D E B IJ B E L.   D E B IJ B E L VERTAALD, OMSCHREVEN en door aanmerkingen OPGEHELDERD, VIERDE DEEL. te utrecht en amsterdam, uj O, T. van PADDENBURG en ZOON en J. ALLART,   Zfêoocp fêdefen (^,e^tren<^en ZfCeer Mr. NICOLAAS MOLLERUS, ZfCeere van ty'VeótJlerjle j ^,rlj:jkcr in den doeken tïfLada over *tfCo&and j 2ote£and cn ty'Vcstvrla/and j en de> kJ^Coo^ tyVei^-eêoorene fyroawe MARTINA WILHELMINA MOLLERUS, ^,eSoore7ie rd dit ty^ierde, ecC Vi* overtuiging van itmne waarfyl- zuivere, iunde in de hervormde ^eere en r^ne zuctit ter ée= tra^tin^. van dien ^odsdie?i$t ^ewt^d door W. A. van VLOTEN.  APPROBATIE. D e Theologifche Fakulteit van 'sLands Hooge School te Lcydcn geeft aan dit vierde deel des werks van den Wel Eerw. zeer Gel. Heer W. A. van Vloten, waar van de titel is: De Bijbel vertaald, omfebreven, en door aanmerkingen opgehelderd, hare goedkeuring óp de zelfde wijze, als aan de vorige; onder hartelijke tocbjdding, dat God over dezen en den volgenden arbeid des kundigen Schrijvers zijnen zegen geve! Lcyc'en den 10 December 1793. EWALDUS HOLLEBEEK , T:r. Doct. en P^.of. iEGIDIUS GILLISSEN, SS. TH\ Doct. en Prof. CAROLUS BOERS , Facult. Theol. h. t. Decanus. BRÖERIL'S BROES , Theol. Doct. en Prof. JONA WILLEM TE WATER. S1BALD FüLCO JOH. RAU S. T. D. en Pr.or.  VOORREDE. E Lezèr! weinig heb ik ditmaal U te berichten ; ik was lange onzeker , hoedanig ik het Boek der 'Chronijken het best voor U bruikbaar zoude plaatzen ; het zelve geheel in de Boeken der Koningen intevlegten, om dus den gefchiedkundigen fchakel volledig te kunnen hebben , was het natumiijkfte van allen; en ik zou die methode sngetwijfeld gevolgd hebben, indien zulks niet iets ongewoons hadde, het geen zommigen mijner Lezeren niet alleen mishaagd, maar zelfs gefloten zou hebben; te vergeefs zou men dan in mijn Bijbelwerk naar de Chronijken gezogt hebben; dit had indedaad zeer aanmerkelijke zwarigheden, daarbij wist ik niet, waar ter plaatze ik dan iets tot opheldering van dat gefchrift zou gezegd hebben: de middenweg , mijn beftendige zinfpreuk , was hier weder cm de beste. Ik heb de korte aanmerkingen en  VOORREDE. en vermeerderingen, welke de Chronijk - Schrijver heeft, te gelijk met die der Koningen, in de levens der Koningen tot gemak van den lezer ingevlogten. Verder heb ik niets te berichten dan alleen dat ik niet onverfchillig kan zijn, mijn eige waarde gevoelende, over het oordeel, hef welk men voor het publiek over mijn arbeid geeft. De Tleccjifie van het eer/Ie Dtel in de Al. Vadcrl. Bibliotheek I. Deel N°.~ 10. 'trof mij zeer, wekte in mij het Godsdienfiig gevoel op, prikkelde mijne onderwerping aan Gode aan ; ja fterkte mijn hart; de oordeelkundige aanmerkingen tot verbetering waren leerzaam, niet alleen met befcheidmheid ingericht, maar tevens zo londig, dat zij mij omtrent 'smans denkwijze bevestigde in r,ü:,ne, opvatting: dit is de man die het geheel overzien en beoordeeltn kan; ik vermoede wel dat 'er aanmerking op één mijner uitlegkundige regelen rallen zoude, dat elk ■woord een onderfcheiden denkbeeld opleveren moet; die recht fmaak in het bearbeiden van flijl en taal heeft, vind dit een paradox, ik had daarom meer aanval verwagt; fchoon 'er in de grond van de zaak geen verfchil is; het eigëndómlijke van taal en leeftijd moet altoos blijven, en dit geeft zeker zoms, dat 'er gewis meer woorden gebruikt worden dan anders nodig was, en fchoon dan elk woord onmogelijk een onderfcheiden denkbeeld opleverd, wekt nog'tans de vermeerdering van woorden ook een denkbeeld in ons op, het zij van oudheid of iets anders, zo dat wij i met  VOORREDE. met regt kunnen zeggen : geen woord is te vergeefs gefield. — Geen mijsterieufe vinding zo als de- Rabbijn, maar de ervaring, hoe veel misbruik 'er door veele Uitleggers gemaaakt werd van deze teegevenheid uit enkel traagheid, heeft mij tot de gedagten gebragt dien regel zo fterk te doen fpreken als eenigzins mogelijk is; altans niet met het misbruik , het geen daarvan door Rabbijnen en zommige Christen-Uitleggeren gemaakt is: — de regel omtrent de verborgenheden heeft bij dien Heer ook bedenking; ik bejammere mij dat de fout in de errata opgegeeven door den Recenfent niet opgemerkt is — PruiüTche Godgeleerden, voor Poolfche anders Socinianen, tegen wien de regel ingericht is, zijn hevig tegen het gebruik van denzelven; de Heer Recenfent verdenkt mij hier van regtzinvige ijver, en om dat ik hier met meer vuur fchreef, wederlegt hij mij ook met meer nadruk. — Doch het komt 'etop aan wat ik door het Karakteristieke der verborgenheden, het geen be\vaard moet worden, in alle uitlegging bedoel. — Hier voel ik duidelijk dat men mij kwalijk begrepen heeft , doordien ik verklaren en befchrijven zorgvuldig van den anderen onderfcheiden heb , en uit fchijnt de Heer Recenfent onderling te vermengen: befchreven met da duidelijkfte bewoordingen die mogelijk zijn, kan zeer wel in eene openbaring plaats hebben, maar verklaard door dezelve kan nimmer gefchieden , of ze verliesd bet geen haar alleen eigen is, het is doch de Bijbelftip eigen dan  VOORREDE. dan tot de befchrijving de beste en minst (tan gevolgen Mootgeflelde bewoordingen te gebruiken, die op zich zeiven wil niet verklaren , maar nogtans zo gepast, zo duidelijk zijn als eenigzins mogelijk is: bij voorbeeld in J r> hannes — de Vader heeft den Zoon gegeeven het leeven enz. De verzekering van deze waarheid is in de duidelijkfle bewoordingen vervat, — en evenwel is 'er iets karakteristieks , in, en wel dubbel; voor eerst het karakteristieke mijsterieufe aan Johannes alleen eigen, dan het leeven in zich zeiven te hebben, en nogtans het van een ander ontfangen te hebben, is het karakteristieke van deze verborgenheid, niet alleen onverklaarbaar, maar onder andere bewoordingen gebragt, terflond aan de gewigtigfte gevolgen onderhevig, en zodra deze op eene gewoone of menschlijke ivijze verklaard worden, wijkt het karakte* ristieke en de doling treed noodwendig in ; verdere aar* merkingen over de omfchrijvingen en derzelver misbruiken ga ik ftilzwijgende voorbij, ik heb die wijze van verklaren wel als de beste, maar geenzins voor geheel bevrijd van fouten opgegeeven, en hoe meer fouten men in mijne omfchrijvingen gelieft optegeven, hoe meer dienst men mij bewijzen zal: verder heb ik over de Recenfie van het II en III. niets bijzonders aantemerken. — Le klagte, die aanhoudend blijft is niet ongegrond, doch hoe klaarheid, met beknopheid en een diep doordringen van zaken het best vercenigd word om een geheel te leveren , ükrtoe weet ik dat  VOORREDE. dat mijne vermogens te kort fchieten, — de aanmerkingen zijn het fierkst gevallen op het donkerfte en onvolledigfle , het welk wij in de Hiftorie ■ fiukken des O. T. vinden. Het lied van Moses en andere fragmenten uit oude liederen ; hier kan nog de taalkundige nog de Paraphrast hijna iets gegronds verrigten ; de man met een. poëtisch gevoel, kan de zwarigheden door vloeiende woorden het best van voor den aandicht van den Lezer verdrijven doch niet wegnemen , en ik beken zeer gaarne, dat ik nergens in zwakker ben dan in het poïtifche, wat de ftijl betreft, doch niet wat de denkbeelden aangaat , en hierin mij te berispen , heeft voor den dichtlievenden Lezer zijne nuttigheden; maar voor den Lezer, als Bijbellezer, zijn die van dat gewicht niet. — Wij moeien in alles wat wij fchrijven ten hoofdbedod hebben liet hoogst' nuttige van onzen post: de waarlijk groot e Halx. e r ', die met zo veel roem jaar en lang het gewigtig ampt van Recenfent voor de geleerde waereld bekleed heeft, eischt van den opfteller van zoortgelijke berichten: dat hij wat oud, wat gemeen, wat nieuw, wat waarfchijnlijk, wat waar , in zijn fchrijver is, aanwijzen moet, zijne opmerkzaamheid in het geheel doortelezen , moet hem in fiaat ftellen, dat te leren kennen, waardoor elk Schrijver zich van den ander' onderfcheid; ik wenschte dat men in navolging van Hall er meer de geheele inhoud van een Boek gaf, en geenzins een enkel blad met op-  VOORREDE. opz"t vernuftig beoordeelde, dus meer het karakteristiekevan elk Boek. opgaf, en de gebreken van den Schrijver, die eenen algemcenen nadceligen invloed konden hebben , edelmoedig en -openhartig bcfchreef; langs dien weg leert de Schrijver zijne gebreken kennen en verbeteren , en zijn Lezer word behoed om geene vooroordeelen of valfche begrippen overteneemen. Hier zal ik eindigen met mijn bijzonder bericht voor den Lezer, wenfchende met allen fpoed eerlang het volgende Deel hem te bezorgen , en daarmede de Hijiorie-, fche Boeken te befluiten,. IN-  INLEIDING ö p de BIJZONDERHEDEN ten tijde der U.ICHTEREN VOORGEVALLEN. JClk Uitlegger van het Boek der Richteren kan, zonder den minften fchijn van zijne Leezers in zijn belangen te willen overhalen, met Niëmeier in het begin reeds, naar Waarheid aanmerken, dat dit een der moeielijkfte gefchiedfchriften is, die in den Bijbel voorkoomen. Het is waar, in dat licht werd het voorheen niet befchouwd , om dat men toen algemeen deze Helling beweerde „ alles , wat in dèn Bijbel gevonden word, is boven alle verdenking — die het wagen durft, om iets aantevoeren, kan men zeer wel met een algemeen betoog van de Goddelijkheid des Bijbels afwijzen; - wij achten ons niet verplicht te antwoorden op de bedenkingen van het weelderig vernuft." Maar zo denkt men in onze tegenwoordige Eeuw niet meer. Men wederlegt den tegen (lander met vuur, (met bitterheid zelfs) in alles, Wat hij voordraagt ; of men behandeld hem integendeel IV, Deel. A ia  a INLEIDING op het zo rekkelijk, dat de Leezer, op de vraag, wie hier partij is, wel eens verlegen raakt. Het is mijn doel niet om het getal der Wederleggers te vermeerderen. Al meermaal heb ik mij verklaard tegen de mode-ftudie van de eerfte helft onzer Eeuw, om dat ik oordeel, dat zij voor de achtbaarheid van onzen Godsdienst meer fchaade dan voordeel heeft veroorzaakt. Maar ik acht het echter volftrekt noodzaakelijk, dat een Uitlegger des Bijbels altijd zulke gronden legge, waardoor een oordeelkundig Leezer in Haat gefield worde om de moeielijkfte bedenkingen door bondige oplosfingen wegteneemen. Dit wel te doen, altands in deze gefchiedkundige berichten wel te doen , heeft, zeker moeite in. De tijd, waar in zij geschreven zijn, de toeftand dier Natie, waar op zij betrekking hebben , het gebrek aan befchaafdheid , het gemis van de gefchiedkundige berichten en meer andere omftandigheden, zijn de naaste oorzaak van alle die donkerheden , die zaamen werken , en dus een geheel maaken, dat voor den Uitlegger, op zulk eenen afftand- van tijden leevenden , vcrbaazeiid moeielijk is. Niemand, der Schriftverklaarers vond 'er onder zijne voorgangers eenen, die hier aan gedagt had, hij volgde dan het gewoone , en was bijzonder wel voldaan, wanneer hij, 't geen anderen het moeielijkst was voorgekomen , uitvoeriger behandeld had. De Leezer vérklaare hier mijn voordel naar de mening ! Ik wil niet ontkennen , dat de moeielijkheden , die men hier gewoonlijk aantreft, gewigt hebben ; maar ik verzoek, dat men mij drage, wanneer ik aan den anderen kant beweer , dat zij voor de uitlegging meestal min belangrijk zijn , ja dikwijls eene nuttelooze arbeid moeten gerekend worden, om dat gebrek aan gefchiedkundige berichten derzelver bondige oplosfing voor •altijd onmogelijk zal maaken: zo dra ik maar eene bijzonderheid opgeef, vlei ik mij, dat mijne Leezers mij al aanftonds zullen bijvallen ; laat ons dan alken ma:ir Ba-  BOEK der RICHTEREN. 3 ftilftaan bij het getal van jaaren, waar deze gefchiedenis zich bij bepaald heeft. Hoe verfchillend word zij door de beroemdfle mannen opgegeeven! Vraagt gij Schutte — hij zal het tijdvak van Cüschans overwinning tot den dood van S i bi s o n binnen 267 jaaren fluiten: een ander, de gewoonde berekening voorftaande, zal die jaaren tot 300 brengen, om dat hij de regeringloosheid, tusfchen de opvolging der Richteren voorgevallen, mederekeud. M1 chaël 1 s en Eiciihorn, neemen, op gezag van Josephus aan , dat zij niet minder dan 390 jaren bevatten. Voorzeker een aanmerkelijk verfchil! Maar een verfchil, dat inderdaad veel minder invloeds heeft op de gefchiedenis van dit volk, dan men zich gewoonlijk verbeeld. Ik zwijg nu van de aanhaaling in het N. T. waar door het tijdrekenkundige donker word (dat moet men daar behandelen) maar dit verzeker ik mijnen Leezer, dat een onderzoek van dien aart noch geenen gunftigen invloed op de waereldgefchiedenis van dien tijd , of op die van de Joodfche Natie heeft te weeg gebragt. De Heer Perpon cher heeft in zijne Inleiding op dit Boek eenen anderen weg ingeflagen om de zwarigheden opteheflen. Alle' moeite heeft hij aangewend om den toeftand van de waereld op dien tijd uitvoerig afteteekenen; zonder echter deze berichten ter wegneeming van zwaarigheden hier toeteëigenen, maar evenwel het nuttige met het moeielijke gepaard moest gaan, en het meest van allen werken konde. Had die kundige Edelman de mogelijkheid tot dit werk ingezien , dan vertrouw ik , dat hij zicll der moeite, welke hij aan zijne tekening befieedde , meer getroost zou hebben. Door voorbeelden geleerd" zal ik dan ook dezen weg ter opheldering niet verkiezen; maar mij in mijne aanmerkingen alleen bepaalen tot zulke zaken, die door anderen voorbijgegaan zijn, en echter naar mijne gedachte, zeer veel ophelderen. A £ Het  4 INLEIDING op het Hét is natunrlijk, dat onze aandagt het eerst bepaald word tot den Schrijver van het Boek — het oogmerk, dat hij' zich voorgefteld heeft , en zo vervolgens. Dan over dit alles flegts een woord ! Dat het eene verzaameling Van gefchiedkundige aantekeningen behelst , word men terftond gewaar bij het lezen van de 2 eerde Hoofddukken , die zeer wel als eene Inleiding kunnen gebruikt worden, (fchoon zij Op zich zeiven daan) en door den verzamelaar van deze berichten tot dat Oogmerk gefchikt zijn. De 2 bijlagen, die op het einde komen, hebben, zonder op' de orde van tijd te letten, waar in zij voorgevallen zijn, louter eene plaats gekregen, om den Leezer een begrip te doen vormen van den toedand des Joodfche volks ten tijde van deze gefchiedenis. Men behoorde zelfs het Boek van Rüth, als zulk een Fragment van de burgerlijke en zedelijke toedand der natie hier geenzins te vergeeten; want, hoe los, hoe onaaneengefchakeld alles is , elk kan nogtans duidelijk genoeg gevoelen , dat de verzaamelaar het bepaalde doel had, om den toedand der natie zo uitvoerig, als mogelijk was, uit de Fragmenten optehelderen ; maar wie men nu voor den Schrijver en Verzamelaar moet houden, dit word moeielijker te bepaalen. Alé men let op deze en geene uitdrukkingen, en die uitdrukkingen, vergeleken met den leeftijd, waar in dè gefchiedenis geplaatst is, onbevooroordeeld nagaat, dan is 'er geen twijffel, öf het opdel is afkomdig van iemand, die in den zelfden tijd geleefd heeft Hier aan Es"ra als Verzaamelaar te denken, is zeker mogelijk , maar hem voor den Schrijver te houden , word voor den opmerkzaamen Leezer van zijne gefchiedenis al aandonds onwaarfchijnelijk. Op SamueL zou het vermoeden vrij natuurlijker vallen , zo niet de voordragt met het Karakteristieke Van Zijn perfoon en leeftijd te weinig overeenkomst had. Niets valt hier, naar iriijne gedachte, natuurlijker, dan Propheet Eli voor den Ver*  BOEK der RICHTEREN. 5 Verzaamelaar , zo niet voor den Opfteller te houden. Hier door verkrijgen zij alle gezag in het gefchiedkundige: onder zijn opzicht is dan dat alles fchriftelijk uitgegeeven , wat anders in zich zelv onwaarfchijnelijkheid met zich voerd; en vooral met den fmaak dier edele ziel onbeftaanbaar fchijnt, doch intusfchen levendig en natuurlijk den toeftand zijner natie fchetst. Dit zelfde gefchrift is juist, om dat het van de natie voor een publiek monument gehouden werd , door latere Schrijvers met deze en geene aantekening vermeerderd — Samuel heeft 'er met dat oogmerk zijn oog over laaten gaan — Hiskia ook hier en daar aanmerkingen 'er bijgevoegd — ja , zo, volgens de gedachte vartEiCHHORN het XFIIIie Hoofdd. het 30, en 31. vs. tot de Asfyiefche ballingfchap gcbragt moet worden , dan is het door laatere handen met bijvoegzels nog vermeerderd. Van meer belang is het, de 2* hoofdzaak of het oogmerk van dit gefchrift in het helderst licht te plaatfen, en dit is niet moeielijk, zo wij maar zorgen, om ons een goed denkbeeld van het geheel te vormen. Laat ons zien! — Israül zegt de gefchiedenis, liet tegen den wil van zijnen Heer in de verovering van Kanaan een aantal bewooners in ftille rust , en floot zelfs , gelijk men op waarfchijnelijke gronden vast kon flellen, met sommigen dier inwooncrs eene verbindtenis van vriendfchap, waar door de onderlinge verkeering natuurlijker wijze aanmerkelijk moest toenemen; dit had op beiden eene onderfcheidene uitwerking; de Israëliet werd door de rust vadfig; afgemat door het zwervend leeven valt hij nu op het genot van een geregeld beftaan, vooral op de beoeffening van den landbouw zo geheel, dat hij zelv de nodige maatregelen ter verdediging van den aangewonnen grond gansch en al verwaarloosde , en altands niet bedacht was op de gevaarlijkheid van zijne nabuuA 3 ren,  6 INLEIDING op het ren, die hem in weerwil der verbonden ten allen tijde te duchten ftonden; daar 'er geen twijffel was, of die volken haakten maar naar eene gelegenheid, om zich, zo niet te wreeken, dan ten minden allengskens door oeffening zo te verderken, dat zij in daat gedeld werden , om de Israëliten met een zeker gevolg in hunnen loop te duiten. Deze herzaameling van kragten gelukte voor het grootst gedeelte niét alleen, maar zommigen, altands de Philifijnen , hebben inderdaad uit de nabuurfchap der Israëliërs zulke voordeden weten te trekken , dat hunne daat niet alleen bloeiënder maar hun vermogen ook genoegzaam werd om zulke lastige nabuuren op hunnen eigen bodem aan te kunnen tasten. Intusfchen kwamen 'er bij de werkeloosheid der Israëliërs nog andere omdandigheden, die hen meer verzwakten. De algemeene belangens namelijk van het geheel ligchaam van Staat werden zedert den tijd, dat zij een hoofd misten, 't geen hen onderling verbond, gelijk Moses en J'oschua geweest waren , ten eenenmaal verwaarloosd. Elke dam , ja eene enkele dad oeffende zomwijlen eene Souvereiniteit, welke voor het geheel ligchaam van Staat noodwendig verdervelijk moest worden. Ik beken hier, dat het mij donker is, waarom men na den dood van J o s c n u a aan geenen opvolger gedacht hebbe. Men kan echter over de waare oorzaak eene zeer natuurlijke gisfmg maaken; te weten: Moses en Joschua hadden niemand als Legerhoofd benoemd, — Juoa had natuurlijk tot nog toe het Commando gehad, en bezat dus voor de algemeene belangens kragts genoeg. Daarbij waren 'er achtbaare mannen voor het burgerlijk- en kerkelijk beduur overgebleven , die Joschua vervangen konden. Meer wil ik 'er niet bijvoegen, want ik kan niet zien , dat 'er in het beloop van de gefchiedenis eenige fchijn van vermoeden is voor de gedachte van Dithar, den vriend der Fragment isten, dat bij de Geestelijkheid de waare oorzaak  BOEK der RICHTEREN. 7 zaak moet gezocht worden van het verzuim, om op nieuw een kundig Legerhoofd te kiezen. Ik geloof met hem, dat het niet verkiezen van zulk een hoofd een misftap van den Raad der ftammen was, doch geenzins eene ftreek van de Geestelijkheid, om haar gezag hier door uittebreiden. De uitkomst leerde dit beilisfend; was het ge^ zag van den Hoogenpriester en zijn orde daar, door inderdaad vermeerderd, dan zou hij ook ongetwijfeld voor de belangen van den Godsdienst beter gewaakt hebben, daar deze met de belangen der Priesters zelfs onaffcheidelijk verbonden waren. Elk voelt , hoe ■ onnatuurlijk, eene tegenovergeftelde gedachte is: en wat moet 'er dan worden van die oordeelkundige aanmerkingen , die men ons bij deze gelegenheid zoekt optedringen, als of de Joodfche natie , wen het haar bang viel, dan bij de Geestelijkheid om redding zocht, die haar dan ook een Legerhoofd bezorgde ? Dit is niet anders dan den nar tuurlijken fchakel der gebeurtenisfen geheel te wederfpreeken. — Ik zal mij hierover niet verder uitbreiden. Het is genoeg, dit in het voorbijgaan te hebben opgemerkt. Bij dit verzuim van verkiezing kwam nog eene andere oorzaak , de jalouzij namelijk tusfchen verfcheidene ftammen, waar door veroorzaakt werd, dat het gemis van een hoofd veel nadeliger gevolgen met zich voerde: Juda had altijd de meerderheid genooten , zo lang men niet gezeten was ; maar dit gezag werd hem nu door E i> 11 r a 1 m betwist , en dit baarde aanmerkelijke verzwakking in den toeftand van het geheel. Profr. Verschuur heeft in eene fchoone verhandeling de jEmuht'wne hra'èlitica dit regt bruikbaar opgehelderd, waarom ik mij over dit ftuk niet verder uitlaat. Laat ik liever nog eenige andere oorzaaken opgeven , die tot meerdere verzwakking bijgedraagen hebben. De buitengewoone ijver ouder hen , die van de veehoederij zo lang geleefd hadden , tot voortzetting vr.n den A 4 land-  8 INLEIDING op het landbouw, had eene nadeelige invloed op de befchaaving der algemeene zeden ; en de verkeering, die zij nog hadden met de voorbeelden onder de nabuuren werkten zamen tot verbastering van zeeden en meerdere rauwheid, die al rasch tot den Godsdienst overfloeg; want zo haast zij, bij zommige gelegenheden, den ftaatigen dienst dier nabuurige volkeren befchouwden , kwam de oude zucht tot afgoderij, die in de woestijn, zo aanmerkelijk gewoeld had , weer ten voorfchijn. Daarbij kreegen de vijanden nu nadere kennis van Israöls ffaat en kragten, die, buiten den bijzonderen invloed van Jehovah, gering waren , vooral wegens de onbefchaafdbeid van het volk: vervolgens ontdekkende dat de onderlinge verdeeldheid de Israëliten nog meer verzwakte, durfden zij het onderneemen , om door heimelijke onderdrukkingen haaren groei te belemmeren. Openbaare , algemeene oorlogen Vermeidden zij zorgvuldig uit vrees, om hen langs dien weg van hunne vadzigheid aftebrengen, en tot eene eenpaarige verzameling van kragten op te zullen wekken. Het hoofdplan fchijnt geweest te zijn , om hen zagtkens onder bedwang te brengen, en,' door die overheerfching, zich fchaadeloos te 'ftellen voor het verlies van een voornaam gedeelte van Kanaan, en zo brachten zij allengskens de eene en andere Ham, of ftad-, als nuttige koloniën onder hun bedwang. De laage ftaat , waar in de Israëliten vervielen, moest bij veele, vooral bij oude lieden den aandagt opwekken, om op voorige tijden te rug te zien, want al dat ftaatige, dat wonderdaadige misten zij in hun burgerbeftier en Godsdienst. Zij voelden zeer wel, waar het haperde — tragtten dat dan te verbeteren, en deeden, zo veel, als zij genoegzaam oordeelden, om hun lot zich draagelijker te maaken; maar aan eene algemeene grondige hervorming dacht men niet. Als een redder van zijn Vaderland, onder het gunftig bellier van Jehovah aanmerkelijke  BOEK der R I C II T E R E N. 9 ke overwinningen behaald had, fcheen de natie , gedurende dat bewind, godsdienftig en regt werkdaadig; maar met den dood van zulk eenen redder werd alles weer minder, en meestal werd hunne ftaat dan over het geheel befchouwd, weer zeedeloozer, buitenfpooriger. De bijlaagen tot dit Boek geeven daar van de fterkfte proeven aan de hand. — Dit, dunkt mij, was eenvoudig de waaren toeftand der Joodfche natie. Ik bijzonderde, Meteen weinig, dewijl Niemeier hier van het fpoor fchijnt afgevveeken, en zijnen Leezer met hem dermaate van het zeiven af zou kunnen leiden, dat hij op het einde geen uitkomst vinden zou. Wij mogen inderdaad wei op alle, zelfs op de kleinfte bijzonderheeden blijven ftil ftaan, om dat geen boek met meer fchijn van waarheid kan beftreeden worden, als dit gefchrift. Onoplettenheid, of kwalijk geplaatfte regtzinnigheid kunnen beiden zeer veel toebrengen, om de zwaarigheeden hier onoplosfelijk te maaken. Ik heb in mijne Inleiding op het Ift* Deel reeds iets gezegd van het Romaneske in dit gefchrift, in veel opzichten nabijkoomend aan de Ridderëeuw, en bijna volkomen in dien fmaak, doch op zijn Oosterse/?, in de liefdegefchiedenisfen van Simson. Hoe veel kan zulk een voordragt in onze befchaafdere tijden toebrengen , om de fterkfte vooroordeelen tegens deze gefchiedenis optevatten! En ik zou mij intusfehen fterk maaken, om hier mijnen Leezer het nuttige, het natuurlijke van dezelve met verrukking te doen befchouwen, waren mijne handen niet gebonden door gebrek aan gefchiedkundige berichten , ja waren wij zelv niet geheel verftooken van het genoegen, om ergens in de waereldgefchiedenis een volk te vinden, waar zoortgelijke toedragt van zaaken plaats gevonden heeft. In zulk een geval alleen zouden wij eene wijsgeerige gefchiedenis kunnen geeven van de natie, waar door alles duidelijk werd; doch hier omtrent valt niets te doen. Wij zullen evenwel, naar A 5 de  io INLEIDING op hei de aanleiding , welke deze jaarboeken geeven, zo veel Machten te ontkenen, als hier toe dienen kan, en daarbij verfcheidene vooroordeelen, die alles moeielijker maaken , tusfchen beiden ontzenuwen , om langs dien weg goede denkbeelden van het geheel te geeven. Laat ons met het laatfte beginnen, om dus in het vervolg het gefchiedkundige meer onafgebrooken te kunnen behandelen! Omtrent het ambt der Richteren en den waaren aart der dienstbaarheid , waar aan I s r a ë l van tijd tot tijd onderworpen werd, hebben vooroordeelen plaats , die voor alle dingen behooren weggeruimd te worden. Het Richterambt, zo als he* door Moses, Joschua en ook door Samuel bekleed geworden is, verfchild in aart aanmerkelijk van het ambt, dat hier voorkomt onder dezelfde benaaming. De i eerfte waren ongetwijffeld beftendige Staats - ambttenaaren , over de geheele natie, voor hun ganfche leven aangefteld met het onbepaaldfte gezag omtrent alles, wat anders tot de regalia behoort. Schoon elke fiam een zoort van Souvereiniteit bezat, bragt de Godsregeering, die de belangens onder een hoofd vereenigde, nogtans mede , dat zulke Staatsdienaars , als eerfte Ministers van den Vorst, den fterklïen invloed op alles hadden, en alles, uit naam van den Monarch, beftierden: maar van een gansch anderen aait was het gezag van hun , die in deze gefchiedenis de hoofdperzoonen zijn: het waren meestal mannen, van een heldhaftig en vaderlands-lievend Karakter. Daar door aangevuurd hadden zij de wapenen, meestal door eigen gezag, opgevat of waren van deze of geene ftam daartoe verkooren. Voldeeden zij in de uitkomst aan de verwagting, daagden zij, zij dan behielden, als eenen loon op hunne verdienden , dat gezag tot op het einde van hun leven. Op die wijs hebben 'er 14 in getal hun Vaderland gediend onder den naam van Richter, of, gelijk wij zeg-  BOEK der R I C II T E R E K. 11 zeggen zouden , als Kapitein-Generaal wanneer wij namelijk (gelijk hier) van oorlog fpreeken (terwijl wij hen!* in vredenstijd gekoozen, het gemakkelijkst met den naam van Stadhouder zou kunnen noemen). Zommige hebben hunne posten , zodra 'er vreede was , neergelegd. Andere behieldenze wel , maar hebben bijna geen invloed op het burgelijk beftier gehad. In Gideon alleen fcheen de waardigheid tot den hoogften top van aanzien , zelv erflijk verklaard te zijn, fchoon dit door hen geweigerd werd, Evenwel werkte zijn invloed het meest onder hen, die hij eigentlijk van overheerfching bevrijd had; maar met dat alles blijkt het mij vrij duidelijk, dat het oogmerk toen geweest is , aan den Staat zoortgelijken als Joschua was te geeven, maar dat de verdeeldheid der ftammen omtrent het algemeen , hier de meeste ltremming heeft veroorzaakt. De toegeevenheid der braaven op zijnen dood, om het volk, naar hunne begeerte, rust te bezorgen, heeft al vroeg daar toe meegewerkt. Elk begreep, dat, met het verkiezen van zulk een hoofd, de oorlog met kragt weer doorgezet zou worden; hier van nu waren de Israëliërs afkeerig, van daar dat zonderling gedrag in de verkiezing van Richters , hunne bepaalde inftructie, en de zorgvuldigheid, om voortekoomen, "dat het Richterambt door niemand erflijk bezeten wierd. Zo veel durven wij van den aart dezer bediening bepaalen, om verkeerde gedachten voortekomen. Maar 'er moet nog een ander vooroordeel weggenomen worden, 't geen meestal ontftaat uit de verkeerde voorftelling, die men zich tot hier toe gevormd heeft van de dienstbaarheid, waar onder het Joodfche volk zich geduurig kromde. Hier over het algemeen aan volftrekte overheerfchingen te denken , zou ons' zekerlijk doen dwaalcn. Verontrustende aanvallen , naar de wijze van oorlogen in dien tijd, gebruikelijk waren alleen derzei ver grondflag: geen Armée op de been hebbende , kon een volk, 't geen na-  is INLEIDING op het nabuuren had, die meestal van den buit, en dus in geduurigen oorlog leefden, telkens ontrust worden; Haagden deze volken, drongen zij diep het land in , dan naamen zij niet alleen weg, wat zij vervoeren konden, maar laagen hun, zo als wij zouden zeggen, of brandfehatting op, of noodzaakten hen'sjaarlijks producten van het land, bij wijze van fchatting , optebrengen. In plaats , dat de Israëliten, in dien tijd, bij zulk eenen inval, zich eenpaarig m het veld begaaven , om zulke nabuuren. hierin voor altoos den moed te onttcneemen , waren de meeste ftammen omtrent de verrichtingen hunner vijanden onverfchillig en zogten, zomtijds door dwang genoodzaakt, maar meest uit luiheid , door zekere fchatting, hunne rust. — Zo moet men zich in het algemeen den aart van de dienstbaarheid der Israëliten voordellen. Echter was het in den tijd van Simson anders met de zaak gefield. De Philiftijnen waren in dien tijd krijg en llaatkundiger geworden, hadden zich daar door eene meerderheid boven anderen bezorgd , en inderdaad den Joodfchen ftaat zo vernederd, dat zij, naar de wijze van dien tijd, wel eene kolonie der Philiftijnen kon genoemd worden. Altands dat gedeelte van het land , dat in hunne nabuurfchap lag, hadden zij onder het allergeftrengst gezag. Dit was zo fterk , dat Samuel en Saul, hoewel met eenen goeden uitflag , echter langen tijd hier meê te worftelen hadden, en de ware ontzenuwing hunner macht niet , dan onder Davids regeering voorgevallen zij. Eene derde aanmerking is in haaren aart moeielijker, om beknopt en tevens duidelijk voorgedraagen te worden. Zij raakt de denkwijs der Israëliërs ter dezer tijd: met alles , wat zeldzaam genoemd kon worden, geheel ingenomen, fchijnt het buitengewoone toen zo veel invloed op hen gehad te hebben, dat zij zoms, hier door alleen, uit hunne moedeloosheid opftonden, en zich dan, go  BOEK der RICH TEREN. 13 gedroegen , als eene geoeffende en meer befchaafde natie. Dit als vreemd, of als een treffend bewijs van hunne laage en laffe denkwijs aftefchetfen, is, om het met een woord te zeggen, ten uiterften onnauwkeurig te denken. De leeftijd van deze natie en de aart van de befchaafdheid dier eeuw bragt meede, dat bijna alle volkeren zo dachten, en het zou buitengewoon, het zou onnatuurlijk geweest zijn, indien de Israèliten boven de kundigheden van hunnen tijd hier in uitftaaken. -Men mag dit niet verwagten van een volk, bij wien de be_ fchaaving nog in de geboorte is. Zegt men , dat de Godsdienst evenwel invloeds genoeg moest gehad hebben , om hen te zuiveren, dan vergift men zich. De Godsdienst moest dienen, om hen in dien leeftijd zo te leiden, dat juist dat geen, 't welk in andere volkeren gebrek en lafheid was, in hun de waare grootheid van een mensch , dat is beoeffening van onderwerping aan God, kon worden. Ik wil hier, met eenige verandering , de woorden van eenen Wijsgeer in Duhschland overneemen. „ Dat alles hier op het onmiddelijk beftuut ,, der Godheid rust fpruit niet voort uit kinderagtige „ denkbeelden , noch uit gebrek aan doorzicht in den „ zamenhang dei- dingen , maar het was het nationaal ',, gevoelen des volks, gegrond op hunne Staats - Confti„ tuiie eri gefchiedenis. Hun gevoel kan niet in alles „ met de vaderlandfche zucht van andere volken verge„ leken worden. -— Hun Koning was de Beheerfeher des 3, Hemels en der Aarde , die de fterkfte beloften, de „ ftrengfte bedreigingen gedaan had; en geduurig bewijzen „ gaf, meest buitegewoone in gewigtige omftandigheden, „ dat Hij onder alle lotgevallen zich zeiven gelijk bleef: „ welk volk kon daarom zulk een edelen trots op hunne Conftilutte hebben, als deze natie?" Die rijke gedachte , op deze gefchiedenis toegepast , zal eiken edelmoedigen Leezer bedagtzaam maaken om alles niet in hec on-  i4 INLEIDING op het onguiiftigfte licht te betrachten; maar 'er zich veel eer op toeteleggen , om verhevene fchoon afhangelijke begrippen, naar den aart van de ftaats-inrichting en Godsdienst , niet te vermengen met de bijgeloovige, wonderdadige, die de meeste natiën ter dier tijd hadden, en waar zich maar weinige Israëliten boven verheeven hadden. Hoe wijs, hoe menschlievend worden dan de buitengewoone voorvallen van dit Boek voor een waar wijsgerig brein ! De Godheid baandde zich dan dien weg tot de harten der Israëliërs , om hen bij hunne voorrechten te bepaaien, en dus van die verregaande losheid in het Godsdienftige te geneezen, die juist de gefchiktfte Voor hunne vatbaarheid, de meest onderfcheppende met betrekking tot hunne vooroordeelen was, en hen ongevoelig, zonder het minst diep nadenken daar brengen kon, waar een volk, gansch vadfig en fchtiw omtrent alle krijgskundige maatregelen, juist gebragt moest worden , zou de Vaderlands-liefde ooit opwakkeren en op de beste wijze werkdadig zijn. Een Leezer, die gewoon is te denken zal bij deze aanmerking gevoelen , dat de grootfte zwarigheden omtrent deze Jaarboeken der Israëliërs geheclenal verdwijnen. Nog eene aanmerking moet ik 'er bijvoegen, eer ik aaneengefchakcld het ganfche plan van dit Boek in de Inleiding verftaanbaar tekenen kan ; zij betreft de orde , waar in de voorvallen hier geplaatst zijn : men kan 'er zich op volgende wijze het duidelijkst begrip van vormen. De draad der gefchiedenis, met het einde van Joschua's Boek afgebrooken begint eigenlijk met het 6* vs. van het lilde Hoofdd. dezes Boeks cn loopt onafgebrooken door tot het XVIIIi, Capittel. Twee bijzonderheden, die tot Inleiding in deze volksgcfchiedcnis dienen konden, worden van het 13' Hoofdd. tot het 6'le vs. des en in het ƒƒ«, van vs. 6 tot Capitt. III. insgelijks vs. 6 , vooraf .gemeld. De eerfte leerde, wat de natie deed, nu hun  BOEK der. RiCH TEREN. 15 hun algemeen Veldheer overleden was, iii gevalle zij noodig oordeelden , om haare overwinningen doortezetten : hoe Juda's (tam dan het opperbevel in handen had, en den algemeenen Veldheer leverden. De algemeene toeftan d van het volk in dien tijd en de waare bron van de rampen, die befchreeven zijn worden dan als eene tweede aanmerking voorafgezonden; fchoon dat ftuk zo wel als de ifte aanmerking tevens dienen moet om bij wijze van Inleiding te leeren, wat de gevolgen waren, wanneer men de bijzondere belangens van elke ftam boven de algemeene trok. Men vind, ter bekragtiging van de algemeene toeftand dan drie aanmerkelijke bijdraagcn, die ons zeker het duidelijkst begrip van zaaken geeven. De eerfte raakt den Godsdienst, en is een der vroegIte, de algemeene verbastering van het Godsdienstige lang voorafgegaan. Gij vindt dezelve in het XFIIF' Hoofdd. Vervolgens word de verbastering van zeden over het algemeen en de invloed, die dezelve op den burgerftaat te weeg bragt van het XIXde tot het XXIfi* Hoofdd. met de fterkfte kleuren afgemaalt; en dan eindelijk de akelige toeHand , waar in de overheerfching der nabuuren de natie gedompeld heeft in eene Eamiliegefchiedenis gefchetst, die bij ons wel op zich zelve ftaat, maar gevoegelijk in het gefchiedkundige, als een bijlaag kan befchouwd worden. Gij bemerkt dat ik de lotgevallen van Naomi en Rut h bedoel. Laat ons nu het ruime veld in zijn geheel aan een gefchakeld en in de bijzondere verdcelingen overzien en door gaan wandelen! Ik acht dit te noodigen, om dat Hess., fchoon hij dit in veele opzichten voortreffelijk gedaan heeft, echter te veel' veronderftellingen heeft aangenomen, die meer gefchikt zijn, om het gezichtspunt van zaaken te verdonkeren, dan wel kragtiger te maaken. Op den dood van Joschua volgde al ras in het krijgsbeftie* .aanmerkelijke . verandering : elke ftam zorgde voor haare eige-  i6 INLEIDING op het gene belangens, zo haast 'er een algemeen Legerhoofd ontbrak; de zucht tot veroveringen verflaptc zo, dat alleen Juda en Simeon onder aanvoering van Ka leb, den grijzen held en tijdgenoot van Joschua, aanmerkelijke overwinningen behaalde : voor de belangens van den Godsdienst en burgerftaat zag het in het begin zo donker niet; Eleasar en Penehas hadden eene verbaazenden invloed op alles. Evenwel geloof ik niet met Hess. , dat de uitvoerende macht in den burgerftaat toen meest aan het Hoogenpriesterambt verbonden was. Perfoneele verdiensten van de bovengemelde mannen werkten zeker zeer veel uit, maar al vroeg trok elke ftam (zoms elke ftad) de wetgeevende en uitvoerende macht geheel aan zich, en dit bleef de bron van eenen nalleep van onheilen, die malkander gevolgt zijn. Lusteloosheid in het verdrijven der béwooneren van Kana'dn, en ontijdige trek om tot het genot van het • veroverde te geraaken, waren hier de eerfte. Vervolgens kwam hier bij, dat de landbouw in de inlandfche handel hier uit gebooren hen van tijd tot tijd gemeenzamer moest maaken met de nabuuren. Uit die verkeering ontftonden vervolgens huwelijken; hier door week niet alleen de verbittering, maar alles veranderde zo van gedaante, dat aan de uitroejing der Kanaiiniten te denken even zo veel betekende, als zijne bondgenooten door huuwlijken,ja hun familie te willen verdelgen. Uit deze gemeenfehap vloeide al ras andere nationaalc ondeugden , vooral met betrekking tot den Godsdienst. Het ftille landleeven, waar aan de meeste zich gewenden, deed hen al vroeg die gebruiken verzuimen, welke den Godsdienst verlevendigden. De invloed der Leviten wierd allengskens minder en hunne aandacht zelv elders heen geleid. Dit alles verdoofde de meerdere befchaaving , verilerkte de onkunde en baarde dus den weg tot afgoderij en bijgeloof. Hier kwam bij, dat de verbintenis- der ftammen door een hoofd niet ophield , ot de  BOEK der RICHTEREN; de wetgeevende zo wel als de uitvoerende macht moest aanmerkelijk verflappen. Dit flocg, vooral na den dood van Pik e h as, ook tot het Godsdienftige over. Zijn invloed op het burgerlijke was al bij zijn leeven afgenomen en nu het gezag van de Geestelijkheid verminderde , de belchaaving kwijnde en de onkunde veld won, moest de oude trek tot afgoderij, die de natie in de woestijn zo duidelijk vertoond had , en toen zo ernftig bedwongen*"was , op nieuw weer opkoomen. Eerst woonden' vecle de Godsdienst-feesten der Kanaliniten, als vrienden - maaien , zonder eejyge befchuldiging van hun geweeten, bij. Hier uit outftond meer ongevoeligheid in het Godsdienftige en de wellust, door vrolijke feesten aangevuurd , deed hen al ras tot het zinnelijke zo overhellen, dat zij haakten naar Godsdienst beginzelen, die de zulke niet alleen veroorloofden, maar zelfs dienstbaar wisten te maaken aan de uitwendige ftaatige viering van derzei ven. Om den voortgang van dit alles op de beste wijs te fluiten , bedelde het de Godheid zo, dat hunne verleiders hunne verdrukkers wierden. Cusc-iian Rischaïaï.m, een Syriesch Vorst, was de eerfte, die het mom-aangezicht aftrok en vijandelijkheden begon j gevolgd van onderdrukking. Dit eenige jaaren geduurd hebbende , werd tot eerften Regent verkooren hun redder Othniül , een man uit de helden-familie van Kaleb , in wen het krijgsvuur met de Godsdienftige gevoelens van dat gedacht, niet alleen ontvlamde, maar zich over de natie zelfs vrij fierk verfpeidde. Hier door wierd het kwaad zeker aanmerkelijk beteugeld. De veertig-jaarige rust , die daar op volgde, fehijnt weder in zeeden en beftaan, vooral toen de Richter overleden was , zuik eene verbaazende veragtering veroorzaakt te hebben, dat ze zelfs voor hunne vijanden kennelijk werd. De Moabiten.y die zich tot nog toe vrij en onzijdig, geJV. Deel, B ar?...-  iS INLEIDING op het draagen hadden, vonden het nu geraaden, iets tegen hen te onderneemen. Gefterkt door de hulptroepen der Amakkiten doen zij eenen inval in het Overjordaanfche, ftroopen daar niet alleen , maar houden zelfs eene grensvesting , door hun veroverd, in bezit, om den Israëliet zo veel te beter te dwingen tot het opbrengen van eene jaarlijkfche fchatting , door hun uitgefchreeven. De Koning van dat volk Eglon vergenoegde zich of door lusteloosheid, of door voorzichtigheid met deze fchatting, zonder verder iets te ondernemen ; en ■ mogelijk zou de Joodfche natie zich ook dat getroost hebben, zo Ehud geene ftoute pooging gedaan had, om hen te redden, waar door hij de waardigheid van Richter verkreeg. Wij beoordeelen tands die daad niet, dan voor zo ver men daar uit het Karakter van den redder zijnes Vaderlands moet beoordeelen. Niemeiër fchijnt eenigfins op hem verbitterd te zijn, waarom ik 'er hier iets van zegge. Het komt mij voor, dat die mensenkenner hier gansch vergeeten heeft de onbefchaafdheid, welke dien leeftijd eigen was en de heldendaaden ruuw, wreed en oprecht deed zijn, want van de wettigheid of geoor^ loofdheid van zulk eene daad is tands de rede niet. in een perfoon van dien leeftijd kon juist plaats hebben, 't geen ik in het Karakter van Ehud vereenigd vinde. Heldenmoed worltelt bij hem met vreesagtigheid — hoogheid van geest, ijver voor den vaderlandfchen Godsdienst met ftil verraad of veinzerij en gebrek van vertrouwen op den wonderdoenden "Jehovah. De gelukkige uitflag zijner verrichting en de zucht tot eigene veiligheid bliezen zijnen moed zo aan , dat hij de krijgskundige Ephraïmiten onder de wapenen gebragt hebbende, met eenen goeden uitflag de vrijheid van zichzelven en ziin Vaderland bevestigde. Tagtig jaaren genoot 'er Is ra cl de vrugten van ; eenen en anderen kleinen vijandelijken  BOEK der RICHTEREN. 19 inval uitgezonderd. Ik kan niet ontdekken, dat de zeeden en Godsdienftige denkbeelden des volks in dien vredestijd meer dan gewoon verbasterd zijn, maar wel dat 'er veranderingen plaats gegrepen hebben, die den weg tot eene andere onderdrukking baanden. Van de zijde der Jsrasiltren fchijnt de werkeloosheid omtrent alle middelen tot verdeediging buitengewoon groot geweest en de verdeeldheid onder de ftammen aanmerkelijk toegenoomen te zijn , terwijl de Kanaiineefche Vorften zich meer en meer verfterkten; Een hunner wist zich bijzonder ontzagchelijk te maaken door beftendig eene Armee op de been te houden , voorzien van een aantal ftrijdwaagens. Daarbij had hij het geluk óm Sisera eenen der ervaarenfte Legerhoofden van dezen tijd, te vinden. Zo dra deze Vorst zijne kragten tegen Israël beproefde werd hunne toeftand dagelijks zorgelijker. Van tijd tot tijd werden 'er fchattingen door hun gevorderd en op de minfte weigering of woeling hadden zij te duchten , door eene Armee overftroomd, en op de onaangenaamfte wijs tot onderwerping gedwongen te worden. De weerloosheid werd bij gevolg nu zo algemeen en beftendig , dat geen Israëliet om redding durfde denken; De dichterlijke pen van Debora heeft dien toeftand levendig gemaald. Uit de buitengewoone agting, deze vrouw bewezen, is de ftaat der geleerdheid en Godsdienftigheid van dien tijd vrij wel optemaakén. Het verval móet aanmerkelijk geweest zijn, om dat zij zich den weg tot zo veel gezags daar door gebaand heeft, maar evenwel was de fmaak tot de poëzij zo min als voor de Godsdienftigheid nog zo fterk, dat eene vrouw die daar in uitmuntte, de vraagbaak van het beste gedeelte" der natie werd. Haar invloed moet fterk geweest zijn om de onbefchaafdheid te keer te gaan: wij vinden daarom in de redding onder haar beleid gefchied, niets B a van  2(5 INLEIDING op het van dat rauwe , dat gansch ongewoone, dat wij reeds aangetroffen hebben en verder nog ontmoeten zullen. Door de natie, onder haar beleid in ftilte gewapend werd een vriend van deze vrouw tot Legerhoofd verkoren , die de volkomenfte overwinning bezorgde. De wijs heeft wel iets buitengewoons , maar ook veel van het beleid van iemand, die vernuft bezit. Het Leger namelijk der Israëlleren, zeer zwak in vergelijking van dat der vijanden, was zeer voordeelig op eene hoogte gelegerd, waar het op geenerlei wijze kon aangevallen worden. Gevaarlijk evenwel was deszelfs toeftand. Het kon daar omfingeld , gansch uitgehongerd worden. Op zekeren tijd (en dit is het buitcngewoone) ontftond 'er een ijsfelijk onweer. (De Israëliërs hadden meermaal ervaaring , dat zulks een gunftig teken voor hun was.) De hagel, de plasregens, die den donder vergezelden, bragt 'er eenen verbaazenden fclirik en verwarring in het vijandelijk--Leger , 't geen belemmerd werd door ' den ftroom , die van den berg kwam afftorten. Van deze gelegenheid bediende zich Balak , om met zijne troepen op de ongeregelde benden van Sisera neer te 'koomen , en met eenen geweuschten uitflag; want de Staat geraakte toen weder in raste en in het genot haarer onafhangelijkheid. Ook hadden 'er buiten twijfFcl geduurendc het leven , en onder het befluur van deze voortreffelijke vrouw, dat al vrij algemeen over de ftammen moet geweest z'jn , aanmerkelijke verbeteringen plaats. Verbetering in het krijgswezen, en eene geregelde Conftiiutie waarin de algemeene en bijzondere belangen van den Staat en elke flam te gelijk werkten, fcheen voor haare tijden nog onmogelijk. Dit bleek uit de gevolgen, vooral, na dat zij geflorvcn was. ^ De Midlanltifche rovers deeden toen van tijd tot tijd weder invallen op de grenzen : gewoon van den buit te leeven  BOEK der RICHTEREN. »i ven en geen tegenftand vindende, verdubbelden zij dezelve, drongen zelfs tot midden in het land , verwoestten en plunderden alles. Uit Naömi's toeftand kan men die der Natie genoeg opmaaken. Allerakeligst was het in het burgerlijke met den Staat gefield. Geen vonkjen van hoop bleef 'er voor den Israëliër over , toen Gideon, als Richter, onverwagts ten voorfchijn trad: om den moed nogtands in hen optewekken, en het volk zo ver te brengen, dat zij onder zijn beleid eene onderneeming waagen durfden , daartoe waren twee buitenge woone tekens noodig , wel eenvoudig, zonder in haaren aart iets groots te hebben, maar evenwel naar tijdsomfiandigheid gefchikt , en zo natuurlijk , .dat alle verdenking daar door te eerder weg kon vallen. Anders denk ik evenwel over de ondérneeming, door hun gedaan ten voordeek van den Vaderlandfchen Godsdienst. De daad op zich zelve is de roekelooste, die men zich voor kan (lellen, maar ziet men op de aandrijving tot dezelve, en op die uitwerking, die zij natuurlijk hebben moest, te weten, dat zijn invloed op het volk daar door Godsdienftig aangevuurt werd , dan is ze een der gepaste, welken in dien. tijd konden gedaan worden. Het zal mijnen Leezer niet berouwen, hier het Vldt Deel op de ii6de bladzijde van Hess optefiaan , die allergelukkigst dit alles wel onder het oog gehouden heeft bij de opgaave van deze aanmerkelijke redding. Dat buitenge* woone, aan hunne Conftitutie, zo nauw verbonden, het geheel der Theocratie met één woord bepaalende, dat was het juist, dat de troepen onder Gideon zo gewillig maakte. Zijne krijgsverrichtingen zijn ook gepast voor de omftandigheden, allergefchiktst om vijanden, die men meer ftroopers , dan geregelde troepen noemen kon, in verwarring te brengen, te overrompelen, en gansch uit elkander te drijven. Zijn perfoneel Karakter is in de B 3 tijds-  22 INLEIDING op het tijdsomftandigen ook allervoortreffelijkst. Regt geaard t niets minder dan heerschzugtig, denkt hij aan geen eigene hoogheid, maar ftaat de algemeene belangens der natie altoos voor, zonder nogtans laf te zijn; want verzet men zich hier tegen, dan weet hij fcherpe middelen te gebruiken, om het kwaad, ware het mogelijk, geheel uitteroeiën. Over het algemeen is zijn Karakter edel; evenwel fchijnt zijne kunde in het burgerlijk beftuur niet zeer gefchitterd te hebben! zijne hoofdneiging fchijnt in het geheel niet over te hebben , om een vrij volk flaafs te beheerfchen , maar meer om in zijn huislijk leven aan de drift voor de vrouwen haaren vrijen loop te geeven. Van de zijde van den Godsdienst is hij zwak: zo lang het buitengewoone hem aanprikkeld is hij regt ijverig , maar, daar zijne Godsdienftigheid door geene kundigheden onderfteund werd, moest dezelve verflauwen, of zoms eene verkeerde uitwerking hebben: men weet, welke deerlijke gevolgen zijne misftap in het vervaardigen van een Godsdienftig gedenkteken voor den Staat te weeg bragt; in zijn privaat en huisfelijk bewind is de held en de minnaar der Sexe juist die hij wezen moet ■— een zamenmengfel van edele onbaatzugtigheid aan den eenen en zwakheid aan den anderen kant. Hij wijst het erfbewind van de hand en draagt evenwel geene zorg, dat een Abimelech, van zijnen aart geheel afwijkende, zo veel nadeel aan zijn Vaderland niet toe kon brengen , dat 'er alle de voordeelen door hem behaalt in wezen bleeven. Dat nut hadden nogtans de burgertwisten in dien tijd veroorzaakt, dat het volk meer wakker en gewaapend bleef. Hier door was het, dat men eer tot het beraamen van middelen ter verdediging befiooten toen het Vaderland op nieuw werd aangevallen, dan te voren. De Ammoniien, Overjordaanfche nabuuren, genadig de grenzen door inval-  BOEK der RICH TEREN. 2.3 vallen verontrustende met kleine benden, begonnen, door roofzugt aangevuurd die aanvallen meer geregeld en met meer kragt doortezetten. Het grootfte gedeelte van 'sLands Staaten word hierom zaamgeroepen. Men befluit eene Armee te veld te brengen. De grootfte zwaarigheid was maar, wie over dat Leger gebied zou voeren; bier deed zich niemand op, die men daar bekwaam toe oordeelde; mogelijk kon men het ook daar niet eens over worden. Men bied dan openlijk hem .dien post aan, die daar de meeste bekwaamheden toe bezitten zou. Men beloofd hem , indien de uitflag gelukkig was, voor zijn leeven het Richterambt in het Overjordaaufche te zullen bezorgen, maar alleen te vergeefs tot dat eindelijk de aandagt op Jeptha valt, die tot nog toe zeer gelukkig geweest was bij zijne invallen in het land der vijanden. Dezen Richter moeten wij van de zijde der menschkunde onbevooroordeeld befchouwcn om van de gefchiedenis van zijnen leeftijd een behoorlijk begrip te vormen: — de man heeft waarlijk eene groote ziel! Hij weet zich boven zijne geboorte, boven zijne levenswijze terftond te verheffen, zo dra hij uit zijn bijzonder leeven ten voorfchijn treedt, — welk een edele fierheid , hoe veel rondborftigheid is 'er in zijn gefprek met den Raad! — Hoe veel befchaafdheid in eenen man , die voor ftrooper verklaard — befchaafdheid, die aan het volksrecht van dien tijd de merkelijkfte voordeden toegebragt zou hebben , indien de Vorften zich van dit voorbeeld bediend hadden. Het is een model , zelfs voor onze tijden ! Naakte waarheid , kragt van redeneering , het fijnst gevoel van. billijkheid flraalcn 'er kennelijk in door. Met dat al is 'er iets ruuw's in zijn Karakter , het geen men bij hem niet zoeken zou, in het geval met zijne Dochter. Maar is dit wel zo? NieMEiëR. heeft dit fchoon behandeld, en voor mij reeds B 4 af-  INLEIDING op het afgedaan. Ik voeg 'er dan alleen maar bij, dat alles in den fmaak der eeuw is, en dan durf ik zijne geloften voor den fchoonften trek van Godsdienftigheid in een edeldenkend Legerhoofd en Vaderlander opgeven en bewonderen, fchoon ik op het zelfde oogenblik de uiterften van zoortgelijke verbintenisfen met mijn ganfche hart verfoei. Voor mij zeiven geloof ik daarenboven, dat Jephta's handelingen hieromtrent meer gronds in zijnen Godsdienst hadden , dan wij ons wel verbeelden kunnen. Wij hebben veel te duistere denkbeelden van de Cherem's , zij zijn ons te vreemd ; de Wetgever heeft 'er zich in zijn Wetboek ook niet duidelijk en uitvoerig over verklaard, enkel, gelijk ik mij voorftel, om de ftille vervvagting, dat befchaafdere tijden, dat gewoonterecht wel vernietigen zouden , zonder nauwkeurige bepaaling daar over meetedeclen. De burgerkrijg , die naderhand tusfchen hen en de Ephraïmiten ontftond — in den grond billijk was en een bewijs opleverd voor de waarheid door Profr. Verschuur en Mici-iAëLis over de verdeeldheid der (lammen en derzelver belangens , uitnemend wel bevestigd — dien burgerkrijg zou ik, wat de wijs betreft, minder goedkeuren, dewijl zij zo veel burgerbloed zelfs eenigfins moorddaadig, vergooten heeft. Doch ik noem het vermetelheid, daar zulks maar in 't voorbijgaan door den Schrijver opgegeeven is , om hier over of gunflig of ongunftig te oordeelen. Liever ga ik over tot het gewigtigfte, maar tevens meest vreemde , tot in het fabelagtige toe vreemde, van deze volks - geichiedenis, (iets , dat omftandiger geboekt is , waarom zij het ook beter kunnen beoordelen) tot den levensloop van Simsom. Hier heeft in den toenmaal igen toeftand bijna alles eene andere gedaante. Den oorfprong moet men zoeken in het verkiezen \ an Richtcen , meer vjor het burger dan wel voor het krigsbe- ftuur  BOEK der RICH TEREN. 25 ftuur gefchikt, het geen de Schrijver maar in het voorbijgaan aauftipt, waarom wij 'er niets meer durven bijvoegen. Beter kunnen wij dat van de zijde der vijanden befcbouwen. Onder de volken, in Karman overgebleven , hadden de Philiftijnen zich het best heffteld, en de oude dapperheid in hun midden doen herleeven. Dit volk was tands zeer machtig, listig, regt ftaatkundig en wist Isracl, 40 jaaren lang niet alleen onder de volflrekfte overheerfching te brengen, maar het zelfs zo door hun beleid te beftuuren, dat 'er geen hoop van herftel , geen fchaduwe van wederllaud ter zelfverdediging meer over bleef: het eerlijkst , het braafst gemoed worftclde tegen de hoopeloosheid, waarin zij zich gebragt zagen: Sibis ons ouders zijn ongetwijffeld onder het getal van hun , die vuurig de uitredding van hun Vaderland verlangden , maar daar aan fcheenen te te wanhoopen van den kant des . volks, fchoon zij zich aan de zijde van den Godsdienst niet geheel hoopeloos bevonden. Inderdaad de Godsdienst werkte hier kragtig en, met dien uitflag dat hun de redding beloofd werd , doch langzaam. Hun geloof werd door een teken gefterkt, en hun hart verrukt door de toezegging, dat hun eigen Zoon, die geboren ftond te worden , de redder van zijn Vaderland zou zijn. Van hunne zijde moesten zij, tot meerdere verzekering van 't geen 'er aanrtaande was , het kind door Nazireërfchap aan God toewijden , en eene levenswijs doen voeren, die naar zijn lot gefchikt was. En, daar bij zijne mannelijke jaaren alle hoop, om zich in het krijgskundige te ©effenen , in zijn Vaderland ten cenenmaal ontbrak , fehonk de buitengewoon werkende Voorzienigheid hem eene ligchaamsflerkte, die noodwendig den aandacht van zijne landgenoten op moest wekken en hem zelfs onverzaagd alles deed onderneemen in den raaden'o stei B 5 toe-  a<5 INLEIDING op het toeftand. Daar hij grof gefpierd is — een regte Hercules , vallen noodwendig alle zijne driften in het rauwe , ook die zelfs , welke anders vertedering in het Karakter van zo iemand kunnen veroorzaaken, (ten zij de liefde in zoortgelijke Karakteren tcgenftand vind,) want dan zijn zij ook weder zo woedend, dat niets het geweld fluiten kan , en dit, was 'er juist noodig in dien tijd, zou 'er iets kunnen uitgewerkt worden tot gunftige verlosfing. —« Ik kan mij niet genoeg verwonderen , dat men op het Karakter van dezen man op de vernaaien hier geboekt , zo laag gevallen is , en verblijde mij, dat binnen kort bij den kondigen BLussé in 8 zangen een rijmloofe heldenzang betrekkelijk Sims o n uitgegeeven is , waar door de gefchiedenis zich aangenaam laat leezen en de gebeurtenisfen op de waarfchijnelijkfte wijs in haare zaamenhang aan een geketend worden. Alleen mishaagd mij, dat de leeftijd van den held in de gebruiken en handelingen niet genoeg in acht genomen is en zijne liefde-gevallen in een licht geplaatst zijn, niet natuurlijk genoeg voor eenen ruuwen man, eenen Oosterling, die van dat verfijnder beminnen van de Ridder-eeuw , en vooral van het tegenwoordige overdrevene welke niets ter waerelds heeft. — Wij willen van het geheel hier alleen zo veel zeggen, als noodig is , om voor het wijsgeerig oog in den fchakel van gebeurtenisfen aanleiding te geeven tot ontwikkeling van beftaan, en bedrijven , en vooral om de noodzaakelijkheid te bewijzen van de buitengewoone wer, king der Godlijke Voorzienigheid: — zou een Simson wel ooit zijne kragten ten nutte van zijn Vaderland beproefd hebben , hoe reusagtig fterk ook, daar hem beleid en zelfs grootheid van gevoel ontbrak, zou zijn heldenvuur niet allerwaarfchijnelijkst in een aantal van liefde - gevallen zijn uitgebluscht, indien zijn oog niet juist  BOEK per RICHTEREN. %7 juist gevallen was op eene Philiftijnfche fchoonheid ? Hoe lang worfleld dan zelfs zijne ouderliefde met die ontvonktte drift; en in plaats van dat in zijn beftaan te hebben, 't geen door Meiners in zijne Gefchichte des Weiblichen gejlechts, zo treffelijk getekend is , en waar de helden in de Ridder-eeuw zo zeer meê pronkten, zou hij de ontmoeting met den leeuw (een verfchijnfel in de landen van Palefiina zo vreemd niet, en de proef der ouden , naar welken zij den heldenmoed berekenden) immers geheel verzweegen hebben, indien de kwaadaartige handelwijs der Philiftijnen op zijn bruiloft hem niet genoodzaakt had om hen daar door onder het oog te brengen , dat men hem niet ongewrooken zou mishandelen. De wraake, die van wederzijde genomen word is weder niet onnatuurlijk, maar „ behalven het overeenkomflige met den leeftijd, juist die, welke tijrannen en vertrapte burgers, onder eene overheerfching leevende, ontrent malkander gewoon zijn te doen werken. Nimmer is hij overal de eerfte (zo goedaartig is zijn Karakter, iets, dat in fterke lieden veel al plaats heeft) maar naar mate de belediging der Philiftijnen grover werd, naar die maate Hijgt zijne woede ook. Hij flaagt zo wel, dat zij genoodzaakt zijn, meer geregeld hunne poogingen ter ftuiting aantewenden. Hier door had alles eene andere gedaante kunnen neemen, alles zou hier door meer natuurlijk geworden, zijn, indien de Israëliërs zich aan zijn opzicht hadden toebetrouwd , maar niets van dat alles gebeurd 'er. Juda, de machtigde ftam van allen , komt zelfs tot het laf befluit, om hem aan den Philiftijn, indien het moogelijk is, gevangen te geven. Hoe handeld de held op de ontdekking van dit befluit ? Verrukkend , als men zijne rauwheid en fterkte niet vergeet ! Zonder zweem van eerzugt, regt goedhartig gedraagt hij zich. Terwijl  aS I N L E I D I N G op hf.T wijl hij zijne laffe Vaderlanderen door zelfs-verdediging aan geene nieuwe rampen wil overleveren, weet hij zich als tot flagt-offer van Haat, overtegeeveu aan de wraak der Philiftijnen , met den onzekeren kans zelfs, of hij zich in Haat bevinden zal ter zijner redding. Voor los maaken was wel geene zwaarigheid, maar de overmacht, de gonzende pijlen en andere wapenen, op eenen afHand gebruikt , kenden alles hier verijdelen. Hij onderneemd het , zich los te rukken, en grijpt naar het eerfte werktuig ter verdediging, t geen hij vinden kan. Hier, beken ik word alles, zo 'er geen buitengewoone Voorzienigheid , in het werk kwam , ten eenenmaale onwarfchijnelijk. Maar deze weet de fchrik en verwarring zo buitengewoon te doen werken, Simsons flagen zo wel te beftieren, zonder dat de man zelfs gewond werd, en, toen hij het kaakenbeen weg wierp en het verruilde met een meer vernielend wapen , alles zo wel te doen gelukken, dat hij de vijanden op de vlugt drijft en hun den lust beneemd om verder iets te onderneemen. Toen gingen den hraëliten de oogen open, toen verkoozen zij hem tot Legerhoofd — tot Richter. Maar die pas ontlooken moed werd rasch weer uh> gebluscht, vooral terwijl Simson dien moed niet aanvuurde , noch fmaak, noch beleid hebbende , om zijne waardigheid zo te beklecden, als de aart van het ambt vereischte. Door het een en ander vergalt de held , aan zich zeiven , geheel overgelaaten , en zonder de minfte aanmoediging van de zijde des volks, waar van hunne onderlinge verdeeldheid de oorzaak was , op nieuw tot zijn temperaments gebrek. Een geval van dien aart , waar door hij de laagen en het gevaar, waar hij zich roekeloos in bcgeeven had , gelukkig ontworfteld, maakt hem zo onbedagtzaam, dat een tweede, door het beleid en de verftandhouding van eene Le-  BOEK der RICHTEREN. ±9 Delila hem geheel in het verderf ftort, hem voor altoos voor zijn Vaderland onnuttig maakt , en in eene gevangenis aan zulke fmaadelijke bejegeningen blootfleld, dat eindelijk zijne minnelusten in den akeligen kerker uitgcbluscht , en de Vaderlands - liefde met de Godsdienftige gevoelens , door de bijzondere beloften van zijne jcngd weer opgewakkerd , hem tot het befluit brengen om eene zelfs-moord te pleegen , duizend en duizendmaal verfchoonelijker, en meer met de zuiverfte zedekunde beftaanbaar , dan die meest gepreêzene en bewierookte heldendaaden onder de ouden, waar in wanhoop en ongodsdienftigheid den hoofdrol fpcelen. Ik kan hier fluiten en alles afdoen , met mijnen Leezer het thands in Europa zo zeer geliefd en bewonderd Karakter van Trenck te doen vergelijken bij dat van Si bis on, in zoortgclijke omftandigheden geplaatst. Wie zou niet gewagt hebben, dat een man, die alles opoffert aan de zucht, om in vrijheid te gcraaken, fchoon zijn vernuft door eene altoosduurende wanhoop gaande gehouden werd , dat zulk een man , in zoortgclijke omftandigheden Simson zou gevolgd zijn, al ftonden zij niet gelijk in Godsdienftige gevoelens? maar neen! Zij komen alleen in dat derde overeen, dat zij beide niets tot nadeel van hun Vaderland gebrouwen hebben; maar hoe groot is buiten dat het verfchil?! Simson is het alleen , die zich als een flagt-offer zijner vijanden overgeeft, en, in de bangftc en vernederfte uwen van zijn leeven , van zijne hernieuwde kragten , met bedaardheid van geest een naar alle waarfchijnelijke gronden wel berekend befluit neemt , waar door zijn ondankbaar Vaderland in zijnen dood meer winnen moest, dan zijn beflier en leeven immer konden uitwerken: — Mijns  3o INLEIDING op het e:;z. Mijns bedunkens mag ik hier befluiten, ik weet niets meer van belang om mijn Lezer behulpzaam te zijn in het overpeinzen van de lotgevallen der Isra'élleren onder het beftier der Richteren : geen Boek des Bijbels heeft zo weinig uitleggeren gehad dan dit; en fchoon verfcheide omftandigheden in hetzelze eene uitlegging noodzakelijk maken, is mij geenen bekend geworden,- die verdiende aangeprezen te worden, waarom ik hier van fwijgen moet. Het  Het BOEK DER RICHTEREN. I. HOOFDDEEL. i. JE en wijl na den dood van Vorst To- Ys,-."-, ,Enhe» J gefchiedde na schua, die zo nadrukkelijk op de verdere den dood van verovering der reeds verdeelde landen aange- d°SCH ónderen drongen had , was het, dat de Raad der yan ïSRAËL 3'~ . bovab vraag- vereemgde ftammen nu vergaderd, daar aan den, _ zeggenernftig begon te deuken; doch men kon het ons ™zk "eerst niet eens worden, wie dat oorlogs - toneel £«Vg«f hunnen Legcrvorst, den nog levenden Kaleb At'Kanaaniten kondjo-dde den Kanaaniten en Pkcreziten denen de Piierezi' D ten in hunne oorlog aan : het kwam tot een algemeen floegen hen^i hoofdtreflen bij de ftad Bezek, in dien ffifg dufzeiid man- ^Ce^" 'C1' Vm ^el1 v'lïan^ t'en duizend 'mail nen. 0p het flagvcld liggen. 5. Ee!n der verbonde- tJtmecudc zij ne Koningen, waarfchijnlijk de Hoofdarmée van Bezek "e b**- den vijand het hoofd geboden hebbende, was zek, en «ree- op de nederlaag met de overgebleevene troc- den tesenhem: r ° .. , cn zij fioeijen pen gewccken naar zijne hoofdftad Bezen-\ enK7e"'ple'"e' welke zij belegerden en innamen ; en waar zitcn. ^oor zjj jiet 0Verig gedeelte van de Armee vs. 6. Doch der Kanaaniten, en Pheriziten vernielden. Adoni - Bezek g Doch bij de verovering had de Koning vluchtte , en j o t> ' vs. 4. Bezek, waarfchijnlijk niet verre van Betfchuan in de nabuurfchap van Naphtiiali. vs. 6, 7. Het fchijnt dat de Kanadnititt zich op die wijze door onderlingen oorlogen, op dien tijd verzwakt hadden. — Men uekoeft riiêt  der RICHTEREN. Hoofdd. I. 33 Adoni-Bezek, met een gedeelte van de zij jaagden bezetting kans gezien om het te ontvlug- g^pen'h'em™ ten, al rasch hadden de overwinnaars hem e,a Weuwen , «e duimen evenwel m zijn vlucht overvallen; zijne troe- zijner handen, pen geflagen en hem gevangen genomen ; ten af. V°e" doch in plaats van hem op het flagveld te dooden, werden hem de vingeren van zijne handen en voeren afgehouwen, en dus wierd hij in zegepraal door de overwinnaaren omgevoerd. (7. Die Vorst trots van aart, nu Vs. 7 Toen onder die vernederde omftandigheden gebragt |e*EeK: voelt zich gedrongen zijn wroegend gewe- ('S Koningen-, ten te ontlasten , hij betuigt dan al klaa- vvene duimen gende, nu zelfs te gevoelen wat anderen Sn™! door hem gefmaakt hadden , want dat hii ten»aren on- ... . J der mijne ta- van tijd tot tijd zeventig Koningen en Be- fel [de kruivelhebberen van fteden op die wijze be- Sé ; genjk handeld. en hen tot voeding van zijne wree- ^0slAef£ h$l de trotsheid, bij plechtige gelegenheden, in miJv.efgoidien deerlijken ftaat gebragt had, om de bra gten hem fpijfen, die van zijn' disch viel, of die hij | ^meriF hun toefmeet , met hunne ftompen ter ftil- daarling van hunnen honger optezaamelen , dat hij hier over nu de wraake Gods gevoelde:) Na hem dus eenigen tijd rondgevoerd te hebben , zetteden zij hem te Jerufiilem vast, alwaar hij (waarfchijnlijk aan zijn wonden, niet te denken op Koningen van verfchillende fteden, er kunnen verfcheide Van ééne ftad , de een na den ander van hem overwonnen zijn. vs. 7. Ni e u wl and heeft zeer wel aangemerkt, dat zulk een wreede behandeling boven andere gekozen werd, om hen tot het voeren van wapenen voor altoos onbekwaam te maken. IV. Deel. C  34 Het BOEK vs. 8. Want en uit verdriet) overleden is. 8. Want %- de kinderen r , , . , , . , van Ji'da twd- rujakm was nu buiten de burgt in deze C" fe- krijgstocht door die van J u d a weder verftréedeh , en overd; zij hadden de bewooneren, die on- hadden het zcl- ve ingenomen, derfcheiden fchrjnen te zijn van de burgtfcherpre6' dès bewooneren, alle afgemaakt, en de ftad van zwaerds gena- anc kanten in brand gedoken, o. Verdelgen : en zi.| ° ' hadden de ftad trok de vereenigde Armée der twee ftammen gezet*' VUUr mcer Zuidwaards, om de Kanaaniten zo van daar' na' wa- ^e n00öe a's laaSe Ancien te beoorlogen, ren de kinde- 10. Tc vooren had aireede Juda in eenen ren van Juda . . , , .. t , , , , _ afgetogen, om veldtocht nog bij Joschua s leven de Kagen^ae^'ail- naanitm die te Chebron hun verblijf hadden, ■uiten , woo- beoorloogd , en hunne helden En aks nee- neiule in t ° gebergte en in't ven daar gebiedende, overwonnen: n. Ook de'iaag'e.6" ° was toen het onderhooiigc Debir belegerd vs. io. En jreWorden; 11. Bij welke gelegenheid Ka- Juda was he- s ' • .. ifcn getogen leb, den veroveraar zijne dochter Achsa jiaaniten, die beloofd hadde , 13. Waarop de verovering woonden^d* cloor Othniül zijn neef uitgevoerd was, naam nu van en deze zijne dochter met eene bruidfehat Chebron was ' te voren Ki- ten huwelijk verkreeg , tevens met het "nzi) ifoegen *4 ■> *5- rccnt °P waterwellen die in nabuu- Sesaï , en Amman , en Thalmaï: vs. ii. En van daar was hij henen getogen tegen de inwooneren van Debir : de naam nu van Debir was te voren Kiriatb- Sepber. vs. 12. En Kaleis zeide; wie Kiriatb - Sepher zal flaan , cn neemen het zelve in , dien zal ik ook mijn dochrer Aciisa tot eene vrouw geven. vs. 13. Toen nam OniNiëL het zelve in, de zoon van Kenaz, broeder van Kaleb , die jonger was dan hijen Kat.eb gaf hem Achsa , zijne dochter tot eene vrouw. vs. 14. En het gefchiedde als zij [tot hem] kwam, dat zij hem fterk aanzettede, om van haren vader een veld te begeeren: en zij fprong van den ezel af: toen zeide Kaleb tot haar; wat is u ? vs. 15. En zij zeide tot hem; geef mij eenen zegen; dewijl gij mij een dor land gegeeven hebt, geef ■ss. 8. Dit zal buiten de burgt Sion geweest zijn, wij vinden de ftad ■al rasch weder opgebouwt, en in handen der oude inwooneren. vi. 15. Het zelfde met Jofcbua XV: 16. hier beter in tijdsorde. d*> TH E.  der RICIITEREN. Hoofdd. I. 35 rige ftreken gelegen waren. 16. Bij deze ™ü ook watergelegenheid waren de Kcniten nakomelingen gif kaleb haar van Moses fchoonbroeder , die het Leger ^°e°f^ laage Veel dienst gedaan hebbende op de uitnodi- k.™- JÓ- De ging onder hen zich neergeflagen hadden in tien de Palmftad van daar opgetrokken, en had- ^'f,ft'00°ë„ den zich bij het Leger van Juda gevoegd, £ok ,?p uit de j . »"«"8»*) Palmftad met om hen te vergezellen in den togt naar de de kinderen i x van Tuda . woestijn, aan de grenzen van Juda, m naar de woesden ftreek van Haracl. Dit overwonnen zijn- ™genü hK de , iloegen zij zich daar neder , en verko- Zlliden van i , , r, ^ Aradis: enzij ren het tot hun beftendig verblijf. 17. Ten gingen henen, Voordeden van de ftam Simeon trokken Zt h^wik? ook de vereenigde Legers verder , om die , vs- I7< JUDA Kanaaniten te beftnjden , die te Zephath en zijnen broeder in den omtrek woonden; zij namen die hoofd- noefen 'deV"plaats in, handelende met de inwooneren naar lendJ'Ve^zï' het krijgsgebruik tegen de Kanaaniten: bii tba,h > en z'i , , , . 1 ... verbanden hen: de herbouwmg werd zij ter gedachtenis nu en men noem. Horma genoemd. 18. J WD A'S ftam liet het tlrX"T. bij die overwinningen niet, maar veroverde v*" l8- Daar , toe nam Juda Gaza in, met vs. 16. Deze Kenittn zijn onderfcheiden van'de Heidenfche uit Cbam, deze zijn uit Sem, aanbidders van den waaren Godsdienst. — Jethro was de fchoonvader, doch de kinderen van Ken zijn van Moses vrouws oudfte broeder afkomftig. Men leze Kerzig uber die Ken:ten bladz. 60. — Midian bij het roode meir was hun Vaderland aan de woestijn Sin ftootende, — de Palmftad is niet Jericbo, maar een ftad aan de woestijn bij de palmboomen, en waterbronnen gelegen, Blim'i het gewoone Jericbo kan het niet zijn, dit is nog niet opgebouwd, zoo men het in het land Kanaan zoeken wil moet het Engedi zijn , —. zij kregen niet Arad de ftad, maar de woestijn van Juda, in bezit, aan de Ameiekitifcbe grenzen onder Simeons deel. vs. 17. Het tegenwoordige Safetb bij Pocock, onderfcheiden van een ander Horma dat anders Arad genoemd word. C ft  36 Het BOE K zün i.wdpaai, bi) eenen inval drie fteden der Philiftijnen zü/tadpa™" mct haar onderhoorig gebied, Gas», Askeen £*r«» met ^ ifs _£Xto», anders in der Daniten ge- zijne landpaal. ' , vs. 19. En bied gelegen : doch zij handelden met deze febevnb was ,,' .... , ., . „ met Iuda, dat volken naar het krijgsgebruik met, waarom nirenj'van he't die fteden al 1'aS door de Philiftijnen hergebergte ver- ovcrcj wierden. 10. Evenwel bezorgde de dreef; maar de .... ... inwooneren Heer over Judas krijgsbedrijven voordrec/blj nie\\ fpoed, vooral met betrekking tot de overgeom dat zij ijze- blevene vijanden in den bergachtigen oord re wagens had- u-"-vl-' J T i 1 den. van Juda en Simeon; maar Juda had %3vën°cbeï,Zon geen' moeds genoeg om de bewooneren van geïijk KMoses den laageren ooit, waar onder de Philiftijgefproken had: mn Waren, met die zelfde kracht te beooren hij verdreef 111 j van dmr de logen : zij waren te zeer beducht voor de drietonen van ..^ . dic deze natie in den ftrijd vs. ar. Doch o-cbruiktcn. 20. Bij deze gelegenheid werd de kinderen 0 , • van Benjamin ook K a l e b in het gebied van Chebron, nu i»!?»,'1»^ herwonnen, op nieuws bevestigd. 11. Door nen'de'* "niet dit voorbeeld wierden de Benjaminiten niet verdreeven : aangemoedigd , om de "febuftten , Jerufalem maar de Jebti- ° 0 . . , jittn woonden bevolkende, uitteroeien ; maar veel eer om een ren^fn v verdrag met hun aantegaan, zo dat zij tot min te jeruf.,- he'ond met ulielen niet verweken in eeu.vigheid. vs. 2. Maar gijieden , zult ook een verbond flaken met de awooneren  4o Het BOEK van dit land; van dit land verflaaven zöudef, maar integenhunnc aitaaren d j ij openbaare gedenkteekenen daar van ver- zult gi] albree- r t , u ken : doch gij WOesten: nu bevind ik u trouwloos ongenoorm"gffi zaam aan mijne bevelen; wat verplicht u tot maromzul* een gedrag? 3. Heb ik tr niet gewaargij dit gedaan? fchuwd, dat ik, fchoon uw Vorst, dan alle de heb ' ik ook inwooneren niet uitroeien , maar op de gelen^voof uw vaariijkftè plaatzen voor u in de vlaktefis eert aangezicht niet o-enoegzaam getal overlaaten zoude? heb ik u uitdrijven:maar s => ° , , mm' zij zuilen uaan niet gezegd, dan vooral op uw noeae te zijn, t hutel?.'- want dat gij ongetwijfeld tot hunnen Gods^"UenS^ dienst zoudt verleid worden? - Die bedreizijn. ging zaj hare vervulling hebben ! 4. Na deze gafchi^ats aanfpraak van den Engel van het heir des f, h.lal °' dè'ze He eren , werd de ganfche vergadering woorden _ tot djep getrofFen: en wanneer men deze openbaaren van IsTaIl viijg algemeen bekend maakte, was er eene geiproken had, droef heid en rouwe onder de gau- voik zijne ftem /•, j . Waarom die plaats nog Bochim op, en ween- ' J , , ■ ■ „r- de. word genoemd; daar op wierden de zoen-or- „oemdenE'den fereii te Silo in menigte bij deze gelegenheid naam dier vab, en dienden den Daal, en Astbartth : vs. 14. Zo ontlïak Jelovab's toorn tegen isracl , en Hij gaf hen in de hand der rooveren , die hen beroofden, en Hij verkocht hen in de hand hunner vijanden rondom ; en zij konden niet meer befraan voor het aangezicht hunner vijanden. vs. 15. Over al waar zij henen uittooien, was Jehovab's hand tegen hen ten kwaade; gelijk Jebovah ge- fproken , en gelijk Jebovab hen gezworen had: en hun was zeer bang. vs. 16. En jebovab verwekte Richters , die hen verlosten uit de hand van die hem beroofden ; vs. 1 /. jjucu 111^1 111 iiv-l ujyciiu.uu UICCVUH Zij U1C UlCIlCll ; zij hoorden ook niet naar hunne Richters, maar hoereerden andere Elobim na, en bogen zich voor die: haast wecken zij af van deu weg, dien hunne king ging zelfs zo ver, dat de Jstharoths, Sidonifche en Philiflijnfche godinnen, Godsdienftige eer bewezen wierden: 14. Het bleek ook bij de uitkomst dat 's He er en gramfchap gaande wierd, want wij zullen in het vervolg zien, hoe Hij door de invallen van hunne naburen het land liet uitplunderen, en toeliet dat bij die gelegenheid zijn onderdaanen fijnsbaar wierden onder hunne nabuuren; hoe aanmerkelijk verzwakten zij: zelfs zo , dat zij ten laatften niet meer in het veld durfden te verfchijnen, om geweld met geweld te keer te gaan. 15. Offchoon er hier of daar nog eenige moed fcheen te zijn, de uitkomst was evenwel door het beftuur van hun Hi;er altijd ongelukkig, ingevolge Zijne bedreiging zo plechtig bezworen; zij begonden ten laatften in de bekommerlijkfte omftandigheden te vervallen; 16. Als dan de nood op het hoogfte was, deed hun Heer zekere buitengewoone Helden te voorfchijn komen, die hen dan weder reddeden; 17. Het vermogen der Richteren was evenwel zo groot niet om hen geheel aftehouden van de afgoderij, als dat van Moses en Joschua; in het heimelijk of  der RICHTER.EN. Hoofdd. II. 43 firaks na de uitredding was er airede weder de nei ing tot den afgodendienst : er was verre na die gehoorzaamheid niet aan 's II e eren bevelen die eronder Joschuas bellier befpeurd was geworden. 18. En offchoon hun Heer hen zulke Helden verleende, en Zijn genegenheid voor zo één deed blijken, en hen redde gedurende het leven van zulk een Regent , ten bewijze van Zijn ontfermende gezindheid, en Zijn mededoogen over hunne onderdrukte toeftand; 19. Hunne beandwoording was nochtans niet meer dan eene inteugeling, gedurende het leven van zulk een' Regent; want na zijn dood, maakten zij het boozer dan te voren, ja zelfs dan hunne voorvaders het gemaakt hadden , met betrekking tot den afgodendienst; in plaats van door deze tuchtiging tot eenige afltand van hunne verkeerdheden gebragt te worden, die hen een bron van allerlei onaangenaamheden was, en tevens een bewijs van hunne ftugge en afvallige gefteldheid, 20. Moest dit noodwendig de gramfchap van hun Heer geftadig werkzaam houden , waarom Hij meermalen plechtig betuigde: om dat Mijne onderdaanen trouwloos aan hunne verplichting zijn met hunne vaderen , toen zij een vrij volk wierden, aangegaan, en zij integendeel muitzuchtig tegen Mij zijn ; 21. Zo zal Ik ook van mijne zijde aan mijne verbintenisfen niet voldoen; Ik zal nu niet verder de Kanaaniten uitroeien, onder Joschua niet geheel te on- mi]n bevelen, tiie ik minnen vaderen gewden heb, heetc overtreden, en zij naar mijne Item niet gehoord hebben: vs. 21. Zo zal ik ook niet voordvaren, voor hun aangezicht iemand viit de bezitting te verdrijven , van de volken, welke joftb*u heeft overgelaten , als hij ftierf. vaders gewandeld hadden-, hooiende de geboden van Jebovab ; dus deeden zij niet. vs. 18. En wanneer jfebevab hun Richters verwekte, zo Wis Jebovab met den Richter , en verloste hen uit de hand hunner vijanden , alle de dagen des Richters: want Jchovab bad mededogen met hun zuchten , over de genen, die hen onderdrukten , en die hen benaauwden. vs. irx Maar het gefchiedde met het verderven des Richters, datze zich omkeerden , en verdorven het meer , dan hunne vaders, navolgende andere goden , denzclven dienende , en zich voor die buigende: zij lieten niets vallen van hunne werken , noch van dezen hunne harden weg. vs. 20. Zo ontltak jTebovaVs toorn tegen Israël , dat Hij zeide: om dat dit volk  44 Het BOEK vs. 22. Op dat ik Israël door hen bcproeve, of zij den weg van febovab zullen houden , om daar in te wandelen , gelijk hunne vaders [dien] gehouden hebben , of niet. vs. 23. Dus liet Jebovab deze volken overblijven , dat Hij hen niet haastig uit de bezitting vet gegecven. IQ. HOOFDD. vs. i. Deze nu zijn de volken , welke Jehovab liet overblijven , om door hen Israël te . beproeven; die ttog geen onder- . vinding hadden ' van alle dekrij- < gen van Kanaan. < vs. 1. Ten minden , op ' dat de gedach- ( ten der kinderen van Israël [die] mogten weten , en , 1 Hij hen den ] krijg leeren , immers hen , c die 'er te vo- . ren niet van t wisten. i. vs. 3. Vijf L Vorden der / vs. 23. Liever bij het volgende Hoofdduk te brengen. Dathe. alle de Kanaaniten, en de Zidonie'rs, en de Ileviten, woonende op 't gebergte van den Libanon: vau den berg Haal- Hertnon, tot daar men komt te Hamatb. vs. 4. Deze dan waren, om door hen Israël te be- dergebragt. 22. Laten die volken hen beproeven , of 'er nog eenige geneigdheid is om de Koninglijken weg van Jehovahs bevelen te bewandelen, beftendig, al was het maar gelijk hunne vaderen in vorige leeftijd , dan niet. 23. En dit is de reden dat men in dit gcfchiedverhaal geftadig zal leezen, dat zulk een aantal van afgodifche Kanaaniten in het land bleven woonen, zonder dat zij zo fpoedig te ondergebragt wierden, als de andere weleer onder Josc hu a. dreef: welke Hij in de hand van Jofcbua niet had over- volken nu in Kanaan overig gcla:en door den Heer dienden om Zijner 011lerdanen gedragingen te beproeven, die alle de /orige veldfiagen en veroveringen niet mede bijgewoond hadden; 2. Voornamenlijk op dat :ij daar door gelegenheid zouden hebben dch in den wapenhandel te oefenen; vooral lie geenen welken nu door de langdurige vreede >p den landbouw zich het meest toeleggende, aar van geheel onkundig waren geworden. . Deze volken nu , warén voornamenlijk e vijf hoofdtakken der Philistijnen, de eigenjke Kanaaniten nog hier en daar, vooral in e vlakke land woonende, de Zidonïèrs in het oven gedeelte , de Heviten in Libanons gcergte, van den ftreek van Baal-Hermon tot ïamath. 4. Deze werden alle tevens overgc-  der RICHTEREN. Hoofdd. III. 45 laten om Is ra cl te beproeven, of zij ge- proeven: op hoorzaam zoude blijven aan den dienst van Mrt»^o{"zÜ hun Koning, volgens de wetten, door Moses naar de gebo- ö„ , . . . , , „ den van Jebtt- overgegeven; 5. Doch deze beproeving had zulk vab zouden eene verkeerde uitflag, zo dat in plaats dat dezel- H^hünnen vave hun oplettender op het krijgswezen zoude c!ere1,1 > . door x 1 JO de hand van maken, zij in tegendeel de dwaasheid hadden Moses geboden om zich met de overgeblevene van de oude vs. 5. Ais nu bevolkeren van Kanaan naamver te verbin- ^n kiu"J£ den; 6. In weerwil van de zo ftrikte verbo- woonden in 1 . .. , .. , het midden der den, gingen zij wederzijdfche huwelijken aan, Kanaaniten, en moesten dus al rasch tot hunne Gods- %?/",„', dienst vervallen. - 7. Deze belediging van dcr ,Ph%izi; ' 00 ten, dcr Hevi- hunnen Heer en God; dit verzuim van *">, en der vereering hunnes Konings, in het Godsdienflig J'vfTzo naeerbewijs aan de goden des lands; het ver-™ennnez^ch^ kiezen van de gewijde bosfehen voor Silo, tot vrouwen, 8. Werkte eindelijk uit, dat 'sHee ren gram- hunne' doch- fchap tot wraake overfloeg , zo dat Hij hun in £0snea™ de eerfte dienstbaarheid bragt: Kusc han-dienclen hunne •n _ ° goden. kischataim een Syrisck Koning , bragt vs. 7. En de het groot gedeelte van het volk onder fchat- wlvdéedln" ting : die overheerfching duurde acht jaren, wat kwaad was 9. Deze onderwerping van het grootfte ge- °°sen en zij deelte der Isracliten, bragt hen eenigzins tot ^/"^huM^n inkeer; zij begonden nu hunnen Heer we- f^*: ende„ Baalim , en den [goden der] bosfehen. vs. s. Toen ontftak Jehovab's toorn tegen ISRAëL , en Hij verkocht hen in de hand van. Kuschan - Rischataïm , Koning van Mefopotamic: en de kinderen van Israël dienden KuschanRiscuataïm acht jaren. vs. 9. Zo riepen de kinderen van IsRAëL tot Jebovab, en Jebovab verwekte den kinderen van Israël eenen verlos- vs. 8. Dit fchijnt alleen een fchatting , en niet eene verovering te zijn ; — ik ben niet vreemd van de gedachten, dat de KananeSrs dien Koning opgezet hebben, nog zelve niets vijandelijks willende ondernemen, om hen niet uit hunne werkeloosheid te trekken.  46 Het BOEK ftr, die hen der om redding te fmeeken : Mij wekte de mi$lydenzooé dapperheid en heldenmoed in Othnicl den Kenaz ,, broc- fchoon-zoon van Kaleb op, die nog vrij der van Kaleb , ° j die jonger was jeugdig was, en er zulke doorflaande bewijvs. w. En de zen van gegeven had ; 10. Men bemerkte Oeest van Je- duidelijk dat deze Richter den Heer aange- vouab was over J ° hem, en Hij naam was , en dat Hij hem bekwaamde tot richtte Israël , ,. . , . .... , . , , en toog uit ten die gewichtige post: bij gelegenheid van den gaf Ku- veldllag tegen Kuschan -Rischataïm sciian-Rischa- den Koning van dat gedeelte van Syrië, het taim den Ko- ,& , b . . ning y»n fjrii, welk tusicnen de twee vermaarde rivieren ïndatZzijnehhand hS, behaalde hij de overwinning; n. Met fterk werd een gelukkige uitllag dat I s r a ë l veer* over Kuschan- o o d Rischataïm. tig jaar vreede en vrijheid onder het beftier waV'he't land van Othnicl genoot. 12. Doch allengskens ftii^en oth- na Zlin dood, onder die veertig jaarige ruste, uiëL, de zoon ging Israël al weder zijn ouden gang: dit van Kenaz, „, it .... , , ftierf. trol hunnen Heer, waarom Hij der Moah- deVS' kinderen ten Komr,g Eglon den moed gaf om hun van isRAëL aantevallen, en dit alleen om hun fnood vervoeren voord ' te doen , wat drag. 13. Deez maakte verbmtemsfen met de !7wi'7aSoo- Ammoniten, en de Amalekiten; zij bragten te gen : toen zamen eene armée in het veld; de Israèliten jterkte Jebovab ' Eclon , den waren niet tegen hen beftand, maar wierden m™Lnteien telkens geflagen, en de Palmftad werdt vero- Israël , om dat zij deeden wat kwaad was in Jebovab's oogen. vs. 13. En hij vergaderde tot zich de kinderen van'ammon, en de Amalekiten : en hij toog henen, en doeg Israël, en zij namen de Palmftad in bezit. vs. 13. Mhs. twijffeld of de Palmftad Jericbt zij , dan of het die ftad is, die uit oude wraak op de Keniten veroverd werd, meer in de nabuurfchap der Moabiten liggende. Dat Jericbo het welk aan den Sferdaan lag, was een fleutel om de pasfagie over dezelve ; en uit het a8 vs. zou men bijna met zekerheid kunnen bcfluiten , dat het die béroemdgeworden ftad aan den Jordaan is.  der RICHTEREN. Hoofdd. HL 47 verd , en in bezit gehouden. 14. Er bleef .vs. 14. En de niet overig dan eene fchandelijke vrede te isRAc^dienden fluiten, met onderwerping en fchattings - voor- Koning' der waarden, onder welke zij achtien jaren geble- Moabiten , achven zijn: en deze verdrukking onder Eglon, 'ys. 15. Toen is de tweeden in rang. 15. Toen wierd het "ena vankisftug gemoed der Israëliërs weder een weinis ^êL, tot , ° bovah, en 9>- tot inkeer gebragt, zij begonden de vriend- ^ab verwekfchap van hunnen Heer weder met fmekingen veriosfer ""!te-zoeken, die befchikte hun toen een' Held nlD' de"zoon Van OERA , die hen redde ; Ehud den Beniamiet, een eenen z°on j- a 1 1 . van JëMINI , man die fluks met de wapenen was ; zo dat een' man die hij met beide handen zich verweeren konde : "intoeT \an de aanleiding was dat hij door de Hoofden Israël zonden ,J door zijne hand der ltammen afgezonden wierd, om een itatig een gefchenk en kostbaar gefchenk der Moabiten gebieder l™ Konta*dé? te brengen. 16. Hij zwanger gaande met Moabiten. J vs. 10. Ehud moorddadige gedachten , liet zich eer hij dit rm maakte zich gezandfchap volvoerde, een zwaerd of dolk na" Zwatwee' vervaardigen , aan beide zijden fcherp; het wlen^^ie^e was één elle lang; hij verborg zulks onder éfSne ei was: ... 7 en hij gordde zijn rok , en wel tegen gewoonte , aan de dat onder zijne rechter zijde. 17. Daarop vertrok hij om zijn z^^Techte? last te volvoeren naar het flot van Eglom heim- , vs. 17. En cleze vorst nu was een ongemeen lijvig menscli. hij bragt aan ïik Ter gehoor geleid, volvoerde hij zijn Koning', der werk; hij was het hoofd van hen die de ge- ^henk' e! fchenken droegen; na dat de aan&raak, en GL0N »u was j 1 1 . , . , een zeer vet de bewijzen van het genoegen in het gefchenk man. afgelopen waren, leide hij die van zijn ge- gefchiédde,^ volg weder ter gehoorzaal uit, en nam zelf Jj«d geëindigd alfcheid. 19. Doch hij keerde zonder gevolg fchenk te leve, ... . „ . ren, zo geleid¬ de hij het volk, die het gefchenk gedragen had; vs. 19. Maar hij ze!» *f. 19. Van N, K. Verrchoont Ehud — hij had eene heimlijke zaak,— dit  48 Het BOEK keerde weder weder, na dat hij airede in zijn reis gevordene %eiJen\ derd was , tot de afgodsbeelden, die te Gildie bij Gilgal _ ; vermaard geworden zijn ; hij verzoekt met waren, en zei- S ° J ' J de: ik heb zekere ijver weder ter gehoor toegelaten te eene heimlijke , , , „ zaak aan u, o worden : het word hem toegedaan, op zijn tódeTzwijgl aandrang dat hij een zaak van het uiterfte geen aiie die om wjgt en geheimhouding had; de Koning gehem ftonden & e & » , . gingen van hem laste hem met verder voordtegaan; maar beval ""vs. qo. En zÜne hovelingen te vertrekken. 20. Nu ging ehud kwam jfHUD uit de gehoorzaal tot het vertrek, tot hem in , & ' daar hij was waar de Koning gewoon was te zitten, een zittende in eene , , „ , , , ,11 koele opper- zaal, boven of even onder het dak, zo koel als had' alleen111; mogelijk was voor den lijvigen Vorst; zo ras en Ehud zei- Ehud intrad maakt hij het nadruklijkfte eerde : ik heb J J Eiohims woord teeken en zegt : — Vorst ik hebbe een ftondhii'op'van bijzondere boodfchap van Elohim aan u ! den ftoei. ftraks ftond de Vorst van de Sopha op. vs. si. Ehud r .. nu ftrekte zij-21. Hierop grijpt Ehud terftond met zijn ne linkerhand ,. , , . , . . . ... uit, en nam linkerhand het zwaerd, aan de rechter zijde zj^eT^rwtawr onc,er ziJn kleed verborgen, en treft den Kojje"p'inenzj-ne nuiS m ^en QPdetbiiiÉ; 11. Zo diep zelfs als buik: het lemmer reikte; hij doorboorde hem dus ookS'heT'hedlt geheel, zo dat van voren het vet des inge- achter den iem- wands de wonde als tocfloot; hij trok het mer inging, en het vet om zwaerd niet te rug; doch van agteren bleek toefloot?Cwant het dat het gedarmte doorboord was, dewijl zwaard* niet ^aar drekftoffe uitkwam; Ehud was dan ten dit begunftigde Ehud. — Dat elk nadenke wat de gevolgen van zulk eene Helling voor de zedenleer kunnen zijn: evenwel hem met NieMEYëR weder voor eene laaggeestige verraderlijke moordenaar te houden is een ander uiterfte; — Perponcher is hier over uitvoerig. vs. 10. Die Kinske of zomerverblijven befchrijft Faber het best. —■ Het ftrookt niet zeer met het verband hier met Bowier, in Disf. fub Ravio, Overheeden door EUbim te verdaan.  van R1CHTEREN. Hoofdd. III. 49 Volle verzekerd dat de wond doodelijk was. lnc zïjnën 23. Toen vertrok hij fpoedig naar^beneden, g££ na alvorens de detrr , die gewoonlijk boven vs. 23. Toen aan de trap is bij de Oosterlingen , welke 111 naar de voorhet voorhuis uitkomt, wel naauwkeurig toe- ^ïe™enn™' gefloten te hebben, niet alleen met de gren- opperzaal voor ... zich toe , en delen, maar met het flot; en ging uit het deed [ze] in voorhuis naar buiten. 