is de vrijkoping van bloed-wrake toegelaten,'doch om gewichtige redenen gedoogt dit de wet van Moses niet; flfo/ai.'ci Rtiht VI. D. bladz. 41-. O 3  214 Het VIERDE BOEK want h« bloed gjj Kanaan op nieuws ontheiligen; want een land; en voor ongellrafte doodflag ontheiligd het land, en geen ^verzoe- daar voor kan geen andere verzoening gedaan ïüo'g gedaan vvorden, dan door dc oorzaak weg te nemen, worden over os het bloed, dat het leven van den genen die een ander van ten is , tfih het leven beroofd heeft. 34. Draag zorg, van*temM die c'at zu^e ™sbrniken in Kanaan niet plaats dat vergoten hebben, als ik daar onder 11 lieden woonen vs.'34. Ver- zal; want ik Jehova/? uw Koning, die beftenhet''land'niet" d'o mdcr EsRAeL verblijven wil, kan zulks waar in gii gaat om mijner eere wille niet dulden. yvoonen, m het J inidde.n van *t welk ik woonen zal: want ik ben Jibovab, woonende [n het midden der kindereu van Israël. , E, ™ * m '£ een _ vergund aan de dochteren Zelapheads, Hooiten • «Her waaruit nu eene zwaarigheid geboren werd, wieren van ^ Ciieaditrn, het huis van Machir uit het genacht der ' kinderen van Manasse, nu hun deel hebbende aan de CiLHAn , den .. , , ,-, , . . , zoon van Ma- overzijde van den jordaan, zien zich verlc- yan^MAKAMs" §en' waarom z§ die zaak van hunne ftam vit de geflach- voor den brecden Raad van allen dc ftammen ten der kir.de- , . ■ , ren van Josf.ph, brengen. 2. Zij richten hunne aampraak tot fpwkm° \oTrltoet IIn°rd dicr vergadering, Moses: — Het aangezicht der Overften. Hoofden van de vaderen der kinderen vm Isracl ; vs. 2. En zij zeiden: jthavah heeft mimen Heer geboden, dat land door het lot den kinderen van Israël in erfnis te geven; en vs. 1. Uit deze nadere bepaling blijkt het, dat de dochteren wel erfden in geval 'er geen zoonen waren. Indien deczen trouwden, konden de landgoe» deren aan eene andere ftam raken, ftrijdig Kiet het Mofaisck Recht, hier omtrent deed Moses nu de bepaling, dat zulke ervende dochters in hare ftam moeiten trouwen. — Dee/en nu dccden dit, zij namen de eigenlijke erfgenamen hunnes vaders, de neven. — Dit laatfte was onbepaald gelaten, fchoon volgens de Attifche Rechten, deeze dochters daartoe verplicht geweest zouden zijn; weder een trek van vrijheid in Mos 55.  van MOSES. IIoofdd. XXXVI. 215, Mijn Heer, weet, hoe Jehovah geboden beb-™ Hceri* be dat het land van elke ftam in portien geboden, de s ' , , . . , erlnis van on- . verdeeld, met het lot aan de ondencnciden zea broeder ■■ tukken zou tocgeweezen worden; nu is 'er op 1*^™*%™ Je'.m-ah's bevel, door mijn' Heer een erlpor- dwta*^^ tje aan de dochters van Zelaphead toe-neer zij éénen . gelegd , die anders aan de naastbellaanden fa|Se] van haar vader vervallen was. 3. Hier uit nu word deze moeijelijkheid geboren : zoo Israël tot ■' vrouwen zou- m.-nr eene dezer oochteren, nu nog onge- den. worden, Uiwd, tr .uwt met iemand uit ecne andere fhtrj, zo vervalt hare erfnis, indien zij kin- ertms^ onzer deren nalaat, aan. haren man, en geraakt dus trokken, en tot aan die Ham , waartoe haar man behoort; jjg ^'Joe^en dus word dan onze ftam verminderd , d^^Msn, zonder ecnig mogelijk herftel; 4. Want fchoon worden zóuandershet jubeljaar dient, om allen zulke mis- ^v^^fto" hruiken te herftellen, zo kan dit hier niets erftfe ui-richfn : het blijft onder die ftam voor trokken. 1 -i n. v$- 4- A,s altoos, waar aan het verviel, en onze ltam is ook de kinde. verminderd in haar .aandeel. 5. Moses hier ™^£fa£ over met Jehovah raadplegende , keurt het be- zullen hebben, ; . - , f, , zo zou hare zwaar billijk, en doet dus uitlpraak: 6. 6cnoon erfnis toegewij de dochteren Zelapheads de vrij-dfnerf";sn beid gegeeven hebben om te huwen, met dto^jtwg \(ch't II. D. bladz. 36. dit vereffenende; trouwden zii buiten haare ftam, 20 konden zij den erfgrond verkopen, doch in het Jubeljaar keerde dan £i weder tot hare erfgenaamen, die dan van ecne andere ftam waren. O 4  £i6 Het VIERDEBOEK enz. vs. 7. Dus ftam van haar gedacht. 7. Daar door zal der dkindcren voorgekomen worden, het misbruik, dat de van IsRAëL erfnis van de eene ftam in de andere overgaan met omgewend , & worden van zoude. 8. Waarom in het vervolg dit eene onwant deWnTel veranderlijke wet zijn zal, dat een dochter SeTaantak die erfgenMm ™ naar vader word, zal moe»«n,^a- aan ten huwen met een man uit haar's vaders de ftamrzijner ftatn ■> en dus alleen om het erfrecht. 9. Waar Vavse.Tvoorts door de vermenging der erfnisfen van bijzonzaï eike doch- dere ftammen geheel zal voorgekomen wor- ter, welke err- , w ° nis erft, van den. io. Wat nu Zelapheads dochters Mnde^n^va" betreft> ziJ onderwierpen zich aan deze fait- vl^uw worden", Va" 3ehovah » ^OOX moses. II. Zij aan eenon van huwden zelfs, met de neeveu van haaren het geil cht der „ „ i . c ftanime van ha- Q°m ■> de naaste erfgenaamen van haar's vatod^kinderen ders g°ederen» "'geval zij dat recht niet vervan IsRAëL erf- kregen hadden. 12. Dus zijn zij met manlijk bezitten. , . n ieder de erfnis nen in Manasses ftam gehuwd, en dus deel ook in Manasses ftam. zal 'de erfnis I3. Zie daar het kort beftck van de wetten met omgewend , .. l . worden v.m de en gebruiken, door Jehovah verordend, getoeVamfwam dlI1'endc Moses bevelhebberfchap ; vooral kinderen '"van" geSeeven of bekragtigd , terwijl zij in het Isracl zuilen gezicht van Kanaan lagen, aanhangen , ieder aan zijne erfnis. vs. 10. Gelijk Jebovab Moses geboden had, zo deden de dochters van Zelaphead. vs. 11. Want Machla , Thirsa, Hogla, Milka , en Noha , Zelapheads dochteren , zijn den zoonen van hare oomen tot vrouwen geworden, vs. 12. Onder de gedachten ..der kinderen van Manasse, den zoon van Joseph, zijn zij tot vrouwen; geworden: dus bleef hare erfnis aan de ftam van haares vaders gedacht, vs. 13. Deze zijn de geboden en rechten , welken Jebovab, door den dienst van Moses, den kinderen van IsRAëL geboden heeft; in dc vlakke velden der Moabiten , aan den Jordaan van Jericbe. vs, 7—0. Men ziet hier duidelijk , dat een dochter alleen in dit geval niet mogt trouwen met iemand van eenc andere ftam, want anders ftond het volkomen vrij , met ieder een' te trouwen; ten zij etn Kanaaniet, of een Heiden, mits hij aan zijn godsdienst verkleefd bletv.  DEUTERO N0M1UM OF HET Y IJ F D E BOEK VAN M O S E S.   INLEIDING TOT II E T VIJFDE BOEK -VAN MOSES. jJe gebeurtenisfen in dit Roek lopen niet verder dan den tijd van twee maanden: alles pleit voor de gedachte dat Moses de Schrijver zij, fchoon 'er zeker hier en daar door den verzamelaar van deze rolle, het één en ander onder het bellier van den Geest bijgevoegd is, vooral in de laatfte Iloofddeeelen: de inhoud van hetzelve is ongetwijfeld , het tot een algemeen Wetboek voor de natie te maken ; die wetten waren plechtig meestal bekend gemaakt, en in vorige berichten door hem medegedeeld i edoch  220 INLEIDING edoch bij verfcheiden wetten zijn hier uitbreidingen, ophelderingen , gefchiedkundige aanhangzels bijgevoegd ge worden, hier door moet dit gefchrift noodwendig eenigzins herhalen, het geen reeds in de hoofdzaken te voren opgegeeven was. Moses doed dit nogthans zo bevallig in aaneengefchakelde redenvoeringen, dat wij bijna vergeten, reeds door hem te voren hiervan onderricht te zijn: onze aandacht valt dan terftond op zijne wijze van voordracht, en dan weet ik gene zoortgelijke, waarin zo veel welfprekendheid, klem van redeneering, en liefde tot Godsdienst en volk gevonden word. Eichhorn in zijne Inleiding op het O. T. ontflaat mij hitr van alle verdere uitbreiding; zijne gezegden zijn krachtig. „ Het is de laatfte ftem van den vader des volks; „ zoms door gebeurtenisfen afgebroken; hartelijkheid cn „ warmte ademt elke regel, een gefchrift op den „ rand des grafs gefchrevcn, hier overzag hij de „ ftormen doorgeftaan , de ftrijden geftreden, en vcr„ heugde zich dat ze voorbij waren. —• Het geen uit zulk „ een hart vloeit, moet een voortlopende aroom we„ zen;" hier van daan die welfprekendheid in dat Boek, eene welfprekendheid van een grijsaard van 120 jaaren, die weet, dat zijne natie tot het lang gewenschte genot zal geraken, zo dra hij geftorven is. On-  tot het VIJFDE BOEK van MOSES. 221 Ondertusfchen dient men bij 't lezen van dit Boek vooral in 't oog te houden, dat het des Schrijvers oogmerk niet fchijnt geweest te zijn, zijne wetten van een altoosduurend gezag te maaken; [indien hij zulks zoms begeert, dan voegt hij het 'er bij. — Zij golden evenwel zo lang tot dat ze door nieuwen krachteloos werden; en daar in is hij weder niet gelijk aan andere watgevers, die eigenzinnigheid, die zelfsliefde is in hem niet te zien. Ik behoef mij hierover niet nader te verklaren, daar ik zulks uitvoerig in mijne Inleiding voor Exodus gedaan heb. Ik befluit hier alles met de fchoone aanmerking van Herder, ideên zur philofophie der gejchichte der menschheit 3 theil bladz. 87. in 4'0. „ wonderbaar doordagt zijn deze wetten; eene 40 jarige ondervinding heeft ze in één lichaam gebracht, en zo menige verandering en opheldering veroorzaakt. — Alles toonde eene Staatsinrichting aan, op den godsdienst en den levensaart van dat volk gegrond, met Egyptifche wijsheid zó doorvlogten, dat de Joden aan de eene zijde door navolging van het Nomadisch leven tot het burgelijk befchaafde der Egyptenaren opgeleid werden, maar van de andere zijde door wetten en bepalingen afgeleid werden, om immer een meerderen trek naar Egypten boven hun vaderland te gevoelen : met één woord, allen de wetten zijn juist ge- fchikt,  «22 INLEIDING énï< fcliikt , om den geest van de natie gansch inteneemeii." ' Voor den Uitlegger, die omtrent de verdeeling der IToofddeelen in dit Boek, en de wijze der verdeeling bij de Joden, iets weten wil, heeft Holtii Comm. in Venter, nog eenige waarde. Het  Het VIJFDE BOEK VAN MOSES. GENAAMD D EUTERO NOMJUM. I. HOOFDDEEL. i. J_Vu volgen in ééne reeks, de Iaatfte re- .»* «• Deze . t ■• t • Z1J" de w°or- denvoenngen en bevelen van Isracls gelei- den , welken der, van tijd tot tijd, voor de vergadering j^h Israëi! van Israël gehouden; toen zij nog aan de gefproken ° * heelt, aan deze overzijde van den jfordaan gelegerd waren, zijde van den weleer afgekondigd in de vermaard gevvor- w^ettfjn'ojfhCT den uitgeftrektc woeftijne ; zo wel in den g^overs^"" vrugtbaaren oord tegen over Suph nabij Pa- *»!■' P»ran, en r i t , , .. rw. , ¥)' Tof bel, en ran, [nu nog zo genoemd,] als bij Tophel, an- z«i«», en .Baders Kibroth-Taova, een fchraale ftreek, zn ™ D!' de plaats der murmureering over het Manna, voorts bij Laban, [anders Libna,]] en /few dj; i. Mijn lezer moet met allen de Uitleggeren hier niet in de dwaling vervallen, van allen ^ie plantzen in de vlakke velden der Moabiten te willen zoeken; het zijn de hoofdplaatzen, waar Moses het meest wetten gegeeven had, die hier nu herhaald zullen worden. —Ik zou dan iiever bij dan tusfclti» verkiezen; ik volge hier in den naauwkeu.riïeu Schutte,  224 Het VIJFDE BOEK vs. i. Elf roth, en Dizahab, naderhand Ezion-Geber „ het van Harr'i" in de nabuurfchap van dat zelvde Suph, anÈrSttéberg? ders de waterrijke vlakte van Jotaba genoemd; te seïr, rot aan 2i Zijnde omtrent elf dagreizen gelegen van Hc- Kades-Barnéa. 3 ö „ ■ vs. 3- Het rebs gebergte, alwaar de eerfte en ftatige atin'te^veerrfg" kondiging voorgevallen was , binnen dien af- fte jaar, in de ffo^ yan tQ ^n j£aejes _ garnea toe zijn elfde maand , op den eerften meestal deze redenvoeringen gehouden. 3. In der maand; dat , . „ , . , , moses tot de net veeitigfte jaar nu der reize, reeds zo verisRAëL'Vak" re verloPen > dat 'iet de elfde maand van dat naar aiies, wat ;aar was, begon Moses met het begin van hém Jebeveth ° tot hen [te die maand, het volk hunne plichten voorteienehad? beV°' houden, in alles overeenkomende met de beys. 4. Nadat veien door hun Heer hem gegeeven. 4. Nn hii gedagen had ° ° sihon den Ko- I s r a é l reeds door zijne overwinningen een rïtiH d ziin hofhouding te Astaroth of te Edrii had] te £«>««. hebbende, overwonnen waren. 5. Allen de deze zijde van nadere afkondigingen , fchoon voor het Over- het1 ^d"yan jordadnfche gefchikt, gefchiedden door hem aan Moab , maakte de oostzijde van de rivier, zonder een voet Moses eenen J . aanvang deze in Kanaan te zetten; m Moabs groene velsé", "eggende • den hield hij zijne eerfte gewigtige redenvoe- vs. 1. De dagreizen worden genomen van de gelegenheid om versch water te bekomen, en niet van den afftand hemelsbrcedte. vs. 5. Ik kan niet overgaan in de gedachten der Uitleggers, dat deze redenvoeringen alleen in den raad zouden gedaan zijn, maar wel dat de leden het naaste rondom hem Honden, cn voors zo veel volk al; bij zulk een* gelegenheid toegevloeid was.  van M Ö S E S. Hoofdd'. I. 22" •5. Dus begon zijne eerfte reden. — Waard- vs. ö. jebo- .... • - ..n v ab, onze Eic- ste landgenoten! gij kunt u ongetwijl- bi„ rmk tot feld wel herinneren, of het zal u anders wel lË^haf^'sii bekend geworden ziin, Welk bevel de Heer z^t lang genoeg „ ...... . Bii dezen berg aan ons gaf, toen wij; bij dc twee jaaren , gebleven, in het begin van onze reizen aan Horeb gele- u ^m ^ ff?" gerd waren ? — het was: gij hebt lang ge- ^J^lJ'™" noeg uitgerust ; dat 'er nu fch.kkingen ge- bergteder.y°P door uwen Heer en God met de fterkfte h« ^gebergte verzekering beloofd. 21. Dat gefchenk van gelijk jebovab \ uwen Heer cn God wilde hij nu, dat gij °"sze febodên als uwe erfnis aanvaarden zoudt, gelijk het had 5 en wii 0 J kwamen teATa- uwen vaderen reeds door den Onvcranderlij- des-Bamèa. , ... , .. vs. 20. En ik ken was toegezegd : gij weet, hoe ik u tot zeide tot U]ie; onvertzaagtheid, en onbevreesdheid, wat u ook d|£0:mesnlj z£\ ontmoeten mogte, aanfpoorde. 22. fHet heugt het ^gebergte u, hoe weinig dit uitwerkte , daar gij mij het welk jeboeenpaarig verzogt , dat ik eenige mannen j;*'0°nn?z^ wilde verkiezen, om het land op te nemen; ys. 21. ziet, r Jebovab , uw Mlobim, heeft dat land voor uw aangezicht gegeven: trekt op, bezit het erfiiik, gelijk Jebovab, de Elobim van uwe vaderen tot u gefproken heeft; vreest riiet, en ontzet u niet. vs. 22. Gij nu naderdet tot mij, gij allen, en zeidet; laat ons mannen voor ons aangezicht henen zenden, die ons het land onderzoeken; dat zij ons bericht wederbrengen, welken weg wij daar in optrekken zullen, en tot welke fteden wij komen zullen. ii. 18. Van N. K. Die raad, van Jethro Exoi. XIX. ontvangen, fchijnt naar het beloop dezer redenvoering, niet terftond uitgevoerd geweest té zijn. P 2  22tS Het VIJFDE BOEK vs. 23. En en op die berichten dan aantegaan, zo wel goed Tn mijne bij den eerften inval in het land , als in het oogen ; dus aantasten der vastigheden. 2.%. Hoe ik mijn nam ik uit u ° ° J twaalf mannen, toeftemming daar aan gaf, en onpartijdig éénen niantwaalf bekwaame lieden daar toe benoemde ; zenS'nu4'tóer- u^ e^ien ^ "' 24' weet, dat deze den zich, en Heden de reis ondernamen naar den bergkant, bet "gebergte*; met oogmerk om EskoPs dal naauwkeurig op £tkSml!*i£ t? nemen, als zijnde best gefchikt voor de en zijverfpied- h>oing van een Leger. 25. Hoe zij, terug den dat zelve. M ° ° J ' a vs. 25. En zij komende, dc fchoone vruchten van dat ge- namcn van de , . , , , vrucht des land* wenschtc land ons medebragten, met een uithb?a t-en^zè voeriS bericht, dat het land, het welk onze tot ons af; en Heer en God ons ten gefchenke geven wil- zij bragten ons , r , , ., . bericht weder, dc , zeer Ichoon was. 20. Herinnert tl , fand!iC,dat yf- welk een geest u beving; zo, dat gij weigerbovab , onze jet u tot rjen aanval te bereiden; en in dezen Ehbim ons . geeft, is goed uwe weerbanhgheid tegens de uitdrukkelijke gijywiïdét-niet bevelen van uw Heer en God betoondet; optrekken ; 2_ t-Tet fj-aat u m„ weJ voor wclk ceil gemaar gu waart < ° » ° den mond van murmel en oproer 'er overal in uwe tenten weder" gehoord werd; hoe algemeen het verwijtend fPvsn'"7 En gij gei'oep. was : — om dat Jehovah een' wrok murmurcerdet tegens ons heeft, en dien koelen wil, heeft in uwe tenten, . en zeidet: om hij ons uit Egypten gered ; het blijkt nu, dat Jebovab ons 1 i j j haat, heeft Hij met ëeen ander oogmerk dan om ons aan de ons mt Egypte- Amoriten tot onzen ondergang o verteleveren. land uitge- ° ° voerd, opdat 28. Wat fchiet 'er anders voor on's oVer, \r^aThmd™Qi dan omtekomen? want onze hoop op Kanaan OTiTtT've'rdti" *s door de berichten van onze landlieden niet gen. vs. 28. Waar henen zouden wii optrekken, onze broeders hebben ons hart doen fmelten, zeggende : het is een volk , grooter en langer, dan vu 27. Het woord murmureeren drukt den waren zin niet uit, het is eigenlijk iets vets, dat ftinkend word. Sch. Doch ik weet daartoe geen gcfehikt weord.  van MOSES. Hoofdd. ï. 229 alleen verflaauwt, maar zelfs de lust is ons wy. de fteden benomen; daar wij vijanden zouden moeten ^ei?krt00to't IS beoorlogen, veel kloeker en fterker dan wij; den hemel; ook _ , , ,-i hebben wij daar fteden zouden moeten veroveren , die door kinderen der haare vervaarlijke hooge muuren onverwinlijk EN^™ygeMaar ziin; en, of dit niet genoeg ware, hebben wij ik zeide tot n: J ' ' ö ö •> ...,„,, verfchnktmet, door die lieden bericht bekomen, dat zij daar en vreest hen de vermaarde zoonen van Enak met eigen ni"s'_ so_ yei„. oogen gezien hebben. 20. Het is u nog in «fj ,f'°" o o s 0 htm, die voor gehcugenis, hoe ik alle moeite deed , om u uw aangezicht j ■ r> 1 , . . . j wandelt , zal moed iutefprekeh, cn uwe vreesachtigheid u voor uitrijden; tc benemen. 30. Door u voorteftellen , dat gJt^vJJ uw Heer en God, die in de fpits vatfuwe oogen ge. . .. .-, - daan heeft in uwe armée is , den eerften aanval 111 den Egypte; ftrijd zelf wilde doen , met dien fchoonen devs'w30IèsEjn1" uitflag, als weleer bij het verflaan der Egyp. y/fr §ij J hebt dat Jebo- tenareh; 31. Dat Hij 11 immers op de reize vab, uw Eh- vaderlijk befchermt hadde, door alle de woes- gédrsg"n heeft" tënijen heen , tot aan deze plaats zelfs toe; z||nenen 0.2. Doch deze reden had geen de minfte uk- draagt; op ai- werking, om ü op uw Heer en God te $ gewandeld doen vertrouwen , 33. Schoon Hij voor u g^J£t ^ trad in de Wolk - Kolomme om een leger- deze plaats. _ .. vs. 32. Maar plaats telkens voor u te kiezen , daar gij ook bij dit ruste hieldet, daar Hij u 's nachts dan door n^venrouwi dezelve verlichte, en des daags in zijn Wolk °p 3e*?v*i» ' 0 •' uwen Elabsm; voor u trok. 34. Gij weet wel, dat uw vs. 33. Die tt , . voor uw aan- Heer het geroep uwer murmureeringen zeer geziCht ging op euvel opnam, en daarom plechtig betuigde: *n ^'f,',01^" 35. Niemand onder de volwasfenen zal dat te zien, waar uitnemend erfland oit aanfchouwen, offciioon ren; des nachts in het vuur, om u voor te lichten op den weg, waar in gij zoudt gaan, en des daags in de wolk. vs. 34. Als nu Jebovab de llem uwer woorden hoorde; zo werd Hij zeer toornig, en'zwoer, zeggende: vs. 35. Indien iemand van deze mannen, [indien] 'dit kwaad gedacht zal zien dat goede land, 't welk ik gezworen heb uwen vaderen ts zullen geven! I É  33° Ilr.T VIJFDE BOEK „ ik het reeds voor jaaren aan uwe voorvade- vs. 36. Be- halven Kaleb, ren toegezegd hebbe. 36. Alleen Kal eb jephunne, dl" onder de verfpieders zal het zien, hij zal cn hom zaMk voor een gedeelte erfgenaam van dien oord het land geven, zijn welken hij betreden heeft, en zulks wel waar op hij „.., , .. , , getreden heeft, erflijk; en dat, om zijn getrouw aankleven kïndeïenn:Zom aa» zÜnen Heer. 37. Gijlieden weet ook, dat hij volhard dat de H e e r op mij verftoord werd, zo dat ik heeft Jebovab r J . te volgen. naar zijne bedreiging ook dat land met aanvertoornde?ich fchouwen zal. 38. Maar Joschua uw bejebovab op kende aanvoerder in den ftrijd, dien zal dat mi), om uwent- 1 ' wil,zeggende: geluk te beurt vallen: moedig hem daar toe zult daar nfet aan, hij zal gewis flagen. 39. Ook dit zal IR^me3n8-_ jt_ het geluk zijn van dat geflacht, van 't welfcDua de zoon fce toen gezegd werd: onze kinderen zullen van Nun die . , , , , voor uw aan- wij ten prooi van dat volk moeten achtcrlazaf'd".r \lto- ten: die zullen volgens Jehovah's toezegging, men : fterk ^aar zj: aan mve weerbarftighcid onfcbuldig hem. want hij •> o o zal het Isracl zijn , niet alleen Kjwaans grond betreden ; d°vs. "^Maar m»ar het van mij tot een altoosdurend geuwe kindeur. {y^nk ontvangen. 40. Daarop werd u door kcns,van wel- ° ^ x ken gij zeide:: uw Heer gelast u te wenden , en de zii zullen tot ee- .. , ,. . , nenroofzijn,en woestijn weder dieper nitetredcn , meer naar a?hekdeSh den kant van dc fchelfzee. 41. Het .ftaat u goed noch no£T wel voor, hoe gij die bedreiging bcant- kwaad weten , ~ j. , . , .. .. zuilen daar in- woordet, met deze verichomng bij mij: wij hnn* zal ik het bekennen in dezen onze fchuld tegen Jehogeyen, en zij vajl. doch wij zijn nu bereidvaardig den op- zullen het erf- ' j j dj; lijk bezitten, togt te doen, en flag te leveren, ingevolge gijlieden keert de bevelen van den Heer onzen God: — marmde"woeï een ieder- uwer was reeds bezig met zich te tijn ; den weg van de fchelfzee. vs. 41. Toen andwoordde gii, en zeide tot mii: Wij hebben tegen Jebovab gezondfet , vrij zullen optrekken, en ftriiden, naar alles wat Jebovab, onze Elobim ons geboden heeft: als gij nu een ieder zijne kriigs-wapenen aangordde, en los genoeg -waart, om het gebergte op te|trekken;  va.n MOSES. Hoofdd. t 231 wapenen met oogmerk om der Amoriten vs. 4*. zo , 1,1 < j. ii,- zeitle y**»"* gebergten kloekmoedig te beklimmen. — tot mij: zeg 42. l iet heugt u, fat . Jehovah mij beval u nfet,n^p: ;tre^ te gebieden, niet op te trekken, veel min flag ^iït ikni"et; te leveren; want-dat Hij niet met zijne mag- niet in het , r . , midden van u; tige tegenwoordigheid aan de lpitze zoude op dat gij voor zijn, cn dat 'er dan het gevolg van zou we- J^/^den zen, dat gij deerlijk geflagen werdt. 43. Doch niet gcitagen , ,. . r .. „ wordt. ook dit was weaer te vergeefs , gij waart vs. 43. Doch op nieuws dc bevelen van Jehovah ongehoor- f*^^„"00* zaam : opgeblazen in uwen krijgsmoed, en det gij niet, ' F .. maar gn waart met een hoogmoedig voornemen toogt gij den mond van het gebergte op. 44. Gij ondervondt toen fetfyaroïg^ên dc kracht der Amoriten, die van het geberg- Bü handtidet 7 o d trots, en trokt te op u neerftortten , als een zwerm bijen , u op naar het gemet woede en lhelheid vervolgende , zo dat Vjé xoen gij deerlijk van Seir tot Horma op de vlugt »SJJ ^ Am°r geflagen werd : 45-. Gij kwaamt toen, al op dat gebergte r , • , , j 1 s ti woonden, u te fchreiende en kermende weder voor sHef.- gemoet , en ren tent; doch gij genoot geen gunftig gehoor, ™x0ll\^ noch de minfte opmerking op uw verzoek. nocn i cn, z'i ° L , verpletterden u 46. Dit gaf aanleiding dat gij lang 111 Kades in seïr , tot onbeweeglijk bleeft liggen. ^vs^T'ais gii nu weder kwaamt, en voor Jelovabs aangezicht weende; zo verhoorde Jebovab uwe flem niet, en neigde zijne ooren riet tot u. vs. 46. Dus bleef gij in Kades veele dagen; naar de dagen die gij 'er bleeft. 1. Het is u bekend, dat wij daar op, HO0FDDingevolge JehovaWs begeerte te rug trokken, feeetdeA üij°te en ccn' moeijelijken en langdürigen togt , in ro5» en reisden J J 1 0 naar de woes- het omtrekken van Seïrs uitgcffrekte geberg- tün , den weg , , , . van de fehclf- ten, hadden. 2. Eindelijk, na op nieuws zes- ze6, gelijk j«endertig jaaren gezworven te hebben, kregen g^*^^^ en wij trokken het gebergte Seir om, veele dagen. vs. 3. Toen fprak Jebovab tot mij, zeggende: -(_ . .3 P 4  23? &Ur V IJ F D E BOEK vs. 3. Gij-4 ^wij bevel van onzen Heer, 3. om onze genoeg ;o« ge? marsfehen rondom dat gebergte eindelijk eens rrok?ken;°k"m te ftwfeij^ en nu weder onze reize naar KaWtttt'd- "°°ri~ na"ns grenzen te neemen, 4. met die bepaling: vs. 4. En ge- om in dezen tocht de grenzen van E s a u's na? ze^gende T0lgii komelingen in de gebergten van Seir woonendoor dere3and- ^e' °P ^et zorgvuldigHe yoorbijtetrekken, en paai van uwe niets vijandelijks tegen deze uwe naastbe- broedcr;n, de n , . .. . kinderen van ltaanden te ondernemen; die ook mets tegen s«i>U woonen"! u ondernemen zouden, enkel uit fchrik we- zij zu,.-n wei g-ens uwe magt, fchoon gjj anderszins in hunvoor u vree- ° zen, maar gii nen omtrek gelegerd waart. 5. In het geheel wachten. ZCe' moot SÜ mets zoeken, dat u aanleiding konvsi s. Mengt o-even tot vijaiidliiken aanval , dewijl gij u niet met hun ° j j » s o j [in ftriid:] niets van hunne bezitting u mogt eisenen , ■want ik zal u . T i o ,. <- ■ van hun land vermits uw Heer Seir tot een erfnis aan zè/jv nill^zl dezen zoon van Is Aait gegeven had. 6. Van veel ais een geenerhaude voordeden mogt gii door middel voeizoel beflnat, .. want ik nei> van uwe magt u bedienen; mfiar uwen noodblrgte Mr ter ^Tuft zoudt gij gehouden zijn van hun te erfnis gegeven, koopeu. 7. Daar zoude ook geen noodzaake vs. 6. Spi.is zult gij voor toe wezen ; daar uw Heer en God u geld van bun ■ , . , . ,. , koopc-ni dat gij genoeg gezegend had in alle uwe ondercn^ok^üt'gii "emingen, en al uw zwerven door zijn bewater voor geld leid zo gunftig geweest was , dat zulk een pên, dat gij talrijk volk in alle die onbebouwde ftreken drmkenme^ogt. ^ net nodige altoos voorzien was geweest. E^hbim 'heeft ^' $ wcet W^» dat, als wij nu de landpalen ü gezegend, in van de Edomiten voorbij waren , die wij al het werk pwer hand ; Hii kent uw wandelen door deze zo groote woestijn : deze veertig laren is Jebovab , uw Elobim , ' met U geweest ; geen ding heeft u ontbrok;:!. vs. 8. Als wij' nu afgetrokken waren van onze broederen, de kinderen van Esau, die in Seir woonden, langs den weg des vlakken velds , van Elatb , en van Ezeen-Geber; zo vi. 8. Een zeehaven, nu Akaba , bij Bdscuing.  VAN MOSES. HoOFDD. II. 233 moesten omtrekken , en nu de woestiin we- wij ons, en trok- der, nabij Elath en Ezêon - Geber, mgetrok- ken den weg 1 ij" . 11 „ der woestiin ken waren, wendeden wij ons , en trokken ma MoAIi y regelrecht aan op de lage lauden der Moabi- 9j-J0°vH ten. o. Toen ontvingen wij op nieuws be- tot mij: beang- ' TT . . ftig Moab niet, velen van onzen Heer, dat volk niet aan- cn meng „ niet tetasten, of zich eenigzins met het zelve in- ^^"Vantik telaten, vermits Jehovah ook niet begeerde , zai u «een etf- • ■ ■•, 1 , c 1 nis v'1 hun dat gij u verrijken zoudt met het erlgoed land geven , van Loth's kinderen, dewijl Ar, met des- ónderen* vln zelfs omliggende ftreken , hun deel was. L°TH Ar tcr 00 ' erfnis gegeven 10. [Dit land was hun eigendom, niettegen- heb. = ftaande het te vooren bewoond was van de E^'m I0WOonEmim, een zo fterk, talrijk, en kloek volk, d^rinte. voeren als de Enaks kinderen. 11. Zo zeer wegens groot, en talhunne dapperheid vermaard, als die vermaar- "dik, gelijk de de Enaks ; dat volk was ook onder dien Deze naam van Emim , bij de Moabiten bekend, werden ook , voor Reuzen dit was geen vreemde zaak; 12. Dc Hortten gehouden, gewaren even zo te voren bewoners van Seir \vlm*$l o-eweest , eer het erflijk gegeven werd aan Moabitennoem- o 7 clen hen k.mim. de Edomiten, die hen 'er uit verdrceven, en vs. 12. Ook woonden de Horiten te voren in Seir; maar de kinderen van Esau verdreven hen Vit de bezitting, en verdelgden hen van hun aangezicht, en zij hebben 'er in hunne plaats gewoond; gelijk IsRAëL gedaan heeft aan het land vs. 9. Ar, nu Mob, hoofdftad der Moabiten. Busching. vs. 12. De moedige holbewoners. vs. 12. Naauwkeurig is de aanmerking van Dathe , dat Moses vs. 10 tot 12 niet zal gefproken hebben , komènde dat in eene redenvoering niet te pas; maar dat dit tot opheldering door hem 'er zal bij gefchreven zijn, en dan moet men dit tusfehen twee haakjes ftellen , gelijk wij gedaan hebben, als een bijvoegzel, en niet als een gedeelte van de redenvoering; doch het zou ook zo vreemd niet zijn, indien JVjosES deze aanmerking in zijne reden ingevlogten had; bejaarde lieden hebben zoortgeljjke "uitwijdingen in hunne gefprekken veelal. P 5  234 Het V IJ F D E BOEK hetnweike?"t-' 'er zich door overwinning invcstigden; even als vab hiin gege- I s r a ë l nu met het land der Amoriten gedaan vs. 13. ^ Nu heeft, het welk Jehovah hun toegelegd heeft.] op", en%k" *3- Waar op gij nader bevel kreegt, Zereds zw '-e buL.s beek ovcrtetrekken » bet welk ook gelukkig 'trokken wij volbragt werd. 14. Van onzen eerften opSw.*e ee tocat af van Kades-Baméa, tot onzen overdag nu, °ee tocht hicr .ter plaatze , is agtendertig jaar wij gewandeld verlopen ; in dien tusfchentijd zijn alle de hebben van Ka- r . , .. ,„ ' J des-Bamêa, tot opgelchrevenen ten krijg geftorven , ingevolge t? beek °zT- 'sHeeren bedreiging. 15. Het was duidered getogen lijk, dat zulks een goddelijk ftrafgerichte was , zun , waren . J 3 ' achtendertig ja- en met het gevolg van ouderdom; want het hield het ganfche ge- 20 kinS aan, tot dat zij allen verfmolten waren. «edèndel,itriiheSt l6' Tocn alle de urijdbaaren uitgeftorven midden des waren, 17. Kreeg ik op nieuws bevel van heirlegers ver- j Tr 1 , „ ^. teerd was, ge-den Heer tot den optocht; 18. En wel, hun glwdren om la"Ss Ar omtetrekken, de grensvesting had. van Moab. 19. Zo zouden wij in het ge- waT 'Jèwtr zicht der Ammoniten komen; doch gij mogt oml^ntüt'he't dat volk geenzins moeien ; dewijl het ook midden des kinderen van Lot ii waren , die dat land heirlegers te vcüiaan ; tot van Jehovah hadden. 20. Te voren had ook dat ze verteerd j „ , . , waren. daar een magtig volk ingewoond, in de Am- gerchicdde" a?s mo,1'!tifc'ne gefchiedenis , wegens hunne ftroaiien de krjigs- perijeii bij benden , Zamzummim genoemd, lieden verteerd waren, uit het midden des heirlegers wegftervende; vs. 17. Dat Jebovab tot mij fprak , zeggende: vs. 18. Gij zult heden doortrekken voorbij de landpaal van Moab , voorbij Ar. vs. 19. En gij zult naderen te,en over de kinderen van Ammon; beangllig hen niet, en meng u niet met hun [in ftrijd:] want ik zal u van het land der kinderen van Ammon geen erfnis geven, dewijl ik het Lots kinderen ter erfnis gegeven heb. vs. 20. Ook dit werd voor een land der Reuzen gehouden; de Reuzen woonden te voren daar in, en de Ammoniten noemden hen Zamzummim. vs. «o. Zamzum, een bron van dien naam is 'er bij Wtecca, mogelijk ie ftreek, waar dit volk hun oorfprong hadde. Mas.  van M O S E S. Hoofdd. II. 235 si. Ook een kloek, talrijk, en fterk volk, vs. n. Een ' J groot en talrijk niet minder dan de Enaks; Jehovah had ze en lang volk, nochtans uitgeroeid, door middel van de Ammo- e'ne j"ha^ niten, die ze deden verhuizen, en hun land ™* voo^hun innamen ; .22. Even zo als door Jehovah''s aangezicht, zo TT . ,. . _ , j ic dat zij hen uit zorgc de Hortten , die m Sela en deszclrs de bezitting nabuurfchap woonden, eer Esaus nakome- ^^^"ndên lingen daar woonden, verfloten waren; het inhunneplaats. ° vs. aa. Ge¬ was alleen door hulp van uwen li eer, dat lijk Hij aan Edobi hen verdreven, en hun land in bezit- E*™s die'n m ting genomen had. 23. Het zelvde was ge- JJ^gg:» beurd met de Kaphtorim , een PhUiflijnfche voor vvier aan- volkplanting , hun oorfprong hebbende uit Hortten ver- Kaphtor, naderhand Pehilium , dezen hadden ^X'i uit de verdreven de Aviten, Kanane'èrs, die in land- bezitting verdreven , en er vestingen woonden tot Gaza toe, en hadden woonen in hundat land zints bewoond. 24. Laaten dergelij- "® g^gf dca°' ke voorbeelden u heldenmoed inblazen , dit ,..,vs-,23-En,se" lilk de Kaphto- is het, waartoe ik ze alleen aanhaalde; maakt rft*, die uit ,. 1 • 1 1 1 ' o Kapbtor uitto- u reisvaardig, valt m het land van bi n o n geilj de Avim, den vermaarden Koning der Amoriten; hele- f^}™,^ 'an^t srert de hoofdvesting Chesbon , en ontwijkt aan g«z« woon- „ , 1 •• , j den, verdelgd geen hooldtrelTcn met hun; want hij zal de hebben, en 'er eerfteling van uwe erfnis zijn, zeide ik ter^™fP,aats dier tijd, uit naam van Jehovah. 25. Dan vs. 24. Maakt * ' t" u op, verreist, zal ik bij die gelegenheid daar door fchrik en trekt over de beek den Arnon; ziet , ik heb Sihon, den Koning van Cbesbon , den Amoriter , en ziin land, in uwe hand gegeven , begin te erven, en meng u met hem m den ftrijd. vs. 25. Ten dezen dage zal ik beginnen uwen fchrik, en uwe vrees te geven over het aangezicht der volken, onder den ganfehen he- vs. 23. Wij volgen hier de Samaritamfche overzetting , Hazerim dus vertaalcnde; liet zijn kasteden ter bewaaring van het vee. — Dit Kapbtor of Pelufium lag in de nabuurfchap van het tegenwoordige Damiate; bij CniHEEWSD in Qrigin. Gentium, zijn de Avim dezelfden met de lltvilin.  236 Het VIJFDE BOEK mei; die uw en beroeringe brengen niet alleen over de na- gerucht hooren ° zuilen, zullen burige volken, maar wi;d en zijd zelfs: al t'zidderen en " bang ziin van W]e maar van uwe zegcnpraalendc wape- VvsTZtnm nen hoort ' zal teu uitei'fl:en voor u bedugt zond ik ge- worden. 26. Gij weet, mijne broeders! hoe zanten uit de ., . . _., , woestijn Keü- ik daarop gezanten zond aan Chesbon s KoZmï den"1 lio- nin§» me- aanbieding van eenen beftendigen ning van Hes- vrede- aan dien Vorst. 27. Mits hij mij maar bon, mef net i j j vozende Treed- den doortocht door zijn land vergunde; waar zaam *'***^ in ik dan beloofde de ftrikfte krijgstucht te uw land \e trek- ziulen onderhouden : 28. Zo dat wij aannaken: ik zal ai- men al onzen leeftocht , voor het geen zij leen langs den ... , . „ weg voorttrek- eifchen mogten , te koopen ; en om alle ronoch'te^rech-1 verrien en ftroperijen voortekomen , of hun ter, noch ter de gelegenheid, tot fchaaverhaaling te geven, in- Imkerhand uit- 0 , . - wijken. dien er zo iets voorviel, beloofden wij te kpop mij fpTs voet te zullen doortrekken. 29. Ik drong het yoor geld, dat aan met het voorbeeld van de Edomiten , en ik eete , en _ ' geef mü water de Moabiten aan de rivier Ar woonende, die voor geld, dat , , , , , r i ik drinke; ai- nuj voor geld overvloed van leeftocht gegeop mijne' vpe- ven neDDen5 ^aat mÜ» ze^e zulks ook Jje" doortrek" gebeuren, zo lang tot dat ik den Jordaan vs. 29.Gelijk overgetogen ben, om het land intenemen door Es.^f diëvin onzen Heer én God ons toegefchikt. sar woonen , oQ. ]yiaar het gehetigt u, hoe Sihon dit en de Moabi- J ö ö ' ten, die in Ar woonen, mij gedaan hebben; tot dat ik over den Jordaan kome in het land, het welk Jebovab, onze Elohim, ons geven zal. vs. 30. Maar SipoN, de Koning van chesbon wilde ons door zijn 'vs. 19. Nam. XX: 14—21. fchijnt de doortocht door het midden van het-land geweigerd te zijn, hier verhaalt Moses hoe zij langs de grenzen getrokken, door deze volken van noodwendigheid voor geld voorzien werden. Schrocder meent zelfs, dat hun door de meer onbewoonde ftreken des lands de doortogt vergund zij. vs. 30. Mich. vertaald het Qod maakte hem heldhaftig, eene vertaling mij al te vrij; ik floeg den middenweg in.  van MOSES. iioofdd. II. 237 verzoek affloeg, en den doortocht weigerde; Dnndjnictiaten 0' 1 trekken: want dit was door de beftelling van den Heer jebovab, uw onzen God zo gefchikt , om ons door die haddem 'ziinen' weigering gelegenheid tot overwinning over g^f^^ dat volk te geven, gelijk wij 'er nu nog de op dat Hij hem 0 in uwe hand ' vruchten van plukken. 31. Onze Heer gaVe, geiükhet zelfs verzekerde mij, dat Sihon zich tegen dezenda" ons wapenende, door ons geflagen, en zijn land ^^si^fi»^ in bezit zou genomen worden. 32. En naauw- mij! ziet, ik .... , ... , ,n . heb begonnen lijks ook was hij ten veldllag uitgetogen , SlH0Nj en ziin hebbende zich gelegerd te Jakaz; 33. Of wij ^.JX uw. werden handgemeen, en behaalden dc overwin- geven ; begin ning, zo beflisfend zelfs , dat bijna al fneu- om zijn land velde, dat ten ftrijde uitgetogen was. 34. Gij erihjk te bezuwcet, dat wij daar op hunne lieden verover- vs. 32. Sihon . nu toog uit ons den, die verbrandden, en eenc algemeene te gemoet,hij, flachting onder allen, zonder verfchoning van ffi&ffiffig Ouderdom of Sexe, aanrechteden. 45. Alleen 3^** En jehun vee behoudende met den gemaakten buit bovab, onze „ , , Elobim gaf hem uit de fteden. 36. Gij weet hoe zegepraa- voor 0ns aan» lende wij waren in den voortgang: van Aro'êr 1"'*,^"^ af, daar wij den Arnon overgetogen waren, en zijne zooJ nen, en al zijn tot Gilead toe, was er geen Itad voor ons voik. onverwinlijk: Jehovah God deed ze ons al- namënrcndien • len veroveren, %7. Alleen zettcden wij onze öj'de alle zijne °' J fteden m, en zegepraalende wapenen niet voort tot de lan- wij verbanden den der. Ammoniten; die ganfche ftreek lands m^nen, °vrou- door den "fabbok bewaterd, veroverden wij wen en k.md?r" ' J kens; wu lie- niet , zo min als het bergachtige van hun ten niemand , , , , , 1 tt overblijven. land, om dat het ons cioor den Heer ver- vs.35.Ai.een boden was. het vee roofden uuuiu vvüj. wij yoor ons. en den buit der fteden die wij innamen, vs. 36. Van Aro'êr af, dat aan den oever der beek den Arnon is, en de ftad, die aan de beek is, ook tot Gilead toe, was 'er geen ftad die voor ons te hoog was: dit alles gaf Jebovab, onze Elobim, voor ons aangezicht, vs. 37. Maar tot het laad "der kinderen van Ammon naderdet gij niet; noch de ganfche ftreek van de beek Jabbok, noch de fteden van dat gebergte, noch, iet, wat Jebovab, onze.Elobim, ons verboden had.  a33 Jtfarv V IJ F D E BOEK in. hoofdd. i; Gij weet, hoe wij ons daar op wen<;'vs. i. Van den nieer noordwaards, ofn het land van Ba- claar wendden . wii ons, ento- Jan aantevallen, hoe de koning Og ons met von°Bafa»^ca zLln leger te gemoet toog , zich in ilag- Or,, de Koning orJc t£ Edrd ffcflefldfc 2. Hoe de HEER van Bafan , trok ons te ge- ons verklaarde ; gij behoeft voor zijne magt moet, hij, en , , , ai ziin volk ten met te duchten , dewijl ik voornemens ben ^'vs'^^ruen u eeiie volkomene overwinning op hem te ge- zeide jcbs-.ab ven , bezitters van zijn land tc doen wor- hem «iet, want den; eo met hem naar het krijgsgebruik, even ï 'ztnhevöik" als mcl de Amoriten te doen handelen. 3. De en zijn land, uitkomst was even zo, als Jehovah ons voorin uvye hand ge.eve,,; en gij fpeld had; *hij werd volkomen geflagen: ^kSijSi- 4- Want .wij rukten voorwaards; belegerden Hou, de.) Ko- zj:ne vestingen , die wij tot e'én toe inna- inng dc, Arno- 1 01 1 riten , die te men : wel zestig in' getal, zo wel die in de éa",." gedaan ftreek van Argob , als die in het eigenlijke htvs' 3 Ea$- Bafiih. i gelegen waren. 5. Gij zaagt toen, fotLtJj, onze j10c ongemeen fterk alle deze fteden waren, ook Og, oen wegens de hoogte van haare muuren, llerke /<»\U1euVa\nfijn poorten ,. en grendelen; behalven zeer veele yoik, in onze 0pCI1 vlekken, die wij bcmagtigden. 6. Gij hand ; zo dat ' ' J 00 J wij hem. doe- weet, dat wij ze ook allen met vuur ver- wiV hem gee- brandden., zo dat wij all' de inwooners, **P fveigebie- m t fteden ter verwoesting wijdden aan venen overig D J heten. HCm , die ons deed overwinnen ; 7. Alleen nanièn4'teJ dien het vee en de buit der meubilen was voor ftedciK^erwas ons< 8* Dus z'in Wli door d*e twee zegengeen ftad die praaien, bezitters geworden van een aanzienlet namen: lijke ftreeklands aan deze zijde van den Jor- zestig fteden , ne ganfche landftreck van Argob , het Koningrijk van Oc, in Bafan. vs. 5. Alle de fteden waren met hooge minnen, poorten, cn grendelen gefterkt; behalven zeer veele onbemuurde fteden. vs. 6. En wij verbanden dezelven, gelijk wij Sihon den Koning van Hesbon gedaan hadden , verbannende alle fteden , de mannen , vrouwen en kinderen. vs. 7. Doch al het vee, en den buit van die fteden roofden wij voor i. m vs. li. Dus namen wij ten dien tijde dat land uit de hand van de twee Koningen der Amoriten, die aaE deze zijde van.den Joiiaan waren; vau  van M O S E S. hooi'dd. III. 239 daan , van de beke Arnon af tot' Ilermons de beek denJr- 1 ■ s"r~\* rT i et. . non, tot aan den kmm toe. 9. (Dit Hermon , anders 5/r;o«, berg Herman; is bij de- Zidoniers bekend, onder den naarfl .9- ^De J » Ziaonters noe- van &,7/n- gebergte.) 10. Zo werden wij be-men Hermon, .. . ... . , . Sirjon ; maar zitters van alle de weilanden m het uitge- de Amoriten frrekte Gilead, en 0*/Sfcj tot Salcha en hem toe: daar onder nog' gerekend zijnde, de fteden s vs- AI!en r, r ••! , 1 , ' „ , de fteden van tot Balans rijk behoorende; 11. Deze Koning het platteland, van Bafan was één der laatften onder die raw ,g en^et heldhaftigen; zijne Reusachtige geltalte zasren 8anfche Bafan, ° ' J o tot aan Salcha wij met verwondering , toen wij te Rabba en ite- , . . .... , den des Ko- van de Ammoniten, zijne ijzeren rustplaats von- ningrïjk's van. den, daar ter gedachtenis bewaard; zij was ^"f/want negen ellen lang en vier ellen breed, de el- °G' de Koning T ,. , van Bafan, was len genomen voor eencs mans ellenboog; alleen van het (zijnde bijna vijf ellen lengte1 van onze 8^£g maat.) 12. Niettegenstaande al dat fchrik- 2}et,•zijnebed1 1 j , ., .. . ,lede , eene verwekkende, Werden Wij evenwel meester bedftede van van het land van Aroi-r aan den Arnon, en dTzVne^jil ook van een groot deel van het gebergte ^J^tf* van Gilead, met de vastigheden daarop gele- kindereu van 1 » V „ Ammon ; ne¬ gen; wij gaven dat ter erfportie aan Ruben gen eiien is I hare lengte, en vier ellen hare breedte , naar eens mans elleboog, vs. 12. Dit land nu namen wij ten dien tnde m bezitting; van Aroër af', dat aan de beek den Arnon is, en de helft van het gebergte van Gilead, met deszelfs fteden gaf ik den Rubeniten en Gaditen. vs. 9—12. Sluit Dathe tusfehen haakjes als niet uitgefproken, maar naderhand 'er bijgevoegd: — mij dunkt het natuurlijkfte is, zo als wij het begrijpen. vs. 9. anders de fneeuwberg Antilibanon genoemd. v:. 11. Die bedfteden waren van ijzer om het ongedierte, wordende dczelven op ronde bollen gezet, ook voor de koelte, — zijn geftalte was dan de helft langer dan van een gewoon mensch. MichaSlis neemt het voor de grafzerk van dien Vorst; Dathe febijnt hem toetevallen, en het heeft ook veel waarfchijnlijkheid.  240 Het VljFDË BOEK vs. 13. [Maar en Gad." 13. Het overblijvende van Gilead êüe»ifix\ ge" met Bafan, werd op begeerte van Mana sKon\ir'ritk 'van s E aan #e nalve ftamme gegeven, dus wer0g , gaf ik aan (ien wij bezitters van een ftreek, vermaard de halven ftam J van Manasse; onder den naam van Keiizenland. 14. Ik iindftreek"van maakte eene naauwkeurige verdeeling cn fchikJrgob, door \.-m„ . aan T a ïr , één der hoofdfamiliën Van het ganfche Ba- 07 . , , ,„ , fan; dat zelve Manasse, viel Angob met deszells onder- hcf '\and°eder horig land ten deel, tot aan de grenzen der Reuzen.] Gefuriten en Madchatiten ! en hij vernoem- VS. 14. jair - j dc zoon van de bet land Havot-Jaïr. 15. Vorst Ma- BlANASSE,krceg .. , .... deganfcheiand- c h ir bekwam op die wijze, net eigenlijke %fwln dl Gilead. 16. Maar aan Ru n en en Gad landpaal der vjci tc beurt , het land tusfehen Gilead en Gefcburiten en , , "" , r 1 , , Maacbatiten } Arnons beke, met het .erlrccht van de liellt f^Etar? dier beek, ftrekkende zich de grenspaal van nen naam , fa zijde tot zo verre uit: terwijl de beek Jairs- dorpen , tot op dezen Jabhok de grensfcheiding uitmaakte van der da\'s. 15. En Ammoniten land. 17. De vlakke ftreek lands "f ik [hetovè^ aan c'cn Jordaan , met het rivier-recht van rige] Gilead. dezelve : ook de ftreek, die Cinnereth gevs. 16. Maar 7 7 ... den Rubeniten noemd wordt , tot aan de zoutzee zich unit vm'c.iïad ftrekkende landwaarts tot de ftad AsdotA-Pisbcek°aefnJr- Sa- x8- Het. is noch niet lang geleden, dat het mid ik u daarop bevel gaf, u gereed te maakcn dn"andpraai;en tot den overtocht , dewijl Jehovah UW Betot aan de beek Jabbob , de landpaal der kinderen van Ammon. vs. 17. En het vlakke veld, cn den Jordaan , met de landpaal ; van Cinnereth_ af, tot aan de zee van het'vlakke veld, de zoutzee, onder A' dotb-Pisga, tegen het oosten, vs. i3. Voors gebood ik ulieden ten zelfden tijde, zeggende: Jehovah, uw Elobim heeft u dit land gegeven om het te vs. 13 Tweede lid — 15. Ook door Dathe als een bijvoegzel ; ScHRoëDER heeft dit beflist , dat het van later hand zijn moet, en dr.s niet is uitgefproken. — Noch noemen de Arabieren dit het Reuzenland. — Hairacb, zo als Zacb. IX: t.  van MOSES. HO 0 fdd; III. 241 fcherrri - God , u dat land oiigètwijlfeld naar erven; trekt ' dan gewapend Zijne belofte geven zoude; ieder, die wape- door, voor i-.c; nen voeren kon, moest gewapend zijn; gij u^flröVdVeu" zelf, wielt de erfnis aan deze zijde te beurt de kinderen van ' • Israci. , gij al- gevallen was, moest uit erkentenis de eerfte len die ftrijd,- in den aantocht trachten te zijn. 19. Doch mannen •gij, Overjordaanfche broeders ! bleevt noch- vs- I?- Maar -' ' 1 uwe vrouwen , tans ontflagen van de verplichting, om vrou- en uwekjnder- ,'. , .. kens, en uw wen en kinderen en vee, waar van gij zeer vee. pk weci, voorzien waart , medetenemen ; die mogteu h^V"^^ gerust blijven in de aangewonnen fteden. blijven in uwe ö J, „ .. „ , fteden, die ik 20, Maar de ftnjdbaaren onder u waren ge- u gegeven heb. houden niet eerder wedertekeeren, voor dat hunne broederen in de erfnis gefield waren, tot fat jebovab uwen broede- door hun Heer hun toegedeeld. 21. len ren rust geve, dien zelvden tijde fprak ik tot mijn' opvol- alf'ook'lijMger Joschua, om zijne heldhaftigheid meer JJ*»^* j*» zich «itftrekkcn! — 26. Doch mijn Libanon! He er, in plaats van gunftig antwoord, V T- vs. 26. Docli ' . , 1, . , .j, jebovab ver- toornde zich nog meer, en wel uit aa leiding Km uwen van uw gedrag, zo dat ik te vergeefs mijne wil,, over mij, verzoeken deed; Jehovah zeide, laat het geen hoorde met ' 0 . naar mü; maar nocg zijn , dat ik niet wil , dat gij Olt 01 ror'mij : het oit daar weder van fpreekt. 27. Vergenoeg fp'ieekSen°niet u •> met uwe 008'en tc verlustigen op Pisga's meer tot mij toppen, om van daar wijd cn zijd het fchoo- van deze zaak. '. . .. , vs. 27. Klim ne Kanaan van verre te zien: doch gij zult van den jgj) AOit over den Jordaan trekken. 28. Maar en hef uwe o >■ o-ecv bevel öari foscnuA, om zich gereed tc gen op naar het 0 -' .... westen, cn naar maken tot den overtocht: want hij zal hun e"na"r het zui- aanvoerder, de overwinnaar van dat land den, en naar j-,, „ D[H jn p].lats v;m optctrekken , het oosten, en •' J ' c 1 overzie [dat bleven wij liier liggen, bij den tempel van land] met livvc - „ * , .., , „ , oogen: want Peor, waar wij thans een wijl halte gehougii zult over , hebben dezen Jordaau nul "codch. niet gaan. vs. 28. Maar treeT bevel aan Jofcbua, en vcrflerk hem, en bemoedig hem: want hij zal voor het aa'.gezicht van dit volk henen overgaan, en zal hen dat land, het welk gij zien zult, doen erven. vs. 20. Dus bleven wij in dit da!, icgen over Bctb-Pei'r. vt. 27. Ik zie geen reden om met van Ir r. ren in zijne verhandeling aan de Vlisfcb. Maatfchappij medegedeeld, hier een buitengewoone verfterking aan zi.ïnc oogen toetekenncn , zo dat zii nu als verrekijkers waren. — Een oud man ziet op een afftand het beste.  van M O S E S. Ho o fdd. IV. 243 Niv. HOOFDD. u, dit alles, mijne waarde broederen! vs. r. Nu herinner ik u daarom , om bij 11 te fterker fiöor' naar^èé aantedringen ; dat gij u doch toelegt , om ™ naauwkeurigc betrachters van de Godsdienftige uiieden ïcerom , ,. • ■ , .... . j ze te doen; op bepalingen, en burgerlijke wetten te worden, dat gij leven die ik naar mijn oogmerk in één zamenftel g^g^ overhandigen en verder, voet mijn verfchei- «" beërven dat ° 3 J land , t welk den van 11, aan uwe zorgvuldige betrachting fétomh, uwer Overlaten zal ; hier door zult gij u een ge- ILVu'geeft!"" lukkig leven verwerven ; want deze uwe ge- v*8- ^ïj hoorzaamhéid zal u gewis overvoeren in het woord, dat ik , • ■• si • 1 mi u gebiede, niet land u van den Onverandcrlijken toegezegt. toedoen , en 2. Dfaagt doch alle zorg , om die bevelen «J* ÏJjSR niet tc ontzenuwen , die ik u toebetrouwe, °p M ÏM be* : .. waart dc gebo- voegt 'er ook gcene anderen bij; want het den van 'jehoziju de bevelen van uwen Heek. zelven, die lim\n dit" ik °ü ik u ter onderhouding overgeev. 3. Laat de P'JJ^J Vw& ondervinding voor mij fpreken, gïj zijt oog- oogen hebben » < i : , , gezien . wat getuigen geweest van de gevolgen der arwrj- jebovab van Icing van deze bevelen , toen de Godheid , ™f™ om den dienst aan Badl-Peor, zijne eer ver- heeft : want , •.. A .. alle man , die dedigde , daar alle de afgodendienaren toen Baüi-Pcor nazo geweldig door Jehovah God geflxaft wer- ? heue£ den. 4. Gijlieden zijt zelfs gelukkige ge- tuigen der Godlüke zorg , gij , mijne vrien- verdaan. 1 1 1. , j j j- vs- 4- Maar den! die, door uw aankleven aan den dienst Rüiieden, die van uw He ér en God, voor het algemeen ver- |^£*?.bfeeft derf beveiligd zijt; niemand uwer heeft het min- aanhangen; gij n , , ö ' , , allen zijt heden llc leed getroften, maar. gij zijt in het best in leven. van uwe krachten. 5. Daar het mijn oog- jicV6jieb' uZ'ae- rrierk met alle mijne onderwijzingen was , 'Ferd *f inze,t" 1 J v> •> tingen en rech- ii in de burgerlijke en godsdienlfigc bevelen ten, gelijk jevan uwen Heer te onderrechten, op dat gij pZhhl, m!j dezelven, zo ras gij in Kanaan zult gezeten ^p00',1.," \f^* Q 2  -44 Het VIJFDE BOEK doet in het zijn, daar ter cere van uwen Heer cn God "ands6" waar plechtig onderhouden zoudt; 6. Zo bidde, hcne.i gii gaat - „elaste jjc u fa ongcfchondcn te bewaa- om dat te er- J o ? o ven. ren , en in uitoefeping te brengen ; zij houdt zt' d*< zij» »iet zwaar, zij zijn niet onredelijk; been doet ze: fj-ccdt al uw doorzicht om ze te verftaan, al want dit zal - . uwe wiisheid, uw beleid om ze uittevocrcn; om in gehoor- ISjnUWvoof "de zame getrouwheid aan de wetten boven alkelf" die idie le vo'ken uittemunten ; daar door zult gij, deze' inzettin- jn plaats van verachting, bij andere volken gen hooren zul- , , , r , , len, en zeg- den roem behaalen van een lchrander en ggrootal'Loik Is kloekzinnig volk te zijn; ?. Want waarlijk! een wijs en ver- mi; js o j o , en maakt u iet zweemzel van cenige ligchaamhjke gedaante geiijkcnisS'van gezien hebt. 16—18. De Heer hield mij ged'nnteeId 'van v00r ' v00rai daarop aantedringen , dat gij, man of vrouw; 0m uwe verwoesting voortekomen, u voor algedaante ' van toos onthouden zoudt, om u eenige afbceldatop deaarde dingen der Godheid te maken , het zij gcis; de gedaan- fncden of uitgehouwen, van welke gedaante te van eenigen 0 ' _ . ■ gevieugeiden ook , het zij meufehelijke, of uit het dierenvogci, die^.001 j-jj^ IQ_ q0|. ^at gjj u wacnten Zoudt, uwe vl;cs£' o r, oogen met dat oogmerk hemelwaard te Haan, vs. 18. De 0 0 3 gedaante van 0in zon , maan , of het ontelbaar heir der den'aardbodem ilarren te vereeren, als Godheden of afbeelddaame'van ee- zeis der Godheid ; daar Jehovah uw God nigenvisch,die decze hemellichten, niet alleen voor u, in het water is ,11, j r 1 onder de aarde, maar voor alle voiken op den ganlchen f$*'(J£- uwe aardbodem ten dienfte gefchikt heeft; niets oogen met op- js 'er derhalven, dat u verplicht, dezelve uit helt naar den ' 1 ' hemel, en be- dankbaarheid te vereeren; want veel bijzon- fehouwtdezou, 1tt j ij en de maan, en derer is de invloed van den Heer der waereld, Jehovah, bij u dan bij anderen, bo. Jehovah des hemels ; heeft u tot zijne onderdanen opgenomen, U zo dat gij zoudt . ■ * . worden aange- uit hgyptens nittige vervolging veiiosieiide ; dreven, dat gij Ü voor die zoudt nederbuigen en dezelvcn dienen; welken Jebovab, uw Elobim, allen volken onder den ganfehen hemel heeft uitgedeeld, vs. zo. Maar ulieden heeft Jebovab aangenomen, en uit den ljzer-ovcu, vs. 19. Dathe zegt, dit is eigenlijk een fterke Hebreeuwfcbe manier van (preken, bet is bet lot der VoorzJ enigheid, dat andere volken die eerbiedigen zouden, zouden wij zeggen. Glas si us heeft die op;ehelderd. vs. 10. Vit ^e ijr.er-oven: ees vreemde figuur, noch niet genoegzaam toegelicht, dc ijslijkhcid van dc (lavernij aftekenende. — lk beken wel, dat  van MOSES. Hoofdd. IV. 247 op dat gij voor altoos zijne onderdanen zoudt ^ffrd"""!'" ziin, zo als gij tot heden zijt. 21. En dit dat gij hem tot " een erf" volk deed Hij niet, om mij al'een groot te ma- zoudt zijn, ge- ken — gij weet zeer wel, dat mijn HEBK'Jöktaktendezieh over mij verhoorde, bij gelegenheid van vs. »». bok , TT.. .. , vertoornde zich uwe muitzucht, zo dat Hij mij zwoer, dat jebovab over ik nimmer voet over den Jordaan zetten , j»» 'yv°^,d"'i1e: veel min in het gerust bezit van het erfland en Hij zwoer, " .. , . dat ik over den Kanaan komen zoude. 22. Daar ik dan in jordaan niet deze ftreek zal moeten fterven, en gij allen d°tu z™ her uitfrekend voorrecht hebben zult , om j^men to dat overtetrekken cn 't land te erven, 23. Zo welk jebovab, , . ., .... 1 .. •- 1 i uw Elobim, u oring ik nogmaals bij u aan , dat gij clocn ter L.rfnis ge_ zorg draagt, om de bevelen van Jehovah , vc"s*f;_ Want uwen Befcherm-God , op het zorg vul digfte ik zal in dit . .. 1 u ,ancl fterven , naartekomen; vooral aat gij u van allen beelden- ik zal over den dienst, van welken aart ook, door uw H eer ^ZnTmaia^gi) u verboden, onthoudt. 24. Want de Heer zult 'er over ' ^ . gaan , en dat uw Befcherm - God, is een gloed, wien mets goede land bewederftaat, een God, die ten uiterften jaloers c'^"23. Wacht „is omtrent zijne eer. 25. Nu dan, ingcvalle "jrbd0an\,gi\ha" het gebeurt, dat gij in het begeerlijke Ka- jebovab .uwen .... , Elobim , t Wi Ik naaii gezeten, cn met een talrijk kroost ge- u\ mei u gezegend, eenen grijzen ouderdom beleeft, en m'etktve!Tc;£' dat aij dan, deze verbintenis vergetende, tot dat gij u een 1 ■ ' ' gt ineden beeld beeldendienst mogt overhellen, en dus moed- zoudt maken, willig daar door Zijne gramfehap mogt ont- d,an jff^wa't fteken; 26. Zo bedreig ik 11 bij de**-1*5"*» uw Elobim u verboden heeft. vs. 24. Wint Jebovab, uw Elobim, Hii is een verteerend vuur, een iivcrig Elobim. 'vs. 25. Wanneer gi nu kinderen, en kindskinderen gewonnen zult hebben , en in het land £>üd geworden zult ziin, en u zult verderven; dat gii gef.edene beelden maak', de fcli ke- ' nis van eenig ding, en doet wat l-waa.1 is in de oogen van Jebovab, uwen Elobim, om 'hem tot toorn te verwekken, vs. 26. Zo roep ik den hemel, dat Mus. iets gezegd heeft als hij ons tot de ovens der bergwerkers bepaalt; maar de overbrenging blijft mij te oneigen. Q 4  24S Het V Ij F D E BOER en cle aarde tot heilig ! — Hemel en aarde zii ten getuige «lieden" dafg» van deze m'jne plechtige waarfchouwing! dat vöorzeirer haast dan de wraake Gods u zelfs in dat land zult omkomen . • van dit land, vmden zal : in plaats dat gij daar eenen geden1 %rdlan zegenden ouderdom , u anderszins toegeom" daf teC er- Zl'§d' beftendig genieten zoudt, zult gij ontijven ; gii znit dig afgefneden worden. 27. Ta 's He eren uwe dagen daar , , ,,. in niet verien- magtige arm zal zelv u als ballingen onder nis' verdelgd de heidenen verftrooien; uwe gedachtenis zal ■worden. dan wel niet geheel uitgeroeid worden: want ' vs. 17. En 0 0 ' jebovab zal u gij zult noch een afgezonderd volk blijven; verftrooien on- r 1 , der de volken; lenoon gering in getal en magt, m vergeen gij zult lijking van die volken , waar onder te woo- [ weinige] men- J ° fchen [in] ge- nen, dan uw lot zal wezen; 28. Daar zult tal overblijven; .. , . . , „ ',, onder de voi- glJ dan, om voor uwe neiging tot beeldendienst nen'?S«/jheü lc Doetcn, daaraan zo verllaafri- worden, dajt leiden zah ' ^ gij uwe godsdienftige ccrbcwijzing aan allerlei daar' zult gij beelden, tot de laaglte afgoderij toe, bewijzen Se^-Set''werlt ziut* Daarna zult gij de genegenheid van van menfehen uwen He e r cn Befcherm-God weder zoeken han en zijn ; houten en (tee- te gewinnen, en ook gunlte bij Hem vinden, nen, die niet ... . , . , zien, noch hoo- zo dra gij van grondbegmzel en geneigdnochrieke0""' ue^ tcn dezen opzichte veranderd zult zijn. ■ vs. 29.Doch o0> Waar toe de benaauwde tijden, als de als gii vin daar " • • . jebovab-, uwen uitvoering van de Godhjke wraak u trelfen zo°eken,'zozuit zal, u dienstbaar zullen wezen; en zo zult gij gij hem vinden; eindelijk in die laatüe tijden u oprecht wen- als gil hem zoe- J r ken zult met den. tot Jehovah uwen Befcherm-God , en uwgansclihart, . ' .. . , . en " met uwe gehoorzaam zijn aan deze zune bevelen. ?*>->& ■> ei . gezworenheeft, neen, nooit zal Hij het verbond zo plechtig niet vergeten, met uwe voorvaderen gemaakt, geheel uit het vraaëwch naar oog verliezen. 32. Erkent doch uwe ver- ^vorige^ plichtende voorrechten! heeft iemand van het "geweestzijn, r ... van dien dng begin der Schepping af op de wijde wereld ooit af, dat Elobim gehoord, dat dergelijk eene openbaring Gods aan f,™ "a?deChg°eeenis volk gedaan zii, of zulk een bijzonder toe- flMp«" heeft» ,u f j' j van het een verzicht ovet hen gehouden zij? Heeft oit cc- einde des hemge natie de bevelen van de Goden uit de glans- het ander einde rijke Vuur-Kolom ontvangen? zou eenig volk eene'1 zo groote ze hebben kunnen hooren. zonder den geest te zaakjiefciuea, .. . of gehoord zij, geven van angst en vreeze? 34. Hebt gij oit ais deze? gehoort, dat de Godheid getracht heeft eene een'voiït' genatie , dienstbaar aan ccn ander volk, aan £örgw,*|*2; die banden te ontrukken , door beproe- eenen Elobim, , , .... , fprekende uit vingen , door kennelijke , door nog meer het midden des onmidlijke bewijzen van Zijnen wil , door ^!urs 'geiJ^j| beltrijding van . de hardnekkisile vooroor- hc,,t > e.n ra . ■> ° U ° leven, zii ge- declen des votks , en door geweldige en bleven? onwederftaanelijke magt, tot de uitèfhVe ver- óo^s' 'j^enig] baazing toe: gelijk zulks uw Heer en ond.C1'0 p o j (taan hebbe zich Befcherm-God ten uwen opzichte met dc een volk uit . ,. het midden van Jbgyptenaren gedaan heelt t 35. Dit alles eenigvoik, aan is ulieden overgekomen , op dat gij vol- ^SJSj^J^ komen overreed zijn zoudet, dat Jehovah al- e» doorteckc- ■ " nen, en door ken dc waarc God zij, zonder dat er cem- wonderen, en ge Godheid nevens Hem zijn kan. 36. Om d°^. c^nchc" u dit intefcherpen , hebt gij Zijn bevel met 'je ha,,d > tn 1 ' o j j door eenen uit. een hóorbaare ftem uit den hemel tot uw gekreUten amt, onderricht ontvangen ; op den aardbol , op verfchrikkin» gen ; naar alles wat Jebovab , uw Elobim, ulieden voor uwe oogen in Egypte gedaan heeft? vs. :;s. Ü ■ is het getoond, op dat gij erkennen Zoudt, dat Jebovab, dat Hij Elebitn is; niemand meer dan Hij alleen. \-s. 36. Vaii den hemel heelt 111.1 u Z.ijne ftem laten hooren , om u te onderwijzen; en op de aarde heeft Q 5  He t V IJ f D E BOEK Hu u zun groot Horebs kruin, heeft IJ 11 u de fchatkamer van vuurlatui zien, .. . - J . . en gii hebt zij-zijne gloeiende blikleins doen zien, terwijl Sit heTmUideu gij duidelijk hoordet dat het geluid uit het des vuurs, ge- midden van dien gloed kwam. vr. Uit hoord - J' vs. 37. En liefde tot uwe voorvaderen , en om dat datWHij"S'uwe Hij hunne nakomelingfchap tot zijn geliefd hid'ereen hun vo'k vei'-':o-en naa5 was het; dat Hij u door zaad na hen den arm zijner mogendheid uit Egypten voer- verkoren had; ' * zo heeft Hij u de; 38. Met het oogmerk, om liet daar bij gezicht^11 door niet te latep, maar natiën, veel aanzienlijker zijne groote en fterker dan gij, zichtbaar uit hunne vastig- kragt,uit£gtf- °/' _ . tc gevoeid; heden te verdrijven, en er u tot erl bezitters vs. 38. Om . , .. , . . volken , die te vestigen, zo als gij daar van reeds de grooter en a£lllq;ename ondervinding ter proeve hebt. machtiger wa- a & 1 ren, dan gij, 30. Laat dat alles 11 dan ook heden overre- voor uw aan- .... . gezicht uit de den; en tracht het u gedurig te herinneren, d.it. d^venf'omu Jehovah die Godheid is, aan welke het gebied in te brengen, over ^e uitgeftrekte hemelen, en over den be- dat Hu u hun 0 land ter erfnis kenden aardbodem alléén toekomt ; 40. En fs^te'n^'dezen dat gij daarom ten fterkften aan dc onderhoudase- ding van alle zijne gebruiken en bevelen vs. 39. Dus o zult gii heden verp'icht zijt, door mijnen dienst aan u over- weten,en (leeds , ,. , . . , inmvhartovei- gegeeven : door dit te betrachten zal het u £*«T,'da?Hij en uw kroost gezegend gaan; en gij zult een' Ehbim is, bo- rreze£renden ouderdom in het erfland van fe- ven in den hc- ö mei, en onder hovan bereiken. — nfcniand mïer! 41. Gedurende de zitting dezer vergadering vs. 40. En gij koos moses noo- drie fteden uit, aan die zult houden zij- . ° ne inzettingen, z;jde van den Jordaan daar hij toen was, en zijne gebo- , , _ '. n i 1 den, die ik u oostwaard gelegen. 42. Om te vcrltrekken o^da^heTu', tot vrijftedcn voor den ongelukkigen dooden uwen kinderen na u welga; cn op dat gij de dagen moogt verlengen in het land, dat Jehovah, uw Elobim, u geeft , voor altiid. vs. 41. Toen zonderde Moses drie fteden af, aan deze zijde van den Jordaan , tegen den opgang der zon; vs. 42. Dat daar henen vlieden mogte een doodflager , die zijnen naasten onwetend doodflaat, welken bij van  VAN MOSES. IIoofdd. IV. =51 (lager, op dar hij het ontvlugtcn mogtc, en gisteren [en] tegen de bloedwrake beveiligd mogte wezen. naaucT^Tij a-x. Voor de ftam der Rubeniten werd Bezer "aai' ééne, Yan . deze fteden in de woestijn, cn wel m de lagere landen vlieden mogte, in. die ftam gelegen, met dat voorrecht be- v'c,^evcud blii' gunftigd ; voor der Gaditen ftam , Ramoth Gi- 2e;v*- 43. leads; voor dc Manasfiten , Golan in het rijk woestijn in het n r '1 " iv. • 1 . j vlakke land , van Bafan gelegen. 44. Dit is het woord voor de Rnbè- door Moses aan 1 sr.aëls Raad als een wet ZlTh'-mGifeTd ter, onderhouding gegeven. 45. Nu 'volgen in ™or de Gaditen reeks alle de beloften, en bedreigingen, in Bafan, voor godsdienftige en burgerlijke inftellingen en wet- / vs^^rJe'zé ten, door Moses afgekondigd, van dien tijd "l1 de w«» af, dat zij uit Egypten waren uitgetrokken; kinderen van -T .... IsRAëL voor. 46. Nu overgegeven, nog aan deze zijde van cteide: fan Jardaan, in de vlakte van Baal-Peor, ^ in het land des overwonnen Vorst van dc genisfen en de . „at • • inzettingen, en Amoriten; welken Moses, nu ruim veertig de rechten;die jaren na den optocht uit Egypten, geflagen kinderen°Cvan had. 47. En zijn land, en dat van den Ko- I*RA.ë.L .fP„rak» nmg van najan, en der Amoriten, aan de- te warenukge- ze zijde oostwaard van Kanaan gelegen ; t0y™ '4Ö-. Aan 48. Zijnde een uitgeftrekte vlakte van .-irnons f£ f^J™ beek, tot aan Sirjon of Sion, nu Plermo'n; in het dal, tc- „ , ', , , r- , ?ei1 ovei" Beth- 49. Daar onder ook te rekenen, de lchoone £«r, in het ftreek tusfehen,den Jordaan, tot aan de zee SSgTer Van /Isdoth Phsa. Amoriten, die ft te Chesbon woonde; welken Moses verfloeg, en de kinderen van Isracl, als zij u1i Egypte waren uitgetogen; vs. 47. En zij namen zijn land in bezitting, het land van Og, Koning van Bafan, twee Koningen der Amoriten, die aan deze zijde van den Jordaan waren; tegen tien opgang der zon; vs. 48. Van Aroër af, 't welk aan den oever der beek den Arnon is , tot aan den berg Sion , welke is Hermen; vs. 49. En al het vlakke veld, aan deze zijde van den Jordaan, naar het oosten, tot aan dc zee dier vlakte, langt den voet van Piiga.  252 Het VIJFDE BOEK v. hoofdd. vs. i.EnMo- ,, Moses riep andermaal den Raad te SES nep het * r ganfche IsRAëL, zamen, om nu het wetboek van hem tc ont- en zeide tot .... , . T hen: hoor is- vangen; hij begon weder dus: I s r a e l i t i s c h ringen^ rech- volk! luifter naar de fchikkingcn en rijksbevetcn, die ik he- len die ik thans u weder voorhouden zal; den voor uwe .... ooren fpreek: Op dat gij ze in uw geheugen moogt inprenten, daar op zorgvuldig acht geven, ter onomdezéivente derhoudins van dezelven. 2. Gii weet welke doen. ° J vs. 2. jebo- plechtige verbintenis onze Heer en Belcheïtn- mh, onze EU- <-i j v ,/s.' ■»• ,, bit», heeft een God heeft geheven aantegaan met ons op Ho- onsb°ngcmSkt rebm 3' Het iS waar? ZÜ is mct onze vac,Caan Honb. ren aangegaan , maar ook met ons, die nu vs. 3. Met onze vaderen heden het voorrecht hebben bij den anderen dkv"erbond°nrct tegenwoordig te zijn. 4. Toen fptak Jehovah gemaakt, maar an met u, van den berg uit het mid- met ons; wij, 3 ' 0 die wü hier den van den gloed der Schechina. 5. Evenwel vendzijn.6" C bleef ik toen tusfehen beiden, om alles over te gezkhttan^an- brengen van uwe zijde, en u Jehovah''s rijksgezicht heeft bevelen medetedeelen: want gij waart ontzet op^dén "Verg wegens de vreeslijke blikfems, en durfdet het he?midden d'es gebergte niet naderen. — 6. Dus luidde de vuurs; verltaanbaare reden van Jehovah: — Ik Jeho- vs. 5- [Ik . .. Hond ten dien vak uw Bcfcherm-God, aan wicn gij zo groot7,ez.»™"'!f("hen bjks verplicht zijt, wegens uwe redding uit uisfche^u^om ggypfftfy flavernij , eisch van u gchoorwoord aan te zaamheid aan mijne eerfte grondwet. 7. Dat zeggen 0*»^ ^ ^ drenst van andere Goden, daar ik in ert°kiomtVlmet net midden van u woon, op geenerlei wijze op den berg;] dulden zal. 8. Ook niet, dat eenige becldenvs. 6. ik ben dienst hoe ook genaamd of van wat aart ook, E'ubim, 'die" u onder mijn gebied verricht mag worden ; uit Egyptclaitd uit het diensthuis, uitgeleid heb. vs. 7. Gij zult geen andere Elobim voor min aangezicht hebben, vs. 8. Gij zult u geen gefneden beeld, [noch] eenige gelijkenis maken, [van] dat boven in den hemel, of dat «nder op de aarde is; of dat in het water onder de aarde is.  van MOSES. Hoofdd. V. 25.3 o. Dit zou de gramfehap van uwen Heer en „. „ y 07 ■ . » x VS. O. Ol| God ontfleken, die zulk een misdaad, al- zultu voor die fchoon Hij ze in de vaderen voorbij zag, in noch hun diede kinderen, kindskinderen of naneeven ftraf- ^Xöval,^ uw fen zoude, indien zij het zelfde hatelijk ge- ben .... Ja een jj vcvig drag hielden; 10. Terwijl ik, voegde hij 'er a/w , ■ die de ... , 1 , • , . , misdaad der va- oij, voort zal gaan mijne barmhartigheid tc deren, bezoek betoonen, aan dc duizenden zelfs, die hier in aan de kll1de- ' ' ren, en aan het toonen mij lief te hebben, en verder het toe- derde, en aan leggen op de betrachting mijner bevelen, der genen ,'"'die 11. \\ acht u den Koninglijken naam van Jeho- haten: vah uwen Befcherm-God, onzedig, en oneerbie- doe" b'armhar- dig te gebruiken; want uw Heer zal zich gewis zemièn de"dgel ■ over zulk eene verkleining van zijne hoogheid ,1e?> die nn'i , r, , , , liefhebben, en Wreken. 12. Viert den aabbatndag met plech- mijne geboden tigc afzonderinge , ingevolge, dc verfcheidene ""vs^nf^Gii bevelen u reeds door uwen Heer en God ge- zult fe", rmm 0 van Jebovab , geeven; doet het nu naar den inhoud van de uwen Elobim, 1 ei""' Ti- .. "iet Üdel ge- Wet , als geruste en bezitters van Kanaan. bruiken : want 13. Zes dagen zult gij dan vrij mogen arbci- ^offchuidig den op uwen akker, en alle dienstwerk mo- il0"dcn denge- . , . nen, die zijnen gen verrichten; 14. Maar den daarop volgen- naam ijdei geden, den Sabbath voor uwen Heer en Be-br"skt'I2, 0n_ fchcrm-God, zult gij, en zal uw gansch ge- 2eJ50u,cL d,en ' 0 J' 0 0 Sabbarhdag, dar. zin het werk moeten naken, tot het vee zelfs gii dien heiügt; , ' i-i .... gelijk Jebovab, toe , op dat uwe dienstbaaren , die gij uw Elobim, u nu in menigte aanwinnen zult, het zelfde gev°de"3he|^j voorrecht in J, ju man uüls land mogen ge-dagen zult gij , . - „ . „ . arbeiden , en nieten, liet welk gij geniet. 15. De billijk- ai uw werk hejd vorderde het airede van u, zo dra gij u d°vSn'I4 Maar de zevende dag is de Sabbath van Jebovab, uwen Elobim, [dan] zult gii geen werk doen, gij, noch uw zoon, noch uwe dochter, noch uw dienstknecht, noch uwe dienstmaagd , noch uw os, noch uw ezel, noch eenig van uw vee , noch de vreemdeling, die in uwe poorten is , op dat uw dienstknecht, en uwe dienstmaagd ruste, geliik gii: vs. 15. Want gij zult gedenken, dat gij een dienstknecht in Egypteland geweest ziit, en dat Jebtvnb, uw Elobim, 11 van daar heeft uitgeleid, door eêne fterke  254 ' Het V IJ F D E BOEK hand , cn ee- herinnerdet, hoe hard u de dienstbaarheid irt ^SrS- Egypten viel, en daar uw Heer u-nu;, door öin heeftS*bo- z[\n alvermogen daarvan verlost heeft, begeert bim. u gcbo: Hij, dat gij dien dag geheel aan Hem wijden den sabbathdag zult. x6. Eerbiedigt uwe Ouders, ingevolge h0v's'C'i6UlEer l'c onderfchciden gebóden u daar omtrent door uwen vader, uwen He e r en Befcherm - God reeds medegeder,Urcniky«- deeld; daar door zult gij uw leven verlengen, 'uUWgeto- gij zkt voorfpoedig zijn in -Kaïman, dat uw den'beeft; op \\TAllx_ cn God u ttit gaat geven. 17. Wacht dat uwe dagen , ,1 m J, verlengd wor- u van allen doodflag. 18. Alle overlpel verda"i'etCu wcï biedê ik ook op het fterkfte. 19. Ook alle ga, in het land, ^y^»» 2o. En het valsch en bedrieglijk be- d.u yebovah, J 7 .. , uw Elobim, u handelen van uwen naasten. 21. Gij zult de g°vs.n 17.' Gij onbetamelijke begeerte zelfs naar uwes naasflaanniCt cl°°d" tens huisvrouw niet voeden ; gij zult zelfs vs. 13. En gij Illct 'dien uw Heer cn God u gebiedt dan waar, dat jn tc gaan. op dat gij gCZOlld , gelukkig, eil gil doet, naar 0 ■ * r oj o -> o iiet gene jeho- lang leeft in Kanaan, uw erfdeel. vab, uw Elobim, u geboden heeft; wiikt niet af ter rechter, noch ter linker hand. vs. 33. In allen weg, dien Jebovab, uw Elobim, u gebiedt, zult gij gaan; op dat gij leeft, en 'het u welga, en gij de dagen verlengt irt het land, 't welk gij erven zult. VI. HOOFDD. \T vs 1 Dit I* i-^u z^ ik laten volgen alle de bevc- dan is dat ge- ]en bepalingen, en gebruiken u door uwert bod , [deezen ' r ° * , zijn] die inzet-I I e e r en Belcherm - God gegeeven door mij, rechten ^"wei- om 11 daarin nader tc onderrichten; op dat gij ten Ji^ovab, ze ivaauwkeun'g moogt naarkomen, in Kanaan tiw Elobim , .. geboden heeft gezeten zijnde 2. Ik zal ze naar de orde om u te leëren ; \ , ' , , . op dat gijze der grondwetten u trachten op te geven: laat doen zoudt in het land, naar het welk gij henen trekt, om dat erflijk te bezitten: vs. e. Op dat gij Jebovab , uwen Elobim, zoudt vreezen, om te houden allen zijne inzettingen, en zijue geboden, die ik ü gebiede; gij, erf 1. Scnr.oöder meent met veel waarfchijniijkheid, dat hier twee woorden uitgevallen zijn, » ti {even belooft heeft  v.i.\ MOSES. II o b fdd. VI. S57 li toch door dczelvcn hu opweTtkeri , brri uwen «w *oon , ei , „ei 1 , V .11 uwi,s zoons Koning, uwen Beichernï-God te eerbiedigen, zoon, alle dl en in alles gêhdorzaamhé d te bewijzen; fcftërpt {""gf. ^ "p het zelve uw kroost in, hóe jong ook; op t,at uw= d3eei1 .. , ,,. ",, , verlengd vvor- dat gi| gelukkig en lang 111 Kanaan levert den. . rhooget. 3. Nu dan, Israëlitisch volk! hoor, j£' f^ei" heem ze doch iii acht , breng ze In be- "-«"«'"war^ . dat gtizc doet; tragting ; gij zult dan gewis gezegeiid , op dat het u r, ,1 .... , ._ƒ■ 0. jj wclgaj. en op gij zult bijzonder talrijk worden 111 het üm. gij, zeer land van overvloed, ingevolge de Goddr> ^f^Jj t Üjke beloften aan Uwe vaderen. 4. Mérk [gelijki>$»c«& , .... ' . , .. , , ,. 1 uwer vaderen daar doch 6 Is ra et vooral op, laat dit de Eiohim , tot ziel van uwen Godsdienst uitmaken, Je- g^«££0^ hovah onze Befcherm - God , is alleen onze toddat van melk en honig Heer, alleen dc God dèf Godeii, dc 011-is vloeiende. , .... \ ,, . ,. . vs. 4. Hoor, veranderlijke, — onze eenige Heer! 5. Dien IsRAëL, HeEr uwen Befcherm - God, aan wien gij ^\'*«$%$ allen zo fierk vprplfeht zijt, zult gij dim als is één. Uwen Koning" en God, onverdeeld , met vol- zult' jebovab , komenhcid des harten, met handvasti-e gene- jT/" hfbb^n",' genheden , en met alle uwe vermogens bè- met uw gansch J hart , en met minnen. 6. Laat doch deze dingen vooral, uwe ganfeh» diepen indruk op uw gemoed maken! 7. Draag ^yefmojen,: zorg , dat die waarheid onder u levendig vs- 6- ,En dj7 9 ' 0 ze woorden die ik ulieden gebiede , zullen in uw hart zijn. vs. 7. En gij zultze uwe kinderen infeherpen, en tiaar van fpfeken; als gij in uw huis zit, en vs. 4. Word duidelijker als wij de Godsdicnftige denkbeelden der Oudheid raadpleegen, zo had men verfcheiden Baüls-Astaröths hier word ontkend dat 'er meer dan één jebovab zoude zijn. — Nu voelt elk welk een' bijzonderen nadruk dezen woorden voor dien tijd hadden, hoe iterk ze de éénheid van het Oppcrwcezen bevestigen, hoe weinig fchijn van bedenking dan om de verborgenheid der Christenen te verzwakken. vs. 7—8. Dér Joóden bijgelovigheeden omtrent dezen woorden zijn menigvuldig. III. Deel, R  258 Het V IJ F D E BOEK wg%n. % Wi-ive ; laat 1,et W eerfle P0ging zijn uwen ais gii neder- kinderen die in te prenten, — fpreek van de* Jigt, en als gii , , . . .. opïtaat. zclve ter uwer herinnering bij alle gelegen- vs. 8. ook heden , — laat ze de eerfte, de laatfte geeën t& ™ daclltc yan uw' ë^t zijn. 8. Dat deze waarinve hand hin heid uw beste fieraad zii, als de arm-, en den; en /u zul- . J 7 » len u tot ge- neusringen aan het hoofd en de handen ; denk - cedels „ t?., „„ „■• i , , ziin tusfehen 9- £n zo gij, naar de gewoonte der volken, "«.g0 En;£ii U een ]eerzaame ipteuk aan de deuren uwer zuit/e op «i huizen maken wilt, of boven de poorten van ■posten van uw n , . , huis , en aan uwe ïtcden; laat het dan de zo even gcmel- fchri ven00™" de ziJn' 10- z'jt vooral op uwe hoede, wan- herdan°z'ai gé! neei' het U , als gij in JehovaVs fchied zijn,dat land, uw vaderlijk erf, zult nedergezeten zijn, Ehllm, 'a zd en aldaar, in fchoone bemuurde vestingen, door bïgbteninindtt u nictvertterkt, gerust zult woonen j u. Wan- land, 't welk neer gij wel gemeubelde huizen en voorraad- Hii uwen vade- r i , . , • , ren Abraham, lummeii bezitten zult met waterbronnen en KoAf geTwo^en bakken' die nitt van mven zijn; wan- heeft, u te neer gij het genot zult hebben van fchoone zullen geven ; .. , groote, en goe- wijngaarden , door u niet geplant, en wande fteden, die gij niet gebouwd hebt; vs. tt. En huizen, vol van alle goed, die gii niet gevuld hebt , en uitgegravene bornputten , die gij niet gegraven hebt, wijngaarden en olijfgaarden, die gij niet geplant hebt; en als gij gegeten hebt, en verzadigd zijt; vs. S. Zulken fehikkirgen waren 'er in een' Staat ten hoogden nodig, waar de befchaafde letteren zo zeer niet bekend waren, en elk zich zo zeer niet toeleiddc op het beoeffencn der rechten; zij hebben geen bijgelovige gedaante, maar het is met één woord, een gebruik zo te bellieren dat het dienstbaar word aan den Godsdienst , en niet de mode tanteprijzen, en dit is hier het doel. vs. g. De Onstcrfche volken hebben het tot een gewoonte, leerzame fpreuken te fchriiven boven de deuren. — Leest men die leven de raadbuizen en peerten van gereebt-/leden alleen, ZO als ElCttHORN wil, dan is het gebruik zo algemeen niet.  van MOSES. Hoofdd. VI. 255) neer gij u zult verzadigen van den over- vs IO Zi> vloed uwer zegeningen; 12. Zijt dan vooral ^Jn" ch\fl{ bezorgd, ■ dat gij Jehovah uwen Weldoener, vergeet; die u die u uit Egypten''s flavernij redde, niet ver- "j^f^ensftgeet. iq. Neen, — laat het godsdienftig out- nuis> heeft uit- ° •> ' 00 geboerd. zag voor uwHeerchBefeherm-God fteeds in u vs". 1 , vab, uwen Elo- zi]n; zijt getrouw aan zijnen dienst, en daar l;„\ mll gij Hij alleen de Alwetende , de Allerhooglte ^zt'Vene,™ is, zo zweer alleen bij zijn' gedenknaam, en gij zult bij ,T n r 1 • j ajawi naam 14. Verflaaf u op gecnerlei wijze aan den ZWeerenj dienst der afgoden, vooral van uwe naburen. i^^l^nl waartoe gii de eerfte aanleiding zult hebben. him niet navoi- 0 r e Sen ; van de 15. Gedenk doch dat Jehovah uw Befcherm- goden der yofGod, in het midden van u woonende , een om'u zijn™"4' weker van zijne eer is ; gij zoudt op die ?J;J|;W^ wijze zijnen toorn gaande maken, en hoe Elobim, is een ras waart gij dan van de aarde verdelgd? i^het mmden 16. Wacht u doch , door uwe gedragingen ™n vd« Hem tot wraak te tergen ; gelijk gij zulks Jebovab, uwen " V i' , Elobim , tegen. deedt te Masfa. 17. Neen, laat veel eer de u nietontiieke, betragting der wet-van uwen Heer en God, d"n "ardbocTem uw vermaak wezen; en verzuim ook niet de verdeige. . vs. 10. Oij gebruiken en bepalingen, die u van zijnen wege zult Jebovab , geboden zijn. 18. Legt u veel eer daar op toe, n^vertSe*' om al wat billijk , en welbehagelijk is aan uwen g^g Heer, te doen, zo zult gij gezegend wor- te Ma.fa. den , en bezitters zijn van dat fchoone Ka- zult de geboden man, 11 van Jehovah beloofd. 19. Zullende Hij „^en^Sk naar zijne beloften alle uwe vijanden ten uwen viijtia bonden; ' ... T ... . . . eu zijne getui- aanfehouwe verdrijven; 20. Indien uwe kmde- gemsfen , en ren 11 in het vervolg vragen naar den oorfprong inWcikeri Hij ü geboden heeft. vs. 18. En gij zult doen wat recht en goed is in Jebovabs oogen; op dat het u welga, en gii moogt inkomen en erven dat goede'land, 't welk Jebovab uwen vaderen gezworen heeft; vs. 19. Om alle uwe vijanden voor uw aangezicht te verdriiven; gelijk Jebovab gefproken heeft. vs. na. Wanneer uw zoon u morgen zal vragen , zeggende: wat R i  i6o Het VIJFDE BOEK zen'gew^el"- van Scwettigde gewoonten, godsdienstige ren, en die in- gebruiken en burgerlijke rechten die gij van zettingen , en ., „ , , , . die rechten uw Heer en God ontvangen hebt; 21. Ant^>ze?£/£ w00rdt nun dan dit volgende: — onze voor- tim , ulieden vaders waren flaven in Egypten ; doch feho' geboden heeft? , bjr u vs. ai. Zo vak heelt' ons door den arm zijner mogenwen zgoonützeg- heid üit Egypten gered. 22. In dien tijd gaf gen: wij wa- j-jij de ze]dzaamlte proeven van zijn alverren PliARAOS r j dienstknechten mogen , wonderen zonder wederga , en ten in Egypte .