24. De wachten in den hevsfloto4. Ais voorhof zagen hem wel vertrekken, doch had- hi-' ««gegaan 0 ' ' was, zo kwa¬ den geen kwaad vermoeden; de hovelingen men zijne fpoededen zich om nu weder tot den Koning zagen , 'dat" te gaan , of 'er iets van zijne bevelen was; rèn'dei^opper- doch boven gekomen zijnde, vonden zij de zaai in het flot . .. n , gedaan waren, deur wel gefloten, waar uit zij belloten, dat en zij zeiden, hij in dit koele vertrek naar zijn gewoonte j^J^/6^ een middag - flaapje nam. 25. Zij wachten ""^1^vcr" dan langej doch eindelijk verlegen wordende, vs. 25. ai* begonnen zij gerucht te maken, alles raakte in m" "su toe^ge- cmfteltenis, en evenwel wierd 'er van binnen J2™ hadden, J ziet. zo open- niet open gedaan, waarom zij zich verftouten dc h»i de deu- de deur met den fleutel te openen, doe von- zaai niet^toeiï den zij hun Vorst doodelijk gewond, uitge- ftrekt op den grond leggen. 26. Dat lang d.en °Penj en , , ö ziet, hun Heer wachten, had Ehud tot ontvlugten gelegen-lag dood ter heid gegeven, hij was in dien tijd airede bij savs?-2è. Maar zijn gevolg gekomen,. en zettede toen met hun ^rwüfzi^oef? de vlugt voord tot Schirath. 27. Hij was den; want hij ging voorbij di gefnedene beelden, en ontkwam naar Schirath. vs. 27. En het gefchiedde vs. 23. Zo waren de huizen der Oosterlingen altijd , boven aan de trap een deur, waar door de trap van het voorhuis afgefloten wierd. vs. 24. De fpreekwijs heeft meest altijd de betekenis van flapen , om dat men zich dan met den mantel dekte en daar in rolde; Profr. BIostiNÖE bewijst dit beflisfend. vs. 25. Met vrees en verwarring bevangen. IV. Deel. D  Sa Het BOEK ais hij aan- naauvvlijks onder zijn' landgenoten aangeko- kwam zo blies _ n , r ,, , .. . . , hü met de ba- men, ol itraks lpoedde hij zich om overal gebergte'' v,m °P de gebergtens krijgsgefchrei te doen maa- ëphraim : en j[en. hierop verzamelde zich een aantal Israëlide kinderen 1 van Israël to- ten met hem aan het hoofd. 28. Toen gcaf^vanThet g™ bood hij met veel dapperheid hem te volgen, zeiTvöor"hun om den vijand optezoeken , daar hij niet aangezicht hc- twijfelde of hun Heer zoude hem de overvs. a8. En hij winning op de Moabiten doen behaalen; onder volgt miihna,' zrJn bevel nu toogen zij naar den Jordaan wam Jtbovab tep-en 0vcr der Moabiten gebied, bezetteden heeft uwe vij- o o t anden de Moa- de veeren, en fneeden de gemeenfehap geheel biten in uwe _ . , „,r ,. ~ hand gegeven; ah 29. Zij raakten met dc Moabiten Haags; af hem na°Se" 'er bleei" tiea duizend man op het veld, alle namen de vee- we[ gemaakte en kloeke lieden; Zij gaven nieren van den ? „ . . _ _ , jorJaan Innaar mand het leven. 30. Dus wierden de Moabi- ten'*^'niemand ter. dier tijd door de Israëliten overwonOVvsga-aon En zij nen: en °P ^e ac^lt'Én jaai'i»e onderwerping, noegendeiifo»- volgde eene tachtig iaarige ruste. 31. Alleen biten ten dien . , , 6 J....6 , tijde, omtrent viel er na EtiuDS dood eene ontmoeting mannendU1ZaSe voor mct tle Philistijnen; Samgar in het vastige en al- westerdeel woonende, waar de. Philistiinen de le ftrijdbare , , , mannen; dat inwooners vrij fterk begonden te onderdruk- omkwarn. keii, redde hen voor een tijd, door dien hij werd Moab^e moe^s genoeS nad zicn teöen de Philistijnen dien dage on- die zorg droegen , dat hunne naburen geene der Israëls , , , t ... hand onder- wapenen hadden te verzetten , — hij en moge- gebragt: en het land was ftil tachtig jaren. vs. 31. Na hem nu was Samgar , een zoon van Anatii; die floeg de Pbiliftijnen , zeshonderd mannen, met eenen w. 31. Dit is geene verdrukking die mede telt, maar een buitengewoon geval, het geen mogelijk de grond lag tot de volgende Kanane'ëfche dienstbaarheid. — Het komt veelen waarfchijnlijk voor dat Samgar hier alken genoemd werd , niet om dat hij alleen was, maar om dat hij het hoofd was, fchaon allen gewapend waren. Mhs.  der RICHTEREN. Hoofdd. III. 5ï lijk eenige van zijne inedeburen, met (tokken osfenfiok : , zo gewapend met ijzer beflagen, waar mede men mTisRAüL. °°k de Osfen in het ploegen voortdreef, vernoegen zes honderd Philistijnen. DIV. HOOFDD. ie langduurige voorfpoed verbeterde vs. j_ mat hen niet, maar zij vervolgden het zo zeer de kaderen ... , Van IsRAël. hoonend gedrag omtrent hunnen Heer; fchoon voeren voord het bij het leven van Ehud vrij ingeteugeld kwaa^wasTn toegegaan had: 2. Waarom hun Heer hen InTtsEnm met eene derde onderdrukking bezocht: ï a-seftorven was: VS, 2. Zo bes der Phoenisch-Kandaniteren Koning tot verkocht'.?«*»Chazor zijn hoofdverblijf hebbende, had een taV'vnl'jl! dapper Generaal onder zijne Staatsdienaaren ,™ * Koning o ^1 n Kanaani- o 1 se r a te Charofeth zijn gouvernement hebben- fn , die te de; door zijn beleid was het, dat de Koning de?"en^zifn de overmacht over de Israëliten verkreeg. SteW*s£ira^ 3. De ftammen' in het noorderdeel van Kanaan hii n« woonde* begonden het toen benaauwd te hebben, zo der G^ttel!^ dat zij tot hun Heer hen wendden, zij za- riepen'delgen geen de minste uitkomst, want de onder- der..en van Is, 1t ..... R*er-tot 3°oodrukker was een machtig Koning, hebbende want hij meer dan negen honderd ftrijdwagens, en zij- derd^zerewane overheerfching was met volftrekter en on- ie5s -a et?. J"' , ° had de kmrle- oepaalder gezag dan tot nog toe ooit ge- rcn ™n isRAër, weest was, en had reeds twintig jaren geduurd, todra^twta- 4. Ten dien tijde leefde 'er eene vermaarde "gVs.arln'DEBÓ. vrouwe Debora, buiten gewoon verftandig IlA 11U > eene i . . .. ° vrouw , die gOÜVrUClltlg, ZIJ Was gehuwd aan LAPPI- eene Prophetes doth minder beroemd; deze vrouwe voerde vrouw^ hVari LAPPIDOTH,de- ti. 2. Jabin even als Pharao een koninglijke naam. te. 2. Dit Hazor waarvan Jofchua XI: 10. moet al fchielijk weder op', gebouwd zijn. Mas. D s  5s Het BOEK ze richtte ten eenigzins het • richterliik gezag over de meeste dien trfde Is- j o o RAëL: trammen; 5. Waar toe naar woonplaats ook woonde onder wel gelegen was, zij woonde in het midden va" dhöra"! van KanaS"» tusfehén Rama en Beth-El, op tusfehen Ra- het land , waar thans één groote Palmboom ma , cn tns- , , , , fchein Betb-El, gevonden word , naar haar genoemd , op te vaii EpfiRA- E r* h r a ï m s heuvelen ftaande; in zaken van iM, en de kin-het uiterlte gewicht raadpleegde haar bijnaar deren van Is- . \. x . J RAëi. gingen ieder. 0. Zij overwoog de onntandigheden 'ten gericrht.0P ' va11 h:iar Vaderland, zond eindelijk een renvs. 6, En zij hode aan Barak uit Nap hta lis vriiftad zond hei en , J \ en riep Barak oorfpronglijk, met de volgende boodfehap: ik den zoon van , . apinóam, van ben ten volle verzekerd dat liet gene ik u verm/f^en^zij zoek- liet bevel van 3 men nu aan Sisera berichttte, dat Barak, Aeinóams - vs. 10. Het blijkt uit het vervolg dat ook boden aan de andere ftammen gezonden werden , doch zi; kwamen in geen getal noemenswaardig, mo elijk wel 40000 mm behalven de genoemde maar zonder wapenen, daarom van geen dienst. vs. 11, Waarfchijnlijk om dat dit land voordeeliger voor zijn vee Wat, dit fchijnt de eerfte grond van verhuizing hi: hen geweest te zijn. vs. 11. Zemmige lezen Keniten met de inwooners van Meroz, D 3 vs. 9. En zij zeide: ik zal voorzeker met u trekken, docb dc eer in dtez* onderneemiug nu tt doei, , zal voor fa niet zijn: maar Jehovab zal SlSEra verkoojjen in de hand eener vrouw: toen ma.tkte ükeóra zich op, en toog niet B,\rak naar Kedes. vs. 10. Toen riep Barak , Zebulon en Naphtali bij een naar Ktdes , en toog op , met zi;ne voetknechten , tienduizend mannen: ook toog Debóra met hem op. vs. 11. Cbe- ber nu , de Keniter , had zich afgezonJerd van Ken, uit de kinderen van Cbobab, Moses 'utastbe/laande .:n hij had zijïe tenten op. vs. 12. Als oon , op den  54 Het BOEK berg Thabor getogen was. vs. 13. Zo zamelde Sisera alle zijne wagens bij een, negenhonderd ïjzere wagens, en al het volk, dat met hem ■Was, van Cbarefetb der G»jiten , naar de beek Kifon.' " vs. 14. DeBóra zeide toen tot Barak ; maak u op, want deze is. de dag, in welken Jebovab Sisera in uwe hand gegeven heeft : ïs Jtbtvub niet voor uw aangezicht henen uitgetogen ? zo trok Barak van den berg Tbabor af, en tienduizend mannen achter hem. vs. 15. En Jebovab verlloeg Sisera, e fcherpte des z\ wagen afklom, 1 vt. 13. Al fehoon men bij ongewijde Schrijvers in de fterkfte veldtochten maar van 200 wagenen fprcekt, is de zwarigheid ligt op:elosfen. Men moet hier aan kleindere en zo fterk met volk niet gewapend, denken. vs. 13. Sisera dacht nu den kant fchoon, hij kon hen nu op den berg geheel influiten en uithongeren. Mhs. vs. 14. Mogelijk dat 'er een geweldig onweder voorafging, waaruic Debóra opmaakte dat het nu de tijd was. — Daarbij dacht Sismra gewis niet dat Barak hem in de laagte zou hebben durven aanvallen. vs. is, 16. Hij vluchtte te voet, om dat men in het bergagtige met wa¬ ming of verbintenis- met den machtigen overheerfcher; althans zij verraden Baraks onderneming bij den Veldheer Sisera. 13. Waar op Sisera in allerijl een Armée bij den anderen brengt , en negenhonderd krijgswagens ; al zijn macht trekt hij te zamen, en flaat zich neer in de vlakte die door Kifon bewaterd word. 14. Zo ras Debóra merkte dat Sisera in optocht was, waarfchijnlijk met een voornemen om dit kleine leger te omfingelen en uittehongeren ; zo gelaste zij Barak zijn legerplaats op Thabor te verlaten, en Sisera in de vlakte optezoeken en flag te leveren , om dat het de dag van zegepraal zoude zijn: Barak vol moed en vertrouwen trok naar beneden, en viel vrij onverwachts op het leger van Sisera aan; 15. Met dien uitflag, dat zijnetroepen geflagen, en zijne flrijdwagens onder het beleid van Barak vernield wierden; Siser. a om meer onbekend te zijn, was in de 1 alle die wagens, en het ganfche heirleger, door de waards, voor Baraks aangezicht, zo dat Sisera van den :n vluchtede op zijne voeten.  der. RICHTEREN. Hoofdd. IV. 55 vlucht van zijn ftrijdwagen afgeklommen, en had die te voet ondernomen. 16. Een groot gedeelte van de Arme'e, eene geregelde hertocht willende maaken, werd door den heldhaitigeu Barak vervolgd tot aan de hoofdftad, waar Sisera zijn opperbewind had,— zo gelukkig dat allen vernield werden, eer zij de vesting bereikten. 17. Sisera was intusfchen naar der Keniten tenten gevlucht, hij oordeelde zich veilig in de tent van j a ë l de vrouw van Cheber, waarfchijnlijk de Vorst van dit volk; en niet ongegrond dacht hij hier ook wel ontvangen te worden, wegens de wederzijdfche goede verftandhoudiHg. 18. Zo ras ja è l de aankomst van Sis'era vernam , haar man waarfchijnlijk van huis zijnde, oordeelde zij het van haar plicht dien aanzienlijken Vorst, zonder haar fexe en ftand in aanmerking te nemen, te ontvangen; zij nodigdde hem in haare vrouwelijke tent, waar hij geen vervolging te duchten had: hij bewilligde en vermoeid zijnde, vleidde hij zich al rasch ter ruste ; en zij bezorgde hem zorgvuldig met eene deken, wegens de avond koelte. 19. Hij verzogt haar alvorens om zij bedekte hem met eene deken. vs. 19. En hij zeide Tvagens niet voord kan, en in de verwarring van een rctireerende Armée zij gewoonlijk de verwarring vermeerderen. Mus. vs. 17. Dit zegt niet meer als dat 'er geen vijandlijkheden onder hen plaats hadden ; het zegt niet ftellig dat 'er een verbond onder hen plaats had, in dien zin 1 Sam. VII: 14. vs. 18. Misfchien is het haar naderhand eerst ingevallen hem te ver* moorden. Van N. K. vs. 19. Mhs. Meent het zij ztiure kameel-melk geweest, die de eigenD 4 fchaP vs. 16. Barak nu jaagde hen na, achter de wagens en achter het heirleger, tot aan Cbarofctb der Gojiten : en het ganfche heirleger van Sisera viel door de fcherpte des z waards, 'er bleef niet over tot éénen toe. vs. 17. Dccb Sisera vluchtte op zijne voeten naar de tent van Jacl, de huisvrouw van Cheber den Keniter; want 'er was vrede tusfehen Jabin den Koning van Chazar , en tusfehen het huis van Cheber den Keniter. vs. 18. jAër. nu ging uit, SiSera te gcmoet, en zeitot hem: wijk in mijn Heer, wijk in tot mij, cn vreest niet: en hij week tot haar in de tent, cn tot haar: geef  mij toch een weinig waters te drinken , want mi) dorst: toen opende zii eene melkvies , en saf hem te drinken, en dekte hem toe. vs. 20. Vervolgens zeide hii tot haar : fta in de deur der tent; en zo bet gebeurt , dat iemand mogte komen , en u vragen , en zeg:;on : is hier iemand ? zegt dan niemand. vs. 21. jAé'L nu , Cbebers huisvrouw , nam eenen nagel der tent, en greep eenen Jiamer in hare hand , en ging ftillekcns tot hem in , en dreef den n::gel in den flaap van ziuihoofd, dat hij in de aarde vast wierd: hij nu was met eenen diepen flaap bevangen , en vermoeid , en ftierf, vs. 22. En ziet Barak fchap heeft, dat zij als brandewijn dronken maakt, doch daar voor zie ik geen reden, de Arabieren beminnen de zoeten room zeer. vs. 21. Haar gedrag het best beoordeeld door Perponcher. Het BOEK een teug waters tot losfching van zijn felle dorst : doch zij , om hem na zijn ftaat te bedienen, ontbond een der lederen zakken , waar in men de aangename botermelk bewaardde, en liet hem van die verfche verfterkendc drank gebruiken , waar op hij in flaap viel , na dat zij hem zorgvuldig gedekt had. 2.o. Hij had eer hij zich ter rust fchiktë haar ten fterkfte bevolen voor zijne veiligheid te zorgen : zo 'er onverhoeds aan hare tent , waar in geen mansperfoon zich verftouten zoude intekomen , gevraag mogte komen of 'er zich ook eeuige vijandlijke perfoon verfcholen had? dan moest zij maar eenvov.wig en bedaad antwoorden : dat 'er niemand in hare tent was. 21. Doch Ja cl waarfchijnlijk van andere denkwijze als haar man , den hraëliten zeer genegen , . bcdagt nu welk eene fehoone gelegenheid zij had om dat volk aan zich te verplichten : zij gevocldde een aandrang , die haar alle zwarigheden benam, en haar boven de tederheid van hare Sexe vervoerdde; het befluit was hem te dooden; fluks grijpt zij een hameien tent-pin , en gaat zachtkens achter het gordijn van het tent-bed," en drjjf den ijzere pin met manlijke flagen door de flaap van het voorhoofd tot achter den harsfen-pan loor in den grónd : hij was zeer vast in laap door vermoeidheid , en ging dus van len flaap over in den dood. 22. Intusfchen  van RICHTEREN. Hoofdd. IV. 57 was Barak nog bezig om overal den Veldheer optezoeken , zij vernam al ras dat hij onder hare landgenoten in de valei naar hem vernam, waarom zij zich uit haar tent begaf, en den Overften te gemoet trad, hem dus aanfprekende : ik zal u den held aanwijzen om wien gij zo veel moeite doet; — toen leide zij hem in haar tent: daar vond hij Sisera ontzield leggen. 23. Deze flag was het middel waar door de Heer het grootfte gedeelte der hracliten van de overheerfching van den Kanaan - Phoênifchen Koning bevrijddede; 24. Want zedert dien veldflag vervolgden zij hunne krijgstochten tegens den Vorst, tot zo lang zelfs , dat zij die ganfche natie met hunnen Koning verdelgd hadden. RAëL ging fteeds voord, en werd hard over Jabin , d Kanaan , tot dat zij Jabin , den Koning van Kanaan, roeid. 1. jö1! deze zo aanmerkenswaardige gebeurtenis was het, dat de heldhaftige en dichterlijke geest van Debóra het volgend lied opftelde, het geen door haar en Barak bij reien op dien dag gezongen werd. vs. 1. Dit is gewis een lierzang, waar aan de konst van Pindarus gene nieuwe fchoonheid bijzetten kan, — Debóra, Barak, en JaëL zijn de werktuigen door den held Jehovab gebruikt, men lezen met bedagtzaamheid hier over Rukkersfelder, op dat wij niet te kunftig worden. D 5 vervolgde Sisera , en Jaèi. ging uit hem te gemoet , en zeide tot hem: kom, ik zal u den man wijzen , dien gij zoekt : zo kwam hij tot haar in , en ziet Sisera lag dood , en de nagel was in den. flaap van zijn hoofd. vs. 23 Zo heeft FJohim ten dien dage Jabin, den Koning van Kanaiin, voor het aangezicht der kinderen van Israël ondergebragt. vs. 24. En de hand der kinderen van Is;n Koning van hadden uitge- v. HOOFDD. vs. 1. Toen zongen Debóra en Barak den zoon van Abinóam ten dien tijde dus:  5Ï Het BOEK i"e Zang. i«e Rcie. Algemeen, met ftem en tnufiek. vs. 2. Looft Jebovah! de heen van IsRAëL fleri wrekende, * tw nnij Teen dat volk zich gewillig ten Jirijde aanbood. ' gezang Sariheffe met Jehovah onzen Veldheer, die eindelijk de fterkfte voldoening genomen heeft, wegens de onderdrukking zijner onderdanen ; zo dra maar op de minfte beweging, welke zijne onderdanen maakte om kluisters losterukken , de vrijwilligers zich ten ftrijde aangordde. vs. 3. Hoort Koningen, „ tw Luistert Vorften: 3..LMI Van Jebovah zal ik zingen het ge- Jcbovab isUAëLS Elobim , zal ik bet tlatigtte gezang. vrijen, f 5 5 ruclit Vrij reike tot de Kananeèfehe Koningen , dat de inhoud u treffe, dappere Phillftijnfche Vorften: van jeh.ovah onzen Veldheer, zal ons heldenlied gewagen ; muziek en ftem zullen onzen Koning die tevens onze Befcherm-God is, in zijne roemrijke daaden bezingen. Inleidend gezang met ftem. VS. 4. Jebovb , toen gij van Seir ten vtorfchijn trad , r)Jg Toen gij zo flatig de Edomitifche velden ioorixandeldet: Beefde de aarde; leekte de hemelen, Zelve De leekenda wolken gaven waterftroomen. eer genoten wij , welken wij bij de grondvesting van onzen Staat ondervonden hadden; toen was het — Heer! gij in uw praaiende luister van Sc'ir, uw meer geducht in de Wolk-Kolom vertoonden, met uwe Uitterende blikfems, hoorde men uwe rollende donders in der Edomiten valciën, door de wederkaatzing hunner bergen geftadig, de ganfche natuur was in beweging; de grond waggelde onder uwen voet; de blaauwe hemel zelf gaf traa- vs. 2. Schnurrer in Disf. ad b. I. op gezag van zommige overzettingen leest anders, hem volgen de nieuwere Uitleggers , ik zou onder hen, het liefst Her»er dan volgen: dat wraak getejfend beeft Israël.  der RICIITEREN. Hoofdd. V, ^59 nen; de wolken die anders zo zachtkens uitwaasfemen, gaven nu ganfche ftroomen door eene wolkbreuke. 5. Voor vs- s' De bergen fmolten voor de tegenwoordigheid van $J* hovah , deil donde- Dit Seïr veer dl tegcnvjeordigheid van Jebe'vab Is- «Y„ RAëLs Èlobim. renden Jehovah fcheenen de bergen zelfs intckrimpen, zo geweldig 'was dc vloed, dat 'er lagen afftroomde; zelfs het rotzige Seïr , was niet beftand voor de Majefteit van dien Heer die tevens Isracls Befcherm- God is. Gezang zelve. Debóra met der vrouwen rek. 6. Ik Zal vs> °- 1° de dagen van Schamgar Anaths zoon, In dc dagen van Jaël ritstede de wegen; Zingen van j)e reiziger zocht kromme wegen. de fombere toeftand onzes volks, die haare aanvang voornamelijk onder held Samgar nam, en voortduurde tot dat Jacl de lauweren van overwinning plukte; toen de landftraten naar de groote fteden, toen de ftraten van de volkrijkfte fteden allengskens ontvolkt waren; en noch koophandel, noch Godsdienftige Karavanen onder ons gezien werden; wie nog genoodzaakt was te reizen, vermijdde zorgvuldig zulke wegen die naar dorpen geleidden ; elk verkoos liever eenen omweg, dan het gevaar van in roofzuchtige handen te vervallen. 7. En vs< 7. In Israël zag men nu geen Staatsbejiierders zelfs meer . Tot dat ik Debóra inij verkloekte, net jVïij verkloekte, een moeder in Israël te zijn. geen. de toeftand verzwaarde, niemand zo als weleer, dagt 'er aan , om heldhaftig den Staat te redden , 'er heerschte niet dan regeeringloosheid: in zulk eene döodfche toe- vs. 7. Schnurrer heeft het uitgemaakt, dat hier voor derf en, beftierders van den Staat moet gelezen worden.  6o Het BOEK ftand trad ik te voorfchijn , en nam als IsraHls bezorgde tederharf'ge moeder, het bewind op mij. VS. 8. (Israël) badde nieuwe Elobim verkozen: q T)e Daarom was de vijand in de poorten: Scnild en fpics ter verdediging werd niet gezien, rede Zelfs niet onder de veertigduizend Israclitifcbe (helden.) aflk eene deerniswaardige toeftand onder het geliefde volk was deze : dat zij bij hunne oude neiging tot afgoderij telkens nieuwe beledigende cüenften voegden ; en daarom hield alle verdediging, alle ftaatsbeftier gansch op, daar eene ftam van ïsraëL veertigduizend man kon leveren , vond men naauwli.ks nu de wapenen voor één man. 2de~Reie.Barak met wans flemmen. VS. O. Bilijn hart bangd ever de Legerhoofden van Israël , Q rT0- Over ben onder mijne natie die Zich vrijwillig aanboden: Looft jebovab. zeer is dan mijne genegenheid gaande omtrent hen, die in zulke om Handigheden zich vorftelijfc gedroegen , die in zulk een hagchelijke tijd tot behoud van het ganfche volk zich onder dc tienduizend lieten opfclnïjven, ja zelfs met aandrang zich allen opgaven; het was: kom Vereénig gijlieden u met mij , om ons voortreflijk Legerhoofd, de Jehovah te vereeren. vs. io. Gij die op wme witte ezelinnen riidet, T~ Hnva Gij dio op uwe fraaie dekkleede,, zit, , . UI7Ze Gij die weder op den vrijen weg wandelt; juicflftoffe is Stemt bier mede in. vrij algemeen, Overheden' onzes volks, die op uwe ftatige ezels vs. 8. Over het laatfle lid ben ik niet voldaan , maar ik heb niets beter konnen uitdenken, lezen wij 10,000 het was gevonden, doch dit word door gene handfehriften begunftigd. vs. io. Teller en Schnurrer hebben hier het naast de kracht der woorden ; doch de eerfte denkt aan de kleederen der lastdieren, de  der RICHTEREN. Hoofdd. v. 0£ bij zoortgelijk'e omftandigheden gewoon zi't eene pralende optocht te maken ; gij zelfs die op uwe vorfteliike Sopha's ftatig gezeten zijt; gij hebt ftof om in de algemeene blijdfchap te deelen : elk burger die nu weder vrij de landftnren bet eden mag, betuigt zijn deelneming in onze dankftoffe. ii. vooi' vs-"-een gejuich Zelv ender de herderen. Aan de flille oorden waat zij water fcheppen: het gegons Dat men daar van de helde, daden van ffthovab fpreeke; , Heldendaden onder de Bejlierders van Israël: Oei' P'ijlen Toen Jebovah'i fldaten aftrokken naar de voorposten. hoort men nu het murmelend gejuich der herderen aan eene flille oort gezeten om hunne kudde te drenken; dat men in de afgelegenfte oorden van Kanaan ónzen Veldheer bezinge; dat de heldenmoed van de Legerhoofden geroemd worde ; dat men denke aan de dappere manfehnp die met zo veel moed van Thabors hoogte den eerften aanval op het wel verfterkte Leger deden. Algemeene reie van mrt/iek en Jïem. 2tig , nu een lied aangeheven; treiltilike Hef aan Barak AbiNoami zoon, • , ,. Met uwe gevangenen in ketenen. heldmne , Debóra ! die zo veel deel hebt in de overwinning, nu met uwe reie, den toon van uw muziek verhoogt, om met kracht u overwinnings-lied te zingen ; en gij Barak op het eerfte opontbod zo gereed , ga voord met uwe reie om tel zingen, — daar Abinoams zoon de tijrannen van zijn vaderland achter zich voert. de laatffe aan de Scpha's; Schnurrer is bekommerd om een figuur gefchikt om de werkzaamheid en rust te gelijk uittedrukken, wij moeten dit niet te fterk drukken. — Hezïl heeft de zadels befchreven , die zommige hier verkiezen. os. ii. Herder en Schnurrer hebben hier veel gedaan, maar in het laatfte lid mij verlegen gelaten, hier ben ik vrijer geweest dan zij en ik gewoon ben.  62 Het BOEK Barak met de manlijke reie, vs. 13. in% Don- Een klein overfebot trok ttgen ie fterken op , 0 Het volk van Jcbovab met mij, trek ttgen de belden op. kere toeftand waarin wij ons bevonden ! het was naauwlijks een noemenswaardig overfchot van Israöls macht het geen de veldtocht ondernam, en dat tegen hen die gewoon waren te overwinnen; Edoch het waren legerbenden van Jehovah, die het onder mijn beftier ondernamen, den dapperfte foldaten, het hoofd te bieden. vs. 14. Epiiraim was de eerjie die afkwam van Amalek, j. rj„ ppToen Benjamin met zijne manfebap , 4. c cei- Uit Macbir kwamen de Legerhoofden afzakken, fte die het Uit Zeeulon die der monjiering ftaf droegen. . ,., durfde onder- neemen, en de kracht van de bende uitmaakten, waren Ephraimiten bergbewooners te Amalek, anders de veiligfte 111 dien oord; toen de Benjamiten met een goed aantal wakkere foldaten; Ma nas se gaf alleen uit de ftad Machir wakkere Legerhoofden; de Zebuloniten bemoeiden zich maar met de monfterrolle te vervaardigen. vs. 15. De Vorften vanlssASCHAR bielden zicb bij Debóra, IsSA- Issasciiars bende omringde Barak, En volgde hem agter ben in bet dal} schar ail- ders de geringde in oorlogszucht, gaf aanzienlijke Vorften , die de aanvoerder van den ftrijd naar de oogen zagen om de bevelen van haar te verwachten ; deze dienden ten lijfwacht van Barak, en waren de eerften die met hem van het gebergte met rappe voeten afhielden. Debóra met vrouwelijke reiem VS. 16. Aan Rubens beeken was bedenking, jf^ lil het Gij bleef zitten tusfehen uwe veeborden, Vermaakte u in het gebleet uwer kudde ; Overjor- Ja aan Rubens beeken was de grootfte draling. daailfclie v. 13. Ik heb hier veele vrijheid gebruikt in de overzetting met verlating van punctuatie zelfs , die nader bij wil blijven volge HeZel: in het dichterlijke mag men zich meer vrijheden veroorloven.  der. RICHÏËREN. Hóofdd. V. rde" vertoefd, hij: de in gedrag met Ruben in; men zag geene bende in aantocht , de ftammen die men zouden zeggen , dat het minst te vreczen hadde gedekt door de anderen' hielden het zelfde gedrag; Dan in plaats van een uitval te doen , hield zich met zijne fcheepvaart bezig; As er verliet zijne rijke oevers niet, de voordeelige ligging zijner fteden voor den handel deeden hem van zijne verplichting afzien. Barak met de mans ftemmen. 18. An- vs. 18. Zebulon U zo kloek dat bi} zijn leven vjaardders , dacht Naphtah zij» grazige boogie verlatende. Zebulon, ook aan de zee woonende, hij overwoog het gevaar niet met draalenden angst, maar wilde het leven voor het vaderland waagen; zelfs de Naphtalièt die op zijne hoogte weinig voor een inval te vreezen had, was met hun even bereidvaardig. De ganjche menigte het krijgsgefchei eenigzins nabootzende. 19. Gewichti- vs- I0- Toen rukte de Koningen aan ten ftrijde -j „ Kanaans Koningen leverde llar • * ge dag Van OVer- ■ Te Tbaanaeb aan Megfdde'i fe'rers winning! — nu Zo"der v°°rdeil> s"a fi«k zihen'zetf. vt. 17. Gilead is de kleinzoon van Manasse. — Schnurrer neemt het laatlte in zijne Zee-fteden. vt. 19. Dit Megiddo is waarfchijnlijk het raeir Cendevia, Mas. in Disf. Ha-  64 Het BOEK ging de flrijd aan , de verbonden Vorften rukten voorwaards; de Kananëèfche bende raakte in flagorden, gedekt door Thacïnach aan Megiddo's oevers zo voordeelig gelegerd; alles was evenwel vruchteloos : van den grooten buit dien zij zich beloofd hadden werd niets. Debóra, alleen. vs. 20. Van den hemel ftreed men, 20. Zeld- De ftarren zelfs, met Sisera, uit bare banen, . „•-.». zame ftrnd, die met een verbazend ortweder haren aanvang nam, zo dat de hemelbende zelf in aantocht fcheen ; dit wierd zelv doorgezet bij de naderende avond onder het ftarren gebied gefield, toen werd de nederlaag van Sisera beflist. vs. 21. Kifcbcns beek fpoeldeze weg, ai. Ki- - Kifcbon in bare kronkelende vallende, Mijn moed trad teen reeds over de belden, JCnOns beeK zo fnel vloeiend klom door den geweldigen regen buiten hare oevers, en viel op den foldaat zo geweldig aan, dat zij hem met haar geweld mede fleepte, in hare kronkelinge zag men de opeengeftapelde lijken door de beek , ontzield; op dit gezicht beloofde ik mij de beflisfenfle overwinning op het machtigde gedeelte der Armée. vs. 22. Al ras werden de paerdshoeven onbruikbaar, 22> Eer- Door het rennen, bet geweldig rennen der bilden. lang zag men Hamblsvelb berispt hier met rede Bachiene. — Vloeiender is de Arabifcbe overzetting gevolgd door Schnurrer: geen ftuk zilver H-r..rten zij 'er af, maar meer van de letter afwijkende. vs. 20. Ds nieuwfte Uitleggers plaatzen.de Israëliërs hier in een bijgelovig licht, als of zij altoos moedig ftreden, wen het zwaar onwederde; het verfchild bij mij veel of hunne ervaring van vorige tijden bij zulke verfchijnzels hun moed opwekte, zulks is bij mij geen bijgeloof. vs. 21. Shaw verhaalt het een en ander van hare fnelle loop ais het tStexk geregend heeft.  der. RieilTEREN, Hoofdd. V. b5 dezelve: ruiterij en ftrijdwagcns zetteden het op een vluchten; — men hoorde nu het moedig trappelen van het .oorlogspaerd niet meer, maar wel een belemmerd reitiien der ruiteren om het flagveld, zo ras mogelijk was, te ontwijken. ; • . Barak. 23. - Gij 23- Gevloekt zij Meroz, gebied JebovaWs Engel, i» , Gevloekt hare burgers gefiaag, lYleroZ dOOf Zij kwam niet ter liulpe van Jebavab, uwe natuur- Ter hulpe VAn 3'h°vab mcc zijn -*«»>„ lijke ligging zo veilig , geheiligd tot een fchuilplaats , mijn geboorteftad, mij anders lief, ik moet op last van 'sHeeren Engel uw gedrag afkeuren, ja het beftaaa van mijne medeburgeren zal ik nimmer vergeten; .— laffe burgerij ! die de eerfte voornemens van de zamentrekkende bende onder onzen Heer wist, maar weigerde Jehovah in zijn helden - heir, meestal uwe broe^ ders Naphtalheh, te vergezellen» Debóra. 24. Hoe vs- 24' Gezegend boven andere vrouwen zij JacL , 1 . /i u Des Keniten Cbebers huisvrouw: tegcngClteld Gezegend boven alle tentbeweónjlers. is het gedrag van eene vrouw, de roem der vrouwen, Ja cl ! niet eens eene hra'èlitifche burgeres , '. maar de vrouw van Vorst Cheber den Kent et, ons althans niet fee gunftigende: dat zij voor altoos onder de vrije vojken die tenten bevvoorien de uitftekehdfte wegehs déze daat! mijvel Barak. ZK. Treilende vs- 25- Water eischte hij, j , - . Welk gaf zij, Öaad , onze vereeu- In een prasbtige fchaal, botermelk wiging waardig 5 vs. 23. Merez waarfchijnlijk de vrijftad Kedo-.cb misfehien nu vernoemd •frtmMeroms wateren ,doch -eer geloof ikdatditde oude naam der ftad was.-vs. 25. Als men zo ver cn met zo veel angst gelopen heeft, is melk IV. Deel. fe bt  66 Het BOEK de vluchtende held afgemat, valt in hare tent ter neder , hij kan niet meer uitbrengen dan om eene teug water te vragen ; zij weetende hoe aanzienlijken te behandelen , brengt hem melk , brengt hem de verkwikkende zoete room, zo als met hare Vorstinne ftand ftrookte. vs. 26. Haar hand grijpt ccn nagel, 2g_ Straks Met hare rechterhand ftiert zii den zware» hamer: Ziji trof Sisera, zij jloeg bem dooaehjk , rukt zij eelt Zij tref den flaap , en door boeide bet door herbaalde i flage». tent-pin uit den grond, — in hare rechterhand neemt zij den hamer, die door de fterkc handen van den arbeider anders geftuurd word} met manlijke Dagen, velt zij de flapende Sisera; de wond is doodelijk, geen wonder: zo ftuurde zij hare hand, dat zij de feberpe pin aan de flaap van het hoofd indrijvende, niet ophield, voor dat zijn hoofd aan de andere zijde door de pin aan de aarde hechtte : welk een fchouwfpel! vs- 2?- 27. Op de Daar lag hii tusfehen hare voeten gekromd, * r En verflaauwt; andermaal hervat zij zich, hij bezwijkt; eerfte flag Xfog eenmaal kronkelde bij zich, en blijft zielloos leggen. * J rustig over hem ftaande, was dezelve reeds zo gemikt, dat hij zich niet meer konde oprichten; elke flag door haar hervat, verwekte in hem nieuwe trekken, die al ras ophielden ; eindelijk is zij gerust , — nog eene geweldige doodfhiip , en de held die zo veelen deed beven , was 'er niet meer' Debóra. Vs. :8. Ixtnsfcben keek Sisera's moeder door de venfteren, 2S Hoe Zij riep , aan de hovenvenjlers Jlaar.de: ... Waarom verbeid zijn wagen te komen? Weinig dagt Waarom dralen de raderen van zijn gevolg} q _ ,»„ o i s e ras bedwelmend genoeg om in eene diepen flaap te vallen; de room is ook voor den verhitten Oosterling dan het aangenaamst. —  der R1CHTEREN. Hoofdd. V. 67 moeder, de gebiedfter in het vrouwenhuis van haren zoon aan zulk een uitkomst; — het is waar zij was zeer onrustig, — dan ging zij uit het venfter leggen, zag angftig uit op zijn komst; — met het rijzen van haar angst klom zij hooger, ging om een ruim gezicht te hebben voor de verkoelvenfters ftaan, — ai zegt zij, waar blijft zijn zegenvierende wagen ? ik hoor het minfte gedruis niet van de terugkeerende legerwagens; 29. De vs- 29- . n De vemuftigjle harer ftaatsvrouwen beandwoorden het; geeStlglte , Zij zelve lostte ie bedenkingen, dus op: de gelief- kooste onder haar gevolg zoeken haar bekommernisfen .aftewenden; en zij zelve , om zich te troosten voor haar wachten, fiert die redenen nog met gunftiger uitzichten op , waar mede zij voor haar wagten , zal beloont worden: — ÏO. Het vs- 3°- Hoe zouden zij dan geen buit te deelen hebben ? 1 . , , voor eiken foldaat één meisje, ja twee; DUlt deelen Voor Sisera een buit van veele keieuren, is lllppn ÓP Veelverwig niet alken, maar keurig geborduurd; JS «uilch ut. Bont, en geborduurd aan beide zijde zelfs, OOrzaak Van Voor de balzen der lastdieren zelv. het lang toeven, een buit die zo aanmerkelijk is , daar de overwinning zo algemeen is, dat 'er aan eiken foldaat eene jeugdige llavin, ja zelf twee zullen toegelegd worden: - wat zal dan de buit voor het Legerhoofd niet vs. 30. Aartlg is hier de trek van Herder, naar het leven isze: meisjes voor Sisera begeert de moeder niet, om dus het genoegen van de verwachting der overige vrouwen niet te ftooren ; zij denken maar aan prachtige kleederen, de waren inhoud der gefprekken onder de Oosterfche vrouwen , — welk een verfchil door de Dichteres getekend tusfehen de denkwijze dier vrouwen, en van haar zelve, en jAëL. — Zij denken niet aan de overwinning maar aan den buit; — de halzen der paarden waren bij plechtige optochten zo verfierd ; de woorden zijn hier vrij ftout poëtisch, Lowth heeft ze recht uit elkander gezet. E 2  & Het BOEK aanmerkelijk wezen! de fehoonfte kleederen, cn van deze zullen wij gewis een deel bekomen, pranlrkleederen met de fraailte verwen geborduurd, op de konftigfte wijze en op het rijkfte zelf, en dat in zulk een aantal, dat wij zelfs de halzen van onze lastdieren met die vrolijke kuifzels zullen kunnen voorzien. Slotzang '■ allen te gelijk tnet ftem en muziek. VS. 31. Zo moeten alle uwe vijanc'en fneuvelen Jebovab 1 n[. Zo ?a Die u beminnen moeten wezen als de zon Wen ze in alle hare luister 's morgens opgaat. het van nu af, en altoos , met alle de vijanden van u. onzen Veldheer! zö treffende zij altoos de uitkomst. Och dat zij die uw hoogfehatten, die uwe koningrijke hoedanigheden waardeeren , als de vrolijke ochtend-zon mogen zijn , die onbencveld , en in hare luister wijd cn zijds hare ftraalcn fchiet. Daar op had j-)eze treffende flag bezorgde aan Iskacl nu het land . . 0 ..... veertig jaaren eene 40 jarige vrcerie en vrijheid, rust. VI. HOOFDD. yv vs. 1. Maar i. jLJ e veertig jarige ruste cn vrede had geen van isRAëfde; invloe-d op het godsdicnflig gedrag dcr hraèl- den , wat utifche burgeren, zij bleeven even verkleefd Kwaad was m J , ,. , .. , -f, , de oogen van aan de afgoderij., zo zeer gehaat ui Jenovaas ■as. 31. Herder neemt dit laatfte anders op; gelijk zij welke de zo* in bare praebt voorgaat, doch ik denk liever aan de overwinning nu behaalt, als de oorzaak van een blijde dag van ruste cn vrijheid voor JtSRAéL. vs. 1. Zo zwaar waren de Israëliten noch niet behandeld, aangevallen van twee zijden door roofzuchtige volken, die geftaag ftropcreiën aanrichten, dit maakte hun toeftand deerlijk. — De Mtdianiien door Moses te onder gebragt en verftrooid, hadden-in dien langen tijd weer allengskcns kragten verzameld , en waren aangegroeit tot een llschaa» van (laat.  der RICHTEREN. Hoofdd. VI. 69 oogen; waarom hij toeliet, dat eene vierde verdrukking en wel door ovcrheerfching van de Midianiten, hen gedurende zeven jaaren knelde. 2. Hunne toeftand was toen allerellendigst, want de Midianiten hadden hen genoodzaakt de wijk te neemen naar de gebergtens, alwaar zij de natuurlijke holen die in de bergen zijn , en de fpelonken door de natuur gemaakt, maar verwijderd door konst tot hunne fchuil en verfterkte plaatzen maakten, waar zij tegen de plundering der Midianiten op het platte land alleen zich veilig achttcden. 3. Niemand durfde zich meer op het land betrouwen, hier door ftond de landbouw overal ftil, want naauwlijks hadden de Israïliten gezaaid, of eene bende van Midianiten of Amalekiten , of andere ftroopende volkeren van Arabieren kwamen , 4. Omflngelden hen in hunne fchuilhoeken, terwijl zij intusfehen al het veldgewas verdorven; zij drongen zelfs door tot Gaza het uiterfte van het land aan de Middelandfche zee, en waar zij (hoopten, verwoesteden zij alles, en plunderden de landen zo uit, dat 'er noch fchaap, noch geit, noch os , noch ezel meer op het land gevonden werd. 5. Het waren zo zeer geene invallen, dan wel geftaadige reizen door het land , met hun vee , en woontenten, flaarfde zij zich overal neder om hunne kudde te weiden; zij wierden op het laatst onge- vt. j. Kinderen van het Oosten Saracenen Mis.; ouwlings Bei-wijnen genoemd, ftroopers die maar enkel van .den roof leven, : E 3 hi^l '«] C" nuinic temen; zn Kwamen, geiiiK de ïpnnRiiaanen in menigte, dat men hen, en hunne kcmelen niet tellen kon: en zij kwa- Jebovab : zo dat Jehevab hen overgaf in de hand der Midianiten , zeven jaren. vs. 2 Als nu de hand der Midianiten over IsRAëL fterk werd , noodzaakte zij de kinderen van IsnAëL, van wegen de Midianiten , ia de holen, welke in de bergen ziin , en dc fpelonken, en de vestingen zich optebouden, vs. 3. Want het gebeurde , als IsRAël. gezaaid had, zo kwamen de Midianiten cn de Amalekiten , en de kinderen van het Oosten ; en zij kwamen op tegen het zelve: vs. 4. En zij legerden zich tegen hen, cn verdorven de opkomst des Iands, tot daar men komt te Gaza : en zij lieten geenen leeftogt overig in Isracl , noch klein vee , noch os, noch ezel: vs. 5. Want zij kwamen od  7« Het BOEK men in het meen talrijk, zo dat het volk en het vee der land , om dat jrabieren welke voornamenliik' in hunne ka- ie verderven. * J vs. 6. En is- ravanen kemelen hebben , bijna ontelbaar RAëL werd zeer .. , ,, , verarmd , van was ; zij hadden geen ander oogmerk , dan Tafhenf om het land Sehcel uittemergelen. 6. Deze riepen de kin- gefteldheid van zaaken bragt de Israëliten in deren van Is- ° . ] , .. . , RAëL tot jcbo- de uiterlte armoede, zo dat zij eindelijk we*"v's. 7. En het gens gebrek den Heer hun Befcherm-God gefchiedde, als wec]er begonden te zoeken. 7. Na dat dit de kinderen _ ° ' van isRAëL tot een wijl aangehouden had , verhoorde de pen',°"uit oor-Heer hen. 8. Doch vooraf wierden zij dlaïiie" m' door eene godlijke openbaring daar van onvs. 8. Zo derricht: een man die door den Heer, met zond Jebovab . , . . ■ ' eenen man, den geest der openbaring begunftigd was , pneet totPldê werd u00r Hem tot de hoofden der ftammen kinderen van gezonden , met deze volgende boodfchap: •— IsRAeL, die tot D a r hun zeide: zo Ik Jehovah IsttAeLS Befcherm - God , die u teètEhMmavm uit de Egyptifche flavernij en onderdrukking uRuitL'Egypte bevïi]dde. 9. Die u tot een vrij volk gemaakt doen opko« heb , in weerwil van den tegenftand der het 'diensthuis Egyptetiaaren en andere volken ; zo dat gij U1vse.V9.eiEn ik eindelijk zegcpraalende bezitters van Kanaan heb u verlost geworden zijt: 10. Ik de jehovah waarvan de hand , , der Egyptenaa- tchuuwde u toen , dat gij u wachten zoudt d'" hand"aiier" geen godsdienftige eerbewijzingen der Amorien" ik Ifeb hen ten S°den te bewijzen; doch dit is te vervoor u aange- geefs geweest, gij zijt nu daarom geflagen; ven1! entgu hun doch thans is uwe redding aanftaande. U vs gio8 Enik Iï" ^en w$ daarna zag men den Engel van zeide tot uiie- het heir van hun Heer verfchiinen, hij ftond den : ik ben J J Jebovab, uw Elobim , vreest de Elobim der Amoriten niet , in welker land gij woont; maar gij zijt mijne ftem niet gehoorzaam geweest, vs. 11. Ook kwam de Engel van Jehovah en zette zich onder den eik, v. 11. Dit Opbra in onderfcheiding van een ander der Lenjamiten; Muntinghe heeft aangetoond dat de persfe tot dit werk konde gebruikt  der RICHTEREN. Hoofdd. VI. 71 bruikt worden — anders dorscbte men niet met den vlegel maar met den wagen ouder de L rat Hen. E4 ftil onder den eik die bij Ophra ftaat, op den akker van Joas uit Manasses ftam; zijn zoon Gideon was daar toen in het werk, om eenig koren te dorsfchen , doch onder dak, bij de plaats waar de wijnpers knip ftond, zich enkel van een ftok bedienende, hij haastede zich, eer de Midianiten die in aantocht waren mogten komen en het wcgueemen. 12. 'sHeeren Engel fpreekt hem dus aan : — Jehovah begunftigd u, dapper man ! — gij wordt tot een aanzienlijk werk opgeroepen. 13. Gideons antwoord is ten uiterfte hoopeloos: — ik zie geen kans zegt hij om iets te onderneemen, want alle hoope dat onze Heer mij begunltigen zoude is verdwenen ; indien Die ons nog eenigzins liefde, zouden ons alle die onderdrukkingen niet treffen: en ach hoe treurig zijn de gevolgen geweest van alle die wonderlijke reddingen, ■ waar van onze vaderen met zo veel nadruk ! ons zo men gmale vernaaien deden ; toen zij • van Egyptifche (laven een vrij volk waren ge- , worden; - het blijkt maar al te duidelijk, dat j wij van onzen Heer niets meer te wachten t hadden, nu wij onder de Midianiten dienst- > baar gemaakt zijn. 14. Jehovah's Engel naderde gunftig in zijne verfchijning, voegdde ' bij het vorige nog dit: ga maar in uw dapperheid verfterkt door dat hoog bevel heenen , om u te bereiden tot een verlosfer van uw £ volk, uit der Midianiten overheerfching, laat fi Isracl uit der Midianiten hand verlosten: li die te Opbr* is , welke aan Joas , den AbiEzritcr, [toebehoorde :j en zijn zoon Gideon dorschte tarw in dt pers, om bedekt te blijven voor het aangezicht der Midianiten. vs. 12. Zo i'erfcheen hem le Engel van Jebovah , en ïeide tot hem: Jebovab is met .1 , ftrijdbaar ield! vs. 13. Maar Sideon zeide ot Hem: ach, nijn Heer 1 ndien Jebovab net ons is , vaarom is ons lan dit alles vedervaren , :n waai zijn ille Zijne wonleren , die ori;e vaders ons 'erteld heb>en , zeggenIe : heelt Jeovab ons met lit Egypte opevöerd? doch u heeft jeboab ons veriaen , cn heeft ns in der Miianiten hand egeeven. vs. 14. Toen serde Jeboab zich tot ehi, aft zeide: i henen geerkt in utve oed, gij zult zende u nu.  ft Het BOEK vs. is, Maar ïiij zeide 'tot hem : ' ach , Wijn Heer ! waar mede zal ik IsRAè'l verlosfen ? ziet:, pijn famili, is het armïle in Manasse , en ik hen de minJtc in mijns vaders huis. vs. 16. En Jehevab zeide tot hem ; om dat ik met n zal zijn , zo zult gij de Mijtianïie* flaan, als denen man. vs. 17. Hij dan zeide tot Hem ; indien ik nu genade gevonden heb in uwe oogen , zo doe mij een teeken , dat Gij het zijt, die met raij ipreekt. i vs. '18. Wijk toch niét van hier , mor dat ik wederkome. cm u mijn gefchenk te brengen , en u vooriczeticn; en hij zeide :■ ik zal blijven tot dat gij wederkomt. vs. 19. En Gideon ging in, en bereidde een geitenboksken, en vs. 18. Zo men blijft in de gedachte , dat hij hem maar voor een niensch aangezien hebbe , dan kan het dccz' vertaling dulden, — ga niet been, eer ik mijn gefchenk baale om u iets voer te zetten. vs. 19. Eigenlijk bet fop bragt bij ziedend: de eene helft vnn het lam -Asrd gedoofd, van de andere helft werd kabab gemaakt, dat is in iïnk- het u genoeg zijn, dat Ik u daartoe gekozen heb. 15. Hij nog al fchoorvoetende',' ancfwoordde: — verfchoon mij groote bevelhebber van Ïsracls heiren van zulk eenen onderneeming; ik ben daar toe het minst gefchikt , daar ik uit het geringde het onaanzienlijkde damhuis van Manasse ben, en daarbij de jongde van mijnen vader. 16. Wat draald gij ? (is het andwoord) voor u zij het genoeg dat gij Mij den onwederdaanbaareti Heirvorst tot uw vriend hebt; kunt gij dan de Midianiten niet zo ligt (laan, even ars of gij man tegen man in krachten waart ? 17. GIdeons heldhaftigheid zo opgewekt zijnde, heeft ,hij nog maar een verzoek : — Indien ik nu het genoegen mag hebben een gundeling van U te zijn, zegt hij, zou ik gaarn een buitengewoon bewijs willen hebben voor het moedelooze volk, om hen te overtuigen, dat ik met den Vorst van het heir gefproken, en van' Hem verkoren was. 18. Hij voegd 'er'in eenen adem bij, hoe hij vvenschte dat Hij zo lange vertoeven moge, tot dat hij een bewijs van zijne hulde cn eerbiedige dankzegging in gereedheid had; dat hem aanbiedende zou hij te meer overtuigd worden' van zijne gunde 'themwaards : — de Vordelijke Engel bewilligt. — iy. Toen fpoedde zich Gideon met het toebereiden  der PvICHTEREN. Hoofdd. VL 7$ van een jong geitenbokjen, en dunne koeken in olie gebakken van ongegist meel de deftige 'toefpijze gereed te maken , 1 zo veel als tot eene aanzienlijke maaltijd genoeg is; daar op bragt hij het bereide vleesch en het ziedend heete fap uit zijn wooning, en plaatfte het "onder dien eik, waar de Engel ftond. 20, Doe beval hem Gods Engel, het vleesch en de óngereze koeken op den rotsftecn, onder eene fehaduwrijke lommer ilaandc, wel te vleien, "daar over het ziedende fap uit te gieren ; het geen hij pok naauwkeurig deed. 21. Waar op Jehovaïïs Engel, hebbende een ftafin zijn hand, daar mede even het wel gevleide offer aanroerde; ffraks ontvlamde het zo fterk, dat het vleesch al ras in volle vlam was met de toefpijze"; en Jehovahs Engel vertrok met dien 'damp, zo dat Gideon hem. niet meer zag. 'ii. Door dit teeken is hij nu buiten, alle bedenking omtrent de verfchijning; het was waarlijk Jehovahs Engel zelv geweest; dit beroerd hem te meer; hij gilt het uit: — ach bcheerfcher van het heelal mijne Heer! het is met mijn leven gedaan , daar ik nu de verfchijning' 'van den Engel van Jehovah gehad heb, ja God gezien heb. 23. Doch Jehovah ontdekte hem rasch, dat hij' zijne beroering niet 1 behoefde te voeden; Hij kondigde hem intc- bemerk'fe Gideon dat het de Engel van Jebovab was; e éi : ach Jdonai , Jebovab ! ik heb den Engel van Jeboi aangezicht tot aangezicht, vs. 23. Maar Jehevab zeide 1 (tukken gefneden en gebraden, op reis gemeenlijk gebruikt, waarom in een korf gelegd. vs. 21. Bewijs dat de fpijze hem aangenaam was , maar een bewijs tevens in het aahftekéri overeenkomende met zijn (laat. E5 ;ene Epha meel to: enge» zuurde * [koeken ,] het vleesch leid'e hij in eenen korf, en het fop deed hij in eenen pot ; en hij bragt het tot Hem uit, tot onder den eik , en zette het nabij. vs. ié. Maar Ehbims Engel zeide tót hem: neem hét vleesch en de ongezuurde [koeken.] en fcgtze op dien rotsftecn , en giet ' het fop uit; en hij deed zo. vs. i'l. En de Engel van $ibovab (lak het Uiterfte van den ftaf uit, die in zijne hand was, cn raakte het vleesch, en de ongezuurde "koeken] aan: :oen ging 'er vuur op uit de rots , en verleerde he't pleeseh, en de mgezuurde ^koeken;] en le Engel van 'fehovab maak' e zich weg uit :ijn geziebt. vs. 22. Toen 1 Gideon zeiai gezien van ot hem : zijt  74 Het BOEK gerust , vrees gendeel allerlei vooiTpoed aan, hij had dan Biel f\ervên.ZUlt "iets te duchten, altans niets minder dan den bouwde' Tg" dood' 24- Toen zamelde Gideon verfcheibeon daar je- de natuurlijke fteenen bij den anderen , om hovab eenen j , , , altaar, en daar van een gedenk-altaar te maken, die hij lvm%lZi daarom benoemd: van Jehovah komt alleen gerustheid:(\xi\ die kalmte! dit is 1102 dat zelfde gedenktee- ls nog tot op , , „ 0 ° dezen dag in ken het welk men te Ophra zien kan. 25. Op £Pzrh.l"M'' dien zelven avond verfcheen Jehovah hem hetVSgefchiedde no§maal» en gelastte hem een van het paar in dien zeitden osfen zijns vaders, de tweede, zijnde een zenacht, dat ■?«- , hovab tot hem venjaangen te neemen, en daar mede te gaan eenen Var" van **** de P,aatS' Waar ee" altaar voor de af- de osfen , die goden des lands opgericht was, op het land- uws vaders , .. , ,. r zijn, te weten, goed van zijn vader, en die altaar te verwoes■var, vanedze- ten met al het geboomte daar rondom geven jaren : cn plant. 26. En daar voor in de plaats een albreek den al- r taar van Baai taar voor Jehovah op een der verfterktfte vadersdis ,Tn plaatzen te flichten, ( het was :) zoek het bebosS,datdaaf kwaamfte offerdier uit, fiagt het tot het brandbsj is.' offer; tot hout moet gij gebruiken de hooge bouw Jehovah afgekapte haag rondom Batïh altaar gediend "eTe" gitaar,' hebbende, zo zult gij Isracls tegenfpoed in op de hoogtè haren oorzaak de afgoderij bellrijden. 27. Toen dezer fterkte , v j n in eene be- ontbood Gideon ftraks tien van zijns vaenVTenf!"dien ders knechten, daar toe door hem uitgezocht; èn^orrer Veen e" bragt de Zaak tCr uitvoer : doch fchoon brand-offer met het hout der haag, die gij zult hebben afgehouwen, vs. 27. Tt en nam Gideon tien mannen uit zijne knechten, en deed, gelijk Jebovab tot hem gefproken had : doch het gebeurde , daar hij »/. 24. Jebeveh zekerheid. Mhs. v>. «6. Mhs. Veronderfteld dat de eerfte tot een zond-offer zij geflagt, en dat zulks in den text overgeflagen is. — Er fchijnt hier aan de leezing gewis iets te ontbreken, door Kenhicot of Rossi noch niet aan de hand gegeven, waarin wij berusten moeten.  der RICHTEREN. Hoofdd. VI. 75 het op zijn famielie - land was, deed hij het vo»r zijns vanochtans onder begunftiging van de nacht, afmaan vS4 om geene onaangenaamheden noch van zijn ^^Wi eige familie noch van de lieden van de na- dag' te doen, burige ftad te ondervinden; hij hoopte daar nacht" ondcrdoor onbekend te blijven. 28. Doch 'smor- 2S A]s eens, toen het gewoel onder de burgeren en nu de mannen 5 ' 0 van die Had landlieden vermeerderde , ontdekte men al des morgens haast wat 'er gebeurd was; 29. Ieder is even l™ef alt fö gevoelig over den hoon den Goden aange- ^taasardes daan ; ieder acht het van zijnen plicht den worpen , en de daader natefpeuren ; eindelijk na veel onder- bij was, afgezoeks verftaan zij, waarfchijnlijk uit een der ™£ flaven van Gideons huis, dat Gideon wf °p den gebouwden al- zelvs dit feit begaan had. 30. De Richters taar geofferd, van die plaats waren ook airede over de zaak zeidén,9'de ee'n vergaderd; zo rasch zij dit bericht ontvangen, rl°n.d^"e ah"edeeft zonden zij hunne gerechtsdienaars naar het dit nuk gedaan? . . T ° cn als zij on- huis van Joas om Gideon op te eiicnen, derzochten en over wien zij aireede het doodvonnis opge- ^r»*»dtmen: maakt hadden, wegens de fchennis van den gideon de ' 0 zoon van Joas, Godsdienst des lands. 31. Doch Joas is uit heeft dit ftuk liefde tot zijn zoon, en mogelijk nu uit Gods- ^vs^'o. Toen dienstijver, ten uiterfte vrijmoedig; hij beand- n"ndenv^m™~ woord hen vrij hoonend op deze wijs: — maar ftad tot Joas : , .. . , .... breng uwen hoe mijne vrienden, waarom zoudt gij advo- zoon uit, dat caten voor de land-goden zijn? waarom zult ^ 2"^°?* gij hen van overlast trachten te bevrijden ? — taar van £aal " omgeworpen heeft, en om dat hij de haag, die daar bij was, afgehouwen heeft, vs. si. Maar Joas zeide tot allen, die bij hem ftonden: zult gij voor Baal twisten? zult gij hem verlosten? die voor hem zal twisten, zal vs. 31. Dat zij hierop geene verdere pogingen gedaan hebben, fchijnt daar uit te moeten afgeleid worden , dewijl de ganfche toeftel hem toebehoorde, en mogelijk dat ook de Baals Priesters door Joas betaald wierden. Hss.  76 Het BOEK nog dezen mor- de zaak is nu aanmerkelnk veranderd, 'er is gen gedood J ' worden: in- omwending; die lust heelt om voor de afgo-. bfmhfvJJet'- den te Pleiten, heeft nog ten dezen dage den cen*'ïem* d% c1oocl te vemacr>rén: waarom zoudt gij u in zijne altaar die netelige zaak fteeken ? is hij waarlijk een omgeworpen „ , ,• , .. . , heeft. Lrod, laat hij voor zich zorgen om den aan- noemd3»' Ehèm gedaanen hoon te wreeken. 32. Het huisgeten dien dage zjn Van Gideon heeft (ter gedachtenis van yernb - Baal, . \ a zeggende: dat die zaak, en van het heldhaftig en fatijriek ^hemv'ir*'andwoord;) hem, over wieu dit gefprek geomgeworpen" houdén werd , naderhand Jerub - Baal geheeft, noemd. 33. De maare vloog zelfs over tot ml'ianttenwu, het Midianitisch hof, waar op het met desen ^dT^kinde- zc^s bondgenooten zamenfpande , om een ren van het nieuwe en meer geregelde inval in Kanaan te Oosten waren ' ' teen vergaderd : doen, en de Manasflten in het bijzonder over overfdeh>r- <& daad te tuchtigen; zij trokken over den daan,'] en ie- for^aan en floegen het vereenigd Leger neder gerden zich in / ° ° ° net dal van in Jizreüls vlakte. 34. Nu wierd het tijd ^ti. Toen Gideon met heldenmoed te wapenen; hij G?estWvan > voeIt liet goddelijk edei vuur tot rédding van hovah gideon; zifn vaderland in zijn binnenfte; hij fteekt de en hu blies ..... J me; de bazuin, knjgs-bazuin op, en verzameld in het bijlig™ wcr- zon"er ■> alle die tot zijn huis behoren onder den achter zijn opperbevel. 35. Overal door Man as s es hem bij een ■ . geroepen. ftam wekte hij zijne broederen tot den krijgszond heboden toqfet óp; ook zond hij oorlogs-fchrijvers onNAssETdiewIr- dcr die van Aser, Zebulon en Na Pilden ook achter tali, de naastbijgelegen provinciën : doch hem bil een .. , 1 • , ,. , geroepen: des- zij waren airede 111 optocht , eer die hunne talboden°"n grenzen genaakten. 36. Gideon zeer wel aser , en in bcfpeurende hoe kleinmoedig deze verzamelde Zeuüi.on , en ° in Napiitam, en zij kwamen op, hun te gemoet. vs. 36. En Gideon vt, 36. Men moet hier uit niets ten sadeele van Gideon kefluiten; elk  der RICHTERENi Hoofdd. VI. 7? troepen waren , hoe weinig gezag, zij aan zeide tot £/»» ' zijne gtzegdehs mogelijk zoude hechten, ver- hét zijt ™ die zoekt eene gunfte, zo het Gods voornemen mynltad^uic was hem ten redder van de natie te maaken , verlosten, ge,. t, , • . , Ink S'i gefpru- en dit was: 37. Een bevestigend teeken te ken hebt: geven van zijn aanflelling voor hét oog der ikVzai e7èn wolverzamelde troepen; hij zoude tot dat einde ^ vlIJor "if een fchaapsvagt op den dorschvloer 'savonds yioer leggen: nederleggen, daar nu de daauw 's nachts fterk daauw op het valt, hoopte hij alleen maar de vochtigheid ^"/endroo^ op het vlies te vinden, en de aarde rondom 'e, °p de gan- , , , .. , , , .. f<*e aarde, zo droog; daar door zou hij en al het knjgs-zal ik weten, volk bevestigd worden, dat hij de redder in doorPiJ 'mijne deze bekommerlijfèe dagen zijn zoude. 38. Het jho"fenzuUgciifk .viel zo uit; doe hij 'smorgens met een aantal Gij gefproken lieden het vel ging bezien, was 'er ongemeen vs'. 38. En veel water ingetrokken; zo veel zelfs dat hij J^'. «gjf^j het in een groot hand - bekken uitdrukken kon- ftond des ande, l j .' j • r, 1 ren ciaass vroes de. 39. Doch op dat er geene de mmfte bc- op, en drukte denking mogte overblijven, daar het wol al ^ hlj^wröng vrij natuurlijk de vochtigheid naar zich trekt, den daauw uit .. 0 ' het vlies, eene verzogt hij andermaal, dat het vlies tegen de fchaai voi wavolgende nacht droog mogt zijn, en de dorsch- "vs. 39. En vloer rondom vochtig. 40. Het viel ook zo ™tDE0£/,f;-,jd': uit; doen men 's morgens daar kwam met een ">orn ont- , . , fteeke niet te- oogmerk, om te zien wat er gebeurd was. gen mij, dat ik alleen ditmaal fpreek: laat mij toch nog ditmaal met het vlies beproeven; 'er zij vu droogte op dit vlies alleen, en op de ganfche aarde zij daauw. vs, 40. Eu Elohim deed alzo in den zelfden nacht: want 'er was droogte op dat vlies alleen, maar op de ganfche aarde was daauw. .«Ik moet hem in zijne buitengewoont omftandigheden befchoüweh; ;*a jMaats van deez' daad dan in hem aftekeuren, zal men het in hem goed* keuren, het word in Ac kas juis: daarom naderhand gehakt dat hi^ in zoortgelijke geen teeken sischtr.  ?8 Het BOE K vii. HOOFDD. vs. t. Toen i. VJideon nu, de beftrijder van Baal tilt land™] mct rec,lt benoemd, daar hij nu voor de eer TpTePrthet van Jehovah Hrijden zouden, was op zekeren volk, dat met morgen al vrij vroeg in beweeging met zijne flem was , en , , • , . ,. , zij legerden onderhoonge troepen , ten oogmerk hebbende fontein"*" vd„ zich te legeren in de nabmirfchap van 'svijands chnrod: zodat benden, om hun flag te leveren: zij trokken hij het heirle- . „. , ger der mi dia- naar dc waterwelling van Charod, door deze ïén"hethNoor- gebeurtenis in de verovering vereeuwigd, vlak de" heuvei^T tegen ^ le§er det Midianiten over, leggende re, in het dai. zeer voordeelig achter Móre's heuvel in de terlb zeïdetot fchoone vlakte, wel eer in de aartsvaderlijke voTk0**: welk tocnten 20 beroemd. 2. Nu werd hij verwet u is, is te waardigd met eene nieuwe veifchijning van veel, dan dat , , , .. .... ik de Midiani- Jehovah , hem tot zijne verwondering berisJ,andin zoüde 'Pende' dat hij te veeI troepen verzaameld geeven: opdat had, zulk een aantal was Zijn oogmerk niet Isracl zich ... ° niet tegen mij de overwinning over de vereenigde vijanden gendeT mtfne" te bezorgen; want dat zou mogelijk de trots- ierlost16^1 heid tÊ gel'jk met de" m0ed in den IsraiitiM ■ vs. 3. Nu opkoomen , zo dat hij de overwinning aan dan, roep mi .. , . •uit voor de zil"e wapenen zoude toekennen; 3. Hij ge- voik". zegcen- ,ast ,lem dan voor het frmt van het leger te «e: wie vrees- laten afkondigen, dat al wie niet heldhaftig, of Wfcrig en ver- , •• , , saagd is , die voor dezen veldtocht m het bijzonder bevreest enefpoedeïch ware •> te rug kon trekken over de andere zijde vheret^1' van van de rivïer r,aar Gileads gebergtens , Gilead ; toen alwaar zij den eerften aanval altans niet te het volk weder duchten hadden : en tot zijn verwondering duïzendr^dat keel'de 22000 man te rug i 20 dat hij "Og 'er tienduizend maar een troep van 10000 mannen overhield. overbleven. vs. 3. Eigenlijk (hij kcere weder) bij viiege fnel als een vogeltje dat In de holen der bergen zich verfcliuilt. — Doch 'er is een groote roei-  der RICHTEREN. Hoofdd. VU. & 4. Nu verfcheen hem Jehovah op nieuws , vs. 4. Enjvj- hem betuigende , dat dit getal tot zijn bij- cweon^Vos zonder oogmerk nog te aanmerkelijk was : vee?" doeken doch Hij zou nog eene nadere proeve geven; aftaan naar het hij moest den foldaat doen trekken naar de zal ïk hen voor naaste beek, daar zou Hij hem onderrich- "„ hTïaTgV- ten welk het teeken zou zijn, wie bij hem fch!fden > van , . J ' J welken ik tot blijven, en wie weder te rug gezonden zou « zeggen zal: worden. 5. Hij laat het volk dan naar de ^«ekken, die beek trekken , daar in reien eefchaart , ge- fal met u trek* • " D ' ° Ken; maar een last de Veldheer Gideon, hen te laten drin- ieder, van wei- 1 . , ... ken ik zeggen Ken en wel acht te geeven op de wijze , zal: deze zat waar op zij het deeden : die even als de & hond zich op den grond uitftrekten en zo niet , 1 vs. 5. Zo net water lekten, die moesten afgezonderd deed hij het worden van die krijgslieden, welken maar even hct%t op hun knien bukkende het water met de «ft? tof"zeidc , Jcbovab tot flanel llurpten. 6. Na dat het getal van de- gideon : al wie met zijne tong uit het water zal lekken, gelijk een hond zou lekken, dien zult EU alleen frellen; desgelijks, al wie op zijne kniën zal bukken om te drinken, vs. 6. Toen was het getal der genen, die met hunne hand moeilijkheid in deze woorden, zij moesten als zij naar Gilead te rug zouden kceren, niet alleen den Jordaan over, maar zich geheel aan het ander einde van het land begeven , en dus in het grootfle gevaar voor de vijanden geraaken. De Uitleggers hebben zich zeer vermoeid om den text te verbeteren. Ik ben het naast voor de gedachte, bij vliege met een /helle vlugt , als bet vogeltje dat bet meest Gilèads gebergte beWo,nt , maar heb dat in de omfchrijving niet willen overbrengen. — Te meer dewijl een derde gedeelte van het Leger waarfchijnlijk Overjordaanfche Manasjtten geweest zijn , en 'er eene hertocht, mids men de kaart voor zich legge, zonder de minfte gevaaren,doorNArHTALi naar hetOverjordaanfchewas. —Mhs.Meent dat de 31000 man gebleven zijn, fchoon niet werkzaam, voor dat de overwinning behaalt was, ten minfte dat de Kidieniters niet anders wissen dan dat de Armée zo fterk was.  86 ÏIèt BOEK' hunnen zen opgenomen was , vond men onder hei' hlddL, 8 drie-' gèSéete gros , maar drie honderd, die vlug honderd man- net: water met dc hand gefchept hadden, dc •nen : maar al- ie overige des overigen hadden daar bij aden log ter nederop nr.nneknien gelegen. 7. Door deze handvol volks betate'drinken" toofde hunne Heer de overwinning op het vs. 7. En.?.- Midianithch Leger te zullen, geeven : Gitot gideon : d e o n mogt daarom zonder bekommering de 9-oo man wel te rug laten keereu. 8. Het neu, die ge- Le,rcr js daar 0p in bcweeging , de bazuin lekt hebben , ° r ° ° « zaï ik uiieden blaast den hertocht , een ieder maakt zich mdl/nfi)u met zijne levensmiddelen maarschvaardig; men leven7 maarkeerd te ruS en fcheid uit elkander, een ai bet overige je^cr naar z[;n i]Uis . niaar de genoemde Volk , dat zij , i i i •• i -•weggaan, een driehonderd mannen bleeven bij nem in de ieedpiaants.ar legerplaats, leggende het véreenigd Leger der ys 8. Dat vijanden nos; jn. de Valei. 9. Toen nu de volk dan, nam J o S winning zou ongetwijfeld aan zijn zijde zijn'; liondcrd man- I0 ^jaar v;ncjt a[\ het bedenkelijk (vervolgde men behield 0 J J v , - hij: en bij had Jehovah^) zulk een' tocht te doen, ga dan der MidUnUen tot verfterking van uwen moed hcimlijk iri beneden in het j^j Leger der vijunden, alleen maar vergezeld vs. 9- En het van pURA uwen wapendraager, n. Beluister gefebiedde in ..... den zelfden de gefprekkcii, en gij zult redenen hooren, die ö/tofilm u zeer verfterken zullen, zodat gij.niet twijfelde; fta= op felen zujt om onderneeming te volvoeren;) ga henen af m 0 liet leger: want Toen trok hij onder begunlfiging van den ik heb het in üswe hand gegeven, vs. 10. Maar indien gij bevreesd zijf om af it gaan; S« af, gij, en Pura uw jongen naar het leger. vs. ii. En gij zulf hooren , wat zij zullen fpreeken, en daar na zullen uwe handen gefterkt worden, dat gij aftrekken zult in het leger: zo -ging Jhij af, met  der RICHTEREN. Hoofdd, VIL Si nacht naar 'svijands Leger, zo nabij, als hem Pl-ra zijnen de buitenposten der fchildwachten , om niet SftV d« ontdekt te worden, toelieten. 12. Op het'?»ildwafhte"' r die ui nee le- eerfte gezicht ftond hij verbaast over de tal- ge* waren, .rijkheid van het vereenigd Leger; over het amun%!»^ groot aantal van Kameelen tot de bagage: Me'teiÜèt het was eene menigte die men naauwlijks be fen van het , rr% , Oosten lagen reekenen konde. 13. loen hi| op een plaats in het dal, gezo digt ingedrongen was, dat hij zonder ge- W^^l zien te worden, de lieden kon hooren fpre- ,te: fn htinnc kemelen waren ken, 1 ontdekte hij twee menfehen in gefprek; ontelbaar, gehij luifterde , en onder beguuftiging van de dat aan "«en ftille nacht, kon hij het verftaan: - de een g^fj^^ verhaaldde den anderen een der merkwaardig- vs- '3 Ais r, , „ 'nu Gideon aan- ite'droomen: een garltenbrood lprak hij het kwam, ziet zo geringde in waarde onder het in gebruik zijn- Z% , 'die zijde brood , kwam van Móre's heuvel zacht- Iien med/ezcl eeneu droom keus naar het leger der Midianiten aanrollen; vertelde , en zo dra het bij de in order ftaandc tenten bVb6'Z eenen gekomen was, ftict het tegen dezelven aan, 'jroom ee- ~ 7 ^ " droomt , en en ftraks vielen de tenten in , het ganfche ziet, een geLeger werd ten óriderfle boven gekeert, en brood "etteC alles werd verwoest zonder herftel. 14. Zijn f^S^Jgt gezel wien hij de vertelling deed, ondernam > en 0 J ' het kwam tor het, den droom uitteleggen: dit garltenbrood aan dc tent'j zei hij, beduid Gideons vijandelijke onder- zeive^'^atzé neeming tegen deze Armée, met dien uitflag jiel' f" keer: o o ? o de dezelve om als gij in uw droom gemeld hebt, zo dat de het onderfte J ö boven, dat de tent daar lag. vs. 14. En zijn medgezel antwoordde, en zeide; dit is niet anders dan het zwaerd van Gideon , den zoon van Joas $ den Israël itifeben man: Elobim heeft de Midianiten, cn dit ganfche leger in zijne hand gegeeven. vs. 13. De Reizigers verhaalen dat nog bij veele Oosterlingen de gewoonte zij de nacht voor eene veldflag zorgvuldig te letten op de drosmen die men dan heeft als voorteekenen, jv. Deel. F  Sa Het BOEK vs. 15. En ganfche Armée geflagen, en de legertenten door S?.^Sd£.ï* bemacht'gd zullen worden. 15. Toen vertelling van Gideon dit beluisterd had. twiifelde hii dezen droom . „ ,. J " en zijne uitleg met, of dit was van jehovah , hij viel dan «ntad kj; eu daar «* neder> en aanbad Zijne won¬ der wt'hcMc" dcrdoende macbt' hiJ" fpoeddede zich daarvan ger vanIsraïl, naar zijn legertje te rug, en gelastte ftraks nLkt iT op.: tot den aa«val zich gereed te houden; want ie™ he" dat dc overwinning zékêr was. 16. Hij gaf derMiMmtm last tot dc volgende krijgslist: de 300 manin uwe hand ... J gegeeven. nen moesten zich in drie onderfcheide troe- deeide derrie- P611 vcrdeelcn; elk zoldaat moest een bazuin nenderin "drïè 'H ^ eene ^ hebben » en in de andere hoopen: en hij eene ledige waterkruik, in welke een nachthf de hand van Fakkfel brandende was. 17. Vervolgens gelast- ledWUenU! te hij m ' daar mcde te docn' het geen hij ken, en fakke- hen zoude Voordoen , zo rasch zii aan het len m het mid- .. ..... . J den der krui- Vijandlijk leger genaderd waren; want hij wifevs. 17. En hij de ook "it voorzichtigheid, eenigzins zijn "e^Vaar mi^ 0°SmCI'k llU11 bcdekt MA». l8. Zo en en 'van . 0 Gideon: hier door met de uiterfte verwarring, in be- vs. 21. En zij wecging geraakt zijnde, zet een ieder het op Hgefuk in zijeen vluchten, met een verward gefchreeuw. ^^f,^' 22. De krijgslist deed een fchoone uitwerking t(,e" verliep 1 het ganfche leger, en zij fchreeuwden, en vlooden. vs. ii. Als de driehonderd met de bazuinen bliefen, zo zettede Jebovah het zwaerd des eenen tegen den vs. 10. Eigenlijk deer tegens elkander te floeten breekt», — tusfehen jo en 11 uuren viel dit voor. — Zij hebben mogelijk ook de fakkels «en wijl onder de kruiken verborgen gehouden. Hss. »i. ai. Over deze plaatzen zijn alle de Uitleggers onzeker — Veni- F 2 MA  tl Het. BOEK anderen , en onder liet buiten gewoon befttmr van den fd it] in liet fcmfc&e' leger: Heer; want op het geluid en het krijgsviL-hue 'lot gefchrei zettede de vijandlijke Armée het niet Tan&a'ê>r!da a!leen °P eCU viuchten5 maar door dc dontot aan de t,rens kerheid van den nacht verward, meenden zij van Abel-Ma- biia , boven dat de vijand al 111 het leger was :, een ieder Taibafb. yje| ^ Qp jen au(Jeren aa0 ? ZQ tjat. zjj e]_ vs.'23..Toen kander afmaakten, en zo bragten zij het al mannen van vluchtende tot Beth-Schitta, daar zij niet lang poepen! ^i't ftand hielden' maar door de fchrik overvallen, NaphtAli , en vloodcn tot Tereda aan de grenzen van Abelmi Aseu , en ,,,,,, „ ,, uit gansch Ma- MeMla boven Wakbath. 23. Toen de Armee j>agrten C" de aan Iiet vluchten was , en nergens ftand hield, MUïaniten rjeed Giiïeon de vorige troepen uit de na bij achter na. 0 r J vs. 24. Ook gelegene ftammen van Naphtali,Ascher boden in Bnet en Manasse bij een rukken, om de vluchganichegeberg- tcnrjen te vervolgen. 24. Uit de beweging ten van Ei>iira- o t p r> im , zogitende: van het leger bemerkte Gi» eon, waar hee- komtni'den Mi- , ., , ... iianiten te ge- nen hunne hertred zoude zijn , namelijk aan hm" dc^vate- dc 0°ster - grenzen van der Ephraimiten .land ren bij Betb-^ wilden zij de Jordaan weder overtrekken , meiijfc den>»- en zo in hun" land komen; hij zond dan renSé*amSowB booden aan de Vorften van die ftam om uit Ephralm bij (je rrebergtens - op de vluchtende Armée niet een geroepen, 0 0 r en zij fneden alleen aantevallcii, maar hen zelfs de pas tot teren af, ""bij den overtocht aftefnijdcu ; waar op zij de roeimf'den" vecren van Beth - Bara ten fpoedigfte bezetjordaan: teden , en over al aan den oever troepen ftelvingen ' twee den. 25. Dus viel het grootfte deel van de ma alleen denkt het is Betb-Scbean en Scbijtopelis in Manasse bij den Jordaan. vs. 24. Over de ligging van deze plaats enz., zijn vcele bedenkingen; mij komt liet waarfchijnlijkjt voor, dat hier Betb-Bara te weten dat rewoonc veer aan den Jordaan , befchreven is.  der RICHTEREN. Hoofdd. VU. 85 Armée hun > in handen ,• tot, de bevelhebbers Vorften der Oreb en Zeüb toe; Oreb flocgen zij dood bij een' rotsheuvel, in. het vervolg naar Qn ' ''"« den hem benoemd ; Z e ë b bij een wijnpersbak , «jwftëe/ 'van waarin hij zich verfchoolen had, en die ook &ë1"Sj1n naar hem genoemd is : de hoofden van de c'e' , PWkuip.' verflagene bevelhebbers wierden Gideon, in vervolgden' de de plaats daar hij post gevat had, gebragt. jËSSS'S . hoofden van Oheb en ZEës tot Gideon over den Ja-daan. T\ VUl.IIOOFDD. !• JL/e Ephraimitcn zo gelukkig in dezen vs. 1. Toen tocht, en daarop verhovaardigd, zonden & hoofden der Vorften met een verkeerd 00"- im tot hem: ■ , . ' ö wat ftuk is dit, merk tot den dapperen Gideon; bij die ge- dat gij ons gelegenheid haalde die bevelhebbers Gideon gif" ónf'ntt fcherp door over zijn gehouden gedrag 't hun- Iiept» toen gij , , .... 0 b s ■ henen toogt , waards; daar hij hen bij het begin van zijne om te ftrijden onderneming en niet op het einde tot den ïuJL»? ftrijd moest geroepen hebben; deden zij dit £eW met eene drift en hevigheid , die ver ' ging én - voor hem zeer beledigend was. 2. De vs. e. Maar overwinnende held andwoord met veel beleid 5ij zeide , . ' nen: \vo.t heb ik en rechtgeaarte nederigheid, en treft hun juist, gedaan,»*^ daar zij gevoelig waren: - \\ aar toe zegt hij uiteen* zijn u beklaagt, daar geen ééne zo voordeeligc n^jn™! ^aad door mij gedaan is, als door u lieden? ter. > dim de j.j . ' wijnoogst van de gevolgen der overwinning door Ephraim Abi-Ezcr? bezorgd, zijn veel voordeeliger dan de overwinning zelve , door den burger van Abi-Ezcr vs. 3. eubehaalt: 3. Immers de hoofden der VBrften, vltienf der zijn getuigen van uwe heldendaad ; daarbij ,o- 7 j keb ci1 /.Eliti , vs. % Abi-Ezcr het Manasfisifcbt Hamhuis waar uit Gideon gefproten was. . F 3  85 Het BOEK in uwe hand heeft God zelve , en niet mijn beleid u die gegeeven; viel- . . J ke daad. heb ik twee aanzienlijke krijgsgevangene bezorgd: — «alTVoeu'uet door deze innemende redenvoering tot bedaavan" hem^af" ren S2111"3^ ' SmSe11 zij vergenoegd weg. ais hij dit 4. Gideon met onvergelijkelijke dapperheid Woord fprak ■ vs. 4. Aisiui bezielt, wil nog meer vruchten van deze ge•menE°wasSeaan ml uwe ha-ui. dat zulks dunde te verzoeken, wel bewust aan brood Wzouoen welke gevolgen hen dit bloot ftellen zou; had geven? hij de Vorften reeds in zijn macht gehad, dan mogt hij zulk een verzoek gedaan hebben ; maar nu zijn zij verwonderd over zijn zeide gibbon! onbefchaamd vragen. 7. Gideon hoe zacht oj. 7. Waarfchijnlijk is het dat zij om hem meer te hoonen , hem liebben laten zeggen, dat hij zich behelpen konde met de doornen en dis-  der RICHTEREN. Hoofdd. VJE. 87 geaart ook even te voren, is nochtans ver- daarom, z*ir* itandig in zijn doen: hij weet welke gevolgen b?nsalmunaIh zulk een kwaad voorbeeld hebben kon; hii mii?e hand , , , ' J geeft , zo zal laat hun daarom aanzeggen , dat h>j zo dra * uw vleesch zijn Veldheer, hem de overwinning op de Ko- doornen1 ^ ningen gegeven zou hebbea-, het geen zij ze- 8?$$^* ker voor onmogelijk hielden, hen over hunne vs- 8- En hij ,. „ „. toog van daar weigering zeer gevoelig zoude Itraiïen, al zou op naar p,,uëi, hij ze verachtelijk dan met die doornen en ta tegelijk™ distelen geesfelen , die zij hem nu tot leef- e" de 'ieden , ' J van Pnuel and- tocht aanboden, g, Hij vervorderd zijn tocht, woorddeuhem, komt te Pnuël een andere ftad van die ftam ; aeh van Snc- hij doet het zelfde verzoek, maar bekomt ook Z'La hSèt een weigerend antwoord. 0. En werd waar- , vs- 9- Zo /vi .... .. ' fprak hij ook r-nijnlijK met dien hoon afgewezen: dat, in- tot de Heden geval hij de leeftocht met geweld wijde vor- ^/f$^ deren, dan hun toren alleen beftand zijn om m« vrede we- . _ 3 derkom, zo zal nern altekeeren; — waarom hij hen bedreigd , ik dezen toorn dat, als hij zegepraalcnde te rug kwam, hij afvs°.rpTö. sehet niet nalaten zou tot ftraf die fterkte te flegtteu. 10. Het leger nu der vijanden lag te *"•*«'»•. SS v 7 r- . . hunne legers te Kar kor, en was nu gefmolten op 15000 met hun, omman: dus was 'er airede 120000 man omgc- fe.*P^ komen en verftrooit; gezwegen het verlies der ric °ve^eofer „ venen van het Karavanen. \i. Hoe vertrouwend Gideon ganfche_ leger was, nam hij nochtans zijne maatregelen met yfn het"'o^s" het uiterfte beleid; hij wilde de troepen van achteren onverwachts overvallen, trok daarom honderd cu honger op , langs de vlakte, die zommigc mYnnènT^d'ie het zwaerd ü)t- trokken. vs. h. En Gideon toog opwaard, den weg der genen, die in tenten woonen, tegen het Oosten van Nobach en Jvgbeba: en hij distelen, de voornaamlb voorraad die hij in den omtrek van Sticcotb tans vinden kon , en dat hier Van deze buitengewoone fpeeling afteIf id-n is. . F 4  88 Het BOEK fiocfr dat leger, Arabier* .in tenten woonende, bezaten; oost- Wflal'dS VM N°bab £n ' ****** vs. ii. En in jiet Ovcrjordaanfchc tegen de ftroperiien der Sebah en Sal- ,. J.. ° ƒ j Mu.\a\ioodcn, Arauters: hij vond net leger ten uiterfte zor- d.rheiih!n»faeri geloos, zonder de minfte gedachte op vijand; hij éng beide j,et i-oste hem daarom weinig moeite het te de Koningen ° der Mifliani- overwinnen, fa. De Koningen wel voorzien ten, Si.baii en , . , , N - sai.muna , en van kemelen ontvlooden weder, met een groot SMfcne leger" deel deS , de flagtillg ; doch gelukkig vs. 13. ais achterhaalde hij hen , en kreeg de hoofden nu Gideon, de j 7 o zoon van Joas , gcvangen : toen was de fchrik onder de troewederkwam"1, Pen der Vorsten zo groot, dat zij in het ge- voor den op- ]leei gecn ftan(j meer hidden. is. De rustegang der zon; , a J vs. 14. Zo looze Gideon, die waarfchijnlijk in den voor- Jon^cn'van^e nacht .het leger geflagen had, was al weder c^/lTc.fonder- met !let &a*ifetekën van den dag voor de vraagde hem : wallen via Succoth ; 14.. Gelukkig viel hem die fc'ireef hem ... , op Je oudften een jongeling, een burger van de ftad in han- en'^ninn'roud- den' hij ondervroeg hem naauwkeurig; wie iten, zévenen- jn den burgerftaat en in de rechtbank thans zeventig man- ° nen. in de ltad het gezag voerden ; en de jonge- kwaSmI5hij Gtot hng fchreefze hem op ten getale van zevenenslcclCthen Ven zeventig. 1Si ^ei' nu de burgers het wisten , zeide: ziet daar was hij t.1 binnen de ftad, hebbende de ge- Sebaii cn SAC- „ . , muxa , van vangene koningen bij zich, waarom men hem fmacieiijk' ver- 20 gehoond had ; nu bad hij leeftocht verwe ten hebt , diend, 16. Maar hij zou ook woord houden: zeggende : is ... de handpalm Hij eischte dan de overheden met namen op, sau.ml™a reed" en deed hen met doornen en distelen firendat "wij uwen' g£hjk geefelen, toonende wat het is een ze- inannen', die moede zijn, ibrood zouden geven? vs. 16. En hij nam de Oudften dier ftad; cn doornen der woestijn, en distelen, cn deed het den lieden van Suecotb door dezelve veritaan. VS, io\ En boog de lieden van Succotb daar tusfehen, (laat 'er eigenlijk.  der RICHTEREN. Hoofdd. VIII. 89 gevierend Veldheer te hoonen. 17. Die van ys l?' Eu Pmi'èl ftrafte hij ook , de toren liet hij lieg- den toren van , , , ,. . Pttuël wierp ten, en de beftokers van die weigering gè- iüjaf,endoad- rechtelijk dooden. iS. Toen deed Gideon ^rftad.Ue'ie'1 dc . gevangene Koningen voor zich brengen vs- l8- D*ar & , ö 0 0 na zeide hij en vroeg hen: onder alle de geweldenareiën tot sebah en ,.. . ... ij. •• 1 • i .. Salmuna: war bij uwen inval 111 het land , is mrj bericht, waren het voor dat gii onder anderen te Thabor eenige lieden raannen • 'he «J ° gn te l babor hebt afgemaakt; kunt gij u hunne houding, dood flocgt-*. ... 0 , . en zij zeiden: en gelaat, herinneren i waarop zij andwoord- gelijk gij, zo den: het waren reizige lieden van de zelfde zvl*n ftatuur en familie - trekken, als gij, zij hadden daante ais Ko- ,. Vt -f mnss woonen.. eene Vorftelijke houding. 19. Nu twi|felde vs. 19. Toen Gideon niet meer aan het geen hij ver- ^rén '"mime moed had! Ach (zegt hij) uit uwe beichrii- Broeders.,.mijn v D J y moeders zoons; ving bemerk ik duidelijk, dat het mijne broe- [zo waarachtig dcrs waren, broeders met mij van ëéflè moe- Jèclft, ^indien der! ik zweer u bij jehovah, dat daar mijn gli |'ee"en ha5d voornemen was 11 lieder leven te fpaaren , zonuHedeniiiet , , . , .. gedood hebben. hun dood nu door mij gewroken zal worden. Vs. 20. En hii 20. Hier op gebood hij zijnen oudften zoon ^,ld* ^yj^ Tether, mogelijk de bevelhebber van zijn' ecrstgebore,..„ 1 "en : (la op, lijfwacht: treed toe, ontziel deze Vorften, en dood hen ; wreek dus het bloed van uwe familie! maar j™" trc*°z?jn hij draalde het zwaerd te trekken ; zekere zw-,crJ n[0.: . 1 ' tut , want hij huivering bekroop hem, want hij was nog vrij vreesde, de- „ „ \. , ..!,. wijl hii noj jong. 21. De gevangene Koningen hadden een jongeling hunne trosheid nog niet afgelegd, zij daagen wavq; Toen Gideon zelf uit; liever wilden zij door de zeiden sebab en 'Sat.muna: fta gij op, en val op ons aan, want naar dat de man is, zo is zijne vs. 10. Dit is recht in den f.uaak der Oosterlingen, in de meer ruuwe helden - eeuw, zijn jeugdige zoon met zich te lieemen, en hem gelegenheid te geven , zijn eerdé onverichrokkeiihcid in het dooden ,yan een der aanzienlijklte vijanden te doen blijken.  9° Het BOEK ™nwZoRof, hand van zuIk een held *mW., want Zij haden doodden den zich ook niet lafhartig gedragen: — toen Seb \ii en Sal- ■ j i i i i muna, en nam wiem llet hioed van GiDeon gaande, hij die aTdeZ-' doodde hen beide» > en eigende zich de ver^„u*f* fierzels aan de halfen hunner kemelen tot geys. 22. Toen oacntenis. 22. Na deze overwinning, befluit n"nvVis™ëL de Iira'èlitifchen raad eenpaarig Gideon het hèersch[DEover °PPerSezag onbepaald op te dragen, met het «ns, zo gü , recht van opvolging: zij betuigen hem dat uwsUW "zoons mJ daarop aanfpraak had door de beflisfende Snn.vï.11 ve!dtochten. 23. Gideon floeg deze verhand der Mi- kiezing af, zo voor zich als voor ziin nako dtamten ver- 1. »u , .. J lost hebt. melinglcnap ; hrj weigerd een onbepaald geg.deon3' Tctdl bied ' dewij! zii" IIekr zulks alleen toekwam, ó°vcrhenu ikn?eat e" hij'wenschte dat D;e hetzelve behouden mogu heerfchen,ook 24. Tot loon van mijne verlosfing zegt hij, overm' u ZhSm beb ik maar een ding te begecren; elk die ïovTzToll't in den buit een g°ude" voorhoofd of neus, u heerfchen. fierzel bekomen heeft geve het mij tot een vs. 24. Voors rii5 11 . zeide Gideon geicnenk: er zullen zeker vele gevonden zijn, w'zaVikvan ömi)1 de meeste echte Arabieren, IsmaclS u begeeren , afftammelingen waren. 25. Er was niemand geeft mn maar, ,< . ,. een iegelijk oie hier eemge bedenking tegen had ; want ne?feTvan0°zfi1- overgaande om naar het krijgsgebruik den (want zii'hadl roof te, dcden ' S^idde men een kleed op den gouden de aarde , cn fchoot alle die goude verfiervo irhoold-Ger- , „ , , , ° feten gehad, zelai Ult- 20. Zij bedroegen te zamen de MstiL*1 w»- waarde in gewicht van zeventien honderd fikelen "vs "5 En zij g0uds' naar het gewicht des heiligdoms; hier zeiden: wij zullenze gaarn geven; en zii fpreidden een kleed uit, en wierpen oaar op een iegeliik een voorhoofd - fierfel van zijnen roof. vs. 26. bn het gewicht der gouden voorhoofd-fierfelen , die hij begeerd had, was duizend en zevenhonderd [Qkelen] gouds, zonder de maan- »j. 23 Het is meer als het erf-regemfchap, het geen zij hem fchijnen opgedragen te hebben ; het is ongetwijfeld het Souvcrciti gezag daarbij geweest.  der RICHTEREN. Hoofdd. VIII. $I uit kan men oordeelcn van den prachtigen keus, en kete- , . , i r i 11en > en pur- burt, zo van keurige goude veriierzcls voor pere kieedé- de hoofden zo wel • der menfeben , als van ^j^*? de soudene ketenen , de purpere gewaaden ~ Midianiten aan , •• , , ëellad hadden, en de halsbanden, waar mede zij hunne ke- en zonder dé melen verfierd hadden. 27. Gideon nu had ^f^Taiz^ een altaar op Goddelijk bevel bij zijn ge- hutmer kemer J •' J ö len geweest boorteftad opgericht, hem dacht nu, bij dien waren. tocftel voegde nu alles wat tot den Gods- gideon maakte dienst van den Ephod behoort; dit liet hij jjp^jfïfg uit den buit vervaardigen, even als Micha de dien in zijdeed : doch deze ongeoorlofde bijzonderheid pbraemgansch gaf aanleiding, dat het volk allengskens af- ^rA|eL h°£r godendienftig omtrent die gedenkteekenen ver- den zclfc'e na, 0 ° , . en het werd keerde; en deze onvoorzichtige daad is door Gideon en zim Goddelijke ftralfe de oorzaak van de ram- vai'ilrik.' £enei1 pen , en de ondergang van zijn aanzienlijk w^'da^8d'c j^f gedacht geweest. 2!!. Op die wijze werden éianUen onde Isrnëlitcn van de overheerfching der Mi- het^ifezicht Muntten bevrijd, zonder dat deze weder tot v*n ^j™*** herhaal van krachten konden koomen; en Is- ,en z« hieven hun hoofd niet RAëL plukte de vruchten dier overwinning veer- meer oP ; en tig jaren lang, geduurende den leeftijd en het {[y veertig^a- vs. 17. Mogelijk dat hij van het goud een beeld gemaakt heeft, in de gedaante van den verfcheenen Engel, dat naderhand als der Midianiten overwinnaar geëerbiedigd is. — Hij is een vijand van afgoderij , hij duchte mogelijk voor misbruik van die fieraadjes , die heilig gehouden werden. — Zijn Karakter is wel het Godsdienftigfte onder dc Richters, maar hij deed het, fchoon onvoorzichtig, om de gedachtenis van de overwinning te vereeuwigen en waarfchijnlijk ook om digt bij zijn huis als Richter gelegenheid te hebben het Goddelijk Orakel te kunnen raadplegen: Godsdienftigheid tegen het oogmerk van den openbaren Godsdienst, is dus zün misitnp. Een van hout met goud overcogen beeld was het dat hij maakte, volgens Mus.  92 Het BOEK va":%B%o£ea beftuut van Gideon. 29. Onze held, nu vs. 29. En onder den naam van Jerub-Baül bede zoon van Jo : roemd, ontfloeg zich van alle uitwendig ■ opi ên gwoQndeein PergezaS » en bleef in zijn vaderlijk huis. Zij"shUio gi woonen' 3°- Hij was zeer gezegend met tjeon nu' had kinderen, hij had een aanzienlijk vrouwennenT'dicTit huis > uit welke hiJ" zeventig kinderen had. viordgekoS 3I' D°Ch tC f!^ llad W een bijwijf woo- waren , want nen, welke hij zeer beminde, die hem eenen wijven.d veele zoon gebaard had ; hij bezocht deze altijd zijn5' by'wijf'! als hiJ te Skhem om fiaatszaken zijn moest: het welk te' die zoon liet hij den trotfchen naam van Sicbem was , a . had hem ook Abimelech geven, als of hij eens KogebaTrd; enhü nir,gs 20011 was' *2' Eindelijk fiierf de held rTaLEenoSin hoogen ouderdora > wordende plechtig beabimelech. graven in zijn familie - graf te Ophra. 33. Niet g.deon^' dë lan§ na z'jnen dood veranderde de Israëliërs fiierf inagoJeden ga"SCh e" a' 1 ziJ die"deU de ouderdom, en goden van het land weder, in het bijzonder graven in het was nu Baill- Berith hunnen geliefden af- faderVajoI's"Ctê god- 34> Zij' erkenden niet eens meer hunne opbra des Abi- verplichting aan Jehovah hunnen Heer, die Ezriters. , T ' vs. 33. En hen nu tot dus verre uit zo veele onderai"g?Dfohndge- d™kkkigenzo wonderbaar gered had. 35. Hunl datrVdë k7nde' "C trouwloosheid ging zelfs zo ver, dat, daar ren van isuAëE Z1J Gideon te voren eene allecnheerfchihg oen , en.den hadden opgedragen , in zijne nakomeling- feefden:neaSÜzeij fchap' ziJ nu geene de minfte voorrechten fielden zich aan zijne nakomelingen toeftonden, en hen Baal - Berith tot eenen Elobim. vs. S4. En de kinderen van Israöl dachten niet aan Jeb.ovab , hunnen Elobim , die hen gered had van de hand aller hunner vijanden van rondom, vs. 35. En zii deden geene weldaadigheid bij het huis van Jerub-BaSl, [anders] Gideon, naar al het goe- vs. 29. Ging te rug , dat is, hij lag zijn richtcrampt neder, cn keerde weder tot een afgezonderd leven. Mus.  der RICHTEREN. Hoofdd. VIII. 93 niet behandelden als kinderen van eenen va- de, dat hij bij der, aan wien de republiek de grootfte ver-hadfL plichting had gehad. — E. , , ix. hoofdd. e n wijl na den dood van den Richter , openbaarde Abimelech den zoon meTech'nu divan Gideon, uit zijn bijwijf te Stchem_ V£":JE] zijn trotsch beftaan , en werd daar door het sine heenen '. , naar Sichem , middel , waar door het aanzienlijk genacht tot de broedevan dien held nog meer gedrukt werd: Hij derf^enTj begaf zich op zekeren tijd bij zijn' familie in fprak r,ot hen' . , , j j j en tot het gan- zijn" geboorteftad , openbaarde hun zijne oog- fche genacht merken , die hij onder dit gezichtpunt hun de" vaders zlj- voordrocg: 2. Gijlieden moest de burgerij ""gende^"* van deze ftad allengskens in mijne belangens vs- -■ spreek 1 1 •. ', ... toch voor de zoeken te brengen, zo dat ik het bewind, ooren , aller het welk mijn vader gehad heeft, onder hen SlTwalls verkreeg ; welk een eer zou dit voor ons u bet?r» c'at n ., .. „ . zeventig man- gellacht zijiW dring er op aan, dat zulks nen, aije zoobillijk is, te meer daar het moeielijkheden en basl^Vvm^Ü veel onkosten in heeft, door zeventig lieden heerrciien , of ' 0 dat een man beheerscht te worden; beter is het dat één °ver u heeri 1 • j 1 1 1 , fche ? gedenkt het gebied hebbe. 3. Zijn ooms van smoe- ook,, dat ik ders zijde, die waarfchijnlijk veel bewind in ™ bee"ièesch de ftad hadden, verftouten zich de zaak in ben- „ . . , vs. 3. Toen een volks - vergadering voor te dragen; zij fpraken de Hellen het met dien zeiven aandrang voor, SSSfe**? dien Abimelech hun opgegeeven "had": hem' voor de ,. fo 0 ooren aller met dien uitflag dat de burgerij geneigt , ja burgeren van overgehaald werd, uit aanmerking vooral, dat dézdfdè woor' , . , . , den ; en hun Hart neigde zich naar Abimelech, want zij zeide: hij is onze broeder. -js. 2. Het is een voorwcndzel geweest dat zijne broeders naar het bellier Honden, de onwaarheid daar van blijkt uit het ganfche beloop.  94 Het BOEK vs. 4. En zij zij dan een Opperregent uit hunne medebur-- fentig hezUrlr" Seren hadden. 4. Men voorziet hem van lingen uit het gejrj tot zeventig zilverlingen , wordende dit huis van Baal- ° .... D . Seiitb : en uit de Ichatkist van den afgod Baal-Berith rm»rdeLECI'daar genomen , waarfchijnlijk op dat hij daarom mede hjfe en j;en dienst te meer begunftigen zoude. Voor ligtvaardige 0 0 mannen , die dat geld nu zamelde hij troepen , hoogmoe- hem navolg- ,. . . ,. .'. , , jen. dige waaghalzen, die zijn belangens en voor- i;w'uu3^nniiet necmens beguuftigdeii. 5. Met dit volk fpoed- huis van zijnen de hii zich naar Ophra, overviel het huisgevaderteO>£r«, . J .. , ... «n doodde zij- zin van zijnen vader, en vermoorde 111 koede zoo^n^an 'cn bloede de zeventig echte zoonen van GI- jerub - BAar., p £ o n. Op édnen ftceu ontzielde hij hen zeventig man- r J nen, op eenen allen : de jonglle zoon Jotham alleen uit- Jo'tham jF.Rtm1? gezonderd , die het geluk had zich te vertoon8 i0werd bergen , en dus • zijn bloeddorst te ontkoo«vergeiaten^ men. 6. Deze zaak een gewenschte uitflag lièh verftoken. bekomen hebbende, overeenkomftig zijn voorvs. 6. Toen vergaderden zich alle de burgers van Sicbcm, en het ganfche huis va» vs. 4. Het fchijnt dat dc afgodendienaars beducht waren, 'dat de aniere zonen van Gideon 'svaders denkwijze mogten hebben, zo nadelig voor hunnen Godsdienst. — Dc fom is niet groot; ik ben ook niet van gedachten , dat menze vergrooten moet ; het is naauwlijks 80 Gulden ; cn moet dienen in het verhaal, om almede een rede te geven, waarom men zo een behoeftigen niet had moeten verheffen. vs. 5. Het is niet vreemd dat de burgerij van Sichem hier in de hand had, uit heimelijke wraake over de fchennis van den baaldienst door G10 e 0 n, waarom zij zijne zoonen aan dien God op den bekenden fteen wijen als een zoen - offer. •os. 6. Uit dit laatfte befluit VeneMa, dat niet alleen de ftad Sithem, maar de ganfche ftam van Ephraim en de overheden op de burgt vergaderden, om 's Iands belangens hem op het voorbeeld der ftad ©vertedragen. Abimf.i.echs moeder fchijnt van Miil» geboortig geweest ce zijn. Van In. K.  der RICHTEREN. Hoofdd. IX. 95 ncemen, rotte daarop de burgerij van Sichem mui,, en ginzaanien; en al wie tot de burgtbewooners SkteT" van Millo behoordden , door Gideon o-p. melech Ko- n- , . ... &1- nmg: bij den tticht: zij roepen Abimelech tot Koning h"°gen eik, uit, en huldigen hem bij die vermaarde eik fs? WS SMem te Sichem, zo beroemd in Israël. 7- Een wijl daar na vind Tot ham, de vs. 7. Aiszij eenige overgebleven echte zoon van GASSET"» Deon, die nu waarfchijnlijk een aanhang ^Vond^de' bekomen had, gelegenheid om de burge- hooste va?den rij van Sichem hun gedrag onder het oog en verMefSj™ te brengen; hij ftelde zich op Gerizim's ^MïïfcS.' bergte, m de nabiiurfchap van Sichem , en hen : ..Hoor£ )l; 1 j ,j ' naar mij, gij meia naar ,eene redevoering tot de burgerij burgers van Van alle kanten zamen gevloek, van den vol- £$5 'zal Z gende inhoud: — verleen mij een aandachtig "isl,oor£li: oor, gij Sichemitifihe burgers, én, zo mijn voorftel ingang bij u vind, zal de Godheid uwe zaak begunftigen. 8. Om hunnen aan- w. s. De dacht te gewinnen, en tevens het belagche- een^enen" lijke van hun gedrag op het fcherpfte door- °P1 eenen ?otellrijken, bediend hij zich van het volgend "è^aiven* en vs. 8. Dit is de oudfte en fchoonlle fabel die wij hebben, zij rust geenzins op eene vooronderftelling, dat de boomen gefproken hebben, maar voldoet keurig aan de aart van eene fabel: een gemeenzaam verhaal zonder eenige vooronderftelling van wezenlijk gebeurd te zijn, met oogmerk om de toehoorders van de eene of andere waarheid te 'overtuigen Ik ben zelfs niet ver af van de gedachten, dat zijn doel is onder het zinnebeeld van den olijfboom zijn voorflag aan het volk te doen; oogende dan op het aanbod aan het opperbeftuur erflijk en Souverein aan zijn vader gedaan; _ fa den wijnftok en vijgeboom kan dit zelve herhaald worden, dan moeten het niet allen egte kinderen maar aanzienlijke nuttige lieden in Israël betekenen wien men dat feewind opdroeg.  Het BOEK zij zeiden tot vertelfel: De boomen vergaderde eens op zaweesthigij°Tio- keren tijd, om zich eenen Koning te benoening over ons. men ? eU na ]auge overvveeging was het eenpaarig befluit en de keuze van all' de leden tot een toe , de olijfboom, tot Koning te vs. o... Maar verklaren; 9. Doch de olijfboom weigerde de zeide "tot hè"™ keuze optevolgen, voor reden geevende, dat »fflaankvTnSij" hij dan verplicht zou zijn zijn' natuurlijke né vettigheid, olieachtige zappen te verliezen, die van zulk ivaarvtin mil , Elobim, en de eene uitueemende waarde waren; en waarom «rM}he„ Z7ks hij zo hoog gefchat wierd, van aanzienlijken om te kunnen en weringen beiden, zo dat elk hem roem- gebicden over os » % de boomen ? - de; hij zou nu die wezenlijke waarde met vs 10. Toen verhaten om te gaan zweeven tot beduur en zeiden de boo- befcherming van de andere boomen; dit zou men tot den °. . . , vijgeboom : verkeerd zijn, het kon van hem met gevergd Kolf 'over worden, ie Toen de olijfboom het afgeons- flagen had viel hunne keuze op den vij- vs. 11. Maar ö de. vijgeboom geboom , dien zij drongen 111 de keuze te znlfIk "moeien bewilligen. 11. Doch pok die weigerde het, a-maan 'wiimij- om dergelijke rede: hij zag noch rede, noch ne zoetigheid, dj j o . ' en mün' goede voordeel voor zich of voor anderen, om zijn vrucht ; en . , zulks om te zoet geaarte zapnjkheid, die zulke aangenaa4e' boomen?" me vruchten op den duur gaf, te verlaaten, vs. 12. Toen eu u}t gloriezucht over de andere boomen zeiden de boo- 9 , . men tot den te heerfchen. 12. Toen ook deze hen dus ^ï'" w'eVs 1™ afïloèg, vervoegden zij zich bij den wijnftok ning over on*. boodcn hem de regeering aan; 13. Doch vs. L3- Maar D ° J ^ de Wijnftok die was niet minder ongeneigd, dan de vo- zeide tot ''en: . , '■ ■: ■ ~ '■ : i zou ik moeten ngen; antwoordende zelf met eemge verwonnen moT,mdiê dering l wat zou mij aandrijven, om dat cdeEhbim, en de je VOo-r, het welk aanzienlijken en geringcu Thenfchen vro- 1 — ■ . ■ ï^k maakt; cn zo veel ■ geneugten vcrlchatt , ja zelfs totZ'tnel '"Lr- offerhanden gebruikt word , alleen om het tornen?" d' ijdel voordeel van een gezag .over andere  der RICHtEREN. Hoofdd. E. 97 boomen te hebben. 14. Nu de boomen za- vs. H toén gen hoe allen die wezenlijke verdiende had- loome/'6 $ den, weigerden de keuze aanteneemen ver- het doorn- ] , ' bosch : korr' voegden zij zich bij den verachten, den Mee- &U wees Ko- keligen, den befchaadigenden doorn; en zij ni"i.°\f °Ë» Verkoozcn hem tot Koning. i?. Hii nam de ,,et doorn'f>oscb. 1 , , . ö „ , J »Mde tot de keuze aan, doen onder trotfche voorwaarden; boomen; fa* hij eischte onderwerping en vertrouwen van waarheM^tót hun, die zich onder zijne fchaduw begaven, óve1\*za"ft£ Ichoon zij zijn bellier niet nodig hadden, en zo komt» verbij het vermogen niet had om het te befcher- toSjnercta! toen ; zo ze dan niet onderworpen waren , zJ bedreigde hij dat het vuur van het doorne ¥ VT w« bet 1,^,,. u . 1 doornbosch ,en nout, het geen anders in een oogenblik uitgaat, verteere de tede fterke en zwaare cederen zelfs vernielen zou- tZ"sd" U' de. 16. Ik laat de toepasfing, burgers van „u^ndfén^i Sichem, vervolgde Jotham., aan u zeiven heF? in waar. over, en zeg alleen, zoo het met een goed mcWm °gt'. oogmerk, en wel gemeend is, dat gij Abi- gt^stll^ vi. 14. Het is de haagdoorn, bij de Arabieren ook Mad genoemd, en die de Reizigers menigvuldig in niefltna vinden, welke hier bedoeld word. vs. 15. Als men de algemeene zedenleer der fabel zoekt, vind meri dezelve in het 19 vers het dnideli]kst. — Nanrèmnjk dat onvermogende en onwaardige lieden zich het eerfte in posten van groote macht indringen, om de winst; terwijl braave lieden de regeering ontwijken, hun rust en vrijheid in het genot Hunner goederen voor zich en hunne medeburgeren boven de grootheid waardeerende. - Doch uit onze verklaring blijkt, dat wij de zedenleer nog verder uitftrekken. (Men moet hier bij bedenken dat in die éénhoofdige vrije regéeringen de inkomften van zo een Vorst zeer gering waren. Mhs.) I Een doorn Vat ligt vuur , loopt dan voord , en fteekt gebeele bospaadjes i» brand. - De beste hier over is Warburton III, Deel Qeidillj' ie zending van Mos es. IV. Deel. Q  9» Het BOEK Koningeemankt jielech tot een gebieder gekozen hebt , tf*t&pdun indien dit uit dankbaarheid is aan Gideon, hebt bij Je- en aan zj;n c-eflacht; en indien dit eene kub-bAki., en 3 ■ ' „ rt bij zijn huis, rechtmatige vergelding van zijne verdienlten hem na'ar dJ is, dan heb ik niets te zeggen. 17. (Want het neMunden gé'- is onbetwistbaar, dat hij zijn leven voor u opdaan hebt: geofferd en zich aan alle gevaaren blootgestfj? v*5cr fteld heeft, bij gelegenheid van de verlosfmg Heden V°g0eftre- uit der Midianiten overheerfching; 18. Schoon den, en heeft „;.- tevens geweldig het ftamhuis van mijne» zijne ziel ver => •> V , , , , weg gewor- wettigen vader beoorlogt hebt , en oorde" 'handU der zaak van de moord zijner zoonen zijt, daar MidUnitt» ge- gij Abimelech een zoon uit een flavin red; ö J ..... vs. 18. Maar verWekt, tot Koning over de burgerij verkoopgeftaan . te" zen hebt, alleen uit dien trotfehen grond, fa" mimenbvaS dat hij uw medeburger is.) 19. Ik zegge nogder, en hebt rnaals , oordeeld gij zulk een gedrag omtrent zijne zoonen , >'1 zeventig man- het echte huis van Gideon, rechtmatig en {teen getooT! zuiver : verblijd u dan vrij in uwe keuze; MEigECHCbt Aeé- uvv Abimelech zij dan gelukkig, en hij nen zoon zij- plukkc de vruchten van uwe gedaane keuze; maagd, Koning 20. Maar fteuiit uwe keuze niet op billijk- dlTurgers°vaen heid, en oprechte oogmerken; zo ontfta 'er sichem, om dat een twistvuur tusfehen uwen Koning en uliehii uw broeder .. ,■, : „ ,, , is.) den, zijn gebied fïrekke ten ondergang van «en gij da^in Sichems burgerij, bijzonder der familiën van waarheid, en . en veroorzake daar door dc onder¬ in oprechtheid _ bij Jerub: gang van Abimelech en de zijnen, ai. Zo zijnL huis" ten dra hij deze aanfpraak geëindigd had, pakte dezen dage gehandeld hebt, zo ziit vrolijk over Abimelech, en hij zij ook vroink over ulieden. vs. 20. Maar indien niet, zo ga vuur uit van Abimït lech, en verteerc de buigers v.m Sichem, en het huis van Mille: en vuur ga uit van de burgeren van Sichem, cn van het huis van Mille, «n verteere Abimelech. vs. si. Toen vlood Jotham, en vluchtc , en *s. al. Dik in het land van d» tegenpartij, want Efhraim en Juba  der RICHTÈREN. Hoofdd. IX. 99 zich ten fpoedigfte weg, en verkoos vervol- ging na j^j geus zijn verblijf te Beër , waarfchijnlijk in daar'^aTwl* Simeons erfdeel; alleen om de vervol°in- gert 2'jne» . o broeder Avti gen van Abimelech te ontwijken. 22. Doch de Voorzienigheid fchikte het zo dat zijne waarfchuuwiug vervuld werd; geen drie jaren j*'^?" Verliepen 'er , 23. Of Die beftuurde het zo >*w& iwiT dat 'er een geest van twist en nijd ontftond u3 tusfehen Abimelech en tusfehen zijne ouderdaanen en medebtirgcren de Sichemiten , Acn,Er ecu,jen waarin de burgerij hunnen Koning valsch' burger? $ misleide. 24. Op deze wijze werd de wreed- e\£ aartige moord aan de broederen der zoonen jterf*"rohanrie)Van Gideon, zo trouwloos door eenen broe- ^en^Tn^e? der gedood, door broeders, burgers van eene ^ H. 0p ftad gewroken; zo kwam de wrake Gods op Abimelech en op de burgerij van Si- de zeventig chem beiden, die hem in die moorddaadige Behandelingen behulpzaam geweest waren. 25.Het daThun M liep zo hoog, dat Abimelech zich in de geIegd wierd ftad niet meer veilig achtte, daar W vüft de >«MEofoe-' Sichemiten geweldenarijen gepleegd werden , fc*8 had" zo dat alle die langs de wegen trokken , ~op* hT door benden Sichemiten in de grotten der chtl" i ^ * bergen verfchoolen, aangevallen en van alles beroofd werden: Abimelech hier van hP -ra z!jnp broe* ncht bekomende, wapende zich tegen hen denmet een oogmerk zelfs om dc ftad te belegeren! 'bmJt^gft tegen hem, die op de hoogten der bergen lasten Uid^J^t^ ' voorbij hen op dien weg doorw h~\-?<• v S-3 , ' 11 ^ melech aangezegd. , b-roofden zij, en het werd Aêe,, da waren altijd tegen elkander, tot de laatften behoorde Sjmeon, Hezels gedachten waarom hij hier de „aam van de ftad téi* niet behoud, is mij niet genoegzaam om zulk een verandering te maak«n. G 2  100 Het BOEK vi. i6. Ook 26. Doch de grond van de verregaande verkwam Ga5l .... r\ I . 'it de zoon van wijdenng was een Gaul die een vrij aanneXoe^Vren.] zienlijken aanhang had, en tans heimelijk de en zii pingen partij van Abimelech verliet, hij vervoegu"genn '"««»'] de zich met zijn gedacht tot de Sichemiten, en burgers''van s/-hunne belangens: hij verwierf zulk een aan- ehtm verlieten zj£n oncJer ncn dat z\\ llem het ftads - beftier , zich op hem: . , , , , , , vs. 17. En zü zo ver zij konden , geheel toebetrouwden , hef'veld?^ v?. Hij voerde het bewind met zulk een lazen hunne goec|en uitfiag , dat hij niettegenftaande de wijnbergen af, 6 ' 0 ' J 3 en traden [de vijandelijkheden , de ftad en voordeden dekmaakteri' ioffie- te , zo dat nu in den herfst een ieder veilig gtogen 'in* het op het land de wijn-oogst konde inzamelen, huis van hun-en ^e oogst-feesten vieren; bij welke gelenen Elobim , . 0 . \ . en aten en genheid menig vervloeking s lied op Abimedronken , en , . , vloekten Ast-le ch gezongen werd, ten bewijze van MvsEC"*8 En 'svolks verbittering. 28. Toen Gaül zulks gaSl de zoon bemerkte, dacht het hem ver genoeg te zijn, van Ebed zei- , . , , , . , de : wie is om nu voor altoos zich aan het bewmd van wm^^vL»11 Abimelech te kunnen onttrekken, waardat wij hem om hij opentlijk in de gefprekken zich dus dienenzopden? . . is hij niet je-uitliet : wie is doch onze koning Abïmezoonf^se- lech ? eener flavinne zoon: en wat is Si- "éTbebber ?Be" c^em '? een ^er ouc^e en vermaardde deden dient [iieverl van dit land , zo beroemd, zulk een hoofd van hÈmor" niet waard , die zijn grootheid verfchuldigd tien vader van • n eenerl vader daar door beroemd ge- Sicbsm , want '3 waarom zou- worden, dat hij onzen Elohim gehoont heeft; dienen?11 m en wie is zijn Bevelhebber, dien hij het bewind van alles geeft, onze Stadsvoogd? een verachtelijke Se bul. — Wie zou langer lust hebben onder zulk eene éénhoofdige regeering te daan; hebben wij tot dezelve begeerte, waarom dan geen hoofd uit het aanzienlijk geflacht van He mor, onzen dichter gekozen:  der RICHTEREN. Hoofdd. IX. IOI wat' beweegt ons doch langer hem te ge- vs. 29. Ach hoorzaamen? 29. Men vreest wel voor zijn jjjg^ volnan2 macht, waarom men hem nog niet opentliik ware! ik zouc 1 r de Abimelech «tvalt; — maar voorwaar, gaf men mij het wei verdrijven: bevel over alle de troepen, ik zou Abime- lech met zijn ganfche aanhang wel haast ^ : vermeer. . _ ö der uw helr , verdrijven: mtusfchen had hij nog een hei- en trek uit- melijken aanhang aan het hof van Abime- sebui. Ade lech, waar door hij den Vorst opzettede, v^oof- om zijne troepen te verzamelen, en de ftad den van Ga5l > 1-noc ■• - ifi . , . den zoon van met eene vijandhjke belegering aantetasten. Ebed, hoorde, 30.' Toen Sebul de Bevelhebber der ftad de trouwloosheid van Gaül ontdekte, werd vs,-3K EnWj 1 •« . ., . " zond beimlijk mj niet alleen boos over de perzoneele bc- boden r°t abileediging hem door GaSl aangedaan, dkS-'zS?; hij duidelijk merkte, dat alleen naar het be- GAiiV dezoon • j 1 1 n''J ^ van F.eed , en wind haakte; 31. Maar hij.zond ook onder ziine Vroede» begunftïging van de nacht renbooden aan gekomerff 'en Abimelech, wien hij het gedrag van „èzeftS,' h?" Gaül ontdekte, die voor het hof tot dus de!cn vijandig verre geveinst had, maar nu in de- ftad za- "re" "32. Zo menfpande , om openbaare vijandfehap tegen SS "op?g"! den Vorst te berokkenen ; %&, Waarom hii ü" hec volk» , , . 1 iaJ dat niet u is, dien raadde , met zijn troepen ten fpoedig- en ies hinderden optebreeken, en in den donker zich voor SS" f de ttad te legeren; 33. Dan zou hij hem raa- hetvs-gefh!cd" den met het aanbreken van den dag zich in den mocnaar de poorten te fpoeden, om de ftad te Ion' opgaat"t overrompelen; zo het mogt gebeuren, dat de vroeg1"^, eril partij van G a ;i l ter ftad uitrukte, om hem ^r.vaI 'deze het hoofd te bieden, dan liet hij de verdere hij,'en"afhet behandeling aan het doorzicht van den Vorst is fzij zoover. 34. Abimelech keurt den voorflag {'êkkm™"doe van den Bevelhebber der ftad goed: hij ver- h™ °o vinden zal. vs. 34. Abimelech dan, en ai het volk, dat mctS G s  loa Het B Ó E R ma.i':ien zich deelt z;ine troepen in vier partijen, om dus bij nacht op, , - èn zii leiden met te meer ftilte zijnen marsen te kunnen hmderiaagcnw- j^g^t houden. 25. GaSl was in den met vier hoo- vroegen morgen , wanneer in het gericht de pen. co? <-> vs. as- En zaaken van het ftadsbeftuur behandeld wer- GAaL, de zoon , , , n , . . van ebed , den, aan eene der poorten dcr ftad , juist fiond "'aV dl ter S^nW Abimelech met zijne deur der ftads- troepen uit hunne hinderlaag te voorichijn poort: en Abi- , MEi.Kcu eu al kwam. 36. Ga at vermoedde al rasch wat met heilswas" 'er gaande was, cn fpreckt met verbaazing top nes op, uitde cjen Bevelhebber: — ziet gij' wel, hoe 'er hinderlaag. 0 J 3 vs. se. Ais van de toppen der gebergten een menigte zo"zeide volks komt afzakken, wat zal dat zijn? doch ïEt'daarïomt ^e Bevelhebber vreezende ontdekt te worden, volk af van de zegt zonder de muitte ontroering: uw gezicht hoogten der .ö, , . , . ö _ • , bergen; maar misleid u , het is de reizende tchaduw van totBUhem "gij nct gebergte, bij de klimmende morgenzon, duw der fbeT 37* GAiiL hield Mailde , wel duidelijk te gen voor men- zien, dat het krijgsvolk was, en al fpreken- fchen aan. . _ , .. . . . , , vs. 37. Doch de zegt hij: zie daar een troep op het vlakdéf voonVCtë ke ^ aankoomeiide , en één andere troep fpreeken, en van den weg vah Mconenhn's eik. 38. Het zeide : ziet ... . , t> daar, volk af- vvas nu geen tijd meer te veinzen: de Be- demhoodgete Te" vclhebber duwt hem nu toe: - fnoever! herhoop 'komttan "*neïunu5 gij muitzuchtig Abimelech den weg van en zijn bewind veracht hebt ; zie daar nu den eik Meo- , .. .... rtttfm. den Vorst en zijne troepen , die gij zo ge- zcide38' sfbu™ llo0nt ,lcbt5 nct zal "ll u gelden, toon nu p* 'icni : wat uwe dapperheid met de daad, en bied hem jn.icven- 'voor het hoofd. 39. AVilde hij nu zijne achting 'gij-. Z'ie'KAai- de burgerij behouden, dan vond hij zich MteECB , dat gCnootjzaakt zulks te doen, hii deed het ook wii hem zouden ^ ' J dienen? is niet dit liet volk, dat gii veracht hebt? trek toch nu uit, en ftrijd tegen hem. vi. 39. Ga.;;, trok' uit voor het .aangezicht, der burgeren van SeG a a' l geen verblijf met de zijnen in Sichem ^Yiciem"nier langer gegeeven werd; want hij had nu door mogten wo»-> zijn' ongelukkigen flag de achting bij het volk Verloeren, evenwel bleef de burgerij tegen Abimelech kwalijk gezind. 42. Den vol- vs. 4i. e» genden dag trok de'burgerij der ftad Gaül * toegedaan, gewapend uit; doch Waarfchijnlijk daags, dat het , , rt _ voik uittrok met een oogmerk, om orde te Hellen, op in het veld: de voorgevalle flagting; maar het werd van abimeCecIi h» binnen heimlijk aan Abimelech verraa- kennen, den , wat het voorneemen der burgerij was; 4.3. Waarop hij dien dag zijne' troepen in vs. 43. z» drieën verdeelde , leggende een gedeelte in "j,™ en'deeide hinderlaage , waarfchijnlijk om hen van ter ,iet in drie. ... J hoopen, en hi) zijde aantevallen; terwijl een tweede 111 hin- leide hinderlaa- derlaage lag, om dc burgerij van de ftad aftcfnijden, — en de derde die dan eigenlijk h« .. volk trok uit zijne Armee uitmaakte , zich nog bedekt dc ftad; zo hield : — de uitkomst leerde hem, dat die «lenden op,1 van binnen hem niet misleid hadden, want °m" .. ' vs. 44. want de burgerij trok naar het flagveld , — Abimelech en waarop dc laatfte 'dhifiê opbrak, — 44. Om bjj hem was, hun flag te leveren; dus werden zij al ras WA» i>s. 44. Men moet dit in het enkelvoud, bmpe, bij Abimelech, e» niet in het meervoud, z» als in den text ftaat, lezen. Datjiï, G4  104 Het BOEK feene na ie- van achteren, waar Abimelech post ge-. twee [andere] vat had > biJ* de Poort » en van ter Zljclfi, etl vleien" die"' van vooren overvallen, en geflagen. 45. Op die in het veld deze overwinning rukt hij lledewaards , om genTe'n6" °e" dezelve hiteneemen; doch de ftedelingen hiel- ftrecd45'AB°iME- C'etl 'lem 11 °§ ^en gan'"cnen dag PP mct dap- lech tegen de pere tegenweer; eindelijk rukte hij binnen. en ftad dien zelf- r B ' J J den ganfchen dood al wat leeven had van den aanhang : r«m' rfe ft"d Aegtte de ftad, en beftrooideze met zout , m, cn doodde ten teeken, dat zij niet mogt herftcld wor- het volk , dat J 3 daar in was: den. 46. Doch de burgerij, die het kasteel ftad if, ™n be- bewoonde, verneemende het noodlot van de zoüt 28 met ^ac^' ftelde zich in ftaat van tegenweer, bij? vs. 46. ais zonder verfterkte zij zich in den tempel van allen de bur- . r . _ . , . gers des torens den argod Berith. 47. Abimelech onthoordén4,'8'. lo VMgt ras kondfehap , dat de burgerij van gingen zij in het kasteel zich tot verdediging gereed maak- de fterkre , in 3 0 het huis van te; 48. Waarom hij vol krijgsvuur ijlde naar fhb. * ■ Salmpns gebergte, rijkelijk met bosfehen bchetVwenrABt" P'ant: ' wordende van zijne foldaten op zijn iflïLECH aange- bevel gevolgd; fluks neemt hij een' bijl, en de burgers des bakt een' zwaaren tak af, legt hem op zijn' X^zichVer- ^c'10U^t:r ■> en gelastte de troepen hem hier in zametd hadden, te volgen; 49. Gelijk zij deden; waarop hij gingS' 4abiJe° te rug keerde, en den tak voor het kasteel, bcr" galm™" van '10ut gemaakt, nederleidde ; doe alle de hü, en ai het takken rondom gelegd waren, ftak menze in volk dat met 00 ' hem was; en brand; ftraks vloog de afgodstempel en de ramMeepEï,ni in gehcele burgt in den vlam ; en de foldaten zijne hand^ en ]iet kasteel omfmgeld hebbende, ontkwam 'er hieuw een tak a ' van de boo- dus niemand; meer dan duizend menfehen vermen , en nam hem op, cn leidde hem op zijn' fchouders., en hij zeide tot het volk, dat l-'i hem was: wat gij mii hebt zien doen, haast tl, doet, gelijk ik. vs. 49. Zo hieuw ook al het volk, een iegelijk ziiiien tak af; en zij volgden Abihei ech na, en leidden dezelven aan de fterk te, en verbrandden daar door de fterkte met vuur : zo dat ook alle de lieden des torens van üieitm ftiervcn, ontrent duizend mannen en vrouwen.  der RICHTEPvEN. Hoofdd. IX. 105 brandden 'er op die wijze. 50. Nu rukt de vs. 50. Voorts overwinnaar , naar eene uabuurige ftad, die naArBI^ ook in het verfchil met Sichem hare zijde *«> «fhlj ie- gekozen had, Thebez , hij belegerdeze, en genïï«i«z, en werd 'er al ras meester van. 51. Doch in "Ts.'Ti.'docIi de ftad was ook een fterk kasteel, waar- 'er, was een ~ , • ■ j r 1 „TT , terke toren m icnijnelijk m de tweeipalt gelucht, om de het midden der ftad in bedwang te houden , daar heenen vtoderi "alwas de burgerij gevlucht, toen zij de ftad Ien de mannen ° 1 ° ' J en de vrou- niet langer vcrweeren kon ; zij verzekerden wen, en allen u , , ... . , de burgers van alles, en men klom op het dak, om zich de Had, en n0van daar op het best te verdedigen, en te l^ze ^mSi verhinderen dat zij op die wijze als het °p het dak des 1 r 1 . torens, kasteel van Sichem verwoest werden. 25. Abi- vs. 52. Toen me lech vol moed, rukt al te digt onder J^j*™ tA*Tn den toren, terwijl hij ftorm liet loopen; men den,tme,n j. en . r ' beitormdedien, drong door tot aan de poort, al waar de groot- en hij genaakte fte tegenftand was, hij deed zulks met een ong- des torensfom merk om die in den brand te fteeken. cq. Van die ™ur JJ te verbranden. binnen verdedigde zich al wat kon ; onder ande- w. 53- Maar , . „ , ééne vrouw re vrouwen was er eene voorzien van een ftuk van wierp een mik een' zwaaren fteen, dien zij onder den vijand ™fteenn' m0°p werpt, waarmede zij juist de hersfenpan van abimelechs kop , en zij Abimelech verbrijzelde. 54. Z) ras hij verpletterde gevoelde dat hij doodelijk gewond was, riep p'm"e harsfen" hij zijnen wapendrager toe: hem door het rfTs ,%f'hJ°*£ zwaerd maar fpoedig aftemaaken, op dat men den jongen, . . , , , , ; die zijnen wa- met hoonende zeggen zoude , de eer der penen droeg, overwinning over Abimelech komt eene n"mffrek » vrouw toe : zijn wapendrager maakte hem zwaerd uit, en 1 r t> 1 1 , dood mii' °p verder ar. 55. 1 oen dc legcrtroepen den datze niet van dood van den Vorst vernamen, ondernamen ™ne Zvrouw zij verder niets, maar (taakten de belegering, hsm ??" ' 0 & •> dood: en zijn jongen doorftak hem , dat hij fiierf. vs. 55. Als nu de mannen van IsraSl 'zagen , dat Abimelech dood was, zo gingen zij, een iegelijk ngar zij.ie piaats. G 5  10S Het BOEK deeT %mI en fcheiden uit eikanderen. 56. Op zulk eene wederkeercn wijze bedelde het de Voorzienigheid , dat Abimelechs a „ _ kwaad, dat hij Abimelech geitraft werd over den hoon Z gedaan had", hct wettiS huis van zijnen vader , en den doodeude zijne moord, zijnen broederen aangedaan. <7. Zo aevcnug broe- . . ° •>■ ders. werd de muitzucht en de hoogmoed der Sr- «^*Vb!i ehemiten gefnuikt, en de vloek van Joó7ntn%bem THAM' Gideons jongden zoon werd dus deed Elobim woordelijk vervuld. wederkeercn op hunnen kop: en de vloek van Totham, en zoon van Tercb-BaSl, kwam over hem. I. hoofdd. Tyy' vs. 1. Na 1. j_\ a Abimelechs dood, die zich 011Abimelscu i,. • • , , . , fiond op, om rechtmatig in het bewind over zommigen *M»rïnlKTkZ nammeu ingedrongen had, kwam de richterla , een zoon Hjke macht , om liet volk van I s r a ë l in van Pua, zoon van dodo, een hunne voorrechten te bcfchermen aan eenen scHAR^en "hij Thola , die zich door zime verdienden ™"r°"deope het ^en weg rot Iiet bevv'ncl baande: hij was wel gebergte van uit Issasthar, doch woonde gedurende Ephraim. 1.1 ~ , , . . vs. 2. En hij netzelve te üamtr , op een der hphraimiSeewwimuf Ufche berSen g^egtfn; 2. Na een beftuur jaren: cn hij van drie en twintig jaren over eenige dammen ftierf, en werd „. J begraven te Sa- itierr hij, en werd plechtig in zijne woondad *"vs. 3. En na begraven. 3. Toen viel een groot deel van hem ftond op iiet bewind, vooral van het noorderdeel van jAir , de Ci- 'hadiier: en hij Kanaan', in handen van eenen Jaïr een zeer richtte Israci. , , . , _ . , _ , ,. tweeëntwintig veimogend man, uitliet Overjordaanfche, die jaren. lllct veej bcleïtl de burgerlijke zaaken der re- vs En hij PUD''e^ twec cn tw'ntig jaren behartigde, had 'denig zoo- 4. Hij had een talrijke familie , dertig volo7derti^ezcdi- wasfen zoonen, die alle datig en deftig leef- 7)i. 4. Ik denk hier aan zulke fïerkten, die dienden voor hunne veehoederen , waar van zij rijk voorzien waren; zij fchijnen anders in geen  der RICHTEREN. Hoofdd. X, !©? den, als eerften des lands; hij gaf hun ook veulens, en zij het riehterliik bewind over dertig Overiordaan- fe^S?11 dc'rS J ftsrkten , die fche vestingen , ter befcherming van de vee- men noemde hoederij, die van dien tijd af ook ter gedachtenis tof "op dezen1 den algemeenen naam van Havvoth-Jdir be- fna Vet hmi'c£ houden hebben. 5. Hij werd ook overleden ««Mni A zijnde plechtig te Kamos, eene ftad in het jAïRftïer'f, en Overjordaanfche , alwaar hij woon- ^LllT^ de, begraven. 6. Schoon de Israèliten ge- vs. 6. Toen 0 ö voeren de Rm- duurendc dat bewind gansch niet vrij van den deren van is- afgodendienst geweest waren , ftak dezelve ^en ,: •' echter eerst geweldig het hoofd op, na hun-:^^\^ nen dood; en wel zo, dat zij hun Heer Ben> (en 'jjcn._ daar door op het fterkst tergden; want men »», en>j/J»- dienden niet alleen de Baa/s , de godinnen ^ v"n %n. Astharoth , maar de Mefopotamifche afgoden , > en '£? j n.r r 'tJm t goden van Z/- rien Moloch, ihammuth, die van het rijke , en den Zidon, Azaroth , der Moabiten Chamos, dcr «i^en^engoAmoniien Milkon , der Philistijnen Dagon ; dvan Am* zij vervielen dus tot den afgodsdienst, zo al- mon, en den gemeen zelfs, dat de openbaare'dienst bij de Mijnen, maar mecsten geheel in onbruik geraakte. 7. Hier- je),,v^h^\% door werd de Heer gedrongen zijne bedrei- dienden Hem ging te bevestigen: Hij kwelde hen nu in de ' vs. 7. Zo zijde, ten westen door de Philistijnen, en ten ^woorn'têOostcu door de Amoriten, op dc grenzen van t\c.n IsraSJ- '■ ?" ' 1 ° Hij verkocht Gtlead woonende. 8. Hunne onderdrukking en hen in de '""f1 overheerfcliing duurde van het aanmerkelijke tin, fn'ln dê jaar, waar in zij een begin nam, achttien J]g"dn d^n ^ jaaren lang, zij was algemeen over allen de M0N- vs. 8. En zij onderdrukten cn vertraden de kinderen van IsiiAè'L in dat zelfde jaar: actuien jaren [onderdrukten zij] allen do kinderen van Israël, die aan geen ftad te zamen gewoond, maar in tenten haar beftendig verblijf gehad te hebben. Profr. Ham els veld.  io8 Het BOEK de overzijde Overjordaanfche, die aan der Amoriten erenvan den for- , 1.", , ° faan waren, in zen woonden. 9. Doch deezen zetteden huuhJLr,Ten, aat ne gewcldenareien zelfs verder voort, zij tor* in GfUmik gen over den Jordaan, en vielen in Tltdas, vs. 9. Paar t, ' j ' toe togen de Jjeniamins , en Ephraïms land, de ammon" olTr machtigften dcr ftammen , en die het langst oSJtb&'l Van onderdrukking vrij geweest waren; nu bezeifs tegen ju-gon het 'er donkerder uit te zien. ic. In Benjamin/In d'en tangen nood dachten zij weder aan ^eE».RA,Mi! kmnen HeER' als lmnnen eeniS'en reddcr> zo dat het is- Zijn flaatige dienst begon meer bezocht te RAeL zeer bang , , , werd. woiden; er was eene algemene erkentenis riepénde^in- °P eenen b°ctdag , dat hun toeftand rechthei" wt U- vaardiS was dewiJ'1 de afgodsdienst tans , hovab, zeggen- zo algemeen, en zo fchandelijk gepleegd werd. ben Tégen ebü l1' Men raadpleegde ook den Urim en Thumfm^afwij on°- m' ~ het ecniSe antwoord dat zij eenigen zen Elobim tijd achter den anderen bekwamen, was, de hebben veria- , , ten, ais «* dat verwijtende herinnering, hoe Jehovah hen uit K» /gediefd de mach£ van zo veele machtige vijanden hebben. verlost had, zo dikwerf zij Hem , hunnen vs. 11. Maar j , ï V , zeide "ood bekend maakten; 13. Doch hoe die vvel- v^ndekisRAëi!" daadigheid niet had kunnen uitwerken, dat heb ik u niet zij beftendig in den uitwendigen Godsdienst van de Egyp- _ ° tenaren , cn bleeven, lchuuweiidc de afgoderij; en dewijl *^,en^ande Jehovah zulks wist, wilde Hij nu naar hen AMMorf Ven niet hooren ■> daar het d°ch weder het zelfde gevan de 'pan- volg zou hebben. 14. Waarom zich ook bii ftijnen, 3 vs. 12. En de Zidoniërs, en Amalekiten, en Maoniten, [die] u onderdrukten, als gi] tot mij riep, dan uit hunne hand verlost? vs. 13. Nochtans hebt gij mij verlaten, en anderen Elobim gediend: daarom zal ik u niet meer verlosfen. vs. 14. Gaat henen, en roept tot de Elobim, vs. 10. Men moet hier denken aan een biddag, boeldag. Mus. v.. 12. Maoriten anders Maneirs niet verre van Mecca. Mus. Waarfchijnlijker volgens te .e andere lezingfMidianiten.  der RICHTEREN. Hoofdd. X. 109 Mij, andwoorde de Heer, vervoegd? die die sü verko- .. , , ren hebt: dat uwen dienst waerdig was, moest ook de ver- die u verios- dienften hebben van u te kunnen verlosfen; ten llbdt s waarom dan nu in die bekommerlijke tijden naauwdheid. zich bij uwen geliefde goden niet vervoegd? vj m^ 15. Nu begon het ernst onder de Israëliten de kinderen/ . ', ... in van Israël zei- te worden: hunne betuigingen werden allengs- de tot jcbovabs kens oprechter in hunne plegtige boetdagen ter ^ndh}|dbcn|oë eere van hun Heer; en hun berouw Werd gü^ 0™at inderdaad ook oprechter : zij wilden zich is in'uwe 00- gaarne fchuldig verklaaren, en zich onderwer- f0esn'on^toch pen aan de ftraf; alleen verzochten zij, je- te"sde,z6en£n|i] Jiovah mogt hen nu nog éénmaal uit den bangen deeden de nood redden. 16. Ten bewijze hier van diend, den^uft hun dat zij inderdaad ernftig hervormden; de afgoden f^iimdeTfc- raakten weg, en de dienst aan "fehovah werd bevat: toen , n v ' ••' ' • tt 1 werd z'ine zieI .beltendiger en ijveriger -— hun Heer begon verdrietig over nu over hun toeftand en de langduurigheid d™jlbeid van van hunne onderdrukking medelijden te heb- , l7- En de ° J kinderen van ben , zag hunne vruchtelooze woelingen om ammor werherftel met ontferming; 17. Want de Animo- roepen ,e en lel niet had nog grootere veroveringen op het g^". .^ma™ oog, waarom hij een talrijk leger verzamel- de kinderen ..... „., , • , , T van ISRAëL de, waar mede hij 111 Gilead inrukte: de Is- werden vergaraëliten begonden zich toen ook te wapenen, de„d'zkh^^tê en trokken hunne troepen te Mispa in het Mizpa. ■ r f , vs. 18. Toen Overjordaanfche bij een. 18. Doch er was zeiden zij, het beklemdheid in het Israëlitisch leger onder de ften*' van°vg/- Vorften en Generaals, wie Bevelhebber zijn leaii de len ' ; •' tot den ande- . zoude ? niemand durfde die waardigheid in ren; wie is de ,, ,. .., . . , .... man die be- zulk eenen netehgen ujd aanvaarden; eindelijk Ejnnen zal te befioot men aftekondigen, dat hij die de veld- ""^kinderen tocht tegen de Ammoniten durfde, openen, van ammonï . . „ , ... hij zal tot een met een goeden uitilag, van het opperbewind Hoofd zijn ai-  M* Het BOEK van cZT™ over de Overjordaanfche landen voor altoos verzekerd konde zijn. XI. HOOFDD. TAH'nu'de^- 14 ^J™r 'er zich «iemand aanbood, valt UJtotnwem de keuze van den Raad der vereenigde Over- ftri dbaar heldj i r i n. maar hij was jorciaanlche itammen op eenen Jephtah, ook vrouw" len" dén Overjordaansch man; airede beroemd W«,ijfs welke door zijne . onverfchrokkenheid en bele;d in Jephtah aan r , ., **"la 111 Cilead gegee- "gte invallen, een man van laage geboorte «»had. waarfchijnlijk uit eene flavinue geboren :' zijn vader was Gilead, een aanzienlijk man* vs. 2. ci- 2. Hij was dan eene vrucht van de ieusrvrouw had hem aiSe dnrt zijnes vaders, die naderhand huuÊetardfende wcnde' verfchcidc zonen had bij zijne echte TvoZ grolt V1'0UW; fCh°°n 1111 J e P h t A h , tot nog tOe j geworden zijn- het geluk genoten had, in huis groot gebrast ciC hadden i o o Jephtah ver- te worden, zo duurde zulks evenwel niet lanhe°menge?Cengd0: &*> dan dat de echte kinderen tot manlijke gij zult in het iaaren gekomen waren, wanneer de zorg des huis van onzen ... , , ,. vader niet er- Huisgezin wegens de klimmende jaren des va- m' denzoon ders °P den oudften zoon kwam; toen betere vrouw!"1" raadflaaSden ZÜ onderling hem uittezetten; zij deelen hem hun voorneemen mede, voegen 'er bij dat hij niet uit hunne moeder zijnde, bij den dood van hunnen vader mogelijk moeie- v«. t. Toen lijkheden zou veroorzaken. r J ,..-"„ 5 en deeden mec Isracl niet in verbintenislen itaande en ^ «'»™««». daar van leefden; 4. Zij hadden reeds een vs. 4. Hcc wijl tijds die levenswijze geoeffend , wanneer nfCeinl'c d"- de oorlog op nieuw tegen de Israëliërs uit- ??" * da£ 02 kinderen van brak. 5. De Raad valt nu eenpaarig in hun- ammon weder ne keuze op dezen man, zij ontbieden hem tegen is™AèLf'1 uit zijn land, waarfchijnlijk met zijn onder- ^^ij», hoorige troep. 6. Zo dra hij in den Raad als dc kinderen ftond , doen zij hem den voorllag , of hij u^en ^raêl Veldheer in dezen oorlog tegen den Ammoniet \"l dJoudfteiï wilde wezen? 7. Ti;i>htah bemerkende dat van Gii""1 h£- ... . . , , , ,, nen gingen, om .zij hem met dat loon voordraagen, het welk jephtah te ïwazij den genen aangeboden hadden , die zich het land van zeiven opgedaan had: fprak daarom te ftou- ??• 6- En zi' 3 r zeiden tot ter, — hij fchijnt den voorflag van de hand Jephtah:kom, te wijzen: hij vind zich ongenegen, zegt hij, toteenenOve"- oni een ondankbaar vaderland te dienen, waar dat " wij ltnjden te- niemand voor hem gezorgt, waar men de han- s£n de kindcdelwijze van zijne broederen gebillijkt had; mon. hij vind het vreemd, dat nu hunne keuze op jEvHTJ,' hem viel. 8. Zij antwoorden zeer beleefd: wt de Otuiften ... van Gilead : om die onaangename bejegening nu weder te hebt gijlieden verzoetpn was hunne keuze op hem gevallen, rnJmiJuftemims en, indien hij bewilligde, kon hij verzekerd vaders huis ver- J o J J ftooten? waar- zijn , dat zij hem ten beftuurder van hun gan- om zijt gij dan fche land zouden aanftellen. 9. Dat was het, k%asn,™erwijï het geen hij zogt; hij vraagt daarom: daar gij nejdnzift?aaUW" mij dan van mijne kostwinning afneemt, om de vs- 8- En * J J 05 Oudftcn van Gilead zeiden tot Jephtah: daarom zijn wij nu tot u gekonen dat gij met ons gaat, en tegen de kinderen van Ammon ftrijdt; en dat gij ons tot een Hoofd zijt , allen den inwooneren van Gilead. vs. 9. Toen zeide Jephtah tot de Oudlten van Gilead: zoo gijlieden mij wederhaal, om'te ftrijden tegen de kinderen van Ammon, ea Jebovab hen voor mijn .w  ui Het BOEK llfflfï™ Armée te beftuuren, ben ik dan zeker, als ik dan' tot een met een goeden uitflag lirijde, dat ik uw gevs. ia'Ende biecler zÜn za>- i°- Zij verbonden zich plectrcS'zeid™ dS biJ eede dan hem zm voorflag intewiMwt Jephtah! gen. n. Dit viel voor te Mizpa, in Gilead, ÓK het Jebovab . _ * ? ' hoore , [en alwaar wel eer La ban en Ja koe een verons^^iSdien draS gefloten hadden 5 en hij werd nu plech* wij zo niet tig tot Veldheer vérkoren; 'er werd een al- naaruw woord ' doen. taar ter gedachtenis van die zaak gefticht, en ginVg' Jephtah den Godsdienst gewijd; plechtig werd daarop fte" van0G/-' v00r Jehovah ■> ten aanzien van het volk, de i$ad, en het inhoud van de verbindtenis door Jephtah volk flelde hem nu . tot een Hoofd voorgetteld , en wederzijds bekrachtigd. z^renJ^h- 12■ Straks» verkreegen de zaaken eene andetah fprak aiien re gedaante: Jephtah, wiens dapperheid al- zijne woorden , , ~ . , . voor het aan- rede onder den Ammoniet bekend was, zond fefctab Vtë nu Plechtig gezanten aan liet Hof van Amvi'i Voorts mom §eweder •> om netn af&vragen: welke re- tusfehen mij T. , , en u, dat gij momten Koning andwoord den gezanten: ik men™ijtfeom meen bmiJke redenen te hebben, dat land, vaii krijg te voeren Arnon tot Jabbok, is het land tot mijne tegen mijn J land. vs. 13. En de Koning der kinderen van Ammon zeide tot de boden van Jephtah: om dat Israöi. als het uit Egypte optoog, miin kind éenomen heeft, van den Amen af, tot aan den Jabbok , en tot aan den vs. 11. Hij fprak, dat is, hij verbond zich plechtig aan het volk, voor Jebovab. Mus. vs. 12. Men ziet hier uit, dat het Karakter van Jephtah door Mi- CHAëLis te fterk gefchilderd is; zo handeld geen man onder ftruikro- vers levende, maar een, in wien naar het recht der volken, de fchoon-> fte begrippen van billijkheid , zachtheid en heldhaftigheid gevonden worden.  der RICHTEREN. Hoofdd. XI. uj Kroon behorende ; zulks eisch ik te rus: a, , , , n Jordaan ; nu zoo gij op een beltendigen vrede wilt hoo- dan> geef mij pen. 14. De Vorst Jephtah laat hem we- dei- mlt"." der door zijne gezanten antwoord toekomen, Jephtah' Mfr zijnde eene wederlegging van zijnen eisch , ^f/bT > en van deezen inhoud: 15. Jephtah onze ge- den Koning der bieder verklaart, dat dit land, het welk ei-^~T'en genlijk niet u, Koning ! maar den Moahi- 2dftde ten, en door verovering den Au mtmiet toe- Jephtah ; 'iskwam, door zijne voorvaderen niet onrecht- hm üfmT. maatig , maar volgens het recht van den oor- 'def ,^ log gewonnen is: — 16. Mijne voorvaders, Ë marscb doende langs de grenzen der Edomi- geen"gehoof,ten en Moabiten , hadden zij zich aan den eu h'ï «ohd Amon neergeflagen; zonder op eenigerlei wij-Koning" % ze over de gpfenzen te komen, of eenige vij- ^^k'M*< andlijkheden tegen de Moabiten- te pleegen, wilde: stierf aan gene zijde van clen Amon woonende ; 10. Daar op had men gezanten, mét dezelfc bhif \ % het trok om bet land der Edomiten, en om het land Att^Mofbftel, e" liet kwam van den opgang der zon aan het land der Moabiten, en zii egerrten zich op gene zi,de van den Amon ; maar zii kwameni nhrt binnen de landpaal. der Moabiten: want de Amen is de gK™W«3 jSÏÏiZ Kon-'9' 7 Z°nd iWdCn tMS'»»s - "en0 Koning £? Amoriten, Koning van Cbctbo»; en ïsftAëL zeide tot hem: Iaat oïii ttfe£ IV. Deel. H  ii4 Het BOEK dqor nw land den boodfchap aan der Amoriten Koning gedoortrekken tor Z01lrjCn; 20. Dan, die Vorst was niet minder mijne piaais. ' 3 vs. 20. Doch kwaad van vermoeden, dan de anderen; in Siuon betrouw- , . . .. .. .... de het niet , tegendeel, hij overtrof ze : hij rukte zijne iTueSR1and|S £l"oepcn bij een, en lloeg zich neer te Jaza, z°aarfe tr%moN en raakte ^aaSs met 011ze natie , 21. Met verzamelde al dien uitflag, dat dc Befclierm - God van Iszlj" T'gVrden race. ons de overwinning beflisfend deed been* hij «reed ba£l^en 5 en °P wïjze zijll wij bezitters getegen isRAeL- worden van het land van hun, die toen ter jtlwvaï ,' de tijd in dat land woonden. 22. Dus zijn onze fxcl" gaï' Si- voorvaders , volgends het recht van oorlog , Hóii met al voor altoos bezitters geworden, van het landzijn volk m ,-, , ,. Iskaci.s hand, lcliap, bepaald tuslchcn de grenzen dier twee geïif zo" nam beeken , cn de valei, die aan den JordaanisRAct. het kant ligt: 23. Zo hebben wij dan dat land ganfche land r t der Amoriten, door J'ehovah , Isracls God , die 'er de die in het zelf- . 1 1 j~ 1 1 dc land woon- Amoriten uit verdreven heelt, bekomen; uit dCvs ^gri'zij wat grond zoudt gij dan kunnen voorwenden, namen de gan- dat dat veroverde land het uwe is ? 24. Zoudt der Amoriten gij het niet billijk oordcelen, een land, welks "ea^Jrnon'af bemaclitigiiig gij aan uwen God Kamosch toetot aan den fc]u-ecf als uw eigendom te behouden ? en 'jabhok, en van 1 t> de woestijn tot waarom zouden wij volgends hetzelfde recht Sfo"«.de" ^°r~ der volken dan van het onze afzien op een ^riiuJ lalld door Jehovah, onzen Befcherm-God, beEièbim van is- maebtigd. 25. Om kort te gaan, is uw recht RAëL, dC^MO- voor het aangezicht van ziin volk IsRAëL uit de bezitting verdreven beeft, hoe zoudt gij hun erfgenaam willen zijn? vs. 24. Zoudt gij dien niet, den welken uw ElSbïm Kamos voor u uit de bezitting verdreef, erven? dus allen, de welken Jebovab, onzen Elobim, voor ons aangezicht uit de bezitting verdrijft,'die zullen wij erven. vs. 25. Eu nu , zijt gij beter , clan Balak , de zoon van Zippor , de Rö- vs. 24 Wanneer uw God Kamosch een volk uitdrijft diens land behoudt gij, zo zullen wij — Uitdrijft — behouden. Mus. vs. 23. Hebt gij meer recht? Mus.  der. RICHTER.EN. Hoofdd. XI. 115 gegronder dan dat van den toenniaaligen Ko- rVing der Meanfiig der Moabiten, is uw gedrag vriendelijker ^'eêf* ?lIie oic seweest ? — hoe hij zich omtrent ons ook met Isracl ge- ö twist V heeft moge gedragen hebben , hij heeft noit het die oit tegen recht daar op voorgewend; veel min verfchil voërd?n s Se* daarom gezocht, daarom tegen ons geoorlocht; , vs: -6- Daar ° . a ' ISRAeL ire- 26. Maar gefield, het was al eens door on- woond heeft , , . .. .. ... in Cbesbon, en recht veroverd , dan zijn wij omtrent drie in dëszeifs (tehonderd jaren in het bezit van het land met ™ deszclfs fteden geweest ; hadt gij een recht- a^e- . , - - , . . kens, en m SI- maatigeu eisch op het zelve, waarom die niet ien de Heden, in al dien tijd doen gelden? 27. Heb atta^ïTiteSaV. bijzondere aanleiding gegeven, om dat nu op ,'on ,zi>x} i **» J ... ■ honderd jaa- tc haaien, waarom mij het verdriet aangedaan, ren; waarom mij te beoorlogen? Jehovah zal nu zelv onze „iet omrukt m fcheidsman zijn, als gij van uw voornemen di^" ^ ?Fn ik niet wilt afzien , en zal het tusfehen beiden ik heb' tegen u de natiën bcflisfen. Doch het gezantfehap had maar gij nanl geene uitwerking. 28. De Vorst bleef bij zijn my 7"']^ voornemen; 20. Waarom ïephta h zich nu R". tescn fcKrg voert : ook tot wederftand gereed maakte; Men merk- jehovab die te nu weder duidelijk dat buitengewoone in moed rièhte* heden cn beleid, het welk de Heer aan voorigeRich- *ff<*w de ' a kinderen van teren gegeven had, toen die het land doortrok lSR*ët, entns- , n ..... fchen de kin- om troepen te verzamelen; eerst lloeg hij zijn dcron van Amleger neder te Mizpa; en om zijn eigen laiid M°N- ' M „ niet tot een toneel van den oorlog te maa- de Koning der , .. , , kinderen van ken, rukte hij voort met zijne Armee op de ammon hoorgrenzen van 'svijands land. 30. Jephtah ^ ^oortoi eenigzins indenkende de moeilijkftc omftandig- v™ Jephtah , 0 J die hu tot hem gezonden had. vs. eo. Toen kwam de Geest van Jcbovah op Jephtah dat hij Gilead cn Manasfe doortrok; want hij trok door tot Mizpa in Gilead, en van Mizpa in Gilead trok hij door tot de kinderen van Ammon. vs. 30. En Jephtah beloofde Jcbovab eene gelofte, en zeide: w. 30, si. De wet Levit. XXVII: e8, 29. ftaat fterk op de onderhouII 2 oinS  n6 Het BOEK indien gij de heden, waar in hii z:ch bevond, en wat hii kinderen van J akmongansch- waagde, doet een plechngen vrijwuhgen C/iehand 'zui^gec- rem aan Jehovah , één der zeldzaamften , ven' onbepaaldften, mids zijn Heer hem met eene vs. 31. Zo beflisfende overwinning over de Ammoniten dXtr* geliefde te begunftigen; 31. Dan zou hij, al deur van mijn wje 0p z;;ne wederkomst, zijn hof, of woo- huis mu te ge- 1 J J moet zal uit- ning uittrad, om hem plechtig te gemoet te me" Vrede van gaan, en hem over den vrede met- den Ammonievan kammon tcn door zljnen veldtocht geluk te wenfehen, wederknom , hij z\\, wie hij zij, als een Cherem voor je- dat zal voor , . .. , , .. . , j rr jebovah zijn: hovah wijden, hij zou het ten brand-olter offeren231 ten doen opklimmen en dus Gode geven. 32. Na brand-offer. jat ebt a , 1 ons nlct geroe- leverd hadden, en zonder hunne hulptroepen pen, om met aftewagten; zulk een daad van roekeloze on- ^XrfX huis" derneeming, die zij aan Iep 11 tam te dan-met 11 > ,met ° ' J vuur verbran- ken hadden , kon niet ongeftraft blijven; zij den. kwamen derhalven om hem te vernielen, en al wat hem toebehoorde, aan de viam opteolFe- rèfl. 2. Je p 11 ta u's Karakter verfchilde zeer vs „_ Ml,r van Gideon's, die om de onderlinge vrede te ;f^aS ' ° . tot hen : ik had bewaaren dc eer van zijne overwinning wel eenen zwaaien ..... cn T • V twist , ilt CU had willen afftaan. Jephtah is gevoeliger, mim ;olk met maar brengt hun evenwel, eer hij iets onder- ^ j^*™ nam, de onrechtmaatigheid van hunne klach- e» ik heb uiie- ... , . .den geroepen; ten, dus onder het oog: — het is u zeer wel rhaar gij hebt bekendEphraimitifcke Vorsten! hoe wij geftadig mij uit hcnme H 4  "o Het BOEK hand niet ver- met de Ammoniten fchermutzelingen hadden; zo dat wij den oorlog niet gezocht hebben ; heb ik u lieden toen niet verzocht, ons met vs. 3. Als ik uwe macht bijteftaan? maar gij hebt niets tot niefvêdoste61! onze redding ondernomen. 3. Zo dra ik be- mi.inefelzdiei È merkte dat $ lieden §een de minfte beweemijqé hand , ging tot dat einde maakte, gaf ik mij met en toog door .. . . ° J tot dc kinderen mijne weinige troepen aan het grootfte gevaar enV£"af over' ik ondernam alles tot redding van mijn jianV^waTrom Vaderland' leverde de Ammoniten flag, en bezijt gij dan ten haalde de overwinning door de gunst van jfe~ miTn opfeko- hovah. — Wat voor reden kunt gij dan voorgennmij°teftriji wenden voor uwen vijandelijken inval, bijzonden? der om mij te bevechten? gij zult dit zonder jEPHTAn+verga" wederftaiid te vinden, niet bewerken.' 4. Hierde^vanG/w;°P verzamelde Jephtah alle de troepen in %braim^- "èn Zljn Overjordaansch gebied om den Ephraimiet de mannen van daar het hoofd te bieden, met dien gelukkigen EphttimTJZ m'tflag ; dat hij hen op de vlucht dreef: nu p/WzeldeT wcrd de oude wrok te fterker gewroken, zij ^iiieden zijt hadden die Overjordaanfche broederen niet van EpbraL; dan bet fchtiim, de afvallige van hunnen en Cde Qih,üt,n hunnen broeder Matrasfes ftam , genoemd , v. 4. Wij volgen hier de lezing in den noot: gij Gileaditen zijt doch maar vluchtelingen van Epbraim, een middelzoon tusfehen Ephraim en Wanasfe. — Gilead behoorde eigenlijk tot Epbraim; doch mijne pogingen, ook die van Mhs. en Hezel, zijn allen vruchteloos, om aan de ivoorden een' goeden zin te geev.n. — Men moet bedenken , dat Jephtah een Manasfiet is, en Gilead tot Epbraim behoorde, dan zou men op Gileads neutraliteit in het beginne moeten denken, de zaak is waarfchijnlijk deze: de Ephraimiten fchijnen even als Juda, zich eene meerderheid, vooral over de Overjordaanfchcn, aangematigd te hebben, het mishaagde hun , dat de Gileaditen op eigen gezag een Richter verkoozen halden, hierom belemmerden zij hen op allerlei wijzen.  der. RICHTEREN. Hoofdd. XII. 121 vluchtelingen die zich daar ter nedergeflagen , , , - ,r , , • nu waren tus- hadden, 5. Nu zij zelfs voortvluchtig waren, fchen Epbraim hadden de Gileaditen om zich te fterker te föJ^)Che8 wreeken, hun den hertred over den jordaan Al?s'Gfle™/^* benomen, zo dat overal de overtochten bezet benamen den _ . , , _ , . . Ephraimiten As waren. Zo dra nu als er een Jbphratmiter veeren van den aankwam van het leger, dat uit elkander ge- ^gefcniedd" flagen was, met verzoek om over te mogen als de yiucute- ö lmgen van fteeken, vroegen de bewaakers van de veeren: Epbraim zeiwie zij waren, of zij ook Ephratiten waren? overgaan" "zo Was het andwoord, neen, 6. Dan toetsten zelden de™an- ' ' nen van Gilead zij hem op de volgende wijze: als zij ver- tot hem , zijc 1 , , J gij' een Epbra- zochten, om over het water te mogen gaan, titer? wanneer moesten zij het woord Schihboleth gebruiken; jjjj^. zeide' dit fprak een Overjordaansch man hard uit, y*- 6... Zo 1 • 1 j 1 •• i- 1 j zeiden z1j tot en een binnenlander zacht; zij heten hen dat hem, zeg nu dan herhaalen, en zo rasch iemand Sibbo- maar*Wj'zeide leth zeide, maakten zij hem af. Op deze en > .en 7 J lui kon het met andere wijzen zijn 'er twee en veertig duizend recht uitfpree. .„,.... ken ; zo grce- van de troepen der Ephraimiten in dezen pen zij hem, veldtocht gebleeven. !r- 7. Zeer kort genoot gm ^"„^f Jephtah de vruchten van deze zijne over- veeren van den Jordaan : en winning en van zijn oppergezag; hij leefde 'er vielen ten dien tijde van Epbraim tweeënveertig duizend, vs. 7. Jephtah nu richtte IsRAëL zet jaaren: en Jephtah dc Gileaditer ftierf'en werd begraven in [«'» der] vs. 5. Zij gaven allerlei valfehe namen op om veilig over te kunnen komen. vs. 6. Het woord beteekend , de /treem eener rivier, men vroeg dan wat hun begeerte was ? het antwoord was over den droom gezet te •worden. vs. 7. Volgens zommige handfchriften, in zijne ftad Gilead. Mhs. vs. 7—14. Dit verhaaal van den huislijken toeftand dier Richteren is alleen om den toenmaligen grond van het Aristocratisch gezag aante«1 r.iden. H 5  Het BOEK fteden van G<- nog maar zes jaaren, wanneer hij in eene der "vs. 8. En fi'eden van Cikad plechtig bcgraaven werd; f/ttubcm t\Z zonder kinderen natelaaten. 8. Na zijnen te „"» te!» is- dood werd het bewind, waar bij zich de Overvs. V- En hij jordaanfchen wel bevonden hadden, opgedraa!; -,! f' e'i2']^ n aan ccnen Ebzan van Bethiehem en ZebuIVtmtX « lon' zijllde m waarfchijnlijk Naphtali en Zebulten , en in dat bondgeiiootfchap getreden, o. Hii bragt dertig dochters van was een zeer aanzienlijk man , had dertig ïönTz^onen0: humvbaare zoonen, die hij allen aanzienelijk «n hij richtte uithuuwde, waar door hij dertig familien aan IsRAëi. zeven . , . , jaaren. zich verbond; trouwde ook dertig dochteren e.jzan 'ftierf" uit' waar door we. het bellier gehad, toen fiierf hij; 10. En Ei.on telzis*. Werd begraaveu in zijne geboorteplaats Beth- ha'heAÏsSA&l / En in Ajalon zijne geboorte ftad nnhtr itierf, begraaven werd. 13. Na hem werd weder een en. werd bogra- J ve'u te AjaUn, man van mtfteekend gezag, en vermogen ver- in het land van i,„„ . .... _. , n trfcew. kozen, eene Abdon, namenhjk van PtrhaAéboW IS' een if/'ow' eeu Ephraimiet; 14. Een man die veer£**n vari ï*iL-tig zonen had, en dertig kleinkinderen, die taiboniur ,"' alle reeds posten bekleedden in het burger bericht Ba hem ftuuj.. ^ lcefden ^ zeer fiaadg ? rijdende vs. 14. En hij op witte ezelveulens; — doch zijn beftier door h>l veertig * '' _ : . J , en z;jn Herken invloed verkreegen, duurde maar zoonen,rfiden- acnt jaaren, hg. Wanneer hij fiierf, en ook dc op zeventig begraaven werd in zijne vaderftad op het ge- ezclveuicns: en ■ r & bij richtte is- bergte, beroemd door de Amahkieten. EAëL acht jaa- • ren. vs. 15 En Abdon, <1o zoon van Hii.lel, de Pirbatboniter, ftierf, en Mi wtid be.; raven te Pinjibm, in het land van Epbraim, op den berg der Am.-.lekittn.  der RICT1TEREN. Hoofdd. XIH. 123 DXIII.HOOFDD. oor alle de verdrukkingen en bevrii- . vs. 1. En de , , , , ' kinderen van dingen, tot dus ver verhaald, werden de Is- Israël voeren racllers niet verbeterd; integendeel, zij lloegen watkwaa^was' hunnen ouden weg- beilendig in, vooral dee- A%ell™j>j;n. den zulks de bewooners van het zuiderdeel zo gaf Jebnab .. „, , n ,. hen in de hand van kanaan. Ie vooren reeds geltaadig ver- der PbMftijontrust door de Philiftijnen, die zich als hulp- "™ veerugjaatroepen ook bij den Ammoniet gevoegd hadden , waren zij nu onder eene zwaardere ^ ^ overheerl'ehing gebragt: dit is de zesde in orde nu een zeker die veertig jaaren geduurd heeft. 2. In dien ^"het geliacbt tijd leefde 'er een man in de nabuurfchap der v™ eene" D"m 1 r niet , wiens Philiftijnen, te Zora inJuDA's ftam behooren- naam was ma- , . . _ . . Nóach : en zij¬ de , doch van oorlprong een Daniet, Mano-ne huisvrouw ac n; deze .had eene vrouw, bij welke hij geen J^™^!;^! kinderen verwekte, maar bleek in alles onvrucht- de niet- . .. vs. 3. Eu de baar te zijn ; 3. Deze vrouw werd verwaar- Engel van jedigd met de verfchijning van 'sHeeren En- fetieeu aanVdc- vs. a. Omtrent het perzoneel Karakter' van Simson, wiens gefchiedenis hier een aanvang neemt, verdiend de verhandeling van Justi, (in Repert. VII. Tbeil blatlz. 78,) voorzeker opmerking. — Hij meent, dat geen der fpreekwijzen in dit gefchiedverhaal het noodzaakelijk maakt om zijne fterkte boven" natuurlijk te noemen, en altans niet, om te denken dat zijne haairen de middeloorzaak van dezelve zijn; dit ftrijd lijnrecht volgens hem met zijn laatftc gebed om. fterkte: maar het komt mij voor dat dit zeer ligt kan vereffend worden, dc fterkte namenlijk, was niet in zijn haairen, maar een gaaf, op zijn Nazireerfcbap, en op de getrouwheid in het zelve, in hem ook werkdaadig. Verder denkt Justi, dat hij , zins hem de haairen afgefneden waren, moedeloos geworden was, men neeme daar bij het nationaal Karakter van de natie ten dien tijde in acht, dat zo laf was, dat het alle veibeelding overtrof; men zie dit in Juda's poogen om Simsom de Pbüiftijnen in handen te Hellen  i2| Het BOEK zeid^wfhaar" gd' haar dus 'aanfprekende: het is bekend, ziet nu, gij zijt dat gij onvruchtbaar zijt, en tot heden toe geonvruchtbaar , , , .. , , . „ .._. . en hebt niet bleven zijt, zonder de nnnfte twijfeling; doch frib!,zaui't;zwaan- * zeS8e 11 gij zult rasch zwanger worden, ger worden , gij zult uwen man eenen zoon geeven, 4. Doch en eenen zoon .. , , . . , ,° ... baaren. zijt bedacht, geduurende den tijd van uwe wauwel" zwangerheid , dat gij u onthoudt van allen cn drink gee^ wijn of fterken drank, en heilig zijt in de nen wijn , of , , ,. ' & J fterken drank, onderhouding van allen de wetten omtrent de onreins s iets fpijzen, die de Nazireèrs verontreinigen : zie?,' gij^uït 5- Want de 20011 waai'mede gij bezwangerd zwanger wor- zult worden, en die nimmer naar 'slandswijze den, en eenen r , , , , . .. zoon baaren; geichoren zal worden, zal reeds m zijne geSjThool-dgeen boorte a,s een Naztreër gerekend worden ; fcheermes ko- deze zal de man zijn, die bij zijne jaaren de me ; want dat ... , , - . , knechtken zal grondllagen tot de verlosling tut ,de overheervan Nthüm fching der Philiftijnen leggen zal! — 6. Op zijn van den deze ontmoeting keert zij naar huis, verhaalt buik af: en hij J 7 zal isRAëL be- het voorval ftraks aan haren man, op deze pinnen te ver- ■• 1 .. , ., , , , , losfen uit de WiJs ■ ~ mij" echtgenoot, ik heb daar de \i%«$nT. PU' ontmocti«g van eenen Propheet gehad; doch vs. 6. Deze hij had eene hemelfche gedaante, mij dunkt, vrouw nu , . ,. _ . kwam , en het was als die van eenen Engel Gods , ten [e^man! ^I. uiterfte ontzachelijk: ik heb verzuimd hem ei- . gendc: 'cr is genlijk te vraagen, wie hij was? uit zich zeieen man van 07 j Elobim tot mij ve heeft hij het mij ook niet gezegd, zo dat friens^aange- & tot verzekering u geen meerder bericht geezicht was, ge-ven ^an, 7% j]jj hetft mj; vreemde zaaken Irjk het aange- ' J_ J zicht van eenen voorgefteld: dat ik bezwangerd zou worden, Engel van Elo- , , , . , ........ Hm , zeer dat het kind een zoon zoude zijn, dat ik mij rk^eb^hemniet geduurende den tijd der zwangerheid van wijn gevraagd, van en Herken drank onthouden moest, zo wel waar hij ware? en hij gaf mii zijnen naam niet te kennen, vs. 7. Maar hij zeide tot mii: ziet, gij zult zwanger worden, en eenen zoon baaren; en nu, drink gecnen wijn, of fterken drank, en eet niets onreins: want dat knechtken zal een SVazircêr van Elobim zijn, van den buik al', lot op den  der RICHTEREN. Hoofdd. Xill. 125 als van onreine fpijzen ; en zulks , om 'dat dag van z.-nen mijn zoon een altoosdurend Nazarëèr , reeds dood. r 1. ti . . vs. 8. Toen van zijne geboorte ar, zijn zou. — 0. Manó- aanbad Manó- A c h geloofd aan die boodfchap, doch is zeer ™*rig?£™ei beko mnert, dat zij zich misgrijpen mogten; de: ztftAJmai hii fineekt dan den Heere ernftig, nog één- Ehbim , wei, . j- u ken gij gezon- maal met-de ontmoeting van dien zeldzamen dcn nebtj ko_ man verwaardigd te worden, om hen nader te onderrichten, hoe dat zeldzaam kind dan re ons, wat _,. , wij dat knecht- Verder op te brengen. 9. Zijne begeerte word ken doen zui- hem toegeftaan. Niet lang daar na verfchijnt die zolvde Engel weder aan de vrouwe, dien werden. ö . vs. 9. En zij te voren gezien had, terwijl zij 111 het open EiMm ver- , . .. i^i * ■ hoorde de Item veld zat,; zij verzocht hem toen een wei- van manóach nig te vertoeven , dewijl haar man daar nu ^ de juist weder niet tegenwoordig was; hij doet kwam weder , „.. , . , i jr-i ,. 1 tot de vrouw:' het. io.'Zij haast zich, en boodlchapt haren z,j nu zat i„ man: dat de Profeet, haar op dien aanmerke- }^arvn^n ^ lijken dag ontmoet, 'er weder was. 11. Straks nóacb was niet 1 0 ' ' bij haar. verlaat Manóach zijn wooning, loopt naar Vs. 10. En de plaats daar hij was, en vraagt hem: of hij tastte Vzich* die zelfde man ware, die de vrouw wel eer j* HeP > en s*f 1 het haaren man zulk eene voorfpelling gedaan had. Op het te.kennen, en bevestigend andwoord, 12. Verzoekt hij, daar ziet, die man, hij toch geloofde dat de zaak gebeuren zou , en ^heem^> *■£ dus zijn eenigfte bekommernis was, te mogen fce opdien dag ' ° tot mij kwam. weten hoe dat kind opvoeding te geeven, en Vs. u. Toen wat zijn bezigheid zou zijn? 13. De Engel des ■jffjflgg He eren geeft hem ten antwoord, dat hij z'j'ne huis0 vrouw na ; en hij kwam tot dien man, en zeide tot hem: zijt gij die man, welke tot deze vrouw gefproken hebt? en Hij zeide: ik beu het. vs. ïi. En Manóach zeide: nu dat uwe woorden komen! hoedanig zal de wijs van dat jongsken,, en zijn werk zijn? vs. 13. En de Engel van Jebovab, zeide vs. iet. Ais nu dat gebeurd, het gene gij gezegd hebt, hoe zal mei» het knechtje opvoeden; en vat zal hij doen? Mhs.  126 Het BOEK tot Manóach : few* 5n acht moest neemen , het geen hij i^tot deVromv reeds te vorcn a™ ^ vrouw gezegd liad ; fafCSzi' hzich ^>at ^ vooral aankwam op het naauwwachcen: keurig vermijden, van alles wat van den wijn* m%*Fwm*, ftok kwam> van Merken drank, en alles wat een wi'mftok1 de" Na:zareêr niet gebruiken mogt. 15. "Waar op wijrs voort- M a n ó a c ii verzocht, dat hij een wijl bij ^™zijm|ienen ,1Gm vertoeven wilde, op dat hij gelegenheid kauh'nnkdrin': 2011 hebben » 0tn hem "lct allen CC» ke , noch iet maaltijd te bereiden. 16. Maar s' He er en onreins ete ! , n , „ alles, wat ik hmgcl lloeg dat af , fchoon Hij nog een wei!ïebr, mm%n*. ni& vertoefde , begeerde Hij evenwel geen derhouden fpijze; maar veel eer, een brand-offer bij die vs. 15. Toen , , . , , ' , J zeide Mani»- gelegenheid teflachtcn; bij die gelegenheid zou Êngei^an jfc Hij nog een wijl vertoeven. Manóach had 'n 7och 'ophou- "°g geen vermoeden •> dat bet jehovah,s Engel den , cn een was. i7. Maar wilde nu onderzoeken , het geitenboksken „ .. , , voor u aan.ae- seefl zijne vrouw verzuimd had; hij treed dan 2ivs! Alwaar in g^Pi-ck met hem, en vraagt: wie hij is? de Engel van op dat daardoor, wanneer zijne vrouw een yebovah zeide tot Manóach: zoon mogt gebaard hebben , hij gelegenheid zult ophoud™'! zou hebben hem op te zoeken , en tot erik zaï van uw kentenis een gefchenk te brengen. iS. Doch brood niet , ° eten; enindien sHeeren Engel gaf hem ook hier een wei* onerzuitdoen, §erend antwoord; welke bijzondere reden hebt ",*i»f «K: tocb fPrak de E"SeI om 20 bijzonder naar want Manóach mijnen naam te vraagen ? — tot uw oogmerk wist niet, dat . ", , . „ ..... het de Engel fs dat van geen de minfte nuttigheid, en mijn wl '3eb0VBh naam zou u even zo vreemd zijn, als ik merk Mawj*c» dat mijn fcr2non u is- 10- Na dat d!t §e' de tot den Engel van Jeh<,v„b: hoedanig is uw naam? op dat wij fl vereeren , wanneer uw woord zal komen. vs. 18. f.n de Eneel van yebovab zeide tot hem: waarom vrangt gü dus naar mijnen naam? en Hij handelde wonderbaar: vs. 19. Want als Manóach het geitenboks- vs. 19. Mhs. meent dat het i'chikken van het hout, het vleien van de  der RICHTEREN. Hoofdd. XIII. %■>? fprek dus afgelopen was, maakt Manóach en het alles gereed tot het offer; hij neemt het ge- en te^pp a£» flachte geitjen verdeeld, vleid het in Hukken, T$0$£ met behoorlijk fpijs-offer daar tusfehen; dè «•«'♦;.*,*»* vie': rotsfteen daar ter plaats, diende hem tot eenen lya voor; en altaar: hier op geeft hij het vuur-offer vöef ^ÓAtu "fchovah. Eerbiedig werd het zelve ontftoo- yr°"w za'g*n *' her. ken, terwijl men tevens bad: doch de Engel vs. 20. Wanf gedroeg zich tot verwondering van Manó- iTs'de vhlmv'aa ach en zijne vrouw, geheel anders dan zij dcn alt:!-ir "i1- j ' p . J voer naar den gedacht hadden, waarom zij zo veel te op- hemel, /o voer merkzamicr werden, 20. Want toen het offer jchovat opVi in vollen vlam was, en opfteeg in de hoogte, jjjj^v^, verhief zich 'sIIeeren Engel van de aar- noagh, c-n zij- , , , ne huisvrouw dc, cn klom met den damp van den altaar zogen hêt", en opwaards, zo dat Hij uit hun oog al rasch hUnnelcl°alnS°cverdween. Toen het Godvruchtig paar dat f.^n ter bemerkte, zagen zij duidelijk, dat dit geen vs. »i. En de Propheet, maar 'sHeeren Engel was g6- V**^ weest; waarom zij met hunne aangezichten op meerman de aarde vielen, in de diepfte eerbiedige hou- nóach, cn aan ding. 21. Na dezen tijd hebben zij het ge- vrouw: toen noegen niet meer gehad den Engel te zien "J^j6 ^ verfchijnen, waar door Manóach te meer het de Ensel 1 -11,1 r , . . van Jcbovab bevestigd werd, dat het een verlchijning van geweest was. 's He eren Engel was geweest. 22. Maar manóach zeieven hier door begon hij bevrecst te worden de. tot z!in.? ° J huisvrouw: wij voor zijn leven , dewijl hij namelijk met zuilen voorzei- . „„ na ■> 1 t ker ftervcn om hgchaamehjke oogen een goddelijk perzoon dat wij Elobim gezien had. 23. Doch zijne huisvrouw be- *jSf^jj8fc vredigde hem daar mede, dat zoo zulks zijn zijne-huisvrouw zeide tot hem: indien Jebovab lust had ons te dooden, Hij zoude het brand -offer en de (tukken, en alles gefchiedüen zonder dat MANóach of zijné vWött1 'er hand aan floegen.  123 Het BOEK bet fpijs - offer voomeemen geweest ware, Hij dan zijn weivan onze hand gevallen zo kennelijk over het offer niet beniet aangeno- J "«w uiv-t u<_ men hebben , toond, en alles zo naauwkeurig niet voorfpeld ane°s "hebben zou hebben. 24. Daarna beviel Manóa chs noch onsZieten huisvrouw op een gewoone dragt van eenen dezen tijde zo- zoon, wiens naam zij Simson noemde; elk danig iets heb- , . ... ben laten hoo- merkte dat dit kmd buitengewoon kloek, en revs. 24. Deze buitengewoon vooripoedig van den Heer gevrouw nu baar- maakt werd. 25. Men zag duidelijk dat hii de eenen zoon, , «' " en noemde zij- geduung door het beftuur van den geest ges„eJ ;na en S'da't dreven werd , in de legerplaatze ter oeffening groot'^en"'^- m den waPenhandel gefchikt, leggende tuslovab zegende fchen Zora en tusfehen Esthaól. het. vs. 25. En de Geest van Jebovab begon hem bij wijlen te drijven in het leger van Dan, tusfehen Zorts, en tusfehen Estbail. xiv.hoofdd. O vs. 1. et1, Oimson deed nu een reisje naar Tkimsimson ging af nath, eene ftad tot zijne ftam behoorende , en gezien heb- tans onder de beheeifching der Philiftijnen: bende eene , • ... ... vrouw te mm- mer ontmoette hij eene jeugdige vrouw van docht'creTte die Plaats ' een Philiftijnfchen, waar op hij tbiuffijmn;^ zttx verliefde. 2. Al ras trok hij te rug naar ging' hij op- het gebergte om zijne ouders te bezoeken, en he?'zij'neii va*- tevens bW te verzoeken , die Philiftijnfche der en zijne van haare Ouders ten huwelijk te vraagen, ja moeder te ken- . J ° J nen, en zeide: alle moeite te doen door eene aanzienlijke vrouwb gezien bruidfehat , om de ouders over te haaien. te Tbimnatb, 3. Over dat voorftel waren zijn' ouders zeer van de dochte- J J * ren der Pbiu- verllaagen, en toonden hem hun ongenoegen: ftijnen ; nu dan, neemt mij die tot eene vrouw. vs. 3. Maar zijn vader cn zijne moeder zeide tot hem: is 'er geene vrouw onder de docliteren uwer vs. 25. Begon ben-, te ontrusten , hij werd onrustig over de overheerfching der Philiftijien. — vs. 1. Meer naar de zeekust gelegen, waarom hij daalde. Mns.  der RICHTEREN. Hoofdd. XIV. iao mijn zoon fpraken zij! welk eene ongelukkige naastbejiaanie* keuze! zou 'er dan onder allen de maagden ^in^w^" van uwe natie geen ééne zijn, zo min als 011- n"n' dat gii der uw gedacht, die uwe liefde verdienen zou ? om eene vrouw .7 , . . . . ... te neemen van moet gij dan uw oog juist op eene onheilige temujH)*», Phlliftijnfche laten vallen ? neen zoon ! wij dleen °?nbefilde0dc^ kunnen daarin niet bewilligen: doch Simson simson zeide . . „ .... , , ... tot zijnen va- bleef onverzettelijk aanhouden, want hij was der: neem mij te zeer' verheft om af te laaten. 4. Zijne 011- ;dsieDe^Hg 7|„ ders bemerkten niet dat hier onder de beftic- m'ine °°gen. vs. 4. Zun rende hand van yehovah was; dat dit hun vader nu, en gelegenheid zoude geeven om met dc Philiftlj- wisten "niet" nen die nu over hun heerschten in twist te dat dit van hovab was, dat geraaken. 5. Eindelijk bewilligden zij echter, hij van de Pbi- , . . ■•. lijiijnen gele- en namen te zaamen dc reize naar 1 mmnath genheid zocht, aan; toen zij nader onder de flati kwamen, al- ^^^£2 waar een menigte van wijngaarden was, kwam de Pbiiifiijntn , , , o 0Ver ISRAËL. er tusfehen het hout, waar henen Simson van vs. s. Zo den weg afgeweken was en wandelde, een n!ef ZijneTva^ iongen leeuw al brullende toefchieten, en op lter -en, z'ine J t> ■ ' r moeder heenen hem aanvallen. 6. Straks voelde Simson een af, naarTbimmoed en kracht die buitengewoon waren door "ot aan de wijnzijne aderen fnellen, zo dat hij hem te gemoet gJJ*^ kJJ*» ging, bij zijn gapenden muil aanvatte, en met zij- men, ziet daar, ne vuiftcn van een fcheurde, als of het een jong leeuw , bruigeitjen was; (met niets was hij gevvapend , gccnm'aethem te dus hem geene andere weg overig bleef) en v£- ^ Toen treed daar op den gemeenen weg op tot zij- van jehovab vaardig over hem, dat hij hem van een fcheurde, als of hij een boksken van een fcheurde, hoewel 'er niets in zijne hand was; doch hij gaf zijnen vader en zijne moeder niet te kennen, wat hij gedaan had. vs. 5. Eigenlijk een jeugdige leeuw, doch reeds in zijne volle kracht. Diedericiis in zijne Gefibicbt» Simsons heef: vos'rbccldeit van zoortgclijke heldendaden ouder de Arabier;». IV. Deel. I  130 Het BOEK vs. 7. En hf. kwam af, er fprak tot de vrouw; en zi; beviel in Simsons oogen. vs. 8. En n: eenigen dager kwam hij weder om haar te neemen; enhi week ter zijde af, om het aas van den leeuw te bezien , cn ziet, een bijën zwerm was in het ligchaam van den leeuw, en honig. vs. 9. Hij nu rukte dien uit met zijne handen , en ging voort, al gaande en etende; en hij ging tot zijnen vader en tot zijne moeder, en gaf hun , en zij aten; doch hij gaf hun niet te .kennen, dat hij den honig uit het ligchaam van den leeuw uitgerukt had. Vs. 10. Als nu zijn vader afgekomen was tot die vrouw; zo maakte Simson daar eene bruiloft; want vs. 7. Hij hield om de dochier aan. Mus. vs. S. Die de zwaarigheid van de befmetting in een dood aas zo aanmerklijk vinden, dat zij geen uitkomst zien, vertaaien de woorden: ziet een zwerm bijen bij bet rif. Een jaar was de gewoone tijd tusfehen het jawoord en het huwelijk. 'Er zal bij gevolg veel tijds tusfehen beiden verlopen zijn, waarom de drift van Simson niet voorbijgaande maar gevestigd is. ne ouders, zonder hen iets te zeggen. 7. Zo kwamen zij eindelijk in de ftad, waar hij bij de dochter toegelaten werd, zo rasch de ouders het eens waren omtrent de bruidfehat ; en hoe meer hij met haar verkeerde hoe meer zijne genegenheid toenam. 8. Toen zijne ouders alreeds vertrokken waren , bleef hij nog lang te Thimnath, eindelijk zou hij de jonge dochter trouwen; met dit voornemen ging hij alvorens zijne ouders bezoeken; bij die gelegenheid zich het vorige geval hemnnerende, trad hij in het hout, om te zien wat 'er van het geraamte geworden was ; het was in die maanden gansch verteert, en in de huid hadden de bijën eene zwerm gemaakt, die reeds rijkelijk met voorraad van honing voorzien was. 9. Hij nam 'er zo veel honigraten van mede als hij draagen konde, at 'er geduurende zijne wandeling fmaakelijk van, en bragt 'er zijn ouders van mede, die dezelven met fmaak aten: doch zonder hun weder iets te zeggen, hoe zeldzaam die bijën gehuisvest waren geweest. 10. Het oogmerk van zijne reize was, om zijne ouders tot viering van de bruiloft te verzoeken; zijn vader voldeed hier aan, en reisde mede om de bruiloft, die hij bekostidus plagten de jongelingen te doen.  der RICHTEREN. Hoofdd. XIV. 131 gen moest, bijtewoonen. 11. Toen de vrien- vs. n. En den van de bruid hem zagen, waren zij we- ïi"6^ eens zijne fterkte voor hem bevreest, maar hem • iijj^-j-. ni za8en' zo natevens zo innaaiend, dat zij dertig jonge nuk- men zij dertig fche Philiftijnen hem tot fpeelgenooten gaven , ™edg ^'^tera die hij all' die dagen onderhouden moest, zouden zijn. - vs. 12. En 12. Nu was Simson nog daar en boven ver- Simson zeide , , rii 1 •■ tot hen: ik zal plicht hun een gelchenk te geeven ; wat hij „lieden „u een geeven zoude beloofd hij te voren bij gelegen- ™ea1afel ^vlT' heid van de zeven daagfche bruiloft, wanneer indien gij mij tl ... ri. . 1 • dat in zeven het de gewoonte was rijkelijk gelchenken uit dagen dezer te deelen, en het gezelfchap onder anderen zUit velaren' doorgaans het gebruik had om zich met raad- en "£v.inde,n • 0 0 zo zal ik uhe- zels te vermaken. — Die het zijne verklaar- den dertig fijne j j c- jij j ^ Üjnwaads-klee- de, zou dertig fijne ondcrhemden, en dertig deren, en dermantels ten gefchenke bekomen, ia. Doch zo tig wisfei-kiee- ° J deren geven, geen der fpeelgenoten het oplosfen kon , zou- . vs. 13. Maar den zij onderling verplicht zijn hem dat ge- mij . .'niét zult fchenk te bezorgen: — zij namen het aan, en £1"™!" veZo verzochten, zijn raadfel maar uit te geeven. ?ófc gijlieden TT-- j 1 r ■■ u- 7 ml> geeven 14. Hij doet het: Jpijze, zegt hij, kwam van dertigfiineHinden eter, en zoetigheid van hem, die de fterkte ren, Vn dertfg zelv is. In de eerfte drie dagen deeden zij alle wjsfei-kiéede- 0 J ren; en zu zei- moeite om het raadfel uittevinden , doch te den tot hem: vergeefs ; zij waren genoodzaakt het op te fjfjf n^ttMea~ geven. 15. Na dien tijd begonden zij de nnt ^re7nulIen bruid te kwellen: dat zij mogt zien, om het vs. 14. Hij dan zeide tot hen: fpijs ging uit van den eter, en zoetigheid ging uit van den Herken; en zij konden dat raadfel in drie dagen niet verklaaren. vs. 15. Maar het gefchiedde op den vierde» dag , dat zij tot Simsons huisvrouw zei- vs. iï. Het moeten al zeer aanzienlijke lieden in het Oosten zijn, die hemden van lijnwaad dragen. vs. 14. Van een' vreeter kwam fpijze , van een gruuzaam dier zoetigheid. Mus. »/. 15. Mus. vermoed of 'er niet zes dagen moet gelezen worden. — I 2 Wl  13- IIet BOEK zeiden: over- raadfel van haren bruidegom opgelost te krij- reed uwen , , „ , ° . man, dat hij gen; toen ook dat niet Haagde, dachten zij, fel' verklaag] dat deze te vecl °P de hand vau haren brutop dat wij niet degoni, en te greetig naar het gefchenk was ? u, en het buis-. . i gezin van uwen nu begonden zij in het midden van de week vader met vuur . j..„■ ry .. , , , verbranden : te dieigen. Zo zij haren man met beweegde, onsgcnSoodigd" het mdül v001' haai- op te losfen, dat zij dan om het onze te naar allen fchiin de eerfte gelegenheid de besbezitten ! is . , , o -o het zo niet? te, naar, met de wooning, en het gezin van SimsÓns6' bSs- Iiaare vadei' tot asch verbranden zouden; want vrouw had dat het bleek , dat hare uitnoodiging alleen voor hem ge- . _ 7 , weend, en ge- uit lchraapzucht kwam, het geen zij nu zelve mf] maSar ^en zoude moeten bekennen; 16. Evenwel had dc hebt mij niet bruid al van den eerften dag af, haaren bruihef ; gi] hebt ö ' de kinderen degom op allerlei wijzen zoeken te beweegen, ce" raadfeï°te het raadfel te vcrklaarcn, zij had aangehouden vendertcn8ehebt Iia vcrlooP van drie dagen, dat alle zijne het mij niet liefdeverklaaringen maar in woorden befton- verklaard;maar , . - ' hij zeide tot den, dat hij m de daad de muitte genegenheid netlijnen voor haar niet hebben moest , want dat (hij der en mijne anders haar gcfmcek zo lang niet zou afgefla- moeder niet D D n verklaard, en gen hebben ; hij betuigd haar het tegendeel verkiaaren?' " met bijvoeging , dat hij- zijne ouders , hoe hadS'zij7'voor Zljl aandrongen, het niet openbaaren zou, hem geweend hoe veel te minder haar, die aan die lieden cp die zeven P , * , , , dagen, in wei- verinaagichapt was. 17. Op den zevenden dag bmiioft had- z° fterk bedreigd, fchijnt zij troosteloos, zij den; doch het doet niet dan weenen en vleien , tot dat zii gefcluedde op . > 1 , .. .'. den zevenden eindelijk haare begeerte verkrijgt; waar op zij dag, dat hij het haar verklaarde: want zij perlte hem; en zij verklaarde dat raadfel den Uit het verband is de Ieezing van den vierden dag, welke zommige Affchrjften hebben, waarfchijnlijker, vooral om let 17 vers, Da the, Hezel. De Rossi wederfpreekt dit; een Spaausch handfchrift fchijnt bij hem alles te vereffenen, lezende vs. 14. geduurende 7 dagen.  .' der RICIITEREN. Hoofdd. XIV. 133 ï 3 het raadfel ftraks aan de fpeelgenoten bekend maakte. 18. Deze anders aanzienlijke burgers van Thimnath waren hier over verblijd, eer nog de dag gedaald was, komen zij het vertrek gezamcntlijk in, en zeggen, dat zij het raadfel nu oplosfen zouden: — de fpijze die van het verfcheurend dier, de zoete en zachte fpijze, die van het fterkfte dier kwam, was de honig, alles overtreffende in zoetigheid , en voortkoomende van den leeuw, het fterkfte aller dieren: doch hij antwoord, dat hij zeer wel bemerkte, hoe zij het raadfel opgelost hadden; want dat het onmogelijk was, zo zij zich niet bediend hadden van de list om zijne liefde raad te plegen; doch hoe het ook waare , zij zouden hun loon hebben. 19. Zijne driften gaande geworden , en een heldenvuur door alle dc leden gedrongen zijnde, verliet hij de ftad, en ging in den omtrek van Askelon wandelen, doodde van tijd tottijd dertig van dc aanzienlijkfte lieden , en fchudde zo veel van hun gewaad uit, als tot zijn oogmerk noodig was ; hij gaf het hun, toonde tevens hoe gevoelig hij was over den hoon, en verlaat zijne jong getrouwde, en de burgerij der ftad , te rug keerende naar zijns vaders wooning. 20. Tot vermeerdering van zijne wraakzucht, vernam hij naderhand, dat zijne huisvrouw nu het met een van zijne fpeelgenooten hielde, waar van hij de ontdekking deed bij de volgende gelegenheid. kinderen van haar volk. vs. ï8. Dus zeiden de mannen der ftad tot hem op den zevenden dag, eer de zon onderging: wat is zoeter dan honig? en wat is fterker dan een leeuw? maar hij zeide tot hen: zo gij met mijn kalf niet hadt geploegd , gij zoudt mijn raadfel niet uitgevonden hebben. vs. 19. Toen werd de Geest van Jehovab vaerdig over hem , cn hij ging af naar de jiskeltitiitcn, en floeg van hun dertig mannen; en hij nam hun gewaad, en gaf de wisfcl-kleedéren den genen , die dat raadfel verklaard hadden; doch zijn toorn ontflak, en hij ging naar het huis van zijnen vader. vs. 20. Voorts werd Simsons huisvrouw [de vrouw] van zijnen medgezel, die hem tcn medgezel geweest was.  134 Het BOEK XV. HOOFDD. vs. i. En het fefciiiedde na [eenige] dagen , in de dagen van den tarwen - oogst , dat Simson zijne huisvrouw bezocht met een geitenboksken , en dat hij zeide: Iaat mij tot mijne huisvrouw ingaan in de kamer, maar haar vader liet hem niet toe in te gaan: vs. 2. Want haar vader fprak: ik zeide voorzeker, dat üij haar geheel haatte, dus heb ik haar uwen med^ezel gegeeven: is niet bare jonglte zuster fchooner, dan zij? laatze u toch zijn in plaats Yan haar. vs. 3. Toen zeide Simsok van hunlieden ik ben ditmaa onfclmldig var de Philiftijnen wanneer ik hui kwaad doe. vs. 4. F.t Simson gin| vs. 1. Hij dacht weder aan zijne vrouw. Mhs. De belediging was vergeten, de liefde kwam weder op. vs. 4, 5. De Uitleggers zijn hier zeer verlegen, men heeft menigerlei ver- 1. jE^ verliep een geruime tijd, eer Simson weder iets ondernam; doch in den tarwen oogst-tijd kwam de oude liefde weder boven, waarom hij eene reis onderneemt; en uit de kudde van zijnen vader eenen jonge geit ten gefchenk voor zijne beminde medenam: zo dra hij in de ftad was, fpoedde hij zich naar het huis van zijn's vrouws vader, hij wilde na de eerfte plichtpleegingen zich naar haare kamer begeven , alwaar hij meende als gehuuwde recht toe te hebben; doch zijn fchoonvader zoekt hem op allerlei wijze daar van te verwijderen. 2. Eindelijk moet het hooge woord 'er uit , dat hij zulks nu niet toelaten kon, dewijl hij in de vaste veronderftelling was, dat Simson haar voor altijd na die netelige ontmoeting, verlaten had; waarom hij toegeftaan had, dat zijne dochter met één' der fpeelgenooten gchuuwd was; hij verzogt zulks niet tcn kwaade te duiden, want dat hij niets perzoneels had , maar zelfs geneigd was hare ongehuuwde zuster , veel fchooner dan die , welke wel eer zijn vrouw geweest was , hem ten huwelijk te geeven; zelfs drong hij daar op aan. — 3. Doch Simson was niet tot bedaaren te brengen, al dreigende verlaat hij het huis, cn zegt, dat > de Philiftijnen zelfs oorzaak waren van de fchaade, indien hij ter deezer tijd uit wraak| zucht iets tegen hun ondernam. 4. Dit voor-  der RICHTEREN. Hoofdd. XV. 135 neemende overlegt hij om door verwoeftingen en brandffichtingen (eene wijze van oorlogen in dien tijd vrij algemeen) hun afbreuk te doen,- — hij vangt dan van tijd tot tijd jakhalzen, (die in het laage gedeelte van Paleftina al vrij talrijk zijn), en na dat hij een getal van driehonderd bij den anderen had; bind hij dc flaartcn twee aan twee aan den anderen met een fakkel in het midden; 5. Dien hij aanftak, zo dra hij ze losliet; waar op zij met eene verbaazende fnclheid en woede voorwaars liepen, en zich zochten tejvcrfchuilen in het ftaande, doch rijpe koorji, of tusfehen de hoopen van het reeds gemaaide , het geen den Philiftijnen toebehoorde: met dien gelukkigen uitflag, dat niet alleen het koorn, maar zelfs de boomgaarden van de lusthoven, wijngaarden, en olijven in brand geraakten. 6. Op de klagten der landlieden, laten de overheden onder de Philiftijnen ten fcherpften onderzoeken wie deze vijandlijkheid gepleegd had ? men verneemt al ras, dat het Simson was, onder de Philiftijnen reeds vermaard, alzo hij met eene burger - dochter van Thimnath ge- vertaling gefmeed ; doch men moest dc natuurlijke liiftoric van Katwait raadplegen ; — liet gedierte waar van bier gefproken word (eigenlijk Scliakals volg. Mus.) loopt daar bij merkelijke tro?pen te gelijk, aan ten gekoppeld konden zij zo ligt naar hunne holen"niet vluchten, en wat verhinderde een rusteloos fterk mensch zulk een aantal bij den anderen te brengen. — Faber. heeft hier tegen aanmerkingen van belang aatlgevoerd , doch Oidmah heeft m zijne Samuilingen, die door één bericht weggenomen, ,, de Jakhalzen lopen niet alleen hii troepen, maar houden zich bij dag in grooten getalen in de holen op, die omfingeld, kan men een vrij groot getal te gelijk vangen. I 4 heenen , en ving driehonderd Jakbalfen, en nam fakkelen en keerde flaartaanftaart , en deed éénen fakkel tusfehen twee Maarten in het midden; vs'. 5. En alj hij de fakkelen met vuur hand aangcftoken.zo liet hijze loopen in het ftaande koorn der Pbiliflijnen, en ftakzo wel de koornhoopen , als het ftaande koorn in brand; zelfs tot de wijngaarden , [en] olijfboomen. vs. 6. De PUliftljnen nu zeiden : wie heeft dit ge-. daan? en men zeide: Simson' , de fchoonzoon van dien Tbininitcr, om dat hij zijne huisvrouw geno«  Het BOEK men, en haar htmwd was geweest; en dat zulk eene vlfand- zijnen nietige- . j zei gegeeven iijke daad alleen uit wraakzucht ontltond, om kwauién '"de dat zijn fchoonvader zijne wettige huisvrouw, fn vefSiiddePn M!1 iemand dic fpeelgenoot bij zijn huwelijk tiaar, en haren geweest was , had uitgetrouwt: zo ras men vader rnet , vuur. van de waarheid dier zaak onderricht was , ftaken de Philiftijnen, die de fchaade geleden hadden , zijn huis in brand, met al wat 'er in was , zo dat het ganfche gezin omkwam, vs. 7. ski- 7, Nu werd Simson door liefde geprikkeld, SON bedreigde t ° s 7 i,,,,, toen .-zoudt woedend, hij laat hen dreigen, dat hij het 'er gij zo doen ? , • . , .. . „ J voorzeker ik mct bl.l latcn zou ; maar nu eene volkome den11,1 voofda't voldocni"g neem*,, want noit zou hij ophouik mij aan uiie- den , voor dat hij zich aan hun in perzoon den zal gewro- . . . , .. r ken hebben. gewroken had, daar hij nu maar hunne bezitting ingevolge zijn bedreiging had aangetast, vs. 8. En hij 8. Hij grijpt dc eerfte gelegenheid, de beste fönkeT' ne- aa11 •> eu valt °P ee»c menigte verzamelde LenendegrooUten phil'ft'inen °P het onverwachts aan ; behan(ïag ; voorts deld hun zo, dat hij verzekerd was, zij zou- ging hij af, en . . , .- . . • woonde op de den nimmer meer lust kunnen hebben hem van°e£,d,r0tS te hcnadeelcn , en vlugt van daar naar een Zbiihr'tn nu Land"Kasteel '^ytfda, bij de beeke Zorak getogen op , en legen , ftaande op Ethams rots. 9. Zo dra 'tefenlen?„iCi vernamen de Philiftijnen de daad , en zijne I"ehijuhin £?- vlucht nkt' of zy waPcne» z'ch tegen Juda tbi. en flocgen hunne bende neder bij Lechi. mannen0' van *°- Wier door worden de Vorften van Juda vs. 7. Eigentlijk, bet fchouder en deibeen breken, als men iemand befchrijft die geen fchade meer doen kan. vs. 8. Deze belbraismus zegt: eenen zwaaren (lag. vs. 9, 10. Hoe laag is hier de natie gedaald ; htcn wij het daarom in Simson verfchoonen , indien 'er in zijn Karakter ook veel flordigs is.  der RICHTEREN. Hoofdd. XV. 137 r • ten uiterften verlegen, zij konden geen reden ^ zeiden. uitdenken van dezen nieuwen oorlog; zij ^""^g; bra "ten hunne fchattingen op, onderhielden ons opgetogen? ^ „ , . . . zij nu zeiden: heilig de verbintemsfen; men antwoordde hun: wy zijn 0pgedat het om Simson te doen was, dat de in- ^ente*^*; val alleen was om hem te vatten en te draf- « J^j* fen; 11. Waarom de Vorften v£m jPu'dh ftraks hij ons gedaan drie duizend man bij een roepen, om dat "s.t- TIi Xoen Kasteel te omfmgelen ; en ter billijking ' van kwamen *te hun gedrag, betuigen zii: dat hij hun vijand- nen af uit juda , ... tot het hol der fehap met hunne bondgenooten verwekt had, rots van Et*m, en vragen wat reden hij had, om hen in deze ^\ '•. netelige omftandigheden te brengen? Simson wist gij- niet-, beandwoort hunnen befchuldiging dus: — dat „en over ons zulks alleen was uit weerwraak wegens der Phi- daarom hebt liftijnen verkeerde behandeling, daar zij het huis g^d™ gj van zijnen fchoonvader met allen de" huisge- zeide tot hen: , .... t-. r j gelijk zij nu] nooten verbrand hadden. 12. De atgezondene geciaan hebtroepen betuigen, dat zij evenwel volftrektcn <«n » last hadden, om hem te vatten cn wel te s^n. z]. boeien, cn dan aan de Philiftijnen over te le- dan zeiden tot veren; waar op Simson hun afldwoord: zo J^omen dat hunne bedoeling was, dat dan de zaak 11 te bhltlcn > 0 ? m om u over te. gevonden was: hij zou zich niet verdedigen , geeven in de b , • 1 •• . •• j hand dcr Pbi- maar aan hun overgeeven, mids zij bij eede ujnjneu} toen beloofden, dat zij hem geen ander leed j?ou- "jhentzwee"1? den doen dan hem te boeien en over te le- mij , dat gij- ,. lieden op mu veren. 13. Zij zijn wel vergenoegd met die niet zult aanvoorwaarde; betuigen onder eede geen ander vaJJsen;3_ En7ij oogmerk te hebben dan dat, en hem den Phi- fpraken tot 0 hem zeggende: neen; maar wij zullen u wel binden, en u in hunlieder hand overgee- vs. 11. Etam lag in Juda, Jnfcbua XV: 48—6c. eigenlijk sEtam. Mus. Etam is Exod. XIV: eo. befchreven. — lk heb hun gelijk met gelijk vergolden. Mus. I 5  13» Het BOEK Jïïfc'fiÏÏ over te leveren; en om hem zoveel te zins dooden ; beter in hunne macht te houden, zo hij zoms hem metTwee berouw mogte krijgen over zijne vrijwillige *£7« vóer-" overSaave - boeiden zij hem met nieuwe zeer varVrots °P ftei'ke koorden5 en 20 gekneveld aan handen vs. i4. 'ajs en voeten, voerden zij hem met zich van de bij ucbl, lzo rots' T4- Zo dra de troepen van juda met nnmn.» de deU SevanSe"en in het leger van LecM aanftem te ge- kwamen , was 'er een ongemeene vreugde moet; maar de „» •• 1 0 Geest van je- ovcr zljne komst; nu werd Simson gaande, wrtfg over hiï voelt eene kra# door zijn aderen fpee- toTwenT die k"' ~~ ^"^ rUkt b*j de tOUWOH, Waar aan zijne ar- mcde hij tcn iTerkften gebonden was , los, werten^biin! evcn als of "et verzengde draatjens waren: weiken vanehn« en in een 00Senblik zag men zijne handen vuur gebrand ontbonden. — 15. Nu veranderd de vreugd in banden" vel- fcln'ik en verwarring: — Simson was onKLim?" &™V™d> ™V hij vind op den grond een vs.ij. EnWj kaakbeen van een ezel noch niet bros eewor- vondeenvoch- , ..... h u' tig ezels kinnc- den h hij valt den eeriten den besten aan, en S^naï'k« cn dood velen, en jfiagd duizend flöer'S'me" ^ d"S °P de ^ l6' HiJ* Zelf is VB* de duizend mannen, vs. 16. Toen zeide Simson: met de kinnebak va« '5- Het is a,,cs donker » Romanesk , indien men bij de gewoone verklaaring blijft ; doch nieuwe gedronge vcrtaalingcn zijn niet minder aftekcuren; de belofte was, dat éen man duizend zoude jagen, Waarom dit bijzonder hier aangetcekend werd ; men heeft meer zoortgelijke Spreekwijzen, bij voorbeeld: de Armee werd geflagen, wanneer maar eenige weinige omgekomen waren; de Armée werd geflagen en vluchtte, wanneer enkel een te rug deinsden plaats gehad had. — Zie Faber Waarntm. JU. fag. 304. over deze Wfis van oorlogen. vs. 16. De gelijkluidendheid in het Hcbrecuwsch tusfehen een hoop, cn een ezels bekkeneel geeft de fraaiheid. - H,h ikze bij Hef*, verftageu, leest Mhs.  der RICHTEREN. Hoofdd. XV. 139 voerd van vreugde over deze daad, juichende dten ezeu «zegt hij : met een ezels kaakbeen, één hoop , twee hoopen; ja meer dan éénen hoop, zulk eene uitgele- "ak van 'dién zene bende op de vlucht geflagen; - welk «gj**^ eene daad! - 17. Hier op wierp hij het bek- nen geflagen. keneel weg, en ter gedachtenis van die wel- nct gefchieade daad gaf hij aan de plaats den naam Ra- aA\dhi\,féi^ math-Lechl. 18. Hier op befpeurd de ieverige fpreken^. zo man, een weinig tot bedaaren gekomen , een kinnebak uit onlesbaren dorst ; hij ziet rond , maar vind ö^de^dezeinergens water; - dit maakte hem ten uiters- ^gif^chf^ ten moedeloos ; in dien nood roept hij tot vs. 18. ais , , , . , . hem nu zeer zijn Heer al morrende: — het is waar dat dorst[e , zo gij dien grooten zegen door de macht van uwen dienaar daargefteld hebt; — maar waar de ^ Gij hebt toe baat mij zulks? — zou ik nu van dorst Van uwen omkomen; of op het uiterften gekomen door g"0eotht heiI fe\ mijn dorst van zelfs in de macht van dat geven;^maar hcidenfche volk koomen, zulks wilt Gij immers ven van dorst, .-n f . 1 j ti j •„ A' en in de hand niet? 19. Toen fcheurde de Heer de in die dezer onbcfue. plaats zo bekende klippige fpelonk, ftraks deed ^^IgV 'er zich een waterval op; en hij dronk met kloofde Eh- .... 1 1 bim de holle herhaalde teugen, hij kwam toen al rasch we- plaats s weike der bij ,. en bekwam zijn ouden bloeienden * ftaat; waarom hij die rotsfleen die in Lechi ter uit dezelve ' J c _ . , voortkwam ;hij nog gevonden word, van toen at fontein des nu dronk, en gebeds noemde. 20. Na deze daad opende ^^«.eniS Juda de oogen, zo dat zij hem tot Richter ^£v™*e*i verkoren over een gedeelte van Is raël,twintig de hij haren jaren achter den anderen , maar met afwisfe- tlin des Aatl- .. reepers, welke jmg. in Lechi is tot op dezen dag. vs. eo. En hij richtte Isttiër., in de dagen der Philiftijnen , twintig jaaren. vs. 19. Liever dan een vijzel of de kas der tanden dc vertaling een rttjige fpel.sk.  140 Het BOEK xvi. hoofdd. vs. i. sim- i, en wijl daar na, ondernam hii eene son nu ging . , .. vmmmu ccuc heencn naar reis naar Gaza , en bij die gelegenheid viel $f?'*"em zii" °°g weder °P eene vrouw, die oneerlijk S*w!s1 Ij ,,aar §edra§ was > en voor bekend cn hij ging tot rtond; met welke hij zich nader inliet , en havs.1Dö. Toen eenen tijd lang leefde. 2. Al ras kreegeii de ziTet JSeS "00fdcn van burgerij bericht , dat simson is hier Simson binnen hunne muuren was, nu doet ingekomen; zo 5 • 1 1 ' »" gingen zij rond- ei zien iioope op, om hem te zullen vatten: - dfn' hem len mct het valIeü vau den »Vond bezet men het hinlÏÏiTagentn hU1S' verdubbeld de wachten aan de poort; de ftads poon; alles gaat in llilte en de uiterfte geheimhouden 'zich hden dlllS toe5 clk beeft hoop dat Simson eer öfK hct moi-genlicht aanbrak, ontzield zou zijn; tot aan het 3. Doch het viel door de beftelling van de morgenlicht , it . . , . . . . ö dan zuiien wij vooizienighcid anders uit: nog in de voorhCvs.d03?Xr m]* vltliet si^son zijne hoer, en zonder fjSSJ$im ecils acht te flaati op de toebereidzelen, die loe^j voorts gemaakt waren; (mogelijk ook de burgers rniddernachtter Seeö moeds genoeg hebbende om uit hunne 5^ "de? lchl,i,Iloeken te komen > ) Jïlde hij naar de itads poort met poorten, cn die gefloten vindende, ruktte hif beiden de pos- , v j , , .. ten, en namze ze uit de posten, zo. dat hij posten en deu- g!endcTboome" rcR tevens losrukte; toen zammelde hij niet, en leideze op maar nam deuren en posten met den grendelzijne lchoudc- . ö ren, en droeg- boom, legtze op zijn fchouder, en loopt 'er op de°Phoaog?e medc "aar een' bijgelegen berg, zo hoog dat kf tSn' ovir men te Chebron ziJne t0PPen zien kan. 4. Een chebron is. wijl daarna "valt zijn oog weder op eene daar*' na' ge- vrouw, woonende in dc nabuurfchap van Sorek's fchiedde het , dat hij verliefcu: op eene vrouw , aan de beek Sorek, vs. 3. Die na Chehren ziet, dat is tusfehen Gaza en Chebron inlag. Ham. *>i. 4. Het beloop dcr gefchiedenis vercischt, dat het Sorek zij in Juda. Mus,  DER- RICHTEREN. Hoofdd. XVI. 141 beek, die zich in de Middelandfche zee ont- welkcr naam last: zijn bemindens naam was Delila. w^das,u'd(! < Toen de Vorften der Philiftijnen van deze Vorften nu der D' . . , . .. Philiftijnen nieuwe liefde bericht kreegen, hoopten zij kwamen tot hunne burgeres in hunne belangen te zullen ^S^S&mt overtehaalen; zii zenden dan lieden tot haar overreed hem ' J ...» en verneem , af, die haar beloofden, om, zo zij tut mm- waar in zijne son wist te halen, waar het btütengewoone ^™eaa,]kracen van zijne fterkte in gelegen was, en hoe men waar jMdejjrtf zonder gevaar van hem meester kon worden, kunnen machen hem zo boeien, dat men veilig hem allerlei "„hemenden' kwellingen kon aandoen , haar dan een aan- °™age„em zl* merkelijke fomme gelds door de vereenigdc zuilen wij u geeven, ieder Vorften ter hand te zullen ftellen. 6. De duizend en vrouw die haar eer voor geld verkoopt, is j-"^"'1 zllver" ook ras tot zulk een' voorflag genegen: zij- vs- 6- De"- 0 0 ° ... la dan zeide neu heldenmoed roemende, en over zijne becirij- tot simson_: ven koutende, vraagd zij hem al vleiende., tocV^waat'ïn waar in toch zijne uitfteekende fterkte gelegen g»^ [bg^°^ ware, en of 'er geen middel zou zijn om hem en waar mede , . , , , , gi] zoudt kun- zo te boeien , dat men met hem leeven kon- nen gebonden de, zo als men wilde. 