-maar • n ■ i- r-. i ,r yei/ii.r* heeft uitenten rampfpoedig voor Egypten, den koftèrked0hand\üt ni"g ' en ziin ganfche hofgezin', waarvan Sgypte uitge- onze vaderen ooggetuigen waren; 23. Hij Tocrd. . . _ 00 J J vs. 22. En bragt hen uit Egypten, om ons tot bezitters teekenen , ëen te bellen van het land dat aan onze vaderen groote en kwa- beloofd was. 24. En van dien weldoenden dc wonderen , ; . T in Egypte, aan jeaovah is het , dat wij dit ontvangen aan ztin'ganseh hebben, om Hem onzen eerbied te bewijzen; ze'oogTn7 °n" cn 0111 dieu voorlpoed te genieten, dien wij vs." 23'. En thans ondervinden. 25. Zulk eene gehoor- Hij voerde ons , . . , ° van daar uit; zaauiheid zal ons ten goede toegerekend JSwgK1^ om W01'den ; als wij ons zo welmeenend beijveons het land te ren in het onderhouden van de bevelen des geven, dat Hij .... aan onze vade- Allerhoog! ren , in wiens tegenwoordigheid , had. gezwoien daar Hij in het midden van ons woont, en zijyrf.vjt g^1.1 ne" Koninglijken wil ons ontdekt, wij te albood ons te Ier tijd ons bevinden. doen , allen deze inzettingen , om Jebovab, onzen Elobim, te vreezen; ons voor altijd ten goede , om ons in het leven te behouden , geli'k het ten dezen dage is. vs. 25. Eu het zal ons gerechtigheid zijn; als wij zullen waarnemen allen de geboden tc doen voor het aaugezichc van Jebovab , onzen Elobim, gelijk Hij ons geboden heeft. VII. HOOFDD. 4 vs. 1 Wan- 1. J\j.s uw He e r en Befcherm - God u, neer Jebovab, ,■ uw jEiobim, u als overwinnaars, 111 het land ingevoerd zal be!iginbheuahnedb", hebben , tot welks bezitneming gij u nu waar henen gij gaat, om dat te erven, en Hij vele volken voor uw Ütngezichc zal hebben uitgeworpen, de lletbiten, en de Girgafiten, +i  van MOSES. Hoofdd. VII. Jzöl gaat bereiden , en Hij de inwoners , vooral de de Amoriten , zeven magtige natiën, de voornaamfte bevol- J"„deKa"''i""A'. kers van Kanaan , op uwe komst aldaar, Pberefiten, en i i , i n. "~ i AaHevue», cn zal nebben verlroten; 2. En gij ze door ver- de jebujite* , fcheidene veldflagen onder Zijn opperbeftier a\é mi$t§é¥ en zult hebben overwonnen; zo zult gij ze door Jj^fjp zijn' uitroeijing , uwen Heirvoerder wijden; het vs. *. e.,.7«- , . ..n . . , bovab, uw Ele- zal u met vnjltaan eenig verdrag met hun y,m , hen zal aantegaan, of hun eenige verfchooning te be- |ifv^|or „w wijzen. 3. Veel min zult gij u met hun aangezicht, . c • j ï ■ .... . . , . r SU hen flaat; vereenigen door huwclijksverbindtenisfen van zo zult gtj hen wederzijde ; dit verbiede ik ten . ftrengften. J^Jj^j* 4. Want daar uit zou de gevaarlijkfle verleiding £een wri>ond in uwe familien ontltaan, en de afgodsdienst ken, noch hun onder dezelve het hoofd optieken; en hoe ?evV^'^cij zou dat Jehovah's gramfehap noodwendig veroórzaken, zo dat Hij tot uw verderf al fpoedig maagsappen; befloo:! 5. Om dergelijke gevolgen voor te dochters' "iet komen, zult gij zelfs , zo ras gij zult gezeten gFJ^JS. zijn , alle hunne altaren flegten, hunne af- h™"e dochters ■ . □ 7 met nemen voor godsbeelden verbrijzelen , hunne gewijde bos- uwe zoonen. fchen omhakken, en hunne gefnedene, gegra- zijToifdenuwe veerde godsdienftige prenten met vuur verbran- floenCarwrikenij den. 6. Want u past het, een onbefmet volk d3t z[> anderen' Ti t , * 1 ^-11 .. goden zouden voor uwen Heer en Reichcrm-God tc zijn; dienen; en jeu heeft Hij verkoren tot zijne geliefde onder- zorftégen u°e- danen, boven alle de natiën der waereld. den ontiiekcn, .... ... enn haast ver- 7. Gij hadt op die keuze evenwel geen recht, delgen. noch door uw aanzien, noch door uwe tal- dus zlil gijfran rijkheid, boven andere natiën; want gij waart a,°™en ^""g* omwerpen, en hunne opgerich'e beelden verbreken; en hunne bosfehen zult gii afhouwen', en hui.ne gefnedene beelden met vuur verbranden, vs. 6. Want gij zi:t een heilig volk, voor Jebovab, uwen Elobim t tl hee(> Jebovab, uw Elobim, verkeren, dat gii hem tot een v.lk des eigèndoms zoudt zijn uit allen volken, die op den aardbodem zijn. vs. 7. Niet om uwe veelheid boven allen andere volken heeft Jebovab lust aan u gehad, dat Hij b verkoos: want gij waart het minfte van allen volken; R 3  «62 Het V fj F D E B O E K vs. ?! jvjVt al* volk , bet geringde , bet veragtfte volk n,!P:l,!'tonder alle de bekende natiën. 8. Neen, — ulieden . l'-r > ha. . e. >p ua: e ééhrge rede, waarom de Heep. behagen cei,hldien Hjj had, bm u wel te doen , wns, om dat Hij h " "Zworen beminde om der vaderen wille , welke Hij M h^'ft met ee'dè beloofd h&d in' hun nakroost te zul- ee.'.e ftcn.o len blij en liefhebben: om woord te houden , voêrd, en'iieeft beeft Hij u Goor zijn machtigen arm gered, n verir st mt vcrlosfende van het juk der dienstbaarheid hc dienst ;us, •' uk de hand van des Ëgypti'tchcn Beheeifchers. o. Denk dan, Pii.mvao den , , ," n i- j j k! 5) van en houd het geftadig onder uwe aandacht, ^vs!e''k Gij dat Jehovah uw Befcherm-God, die God is, zu't dan erken- die zulks gedaan heeft; die eeuwige waarma- nen, dat Jcbo- ■.. .. . a. l,;/. , uw Eis- ker van zijne vrijwillige verbmdtemsien , die Ehbim I's" die Eiltïjd zich tot weldoen vaardig betoont, omijetroiHye. El, trent o-ccncn ^ie Hem beminnen , en ge- die het ver- a , bond. cu de hoorzamen, en ztflks d 'et tot in het duizend- weldadigheid . n „ , a .'"n" houd hun, die Ite geflacut; io. Niet minder is Hij onveranben' • cnClziinc dcrlijk in zijne bedreigingen; onder de haters geboden hou- ran 2]m rijk betoont Hij zulks doenlijk; hij ét eü den , tot ïr J . duizend ge- {tranen uit ten hunnen verderve : al wie atkeeng fl'vs.raiio. En is van Hein; zal het HèÜréigde niet ontgaan, dat iiii aan ie-mpar ^e Heer zal het aan hem in zijn der van die hem haten, vergeld eigen perzoon tot zijne befchaming te huis zic'ufou^nem zoeken. ij. Is dit zo ! onderhoud doch HijVz^Jnetezii- naauwkéün$, alles wat ten opzicht van kerknen hater niet en blirgérflaat door mij u voorgedragen word, uitliet n ,. M . , r ' ° ,D , , . zijn ; .• -sczicht cn wat als gebruiken ten miniton bepaald is. verg"Lên.thCm I2- Op deze uv.'e gehoorzaamheid, diirv ik u vs, ii Houd toezeggen, dat uw ]', eer cn God ook zijne dan d;e gebo-, B" J den,., t ie in- verbindtenis z..l houden, en u zegenen, zo die1 "'"réchten', als Hij uwen va 'eren plechtig beloofd heeft. welken ' ik u . . Teedcu gebicde, om die te doen. . vs. lT, Het zal dan edellieden, om dat gij deezs rechten zult hooren. en houden, cn dv/e!\;n doen; dat Jebovab , uw Elobim, u het verboni en de weldadigheid zal houden, wellen Hij uwen vaderen gezworen heeft.  van MOSES. Hoofdd. VU. 263 1*. H11 zal u, als zijne waardige onderdanen .v*- '3- En ,-1/1- 1 -1 i H,J zal u lief- heven , begunlhgen , en talrijk maken ,• uw hebben, en zal kroost zal hij gelukkig maken, uwen land- „ docnTermebouw zal l-lij kroonen, zo dat koorn , nl^uidigdwor- . . den; en hij zal druiven - nat en olie niet ontbreken zal; zegenen de uwe koeien zullen fchoone kalveren geven , ^."'bulk" cn uwe fchapcn en geiten zullen Iteeds toenemen de vrucht van r 0 uw huid , uw in de malfche weiden, waar in uwe vaderen koorn, en umet zo veel genoegen, als vreemdelingen, om- uw" olie ,' He doolden, en toen reeds, u als zodanig befchreveii. Jj^^oei 14. Gij zult het meest beweldadigd volk ou.icr °" de 111 de „ '. , „, , , , van uw klein alle belehaafde natiën zijn; zeldzaam zal men vee , in het van een onvruchtbaar paar hooren; geen h;', u'vvcn misdragt onder uw vee zal men Vernemen. [en„ t?ezw,1ren a he ft u te ge- 15. Geen krenkten , geen landplagen , zullen ven. in- ti a vs 14. Geze* u dan treilen, maar uw Heer, uw Arts, pend zult gij zal u daar voor beveiligen; der Ègyptenaren fjlJVóton™ *e" bcfmettelijke ziekte in hun dand zo deerlijk m! "p 't,r u , , , . , . . noch man ..och ondervonden, zal u niet in uwe bezittingen vrouw on- volgen; neen, met zulke veragtelijke plagen ^"rröndïrüwe zal Hij hen, die 11 wangunstig zijn, bezoeken, beesten. , % ■. . , .. vs. 15. En 10. Het eerst, het trelfendst bewijs van uwe jebovab zal ai- gehoorzaamheid zal dan zijn, die volken ge- vean u™afwee- heel te verdelgen, op welke uw Befcherm- > e" *li,n D ' r de kwade ziek- God u de overwinning geven zal; laat geen ten der Egyp- oogluiking bij u plaats hebben, het zou u keTgij 'ként', zal Hij op u niet leggen, maar Hii zalze leggen op allen, die u haten. vs. 16. Gij zult dan allen die volken opeeten, welken Jebovab, uw Elobim , u geven zal; uw oog zal hen niet verfchooncn; en gij zult hunnen goden niet dienen, want dat zou u een llrik zijn. vs. 15. Alfehoon ik het verhaal der reizigers al overncme, dat de pest zijn oorfprong altijd uit Egypten neemt, cn dus een landziekte zij, zou ik hier, als ik eene bijzondere opgeven moest, liefst dan de melaatsheid necmen : voldingend is het zeggen van Lucretius hier omtrent j est êlepbas morbus Nili prepe flumina natas. R 4  264 Het V IJ F D E BOEK gij"in 'u 'j" hm t?n ^r'!t kmH,cn ?4jn, ?o dat gij tot hunnen mofet zeggen : af godsdienst vcryiclt. 17. Indien 'er mocdc?Mn meerder'! loosheid in plaats van kloekmoedigheid in 11 ikzVpjthde bè" °J'rees' llif aanmerking van uwe onbedrevcn*ining kunnen beid, Qit mindere magt beneden die volken, verdriven? _ " ' . vs. 18.Vrees die gij uitkoten moet: 18, Zo bedenk ter m'et?S gedenk ">vcr aanmoediging, wat uw IIeer en God ^c^> w-l7>- deed, met. den magtigen Pharao, cn zijn >y»,'aati i'ii.a- ruiterheir. 19. Denk aan dc verbazende eii u*l''Egyvir'nli'. fisÖW beproevingen, waar van nog ooggetuige? ?Pi'"an ^n pnder u zin, aan de achtbare teckens, vs. 19. öjé aan de ontzettende wouderdaden , aan de door. vingen wei'ken Jehovah met magt bcwerlce uitvoering ; — süe,! °\nwJl.~ ('enk daar aan' cn geloof, even zo zal ,^//oen'; die tcekc-. v«// doen met die volken, waar voor gij dan nen cn die , , TT J wonderen, cn hCVreCSt ZUlt gijpt, 20. \ W IjuER Cll Be- e\iediènCnitgl' rdlCrm"God zclv' zal 11 llelPe». «Oor ook ail- (h-ekicn arm , dere werktuigen -van 'a-raak over deze volken door welken jebovab , uw te zendenai wie uw zwaerd zullen ontvlo- Klobim, u heeft , .. üitgev(ièrd;(tus daar mv en Go d in zal jebovab, het midden van uw Leger is, ecu maebtitï en uw Elobim, , ° horzelen onder gcdugt God yoor zijne vijanden, 12. Doch w' datze"'om- 'jij zal ze niet °P ccns > gelijk de Egyptena- komen , die ren jnaar langzamerhand uitroeien; laat dit overgebleven , ° ' en voor uw aangezicht verborgen mogten ziin. vs. 21. Omzet u niet voor hun aangezicht: want Jebevab, uw Elobim, is in het midden van B, een groot en vreeslijk Elobim. vs. 22. En Jebovab, uw Elobim, zal deze volken voor uw aangezicht allengskens uitwerpen ; op éénmaal ■as. 2b. Het is eenigzins onzeker, wat daar door te verdaan?'men zou "sr mogelijk volken voor kunnen nemen, gebruikt om de Kanaiiniten «rderlirg >e verzwakken.  van MO S E S. Hoófdd. VIL 265 U niet mismocdigen, net is enkel ten uwen zult gij hen 1 1 , 1 j 1 1 nlet kunnen beste; - beteugel dan daarom ook een al te verdelgen, op grootcn lust tot overwinnen; uw Koning wil d'fs ^\c\% niet niet, dat door eene algemeens ontvolking het bove.n ll,.v?r- ' . ° . 0 memgvuluigd land een prooi voor het wild gedierte zou worde, worden, 23. Van tijd tot tijd, zullen zij allen vs. 23. En , , t t 1 Jebovab zal hen door u overwonnen worden; uw H eer zelv y00r uw aanzal ze grootelijks vertzaagd maken; zij zullen \fnu^ lachen gegn moed grijpen , zelfs niet in de uiterfte verfpinïkken „.. met groote ver- Wanhoop, 24. Zij zullen geheel verwoest fchrikking, tot worden, hunne Koningen zullen door u krijgs- worden: ■ e-s^ gevangen gemaakt worden; hun rijksgebied zal ,vs\ «4-, °ok ° ö ö ' J ö zal hij hunna voor altoos 111 vergetelheid geraken; geen Koningen in held zal tegen 11 beltand zijn , allen zullen "èrf, hdat ggij vallen. 25. Maar fpaar dan ook hunne ver- hunnen naam J r van onder den leidende goden niet, maar verbrand ze ; be- ticméj uï'tdejgr; lf' . . , , r ., geen man zal geer zelf niet, zo ze al yan goud, of zilver voor uw aanzijn, dat metaal heimiijk weg te nemen; hoe f"'d« gi?hën ligt zoudt gij op die wijs verftrikt worden ? verdclsd die ganfche dienst is affchuwelijk in de oogen vs. 25. De van uwen Koning en God. 26. Breng dan fcfvfn hunne" die fchandelijkc aftekeningen der Godheid niet soden zuit gij , . met vuur ver¬ onder uw dak; want dan zou de veragting en branden; het de wrake zo wel op u, als op hen, vallen ; datTaaTam'h!' neen , gij zult 'er een volkomen afkeer van Zlllt gij riet be,GV- geeren , noch hebben , geheel van dien dienst walgen , te voor ü nemen; j' .. , 'n 1' op dat gii daar meer, daar zij de grootlte cherem zijn. d00r niet ver¬ ftrikt wordt : want dit is Jebovab , uwen Elobim , een grouwel. VS. 26. Gij zult dan den grouwel in uw huis niet brengen, dat gii een ban zoudt worden, gciiik dat zelve is; gij zult het gansch verfoeien , en t'eenmaal tenen gruwel daar van hebben , want het is een ban. NVIir.HOOFDD. u dan, dat ik nogmaals de betragting vs. x'. AIien dier wetten , welke ik nu aan ti overgeve , seboden die ik ' • ' ö ' u heden gebie* u aanprijze-; tot uw algemeen welzijn, tot de, ™\t gü. waarnemen «ra K 5  *66 Het VIJFDE BOEK ie doen; op vnve vermenigvuldiging , en op dat gij onverdat gij leven . ,. ° ° ° ' 5 i Y mooct, enver- hinderd bezitters wordt van het land, uwen woSdên1n- vaderen door den Heer toegezegd; k. Denkt huT" 'ervenet docn ' mi)m broederen ! welke verplichting dat jebovab u- gij aan uwen H e e R hebt, geduurende veer- wcn vaderen . . . .,.. ,, , . gezworen heeft, tig jaaren in de woellijn ; welke zeldzame zuitS' gedenken ontmoetingen daar in voorgevallen zijn ; ter *j den weg,uwer onderwerping, verootmoediging, en bedien leboaab , ~ • ■ i . . , uw Ehbim, u proeving gefchikt, om te zien hoe gij gezind jaren in6" de waart tc doen; of gij een hart hadtiet om woestiin geleid een Gehoorzaam volk te worden , of niet. heeft; op dat s ' Hii u veroot- 3. Uw hoog hart vernederde Hij, door u moedigde, om , , . r .. , u te heproe- eerst te laten honge-cn; daar na lpi.sde Hij te"' "watWfn 0 niet Man, een voedzel waar van gij, noch uw hart ware; uwe voorvaderen te voren iets geweten SeJen ioudt hadt; zo leerde de Heer u, dat de bekom- houden , of n et. vs. 3. Want Hii verootmoedigde 11, en liet u hongeren; maar Hij fpi.sde u met Man, dat gii niet kendet, noch uwe vaders gekend hadden; op dat Hij u bekend maakte, dat de mensch niet alleen van het vi. 3. Duidelijk is de overzetting van Dathe, maar van alles, bet geen de» Heer behaagt, den menfehen tot fpijze te geven, dit heldert in Mattb. V. iets op; al wat de Godheid den menfebeu tot fpijze aanwijst. — Mus. in zune O.erzett. heldert dit met voorbeelden op, dan word de Zedenleer hier van fchoon ; — de natuur is rijk genoeg tot voeding , Wil ChriStus dan zeggen , , als God zulks maar wil , dan behoeft het geen brood te zij1 , waar door ik gevoed word. — Ik heb evenwel dit in de omfchrijving, ,'oeh in de overzetting willen overnemen, om dat het voor dien leeftijd te wijsgeerig gedacht is, en de fpreektrant van Moses, ook zijn doel dus onze Overzetten het meest begunlligd. Duidelijker derhalvcn, alles wat vit Jebovahs mond komt zijn allerlei zoort van fpijzen, die Jebovab in noodzakelijke gevallen geven kan, zo als hier het Manna. SeHROCDER. vs. 4a. Het wonder is onnodig, zij hadden hunne eigen klcederen, veel van de Egyptenaren, den roof der Amalehiten, de wol van hun eigen vee, dc Karavanen der reizende Kooplieden: 'cr is evenwel een buiten-  van MOSE S. Hoofdd. VUL £67 «lernis zo zeer niet gaan moet, over het ge--brood leeft; " ° 0 maar dat de wone levensonderhoud , maar wel over de menscii icefc onderhouding van de bevelen van dien Heer, JgJ ^jlboZfs wien de ganfche natuur op zijnen wenk dient. m°nd «ks^*£ 4. Wat heeft u toch ontbroken in de dorftige kleeding is aan Z T-r 11] u niet verou- ftreeken zelve? heeft het U aan kleederen derd, en uw gemangeld, zedert uwen uittocht uit Egypten, ™"iennjetdeU zo dat gij die verlieten lompen dragen moest? zen veertig jaen , fchoon gij ' lang hebt gercist, hebt gij vs. 5. Erkent wel immer zulke afmattende marsfehen ge- ^ mj7bovll\ daan , dat uwe voeten opgezwollen waren? g^^f*^ 4'. Durft gii hier op geen klaagend antwoord een man zijnen ■ s - ,ji j- 1 ,..i zoon kastijd, geeven; — weest dan zo edelmoedig, en belijdt ^ 6. En dat alle de rampen, u in dien tijd• overge- 'v£ |<*°; komen, kastijdingen van eene vaderlijke hand uwen£/»- J ö _ , . , .„ j bim; om m zij- waren, U om uwer nughcid wille aangedaan. n« wegen te 6. En laat het u aanprikkelen, om de beve- Hem' te len van uwen Heer 'en Befcherm-God beter vr^zcn; Wam te gehoorzamen, in het letten op zijnen wil Jebovab , uw , . „t j 11 Elobim, brengt met eerbiedige vreeze. 7. Want de Heer u in eCn goed maakt zich gereed om 11 in een land te voe^ ^annd; Oberen , waar vlietende beeken, aders van na- ken, fontej- ' .... nen , en wel- tuurlijke wellen , meiren zijn, die, m de ge-ien, die in dabergten ontfpringende, zich door de dalen onteringen;"1 tengewoone Voorzienigheid in., omtrent den leeftocht, en het dagelijks gebruik is het nu anders , dan in de woestenijen van Arabïèn gewoonlijk. — Zomtnige vertalen de woorden, uw veel is niet vcrfleten, dan dus, om dat in het reizen de Arabiers meestal barvoets gaan. Shaw. vs. 7. Hier doelt hij op die meiren , poelen die door het water van de bergen Jifvlietende, in falcftiag veelvuldig zijn; ik zou het neemen voor rijke aders van fonteinen, 'die tusfehen het gebergte ontfpringen, cn poelen die in de dalen als kommen geformeerd worden. — Ik heb, buiten de bekende, Msrom, Blegiddo maar te noemen.  Het V IJ F D E BOEK vs. s. Een verfpreiden; 8. Een land, dat het fchoonfte en gerst, en koorn, de edelfte druif, en de geurigfte vijg ènimftviigebn()' geeft ; «aflö beroemde granaaten, fappimen, en gra- ge olijven, en beroemde honig alom gezocht naat-appelen ; ö 1 ' .° .. . ö een land van worden. 9. Een land, waar in gij niet alleen êtt'wn°h™nigi..'.het levensonderhoud zult*'vinden, maar daar vs. 9. Een :• tot j1£t huishoudelijke zelfs alles hebt; land Wiar m o j 1 » sii brood zon- een land, waar de fteenklippen met ijfer, en eten zult, waar de gebergten met koper als bezwangerd zijn. b" ke"1zai;°een 10- Onder alle die weldaden, vergeet dan land , van het doch uwen H e er en Befcherm - God niet; welk defteencn " ., . . / iizer zün, en uit maar dankt zijne goedheid eerbiedig, voor het ^Tkoper6'^" Senot der zegeningen van Hem ontvangen, houwen zult. „, £>oet zulks, door zorg te dragen, dat vs. 10 Als 0 gij dan zult ge- gij Zijnen dienst in geenen deele vetwaar* en enverzad!'d loost, zo dat gij decze voorgeftelde wetzi n , zo zult tcn en gebiuiken niet onderhouden zoudt. JetJOvnu , ^ uwen Elobim, I2# Anders zal de overvloed u tot een ftrik loven over nat • " ... , , , poerfe land, 't worden; al ligt zoudt gij, gewoon lekkerTe-even" Vb-''.ik te eeten, cn te drinken, U gemaklijke ben. huizen gebouwd hebbende, en daar in ge- vs 11. Wacht c ' ö n,'dat gü rust vvooiiende ; 13. En u vergenoegende EhHm, zoudt over den aanwas van groot en klein vee, vergeten ; zx UJy „ejj aanmerkelijk met uwe ganfche be- dat gU niet » _ •' 0 zoudt houden zitting toegenomen ziende; 14. U daar op veren "z^ne rech- hovaardigen, zo dat gij als niets behoevende, ten , en zijne aan q0^ n;ct mcer ^agt, die U uit Esrypté's inzettingen , . welken ik u ilavernij verlost heeft; 15. Die u daarom door die .heden gebicde. , . _ . , vs. Dat uitgeftrekte , en onaangename woestenij, daar liet misfehien, .als gü zult gegeten hebben , en verzadigd zijn, en goede huizen gebouwd hebben, eit die bewoonen; vs. 13. En uwe runderen, en uwe fchapen zullen vermeerderd ziin, ook zilver en goud u zal vermeerderd zijn; ja alles , wat gij hebt, vermeerderd zal zi;n; vs. 14. Üw hart zich dan verheffe; dat gij vergeten zoudt Jebovab, uwen Elobim, die u uit Egypteland, uit het diensthuis , uitgevoerd heeft; vs. 15. Die u geleid heeft in die groote en vreeslijke woestijn, [waar] vuurige (langen en fcorpioenen, en dor-  van MOSES. Ho o fdd. VIII. af? vergiftige (langen, en fcorpioenen waaren, daar hejd , mar in zommige ftreken eene brandende fchraalte eeen „watf:r was; die u heerschte, daar geen water te bekomen was, water uit de geleid heeft; zo zelfs geleid , dat rotslteenen vwnmgt™'/ water voor u moeiten geven, 16. En de blaau- ü [„'de6Wo°swe hemel u met Man moest fpiizigen, uwen *tin friisde met ï j , „ • Man, dat uwe voorvaderen onbekend. Alle welke wegen met vaders niet gede gevolgen Waren van gramfehap, maaralleen om'u "te 'vermiddelen om u klein te houden, en uw geduld ootmoediger; , ' ° en om u te be¬ te beproeven; en dan daar op u met weldaden proeven , op te overladen. 17. Zoudt gij dan nu zo on- faatft^n zoude befehaamd durven zijn, om u zelfs zo fterk weldoe" » J vs. 17. c.n te vleien , dat gij de oorzaaken van uwen dat gii in uw r , . . 1 < • , 11 hart zoudt zeg- voorlpoed , in uw ■ eigen beleid en kracht gen : mijne zoudt durven Itellen? 18. Och, dat veel eer fteïk??1 mijne? ftraks uwe gedachten tot uw H e e r uw Be- hand heeft mü ... „ , 1,1 , dlt vermoge» lcherm - God , mogen bepaald worden , van verkregen, wien die Iterkte tot de uitvoering kwam; in ^ait gS zijne giften bevestigende zijne beloften aan de ke? aan 3eh°vaderen gedaan, die nu reeds beginnen ver- Elobim , dat vuld te worden. 19. Zoo het in weerwil van u kracht'gééft? alle deze herhaalde waarfchuwingen gebeuren °em ^vk^lxTmogt, dat gij niet gedacht aan de verplich- °p dat Hii zü* 11 ■• j tt 1 ■■ verbond beves- tmg welke gij den Heer verfchuLhgd zijt, dge, dat Hij maar andere Goden hulde deedt, door gods- gèzworènteèft* dienftige eerbewijzing; dan bezweer ik u, §eliik ',ct .tcn 0 _ •' P ? ' dezen dage is. God zal het niet ongewroken aanzien, het zal _ vs. 19. Maar tot uwen ondergang zijn: 20. Het zelfde lot, bieden molt, het geen de heidenen trof, om uwent wille, Hb'' daar gij dagelijks ooggetuigen van zijt , zal him » gansch dan u treffen , en zulks allerbillijkst : daar derende™ nagij ongehoorzaam zijt geweest tegen de uit- ^emeenhUü voor dezelven buigt; zo betuijt ik heden tegen u, dat gii voorzeker zult vergaan: vs. 10. Gelijk de volken , die Jebov.ib voor uw aangezicht verdaan heeft, zo zult gij vergaan: om dat gij de ftem van Jibtvab , uwen Jttibitm, niet gehoorzaam zult geweest zijn.  Het V IJ F D E BOEK drukïijkfte bevelen van uwen Heer eis God, ix. hoofdd. ^ J^uistert doch, mijne beminde IsraëlisRAëL^ei^zTit Iers! mijn volk! dat nu zo gereed fbat den Jordënha%rZZ (laan over te mekken, om volkomen te onder gaan , 'dat gij te brengen natiën, aanzienlijker en machtiger moogt inko- , .. . n i men, om vol- dan gij zeiven; om fteden, van eene ouverdfe grooteTën winlijke fterkte intenemen. a. Ja zelfs , om ïierker zijn , dc uitftekende fterkgefpierde en dappere dan gij ; fte- , ; ~- ° r , . den,dïegroot, Enaks-kinderen, waar van de roep al-« hemel'gdierkt gemeen was : wie zou het tegen zulke lieziin; r den in het veld kunnen uithouden ? voor vs. a. Een groot en lang uwe zegepralende wapenen te doen bukken. volk, kinderen _ . . ,. . .. , „ der Enakim , 3. Laat het tot uwe bemoediging zijn, dat erfgfjijgehoord & " thans zeSSe, uw Heer en Befchermhebt, [dat men q0(j zc\v die in de fpitze van uw Leger zeide *~1 wie zou ' beftaan voortrekt, in een gloed , voor welken alles gezicht der kin- ünelt; zal de overwinning en de verdelging deren van E- uitvoeren : gii hebt niets anders te doen, NAK? ' OJ . vs. 3. Dus dan uwen vlugtenden vijand verder te verjagen, zult gij heden , ," ■ - ,. „ t .... . weten, dat>- cn hen op het fpoedigfte uitteroeien; mgevol*S"f?W}^S ?e He eren bevelen. 4. Zo dra dat gevoor uw aan- beurt het geen gewis gefehieden zal, zo laat gezicht door- / .„,..0 o ° .. , gaat, een ver- het doch U niet trots maken, zo dat gij deeze ïiimJ&S. of zoortgelijke gedachte zoudt koefteren: Jeverdelgen, en h h heeft om onze deugden dit land ons Hu zal hen •» j 11 voor uw aan- doen erven; want de boosheid dezer volken, werpen ;op dat was oorzaak waarom Jehovah hen verftiet. iLi'ttingtudt 5- Schoon ik het laatfte inftejtnme, zo is nog- verdrijven, cn hen haastig verderven, gelijk Jehovah u gezegd heeft. vs. 4. Spreek niet in uw hart, als Jehovah, uw Elobim, hen voor uw aangezicht zal uitftootcn, zegcendè: Jebovab heeft mij om mijne gerechtigheid ingebragt, cm dit land'te erven: want, om de godloosheid dezer volken, vcrdnift Jehovah hen voor uw aangezicht uit de bezitting, vs. 5. Niet om uwe 'gerechtigheid, noch om de oprechtheid van uw hart, komt gij henen  van MOSES. Hoofdd. IX. 2.7.1 thans het eerfte onwaar; niet om uwe loflijke o» hun zeden, noch veel minder om de oprechtheid maar, om de uwer grondbeginselen, wordt gij crfbczittcrs lër^vollrwl", van Kanaan: — het is waar, dat de fnode verdrijft 3eJ>°- 7 vab, uw Elo- zeden dezer volken de oorzaak van hun ver- Hm, hen voor 1 ,- ..... c , uw aangezicht derf zijn; maar gij zijt hunne erfgenamen, al- Uit de bezitting, leen, om dat uw Meer en God, zulks aan e" ,om Jet 7 woord te be¬ de beminde vaderen van uw geüaeht toege- vestigen, dat „ Jehovah , uw zegd hadt. 0. Anders is het er zo verre ar, Ehbim, uwen dat uwe verdienüen 11 zulks waardig gemaakt ^^"ÏmÏk*" hebben; dat gij integendeel een ftijfhoofdig en jakob ge11 •• 1 1 V, ,T , 1 » o zworen heeft. volk zijt: behoef ik zulks wel te bewijzenV — vs. 0. weet zeg ik te veel? 7. Herinnert u dan, hoe gij tThlu^Êl' uwen Heer in de woestijn gedurig tot toorn bim ■> u ,°.m J 0 J . uwe gerechtig- aanleiding gegeven hebt, gedurende uwe rei- heid dit goede zen; is uw tocht niet een fchakel van wederfpan- nm yiet fe er! nigheeden tegen Jehovah? 8. Aan Horebs berg v.en: ™™ gj' 0 0 " c zi.it een hard- in het bijzonder , verbitterdet gij uwen Ko- nekkig volk. ning zo zeer, dat het weinig fcheelde, of denkt, en verHij had u in zijn' ijver verteert! — en in ^et welke tijdsomftandigheden ? — o. juist doe uwen E>°>>im, , ". . in de woestijn ik op den vermaarden berg was, om de wet- zeer vertoornd ten voor u te ontvangen, op welker onder- dajfaVJ dat* gij houding uw Heer met u het Verbond gefloten n.u Egypteiand ... 0 uitgegaan zijt, had ; terwijl ik daar volle veertig dagen tot dat gij , , c j ■ • ^ kwaamt aan bleet, zonder iets te nuttigen; 10. Om van deze plaats, de hand van den Heer de marmeren platen wederfmnnigen te ontvangen, waar op alle de wetten ge- geweest tegen gravcerd waren, die Hij onder het blikfemend ^'v7."l'. Want aan Hor eb deedt gij Jehovah tegen 11 ontfteken; zo dat Hij zich over u vertoornde, om u te verdelgen, vs. 9. Als ik op den berg geklommen was om de fteencn tafelen te ontvangen , de tafelen des verbonds, 't welk Jehevab met ulieden gemaakt had; toen bleef ik veertig dagen, en veertig nachten op den berg, ik at ' een brood, en dronk geen water. vs. 10. En Jebovab gaf mii de twee fteenen tafelen, met Elohims vinger befchreven; en op dezelven, naar allen de woorden, die Jebovab op den berg, uit het midden des vuurs, ten dage der vergadering, met ulieden gefproken had.  2?i ki f V Ij F D Ë BOEK vs ii Maar VUU1' afkondigde, bij het algemeen opontbod het gefchicdde van het volk. ii. Toen ik nu, na vertoef ten einde van ' ■ •, , , veertig dagen, van veertig dagen, de marmeren platen met wn7eff]na|«-" dü wet ontvi"S ? »• Zeide Jehovah tot bovab mij 'de mjj : fpoed U om Horeb afteklimriien i twee lleenen ' tafelen, de ta- want het volk, het welk aan u zo verbonds f gafJ"" plichtls , door den uittocht uit Egypten i vs. 12. Dat heeft het iii uw afwezen zeer (legt gemaa'.t: Jebovab tot ° ° mij zeide: fta zij zijn al ras van Mijne naauwlijks gegeven van' wer3""4 wetten afgeweken, zij hebben ecne der eerften 'TwelkWgij°uiJ gefGhOndeh, een gegoten beeld, ter afbeelding Egypte hebt uit- Van Mij, is in het midden van hun opgericht. jjevoerd heeft het verdorven; 13. Ja Hij voegde 'er bij: fk heb naauwkeuafgewëkeiitvan rig de zeden Van dit Volk gadegeflagen, ik den weg dien v-m,\ net een? ailcrftugfte natie. 14. Doe dart ik hun geboden ° had, zij heb- geen moeite om mij te verbidden, maar laat scgotenChbccid uiij tot hun ondergang bed uiten, dat hunne gemaakt. gedachtenis zelve ras verdwijne; uwe getrouwfprak jebovab heid zal ik daarom niet onbeloond laten , gend™J ik Zhlb maar ik zal u ten gebieder over aanzienlijke enVZiet,ghetC1is cil machtige volken (feilen. 15. Zulk een fiea, hardnekkig onaangenaam bericht deed mij ten fpoedigften vs.' 14. Laat te rug keeren ; noch was te dien tijd de ^'hèn^verder-1 gloed van het licht op Hereb niet verdweeve, en hunnen nen ^oe ik met de tafelen in mijne hand naam van on- ' ■> der den hemel van den berg afklom. 16. In het gezicht uitdelge; cn ik . T .. . zal u tot een van het Leger, zag ik van verre uwen fnoodeii meerderr voik arVal van dcn Heer mven Befcherm - God ; maken, dan dit een gegoten kalf ui het midden van het Levs. 15. Toen ger opgericht; een duidelijk bewijs, hoe kort ener1üng "van g»j getrouw waart gebleven aan Zijne bevelen. den berg af; fde berg nu brandde van vuur,] en de twee tafelen des verbonds Waren op beiden mijne handen, vs. 16. En ik zag toe, en ziet , gii liadt tegen Jebovab, uwen Elobim, gezondigd, gij hadt u een gegoten kalf gemaakt; gij waart haastig van den weg afgeweken, dien Jebovab u gebwden hadt.  van MOSES. Ho o fdd, IX. 273 17. Op dit beroerend gezicht wierp ik iri vs. 17. Toen gramfehap de beide tafelen uit mijne han- twe rafelen , den; en vergruisdeze onda- het aaufchouwen S,,^^^'^ van eene, menigte uwer natie. 18. Ik ver ot- msne ,,,,1<1''i; ... .. „ . ., . en ik brakze moedigde mij voor God , vol e veertig da- voor uwe oogen , zonder gebruik van eenige fpijze, om Ig- gnik deze uwe misdaad , zo onaangenaam in Je- wierp mV!e" ' D ,J der voor Jehe- hovah s .oogen, zo recht geichikt, om Zijne vahs aangegramfchap over u gaande te maken. 19. En Scoren,vwei^ zeker! ik was niet te vergeefs beducht voor de veerrj^'Vachverbolgenheid, en over het vuur va i gramfehap ten; ik at geen 1 • cv, , , ,11 brood, en ik reeds in jehovah ontdoken, ter uwer vcrwoc- dronk geen waftiiig; daarom vastede ik zo lang. — Ditmaal „"j, 0^tlxTgelukte het mij ook uwen Heer te verbid- die gü hadt ge- j ^ J, ,r zondigd, loen- den. 20. Doch Zijn ongenoegen was zells de dat kwaad rechtmatig gaande geworden, wegens Aa- oogen 'Irf°T>m rons toegevendheid: zijn ondergang fcheen 1,em "" toorn ° ' j te verwekken. nabij, doch ik bad ten dienzelvden tijde niet vs. 19 Want . ..... ... Ti j ik vreesde we- mmder ijverig voor AaRON. 21. Ik droeg gensde>aoom, tevens zorg, dat het voorwerp van overtre- ^\da ding weggedaan wercl, ik ftak den ganfehen de jebovab roeffel in brand; het gefmolten goud liet ik vertoornd was, (lampen, fijn maaien, en ik ftrooide dat (lof- d™gen;ted'odi goud in de beek, van den berg afvlietcnde. 3^«vab -.ver0 hoordé mij ook 22. Doch op nieuws vertoorndet gij uwen ditmaal. Heer te Thabeëra, te Mas fa , en te Ki- tÉJen ^asron iroth-Thaava. 23. Bijzonder toen wij te Ka- vertoornde*.* J ■' Jebovab zeer des-Barnea waren, toen 'er bevel kwam om Sm hem te ver. .. . ... .. ... , delgen;dóch ik K anaan m te rukken, toen waart gij volltrekt had ook ten weerbarftig tegen dat bevel; de Onveranderlij- vooMsronde vs. if. Maar uwe zonde, het kalf, dat gij gemaakt hadt, nam ik ; cn verbrande het met vuur, en (tampte het, vermalende. het geheel, tot dat het verbrijzeld was tot ftof; en ziin ftof wierp ik in'de beek, die van den berg af vliet, vs. 12. ook 'te Tbabeëra, en te Masfa, en te Kibroth-Tbiiavi', hebt gijlieden Jehovah zeer vertoornd, vs. 13. Ook als Jehovah ulieden 2ond uit Ksdes-Barnéa, zeggende?' gaat op, en erft dat kind, 't welk :k u gegeven heb; zo waart gij den mond van Jebovab, uwen Elobim, ÏÏI- Deel- S  -?4 Het VIJFDE BOEK ke denkt niet aan ziine belofte, was uwe wederfpannlg , ..... . .', en gij geloofde taal; daarom weigerdet gij gehoorzaamheid. waTrtnietzijner 24. En waartoe dit verder uitgebreid ? zo jiem niet ge- , „. jjg. mct u vereerd hebbe, heb ik u een hoorzaam. ° vs. 24. We- wcderfirevig volk bevonden. 25. Dat is ook gij' geween të- mijne belijdenis voor Jehovah geweest in die van dtenT'nag veertigdaagfche afzondering en vasten, die ik af, dat ik u hield, toen Hij gedreigd had, u te zullen gekend hek). . . „ . , . . vs. 25. Dus uitroeien: 26. Ik moet het nu openhartig zegnedervoor?- ^ & toen dagt, en bad: volftrekt tmtob» ag^ehèeifehefl onvcrgelijklijk Opperheer! och zicht, die veer- 0 J J tig dagen, en bcfiuit niet tot den ondergang van het door U tei.r'in w3hM zelf gekoren volk; - dat volk, het welk gij wierp1; dewijl tot erfgenamen van de vaderlijke belofte ge- jtbovah gezegd ftejd hebt, — dat volk, het welk Gij alleen had, dat Hij u , .. , verdelgen zou- door uw Alvermogen in alle gevaaren bedevs 26. En ik hoed, — 't welk Gij door geen minder Albad tot jebo- vermogen uit Egypten gevoert hebt; 27. Her- vab, en zeide: . a ^Jr ... ,. .. Ei, jtbnab-, inner u tfiö toegenegenheid, die gij uwen volk^en uw trouwen dienaren Abraham, Isaük, en erfdeel riet, takob betoondet; och blijf dan doch niet dat gi] door •' » . J uwe grootheid itaaren op de hardnekkige geaartneid van verlost hebt ,,.„., c 1 dat gij uit Egyp- dit volk ; wend uw oog at van hunfterife°0r haëd ne boosheden, en de fchennis van uwe wethebt uiige- tcn. 2g. Anders mogt de Egyptenaar fchimvs.'27. Ge-pende" zeggen: daar Jehovah geen machts knechten,"aan genoeg bezat om Zijn woord geftand te abraham , aan joeil en fö^f ten bewijze van Zijne vcran- Isaük, en aan » ■' - „.. „.. jakob; zie met derlijkhcid in weerwil van Zijnen naam, Zijne vatiddita^oikL,:,, ?eiijk groot als de vorigen, en daar mede weder ft",^ ™ den berg op te klimmen , terwijl 'er een dezen berg; 'i. « j ^ 1 e" sü Zlllt u houten kist zou vervaardigt worden tot ber- eene boute kist ging van dezelven. 2. De Heer beloofde mf™i En 5k tevens gelijk op de eerlle plaaten, door mij zal op die tafe- ö J , , . J len fchnjven gebroken , zo ook op deeze nieuwe plaaten de woorden, weder de wetten te zullen graveeren, en Hij 0p8deWel" beval, dat ze in de kist zorgvuldig zouden be- ^IngiTvèriro waard worden. 3. Ik deed ook zulk eene fittim- ken hebt; en houten kist vervaardigen, en zulke platen; en lènZin,dekist" ging met deezcn den berg weder op. ^JEjfcjJ* a. Doe ontving ik op nieuw de tien wetten kist van sittim- 0 r, hout, cn hieuw van mnnen Heer, gegraveerd door dczellde twee fteenen hand, en woordelijk zo als ze uitgefproken ge- ^ Wft'en fën wcest waren. 5. Dus met die tafelen te rug jj^ k>oni °p komende, heb ik dat fchoone gedenkftuk u over- de twéé tafelen , ...... sv, 1 r waren in mijne gegeven ter bewaring 111 die kist, waar Jenovan haild. zulks wel naauwkeurig gelast had. [6. Het rJJ^f op "e Leger verreisde naderhand naar de plaats; tafelen , naar het eerde fchrift, de tien woorden , die Jebovab , ten dage der ver adering op den berg. uit het midden des vuurs, tot ulie en gefproken had; en Jebovab gafze mii. vs. 5. Ik nu keerde mii. en ging af van den berg, en icide dc tafelen in dc kist die ik gemaakt hadt; 01» daar te zijn; Celi k Jebovab rai' geboden heeft. fvs. dat Levi's ftam door Jehovah si/afg%'"ina"a"r "ader bevestigd werd iiï hunnen dienst , om jctbata, een a\ Wat tot de Ark des verbonds behoorde , lantl van water- beUn. te vervoeren, den dienst van onzen Heer ztifien' In%"i te verrichten, en den zegen over het volk in i'ww» fta'm zumn naam te öcven- 9' Dit is de grondïlag van Eevi af, van die wet, dat Levi niet erven zal met 'Jes 'verfends zijne-broederen: zijn 's Heeren dienst Watt dTaiVn'11*1'om te nemen *s züne ei^rpoftie, ingevolge 'sHeevoor jebovabs ren eige fchikking hun medegedeeld.] 10. Ik aangezicht te . .. ,. ftaan, om hem herinner mij, mijn audermahg plechtig vasten 'om A'in"'zijnèn van veertig dagen in de eenzaamheid op den nram te zegenen, tot op dezen dag. vs. 9. Daarom heeft Lkvi geen deel, noch erfnis met zijne broederen: Jehovah is zijn erfdeel, gelijk Jehovah, Elotim , tot hem gtfprokem heeft..] vs. 10. Ik dan ftond op den berg, gelijk dc vorige dagen , veertig dagen, cn veertig nachten; en jehovah onzekere, of trachten met van n. k. eene vereffening te maken; mij is zulks onmogelijk, het ftrijd met Ntrm. xxxiii: 31. daar is het omgekeerd van Mofira naar die putten, ook is ASron daar niet gedorven. — Elk lezer voelt ook, dat 'deze verzen hier niet te pas komen, en al had de Samaritaanfche text alle gezag bij ons, zouden deze woorden nochtans overtollig zijn: van mij te vergen een verffag, hoe ze hier ingekomen zijn, zou het onmogelijke van mij geëischt zijn. — Wij kunnen ook niets opgeven , waar door wij de noodzakelijkheid van ze 'er uit te ligten, zouden aantoonen; om mijnen lezer evenwel ook niet te belemmeren, hebben wij ze tusfehen haakjes gedeld. ScuRoëDER ftem: hier niet alleen in, maar meent dat vers 6—9 uitvallen moet, zo wij het aanftotelijke zelfs niet willen behouden; edelmoedig moeten wij dan zijn in zoortgelijke omftandkjheeden.  van MOSES. Hoofdd. X. »77 berg; met mijne gebeden, die niet onverhoord verhoorde mij , , jij i . '„,.,, den wees en tene weezen, en weduwen, van allen die hulp handhaaftt^en ontbeeren; Hij flnat acht op den onbekenden den vreemde- reiziger, die geen vriend heeft in den nood, Img lief heeft, ö ' ° dat Hij hem zo ver dat Hij het hem niet doet mangelen aan dïng'géw.' ee" de behoelten dezes levens, 19. Volgt dat na, zuu' g?iieden en veracnt den uitlandcr niet: gedenkt altoos den vreemde- hoe gij in Egypten in dcnzclfden ifand leefdet. ling .lief hch- °J' A' , ben: wa t gij 20. Hebt dan diep ontzag voor uwen God, en fi!iVi% gewast z'i1 zorgvuldig omtrent Zijnen dienst, — kleevet in Egrpteiw d. z;;ne belangen getrouw aan, en ten bewijze, vs. 10. Jebo J ° •• 1 vaby 'uy/ênËh- dat gjj geen hoogere macht erkent, zo be- him , zult gij ' ,. .. TT.. vreezeri', hem roept u alleen op Zijn aanzijn. 21 Hij bhjve zuugu dienen, ^ eenjge inhoud uwer triumph-liederen, uw en hem zult gij 0 L J aanhangen, en Befcherm -God; die ten uwen voordeele verbij ziinen naam , , P . ., , , , , zweeren. baazende, lchrikverwekkende wonderen zijner uw hif.^en Hij Aimach) deed. 22. Denkt alleen maar aan dit is uw Eubim: bewijs van Zijne goedheid: uwe voorvaderen uit die bn u ge- 1 ... ■ . . daan heeft,de- Kanaan trekkende , waren zeventig in ge- vrcesfükc^din-tal, en nu keert gij, door de beilelling van gen , welken liwen Heer en God, denvaard weder zo tal- uwe oojen gezien hebben, rük als de Starren aan den hemel, vs. 22. Uwe vaders togen af naar Egypte met zeventig zielen; en nu heeft Jebovti, uw Elobim, u gefield, als de ftarren des hemels, in menigte.  van MOSES.. Hoofdd. XI. £79 XI. HOOFDD. i. Uit aanmerking dan van die fterke ^ijd™ verplichting, welke gijlieden fchuldig zijt aan uwen «.w», r D J _ liefhebben; en uwen Heer en Befcherm - God, zult gij 6ij zuit onderHem oprecht lieven 5 en het zal uw eenige ^"^^ toeleg daarom zijn alle de mondelinge be- inzemiigen en 0 J -v. n 1 zijne rechten, velen , zo wel als de godsdienftige gebrul- Cn zijne geboken , burgerlijke rechten , cn bijzondere ^™c'n. en c verboden, zorgvuldig naar te komen; 2. Ik Engjimag daar te meer op aandringen, dewijl ik [ikrprect 1 niet met enkel lpreek tot een volgend gellacnt, rcn f die het 't welk van alle deze bijzonderheden door er- '»?et vvJXwi?vaaring geene kennis draagt, noch de luister- zing van jcborijke onderrichting van Jehovah, hoe wij ons bim , niet gete gedraagen hebben, bijgewoond heeft, noch f^^^t de getuige geweest is van zijne Majefteir, .011- heder^ J^njj verwinnclijke magt en geduchte kaftijdingen. ne grootheid, 3. Van zijne wonderen, en groote daaden h'm\i, en zknen voor het oog van al het Egyptisch volk ver- «ijs^rek.en richt, ter beltraffing van den Koning en zijn vs. 3. 00* , ... van zijne tec- onderdaanen; 4. Van de ontzaglijke vernieling kenen, cn zijdes Egyptifchen heirs, ten loone hunner ftoute H1j in hc"'rnidnajagt , met paard en wagen in de Schelfzee d™Jann jf/$", omgekomen; ecne vernieling , zoo krenkend aan pharao , . .., „ . , r • .. den Koning van voor dat volk, dat Zt] ons van doe af m rust Egypte, en aan gelaaten. hebben. 5. Ik fpreek niet tot lieden, die geen ooggetuigen geweest zijn van Jehovaïïs vs^_ 4. En heeft aan het heir der Egiptenaren, aan hunne paerden , en aan hunne wacenen ; hoe Hij de wateren van de fchelfzee over hun aangezicht deed ftroomen, als zij u achter najaagden; en hoe Jebovab hen verdelgde , [zo tiat dit volk zich niet heeft kunnen herftellen] tot rot op dezen dag: 'vs. 5. En wat Hij ulieden gedaan heelt in de woestijn ; tot dat gij vs, 1. Hier begint de eigenlijke redenvoering , daar bet vorige maar de inleiding was. S 4  28o Het V Ij F D E BOEK gekomen zijt doorluchtige daden , gedurende de reis door- aan dezeplaats. , , v*. 6. Ook ü Woettijn ; tot dat wij ons hier gelegerd ™..ti!:i ,;' j,;;: "ebben. 6. Die het geflrenge zijner gerichtsthan, en aan oefFeningen niet aanfchouwd hebben noch ge- Abikmi , zo- . 53 nen van Bliae , zien. hoe, ai] den Kubemtifchen opftand, het Ruben'rhoeVde ^rdrijd fpleet, en, voor het oog des gaufo mond opende" fche» Legcrs, geheele. huisgezinnen met al hun én hen ver- vermogen in (lokte. 7. Neen! Ik fpreek tot lie- flond, met hun- 1 . ., , , . . , ne huisgezin- den, wier grootlle gedeelte, toen in de kracht en" metti:11aiies hunner -'eilSd zÜnde * ooggetuigen geweest is wat bpftond , van dien fchakel van heldhaftige en koninglii- dat hun toebe- . . ° & 3 hoorde in het *e verricntmgen van Jehovah. 8. Ter rechter ganseTisRAëL" E'Jd maS ik dan n°g Wj ulieden ten fterkiten hef'kffi'^we aaadrinS'e:n op gehoorzaamheid aan alle die geoogen , die ge- boden, die ik u nu. overgeeve; op dat gij met zien heblvn al , , , , . . „ dit groot werk m°ed, en eenen gelukkigen uitfiag moogt over- flat"geWaln trekken> en net STOOte wcrk aangaan, waartoe heeft. -rij u bereidt, en waai toe uwe jaaren u als uït- vs. 8. Houdt , ' dan aiien gebo- voerders roepen, de ïnneennng des beloofden hede'n gewiede" lands. 9. Deze gehoorzaamheid zal u bevestilïei-kt^ Smóoi sen 'm het &'enot van luve voorrechten; gij zult worden , en in het land aan uwe vaderen beloofd grijs inkomen , en , . , • fa bezitting ne- worden; — een voorrecht, te grooter, daar waar henen gij llCt land Vïln al]cS ' t0t Onderhoud Van het overtrekt om leven nodig, zo ruim voorzien is. 10. Want dat te beërven: .. " vs. 9 En op mijne broeders! het land t welk g:j gaat be- dat gii de dagen verlengen moogt in 't land, 't welk Jebovab uwen vaderen gezworen heeft, hun, en huri zaad te geven ;' een land, vloeiende van melk en honig.' Vs. io. Want het land naar het welk gij henen gaat, om dat erflijk' vs. 7. Allen die beneden de 20 jaren geweest waren, of noch niet opgefchreven op de monfterrol, Ugc-n niet onder de flraf om in EgypW woestijn te fterven, en die w.ïiden hier als getuigen aangefprpken. w. 10. Men is verplicht in die landen, in de waterbakken, kanaalen van  van M O S E S. Hoofdd. XL aSi woonen, verfchilt merkelijk in gcaartheid van , . , ■ te bezitten, is Egypten u bekend; het welk, hoe fchoon an- nietgeiijk^yi;- ders, u niets voortbragt, of bet moest eerst wiar^g-'j uitge- door u met veel moeite gezaait worden, en door gaan ; h" 55 ' welk gij bezaai- inve waterleidingen uit de waterbakken gefta- de met uw dig befproeid worden ; even gelijk wij den waterde met moeshof gewoon zijn te behandelen, ia. Veel l»kn trefiijker is Paleftina; daar zult gij bergen en ""v"e"'t Maar dalen bij afwisfeling vinden , en dus over- het iand', waar vloed van bronnen en meiren; daar bij ge- ^Jkt"êom°Tat niet het dc beftendige regenvlagen in de onder- te "veï\ > is . ° een land van fcheiden faizoenen. 12. Ja 't is een gewest, 't bergen, en van geen door uw Heer en uw God zelv beftierd drinkt' water word, op eene bijzondere wijs, zo dat Zijne hemels^" voorzorg van het begin tot aan het einde van vs. ia. Een , . , . , , , land, dat Je- het jaar, daar m kan opgemerkt worden, bovab, iwa»13. Zo gij naarlfig acht neemt op alle die dt'oo^Tvan bevelen van Jehovah door mij 11 gegeven, en Jebovab, uwen ... f. , , . , * Elobim , zijn uwe achting en gehoorzaam neid aan Hem gedurig daar op, van het begin des jaars, tot het einde des jaars. vs. 13. En het zal gefehieden, indien gii naerfiig zult hooren naar miine geboden, die ik heden gebiede, om Jebovab, uwen Elobim, lief te hebben, en Hem te dienen, van gebakken fteen te maken , een arbeid hun zo zwaar gevallen ; — die bakken waren met tappen voorzien , waar uit het water in de kanaalen vloeit, dan werd het door den tuinman met zijn fpade, langs kleine dammen overal geleid en gedwongen : — de moestuinen in Pale'ftina mogten het in de grootfte hitte nodig gehad hebben, maar anders was zulk een toeilel daar onnodig. — 'Er is noch een ander inftrument , bij de Arabieren bekend , waar van zich de tuinman bediende , e:i van waar de fpreekwijs. Paulze , Shaw en HarMUR, , • ,., vs. 11. Dus een gezond land door den regen, veel gezonder dan het geen door overftrooming bevogtigd word; — het gewas van zulke landen door den regen groot geworden , is ook veel ftreklijker , volgens Njebvhrs opmerking. S 5  iSi Het VIJFDE BOEK raetuwgar.a-hc niet oprechtheid van het hart, en t'zamenswe' ganfche fpannmo van uwe genegenheden verzeld is ; zieU 14. Zo is het Zijne belofte, u die verfris- vs 14. zo fchende regenvlagen op ziin tijd te bezorgen, zal llc den re- ö , " , . gen van uw zo de vroegen om het aardrijk tot de zaaijng annen tijd"den te bereiden, als de latere die aan uwe graa- vroegen regen, nen drujf en o]jjv de laatfl.e zwelling en den fpaden ' ' J ' , regen, op dat geven moeten. 15. Maar zelfs voor uw talrijk gij uw koorn, ■ , . , ., , en uwen most, vee zullen er geen grazige weiden ontbreinzameTt! 0Ue ken; Ja m mve gam"cne huishouding zal de vs. 15. En ik overvloed heerfchen. 16. Draagt dan zorg, u zal kruid ge- , ,. , " , ven op uw veld tot den dienst van andere Goden niet te *m ™$5£t 'aten vervoeren; 17. Want zulks zou uw's eten , en yer- H e e r e n gramfehap zo zeer over u bren- zadigd worden. y 1 " 1 vs. 16.Wacht gen, dat zijne wolken ophouden zouden door uw zeiven, dat , r J, ™ uw hart niet regen uwe akkers te befproeien, waar door verleid worde; jiet of op den bohaastig zoudt vendorpel uwer gebouwen, gij hebt hier een omkomen uit .., , ~ , .. , . het goede land, rijken voorraad. 21. Dan zult gij, dan zulV(lztfr'?eb°mb lcn llwe erfgenamen (leeds in voorfpoed toevs. 18. Legt dan deze mijne woorden in uw hart, en in uwe ziel, en bindze tot een teeken op uwe hand , datze tot gedenkcedels zijn tusfehen uwe oogen: vs. 19. En leertze uwen kinderen, fprekende daar van, als gij in uw huis zii, en als gij op den weg gaat, en als gij nederligt, en als gij opltaat; vs. 20. En fehrijfze op de posten van uw huis, en aaii uwe poorten, vs. 21. Op dat uwe dagen, en de dagen uwer kinderen vermenigvuldigd worden in het land, 't welk Jebovab uwen vaderen  van MOSES. Hoofdd. XI. a83 nemen, zo lang als de afvvisfelende ordeningen gezworen heeft ' ° hun re geven; des hemels duuren zullen. 22. Want van uwe [datze zo vee- , . , , , ,. , len mogen zijn") getrouwheid m de ondernoudmg van deze ge- als de dagen boden, van uwe achting voor uwen 1 Koning, a"^"^'5 °vt:r betoond in onderwerping aan Zijn beftier, en vs. 22. Want , „ 11 indien s'jnaer- betrouwen op Hem m moeilijkheden, zal al uw ftig houdt aiien welvaart afhangen. 23. Dan zal uw Heer afe^k^gebie- alle de tegenwoordige bewooners van Ka- de, om dczei0 0 ven te doen; Haan verflooten , en gij" zult bezitters van een jebovab, uwen land worden , welks inwooners machtiger en fe'bbcnd^wantalrijker, dan hunne overwinnaars , waren. e" we- 24. Zo zult gij bezitters zijn van dat land waar gen, en hem , .'. , aanhangende; m gij reeds zijt, bezitters des wijden omtreks ys. 23 Zo van Sins woeftijn tot aan den fehakel van Liba- ,za* nons gebergte; van den Euphraat af tot aan ken voor uw j Ti j tt -iii j aangezicht uit de Koode zee toe. 25. Hoe uitgeitrekt dat de bezitting, land ook moge zijn, hoe veel 'er noch te ver- J^^JtÜéAS overen valle, geen nood. — Geen legerbende ^zitten [de ' 0 0 landen van] zal u terug houden : Jehovah uw Befcherm- volken, die God zal eene beroering en verbaazing on- machtiger zijn" der alle die volken verwekken , waar gij tlai^sgi';4 AI!e uw Leger neer zult Haan, en Hij zal hier in flipt plaats, waar ■ , , uwe voetzool zijn woord vervuilen. 26. Zie daar de wij- 0p treedt, zal ze, waar door gij gelukkig kunt zijn, en te- ^ «g^P* vens waar door gij u verderfelijke rampen op e" dcn Lih*0 J 3 . «o» , van de den hals halen zult. 27. Gehoorzaamheid aan rivier, de ri- de bevelen van uwen Heer en uwen Koning, J£««td,Ctotfan door mij bekend gemaakt, zullen gewis u voor- deachterfte zee, 3 ö ' 0 zal uwe land- fpoed bezorgen. 28. Maar zo gij weerbarftig paai zijn. _ - zijt , verlatende Zijne geboden , en andere mand zai vo'or uw aangezicht beftaan: Jebovab, uw Elobim, zal uwen fchrik, cn uwe vrees geven over al het land, waar op gij treden zult, gelijk Hij tot u gefproken heeft. vs. 26. Ziet, ik ftel ulieden heden voor, zegen en vloek, vs. 27. Den zegen ; wanneer gii hdöfïta zult naar de geboden van Jebovab, uwen Elobim, welken ik u heden gebiede; vs. 28. Maar den vloek; indien gii niet hooren zult naar de geboden van Jehovah, uwen Elobim, en afwijkt van den weg, dien ik u heden gebiede; om andere  a:4 Het VIJFDE BOEK goden na te Goden dienende, n te vooren geheel vreemd, wandelen, die , ° gij niet gekend zo zult gij u rampen verkiezen. 29. Hierom "vs. 19. Het 7Ant gijlieden zorgen, als gij in Kanaan zult indennaise|*l»- getrokken zijn ter verovering, 0111 bij plech««*",' uw*Eh- tige verbindtenis, de belooning op de bchebbèn " inge- trachting, aftclezcn op den berg Gerizim, hind' waar hé- en de ftrafferi bij het verwaarlozen, op den nen gij gaat tegen .overgelegen berg Ebal. 30. Ik zal die om dat te er- ö . , , r , .. - •• • , . ven; dan zult bergen niet nader beichnjven; zij zijn 111 net nitrp?ekenegop vvesterdal van het Overjardaanfche Kanaan, den berg Giri- ;a eene vajej 0V£r Gilgal, bij More's ver- zim , en den ° vloek op den maarde bosfehen. 31. Nu dan, dewijl het u bCvs.£3a/'zijn- gewis gebeuren zal, erfbezitters van Kanaan ze met aan ge- te worden; 32. Zo legt u doch op de bene zi;de van ' J D 1 den jerdaaa, trachting van alle deze geboden en vastftel- achtcr den weg van den onder- lingen toe. gang der zon, in 't land der Kanaaniten, die in 't vlakke veld woonen; tegen over Gilgal, bij de Terpentijn - bosfehen van More l vs. 31. Want gijlieden zult over den Jordaan gaan, dat gij inkomt om te erven het land, 't welk Jebovab, uw Elobim, u geven zal; en gij zult dat erfliik bezitten, en daar in woonen. vs. 32. Neemt dan waar te doen allen de inzettingen, en rechten, die ik u heden voor uw aangezicht (lel. XII. HOOFDD. TT\ vs. 1. Deze *• \-J & wetten nu en de gebruiken, die door^ zijn die inzet- u naauwkeurig moeten naargekomen worden, tmeen , en die ' " rechten , vvei- zo dra gij Kanaan ingenomen hebt, en die zult waarnt> op die bezitneming betrekking hebben, op doen "in hét dat Z'J u v00r altons verplichten, zijn de land, het weik volgende: 2, Onder geen voorwendzel hoe Elobim van u- ook genaamd, zult gij ongefchonden laten alle we vaderen, u gegeven heeft, om dat te erven; allen de dagen, die gijlieden op den aardbodem lee'ft. vs. 2. Gij zult geheel vernielen allen de plaatzen , waar de volken, welker [land] gij zult erven, hunne goden gediend oj. 30. Een Terpentijnboom Maat niet alleen, maar zaait zich zclven voort, het is den Arabieren hierom eigen, dien boom als een bellendig teeken in hunne reizen in opmerking tc nemen.  van M O S E S. Hoofdd. Xil. 285 die plaatzen alwaar de oude bewooners hun hebben 5 op de afgodsdienst verrichteden; het zij het dan na- ^X^l tuurlijke hoogten, of opgeworpen heuvels, of velen, eri on- , r , ,.„ .. " 1 1 .. der allen groe- j boslchadien zijn. 3. Hunne altaren zult gij nen boom; omverhalen , de ftandbeelden hunner Goden zJts-f,[ verbrijzelen , en de gewijde bosfehen door taren omwerJ 7 pen, en hunne vuur vervvoeften, en overal waar de afbeel- opgcrichtebeei- , /-> j • 1 • •• den verbreken, ding hunner Goden ingehouwen is, zult gij cn hunne bosdat weghakken ; op dat zo alle gedachtenis fchïn m.et vuur D 7 r • o verbranden, en aan die afgoden , zo veel mogelijk is, verhin- de gefnedene , , . _ , TT beelden hunner derd worde. 4. Te meer daar uw Heer goden nedereu Befcherm-God, geenzins dulden wil, dat j^f^g Hij op hoogten en in bosfehadien gediend naara te. • 1 ° ° doen , uit die word , en dus kunnen zij nergens toe ge- zelfde plaats, bruikt worden. 5. Uw Heer en God wil zu[ts' gjj" flegts gediend worden aan ecne plaats, welke d°en aan ' r ' vab, uwen Elo- Hij zelf kiezen zal, in ecne uwer ftammen, om «* ; zich daar in Zijn' Iuifter beftendig bekend te ma- naar'die'piaats^ ken; gij zult allen begeerig zijn om te mogen we- a^EiMm"^ ten, waar Hij zulks verkieze, en daar zult gij aiienuweftam- tt 1 1 ,1 1 s t\ . men verkiezen Mem dan uwe hulde toebrengen. 6. Daar al- zal, om zijnen leen zult gij uw brood en uwe Aagt-offeren mo- ^fu^ f'^naar gen brengen, daar zullen uwe tienden en uw zii?e w.9°Di,D6 f c „• Z11,t gijlieden her-olfer moeten overhandigd , daar zullen vragen, en daar henen zult gij komen; vs. 6. En daar henen zult gijlieden brengen vuve brand-olferen, cn uwe (lacht-offeren, en uwe tienden , en het hef-olfer uwer hand; en uwe geloften, en uwe vrijwillige offeren, en de eerstgeboorten uwer vs. 6. Om die herhaling meent hier j. d. M. dat hij grond heeft , voor de tv/eederlei tienden der eerstgeboorenen, de eerften die alleen voor Jebovab , en dc tweede geboorten, die tot vrolijke maaltijden moesten aangelegd worden; doch ik zie geen noodzakelijkheid daar toe. Als hij van de tienden fpreekt, dan denkt hij alleen in dit vers ,aan die uit levenlooze dingen , en vervolgens van offeranden der dieren gcwaagcn.de, moet hij noodwendig de eerfteliugen van het vee weder noemen. I  286 Het VIJFDE BOEK runderen, en uwe geloften , uwe vrijwillige offeranden , uwer fchapen. ,"„,„.. vs En daar zullen de eerftelingen van uw vee moedaar zult gij- ten betaald worden. 7. Daar zult gij niet lieden voor , het aangezicht alleen moeten olferen, maar daar alleen zult uwen^Ehbïm', gij de offermaaltijden mogen houden, daar eren , en vro-zujt «« u mogen Verheugen over den voorluik zun, gu- °' 0 lieden, en uwe fpoed van uwe familiën, in alle voorregten, huisgezinnen . , ' "" .. . over aiies , die gij dan gemeten zult, en welke gij u vwe handr«/f- maar hebt te eigenen, als het uwe, door de getirekt hebt; p-unste van uwen Heer en God. 8. Gij waar in Jebo- ° vab, uw Eh- merkt dus mijne broederen! dat uwe handel- génd zal gheb- wfjs in dezen opzichte zeer zal moeten ver- b°vs 8 Gij f*ch'üen5 van inve handelwijs tot hiertoe ge- znit niet doen, houden; daar gij noch geen vaste I'andplaats naar alles, wat , , , , , ;. , , , wii hier heden hebbende, en zonder opzicht op eenig gebod, wat"recht" u in ^ vec^ naar uwe keuze te werk gaat. zijne oogen. g. Doch dit word voorbij gezien, om dat gij vs. 9. Want y . gii züt tot nu noch niet gezeten zijt in uw erfland, men nfdenïst", io. Maar daar gij voorzeker aan de andedie"1 ydS' re zü'de °et bezit zult hebben, door uwes uw Elobim, u Heeren macht u te bezorgen; zo dat gij Cvs." iol Maar van uwe vijanden verlost, daar ongeftoord den mjorTaZ zuIt kunnen woonen. ii. En daar 'er in het gaan, en woo- bijzonder ééne hoofdplaats zal zijn , alwaar nen in het land, ' x "... 't welk jebo- uw II eer en God zijne grootheid meer bij» Vil?,U u £zaï zonder zal vertoonen, zo zult gij daar alle doen erven'; UWg 0ff"eren, allerlei zoort van geloften, in en Hu zal u • ' ° rust geven van gevolge de fchikkingen van uwen Heer allen uwe vijan- , .. c den rondom, moeten brengen. 12. Daar zult gij uwe 01kergwoonén!e" fermaaltijden met uw gansch gezin mogen vs. 11. Dan houden, daar zal de Leviet zelfs, die als vreem- Za! er eene plïaH zijn, die Jebovab, uw Elobim, verkiezen zal, ottt ziinen naam daar te doen woonen; daar henen zult gii brengen alle», wat ik u geboden heb; uwe brand-oWren, en uwe flacht-offeren, uwe tienden, en het lief-offer uwer hand, en alle keur uwer geloften, die gi Jebovab beloven zult. vs. 12. En gij zult vrolijk zijn voor het aangezicht van Jebovab, uwen Elobim, gijlieden, en uwe zouen, en uwe dochters, «n  van MOSES. Hoofdd. XII. 287 deling geen erfdeel heeft, altoos met u in de «w* diensr- 00 knechten , en vreugde deelen, daartoe van u genodigd wor- uwe dienst dende. ij. Zijt bezorgt, dat gij Öerhalven ^LJ.jy'ak daar uwe offeren niet flagt, waar gij denkt j» .uw^apn°tort^ dat maar eene gefchikte plaats is. 14. Maar heeft geen deei, „ , TT ., , . . noch erfnis met alleen daar, waar uw Heer zulks verkiest, uüeden. en daar zullen alle die wetten gelden, u reeds „"'^gifj* gegeven, is". Doch dan zal 'er ook ontheffing brand- offeren ? ° ° . met offert m van het verbod wezen, om met te mogen aiie plaats, die 'Aagten, dan- alleen tot dienst van den altaar; glivs.z'i4'. M"'ar; gii zult naar uwe keuze tot uw huisgebruik in die $ B 1 a welke Jebovab daar vee mogen Aagten en eeten, cn wel in in éénen van ,. , . , , ij- uwe ftammen evenredigheid van den overvloedigen zegen, zal verkiezen, welken Jehovah God 11 in allen plaatzen ge- ^t^Jg ven zal; reinen en onreinen zullen daar van ren offeren; en daar zult gij mogen eten, even gelijk tot nog toe omtrent doen alles wat het reeën- en hertevleesch in gebruik was. 'Vs.^^noch 16. Doch ingevolge vorige Ordonnantie zult n!mr alIcn lust . uwer ziel zult gij het bloed met mogen eten, maar dat nog gij nachten en ongeftolt zijnde uitgieten. 17. Zo min als gij „aarden zegea de offermaaltijden in uwe bijzondere woonin- van 3e}°'vjab > J J uwen Elobim, gen zult mogen eten, zo min zult gij ook dien Hij u geeft , , _ , , , ,' ..in allen uwe uwe tienden, het zij van den akker, het zij p00rten; de van den wijngaard, of olijf boomgaard in uwe retae"16' zuilen daar van eten , gelijk van een ree, en gelijk van een hert. vs. 16. Alleen het bloed zult gijlieden niet eten; gij zult het op de aarde uitftorten, als water, vs. 17. Gij zult in uwe poorten niet mogen eten de tienden van uw koorn, en van uwen most, en van uv?e olie, noch de eerstgeboorten van uwe runderen, en van uwe fchapen; noch eenigen van uwe gelof-- vs. 17. Hier rijst eene zwarigheid, de eerstgeborenen van runderen en ■fchapen mogt niemand eeten dan de Priesteren alleen, zelfs niet in het Heiligdom ; doch hier is het oog op noch een ander tiende van de eerstgeborenen, waar van Hoofddeel XIV. van dit Boek uitvoeriger gefproken word ; zeer wel heeft van N. K. deze bedenking opgelost. . .  283 Met V IJ F D E BOEK ten, die gij bijzondere huizen mogen eten; zo min als de hebben /noch eerllelingeu van uw vee, noch uwe geloften, XrenTVnocii nocn uwe vrijwillige offeren, noch zelfs uwe het bef-offer hef-offeren. 18. Dat alles moet in die plaats uwer hand. .. vs. 18. Maar gegeten worden , waar uw H e e r de bijzonvoo^hefaange" dere bewijzen van zijne tegenwoordigheid verzicht van Jebo- jc;est tc p-eeven, daar zult gij met uw gezin, in vab, uwen Elo- ° 1 °J ■ j him , in die gezelfchap van den Leviet, u mogen verblijden fe*"«i re«w over den zegen op uw noeste vlijt. 19. Draagt kiezen zaUgu', ZOTg ' dat gij' UWËn br0eder den LeV1Ét ' dan én uw zoon, njet vergeet te nodigen, of achteloos omtrent en uwe doch- ... , , ter, en uw het geen hem toegelegd is , zoudt verkeeren, enuwkendMe"nst- als gij op uwe eigen hoeven in Kanaan zult niaagd, en de gezeten zjjn> 2Q- 70 dra UW üeer en uwe 'poorten God u een uitgeftrekter land zal toegedeeld vrolijk 61J zijn hebben, ingevolge Zijne belofte, dan zal het waar aan'"gij u' 20 SÖ belust op vleesch zijt, ten allen uwe handen tijde vrij haan, vleesch te mogen eten naar geflagen hebt. r , vs. 19. Wacht uw genoegen. 21. Met zo veel te meer llv^Tt niet ver- vrijheid , zoo de plaats waar uw Heer en iaat, aiien uwe qod zün verblijf verkiest, verre af is, van dagen in uw ... , land. die waar gij dan woont; zo zult gij van uw nee?' 'jèbnlb', rundvee, van uwe fchapen-fokkerij u door uwe 'iwdpaai Jehovah''s zegen gefchonken, zo veel mogen zal uitgebreid gebruiken, als het. u goeddunkt; 22. Zonder Hii"beu' toege- dat 'er Levitifche reinheid gevorderd word eij^eggenzuf" van de huisgenoten , een ieder mag het dan ik zaï vleesch even a]s het reeën- en heïtevleesch, zo overeten, dewm . ... uwe ziel lust vloedig in Kanaan , gebruiken. 23. Alleen «et,loz^itgy onthoudt wel, geen bloed te eten, om dat het vleesch eten , naar allen lust uwer ziel. vs. 21. Indien dc plaats welke Jebovab, uw Elobim. verkiezen zal, om ziincn naam daar te zetten, te ver van u mogt ziin, zo zult gii (lachten van uwe runderen, en van uwe fchapen, die Jebovab ü gegeven hebt, gcliik ik ü geboden heb; en gij zult eten in uwe poorten, naar allen lust uwer ziel. vs. 22. Doch gelijk een 'ree, en eert hert gegeten word, zó zJult gij dat eten; dc onreine, en de reine zullen het t'zamen eten. vs. 23. Alleen blijft gij verplicht, het  van MOSES. Koofdd. XII. 289 voor de ziel genomen word: en dit is de re- bloed niet r« ee ten , w: nt liet bloed is de ziel; j™ .„„ „ a;+ . i.„j „i,„„„ „ ,i-:„ki-,.„,l v"*»» wtnthet UCll , WéLUUIU uil VC1UUU .LlLUUS v Cl iJllK.ll LUiiei blijft. 24. Gij moogt het dan geenzins ge- ?.!'"» «•'« de 3 . ziel met het bruiken, gij moet het nog ongellolt weggie- vleesch niet ten. 25. Draagt 'er zorg voor, zo gij voorfpoed ■ c-l} hebben wilt, dat gij dit, en alle andere be- A*1 velen van uwen Heer, op Zijne begeerte naar- aarde zult gij het uitftortcn , komt 20. zo ver bepaal ik de vrijheid wegens ais water, het gebruik van het vee; doch dit heeft geen zJts- £*• plaats, omtrent den dienst van het heiligdom, eten" °P Ak r * . .. het u, en uwen of in geloften, dan zult gij verplicht zijn te kinderen na u komen ter plaatze van uwes Heeren ver- ^ ga'gedaSan blij '. 27. Daar zult gij uwe brand-offeren ^hbtci?s'm tf, bntzi len, daar zult gij vleesch en bloed bovaVs oogen. 1 vs. 16. Doch voor Jehovah s altaar bereiden moeten, alwaar uwe heilige het bloed zal ultgeftort worden, en in welks df^"n' dlzeulf | omtrek het overblijvende vleesch zal moeten en uwe geiof- ten , zult gij gegeten worden. 28. Nu dan onderhoudt en opnemen , cn gehoorzaamt alle deze bevelen door Mijnen ^"s" ^eike dienst;. zo zult gij, en uwe nazaten voorfpoed *'^*** al ver" genieten, voor altoos, mids gij blijft in alles vs. 17. Én gij . ^ , zult uwe brand- wat billijk cn aangenaam is m de tegenwoor- „jeren , het dikheid van imem.HEER cn ^ëCcherm-jGöit" Jg^lS 20. Zo ras gij erfbezitters van Kanaan wordt op den altaar , „ ..... van Jebo-ah, door de uitroeijng der volken, zult gij dien uwen EUbim , godsdienftigen regel bij veele volken aangeno- ^Jet jjjggj men, zorgvuldig vermijden; 30. Zijt bedagt- jferen zal op ' 0 0 den ahaar van zaam om doch door hunne zeden met vervoerd jehovah, uwen te worden, vergetende de ftraffe over hen, ^ëmn°rHi3r het vleesch zult gii eten. vs. c8. Neemt waar, en hoort allen deze woorden , die ik u gebiede; op dat het u, en uwen kinderen na u wel ga, tot in eeuwigheid, als gij zult gedaan hebben, wat goed en recht is in tic oogen van jehovah, uwen Elobim. vs. 29. Wanneer Jebovab, uw 'Elobim ,"voor UW aangezicht zal hebben uitgeroeid de volken, naar welken gij henen gaat, om die erfliik te bezitten; en gij die eiflik zult bezitten, en in hun land Woonen; vs. 30. Zo wacht u, dat gü niet verlinkt wordt achter ben, na dat zij voor uw aangezicht zullen verdelgd zijn; en dat gij niet vraagt III. Deel, T  290 Het VIJFDE BOEK naar mmne go- zijt derhalven niet nieuswgierig naar hunnen gelijk deze vol- godsdienst, op dat gij niet verleid wordt hunnen den hUngêdiend dienst naar te volgen. 31. Want zoo gij zulks hebben, zo zal durfdet ondernemen , het zoude een groote ik nok doen. ..... ' . , ... vs. si. Gij misdaad zijn voor jehovah , waar van Hij lab,uwen Êu- een innigen afkeer heeft, een dienst welke Hm, met doen: 2j: hunnen Goden bewezen, door het offeren want alles wat 3 7 jtbovab_ een van hunne kinderen. 32. Nu geeft dan acht HuWhaatS,'heb- op allen deze bevelen, zoekt ze ter uitvoer te goLtfjghedaan" brengen; en dat zij doch in alles hipt zonwant zij heb- der daar bij te voegen, of daar van aftedoen, ben ook hunne J zonen, en hun- onderhouden worden. ne dochters voor hunne goden met vuur verbrand, vs. 3». Al dit woord, 'c welk ik ulieden gebiede, zult gij waarnemen om te doen; gij zult daar niet toedoen, en daar van niet afdoen. XIII.HOOFDD. T vs. 1. wan- r. Ingeval het gebeuren mogt dat iemand neer een Pro- , . , , , . ,. pheet , of onder u zich opdeed, als een man die de ga- in°tetdmidden ve vai1 voorzegging bezat, of uit nachtver- vs. 31. Zal men de kracht hier van verdaan, men moet aanmerken, dat de afgodifche volkeren zich verplicht rekenden de goden te dienen van dat land, het welk zij veroverd hadden, en zulks deed men flipt met dezelfde plechtigheden. Zie Wareurton Godd. zending van Moses IV Deel bladz. 168. vs. 1. Het kenmerk van ccn valsch Propheet word hier niet gefield in de Valschheid van het wonder, of van de leer, maar daar in, dat hi; tot afgoderij tragte te verleiden ; immers IsRAëL had uit de wonderen van Egypten, en andere proeven , de grooiile bewijzen dat 'er geen grooter God was dan hun God ; die dit wilde ontkennen, was gewis een valsch Propheet. — Daarbij is de aanmerking van Michaclis vrij gegrond, dat het woord hier door wonder vertaald, eigenlijk zulks niet uitdrukt , maar dat men lezen moet een teeken , of eene voorfpelde .gebeurtenis ; dan vervallen ook alle de bedenkingen van het nut det ■wonderwerken tot ftaving van een' valfchen Godsdienst.  van MOSES. Hoofdd. XIII. cgi fchijningen openbaringen kon doen, en hij van u mogt opzijne gezegden met een zeker bewijs van zij- eenfg'teeken of ne zending, of met eenig buitengewoon ver- ^l^^l fchijnzel verzeegelde, het welk de voorfpelde vs. 2. En dat , . , .. „ teeken,of won- gebeurtenis, volgens zijn verhaal, voor af zou- dei-geval komt de moeten gaan; 2. Zo zult gij of fchoon ^ikuhevterCdat teeken of wonder inderdaad door hem ge- digde^; *™ fchied, zo als hij zeide; en hij dan daarbij ons andere goden dienst van andere Goden, u onbekend, 11 d™t' dgekefid fmakelijk maakte, zijt dan op uw hoede; heb^ > *"ie* ■> J ' J r ' en hun dienen; 3. Gij moet dan geen gezag aan die voor- vs. 3- Zult r ii- > , -i 1 gij echter naar ipellmg, noch aan dat gezichte gehoor ge- de woorden ven; uw godsdienst is op een aantal wezen- pjme dl™f ^ lijke gebeurtenisfen gevestigd; en al is 'er dien droom- . , . , .. .. droomer niet iets vreemds 111, het geen gij niet kunt ver- hooren; want klaren, gelooft dan, dat zulks onder de be- ^hllm ' iieit helling van Jehovah is, om uwe Qetrouwheid u °p de Proef» a " 7 0 om te weten , en aehiing voor Zijnen dienst te beproeven, of gij jebovab, , ■ T ,. , , uwen Elobim, 4. Wat u van dien aart ook voorkomen mag, j!ef hebt met blijft uwen Heer aankleven, eerbiedigt Hem u™n ^ft^ alleen, volgt Zijne bevelen op , gehoorzaamt uwe ganfcbp bijzonder dat uitdrukkelijk gebod in dezen, Vs. 4. Jebodat gij niemand buiten Hem gehoorzamen of ^'/'^uu^gij aankleven wilt. k. Daar het gevaar evenwel navolgen, en 0 Hem vreezen; groot is, zal Ik de verzoeking zo veel moge- en zijne gebolijk trachten voortekomen; één overtreder zal houden",'1 en met den dood geftraft worden, om dat het oog- ^oMzaam^ifn" merk van zijne bedrijven gekwetfte Majefteit en Hem die- 1 , 3 ö , • nen, en Hem was, om u tot hoog verraad tegen uwen aanhangen. Heer, uwen Koning aan te fpooren , aan ^^^^ wien gij zo veel verplicht zijt, daar Zijne °J droom- .. r J ' J droomer zal bedoelingen alleen ftrekken, om u van de be- genood worden.- want hij heeft zich afvallig verklaard va^t Jehovah, uwen Elobim, die ulieden uit Egyftelaxd uitgevoerd , en u uit het diensthuis verlost heeft, om u te doen afwijken van den weg," dien Jebovab, uw Elobim, geboden heeft, om daar in te wandelen ; dus zult gij het booze uit het mid- T 2  sjt Het VIJFDE BOEK den van u wsg trachting van Jehovah''s dienst aftebrengen ; docn- «r daarom zult gij zulke verleiders, zo ras movs. o. Wan- 1 3 3 neer uw broe- gelijk is , ontzielen. 6. Ja zoo zelfs iemand der,de zoon van . n , , .... ,, uwe moeder, van uwe naastbeftaandcn, het zij m den aller- ofuwédoctaèn naasten , of verderen trap, zelfs uw harteof de vrouw lijk geliefd vriend , u heimlijk zoekt te be- van uwen e - fchoot, of uw wegen om andere Goden te dienen , u tot uwenz4us,ai5 una toc onbekend; 7. Het zij het dan landsheimii.ik zaï Goden, het zij het Goden uit ver afgelegene aan porren, zeg- 3 _ 00 gende: laat ons gewesten zijn; 8. Zo zult gij hem niet alleen gaan, en ande- . . , , ren goden die- niet met genoegen hooren, of hem volgen , "iet' 'gekend manr 8>j zu1t ze'f? Seen oogluiking omtrent hebt, gü noch hem gebruiken, of door kwalijk geplaatst nieuwe vaders, "f vs. 7. van dehjden hem verbergen; 9. Maar gij zult hem voikend,en 'ue ze^s den Rechter aangeven, op dat hij het rondom uziin, doodvonnis ontvange ; gij zult als aanklager nabij u, of ver 0 * ' 0 3 van u; van het zelv den ccrltcii ftccn op hem moeten wer- cen einde der . , . , aarde, tot aan pen, als de menigte het vonnis over hem ■der aarde-eincie "kvoerd. 10. Hij zal dan altoos gefieenigd vs. 8. Zo worden, dat 'er de dood op volgt, dewijl zult gij hem .. ~. ' 3 niet te wil zijn oogmerk was, u van dien God aftehem' „iët 1Ï00-' tfekfcep , die u zo uitftekend bewcldadigd ren; ook zal heeft. 11. En deze openbaare doodftraf uw oog hem niet verfchoonen , en gij zult 11 niet ontfermen, noch hem verbergen; vs. 9. Maar gij zult hem voorzeker ontdekken , uwe hand zal eerst tegen hem zijn, om hem te dooden, cn daar na de hand van bet ganfche volk. vs. 10. En gij zult hem met fteenen Itcenigcn, dat hij fterve; want hij heeft gezocht 11 te doen afwiiken van Jehovah, uwen Elobim, die 11 uit Egypteland, uit het diensthuis uitgevoerd heeft. vs. 11. Op dat geheel vs. 6. Waarfchijnlijk is hier uitgevallen de Zoon van uw Vader. vs. 9. Miine gedagte heeft SchroSdèr bevestigd, met de betekenis van het woord: — veele wanorders zouden 'er ontdaan zijn, indien het elk vrij gedaan had den afgodendienaar te dooden; hier al rans wedcrfpreekt het verband die gedagtc; op. deeze wijze behoeven wij uitHou8igant geen vc.betering in den text te maken. *j. H. De bedenkingen, welken bij zulke zwaare draden meestal aan- ge-  van MOSES. Hoofdd. XIII. 293 word daarom gevorderd, op dat de ganfche Isracl het natie daar door afgefchrikt worde om iets zs" en 'ïüet van dien aart te ondernemen, tot onder- voorts™ r.e ' doen naar dit mijning van uw' burgerfiaat en godsdienst. booi!e 'tuk, in „ . ,,, (J _ . , ., „ ,. het midden van 12. Doch als de Overigheid zulk een dienst u. begunftigt, word het geval moeilijker; zo ras ^2" 'dj^n gij bij gerucht hoort, dat eene uwer lieden <;éne "wej: 3 ö ' den, die Jelo- die u te beurt vallen , zich hierin verdacht vak, uw £/»maakt; 13. Zo dat men duidelijk verneemt; ora* 'dair^tè dat 'er booze aanftokers zijn , muiters, die wnonen ■> zult J ' ' hooren zeggen : burgers zoeken te misleiden tot den dienst vs. 13. Er , „ , „ , , „ , . ziin mannen ; van vreemde Goden; 14. Zo zal de Raad der belials kmde- verecnigde ftammen die zaak allernaauwkeu- den van^'uit- rigst nafnooren, die gerechtelijk onderzoeken, gegaan, en heb- ' . . ben de inwoo- getuigen hooren ; bevmd men het gerucht ners van hunbewaarheid , zo dat het geval onbetwistbaar drevend, is, is 'er zulk een fnoode misdaad ge- sende: laat °ns , 0 gaan, en ande- pleegd; 15. Zo zult gij alle de inwooners re goden dievan zo eene had medeplichtig, door krijgs- Sfet.' gekend macht , ombrengen , alles Verwoestende he^' , Dan hunne ganfche have, vee, niets uitgezonderd; zult gij onderzoeken , en na- fpeuren, en wel navragen; en ziet, is het de waarhei.!, is dc zaak zeker, is 'er zulk een gruwel in het midden van u gedaan; vs. 15. Zo zult gij de inwooners van die ftad (laan met de (therptt des zwaerds; verbannende haar, en alles wat 'er in is, ook hare beesten, met de gevoerd worden, zijn inderdaad lijnrecht ftrijdig met het oogmerk van hem, die ze maakt: hij wil pleiten voor dc goedheid van God, en intusfehen verzet hij zich tegen de doorflaandfte proeven daar van. -— In zommigen gevallen moet ecne fpoedige ftrenge ftraf aan weinige perzoonen, de befmetting van eene natie voorkomen, die anders algemeen , en zoms jaaren aan den anderen eene zwaare ftraf zou moeten ondervinden. o». 15. Dit was geen gewetensdwang; het (lont evenwel niet in de keuze, dewijl de proeven van den waren Godsdienst te fterk waren, en hunne afgoderij eer een muiterij tegen hun Koning was. T 3  294 Het VIJFDE BOEK fcherpte des gij moogt u met zulk een buit van uwe zwaerds; vs. 16. En gij broederen niet verrijken. i<5. Alle, die de ftraf yerzameien°Mi uitvoeren , zullen verplicht zijn , den huishareiTftraaten*11 cieraad enz- °P de pleinen der ftad te brenea jebovab , gen, op dat het daar met de ftad als een die ftad, en plegtig offer door het vuur verteerd worde; fdo" gaS zulk een zal met weder mogen herbouwd me: vuur ver- worden. 17. Laat een ieder bezorgd zin bra ide: ; en D zi zaï e.uwig nieis van die goederen achtertehouden, want zijn , ^b°aS zulks zoude den toorn van uw Heer niet geniet wederge- neei blusfchen, daar Hij u anders verfchoo- bouwd wor- ' ■> den. nende, zijn medcdoogen omtrent u duidelijk ni*''er' niets zoude doen zien , cn u zelf talrijk maken bannen" ^aaii tot vergoeding van die breuke door. dat veruwe i-and tie- lies. 18. Zoo gij maar ftandvastig naar Zijven , op dat , jebovab zich nc bevelen bh.ft luisteren, om alles te doen mttede 1'ijnes wat billijk C:1 behaaaglijk is voor uwen Ko- toorns , en u nin°". barmhartigheid ö geve, en zich over u ontfermc, en u vermenigvuldige, gelijk Hij uwen vaderen gezworen heeft. vs. iü. Wa neer gij der ftem van Jebovab, uwen Elobim, zult gehoorzaam zin, om tc houden alle geboden, die ik u gebiede; om te doen, wat recht is in de oogen van Jebovab, uwen Elobisa. XIV.HOOFDD. ~T\ ' , v i Cijiie- l' -1->^EVVIJL jehovah u met den rang Verden zi t kinde- eerd heeft niet alleen van zijne onderdanen 1Tb JwenEil- te zijn, maar zelfs van aangenomen kindezefveii'geen in- ren» a,s men u vau de godsdienftige zijde befnijdingen [in fchouwt , zou u de heideiifchc gewoonto uw vleesch] ....... maken , noch in rouwe , van ïmnijdmg des .hgchaams , u kaalfcheeren r , , , > boven uwe oo- lehcenng van wenkbrauwen, geenzms voegen, gen, over ec- 2> Laten zij die geen hope hebben zulks nen dooden. j a i vs. 2. Want doen; maar gijlieden onderdanen van uwen lig ZvoikC,"voor Heer en Befcherm - God, hebt aan 1 iem Vjo'bim- cn^u Senoeo5 die u boven anderen verkoren heeft, heeft Jebovab verkoren, om hem tot een volk des eigendoms te zijn, uit allen de volken, die op den aardbodem zijn.  van MOSES. Hoofdd. XIV. 595 tot zijne beminde onderdanen; een voorrecht, v«- 3. Gij 1 i de ït-i 1^ 1 i- wilde os , en en daar bij herkaauwen ; 7. Doen die een de gemte. van deeze beide kenmerken misfen, zult gij je ^eestên* dii niet eten, fchoon overvloedig onder 11 zijn- Verdec{11ean!UWe™ de; de kameel, de haas , het konijn : zij de kioof in ,, , , .. , r .. , , twee klaauwen zullen altoos, bij u als onreine ipijs gerekend klieven, die worden. S. Het zwijn in het bijzonder, gij 0^de heeszult het zelfs dood zijnde tot geen huisge- tirt, die zult gij eten; bruik fchikken. 9. Van de visfehen, volgens vs. 7. Maar de vorige wet, al wat fchubben en vinnen „feTwenTvan de geenei' die herkaauwen, of van de geenen die den gekloofden klaauw verdeelen; den kemel, de haas, en het konijn; want deezen herkaauwen wel, maar zij verdeelen den klaauw niet: onrein zullenze ulieden ziin. vs. 8. Ook het zwijn: want dat verdeelt zijne klaauw wel, maar het herkaauwt niet: onrein zal het ulieden ziin ; van hun vleesch zult gij niet eten, en hun dood aas zult gij niet aanraken, vs. 9. Dit zult gij eten van alles, wat in de wateren is : al wat vinnen cn fchubben heeft, zult gij eten; vs. s. Shaw verwisfeld de Ree met de Gazelle , of Antilope , en meent dat de tweede dat fchoone dier zij — de Jacbmum is bü Mlc h a ë l 1 s de Gazelle — met den meesten fchijn is het de Bubalus of Barbari'fche Koe door Buffon naauwkeurig befchreven — den Steenbok in Barbarijen befcttfijft Shaw, — het geen de onze Das vertalen is gansch onbekend , die betekenis moet hier dan weg , dewijl de Das zeker onder de onreine dieren is. — De wilde Os word door Shaw het best befchreven. — De laatfte door de onzen met recht Gemfe vertaald , is de Jeraffu bij de reizigers. T4  206" Het V IJ F D E BOE K vs. 10. Maat heeft, CSWögt gij eten; 10. De overige zullen tinnen ra 11 ook onrcul aSH-1 J1- Allen reinen' vogel u fchubhenhe-ït, bepaald, zult gij mogen eten; 11. Maar deezult gu n.tet e- : .. J ° ten: het zal u. zen welken gij in uw land zult Vinden,zullen u leden 01.1.1.1 vcr^ot]cn zjj,1 - tfe arenj f t|e beide zeearen- ys. ii. Ancn cicn; Hoendergicr, kraai, cn verfcheide rer.ieu vogel .„ . 07 1 zuiierer-n; i'oorten van kraa'jen; 14. Al de foorten van deèzen" 'zi n raven; 15. Struifen, nachtuilen, fperwers in ien'ïilnletiÉ xQon^ l6- Steenuilen ,het dukerke, houbara's, eten:cieatend, 17. De kauwc, roerdomp, fchagarag, 18. De dc gretc-e.n.l 'el- . , . . x 1 »e zee-ar.-1-fd; . Oijcvaar, de töortöö der reigers; hoppe, en Kuiïtnduif, '.'ic vleck-nn uilen. • 19. Al het kruipende gedierte, fraav, er, JJEER en God hl UWen vab, u Llo- ° Mm, uw zege- arbeid te beter befpeuren. nen in a! het werk uwer hand, dat gij doen zult. XV. HOOFDD. TT* , . , . „ _ 1. TV/lk. zevende jaar zal een jaar van vnjvs. 