7. Simson, hoe me^u piaage! dronken ook door liefde, is evenwel bedacht- „ vs-- 7- En Simson zeide zaam. Om van haar listig gevlei ontflagen te tot haar: in- worden,zegt hij, indien zij nieuw gedraaid touw bonden"1 met dat nog niet droog is, daar toe gebruikten , *^en verfche dat hij dan niet in ftaat zou zijn, zo min als ken niet yer- eenig ander mensch, om dat te verbreeken. Zo°zou ik zwak 8. Op dit bericht waarfchuwde zij haare Over- J^f^^ f™ heid, die haar zeven zulke zeelen bezorgde, de^smegSC!j.' en al jokkende en fpeelende bond zij haren bragten 4e Vorften der Philiftijnen zeven 'verfche zeelen tot haar op, welken niet verdroogd waren; en zij bond hem daar mede. vs. 7. Mus. Peezen van Kemeldarmen, of andere dieren.  Het BOEK vs. o. (De verliefden Simson daar mei vast. 9. Dc hinderlaag nu Vorften nu hadden in het naast"-elc°-en verzat bij haar in ™»>ig«a«;Bcii vu eene kamer;) trek in ftilte eenige nianfchap gefield, die haar en 2 ij zeide tot , , . , .M .. , ' hem: de Pbiii- beluisteren kon; toen zij nu haar rol wel ge- &7etroën' fPedd had > Wil 2iJ hem beproeven , of hijverbrak hij de haar ook bedrogen had : zii maakt dan een zeelen gelijk , 71 .een fnoerken groot rumoer, en komt met veel verfchrikking Verbroken VlnS in nct vertrek loopen , hem aankondigende , vlurrdreiktS: du" dat eene bende Ph'nfl'jnen bem zó zó dacttwerd zijne ten te overvallen: in een oogenblik rukt hii kracht niet be- , , , c , kend. de touwen los, als of ze door het vuur ver- Üu nü'zeWe' zenSd waren i dus merkte ziJ > dat Z'J' noch tot simson : achter het geheim niet was. 10. Zii liet hem gij hebt met . , , , J mij gefpot, en met lang rusten, maar beklaagde zich, dat zij mifgefproken0; ziine liefde niet had, want dat hij met haar nu dan verklaar gekte en haar met onwaarheden misleidde; mij toch, waar ° 3 . ^ > mede gij zoudt dan eerst zou zij aan zijne liefde geloof fjaan, d"nnworden°?n" zodra hij haar het geheim ontdekte, u. Toen zeidëw'thaar': "'endde hij voor, dat zij hém dan met fterke indien zij mij nieuwe touwen moesten binden , dat zii dan vastbonden met . . , , J nieuwe touwen hem even als een ander' mcnsch behandelen wSft kouden- 12- Z,J deed zo' - ziJ' niaakte al&*t*ïk wfr- leS' Zelfs de PhU!fih'nfche foldaten, in gereedden , ' en zij heid te hebben; — en veinsde weder dat de gelijk ieder .mensch. vs. 12. Dus nam Delii.a nieuwe touwen, en bond hem daar mede, cn zeide, tot hem: de Philiftijnen over u , Simson! (de hinderlaag nu was vi.t). Zij hadden ongetwijfeld op haaren aandrang, haar beloofd, dat Zij Simson aan het leven niet zouden koomen, want anders hadden èe Philiftijnen hem in zijn flaap kunnen vermoord hebben; zo dat zij ongetwijlFeld nog achting, of liefde uit wellust, voor hem moet gehad hebben. — Mus. meent dat zij deze eerfte reis niet te voorfchijn gekomen zijn , want dan was zij als een verraderes bekend geworden , maar dat dit niet eer gefchied zij voor dat zij zag , dat hij waarlijk geen kracht meer had.  der RICHTEREN. Hoofdd. XVI. i4'3 Philiftijnen hem overvallen zoude ; maar in zittende ineen» één oogenblik heeft hij alles weder los ge- ^rbrai? hijze* maakt. 13. Nu valtze hem weder op nieuw van zijne arlastig , het was alles fpotternij en misleiding èTnen draad!'* geweest; zij zou noit gelooven dat hij haar DEuLA13'zeidë oprecht beminde, zoo hij haar deze verklaaring tot simson.- r 7 j 0 tot hier toe niet gaf; hij komt nader en zegt: dat zij ze- hebt gij met ven van zijne langfte hairlokken om eenen dik- ™ugfnSfPtot mij ken balk in dat zelfde vertrek omvlechten ^laar miT[toch moest. — 14. Dit heeft meer fchijn; zij zogt n"J waar me- , , . n . , J ' J ,0 de gij zoudt hem dan m flaap te brengen, de eerfte gele- kunnen gebongenheid de beste; en zo ras hij in diepe rust en"hijS'e"ot ft, vlegte zij zijne hairlokken vast aan den h?.ar = illdien J J ■> gij de zeven boom, en om haar zaak nog zo veel zeker- hairlokken van der te doen floeg zij in die hairlokken om vlocht aanbeden boom gewonden , ijzere pinnen , —■ en ^"m_ wevers" maakte hem toen, op het onverwachts wak- 14- zij • i . 1 Tvr-,dan maakteze ker roepende : er is gevaar van de Philijhj- vast met eene nen! in één oogenblik wil hij zich in de be- ^"' hecnm ?eid£ dwelming oprichten ; doch voelende dat hij Pbmftijaen ..... over u , Sim- gebonden was , richtte hïj zich met kragt op, son 1 toen en rukte balk en pinnen met zijn hairlokken u^tzu"cnflaap' los. 15. Nu doet zij haar uiterfte pogingen; f|"r"gemochtezij verklaart hem dat zij nu noit meer zijne ne [hairlokken] betuigingen van genegenheid voor haar geloo- weversboom.0"1 ven zal, dewijl zij duidelijk zag, hoe achter- daHs'zeidé m dochtig hij met haar omging; want hij had nu h?.m: hoe zu'c , - i , , . , J . , . , gu zeggen, ik haar in haar verzoek tot driemaal toe misleid, heb uiief, daar 16. Zij hield aan en perfte hem dag op dag, met mj''is?"gij noit wilde zij hem haare genegenheid volko- hebt, I1U drie' J o 0 maal met mij men wijden, voor dat zij hier in voldaan gefpot, en mij , „ niet verklaard, was; zij dreigde hem zelfs hen te zullen ver- waar in uwe Iaaten; zo dat hij zich tusfehen liefde en vree- f£jïtl] kraChC ze gedrongen vindende , ten uiterften moe- , vs-, ff , En het gefcluedde, als zij hem alle dagen met hare woorden peilte, en hem moeilijk viel,  144 Het BOEK dat züne zie! deloos werd, en aan het kwijnen raakte. tffiXïït éindelijk geen weerlland meer kunnende vs. 17. zo bieden, verklaard hij zijn geheele hart: en ver- verklaarde hij j. 0 haar zijn gari- haalt haar de omftandigheden van zijne gezekïe tot Haar: boorte , de beloften van Nazirëèrfchap , het fchcermes"0 op gebruik 'er bii > om het hair ongcfchoren te mijn hoofd ge- laaten, waar door hem eene bijzondere kracht ik ben êën Na- was meegedeeld; fchond hij Heilig deze zijne b'im'sr, vanmUn belofte, liet hij zijn hair afknippen, dan zou moeders buik die buitengewoone fterkte hem ongetwijfeld af,mdiemkge- , .. n ,. , fchoren werd, verlaaten, cn hij zou fiegts alle andere kloekracht"! "van ke menfehen in krachten gelijk zijn. 18. De- ik'j zoukezwak LILA befpeurde nu al rasch uit ziju verhaal, en worden ,_ en uit zijne vorige gezegden , dat zij nu achter me"sch?kie 6r de zaak was ; waarom zij weder zond aan de m^DELiLAzag! Vorften: zij wilden nog éénmaal de gewoone dat hij haar voorzorg gebruiken, zij twijffelde nu geen 00- zijn ganfche Vi 1 • ti ■• , , „ hart verklaard gcnblik meer aan den Uitflag , zij had alle ziT'benen,Z°cn zijne geheimen ontdekt; toen kwamen de Vorriep de vm;- fl-en zelver cn bragteii den prijs waar voor ften der Pb,- . , ° , . , 1 J , nftijne» , zeg- zij biMSON verkocht hadde, mede, ten beditnfaai op"! wijze van hun vertrouwen op dat laatfte bemHllizipi hgean- l[cht- !?• Daarop, verdubbelde zij hare lieffche hart ver- kooferijen, en geeft hem weder het genot van Waard; cn de .. . . " ? , .. . vorften der zijne mm , in dat net gevangen, valt hij ein£2£"" tot deUjk of van zeiven, of door flaapdrank op haar op , er, j-nre knien in de rust; nu wijst zij, dat men bragtcn dat geld ' , ■> in hunne hand. hem zachtkciis het hoofdliair ailchceren zal, deed zij h°em na dat zulks gedaan was, begint zij hem waknapen op hare ker te maken door hem te follen en te kitte- knien, en nep eenen man , Jen: zij bcfpcurdetoen, dat hij dien moed en die en liet hem de , . . ,. zeven hairiok- kracht niet bij het oiitwaaken vertoonde , die hoofd'affchee- mJ anders zelfs in de eerfte bedwelming Verren; cn zij bc- toonde ; 20. Toen begon zij weder met haar gon hem te plaagcn, cn zijne kracht weck van hem; vs. 20. En zij zeide: de Pb!-  der RICHTEREN. Hoofdd. XVI. 145 oud gefchreuw: — Simson! pas op, de mijne» over Philillijnen overvallen u : nu werd hii wak- "> simson< en , .. , 1 " ., . hll ontwaakte ker, — hij antwoord haar: geen nood! ik zal uit zijnen flaap, maar als voren eens lustig mijne leden uitrek- ^ ditmaal nU> ken, en dan zien wat 'er van de zaak zij; hij saan gelijk een ' J ' J en andermaal, befpeurde nog niet, dat hij die buitengewoone en mij uïtfterkte niet meer had. 21. Hierop vallen de hij wist'niet ^ Philiftijnen ter kamer in, zij boeien hem, en Van hem'gewellaken hem daarop, de oogen uit; zij vervoer- kenswasden hem naar de ftad Gaza, alwaar hij in ko- greepen ' hem peren ketenen gefloten, voor het oog van een en gróeveTzijieder den zwaarften arbeid deed. 22. Intus- ne °°£en en voerden fchen groeide het hair van zijn hoofd weder hem af naar , ...... , , Gaza, en bon- ongemerkt aan, en eindelijk was het weder den hem met tot die lengte, welke het te voren gehad had, ketceedenk.0pnhJ] doe hij nog ongefchoren was ; een ftilzwif- w*s malende gend bewijs dat hij zijne belofte weder her- genimis. vattede. 23. In dien tijd werd 'er eene groo- hetvs' D"aJj te vergadering van de vereenigde Vorften ge- zÜjj hoofd behouden. Het was een groot feest aan den te wasten * geafgod Dagon met offeranden en vrolijkheid te n'{f gSoren vieren: men zong onder anderen lofliederen, werd- „ ' ° ' vs. 23. En de om Dagon te danken, dat hij hunnen bitte- Vofften. der ren vijand Simson onder hunne macht ge- vergaderden , bragt had. 24. Het gros des volks bij die °^obim gelegenheid tot het feest t'zamengevloeid, had een groot offer j , te offeren, en dan vrijheid hem in het gevangenhuis te gaan tot vrolijkheid; zien ; elk had nu den mond vol van S1 m- 0™Ze!J ^Ibim son, zij zijn verheugd over dc bewijzen van h?.eft, "nzen , ., 0 J vijand Simson toegenegenheid , die hun Dagon hier in be- in onze hand toond had, dat hij hun zulk eenen verwoes- vs**^. ook ter van hunne bezittingen , en die zo veel ^fcffi^j^* burgeren gedood had, met zo veel konst be- zo loofden zij hunnen Elobim, en zij zeiden: onze Elobim heeft onzen vijand in onze hand gegeven, en die ons land verwoestte, en die onzer verflagenen vele maakte. IV. Deel. K  1^6 Het BOEK vs. 25. Het zorgd bad. 35. Op eenen der vooriiaamftc aiftlh>mle har" dagen van het feest, was 'er een verbaazenvroiijk was, je 1T1enigte in het fchouwburg van den aft dat zij zeiden: ° « ° roept simson, god ("een tempel op twee pilaaren rustendeS) dat hij voor B j , f /• u l j j ons fpccie; zo vergaderd, men ipeelde en zong aanhoudend; son uVhefgé- in net midden van die vreugd kwam 'er een vansenhuis, cn algemeen geroep om hem , die nu zo veel hij fpeelde voor ° .r hunne aauge- leeven aan het leest veroorzaakte; men wil deeden' e'hem d^t Simson voor alle de aanfcliouweren de p\iareiiClien ^Peelen moest; hij werd dan uit het gevangenhuis gehaalt , en tusfehen de pilaaren in vs. 16. Toen bet middenpunt van het gebouw geplaatst , zeide Simson waar ecn j£tler hem \i0n zjen en hooren fpetot den jongen, 1 die hem bij dc Jen. 26. De held, onder het gejuich dat zjjr mijd gaan', dat ne ziel doorboorde , met duizend gedachten betalTtc pilaarop bezet , verzoekt aan den perzoon, die zijne welken het huis handen zo ver geboeid had, als maar cenigdarik'daar aan zins beftaan kon met het gebruik van het le vs?' 27. Het fpeeltuig , zijne armen los te laten , op dat huis nu was hij voelen kon waar de pilaaren waren, en vol mannen en J , , . . vrouwen, ook hij uit vermoeidheid dan een weinig daar tegen alievoriien^er leunen konde. 27. Nu ftond hij ten fpot van grbiïiftijnmsto eene groote menigte van beide fexc voor de op het dakwa- 0 \ ren omtrent Vorften der vereenigde volken; zijnde 'er aldrie duizend , , , n , . mannen en leen op de bovenlte omgangen van het ge- kl^wezagTn^' bouw omtrent drie duizend menfehen van beiais simson rjen gedachten , die ooggetuigen van zijne fpeelde. vs. 28. Maar fmerte waren. 28. In dezen toeftand zend |TJ/!CP c°n hij eene hartelijke ffille , maar Vaderlandlie^eboVai>Ado'iL vcnde ^ede tot Jehovak op , — verzocht vs. 28. En man zegt Tobleb. die 20 jaaren met lof Regent is geweest, nu blind, veracht , maar gevoelende dat zijne krachten aanwassen, door Vaderlandsliefde geprikkeld , begon geen daad niet verre van zelfmoord j' de behandeling ns zijnen dood is ook die niet van zelfs-moorde-  der RICHTEREN. Hoofdd. XVI. kjr daarin de Beheerfchtr der waereld, zich zijne denk toch mijzaak eens weder aan te willen trekken , en wendden hoon te wreken; 'er bijvoegende dat hem oeC£,0ifmTfial nog éénmaal die zonderlinge kracht mogt ge- & mij metéén? ° ...... .... , wraak voor geeven worden, die hij te vooren zo lang ge- mijne twee had had; en verder, dat de Godheid hem nu de de vrijheid mogt geeven, om zich over het wreke. mishandelen van hem te wreeken. 29. Waar- simson vatte fchijnlijk gevoelde hij dat zijne bede verhoord drafte^ Werd, althans hij ondervond eene fterkte hem j^' h°P w^ nu jaren lang onbekend. Door geen angften gevestigd was, , J . , . , . . , , , en op weikeu des doods m het vooruitzicht word hij te het fteunde; rug gehouden: hij omvangd' met beiden zijne nerechterhand" armen de twee pilaaren , waar hij tusfehen en. ééne" ,met n j 1 1. 1 1 • • j Zljne linker- ltond, en waarop het geheele huis gevestigd hand. was. 30. Nu gilt hij met eert luid geroep sïmson 3 zeide? de volgende woorden uit: — met mijne dood- raijne z'el 5^" P J ve met de Phi. vijanden laat ik op dit oogenblik mijn le- aflijnen >. en ven! — Op dat ftond buigd hij zich voor m'et kracht f'en over; waarop het gebouw op de Vorften die op^ieh vorften! beneden zaten , en op alle die verder bo- en op ai het ... , . volk dat daar ven waren ter neder viel, zo dat zeer wei- in was; en de dooden die hij denaaren. — Men moet hier vooral in het oog houden dat men meende dat der Philiftijnen God Jchovab en Simson overwonnen had; haat tegen de afgoderij en liefde tot het Vaderland waren de drijfveeren van zijne daad. — Hei is,, mag men zeggen, eene heldhaftige uitzinnigheid daar hij hier tot fpot ftaat, doch wel merkt Niemeijer hier tegen aan, dat hij niet bid: fterk mij, op dat ik mijne natie verloste ! hierin is hij geen Willem: de I. vs. 30. Het gebouw is zeker van hout geweest, men heeft 'er nog zoortgelijken in het Oosten, doch geen ronden, gelijk bij de Romeinen, maar uitftekken van gebouwen die op de a voorfte pilaren rusten, en welken inftortende dat gansch iiitfteekende gebouw, het welk een menigte volks b«vatten kon, invallen moest. K i  148 Het BOEK in zijn fa™"1 nigeh ontkwamen die niet doodelijk gekwetst, waren meer , het al rasch bedierven; men bevond het aanzijn dèvcnJgè" tal van gedoodden , grooter dan die hij gedood had. duurende zijn leeven omgebragt had. r>i. De vs. 31. Voorts J . kwamen zijne fchrik en verwarring was in het begin in de en°zfins%adefrs ftad verbaazend groot; toen men aan het opganffche huis, rinmen der Hjken ging , konden zommige en zij namen j o o ? » hem op , en Israëliten zich onbelemmerd daar laten opwaard ^"en vinden , om Simson's ligchaam van onder tusgichenez«v»m dc puinhoopcn wegteneemen, en te vervoeren m rf/tusrcllcin naar Zl)n geboorteland, alwaar men hem als het graf van Richter tusfehen Zora en Esthaól in zijn faManóah T*% milie - graf ter aarde beitelde , na dat hij nu had isRAër. twintig jaaren, door den vijand geftaadig afgericht twintig jaren. breuk te doen, zijn volk bcfchermd had. XVII. HOOFD- vs. 1. En 'er *• V-' p ^e aaneeiigefchakelde lotgevallen der was een man Israëliërs moeten wij nog eenigen bijzonder- van Epbraims , ,. 0 J gebergte,wiens heden geeven , die ons eene nadere proeve naam was Mi- yan de gefteldhcid der zaken m J0SCHUA'S dood kunnen opleveren. — Op een der Ehpraimieteren gebergten woonde zeker perzoon genaamd Miciia, die ons de nadrukkelijkfte proeve geeven zal van de gezindheid der na- Van Hoofdd. XVII tot XXI. is een aanharigzel op dit Boek, dit Volgt niét in orde des tijds , maar moet een wijl na den'dood van Joschua voorgevallen zijn; anders zou Pinehas den ouderdom van 300 jaaren hebben moeten bereiken. Deze en andere omftandigheden bekrachtigen die aanmerking. — De Aantekenaar moet jong zijn , daar Hoofdd. XVIIlr30. van de Babijknifcbe gevangenis gewaagd word. —.Liever wil ik nog dat die van de hand yan der Verzamelaar van dit monument zij; doch de ganfche zwaarigheid vervalt geheel als men Hoofdd. XVIII: 30. Zo verklaard, als wij gedaan hebben.  der RICHTEItEN. Hoofdd. XVII. 149 tie tot den afgodsdienst. 2. Zijne moeder ys> a_ Dia weduw ziinde had uit Godsdienftige inzich- zeide tot zijne ' ... ,. 1 1 , , moeder : de ten, mogelijk tot dienst van den labernakel duizenden hortte Silo , eene aanmerkelijke Ibmme van elf zilWcn'èn honderd zilverlingen bij den anderen geza- u.. 0"™°™£n meid; op zekeren tijd was die fom haar ont- ken' gij geroofd, zonder dat zij den daader ontdekt had; v0°0erkt' eniijne zij had zeer onrustig daar over geweest, en £°ne,"ebfe^'e°" den daader allerlei onheilen toegewenscht : dat geld is bij ,, - , mij, ik heb dat dit alles was voorgevallen m de tegenwoor- genomen: toen digheid van haaren zoon, die het geld weg- ^eder, gezegenomen had, en nu nadenken krijgende, het gend zij mijn & ' c zoon b" 3ei°' met fchuldbelijdenis zijne moeder terug geelt; vab<. deze nu ten uiterften voldaan over zijn ge- niivsznneZnioedrag, wenscht hem daar over geluk! 3. Hij i^\^nAA^dze^f. wil het geld terug geeven; doch zijne moe- veriingen weder weigerd het, betuigende dat zij altijd be- n^moeder zelloofd had, zoo dat geld te regt kwam, liet ^£tad«? aan fehovah ten gefchenk te wijden, doch Jcbovab gehci- , ,. r, ligd, [om het | ten dienfte van dezen haaren geliefden zoon, „it mime hand voor wien zij een gcbijtelden of gegoten Te- ^£eJjJ0"™ raph zou laaten maken; waarom zij nu het ^at hii e,en gf- * 1 fneeden beeld, geld hem in eigendom liet, om het tot dat en een gegoo- . , ,-i r-. 1 1 .ten beeld maa- emde te gebruiken. 4. Doch het mogt niet kc : mi darN helpen, hij geeft het terug; zij neemt daar j^ff^**8" van zo veel goud af, dat het de waarde vs. 4. Maar bedroeg van twee honderd zilverlingen, geeftze zijne moeder aan den goudfmit , die 'er twee Teraphim, „^moedernam een getheeden en gegoten van maakte, ten Iwce .honderd D . zilverlingen, en gebruik van Michas huisgezin. 5. Deze gafze den goudfmit, die maakte daar van een gelheden beeld ; en het was in het buis van JWtcha. vs. 5. De man Micha nu had een Godshuis ; en hij maakte vs. 5. De plaats waar hij woonde , was niet ver van Silo, dus dat niet tot zijne verfehooning konde dienen. K 3  150 Het BOEK nanzien,ijke man had daar een bedehuis voor en vuidc de' zich bijzonder laten maken, waar hij de Theukdzljne 2óó- ^aphiÈk plaatfte , om dezen, die men in de hein 'totd eenen ]u!ize11 raadvTaagde te plechtiger te vereeren , Triester ware. liet hij eenen Ephod maaken , om daardoor raadtepleegen, en bijzondere Theraphim tot dat vs. 6. in die zelfde einde ; één van zijne zoonen bewoog was 'er geen hij door gefchenken, dat hij aannam als Pries£3?!'«& & dat Godshuis te bedienen. 6. Dit zo gelijk deed, ftrijdende gedrag met alle de MofaiTche in- wat recht was ° J J Kt zijne oogen. zettingen werd niet gefluit; want 'er was wasS' 'er' ten geen Handhaaver der wetten , en van het itaSfl»!» v"n Goddelijk gezag : elk aanzienlijke maatigde ^eOacht °^ Z^ de Gverheids - rechten , zo in het burJüda; en die gerlijke als in den Godsdienst aan. y. In nmreCnhtjeTa'd dicn zeifden tijd leefde 'er zeker jeugdig man delingS vrever" geboren van Bcthkhem in Juda , eigenlijk keerd. een Leviet , behoorende onder het getal der deze'man was genen, die beftendig in Juda's erfdeel woon"Jt lBettbuhïm den ' niï vei'keerde nu zonder vast verblijf vanjada, ver- te hebben, in dezen oort. 8. Toevallig was trokken , om , .. , , ....... , .... ais vreemde- hij daar gekomen , hij had zijn vaderlijke ren,tCw7arkehij ftad vcrlaaten, zonder een bijzonder oogmerk [geiagoniieid] te hebben , waar zich neder te zetten ; de- mogte vinden: ais hij nu kwam ze nu overal zwervende door de gebergtens aan het geberg- 77. r, . , . .. - te van Epbra- &pnratms , komt voorbij de wooning van het'huTs va"MlCHA' niet Scen het nlinfte oogmerk om Miciia , om zijnen weg te gaan; vs. 7. Michacl is zoekt fterk' te bewijzen dat hij een kleinzoon van Moses zij, waar van elders. Datiie meciit, de woorden wit ie ftam Juda, zijn volkomen overtollig. vs. 8. Men ziet 'er uit hoe de Tabernakel-dienst verwaarloost moet geweest zi n , want uit gebrek vond de Leviet zich verplicht zijn Vaderland te verlaaten.  der RICHTEREN. Hoofdd. XVII. 151 bij hem aantegaan ; 9- Doch Micha riep hem, vraagd hem , van waar de reis 4 en wie tot fiern^ van hij was? Toen hij hoorde, dat hij een Leviet en'hij zeide tot was van Bethlehem , dat hij reisde met een Jem ykj*» oogmerk, om zich ergens neder te flaan , daar hij beftaan konden vinden; 10. Twijfel- wandèi,omais de hij niet, uit bijgelovige Godsdienftige be- ^^re^f te ginzelen, of hij is hem door de Voorzienig- waarlik rgeic- heid tocgefchikt; hij vraagd hem, of hij bij vinden.^ ^ hem wil blijven woonen tot eenen geestelij- zeidé micha ken Raadsman, en Priester van zijn huis wil gg zijn; zo hij daarin bewilligde , dan zou hij gfa. nuf tot hem jaarlijks tien zilverlingen toeleggen, met c.i tot _ eenen behoorlijk Priesterlijk gewaad, behalven den zal u jaarlijks vrije tafel: - De Leviet nam het aan; 11. En |^ngentiei; fchikte zich tot den dienst des huisgezins; cn orde van , . kleederen , cn Micha betoonde hem zo veel aclitmg en uwenleeftocht: liefde als één van zijne zoonen. 12. Hij ^pt^j gaf hem vele aangenaame gefchenken, zo dat ityjPffiff. de Leviet zich naar zijne genegenheid fchik- ngdc bij dien te in den huisdienst; en dus woonde hij daar f^ejtfpgeBng beftendig. 13- Micha was ook zeer inge- was hem , genomen met dit verblijf, want zo Veel Wist hij, zijne zoonen. dat de Heere door Leviten wilden gediend M^A '"Vulde worden, in zijne huisgoden naderde hij Hem; dit kon niet anders dan welgevallig zijn , in- dat hij hem tot , eenen Priester dien zulks was door perloonen daartoe ge- ware; zo was hii in het huis koren. van Micha. vs. >*. En Micha zeide: nu weet ik, dat pihvai mij zal weldoen, om dat ik dezen Leviet tot eenen Priester heb. XVIII.HOOFD- DDEEL. ewiil nu na dc dood van Joschua vs. i. in die j j r . dagen was er het Oppergezag van eenen onder de hraelnen &e°H Koning m vs. 1. Tusfehen Jofcbua XIX en XXI. behoort deze gefchiedenis ge- K 4 plaa:st.  152 Het BOEK isRAët: en in onbekend was, maar elke ftam naar welgevallen dezelfde dagen . , . , . & zocht- de ftam handelde, en op zichzelve ftond, gebeurde het voor zidfeene Wj gelegenheid , dat de Daniten hun erfe"oönen "wam ™sfe" ""breiden wilden; want hun was te denzeive was dien tijd nog niet al het bezit van hun erfondcr df'Sfaff P01'tie onder hunne andere broederen ten deel "«"gSea gEWOrden' 2- Het gebeurde zeg ik, bij geter erfnis toe- legenheid , dat zij vijf lieden uitkoozen uit gevallen. . ,, .. . vs. 2. zo hunne ltammen, die op de grenzen woonden, dera^vanDAN zeer dappere lieden van Zora en Esthaól, om nitljun gellacht het land naauwkeurig opteneemen : hier toe vijf mannen , ' nit hunne ui- gemachtigd gaan zij op reis, trekken Ephraims nannenrenZdie' gebergte om, en koomen bij die gelegenheid rtrijdbaar wa- aan llet hujs van MlCHA, in welks omtrek ren, van Zora, ' »nvanEstbaói, zij den nacht overbragten. 3. Zij waren niet om het land te , , , verfpicden, en voornecmens daar te vertoeven , doch toen ^n"ri°°rzoze;j zij nabij het huis van Micha waren hoor- -eiden totjien: den zij den Leviet fpreken, wiens ftem hun, zoekt'het land; als landsman , bekend was; zij zeer nieuws- men Tank hei §ierig van nem iets te verneemen, gaan dan gebergte van tot het huis; zij vraagen naar den Leviet* Epbraim , tot aan het huis onderzoeken hoe hij daar kwam , wat hij ziT vernachtten daar deed , en of hij daar genoezaam levensdavs3 [Want] onderhoud had? 4. De Leviet verbloemd voor zünde bij het zijne vrienden, die zijne voorige omftandie- huis van Ml- , J. . , . „ j» ■ , .. cha , zo ken- heden wisten, de tegenwoordige niet; hij vervan dlnlon^ klaard daar te woonen, en gehuurd van Miimg, dcn£e-CHA om als Priester daar den huisdienst vict ; cn zij wecken daar henen, en ziiden tot hem: wie heeft u hier gebragt, en wat doet gij hier, en wat hebt gfj hier? vs. 4. Hij dan zeide tot hem: zo en zo heeft Micha mij gedaan; en hij heeft mij gehuurd, en ik ben plaatst te worden; bijzondér blijkt dit, uit het XIX Hoofdd. het =8, 29 en 47. vers. — Het was gebrek van moed in de Daniten , hun toegelegd land was groot genoeg, maar zij durfden den vijand niet aantasten, om dat zij geen ftrijdwagens hadden. Hss.  dek. RICHTEREN. Hoofdd. XVIII. 153 te Verrichten, en verhaald hun daar van de hem (ot eenen bijzondere omftandigheden. 5. Dit fmaakte Priester, hun ftraks; zij verzoeken hem de Godheid zeiden 'zij toe bij deze gelegenheid raad te pleegen over ^««l het oogmerk hunner reis , of dezelve voor- I0, Want veel tegenftand van een vs. 10. (Ais zorgeloos, en zonder orde levend volk hadlomt^'zoTuit den zij niet te wachten; zij twijfelden niet lenk0z™geioos °* ^e Godheid zoude ook hunne onderneeïmd '■ e" dat m'"^ hegunftigen, ZÜ hadden zelfs hier van van ruimte:) begunfligende berichten; zij drongen dan ten St hll^'ta fterkftcn aan, om die fchoone koopftad, hoe «we hand ge- eer hoe liever te veroveren, n. De burgerij geven ; eene , • „, . ö J plaats , waar van deze twee iteden kozen zes honderd man geen gebrek w wakkere Heden uit, van alles tot zulk eene zaak, die op onderneeming wel voorzien.-. 12. Hun eerfte de aarde is. vs. 11. zo rustplaats is Kiriath-jearim in Jtida's Ham daar uit het gelegen; (bij deze gelegenheid door hen %DaMei\n van vernoemd en Machane - Dan geheten , de Zcra en van nu meest bekende naam: zij legt achter Eslhaól , zes . ,. . , \ ° honderd man- het tegenwoordige Kiriath-Jeartm.^ 13. VergorVmetkrijgs- volgens trokken zij door Ephraims gebied wapenen. over jiet vermaarde gebergte, en kwamen vs. 12. En zi| ö Ti , , togen op en langs de wooning van Micha heenen. . jegerden^z^di «pQen verhaalden de vijf mannen die daar 5£*rim te voren geweest waren , wat hun daar noem.ien zij toen ontmoet was ; hoe zij eene bijzoneïane^jjJr, dere hiiisgodsdienst gevonden hadden, in den dag ;°zied,CZzij i"maak als te Sil° * voor dat gehucht algeis achter A'/Vi- rneen • hier was Priester , Ephod cn Thera- atb-Jearim. 7 vs. 13. Mnphim, buiten en behalven een geineden en geke" dTjr door goten beeld, aan den Godsdienst gewijd en dat "ergtehet |an wel 'm piaats van cerie bond-ark en dien Epbraim , en verdere roedel; zij verhaalen hun wat zij gezij kwamen tot , , , , ' , , , aan het huis vraagd hadden, en wat hun gcandwoord was; van Micha. vs. 14. Toen andwoordden die vijf mannen, die gegaan waren, om het land van Laïs te verfpieden, en zii zeiden tot hunne broeders: weet gijlieden ook dat in die huizen een Ephti is , en Tbtrdpbim, en een gelneden, cn een gegoten beeld? nu dan weet, wat u te doen zij.  der RICHTEREN. Hoofdd. XVIII. 155 zij wilden dit voorval niet voor de overften vs. j5. zo verzwijgen, die nu zeer wel zouden J^^S ten, wat hunne belangens vereischten. 15. De- kwamen aan . , het huis van ze neemen het niet m bedenking, maar trek- den jonaeiug, ken van de gemeene weg af naar de wooning h';"'nuis' van Micha, kwamen aan de hoofd-wooning, van Min»i ' " en zi 1 vraag» en aan die van den Leviet, die bij het Gods- don hem naar huis woonde en verzoeken te mogen toegela- '"g^. Rn da ten worden. 16. Terwijl de Vorften met de j^J^g huisgenooten fpraken, bleven de zes honderd uit de kinderen 0 , . ,. . r ,„. van Dan wa- man, gewapend in volle toerusting voor het ren, met hunhuis ftaan. 17. Toen zonderden zich de vijf JSyggSE verfpieders van het gezelfchap af; zij gingen ble"en ftaan in ftilte naar het Godshuis, namen van daar der poort, weg het gefneden beeld; den Ephod , Thera- devs,vi!f' man* phim en het gegoten beeld; doch de Priester "en die gegaan * ° ° ' waren, om net geen vermoeden hebbende , bleef nog ftaan ïand te vcHpicfpreken met de Overften van de troep; 18. Die J^" Vij kwain het huis van Micha genodigd werden; «^^tj*J£ intusfchen ging de Leviet eens naar zijn tem- men weg het , .. ? „ , . ■ gcfrieden beeld, pel , hij vond alles dat kostbaar was, en tot éen Ephod, de den Godsdienst behoorde, weggenomen ; hij ^t r^*gé'goten fprak de Overften hier over heimelijk aan ; beeld, 19. Die hem verzochten het voorval zeer geheim bicef ftaan, aan te houden, en bij hem tevens aandrongen om p00rtcl;elmct de met hun medetereizen , en hunne raadgeever zes honderd ' ° mannen , die in de onderneeming te zijn , en den Gods- met krügswa- penen aangegord waren. vs. 18. Als zij nu in het huis van Micha waren Inge aan, en het gefneden beeld, den Ephod, cn de Thirapbim, en het gegoten beeld weggenomen hadden, zo zeide de priester tot hen: wat doct gij* lieden? vs. 19. En zij zeiden tot hem: zwijg, leg uwe hand op uwen mond , en ga met ons , en wees ons tot eenen vader, en tot eenen vs. 18, 19. Een Godheid mede te voeren moest hen in de onderneming beter doen flaagen; het roven van zulke Godsdienftige zaaken was Rachel al niet vreemd.  156 Het BOEK Priester: is het d!enst voor hun te verrichten 5 het was 'er vet beter, dat gij af, dat zulk een daad in hem zou aftekenren zijt vooreSnet z'jn •> dewijl hij daardoor gelegenheid zoude mt,Vo'fdéaét'gïj hebben> niet één huisgezin, maar een geheele Priester zijt ftam, een geflachthuis onder de Hoofden van Vü't eenen T .. ftam, en eenlsRAeL te bedienen. — ao. De eergierige genacht m is- Leviet is verneug(j over ^ aanmerkelijken werd hetThaert trap van bevordel'ing zonder indenken ; hij des Priesters trekt mede, ontvangt al den godsdienftige toe- vroltk, en hij n , , . f . . , ■; . naiu AewEpbtd,lteI '•> en werd in het midden van deze bende tbiml en^'hêt met dat k°5tbaar tuig geplaatst; 21. Doch in gefneden beeld, de voortóclit fielden zij nu bagagie en al wat en hi] ging weg . . , , in het midden zieli niet venveeren konde , vreezende voor VavSdatei?lkzij eenige vijandlijkheden van achteren van Midin wendden Cha, zo als het ook uitviel; 22. Want de zich, en trok- . ' ken voord, en man had al wat in zijn gehucht woonde ge- ftelden de kin- , , ... , derkens , en vvapend op de ontdekking van de dieverij, en gerVedrchaepnpen met mcmeid achtervolgden en achterhaalden voor zich. zij de Daniten airede vrij ver gevorderd, zü nu vel- van 23. Zo dra zij onder elkanders bereik zijn; gekrfmen wa- verzoeken' zij dat de Daniten ftil mogten houren zo wer- den; deze zwenkten zich tot aanval gereed den de mannen a zijnde in de houdende, en vroegen tevens, wat 'er van hetZChuisd'evan Micha's begeerte was. 24. Hij beklaagde Micha waren, z;cn zeer ov-er dieverij: alle zijne kostbaar- bn een geroe- ■> ■> pen, en zij ach- heden door hem zelf vervaerdigd , Priester, terhaalden de ., , .. , ... kinderen van alles was weg , ar zijn hoop , al zijn aau- ° vs.'23. En zij zien' durft S'ï dan noS verwonderd vrari-pen de kin- gen , wat 'er van mijne begeerte is? 2<. Doch deren van Dan" ' . ,.. na; deze nu de Daniten Vonten fpraken Micha bijzonMngezichrenén dei' aan' hem biddende niet meer te klaagen zei len tol Mi cua: wat is u, dat gij bij een geroepen zijt? vs. 24. Toen zeide hij: mme goden, die ik gemaakt had, hebt gi lieden weggenomen, ook den Pri s'er, en gii zijt weg gegaan; wat heb ik nn meer? wat is het dan, dat gii tot mij zegt: wat dtert u? vs. 25. Maar de kinderen van Dan zeiden tot hem : laat uwe ftera bij ons niet hooren, op dat niet  der RICHTEREN. Hoofdd. XVIJI. 157 over eeni°- leed, maar daar onder maar uil te misfdien manzijn; want dat zij anders beducht waren, dat ^ervagnem^d zommige onder de troepen hier over geftoord Ï°P«»£> hem moeten aanvallen, wanneer hij zeer wel v*n verliest, wist, dat het met hem en zijn gansch gevolg van uw huisge- gevaarlijk gefteld zoude zijn , dewijl hij geen «nV ^ Zq rnr-hts ffenoeg had zich te verdedigen. 26. Zij gingen de kinu«»-11LO & ° , , deren van Dam verlieten dan den anderen; want Micha had ,rannen weg; moeds noch krachts genoeg, om met de wa- ^mlefd™Azi; penen zich recht te verfchaffen. 27. Nu trekt grkef ™ 'de ganfche bende zonder verdere verhinderm- de zich om , gen&naar 'Laks voort, zij vinden het zo als d£r*£«e hun voorfpeld W3s, alles in de diepfte weer- Jmfo. ^ ^ loosheid ; overvielen alle de inwooneren , dan namen nadoodden en ftaken de overwonne ftad in micha gemakt brand. 28. Niemand der nabuuren trok zich hadden den der Latten noodlot aan , zelfs de Zidoniers hij ss^1^ niet, van welke zij eene volkplanting fcheenen e" zle™mtot te zijn; de ftad was ongemeen wel gelegen in «* zee" eene zeer vruchtbaare vlakte: de overwinnaars floegen ^hen o-in°-en ftraks de ftad herbouwen, en vestigde tedeszwaerds; zich in dezelve beftendig. 29. Zij hernoem- b?addcnend V% den deze naar hun vaderlijk erfvader Dan, m«J^V'er nlfrhoon de verwoeste ftad wel eer La'is heet- Was niemand, auiwu j\jik _ hen ver- te. 30. Nu richtten de mwooners der meu- loste, Want zij was ver van Ziden, en zij hadden niets met eenig mensch te doen ; en zij Dag] in het dal, dat bij Betb-Recbob is: zii nu herbouwden de ftad, en woonden daar in. vs. 19. En zii noemden den naam der ftad Dan, naar den naam van hunnen vader Dan, die aan Israël geboren was: terwi.il de naam dier ftad te voren Laï, was. vs. 30. En de kinderen van Dam vs. 28. Rechob lag in het gebergte Libanon , dus Laïs of Lefcbem waarfchijnlijk in de valei tusfehen den Libanon en Antilibanon. — vs. 29. Dit Dan is dan zeer onderfcheiden van dat Gen. XIV: 14. Mhs. vt. 30. Volgens een andere lezing de neef van Manasse; doch het liefst uit bet gtflaebt van Geaschon , doch in Manassks gebied ge- bo-  i58 Het BOEK richten zich dat we ftad daar de geftolene beelden op; doch be- gefneden beeld nocmc]eli eenen JoNATHAN, GeRSCHOn's ™Tbe%cb°n 20011 een Manasftet tot Priefter, die in zijn den zoon van gedacht dat recht bezeten, en daar in gediend Manasse, hij, , r> _ . o .. ... en zijne zoo- heeft tot Samuels tijd toe, toen dat land Priesters "voor en die ftad weder veroverd is. 31. Van daar den ftam der heeft de Godsdienst daar ter plaats haaren Danieten, tot _ ...... .. , den dag toe, oorlprong , die m al dien tijd tot ergernis lanTzijn"weg geweest is , voor den Tabernakel dienst te gevoerd. SUOm vs. 31. Dus fielden zij onder zich het gefneden beeld van Micha, dat hij gemaakt had, alle de dagen, dat het huis van Ehbim te Silo was. XIX. HOOFDD. vs. r. Het i. \Jp de eerfte proeve van de gefteldheid fn^dVeddagenk des volks omtrent den Godsdienst, zo lang 'er ninger wa" Kiii Secn éénhoofdige regeering was, zal ik eene Israül -, dat andere doen volgen, die het verderf en de «Vei man was, wanorder in de zeden en biirgerfchap beves5£f tigen zal: - gedurende dezen tijd leefde 'er aan de zijden zeker Leviet, die even als zijne broeders nu van Ephratms ■> gebergte, die zwerfde om kostwinning; hij woonde thands, vrouw , Ceeu doch niet als burger op een der EphraimiuitW'letiWs« tifche bergen, hij was gehuwd, met eene van juda. vrouw van Bethlehem in Juda, doch in rang boren. — Maar ziet men niet op de punctuatie als gewigtig, dan is het Hes zoons Mos es, om te toonen dat hij uit dat voornaam Priesterlijk geflacht was, en hier voor is veel fchijn, om dat de Joden altijd fchroomden als of zoortgclijke verhalen het Karakter van Mo se 3 benadeelen zouden ; doch hij werd 'er groot door, zijn familie heeft hij niet bezorgt: veel eer voelt men hier hoe diep het verval der natie is, hoe ondankbaar omtrent hunnen Moses Nmr. — (Datiie verdedigd Manasse als de ware lezing: Rossi bepaalt niets.) Hezel denkt met mij aari de Philiftijnfcle wegvoering , doch dan zou men ook meer vooronderftelling kunnen gehoor geven, die anders donker blijven.  dek. RICHTEREN. Hoofdd. XIX. 159 als bijwijf. 2. Deze vrouw, die hij waarlijk vs. e. Maarlief had, was zeer ftuursch, halftarrig, 0** jjiSSIfjg zinds zij gehuuwd was, niets vermogt op ha- re genegenheid ... .... , , geftremde haar ren geest, zijnde waarichijnhjk tegen haar inkeer ; zij zin aan hem getrouwd; eindelijk ontvlucht zij ^èg ™ h^ hem, en gaat weder naar haar vader, alwaar ^j^vfm haren ■zij reeds een wijl, bijna vier maanden ge- Betbiebem van weest was, eer haar man ontdekte waar zij wa^daar'^enlvvas. 3. Hier op befloot hij eene reis te jj*JfFen»j* doen , om haar op allerlei wijze te vrijen, maanden. ^ dat zij weder met hem te rug wilde keeren; haar man 'maakhij was vergezeld van een knecht en twee 'rok^ar'na* ezelen, op hoop haar te zullen beweegen met om naar 'leur 1 1 0 hart te fpre- hem te rug te trekken; zij geleide hem tot ken, om haar haren vader, die achting voor den Leviet had, ^ hz\}a en zich daarom verheugde over dat onver- [onsen was bli 0 hem, met een wacht bezoek; te meer daar hij zijn oogmerk P.aar ezelen ; ontdekte, waar in hij fchoonvaders toeftem- hem in het huis ming had; waarom zijn dochter bewilligen JerVerfaisde moest. — 4. Hoe genegen hij was nu weder vader van de ,, .. r , , jonge vrouw •te vertrekken, verwon zijn lchoonvader even- hem zag, zo wel zoo veel op hem, dat hij zijne reis een ïjj"d0Ver zrjnê dag of drie uitftelde: zij leefden dien tijd zeer ontmoeting. ö J ... vs- 4- En zijn vergenoegd daar te zamen, en hij fliep in zijn fchoonvader , r , ........ j" de vader van de fchoonvaders huis bij zijne vrouw. 5. Op jonge vrouw, behield hem, dat hij drie dagen bij hem bleef; en zij aten, en dronken , en vernachtten daar. vs. 5. Het was nu op den vierden dag, en zij ftonden vs. 2. Dit is een lezing die wichtige getuigenisfen voor zich heeft, Mhs.; — door Dathe ook gevolgd. — Het woord kan algemeen vermindering van genegenheid uitdrukken, zo verklaard Lel and Cad. gizag van het O. en N. T. I. Deel hladz. 331. dit geval. vs. 4. Het gastrecht gaf drie dagen aan den reiziger, de Leviet bleet 'er 5, misfehien was s'vaders oogmerk hen 7 dagen te houden, en dus .eene nieuwen bruiloft te vieren.  l6o Het BOEK vroeg In [den den vierden dag was hij al vroeg op om almorgen op, en jes tot de reis gereed te maaken; doch zijn hii maakte zich D . „ Cp om weg te fchoonvader bewoog hem, ten nunften zo lang df vader "van te vertoeven, tot dat hij behoorlijk ontbeten dejonge vrouw h d dan ZQU hij niet verder aandringen zeide tot zij- ' * , , nen fchoon- om le blijven. — 6. Hij bewilligd; — onder uw" hart ftmet het eten doet zijn fchoonvader nog alle moe» broods,en daar te om hem ]10S eeniSe te houden, en de na zult gijiie- geneugtens van het vriendelijk zamen zijn te den weg trek- ^ Doch fey bleef bij zijn voornee- zaten^n^ëder" men; eindelijk haalde zijn fchoonvader hem en zii beide ZQ ver over dat j^j nog éénen nacht bleef. aten tezamen, J . , .. , , en dronken; 3. Op den vijfden dag was hij al weder vader 'van de vroegtijdig op, om aftctrckken; zijn fchoonjonge vrouw d drong weder om alvorens te ontbijten, tot den m.m : o . bewillig toch, jjjj doet het; en hij onderhield hem zo lang, en iaateuwChart dat het best van den dag al voorbij was, vrvs:k7ZiMaar zo dat hij zelfs het middagmaal daar gegeten dc man ftond fac\. 9. De Leviet bemerkende wat 's vaders trPekk™nTedoch oogmerk was, ftaat een wijl na den eten op, dI?dronghe«; om met zijn vrouw en knecht te vertrek zo dat hij daar , jjn fchoonvader gebruikt nu weder de- weder over- ' J 0 . . nachtte. . ze drangreden : dat het nu de moeite niet oplen'vlifden waardig was, zulk een reis te aanvaarden, dag des mor- . , t aj te0.cn den aVond was, hij mogt gens vroeg op uanl _ 0 .. was, om weg dan nu. de reis maar uit zijn hoofd ltellen, de ïeidekdee vader dag helde reeds naar ruste; zij moesten zich vrouw*- jfterk nu ook verkwikken , en met genoegen^ den toch uw hart; avonci flijten; en dan beloofde hij hem 'sanen zij vertoef- J , . .. den tot dat de deren daags zonder verdere aandrang naar zijn tenzijbddge" huis te laten trekken. - 10. Evenwel was vs^o [Toênn'maakte de man zich op , om weg te trekken , hii , en z jn 'biiwiif, en zijn iongen; maar ziin fchoonvader , de vader van de"ongc vrouw , zeide: ziet toch, de dag heeft afgenomen, dat het avond zal worden , vernacht toch, ziet de dag legert zich , vernach SST én lal uw hart vrolijk zijn, en maakt u morgen vroeg op to uwen wes, en ga naar uwe tent. vs. 10. Doch de man wilde niet  der RICHTEREN. Hoofdd. XIX. i6x de fchnohzoon niet te bevveegeri, alle poo- vernachten , , .. maar ftond o[>, gingen daar toe waren vruchteloos; hij ver- en trok weg, laat het huis, zet zijn vrouw op den eenen j^^Jj J0f ezel , en trekt weg; de avond was nu al ^«^(^ » fchemerende j toen zij Jebus of Jerufalem met h'm 'was voor zich zagen leggen, n. Onder den rook van de ftad zijnde, was het nu al donker, ook „was gig waarom zijn knecht hem ten fterkfte raadde hem. ^ door te reizen tot de ftad zelve, en daar zii nu bij Jc- hun nacht verblijf te zoeken. 12. Doch hii ^sw;^'"*™ oordeeld dc zaak niet goed; hij zou niet zeergedaald , , . , j ev en oc jongen gaarne in eene flad onder het gebied der Je- zeide, tot zijnen buftten vernachten; hij wil om alle gevaaren .^f™ te vermijden in eene ftad van zijne landgc- ons ^ciê^A nooten verblijven: Gibea was zo ver niet af, wijken , en , , r, ■■ daar. in vef- daar zou men de nachtrust neemen. 13. til] nachten. gelaste dan den jongen voor uit te gaan , op ^fë^. dat hii en zfin vrouw weeten zouden waar de tot hem ■. J .. wij zullen her- te rijden, en zulks zo lang tot dat zij aan waavct nietwü- een' ftad kwamen, het zij dan Gibea of Karna £n* om" daar te vernachten. 14. Op deze wijze welke, niét_is v . van de kinde- voordrcizende kwamen zij na zonnen onder-ren van Israöi. ; gang te Gibea, behoorende onder der Benja- v^j^ekfen" miten gebied. — 15. Zij floegen den weg tu;sG/3^V00rts naar de ftad in, dwaalden door de. ftad,' om zeide hij tót . , n -,u zünen jongen ergens in te koomen; emdéüjk floegen zij ziCh flap wat aan , op ftaat neder, dewijl de burgerij hun j*g % de ülicht van herbergzaamheid wien zij het piaatzen nad en voor uvve jüda «etogen, dienaresfe , en voor de knecht die maar 011- maar [nu] trek , , n , , _ ik naar het huis der de llaaveii behoeft te vernachten, ons eTJlTnie; mangeld niets, dan alleen onder het dak te mand, die mij mogen zijn. 20. De grijsaard bewoogen met in huis neemt. , „ .. vs. 19. Hoe hunne omftandigheuen is verheugd, dat hij in onze 61 delen 1*;aat ls hun te dienen ; hij bied aan hun ook ftroo, ook tc bezorgen dat hen juist ontbrak: het was voeder is ; en J ook is'er brood waar zijn wooning was gering, maar het was en wijn voor , , , „ ".. mij , en voor daar beter dan op ftraat te vertoeven. 21. Hij mlagd en voor vergenoegd, gaat met den oude man mede, den jongen , dc" ezelen werden voorzien , en zij gediend fme] b,j uwe » J. & knechten, is, met behoorlijk water tot verfrisichmg van b/ckVan eentje hunne voeten j nu werd de reisvoorraad op zaak. vs. co. Toen zeide de oude man : vrede zii u! alles, wat ü ontbreekt, is toch bij mij, alleen vernacht niet op de ftraat. vs. Wr. En Mj Brtgt ftem in zijn huis, en gaf den ezelen voed.'r, en hurmc voeten giwasieh hebbende, aten en dronken zij.  der. RICHTEREN. Hoofdd. XIX. 163 tafel gezet. 22. Zeer gerust aten reizigers en huiswaard met de zijnen nu te zaamen; doch zij wierden al rasch in hun ftil genoegen geftoord door eenige burgeren der ftad , belhamels in allerlei godloosheid, die rondom het huis fchaarden, en nu heftig op de deur begonnen te kloppen, en tot den huisman riepen, dat zij begeerden den vreemdeling, die bij hem vernachten zoude, zonder draaien, in hunne macht te dellen, op dat zij hunne beestelijke driften met hem verzaadigen mogten. 23. Nu is alles in angst en vrees , de braave grijsaart de plichten deigastvrijheid wel kennende , ontziet zich niet buiten te gaan en hen aan te fpreekeu : hij verzoekt hen op het vriendelijkst zulk eenen eisch te laten vaaren, dat deze man nu onder zijn befcherming was, en dat 'er geen affchuwelijker daad zoude zijn dan een vreemdeling zulk geweld aan te doen. — 24. Doch 'er was geen beweegen aan; toen hij hunne onverzettelijkheid bemerkte, flaat hij hen voor zijne dochter cn het bijwijf van den reiziger tot boeting van eene wel onbetamelijke, maar minder zondige lust, overtegeeven , veel eer dan zulk eene onnatuurlijke zonde met den vreemdeling te pleegen. .— 25. Evenwel zij fcheencn in dat voordel ook geen genoegen te vinden; de Leviet intusfehén het gelprek beluifterd hebbende, en verdomd over de getrouwheid van zijnen huiswaard, overwind zichzelven om zijnen vriend te behouden; devriendfehap moest over de liefde zegepraalen, hij vattede zijn bijwijf bij den arm, cn ftiet haar tot hen uit naar buiten; en zij bekenden haar, en L 2 vs. 22. Als zij nu hun hart vrolijk maakten , ziet, zo omringden de mannen van die ftad, (.mannen die Belials kindereu waren ,) het huis, kloppende op de deur; en zij fpraken tot den ouden man , den heer van het huis , zeggende : breng den man , die in uw huis gekomen is', uit, op dat wij hem bekennen. vs. 23. Maaibij ging tot hen uit , dis man , de heer van het huis , en zeide tot hen: niet, mijne broeders , doet toch geen kwaad; nadien deze man in mijn huis gekomen is, zo doet zulke dwaasheid niet- vs. 24. Ziet, mijne dochter, die maagd is, en zijn bijwijf, die zal ik nu uitbrengen, dat gij haarfchend:, en haar doet, wat goed is i'i uwe oogea ; maar aan dezen man doet geene zulke dwaasheid. vs. 25. Maaide mannen wilden naar hem niet hooren , zo greep de man zïin bijwijf, cn bragt waren met haar  ró4 Het BOEK bezig den gan- fe§*F buiten de deur, waar op hij den huisfchen nacht tot waard binnen flecpte; men hoorde verder acen aan den mor- G gen, en zij üe- gewag ; zij behandelden intusfchen de arme de""dageraad vrouw fchaiidelijk den ganfchen nacht door, °Pvs?S'26 zo 'er was gcen verzaciigen aan, cn dat in zulk kwam deze eene menigte , tot dat het daglicht aanbrak, vrouw tegen , u-u •• i , , . het a.inbreeken toen hielden zij op met hunne omhelzingen. Itnctond ,'"°en ~6- $ uit km handjen onttogen ijlt naar zij viel neder het huis toe van den Grijsaart, alwaar haar voor de deur . J van het huis heer was , zonder te kloppen wilde zij zo hneaSrmhrcrJain l«g wachten , tot dat het huisgezin in be- ^g'daar11,] tot vvccSi;1S was. 27. Zo dra dc huisgenooten dat het licht opwaien, en het huis openden, zijnde de Wvs.' a-. Ais vreemdeling nu van voorneemen in allerijl te des bMm<.rgens Putv'uca^en •> vonden zij de vrouw in der er» opftoud-, cn de barmelijkile toedand bij de deur liggen: zij deuren vail r , ' . , , , ™° •' 1 ' het huis open ichecn met hare handen op den dorpel te gte«dömCzijnenleUnCn' in de k>P^W é> of zij fliep. weg te gaan 2ii. Waarom hij haar wakker wilde maken, ziet, zo lag de ' vrouw , zijn en haar aandringen maar ren fpoedigfte te deuWr'Jfvananheet vertrekken; maar het bleek al rasch, dat zij h"ideneöpdaern door dic g*uWehjke behandelingen den geest dorpel. gegeven had: zonder beraden neemt hij het zeide tot haar: Ujk bind het op den eenen ezel, en verliet wn°Ptrelïlene" ZU dc ltlld 0111 "iUU' zij'Ue VOrigc WOOlling te maar niemand rug te keercii. — 29. Naauwlijks was hij antwoordde ; ,. . . 3 3 toen nam hij t huis, ot diep getrolten over het leed, en ezd , °e„ Vt vo1 ftWf nam hij het lijk, verdeeld het zo als zich op"1"''^! hcC 'S' in twaalf ^kken, en zond aan de toog naar1 zij- vergadering van elke ftam écn ftuk, met de ne plaats. vs. 20. Als hij nu in ziin huis kwim, zo nam hii een mes, en creep zijn bijwijl', en deelde haar met hare beenderen in twaalf ftukken; cn vi. 28. Hij verwacht dan van de Overigheid der plaatze geen recht, ïiaar zal die bij Ephraim zoeken. Mn».  der RlCHTEREN. Hoofdd. XIX. ïti$ nodige opheldering van den aart van hef voor- MJ .otv! die val. 30. Overal is men verftoord over dit j^*»» fchreeuwe-d voorval , men zegt ecnpaarig: vS. 3o. Kri , , . het gefchiedde, van de eerfte opkomst van den burgerlbat dat, tl wie het af l tot heden toe is 'er zulk eene gruwelij- g£k» .™iA?e\ ke daad niet senleegd geworden. — Maar wat geich'ièd, noch s- gezien , van nu te doen ? — Het was een zaak van het dien dag _ af, uiterflè aanbelang, men behoorde bedaard W^^SS" «verleggen* hoe aan den eisch van den man "jt Egypteiani J ' zijn op„eto- om wraak het best te voldoen. gen, tot op de¬ zen dag , legt u daar op, geeft raad, en fpreekt. EXX. HOOFDD. indëlijk befloot men ecnpaarig, eenen vs. I. Toen algemeenen raad van alle de Hammen, nu in ^d"renllcv^ lange niet gehouden, zaamen te roepen; het Israël uit, en -,.,,""„ , , . , de vergadering gefchiedde , alle vergaderden ecnpaarig, hoe verzamelde afgelegen ook, zelfs de Overjordaanfche; &è «gj» £ Dal Benjamiten alleen uitgezonderd, die zich ont- &^wt£*nk^£ trokken, en dus zich affeheidden van het ver- jand' van c;ecnigd volk: de vergadering wierd belegd in &n der vermaardfte bedehuizen van het land. ^.^a^Jto 2. Om den Raad behoorlijk gezag bij te zet-van het ganfche " , ." , volk Helden ten, 111 de uitvoering van het. vonnis, werd 7ich alic ftam. tevens gezorgd .dat de burgerij in de wape- nen gebragt werd ; alle de ftammen leverden rins van Elf 9 0 . bims volk ; r Benja;::in uitgezonderd) troepen tot viermaal vier honderd honderd duizend man toe, foldaten te voet. „"^"0 voet", 3. De Benjamiten vernamen al rasch, hoe 'er ^'f,.,.^,1;^J^'''iarl' raadsvergadering te Mizpa belegd was, en de vs. 3 En de • Kinderen van Benjamin hoorden , dat de kinderen van IsRAëL opgetogen waren naar tij. 1. Voor Mizpa bij den hoogen berg. Mus. Men leze Faber. P'inrn. van bet Oosten III. Deel bladz. 336. »y. 3. In den groudtext fpreekt gijl. de oude Efbraimiet, namelijk en L 3  i66 Het BOEK Mizp*; want troepen daar waren zaamen getrokken ; zij blee% ven evenwel weigeren de leden in den Raad te hoe: ffsreek(u; Zenden ' de Leviet werd voor de» grooten kwaad ge- raad gefield , om daar zijn beklag te doen fchied» 1 . nuLii, vs. 4. voorts en naauwkeunge opening te geeven hoe het TSt madne, zich O*"- 4. Hij is volvaerdig de man van de'om getrouw verflag te doen, hii verhaalt zü- vrouw, die ge- , . , »«"«« *»j dood was, en ne Komst te uwea, de onherbergzaamheid der Set?m1$\f inwooneren. 5. Hoe hij eindelijk onder het dak hef welken gmakt was' hoe zij'hem °Pe'schtten tot eene Benjamin is, fnoode misdaad, waar op zij hem dan gewis om te vernach- Z0U{jen ged0od hebben , om alle gevolgen burgers' " voor te koomen5 hoe zij zijne wettige"vrouw, Wbea maakten maar met het bijwijfs-recht gehuwd, sefchon- zich tegen mij ... , ' D ? < op, en omring- den hadden op zulk eene verregaande wijze, het hu™ % dat ziJ het met den d°od had moeten bekoo- *tn miiSo" Pe" ' 6' D^ llïj dMr °P het lighaam Se"0- den, en mijn men had, cn t'huis gekomen het verdeeld, zii gèfchonden" en 20 rond gezonden ; dat hij zulks gedaan dat zij gettor- had , 0m dat het geval zo roepend en gruvs. 6. Toen wclijk was; dat hij dit alles met eede bekrach- creep ik miin M , , bijwijf en deel- tigen wilde, maar nu ook voldoening eischtre. doCndh'hL; in 7: Evenwel de wijze aan hun overliet , als Hd deferfn's zijnde ^e zijne "^^burgeren van éönen van IsRAèt : flamvader, en daarin zich aan de uitfpraak fchénddaad' en van den Raad onderwierp. 8. Men bra het antwoord van den Heer door eik dezer fiin- de Tjrjm en Thwr.mim was: dat T u d a 's ftam gerde met ee- .. •> nen ft .in op zulks zijn zoude. — 19. In den vroegen hij" niefniists: rnorgenftond vertoonden zich daar op deze v>. 17. Maar de mannen van IsRAër. werden geteld, hehalven BENJAMIN, vier hond.'rd duizend mannen, die het zwaerd uittrokken: deze alle waren Mannen Van oorlog, vs. 18. En zii maakten zich op, cn trókken op naar Be'tblü.1 om Elobim te vragen; en de kinderen van Israël zeiden: wie zal onder ons eerst optrekken ten ftriid tegen de kinderen van Benjamin? én Jebovnb zeide : Juda eerst. vs. 19. Zo nuukren zich de kinderen van Isracl in den mor^eiiftend op, cn legerden zich teg^n Gibta.  der RICHTEREN. Hoofdd. XX. 169 troelen voor Gibea. 20. Zij fchikten dus in vs. 10. En de de vélden van dé ftad zich in dagorde, dewijl togen men zag dat de troepen der Benjannnieten zich J^^M tot flaan bereidden. 21. Het kwam toteenM1N, en de , , , „„ j„_ mannen van hoofdtreffen, met zalk een verbaazende nedei- iSRAël. fchikten laag voor de Hoofdarmée, dat 22000 man van hen op het flagveld bleef. 22. Doch de anderen ^, «rM*jf herftelden zich al rasch weder , cn hadden van benjamin no«r moeds genoeg, zo dat zij zich tegen den «^fS volgenden dag flagva«^;.jmÉ^;^ei5 <£*£>~ 7\\ weder (laags raakteu. 23. Doch zij zonden aarde: tweeën. J n r 7-1? A' Anir twintigduizend al weder bevelhebbers naar Beth-h.1, die oaai marmeil van hun leed aan hun Heer klaagden, over het ^ groot aantal van gefneuvelden in den cerften ^vc*^ lla°", met nieuwe vrage aan den Heer, of r;nameiijk] de het wel zijn welbehagen was dat zij ander- ™'AgeLn. env^ maal tegen hunne broederen zulk eene harde veldtocht doen zouden; zij kreegen weder be- terptos,waar vestigend andwoord. 24. Het ging dan we- ^n lc"0Jrige„ dcr als vooren, de troepen raakten onderling ^den^h'kt nn den-eane. 2«. De overwinnaars vogten vs. os.End» aan utu b'mb* J 0 kinderen van met nieuwe krachten, er bleeven weder ibooo ISRAêL togen „„ weenden voor het aangezicht van Jebovab, tot op den avond, ÏVvZJen feLlZ zeggende": zal ik weder ten 1«deren «gen de kindjren van Benja^Nv»Ume S^BrWAS.sVaeï* vs. «. En die van Benjamin ter aarde, alle die trokken het zwaerd uit. Vs. 21. Het naaste de rede , om dat zij op hun aantal te veel vertrouwden in de overwinning , en dus niet geregeld genoeg ftreeden; want de rede die Mus. uit H.fta X: 9- wil ontleenen zou wel werkeloosheid in velen veronderftellcn kunnen, maar niet dat zii zich gewillig lieten afmaaken door de Epbraiminn. - Veel minder behaagt mii die van van N. K. Het beste Hess. dat zulk een talrijke Armée mogelijk geen velds genoeg had om te kurnen Haan. vs. 22. Zij maakten zich vaardig tot den flag. L 5  i7o Het BOEK vs. --(>. Toen hraclkrs op het flagveld. c6. Nu was alle;? aneendeZkinde' 'm de uiterfte verflagenhcid, de Armée deinsde re»vanisRAët., nim Beth-El te rug; daar hoorde men het en al het volk, 07 en zij kwamen gekerm der overgeblecvenen voor de veldtent zij weenden, van «un Heer , daar werd eene algemeene voor'0net"'la" vasten daS gehouden, en een aantal van brand sezicht van en dank-offeren tot inwinning van 'sHee- Jcbovab , en „ , ° zit vast-en op ren gunst geflacht. 27. Men raadpleegde t7det avond • 1111 ' doch meer plechtig, door den Hoogenen zij offerden priester voor de Ark des verbonds, die te brand-offeren, ... en dank-offe- dier tijd te Beth-El was. 28. De ij'verige b«i'J°°raa'nge- PlN K 11AS hoe oud ook, was in zulk eene Zivs' "7 En de buitcngewoone netelige omftandigheid nu zelfs kinderen van in liet werk ; hij" raadpleegde in eigen perzoon ^en^jebovab5', met de godfpraak: men wist nu volftrckt niet uTdie* dagen Wat tc docn 5 dc zaak te ]atcn 20 zij was •> or" de Ark des zich weder aan den uitflag van eenen flag verbonds van . . , Elobim. bloot te nellen ; tot verwondering was het rr-EiiAs8,' de andwoord: weder ten fpoedigfte flag te leveren, z>onvan elea- fat -/ƒ nu zegepraalen zouden, 20. Met nieu- zar, den zoon j , • van AaRON , we moed beleide men krijgsraad over de wijaMgdezIchtr Z'ln ze •> &a bepaald werd om achter de ftad Gldie dagen q jjea CCne gedeelte van dc Armée tc ftcllen, om zeggende : zal 0 " ik nog voord- de ftad door eene list te overvallen. — het r J ° ' volk te gemoet; aan, doch niet met de noodige behoedzaam- zij werden af- heid; de vereenigde Armée deinsde te rug, gtr^"^S firaks vielen zij aan1 bet haan en aan het ?« begonnen te j naan mi(|er hec moorden zonder orde; de Armée raakte ver- volk, [en] te deeld, de ééne vleugel floeg op den weg naar ffjt^ voren^ Beth-El, terwijl de andere op den gemeene ^'^f^ weg naar Gibea vocht: het verlies bij deze "ue opgaat .. ' J naar Betb - El, terugwijkmg was gering in de Hoofdarmée , en eene naar het was een krijgslist, 'er bleef maar dertig véfd*'omtrent man. 32. Doch deze 'had eene goede uitwer- y""]^™""0" king tegen de Benjaminieten; zij dachten op vs. 3». Want , ■ r- 11 ... de kinderen het te rug demten , dat de overwinning al Van Benjamin weder als te vooren in hunne handen was; - ïïjjjïïj, Zlv"$ Doch de Israëlieten hadden maar bedoeld ons aangezicht, als in het eerst; hun van het flagveld op de openbaare wegen maar de kindete lokken, en onderling te verdeden; 33. Zo nadcienVez'egd1': dra dat gebeurde kwam het eerst recht tot ons yIïe- ö den , en hem een hoofdtreffen ; de troepen van Is ra cl van de fiad , , .. n ... ™. ... ,. aftrekken naar zwenkten bij Baal-lnamor, terwijl op dien de ftraaten. zelfden tijd de troepen achter de ftad gelegd, mavak\fn' ^c" in bewceging raakten , zo dra zij bemerkte °p alle mannen .... .. , „ ..van IsRAëi. , dat de bezetting vrij ver van de ftad verwij- ieder uit zijne derd was. 34. De achterlaage maakte een fewkte'n e"[den bende van 10,000 uitgelezenfte manfehap %boA2ar ^"ooi uit, die begonnen toen de ftad te beftormen, de hinderlaag .... ... . . . , . van Israël en heftig met de overgebleevene bezetting, kwam voord die zich verweerde te vegten , in het minst JJjf *"J pIvaajjseï geen vermoeden hebbende dat het haar het eerst va" Geba. vs. 34. Ook kwamen 'er tien duizend uitgelezene mannen van gansch Israël van tegen over Gibea , zo dat de ftrijd zwaar werd; doch zij wisten niet dat het kwaad hen treffen zoude. vs. 33. Hezel leest het hol Geba met veel waarfchijnlijkhcid.  172 Het BOEK vs. 39. Want gelden zou. 35. Intusfchen wierd de HoofdBenjamin "oor arniée der BenjaminUten geheel verflagen nu isRAëLs aange- beftaande uit 2^100 foldaaten. ™nd zetten. welke zij tegen 39. Zo dra de Hoofdarmée het teeken van de Gibea gefteld \ - _ , , , hadden. verovering der ftad gemerkt had , was zij ^e-WnderiMg gezwenkt, daar zij te vooren te rug deinsde, haastte zich, waar ^oor dertig man van de voortroepen en zij vielen 0 aan op Gibea; geflagen waren, en de Benjaminieten misleid, laag'trok'recht 4°- Op dien nieuwen aanval begonden de door, en floeg Benjaminieten op hun beurt te rug tc deinde ganfche ftad .11 o met de fcherp- zen ; men zwenkte en zag nu duidelijk dat tev"s87aide' men misleiden de ftad veroverd was. 41, Toen RAëLe" hTddeii dron8en de krachten te fterker voorwaars , een tijd beftemd en de Benjaminieten begonnen in wanorde te derlaag, wan- geraaken , ziende dat het met hun gedaan £rootcZ1verhe£ was' daar z'i tusfehen twee vuurcn kwamen. iing van rook van de ftad zouden doen opgaan; vs. 39. Dat zich [dan] de (nannen v.nn Isracl zouden omkeeren tot den ftrijd: (Benjamin nu had begonnen te (laan, [en] te doorfteeken van de mannen van IsRAëL omtrent dertig mannen; dewijl zij zeiden: immers hij is voorzeker voor dm geflagen, geliik in den vorigen ftriid.) vs. 40. Toen begon de verheffing op te gaan van de ftau, [geiijk] een pilaar van rook, en Benjamin zag achter zich om, en ziet. de brand der ftad ging op naar den hemel. vs. 41. Als nu de mannen van IsRAëL zich omkeerden, zo werden 'Ie mannen van BSHJAMIN verbaasd, want zij zagen dat het kwaad hen treffen zoude.  der RICIITEREN. Hoofdd. XX. 173 42. Zij zwenkten dan zijdwaards af naar de vs. 42. En^ij vlakten; doch zij raakten daar door niet bui- ^o"rdclnnt *™ ten den flaff, want de bezetting der fteden gezicht der 11 1 . j mannen van ïs- langs dien oord viel uit, en velde al ter neder RflëL naar cicn wat haar voorkwam. 43. Op de eene plaats fófgZ werd eene bende volkomen omzingeld en afge- nederlaag voig- de ben daar ma kt, op een andere uit elkander geflagen en die uit en dus op de ligtfte wijze geveld; dat viel ^genTomlnd"' nog alles reeds voor in de nabuurfchap van ve™iehi^'''e'7A] Gibea voor den avond, waar de ftrijd des omringden h-.n- .... jamin, zij ver. morgens begonnen was. 44. Zo jammerlijk volgden hem, was de nederlaag, dat 18000 mannen op die vt™a;d£" wijze in den algemeenen veldflag fnetivelden, moeite toe voor J ° a Gibea , tegen 45, 46. Daar zij voor den (lag 25000 mannen den opgang der hadden kunnen tellen, en nu nog op hunne zo"st 44. Kn >er vlucht op de landweg 5000 man verloren, vielen van Benr 0 ° * 3 jamin achtien Z'Ifs eer dat zij de rots bereikten nog 2000 duizend man- , - , ij, • t nen; deze alle mannen. 47. 600 ruanncn hadden zich nog ge- ware ftrijdbare floten gehouden en waren gerukt in een land- mavnsne^_ Xoea kasteel op den Rotsfteen van R1 m m 0 n ; daar keerden zij . zich 1 cn vJo- zij het vier maanden uithielden, zonder zich den naar de te 'aten zien, en zonder aangevallen te wor- w^**^^j*[ den, onbekend blijvende voor de vereenigde van Rimmon ; ' _ , maar zij dee- Armée. 48. Na het hoofdtreffen en het den eene navervolgen van den Benjaminiet begonnen zij hen op dekratten , van vijf duizend mannen ; voorts kleefden zij hun achter aan tot aan Gideon, cn floegen van hun twee duizend mannen, vs. 46. Zo waren alle, die op dien dag van Benjamin vielen, vijfentwintig duizend mannen, welke het zwaard uittrokken; alle die waren ftrijdbare mannen, vs. 47. D ich zes honderd mannen hadden zich gewend, en waren gevloden naar fle woestijn, naar den rotsfteen van Rimmon ; en zii blecven in den rotsfteen van Rimmon vier maanden, vs. 48. En de mannen van Israël vi. 42. Deze woestijn is die van Guarantania. Mhs. vs- 43. Hier zim moeilijkheden in de getallen; — zie Mhs. Or. Bibl. V. Deel bladz. 241. die goede leezingen daaromtrent gezarfteld heeft. vi, 45, Rimmon eene onverwinlijke lioojte in de woestijn Guarantani*.  i?4 Het BOEK keerden weder tot dc [overige]kinderenvanBenjamix cn floegen hen met de fchi'rpte des zwaards , de menfehen van elke ftad tot de beesten to( die gevonden 1 XXI. HOOFDD. vs. j. De mannen van IsRAëL nu hadden te Mizpa gezworen, zeggende: niemand van ons zal zijne dochter den Benjamiten ter vrouw geeven. vs. e. Zo kwam het volk te Betb-El, en zij bleeven daar tot aan den avond.voor Elobims aangezicht ; en zij hieven hunne ftem op , en weenden met groot geween. vs. 3. En zeiden : o Jebovab, Elobim van Isracl , waarom is dit in Israël ge1'chied, dat 'er rieden één ftam van IsRAëL gemist word? vs. 4. En het gefchiedde des anderen daags, dat het volk zich vroeg opmaakte, en daar eenen altaar bouwde; en zij offerden brando'fferen , en dank - offeren. vs. 5. En dc kinderen van I lieden aan te tasten, alwaar ook alles doodgeflagen werd tot het vee toe; geene plundering of verrijking met 's broeders goed werd 'er gedoogd, het werd alles ten vuure geofferd als een Cherem voor den Heer. , in alles wat gevonden Werd; ook zetten zij alle fteden verden in het vuur. t was het alleen niet, het geen men in de vergader;ng te Mizpa, door verdrag onderling bezworen had ; de leden hadden zich ook daar met eede verbonden , nooit hunne dochteren aan d_' te onderbrengene Benjaminieten uit te huwelijken , zo als zulks naar wensch uitviel. 2. Dit verbitterde het zaet van de overwinning geheel: alle de vrouwen waren nu geveld , 'er was één der twaalf Mammen en wel van de aanzienlijkMe op die wijze uitgeroeit, dit bragt alles in droevige aandoening. 3. 'Er was een algemeene klagte tot Israèls Heer, men beklaagde zich over het lot van zulk eene aanzienlijke Mam; 'er waren nu geen twaalf Mammen meer , fchoon rebellen van den Maat, bleef deze evenwel een der zoonen van Vader Jak ob, 4. Intusfcben had het dank-feest den volgende dag voordgang; al vroegtijdig was alles plechtig op dc been , de offeranden van brand-en dank-offeren waren zo talrijk, dat men genoodzaakt was, nog eenen altaar opterichten, indien de gewoone koperen brand - altaar ook daar toen ter tijd geweest zij. 5. Bij die gelegenheid was ook weder de Raad vergaderd, men onderzocht, of 'er eenisraCl zeiden: wie is 'er, die niet opgekomen is in de  der RICHTEREN. Hoofdd. XXL 175 ge ftad geweigerd had de bevelen van den vergadering,uic _ , , alle deftammett grooten Raad te gehoorzaamen , want men van iSRAëL , ïiad bij zwaaren eed zich in de groote ver- l%t%eb™$£ gadering te Mizpa verbonden zulk eene wei- een groote eed .... 1, i n gefchied aan¬ gerende ltad als rebellen van den ftaat omte- gaande ae'fl keeren. 6. Dewijl 'er nu zulk eene algemee- f™^' *2g} ne droefheid was over den ondergang van m\n xoxl?c'">- ° a vab te Mtzpa, ééne ftam, 7. Kwam men over een, dat'er met te zeggen: , . ... . . _ . . hij zal voorze- nog voor de overig zijnde weinige Benjamt- ker gedood nieten, waar van bericht ingekomen was, ge- w°rsdeg' En hct legenheid zoude zijn om weder vrouwen berouwde den _ „ kinderen van te bckoomen, en de nam tc behouden; f>. Zo isracl over eene ftad 'er nu gevonden word, die dien eed nen^Tr^ede""; niet gedaan had, dan konde men hen van «zij zeiden : D 7 heden is een vrouwen uit dezelve voorzien: bij nader on- ftam van Israël derzock bleek het dat de ftad Jabes in Gilead. ^,7. V^t'zi* geen één' foldaat gegeven , maar den Raad ^gj^! hier in gehoorzaamheid geweigerd had. 9. Men zijn, doenaan° .. gaande de vrou- deed om zo veel te zekerder te zijn nog eene wen, wam wij algemeene monftering, en het was zo gelijk £^en Sj^: het aangegeven was ; 'er waren geen Jabefi- ren K JjS ten onder de foldaaten. 10. Waarom de dochteren gee- Raad befioot 12000 man aftezenden over den geevenVTiiE Jordaan, met last de ftad te veroveren, en ze;Vds^n8; alles, vrouwen en kinderen zelfs, om te bren- iemand van de „ . . . . ftammen van gen, even als met de Ben/aminteten gedaan Israël , die was; 11. Met deze bepaaling nochtans, dat ™fn ^„^l buiten de manlijke fexe ook alle dc gehuuwde *#* te Mtz■> ^ pa ? en ziet, van vrouwen zouden omgebragt worden, maar geen jabes in aiead was niemand opgekomen in het leger tot de gemeente, vs. 9. Want het volk werd geteld, en ziet, 'er was niemand van de inwooneren van 'Jabes in Gilead. vs. 10. De vergadering dan , zonden daar heencn twaalf duizend mannen , van de ftrijdbaarfte , en zij geboden hun , zeggende : trekt heenen , en (laat met de feherpte des zwaards de inwooners van Jabes in Gilead. ook de vrouwen en de kinderkens. vs. 11. Want deze is de zaak, welke gij doen zult: al wat mannelijk is, en alle vrouwen, die de Dljngging van eenen man bekend hebben, zult gij verbannen.  176 Ult BOEK vs. 12. zii nu (jéne ongehuuwde. 12. Toen het getal der Vonden onder . , de inwooneren ongelniüwde opgenomen werd, had uien 400 G/'toi/aAe'vier maagdelijke gevangenen, welke zorgvuldig naar honderd jonge silo overgebragt werden in het Overiordaaa- dochters , die -iiT jij j maagden wa- lelie. 13. Waar op de leden van dei gro >nen' man "be- ten Kaad afgevaardigden zonden naar die werkend .hadden n\„c £en;a, uüeten, die zieh in dï ontoed..or buligging ö ' , van den man; ganglijke lierkte van HiMMöx zeer behoeftig haa/ïn heMe" verfchuilden, met aanbod van oytflag en werH werike[glbi'even S#nk uic naai van den grooten Raad. was] in hetiand 14. Waar op zij zich uit de rots begeeven vs. 13. Die hebbende, naar Silo keerden om daar verdere fierin'gC v%** fchikkingen te verneemen; daar werden hun zonden , en (jje jonge maagden , burgeresfen van yabes fpraken tot de J 0 070 ^ kinderen van ten hutiwclijk , (waarfchijnlijk bij het lot) Benjamin, die , i .' « in den rots- gegeeven; maar 'er waren nog twee honderd Heen van Rim- te j{0 t - Waarom de voorzitters in den ivioN waren ; J en zij riepen Raad ovcrleiden, hoe met die te handelen, op hun vrede toe. .... , > ,TT vs. 14. Zo wat wijze die vrouwen tc bezorgen. 16. Want vanrdBF.NjAMiN elk oordeelde het gewichtig, dat zij ten fpocten' dien tijde digften.tiuitffiehuuwd werden,-op dat de ftam weder, en zij ° ■ o , gaven hun de rasch weder talrijk mogt worden, en dus de kenUz^n\'an de" breuke herlleld; daar bij was het Benjamin.' vrouwen van g> Doclj A& eed . verhinderde hen, hoe 'iead bij het leeven behouden hadden, edoch zij vonden 'er niet genoeg voor htm. vs. 15. En dewiil het volk berouw had wegens Benjakin, óm dat Jcbovab eene fcheur gemaakt had in de ftammen van IsRAëL.; vs. 16. Zn zeiden de Oudften der vergadering: wat zullen wij htm die overgebleven zijn doen aangaande de vrouwen? want de vrouwen zijn uit Bïnjamin verdelgd, vs. 17. Ook zeide zii: de erffenis komt toe aan de ontkoomenen van Benjamin ; en 'er moet geen ftam uit Israw. uitgedelgd worden. vs. 15. De fpreekwijs is buitengewoon, Jehovab had eene fcheurïng gemaakt , daar 'er zeker geen openbaar bevel gegeeven was tot zulk eene daad. — Mus. redeneert daar over veel; ik denk alleen aan de treffende uitkomst, die den oorlog had, hierom fchrceven zij dc oorzaak aan Jebexab toe.  der RICHTEREN. Hoofdd. XXI. 177 genegen ooit anders , hunne dochteren tqt vs. ,8. Maar vrouwen te geeven. 19; Toen vonden zij neVium'Jceene een middel goed, bij den Raad aangenomen, vrouwen geven i n ■ ■ ■ J j Z » ■ .... «it onze doch- en den Ben/dmti? en ° ziet . als de dochters van Silo zullen uitgegaan zijn, om in reien te dansfen, komt dan voort uit de wijngaarden, en febaakt u een ieder zijne huisvrouw, uit de dochteren van Silo, en gaat heeuen weg naar het land van Benjamin, vs. 22. En het zal gefchierien wanneer hare vaders ,' of hare broeders Zullen koomen, om bij ons recht ie uraapen, dat wij tot hen zeggen zullen: zijt hen om onzentwil genadig, — bet is om dat wij ■os. 19. Hier word niet de legging van Silo, maar van het veld daar de- dans gehouden werd bëfchreven. Mus. — Het is een bijzonder feo". Dit Lehina is gansch onbekend. IV. Deel. M  I7$ Het B Ó E K enz. , . te geeven, dat zii u lieden als fchoonzoonen teen btttsvnvtv ^ fc>w»-lv » j veer eik èi» erkennen; dewijl wy verzuimd nebben maag* \°ène"n '"dezen den uit den ftam levendig te houden, was Tiedll^ondfii, 'er geen ander middel op dan hun elkanders «iet geven zen^ dochteren te geeven , het geen nochtans niet tijd fcbuidig te gevergd kon worden, fchoon men het anders Wövs.e"«3. De verplicht ware geweest. 23. De BenjamimebÏnamw Vnü ten verzuimden niet, op dien dag van vreugde'eden aizo , tie f z{ch in de wijngaarden te laaten vinden, nw'him'getaï zij loerden daar op de reien van maagden , uirdTreiTndè ieder ijlde tót zijne fchuilplaats en greep zijne dochteren,wei- gekozene bruid uit de hand van hare gezel- ke zij geroofd ° , , , . , hadden; cn zij linne ; zij ijlden daar mede op de vlucht naar èngkeerdenwV- hun vaderland, alwaar deze nieuwe vaders der naar hun- j . j<1« is mij nimmer voldoende genoeg geweest, om dat dan zeeker de grootfte reinheid in den ftijl met de fterkfte verbastering zou verbonden zijn, het geen altijd niet alleen iets onnatuurlijks heeft, maar zelfs te veel onwaarfchijnelijkheid met zich voert om het aan één en denzelven perfoon te kunnen toefchrijven ; ik ontken dan die onzuiverheden niet, maar geloof, dat dit gefchrift eene uitvoerige berfchouwing onderging bij de herftelling van de Republiek onder Esra en Nehbmia en zederd die rertfie veel algemeener is bekend geworden, om dat het bij den Israëli t, nu weder in zijn Vaderland gezeeten, een zeer "roostend onderricht aan de hand gaf voor elke familie , die zich op der Vaderen God verliet en ftille vlijt met vertrouwen op de Voorzienigheid vereenigde ; maar dan blijft de vraag nog over, wie de opfteller van dit gefchrift zij? Ik voor mij houd 'er Semucl niet voor. 'Er is ongetwijfeld in den ftijl wel enige overeenkomst met de eerfte Hoofddeelcn van Sumüel's Boek; maar even, wel te weinig, om 'er zo veel uit te befluiten , als men doorgaans gewoon is. 'Er heerscht te veel vuur's in de teekening, dan dat het door iemand, die niet van den zelfden leeftijd en niet aan de familie, die in het Roek voorkomt, verbonden was, opgefteld zou zijn. Het is dan bij mij eene familie - gefchiedenis, door den opfte'ler en vooral door den verzaamelaar van het Boek der Ric'neren, als een bijlaag , afgefchrecven, doch niet algenuen bekend, tot dat Semuel, met een andeioogmerk, het meer bekend maakte en het voor het algemeen lit affchrijven, met bijvoeging van het een en ander op het einde, waar uit men dat oogmerk ontdekken kan,  B o e ic R U T H genaamd, 183 kan, waarom hij bezorgd was, om het meer algemeen bekend te doen worden. Deze man namenlijk kende de Natie te wel, om niet te gelooyen, dat de naijver onder de ftammen, alles op zou zoeken, om Davids familie, als niet gewettigd tot den throon, in verdenking te brengen; daar, volgens Deut. XXIII: 3- het hengst verbod omtrent de huwelijks-verbihtenisfen met Midianieten zo onbepaald gegeeven was. Schoon nu Davids gedacht vrij veel aanzien had, kan men echter niet ontkennen, dat het door huwelijk aan de Midianieten verbonden was - maar de wijs, waar op dit toegekoomen was, zou hier alleen beflisfen kunnen, of het onder de ongeoorloofde en dus onwettige huuwelijken geteld moest worden — die gedachte verviel geheel, zo dra men de aanleiding van dit huwelijk met eene MoaUtinne naging , daar bij is het uit het gedrag van David, i Sent. XXII: 3. en vervolgens opgetekend , vrij kenbaar, dat de vorst daar zijne familie natuurlijk het veiligfte oordeelde, om dat zij daar nog bloedverwanten hadden, die onder de aanzieneEjk'fie Moabieten geteld wierden; Semücl volgde dan woordelijk de gefchiedenis, om zo veel te meer vrij van inzigten te kunnen fchrijven, en voegt alleen zijne aantekeningen op het einde 'er bij, om den Leezer zo zagtkens bij zijn doelwit te doen ftil ftaan. Wat m den inhoud zeiven betreft! Deze gefchiedenis loopt af binnen den tijd van 10 Jaaren, en geeft een leevendig tafreel niet alleen van den invloed der Voorzienigheid in de huuwelijken; maar was (gelijk Heuman zeer wel aanmerkt) tevens van belang voor elk, die tot den aardsvaderlijken Godsdienst overging, om hem te keren, wat hij te wagten had, indien hij door zijn gedrag zich de inlijving In de Israëli et tfche Natie waardig maakte. Schoon geen Roman, maar de natuurlijkfte en bcvalligfte gefchiedenis in haar foort, zal men niet ligt in de clasfe der Romans eene in natuurlijke bevalligheid daarbij komende, vinden. M 4 1*  i84 I N L E I D I N G van het enz. Te regt zegt Nieumeiür: „ Wie zou dit Roek willen ffiisfcd — de leevendigftc , de lecrzaSmfte, dc natuurlijkfte familie-gefchiedenis? Hoe fchoon, wat het Karakteristieke betreft!" Noömi fchetst hij met een woord : als „ de ftil„ le vroomheid zonder gedruis." Ongetwijlléld is deze gefchiedenis van de zijde der zecdcn van het mecfte belang. Wie begeerig is een blik te werpen in het afgezonderd , burgerlijk en huisfelijk leeven dcr Israïlieren, vind hier voldoening en tevens een doorflaand bewijs , dat de Verbastering in de zeeden noch niet algemeen geworden was, maar dat 'er NoöMi's, dat 'er Boassen, waren, ja een aantal burgers, die zulke karakters wisten te waardeeren. Van het karakterkundige zal ik niets zeggen. Ik dagt, toen twee Nederlandfche Dichteresfèn haaren arbeid over dit Bock uitgaven, dat ik mijn Lezer daar henen zoude kunnen verweizen om lering te verzamelen; doch aan dat oogmerk hebben deze Dames ■ zo zeer niet voldaan; ik dagt, onder liet lezen menigmaal aan het verlies van mijne waardige vriendin, die om het nut der tegenfpoeden, zo onnavolgbaar gefehreven, en 'de grootfte fmaak in het (lil huisgërioegéni, tot verzagting van onderlinge fmarte, daar onder genoot, juist geboren fchcen, om deze gefchiedenis te bezingen, doch waar toe haren dood alle hope afgefneden heeft. Het opftel is zo tekenagtig fchoon, met de zagtfle kouleuren, dat eene befchrijving van de karakters overtollig is. Hier eindig ik dan, alleen 'er-nog bijvoegende, dat onder de bruikbaare uitleggeren Carpzov ook geteld word, doch die mij te veel van den fmaak der Rabbijnen heeft, om met vrugt te kunnen gebruikt worden. H e t  Het BOEK R U T H GENAAMD. L HOOFDDEEL, ï. Xn dat tijdbeftek van den Isra'èlitifchen burgerftaat, waar in dezelve bij afwisfeling door Richteren beftuurd werd, gebeurde het, dat een hongersnood, zo door misgewas, als door de geduurige ftrooperij der Midianieten veroorzaakt, Kanaan zeer benaauwde, waar door veele, zelfs de aanzienelijktfe familiën in de bekommerlijkfte omftandigheden kwamen. Onder anderen was 'er een voornaam burger van Bethkhem, in Juda's ftam , die 'er toe befloot, om, in dezen zorgelijken tijd, zijn Vaderland te verlaaten, en zich neer te liaan in het grafige land der Moabieten, het best gefchikt yoor zijne bezitting, die voornaamelijk in vee beftond. Met zijne huisvrouw, en de twee zoonen, die hij bij haar verwekt had, nam hij de reis aan. 2. Onder zijne medeburgeren was deze "man bekend onder den naam van Elimelech. Zijne huisvrouw was Noömi, bij .haare gebuuren M ^ vs. 1. In die 3agen , als de Richters richteden , ge(chieddehetdac'er honger in het land was, daarom toog een man van BetHebem yui* , om 'als vreemdeling te verkeeren in de velden Moibs , hii, en zi;ne » huisvrouw , en zijne twee zoons. vs. 2. De naam van dezen man was PltoelecH, èiï de naam zijner huisvrouw Noömi en de  ï86 Het BOEK mam zijner zeer geliefd, en de twee zoons Machloh twee zoonen ,-, , , , Machlon , enen CüILJOn, in net herderen leeven van fbrauri,' vfn" Ephrata gebooren en opgevoed. Dit huisgeMetbiebem ja- zin bleef ter gemelde plaats verfcheidene jaaren ■ da: en zii kwa- _ . J men in de vei- met genoegen woonen, 3. Tot dat Noömi bleven dwn" !iet ongeluk trof van baaren echtgenoot te vs. 3. En verliezen. De eenige troost, die zij in haare Elimelech de ^ ' 1 man van Noö- droefheid genoot, beftond hier in, dat haare mi fiierf, maar „ zü werj over- twee zoons nu htiuvvbaar werden , .4, En haare twee zo" nu ~te eei' aan het buuwelijk begondeii te nen. denken; cdog zij lieten het oog vallen op twee rtamen zich Moabietifche maagden , 011 p a en R. u t h wnven.'^*' De genaamd. Evenwel nog zwaarder ramp trof een™ was" ^'0 ° M l' ^ll omH'ent tien jaaren met haare pa, endenaam familie buiten het vaderland geleefd hebbende, Rutil2 Endezij 5- Stierven tot haar grievende fmart ook hieeven daar haare twee zoons, kort op malkandcren, waar omtrent tien c ' jaaren. door zij nu zonder befcherming van een man- twee m'achlon nelïjk hoofd in een vreemd land verkeeren Werven^ooiT moest- 6- 1,1 dezen grievenden toeftand alzo werd de- neemt zij eindelijk het voorneemen, om weer ze vrouw over- J ceiaaten , na te rug te keeren naar het Vaderland, waar n*n7 raMhaa- vnn z'ï 'iet aangenaam bericht kreeg, dat 'er ren man alles weder bloeide, onder Gideon s beduur. vs. 6. Toen ?\ maakte zii zich 7. Zij verlaat dan haare verblijfplaats , waar fcPhoon"ocjue-e de dood haar de dutirlle panden ontrukt had. ren, enkeerde jn q-ezeifc'nap van haare fchooiidogtereii neemt weder uit de D ' r 0 velden Moabs: zij de reis aan, om haar Vaderland te bczoe- want zii had ' _ , ... , , , gehoord in het ken. 8. Onder weg is zij vol gedachten , dT/ ™c°bovai TOt 'v"ai1 'iaare omftandigheden worden en hoe *U» ™jk b|- zij ontvangen zal worden van haare vrienden en vende ' hun medeburgeren. Voor haar zelve is zij wel brood. vs. 7. Daarom ging zii uit van de plaats, daar zij geweest was , en haare twee fclioondochters met hair. Als zij r.u gingen op den weg, om wedertckeeren naar het land van Juda, vs. 8. Zeide Noömi tot haare twee fchoondochteren : gaat heeiie», keert weder, een iegelijtee  R UT H. Hoofdd. I. 187 zonder kommer, maar omtrent haare fchoondog- «* haars moe- ... ...... ders mus. /*- teren heeft zij zwaarder hoofd; eindelijk hovab doe 'bij fpreekt zij beiden op deze wijze aan. Waar- j^f^njfcfi dige dogters, hoe veel genoegen ik in uw bijzijn gefmaakt heb, hoe aangenaam het mij en bij mij. zijn zou de echtgenooten van mijne twee duurfte panden altijd bij mij te hebben, ik vind echter de onderneeming ten uwen opzichte nadeelig; ik raad u dan op het ernftigst mij te verlaaten, en weder in uw vaders huis te rug te keeren, daar zult gij onderhoud en befcherming vinden. Jehovah, van wien ik menigmaalen met u fprak, maake uwe oogmerken voorfpoedig, en vergelde 11 uwe trouwe liefde voor uwe echtgenooten, en uwe achting en ge- vs. 9. fct*. negenheid voor mij uwe fchoonmoeder, 9. Ja |f,ev^Uscê Jehovahgttvz u het voorregt, dat gij het genoe- vindt, ecu tegen van het hu velijks-leeven weder beftendig 'huis van haaren fmaaken moogt! Nu niet langer gedraald , ^„^wfltelaat ik u beiden nog hartelijk omhelzen. In- ven^y haare tusfehen fmolten zij allen weg in traanen. envsweieond^zij 10. Maar de liefhebbende fchoondogters wa- zeiden tot haar: ren niet te beweegen, om zulk eene waardige ™jn^^etzeu vrouw te verlaaten. Alles wilden zij liever wederkeercn waagen, om ook het genoegen te hebben, Vs. u. Maar haar Vaderland eens te zien. 11. Noömi nog k^ï°wederi meer bewoogen door deze fterke bewijzen van ^g***^ genegenheid, drong haar gezegde toen nog gij met mij „ ,, , , gaan? heb ik fterker aan ; Het zou alleen tot uw nadeel n0? Z001ien -m zijn , zegt zij, had ik nog meer kinderen , men mijn W>md«-_ zoude u als Israëlitifche burgeresfen behan- nen ^ zouden delen, maar daar is geen hoop op. 12. Neen, Vs. 12. Keen lieve kinders! gij moet mij verlaaten. Kou ik j0ecdhetrer's ,mg"a* nog nageflagt verwasten , ik zon, hoewars heen™ ^ want ik anders van het huuwelijk ben , mij om 0m eenen m*n  iSS Het BOEK te hebben, uwent wille in den echt be^eeven. maar al Wanneer ik al 0 zeide: ik heb was het al dat ik nog eens zoonen ter waeookPin dezen re^ kragt, ja zelfs in dit oogenblik al reeds nagt eenen man getrouwd was, en in het' kort kinderen wagt- naa, ia ook ° 0 zoonen baarde, tede, 13. Zoudt gij daarom zo veel waagen gil 'daar na'onder het gezag van een- aanftaande-moeder? Koot^zo" Zoudt Sif onder lmre Z01'&' en befchermiug den geworden zo veel uitftaan , daar zij zelve in zo 'veel zijn ? Zoude 1,1-, gij daar na op- kommer gedompeld is ; zoudt gij zulks verdenTom ^gec- 'kiezen boven het aangenaame huuwelijks - lee- neeraeim?nniete Ve"' WÏUlt " 'S "ietS te verwaöten "> mi]n mijne dochters! Vaderland, daar die geenen bij u te land, dië want het is mij , . , . ■, , , „ _ T , veel bitterer , 11 kennen , zich niet bedenken zullen? Neen! hand%muar^- het benoeft'g lot' dat g'J bJj mij zoudt moeboy*b is tegen ten doorftaan, zou mij veel grievender zijn, dan mijn eigen leed; mij past het, te berusten , om dat Jehovah mij met regenlieden bésts. 14. Toen zocht heeft. 14. Doch deze aaudoeneliike Jaieven zii haa- , . , ... re ftemmenop, rede van de braave vrouw maakt de aanwederome,nden doeningen te fterker gaande, ja■ de traanen orpa kustte ftroomden nu van de wangen der weduwen. haare fchoon- ' 0 moeder (vaar- OüPA de jeugdige ORp a , wars van het beRpth kierftie' kommerlijk leeven, eene zugt tot haar Vaderhui aan. iand gevoelende, en -de ftille hoop koesterende op een gelukkigen echt, neemt echter in het einde een befluit, omhelst haare fchoonmoeder voor het laatst. Maar de zagtgeaarte , de voor tedere vriendfehap vatbaare Rutu werd door het belangenloos gefprek van haavs. ik. Daar- re fchoonmoeder. te meer aan haar gehecht. zk\Ztfweezwa- l5- Noömi fpreekt haar aan: ai, lieve vs. j3. Woordelijk: Zoudt gij daarom onder de zorge van eene vreemde moeder wji zei en behelpen, waarom gij eek geenen man zoudt neemen.  R U T H. Hoofdd. t *Sg Ruth, (zegt zij), verlaat mij toch, keer |~^wemet uwe zuster te rug naar haare Landgenoo- haar volk en 1 _ _ , , .tot haare go¬ ten en haaren Godsdienst. Druk haar voet- dtfn; keei. pij fpoor met kloekmoedigheid! 16. Deze den doorlhijden het gemoed van de in de be- netó,£ ^ langeloze vriendfchap zo werkdadige Ruth. Rutii zeide: Zij" word vrijmoediger en zegt: Doe geen ^."V* poogingen meer, moeder! om mij tot eene fcheiding te beweegen , ik zal het nooit doen, agter' u weder- J ■ . . i-i ^„onn.i tekeien, want waar gij verkiest te woonen, zal ik genoegeii waar Rij zult neemen , waar gij voor een' tijd uw intrek g*??^ p*| gelieft te neemen, zal het mij wel zijn. Uit hwncn^gaan, liefde tot u ken ik geene andere Vadcrlanderen, zult vernagtert dan de uwen en ik wil geene andere goden j£ ;!kuwe"",k dienen, dan die, welken gij vereert. 17. Ter j* *|*™>J'a ne Ktrwtme wij de reis aannamen; maar het Wadaromezondt ^ den Heer£ behaagd mij met niets tot gü mij Noömi mijne vaderftad te rug te doen keeren. Benoemen, daar 1.. j k., _« _• . , .... Jebovab tegen handelt mij niet meer als uwe oude vriendin fn desa?mag' NoÖMI' maar a,s eenc vrouw, tegen welke tige mij kwaad Jehovah iets heeft, die zijne alvcrmogen- aangedaan , . , n. cc , , . heeft? de hand met ftraffen agtervolgd. 22. Zo wier- kv4m"2NoAöMt den zii beide behandeld in de ftad. Het was temLZ1;?™ 'er in dien tijd vriJ leever>dig, want het was haare fchoon- Paafchen, de aanvang van den gerst - oo-rst. dochter met haar , die uit de velden Moabs wederkwam, cn zij kwamen ce Bsibli* lem in het begin van den gerst - oogst. ii. hoofdd. t-r vs. 1. Noömi i. j |_ 1K r had No öm i onder de naastbeftaan- nioedtriendien den van baaren man, eenen, die uitfteekend ïnan, «"ne" gcSocd en aanzieneiijk was, Boiiz genaamd, man , gewei- 2. Daar nu de twee weduwen naauwelijks dig van ver- , , , , , , ,. mogen van e- onderhoud hadden , nadien zij ongetwijfFeld flagT,LEen'%fn te eergierig waren, om haaren ongemecnen naamwasEoaz. f,heren toeftand te ontdekken, fprak de noeste RuiH de Moabitifcbe zeide tot Noömi: laat mij toch in het veld gaan vs. 10. Noömi betekent: vreugde van Oed gezegend. Mus. vs. se. De aanvang van den geut-oogst is het begin van Afrit,  RUTH. Hoofdd. II. kji Tt n th haare waardige fchoonmoeder eens met en van de aken n. :j j- uw. o ^ ^ opleezen agter deze woorden aan : waardige moeder! dat ik dien, in wiens nu in deezen oogst-tijd het een of ander zie ££ltt'ui 4£ op te zamelen tot ons onderhond, en den ne- denken arbeid doe om bier en daar een ag- ga heenen , ° . iiT i i Ti m'in dochter! tergelaaten air op de akkeren te leezen ! Ik zal beproeven, wie der landbouweren mij de gunst bewijzen wil om met opzet wat agter te laaten. Noömi had niets hier tegen in te vs. 3. zo c 1- j * t •• A„* s'ng zii hee- brengen , maar gat haare dogter bewijzen, dat nen, en kwam dit in de tegenwoordige omftandigheden haa- vaeJt, °a^htJ,™ re goedkeuring had. 3. Zij gaat dan en de maaieren , t»1-' O J J D en [,aar VleIb,j komt zonder toeleg juist aan een' van dc geval voor j een deel des akkeren, die Boaz behoorden, en waar de veldsvanBoSz> vlijtige landlieden bezig waren. Hier zoekt f^Jm ^ zij met ijver het agtcrgelaatene bij een en her elimexech vatte geftaadig dien arbeid. 4. Intusfchen v's. 4. En kwam Boaz op het land, om de maajers gjj^ te bezoeken. Met eene ftaatige deftigheid n.;bubem, en 7 1 zeide tot de wenscht hij hen de gunst van Jehovah toe, maajeren: 't geen zij beantwoorden met den hartelijken ^Ln\\az% wensch, dat Jehovah hem en het zijne begun- ftigen mogt. 5. Middelerwijl valt zijn oog al zegene u 1 rasch op de jonge weduwe, die zonder op navsZCid'e bUs te zien al voortging met zaamelen. Hij vraagt «* g£ den opziener, die hiei het werk van den de maajeren , r, r 1 •• . • 1 gezet was : oogst beftuurde, 01 hij ook wist, wien deze wjens is deze. fchoone jeugdige vrouw behoorde , want dat hij ^onse vrouw 1 iets meer, dan behoeftigheid, in haar ontdekte , eene fchaamte, eenen ijver, eene eerbaarheid , die men onder zulke arme lieden zeldzaam vind. 6. De opzigter, wien zij waarfchijne- vs- 6 En ^ lijk verlof gevraagd had, om agter de arbei- j,°r£ede'maa^® deren te moogen leezen, en die bijgevolg ten ren gez«was gefprek met haar gevoerd had, antwoord zijnen zeide: deze is  jga Het BOEK de MoMtifcb, Heer? dat zijne gedachten niet ongegrond zijtij jonge vrouw, zj; was m der daad de fchoondogter van die met Noömi j . , °. wedergekomen Noömi, die voor eenigen tijd tut het Mötf1;"^' veld.en bietisch gebied zo ongelukkig te rug gekeerd vs. 7. En zij was _ jjat zjj met eene zonderlinge vricn- heeft gezegd: ' J ° iaat mij toch delijkheid en bevalligheid verzogt had in het opleezcn en de , , , , , [aïren] bij ,de veld te mogen leezen, en nu gedtiurende deemüena&eTil zen oogst-tijd ongemeen vlijtig daar in bezig maajeren ; zo geweest was, zo dat zij 'er naauwclijks den is zu gekomen .., . _ , , •... , . e,n heeft ge- tijd afnam, om tuslchen beiden naar huis te ^morgens Va" ga:in- 81 Nu fpreekt Boaz haar aan. Hoor tot nu toe , nu js eens dogter ! ( roept de eerwaardige man haar t huis blij- ' ö v 1 j ven weinig. haar toe) kom eens bij mij. Met eene nede- zekië noazTo" rige en eerbaare vrijmoedigheid, die hem fif- ruth : hoort neemt gaat zij naar hem toe en luistert. Ga gij met, mijne ' ° •> dochter! ga op geen akker, (zegt hij nu,) om te zaame- niet om in een ... .. , . ander yeid op- len, dan op den mijnen, gij moet hier maar 2ui»eZgij V y«n beftendig blijven, en niet t'htiis gaan eeteii, hier niet weg ilc,ud u liever bij de landmeisjens, en eet vrij hier 'zult gij met haar. 9. Verlustig u in deze velden j mijiiT'^inaag- volg vrij de maajeren in hunnen arbeid, ik zal d gfi '•<<•(. , i > , ken, dat het bezorgen. Gelukkig valt haar een gedachte u wel gaa? ^ie 2jj van ajie i{£mten nadenkt, eh nu verlang zij maar naar de terugkomst van haare Ruth. Deze is naauwelijfcs weef, wel belaaden, t'huis gekoomen, of zij fpreekt haar met een ernftig gelaat in dezer voege aan: het is lang genoeg voor mij gearbeid, lieve dochter ! zou ik , om mijn gemak , u langer verftecken willen van eenen ftand , door het huuwelijk , die u rijkelijk beftaan kan geeven, en waar door op eenmaal uw geluk bevestigd word? Neen! ik begeer, dat gij gaat dcnkcii, om uw lot door den echt vs. i. Nu te bevestigen. 