1. Terr -■—* n einde van ze- heid zijn. 2. Ecne der voornaamfte wetten giTeenTvrwi- op dat vryjaar in acht te nemen, is: zoo "vV'Tdot iemand iets van zijn naasten te eifchen heb- nu is dc aart bende wegens verfchoten penningen, dan zal dat VnJ ati"der zijn medeburger of bloedverwant in dat jaar zimUenhnesten hem niet mogen manen ; want 'er plech- geieend heeft, t;g eene algemeene vrijheid, ter eere van Zijne hand late ö 0 . c ,. , . vallen; hii zal uw Heer voor dat jaar afgekondigd is. jfzfln?rp)le-' 3. Met dit verhand nochtans, dat het evender niet tot u,ci vrj: zaj ftaan in dien tijd, een uitlander betaling dwin- J 7 .. gen, na dat de tc mogen manen; maar al wat men zijn meeèreavan jel" dcburgcr gegeven heeft, zal men in dat jaar vab uitg'eroe- . , pen is vs. 3. Den vreemden moogt gii tot betaling dwingen; maar wegéns het gene gij bij uwen broeder hebt, zult gij uwe hand laten vallen. vs. 3. Men kan de woorden niet opvatten voor kwijttefchelden. geen Wetgever kan zulks gevoeglijk gebieden ; hoe veelen zouden 'elin het 6de jaar leenen, wetende dat het met het 7de jaar afgedaan was? — De fpreekwijs van banden te laten vallen, wil ook niets meer, dan niet dringen tot betaling, daarvan dat jaar aftezien.  van M O S E S. Ho o fdd. XV. £99 op geenerlei wijze invorderen mogen. 4. Hier ..vs. 4.Aiieendoor zal men voorkomen, dat 'er onder uwe geen° landgenoten een arme zal kunnen zijn : zo Aesh°e["i'\ zjj„~sij dan hem die het meeste gevaar heeft, niet want 5*iw* c 1 ° zal 11 overvloe- drukt, zal de Heer het u overvloedig ver- dig zegenen in gelden, door uwe inkomften in Kana'dns erf- wEeik %hlvah\ land te vermeerderen. 5. Mits gij onder dat tue7erfbe2^tüng alles, u maar toelegd om Zijne bevelen hipt geven zal, om het zelve erve» tc gehoorzamen; zo dat alle Zijne geboden even uk te bezitals de nu aangedrongene, door u, in betrachting teiyS_ s Indjen gebragt worden. 6. Dan zal uw Koning en »M maar„ de , , . ,. , , _ Ha» va,i God u zo beweldadigen , naar zijne belolte, vab, uwen bim , vlijtig zult gehoorzamen; dat gii waarneemt allen deze geboden te doen, die ik ü heden gebiede. vs. 6. Want dan zal Jebovab, uw Elobim, u zegenen, vs. 4. Het woord betekend eigenlijk geen bedelaar, maar een volftrekt behoeftigen. Men heeft het zo vertaald, om dat 'er anders eene tegenftrijdigheid met het volgende is. De zaak ligt dus, iemand die verarmd was, had in het 7de jaar volftrekt geen inkomen, dewijl 'er dan niet te winnen was; maande men hem dan, zo liep hij gevaar van gebrek te kunnen fterven, nu zouden er volgends vs. 11. altijd behoeftigen zijn, maar 'er moeften nimmer zulken zijn die in allen opzigten volftrekt arm, hulpeloos waren, hier voor zorgde deze wet. Is iemand met deze verklaring niet voldaan, hij leze dan met Schroéder minder gedrongen, behalven in het geval, dat hij onder u niet arm was, wanneer hij gemakkelijk had kunnen betalen, in dat geval behoud de fchuldenaar, wien dit zoms beter te ftade kwam , dan die het feiiuldig was, ook het recht van eisfehen op het Sabbathjaar; hoe minder gedrongen dit ook zij , geloof ik evenwel dat zulk eene exceptie de wet verzwakte, hierom blijf ik bij het gewoone. Men ziet hier weder een ftaal, hoe beuzelachtig de Joodfche geleerden zijn. Michaëlis heeft in zijn M. R. duidelijk genoeg bewezen, dat het eene leening is, waarvan geen inmaning in het 7de jaar mogt gefehieden; maar niet genoeg, mijns oordeels, het verband doorzien van deze wet, anders zou hij vs. 4. die vertaling aan de woorden niet gehegt hebben, welke hij daar aan geeft.  3oo Het VIJFDE BOEK gelijk Hij tot dat gij in ftaat zijt zelf andere volken te heeft rfen°kglj keuen, zonder ooit genoodzaakt te zijn zelf zult aan veeicn te moeten leenen: gij zult een vol 1 trekt ge- volken leenen , ° J rnaargijzuitniet zag over veele andere volken bekomen , zij en gif"mt™ wr zullen fchatting ten bewijs van onderwerping heerfchenfmaar betalen; en gij zult alleen altijd vrij zijn van over u zuren de overhcerfching door anderen. 7. Ik verzii niet heer- . , . . , fchen. maan u daii op net vriendelijkst, zoo er een neer ouufX behoeftige onder uwe landgenoten zich mogt een arme zal opdoen, in 'welk gedeelte van het land het zim , iemand x .. uit uwe bros- ook ïuooge wezen, waar hij ook burger zij; gen^van" "wé mededoogen met zijne omftandigheden te heb- poorten, "muw ben; vervalt nimmer tot die laagheid, dat Jand , dat , n ° . , ; j(m*,uvv£/j- gij uw beurs voor hem gefloten zoudt houza™ "zo zuftVgïj den; 8. Integendeel, geeft naar mate van de niet onbtiig- omfl,andighedeii een mild gefchenk , verzoekt zaam van hart ° . ziui, noch uwe hij van u ter leen , zijt niet naauwziende hand toefluiten . , voor uwen omtrent de lom die gij waagt, maar ziet alarrrTï'' ^" lcen °P de dringende behoefte, naar mate die vs. 8. Maar ftnVert , moet ook uwe leening hijgen. jij zult uwe Jö ,. , , . . . , hand voor hem 9. Laat die lage gedachte nimmer in u opkoheme'miidadei" men, die een verachtlijk mensch alleen voegt, leenen .genoeg waal.mede gij hem zoudt kunnen afzenden: 'er voor dat ge- , , , n j brek, bet wrik k0mt een zevende jaar, dan zal uw ltand hevsrf'o" wacht "herheid worden, zoudt gij daarom zo boos ha'/geen1 bZ zijlf, dat gij uwen broeder weigeren zoudt te t.ials woord icenen<ï> zijn gefchrei zou tot zijn Heer. zij, om te zeg- .. , , j u •' 1 • gen:het zeven- komen, en gij zoudt eene bezoedelde ziel in fatrTr'vri'ia-u omdragen, io. Neen! gij zult zonder de da?' uwnaoo^ minfte karigheid rijkelijk uitgeven , zonder boos zoude zulke of dergelijke bedenkingen bij u onder broedegrn,Ue- waarhjk gedrukt, of behoeftig. 12. Gij zult drukten ; en al ras tot die milddadigheid gelegenheid heb- ™e°n\nTw"and". ben; want een Hebre'èr of Hebre'èinne aan u j* om fchuld verkocht zijnde, zo heeft die koop der, een H'- .... breeuwfebe maar voor zes jaren kracht, van den tijd der [zoonl, of eeverkoping af gerekend, het zevende jaar is al- }fbe j^?Ch"?!$ tijd het jaar van outflag: % «"-en ... . 0 J Elobim , niet moogt het binnen uwe eigen mnuren vrij offeren: eten , even als reeën- en herte-vleesch. uwves- p202órteIn 23. Mits gij u maar onthoudt van het bloed, znlt £>' ht-'t j .. 1 . ete"! de on- en dat zonder plechtigheid op een ruimen reine en reine grond üitSiet. t'zamen, gelijk 6 " uil0icl. een ree, en ge¬ lijk een hart" vs. 53. Alleen deszelfs bloed zult gij niet eten; gij zult dat op de aarde uitltorten, als water. OXVI. HOOFDD. nder de hooge feesten te vieren, v*. 1. Neem is het eerfte dat in de maand Ablb invalt: wan- de]maa"d ... ' Abib, dat gij neer gij 111 Kanaan dit Paaschfeest ter eere van 3'bov»b, uwen uwen Heer en God vieren zult, die ge- pS' 'houdt! denkwaardige maand van uwe uitvoering, zo Ztmd Mfi zonderling, bij nacht uit Egypten; 2. Dan heeft zullen allen de offeranden daar bij verordend, uit Egypu üi" boven de Paaschlammeren daar geflagt wor- JJ^-' bij den, waar uw Heer verkozen heeft, dat zuvcs- .*• ®™ men Hem vereeren zal. 3. Gedurende d jen vab, uwenEhtijd, zult gij zorg dragen geen gerezen **e\iL%Lfh% brood te eten, maar ongedeesfemd, het brood ft^t^n^ der behoeftiffeil. het finakernoze hardp • pn deren ; in die zulks voor al om altijd te gedenken aan uwen tcLvab fpoedigen uittocht uit Egypten, die u geen " za! tijd tot behoorlijke bereiding van uw reis- naam te doen brood toeliet. 4. Zeven dagen aan den an- vs. 3. Gij deren zult gij dat brood eten, geen ander mets dgede£2al ergens in uw land te bekomen zijn; ^J"*'*j , r, , , . gü daar bij on¬ gezuurde [brooden] eten, een brood der ellende, [want in, haast zijt gij uit Egyptel.mil getogen,] op dat gij gedenkt aan den dag van uw uittrekken 111 c Egypteland, allen de dagen van uw leven. vs. 4. 'Er zal in zeyen dagen bij u geen zuurdeeg gezien worden in allen uwe landpalen; vok zal van het vleesch, dat gij aan den avond van den eertten dag geüaeht zult hebben, niets tot den morgen overnachten. welke ver, om zijnen  3°4 Het V IJ F D E BOEK vs. 5. Gij ook zult gij zorgen, dat gij van het vleesch ghct ma0gen des Paaschlams niets overig houdt. 5. Het Oaditen in ee- „1 ' 00j. njct vrijftaan, liet Paaschlam te Mge van uwe ^ -> . ,. forten, die dachten in de had van uw verbint. 0. AlISugeeiT; leen daar, waar uw Heek uwe hulde vor' ^AiAutt? derdfi daar zal het des avonds bij zonnewelke;jehovah, 011dergang , den juisten tijd van uwen uittocht, geflacht worden. 7- Gij zult het dien ram'eteZidöen zelvden avond bereiden en eten aan die woonen , daar 7elvc|e plaats; 'smorgeiis zal het u weder vrij zult gij het Pa- i'-14>-"- f ■> •• -i o t> fcha (lachten te gaan, waar gij wilt. b. L)e zes gewoone dagen van onthouding van gezuurd beftemdenPtiia brood zult gij plechtig houden ; de zevende van uwuittrek- zai Cen Jzereth zijn , die boven de onthoukevsU7£E^g1i ding van gerezen brood bijzonder aan JehoS/en etenwA zal gewijd zijn, door eene onthouding in dk plaats, yan ayen arbeid!, en wijding van denzelven mvkc*e/*/X ,' aan den Godsdienst. 9. Zeven weken zullen dafmooVgii 'er van dien tijd af verlopen, tc rekenen van deXeercrf Wen dien tijd af dat men tot de Paasch - eerftelmhenepgaannaar gen de fcizc in het te veidftaand koorn gebragt UWe «rtcn.ZM |^ebbe : iq> Dan zuk gij hct Z0genaamde tSuurde 6ij feest der weken vieren; dan zult gij gehou- en0opCndlne"evenden dag is een verbods- [dag] voor Jebovab , «wen FlrÏÏm rdanj zult gü geen werk doen. vs. 9- Zeven weken zult gu voo u tellen; van dat men den flkel begint [te daan] in het (taande koorn zul gii de zeven weken beginnen te tellen, vs. .o. Dan zult gij ^W^uwen EMi», het feest der weken houden; het zal eene vnj- vs. 8. Bij Êxtdus worden 7 dagen genoemd, doch deze 7de word in de omfchrijving hct best vereffend, ik volg hier in Ik en in DisJ. ai. b. 1. ■ vs. o. Het is niet hct korte inflxument met één hand béltuurd, maar het lange met beiden handen, naar de kracht van het grondwoord; erf dan fchijnt hier iets bijzonders in te liggen, waar van ons het echte evenwel onbekend is, om dat wij van dat onderfcheid bij de oudheidkundigen niets vinden.  van MOSES. Hoofdd. XVI. 305 den zijn een offer uwer eerftelingen\ van het wmige fcIlat reeds ingezamelde koorn te geven, doch naar tin* uwer hand • , . , .. , •. ztm, dat giige- uw goedvinden: gij zult dan acht geven op yen zui't,; naaide zegenende hand van uwen Heer geduureh- u'w 'J/'h™'*£ de dat jaar. 11. Dan zult gij weder aan die H, gczcseiltl J t hebben. plaats die uw Heer tot Zijn hofhouding . vs. n. Éngij verkoren heeft van uwe gifte een vrolijke vooV'^ie^aai" . maaltijd mogen houden met uw huisgezin . iezifc,h'van J D bovab , uwen zo wel kinderen als dienstbaren, gij zult niet EioMm , . gij, nalaten die Leviten, welken in UWe Vaderflad en inve dochwoonen, en aan welken gij zo veel verplich- diénstknechtUW ting hebt, daarbij te nodigen; dat ook de ^naaluJe dienstbehoeftige vreemdeling , de fchamcle wees , Leviet' die in en weduwe bij u dan niet vergeten worden, ^"'en dePvrcem12. Doet het ter gedachtenis van uwen be- de,ins> cn de , „. „ wees , en de hoeftigen toeftand in Egypten. 13. Het' Loof- y>ëduw, die huttenfeest zal ook zeven dagen duuren, en van'1!! z^jlffIS wel na dat gij al uwen landarbeid afgedaan £{? hebt, zijnde alles wat te veld ftond, met de inv Elobim, zai , , ..... , .. . verkiezen, om boomvruchten, en bijzonder van den wijngaard zijnen naam reeds ingezameld* 14. Gij zult u dan weder §11™*. d°en vrolijk mogen maken met uw gezin en met vs. 12. .Dus de gasten, die gij verplicht zijt te nodigen, ken, dat gij een 15. Het "zal ook zeven dagen duren , gelest eCzijt aan de gewoone plaats door uwen Heke. i"£w.'e; «1 D r gil zult deze m- en Belcherm-God te verkiezen; gij zult Ifolfe zettingen hou- tot blijdfehap hebben doordien uw Heer "sf'Y^Het uwe inkomhen van uw vee en uwe akker- {^^1^% bouw rijkelijk begunftigen zal. 16. Dus zult u zeven dagen houden; als gij . . zult . hebben ingezameld van uwen dorschvloer, en van uwe wijnpers, vs. 14. En gij zult vrolijk zijn op uw feest, gij en uw zoon, en uwe dochter, en uw dienstknecht, en uwe dienstmaagd , en de Leviet, en de vreemdeling, en de wees, en de weduw, die in uwe poorten zijn. vs. 15. Zeven dagen zult gij Jebovab, uwen Elobim, feest houden, in die plaats, welke Jebovab verkiezen zal, want Jebovab, uw Elobim, zal u zegenen in alte uwe inkomften, en in al het werk uwer handen: dus zult gij voorzeker vrolijk zijn. vs. 16. Driemaal in het jaar zal alles, wat map,- III. Deel. V  3o6 Het V IJ F D E BOEK Hik onder u is, gij verplicht zijn driemaal des jaars met algerichtTanle- len uwe huisgenoten, die van het manlijk geEhtim TeT- flacllt ziln' ciaar te verfchijnen , waar uw fcTrijnen, in die Heer, zijn verblijf gekozen heeft, om uwe Hij verkiezen onderdanigheid aan uwen Koning te bctuifeêst derPonge- §en '■> waarom gij ook nimmer zonder gezuurde [broo- fchenk zult mogen verfchijnen. 17. Doch on- den] en op het , , J ' feest der we- bepaald, ieder naar evenredigheid van de inftest de\°L.jof- komfteii hem door zijn' Koning gefchonken. hutten; maar l8- y00r het overige zult gij, zo ras Kanaan men zal met ° aj ' ledig voor p<- \\ geworden is, in alle uwe heden Richters zich/ verfchij- cn verdere beambten , tot bellier van den ne"s. 17. Een burgerhaat, aanllellen, uit uwe eige hammen ieder naar de vcrkoorcn, op dat het recht naar de regelen gaafznnerhand, /->•• «aar den zegen van billijkheid bediend worde. 19. Gij van uwen Eln- i i, ... • • 1 ,. kim, dien Hij Richters ! wacht u , op eeiiigerlei wijs het heeft gegeven recht eenen draai te geven; gij zult geen aanvs. 18. Rich- nemers van perzonen zijn, ook geen gefchenk ters en Ambt- . , , lieden zult gij beminnen onder wat voorwendzel ook ; de- lentiw" "oor- w$ uet dcn doorzichtigften zelfs misleiden ten, die pbo- |-an, en de vcrontfchuldiging van den onvab, uw Elo- ' . , Hm, u geven ichulriigen een verkeerden draai doet geven. ftamniènT^ast 20. Neen , recht in de uitfpraak van het zij het volk vonnjs zo Wel als in de uitvoering , zal richten met een ' 0 ' gericht der ge- mve hoofdbedoeling moeten zijn, wilt gij den TeVs"s^!''Gij zegen erlangen, en het langdurig genot van zult het gencht ]foHajgf,s voorrechten hebben. 21. Daar de wet met buigen, gij zult het tuttige- u vrijheid geven zal éénen altaar te mogen zicht nietten- , •„ . ., nen, ook zult bouwen ten dienftc van uwen God, zult gij gii geen ge- 1'chenk nemen : want het gefchenk verblind de oogen der wijzen, en verkeert de woorden der rechtvaerdigen. vs. »o. Gerechtigheid, gerechtigheid zult gii najagen; op dat gij leven moogt, en erfliik bezitten het land, 't welk Jebovab, uw Elobim, u geven zal. vs. M. Gii zult u geen bosch planten van eenig geboomte, bij den altaar van pbovab , uwen vs. 21. Het ziet hier noodzakelijk -op digte, donkere bosfehen; want £C-  V AN MOSE S. Ho 0 FDD. XVI. S07 daar evenwel niet mogen een aantal boomen Mhbi* , dien i 1-m i i ,. gij u maken planten, gelijk uwe voorvaderen , door die zult. ftatige afzondering bij deze volken aanleiding tot lehadelijke zeden gegeven hebben. zuk%irvoor°rt 22. Dat ook nergens in uw land opgerichte gee" "Psericht 3 beeld Hellen , béélden gezien worden, waar van uw Heer bet welk Jebozulk een' afkeer heeft. I1m \ S'. Dxvii. hoofdraagt in uwe ofTeren, zo wel van DEKLweinig als van veel waarde, zorg, dat $ niets brengt ten dienfte van den altaar . het 'El«bim> gee..... .. , ' nen os, of klein welk eemg ongemak heelt, het zij dan na- vee offeren , tuurlijk, of door ziekte; want zulks moet als Êengéb"èk7of] ecne hoonende daad döor uwen Heer cn Be- eeniskw;ladi?: want dat is fcherm-Godaangemerkt worden. 2. Zo het ge- Jebovab, uwen , , , , Elobim , een beurde, dat eene van uwe poorters, of aanzien- gruwel, lijken des volks, van welke kunne ook, ofltr ttófoWmUU dekt zal zijn als fchuldig aan eene misdaad lijn- denvanu.ineé- .... ne uwer poor- recht ltnjdig tegen hct oonpronghjke verdrag, ten,die jebovab cn tot ondermijning van de Koniuglijke grond- geeft^e^nTian", wetten van Staat. 3. Bijzonder zo hij de of eeiV vrouw! •> ■> J gevonden zal ftoufheid gehad heeft aan andere Goden gods- worden , die , c ie doet dat kwaad diemhge eer te bewijzen , of zelf aan ge- js ;n de oogen wrochten der natuur Zon of Maan, of hct va" » Starren - heir, zo hrijdig met mijne bevelen; overtredende zijn verbond; vs. 3. Dat bij henen gaat, en andere goden dient , en zich voor die buigt, of voor de zon, of voor de maan, of voor tiet ganfche heir des hemels, het welk ik niet geboden heb;| gebsomte tegen de hitte is 'er in den omtrek van den Tabernakel Zfker geweest. vs. 22. Spencer betoogd met veel geleerdheid, dat het woord hier iigenlijk een pilaar, een naald betekend, en bewijst zeer wel het gebruik van denzelven, veel al bij de altaaren der Afgodifche volken opgericht p. 514. d, Ltgibus. V 2  3c3 Het VIJFDE BOEK ■» vs. 4. En het 4. En gij daarvan bericht ontvangt, zult gij wordTfnZCfi1 niet alleen daar aan gehoor verkenen, maar zuug^hetwd de z™k zc,ve tcn "™"wrten onderzoeken: onderzoeken , ;s net 'gerucht ovcrecnkomftig de waarheid , en ziet, het is • n „..-.. de waarheid, blijft 'er niets tot vcrfchooning over, maar is "zulk een de misdaad tegen dc letter van de wet gegruwel is in pjeeg^. r Zo zult gij dien perzoon door IsRAéL gedaan; 1 » ' 3 .0 J .. vs. 5. Zo zult een gerechtelijk vonnis vcroordeelen; hij zal of dk""rouw': buiten de ftad geftcenigd worden, dat 'er de «ukd" gedaan dood op volgt, gij zult hieromtrent geen hebben, tot u- onderfcheid van Sexe doen plaats hebben. breng°èVndieti 6. Doch ten muitten twee of drie getuigen vrouw; °en 'gij zullen de zaak moeten Haven, eer gij dat zuitze metftee- von„is uitbrengen moogt ; in dat geval zal ren fteenigen ö ° 7 T , dat zij fterven. één getuige geen kracht hebben. 7. ln oe denVSmond vm wijze der doodftraffe zult gij die bijzonderÏWeitenf dzaCi llcid in acht nemen, dat de getuigen de eermi, diea'erven fie fteenen moeten wei-pen, eer het gros der worden^ op omftanders zulks doen mag : op deze wijze tenen gètnigcm zult gij trachten dergelijke gruwelijke misdazaï hij niet ge- fen Voortekomcii. 8. Zo in de gerechtsge- dootl worden. , , , . vs. 7. De dingen eene zaak mogt voorkomen, zeer duiseT1 fai'' eerst her , en evenwel gewichtig , gelijk een vertegen hem zijn, /-j:, tusfcnen twee aanzienlijke familiëii, tüS- omhemtedoo- „ , . , den, en daar fc]ien twce gerichtshoven, tuskhen twee nchJS* ^bS terÜjke bedreigingen, van buiten gewoone al^''het^boozé gemeene ziekten, als de melaatsheid; zo zult uit het midden gjj tJeze gewichtige zaak uwèn Heer. voorftelvavs!Tgwan* len, ter plaatze waar Hij zijn verblijf gekovoor'hTt2^ zen heeft. 9. Tot dat einde zult gij u bij de richt u te zwaar pjerj.ercn vervoegen, uitleggers van de wet, zij , tusfehen 0 ^sfchen^etde'htshandcl, cn gerichtshande!, of tusfehen plaag en plaag, fover allerlei! twistzaken in uwe poorten; zo zult .gi) u opmaken, en Ipgan naarJdie plaats, welke Jebovab uw. Elobnn , verkiezen zal, vs o En gii zult komen tot de Leviüfcbe Priesters, of tot den Richk", die in die dagen zijn zal; dat gij [bij hen] onderzoekt, en zij u  VAN MOSES. Hoo FDD. XVII. 309 .vooral Hoofdrichters van het ganfche volk in te kennen geder tijd ; gij zult hunne gedachte hooren, J?" ^g^Jg en naar hunne uitfpraak u gedragen. 10. Zo zii- „ , vs- io- En gij- als zij u den zin der wet zullen ontvouwd zult handelen hebben, zult gij u gedragen, en zulks hou- ^&u$££ den voor eene uitfpraak van hct hof uwes } welk zi> u te A kennen geven , grooten Konings; en gij zult hipt naarkomen van die zelfde het geen zij. u opgeven zullen. 11. Hunne §Xm> W*é>> uitfpraak zal moeten fteunen op eene wet, ^f2?",.23!' 8B die zij u zullen verklaren, en waar op het nemen te doen beflisfende van hunne uitfpraak rust; hunne zij'u zuiie'nie" gedachten over den aart van het vóórhel, rcv's. „; Nagr vergeleken met de wet zult gii hipt opvol- d« uitfpraak v.™ . die wet, wel- gen, gij zult 'er dan niets mogen toe, of af- ke zij u zuilen doen. 12. Die zich aan deze uitfpraak niet da"oordeel",83'! onderwerpen wil, geen gezag heeft voor dc ^"te^ienne1" woorden van den Staatsdienaar des grooten seven, zult gij Konings, aan het hoofd der wetgeleerden niet"'afwijken geplaatst, of van den Vorst van allen de wc7kw°?jrdu' hammen in der tijd, die zal als een weder- te kennen ge- r i- 1 , „ „ venj ter rech- lpannehng met den dood geftraft worden , ter, ofteriinop deze wijze zult gij de muitzucht beteugelen: ^vs.^ie. Die 13. Door zulk eenc openbaare ftraffe zult rij f™1™» wei- . 1 » J ke door trots- net volk onder ontzag zoeken te brengen , heid zal nandeop dat zij tot dergelijke trotsheid niet meer geenzins'hoore* vervallen. 14. Wanneer gij bewooners van ^ ^ pJÏaeasKanaan zult geworden zijn, en gij, of uw om daar tedie- n , . , , nen voor Jebo. nagellacht eenparig verlangen zoudt om de vab, uwen ei,. Koninglijke regeering intevoeren , zo als de den' rLkT, naburige Rijken beftierd worden ; 1 <. Zult dic man za> ... r irerven: en gij gij nimmer eenen koning , of liever Onder- zult het booze uit Israël wegdoen: vs. 13. Op dat al het volk het hoore, en vreeze, cn niet voortgaa door trotsheid te handelen, vs. 14. Wanneer gij zult gekomen zijn jn dat land, 't welk Jebovab, uw Elobim , u geeft en gii dat erfli'k bezitten, en daar in woonen, en zeggen zult, ik zal eenen Kcing over mij (lellen, gelijk alle volken, die rondom mi, zijn; vs. 15. Zo zult gij alleen tot Koning over u Hellen, dien Jebovab , uw Elobim, verkie. V 3  3io Het V IJ F D E BOE K zen zal ruft H»t ^otring mogen nemen, dan met goedvinden broederen "zult en goédkeurig van uwen éénigen Koning; gij eenen Ko- ^ i niemand zal verkieslijk zijn, dan een ning over uttel- ' ■> > len: gij zult niet geboren Israëliet , uit uw eigen volk. vermogen over .-.-;_.„ , ,r . . , u te zetten ce- 16. Zulk een gekoren Vorst zal met naar weiman ,Vdiemmv gevallen mogen regeeren, maar de grondwetbroeder niet is. ten van den Staat onderhouden, in de bij- vs; 16. Maat , 1U hii zal voor zondere bepalingen hun te geven , welken nie! * eïmenis" z1|ó ■ dat hij de krijgsmacht, de ruiterij niet bÈ'tdivoik' niet vermeerderen mag, die tot befcherming van doenwederkee- uw land niet zo zeer nodig is: daar bij wil \T, 'om E£Zlc- ik niet, dat gij door den paardenhandel daarn^vuUigenT" toe noodzakelijk verlokt wordt om veelvuldewi.i jehovah jjjgjj rcizen naar Egypten te doen. 17. Het ulieden gezegd ° o.r 1 heeft: • gü zult zal den Koning ook niet vrijftaan, zijn Haram wederkeeren- in naarvolging van andere Vorhen zeer talrijk langs dezen t nla|-cn 00\- n£t nem niet geOOrlofd weg. ' °, vs. 17. Ook zijn veel fchatten voor zich zeiven bij een te zal hij voor ■ , . . , zich de vron- iehrapen, om daar door zich eenen dwmglands memsviüdig^ macht te verkrijgen. 18. Na dat bij plechtig op dat zijn hart gekroond zal zijn , zal hij zich op de rechten niet afwuke ; p , , n , hii zal ook voor van den godsdienst cn burgerltaat naauwkeu- vtr, noch goud tig moeten toeleggen; tot dat einde zal hem zeer vermenig- afïchrift gegeven worden van allen die oor- vuldigen. ö ö vs. 18. Voors lpronglijke wetten bij het Priesterfchap in den/ail'hij 0% bewaring. 19. Dat wetboek zal hij gedurig den (loei van ziin Koningrijk zal zitten'; zo zal hij voor zich een affchrift van deze wet affchriiven in een boek, naar het gene veor het aangezicht der Levitiftbc Priestcren is. vs. 19. En hct zal bij hem zijn, en hij zal daar in lezen allen de dagen van zijn leven; op dat hij Jehovah, zijnen vs. 16. Eenc fchoone gedachte die natuurlijk is, waarom de paarden nadeelig waren voor de He'uree'rs, geeft Michaölis in zijne Verhandedelir.g over de Stoeterijen pa*. 161. misfehien dat de natie wel zhi had, om Gofen weder te heroveren, dan zou ook altijd hun macht tegen Egypten moeten gebruikt worden.  van MOSES. Hoofdd. XVIT. Sn bij de hand hebben, zich dagelijks daar''in eJau Jccre oeffenende; op dat hij eerbied voor zijnen vreezen, om te ■ - , , . ' .. ... bewaren alle grooten Koning hebbe , en zijne rijks- en de woorden dienstbevelen op liet zorgvuldigfte naarkomen. J^f ktVttin" 20. Dat alles, op dat hij bewaard blijve voor jen? 0111 die te dwinglandij., daar hij. over zijne broeders, en vs. eo. Dat medeburgers gebied, want daar door zou hij een ment baVerheCe fchender van de Gods wetten, op de eene l)"v'e',1 Zljne ' " broeders , en of andere wijze worden; deeze bevelen on- dat hij niet afderhoudende, zal zijne regeering voorfpoedig gebod ^ tér zijn, ook die zijner opvolgeren in zijn huis [hiker''hnnci^; na hem. op dat wj de dagen veilende in zijn Koningrijk, hij, en zijne zonen, in het midden van Israël. Dt> • n ■ , _ xviii.HOOFD. e Priefteren nu uit Levis ham oor- „ . r r- vs- De Lt- Ipronghjk, de ganfche ftam van Levi , zal vttifeb. Priesonveranderlijk in dien haat blijven, dat zijl™! geen landerijen zullen erven: maar dat hunne *ull'n «ee? ■ 1 deel, noch erf- voornaamfte iukomfte zal zijn uit de vuur- nis hebben met offeren van hunnen Heer, en zij dus het ^Mi'ivuurgeen 's Konings deel is zullen mogen gebrui- S**?^ ef" ken. 2. Daar mede zal hij zich vergenoegen, deel zullen z'i en zou hij niet? daar hij zijnen Heer in zij- vs'. a. Dus ne Hofhouding , naar de belofte, behendig erfdceV'hebberi de eer heeft te dienen. %. De Priesteren in.,,et .midden ° zijner broede- zulicn dan, als hun bijzonder recht, mogen ren: jtbnabis • _ ,. „. ziin erfdeel, eigenen van allen die geencn die een offer eeiijk Hij tot hem gefproken heeft. vs. 3. Dit nu zal het recht der Priesteren zijn van het volk , van hun, die eene offerande offeren, 't zij eenen os, of een klein vee: dat vs. 3. De meesten Uitleggers denken, dat deezen (lukken gefchenken waren, niet van offerdieren, maar tot huisgebruik; — doch dan moest men naderhand in elke flad, waar men (lachte, dat gegeven hebben, in geval daar Priesters woonden , waarlijk eene te grote last. V 4  312 Het V IJ F D E BOEK hij den Priester brengen, het zij van groot of klein vee, cceve een deczen volgende hukken: den fchouder, het fchouderftuk , a, , . t , . jj èn de beiden beste van het hoofd, het ingewand , de enndebï«ïï. ' maag , met de borst. 4. Ook de eerhelingen vs 4 De van uwe graanen , wijn, en olie, zelfs de eerftciingen van eerlteliugen van uwe fchapenwol; 5. En uw koorn, van ,.„.., Tr r^„A uwen most, en met onbillijk, want uw Heer cn Lroct, Snde ee^eito' heeft hem voor andere hammen verkoren, gen van de be- om j.icm te dienen, behendig met zijn nage- fchcering uwer ° • ji fchapen zult gij hacht. 6. Wat de Leviten aangaat, indien hevsgt5?want zij genegenheid hebben hunne woonftad te verlaE^ohTm 'hééft ten' zullende anders wijd en zijd verfpreid zijn, hem uit aiicn 0m hunne bediening behendig waartenemen , vèrkore'li^dat aan de plaats waar Jehovah woonen zal; dienen' hTje- 7-Zo zal hiJ eVCn ",S de aIldel'e Leviten dk bsvahs naam , behendig ter plaatze blijven, waar Jehovah hij , cn zijne ' ' ,1111 l j zonen , aiien woont 8. Een cieel hebben , even met dc ^vsfö!Voorts andere tegenwoordig zijnde 'Leviten, boven wanneer een n behalven zijn deel als Leviet in het alge- Leviet zal ko- J .. . men uit ééne meen , hem toegelegd. 9. Wanneer gij m viTgansch eb! Kanaan zult gezeten zijn, wacht 11 dan op woont Wenhij ,iet zorgvuldighe, voor de gruwelen in den komt, naar ai- godsdienst van deze Kanaanitifche volken. Ie begeerte z'n- ner ziel, tot .. die plaats , welke Jebovab zal hebben verkoren; vs. 7- En hij dienen zal in den naam van Jebovab , zijnen Elobim; gelijk allen zijne broeders de Leviten, die daar voor Jebovahs aangezicht liaan: vs. 8. Zo zal hij een gelijk deel met hun [ontvangen om te] eten, boven den prijs van bet verkogte erfdeel van Levi. vs. o. Wanneer gij komt in hct land, dat Jebovab, uw Elobim, u geven zal; zo znk gü niet leeren, om te doen naar de gruwelen dezer volken. vs. 8. En welk deel hij dan verkocht, om dat hij zich nu beflendig bij de plaats des Godsdienst neerfloeg van N. K.; of liever, dat de tienden der Leviten waarfchijnlijk verkogt werd , en elk hoofd voor hoofd de waarde daarvan ontfong, doch hier word gefproken van het dagelijkfche, het geen den dienstdoend en Leviet toeviel.  VAN MOSES. Ho 0 FDD. XVIÏÏ. 313 10. Onder u zij dan onbekend, behalven die vs. 10. on- , ... 1 • j der u zal niet gruwelen, ae zuiveringen van uwe kinderen gevonden wor- door ccn godsdienftig vuur, de kunftigc voor- dofZ^|]n™ fpellingen door 't lot , de wichelarij, bijzon- dochter, door der die van vogelen, of allen die duivels kort- doorgaan ; die henarijen; 11. Al wie zich uitgeeft voor een ™jm Tmgaat*" bezweerder, of daartoe aanleiding geeft; die die uij hctdrij. ven der wol- zich bij iemand vervoegt, die gezegd word ken, en uit het ecne waarzeggende bekwaamheid te hebben , n^gen" watrhet zij hij zulks door duivels kunftenarijen , ^^^'tove' of door het verkeeren met de dooden, voorgeeft raar; te doen. 12. Die zelf in zulken dingen bezweerder6!" behagen vind, van hem heeft uw Heer oefennTn*! een afkeer; de volken daar aan verOaafd zal ecuen buikJehovah daarom voor uwe oogen uit hun Va- geest vraagt , derlijk erfgoed verhooten. 13. Gij moet dan zegger" o7diè geen overhelling daartoe hebben , maar vol- de dooden 1 • j- tt ^aagt. komen in uwen dienst aan uwen Heer en is. Want God zijn. 14. En dat te meer, om dat vol- doëtV is Jebo- ken, wier bezitting gij erven zult daar aan ver- "M\ cen sru_ 0 0 J wel ; en van flaard, niet geduld zijn, maar daar over gc- wegen deze ftraft door uwen Heer; hoe veel tc minder drijft ej"bovab', zou Hij'zulks in u dulden? 15. Het is waar, ^ ™ot''uw' aangezicht uit de bezitting, vs. 13. Oprecht zult gii zijn met Jebovab, uwen Elobim. vs. 14. Want deze volken die gij zult erven , hooren naar waarzeggers, en wicchelaars; maar u aangaande , zulks heeft Jebovab, uw Elobim, u «iet geoorloofd, vs. 15. Eenen Propheet uit het midden van u, uit uwe vs. 10. Over de waarzeggerij door loten of fteenen te werpen , en over de zuivering der kinderen heeft het beste gehandeld Grotius, in V. T. edit. Vogelii. — 11. Van den (langen - bezweerder, hier in de tweede plaats gemeld, fpreekt Hasselquist uitvoerig. Siiaxv befchrijft die welken de dooden vragen hct best. vs. ii. Ziin die waarzeggers, die den omgang met geesten voorwenden, op teekenen achtgeeven. vs. 15—17. Wij moeten, zullen wij aan deze woorden niet eene eigendunkelijke verklaring hechten, dezelven vergelijken met die welken inj dit V 5 Boek  3i4 Hkt VIJFDE BOEK broederen ais mj krnt daartoe voor het tegenwoordige, mij, zal Jebo- & ' ... .s ö u«è , uw £/- zelfs geen overhelling hebben, m geen onzewekken; naar kerheid omtrent eenige zaak levende ; daar hooren2"" ê'' uw ^EER 20 gemeenzaam met mij fpreekt; maar na mijn verfcheiden zult gij zulk een Raadvrager en Middelaar , als gij aan mij hebt, in één' uwer broederen vinden; uw Boek XXXIV: 10—12. en JVam. XII: 6—8- voorkomen: het geheel van die vergelijking is dan te fchetzen een' man Moses daarin gelijk, dat men door hem de donkerde gevallen bij dc Godheid gemeenzaam ontwikkeld bekomen kon, zonder dat het in den geest op behoefde te komen tot andere en ongeoorloofde middelen den toevlugt te nemen: -— ingevolge deze bepaalde betekenis in het verband, cn met vergelijking van de andere plaatzen dit dan van den Messias te verklaren, is de kracht der woorden geheel te ontzenuwen , ja zelfs in een belachlijk licht te plaatzen ; het zou dan betekenen: gij behoeft tot gene konftenarijen den toevlugt te nemen, want gij hebt op uw eigen verzoek mijn perzoon in moeilijke gevallen om raad te vragen,maar over 2000 jaren zult gij in moeilijke gevallen eenen anderen mij gelijk, kunnen raadvragen, op die zelfde gemeenzame wijze. ■— Dit te beweeren,, is het gezond verftand te krenken. — Dan met andere Uitleggers , waar onder Dathe de oordeelkundigfte is, dit van eene reic der Propheten te verklaren, waarvan de Messias de Iaatlte en de voórnaamfte wezen zal, is tegen de ganfche gefchiedenis van het Israëlitisch volk , tegen het derde van de vergelijking de gemeenzaamheid dier Propheten met God even als Moses, geheel te zondigen, dit kan derhalven' ook niet als waarheid geduld worden. — ScuRoêDER bcgunftigt wel dat gevoelen, beweerende dat als mi}, niet anders wil betekenen, dan even zulk een echt Propheet als ik ben; de aanhaling uit de Hand. DL 23. wil naar zijne gedagten niets meer, dan dat 'er Propheten oudtijds verwekt zijn die van de toenmalige tijden geprofeteerd hadden; niets meer geloof ik ook dat in de aangehaalde plaats uit het N. T. bedoeld is. — Op Joschua deze woorden te brengen, ftri'd ook met alles wat wij van hem weten in velerlei opzichten, doch niet in alles; vooroordeelen hebben hier alles verdonkerd: ik voor mij geloof dat de woorden van Jebovab vs. iS. in een ander tijd-  van MOSES. Hoofdd. XVIII. 315 II eer en Befcherm - God , zal dien aanftel- vs. 16. Naar len, aan zijn beflisfend antwoord zult gij u van* '5™"™™ altoos onderwerpen. 16. Dien zult gij raad- ïï^*f& plegen over alles wat uw Heer en God, dage der ver- j j 1 c 7 j i gadenng , be- van u gevorderd heeft , op Hor eb, doe het geert hebt , ganfche volk zamengeroepen was , en gij op m^uL^voon- hct ernltiglte verzocht gemeenzaam, en niet saan de, fte,m ° van Jebovab , onmidlijk, uitfpraak tc mogen ontvangen; — mijnen Eiebïm tijdftip gegeven zijn, dan die welken uit den mond van Moses' voorkomen vs. 15. en ook eenen ganseh anderen zin hebben, fchoon Moses zich bijna woordelijk in beide daar aan houd. — Moses voorfpeld eenen Joschua vs. is. Jebovab eenen Messias. — Doch dan moet naauwkeurig bepaald worden , waarin de gelijkheid als Moses beftaat: — op die gemeenzaame wijze, Middelaar, Wetgever, Orakel des volks te zijn, als Moses was, volgens Job. VI: 14. ja nog iets liet geen de naauwkeurigfte Uitlegger van den Joodfchen Godsdienst, Paulus ons geleerd heeft , een man die bet volk in de ruste inbragt. Dit zou Moses gedaan hebben, daartoe was hij verkoren, ééne omltandigheid had dat afgefneden ; zo lang zij in Kanaan niet gezeten waren, zouden daarcm de moeilijkheden aanmerkelijk zijn, welken hun dikwijls noodzaken zouden het Orakel tc vragen, doch dan belooft hij eénen die hen in de ruste inbrengen zoude in zijne plaats , wicn zij even zo als hem, buiten de Urim en Tbummim , op de gemeenzaamfte wijze konden raadplegen. — Alle Uitleggers derhalven, der voorbeeldige Godgeleerdheid kunnen Joschua, eigenlijk niet behouden indien zij Moses als voorbeeld van den Christus willen invoeren, en evenwel is Moses als voorbeeld niet volkomen, ten zij 'er dit bijzondere door Joschua verrigt, bijgevoegd worden, als een gebeurtenis, die nog tot zijne bediening behoorde; fchoon JoseiiuA en niet Moses het volk in de ruste ingebracht had. — Eenen Propheet bem gelijk moet dan met bedagtzaamheid verklaard worden, want zulk een gemeenzaamheid tusfehen Joschua en God heeft 'er noit plaats gehad; hij is ook nimmer de Stigter, de Wetgever van den ftaat geweest, maar vulde alleen aan het geen 'er ontbrak; doch van de zijde des volks moest men hem even zo befchouwen, als of Moses noj leefde. — Geheel anders ligt de zin vs. 18. door Moses tot zijn  3i6 Het V IJ F D E BOEK te hooren, en gjj immers zeidet: wij wenfchcn JehovnK's meer "dit "zo hoorbare hem niet meer te hooren, noch de lien' op ' dat ontzaglijke donders en blikfems bijtewoonen: ik niet fterve. want w;j ZOudcn het doch eenmaal met den dood vs. 17. Toen ■> zeide jebovab bekopen. 17,18. Gij weet datllwHEER gt> goed",1' watVij nocgeu nam in uw verzoek , dat ik in de plaats gefproken heb- gefteir{ werd als Middelaar; maar nu voorvs. 18.Eenen fpelle ik u nog een' opvolger, ook daarin mij Propheet zal ik zijn oogmerk zeer goed aangevoerd; — naar het oogmerk van Jebovab betekenen deze woorden: — het volksverzoek Hem ik in, het ftrookt met mijn plan; ik zal eenmaal een' Middelaar, een' Wetgever aan dat volk geven, eenen Propheet u daar in gelijk, dat hij op de gemcenzaanifte wijze hun Mijnen wil mededeclen zal, en dien zij -ten fterkftc verplicht zullen zijn te hooren; ik zie dan nu ingevolge 'svolks verzoek van dat llatige af, en komt dan de tijd, dat 'er eene nieuwe wetgeving nodig zij, clan beloof ik hun ook, dat ik in de plaats van dat ontzaglijke, mijne wetten weder op die zelfde gemeenzame wijze geven zal. — Uit kracht van die belofte moest het dan den Israëliet niet vreemd we" zen, dat Joschua hem vervong met dat zelfde gezag ten aanzien van het volk; dit was niet vreemd, daar Jebovab zelf een belofte gedaan had, bij gelegenheid van de wetgeving, welke hij vs. 18. opgeeft. — Nu kan elk bevatten, het geen men tot nog toe in geen verklaringen heeft kunnen vinden, waarom vs. 18. niet van een voortreflijker Propheet dan Moses, maar wel van eenen hem gelijk gewaagd word. — En fchoon 'er mij donkerheden overblijven, ja ik zelfs het gedrongene gevoel, bemerk ik nochtans duidelijk , dat die niet uit den aart der zaake, maar uit de verfchillcndc wijze van Tbeologizeeren bij de Joden, of bij ons ontltaan, en zulken kan niemand wegnemen, dan die gewoon is, zich in de vcrfchillende denkwijze der menfehen te plaatzen. Bij voorbeeld Joschua was bij dc Hebreen een Propheet, hij is de eerfte in den bundel der eerfte Propheten ; want die wij eigenlijk Prof beten noemen, zijn bij den Jood de latere Profbeten; Siracii noemt Joschua daarom den eerften Propheet op Moses , dat luid ons vreemd, daar wij Joschua uit zijne bedrijven beoordeelende, hem nimmer Propheet, maar wel Generaal zouden noemen.  van MOSES. Hoüfüd. XVIII. 317 gelijk, dat hij de nieuwe bevelen Gods aller- hun verwekken uit het midden gemeenzaamst ontvangen zal; in bet overige hunner broedeook een Propheet uit uwe natie (zegt Jeho- zal mijne vdk tot mij) in veelen opzichte 11 gelijk, woorden in zijnen mond vooral daarin, dat Hij , als Wetgever, de geven, en Hij macht hebben zal, evenwel altoos ipreken ™l %Jeke£ zal, overeenkomende met Mijnen wil. 19. Zo watd * ^m ge' het gebeuren mogt, dat zij naar dien uithe- vs. 19. En kenden, die in mijnen naam Ipreken zal, mij- deni^de Cman ne rijksbevelen bekend maken, even zo min h0eoreniet „gj zullen luiheren, als zij M o s e s gehoorzaamd miine woor- 111 ir •!• n .... clen5 clie M) in nebben, zo zal ik mij ftrcngclijk over die mijnen naam weeifpannelingen wreken. 20. Daarom zult £j, dfen^zai gij ook van nu aan hreng handelen met zul- ik het zo*enke leeraars, die door hoogmoed aangeblazen, de Propheet, mijn gezag misbruiken zullen, door zich op d!g za^hand^ mij te beroepen, zonder dat zij last van mij êen'wdord°in hebben; of zo zij, dat verder gaat, bevelen mijnen naam , Voorwenden van andere Goden, die zullen om hem niec gebodie misdaad gerechtelijk gedood worden. 21. Zoo fp^ken^ofdie gij nu heimelijk bij uw zeiven denkt: wie §»fek<™ in ' , J den naam van zal de geesten weegen, en zulks zijn wij andere goden; nochtans verplicht, willen wij deze wet haar- pheet^ai fte?komen? 22. Dan is dit ligt te onderfcheiden,let ven- M lndien maar op de uitkomst: heeft hij in "fehovali's sv nu in uw r 1 , „ . , .. hare zoudt zee- naam gelproken, en men befpeurt mets bij gen: hoe zui- de uitkomst, het geen daar naar zweemt , WoordWondfr-C veel min, dat de zaak volkomen hare vervul- kennen , het r i • welk jebovab img erlange, het is een onfeilbaar bewijs, niet ge'rproken dat God hem geen openbaring gegeven heb- hev^?22. Wanbe; maar dat een geest van hoogmoed, om nfer tU>* p!"°- B pheet in den zich van anderen te onderfcheiden, hem ver-naam van .9**,voerd heeft; gij behoeft u derhalven dan niet gefproken^en dat woord ge- fchiedt niet, en het komt niet; dit is een woord, het welk Jebovab niet gefproken heeft: door trotsheid hseft de Propheet het gefproken;  3i8 Het V IJ F D E BOEK gij zuit van te bekommeren, dat gij u aan hem vergrij- ivegen hom niet vreezen. pen ZOUClt. XIX.II0QFDD. r~~7 vs. u wan- h Z-JO ras gij fa het bezit zuit zijn van het nen Jehovah , gedeelte van Kanaan u toegelegd , cn het uw Elohim , de ° .... volken zal heb- verdeeld zal zijn , zo dat aan ieder zijne wePikUerr0iand heden en huizen toegewezen zullen zijn, door jehovah, w , guoste van uwen I I e e r en God , Elobim , U ge- o ven zal; 2. Zo zult gij drie heden in hct best van zuit '«jj u drie uw land gelegen niet verdeden, maar van uwe ftedtü afzonde- ^fa^^ affchcidcu. 3; Allen de wegen midden vanuw tot ci;c drie ftCL\m zu\t gjj zeer goed maken , jthovab , uw en naar evenredigheid van afhand in drie porve.f zal!' om tien het vrij gebied dier (leden merken , op bezittcrniik te dat dc doodilagers in die had vlieden kan, vs. 3- Gij Waar onder het ongeluk voorgevallen is. 4. De bereiden ? ™cn rechten des doodflagers die zich daar heen bevan «wTrd° geeft, om zijn leven te beveiligen, zullen al't welk Jeh». leen iaats hcbben: in gevalle hij zonder voor- •vab, uw £eio- L ~ 1 i j bim, u zal bedachten aanflag, ot langdungen wrok gehad drieön^ièn" te hebben, eenen anderen van het leven beop "daf teder" roofd heeft. 5. In dc volgende gevallen geld dooddager daar dat voorrecht: een arbeider is bezig met hout ^"^"dit te hakken, terwijl bij toeflaat, fchict ongclukïïo%:^X kig het ijzer van den heel, en treft juist zijn d.arhenenviie-bum.man daarbij haande, of voorbijgaande, den zal.dathij ' , ,n i •■ i :„ leve: die zij- dodelijk ; zulk een doodflager zal zijn leven m ïeflaeen hebben door onwetendheid, dien hij toch van gisteren [en] ceróisteren niet haatte; vs. 5. Als, wanneer iemand met_ zijnen naasten in het bosch gegaan is, om hout te houwen, en, terwijl zijne hand met den bijl wordt aangedreven, om hec hout aftehouwen, het ijzer van den fteel affchiet, en zijnen naasten treft, dat hij ftervc, die zat naar eene dezer fteden vluchten, dat hij leve. w. i. Dit fchijnt tot de a1 ftammen in het Overjordaanfche, als reeds in het bezit van dc landen, gerldtt te zijn.  van MOSES. Hoofdd. XIX. 319 ëéne der vrijheden mogen beveiligen. 6. Daar- vs. 0. Op dat om zult gii de wegen gemaklijk maken, op den'doïrWager dat hij zich fpoeden kan: het kon gebeuren 1&t»as A ° zijn nart ver¬ dat de naastbeftaande van den on gelukkigen mt 's> cn hem , , , , f achterhale, om uit wrevel hem vervolgde, zoo die plaatzcn nu dat de weg te niet wel gelegen waren , en de doodflager ^daudUem niet allen fpoed konde maken, zou hij lichte- jj»»n *»ud* aan lijk achterhaald, en gedood kunnen worden: toch geen 'oordaar hij intusfchen, geen haatelijk opzet t£ had hebbende , den dood geenzins verdiend want hi>. hem , , van gisteren had. 7. Up Mijn bevel derhalven zullen daar- [en] _ eergiste- toe drie heden verordend worden. S. En in- "vs?^"^ gevalle uw Heer en God, uwe grenzen nog °™ ^ggende^ meer uitbreiden zal, ingevolge zijne belofte aan sü zult u drie 1 1 , -. , , ,' , Meden afzonde- de vaderen, en hij u al het beloofde geven ren. zal: 9. En dat zal Hij gewis doen , zoo gij me'n >w,' aan deze geboden met eerbiedige hoogachting 11W Ehb!m > j .000 uwelandpaalzal u onclerwerpt , die met gewilligheid gehoor- verwijden, gezamende , zo zult gij 'er nog drie heden , ^e«S Temet dat zelfde recht voorzien , biivoegen. "voren heeft, 3 1 ° en u al dat land 10. Op dat men dus , zo veel mogelijk is, sevc» Z3U het alle onfchuldige doodflag voorkome; want in- fproken 'heeft dien gij hier in willens onachtzaam waart, zo ra™ ^«Staa zou dc bloedwraak van den verflagenen over geven: . , , ,, . _ " vs. o. [Wan- net geheele volk komen. 11. Doch het geval neer gij ai dit anders leggende , zo dat men bewijzen kan, zult''2 wfaVne- dat 'cr perzoneclc haat plaats gehad heb'be , men' om dx , , , ö 'te doen , het dan zal het vlieden tot de vrijheden geen dood- welk ik n he- flagcr verfchoonen : 12. Het gerechtelijk 011- ~X Jouwen' derzoek moet dan zijn voortgang hebben; de ^fee,11^ alle dagen in zime wegen wandelende] zo zult gij u nog drie fteden toedoen tot deze drie: vs. 10. Op dat het bloed des onfchuldlgen niet vergoten worde, in het midden van uw land, dat Jebovab, uw Elobim, u ten erve geeft; en bloedfchulden op u zouden zijn. vs. n. Maar wanneer 'er iemand zijn zal, die znnen naasten haat, en hem lagen legt, en (laat tegen hem op, en (laat hem aan het leven, dat hij fterve, en vlied tot ééne van tue fteden: vs. 12. Zo zullen de Oudften zijner ftad zenden, en hem  3«o Het VIJFDE BOEK van daar ne- Overheden van die plaats, Waar de doodflag zuTen hem to voorgevallen is , zullen hem opeifchen , vei» bfoedwrelerf* voeren, en op de aanklagt, en ingevolge den geven, dat hij e;scii Van den bloedwreker, ter dood overge'vsT'is. Uw ven. 13. Nimmer zullen de Overheden in m?et verfchoo- zulk een geval oogluiking gebruiken, of den nen; maar gü bloedwreker trachten te vreede te hellen. De zult het bloed , , des onfchuidi- fchuldige moet geftraft werden, zult gij zegen we'gaoen^tp hebben. 14. Om alle verwarring voortckodat het u wei- — . m clks bezitting te beveiligen, verbie'vs. 14. Gij de ik op het hrengst, de fcheidingspalen van tens landpaal UWCll buurman te verzetten , tot vergroting dienVdeUvoor-van uw land: elk zal zijne eigen erfportie vaderen gefteid onverminderd behouden in dat land, het welk hebben, in uw . , , « . T erfdeel, dat gij uwHeer en God, u toegelegd heelt. i> ln ™Ji5f,'te gerechtszaken zal het bewijs door één getuiy/evt jtbovat, ni t *\ . •., r- J u is de man, die gende van den krijgsdienst voor dien VeldgeoouwTherft3, tocht zullen ontflagen zijn : vooreerst die eerst en heeft het finnen kort is gaan zitten , wiens huis vol- niet ingewijd? "»"JV-" » _ ' die ga henen, tooid, maar nog met door hem bewoond is; nüar^l'inTuls: want het zou hard zijn , dat , na zo veel rchicn' hi" "en kosten gemaakt te hebben, een ander mogelijk .ftrijd niet fter- t]aarVan het eerfte genot zou hebben. 6. Ten ve, cn iemand ' ... i i t cv anders dat in- tweede, die een wijngaard aangelegd heelt, Wivs.e6.Enwie zonder noch in de gelegenheid geweest te zijn, is de man j£ .„.[fc vruchten te genieten, en zulks die eenen wnn- u,u , , , . . gaard geplant om die zelvde reden: 7. Ten derde , al wie 111 011- des^e&rvrucht niet genoten? die ga henen, en keere weder naar zijn huis:- op dat hii misfehien in den ftrijd niet fterve, en iemand anders dien geniete: vs. 7. En wie is de man, die eene vrouw ondertrouwd heeft, en heeft haar niet [tot zich] genomen? die ga henen, en vt. S. Jtbtvab is Souverein , en mag dan dezen krijgsdienst van alle zijne onderdanen vorderen. vs. 6, 7. Verftandige uitzondering ter begunftigiug van den landbouw, en hct huwelijk.  van MOSES. IIoofdd. XX. 323 dertrouw haat, zonder dat hij noch de huwe- ke*re.. weder ,. , naar zijn huis: lijks - bijwoning gehad heeft ; om die zelvde op dat hij misreden. 8. Vervolgens zullen die zelvde Amb- ^ijf^t tenaren, om alle verwarring voortekomen, uit- Ye> Clicen,an" 7 0 ' der man haar roepen; zo 'er onder den volke de zoodani- neme. ,. , 1 vs. 8. Daarna gen mogten zijn, die geen moeds genoeg be- 7.niien de Ambtzitten , om den vijand onder de oogen tc J"^!™^ zien, zo gebieden wij, dat deeze kleinmoe- te fprekcn, en ,. . ,. , , 11 1 „ zeggen: wie is digen veel liever wederkeeren, dan hunne lot- de man die genoten door hun gedrag befmctten. 9. Ver- ^a*$j£g volgens zullen die zelvde Ambtenaren de Be- i*> die g» hé- 0 nen, en kecre velhebbers van de Armeé bij een roepen, en weder naar zijn hun aan het hoofd des Legers, het volgen- tat%rt%wer de in last geven: 10. Wanneer gij op marsen g^g$jj* zii't, met oogmerk, om deze of gene had te zijn hart. J .... , , vs. 0. En het belegeren, zo zult gij met onverhoeds, en zal gefehieden, zonder waarfchuwing te werk gaan, maar al- j£de<% tiid vooraf de • had opeifchen , cn den inwo- digd 'z«"en J , hebben tot het neren, op voorwaarde van onderwerping , volk te fpre- verfdioo»ing aanbieden. 11. Indien zij die ^"överftender voorwaarde aannemen, zult gij tegen hen ver- «"^jg der niets vijandigs mogen doen. 12. Doch plaatzen. vs. ïo Wan- haan zij de voorwaarde af, hunne vijandelijk- neer gij 'nadert heden- vervolgende, zo zult gij tot de influi- ^ halt te ftrijden ; zo zult gij haar den vrede toeroepen, vs. fï. En het zal gefehieden, indien zij u vrede zal antwoorden, en u open doen; zo zal al het volk, dat daar in gevonden wordt, u cijnsbaar zijn, en u dienen, vs. 11. Doch zo zii geen vrede met u zal maken, maar krijg tegen u voeren; zo zult gij haar belegeren. vs. 8. Die lieden waren evenwel van allen lasten voor het welzijn van den Staat niet ontflagen, zij moesten de wegen verbeteren, en den leeftocht voor de Armeé verzorgen. vs. 9. Ik geloof niet, dat de aanflelling van hun afhing, die volgde van zelve, maar dc benoeming van de Officiers naar evenredigheid van het getal der troupen; dit word door de Uitleggers gewoonlijk niet opjemerkt.. X »  3-4 Het V IJ F DE BOEK vs. 13. Kn tuig mogen overgaan. 13. Hoe dapper zij Jebovab, uw . f , . ° J tT" 3 Elobim , zal zich dan ook mogen verwceren, uw H e e r ha,Td gcvcuTcn z;l1 Seven, dat gijze ftormendcr hand verovert; gijzult aiies, dan zult gij naar krijgsgebruik, al wat zich wat manlijk 1 J Jö 0 ' daar in is,daan verdedigen kan, afmaken: 14. Doch ecne ge- te^ics'zwaer'is: wooiite bij andere volken thans ook plaats ys. 14. Bc- ]lcbbendc zal onder u niet mogen gelden : halvendc vrou- ö J wen , kindcr- vrouwen en kinderen, cn vee zult gij in de kens, beesten, ... r. .. , en ai wat in plundering vcrlcliooncn; gij moogt anders vnjczaï Ütón W nj'c 11 VOSntógtó met den gemaakten buit ren buit zult door uw H e e r u gefehoilkcil. I >. Doch gij voor tl roo- . . °. ,. „ , ,. ven; en gij zult deze mtzonuernig raakt alleen die lieden, die uwcr viianden■■ n'et tot het eigenlijke Kanaan behooren, maar (:ien jebovab, mccr ^"gelegen van inve'grenzen zijn; 16. Want uw Elobim , u n J i gegeven'heeft, in de lieden der Kanaaniien nog door U te zuit'-gilmanen veroveren , zult gij overeenkomflig de begeer- df^'zce^ver te van uwen Koning niemand , onder geen van u zijn: die voorwendzel ook , fpaaren. 17. Integendeel, Wc fteden dezer allen die volken, tfei'ns bewooners van Kanaan, V"vs.Cni6. Maar zult gij door uitrocijing aan den Overwinnaar van 'de fteden wijden ; iS. De gewichtige rede van deze dezer volken , J . . . die Jebovab, ftrcughcid is de bevordering van uw welzijn: ten erve 'géért"' zij mogten tl verleiden tot dien fnoden C.odshlenicven"dat dienst, en U dus van uwen Heer en Koning adem heeft; ■ afvallig doen worden. 19. In dc belegeriiig vs. 17. Maar • gij zult hen ganschliik verbannen: de Hetbiten, de Amoriten, de Ka* naaniten, & Pbereziten, de Heviten, en de Jebv.fhen: gelijk Jebovab, uw Elobim , u geboden heeft. vs. 18. Op dat zij ulieden niet Meten te doen naar alle hunne gruwelen, die zij voor hunne goden gedaan hebben; en gij zondigt tegen Jebovab, uwen Elobim. vs. 19. Wanneer gij eene ftad vele dagen zult belegeren, ftrijdende tegen haar, om dezelve vs. 16. Het fchijnt, dat dit het naaste recht van verovering niet is, maar wel ecne andere van des Heeren zijde; het naaste recht zoeken \ celen in Noachs Testament, waaruit dan volgt dat dc Kanailniten, der l.raëliten erfland veroverd hadden; hier over reeds elders. < vs, ig. De opvatting der woorden vraagswijze dus overgezet v is dan di .velds  van MOSES. IIoofdd. XX. 525 van fteden zult gij, vooral, wanneer hct be- in tc nemen; leg langdurig fchijnt te zuilen zijn, de vrucht- geboomfe^ niet boomen in den omtrek der ftad gelegen zo v"derven» de o n bijl daar aan veel fparen, als mogelijk is: die gewoone ver- drijvende;want .. .. gij zult daar van vvoestmgen der belegeraren moet gij vermij- eten: daarom den: ja, fchoon gij dat geboomte in de be- ^ÓSwcn"*« legering tot dekking nodig mogt hebben, gij g^oomte va» , 0 0 0 ' to •' -het veld is voer moet het echter ontzien, zo veel mogelijk is, den mensch gij kunt daar van nog fpijs ter uwer voeding aanhebben. 20. Doch hct geboomte, het welk gezieht konic" 0 ' tot een bol- geen vruchten draagt, dat moogt gij wel af- werk; , . j , ö J vs. 10. Maar houwen , om daarmene uwe borstWetenngen het geboomte te verfterken; cn dus uwen vijand op aller- tennen^zmv leic wijze te bcnaauwen . ten einde hij zich dat llct geen J geboomte ter OVCrgCCVC. fpijsis, zultgij verderven en afhouwen; en gij zult een bolwerk bouwen tegen deze ftad, welke tegen 11 krijg voert, tot dat-zij onderga. hoorn desvelds een mensch, die voer tftti aangezichte komt in dc belegering? word door de ïricuivftc Uitleggers gevolgt, docht dit voldoet mij njet, om het volgende vs.; de zin is zo als wij het vertalen, de veldvruchten zijn algemeen voor den mensch , en gij kunt uwe fehikking derhalven, in de belegering zo ; inrichten, dat zij u (taande blijvende, tevens nog tot dekking zijn. Ik beken wel, met Sciirocder, dat deze vertaling met hct grammaticale niet zeer ftrookt; — maar het gewoone het gehoomte is geen mensch, als een argument ah abfnrdo , is mij een figuur voor den Oosterling te ongewoon : verkiest iemand hier, om die zwangheeden, zich aan de gewoone overzetting te houden, dan wil het zeggen : men maetze zo veel fparen als men kan, evenwel naar tijdfoififtaudigheeden; anders is hct met de boomen, die geen vruchten dragen, hier geld deze bedenking niet. X 3  3i6 Het VIJFDE BOEK XXI. HOOFDD. \Y7 vs. i. Wnn- i. W anneer gij Kanaan als uwe erfland het wcik bezitting bewoonen zult ; zo zult gij onder jebovob, uw ancieren de volgende plechtigheid onderhou- Ehbim, u ge- a o ven «ai, om den , om zo alles aantewenden , tot voorkoeen verflagenè niing van den doodflag : indien het gebeurd zal gevonden (ja(. £en mensch gevonden word op den weg worden , lig- ° r 0 gende op het vermoord zonder dat de dader bekend is, of kend' 'zijnde', ontdekt kan worden; 2. Zo zullen de Overigen heeft f' heden , bijzonder de leden van het gerecht vs. 1. Zo zul- der lieden in de nabuurfchap gelegen, waar len uwe Oud- .., ften en uwe het feit begaan is, gezamenlijk aan die plaats, gaan't^en "zii waar het lijk gevonden is , mecten , welke naaide fteden''rtad het naaste-bij ligt; 3. En dan zü de die rondom naast bij gelegen ftad gehouden zijn, eene op den verflagenen .. ■ .. , j- • i_ zijn. zijn hoogst twee jarige gave koe, die in het nu^die'denaas- geheel' geen landarbeid gedaan, of voor den te zal zijn aan ploeg gegaan hebbe , te geven. 4. En op den verflage- rö&o ?o t f nen, daar zul- hun bevel dat beest dan laten vervoeren, aan derzeiverbal een gehadig lopende beek die nooit uitdroogt; vane de "runde- en dus waar §een bebouwing of zaaijing op ren nemen , zommigen tijden van het jaar plaats kan hebniet welke b 1 c ■ • niet gearbeid is, die aan het juk niet getrokken heeft. vs. 4. En de Oudften derzelver ftad, zullen de jonge koe afbrengen aan een altijd vloeiende vlakte, die niet bearbeid noch bezaaid kan worden, en daar vs. 4. Eigenlijk tot een vlakte aan den voet van een berg, altijd onder water (taande , die nooit bebouwd of bezaait word. — De koe fchijnt ook daar begraven te zijn , — boven die lopende beek moest het beest gedagt worden , op dat 'er geen bloed op den grond viel, en dus het land befmette; — de Oudften moesten hunne handen in het bloed van de koe wasfehen. — Anderen nemen het eenvouwiger: bet treurdal, dan is de zin: dc ftreek gronds zal altijd braak moeten liggen voor den vloek; hoe eenvouwig en nabij onze gewoone lezing kan ik dit evenwel niet behouden; de aart der taal eischt de verandering (volgens A. Schultens) en drukt ook veel beter de wegneeming van den vloek uit.  van M O S E S. Hoofdd. XXI. 2-? ben : daar ter plaatze zal men dit dier, van zuilen zij deze j i jonge koe in achteren als het ware verradehngs, den nelt het dal den nek klieven : 5. Bij die plechtigheid zullen altijd do^ho^wc^„ Priesters uit Levi's ftam tegenwoordig zijn; zuilen,dePries- ° . ,. ters, de kinde- door uw' God, daartoe gekoren, om in zulke ren van Levi omftandigheden te bedisfen , of te verzoenen. S^f^'^* 6. Dan zullen de Stadsoverheden na plechti- j^J^J^ tre handwasfching over het flagt -offer eene om Hem tedieplechtige betuiging doen: 7. Dat zij onicnul- na™ dig zijn aan dien doodilag, en daarvan na al- [^^Humcn lc onderzoek geen ontdekking bekomen heb- mond zal alle D , . twist, en alle ben: S. en bij monde van den Priester lmeken p:aag afgedaan dat hun Heer aan hun die misdaad niet wEn aiwreken wil, geen bloedfchuld daarom brenge g^^* over zijne onderdanen, anders door Hem be- die naast aan weldadigd: zo zal die plechtigheid verzoenend ^"nveJ XSïen zijn. 9. Op geen andere wijze zal in onbe- \™£Xwov"r kende moorden, de bloedfchuld ophouden: en deze jonge koe, , , , , . . aan welke in dat alles, op dat het recht en de gerechtig- dat dal de nek beid overeenkomhig Jehovahs begeerte ten doorgehouwen fterkfte in het land geoeffend worde. 10. In- ys. "• En zij a zullen betm- geval van oorlog met een van uwe nabu- gen, en zeg- ren, zullen de volgende gebruiken ter beteu- den hebben dit geling van de foldaten moeten onderhouden "^"'ê worden : zo gij de een of andere had over- öogen hebben , ..,„ .... het niet ge- weldigt onder uwen Veldheer, en gij de m- zien. vs. 8. Wees uw volk IsRAëL genadig, dat gii, O Jehovah! verlost hebt, en leg geen onfchuldig bloed in het midden van uw volk Isracl: cn dat bloed zal voor hun verzoend zijn. vs. 9. Zo zult gij het onfchuldig bloed uit het midden van u weg doen : want gü zult doen, wat recht is in Jehovr.Fs oogen. vs. 10. Wanneer gii tot den ftrijd zult uitgetogen zijn tegen uwe vijanden, cn Jehovah, uw Elobim, hen in uwe hand zal gegeven hebben , dat gij hunne'gevangenen gevanselijk wegvoert: vs. 9. Er fchijnt niets anders geheimzinnig inteliggen dan de gebruiken van dien tijd; wij hebben iets dergelijks, het in bceldniiftraffen van ontvlugte misdadigers. 0 X 4  3zS Het VIJFDE BOEK vs. n. En gij wooners tot flavcii zult wegvoeren: u: Zo vangenen2 cenè zal men de gevangene vrouwen niet losbandig vrouw zult 0f wreed handelen; valt liet oog op de eene of zien , fchoon 7 , 1 van gedaante; andere fchoone vrouw; wordt dc drift gaande en gij lust tot . , ... , haar gekregen m den krijgsman , gebruikt hijzc als zijne dat^ii'haarTcr huisvrouw: 12. Zo zal hij' gehouden zijn haar vrouw neenit: te voeren op de fcheiding van het Leger in zuit' gü" haar zij|n liuis : daar zal hij haar laten fcheeren m'i'irVengeiK van hct iioofd af, en de nagels afknippen: ,en ?V,-^al haar bet zij deze eenc afgodendicnaresfe is , of hoofd fcheeren, ja ■> en hare nagc- niet. 13. Het gewaad, het welk zij droeg, IC,vsfti3.CEnzij zal hij ook laten veranderen in rouwgewaad; zal het kleed j • • aj |iaar ^ behoorlijke afzondering geven harer gevange- ■> J 00 nis van zichaf- om dc mcufchclijkhcid te voldoen : om hare mvSnuis zitten; ouders en vrienden en derzelver noodlot een cn'ïnirTmoeder' maand lang te mogen betreuren. Niet eens eene maand ^al hjj 0n huwclijksgcmccnfchap bij haar 1110- laigbcwcenen : • 1 ,■■ «'.".ai- na zult gij gen aandringen, cn dan zal hij haar tot zijen haar^riain nc echte vrouw mogen aannemen. 14. Doch zim; en zii zal 700 -,jjn ^rift in dien tusfchcntijd gekoeld u ter vrouwe • J 0 zijn. mogt zijn zo zal hij haar niet mogen mis- hctz'alfgeithie" handelen, zij zal hare volkomene vrijheid begden' '"behagen k°1Tlcn» hij mag haar dan niet meer als havin in haar hebt, verkopen, of eenige winhe van haar genieten, dat gij haar zult ■ .. - laten gaan naar heure begeerte; doch gii zult haar geenzins voor geld verkopen: gij zult met haar geen gewin drijven, om dat gij haar vernenert hebt. vs. ie. Het nagelknippen een teken van treurigheid bij Oosterlingen; lange nagels een teken van fchoonhcid bij Arabicrt» ; . anders denkt Schrobber , die hier de nagelen te laten grociicn den voorrang geeft, om dat hct zeker ccn bewijs van treurigheid is, ziin tigchaam te verwaarlozen ; zijn lange nagels dan een ficraad , dan is het afknippen ccn gebruik, overeenkomende met het hair affniuicn. — De hairen op verborgen plaatzen hield men ais een zitplaats van onreinheid, dan Haat hct woord in de Par«phr»ft daar op. —  van M O S E S. Ho o fdd. XXI. r,--9 dewijl hij haar gefchonden heeft. 15. Voorts, vs. 15. Wan- 1 , . - • Jr' .. neer ccn man daar gij 1111 vaste bezittingen 111 kanaan ver- twee vrouwen krijgt, wil ik deze volgende gewoonte beten- j^^, ö^c^r gelen: zo ccnig Israëlitisch burger twee vrou- 1IC gchaatte; en , ,. , ., , , , , de beminde en wen hecit, en de eene boven de andere door degehaattehem hem bemint wordt ; 16. Zo zal hij de dub- "gg bele portie , welke den eerstgeborenen toe- ben;cndeserst- . geboren zoon komt met geven aan den cergeborenen van [die] van de zijne beminde vrouw, zoo zijne niet gelief- lijn**"* dc huisvrouw hem eenen ouderen zoon sicss- 71' l6;,?° 0 ö zal het gefchie- ven heeft. 17. Neen, dit misbruik zal geen den > ten dage plaats meer hebben , of zijne moeder al niet zonen zal doen geacht word, hij blijft evenwel dc cerstge- ST^eefT8*» borene , de ecrhcling van 's vaders manlijke hi' met zal ver- , , . , .... , ". mogen de cerst- krachtcn, wien de, vader m zijne rechten niet geboorte te geverkorten mag. 18. Zoo onder uwe burgeren ^"n "der be" iemand het ongeluk mogt hebben van eenen minde » vo?r 0 het aangezicht opzethjk boozen, ontembaren zoon tc hebben, van den zoon die naar gecne vermaningen of bchrafiingen die de^erstgel van zijne ouders in hct minst vraagt, maar bo™n j£ Ma!ir in weerwil van alles , wat tot zijne verbete- den eerstgeborenen , den zoon der gHiaatte , zal hii erkennen , gevende hem dubbel deel van alles, wat bij hem gevonden zal worden: want hij is het beginfel zijner kracht; het recht der eerstgeboorte is zijne. vs. 18. Wanneer iemand eenen moedwilligen cn wederfpaunigen zoon heeft, die der ftem van zijnen vader, en der ftem van zijne moeder niet gehoorzaam is, en zij hem gekastijd zullen hebben, en hij naar hen niet hooren zal: vs: is—1~. Dit verwekte in het Oosten veel onheils in de huisgezinnen, zo lang het onbepaald aan den vader gelaten werd, wie zijner oudflc zonen uit onderfcheiden vrouwen hij het recht van eerstgeboorte wilde geven; dit bepaald Moses om dergelijke wanorders en jalocfien voortekomen. w. 18. Eigenlijk die altijd twist zeelt, — bij is een deugniet en een dronkaart, een mensch die het leven van zijn' eveninensch gedurig in gevaar field, Mus. BI. R. vii. Deel bladz. 113. met een woord, volgends dc Arabieren, een infaam mensch. S c u K. X 5  33° Het V IJ F D E BOEK vs. 19. Zo ring aangewend is, even eerloos blijft. 19. Zo te^'rifeé zuuen ziine 0uders > gelijk dit weleer plaats moeder hem naci eri noa bij de meeste volken in gebruik griipen; en zi] , , , , ... zullen hem uit-is, geen recht van dood over hem hebben, Oudften zijner maar gehouden zijn hem te doen vatten, ten ftad, en tot de ejnde ]icm van ^e gewoone Overigheid hunpoort zijner ° ° plaats. _ ner 1 plaatfe, in behoorlijke form van rechts- zuïierf "tot" de geding, te laten veroordeclen, 20. Zij zullen Aanzeggen6- beiden gehouden zijn, als aanklagers voor de deeze onze rechtbank te verfchijnen , blijkt het dan uit zoon is volko- .... , , r j men afwijkende alles , dat hij een doorbrenger , een. inode nLTifTs^on- deugniet is, en eifchen zij zijnen dood : zer ftem niet 2I> 2,0 zal hij door het ligchaam der burge- gehoorzaam:hij n , • is een brasfer rij , buiten de had doodgefteemgd worden , en^zmpcr. ^ en een boop van fteenen over zijn lijk op zuilenallenlie- o-eworpen worden, op dat alle de Itraèlitifchc den zijner uad o r 7 hem met ftee- zoonen dat ziende afgefehrikt worden van pen , °datWhij zulk een gedrag. 22. Wanneer iemand in den JuiThet'booze burgèrftaat eene misdaad zal begaan hebben, uit het midden Waarop de doodftraf ftaat, en zijne misdaad vanu wegdoen: r . .. . , , , dat het gansch van dien aart is , dat hij veroordeeld word af vréeze°°re' om opgehangen te worden. 23. Zo zal men vs. 22. voorts n|e1- j^ji,- de gewoonte van andere volken hem wanneer in " iemand eene ten fchouwtoneele, langer laten hangen, dan zonde zal zijn, [welke] het oordeel des doods [waerdig is,] dat hij gedood zal worden; en gij hem aan het hout zult opgehangen hebben: vs. 23. Zo Zal ziin dood ligchaam aan het hout niet overnachten; maar gij zult hct voorzeker op vs. 23. Zommigen die de kruisftraf, of het levendig ophangen ontkennen , vertalen dit : begraven , feboen een epgebangene Gode een vleek zij. Vcelen beweeren dat het ophangen , het zij dan aan een kruis, of boom, bij dc Joden niet in gebruik was, doch het is bedenkelijk, of men hier in wel op de Rabbijnen vertrouwen mag: — hoe het zij, het zij dan levendig of dood, het ophangen was om een zeer zwaare misdaad, waar door openlijk betuigd werd, dat nu de misdaad door den geftraften voor het volk gedragen werd; hct is dan ten min- ften  van MOS-ES. IIoofdd. XXI. 331 tot zonnen ondergang: hij zal altijd op den- den zelfden dag 0 0 - j j l begraven: want zelvden dag van zijnen dood moeten begra- een opgehange- , .. 1 . ne is Elobim ven worden, want gij weet, dat zulk een, een vioek: zo welke die ftraf ondergaat, om zijne misdaad ^ si^"™éhiiten uiterfte verfoeilijk is in de oogen Gods: gen, dat jeboHij Wil niet, dat het erfland door zulke fnode li„,\ u ten eroverblijfzels van gruwel onrcinigd worde. ve seeft" Axxii. hoofdl s gij bemerkt dat eenig groot df DEELklein vee van uw' landsman van de kudde zuit uwes broe¬ ders os of klein vee met zien afgelopen, dwaalt, zo zult gij dat niet on¬ gemerkt laten lopen, maar gij zult gehouden afgedreven, en 0 r ' u van die ver- Zijn het optevangen, hem het weder te rug bergen : gij te brengen , zonder in eenige bedenking te broc^erganséhncmen om 'er u mede te verrijken. 1. Doch >Jik wederzen- J den. in geval dc eigenaar uw medeburger van de vs. 2. En in- , , r .*),.. - dien uw broe- hand woont, 01 11 onbekend is, zo zult gij der „jet nabij het gevonden vee zo jang op ftal nemen en JJem%'ietö£engt! voeder geven, tot dat de eigenaar zich aan- zo zult gij ze ' ,a- in uw huis ver- geve , en dan zult gij het te rug geven, gaderen, datze 3. Zo zult gij zelfs doen met vee van min- ^uW7'b"0'eder der waarde, gelijk de ezel, ook met kleedin- ",ie zoete, en ' 0 J " gijze hem we- ge, ja met alles van eenige waarde het geen der geeft. uw medeburger verloren heeft ; het ftaat n ?ulV' 00k doen aan zijnen ezel , en zo zult gij doen aan zijne klecding , ja zo zult gij doen aan al het verlorene van uwen broeder, dat van hem verloren zal zij», en dat gij zult gevonden hebben; gij zult u niet mogen verbergen. ften eene verzwaaring in het vonnis, en de perzoon is geen vervloekte, maar een vloek zelve; in zulke hooggaande gevallen waren de volken Wel gewoon hen zeer diep onder de aarde te begraven, op dat'er geen zorg van befmetting, niet pbijftct, maar moreel overig bleeve, dit ftrookt ook wel met Paul us, want Christus is geen tegenbeeld van dezen misdadiger , dan in zo verre hij voor anderen fnoden leed, en in z© verre is de begraving dan ook een ftraf.  332 Het V IJ F D E BOEK vs. 4. Gij niet vrij oit liet gevondene achter tc houden, zult uwes broe- , .... ders ezel ofzij-4. /ooccn burger, reizende met zijn lastbeest, zien, vallende ccn ongeluk overkomc , door Itruikelen ol' op den weg, anderzins ; zult gij verplicht zijn hem de en u van die 3 0 •' 1 ■' verbergen : gij behulpzame hand te bieden», zonder de mniganschiijk op- fte achteloosheid; gij zult u niet van hem nthten.^ ^ verwijderen, voor dat hij in Haat is om zijkiced van ce- nc rcize te vervorderen. 5. In dc klecder- nen man zal , . , , . niet zijn aan d/acht zal dc vrouw zich wachten , het gc- en'een man zal waatl van ecn' krijgsman , het gCCll ligtcr Cll geen vrouwen- ]corter is , te dragen, ook zal zich geen man kleed aantrek- 0 0 ken : want ai in vrouwelijke kleeding mogen verbergen , jTK***»^- wié zulks onderneemt, om dat hct een gewen Ehbim , hruik is naar afgoderij riekende, is affchu- een gruwel. o j 1 vs. \6. Wan- vvelljk in 'sHeeren oogen. 6. Wanneer neer voor uw .. " , ..... aangezicht een gij öp den gcwooneu weg ter jacht zijnde. denCwc"voór- tcu VOgelsilCSt Olltdqkt , hct zij ÖSU1 ill CCU komt, in ceni- hoorn , of op het veld tusfehen het gras , aen boom, of • ° op de aarde waarin jongen, ot eieren , met de moeder ma i0,eknren°,f daarop liggen i zal hct u vrijftaan die jonÜ c,c, moe(ffr een of eieren te nemen: doch de moeder zittende op de a jongen, of op zult gjj geenzins vangen 7. Al had gij ze znitgij dernoé- geftrikf', gij zult nochtans dc moeder weder der met de jongen niet nemen. vs. 7. Gij zult de moeder gansclilijk vrij laten ; maar ■ vs. 5. Spencer brengt dit meest tot wapenen, bewijst overvloedig, hoe veel afgodifche gebruiken door die vcrwisfeling bij de volken ontftaan zijn. vs. 6,, 7. Dc ISatuurkimdigen zien hct best dc noodzakelijkheid van die wet in, al zijn het zelfs geen eetbare vogelen. Dit is tot behoud van het foort , dikwils dc grootfte vernielers van het fchadclijk ongedierte , en dus is deze wet wij*. — Schoon ik dc zaak inltcmj, valt zij evenwel niet lierk in den finaal: der Oosterlingen, 111 nr wel als proeve.' van moeder- cn kindeilielde belUiouwt, die de Wetgever verltcrkcn wil.  van MOS E S. IIoofdd. XXII. 3:3 moeten laten. vliegen; doch dc jonnen, hct de jongen zuit r . \. gij voor u ne- zij ze vlug zijn , or niet, moogt gij u toe- men ■. op dat eigenen , cn al l'choon ik daar op geen d^dagea' ftraöè helle, zo zal ik nochtans uwe ge- verlengt. hoorzaamheid in dezen met weldadigheid cu bellendige gezondheid vergelden. 8. Wat de vs. s. Wan- boróorde aangaat, ook hier zult gij zorg- SwhuislSt vuldighcid gebruiken : zo dra gij in Ka- kovwea, zo . - zult gn op uw na'dn huizen zult laten bouwen , die naar de dak eene ïeu- gewoonte van boven plat zijn, zult gij be- ^dat^een hendig het gebruik onderhouden , om de bfoedfeUuW op 0 ' uw huis legt, daken rondsom met leuningen te voorzien: wanneer ie- , . . ... , .. mand vallende, hier door zult gij voorkomen allen gevaar, daar van afviel, dat iemand , daar van afvallende fterve, men zou zich anders over deze uwe onoplettend- vs. 9. Gij heid trachten te u-reken. 9. In uwe wijn- gS^t gaarden zult gij buiten uwe hokken niet an- tweederlei be- . .. zaaien: op dat tkrs zaaien; gij zoudt daar door aanleiding de volheid des kamen geven, dat geen van beiden haagde: \™\*' gezaaid uw rijp zaad , of uwe rijpe druiventrosfen lebben» ei1 de Ji_ ' JL inkomst des gebrekkig zijnde, zoudt gij dus daarvan niet wfjngaards niet ' .,'„. , , ontheiligd wor- tot dank - oiler mogen nemen, het kan tot de. geen heilig gebruik zijn. 10. Ook zult gij ^^Jfê vs. 9. Dan behoeft men met MicnAëi.is geen andere vertaling, mijns oordeels. Meer gedrongen behandeld dit van N. K. ■— fchoon in de vertaling met ons overecnltemmcnd. Ik kan niet anders zien, of de Wetgever wil de verkeerde winzucht tegen gaan , en de orde in den landbouw daar door algemeen maken. vs. 9- is waar, 'er ftaat eigenlijk niet geheiligd worde } onze overzetting, heeft hier den Cboldeesfcben Parafbrast gevolgd, zeker ftrijdende met hct Grammaticale; de boete zou dan weezen, dat al het gezaaide aan de Priester-Orde verviel, en dan werd het oogmerk van de wet ook bereikt, ik geven dit de voorkeur, zo lang ik mij verplicht oordecle aan de letter zo nate blijven als mogelijk is.  334 Het V IJ F D £ DOEK gen met eenen o'een twederlei zoort van dieren, bij vooros, en met ee- ° , ■ ■ , , ,. nen ezel te ge- beeld een Os en een Ezel t zamenipannen , hiv"s. ii. Gij die ongelijkheid van krachten wekt uwe zult geen kleed wreedheid, ii. Kleedcren uit zeer verfchilvan gemengde ftof aantrek- lende 'ftoffen gemaakt , zo als linnen en en" 'linnen0"te wollen, zult gij niet mogen dragen, ia. Aan £evsk'i" snoe- mven bovenmantel zult gij aan dc vierhoeren zuit gij ü ken lisfen laten zetten, op dat gij u bij ■vierhoeken van eeil feilen wind of anderzhis , betamentijk S^kïl dekken kunt. 13. Een man kortlings geit bedekt huwd, en den plicht daaraan verbonden, be- vs. 13. Wan- 1 r neer een man tragt hebbende, en daar op atkeeng van eenc vrouw zal .. , , „ j„ ••„ i,,cr genomen heb- zijne vrouw wordende , zo dia zijn lust haaV ingegaan verzadigd was, 14. zou een oorzaak kunnen zijnde , haar voorwenden tot echtfebeiding, door, namen- dan zal haten: , , ,. i,„„,. vs. 14. En lijk, het gerucht te vcrfpreineii, en haai ™» mei{cJrJel maagfehap dit voortehouden : dat de vrouw bezwaard zal föt \m behuwd, cn met welke bij gemeeu- bebben, en ee- 1 ° ' . ■ . nen kwaden fclncp gehad had , gecnzius maagd door Hem nXenIeen,haen gevonden'was. 15. In zulk een moeilijk gezeggen : deze j 1]en hare ouders, in het bijzonder vrouw heb ik 7 genomen , en hare moeder, die daar over het gctclnktite nader", * maar onderzoek doen kan, met haar tot de recht- heb den maagdom aan haar niet gevonden: vs. 15. Dan zullen de vader van deze jon. ge dochteren hare moeder den maagdom van deze jonge dochter nemen, en tot de Oudften der ftad aan de poort uitbrengen. vs. 14. Er is veel twist onder de geleerden of men een bijmen altijd bij de vrouwen vind; doch de fchranderfte Artzen zijn voor het bevestigend gevoelen, en de ontucht doet ze thans veel verliezen buiten gemeenfehap met een man. — Hier word door deze ftraf in gebruik, een fterk behoedmiddel gegeven om zulke heimelijke gevallen voortekomen; wij geloven met MicHAëlAs dat de doodftraf niet over haar uitgefproken werd , zonder dat alvorens hare bekentenis of bondige getuigenisfen dat zij met een ander te doen gehad had , 'er bijkwamen: do doodftraf was dan niet om hare hoererij, maar om haar bedrog.  van M O S E S. Koofdd. XXII. 335 bank treden , om daar den maagdom van vs l6 Ende hare dochter te haven; 16. De vader die yader van de jonge dochter de voorwaarde met den bruidegom aan ge- zal tot deöud- gaan had , zal den Overheden onder liet oog hebmUn^doc* brengen, dat hij deze dochter als maagd \™n a™ aan den bruidegom uitgehuwd had, op bil-gegeven; maar .... ,T .. , . hij heeft haar lijke voorwaarde, en op zijn aandringen; gehaat: doch dat de enkele oorzaak van befchuldi- ziJs' nij7'hef/J ging ware , dat nu zijne liefde in haat ver- oorzaaken van - 7 J . • opfpraak gege- anderd was; 17. Om zich dan van haar ven,zeggende-, te ontdaan, had hij haare eer gewaagd, maagdom door te verfpreiden, dat zij geen maagd ge- uwe dochter r ' .. o o met gevonden; weest ware ; hier op zal hij de gewoone deez' nu,is de . .. 1 _ j t>-»i maagdom mij- bewijzcn van gewezenen maagilom den RiCn- ner dochter: ter ontvouwen: 18. Vinden de Stads - Rich- 5" 3' zulIen het kleed voor ters de teekenen naar gewoonte, zo zullen bet aangezicht .... , ^ , „ . , van de Oudften zij dien eerrovenden man achter afleiden, der ftad uitbreiop dat hij zijne ftraf ontvange; 19. Zijnde tle"'_ l8- D;m een boete van honderd Zilverlingen te beta- Zllllen, de Oud- a ften der zeiver len aan den vader van de gehuwde; ver- ftad dien man fliids hij haar naam gefchonden heeft, en zij fcuïj2en!I1^ffl zal altijd zijn vrouw moeten blijven, zonder Y,5'xg-Énzjj ■ J .15 zullen hem ee- ooit van haar te kunnen fcheiden. 20. Maar ne boeteopieg- zoo zijne befchuldiging door de Richters derd zliveriinovereenkomftig met de waarheid gevonden g™' aandie 9«, Zoo een maagd ondertrouwd, de man , die J ° bij de vrouw nochtans buiten haaren bruidegom op de ftraat in^de"vrouw': iemand ontmoetende , met denzei ven vleebooz^nft i" ichelijkcn omgang heeft, 24. In dat geval UAëL nVnCSwan' ZUUc11 heiden volgens richtcrlijk vonnis naar neer' eene jon- buiten de had gevoerd worden, en daar door maag°iClise,r on- heciiiging omgebragt worden ; de vrouw , dertrouwd zal om ^at zjj om gceu ]UIlp ger0epen heelt, zijn aan eenen . - - man: en een daar 'hij haar in dc had aanzocht; en de man haar in de , . . ' . ,. ftad gevonden, man om dat hij zijnes medeburgers verloof* ïTgeï zal" heb- Ac vrouw onteerd heeft , op die wijze zal ben: mcn dergelijke misdaden verder trachten zuit gijze bei- voortekomeu. 25. Zoo het met 111 de Had , wtndepobör7dger- mnnr op het land voorgevallen is, waar niGn zeivcr ftad en bjj]j-k vcronderhcllen kan, dat haar fchreeu- zultzemet ftee- > ' nen fteenigetr, wen om hulp tc vergeefs koude zijn; dan zal de jong^docn- dc rover 'van haare eer alleen met dien dood dïtzf SefS §efcaft morden; 26. Doch de ongelukkige roepen heeft in de ftad; en den man, uit oorzaak dat hij zijn's naastens vrouw vernederd heeft: zo zult gij het booze uit hct midden van u wegdoen, vs, es. En indien een man ecne ondertrouwde jonge dochter in liet veld gevonden, en de man haar verkracht , en bij haar gelegen zal hebben; zo zal de man, die bij haar gelegen heeft, alleen fterven ; vs. zult gij vrij laten, zij Leeft geen misdaad docIltera]tgij begaan des doods waardig: zo min als ie- niets dotn; de , j- .. jonge dochter mand die van zijnen naasten aangevallen, mét heeft geen «oneen oogmerk om hem tc dooden , tot bc- w4nt%i^°een houd van zijn leven, den aanvaller dood- man iceen zi>- fi -K , , r, nen naasten op- llaat. 27. Doch hij is fchuldig, hij heeft ze »ond, en f,oeg op het land aangevallen: men mag veilig herleven*! dus Hellen, dat zij om hulp gèfchrceuwd heeft, want doch zonder dat 'er ontzet gekomen i*. hii heelt haar in in f7 -i het veld gevon- 28. Zoo ccnig burger een vnjfter ontmoet, den: de ondermaagd zijnde, en niet verbonden aan iemand, en hij haar met geweld aangevallen, en haar cn daar was 1 li., , • , , , niemand die Verkracht nebbe; en zij beiden ontdekt wor- haar verloste, den: 29. Zo zal de fchenner verplicht zijn 'n*et' een^an haar te kopen van baar vader : cn hem jen? Jons« 1 ' dochter zal ge- de zomme van vijftig Zilverlingen betalen, vonden heb- of het dubbel van de gewoone huwelijks hff wel!? riet fchatting, ook de waarde van een Haaf: Zda"l^Tgrc- hij zal dus gehouden zijn haar te huwen, PQn» e" bij om dat hij haar gefchonden heeft, zonder arthebhm^iM ooit echtfeheiding te kunnen verkrijgen. Iüuen8zünflen 30. Geen burger zal de weduwe van-zijnen ,vs\ 20- Zo vader mogen huwen, 01 eenige gemeemchap die bij haar ge- met haar hebben. llTéet^ , . ..r. ., .. - - van de jonge dochter vijftig zuveriingen geven: en zij zal hem ter vrouwe zijn, voor dat hij haar vernederd heeft: hij zalze niet mogen laren gaan, allen zijne dagen. vs. 30. Een man zal zijns vaders vrouw niet nemen: en hij zal zijns vaders dip niet ontdekken. XXIII.HOOFD- I 1 DEEL. r. JL/e voorrechten van burgerhaat en gods- vs. i. D'ie dienst onder JehovaVs regeering zullen met férwïnf^A% Uitgefneden ie vs. 1. Het ftaat in den grondtext duidelijker, en de zin is veèl irerker.dan dis MicHAëLis daar aan geeft, hij lees: gtbeel of btlfgtfni- dtni. HL Deel, Y  33« Het VIJFDE BOEK aan de manlijk-bepaling gegeven worden; iemand die een ïerRaderingvan gefnedene is, het zij geheel, het zij ten jibóvab niet i je z;1j nimnier tot het burgerrecht in Jeho- komen. ' ° " vs. i. Geen valys land, of tot eenigen trap van eer toebastaard zal in . . ... de vergadering gelaten worden. 2. In het inlijven van komen Kit vreemdelingen zal men zorg dragen , dat ziin tiende ge- geen lieden die onder hunne landzaten genacht za1 m de 0 vergaderingvan grond veracht zijn om eene aanmerkensifomem waardige misdaad, aangenomen worden in /iwmJ;te?em tucn ^aat' "ij ■> en zijne nazaten zelfs, ai noch M*abittr, was het tot het tiende geflacht, zullen van zal in de ver- n , . ... „ gadering van die voorrechten verhokeii blijven. 3. Geene metiT'zeifs hun heden die van een Ammonitifche of Mmbitifche tiende gedacht afkomst zijn , zullen in den burgerhaat ingc- zal in dc ver- MdeHng van lijfd, veel min tot eenigen rang bevorderd kÓmen! y/tot worden; en dit verband zal niet alleen duu- in eeuwigheid. vs. Eigenlijk een vreemie fchar.di-Ui, die onder zijne natie veracht was, met eenc kleine verandering in dc lezing, want dit in hct gemeen van alle bastaarden te verltaan, is te gefireng, en ftrijd met de ondervinding in hct geval van Perez cn Jephta; hierom nemen het de meeste Uitleggers algemeen: al wie deer eene infame geboorte enz., en Hezel denkt dan aan een kind, welks moeder eene openbare hoer is, zo als in het Oosten vcelcn zijn, cn dan noch niet eene algcmeene hoer onder de Israëüten, welken hij acht in dien tijd daar niet bekend geweest te zijn, zo als bij dc andere volken; Doch Spencer heeft tragten te bewijzen, dat mamztr dc betekenis van bastaard in hct afgetrokkene niet kan hebben ; SchroSder wederfpreekt dit , wïcn men in dit geval altans den voorrang moet geven die deze plaats met Zacb. IX: 6. vergcli kt : het was ook mocijelijk te beoordeelen, of zulk een bastaard waarlijk zich infaam gedroeg, dan niet? het woord word bij de Arabieren van een vuil ei gebruikt, dit ziet dan op den oorfprong, cn r.iet op het perzonecl gedrag van den bastaard, zulks ftrookt met der Oosterlingen denkbeelden beter dan met dc onzen, doch wij moeten den zin van de wet niet naar onze zeden dwingen, hierom heb ik het meer onbepaald gelaten.  van M O S E S. Hoofdd. XXIII. 339 ren tot Let tiende gedacht, maar hct zal nimmer vs- 4- Uit , , T, oorzaak dat zii opgeheven worden. 4. En zulks bijzoncier om ulieden op den hunne onhandelbaarheid: de cerften, daar zij g^k^in'Tijn u met genen leeftocht voor geld wilden met brood cn ■ , . ° niet water, als voorzien, na dat gij Egypten verlaten had; gij uit Egypte de laathen voornamelijk, om dat zij hun "m "dft hij tS vijandelijk behaan in het omkopen van Bi- scn « gdlulird r heelt Bileam , leam om tl tc lasteren, getoond hebben: b™rs zoon, 5. 't Is waar, hun aanhag is mislukt, Bi- ui" mefipTtat LJeaw's pogingen zijn te vergeefs geweest; ™£e'kc°™ u te en door de bcftelling Uwes Heeren, die vs- 5- doci' U toegenegen was , is de bedoelde vloek- ÊUbïm heeft fpraak een voortreflijke zegenwensch gewor- ££j BJJw«[ den. 6. Gij nochtans zult niets het geen tot bo?ren,' mil!,r 1 , . J d Jebovab, uw bevordering van hunne ruste of bloei die- Elobim, heeft nen kan, aanwenden; en zulks nimmer mo- ëenen vl°zegen gen ondernemen. 7. Doch onder de naburi- l^fj^^ ge volken zult gij geheel anders denken «w Èhbim, u omtrent de Edomiten, om dat zij uit één vs. 6. Gij gehacht met u zijn; zijn zij genegen tot den ;u^e? aardsvaderlijken godsdienst, gij zult hun het ,besc nj(et zoe, ... ' °' keu, allen uwe burgerrecht niet weigeren, zo min als den dagen, in ceuEgyptenaren, in wier land gij zo lang onge- wi*e;7. Den drukt de voorrechten der inwoning genoten ™£ hebt. 8. Die nieuwelingen in godsdienst en ne» gruwel .. . houden, want hl) is uw broeder: den Egyptenaar zult gij voor geenen gruwel houden, want gij zijt een vreemdeling geweest in zijn land. vs. 8. [Aangaande] de kinderen, die hun zullen geboren worden in het derde gedacht: elk vs. 4. Men kan het eerfte niet tot de Moabiten brengen, want de inwoners van Ar hebben voor geld den leeftocht niet geweigert. — vs. 6. Mich. maakt hier een zeer goede onderfcheiding 5 men mogt het beste voor hun als privaate perzoonen befchouwd, cn dus als evenmenfehen zeer wel zoeken; maar het beste van hun , als een ftaat op zich zeiven, door verbintenisfen , toeltaan van voorrechten , is hier flréhg verboden. Y *  34° Het VIJFDE BOEK van dié zal in burgerftaat, zullen, als zij in hct derde gev'in"'"'/'^™* flacht ingelijfd zijn in den Staat, tot allen de komen. voorrechten van het burgerfchap moeten toevs. 9- Wan- , , ... ... , • neer het leger gelaten worden. 9. \\ aniieer gij 111 oorlog "::vecviiancien- # met .ceiiig volk , zo zult gij alle 011tó zuit gü u geregeldheden in uwe Legers vermijden. wachten voor op . , ., , T aüc kwade 10. Om de reinheid van het Leger te bewa- "vs! 10. Wan- ren, en de ontucht onder de Soldaten tegenneer kmar.d tca;aan zal ieder die, volgens de te voren gege- ondcr u is, die ö ' 0 00 i.icr rein is, yen wetten, 's naclits onrein geworden is, vai dcTrfciiT, buiten het Legér gehouden worden; evenwel fen 7iilettütio"cr zal mj in Scval van flagkvering op dien dag uitgaan , hij zal mC(Je niOgeil yeclltCll. II. Hij Zal de gCWOtot binnen het ... 11,1 r 1 • 1 leger niet ko- ne wet van reiniging, oe kledcrwaslching en bam™.; it. Maar ding moeten ondergaan, eer hij tot de Legerhet zal gerchie: t nt n toeo-e]aten wordt. ia. Elk Soldaat zal den , dat hij n zich tegen het verplicht zijn, op daar toe gelchikte plaatzen, naken van den , . ,. _ .. , avond met wa- buiten het Leger zijn gevoeg te doen. en ais'de'zoiï »'3' En om al!c onaangename reuk voorteko- ondergegaan is, mcn znl hij vOOrzieil lllOetCll zijll Vail eCll zal hij tot biu- » ' «•. ■ ' . nen het leger fchnpje, buiten zijn Ichild cn wapentuig, hij ^w/^iij Gij zal een kuil maken, en weggaande dien zorgp"aats00hebbcn vuldig met zand bedekken. 14. Deze welbuitcn het ie- voegclijkhcid zult gij daarom bijzonder waarper : en daar 0 , T r Tr . henen zuit gij nemen, om aat uw Heer en Koning 111 buften! "a"r Ziin Schcchina , of onmidlijkc tegenwoordig- vs. l3.En,Rii zult een fcliupken hebben, nelTens uw gereedfehap: en het zal gefehieden, als gij buiten gezeten hebt, dan zult gij daar mede graven, en u omkeeren, cn bedekken, dat van u uitgegaan is. vs. 14. Want Jebovab, uw Elobim, wandelt in het midden van uw leger, om u te vcrlosfcn, en om mve vijanden , voor uw aangezicht tc geven; daarom zal uw vs. 10. Dus kon de ontucht der foldaten ras ontdekt worden. vs. 12. Wilde iemand een Moskee heden ten dage zo behandelen, als de Christenen hunne Tempels, het zou hem zijn hoofd, 01 zijn voorhuid kosten,  van MOSES. Hoofdd. XXÏir. 341 lieid genadig mve Legers bezoekt, om u tc leger heilig zijn: , , - , . . ..op dat Hij niets redden, en u dc overwinning op uwé vijan- fctumdeijjksond.en te befchikken; daarom zal 'er die zuiver- achterwaard ™ heid in het Leger moeten hecrfchen, op dat van 11 afkt*ïe- vs. 15. G'j Hw Koning niets beledigends zie, waar door zult eenen tt*. i». . , ... knecht aan zu¬ il IJ verplicht worde, om van u tewijken. nen heer niet 15. Wanneer de een of ander Haaf van ande- ^T^T^Lin re volken tot u overgelopen is, zo zult gij heer tot n ont- . .. , komen zalzr,n. niet verplicht zijn, hem optevatten, om hem vs. 16. Hii zijnen eigener weder te bezorgen, fchoon hij venfnhètmidvan onder zijne handen ontvlugt is. 16. Wil ^en Yan u' ,iu • J s de plaats, oie hij onder u blijven woonen, aan godsdienst hij zal verkie- en burgerhaat zich verbinden, dan is hij vrij; van u'We-poor- hij mag dan wonen waar hij hct verkiest, in ^j vd0a0ar ^ eene uwer fteden, die hij denkt dc beste tot -s: eü zult hem • ■th •• , .. , , niet verdruk- zijn beitaan te zijn; en dan zult gij hem den ken. voet geenzins dwars zetten, maar hem op al- zaIVSgeén hoer lerlei wijze bevorderlijk zijn. 17. Het ver- z}'a 01lder de J , , ' dochteren van bod blijft algemeen cn onbepaald: geen open- IsRAëL: noch bare hoer zal onder de IsraèVttifche vrouwen fchancf-'jongen geduld worden; — de fnoode en verachtelijke zi'n onder da S ,. zonen van Is- fchandjongeus zullen nimmer onder de Isme- RA.et. litifehe jongelingfchap gezien worden. iS. De zuïtf'geen' hoevoordeelen van beiden zullen nimmer , het honden"prij^iu geen uit een bezwaard geweten ligt gefchie- hct huis, van 1 1 j t , c- 1 r Jebovab, uwen den koude, als een gelofte aan uwen Heer Elobim, hrenen Befcherm-God gegeven worden : want |™eiofte:wan't heeft ieder een' afkeer van het hoerenloon, oic bcitleu t , , .. , . , jebovab, uwen en den hondenpnjs: hoe veel te meer dan Elobim , een gruwel zijn. vs. iS. Vat men het eigenlijk op, dan worden beiden genoemd, om dat zij in dat derde overeenkomen, dat zij verachtelijk zijn; t'zar.iengevoegd drukken zij de natuurlijke en zedelijke onreinheid uit: doch wij vatten het liever op, dat de honden-prijs een verachtelijke fpreck wijs is van de voordeden door de fchandjongens genoten. Y 3  34* Het V IJ F D E E O E K vs. io. Gij Jthovah uw God! 19. Van een Israëlitisch zuit aan uwen burger zult gij geen renten vorderen'; het zii broeder met o j o 7 j woekeren,met wegens opgëfchoten geld, veel min wegens woeker van , r , „ , , .. , ■field , met leeftocht, 01 van wat het ook zij, daar men ipïis'7 me" zulk cc;i lmndd mede drijft. 20- Het fiaat woeker van u vrij van den vreemdeling eene behoorlijke cenrg ding, J 1 , . i vaar mede men rente te nemen; doch niet van een geboren Israëliet: dit naauwkcurig onderhoudende, zal denS'vréémden uw Heek u zulks vergelden met zegeningen zuit gij woeke- jn z\\m llwc ondernemingen, zo dra gij in ren; maar aan o ? o j uwen broeder Kanaan zult gezeten zijn. 21. In allen belof- zu!t gij niet TT „ ~ , woekeren: op ten die gij aan uwen Heer en Befcherm- ft illr/u God §edaan hebt, zult SÜ woord bouden; zegene in al- gij zult niet zammeleii in uwe betaling, uw les, waar aan " . «" gij uwe hand Heer zal het u nimmer kwijtfchelden, fand,'waarbij maar het verzuim u zelf tot een misdaad renaar toe gaat, kenen. 22. Het haat u nochtans Vrij u van om dat te er- -> ven. allen beloken te onthouden , zonder daar neer' gij' Jebo'- door eenige fchuld op u te laden. 23. Maar Tim Ténc^ge- a,s SÜ iets Pkchtig beloofd hebt, dan zijt lotte zul: be- mi verplicht woord te houden, en het volloon hebben, fJ r. , , , , „ pij zuit niet uit- komen uittcvoeren, naar den aart der belofte, bet'aTenf want die gij aan uwen God gedaan hebt, en naar jebovab, uw uvvc plechtige verbintenis daartoe. 24. Wan- Elobim , zalze ^ voorzeker van neer gij u verlustigt door eene wandeling in u ei fchen, en hct zou zonde in u ziin. vs. 24. Maar als gij nalaat te beloven, zo za! het geen zonde in u ziin. vs. 23. Wat uit uwe lippen gaat, zult gii houden en doen : als gij aan Jebovab , uwen Elobim , een vrijwillig offer beloofd hebt, dat gij met uwen mond gefproken hebt. vs. 24. Wanneer gij gaan zult in uwes naastens wijngaard, zo zult gij druiven eten vs. 24. Door zulk eene kleine flropcrij te veroorloven onder een volk, daarbij na ieder zijn akker had, word de eerlijkheid niet zo zeer op den toets gezet onder het volk, het misbruik kon niet groot wezen, daar elk zijn eigen akker had, en dus van zeiven beuamelijk hier in handelde.  van MOSES. Hoofdd. XXIH. 3*3 uwes naastens wijngaard, zal liet u altijd vrij- naar uwen lust ... tot uwe verza- 11 aan trosfen te mogen plukken naar uw ge- diging; maar noegen, en zo veel gij begeert: doch zo gij ^jü^Td^SÜ ccn korf of iets anders bij u hebt, zult gij 15. -Wmdaarin niets mogen medenemen. 25. Wan- gaan m uwes , , i , , t ^ naasten fiaande neer gij op uwes medeburgers akker net te ^oorn, 7M mh veld haande koorn befchouwt, zo zal bet u«^*j*g"2£ vrijhaan , zijne kikker - erwten te plukken , plukken; maar J , . •• den fikkei zult met uwe hand; doch het zal u niet vrij- gij aan uwes haan, daar van iet in eene grootere maat aftc- 5^ koornft nt* maaien. bewegen. ZXXIV.HOOFD00 het gebeurt dat een Israëlitisch man deel. wettig gehuwd zijnde , en in gemcenfehap n^ een^man geleefd hebbende met een vrouw, die hem ecnc vrouw & ' genomen , en hoe langer hoe minder behaagt, om dat hij die getrouwd de eene of andere fout, of onbctaamlijkhcid in 7'0 Zai het gehaar ontdekt , haar daarom eenen onderte- Jfcn zii"if»//« kenden fcheidbrief gegeven heeft in bchoorlij- bet verkeer met ° 0 J bevalt, dewijl ke orde, e;i zij daar op zijn huis verlaten hij' iets mis- haaglij'ks aan baar vittt , en hij haar eenen fcheidbrief fchrijvcn, en in hare hand geven zal, en haar laten gaan uit zijn huis. vs. 25. Eigenlijk een peulvrucht, die veel uit de hand, fijn gewreven, als eene verfnapering gegeten werd. Paui.zen. 1—4. Had men deze wet in den tijd van den Zaligmaker wel vergaan , 'cr hadden toen zulke hevige verfchillen onder de Uitleggers der wet over de echtfeheiding volgens de mening van Moses, niet kunnen ontftaan: hij is gewis tegen de echtfeheiding, acht het groter zonde dan zijn vader en zijne moeder te verlaten : zij was fterk onder zijne natie in gebruik, zo dat ze niet te beteugelen was; hij befnoeit dan maar eene gewoonte, die het leven van den tweeden man bij het minde berouw van den cerften in gevaar bragt, en daar bij iets onbetaamlijks in het Karakter van den eerften man] veronderfceld. Het is hier dan geen gerechtelijke echtfeheiding ; want die fchijnen onder de Godsregering Y 4 niet  344 Het V IJ F D E BOEK vs. 2. zo 7,1.1 hebbende; 2. r\a dien tnd zich weder aan clan , uit zijn • . » huis gegaan een ander man verbindt; 3. En deze tweede S«»rè»eea(M nja» 00k 'lcts teSen '™r opvattende, haar anderen man 00k met cen fcheidbrief verplicht zijn huis te [ter vrouw J , 1 J worden zal: verlaten: of dat zij door den dood van dien ze ïaadic marï tweeden man weder vrijheid tot het huwelijk haar gehaat, en heeft: 4. Zo mag in die gevallen de eerfte haar eenen *r n o fcheidbrief ge- m;m haar niet weder tot zijne vrouw nemen; fchreven , en .. , in hare hand tiaar zij mi reeds met een ander man geleerd IaarVeuit' zij" heeft; cn dit huwelijk alleen met betrekking huis laten gaan tot haar eenc verontreiniging is ; want zal hebben : ° ö ' of, ais deze alfchoon uw Heer de huislijke echtdie Chaarmatot fchciding, onder het volk zo gebruiklijk, eene vrouw duld wil Hij volhrekt dit ongeregelde niet genomen heeft, ' J o 0 zaï geitorven dulden, maar keurt dit als eene fnode gc'vs. 4. Zo zal woonte af, waar over Hij het ganfche land dfe'haï^S bezoeken zoude, het gene Hij u ten erfdeel laten gaan, toegelegd heeft. 5. Een man kortling gehaar met mo- ~ . 00 gen wederne- huwd, zal met mogen, in ecne algcmecne hém 'ccAtouw opfchri jving ten oorlog, gedwongen worden zijn, na dat zij armée te dienen ; neen, maar men zal is verontrei- ' ' nigd geworden: tCll millfteil , ill het eei'he jaar van zijll hllwant dat is een .... . n • / gruwel voor welijk hem ontdaan van all zulke lasten, fezichf-'zozuTt waar cïoor niJ vcrPlicht zou worden het 5'ij het land niet doen zondigen, dat Jebovab, uw Elobim, u ter erve geeft. vs. 5. Wanneer een man eene nieuwe vrouwe zal genomen hebben, uie zal in let heir niet uittrekken , en men zal hem gcencn last opleggen: een jaar lang zal hij vrij zijn in zijn huis, cn zijne vrouw, welke hij genomen heeft, verheugen. niet wc! gerechtelijk mogelijk, want op het ovcrfpel was de dood gefield; het was nochtans onder dc burgerfchap in gebruik eene gefehrevene fchciding-brief aan de vrouw te geven, om alle wanordens voortekotnen, cn zulks wel door den man zeiven; — ik volg meest MiciiAél i s — en ia den zin van het woord, gebrekkigs de betekenis in Hoofdei. XXIII: 25.  van MOSES. Hoofdd. XXIV. 345 genoegen in het genot van zijne jonge huis- vs - ^ vrouw tot voordeel van zijn gezin te mis- *ü beiden mo. „ , ., ... , lenlleenen, mi. Icn. o. Al wat tot iemands levensonder- mors den bohoud volftrekt nodig is, hct zij dan rechts- gj^^ ftrecks , of meer van ter zijde , gelijk beiden P^nd nemen : de molenfteenen, of een van beiden, zonder neemt de ziel welken de handmolen doelt niet kan gebruikt Wan. worden, zal men niet tot een pand nemen; neer , ieman4 ' r ' gevonden zal het is even of men bet leven tot pand eisch- worden, die te, dewijl zulks volllrekt tot hct onderhoud ""lijne broedes levens gevorderd word. 7. Zoo hct ge- dfJ™' uit de ° ' ? kinderen van beurde, dat menfehen - dieverij onder u voor- UWi , en viel, al was het alleen maar met- oogmerk, met hemden om den geftolcncn tot zijn eigen flaaf te hou- l^'i^1 hd°™; den, of hem tot dat einde te verkopen; zo dief.. derven, zal die dief altijd met den dood geftraft bpole uit' het worden , op dat zulke fnode gewoonten uit ^j^-J** a Israc'ls burgerftaat geweerd worden. v.s-'8- Wacht " ia de plaag 8. Zijt zeer bezorgt voor de plage der me- der méiaatslaatsheid ; onderhoudt zorgvuldig alle de naèrftig 'wafrï wetten tot voorkoming, of ftuiting dier pla- nccmt- en doet °' o. ■ r naar alles, wat ge; raadpleegt hier over de Levitifche Pries- de Lemtifcbe r , .. , ... . . Priesteren ulie« terichaar, daar in door mij uitvoerig onder- den zuilen ïeericht, volgt hunne voorfchriften door mij op- J£*5 ?|*i*d* gegeven ter uwer genezing, o. Denkt wat 'er h.e.b > zo j - • i , u r SU waarnemen de gevolgen van zijn, uit het geval van Mir- te doen. jam, op uwen tocht uit Egypten. io. Wan- ^ ^1 neer gij op belofte van pand iets aan uwen me- {f4»i|ltï*, r i 1 ' fedaan debufger zult opgelchotcn hebben , zo zult gij heeft aan Mmhét recht niet hebben , om in zijn huis te weg,' ais 'dj gaan , en daar pand voor u uittckiezen ; ^art uffg{£ ii. Neen, begeert hij zulks niet, dan moet gij gen. , , , ° J ' b • vs. io. Wan- aan de deur blijven, cn u vergenoegen, als InjU neer gij aan uwen naasten iet zult gelccnt hebben ; zo zult gij tot zijn huis niet ingaan, om zija pand te pand te nemen. vs. II. Muiten zult gij Haan: en de man, ciieii Y 5  346 Het VIJFDE BOEK gii gcient hebt, een pand overhandigt, het geen aan de waar- zal het pand , , , ... , , naar buiten tot de voldoet; hij weet het best wat hij nus«uitbrengen =h fen kan. 1{L Doch is hct een zeer behoeftig indien hij een man z0 ^at jjjj fe^ noodzakelijks gCVCU arm man is, J J ° zo zuit gij met moet , dan zult gij hct niet eens bij u lane'deriigglin!11" ten vernachten; 13. Maar het hem 'savonds zuit5'hém dat terug krengen, op dat hij hct gebruike, het pand voorze- zij het dan een kleed zij tot dekking, of ven , Waiserïdê wat ook van dien aart, op dat hij gelegenda" hijdinSzljn ne'd hebbe om uw mededoogen te roemen; kleed nederiig-znlk een goede daad zal uw Heer u met ge, en u zege- . ■ v. ne: en het zaï zegeningen vergelden. 14. Den behoeftigen ïijn'/v*oofihet 0"der llwe burgeren, den fchamelen daglooner aangezicht van zc\v zu]t gü niet hard handelen; het zij hij Jehovah, uwen D J , , Elobim. _ uw medeburger, het zij hij een uitlander ïuTf'dén^armen zl)i waartoe gij op uwe landhoeven, en in en nooddruft.- uwe {\Cr\cn anders gelegenheid genoeg zult pen daglooner ° ° D * - a niet verdruk- bekomen. 15. Als de dag van zijn dagloon uwebroederen, verlopen is , zult gij hem zijn geld zonder IVcemaeiingM,uitflel §even : zoudt 8'J eenen behoeftigen, die in uw- die daar zo zuur naar verlangd heeft, door uwe' poorten borgen bedroeven? hij zou in de bitterheid Z1'vs. is. Op over zijn leven bij uw' Heer u aanklagen, zi'nen dag zuit en j|E ER ZOude het u tot een misdaad gil zijn loon geven, en de rekenen. 16. Een volks-recht zo algemeen, over n"vt o" doch tevens zo hreng, zal onder u niet langer dergaan: want jnvjoe(j hebben in gcrichtclijkc vonnisfen: na- hil is arm cn o j zijne ziel ver- rnentlijk, geen kinderen zullen aan het leven ge- langt daar naar; dat hij tegen u niet roepe tot Jehovah', en zonde in u zij. vs. 16. De vaderen zullen niet gedood worden voor de kinderen, en de kinderen zullen niet gedood worden voor de vaderen; een ieder zal om zijne zonde gedood worden. vs. 16. Alleen fchijnt deze ftraf in geval van gekwetfte Majefteit ftand gehouden te hebben, dit gebruik fchijnt zijn grond in de bloedwrake te hebben.  van M O S E S. Hoofdd. XXIV. 54? flraft worden, om de misdaad hunner ouderen: vs_ J? o;. 'er word van nu af noodzakelijk vcreischt, dat f"8 het recht , ,. , . .. „ -,1 van den vreem- hij zelv medeplichtig zjj. 17. Den unlander, deling en van den weerlozen zult gij naar de rechten van bWgerT-^e^gij uw land zonder partijdigheid behandelen-: en *ult het kleed r J ° . 7 : der weduvv de verlatene weduwe zult gij niet drukken, niet te pand door haar te dringen zelf van hare behoef- Vs™/?. Maar ten tot uwe verzekering iets te geven. &> Zll't geden- o o ken -f dat gij iS. Neen, mijne broeders! in allen deze ge-een knecht In » , 1 , , Egypte geweest vallen past het u, u te herinneren, hoe laag zijt, en puen veracht gij zeiven in Egypten geweest ™^' u™ zijt; hoe uw Heer en God u van die harde dam _ v^crk>st dienstbaarheid ontflagen heeft, 19. Gij zult dan gebied ik u dein de volgende gevallen uw mededoogen beto- ?evs4. 19? wannen , wars van alle inhaliehcid: zijt gij bezig neer gi> uwen ' ° oost op uwen met uwen oogst op uwe akkeren te zamc- akker afgelen, hebt gij hier of daar wat laten liggen, £arve'op "en al valt het u teruggaande in het oog, keert ^"ebbetïVtó niet terug, maar laat het voor den uitlander, zuit gij niet we- 1 n t , , 1 , derkeeren, om voor dc lchamcle weduw , den verlatcncn die optenemen wees, dit doende zult gij den zegen van vreemdeling^," uwen Heer over uw' landbouw verkrijgen, voor den wees, Jn en Voor dewc- 20. Zijt gij bezig met het inzamelen van uwe duw zaize zijn: olijven, zoekt niet al te beangftigd, of hier 5'i^t™iï of daar aan de takken iets is blijven zitten, h^werk'uwer! gij moet daar zo naauw niet op zien, maar handen, wat overlaten voor den vreemden, de wedu-neer'gij'uwen we, en den wees. ar, Is het dat gij in uw g^if hzct wijngaard bezig zijt met het fnijden van uwe b.e.n 5 zo *uI« , . r gil de takken clruivcntroslen, zo moet gij geen nalezing achter u niet doen ; neen , laat voor die zelve lieden wat ^ëkln : W tot verkwikking over. 22. Laat u tot zulk g yloTóen een gedrag doch aanprikkelen door de her- wees > en voor de weduw zal bet zijn. vs. 21. Wanneer gij uwen wijngaard zult afgelezen hebben, zo zult gii de druiven achter u niet nalezen: voor den vreemdeling, voor den wees , en voor de weduw zal het zijn. vs. 2:. En gij zult goden-  S4S Het VIJFDE BOEK ten, dat gü denking, hoe flaafachtig uw hand in Egvfi- een knecht in , Egypteiand ge- ten was: dit overweegende, zult gij mijn bedaaron, gebied vel gccnzins gehreng, maar eigenaartig verik u deze zaak karren, naar de regelen van menschlie- te doen. „ . , veudhcid. xxv. hoofd- ~T deel. i. J_N gevallen van vcrfchilleii onder burgeneer' 'er tus- ren van veel belang, zal zulks altijd door wist zaï'zijn" de gewoone Richtbank behist worden, die alen zij tot het leen zal behoorlijk zorg dragen, dat de ongericht zullen ...... . . .. , , , i /- i i toetreden, dat lcliuldig betigtc vrij verklaard, en de Ichul- zoZzunentC'zij diSe behoorlijk tot ftraffe verwezen worde, den rechtvacr- 2. Is de zaak van zo veel belang, dat bij, digen recht- ö' J' vaerdig fprc- die in het ongelijk geheld is door den Rich- ourclhtvaerdi- ter, hagen verdiend heeft, zo zal de Richter gen verdoe- nem voor jc vjerfchaar, niet zijne handen vs. 2. En het vastgemaakt op den grond, doen nederliggen, zal gclchicdcn .b .. ƒ ° , , indien de on- en in zijne tegenwoordigheid laten kallijden: fl^envVrdfend ten opzichte van de hagen zal 'er evenredigheeft , dat de ilcid zijn tusfehen de zwaarte der misdaad Richter hem J zal doen ne- cn het getal der hagen. 3. Hooger dan veer- dervallcn , en . n 1 1 •• 1 doen flaau in tig hagen tevens, zal hij niet mogen laten zijne tegen- * zeggen; ik ver- ordening waarnemende; — gij zult hem den vor deö Jett- korf aanbicden met deze plechtige verklaring: — Mm' UWdat£/iT- mct Schenk verklaar ik voor Jehovah gekomen ben mijnen Befcherm -God , dat deze vruchten in het land , ...... T... dat jebovab een bewijs zijn dat Hij zijue beloften aan mij gezw^renhceft1 vervuld heeft; en dat ik ook nu mijne verpons te zuilen lichting wil voldoen. 4. Dan zult gij dien geven. ' s. 4. En dc korf overreiken aan den Priester, die denzcl«enStkörf van ven den Heer zal aanbieden, en daar op uwe hand ne- nederzetten voor den altaar aan dc fpijstafel men, en dien .. voor den altaar wan Jehovah. 5. Gij dan voor den Altaar uwen Emim1 ftaande zult plechtig betuigen: — mijn ftamnederzetten: vader Jakob was een Mefopotamier , van vs. 5. Dan J ■> 1 ' zuit gij voor weinig aanzien, die geftadig aan het herderlelict aangezicht ... . n , v.m jebovab , ven gewoon, omzweiide in Kanaam ltrceken; bèadge^f'"e,', eindelijk vestigde hij zich in Egypten , om zeggen: mijn daar met zijne kleine Karavant de vreemdevader was een . ... ziaervtni Me- lings rechten te gemeten, en juist daar wer- hiTToog; «rdcn wiiZlük ccn fterken talriJ'k volk- 6-Dit vcr" naar Eppte , wekte den nijd dér Egyptengren, die op allerlei cn verkeerde J °-c , daar ais vreem-wijze ons onderdrukten, door de llaarachtigtofg'vSikTmaa^ fte dienften: 7. In dien beklemden tijd riepen ïol één'groot31' Wiï tut Jehovah > en nict Vruchteloos, Hij machtig, en me- had ontferming met onzen deerniswaardigen nigvuldig volk. „ ,. n , vs. 6. Doch haat, onze moeilijke heerendienltcn, en kneve- de Egyptenaren deden ons kwaad, en verdrukten ons, en leiden ons eenen harden dienst op. vs. -. Toen riepen wij tot Jehovah, den Elobim onzer vaderen: «n Jehovah verhoorde onze ftem, en aanzag onze ellende, onzen arbeid, tn onze onderdrukking.  van MOSES. Hó o fdD. XXVI. 355 Iariieh: 8. Hii voerde ons uit Egfptcn, door vs. 8. Kll.?f- 3 J a"r bovab voerde eene macht waar tegen geen weerftand gold; ons uit Egypte, maar die zelfs fchrik onder de vervolgers kJSm5^ dooi" bragt, door Zijne wonderdoende teekenen. ««J^ l*£e0. Daar op heeft Hij ons gebragt in dit land door grooten , r,J , ' , j fchrik: endoor öns door hem gefchonken, een land uitne- teekenon , en merid vruchtbaar in de beste voortbrengzcls *«r wonde" der natuur. 10. Hier van is deze proeve ook vs, 9. En Hij heeft ons ge- tén bewijs van mijne verplichting: — de ak- bragt tot deze ker waarop dit groeide, is de uwe, Jehovah! h'eaeftS ^ de vruchten ben ik ook aan u verfchuldigd, J^Xdoëi? mijne eerlfelingen; dan zult gij ze voor den ende van melk 3 , , j en honig. iiltaar, dit zeggende , brengen tot voor de vs. I0. Eia tent, met ecne diepe nederbuiging voor de g^t |J Majéfteit daar wooriende. 11. Na dat deze cerijg^vm plechtigheid verricht is , zult gij een Vrolijk zes land?, dat vriendenmaal mogen aanrechten, u verheugen- &n% gegeven de in de weldadigheid van uwen lands-He er hf^ ^dèrze'trnet uw gezin , met uwe' gasten, met de ten voor het , , ... aangezicht van Leviten, zo wel als met de behoeftige uitlan- jej,oveo, uwen ders, door U ter maaltijd genodigd. 12. Wan- 'buig^ neer gij zult voldaan hebben aan het tiend- voor het aan- ö 3 gezicht van Je- recht van allen uwe inkomften, waar van het bevat, «wen uithel niet langer mag wezen, dan het derde vs."ii.,Ehgii jaar, daarom in hct bijzonder het tiend jaar ^ggjjj^ genoemd, dan zult gij niets van uwe tienden dat jebovab ,' ö 7 ° J . uw Elobim, u zeiven genieten; maar alles geheel overlaten ten en „w i1UiS gegebruik voor den Leviet, den behoeftigen, den f?™aL\^t\ verlaten wees, de weduw, en den uitlan-en de vreem- 7 7 deling, die 111 der, Op dat dus allen de behoeftige héden' het midden van van uwe plaats ook eens eenc vrolijke maal- vj; in, wantijd hebben. 13. Dan zult gij in tegenwoor- ™fmAf^ g£ ben, allen tienden van uw inkomen te vertienen, in het derdejaar, zijnde een jaar der tienden: dan zult gij den Leviet, den vreemdeling, den wees, en de weduw geven, dat zij in uwe poorten eten.- en verzadigd worden: vs. 13. En gij zult voor het aangezicht van Jebovab, Z 2  35(5 Het VIJFDE BOEK uwen Éhttm, digheid van uwen Heer, op dat derde jaar zeggen: ik heb van algemeeue afrekening de volgende betuihet heilige uit . ° o ..... a ........ . het huis weg- ging doen: — de garven der tienden door heb0Ihct' ook mij aan Jehovah te geven , heb ik lieden den vreemde- betaald; niets daar van is meer in mijne wooiing, den wees, ning, ze zijn om aan den Leviet, den vrecm- cn dc weduw gegeven, naar deling, den wees , en de weduwe uittedeebódênTe % len , ingevolge Uwe bevelen: ik heb hier mü geboden njets verzuimd , in de minfte bijzonderheid hebt : ik heb ' J niets van uwe zelf niet. 14. Want fchoon mijn gewas, of getreden ,°Ven andere omftandigheden, al niet voorfpoedig ""w Vk' mo£ten geweest zijn, ik heb 'er mij niet heb daar van van ontrokken , ik heb 'er niets van behou- nict gegeten in , . . , , miinedroefheij, den tot eenige onzuivere oogmerken, of daar van niets weg- van tot doodmaaltijdcil Uit verkeerde godsgenomen tot dienftigheid gegeven: — neen, in deczen ben iet onreins , .. noch daar van lk miJllS H e e r e N bevel gettOUW geweest, eerie^"rfOT«fl/0.- doende naar Zijne bevelen. 15. Sla een gunik ben der ftem fj-jcr 0og op mij van boven , uit uw heilig- van Jebovab , G ° .. mijnen Elobim, dom, waar Gij in de Schechina woont, ja we«tr,Z1ikUheb van den hemel zelfs, en bezoek uwe onder- {jf!fMn dat" 05 danen, uw begunhigd Israël! beweldadig helt ECboden net erfland ons door u gegeven, ingevolge vs! 15. zie Uwe beloften, als een allergewenscht gewest. — mveeWaheiiigè 16. Eerlang zal deze wet van uwen Heer cn wooning, van God, en zullen alle godsdienhigc en burgerlijke den hemel, cn ' ° e ° J zegen uw volk gebruiken , in de uitvoering kunnen gebragt heiland' dat worden: — nu beveelt Ilijze 11 met nadruk; hcb°nSgeiukVgïi bctrachtze met oprechtheid van uw gemoed,, onzen vaderen en brengtze ter uitvoer met volkomenheid van gezworen hebt; een land vloeiende van melk en honig. vs. 16. Ten dezen dage gebied u Jebovab, uw Elobim, deze inzettingen en rechten te doen: houdt dan en doet dezelve met uw ganfche hart, en met uwe ganfche ziel. vs. 14. Men lette, dat de doodmaaltijden door de naastbeftaanden , en niet in hct huis door dc huisgenoten des doden gegeven werden.  van M O S E S. Hoofdd. XXVI. 357 uwe genegenheid. 17. Gij verbindt u der- vs. 17. He- ö 0 .. ' , , , den hebt gij halven nu , daar gij Jehovah nu mede ver- jehovah doen plicht hebt om aan u te beloven , dat Hij *^ zich als uw Befcherm-God zal gedragen, om zal zijn , 0 en ant gij zult van uwe zijde zijne hoofdwetten naartcko- wandelen in , .... ... 1 .. zijne wegen , men , zijne burgerlijke bepalingen , rechten , en houden zijen gebruiken te onderhouden, cn in alles u aan zijne bevelen te onderwerpen. 18. Op den, cn zijne J . .. , rechten, en dat dien voet betuigt uw Heer u , uit zijn gij zijner ftem naam , dat Hij u tot zijn bijzonder volk en |l^m ^oot' onderdanen aanneemt , op diezelvde voor- ys. l8- Erl ' r Jehovah heelt waarden, op welken hij u dit belooft hecit; ü heden doen , .. ,, -1 zeggen, dat gij mits gij gehoorzaam zijt aan alle Zijne be- hem tot ecn velen. 19. Dan zal Hij u aanzienlijk maken, ^[/^^* boven allen de natiën van de waercld, die Hij gelijk eJ?i^0^^ boven anderen doet uitfteken , elk zal met heeft, en dat roem van u fpreken , hct voordeelig gerucht ^^dm Zzuit zal zich overal verfpreiden tot vermeerdering houden. . ... vs. 19. Op van dien luister: op dat het zo alzms blij- dat Hij u dus , , .. ,, ... boven allen de ke , dat gij een volk zijt gewijd aan uwen vollten j u™ou" den. 7. Maar vooral de drank-oileren, tot wen- én gij * zult jebovab , erkentenis voor dc eer dat gij u met Jeho- uwen" Elobim, rah in zulk eene verbindtenis bevindt, en dee- daar op offe* ze plechtigheid moet gij met vrolijke maal- re™ 0ok tijden, gezang, en reie befluiten. 8. Op dc-zuit g'ij.dank- J ° ° vi ] oileren oileren, ze marmeren platen moet wel duidelijk dc en zult daar ganfche inhoud van de wet ingefchreven wor- H-ekn den. — het ^nfezicht van Jebovab , 9. Moses ging voort, vergezeld van dc uwen Elobim. Priester-Orde om, uit naam van de aanzien- z jts'op E"ieze lijke bewaarders der wetten, bet volk de vol- ^n?a\Ie^hrfc gende plechtigheid overtegevcn, dan door de woorden dezer . , r • wct 1 «ie wel Leviten te verrichten: De Leviten moeten uitdrukkende, door eene plechtige aanfpraak , het volk tot fp™ ^oors aandacht en gehoorzaamheid opwekken , daar met de Leviti- , cv 7 1 fc!>ePriesteren, zij op dien dag het verbond met Jehovah, tot gansch ifKana'dns Koning vernieuwen of fluiten zullen ^m^mZ 10. Als een grondflag van hunne gehoorzaam- £">,or0'p° j£ zen dag zijt gij jebevdb , uwen Elobim , tot een volk geworden, vs. 10. Daarom zult gij der ftem van Jebovab, uwen Elobim, gehoor- alleen tot wegwijzers, maar voor hunne lands-wetten, om de vreemdelingen te waarfchuwen, de inhoud , waarfehijnlijk van Seat. XI—XXVI. of zo men zulks niets waarfchijnlijks vind, de zegeningen en vloekwenfchen. — De Heer Kennicot meent, de text is hier vervalscht, en men moe t met den Samatitaanfchen Gerizim lezen: in het verband is eenige waarfchijnlijkheid: doch Profr. Verschuur heeft hct tegendeel beflisfend • getoent. Z 4  36o Het VIJFPE BOEK saam zijn: en heid aan de mondelinge bevelen, wetten, en gij zult doen . ° ' ' ?i.;ne geboden, bepalingen thands door mij voorgefcb reven, «"gen"0difflk II« Bij die gelegenheid bepaalde Moses nog uheden gebre- andere bijzonderheden, die hij den volks-raad vs. ii. En voordroeg: 12. Namenlijk: bij die plechtige Moses gebood . ,°' J, J „ 1 , ° het volk te dien gelegenheid zal een gedeelte der afgezondenen dage, zeggen- ujt de ftammen z|^, plaatzcn ^ op Qefizims vs. ii. Dee- kruin , en wel die uit Takobs aanzienlijke zen zullen Haan . J J cm het volk te vrouwen in den rang van hunne geboorte, bcrgnG«nV»" !3* Terwijl de afgezondenen uit de zes ovedeSn %ord2l riSe ftammen, gefproten uk de bijwijven, op gegaan 'zult Ebals toppen haan zullen. 14. De plechtige Levi', Juda', eed-verbindtenis zal dan gelezen worden door sÊpH^en^BÈN- de Leviten, met ecne hoorbare hem voor de jamin. "■ ganfche fchaare, ter bekrachtiging van de ge- vs. 13. En 0 ' & ö ö deezen zuilen maakte wetten, die 1111 op de Itecnen gegra- flaan over den , tv j j- vloek op den veerd waren : 15. Bijzonder van die wetten^ berg EbaUKv- welker overtreeding het richterlijk oog onder AzEP,, Zebu- dc menfehen ontduikt, aldus: de onmidlijke Naphtali. e ftraf . Gods is die burger waerdig, die af? Leviten zuiien godsbeelden zal maken, met een oogmerk getuigen %' èn 0m die in het heimelijk als huisgoden te lensman van dienen : en de ganfche fchaare zal den eed 'j^sB-AfL , met een 'verhevene ftem: vs. 15. Vervloekt zij de man, die een gefneden, of gegoten beeld, eenen gruwel voor Jebovab; een werk van 'swerkmeesters handen, zal maken, en zetten [het] in het verborgen, cn al bet volk zal antwoorden, en zeggen, Amen. vs. ia. De ftammen komen hier in dien natuurlijken rang, dewijl zij OP de wetten allen eencrlei betrekking hadden. vs. 14. Cerizim was'zeer vruchtbaar, van moerbeziën, vijgen, citroenen,koorn,rijk van bronnen, wijnftokken, en olie. — Ebal rotsagtig, aan de eene zijde ten noorden liggende onvruchtbaar, aan de zuidzijde , door de Zon verfchroeit: hij fchijnt het kerkhof der nabijliggende fteden geweest te zi;n. — De valei tusfehen beiden was niet groot, men Ion lieden op de twee bergen itaande, daar vrij duidelijk hooren.  van MOSES. HooFDD. XXVII. S6t met Amen, bekrachtigen. 16. Die zelvde vs. 16. verftraf verdient de verachter van zijne ouders, zijnen ^'adcr't die hun leed maar al te dikwils verkrop-. ^Lziine n\oe" r der veracht : pen: en het volk zal deze weder bijzonder cn al het volk overnemen, met Amen. 17. Die ftralTe trcffe Amen."28™' den heimlijken verplaatzer van de fcheidspa- ^*t'^VS len der landhoeven: en hct volk zal dezen ziins naastens landpaal vereed bekrachtigen met Amen. 18. Die den rukt: en ai het van gezicht beroofden op den weg misleid. - Aïmen!eS" ■ Amen, 19. Die Richters, die den weerloo- , s; l8:.v"" ' ' vloekt zn, die zen verdrukken — Amen. 20. Dien bloed- eenen blinden fchender, die de bloedfehande in den hoog- doet dooient ften trap heimelijk begaat : en al het volk al zal deq eed bekrachtigen, met Amen. 21. Die Amen. met een beest onkuisheid pleegt, en hct volk vloekt-zij, dL zal dien eed bekrachtigen met Amen. 22. Die vrecmdeUngs" met zijne zuster , bet zij van beiden zijden, ',es , weezen, . ..... J cn der wedu- or van eene zijde onkuisheid pleegt, Amen. we buigt: en rv 1 1 • ... al het volk zal 23, Die met de huisvrouw van zijn vader zeggen, Amen. gemeenfehap heeft; — Amen. 24. Die eoi.^S,*^-.^ heimlijken doodliag begaat: — Amen. 25. Die b>i dc vrouw r , ', , , van zijnen va- een gelchenk aanneemt, om daardoor eenen der fet, om onfchuldigen het leven tc benemen: — Amen. vaderenip^nt26. Ta alle de ftratTen Gods treffen hem 011- dckt hccft: en . ..... ,. , , , . al het volk zal midhjk , die deezen wetten zo plechtig op- zeggen, Amen. vs. 21. Vervloekt zij , die bij eenig beest ligt; en al het volk zal zeggen, Amen. vs. 22. Vervloekt zij , die bij zijne zuster ligt, dc dochter van zijnen vader, of de dochter zijner moeder: en al het volk zal zeggen, Amen. vs. 23. Vervloekt zij, die bii zijne fchoonmoeder ligt: en al het volk zal zeggen, Amen. vs. 24. Vervloekt zij, die zijnen naasten in hct verborgen verflaat: en hct volk zal zeggen , Amen. vs. 25. Vervloekt zij, die gefchenk neemt»; om eene ziel , het bloed van eenen onfchuldigen te verdaan, en al het volk zal zeggen, Amen. vs. 26. Vervloekt zij, die de woorden dezer wet niet zal bevestigen, doende dezelven: en vs. 26. Deze wijze van wetten te maken bij eede , verbond , en vervloeking is zeer oud. Hier fchijnen bijzonder die wetten bedoeld te worden, welker overtredingen in het heimelijk gefehieden, cn die Z 5 der-  562 Het VIJFDE BOEK ai hct volk gericht, fchend: cn al hct volk zal den eed zal zeggen , - , , Amen. met Amen bekrachtigen. derhalven alleen door het geweten te bezwaarcn, konden bekrachtigd worden, — brand- en dank-offeren kwamen op El/al te pas; want hielden zij die wetten, hun land zou dan in den voorfpoed aanhoudend gelegenheid tot dank- cn brand - offeren geven. Elk lezer die onbevooroordeeld is , bemerkt dat hier eene verbindtenis voorgefchrcven word, eenigzins gelijk aan die van Sinaï, met plechtigheid van offeren en maaltijden befloten. — Zij gaat over dezelvde zaak, maar verfchilt in plaats, en in aart van voordragt; de eene wordt gegeven aan den voet van Sinai; de andere in de Bloabitifcbe velden, van daar hebben al vroeg de Godgeleerden onderfcheid gemaakt tusfehen hct Sinaitiscb , en het Moabitiscb verbond: cn 'er is gewis in een zeker opzicht onder-: fcheid, maar waar in dat karakteristieke gelegen is, moet men onbevooroordeeld opmaken. — Co cc e jus meer zijn plan van tijd, dan den aart der zaken volgende, noemt het een voorbereidend verbond voor het N. T. — die in 'smans denkbeelden omtrent de voortreflijkheid van het N. V. valt, vind in zulk ecne voorbereiding tot zulk eene edele verbindtenis reeds iets hct geen hem mishaagt. — Veneria heeft hier merkelijke verbeteringen in gemaakt, Verschuur heeft daar op gebouwd. — Ik geloof ook dat 'er onderfcheid is; de vloek, welken wij lezen in het vorige Hoofddeel, is bij mij eene ainpliatie van de Sinaïtifcbe verbindtenis , die elk hoofd voor hoofd betrof; deze verbindtenis moest, als zij in het land waren, op Ebal weder vernieuwd worden, doch zo, dat de Wetgever hier meer, als de Befcherm - God, die het hart van zijne onderdanen kent, ingevoerd word, dan in de Sinaitifebe verbintenis, de wetten worden niet herhaald, maar alleen bedreigingen over hen uitgefproken, die in dc burgerlijke t'zamenleving ten hooglten fchuldig, ncchtans alle gerechtelijke naarvorfching ontdoken; hier word dan de natie verplicht om diergelijke wanbedrijven voortekomen; alles word met offeranden en eene ruime maaltijd, waar in vrolijkheid konde heerfchen, vergezeld, het volk was nu verzekerd, dat hun Koning om dergelijke heimlijke misdaden geenzins een gansch volk flraffen zoude, maar alleen den fchuldigen.  van M O S E S. IIoofdd. XXVIII. 563 L-'t^ rrirmiirtn L rwlf-"^» nibiiwiw u.n* : xxvjit. , , hoofddeel.' aat ik u hier op, mijne brpederen! vs, Enhet. de zegeningen Gods voordragen, welken u zal gefehieden, 00 , •• indien gn der gewis te beurte . vallen zullen , wanneer gij ftem van jehoallen deze rijkswetten vlijtig onderhoudt: ge- "uitpuft wis dan zal uw Heer u van alle natiën » in aanzien onderfcheiden : 2. Ja gewis alle te doen aiien ..... , zijne geboden» die gunstbewijzen, u te voren reeds aange- die ^ u heden kondigd, zullen op uwe gehoorzaamheid aan f^^'™^ uwen Heer volgen: ja u zelfs ongedacht 'Elobim,uhoog - zetten boven gefchonken worden ;. eer uwe hoope begint aiien volken optewakkeren. 3. Voorfpoed zult gij hebben ev5*a2rd^1 al. in uwe handwerken: voorfpoed in uwen land- le}1 dcze zcp' r . j ningcn zullen bouw. 4. Voorfpoed in uw kroost , in de s ;«>«/«* , en voortbrengzcls van uwe akkers, den aanwas X,ni warmee? van uwe lastdieren , de vermeerdering van ^f^J^Zl uw groot en klein grazend vee. 5. Voor- EUbm, zuit ° . r . gehoorzaam fpoed in uwe inzameling: voorfpoed in uwen zijn. winter voorraad. 6. Voorfpoed in allen uwe geJ^ 3z'u,f ^ ondernemingen: voorfpoed in den uitflag der- f£™J* ft*j zeiven. 7. Uw Heer zal u, wanneer vol- gij zijn in 't veld. vs. 4. Gezegend zal ziin de vrucht van uwen buik, de vrucht van uw Jand, de vrucht van uwe beesten : de voortzetting van uwe koeien , en de kudde van uw klein vee. vs. 5- Gezegend zal ziin uw korf, en uw baktrog, vs. 6. Gezegend zult gij zijn in uw ingaan : gezegend zult gij zijn in uw uitgaan, vs. 7. Jebovab zal uwe vijanden die tegen u opftaan, vs. 1. In dit Hoofddeel worden de algemeene nationale deugden en ondeugden voorgefteld, cn de nationale zegen of vloek omftandig en uitvoerig daarop voorgedragen; op Ebal, werd de burger bedreigd over eene misdaad die zijn' perzoon of gezin betrof; op Gerizim moest de zegen afgekondigd worden. — Ziet hier een plan, hct geen duidelijk is, zonder dat wij ons behoeven te beangftigen om een naam aan hetzelve te geven; fchudden wij vrij hier de zamenffcls - denkbeelden pit, welken ons hier in de duidelijkheid der zaken zeer hinderlijk kunnen wezen.  S6+ Het V IJ F D E B O E K geaagen geven ken u vijandig aanvallen, getuigen maken van ge°ichtl':V door Zl)m Overwinning, zonder dat zij iets koste: éénen weg zoi- zj; mogen bij een gunffige gelegenheid in uw len zij tot duit- ,,.?,., , .. . trekken; naaar land reeds ingeboord zijn, al ras zullen angen^imenTij deren voor u gunftiger, hen den aftocht doen voor uw aan- verfhellen. g. Ta Uw Heer zal den voorzicht vlieden. •> vs. s. jebo- fpoed op eene meer zonderlinge wijze u toezegen Za gebie- deelen , zulks zult gij befpeuren in uwen me" ' udazij "in °°gst » voor eenen lanSen tiïd opgelegd , ja uwe fehuren, [n auen Uwe bedrijven: ja Hij zal zijne zeen in alles , . , .. waar aan gü genende gunst over Kanaan zonderling en cnVeH,rdzaru behendig maken. 9. Daardoor zal uw Heer zegenen in het doorflaandc toonen dat gij een afgezonderd volk land dat Jebo- 0 J 0 vab, uw Eio- zijt, Zijn lijfeigenen naar Zijne toezeggingen: zak' " êeVC" onder die voorwaarde, dat gij de bevelen van vaV'ziiuzi'h Uwen Heer opvolgt, cn u onder zijn onder^ zciven tot een fcbeiden bellier naar Zijnen wil fchikt. 10. Allen heilig volk be- , * ., ,. , vcsdgen,geiiik natiën des aardbodems, die van u hooren, ren heeft"ran- zullen ten duidelijkfteii befpeuren, dat gij in neer gü de ge- j]Ct bijzonder , bet geliefd volk van Jehovah boden van Je- ' ' D , , iov*b, uwen zijt; dat zal ecn groot ontzag onder hen ver- Elebim, zult J.' b „ houden, en in wekken , en uw aanzien zeer vergrooten j wandeieii!'eSCn Zo dat allcn zegeningen en weldaden u vs. 10. En van alle oorden toevloeien zullen, gij zult ze alle volken der . „ , „ aarde zuilen zien in uw nageflacht , in uw voornaamlte rLT/nlam7óv°eVinkomen het vee, en het graangewas; en u genoemd is, jat alles in uw eigen u toegedeeld Kanaan. en zij zullen J . voor u vree- ir>. Alles zal u tot dat einde moeten ten "vs. 11. En dienfte ftaan; de onbetaalbare fchatten van den jebovab zal u vruchtbaren regen , welken de hemel befluit, doen over- o ? . vloeien aan zullen uw eigendom zijn; die van de aarde goud , in de . , , , , . , r vrucht van u- niet minder, daar al uw arbeid zo voorlpoe- wen buik , in de vrucht van uwe beesten , cn in de vrucht van uw land: op het land, dat Jebovab uwen vaderen gezworen heeft, u te zullen geven, vs. ii. Jebóvab zal voor u open doen zijnen goeden fchat, den hemel, om uw land regen te geven te zijner tijd, en oiu te zegenen al het werk  - van MOSES. Hoofdd. XXVIII. 365 dïg zal gemaakt worden*, dat het geld over- uwer hand: e» vloedig onder u zal zijn, zo dat gij andere volken leenen; natiën daarvan zult kunnen voorzien, zonder fliS'ondeenèü! dat gij iets vart" hun zult benodigd hebben. vs- p- En t tt . , . Jehovah zal U 13. Ja uw Koning zal u tot de aanzienhjkhe len hoofd[»»/*] natie maken, die nergens in de minhe is, "if ftVc™, en en die ten alle tijde zich zelve daar in gelijk fij zult alleen" J ö J lijk de et^r- lS ; mids gijlieden maar naar de bevelen u door hand _ hebben , mij nu voorgehouden, luistert: 14. Zo dat zrjn^wfnnée? gij geenzins op cenigerlei wijze van de letter j10^™"^! en meening derzelven afwijkt, vooral niet die den van 3ei»m . , , , . , vab , uwen Elo- krachteloos maakt , door aan andere Go- bim, die ik u den eerdienst te bewijzen. 15. Maar is het bonneten mijne waardige landgcnooten! dat gijlieden te doen: J li vs. 14. En gij integendeel aan de bevelen van Jehovah uwen niet afwijken Koning zult ongehoorzaam zijn; doet gijlie- 5e1' «worden? den. het tegendeel, uw Koning zal ook het hS^geWede^ tcgengefteld. 11 doen ontmoeten; vloeken en ter rechter, of , , .. . , 1 , c ter linker hand: rampen zal hij m plaats van beloften cn ze- dat gij andere geningen over u brengen. — 16. Tegenfpoed fjf™ onlawd"è zult gij hebben in uwe ftadsbedrijven: tegen- tc -dtanei,-Dsir fpocd in uwen landbouw. 17. Tegenfpoed cn tegen zal in uwe inzameling: tegenfpoed in uwen win- jndien^gij^er tervoorraad. iS. Teraifpoed in uw kroost, ?em, van„ *e~ 1 ' bovab , uwen in uwe veldgewasfen, in uwe runderen en Eiebim, niet fchaapsftallen. 19. Ja tegenfpoed in allen UWe zaam zijn, om ondernemingen, tegenfpoed in den misluk- ™™T^- ^0™°"'kenden uitflag. ao. Ta zelfs meer onmidhjk zal ie zijne gebo- .... r , ., , ,, , . ... . den, en zijne Ihj u toefchikken allerlei onheil , verwarring inzettingen,die en verwoesting van allen uwe ondernemingen; ^ede^zonzuilen alle deze vloeken over u komen, en u treffen, vs. iö. Vervloekt zult gij zijn in de ftad : vervloekt zult gij zijn in 't veld. vs. 17. Vervloekt zal zijn uw korf, en uw baktrog, vs. 18. Vervloekt zal zijn de vrucht van uwen buik, de vrucht van uw land, de voortzetting uwer koeien, en de kudden van uw klein vee. vs 19. Vervloekt zult gii zijn in uw ingaan: vervloekt zult gij. zijn in uw uitgaan, vs. ao. Jehovah zal onder u zenden den vloek, de verllooring, en het verderf, In alles waar aan  366 Het VIJFDE BOEK pij mve hand wat gij ook doen moogt, gij zult uWen orii\Zn zah- tot dei"SanS «iet ktmneri voorkomen; maar zelfs dat gij verdelgd zal de laatfte flag u onverwacht treden , om word, cn tot . r , «■ . dat gij haast uwen nardnekkigcn arval van uwen Komng. w™geT' "dë 2I' De befmetting zal ti fteeds aanhangen, boosheid uwer tot dat gij gansch verteerd zult zijn, in dat werken , daar , ° 1 mede gij mij gezegende Kanaan, nu te beërven, 22. Aan- y'lTLfebl'- houdend zult gij Van Uwen Heer bezocht pest doen aad- wort'en met Zlinc landplagen, vertecring van kleven, tot dat krachten , brandende koortzen j huidziekten, van he"'iand! en inwendige öntftekmgèrt, gebrek aan regen, wegaaf", 1 onï de zwarte geelzucht in uw koorn; plagen die dat te erven, u tot uw verderf uitmergelen zullen. 23. Voor»b* zai« flaan al door zulke felle droogten die den dampme"eekc^m" kri"S als gloeie"d koper : en de aarde met vurigheid, verdroogd , ijzerkouleurig maaken zullen. metentflehng, tt tt 1 • 1 met droogte, 24. Uw Heer zal in plaats van regen u koorn, eïmet verdfoogende winden toezenden van den hehonigdaauw , mél , die het fijne zand en drek als een die u vervolgen J zuilen tot dat regen op uw land zullen hecnlfrooicn, het gij omkomt. , , , , , T TT , vs. as. En gansch overdekkende. 25, Ja uw Heer zal boven"161' uw 11 'm gev-u van oor'°§ ë6*"^ de nederlaag behoofd is, zal fchikken, alfchoon gij zelfs aanvallender wijkoper zijn: en ,. , , , de aarde die ze dien mogt begonen hebben, zo zult gij zanizerUZiin.S' nochtans door verfcheiden ongedachte middeys. n. jebo- len verplicht zijn al vluchtende den hertocht vab, uw Ele- J bim, zal fijn te nemen: van dc meest bekende Rijken totiegeri v°or zuh g'j vijandhjkheden te wachten hebben. Hf land geven : van den hemel zal het op u rederdalen , tot dat git verdelgd word. vs., es. Jebovab zal u geven de nederlaag voor het aangezicht uwer vijanden : door éénen weg zult gii tot hem uittrekken, en door zeven wegen zult gii voor ziin aangezicht vlieden : en gij zult vart alle Koningrijken der aarde beroerd worden. vs. 24. De heete winden van het Ocsten, die ftof als een regen ann« vreren.  van MOSES. Hoofdd. XXVIII. 367 26. Zo fnel zult gij in uwe nederlaag den lier- J, >6 £n tiet moeten nemen, dat 'er geen tijd zijn zal w dood ïig- , , , haam zal allen om de menigte uwer dooden te begraven; gevogelte des maar zij zullen den roofdieren ten d™r , , . _.. bovab u henen eene lpottende verachting weezen. 38. Gij leiden zal? moogt dan nog alle vlijt aanwenden om u zu™\eli zfA weder te herftellen; het zal te vergeefs zijn: °P, 'len aI*k"t D J uitbrengen : al zaait gij goed en overvloedig graan, uw maar gij zuit , • ■■ , . weinig inzame- oogst zal gering zijn , dewijl de fpnnghaan jen; want da het beste airede af gevreten zal hebben. {Prinklia*n z^ ° het verteeren. 39. En fchoon gij wijngaarden moogt aanleg- 39. wijngen, en die bearbeiden; gij zult nochtans gij3'pkmten^en den wijn niet proeven: want uwe inzameling gf"^" ge™^ * zal door het fchadelijke ongedierte reeds be- wij" drinken, i •• t- n ■> 1 , •• noch ict ver¬ derven Zijn. 40. En lChOOU er OVei'al bij U gaderen: want olijfboomgaarden mogen gevonden worden, h^t afeten. ^ gij zult deszelfs kostbare olie nochtans niet , *»■ 4°- oiijf- a J boomen zult gebruiken, want de onrijpe olijven zullen in gü hebben in menigte afvallen. 41. En fchoon gij u ver- paim^aar^j blijden moogt in ecn talrijk nakroost, gij zult z"'* u me,t olie J 0 J ' SJ niet zalven : 'er nochtans de geneugten niet van hebben want uw oiijf- , .. „ r. , , . boom zal [zi;- in uw gezin, daar zij van 11 afgefcheurd m ne vrucht] af flavernij zullen gevoerd worden. 42. Uwe ™"£e% Zo_ boomgaarden, uwe graan - akkeren , zullen ge- nen e" dochte» n. j- j 1 * • , ,„ 0 ren zult gu ge- ltadig door het vernielendlte zoort van rup- winnen ; maar feu bedorven worden. 43. De uitlander on- UIJ 2«*aijn, der u woonende zal ten uiterhen aanzienlijk t*At 7A' zulle.n J m gevangenis worden , terwijl gij boven alle verbeelding gaan! ' J ÖJ vs. 40. Al uw geboomte, cn de vrucht van uw land, zal het boos gewormte erfljjk bezitten, vs. 43. De. vreemdeling, die in het midden van u is, zal hoog, hoog boven u opklimmen: en gij zult laag, laag nederdalen. vs. 39. Dit irifect is nog met geen naam bekend, een foor't van Ter3 maar rigt in de wijnbergen vreeslijke verwoestingen aan, bijzonder iu fèui'scblaiid. Mlrs. vi. ai. Waarfcliijnlijk ecn worm, die Rösell befehr'jfc als de' fckadsf» lijkfïc. Mus. 111. Deel. Aa  37° Het V IJ F D E BOEK vs. 44. Hij verminderen zult. 44. Hij zal zo veel verm'u" gijenzuiï mogen hebben, dat hij geftadig door beleenln: mïaZ nihg«jri aan u zich verrijken zal 5 hij zal ïn-.oM zijn, cn gr00t WOrden, terwijl gij tot den geringlïen gij zult ten ° , , »„ i fiacrtzijn, flaat vervallen zult. 45. Allen deze rampen .nièndetcvirfe- zullen u gewis bezoeken , gij zult ze niet *CkomènnOV noci" J olie , noch derhoud, maar 11 geheel verdelgen; — zo zal voortzetting u- het ten platte lande geheld zijn, — 52. Uwe ^ch 'kudden bemuurde heden zullen zij belegeren, en zo ™ ZaiVoverig lang horm lopen tot dat de muren bezwij- laten: tot dat ken, de fterkhe heden zelfs, die gij voor Vs. 52. Én onverwinbaar hield, zullen bukken: algemeen a^j^™ be^ zal de belegering zijn, van allen de heden aiienuwepoor- van uw erlland. 53. Zo digt zullen zij u uwe hooge en influiten , dat gij zelfs genoodzaakt zijn zult, „edervaiienYop om uwe eigene kinderen, ("anders het beste weIkengü ver- , , TT v trouwt 111 uw gefchenk des Heeren voor ouderlijke har-ganfche land: ten) tot ftilling van uwen raazenden bon- a^genin ai- ger, te eeten in die uiterhe benaauwheid. !en uw.e poor" ° 7 ten , in uw 54. Dan zal de aanzienlijke, in verwijfdheid ganfche land, en wellust opgevoed, zo fhig worden om- uw Ehbim, u trent zijn naastbehaanden , zijne huisvrouw sevs.V53. Erfgij zelfs en kinderen, die hem noch van den zuit eten de ' vrucht van u- honger overgebleven zijn: 55. Dat hij hun wen buik, het zal weigeren te geven van het geflachtte men- zÓnenh, cnWu- fchenvlcesch, waar van hij met zo veel gul- ™nr j^0*»? zigheid gebruikt heeft: dat 'er voor hem niet «f*. uw eu- overfchiete, gedurende de benaauwende influi- v'en'zai hebben ; in de belegering, en in de benaauwing, daar mede uwe vijanden u zullen benaauwen. vs. 54. Aangaande den man, die teder en zeer wellustig onder u geweest is: zijn oog zal kwaad zijn tegert zijnen broeder, en tegen de huisvrouw van zijnen fchoot, en tegen zijne overige zonen, die hii overgehouden zal hebben: vs. 55. Dat hij niet aan éénen van die zal geven van het vleesch zijner zonen, die hij eten zal: om dat hij voor zich niets heeft overgehouden, in de belegering, en in de benuauwing, met welke uw vijand u zal benaauwen in alle uwe poorten, Aa 2  372 HtT VIJFDE BOEK vs. 56. Aan- ting der belegeraren. 56. De aanzienlijke, dêrcden'4e!lns- zacnte cn wellustige dame zelv , die zich te tige [vrouw] hoog achte, dan dat zij immer te voet gaan niet waagdeha- wilde, zal dan hare tederheid omtrent haaren op denaarde echtgenoot, en hare kinderen uitfchudden: te zette^w»- 57. zij zal heimelijk bang zijn, dat zij mogf« wetkbiid: ten willen eten van de jonggeboren vrucht, kwaad zun tc- waarvan zij heimelijk verlost is , of van haresdfciiootsn ee11' -^rer kinderen, die zij in ftilte tot 011en tegen^haar derhoud van haar eigen leven gcflacht zal t°°n hebben, om den razenden honger te hillen, it^artvrucbt' welke geduurende de belegering woeden zal. Hit ba»lm,fh ^' ^aarf S'ij voort in het verachtelijk verbaam uitgegaan waarlozen der geboden in dit wetboek bezonen die"'zij paald, geen het minhe ontzag hebbende voor **{*' hebben^ c*en Majeflueufen cn geduchten Koning deiwant zij zaïze Koningen, Jehovah, daarbij uwen Befchcrmborgen,'C we- God! 59. Zo zal Hij u dan met zeldzame fiTesfCm'debe" PlaS'en hralfen, zo voor uw zeiven, als voor legering en in uwe nazaten: wel buitengewoone , maar tede benaauwing, i . . daar mede uw vens zwaare hardnekkige plagen, en 111 de viiand u zal be- naauwen in uwe poorten, vs. 58. Indien gij niet zult waarnemen te doen allen dc woorden dezer wet, die in dit boek gefebreven zijn: om te vreezen dezen heerlijken en vreeslijken Naam , Jebovab , uwen Elobim : vs. 59. Zo zal Jebovab uwe plagen wonderlijk maken , mitsgaders de plagen van uw zaad ; liet zullen groote en gewiste plagen , cn booze en gewisfe krankten zijn. vs. 57. Houeigant en Kenkicot hebben hier den text verbeterd op hunne wijze; S. Ravius heeft zich daartegen in zijne Disf. Ant. Honb. verzet. — Sciiroc'der meent evenwel dat het woord holten hier uitgevallen is — dat men dus moet lezen.en zij haare nageboorte koken; cn zeker als men 2 Kon. VI: 28 en 29. hier mede vergelijkt, word zulk eene invulling meer noodzakelijk — 'er is geen andere weg ter verbetering van het eerfie lid van vers 57.; men Ieeze dan > dus meer welvoeglijk doch niet zo letterlijk : en zij zal heimelijk baar eige vracht kolen, baare geliefde zonen, die zij zelve gibtart bad.  van MOSES. Hoofdd. XXVIII. 373 uitkomst kenbare ziekten. 60. Dan zullen de Vs. 6a. En zwaarfte landziekten van Egypten, daar gij zo \^a™elSnl£ bevreesd voor waart, niet alleen terug keercn, ij" kwaien^van maar zelf eene u bijblijvende ziekte worden, wt-inen gij ge61. AVaarbij nog andere bezoekingen, en eT^ zd? zuUen ii ziekten komen zullen, waar mede gij reeds aanhangen. ' ö J vs. 61. Ook in dit wetboek bedreigd zijt, en zulks alles aiie kranktc, door 's Heeren beftelling tot uw volkomen die m hefboek verderf. 62. Gij zult zo verfmelten, dat de g-ta^li* overblijvende niet noemenswaardig zullen zijn. zal Jehovah te- . , „ . • f" « doen or- in vergelijking met de ontelbare voorvaderen: komen, tot dat en zulks alles, en alleen, om uwe wederfpan- wordtl"^12''' nigbeid. 63. Dat zult gij ondervinden tot ys. 62. En gij 0 u °J zult met wei- uwe beroering, dat even zo als uw Heer nige menfehen- ij- 1 overgelaten een innig vergenoegen had m u wel te worden, in doen, en u talrijk te maken , Hij even zo p|^f'CMd*|t ^ voldaan zijn zal, door u ten ondergang te de ftau-en des , , , , hemels in mc- brengen, en uwe natie te verdelgen; zo zult nigte: om dat gij dan uit Kanaan, nu tc bcè'rven, weder met ^n Ajcha^b™ geweld uitgebragt worden. 64. Dan zal uw uwcn ■> He er u onder verfcheiden natiën door de zaam geweest ganfche bekende waereld vervoeren, en daar Z1JIVS- 6s. En zult gij u weder aan den afgodendienst, den 221 ° ' den, gelijk Je- plompften zelv vcrflavcn. — 65. En nog is boyab zich over het einde niet: — gij zult dan in deze volk- bilode, ugoed plantingen niet vreedzaam woonen , maar in yermenigvuïd™ ecne gcfradige onrust keven: uw Heer sende * z° zal , , , , Jebovab zich zelv zal u vertzaagd maaken , zo dat uw "over u verbüjgelaat vervallen zal van uw aanhoudend doende" enCu fchreien , en de inwendige hopeloosheid : verdelgende:en gij zult uitgerukt worden uit het land, waar gij naar toe gaat, om dat te erven, vs. 64. En Jebovab zal u verftrooien onder allen volken, van het een einde der aarde, tot aan het ander einde der aarde: en daar zult gij andere goden dienen, die gij niet gekend hebt, noch uwe vaderen, hout en fteen. vs. 65. Daar toe zult gii onder dezelve volken niet flil ziin, en uwe voetzool zal geen rust hebben: want Jebovab zal u aldaar een beevend hart geven, en blind gemorde oogen , en moedeloosheid der ziel. Aa 3  3:4 Het VIJFDE BOEK vs. 66. En Gedurig zult gij in bekommernis zijn uw leven zal voor mv iL.vcll • 0p p-ecn ftond van den dag voor u zv;even 1 ° a en gij zuit nacht zult gij uw leven zeker rekenen. 67. De ken:*genC zun angst, dc moedeloosheid zal u altijd onrustig Beker'zijn "v" §£dreyeH doen zijn, niets zal u ftillen: — vs. 67. Des 's morgens zult gij al weder naar den avond morgens zult » j i jjii-j gij zeggen; ach verlangen; en s avonds zal u de donkerheid wareY^nV°cies 20 bczwaaren, dat gij baken zult naar het avonds zuit gij morgenlicht, en dat niet alleen door uwen zeggen ; ach dat hct morgen iiiwendigen angst, maar vooral door de ver- den ï-ehrUt'van nieuwde fchrikbeelden , welken gij dagelijks uw hart, daar ^ t,eieven< _ 68, TJw Heer zal dan toe- mede gij zult verfehriktziin, iaten , dat gij Egypte?! weder tot uwe ■ gezicht"1' uwer woonplaats zult hebben ; Schoon Hij woord zicne"zuit!at S'j zaI bonden, Hij zal ti dan niet voeren door vs. 68. En de woestijn, die Hij u Heilig beloofd heeft, Jebovab zal u , ... * , , , naar Egyptt dat gij nimmer weder zoudt betreden, maar doen weder- kecren in fchepen, door eenen weg, daar van ik u gezegd heb: gij zult langs denzclven niet wederkomen: en daar zult gij u aan uwe vijan- vs. 66. Mhs. gij zult geen vertrouwen in ttw leven fielten, in den zin duidelijk, doch te ver afwijkende van de letter. vs. 68. Dit gehecle Hoofddeel kan ik niet eigenlijk onder de voorzeggingen tellen, in den zin zo als wij gewoon zijn van voorzeggingen te fpreken. — In de beloften, zo min als in de bedreigingen, die aan een hangen, is dit mogelijk; doch alles is hier voorwaardelijk , en hangt af van 'svolks gedrag; daar bij word geen orde van tijd, maar wel ecne opklimming volgens de vermeerdering der wanbedrijven gefchetst. — Ik heb mij verwonderd over Micha 6lis in zijne bijzondere Inleiding ep Gentfis, dat hij de Goddelijkheid van dit Boek uit de laatfte bijzonderheid , het vervoeren naar Egypten op die wijze betoogt. — Dit zou dan moeten zien op den tijd onder TiTus,toen de Joden van Gaza in Aiexandriën te fcheep vervoerd zijn, allen die beneden de 17 jaren waren. — Ik zie 'er geen noodzake toe, om dat volgens het verhaal van Hecat.ïus, de Joden na den dood van Alex ander den grooten uit Sijtiën naar Egypten gevlugt zijn , ongetwijffeld te fcheep, als men dc omltandig- he-  van MOSES. Ho o fdd. XXVIII. 375 met fchepen zult gij daar henen gevoerd wor- g^J*" vfQr; den, van alles beroofd; zo dat gij uw zclvcn dienstknechten, n n ■ en tut dienst- aan uwe oude vervolgers tot naven en 11hv1u- maagden, maar nen zult aanbieden, maar 'er zal geen koop- pref^nko°" lust zijn, en wegens het groote aantal zult gij ook niet gelden. -p^ XXIX. HÖOFfi- ï> I J it was de inhoud van de plechtige vs ,De'ezen verbindtenis op order van Jehovah nu door zijn de woor, , . , T .. den des vcr- Mos e s weder met de kinderen van Is racl bomiss dat j,. hernieuwd , in de velden van Moab ; cn in °hs£^ dien opzichte onderfcheiden van het Sinai- te maken met 1 de kinderen van tisch verbond, daar dit het vorige door be- isRAër,, in het dreigingen bekrachtigde. 2. Bij gelegenheid boven het ver- van deze redevoering werd de ganfche natie ™ï opontboden om de gewichtige plechtigheid maakt had aan Horeb. vs. 1. En Moses riep gansch Isracl, en zeide tot hen: gij hebt gc- heden nagaat: — die belust is alles hier als enkel voorzeggingen te bezien, en de vervulling aangetoond, die kan bij Cu ais en van N. K. voldoening bekomen. — Wat de febepin bijzonder betreft, en den nadruk daarin door Michaclis gevonden, Schrocder is van oordeel dat hier gewis eene andere lezing moet ingevoert worden: — in droefbeid leest hij, in plaats van fchepen, met eene kleine verandering, zo komt het woord Klaag!. II: 5. en elders voor , doch het gefchiedkundige altands verplicht 'er ons noch niet toe , zo als die Gel. man beweert, dewijl hij ftellig ontkent dat ze met fchepen in Egypten gekomen zijn ; doch wij hebben te weinig bijzonderhecden om hier zo (leilig in onze voordragt te zijn. vs. 1. Dit en het volgende Hoofddeel is eene redevoering over het Meabitiscb verbond , tot nadere opheldering van het zelve. •— Hier is dan een nieuwe plechtigheid; hij kon, dewijl hij in Kanarin niet zou komen, de wetten niet door opgerichte fteenen, cn de daarbij behorende zegeningen en vloeken niet bekrachtigen, — hij laat hct volk dan nu nog plechtig zweeren, eer hij zijn laatfte affcheid neemt. Aa 4  37* Het VIJFDE BOEK zien ai wat .?<-en aanfpraak van Moses bijtewoonen ; >~ bovab m Egyp- .... uiani voor het was : gij zijt voor een deel nog ooggedaan St" fan tuigen geweest van de zo zeldzame wonderen, fnerfA0 ' zifne met welken lnv H £ ER Egyptens Vorst, zijknechten , en ne Staatsdienaren , en de onderdanen in het aan zijn iand: ,. , ' vs v De gemeen bezocht: 3. Van die lterke beproegrootc verzoe- vingen om het vorftelijk gemoed te buigen , kingen , die - J uwe oogen ge- van allen die teekenen tot verzegeling mijner die" zeivebtee- zending, dier wonderen ter ftaving van Zijns kenen en groo- Oppermacht, boven alle konftenarijen. 4. Dit te wonderen. rr ' r j -r vs. 4. Maar zijn groote voorrechten voor u, maar die tot Jebovab heeft , .. , , . , . ulieden niet nog toe bij u de rechte uitwerking niet gehaat om tc ver- —d hebben; uwe weerbarhigheid is oorzaak, liaan , noch dat uw H e e r u nog tot geen ander volk oogen om te , . , _ , zien, noch oo- hervormd heeft; maar dat gij nog even 011re" ""'tït^op opmerkzaam van harte, nog even dwalend dezen dag ;n mv verhand, nog even onbuigzaam in vs. 5. En ik heb _ ulieden uwen wil, en zulks tot heden toe gebleven doen'wandeien zijt; 5- Het is de taal van uwen weldoe™ dewi>csmn: ncr zeiven. ft heb u wel als in een leer- ti we kleederen zijn aan u niet fchool veertig jaren door deze woestenijen uwe fchoen is als Voorganger omgevoerd , zonder dat u uwen voctfMn van de noodwendigheden des levens iets manys. 6. Brood gelde, of gij door de reize al te zeer afgelicht gij niet & ' . _ _ . ., , , gegeten , noch mat waart: o. Het is waar, ik heb uw gekenndr"nkhhebt woon bro°dj wijn en palmwijn u onthouden; gü gedronken: nmr met geen oogmerk, om u te kwellen, op dat au wist, ° ° ' 7 dat ik jebovab, maar om u te nadruklijker te doen begrijpen, dat* ben. ik uw Heer en Befcherm - God ben. 7. Aan gij' nu kwlamt deezen oord eindelijk gekomen , groeide uwe aan deze plaats, verplichting : het ligt u nog versch in het zo toog Sihon, , , . de Koning van geheugen, hoe Chesbons koning en Bafans STf dé koning beroemde Heerfchcr 11 hier met zijn Leger Y|nBafan,uit, tegentrok, en gij geflagen werdt. 8. Daardoor ons tegemoet, °J ° ° ten ftrijd , en wij lloegen hen. vs. 8. En wij hebben hun land in-  VAN MOSES. Hoofdd. XXIX. 377 eijt eii reeds bezitters geworden van eene genomen, en • dat ten erve aanzienlijke landftreek , uitgedeeld onder de gegeven aan de Ruheniten , Gaditen, en den halven tak der Gaiuèn"m\.At Manasfiten. o. Och mogt gij dan nu uwe pfers „aan Jtle J * o o j halve ftam dei' keuze meer volgen ! mogt gij nu deze ver- Manasfiten. bindtcnis trouwer naarkomen , dan gij de an- danS'd9e' woordere op Hor eb onderhouden hebt: mogt het f^Aond" en nu eens in allen uwe bedrijven openbaar wor- doetzc: op dat , , .. ...... , gti verftandig den, dat gij met voorzichtigheid uwe gedra- handelt in algingen inrichten wildet. 10. Gij zijt tot dat dc0se'n z™£ glj einde nu allen bij den anderen vergaderd in vs- IO- Gii ftaatheden allen de tegenwoordigheid der Schechma van Je- voor het aangebovah: — het raakt u allen, de Vorften der 'f^b ^„^h ftammen, leden van den Raad, met dcszelfs 1i,!obln' •' uwe Hooiden uwer ambtenaren, burgeren, n. Kinderen, vrou- ftammen, uwe wen, vreemdelingen die onder u beftendig uweSfir'ïWr, woonen, tot den geringen arbeider toe ; nie- gj^-JW v;m mand is hier uitgefloten: 12. Andermaal wordt v*- n. Uwe ... ,1* 1 • . kinderkous, u- gij gedrongen , om ecne plechtige verbmdte- we vro.iwen, nis met Jehovah te fluiten, en met uw Amen ™i"e ?n te verzegelen de bedreigingen van gehoor- het midden van . - . uw leger is : zaamheid , m dit verbond nu zo plechtig van uwen homgebijzonderd: 13. Doet gij hct oprecht, dan uwe„ei'watt°! zal uw Heer van zijne zijde bevestigen, put*r;IO 0ra dat gij zijne onderdanen zijt , en Hij zal over te gaan in onberouwlijk uw God , en Koning blijven : van jlwi, ingevolge Zijne beloften aan uwe brave va- J^Va'zUimu deren toegezegd. 14. Ik fluite dan op dit vloek': hetwelk n "'1 1 '•" "i " • Jebovab , uw ftond deze verbindtenis, ik verzegel derzelver Elobim, heden met u maakt. vs. 13. Op dat Hij u heden zich zeiven tot een volk bevestigc, en Hii u tot eenen Elobim zij: gelijk Hij u gefproken heeft, en gelijk Hij uwen vaderen Abkaham , IsaSk, en Jakob gezworen heeft. vs. 14. En niet met ulieden alleen maak ik dit verbond, en dezen vloek; vs. 11. Eigenlijk leest men: »m doorttgaan door de fisikken der gekloofde offeren van Jebovab. Aa 5  3.7? Het VIJFDE BOEK vs. 15. Maar bedreigingen niet alleen met u, die hier tedteffifia §enwöordig zijt; 15. Maar zelfs met hun bij ons voor die afwezeude zijn, ja met uw kroost; nie- het aangezicht , . , . . , * van jébovat, mand is hier uitgezonderd. 16. Niemand ft"a™ eh*mVt vleie z5ch zdven, dat hij verfchoont zal worden genen, die den van deze bedreigingen: heeft u de on- hier heden bij . do 6iis niet is. dervinding niet geleerd , hoe benaauwd wij %iyiteei, hoe het in Egypten hadden ? hoe wij door allen /ILVV^oond Sevarcn wegens de naburige volken van deezen hebben: en hoe oord , bewaard zijn tot heden toe! 17. Gij gen zijn 'foor hebt den aart van den afgodsdienst, den vtffSisïj fchMfcÜjkftea der dienhen aan Baal - Peor doorgetogen leeren kennen , zo in Egypten, als op uwe 'Vs. 17. En gij reis. iS. Dat een ieder uwer, het zij dan hunne verfoei" een enkel hurger, burgeresfc , huisgezin, of ieicn, en hun- fam zich wagte voor de fnoodhe fchen- ne drekgoden: a hout en iteen, nis dezer verbindtenis , door van zijn' Heer . JJflL onder ulieden foeïlijk grondbehaan , 't welk als eene fcha- niet zij een , , , , man , vrouw, dclijke plant voortloopt, cn de vruchtbare framS.C7d'ie' zijn akkers al ras beflaat , zich niet ontdekhart heden wen-i-e 1 iq< EeI1 jeder uwer wachte zich derde van/«A.jmA, onzen Elobim, om te gaan dienen den Elobim dezer volken: dat onder Ulieden niet zij een wortel, die gal en alfem drage; vs. 19. En dat het vs. 18. Vergelijk Hebreen XII: 15. In den text bij Moses is het de afgoderij, de bron, de wortel van alle hunne verkeerdheid, en der fchadeJjjhe en fchandelijke gevolgen, die hen getroffen hebben. — Dc kruiden hier genoemd zijn in hare betekenis nog onzeker, Celsius verftaat door de eerfte de dolle korvel, doch dit word afgekeurd door Mini ac lis , beiden zijn vrij onzeker, de laatfte neemt alfem. Abfintbium Jtidaicum wederlcgd hierin de ander; genoeg, dat hier vergiftige planten bedoeld worden, die zich fchielijk verfpreiden en voortlopen in de goede bouwlanden. vs. n;. s Cbron. XXXVI: 14—16. hun ge:lrag. — Wigeri leest: op  van MOSES. Hoofdd. XXIX. 379 halven bij deze gelegenheid voor dat fnood ,vl.,a J .. . . gefchiede als zelfbedrog, dat hij, om de klem dier bedrei- hij de woor- gingen te ontwijken , zich zelvcn behendig vloek "hoort, rust en vergenoegen belooven zou , fchoon ^„^^/fn Jiij leefde naar de begeerte van zijn harte, om zün hart^zeg- zo zijn onlesbare dorst naar afgoderij tot vrede 'hebben, dronkene onzinnigheid te voldoen. 20. Uw {^;°*c/ n^r Heer zal dien burger die zo fnood mogt ,het Bpeddim- .. . . ken van miin denken zijne misdaad niet vergeven; inte- hart zal mo> gendeel Zijn wraakzucht en verbolgenheid zal dronken"™ të heftiger tegens dien wederfpanneling worden, d^t^en01 de vs. 20. Jebovab zal hem niet willen vergeven ; maar dan zal Jebovabs toorn cn ijver rooken over denzelven man, cn alle vloek, die in dit boek ge- dat de dronleenc jiaat verjlinde den toeftand der derfligen, zo vleiden zij zich dan, dat in plaats van oordeelen, die hun bedreigd waren in hun dorftigcn (laat, zij met zegeningen dronken gemaakt zouden worden in hunne afgoderij. Le Clerqs vertaling is vindingrijk, maar voldoet niet aan de betekenis der woorden, op dat bij verkwikking bezorgt aan een dor/lig land. Grotius, op dat de dronkene den matigen tot danzen brenge. In dit geval kan de taal alleen bcflisfen, en daar het ccn fpreekwoord is, moet het ons niet bevreemden, dat 'er zulk eene beknoptheid plaats hebbe , zonder invulling niet wel duidelijk te maken. Schroëder meent, hier is tot tweemaal aarde uitgelaten, en dan ftroken de woorden zeer wel. — Wij vinden dan een bewaterden hof, en een dorftig land, onvrugtbaar wegens droogte. — Hij vertaald het letterlijk, een bewaterd land met bet dorfiige verteeren. — En neemt het dan van zekere kruiden, die zo wel een bewaterd als onvrugtbaar land gansch bederven ; het ziet dan op de algemeene befmetting der volkeren — zo zou de uitkomst weezen, als men leefde naar hct goeddunken van zijn hart , men moest dan die kruiden, waar van in hct vorige vers gefproken was , die zo diep en ver wortelden, in tijds uitroeijen. — Dit heldert zeker veel op , maar heeft nog iets omtlagtigs en donkers, waarom ik dit in de omfchrijving niet ingevoerd heb.  3S0 Het VIJFDE BOEK fchreven is ^e vI°eken in deze rolle der verbindtenisfc zii op hem lig- opgetekend zullen over hem verzegeld worgen: cn Jebo- ö . ö vb zni zijnen den , zo zells dat zijn gedachtenis niet dè^ernemci meel* overig blijven zal. 21. Uw Heer uitdelgen. zc\v zti\ ]ltm cj;m tot zjjn verderf affcheiden vs. 21. jj.n J jebo^b zul van de overige Israëliten, zo dat hem alleen dl™ affcBeiden de vloeken van dit beëcdigde Wetboek trefSmenCU van fen Zllllen' «a« Zulks gebeurende, zal het IsRAëL : naar navolgende geflacht daar van nog de geheu- alle vloeken . ° ° ... , 8 b des verbonds, gems hebben; — tutlanders zullen de waardeze* wèta£e- beid bevestigd zien , als zij de geduchte ichreven is. oordcelen, de zwaare plagen nagaan , waar vs. 22. Dan ., , , zal hct navol-mede uw Heer dat land bezocht zal hebzeggen f^uwe ben. 23. Oordeelen zo vreeslijk, dat het kinderen, die ]an(i; zjjn z3\ a]s (je zwavclbeddingeii, en na ulieden op- J _ 03 ftaan zullen , de ftranden van het uitgebrand zout, welken de, die uit ver- onbebouwd blijven liggen , zonder dat 'er nien'zai^aisTij PlMten m gevonden worden, gelijk in de zuilen zien de nabuuiïge vermaarde fteden optcmaken is, op plagen van dit r , huid, en des- zulk eene gedugte wijze door de gramlchap den', dkaarlkme- va? Jehovah verdelgd : 24. De gedachtenis de jebovab het vari ^at: oordeel zal telkens vernieuwd wor- gekrenkt heeft. vs. =3. nat den, door de ontzettende vraag, welke elk )avd zifzwi- reiziger doen zal: wat was docb de bijder ' verbr'n- z/J1H'cre niisdaad, wawom Jehovah, de Eloding, die uic( htm van dat land, het zo deerlijk verwoest l)C7ïldKt JCll zijn , en gem heeft? — wat was doch de reden dat Hij 'lZnun "i'"'zx\ Z0 uitermate vergramd werd? dat hij zo ge- yoortgebragt hreng (hrafte ? Zonder bedenking zal elk hebben , noen . , " èfcnlg gratie mwo «er dan moeten andwoorden: — dat gekpnien^zijïn 's deze natie daarom overkomen , om geliik de om- keering van SuUm , en CUlW'Af, sIJitka cn" Zeboim, die Jebovab liceft omgekeerd i« /.l nctl t-vn in Ziine jflmmigheid : vs. 24. En allen volken zullfj °f vervloekingen, waarmede dit verbond vfoek ^dté'nÊ bekrachtigd is , bij afwisfeling naauwkeurig u voorgefteid bevestigd worden , zo zult gij op dezelven heb : zo zult , . , ' , ? ■ n- gij weder tot naauwkcunger acht haan, zelfs in ongunhige «*"*ónder% tiiden > terwijl gij door de beftelling van len volken , UWen Heer verfpreid leeft onder de nawaar henen jehovah, uw tien , waar gij den afgodendienst dagelijks Elobim, u ver- ... a t •. , dreevcn heeft: voor uwe oogen zult zien: 2. Als gij dan znuT'vaeErkeè- ^ea nloc^en dienst vaarwel zeggende, u weder ren tot jebo- febikt, om uwen Heer en Befcherm - God te vab, uweu£/o- ,. .. '•)!■;«, Sim, en zliner dienen, en zijne wetten, u nu medegedeeld, zrfam zifnfnaar weder ter uwer betrachting onderzoekt, met aiies dat ik u die oprechtheid van hart, en zuiverheid van heden gebiede: gü , en uwe genegenheden tot dien tijd, u onbekend: 3. Zo kinderen^ met ^ qw Heer alleiigskens den haat uwer uwe' ganftjhé ballingfchap veranderen, Zijn mededoogen zal z'-ei. omtrent u zeer gaande worden : dan zal Hij zal ' jebovab zelv u , die overal verfpreid waart onder ulit df gevan- vreemde natiën, met alle zorgvuldigheid opgenis doen we- zamelen; 4. Hoe onwaarfcbijnlijk dit u dan nerkeeren, en J J zich uwer ftnteb aantrekken: en Hij zal u weder vergaderen uit allen de volken, v. :iar henen Jehovah , uw Elobim , u verftrooit had. vs. 4. Al waren uwe verdrevenen aan het einde des hemels , van daar zal Jebovab ,  van MOSES. Hoofdd. XXX. 383 voorkomen moge , al waart gij in de afge- uw Èhb'm, u iegenfte landen van den aardbodem verfpreid, van^d^'zTi zal Jehovah 11 daar opwekken tot de reize, H'4" c6Ëng-»en 11 op uwen tocht geleiden: 5. En invoe- lovab, uw ivoren in dat land, het welk uwe voorvaderen brengén in het bewoonden, het zal weder uw eigen land v"toena^rnTik worden: dan zal Hij op nieuw met zegenin- bezeten heb- 1 1 • £ 1 •• .ben , en gu gen u bezoeken, en 111 het bijzonder u weder zuit dat erHijk zeer talrijk maken. 6. Uwes Heeren hand Hif'zaTu weizelve zal de verfoeielijke neiging tot afgode- tloen> ?n za'u J o 0 o vcrmenigvuldi- rij uw benemen, en zuivere beginzels in u gen boven uwe jremoed, en in dat van uwe nakomelingfchap vs. 6. Eny«brengen, op dat gij dus te getrouwer Jehb- ' ^ vah vereeren moogt, met die oprechtheid van hart befnijden, ..... en hct hart van hart en genegenheid, die u een voorlpoedig uw zaad, om en bloeiend leven beloven mag. 7. Dan zul- 'lYef tc len allen de oordeelen in dit Wetboek u be- hebben ™et uw ganlche dreigd, zich keeren , en het deel van uwe hart, en met ,11 j- j 1 uwe ganfche verdrukkers zijn, die u tot dus verre be- Ziei, op dat naauwd hadden. 