2. Hoor, wat ik uitgedagt me" 'S ^iens nek* Bo;iz, wiens dienstbooden gij zo zeer miagden gij geroemd hebt in hun geluk — deze , weet geweest zijt .... , , . . ,. niet [van] onze gij , is onze bloedverwant. Aan dien man fchapY^zie", wdde ik 11 gaarn üithuutvéfijken, en daar toe hij zal dezen het volgend middel aan wenden: Gij weet, nacht gerst op , , ..... , . . , den dorsch- wanneer het de blijde avond is, waar m de vloer wannen. ^m Qp ^ dorschvloer gewaild WOrd. Die u A,'»3enBzaif gelegenheid moet gij waarneemeri ! 3. Gij Weeleren "aan moet U dan °P nct zorgvuldigst Wa'sfcn , li en gaat af naar die geurige reukwerken bezorgen', Waar van den dorsch- .b ö . , , „ vloer: maar de jonge vrouwen zich bedienen , uw beste rnank niet be> K-eed aandoen, en dan op den dorschvloer aaan kend, tot dat 0p ]iet \an(\r Maar houd u zorgvuldig herrij goëindigd 1 zal hebben te dekt, zo lang tot de maaltijd geheel voorbij drinken.0" K is cn een ieder zich rot den ilaap fchikt ! zallefcbieden" 4- L<-t d™ u'el nauwkeurig toe, waar Boiii  RUTH. Hoofdd. m. 197 zich ter raste begeeft, op dat gij u zomtijds a^M^nederin den perfoon niet vergist, waar door gij piaa'ts zult zeer veel fchande zoudt kunnen behaalen. yf*^' nedda" Wanneer gij zijne rustplaats wel onthouden «e'«g™ .£1^ hebt wagt dan tot dat hij gerust flaapt, Om zün voet- ' . .. , , , . dekzel op, en ligt dan zagtjens zijn overdek aan het Iej, u. zo 2ai voeten - einde op , leg u aan zijne voe- ^etnejkeBw2» ten,, en fchuif het overdek in fhlte naar u gü doen zult, toe. Blijf zo onbekommerd liggen, tot dat hij ontwaakt en 11 aanfpreekt. Dan zult gij al rasch bemerken , hoe hij over u denkt. Mijn geest voorfpeld mij al reeds , dat de deftige man , in plaats van uwe eerbaarheid te belaagen , die veel eer met het reine huu- welijk beloonen zal. 5. Ruth rTchoon ver- JJ. 5. En zij J , zeide tot haar: wonderd) betuigd, dat zij ook hier in haare ai wat gij [tot moeder wilde gehoorzaamen, wel bewust, dat ^'ap^8*' * zij haare eerbaarheid tot geenen prijs zou willen verkoopen , maar integendeel dag en nacht tot haar welzijn zorgde. 6. Zij kleed _vs._6. aizo . .. r , ging zi af naar zich dan aan als eene jeugdige lchoone, vei- den dorscnlaat met omheifmg haare fchoonmoeder , en Jjjjj'^ ,d d« fluipt naar den dorschvloer van Boaz Öaa* ^derfcl1^ alles nog in vrolijkheid is over den ruimen gebooden had. oogst. 7. Boiiz, regt vergenoegd, was zijne vs. 7- ai-nu 0 ' B°a'z gegeeten gasten met ongemeene (maak in het eeten en e„ gedronken, drinken voorgegaan. Hij kent de waarde der e%$jj Goddelijke zegeningen, die het hart verheti was, kwam hij J o . om necknelig- gen. Eindelijk reist hij op, om zich ter rust gen aan het te begeeven. Zij bemerkt .duidelijk, dat hij "e^koornhoop! vf. 4. Eigenlijk word :1e fpreekwijs hier voorkomend, genomen van het bedekken van het ganfche onderlijf. Dus is Ruth waarfchijnelijk niet aan zijne voeten, maar aan zijne zijde, gaan liggen, nadat zij het dek zagtjens opgeflaagen had. Zijn tasten fchijnt dat ook te veronderftellen. N 3  jcrS Het BOEK Daama kwam in de fcluiur, tot berging van hpt zaad sre- zii ftillckensin, ... , , en flóeg zijn ichikt, bij eenen grooten hoop koorn zich ene^Ciace'zxPh. nedervleid, cn met zijne ruimen mantel zich bedekt. Zij vvagt, tot dat hij rust. Het gemoed, dat zich zeiven gelijk en vergenoegd is, vat rasch den flaap. Nu treed zij uit haar: fchuilplaats, ligt het dek aan het voeten - eind' een weinig op , bedekt zich daar mee, en legt zich neder , niet om te flaavs. 8. En iict pen maar haare gedachten in den ftillen S^agt.d" na# te beter büt *c vicren- 8- 111 hct midfchrik™a"enVom ^en van c'en nacnt w01"d Boiiz wakker. Hij zich r ep , word verbaasd in de eerfte ontwaaking —■ yróuw"iag aan hoort iemand — voelt iets , betast het met zynvoci^irzd. eyne ]iandcn en zegt: hoe? eene vrouw aan vs. 9. En luj > zeide: wie zijt mijn voeten-einde, wat is dit? 9. Wie zijt de': C"ik''' ben gij, wat bedoelt gij? Met eene zagte beevenle™ma'agdW! de ftem ^rjijgt hij tot antwoord': Ik ben brei aan uwen Ru th, uwe nederige dienares. Ik heb geen vleu el int over " "i » uwe dienst- onkuifche oogmerken. Ik bedoel alleen, dat raaa d ! want 1 1 ■• i gij zijt de los- Sfl ™et mij hruwen — altands mijne eerbaariin voct- ik xx, 14. Zij blijft dan liggen tot het aan- dekz 1 tot den brecken van den morgen, cn eer 'er nog "g^op^'eM iemand van de arbeidslieden baar kennen kon . ^de^ne,^n^n is zii reeds vertrokken, terwijl haare eerbaar- kon, want hij . , . . •• t> ü i 1 - zeide: het wor- heid door den edelmoedigcn Boaz bewaakt, llc „iet bekend, haar herrinnerd, wat men zou gezegd hebben *j eene vrouindien men na het vreugde-feest onder de an- j^tó^rtoergederen gasten eene vrouw gevonden had. 15. Nu vs.15. Voois vs. 15. Terwijl in den grondtext de maat hier uitgedrukt word nio^t N 4 mt^  2co Het BOEK ™% raakt alles in beweeging. Niemand heeft op mantel, dien haar gele.. Is de noeste Ruth, al weer in ï',.7' \ '!'\ cn bcweeging? denkt men. Hierop komt Boaz en SfartftS Wenkt ' CU Zc*1 1 aar ' datze haaren mantel Emn«en] gerst i uit zou (preiden ', om 'er een maat of zes en leideze op . haar-. Daarna gerst m te doen, en dat meê te neemen tot ftalf. Wj in de ecn gefchenk , eene verkwikking voor haare vs. 16. zy nu moeder. r6. Hier meê belaaden komt zii al kwam tot haa 1 re iciioonmoe- vroeg te rug. Hoe? gij? (zegt de fchoonzeidè: wie'z^t móéder) en dat zo vroeg? wat is u wedcr- gij mijne dpch^ vaaren ? Nu gaat Ruth aan het vertellen, ter! en zn ver- ' haaide haar al- hoe alles afgeloopen is. 17. En voegt 'er bij': les , wat die v j • 1 man haar ge- /At "aar een nieuw bewijs van zijne genegen- davs hia7d' o0k iieid" Dat z'-'u zes maaten Serst voor u- Zo zeide zii: de- zorgvuldig was hij. Zonder gefchenk wou ze fes maaten ...... , . „ ,T gerst heeft hij "ij nuj niet te rug doen keefön. 18. Nu is wantghi,eezeTdè ller Ver §en0eg ? z^ NoÖMI. Gij hebt HU [tot mijg kom als eene eerbaare vrouw maar aftewagten, wat met leedig tot , ... , _ , . • uwe fchoon- er verder gebeuren zal. Ik kan uit alles op^vs^ili. Doe ni^en, dat hij u meent en uwe zaak zal ten zeide zij: zit einde brengen, [dille] ' mime " dochter! tot 1 at gij weet, hoe de zaak vallen zal, want die man zal niet rusten, ten zij hij heden deze zaak zal voleind hebben. IV. hoofdd. T> vs. t. En Bo- i' 13oaz, een man van zijn woord, is depSoort cnPzeitn- '-sniorgüns al vroegtijdig aan da poort , en wagt te zich aldaar, daar, tot dat de Overheden der ftad bii malEn zie de t.os- , , .. . . J ftr,vanwelken kanderen zijn, en juist komt de eigenlijke erf- LS,Zg.'.ïvókoern geaaam en heffer van Rut u's eerften man de Jan-} wijk °P dcn aan£anS- HiJ ToePt■> en verzoekt hem herwaarts, zet een oogenblik te vertoeven. Ja u meen ik zulk een, ''En (zegt bij), u, naastbeftaanden van Eeime- men hier die niet vergroten, want dan zou de vragt te fw.ur worden.  RUTH. Hoofdd. IV. soi lech! De man is y«ï*OJideftï;- mtóa-.bljjft Wj^^ wagten. 2. Hier op verzoekt Boaz tien tede zich. Overheids - perfoonen van de ftad om tegen- na™- ^n man. vvoordig te willen zijn bij de zaak, die hij -n vandeoudmet zijnen bloedverwand had aftedoen. Zij en zeide: zet koomen. 3. Nu vraagt hij plegtig, of die zetteden zich. Vriend de erfportie aanvaarden wilde, die wel ^ ^Toea eer aan Elimelech behoorde; maar die d^niosfeiHec Noömi uit gebrek had moeten verpanden. 0nzes broeders 4. Dit wilde hij nu in de tegenwoordigheid ^"^"^0der Riehteren behandelen, op dat hij plegtig ^dieuitder voor de burgerij en Overheden belooven mogt, we'l^ekornen dat hij die erfportie losfen wilde. Maar zijt 'Vs. 4. En * gij dat niet voornemens, (zegt hij,) tt^SEtw* moet gij het rond uit verklaaren, want gij zijt ™enbaare°°sen de naafte , cn dan volg ik. Ja, (zegt de zeggende: a'an- ... , . •■ 5 vaard het m te- man,) het is mijn voorneemen liet op zijn genw0ordigheid tijd te doen. 5. Dan is 't wel, (hervat Bo- *£,to£P»£ az) gij zult dan (volgens de wetten) v00r heegidnvd°°r0ilfij. N üömi zorgen , die dan van alles , afftand uen mijnes doen zal; maar weet gij wel, dat 'er nog ^It!z!nItzologs?- eene huuwbaare weêuw van een der zoonen *n'z^ijh^ ook niet zou losfen, verklaar het mij , dat ik het weete, want 'er niemand is behalven gii, die het losfe, en ik na u. Toen zeide hii: Ik zal het losfen. vs. 5. Maar Boaz zeide: Ten dage , dat gij, als gij het land aanvaard van de hand Noömi's zult gij ook Ruth aanvaarden vs. 3. Hieruit ziet men, dat de akkerde weduwe behoorde.— Uitdemogelijkheid van kinderen te kunnen verwekken, moet dat volgen zo Mus. dit moet nauwer bepaald worden; zij had wel hét vruchtgebruik van het land, maar anders behoorde het r.an den zoon, door haar ter waereld te brengen. vs. 4. Verfcheide handfehriften lezen zo als ik veranderd heb, de Ross 1. vs. 5. Het fchijnt , dat de naasrbeftaande geen broeder was en dan heeft de wet van het leviraatfehap eigenlijk geen kragt, maar de gewoonte deed dit gebruik ook wel eens tot naastbeltaandcn uitftrekken. I.uther, verbeterd bier den text vrij natuurlijk: ook Ruth. — Dit ilemt overeen met de beste lezingen, naderhand ontdekt. N 5  soa Het BOEK teXht%mw iS' Wd eene Moabietifche * doch geregtigd tot van den ver- de burgerlijke voorrechten van Isracl? gij ftorvenen, om ... , .. .. , , , den naam des zyt ook verphgt die te huuwen, en dus den te^ve'nvekken naam van dcn overleeden man, wiens tak anover zijn erf- ders uitgeftorvcn zou zijn, weêr nieuw loof te vs. 6. Toen geeven. 6. Doch dit weigert hij voor reden ferf ik'Li'het geevende, dat zijne omftandigheden dat niet yoor mij niet toelieten, want, daar hij reeds gehuuwd was, Kunnen losten, . j o ? op dat ik mijn reeds kinderen bad en de intelosfen portie vrij erfdeel mis- • , . , ...... fcwen niet ver- aanzienehjk was , hierdoor zou hij zijne mTne "tosöng vl'ouw en kinderen al te veel benadeelen; dan voor u, wam was het beter, dat Boaz, die zo ongemeen ik zal niet kun- j . ° nen losfen. gezegend, en nog met getrouwd was dit op *r'wBNou*l zich nam- Dien geleek het beter. Ten zijnen eene gewoonte behoeve wilde hij dan gaarn aflland doen. m IsRAei. , (bü de iosüng 7. Dit was het juist, dat Boiiz zogt. Men wisfeVing6: Vom komt dan tot het befluit. De plegtige afftand te bVvwigZe^ zal gel"chieden- CNu gelieve men te weeten, trok de man dat dit oudtijds gefchiedde door het uittrekken Zijnen fchoen , _ , ... • , uit, en gaf hen van den lchoen door dien geenen, die het naasfn"d\t wasToï te «S* bad, zo dat hij in het land nog wandelen, ^nisRAëOfni! vee' min ilet naar Zl]n SenocSen gebruiken kon, vs. 8 Deze en dit was zo kragtig, als eene bezegeling.) deSfetotdaBolz ': 8- Hierop verzocht de eigenlijke erfgenaam, aanvaard gi, het oncjer pjegtigen afftand , Boaz tot losfin«lr wcest is , en vens voor de weduw van dat hamhuis. 10. uok ali(.s, watcniLverbond hij zich vrijwillig, om Ruth, de £» «^hweduwe van Machlon te huuwen, boo pende , daar door het uitgeftorven geflagt we- vs. ,0. Daarder te verleevendigen , op dat ze ook eens j°e ^Voot, overheden aan Bethkhem mogt geeven. Hij g"^* cetui°t dit met eene inneemcnde ftaatigheid machlon's ö „ . . N, :p huisvrouw, tot voor de ganfche vergadering, n. rsu u> »e- eene vrouwe, der verrukt over de edelmoedigheid van den om *«»« waardigen man. Gaarn wil men in eene lof- mw zün waardige daad getuigenis geven. Nu volgen wekken , op dc hartelijkfte gelukwenfchenT Waardige man! d* de^naam (zegt men) Jehovah geeve u, dat gij dennen nie^wor- zeeën van Rachel, de bemindfte van J a- Van zijne broe1 • j deren en van c 0b en die van Lea, in zijn huis de vrugt- de poorte zij. baarfte Moeder, in uwe Ruth moogt veree- J«g«*; nigd zien! Door deze daad moet gij de vrug- den getuigen.^ ten van uw vermogen, door uw beleid in het 'voik', dat Ephratd's velden, rijkelijk fmaaken! en uwen ^ m?t°°£ naam als een der overheden van Bethkhem, tos de^ouciworde lang bewaard en bepaale zich niet eens wij ' zijn getot het bewind van deze ftad ! ia. Ja daar 'JXmaakfdePerez zelfs uit zulk een huwelijk, fchoon de omftandigheden verfchilden, geboren, en erf- komt, ais Ra- , , , .... „ chel en als genaam werd van den aartsvaderlijken zegen, LeAj die be», geeve u Jehovah uit uwe Thamar ook zulk dennet htói een bevoorrecht nagcflagt, uit dien tak, waar bwtwd hebben! 0 en handel kloek in Epbrata, en maak uwen naam vermaard in Betblebem'. vs. 12. En uw huis zii, als het huis van Pbrez (dien Thamar den Juda baart.e.1 van het zaad, dat Jebovnb u geeven zal ui: deze jonge vrouw!  204 Het BOEK 2oVSnam "boVz llit gefPtooten zijt. 13. Nu fpoedde zich Ruth en zij de aanzienlijke man, om Ruth met de °-e- werd hem ter , .... , . 01- vrouive en hij vvoone huuwehjksplegtigheden ter vrouw te ta"geB>w neemen. Hij ontvangt haar met genoegen nelü hazw'an0der Vens haare Moeder- -Een ieder keurt dit huuwerd, en eenen welijk volkoomen goed. De Goddeliike zeo-en zoon baarde. , , . , . - J 01 vs. i4. Toen openbaarde zich ook al rasch. Ruth raakte vmtotNoöM,': zanger en baarde eenen zoon. 14. Naauwe- HEH^dfi'niet H^ks iS de tijding van deze gebei>itenis door heeiV' nagelat Betlehem veifpreid , of ieder meld zich aan tenen"osfefTè om Boaz maar V00™1 Noömi geluk te wenna!mCni worde fchen- Ieder bemerkt 'er de zegenende hand vermaard in is- van Jehovah in. Zie daar nu een voortreffe"tt't$. Die 'Üke losfer, (zegt men,) van het vaderlijk rerkwikker6de» crfgoecL HiJ W0l'de ecn beroemd man in uw ziele zijs, en huis! 15. Hij verzoete al het leed, dat eii in om uwen ou- . .... „ . ' t»J • derdom te uw huuwelijk gefmaakt hebt! Hij zij de ftaf miderhonden^ yan uwen grjj2en OUlierdom , _ jn dfi ^ ^ d,eh°ul"edfhééft,' ^ gefchenk! Êen ki"d ™11 UWC RuTII UWe heeft hem e- liefde zo waardig , dat gij ze boven een kin beterWeis talrijk gezin van eigen' zoonen in waarde .1^ zeven zoo- fteld J l6. Nu neemt NoÖMI den jong, vs. 16. En geborenen , plaatst hem op haaren fchoot. Noomi nam dat . , ■ „ ' kind cnzettede en ncemt P'egtig aan, dat zij, als de weduwo fthoofen wé™ vaa Elimelech, hel kind als haar eige zijne voediier. aanneemd, en dus van nu af aan voor zijn vs. 17. En opvoeding zorgen zal. 17. Tot herrinnering gaevenbUUri'i"em dezer gebeurtenis gaven alle haare bekenden seinde:nNom het ki"d eenen andcre" naam , (waar mede ömi is een hij ook het meest bekend is geweest — meer zoon geboren! i ..... r . ° en zij noem- dan mj zijn tamme-naam Elijielech.) to*KNoiiÉi was het' hccft een zoon> met de vader van recht mag hij Obed hieten, hij is de fteun IsAi , Davids , , , ^ vader. van haaren ouderdom. — Deze Obed heeft tot zoon gehad den vermaarden Bethlemietie-  RUTH. Hoofdd. IV. 205 fchen Isaï, die in David Mn IsjlkIv „^.^ j* eenen Koning gegeeven heeft. 18. El i me- boorte^var,)?^ lech nu, die uit Juda zijnen oorfprong wail' chesron. rekende, was uit den tak van dien ftam, C™;J£' j£ welke Perez ten vader had. 19. Uit eenen ww Ram „en zoon Chesron genoemd was Ram gebo- amminadab. z.uwu n vs. ïo. knAM- ren, die weer ten zoon had Amminadab. MmAUAB geco. Deze kreeg Nachschon , die weder w*^ ^ «achk-tma. 21. Den grootvader van Bo riz , Nachschon ge- *. O : _ wan SALMA. zijnde zijn vader Salmon geweest. 22. boaz vs. aI. En nu Obed ten zoon hebbende, en hier uit |*^°NengeB^ tot kleinzoon Isaï verkrijgende, die de. vader gewan Obed.^ vin David was, hééft uit dat zonderling obed gewan , , 1-1 r> i Is", cn ls/ni maar gewenscht huuvrarjK met Ivuth den gewan David. tweeden Koning van Israël als zijnen naneef mogen hebben. cj. ao. Nachson was Vorst van zijnen ftam jVum. i: 1—7- gehuuwd met de fuster van A«ron. 'Er zijn tusfehen Salmon en David ruim 500 jaaren verloopen , dus moest men hier ten minden , 12 gcflagten hebben, in plaats van 3. Doch het fchijnt dat dit het tijdvak geweest is, waar in deze familie in laagen ftand verkeerde, bij Salmo n's tijd weder aanzienelijk geworden; eene andere rede is ons onbekend. Ondertusfchen is zulk eene afkorting der genetlijsten bij de Oostevimgen gewoonte.   DE TWEE EERSTE BOEK E N DER KONINGEN.   INLEIDING TÓT DÉ TWEE EERSTE BOEKEN der KONINGEN, (Doorgaans dë Boeken van Saau^i genaamd,) 13 rj zónder heden tot de Inleiding in de gewigtigé gefchiedenis van het Israëlitiesch volk , tot op het boek van Job in een vrij geregelde tijdorde afioopende, zullen wij ditmaal, niet zo zeer in een aaneengefchakeld Vertoog, dan wel bij die plaatfen, waar zij het meesten kragt kunnen doen, aanvoeren, én daarom zal ik mij ook in de voorbereidfelen tot dit boek zeer bekorten; hét gewoone, dat men bij alle de fchrijveren over de bijbelboeken vinden kan, maar in zo ver aanvoerende, als noodig is, om mijnen leezef optegeeven, wat ik hier omtrent in mijne omfchrijving als waarheid aanneem j Wat den tijtel van het eerfte boek van S E m u ë L betreft ~ hier omtrent kan aanftonds de bedenking vallen of het tien naam draagt van zijne gefchiedenis , dan wel of Se- IV, Debe. O < Mv'èt,  210 INt EIDIN G tot de MuëL de Schrijver is; Edoch liet eerfte word van minder aangelegenheid, wanneer wij opmerken, dat men aan de twee boeken van Seml'cl en de twee boeken der Koningen altijd den algemcenen tijtel van de vier boeken der Koningen gegeeven heeft, cn de redenen, waarom men dit veranderd heeft, zo weinig betekenend zijn, dat wij zonder bedenken het oud gebruik hier op nieuw weêr zullen invoeren en dus dit gefchrift reet den naam van het eerfte boek der Koningen bctijtclen. Het is waar, het bevat ook de zo aanmerkelijke leevensgefchiedenis van Semuül, zo nauw verbonden met de lecveusgefchiedenis van Eli en Saul, de twee andere beroemde mannen die hier gefchetst worden, maar zij fchijnt meer als eene inleiding op de Koninglijkc lU^eerhig dan wel als eene opzettelijke leevensgefcliiedenis voor te konmen. Van meer belang is het, nf deze man voornamelijk den inhoud van dit bock bebbe opgefteld, dan wel, of het, met meer waarfchijnelijkheid, aan een' anderen moet toegefchreeven worden. Hier over in den gewoonen fmaak geleerd, of liever met beleezenheid, mij uit te breiden, acht ik ten eenemaal onnoodig, want, als men op die wijs eenen langen omweg, gedaan heeft, komt men eindelijk aan dezelfde plaats te rug , van waar men eerst begon. Laat ik dan maar eenvoudig mijne gedachte zeggen. SemucL, dunkt mij, is natuurlijk de gefchiktfte man om deze aantekeningen te kunnen maaken, als zeer bekend zijnde met de lotgevallen van zijnen beminden meester, en diep ingewikkeld in die vart Saul. Of hij die nu zelf opgefchreeven hebbe, dan wel aan Nathan, G a d . of eenen der agtbaaren propheeten, die deze jaarboeken der Koningen vervolgd hebben , medegedeeld, dit is ten eenenmaal onzceker, en mijnen leezeren met mij ongetwijffeld onverfchillig. Het natuurlijkffe is ook hier het waarfchijnelijkfte, en dus denken wij, dat ook-dat alles van Semucl is, het geen hij in het leven van S a t; l  BOEKEN der KONINGEN. cn Saul opgeven konde, terwijl de omftandigheden betreklijk het leven van David, aan Nathan moeten toegekend worden. Ik weet Wel, dat nieuwere uitleggers, en altans het G'öttingsch Orakel EIchhorn zich vermoeid hebben , om den fchrijver tot de laatfte tijden van den laagen toeftand der Joodfche Natie, onder het beftuur van Esra, te brengen; doch alle zoortgelijke betoogen zijn vrugteloos bij mij, als wij maar bedagtzaarri genoeg zijn , om toetegeeven, dat ook dit boek, zo vVel als de vorigen, verfcheidene aanmerkingen , ophelderingen of aantekeningen heeft, door Esra of eenen anderen in dien tijd opge-' Meld, die zeker beter onder den naam van Randtekeningen hadden kunnen afgefchreeven worden; maar vermits dit oudtijds niet in gebruik was, en een leezer van de overzetting des bijbels het onderfcheid in ftijl zo fterk niet gevoelt, als hij, die het verval der hebreeuwfche taal in den fchrijftraut ten tijde van Esra oogenblikkelijk gewaar word, behoeft men hier met zo veel angstvalligheid geen' affcheiding te maaken. Of 'er nu bij zoortgelijke gelegenheid aantekeningen ingefloopen zijn , die voor onegt moeten gehouden worden, en door die mannen niet opgefteld zijn, aan wien hier omtrent de zorg en het recht was toebetrouwd, dit valt ons moeilijk te bepaalen. Het is waar, Eichhorn, die zich veel moeite geeft, om onder anderen i Sam, XVII: 11 — 32. als zulk eene onCgte aantekening te doen doorgaan, moet de kragt van zijn bewij'9 alleen daar op doen nederkoomen, dat de zeventig overzetters die plaats niet hebben; maar dit befluit is te ver getrokken ; daar 'er niets meer uit volgt, dan dat in de handfchriften, bij de Jooden toenmaals in gebruik , zoortgelijke randtekeningen niet gevonden werden , en hoe eenvouwig en natuurlijk kan de aanleiding geweest zijn, die veroorzaakt heeft, dat de laatere aantekeningen niet zo algemeen verfpreid geworden zijn, altans buiten Palestina niet zo als men anders van de nauwO i keu-  212 INLEIDING tot de keurigheid der Jooden verwagt zou hebben en dit zij genoeg van den tijtel, en den Schrijver. Wat de gefchiedenis zelve betreft ! zij is binnen den kring van 130. Jaaren bevat, en fchctst ons Israds lotgevallen in den ftaat van republiek en koningHjk bewind. Voor het karakteristieke vind men een' ongemeenen fchat, dewijl de leevensgefchiedenisfen van groote mannen hier aaneengefchakeld op malkanderen volgen. Wat hier omtrent bij wijze van inleiding moet opgehelderd worden, heeft Muller (in zijne Philofophifche Aufaze pag. 420.) beknopt en, als een leerling van Herder, regt bevallig voorgedraagen. ,, De Lsraclitifche gefchiedenis (zegt hij) heeft boven de Griekfche en Romeinfche dit „ voor uit, dat zij niet enkel eene ftaats-gefchiedenis be„ fchrijft, maar ons zomtijds langs verfcheidene wendingen „ in de gefchiedenis der familien te rug voert. Zij maakt ^, veel meer, dan andere gefchiedenisfen zulks doen, ons „ opmerkzaam op het Godsdienftige in het menfchclijke ,, leeven, op de verborgene oogmerken der Godheid in „ onze leidingen, en te gelijk op de heilige wet van ver- gelding zo wel van het bnoze als van het goede. Zij „ fchetst ons niet alleen haare helden in hunne daaden, „ maar geeft ons ook de gefchiedenis van hun hart, van hunne geheime gebreken en deugden, en dus met een „ woord de waare fchatting der menfchelijke daaden, „ waarom deze fchriften ook met zeer veel recht het „ boek Gods genoemd worden , daar toch deszelfs voor„ naame inhoud , Goddelijk, dat is onfeilbaar onderwijs „ is." Na dit vooraf te hebben opgemerkt, koomen wij nader tot de gefchiedenis, betragt naar derzelver inzigten, die ten naauwften aan elkander verbonden zijn. Vier perfco* nen worden hier in hun karakter opzettelijk befchreeven* Eli namenlijk Semucl, Saul en David; evenwel zo, dat elk oplettend leezer duidelijk befpeuren kan, dat de  BOEKEN der KONINGEN. 213 de gefchiedfchrijver zich tevens voorfteld, om volksgefchicdenis 'er bij te leveren; fchoon niet op die wijs, als men van den gefcMedfchrijver , die Annaks fchrijft , verwagten zou, want 'er is eene vrij fterke gaaping tusfehen het leeven van Simson, den laatften Richter uit den kriigs-ftand, en tusfehen Eli, die hem, fchoon ongetwijfeld met eene andere inftru&ie, gevolgd is. De aanftelling van deezen laatften, zijne leevens-befchrijving, en de lotgevallen van de natie worden alleen in zo ver behandeld , als noodig is, om de lotgevallen van Semucl in het waare licht te plaatfen. Hier van daan blijven 'er moeieli.kheden , die wij wegens gebrek van berigten 011moogelijk kunnen oplosfen. Laaten wij bij édue derzelver ftil ftaan, en dus onderzoeken, op wat wijs Eli aangefteld zij, en welke bepaalingen wij omtrent zijne waardigheid te maaken hebben. Dc nieuwde fchrijvers, Hess, Ditmar en anderen zijn van gedachte, dat oorfprongelijk voor het koninglijk bewind de Hoogepriester de Repmefentant van de Natie was , en dat men in zijnen perfoon de vereenigde magt van den Joodfchen ftaat eerbiedigen moest; eene magt, welke door AanoN en Pinehas, met allen de voorrechten, die 'er aan verbonden waren, uitgeoeffend , maar door de Richteren uit den krijgs-ftand merkelijk befnoeid zou zijn, zo niet geheel en al ontluisterd: dén E l1 zou dan de eerfte wezen, dien het wederom gelukte, om deze magt aan den hoogenpriefterlijke waardigheid verbonden , op nieuw te oeffenen ; maar deze verondcrftelling heeft bij mij weinig gronden van waarfchijneliikheid. In den oorfprongelijken aart en de conftitutie van den Joodfchen ftaat, (in de Inleiding voor het iie Deel door ons behandeld) kan zulk een gezag niet vleien. Het is zo, in alles wat den Godsdienst betreft, is de Hoogepriester de man van den grootften invloed , zijn invloed is beflisfend , maar in het ftaatkundige zijn daartoe geene verordeningen gemaakt, en alleen omO 3 dat  Ü4 INLEIDING tot de dat de Ministers in het politieke meestal geesteli'ke wr« ren, is het niet vreemd, dat de priesterlijke i vloed in het ftaatkundige meestal aanmerkelijk was; maar voor het overige geloof ik, dat men dan alleen, wanneer men geen hoofd of repraefentant had van de Natie, onder welken tijtel dan ook , en ?er echter een noodig had, dat men in die gevallen , alleen den Hoogenpriefter, als den agtbaarften van rang in den ganfchen ftaat hier toe verkoos. Dewijl nu volgens de Historiefche berigten Eli een man van zeer goede hoedaanigheden was, en vooral uitlteekend in zijn Godsdienftig karakter, kwam bij ongevoelig tot het opperbewind, en het zou niet ligt zijn, een tijdvak te noemen, of de eigenlijke aanleiding op te geeven, die hem tot dat gezag gebragt hebbe. Als wij onder het leezen zijn karakter ftilzwijgende bij ons zeiven opmaaken, dan worden wij in die gedachte ook bevestigd. Bemind geworden, om dat men hem in de gewigtigfte gevallen, doch waar de Godsdienst den meesten invloed in hebben moest, geraadpleegd had, was daar door zijn gezag in den ftaat allengskens toegenomen en gevestigd geworden. Zucht tot regeeren en ftaatkundige inzigten treft men in 't geheel niet bij hem aan; hij bezat een' te ftillen, werkeloozen geest om zich daar aan overtegeeven; zijne toegeevendheid uit zijne ftille geaartheid ontftaan , en misfehien wel tot gemakzugt overgedagen, deed hem zelfs den fchijn van heerschzugt niet vertoonen , en ik voor mi' twijffel 'er niet aan , of juist dat beftaan heeft oorzaak gegeeven, dat men van de ftaatkundige zijde niets van den man heeft kunnen opgeeven , gewigtig genoeg , om geboekt te worden. Van buiten had ook niets, zedert Simson's dood aanleiding gegeeven, om zich door deeze of geene daad. beroemd te kunnen maaien. Dit ftrookte wonderlijk met E li's geaartheid, en hij zou moogclijk zo zagtkens tot de groote ruste overgegaan zijn, indien niet het gedrag zijner zoonen zijn uit-  BOEKEN der KONINGEN. 215 Uiteinde allertreurigst had gemaakt. Zijn invloed, als eerde in den ftaat, had ongetwijfleld de meeste kragt gedaan op den Godsdienst van de Natie, cn, als wij de gefchiedenis van zijn leeven onbevooroordeeld leezen, koomen wij natuurlijk tot deze gedachte: „Eli heeft zeer veel goeds geftigt, de afgoderij, zo veel moogelijk was, verhinderd, de lust om te Silo te verfchijnen meer opgewekt; met een woord zijne werkdaadigheid verhief zich boven zijne natuurlijke geaartheid. Door Godsdienftige gevoelens aangewakkerd, was hij in dat opzigt de man, die zeer veel deed, en voor elk eenen, die hem wilde raadpleegcn, tcn dien opzigte ten dienfte ftond." Dog hier ontdekt zich weder zijne natuurlijke gefteldheid. Veele zaaken , die minder naar zijnen fmaak en waarfchijnelijk meer burgerlijk waren, gaf hij uit gemakzugt aan het beftuur van zijne zoonen over, die daar door eenen verbaazenden invloed verkreegen , maar ongelukkig een karakter hadden, dat allergeweldigst trotsch en zedenloos was. Hier kunnen 'wij even ons oog vestigen op den onnavolgbaarcn fchakel Van het Goddelijk beftuur over de waereld. Eli's bewind deed den invloed van den Godsdienst op den burgerftaat voortreffelijk werken , maar, wanneer dit tot uiterften gedreeven werd, kon het voor de burger-maatfehappij de allcrnadceligfte gevolgen hebben , en zich zo inwikkelen in het gezag, dat men de voorfchriften dcr priesteren volgde, zelfs in die gevallen, die louter eigendunkelijk waren. Om dit nu voor te koomen, moeten Eli's zoons juist zulk een aanftootelijk karakter hebben. Met hoe veel toegenegenheid hebben de offeraars onder den meer bloeienden toeftand van den Godsdienst, hunne gaven in den tabernakel van jehovah gebragt en zich in hunne voorrechten buiten de maat verblijd; hoe ménig godvrugtige heeft zich, met Hanna, op den bepaalden tijd tot den tabernakel vervoegd met een rijkhalzcnd verlangen , om het eerwaardig hoofd te O 4 moo-  tifi INLEIDING tot ds Hioogen fpreeken, en den zegen uit zijn mond te ontvangen, (want het is bij mij zeker, dat het een Eli zijn moet, die door dille godvrugt boven de maat geëerd kon worden)! maar de uiterften, waar toe de braavcn in Israël zo ligt vervoerd konden worden, werden gefluit zo wel door het brutaal gedrag van Eli's zoonen, als door hunne zedenloosheid en geen wangedragingen konden in 'svolks toenmaalige gefteldheid aanftootelijker zijn, dan die, waaraan die Priesters zich fphuldig maakten; want nu de eerbied voor het ftaatig uitwendige van den Joodfchen dienst eene aanmerkelijke hoogte befteegen had , toonen zij, wier ambt het was, daar voor te waaken, dat zij de oueerbiedigfte menfehen waren , zonder voorbeeld zelfs, daar zij ftraffelooshcid hadden; ja, nu zij door geweld de zo nauw beperkte fchikkingen der godheid omtrent den openbaaren dienst overtraaden, waren zij in de oogen der waare Godsdienst-vrienden openbaars veragters van den zeiven, en in bet burgerlijke moesten zij zich den ingewortelden haat van alle hunnen medeburgeren zo fterk berokkenen, als moogelijk was; want. hoe fterk werkt het op het hart van eenen oosterling, als zijne vrouwen en dogters in haare eerbaarheid niet veilig zijn, bij gelegenheid van de yrolijke waarneeming van den llaatigen Godsdienst, 't geen het geval was ten tijde van Eli's zoonen. Hier fluit ik weder, en kan niet anders doen , dan mijnen leezer herrinneren , dat het zelfde middel, 't geen diende, om eenen al te grooten eerbied en invloed van het hoogenpricsterlijke te verhinderen, dienstbaar gemaakt werd, om de oneerbiedige gedagten , door hun gedrag verkreegen, weder tc onderdrukken; want de Philiftijnen moeten het op het laatst van Eli's leeven eerst waagen, om Israël onder hunne heeiSchappij te rug te brengen, en in dien oorlpg tcgqn den magtigen vijand moeten de zoonen van ccn bra-aven vader zigtbaar geltraft worden, terwijl dc verhaastte dood van  BOEKEN der KONINGEN. ai? van den grijsaard elk op de beftuurcnde hand der Voorzienigheid tevens opmerkzaam maakt. Intusfchen had de weldaadige Godheid gezorgd , dat het goede, het geen Eli aan den Godsdienst en burgerftaat had toegebragt, door de fnoodheid zijner zoonen niet weer geheel verwoest zou worden. In Semuüi. namenlijk, eerst zijn' bedienden en naderhand zijn' vertrouweling, vond Eli dien man, wien hij tot zijn innig genoegen de belangens van den Godsdienst kon toevertrouwen. Al vroeg ontdekte hij bijzondere gaaven in dien jongeling, en gebruikte hem, die bij zijne jeugd zo veel vuur tot het doorzetten , van goede inzigten voor den Godsdienst bezat , en terwijl dit openbaar werd , trok het natuurlijk den aandagt van eiken vriend van den Godsdienst onder de Israël/eren. Dat niet alleen , maar ieder werd ook grondig overreed, dat hij de uitmuntendfte Propheet van Jehovah was, die na M o s e s in de Republiek geleefd had, en dit baande hem den weg , om het Richter-ambt op zalk eene wijs, en zo onbepaald te verkrijgen, dat men het in Joschua zelfs, (om dat het Propheetiefche daar mede niet verbonden was) ja bij- niemand zo uitgebreid in gezag gekend had. — Eer wij hem echter in zijn richterlijk bewind befchouwen , moeten wij iets opmerken, omtrent zijn zedelijk Karakter. Zijne ouders, die door hunne opvoeding, de eerlte grondtrekken van zijn Karakter konden leggen , hadden iets zo aanminnings , cn zo veel van ftille huislijke verdienden , bijzonder zijne moeder , dat het niet misfen kan, of SEöiué'l, hoe vroeg hij zijne ouderen ook verliet , heeft. die ftilie indrukzelen van Godsdienst en onderwerping met de moedermelk reeds ingezoogen, welken verder aangekweekt werden onder het opzigt van Eli, die hem door zijn beftuur ook bijzonder in die ftüdiën bekwaam maakte , welken hem de natuürlijkfte gefchikthcid tot het ambt van Propheet bezorgen konden. In O 5 de-  ci8 INLEIDING tot de deze poogingen werd de oude man verfterkt door de ontdekking, dat de Godheid , door openbaaringen aan dien jongeling, genoeg bewijzen gaf van zijne goedkeuring op de Propheetifche bediening, waar in hij bij meerder jaaren zo uitgemunt heeft, dat hij voor den grondlegger mag gehouden worden van de orde der Propheeten, die geduurendc den ftaat der Jooden van den aanmerkelijkften invloed is geweest. Zijn Karakter in zijn' jeugdigen tijd is zeer eenvoudig optemaaken. Het }S vlijt en zeer voorbeeldige trouw omtrent zijnen meester in zijne belangen , met het deelneemeudst , het gevoeligst hart; grondtrekken, die onfeilbaar 'smans hoedaanigheden als Propheet, cn Opperpriester van den ftaat, als waarlijk groot kenbaar maaken. Omtrent den Godsdienst is hij bijzonder naauwkeurig. Hier in mag bij indedaad den naam van Hervormer draagen , maar van Hervormer die niet met buitengewoonen en ontijdigen drift werkt ; neet, het tijdpunt!, waar in hij de afgoderij door zijne leerredenen den grootften afbreuk doet, is dat, waar in de beangftigde Natie nergens uitkomst zag, dan bij hunnen Befchcrm-God. Ook is het meer dan waarfchijnelijk, dat hij de Stigter is van der Propheeten - fchoolen, die onder de Godsregeering van het uiterst belang waren , en al dat ruuwe , dat onbefchaafde, wat tot het denkbeeld van Propheet gewoonelik gebragt werd , door de wetenfchappen, bijzonder door de poëfie benamen, en het gevoel verfijnden en vertederden. Al had Semucl voor den ftaat niets anders gedaan dan dit, dan was hij echter hier door reeds waardig geweest , om bij zijn volk altijd in gezegende gedagtenis te blijven ; maar grooter word hij, als wij hem van de zijde van den burgerftaat bezien , want dan vinden wij twee grondtrekken in hem, die ons tot leidftarren kunnen dienen , om met alle zekerheid de overigen daar uit te kunnen opmaaken. De man namenlijk is onnavolgbaar onbaat- zug-  BOEKEN t»er KONINGEN. sij ^ugtig, en allerfterkt ingenoomen tegen de koninglijke regeering. Schoon hij een geestelijke is, en als Propheet het vertrouwen en de liefde der Natie verkreegen heeft, is zijne polietieke invloed evenwel het meest gegrond op eene daad , die men zelden van de orde der Geestelijken wagt. Na dat hij namenlijk den Godsdienst in algemeene boetdagen had doen werken , om de gemoederen 'te bereiden tot eene voordeelige hervorming in den burgerftaat, befluit hij den bitteren vijand van zijnen ftaat nantetasten, waar aan men zedert den laatften ongel ukkigen veldflag nog niet had durven denken. Hij volvoerd zijn voorneemen — raakt flaags, oorloogt zo gelukkig , dat hij alles herwind , en bevestigd door den vreede de onafhangelijkheid van den ftaat. De uitwendige rust weet hij aanteleggen tot vermeerdering van den bloei van den ftaat. Als Opper-Regent vertrouwt hij de belangen van het algemeen niet, zonder eene nadere herfchouw, aan de Overheeden der onderfcheide ftammen toe maar hij doet 's jaarlijks de nuttigde reizen , bij welke gelegenheid hij alles opneemt , en eiken burger zonder onderfcfieid in Haat fielt, om zijne belangens voor hem te brengen, indien hij door de gewoone rechtbank denkt I verongelijkt te zijn; — hij volgt dus eene wijze van beftuur , die weder een onaffcheidelijk gevolg is van zijn onbaatzugtig beftaan , en beijverd zich niet om de grooten van Israël in zijne belangen te hebben, en d' É als Richter zo veel te onbeperkter zijn beftuur te kunnen voeren , want in zulk een geval zou hij zulke reizen , zo veel mogelijk was, ontduikt hebben. Moogelijk denkt rnen: maar ook dit leide den grondflag van de uiterften in zijn Karakter , die zijne Ariftokraiifche denkbeelden op het leevendigst kan doen kennen en zijnen afkeer van de koninglijke regeering. Doch gewoonlijk doold hier bijna elk vernuftig Schrijver in zijn oordeel. Men behoeft hier flegts op het een en ander acht te geeven, dan  820 INLEIDING -tot de dan verkrijgt alles eene andere gedaante. Die zelfde , die Opperrichter is in den Joodfchen ftaat (dit is het, dat men niet uit het oog verliezen moet) die zelfde is te gelijk ook Propheet. In de laatfte betrekking is het geheel van zijne bediening , te waaken voor de belangen van zijnen Heer en Koning , of wilt gij andere woorden, heilig te zorgen , voor de Conftitutie van den ftaat, in de Theokratifche regeering gegrond. — Nu heeft S e m u ë l kundigheden genoeg, om te kunnen weeten, dat de Mofaifchc wet de koninglijke regeering niet te keer ging , maar integendeel eene goede inftructie voor dezelve had nagelaaten; maar de doorzigtige man is bedugt voor de gevolgen , als hij beoordeeld, welken de drijfveeren waren , die het volk tans bevvoogcn, om het koninglijk bewind den voorrang tc geeven. Dit word door den leezer van deeze gefchiedenis niet genoeg opgemerkt. De aanleiding, die het volk had om een koninglijk bewind te kiezen, was ongetwijffeld, dat, hoe ingenomen zij ook waren met het beftuur van SeMuëL, zij in de handelwijs van zijne zoonen geen genoegen namen. Dit was nu weder het zelfde, 't geen de republiek zo menigmaalen ondervonden had. De zoons van de Ricbteren waren altijd tot nadeel van den ftaat geweest. In Abimelech had heerschzugt, in de zoonen van Eli brutaale ondeugd, en in die van Semucl fehadelijke winztigt de overhand gehad. Zulke fchadelijke gevolgen van het Ariftokratismc , gevoed door zoortgclijke regeering, als de richterlijkc was, wilden zij op eenmaal aflnijden door het invoeren van de koninglijke regeering. Het oogmerk van S e m u ë l s redeneering tegen hun voorneemen is geenzins, om hun die koninglijke regecring op zich zeiven afteraaden, maar hun de uiterfteu van het koninglijk bewind tc doen zien, , cn hun dezelve te doen vergelijken met die van het Ariflokratifche, om hun das zeiven te doen oordeclen, wat het  BOEKEN der KONINGEN. 221 het fchaadelijkfte was , hier in was niets verdicht. Bij alle nabuurige hoven zouden zij naar het leeven alles zo vinden als hij het hun gemaald. — Toen nu het volk bij hun gevoelen bleef volharden, is hij zich zeiven gelijk gebleeven. De onbaatzugtige man heeft geen frreng eclikt gemaakt , waar bij de tegenwoordige Confihutie bezwooren, en de koninglijke afgezwooren werd , maar heeft hen in de keuze geholpen, toen zij Saul begeerden, hebbende ongetwijffeld de flille hoop gehad, dat hij door zijnen invloed, als Onder - Regent, op het gemoed van den Koning zo veel zou kunnen uitwerken, dat die treurige gevolgen voorgekoomen werden. Hierom twijffel ik geen oogenblik, of Saul heeft de regeering ook op dien grondflag ontfangen, dat hij wel het koninglijk bewind zou voeren , maar dat die inftelling kiesbaar en niet erflijk door hem aanvaard werd. Ik weet wel, dat men het Karakter van Semuül haatelijk tragt aftefchildercn in zijn gedrag omtrent den Koning Saul, maar ik weet ook, dat die zelfde lieden , indien hunne inzigtcn dit vorderden, dien zelfden man om dat gedrag, als éénig in zijn foort, bewonderd zouden hebben , en dit verdiend hij werkelijk. Laaten wij hier alles behoorlijk te zaamen laaten werken , en dan zal alles ook te gelijk fpreeken voor S e m u ë l , om hem de eenpaarige ftem van allen te doen verkrijgen: de man is onnavolgbaar groot en onbaatzugtig, — de beste vader des Vaderlands, en, heeft hij zich boven zijne gewoone zagte geaartheid en voorzigtigheid uitgelaaten , het is gewis, toen heersch- en baatzugt het hart van Saul veroverd hadden. De Koning is zijne verkiezing genoegzaam aan hem verfchuldigd. Een man dus door en door ervaren in ftaatkunde vergeet niet den geheven Koning met zijnen raad te dienen. Als Richter treed hij af en wil hoe gemaand geene politieke invloed voor zich houden; waar hij kan of mag ftaat hij met zijn invloed het koning-  42i INLEIDING tot vè ninglijke gezag voor, evenwel zo niet dat hij zich daar1, door bij den Vorst noodzakelijk zocht te maken, maar alleen in zo verre de regtvaardigheid van 'sKönings belangen , wegens de jaloersheid der Israelitifche grooten, zulks nodig had. Nergens ontdekt men meer zijnen richterlijke invloed, en alle de oneenigheden tusfehen hem en den Koning zijn alleen ontftaan uit zijne ambtsbetrekking , als Propheet , als de grootfte in dien rang , wien het in den aanvang van de koninglijke regeering juist het meest voegde voor dat Goddelijk bewind te waaken. Alle de gezegden die men hoort voeren, moeten wij hl dat licht befchouwen, dat hij de man is, die aan het hof van Saul, als Onder-Koning, waakt voor de Majesteits rechten, en de koninglijke achtbaarheid, zo als die bij Jehovah was. Is iemand dan nog niet voldaan , vind hij zijne uitdrukkingen dan nog te fcherp' tegen den Vorst, dan moet men daar bij bedenken, dat de hoofdtrek in Semucls Karakter' was, om geen' fchijn van baatzugt te hebben 4 maar altoos te waaken voor de belangen van het volk.- De vrijmoedigheid, da kragt van zeggen is in zulke lieden altijd onnavolgbaar, de fchijn van veinzen is hun onbekend. Zij fpreeken zo open, als moogelijk is, en, kunnen, met de fterkfte uitdrukkingen zelfs niet beledigen , om dat zij zo open, als zij in hunne woorden zijn, ook zo open irt hunne bedrijven blijven. Door hunne openhartigheid da Vorften eenigzins beledigd hebbende, zoeken zoortgelij* ken dan niet met hunne ftreng zich tegen de Vorst te fterken , maar zij blijven even onbekommerd hun gedrag vervolgen, zonder in het minst te vreezen. Regtvaardigheid en opregtheid doed hen toch altijd die kalmte in hen gemoed hervatten , welke 'er gevorderd word , vooral, wanneer zij werken tegen ondeugden , die juist het tegengeftelde van hun Karakter waren. — En dus» hebben wij , mijn's oordeels genoeg gezaameld over het Ka->  BOEKEN der. KONINGEN. 423 Karakter van Semuël. Zijn gedrag omtrent David zal ons beter in de hand koomen , als wij het Karakter van dien Koning een weinig nader voor u ontwikkelen. Wij moeten nu den eerflen Koning van de Natie der hrarfleren een weinig nader bezien, om bij die gelegenheid den fcbakel van broek lotgevallen met dezelver oorzaaken en uitwerkfelen nader te leeren kennen. Hier is oneenigheid, veelen namelijk van de nieuwfte uitleggeren zijn zc'er ingenomen met 'smans Karakter. Ditmar vind de bron van zijn ongeluk daarüi, dat hij te veel van Semuül en bet volk afhing. Dit bleek (naar zijne gedagten) vooral in den oorlog tegen de Amelekieten, waarin hij zich mensenlieven der gedroeg dan SemuEl, die daar over zo gebelgd is, dat hij hem de Kroon ontneemt en David tot Koning zalft. Ik moet hier eens vooral eene aanmerking maaken, welke ik zo menigmaal beves» tigd gezien heb. Veele lieden van fmaak namenlijk verkiezen in de bijbelkarakteren altoos de partij van de (legstfien, terwijl zij de gebreken der braaven zo veel moogelljk daar bij vergrooten. Jammer is het maar, dat uit* leggers, die den diepften eerbied voor den bijbel hebben, weder in het andef Uiterfte vervallen; en moogelijk is een man, die door Zijne oordeelkunde, zijn godvrugtig beflaau, eene gevestigde achting in Nederland verkreegen heeft, (P. Bonnet bedoel ik) niet geheel vrij te pleiten is van dat vermoeden, dat hij het Karakter Van Saue te zeer verzwaarde, Mijn's oordeels moeten wij, (het geheel bezien en onderling vergeleeken zijnde) van hem zeggen, dat zijn hart zo kwaad niet was. Inderdaad hij had veelen hoedanigheden, die men in gekroonde Hoofden zeldzaam aantreft. Laat ik 'er flegts eene noemen! Hr/ is immers geen vriend van pragt. Noch in gebouwen, noch in hofhouding, noch in de opvoeding van zijne kinderen vertoond hij dat. De bron yan al het verkeerde bij  i%4 INLEIDING tot de bii Saul fchijnt alleen te zijn, dat hij, hoe veel vertouning zijn ftatuur ook anders maakte, veel te zwak van ziel was , om de koninglijke waardigheid met eenigen luister te kunnen bekleeden, en daar bij veel te overgegeeven aan zijne driften, om oit of oit een goed Vorst te kunnen zijn , en het is eene onderfcheiding, welke NiEMEiëR maakt, en welke van gewigt is, dat Sauls Karakter minder ongunftig zou zijn , zo hij een privaat perfoon gebleeven was, maar dat dit zelfde Karakter als wij hem als Koning befchouwen , tot zijn nadeel werkt, ja hem den troon zelv onwaardig maakt. Ik beken wel, dat hij onder die Vorsten niet geteld kan worden, welke ook het geluk begunftigde , maar ook dit doet juist het gebrek aan grootheid van ziel te fterker in hem uitkoomen. Ook vergeet men gansch en al de goede zijde van de omftandigheden, die zijn leeven vergezelden in het beoordeelen van zijn Karakter, Laat ik llegts een enkelen trek ter neer ftellen! Toevallig bij Sêmucl bekend geworden, geeft deez' hem berigt, dat hij eerlang door de volks-ftem tot Koning zou verkooren worden; ten bewijze, dat dit gebeuren zou, zalft hij hem zelfs tot die waardigheid. Moest dit niet den grondflag tot de natuurlijkfte vriendfchap met S e m u ë l gelegd hebben ; want hoe veel betekend het, een' man van die algemeene achting, een grijsaard van zo veel ervaaring tot zijnen vriend te moogen hebben! Het fchijnt, dat Sejmfci. bij die eerfte ontmoeting zijn Karakter heeft opgemaakt, en zij* ne zwakheid reeds ontdekt, als mede , dat dk ook onder de eerfte redenen geweest is, waarom hij bij dc verkiezing van Saul zorgde, dat de Koüiaglijke inftruQ* tie opgemaakt, en het oorfprongelijke van dezelve in dc bondkist bewaard werd. Het is waar, hij onderging al bij zijne eerfte keuze eene vernedering, die hem zeker in «t vervolg den nadeeligen indruk gaf, om op de Natie h het geheel niet te vertrouwen, ik doel op de ja-^ lou-  BOEKEN der KONINGEN. 225 loufic van de Vorften der andere ftammen, die hem in het begin tot het ambteloos leeven te rug gebragt heeft en waar mede hij, zijn ganfche leeven door, min of meer heeft moeten worftelcn. Zijn gedrag in dien tijd was regt lofwaardig, zadra het niet uit zijn temperament, maar uit grootheid van ziel vloeide. Hij zit ftil, houd zich bezig met de gewoone bedrijven van een ambteloos leeven, tot dat een oorlog natuurlijker wijze het volk de noodzaakelijkheid van een hoofd zou kenbaar maaken. Toen was hij boven zijn Karakter vuurig, bediende zich van een middel , dat zeer wel werkte en gedroeg zich indedaad voortreffelijk, Met lauweren van overwinning bekroond , werd hij zo zeer vergood , als hij te vooren veragt was. In plaats van zich nu te wreeken, wend hij de vleiëndfte taal van zijn hovelingen , voor zijn zwak Karakter zo gevaarlijk, op de edelfte wijze af, en S e m u ë l bediend zich van de gefteldheid, waar in de Natie zich bevind, om den Koning met meer luister in het koninglijk bewind te bevestigen; — zo zeer had het gedrag door den Vorst laatst gehouden den ouden S e m u ë l behaagd. Nu hadden eenmaal de driften van eene zwakke ziel gelukkig gewerkt; Hoe veele bedagtzaamheid heeft zulk een evenwel noodig , wil hij voor uiterften bewaard worden, om zich ftipt bij zijne inftructie te houden..Dit doet Saul niet, verliest daarom de hoope , die S e m u ë l opgevat had , dat hij meer in kracht zou toegenomen zijn, en geeft in het Godsdienftige zulk een kwaad voorbeeld , dat Semuci. heimelijk den Koning onderhoud, en hem zegt, dat hij door zijne onbedagtzaamheid oorzaak is, dat hij de kroon niet erfelijk bezitten zou , waarop hij anders hoope zou gehad hebben , indien zijn gedrag voorzigtig was gebkeven. Ook in zijn ftaats - bewind, vooral in zijne oorlogen tegen de Philiftijnen, blijkt het duidelijk, dat beleid en eene doorgaande werkzaame geest, ter oprichting van het rijk, zijn IV. Deel. P W-  526 INLEIDING tot db beftaan geenzins geweest is, maar dat hij alleen werkte,wanneer hij door deeze of geene drift werd opgewonden, want anders was het onmoogelijk, dat het rijk zo zwak zou geweest zijn, als het door den Hiftoriefchnjver getekend word. Ik geloof evenwel ook, (om dat dit de beste oplosfing geeft van het XV HoofddteP) dat hij in de oorlogen tegen de Philiftijnen het zwakst was, om dat die van Juda, die hem als de naaste nabuuren daar het meest in onderfteunen konden , of uit jaloufie of uit vreesagtigheid , zich het meest onttrokken hebben , en dat dit de oorzaak geweest is, dat hij altijd met te weinig kragt tegen hen heeft moeten worftelen. Gelukkiger was zijn veldtogt tegen de Amcliki'ten, waar in die jaloufie zo niet werkte, maar in welken hij nogtans zich zo toegeevend gedroeg, dat hij daar door de grondwetten van den (laat opentlijk fchond niet alleen , maar ook door de vermaaning van SemücL van zijne dooling zich niet te rug liet brengen , waar door hij zijne kroon verloor, fchoon hij al weder die verzagting ondervond, dat hij die vernedering bij zijn leven niet ondergaan heeft. Schoon hij nu geen aanfpraak als Onder-Koning meer op de hulp van zijnen Koning had. Evenwel is het vermoeden, dat Semucl hier van het volk iets zal ontdekt hebben reeds hatelijk. Het tegendeel is uit het beloop van de gefchiedenis optemaaken. Bij den veldtocht, waar in Goliath van de Philiftijnfche zijde zo veel gerugts maakte, fchijnt hij met eene vrij talrijke Armée in het veld verfcheenen te zijn , fchoon in talrijkheid niet bij die der Philiftijnen te vergelijken, en met hoe veel blijken van achting is hij bij den uitflag van den veldtogt door de hrailkren behandeld , en hoe gerust had hij zich van die gelegenheid kunnen bedienen, om het rijk in eenen goeden ftand te brengen , en zijne familie op allerlei wijzen groot te maaken. In plaats van zulks te doen, fchijnt hij tot een werkeloos leeven overgeflaa- gen  BOEKEN der KONINGEN. 227 gen te zijn , dat zo fchaadelijk was voor zijn temperament , waarom hij ook in eene kwijnende droefgeestigheid ftort, die gevaarlijk was , minder gevaarlijk evenwel , om dat zij nog door geen bepaald denkbeeld gevoed werd; doch menfehen van zoortgelijke gefteldheid hebben niet veel noodig , oin zich te bepaalen tot een denkbeeld , dat hun zwartgalligheid geftaadig in beweeging houd. David, de grootfte held in zijne Armée — Da vii>, de boezemvriend van zijnen anders zo nedrigen zoon — David zijn fchoonzoon, daardoor zo nauw aan de belangen van dat buis verbonden — deze is de man,* op wien al het vermoeden valt. Zegt men: geen wonder! die ftond hem naar de kroon, en waar is een Karakter , het welk zo iemand met geduld kan draagen? — dan ontken ik zulks ten fterkften , want in de gefchiedenis is daar geen fchijn of fchaduw van te vinden. Ik zal hier niet aanvoeren, dat Jehovah keus had in de benoeming van eenen Onder-Koning. Het is genoeg, dat ik mij uit het beloop der gefchiedenis kan verzeckerd houden , hoe SauL zeer wel wist, dat hij tot op het einde van zijn leeven de kroon behouden zou. Daarenboven had hij immers het recht niet om de kroon erflijk in zijnen zoon te maaken; doch hu dit denkbeeld eenmaal bij hem post gevat had, hoe is nu het overige van zijn leeven eene aaneenfchakeling van voorbaarige felle driften, uiterften, die zijn Karakter zo verlaagen, dat hij natuurlijk in den haat van zijne Natie moest geraaken! Hij denkt hu aan niets anders, dan om David te vervolgen en het is in den grond geen liefde voor zijne eigen kinderen , die zijne driften aanvuurt , maar alleen de fterkfte toegeevendheid aan zijn temperament, .en het onvoorzigtig beftaan om in zulk eene gemoedsgefteldheid aan zijne vleiëren gehoor te geeven ; want noch zijné dochter, noch zijn' braaven zoon ontziet hij in het minfte, als zijne driften aan het hollen zijn — hiemands leeven is dan meer dierbaar in zijne ' P 2 oogen,  £i8 INLEIDING tot de oogen , buiten het zijne. Geeft hij in zulk een beftaan aan zijne vleiëren toe, dan moet een Vorst zo afkeerig anders van ftraffchavotten in zijn land, een moordfchavot voor weerloozen Priesteren oprigten. Hij mag door het gedrag'van eenen David, 't geen zo onnavolgbaar was, terug" geroepen worden — alles mag ten kragtigfte werken op zijn hart, nog niet zo bedorven, dat het geheel ongevoelig is — al ras echter hervat zich weder zijn ongelukkige geest van agterdogt, en doet hem voortworftelen, en voor het oog van dc Natie de fchroomelijkfte misftappen begaan, tot dat hij met een feilen krijg bedreigd, en wanhoopend wegens de uitkomst, tot de laagfte middelen vervalt, om zich zeiven moed in te boezemen, en nu het einde van alle zijne woelingen in een wanhoopend ombrengen van zich zclven vind op het flagtveld tegen de Philiftijnen, terwijl hij het rijk laat in de allerzorgelijkfte omftandigheden aan eenen opvolger , in wiens leevensgefchiedenis wij ons nu zo veel verdiepen moeten, als noodig is, om den waaren toeftand van liet Israëlietisch kor ningrijk in deszelfs aanwasch en toppunt van grootheid te leeren kennen. Geen Karakter onder de Bijbelperfonaadjen heeft meelde aandagt getrokken , dan het Karakter van den man, wien wij hier befchouwen moeten, ik bedoel dat van David. Ba ijle is de leermeester geweest van allen, die het Karakter van hem beltudeerd , en te boek geflaagen hebben. Delanii, Chandler, Ni e me iëR, Hess en Bonnet hebben hunne verdienften, en werken vrij wel te zaamen , om een geheel te geeven , voldoende voor den diepdenkenden menfchenkenner. Het is mijn oogmerk niet hier optegeeven of t'zaamen te trekken , wat anderen hier over gezegd hebben , en nog minder, om mij met het wederleggen van deezen of geenen bezig te houden. Ik ftel mij louter voor het leeven van den held wat meer aaneengefchakeld te behandelen, om dus de  BOEKEN der KONINGEN. 229 de gefchiedenis van het rijk te beter te verftaan, en met mijnen leezer in den toenmaaligen toeftand van den Joodfchen ftaat voor het vervolg der gefchiedenis grondige inzigten te verkrijgen. Ik zal derhalven het beftaan van den Vorst, van de zijde van den Godsdienst befchouwd, niet verder' bezien , dan het gefchiedkundige vordert, en bij gevolg alleen ftilftaan bij zijne fchikkingen omtrent den openbaaren Godsdienst. Het overige zal in zijne Liederen, tot opheldering vart dezelven, gereedelijk en als van zei ven in de hand vallen. — David zou moogclijk (van de zijde der t'zaamenleeving betragt) nimmer in de gefchiedenis beroemd geworden zijn (want ik zwijg hier van zijne zalving door Semuël tot Koning, waar door de Grijsaard de aanleiding bekoomen heeft, om hem nader te leeren kennen, en tot aan zijnen dood zulk eene trouwhartige vriendfchap te houden, als het verfchil in de jaaren , en den rang van beiden toeliet,) David, zeg ik-, van de zijde der t'zaamenleeving befchouwd, zou moogelijk noit beroemd geworden 'zijn, indien éérte begaafdheid hem niet uit zijne ftille herdersftulp tot voor den throon van Saul had gebragt. Doch deeze begaafdheid moet wel de aandagt van den zwaarmoedigen Vorst tót zich trekken, zij is ons voor het beloop der gefchiedenis niet wigtig genoeg. Eerlang deed 'er zich eene nieuwe gelegenheid op, waar uit men iets meer van David zal leeren kennen. Een vrij felle oorlog was weder tusfehen den grootften vijand van den ftaat en Saul opgekoomen. De beiden legers lagen in elkanders gezigt , wagtende op eenen veldflag, toen het hoonende van eenen kampvegter den moed in David opwekte, om het met den fnoever te beproeven. Het verhaal van deze gebeurenis , (uitgezonderd de orde, waar in zij voorgedraagen word) — zijne ontdekking, bij gelegenheid van het tergend gedrag zijner broederen, en hoe hij het wel eens tegen leeuw en beer gewaagd had , is belangrijk , en brengt ons bijna tot den leeftijd P 3 der  230 INLEIDING tot db der Richteren terug. Hier moet ik tot mijn oogmerk eene aanmerking herhaalen, die te vooren, fchoon in een ander licht, reeds voorgedragen is. De verbaalen namenlijk (en van Davids ftrijd met Goliath, en van het verdaan van den leeuw en beer) zijn in den fmaak der ouden. Had men de laatfte gebeurenis bij Homerus of H esi o dus gevonden, het zou niet geftooten hebben, dewijl men zoortgelijke verhaalen daar vervvagt; maar in de Bijbelgefchiedenis kan menze niet dulden. Men houdze meest voor een poëtiefchen opfchik , alleen uitgevonden voor den denktrant van die ruuwer tijden. Doch men vergeet den tijd in opmerking te neemen, cn hoe de jagt op wilde dieren zeer dikwils den eerften grondflag tot vermaardheid gelegd hebbe. Het onwaarfchijnelijke om in Kanaan , een zo bevolkt land en wel in het hart van het zelve , eenen leeuw en beer aantetreflen , zou zeker gegrond zijn, indien men niet in oyerweeging nam, dat die dieren in Paleflina niet vreemd waaren, maar dat zelv de Godheid bij de verovering yan Kanaan de ontvolking van het beloofde land met dat inzigt voorgekomen had, om het niet aan het roofgedierte overtegeeven, De treurige toeftand , waar in dit land zich onder de Richteren van tijd tot tijd bevonden had, heeft zeker aanleiding gegeeven, dat het zelve aan veelen oorden onbebouwd , en gansch niet bevolkt geweest is. Zodra nu een verhaal past in den fmaak van den leeftijd — ovcreenkomftig den natuurlijken toeftand van het land is, en dus geen onwaarfchijnelijkheden in zich heeft, vind ik het vermeetelheid, na verloop van zo veel eeuwen, en te midden van de duisternis nopens de landsgefteldheid, zulk eene gefchiedenis in twijffel te trekken. Hoe het zij, zijn moed Werd daadelijk bevestigd, en bleek geen fnoeverij te zijn door den ftrijd met Goliath (het andere geval) waar in hij zegepraalde. Dit doch veranderde zijn rang aanmerkelijk. Van 's Konings Mufikant werd hij nu een  BOEKEN der KONINGEN. £31 een der voornaamfte Officieren van zijne Armée, en daarbij volgens vrijwillige belofte de fcho.mzoon des Konings, 20 dat het hof niet alleen, maar prik de ganfche . Natie op hem, als be« perfion van belang cn verdienden in den ftaat, nu bepaald de aandagt vestigde, en het onedelmoedig, indedaad onftuimig, gedrag van den Koning omtrent hem gehouden , moest het juist wezen , om ons den weg te baanen tot het hart van David -- om te ontdekken, hoe hij, die wist, dat hij de opvolger van zijnen fchoonvader zijn zou, zich gedraagen zoude omtrent hem, aan wien hij zeker al zijne grootheid verfchuldigd was. Zulk eene vuurige ziel als David had, die trekken van grootheid, die al zo \roeg in hem ontdekt werden, moeten noodwendig die uitwerking op zijnen geest hebben , dat hij gansch niet onverfchillig is, om tot aanzien te geraaken. Dit in hem te ontkennen, zou onnatuurlijk zijn, en wilde men zich beroepen op zijne zo nederige uitdrukkingen bij de hovelingen, die hem hoop gaven, om 'sKonings fchoonzoon te worden , men zou dan gewis eene dooling begsk, die de menschkunde ligt ontdekken kan. De doordringende geest van David zal al rasch in de verkeering met zijnen Vorst ontdekt hebben, wat zijne zwakheid was. Deze zo veel moogelijk tegen te gaan, tcn minften alles te doen, om te verhoeden , dat zij niet gevoed werd, en niet zo zeer een gevoel van zijne eigene geringheid deed hem de fterkfte uitdrukkingen gebruiken, die in haaren aart gefchikt waren, om het agterdogtig gemoed van den Koning ter neer te zetten; en was liet bij eene hovelings nederigheid gcbleeven, dan zouden zijne daaden, wanneer 'er de gelegenheid was ,J om grooter te worden , getoond hebben , wat 'er agter het masker van nederigheid verborgen was; ook zou hem niets in zijne oogmerken behulpzaamer geweest zijn dan dc vriendfchap , die hij met 's Konings oudften zoon gemaakt bad. — Had hij willen veinzen, en zijnen Jonathan tevens, P 4 door  S3» INLEIDING tot j>k door de fterkfte vertoogen van zijne verkleefdheid aan zij* ne belangen tot bevordering van zijne grootheid willen dienstbaar maaken, hij zou gewis eenen anderen weg verkoozen hebben. Het Karakter van beide de trouwhartigen vrienden word aanmerkelijk verhoogd, als men eene Helling aanneemt, die door den Hiftoriefchrijver nergens weerfprooken word, deze namelijk: dat het oogmerk fchijnt geweest te zijn, om de kroon alleen verkiesbaar door dc ftem van het volk te maaken. Ik geloof wel, dat men, om den Koning tot een waardig beftuur van het rijk aanteprikkelen, had open gelaaten, of men wegens zijne perfoncele verdienden , of die van een' zijner zoonen, hem de opvolging , fchoon nog niet erflijk zou opdraagen , (want die uitzigten zijn hun ftellig ontzegd, en dus moeten 'er hier omtrent beloften gedaan zijn) maar ik beken, dat 'er dan nog iets onnatuurlijks in overblijft; want kan men Saul onder de agtenswaardige gekroonde hoofden niet tellen, zijn zoon Jonathan had nogthaus alle verdienften, die men in eenen Vorst begeeren zou. Hier zijn zeker moeielijkheden , hier ontbreekt het ons aan aanleiding tot oplosfing. Dan ! wij zijn te voorbaarig in ons oordeel. In dat alles, kunnen wij zeggen, was Jonathan groot als Generaal — als vriend heeft hij geen wederga — en, fchoon ik mij daar mede afkon maaken, dat de Godheid David, en niet Jonathan verkoos, zo wil ik mij nogthans hier op niet beroepen, maar evenwel ook niet nalaaten te gelooven , dat een oplettend mensebkenner in den leeftijd van deze beide perfoonen, hen van nabij beziende , tot den welftand en bloei van het rijk oit, tvvijifeld zijn zegel aan de voorkeur van David zou gegeeven hebben. Hoe onbegrijpelijk verhoogt dit alles het Karakter van den Godsman , die,' fchoon verzekerd , dat de kroon op zijnen fchedel rusten zou , echter den minften fchijn van vermoeden in zijn gedrag niet geeft, dat hij dien tijd vervroegen wil, en door zijn ge-  BOEKEN der KONINGEN. 233 gedrag daar in ffilte den weg toe baanen. Het verhoogt ook het Karakter van Jonathan. Hoe onderworpen zijn beftaan aan zijnen vader ook wezen mag , hoe ongemeen zorgvuldig hij is omtrent het kr ost , dat hij mo°t agterlaaten, wij zouden evenwel niet nalaaten, om buiten deze aanmerking hem heimelijk te verdenken als een' man, die in zijne vriendfchap veel te overdreeven was, zo dat hij de belangen van zijnen vader, zijnet broederen, ja van zijne eigen kinderen daar aan geheel opofferde. Hier is de Hiftoriefchrijvcr gewis onnavolgbaar, om de vaderliefde en de vriendfchap, elk op haare beurt, zo te doen werken, dat men in plaats van overdrevendheid de fchoonfte overeenftemming vind, en hier een model aantreft van vriendfchap, waar van geen' wederga in de Jaarboeken der v dkeren gevonden word. Ik weet wel, dat alle gefchiedkundige berigten hem befchrijven als eenen man, die in alles zich zeiven zo gelijk niet was, maar zomtijds eene vreesagtigheid deed blijken, welke hem gansch en al van zijne grondbcginzelen fcheen aftedrijven. Wij hebben daar toe naar de opgaave alleen maar zijn gefprek met Abime lech, en zijne agterhoudendheid bij die gelegenheid te overweegen. Dan! vond men zulke trekken niet in zijn leeven, wij zouden eer in het vermoeden koomen, dat de Gcfchiedfchrijver zi,ne held overdreeven wilde fchetfen, terwijl zij anders de gevolgen zijn in het leeven van eiken mensch van dat gemoedsbeftaan, en in die omftandigheden geplaatst. Eene ziel, die zo ligt ontvlamt, zo gevoelig is voor alle indrukzelen , heeft, aan het hof, omringd van hovelingen , die uit jaloufie niets dan zhne val beoogen, in de uiterfte voorzigtigheid, waar in hij leeven moest, voorzeker een' plooi van bedektheid en agterhoudendheid verkreegen, die hem zomtijds van die opregtheid en opene grootheid afdreef, welke zijn Karakter anderfmts zo eigen was, en deze werkte in zijn gedrag omtrent Asimelech op een? wijs, die het P 5 meest  23+ INLEIDING tot de meest verfchoonbaar was. Geen eige inzigten, geen eige veiligheid deedcn hem op zulk eene bedekte wijze handelen, maar alleen de belangen van zijnen vriend Abimelech, toen hij Doëc ontdekt had, en ik geloof, dat de trek tot eige veiligheid in hem zo fterk niet geheerscht zou hebben, zo dat hij Abimelech aan dat gevaar bloot gaf alleen uit Godsdienftige vreesagtigheid, indien hij had kunnen vermoeden , dat hij daar ontdekt zou worden. Hoe het zij, in dat ganfche geval heb ik David altijd als zwak befchouwd door ver gedreevene angstvalligheid , * zonder minder gegrond, dan hij naderhand zo menigmaal gehad heeft ; denkt men daarbij aan zijne jeugdige jaaren, cn hoe min geoefend hij toen nog in tegenfpoeden geweest zij , dan is bet eene angstvalligheid ver af van onnatuurlijk te zijn , maar juist ('trookende met de gefteldhcid van zi'ne ziel die dan eens de ftfioonfte hoope met het leevendigst vertrouwen voor de aan iagt heeft, dan eene ftille vertwijffeling in zijne daaden deed blijken, met de grootheid van ziine ziel in het geheel niet ftrookende. Wij moeten David in alle die gevallen befchouwen als den Jongeling, die een vuurigen o'i lerneemendeu, maar niet genoeg geoeffenden geest heeft. Hierom , is hij zo dra hem iets voorkomt, waar op hij niet gedagt had , verlegen , en red zich op eene wijze, die meer eer aan zijn vindingrijk vernuft, dan aan zijn hart fchijnt aan te doen. Op eenen anderen tijd evenwel werkt die zelfde gemoedsgesteldheid dat uit, het geen waarlijk zim hart van den fchoonften kant leert kennen. Laat ons alleen maar denken aan zijne onderneeming om doortedringen-tot het Leger van zijnen fchoonvader, ten einde hem op de proef te overtuigen dat niets minder dan een zugt, om op zijnen dood zich de kroon optezetten, hem bezielde. Zoortgelijke jeugdige handelingen worden, als de uitkomst gunltig medewerkt, bewonderd, maar ingeval van het tcgeugeftelde , als onbedagtzaamheid en kwalijk ge-  BOEKEN der KONINGEN. 235 geplaatfte onverfchrokkenheid met recht verworpen. Dat zelfde beftaan is oorzaak, dat hij zijn krijgsmans eer zo buitengewoon fterk verdedigd tegen Nabal, een geval, 't geen bewonderd zon zijn van den Edelman in onze eeuw, zoo het niet in den Bijbel geleezen werd, en door eenen zeer Godsdienftigen jongeling bedreeven was. Nu is het niet dat, waar voor ik het verklaar — geen al te fterk werkende jeugdige eerzugt. — Neen ! het moet een brutaal beftaan van het hoofd eener bende flruikroovcren wezen. De uiterften in zoortgelijke vuurige Karakteren kunnen niet genoeg beftudeerd worden van iemand , die zoortgelijke gefteldheid heeft, want zij fleepen de treurigfte gevoigen met zich. Zie hier 'er een! Die zelfde man, die, bij nagt, alleen van eenen vriend vergezeld, tot in dc legertent van zijnen bitteren vijand doorboort, die zelve man is het, die, door angst gedreeven, de wijk buiten 'slands neemt, — in de eerfte onmoeting die hem daar voorkomt, fpeelt hij den rol van een' raazenden , en in de laatfte vorftelijk behandeld, wil hij ook zijn vorftelijk woord geftand doen, in weerwil van de liefde voor zijn Vaderland, die hier lijnregt tegen over ftaat. Alle zoortgelijke uitvlugtcn, die veel onwaars in zich behelzen, en die openheid van ziel, die men anders in zoortgelijke Karakteren aantreft , zijn niet anders dan de gevolgen van onbekookte maatregelen, waar bij vlugge verbeeldingskragt meer dan gezond raifonnement gewerkt heeft. — Doch ik herinner mij , dat ik mij voorgefteld heb, in het leeven van Dav 1 d mij niet verder te verdiepen , dan noodig is , om meer gegronde denkbeelden te verkrijgen van den toeftand des rijks, ten einde bij de ovcrweeging der gefchiedenis de noodige opheldering niet te misfen, die ons de leezing van zoortgelijke vernaaien anders moeielijk maakt. — Ik fpoede mij dan om David als Koning tc befchouwen. Zijne zalving door Semuël ga ik ook hier ftilzwijgend voorbij , want zoortgelijke buitengewoone ver- rig-  *3<5 INLEIDING tot de rigtingen kunnen niets bijbrengen tot bet oordeel vellen over zaaken. — Zo voortreffelijk zijn gedrag was in bet delicaate, om niets tegen zijn Vaderland en zijnen fchoonvader te onderneemen, zo bedagtzaam vind ik het, dat'hij, als Vorst befchouwd , al aandonds den dood van zijn fchoonvader, het zij het berigt dan waar of valsch is, op den Amelekiet gewrooken heeft. Denkt men daarbij, hoe een Oosterling over gekroonde hoofden denkt, dan word het nog voortreffelijker. — Maar la.it ons voortgaan en onpartijdig de middelen bezien , waar van hij zich bediende, om tot den throon te koomen! geeven wij al eens toe, dat de gefchenken, die hij uit den gemaaktcn buit van verfcheidene fteeden van het land gezonden heeft, eene ingewikkelde follicatie waren , is zulks dan in alle geval, en vooral in Davids toeftand ongeoorloofd? kon hij , 'alleen als een weldenkend Vaderlander aangemerkt, en die omtrent zijne eigene bekwaamheden geen vreemdeling was, wel anders gehandeld hebben ? het rijk was in den gevaarliikden toeftand, want de flag tegen de Philiftijnen was verlooren , de Kooning, met zijne zoonen, en den bloem van het volk gefneuveld, en van de overwinning wiste • de vijanden zeer wel zo veelen voordeden te trekken , als moogelijk was: — Juda was boven al in het grootfle gevaar om in het geheel overweldigd te worden. Al had David in zulk een gevalj zich zeiven tot legerhoofd aangebooden , wie zou zulks kunnen wraaken , maar nu hij gefchenken zend om te tooncn, dat hij nog even zo dagt, als te voóren, hoe hij de vijanden van zijn Vaderland voor zijne vijanden hield, al had hij 'er een' veiligen uitwijk gevonden, nu is het een heimelijk indringen in het koninglijk bewind. Dan! neemt men al in de eerde plaats als be weezen aan, dat het koninglijk bewind' erflijk en niet kiesbaar was: dan dunkt mij, dat Isboseth voor den veegen toedand 'van het Vaderland, en altans voor Juda de man niet was, van  BOEKEN der KONINGEN. 237 van wien men iets verwagten kon. Op Aener zal men moogelijk in dien tijd geen vertrouwen gehad hebben, om dat hij naar allen fchijn in den laatst verlooren flag ingewikkeld, de verwagting om door hem gered te worden, verlooren had. David werd dan op de wettigde wijze door die van Juda met het zelfde recht tot Koning verkooren, waar op elke ftam te voren in benaauwde tijden eenen Richter voor zich gekoozen had, en zou men in zoortgelijke vuurige Karakteren, als dat van David is, in de gefchiedenisfen wel een wederga vinden van die bedagtzaamheid, en naauwkeurigheid , die hij betoonde omtrent Isboseth, door de andere ftammen^ op het aandrijven van Abner, gekooren ? Alle de vijandlijkheden , die 'er geduurende zijne regeering te Chebron voorgevallen zijn, zijn door hem alleen op de maatigfte wijze afgekeerd, en hij is altijd wars gebleevcn, om door burgerbloed zich den weg ter verkrijging van de ganfche kroon te baauen. Evenwel fchijnt hij zijne verpligting aan de Philiftijnen niet onbeantwoord gelaaten te hebben. Zo lang zij de eerften niet waren , ondernam hij Ook .niets vijandelijks tegen hen , maar deed alle poogingen, om zich van de rust te bedienen, en het rijk inwendig te verfterken. Het is waar, zijne onderhandeling met Abner is geheel ftrijdig met alle de maatregelen, die hij tot dus ver genomen had. Zij is een ftaatkundige trek , welke tans niet behoeft verdeedigd te worden, dewijl die al lang voor geoorloofd niet alleen, maar zelfs voor een proef van vernuft gehouden word. Ditmar beziet hier 'smans Karakter van de beste zijde. Abner, (denkt hij) was tans aan zijn hof als Ambasfadeur; in zijn ombrengen door Joab was het volks-recht gefchonden, maar ftraffen kon David hem daarom niet, om dat hij, gelijk het veelal gaat in eene Oosterfche regeering, een te magtig Minister was, om iets tegen hem te durven onderneemen j dan ik voor mij vind hier wel degelijk een mis-  *3& INLEIDING tot de tnisfrap in het gedrag Van David , evenwel van dien aart niet, dat hij daar eenigenlijk toe aaiigezet zou zijn door eene zugt, om de regeering over alle de (lammen te verkrijgen. Neen! de achting, die hij voor Abner reeds opgevat had, toen hij aan het hof verkeerde — de zugt, om den hoon, die hem aangedaan was door de koninglijke dochter, fchoon zijne wettige vrouw, hem te ontneemen , en aan eenen anderen te geeven , (eene zaak, bij een' Oosterling altans bijzonder teder) — het gedrag van Joab, het geen den doorzigtigen Vorst mishaagde, en dat een tegenwigt was van die zwaarte, als Abner, noodig had, zou de balans in het evenwigt blijven; — deze alleen zijn de beweegredenen geweest, die hem het oor deeden leenen aan de voorflagen van den listigen Staatsman. Doch genoeg hier van! Ik fpoede mij , om den Vorst, naar mijn oogwit, alleen uategaan, na dat hij op het overlijden van Isboseth allerwettigst tot Koning over de ganfche Natie verkooren was. Te Chebron zijnde had hij zich ongetwijffcld zo in den wapenhandel geoefFend , dat alles rondom hem een krijgs - fchool was , waar in helden gevormd zijn, die aan hun Vaderland de onfterfelijkfte dienden deeden. Zijn eerfte onderneeming is altans eene , die door alle zijne opvolgeren met goedkeuring gezegeld werd : Jerufalem, zo wel gelegen in het midden van het land, werd nog bewoond door Jebufiten, die de bovendad in hadden, in dien tijd voor onverwinnelijk gehouden, dit was gevaarlijk. Op den minden aanval van buiten , zulken in den rug te hebben, die moogelijk met de vijanden aangefpannen hadden, was veel te kritiek. Hij befluit dan die dad te veroveren — voert het gelukkig uit, en maaktze tot zijne rijks-zetel, als zijnde niet alleen de welgelegende en derkde vesting, maar Ook even hier door gefchikt om de Benjaminieten , de woeligden onder alle de dammen, op de betaamenlijkfle wijze meer aan zijne belangen te verbinden. Die  KOEKEN der KONINGEN. 239 Die onderneeming is ook de oorzaak, dat de Philiftijnen hem den oorlog verklaarden, (voor mij bewijs genoeg, dat zij met de Jebufieten in verftandhouding geleefd hadden.) Hij gespt dan welgemoed het harnas aan, en onderneemt eenen oorlog enkel tot verdeediging van zijn Vaderland, en zo dra hij aan dit oogmerk beantwoord had, vergenoegt hij zich met zijne overwinning. Hoe vuurig anders, acht hij het nu echter zijnen tijd noch niet, om zich door nieuwe overwinningen groot te maaken. De rust, welke hem de gelukkig gevoerde oorlog verfchafte, weid hij eerst aan den uiterlijken Godsdienst. Zijn verblijf nu te jerufalem hebbende, agt hij het onvoegzaam, het teken der Goddelijke tegenwoordigheid, de bondkist, op eene andere plaats te laaten. Naar de denkwijs van dien tijd moest dat heiligdom natuurlijkerwijze in de koninglijke zetel wezen. Hij laat het dan derwaarts op de ftaatigfte wijs vervoeren , en, fchoon door eene zonderlinge ontmoeting daar in voor een' wijl belemmerd, word hij 'er echter niet van afgefchrikt; maar let 'er nu meer op, om in het bepaalen van den uitwendigen Godsdienst zich voor den fchijn van willekeurigheid te wagten, en alles, tot het minfte toe , te verrigten volgens de Mofaifche voorfchriften, die hij, als Koning, op allerlei wijze voor moest ftaan. Zijne Godsdienftigheid bij die gelegenheid is verrukkend, als menze van de zijde van zijn hart en vuurig beftaan beziet, 't Is waar, hoe wars hij van koninglijke trotschheid is, die Michal bezielde, zijne daad is echter een weinig overdreeven , maar de gefteldheid van zijn hart door het gefprek met Michal ontdekkende, bewonder ik hem niet alleen, maar keur hem zelfs alleen daarom waardig, om hem beftendig den titel van den man naar Gods hart te geeven. Welk een eerbied, welk eene onderwerping aan zijnen Heer vertoont zich in het koninglijk gemoed, welk eene kragt moet de Godsdienst op dat hart hebben, het geen anders eerzugts en gevoels genoeg van .  24o INLEIDING tot i>É van eigen waarde en grootheid had, om de Michals in geen opzigt bijtevallen ! Ik verwonder mij niet meer, dat men zoortgelijke pasfages befpottelijk zoekt te maaken, zins men zo over den Godsdienst gedagt heeft, als men tans onder de grooten doet. De fchoonfte daad word veragtaJijk in de bogen van die lieden, zo dra de Godsdienst 'er zijne meeste kragt in geoeffend heeft. — Doch ik moet mij bekorten, de dof is te rijk, om hier alles te behandelen. Door zijn gedrag vond David goedkeuring op alle zijne gedraagingen , zo dat het rijk van nu af in een bepaald huis erflijk verklaard werd niet alleen door zijnen Opperheer, waar op ik mij , als buitengewoon zijnde , niet beroepen wil, maar nog derker; want ik twijffel 'er niet aan , of de opdragt is algemeen geweest, dus door een befluit van de Staaten des lands gewettigd geworden. Wij zullen nu zien , hoe hij zich verder gedraagen zal, Om zich door edele daaden de uitdeekendheid in zijne familie waardig te maaken, daar voor behoeft hij nu niets ter waereld meer te doen. Doch alles loopt anders; na zijne hofb.uding, en de ambten van den ftaat met de bekwaamde mannen voorzien te hebben, die hij vinden kon, maakt hij zich verder gereed , om zijne nabuuren , die in den grond eeuwig duurende vijanden van het rijk waren , te beoorlogen.' Tegen de Philiftijnen, Moahieten en Sijri'érs voerd hij krijg en flaagt daar in zo wel, dat hij aan de noordzijde van zijn land de grenzen dermaatc verwijderd , dat men den aanwinst wel op een derde van het geen de Joodfche daat nu bevatte, berekenen mag. Een nieuwe en zoortgelijke oorlog met de Ammonieten en hunne bondgenooten, waar op bij zo zeer niet gerekend had, brak vervolgens uit, en vorderde, dat hij, naar de maate van de belediging, die hem aangedaan en welke zonder voorbeeld was, daar zij in de grootde fchennis van het recht der volken in deezen tijd belfond, nu de overwonnen wi.'anden met de drengde wraak , . die het gefchondde recht aan-  BOEKEN der KONINGEN. 241 aamvees , op het gedugtde drafte. — Tot bier toe komt David in een gunftig daglicht voor, maar nu zullen wij hem van eene andere zijde leeren kennen in een ge* val, dat tot op bet einde van zijn leeven, ook in zijne tegenfpoeden, invloed heeft gehad, een geval zo verkeerd, dat men een bevlekt gemoed zou moeten bezitten, indien men het ter goeder trouw verdeedigen wilde. — Dan ook dit geval behoort weder onder de verborgene aaneenfchakeling van de bedrijven der menfehen onder de hand van eene allesbeduurende Voorzienigheid. Welk eene treurige omdandigheid ! een Vorst in het midden van zijne overwinningen een' aanmerkelijken trap van grootheid beklimmende , blijft halver wegen (laan. Misfchien vertederd en gemakkelijk geworden, door het hofleeven, waar in hij zich al veel fchikte naar de neiging zijner vrouwen , blijft hij te Jerufalem zich in ftille rust vermaaken, terwijl het Leger in eene der gewigtigfte oorlogen ingewikkeld was , die hem , als hij deuzelven met i,ver doorzette, grooter maaken moest, en juist dit gedrag moet de bron van zo veele misflagen als rampen worden! Ongelukkig moet een Bathseba een ander vuur in hem ontfteeken , dan het geen de helden tot groote daaden doet ontvlammen — die lust moet niet dan ten kosten zijn hart geboet worden — hij moet de eer rooven van eener vrouwe, wier man hij onder zijne vrienden tellen kon, ten minden onder het getal van zijne braave Officieren — van dezen moet hij de moordenaar worden, en in dat geval die zelfde laagheid van ziel verraaden , die men anders zeggen .zou, dat van zijn Karakter geheel verwijderd lag, zo zijne verbeeldingskragt toen met zijn onmaatig vuur niet t'zaamengewerkt had, om hem de onvoorzigtigde maatregelen te doen neemen, die hij in zijn leeven oit genomen had! ! Hoe zwart dit gedrag ook is , het valt nogtans in het moegelijke, zo wij maar op twee bijzonderheden in 'smans Karakter agt geeven. Zulk een ' iv. Deel. q vlm.  24a INLEIDING tot de vuurig geitel, namenüjk, als D*vid had, moet natuurlijk allerlieevigst werken, als zijne liefdevlam op het alleronverwagtst word aangeftooken, en fchoon de voldoening hem rasch doet verkoelen , moeten 'er nogtans buitengewoone bekoorlijkheden in 1'athseba geweest zijn, die op de groote ziel van David werkten, daar hij haar beftendig tot zijne begunftigde Gemaalin gekoozen heeft. Denkt men hier bij aan het heerschzugtige, het welk zoortgelijke Karakters hebben , dan word het ombrengen van haaren Gemaal niet alleen moogelijk, maar zelfs het eenige middel, om zijne denkwijze en zich zeiven te behouden. Is 'er een mensch, die fterke uitdrukkingen omtrent zijne eerlijkheid, als Regent, zijne getrouwheid aan de grondwetten van den ftaat, en zijne onbeperkte zugt tot den openbaaren Godsdienst gedaan beeft, het is David in zijne gezangen. Van de zijde der kuischheid moet hij evenwel zijn zwak gekend hebben, dewijl men nergens vind, dat hij hieromtrent zich gunftig uitlaat. Ecu Vorst, die zijne eigene waarde kent, die zeer wel weet, hoe veel vertrouwen zijne onderdaanen op zijne deugd en braafheid Hellen, ziet zich, door eene zwakke daad, indien hij de gevolgen niet weet voortekoomen , op eens beroofd van die buiten gewoone achting, die de ganfche Natie voor hem had. Om dit voortekoomen kiest David den gewoonften weg, te weten, om het kind voor rekening van Bathseba's Gemaal te doen gebooren worden. Dit mislukkende, is hij geheel raadeluos, en ziet geen' anderen weg , om zich ve redden open, dan den dood van zijnen braaven Officitr* Maar dezelfde toomelo>ze driften, die fcomtijds' f]eeven, van de voortreffelijke ambtenaaren , die bij den Koning het meeste in gunst waren. De naauwkeurigheid omtrent zijne hofhouding en de wijze, waarop hij zijne koninglijke Domeinen deed beftuuren, was van zo veel belang, dat hij zo niet behoefde te hunkeren, om in gevallen van noodzaak de fchatkist van ftaat voor zich te hulp te neemen, en zijne financieels fchikkingen zijn oorzaak, dat men, onaangezien de groote onkosten door zwaare oorlogen en aanmerkelijke verbeteringen, echter van geene aanmerkelijke en drukkende belastingen geduurende zijn leeven gehoord heeft. Alleen liet hij aan de Vorften van de ftammen de gelegenheid, om , met betrekking tot den Tempelbouw, aan hunnen Koning een gefchenk te geeven, even als bij de Tabernakel -oprigting, de vrijwillige gift gefchonken was. Ik weet wel, dat men, moogelijk met fchijn, op zijne laatfte jaaren eene aanmerking ten zijnen nadeele maaken kan, maar ik weet ook tevens, dat men de zaak niet wel beoordeelen kan, voor dat menze in het waare licht geplaatst heeft. Hij is een Vorst, die aan de Co-iftitutie van den (laat zo verkleefd is , dat het denkbeeld hier over in zijne godsdienftige gevoelens geftaadig doorfteekt, gelijk men zien kan in den CXIX P/alm , (een bewijs van de voortreffelijke werking, die de Godsdienst op zijn hart had,) en in dat licht moet men de zaak der Gibeoniten bezien , een volk , 't geen zedert de grondlegging  BOEKEN der KONINGEN. 249 ging van den ftaat één lot met de Israèlleren ondergaan had, en in geene zaak den fchijn gegeeven had van ontrouwe onderdaanen van den ftaat te zijn, maar nogtans door het voorgaande koninglijke huis op de fchreeuwendfte wjze onderdrukt geworden was. Aan de rechtvaardigheid hunner zaak, maar ook aan vergoeding zou noit gedagt geworden zijn , indien openbaare ftaats - rampen, naar de godgeleerde denkwijze van dien tijd, geen gelegenheid gegeeven hadden , om te onderzoeken, welken ftaats-ongeregtigheden gepleegd geworden waren. Bij die gelegenheid durfden de Gibeoniten fpreeken, die anders moogelijk niet zouden opgekoomen zijn , maar nu den voorflag van den Koning hoorende , volgens het jus Confuetudinarium (gewoonten - recht) van dien tijd natuurlijker wijze, wilden zij voor edelgevoelend, en niet . voor winzugtige flaaven gehouden worden, niet wel iets anders dan het leeven van hunne onderdrukkeren konden eifchen. Wat men hier tegen het gedrag, 't geen David bij die gelegenheid gehouden heeft, ook mooge inbrengen , hoe bevlekt men zijn hart hier fchetzen wil, ik durf nogtans een voorbeeld eifchen van zulk eene rechtvaardigheid als de Vorst toen getoond heeft omtrent een ligchaam in den ftaat, dat, genoegzaam tot den flaavenftand gedoemd, geen recht zou vinden in landen, waar overheerfching de grondzuil van den ftaat is. Maar één misftap in het burgerlijke zou alles bezwalkt hebben, en hem, fchoon niet in perfoon, maar voor zo ver de kroon nu erfelijk verklaard was, voor een allergevaarlijkst hoofd van het ftaatsbeftuur gemaakt hebben , het uitfchrijven namenlijk van eene algemeene volks-telling door de Legerhoofden , die het eerfte vermoeden gaf, dat de Koning mogelijk iets bijzonders in den zin had. Maar het is niet vreemd, dat een Vorst, die door zo veele overwinningen groot geworden was, en de grenzen van zijn rijft zo wijd had uitgezet, en, naar het geen Michaclis q 5  £5o INLEIDING tot de met veel waarfchijnlijkheid heeft opgegeeven in zijne ver» handeling de Pretiis apud Hebrctos onder wiens regeering de onderdaanen aanmerkelijk vermeerderd waaren, zo wel door een aantal van lieden die in de tijden der Richteren of ten landen uitgeweken, of als ballingen vervoerd waren, als door 't geen hier bij- nog kwam, dat een verbazend aantal uitheemfchen zich daar neergezet, en den Joodfchen Godsdienst omhelst hadden, gelijk wij daarvan trekken in de Pfalmen vinden; liet is niet vreemd zeg ik, dat ziük een Vorst, nu het getal zijner onderdaanen begeerde te kennen, en hem daarom de lust bekroop, om alles zo interigten, dat hij en zijne nakoomelingfchap in ftaat konden zijn, om door nieuwe veroveringen den luister van den ftaat te vermeerderen, en hier toe was ten hoogden noodig, altoos eene Armée op de been te hebben en het volftreiit bevel over dezelve in handen te houden. Maar zo dra zulk eene fchikking ftand greep, werd alles veranderd van gedaame, de leden van de Armée hielden dan op burgers te zi'n, werden indedaad fbldaaten, die geen andere belangen meer kenden, dan van den oorlog — ja, zij werden dan volftrekter afhangelingen van den Vorst, en was het getal groot, dan kon de Monarch naar welgevallen alle de rangen in het rijk, door hunne magt, tot onderwerping dwingen. Offchoon ik nooit gcloovcn zal, dat Davids uitzigten zich zo ver uitftrekten, twijffel ik 'er evenwel niet aan , of dit zouden de gevolgen zijn geweest. Een man, zo doorkneed Iraafkundig als Joab zag dit zeer wel door, en was bijna de eenigfte, die moeds genoeg bezat, om zich daar tegen te verzetten ; en ik zou dien Ariftokratiefchen trek zeer in hem prijzen, terwijl dezelve in de gevolgen, door tegenftand, voor den Haat buiten allen twijffel verdienfielijk was , indien ik niet bedugt was, dat men bier ook iets toe moet kennen aan de eerzugt van Joab.. die hem deed vreezen, dat door die nieuwe inrigting misfehien zijn gezag het meest  BOEKEN der KONINGEN. 151 Bieest van alle lijden zou. Al bezie ik dan die daad niet ▼an de buitengewone zijde der Voorzienigheid, waar in ze doei den Hiftoriefchrijver word geplaatst, houd ik het evenwel zeer zeker voor een' trek in het leeven van den Vorst, die hem oneer aandoet, en den ftaat in de grootfte rampen zou geftort hebben, hoe zeer de Koning zich anders beijverde, om de grondwetten van den ftaat heilig te bevvaaren. - Doch fpoeden wij ons ten einde! - In een rijk, waar de opvolging, het zij dan van eenen zoon, of van iemand die uit eene andere familie is. plaats heeft, is de fchikking omtrent den throonopvolger van belang. Hier voor zorgde David dan vcor zijn affterven. De keuze van den vorst viel op den zoon van zijne meestgeliefde vrouw, cn 'er is niemand , die over deze keuze onvergenoegd kan zijn , zodra hij de perfoneele hoedanigheden van Salomo wil gadeflaan. David had al te veel onaangenaamheden ondervonden van zoonen, die het waarfchinelijkst naar de kroon gedongen zouden hebben. Misfchien dat hij, ook hier zich zeiven veel te wijten hebbende van wegens de verwaarloosde opvoeding zijner zoonen, daar door te eer bewoogen is, om die van Salomo aan een' van de uitfteekendfte mannen te vertrouwen. Wij twilffelen geen oogenblik, of hij heeft ook zelf zijnen geest tragteii te vormen , en voor den Godsdienst regt aandoenelhk te maaken, terwijl deze onder zijn opzigt reeds het bewind voerende tevens de fchoonfte gelegenheid had, om, door zijnen vader, die door veelen jaaren een beproefde ervaaring verkreegen had, in het lijksbeftuur geoeffend te worden. Intusfchen zal het uit* fteekend verftand van Salomo de voornaame rede hier geweest zijn, om 's Konings keuze te bepaalen, of te billijken. Ik twijflei 'er niet aan, of hij heeft ook op de geaartheid va i Salomo gelet, en derzelver invloed tot bevordering van het welzijn van het rijk. Zijn eigen misgreep, waar door hij maatregelen genomen had, om een  252 INLEIDING tot de een veroveraar van Asia te worden, had hem doen zien, dat dit met het groote plan van het rijk niet drookte, en den Israëliet ook het waare genot van hunne veroveringen niet geeven zou? Daar nu het gemoed van zijnen Salomo de minde neiging niet vertoonde tot die middelen, om groot te worden, die hij met zo veel ijver bejaagd had, maar integendeel door zijn uitfteekend vernuft juist de Vorst zou kunnen zijn, om te werken aan de befchaaving van de natie, (waar aan David zelf als Dichter befchouwd, reeds iets had toegebragt, fchoon'er nog zeer veel aan bleef ontbreeken, het geen hij, door de onrustige tijden onder zijne regeering, niet had kunnen aanvatten,) toont David, dat hij een regrgeaarte vader des volks, en nog in zijnen ouderdom de man is, die zaaken weet doortezetten, als omftandigheden van belang zulks vorderen. — Maar men heeft nog eenige bezwaaren tegen David, die juist in een tijdvak van zijn leeven vallen, waar in men ze niet verwagt zou hebben, ik bedoel het einde van zijn leeven, en wel het tijdpunt, waar in hij het beftuur aan Salomo overgeeft. Daar het hem , te doen is om de regeering van zijnen zoon en opvolger gelukkig en beftendig te maken , doet hij hem eene vermaaning, of, laat ik liever zeggen, geeft hij hem bevel, om zich omtrent Joab en Simei zo te gedraagen , dat zij- niet ongedraft ten grave daalden. Doch, zo dra wij natuurlijk denken, vind ik hier geen de minde zwaarigheid. De perfoneele hoedanigheden van Joab, als Legerhoofd befchouwd, waren uitdeekend, hier om had hij ook met recht de achting en het vertrouwen van de natie; in de volkdelling gedroeg hij zich zelfs als een hoveling, bij wien het volksbelang nog woog, en wij zouden geen verdienden weeten te waardeeren , indien wij hieromtrent een weinig aarzelden, maar is hij met dat alles niet de gevaarliikde perSoon, die men immer in een leger of aan een hof kon hebben, en voor wien men, altans  BOEKEN der KONINGEN, 253 tans in eene Oofterfche regeering, ten uiterden zich wagten moest? zijne ambitie kent geen paaien. Hij is ja! in de daad een beproefd Legerhoofd, maar hij kan ook niemand naast hem dulden, en, wanneer de Vorst de verdienden van anderen beloonen wil, ontziet hij zich niet, om voor het oog van het ganfche hof zulke uitfteekende mannen moorddaadig omtebrengen , waar door hij den Vorst in de uiterfte belemmering brengt-, want de bloedwraak was in de Israëlieren nog net uitgeroeid, en de ! familiën van de overledenen moesten heimelijk tegen den Koning, zo lang hij den moordenaar zeiven niet geftraft had, eenen wrok koesteren, die naar maate hij langer opgeflooten was , te fterker gloeiën moest, wanneer hij vlam vatte. Maar deze aanmerking is mij op verre-na nog niet voldoende. 'Er is meer! diezelfde ambitie, die zo geweldig in haare werking was, deed den throon zelv meuigmaalen waggelen, en niemand, die onpartijdig is, zal kunnen zeggen, dat Joab de belangen van zijnen Koning opregt was toegedaan. In den gevaarlijken aanilag op de Kroon door Absalom ziu hij ongetwijfeld den eerden rol gefpeeld hebben, indien de heete drift van dien jongeling hem geen oorzaak had gegeeven, dat hij, in plaats van hem te begunftigen, naar de gelegenheid vlamde, om zich op dien Vorst te kunnen wreeken, en, nauwelijks was Adonia bij den zwakkeren toeftand van den Koning in beweeging, om zich de Kroon te eigenen, of J o a b offchoon overreed, dat hij weinig perfoneele verdienden had, valt hem om drijd toe, daar hij wel verzekerd was, dat hij zich bij Adonia, aan het rijksbeduur gekoomen, gewis zo noodzaakelijk zou weeten te maaken, dat het hem geene moeite kosten zou, om het gansch bewind aan zich te houden. — Met een woord Joab was een zeer (legt en gevaarlijk mensch. David had hem dan regtmaatig het leeven kunnen beneemen. Maar hier waren veele zwaarigheden. Daar hij in veele op-  154 INLEIDING tot de opzigten zijn lotgenoot geweest was, had de Vorst, niet dan fchoorvoeten.le hier aan km nen denken. Daar bij was hem dit altijd gevaarlijk voorgekoomen. Zijn aanhang was niet alleen groot, maar hij had ook altijd, geduurcnde zijn bewind, met eene tegenpartij moeten worftelen, die zich van elke gelegenheid bediend z- u hebben, om hem den gevaarlijkden opftand te verwekken , en hierom moest hij den woeligen grijsaard veelal onverhinderd laaten gaan. Zulk een man zou verder voor Salomo nu de zorgelijkde perfoon worden, die 'er in het ganfche rijk gevonden werd, noit kon hij gerust regeeren, zo lang Joab bleef leeven, die zich openlijk tegen hem verklaard had, en van gedagten niet ligt veranderen zou, en, al viel hij zijne belangen toe, hij zou echter wegens zijne ervaring , en , vermits de fmaik van den jongen Vorst op bet krijgskundige niet viel , met zulk een volftrekt gezag geheerscht hebben, dat het niet moogelijk was, om het op eenigerleiwjze te befnoejen. Da* v i d raadde derhalven zijn zoon, om zich te bedienen van de gundigde gelegenheid, die hem in zijn leeven oit kon voorkoomen , om een' man, die zo gevaarlijk was, zoi der de minde oproerige gevolgen, uit den weg te ruimen niet alleen, maar zelfs hier door eene vasrig!\eid te bezorger! aan zijnen zetel, die hem zijn ganfche leeven zondef vreeze, kon doen doorbrengen. Zo dra nu de jonge Vorst, als zijn opvolger de hulde ontving van alle da grooten, een tijddip, waarin alles in beweeging was, en ijdér een onder het geeven van gefcbenken den nieuwen Koning fcbier vergoode, in dat tiiddip, waar in alles in vreugde was, en geen derveling zich verdouten durfde om het lang leeve der Knmvg ! door de minde ongundigö aanmerking te fmoren — in dar tijddip raadde hij den jongen Vorst het vonnis van Joab optemaaken en hem als iemand , die met mocrddandige handen uitdeekende mededingeren ontzield had, te laaten onthalzen, zo zou de  BOEKEN der KONINGEN. 255 de rust en de verzoening in die Familien wederkeeren, die beleedigd waren, door j 0 a b s moorden, en heimelijk treurden, dat deze fchandelijke daaden tot nog toe ongeftraft gepleegd geworden waren voor het oog der ganfche Natie, Salomo moest dan die goede gelegenheid niet laaten voorbijgaan. — En hier mede zal ik mij vergenoe, gen. De zaak van Simei lag geheel anders. Die man was wel zo gevaarlijk niet, maar hij bleef een woelgeest, die zints zijn misgreep niet verbeterd was, op wien men derhalven een waakend oog moest houden, in wien men de minften trek van ongehoorzaamheid om zijn vonnis, billijk ftreng ftraffen zoude , gelijk de uitkomst ook geleerd heeft. — Zo hebben wij David gevolgd tot op zijn fterf bed , waar wij hem zichzelven in zijn karakter gelijk zien blijven , met bedaardheid beveelen gecvende tot bevestiging van het Koninglijk bewind, cn om de rust in het rijk zo beftendig te maaken , als moogelijk was, op dat zijn opvolger , van wien hij de grootfte hoope had, zijne beminde Israëliërs door befchaaving dat bezorgen mogt, het geen hij door zijn woelig leeven meest al had moeten agter laaten, ja van wien hij zich alles goeds beloofde, mids hij zich aan de wetten van den ftaat en Godsdienst hield, waartoe zijne ftervende mond hem met zo veel aandrang opwekte. Omtrent fouten uit onkunde wi^t hij wel, dat Salomo zich niet vergrijpen kon, daar was hj te grondig toe bedreeven, en hij, die, als vader, z'jn hart meende gepeilt te hebben, had zo veel dille deigd en godsvrugt, ten minften de fchoonfte gevoelens hieromtrent in zijn jeugdig hart ontdekt, dat hij alle hoope koesterde, het rijk re zullen overgeeven aan iemand, die den ftaat de waare genoegens zou bezorgen, en door zijn vernuft nieuwen toevoer verfchaffen aan de bronnen van welvaard, die hij zelf geopend had , maar niet onbelemmerd genoeg konden vloeien geduurende zijn keven. En wat zou hem hier in  256 INLEIDING tot de enz* belemmeren ? Daar zijne perfoneele hoedanigheeden alles beloofden, Melde hij hem ook een rijk in handen, waar alles in den besten toeftand was, waar de fchatkisten opgevuld waren, de krijgsmagt zich in den besten ftaat bevond, en de voortreffelijkfte hoofden had, waar aan het ftaatsbewind mannen van verdienden waren. Ook twijffelde hij niet of de liefde, die zijn Salomo hem toedroeg, mogt hem hoop doen fcheppen, dat het een en ander, 't geen hij tot luister van het rijk door hem beraamd had, en waar van hij zijnen zoon uitvoerige plannen overhandigde , met die naauwkeurigheid na zijnen dood, volkome kragt zou krijgen, waar van de uitwendige Godsdienst en de Koninglijke hofhouding en het ganfche land de fchoonfte vrugten konden plukken. Het  Het EERSTE BOEK DER KONINGEN. I. HOOFDDEEL. og onder liet Ricliterlijk beftuur leefde 'er, onder anderen ,. een zeker man, woonagtig in de bovenftad van Rama, in den ftreek van bergen , die tot Ephraims ftam behoorden. Hij was een Leviet, zijn vader was Jeroc ham, een zoon van Elihö, wiens vader T ó 11 u, de zoon was van Z u p h , dus een Kohatiet. Zijn naam was Elkana. 2. Decz' man had , naar het gebruik van dien tijd, onder anderen twee vrouwen gehuuwd, van een zeer verfchillend Karakter en lotgeval. De eene , beminnenswaardig van aart, vs. i. Ramathaïm Zopbim word vs. 19. eenvoudig Rama genoemd , waarom ik denken zou aan' hét Kasteel of Slot bij Rama , en het liever 20 vertaaien. — De man' hier genoemd fchijnt zo wel goecbnrtig, ;;is Oodsdicnftig. Door het nationaal vooroordeel werd hij niet vervoerd óm zijne vrouw van wegens haare onvrugtbaarheid minder te achten, Voorzeker ecu Haalt jen van zijn v erfland. IV. Deel, r vs. r. Er was een zeeker man, van Ramathaïm Zipbim , van hec gebergte Ephraims , wiens nadrri was Ei.kana , een zoonjERociiams des zoons ÊLiuu, des zoons Tohu, des zoons Zuph , een Ephraitcr. vs. 2. En hij hadt twee wijven , de naani van de eene was Hanna , en de naani vin  25S Het EERSTE BOEK de andere was werd Hanna; de andere van een jaloers, NraNANNmiPiiad wangunftig en trotsch beftaan Penninna hanna"'"hid genoemd. De geliefde Hanna bad geen geen kinderen, hinderen bij haaren man, maar Penninna manS' nü ging had 'er vcrfcheidene. 3. Deez' Leviet had, zTe^ad van volgens de Mofaïfche infteffing , jaarlijks de jaar toe jaar, gr€WOo}ite om , ter verrichting van zijnen ftaa- om aan te bid- ° ' ° den, en om tige Godsdienst door gebeeden en offerhanden, wb^eT£ebastb, met zijn huisgezin op de hooge feesten uit en aldaar waren j-ne verb]ijfp]aats te reizen naar Silo ; waar Priesters van j j r jehovah Hoph- het dienstwerk toen waargenomen werd door Ni en riNKHAS, TT _ , ,„,, de twee zoonen Hophni cn Pineiias, dc zoonen van den E vj. 4. En het griizen Hoogcnpricster Eli. 4. ftij die gcgefchie*, zo ieigheide van Elkana voor zijne Hann haar alzo : daareenigzins verflauwde; ofl'choon de jalouzij van ^{j'z1j' Penninna niet verminderde, maar nu zo heevig werd, dat Hanna zich niet langer verbergen kon , maar over haar lot bitter fchreide; en , in plaats van aan de maaltijd vrolijk ■te zijn, uit droefheid niets gebruikte. 8. Hier vs. s. Doe op fpreekt Elkana, die zijne beminde zeer jj^rman;M*amwel doorgronden kon, haar, ter vertroosting, NA waarom ■ ° n weent gr ? en op deze wijze aan : waar toe die neerflagtig- waarom eet gü heid, Hanna! waarom die traanen? Het is om'isCu«Thart nu tijd om u te verkwikken, om 's He eren jjfd,ïoe(d? ,ben 3 ' ik u niet bee- voorrechten te genieten. Mijne VVaardfte! ik ter dan üen merk wel, dat 'er u iets aan het harte gaat. zoonen Ik kan ook wel gisfen, wat het zij. Maar waarom zoudt gij niet vergenoegd zijn ? Is mijne geneegenheid, mijne achting, die altijd dezelfde blijft, u dan niet voordeeliger, niet aangenaamer, dan dat gij tien zoonen bij mij hadt? 9. Hanna, door zulke doorflaande be- Vs. 9. Doe wijzen van genegenheid buiten twijlfel ge- ö^%datArji«] troost, ftelt zich nu een weinig vrolijker aan, gegeeten en ■ J nadat [hu] ge¬ en gaat, zodra de maaltijd gefcheiden was, dronken had en haar man haar alleen liet, naar de tent jju de Vriesbe" van dien Heer, van wien alleen heil kan °Peen fto?' 3 bn ei-n Mist koomen. (Eli nu de Hoogenpriester, een des Tempels man , wiens Karakter naderhand bekend zal Vin J'1"™1'-) worden, zat, ten dien tijd, op eenen zeetel bij een van de deuren des gebouws , dat romdom de veldtent van Jehovah opgericht was , ten einde de Israëliërs , die voor den  2Óo Het E E Pv S T E BOEK ve. 10. Zij Vaderlandfchcn Godsdienst Inume genegenheid wUTik Zb'e hadden doen blijken , daar de gelegenheid tc drocfct /.ijmie, VCifci]ajTeri om zich met hem te ondefhou- 20 flirtte zij 7 baar zit! uit den.) io. In dc veldtent gekooraen sserrichsst voor ''febovtib, . , .. rr • en zij'weende te zij haare Godsdienst - oeftenmg , ovcreenMvs^ 11 En zii toöftiftig haar harts-geftel zeer aangedaan over beloofde een de oiiviTigtbaarheid, welke zij met traaneu gelofte, enzel- , ... ... r, .. , de, Jebovab bad, dat haar Heer gumtig wilde wegnee- feitnu'i'dTei- men- Jn 'c bijzonder was zij gekooraen, lende uwer met oogmerk, om eene vriiwillige belofte te dienstmaagd r aanziet-,en mii-doen. Zo jc'.-ova'i ac:it gat op haare imai'e^ir...vr'a\-nst- tclijke omilaiidighcdcn , haar hoorde, haar zelfs nuagd met ver- nen n&mneüfken erfgenaam wilde geeven, :geet ■ maar s >» geelt uwe dan zou zij dien erfgenaam in de belofte van niannein^ztad", het Nazirecrfchap voor altoos aan haar Heer %»,%v*b lk"'-e- toevveiën. 12. Dit gebed was langduurig', en ven, «Uen dc voj vuurs. — Oiidcrtusfchen laat Eli zijn dasen zijnslee- .' vens , en 'er oog op haar vallen. ■ 13. Zij bad wel niet mcsSceopChziin overluid , maar lippen, oogen en handen gaa- hoofd koomen. vcn cje djfg te kennen, die in den boezem vs. 12. Het ' geR-iüedde nu, woelde. Hier uit maakt dc Hoogenpnester als zii even zeer ... , „. . ... in bleef biddende op , dat zij van de ofler-maaltijden gefcoövoor het aan- m befehoiiken was. Dit kan zijn tee- gezicht van Je- ' J iavr.b , zo gaf der gemoed onmoogelijk verdraagen. 14. Hij Eu Schil pp, °, , , , r , haaren mond. beveelt haar dan op een lcherpen toon om Ü T.-. ?' fprak «ie heilige plaats te verlaaten. Het is nu lang in haar b«.rt,genoeg. zeoT hij, om door die wonderlijke alleenliik roer- ö , s' , , , Al den zich haare gebaarden te toonen, dat het u beter zou liaan, haP,n-eVcmwerd Ot» uit te gaan flaapeii. 15. De onfchuld alniet gehoord : tj.-^ vriimoedig, fchoon zeedig, doct haar dus daarom hield J <" j>' Eu haar voor antwoorden: Neen , eerwaardig Heer! ik heb dron en^ ^ xiodi wijn van druiven, noch palm - wijn ge- Eu zeide tot haar: hoe lang zult gii 11 dronken aa^ltellen ? doe uwen wim van ff. vs. 15. Doch Hanna antwoordde en zeide, neen, miin .Heer! ik ben eene vrouwe bezwaard van geest , ik heb noch wijn , noch (térken drank gedronken ; maar ik heb mijne ziel uitgegoatea voor het aan-  den. KONINGEN. "Hoofdd. I. =6t dronken; innige droefheid en geen .wijn beeft slicht van 5*mijn hart overftelpt, daarom zocht ik zo even Vs.' is. Til mijn heil bij jehovah, terwijl ik op het har dUnsnnMg*^ lelijkst om verhooring aanhield. i6. Verfehoon llict "",er ** ..... » .. fnoode vrouwen t mijne vrijmoedigheid; edoch net was mij 011-want ik heb tut ■moegelijk te zwijgen, als men mij voor eene Zd,? lichte vrouw hield van een fnood gedrag. De ,ken,llit.de veel" \ ° ö heit! mijner, ec- taal , die ik voer, ontllaat uit een overmaat nachten,enmij- i • 1 j i r ï i nes verdriets. van verdriet cn aandoening over uwe bclchul- vs. 17. Doe digcu, die de gedachten nog al meer verlee- !lntw"?r"dei;Lt . D en zeule , ga vendigen., 17. Eli nu kennelijk zijn misflag h«fnenihyree- • 1 11 , . , rv . ... de : en Elobim ziende, word door gcncegenheid getroflen. Hij v«n tiran, zal bid vour Hanna, gevoelt dat zijne bèede y^^djv'^ doordringt. Daarom fpreekt Mi haar met de- van hcm set>ee- . • den hebt. ze woorden aan: ga gemoedigd heen, waard- ys. 18. En zij fte vrouw-! uw H e kr zal gewis «awoori- den op uwe vuurige beede. Ik geef u . tot nadc vinden itl f 0 f ■> UL mve oogen! al- alicheid , v n ganlcher harte mijnen zegen. zo eins die o t,t 1 Ti 1 r r vrouw haares iu. U el. eene omwending! ondertusfehen ver-Wegs, cn zijheft het gezegde haar hart niet, neen, zij -geVicfo^ww blijft om het gebed van den eerwaardigen zn ^a11 zou Z1l mec reizen, en haare beve. ^ lofte, die Elkana reeds toegeftemd had, Elkana ,'haar vervullen, met den jongeling voor altoos aan haTr, doe'dat haar Heer toetewijden. 23. Van haaren goed is in uwe man ja-ijgt zij vrijheid om volkoomen haar' oogen, bluf, tot jö j j dat gii hem zult zin te doen. Hij wenscht den jongen groei trefpeend heb- , , c r ben: jebovab en vermoogens van geest, om de gelofte ipoezihi^woorQV dig te kunnen volvoeren en vertrekt. Zij alzo bleef de blijft t'huis en vermaakt zich met de opvoe- vrouw , en i zoogde haaren zoon, tot dat zij hem rpeende. vt. 12- Profr. Schut, tens meent, men moet aan dit ff eenen eenen ruimeren zin hechten, cn het vertaaien als hij nu opgegreeit zal zijn.  der KOKINGEN. Hoofdd. J. , 263 ding van haaren 2001% 24. Zodra nu het kind gefpeend was, denkt Hanna aan haare belofte, en wil zonder de minile aarzeling haaren lieveling nu den H eer e geeven. Zij trekt dan in gezelfehap van haaren man en zoon, met een gefchenk van drie jonge runderen , een Eplra meel, en met wijn tot het brandoffer, naar Silo, en field het kind aan haren H eer, hoe week en teder ook tcn dientten voor. 25. Vervolgens flagtte men één van de runderen, om het kind bij Jehovah te veraangenaamen , en daar op verzocht zij, om den Hoogenpriester te moogen fpreeken, en hem S e ju u ë l overtegeeven. 26 , 27. Zodra ziet zij hem niet, of haare aandoeningen worden fterker. Zie daar , mijn waardige Heer! wien ik allerlei heil en een lang leeven van harte tocwensch, zie daar. die vrouw , zegt zij, met welke gij voor ecnigen tijd die ontmoeting hadt, die zo gelukkig en vertroostende afliep. Zie hier mijnen toegezegden zoon. 28. Ik vond mij verplicht, dien gegeevenen aan mijnen Heer weer te geeven. Hij zij nu voor altijd onder uw opzicht een Nazireër, aan den Heer geweid! — Hier op liet de Hoogenpriester, zich het geval herrinnerende, niet na , om Jehovah voor zijne trouw cn waarheid hartelijk dank te zeggen; vs. 24. Dathe denkt men moet lezen eene AxXc-jarige vaersfe , niet geheel onwaarfchijnlijk , want nu werd hij als cerstgeboornen niet gelost, maar aan God oVergegeeven , en het Aagten diende om het kind in zijnen dienst te versangenaamen; doch deze lezing kan niet doorgaan om grammaticale regelen, daarbij ik geloof dat die twee varren, ten voordeden van de Prictteifchaar waren. R4 vs. 24. Daar ia, als zii hem gefpeend had , jracht zij hem net haar i*pivaarts , met irie varren, en ;en Epliameel , :n een flesch met wiin , en zij bragt hem in het huis van Jehovah tot Silo : en het iongsken was [zeer] teeder. vs. 25. En zij flagtcen een var: alzo brachten zij het kind tot Eli. vs. 2ö. En zij zeide , och , min Heer! [zo waarachtig als] uwe ziel leeft, mijn Heer, ik ben die vrouw die hier bii u ftond, om Jehovah te bidden. vs. 27. Ik bad om dit kind, en Jehovah heeft mijne bede gegeeven ; die ik van Hem gebeeden heb. vs. 28. Daarom hen ik hein ook Jehovah overgegeevcn allen dc dagen, die hu wezen zal, bii is van Jehovah gebe-  ü64 Het EERSTE BOEK den: en iüibad en de ouderlijke tederheid kennende, deelde hij aldaar Jebtv..h ,T aan. hij in dc aandoeningen van Hanna. IL hoofdd. Tp^ vs. i. Toen j. _L/aarop liet Hanna van vreugd verborst Hanna ... , . , , uit en zeide: rukt zich op eenmaal 111 dezer voege hooren: Mijn hart verheugt zich in Jebevab, JNJrj mijll Mijn hoorn verhoogt zich in Jehovah, Mijn mond is wijd opengedaan tegen mijne vijanden, Haat ZO aan- Hoe verheug ik mij in uw heil. merkelijk veranderd is, nu ik eenen zoon op mijnen fchoot mag koesteren, nu word mijn hart van blijdfehap doordrongen , nu gevoel ik eene neiging , om mijnen God voor zijne weldaadigheid plegtig dank te zeggen. — "Welk eene vreugd ! ik leef nu in de verachting niet meer , waarin ik onder de gehuuwde vrouwen tc vooren leeven moest. Neen, op een' aanzienelijker ftaat mag ik roem draagen, te meer, daar mijn toedand op de getrouwheid van mijn' Heer gegrondvest is. Moest ik te vooren zwijgen, als mij bitterheden toegeduuwd werden van Penninna, die mij de genegenheid van mijnen man niet gunde, nu mag ik vrij fpreeken; nu ben ik in Haat, om mij te vcrdeedigen. Het is geen onvaste verandering van ftaata die fpoedig zich wenden zal, neen; — daarom o Heer! is mijn genoegen zo groot, om dat het een gunstbewijs van uwe hand is. vs. 2. Er is niemand heilig, gelijk Jehovah, 2> Jsju kali Er is niemand buiten U, '•• ' j En 'er is geen rotsfteen, gelijk aan onzen Elobim. mijlie ondervinding het bewijzen, dat Jehovah's getrouwheid in het vervullen van Zijne beloften haar gelijk niet vind. Geen wonder"! want waar is toch een weczen, dat in hooge volmaaktheden U vs. i. Te vergelijken met Pf. CXXXU: 17. berst uit-, zo leest mijn oude vriend Prolr. Dór in Disf. ai b. I.  der KONINGEN. Hoofdd. H. 265. gelijk is? waar een bcfchermer, die zo veel raagts bezit, als Israëls befchermer? ■X. Hotld vs- 3- Wagt « van trotfche gezegden! Dal niets grootfpreekendi uit uwen mond koome ! miop,PEN- Want Jehovah is een alweetend Elobim, 1 Weesende de daaden , of zii recht ziin. kinna! om * ' 1 1 J met uwe moedige zoonen uwe trotfche verwijtingen I herhaalen! wagt u nu van de bisfche verachting, die men weleer van u hooren moest. Herrinnef u , dat onzen Heer een God is, wiens doorzicht alle kundigheden te boven gaat, en dat alle woelingen naar waarde door. Hem gcfchat worden. 4. Het vs- 4- ^e '°°og der Merken word gebrooken, En de zwakken worden met fterkte omgord. gaat meer, zo, als ik het door de ondervinding nu gewaar word. Die het volftrekfte bewind, het grootst gezag hadden, werden op eenmaal van die uitfteekendheid beroofd, en zij die zo zwak waren, dat zij tegen niets fcheencn heiland tc zijn, werden verbaazend fterk. 5. Welk vs'5 Die verzadigd waren ,verhuuren zich om levensonderhoud , En die broods gebrek hadden houden op van te hongeren, een VCrande- De onvrugtbaare heeft zeven gebaart. rino- in xm,. D'e vei;1 kinderen had, word kragceloos. 1 siit-, 111 v ei— moogen! Die overvloed van leeveusmidden hadden, moesten dikwils de geringde middelen in het werk Hellen , om onderhoud te vinden , terwijl zij die bijna van gebrek vergingen aan den voorigen ftand niet eens meer gedenken. Zelfs heeft eene vrouw, zo onvrugtbaar dat alle hoop op kinderen weg fcheen, tot volkoomene voldoening van haaren wensch, kroost verkreegen, terwijl zij , vs. 3. Volgens ?.7ns. is het geheele vers dus: redenkaveld niet veelt fioute woerden, Jehovah is een God die alles kent, en voor hem (naar Kennicot door hem') worden de handelingen der menfehen gewoogen. ScnuLTENS heeft: Plij weegt de vcandaaden der menfehen, 't geen, even als onze vertaaling op eeno andere leezing gebouwd is. R 5  266 Hex eerste boek die aan het huisgezin veelen kinderen bezorgde, ophield vrugtbaar te zijn. vs. 6. febovab dood en maakt Ieevendig , 6\ En wie an- Hij doct in den afgrond daalen, , . . , n En hij doet weder opkoomen. ders is de beituur- der van dit alles dan de Heer, dan Hij, die den eenen in droefheid dompelt , maar den anderen uithelpt, den eenen in diepten van ellende zinken doet, terwijl hij anderen van dezelvcn terug roept. vs. 7. Jebevab maakt arm en rijk, . y. Wie anders dan Hij vernedert, Hij verhoogt. ....'« . , IIij is het, die dcczen tot armoede brengt , terwijl Hij geenen in een ruimen ftand plaatst ? wie anders dan Hij die den eenen uit eenen aanzienelijken ftaat ftoot, en 'er den anderen in wil ftellen. vs. 8. Hij verheft den geringen uit het Mof, VoorEn de nooddruftigen verhoogt Hij uit den drek, Hij zet hen bij de Vorften, ZCCker Hij Hij doet hun den floel der eere beërven, . , Gewis! de grondvesten dcr aarde zijn Jcbovab's, 1S net , Cue En Hij heeft de waereld daar op gezet. onaanzienlijke lieden uit den gemeenen ftand verheft, die zelfs behoeftige lieden, op de mesthoopen bij de huizen nog eenig beftaan zoekende, zo van ftaat doet vervvisfelcn; dat hij hun eenen rang onder de Vorften, ja zelfs het erfbeftuur van alles geeft. Niemand verwondere zich hier over, want Hij is de groote formeerder van het gehcelal, die op zekere grondvesten het gebouw der waereld heeft opgetrokken. vs. o. Hij zal de gangen zijner gunstgenooten bewaaren , o. Ta , 't Maar de godlooze zullen omkoomen in duisternis, Want geen man verboogt zicb door kragt. geeil meer¬ maal ondervonden is, voorfpelt mijn geest dat in mijnen zoon bevestigd zal worden. In de donkerde omftandigheden zal Hij zijne gunftelmgcn beveiligen, terwijl zij, die zich ter benadeeling van anderen gedraagen, in plaats van in ge-  der KONINGEN. Hoofdd. II. 267 Zeegende gedachtenis te blijven, voor eeuwig vergeeten zullen worden , want offchoon ontaarte zoons van Eli door hunnen waardigen vader eer en aanzien verkreegen onder hunne verkeerde zeeden, zal het hen echter niet beveiligen. Q T, VS. 10, Die inl : :r. verpletterd worden , 1 J Uit dm bMK ..eren, mijn geest ?«<»■•• al 4e rindea 1 Ic rlcnten, J r f En ilij lal 2i;nm tivnb{ fterkte |ceeven. voorlpelt mij, dat alle de woelende vijanden va 1 '-Heeren erfland , dat de Philiftijata eenmaal zullen vernield worden dan wanneer Jehovah den donder zijnet wraak, over hun uitfehieten zal, ja a'.le de v vin Kana'dm grenzen zullen, de Atrtonieien zijn ten proeve, uitgedelgd worden , dan wanneer hij eenen Koning zo zeer door Hem geliefd, door overwinningen groot zal maaken, dan, wanneer Hij het huis van David, den gezalfden gunfteling , door mijnen zoon, in zijn koninglijk huis zo zeegenpraalend maaken zal. 11. Na dat de beide echtgenooten hunne n. Daar belofte betaald hadden, vertrokken zij weer, na n'aïr Rama wel vergenoegd naar hunne wooning, te ^arzlJdnejob,^se: meer, dewijl hun lieve zoon , die tot den limJ was 3eh°- J vab dienende dienst van Jehovah s labernakel opgevoed voor het aange- werd, onder het bijzonder opzicht van den fat^u*"**' Hoogenpriester, een man was, die van ijder gewaardeerd werd. 12. Van een gansch andere vs. l2. Doch geaartheid waren zijne zoonen , die wegens ï*e zoonen v.atl *> J 3 ° Eli waren kin- Eli's ouderdom al veeltijds het werk van deren Beiiais. den Tabernakel te verrichten hadden. Zij blvakaiccï ^* waren fnood, wellustig in hun gedrag, en in al hun doen zonder eenigen eerbied voor den vs. 13. Want Heer. 13, 14. Eene proef zal dit toonen priesteren mtl vs. 13. Mich. in plaats van kfke», leest waarin het vleesch geviasfchen veerd:  Het EERSTE BOEK het volk was, kunnen, hun aanftootelijk gedrag namenlijk waufem'aod *°"eene neer de lieden, in Silo's heiligdom hunne oH'erfetdfe^™^ d°efs" handen brachten. Bij die gelegenheid gefchiedden Priesters ion- 'er dikwils de grootfte ongeregeldheden. Niet ren kwam , , ,. * * terwijl het zelden zag men dan eenen dienaar van een «"met eanen dier booze Priefieren met een' grooten vork Vrietandisyn koomen, om het vleesch , dat te kooken kraiuvel in zij- ' nehantf, Hond, te doorfhuffelen, waar dat het ook m doèiin&tdfc bereid mogt zijn, cn die nam dan niet het ketel' onndde Priesterlijk deel, maar zo veele en zulke panne', of in Hukken , als zijne Hcercn goedvonden. En wat de kraii- zulk eene ergerlijke handelwijs hield men niet *m namtrü'dè 00 of dan, maar zo beftendig, dat men die Priester voor te ai gewoon geworden was. 15. De liem: alzo dcc- .. 1 0 den zii aiien den ongeregeldheid was zo groot, dat men , voor ook dat het vet der dank - offeren, 't geen alleen eer zü 1.et vet yenoYaf, behoorde, was aangeftooken, al een' aanftaaken , J r i. ku-amdesi'rics- dienaar naar de tafel zag fiellen, waar het \WT zcidëëCto? beest bereid werd , reeds eenige Hukken oirerde1," 'geef cifchendc; daar anders de Priesters en offeraars, dat vleesch om naar de" wet, het vleesch, dan eerst wanneer het te bralden voor ' ... den priester , gekookt was , t zaamcn verdeelden ; en, or™« peLxna fchoón zij het altijd gekookt gewoon waren vïccsch van u t oiitfangcn, en men hem dit ook onder het neemen, maar . ... t. 1 c raauw. oog bragt, t mogt niet helpen. Dc knegt gat neer 'no dte Hout ten antwoord, dat zijn mceHer het nu m-n, '«i ™7 raauw. en niet gekookt verkoos. 16. Bleef zeide, zn zui- cj ic" dat vet ais offeraar weigeren, wildei.hij, dat het vet hetl-n ganfche- .. * ii;k aanfteeken, eerst gansch verteerd zou izijn , eer eei.ig mensch zijn deel bekwam, dat het hem dan 'aard aan hec mis uwes vaIers , toen zij n Egypten waen , in het mis van Phalao?  cra Het EERSTE BOEK vs. a8. Em was uit de jongden zoou van Aüron; het is onbekend, hoe het Opper-Priesterambt van den oudlten Eleaze» op Finehas gekomen zii. vs. ia. Ik volg gedceUelijk SijPitïNS in Disf. fub Schroüdek.. vs. 28. Bnik heb hem uit alle Mammen Israêls Mij ten Priester verkooren , om te offeren op mijnen altaar, om het reukwerk aan te (leeken, om den Kphod voor miin aangezicht te draagcn : en heb het huis uwes vaders gegeeven alle de vuurQfieren derkinderen 'Israëls. vs. 10. Waarom overtreedt rij opzettelijk tegen mijn flacht- offer, cn tegen mijn fpijsotTer, 't welk ik gebooden heb in de feest - maaitijden ? en eert uwe zoonen meer, dan mij, dat gijlieden u mest van het voornaamfte aller fpiis - offeren miin's volks Israëls ? vs. 30. Daarom fpreekt Jehovah de Èhhim Israëls, ik had wel duidelijk gezegd , uw huis en uw's vaders huis zeudeti voor mijn aangezicht wandelen tot in ee mij , want di van Piiarao? 28. Is het zijn gedacht niet, dat ik boven alle anderen , tot mijnen dienst verkooren heb, om het priesterwerk te verrichten ? Heb ik het priefteriijk gellacht, waaruit gij gefprooteu zijt , niet bijzonder een voortreffelijk deel in de vuur - offeren toegelegd? 11). Wat beweegt u dan overtrceders tc zijn in dienden rakende de flagt- offers met derzelver fpjjs - offeren, die ik. gewilt heb dat wel ruim zouden zijn, maar niet tot voeding van de wellust? kunt gij dit met bedaardheid gedoogen? Is dit niet meer achting voor uwe zoonen dan voor Mij in uwen post te hebben ? zult gij het dan ongeftraft laaten, dat uwe kinderen zich wellustig voeden met het eelfte van de offerhanden mijner onderdaanen? 30. Gij twijffelde wel niet, in uwe waarfehuwing, of de Heer zou zich op hen wreeken, doch ik heb u te betuigen, dat hij zich over u wreeken zal. Hij had wel plechtig betuigd, dat het Hoogenpriesterlijk ambt in uw genacht zou blijven, doch dit is ongctwijffeld onder beding geweest, dat uw gedrag u zulks niet onwaardig maakte. Gij weet immers wel, dat Jehovahs regel in zijne bedeeling deze is, dat die Hem eerbiedigen ook met achting zullen behandeld worden , maar dat zij die minachting, hooggaande verfmaading jegens hem be- iwigheid : maar nu fpreekt Jehovah , dat zii verre var» : mij eeren zal iK eerc.i , maar die mij verfraaiden,  dek.■ KONINGEN. Hoofdd. II. 273 töööett-i ook door hem gantsch niet gimftig wUen-Mjt.8ge- i ii 1 . . acht wnrcien. gade zullen geiiagen worden; daarom is het vs. 3!. ziét 'er verre van daan, dat gij de vervulling: van de d8S(Ln k?r 0 1 " men , dat ik. dien zegen nog re wagtea hebt. 31, Neen, uwcn arm zal •1 t !• 1 '• , ,, afhouwen, en ik voorlpel u m S lieereu naam : 'er zullen den arm.' van nog tijden in uwe familie koomen , waarin davtad^ tiWè tak van Aarons (lam, de aanzieneliik- ?een oud mi ,-, , , .. ,. , . , "i wezen Ite tot de hoogepncsterhike waardigheid, ver- zal. minderen zal, zo zelfs , dat 'er geen be- ... dsagd man tot zulke gewigtige bedieningen zult' a3amv™'I noodig, in zal gevonden worden. 32. Jtfeen^ Zu%fr%7ti men zal tot wedervergelding de wraak in uwe ""aitijden , familie kunnen opmerken. Daar gij nu het raeTxo"d%wiil deel, door mij aauzienelijk gemaakt, voor de „YeT'^L «t?'r tandslevende burgeren, vrij fchraal doet ziin, Z!Ü Been oud! , , n,an ter eenisrtr zal uw geüacht het ook lehraal hebben , al- f#ier] ben'ïk, _ anders denkende, of de Hoogenpriester had %>totÉu en hem geroepen. 5. In die gedachte verfchijnt pg^ ben hij voor het' bed van den grijsaard, en vraaet w?.nt sii hebc' , .. 0 mij geroepen , ben naar zune beveelen. Maar de oude man, doch hii zeide, ook niets buitengewoons vermoedende , ant- roepen "lefer woord , dat hij zich vergiste , dat hij hem niet noodig had, dat hij zich maar weer te ?in? .b=encn, bedde begeeven kon , gelijk hij dan ook neder. deed. 6. Maar nauwelijks rust hij weer, of riCpS' hij word andermaal geroepen. Zorgvuldig om- f'*"* *e~ A ,. derom , en W. 3. Tempel, de meesten meenen dat de arke in de woning van den Priester, en niet in een zeker heiligdom ,ol'het heilige was: mij komt het voor dat ten diende van het heiligdom en van de leden van de groote vergadering te Silo een gebouw zal gedijt zijn, de Tempel genoemd; met die zelve kracht als de Tabernakel in de woestijn, genoemd werd het getuigenis: de zin aan het woord Tempel naderhand gehegt, is van veel bepaaider betekenis dan hier. S 2  276 Het EERSTE BOEK ftond trent zijnen dierbaaren Eli, is hij fluks geop, en sing tot ree(j ? ell vraagt den ouden man, wat hem '[hlerfben toch'deerde? doch word met het voorige antÜeb'tSro^-woord terug gezonden. 7. (Ondertuslchen peV % heb had Semltcl in 't geheel geen vermoedt 'geroepen, dell dat dit geroep de aankondiging van een' STr wedeT' openbaaring van Jehovah zijn kon, want het ksv" T Doch zou nu de eerfte rijs wezen, *t-«* $,.«» kende MUëL met zulk eene openbaaring brgnnlligd *&'.''«. he.ZOu worden.) 8. Ten derdemaal wrd hij C/™ ^geroepen, en hij draalt niet denkende, dat hem nog niet he£ ais tc Voorcn zou zijn; neen, vlug gevsw18. Toen Jtg hij ten bedde uit, en vraagt met eenige tl,J'h°^- verandering, wat Eli begeerde, dat hij nu derdëminie SS gansch buiten allen llaap liggende , duidelijk hii' ftond 'op, zj:n aaarn had hooren roepen. Nu begint MftEu eerst nadenken te krijgen, dat het de ^^"h^aankondigüig van eene goddelijke openbaarmg mij geroepen: kon 7yn „ Waarom hij hem ondernent , gS'.^-hoe SemuSl zich in dat geval te geftlg^ draagen had. Zodra gij weer hoort roepen, 'Sz9ideDEu zegt Eli, moet gij antwoorden: indien het $ %««« . den Heer maar belieft zich bekend te maa? 'nede'": 'en ken , zo zal ik in de betaamelijkfte houding g^ffinaai Uwe beveelen wachten. Nu gaat Seu roept, zoMUcL weer liggen, maar vol van genachten. Z£en ,S']rpreegk 10. Hierop hoorde men nogmaals bedaard en ttóCn-zeer van nabij deze woorden roepen: SeToen ging ««-M y g L j Semuül! waar op de jongeling SMT&i antWoordde , zo als de Hoogenpriester hem ,sn*ffi gezegd had. 11. Nu begon Jehovah zijn. Weide'rich openbaaring, en wel op deze wijs: Ik bedaar, en riep =j al de omftandigheden tot eene zeer aan- gelijk de andere maaien, 5e- ., fr^rrk want uw knest hoört. SSi. r^f.zefdrf«Xt«:Ïe*ik doe een ding in ***  der KONINGEN. Hoofdd. III. 277 merkelijke gebeurtenis , die eene vefbaazende dat ai wie het beroering zal verwekken bij allen, die ze hoo- f^f ren zullen. 12. Dit zal bet tijdptmet ziin , z'J'ne hcUcn ,_.„ ■ ooren klinken. \vaar m ik de bedreigingen over uwen zo vs. ie. Te dierbaaren Eli vervullen zal. 13. Ik heb dagen höm namelijk door eeue openbaarine soleert verwck,:e» oJ , .. , .. , 1 13 ^^LL,> ver Er.i alles dat ik mij voor altijd wreeken zal over de w!" ik ■ tegen misdaaden zijner zoonen, ongerechtigheeden , r^ken*hïbl dia voor hem niet bedekt zijn geweest, daar%™n^nvb0% zij openlijk voor gansch Israël bedreeven zijn, eindigen, waar door zij zich de grootftc fchande "en tfWk?5 verachting hebben waardig gemaakt; terwijl **f" £^\k hij, in plaats van zijne achting omtrent fehovah zii" huis ric1'- , ,. .. a ^ ten zal tot in Doven die omtrent zijne zoonen te (lellen, hun eeuwigheid:om nauwelijks fchijn van ongenoegen gegeeven, S&dito"5rUte vee! min iets gedaan heeft om hunne boosbeid te (luiten. 14. Ik heb mij dan verbon- iat z'inc zoons den, Semuül! om zijn huis te ftraffen Tó'hee'tf hijze' want het zijn misdaaden, die, volgens mijne 2?gSS.*nu* wetten, door M 0 z e s gegeeven, met eeen VSi '4- r>-m- n~~4. C r " a~ • om dan heb ik llagt ot Ipijs-olfer immer verzoend kunnen het huis van worden. Hier van moest Ik u onderrichten, ££«$5* opdat gij, wiens getrouwheid voor den Hoo- ^ü^c}d van . , het huis van geupnester Mij bekend is, in zijn lot gelaaten Eu tQt in de zoud zijn , wel bewust , dat 'het mijn regt- veSdvoN vaardige wil is. 15. SemuSl nu gaoscb Ó^-WerfS flaapeloos cn vol gedachten, overlegd wat te p>Pf nnis-opdoen ? Hij vind het veiligst de zaak voor %L 13. Er.ite verbergen, zo lang ten minften, als "a'f Z'^or! hij 'er bij moogelijkheid van tusfehen kon. !?."' tf'e"decd Tr. , ,..r ./ hi) de deuren nij bliitt aan ziin gewoonen tnd liggen . ™n her hui* r' f»v • » van Jehovah open : doch Semuïl vreesde dit gezicht aan Eli te kennen te 'geeven. vs. 13. De crltifcbs zwarigheeden omtrent dit vers gaa ik ftüzwijgend voorbij dewijl hier doch niets kan bepaald worden. S 3  fT? Het EERSTE BOEK en ontfluit 'smorgens de priesterlijke woov.. i* Toen ning. 16. Eli, boorende dat hij reeds in t%X zt bedrijf was, roept hem; ftraks yerfchijnt hy, de, mijn zoon maaj. vol beklemdheid voor den ouden man, a»rMiae,xii weetende, hoe ver zijne genegenheid omtrent ?*$ÏF&k zijne zoonen ging. 17. Het eerst, waar Bit SS^'dS "aar vraagt, raakt den inhoud der goddelijke Hij tot u ge- 0penbaaring. Hij antwoordt niet, maar zoent zich op allerlei wijzen te verbergen. Dit maakt den ouden man nog begceriger. Hy doe u zo. cn be -nt dan. _ Gat het ongunftige dingen voor fo0é?°eenHina?en Eli en zijne familie zijn, maar zocht tevens :' V°verd de bijzonderheden te bedekken. Nu word bergt van allen ffT mifh> • — alle de bedreigingen, zegt de woorden, ^L1 cilluiü .. , . die Hij tot hi: die gij weet over mij en mijn huis moetJf*™**- ten u treffen, indien gij voor mij één woord „rhcmTs" van bedekt houdt! 18. Toen ontlastte SeJ ,7te kennen MuëL zicn geheel, maar met de grootite dën;"^ ontroering ; en de oude man, wiens godstóemfi?: vrugt tusfehen zijne verkeerdheid nu doorüak, fcn hij Mi*, toonde bedaardheid en onderwerping aan den Hi' doe/ «aJ wü van zijn Heer en betuigde dit den jongenen'ling ten ' fterkfte. 19- .Nu groeide Se'nu^wSd MüëL op onder de kennelijkfte begunftiging groot, en je- van jehovah„ en dus werden die zegeningen hemt Wen Tilt bevestigd , die hem beloofd waren , zonder SneVn^wöS dat 'er iets aan ontbrak, ao. Hij werd dooiden op de aar- dell tijd in gansch Israël vermaard , en van >[*"■£ En een ij'der voor den grootften propheet , na gansch Israël ^""«oeT bekende, dat tart* bevestigd was tot een Propheet yan Jcbqvah. „, t9. Oe fpreekwns is hier genomen van afgefchoten 'pijlen, die het doelwit niet treffen. Van N. K.  der KONINGEN. Hoofdd. III. 279 Moses, gehouden. 21. Nu had men zedert vs- «• En dat eerfte geval weer verfchijningcn en orakels fette*' anderte Silo, doch niet door den Hoogenpriester, jllLlb openof zijne zoonen, maar door den dienst van baarde*/***»«» J aan SemtU'l Sb muël. Eene beroemde , die veel in-te sffa deor vloeds had, was de volgende. I^omT'V"» medegedeeld.') D1V. II00FDD. och ter bevestiging van de voorftelling vs. t. En het aan Se m u é l ontving hij een wijl daar na J£rdr/ „df£ eene nadere openbaaring, die geheel Israël be- gedeeit aan r , • e , , _ gansch Israël: trof en aamcidmg gaf, dat de Israëlieten eene en /jr«»7 toog Armée verzamelden, om de Philiftijnen te be- j^j," oorlogen, die reeds in aantocht waren. Het mcm tcn ftrij- J ' de, en legerde Israclietiesch leger lag bij een plaats, die na- zich bij Èten- ï 1 . . . . . . . Ilaezer , maar derhand beroemd is geworden onder den naam de Philiftijnen van Ehen Haèzer; en de Phi'lift'ijnjche Vorst, gRft^ zich die reeds doorgedrongen was, had zijne leger- vs. 2. En . . .. . n , ATi .1 r 1 . de Philiftijnen p aats na bij de ftad Aphek, in het erldecl (lekten zich in van Juda. 2. Zodra de beide vijandelijke Ar- ^°7dete 0°™ meën eikanderen ontmoetten, bereid de PA/- moeten; en ais .... . , , „ ' zich de ftrijd listijn zich tot den flag. Het komt tot een uitlpreidde, zo algemeen hoofdtreffen. Van wederzijds word ™e0rd & JphL 'er dapper gevochten. Maar eindelijk valt de wnge- . . J zicht geflaagen: overwinning ten voordeele der Philiftijnen. want zij floe» Op het flagveld werden omtrent 4000 gefneu- orden" in "hec velde Israëlieten gevonden: -x. Zodra nu de v-cld om'ren] ° J vier duizend foldaaten in het verfttrkte leger weer bij mal- man. J vs. 3. Als liet volk [wederom] in het leger gekoomen was, zo zeiden dc oudften vs. M. Hier behoorde het IV. Hoofddeel te beginnen. vs. t. tot de kleine veranderingen in den text geeft de Alexand. Overzeil, de gegrondfte aanleiding. vs. s. Dit was een bijgeloovig vertrouwen op het doode beeld van den Godsdienst, terwijl de geest van denzelven geweeken was. S 4  Zoo Het EERSTE BOEK vr1 , kanderen waren , hielden de bevelhebbers krijgsraad. Elk vroeg terltond : wat is 'er ^rdc"oorCflhe"t toch verzuimd, dat wij den flag niet gcwonf!; wicht dlr nen hebben? hebben wij geen bevel gehad Z'V&ïL tot den oorlog? waar mag het haperen? Het roemen0! °de eenpaarig befluit was , ten fpoedigften naar nrhe de's ver- Sih tc zenden, van daar de ark van Jehovah föSM haatte ontbieden, en in ge .al van weder flag tc :ieninv"n "ons zullen leveren, die mede te voeren in den knonjen , op ^.-^ ^ xylt voorfl;el vond eene algemeene t5& van V e9nw^i[ baarheid onder de Israëlieten , die hun tot mannen , gij r, , .. .. Pbitifti]n»n,ay eeuwige ichande zou zijn, waarom zij op het dat gij de //«ernftigst verzochten, dat een ijder zijn leeven ntet?dtóm?geduür verkoopen mogt. 10. Uier op komt het 'ijk.zij uiièden 10 r gediend heb- weer tot een hoofdtreffen. De Philifiijn vegt ben, zo zijt zo wanhoopend, dat de Israëliten al rasch uit «rijdt!" e™ het veld werden geflagen en in de grootfte ftJeden°dcpT" Wanorde naar het hoofdleger vlugtten, maar Hiï'i**» , en ._».,.,,.,'„, . Israël werd zo , dat er m dit hoofdtrcflen niet alleen geflaagen, sn Sooóo man bleef. «. Maar de ark zelfs Si in zij- veroverd werd, nadat de Priesters, waar 011 BV5"t>:en'er . , T getchieddeeene dcr Mop 11 xi en Pineiias aan het hoofd, zeer groote neheergefabeld waren. 12. Nog dien zelfden d**efvan tdag kwam 'er zeker Benjaminiet, die den flag rJf vielen 'k'r: J ' "tig duizend bijgewoond had, al vlugtende te Silo, in de voetvolks, uiterlte verwarring en droefheid , met ge- arkn"^»'* werd gerroo- men, ei de twee zoons van F.r.i , HoWWI en Pinf.has , ftierven. vs. ie. T"c:i liefl 'er een Reniaminieter uit de dagorden, en kwam re Silo denzelfden dag : cn zijne klederen waren gefcheurd, en 'er was aarde op zijn hoofd. s S  £$2 Het EERSTE BOEK vS t3. En fcheurd gewaad en ascta op zijn hoofd. 13. Tn "e bzï «mem de fi-d was men alreeds beducht geweest, op 'eenen ftoei dewijl 'er nog geen tijding uit de Hoofdarmée van den weg, gekoomen was. Ook had Eli door den angst "inf'harc'-TJ vervoerd zich aan die ftadspoort laaten voe- zidderende van d]e de naaste was om tijding llit het le- wee-en de ark ' 1 vai r.hbim : ger te krijgen. Hij was in een zetel gekwarad}f "om plaatst, vol gedachten omtrent den uitflag, en Öe^in« wegens de terugkomst van dc ark. _ Gêftadig ftad', toen ijet n;j Semucl en anderen, die hij bij ganfcbTfta'a. 6 zich had, uitzien, of men ook van verre vs. 14. En eenige beweeging befpeurde. Intusfchen komt i^JeVSj de Benjamimet waarfchijnelijk door eene andc- hoorde,zozei- t d ftad e„ dllS llCt laatst bij de lui, wat is il" 1 ij de ftemme dee- j? L t. Hij verhaalt alles , en nu raast de "eh berhaastte ganfche ftad in beroering, m was ijder ten tl! Clmt: uiterilen aangedaan. 14. Het rumoer aan het en boodfehaptè andre einde van dc ftad gekoomcn, komt Eli hevs.'"'5. (Eli ter ooren. Terftond vraagt hij , wat heeft "XenTe- die verwarring en dat gefchrei in de ftad te getuig jaaren Kruiden? Met een is 'er dc boode, die dooien znn oogen utu ' ' . , ftonden ftiif.de omftanders doordringt, en hem Ivnciit zTeYkol)"" geeft, wat 'er van de zaak was. k* (Hij ,ö- .E" Was nu in zijn acht cn negentigfte jaar, blmd, die man zeide VVllJ J . . .i , »T „i„_ tot elk ik ben en ftjjf op ziju' ftocl zittend), iö. Verdei de ' fiagorden maakt zich de man aan hun als een foldaat ^heede^ uU bekend, die uit het Leger kwam en de flagde dagorden ting. ontkoomen wa*; waarop Eli hem haas- gevioode.i: hij => 13. Dc eerfte woorden in dit vs. zijn zo duister, dat fchicr alle de Uitleggers gedacht hebben den text te verbeteren. Aan de zijde der poorte febudde bij den ».t der nitzienders , ftaat 'er eigenlijk. Eene z waare fpreekwijs , maar naar den aart der taaie dien zin hebbende, die in de Parapbrafe is uitgedrukt, zonder eenige emendatie noodig tc hebben.  der KONINGEN. Hoofdd. IV, 283 tig vraagt: wat 'er de uitkomst van geweest dan zeide, wat was? hem tevens op het fterkst beveelende, ra>J^f d" om niets achter te houden. 17. De vereenig- vs. 17..Toen antwoordc hij, de Armée, geeft hij tot antwoord , is ten die de bood- eenenmaal op de vlucht geflaagen. Dc flach- ^l^^ },l ting onder de onzen is vreefelijk. Ook zijn ^ toor^heê uwe beiden zoons gefneuveld. Zelfs is de aangezicht der arke Gods veroverd. 18. Op het oogenblik, >er is bok dat Eli de tijding yan de ark hoort, zijgt e^'°ot^ hii van droefheid en aandoening van zijnen het volk geJ ........ fchied! daaren- zetel, en valt ongelukkig, zo dat hij zijn ou- boven zijn uwe den verftramden nek brak; dus fiierf E l i in 1^*^, jn°°p,. de poort in eenen hoogen ouderdom, hebben- "™ASen *Jj?2£ de Israël, buiten zijne groote hoofdfout, met van EUUm is lof geregeerd. 19. Op deze wijs zijn 'er op "5^ ié. En eenen dag drie hoofden ontzield van dat huis, j>« dat in mannen van jaaren daar en boven niet talrijk ark van EWnm „ ,. ,ri .., , , , vermeldde, zo was. — Op dien zelfden tijd gebeurde er nog vjei hij achtereen ander aandoenelijk geval met de vrouw g»»^ ^ van Pi ne h as namenlijk, die fwanger was, de zijde der 3 ' ° poort, en brak want zodra zij de rooving van de arke, waar den nek, en uit het lot van haaren man en fchoonbroeder m'an was oud ligtelijk te gisféri was, en daar op den dood ^"^'ngue' IsraeH veertig jaaren. vs. 19. En zijn fchoondochter, Pinehas huisvrouw, was bevrucht, zij zou baaren: als deze de tijding hoorde, dat de ark Elohims genoomen was , en haar fchoonvader geltorven was, en haar vs. 17. Bij het veroveren der arke, zijn ook een aantal gevangenen gemaakt, met de arke door de Pbitijlijriat naar het land vervoerd, Pfalm LXXVI1I: Co, 61. vs. 18. Het Karakter hier , aan het einde van zijne gefchiedenis het best te beoordeelen, word door NiEMEiëR. te fterk getekend. Ik wil wc! toeftaan , dat hij koelhartig en loom was; dat bracht zijn ligchaamsgeftel mede; maar, als eer den Godsdienst raakt, dan vertoond hij mij evenwel vuurs genoeg, om zijn gedrag omtrent zijne] zoonen niet aan traagheid, maar aan verkeerde kinderliefde, toet elchrijven.  PH Het EERSTE BOEK man, zo kromrie zij zich en baarde , want baare weeën overvielen haar. vs. 20, En omtrent den tijd van haar fterven , fpraken de vrouwen , die bij haar (tonden , vrees niet , want gij hebc eenen zoon gebaard : doch zii amwoorde niet, en nam het niet ter harte. vs. 11. En zij noemde het jongsken Icaböd, zeggende , de Eere is weggevoerd uit Israël, om dat de ark van Elobim gcvangelok weggevoerd was en om haar's fchoonvaders en haar mans wille. vs. 11. En zij want de arke v V. HOOFDD. vs. i. Dc PbtJiffijntn nu namen de ark van Elobim en zij bragtcnze van Eben - ttaltar tot Asdod. v!. i. Eu de PbllijtfjxiitnZm< i .Ie ark van Elobim , en zij bragtcnze in het huis Dagons , en fteldenze bij Dagon. van haaren fchoonvader hoorde, kwam zij in de zorgelijkfte omftandigheden. Door de heftigfte aandoeningen geraakt, beviel zij buiten tijds, zo zelfs, dat men geen oogenblik twijffelde, of zij zou 'er in blijven. Eindelijk verlost zij. 20. De voedvouwen vertroosten haar nog : wees vrolijk Moeder! zeggen zij, gij hebt eenen mannelijken erfgenaam gebaart; maar men bemerkte niet , dat zij 'er eenige aandoening van had; want zij was al ver heen , en Mies al rasch haaren adem uit. 2i. Doch met dervende lippen beval zij nog, dat men bet kind Icaböd moest noemen, daar hij helaas ! gebooren werd in een tijd, waar in 'er geen aanzien voor hem te wachten ftond, om dat de arke van God geroofd, en hij vaderloos was, terwijl hij een opvolger van den nu rustenden llnogenpriester Eli had kunnen zijn; 22. Eene klngt, die zij, wat men ook zeggen mogt, herhaalde , tot dat zij 'er in ftierf. zeide , de Eere is gevangeiijk weggevoerd uit Israël , an Elobim is genoomen. 1. De overwinnaars, nu in 't bijzonder verheugd over den buit , die hun zo veel angst en vedlaagenheid gekost had, vervoerden de ark des verbonds in plegtigen optocht naar de Hoofdftad van de vereenigde Vorften, naar Aidod. 2. Volgens de afgodifche gewoonten werd nu dc ovenvonne godheid gevoerd naar den Tempel van den overwinnaar, den vermaarden Dagon der Philiftijnen, wiens gebied zich vooral over de zee uitftrekte; jla met veel ftaatigheid werd de ark aan dien  eer KONINGEN. Hoofdd. V. 2S5 God gefchonken. 3. Maar daags, na dat dc- vs. 3. Maar ze plegtigheid verricht was geworden , ge- 2lV''^;m"ercn beurde 'er iets, dat de vrienden van den God daa?s , vp'ce ' opwonden, ziet, verbaazend bevreemdde.( Het beeld, namen- zo W;li> üagon .... , op de aai.le lijk, van Dagon, was voor over op het aan- gevallen voor gezicht, (de gewoone eerbiedige gefbilte der fov^) va" 'lij oosterlingen), ter neer gevallen. Ten fnoe-na",ijn ,. n ■ , , t> . en zctt-'ti iieni digften richtten de Priesters van den afgod weer op zi.a hem weer op, cn hielden dc zaak naauwkeu- vs"'4. Doe rig verborgen. 4. Maar den volgenden mor- $ *u dJ\^ gen waren zij al weer vroeg in de weer, mMtgns vroeg" ■_!_, „ c , , , opftondell.zitt, om te zien , of er ook iets was voorgeval- ia, op len. Nu werd het moeilijker ja onmoogcijk j^fg om het geval langer, fti! te houden, want D•<- vaft«n voor m te Sin* daar men al te wel van de oorzaak der ont- pm"™^*0 ^ dekte plaag overreed was. n. De Raad ver- Ek"n '.. ,ze,g" 1 gende, zij heb- gaderd dan weeder, en de algemeene ftem hen de ark van van allen is deze: dat men de arke van Israëls i(rafi \Ó"' mij God, hoe eer hoe liever , aan de Israëliten ^acht" om mii terug zou zenden, op dat zij op haare ge-en m'i" Viilk 'te dcoden. woone plaats gefield , geen doodclijke plaag vs. u. En zij over de Natie meer kon aanrigteu; want cn"veTg5derdèn' 'er ftierven zeer veel menfehen aan de plaag, a'lc de„,v.?r?e!1 1 " ' dcr Pblliftij- 12. en die het geluk al hadtien, om 'er het »*«,en zeiden; leeven aftebrengen, ftonden vrcesfelijke pijnen va" deni/eifti» uit , zo dat men evenwel niet dan droef- van Isra''! he"~. ' nen , dat zn beid over de geltorvenen, en gevoelige pijnen wedeAeéré toe onder de levenden vernam, vooral onder As- op^dat zij'mii dods bewooners, waar de kwaal het meest ge- ™et miJd00de'; WOed hadt. want 'er was eene doodelijke kwelling in de ganfche ftad, [en] de hand van Elobim was daar zeer zwaar. vs. 12. En de menfehen, die niet ftorven, werden gcüagen met fpeenen, zo dat het gefchrei der ftad opklom naar den hemel. vs. 12. Reinhard verhaald in zijne Biael- Kranibtittti , dat dc Saxen de bloedvloeijing in den endeldarm , met zo veele pijnen ea persfing vergezeld, nog de plaag der Philiftijnen noemen. Het fchijnt, dat men de kist in geen ftad meer wilde hebben en dus dezelve naar het land gevoerd «ebbe, en dat dr,ar op de uiauwe plwg door muizen entftaan is» II;. s.  2 J ° ' , , , ihaandén en zclve terug te voeren, i. Dc overheden raad* plagen dan met de Pricfcrs , op wat wijs yee?t wioVe de terugzending mtcrichten ? dit was eettfi ren"dé' zuak Vstn Godsdienst; zij wer.schten niets lief^'"en-,ridevcr, dan met de hraiUlkjckc Godheid bevrcedigd te zijn , de tcruggeeving was fcn zullen wij met _jg( enfcel nun oogmerk , BOBO , Zij wildctl el- tlvab Vdoen'? uit eerbied gaarn een gefcbenk bij doen. 3. De ë,SnT- Priesters;, naar het zaamcnftel van hunnen de,' wijze aan Godsjjenst oordeeleude, houden het voor onden zi'iiiènf'11" getwijfféld , dat de arke moest terug geiéKlSdlS zonden worden, en vooral met een gefcbenk, dlde ja zij ware» van gedachte, dat eene zeer oot- van hrJ'i weg m0Cd;-s>,„e!. Beth-Semes. 13. Nu waren de Bethfemieters ^wi'3 meestal op het veld, want het was tans juist dén" fi. de bezigheid, om de tarwe intezamelen ; al 2°.gSt in nec dal, en als zii van verre zagen zij dan de arke, en hoe Ilu™e oogen nader zij kwam, zo veel te duidelijker zagen gln^dVartJ zij, dat zij wel zaagcn, en zo veel te fter- ^nv?)rbf ddeli ker nam ook hunne blijdfehap toe. 14. Toen pie]'zagen. ., 2ij aan den akker van Joschua, eenen bur- wagén4'kwam van Beth-Semes kwam , bleef zij daar ftaan van r bij eenen grooten fleen, daar opgericht en dc." naderhand gebruikt tot den altaar, waar op *»r 'ftaande , men de koejen ten brand-offer offerde, zich groöte Teen* toen bedienende van het hout van den wa- tn zi{kloa'*>„ ... net hout van, gen. 15. thcY op ontbood de burgerij ten den wagen, fpoedigflen de Leviten, zo dra zij bemerkten, Ze^2*l Öat zij gevolgen te duchten hadden, gelijk brand-ot"- er reeds eenigen voorgevallen waren, ftraks l vs- & boch te vermelden. Zo dra de Priester-ordening, ton £a« en de Liviten , (die mogelijk in het nabuu- UtX&t rig Beth-Semes gevonden werden) aangeko- ^r'edrebi'was' men waren, heiligden zij den fteen door het kleinodiën' in brand-offer, en verplaatsflen daar op de arke Seoprlén des Heer en , met het koffertien; en de ïroo',-n ?ee,n* 1, „ „, , J ' . ■ • .,™ en die lieden brand- en flagt • offeren der Bethfemletcn wa- van B"i ■ ren vrij aanzienelijk. 16. Ondertusfchcn had- &-lËlt?; den de vijf Philijlijvfche Vorften met hun Zx . ^g" gevolg zo lang vertoefd in hun afreis voor fr*»"* tot dat die plegtigheden afgeloqpen waren! daPg.denzelfden 17, i3. Nu bevond men, dat de vijf Hoof- alsvd5e vllr'vo" den elk een' fpcen aan den hraëüetifchen fg»jS« God ten gefcbenk gegeeven hadden, ook gOU- gezien hadden » wederom denzelfden dag naar F.ho». vs. 17. Dit nu ïin gouden £i?CV''e %/ïlMin,a mn -"'mh ten -offer vergoden ae&ben . voor ^orf eenen , voor G«ï<* eenen , voor A wi<"zou , „ kunnen befcaan met verzoek, om order te ftellcn, dat de ark voor bet aangevervoerd werd, daar men niet beftand was S*ht,VM Jeztn tegen eene tegenwoordigheid van Jehovah, "^'j,8'" E[°'t zo verbazend gedugt , dat een ieder zwaa- jrfea.van ons righeid maakte om de bonds-ark in huis ken.'"' optrek" zaak word daar dus voorgedekt: „ God deed eenige Setb-Semieten door de pest derven , hoewel zij de ark met vreugde opgenomen hadden. Er werden van het volk door de pest So,o?o mannen gedood." Er is in veele opzichten zekere overeenkomst tusfehen de verfchillende gedachten. Het moeilijkst van allen raakt de oorzaak der plaag. Mr ciiAëi.is heeft alles gedaan, wat mogelijk is om derzelver geftrengheid tc verzachten ; fchoon mij geenzins voldoende. Liefst hel ik over tot de fchier gewoone gedachte , dat 'er ter 'dier tijd eene vrij algcmccne pestziekte geweest zij, waar door een groot aantal van menfehen zijn weggerukt geworden ; maar de naaste oorzaak van de plaag weet ik niet. Wat de Betb - Semieten in het bijzonder betreft, die hebben bij de aankomst der arke zo veel niet gewonnen, dat zij van de vernielende plaag geheel bevrijd gebleven zijn. Of zij zich oneerbiedig boven de andere Israëlieten omtrent de ark gedraagen hebben, hier over durf ik mij niet uitiaaten. Al hebben wij den zin met moeite cn kleine verandering getroffen, dc confiruStic dier woorden, welke dc oorzaak der ftraffe opgeeven, blijft nogtans ftroef, onnatuurlijk, vreemd ; hadden wij meer hntidfchriften, wij zouden mogelijk de zaak uitvinden, want de kjeipe verandering door de Rosrsi doed niets ter zake om de hoofd* zwaarighcid met eenige grond te vereffenen.  1^ Het EERSTE BOEK vs. u. zo te neemen, uit vrees voor nog erger gevolzondenziiboo- tv Overheden der ftad zonden dan Üen tot de in- gui. -i. ■ . . wooneren van eenjgen uit hun naar het nabuung KiriattHm%llic-. Jearim met de tijding, dat de ark op zulk W*wTïSeene zonderlinge wijs was aangekoomen, en vv"derei'ncin,dat zij verzochten dezelve ten fpoedigfte, en kom?dantaait-'z0 jjs ]]et hun best dagt te behoren , naar «opwaarts tot ^ ^ lQt nadere order. Vv;HrTDen i. Hi^ °P ondernamen het bekwamen "d" WOuners om de ark onder zich te ontfangen. S - y^ Zy Hetenze met behoorlijke zorgvuldigheid tl 'd/a-i'van af haaien , en , na rijp beraad , werdze op jfekovab oP , ce-lcn hcuvti geplaatst, ten huize van zeekeSrSffiren Abinadab; en zijn zoon Eleasar. denduvel,% werd nu geordend om het opzicht over dekciiigjen zijn , te lebben. 2. Zij heeft daar lang ver- aoonELEAZAR, , ;..„« tnr dat hij de ark tocfd, buitengewoon lang, wel 20 jaaren tot &Jt^> dat SEMuëL het burgerlijk bewind oP zich ^ehi^^nam. Zedert dien zwaaren Gag nu,welken dien dag af,de phitylijnen hun toegebracht hadden, was tïf^t 'Cr geen moed, geen leeven in de Israeluen. rlmtcJZ Echter ' vermeerderde in dezen tijd het ^gede dagen wer- lot jehovah. 3- Eindelijk gaf SEM-ueL, tuuigXeThe't zeer opmerkzaam op den tegenwoordigen ftaat -werden twintig ,»rer na vs. 3. Toen Jaaren. En het ganfche huis hr»th klaagde J»™* *£"'.na. v_. i 4>rak tot het ganfche huis van Israll, zeggende, indien gj W. 1. Behoort nog tot he^vorige Hoofddeel. d, fc* '"ï eigenlijk JAyV, 't Been >ƒ XIV: 38. befehreven word. Mus. m , Sft, was waarfchijnelijk door den noodlottige,! (lag , waar m ELfs zoons omkwamen, verwoest, de meubelen des Tabernakels toen overal verfpreid. De ark is eigenlijk in de 40 jaaren te K,na,b gebleeven, maar de bepaaling van tijd *éi op de fchikkingen door •■, muêl gemaakt.  der KONINGEN. Hoofdd. VIL 295 en tevens in zeer groote achting , als Pro- u met uw pheet, rond uit te kennen, waar het haper- wtjl^nOb" de en wanneer 'er gewis redding zou koo ^vréémddoe'! men. -— Op hoogen last, daar toe gedrongen, de." uit het p 1 1 '• r . r • i minden van u Jprak hij Jsraêi in dezer voege aan: wilt gij weg, o.,k de bewijzen , dat uw treuren de waare gezind- „aer" heid tot verbeetering is, dan moet eii de lat'lel"> ^, en , , ° J uien: hem al- vreemde goden verwoesten, vooral de Astha- leen , zo zat roths , die in de hoogfte aclning gehouden hónd" deTp«! worden , en 'er u op toeleggen , om JéhovaKs rilk" wetten üïptcr te ond rhouden, ja zonder dubbelhartigheid zijnen dienst alleen aaukleeven. Kunt gij daar toe befiuiten, dan zal uw Heer ü doen zegcnpraalen over de Philiftijriéft. vs. 4. De 4. Die reede had eenen gunftigen uitflag in ^"fu d/ê" zo verre zelfs, dat de burgerij met veel iever «tende den dienst der lands-goden (taakte, én zich weg"eii al vrij algemeen op den zuiveren uitwendi- ÖSne^?** gen Godsdienst begon toeteleggen. 5. De vs. 5. Voordoorzigtigen man oordeelt het toen tijd, om rt^ctri iets gewigtigs tot heil van den burgerftaat te hct ganfche is- •j .... , , 1 rail naar Miz- oncleineemen. Hij gelast dan, dat men eene pa: en ik zal algemecne vergadering van alle de (lammen voor Jbiddéi te Mispa beleggen zou , terwijl hij door plegtige gebeeden den bepaalden wil van zijn Heer zou tragten te verneemen. 6. Op dit vs. 9. De Godsman over de gezindheid van het volk $frjuUVde vergenoegd, bereidde zich tot eene plegtige bee*K"!B*f m' de door een qffer, Hij nam een zuiglam , l' vT'l': Toen flugtte dat geheel tot een brand-óffer , en Ten me"! vergezelde dit met de nadrukkelijkfte en krag£t tigfte üneeking , dat Jehovah den Maat doch jeiow* ten van verdere onheilen bevrijden mogt; en na^*»r°*?ep derhand bleek het voor de gaufche vergaa%otI,%iu% derjpg, dat de Heer deze beede gunftig ver'ubivab ver- . . had? I0- want toen de Philtflipten, vf tT'En uit vrees v00r een' opftand , en om hunne gf fchSï bedreigingen ter uitvoer te brengen, zich in - SSde"? u de ftreek van Silo gelegerd hadden , (waar kwamen' de eeq ?TQOt aantai volks bij het gebed Cn offer van j^{8ff<£ SE^uëL tegenwoordig was,) en men voor.  der KONINGEN. Hoofdd. VII. 297 iieemens was nu eene flagtnig onder die men- gen israti: en . .... , Jebovah don- Jchen aanterigten , ja zich reeds op weg be- derue dien dag yond , om hen te overvallen ; op dit zelfde "ndontoovw tijdftip werd 'er een vreezelijk 011 weeder van tePMiiftij»**, , en hij ver¬ donder en bhkfem, onnnddehjk van jfehovah fchriiue hen, op hun neergezonden , 't geen hen zo ang- naaien werden fh'g en verbaasd maakte, dat zij' ongeftreden ï^-^van"/?- terug trokken. 11. Nu moedigde S e m u ë l r»#. i t -jj • 1 i- vs. 11. En de de Israëliërs aan , om zich van die verwar- mannen hraih ring te bedienen, en de vlugtende Phiüftijnen jj°|^s"nver- natezetten, daar het uit het onweeder zeeker ^ «te genoeg was , dat deze onderneeming geluk- en zij noegen kig zou uitvallen. Op dit voorftel vatten zij J^J*' ondcr moed, en vervolgden hunne vijanden tot 011- D J vs. li. St- der de wallen van Betcar. 11. Ter gedach- mal nu nam. tenis van deze weldaad liet hij eenen gedenk- Reide ^dteri] Heen vervaardigen, dien men oprig:e op den «usf«*en ° ' L ° r ca tusfcheu weg tusfcheu Mizpa en Sen. Hij noemde , en hij denzelven , naar de omftandigheden gepast, zelfs ' naai» Eben - Baëzcr , om dat Jehovah hun reeds f*'"„'ij^zeide '" zo ver zijne hulp ter hunner redding be- tot hicr toe „ heeft ons jfe- weezen had. 13. Deze ontmoeting had voorts bovab g.-hoizulk eenen gewenschten uitflag , dat de Phi- pe";. !3_ A]J0 liftijnen het na dien tijd niet eens onderno- ™"^> , hij Lraei , en toeftel des Tabernakels was , had hij daar dLlr7;Laaa ook een altaar voor de offerhande gefticht. een' altaar. VIII.HOOFDD. T , , , . vs , Het Xntusschen klommen de jaaren van getchicdde i.u, den godvrugtigen SemcSl tot zulk eene oud" gewogen hoogte, dat hij zich verplicht vond , om in nT'zim/zöo- zaakcn , waar in zijne tegenwoordigheid aan ncn tot Rich- ai)t|erc pjastfen gevorderd werd , zijne zooters over Is- 1 , ]„_, raei. nen in zijne plaats te zenden , waai dooi dezen allengskens in het richterlijk bewind geraakten; ten minften over dat gedeelte van het land , dat het verfte van Rama was. eerstgeboren* * D^ze 200nS » die ZÏ^ medehelPCrS VVa" vs. 15. Hij bleef zelfs Richter na de krooning van Saul, altans in zommigc opzichten, in gevallen namenlijk waarin de beflisfende invloed der Godheid geeischt werd. vs. 1. Her begind Nathan al te fchrijven, altans volgens Mhs. Voorts merke men hier op, dat Sekuct. noch zo oud niet was, maar waaiichijnelijk te veel verzwakt. Altans hij was niet boven de 60 jaaren.  der KONINGEN. Hoofdd. VIII. ap9 ren , te weten , de oudfte en die daar aan zoons naam , i t . « rf. , 11 was JoëL en de volgde waren Jocl en Abia. Zij hadden naam van zijhunnen zetel ver van Roma in het zuidelijke £!!!% gedeelte van Kanaan, woonende te Berfeba. gewest & ' , , , Richters te 3. Elk bemerkte al rasch, dat hunne geaart- jjer/bba. heid zeer verfchilde van het beftaan van hun- 2ijnse" 3nen voortrefFelijken vader. Inzonderheid wa ^a"^ndeen wf ren zij febraapzugtig , en lieten zich in de gen, maar zij . j i , , , .. , .... . neigden zich uitfpraken van het recht al vrij kennelijk door ,ot de gicriggefchenken tot iemands voordeel neigen , zo ^ » g|fCh"^ dat die uitfpraaken gansch niet met de billijk- ken, en boo- , . , , Tv c , gen het recht. heid overeenkwamen. 4. Dit gat geweldigen vs, 4. Toen aanitoot. De bondgenooten en vereenigde ae^Ondlte wn Itammen fpraken 'er over, en men befloot {"af: e» r 7 kwamen tot Se- eene algemeene volks - vergadering te Rama mum te Rama bijeenteroepen. Den braaven Sem uël werd hier van l.ennis gegeeven. 5. De voornaame ys. 5. En zij hoofdzaak van de bijeenkomst was een ver- zie . gij zijtoud zoek, 't geen men hem voorreftellen had: ^^'Voons jaaren lang zeggen zij , hebben wij het ge- wandelen niet J J ° muweweaen: noegen gehad om met veel voortpoeds door zo zet nu een* dj , "i Koning over te worden; — dan, terwijl uwe ons t om Ü11S kragten afncemen, zijt gij verpligt geworden, ^knCg{f°n' om uwe zoonen tot helpers te neemen; maar volken [heb- die geeven op verre na geen genoegen, veel be"'^ eer hebben wij om hunnentwil eenen opftand te dugten; daar bij is 'er een Ammonietit- fche oorlog op handen. Het Leger vereischt dan eenen algemeenen Veldheer. Nu wilden wij tot het befluit koomen , om , even als onze nabuuren, de koninglijke regcering intc- voeren. Wij verzoeken uwen wijzen raad in de keus van een bekwaam perzoon. 6. Dit di^wowd'vras voorftel was in 't geheel niet naar den finaak kwaad in de c .. . , , .. , oogen van Se- van Semucl, met zo zeer, om dat hij de mum, ais zij  3oo Het EERSTE BOEK zeiden *eef bevordering van zijne zoonen zogt, maar om ons een' Ko- dat het hoonend was voor de Gods-regeene.u0en:°ennring, waar om hij zich in het gebed ook fZZb aan?dt tot Israëli Koning wend, Zijnen raad verJ vs. 7- Doch zoekellde. 7. Hij bekomt tot antwoord, dat f?r lL"/d: hij de keus van het volk maar niet wederftem dêfvoik. ftaan moest, dat hij zulks gevoegelijk doen in aiies, dat zij ^Qn^ dewijl hij als buitengewoon Richter daar zuilen : "want z0 zeer niet door beleectigd werd als wel de nLvewoerpenU, Godheid zelve, de gewoone Koning en Heer ral'J ver' van Israël. 8. Een gedrag, dat met dat al oen mij ver- „ ,-. worpen, dat ik niet te bewonderen was ; van JLgypteps 11afver h,mnzai vernij af waren de £r*é7<ïé» toch niet anders Zivs. 8. Naar dan muitzugtig geweest, geduurig hadden zij alle 'dc werken (je hoonendc afgoderij aan de hand gehouhèhhén Sedvan den , het was dan niet vreemd, dat zij de toen ikzge uit openlijke tekenen van gezag veranderen wilBgypten geleid j dan, vervolgd de Godheid, vol- hjh , tot op " s' , r dezen dag toe, doe hun verzoek, breng hup echter voor at vennen11 t onder het oog, wat de gevolgen van eene 011afhangelijke koninglijke regeering zullen zijn, doen zij'u ook. fapag hun dit wel onder den aandagt! 10. Dit uZ^t?.**!] antwoord van Jehovah gaf Seml-cl aan de tVrlnVv- leden van den Raad te kennen; 11. Er eene wfétn van ]cvcllciige fchildering bijvoegende van de na- ien Koninu ^ D _ , .... • i *• die over hun deelen , die in de koningh|ke regeering bij revs.C"ioaI'se- hunne nabuuren voor eiken opmerkenden ftaat"uf de" v"or- kundigen , zo zigtbaar waren. Naar willekeur, den van zegt S F. m u ë l , zal hij handelen met de zoonan,h't wc'ik „en van den Staat; deezen zal hij ten dienvan hem"™-- ft« Van zijll koilillglijk gevolg, gceiieil tOt Zijgeerde. He Jjjfwagten , anderen weder tot zijne loozcide = dit zal pers gebruiken. 12. Geen rang van familiën wiU gfft over » regeeren zal; hij zal uwe = neemen dat  der KONINGEN. Hoofdd. VIII. . 301 zal 'er in aanmerking meer koomen bij het Men der dui- vergeeven van dc Moofdbeveihebbers+plaat- qyerikn" der fen, neen, hij zal 'er maar ecnigen neemen ^"ï™ ^..^ die hem aanftaan , anderen zal hij wederom akker ploegen, over zijne bijzondere huishouding (lellen, hun neV oogst'oog? aan den landbouw overlatende, en de ambagts- ^Jj",'. ^ji*^^ lieden, hunner zaake kundig, zal hij alleen genen maaken, ... , . , , mitsgaders zijn voor zich laten arbeiden. 13. De dochters wagerituig. van den Staat , de fchoonfte zullen ook niet OT^,,do^té^ vrij gaan , hij zalze tot zijnen dienst nee- zaI hi] nefmeri , , •' tot Apotheca- men, deeze tot bereiding van de koninglijke resten, en tot reukwerken , andere tot dienst van zijne ta- de^ett^tot fel, en het zwaare werk van braaden en bak- Bakflcrs» vs. 14» j-fl ken. 14. Gaat het nog hooger, langzaamer-uwe akkers, ij,,...,, , en uwe wijn- iiancl zal hij zich dan meester maaken van gaarden , 'en uwe bezittingen. Hebt gij eenen fchoonen ^ ^"de akker, eenen vrugtbaaren wijnftok, eenen rij- bFstè zaï 1 ï- 1 1 , .. , .. . luj necmen, en Ken olijven-bogaard hij zalze zijne hovehn- zatze zijnen gen tot een gefcbenk geeven. 15. Gij zult ^f01 gec" verplicht zijn eene kostbaare hofhouding te vs- !5- Eri ° uw zaad, en moeten onderhouden, ten minften zult gij de uwe wijngaarden den van uwe tarwe en uwe wijn tot on- tienen*1, e/hij derhoud van de koninglijke tafel moeten op- "togen0' hen brengen. 16. Uwe beste (laaven , uwe kun- z«ne knegten digfte flavinnen, uwe bekwaamde huurlingen, geVs.eii6. En hij uwe lastdieren zal hij niet fpaaren, maar zich "n ™ne kW>~ van hunne hulp naar welgevallen bedienen, dienstmaagden, T ... n . , en uwe beste 17. Ja van uw njklte mkoomen , door het jongelingen,en vee, za> hij de tienden , tot eene belasting "kernen/enhij eisfehen. Zo zult gij van vrije lieden flaaven f zi>° we\k ° 3 J daar meede worden. 18. Overweegt dit alles nu, want, doen. als 'er de zaak toelegt, is 'er geen herroepen zaiVSuwé7kudde meer aan. Daar bij heeft Jehovah gezegd , y?üe^; h™ tot knegteu zijn. vs. 18. Gij zult wet ten dien dagen roepen van wege uwen Kó« tóng , dien gij u zult verkoren hebben , maar Jtiwab zal u ten dien  So2 Het EERSTE BOEK dat hij u niet te hulp zal koomen als gij dage met ver- „ . i j t-> tooren. door uwe Konmgen gedrukt word. 19, 20. Dehet%ömze reden had geene uitwerking op den Raad, gerde Smuiis d; bleef j,k z;;n voomecmcn, en drong op ftem tehoorcn: j j en zij zeiden: de voordeden aan , die zulk eene regeering dLT 'zal "S5 noodzaakehjk maakten; aan de uitipraak van den onT'zfjn. °Ver Koning, en niet aan die van medeburgeren wilde vs. ao. En men zicn onderwerpen, en, op zijn bevel alleen, wij zullen ook .... ziin gelijk alle gewillig den oorlog voeren. 21. Mier op beonze°IkKoning tuïgd Semucl, dat hij, alvorens verder te zal ons richten, bunnen gaan, hun antwoord aan zijn Heer. en hij zal voor ™ ons aangezicht moest brengen , en dan verder verneetnen , ^4e°tf wat 'er in dit netelig geval zou te doen genyoeren. ftaan> 22> SeMuël doet zo, en hij krijgt Scmü-éi ' alle Weder tot antwoord , dat hij der Israëliten de woorden des .,, .. 1 i_ 1 volks gehoord maar te wille moest zijn, en hen helpen m WT' dezeten de verkiezing van een Opperhoofd. Dit bevoor de ooren rjcnt brengt hij weder iri den Raad, en nu van Jebevab. 5 , . . . , ... vs. 21. M»r zij een bewilligend antwoord hadden, doet hij rot ^JuiH den Raad uit malkander gr.an, zullende eenen hoor naar hun- ^on;n2: naar den fmaak verkiezen. ne item , en o ftelt hun een' Koning. Doe zeide Simuël tot de mannen van Isratl, gaat neencn, ten iegelijk naar zijne ftad. ix. H00FDD. tt vs. i. Er was i. JLyAATEN wij hier tot de gefchiede- van S%JE*, ™s van die wiens naam' wat ]10Qger ophaalen. — Onder de Benjaz"oSn ABiëts, minieten was als burger bekend zekere Kis, ""zoons de zoon van AnlëL, wiens vader Zeror, bechorath , ^,-ootvader Bechor ath , en betgrootvader des zoons A- ^ . . "„ . , , thiaii , dc Aphiah was, zijnde deeze laafftó uit net bekende huis van Jemini. Hij was niet »cid.ccn<1=ppcr ™ zcer door zii"e £roüte s°cdcren>dan wel door zijne dapperheid, onder zijne niedebur-  der KONINGEN, IIO O F D d. IX. 303 geren vermaard 2. Deeze burger bad onder vs_ „ D;= anderen eenen zoon, die boven zijne broede- hnd een' 7°on, ■ rt 1 • r 1 r, wiens naam ren uitltak, jeugdig, forsch van puftuur, en was s \ul , een zo rijfig van geftalte , dat men zijne weder- Son'f ja 'er gaê in Israël niet kende, breed van fchoude- was «éen fch°- ... ner man , dan ren, eenen njzigen hals, een regt mannelijk hij onder de hoofd. 3. UIJ gelegenheid nu dat 'er eenige «w^van zifezelinnen van zijnen vader verdoold waren ne fchoudcre!1 J en opwaarts werd deze Saul gelast om met eenige knegten was hii hooger , . , . , , r , dan al het volk. overal te gaan zoeken, en zich tot dat emde vs. 3.Deezevan het noodige tot de reis te voorzien, k™!^" va> 4. Hierop zworf Saul door een gedeelte der warcn vcr" , , . ,. _ ' looren ; daar- van liet bergagtige Epkrnim, en vooral door om zeide Kis het laudfchap Salifa, doch vrugteloos , dus s^ne.mn» hij vervolgens het gewest van Sahalim door- cen van deJon' . gens met u , kruistte, maar weer te vergeefs, toen dat van cn maak u op, Jemini maar ook in dit gedeelte van Ephrahns loek dïezeïinprovincie vond hijze niet. 5. Waarom men ne"'s- 4 Hij de reize tot het landfchap Zuph voortzette. dan sins d°or tt- 1 o , 'let gebergte Hier gelakte Saui. zijne knegten, om nu Epbraims en hijmaar te rug te kecren, fchoon alles vrug- jgg AoorSa,)% teloos was om dat hij bekommerd was , of ™air zij v?n" zijn vader door hun lang uitblijven niet al Daar na gingen bezorgd zou worden , en in plaats van aan [and zijn verlies te denken maar blij zou zijn. in- ■F***" zij waren J ' daar met. voordien hij hen weer te rug zag. 6. Dus voor dCT hü dat dit werkelijk gefchiedde, verzocht een varf ^wwi* , . . doch zij von- denze niet. vs. 5. Toen zij m het land Zupb kwamen, zeide Saul tot zijnen jongen, die bii hem was, kom en laat ons wederkeeren, dit nier misfehien mijn vader van dc ezelinnen nflaate en voor ons bekommerd zij. vs. 6. Hij daarentegen zeide tot hem: zie toch, 'er is een man van vs. 1. Naar alle de omftandigheden door van N. K. en vooral Hezel nauwkeurig behandeld, is hij ten minden diep in de 30 jaaren out geweest , gehuuwd, en kinderen gelijk Benjamin-hebbende; dit is het geweone van den Bijbelftijl.  3o4 Het EERSTE BOEK $UUm in deze van het gevolg, waarfehijnelijk de voornaam* Had en hij is n£ om eerst; 110g iets te beproeven, het geen man, al wat hij bcm juist in den zin fehoot. In Rama zegt hij, ^kei-lijk * ia™ de ftad van dit landfehap woont een aanzieons nn der- jj?k profeet een man, van verbaazeud gewaarts gaan, ">-"J'v * > a . misfehien zal zag f wiens voorfpellingen aitijd uiikoomen, wi/amwij"^" dien man moesten wij eens bezoeken, — mowijdTaanClzuT- géfij'fc zou hij ons in het vinden van het ien. ^ n vee wel. te regt kunnen helpen. 7. Saul, zeide liuL tot die in het voorftel anders genoegen nam, brengt maar" riüfSl hier echter eene bedenking tegen in. Het was wij gaan wat OQpft zeSt hii, maar de welleevenheid eischt, zuilen wij toch ' o ■>' .. , , , dien man bren- eenjg gefchenk te geevcn, en wij hebben niets froo'dT'w^ bij ons, niet eens meer het noodige van eethit onze vaten , vvaaren, die wij op de reis genoomen heb- en wij hebber, u"""- ' ■> 1 " gcene gaave, ben ? noc zouden wjj dien beroemden gnjsw Ehbimfe aard dan met eenige gevoegelijkheid kunnen tepün wijr1 aanfpreeken ? 8. De knegt geeft den moed vs. 8. En de }ö; op> jjy zegt nog een vierde van een jongen ant- r ... ,. iwoorde saul {ii;ei bij zich te hebben , en die was naai voordeden zeV ^ voidoende , om den man tot mijne hand het eene belooning te geeven. 9- (Voormaals nu vierde deel noemde men dien man, die men in moeiclijckkeisf'S ke gevallen gewoonlijk ging raadpleegen, een' &%Mmt& Ziender, welke naam nu meer onbekend en fcijVns onzen weg wijze. vs. 9- (Eertijds zeide een ieder aldus infcratf als hij gins om Eltbim te vragen ; kom , en laat ons gaan tot den Ziender i want die heden een Propheet, die wierd eertijds een Ziender genoemd.) «j. 7. Men beledigd het Karakter van een' aanzienelijk man in hec Oosten wanneer men zonder gefchenk komt. Omkoopingcn van zulke lieden door gefchenken hebben eerst in volgende tijden plaats gehad, waar tegen de Koningen dan ter dier tijd ook wetten maakten. »>. 9. Ik twijffcl bijna niet, of dit vs. is uit den kant in den text geraakt.  der KONINGEN. Hoofdli.Lv. 2»5 met die .van Profeet venvisfeld is.) to. Na vs. 10. Toeii neemd Saul in den vomllag genoegen,. Zij^>e jtmj^Jr? maaken dus grooteren fpoed. om nog bi ",*"""J is tijds te Ramp te zijn. n. Zodra zij,nu den 'aat ons gaan, heuvel opklommen, waar de ftad op gebouwd na' .ifLd^S was, zagen zij al van verre de jonge doch- Bmwa^'T^ tas der ftad met haaie kruiken koomen , vs- "• ais , , zij opk:»mini:n om uit den bron , die. den fteoeluigen aan door den 0p- deszelts voet omfprong , water .te fcheppen. Una'n^iJ Deze vraagen zij, of de Ziender tans te Ra mM?lic" > <«c was ^ 12 , 13. Leupaarig antwoordden water te put- zij, dat de eerwaardige man maar even voor hun &n tojjbw^i* daar aangekomen was, dat hij nauwelijks in de *#W«M«rt V, , ' ' J VSf !-• toen itad was, en zij fpoed moesten maakeu, inge- antwpocdden valle zij hem ras te fpreeken hadden, omdat den^'Sefwi'S het oogmerk zijner reis was om een plegtig ^htT & offer in de ftad te doen, waarom zij hun » nu, want hij , J is lieden in de' raaden zouden om te wagten , tot dat de ftadgekoomen, offerhande afgeloopen was , en , hem in te %vo£. wagten als hij tot den maaltijd ging , die op het offer volgde. Zij twijffelden niet , of ys. 13 Waü- 1 •- j 1 •■ 1. . neer uidieden hu zou daar bij tegenwoordig zijn, om dat inde ftad kom;; 'er geen offermaal van eenig aanzien in de ,fczra zu^ndfjj ftad gevierd wierd, of men drong zo lang eer hij opgaat op , 0 de hoogte om aan , tot dat men het genoegen kreeg , om te eetén, wW dien eerwaardigen man daar bij te zien; ja S^SSS zo zeer was men hier op gezet dat bijna ko,m' f* thii 1 ° i zegent het of- nicmand zou willen eeten, voor dat de maal- fér, daarna eetijd door hem was ingezeegend. Zij voegden dlgdé; Soa» 'er bij, dat het nu. nog de regte tijd zou ^ nn^| zijn, cm den man te ontmoeten , zoo zij zu,t é»i lic«» zich wat reppen wilden. 14. Op dit bericht "vs?"^. Alzo, trokken zij de - ftad in en vonden het, gelijk infeadaoeï 111. 13. Zegenen betekent hier het tafelgtbtd tt deen. Mm. IV. Deel. V  3o6 Het EERSTE BOEK 7ii in het mid-hun gezegd was. Bij dc markt ontmoeten kw'amerf, ri" zij Semucl, die zich nu tot de plaats bezo ging Semut-i c ^ ^ offermaaltijd ftondt gehouden te un, hun re ge- b > J ° moet, om op- worden. 15. Nu had Jehovan hem daags te dendbgte. Vóteh bekendgemaakt, dat Saul, de aaniJb^ll' Tadt Koning , hem te Rama een bezoek Bét [voor] 5e- zou toornen geeven. 16. Zelfs wierden de tokS/j-noren ge- .. , , . openbaard ee- tijd, en de rede van zijne komst, waar uit SAm^kwam" bij Saul kennen kon, 'er bij gemeld, met zeggende: bijgevoegde last, om den held tot Koning vs. 16. Mor- JO , , . •• , Seu omtrent over het rijk te zalven, want dat rttj net Mjö *>ü, die eindelijk over de PlMftijÜ» eenen man uit zePenpraalen , op dat 'er dus aan het land Benju- ° , , , dien zult de fmeekingcn van regt geaarte burgeren begaWr" zalven antwoord wierd. 17. Zodra Semüül hén VZvlenhiizaï ™S Ü gevoelde hij de Godfpraak weder mijn volk ver- verleevcudi"'.!, waar door hij bericht kreeg, losfen uit der 0 ' . , pbiiiftijncn dat deze de aanmaanden Koning des volks S'mirvoik zou wezen. ». Bij de poort, die na de aangezien, de- flikte leidde, malkandereii ontmoetende, vraagt wijl deszelfs 7 geroep tof mij S a u l onbekend, juist aan Semuöliu perzoon, etvS0.°.7.UToen of hij hem ook de plaats , waar de Ziender, fa'nzag; zo^nt- Hij «1 & Had Was, gewoonlijk Zijn verwoordde hem ïjjjjf ijad? zou kunnen aanwijzen? 19. 't Welk isVrnan! Semucl filet de grootfte vriendelijkheid dus rgez'egd'heb: beantwoord: ik ben de man zelfs, hebt gij deze zal over ■■ ■ , te zeggen, ga dan met mij ter Hiaat mijn volk heer- j . .. , fchen. tijd , daar kunt gij mij langer ontmoeten , saul naderde blijf den nacht bij mij over, en dan zal ik tot Semuel in ..... . . . , „. 'c midden der poorte en zeide, wijs mij toch, waar is hier des Zienders huis? vs 19. Eu Semull antwoorde Saul en zeide: ik ben de 7iender ga op voor mijn aangezicht op de hoogte, dat gijlieden heden met mij eet, zo zal ik u morgen vroeg laten gaan, en alles, wat tij. 16. Hoe ftrookt het laatfte gedeelte van dit vs. met Ctf. VII: 13, 14. Is 'cr zulk eene fpoedige omwending gekoomen?  der KONINGEN. Hoofdd. IX. 307 tl morgen op de vraag, die gij mij voor te fc? uw hart is Hellen hebt, voldoening geeven, waar op gij ntn'geeven^'1" dan gerust kunt heenen gaan. 20. Intusfehën geraakten zij nader in gSprëk, tervvi 1 S^o't d0VS' 'zei^u de oogmerken zijner reize te ! kennen gif ; jjn g™*^ waar op Semucl hem zagtjens tot antwoord JM*t>_d»gvfflr* gaf, dat hij zich daar over niet zeer te be- tzi , uw Vart kommeren had , dat de ezelinnen wel te ilg wTt Ply z,m zouden koomen. Op zaaken van zo weinig B'' "ndo" > c" ii 1 1 ri ,.. . . 1*'e"s zul w belang behoefde hij met te peinzen, daar eer- s • het gelang dat alles , wat in 7sr«*het van Jemimi weder het kleinfte boven j}^ m'et] het itieinléii is, waarom mij dan door uwe gefprék-'«eS^dï ken zo hoog verheven? 22. Doch Semüci ft''nme be"'"~ o u t iu u L 1. mtns , waarom wilde :hem .op dien tijd niet verder verlich- &reekt sü mij ten. Ook maakten de plegtigheden-een eirfde «xke wooraan het onderling gefprek. - Ondertusfchen -Vs' L. gingen Semuül en Saul met zijn' huis-T*1*Un l?im 1 , 3 saul, en zune Kuegt naar de zaal, waar de maaltijd gehou- '""«en, cn hij den wierd, Semucl plaatfte hen aan het K "en" ^ boveneind' van de tafel , waar reeds 30 lie- % g den hun' plaats genomen hadden. 23. Hier op ".e der gaf hij aanftonds bevel, om nu de hoofd- wS" ojlrrem fchotel, het keurigst geregt , op de tafel te ^"ioe*. brengen, hebbende alvorens den kok belast zcidc s°m«*t 1 ■ . 7 tot den k-ok. ait zo lang agter te houden, tot dat hij hem U«f dat ïtuk, «.» 't welk ik u ,?e=eeven heb, waar van ik tot u zeide, *et het bij u wejf V «  4o3 Het EERSTE B,0 E K vs n. De orde gaf, om liet optebrengen. 24. Die fchoi , . , . , . ïeggendei fta ]ang, maar gingen, ontbectcn hebbcnee, le zaamen het huis uit. 27. Aan de ftadsdrii*° btddè poort genaderd, zeide Se muül tot Saul, gingen uit hij dat hij zijnen knegt gelasten moest vooruit b"itenw':'/l'im'te gaan, om dat hij hem alleen tc tpreekep ziuigeg'aanw^ had, dewijl hij hem eene openbaaring van renrtanhetéto.- |e Goddelijke ISIajcftek had meetedeelen. Dit de der ftad zo zeide Setnuïi gefehieddc. t|0M,S^UiLènZCdat hij voor onzen aangezichten heenen ga, toen ging hij hecue^ maa'r ua gij a!s nu ftil, en ik zal u gtjm woord doen hooreu. ••» •'■> '' ' '!'* '('■ ■-" 7 ,* *. 14. De woorden fiê h »# overgeblievent, zou ik dus invullen I het is Ier tiljle vut, bit tvergtbieeveut vatt bet oftr.  eer, KONINGEN. IIoofbd. X. 309 fip x.hoofdd. 1. J. oen zij nu beide alleen waren, haal- vsJ 1. Toen de Semucl een kruikjen met zalf-olie voor den dag, en zalfde Saul, volgens de Gód- $Hoöm en delijke beveelen tot het gewigtigst ambt. Ilii kustte 1]cr" > en Annj i •• 1- • ? , , . *?We : is het cleect vervolgens zijnen koning hulde met een niet Qffzo] dat kusch, onder de plegtigfte betuiging, dat Je-l^h "0Ó°! zelfs hem tot Koning over zijn eigen ^**!* • j}w volk gefteld hadt. 2. En op dat Saul om- zaïfp heeft?** trent deze waardigheid geen bedenking mogt heden \mmjj hebben, fielt hij hem ten teken het geval' f^e^manne' waar over Saul hem was koomen raadplee- vimic" bii het gen. Na dat gij mij verhaten hebt, zegt Se- Sn del»ndplamucl, en gij aan het graf van Rachel te Zelzah gekoomen zijt, zult gij twee lieden ont- m\lcn . u moeten, die u boodfehappen zullen , dat de 'innen 'zijn gelastdieren gevonden zijn, maar dat uw vader $S^pmt& voor u ten uiterften bezorgd is, niet eens meer denkende aan zijne fchade door het ver- de ..ZMk der lies der ezelinnen, gaarn alles willende opzet- ST'en 'lij' ten om zijnen zoon weder te hebben. 3. Al voo^Snf voortrcizende zullen u bij Elom-Thabor we- zc££cndc> wat j . . zal ik om mij- del 3 reizigers ontmoeten, gaande naar bet nen zoon deen,? uvan daar en voorder aan begeeft, en znlt komen tot aan ÉUm%ba\fr daar zullen u drie mannen vinden, opgaande tut Ehbim na Bethel, ecu draagtfnde dru bokjens , cn een draagenrie drie bollen broods, en vt. 1. Deze zalving is die van een' Profeet, en niet die gewoonlijk bij inhuldiging van een Koning gefehied is, want deze behoorde door den Hoogenpricster en met de olie des hciügdoms verrigt te worden. -.'i. c. Hoe weinig heerschzugt ftraalt 'er in Semucl door! Hij had het volk eenen Koning kunnen gecven , en de bijzonderheid van de za'.vir.;: alom doen verfprciden. Maar hij wil het aan het lot volkomen overtaaten. Hoe ver is hij dan vcrwi derd van de vaifehe ftnatkuuue, om eenen onbedreeven min aanzieneli,kcn jongeling te verkiezicr., cn daar door de mag; der regeering in rttndsn te houden. V %  3io Het EERSTE BOEK een' draagen- Godshuis om te offeren. Zij zullen 3 bokjens ^ ee.-e fles h tn ^ br, ,odcn bij zich hebbwi- met een'bevs. 4- En zü |10orlijke maat van offerwrn. 4. Ongemeen zullen 11 naar J . ft Ruwen] wel. nederig zullen zij u begroeten , ten uitenten en'^.»Tkne,'ü beleefd zijn, en 'u a brooden aanbieden, die twea brooden a-. h «ik aanneemen. 5. Vervolgens Reeven, en die E>*j " - zult gij van zujr jjij aan den uitfteekend hoogeii neuvei «ëmen. hand bii G'ib a koomen, waar de Philiftijnen nog ti«Vznlttsif ko- eene bezetting hebben , en waar eene hooge men op den fch00i js tot onderwijs in de Goddelijke wet- henvcl van Elt>- , „ , iim „aar der teii en in de gezangen aan den Godsdienst fS"-'"ime; gewijd. Zodra gij ter ftad intreedt, zal u en het zaï ge- troep van ]eer!iii'j:en op hunne wijze in fchieiien ,■ als ' ,, jij aldaar in de inmne omdragten met muziek vergezeld en zni, ont° gewiidde liederen, zingende in het afdaalcn van fiool* Prof/e" den berg , te eemoet koomen. 6. Jchovahs ten , van de wonderdoende Geest zal dan u ook bellraamende,env0or Wn. Schoon Oribedreeven in het opltellen van ften Tuiten GodsdiénftigÉ liederen zult gij de vaardigheid en trom-r.eien _eegt Verkiïiecn, omze voor de vuist op en pupen en v'u' » m •> harpen, en zul- te zingen, gij zult zelfs bemerken, dat uwe *een. profetee" denkwijs veranderd, cn veel verheevener zal vs. 6. En de •• Zoésa nu deeze aaneengefchaakelde geest van Je- "')"' l •. j bevub zal vaar- gebeurtenislen voorvallen, moet gij u gedraaover uTn gij gen, zo als u best zal voorkomen , evenwel in pniVet^ren^ën een vast vertrouwen, dat jehovah al uwe pooginBij zilt in een' „en begunftigen zal. 8. Ga nu naar Gilgal, ik anderen man f ° . • , . verande.dwor- zal u volgen, om daar plegtig brand- en dantc- vs" 7 En het zal gefchieden, als u deze teltenen zullen koomen, doe ï.i' 'vat u hand vinden zal, want Elebim zal met u zijn. vs. ii. Gij nu lult voor mijn aangezicht afgaan na Gilgal en zie, ik zal tot u atkoo- «r. 8. Hezei. meent, dat 'er wel 2 jaaren tusfehen beide verloopen Zijn eer zij malkandcrcn te Gilgal ontmoet hebben , denkt dat zulks uit Hoofdd. Xlltt 8. duidelijk zij; ik denk aan de ontmoeting Hoofdd. XI: 14. opgegeeven.  der KONINGEN. Hoofdd. X. 311 offeren te Aagten , vertoef 'er dan 7 dagen, mcn om v™ *«- 3 o » _ r muil te Baan> hij aanftonds zulle een vuur van digtkunde, veranderde hem dat hij Godsdienftige liederen begon optezin- ^wrf^ndS sren; en dit voorregt bleef hem beftendig bij. rJ<7n en, a,le & ' ° ° J die tekenen ïi. Toen hebben alle de lieden, die hem tc kwamen denvoren leenden , terwijl zij hem hoorden, in ZeIvs.e"o'!*Toen de niterfte verbaazing gevraagd, wat dit toch ™>n 'laaï,euvèi betekende? Welk eene verandering , fpraken kwamen, ziet .. ,r .. .. zo [kwam]hem zij, in den zoon van Kis, dien wij , naar een'hoop Prode denkwijs van zijnen vader gerekend, en m"™ "* e(fe' zijn kloek BofhiUE in, aanmerking genomen , Geest van ■' 1 , v"b werd vaar- jmmers onder de foldaaten zouden zoeken , dig over hem, , . ,. , , . , a, en hij prote¬ en is deze jongeling nu onderzien rei aer leno- teerde in het lieren, aan den Godsdienst gewijd ? — inde- v"n daad dat is verbaazend vreemd ! ia. Maar v». n. En , , ,. n 1 ,. het gefchiedde, een van de burgeren dier Had, d;e, 111 ver- ais een «jgeiijk, die hem van te voren gekend had, dat hij, ziet, profeteerde niet de Profeeten , zo zeide het volk , een ieder tot zijnen metgezel : wat is dit, dat den zoon van Kis gefchied is? is Saul ook onder de Profceten? vs. 12. Toen Kutwoordde een man van daar en zeide: wie is doch hun leermeester? vs. 0. Hij dagt niet meer cm zijns vaders ezelinnen, maar had verheevener uitzichten. Mus. vs. li. MtCHAëLis zet het over „ behben zij dan eeae? men, wie de vader, de eerfte opziener van het fchool was. Het is de Godheid zelf, (fprak hij,) en die kan immers zulke zeldzaame dingen voortbrengen. Van dien tijd af heeft men ook de gewoonte aangenomen, om bijwijze van fpreckwijs te zeggen , wanneer 'er een' fehiehjke en ongedagte verandering bij iemand voorviel» Hoe! Saul onder de Pro' vs. 13. Toen j'eeTen P l 13. Zodra nu de rei der zangeren fcaa*te profe* ?n fpeeleren met .Saul aan het hoofd een J:eren' kkwam einde aemaakt had, ging deze weder naar de hl] op de hoog- < ' e 0 te. bovenllad terug. 14. Hier ontmoette hem zijn s\ui's omi.zei-oom (waarfchijnelijk Ner) hem vrnagende, JoV'iiinen ]ou- llOÜ hij toch aan 't reizen kwam , cn wat zijn gen: waar zin t01rt ten oogmerk had. Saul gaf eenvoudig gijlieden heen D , gedaan? hi nu hierop tot antwoord , dat het oogmerk van zeiüe : om de n , ezelinnen te zijne reis geweest was , om de verloorenc zoeken : toen ezej:1inen van zïmen vader weerom te gaan wi: zagen, dat rij 'ei- • iet wra* zoeken, maar dat hij die tc vergeefs zoekenmen' wij tot de, zich naar Se muül hegreveu had, om Simnvi. te 2jcn ^ 0f dje hem zeggen kon, hoe hij ze vinden moest, cn dat hij langs dezen weg met de eerwaardigen man zo bekend geworvs. 1=;. Toen den was. 15. Dan Saul's oom nog niet te zeide saui.s va.eden, maar zeer nieuwsgierig hoe het toch oom: geef 11111 * i •• , doch te ken-toe mogt koomen , dat S emu cl op fijn iSUj^uliwïen "cel' zulk een' bijzonderen aandagt vestigde, gezegd? bleef 'er erndig op liaan, om den inhoud der gehoudeiie gefprekken met den Gods-IJro- pas naar dc familie tl vraagen. Zij zijn door eigen verdietijlen edel genoeg. n  der KONINGEN. Hoofdd. X. 313 feet te weeten, ten einde hier uit, was het vs. 16. Saih. . , . . , . .nu zeide toe moogehjk, eenige nadere opheldering te be- zijn oom: hü koomen. 