8. Wanneer gij dan weder- 8"vsletft'En je_ keert, met verdubbeling van ernst, onderwor- bnab, uw£/«- pen aan Jehovah, u toeleggende op de be- die ' vloeken leggen op uwe vijanden, en op uwe haters, die u vervolgd hebben, vs. 8. Gij dan zult u bekeeren, en JebovaFs ftem gehoorzaam zijn: en gij zult doen allen zijne geboden, die ik u heden gebiede. vs. 6. Met het N. Verbond befchreven, zie Nibem. i: 8, 9. die befnijdenis beftaat in ikennis aan, en liefde tot den waren God. Mhs. — Daar het veel - Godendom den Jood, onder Antiochus Epiphanes, door vervolging opgedrongen werd, was dit juist het middel waar door hun geweten opgewekt, en hun hart befneden werd, dat is het grondbeginzel in hun veranderd. — De trek tot het veel-Godendom was nu voor altoos weg. — En dit is juist het gevolg altijd, die zelvde man die een' trek tot iets heeft, word ligt verleid, doch zoo dat zelve hem met onaangename omftandigheden tegen zijn' wil opgedrongen word , verliest hij op eenmaal, en voor altoos de neiging daar toe.  3^4 Het VJJFDE BOEK vs. 9. En je- trachting Zijner geboden, u thans voorgefteld. b»veb,mvElo. ö J. b » - 0 &>>, zaï u 9. Dan zal Hij u weder rijkelijk zegenen in vloeien in^aï aUC uvvc ondernemingen, in uw teder kroost, het werk uwer j„ uwe veefokkerijen , in uwen akkerbouw : hand, cnm de .. vrucht van u- het zal dan kennelijk worden, dat uw Heer. wen buik , in JT • , ,.. -r , de vrucht van tiw Koning tot uwe bhjdlchap met zijne gunuwe beesten, rre Vvedergekeerd is; en geen minder genoe- en In de vrucht o ? o 0 van uw land, gen heeft in U weltedoen, dan Hij had in want Jebtvai hct zegenen Uwer vaderen. 10. En dit alren Wom 'zich les zal uw beftendjg deel zijn, om dat gij over u tc ver- de bevelen van uwen Heer en Koning eindc'J, "gelijk THij dclijk met gehoorzaamheid zult beandwoord vaderen61 to- hebben, zo dat gij zijne Staats - bevelen, en Wijdt heeft': Godsdienst -wetten, en gebruiken volgens dit vs. 10. Wan- ' a ö neer gij,. der Wetboek onderhouden hebt; zo dat gij u opveT,uwenjs/o- repht met uw gemoed, en genegenheden tot htorzaanl zifn" uweu IIeer en Koning gewend hebt. houdende zijne 11. Alle die afwisfelende noodlottigheden zijne inzettin- zijn alleen verbonden aan die bevelen u hewetböek'1 ge- ^cn voorgelegd, bijzonder aan dat ééne, den fchreven:wan-rjénigen God alleen te beminnen; de inhoud neer gij u zult . 0 ' bekeeren tot is u bekend, en de kracht daarvan behoeft Elobim '"met n>et met moeite opgezocht te worden. 12. Gij uw ganfche behocft geen dingen te doen , hct menfehe- hart , en met . uwe ganfche lijk vermogen te boven gaande, om dezelvcn ziel. vs. II. Want dit zelfde gebod, het welk ik u heden gebiede , is voor u niet moeijelijk te bereiken, en het is niet ver. vs. 12. Het is niet in den hemel, om te zeggen: wie zal voor ons ten hemel varen, dat hij het vs. 11. Van deezen woorden maakt Paulus een geheel ander gebruik, verftaande door de wet, niet het Moabitiscb verbond, maar de ganfche wet. — SciiRoeDER heeft de betekenis bepaald, eigemlijk ftaat 'er: is van a niet afgefebeiden. vs. 12. Allen andere Godsdienften gaven. zulke moeilijke beginzelen voor, om dezelven te verkrijgen , maar hier hebben zij de onvervalschte voorfchriften van Moses.-  van MOSES. Hoofdd. XXX. 385 te leren kennen: — zeg dan nimmer, is voor ons haie, en on* het /el- Jehovah, onze Eiohim, wie zal voor ons tot ve late hoo- de wooningen zijner heiligheid . opklimmen , ThcL" w" om dezelven van .daar te halen? dat hij ze . vs-, »3: Het ■ .. ,;. is ook biet op ons daar voorzegge : op dat wij te erninger gene züd<- der. ons tot het betrachten fehikken. 13. Gij be- °^le ui hoeft ook geen verre rcize te doen, om die vonr ons "ver' 0 ^ varen aan geene kundigheden te verkrijgen, zeg dan niet: zi' üiide der zee, , 1l.1thi .het voor zijn vreemd, zij zijn donker, en dus moeilijk ons hnic, en om ze intchemmeii, en optevolgen. 14. Neen! f** Ij^JjJ? te wis de hem van uwen Kcnmg is u zeer dat . w'i het • ' 1 t^- • doen? eigen, en gemeenzaam geworden: Dit is door Vs. 14. Want de gedurige herhaling, gehadig in uwe ge- pQr wh"^A u'f fprekken zelfs te ontdekken; ja' het is thans in u.wc" 'n'"ld» r ' J en 111 uw hart, uw oprecht voornemen, om uwe genegenhe- om dat te doen. den daarop alleen te vestigen. 15. Ziet dan ik héb'u'heden nu alle uitvlugten afgefneden , en U de keu- ;™^uf en ze voorgefteld tusfehen gehoorzaamheid, of on- goede; cu den b , . , ■ , .ö .. , " ' .. dond, cn het gehoorzaamheid; verkiest gij .het eerlte, gij kwade: verkiest welvaren, en allerlei zegeningen; ver- \iVuhedm^kiest gij het laathe , gij begeert voor u het bie,de» 3eJ>°- ™J y "J ° vab, uwenElo- verderf en allerlei rampen: 16. De ganfche bim, hef te zaak komt dan hierop uit : uwe genegenhe- ne ^gèn Z'të den van nu af van de zintuigelijke dingen ^honden' zy" aftetrekken , en uwe ziel te reinigen vau .re geboden, die dwaze liefde ; uwe genegenheden aan h£^«en* e& zijne beminnenswaardigfte Wezen te gtevem, en'^^^"^1^" te betoonen in de onderhouding van alle menigvuldig , ° cn Jehe.ab t vs. 13. Aan gene zijde, dasr fielt men zich dan het eiland der zaligen voor naar Mus. Het een drukt dan geheimen uit , Gode alleen -bekend, het ander, den afgefcheidenen bekend. — Men zou ook kunnen denken ■ aan de wiisgecrige kundigheden der Xagi , en aan de gewoonte om vreemde landen optezocken , om kundigheden opcedoeii i. doch dit is wat Saamv. , m. Deel. Bb  3*6 Het V IJ F D E BOEK uw Ehbim, u Zijne bevelen, zonder onderfcheid, en zulks zegenc m het ... b;.d, daar gij om die zegeningen te ontvangen, tot nog toe raar toegaat, - , , om dat te er- u maai' toegezegd. 17. trekt gij uwe harts-geTe"s *? Mait nerTen'beden hier van af, wilt gij ongehoo zaam indien nw hart zijn , wilt gij uwe genegenheden aan andere zich zal afwen- . ■ ö J ° .. wenden, en gii goden geven , en aan deezen den eerdienst "uk, enwgv toebrengen, — 18. Dan waarfehuuw ik u nog* dreven zuit maals ; voorzeker gij zult dan daardoor uw worden , dat - • ' yJ gü u voor an- eigen verderf berokkenen , en geen gezegen- buigt, en°de- den' ouderdom in hct land , tot welks bezit- zeiven dient * neming gij u nu gereed maakt, genieten. verkondig ik rn. Ik roepe nu al wat ooren heeft in henlieden heden, . , ., dat gii voovze-mei en op aarde tot getuigen, dat ik u ge- menr'giT^uit noe& gewaarfchuwd heb; u de vriie keus gede dagen niet creVen hebbende van rampen, of zegeningen; verlengen in 0 1 het land,-over welvaren , of een fpoedig verderf; wat ik u naar fee^wefe öu bidden mag, kiest doch den zegen, op gn u bereidt, fat het u, en uw kroost , welga. — En , om daar in te ' ' . 0 komen, dat gij zoudt gij deeze mijne bede niet inflemmen! hit erflijk be- T j ». ■• , zit. 20. Nu dan, u hartelijk verbonden aan uwen neem bieden H e e r , Hem gehoorzaamt, Mem trouwelijk tegen ulieden aangekleeft: zeker, die keuze zal u niet beft getuigen, , ? ' oen hemel, cn róuwen, Hij is de vreugd van uw leven , de •levenden' de" fèhenker van eenen gezegenden ouderdom; zo dood heb ik n zuIt as cian nct vaderlijk erfland met genoe- voorgefteld , 0 J J ° den zegen en gen bewoouen kunnen. den vloek,kiest -dan het leven, op dat gii leeft, gii, en uw zaad. vs. eo. Liefhebbende jebovab, uwen Elobim, zimer Hem gehoorzaam ziinde, en hem aanhangende, want Hij is uw levén, en de lengte uwer dagen, op dat gij blijft in het land dat Jebovab uwen vaderen Abraham, Isaük , en Jakob gezworen heeft, hun te zullen geven. vs. 19. Dit is geen loutere figuur der welfrirekcndlieid, neen zeker, .ds men de levenloze dingen zich bij zommigc gelegenheden voor den geest brengt , ziin ?.\] de beste herinneraars van gewichtige omflandigheden, daar bij voorgevallen, tn zo zijn zij ten onzen opzichte waarlijk setuigen.  van MOSES. Ho o fdd. XXXI. 387 XXXI HO0FD- %/ . DEEL. I. X%^0rt daarop deed Moses op nieuws vs , Daar eene volk - vergadering beleggen , met oog- "^ging Moses merk om nu zijne redevoeri gen en aanfpra fpra'k deze, • r-, woorden tot ken met eene algemeene te beilmten; 2. Uus £ansch jsraöl, begon hij zijne aarfpcaaks - Waardfte Broe- devstoti^;; ders! ik heb nu reeds den grijzen ouderdom ben heden boft-. .. derd en twintig van honderd en twintig jaren bereikt, mijne iaren oud; ik krachten zijn zo aan het afnemen , dat ik l\\lX^1 niet langer de gewooie vergaderingen, èn j;aa".'dae" ambts-verrichtingen zal kunnen waarnemen; heeft jebovab ..tt •• i. i • j to( mÜ gezegt, daarenboven heeft mijn Heer mij beoreigd, sii „zuIt ovcr dat ik aan geene zijde der Jordaans niet komen ^eniet |a£ zal: — mijn taak is derhalve!! afgedaan, — vs. 3. r vab , uw £/•- 'mijn fterfjaar beleev ik: — 3. Uw Heer am, zal voor zelv zal u nu vergezellen op uwe tochten , l*^?f% Hij zal zelv de natiën, titans bewooners van ^ deeze voibet land verdrijven , op dat gij in de erf- uw aangezicht i , t 1 ir • verdelgen, dat be/itting tredet ; Joschua zal uw Heir-gij hen erfiijk voerder zijn, ingevolge JehovaVs kenZe. *^*£>£ a . Uw H e v. r zal de Overjordaanfche ïnwoo- gezicht over- 1 ■ 1 1 j , o . «aan, geliikjf- ners eenerlei lot doen ondergaan met ï> 1 h o n , bovab gefpro- en Og, der AmcrHen Koningen; hun land ke"sh"fEn tf. zal veroverd , en hun volk uitgeroeid wor- \"vah zal hu,n •> - d..cn . gelijk den. 5. Zo dra uw Heer die natiën ten uwen Hij Sihon, en voordeele geflagen zal hebben, zo zult gij der' Am^ritfn, met hun handelen, ingevolge de onderfcheiden d"aJ]uh\ef"d|ea"t wetten u door mij medegedeeld. 6. Nu dan Hij verdelgd mijne broederen! zijt kloekmoedig, laat niets Vs.' 5. vVanu vervaren, of affchrikken, op het eerfte aan- "J^ {* zien , want uw, Heer en Befcherm - God aangezicht , » 7Sj gegeven trekt met u op; Hij zal zich in dat werk hebben; dan . . , zult gii hun doen naar alle gebod, dat ik ulieden geboden heb. vs. 6. Zijt fterk, en hebt goeden moed. vreest niet. en verfchrikt niet voor hun aangezicht: want het is Jebevab, uw Elobim, die met U sw> HiJ zsl u n'-": begeven, noch u verlaten. Bb i  gft Het VIJFDE BOEK vs. 7- En niet onttrekken , veel min u alleen laten. fe°uT, 'afzet- 7. Daarop ontbood Moses den Veldheer voor'de oo^n Joschua, en fprak hem dus aan, in tegenvan gausch is- Woordigheid van kriiVs - officiers: draag u r.acï. , wees 0 JD ftórk, en hebt kloekmoedig en overfchrokken , gij zult de wam^gir^mt eer hebben om het volk in het beloofde 0AhvolkMrea- ~n te \t\r\m • gij zult de natie in deszelfs gen in het land , > D ■> dat jebtvnb bezit brengen. 8. Gedenk dat uw Heer hunnen vade- _ , , , ren gezworen zelv m de fpitze voor u henen trekt, om u zufièn gevend n'ieC te begeven , Hij zal niet afdeinzen, of en gü zuit het u vaarwel zeggen: laat niets derhalven u be- hen doen er- " _ • ven. kommeren , of beangftigcn. — 9. De wetten f«IS'nu'is^bet, nu van bet Moabhisch verbond, had Modie voor uw SES eigenhandig gefchreven, dat Wetboek aangezicht gaat, 0 o » dje zal met u [lelde Hij nu ter hand aan de Priesteren , Set' begeven "'LeVI's aframmelingen, allen gekoren om de teir^reesiadet", ?ouden bondkist op dc fcbouderen te voeren; en ontzet u hij gaf tevens een affchrift over aan de Vorv's. 9. En hen der hammen. 10. En beval bij die zelvde"eEwetCfCen de gelegenheid: op het zevende jaar, en wel «afze aan de ajs j]et Sabbath-jaar invalt , ten tijde van Priesteren, de J zonen van tó- het Loofhutten ■ Feest: tt; Wanneer de gandès d vei'honds fchc natie verplicht is , te verfchijnen ter -van Jebovab droegen, en aan allen Oudften van IsraSl. vs. 10. En Moses gebood hun, zeggende: ten einde van zeven jaren, op den gezetten tiid van het iaar der vrijlating , op het Feest der Loofhutten: vs. ii. Als ganseh IsuaSl zal komen om te verfchijnen voor het aangezicht van Jebovab, vs. 7. Volgens de lezing van den Sam. text. vs. 10. la dat jaar was niemand der burgeren door zijn kostwinning verhinderd, om zulk eene reize te doen; hiertoe ftond het geheele jadr open , maar allerplechtigst was in dit jaar het Roofluitten - Feeft ; dit moet men wel in acht nemen , want gefchieddc het alleen op het Loofhutten-Feest , dan zou hct land in eens, buiten de Godsdicnftige zamelplaats, geheel ontvolkt geweest zijn. vs. 11. Dit heeft Joschua naargekomen, zie zijn Boek VIII: 55.  van MOSES. Hoofdd. XXXI. 389 plaatze, waar uw Heer en Koning zijn vast uwen EUüm. ,. ,1 ■•, 1 •■ 1 m de plaats die verblijf heeft, op dien zelvden tijd zult gij deze Hij zal veikowetten op nieuw aflezen voor de vergaderde ™nt burgerij. 12. Tot dat einde zal elk, het zij vvet voor ^ J gansch IsRAëL man, of vrouw, kind, of vreemdeling moe- uitroepen,voor ten tegenwoordig zijn , om zulks aantehoo- hU"sTSaOSverren, op dat zij de bevelen zich eigen maken, 8*der]|£n™Ik> en het ontzag voor hunnen Heer en Ko- de vrouwen, , ... , . de kinderkens, mug daarin bctoonen, dat zij aan den m- en uwe vrefm- houd dier bevelen trachten te voldoen; 13. En g*&«S5 op dat hun kroost, die tot nog toe van die «in, op dat r , zn boorcn, en wetten niets mogten geweten hebben , daar- op dat zij leedoor gelegenheid bekomen, om die te hoo- ™"' e£ ren, die in het geheugen te brengen, en dus i1™116"^*'; vroegtijdig met eerbied voor uwen Heer nemen te doen „ ;, , , , , alle de woor- en Befcherm-God vervuld te worden: en den deZer wet. deze gewoonte zal zo lang moeten duren, als d,tvLDne kinSÜ in het gewenschte Overjordaanfche zijt. deren, die het J ° ' . , \ c met geweten 14. Na dat allen deze plechtigheden aigelo- hebben, hoopen waren, ontbood Jehovah Mose.s in de w J^ltem Tente, hem dus aanfprekende: — Moses! grW.uweS ' 1 . Elohim : allen srij zijt oud, uw- fterfuur is nabij; — ont- de dagen, die ' , , T , j? j gij leeft, in hct bied uwen opvolger Joschua, begeef u dan Iand > naar nee weder met hem in de Tent, leid hem bij ^eik grover mij ten gchoore, zo zal ik mijnen wil hem zijt henen gaan- , , , t> t 1 i ii -i de, om dat te mededeclen: — Moses deed zulks, zij kwa- erVen. men dan beiden in de Köninghjke Veldtent: ^J0s;ailI4-zeid™ i<. Straks zaa; men het zichtbaar bewijs van tot Moses : ^ Z1C!t5 UWe d3" 'sHEEREN tegenwoordigheid in de Schecht- gen zijn genaderd , om te fterven; roep Jtfcbua, en ftelt ulieden in de Tent'der t'zamenkomst, dat ik bem bevel geve: zo ging Moses, en Joschua, en zij fielden zich in de Tent der t'zamenkomst. vs. 15. Toen verfcheen Jehovah, in dc Tent, in de wolk-kolom, en de wolk-kolom ftond boven vs. u. FJohehem ftaat 'er eigenlijk, dat is, de God die alleen moet gediend worden door hun, Bb 3  S9o Het VIJFDE BOEK de deur der na , die zich tevens plaatfte boven den in■vt. 16. En gang van de Veldtent. 16. Doe lprak de MosjS'*: H£er den grijsaard dus aan: nu gaat gij ziet, gïj zuit rusten met uwe voorvaderen, maar na uwen uwe (raderen, dood zal dit volk, het welk gij zo beminopittaV,°lk en de ' opro^ig worden; het zal de goden van nahnereren de dat land , waar henen zij trekken , dienen, Elobim der .... .. J ' , . vreemden van Mijnen dienst vaarwel zeggen , en alle heihet 'i'aar dtoe %e verbindtenis met hun gemaakt, vertreden, gaat,in hetmid- rjat zrii Mijn' toorn indien tijd bijzonder den van het ' J •' ■> zelve; en het gaande maken , Ik zal mijne goedgunftigheid ten, en mün onttrekken, mijne tegenwoordigheid zal wijnkdg'en, Vda~t ken, *! m'jnen toom zal Ik ze als fpijs-ofik met het jer verflinden , want plagen en bezoekingen heb. zullen hen treffen; en dan zullen zij door jal'mijn'toorn de ondervinding zeggen: dat alles overkomt te dien dage ons orn t|at Jehovah, onze Elohim niet meer tegen het zelve " '3 ontaeken, en onder ons woont. 18. Geheel zal ik mij jate-n' en" mijn dan met Mijne tegenwoordigheid onttrekken, aangezicht van en ZL1i] gcten vvorden, 22. Doe vervaardigde Moses zulk een lied; dewijl ik weet liet verfcheiden affchriften van het zelve ver- d™ letten' - vaardigen, en onder het volk verfpreiden, en .^.^ fn liet hetzelve van buiten lecren. 23. Voors het land, dat . , ,. 1 ik .[hunnen va- gelaste Hij Joschua, zich vaardig te maten Aer^ gezwo- tot den overtocht, hem op nieuw heldenmoed re"shebj2 Zr> inblaazende, dewijl hij het volk in Kanaan fchreef Moses ' J J . .. du bed ten invoeren zoude, onder begunmgmg van zijn dien dage, en Heer. 24. Wanneer nu Moses hct ganfche Aderen9'vS Wetboek voltooid had , zo dat 'er v.m zijn UK£ua^ Fn band niets meer bijtevocgen was, cn het zei- Hii gebood ve nu volledig was , 25. Zo gaf hij bevel Ëon^nNuN* aan die Leviten, welken het opzicht over de e^zei*; goeden moed: want gij zult de kinderen van Isract. inbrengen in het land, dat ik hun gezworen heb: en ik zal met u zijn. VS. 24. En het gefchieddc, als Moses voleindigd had de woorden dezer wet te lchnjven in ecn boek, tot datze voltrokken waren, vs. e t- Zo gebood ivloszs den Leviten, die de Ark des verbonds van -jehovah droegen, zeggende : vs. 11. De Samar. text heeft hierop 't einde met regt, hunnen vat»ren. Bb'4  392 He t V IJ F D E BOEK i vs.26 N-enu Ark des vevbonds hr.dden, en fprak tot Iicn: dit «1 >,ek, rjit \vetboek zult gij bewaren aan de en est her aan ° J de zijde der zuidzijde van de Ark des vevbonds, op dat bonds v»i/?e- bet aldaar altoos ter gedachtenis blijve , en EhHm "Tt tei' 1 ivcrtnigiug van het volk ; 27. dan hct d.-.ar zij kunnen zij niet voorwenden na mijn' dood: ten cetui.;e te- .. • . J gen u. wij weten niet, of dat de wil van onzen ikVS'ken' Tm Wetgever ware ; tot dat behoedmiddel verwederfpanrit- p]jc]lt ffljj uwe fiijfhoofdigheid, en onhandel- heid, en uwen . . D harden nek ; baarheid: — en, daar ik U Jn mijn leven, ik nog heden z<-*0 dikmaal muitzick tegen Jehovah gevon- Jêef tüt^trt- t,ien lleb ' wat lieb *k clral niet te wacnteI* derfpannig «e- na mijnen dood? 28. Nu dan, dat, zonder wee>t tegen ' ■?» J, jeb,vab , hoe vertoeven nogmaals de Vorften der kammen, na W«SjjM» en a"en atfftóïenlijke bedieningen beklee- dood? den, tc zamen vergaderen: ik zal den in- vs. 28. Ver- ' ° ' gader tot mii houd van het vervaardigde lied zelv hun allen de Oud- i , , .... ftcn uwepftam- voorhouden , en al wat mogelijk is tot geAmltiieder''jVit tu'oC" roepen, hoe zeer ik u gewaarfchuwd ik voer hu o heto 29 En dit te meer, daar mij bekend o-ircn deze ■ / n .. .. ... . , woorden fpre- is, noe liegt gij u na mijn overlijden gedrah'n de./Te" "eTt zl,lt' vaarwel zeggende aan alle de rapt* mei, e: de aar fchriften door mijne hand u gegeven, dan de toi getu gen i 0 ° ■ .. - neme. zult gij dc vervloekingen op u brengen, zo ikViveï?,n ik u gebeden heb ; dan zal u dit kwaad in het laarfte der 'agen ontmoet-n, wanneer gii zult gedaan hebben , dat kwaad is in 7 haaks oogen , om hem door het werk uwer handen tot toorn te verwekken, vs. 30. Toen fprak Moses , voor dc ooien der gan- vs. 30. Hfrders aanmerking II. Deel bladz. 251. over Moses poëzij is eigenaartig: ziine pnë'.ii is als zijn leven van grooten omving, drukt veel uit, maar is hard, ernflig; zii glinflert als ziin aangezicht, maar met een voorhangfel. —— Van meer belang is het , zich voortent!-  van M O S E S. Ho o fdd. XXXI. 393 den inhoud van dit lied hem voor, hij bragt ganfche ge. alles volkomen ten einde. EKfdewS: den van dit lied, tot datze voltrokken waren. Voorzang Moses. xxxii —^ hoofddeel. j I fn onbe- TS- *• H°*rt S'i hemelen ik zal fpreken: •' En gij aarde luister , ik zal -zingen, wolkte hemel , met zo veel hatigheid mij omgeevende , als ik mijne oogen oplla, vergun mij uwe luisterende aandacht , zijt getuige van het geen ftelien, dat zijn beelden het meest uit de woestijn gekomen zijn, waar hij een aanmerklijk deel van zijn leven doorgebragt heeft; zijn temperament heeft ongetwijfeld hier dan geen invloed op zijn poëzij. — Die Houbigants pogingen omtrent dit lied naauwkcurig . begeert beoordeeld, die leze Je Academifche Verhandeling van Dathe over hct zelve. — Al wie dit lied maar vlugtig leest, vind hier ongetwijfeld een voorzang of inleiding, en het lied zelve; moeilijk is het dan ook niet, ongckunfteld een flot te vinden. Doch meer bedenking heeft het, of hct onder' het getal der beurtgezangen moet geplaatst worden ? Van Ipekf.n in eene Verhandeling over de gewijde beurtgezangen, door de , Vltsjingfcbs Maatjchappij uitgegeven, heeft dit niet alleen beweerd, maar zelfs hier de reien van fprekers bepaald. Moses, en de Messias te gelijk , en het Engelenheir met Joschua. — Ik zal hier over niets aanmerken, dan alleen dat die kundige man ,dc vooroordeelen van zijn jeugd noch niet geheel ontworfteld was; evenwel heeft hij meer gezien, dan anderen; de wending die 'er in het lied zelve is, daar van het volk, dan eens in den derden, en dan eens in den eerften perfoon gefproken word, geeft alle vermoeden tot een beurtgezang. — Wie de fprekers zijn, zou evenwel moeilijk blijven, indien de hiftoriefchrijver dit zelv niet beflisfend bepaald had Hoofdd. XXXI. 19. vergeleken niet vs. 4. van dit Hoofddeel, waar het fpreken te gelijk, geen' anderen zin, dan te gelijk zingen, en dus bij beurten, hebben kan. vs. i, Ecne aanmerking die ik meermalen gemaakt heb, moet ik hier kort herhalen: de natuur tot getuigen te maken is niet anders dan den Bb 5 .  394 Het V IJ F D E BOEK ik voortbrengen zal : en gij uitgeftrekte vlakte , welke ik, mijne oogen neerflaande, rondom mij zie , ik nodig u als een aandagtig getuige bij het ftatige lied, het geen ik thans voordragen zal. VS. S. Mime leerc vloeie als'een regen, 2. Wie ZOU Mijn gezang druppe als de daauw, . . . Als eene rijke regen op het teder groen, UlCt llllste- Als rijke druppelen op de grootere planten. rgn ^ ^ inhoud zo allergewichtigst is ? niet minder voordeelig voor de gemoederen dan de zachte regen , bezwangerd met vruchtbaarheid ' en mijn lied zij niet minder verfrisfehend dan de verkoelende daauw, die dc hitte zo aangenaam vervangt! — dat dan ook de uitwerking zij, gelijk die des rijken ftofregens, de teere plantjes zo zorgvuldig befproeiende! of is 'er meer kragt nodig, als de groote onweersdruppen , die op de breede bladeren vallen, en door haren overvloed zelfs tot den wortel der planten doordringen, hoe verdroogd de grond ook mooge zijn! Israëliet, zo dikwils hij in deze wijde vlakte geen andere voorwerpen rondom zich ziet dan de onbcwolkten hemel , en alles in de uitcrfle ftilte is, zich deze plechtigheid weder te herinneren, om zijne verbindtenis daar door op nieuw te verlevendigen; — de inhoud van hct lied zelve is ongetwijfeld, de Godheid te verdedigen , alfchoon hij dat volk mogt ftraffen, en dat Hij ook daar in dan zich zelvcn gelijk blijve ; eigenlijk gefproken, kan ik hier geen volftrekte voorzegging vinden, fchoon alles in de uitkomst zo geweest is; en zo men het al, als eene voorzegging wil voordragen, kan men die niet verder doen gelden dan tot de Babylonifche gevangenis. Het gebruik, het welk Paulus 'cr van maakt, zaL eerst in zijn' brief aan de Romeinen kunnen behandeld worden ; het echte oogmerk van dit lied is in het vorige Hoofdd. vs. sp. duidelijk genoeg bepaald.  n MOSES. Hoofdd. XXXII. 095 « Tpmppr vs- 5- D"ar ik dcn naanl van "3el">vab, lezingen zal: 3' J-?U1CC1 » Erkent gij de grootheid van onzen Elobim. daar het onderwerp van mijn lied Jehovah zal wezen , zijn naam zal ik openbaar uitroepen , den naam van Hem, wiens eigenfehappen zo verheven , zo aanbiddenswaardig zijn voor het menschdom, — genadig, barmhartig, goedertieren ; maar den fchuldigen ook niet voorbijziende: — dat dan ook alle Israëliten, die mij hooren, dat de ganfche natie hier rondom, door hare hilte met de diepile nedrigheid hulde doe aan onzen llefcherm - God, die in grootheid allen andere Goden overtreft. V-in vs. 4. Een rots is Hij, onberispelijk zijn werk; 4' Zi.ne wegen ziin allen rechtmatig, dien Jeho- Hij is een Elobim van trouwe zonder onrecht, 7 Rechtvaerdig, en billijk is Hij. vah zingen wij , die als de hooge klip zo vast haat, dat niemand zich bedriegen zal onder deszelfs fchaduw zich willende verkoelen ; een rots moge vrij klippig en hoekig zijn, doch Jehovah's gewrochten zijn altoos volkomen, zijne oogmerken gelijkvormig, en allen de handelingen zijner voorzienigheid, hoe ongeregeld zij ook in den eerhen opflag fchijnen mogen, voeren altijd billijkheid met zich; en zulks re. 4. Over het derde van de gelijkenis, waarom Jebovab als ecn rotsleen in dit lied ingevoerd word, denken de Uitleggers verfchillendc; ik geloof dat Hezel's bepaling, de voorkeur boven allen heeft. — Niets is aangenamer voor een bewoner van eene heete vlakte, dan de fchaduw, — hoe zeer wijkt die zoms, hoe weinig kracht heeft ze; maar de hooge klippige rots, geeft aan derzelver voet eene beftendige verkoeling, waar men zich voor de brandende zonneftralen veilig verfchuilen kan; eene rots, daarenboven, wijkt nooit van zijn plaats, dit derde laat ScK«.oëDER het meest fpreken.  3S»6 Het VIJFDE BOEK kan niet anders wezen ; want Mij alleen, is ecne Godheid die zonder de minüe wending; of te leurftelling, Zijne beloften gehand dpet;. redelijk is Hij in zijne bedreigingen, zo wel als rechtmatig in de bedeeling zijner gunde. Zang Joschua. 5. Heeft Hij hem [tsRAëL] misbitnieidt e. Kan dan immer het Ontaarte kinderen ziin ze, De febanit is bij bun-. vermoeden oprijzen, dat Dat ontrouw, dat verkeerde gedacht. „ ^ , % b zulk een God, Is ra ei. zo zeer door hem bemind, op eenigerlei wijze in zijn kroost zou kunnen drukken? een onaangenaam lot zou doen wedervaaren, gelijk ons nu langen tijd overkoomen is; — Zulks is onmogelijk , de zaak is duidelijk: IsRAëLS kroost is verbasterd, zij gedragen zich niet meer kinderlijk , de kastijdingen zijn de fcharfdelijke bewijzen van hunne ongehoorzaamheid : van recht geaarte kinderen hebbenze niets meer dan den naam ; inderdaad is het een valsch en. veranderlijk volk. Moses. VS. 6. Geeft gij dit lehovab ten dank, Hoe "TÏeft Gij onerkcntelijk, gij onwijs volk? . , Is Hij niet UW. vader die u aanzijn gaf, dit mijn ZÏcl! dl Die u gemaakt, die u gekoebt heeft? ', , » evenwel het is vs. 5. Niet onaartig is de vertaling van Profr. Scheidius. — Zijne onwaardige kinderen, (of niet kinderen,) hebben volgens hunne wangeftalte het tegen Hem bedorven. — Of Dathe, hunne onhandelbaarheid omtrent hem , heeft de kinderen , niet meer de zijnen , bedorven. SciiRoëDER blijft in de gewoone vertaling, hij , namenlijk Israël leeft zicb voor bent bedorven, — nu zijne kinderen niet meer — het bederven word gebruikt vaneen lichaams-gebrek, hier is een zielsgebrek, en wel afgoderij: de zaak zal op het zelvde uitkomen, alleen blijft de vertaling van SciiRoëDER nader bij het oorfpronglijke.  van MOSES. Hoofdd. XXXII. 397 20 5 — js dat het loon, het welk Jehovah van u verdiend heeft, ondankbare , onbedachtzame , niet indenkende Israëliërs ? — is dan dc gehoonde Jehovah, niet onbetwistbaar uw vader, die u ongedacht als een bijzonder volk aanzijn gaf? — Heeft Hij niet door eene verbazende macht u in de woestijn tot een volk gevormd? u met zo veel 'toehels, uit de flavernij van Egypten, Zich niet alleen geëigend , maar behendig onder Zijn opzicht doen groeijen? Joschua. 7 D'e vs- Denk aan die oude tijden, i' . - Merk op de jaren van vorige ge/lachten: Waarheid kan Vraag er uwen vader na, hij zal het u zeggen, , Uwe grijsaards, zij zullen hct • vertellen. nimmer be- 'twist worden ; aan bewijzen kan bet holt mangelen, — gij behoeft u alleen de voorleden tijden te herinneren, en wat daarin gebeurd is ; cn wilt gij hooger opklimmen, cn vorige veel vroegere gedachten doorlopen, overal zult gij ontdekken, Jehovah is uw vader; en begeert gij herker fprekende bewijzen ? vraag dan fiegts uwen vader, hij zal u verhalen, welke verbazende omhandigheden 'er in zijn leeftijd al voorgevallen zijn; en zo gij vermoeden bad dat die bevooroordeeld was, — Vraag het dan aan eiken grijsaard , die ll voorkomt, en zij zullen u omhandig verha- vs. 6. In dit eerfte lid is Hezel veel te vrij, die leest voor, zult gij dit Jebovab vergelden? Jebovab befcbuldigd U, kon het de taal dulden het zou beter met Moses zacht karakter ftroken. Die » 'verkregen beeft, die uit vaderlijke zorge in liefde hen aan zich tracht te verbinden. — Dan behoeft men het denkbeeld van kopen, hier zo ftcllij niet in te voeren. Sch?..  SpS Het V IJ F D E BOEK len, wat Jehovah gedaan heeft om u tot een volk te maken. M oses. vs. 8, Toen 'doch elk voelt dat dit in het poëtifche ftijf is , waarom ik het gewoone behouden heb , bij floeg naanw agt op ben , voor , hij onderwees hen, zb Jer. X. 16. doch het denkbeeld is in de oorfpronglijke -betekenis vrij kragtig. — Wij zouden zeggen , hij diende tot een aarden wal. vï. 11. Hezel is de fpcling hier omtrent den'arend het best gevolgd, zij loopt door tot vs. 13. toe , fchoon meer in den Oosterfchen dichttrant, met de overbrenging daar in zo geweven, dat de arends-jongen .vervolgens, het  Het V IJ F D. E BOEK zichtbaar beveiligde, met geen mindere zorgvuldigheid, clan de arend zijne jongen in het nest koestert ; met geen minder genoegen dan dezelvde arend klapwiekende , vrolijk over zijne meer toenemende jongen hangt, Ja hen, wanneer zij, vlugtig geworden, hunne legplaats vcrlaaten hebben , zo dikmaal de nood het vordert, op de wijduitgeftrekte vleugelen opneemt en henenvoert. vs. 12. Even zo veerde hem Jehovah, Hij alleen! jo, Jeho" Geen vreemd Elobim was met hem. , - - vah flreeft daar in den arend të boven, met zijne- Schgchina beveiligde bij hen, met genoegen hond die boven hen, en door dezelve geleidde Hij hen als ze van legerplaats moesten veranderen ; dc arend mooge dan door de moeder zoms vervangen worden, maar bij wien kan het vermoeden oprijzen, dat eenige Godheid Jehovah ih deezen arbeid onderfteunde ? vs. J3. Hij voerde hem op der bergen hoogten, jn. Recht Va- Hii gaf hem van de vruchten des velds: " Honig deed Hii hem zuigen uit de rots, derlljK beltaan ! — Olie uit den ilipfigen heuvel. ^ be. ïët aangenasmfte wat bergen en dalen opleveren , in het genot hebVn i _ dat het" hun gewoon voedzel niet is, doet onj aan de overcragt denken. • • ■ vs. 12. Ik geev SchroCder toe, dat hier eigenlijk (laat Jebovab 1e, de kin- mededcelen het lied, het welk hij even deren IsiiAèLS .... ., voor zijn ver- als een andere Jakob, de vader zijnes volks, zegend'nèefu" tot een zegenend affcheid aan het volk medegedeeld had. — Nebo is zijn herfbedde, van waar hij het Leger zijner kinderen ook gansch overzien konde, in hunne onderfcheiden hammen gelegerd; men kan uit de kragt Van deszelfs inhoud zien , welk een groot lieveling, hoe diep ingeleid hij in de geheimen van zijnen God was. Voorzang. vs. *. Hij 4< Qjjj v;ng- hij aan: dc Heer vertoonde 7'on°' „. .. zich voor het eerst ?ebovah kwam va» Smat, ■ , • Hij -ertn-'ie ~icb ver hun van Seir: . alslSRACl.s Wet- Verfrbecn febitterende of> her gebergte Paran, Hij rukte aa- van Kade, bergen; gCVCr VZÏ\ StUM S Aan zijn rechterhand glinfterde de vmtrwet. batige toppen , — a. Het zou mijn lezer met reden vcrveelen , de verfchillende gc- t dach-  van MOSES. Hoofdd. XXXIIf. 419 van Seir's fchakel van bergen , hct verblijf der Edomiten, vertoonde zich die macht, als de gloed van den morgenftond; — genaderd aan Paran's grazige valeiën , werd het gezicht van dat gebergte ftatiger; alles fchitterde van de Majelteit : Hij blccv daar niet lang , maar rukte nader aan tn zijne ftatlgheid; Hij vertoonde zich van Kades hoogten, even als van Sinai, in de voorfpits vertoonde zich de vuur-gloed van den ftatigen kolom , den gids des volks, en het plegtig tecken van zijne wetgevende macht. dachten over het laatfte gedeelte van dit vers optegeven; MicbaSlis is hier de ongelukkigfte; het naaste aan den grordtext Hinlopen: hij trok ten jirijde op , ter oorzaake van 10000 zijner heiligheid. — En die zijn dan geen Engelen, maar Israëliërs; Dathe komt hier het naaste bij, is evenwel willekeuriger in zijne vertaling, met de duizenden van uitgezochte benden ter zijner verdediging ; doch mijns oordeels, eischt de Parallelismus, daarbij het oogmerk, dat wij, met de 70 en met Green hier de vocaalftippen verlaten. — In het laatfte lid geev ik mijne inftemming aan Hinlopen's vertaling, vet des vuurt, en verfta 'er met hem de vuurkolom door; Schrocder vertaalt dit ook: aan zijn rechterband was bet vuur van de kolom voor hun , en volgt daarin de Conjectuur uit de Disfertatie van Lentz, dit is mij een weinig te gedrongen; de vertaling van Durell is zeer poëtisch , maar minder naauwkeurig: aan zijne rechterland waren Jlroomen vuurs; ik geev alleen onder deezen die verder afwijken , die op, welken meer het fchoone van het poötifchc doen behouden, waaronder gewis uitmunt de doorkundige Kantelaar in zijne „ Disf. 1 ad loca V. T. dus lezende, dus vertalende : Jehovah kwam „ van Sinai; als ecn opkomende zon toog hij naar Seir op; hij klom „ glansrijker op uit de bergagtige oort van Paran; hij kwam van de bcr„ gen bij de valeie Kades, aan zijne rechterhand glinfterde de vuur-ko„ lom.." — Uit de omfchrijving kan elk genoeg zien de reden van mijne vertaling. Dd a  aio Het VIJFDE BOEK VS. 3. Jit Hij bemint de flammen, » Jji deZC Allen zijn iifgczontlenen aan uwe gebiedende hand: «wc» voet />£ge» z/>', onderfchei- daar uwe bevelen te ontvangen. , * dene wet¬ geving , ftraalt ten fterkhen zijne bijzondere toegenegenheid voor allen de ftammen IsiuëLS door; de Oudften des volks hebben de eer van in uwe tegenwoordigheid, en meer onmidlijk, van U, de bevelen te ontvangen, en worden zelfs zo nabij door U befchermd ; terwijl het begunffigde volk beneden vrij geregeld ligt , afwachtende om de nadere bevelen , zo wel tot inrukking van Kanaan, als anderen, meer bepaald en eerbiedig aftewachten. vf. 4. Moses heeft ons de wet overgegeven: A Tw„. d»m Die erfnis van Jakoes gemeente. . 4" U0Ql nelT1 ' dien Jehovah reeds van zijne geboorte af daartoe beltemd had, is de wet ons op gemeenzamer wijze, en in hare vcrfchillcndc uitbreidingen, en in haaren naderen aandrang, overhandigd: hct beste erfgoed , het geen hij Jakobs kroost, als hun trouwhartige vader kon achterlaten. vs. 5. Koning was Hij in Jêfchurun, ^ t,, t\c.P7l,n Toen 'svolks Hoofden zich verzamelden, D' u . u Tc zamen met dc Hammen isracls. Wetgever ver¬ toonde zich het opperfte gezag, over het door Hem zo zeer geliefkoosde volk, op de aangenaamhe wij- er. 5. Als ik de gedachten der nieuwere Uitleggers volg, dat op Jebevab brengende, word de zin flaauw, en de fchikking moest ook anders ingericht zijn: Jebovab was Koning in Jcfcburun, Moses gaf de wet over toen enz. : het drukt uit, dat het Oppergezag bij hem aan het hoofd van den Raad geplaatst, berustede, wat den burgerftaat betrof. - Moses vermijdt zorgvuldig dit toetekennen aan Juda, gelijk. Jakob gedaan  van MOSES. Ho0 fdd. XXXIII. 421 ze ; Hij praalde met dien luister, toen Hij aan het hoofd van de Vorhen der hammen hond; toen Hij aan het verzamelde volk uit allen de hammen zijn laatfte vaarwel met de innemendfte achtbaarheid mededeelde. Middenzang. A nrh rWT» tt vs. 6. Dat Ruben leve, niet tiitfitrvt _ 6. Ucn dativu- Ua£ SlME05j „iet ,n actui zij. ben gelukkiger mag worden , dan hij tot nog toe geweest is ; dat hij door den nieuwen misftap van ■heerschzucht zo deerlijk getroffen , niet gansch als ham onkenbaar worde ; integendeel, mogt hij, in talrijke nakomelingfchap gezeten zijnde, herleven; dat Simeon, al is zijn deel weinig zichtbaar , nochtans door vermeerdering van burgeren aanzienlijker zich uitbreiden mooge. 7. Als de kroonham, den heir - aanvoerder, vs_ ?_ Vatl zegende hij ook Juda met veel klem: — J™a frak bij; daan had, mogelijk bevreesd voor overheerfching, terwijl hij niet vergeet het opperfte gezag in het godsdienftige '■, Levi toetekennen; het moet achtbaarheid bijzetten aan den laatften zegen van dat griize hoofd. — Verkiest iemand, God als Koning meevoeren, dan is de leiding der gedachten van Dathe en Schrocder het aarnecmlijkftc. vs, 6. Wij volgen hier de 70 — en hebben reden, om niet te lezen met anderen: das Ruben levi, dat het getal der flsrvenée onder tt en Simeon vermindert; Durell merkt zeer wel aan, dat leven hier is voorfpoedig worden, na veelen rampen uitgedaan te hebben. — De rede van Herder, waarom hij Simeon uitfluit, dewijl hij hem geen portie wist toetewüzen, zou van veel gevolg hebben kunnen ziin, indien hij inderdaad daarom in den zegen uitgefloten was geweest; Simeon was intusfehen meer dan de helft verminderd door liet geval waar op tefpeeld word. Dd 3  422 Het V IJ F DE BOEK Hoor Jehovah de item van Juda , a]g T u D A VOOl" Breng 'hem te rug tot zijn volk; J Dat zii; e handen hem genoeg zijn, de belangen van ffees gij zijne hulp tegen de vijanden. , . ... de natie , m zijne ondernemingen iets te verzoeken heeft, geef hem door uwe orakels een duidelijk, een gunftig antwoord; en als hij hermende op zijne macht alleen zich te velde begeeft, voer hem dan zegepralende te rug tot het Leger deibondgenoten. — Dat zijne bijzondere moed, hem in de uitkomst nimmer befchame ; dat hij altoos, aan het hoofd van het vereenigd Leger geplaatst , over de vijandelijke legerbenden zegenpralen moge. — „ „ 8. Levi den erfgenaam van het eerstgeboor- vs. 8. Van ° Levi fprak hij; te-recht in het godsdienftige , wenschte hij r, tt ■ rr, ... . . n ,• het volgen- TJwe Urim en Thummim zij voor den man , den gunjteling: ° Dien gij krachtig beproefde in lllasj'a, de tOe : Met vvien gij twistte aait Mcriha's bronnen. , het Godlijk vs. ~. Breng hem te rug tot zijn volk, de Uitleggers die bij de gewoone lezing blijven, brengen dit op Juda's komst in zijne erfportie, waar dc It.unvadcrs begraven werden: dit is mij veel te hard, en te onnatuurlijk, hij had in zijne erfportie den zwaarden taak boven anderen, en daar op is de fpeeling, die de uitkomst 'er mede vergelijkt, zal, dunkt mij, mijne omfchrijving bijvallen; ik zie geen grond voor de overzetting van de 70 in het verband. vs. 8. Over de kracht, welke de woorden hier hebben , uwe Urim en Thummim , zal het niemand berouwen gelezen te hebben Spencer pag. 1029. de legihus. — Minder zwarigheid heeft het, wat de zaak betreft, maar men voldoet minder aan de letter, als men met Herder, en Dathe, dit als eene reden aan Jehovah toekent, gij twistede te Masfa met Aaron enz., maar de woorden die vooraf gaan, van Levi zeide hij, maken mij dergelijke verklaring te hard. — Ik heb hier gedeeltelijk Green gevolgd , en eenige verandering gemaakt , die meer verzacht als Green,  van M O S E S. Hoofdd. XXXIÏÏ. 423 orakel, licht en klaarheid over de ganfche natie verfpreidende , worde behendig gedragen door dien kloeken ijveraar, dien bijzonderen gunfteling van zijnen Koning, die zo zeer voor zijne eer waakte, die bij het beproevingswatcr door het gedrag des volks zo herk in zijnen iever getoetst werd; — tegen wicn uwe hoofden aan de twistbronncn zich zo hout verzetteden; een twist , die voor u, zo wel als voor hun , de aanmerkelijkfte gevolgen had. 9. In dat VFlder en moeder zeide; ik ken u hachliïk tijd- Die geen acht fleegen op broeien, geen zonen o»t~> 6 ■, 11 ' J J Zij hielden zicb vast aan uw woord, gewricht , Zo onderhielden zij uwe verhtntentsjen. wachte hij met de zijnen niet naar de bevelen van AHron, of allen die in hoogere betrekking tot hem honden; zij die met hun in gelijken rang honden , maar zich vergrepen hadden, broeders in Levis ham werden door hun niet verfeboont, die geen kroost ontzagen als zij met het eedgefpan verbonden waren , maar alleen aan uwe nadrukkelijke uitfpraak zo plechtig gedaan, naauwkeurig onderworpen bleven; en allen de wetten zo hei- Green, lezende: de Leviten zeiden van bun vader e» van hunne moeder, wij kennen ze niet. Blijft men bij het gewoone, dan is de zin niet moeijeHjk, n et tvien gij twistede, en fchoon Gij firafse , nochtans hem van zijne waardigheid niet beroofde, maar die leflendig maakte in zijn gejlaebt. JJoe natuurlijk dit fchijnt, komt het, dunkt mij, in het verband te onpas 'er word op een gurftlaer voorval gedoeld, het geen de Hoogenpriesterlijke waardigheid beftendig gemaakt heeft in een tab, met ecne bijzondere plegtige toezegging. Dd 4  4=4 Het V IJ F D E BOE K lig gckent, cn- bevestigd in hdar aart tegen alle afgoderij, tevens krachtig verdedigden. vs. io. Zij zullen Jakob uwe rechten leert», IsraSl uwe wet: *P« Z.1J Zii züllcn reukwerk voor uw aangezicht ontfteksn , zilllell van ba hl and-offert op uwen altaar. nu af, vvensch ik , aan het kroost van vader Jakob, uwe koninglijkc verordeningen en uitfpraken in den burgerhaat openleggen, en de ganfche natie zonder onderfcheid, de godsdienftige en burgerlijke plichten onderwijzen : — ja, A;'irons zonen zullen hct verhevenhe werk der dienstdoende Priesters tot Uw welgevallen op den gouden reuk - altaar \vrri:hten . en op den brand - altaar, de offers aan U gewijd, ontlteken. VS, ii. Zegen , Jehovah, ziin vermogen, TT Al Dat Ziin banden werk u welgerallet ' ïcrlrcck de kracht dergeeuen die tegen hemopftaan, fcllOOU hij Die hem haten, liaan nooit weiier op. ' . , , met deden zal in de bezitneming van Kanaan , gelieve hct TJ nochtans de bronnen zijner inkomhen tc begunhigen; dat allen zijne ambtsverrichtingen behendig en U welbehaaglijk mogen beltuurd worden: — die oit zou durven behaan hun het voorrecht van U te dienen, openlijk te betwisten , verbreek zulk eenen muhzuebtigen ophand in zijn eerhe geweld; , dat nimmer zij, die jaloers over dit gezag, ecn' Ivime'ijken wrok koesteren, weder hct hoofd mogen opfteken. vs. 12. Van ia. Over Benjamin breidde hij zijnen BENTAMJtJ zei- , . . • öe hij: wensch dus uit: — hij die vvelecr dc gunhe- vt. 12. Ik heb min reden kunnen vinden waarom Jakob zo weinig, en dan nog onder zulke zinnebeelden van Benjamin iprak. — Wij en  van MOSES. Hoofdd. XXXIII. 4=5 •• febovaVs gnnfteling woone zeker; llllg Vail Zijnen Va- ^J^jj, „Zerdekk, hem geftaag, der WaS, geniete E* ruste op zijne vlerken. hct voorrecht om behendig ook de lieveling van Jehovah te zijn; en zonder afgunst in zijn lot veilig te keven, — mist hij een' liefhebbend vader; de Allerhoogde zelv bewake hem met zijne tedere cn onafgebrokcne zorg, en wanneer geyaaren hem dreigen, neme Hij hem op , en geve hem veiligheid tusfehen zijne uitgerekte vleugelen. Tosepiis zegen, was met veel meer vs. 13. Van •5 J 1 1 Tosepu zeide vuurs de volgende: — Dusdaamg zij het lot van hij. den groothen gun- Zijn ied wordc vm ? Het VIJFDE BOEK niet aangematigd, liet is hem toegeweezen door de Wetgevende macht aan het hoofd van den Raad geplaatst; hij heeft zich niet verrijkt ten koste van zijne broederen, maar plechtig beloofd, ook in zijne landen, dezelvde godsdienftige gebruiken ter eere van Jehovah , fchoon op den verhen afftand woonende, te zullen onderhouden; en zijne broeders in hct veroveren van Kanaan behulpzaam te zijn. vs. m. Van 22* Dan is moedig, (zong hij verder ,) Dan zeide hij: niet als een leeuw die zijn hol bewaakt, Dan is een fiugiiger leeuw j maar als een here leeuw in Vit Bafan fpringt bij op. h&. ^ jeugdjge krach_ ten : hij zal uit zijne tegenwoordige legerplaats, even als de leeuw van den voet van Bafan, om prooi met opgehoken maanen in een forfchen loop aanrukken, vs. 13. Van 23. Van Naphtali zong hij: — geniet INaphtali zei- ö J 6"™* de hij: aanhoudend de toegenegenheid van uwen Be- NaphtALI verzadigd met gunst, fclietm-God, Je- Vol van Jchovab's zegen: höVatts 7eo-pnin- Bézit beftendig zeen, en uitgeftrekte vlakten. S ALüLmn" gen rusten behendig op u in den volften overvloed; uw behendig en begunftigend deel zij het vischrijke mcir Meron, anders Gennezareths zee, en de fchoone landsdouwe van Daromas. vs. 14. van 24- Aser zegende hij dus: — al zijt gij Aser zeidehij: Aser de laatfte in rang, waarmede ik ilui- vs. 22. Zo Lais digt bij Bafan gelegen was, waar aan ik twijfel, dan zou de fpeeling daar op kunnen geweest zijn. vs. 23. Dit Daromas is naderhand meer bekend geworden onder den naam van be: Calilea der Heidenen.  VAN M O S E S. IIO O F D D. XXXIII. 431 re (Wit daarom niet Aser zii gezegend onder de zonen: te, neeic uaaium uk» z.jnen broedcrs zi hij railgenaam> minder in de zegenin- zijn voet wasfcke hij in «/<«.gen Gods, welken uwe broeders genieten ; dat uwe broeders tt behandelen met alle insjen me beid, wei bewust wat al aangenaamheden gij bun kunt leveren, daar gü den overvloed van de beste olijven in uwe landen perst. ne Cf vs. 25. Van ijzer en koper zijn uwe grensjleden: 25. Vjre- £n uw£ fferijte zij zo duurzaam als uw leven. plaatst in een oord aan de grenzen, waar uwe heden van zo veel belang zijn voor de rust van het gehccle land, zullen uwe grensvestingen zo hcrk zijn, als of muuren en poorten van koper en ijzer . waren , en zo lang uw beftaan voortduurt, blijve ook de fleur van uwe krachten, om manlijken tegenftand te kunnen bieden. Slotzang. , n« vs. 26. Niemand mijn Jefcburun is El gelijk , 20. Up Die den hemel u ter httlpc zijt, dat ik alles Met Majcstueu/e pracht cp bocgc wolken. zameutrck- vs. 25. Dit kan niet op de mijnen van Paleflina zien, zulks is mij te gedrongen; Teller heeft vrij wel in het licht gefield, dat het hier fpreekwijzen zijn, van de {reikte van grensvestingen genomen. — Venema brengt het op geheel Israël, en niet op Aser, die evenwel de gefchiedenis van het land inziet, daar de zwaarfte invallen altijd van die zijde gefchied zijn; dan is het van veel gewicht, hun de fterkf;e grensvestingen van die zijde tr.etevvenfchen. — Althans wij behoeven zover niet aftewijken alsBosvELT, in zijne Verhandeling invullende: ijzer en koper zullen van uw* jïbeen zijn ([verwijderd) dat is, gij zult geea jand hebben dor en onvrugtbaar.  43* Het V IJ F D E BOEK ke , mijn begunftigd volk, de lieveling van uwen God ! waar is ecn Befcherm - God die in macht met den uwen kan vergeleken worden , die in den bovenftcn hemel , die onlutputbaare fchatkamcr van dc geduchtfte verbaVelingen, met allen ijver ter uwer verdediging werkzaam is, en op de laag hangende onweersbuien , met zulk eene ftatigheid, menigmaal komt aanrollen. . vs. 27. 27. Wat Van den virmaarden Elohim, zii u'tot een hooge wooning; , Van onder zijn zijne altoos werkdadige armen, \ Cl mag Cie Hij verdrijve den vijand voor uw aangezicht, grijze TOtS Hij zegge tot bun: word vernietigd.' &. •> ' die eërfteling der Schepping, bij onzen God? die onveranderlijke zij behendig u tot eenc bergvesting; beneden aan den voet bekommere u niets, daar vertoone Zijne altoos werkdadigc macht zicli ter uwer onderfteuning; ja zo dikwils vijandelijke aanvallen op uwe grenzen mogen gedaan worden, ondervind dan dat Hij in het gezicht van uw Leger zegcpraale; — hier komt geen aantal van troepen in aanmerking: — Hij verhclfe maar zijn gebiedende ftem , en behisfe den ondergang van uwe aanvallers! vs. a. 28. Mijn Crivis zat IsRAer, afgezonderd blijven woonen, Iauobs oog verlvsti'ge zich in een land van koorn enwijn: geest VOOl*'Waar op zijn hemeldaduw nederdrtippclt. fpelt mij vs. 28. Ik ben niet geheel vreemd van Dathe's gedachten, om hier te Jezen, Ja koes bron, voor Jakobs oog. — Geen dringende noodzakelijkheid daartoe in hct voordel ziende, heb ik mij bij de gewoone vertaling gehouden, die zeer wel vleit, fchoonze zeker zo kracktig niec is; Sciirocdlr is ook van die zelvde gedachte uit hct verband, do**!:  VAfo MOSES. Hoofdd. XXXIU. 433 Isracl zal ongetwijfeld als een vrij, als eeii begunhigd volk , in bun eigen land gerust en zeker woonen; bet kroost Van vader JAkob zal zich boven de veehoederij , in. den aangenaamen akkerbouw der lagere landen , cm in den wijnoogst der hoogeren verkwikken ; de wisfelvalligheden van den Nijl zullen hun den oogst niet zoms benemen, de verkwikkende en overvloedige daauw, zal de vruchtbaarmakende eigenfchap hun lands blijven. 20 Rewel- vs- -9- Oelukkig IsRAër.! wie is u gelijkt 29. rjewci £en vM gere(l door jebtvabm dadigd VOlk! Het fchild uwer hulp, Dat zwaerd uwer hoogheid: gelukkige Js- Daarom zullen uwe viianden ziel u onderwerpen, raëllers 1 'er G" ZUlt £'wis *unHe beogttn beklimmen. is geen natie die zich op dergelijke voorrechten beroepen kan. — Een Volk door Jehovah zelv uit de vcrregaandfte dwingelandij met zo buitengewoone krachten in vrijheid gefield: — Die u alles is; — een fchild waar achter gij u dekt in gevaaren; een zwaerd dat niet alleen geweldadig aanvalt, maar niet dan zegepraalende in de fchede keert. — Dit, dit alleen is de oorzaak, dat uwe vijanden, hoe machtig ook, zullen moeten vallen; en gewillig of onwillig, hun behoud is alleen in onderwerping, en dit behendig; want gij zult gewis hunne aanmerkelijkfte vestingen innemen, en behendig bezitten. juist dit heeft mij overgehaald, cm de beelden minder Hout en Vloeiender te nemen. TIL Deel. Ee  434 Het VIJFDE BOEK xxxiv. tvj hoofddeel. I< Jj^1 A t]jt affcheid zeide de wichtige man Ein7'wosEs0ui" dc aangename valei van Moab voor altoos ve- cn V'avan vaarwel; op Abarims vermaard gebergte op- Moab . naar geklommen, bezocht hij een van deszelfs verden beir Nebo, ö , . Z. . i op de Vn.ogcen maarde toppen P'sga, tegen over Jericho te weike récht te' zien; en zijn Heer zelv deed hem aanwijgen over Jm- zjn_ ™fl iiet eigenlijke Kanaan in zijne uit- cbo is; en je- o ai ioMi wees hem jreftrektbeid van Gilead tot den hreek van dat ganfche ' t- , . , tvt land Gilead Dan toe. 2. Vervolgens hct lot van Napht0lvf.Z En net TALI ' Ephraim, en Manasse, metju- ganfche Naph da, zo bergen als valeiè'n tot aan de westali , en het 7 . , land van E- terfche zee. 3. En meer zuidwaards het ManIssÈ : ra vlakke land van den Jordaan in den omtrek het ganfche yjfl jer}cho , vermaard door zijne fchadtiw- land van ju- «/ . ■> . , . »a , tot aan de rijke palmboomen , tot Zo^r toe zich tut*°vsfaf Enhet ftrekkende. 4- Na dat hij zijne oogen daar eflb^Veid" der ovcr 'aten we'^cn niet innig vergenoeraiei anjer/- rrCn, zeide zijn Heer: gij haat opgetogen, ets, de palm- ?. ? , , j a ftad, tot aan dit is nu het lchoonc land, aan vader Abra- Zoar. vs. 4. En Jebovab zeide tot hem ; dit is het land , dat ik Abraham, Isaïk, en Jakob gezworen heb , zeggende; uw zaad zal ik het geven: ik tr. 1. Niet onnatuurlijk is de gisfing van n. Klinkenberg, dat dit Hoofddeel verplaatst , en eigenlijk het begin van het boek Joschua zij ; docii dewijl de Pentateticbus zo zeer afgefcheiden werd van de andere boeken in de Joodfche Kerk, is dit naauwlijks te begrijpen. vs. 1. Dit is als ecne verzachting voor hem, die uit liefde tot zijn volk zo gaarne gewenscht had dit Kanaan te zien; hct te helpen veroveren zou evenwel in zijne klimmende jaren met meer moeite vergezeld geweest zijn. vs. 3. Nebo een der bergen van Abarinis gebergten, wier top Pisgs is. — Dan, is een ftad bii den oorfprong van den Jordaan, onderfcheid< .1 van ecne ftad van dien naam , naderhand door den ftam vernoemd. Mus.  van" MOSES. Hoofdd. XXXIV. 435 ham,» IsaHk, en Jakob zo plechtig toe- ja het u m« sczesd; nu hebt gij het van verre met uwe doen zien ; 5 ö ' OJ , . •• maar gii zult oogen aanfchouwt , - het is genoeg ; gij Awr herteB niet zult daar ingevolge Mijne bedreigingen nu ovvesrsaan; Dus niet inkomen. — <. Daarop vertrokken waar- ftierfMoses ,de . . ,. , , knecht van ?«- fchijnlijk eenige weinigen die hem daar ver- , daar , gezeld hadden, en dit bericht medegedeeld*™*™ hadden: Moses dan nu alleen zijnde, gaf>*°™*rm°£jdj den geest, zo ftierv de gunfteling van Jeho- begroef' hem iq vah, in Moabs velden, ingevolge dc waar- ^ttdvan'«rö*" fchuwing van zijnen Heer. 6. In een on- ^.Peor°ve" bekend dal van dat gebergte, in Moabs niemand heeft , ziin graf gewe- velden begroev de Heer hem, tegen over ten ? tot op de_ Beth-Peor; doch tot heden toe heeft men ZL'"sda7s" MosES vruchteloos zijn graf gezocht. 7. Hij had nu nu was hon- J derd cn rwm- den ouderdom van honderd cn twintig jaren t\s jarén oud, bereikt; had nog het volkomen gebruik van gn h" 11 1CV^ zijne zintuigen, en krachten genoeg tot deii ««donkergepost dien hij zo lang bekleed had. 8. ZÓ zijne kracht , j . was niet ver¬ ras de Israêhten vernamen dat zij Moses emti. vs. 8. En de kinderen van IsRAëL beweenden Moses in de vlakke velden van Moab, vs. 6. Hier zou de fpreekwijs dulden dat wij konden lezen, men begroef bem , maar het oude monument door Judas bewaard, vordert de gewoone vertaling. — Waarfchijnlijk, op dat de Joden zijne beenderen met die van Jakoe en Joseph niet vervoeren zouden; deze reden is door Sterk in eene Disfertatie over deze ftof vrij wel behandeld; want de gewoone reden, op dat 'er geen bijgelovigheden met zijne overblijfzels zouden gepleegd worden, ftrijd te zeer met den aart der godsdienftige bepalingsn onder dat volk, behalven andere redenen door MicnAëLis daar voor bijgebragt. / vs. 7. Anders brengt de luchtftreek veel mede, dat de inwooners met ongemak aan de oogen gekweld zijn , dit hebben de bewooners van die woestijn altijd ondervonden, en is eene goede aanmerking van f, s k u c h e. Ee 2  436" Het VIJFDE BOEK enz. dertig dagen: nimmer zouden wederzien , begon de plechvanheetweenen rige van aandenken over dien grooten en de rouw Staatsman, hij duurde volkomen dertig da- over Moses , ' , .. , werdenvoiein- gen: 9. Ioen die voorDij waren, aanvaarde d'vtn.pfcbua Joschua het behier , een man uitftekénd rrn, de zoon bekwaam tot zulk een' gewichtigen post.: daar' van Nun , was a . voi van den bij was hij door Moses zelv' met oplegging hew^want^ïo- her handen tot dat werk ingezegend: en de handen opZhem Isra'^'ten gehoorzaamden hem , ingevolge de gelegd : zo ]nst van hunnen Heer. door Moses. 10. Doch hoorden de . .. , , , kinderen van in Moses verloor Israel hun grootlten hem!Len deden Propheet ; nimmer is 'er weder één te voorgelijk jebovab fc}jjjn o-ekomen, die zo gemeenzaam met zijnen Moses geboden J & » o ' had. Heer omging, als deez' Man: 11. Wiens 'erVS'ftend'geen bediening met zo veele bewijzen van zijne èp°^neïsBAei?r zending , met zo vele wonderwerken vcrgc- gelijk Moses: zeld ging, als ill zijh' pOSt Op 'sIlEEREN wien Jebovab „ n u Kr gekend had, last voorgevallen waren aan 1 haraos hot, j0\naa"|ezicht' en hovelingen, en overal, in Egypten waarvan vs. 11. in geen wederga geweest is. 12. In allen diebewij- allen de teeke- ö 00 J nen , en won- zen van ecne alvermogende macht, welke hem deren,tot wel- , r. , " , ken jebovab begunhigde , en tevens zo verwoestende voor heeft geom die de vijanden, alles op Moses bede, ten aanin Egyptcniaiid fchouwc van gansch I s r a ë l verricht. te doen aan Pharao , en aan allen zijne knechten, en aan al zijn land: vs. 12. En in al die fterke hand, en in alle die groote verfchrikking: die Moses gedaan heeft voor de oogen van gansch Israël..  Het BOEK van JOSCHUA.   INLEIDING OP DE AANTEE KENINGEN VAN JOSCHUA. D e held aan het hoofd van dit Bock is Joschua, Nun's zoon, uit de (lam van Ephraim; waaricnijnelijk uit een aanzienelijk gefiagt van die ftam gefproten; een man, die door zijn beleid, dapperheid, ftillen en volgbaaren geest al ras den aandacht van Moses trok, zo zelfs dat hij zijn gunüeling en opvolger werd. Wij kunnen minder van zijn karakter zeggen , om dat hij zich in alles naar Moses fchijnt gevormt te hebben; evenwel kunnen wij 'er uit de aanteekeningen zijner bedrijven zo veel omtrent van opmaaken, dat wij de keuze van Moses volkoomen moeten billijken: — Iudedaad Joschua zal de man kunnen weezen, die Kanaan verovert. Aan het hoofd der Armée geplaatst, vertoont hij zich ongetwijfeld als een noemens-waardig Veldheer, die met zeer veel beleid te werk gaat,die zich zoms afmat, om zijn zoldaat zo veel mogelijk is te fpaareu. Hij heeft niets van het geen men Ec 4 au-  440 INLEIDING op de anders in de veroveraars al ras ontdekt, en liet geen hen in de oogen van den menfehen-vriend zo haatelijk maakt. Het woede krijgsman's beftaan is hem geheel vreemd; waar gij hem nagaat, overal ontdekt gij eene hille ziel, die denkt, maar weinig vertooning maakt; hij kent de gewone Generaals eerzugt niet; op veroveringen, overwinningen, en veldflagen, is hij niet verzot: — hij volgt eenvoudig zijne inflructie; maar komt het 'er op aan, den tijd waar te nemen, om zich van de goede vruchten van eenen veldflag te verzekeren, dan is die zelfde ftille, volgbaare zjel zeer doorzettende; dit bleek ten fterkhen in den groothen veldhag tegen het vereenigd Kanaanitlfche Leger; toen was hij onvermoeid, voorziende, dat hij, zich nu van die gelegenheid bedienende, door dien éénen veldflag veele anderen , en nhsfehien bloediger zoude kunnen voorkoomen. Hij heeft zeker veel van den waaren menfehen - vriend, anderzints in eenen Veldheer zo zeldzaam, cn althans niets van hct geen wij anders in. den veroveraar zien hcerfchen. Hij is niet hout geworden op zijne onderneemingen ; gebiedt geenzints onbepaald over een volk, het geen aan zijn beleid zo veel vcrpligt is: in tegendeel hij is ten uiterhen rekkelijk, cn bedient zich niet van een gezag, het geen hij onbepaald zou kunnen gevoert hebben. Dit heeft zelv in hct Godsdicnhige bi] hem plaats, het geen zijn karakter bij mij nog veel verhoogt. Le meeste helden der oudheid, of van onze Eeuw, waren of al te toegeevende, liever te vcrwaarloozende omtrent den Godsdienst; of dwingelanden met een krijgs-  AAN TEE KENINGEN van JOSCHUA. krijgsman'sijver, waar door zij ook over de geweetens wilden heerfchcn ; Joschua heeft van dit alles niets: noch de natie, noch den raad des volks wil hij door Zijn krijgsman's gezag in fommige gewigtige gevallen dwingen, maar liever door Zijn voorbeeld tragten te gewinnen; — van daar dat verrukkend gezegden, ik en mijn huis wij zullen den Heer dienen. Hij is dezelve ftille, diepdenkende, zich zelv' altoos gelijke man omtrent zijne vijanden; hoe vaderlandsgezind hij anders wezen mag. Met welk een eerlijk gemoed, hoe billijk behandelde hij de zaak der Gibeonilen! Wie zou hier iets meer van hem willen begeeren ? ik weet wel , wat in de eeuw die wij beleven, hiertegen ingebragt kan worden; eene eeuw, waar in befchaafdheid, en menschlievenheid fchijnen te regeeren, maar het minst omtrent den Godsdienst en deszelfs aankleevers, worden uitgeoeffend; maar ik agt het een vrugtelooze arbeid, mij hier in eene uitvoeriger verdediging in te wikkelen; dit hrijd met hct plan van mijn werk; Lilienthal, en Hamelsveld hebben dien taak bearbeid. Ecn billijk mensch, die gewoon is zijn ver-' nuft, zonder door vooroordeeien aangevuurt te worden, wel te gebiuiken, vind hier geen moeilijkheden, In de oorlogen van dien tijd kan hij die befchaafdheid niet begeeren, welke onze tijden opgecvcu: daarbij weet ik niet, of'de gedaante van menschlievendheid aan onze veldhagen gegecven, fchoon minder bloedig, echter indedaad wei menscblievender zijn. Dit kan zulk een het best beooidcelen, die het krijgsmanskaiakter van onzen tijd beftuEe 5 deer-  44* INLEIDING op de deerd , en veldflagen, die beflisfende waaren, heeft bij gewoont. Wat de billijkheid der verovering van Kanaiin betreft, hier kunnen de bedenkingen niet vallen op het karakter van Joschua. — Zijne zaak was het Kanaan te bemachtigen voor rekening van zijnen Koning, dien hij daar voor erkende , en tevens voor den onbe_paalden Heer der waereld : de Grijsaard , welken hij zo zeer eerbiedigde en wiens vertrouweling hij geweest was, Moses bedoel ik , had reeds het zelve plan van verovering gehad; en voor den diepdenkenden Joschua was het geen moeite, om de billijkheid van den oorlog, dien hij voerde, met alle overtuiging intezien. Kanaan thans volkrijker , en machtiger dan toen de aartsvaders daarin Nomadisch leefden, was een land , waarin weelde en wreedheid met de befchaafdheid en krijgskunde opgegroeijt waren, waarin verderfelijke zeden zelfs eenen verbazenden invloed op den Godsdienst, boven vorige tijden, hadden. De fchandclijkhe wellust was Godsdienhigheid geworden, cn dc zo trelfendc verwoesting van eenige heeden in Lotus tijden, had de nakomelingfchap niet afgebragt van eene wellust, die zelv dien naam niet eens verdient: — hunne wreedheid hadden zij in den Godsdienst ingevoert, menfeheni-affers vlamden op hunne altaaren , en hct moesten wellustige ouders zijn, niet dan fnode inzichten bedoelende , die hunne kinderen in de armen van hunne gloeijende Molochs konden overgeeven. — Hier grilt de menschheid: — ik weet, dat dit alles geene vrijheid geeft om een land te veroveren; maar wat  AANTEEKENINGEN van JOSCHUA. 449 wat zou hct hart van den billijken menfchenvricnd gevoelen , als hij zich vóórhelde , dat de roofnesten van Barbarijen veroverd waren? zeker dit, dat 'er geen andere weg open was, om de waereld van die fchadelijke zeeroovers te verlosfen, en aan ecn ongelukkig volk, hct geen door eenige weinige dwingelanden beheerscht werd , ecne betere vrijheid, dan zij genoten, te bezorgen: dat zij onder den overwinnaar oneindig gelukkiger kunnen zijn dan onder hunne eige hoofden, en 'er geen andere weg hier toe was overig gebleeven, dan het veroveren. — Eéne zwarigheid blijft 'er dan evenwel nog overig, deze namenlijk; of demenschheid kan pleiten voor het uitroeijen van zulk een volk? — het baat niet, dat men naar hct volksrecht dus redenkavelt: onze eeuw, die der befchaafdheid, volgt eene andere wijze van oorlogen , veel menfchelijker dan de vorige befchaafde tijden , fchoon die anders reeds befchaafder waren, dan de oudfte wijze van oorlogen ; had men , bij de verovering van de landen, de gewoonte de bewooners van dezelvcn daar uit te verplaatzen , en anderen tot bevolking daarin te planten, dit was dan reeds eene aanmerkelijke verzagting in het oorlogsrecht ingevoert, daar de oudhe wijze van oorlogen de uitroejing voorfchreev. Bij zulk eene gefchiedkundige aanmerking, zo belangrijk, vergeet nogtans elk de wijsgeerige oorzaak, die men van achteren opklimmende, zeer ligt ontdekken kan. — Onze befchaafde tijden kunnen van zelfs in bet oorlogen veel meer menfehelijkheid gebruiken , om dat men minder tegenftand, meerder billijk-  44+ INLEIDING op de lijkheid van de overwonnenen vervvagten kan: een over-] wonnen volk behoeft hierom niet meer uit hun land verplaatst te worden , om het behendig onder bedwang te houden; zulke uiterften van vaderlandsliefde heeft de befchaafdheid verdooft , en de Romein meer billijk in zijne oorlogen, dan de Oosterfche Despoot, zou al eerder hct ontvolken van een overwonnen land geheel afgefchaft hebben, indien de befchaafdheid bij zijnen leeftijd meer algemeen onder de overwinnaaren, ook bij de overwonnenen, gebruikelijk was geweest: maar bet middel om een volk te doen verhuizen was in de oudhe en minst befchaafde tijden nog geen middel genoegzaam om ecn overwonnen volk te bedwingen: hunne hardnekkige tegenhand was veelal zo groot dat men zich geen ruste beloove kondc, dan wanneer dat volk geheel verdelgd was; al was een Vorst dan nog zo menschlicvend, zouden met het fpaaren van de overwonnenen de onderdanen meestal op het einde het hagt-offer geworden zijn; en dit is de ware rede van de fchijnbare wreedheid in die tijden; wanneer die reden ophoud , en 'er dat gevaar niet meer is, dan is Jociiua in weerwil van die gewoonte zijnes leeftijds de meufchenvriend, maar teffens ook de voorzichtige Staatsman; dit blijkt uit de Gibeotiiten; zij beloven in weerwil van de denkwijze van hunnen leeftijd onderwerping; hraks is Joschua gereed om hen een vrij volk te doen blijven; evenwel liet de Con^ fiitulie van den Joodfchen haat, ook de voorzichtigheid zulks niet toe: zij werden dan verdeeld, en tot den flaaven- ftand  AANTEEKENINGEN van JOSCHUA. 445 hand gebragt , zo dra zij zich daarin onderworpen gedroegen, en dit hun gedrag behendig bevestigde, hebben de overwinnaars hun lot zo verzagt , dat men in Sauls regeering zeer wel zien kon , hoe veel voorrechten zij konden genieten onder eene billijke regeeriug, die aan geen verdrukking denkt , als 'er geen noodzakelijkheid toe is: met dén woord, de Joodfche natie is gewis in die min befchaafde tijden een voorbeeld van navolging Voor anderen; maar geenzins eene, die allen de rampen en onheilen, welken in het beloop der waereld, en uit het gedrag der volkeren noodwendig moeten voortvloeien , weet te ontgaan", of te overwinnen. Die nu hct geheel van het waereldbeftier gewoon is te overzien , zal hier geen zwarigheid , maar wel eene verbaarendc verfcheidenheid in alles vinden ; echter naar het doelwit, altoos dienstbaar voor het heil van het menschdom. — Is iemand hier over nog niet voldaan, hij raadplccgc dan N ie mei ter, die ook dit opzettelijk behandeld heeft, en ik wensen hem meer voldoening over zijne oploshngen, dan ik ondervonden heb. De held van deeze Jaarboeken, ons nu een weinig bekender geworden , word ook opgegeven als de febrijver van dit gefchiedverhaal. Dit word door veelcn in onzen tijd tegengefproken, en .wel door een bewijs dat opmerking verdiend : 'er koomen namenlijk een aantal Geographifche en Hiftorifche. berichten in voor, die volgende eeuwen aanduiden , en dus onmogelijk uit Josciiua's pen gevloek kunnen zijn. Zommigen Uitleggers zoe-  44Ó INLEIDING op de zoeken den Schrijver zelv na de Babijlonifche gevangenis; anderen onder de regeering van David, of Salomo. De doorkundige V ene ma meent, dat Samuel naar allen fchijn de Schrijver zou geweest zijn. — E i c h ii o r n in zijne Inleiding heeft de zaak het uitvoerigst behandeld, maar zo, dat hij ook hier zich zelven gelijk blijft. Vernuftig weet hij zomtijds zwaarighecden aantevoeren, die men duidelijk voelen kan, dat daarom door hem met alle kragt voortgeftuwt worden, om wat nieuws te kunnen zeggen : — maar zodra wij natuurlijker zullen denken , moeten zoortgelijkc onderzoekingen bij ons als tijdverkwistende verworpen worden. Brengen wij ons voor een oogenblik voor onze verbeelding een boek, waarin veldflagen, onder het beleid van deczen of gcenen held, befchreven waaren, waarbij deeze en geene aanteekeningen op de kant bijgefteld waren, welker inhoud ons duidelijk leerde , dat zij van laateren datum waren , zou dit eenige onzekerheid omtrent den Schrijver in onze gedagten kunnen veroorzaken ? zouden wij wel een ogenblik daar bij blijven ftaan? — dit is hier naar allen fchijn de zaak, de bedaarde Joschua, heeft denkelijk zijnen meester Moses ook hier in nagcvolgt. Die had altijd gefchiedkunuige arntekeningen gehouden, (mogelijk had Joschua die zoms zelv opgefteld , of afgefchreevcn,) dit voorbeeld volgt hij na 'smans dood, en al vertaal ik dc woorden XXIV: «6. niet, Joschua be fchreef dit alles , zo is het nogthans daar uit zeker, dat hij ongctwijffeld bij zodanige omftandigheeden aan- tce-  AANTEEKENINGEN van JOSCHUA. 447 teekeningen gemaakt heeft. Of die Hukken nu op de plaats waar zij voorgevallen zijn, opgetekend zijn, dan niet, zo als Eichhorn wil, doet weinig ter zake: — het zijn geen fragmenten, maar een meer aaneengefchaakeld bericht door den Veldheer zeiven opgeheld, daar voor algemeen bekend; doch dat waarfchijnlijk niet voor de tijden van Samuel algemeen afgefchreven, en onder de natie gelezen werd. Deeze zo braave Staatsman achtte het voor de natie van gewicht te zijn, dat dit gefchrift meer algemeen gelezen werd: hieromtrent bezorgd, voegt hij 'er eenige Geographifche ophelderingen bij , en leid den lezer ook tot de aanleidende oorzaak van zommige Liederen bij hen in gebruik; — onder Davibs, en Salomon's regeering, toen men omtrent de algemeene fchriften vrij naauwkeurig was, werd 'er nog eene enkele aantekening bijgevoegt, om den lezer te doen begrijpen hoe verbaazend het rijk ter dier tijd in grootheid toegenomen was, zinds dc verovering van het zelve; — op de terugkomst uit de Babijlonifche gevangenis trok dit boek weder den bijzonderen aandacht der natie, al was het al niet omtrent de verdeeling des lands, ten minhen in het gehachtkundige, het geen mogelijk aanleiding gegeven heeft, dat 'er deeze of geene kleine bijzonderheid door Esra is bijgevoegd geworden ; die aanteekeningen zijn nogtans zeer weinigen, en voor de tegenwoordige tijden van geen belang. —1 Deeze Jaarboeken bevatten niet meer dan de lotgevallen bij de verovering van Kanaan, binnen het behek van 1?  448 INLEIDING op dé 17 jaren voorgevallen. Naar allen fchijn was de Schrijver toen reeds een man van 80 jaren, wanneer hem het bewind over de Armeé niet alleen , maar ook over het burgelijke, door den dood van Moses , in handen viel; dit bewind heeft hij waarfchijnlijk bij de 30 jaaren gevoerd, doch de laathen zullen mogelijk geen gebeurtenisfen opgeleverd hebben , naar zijne gedagten, gewigtig genoeg voor de nakomelingfchap. — Dc werkeloosheid der natie, welke haar naderhand zo veclen rampen baarde ,■ fchijnt toen reeds haaren aanvang genomen te hebben. Een lezer die begeerig is iets meer van de laathe jaaren zijns bewinds te weten, vleie zich niet, dat hij in de Chroniken van Joschua, in de Leidfche Bibliotheek bewaart, en reeds door een' en ander uitgegeven, nadere opheldering zal vinden , want behalven den naam van Joschua, bevat het niets , het geen hier onzen aandacht zou verdienen. Als wij met een vlugtig oog den geheelen inhoud van dit gefchrift doorloopen, dan vinden wij hier een man, (wien wij in zijn zedelijk karakter reeds een weinig toegelicht hebben,) die met veel beleid cn dc uiterhe bedaardheid, Kanaan inrukt, cn, daar zo wel door het veroveren van heden, als door herhaalde veldhagen zijne natie het gerust genot van het zo lang begeerde land bezorgt: — de vijanden die hij bchrijd, waren over het geheel dapper i maar wreed , en die tot onderwerping zich fchikten , Waren wel befchaafd, maar listig; in het godsdienftige veel verleidendcr dan de Egyptenaar , die meer geneigd is,  AAN TEE KENINGEN van JOSCHUA. 449 Js, om zijnen Godsdienst te verbergen, dan voortteplanten , en eene trotfclie ongezelligheid had omtrent lieden die zijne landgenoten niet waren,' waar door alle gemeenzaamheid geflremd werd: — het tegengeftelde waren de Phoeniciers , door den handel me r befchaafd 5 dit moet de lezer geftadig onder het oog houden , als hij Joschua in zijn gedrag omtrent de Kananeërs fcherp beoordeeld. — Gewigtige gebeurtenisfen worden hier zeker befchreven, welken de krijgsman zelv, als hij onbevooroordeeld is, bewonderen zal, en wij behoeven geen Infcriptien, gelijk aan dat, het welk Procopiüs de Bello Vandalico opgeeft, om ons van de waarheid der gebeurtenisfen te verzekeren ; zij hebben alles in zich , om ons te overtuigen , zo dra wij ons maar in dien leeftijd, en in die omhandigheeden plaatzen, en daartoe is nodig de natuurlijke , en de zedelijke geheldheid Van Kanaan en van deszelfs inwoners zich te verlevendigen , waartoe Hess in het Fde Deel van zijne Gefchied. der Israëliten de fchoonhe aanleiding geeft. Vervolgens zie men den Veldheer bezig met het Veroverde te verdeden; en hier zal elk de oudhe en eenvoudigfte Geographifche kundigheeden vinden , die juist daarom onzen bijzonderen aandagt verdienen : — doch hier zijn ook veele moeilijkheden. Dit Boek beeft evenwel een Genie aangetroffen, en een' Uitlegger daartoe gefchikt, ik meen Masius, wiens Comm. vereenigd met de verhandelingen van Abicht, in de Thefaurus Disfert: de beste hulpmiddelen zijn tot eene letterlijke veria. Deel. Ff kla-  45o INLEIDING op de enz. klaring van deeze gewigtige veldtogten : van minder belang is J. Heidegger in zijne Labores exeg. Tigur. Ae. 1700. doch evenwel geeft bij zomtijds aanleiding door zijne vragen tot ecn onderzoek , het geen ons anders ontglipt zou weezen. Jammer is het, dat wij geen beetcre kaart van het land hebben volgens de verdeeling van Joschua; de jongfte, die van Perponcher, is dc bruikbaarfte, doch in dezelve zijn de gebreken van de kaarten van Bachiene gebleven, cn wij hebben dus ons uit het gebruik geene voordeden te beloven. Het  Het BOEK VAN J O S C II U A. L HOOFDDEEL. i. Nauwlijks was de tijd der openba- Hn" re rouwe , gevierd over den dood van den na den dood ,. , van Moses, den voortreffelijken grondlegger van net gemeene- knecht van jebcst , ten einde, of Jehovah ontbood Jo- \ZaV,&ol & schua om nu zijn opvolger en eerfte Staats-den zoor» .. .. n . van Kon, Mq- minister te zijn; zijnde bij als eerfte dienaar ses dienaar, van Moses al verfcheiden jaren geoeffend derak' 2cgsen" geweest in de meeste bijzonderheeden , welken dit ampt vereiscbte : bij het aanvaarden van hetzelve , ontflng hij van zijn' Heer de volgende order: i. Gij kunt bet verlies j^È" van M o s e s best beoordelen : evenwel was >s geitorven , maak u dus op, zijn keven een hinderpaal in het betrekken trek over deevan Kanaan; u heb ik nu ontboden, om u gf" «T^-^ te gelasten, dat gij u bereidt om met de gan- ianIdcd'atti".tnu1nec fche Armée den Jordaan overtegaan, met oog- den kinderen merk om het Overjordaanfehe , als erfland geVen zal, ' van Jakob in bezit te neemen; 3. Gij kunt ^ niet misfcn , waar gij u neclcrflaan zult in der voetzooi .. , .,. . °P treden zal, dien oort, kunt gij het veilig als uw eigen- heb ik u gegeFf 2  45« Het BOEK ven, geüik ik dom aanvaarden: dat niets u belemmate, volg fprokenSheb8e" maar den inhoud van de toezegging, die ik deVS'woestij^ weleer Moses uitvoerig gaf. 4. Zijnde de en dezen Liba- grenzen toen bepaald van de laatfte plaats fit» af, tst aan 0 . * T de groote ri- uwes vcrbhjfs in de woestijn, langs oen LibaPAro^helgant- nm tcn Nooiden tot aan den Euphraat , fche land der bevattende de ganfche ftreek der Chetiten ; Cbititm , cn 0 , tot aan de vervolgens ten Westen door de Middeland[te°gen] de"on- fche zee natuurlijk binnen haare boorden bedergang oer ld. binnen deezeu kring befluit zich het zonne , zal u- l 0 lieder laiidbe- land door u te veroveren : 5. Ik beloof u '*vs."'5?yjNie- dat geen vijand, zo lange gij als Veldheer wtangezkhte dit volk dient, eene overwinning op u be- beftaan, aiie balen zal: mijn oogmerk is om u niet minde dagen van ' uw leven: ge-der te begunftigen , dan ik weleer Moses % ik"eewee« uwen voorganger deed: _ maak daar ftaat ben, zal ik met op; flj zaj u jn geen geval, geheel of geu zijn, ik zal r ' ö i ... , r% u niet begeven, deeltclijk in gevaar laten blijven. 6. Gedraag raten. " VCr" u maar altoos kloekmoedig; zijt dapper in fterk', en hebt de zorgelijkfte veldhagen; gij hebt voor niets goeden moed: te vrezen, gij zijt doch de man, die Israül, want gij zult . , ; , „ , , . . , dit volk dat het lang verlangde Kanaan, door uw beleid, do™ beziS zu,t bezorgen. 7. Wat 'er ook gebeuren dat ik hunnen mas sedraaar u maar dapper en ftoutmoe- vaderengezivo- s> ' & => 11 ren heb hun dig , gij hebt niets te dugten, als gij u in tCvf^Alleen- alles hipt houdt aan de beveelen door Molijk zi.it fterk, SFS mijnen dienaar, u medegedeeld; zijt en heb zeer 7 J , goeden moed, jn geenen dcele zuimagtig omtrent dezelven; neemt'VeTtaen maar gedraag u in alles, en overal, gelijk naar de gant- . , , ,..„..,, fche wet, welke Moses mun knecht u geboden heeft, wijk daar van niet. ter rechter, noch ter flinker hand : op dat gij verftandig handelt, alomme, daar gij zult gaan. vt. 4. Dit land der Cbetbiten meent Heidegger dat hier het bijzonderst genoemt werd, ora dat de IiraïHcrs tegen de dapperheid van dat volk bet meest opzagen.  van JOSCHUA. Ho o fdd. I. 453 het een voorzichtig Veldheer betaamt. 8. Al- vs. 8. Dat leen houd wel onder het oog, om in gee- w"b,^tw1jke ne zaak naar willekeur te handelen; maar ™n(!. u aan de gefchreevene en u ovcrgegeevene overleg het dag Ti • n j i en nacht, op wetten te houden; overpeins geftaag derzei- dat gij vvaar. ver inhoud, op dat gij altijd vaardig moogt don ziin om alles daar naar te regelen: dit daaringefchre- •' , . ven is : want zal u gelukkig in alle uwe onderneemingen dan zuit gij doen Hagen , en dit zal uwe voornaamfte vovnelfpOC™ie|en kloekzinnigheid uitmaken. 9. Gij weet dat ^skenu'lt |S Ik, uw Veldheer, u geftaag gelaste u dapper verftandig hanen kloekmoedig te draagen: — 'er vajle dan 9. Heb nimmer iets voor, het welk u bevreest nlaa- ^ev^nf ke, of beroere , want uw Heer zal in fterk, cn heb 7 ■ „, tvt i t goeden moed , alles u begunftigen. 10. Na dat Joschua en verfchrik dien last van zijnen grooten Veldheer en "è"'u7C'want Koning ontfangen had , ontbood hij op 't Jebovab , uw a Elobim , is met fcheiden van den raad die ambttenaren , die u,aiommedaar gewoonelijk de beveelen alom verfpreidden. 61 vS.e 10?'foen 11. De inhoud nu van het bevel, overal be- ^Xmb^léa kend te maken , was dit: dat de kinderen des volks zeg- I s R A ëL S zich tot den optocht bereiden , ?^.e,u. Gaat zich'met behoorlijken leeftogt voorzien moes- f™^™^. ren en hun daartoe de tijd van drie dagen en beveelt het ' , .. , , Z volk, zeggen- verleent werd ; dat zij dan over den jor- de : bereidt daan in Kanaan het beloofde erfland van g** want Jehovah konden indringen , 12. Intusfchen ««nen^nodk fprak de Veldheer de Vorften van den ftam gijlieden over 1 • deezen Jor- daan gaan, dat gij ingaat om tc erven het land, 't welk Jebovab, uw Elobim, ulieden geeft om te beërven, vs. 12. En Jofchna fprak tot de vs. 11. Uit vergelijking met Hoofdd. V: 10—12. dus het best te vermaren. 2ij hadden in het Overjordaanfche geen voorraad genoeg voor de geheele Armée, zelv niet tot drie dagen: nu moesten zij uit het manna geftaag dat gebrek vervullen, en daar uit hunne fpijzc bereiden. Ff 3  454 Het BOEK Riitenhen en Ruben, Gad, en die van Manasse Gaditen , en aan p j-jLm herinnerende hunne plegtige de halve (lira , . . , „ , J ° ? van ïvIanasse, verbintenis weleer met Moses , dien uitZevffntrb\^i ten zouden worden , zijn zij weder vertrok- mannen uitginken , zonder dat ik acht geflagen heb waar niet, waar he- henen ; het beste dat ik u raaden kan , is ói\^ hen fpoedig naar te jagen; ik twijffel dan zijn: jaagt hea , ... c haastig na , niet , dewijl het zo kort geleden is , ot gij want gy zulc zult ze nog agterhalen. 6. Doch , zo rasch b™?%b$,e£ zij befpeurde, dat die lieden door de buuren ^jth^knenl0^ gadegehagen werden, had zij de voorzichtig- klimmen, en heid gebruikt, om hen op haar dak te verbergen, en in allerijl eenige bosfen vlas daar op vlas ft^ppeien^, gezet als het ware om te drogen, waar 011- 0p het dak be- . .... 1 , 1 ir • i:„J.., fchikt waren, der die heden lagen. 7. s Konings heden vs 7; Di(S ge n vermoeden hebbende, dat de vrouw haar ™™^henn™ misleidde, iwijffeldcn niet, of zij waren we- op den weg ' , , T .. , , van den Jor- der terug gekeerd naar het Leger; zij deden daaa^ tot aan dan geen huiszoeking , maar oordeelden het ^eenVL,cflr™t: d™ best om de naaste veeren te bezo ken , die poort toe, na dat zij uitge- zij waarfchi nlijk nog niet overgetrokken wa- gaan waren , ren: intusfchen werden de poorten wel ge- ^hen Hiya"s" fluten gehouden, ook werd 'er zorgvuldig in de had gewaakt. 8. Nauwlijks zijn zij ver- vs. 8. Eer zii ,. .. , , , j/ijnu liepen, zo trokken, of zij merkende wat er in de ltad kloni zi, tot omging, en bedugt voor een nauwer onder- hen°Phetdak: zoek , ging naar boven; het was nu nog voor den gewonen tijd van ruste : 9. Daar vs. 9- En zij vj. 6. Eigenlijk: teuten van linnen daar te dregen gezet, en tentsgeveijze daar gefielde anders zou de ademhaling daar onder zwaar geweest zijn. MicnAëLis is zichzclven ongelijk, aan boomwol denkende, het minst tot verborging gelchikt. Ff 5  4a* Het BOEK n>"nent0- * §'ekoomen> verhaald zij wat 'er gebeurd was, weet, d« ?*- en om van hare oprechtheid verzekering te bovab u du land .. ° «egeven heeft; geeven, voegde zij er deeze aanmerkelijke vcrfchrikkinf1" rede bij: — * ben voor mij zeiven volta tai V'cTdtt me" in die SedaSten» dat Jehovah u dit gantaiicn d'e inwe- lelie Kanaan. toegedagt heeft; onze dapperlanTroljTulie- llCid zal dat niet verhinderen , want 'er is &rt£n% ali'Ccdc Zdk eene a"SSt en vrees bij de Kavs. io. want nameten, dat zelfs geen moed meer overset wij hebben ge- i i , ° hoord,dat>- bleven is, naar dat gij al nader in onze naren'detrS buurfchap gelegerd zijt, - I0. Want ons zee uitge- volk - is geeiizints onbekend met de lot^eval- droogd hectt , . iwi.&._veu voor _ uiieder «n van uwe natie ; hoe Jehovah u op eene aangeziclue ,^ worider]ijke wjjze doQr de ^ gevf)er(j ff wat luifel hccft:' ziJ weete" van mve ondernemingen, op den den twe de magtige Koningen der Amoriten, en al den jtmorfun, si- voorfpoed reeds aan de overzijde der JordaTn K dië beha;i,t 5 1]et noodlot der' overwonnene vaneen 'ffr V°lkel'ei1 d°Ct 011S te mCer dllchtCll. II. NatlW- 4rm„ waren , Kjks vloog die maar tot ons over , of 'er Tef verbannen heerscl«e de grootte vcrflagenheid in dc ftad; lCvi. ix. Als mCn Zag ,1Ct duiddeliik in die lieden die ons wij het hoor- tegen uwen aanval verdedigen moesten ; dat fjoitÖmhm", &&raë deed mij opmerken, hoe Jehovah uw Bd'dierm-üod de Oppcrfte de eenigfte God is; meer in iemand, en ik nam een voornemen , om voor altoos an- wegers ulied^r , , , tegenwoordig deren bijdicnst vaarwel te zeggen, en mij bij wi,Wu?iede'r de bcste gelegenheid aan den dienst van £$dm' bove" UWcn God tc verbi"den , en zo veel mogein den hcmei» lijk is, daardoor het nakende onheil te ontde aarde.0" °P vliedön. 12. Ik eisch derhalven voor mijne danTzwemm" ?Ctr0Uwheid in deze" Secn loon, maar alleen ■ toch bij jtb,- dat gijl. plegtig zweert om mijne handelwij- vnh, dewnl ik , , ,. _ weldadigheid zc ]r!cr edelmoedige gunfte te beantwoorden; ^"hcbTdat niet alIeen voor ™j verzoek ik dit, maar  van JOSCHUA. IIoofdd. II. 459 ook voor mijn gantsch gcflagt; ook eiscb ik gij ook weldl. een onderpand ten bewijze van uwe vefbindte- W*M ^«en nis _ 19. Ik wil dat gij belooft mijne ouders vnciers huis, 0 j cn geef mij een ■ te zullen fparen, ook mijne broeders en zus- waarteken. tets , ook hunne bezittingen : ja dat gij in ^ alles zorgen zult, dat wij niet volgens ulie- d^m mijne der gewoonte met de overwonnenen, het met ieven zuit beden dood bekoopen. 14. De reizigers beant- £°£dcn 'mi$* woordden haar verzoek'op deze wijs: wij goederen ,^ en ziin bereid ons leven 'er voor te verpanden, reu, met alles J , , . .... wat zij hebben: wij beloven u plechtig , mids gij van uwe en dat gi, onze zijde woord houdt, en niets van onze■ ont- ged" moeting bekend maakt, dat wij, zo rasch wij zuit. ^ bezitters van dit land zullen worden , uwe tanken ' die weldadigheid met dankbaarheid en getrouw- SJJ"*^ heid zullen beantwoordden. 15. Waarop ^7d'Vg" deeze lieden met een touw afliet door het vaar ftitun , , n 1 indien giilieden venher van haare woning , welke op de Itads „„, voor„ecmen muur hond. 16. Doch zij had hun alvorens J^/^tgenos: den raad gegeven, om nu naar het ge- fchieden, wan. ^> 00 neer Jebovab bergte, en niet naar de vlakten van den jor- ons dit land daan hunnen weg te nemen, want dat zij fe"ftwijZaanUü dan waarfchijnlijk bevrijd zouden blijven van ^*J*1^e. de ontmoeting der boden van Jericho, bet wijzen. 0 vs. 15. Zij liet hen dan neder met een zeel door het vendor: want haar huis was op de ftadsmuur, en zij woonde op den muur. vs. 16. En zij zeiden tot hen ; gaat op het gebergte , op dat niet misfehien de vervolgeren u ontmoeten, en verbergt u daar drie dagen , tot dat de vervolgeren we- vs. 15. Het is geen verraaden in haar ; het zou weinig hebben tonnen baten tot befcherming van haare natie, als zij die twee lieden overgegeven had; zie verder van n. K. niets brengen wij evenwel in, tot verfchoning van haar gedrag , met dien Schrijver, in het misleiden van haar Vorst. vs. 16. Waarfchijnelijk dat gebergte, het geen thans Qjiarantaala genaamt word. Mus. ,. .  460 Het BOEK dergokeerdzui- was genoeg, zo zij daar den volgenden dag, gaat Zdaa'r n™ en daar op volgenden nacht doorbrachten , ""vs" 7^'ook dan > da§t Z'J» bonden zij weder veilig hunzeiden die man- nen Weg vervorderen. 17. Die reizigers bad- nen tot haar; - ° ., ... wij zuilen out- den haar nog bevolen het volgende m agt te dézen Zliuwen necmen; wilde zij geen gevaar lopen dat allen eed , dien gij bdoftenisfen vruchteloos , en zij niet meer ons hebt doen ' J . zweren: aanfprakelijk waren, iS. Zo dra gij vermoedt wamicer' wï\m dat wij omtrent in 't Leger kunnen aangekohct land ko- meu zjjn ZQ zuj,. „j.- eeu fnoer van fcharla- men, zo zuit j j ^ j git dit fnoer ken het geen zij daarbij gelegenheid zagen, van fcharlaken- _ , , . draad aan het aan uw venfter dat aan qe Itadsmuur uit- doo?ehebtinwe,ik komt, binden , en zo ras wij wederom met gij ons zuit ne- fa y\nilfse wederkomen , zult gij uw ouders dergelaten heb- . ben , en gij en naastbeftaanden in uw huis wel verzeekeren, huis veraderen io. Want zo iemand hunner 't huis verlaat, uwen vader, fa jn fa woede van de verovering onbe- uwe moeder , ° uwe broede- fcend omkoome, die is zelv oorzaak van zijn gantfche^huis" dood, en wij zijn geenzints verantwoordelijk; vader.Va,1UWen maar 20 kmand binnen uw huis geweldiger vs. 19. zo fand zijn leven verliest, zo zullen wij 'er zal het gefchie- J . > . den, ai wie uit voor aanfprekehjk zijn. 20. Doch indien gij op uw dnuis mar de eene of andere wijze deze zaak ontdekt buiten gaan zal , aan uwe iandliedcn, zo agtcn, wij ons ontfla- znn bloed zij ' 0 J op zünen kop, gen van den eed, en gij hebt niets gunftig en wij zullen ry , onfchuldig zijn. van ons tc verwagten. at. Zij antwoord- ÏTiVhuïzUn de llUn' dat Z'j a"CS nauwkeurig zou »aar" zaï, diens bloed komen, en om hierin niet te verzuimen, zij op onzen kop, indien eene hand tegen hem zijn zal. vs. 20. Maar indien gij qiis voornemen zult ontdekt hebben , zo zullen wij onfchuldig zijn van uwen eed, dié gij ons hebt doen zweren, vs. 21. Zij nu zeide; het zii zo naar uwe woorden: toen liet zij hen gaan, en zij gingen henen: en zij vs. 18. Reez' fcharlakenfnoer is zeer onderfcheiden van het touw waarmede zij hen afliet; had zij dat laten hangen, zo zou zij ligt vcrdagt »jn geworden, dat zij hen in de vlugt geholpen had.  van JOSCHUA. Ho O FDD. II. 461 bond zij reeds kort na hun vertrek het roode bond het fchar- J _ ... , laken-fnoer a tot dac keerden toen weder te mg naar den kant van £n ^"Jf* den fordaan, waar de afgezondenen van keerd waren: J ' , , ,u want de ver¬ den Vorst hen vruchteloos gezogt hadden, volgeren bad- 23. Dus van het gebergte in de vlakte af- «|« h™gopêea.1 gedaalt, voeren zij van daar over den Jor- zocht , maar o ' J T met gevonden. daan, hielden naar de tent van Vorst jo- vs. 43. Zo schua, wien zij een uitvoerig bericht ga-f"eermannen ven van hunne ontmoeting, en het gevaar !^d"f'v^?n"; waar in zij geweest waren. 14. Zij deelden r.ebcrgte, en , 1 1 - 1 i.» voeren over, ook het volgende benefit aangaande net M I:wamcn tot hoofdoogmerk van hunne reb - - JJ^nJJÏ menliik: dat zij niet twijfelde-. • • ««• fi ver,tcI- J J * . , , den hem alles, zou hun dit land in dc bezitting geeven, mt hun wewant 'er was geen meed ra bei ro& ber rer- c^r™4w^ dedio-ino- ?1' zeiden tot Geaiölll0. jtfibmi; Jebovab heeft voorzeker dat fanifctic Und in o^te hsad» 'ficreven: want allen de inwoncren des lands voor ©uzt af* i.*lch:ea n• gekondigd, waarop in 't kort volgde, dat de ff™ de'HmieArmée in den vroegen morgenl in beweging renIsRAëts:en v-, 1—13. Leest de text moeijelijk: Houbigant heeft daarom fterk verplaatst; Dathe's gedagte is de gemakkelijkfte. vs. 7—14. Eerst, «<3 dan de publicatie vs. a—6.  a6z Het BOEK «j vernachten geraakte; liet Kamp te Siitim werd vcrlaa- daar, eer zij , n . , , overtrokken, ten, en de troepen üoegen zien aan den oever ys. e. En het van den "forclaan neder, alwaar zij overnachtgefehiedde, dat . . J deAmptiieden, ten, eer zij toebereidzelen tot den overtogt van 'driee'da-maakten, 2. Ook hadden de amptenaaren, die midden001" dis zulks in liet Leger nf"gcko!ldigd hadden, in legers gingen, het laatst dier dagen op nieuw eene fchikking volk 3' gébo" bekend gemaakt , waar naar zicli een ieder de"' wanneer te gedragen had. 3. Hct bevel was tot allen gü de Ark des de krijgslieden, dat zij van nu af niet op het verbonds van , , jehovah, uwen teken van de ücnechina, maar van de arke en'*de*'ttiM. des Verbonds moehen reizen, en halte houfthe Priesteren, --'^"1 i-> ' J de Kananittn, dcr de Kanaaniten zullen het land moeten ruide HHevi'tn\ men. tt. Zie hier het zonderling teken! de arke de Gi'glzi"»i\ des Verbond gedraagen op de fchouderen Zijner de Amoriti» , ^jérjareh, die zetel van den Koning der Koen» d' Jtbuz, tt;ngen en e)-genaar van de geheele Waereld, deVArkdesZver! zal zo ftraks in de Jordatm koomen, waar het bonds des Hee- hroomt, is. Dat twaalf mannen, daar rendergantfche » ' . , • aarde gaat door, toe rfit elke ham één verkozen, zich gereed tó/ezichlfS houden tot zeker einde. 13. Want het zal AevJcr\V"'^a gebeuren , dat de Priefteren voorttrekkende dan,'neemt-ü- W£t de arJte van Jehovah den Koning der aarIwaaif mannen de, midden op het oppervlak des waters. "ande fs™. treeden zullen, ftraks zal de loop der rivier uit elke ftam- aan voorwaards zich doorfnijden, terwijl de '^."i^want wateren die afvlieten, pal zullen blijven ftaan» denfmefdat 14. Even zo als Jehovah bet voorfpeld had, de 'voetzolen „ beurde het cok, nauwlijks bad al het volk der Priesteren, 5-ucl ' . die de Ark van ]iu,.ne tenten verlaten , en zich marsen .-aardig %dOui' der gehouden, het welk voorviel in het 41 jaar Sn««fa!line5t water der Jorda», zullen rusten, zo zullen de wateren der' Jcrdane aftefneden worden, [te weten] de wateren, die van boven r('vliéten, en zij zullen op eenen koop blijven ftaan. vs. 14. hn het gefc-hieddé toen het volk vertrok uit hunne tenten, om over de Jirdant *(, \i. Zo komt dit vers, het geen door velen elders verplaatst werd, nog dragelijk in het verband in. vj. 13. De Heer, die dus eigendom op het land hoeft, het geen g:j jsat veroveren. Mhs.  van JOSCHUA. Ho o fdd. III. 465 op den 15 dag van de eerfte maand, dat de « f**»» zo Priesters opgingen met den koninglijken zetel Priesteren de „.,■„, 1 t Ark des ver» vooraf m het gezichte van het JL-eger. —bonds voor het 15. Zo ras nu de arke met de Priesteren nabij «^giWwedèf den ftroom gekomen was, gingen zij al voor- vs. 15. En ö „ .. , . , als die, welken waards, even als of zij over het water wande- de Ark droeIcn zouden: maar nauwlijks gebeurde het, |e,°^^èkodat hunne voetzooien nat werden, of ftraks men waren, en de voeten (dat om deezen tijd van het jaar het zeldzaam- der priesteren, fte was, want de Jorclaan was nu in dien ^"ingedo^c tijd van het jaar overal vol waters, zijnde 'er nu de gewoone plaatzen niet om door tc ters: ('ie $<»■waaden) 16. Gebeurde het, dat de wateren voI > anen de die nu met een fnellen ftroom tvan boven af *g£ kwamen vlieten , eensklaps ftaan bleeven , hare oeveren:) en deze ftilftand in den loop der rivier werd Honden de wazelvs befpeurt, al vrij hoog boven de ftadyfcfe», "0"^ 'afkwao-ele°-en nabij Tiberias meir , liggende boven men: z'i rce_ Tfartan , aan die zelfde zijde op hct eind hoop , ai vrif van Bethfan's velden; de ftroom nu afgcfnee- vJZmS, tfe tér den zijnde, werden die wateren, die nu reeds püde en^dil beneden dien ftilftand waren, en zich al ras in naar de zeevan 1 n liet vlakke de doode zee ontlasten moeiten, ook daarbij veld, [re wee- ui-. 15. Ik vinde geene noodzaak om met den Heer Kuipers in zijn X>ïsf. onder Rau , te ontkennen dat de Jordaan 'sjaarlijks overvloeide wegens de gefmolte meeuw; het is waar, dat zulks heedendaagsch niet opgemerkt word , doch de bedding van de rivier is nu veel dieper dan weleer, en dus, fchoon 'er al veel opperwater komt, zö kan de rivier niet veel buiten haare oevers lopen; men leeze onpartijdig Harmer Waarneem..van het Ootten III. Deel bladz. C59- vs. 16. Adam lag nabij het meir Tiberias Tfartan , aan het einde van fiitbfan's velden. Mus. Deeze overtogt is beroemd geworden, naderhand Bethabara genoemd; zij kwamen nu in het hart van hct land, en tevens in het fchoonlle daar van. JII. De-el. Gg  466 Het BOEK ten] de zout- opgehouden, eer zij invielen. Zo ras het tald" vefgingen' rijk heir dit wonder voor hunne oogen zag, gewierden af-b d h ld tuSCHUA voortetrekken; niemand gefueden, toen J w . m trok het volk bedacht zich, maar elk begat zich m de ovl?firiTblT drooge bedding: 17. Doch nu trokken de devSBrt«tewT! Priesters ook met de arke niet meer voordie de Ark des waards, maar ftonden op eene drooge plaats, verbonds van » . . jebovab droe- meer naar net midden van de rivier , en he&stftop het ten op een ruimen afftand het gantfche Leger droge in het óvertrekken: zij verlieten die plaats niet, muiden «er „ . , n jtriani i en v00r dat de gantfche Armée met het grootlte !tagSCoverRAop gemak over de Jordaan overgetrokken was. tot dat U°hM v"lk geëindigt had door de JorAant te trekken» dat het ganfche Leger door de gefciüedde nu, drooge bedding der Jordaan getrokken was, voiit geëindigd en nu voet in Kanaan hadde , gelaste de h,d ..ver de Heer aan Veldheer Joschua: 1. De twaalf -jCfClC-flS LC ** trekken, dat mannen door hem uit de ftammen verkozen, fofibaa fprakv' te ontbieden. 3. Het bevel was; uit die bed?evse"id Neemt ding te zoeken twaalf grote fteenen in den gijlieden voor u twaalf mannen uit het volk . uit eiken ftam éénen man, vs. 3. En gebied hun, zeggende: neemt \oor ulieden on van hier, uit hct midden der Jtrdane, van de fcandplaatze van de voeten der Priesteren, en be¬ er. 17. Hier fcheen de overtogt het onmogeiijkfte , het was waar, 'er waren up verfchciden piaatzen wadden die men doorwaden konde,cn die de Verfpieders overgekomen waren, doch daar lagen ook de fterkfee vestingen ; daarbii kwam, dat Joschua nu nader komende eene verandering in de rivier gezien heeft, die de Verfpieders waarfchiinliik niet geweten, en dus niet opgegeevcn hadden; dat zal hen mogelijk bekommerd hebben, en hierom dan ook is het wonder gebeurt. tv. 3. De Priesters bleven zo lang ftaan op het droge, tot dat de twaalf fteenen weggenomen werden , die naderhand tot een faeftendig teken opgericht zijn. Venema.  van J O S C II U A. Hoofdd. IV. 467 omtrek van die plaats , waar de Priesters reide twaalf nog ftonden met de Ark , die aantevoeren brepgtze' mee en te brengen in dc legerplaats, waar zij dec- j*^as°^r.* zen nagt uitrusten zouden, om zich te reinigen. nachfleger,daar _ , . , n. j tt- gü dezen nacht 4. Joschua ontbood hen tentona. — 5. Jc,n zult vernachbeval hun weder de Jordaan integaan , na- "^^^ bij de' plaats daar de Arke was, en van daar dan riep die ■' r _ . , twaalf mannen, op hunne fchouderen die lteenen medetebren- weiken hij had gen, elk éénen: 6. Want deeze lfccnen,^" £*g Vorst Toschua! zullen daartoe dienen, om kinderen, uit •> eiken (lamme het nageflagt te herinneren, die zeldzame ge- éénen man. beurtenis, die deezen dag voorgevallen is, op fJ''a zeide'?ot dat die in gedachtenis blijve. 7. Gij zult over hen bij die gelegenheid uitvoerig onderrieh- van Jebevab , , , , , ,,. n uwen Elobim, ten, hoe de rivier daar ter plaatze gekheid midden in de werd, naar mate de Arke van Jehovah Voor- ^'eeniede" waards ging, en hoe, zij verder trekkende, de éénenftcen op n 1 i 1 1 n Z1]ne fchou" bovenwateren op een geltapeld blcvenltaan. — der, naar het Dit zal dan aanleiding geven, dat die gebeur- «J^ %na*?~ tenis in altoosduurende zegeningen blijven zal. kinde8. De afgezondenen waaren nauwkeurig in de vs. 6. opdat . ... , , 1 j. n. dit een teken uitvoering; zij kwamen beladen met die ltee- zij ouder Rieden : wanneer uwe kinderen morgen vragen zullen , zeggende: wat zijn u deezen (leenen? vs. 7. Zo zult gij tot hen zeggen : om dat de wateren der Joriane zijn afgefneden geweest voor de Arke des verbonds van Jehovah;als zii 'toog door de Jordaue , wierden de wateren der Jerdane afgefneden : zo zullen deze fteenen voor de kinderen van Israül ter gedachtenis ziin tot in eeuwigheid, vs. S. Dc kinderen van IsRAëi. nu deden zo, gelijk Jofcbtta geboden had, en zij namen twaalf fteenen op, midden uit de jordane, gelijk Jebovab tot Jofcbua gefproken had, naar het getal der ftainmen van Isra'cls kinderen: en brachten ze met zich over naar vs. 3, 9. Het (lot van het <)de vers fchijnt niet wel aan zijn plaats te ftaan, velen brengen het tot het Hot van het 8JIe vers. — De Arabifcbe en Sij'rifcbe overzetting lezen: die zij genomen hadden uit de Jordaan, en dan zou 'er maar eene oprichting van (leenen aan den oever alleen plaats gehad hebben. Houeioant Iaat ze geheel uitvallen — mij dunkt ik heb den nstuurlijkften weg verkozen. Gg i  46S Het BOEK het nachtie- nen in het Leger, alwaar zij opgericht wer* ze daar. "L hen. Daar zij ook nog te zien zijn te dee- öchtte'*^ook zer rijd » 9* Joschua liet ook zwaare hee- twaaif fteenen ncn twaalf in getal oprichten ter plaatze op midden in . „ ,11 de jordane, daar de Priesters gellaan hadden, die dus na f^van'^e^voe1- dat de twaalf mannen te rug gekomen waten dcrPriestc- ren aftrekken moesten, 10. Doch zij toefden ren, die de Ark ' , < J des verbonds ook nog zo lang tot dat alles verricht was, zijrfdaartotop net Welk de Heer zijnen Veldheer gelast dezen dag. haddc, in alles zelv overeenkomende met die vs. 10. De 7 Priesteren nu biizonderhecdeu door Moses reeds opgegee- die die de Ark , „ , .. , , droegen, don- ven; het volk was met veel ijver en gclukdeD "jofdaJ" ki§ overgetogen. n. Doe de gantfche fchaar tot alles vol- peeds aan den oever hond te wachten , wat bracht was, t weik jebmab 'er verder gebeuren zoude , gingen ook de ^Ihadhelvoik Priesters met de Arke voorwaards en hervatte geianen , tecje[1 hunne plaats , 12. In de fpits van dit naar alles wat r - ' 1 Moses jofebva heir was nu Ruben's ham met de Gaditen en "be" voiii en dc Ovcrjordaanfche Manasfiten , en volenhenrokTvVr. voerden dus hunne beloften aan Moses gevs. 11. Kn Jaan. 10 Deeze voorhoede, gereed om flag liet gefclncddc, 0 ' ais ai het te leveren, maakten een getal van 40000 man ha^ overd'te u't •> H- DUS hcCg ook J o s c h u a"s 1'OCm gaan : toen aanmerkelijk bij het volk door deze gebeur- gmg de Ark ■> •' D van jebevab tciiis ; zij hadden geen minder ontzag voor over, en dc priesteren voor het aangezichte des volks. vs. 12. En dc kinderen van Ruben, en de kinderen van Gad, mitsgaders de halve ftam van Manasse trokken gewapend voor het aangezichte der kinderen van Isiiacl : gelijk Moses tot hen gefproken had. vs. 13. Omtrent veertigduizend toegeruste krijgsmannen trokken 'er voor het aangezichte van Jebevab ten (Vrijde, naar _ de vlakke velden van Jericbe. vs. 14. Ten dien zelfden dage maakte Jebovab Jofcbua groot voor de oogen van gantsch Israël: en zij vreesden vs. 11. T>ij de laatfte telling var. Moses waren zij ioc,030 man dak geweest, de ftam zal eer vermeerderd dan verminderd z jn , lus 'er tci minften 60,000 tot dekking aan de andere zijde van den Jordaan gebkvcn zijn.  van JOSCHUA. Hoofdd. IV. 469 hem, dan zij voor Moses gehad hadden. J^^Hjk* i<—-17. Doch keeren wij weder tot den draad hadden', allen , - . . , , 1 sv 7 dc dagen van der gefchiedenis, zo ras het bevel van 'jeno- zijn lcven- vah aan Joschua kwam om de Priesteren vaf-£fc te doen overkomen, waren zij overgetrokken, tot Jojdua, ' 1 zeggende: 18. Na dat nu de Priesteren overgekomen vs. 16. Gewaren, gebeurde juist dat, waar op het volk te'ren^'d^'de ftond tc wagten: de ftroom der Jordaan be- ^derjetu^ gou weder allengskens haren ouden loop te dat zij uit de neemen; binnen kort zag men dien aandrang °?~ niet meer van het oppervvater, de rivier ging ^odjoJcVJ* al ras weder haren ouden weg. 19. Dit al- oen Priesteren, , , zeggende: klimt les nu was voorgevallen, op den loaen van op de jor- de eerfte maand des jaars; nu floeg men het f^J.''-I? E„ Léger op in de nabuurfchap van CU., al aan de netgefchiedde, ö 1 r toen de Pnes- binnezijdé van den Jordaan, alwaar het lioord- teren, die de leger lang gebleven is. 20. Doe het Leger b0nds van™*zich daar óeeröoég, droeg Vorst Jösch DA „tT'heï'middeiï ook zorg , om 'er die twaalf medegebragte ge- der jorAaant deuk - IIeenen opterichten , ai. Met ccn ver- waren , [en] maning aan het volk , om in het vervolg de de voetzolen der Priesteren nieuwsgierigheid van hun kroost daardoor op- afgetrokken 0 0 waren tot op tewekken, zo dat zij hen vragende wat dat be- het droge: zo duidde? 22. Daarop hen onderrichten moesten: ^re^der^rdat dit gedenkteken diende ter herinnering d"ale weder ö a 111 hare plaats, van hunnen overtogt door de Jordaan droog- en gingen ais vjets. 23. Toen Jehovah de Befcherm- ^ergfoteren.aan God door ecn wonderwerk de bedding van Jj^n hare "e" de rivier drooggemaakt had , en dat het in vs 19- Het öo volk nu was den tienden der eerfte maand uit de Jordaans opgeklommen : en zij legerden zich te Gilgal, aan het oost-einde van Jericbo. vs. 20. En Jtfebua richtte die twaalf fteenen te Cilg.il op. welken zij uit de Jortaat.t genomen hadden, vs. ai. lïn hij Fprak tot de kinderen van lsiiAër., zeggende: wanneer uwe kinderen morgen hunne vaderen vragen zullen, zeggende: wat zijn deze (lenen? vs. ï2. Zo zult gij het uwen kinderen te kennen geven , zeggende : op dat droog is Imuöl door deeze Jordaans gegaan, vs. ef>- Want Jebovab Elobim heeft de watertri der JorAaane voor uw aangezichte doen uitdrogen, atot .dat gijlieden daar waart Og 3  47° Het BOE K doorgegaan : omftandigheeden niet veel verfchilde, van dien Vw^^BMim' z0 wonderdadigen overtogt door de fchelfaan de fcheif- zee welke bij veelcn nog in levendige gezee gedaan , , . _ heeft, die hij dachtems was. 24. En zulks moest te meer gezichteS heeft verbreid worden, op dat door dat verhaal aldoen uitdro- ien bekende natiën de macht van Jehovah bogen , tot dat wij daar door ven andere Goden zouden leren kennen, hoe sevs?n 2™arop' geducht die zij, op dat dit ook ulieden te fterker ken der'^ardë verplichte, om Hem, uw gantfche leven door, jebovab''s hand meer eerbiedig te gehoorzamen. kennen zouden , dat zij lterk is , op dat gijlieden Jebovab uwen Elobim vreest 't allen dagen. V. HOORDD. TP\ vs 1 Én1' J~-'0E nct gerucht van deezen overtogt hetgefchiedde, over de Jordaan onder de volkeren van dit Koningen der land verfpreid raakte, werden allen de Voraan'deze'zijde ^en der Amoriten, met die der Kananieten, der Jordaans zc]fs de magtighen van het land, daardoor zo westwaarts, eu ... allendcKonin- verfiaagen, dat zij niet wisten, wat aantevan- nte"aari gen; men had gehoopt, dat een' aanval der de zee [wa- lsraëliten van dien kant vruchteloos zou geweest ren.] hoorden, 0 dat 'jebovab de zijn; Edoch tegen zulke wonderen waren zij niet Jordaans bad beltand , cn dc vijand was nu in het midden voor z'i"e" - 1 dienaar te ge- renden perzoon. — Vroeg hem vervolgens, wat lasten? Hij te beveelen had, onder wien hij nu de eer had te dienen? hoe bij begeerde den eerhen ' Og 5  474 Het BOEK ys. is. Toen aanval te beginnen? of hij Jericho zou aan- zeide cïe Vorst van Jebouah't tasten ? 15. Doch de goddelijke legervoogd fc»la}t0tTe\tZ van Jehovah''s heiren viel hem in de reden, we fchoenen n}j wy. niet liader zich met hem in gefprek van uwe voe- 0 k ten, want de begeven, voor dat hij in den diepften eerbied op ftlït, ïshd- zijne fchoenen uitgetrokken had, gelijk weldeed ^io^"'' Lcr z^'n voorganger gedaan had in den braambosch , want deze plaats was niet minder aanmerkelijk wegens de heilige tegenwoordigheid van Hem, dan de andere: — Joschua bleef niet in gebreeke zulks te doen; eer hij verder ging om onderrigt te vraagen , maar hond met ontbloote voeten voor Hem. VI. HOOFDD. vs. 1. jericho *• I er ic ho nu, zo nabij gelegen bij de poorten]' toT P'a;us van den overtogt, en waar het Leger en was ^beften- nu nog nader bij geflagen was , had op al voor he^aan" die tijdingen hare poorten bij nacht en dag kinderen van gefl°ten gehouden; 'er was niemand die onisR,\ëL daar derneemen durfde om verder leeftogt intc- gmg niemand ■ . ... uit, noch daar brengen , ook met om een uitval te doen; ging niemand t£ m^ ^ h£t Leger yan IsRa5l m y?' \ Joen lag, dat de had genoegzaam geblokkeerd was , Zeide Jebovab 0 ' ' tot Jofchua; 1. De Heer nu beval Josc hu a zich gereed r!ei'»fmet 'ha- te maakeii tot het bezitneemen van de plaats, [e"] itdidbarè want a^cs an'eede voorfpclde , dat de overhelden in uwe winning op den Koning en de uitgeleezene hand gegeeven. . . , ..... bezitting genoegzaam zeker zou zijn, nu zij de voorflagen van onderwerping afgeflagen hadvs. si Gij den. 3. Doch de wijze van verovering, fprak krijgslieden d'e Hij, zal u vreemd zijn; al wat krijgsman is, ziit, znit rond- niemand uitgezonderd , zal in order uit de om dc ftad gaan, 0 vi. 1. Volgens van N. K. behoort 1—«. nog tot het vorige Hoofddeel.  van JOSCHUA. Ho o fdd. VI. 475 legerplaats trekken, de ftad om en dan weder de ftad éen- ' ,. , , , . . , . t * . ~w maal omringen- op die zelvde plaats m het Leger terugkec-de. zo zul! Rij ren, en zulks zes dagen agter den anderen, ^"J" da" a. In de fpitze van de Armée, zullen zeven vs. lEnze- * , , . ven Priesters Priesters voortrekken , voorzien van zeven zunen zeven rams-bazuinen, - dan zal daarop de Afke des verbonds volgen: In die order zal de Arke, en gii- ° , lieden zult op omgang gefehieden eiken dag, doch op den den zevenden zevenden zal de gantfche Armee de ftad ze- venmaaf'^omvenmaal omtrekken onder het geblaas van de ^ zeven bazuinen. 5. Als men het fleepende ien met dc ba- i 1 ^ li j'* zuinen blaafen. geluid met dezelven maakt, en het volk dit n 5; En het vcldtceken verneemt, dan mogen allen het ge- gefebi*. woon luTSSgefchrei in den aanval maaken! langzaam met, , ., 1, ii n j den remshoorn onder dat geluid, zullen de hooge hadsves- blaastj alj gij. ten initórten, en de Armée zal zcgenpraalen- ncXzut de de puinhopen beklimmen, elk van de plaats ne hoort, zo „ , , ( j , zal al het volk waar hij haat nu gelwenkt hebbende om de juichen met had intehuitcn. 6. Zo ras Joschua de jg^fEÊ, IS nodige befchikking gemaakt had naar dat be- ^dcr^~,r_ richt, gaf hij last aan dc Priesteren ingevol- len, en het ge dat bevel. 7. En aan de gantfche Armée, klimmen een met deze bijzonderheid nogtans, dat hij beval |fva„ hem, se" dat de voorfpitze, in aanval de eerfte linie, vs. 6. Toen , nep Jofcbua,de voor de Arke moest trekken, zo wel als zoonvan Nu», voor de Priesteren, met de bazuinen voor- ^ Pzèidè"wt zien. — 8. Doe toog het volk in die orde uit «jen; draagt de 0 . , Ark des ver- het Leger op, 9. Eerst de eerfte linie, oan bonds: en dat zeven Priesteren zeven rambsbazuinen dragen , voor de Arke van Jebovab. vs. 7. En tot het volk zeide hij ; trek door , en gaa rondom deze ftad : en wie toegerust is, die gaa voor de Ark van Jebovab. vs. 8. En het gefchiedde, geliik Jefclma tot het volk gefproken had, zo gingen de zeven Priesteren , draa'gende zeven ransbazuinen voor het aangezichte van Jebevah , zij trokken door, en bliezen met de bazuinen: cn dc Ark des verbonds van Jebovab volgde hen na. vs. 9. En wie gewapend was , ging voor w. 9. Ik heb hier de vertaling en aanmerking van Venema gèvolgt, , doch  47$ Het BOEK het nangezïchte de zeven Prieftcren , vervolgends de Arke, op de bazuinen dan de tweede of agterfte linie van de Ar«gtenogt'voig-mée' allel1 blazende. 10. Vorst Jo so iiua de de Ark na, nu had de ftrikfte orders gegeven, dat geen eok gaande, en _ , . ö blazende met Soldaat knigsgetchrei zou niaaken, maar dat dejjazuinen^^ ajj^ ^ ^ diepfte hilte en geregeldfte order Jcbua mi had moeiten trekken, tot dat het teken om te het volk gebo- den, zegcen-juichen gehoord werd. n. Dit werd zes daniet michen ] gen agter den anderen gedaan , zonder de ftem'nkuate'n mnnle verandering, cn de Armée ging eiken horen, en geen avond weder naar het Leger te rug uit elkanwoord zal 'er , . „ , , , . uit uwen mond der. 12—14. Maar doe het nu dc zevende den" dag1"wan- van die optogt was, \v.\s de gantfche Armée jieer ik tot u- n\ zecr Vrocg niet het aanhreekeii van den lieden zeggen CT zal , juichtj dag in beweging, cn dc Piïeftcrs met de juichen."1 SW Arke waren ook al in optocht. — 15. Ook deed 'd^Ari waren de zeven Priehers met hunne hoornen van jebovab a] weder op hunne handplaats, met een ^edeelrondom de ftad . , . , _ gaan, omrin- te van de Armee 111 flagprden voor al, ter- ^%£ö wiJ-1 de »'est aStcr de Arke hoot; doch nu toen kwamen zii 'weder] in 't leger, cn vernachtten in 't leger. vs. 12. Daarna ftond Jofcbua des 'smorgens vroeg op, en de Priesteren droegen de Aik van jebovab. vs. 13. En de zeven Priesteren , dragende de zeven ramsbazüirien voor de Arke van Jebovab , gingen voort, en bliezen met de bazuinen : cn de toegeruste gingen voor hunne aangezichten, en de agtertocht volgde de Ark van Jebovab na, terwijl men ging, en blies ma de bazuinen, vs. 14. Zo gingen zii eenmaal rondom de ftad op den tweeden dag, en zi' keerden weder" in 't leger: zo deden zij zes dagen lang. vs. 15. En het gelchieddc op den zevenden dag, dat zii zich vroeg op maakten , met het opgaan des dageraads , cu zij gingen rondom de ftad naar dezelfde wijze zevenmaal : alleenlijk op dien dag gingen zij zevenmaal rondom de ftad. doch dan moet men ook aannemen , dat de eeiile divi/ïe het gewoon geluid tot den aanval gemaakt heeft; de agterfte die, bij ecne verovering gebruikelijk, dan krijgt alles kragt. vs. 14. Hoe menschlievend is deze tijd van zes dagen, zij hadden zicjs nog binnen dien tijd bij verdrag konnen overgegeevcn hebben. vs. 15. Waarfchijnlijk, op den Sab'oata.  van JOSCHUA. Hoöfdd. Vf. 477 deed men den omgang in plaats van éénmaal j vs# I(5. fn, zevenmaal. - Ü5. Doch doe hct Leger ten hg zevende maal de (lad omtrok , terwijl de maai ais de , „ ,. , Priesteren mec Pricftcrs hun bazuingeklank geltaag heten ho- de bazuinen ren, beval Vorst Joschua aan dc Soldaa- ^e„na'tot^ ten nu hunne diepe ftilzwijgcndheid met een volk^j ÜPjjkj alaemeen veldgefchrei van een aanvallend cn jebovab heeft , . , _ , , „,„„> ulieden de ftad zegenpraaletid Leger te doen noren , \\ gegeeven. dat nu het ftond daar was, dat zij meester Zalvs-(1I/ZCD°^ van de ftad zouden worden. 17. Doch eer jebovab yer- . . „ , , 1 1 • j bannen zim, zij nu de ftad ftormenderhand mtraaden, zij, en ai wat moest hij hun op bet plegtigfte zijne laatfte ggj* fe bevelen geven; — niemand mogt in de ftad Jiom^Rachab in hct leven blijven, want zulks was volgens Ven , zij, en ,, „ , ■ _ allen die met een plegtigen Cherem; alleen was er ecn ha;ir in het verbindtenis met één huisgezin, dat van Ra- °™ chab, welke zo trouw en ijverig zich ge- den, die wij ' , „ . , n t* uitgezonden dragen had omtrent de verlpieders; 18. Len nadden. ver. ieder moest ook ten uiterfte zorge dragen, bo*fen zich niets hoe genaamd in dc plundering te leeniijk dat gij- ° „„.,,.. lieden u wacht eigenen, want daar door zou elk Soldaat niet vanhetverbanalleen zoortgelijken vloek op zig halen, maar "f/1* 'mi°£hfen zelfs het gantfche Leger in gevaar brengen, ten "iet vertam, minften rechtmatige vrceze daartoe verwekken, van betverbah- tui., nene, en Is- 19. liet moest alles verwoest worden; alleen het RAëLS leger gouden, zilveren, koperen en ijzeren vaatwerk ë^enfteItbanot, zoude als eerftelingeri op hunne overwiunin- noch dat zelve beroert. gen voor Jehovah zun,. cn moest derhalven Vs. 19. Maar in Zijne fehatkist gebragt worden. — 20. Zo ^^"«n' de ras het teken van de bazuin bij dezen laat- koperen en J nzeren vaten zullen Jebovab heilig ziin : tot den fchat van Jebovab zullen zij koo* men. vs. 20. Het volk dan juichte, als zij met de bazuinen bliezen: en vs. 20. Waarfchijnlijk dat een groot aantal op de muuren flaande onder de puinhopen bedolven is, door welk nuldel dit gefchied zij? dan ar  478 Het BOEK het gefduedde, flcn omgang gehoord werd , vernam men als liet volk _ ° \ ' het geluid der ttraks door het gantlche Leger ecn eenpang S^^^gquidij op dat' zelfde Hond florteden de het volk met ftac|s vestingen op het onverwaets in — de een groot ge- D 1 ° juich, en de Armée zwenkte, cn omzingclde dus de gant- muur viel on- r , n . . . , , der zich, en lche ltad, een ieder trok daarop van de mVftadfeen PlaatS Waar hiJ &0ndi tcr ftad 111> terwijl ieder tegen over die van binnen weinig tegenftand mcür bo- hem, enznna- > , „ . men de ftad in. den. 21. Nu begon de llagting van al wat vs. ai. En zij of zulks ongewoon verrigt zij ? hieromtrent verfehillen dc uitleggers. LitiENTHAt deukt aan eene aardbeving, waar door de muuren verzonken zijn; doch de meeste uitleggingen zijn proeven van valsch vernuft; onder die, wien dit verhaal verdigt is, kan Di tm ar in zijne Geftbicbtt der hmëUten, als de befcheidenfte en vernuftigfte genoemd worden : dus weet hij dit verhaal te modernizeeren : het was een' fijne kunstgreep van Joschua , zes dagen de Armée <*n loien aanval te laten doen, op den 7de dag zevenmaal ; dit maakte de ftedclingen agteloos, zij dagten aan geen verdediging, verwagtende denzelvden aftogt als te voren: toen het nu tot een algemeen ftormlopen kwam, vielen dc voorfte troepen op de ftads wallen aan, op welken troepen ftonden, die men dc muur noemen kan; deze vielen op eenmaal van Ichrik; ée Israëliten vonden dan zo weinig tegenftand, als of eene aardbeving bres gemaakt had: waarlijk geestige vindingen , maar in een gefchiedkur.dig verhaal ingevoerd, worden zoortgelijke voordragten de fchadelijkftc, die dc liefhebber van waarheid in ecne gefchiedenis zich voorftellcn kan: — de zvrarigheeden die 'er toe zouden verplichten, zijn van dien aart, dat 'er geen woord van in de gefchiedenis gevonden word, namenlijk, dat zo hct door eene aardbeving was uitgewerkt, dat zij dan de ftad niet zouden hebben durven inrukken, of de huizen zouden hen verpletterd hebben; dat het huis van Rachab aan de riviere uitkomende , niet zou lubben 'blijven ftaan : wie voelt niet dat di: alles hier niet te ftade komt? men beftrijd dan niet het verhaal van het Boek, maar wel onvernuftige Uitleggers , cn dit is de voornaamfte oplosfing tegen de mode-Schrijvers. Die verdediging van,het verhaal begeert, leeze Scueüchzek. •r, ci. Boven andere gemaakte aanmerkingen kan men nog z»ïgen,dat do over-  van JOSCHUA. Hoofdd. VI. 470 leven ontfangen had — geen mensch, geen verbanden aizuigeling , geen ftokoude , geen weerloos »»ƒ ™ ^ vee werd Verfchóond , het lag alles onder den man tot de vu ° .. vrouw toe , den vloek. 22. Het Legerhoofd had bijzon- Van het kind , r j v 1 tot den ouden, der gelast aan de twee heden die voorheen cn tot dcn os^ de ftad opgenomen hadden, zo ras de in- ^ h«n kl(^ Kikking in de ftad gefchiedde zich te fpoe- ezel door de 1 fchrrpte de» den naar het huis van Rachab, om naar zwaerds. uit haare wooning in veiligheid tc brengen fi£' met baar gantsch gezin. 23. Deeze lieden tot de twee ° mannen dever- fnelden naar de woonmg van Rac hab , (bieders des ftraks ontdekten zij hct teken, en in huis kt* ^huif^dS mende, ontmoetten zij Rachab met baar vrouwe, der srantseh gehaat bij een, en al haare bezitting, brengt' die , , „ •• i j vrouw van daar Zij vervoerden hen met alles , wat zij had- uit) met aUei den naar het Leger, nu als onreinen daar J^^^*» moetende blijven. — 24. Doe de ftad uitge- gezworen hebt. . n ■% 1 1 •• 1 . vs. 23. Doe plunderd was, ftaaken de krijgslaiegtcn ze 111 gingen de jonden brand, met allen de meubilen, buiten ^ederend* het geplunderde vaatwerk ten dienfte van daarin , en & > brachten er Jehova}?s heiligdom. 25. Ingevolge de ver- rachab uit, bindtcnis van Rachab verfchoonde de Vorst J£rjhaénn hare dit huisgezin niet alleen, maar zij werden ™oe^0re'deernehna; en al dat zU had: ook brachten zij 'er uit allen hare huisgezinnen, en fielden hen buiten het leger IsRAëi.s. vs. 24. De ftad nu , en alles wat daar ijl was, verbrandden zii met vuur: alleen het zilver, en goud, mitsgaders de koperen en iizeren vaten gaven zii tot den fchat van Jehovah s huis vs. 25. Dus liet Jofchua de hoer Rachab leevcn, en het huisgezin van haren vader, cn al wat zij had: en zij heeft gewoond in 't midden overwonnenen overwinnaars geweest zijnde, niet anders zouden gehandeld hebben , zijnde vermaard wegens hunne wreedheid in het oorlogen. vs. 25. Deeze fpreckwijs heeft zeker ook de kragt van door huwelijk met de natie nader vereenigd te worden ; was hare kostwinning te voren oneerlijk geweest, zo doet ook deeze fchikking de natie eer aan.  ^Sd Het BOEK van i5R.\ëL tot met Isracls burgerftaat ingelijfd, en tl'tgeom ddMïiidade huwd met de Israëliten; hun geflagt is nog boden yerbor- ■ weezell cll eenc gedagtenis van de goede gen bad , die ' ° , , . >/eia» gezon- gezindheid, en de vergelding daarvan door jèliclftè vc?- de Israëli ten. — 26. Nu verrigtcde Joschua ^*den*9< En n0& eene affdere krijgsplegtigheid, eer hij ter zeiver tijd verder iets ondernam, hij fprak eene verleggendêfvêr- vloeking over den gecnen, die ondernemen man'Vor ft- zoude de vesting deezer ftad weder optetrekUvaVs nange- j,cn om ze tot cene plaats van verdediging zichte, die zien ' * , opmaaken , en tc maakeu: — die het onderneemen durvt, TbT bouwen om hare fondamenten op te timmeren, cn haar grondves- nieuwen te leggen, zegt Joschua, beboete tè op zijnen het met den dood van zijn' oudften zoon, zoonfentore de ftcrkte van zijn huis! die onderneemen |°ez"nneo*öne- durVt het werk te voltooien, zijn jongfte ften zoon. worde niet verfchoont, cn hij dus ontbloot van twee mannelijke zoonen, waar door zijn ' naam herleven konde! — 27. Op deze wijze waT' jeUvMb Viel de eerfte ondernceming onder Joschua enzijn^rncht uit, en zijn beleid, zijn moed met zijn roem ücp door bet vcrfprc;dden zich door gantsch Kanaan. vu. hoofdd. TJ bl£ek jj n dat tk rtrikfe^ order vs. 1. Maar , , , de kinderen door Joschua gcgeevcn al weder door hct vem-a'dcn'door Israëlitisch volk met opzet gefchonden was; overtredinge b;: fa uitkomst bleek het, dat de fchuldige met hct ver- ■> vs. 16. De verdelging zo wel als de vervloeking is , in den finaak der Ouden; Luthers vertaling is hier zeer duidelijk,: [wanneer bij baar grondlegge, boste bet bcm zijn' tud/len zoon, en wanneer bij haare peuten zet, zijn'' jongjlen. vs. 1. Het was inderdaad geen ftraf voor de natie, zo weinig man te verliezen, maar eer een voardccl; zo gewenden zij, die nog gecne dapper-.  van JOSCHUA. Hoofd d. VIT. 481 AchaN was, lui had van de gaven geno- bmnene: want , T, Achan , dé men allen den Heer gewijd, hierom ver- zoon van Char- gramde zich Die op de gantfche natie. ™„' %2jgS* 2. Men ontdekte het verlies van 'sHeeren zr>™e van ze- rah , uit de gunst, in het volgende géval; op de vero-ftamme van juvering van Jericho had Joschua eenigen verbannelieden uitgezonden, om de gelegenheid van de ™^ %l"0°Jl% ftad Ai op te nemen, in den omtrek van toorn tegen _,"'»,, . de kinderen Bethaven, zijnde ten oosten, ruim een uur van va„ iSRACL. het vermaarde Bethel; deeze lieden Haagden £tó*W2'man* volkomen in die ondernceming. 3. Zii" be- iïen zond van • 1 „ t J -j a. J • nM-i richten Vorst Joschua, dat oe Had niet a#;, dat bij groot was, dus de tegenftand gering: twee fa'nVe^oo^en of drieduizend man meenden zij, zouden dan v™ B',h-.el ■> J zo fprak hij toe genoegzaam zijn om de plaats te neemen; het Beo, zeggendtë i was dcrhalven niet nodig, dat de geheelc Ar- "n bVfpiedt bet mee van legerplaats veranderde — nu zijn al- jf"^^nu'ttoti len vol moed; maar wat gebeurd.'er? 4. Drie ke.ndop' ^".be" duizend man de ftad opeifchende, worden vs. 3. Daar niet alleen gellaagen, maar vlugten in de ui- ™]cere*n^i terftc verwarring, en komen in de legerplaats fibtU, en zei- den tot hem : te rug. 5. De flagting was met aanmerkhjk dat het gantgeweest, maar de fchrik onbefchrijflijk: 'et optrede* dat waren maar <\6 man gefneuveld, zij hadden 'cr omtrent 0 ° ■> j tweeduizend hen agtcr nagejaagd, van de poort af tot eene ze- mannen , of omtrent drieduizend mannen optrekken, om Ai te liaan; vermoeid daar henen al het volk niet, wart zij ziin weinigen, vs. 4. Zo trokken derwaarts op van het volk omtrent drieduizend mannen , welken vloden voor het aangezichte der mannen van Ai. vs. 5. En de mannen van Ai floegen van dezelven omtrent zesendertig mannen, en vervolgden hen [van] voor de perheid kenden , 'er allengkens aan , zonder eene buitengewoone voorzienigheid, den vijand te durven onder de oogen zien. vs. 5. Met veel waarfchijnlijkheid worden hier de 70 gevolgd door velen, die dit voor geen eigen naam neenien , maar liever de woorden dus vertaalcn: tn een afbellende plaats gedreven, virfloegtn zij ben. UI. Deel. Hh  43a Het BOEK poorten _ tot fcere vlakte , tusfehen Jericho en Ai gele- verftroomng '/ ... ° toe, mi in eene gen; de hr achten waren tot in de vlakte van vénk;etoenCver- Jericho gekomen, eer zij weder zich wendden fmoit hct hart en tjcn vijand honden; zo ras komt de tijding tics volks , en 1 ' J o het werd tot van die neerlaag niet in de Armée, of ftraks watcr' lag al de heldenmoed; geen vonkje dapper* verfciieiirde.^- heid was in zulk een aantal meer te vinden. dtr"nfen viel 6' Vorst Joschua was zeer verflagen, hij op zijn aange- fcheurde zijn gewaad , begaf zich met de zicht ter ni\v~ de , voor de Vorften der hammen, naar dc Veldtent, viel ^'„j ™t Jeó aan deszelfs ingang op de aarde neder, en avonn. toe., hij, bleev daar in die ootmoedige gehalte liggen en de Oudften o o oo van isRAër., cn tot aan den avond, hebbende zelfs allen, ten ftof op "hun teken hunner verootmoediging, hunne hoofden h°vsfd7. En?o- met aslcue beftrooid. 7. Hij liet niet af ten febua zcid'e ; goede voor zijn volk te fmeeken om 's H e e- ach Adonai Je- , . bovab'. waar- ren gunst; onder anderen zeide bij: Jevoï^door de hovak onze gedugte Hen-voogd', waarom is dit jonUan oit 0ns overgekomen , moeften wij daarom zo deen gaan, yzo -° .JL , bet m] om ons blijmoedig de jordaan overtrekken? — ZulhandVder Amo*- kn wij dan moeten fucuvelen door den arm riten, om ons van j,et kriigskundigfte volk, den Amotïet? — te verderven ? , ach dat wij dan Zou het uw oogmerk geweest zijn ons te tc vreden £c- c weest, en aan verderven? — och dat wij dan liever, met on^"^«'''ifebie- ze bezitting, aan geene zijde der Jordaan ons ven waren i vergenoegt hadden! — maar wie kan zulks vi. 7. Hier is wel niet het gedrag van een' krijgsheld in Joschua te zien, die anders op eenc zo kleine tegenheid, met geen minder moed, een' tweeden kans zou gewaagt hebben, maar Joschua is in de Godsregeering onder-bevelhebber , moet in de geringde gevallen niet door moed, maar wel door vertrouwen groot zijn; — hij zag ook meer op de gevolgen, die dit kon hebben , tot bemoediging van de vijanden ; de verdagenheid is dan zo zeer niet over dit klein verlies: Pkkponcher. heef: dit wel opgemerkt.  van JOSCHUA. Hoofdd. VII. 483 vermoeden! — 8. Doch waartoe dit alles? — vs g Ach Gii antwoordt van uwe daden niet — het ■' wat 3 . t zal ik ze igen, heeft U behaagt het volk van 1 s r a e l , reeds nademaai is- zo beroemd, Voor den vijand te doen vlugten; j^etfcfoeSh 9. Doch het zij mij gegund eenen aandrang ^ rtondrt te moogen gebruiken ; als de fnoode Kanaa- keert; heeft? niet daar door verkloekt, in optogt raakt, ons 9K„nniil in onze vestingen nu omhngelt j en ons geheel "én^inwonered verdelat, hoe zult gij dan uwen heerlijken des lands ho- j , v ren zullen, zo naam, zo vermaard onder hen geworden, door zuuen zij ons dien overtogt en het inneemen van Jericho, £™^se'e^£ tekens hen verdedigen? 10. Eindelijk bekomt v?» de aarde 0 0 , uuroeiien, wat Joschua antwoord van zijn Heer: — Hij zuit gü dan ugebied hem op te ftaan - de flagting was van' ^ geen aanbelang - hij behoefde daarom zo ^Toej eeweldie niet beroert te zijn. 11. De reeden tot Jofibua; ö ° ^1 j 5 fla ' p : waar. van deezen tegenfpoed was deeze: er was om :ist gil dus in IsRAëL eene zonde begaan, lijaregt £jJ^$t/J ftrijdig zelfs met de grondwetten, de ver . vs.ii.ïsRAëi. J 0 , heeft mintaan, bindtenis met den He ere aangegaan; er en hebben ooit is, vervolgt 'de Godfpraak, van het geen mij ™*on% toekwam, weggenomen , nog andere dingen zijn hun eeftolen, cn alfchoon gij een ieder hebt doen den -ook heb- • ben zii van het ondervraagen, of bij iets in de verovering v„barinene gc- mogt gehouden hebben, men heeft het even- ~s en ook wel ontveinst, het is airede onder het ge- ook gelogen; „ , en hebben hct woon huisraad overgebragt; 12. lang nu 0(1i. om1er hun zulks niet ontdekt cn geftraft word, kunt f«fdrc^ge- gij verzekerd zijn dat uwe Armée geen voor- oJs-z{~cDaadr- fpoed meer hebben zal, maar wat gij onder- kinderen van neemen moogt. gij zult 'er met fchande en k^nneen bcftaan vlugtende aftomen'; - allen liggen onder dc ^h^£ fchuld; en fchoon Ik beloofd heb met u te vfa-den i zij zullen den nek, voor het aangezichte hunner viianden keeren, want zij zijn in den ban : ik zal voortaan niet meer met ulieden zijn , ten zij dat gij den baa Hh 2  4S4 Het BOEK uit het midden zijn - moet gij het nochtans niet venvagten, verdelgt. . zo lang die fchuld niet door de ftraf van dea vs. ?3. sta overtreeder verzoend is. 13. En dewijl lk volk, én8zeg, van uwe oprechtheid en bereidwilligheid in mórgen11: w^nt den hoon te ftralfcn, verzekerd ben , zo zal zo zegt Jebo- j. u een middel aan de hand geven om den vab , de EU- ° bim van is misdaader uit te vinden ; vertrek terftond van een ban in 't hier , en maak toeftel om het volk tegen SraYu gj&Sfc morSen door wasfching te heiligen; kondig niet kunnen tevens in het Leger de reden af. waarom 'er beftaan voor - . . hct aan eziciue eene ichuld op de gamiche Armee ligt, en tmrCia^'t"dd,en dat daarom alle ondernemingen' vruchteloos ban weg doet zj.-n zu\]cn tot dat de , dader geftraft is. uit het midden • van u. 14. Als het volk dan door vasten, reiniging, zuhdantn tien en gebed, morgen bereid is, zo doet de hoof- morgenttomi jen der twaa]f (lammen verfchijnen voor de aankomen naar J uwe ftammen; teute, dat bet lot geworpen worde; die ftam fchiedeh , Sde nu die uitgekipt is, van die zullen de hooft jïfiiai" g£ ^en l^er Armhuizen weder looten, op welkers raakt zal heb- damhuis dan het lot valt. van dat zullen dan ben , die zal , . , 1 • i aankomen naar alle de hooiden der huisgezinnen weder tOCen gweikhtegne- treden, op wien dan het lot valt, die zal fiacht jebovab ^n voor gen uitkomen, i <• De perzoon op geraakt zal . hebben , dat wien liet eindelijk komt, die zal aangehouzal aankomen , . , , . ^ , bij huisgezin- den, gevonnist en verbrand worden met al j^g^m w^'ck zijne bezitting: zo hreng wil Ik dit naarge*°.\ah h bb"'akt ^omen hebben, dewijl daar door een gedeelte dat zal aanko- van de plegtige verbindtenis tusfehen Mij en men man voor mjjne ^fo^^ gefchonden is; die perzoon vs. is. En heeft een fnode onvoorzichtigheid begaan, het zal gelclue- , • • 0 , , den, die ge- 16. joschua deed des anderen daags de den^ meteen zaak ter uitvoer brengen; eerst kwamen dc ban, die zal n00fden der hammen voor de groote volksmet het vuur n verbrand worden , hij en al dat hij heeft , om dat hii het verbond van Jebovab overtreden heeft, en om dat hii dwaasheid in IsRAëi. gedaan heeft, vs. 16. Toen maakte zich Jofebua des 's-morgens vroeg op, hij deed Ishacl  van JOSCHUA. IIoofdd. VII. 4S5 versader-ine; men trekt loten, het lot valt op aankomen naar , n ? tvt J j u cj 7-1Jre temi»en ! dm ftam Juda. 17. Nu worden de hooiden en dc ftam van van Juda's Hamhuizen opontboden. — werd geToen werd Serachi's zijdtak gekozen bij vs- I7- A'«. 0 . •' hij de geflach- het lot; nu naderen alle de familien van die ten Juda deed .... . , . „ aankuinen , zo zijatak; toen werd het luns van Zabdi r.ul!UC hij het uitgeloot. 18. Nu doet hij alle zonen van J^j»»t^'«g dat huis één voor één te voorfchijn komen, het-buit vs»St7 ■ . racbi deed aan- •en ziet! Achan word getrokken, deeze is komen man de man, de fnode misdadiger; 19. Daarop ™°.r, mm^t werd Aciian voor den raad ter gehoor ges- ff. , , vs. 18. Wiens ièid; de held fpreekt hem zeer bewogen aan: huisgezin hijgij Israëlitisch burger! een mijner kinderen, mVri man'voor gij ziet u nu tot uwe fmarte ontdekt — ontveins nu niet langer, geloof doch dat' de de zoon van Heer de Befcherm-God alwetend is — doe zone van Zabdan in die erkentenisfe openhartige belijdenis ™t* d|,r^f* van uwe misdaad, verklein , of verberg nu llk de ftamme . van Juda. toch niets. — 20. Toen hielp geen ontveiu- vs. 19. Toen zen; Achan was ook geraakt over de hand "tlde l°^a. der Voorzienigheid , zo zonderling hier in m™ f ! . .. . , , seef toch be¬ werkende; hi] zegt: voorwaar mime misdaad beval , den ...... sv ; 7 t Elobim van is groot, zij is bedreven tegen jehovah 1 s- iSRAeL de eer raüls grooten Koning en Befcherm - God, ,en f.0?., ,vo.or ^ n ' hem belndenis: dien heb ik iets ontvreemd, doch ik zal de en geef mij „ .. . . , . toch te ken- omnandigheden opgeven, hoe het toegegaan nen, wat gij gedaan hebt, verberg het voor mij niet. vs. 20. Aciian r.u antwoordde Jofebua, en zeide; voorwaar ik heb tegen Jebovab, den Elobim van Isiiacl , gezoadigt, cn heb zo en zo gedaan. dj. 17. Dat wij voor ge f agt hier huis op het einde moeten lezen, kan elk, zonder een Criticus te zijn, gevoelen ; het word ook door goede handfehriften bevestigd. vs, 19. Keurige trek! — zo fpreekt een burgcrlievend held .die God vreest. II h 3 /  4S6 Het BOEK vs. 21. Want zij- 21 • Mijn begeerig oog viel onder al ik zag onder ^en buit in Jericho gevonden, op een fchoon den roof een . J ? i • , j fchoon üeriiik veelvenvig opperkleed van keurig werk, daar overkleed en bij nam ik behendig tweehonderd fikelen zilSeu^zi'vers vers 'n zwaarte gelijk aan des heiligdoms fikel, cn een gouden nog de gmde gesp van den mantel, zijnde vijf* fewxW w?s tig fikelen zwaar; dit alles pakte ik bij een, en^fk^kre"!bragt het in mijne tent, en groef een kuil trek daar toe, u,aar \n ne[ rr0ud Cll ZÜVCr laff, zo Wel Weet en ik nam ze, D , - en ziet. zit ik het, dat het zelve daar onder liggen moet, fnVVaarJenm 22. Doe beval Joschua aan eenige dienaren 't midden mü- van 't Gerecht, daarvan op ftaande voet de ner tente , en ' r ■ het zilver daar proef te nemen: zij vonden het alles overvs. *ï, Toen enkomftig zijn belijdenis — hij had de waarboden lêwn*, heid volkomen hulde gedaan. Toen werd die tot de tent a]jes v00r den richterltoel uitgefpreid, zo als lie.ien, en ziet, . i ,, het lag verbor- het bij een gevonden was. Er bleef nn fe" , '"enZ net niet overig dan het vonnis te vellen, en het zilver daar on- uittevoeren; 24. Hij en zijn geroofde buit, vs. 23. zij en zijn buisgezin", zijne bezitting, zo leven- dan namen die . , , . dingen uit hct dig als levenloos, werden 1111 allen gevoerd tente°en brach- naar de gerichtsplaats — nu een plaats van veel tenze tot J«- beroering door dit geval. si<. Hier fprak febtta, en tot ö .5 , . allen de kinde- J OSCIIUA het V01U11S OVCrhem dus Uit: — ren van Israël : en zij flortcnze uit voor Jebovab's aangezichte. vs. 24, Toen nam Jefcbtiti cn gantsch Israël met zich, Achan , den zoon van Serah , en het zilver, en het Gerlijk overkleed, en de gouden gesp, en ziïne zonen, en zijne dochteren, en zime osfen, en zi'me ezelen, en ziin vee, en zijne tent, en alles dat hii had, en voerdenze naar het dal Acbor. vs. 25. En Jofebua zeide: hoe hebt gij ons beroerd? Jcbtvab zal u beroeren ten dezen vs. ïi Een fchoone Sinearitijcbe mantel. vs. 23. Wij kunnen niet tot de gedagte overgaan dat zijne kinderen verfchoont ziin; hij had het verbod gefchonden, ziin' Koning het ontvreemd, en dus een zoort van gekwetfte Majefteit begaan , die altijd in feet gantfche gedagt bij de Oosterlingen geftraft word : het harde ontftaat alleen uit onze zeden ; in de huizen der Oosterlingen hcerschte toen meer  van JOSCHUA. Hoofdd. VU. 487 gij Aciian! gij zijt de man die zulk eene gg^JJgg beweeging ouder de Armée veroorzaakt hebt, de hem met Jehovah zal u dit vergelden met de uiterhe fèftrandd^n beroering, een man des doods zijt gij! - g*^555 daarop werd gelast, dat hij en zijne kinde- pen hen met , fteenen: ren , en wat tot zijn huisgezin behoorde, vs. 16. En zij geftecnigd zouden worden, zo dat 'er & jgj"» e°„v« dood op volgde; daar op werd alles te za- groten fteen- L , - hoop,zundetot men , zo lijken als goederen 111 den brand 0p dezen dag: geftoken, en ter gedachtenis over de asfche ^"jde ZM een hapel fteenen opgericht. 26. Deze ftapel ^•nej^{*n*1 is 'er noch te vinden, tot herinnering van de daarom noem- , . , de men den verzoening over de Israëltten door dat von- naamdicrpiaatnis, gelijk 'er deeze valei ook den naam van «*|{v« Achor door draagt. dezen dag. Dv4h.h00fdb. oe deeze bevrediging van 'sHeeren ys. 1. Toen gramfehap op de gezegde wijze bewerkt ge- "1 C j\fchll\ worden was, gaf Hij bewijzen zijner gunfte; "teniet" hij gebood Joschua nu alle vreesagtigheid neem met u^ai en beroeringe afteleggen , en zich verder als en maak u op' een dapper held te gedragen; zijn eerfte 011- ^ °P( n™ derneming moest nu weder v tegens het rijk neb den kó- . , , .. , ning van Ai , van Ai zijn , hij konde verzekerd zijn, dat en zijn volk, dc had met derzelver onderhorige fteeden g„ zyn^and^in en dorpen, door hem zegepralend zou ver- g1e^'cnhand ge" overd worden. 2. Naar de krijgswet door M 0- y>. 2. Gij na ses, reeds met opzicht tot de Kanaaniten n"ren K'oning gegeeven, moest hij met dat Koningrijk han- jjg^^WJ; tielen, gelijk omtrent Jericho in agt genomen haren Koning meer de vaderlijke magt , dan in onze tijden ; de invloed van den vader was daarom in hct gezag veel fterker, en hij kon den zoon van zijn huis tot zijn oogmerk altoos d'.vingen; van daar de noodzaaklijkheid van zodanig eene ftraf. Hh 4  4SS Hétr L O E K gedar.i iiebt, was 5 alks moest hij dooden , doch nu met bchaivcn dat fa onderfcheid , dat de buit door de plun- gij haren rooi, ' r en haar vee dering behaalt, allen zou te beurt vallen, en voor ulieden , , .. . , , , roven zult: dat hij nu niet door een wonderwerk , maar feda"geeil dan ons natrekken, tot dat wij hen van dc (lid afgefteden hebben: want 7\) zullen denken : zij vlieden voor onze aangezichten , gelijk in 't eerfte, zo dra wij vlieden zullen voor hunne aangezichten. vs. 3. De Veldheer fchijnt hem tor. een formeel beleg niet geocüenci genoeg geoordeeld te hebben.  van JOSCHUA. Hoofdd. VIII. 489 handgemeen geworden te zijn, zo als de vod- vs. 7. r)OT rige reize gebeurd was. 7. Als zij nu vrij J^gfg verre van c\e had verwijderd waren, moest achtefiagecri . , &iJ zu't de ftad de lunderlatige m bcweegmg raaiten , cn zo innemen; want fpoedig mogelijk was de had onbevreest in- ^nbim \ zal trekken, want de Heer had ze hun gegee- hei1, 'in uwe ' a ° hand geven. ven: 8. Zo ras zij meester van de had wa- vs. 8. En het r, r . T zal gefchie. ren, moesten zi] tot een lem voor Joschua, den, wanneer de had daarop in brand heken , zij moesten zich hierin nauwkeurig naar zijne beveelen zo zult gij de r , , , 1 r , -i , • <». ftai1 "1C!t vuur fchikken , want het was de lchikkmg van Je- pnfteken, naai hovah zclven. 9. Op dit bevel vertrekt een f'Zlï^ $j flerke troep, om in de boschfehaadjen en gWieden doen; 1 . •• 1 zlct» lk heb agter de heuvelen zich te legeren , ter zijde het ulieden gevan den weg van Ai en Bethel, agter Ai; h°ps"' 0- Zo doch Toschua bleev met zijne Armée dien ,zona, J J hen henen, en nacht in flilte in hct Leger. — 10. Evenwel zij gingen naar deed hij 's morgens de algemcene monhering; en Weyra^ms- 1111 nam men den marsch aan, hebbende aan ^hen het hoofd Toschua, met allen de Vonten**'» tegen het „ westen van Ai; der hammen; zij hadden maar een weg van maar j,fcbu» drie uuren tot Ai, afteleggen. 11. De gaUt- EShMS» fche Armée volgde, cn trok langzaam voort den d£s.yoiks. naar de had; doe zij op een' zekeren afhand Jefiiua.maakt?' waren, hoegen zij zich meer aan de linker- gèns vroeg"^ zijde neder, op een' vrij voordeeiigen post, ^ h!^"10"0tj,ecr" zo dat 'er een ruime vlakte tusfehen het Le- en hij trok op] i n r » j Mj» en deoud- gcr en de uad ware; 12. Aan de agterzijde den van isvan de had lagen nu de 5000 man in hin- heUangeziciné dcrlage, aan den weg tusfehen Bethel en Ai, des volks, naai; met de overigen 25000 man, meer ter zijde vs. 11. Ook trok al het krijgsvolk op, dat bij hem was, en zij naderden, en kwamen tegen over de ftad, en letterden zich tegen her Noorden van Ai, en daar was een dal tusfehen hem , cn tusfehen Ai. vs. ie. Hij nam ook omtrent vijfduizend mannen, en ftelde hen tot eene achccrlaage tusfehen Bstb-el, en tusfehen Ai aan het Westen der ftad. Hh 3  49o Het BOEK vs. is. Enhij liggende om de gemeenfchap tusfehen Ai en hct gantfche Ie- Bethel aftefnijden. 13. Doe nu de Armee en [*!/-pain {]" hinderlagen , welken in die ligging onderling Noorden der behoorlijke verhandhouding hadden, gereed ftaawas,enzij- ° , , ne Mnderiaae waren , brak Joschua nog dien zelvdcn wasten der ftad: avond op, en legerde zich onder begunhiging en jofchua ging van ^en nagt jn fa vlakte voor de had. in den zelvrien D nacht in't mid- 14. De Koning van Ai bier van kondfehap den des Jals. , , .111 1 ■ 1 vs. 14. En bekoomen nebbende, maakte m den vroegen d" toenliede morSen 5 a^es bereid tot den aanval; in flagKoning van Ai orden trok men de had uit, en helde zich naastten^ 'zif! in dat vlakke veld, waar Joschua reeds in zich vroeg op" hagorden hond. 15. Zo ras zij in aantogt en de mannen waren deinsde hij al gehaag te rug met zijn der ftad kwa- ' .1000 j men uit, is- Armee om hen al verder en verder van de moet ten6 ftrfj- ftad aftelokken , hij haastede zich met een zijn voiitÊ"ter fchijnbare wanorder naar de laagte. 16. Doe beftemder tijd, de Koning van Ai dit vernam, ontbood hij ke veld: want fchielijk het andere volk, nog in de ftad getohemiemand laten' tot dekking, om gezamentlijk de vlugeen achteriaage tende Israëliërs agter na te zetten, en zo wa- leide, van ach- ..... , _ , ter de ftad. ren zij al vrij verre van de ftad afgetroond. fchl'a dM^en 17.De Koning had zelv de foldaaten uit het naga.nsch 'sj^l buurige Bethel ontboden, zo dat hij al zijn magt wierd geflagen 0 j j o voor hunne t'zaamgetrokken had ; noch die van Bethel noch aangezichten^ ^ ^.^ fafatn fat m\ufa vermoeden van door den weg d krijgslist. 18. Nu beval de Heer jo- der woestijne. Jo •' vs. 16.Daar- schua zijne fpies in de hoogte tc heken, om wierd 't zamen geroepen al het volk , dat in de ftad was , om hen na te jagen: en zij joegen Jtfchua na, en wierden van de ftad afgetrokken, vs. 17. En daar wierd niet een man overig gelaten in Ai, noch Betb-el, die niet uit trokken IsuAëi. na: en zij lieten de ftad open ftaan, en joegen Israël achter na. vs. 18. Toen fprak Jtbovab tot Jofcbua; ftrek de fpies uit, die in uwe hand is , naar Ai , want ik zal hen in uwe hand geven: vs. 18. Dit fchijnt zich zo' toegedragen te hebben, als wij opgegceven hebben , want anders zoude de hinderlagen hebben kunnen zien op  van JOSCHUA. HOOFDD. VIII. 49E ten teken dat de Armée zwenken mogt, want t0Cn ftrekte Ai was nu aireede weg: Joschua deed ^*"die ^ zulks, en zwenkte dus ftadswaards. 19. Juist zijne hand was, ^ ' , , _ naar de ftad op dien tijd, dat hi] dit teken met de ltat aan. gaf, befchikte het de groote Veldheer dat de ^'^J^. troep die zich heimelijk agter de had gele- lm £jU^g gert hielt, opbrak, en met een fnellen marsch fc, en liepen zich naar de had fpoedede; die zij zonder flag hij ziine hand of hoot veroverde, en daarop volgens affpraak SféJEKS* naar den kant van de Armée eenige huizen de ftad, en n«- T men haar in: in den brand hak tot een teken voor J 0- en zij haasten schua. — 20. Daarop begonden de burgers ^ecnhd'e £"a ^ van Ai kwaad vermoeden te krijgen, en dag- m<£vu"r; Als ten hadswaards te deinfen, zo dra zij zagen de mannen van dat Joschua hand hield, doch zwenkende omkeerden, zo zagen zij den rook van de ftad opgaande, het men dzJj ro£™ geen haar volgens het krijgsgebruik van dien der ftad ging ,,■'',„, • op naar den tijd leerde , dat de ftad moest ingenomen hemel, en zij zijn: — nu waren zij van agteren ingehoten, ruimte1, Tm zijdwaarts naar Bethel was de vleugel van herwaarts of 1 derwaarts te 25000 man , en de gantfche Armée van J o- vlieden: want , , , het volk , dat schua van voren begon langer hoe meer „„„ de woes. aantetrekken. bi. Joschua verzekerd van "^djluch^,» de inneeming der had, viel nu met alle magt tegen de ge- , n * • rr. nen, die [Iien] op de bezetting der ftad m. — 22. I erwijl najoegen, hij haags was, vielen die van de had hun e#^/*' en in den haart, zo dat zij van allen kan- B*ns<* isRüët, ' J ziende, dat de ten omhngeld, gansch verflagen wierden , achterlaag de ftad ingenomen hadt, en dat de rook der ftad opging, keerden zich om, en flocgen de mannen van Ai. vs. ïi. Ook kwamen die uit de ftad hun te gemoet , zo dat zii in 't midden der Israe'liten waren, deezen van hier, en geenen van daar : en zij floegen hen , tot dat geen overige onder hen overbleef, noch die ontkwam. op een' verderen affland, dan de belegerden, wat Joschua deed. Mus.  492 Het BOEK vs. 23. Doch zonder dat iemand hunner ontvlugten kon. den Koning van „ . , , , Ai grepen zii 23. Den Koning van At hadden zommigen gezirCni'br.?ciiien bikkig levendig naar de hoofdplaats gevoerd, hem tot >- yyaar Vorst Joschua gebood. 24. Doe nu vs. 24 En'de gantfche bezetting gefneuveld was, en de ^erf dehw-' vWfre van de ftad i de woestijn zelf met jiten een einde doodden bezaaid lag ; en allen de gekwesten gemaakt had- CT 0 den van ate nu afgemaakt waren , trokken allen naar de van'^te^o! ftad en dooden alles, wat leeven had. 25. Het i!c"d'ePwoTsti'i- §m1 c'er doden zo mannen, vrouwen als kinzin welke zij der.en beliep omtrent ia 00 man, allen burbaddsn^en^lt gers van Ai en derzelver onderhorig gebied, ^^fchetpte -6- Joschua had even als Moses, zo lang ewaards zijri ftaf om hoog gehouden, tot dat alles Wil- SS,» 1 keer- verflagen was; niemand raakte in ltilte, voor ""aar dat hij zijn ftaf introk. 27. Nu werd alles ur t^de vcrwnest, doch het vee en de meubelen der t)te des hewi'iiers werdén thans ter plundering aan de «'..»$, En Armée overgegeeven, ingevolge de beveelcn 5Ï*,l!d^ xteor den Heer uitdrukkelijk aan Joschua tien dage oLi eeven. 28 Daarop werd ook de gantfche n , zc, man- , ais vrou. ftad in brand geltoken , cn gellegt, en op Vdiiizend^ eene plegtige wijze het teken van verwoeslicdenvan tjJ]0. 0prrCricht. 29. Den Koning nu liet hij 26. Jo- door een rigteiiijk vonnis ter dood brengen, ! d niet cn gefteenigd zijnde, veragtelijk ophangen, tot ; aai den ondergang der zon ; wanneer hct lijk af- eftvekt. genomen cn geworpen werd aan den ingang van i wone- de had, alwaar nu over hct zelve, ter gedagte- ren van Ai ver- \ binnen had. vs. £7. Allcenli'k roofden de Israëliten voor zich zeiven het vee , en den buit oer zclver ftad, naar Jebovab''s woord, dat hij Jofcbtia .eboden hadt vs. 28. Jifcbua nu verbrandde Ai, en ftelde haar tol eeuwigen hoop, ter verwoesting, tot op dezen dag. vs. 29. En den Konii v an Ai hin bi aan ecn hout tot aan den avondftond; en omtrent ven o derging der zonne gebo>d Jofcbna , dat men ziin dood Jxhaaiu 1 n het hom afname , en zij wierpen het aan de deure tier Rads pointe , en rechtten daar óp eenen groten ftcenhoop, zijnde tor, op dezen dag.  van JOSCHUA. IIoofdd. VIII. 403 nis, een grote fteenhoop werd opgericht, nu vs. 30. Toen bouwde JanOS, te zien. fci,„a jebovab, 30. Van dit oogenblik af maakte Joschua ^f^'*''*^ toebereidfelen om eenen altaar op te richten dea , . ,. , . berg, Ebal; voor clauk - oileren, die ter gedagtenis op vs.'ji. Gelijk Ebal nu zou gelligt worden, om dat hij van vaVskae^ien dien kant met zijne Armée doordrong. {f^S"£g J?£ ai. Wanneer hij daar alles veroverd hadde, Mt, gelijkge, ... , . . , „ , fchreven is in bragt hij nauwkeurig ter uitvoer al wat Mo- \ wetboek van ses uit den mond des wetgevers zo uitvoerig ^afron^ in het wetboek befchreeven had. — Hij Het neie aenen » over welken toe ccn altaar vervaardigen van groote onbe- men geen ijzer; werkte fteenen, om daar de brand- en dank- j^^r\op ofofferen, bij gelegenheid van die plcgtige ver- f'eraen /A' 'Je' bindtenis, te offeren; 32. Ook liet hij gedenk- oir ren, ook zuilen vervaardigen waar op alle die wetten dank-otféren." gefchreven Honden, begrecpen in het Moabhisch rchréef hii^olc verbond, en het welk Mo ses in zijn Vde Boek, °p lenen een . , \ dubbel van eigenhandig belchreven had. 33. Bij de p'eg- mo-es wet, 't tige uitvoering van het zelve, waren allen de fchVevén" heffï Vorlteu der Hammen, de hoofden van hctv"".r,het a*n" ' gezichte der krijgsweczen, cn allen de ambtenaren tegen- kinderen van ISKAëL-. vs. 33. En gantsch Israël met ziine Oudften , en Amptlieden, en zijne Rechters, ftonden aan deze, en aan gene zijde der Arke, voor de Levitifebe Priesteren , die de Ark des verbonds van Jebovab droegen , zo vs. 30. Het is meer dan waarfchijnelijk wanneer men de landkaart inziet , dat dit eerst voorgevallen is op de gebeurtenisfen van het X en XWe Hoofddeel: — toen het grote Leger van Gilgal naar Sicbem opbrak ; het zou dan eigenlijk , indien men op de order des tijds let, eerst bij het XVIIIi* Hoofddeel moeten inkomen. Hess. redt zich daar mede, dat 'er tusfehen beiden geen aanmerkelijke fteden lagen, dus Joschua wel zo diep had kunnen indringen, zonder tegenftand te ontmoeten: evenwel, die eenvoudig leest, zal dit niet voldoen: ik agt de verplaatzing noodzakelijk : dit Boek heeft in dat opzicht veel geleden, zonder dat wij 'er de oorzaak van weten.  494 Het BOEK vreemdelingen, woordig, nl die orde als Moses opgegeeveh gen, eenTiïeïft bad; ook de arke des verbonds met de Priesdaar van tegen tcr.ordeiiins, die dezelve ophieven tusfehen over den berg °' r cerizim , en beiden , Vervolgens ftond ook het gros des volks vanCtegen over daar, allen die zich aan deeze Republiek ondergeHjk^MosEs'' wierpen j terwijl de eene helft der'Vorftcn op jehovah'1 s Gerizim , en de andere op Ebal ftonden, ienChadt /om om de zegeningen op de onderhouding van de isRAêr0lkinVa't wet aftekondigen, de anderen de vloeken, eerde te zege- ^ Daarop las Joschua, waarfchijnlijk bij "e'vs. 34. En de arke (taande , het geheele wetboek met oveXd^aiie allen de aanhangzels, zo als Moses het zeide woorden ve befchreeven had, en zo als het op de der wet , de . . , zegening en fteenen zou gefteld worden , nogmaals duinaar aiie^daJ delijk voor. 35. Hij deed het met de uiin 't wetboek r[ nauwkeurigheid , en klaarheid, zonder gefchreven luuv o » ' itaat. jets agter te laaten; overluid, ten aanhoore waT' niet een van de gantfche fchaar, zo mannen als vrouiTerrgdenrnMoai wen, kinderen en ingelijfden van den burgeres geboden ftaat die behendig onder ben woonden; hij had , dat ?»- ' , ,. , . . fchua niet over- bragt allen onder de verplichting tot gehoor- luid las voor , . , de gehele ge- Zaamhdd. IsRAëif, en^de wijven , en de kleine kinderen, en de vreemdelingen, die in 't midden van hen wandelden. ix. iioofdd. ■ ir YS j En 1. \Jz verfcbeide volkeren, die Kanaan m het ge'fchiedde, deezen tijd bewoonden, bunnen moed geheel k°o"ingènn[dft] verloren hebbende, op het gerucht dat Joaan'dezezifde schua de rivier overgetogen was, werden der Joriane nu 0p de tijding, hoe de Israëliten met de waren, op het 1 „ < ». j „ gebergte, en in overwonnen volkeren leefden, door angst geaan aiienhave" drceven, van al wat mogelijk was, aantewennen der grote d n om fet naai;end onheil afteweereii, of zee , tegen , over Libanon: ten minften hun leeven ten duurfte te verkoen <£'%'t"ï. pen; de voomaamftc Koningen zo van &tt  van JOSCHUA. Hoofdd. IX. 495 bergvolkeren als die aan de Middenlandfche zee '«*, de Kanaa- , j , , uiten, de Pbe. woonnen, zonden eikanderen gezanten om het reziten , de algemeen belang der nabuuren te beliartigen. — ^^jfn de a. Met dat gevolg, dat zij een naauwe ver- vs- s- Zo , . .... „ vergaderden zij bindtenis maakten, om gezaamenhjk ten fpoe- zich t'zamen digftcn al hunne magt bij een te trekken, f™,,™^ Alleen de Gibsoniten waren niet in deze PH ^raSt. te J . krugen, een- verbindtems, maar dagten anders; zij hadden moedigüjk. den cerften aanval te wagten, en meer van inwoneren*' te nabij gehoord, wat 'er van Jericho en Ai ^t%tjft*~ geworden was. 4. Hierop oordeelde de raad fibua met je- ï „ , . , .... ricbe, en met des Konings, dat niets voor hun gevaarlijker ai gedaan en vrugtelozer zoude zijn, dan zich te weer hid^\ ^ Zo te hellen: gelukte het hun den vreede door handelden zij \ , , . . ook arglistig, ecne hst te koopen hunne natie eigen, dat en gingen hezou dan nog de veiligfte ja voordeelighe weg Se"'zich gemzijn: er worden dan eenigen , verkooren om '™ te ziin» en J ' ^ zij namen ou- als gcmagtigden van hun volk eenc reize de zakken op , ; • ,i hunne ezels, te onderneemen, en, op dat men vermoeden en oude, en mogt, dat zij eene lange reize gedaan had- „^T^w™ den, zo belaadden zij hunne ezels met oud iedere wijnzaktuig, ook waren hunne lederen drinkvaten vs. s. Ook oud, ten deele gefcheurt, en op de best mo- vluctetc' "choegelijke wijze op de reis verholpen, zo het nen aan hUDnF. i-i tt ,,1 . voeten, en zij Icheen. 5. Voors hadden zij met alleen ou- hadden oude de, maar ook beftove fchoenen aan, en hun- en ai het ne klederen waren niet minder liegt , fchoon broo1d> dat z.'-' 03 op hunne reis de ftoffaadje deftig was; hun reisbrood was hadden , was j j ii , r- , , droog Tenl be¬ zeer uitgedroogd, cn had zelfs dc tekens van fchimmeid. bederf. 6. Zo toegerust geven zij zich aan j^\0*a$ vs. 4. Dit eoi fchijnt hier kragtig te zijn , hunne voorouders hadden de Sicbemiten bedrogen , nu werden zij ook bedrogen op hun beurt. Dathe wilde-het woord evenwel laten uitvallen. »'• e> Ket geeft bedenking , waarom zij, indien onze gedagte doorgaat,  49(5 Het BOEK fibua in het te Gilgal, met verzoek om bij den Veldheer" ^zeiden*tot ter gehoor te mogen koomen; doe zij zulks mZ''n "van verkregen hadden, fpraken zij Vorst Jo- isR.-ër. ; wij schua en den raad dus aan: — het gerucht zün gekomen - uit verren ïan- van den voorfpoed uwer wapenen is zelfs tot mi' eender- onze ooren gekomen, fchoon wij zeer verre bond met ons. af woonen, en wij agten het tot onze grootfle eer ecne verbindtenis met zulk een natie te mogen aangaan , welke wij op het vs. 7. Toen fterkst verzoeken. 7. Het antwoord van den nen™S Wd tot deze lieden die onder de Heviten tot de Heviicn; behoorden, was bedenkelijk: — wij kunnen u rmsfchien ~ * woont gijlieden daar op niet antwoorden, iprak men, hoe gevanhons7dboe negen wij anders tot zulke verbindtcnisfen een™ verbond zi.i« liet zou gebeuren kunnen, en daaromtrent met u maken? hebben wij zelvs eenig vermoeden, dat gij onder de inwooners van dat land behoordet, en dan hebben wij geen vrijheid eenc verbindtenis vs. s. Zij dan van cnafhanglij'kheid aantegaan. 8. Doch de affiltZ wij Ijn gezondenen tragteden die vraag op dc beste uwe knechten: wjize te ontwijken; zij zeiden: wij geeven ons toen zeide ?o- J ,, . , fibua tot hen: gewillig over, op welken voorwaarden ook den ,Zienglvari als v/ij maar de eer mogen hebben met u in waar komt yerbjadten,is tc haan; doch Joschua hield aan met hun te vragen: wie zij dan waren? vs. 9. zij nu en van welke natie afgezonden? 9. Nu kouzeidentothem: j„n zj: rrev0cglijk niet zwijgen; zij ontduikteii uwe knechten -' 3 OJ zijn uit zeer het gevaar van ontdekt te worden, dus: wij «komen""dom zijn uit de afgelegendfte onbekendhe gewes>L"^"uwen ten> doch 20 vcr is dc eemaM1 vun Jdovah gaat, niet eeuvouwig den vrecde verzogten, zonder bedrog daar onder te mengen ; Hezel lost dit zo op : het aanbod van vrecde betrof alleen de volkeren buiten Kanaan, waarmede ik in zeker opzicht overcenkoom; ftraks hierover nader.  van JOSCHUA. Hoofdd. IX. 497 uwen Befcherm - God doorgedrongen, want,,, ... het roemerijk gerugt heeft ons allen die zeld- wij hebben zijri zame voorvallen, in Egypten gebeurt, aange- hoon™ en'cHe» kondigt, - 10. Ja het jongfte bericht heeft S^b§3& ons de zegenpralende overwinningen op der ^ E15 Amoriten Koningen medegedeeld. — n. Dit, gedaan heeft en niet eenige oogmerken, het geen ook uit ntngVn*68 der onze onverfchilligheid omtrent de voorwaarden 4>°r''e« > die ° aan gene ziide blijkt, maar de zugt tot den Godsdienst van der jtrdan* zulk een God, drong de beftuurders van ons delT"' Koning gebied, om ons aftezen den;-, wij bekwamen ™n 0^"AdeU' last ons met het noodige tot zulk eene lang- Koning van Ba- , . . .. , , zan, die teAs- dunge reize te voorzien ; wij kregen bevel tbantb [woonom u overal te zoeken , waar gij ook mogt dev^ „_ Daar_ gelegerd zijn, en zonder eenig beding maar om fprafcenon- n ° , „ ze Oudften, en met u een verbond van vnendfchap te hui- aiie de inwo- x>„ * i •• neren van ons ten. — 12. Ln ten bewijze van onze gezeg- ,and tnt 0ns, den, verzoeken wij de vrijheid onzen leeftogt, zcssende •', ' J j "b1-} neemt reiskost voorheen versch maar nu droog en bedorven, met u in uwe . . , handen op de te mogen vertoonen; — 13. Onze drmkva-reis, en gaat ten ledig, gefcheurd door de reize, ons ge- l\^°f0[ waad, onze fchoenen, getuigen zelfs van 011- hen s w«' z>i" ° „ . . , ulieder kncch- zen moeijehjken togt. 14. Zommige heden ten: zo maakt van de vergadering zagen hunnen leeftogt [Jën/met v0"s~ naauwkeurig naar, zij ontdekten het bedrog vs; I--D}t ons brood hebniet , maar deden Verflag aan den raad dat dit ben wij warm eerlijke lieden waren ; de Vorst en de raad ko^fuft onze nu begingen de dwaaling om hunnen grooten menC"cnsd"gë Koning zelfs over dat verbond niet raad te rocn wij uit- .. ,. , togen om tot vragen, gelijk zij verplicht waren geweest, ulieden tc reizen ; maar ziet, nu - is het droog, en het is befchimmeld. vs. 13. En deze Iedere wijnzakken , die wij gevuld hebben , waren nieuwe ; maar ziet , zij zijn gefcheurt: en deze onze klederen, en onze fchoenen zijn oud geworden, wegens deze zeer lange reis. vs. 14. Toen namen de mannen van hunnen reiskost: en zij vraagden het den mond van jebtVnb niet. EL Deel. li  49s Het BOEK vs. 15. En 15. Zo dat Vorst Joschua ecne verbindtenis yofibua maakte t j ibot, welker inhoud eene onderlinge vrede met hun, "'^ ' en hij maakte behendige vreede was, zonder hun oit ot oit, me" hunr,b°dat gelijk het krijgsgebruik tot dus verre onder l'eler beUu-hen medebragt, de vrijheid tebeneemen, of den zou: en jien te verdelgen. Na dat dit verdrag gede Overften der , , . _ , , vergaderinge maakt was, werd het door den Raad en de zwoeren hu.,^ afgez;mten plcgtig bezwooren. 16. Doch al het gefchiedde d de ]}st ontdckt, 'er verliepen nauw- ten einde van . drie dagen, na iijfcs drie dagen, of men hoorde in dc Armee, bond1Jmct hun hoe die afgezondenen hunne nabuuren waren, gemaakt had- a} •• My urfejêgen in het hart van het land den, zo noor- j a o o den zij, dat zij Kancuiii. 17. Van een gedeelte van de Ar- hunne naburen .. , , , waren, cn dat mée in bcweegmg geraakt, hoorde men, doe v!y"ü,n w'ue" men beraadllaagde welke heden optecifchen , wonende. ^at Gibeon, Chtphira, Becroth, en Kiriath- vs. 17. Want „ . • , ■ ja. toen de kinde- Jearim heden waren nu m het verbond be- voorCgen^zo ÖÖten. iR. Doe moest men hraks afzien om kwamen zij ten vijandelijk aantetasten , en alfchoon hier derdon dage .1 j „■ , aan hunne ite- 0Ver heftige twist in den raad ontltond, OOlden: huanefte- „ r den nu waren Gibeon, Chtphira, Beëroth, en Kinath-jearim. vs. Ib. lin de kinderen van IsRAëL floegen hen niet , om dat de Overften der vergaderinge hun gezworen hadden bij Jehovah, den Elobim van Isracl: vs. 15. Dat dit verbond geoorloofd was, en niet ftreed met de gegeeven oorlogs-wetten, en dus flipt behoorde onderhouden te worden, blijkt uit Hoofdd. XI: 19, co. het diende zeer om den Israëliet menschlicvendhcid intefcherpen, en hunne zucht tot veroveringen te matigen; uit hun ftraf blijkt het , hoe men volgens Jehovah's kriigsrecht met de binncnlandfche Kananeërs moest handelen : de wet waarop alles gegrond is, vind men Dcut. XX: 10, 17. Ditmar redeneert in zijne Gefchichte vrij wel hier over, doch zonder dc regtc toceigening: — het plan was bij gewillige overgaaf, dat volk ofte doen wonen als onderdanen, of als colonien elders tc verplar.tzen; dit zogten dc Gibeoniien listig voortekoomen door hun gedrag, cn een vrij volk , fchoon bondgenoten vau Isracl docr verdrag, te blijven.  