16. Hier op herhaalde Saul de ^t1.0't,cs voorzeggingen, die Semüël gedaan had no- "en gegeeven, 00 ° ' ° dat de ezehn- pens het wedervinden van de ezelinnen, met nen gevonden , n v 1 j » 1 •* 1 waren ; maar de omftandigheden er bij; maar t geen van de zaake dcs zijne verkiezing tot den rijks-zetel gezegd ^a1"6"anS 'Sl. was, en de onderlinge gefprekken, die hier- muvi gezeid ' „ j ... had , gaf hij omtrent gevallen waren , daar van repte hij hem niet te niet een ééüig woord. — 17. Intusfchen deed kc""e"l Doch S e w u ë l den Raad der vereenigde ftammen Simai riep het , , , . volk te zaamen vergaderen ni het gewoon bedehuis te Miz- tot jebovab te pa. 18, 19. Alwaar hij op last van Jeho*m^"' ,'8. En va/?, zijnen Koning, in dezer voege aanving: 5?''dejg£tot/,. leden van den Raad ! dus fpreekt de Godheid: r#*/j : alzo Ik Jehovah, de oorzaak van uwe verlosfing X^\iMnThuit Egyptens flaverrrij en van alle uwe vijan- ëi^Ip™°b den, dc bron van al uw wclvaaren en alle ifwtl vAtSttf uwe reddingen, Ik ben door het voordel, én' ikheb miewaarom den Raad tans bij een vergaderd is, ten d™d ZTsgyp'uiterften beledigd, eischt evenwel nu eenen Ko- scrcd en van de hand ning ! Ik zal u tans uwe begeerte geeven, aller koningmaakt daar toe nu de noodige fchikking en onderdrukken!' kiest 11 dan een hoofd bij looting naar de ge- ..v.s- J°- J 0 ö gulleden hebt woone verdceling der ftammen. 20. Dit voor- heden uwen itel nam men geredelijk aan; 12 loten werden pcn, die u uit 'er gemaakt voor de 12 ftammen, men trok d(!n e™noödèn dezelve cn het lot viel op den ftam van Ben- verlost heeft fi 'mi*. 21. Hierop werden de hoofdtakken , ^«««/«'"'zet een Koning over óns. Nu dan ftclt u voor het aangezigt van Jebovab naar uwe ir,'linnen en naar uwe duizenden, vs. 10. Toen nu Scmuël alle de Rammei) Israfls had doen naderen,ïs de ftam Btnjamim geraakt, vs. ai*. Toen hij de ftau. Benjamins deed aankoomen nam haare geflagten, werd het vs. 00. Eenige weinige Handfchriften hebben die leezing, welke wij ingevoerd hebt en, voor welke het verband volkomen pleit. V 5  98| Het EERSTE ROEK gcfhgt Matw de Hamhuizen van Benjamin nader onder de fluL'de zoo" lo!il)g gcbragt en toen viel het lot op het gc^Lkt%nCzrij flast van Matri» daai™ ^ huisgezinnen, zogtcn hem, en nu viel het op Kis en onder de zoonen maar hij werd , , , , „ nier gevonden. van dezen bepaaldelijk op Saul. Straks vraagden T°z!j werden 'er toen booden afgezonden, om den voorder 3>£«-Raad hunnen nieuwen Koning voorteftellen; «nö, of die man ° " nog derwaarts Edoch men zogt hem te vergeefs, hij was ner- koomen zou ? . , , . t,. , , JHovoé dan Seris te ontdeKken. 22. Dit voorval maakte heeft zich ros- den Raad vertegen. Men vraagd , wat te fchcn de vaten doen, als de nieuw vcrkoorcn Koning nu niet vs. 23. zij nu ten voorfchijn kwam? cn , tot befchaaming me^'hem van van 's vo]ks drift, was het antwoord: dat zij daar, en hij hunnen Koning vinden konden op zijn land* ftelde zich in . r . hef midden des hoer agtcr de vaten , dat hij zich , op het twsS hoo-'er" S^'Ug1 van de bezending, daar tusfcheu verdnn ai het volk fchoolen had. ssl. Toen ijlde ieder weder van zijne fchou- J ders en op-naar het huis van Kis, waar men Saul ■• 1MR/941 Toen z0&- en 'Iem ook vond, en nu werd hij 011fotïet gmfche c_er 'ict ScroeP van ^anS ^e:v! de Koning naar voik: ziet gü, de vergadering geleid cn aan de menigte voorwen Jtbcvab n ,j , • vcrkoorcn gelteld , die met zijn buitengewoon groot r i;!k?hiT!ntis P0StlIl!r Wa* ingenomen. 24. Bij die gele'er niemand genheid liet Semucl niet na, om het volk onder het gan- fcWvoik.Toeti den door Jehovah verkoorencn Koning voorganfche volk tcdraagen en van zijne deftige houding geen zeide: de wag tc maaken, jiet o-eell met een algemeen honing leevc. . . ° vs. 25. Se- gejuich van lang leeve onze Koning! bcant- to't 'hct vo* woord werd. 25. Vervolgens Helde Semucl SoWgrijks den 'm den ^-aad dc noodige wetten en bepaalinfchreef het in gen voor, die de nieuwe Koning bezweeren een bock en ... ,. , .. icide het voor moest; zodra zij aangenomen waren, het hij- vm "El! ze ai"i"c'Jrijvcn cn het origineel bij de bondark Toen het Se- leggen, en hier mede fcheidde deze zaamenkomst mui! het gan- iche volk gaan, elk naar zijn huis.  der KONINGEN. Hoofdd. X. 315 van de hoofden der vergadering. 26. Ook ^ vertrok de nieuwe Koning, die nu weder naar zijn" huis naar zijne wooning keerde , zijnde de drift fanytS- heir des volks reeds zo ver bedaard geworden, g^^ierhardat flegts eenige weinige krijgs-Bevelhebbers ^ ^/.w» gehem vergezelden, dezulken namelijk, die door de Voorzienigheid Gods bijzonder met hem ingenomen v/aren. 27. Doch een hoop oproer- vs. 17. Doet» maakers liet n:et na den nieuwen Koning in stiisJs zeUen: veragtittg te brengen, met befchimping pende: of dit nu de held zou zijn, die de en zij veracht8 „ ten hem , cn overwinning op de Philiflijnen volkoomcn bragtcn hem maaken zou ? flegts weinige deeden hem hul- ^ff^"^ dc door gefchenken , doch Saul trok zich »<* doot- dien hoon niet aan , maar verkoos zich ftil te houden. xi. hoofdd. i, lip dit voorgevallene bleef de nieuwe vs. 1. Toen , ... , , toog Nahas , Koning een ftil leeven leiden, tot de volgen- de Am mometer de omftandigheid hem aanleiding gaf, om het °p riiks-bewind in handen te krijgen. Nahas GUead en atte J " de mannen van namelijk, de Vorst der Ammonieten, onder- jabes zeiden nam vijandelijkheden tegen het vermaarde Ja- ™aak ^„"yerles, in GUead gelegen, en belegerde de ftad, ^"^nTij' met dat gevolg , dat de bezetting zich een- n dienen, paarig op redelijke voorwaarde wilde overgeeft. c7. De gefchenken waren het den gratuit, dat men den Vorften bragt in den tijd, toen 'er nog geene belastingen waren ingevoerd. Het laattle gedeelte van dit vs. zet MiCHAëLis over ,, docb Saul handelde , als cf hij '» niet merkte." vs. 1. Dit Jabes zal nog niet zeer fterk geweest zijn, dewijl her, in den Bcnjaminietifcbett oorlog , door dc Bondgenootcn zeiven verwoest geworden was.  3iö Het EERSTE BOEK v=. n Doch ven, dewijl zij geen ontzet van haare bron è*»hr, zeide deren ^ gemoet zag. ft. Doch dc Vorst, Z\AmL?t trotsch op het geluk van zijne wapenen, weime" "uucdèn §Crde CCrli-ike voonvaardcn aantcneemen, en maaken, dat tergde veel eer de bezetting , zeggende , dat lm "het regter h% c!an de ftad bij verdrag wilde inneemen, .r0?daf"!kdezè WanneC1' elk füldaat Ilcc n^Èfer oog , (waar rehvide op van men zich ter dier tijd in den oorlog alle**? Israi' leen dienen kon) zich uit liet ftecken. 3. Dc itfd* w-mSS BevcIhebbers van fabes , door deze netelige de ondften van omftandigheid verlegen, verzoeken om zulke zeven ' dagen "arde voorwaarden een uitflel van 7 dagen, Si} °nEbooden bcdoelende , om in dien tusfehentijd bij de zenden in alle voornaamfte fteden van Israël op het fterkst de lindpaalen r van israni: is aan te houden om ontzet, en zoo zij dit niandf "ie ons onverhoopt niet bekwamen, zich dan op gczuneT wij tot Iiadc van C'en overwinnaar overtcgeeven. 4. Inu uitgaan. gevolge dit plan werden 'er renbooden afgebooderte.Cf- zonden, die tc Gibea, Saue's verblijfplaats, meisTÓSfpraa- koonicnde, de burgerij hunne omflandigbcden ken'zij deze voorftclden , met dat gevolg, dat een ieder, woorden voor ,. , , , , de ooren van die ben hoorde, over het lot der belegerden ïiéf™'hèt volk tcn uiterfte wicrd aangedaan. 5. Iutusfchcn haare ftem op, kwam Saïjl van den landbouw , waar hii cn weende. ..... J vs. 5. En zicli als een bijzonder burger meó geneerde, kwam agteSrAde A1 ra?ch f*Ö*» &U dc verflaagenheid, die 'er hetdvcTd Tn overal gevonden werd, en vraagt naar dc rcSAot zt'ide: de dezer aandoening, waarvan men hem be- dat het weent; ligt gaf. 6. Op dat oogenblik ontvlamd in hem \T heCmClddë een liem tot ncS toe onbekende heldenmoed, woorden van die door de billijke verontwaardiging over de mannen van , , . " •. , „ jabcs. dcn hoon , der Natie aangedaan, nog fierker wcri de Geeft wcrd aangevuurd. 7- Dij peinst niet lang, Elobims vaardig eer Saut. , als hij deze woorden hoorde , en zijn toorn omfbk zeer. vs. 7. En hij nam een paar hinderen cn hieuwzc in Hukken , en  der KONINGEN. Hoofdd. XI. 317 wat in dit gevoel te doen , maar doet een zon'dze in ai.... ,, .' lcu landhaaien paar runderen, van gelijke kloekte en jaaren i,r,iis door,de voortbrengen en llagten tot een offer , om Jg* gansch Israël tot één oogmerk te vereenigen, die piet ■ zelfs uit.rekt waarom het ook met plegtige eeaverbinteius- agter saul en fes vergezeld ging. Hierop werden de Huk- afz" ken van het offer, overal aan den Raad der r,|n^en Heden toegezonden , met bijgevoegde betui- viei de vrees , . ' ... . \mJebDvab up ging: hoe de Koning bij eede gezwooren iietVoik, enzij had, dat elke Had, die zich nu tot Ve^os- fSffmkn. iir.g van niet vereenigdc , zeker vcr- wagten kon, dat men haare runderen onder het Bevclhebberlehap van Semucl en Saul, vs. 8. En M ook in Hukken zou hakken, hij zou alles ver- 2%, >en dér nielen. Deze Houtmoedige daad van den ^er*^j2j Vorst, hoe magteloos hij inderdaad wezen drie honderd , f •-<■> duizend, en mogt, verwekte hem zulk een ontzag en eer- der mannen Jabied , dat de troepen tot de Armée van alle kanten wierden aangevoerd. 8. De verzamel- 9- Toen ° zeiden zij tot plaats was Bezek. Hier telde men het volk, det>ooden,die , , 1 „ , gekoomen wj- toen ontdekte men, dat er 300,000 man ren. aldus %m was, behalven nog 30000, die Juda leverde. ^jf™ te ^ * 0, Hierop werden de renbooden uit fabis i>" >n aitai , zeggen: morgen weer terug gezonden met cie volgende bood- zal u veriosfmg fchj-p aan den Stads - Bevélhebber : dat men f™h?etza* binnen kort , en wel op den volgenden ™uord™'bood^ dag door eenen gelukkigen veldflag de Had kwamen en hoopte te ontzetten ; eene tijding, die bij ^igjcn v^n°l\ê »>. 7. Hier word , volgens Michaëlis , van een' wijze van werving gefproken, die in den uiterden nood ook bij andere volken bekend was. Maar Nieuwland hond het, met mij, voor een plegtige bond - bezweering. vi. 8. Sczek hier gemeld was waarfchfjnelijk niet ver van Jubes, bij ien Jmdaan.  3tS H»T EERSTE BOEK mannen te ^a- tje belegerden ongemcene blijdfchap en nieules, werden zij ' •■ . verblijd. wen moe.l verwekte. io. Ook was men d ar nisraicu' E™ °P list bedagt, want, om de belegeraarcn z) morgen2zullen V* l™gCV °Pte,10llden \ VerZOgtCll zij faog wij 'tot ulieden maar een' korten tijd ftilltand te moogen hebzult ons doeii, bcil , beloovende, zich dan op 'sKonings ge■ goéd is'Tu uwe nade te zuIlen overgeeven. tl, Imus'fcheri °°vsn!ii Het m'Ue de Hoofd - Armée , die ter ontzetting gefchiedde nu dienen zou , op de been. In 3 deelen verdaags , dTtSAu" deeld> floeS z'i °P marsch en in den vroehet volk fteide gen was men alreeds in het gezigt der viian- in drie lioojien a ° 3 en zii kwamen den. Al rasch raakten de troepen van beidèshYegcrsddin den kanten flaags. Men ftrced heftig tot op den morgen- ^en middag, doch toen was de Armde der waak en zij ° 3 floegen Am- Ammonieten ook zodaanig uit malkamler ge- MON , tot dat n , r , , ... de dag heet Hagen , dat men geen 2 foldaaicn meer. bij gefchièdde.dat cen zaS' I2- De overwinning was allerglode overige al- rieifjkst. De burgerij in Israël, de foldaaten zo verftrooid , , . werden , dat waren er ook zo mede ingenoomen, dat een n°twee zm- ieder zaamenfchoolde, 0111 Se muül een ver- men bieeven. ZOek te doen: waar, zegt men, zijn nu die vs. 12. Toen ,. » s •> J zeide het volk heden, cue met zo veel veragting zeiden: zou wie isShij""die zuuk cen onaanzïenclijk perfoon, als Saul saul over ons onze KoilinS Z'JU ? wij eifchen nu die lieden van regceren? Geef aanzien op, wij willen den hoon, den Ve-rst hier die man- , , , nen, dat wijze tocn aangedaan, nu wrecken , en vorderen d°vsd.eni3. Maar dus hun leeven. 13. Doch Saul toonde Saul zeide:'er eene ■ goede ftaatkunde te bezitten, hij zogt zal geen man , „ , , , , gedood wor- net volk tot bedaaren te brengen , en be- w'i^efthé-tuiSde' dat I!icts hem onaangenaamer zou den eene ver-zi[n dan dat een dag, waar in de Ooper- losfing 111 Israël " . „ Z , gedaan. Koning gulk eene treflende overwinning ge- vs 14 Voorts Seeven nad ■> mct net bloed van aanzieneliike zeide Semuüi burgeren bevlekt zou worden. 14. Edoch Sr.- tot het volk : , „ kom, laat ons muel', de goede gezindheid des volks be-  der KONINGEN. Hoofdd. XI. 319 merkende , achtte het toen den regten tijd, naar Cllgal om te Gilgal de inhuldiging van Koning f»» .en het ö _ koningrijk al- Saul op nieuw te doen. 15. Op zijn voor- daar vcmieuftel trekt een ieder derwaarts heen, daar werd w™; IS_ Toen de dag der krooning met ftaatige offeren op &wal ^j«* fehoraïïs altaar gevierd. Het was een dag en maakte saul " ,>. , aldaar Koning van algemeen genoegen en maaltijden, zo voor VOor het aan- den Koning als voor de burgerij, en ieder gjjg was even zeer verblijd. <•'" zi> offerden J daar dank-of- fere* voor het aangszigt van Jebtveb, en Saul vervrolijkte zich daar gansch zeer met alle de aanzicnclijkin van Israll, Bxii. hoofdd. if deze plegtige gelegenheid verfcheen ys. 1. Toen Semuöl in den Raad der vercenigde ftam- tot gan-xh ismen, cn deed, bij het nederleggen van zijn ^'''„"j'^ Richterambt, de volgende aanfpraak: eerwaar- item gehoord .. ,. in alles , wat dige leden, gij zult door mijn tegenwoordig gij mij gezeid gedrag overtuigd zijn, dat ik geen' zugt gehad hebVenKwhfi heb om het bewind vóór mij zeiven te houden, over u s=ezetmaar in tegendeel alles in het werk heb gefield , om aan 's volks begeerte in het verkiezen van eenen Koning te voldoen. Hoe wispeltuurig gij u zeiven daar op gedraagen hebt, vs. 2. Ennu, zal ik verzwijgen , dewijl alles gelukkig herfteld de k'onmgvoor fchijnt. — 2. Gij hebt nu eenen Koning, die, ^n^lnHli op uwe begeerte en met een' gelukkigen uit- ben oud en flag uw eerften Bevelhebber geweest is, en den* enf zIe°tV mijne jaaren zijn nu tans zo hoog geklom- z°°n™ ' vs. 1. Volgens Venema zijn 'er tusfehen de eerde zalving van Saul en de openbaare die hier vermeld word, 18 jaaren verloopen, want bij de eerlte was hij nog een jongeling in het huis van zijnen vader, maar nu had hij al een' mannelijken zoon Jonathan. Bij de laatfte zalving eerst heeft Semuèl dien afftand van het rijk - beduur , die hier verhaald word, gedaan.  320 LUt eerste boek ikvooruwaan- men- dat ik'mij veilig ontflaan kan, en het gezi-t ge wan- deia van mijne burgerlijk bewind mijnen zoonen kan overSll"^ laaten. Ik heb van mijne vroege jeugd af r }'s- ?• zi,et reeds dien post bekleed, en mag dus nu wel [hier] ben ik. r ' ö Betuigd tegen ruste ïieemen. 3. Bij deze gelegenheid durt mii voor Jebo- ., . , j- 1 -j •■ n vab en zij-ik in de tegenwoordigheid van mijnen Heer tv^enT'os^nÉ eu zy'nen Onder-Koning plegtig betuigen, (ik genomen hebbe daag zelfs een ieder uit, om mij van het tcfk 'genomen gendeel in het geringftcn zelv te overreden,) verongelijkt da* Seene fchraapzugt, geene partijdigheid mij hebbe , wien jn mi;n am[1t vervoerd hebbe — wars ben ik ik onderdrukt 3 hebbe , van van alle gclchenken geweest , waar door het een"5 gefchenk recht zo vaak geboogen word, en zoo 'er, genomen heb- injjn weeten, iets van dien aart gc- he, dat ik mijn' J ' => oogen van hem beurd mogt zi'n, dan ben ik bereid, om het hebbed" zo^zai aaiiftoiids te vergoeden. — 4. Hierop werd 'er ik het ubeden j eeiiftemmig geroep in den Raad gehoord: wedcr^eeven. r> ö r o vs. 4. Toen neen, eerwaardig man! neen, gij hebt ons geene zeiden zij: gil ' ° , ■ 01 , .. hebt ons niet onaangenaamheden aangedaan , waardoor wij nochnggijkiiebt ö beftuur moede zouden wezen, geenzins, — ons niet onder- u00\t gebruikte gij UW gezag tot Olldcrdrukdrukt, nog gij .. . . , r hebt van ie- kmg, gij hebt geen lchijii van knevelarij iètt^genoinen.'1 vertoond — wij zijn met uw bewind ten uizeidé hii'^to" ter^en vergenoegd geweest. 5. Waarop de hen: jebovub grijsaard met veel bedaardheid antwoord: het zij een getui- f . <■ ..... , ge tegen uiie- is in oe tegenwoordigheid van Jehovah, en vs. j. De Oosterlingen geeven aanzienelijken het meest een paard ten gefchenke, maar in dien tijd bediende men zich van ezelen, in de plaats van paarden, van daar de fpreekwijs, die hier voorkomt. — Zijne oogen verbergen , een andere zegwijs , die hier voorkomt, is eigentlijk niet eens op den duur op iemands klagten aebt gejlagen te hebben. vs. 5. MiCHAëLis heeft: en Saui. zeide ik ben getuige. Maar de meeste Handfchriften hebben: wij zijn getuigen, en deze leezing verdiend te voorkeur.  der KONINGEN. Hoofdd. XH. $M zijnen gekoozen Onder-Koning dat gij deze den en zün gebelijdenis aflegt, gij hebt dan niets m er van Üal'^n zij" aanlpraak in den Raad, waarin hij hunne ra. 6. Vo'ori verpligting nader aanwees jegens hun Heer, 'l'e't hunnen wettigen Koning, op wien zij nog ^t.hk^9bhvt minder rede hadden van onvergenoegd te m«ses . ■ uzijn , want Jehovah was het, die in den mor- heeft, en die genftond van den burgerftaat hun die wigti J^^"/* ge mannen Moses en ASron bèlchikt,op^l,ra^1iic'e^ had , en hen buiten hun beleid uit Egyptens Helt u [hi< r] flavernij had uitgevoerd. 7. Vergun mij dan, den' nchtè"; achtbaan Raad, (vervolsrde Sem u ë 1.,) dat ik v."t,r he£ v™'f- 3 v D . zigt van ytho- m de tegenwoordigheid van uw HsEit bellis- vb. ..eer allé fend bepale, hoedanig uwe vérpltgting aan dien renbX'n "vla wettigen Koning zij, van de vroe-fte tijden al', 'u 8. Ik begon zo even van de verlosfiug uit llwe vaderen „ , „ ...... , c , gedaan heefr. Egyptens flavernij; ik bad reeds van den vs 8. Nadat tijd dat Jacob in Egypte» kwam, kunnen JjTg^en aanvangen: van dien tijd af heeft uw Heer bi W:,s > ,riepen , S.; llwe vaders tot reeds Zijne gunst beweezen, want zodra gij.,5«*»«* en het, na de intreede in het genoen.de land, Mo^s'^cn Pahang haddet , cn tot Hem riep , bezorg M£» „« * de Hij 11 niet alleen die 1 wigtige man- «wen uiÏBgjp- i» ir ... „ .. t*n, en dceden nen , Moses en Aanos, maar verlcbafte hen aan deeze 11 ook vrijheid en maakte u bezitteren van f™Ce wo°" dit gewensc'nte Kanaan. 9. Maar hoe flegt zijvs- 9-' Maar beantwoordden de beweldaadigden aan deze jebwab, "hungunst? zij dagten niet meer aan die verplig- L.wko/tfla ting, welke zij aan Jehovah, hunnen Koning, ^" '"sisera"" hadden, waarom Hij toeliet, dat der Moabi- J » , , dewüie wij fr- gepleegd, n. Ui ftraks werden er weer ST^'jwBS Vaderlandlievende mannen opgewekt, een Gi- gfdiend d e o n , eeil S 1 m s o n , J E p h t a , ja ik durf hebben. En nu, mij gelven vrijvoedig onder dat getal noeruk ons uit de J , , , „,,„,. hand onzer vij- men, en door dezen werd gij van de oveizüfien u dTe"- heerfching uwer vijanden in zo ver weer benen. _ vrijdJ dat gij in vrede het genot van uwe jebo'vab 'zond bezittingen mogt fmaaken. 12. Maar toen bedaT,SL' e" Nahas, der Ammonieten Koning, toebereidJephta en Se- f j maakte om u te beoorlogen, werd uwe tnuel , en MD . rukte u uit de wispeltuurigVieid weer gaande. Gij waart niet anden'ronLm", alleen mijne rigterlijke bediening, maar zelfe zeker dwoon- de uitfteekende Gods-regeering moede. ^ De det- A]s algemeen e roep was toen, dat gij eenen Koning, Rrjnuza'agt,dat gelijk de andere volken begeerdet, en zulks nlnl^defkin- wel in een tijd, toen Jehovak genoeg bewijdeven Ammom „af fat Hij, als uwen Koning , alleen tegen u kwam , ° » J ' rnlj/nèen1, maar een Koning zal over ons regeeren, daar Jebovah uwe Elolim, toch uwe Koning was. vs. 11. Bedan (laat 'er in den text voor Ben-Dan, dat is, dep Daniet bij uitfteekenheid, t. w. Simson. Mus. leest Bahak — zo OOk D a T II E. gr. 12. Tot naaste en dringende oorzaak van de begeerte naar eenen Koning word hier opgegeeven de zugt om zich te beter tegen een trotsch nabuurig Vorst te verzetten. T. w. de keus van Saul was al lang voor den AmmonhtifcUn oorlog gefchied, (de rede lag toen in het verkeerd beftaan van Semuöls zoonen) maar het befluit, om den Koning te neemen, werd lterker doorgezet, toen de Ammonia t,ebereidfelen tot den oorlog maakte.  der KONINGEN. Hoofdd. XII. 323 erkend wilde worden. 13. Gij irioogt u nu vs. 13. Eri in de vervulling uwer begeerte verlustigen. ™' lening" Wij hebben het genoegen den Konin? , zo f'Qn vcr- c 1 ' kooren hebt, algemeen begeerd, zo zonderling verkooreu dienpijbëgeercj tans aan het hoofd van dezen Raad te zien; fcbovas"heeft uw Befcherm - God heeft de keuze zelf be- J^'u ^tel"S vestigd. 14. Waar ik nu op aandring is te- vs- Z"«ü vens mijn hartelijke wensen, dat gij namelijk vrecTeneriheta; van nu af altijd waaren eerbied voor Jehovah «Sei^tóJ en gehoorzaamheid aan zijne wetten mooat ren \ en. l,en , ■ 0 monq van Je-, bewijzen, en met meer zulk eene opzettelij- bovab niet weke wederftreeving in uw gedrag vertoonen. z?*'™ ^^"Zo gijlieden op deze wijze wilt handelen, J^" 'alszdc ™£l zal 'er geene nadeelige verandering koomen, nins> dic over • >,i 1 , , , , u reeeeren zal. maar gijlieden zult dan onderdaanen van Je- voor/pocdig hovah en Saul zijne Onder-Koning blijven. £1™ jfc 15. Doch zo uw gedrag weder verkeerd en him 's-.. opzettelijk wederftreevend tegen Jehovah, uwen iMi'Mi« wettigen Koning, is, zo zal Hij u even zo £F rder^zurt bezoeken , gelijk Hij uwe vaderen getuatied !loorcn' maar i. J . t» .. o o den mond van neert. 16. En, om mijne betuiging, op de- wederzen dag , te plegtiger aantedringen , verzoek JoÈ^détoSa ik elk opmerkzaamheid op het wonderteken, tvea"en f^™* dat Jehovah tans gceven zal, en het geen te- a,s te?en uwe' vens mijne Helling bijzonder bevestigen zal, hoe vf*2$. ook 5%Aoy«6 uw gehouden gedrag in het verkie- Sftg euzie™ zen van eenen Koning afkeurt. 17. Gii we^t t,icB""ootezaak, .... ' ' die Jiitvti allen dat in oen tarwen - oogst de donder- v°or ü doen buiën in dit land onbekend zijn, als het nu "vs. 17. is i,ec 1 niet van daa? de tarwen - oogst ? ik zal tot Jebovab roepen, en hij zal donder en regen geeven, zo weet dan, en ziet dan, dat uw kwaad groot is, dat w. 14. Men kan het ook vertaaien vetbarjen te zijn, dat is gij zult bevestigd worden. Dit is een Hliffis, men moet daarom in zijne £ïdagte invullen: ze niét tegen u zijn. x i  3i4 Het EERSTE BOEK gij voor de oogen van Je' bovab gedaan hebt , dat gij eenen Koning voor u begeerd hebt. vs. 18. Toen Semuël Jehovah aanriep, zo gaf Jehovah donder en regen te dien dage ; daarom vreesde al liet volk zeer voor Jehovah en Semuël. vs. 19. En al het volk zeide tot Semuël : bid voor uwe knegten, Jehovah, uwen Elobim , dat wij niet derven , want boven alle onze zonden hebben wij dit kwaad daartoe gedaan , dat wij voor ons eenen Koning begeerd hebben. vs. 10. Toen zei Semuël tot het volk: vreest niet, gij hebt al dit kwaad gedaan , doch wijkt niet van agter Jebevab af, maar dient Jehovah met 'uw ganfche hart. vs. 21. En wijkt niet af tot de ijdelheden , die niet voorderlijk zijn, noch verlosfen , vvant zij zijn ijdelheden. vs. 11. Want Jebevab zal zijn volk niet verlaaten , om zijnes grooten waarheid is, 't geen ik beweer, dat gij Jehovah beledigd hebt door het verkiezen van een Koning , dan zal Hij op dit oogenblik , eene ontzagchelijke onweersvlaag doen opkoomen. — 18. Dit gezegd hebbende, floeg de eerwaardige Staatsman de oogen ten Hemel, en bad. Straks viel 'er een 011 weder , zo zwaar dat de ganfche Raad cn de menigte ten uiterften bevreesd werden, en bewijzen gaven van diep ontzag voor den Koning en voor Semuël , zijn' geliefften dienaar. 19. Nu was het verzoek van allen , dat de oude man uit hunnen naam Jehovah fineeken mogt om vergiffenis, in plaats van regtmaatige ftraffen te ontvangen. Nu wilden zij gaarn toeftaan , dat zij bij alle andere verkeerdheden nog het hoonend gedrag gevoegd hadden om eenen anderen Koning tc verkiezen, ao. Semucl, het volk nu in eene goede gefteldheïd ziende, betuigde hun toen: dat zij voor ftraffen niet behoefden bcdugt te zijn, mids zij 'er zich nu op toeleiden, om hun H e e r . opregt te dienen, cn niet weder, als te voren, allengskens en van trap tot trap ontrouw te worden. 21. Hoe verder zij zich verwilderden van de Gods - rëgeering , hoe fchadel ijker het voor hun wezen zou , want in den dienst der afgoden was geen voordeel te behaalen. Daar zij zelve niets waren, konden zij ook niets geeven. 22. Geheel anders was het met Jehovah , Die zijn' gekoozen volk befchermen zou , al was het alleen maar, om dat Hij de Israëlleren zelf tot zijne onderdaanen gemaakt had , en dus naams wil, dewijl het Jebovab belieft heeft, ulied.m zich  der KONINGEN. Hoofdd. XII. 325 Zijne eer, hoe onwaardig zij het waren, verdee- toc cen volk te maaken. digen wilde. 23. Verwagt ook niet van mij, vs. 43. Wat (vervolgde Semucl) dat ik, offchoon ik ^ "L'^ij nu zo fterfc fpreek en op het oogenblik dat verre van mij, .... , dat jk tegen ik mijne bediening nederleg, die ontrouwheid Jehovah zou jegens Jehovah , zo wil wreken , dat ik de ^"zo^afl^me" bekmgens van de Natie door gebeden niet lan- , ulieden 0 0 te bidden, veen eer behartigen zou, neen, onaangezien mijne ik zal u dei> ... , goeden en reg- rust, zal ik, evenwel met nalaaten, om, al ten weg ïéeren. wat billijk en recht is, u geftadig onder het a^ 'j,b^al\ oog te brengen. 24. Mids gijlieden maar aan- en die,.u, hem 0 0 ° J trouweluk met houdend zijt m eerbied aan dezen uwen Ko- uw ganfche .... . , hart .want ziet, nmg te bewijzen en met een opregte ziel , hoe groote dinHem , wien gij zo verbaazend veel ver- 5en Hljbl' ?'l?~ ' ° J den gedaan heb- fchuldigd zijt, gehoorzaamt. 25. Maar verkiest be- .... , . , , ' . . vs. 25. Maar gijlieden uw gedrag, als voorens, mtengten , indien gij voordan verzeker ik u , dat het met den burger- doaent ^^uh ftaat, dat hetmet den nieuw gehuldigden Ko- bvlieclen > als ook uwe Koning ongelukkig ar zal loopen. ning , omkoo- men. SXm HOOFDD. aül had nu het eerde jaar zijner re- vs- saul , , , . ...... T , . was een jaar geering gehuckig geëindigd. In het tweede in zijne regeering geweest , v. 1. Men is verpligt den text hier te verbeteren ; — gemeenelijk brengt men 't geen hier verhaald word op Sauls eerde verkiezing tot Koning , doch 'er zijn meer dan 2 jaaren tusfcheu beiden verloopen, want bij de eerde was hij nog ongehuuwd, nu heeft hij alreeds een' mannelijkcn zoon. Eigentlijk daat 'er Saul was cen jaar oud. De gedagte van Hezel is taalkundig en chronologisch valsch , Vicnoi.es cn andere verbeteren hier hij conjectuur: lij was 14 jaar oud en regeerde 22 jaaren, doch 'er is geen zweem van waarfchijnlijkheid in de verfchillende lezingen voor zulk eene flerke verandering van den text. In de brieven van Herder uber das jludium der Theologie, leest men dust als Saul een jaar geregeerd bad, 2 jaaren , na dat hij tot Koning befiemd was, zogt hij 3000 man uit. De lezer gevoelt wel, wat ik de voorkeur geve. X 3  |?0 Het EERSTE BOEK en het tweede vielen 'er aanmerkelijke gebeurtenisfen voor, hij over bmïi. i. De eerfte onderneeming, op die , welke verkoos' Tz'!ch nem de algemeene achting verworven had, $abi dnc (tui- was tegen de altoosduurende vijanden der Nazend mannen uit hraéii cn rie als hec van Beth-Aven. 6. Zo dra het gerugt van -!*•«« zulk eene talrijke Armde, aireede in optogt, zee is, en zij , toogen op en onder de Israëlieten bekend werd, was er legerden zich eene algemeene verflagenheid. Een groot deel g^het o'oVcn verftak zich in ontoegangelijke holen, digte van Seth-Abosfehen, natuurlijke fterktcns, die ongenaak- vs. 6. Toen , . „ ,c de mannen van baar waren, en m andere vestingen. Zells israVt zaKen, fcbaamden zij zich niet, om in onderaardfche *^ ^Sbft koornfchuuren zich te bergen. 7. De overige aandringend velk [derz'tjan- weeken zelfs over den Jordaan, en fchoon integendeel, daar hij als Koning ook het en Hü offerde recjjt nieende te hebben, om te doen, wat br»h!-orkr. ... 'vs. 10. En hij oorbaar rekende, gebood hij, dat men de toenhT] 'geein- offerhanden, om een' zegen over den veldfjag brandofferhte 'lC W&rügen, maar aan moest brengen. Zijofferen, ziet, ne beveelen werden ook opgevolgd. 10. Dog zo kwim Sr- . , .', . , niue-1: Knsnul naauwehjks was die plegtigneid ten einde gefr,-cm"et,hom l',,'P'-'n - oi? 'er k mt tijding , dat Semucl hem te zege- ,,p weg was? waarop de Koning hem te gevs. 11. Toen moet ging, om hem te verwelkoomen. 11. Zowat hehT^gij dra Skmuöl in dc Armee is, ziet hij aan gedaan ? Saul fjeH overgeblecvencn toeitel, wat 'er gebeurd nu zeide : om dat ik zag dat is. Hoe, zegt hij tot Saul, wat is dit? — van mi, ver. welk eene daad ! — tegen de beveelen van bp^den'beftb™'- S^kwaft aatigchandeld ! De Koning verontden tijd der fehuldigd zich met draajerijen. Hij had 'er kwaamt, en de zich genoodzaakt toe gevonden, om dat de vs. 9. Bij de eerde nmftandighMd, waar in zijne gehoorzaamheid aan Jehovab , door SEMuëi. zo fterk bevolen, beproefd werj, gedraagd Saul Zich reeds niet onderworpen, maar als Souverein.  der KONINGEN. Hoofdd. XIII. 3^9 troepen , hoe langer hoe meer deferteerden, en de bepaalde dag nu aireede verloopen was , zonder dat 'er tijding van Semucl kwam. De zaak vereischte fpoed , daar de Philiftijnen hunnen Hoofd-Armée ook nu aireede voor Michmas geflagen hadden. 12. Ja voegt hij 'er bij , ik was zelfs bedugt, dat de Philiftijnen al rasch tot Gilgal zouden doordringen, en ons in de legerplaats overvallen, 't Is waar, (dit beken ik,) ik heb in deeze netelige omftandigheden Jehovah niet met gebeden geraadpleegd, maar, niet tegenftaande mijnen drift, heb ik evenwel den ■ Godsdienst niet verwaarloosd, maar juist hierom , die offerhanden , die men bij eene omftandigheid, als deze is , doorgaands opbrengt, laaten offeren. 13. Semucl wil nu tooneu, dat hij de getrouwe ftaatsdienaar van zijnen Koning is, en den Vorst in zijne verkeerdheid geenfins wil fterken: uw gehouden gedrag , ( zegt hij daarom, ) verdient geen verfeiiooning , maar levert een bewijs van groote verkeerdheid op. Hierdoor toont gij uwe zugt tot onafhangelijkheid, en wel in een' tijd , waarin alles netelig is; daar uw H e e r u door mij bevolen had, wat gij doen moest, ontziet gij u niet, buiten de gewoone Priester-ordening de offerhanden te verrigten; gij hebt u zeiven daardoor bedorven , want Jehovah zou, buiten dit voorval, uw' rijkstroon voor altijd, in uw geflagt, bevestigd hebben. 14. Nu hebt "gij zulks nooit te wagten. LTw Kroon zal in uwe familie niet blij- \ ven, maar overgaan in die van eenen, wien : Jehovah reeds waardiger gekeurd heeft, die 1 X 5 Philiftijnen te Michmas vergaderd waren, vs. ii. Zo zeide ik : nu zullen de Philiftijnen tot mij afkoomcn te Gilgal, en ik heb het aangezet van Jehovah niet ernftig aangebeden ; zo dwong ik mij zeiven, en heb brandoffer geofferd. vs. 13. Toen zei Semuël tot Saul : gij hebt zottelijk gedaan , gij hebt het gebod van Jehovah uwen Elobim niet ge^ehouden , dat Hij u gebooclen lieeft , want Jehovah Zou nu uw rijk over Israël bevestigd hebhcn :ot in eeuwigïcid. vs. 14. Ma-sr ïu zal uw rijk liet beltaan. ïehovab heeft :ich eenen man ;ezogt naar  33Q Het E E Pv S T E BOEK ziin hart en edeler hoedanigheden bezit, en die meer met m-'m'gebonden Zijnen wil overeenftemmen. Ik twijlicl niet, een Voorganger 0f ^ie zal, op "ïehovalis bevel, de waare Onte zim , over ' 1 Y ' zijn volk, om derkoning over zijne onderdaancn zijn. Dit dat gü niet ge- .. , , , houden hebt, zijn dan de vrugten van uwe ongehoorzaamg'boodenTitd" ^ie'c' aan ^e Majcfteit's bevelen van Jehovah. ■ vs. is. Toen k. Niet lang vertoefde Semucl te Gilgal, maakte Semuël zich op, en hij maar vertrok naar Gihea Benjamins, alwaar Gifgti naarG^ Jonatha n het bevel voerde. Saul's troe- bea Benjamin'; ijjj wnren mi gefmolten tOt 00 ÖOO mail. en S ut. telde 1 ° r het volk , dat 16. Met deze 6oo man trok de Koning naar bij lum sevon- ,. , , , , den werd, om- die zchde plaats, op hoop, dat de tegenwoordeïdman h0"' digheid van den profeet invloed mogt hebben vs. 16. En 0p de kriigslieden. Hij verecnigde zich daar Saul en ziin : .. , , , zoon Jonathan met zijnen Zoon en ztj bleeven er post vatte bljhemge-' 40-, terwijl het Hoofdleger der Philiftijnen vonden was, nog beftendig te Michmas was, 17. Doch bleeven te Ge- ö ° , ba Benjamin^, niet zonder gedtiurige ftrooperijën m het land ftiijSen6 waren te doen, voornamelijk door 3 partijen, waar \l,^l'fbmas s°" van dc eene doordrong door Ophra tot Saai, vs. 17. En de ,q. f)e andere langs Beth-Horon, terwijl een' verwoesten gin- , , r , gen uit het te- derde het bragt tot aan de grenfen van het f^SS£^M *»1 Zeboïm. 19. Ondertusfchen was de toehoopen. De ryncj van in J J 07 ploeg-ijzer or fcherpen. 21. Hunne houweelen, hunne fpaa- fpaa, of bij!, den, drietandige vorken, ja zelfs de prikkels fcherpen Het. voor het vee waren ftomp aan het einde. Van zjfhaddèrManhier was het ook, dat de verzamelde troepen d't'e viie" t0£ hunne honwee- zo ongewapend waren, dat men nog zwaard len, of hunne nog fpies vond in de ganfche Armee der Is de'^tóêtandige raelietcn, maar Saul en zijn oudfte Zoon yorken en tot ' . J het (lellen der Jonathan alleen behoorlijk gewapend wa- prikkelen, ren. 23. Intusfchen toog de Armée der Phi- het Sgcfchiedde liftijnen voorwaards met oogmerk , om het J^d^L^ land dieper intedrineen, en tot dat einde had- geen zwaard -1 •• ii .- . . , noch fpies ge- oen zij reeds de engte van Michmas bezet. vonden werd in de hand van het ganfche volk, dat bij Saul en bij Jonathan was. Doch bij Saul en bij Jonathan zijnen zoon werdenze gevonden, vs. 23. En der Philiftijnen leger toog naar den doortogt van Michmas. A, „ .. xiv. HOOFDD. A n de plaats nu, waar Saul met zij- ^ nen Zoon zich gelegerd had, was een'fterkte, gefctiiedde nu waarin de Philiffijnfche bezetting lag. Tegen Z'jZ^k deze bezetting bedagt Jonathan op zekeren aezoonsaui.s, , \ , tot den jongen, tijd cen onderneemmg , evenwel maakte hij die zijne wattiemand deelgenoot van zijn voorneemen, dan zeide": kóm^ alleen ziin -wapendraager, die hem vergezellen e,n Ia" ons .tot • 1 0 ' D dc bezetting wilde, waarop hij, zonder dat zijn vader er- der philiftijnen geus van wist, de plaats verliet. 2. Op het ke^Sn"'gèenê Ó'ond., waar in Jonathan deze fioute ver- ^\a%imlm rïgting ondernam, zat Koning Saul, geheel nen"vader niet te kennen. vs. 1. Saul nu zat aan het einde van den heuvel onder den granaaten- vs. 2. De vertaling verdedigd Hamels veld in zijn Ceographit,  332 Het EERSTE BOEK h„n , di0 te mismoedig , aan het einde van den heuvel enen Simz vcAk' der een granaatboom, ftaande op de landhoef dat bij hem Mieren,, hebbende nog geene troepen, dan was, was om- a . - n , trent zes hou- zijne Coo man. 3. In de uiterlte beklemdheid, i.eM man. ^ A H i a bij zich ontbooden, den hoo- Ahia , de zoon g-enpriester uit Eli's tak, die met den van Auitub , 0 1 tien broeder Ephon voorzien was, om den Koning in gevan Icabod , . . ,, 1^1 r\ den zoon Pi- wigtige gevallen raad te kunnen geeven. Onzoón'vwi Fif dertusfehen was Jonathan buiten iemands was Priester weeten reeds op weg gegaan, om de vijande- van leborab te , r . . . • , Silo, draageri- njke lterkte tc belpieden, cn te zien, oi er Dóch Ttétvoiit niet ergens cen plaats was, waar hij in kon wist "iet, dat dringen, zonder door de voorposten ontdekt Jonathan heen ' gegaan was. tc worden. 4. Eindelijk bemerkte hij, dat er ,ertiisiehenWde twee natuurlijke klippen waren , de eene Bo- doortogten , zez andere Sene genaamd, die door haare da=r Jonathan ' d 7 zogt door te natuurlijke gefteldheid genoegfaam fcheenen tot gaan tot der , . , . , ,* " , PbiiijHjuettbc- dekking van de plaats, waarom men daar fibi?$i "« S:en' bezetting had. 5. Doch die rotfige heueene fleenkup vejs ]agen niet nabij malkander, maar juist tc- aan deze zijde, ° J ' en een fcherp- gen elkander over. De een was noordelijk fteenklip aan aan den kant van Michmas, de andere zuidegcene zijde, jmjj aan de zijde van Geba. 6. Dit ontdekt en de naam der J ' •' eene was £»-hebbende, fpreekt Jonathan, na cenig zez , en de . .. ' . . , . naam der ande-overleg, zijn wapendraager aan: kom, (zegt re Sene. ^jj \ jjj ontdek wat, — nu iets tegen deze vs. 5. Deee- 1' ' ' ° ne tant was ge- vesting der afgodendienaaren ondernomen ! Nooüien'Tegen moogelijk zal onze Koning den aanflag doen over Micbmas, en de ander tegen het Zuiden tegen over Geba. vs. 6. Jonathan nu zeide tot den jongen , die zijne wapenen droeg , komt cn laat ons tot de bezetting dezer onbefnecdencn overgaan! misfehien zal Jebovab het viel voor ons maken , want bij Jehovah is geen verhindering, om vs. 5. Ahia hier gemeld word anders Achimei.ech genoemd. vs. 4. Het woord feberpte in onze overzetting maakt den z-iu donker. Beter zet men het over door afhelling van den fteenklip.  der KONINGEN. Hoofdd. XIV. 333 gelukken, altans dit is zeker, dat het Jeho- « verleren ° , ' , door veelen , vak geene moeite kost, om door de Armée, or door weiof door eenige weinige lieden te doen zege- mgen- D ° vs. 7. loen praaien. 7. De getrouwe fchildknaap aarzcld zeide zijn wa- niet, maar Haat gereed om zijnen held overal hc*!*ldoV"^ te volgen, hij kon maar gebieden, niets zou ^f**^ iri llaat zijn, om hem aftefchrikken. 8. Uier zie, ik ben met , 1 , r . .. u naar uw har- op fprak Jonathan met hem ar, dat zij te. die rots met de grootfte flilte, en zonder zich TH^n8u-" te ontdekken , beklimmen zouden , en dan zic! wij zuilen * overgaan tot zich onverwagts vertoonen. 9. Gebeurd het die mannen , , , , ..N 1 , 1 en wij zullen dan (zegt hij) dat de voorposten ons ziende, ons am him roeDcn , dat wij ftaan moeten tot dat men ontdekken *■ j •> vs. 9. Indien bij ons komt en ons verwelkoomt, dan moe- zij aldus tot ons • , , zeggen , Haat ten wij niet meer voorwaard? gaan , want dan m, tot dat wij zal onze onderneeming niet gelukken. 10. Maar k™mcn"Uctzo daagen zij ons uit, om nader te koomen, zeg- zuilen wij ftaan ,. ° aan onze plaats gen zij, ons daar te willen verwelkoomen, dan en tot hen niet is 'er verwagting, dan heeft Jehcvah onze on- "^"^Maar derneeming bcgunftigd, en dit teken bewijst "ggen zij ai- .. dus: khemt tot dan, dat wij flaagen zullen. 11. Zo dra zij ons op > zozuinu den klip zo ver beklommen hadden, dat men^'want1^zij in het gezigt van de voorposten waren, j^^6^ riepen de PhUlftiinfche foldaaten al fpottende gegeeven. En ,,i n. . dit zal ons een malkander toe. Ziet, ziet oe Hebreeuwen ver- teken zijn. laaten voor een oogenblik hunne fchuilplaat- zij^ch^w^eb fen, om eens lugt te koomen fcheppen! 12. Ook gaande bezet- . tmg der Puth- riepen zij Jonathan en zijnen fchildknaappijnen ontdektoe: komt, rept u, om ons te bezoeken! wij doWïufi-jne'n: zullen u fchoon ontvangen. Dit was tekens f£\g zVm^nil genoeg voor Jonathan. Nu met nieuwen c!e ho1^ uitsc- j 1 , , . ÏV.' „i" , gaan, waar in moed den top beklommen, zegt hij ftil, het zij zichverftèe- ken hadden! vs. 12. Voorts antwoorden de mannen der bezetting aan Jonathan, en zijnen wapendraager en zeiden; klimt tot ons op, en wij zullen het u wijs maaken. En Jonathan zeide tot zijnen wapendraager klim op agter mij, want Jitnêh heeft hen gegeeven in de hand Isrtüi.  334 He t EERSTE BOEK vs. 13. Toen te1(en van J^van is ons gunftig. 13. Toen klom"Jonathan za2- men tien held en zijn' wapendraager op op zijne li.ni. 0 ,2. _ den en op zij- handen en voeten voortwaarts klauteren, ad zili^^wapen-1 dra hij nu afklom, deinsden de voorposten, draager hem vervaard 0ver zulk een buitengewoonen moed, na, èn zij vie- f~ . . len voorjona- te rug'. Jonathan bediendde zich van cue zigrN,'S en anzfn gelegenheid , overvalt, kwetst hen, cn trekt do^dde'tofag- al voorwaards, terwijl zijn wapenknegt agter ter hem. hem de gewondden verder afmaakt. 14. In cerltc (la; nu, den eerften aanval had Jonathan op die ™vniANede Je°n wijs 20 mannen van de bezetting afgemaakt, zijnwapcndraa- en was nu een halven bunder lands(zo veel, ger omtrent ... twintig mannen als de Osfen voor den ploeg gewoonelijk regtfrMeddeT;^ ftreeks afloopen,) voortgekoomen. 15. ïntttóvetd: op ie» fc]ien werd 'er de uiterfte fchrik en verwar- affland van bij- . , . , , , , , . , na de beift van ring verfpreid in het leger, tot dekking van de *" plaats gefchikt; op het llagveld zelfs, en ook 'erVS'was5' een onder de ganfche burgerij. Bezetting en voorbceving in het troepen alles was met fchrik bevangen. Overleeer , op het r , . . .... . T,, veld en onder al kon men duidelijk de verwarring zien. Klaar vont. êaenfbhc! kon men bemerken, dat de Godheid hier onzetting en de j . werkzaam was. 16. Zo ver ging het verdervers \ ^ , „ beefden ook zelfs, dat de uitftaande posten te Gibea Ben- fand 'werd be- jamim opmerkten, hoe zeer de fóldaaten in de roerd want het vj;andeliike vesting en het Hoofdleger verminwas een bec- j ■> ^ ving van EU- ■ - . bint. vs. iö. Als nu de wagtcrs Sauls te Gibea Benjamins zagen, dat, ziet, de menigte verfmolt cn doorging en geklopt werd. er. 14. De halve bunder , hier vermeld , is gelijk aan een morgen bij ons, naar dc gedagte van Mhs. en door een morgen moet men hier verftaan zo veel lands , als men op een halven dag vcrploegen kan. vs. 15. De meeste Uitleggers denken hier aan eene aardbeeving, die met Jonathans pooging gepaard geweest zou zijn, maar daar voor zie ik geene noodzaak.  der KONINGEN. Hoofdd. XIV. 335 derden, vlugtende waren, even als of zij ge- 17. Toen Hagen hadden. 17. De tijding hier van komt het voik: tol al rasch ter ooren van den Koning, die van "n^ons gedagte is, dat de vijandelijke troepen moes- weggegaan zij, ° .. , , . . en zij telden ten haags geweest zijn, dat hier dan gewis en zie, Jona- iets agter ftak. Hij gelast daarom, dat men wapendraager™ terltond de monftering over de troepen doen waren ler rk'r- vs. 18. ïocn zou? Dit gefchied en Jonathan met zijn zeide Sm.tot wapendraager werd niet gevonden. 18. Nu is dfa^kVani/t de Koning nog even onzeker , waarom hij (want^Te^'ark Ahia, den Hoogenpriester gelast de arke des van SioUm was verbonds ten eerften te doen koomen, op dat "ft^Uglr^ls*. hij de Godfpraak konde raadvraagen. Want vs? 10. En Saul had reeds bij gelegenheid van zijn on- fret gefchiedde, -' toen Saul nog gelukkig overhaast offer de arke mee gevoerd, tot den Pries- »T" s:i j 1^ i tt ter fprak, dat 19. terwijl nu de Koning met den Hoogen- het rumoer, priester in gefprek was, ontdekten de buiten- p"/^ivj«dI" posten, dat de beweeging in het Philifrijnfche scr was> zeer T , ~ toenam , cn Leger zeer vermeerderde , waarom Saul , vermenigtmi. die altijd vol [drift was, niet eens afwagtte, *!dc wat dc Priester antwoorden zou , maar hem den Pl'icster ■ . , r .. laat bet maar! bevel gat, om zijn gebed toen maar te ftaa- vs. 20. saul ken. 20. Met dén kwam 'er bericht , dat "'1/" "Urd Saul met zijne troepen hoe eer hoe liever zaam.serocpe»» J r en zn kwamen op moest koomen. Hier aan voldeeden zij. ten «rijde. En Zij fielden zich in flagorde en men zag dui- van' den eenen delijk, dat 'er met een groot gedruisch on- J^rST? 'e? derling gevogten werd onder de Phili/Jiinfche was zeergroot J ■' ■> gedruisch. troepen, 21. t Geen nog vermeerderd werd, vs. 21. Er door dien de Hebreën, die tot nog toe in de 7r7f» °biï "al •os. 21. In den grondtext is eene fpeeling, die wij niet heter kunnen uitdrukken , dan wanneer wij het woord Hebrecuwers door overlocjiers vertaaien. MiciiAëns verllaat hier echter door ae Htbrttuvnn zulke» die ais Havtn dienden.  Het EERSTE BOEK Pbti'fltjne», Phtliftijnfche Armee gediend hadden, hunne Me eertijds met . J J ■ _ ' hun in het ie- zijde verheten , en met hun nu (laags raalcieareTet Dezë ten , verkiezende van • dien tijd af beftendig nu vervoegden de partjj van SAUL en JONATHAN, met zich ook met ij j o dc israëihen , zijne onderhoorige troepen. 22. Nu kwam 'er jonathan"^- weder moed in alle de foldaaten, die zich revs "2 ais overal m fchuilhoeken verborgen hadden, kwa- [«»] alle de men ook ten voorfchijn , cn vielen op de mannen van . Israël, die zich vlugtende troepen in. — 23. Op deze wijs defifhëthge". Saf Jehovah ter dier tijd weder eene bcflisbergte Epbra- i'ende overwinning, en nu werd dc hoofd-Ar- ims, hoorden, „ , > ^ dat de PMK- mee gezonden naar Beth-Aven. — 24. Un'fen^zo kleef- dertusfchen waren de Israëliten ten uiterften den zij ook hen TCrrnoeid van de flagting, die zij op dezen agter aan in ° D ' J r denftrijd. dag gemaakt hadden. Evenwel genoodzaakt, verloste0'rjebe- om zulks zonder tusfchenpoos te doen, want dfen da'ge''en Saul had om rede het volk onder dien het leger trok eed gebragt, dat elk, die fpijs gebruiken zou, over naar Betb- ° e' ' , , Aven. voor dat de avond gevallen was, het zeker manSnen4'/^«f/j mct den dood zou moeten bekoopcn : (zo verwerden ge- res;aande was zijn drift tegen de Philiftijnen) dwongen ten ° ' ° . J_ . ... dicndage,want en zijne foldaaten hadden den eed ook heilig voïk bezwoo-1 nagekoomen. 25. Doch bij gelegenheid, dat vervloek?0"'zij alle de ttoepen door een woud trokken, lag de man, die 'cr hier en daar veel honig's, die uit de booaan'denavond'' men op den grond gedroopen was. 26. Hoe aan mijnen "ij- dieper men in het woud kwam, hoe meer anden wreeke. ]K,nig men ook vond, doch geen mensch had Daarom proef- ö , . , , . ° de dat ganfche de onbcdagtzaamheid er iets van te proevolk geen fpij- • . ' ze. vs. 25. En het ganfche land kwam in een woud, en 'er was honig op het veld. vs. 26. Toen het volk in het woud kwam, zie, zo was 'cr een honig vloed , maar niemand raakte met zijne hand aan zijnen vs. 25. De bonig is hier wilde benig, en dus niet van bijen maar die uit boomen, bijzonder vijgenboomen vloeit. De fpreekwijzen bevestigen dit ook.  der KONINGEN. Hoofdd. XIV. ven. Ieder was gedagtig aan de plegtige ge- want het volk lofte. 27. Alleen had Jonathan gansch Jwéering.''6 bC' onbewust onder welken verbintenis de troe- T vs- c?- !X:,?r Jonathan had pen gebragt waren , den (laf, dien hij in 'het niet ge. .. , , , , , . 1 , , hoorei,toen z:n zijn baud had , 111 den honigzeem gedoopt, vader het volk en, al voortgaande, den honig op zijn hand 1,1™°™"^' doen druipen cn genuttigd, waar door hij zo Jj« einde van verfterkt werd , dat men de vlugheid , als die in zijne' het ware, uit zijne oogen leezen kon. 28. Een hiT depte 'den? uit de troepen dit ziende, vroeg met veel ver- zc!yen in een r ' a homgraate. Als baazing: of Jonathan wel wist, hoe zijn hij mi zime i , .< • , , hand tot ziinen vader de troepen eenpaang had doen zwee-mond «e^Ue, ren , dat zij dien dag niets gebruiken zou- z° ^'cn'verden; welk verbod de grootlle aanleiding ge- licht- 1,11 , . ,• • 1 vs. =8. Toen gcevcn had, dat de troepen nu zo doodelijK antwoojdde een afgemat waren. 29. Wel zegt Jonathan, ISjk eo!«e«e! is dat gebeurd? clan is miin's vaders drilt uw va,'e>'hetrt , het volk zwaar ook oorzaak van veel verwarring. G:j ziet zelv, bezwooien , hoe zeer ik doorliet gebruik van dezen ho- "ocht zjjVde nig, hoe gering ook, verkwikt ben. 30. Met hedcn welk eenen nieuwen moed zouden de fol- daarom t>e- , . . , , .... zwiikt het da aten met gevogten hebben , indien het volk. hun geoorloofd was geweest van den buit ze^ '9' hunner vijanden, de leevensmiddelen, onder de ™AN = mr'jnva- ' der heeft hot hand te gebruiken! ja, mijn vriend! deze on- land beroerd, bedagtzaamheid is zeker de waare rede, dat, wyne^o'ogen naar maate de kans fchoon was, de overwin- vn[''^J kzijn ' ning niet beflisfend is. 31. Evenwel hadden reinig van dczij den vijand vervolgt van Michmas,, waar r'maakt héb. EL het Hoofdleger was, tot Jjalon toe, waar/^)5'^^"! men weder ftaaken moest door de vermoeid- dien het yoik heden vrij had heid der overwinnaaren. 32. loen die tijd moogen eeten van den buit ziincr vijanden , dien het gevonden heeft; maar nu is de (lag niet groot geweest over de Philiftijnen. vs. 31. Doch zi.1 (loepen ton dage de Philiftijnen van Michmas tot Ajeltn en h?t volk was zeer moede \s 31- Toen maakte zich het volk aan den buit, cn zij namen fchaaj IV. Deel. Y  33? Het EERSTE BOEK pen en runde- verloopen was , ging het volk zich zeer Cèn küagt-te buiten met den buit der lecvensmiddelen; aarfl,tefnnhet fchaPen' mndcren) kalveren, wat maar voorvork atze met kwam, alles werd ten fpocdigftcn afgemaakt, liet bloed. , , , . ... . , vs. 33. En en met bloed en al, bijna raauw, mgezwolfchnpte b°het gcn- 33- Dit komt Koning Saul ter ooren, saul, zeggen- die zich daar over ten uiterllen misnoegd de : zie , bet volk verzon- toont, oetuigende, dat dit zeer tot zijn beffbovab* eS zwaar was, dewijl hij de rijks-wetten verbloed "en hij deedi§cn ffioesr- Hij gebied dan, die wanorzcitic: gij hebt de, hoe eer, hoe liever, te fluiten, door een' trouwloos ge- „ . , handeid, wen- grooten fleen Hf de gedaante van eenen alnen ^'grooten taar aantevoeren. 34. Waarop hij order gaf, fteeu voor mij I ten ccrrten onder den foldaat bekend te maavs. 34. Voor- .... ^.er rprak saul , ken, dat een ieder zijn vee ter Uagting derdcr*"et "voïïi waarts moest laaten voeren, op dat het, daar C ÏÜSLi'ÜS geiifgt, behoorlijk gereinigd wierd, en zij dus hen: brengt mi] 0 . jo o ? j cen iegelijk zij-nalieten dc wet wegens het bloed eeten te nen os, en een r . , „-> , , , , , iegelijk zijn lchcnden. I oen werd er gcuuurende den te? en ee't! nagt gellaadig vee ter flagiing gebragt. 35. Op en bezondigtu dit llagveld liet Saul vervoigens eenen geniet aan Jebo- , „ ,, ,, . •«», dieeeten- denk-altaar voor jehovah (tellen. (En dit is broed!"" Tohen dc eerfle altaar, die hij geduurende zijn be- bragt al het wind tot dien tijd toe, voor zijn Koning heeft volk een ïcge- . N , lijk zijnen os doen oprigteu.) — 36. Toen dc Koning zag, met zijne hand, , , c . , des nagts en dat de troepen nu verfnscht waren , mm flagtte be» al- Saul voor, orn, onder de begunftioing van daar. ' ' ö b vs. 35. Toen den nagt, den vijand op nieuw aantevallen, bouwde Saul , , , . , , jehovah eenen en verder te plunderen, om aart met den dag 'deeerfteTitalr5, dt: flaSting te voltoojen. Hij fielt dit in den dien hij jebo- krijasraad voor: — het voorflel heeft aau- vtb bouwde.) ■ ■ vs. 30. Paar ftonds algemcene goedkeuring, alleen vmd de ra zeide Saul : lait ons aftrekken de Pbilifiijnen na hij nagt en laat ons ben afmat*. Ier. tot dat het morgen-licht worde, en Iaat ons niet éénen man onder hen overig Inatcn. Z\\ nu zeiden: doe, al wat goed is in uwe pttgen. Maar dc Priester zeide: laat ons eerst tot Elobim naderen!  der KONINGEN. Hoofdd. XIV. 339 Hoogenpriester het voorzigtig , om alvorens vs- 3?. Toen & r j , vraagde S.ul de Godheid hier over raad te plecgen. aan Elobim .37. Saul bewilligd 'er in. Door de Urim t^mpfZ werd dan de vraag gedaan, of Saul op '?*tJa^ibVl 00 1 m de hand Is- nieuw de Philiflijnen aan zou vallen; doch, ratis overgeewat de Priester ook deed, hij bekwam van amwoorfde h'J het Goddelijk orakel in het minst geen ant- hue™ ten woord. 38. Nu bemerkte de Koning, dat vs. 30. Toen .. zei Saul : komt 'er iets moest voorgevallen zijn , waar over herwaarts uit Jehovah zijn koningiijk ongenoege toonde ; *"sen vo||°ek^ hü geeft derhalven last, dat 'er overal in de verneemt, en -' 0 * ziet, waar in Armde onderzogt zal worden, welk een wan- deze zonde bedrijf 'er toch gepleegd was, 39. Onder pleg- zfj'Ien gefchied tige betuiging bij Jehovah, hraeh verlosfer, jJ^kSgj dat hii den fchuldlgéh, al was het zelv zijn cis] jehovah ' . & ' 7 leeft ! die Is- jonathan, met veiichoonen, maar met den ran verlost , 'dood ftraffen zou. Doch niemand gaf hem h« ™ ecn:ge opening van het geen 'er voorgeval- Jonathan, zo 010 0 . . zal lm den dood ten was. 40. Driftig om zijne overwinmn- flervtn. En i • 'i 1 •• 1 ^ 1 . niemand uit het gen tc voltoojen, wil hij het evenwel te wee- ganfche volk ten koomen , en laat het over aan het lot. antwoordde 7 hem. De vraag zou zijn , of zijne troepen , dan vs. 40. Voor- r r ■■ T der zeide hij wel, of hij 111 eigen perloon, of zijn zoon J 0- tot het ganfche kathan fchuldig waren. Door het lot wil ^'zuit8^ Hii dit beflisfen. Aan dit voorftel onderwierp de eene zijde . , ,, t, 1, , , , 2iin > cn lk en zich het volk. 41. Men begon dan, onder mijn zoon jo- aanroeping van JehovarVs naam , het lot tc ™™?eN ^ werpen. Hierbij raaken dc troepen vrij, maar zijde zijn. Toen 1 3 zeide het volle Saul en Jonathan werden getrokken, tot Saul: doe dat goed is in uwe oogen. vs. 41. Saul nu (prak tot Jeiivai, den Elobim van IsraWt t .on den onfchuldigen : toen werd Jonathan cn Saul geraakt en het volk ging vrij uit. vs. 38. Hoeken heb ik rusfehen beide gelaren het zijn of de grenzen de* Legers, of de aanzienlijke Officiers. Y 1  349 Het EERSTE BOEK . vs. 42. Toen 42. Nu moest het nog befhst worden , w e Zeide Saul : ... .,'r werpt het lot van beiden de lchuldige was. Op nieuw è'n rchcniisfc™n word dan het lo£ geworpen , en toen treft miinen zoon Jjgt JoNATHAN. 45. saul fpreckt T o n a- toen werd jo- than aan en beveelt hem opregte beken-' faakt*1* ge" tenis te doen. Maar deze komt 'er opent- danS'zefdeSAtw li-'k V00r uit' dat hij zicl1 van gecn llet minIomathan : doe fte kwaad bewust was, alleen had hii, zon- hclijtUnis wat , , ,, , sü gedaan hebt. der te weeten van sKomngs Cherem , een man h«J"ne£ weinig honig genomen in het vervolgen van te kennen en den vijand, oordeelde zijn koninglijke vader zeide: ik heb * J a J - maar een wei- hem hier om des doods waardig, dan zou, proeït°"'gS mei hij zich gewillig onderwerpen. .44. Saul in des ftafsiterlzle z'Jne ^I^t noSIDaais voortgaande , doet wehier ben ik, der een' roekcloozen eed: God ftraf mij! zeot moet ik fier- ...... ..... ... „ ven? hij, indien ik dit in u vcrlehoone , gij zijt zeide 44'sJuie" een man des doods. 45. Doch de leden van zo doe mij eu- den Raad, wien het eigcntlijk toekwam, in hm en zo doe ' , Hii'er toe! jo- een hjrltraftelijk geval, waarin de Koning aanmoet'den dood klaager was, uitfpraak te doen, bragt na rijp ftCvs?45 Maar beraad ecn vonnis uit; zij waren van oordeel, het volk zeide dat het zeer ondankbaar wezen zou , den Jonathan' fte" held, in den bloei Van zijn leeven , te doen grooted verk)Zs- fterven, hem, die de grootöe oorzaak der tefing in hraëi genwoordige overwinning was , en , fchoon gedaan heeft t , ' ' dat zij verre; men de onverzettelijkheid van den Koning [zo waaragrigv eu zijn njemven ee£j wej opgemerkt had , leeft , zo 'er verbonden zij zich onderling ook plefftia:, om een hair van J 0 r ö D ~ zim hoofd op zich tegen het ombrengen te verzetten. Zij de aarde vallen , , zal! want bij dagten daar toe te meer vrijheid te hebben, mt^fobtm^t- daar de Godheid baarblijklijk des helds ondaan. Alzo ver- dcmecmingen zo uitneemend zeer begunlh'g- lostte het volk 00 Jonathan, dat de : op deze wijs werd den dood van vs. ifi. Saul Jonathan verhinderd. 46. Doch dit genn toog op van vai gaf aanleiding , dat Koning Saul zijn  der KONINGEN. Hoofdd. XIV. 341 tt rncemen , om de vijandelijke Armée verder flh'*">. èn de te vervolgen, nu geheel ftaakte. — 47. Op frokfcn"™aan die beroemde overwinning kwam Saul cin- lmre plaati- vs. 47. foen dehjk aan het volkomen bewind over gansch nam saul het Israël, zonder onderfeheid, en hij verdedigde isV&ffin°*eL zijne ftaaten tegen de aanvallen der nabuu- om^eVXt rige vijanden de Ammonieten, de Edomieten, ziine vijanden; . . tegen Moab en die van fijnen, en Zoba, cn de Philiftijnen. tegen de kinGelukkig in zijne veldtogten , bragt hij hun ^e^mV allen groot nadeel toe. 48. In het bijzonder e? tegen de li°r , .. , . , . { mngen van Zo- bleek. zijne dapperheid m eenen veldflag tc- la - ,en .tegen gen de Amalekieten , eii het rijk van Israël cn^^overai"* werd nu bevestigd tegen de geduurige inval- ^enrdde'j 0'eCf' jen van roofzugtige natiën. 49. Hij was ook fende hil'frraffl'- .. , . , ,. vs. 48. En hij \rij gelulikig m zijne huishouding. 3 Zoonen handelde daPhad hij, die bij de natie zeer geliefd wa- ^Jkd'ee^hji ren, Jonathan, Ischvi en Ma lchi- hkj't,n en«j c . redde Israël uic öchua, ook 2 dochteren , niet minder ge- de hand des roemd , Merab en M1 c 11 al namenlijk. 8£?' elfder-' 50, 51. Zijnde hij gehuuwd met Achi ™; .„ n„ vs. zjy. uz noam, eene dochter van AcniwAaz. Zij- zoonen sauls ne familie had hij tot (taats - ambten bevor- nathan^'1 Jen Ischvi en Mal- chi-Schua en de namen zuner twee dochteren waren [deze]: de naam der eerstgeboorne was Merab , en de naiim der kleinfte Michal. vs. 50. En de naam van Sauls huisvrouw was Achinoam . eene dochter Achimaüz. Én de naam zijnes kriigs-overfteh was Abner een zoon van N2R, Sauls oom. vs. 51; En Kis was Sauls vader, en Ner, W. 4-. Dit Word duidelijker uit i Chron. V: p, io, 18 — 24, welke gefchiedenis door mijn lezer hier ter plaarze behoort ingevuld te worden. — Zoba is Nijtbis, dit heelt Mhs. uitgemaakt. Hezel naauwkeuriger bepaalt; het lag aan den Eupbraat, en tot dien ftreek behoorde ook Palmijra. vs. 49. Dit is duidelijk een fchrijffout, het moet wezen: en Ischvi «n Malchi-Sch.ua waren beide zoenen , behalven Jonathan, Mhs. / Y3  342 Het EERSTE BOEK , derd. Onder anderen was Abner , zijn oom, Abnïrs vader , - , .. _ was cen zoon zijn Legerhoofd. 52. Geduurende zijne reAv^LS'52. En geering waren dc vijandelijkheden tusfchen •er was een h en dc philiftijnen onafgebrooken 5 hij ItejKe krug te- J ■> ~ pen de pbiii- verzuimde niet , om zijne Armee van alle fiiinen allen de , dagen Sauls. kanten met dappere mannen te voorzien. Daarom allen helden, cn allen kloeke mannen, die Saul zag, die vergaderde hij tot zicli. XV. HOOFDD. Y~\ 'i , "x 1. J^/e aanleiding tot den oorlog met de vs. I, Toen -"-^ _, _ , zcidc Sem-jcl Amalekieten was deze, Semuül, den post ^JbSkttt mij van buiceugewoonen gezant van Jehovah nog fkZu"èuKoni'ng beklecdcnde , had zich een wijl voor den zalfde ■ over philiftii nfchen oorlog ten hove begeeven, met ziin volk, over . , ' .... , TT Israël , hoort uitdrukkelijk bevel van zijnen H eer dat , mT de/woör-daar Hij $4uil tot Koning had aangefrcld , den van Jiho- faz& nu ook verpligt ware zijne bevelen uit>v*. 1. Aizoo tevoeren. 2. Tans begeerde hij van hem de zJLtb'^it Amalekieten aantetasten, wiens gedagtcnis Hij hebbe bezogt fa m Moses tijd betuigd had, te zullen het geen , dat J ° .. * amai.-.k israii verdelgen van den aardbodem, bij gelegenheid hoeluIhijhezich' van hun vijandelijk beïïaan tegen Israël, bij £?,ednnhcec'£ s0ep het inrukken in Kanaan. 3. Dit volk, zo den weg, toen voofztmtig , waarom het recht der volken hij uit Egypttn ° . ... ' n i i •• • opkwam. deszelis uitroeijing toewend, moest hij in» rnVheenèn ,°en gevolge de legcrwetten van Jehovah, bij de iia den Ama- veroverinfi van Kanaan gemaakt , ten eeuca lek , cn ver- 0 c ,11 ban, ai wat maale uiiroejeii; geen lexe, noch onderdaan wWo«!hm,V«rfchOQn^i,, zelfs feW vee niet, het moest niet ; maar . dood van den man af, tot de vrouwe toe , van oe kinders tot oe zoogelingen , van de osfen tot de febapen, van de kcmelen tot de ezelen toe. vt. j. Amalek was onder de roofzngtigfle natie van den ouden tijd, voor Ismël, zo wel als anderen nabunren, verbaazend lastig. Mus.  der KONINGEN. IIoofbd. XV. 343 alles cen Chcrem voor fshoyah znn. 4. Dit vs.4.Ditverfl. ,j . kondigde Saul bevel kwam Saul na, en itelde zijn voor-het volk, en neemen in den grootcn, en in den krijgs- j&^'l^ttoee raad voor. Men verzamelde de troepen hondert du>- 1 zend voetllabij eene fiad , en bij de algemeene mon- volks: en tien n . , n , , duizent man- itenngi vond men 200,000 man, doch de troe- nen van juin. pen , die Juda , welke ais ftam befchouwd ^ £;t ^ anders zeer talrijk was, nu bezorgde, heftenden de ftad Amulet t - e, r , 1 kwam ' 70 maar uit 10000 man. 5. fvrct deze mamchap rukt leide hij een hij naar dc vesting der Amaleheten, waar het j**'1*^ m 'c hof was, welke hij door een krijgslist, eene „ vs-.6- Saul liet den hinderlaage in een vlakte van rondom met Kenieten zeg- heuvelen omringd, misleidde. 6. Eer hij ech- %iktfaln^ ter verder ging liet hij de Kenieten die bij ™r ^^y* dc eene of andere gelegenheid vertrokken wa- ten, op dat ik , , u niet hen met ren uit de landen, door hun zelv gekoozen, Weg ruime, doch nu in den omtrek van de Amalekietifche barmhartigheid1 Hoofdftad woonden, heimelijk waarfchuuwen, plaan a,an f1' len de kinde- om deze volken nu (hl te verlaaten, om dat ren israils , hij niets vijandelijks tegen hen bedoelde, wel E^tèn1 onbewust , hoe veel verpligting de voorvaderen kwamenj ' rot, weeken de Ke- aan hun hadden. Dc Kenieten gaven hier ge- »»««« uit het , , , „. ^ midden der hoor aan , en vertrokken. 7. Hierop zegen- Amaiekieten. praald Saul over dat volk. Hij zette zijne aoveg i'wl°Të overwinnende wapenen voort van Havik tot AmaieHeten van Havtla aan , aan de groote woestenij Sur, die voor Egyp- tot daar gij vs. 4. Het fchijnt, dat de invloed van Saul, als Koning , op Juiis zeer gering was. vs. 5. De lezing van Dathe, die door een Handfclrfft onderftcund Word, behaagt J. J. Sciiultens. vs. 6. Uitvoerig is hier over Hezbl , men moet Kerzig tibet is Rentten inzien bladz. 82, 152. vs. 7. Cbavila is het land Cbaujan in Arabiën voljens Josephus, ook heb ik de vertaling van Hamelsveld zeer goed gevonden. y 4  344 Het EERSTE BOEK komt te sar, ten ligt , en het van Arabiën en Paleftina dat ten tutten . J »»Egypte» i«i afl,clieid. 8. Onder anderen had Saul het hij ving 'agaó geluk , cm den Koning leevendig in handen A^MenTttn" te krijgen , fchoon 'er anders geen kwartier leevendig:mui aan de troepen, ja aan geen mensch gegcc- al hst volk ver- , r ' J, , 8_ . ° bA bande ini door ven word. o. Doch en de Koning, en de Art$m?"d" més bezondigden zich uit gloriezugt - dc vs. 9. Maar Vorst, door den Koning levendig te houden, Saul en het , ö 0 ' vnikverfchoon- en de loldaaten door fchaapen, en lammeren h™'beste'w« en vooral het k'osthaarfte vee, al wat van lil" Ie" iZïl ecnige waavdc was en vervoerd kon worden, pelterijen en te behouden. Hoe zeer de besten dit wilden meelen zij .wil- verhinderen, zij bleeven bij hun voorneemen, bannenal Wat VaQ wcinig Waardij "1 bederf Onder- ai wat gering, heevig was, dat verruilden zij alleen. 10. Toen wat bedorven cc . »« zulks ver- ontfing Semucl op nieuw een openbaaring bavs.eic!1,i'oen door de Hemelmajeftcit van dezen inhoud: wo^rd 'van $2 ll' Het fP# miJ » dat SaUL met mijne 96- bovab tot Se- ftemmiiig tot Koning gekooren is, dewijl hij rr.v.tl , zeggen- .... ° ' J J de: aan mij, zijnen wettigen Heer, zich ontrouw berouwd' n"j" t0OIlt > en 1111 laatst zich 'm '£ geheel niet dat ik saul tot naar mijne uitdrukkelijke bevelen jjedraascn KbnuiK 2e- * maakt hebbe, heeft. Zodra Semuël hoorde, wat 'er van varf'agter Zm'j de zauk ware» was hij met minder op den afgekeertheeft, Koning verfbord, dan de Godheid zelve, om enmnnewoor- . den niet beves- dat hij de zaak zo uitdrukkelijk verbooden ti-'d' eelt. Toen 11 1 , , , .. , ontftak5«««»/,*ad> en verlegen wat te doen, bragt hij den j"bèvahkPdm WC dooor mtt fmeekingen, om zulks te moogantfehen nagt. gen weeten. 12. Hierop vertrekt de ievenge na maakte zich Vaderlander den volgenden morgen vroeg , moTgens vroeg 0111 den overwinnenden Koning te ontmoeten, op , saul te Hij krijgt berigt, dat de Vorst tans te Kar- gemoete. En ' D . 0 het werd Se- mei was, 111 juda, gelegen oostwaarts van dc »j, 9. Hier is de vertaaling van £ c 11 e i d i v % meest gevolgd.  Der KONINGEN. Hoofdd. XV. 345 doode zee, en, ter gedagtenis van zijne ze- mu.,; eebooi. genpraalenden tocht, zich met veel plegtigheid fetwpt,zeggeneen gedenkzuil had doen oprigten, dat hij ca'rmti gekodaarop vertrokken , en toen weer te Gilgal hif"'heeft "zig was. i%. Derwaarts fpoed Semuül zich cen pi'aar se- ° r fteld, daar na dan heen, om den Koning te ontmoeten. Zo- is hij omgëtodra hij hem ziet , veinst de Koning , hem f«rokken ,°°er! met de fchijnbaarfte achting verwelkoomende, "tornen'7' en tevens betuigende, dat hij alles naar Je- vs. 13. j». , ,, , . , , , TT , muil nu kwam bovahs bevelen gedaan had. 14. Hoe komt t.>t Saul, en het dan, zegt Semuül (die reeds beter on- n£mL. gcztgemj derrigt en den Koning uit zijn eigen mond ziiJ éi* , ° 0 vab , ik hch- wilde veroordeelen,) hoe komt het dan , be Jebovab's dat ik hier het geblaet van zulk een aantal üg°d°r'4 fchaap'en, cn het geloei van zo veel runderen ?J^e hoore? 15. Door dit voorftel werd de Vorst wat is dan dit ..... ... vonr een item- li! verlegenheid gebragt, maar wist zich even- me der fchaa- ■wel door list eenigzins te dekken. Dit is een ooren'"enèene gedeelte, zegt hij, van den buit ; het een ^nm)'".e,n ^er cn ander heeft de lbldaat verfchoond bij ik hoore? de overwinning , met geen ander oogmerk j nuvSzeidè fAzij dan om het jehovah , uwen Koning , door Jj^Jj^j^^* offerhanden ten gefchenk te brengen. Doch gebragt, want zijt verzekerd, vervolgde de Koning, dat 'er d"besté" remanders geen verfchooning plaats gehad zou ^nverfchoor!^ hebben. 16. Nu kan Semucl niet langer om Jehovah n i j tt •• uwen Mom™ zwijgen, en ltoort dus den Vorst m zijne te offeren, (aar reden, verzoekende, dat hij met zijne onwaar- hebben °VC "lij heden niet langer beliefde voorttegaan , daar ver,»n"/n- 0 ö ' vs. 16. Inen hij hem zou aankondigen, wat hij van Jeho- zeide Semun tot Saul : houd op, zoo zal ik u te kennen geeven , wat Jehovah deeze nagt toe mij gefproken heeft: hij dan zeide tot hem fpreèkt! vs. 16. Hess maakt het zeer waarfchijnelijk , dat Sbmu2l Saul alleen fprak, toen hij hem zijnen droom openbaarde. ¥ 5  3+^ Het EERSTE BOEK vs. i?1. En vak zelvcn te weeten was gekoomen. Dc Ko'4-het niet [al- ning gebied hem voorttegaan. 17. Toen kfèL 'waart li Ofienjie Semuël den volgenden last van uwe oogen , zijnen Heer. Ben ik het niet, die 11 ten iioofd der ttam-Koning geordend heb? moest gij mij dan wo?d£r"lif? niet gehooi zaamen ? — i3. Is het Jehovah cu dat u jeto- njct die u aanleiding gaf tot dezen zege- vab tot Koning ' o o _ o over iir«>/'ge- praal? — was het Zijn bevel niet, dat gij de zalft heiM? Amalekieten , zo fnood van zeden, uit zoudt u^op^den^e^ roeien ? moest gij de wapenen niet opneemen, gezonden, en om hen te beoorlogen , tot het uiterst toe ? nenTn'verhand 10. Zoo dit alles U duidelijk IS voorgehouden , jf»a/^1««»de waar°m dan hier tegen aan gehandeld? waaren itriid tegen om cjan op r\cn buit gegierd en daar door hen , tot dat . , J ° 8 gij dczciven te u misdaadig gemaakt bij Jehovah r 20. Door 111 vs! i°"vaar- deze Godfpraak isSAUL niet geroerd , maarbcom doch cn tujp-t integendeel, onbefchaamd genoeg om zich hebt gij naar 0 ö ' 00 de ftemme van met listen te verdcedigen, niet anders te weegehoord, maar ten , of hij had zich aan Jehovah's beveelen loofgèvioogèn11, in den afgcloopen krijg-, flipt gehouden. Alen hebt gedaan tans, (zegt hij) heb ik aile de Amalekiedat kwaad was v , 3 J „ . in dc oogen ten omgebragt , en met welk cen oogmerk T^s.^2o\ Toen 'ich ^ anders den Koning gevangelijk mede zeide saui. tot rrevoerd, dan om hem plegtig overteleveren. Semuül: ikbeb- 8 ' .. ^ , , ... , be immers naar ai. t .:ls waar, mijne ioldaatcn hebben de ji™" Vc- lchaapen en runderen uit den buit verfchoond, hoord, caL.b- « zcjfs aj wat van vvaavrie jg. maar is het be gewandeld J 7 op den weg, niet, om het door offerhanden nog zo veel op den welken , ^ , . ^ .... ,-,T mij jebovab te plegter aan Jehovah toetewijen. 22. Waar.InZ0"k""hehbe toe dic verfchooning ? antwoord de grijsaard agag den Ko- onbewimpeld: gij weet het immers, dat Jeho- nmg der Ama- r °J tekieten [mede] vah zo zeer geen wclbehaagen 111 brand- cn gebracht, maaide Amalikieten hebb' ik verbannen, vs. 21. Het volk nu heeft genomen van den roof, fchaapen en runderen, het voornaamfte van het verbannene, om Jehovah uwen Elobim opteofieren te Gilgal, vs. 22. Doch Semuël zeide: heeft Jehovah lust aan brand-offeren, en flagt - offeren, als  der KONINGEN. Hoofdd. XV. 347 flagt-offeren heeft, als wel in eene ftipte «»mh««^ gehoorzaamheid van Zijne beveelen. 't Is cen iiemme ? v en diuiwt hem toe; dit fcheuren zij u en zij fcheur- ten teeken, dat jehovah even zo het koningrijk vs. is. Toen van u afgerukt, en aan een' ander' perzoon, zeide Semuël j; ■ „ ,. , . , ^ tot hem: jebo- dle niet van uwe maaglchap is, heeft toegeden hhnC ko- fcoi'1*' aaa eenen Erailiettfchen burger, die ninkrijk Uraïh zich waardiger in dien post gedraagen zal dan van u afge- .. „ fchcurd , en g»J« 29. Eu voorzeeker i die Jehovah, die de ïaistenetgëgee- 00rras* van alle de overwinningen is , die yen, die beter onze Natie oit behaalde, heeft magts genoeg, is dan gij. ' o o o 5 vs. 29. En om ook in dat geval zijn woord te houden, Hif, e"ieliedêe zonder hier over fpijt te hebben; een mensch rm^^et' mag dit eens hebben door oorzaaken , die en het en be- van buiten koomen , Jehovah heeft die verrouwd Hem , . , . . *: T , , niet; want Hij hindenugcn niet. 30. Nu bemerkt Saul dui- mensch denjk' d:it MS de zaak verergerde, en dat Hem [iets] be- SemuëL niet om te zetten is, hij hervat Touwen zoude. , .. „ , ,. , , J vs. 30. Hij aan zijne Itaauundige denkwijze, en verzocht hebbeZe"gezon- 1,em■> 200 }iet met zijne vriendfchap dan gedigd, eer mij daan was, dat hij hem dan ten minften voor doch nu voor de oudften mij- het oog van zijne Officieren en onderuaanen voorLr'^/: e" uiterlijk achting wilde bewijzen, en hem daarme" mild,erdat om vergezcllen 'in den ftaatigen Godsdienst, ik jebtvab die men nu over de verovering houden aanbiddc. zoude. 31. Hierin bewilligde Semucl, cn kecrV'sJw Saul verrigtte denzelven met gebeden, wederom saui. Doch onder voorwaarde, dat de Koning tia : - cn SArr. ° ? *> aanbad Jebevaii. vs. 31. Toen zeide Simul,': breng Ac.10 den Koninf  der KONINGEN. Hoofdd. XV. 34.0 hem den gevangenen Agag in het openbaar der Amaiekuzou laaten zien , en hem in handen Hellen, mij. agag 'nu Dit werd aangenomen door den Vorst. Agag gins,Jt<ï-ti hem o A1 ^ a u wccldelnk, en komt. Noch houding, noch gelaat, noch eeni- Agag zeide : , . voorwaar de ge omltandigheden gaaven het minst vermoe- bitterheid des den, dat die Vorst ter dood veroordeeld was. weeken.1S E£" Integendeel deed hij in zijn gelprék bemerken , dat hij op dat oogenblik onbevreesd was en gunftige uitzigten koesterde. 33. Dit vs. 53. Maar wekte den iever van Semucl te ftefker ieid^ op , waarom hij hem betuigd , daar hii, zwcerd d,c w'i- , ° 1 J ' ven haarer geduurende • zijn bewind door de bevvij- kinderen bezen zijner tijramiieke regeering, zo meeni- a?zod zal^uwê ge moeder bedroeft had, dat hij nu ook £?fe%n op zijn beurt bedroefd mogtc zijn want rooft worden 1 , . , .... onder de wi- dat het met hem gedaan was , daar hij ven : toen nu als (laats-gevangen hem was overgegee- ^gag J'ttu" ven. Hierop beval de Godsman , dat men ken vnor het . 7 aangezigt van den Koning voor de vergadering van Jeho- Jebovab zeGHvah te Gilgal neer zou fabelen, 't geen vol- ê>V 34. Daar voerd werd. — 34. Daar mede liep de plee;- "a semuii f r ° nar Rama, en tigheid ten einde. Semucl fpoedde zich Saul gin? op ■ r, „ na ziin huis te naar zjne wooning te Rama en Saul, naar Gibea Sanis. zijn hof te Gibea. 35. Zonder dat 'er ver- sellh35' z^g zoening tusfehen hen gemaakt werd , want Saul niet meer beiden hebben elkander nimmermeer bezogt. — nes doods toe.' Hierop befpeurde men in Semucls gedrag Evenwcidroeg meer droefheid dan wel halftarrige wrok te- lZf l™ vs. 33. De mening is : dezvijl uw zwaard meerig' moeder kinderloos gemaakt beeft, zal ook, uwe moeder kinderloos worden. vs. 35. Toevallig evenwel hebben zij malkander nog gezien volg. Hoofdd. XIX: n. waar wij Ieezen, dat Saul te Rama profeteerde voor het aangezigt van den ouden SlMUëL. — Hier behoorde Gap. XVI. te beginnen zo als ik dit afgedeeld heb.  350 Het EERSTE BOEK berouwde j,- gen Koning Saul, terwijl men intusfcbed bovah, dat hij . ° ' _ J Saul tot Ko- uit de verdere ongelukkige regeering van den «« °geraaakt Vorst befpeurde, dat Jehovah zijn bewind irj het minlte niet begunliigde. XVI. HOOFDD. TPV vs. i. Toen JL^ aar nu het belang, 't geen Semucl tMAa^r'*'hoe 'n c'eu burgerftaat had, hem droefgeestig zijiang draagt gü ne dagen deed flijten , en het gedrag van leet om Saul , , j ' . ■ , , e* dien ik doch Saul hem aandrong om m het gebed Jeverworpenheb- „gvafr aantcroepen, werd de oude man , eens geen Koning zij in grooten iever zijnde , door Goddelijken over Israël ? ° . . J ' , .. .. J, vul uwen heom openbaaring onderngt , dat hij zijne aandagt ga"heenen, ik Van Saui. voor altoos af moest trekken , zal u zenden ^aar nct l{oningnjk in zijn huis doch niet zou be- tot Isai den . Betinhsmiter , vestigd worden, maar door zijn H eer 'er reeds want ik hebbe , . mij eenen Ko- eenen opvolger gekoozen was; dat hij daarom ne" zoonaf"uit- z'cb naar Bethlehem begeeven moest naar eenen gezien. Isaï; een zijner zoonen zou Sauls opvol- vs. 2. Maar ger zijn. 2. Semucl verflagen op dit voorhoe "zoudcdeik ftel en met het wrokkig beftaan van Saul heenen gaan ? wcj bekend, wil zich van dien last ontflaan. Saul zoude het ' doch hooren Hij twijffelde niet, of de argwaanende Vorst en mii dooden; . , , , .. toen zeide J«- zou op eemg vermoeden , oat hij eenen opeenaikaif"wm v0'ocr geordend had , niet rusten, voor dat de runderen, hij hem van het lecvcii had beroofd. Hierop ik ben gekt»- gaf Jehovah hem vrijheid, om zijne oogmer- Zb offerharfde keB voor den Vorsc °P het zorgvuldigst te te doen. bedekken. Hij moest dan te Bethlehem, zo als hij in andere fteden meermaal gewoon geweest was, eenen plegtigen dag van Godsdienst houden en bij die gelegenheid Isaï met zijn huisgezin verzoeken, kwam 'er dan eenige navraag van het hof, dan had hij maar te antwoorden , dat hij te Bethlehem geweest  der KONINGEN. Hoofdd. XVI. 351 was, om zijnen Heer een ftaatig offer toe- vs. 3. En gij .... ' ,. . .. zult Isaï ten te wijen. 3. Um dit zo veel te vrijer te oft'er nodigen, kunnen doen, zou hij de bijzondere ontmoetin- bennen2 gecvcn gen voor hem bedekt kunnen houden niet alleen, wat sü doen 0 ' zult , en gi] maar zelfs wie de gekoorene gunfteling en zult mij zaï- aanftaande «Onderkoning van Jehovah wezen leggen zal/ * zou. 4. Nu is Semucl geruster en reist ^j&f*"^ naar Bethlehem. Hier vervvelkoomen hem de seen jcbovab^ Overheden van de ftad wel vriendelijk, maar en hij kwam tevens ook zeer beangftigd; want een bezoek van Toen8" wamén zulk een Profeet beduidde zekcrlijkiets ongemeens. *■ overftender J " ftad, hcc ven- Het eerst, dat men vroeg was dan : of het oog- de, hem tc ge- 1 ... , . . . , ' moet, en zei- merkvan zijnen komst ter bevestiging van hunnen dcn /, „-,„ welftand was. 5. Hierop antwoord Semucl niet alleen ja, maar deelde hun tevens het oog- vs. 5- Hij , , .... dan zeide : merk van zijne komst, voor zo ver dat niet geheim [met] vrede , was, mede; hun voorts verzoekende, dat zij ^eh ^o^jV- zich, als voorgangers, bereiden zouden tot i>°vab offerhan,. „ . „ , ,. ~ . , .. ''en te doen , die ttaatige Godsdienst-oefening, die hij voor heiligt u, en had, en hem het genoegen doen, om de of- ^"ofTel/ e!1 f'er- maaltijd bijtewoonen. Bij die gelegenheid 'liJ.. heiligde . J 00 jSA1 j en Z1jne bezogt hij Isaï, dien hij, boven anderen door zoonen, en hij zijne gelorekken en gebeden , tot den Gods- offer?aLZu dienst voorbereidde, en met zijn huisgezin ook tot de maaltijd noodigde, terwijl hij tevens den vader het geheim ontdekte. 6. Daar- vs. <5. En het op zag Semuël, Wel bewust, wat 'er ge- tf^^è^ beuren zou , iederen gast met dc uiterftc zo za2 hii ....... , , Buab aan, en nieuwsgierigheid inkoomen. Eindelijk komt dachte, zeker- Isaï. Zodra hij den zoon van dezen , S^WS Eliab namenlijk , onder het oog kreag , *■«eïlltae- feft 4. Ook kon het zeer wc! zi:n , dat dc verJeeldheid lustenen hem en Saul den ouden mau tot hen deed vlugten, zo vat het Bos- NtT op.  35* Het EERSTE BOEK vs. 7. Doch dagt hij: dit is zeker de bedoelde man, die wt'*'^/^ zal opvolger van Saul zijn. 7. Maar Je- zie zijn gcftai- hovaïïs infpraak nam deze, dwaalende gedachte met aan , * , ...... noch de hoog- te weg. Semucl, (zegt hij,; zie met op tmir!iJwantftik de uitwendige geftalte, deze heeft het volk in hebbe hem ver- Saul ten uiterften misleid; het uiterlijk voorworpen ; want . . het is niet ge- koomen van Eliab, zijne reizige lengte heelt lijk de mensen , , , „„ „i„ ziet, want de hem geenzins dc voorkeur verworven, zo als daT voor oogen het auders ondei' de menfehen gaat, neen ! is,maar>i0- geheel anders handelt fehovah. als Hij eenen iab ziet het ö .. , J, . ' , . harte aan. man naar zijn hart verkiest, op het uitwenriepS' Isaï Ah" dig voorkoomen let Hij niet zo zeer, als op nadab, cn hij de gefteldheid van het hart. 8. Hierop vraagt deed hem voor- ° .. . hii het aange- semucl aail lSAÏ , met Wieil hij 111 gegaan: aocfi'hlj fprek was, naar zijne andere zoonen, waarop n*:?«S de vader Abinadab roept, om zijne eerook niet ver- biedige groet voor den grijsaard te maaken ; "vs?"?. Daar Edoch de oude man hem ziende, zegt ftilzwijsL^oorbti ge"d bij zich zelven: ook die is de man niet. taan: doch hij « ]\tu maakt Samma, de derde zoon, cene zeide : rieezen . , , " ,c, en heeft jebo- diepe buiging, maar weder met het zeilde ge- verkorert volg. io. Tot 7 zoonen maakte hunne eer- ,. vs\,0: A!zo biedire groet voor S e m u ë t.; Edoch Se mu ül liet Isaï zune do t _ zeven zoonen kon niet bemerken, dat cen van allen dc be- na°ngczigt s»ï doelde perzoon zou zijn. n. Hij treed dan dóch' S«' met Isaï weer in gefprek en vraagt, of hij zeide tot Isaï: 1]U het genoegen had, dat hij alle zijne zoo- heel't deezên lien bij zich zag. Ja (zegt Isaï,) zij zijn 0ivs. het allen , op ééneh na. De jongfte is thuis der zeide Si- rrebieeven om op het vee te pasfen; wel , mutl tot Isaï : 0 . . ,. . zijn dit allen geeft Semuël hem tot antwoord, ci lieve! enKK zend dan iemand, om hem te laaten haaien, kieinfte is nog t aat ;k nct genoegen hebben , om alle uwe overig, en zie, n 0 . hij weid de zoonen eens bij een te zien. Isaï zoekt zich fcWpen : Se- ' t,utl nu zeide tot Isaï: zend heenen, en laat hem haaien, want wij  der KONINGEN. Hoofde. XVI. 353 hier van tc ontfchuldigen, docli Semucl verzekert hem, dat men niet eer aan de maaltijd zou gaan voor dat zijn gezin volledig was. ia. Nu durft Isaï niet langer weigeren , om den waardigen man in zijne beleefdheid alle genoegen te geeven. Zodra nu de begeerde zoon inkwam , en door den vader aan den Profeet werd aangebooden, bezag hij den jongeling met veel oplettendheid; want het (prak nu van zelv, dat dit de gunfteling van Jehovah was. Straks gevoelt hij zich nader 011derrigt, dat hij het is, en 'er dus niet verzuimd moest worden dezen te zalven, te meer daar zijn gemoed en gelaat overeenftemden. Zijn aangezicht was fchoon ; hij bad eene bloozende kouleur, een leevendig oog, en in het geheel een goed postuur. 13. Zodra nu, na het eindigen van de maaltijd;, 'er gelegenheid toe was, liet Semucl David uit de broederen bij zich koomen, ging rasch met hem in een nabij gelegen vertrek, en zalfde hem aldaar. Én van dien tijd af ontdekte men in David een buitengewoon verbeeven geest. — Nu was de last volvoerd. De oude man trok dan weder op zijnen tijd naar huis. 14. Van dien tijd af aan, bemerkte men, dat Sauls goede hoedaanigheden , waar mede Jehovah vs. 11. Da Uitleggers brengen de roede kouleur op het hair van D atid. Doch het zwarte is het bevalligfte in het oog van eenen Oosterling, dus brengt men het beter tot het aangezigt. vs. 14. De booze geest ftaat over tegen den Geest des Heer es, die Saul vlug en vrolijk maakte, wij behoeven dus niet te vraagen, wac hem deerde. Voorts ben ik in het gevoelen van Macquet over 4e Bijbelziektett, dat de hartstochten van Saul oorzaak gaven tot eefl wezen- IV. Deel. Z hm zeilen nieé rondom aanzitten tot dat hij hier zal gekomen zijn. vs. 12. Toen zond hij heenen , en bragr. hem in , (hij nu was roodachtig, mitsgaders fchoon van oogen , en fchoon van aanzien) cn Jehovah zeide": (la op, zalf hem, want die is het. vs. 13. Toen nam Semuël den olie hoorn, en hij zalfde hem in 't midden zijner broederen , en de Geest van Jehovah , werd vaardig over David van dien dag af en voortaan. Daar na fcond Scmull op, en hij ging naar Rama. vs. 14. En de Geest van Jehovah week van Saul en  354 Het EERSTE BOEK lijke ziekte, de zwarte gal namentlijk. Met rede merkt Bonnet hier aan f dat 'er ftaat Geest van Jebevab en dit heeft hier zeker kragt. De otrzaak, namenlijk , van het geval hier vermeld, fchreeven de Hebreen aan dc kwaaie engelen toe, die hier toe bijzonder van Jehovah gelast werden. vi. 16. Over den invloed van de mufiek in ziekten, heeft LoEscnEu. in Di-'f. ai t>. vcele voorbeelden. ee„ booze hem begunftigd had, om den throon met luiseceit van Jt~ t kunnen bezitten, hoe langer hoe meer hovab , ver- j c f.h-ikte hem. afnamen. Integendeel nam de geest van droerzeidén5'sauls geestigheid, agterdogt, argwaan en wreedheid, hem-ezie ic% 0p eene buitengewoone wijze , en als een ftraf een booze n *feh_ovah, ziïne ziel zo geftaadig in, dat Geest van Elo- J ' , i . him verfchrikt aue gemoedsrust hem verliet. 15. Uit veru'vs. 16. onze meerderde zodaanïg, dat zijne hovelingen verHeere beveeie ^ Vvaren hem te waarfchuuwen, vooral daar doch uwen 1 ö . r - • knegten , die jjjj geen rede van ongerustheid had, het was gezigt "[rtaanj dan eene ongcfteldheid, en dus behoorde men man ^zockênl naar middelen omtezien. ï6. Het best kwam die op de har- hun voor ? ^at zijne kamerdicnaaren iemand In het' zal ge- mogten opzoeken, die den Vorst door mufiek dïbonzcGeest vervrolijkte , bijzonder door de ftrcelende harp. van Elobim op twijfTeiJen niet, of iemand, die wel fpee- H is , dat hij J J i ji .. , , iaarop fpee- ien kon , zou in ftaat zijn , om de vlaaieï'metu'wor". gen van den Vorst volkoomen te verdrijven. aevs5i7. Toen ift Saul neemt genoegen in dien voorflag zeidé saul tót zjjner gunftelingen , cn gelast aan zijne hofzieT m[jegdoeh' bedienden , om ten eerften naar een' man , d.rw=?nfpêe' die in de mufiek bekwaam was, omtezien. ien kan , en g n}erop onderligt hem een zijner kabrengt hem tot ..... , mij. merdienaaren, dat hij wel eens een zoon van arIwoÓrdeTecn Isaï, uit Bethlehem ontmoet had, die uitnee- van de jonge- T ,, . linden , en zeide : ziet, ik hebbe gezien eenen zoon van Isaï den Bethlebemlter die fpeelen kan, en hij is een dapper held, en een knjgs-  der KONINGEN. Hoofdd. KVK 355 mend fpeelen kon; en daar bij niet vreesagtig was voor de aanvallen van den Vorst, maar ftoucmoedig, een goed foldaat, een man van groote geestvermoogens , van veel beleid, bevallig van perfoon, en een gunfteling van Jehovah. 19. Door dit loffelijk getuigenis werd aanftonds de keus bepaald. Uit naam van Saul werden op het oogenblik 's Konings loopers naar Bethlehem gezonden. Het gold Isaï. De Koning liet zijnen David, toen een jongeling van 20 jaaren, het opzigt hebbende over 'smans fchaapen - fokkerij, aan het hof verzoeken. Hij moest hoe eer hoe liever koomen, om tot eene aanzienelijke bediening bevorderd te worden. 20. Isaï is vereerd met deze boodfchap. Hij geeft hem over aan het hofleeven, en laat hem niet gaan zonder een gefchenk naar zijn vermoogen voor den Koning mecdeteneemen, maar belaad eenen ezel met toefpijs, wijn, en een keurig jóng geitenbokjen. 21. David ten hove gekoomen, moet aanftonds fpeelen. Hij doet het , de Vorst is verrukt. Nu is hij geduurig bij den Koning , die hem hoe langer hoe meer lief krijgt, en David is niet alleen onder zijne kamerdienaaren, maar de Vorst Helt hem zelfs onder zijne wapendraageren, 22. En zond een' looper naar Isaï, om hem te berigten, dat hij David niet terug moest wagten, als hij hem genoegen wilde geeven, maar hem onder zijne kamerdienaaren laaten, daar hij in dien korten tijd reeds een zijner gunftelingen was geworden. Geen wonder. 23. Zodra als de ongefteldheid in Saul opkwam, vatte D avid de harp, en fpeelde voor den Koning, Z 2 man , en verftandig in zatken , en een fchoon man en Jtlcvab is mei hem. vs. 19. Saul nu zond boaden tor Isaï , en zeide: zend uwen zoon David tot mij, die bij de fchaapen is. vs. 20. Toen nam Isaï eenen ezel met brood, en eenen lederen zak met wijn , en een geitenboksken, en zondze door de hand zijnes zoons . Davids aan Saul. vs. 21. Alzo kwam David tot Saul. En hij ftond voor zijn aangezigt: eh hij beminde hem zeer , en hij werd zijn Wapendraager. vs. 22. Daar na zond Saul tot Isaï, om te seggen : laat loch David yoor mijn aanïezigt ftaan , ivant hij heeft .'enade in mijle oogen geronden. vs. 23. En iet gefchiedde ils de Geest /an Elobim olev Saul was , !o nam David le harp, en hij rpeelde met djne hand, dat ivas Saijl eene  355 Het EERSTE BOEK verademing, en het werd heter met hem , en de booze Geest week van hem. XVII. HOOFDDEEL,vs. i. En de Philiflijnen verzamelden hun heir ten ftrijde, en verzamelde zich te Socbo , dat in Juda is, en zij * legerden zich tutfchen Socbo en uisfchen Aze\-a; aan het einde van Damman. vs. 2. Doch Saul en de mannen Israëli verzamelden zich, en legerden in het eikendal, en Helden de flagordt tegen de Pbi liftijnen aan. vs. 3- Di Pbilljlijnen m Honden aai eenen berg aai geene , en d( Israëliten fton den aan een berg aan dez< zijde, en de va lei was (usfchei hen lieden. vs. 4. Toei ging 'er eet kampvegter ui het leger de Philiftijnen uil zijn naam wa vs. 4. Hoe eene natuurlij in hel XXfle . en dan voelde de Vorst aanftonds verligting, hij kwam dan zelfs zo aan 't bedaaren, dat de vlaag hem eindelijk geheel verliet. 1. Jj^en wijl nu, na dat David aan het hof geweest was , begonnen de Philiftipim de ongefteldheid van Saul verneemende, en van 'de gevolgen des laatfien krijgs nu weder heiitcld zijnde , zich op nieuw tegen Israël te wapenen. De algemeene zamelplaats hunner troupen was Socho, en vervolgens floeg de Armée zich neer tusfehen deze plaats en Azeka, zijnde van agteren gedekt door Dammim. 2. Dit noodzaakte Saul om insgelijks den oorlog te vernieuwen en tot dat einde zijne burgeren bij een te roepen. De legerplaats van hun was in het vermaarde eiken- , dal van yuda, waar hij in het gezigt zijner vijanden lag. 3. Beide de Armeen waren dus voordeelig gelegerd, want aan den voet van een' fchakel - bergen was elk dus van agteren gedekt, en tusfehen beiden lag eene uitgeftrekte vlakte, regt gefchikt om malkander flag te leveren. Intusfchen kon geen van beiden den anderen in zijn' legerplaats aantasten , zonder gevaar, om met groot verlies van volk te worden afgeflaagen. 4. Terwijl zich de Armeen nu dus gelegerd vonden, en niet : handgemeen werden, zag men eens op een' , t:jd buiten dc liniën der Philiflijnen een' man onzeker wij zijn omtrent de maat, is mij de el evenwel ke maat. De 6 hier van, (Goliaths lengte,) worden Jet! van dl Oost. Bib!, op 63 voet gfrekend.  der KONINGEN. Hoofdd. XVII. 357 ten voorfchijn koomen , die de koninglijke Goliath , van troepen uitdaagde, een' man van zonderlinge hoogte' m grootte, van 6 ellen en een fpan. Het was "n/an" e" de vermaarde Goliath, een der Enaks- vs s. En hij kinderen, die onder Joschua's beduur de ren helm oprijn Vjugt naar Gath genoomen hadden, van waar KnefchnbGoliath dus ook geboortig was. 5. Zijn agt'B P^ner wapenrustig was naar evenredigheid van zijn gewigt " des perfoon, dus vrij aanmerkelijk. Hij was ge- v^ Cr dutad dekt met een koper heimet, zijn harnas was fikl;!f ksopcgvan koper , fehubagtig bewerkt. Het woog ecn ' koperen v5ooo koperen fikels* 6. Tot de voeten toe was boven ' hij zo gewapend. Hij dekte die met een fcheen-harnas van koper. Zijn fchild was tusfcne«» 2'w™ van het zelfde metaal. 7. Qok was hij ge- de wapend met eene vervaarlijk- groote fpies; g£ w£]!^ zij geleek wel een' weversboom, zo wel we- een weve1»- j j-i , 1 boom, en het gens tic dikte , als de lengte. De punt alleen lemmer ziiner woog 6oo fikelen, ijzer gewigt. Het was na- ^tnXT tuurlijk, dat iemand, die zo belaaden was ïelenA'"^ En v"° ' de fchilddraa- zicli bediende van ecn wapendraager. 8. Zo gc.r sins voor dikwils de Armée in dagorde gefchaard was, ^TdTz* ftond deze man tot den firijd uittedaagen, of ?£p a£ fmaadelijk te hoonen, geduurig roepende, dat orderenIsr"u> 'en zeide tot vs. 5. De 5000 fikels rekent van N. K. op 140 f$, maar Kezel die de maaien en gewigten , hoe vroeger ze zijn , ook zo veel te ligtcr neemt , rekent 39 të- Volgens Mus. word hier de koninglijke fikel gemeend, en dan is alles gevonden. vi. 7. Mhs. cn Dathe denken hier m hunne vertaling aan een Werpfpies, maar dit ftrookt niet mei het geen 'er volgt; ik geloof, dat 'er op een zoort van een fehüd gezien word, onderfcheiden in grootte cn gebruik van dat zijnes wapendraagers. vs. X. Ik hen de man , de vermaarde, uitdaa^er, kragtig door ƒ. J. Schol te ns vertaald. Z 3  355 Het EERSTE BOEK hen s waarom het niet noodig ware flaags te worden , en zoudt gijlieden dus veel bloeds te ftorten , dat men liet Hede flagordè te ver aan i lieden, beiden onderdaanen van de TenpVnlftij»tt, oorloogende Mogenhedcn moest overlaten, en en gijlieden d was hi- de man voor de Philiftijnen, en knegten Sauls? ■> _ j . kiesteenenman wilde de kans wagen tegen ieder, cue maar rust wtdmijUafkoo- had, 9. Onder beding, dat die geen, die vervs 9. indien flaagen werd van de beiden Armeen , onder hii tegen mij de verpligting van overheerfching en cijns zou vernamekan'! liggen, io. Hij voegde 'er bij: dat het bij «Heden6" tw de Israëlieten , die eerst gewonnen hadden, knegten zijn; een gr00t bewijs van lafhartigheid zou zijn, maar indien ik » .. . , , j hem overwinne wanneer zij nu uitgedaagd en daar door m » 4* "gTji'. ftaat gefteld, om de zaak gemakkelijk tc kunons tot kneg- beflisfen , zich die gelegenheid niet ten ten zijn, enons "v ' ° ;°, , dienen. nutte maakte. 