van JOSCHUA. IIooföü. LX. 499 deelendc de meerderheid, dat men aan een daarom kimnert vvn hen met Verbond op bedrog aangegaan met gehouden aantasten, was: echter oordeelde Joschua dat men ys. 19. Toen den eed heilig moest houden. 19. Het volk óventen tot belust op plundering had hier het flerkst op d^™^h? ^-J aangedrongen ; doch werd in h.un verzoek hebben bun, 1 r n i L J a • gezworen bij ook nu afgeflageti, om dat dc raad eenparig jebovab, den befloot, dat men bij die verbindtenis in den Ztv- naam van Jêkovah hunnen Koning gemaakt, om. , kunnen " ° ' wil hen met blijven, 20. En daarom zig aan die verbind- aantasten. tenis houden zou , hct ging hoe hct ging Zl,uen wij hun aan de ftraffen van eedbreuk wilden zij zich ^n^i^etYèven niet bloot geeven. Si; Dat men evenwel ook behouden: o» , dat geen grote het volk genoegen geven zou, cn de Gibeo- toom over ons mtèn tevens over hun bedrog ftraffen, hen tot dfc^ eene zoort van dienstbaarheid brengende ten wij hen ge- zworen heb- nutte van het algemeen, en wel bijzonder voor ben. den Godsdienst, te weten, om bet hout en '^taiea «5 het water, en al wat tot den Tabernakcldienst Overften tot ' hen; laat hen gevorderd werd, te zwaar en te haafsch voor de leven, en iaat , . ,, n r hen houthou- Leviten, te draagen, en dat zulk een ltrar wers, en wabeftaanbaar was met het beloofde van den raad ^j™1 aan hun. 22. Nu ontbood Toschua dc ge- deriag* zijn, gelijk de Over- zantcn, gekomen om na den opeisch der ite- ïten hun toegeden het voorgevallene te ontdekken; hij vroeg ze?ts.he^?'1'En hun, wat hen bewogen had door list hen te ö hen , en fprak misleiden ? — of 'er dan geen andere weg tot hen, zegVoor hun had opengeftaan? 23. Dat dit teft. JS^bt g$Hehoogften in hun aftekeuren was, cn dat zij den ons be_ 0 ' J drogen , zeg- daarom ook geftraft zouden worden, want «entfe; wij zijn zeer verre van ulieden gezeten, daar gii in het midden van ons zijt wonende? vs. 23. Nu dan vervloekt zijt gijlieden, en onder ulieden zullen niet afgcfneden wor- vs. 03. Dit was ook het beste middel om hen den afgodsdienst aftcleeren, ten minften voortekomen, dat zij door hun verkeer niet befmetteden, li 2 dasr  5oo Het BOEK den knechten s dat het befluit van den raad was, dat het noch how^ou- g^j^g gemeenebest van nu af dienstbaar tentChu'i"eervan *oude zijn aan den openbaren Godsdienst, om mijnen Elobim. daartoe bet geringhe werk te verrichten , zondanS'antwoord- der dat zij oit van die hraffe ontheven konenVle^d* de» worden< 24-. Waar op zij Vorst Jowijl het uwen s c n jj ,Y en den raad andwoorden: — vindt gij knechten voor- . .. - zeker was te ons gedrag vreemd Vorst! denkt gij dat wij te venTdtt ejcbt~. weinig vertrouwen op uwe edelmoedigheid ifm UWziTien hadden? — dan zoudt gij al te ongunhig van knecht Moses 0ns denken; de angften die wij hadden, heb- gebo 'en heeft, , . , , , , 5at hii ulieden ben ons tot dat bedrog vervoert; hct werd ven ? én"daifeCn ons ten allcrfterkften verzekerd, dat Jehovah de inwonereh rceds aan Moses bevolen had, de hra'èliten des lands voor . . „ uiieder aange- te gelasten , vermids Hij hun gewis in Aa%n 'zondof zó ««Aft bezitting hellen zoude , te zorgen , vreesden wij fat ^fa fa QUfa InwOOlierS Werden uitgeonzes levens . .. '. zeer voor uüc- rocid; dus waren wij bcdugt dat wij nimmer d«^ aangezien ^ ieeven zouden kunnen behouden dan door hebben wij dc- j verdrag, en daarom bedagten wij deeze ze zaak ge- » ° •> dj daan. iist. 25. En nu onderwerpen wij ons met de misziet5,' wil grootfte gewilligheid aan alles wat gij ons hand: 'doeTe- °pkgt, cn wat gij recht cn billijk over ons lijk het « wur- oordeelt, daar aan zullen wij gehoorzaamen. recht %c zij», 16. Nu werd ook dit verdrag gehouden, in itfenT beh""~ weerwil van het gemurmel van het gros der vs. Zo Armc'c , Toschua' beveiligde hun leven, dede hii hun ' J dus, en hij ver- 2-i Maar verdccldde ze onder de Leviten , loste hen van • , . .. , de hand der om hen in het lastige dienstbaar te zijn , kinderen van Isracl , dat zij hen niet dood floegen. vs. 27. Zo gaf Jofcbu* hen over ten zeiven dage tot houthouwers, en waterputiers der vergaderin- daar de Leviten boven de anderen meer beveiligd waren door kundigheden en zclvbelang. vs. 27. Die uit hunnen arbeid, ook uit Ir.nne eerfte aarfpraik befluitcn wil.  van JOSCHUA. Hoofdd. IX. 501 vr oral voor de tafel van den Heer, waar §e > en «at tot den altaar van in zij nog heden zijn , en nog nader in jebovab, tot zullen gefteld worden , zo dra als onze dec"e pfjife', Heer een beftendig verblijf zal gekozen ^ hij^verkiehebben. DX. HOOFDD. oe nu de Koning van jferufa/em, een vs. Ha Vorst, die wegens zijn' koninglijken zetel foen^^ado™eenig recht had om te waken voor de bclau- Zedek, deKo- : • j j , 1.1 „ning van Jer u- gcn van de inwooners van dat deel van Ka* faiem , gcnaan, en dus een zeker hoofd der vereenigdé \\^Xj$fch^ Ai Koningen was, het geen zijn naam fchijnt ingenomen * en " ........, .... v ,, . . J J haar verbannen aanteduiden, nauwkeurig bericht kreeg wat had, [en] Ai, «,• ,. . 1 t en haren Ko- het lot van Ji geweest ware door Joschua ning zo gedaan veroverd, hoe de inwooners van die ftad |}ad? ,ïClllk ,hl' yericbo, en ha- evcn als die van Jericho behandeld waren, ren Koning gc- , , „., . .. , ,. .. daan had, en ja hoe ee Gibeomtcn, zijne naburen die zijne dat de in onegrenzen moeften dekken, afgevallen waren £r^mme»*u" van hunne verbindtenis, en 'er in tegendeel R*ëL gemaakt hadden, en in eene met Joschua gefloten hadden, en't midden derrondom door de Israèliten omringd waren. zeiVer waren" 1. Begon hij ten iiiterften bevreest te wor- vs. s. zo den, dat deze voorfpoed voor hem en zijne "^"antq;1 verbondene Vorftcn van de flegtfte gevolgen beo» was eene ■■ va ,1 j r j 1 Srote ftad, als zou zijn. Had zulk een vermaarde itad als eene der Ko- wil, dat zij den Joodfchen Godsdienst omhelst hebben, befluit te veel, dan zou 'er zo veel bedenking bij den raad niet geweest zijn, en de Hiftoriefchrijver zou dit niet verzwegen hebben , maar nu komen zij onder het opzicht van hun die hun eenen beteren Godsdienst konden leeren. vs. 1. De betekenis van zijn naam is niet om dat hij iets van het Karakter van Melichizedek had, maar ziet op zijn gezag onder de overige bondgenoten. Ii 3  502 Het BOEK ningiiike fte- Gibeon en hare onderhorige heden, het geen den: ja zij was mct ecn koningrijk in aanzien dingen konde, groter , dan ° J « * en niieM- zich onderworpen, zonder, gelijk die van y?/, ren™/»""-!"Wa" minder in magt, tegenftand te durven bievs. 3. Daar- fan fa kwaade voorbeeld zou mogelijk door om zond Ano- ' . Ki-zcnF.ic, Ko- anderen gevolgt worden , 3. Na dit in den Tffld voorgedragen tc hebben , is het befluit, » *q men zou de magtigfte nabuurige Vorftcn H 0br»n, en tot nAM Koning van Chcbron, Pi ra mus van Piramus , den ° T , . ^ Koning van Jarmuth, J ap ii ia van Lachis, en DüBIll ^'""japiiia6" van Eg/011, dit gevaar tragten door afgezanden Koning van tcn 0I,der ilct 0OO- tc brengen. 4. Hen aanma- Litcbt', en tot ° o t Bkbir , den nen, dat bet meer dan tijd was hunne troepen Koning van , . . . , , Egion, zeggen- t zamen tc trekken, en zich met hem te verecd°vs. •-. Komt n'Scn-> om de Gibeoniten tc beoorlogen, die op tot n-,:,i, en trouwlooze voorbeelden geweest waren voor helpt Mi, dat T wii Gbeon het algemeen belang, door met Joschua fijanvrede 'ge- cn zün V(Jlk te verdraagcu; men moest derïriet1;t>/rï"rt ^dYen uct t01ice' des oorlogs,zo fpoedig mocn met de kin- gelijk was, op hunne grenzen tragten te Voederen van Is- „ n uAëL: ten. 5. De voorljag vond algemeenen ingang; •vs'i 3' T^ dc Legers der viif bondgenoten trokken met wierden v.er- ° J o zameid, en fpoed tc zamen, om zo ras mogelijk naar vijf Koningen Gfbeon te rukken, en het beleg voor de had de'K^nuTg' van tC fi:lan 5 nct gftW hfjP gelukte, zo VCt Zelfs Konin n dat n *>mn*n net benauwd begonnen te citbrtn , de hebben. 6. Waarom zij, dewijl de had noch MrSuts , Vd" rian aUcn zijden' niet volkomen ingcflotcn vdrs, Koning van ten fpoedighen heden doen vertrekken naar het Lacbn, de Ko- 1 D riingvanË'gUn', hoofdleger van Vorst Joschua, met ccn eij, en alle hun- .. , , . , , ne legers : en OOtlllOCdlg VCl'ZOCk 0111 hen, dlC Z1C1I Op al- r'//;^0;1 gC"'en 'c voorwaarden aan hunne macht ondenvorkrijgdèn tegen pcn hadden, nu ook als onderdanen tc be- ■haar. ! ' vs. 6. Oc mannen nu van Glben zonden tot Jtfibua in 't leger re Gilgal, zeggende: trek uwe handen niet af van uwe knechten, kom haastig tot ons op, en verlos ons , en help ons : want alle de Koningen  van JOSCHUA. IIoofdd. X. 503 fchermen, en te pogen om hct beleg te doen ** g^'Q opbreeken; dat de zaak fpoed vereischte , bergte wonen, r ' . -i hebben zich te- dewijl ' de 5 vermaarde Koningen van net gen ons verga- bergagtige van Kanaan met vereenigde macht f Toen voor hunne ftad lagen. 7- Vorst Jos c h u a toog jyji» ' op van Gilgal, draalt niet, maar hct hoofdleger te httgal is , en »i het ftraks in beweging; de algemecne monftcring \^™fa 2£ gefcbied , men kiest de bloem van het krijgs- ^w*«M belr volk, de danpertte lieden om hct ontzet te vs. 8. Want „ , t ij Jebovab had bewerken, 8. Doch Vorst Joschua had fot >yiiM ge. nu voorzigtigcr gehandeld, hij had alvorens >v Jehovah raad gevraagt, en antwoord ontfan- want ik heb •' 0 , ■', r hen in uwe gen, dat hij maar zonder bedenking cue 011- hand gegeven : derneming doen mogt, want dat hij zegenpra- ™ len zoude, hoe machtig dc vereenigde Vor- uw^aangezieh- ften ook waren. 9. Met allen 1'poed verlaat vs. 9.' zo bij dan het Leger, en marfcheerd den gant- eb£ fchen nacht over, om met den dag zich voor ^ndsnn^£ Gibeon tot ontzet te vertoonen, 10. Dc 011- over was hij i.j van Gilgal op- vervvagte komst van Joschua verweUte de getrokken, uiterfte verwarring in de belegeraren , welke j^J0' J;'} door de beftelling van Jehovah aanmcrklijkcr ï*» /W«» toenam; van deze gelegenheid bediendde zich aangezichte,en Joschua, viel op hen aan, bragt de gant- j?°D% ^gVo^cn fche Armée in wanorde , zo dat; zij niet tag alleen het beleg opbraaken, maar in de ui- hen oP der, . „ , , . • 1 weg, daar men terfte verwarring aftrokken, met om zicli 111 raar nt:b.h„. bunne fteden te werpen, maar naar Beth-ho- £J ron te trekken, dat op het gebergte ligt, al- Jvha ™ tot ' . makkeda toe. waar zij ook niet lang ftand hiekieu, waarom vs. „. Het hij hun' tot Azeba en Makkeda in de vlakte f™dVÖor fioeg. 11. Hierbij kwam nog eene gebeurtenis he^aangeziciue die hen nog meer vernielde; doe zij in hunnen vluchtten,zijn- , „ , , „de in den af- hertocht omtrent het laage Beth-horon waien, gang van; Betir viel 'er eene buitengewoone donderbui met w*.-, zo wierp li 4  5°4 Het BOEK jehovah grote vrecsfelijke hagelfteenen, welke vlaag aanhield Henen op hen ..... ö van den he- tot dat zij bij Azeka kwamen; de Heer be- i« tóe,0tdac zij kierde dit om reden zo, dat de Israëliteri daar wtrerT'ermeê? van bcvrijd bleeven, fchoon in het Leger deidie van de ha- bondgenoten daardoor meer fchade gedaan was, gelftenen ftor- , , T .. , ven, dan die dan doorj oschua met zijne zegepralende wavan klinsrlrö" Pencn' 12 • N°g een veel aanmerkelijker gebeurmet het zwaard tciiis viel 'er voor: Vorst Joschua namenvs. 12'. Toen lijk vol moed, fmeekte met aandrang zijnen tot'lk ï'ehilaT, Heer, dat deeze dag volkomen beflisfend ten dage ais m0gt zjjn door de nederlaag der verbondenen Jehovah de ° J 0 Amoriten voor Koningen; hij bekomt antwoord, en teffens derM kinderen een allerwonderbaarst teken zo ontmoedigende overgaf ISRAen voor Kanaanitm, die .anders de hemel - lichzeide voor de ten aanbaden als bemoedigend voor de Israëraëiiten } zon, li ten, nu reeds min of meer vermoeid door tii'Jf en % nct hittig najagen; — op den middag hoorde maan , in het mcn Joschua, vuurig van verlangen om den dal van Aja- J in o ion< ilag op dien dag beflisfend tc mogen hebben, de volgende woorden zeggen: Gij glansrijk licht! daal niet naar het westen , maar blijv boven Gibeon ftaan , en gij afnemende maan! die de zon reeds vooruit loopt, rijs boven vi. is- En de Af alom dal! 13. Hct gebeurde zo; de zon en" denmaan Dleev narc fr'^lcn een etmaal langer uitfehie- o>. 12, 13. Dit ganfche vcorftel voelt elk lezer dat fragment van een volkslied is. — Dit moet derhafven hier vooral in het oog gehouden worden, zullen wij omtrent dc waarheid van de voordragt in dit ftuk iets kunnen oordeelen, dat wij deze woorden met geen wijsgecrige naauwkeurigheid beoordcelen kunnen: — want het (lilflaan der zon te Gibea was wegens de ligging van Paleftina buiten den zonkring onmogelijk — over het ftil ftaan of den loop der zon volgens de verfchillende hemeiltelzcls hier uïttcweiden, is gansch te onpas. — Het wijsgeerig te verklaren van den gewoone loop der zon, die natuurlijk gebleven zou zijn, alleen dc lucht- ftra-  VAN JOSCHUA. Ho 0 FDD. X. 505 ten, terwijl de maan in haar ontleend lU^t,^^-^ ook zo lang verborgen bleev, tot dat de dat zich het .„ , . volk aan zijne overwinning volkoomen was over de vereenig- vijanden Rcde Legers (gelijk dit alles opgetekend is in dat iT^V^: bekende Boek, geplaatst in den bundel waarin [chreven in -t ' 0 r boek des Op- van Israöls voortreffelijke mannen gezon-rechten ? de gen word) de zon bleef op den vollen mid- f °n tt °JJJd(^ dag in hare fchijnbarc beweeging ftaan, en de dcs, hemels, o ■> o,po 1 ell haastte met maan vervolgde haaren weg niet, om over den om onder te nacht te gebieden, en zulks bijna twaalf nuren f "nen Toïkólang. 14. Zulk een zeldzame dag, zo alge- ™n?n meen opgemerkt, en van dat gevolg, is tot voleind was. , , ro . ,. ... . vs. 14. En heden toe zo wel voor dien tijd als nu nog daar cn was onbekend; welk een held heeft op zijne bede |^daffd^ den da"- zelv verlengt? dan dit alles diende hem, noch na 0 a hem, dat Jebo¬ vab de ftem van eenen man [zo] verhoorde: want Jebovab ftreed voor IsliACL. ftralen meer verlengt zijnde, agt ik ook onwaarheid: maar niet minder verwaand vind ik het gedrag van de Bijbelftrijders hieromtrent, die altijd in de donkerheid met het meeste voordeel willen ftrijden; wil men hen met gronden wederleggen , dan leeze men den Bijbel der Natuur van Sciieuchzer; onder de niéuwfte gefchrifteri verdiend zeker Sturm's Verhandeling ijl Jof. X der flilfland der Sonns ,oder des Hagclwetters zuverjleben 1778. een onbevooroordeeld onderzoek: van vs. 11 tot 14, alleen' vs. 13 uitgelloten , is alles gefchiedkundig. — Hct is, zon cn maan houdt op met fchijnen! deeze uitdrukking van Joschua is met andere woorden ,dat het zo lang donker blijven zonder zon of maanlicht, door de zware hagelbui, tot dat ik de overwinning behaald heb; ik wil dit niet verder uitbreiden , dit alles loopt natuurlijk af, maar men verdoold ook veel te ver door zulke vcronderftellingen, dan behoort. — Ik zal maar iets tot waarfchuwing zeggen: ik maak dan onderfcheid tusfehen hct gefchiedkundige, en het poëtifche uit het fragment, het laatfte vinden wij in het ede lid van vs. 13.: ais ik niets anders gevonden had in die verhaal dan deze Woorden, zou ik dit poëtisch opgevat hefiben , en nimmer aan eenig natuurlijk verfchijnzel gedagt hebben; de Dichter van dit fragment heeft lj e! naar  5oó Het BOEK vs. 15. Toep om te bewijzen, dat Jehovah zelv den weder f^"n ftrijd voerde. 15- Joschua was eerst voorgarsch Isral-i. nemens geweest na de ontzetting van Gibeon met hem, naar 0 0 't leger tc Gil- weder te kecren naar zijne legerplaats te *%'s. 16. Maar Gilgal. 16. Doch op een bericht dat de vijf gen Vwarenngel vluchtende Koningen afgemat een fchuilplaats vloden en had- (reZ0gt hadden in een der fpelonken bij den zich ver- ° . TTT ... . . borgen in de Makkeda. 17. Waar van hij nu nauwkeuriger Makkeda. b" tijding bekwam. 18. Hierom gaf hij order de vs. 17. .En ZWaarfte fteenen die men daar in den om- Jofcbua wierd . , geboodfehapt , trek vinden konde voor de lpclonk te plaatde" vtf/i^ialn- fen, en een goede wagt nog daarenboven gen zijn geyon- oor jc11 ingane tc laten. io. Terwijl hij den , verhor- ° 3 ^ ■> J ; en in de fpe- tevens last gaf aan zijne Armée, om intus- lonk bij Mak- . •. ictia: fchen hunne overwinning op die Armee, welke vs. 18. Zo zeide JoTcbua ; wenteld grote (tenen voor den mond der fpclonke, en (lelt mannen daar voor , om hen te bewaren, vs. 19. Maar ftaat gijlieden niet Uil , jaagt uwe vijanden achter na, cn flaat hen in den ftaart: naar het verhaal van den fchrijver dezer veldtogten zich niet van zijne inbeelding bediend, maar heeft een gefchiedkuudig bericht van een gezegden des helds in het hevigfle van den ftrijd gevolgd, cn daarop de poëtïfche fpeling gemaakt. — Daar 'er nu bij de oude volkeren overblijffels van zoortgelijke wonderdadige voorvallen zijn, bij IIenry in zijn vertoog over het ftilftaan der zonne te vinden, en dit de oorfprong van het dichterlijke bij Cai.limachus en anderen fchijnt te zijn; hierom durf ik hier zo ftout niet van het gewoone afgaan , fchoon ik edelmoedig wil bekennen, dat dc toon van voordragt vs. 11 en 14. weder zo verbazend verfchilt van vs. 12 en 13. dat men naauwlijks niet weete dit te vereffenen; daarbij komt in dc eigenlijke verklaring het ftilftaan van de maan gansch niet aartig in. — Stilftaan kan ook gelukkiger voor niet febhnen, dan voor langer fchijnen met voorbeelden geftaafd worden; hoe het zij, zulk een onweder, cn dat zo langduurend op hct gebed van Joschua met de wonderbaarfte omftandigheden vergezeld , die vereenigd zijn, is de zaak die altijd als gefchiedenkundige waarheid in dat boek haare kragt blijft behouden.  van JOSCHUA. IIoofdd. X. 507 nu van hunne Vorfren beroofd was, voikooiuen iaat iien in hunte maken; het was hun nu ligt den vijand geftadig in dc achterhoede te vallen, en zulks »^ onverfchrokken te doen, dewijl dc overwin- hen in uwe ning zeker was. 20. Na dat dit alles nu ge- ^fE"ïfc lukkig was uitgevoerd, zo zelv dat de Ar- *»f™d;; mee op weinige benden na gefmolteu was, cn en de kinderen dezen gevloodcn waren naar de bcmuurde fte- digt luidde:! den, waar in zij zich geworpen hadden, ^nrmetge^ 21. Was Joschua met hct overige van de flag te^ftaan, Armée blijven ftaan in de vlakte van Makke- mekt waren : da, zonder met iemand Haags geweest tc zijn; gcblevcncn,dic geen krijgsgefchrei bij eenen aanval gebruike- jmto ovw, lijk was 'er gehoord. 22. Doe gaf hij order, ten, in de vaat 1 , te fteden wa- uu alle de benden bij den anderen waren , rcn gekomen, de fpelonk op te ruimen en de verbondene k Jrsje 2a\- ,f° Koningen aantcvoeren. 23. Straks werden yoik tot) r r . febua ui t ie- Jerufalems , Chebrons , Jarmuth s , Lacnis , ger bij Maki»en Bgknh oppergebieders ten voorfchijn gc- ^man^terf bragt. — 24. Doe zij voor het front van het *ün w"?^ Leger Honden, roept hij allen toe; dat zij aan- van Israël géfchouwers van hun vonnis moesten zijn; dit rovs.'c.2. Daar vonnis gebood hij den Overften.-waarfebijn- "c£,j?d%^n"t liik van dc lijfwagt ter uitvoer te bren- den mond der r,-. n , 3 lpelonke , en gen: — Zij. moeiten hunnen voet zetten op cie brengt tot mij nekken dier Vorften, ten bewijze van hunne jj*,;,*1^ overwinning. 25. Bij gelegenheid van die diefpeionke. 0 ° J 0 0 vs. 23. Zij nu plegtigheid fprak Joschua hct heir m dezer deden zo , en , , , brachteu tot voege aan: zijt nu verder onvertzaagt, iaat llcm ui£ ó-s vijf Koningen, uit de fpelonk, den Koning van Jerufalcm , den Koning van Chcbion, den Koning van Jarmuth , den Koning van Lachis , den Koning van Eglan. vs. 24. En het gefchiedde, als zij die Koningen uitgebracht hadden tot Jofcbna, zo riep Jofebua alle de mannen van IsRAëL, en zeide tot de Overften des krijgsvolks , die met hem getogen waren : treedt toe, zet uwe voeten op de halzen deezer Koningen: en zij traden toe, en zettedeu hunne voeten op hunne halzen, vs. 25. Toen zeide Jofcbtia tot hen; vreest niet, en ontzet u niet, zijt fterk, en hebt goeden moed:  5o8 Het BOEK want zo zaï in geen geval den moed zinken, ziet hoe uweTvijandcn uw HeE11 alle uwc vijanden die zich tegen u doen , tegen verzetten behandelen zal. 26. Daarop geweiken gijlie- f den flrijddet. bood Joschua hen door houwen van het jofciua6'üoc\ leven te'berooven, dit volvoerd zijnde, werhen daar na, ^en zjj ten aanfehouvven van het gantfche en doodde J _ ° hen, en hing Leger aan vijf ftaken opgehangen , tot den hen aan vijf .• . , . , houten: en zij avond toe. 27. Doe werden zi| in gevolge houten tot"den dti Mofaifcbe wet afgenomen, en in dc Speavond. i0nk geworpen, waar zij uitgehaald waren, vs. 17. En n. , j j 1 het gefchiedde en een groote Itcenhoop werd tot gedagtenis zoVom?ergingC, voor den ingang van de fpelonk gcftapcld. 20 beval >- 2g Nog op den zelfden dag tast Toschua febua, dat men j • hen van de Makkeda aan, daar hij met zijn Armée nu r*!elIt,en en'"zij ftond, veroverde het, en doodde allen, van den wierpen hen j^on;nfr af tot den geriiigften toe, zonder ie- m de fpelonk, 0 0 n ' daar zij ver- mand te ontzien; de Koning gedood zijnde borgen geweest , , waren: en zij werd even zo behandeld als de Vorst van ftfnen vo°or Jericho , een groten hoop werd op zijn lijk den mond der eeftapeld. 20. Van Makkeda toog de ganfche fpelonke, [die \ , r , ... . daar ziin] tot Armée met lpoed naar Libna niet ver van °PvsdC'2?. Des' Makkeda meer zuidwaards, zij eischte ftraks dc zeiven daags ftad in . den algemeenen fchrik op. m ha- uithrektc van Kades-Barnea ,de uiterhe grenzen ren Koning ge- Kanaün tot Gofen, cn Noordwestwaards daan had. J J vs. 40. Zo bij de zee tot Gaza toe. 42. Dit alles werd floeg fefibu* 3 , , ,7 1 c het ganfche tt éénen veldtogt gedaan, het geen ongeloot- hërstè/en het lijk tchijflt, zo UÏCt Jehovah ïsracls Ko- Zuiden, en de jjjjj- voor inm gêftretieii had. 43. Daar op laao.e landen en 0 0 ■■ ,ie ftaande wa- keerde JosciiuA weder met zijn Armee teren , en alle hare Koningen, hii liet geen overig overbli.iven : ja hij verbande alles, dat adem had ; gelijk jebovab , de Elobim van Israël geboden had. vs. 41. En je fibua floeg' hen van Kades-Barnea, tot Gaza toe : ook het ganfche land Gofiu, tot Gibeon toe. vs. 42. En jofchua nam alle deze Koningen , en hun land op eenmaal: want Jebovab, de Elobim van Isracl, lireed voor Israël, vs. 43. Toen keerde Jofibua weder, en gansch IsRAëL vs. 40. De afoping der wateren, Faeer in zijn Archeologie, doet on^ hier denken aan de binnenlandfche meiren , met veel waarfchijnlijkheid. vs. 41. Dit is niet het Egyptisch Gofen , maar een ander in Juda, benoemd naar een ftad Gofiben Jefaia XVI: 51. zegt Mich.; ik heb daarom nog geen zekerheid genoeg om dit in dc befchrijving intevoe- 1 en.  VAN JOSCHUA. Hoofdd. X. 511 te rug in het hoofdleger, nu nog te Gilgal met hem, naar , ö ° ' ° , ö 't leget te G;ï- zijnde. t t XI. HOOFDD. 1. X J.ET zuidelijke deel van Kanaan door vs. 1. Het geden g ezegden veldtocht ten grootfte declc vero- na^ als jABIiV^ verd, en Toschua nu weder in het midden c'f Koning van 7 J Jrlazor , uit des lands in zijne eerfte legering te rug ge hoordé , zo kcerd zijnde , bekomt hij al ras aanleiding j'obab , den om ook het noordelijke gedeelte vim Kanaan aan ^"j"„g; envtalJ te vallen : de toen ter tijd regeerende Ja- den Koning 7 van Simron , EiN van Hazor, bijna op de bovengrenzen en tot den Ko- van Kanadn geleegen , bericht ontfangende ™c%hT Ach" van de veroveringen van Joschua, vond zich verplicht in tijds zich te wapenen; hij j j 1 1 • ir • t J vs. e. En tot zond dan tot dc naburige Koningen, Jobab de Koningen, te Madon gebiedende , die van Simron en Noorto%» »t Achfacph. 1. Ook tot zijne agterbuuren aan gebergte, at • r j o 0p het vlakke Libanons gebergte, cn die in de vlakke landen tegen het Zui- , , .. , „. , den van Cinne- oostwaards bij de zee Cinnerotn woonen ; C11 -m de noordwaards tot zijne voorbuuren in de vlak- l^la)b te Isracls, en die aan de Middenlandfche aan de zee t waren. zee woonden tot Napboth- Dor toe. 3. Ja Vs. 3. Tot de zelv tot de ftrijdbare Kanadniten , die de ^^"o^Vlakke landen aan de Middenlandfche zee of «" > 5" te?en het Westen , Jordaan bewoonden, en de volkeren die en de Amori- , , . ten, en de He- nooiv.waards nog niet overwonnen waren, en tinten, en de hun verblijf hadden langs den oever van den fl^^^'p Jordaan, de Amoriten, Hethiten, meer berg- het gebergte , ,y , ' ' . , cn de Ueviten waards vvoonende, de nog maar ten deele onder aan iie>overwonnene Phereziten , en Jebufiten ook Mtet™. 1 imd vs. 1. De Vlakte werd het meest Ctehfyrie genoemd, een fchoon* ftreek tusfehen den Libanon en Anti-Libanon. — Dor anders Tortv.ra. v. -. Dit is meer bekend onder den naam van Samocienitis meir.  51?, Het BOEK meer binnenwaards wannende , zelv tot de vs. 4. Dezen Heviten agter ben bij Hermans vermaard genu togen uit, bergte wootiende. 4. Hct verzoek is, zich tog en alle hare & * '...„* heirlegers met ten lpoedigite tegen den algemeenen vijand voiks', ais'het te wapenen, en een gedugte Armee in het zand, dat aan ve2(j te brengen; dc voorflag vond ingang; den oever der r . o o 7 zee is in veel- ecne ontelbare Armée werd 'er op de been heid : en zeer . , . . .. n veeie paarden gebragt, wel voorzien van rotten] cn itrijd- en wagenen. wa o deze Koningen Koningen maakten hun hoofdleger niet verre ■wierden ver- , ... TT V i saderd i en van het gebied van Hazor, die het opperïegïrden ' zich bevel fchijnt gevoerd te hebben; zij hoegen t'zamen aan de \mn Leger neder aan den oever van het meir wateren van .,«»-, n , Meron, om te- Meron, waar uit de jordaan aroom haar wa- krijgen^61" tC tcr ontvangt. 6. Joschua ontfong bericht vs. 6. En>-van dien algemeenen toehei, hij raadpleegde frnvab zeide tot ° ' 1 r ° jofcbua; vrees hier over met Jehovah zijnen grooten Veld- nïet voor hun- , ,. , , , . ne aangezich- heer, die hem antwoordde: maar wel gemoe- gen' Womtrent ^'gd dit vereenigde Leger aantevallen, want dezen tijd zal dat binnen kort de overwinning zeker zou ik hen allen , , ,,.-.,•■< verflagen gc- zijn, hij moest dan maar den volgenden dag aaTgeXevan op marsch gaan; doch zorg draagen dat bij Israël: hunne ^ overwinning alle de paarden onbruikbaar paarden zult , „ .. , ,. gij verlammen, gemaakt, en de ftrndwagens, die overoverd genen'metVhe"t werden, ftraks verbrand werden, op dat faveur verbran- RAgL zjcb daar van noit bedienen mogt. den. a , T- ~ 7. Vorst Joschua zammeld niet lang, maar vs. /. zAl JO' 1 , ^ febua , en al flaat met zijne ganfche Armée op marsch, waarhet krijgsvolk , , 1 sv methem,kwam fchijuhjk langs den naasten weg, langs den Jor- h'ènlijkaan 0Vde daan zo fpoedig, dat het vereenigde Leger er. 7. Zo Joschua van Cilgal kwam, was de afltand der Legeren wel 30 uuren Micu. in zijn Or. Bibl.'viW dat men met Josephus zal leezen, aan Kadescb wateren. — Ik wil liever hct margett in het 6dé vers onbepaald laten.  van JOSCHUA. Ho o fdd. XI. 513 geen het minfte bericht ontfangt van zijn op- wateren van .. . Mcrom, en o- breeken, voor dat zij de Armee zelve te zien vervielen hen. kreegen. 8. Dit gaf terfrond al veel höop; :ttffi$,£i het Leger niet tot flaan gereed, werd in de ™ ne hand van 0 j IsRAëL, en zij uiterlfe verwarring overvallen, en op de vlugt floegen hen , gellaagcn ; het werd door den overwinnaar {£„ Z1,na,0egte0" nagezet tot groot Zichn in Phoenicie, en de g™ot troepen verdeeld geraakt, werden ten Atde. Misrephot-ma- nagejaagt tot de warme baden in die ftreek , Mispa te- eene vleugel was meer oostwaards naar sen. het^ öosj Mispa gevlugt, deze werd ook volkomen ge- floegen hen , 1 ° , .. , , tot dat zi] geen flaagen, zo dat zij geeu geregelden troep overigen onder meer konde uitmaken. 9. Toen gaf J 0- schua ook wel agt dat de paarden de voor- ^ - plunderd was met het vee, viel ten buit A'Jvt 14. En ai voor de Armde, doch niemand werd tot haaf den roof de- semaa]jt z;j moeften allen omkoomen. zer Heden, en ° ' J bet vee roof- Jehovah had dit Moses zo uitdrukkerc"van Israël lijk gelast; die getrouwe dienaar van zijn Kozlc^?* ning had Joschua dit nauwkeurig ingezij aiic de fcherpt, en deze Vorst, hoe onbepaald anders menfehen met f 7 , „ , .. , de fcherpte des m zijn macht, bleev volkomen bij dezen gecialazïjdhenvér- geeven last Vtn zijnen voorganger. 16. Op delgden , zij ^ e wj:ze wevc\ Vorst Joschua al ras lieten met ■> 1,1 overblijven dat nieefter van Kanadn, zo wel van het bergag- aclv™hid.' Ge- tige als het vlakke land der Jordaan, Zuid- MosEsf'zijnen waards met Gofen ingefloten, ook het vlakke knecht, gebo- \mc\ daar aan , de Middenlandfche zee , hct gebood3 Moses gebergte Isracls of der Edomiten, met des- en"zo dêdf>- zelfs aanzienlijke valei. 17. Van den kalen febua, hij deed ^.p- teu Zuiden of bij Seir, tot Baal-Gad niet een woord 0 ,,',»., 1 •• af van alles, ten Noorden door den Libanon omgeeven, bij Moses feboden Hermous kruinen, en alle dc Vorften van die had- , , landen bad hij eenen geweldigen dood doen vs. 16. Zo ■> ,. , nam jcfcbua herven. 18. Verfcheidenc jaren verliepen er hltdaV'bergte' ecliter eer hij dit alles veroverd hadde. en ai het zui- q van de heden had zich door den, en al het y land Oefen, cn verdrag overgegecven , buiten de Heviten , de laagte , en 3 3 n liet vlakke veld, en het gebergte van Israël, en zijne laagte, vs. 17. Van de kalen berg, die opwaarts naar Seir gaat, tot BaïJ-Gadtoe, in 't dal van Libanon , onder aan den berg Hermen: alle hunne Koningen nam hij ook, cn floeg hen, en doodde hen. vs. 18. Veele dagen voerde Jofcbua krijg tegen alle deze Koningen, vs. 19. Daar was gene ftad , die vrede met de kinderen van Israël maakte, behalven de Heviten, vs. 17. Baal-Qai, thans Baalbeck of Zonncftad.  van JOSCHUA. Hoofdd. XI. 515 die bewoners van Gibeon en deszelfs onder- inwonfren van horige heden geweest waren, maar zij wer- G//«»«.- zijm- » o 7 j mtiize aile m den allen door geweld veroverd. 20. Dit al- door krijg. les was door de bijzondere behiering van Je- jj* w°s ™n hovdh, hun moed om zich te verdecdigen in- Xnèu'"'^ blazende, of die latende behouden, waar door verdokken,dac , ze Israël met zij dan onbuigzaam tot voorwaarden werden $ oorlog te geintegendeel de eerhen in den aanval waren, j^"^ Rh'jf ehnen' en zo werden zij allen ter nedergemaakt zon- verbannenzou- J 0 de, hen ver- del- dat iemand gefpaard werd, en dus werden delgen zoude , de Goddelijke oogmerken in hunne bedreiging j^1*. Vervuld, waar van Moses atrede de eerfte w*, ni_ Te uitvoerder geweest was. 21. In dezen zesja- fyfa&fo^. tigen krijg beoorloogde Joschua ook de Ena- en roéijde de kim nog , waar voor de hrncütcn te voren zo heTgeb'ergzeer gevreest hadden, dat ftrijdbarc volk op te, van che- ° . bron, van De¬ lict gebergte van Chebron, Debir, Anab, en bir, vmAnab, meer Zuidwaards woonende werd door hen ganfci^gebe'rg- met veel dapperheid in hunne herktcn aan- ^^aISRAvfceT;; «•ctast en verflagen. 22. Zo zelv dat zij ten bande hen met fa „ , , , 11 i- • J r hunne fteden. grootften deele omkwaamen; alleen die 111 dei VSi 22< n^r Phüiftijnen land aan de Middelandfche zee ^fA~i« woonden, te Gaza, te Gath, en te Jsdod overig in 't ' /-\ j •• 'an" oer kin- bleeven onbcoorloogd. 23. Up deze wijze deren van ls- gefebiedde de verovering van Kanaiïn, hier \^ in werd de belofte aan Moses hipt ver- rt? & i vuld, nu viel 'er voor Joschua niet anders Asdod.' ' vs. 23. Zo nam Jofcbua al dat land in , dat Jebovab tot Moses gefproken had ,en Jofcbua gaf het Israël ten erve, naar hunne afdeelingen, naar huiles. 96, Alles word nog veel mensehlijkcr, indien wij met Robert ia Disf. ie caufa belli Israël, adverfus Cauaneos, onder het oog houden, dat zij gewaarfchuwd geweest zijn zich overtegeven. vs. 13. Gefchiede het in dat beftek van tijd, dan moeten wij met N. K. •verneemen het geen onzeker is, dat de oorlog 6 jaaren geduurd heeft. Kk *  5i6 Het BOEK ne ftammen : te doen, dan het onder de Israëliten volgens en het land ' ° nutte van den de gcgcvcne bepaahngen te verdeden , waar knjg' toe gevoeglijke gelegenheid geboren werd na het ftaaken van de krijgsbedrijven , wanneer dit gemaklijk konde gefehieden. xii. iioofdd. -jrj\ vs. i. Deze i. JlLkr wij nu tot de verdèeling van die nhigen"dC des gewesten overgaan, zullen wij het gewonne lands, die de iand nauwkeurig opgeeven, en een lijst mankinderen van j " tt n j i IsRAëL geüa- iten van dc overwonnenen Vorhen door de en" hunbbbnd Israëliten te ondergebragt, eerst aan geene erflijk bezaten gijdé van den Jordaan, Oostwaards van Kaaair geene zij- J 17 ' de der Je/ia- nadn af, alwaar zij in het bezit waren van opgang/" der het land van Aroer's beke af, Zuidwaards zonne: van de tot aan j t gebergte van Hctinon; Noordoost- beke At non at, s o » tot den berg waards de Jordaan de grenzen; ten Westen het"" ganfche cn Ooswaards het gedeelte van Af abten tot gen^hcT'oos- veefokkerij geichikt , dus onbegrensd. ten. 2. Deze landen waren veroverd op der Ammo- vs. 2. sihon, ;•-...„,,. _ ■.;;,.,/,.-., ,. de Koning der tuten koning van Aroer at, zijn rijk heb- fem°'"'cbestlt bende ten Oosten dc halve beek, ten Westen woonde: die dc j,ejft van Cileads gebergte, ten Zuiden en van Atocr al ° ° 3 hcerschte, dat Noordwaards bepaald door dc rivier Jabbok, der bekc'"X- de grcnsfcheidiiig van de Ammoniten. 3. Ook "7 iV//>"der had nÜ noS onder zijn gebied gehad, waarbeke, en de fchijnlijk door Verovering, ecne groote hrcek helft van Gile- ■> 1 . «i, tot aan de vlak lands, loopende tot de zee Cinnereth, dtke landpalen ett bemannende aan de zee, met haare tong der kinderen , ylak'ke velden der Moabiten befproeijende, van Ammon. . 7 vs. 3. En hebben hare Zuidgrenzen bij Beth-Jefchimoth Re" veldV tot cn Asdod-Pisga. 4. Hct land van den Ko- ^cTnnetMb Ie- mn3 van I>azan ■> ccn nazaat van den overwfn- gen het oosten, en tot aan de zee des vlakken velds, de zoutzee, tegen het oosten, des wegs naar Betb-Jefcbimolb: en van het zuiden beneden ie beuvelen van Pisga, ie landpalen, vs. 4. Daar toe van Og , den Koning  van JOSCHUA. Hoofdd. XII. 517 naar , dc fterke helden onder de bergvolke- van Bazan, die „ , . . . , van het over- ren, welken weleer hunne woning te Jstha- blijföel der rotfi, en te Et/rei hadden. 5. Noordwaards w*ste' werd ziin gebied bii Hermans gebergte daar- Astbat-tb , en , . , , . „ , , te Eirtfi mede mgetlotcn, met de vesting Salcha, ver- vs. 5. En volgens het gebergte van Bazan, waar van den^berg hJ?bct rijk zijne bcnaaming had: Noordoost- m<"'-> cn ovt'r J •' Salcha , en waards zich uitftrekkende tot het vlakke land over geheel der Gezuriten, en Maachatiten, en de helft van a&ïawipaie der Gilead waar van het voornaamtle gedeelte ^"'il'aScla^aan den Koning van Sihon behoorde. &«; en [over] , , ,n ,. ^« r j 1 1' de helR raa 6. Moses de ltaatsdienaar van jehovah had anmi , de die landen met behulp der Israëliten te vo- ^ ren veroverd, en in bezit gegeeven aan de £?ni?*6 vaa ' • w Chesbon. ftammen van Ruben, Gad, en de halve vs. e. Mo- ,, _ ti . • ses, de knecht van Manasse voor altoos. 7. Het eigen- v,in' jehovah, lrjke Kanaan door Joschua met behulp fn ll? i!i"dercn j ■ J r Israci.s floegen van de Israëliten veroverd, werd befloten door ben, en Mo- de Jordaan ten Oosten, en de Middenland- van' ^ï"™*' fche zee ten Westen, ten Noorden met Baal- *>fa de Garf in Libanons dal, en ten Zuiden door cw/«» , en r- , , 1 1 •■ 1 1 v de halvc ftam hct Ichraal gebergte bij het opklimmen van van manasse., Seir; dit is hct lam!, nog te verdeden door I^S^g Toschua onder de overige ftammen. 1 8. Hier beziuing. D vs. 7. Deze kwam alles in de verdeeling in aanmerking, nu zijn de Kobergen cn dalen, en ftreken aan de zee gc- 5^'° l]ie legen' of af hellende landen, of uitgeftrekte /^«'floeg, en ' ' ° _ de kinderen meer onbebouwde vlakten, waarvan die ten van isnAëi, aan deze zijde der Jor'faht tegen het Westen, van Baai-Cao' aan, in het. dal van Likanon, tot aan den kalen berg,. die, naar Seir opgaat: en Jofcbua gaf het den dammen van Israci. tot eenc erSijke bezitting, naar hunne afdeelingen. vs. 8. Wat op het gebergte, in de laigte , en in 't vlakke vela, en in de aflopingen der wateren, en in de wocstijne, en tegen vs. 4. Deze Vorst fchijnt twee rcfidentie - plav.fcn rehad t?. hebben. MH s. Wel merkt VlNIVA aan, dat da landpals behoort tot het vorige vers. Kk a  513 Het BOEK het zuiden Zuiden de voornanmften: alle deze Ian~ te*, de Amo- den weleer door vijf vermaarde KananitiZn'Tnhw ^dê fche volkeren bewoond , waren verdeelbaar. Peercziien, de g-2A. En waren bcftierd geworden door eenen- Cbeviten , .ejj ° de tebufittn. dertig onderfcheidene Koningen, welker rijken Kening >' y^n naar hunne hoofdlieden benoemd zijn, — alKorin* m Jt leen de honing der Gojiten te Gilgal, fchijnt die ter' zijde eene volkplanting uit onderfcheiden volkeren Beth el is. ' vs. • 10. De geweest tc zijn. Koning van Jeruzalem , de Koning van Chebron. vs. fl. Dc Koning van Jarmutb , de Koning van Lachiscb. vs. 12. Dc Koning van Eglon, de Koning van Gefer.- vs. 13. De Koning van üebir, de Koning van Geher. vs. 14. De Koning van Chorma , de Koning van Jarad. vs. 15. Dc Koning van Libna, de Koning van Adallam. vs. De Koning van Makkeda, de Koning van Be tb-el. vs. 17. De Koning van Taptmach, de Koning van Chefer. VS. 18. De Koning van A/ei, de Koning van Sacbron. vs. 19. De Koning Vth Madon , de Koning van Chazor. vs. 20. De Koning van Schimron Meren , de Koning van Achfchapb. vs. 21. Dc Koning van Taanacb , de Koning van Megiddo. vs. 22. De Koning van Kedescb, de Koning van Jokncam ,. aan den Karmel. vs. en. Dc Koning van Dor, tot Naphatb Dor, de Konir.^ der Gojiten te Gilgal, vs. 24. De Koning van Tirza; Alle deze Koningen zijn eenendertig. XIII. HOOFDD. vs. 1. jofcima I- I oschua nu, airede een man van honden] Wwei «è? den jaren oud, was gelast door Jehovah daagd: en je- maar tot dc verdeeling over te gaan: fchoon beval zeide tot , , , . °, , ö , ' hem; gii zijt het land nog niet geheel veroverd was, en wet Sehedaag" ! die vcrdeeliiig derhal ven niet" volkoomen vol- «n daar js zeer doende kon gefehieden ; dus vervolgde de veel ■ lands D 7 n . overgabieven , He er, 2. Het fchoone land der PhUiftijiicn inzitten*1'1 aan de Middenlandfche zee tot het eigenlijke het'imd^'aS KanaSn behorende , is nog niet veroverd, overgebleven^ 00ic niet het land der Gefchuriten, waarfchijn- grenzen der lijk de eerfte woonplaats die de Philifiijnen Pbiliftijnen, en het guifche Gefcburts wt. 1. Dit is niet de bezitneming van Juda in het volgende Hoofddeel op te geven, die is veel later in tijd, en is kort voor Joschua's dood gemaakt.  van JOSCHUA. Hoofdd. XIII. 519 ingenomen hadden. 3. Een ftreek Zuid- ^ ^ vj. waards beginnende met de woestijn van Sm, aan Egypte is, Egypten van Kanaan fcheidende , tot aan paal van Ekron Ekron bij de Middenlandfche zee, Noord- «genhe,^oorwaards eene grensvesting der Kananiten, &mMm welke ftreek door vijf Philiftijnfche gcflachten wordt : vijf bewoond word. 4- Vervolgens nog eene an- vp\^\jnn% dere onveroverde ftreek, gelegen in Syrië» aan de Middenlandfche zee meede bewoond Meteniter',de door Kananiten van het hol , behorende Ekroniter , ,en aan de Zidoniten, van daar af Noordwaards dcvf Van "•erekend, en Zuidwaards naar beneden tot hct Zuiden , b01" ' . , . het ganfche Aphck, eene grensvesting der Amoniten , ]and der Ka- 5. Nog eene andere ftreek bewoond door dc ~*»^! d™ G/M/m, gebuuren der Ty/er* , met de gan- ^^** fche ftreek van Libanons gebergte West- aan de ï'and- waards, van Baal-Gad onder aan den voet ^ der van Hermons gebergte tot den ingang in laag ^ Daar SWf». 6. Noordwaards zijn nog overgeble- der cfW»/*», J t /i_ 1 i r •» en den gan- ven de bewoners van het uitgeltrckte -L?M- fchen Libanon nons gebergte, Misrephoth-Maim, de Z^*»^ ook: alle deze volkeren beloofde ne van Baai- laad onder aan den berg Hermon , tot aan den ingang van Cbamatb. vs. 6. Allen die op het gebergte wonen van Libanon aan, tot Misrepbetb-BIatm toe, alle de Zidoniten; ik zal hen verdrijven van hct aangezichte der kinde- vs. 3. Omtrend dit Sichir is men oneens, Muller in zijne Satura, denkt aan eenc valei van dien naam, bij Niebuiir is hct dc Oostcrlijke tak des Nijls, anders wel eens de Egyptifcbe beek genaamd. vs. 4. Apbeb, lag niet verre van Balbek, bij de Grieken Afikan genoemt. vs. 5. Gibliten, naar de ftad Gebal i Kin. V: iS. thans Gtbile bij Busse hin G. vs. 6. De Stdonliep zijn hier niet de bewooners van de ftad, maar volkplantingen uit hun. Kk 4  S2o Het BOEK ren van IsRAëL: Jehovah t'onder te brengen, indien zij zich alleen maal: , , . . ., ' T dat het isRAëi. wel gedroegen; doch Joschua moest nu ïe'! geiülf'ik'u zorgen ■> dat in de verdeeling het oog gehouÊeVsde" q '°ïu c'en Würc* 'iet eru"an^ z0 uittedeelen als ingedeei ciit land' volge de gemaakte fcbikkingen door Jehovah denuege^ftam- zeiven bepaald was, 7. En dus konde hij, hoe men; en den veej 'er n0g te veroveren overig bleef, evenhalven ftam 0 03 van Manasse. weimaar onder de 9§ hammen aan het uitdeewèike 8de Ru - len gaan. 8. De Rubeniten cn Gaditen en half c*tf«Vhunne Manasse alleen moest hij bij die gelegenerffenis ontfan- heid maar in hunne erfenis bevestigen, reeds welke 1 Voses door M o s e s hun toegefcheidcn , als ftaatST ïr^rie" zifnl dfcri» van Jehovah. 9. Volgens de beder jordane paaide grenzen Zuidwaards van Ar oer van tegen het Ons- 1 , 0 ten, geü k m- Ar non s beke, met het vlakke land van MetaeAr'^nun tot Dibon. 10. En meer Oostwaards, gegeven had net 1:md van 5y0 Chesbon tot zijne hoofd- vs. 9. Van ' ■' Aroir aan, dat Uad gehad hebbende, zich Noordoostwaards aan den oever . „ , , , , j ,/ ■ der beke Ar- uittrokken de tot de grenzen van der Amori*fe» had' ll' Het landrchap Gilead, Bazan mk-iden der omzoomeiide, zich uitbreidende tot der Gefuhet vlakke land riten en der Madchatiten land Noordwaards, DtoTwe.aKt dit ingefloten met Hermans gebergte, en vs. 10. En rr,eer naar den Jordaan-kant bet rijk van alle de lieden r. , van jiViDB, Bafan, zich uitftrekkende tot Salca toe. J:^™8^ ia. Dus het ganfche rijk op Og veroverd, te chesbon ge- dje 00i{ tot Astharoth en te 2?a?ra , bergheden regeerd heeft, . , .. tót aan deland- in dien oord, heldhaftige volkeren onder zijn ?en vankuam- gebied gehad had, doch door Moses ook A,&N*: „ overwonnen. ïa. Doch fchoon hun dit land VS. II. £.11 u Gilead, en de toegedeeld was, hadden zij evenwel Gejehnr en landpaal der r.eC \riten , en der Madchatiten , en den ganfehen berg Hermon, en gansch Bazan' tot Sn/ra toe. VS. IS. Het ganfche Koningrijk van Oc in Bazan , die geregeerd heeft te A'tbarotb, en te Edrei, deeze is overgebleven uit het ovcrbliïffel der'Reuzen , welken M-ses verflagen, en. Verdreven heeft. vs. 13. Doch de kinderen van IsRAëL verdreven de üefeburiten, noch de Madchatiten niet; maar Gefcbiir en Maüchatu  van JOSCHUA. HoOfdd. Xni. 521 Madcbath tot dus verre niet veroverd, maar woonden in 't zij leefden nog vreedzaam ,met die volkeren. ^ëL^töT op 14. Doch Levi's ftam had ook geen deel deze" dag. ^ bekomen aan die zijde, want zijne inkomften leen en gaf - ~ -, ^ , , hii de (lamme kwamen van de fpijstafel van "Jehovah., zo van levi gene als zulks hem toegezegd was. 15. Moses ^ndvT^I had reeds de fchikking gemaakt voor Ru- tów*, den ° . ° , . , ... Elobim van Is- eens ham naar de onderlcheiden verdelm- RAeL, die zijn gen van deszelfs familieu. 16. Zo dat hunne g:| %iijnits0't grenzen waren, van Aroer aan den Arnon, de J^m gefproken ftad van rondsomme befproeiende en dus door vs. 15. zo dezelve bepaalt met de fchoone grazige valei (tamme dei' kin- tot Medeba. 17. Chesbons gebied met de fte- ^«Jjg den in de vlakke landen gelegen. 18, 19. Jah- huisgezinnen. ■,•1 T> 1 1 VS" j6" nat za gelegen op dien berg, 20, 21. JJehai- hunnc iandpaai ven de ftreek vlak lands , met de elf fte- ™s £™ ^ den behorende tot het gebied van der Amori- oever der be- ke van Amenten Koning, door Mo ses overwonnen, de lan- rs, en de ftad den, der Vorften onder zijn gebied, weleer den d^en dei.c {J^ magtigen SmoNtoen bewoners van vjerfchei- Ts,^kkeeaJjJd\l\ den oorden behorende. 22. Behalven de andere Medeba toe. _ ., 1. ,T1 V vs. I". Ci>«J- Bondgenoten,die met Bileamui dien vermaar- /,«,„,enaiienhare fteden, die in 't vlakke land zijn Dibon , Bantotb - Baal , en Betb - Baal - Meon. vs. 18. En Jabza, en Kedemoth, en Mefaat: vs. 19. En Kiriataïm, cn Sibma , en Zeretb - Hafacbcbar op den berg des dals: [van d>en naami] vs. 20. En Betb-Peor, en Asdotb-Pisga, en Betb-Jefcbimotb: .vs. 21. En alle fteden des vlakken lands, en het ganfche Koningrijk van Sihon, den Koning der Amoriten , die te Cbesbon regeerde, den welken Moses geflagen heeft : midsgaders de Vorften Midjan , Evi , Rekem , Zur , Cbur, en Reba, geweldigen van Sihon, inwoneren des lands. vs. 22. Daar toe hebben de Milderen van IsraSl met het zwaard gedood Bileam , den zoon van Beor , den voorzegger , neffens de genen , die vs. 17. Dit Diban word op eene andere plaats tot Gad's erfdeel gebragt , het fchijnt eene grensvesting te zijn, gemeen gebleven, en den Leviten gedeeltlijk ingeruimd. vs. 10. Jabza is onderfcheiden van Jabaz Detit. II: 32. dit lag aan de doode zee. Kk 5  5aa Het BOEK van hen ver- den flag toen overwonnen of gefneüveld Wiflagen zijn. rcn_ an<. Westwaards werd Ruben beflo- vs. 23. De J Eindpaal nu der ten door de Jordaan; dus hier de portie Róeen was dc van Ruben nader verdeeld werd onder de huifcier<"I"z'eiver] zen van üetzelve •> 20 W£l de heden als de is"het1'erfdeel dorpen. 24* Gads erfdeel had Moses der kinderen ook bepaald volgens deszelfs hamhuizen. hnm^eUBhui"ge- 25- Gad s portie werd behoten ten Zuidoos- zinncn, fteden, ten door de ft^ Jaëzer en de helft in het en hare dor- ' pen. landfehap van de Ammoniten, door de voorige van GADs'ftam" bezitters veroverd, Oostwaards zich uitftrekderèn 'van Gad ^cndc tot aan cene ook Aro'êr genoemd, naar hunne gelegen voor de ftreek land waar Rab~ huisgezinnen , . . . , r,„ . . gaf Moses: ba der Ammoniten hoordltad gelegen was. hunne bndpaai Meer Noordoostvvaards lopende tot Rawas jaizer , matfj. Mizpa, Betbonim, Machana'im tot aan en allen de fte- ■* ' . den van a- Debir. 27. Bevattende ook in zich de valei h'lve' land der Beth-Haram, Beth-Nimra, Succoth, Safon , wel kinderen van eei% onder het gebied van Chesbons Koning; Ammon , tot 0 1 Aroör toe, die ten Westen werd dit land begrensd door de *#°is-.am Rai' Jordaan. 28. Dit alles met fteden en dorvs 26. En pen rnoest verdeeld worden onder dc huizen van Chesbon af, t tot Ramath- van Gads ftam. 29. Het deel van de halve Mizpa, en Be- . , thonim: cn van ftam van M a n a s s e voor altoos aan het ««W* ^ zdve b]ijVcndc • fchoon zij in het Overjor- landpaal van Doha-, vs. 27. En in 't dal Belb - Ilaram , cn Beth-Nimra, cn Succoth, en Safon , dat overig was van het Koningrijk van Sihon den Koning tc Chesbon , de Jordaane , en [der zeiver] landpaal , tot aan het einde der zee Cinnereth, over de Jordaane, tegen het Oosten, vs. 28. Dit is hct erfdeel der kinderen van Gad, naar hunne huisgezinnen: de fteden, cn hare dorpen, vs. 29. Verder had Moses de halve (tamme van Manasse [eene erffenis] gegeven , die aan de halve ftamme der kinderen van Manasse bleef, naar hunne huisgezinnen: vs. 23. Van Yperen breid deze grenzen uit met veel waarfchijnlijkheid tot aan Zear beneden bij de zout-zee volgens Hoofdd. XV: 11, 12.  VAN JOSCHUA. Hoofdd. XIII. 5-3 daanfche nog een deel zoudeti krijgen. vs. 30. Zo 30. Zuidoostwaards van Makanam, bevatten- ^Tw^n de het rijk van Bafan, de vlakten van Jdir, aw-w-fa^ en dat zelve rijk zo aanzienlijk bebouwd. Bafan , het 31. Een voorname ftreek van het eigenlijke „ingrijk van Gilead, met AstharotKs en Edreïs gebied rdit al- o^. d™ |j les viel aan het huisgezin van Machir, het eeni- ƒ<«» , en alle ... , « j 1 j de vlekken van ge hamhuis , doch dat weder m tweeën verdeeld aa^r , die in werd, waar van het één e dit land bekwam. 'f/Zd^.^' 'xi. Reeds over eenendertig jaaren had Mo- vs. ai. En ° „ het halve Gi- ses dit land aan die hammen uitgedeeld, had , en As33. Zonder aan de Leviten te denken, die '^"l''/fteden zich met het erfdeel, den dienst van Jehovah, ^^\ftazeer wel vergenoegen konden. z«», waren der 0 D kinderen van Machir, den zone van Manasse, [namelijk] de helft der kinderen van Machir , naar hunne huisgezinnen, vs. 32. Dat is het , 't welk Moses ten erve uitgedeeld had in de velden van Moab , op gene znde der Jordane van Jericho , tegen het Oosten, vs. 33. Maar de ftamme van Levi gaf Moses geen erfdeel : Jehovah , de Elobim van Isracl is zelfs hunlieder erfdeel, gelijk hij tot hen gefproken heeft. WXIV. HOOFDD. li saan nu over tot het uitvoerig vs. i. Dit nu J b , . , r ■ v is hct gene , bericht van de verdeeling der erlportien uit dat de kindede overwonnene landen, den Israëliten toege- J^"^^ deeld , welke door den aanzienlijken' raad in 't land Ka' ii n """" ■' 1 welK der afgezonderde Vorhen van elke nam met eleazar de den doorlugtigen Joschua, en den Hogen- |rs^" ' eAl priester Eleazar aan het hoofd, vemgt zoon^anNuN, der vaderen van de ftammen der kinderen van IsRAëL hun hebben doe» erven. vs. 1. Om de verdeeling voor elk begrijpelijk te maken, moet men op de volgende bijzonderheeden wel het oog houden; volgens Niemeijer, moest eerst de vcrdeeling der ftammen , dan die der familicn van elke ftam, en eindelijk die der huisgezinnen gefehieden: de eerfte werd bepaald door hct lot, en zag het meest op den aart van den grond; het lot bepaalde de ftreek ; was dit bepaald dan kwam de talrijkheid der fiuni-  5^4 Het BOEK vs. 2. Door 1S geworden. 2. Doch ingevolge hogere be- het lot hunner ,° , , ,. , , , erirenisfe: ge- velen, moest de vcrdceluig van de landen door den"dienst der hoofdftammen, vooral met betrekking tot van Moses ge- hunne ligging, door het lot gefehieden ; dit boden had , DO D " aangaande de maakte een zeer aanmerkelijk verfchil voor rneSn" en^è deeze 9§ ftam, waar dus hun deel gelegen was. haJJvsen3ftw'ant 3' ^et overwonnene land , ook gedeeltelijk den twee ftam- door het volk nog te veroveren, behoorde wien, en de hal- . . , * , , , ... ve ftam had in o§ portie verdeeld te worden , dewijl Moses een erfdeel gegeven op gene zijde der Jordane; maar den Leviten had Hij familien in aanmerking , waar uit het meerdere of mindere , en hier door werd de uitgeftrektheid van den grond bepaalt, cn eindelijk werd aan elk hoofd des huisgezins de portie uitgedeeld, hct geen. gerekend volgens de militaire lijst, waarfchijnlijk 600,000 porden gaf, die elk omtrent 20 akkers deed ten deele vallen , behalven het land het geen gemeen bleef: deze verdeeling van den grond, die Lord Bacon verwonderlijk fchoon houd , mishaagt onze hedendaagfehe Wijsgeren ; zij hebben bezwaar over hct kleine land en de verbazende volkrijkheid, •welke zwarigheid hier reeds vervalt; daar Ries beck in zijne reize gefchreven heeft, dat 2800 menfehen in Wurtenberg maar eene duitfche mijl grond beflaan: was dit zo niet men zou vruchteloos die lieden zulks begrijpelijk gemaakt hebben: de verdeeling is eigenlijk geheel tegen hct plan uitgevallen, waartoe ver'fcheidene omftandigheeden t'zamengcwerkt hebben , zo twee en een halve ftam hebben zich vergenoegd met de overwonnene landen aan gene-zijde van dc Jordaan; Juda, Ephraim en half Manasse, hebben onderling al vroeg zich in het bezit gefteld van die landen, welken hun door het lot toegewezen waren, in grootte berekend naar het algemepne plan van verovering, cn toen wel ftrokende met de veroveringen in de eerfte veldtogten gedaan; Doch men was naderhand genoodzaakt geweest daar van verfcheidc ftreken cn fteden weder aftefchciden, en aan dc overige ftammen tot vermeerdering van hun aandeel te rug te geven'; Manasse had wel in het Ovcrjordaanfcbc zijn portie ontvangen, uit de fchikking van den Veldheer, ongetwijfeld ziin geheel aandeel , maar dit is of weder heroverd, of niet zo uitgeftrekt veroverd; hierom werd aan die ftam in het kiuucolaiiofche ook een deel toegelegd.  van JOSCHUA. Hoofdd. XIV. 525 Ruben, Gad, en de halve ftam van gcen erfdeel Manasse aireede voorzien waren, en Le- g™1"/™ ge" v 1 geen portie in de overwonnene landen vs. 4. Want T , T de kinderen toegedeeld werd; 4. In plaats van Levi van joseph was nu dc ftam van Joseph in tweeën ge- fplist, die dus de dubbele portie als oudftc NASSF- cn ]7-- 1 ' pukaim , en zoon bekwam, terwijl aan Levi fteden al- den Leviten gageftaau werden om ze te bcwoonen, met be- ^"1 üi"t hoorliik land tot onderhoud van hun vee. maart ^cAen ■> om te bewo- 5. Alles in gevolge 's Heeren bevelen, nen, en der- ... . , . , , , zeiver voorlte- zij maakten zich nu gereed om de landen 111 tlen voor hun negen en een halve portie te verdeden". ve^- 5> Gej.jk 6. Toen de Raad tot dat einde vergaderd was, 3,**»«,«*»gwM ftcldeu de Vorften van Judaas ftam, de zo deden'dé bijzondere belangen van Kaleb, aan Jo- js^^^en^ii schua als algemeen hoofd, bij deze ge- deelden het , „. !. land. legcnheid voor, waar omtrent nu bellislmg vs. 6. Toen , j j j r naderden de moest gemaakt worden eer de verdeeling ónderen van voortgang hadde , wordende nu al veronder- j^^ea^ fteld, dat de loting gefchicd was, dat Juda en Kaleb, de , . , , . , , zoon van Je- ook reeds m het bezit was, maar de verdee- phunne , de Eng voor dc bijzondere huisgezinnen noch f"'*toT'afm' niet — dus fpraken de afgezondenen van Ju- sü wcet j?et .. .. , 1 , , woord,dat Je- daas ftam: gij weet mijn broeder! de toe- bovab, totMozegging van Jehovah , door de verklaring „™;r va" |£ van Moses ons bekend geworden, toen het *'e"' heffCfpr°è Leger te Kades-Bamea lag, als een téken Kadès-Bttrnea, , tt 11 • •• ter oorzake van s Heeren goedkeuring op mijn en uw van mij, en gedrag. 7. Ik was iii het fterkfte mijner "arn uoorzake krasten, doe Moses Jehovah's dienaar mij vs. 7. ikwas 0 J veem? jaren oud , toen Moses de knecht van jebtvxb, mij uitgezonden heeft van vs. 6. Het fchijnt dat de verdeeling van Juda eerder voorgevallen is, dan Kaleb zijne belangen inbragt, zo denkt Mus. — Maar waarom niet dat hij zijne belangen inbragt, eer men aan het vcrdeelen zou gaan ?  5=6 Het BOEK t«4, ° ik hem ant- verflag gedaan, even zo als het mij voorwoord bracht, " - . ... gelijk het in kwam. 8. Maar zijn mnnoegen rustte op mVs 'T^ïaai- de andere reisgezellen, die zulke tijding brag- mijne broedc- ten dat het volk de moed ontzonk; gij ren, die met » .. ' °J mij opgegaan weet hoe ik, wat er ook opkwam, mij ltandheT'enhartde des vastig niet alleen gehouden heb, maar zelfs volks fineiten: d belangen, en de eer van onzen Heer doch ik vol- " ' hardde Jebo- kloekmoedig voorftond. 9. Het zal u waarifobh» ^m^tl fchijnlijk nog zeerwel voorftaan, hoe MoV°vseil9 Toen SES toen ^en Post van eeru^en Staatsdienaar zwoer Moses waarncemende, zich op het plegtighe verten dien zeiven .. n 1 dage, zeggen- bond, mij en mijn gellagt naar mijne keuze fand^aa" üw een gedeelte van dat land, bet welk ik opvoet opgetre- genomen had, te zullen toehaan, en dat bij den heeft, u, » «nuwenkinde-zulks mi] zoude toeleggen, om mijne getrouerfdeeie" zal we aankleving aan de belangen van onzen 7-'!n, .»? , Heer en God. 10. En nu, ten bewijze van ■vvigheid ! dewijl gij vol- Jehovalis goedkeuring op Moses verbindte- wl,hmijrfen nis, leeve ik nog door de bijzondere behelfóigé'n na " lin§ van den Heer; ik ben het algemeen vs. 10. En oordeel van de ftrijdbaare lieden ontgaan, nu, zie, Jebo- . , , . . , ,. ■tab heeft mij en fchoon het nu 45 jaar geleden is , dat dit houden reeiük alles voorgevallen is, en ik dus meer dan hij gefproken fa helft ouder ben; 11. Zo ben ik nog- heeft: het zun ' ■ nu vijfenveer- tlians kloek en fterk genoeg, om den veld- tig jaren , ze- dert dat Jebovab dit woord tot Moses gefproken heeft, toen Israël in de woestijne wandelde: en nu, zie, ik ben heden vijfentachtig jaren oud. vs. 11. ik ben heden nog zo fterk , gelijk ik was ten dage , toen vs. 9. Dit is niet gegrond op Num. XIV. maar wel op eenc andere belofte van Moses hem gedaan. vs. 11. Welk een man, nog met dcnzelvdcn heldenmoed, dien hit over 45 jaar gehad had', welk eene agtbaarheid moeten deze jaren des krijgsheld bijgezet hebben!  van JOSCHUA. Ho o fdd. XIV. 517 togt uit te ftaan; ik befpeur geen minder moms mij uit- moed en dapperheid in mij dan ten dien tijde; JJP^' mij dunkt, ik ben voor de togten en hertog- toen was, zo , . , , . , , is nu mijne ten, hoe vermoeiend ook, m den oorlog met tracht tot den bezorgd, maar durf mij ten dezen opzichte Sf/te^^o} met een goeden uitflag vleien. 12. Geev mij om in te gaan. D . J vs. 12 En dan de beloofde erfportie, en om te tonen nu, geef mij dat ik mij van het bloed en zweet mijner daar TmjSeL'- broederen niet bedienen wil, verzoek ik dien Jf* tc" d,ie" ' dage gefproken bergagtigen oord waarop Chebron gebouwd is; heeft: want gij toen bewoond door het Enaks geflagt, waar zeiven dage voor het heir doe zo zeer bedugt was, als fiej^l-Ldaar voor de fterkte der vestingen van Kanaan; waren, en dat cr grote vaste gij weet dat deeze dappere lieden thans die fteden waren , ftad weder in bezit hebben , zo bet u nu dat goeddunkt mij dezelven tot mijn portie toete- & he^^%% wijzen , zal ik onder de hulp van Jeho- bovat geipïovah die bezitting tragten te overwinnen, en " Vs^isuToen de ftad voor mij veroveren tot vervulling van «pnde j0. ■> 0 Jcbua hem en 's Heeren toezegging. 13. Het voorftel hij gaf kaleb, , , , , , T . den zoon van behaagde den dapperen Joschua uitmun-jephunne,ca«tend; hij ftond hem zijn verzoek niet alleen dceL10" erl' toe, waar op geen bedenking was, maar vs- H- Daar- ii„ , ■ •• j om wcrd cie- wenschte hem allen voorlpoed 111 zijne onder- bron aan ka- _ r> «■ ■ t. i r leb, den zoon nemingen. 14. En hier van is het oorfpron- Van Jephunne, kclijk, dat Kalebs tak het erfdeel voor den K'nefi'^\ 3 ' ten erfdeele zich beeft van Chebron en deszelfs omtrek, tot dezen da?: -r- , „ , , „om dat hij vol- 15. Een zeer vermaarde ftad, weleer Ki- hard had jeboriath-Arba genaamd van den Stigtcr, een zeer ™*' d™ E'{'. dapper man , uitftekende zelfs onder de RAëL > na ie volgen. vs. 15. De naam nu van Cbebren was eertijds Kiriath-Arba, naar een vs. 13. Het is eigenlijk niet de ftad , maar eene zekere ftreek , onder Chebron, zegt Mus. doch ik zou zeggen : ook de ftad maar met het Privilegie van de inwoning voor de Leviten.  52§ Het BOEK gmot mensch, Enaks kinderen, en deeze verovering ftoorTm - de den algemeenen vreeden op dien tijd land ruste van jjjg^ den krijg. xv. hoofdd. ^ £JE T ^rijkskundfgé deel , het welk iotVS\'öo^nhciCet ^n Juda door het lot toegewezen werd, itamme derkin- was dan bijna zo groot als dat van allen de deren van jn- J ...... , . ba, naar hun- overige ftammen , in de bijzondere hmsge£en washaan zinnen weder gefmaldeeld, het grensde aan de 'mdpaien d Edomiten land, en was dus Zuidwaards van ±*ctom, uc ' woestijne s»« gelegen, de uiterfte grenspalen ltotende aan jfet ïrTtedte^e- de vermaarde woestijn Sin Zuid - Westg« het zui- waards> jj. Hunne grenzen ten Zuidoosten, vs. 2. zodat winnen met de uiterfte tong van de Zout- hunne landpaal ° . ,. tegen het zui- zee , Zuidwaards makende de icbeidmg met ftevandezom^ der Moabiten gebied. 3. Loopende vervolgens zee was , van j e„te yfa van den oever der doode de tonge af, & * , , . n , die tegen het zee tot aan Eloth, aan den uitenten tak van Zuvds?" P'En de Elanitifche golf, alwaar de fchakel van zuiden "xoz bergen van Accaba begint , loopende van den opgang van da;u. tot- aan de legerplaats van Kadesch- Bar«aat'door 'naar , van daar tot Cbesron, en maakende daar op ' van Shet een kromte tot Adar — van daar tot KarZuiden^ naar 4> Eindelijk van Karhega tot Asmon, vea , en gaat en maakt daar aan die zijde de grensfcheiding door Cbesron, en gaat op naar Aiar , en gaat om Karkega. vs. 4. En gaat door naar Asmon, en komt uit aan de beke van Egypte, en de grenzen dezer land- vs. 1—4. Men leeze Shaws reize II. Deel bladz. 23. vs. 1. Hij laat Juda en Joseph, als de magtigfte ftammen het eerst trekken, in hope, dat zij de beste voorbeelden, zo wel in de verdere verovering, als in de bijzondere verdeeling zijc zouden. vs. 3. Eik herinnere zich hier de goede aanmerking van Profr, Hamels veld, hct afgaan is zuidwaards, en het opgaan is noord* waards.  van JOSCHUA. Hoofdd. XV. 529 door een tak van de rivier den Nij'l, paie zullen aan tot aan de Westerfche zee. 5. De Oos- JL"6, z!ln' J deze zal uwe terlijke grenzen zullen belloten worden landpaal tegen . , , . , , het Zuiden zijn. door de zout zee, beginnende aan de vs. 5. De Noordelijke tong van dezelve, waar de Jor- ^nll?oosten daan zich in dezelve ontlast, en eindigende ??.' de zoutzee , „ . , ,. j , Z1J" > tot aan aan de Zuid - tong van diezelvde zee, het het uiterfte deiverst afgelegen van de Jordaan. 6. Dus de ï^ndpTai', CIaan landgrenzen aan den Noorderlijken hoek zul- '^^j*^ len aanvang nemen te Bethogla, en Noord- zai beginnen , „ , , van de tonge waards tot Betaraba, het gewone veer over der zee , van de Jordaan, en het uiterfte in de buiging f^ZT' zal zijn de begrafenislfeen van Bohan uit v?- 6- EnJe- „ .... , ze landpaal zal der Rubenhen geilagt, zijnde dat nu de grens- opgaan tot Befchciding tusfehen Juda en Benjamin, doorgaan" van 7. De nadere grensfeheiding in den omtrek hct No°rden ' 0 ° naar Betaraba: van Jcrufalem tot Debir beginnende van en de landpaal Acbors.dal, zal Noordwaards reiken tot aan den Teen" van Gilgal, het welk in het opklimmen van f °nHeANv£n Ru- Adummiii's gebergte ligt, beginnende aan de- een. , , , , 7^ , ■, vs. 7. Verder zen kant van de beke Kedron; voorder zal zal deze landdeze grensfeheiding zich uitftrekken tot het ^ Dei°;vrg^ ftaande water En-Schemesch — dus de uiter- het t "weii 'tegen meer • rijzende , de grenzen zullen door- J"*r ^dummfm gaan door het dal Hinnoms aan de Zuid- is> aanhetZui... r- clcn der Bcke, oostzijde van Jerufalem, wel eer der Jebufttcn daar na zal deze landpaal doorgaan tot het water van En- Schemescb, en hare uitgangen zullen zijn aan de bron Rogol. vs. 8. En deze lardpaal zal voortgaan langs het dal van Hinnoms zoon , ten Zuiden de Jcbujiters hebbende, dus voorbij Jeruzalem : en de landpaal zal opwaarts gaan tot de ipits van den terg, vs. 6—8. Deze verzen zijn voor mij niet te verklaren , dewijl ik geen nauwkeurige aanleiding daar toe bij de Aardrijkskundigen bekomen kan. JJL Deel. Li  53» Het BOEK die voor aan hoofdplaats, Zuidwaards cn al verder zich HiNtioj* i»1; uithrekkendc tot den top des bergs Moria, w -,k "in"? ui- Mi den inSanS va!1 0 •S>/2r genoemd , hij floot de had in. ^"^u was 16. Doch eer men tot den beflisfenden voren^ kiaanval door ftorm te lopen overging, liet vs. 10. En _ M| :■:..„ . . , Kaleb zeide : hij door het Leger atkondigen , dat al wic Kiriatb- wie moeds genoeg bezat en beleid tevens M*»" flin™l om de ftad te veroveren, zijne ongehuwde men, dien zal J , , ik ook mijne dogter Achza, tot eene vrouw zou heb-dochter Ach- bcn , en ten huwelijksgoed de overwonne vrou^even".6 ftad. 17. Straks bood zich daartoe aan zijn .^n. 17. o™- naastbeftaande Kenaz zoon , Othniül, zoon van Ke- ,. , .. , . , naz , Kalles een jongeling dien hij beminde, en gaarne „eastieflaanit, beroemd zag, dit (Verheugde hem; hij b*. haalde de overwinning, en werd zijn fchoon- Achza zijn . , . , , . dochter tot zoon. 18. Doe zijn dogter nu m het huis- eene vrouw, gezin van haaren man overgegaan was, cn hJj|efchLide'l deze fchrandere vrouw haar huwelijks - goed al ras in zijne waarde leerde kennen, wilde de zij hem ... , r 1 aan , om een zij haaren man verphenten van zijn idioom- veld van narcrt vader nog te verzoeken om eenige grazige vadcr 10 be»e- vs. 17. Zij kunnen geen broeders zijn , dewijl zij niet éénen vader hebben. vs. 18—19. Het is niet waarfchijnlijk , dat deze huwelijksgave maar een lijftogt geweest zij , die met het vijftigfte jaar weder aan de zonen van Kaleb kwam; dit gebruik zal toen onbekend geweest zijn, maar esr een afftand ten eeuwigen dage. LI £  532 Het BOEK >• landen, die wel van water voorzien, buiten ren , en zij ' 7 fprong van den de ftad in deszelfs omtrek lagen; bem hier fprak a 'kale" toe niet kunnende beweegen, onderneemt zij bn?*"' wat zeIve de togt, zo dra zij in gezigt komt vs. 19. En zij v;m 's vaders woning is zij fluks van den zeide : geef mij eenen zegen, Ezel af, en valt in de eerbiedigde houding een^dof5 land voor haar vader neder; die ftraks bemerkte gegeven hebt, dat z;: een gewigtig verzoek voor te ftellen geef mu ook J , , waterweiiin- bad, en haar daarop door zijne vragen vnjhij'1 naarehoge, beid geeft zulks voortedrageh. 19. Zij verweiiin»enWatCr" zoekt een voorregt , zonder 't welke haare vs. 20. Dit bruidfehat haar weinig voordeel kon de aan- is het erfdeel .. ... , van de ftam brengen: zij belijd , dat zij een zeer klippig v" juDAfnaa? droog land ten erfdeel bekomen had, zonder hunne huisge- m foct bezjt te z\\n van waterwellen, nu zinnen. , <•*<- vs. ei. De Chebron van Deblr algefcheiden was: Ka- hefuiterfte der leb vond haar verzoek billijk, ftond haar deren 'van ^u- °P net rec^t a*" 0P zekere waterwellen, pa , tot de zo wel zulken die tot nut van hare bergagtige, landpaal van ... . Edom tegen het als zulken die tot belproemg van hare lagere K^bzêèi, Z'en landen dienen konden. 20—32. Buiten deze Eder, en ja- twee fteden was het zuidlijk deel van Juda's s'vl. 22. En portie negenentwintig fteeden, met de onderm"na\ en Jda- horige dorpen, waar van agtentwintig met *** En haar bijzondere namen in de aardrijkskundige Kedescb , en Chazor, en Jitnan, vs. 24. En Sif, en Telem , en Baaloth , vs. 25. En Chazor, en Hadatta, en Kirjoth, (Cbesron, die is Cbazo<-,~) vs. 26. En Ama , en Schema, en Molada, vs. 27. En Cbazar - Gadda, en Cheschmon , tn Beth - Palet. vs. 28. En Cbazar-Schual, en Beërfchaba, en Bizjotia, ts. 29. En Badla, en Jim , en Ezem, vs. 30. En Eltolat, en Kefil, en Charma , vs. 31. En Ziklag, en Madmanna, en Sasfanna , vs. 32. En Lehaotb, en sèbilbim, en Ain, en Kimmen: alle deze fteden zijn negenentwintig, en hare dorpen. w. 32, 35." Men vind over hct geheel meer fteden dan opgegeeven zijn, de reden van N. K. is mij de beste, namenlijk , dat zij aan '1.me0n te rtiggcgceven zijn.  van JOSCHUA. Hoofdd. XV. 533 li'sten opgetekend ftaan. 33—36. In het vs.33.in.de vlakke land van Juda meer Oostwaards la- Eschtba,;, en gen veertien fteden met hare onderhorige ^rf',efiA"b' dorpen, doch 'er worden vijftien opgenoemd, s^ch"J^nLff_ waar van één mogelijk tot de vorige lijst gannim , en ■«T-i • j Tappuacb , en behoort. 37—41. Vervolgens m eene ande- E,Z„ > e;i\!la. re vlakke Provincie Westwaards nog zes- ë"a^"'\s- En tien fteden met hare onderhorige dorpen. Jj™^ > ^ 42—44. Nog in eene andere Provincie West- soebó, en Ajiwaards, doch meer in den bergagtigen oord, *a;s_ ^ En nog negen fteden met hare onderhorige dor- sJ^fb^t ™ pen. 45. Ook het gebied van Ekron en der Gedera ,' en Philiftijnen land met deszelfs onderhorige fteden yewdênfteden'j en dorpen. 46. Van Ekron meer Zeewaards, ™n^re c,ür_ alle die fteden en dorpen die ftrekken tot vs. 37. En . , . ,T 1 Zenan, en Cb.i- aan de grenzen van Asdod. 47. vervolgens dafcba,enM;sAsdod zelve, met hare onderhorige fterkten 4ttlvf_ad^_ En en dorpen , ook Gaza met haar onderhorig Diian.enMiz- r ' " pa, tn Jokteël, gebied zich uitftrekkende tot den eerden tak vs. 39. En van de rivier de Nijl, langs de zeekust hee- »V«iJ en Enen. 48. Vervolgens nog eene bergagtige s/ov*_> ^o En Provincie in dien oord, waar in negen fteden Kabbm , en . , _ „ , Lacbmas , en lagen. 49, 50. Riet Go_/è« en de twee na- Kitihtb, burige Provinciën naar de fteden Hoion en GtyJè'r,fbl' ^ G//o benoemd , bevattende te zamen elf fte- Betl'; Pnson > ' en Naama , en den, en de onderhorige dorpen. 52—54. Meer Makkeda: zesNoordwaards in het bergagtige negen fteden , nare dorpen. vs. 42. En Libna , cn Etber, en Afcban, vs. 43. En Eftacb, en Atcbna, en Nezib , vs. 44. En Kegila, en Aebjib, en Marefacb: negen lieden, en hare dorpen, vs. 45. Ekron , en hare onderhorige plaatfen, en hare dorpen. _ vs, 46. Van Ekron, naar de zee toe: alle die aan.de zi;de van Asdod zijn, en hare dorpen, vs. 47. Asdod, hare onderhorige plaatfen, en hare dorpen, Gaza. hare onderhorige plaatfen, cn hare dorpen, tot aan de rivier van Egypte, en de grote zee, en [hare] landpaal, vs. 48. Op het gebergte' cu: Scbamir , en Jattbir, en Socbo , vs. 49. En Danna , en Kiriatb-Sanna, die is Debir, vs. 50. En Anab , en Enerr.o, en Attim, vs. .51. Eu Gojebest, en Cholon, en G//o: elf fteden cn hare dorpen, vs. 52- Arabin, en Dttma, en ECcban, vs. 53. En yantim, en Betb-Tappuach, en Aftka, vs. 54. En llitmsa, en Xiriaib-Arba, die is Cbibritt, en Zi>; LI 1  534- Het BOEK negen deden, met hare onderhorige dorpen , waar in K a- en hare dor- . 1? i. pen. lebs portie lag, 55—57- En nog hoger-op, vs- ^ eene Provincie, bevattende tien heden met de mi, en sipb, onderhorige dorpen. 58, 59. En eene ande- eDvi"'U- En re bevattende zes heden , behalven de onder- $"Jmel,en^s*- horige dorpen. 60. Waarbij gevoegd moeten mach, worden Kiriath-Baal, Rabba, met derzelver vs. 57. En -> ? Kain,enGïbea, onderhorige dorpen. 61 , 62. Behalven de fie(ien',Ben hare meer onbebouwde vlakten van Juda, waar do^en.'8 HaJ. in nog zes heden lagen , met de dorpen lui, en Bctb- daar toe behorende. 63. Doch de hoofdftad dor,' word in deze lijst niet genoemd, om dat de Mairtt9,' en burgt in de bovenhad gelegen zeer fterk jSetb-Aaotb ,m was etl tot nog toe niet konde veroverd Eltekon zes ' ö . fteden, en ha- worden, welke de Jebufcters eerfte bewoners "vsf^oT'jCri- van de ftad nog in hadden,, dus werd deze i^Èïail^a- ft** door de Jebufiten cn de ham van J urim, en p.ab- DA tot heden toe gcmecnfchappcliik bezeten, ha : twee fte- , ° - . i ,r n den , en hare het was t zamen anders honderd en twaalf lled°vs.eoi. in dc den uitmakende. woestiine , Betb-Araba , en Miiiin , en Sechacba. vs. 62. Nibfcban, en de Zoutftad, en Engeds: . zet fteden. cn hare dorpen, vs. 63. Maar de kinderen van Juda konden de Jebufiten , inwoneren van Jerufalem , niet verdrijven: zo woonden de jebufiten bij de kinderen van Juda te Jcrufalem, tot op dezen dag. vt. 55. Karrr.el onderfcheiden van den berg van diea naam, in een gansch anderen oort gelegen. vs. 57. Kain , deze ftad is volgens Cumberland Sancboniathons lliftorij gelegen aan de zee der Philiftijnen , en heeft haar oorfprong van Misraim, uit Kaïns gedagt, die ze naar zijn Heer zoude genoemd bebben. vs. 59, 60. De jocn hebben hier nog verfcheidene fteden, die hier niet gevonden worden Mus. Capellus meent, dat de affchrijvers die kebben overgelhgen. is. 62. De eigen naam van de zout-ftad is anders jticham - Melack.  I van JOSCHUA. Hoofdd. XVI. 535 Hxvlhoofdd. e t daar op volgende lot het welk ge- ^_ ^ Daar trokken werd, was dat vanjosnpu's kin- ra kwam het , ,v 7 r\ 'ot der kmdc- deren, hebbende de Jordaan ten Oosten tot rcn val, j0SBprt grensfeheiding, Zuidoostwaards het vlakke land |^s>n j* van Jericho, Westwaards lopende van Bctheh Jericho , aan •J » . her water van gebergte. 2. En eindigt met Luz ot Bethel, jericho, Oust- van daar doorloopende met een fterke bogt ^eniiii'c, op6- tot de grenzen der Achtten, tot het g^ac van > /«rofA der Philiflijnen toe. 3. Meer Zuid- het 'gebergte westwaards, tot Japhlefs grenzen, tot aan ^.'5. Enhei het lage Beth-Choron, van daar tot KiafirJ^^aOr en eindigende aan de groote zee. 4. Dit is Luz ■ en het 3 at Kaat ''oor tot tevens de fcheidmg van Manasse en de landpaal der Ephraim, van Juda. 5. De grenzen van f^ri'tbT. E p hraim's ham in het bijzonder, nader ver- . v». & En het deeld in de familiehuizen, Zuid westwaards te- i,et Westen vens hare fcheiding van Manasse was Athroth paal van Ja- tot aan de bergftad Beth-Choron, 6. Ver- g-j^ftaan volgens tot Michmethath Oostwaards aan ge- het benedenrte 0 , . 1 Beth - Choron, ne zijde, en van daar met eene kromte naai C11 tot Gaper Thaanath-Silo, en van daar tot Tanocha uit- ™fe h|?/r^ de zee. vs 4. Zo hebben hun erfdeel bekomen de kinderen van Joseph, MaJjasse en Erar.fliM. vs. 5. De trmni na der kinderen van Ephraim, n..ar hunne huisgezinnen , ziin dezen : te weten, de landpaal van hun erfdeel was Oostwaarts Atroth tot aan het bovenfte Beth - Cnoron. jrrt, ö. En deze landpaal gaat uit tegen het Westen bij Michmethat.} , van het Noorden , cn deze landpaal keerd zich om tegen het Oosten naar Tiaanatb-Sile , en gaat door dezelve Oostwaarts naar tanocha. vs. 1—3. In de bepaling der zuidelijke grenzen merkt B a r hienï zeer wel aan , dat zij naderhand van dien oort ecne ganfche ftreek aan Benjamin weder hebben moeten afftaah. vs. 2. Uit vergelijking met Oen. XXVIIT: 35- en Jofi XVIII: 13. blijkt het, dat Bethel en Luz benamingen van eene 'en dczelvde ltad z'jn. LI 4  53°" Het BQEK vs. 7. En lopende, 7. Zuidwaards van Tanocha weder \va\Zcbf ndï tot en Naarath, langs Jericho, en 4.'*"'* en eindigt aan de Jordaan. S. Noordwest- JVaaratb en ^ noot aan waards van Tappuach, Westwaards dc fehei- Uit aan de ding tusfehen Ephraim en Manasse, *'Vt'. 8. Van aan den zeekant de beek Kana bij hare bogt Tappuacb gaat tot aan de zee toe, waar zij zich uitwaterd: deze landpaal .... Westwaarts dn zijn de grenzen van Ephraim. ™ala % toe 9- Behalven de fteden die hun nog toegewe- uitgangen zijn zen werden in het erfdeel van Manasse aan de zee: dit is het erfdeel liggende , met bare onderhorige dorpen. me der kinde- IO- Waar onder in het bijzonder Gaza was, im". nTarhïmnè Waïlr lnt z'j c^e Kamiin'tten MCt tlitgeroeit hadhuisgezinnen : den, maar bij verdrag hen hadden laten wo- vs. 9. Bebal- , , , „ 1 . ' , ven de fteden, nen, doch onder lchatting gebragt. die afgezonderd waren voor de kinderen van Ephraim, in 't midden des erfdeels der kinderen van Manasse: allen die fteden, en hare dorpen, vs. 10. En zij verdreven de 'Kanad'niten niet, die te Gazer woonden: zo woonden de Kanaiiniien in 't midden der Ephraimiten tot op dezen dag; maar zij waren onder tribuit dienende. xvii. hoofd- vs. 1. oe 11 ±VJ_ anasseV ham had ook een portie ^Assr/had wk in 'l loc van Josephs kinderen, en wel het een lot, om tweede, fchoon hij ziin eerstgeborene ware, dat hii Josephs . , . j ' eerstgeboornc Maciiir nogthans de eenige zoon, maar tenVlilACHia"', een kloekmoedig held, had al reede een portie de eerstgeho- aan gene zijde van dc Jordaan , het rijk rene van Ma- j ' j ka^se , de va- Bafan , en ecn groot deel van Gilead. der van Gilead, om dat hij een krijgsman was , was hem Gilead en Bafan te beurteevalltn. vs. \. Jakob had Ephraim den voorrang gegeeven , dit fchijnt alleen in rang , en niet in erfportie te zijn , want die der erfportie heeft volgens dit Hoofddeel Manasse — of Manasse meer kinderen gehad hebbe , fchoon 'er in de lijst maar één genoemd word, is «enigznis onzeker.  van JOSCHUA. Hoofdd. XVII. 537 2. Doch behalven de zonen van Machir, vj< s_ 0ok die het voorregt hadden, in het regt als kin- hadden da ö ' j overgeblevene deren van Manasse gerekend te worden, kinderen van , ,, . , , Manasse Teen waaren 'er gellagten tut de eerstgeboornen van Iot-j naar fcufI_ M a c h i r , GiL e a d , A b i ë z e r , c h e L e k' s , n ^ *f.fe * £ ASRlëL's , schechem'S, C hefer's , ten]'de kinde■ „ .... - . , ren van ABiê- Scuemida s, allen mannelijke lpruiten uit dat ZER , de kinhuis, die eene portie onfangen hadden. 3. Zo dg e" Wndéren werden die dog'ters, kinders van een hamhuis vanAsftiëL, de ° ' kinderen van nog voor mannelijke kinderen in een hamhuis sebebem , de , , , , r kinderen van gerekend, Chefer had geen mannehjken erf- cbefir, dekingenaam, maar vijf dogters, en dus ongelukkig ^n.van^ezé ziin huisgezin alleen in den vrouwelijken tak zeer zijn de man- J ° . , n 1 • nelijke kinde- uitgebreid, welken nogthans met als ltamhui- ren van Mazen konden gerekend worden; 4. Nu elk ^SSEv'mfnjol zijn deel zoude toegewezen worden, was het seph , naar hun- J , , , , c, ne huisgezin- tijd , de voorrechten haar wel eer beloofd, nen. magtig te worden; zij gaven zich dan aan pheSA'n3'nu^LAê bij den Raad aan welks hoofd Eleazar fon™ CiJ- J jer , den zone was , en wegens het krijgsweezen J 0- van gileao , , , ■ ,„ den zone van schua. — Zij bragten de gilte van M 0- MachiMchzose s in, aan haar gedaan, met goedkeuring ™ J^^glene van Jehovah, waarom zij wenschten dat daar zonen , maar . , • 1 r 1 1 • 1 dochteren : en m het Overjordaanlche aan haar niet gedagt dezen zijn de was geworden, zij nu hare begeerte verkrij- dSèren*'per gen mogten, 5. Het land van Manasse nu Machla.Noa, & HoGLA , MlL- werd behalven hunne Overjordaanfche landen ka , en tirza. in tien portien verdeeld. 6. De dogters uit dat danStraden'toe huis hadden eene voorname portie, onder ha- ™"cnteet Eleazar , den Priester, en voor het aangezichte van Jojcbu» , den zoon van Nun, en voor het aangezichte der Overften , zeggende : Jebovab heeft MösES geboden , dat men ons een erfdeel geven zoude in 't midden onzer broederen : daarom gaf hii haar , naar Jebovab't mond , ccn erfdeel in 't midden van hares vaders broederen, vs. 5. En Manasse vielen tien fnoeren toe , behalven het land Gilead en Bazan , dat op gene zijde der Jordanc is. vs. 6. Want de dochteren van Manasse erfden e.en erfdeel in 't midden zijner zonen : en de overgeblevene kinderen van LI 5  53S Het BOEK manasse had- re broederen aan deze zijde, terwijl Gilead den het land , , . ... c//«arf. net errdeel der overigen zonen, reeds m de vs. 7. Zo dat bezitting van het zelve bleev, 7. De grensde landpaal van . ' ' . ö Manasse was lcheidingen van Manasses portie waren, \^mcb\la\%\ ten Zuiden, waar mede zij van de Ephraimidie voor aan t afgefcheiden werden, van Afcher af tot Sechem is: en D ' J deze landpaal Michmata de naaste ftad bij Sechem , in gaat ter rechter „ , , . , . ,. , . hand, tot aan Ep iiraiju s gebied, en eindigde tot aan de van m7e°nVrm grenzen vin de bewoners van Tappuach. Tapputicb. ^ 8. Manasse's ftam viel ook al het vlakke nasss had wel land tot de ftad Tappuach behorende ten deel, ptscb; maar maar Tappuach zelve werd het eigendom van Tnppuacb zelv gURAni, n. Aan den zeekant was de aan de landpa- ' ie van Manas- beek Kana de grensfeheiding, en wel Zuidkfnderen£nvan waard, alle de fteden, die aan dien kant ligEPvsrai9m' Daar Sen bleven; evenwel fteden van Ephraim, na komt de fchoon zij in de nabuurfchap van Manas- landpaal af raar _ , t de beke Kant, s e s lieden en op haar grond lagen; van hier 'ïuidnvan'-u lieP dan de grensfeheiding, tot dat de beek beek: deezen z\ca in de zee ontlast. 10. Ephraims deel zijn de fteden yan Ephraim lag anders aan de Noordzijde van de beek, der fteden van en Ma nas ses aan de Zuidzijde; de groote Manasse : en zee was minner beiden grensfeheiding ten Wes- de grensfchei- _ ° ° ding van Ma- ten , aan de Noordzijde fcheidden hunne grenhet Noorden zen zich van Afcher, en Noordoostwaards, bare bnhgangen werden zij gefcheiden door de Steden van I szljn aan de sasciiau. ii. Doch Manasse had ook zee. vs. 10.Tegen landen liggen in de portien van Issaschar, liet Zuiden bad het Ephraim, en tegen het Noorden had het Manasse , en de zee was zijne landpaal : en aan het Noorden (lieten zij aan Afcber , en aan hct Oosten van Issaschar. vs. ii. Manasse hadde ook in Issaschar , en in Afcher , Beih-Scbean , en hare onderhorige plaatfen , en jibleam , en hare onderhorige plaatfen , cn de inwoneren te Dor, en hare onderho- ' vs. 10. Dit fchijnen de fteden te wcezen , die op def klagte, welke eerst ftaat te volgen, hun toegedeeld zijn.  van JOSCHUA. Hoofdd. XVII. 539 cn Ascher, namenlijk Beth-Schan, met de nlaatzen onder het gebied van die ftad, ren te En-Dor, 1 , , _ 1 , en hare onder- ook over de burgers van Dor en de onder- horige vltst. horige plaatzen voerden zij het gebied, ook ^nn'e^ennde % over die van En-Dor, en de plaatzen daar Taanacb , en onder behorende, over de burgerij van lhaa- nge plaatfen, Wach , en deszelfs onderhorig rijksgebied, ™nVXg"£ over Megiddo, die maakten drie vrij aanzie- neliike landhreeken uit. 12. Doch anders was fen; dde ïand- ... ^ j m /?. ftreken. hun aandeel vrij gering, want de Manasfiten vs. I?.Ende deden vrugteloze pogingen om de Kananiten ^ndere^ ™ die het vlakke land naar den zeekant in had- den die fteden den te verdrijven, zij vcrftcrkten zich hoe ^et Ka'naSnièt langer hoe meer. 13. Het was waar, doe de ovcrmagt der Israëliten hen drukte, dat zij dan hun meer of min onderworpen waren, gefcMeddehet, maar zo beflisfende waren de veldflagen en *'asnde veroveringen niet, dat zij ze even als de an- dere bewoners uitroeiden. 14. Doe zulks in p^anaamtti* dien haat blecv, zo vervoegde zich de Vor- zVj verdreven hen, uit de ham van Ephraim en Ma-|»* e«- 'nasse, voor den krijgsraad, aan welks, ^ H-Joen hoofd Joschua was. — Zij klagen over de deren van jo- geringe portie hun ten deel gevallen; dat in "egge'I vergelijking met Juda als één tegen tien ^ — konde gerekend worden , eh dat daar hun ten erfdee0 . .„ „ 1 le maar één ham een der talrijkhen was, waar op de ze- lot f en één gen van hun Heer tot nog toe rustede. f^.; i^ Vorst Joschua niet partijdig maar kloek, een groot vuik 3 J 1 ben? voor zo "eeft hun een billijk antwoord: verovert veel jebovab mij dus verre gezegend heeft. vs. 15. Jofcbua nu zeide tot hen ; dewijl gij een groot volk zi,t , zo gaat op naar het woud , en houwt daar voor u af in 'c vs. 14. Terwijl Joschua zelv uit hunne ftam wis, verwagttcii zij van hem bevestigd te worden.  540 Het BOEK «"?«»erender ^n' dewiji 20 takijk zijt, al wat u toeRepbaiien, de- geicheiden is , neemt de gebergten uwer be'rgte1161 van grensfeheiding met de Phereziten in, houwt uPIeIeA1gIis.V0°r de bosfchen wt, en maakt het tot den landw. :ó. Toen D0UW bekwaam , en uw lage landen , valt zeiden de kin- Jn de lage oorden der Phereziten en lederen van Jo- , seph : dat ge- phaiten; m plaats van te klagen over uwen onsgtenietZ°ge- Ichralen bergagtigen ooit. — ió. Zij wederleg* noegzaam zijn: gcn Joschua dus: wij zouden uit de berdaar zijn ook •' ijzeren wagens gen noch geen genoegzame landerijen hebben, bij alle KanaS- ...... .. , . . , nitcn, die in daarbij zij ii wij bedugt voor de herkte der wónen11" ^bij Kanaiiniten, in de lage landen zijn wij niet die te Beth- beltand tegens de krijgswagens der Kanaijmi- Scbean, cn ha- ... . ,. n r re onderhorige ten, bijzonder die van Bcth-Schean, en die b!j?atdeie 'in ?" in JizreèFs dal wonen. 17. Doch Jodai jizreëi. schua was niet te be we gen, hij vond het vs. 17. Ver- der fprak >• billijk dat, daar zij zulk een talrijk en fterk fibua tot het .. i /- huis van jo- volk waren, zij nog meer zouden ontfangen. rHRAiMt0t f„ 18. Zij mogten zich maar meester maken van tot 'Manasse de gebergten, en zich meer op den landbouw zeggende : gij c zijt een groot toeleggen, om dan allengskens de lagere langroL'krartt^gij' den aantetasten, want zij konden verzekerd zuit êok een zijn van den goeden uithag, hoe krijgskun- lot hebben; J ö 0 JO vs. 18. Maar dig en talrijk hunne vijanden ook waren. het gebergte zal uwe zijn: [en] dewijl het ecn woud is , zo houwt het af, tot aan het uiterfte einde toe, verdrijft de Kanadniten, al hebben Zij ijzeren wagens , al zijn zij fterk. XVIII. hoofd- -r ' DEEL- 8 1 j ,r ' t 1. Xntusschen had Vorst Toschua vs. 1. En de ganfche verga- het nu nodig geoordeeld om het Hoofdleger deren8 vin iiï te vcrplaatzen, vooral om den ftatigen Gods- er. 16. yisreël, anders de vlakte Esdreëi, bij Bussching. vs. x, D_it Silo, een der hoogfte bergen in het midden van het land, was zeer gefchikt tot ecn verblijf van de Veldtent.  van JOSCHUA. Hoofdd. XVIII. 54i dienst nu meer in het midden van het land raöl yerzate hebben tot gemak van allen ; 'er is een si%, en1 zii algemeen opontbod te Silo, alwaar nu met al- ^xwe "a" len plechtigheden, in dergelijke gelegenheden, fzamenkomfte , X n °P; lla dat het de tente der t zamenkomlte opgehagen werd, land voor hun hebbende hij het land in den omtrek van Silo *"""pen nu geheel van vijanden gezuiverd.. 2. Doch vs. 2. En , , , . , ,. 7r daar bleven de verdere loting en verdeeling van Kanaan onderdekindeonder de overige hammen werd nu gehaakt J™van om dat 'er geen genoegzaam land veroverd zij haar erfdeel • j T ,„, ' , . niet uitgedeeld was. 3. De dappere Joschua klaagt hier hadden, zeven over in den Raad der afgezonderde; het is: fta™f™°Evne|f; hoe lang zult gij llauwlijk in uwe veroverin- fcb"a zc.ide toc ° ° J J de kinderen gen voortgaan? hoe lang zal het nog duuren, van IsraSl; eer gij het ganfche erfland in bezitting ver- ^*'„1*^ krijgt, 11 door Jehovah toegelegd? 4. Dat °™n voort » elke ham drie bekwame lieden leevere, om land te beërven, .... , , , 'twelk?ei»p«*, onpartijdig de nog te veroveren landen op te lIwer vaderen neemen, en aftemeten , en met dat oogmerk g^fhee'ftf * ons een volkomen verflag doen, op dat wij ver- vs. 4. Geeft voor ulieden der loten en verdeden mogen. 5. Laten Zij op de drie mannen zeven portien nog tc verdeden zorgvuldig agt- dMiifhen^iè"geven, Tuda zal intusfehen in zijne landen n?n zende, en & ' J j Z1J zich opma- U van de Noordzijde dekken, en Ephraim ken, en het ,, , tt Li" 1. 'and doorwan¬ en Manasse zal U van agteren blijven be-deieri) en het 1'chermen, en in het gerust bezit van de haar ^nenabaftuntoegelegde portie blijven. 6. Om allen ver- ne erven, en , 11 1 1 [weder] tot drietehjkheden vooitekomcn, en zulke klagten mij komen, als dc Vorften van Joseph ingebragt heb- zulv^ h5e-t ben, zal men die landen in zeven deden of len in zeven ' . . deelen : Judv loten verdeden, nauwkeurig, met agtgevmg zai blijven op op den aart van de landen , en op dat alle «£e he1tandf bedenkingen weggenomen worden, zal de ld--*?» en *}et ö so 1 Jiuis van Jo- srpit zal blijven op zijne landpaal van het Noorden, vs. 6. En gijlieden zuit het land befchrijven in zeven deelen , en tot mij herwaarts brengen: «at ik voor ulieden het lot hier werpe , voor het aangezichte van  542. Het BOEK yebcvab , oti- ting gefehieden, voor r de koninglijke Veldzon EHbim. tent yoor jehBVa]fs aangezicht; dan n ag d>VS' ?ïeTitttl een 'iedcr 0°k met ïtfetrwe kloekmoedigheid hebben geen zich beijveren , voor zijne eigene belangen. deel m 't mid- 3 » ö ? den van uiie- 7. Uoch de Leviten zullen als voren uitge- WewMdom*" floten blijven: de ftammen aan geene zijde van yehovah is Zullen zich ook moeten vergenoegen met het hun erfdeel : 3 0 gad nu, en deel door mijnen voorganger hun toegeweeWveNftamavan zen. 8. De Raad nam veel genoegen in dat Manasse heb- Voorftcl; de leden verkoozen bekwaame manben hun erfdeel 7 genomen op nen tot dat werk , om nauwkeurig platte pene zijde der , ,. . . , yordane, Oost- gronden van die landen te kunnen geeven: zij Moses ' ^ **de kregen nauwkeurig last, waar op tc letten;' knecht van Je- en mcn bepaaldde op hunne terugkomst de lo- hovab , hun . f . . , , gegeven heeft, tmg te volvoeren. 9. Zij voeren het zonder maakten ^Ich aanmerkelijke verhindering uit, zij tekenden aldie mannen op, ies een boek aan, volgens het plan van en gingen hè- . , nen: en jofcbua verdeeling op de beste wijze, en keerden naar ^eTenen'gm- het Hoofdleger terug, nu te Silo. 10. De pen, om het j^aa(j vergaderd zijnde, werden 'er zeven loten land te be- o •> 7 fchrüvcn, zeg- van gemaakt, en volgens de uitloting, voor de d^onv'anadt0" Veldtent van den Heer gefchicdendc, ver^rchriift'iKt, dceldde nu verder Joschua de landen, komt dan we- , T, B e n t a m i n's naam werd het eerst ge- dcr tot mii , J . zo zal ik uiie- trokken, en hunne landen in de huizen verwerp'enV'voor decld, hunne grensfeheiding bepaald, zij lagen JebovaVs aan- tusfchen JuDA Cll JoSEPH in, het was tUSsezichte te •> * ■ silo. fchen beiden onverdeeld gebleven, om dat het mannen9' dm ten grootften dcele nog niet veroverd geweest gingen henen , en doortogen het land , en befchreven het naar de fteden , 111 zeven deelen , 111 een boek , en kwamen [weder] tot Jofcbua in 't leger te Silo, vs. 10. Toen wierp Jofcbua het lot voor hun te Silo , voor Jebovab t aangezichte : en Jofcbua deelde daar den kinderen van IsRAëL het land uit, naar hunne afdelingen, vs. II. En het lot van de ftamme der kinderen van Benjamin kwam op . naar hunne huisgezinnen : en de landpaal van hun lot ging uit tusfehen de kinderen van Juda en tusfehen de kinderen van Joseph.  van JOSCHUA. Hoofdd. XVill. 543 was , 12. Hunne Oosterlijke grensfeheiding vs> I2 En was de Jordaan, beginnende aan de Zuidzij- hun"e landpaal o 1 was naar den de van Jericho, Zuidelijk doorgaande door hoek Noord- _, .. , - waarts van de de ganfche woestijn , en dus van die zijde enetnr 3 .. »'f»e aan de ingefloten, en van daar tot Atroth-Addar, bij woestijn van den berg die aan de binnenzijde van het be- °vs. r3.' En nedenfte Beth-IIoron ligt. 14. Dan maakt zij ™n eene grote bogt met hare grensfeheiding, en door naar Luz, , , , ... aan de zijde loop den hoek om, van de Oostzijde, van- van Luz,(wèï- Beth-Uoron af, Zuidoostwaarts tot aan Kiriath- f^*^^ , na de verovering door Juda, Kiriath- en deze land' . -» -. i,aai gaat af Jearim genoemd; dit is hunne grensfeheiding, naar Atroth- of hunne Westzijde ftotende aan den zeekant, den^betgv'dte 15-. De Zuideriioek, nu ftootende aan Juda's jj*™^ %J?^t erfdeel , begint van Kiriath-Jearim , en van benedenfte „,.,, , ,r, Beth-Heron is. daar langs de Middenlandlche zee, tot aan Vs. 14. En de beke die uit NeftoacVs wclle vloeit ; ^ktf!™K j6. Vervolgens tot aan geene zijde van den keld zich om a naar denWest- voet des bergs, die aan geene zijde van Lier- hoek,bezuiden den berg, die tegen over Jietb-U'oron Zuidwaarts is, en eindigd aan Kiriath - Baal, f welke is Kiriath - Jearim') eene ftad der kinderen van Juda; deze is de lioëk ter. Westen.' vs. 15. De boek nu ten Zuiden is aan het uiterfte var, Kiriath ■ 'jearim : en deze landpaal loopt door Westwaarts, en komt uit aan de fónteine der wateren Nefteach. vs. 16. En deze landpaal gaat af tot aan het uiterfte des bergs, die tegen over hct dal des zoons van filNfJOM is, ten Noorden van het dal der Rephaittn: en gaat af, v. ie. Dit deel is niet groot; doch Joschua rekent al dikwerf meer op de volkrijkheid van de fteden , dan wel op de uitgeftrekheid van den grond. 5 de grootfte moeijelijkheid is hier dit westwaarts te bepalen ; Venfma verftaat 'er de Middenlandfche zee door, dan zou de gewoone landkaart hier in mistekend zijn.  Het BOEK door het dal mom dal is , in de uitgeftrekte vlakte der dar. deNNzijdê blephaiten; doch meer Noordwaarts, evenwel der Jebufiten, n0£r aan Jeze 2jjde Vail del- febufiten geZuidwaarts, en ° . . J n , . , , gaat af aan de bied , dat mlluiteiide , en Itrekt zich verder RogTh Van uit tot de fontein RogeL 17. Vervolgens buitenvs. 17. En waai-ts tot aan En-Schemes , van daar tot loopt dan weder 7 ( Noordwaarts , Geliloth, tegen over de grenzing van Adum- en lopende tot . , , , . , , . E» - Schemes, tiHH s hoogten, vervolgens uitlopende naar de zij" uknaar ziide del' Jordaan, tot den begraafftcen van Geiiioth, wei- Bohan, 18. Buitenwaarts omlopende over AraSe is tegen . . over deh op- ba, welke bogt zich te y?/-^ weder buigt, dTmtrJ.T: fn !p- Vervolgens tot aan Beth-Hogla, aan de zij gaat af naar buitenzijde loopt zij door tot aan de Noordden fteen van J r j Bohan , den tong de van Zoutzee , dit is de Zuidergrens- zoone van Ru- . T , .. , . ,,T . ben: pale aan Judas zijde gelegen. 20. Want gaat^'do'or ter aan de Oostzijde werd zij door de Jordaan zijde langs het natuurlijk befloten : dit zijn de «rrensfcheidin- vsld Noord- J ° •maarts gelegen gen van de erfportie van Benjamin, nad" velden.1 "' der verdeeld onder de familien van die ftam, vs. 19. ver- aj. Deze portie heeft een aantal aanzienelijke der gaat deze 1 J landpaal door fteden; dit gedeelte, waar in Jericho gelegen vanE&et\-HogU was, had twaalf voorname fteden, met hare Noordwaarts^, onderhorige dorpen. 11—28. Vervolgens dat gen dezer land- gedeelte , waar in Jerufaiem lag, had veerde tonge der tien aanzienlijke fteden, waar onder Jerufaiem w'S^'het ten grootftcn dcele moet gerekend worden, uiterfte der om dat zij het voornaamfte van die ftad'in jordaue Zuid- J vvaarts : deze is de Zuider-landpaal, vs. 10. De Jordane nu bepaalt haar in hunne landpaal Oostwaarts: dit is het erfdeel der kinderen van BENJAMIN iu zijne landpaal rondom , naar hunne huisgezinnen, vs. 21. De fteden nu van de ftarome der kinderen van Benjamin , naar hunne huisgezinnen , zijn, Jericho, en Beth - Hogla , cn Emek ■ Kcziz. vs. 11. En Beth- Araba , en Zemaraim , en Beth-el , vs. 23. En Cbavvim , en Para, en Ofra, vs. 24. En Kefer - llaammonai, en Ofni , en Gaha; twaalf fteden , en haren dorpen, vs. 25. Gibeon , en Rama, en Bcërolh, vs. 26. En Mizpa , en Kepbira , en Moza, vs. lfi En Reken:, cn Jirpeël , en Tareëla , vs. 28. En Zela , en Eepb , cn Jebus , (deze is Jerufaiem) cn Gihnth , cn Kiriath , veertien fteden , mitstaders hare dorpen : dit is het erfdeel der kinderen^ van Benjamin ,  van JOSCHUA. Hoofdjd. XVHT. 545 hun erfbezit hadden; en die zij genoeg, tot j^g^g"e de befchrijving van hct deel Benjamin toegelegd. xix. hoofdd. i. JL/e ham die daar op bij loting üitge- vs , Daar trokken werd was Simeon, welker verdee- "a ps h« . . tweede lot uit ling van het land naar hunne familiehuizen voor simeon , , , j r ' . - voor dc ltam- ook nu gemaakt werd; Judas portie te nie dcr kinde. groot genomen zijnde, had men daar van ver- JJ» van fcheiden ftreken afgenomen , die te zamen hunne huisge- , ,. 0 zinnen: en hun ééne portie uitmaakten, en die aan Jsimeon erfdeel was in toegefchciden werd. 1-6. Het zijn 13 fte- den, met hare onderhorige landerijen, meest kinderen van 1 • 1 Juda. allen gelegen m den bergagtigen oord van vs. e. En zij Juda's ftam aan de Zuidzijde; doch niet in; J^gj ééne ftreek lands , maar van den anderen ge- 'en fcheiden. 7. Hoger op, nog vier fteden , met iaia. de onderhorige dorpen. 8. Met nog ééne uit- Chazar - Scbugehrekte ftreek lands, en derzelver öndërhori- %,É%£aU ' ge dorpen, tot Bkr-Ramath, nu Ramath , \**> > En 6 r ' Eltolad , en toe; dit alles werd onder de Simeoniten na- Setui, en Cbtrder verdeeld. 9. Wij kunnen derhalve de ""^ s> En grensfeheidingen niet opgeven , dewijl hun J^»ff Mar™ erfdeel overal door J u d a's erfdeel befloten botb, en et*was, die had nog geen zo nauwkeurige ver- vs. /ó! En deeling gemaakt, als nu in de laatfte loting, *$g£*g*; en naar dat Tuda te veel had, werd het op dertien fteden J - en hare dor¬ pen. vs. 7. Ain, Rimmon, en Efer , en Afcban : vier fteden cn hare dorpen, vs. 8. En alle de dorpen , die rondom deze fteden waren, tot Bier-Ramath , [dat is] Ramatb tegen het Zuiden : dit is het erfdeel van de ftamme der kinderen, van Simeon , naar hunne huisgezinnen, vs. 9. Het erfdeel der kinderen van Simeon is onder het fnoer der kinderen van Juda : want het erfdeel der kinderen van Juda was te groot voor hun, daarom erfden de kinderen van Simïo?< 'in het midden van hun erfdeel. JTI, Deel, Mm  54Ó Het BOEK vs. io. Daar die wijze gevonden. 10. Hier op werd Ze- ra kwam het *" r . . , , , derde lot op buloks erfporiie uitgeloot , voor de onderderen van ze- fcheide famïelie - huizen , nader te verdeden; bulon , naar nare grensfeheiding No irdwaarts , waar door zinnen: en^de het van Ascher afgefcheideu werd, begint bij hunerfdeel Sarid aan den groten inham van dc Westervvas^tot aan r-c]ie zee> TIi yan daai- naai- den zeekant vs.' ii. En door Marala , ftrekt uit tot Dabbafchet, en gii!' opwfards loopt voort tot aan het einde van de beke die naaa%i'imSut aan Seilc z'Jde van J°kneam vloeit. 12. De Maraia, en Noordzijde klimt meer Oostwaards, langs de reikt tot Dab- J bafebet , en grenzen van haphtah tot Ktsloth - labor,, loopt dek bek"', dl" verder tot Doberat, en klimt vervolgens tot v/ °r,r ^t1tntam Japhia toe. 13. Al meer Oostwaards klimvs.'12. Enzü mende, komt zij in de nabuurfchap Gath-Che- wend zich van , . . ,. " ' • , .... . . Sarid oost-pher te Jitta-kaztn uit, loopt eindelijk uit te landpaal '"'van Rimmon Methoar, nu Nea. 14. Zuidwaards Kiftotb-Tabor: zijn hare grenzen van de eerste plaats , van en zij komt uit ■■ , ■ c 1 j - - -at te Doberat, waar zij beginnen, atgerekend, tot aan NawaardT' naar thon , en eindigd aan de zee bij Jiphtah - EL japhia. T - Onder dit gebied zijn twaalf heden met hare vs. 13. En J van daar gaat onderhorige dorpen. 16. Dit zijn de grenzen zü Oostwaards „ r-j i .. j i" - doornaar den van Zebulons erldeel, en tevens de lijst \^aiT^cbephtr van hunne heden en dorpen. 17. Hct vierte jitta - Ka- de lot het welk getrokken werd, was voor komt uit te Issaschar , om verder onder de familien Jlimmort Methoar, 't welk is Nea. vs. 14. En deze landpaal keerd zich om tegen het Noorden naar Natbon : en hare uitgangen zijn het dal Jiphtab-El. vs. 15. En Kattath, en Nahalal, en Schimroit, en Jidala, en Betblehem: twaalf fteden, en hare dorpen, vs. 16. Dit is het erfdeel der kinderen van Zebulon , naar hunne huisgezinnen : deze fteden , en hare dorpen, vs. 17. Het vierde lot ging uit voor Issaschar, voor de kinderen van Issaschar, naar hunne huisgezinnen. vs. 10. Zie V f. ne ma Disf. in Gene/in pag. 33. £? fea. vs. 15. Zij worden niet allen genoemd, en zullen naar allen fchijn, verloren zijn.  van JOSCHUA. Hoofdd. XIX. 547 verdeeld te worden. 18—21. De fteden wa- , vs. iê. En nare landpaal ren 13. 22. Het lieert ten noorden van hun was jisreëi, land, in het midden Thabors - gebergte, van s"' ea daar door Sahazima en Beth-Schemes floten- „,vs-, ,Q: En Chapbaratm, en de, van daar tot aan de Jordaan ; de voor- sichou, en anaamfle fteden van deze provincie waren fes- "*%*■ sk. r.n tien, met bare onderhorige dorpen. 23. Dit j^**'*' ^K£_ zii genoeg van Issaschars verdeeling en bez, vs. 2,1. En de lijst hunner fteden. 24. Het vijfde lot Rem'etb ,' en uitgetrokken, was voor Ascher, om onder fjJf^JJj en de familien nader te verdeden. 25. Hunne Bctb-Pazez. vs. 22. En voorname grensvestinge waren , Chelkath , deze landpaal Chali , Beten, Achfaph , 26. Alaimelech, j"rk' ^«zöï, Mifchat, tot aan Kar mei aan de grote g^"m'Jrif"Jé zee gelegen ten Zuiden, tot aan Sichor-Lib- uitgangen hun«dró, ten Oosten. 27. De Oosterhoek waar Zijn aau de door het van Zebulon gefcheiden werd, be- Sêdenfcn gint van Beth-Dagon door het dal Jiphtach- hare dorpen^ El, aan geene zijde van Beth-Emek , en is hetVrfdeei jVf.te/, en loopt tot aan de linker zijde van vd™ dfc£^j KèbOl: 28. Vervolgens langs de grensvestin-vatl Issas™ar. 0 0 0 naar hunne gen , Ebron , Rechob, Chammon, Kanna, en huisgezinnen : de fteden en hare dorpen, vs. 24. Toen ging het vijfde lot voor de ftamme der kinderen van Afcher uit, naar hunne huisgezinnen, vs. 25. En hunne landpaal was Chelkath , en Chali , en Beten, en 'Achfaph, vs. 26. En Alaimelech, en Amat, en Mifchal: en reikt aan Karmel Westwaards, en aan Sichor Libnath: vs. 27. En wend zich tegen den opgang der zonne naar Beth-Dagon, en reikt aan Zebulon, en aan het dal Jiphtach-El, Noordwaards naar Beth-Emek, en Nebiël, en komt uit tot Kabal ter (linker hand : vs. 28. En Ebron , en Rechob, en Chammon, en Kanna: tot aan de boofdftad Zidon. vs. 22. Hier fchijnt uitgevallen te zijn, en baar ttiterfte de zee, haar grenzen de Jordaan Tbabor , niet de berg, maar een ftad van dieri naam, I Chron. VI: 62. Mus. . 26. Bachiene leest in plaats van Westwaards, reikte aan de ïee. — Dit Sichor word Glas-Sicbor genaamt, om dat men meent dac lier het glas maken uitgevonden zou wezen. Mm *  54s Het BOEK tot aan groot Zïdon, ten Noorden. 29. Dan deze landpaal niet een kronkel langs Rama , tot aan de wend zichinaar (, , zeevestmg Tyrus , en van daar weder Rama, en tot & j aan de vesting zcewaards zig kronkelende naar Achzib : keerd ' deze 30. Vervolgens langs Umma, Aphek, Rechob, cT/iTen har" uitmakende te zamen hun erfdetl tweëntwintig uitgangen zijn foclen met de onderhorige dorpen. 31. Zo aan de zee , . , , • • j van hct land- ver ftrekt zig AfiCHERS deel uit; dit is de kende '""naar hjst van deszelfs fteden met de onderhorige Acsfb''%a En dorpen. 32. Het zesde lot was ten voordeele Umma, en A- Van N a i> h t a l i , die het nu verder fmalrfoi.-' tweeëö- deelen moesten naar het getal der familien. cninhareCtdor: 33- Hare grcnsftcdcn zijn, Cheleph, Allon, tot Pcn- Zaanannim in die ftreek; vervolgens van Ada- vs. 31. "Dit - is het erfdeel mi-Ntkéb\ Jabneel, Lakkum, en ftoot dan de? ^kin'd™™! aan de Jordaan. ft. Naar de zeekant beginvan 4/h>er , nen grensftcden ter zijde van Aznot-Ta- naar hunne 0 J huisgezinnen : hor, van daar tot Chukkok, tot dat zij ftoot deze lieden en _ r „ . , ', hare dorpen, aan Ze bulons greinen, Zuidwaards en zesdê lot' ring Westwaards aan Ascher, Oostwaards tot uit voor de de Jordaan , die daar ontfpringende tot ]v- kinderen van ^ , , Naphtali, naar daas ftam VOOltloopt, alwaar ZIJ 111 de Ztlld- zlünen. hUiSgC'zee zig ontlast. 35-33. Er zijn buiten vs. 33. En ^ze grensvestingen nog verfcheide anderen hunne landpaal 0 is van Cheleph , van Allen tot Zaanannim. cn Adami-Nskeb, en Jabneel tot Lakknm: en hare uitgangen zijn aan de Jordane. vs. 34. En deze landpaal wend zich Westwaards naar Aznot-Tabor, en van daar gaatze voort naar Cbukkok: en zij reikt aan Zebulon tegen het Zuiden, en aan Asciikr reikt zij tegen het Westen , en aan juDA aan de Jordane, tegen den opgang der zonne. vs. 35. Dc vaste lieden nu zijn Siddim, Ser, Chamttialb, Rakkat, en Cbineretb, vs. 36. En Adama , en Rama, en Chazor, vs. 29. Naar het grondwoord , een kasteel, 'ten minden een fterke plaats, van de ftad onderfcheiden. vs. 34. Volgens Baciiiene, is dit Juda ecn ftad genaamd, dan behoeft men den text niet met Venewa te veranderen.  van JOSCHUA. Hoofdd. XIX. 549 wel verfterkte fteden in dat gebied, te za- vs. 37. En n j t. j Kede ch , en men een getal van negentien Heden , met de Ellrelt en En. onderhorige dorpen , uitmakende. 39. Zie Ci"°rfa En daar Naphtali s grensfeheiding, en de enmg- rT , , . dal-El,en Cha- lijst hunner fteden. 40. Het zevende lot, het rem, Cn Betbwelk ten voordeele van Dan uitviel, die nu £m*^*%Z uit deze nadere verdeling, eene afgetrokkene gentfen lieden, r en hare dor- portie van de anderen bekwam, was tusichen pen. Juda , Benjamin cn Ephraim, aan de is vnct 3erfdeèi grote zee gelegen. 41. Hunne grensftcden gra^der waren, Sorga, Estaol, Ir-Schemes, 4e. Si- Naphtali, naar ''. • , «v- ; , r^r T hunne huisge- talbin , Ajalon , Jithla , 43. A/ff» , i/iw- zïmien.: de fte- na, Ekron, 44. Eltek , G/tós» , , h;ire 45- Jenud , Bene - Barak , Galh - Rimmon , vs. 40. Het 46. Tellens de voornaamfte fteden van hun siBg Uit voor erfdeel. 47- Doch het grensgebied van % Dan was nog uitgeftrekter geweest, een vier- Dan , naar , , , r - •• i"i hunne huisge- de gedeelte was hun ontnomen , waarlchijnhjk zinnen. door de naburige Pkilistijnen; maar met dap- iand^f'Evan peren heldenmoed hebben zij, zo ras zij hun «wn erfdeel r 11 1 n i was : Sorga , bepaald deel hadden, zig gewapend, en de ftad en Estaoi, en Ir-Schema , vs. 41. En Sitalbin, en Ajalon, en Jitbla, vs. 43. En Elon, en TYm11a, en Ekron, vs. 44. En , en Gibton , en Bacilat, vs. 45. En Jebud , en Bene- Barak, en Gatb - Rimmon, vs. 46. En Mejarkon , cn 'Ralskon : met de landpale tegen over Japbo. vs. 47. Doch de landpaal der kinderen van Dan , was hun te klein uitgekomen : daarom togen de kinderen van Dan op, en krijgden tegen Eefem, en namen haar in, cn floegen haar met de fcherpte des zwaards, en erfden haar, •pt. 47. Ging van hem uit, dat is: hij verloor het, het werd hem ontnomen, volgens de gefchiedenis Richt. XVIII: het mociliikfte in dit geval is, dat dit Lachis aan de uiterfte grenzen van Kanaan ten Noorden ligt; Lais is ook een naam van een ftad in Juda, maar zo wij aan die ftad denken vermeerderen ook de moeilijkhecden ; Harenberg heeft dit zeer wel opgemerkt , de ligging van de plaats van dit Lais of Sefcbor, ftrookt zeer wel met het verhaal, van het innemen der ftad, volgens 't Boek der Ri ebt er en. Mm 3  550 Het BOEK cn woonden Lefem, die de voornaamfte van dat veroverde daar in , cn zij , roemden u- gebied was, herwonnen, en met de inwoners "den'name'"vari Haar de bevelen van hunnen -godlijken véldhunnen vader neer gehandeld, en na de bezitneming hebben Dan. ° vs. 43. Dit zij de ftad, ter eere van hunnen ftamvader, vanhCdenrftam Dan genoemd. 48. Dit is dc korte befchrijder kinderen vj1]gr van rjANS erfland, met deszelfs grenzen. van Dan, naar ... hunne huisde- 49. Doe die plcgtigheid afgelopen was om de fteden1,'en ha- landen van dc crfenisfcn tc verdelen, oordeel"vs^^Toen den net de ^-aad billijk, aan hunnen veldzü nu geein- heer Toschua, met Kaleb, eenerlei gevaar digt hadden . J .' . p „ het land erflijk uitgeltaan hebbende bij hct bezien van Ka- ztineeeliandpa- na'dn■> 0°k een erfdeel toe te leggen, buiten en len , zo gaven behalven het geen hem in zijne ham natuurde kinderen P . J van isitAëL jo- lijk ten deel viel. 50. Dit deden zij niet om febua, den zo- , ... . 1 j • ne van Nun , den Vorst te vleien , maar ingevolge de uit^midden^van fPraak van Jehovah, Die aireede, toen Kaleb hen. belofte gedaan werd , hem een deel toege- deT/morid van fchikt hadde, dog men gaf den Vorst de keuS^ziV hem fej hij verkoos in zijn erfland, Thimnath-Sera ke2 hijadbeg1eer" een ^ei'gftad, met deszelfs onderhorig gebied; de, Tbimnath- hij herbouwde die had, verfterkteze, en ging ber!teP hetvan rnct zijn ganfche geflacht dezelve bewoonen. bebouwde dlê 5i- OP defe wijze liep de plegtige erfdeeling, Had, en woon- onder de hoofden van den toenmaligen Raad, dCvs!1 s^Deze Eleazar en Joschua, af; bet gefchiedde fc'n de ^ehkë a^es naar net 'ot' en zu'ks voor de tente der eleazer , de t'zamenkoinfte in tegenwoordigheid van °ïe- Pnester , en 0 0 J Jofchtm , de hovah. Vr'on van Nun , en de hoofden van de vaderen der Hammen den kinderen van Israël doT het lot erflijk uitdeelden te Silo, voor het aangezichte van Jebovab , aan de deure van de Tente der t'zamenkomlle: dus maakten zij een einde van hct uitdeelen des lands. XX. HOOFDD. TVT ,r , t. J_\ u werde op bevel van den Heer, vs. 1. Verder fprak jebovab de Vorsten der twaalf ftammen weder t'za-  van JOSCHUA. Hoofdd. XX. 55' mengeroepen, 2. Om overgave te doen van toj^Ai™zegde vrijheden, die door Moses bepaald wa- ys. a. Spreekt ■r ,r 1 1 • j tot de kinde- ren , dat in het Joodfche gebied zijn moes- renvanIsRAë,.? ten, 3. Gefebikt om de gewoonte van bloed- «g»*^ wraak allemrskcns te verminderen , en voor den de vrijfte- ... den, daar van den onfchuldigen doodflager eene veilige ik mct uiie. fehuilplaats te bezorgen, 4. Mids hij zig aan jjg^^M* den Raad dier fteden aangaf; dc zaak daarop s», gefproken wel ondcrzogt zijnde, en naar waarheid be- Vs. 3. d« vonden, dan mogt hij daar in veilig wonen, vla£de dedo'od. 5. Ja zich zelv des noods verdedigen tegens jgf^j»* den bloedwreeker , die zijn lecven onfchuldig ïinge, niet met , 1 wetenfehap belaagde , 6. Alwaar hij dan ook zo lang vernaat: opdat verplicht was te blijven woonen tot den dood S^g^ van den Hogenpriester in dien tijd, dan mogt vïugt voor den ~ 1 bloedwreker. hij tot zijn vaderlijke had te rug keeren. Vs. 4. Ais hij 7. Dc heden die afgezonderd werden , waren ^3^^^ aan de uiterhe Noordelijke grenzen van het ^ eteénKike Kanaan, Kedesch, naderhand iri Galt- derftadspoorte, . . „ , i . , en hij zal zime lea, liggende op Naphtali s gebergte, op woor,!en rpre. den zuidelijken hoek; Slchem op het gebergte |^nv^0arn % E p 11r a 1 m s , Kiriath - Arha , naderhand Oudften der ' . , , T z lver ftad , Chebron, bijna in het midden van JuDAAS/dan iüüen zij gebied; S. Aan de overzijde van dc ^r^^ltdaan , om dat daar het land , uitgeftrekter men., en hem was , was in elke ham één , wegens R u- dat hij bij hen een , Bezer, in de vlakke velden des Jor- w™e\. En als de bloedwreker hem naiaagt, zo zullen zij den doodflager in zijne hand niet overgeven, dcwiil hij zijnen naasten niet met opzet verflagen heefteen heeft hem eisteren en eergisteren niet gehaat, vs. 6. En hij zal in dezelve ftad wonen, tot dat hij fta voor hct aangezichte der vergadennge, voor liet eerichte, tot dat de Hogenpriester fterve, die in die dagen zijn zal: dan zal de doodflarer wederkeeren , en komen tot zijne ftad, en tot zntt huis , tot de ftad , van daar hii gevloden is. vs. 7. Toen heiligde ZJ] Kedesch in Galilea op hct gebergte van NAPHTAU, en Sicbem op her gebergte van Ephraim, en Kiriath-Arha, deze is Chebron op het gebe-gte van HlDA. vs. 8. En aan de gene zijde der jordane van Jencuo, Oostwaards, gaven zij llezer in de woestijre, m t platte land van den itamme van Ruben : en Ravot» in Gilead van den ftammc van C-Ao, Mm 4  55t Het BOEK en Gda» in daans •— Ramoth-Giliads , bijna in het midftamtne * van den van Gads erfdeel , en Golan in bet ^'Tp^Deze raidden van Manasses erfdeel. 9. Alle nu zijrf de fte- deze heden nu bekwamen het recht van vrijftemd waren dom, zo wel voor vreemdelingen als inboorkSrenf6 van hngen, op dat bet doodftraiïen wegens doodBRAëL , en fjag zonder richterlijk onderzoek, finten zou, voor den ° * J ' J ' vreemdeling , waarom ook voor de vreemdelingen die hevaVYenUeden den in het Overjordaanfche behemd werden. verkeerd , op dat derwaards vluchte, al wie eene ziel door misval (laat: op dat hij door de hand des bloedwrekers niet fterve, voor dat hij voor het aangezichte der vergadcringe geftaan zal hebben. XXI. HOOFDD. TT\ vs. 1. Toen h J^/oe de fchikkingen der vrijheden fn den naderde de Raad afgedaan waren, brengen de aanzicnelijke hoofden van ° ' ° J dc vaderen der afgezonderde van Levi's ham, hunne belanELEAiAB., den gen voor den vollen Raad , vergaderd met totCStCpjchia" JiLEAZAR en Joschua aan het hoofd, op den zoon van dat bij deze uitdeeling ook aan hun gedagt deUhoöfdcn der wierde. 2. Terwijl de veldtent nog te Silo ^""ftammen opgeflagen was, en zij nog rondom den taberder kinderen nakel woonden, hun voorhei was : onze Heer van IsRAër.. . „ vs. 2. En zü heeft door den voorflag van den voortreflehjfpraken tot^hen ken MoSES? gelast, dat men ons zo ras land Kanaan , Kam&n veroverd was , zekere heden tot be- zeggende : Je- ' bovah heeft woning zoude toehaan met de nodige voorgeboden door n . ,, , .. den dienst van lledcil VOOl' 011S vee, Cll zulks VCrZOCkCll WIJ me°nEons ftedèn nu- 3- Dc Raad oordecld het billijk dit ter te bewonen uitvoer te brengen , cn op dat 'er gecne begeven zoude , „ ' , „ . en hare voor- denkingen zouden ontltaan , behuit men ook fteden voor onze beesten, vs. 3. Daarom gaven de kinderen van IsRAër. den Leviten van hun erfdeel, naar den mond van Jebovab, deze fteden, vs. 9. Zij konden den openbaren Tabernakel - dienst bijwonen, 'er werd nogthans gezorgt, dat alle tevens Levitifcbe fteden waren.  van JOSCHUA. Hoofdd. XXI. 553 dat alle de familien van Levi's ftam, door ^orfl^elrer loting, de plaats van hun verblijf zoude toegewe- vs. 4. Toe» zen worden. 4. Over die heden nu werd het f™g ^ lot getrokken, toen viel het aanzienelijkften huis ^^IX"*;de Kahathiten, waar toe de priester-orde be- ten: en voor hoorde , juist die te beurt, welken in de van ASron , ham van Juda, Simeon, en Benjamin jJudei«"«; gelegen waren, ten getale van dertien heden, waren van ju- b » . , da s ftamme , 5. Terwijl deze tak zo talrijk was , vielen den en van simeons overige Kahathiten, waarfchijnelijk die tot de J™^,,™ priester-ordening niet behoorden, nog tien fte- v»^0* den te beurt, gelegen in de ftamme van fteden.' Dan, en in het binnenlandfche van Manas- overgebleven"1 se. 6. De familie van Gersom, viel ket£^v.™ lot in de ftammen van Issaschar, bij het lot van A/r de huisgczin- Ascher, Naphtali, en Manasse , nenvanepuraaan geene zijde der Jordaan , ten getale van ™ dertien. 7. De familie van Merari, in de ftamme , en ' van Manasses ftam van Ruben, Gad, en Zebulon, haiven-ftamme twaalf fteden te beurt. 8. Op deze wijze ^s.^Enden werd d« verdeling der heden, onder de Levi- ™JJ len ingericht, ingevolge s'Heeren beveelen. de huisgezinnen des ftains van Issaschar, en des ftams van Afcber, en des ftams van Naphtali, en des hal ven ftams van Manasse in Bazan, bij het lot, dertien fteden. vs. 7. Den kinderen van Merari naar hunne huisgezinnen, van Rubiïiks ftamme , en van Gads ftamme, en van Zebulons ftamme, twaalf fteden. vs. 8. Dus gaven de kinderen van IsRAëL den Leviten deze fteden, en derzelver voorlieden, bij het lot, gelijk Jebtvab, door den dienst vaa Moses geboden had. vs. 4, 5. Men behoeft niet met de Uitleggers te veronderftellen, dat dat geüagt zo talrijk was; hier word gefproken , onder de anderen voorrechten der Leviten, van hct recht van inwonen en niet van het bevolken dier fteden — evenwel met de Uitleggers te zeggen: dat die fteden hun toekwamen , is onnaauwkeurig; zij moesten geen erfdeel bezitten onder hunne broederen, maar huizen en landerijen werden hun bij ecn eeuwige erlpagt toegeweezen. Mm 5  554 Het BOEK 9. De fteden van Juda nu, die ten voordee- vs. 9. Verder , . . _ . gaven zij van le, en tot bewoning voor de Priesteren, wa- kfnderTnnCvaCn re» met de nodige VOOrftedcn : io-13. OlC Juda , en van hrm met de voorlieden , het overige den ftamme der rt , . „ kinderen van van het ftads - recht of gebied, met de onderfteden^diemen borige dorpen, bleef het eigendom van Kabij naam noem- LEBS familie — welke ftad tevens het regt der de: ö vs. 10. Dat vrijfteden bleef behouden: de tweede ftad was ze waren voor T ., , ™ . aürons kin- Libna , 14 — 16. Tot negen in getal, voor £rehui«géri£ rekening van Juda en Simeon. 17, 18. De nen der Kaba- fteden die de Benjamiten moesten overgeven , tbiten, uit de . .. kinderen van waren vier, 10. Dus zijn de priesterlijke fte- eerftV (otnw« den dcrtien in Setal. ao. De overige Kaha- voor hun. tbiten hadden de volgende fteden in Epiïra- vs. it. Zo , gaven zij hen ims gebied 21, 22. Stchem, ook een vnj- areaft.a des va- fad tot voorland een gedeelte van E p ii r a i m s ders van anok o-ebergte, benevens drie andere, 23, 24. Uit (zij is Chebron) ° rt ^. op dat geberg- de (lamme van Dan, ook vier, 25. Uit der en hare vonV Manasfiten erfland, twee, 26. Dus de gewonden rondom ne Leviten ujt fat huis tien fteden bckwa- haar. vs. t2. Maar het veld der ftad en hare dorpen gaven zij Kaleb, den zoon van Jepiiunne , tot zijne bezitting, vs. 13. Zo gaven zij den kinderen van ASron , den Priester de vriiftad des doodflagers, Chebron en hare voorlieden , Libna, cn hare voordeden, vs. 14. Jathir, en hare voordeden, Estbemoa, en hare voorftedcn, vs. 15. Cholon, en hare voordeden, Debir, en hare voordeden, vs. 16. Ain, en hare voordeden, Jttttti, en hare voordeden , en Beth - Schemeeb, en hare voordeden : negen fteden van deze twee ftammen. vs. 17. En van Benjamins ftamme, Giheon, cn hare voordeden, Geba, en hare voordeden, vs. 18. Anatoth, cn hare voordeden , /limon , en hare voorftedcn : vier fteden. vs. 19. Alle de fteden van ASrons kinderen, de Priesteren, waren dertien fteden en hare voordeden, vs. co. De huisgezinnen nu van Kahatu's kinderen , de Leviten die overgebleven waren van de kinderen van Kahath, hadden de deden hunnes lotst van Ephraims ftamme. vs. 21. En zij gaven hem Sicbem, eene vriiftad des doodflagers , en hare voordeden op den berg van Ephraim. Gezer , en hare voorlieden, vs. 22. Kibzaim, en hare voorlieden, Beth-Choron, cn hare voordeden: vier fteden. vs. 23. En van Dans (lamme, Elteha, cn hare voordeden, Gibbeton, en hare voordeden , vs. 24. Aialon, cn hare voordeden, Gath - Rimmon, en hare voorlieden: vier deden. vs. 25. En van Manasses halven ftamme , TaHnach, en hare voorlledci , Gath. Rimmon , en hare voordeden : twee fteden. vs. 26. Alle de fteden voor de huisgezinnen der overige kinderen van Kahatk zijn tien, met hare voordeden.  van JOSCHUA. Hoofdd. XXI. 555 men. 27. De familie van Gerschon be- , y*- Ende kinderen van kwamen fteden , m het dal der Manasfiten , Gerschon van aan geene zijde, de twee, waaronder de vrij- ^ ftad Golan. 28, 39. Van Issaschars ™j™ deel, wierden vier afgetrokken, 30, 31. Van van manasse, , . tt tvt de vrijftad des Ascher, ook vier, 32. Van JNaphtali dooddagcrs, weder de vrijftad Kedesch, met nog twee an- %g * *£ deren, 3"?. Komende dus in .het bezit van voorlieden , 7 ou Beè'sthera , en dertien fteden. 34, 35. De familie der Mera- hare vooriteriten, bekwamen uit Zebulons erfdeel, vier twee e" fteden, 36, 37. Van Ruben Bezer, ook vier, vjsdc-£,mm" •38, 30. Uit Gad, weder de vrijftad Remoth Issaschar,Kis- „ , , . , ~. r- . don , cn hare Giiiads, benevens drie anderen. 40. De tami- voordeden, lie van Merari, ontfing dus twaalf fteden. £f/fl'vjorfteer: Ai. Ziinde dus over het geheel aan de Leviten den. *r ■» vs. 29. Jar- afgeftaan agtenvcertig fteden. 42. Deze fteden muth, en'hare voordeden , En-gannim , en hare voordeden : vier fteden. vs. 3°- En van Aschers damme , Mifchal, en hare voordeden, Abdon, anders Ebron en hare voordeden, vs. 31. Heikath, en hare voordeden, Rebob, en hare voordeden: vier deden. vs. 3e. En van Naphtali's damme , de vriiftad des dooddagers , Kedesch in Galilta, en hare voorlieden, Chammotb-Dor, en hare voordeden, Kartan, en hare voordeden: drie deden. vs. 33. Alle de fteden der G*rfoniten, naar hunne huisgezinnen, ziin dertien fteden en hunne voordeden, vs. 34. Den huisgezinnen nu van Merari's kinderen, de overige Leviten, [werd gegeven] van Zebulons ftamme, Jokneam, en hare voorlieden, Karta, en hare voorlieden, vs. 35. Dimna, en hare voordeden, Nabalal, en hare voordeden: vier fteden. vs. 36. En van Rubens ftamme, Bezer, en hare voorlieden, jahaza, en hare voorlieden, vs. 37. Kedemoth , en hare voordeden, Mefadtb, en hare voorlieden: vier fteden. vs. 38. Van Gads ftamme nu, de vrijftad des dooddagers, Ramoth in Gilead, en hare voordeden, Machanaim, en hare voordeden, vs. 39. Chesbon, en hare voordeden, Jae'zer, en hare voorlieden: alle die 'fteden zijn vier. vs. 40. Alle die fteden waren der kinderen van Merari, naar hunne huisgezinnen, die nog overig waren van de huisgezinnen der Leviten, en hun lot was twaalf fteden. vs. 41. Alle de fteden der Leviten, in 't midden der erffenisfe van Israéls kinderen, waren agtenveertig fteden, en hare voorlieden, vs. 4c. Deze fteden wa- vs. 36, 37. Over de egtheid dezer twee veerzen is lang getwist, de vergelijking der Codices door Kennicot, heeft dit bedist, zo dat zij egt zijn , en tot den text noodzakelijk behoren; — de bedenking was alleen daar uit ontdaan, dat verfcheidene overzettingen ze niet hadden. vs. 42. Het aantal der fteden is wel groot, doch behalven het te voren  55* Het BOEK ren eik met kreegen zij tot hunne woonplaats, en de vel- hare voordeden , ... rondom haar: den tot .weiden voor hun vee, doch vermits, met *ue die zij zi§ met del1 landbouw 9 of handwerken lleden' zo n*et B'eneerden > bleven waarfchijnelijk het gaf * yèbovah grootfte deel van de burgers elk in zijne ham, icheeiand,edat die Levitifche heden bewonen. 43. Op deze hij hunnen va- wjjze wer(j nu het erfland door Jehovah aan deren gezwo- J tJ ren had te Ja ko bs kroost toegezegd, verdeeld. 44. Zij Kerfden "het, genoten nu eene langdurige ruste, hnaakten laar 7n°ondden de vrugten van den beloofden vrede, en tevs. 44. En gen wien zij ook ondernomen hebben den ■Jebovab gaf hun 0 , rust rondom , oorlog te voeren, deed hun Heer hen alhifhunnl va- t00s zegenpralen. 45. Zo dat hier in geen renerihade-ZWen van zljUe toezeggk:gen aan dat gezegende daar bedond hamhuis gedaan, faalde, zij werden altemaal niet een man ... „ . ... . , van alle hunne Vail tijd tot tijd vervuld, vijanden voor hun aangezichte , alle hunne vijanden gaf Jebovab in hunne hand. vs. 45. haar viel niet een woord van alle de goede woorden , dia Jebovab tot het huis van Israöl gefproken had: het kwam altemaal. XXII. hoofd- TT* deel. j_ J2>R bleef derhalven ook nu niet overig, vs. 1.Daarop dewijl elk nu ligt voor de overgeblevene vij- riep Jofcbua r de Ruieniten, andeii zelf waken kondc, zoo hij dc belangen en ddeï*'haivè van zijne uam wilde voorhaan , dan de Overnam van Ma- jordaanfche Israëliten affeheid te geven. NASSE : J a vs. e. En hij 2. Joschua ontbood hunne bevelhebbers gfiHeden1 ïfebt voor den Raad, betuigt hun: gij hebt volko- aneserhw"tMo- men wool"d gehouden, uwe belofte aan Mo- ws, de knecht jrjs is voldaan, en ik ben te vreeden met u * gt boden uwe gehoorzaamheid aan zijne bevelen geheeft: cn gij zijt mijne ftemme gehoorzaam geweest in alles wat ik u geboden heb. ren aangemerkte, is ook de grote der landerijen, in vergelijking met de andere dammen, zeer gering.  van JOSCHUA. Hoofdd. XXII. 557 weest. 3. Gii hebt trouw uwe broeders bij- vs. 3. Gij ° J hebt uwe broe- geflaan , en aan alle de bevelen van uw deren niet ver- Heer u onderworpen. 4. Dewijl 'er dan nu {f^ geen krijgstogten van aanbelang meer te doen dezen dag; t> Jo o 0 maar gij hebt zijn, maar een ijder nu de vrugten van den waargenomen beloofden vreede begint te plukken , is hct cd?ng derCgebo- billijk dat gij ook tot uwe bezitting te rug den van Jebo- keert, u reeds voor lang toegeftaan. 5. Hij Ehhim.' ontfloeg hen dan met dankbetuiging; alleen jX'wi, uw' verzogt hij van hun nauwkeurige onderwerping ^lle- aan de burgerlijke en Godsdienhige bevelen ren ruste ge, , , j° ., geven, gelijk van Jehovah, door M o s e s geboekt: ik wen- hij hun toege- fche dat, zegt hij, uw gedrag daar aan altoos f^^g" moge gelijkformig zijn, dat gij ijverig in de «e«Mtten^ onderhouding en getrouw, aan den Godsdienst naar het land , ... lf- j „ ■> '1 • uwer bezittin- moogt blijven, zo zelfs dat er geen de mm- ge > »t weik he geneigdheid of hunkering in ti mag opko- > men tot den dienst van andere Goden. Jebovab, u ge6. Hen dus al zegenende afgefcheid gegeevcn gene"zijde der hebbende, toogen zij te rug naar hunne le- 'AUéen gerplaatze, om zich te bereiden tot den te rug neemt naarftig o r ' 0 waar te doen marsch. 7. Onder dit getal waren ook de het gebod, en Manasfiten , fchoon zij "ook een deel aan de- möses", ' d'e ze zijde van de Jordaan bekomen hadden. !5n?cht, Y.an J 'J Jehovah, u ge- 8. De Veldheer fpreekt nu hen bij hun vertrek boden heeft, andermaal dus aan: dappere broeders keert nu uwen Elobim , met blijdfebap, verrijkt met een' aanzienclij- daf gif wandel ken buit , te rug, waarvan gij uwe gereg- in alle zi'".e . 0' , , °3 00 wegen en 7l}. tigde portie ontrangen hebt, maar weest nu ne geboden houdt, en hem aanhangt, en dat gij hem dient met uw ganfche harte, en met uwe ganfche ziele. vs. 6. Zo zegende hen Jofcbua: en hij liet hen gaan, en zij gingen naar hunne tenten, vs. 7. Want aan de helft van Manasses ftamme had Moses [een erfdeel] gegeven in Bazan; maar aan [de andere] helft derzeh'cr gaf Jofcbua [een erfdeel] bij hunne broederen aan deze zijde der Jordane Westwaards : verder ook als Jofcbua hen liet trekken naar hunne, tenten, zo zegende hij hen: vs. 8. En hij fprak tot hen, zeggende: keert weder tot uwe tenten met velen rijkdom, en met zeer veel vee, met zilver, en met goud, en met koper, en met ijzer, en met  555 Het BOEK , ,, zo edelmoedig om dien fchoonen buit met zeer vele Mee- ° deren : deeid uwe broeders , die ïntusfchen uwe bezitting vfjanden "met bewaakt hebben, te verdeelen. 9. Zij ver«we broede- troi%iien daarop ujt bet leger te Silo, te zaavs. 9- Zo men om 1111 naar hun Overjordaansch va- Keerden dc kinderen van derland te rug te keeren. 10. Doch de Jorktadèren C"van daan overtrekkende , gebeurde 'er iets , het gad , en de we]i( gansch Kanaiin in rep en roer bragt: halve ftam van ö r ° Manasse we- op de uitherhe grenzen van liet land, door van' CIsra1ls de Jordaan afgefcheiden , lieten de Ruhenikinderen van tm ^ Vorften der andere hammen, eenen Silo, dat in t ' 7 land Kanaiin altaar aan den oever oprichten van eene aanmer- is, om te gaan , , . naar het land kehjke groote. ii. Zo ras het gerucht hier van naar 'i^Tand door Kanaan verfpreid raakte, hoe die Overhunncr bezit- jordaanfche broeders, eenen altaar, in het gewelk 'zij bezit- zigt van hunne broéders, aan deze zijde woowen gCmnaaï nendc, gebouwd hadden , 12. Raakte alles in jX»«i"ddoor opfchudding; 'er was ecn algemeen opontbod den dienst van ten hrijde , in het nog kortling zo vreedMoses. . .. ,. , vs. 10. Toen zaame Kanaan; elk die de wapens voeren deinzen"der ^on' moest naar het leger te Silo trekken, jordane, ^ die want zulk een handel jegens hunnen Koning, Kanaan. zijn: zulk een openbaren afval van hunne broedede ónderen ren » k°n niet dan door den ftrijd gewroken van Ruben, worden. 13. Dog gelukkig zonden zij nog en de kinderen jood j o van Gad , en de halve ftam van Manasse daar eenen altaar aan dc Jordane, cenca altaar groot in 't aanzien, vs. 11. En de kinderen van IsRAëL hoorden zeggen: zie, de kinderen van Ruben , en kinderen van Gad , en de halve ftam van Manasse hebben eenen altaar gebouwd, tegen over het land Kanaan, aan de grenzen der Jordane, aan de zijde der kinderen van IsRAëL. vs. 12.. Als de kinderen van IsRAëL [dit] hoorden , zo verzamelde de ganfche vergadering der kinderen van Israöl te Silo , dat zij tegen hen optogen met een heir. vs. 13. En dc kinderen van IsRAëL vs. 11. De altaar is ongetwijfeld, op den oever aan de overzijde geftigt ; hij kon geen gedenkteken zijn , indien hij niet binnen hunn^ grenzen lag.  van JOSCHUA. Hoofdd. XXII. 559 vooraf bekwaame beden om hen te onderhou- zonden aan de 1 r . ri j 1 kinderen van den , of het nog mogelijk ware de zaak te RuEEN,enaan vinden; het was een aanzienelijk gezantfchap, ^n GArjnderen het had Pinehas, den ijverigen vriend van ?,an dcn ha,ve J 0 ftamme van den waaren Godsdienst , aan het hoofd , Manasse , in 14. En vervolgens uit elke ham één lid, dus iJ™verbas', ook van hunne broeders Manasfiten, het wa- tVl 7fon x.ilu 1 7 Ei.eazar, den ren alle gebieders over duizenden, aan wel- Priester: ken ecn zaak van dat aanbelang toevertrouwt tien Vorften werd. 15. Deze geeven zig aan om in den fe^SdMU» Raad van deze drie hammen te mogen gehoord huis eene™ D 0 Vorst, mt al- worden, 16. Alwaar zij" hunne belangen dus ie de ftammen voordragen : de klagten van de vereenigde g„n zij^^ren hammen , de hem van het ganfche volk is een ieder een ' 0 hoofd van het tot ulieden, welk eene zwaare misdaad, hebt huis hunner , , . . , vaderen over gijl. mijne broederen! begaan — misraad met c!e duizenden tegens ons maar tegen Isracls God en vavs|sJs.eT'oen Heer, daar gij u niet gefebaamt hebt, zulk zij tot de kin- l , , , . deren van Ru- eenen hoonenden altaar voor uwe rekening te een, en tot de laten oprichten, een getuigen van uwe open- ^"n^en Vto™ lijke rebellie tegen Jehovah. 17. Was dan de den ' Mven , „ ftamme van fchuld wegens de afgoderij van Baal-Peor, Manasse kwa- nog niet honende genoeg? eene fchuld, waar ™enn' ci/Vü?: over wij tot nog toe dat regte leed niet ge- zo fi>raken zij 1 ° 0 ° met hen, zeg- dragen hebben, waar over wij ook nog. niet gende: evenredig aan 'derzelver zwaarte gehraft zijn , fpreékt dé ganfchoon 'er veelen burgers door eene aanfteken- ^ j.™^* de ziekte, in omgekomen zijn. 18. Daar gijl. wat overrre, ' ö din?e 1S dk' dan nu zulk een openbenbaar bewijs van on- daarmede gijtrouw aan onzen Heer gegeven hebt, daar dgnlen EYoïim gij heden de zaaden van openbaren ophand te- „v"rtrei1enRAei' hebt, heden afkerende van agter Jehovah, Jaar gii een altaar voor u gebouwd hebt, om heden tegen Jehovah wederfpannig tc zijn? vs. 17. Is ons de ongerechtigheid van Peor te weinig? van welke wii niet gereinigd zijn tot op dezen dag , hoe wel de plaag van Jehovah in de vergadering geweest is. vs. 18. Dewijl gij u heden van achter Jehovah a!'teert : het zal dan gefehieden, als gij heden wederfpannig zijt tegen  56o Het BOEK jebovab, zo zal getis Jehovah geftrooit hebt, is hct te duggrootHjk™?cg'en ten, dat Hij al ras zijn ongenoegen openbaren de ganfche ge- zaj over het ganfche lichaam van de natie ; meente van ö ' isaAëL ver- het is derhalven een zaak, mijne broederen! C° v™ 19. Maar die u niet alleen, maar die het ganfche volk land uwe" be- raakt- l9' Doch wiJ willcn alle infchikkeüjkzittinge onrein heid eebruiken om alles voor te komen, daar- is, komt over , ■ . r-r, , i in 'c land der om zelv iets afftaan ; hebt gij geen genoejetlvT, 1Z gen , om dat gij geen bezitting in het eigende Tabernakel jj:^ gana£n hebt? - daar dus de zetel van van Jebovab J woont , en den Godsdienst niet in uw land is, wij zijn neemt bezitting , . , ... „ «. in 't midden dan bereid u ecn bezitting in Kanaan atte^tóefwèdeï ftaan' 200 gij maar nalaat u tegens uw Heer, fpannig tegen en ons rc verzetten, in de zaak van den Jebovab , zilt ... öok niet we- Godsdienst, waar van gij nu een bewijs gegeven genfon™eenen hebt, vermids gij buiten den éénigen geoor- aitaar voor u i00fdcn altaar voor Jehovah , eenen anderen bouwende, be- u haiven den gebouwd hebt; bedenkt doch, broeders! hoe tovTb gonzen zwaar de Godheid! de fchennis zijner wetten over *vs'ijo Heeft de gailK^'ie MÜe gewoon is te brengen; het jongniet achan de fte geval vau Achans ontvreemding maakte rah" overtre- ras openbaar dat Jehovah zig door het ganfche mëtS hetbevea" volk beledigd achtte; de ftraf trof hem immers bannene, en njet aneen maar zelfs den foldaat, met moed kwam daar met ' • " eene verbot- uitgetrokken, om Ai te beoorlogen. 21. De denganfche°ver- vorftelijke Overhccdcn van de Overjordaangaderinge van r- j iailcien deze aanfpraak met de uifterfte Israci.? en die 1 man ftorf niet verwondering en aandoening gehoord hebben- alieen in zijne , . , ,. ongerechtig- de, gaven daarop na ecn eenparig overleg dit he%t ai. Toen volgende openhartig en ongeveinsd antwoord: antwoorddende kinderen van Ruben , en de kinderen van Gad , en de halve (lam van Manasse , en zij fpraken met dc Hoofden der duizenden van Isracl. ■w. Behoort tot vs. 18, en dan moet eersE vs. 19, of vs. 20. volgens Dathe, volgen,  van j O SCHUA. Hoofdd. XXIL r,5i ia* Wij beroepen ons 5 brave mannen, op jj^jj^jj^ den allerhoogften Jehovah , wij fcweeren bij t>is/ je/ 1/2 den heiligen naam van Jehovah, den Könl'ng d{*'^étXt| der Koningen , die ons harte kent , dat Israël^ zciv die zaak door u verkeerd begrcepen word; weten: is het is het anders, Hij zal bet openbaar maken,.fpMnighdd zo dat het ook voor u onbetwistbaar word, of |fv^,indot^ omland tegens Hem waarlijk onze misdaad zij; gens jehovah * . , , 7 .. . ii i-M i j • zo '"'ziet ons zo ja, hebben Wij tegens het goddelijk gebod in hcden niet. dezen gezondigd, wij zijn bereid ons aan de wi]Vs3éenln (haffen , door u lieden ons op te leggen, altaar zouden ' r gebouwd heb- te onderwerpen, 23. Wij roepen den eenen ben, om ons waren God tot getuigen, dat ons oogmerk ™Jcbt£ Jet; in het oprichten van dien altaar geenzins ge- ^aniorefcn™1 weest is, om den dienst van Jehovah te ver- cn fpijs-offer laten, of om zelfs aan Hem op dien altaar feen , v om onze fpijs of dank-offeren te brengen; Hjj '^ffi^* wreeke zich over ons, zo zulks onze mening zo éïfché her. j Jeuovah. ware! 24. Het is alléén uit een goede vs. 24. En zo voorzorge geweest , uit een zugt voor den 2»^'"^ Godsdienst, waarom wij deze, zo veel ver- e^s volgende ' ' - ■ .. bedenking ge- warring - baarende zaak gedaan hebben , -— wij daan hebben , .... . • zeggende: mór- dagten, de tijd mogt onze nauwe verbin- gen& mochten tenis doen flijten, onze Overjordaanfche broc- {^jftjgg: deren mogten ons beletten, onverhinderd, onzen ren (preken , ..... ,1 rr- Seggende: wat Godsdienst in hun land te oefrenen, ons van nebt gij nKt die voorrechten willende uitfluiten, 25. Hier- jgjg:' tZ om tot voorwendzel gebruikende, dat de Jor- Israël te doen. vs. 05. yebo- daan ons daarom van den anderen gefcheiden vab heeft' imhadde; deze weigering mogt dan aanleiding ge- ™rs £r-j£n£ pale gezet tusfehen ons, en tusfehen ulieden, gij kinderen van Ruben, en gij kinderen van Gad, gij hebt geen deel aan Jehovah: zo mogten uwe kinderen ot. 23. Een eedzweeren in kragt, even zo als, zo helft «tij Ced Almachtig ! IIL Deel, Nu  Het BOEK ven, dat ons kroost den eerbied aan onzen dPoenoPtoS Heer en God zo niet bewees, als behoorde; datze pbovab 6 Daarom kwamen wij tot befluit om eenen met vreesden. J c vs. 16. Daar. aimr 0p te richten, niet om daar op te 01- fatdeons Tocti feren ; deze gedagte kwam zelv in onzen ken' bouw^ geest niet op, 27. Maar om dit teeken van oude eenen altaar, Ze vereeniging, in burgerhaat en Godsdienst, niet ten brand- ^ n i . %a i i t- offer, noch ten voor onze gcflachten zelf te doen blijven, op '%l 17. Maar dat het dus ons altijd vrij zoude ftaan onverdat hij . een hinderd onze offerhande ter plaatze van den sctuige zij tusfehen ons, cn openbaren Godsdienst te brengen , en uwe ïetT en "tul- nazaten ons nimmer van dat fchone voorregt fladSén6* 1» befóoveh zouden; 28. Daarom dagt het ons ons, op dat aoed dezen altaar als een waarborg van onze wij den dienst ö . . -• j j van Jebovab verbirttenisfe optengten; wij dagten verdei: 011ge°z°iciKe die'nèn ze nakomelingen konden ten bewijze van hun mochten met rechten en vrijheden zig op dezen altaar be- onze brand- . J , - , j /~>„J. offeren,en met roepen, niet gemaakt om zig door den Lrocisofferen ,"aCen dienst van onze broederen aftefcheiden, maar met onze dank- jj t bewijze van ons recht tot vereeni- offeren, en dat ■> uwe kinderen p-jng met hun daar'in. 29. Wij hebben dc tot onzekinde- . „ , . , , , . ■ ren morgen niet minfte gedagten niet gehad om hier in eemg def\Sehebtegeeen bewijs onzes afvals van onzen Koning en deel aan Jebo- QQr\ tc geven, gelijk wij zeeker zouden ge*%s. 28. Daar-daan hebben, indien wij 'er opgeofferd hadt wanneerênWhit den, doch zulks kunt gijl. onderzoeken; neen, gefchied, dat wj: n-ciovcn fat zulks alleen op den altaar in zij morgen j ° [dus] tot ons den Tabernakel gefield, geoorloofd is. 30. Toen gedachten zeg- de afgezonderden deze aanfpraak, deze bondige gen zullen: zo zullen wij zeggen; zie, de gedaante des altaars van Jebovab, welken onze vaderen gemaakt hebben, niet ten brand-offer noch ten offer,maar hij is een getuige tusfehen ons cn ulieden. vs. co. Het zii verre van ons, van ons, dat wij zouden wederft>annig ziin tegen Jebovab, of dat wij ten dezen dage ons van achter Jebovab afkeeren zouden, bouwende eenen altaar ten brand-offer, ten fpijs offer, of ten dacht-offer, behalven deïi altaar van Jebovab, onzen Elobim, die voor zijnen Tabernakel is. vs. 30. Toen de Priester Pinehas, en de Overde der vergadcringe, en tle Hoofden der duizenden van IsRAëL, die bij hem waren, de woorden  van JOSCHUA. Hoofdd. XXII. 563 verdediging hoorden , waar in geen fchijn hoorden, die 00 .. de kinderen van verdraijing overbleef, zo waren zij ten van Ruben , uiherffen voldaan, 'er fchoot niets overig. '1^^?"^ «i. Doe beantwoordde Pinehas, als hoofd de kinderen ji. 7 van Man asse van dit gezandfchap, hunne redevoering har-gefproken had- , , . 1 . i# den , zo was tehjk en godvruenfg , dus: — tot mijne .hct goed in blijdfehap Vorften! befpeur ik duidelijk, iabf^ Jehovah met zijne gunfte onder ons woont ; Pinehas , de ** , . , .... r , zoon van den hoe ligt hadde dit anders de deerlijklte gevol- Priester Eleagen kunnen gehad hebben; wat zou het te ^-^^5 zeggen geweest zijn , zelv voor onze broedc- t^™n* ren in Kanaan, als gijl. zulk een openbaren deren van gad, afval haddet begaan, het zou dan in de ftraffen dwrTvan maal ras gebleeken hebben, dat wij broeders nasse; heden ° * WCLCll WIJ 7 waren; maar nu is alles ter bevestiging van dat yeJiwr^tt onze broederlijke verbindtenis , — en alfchoon van ons is , wij geen naader' last hebben , twijfelen wij f£$e%gg. niet of de groote Raad zal deze onze verbind- gen Jebovab .... met begaan tenis nu volkomen goedkeuren; wij zullen van hebt: toen hebt het een en ander verflag doen. 32. Hierop f^jyg £xi namen de Vorftelijke afgezanten met zegen- Isral-i. ia» je- ■> ° ...ri bovab 1 hand wenfehen affcheid, en bragten met blijdfehap bevrijd. befcheid in de vergadering, tot dat einde nog pJEnAS32; fe te Silo bij een. 33. Dc Raad is ten vollen f^pt*£ voldaan met het antwoord van hunne Over- zar , en de , Overften keer- jordaanfche broederen, en zo ras het gerucht den weder, onder het volk raakte, is 'er eene algemeené vSp^^S blijdfehap onder hen over den gelukkigen uit- van dekinderen ilag; men dagt 'er niet eens meer aan om het land- dueai : • , . , i naar het land hen te beoorlogen, en zich over hen te wree- KanaSn , tot de hindeten van IsRAëL , en zij bragten hun antwoord weder. vs. 33- Het antwoord nü was goed in de oogen der kindéren van Isracl , eri dé kinderen van IsRAëL loofden Elobim , en befleten niet [meer] van tegen hen op te trekken met een heir, om het land te verderven, waar de kinderen van Ruben , en de kinderen van Gad inwoonden. Nn i  5f54 Het BOEK vs. 34-En de ken. 34. Integendeel men maakte de verbind-- kinderen van . ' , jy^.jr-i rlben, cn de tenis te nauwer; hadden de Ovcrjordaanlchen GAn^nseinden verzuimt bericht te geven van hun voorncdien altaar: men waar door dc verwarring onthaan was, dat hct een 0 cemise zij tus-men keurde nu hunne daad goed, men hield ^fèbovaTÈi Êh- dien altaar voor een teken van die verbindhim zij. tenis; — doe de drie hammen hier van bericht hadden , lieten zij dien altaar met een opfchrift voorzien; bij verkorting betekenende: deze ten teken, dat Jehovah onzen God, onzen onderlinge Heer en Bcfchermer zij. 7CXITI.HOOFD- "P\ . .!, . . deel. 1. JL/och om het gefclned-verhaal van dit vs. 1. En het Eoclc tc eindigen , 'er viel nu niets aanmer- gcfchicdde na 0 vecicdai;en,pa keiiswaardig meer voor; ook ondernamen de fêfaf^imgp Israëliten niets meer van belang , en Vorst gegeven N josciiuA genoot, in eenen vrij hoogen van alle zijne J t> ? j o vijanden rond- ouderdom, de ruste in zijn erfland ; 1111 bc- mn henen , en , .. , . .. . , , , •yofcbaa oud gon hij te gevoelen dat zijn einde naderde. w|t°rd||ïi|d 2- Waarom hij den Raad doet vergaderen , UB: . en wel den groten Raad van dc gchecle na- vs 1. Zo riep yeiilüa gansch tic, niet alleen de hoofden der hammen, dc oudften ,hhun- aanzïenclijkc legerhoofden , maar zelv de n? Hoofticn, refrcnten der heden, en dc febrijvcren; doe hunne Rcch- 0 7 J ' ters, cn hunne hij nu voor dc vergaderden Raad hond, rigte zeide'1 w^hèn™ hij zijne aanfpraak dus in: 3. Geagte lieden! geworden. [°cn] 8Ü wcct?hoc hoo§' mijne jaaren geklommen zijn ; wei bedaagd, gevoel reeds den last van den ouderdom; lieden4' hebt nu wcct gijl. zo wel als ik, hoc veele wèlYwrV«*»Mè! dadighceden ons Heer ons bewezen, met hoc UW 'jilobim, allen dezen volken voor uw aangezichte gedaan heeft : want Jebo- vs. 34. Dathe vult dit uit hamlfchriftcn eu overzettingen met het Woord Eil aan, billijk.  van JOSCHUA. Hoofdd. XXIII. 565 veel overwinningen Hij ons bekroont ^«J.»^ niet door ons beleid en dapperheid , maar het, die voor alleen door Zijn beftel ons te beurt geval- Ueeftf"'"''6" len. 4- Gij weet wat 'er nog te veroveren Bet; overi0, is; ik heb met kennisfe van den Raad, overige volken uv o ' , • 1 11 door het lot het land nog te veroveren, reeds uitgedeeld; doen toevallen, elk kent hier zijn eigen belangen: gijl. weet £nen ei^ll hoc veele natiën ik uitgeroeid heb , zo dat ik gj» zelfs eeuigzins tot den Westelijken oever van met aiie_ de Kanaan doorgedrongen beu. 5. Maar ook u?tge^jd heb, boe veelen daar nog gerust zitten , die uw »t ^«>o« Heer gewis met hare fterke vestingen ver- ondergang der hooren zal, welker landen gij nog bewooncn vs. 5. EnJVzult ten eeuwigen dage , in gevolge Jehovah's belofte, 6. Mids gijl. getrouw blijft aankleeyen al de bevelen, van uwen Heer in zijn Wet- der aangezichboek door Moses hand opgetekend, zo dat hecneva„1 'v™r gij die op generlei wijze overtrecdet, 7- Maar ^g»y««g; vooral zoo gij bedagtzaam zijt, en niet ver- ven • cn gij D J , ,. . . zult hun land keert met de volkeren die nog niet over- erfUjk bczit. wonnen zijn , handeld , noch veel minder |^ eenigen eerbied bewijst aan hunne afgoden, ^f^eatoi u noch daarop eenig vertrouwen vestigt, of heeft, eenige hulde hoedanig ook, aan hun doet. we™- 6' 2ee° 8. Maar indien gij getrouw blijft aankleven aan |^en0,n * uwen Heer en Befcherm-God, gelijk tot nog om te 'doen toe gefchied is, 9. Zo zal hij alles bevesti- fchreeven is in gen en tot waarborge zij u al het geen Hij reeds zo kragtig gedaan heeft , zo dat nie- gij daar met . , , , van afwukt ter mand tot heden toe zich beroemen kan over reChter, noch ter flinkerhand. vs 7. Dat gij niet ingaat tot deze volken die overgebleven zijn bij ulieden: gedenkt ook niet aan de name hunner goden, noch doet er niet' bij zweeren , noch diend hun niet, noch buigt u voor die niet. vs 8 Maar Jebovab, uwen Elobim zult gij aanhangen: gelijk gil tot op dezen dag gedaan hebt. vs. 9- Want Jebovab heeft van uw aangezichte verdreeven groote en machtige volken: en u aangaande, niemand heeft voor uw aangezichte beftaan, tot Op dezen dag. Nn 3  Sf.6 Het BOEK vs. 10. Een ulieden gezegenpraald te hebben. 10, Blijft d™'gumz"i °'er SÜ1- ia dien weg, gij hebt niets te dugten, duizend jagen: V001- g-een overmagt zelfs, want één man zal want het is f. ° Jebovab, uw er duizend kunnen op de vlugt drijven , #c yoorutSjd want het is Jehovah zelv die nog als uw gelijk hij u ge- Veldheer alleen voor ulieden ftrijden zal. fproken heeft. , J vs. n. Daar- n. Het is derhalven voor ulieden van het uwe ^elèn uiterfte aanbelang , Jehovah uwen Koning met uwen oprechtheid tc lieven, daar uwe verplichting Ehbim, lief zo groot is. 12. Wijkt gij hier van af, in V. 12. Want het niinfte zelfs ; maakt gij verbindtenisfen zins glJafkeTrtgi van vrieiidfcbap met de boze Philiftijnen , of en het overige ene^l fchen IsRAëL door de gefcheide zee doorging; duisternis tusde ftoutmoedige Egyptenaar zulks ook bn- tusrchen ' de derneemende vond in de zee zijn graf; 'er ff Afbracht zijn 'er nog onder u die ooggetuigen ge- de zee over J ö , , ° hen, en bedek- weest zijn van deze gebeurtenis — daarop te hen, en uwe zworf de Karavane lang door de vermaarde 00^ 5heb^ea" -groote woestijn, 8. Tot dat Ik u eindelijk dc |^jn grenzen van dit land deed naderen, lk bragt daar na hebt u tot het gebied der Amoriten , weleer be- fnSde'woestijne wooners van het Overjordaanfche; zij vielen sevs°ond'Toe„ ' ü gewaapend aan , lk deed u zegenpralen , bracht ik u in gij werd bezitters van hun land , en die ganfche natie werd uitgeroeid. 9. Der Moa- ^d°yderS>°biten Koning Balak maakte zich ook ten rf««e woonden, a , .. die ftreeden aanval gereed, en op dat zijne wapenen voor- tegen u; maar fpoedig mogten zijn, ontbood hij den ziener „wlïand" en Bileam, op dat die allerlei onheil over u pi bezat hun ' r ( land erflijk , afbidden zoude , 10. Doch Ik willigde hein en ik verdeig- , . . , , . de hen voor zijn verzoek niet in, maar drong hem mte- uiieder aangegendeel om u de plechtigfte zegeningen toe- Z1*ste- 0o!c tewenfehen; ja zelf» vernietigde lk alle zijne maakte zich ' 1 Balak op, de zoon van Zipfor , de Koning der Moabiten , en (treed tegen Israöi. , en hij zond heenen, en deed Bileam, den zoon van Beor, roepen, op dat hii u vervloeken zoude. vs. 10. Maar ik wilde Bileam niet horen; dies zegende hij u geftadig, en ik verloste |u uit zijne hand. Nn r.  57o Het BOEK vs. ii. Toen listige ondernemingen tot uw bederf, n. Doe jldane" 4- 89** uwe overwinningen ook aan deze zijde trokken waart, van den Jordaan voorzettedet, en de eerfte kwaamt^" "zó aanval tegen die van Jericho gefchiedde, gaf burgeren van lk u s over nen en over ftnjdbaarfte volkeren Jericho tegen jn Kanaan de overwinning. 12. Verfchrik- u, de Amori- 0 ten, de Phe- kende oordeelen zond lk voor af, waar door Kananiten, de Ik ze uit elkandercii joeg, eer gij den aanval beChethitcn , dc p-on gelijk dit in de vereenigde Armee der Amo- Girgaziten, dc 0 7 0 J ° Hiwiten , en riten gebleken is, tot' welker overwinning uwe de Jebufiten f 7 o doch ik gaf hen dapperheid niets toebragt. 13. Dus Helde lk hand. uhedor u in het bezit van een land , dat gij door vs. 12. En ik uwc naarftige vleit tot den landbouw niet bc- zond horfelcn voor u heenen, kwaam gemaakt hadt, ook van zeer herke vcs- die verdreeven n j • ^ n- hen weg van tingea, welken door 11 niet geftigt zijn geaangezichieeder wor^n 5 SÜ 29* nu bevvooiiers van een land, [gelijk] bei'de waar in de uitftekendhe keurigfte olie groeit, de Koningen , , , .? der Amoriten, door de overwonnenen overal rijkelijk gezwaardd,°°noch Plant- L4» Het behuit, dat Ik uit dit alles door uwen bo- trekke , is, dat gij de grootfte verplichting Vs. 13. Dus hebt om Jehovah alleen en oprecht te eerland 'gegeven! bicdigen , en dat gijl. niet omdoolt in den dienst daar aan gij der afgoden, zelv van die niet waar aan uwc met gearbeid 0 7 hebt, en fte- voorvaderen verflaafd waren , want wat waden , die gii .. , , „ , , niet gebouwd re'1 zij doch { ook niet van der Egyptenaaren woont fn Ie- g°den, die geen magt hadden hun eigen volk zelve, gij eet te bevrijden : het haat derhalven vast , dat van de wijn- .... . ^ gaarden , en uwe verplichting groot is om aan Jehovah al- olijfbomen, die gij niet geplant hebt. vs. 14. En nu, vreest Jehovah, en diend hem in oprechtighcid , en in waarheid : en doet weg de Elobim , dien uwe vaders gediend hebben, aan geene zijde der riviere, en in Egypte, en diend Jehovah. [ vs. 13. Hoe gelukkig het volk in zulk een fchoon land had kunnen zijn, tekent Hess. meesterlijk in een tafereel, V Deel, bladz. 239., het welk ik mijn lezer verzoek vooral zich eigen te maken.  van JOSCHU A. Hoofdd. XXIV. 571 leen Godsdienftige eerbewijzing te bewijzen, vs. 15; Doch 15. Nu wilde ik voor dat ik mijne oogen u°°e r ^™nd fluit „ u gaarne onder eene nieuwe verbindte- Jebovab . te ' ° _ dienen, kiest nis brengen , ik geve u dan nu keuze — u heeden; wien , .. , i 1 • 1 pij dienen zult, lioe het zij, er moet oprechtheid in uwe het Zij den£'»voornemens heerfchen ; hebt gij geen beha- «»tf> ^IT, een in Jehovah?s Godsdienst, bepaalt u dan die aan geene nu, maakt ecne keuze, en kleeft die getrouw viere waren, aan; verkiest gij dc Mezopotanifche afgoderij, l^f^f^en het is wel; — begeert gij die der Egyptenaa- ^ d^ ren, houdt u daar aan; of valt uwe keuze welker 'land 1 ^ i t- g'i woondt ; op de Goden van Kanaan , zo ontrouw aan maar mij en hunne aankleevers, het is wel; — maar, ver- *Wj^BJ» n™r. wondert u niet, dat het mijn opzettelijk voor- zuilen jehovah neemen blijft, met mijn ganfche familie, Je- Vs. ió. Toen hovah en zijn' dienst getrouw' te blijven. ™°en zèi- 16. Nu zwijgt de Godvrugtige grijsaard, maar de: het zij a ,11 verre van ons, hoort eene eenpaarige betuiging onder de le- dat wij jenden van den Raad: — wij hebben niet eens ^udèn'/'^en bedenking , wat te kiezen, wij begeren Jeho- j*<|gJf£$odw rahs dienst om lief of leed te verlaten, zon- vs. 17. Want , . 1 „ , „ Jebovab is on- dcr ons immer aan andere afgoden te verllaaven. ze Elobim , 17. Want Jehovah is alleen onze Bjefgberm- ™j J'^onke God en Heer; van flaven in Egypten heeft vaderen uit tt-- . , , tt- 1 c het land van Hij ons tot onderdaanen gemaakt , Hij heeft Egypte uit het zulk een aantal wonderen verrigt, zo vader- opgTbrachtTcri lijk ons behoed, en befchermt tegens alle die,deze °vme . ( teekenen voor vijanden, wat zou ons dan bewegen? 18. Heeft onze oogen ccd^nn heeft * Hij daarenboven niet, om zijne weldadigheden cn ons bewaard volkomen te maken, de ftrijdbarc natie van J^S op ald^" dit land verdreven? — hier in heeft Hij ge- weiken wij , , getogen zijn , toont magtiger te zijn dan hunne goden, en onder alle het blijvt dan ons beftendig voornemen, het we"^"'midden wij getrokken ziin. vs. 18. En Jehovah heeft voor ons aangezichte uitgefloten alle die volken , zelfs den Amoriter, inwoner des lands : wij zullen ook  572 Het BOEK jebovab, die- is ofis befluit — wij zullen altoos Jehovah ^onzeT/Ji/m! dienen , want Hij alleen is onze Befcherm??■ J°en God. 19. Doch Joschua ontzag zich niet zeide Jofcbua ' J o tot het volk , voor den vollen Raad te betuigen , de aart gü zult Jebovab , . , ... .... niet kunnen van de natie kennende: het is u onmogelijk, ium" èeu hei- van weSens uwe vooroordelen, en uw heeriigElobim, Hij fchende neiging, om Jehovah oprecht en beis een ii veris t Elobim, hii zal ftcndig te kunnen dienen — en zulks wil hij. ding, nochuwë evenwel, want Hij eischt zuiverheid, en verv™4ven n'et §ramt zlc^-> °P de minhe afwijking; ziet hij vs. 20. in- zulks in u, Hij zal de meerdere zo wel als mindere vab veriaën"", fchennis noit ongewroken laten. — 20.Ja zogijl. g"denVrCdknen Jehovah's dienst geheel vaarwel zegt, zo zal zuit, zo zal pijj 00k veranderen ten uwen opzigte, Hij zal keeren, en Hii tl ftreng ftraffen, ulieden verdelgen door plaadocn" enWHii gen ■> evenrecdig aan de zwaarte uwer ondankzaï u verdoen, baare verlaating. 21. Nog éénmaal hoorde r.a dat hu u o o goed gedaan men het herhaald geroep in den Raad: neen, Za'vs.e2i.eToen neen, het blijft onze keuze, wij hebben lust ?otde jtfcbulj ^hovah alleen te dienen. 22. Nu antwoord neen, maar wij Toschua, het is Wel! — wij hebben geen zullen Jebovab J ,, , . J ö .. dienen. getuigenis meer nodig, hct is uwe eige vrije febua nu'zewè keuze, gij verbindt 'er u dan toe — zij ant- tot het volk ; WOordden: ja, wij verbinden 'er ons plechgij zijt getm- J ' ' r gen over u tig toe. 23. Welaan dan , van nu at de \Tjebolab\li- vreemde goden die nog in het heimelijk on«m hem teedie- c'er uueden gediend worden weggedaan , nu nen: en zii 'er uw ganfche hart opgezet , om Jehovah zijn getuigen. IsraSls Heer en God alleen te dienen, vs. 23. En fiu, doet de vreemde goden wech, die in 't midden van u zijn, et! neigt uwe harten tot Jebovab, den Elobim van Israël. vs. 19. Men moet deeze zaak in haar gewrigt befchouwen; Joschua niet als een bijzonder perzoon, maar als een Hoofd, niet minder irs gezag dan Moses, die hct volk ook onder een verbond gebragt had.  van JOSCHUA. Hoofdd. XXIV. 573 24. Daartoe verbond zich nu de ganfche vs. „4. Etl Raad door de plechtigfte betuiging van ge- ^ v°"yj-eid<ï hoorzaamheid en onderwerping. ■ 25. Dus wij zullen jèhoot Joschua tot zijn oogmerk dien dag eImZ, °rdieplechtig liet verbond uit naam van zijn Heer ^jj^ en Z™H met het volk, om hen daar door te fterker ftemme gehoorte verplichten tot gehoorzaamheid ; het was " vs™' 25. Zo dcrhalven niet alleen eene gewigtige plechtig- ^^^{j^ heid, maar zo eene die zelv de gedaante van das een ver- , . , „T , .. - , . bond met het een wet bekwam. 26. \\ ant hij fchreev eigen- volk, en hij handig den inhoud van de belofte in het eigen- uft'tene^inzethandige handfehrift van Moses Wetboek: en tin|. ,n lechc ° te Sichem : ter gedagtenis van de zaak, rigtede hij een vs. 26. En gedenkzuil op ter plaatze daar die eike was, al- l^T'womd^ waar een der aartvaderen zoortgclijke gedenk- Wetbofif;'*'ri teken geftigt hadde , wiens keuze bevestigd nam eenen gro- ,' - ., , , , , ten Heen , en was geworden, door dat deze plaatze aan den rechtte die waaren Godsdienst gewijd bleef. 27. Nu fprak eike?"die hij andermaal tot den Raad, bij gelegenheid bij het HelMg- , . . J ° ° dom van Jebo- van de plechtige oprichting en zalving van dat vab was: gedenkteken: — laat deze heen tot een behendig ji%Ud%tf&e bewijs dienen, daar de inhoud van het ver- tot„net ganfche volk ; ziet , bond opgetekend is , laat hij als getuige die- deze (teen zal nen van alle de plechtige aanfpraken van getuigenis zijn! Jehovah, door mij tot ulieden gehouden, — %gó$ h^ laat hij waarmaken dat gij voor het aangezicht de redenen van van Jehovah niet valsch gekoozen hebt. nöto&n» «è28. Doe deze plechtigheid afgeloopen was, fft^wt deed Joschua den Raad fcheiden, en naar cen getuigenis 1 ■ , , .... , tegen ulieden huis vertrekken. 29. Een wijl daar na hierv zijn , oP dat dc uitmuntende man, de eerfte Staatsdienaar'!% "nie" lieg?' van Jehovah, in een gezeegenden ouderdom van vs: -\ J?ei1 , , , . 00 zond Jofcbua honderd en tien jaren. 30. Hij werd plechtig bet volk wech, ' een ieder naar zun erfdeel, vs. 29. En het gefchiedde na deze dingen, dat -Jofcbua. de zoon van Nün, de knecht van Jehovah, ftierf, oud zijnde honderd en tien jaren. vs. 30. En zij begroeven in de landpaal van zijn erfdeel,  ggg Het BOEK £n2. « «/«^.-J- door de ganfche natie met eene aigémeenö frU eenen rouwe begraavcn, in zijne erfportie te Tim* herK van e- th. Sefah op ^én der gebergten van het' Noorden Ephraim, ren Noorden van het vermaar- den berg ^ ^ ^. H;j had veel gezag ; VV3I.ISRA5L j d ondcr het voi]. ^ agting van het al- nu dienden je- s _ , . aiie de gemeen wegens zijne Godsvrugt, zo dat gema, Ven &t duurcnde zijn leven cn dat van de overgeoudfte'f," dié bleevene mannen van den Grooten Raad door lang na>/rf»fl MoSES verkoozen , en van welken veelen ai° het' werk nog lang na zijnen dood gekeft hebben , cn wi"tenf't weik die ooggetuigen geweest waren van alle de f\ aanhaSdAëL zonderlinge daden door Jehovah gedaan; me*fcvs!n32.a óok mand 0nderftaan durvde den dienst van den df'Serer! waren God te vcrlaatcn: Ss. Doch ééne zaak Se deinde? moet men bij deze gelegenheid nog aantekefen vanibRAëL nen^ eer dit boek gefloten word , te weten, gebrast" had- dat de Israëliten hunne beloften nakwamen, om fc1* Joseph's beenderen, in de aartsvaderlijke vëtds, 't welk \,egrrin.fplaats te brengen, waar over dc GodhadOBvane "fe vruchtige Jakob een vrij recht had, en die IVtT, dén deze aan Joseph vermaakt had. 33. Een vader van Si- ... ioschua's dood hierv ook de voor- cbem , voor u 'J1 n'1 J " ■ _ j- 1 honderd ftuk- trefTclijke Hoogepriester Eleazar, die ooic Hin?v«enWden in zijn bijzonder familiegraf werd bijgezet, op te6 ter erf" een berg naar hem benoemd , hebbende hij fenis gewor- 0Q^ voor zijn geflaebt, bij de uitdeclmg van aevS? 33. pok Kanaan, in Ephraims land, een ftreek ^ff'ZoonAZAvan lands tot dat einde bekoomen. bleven"hem op den heuvel van Pinehas, zijnen zoon, die hem ge; geven was geweest op het gebergte van Ephraim. ' 33. Grot.us , meent dat hij door zijn vrouw dat eigendom had bekomen, om dat hij anders geen eigendom mogt hebben als Mester.  Zifliforehde fouten dus te verbeteren: Bladz. 33. regel 7. gunstbewijze moet zijn gunstbewijzen ——■ 82. vs. 32. gijlieden zij zullen te lezen gijlieden, zullen 106. vs. 8. heilige kinderen te lezen heilige dingen der kinderen ■ 3=3. regel 19. gaan zitten te lezen huishouden aangevangen heeft - 335. regel 4. wekt enz. te lezen wreedheid op. ■ — 343- in de noot regel 5. te verlaten te lezen te veronagtzamen. —— 404. noot vs. 18. moet zijn vs. 19. 1 4°9- regel 24. twee duizend moet zijn tien duizend. • 436. regel 5. aanvaarde moet zijn aanvaarde Joschua plechtig ■ 502. tweemaal P era mus voor Peram. . . 571. tweemaal het is wel voor het zij zo. 1 ■ ■ 1— regel 21. ot' leed te verlaten voor niet te verlatea