11. Toen Koning Saul door vs. 10. Voor- . 1 der zeide de de ligte voortroepen te hooren kwam , wat hef'héden Ie die kamovegter voorfloeg, had hij, zo min, Hagordenen is- ajs een eenjjr foldaat, den minften lust, om rails gehoond, c . , •. zeggende: geeft het tegen hem te waagen : integendeel was df'wTS ieder ten uiterften verfchrikt over zijn ver* menftrijden. baazend eroot flatuur. 12. Doch dit moest vs. 11. loen 0 , j_ Saul en het aanleiding gceven , dat David door ganscn deze^voorXn Israël bekend raakte als een groote held. hoorcfen'T'7"o Deez' moedige mensch was de jongfte van ontzetten zij , , _ . z'ch en vreesden zeer. vs. 11. David nu was de zoon des tphraMtifshen mans van Bethlehem-Juda, wiens naam was Isaï, en die had w. 11. Van ii —32, en van 55 — 58. is alles wat den zamenhang betreft 7&er moeiielijï. Mhs. zelv verdagt en onverklaarbaar; daarbij word het in het Vaticaanse en Alexand. Handfchrift niet gevonden. Eichhorn meent, het is door traditie tot de Jooden gekoomen; Josf.piius zou het overgenomen hebben , en door hem in veele Handfchriften ingebragt, zo Da the. Warpunton heeft op de beste wijze het getragt te vereffenen, IV Deel bladz. 62. zijner Godsd. zending.  der KONINGEN. Hoofdd. XVII. 359 de 8 zoonen van Isaï, een' van de aanzie- •„ nelijkfte en heldhaftigfte lieden uit de nabuur- sauls was lüj fchap van Ephrata, maar die , hoe heldhaf- afgliande onder. tig ook, wegens zijne hooge jaaren van alle d%smn"3ncende krüssdienften ontflaa^en was. 13. In zijne drie groette JO n zoonen van plaats had hij zijne 3 oudlte zoonen gegec- isaï gingenhee- ven, (die zich nu ook in dc Armée bevou- Jg-gjg lffa den) te weeten Eliab, A m m i n a d a b en jf£j£"S* Samma, bekend voor dappere lieden, voor hm drie zoo- , , , ,1 nen, die inden waardige zoonen van den ouden beid. 14. Ier- krijg gingcn > wijl nu David, als de jongfie, thuis bleef, ^™.s\^Br: was het natuurlijk, dat hij, middelerwijl de ne , en zijn J 7 , . tweede Aisina- oudften zich in 't veld bevonden , hunnen DAB, cn de derpost waarnam in de velden van Ephrata. En 15. Hier bevond hij zich tans, vermits hij, Dav,^was^de in zijn' post aan het hof nu gemist kennende drie grootftc worden , (om dat de aandagt van Saul g^vo11gd.AUL'"l door den oorlog van zijne gewoone vlaagen D^.;D^;)S"°^ nu genoeg werd afgewend,) een bezoek was nen en kw^.n ... .. , , weder van gaan afleggen bij zijnen ouden vader, met Saul, om zijns wien hij dagelijks de uitkomst van den oor- ™ders Jchaalog verwagttc door den een' of anderen bc- te Babiebcm. flisfenden veldflag. 16. Ondertusfchen duurde Vs. 16. De het ruim 14 dagen , dat dc vijandelijke Le- *$#£e dnc" gers in hunne verfehanüngen dagelijks in flag- ^wwwg orde gefchaard ftonden, zonder niet malkan- Alzo iteide hij u ..... zich daar veer- deren handgemeen te worden, bij welke ge- tig dagen langl lcgenhcid de ruuwe Philiftijn zijne fnoevende uitdaaging iedere rijze herhaalde. 17. Deze ,SA^e[£ f*t werkeloosheid der beiden Armeen gaf aanlei- zijnen zoon vs. 15. De bedenking van Mus. over dit vers, dat David, als wapendraager van den Koning, moest uitgetrokken zijn, heeft Hezel vrij waarfchijnelijk weerlegd, door optemerken dat hij als Majikant, cn niet ais held aan het hof bekend Itond. Z 4  500 Het EERSTE BOEK frt'voor^we1 di"§' dat de krijgkundige Isaï, geen tijding 1 rbederen een van eenige oiidernecming bekomende, cn wei geroostkoom" bewust, dat het lang ftiiliggen der troepen broodeü' "en den leeft0St fchaars moest maaken , zijnen brengze ter jongfren zoon verzogt, om met eenige verver- loops in het r , . , T . .1 _ , leger tot uwe lening naar het Leger te reizen. Een Epha broederen. geroost koorn , en io verfche brooden waren voldoende voor de familie. Hij mogt die ten vs. i8. Maar fpoedigften wegbrengen, zoo hij hem genoe- breng cleeze ... , ° „ ' 7 3 , _ n tien meikkaa- gen wilde doen, 18. Doch voor den Overften nen doever°dui- ovcr 10co daSt llcm g°cd ook eene verve** zend, en gij fching meedetegeeven, beftaande in io verfche zult uwe broe- . ° deren bezoe- melkkaasjes. Met dezen voorraad moest hij ïlun wei°gaahen neetl Saan ■> z>jne broederen bezoeken , hun ïS zuIt ZTa vraagen, hoe zij 't hadd-n, en hein de ver- r.unne hand ... meedenecmen. zekering brengen, gelijk hij hoopte, dat het nu , en zij, en hen allen wel ging. 19. (Saul nu, zo als *hïaïu mwTrcn te voren geze§'d is, lag bij het eikendal nog bij het eiken- voordeelig geleserd, en voerde niets uit, maar dal , niet de ° , 7 PbiiifHjnen dagelijks waren er evenwel hgte fchermutzc- ft'vs.e"o.e'Toen i'n§cn tusfehen de voorposten.) 20. David rnaakte zich niaakte dan ten fpoedigften alics bii ecn te David des mor- ra j i^ens vroeg op, hebben, en nam met het aanbreeken van den rn hii liet de , , , , , . , fchaapen bij dag de reis aan, laatende het opzigt van het mTnam^etoir vee nan den gewoonen herder. Hij fpoede en ging hee-zjch te meer, daar hij nu gelegenheid zou nen, gelijk Isaï ■ ° hem bevolen hebben , om een legerplaats te zien , en ge- ï'vain aan den '"kkig kwam hij aan, waar de wagens en bawageriburg.'ais gaadjen ftonden, juist in het oogenblik, dat het hcir •«„••, . , iiagordeuittoog alles in beweeging was, en de noodige toedriideTicp. • rusting gemaakt werd , om in flagorder tc !srl%kl'J"tn fc'an' Da:u' de vijandelijke troepen ook al tw. ï8. Zulke kaasjens waren verscb gewrongen , naauweli.ks 2 tl? zwaar.  der KONINGEN. Hoofdd. XVII. 361 weer beweeging maakten, om den flag te le- ae*w//Wj*«# veren. aa. Zodra David dit vernam, gaf ^"«^ hij fpoedig zijn voorraad over aan den man, die ^m^^ de bogaadjen in de tenten bewaarde , liep vatet, van zich naar de om zijne broederen te zoe- ^bew^rl ken, en vond hen ook. Aanftonds vroeg der vaten, en men over en weder naar malkanders welftand, Qagorde , cn 11 • j, c.ma;„ hij kwam , en men fprak over de voorvallen m de tamme, vraagde ü]nea cn andere dingen meer. 23- Onder dat gefprek kwam juist Goliath ten voorfchijh , en ftand. ^ daa°t nogmaals; de Hebreeuwen uit om te- nij hun gen hem te végten. 24. David bemerkte ^ hier bij, hoe ieder voor den reusagtigen fooe- w^'»» ver bevreesd was, en de voorposten op z;jn ge- LjATH, dei>wzigt zelfs binnen de liniën weeken, 25. En, jgJi*, uU of hij het niet genoeg gemerkt had, vroegen hij hem de foldaaten daarenboven: of hij wel acht fprak agtervoi- .. , geus die woor- fioeg op dc omftandigheden , die er voorvallen , tlen> en David bijzonder op dien kampvegter, die door her- '^^Doch haalde uitnoodiging , geduurig de dapperheid top» _m der Israëlieten bezwalkte. Vervolgens ver- mL.„ man za. haalen zij, hoe de Koning, om den een' of gj» ■? ander' zijner troepen tot dezen kamp te eer- *fzifj™> der optewekken, niet alleen groote fchatten zeer. ^ ^ toegezegd had aan hem', die den trotfehen mannen '/JfaW, Phtlifiijn overwinnen kon; maar zelfs eene g^^gj; zijner dochteren ten huuwclijk wilde geeven , wei gezien, .. <■ .,- , • , 1 n t • clle opgekomen en zo zipi familiehuis boven den burgerltaat in is, want hij Israël verheffen, en van alle heeren-dienften vrij maaken. 26. Onder dat gefprek word h^ones"c'1;|ne!,net David, die op het voorval wel gelet had, dat de Koning in het grootfte vuur gebragt. Hoe (zegt hij) he^j a™j m* hoor ik wel, word 'er een groot aanbod ge- g™^^ zal; en hij zal hem zijn dochter geven , cn hii zal zijn's vaders huis vrij maaken in IsraM. vs. c6. Toen zeide Davd tot de mannen, die bij hem (tonden, zeggende: wat zal men riitn mau doen, die dezen Pit- Z 5  3Öa Het EERSTE BOEK lifiifn (laat en den fmaad van Israël wend ? want wie is deze onbefneden Pbiliftijn, dat hij de fiagorderen van den Jeevendigen Elobim zou hooncn ? vs. 27. Wederom zeide hem het volk ai-, ter volgens dat woord, zeggende: alzo zal men den man doen, die hem Haat, vs. 28. Als Ei.iab , zijn grootfte broerier hem tot die mannen hoorde fpreeken , zo ontllak de toorn Eliabs tegen David en zeide : waarom zijt gij nu afgekoomen , en onder wieu hebt gij de weinige fchaapen in de woestijn gclaaten ? ik ken uwe vermetelheid , en de boosheid uwes harten wel, want gij zijt afgekomen, op dat gij den ftrijd zaagt. vs. 09. Toen zeide David : wat heb ik nu gedaan ? is daar geen oorzaake ? vs. 30. En hii wende zich af van dien naar daan, voor hem, die onderneemen durft, om regen den Philiftijn tc flrijden en dus den, hoon te wreeken ? is dat noodig? — is men beangdigt om dien onbefneedenen onder de oogen te zien, die de ftoutheid heeft , om den God aller leevendigen te fmaaden? 27. Ja, zeggen zij . en herhaalen nogmaals , wat de Koning ten gefchenk aan den overwinnaar van den renfigen Phiiiftijn beloofd had. 28. Hierop geeft David blijken, dat hij moeds genoeg bezat om de zaak te durven onderneemen; uit zijn gelaat, en houding was zulks duidelijk te merken: dit ziet zijn broeder , die op een' afftand was, hij treed toe, driftig over de roekeloosheid van den jongeling, en de aandagt van David's heldhaftigheid willende afwenden, bijt hij hem fchamper deze woorden toe: wat doet gij hier ? — hebt gij dan u aanbetrouwde po.ït , en die uwe jaaren en kragten ook hel beste voegt, verlaatcn ? Ik ken uw vermetel beftaan, ik ken de verwaandheid van uw hart, gij moest alles weer verlaatcn, niet waar? om uwe nieuwsgierigheid te voldoen : gij moest eens het gezigt van eene ftrijdende Armee hebben! 29. Met de grootfte bedaardheid geeft David hem tot antwoord: maar, mijn waardfte Eliab! heb ik met mijne komst dan iets onbehoorlijks gedaan ? verhaalt hem toen verder het verzoek van zijnen Vader, en vraagt, of 'er mi geen rede genoeg was, om in deze zorgelijke omftandigheden iets buitengewoon heldhaftigs ter redding van het Vaderland te onderneemen. 30. Daar aan niet twijfrelende, vervolgt hij met dezen en gecnen te fpreeken. Om  der KONINGEN. Hoofdd. XVII. 363 leiding te hebbe. vraagd hij telkens, W»^^ *dk een ter belooning «»^^**5fg den fnoever onder de oogen durfde z>en,£ct Vülk gaf lo jnf jjiii zich tot die onder-» hem weder ant'er bi voeeenae, dat nij xitu iu _ woori( aga,r. • „ wid o-evoelde. Telkens ontving lu.i voigens de cerneemmg beieid gevouuc ftc woorden. rrter het zelfde antwoord op. 31- llet Sf,? vs. 3I. Toen mei nei üe lustig hooren doet. 41. Op dit teken ver- 'wfagjg* fchijnt ook de reufige Philistijn buiten de Li- gaande cn naniën van dc vijandelijke Armée. Hij naderd £e™f *°J met langzaamen tred, met ontzagchelijke z«n fthflddraahouding, zünde alleen vergezeld van zijnen zijn aangezigt. ..... . vs. 4a. Toen 1'ehildknaap, vol nieuwsgierigheid, wie zo on- de pbinftijn verfchrokken zou zijn , om tegen hem een' °^?^\ D^ kans te waaien. 42. Maar naderende is hij veragitc hij . . , , . ,- 4. hem, want hu niet weinig verwonderd eenen jongeling te was een jonge- zien, wel van eene fchoone geftalte, en bloo- {jjg* 'midrs0gad^; zend van gelaat, maar gansch niet grof yan fchoon van aan- leden. 43. Dit maakt hem verwocder. t is vs. 43. De ecn hoon , denkt hij, jegens zulk een' dappe- fe*d'f'/„" D™ ren man; waarom hij tegen David dus uit- ™ :honb™ d^t vaart: Hoe? zijt gij mijn partij? tegen een'gij tot mij komc „ , 1 rv u met ftokken ? held met eenen ftok gewapend? — tegen hon- ende«MjW» den bediend men zich anders van ftokken. - v^e%°^ Maar ik zal uwe vermetelheid u rasch betaald Hm, zetten. Dit zwoer hij hem, bij zijne Vaderlandfche Goden al brommende , met halve woorden. 44. Nader op het ftrijdperk koo- navs-ze^leD d' niende, fpreekt hij zijne wederpartij met deze puuftij* tot ' , • • • David : kom woorden aan: — kom aan nu, in weinige tot m\\ t za zat oogenblikken en met geringe moeite zal ik u dkenuw ^JJgj tot een aas voor het roofgevogelte , en het des hemelsgee- .. ven en den die- wild gedierte maaken , lchoon gij nu de ren des vetds. 1 frischte jeugd vertoont. 45. David zweeg VIg - daarentel  366 Het EERSTE BOEK gen r.bide tot oök niet bij die norfche uitdaaging. Hoe, gü_ komt tot roept hij , waarom komt gij dan gewapend fwaard" "n mer zwaard, met fpies en fchild? _ moet dit ™et fPle* * wapentuig u tegen mij beveiligen ? Voorzeker fchüd , maar dan beloof ik mij eene andere uitkomst. Ik In den "aam van onderwind mij tegen u te kampen , verwag- f^Xjen EU- t6nCle d mij11 heil Va" Jehovah-> dien God, Hm der flagor- dien gij nu zo lang gehoond hebt. 46. Ik dferT gij" ge! twijffel geen oogenblik , of Hij zal mij de hoond ^bt-Ten overwinning geeven , zo dat ik ti verflaan, deezen dage en ten bewijze van mijn' zegepraal, uw hoofd za! fehovab . T r , 1 u befluiten in m mijn Leger afvoeren zal , en dus aanleiïkwiu*' naan" di"g geeven, door eenen daarop volgenden en ik zal uw flag dat het roofgedierte en gevogelte, zich hoofd van u 005* wegneemen,en tot verzadiging toe met de lijken der Phlde Zfigchaamcn Hstijnen zal kunnen bezig houden. Uit deze pijnen ^eger* uitkomst zulIen de nabuurige volken genoeg dezen dag den kunnen opmaaken, dat Israël eenen God heb- vogelen des , ,. „ , ,. hemels en den be, die alleen dezen naam verdient. 47. Zo veidseigeevet" zal ook de Eraèlhifche Armée verneemen , en de ganfehè dat Israëls God niet noodig hebbe, zich door aarde zal wee- ..... ten, dat hradi aanzicrteliikc wapenrusting de overwinning te eenen Elobim bc{bhikkcl]. Ncen ? zij aItijd onder jekg_ vs. 47. En vaifs magt, cn die zal ons van daag over u deze ganfche ° vergadering zal heden doen zcgepraalcn. 48. — Nu maakt jcbovab" niet G o l i a i' h zich vaardig tot den ftrijd. Hij zwaard, noch fuelt 6aar David toe , die, in plaats van door de fpies vervaard te worden, hem met raope leden te- vcrlost , want ... _ . . de krijg is ?«- gen ijlt- 49. Onder het voortloopen eenen zaruiiedcnDin fteen» uit ziin tas gegreepen , in den flinger onze hand gee- legt, en, met eene verbaazende handigheid ven. . ' vs. 48. En fungerende, zo wel mikte, dat hij den Phili* het gefejuedde, toen de Pbiliflijn zich opmaakte en heenen ging, en David te gemoet naderde zo haaste David, en liep naar de dagorder toe, den Pbiliflijn te gemoet. vs. 49. En David (lak zijne hand in den tas en hij nam eenen fteeu daar uii, en hij llingerde, en trof den Pbiliflijn in zijn voorhoofJs  der, KONINGEN. Hoofdd. XVII. 367 Bifn Juist aan het voorhoofd trof, met zulk zo dat de (teen ■> J J ,. , zonk in zijn eene kragt, dat de fteen eene diepe wonde voorhoofd, en maakte, en Goliath in bedwelming met *j* een voor over neêrplofte. - 50. Dus befchik- aarde. . , . vs. 50. Alzo te David zich dc zegenpraal zonder eenig overweldigde wapentuig , alleen met zijn eenvoudig her- f*™ dersttu'o-. — kt. Zo dra de Philistiin tér pen ffinger, en u » 3 . mee eenen nederviel, ijlde David naar hem toe, ging rteen , en mj op zijn lichaam ftaan, rukte hem het zwaard puttfffi m van zijne zijde, en gaf den zieltoogenden ^odden ^en^ vijand den volkoomen doodflag , door hem hadgeen zwaard 'het hoofd van het reufig lichaam afteflaan. — Vs. 51. DaarIntusfchen had 'er in de beiden Armeen een ™ ^nja™ diepe ftille plaats gehad, terwijl ieder hoopte den PbWftljn, r r ° J en nam zijn op de gelukkige uitkomst van het kampge- zwaard, en hij vegt. — Maar nu zagen de Philhtijneh, dat de r^emtól kans tegen alle verwagting hun tegen was, ^«d*^ en bliezen dus ten fpoedigften den aftogt. hem' den kop „ , . , -r -ri t • daar meede af. 52. Doch m het Israelitifche Leger ging nu Tocil cIe Ph;!i. het krijgsgefchrei ten aanval op. Men iet^t.^ den vlugtenden vijand na, zelfs over het ge- digfte dood bergte, in de vlakke landen aan de midden- ten 'zij. landfche zee , tot onder de poorten van mav^fzicTh°d2 Ekron. Op de wegen naar de PhUiftijnfche mannen van r 0 rOl Israël en Juda fteeden, van Saaraïm af tot Gath en Ekron, 0p, cn juichtwas alles met gekwetften gezaaid. 53. Doch d™ ^^hfiyop het krijgsteken zwenkte de Armée weder, jjjW»*»^A™ de valei , en tot aan de poort van Ekron, en der Pblliftijnen verwondden vielen op den weg van Saaraïm , en tot aan Gafli, en tot aan Ekron. vs. 53. Daar na keerden de kinderen Israëls om van het hittig vs. 5°. Dit vers is in het Vat. Codex uitgelaaten. Het zegt zeker niet veel in het verband tot opheldering. vs. 52. Saaraïm is een ftad tot Simeons ftam behoorende. De zin moet dan zijn van Saaraïm af tot Gatb, of, gelijk Muntinghe leest (in Disf. fub ScuRoênER p. 17.) tot Gatbaïm.  363 Het E E R S T E BOE K pï"!'-y«»,den °m zidl nict te verre va!1 de 0*nwp te verzij 'beroofden wijderen, en toen viel men aan op de leeer- hunne legers i j •* - ° • plaats der vijanden , die nu ter plundering „r^mZ overgegecven. - 54. Bij die berooving het hoofd des had L'AVID hef hoofH van rlpn P/,;/;/?;.•.. fcragt hét 'naïï ziine wapenrusting zich geëigend, waarvan Sw*^"nen hij' zich bcdiende bii zegenviereride optogt leide hij in zij- naar Jerufakm , doch de wapenen buiten ne tent. , „ , , , , 1 het zwaard had hij m zijne tent weggeleid. — Saul "'David 55* Bij' gelegenheid 0» dflt SaüL den kampzag uitgaan den VCgter David naar de voorposten geleid gemoet^'zeial bad' was Abner afvveezig geweest, onbeden krijgsoTr! WUSt Van deü Peif°0U ' die hct waaSe" ZOU ften , wiens met den Philifliin te lbijden. Hij nu iemand zoon is deze . , , , • . jongeling, Ab- ziende toetreeden, vraagt de Koning den geNSzeuië:[zo neraal 1 ~ Abner; kent gij hem, die onderwaariijk ais] neemen durfde den Philiftijn onder de oosen uwe ziele leeft, . J J ^0vn 6 Koning ' ik te zien. Doch Abner ten uiterften verwonWvs! ''sV.'^De derd■> dat iemand het had ondernomen, geeft de0""1!™™ *% ten antwoord: Neen, Vorst! ik zweer bij uwe het , wiens Kroon, niet te weetcn, wie die dappere held zoon deze jon- • _s T- „ , T, , , , geiing is. IS- 5o- b" zegt de Koning, onderzoek het d.avid 5wed^r- dan ten eer^en' en 8'Ü zult nog meer verwonkeerdc van het derd zijn. 57. Toen men nu te rus; kwam Haan des Pbi- , , , . ïiflijm , zo m de legertenten, zo zag de Koning Abner ner enmb:^t aantrecdca met David aan zijne hand, dien hem voor het hij nu tot den Vorst ten gehoor zal leiden. aangezet van ^ . " Saul. En het Ue jongeling had het hoofd van Goliath bij' ?kh' '£ geen bij' m zegeiipraal vertoonde. Ziivs.hs8!'En 58> Z° dn de Vorst hem zaS> zegt hij: saul'zéide tot verklaar nu voor de ganfche fchaar, aan welke zoon zijt gij , gij over het geheel gansch onbekend zijt, vs. 54. Daihe meent da? ook dit vers weg moet, vs. 55. Ook di: vers is in het furie, Cotiix niet.  deu. KONINGEN. Hoofdd. XVII. 369 |yie gij zijt, uit welk een geflagt,. aan wien joneejtfng» en "J J' 0 . , David zeide : ik mijne dogter uit zal hüuwen. Hierop doet ik ben een David een kort verhaal, dat hij de Zoon we0"kne^'"isAï van Is ai is, die wel eer cen Officier van Acn Betbhb*'s Konings troepen was geweest, doch zich nu, om zijne hooge jaaren, in de velde;n van Ephrata, vergenoegde met het landleven. XVIII.HOOFD- IV • • DEEL. i. \Jz edelheid, die 'er in het nederig ver- vs. x. Het haal van DavId voor den Koning doordraai- Sjfj^|^|e{?m! de, deed de gevoelens van achting, welke tot T - , , Saul tc fPrc=- Jonathan voor David opgevat had, zo ken , dat de groejen, dat hij, van dien tijd af, hem de *fNS j^. ihnigfte toegenegenheid bewees. Het onder- den werd i!an , , de ziele Da- ling verkeer deed dezelve niet verflaauwen, vidS en Jona- T ,,i ' *i . than beminde maar 111 Jonathan s boezem, zo vatbaai hemj als zi;ne voor regtgeaai'te vriendfehap, den zuiverften ziel£trap bereiken. 2. Maar de ongelukkige Ko- • vf. En ning had andere gevoelens, welken hij echter tendien'dagen" voor tegenwoordig verbergen moest. Om die ^ederkeeren" rede maakte hij hem beftendig tot zijnen ho- tot;zijns vaders ,. ° J huis. veling, zonder hem toe te laten van te rug te keeren naar zijne vaderlijke wooning. 3. liet vs. 3- Jona- gevolg hier van was, dat dé vriendfehap tus- D"AyJD "maak-1 fcheri de twee deugdrijkfte helden van Israël, ™ad eende^rj in tegenwoordigheid van verfcheidene leger- hij hem Hef hoofden, door onderlinge vêrbindténis van el- zieie. a S Z"'""e kanders belangen, plégtig bevestigd werd. 4. Bij deze gelegenheid deed de vermeende vs. 4. jVA- ■ ' THAN dt?cd zii" troonsopvolger hem de grootfte eere aan, die nen* mantel af, w. 4. Nieuwland meent, dat Jonathan hier mede ftilzwijgend het .recht op den throon afftaat. Pavisex heeft (in zijne Regeiring IV. Deel, Aa  Vo Het EERSTE £ 0 £ K dkn hij aan aan de vorfteüjke hoven in het oosten géhem' dav!d^ bruikelijk is. Hij ontdeed zich namelijk niet ook zijne kiee- ayieell van zjjnen vorftelijken mantel, maar laat deren , )a tot ■> _ zijn zwaard zijnen vriend, uit zijne voorraad-kamer, van zijnen e" boog het hoofd tot de voeten vorftelijk kleeden, ett nèn'gordeTtoe". wil, dat hij van eenen ieder, als zijn grootfte vs. s. EnDA- gunfteling zal geëerbiedigd worden. 5. Juist vid toog uit dien zelfden tijd, toen Jonathan hem overal daar f i SAULiiemzond, z0 veel gunst bewees, werd David, op beziel, 'n,voodrzig? vel van den Koning, tot gebieder aangefteld tigii.k, en saul gedeelte der troepen van den ftaat, zette hem over t> r dekriigsiieden. cn gcfch'ikt om de verdere vrugten van den en hij was aan- " , ,„ , . , ■• genaam in de roemrugtigen veldflag mtczamelen, waar 111 hij g7ngfcheVavoiket, zich met het grootfte beleid van zijne veren ook in de piiprino- kweet, zo, dat hij een der eerfte beoogen der kneg- ^ ° f ' J ten sauls. velhebbers werd , wien de ganlche burgerij van IsRAëLS rijk dc grootfte genegenheid toedroeg en niet minder onder alle de hovcvs. 6. En het lingen geacht werd. 6. Hoe Koning Saul foenhizfidCkwa' omtrent hem dagt, werd kennelijk uit de volmen, en David gCnde omftandigheid. De troepen hier en daar van het liaan afgezonden, om de overwinning volkoomen te tel, Pdat/y>de maaken, in de Hoofdarmée te rug koomendc, wiiven uitgin- was de Koning voomeemens het Leger te ten, uit alle de .. . m , .. Öeeden van doen fcheideu, en zich naar zijne hotftad Gtzml'IxTrkin', bea te begeeven. Zo dia men dit verneem, den Koning j burgerij van Israël hunnen Vorst met Saul te ge- w" ° j moet , met t|e uiterftc fbitie en bhjdfchap ontvangen. mTmdri7 'boe- Overal zag men dan de maagden, tot zang k,a' en dans bekwaam, bij malkanderen fchaaren, om in praalgewaad, en onder 't keurigst mu- i,r Oosterlingen-) het gebruik, waarvan bief gefproken werd, duidelijk jemaakt, maar het geheelc vers Raat in het Vatte. Codex niet. vs. i. Met vreugde heb ik tot het volgende vers (kinzinde gebracht,  der KONINGEN. Hoofdd. XVlÜ. 37! ïïeü den Koning te gemoet te treeden. vs. ?. km de ■ .. , rn 1 • vrouwen al da»- 7. Saul al naderende zijne hotltad, ziet den zende zengen itoet aankoomen. Het treffend mufiek, dc or- ^fsSjtteS de der reien, de poëfie, met één woord, al- $»^*^ les llreclt een ieders oor. Onder anderen maar DAvrfl zij* , „, , ne tien duizcii- werd door alle de Chooren op deeze wijze den. aangelieeven eri geflooten: zijt welkom , Vorst! die bij duizenden uwe vijanden veld, V3_ §_ Toc^ en gij jeugdige held! die tien duizend boven ^nftak ^S^Wf de duizend van uwen Vorst door éénen ilag woord was .... , , , kwaad in zijne deed. vallen. 8. Naauwehjks had de argwaa- 00^en , en hij nige Vorst dit gezegde gehoord, of het zinkt J^J&tfjS diep in zijn gemoed. Hij vat eene gedagte duizend gegee- r J 0 J. .. ven, m lar mij op, die noit uit zijn gemoed gewist is: ken- hebben zumaar nen zij David tien déelen meer toe in dè v^"üèda^Ioroverwinning dan mij, denkt Saul, dan fchatten zij hem ongetwijfleld tienmaal hooger. voor hem zijn. Heeft het volk de keuze , (het ftaat vast) Saul had het dan zal hij nog eens den thröon beklimmen. °d?enDA^° 9. Hij hield David nu voor dien man, aan af, en voor- -. 1 CV» 1 7 t3an. wien volgens Semucls gezegden, Jehovah Vs. 10. En kroon en fceptef geeven zou. 10. Dit kou ^ ^^eren niet anders, of moest in het midden van alle daags, dat de . , boozc Geest vreugd Saul s öngefteldheid wederom ver- van Eiohim heffen. Op eene onrustige nagt vol naden- °jVge' werd™»* ken, is de Vorst al vroeg 'smorgens in de 'll'^*';*^ iveeifi De vlagen werden heevig. De Koning ganfche h«f, en Üep zingend en raaiend door het hof. Nu op f.iaarenfnel Werd David geroepen, om ware het moo- ""^da^lot sreliik, even als in vorige tijden, den Vorst (SAÜï.ni5 *>TJ> ' had ce.ie fpies gelukkig tot bedaaren te brengen, die naar de in zijné hand.) is. 8. De laatfie woorden van dit vers houdt Dathe verdagt, ook de volgende tot vs. la. toe om dat zij niet in het Catie. Codex jjjnj "JllS,. SAoud^c, en zetze OV.r: nu is de 'nrstn neg maar trerig. Aa *  %7% Het EERSTE BOEK vs. ii. En gewoonte van dien tijd de vorftelijke fpies in fPiesff°en de hand had.' n. Terwijl David nu verzeide: ik zal rukkend fpeelde, mikt de Vorst tot tweemaal d wid aan den r •> wand fpittcn , toe op den jeugdigen held, tegen den muur wendde zich ftaanden, om hem te doorbooren. Maar IjazUnC?angezich" vid ontweek tot tweemaal toe, en vlugtte **■ ' „ van het hof. 12. En, alhoewel Sa ui, we- vs. 12. En " . Saul vreesde der tot bedaaren kwam , zag men nochtans wmr fcbZi duidelijk , dat de bekommernis en argwaan JnWni^m omtrent den held in den Koning niet afnaSaui gewee- men ? maar vermeerderden, naar mate hraBïs Opperkoning hem beveiligde, en men duidelijk vs. 13. Daar Mg, dat die aan Saul zijne gunst onttrok, mn deed hem .» j,, die omftandigheden oordeelde het da s\ul va 1 zich " , ",. . - m , en Mi Koning raadzaamst, hem van zi,n hoi te verfot Vee,?n,ofrh wijderen Om die rede Relde hij hem aan (ten van dui » Overften over duizend, hem bevel zend , en 111 ging uit, en hij geeygnde over eene provincie van het rijk, „!? Sng«rgt daar hij in alle gevallen de achting van een %V°])l F.n ieder verwierf. 14. In dcczen neteligen toeDxvid droeg jt j gedroeg zich cen moedig held, jeugdig zichvborrigtig- » 3 . j_» LH in lijk op alle zij- Cn vol vuur, met zo veel beleid, dat nij in ftbZÏ" 'was geene zaak aanleiding tot vermoeden gaf > metT' Toen waarom men duidelijk zag, dat zijn Heer, nu SauL zag, i)cm ]10e langer hoe gunftiger behandelden. voo.v.u'igii;k'h 15. Hoe meer nu zijn beleid toenam, hoe ^rlr'hit'Vvj'ior niecr Saul bcdugt werd; op den minlïen zijn aan ezigt. miSnreep zou hij hem door den dood gaarne vs. 16. Doch 01 j - gansch hraii geveld hebben. 16. Doch zonder voorwendlel de„ kon hij niets onderneemen, daar alle de Befi ™n\ ^ ftammen, en bijzonder z'jne vaderlijke ftamSjglng in voor geoooten hem hoog waardeerden, zo dat niehlVs. ""f^r- mand hem eenige gunfte weigerde. 17. Toen s^.oVda- fchoot 'er , naar het denkbeeld van den-ftaatvid: zie, mij- i;uildigen Vorst , niet anders over, dan hera  der KONINGEN. Hoofdd. XVJIL 3:3 door liet huuwïiik am de belangen van zijn ne gromde . r ' . dochter Ma- huis te verbinden. Tot nog toe had hij hem uab , die zal dit loon onthouden, doch daar nu de vriend- vrouwlieven. ïchap tusfehen hem en den Erfprins zo ópreet Alleenlijk wee» 1 1 1 v nin een dapper fcheen, was dit het beste middel, om den zoon, en voer tbroou te beveiligen. Hij ontbied dan D v- jibovJb^wmt vid aan het hof, en ftek hem voor, dat hij ^ltumi n|ew,d: voorneemens was hem nu voor zijne heldhaf- niet tegen hem ,1 • , , S .... , z'! , maar dac tige daauen , ingevolge zijn konmglijk woord, de hand der tc beloonen , dat hij hem zijne dogter Me-g*j^m^",te' r a b ten huwelijk wilde geeven; — dat al het voorgevallene in zijne ongcftelde vlaagcn hem hier niet belette om zijn konmglijk woord te houden , cn tot erkentenis en huwelijksprijs niets anders van hem begeerde, dan dat hij, in de nieuwe onlus'en, die de Philiftijnen verwekten , zich als cen dapper held tegen den erfvijand van Jehovahs land gedraagen mogt. (Zo gaf Saul voor, maar de ftaat- kundigc meening was, hem op die wijs door den vijand te doen fneuvelen. Dit oordeelde hij veiliger, dan hem zelf naar het leeven te ftaan, zo als hij te voren ondernomen had.) 18. David s:ed;aagt zich bij deze eeleeen- vs. 18. Doch . ., E . ,s, .... / , , Dvv,D s«M« berd met groot beleid. Hij ltaat verwonderd toi S\ul: wie over 'sKonings voordel, herinnerd den Vorst, j/^Jijn'/J5£ wie hij is'— de iöngfte. zoon van Ié aï- — en. m'jns ' > » vaders buii-ge. hoe min aanziênehjk het Hamhuis onder de zin in irasi, Vorften van JwJa — hoe weinig aanzieuelijk nings 'fchoonmijn vaderlijk huis (zegt hij) om mi met het ko- 7^"'rdeu z"ude öinglijk hu s te verbinden , dos: 'sVorllen wil is vs- *9- H« .. ' , gefclvcdde nu mij evenwel een wet. 19. Men bepaalde dan ten ti oe , ais den tijd tot de vcrlooving, maar toen die 'ei tochto^SMM was., ftaan de hovelingen verwonderd, dat de aan David gee- . CT ven zou , zo is princes Merab gehuuwd werd aan 'sVor- *ij uurAiwuft. ■ * ' Aa "  Het EERSTE BOEK aen Meidntie- ften gunlteling Adricl, geboortig van Megegeevein0UW hola, den zoon van Bars illaï. 20. Doch j- vS. 2a poch men ontdekte tevens aan het hof, dat Mi- bïichal de 1 tl dochter Sauls chal, eene andere dogter van den ongelukhad David lief. , . Tr ... Toen'dat saul kigen Koning, groote genegenheid vqor Da- «eeewenn*"io VID °PSevat had, en hoopte, dat dc Koning was die .'aak haar aan hem ten huuwelijk mogt geeven. recht in zijn . J , '.. , oogen. 21. Dit verblijdue Saul, om dat hij daar Saul zeidei^k mede zijn vorig gedrag omtrent Merab bezalze hem gee' dekken kon, en tevens verwagtte, dat de ven , dat zi) ' ° ■ ■ hem ■ ten val- liefde hem nu nauwer verbinden, en hij geen ftrik zij , en . , , , dat de hand der gevaarcn ontzien zou om Ml C ii a l te befen'^Sem^liP koomen. Om deze reden zegt hij hem deze daarom zeide andere dogter toe. 22. Doch intusfehen be- Saul tot Da- „ , , .. „ ., , vid : met de ltookt hij eenen ftrik onder zijne vertrouweneden ZUlmfjn fmgen, welken hij inboezemd om David dus ivoidcn °°n optezetten: hij moest dewijl de Koning hem vs. ia. En begunftigdc, en alle de hovelingen hem groozijncn kncgtenl te achting toedroegen , nu ftoutmoedig zij- Jbreckt ' met re dochter ten huwelijk vragen. 23. Vleiers David ui het • ° J Sciméiijk,zeg- zijn tot alles gereed. Zij dringen bij Da- pende: ziet de < . ", .. . , , ' Koning heeft vid aan, dat hij dit doen moest, dat het éïiezUftekLg" liem toekwam, dat hij niet te wagten had, ifcf WtrTd'-n ^at mel1 llCm "'Ct ^ Z0U ^r>' P°& HU des l'.orings vid den trek bemerkende , dien men hem '>wTa&'xi! de fpeelen wilde , bedekte zich te meer: hoe , knepen Sauls ze„.t hij, ik ben verwonderd over uwe redefprakeu deze t> J ' woorden voor neeringeu. Het is mij gceji zaak van weinig tibs. Tocb zei- belang naar den rang van 's Konings fchoon- datllgt'in ulic- zoon tc fiaritl » ik dlllf Zlllks nkt d0eT1' 'k der oogen des weet, wie ik ben, — een man zonder midde- ivnningsfehoon- , . . •■ n. . zoon te wor- lcn, zonder aanzien in mijne ltam. 24. Met ecCn' arai" en 4ft antwoord kccren Sauls vleiers te rug. vcrr.gtzaam man ben? vs. 24 En de kneaten Saut.s boodfehapten het hem, zeggende: ±ulkc woorden heeft David gefprooken.  der KONINGEN. Hoofdd. XVIII. 375 De list is derhalven mislukt, zegt de Vorst ys. 25. Toen nu, iets anders dan verzonnen! 25. Laat u z3"dües zui*ugijL weder in gefprek met hem in, cn zegt hem in vertrouwen, dat hij zeer gemaklijk mijn Koning heelt , , ... , , geen lust aan fchoonzoon kan worden , dat gij verzekerd amicren bruidz\']t, dat 100 vijandelijke koppen, daar de Ko-{^Stod'woï Hing een' doodelijken haat tegen de Philifiii- hvidender.P4<- & J °- J liliijnen op dat nen heeft, genoeg zijn, voor de gunst, om men zich wreezijn dogter te huuvven; want ik hoop, mijne „ings vijanden, vrienden! zegt Saul, dat hij niet leevend ™dSa^ldvae£ van zulk eenen togt te rug zal koomen. ien door de , , . , , , . r 1 .. hand dêr Phi- 26. Zij laaten zich dan weder in gefprek met uftijtte«. David in , en ftellen hem voor , 't geen ^JJ^f" zil™ Saul hun belast had. Dit voorftcl behaagd boodfehapten ..... David deze den heren man , en , terwijl de dagen van woorden , en ondertrouw lang moesten duuren , dagt hij „chr'ln 'de fchoone gelegenheid te hebben, om dien oogen Davidsj ö ö ... dat hij des Ko- bruidfehat te verzamelen. 27. Hij maakt zich nings fchoon- , , . . . zoon zoiiiie dan gereed met eenige geworvenc troepen tot wordcr,; ma„ dien togt, doet een inval in het vijandelijk ^ dagen walaud, verflaat, in plaats van 100,200 Phili- vervult. ftijnen, en levert hunne voorhuiden, ingevol- maakte'* zich ge 'sKonings wil cn orde. Nu moet Saul zijn DyVIDenop'zV™ koninklijk woord gellaud doen. Mi c ha l mannen , gin- 1,1 n tt Sen 1,ecn ; cu werd hem dan ten huwelijk gegeven. 28. Uit z\] fioegen ondit voorval maakte S a u l nog nader op, dat ^"',,cde p^èl David fehovah's gunftelhig was, en buiten honderd man, 0 ° .. en David hrngt alle twfjffel die naaften, die hem zo ïjvcrzug- haare voorhui- , _ ... . '. , •■ j' den cnlevcrde- tig maakte. Daarbij beminde zijne dogter ze der] Koning Mic hal haaren egtgenoot, hoe trotsch zij ™lkooc™fijkhi| ook was, oprecht. 1— 29. Toen nam de fchoonzoon des , , Konings wor- argwaan van den \ orst nog Iterker toe, want denzon. Toen Hij was nu zijn fchoonzoon , en geen man l^5"^ Micuai. tot een vrouw. vs. 28. En Saul zag cn b-merktc , dat Jtbovab met David was. En IYIiciial , de dochter Sauli , hart hein lief. vs. ay. 'l\en vreesde zich Saul nog meer voor David; cn Saul was Aa 4  376 Hz t EERSTE BOEK Dav;ds vrand van foagen ftand meer. Deze bedenking maak» alle zijne dagen.' , , f %, . , ' vs. 30. Ais te, dat hij eenen eloodeliiscn haat tegen DaAP opvatte, die nok getuid werd. 30. In ftogen, zo ge- ai ^icn tijd ondernamen de PLU: ft ij nen niets, !: lertde net als J J J zij uittoögen , cf David werd tegen hen gezonden, en onker was V dan der alle de vcldoverften onderfcheidde zich tennsAutstn»■ Davit» dan zo zeer, dat hij de gevestigde dat zijn naam hoogachting van ieder verkreeg. £eer geacht was. ' xix. hoofdd. nn ' vs. 1 Der- 11 X oen Saul bemerkte , dat alle .zijne baiven (prak he imelijke poogingen, om zijnen fchoonzoon Saul tot zj nen ' , . , . „ , aopn ;ona- van kant te maaken, mislukten, vervoert hem. Seziine'kaèg' z'in argwaan tot nct belluit, om zulks doof ten, om David gêweW te bereiken. Hij ontbied den Erlte • oooden. 1 . - , , Doch jona- prins, maakt er geen geheim van onder loor^hadgroot zijne begunffigde hovelingen , maar wil de welgevallen aan ZM|- m^ ]um om]eggcn. Wat zijnen ZOOI! David. d° betrof, dien dagt hij dat het eigen belang on- vs. i. En jo- oetwijlTeld tot een verdubbelden lever aan zou nathan ver- „ , , kondigde het zetten. Terwijl men de zaak te zamen overgeAdè3 ' mtfn ^ > zwijgt de Erfprins, wiens genegenheid fader Saul voor David niet verminderd was; hij wil ook zoekt u te doo- v. Nu dan, den'Vorst voor zijne hovelingen niet ten toon Zof&etr , d°en Hellen. 2.' Maar nauwelijks heeft hij den ttijf in *t ver- bloedraad verlaaten, of hij laat zijnen waardi- borgene , cn ■ • , . vciftL-Uc u. gen vriend tegen het naakend onheil waar- ik zal uitgaan, fchuuwen, en bad hem op liet vriendelijkst mijnes baders z'ch tot nadere tijding op het zorgvuldigst toan op het te verbergen. 3. Zijne voorneemen was, deri Veld daar gij , ,. , „ . . , i t j iuhViijn, en ik volgenden morgen den Korting in de ociitendir.'inen' "ader wandeling te vergezellen. Dan verzogt hij , Gjreek^n, en du David, fchoon bedekt,'daar kort bij de zien , wat . > y .' . Kei zij, dat zat hand mogt wezen , op dat hij hem ipocdig n< u w.ikci...i- ^n uitjf^g Van het gefprek köhde meededeelen.  der KONINGEN. Hoofdd. XIX. 3-7 4. De Erfprins met den Vorst alleen zijnde, vs_ ^ ?o beaint het gefprek over de edele hoedanighe- fprak dan j- . ■ _ iji natiian goed den van David, tevens aanmerkende , hoe van david tot de Koning fehande behaalen zou bij alle zij- ~ ™% ne onderdaanen, indien hij David van kant zeide'tot hem: ' . n de Koning zon- liet maaken, daar hij cen van de getromvlte dige niet tegen aankleevers der koninglijke belangen was , gw*f 0l?f* en die zich door zijne verdienlten bij den Wj^ gw^.* Vorst zelvs noodzaakelijk gemaakt had. 5. In heeft, en om p 1 1 1 dat zijne daa- het bijzonder roemde hij zijne onveiicnrokke-dcn vooruzeer ne dapperheid, weidde breed uit over het ge- z5im'Wan. val van het kampgevegt , waarin de Vorst hij heeft zijne , , 1, ziel m zijne zelv zo veel deel genomen had , en raadde hand gezet, en zijnen vader welmeenend af, om eenen die- p,',7^genanaar, die volkoomen onfchuldig was, van het l^«ft?«*r leeven te berooven. 6. De zagt geaarte Jo-groot heil aan .. „ , , het ganfche nathan weet dit Saul met zo veel be- Isra-él gCdaan , leid en aandrang voortedraagen, dat de Vorst, ^Te*% door zijn gefprek dieo getroffen, zijnen waar- zijt verbiljdge- Jor in .. • „ f weest. Waar- cligen zoon, onder de duurfte eeden, belooit, om zoudgüdan van zich tot zulk eene verkeerde daad ^%^9^ niet te zullen laaten verleiden, maar die gedagte uit zijn hart te verbannen. 7. Nu is Jon a- doodende? j li- j • 1 •• . vs. 6. Saul than regt vergenoegd. Hij ontbied zijnen nu hoorde naar waardigeri vriend terftond, en deelt hem den fAT^™me jE°; uit'lag van het gefprek meede: nu oordeelden Saul zwoer : ? , , .... -n , O-o waaragtig de vrienden net gevoegehjkst, ltraks maar weer ais] jebovab ten hovc tc gaan, op dat de vleiers van den {J*£ ' |"dozod Vorst niet op nieuw vat op hem krijgen mog- worden. ten. De Erfprins leid zijnen fchoonbroeaer nathan. riep. dan bij den Koning, en het gevolg was, dat ^tiianen i"f men de oude gemeenzaamheid onder de vor- he™ dc^ ftelijke familie ten hove wederom ras herffeld kennen, en Jonathan bragt David tot ïaut. , cn hij was voor zijn aangezigt als gisteren [en] eergisteren. 1 ' Aa <  378 Het EERSTE BOEK vs. 8. En 'er zag- g. Intusfchen gebeurde het, dat de P'ii- werd wederom °. a krijg. En Da- lifiijnen weder eenen nieuwen inval deeuen; enDrtreed tegen toen werd David met zijne onderhoorigc AePtiiiftijni», IOOO m;in wegens het hof bevolen den vijand en hij lloegze ° J met eenen groo- te keer te gaan. Hij was tot dien togt maar viooden' voor Acgt uitgerust, maar plukte evenwel de lauwezijn aangezigt. ren jer uVerwinning, zonder eenige de minfte nagedagte van gevaar, en kwam daarop wederom vs. 9. Doch ten hove. 9. Maar nu gebeurde het op ecn' van OOZjtboval avond, dat de Koning weder allcrjammerlijkst e"hfl^zft^Tn (loor "^geestigheid gefolterd werd, en geen zijn huis, cn rust bekoomeii kon. Aanftonds werd het 011ïn zijne hand! de middel weder bij de hand genoomen. Zijn fpèeideopfiiaa- fchoonzoon moest fpeelen, om zijn' geest te renfpei met de verzetten. David doet het. De Vorst lui- hand. ftert, zit in eene onachtzaame houding; doch vs. 10. saw. met zÜne koninglijke fpies in zijne hand. nu zogtmet 10. Op eenmaal denkt hij weder aan dien de fpies David r j «San den wand naasten , die het koningrijk zou erven — WjPUtontweek vliegt onbezuisd op, en drijft den fpies met van het aange- m veej geweld aan op zijnen fchoonzoon, die zigt sauls, die ° 1 J met de fpies in den fchoot ontweek , dat het ijzer in den wand den wand doeg. „ , , n Toen vlood bleef hegten. In de grootfte ontroering ontkwam in dien wiJkt David het vertrek, en ijlt naar zijne zelfden nagt. eigene wooning, waar hij zijne Gemalinnc van vs. 11. Maar Saul zond boo- het voorgevallene berigt geeft. 11. Intusfchen DTvibVnehVs°! was allcs tcn hpvein beroering. Doch Doéo, dat zu hen be- n ppruge andere vleiers gelegenheid zienwaarden cn 0 B ~ ■ , ■ dat zij hem des de, om den Koning bij de afwezendheid van morgens dood- Tr . . ..* ' den. Dit gaf den Kroonprins 111 zijne voorneemens tc ltijhuisvrouw^DA- ven , gaven hem den raad om een gedeelte vs. 11, Het fchijnt, uit den UXfte Pfalm, dat Saul de wagt belast had den zwervenden held optevattcn , cn van kant te maken, zo zij hem niet levendig in handen konden leveren.  der KOKINGEN. Hoofdd. XIX. 379 van zijne Jijfwagt naar het hof van David te zenden, het tc bezetten, en hem, in den dien gij uwe r n zleIe dezen vroegen morgen, als hij m den diepiten Uaap nagt niet bewas , om te brengen. 12. Michal, tfiö^ ^„gedood uiterften bedugt voor haaren Gemaal , zond worden.^ ^ een van haare vertrouwelingen ten hove, al- miciial liet waar deze al rasch hoort, wat 'er gaande ^venfter^newas. Op dat berigt ijlt zij in liet vertrek van haaren waardigen Echtgenoot , en bid en viugtte, en ••1 » j„ ontkwam. hem , nog m den nagt zijn leeven met de vlugt te bergen ; waarin de Vorst, op het fineeken van zijne Gemaalin, bewilligd. Zij laat hem dan door een bovenvenfter van het agterpaleis ter neder, daar alles nu van voren bezet was, en zonder eenige verhindering ontvlugt hii het gevaar. 1%. Om nu het fpoedig ver- te. 13. En , ,. 1 * 1 Miciial nam volgen van haaren waardigen (jremaai i.e oe- cen beeld, en ter te verhinderen, bedenkt zij deeze list. f^1^;" Zij neemt een' Teraph van mcnfchelijke ge- geidaante en grootte, laat het beeld in zijn bed hoofdpeuiuw , brengen; — neemt een keurig geitcnvel van ™tdefntek!e1eed hair-kouleur als dat van haar Gemaal, waar toe. uit dc Oosterfche Dames verfcheidene fraiheden fpinnen, bedekt 'er het beeld meede, en dekt het vervolgens met de deckens zo toe, dat niets als de fchoone hairlokken achteloos cn ongedekt lagen. 14. Zodra de dag aan- vs. .14. Saul breekt, word het hofgezin opgewekt door 'j"n zo0m Dav"d 'sKonings loopers, die den last hebben, Da- tc !mlen- zii vs. 13. David zal waarfchijnelrk Itort onder liet dak geflaapen hebben, gelijk meermaals de gewoonte was. Wilde men in zulk een geval niet verkouden , dan ftak men het hoofd ouder dek. — Een geiten-lever versch gcdia, houd lange eene trillende beweging, on kon onder het dek de beweging van ademhaling zeer wel aftekenen. Rins.  3»» Het EERSTE BOEK Uziek!de! hij VID ten fPoedigften ten hove te vergezellen. De Vorftrn ontmoet hun, en betuigt, dat, hoe aangenaam her haar ware, haaren koninglijken vader te verpligten, zij nu echter dit verzoek moest weigeren , dewijl haar Gemaal vs. 15. Toen door ziekte buiten Raat was. ik. Deeze lie- aond Saui. 0 boo.ien, „m den geen andere orde hebbende, keeren met zién'!1 ^mèqr'dfe tijding terug; doch de argwaanige Vorst i#'hefbe8dht™ ^'hied, dat men terftond zal onderzoeken, mij op, dat of de verontfchuldiging wel waarheid ware, men hem dood- , ^ de. en dat men met verzuimen moest, om Da¬ vid, (al was het, dat hij ziek ware, hem dan met het bed vervoerende,) ten hove te brengen, op dat hij dien gevreesdeu vijand vs. 16. Ais in zijn magt hadde. 16. Nu koomen zij tede boodenkwa- ' , • •••< , • j n i men, zo zie, rllg mct koninglijken last, om in de (laapkabceidTn't bed" mer te m0Sen dringen, den Vorst te wekken, én'er was een en hem medetevoeren. Toen viel 'er niet zi ne'hoofdpeu- meer te veinzen. Miciial leid dan hen Iulv- in 't vertrek , ontdekt het bedrog ; en dat David het ontvlugt was , verhaalt zij met zeuu' SAUL^tot veelen vcrwijtingeu. 17. Op die tijding doet MicHAt.: waar- de woedende Vorst zijne dochter haaien, die om hebt gil irn » alzo bedroo- hij van te verregaande liefde beléhiiluigd, daar gen en hebt ... .7 . . , , mi nen vi and zij den verrader en belaager van den kroon dat'hij omkoV- '1;,:wcs vaders in zijne vlugt begunftigde. Maar men is,. Mi- Mic hal veinst, om de woede van den Vorst ciiai. nu zeide .. . tot Sau-, : hij en zegt: dat zij met be :and was tegen zulk een faa't Vu'gaan , held die haar bedreigd had , indien zij zijne vlugt waarom zoude vvj] ie VlT' jnderen , haar ncertehouwen. ik u dooden. vs. 18. aizo 18. Ondèrtusfchen was David gevlooden naar vlugtte David, .. ,. , „ _ en omkwam , zijnen waardigen vriend Semucl te Rama, vs. 18. Bij gelegenheid van dc hier verhaalden vlugt is PJ~. LIX. opgeOeld.  der KONINGEN. Hoofdd. XIX. 3S* wien hij zijn wedervaarcn verhaalt. Toen verzogt de voorzigtige Semucl hem dc Had te verlaaten, en zich onthouden op het land bij Rama, waar een Profeeten - fchool gevestigd was. 19. Maar hoe verborgen hij zich daar hield , de hof - verfpieders wisten echter ziji en fchuilplaats al fpoedig te ontdekken, en het den Koning aantezeggen. 20. En zodra heeft hij 'er de tijding niet van bekoomen, of firaks worden 'er lijfwagten afgezonden om David met geweld te haaien. Semucl, hiervan onJerrigt, raad David, hoe eer hoe liever, buiten de grenzen van het land te vlugten, en de waardige man maakt zich intusfchen met zijne leerlingen gereed om Saul en de zijnen te gemoet te treeden. Zodra zij hen zagen aankoomen, plaats de Profeet zich aan hun hoofd , als zijnde -de grondlegger van het fchool, en hierop begon vs. 19. Het fchool fchijnt cen zoort van vrijplaats te zijn , naar de denkbeelden van dien tijd. vs. 10. Venema denkt hier aan een' valfchcn geest, waar door Sauls lieden z.-.utlen aangeblazen zijn volgens den tlXfte Pfilm , en neem; dan, 't geen in het 24. vs. van Saul gezegd word, fpotswijze 6p. Maar Warburton heeft dit beter behandeld, want het gebeurd meer, dat de gezalfde grooten dien geest hebben. Saul was een goede Staatkundige, maar geen vriend der God-regecring ; in de fchoole der Profeeten werd in dat Itaatsrecht onderweezen, zo ftrijdig met zijne denkbeelden; vreemd was het daarom hem in dat fchool te vinden, zo wer.1 hun onderwijs van dat der Levieten best onderfcheiden. De Heer Bonnet heeft dit niet genoeg gedaan, fchoon zijn Eerw. anders d.- fpn e';wijs over ben gefield alle kracht heeft bijgezet, en War.8uk.ton zeer goed in zijne aanmerkingen op vs. 24. wederlegd h:eft. en hii kwam tot Semuël te Rama, en hij gaf hein tc kennen , al wat Saul gem gedaan had. En hii en Semuël gingen heenen naar de plaats van der P, of eeten - fchool bij Rama. vs. 19. En men boodfchapte Saul zeggende: zie, David is ia de woonplaats der Pref Hert bij Rama. vs. 20. Toen zond Saul booden heenen , om David ta haaien, die zagen eene Vergadering van Profeeten, profeteerénde, en Semuël (laanden , als hun  3" H-fcT EERSTE BOEK hoofd. En de men ter eere van God te zingen. MiddcrlcrW»*w™ov» wijl koomen de lijfwagten, vereenigen zich, sauls booden, ■ p]aats vail aan hunnen last te voldoen , met en die prote- r teerden ook. het ftaatige gezang, en keeren hier van opgemcn' bét saul toogcn , zonder iets van dezelve volbragt te z^zoWifan' hebben , wederom terug. 21. Dit hoort men dere booden , fnoedi°- aan het hof, van waar een tweede hoop en die profe- r ° , , , tceren ook. WOrd afgezonden, en op hun toeven eene dervo°onreenzond de, doch alle gcdraagcn zich op dezelfde wijs. de derde boo- jnju barst de Vorst van fpijt, en gaat in den , en die ~ J . ... profeteerden perfoon op reis; maar nauwelijks is hij bij den °°vs'. 22. Daar bron van Skhem, of hij vraagt al aan de lieden, zeiv "naar5 Ra- die daar in mcenigte kwamen om Water te ma , en hij halen, Waar is Semucl? waar is David? grooten1 watér- waarop hij van alle ten antwoord kreeg, dat was" en zij srich nog h het Profieren'fchool bevonden, hij vraagde,en „„ Aju fpoed hij zich derwaarts, maar onder zeide: waar is ~° r J , ,. Semuti en Da- W'eg neemt hij al eene andere houding aan. — £mT™dr. 4. Enfield die anders niet veel betekend, is hier fchoon tot opheldering van het een en ander in zijne Karakters bl. Jonathans karakter is uitftekend, zo cen groot Koning als David was üou hij nimmer geweest zijn , hij is nogtans veel grooter mensch, zijne menfchenliefde is geen hartstogt, maar eene vaste goaarth'eid.  der KONINGEN. Hoofdd. XX. 5S5 neg cenc zaak beproeven kon , die hij hem f» ft - *M o rWMTi . J J mcr den Koning dau voorllocg. Gij weet, zegt hij, cat menzon aanz«reh, in 't kort ten hove het feest der nieuwe ™ jU^aS* maan zal vieren, waarop ik ongetwijfeld da- a™ , *tjj Seliiks zal cenoodigd worden , was 'er de ycrbefgè rot • -I ö , , .', .. ., .. aan den derden wrok niet t:\slchcn beiden. Laat ik mij nu Kvond. geduurende de 3 cerfte dagen van dit feest ^^"taij zorgvuldig op het land verbergen, en tot zo ^feluj ^ jan* bcrigtcn van het hof vcrwagtcn. 6. Ca pij zeggen: üa- ? V c ^ i U** vin hi e;'t van geduurende dit feest aam.agtig na , boe uw mij ./CQV bc_ koninglijke vader zich gedraage ? vraagt hij, ^J^Jd waarom ik niet onder dc gasten ben, onder- Beihubemmni.i ... looppn , want richt hem , dat ik ipoedig gereisd ben naar aldaar is ecn mijn vaJerrtad, waar 'sjaarlijks in mijn geflagt ga°g cen plegtig ofier -feest. gevierd word, en 4# «*g^'fcdftA ik dit gaarn wilde bijwoonen. 7. Let dan ijy aKius zegt: nauwkeurig op zijne houding. Blijft hij be- g ffóf'ng. daard, keurt hij dit niet af, dan is de Vorst %^ZT«] den wrok al wederom vergcèjen, maar word ganseb brMtee- ... , . ken is., zo weet, hij drifiig , tiert en raast„hy als tc veren, dat Bet Uraad geloof dan vrij, dat hij bij zijn Voorneemen hc*'.g blijft, om mij eenen geweldigen dood te doen is.^ ^ ^ ftervcn. 8. David dringt zijn verzoek dus tef mbartigaan: ai, Erfprins! doe bij alle dc gunstbewijzen, die gij mij gegeeven hebt, mij dit ééne R'j heUt uw ca ' , j o o j kneat in ecil nojrj dit vordert onze vriendfehap, zo pleg-verfiond van . wat ZW vadert voorneemen is koomen , zon omtrent zijn val, maar hem aanftonds ten fpoc- ik cat u dan _ r niet te kennen diglrcn daaraan berigt te geeven. 10. De andere geeven ? i 7 ■. vs. io. DA-'vraagti noe !]U vroeg genoeg dat berigt onttófjoNAT^m fanSen'zal zonder in gwaar te koomen van wie zal het mij ontdekt te worden ? 11. En nu fpreeken beite kennen gee- , . . ; , , r ven, indien uw oen in het veld wandelende, met malkande- hartSr " am- ren af' waar' en hoe re vrnrfcfiuuwen ? ia.Jowoord? nathan was zeer aangedaan; dit bleek uit vs. ii. Toen . . o ? zeidejoNAïHAN het volgende gefprek: bij jehovah, onzen Verkom, laa^ons bonds-god, zweer ik u, dat ik ten nauwkeufn dhet UiveTd" riSften miJ"s vaders denkwijs omtrent u zal En die beiden zoeken optefp loreri, de eerfte gelegenheid de gingen uit in 1 , , , , , _ .. . , het veld. beste, doch den dag durf ik niet bepaalen. Jonathan ze° Valt _het gu"% uit, het zal dan geen zwaa$«»«I*UAV,de n'sncicl hebben > ik zal dan in éigen perfoofl Elobim van ir- de boodfehapper der blijde tijding zijn, m"jnênndivader *3- Doch bij de wraake van Jehovah beloof onderzogt zal jfc y ZOo het anders uitvalt, indien dc Koninghebben , om- 8 trent dezen den ouden wrok, behouden liQcft^dat ik dan [of] ovêrrtor- nicts ontzien zal, om 'er ti kennis van te het' is°n gZocd §ecven •> en oau zal ik niet langer dringen, dat voor david, gij u toch niet van het hof verwijderd, maaien ik dan tot 11 niet zr'de, en voor uw oor openhaare. vs. 13. Alzo doe JtloviS aan Jonathan, en alzo doe Hii 'er toe! als mijnen vader het' kwaad over u belaar.d, zo zal ik het mv oor ontdekken, en ik zal u trek- vs. 11. MicHaölis voert hier zeer wel de gedachte in, dat DA vid aan Jonathan het geheim van zijne verkiezing tot den troon nu mogelijk ontdekt zal hebben.  eer KONINGEN. Hoofdd. XX. 3S7 v., hoewel tot mijn leedwezen, onverhinderd kpn laaten, dat haten vlugten, en mijn hartelijke wensch zal hemen gaat en zijn, dat Jehovah u geleide, in uw omzwer- gelijfc Ven, tot dat hij u op den koninglijken throon ais hij met mtj- ' j r d j nen vader ge~ plaatze, en het ga u dan én uwe regeering woest is. éven zo voorfpoedig, als het mijnen vader ging in die tijden, toen Jehovah hem bcgun- ftigde. 14. Maar, dewijl ik mij toch in dit vs. 14. En gij ftuk uitgelaaten heb, gun mij, dat ik iets van imijen iiTTan uwe edelmoedige vriendfehap verzoeken mag. „Iff/' ia D [ 1 Zint gl! daarom Zoo ik nog in 't leeven mogt zijn, als gij 'ie weidaadig- , , , , ,. . , , . heid van 'Jehn- den throon beklimt, vestig dan uwe zetel met vaB aan mij op mijn bloed, want ik zal u met blijdfehap d*t.fcg£t * de kroon zien draagen, en van mij zult gij zeker niets te Vreezen hebben. 15. Maar is vs, js< 00E het, dat ik alreeds dit land der onrust Vaar- Weïdaagi'!ghcide Wel gezegt heb , herinner u dan veel, hóe tee- nict «f'"1''"» , , , .. van mijn huis der onze vriendlchap ware , vergeld dan mij- tot in eeuwignen kinderen, mijn weerloos nrtgcflagt, het ^ét' winneél 'geen ik u mogt beweezen hebben, en j offchoon c,en c 0 ' J ïegehjken der alle de betwisters van dc kroon, in uw huis vijanden Da- , . , , vids van den dan overgebragt , mogten ondergebragt Wor- aardbodem zal den, dan twijffel ik niet, of gij zult aan het nghberif^" geflagt van Tönathan nog uwe koninglijke vs. iö. aizo ... . , , ~ . .. maakte Jona- genegenheid betöonen. 10. Op deeze wijze than een verdrong Jonathan aan, dat David de ^s\Zd^ vriendfehap onderling zo opregt hernieuwen [zeggende:] dat 1 ° < yebovah liet wilde. Wat 'er aan ontbreeKen mogt, zegt eirdhe van de vs. 14. Ket fchijnt Aoodzaakeüjk, dat de text hier cenigzins moet verbeterd worden; de 70 hebben hier In voorgegaan. Houbigant heeft Bit wel aangemerkt , dit is beter dan met V ene ma en anderen aan die overzetting eenen dragclijken zin te geven. is. i, 17. Deze woorden geeven Dathe het Vermoeden van eens Ta'fche leezing, cm dat zij weinig fchijncn t'zasmcn tc hangen. Bb 2  3<1S Het EERSTE BOEK hami der vüm-hij, mag op mijn' vricnds bitterde vijanden, dCvs?Ai7?' En als oorzaaken, gewrooken worden. 17. Dajonathan voer , 011£rcnegen hij'was over zulke ver- voort niet Da- " o o j vm t« doen biiitenisreii te lpreeken, daar hij zijnen waardat'6 hij ' hem digen vriend den throon liever gunde , daa hif 'had S zich zeiven, vind zich echter, op zijnen aauüef met de drang-, genoodzaakt hem alles plegtig te beliefde zijner • " », , . , T ziele. looven. De genegenneid van Jonathan m z'ci'e Jona- voor hem was ook zo groot, dat hij niet eeus than tot hem: aaQ z;;nc c;o;en belangen dagt, zijnen vriend rm.rgcn is de ■' 0 0 3 ■> j rd*uwe maan, had hij alle zijne genegenneoen gewent. ttisfen'/v".-" iS. Nu lpreeken de vrienden onderling af, utóre zitplaats , berigt te bekoomcu van dc gezindheid zal leedig bic- a ° vonden wor- tlcs Konings. Dit heb ik uitgedagt, zegt JoriC"s. 19. En nattian, dewijl het feest der nieuwe maan cia%nJzuit uit- z0 'ls' z;;1 nicn u ongetwijfeld op den gehiceven zijn, Cerlfen dag al misfen, daar uw plaats in rang koin haastig . _ , . , , .. af, cn ga tot als KoiJings lcliooiizoon niet vervult zal zijn. "ipu'vèrhor- Houd u dan fchuil geduurende 3 fcge* gen had ten Maar als die verloopcn zijn , kom dan dage dezerhau- > ... deiing cn blijf kort onder de Hofftad, ter plaatzc, daar ïti %LZe''ftCCI1 u het eerst aantrof; kom niet nader, dan ?k iu den afftand van dezen geen. 20. Ik zal mij zal ik dnc pij- ïcn^ ter zijde dau houden , als of ik mij met nduerujko ik naa'-' cen oeffeningcu vcrmaakcu wil, en 3 pijlen affchicteken fchoot.^^ ^ cvcn a]s of ik 1]a.u. zckcr doclwit rchie- zitt ik zal den t T fiet dan op, zeg ik tot den page, jongen zenden L ... [zeggende:] ga die mij vergezeld, en inij de pijlen te rug deenr^en*ln- brengt, ga heenen, zoekze, zij zijn afgefchodlotteUilt ti tc". hici' cn daar verfprcid, zamclze bij den den jongen zeg- anderen op, dan moogt gij gerust ten hovo r *x. 41. De pijlen ligg:» "aa zijde, zo komt dan, ty* " al'et riebtig; en de verdenking is dan, ze -.vaar als God U.p , or.Lea,.,,d. ftlns. zeer kracluijj.  der KONINGEN. Hoofdd. XX. 3S9 koomen, want dan hebt rij 'er niets te vree- Rc: ?' van u zen. verlaat u zonder lenroom op mijn be- af en herwaarts, leid zonder den minften argwaan tc koeste- l'omngi^nwant ren, Jehovah vreet, dat dan uw ftaat bevei-'er is vr«'e ' " ' voor u, en er ligd is. 22. Maar zeg ik tot den fchildknaap is geen ding met eene meerdere drift; de pijlen zijn alle lêclt afgefcliootcn , zij zijn u reeds vooruit; fpoed jn^e'n22ikM?ot u dan het dreigend gevaar te omvlugten, dC11 jongen alzo , . c - „ , „ , , zeg;;e: zie, de want dan heeft de Opperbettuurder uwe vlugt pijlen zijn van gewilt, ja dat wij van den anderen zouden Ser. Ca Vhcegefcheiden worden. 23. Nu ten flotte van al- jf*P»J*** ° bevab heeft u len onze gefprekken! onze verbintcnisfen blij- laaten gaan. ven , wat 'er ook gebeuren mooge, na dat aangaande de wij van den anderen gefcheiden zijn, voor al- ?iakc>waarvan j o j 7 ik en gij ge- toos , ah onze vriendfehap , onveranderlijk: fprooken heb- .... , . ' , , ben. Zie Je- daarop wierwen die tedere vrienden van den an- bevab zij rusderen gefcheurd. 24. Na dit gefprek kemt Da- SSwn tot vid ter plaats , waar de affpraak genomen in eeuwigheid. r vs. 24. Da- was en hield zich daar verfchoolcn , terwijl vid nu verberg- , . /• . 1 „de zich in het het maan-feest ten hove aanvang nam. Een veld- En ais ieder der hovelingen is verheugd, dat de Ko- ,,"'cu"'^' D o " maan was, zat uing zo wel vergenoegd is, zo dat hij voor- x Nu ^r'-'gt mj' ai'gwaan en vermoed of dc aan1 ot cl Mcnioon (lag wel ontdekt mogt zijn; hij wil veinzen. waar.v:'A is' de Hij zal zien, of hij zijnen vriend, ook van noch ^gutenn al'es onbewust, gelijk hij denkt, niet in den noch heden tot ftrïk kan krijgen. Hij vraagt daarom den Erfde f,)iis niet J 0 gekooment prins: hoe komt het toch, dat David al Jonathan an" weder niet aan de maaltijd is ? gij zult dat pAvi»dlJgVer- we* Sveetenï gij zijt immers zijn trouwe vriend? de van mij 28. Met ontroering, fchoon uiterlijk bedaard, ernfiig naar r , _ _ . .... , . jsetuiebem te geett de Erfprins eerbiedig hierop ten ant^vs82".gÉnntiij woord: het is zo, Vorst! uw fchoonzoon is zeide: laat mij afweezig, maar het is niet zonder toeltemming. doch gaan , °' want ons ge- Hu heelt mij plegtig verlor gevraagd, om zijne offer in ïeftad" --unih'e te bezoeken, 29. Voor rede geevende, der ^heeft'Tiet dat ',£X °^ deze g^gi^heid in zijne familie mij zelf gepoo- ook een plegtig offer-feest was, en hij door den; heü ik nu .... . .. , genade in uwe zijnen broeder, uit naam van zijnen vader, dcn°," ia-,tVmij daar0P tcn fterkften genodigd was. Hoe groot doch ontflaagen nu 0ok de eer voor hem was, om ten lieve Z!" > linr ik r ■ •• i •■ 1< 1 «tijne Bróedje- aan taiel te mogen zijn, verzogt hij ditmaal pn i»C'hij"aan echter de gunst, om met zijne broederen tc  der KONINGEN. Hoofdd. XX. 391 moogcn aanzitten, en dit verzoek heb ik hem, aes Koni.,a t3. terwijl gij afweezig waart naar Rama , iuge- fi;1 "iet gekoo- J =>J D men. willigd. 30. Zodra hoort de Koning deze vs. 30. Toen woorden niet, of hij barst woedend ui deze tuornSAULstewoorden uit: ontaarte zoon ! die de nauwfte f^hif^i^tot vriendfehap onderhoudt met hem , die mijne hem: gij zoon , . ' , .. , . . ... der verkeerden kroon belaagt, dagt ik het niet , dat gij al m wederfpanweder , alle mijne oogmerken dwarsboomde. St8h«nletWd«t Daar g.j de rijks-opvolger zijt, daar uwe & d™ zoon , 1 , van Isaï ver¬ moeder de heeifchappij in de koninglijken Ha- koeren hebt , , , , ■ tot uwe fchan- ram hebben moest, lchopt gij uw eigen voor- dc > cn tot deel met den voet, 31. Want zo lang die rch?nde.. dc'r ' J ö naaktheid u- zoon van Isaï in 't leeven blijft, zult gij wes moeders? vs 31 Want noit our.rent de opvolging in het rijk gerust ai:e vs. 32. Toen ne? 33. Op dit zeggen vereenigen zich fpijt antwoordde jo- . ... 1 , ir • TT-- ,• NATHAN saul eu woede bij den ouden Koning. Hij vliegt zijnen vader , doldriftig op, grijpt de fpies, en wil J0na- ^ fei^rZ tiian, over hem zittenden, daar mede tref- zal hii gedood c tvt 1 11 • m, worden ? wat len. JNu raakt alles in verwarring. Men ziet heeft hij ge- nu duidelijk, hoe opzettelijk het voorneemen aVs.?3^. Toen van den Koning was. 34. Jonathan ont- 9*°m SAUh de wijkt het dan, maar met eene fiere gramfchap om hem te over 'sKonings gedrag aan tafel Hij is in- merkte jfl'* 37' to:-;1 bij di°£ b'J den pi-1 «eed ..vc-ium was, roept Jo.\at UK: is de pijl nog niet t vs."». Toen verder, lóóp maar voorwaards! hij doet zulks. »ani0df33. Nu roept Jonathan: luast u, toef des pii,, dien nier, verzuim geen oogenblik ! Nu raapt hij JONATHAN S'.c- ' , r . , fchowen Had, den pijl op , en komt mei te rug loopen. ïf'r'^ll 39- De knaap denkt, dat het een drift van Jo- than den jon- piATHAN was, want van liet geheim tusfcheu gen na, en zei- ' ■ , 0 de: 'de pijl h iien beiden wist hij niets. 40. Zodra hij den Vt"."''" pijl heeft, reikt hij pijl en boog over aan dcro'n,nèpV!o'dea k"aa?, cn zegt: ik heb geen lust meer, natiian :den brengze maar weer iu de ilad, ik zal ü al£"1,, fp'ocd leen wel volgen. 41. Nauwelijks is hij weg, Bè^»i.S jÜl of David komt uit zijnen icfiuilhock. Hij n'thans in groet zijnen waardigen vrend, en betuigd tot raapte den p< 1 0 •' j? , . . .. ,. op, en hij: driemaal toe, met diepe buiging zijne verpligÈmHeer? Z"~ ting aan Jonathans trouwe. Hierop valvs. 39. Doch j j tederhartige vrienden raalkanderen om de longen Hntt ' da ar nieti van. t'iCn hals, cn onder een cenpaarig geween ver- 1onatja:i cn David alleen wisten van de zaak. vs. 40. Toen gaf Jonathan zi;n geretfdfcbip aan den jongen, dien hii had, en hii zeide tbc hem: ga heenen. brehgze in de ftad. vs. 41. Als de jongen heenen enig zo Rond Du-ra «p van de zuidzijde , en hii viei op ziin aangezigt ter aerde, cn hoog aich driemaal , cn zij kusten m dkandcren , cn weenden met malkaar  der KONINGEN. Hoofdd. XX. 393 haalde Jonathan, wat 'er voorgevallen d.? was. Nu is David niet tot bedaaren te veel ittit. ■ ■ .... .. vs. xi. Toen brengen, moet ik dan voor alujd van mijnen 7ei(le joSA. dicrbaaren vriend afgefchcurd worden? roept ™\«§^ hij uk: dan wil ik liever alles dug:eu. 42. Jo- tt.^t «wj nathan, hoe gevoelig van zie! ook, zoekt m ,jen na^ hem tot bcdaaren te brengen. Ai, waaralle ™'wor:?fheb- vriend! zegt bij, vlugt, vlugt, vertraag niet, ik geef umij'i laatst vaarwel, ik verlaat mij volkoo- tusfehen mij en . . . wsfcheq u, en men op »we belofte, en, zoo net geoeuren tusrChen mijn mogt, dat dit het laatfte vaarwel ware, hoop «j» jk, dat Jehovah ons cn onzer beider gedag- gij «k ia ecuten bevestigd onze plegtige betuigingen. 43. Nu ' v* 4». Daarfcheiden zij, David gaat op de vlugt, en gg&enëlu Jonathan weder naar de IKfilad. T""V xxi. hoofdd. 1. xJ'e ylugténde, nog onzeker, waarheen, vs. t. Toen neemt zijn' koers door Nob, alwaar de Ta- j™™ wt*de» bernakel* maar zonder de ark, haar verblijf uu ' mei.ecu. En had: misfehieu met een voornccmen, om den acmmclech . .1 . t-> j i i -- j kwart beevend Hoogcnpnester te raadpleegcn; Edoch bij de ÜAV1D te ge. ftad 'zij.de is hij waarfchijnelijk van gedachte ^**h28 veranderd. I liï gaat dan den Iloogcnpriester waarom xijt ..... , . gij alleen , en bezoeken, die, zodra hij hem kent, niet zon- geca mm mec der ontroering tot hem toetreed, cn hem in u? de uiterite verwondering afvraagt, wat de rede ware, dat de verllelijke fchoonzoon geen gevolg bij zich had , noch zich aan het hoofd van "cwapende lieden bevond. 2. Da- vs. ». EhDa- (.« j "01 vid zeule tot vi d veinst, bedugt, of, dat men hem aan den Man* 't hof yerraaden zou, of dat de Hoogen- ^cKonhighcefi vs. 2. Ileze onwaarheid heeft hij möogeUjk bcdagt , om dat d o ë g 'er tegenwoordig was, cn dus om den Priester te fpaaren volgens van Bb 5 N-K'  39+ Het EERSTE BOEK vo"en,Z3cnk2bei:priester door hem « mcwMjkbeid genaken tVmlrlf' Iets m°gt' C" ZCgt dllS: het m:'Ct U niet vc™^al de zaak deren, eerwaardig man! dat ik zonder ceni- SkV ik° u Sen ftoet kom> ik heb een zaak van het ui11 d'ètk ufe: bela"S voor het hof uittevoeren. De bonden _hcb. Monarch verzogt mij, dat ik die zo geheim nu hebgi'('nf^ zou houden, als mij moogelijk was, waarom £«'-»4££ik al miJ*n §evolS agtergdaaten en maar aan *». zekere plaats befcheiden heb , waar zij mij waV.S'is'wnon- Vi"den ZUlIe"' 3' Hierdoor bcn ik in de verderuwe hand? piigttng gebragt, om u eenige levensmiddelen broodên'inmn-te verzoeken , zo veel noodig is voor mijwat v"\tvou. m .rdze : 5 broodcn zulIen Senoeg zijn , of den word. eenige andere fpij,- voor dezen korten tijd. PrhVr' En-,nd,e 4' ^C Hoogenpriester, die in zijn huis de gewordde bi- volgen van den vloek over Eli ondervond ™h™Jnt- was in vrij behoeftige omftandigheden. De n een b.ood offerdienst te Nob werd hoe langer hoe meer onder nu ne ° hand . mnar'er verwaarloosd , waar door zijne inkomften zeer "annêer^ziclr'Serillg waren. Hij had zulk een aantal broofleVr^rSe den' of de g™gde ipijze niet in voorraad, vrouwen om- alleen had hij nog van de roonbrooden, die houden hebben. j , r , op de ouoen tafel gediend hadden, 'er ecni- gen over, die voor hem waren, doch die hij aan zijn gezin, of vvien hij wilde, te eeten mogt geeven, indien zij maar van alles, wat Levietifche onreinheid kon veroorzaaken, bijzonder van de vrouwelijke omhelzing zich ont- N. K. Hess denkt: David ontdekte wat 'er gaande was, hoe Doëc daar was, hij fprak daarom in het geheim met den Priester, alles leerde hem dien man voor gevaren te beveiligen. vs. 3. Bonnet vraagt hier: wel waarom kogt hij geen brood? en antwoord 'er op: om het gevaar te ontduiken van door het getal der brad«n, inde taliijkheid van zijn gevolg, ontdekt te worden.  deb. KONINGEN. Hoofdd. XXI. 395 houden hadden. 5- Daar voor verzekert Da- jy^Jg vid den Hoogeupriester, dat hij geen bekom- dender en mernis behoeft te hebben, om dat hun de tronwe„s, de gemeenzaamheid met de vrouwen in 't ftille ^[houd™ huisleevcn reeds lang onthouden was Daar- geweest ^ bij wist hij wel, dat de vaten voor den hji- «ren toen ik to°t zuiver waren. Maakte de Priester dan vaten der jon- nog de bedenking, dat het heilig brood voor Jehovah was, dus in het heiligdom moest ge- u «niger wijgeeten worden, het tegenwoordig geval was gtJ!,„4 Mi,„. van zo veel belang , dat 'er tans wel eene £• uitzondering hier van plaats mogt hebben , Dmders] en, dewijl het deezen dag juist de tijd was, dat blijv.*^ ^ het ververscht moest worden , was het nu gaf je priesrer eenigermaale tot gemeen gebruik gelchikt, hem fct.MJ 6 De Iloogenpricster geeft het hem dan over, »er geen brood v. ~ r , . » _ was , dan de en fpoedde zich om het veriche, zo veel ei toonbrooden , voor de hand was, in plaats te Hellen, 7. Bij £ •We o-eleeenheid verrigtte David aldaar den van j.b.vab llLZt öLicbv-iiiii-i" t> c cv weggenoomen ftaatigen Godsdienst, om te weeten, ot 'Je- wtrenjdatn»en hovah hem ook den weg mogt wijzen, dien JE^^g hij kiezen moest; hij ontdekte toevallig in den -»«y*Jj? voorhof een van Saul's hovelingen, die _ reeds voor hem te Nob geweest was, en nu ru ■ <;n mm ook zijnen Godsdienst verrigtte (doch met «^«^S geen ander oogmerk, dan om te ontdekken, *jUg£j>m of David van het hof naar Bethlehem ge- vnor het aan. gaan was, en daar hem niet vindende, in het |«^'»^ „, 5 De vertaling van Mus. te vrij , verdient overweging : m 'iist'4* ™>s - •* is: al S01,g dc weg tloor ecn 0I'1,eiUg kndi zo als in zijn vlugt tot Achis. 7. Nieuwland meent, dat het eene vrijwillige afzondering voor cen tijd was, die Doea daar deed verkeeren, om dat hij den Dcvotzris fpccldc.  &6 Het EERSTE BOEK Doe", cen,V£- verm°eden dat dan liet offerfeest te Nob zou STe onder f™* worden0 HiJ wfls een groot gunftede herderen, "ng van Saul, fchoon een vreemdeling een Edomiet was hij, de aanzienelijkfre van' alle AaiiMEiicH10: de °l3zicners over het koninglijke vee. 8. Dais hi* ouder vid , toen voor kwaade gevolgen bcdurrt f^sofzuS oordccld het voorzigtig, ten minften zoo veel Joch * miin tc..düc,1> dat Wj ak* zeiven verdeedigen kon. zwaard, noch Hij verzoekt dan den Hoogenpricffcr om een ook mijne wa- r • „ „r ] i . " penen in mijne 'Plcs 0r zwaard, daar hij niets tot vcrwec- rnen ;iCcfewUÏ ^ zich ^ 20 baastig e.1 OllVCrwagt Koninghat! WaS * ^ den KoninS opgekoomen. tis was. 9- De Hoogenpriefter betuigt hier op, dat zijn zcwédèiw ,lai,d nu zo laag is gezonken als mogelijk is, dat nkm2ud vai1 ziJ» §evolg iets van dien Pbiiijiij »s, den aart bezat , buiten het zwaard van On welken gij , , v uu floest in het £ IA T H, waar mede de held zelf den trot- d™ier ge- fchen fnorker» verflaagen had, was 'er niets V0OT de haml' Dk was wcI bewonden, cn Epbed. indjói voor roest beveiligd, agter den Ephod opge- minUwütfzö ,ia»Scn- Zo° hiJ dat beerde, het was wei, Ss'leèn"Van! het *a* het ziJne' he:n behoorde het, - hij DAvlonn '1,-t- WaS bovendien des Konings fchoonzoon, en dcYër "wims hct feS tcn ziinen dienfïe. Hier in bewilligt «eiiicniet, geef David, betuigende dat hij, hoe kenbaar het ook anders wezen mogt, nogtans om de zeldzaamheid zich van het zelve bedienen zou. vs. io. En io. Nu houd hij zich niet lang meer op David maakte ,!„„_ r» _ ■■ i , , , , zich oP en daar Doec hem ontdekt had, maar fpoed dl"c'Ml ft Zkh 10 'zV>n xhl"u ?Er bleef niets voor hem hingezfet over, dagt hij, dan naar Geth te gaan, waar S.wi s, en hij i ,r . . ° ' kwam tot a-tie ivoning Aciii:s tegenwoordig regeerde, Slwc^t van wiens heldenmoed hij edelmoedigheid vertj Doch wagtte, zo hij al ontdekt mogt worden, de knegten vL ll- Terftond werd hij daar gekend, rasch werd  der KONINGEN. Hoofdd. XXI. #t het nieuws onder de hovelingen verfprcid. A««m. ««* Men vat hem. De Koning kan nauwelijks ze niet David dc Koning des gelooven, dat de Vorst tot zulk eene onvoor- Iands ? ZOng zigtige Hap zou kunnen koomen. Men moest ™?ze™% *g hem voor hem brengen. David komt. Nu bezien hem de hovelingen. Zommigeu her- zijne duizenden n , 1 t •,. verflagen,maar kennen hem terftond, cn zeggen: ja, het is 1)AV11) zijne dien held, tot wiens eer de Joodfche dogters tienduizenden? opzongen waar Saul duizenden verflocg, daar heeft David tien duizenden verflaagen. 12. Nu word David ten uiterftcn bezorgd ^ *jj voor zijn leeven. Hij twijlfelt niet, of de deze woorden i , • • ' .„ in ZIÏS hart, Vorst zal denken, dat hij om geen ancicic en hij WM zeer reden gekoomen is, dan om de gelegenheid J^^Jgg van de ftad te befpicdeu, en dan was het, van Acmssdcn „"',;;,'•■ t Koning van hoe edelmoedig de Vorst ook zap mogt, Gathm met zijn leeven afgedaan. 13. Nu was veinzen vs. t3. rmrwederom zijn uitvlugt. Zijn vernuft doet hem °m ^^f* deeze list bedenken. Zoo ik mij houde alsvoor^ tónjw iemand, die krankzinnige vlaagcn heeft, dan maakte' zich . .--li -i zeiven gek on- zal de Koning de moogelijkheul van mijne dcr hunne hm. komst begrijpen kunnen, zonder hier vijan- ^b'b™chijbc?; delijk doeleinden mecde op het oog te heb- deuren dcr vs. l3."0RTti>b (>» Dlsf.j heeft de gedachte, dat David door fchrik indedaad krankzinnig werd, het eerst voorgedraagen. Venema, Mosche, en Bonnet hebben die nader zoeken te verfterken; men verklaart dc overzetting zo: dat hij voor hun flaande in zijne houding veranderde en dus angst de oorzaak was dat hij krankzinnig werd. Doch de fpreekwijs: bij mankte zich zelve gei, is mij veel te Merk, en kan, naar den aart der taaie , tot die gedane niet dan verwrongen worden. Alles wat' men doet omtrent deze woorden, verraad eenige angstvalligheid betreffende de verdediging van Davios karakter. Maar waar toe dit? volgen wij hf.t geichledverlM»!, cn bezien wij de donkere vlek in een' groot man met najenken,  395 Het EERSTE BOEK pbörte, cn hij ben. Dit is dan het beste middel, dat ik tef liet zijn zeever .. ' in ziinen baard mijner redding in het werk moest Hellen. Zo gezegd , zo gedaan. Hij gedroeg zich, zo rasch hij gezien werd, als een raazend mensch, bekrabde met zijne nagels de deuren , als of hij die wilde openbreeken, en vs 14 Toen onder z'jn geroep deed hij het fpeekzel uit zeide Acnis tot zün mond loopen, als iemand, die geen bc- zijne knegten: J * » L. . ... .. ziet, gij ziet, zet had. 14, 15. De Koning ziet dit, en wil raazend0 "Is" ncm nu niet richten, maar zegt tot zijne ho^""hem htot ve'mgc": befpeurdt gij nu niet duidelijk, dat mij gebragt? de mensch raazend is, en zou ik mijne ik«mfaazeade wraaklust aan zulk eene koelen? zou ik hetri leczen'gebragt °Pulutcn a's eene zeldzaamheid, waarvan mijn hebt, om voor land geen wederga heeft? — of wilt gij dat ik mij te raazen? .. . . , , . .. zal deezc in mij vermaken zou kunnen, om zoms hem in zijmen?hmS nc zinneloze vlagen te horen?men late hem los. xxii. hoofd- ~f deel. \/ vs. 1. Toen *• V a n de boejen nu ontflaagen verlaat ging David van David nu ten fpoedigften het Philistijnfche daar, en hij r o .1 j ontkwam in land. Nu lag jfuda, zijne vaderlijke provincie d°/w'fen liet naaste bij der handi Derwaarts vertrekt zijne broeders ^j: jan en bediend zich hier van een ruime hoorden het , J en het ganfche fpelonk in Juda^s gebergten, die, hij tot eene ders, en kwa- beftendige fchull en wijkplaats verkoos, waar »rhem.nvaiUts heenen zijn gevolg en getrouwfb vrienden zich allengskens begaven , van waar hij ook, zo dra hij de woedende wraak van Saul nader vernam , berigt aan zijne familie afzond, om hem te verzoeken, dat zij in dat gevaar onder zijne befcherming komen zou4 hem' vergadér- 2- Daar zijnde verkreeg hij allengskens eenen w. 2. Men doet de ganfche gcfchicdenïs geweld aan, indien men hier denkt  der KONINGEN. Hoofdd. XXII. 309 Aanhang. Lieden die zich door de vlugt moes- AJn «"e ttian' 0 a die bena iiiwd ten bergen of die ilreng agtervolgd werden was, en aiie , . ... r , 1 ,• , man. dieeerien van hun, aan wien zij iets vencnuldigd wa- rcilulli. aiciicr ren, of die onder geweldenarijen zijnde hun 5*» bitter leed moesten opkroppen — die allen von- ziel bittcrii k , ' , , , bedroefd was , den fchuilplaats m deeze lpelonk , en maakten Cn hü werd tot eindelijk een troep van 400. foldaaten uit. hen"ftlo dat'b'ij •;. David, die al rasch vernam, dat hij aan hem waren,oni< ■ ' . . trent vier hon- het hof ontdekt was, oordeeld het met vei- derd mannen, lig voor zijne familie, langer bij hem te blij- VIDs'g^nfnvan ven. Hii begeeft zich dan onbekend met een darl naaritfiz- j 0 fa der Moabie- kleiu gevolg naar Mizpa, nu de hi-fftad van ten, entüjzei- m° f. . , , de tot den Ko- der Moaheien Koning, en verzoekt den Vorst „m der Moil. op het vriendelijkst, dat hij aan zijne ouderen, fóc'h*mijn cn verdere familie eene veilige fchuilplaats en der, en mijne , ,. , ,. ° , , moeder bi| belchermmg gelieve te vergunnen, tot dat de uüeden ufcfamilïe-onrust aan het hof, die hij in 't kort |^w'eet0J wat verhaalt, gefield was. 4. De Vorst is edel- R1Mm , mi> ' D ^ . cioen zal. moedig, wel gezind omtrent den waardigen vs. 4. En hij . , , n 1 t. 1 tx bra't hen voor held , ftaat hem het verzoek toe. David j,eï aangezigt bied dan zijne familie den Koning aan, en j*J^°°™s deze zet zich in zijn land ter neer, zo lang e" zii bleeven , , . , bij hem alle de de vervolgde een omzwervend leeven moest dagen, dieDaleiden in de landvestingen. 5. Het fchijnt, ^ was! vs. 5. Doch denkt aan roofzugnge partij - gangers. Joae , Abisaï en Benaja waren aanzienlijke mannen , in den krijg en burgcritcat, doch onvergenoegd over het onbepaald en vrij aanftooteli.'k gezag van Saul. En) laat men al eens ftellen , dat de hier vermelde lieden in den hoogde» graad misnoegden over Saul, en overloopers waaren ; verheft het dan David niet, dat hij met de zulkcn niets tegen Saul onderneemt? var» hunne gewilligheid was hij anders overreed. Voorts was dc troep , waarvan hier gefprooken word, niet om zich te dekken tegen Saul. maar tegen de ligte aanvallen , die van rondom door roverijen of ogl ao.lere wijzen w vreezet» waren,  4=6 Het EERSTE BOEK dc Profeet Catu dat David cen voorneernen had, om ook tc zeide tot Da- _ ,. , , , , , r vid: bnft in Mtzpa nanerc hengten van net hoi atrewagten. ga hetnën"'": Docü > daar zVM^ ■> ontvangt bij een bezoek pa in het land vm ccn der verrnar.rdfte prefecten , cen Iieve- c, 'uda. Toen ,. , i i ging David ]ine: van Semuül, die hem aanraadde naai kuTinnhc'!>^ te rug te keeren, en daar zjjö verblijf wodd cüarct. t? \-l0Ui\en ; doch in pte; aan dit bevel gehoorzaamde hij, cn verlhk zich met de zijnen voor eenigen tijd in bet woud Chareti n. 6. En 6. Maar dat wij David voor ee:'r wijl IrbAvir'be! verhaten, vernccmen wij, wat 'er: aan het fcendgewórden ]10f p-cbeurde. Op die woede aan tafel, waar was , en de . , „ . , . mannen , die door de koning oen Erfprins zo zeer belcmgfiRS«P de, ging de Vorst, na het eindigen van het hen op ccnen fccst op rc;zc mct ccn gr00t gCVolg , 0111 h.-uvel onder ' 1 L ,. het geboomte , D a vid t allerwegen optJpooren. Lij cue geil 'r'es1 ta zij- lcgenheid had hij verfpieders, die hem allerki aMc 'ijne kreg- nieuwstijdingen bragten, maar, terwijl hij met ten Honden bij zijne troepen in de nabuurfe'iap van Gibea lag, kreeg hij het zeker bergt van Davids verblijf in Juda's gebergte, cn van de vlugtelingen, die zich in ecu aanmerkelijk aantal bij hem vervoegd hadden. In dat oogenblik kon hij zijn fpijt onmoogclijk verbergen, maar deed zijne onderhoorige troepen onder da monftering koomen , plaatfte zich onder het lommer van cen'. aangenaamen heuvel , met zijne koninglijke fpies in dc hand, cn vergezeld van zijn koninglijken hofftoet, deed lijjtóen zeer bewoogen cen aanfpraak aan alle zijne foldaaten, waar van de meeste fienjaminieteif vs. 7. Toen en dus zijne medeburgers waren. 7. Waard- ;1ifne%Sn\UgtenftC landgeHOOtCH, ZCgt hij , die db VtUChtell iiie bij hem rdnjjt van het geluk, dat uw Koning uit uwe Honden: hoort 1 a -~ " ""' , .. . , d, -ch, gij zoo- ftam zijn afkomst re.;cu.l, zu.t gy oolc net  der KONINGEN. Hoofdd. XXIï. 401 • j Verdriet mij aandoen , dat ik van uwen broe- nen' , JEB™ - Jalook üczoon der en naasten bondgenoot juda te lijden van isaï u at* heb, David aanhangende? zal dan Isaï's én^wi in bergen zoon zo mild met zijne gunften kunnen zijn, geeven? zal hij 11 allen tot dat elk foldaat goede koornakkers en wijn gaar- Ovcrften van den tot zijne bczolding bckoomen zal ? of; Overlten van indien gij meer naar aanzien, dan naar rijk- ^derden Heidom ftaat, is het moogelijk, dat gij onder hem tot gr^otcr luister komen kunt? Allen kun-, nen immers geen bevelhebbers over duizend , of zelfs over honderd worden? Heb ik niet alles gedaan, wat gij van mijne edelmoedigheid verwagten mogt ? waarorfl die genegenheid dan niet beter beantwoord? !>. Het is immers of vs. 1 Datgij allen fzamenfpannen, om David, mijnen bit- JJ^herbonden teren vijand , niet alleen hoog te fchatten , hebt.1 en nie.J ' 0 . ' mand voor mij- maar hem zelfs in alles boven mij te trekken, ne ooren opec„.. .... , . baart, dat mi™ Zijn er bewijzen hier van nodig? wie is ei, zoon 'ecn ver. die mij gewaarichuuwd heeft,,dat mijn trouw- ^ looze zoon Jonathan ook eene verbinte- zoon van Isaï„ , 1 , r- r • ■ en niemand is nis met hem gemaakt heeft, eene verbintenis- 0nder uiieden , fe, die den throon-opvolger zo weinig past? JJJg; Verfcheidene lieden gelijk ik zeker weet, zijn nent weeSe , a J , en die het voor van deeze zaak bewust, maar wie toont er miin oor open- t o _ • baare, want ongenoegen over tegen Jonathans' wie mim zoon hee(e heeft de. zaak mij aangebragt? dit Huk moet «V., mijknoS noodzaakelijk van gevolgen zijn. Mijn zoon gewekt ^ tot heeft den weg gebaand tot dat alles, wat gij eée^ee", 'gelijk nu gebeuren ziet. David zameld reeds troe- |£.<£ de"e" pen in judas erfgebied, om mij met dc wapenen aautevallen. 9. Nu wil de vleier Doüg vs. o. Toen toonen, dat des Konings aaufpraak zijn hait-gSTJ*^ getroffen heeft. Uwe Majefteit, zegt hij, ver- mieter, die bij. n 1 de - knegte» nm mij, dat ik dan de eerlte ben en u ver- saul-: _ ftond, haal, wat ik met mijne oogen gezien heb, ^èn*zoóti IV. Deel, ICc  4oa Het EERSTE BOEK van Tsaï , koo- en uwe < gedagten maar al te wel bevestigd. toCclUCAcHiME- Toen de Godsdienst mij naar Nob riep, heb van'AH.tub0.0" & David daar gezien. Hij ging gemeenm' l°'v^or zaam 0111 ™et den Hoogenpriester Achimehém vraagde, l e c ii. io. Die man heeft ongetwijffeld door «eërkorf-, Ml dè Üti'm voor hem raadgevraagd, en hem gttf hem ook VOr,rzien van leeftogt voor zijn reis; tot mijn het zwaard Go- David , dat fcherming. Gij zult mij zo dierbaar zijn , Saul de Pries- , ., , ,. , , . teren van r/e- dat ik u verdeedigeu zal, als mij zeiven. BOVaB gcuoud had. vs. 22. Toen zeide David tot Abjatiiar: ik wist wel ten dien dage, toen DoëG de Edomiitr daar was, dat liij het voorzeker Saul zou te kennen geeven. Ik heh oorzaak gegeeven tegen alle de zielen van tnvs' vaders huis. vs. 23. Blijf bij mij! vrees niet! want wie mijn leeven zoeken zal, die zal ook uw leeven zoeken; maar gij zult met mij in bewaaring zijn. •%^STT XXIII. HOOFD- \X ■ .. , DEEL. t. V* enden wij ons nu wederom tot vs , Enmen David. Van het vorftclijk Mispa naar Adul- boodfchapte 1 > a 1 l 1 , 1 j 1 , •■ David zeggen- tam s lterlCte nu wedergekeerd, werd hem bij de: zie, de p*/. die gelegenheid op weg door dezen of gee- Stegena>nen reiziger berigt, dat de PhiJiJlijnen weder ("*" en J§ " 0 7 J J bcrooven de eenen inval gedaan hadden , en deerlijk te fenuuren. werk gingen rondom het aangenaarrie Kegila, w. 19. Bij gelegenheid van dit treurtomel is de Ltlite P/alm opgefiold. Cc 3 •  t\c5 Het EERSTE BOEK vs. 2. En David vraagde 7chovab zeggende : zal ik heerien gian en de Philiftijnen fl aan ? 'en Jeho.mh zeide tó] D win: ga heenen . en gii zul! de Philiflijnen daan, en Kegila verlosten. ys. s- D^cl de mh'nnen Davids zeide :to Aem : zie wi vreczeo Bi* in Ju da , B* veel te meer als wi ft* Keg:!a , e e &trP l'Jftflm) flagordi ii .r een gaa i zullen. vs 4. Toe vraagde Davi Jehovah nc« voor "t , e Jehovah an1 -ivoordde hei cn zeide: maa 11 op , trek na: Keg 1 la , wai ik geel'de Ph liflijnen in uw hand. vs. S. AI? toog David c zijne marine jiaar Kegila ( hii (treed teg< de Pbiliflijne. en dreef hl vee weg , 1 ■hij floeg ond hen eene gro te flagting: : zo verloste D vid de inwo ner't van Kei la. vs. 6. 1 het gefchiedd toen Adjatua waar zij het ingezamelde koorn wegnamen, cn alles vernielden. 2. De Vorst over dit leed aangedaan , en op de PfHHftrjtien zeer verbitterd, wil bij deze gelegenheid gaarn eenen kans waagen ; maar de zaak was in haare onftandigheden ten uiterften gevaarlijk. Doch hij is godvrugtig , en fteunt op geen waarfchijnelijkheden alleen. Hij heeft den Hoogenpriester met den Ephod bij zich. Dien vraagt hij , en bekomt het voldoenend antwoord , dat hij over den PhilijTijn zou zegeinTaalcn , en de ftad van die plunderaaren 1 bevrijden. ■ 3. Doch geheel anders dr.gtcn zij: ne vrienden, en de hem'vergezellende fildaa: ten. Wij durven ons hier naauwclijks Ifil ' genoeg houden, zegt ccn ieder, wel bewust, dat wij ons zeiven hier niet genoegzaam vcr, dedigen kunnen. Wat zal ons dan te wagl ten liaan , als wij tegen dc wel geocflende 1 gefchaarde benden der Phüijlijneii in het open i veld den ftrijd beginnen? 4. Nu was 'er niets * anders op , dan andermaal , tot overtuiging 1 van den krijgsraad , jehovah raadtcplcegcn , e en het gevolg is, dat hij een niet min guno ftig en duidelijd antwoord van het Orakel n krijgt. 5. Nu is ieder tot den togt gi reed, n De godvrugt van den held had veel iuvoed gehad op hunne zeden. Met verhaasten marfchen koomen zij onder de waken van Kegi:r Ia, overvallen de Philiflijnen, die van geen 1- aantogt van krijgsbenden wisten , (laan de X- troepen , eri veroveren ecn' grooten buit , voornamcnlijk in vee, cn de burgers van Kc!n qi'a openen hun de poort. 6. Dus kreeg de r' Godfpraak haare vervulling , 't geen bij het  der KONINGEN. Hoofdd. XXIII. 407 volk tegenwoordig was, dewijl Abjathar de zoon van voorzien met den Ephod, dien hij 111 de verwoes- tot n ting van Nob nog geborgen had, en lang ver- ^«J^'^ fchoolen was geweest, zich bij den marsch naar naar Kegila d 1 , 1 t-v met den hfltA Kcgila bij de troepen had gevoegd. 7. Door in zijne hand; deze edelmoedige daad hoopte David nu tt7^ den Koning de oogen te openen , maar te gegêevenwerd, & 0 1 dat David tc vergeefs. Zij had een andere uitwerking, Kcgila gek©»- ', , r 1 • . men was , zo want zo rasch heeft Saul geen berigt van zcido Saul . deze heldhaftige onderneeming, of hij verheugd ^f"[n zich, dat hii zijne vijand nu in zijne magt hand. overge- , . .. , ....... .... . peeven want zal krijgen, door dien hij zich openlijk in ecn hij,jsbeflooten, vesting-/waagde 4 die behoorlijk omfmgeld èn JSmEST «.« belesrcrd kon worden. 8. Nu is de werkelo- poorten en grendelen. ze Vorst, die met onverfchilligheid zijne•bur- Vs. s. Toen . , , , - _ liet Saul al liet geren ziet uitplunderen , vlug genoeg , om volk ten (bi;d eenen Armée bij een te brengen, de marsch J^™' daJJ* naar Kegila aauteneemen, en de Had te be- Ktgïia., omD*° , 1 •• j r V1D en zune legeren. 9. De hovelingen, en bijzonder J 0- mannen te ce- ïjathan, door Dav 1 ds edelmoedige daad Iegesre"' AlsM, getroffen, laaten hem heimelijk waarfchuuwen David verfa ' J ftond, datSAUi. voor dit naakend gevaar. Dit maakt hem dit kwaad heizeer verlegen. Niets blijft 'er over, dan déjjj^^^ Godheid door de Urim raad te plcegen. Au- pb'es£J T a T II a r moet tot deze plegtigtïeid gereed Abjathar : zijn. 10. De vraag is biddend: jehovah, Is- pmherwaarts! rails Koning ! uw vcrkoorcn dienaar heeft d^id beriirt ontvangen, dat Saul op marsch zal EiMm V, , , , •• , »«*>mn uw gaan, om kegila te belegeren en het zijne koning- knegt heelt ze- lijke wraak te doen gevoelen. 11. Zullen de in- dat'sI'üL^kt woners hier voor bevreesd mij ook overleveren, r'a'ir **gti» te k'-omen , en de ftad te verderven , om miinent wille. vs. li. Zullen Wij ook de burgers van Kegila in zijne hand overgeeven ? zal Isaï afkoomen, gelijk ws. 6. Dit moet uit de 70 zo herftetd worden. Cc 4  4d8 Hr.T EERSTE BOEK sis vw kneet of zal Saul ook van zijn voornecmcn afge|ehowI^*^f':* fchrikt worden"? mag ik in deze netelige om£hbi'm van i- ftandjghéden hierop berigt omvangen, en weedoch uwe,, teil wat te doen? het antwoord van jehovah r %fiï, was , dat Saui. alreeds op marsch was. zeide: hü mI i2 j\tl1 ypog» David, of hij zich op de ai koomen. ° ' 01 vs. 12. Daaf burgeren van Kegila veriaaten mogt? cn net v?D:Zzoudendê antwoord is duidelijk : dat het hun voorneehKegUam\] ,Vën WÏ1S » hoe verpligtend zij ook fcheenen mijne mannen te wezen , om hem te ven aaden. i 3. Nu driimdsTuLs1? beraad zich dc held niet lang. Zonder de dë.^zu zouden Kegilieien van de tijding iets te melden, trekt « overgceven. ij-,ji af 1Tiet zijne dappere benden tot 600 man vs. 13. loen ■> V . maakte zich nu aangegroeid, maar zonder nog bepaald in mannenn op"! het oog te hebben, waar been de koers te omtrent zes zetten yan dien afiogt word Saul, 1111 honderd man , " . en zij gingen reeds op marsch , berigt gegeeven , waarom z^ginlenhJen" bij aftrok van de ftad. 14. OnJertusfchcn olTgaam Toe"n zworf David door de woestijn , die naar *Ain. gebood- ziph, de hoofdllad , haare benaaming heeft; febap; werd , -t ' a 1 dat David uit vol heuvels, boslcha.idjeu, en natuurlijke lterk- men'%af,k0z0o tens, bij gevolg tot zijn oogmerk zeer gehield hü» op (chii^ doch hij was ireftaadig 0p zijn hoede, uit te trekken. ' J ' vs. 14- Da- dewijl hij duidelijk de verltandhoi.dmg tusdé°woestien in fclicn de Ziphietcn en het hof benierlae. God en hïïbieefop' bcfluurdc het zo , dat hij zich nergens necrden berg, in (]ü(.g- , waar men hem omfmgekn kon. dc woestijn . ... . . „ " .'" Ziph, en Saul 15. Emdeh,k verneemt hij , dat de koning dagenh,er!-doch zelv met zijne troepen aaugekoomen was, om Ehbinlgaf hem ,m ergens in te fluiten. 16. Hij lag nu ten niet over ui 0 . ' ', zijne hand. dien tijd allervoordeehgst 111 een digt wmut vs. 15- A's . ., , David zag, dat S/>ul uirgetoogen was, om zijne z:el re zoeken , zo was David in de woestijn Zipb, in een woud. vs. .14., '1' en maakte ïich Jonathan, dc zoon van SXul op, ea hij gmg tot David in het V vi. 14. Zipb lag in den ointtek'van Mabon en Knrmtl.  dek. KONINGEN. Hoofdd. XXIII. 409 gelegerd, maar evenwel was hij in groote be- J^*^ klemdheid. 17. In dezen tijd had zijn harte- baud" in ei.vriend de ftoutheid , om hem heimelijk een 'yj. ,7. En hij bezoek te geeven in de bijna ontoegankelijke tot |*m' engten van zijn digt belommerd woud. üe wam de hand Erfbrins vindt hem zeer bedrukt, maar troostsvaders zal u r . .e t . „ niet vinden , hem met de Goddelijke toezeggingen. Wees mmt gij zult „iet bevreesd, mijn dierbaar held! zegt Jt> £oningworden natiian 5 noit zal de Hemel - Majefteit ge- en^ zal., de doogen , dat gij een gevangene van Saul ?ijn. 'ook weet wordt, neen! gij zult ongetwijffeld den throon ^„J^ van Israël beklimmen. Ik zal uwe eerfte gun- fteling zijn. Hoe zeer mijn ongelukkige vader woelt en raast, hiervan is hij ook verzekerd, onze onderlinge verbintenis en verftandjiouding is hem ook al ter oore gekomen. tSi Da- Vi, *Jj vid diep getroffen over de trouw van den maal;tcn oen Erfprins bood hem alles aan, was het Gods wil, ook de kroon, doch de voorige verbin- ™^W'°£ei tenisren aan het huis van Jonatha«n wer- in hct woud, den wederom vernieuwd. Op deze geheime gj£ ,2^fjj[ bijeenkomst fcheiden de vrienden, terwijl Jo- huis, nathan om een openbaar ongenoegen over zijn's vaders handelwijs te geeven zich met bii de troepen in het veld begeeft, maar naar va 19 Toen 1 „ ^ ■ j ra. toogf-n de Zi- zijn eigen hof gaat. De Konmg eindelijk fbiten op t,,t moede, keerde ook terug. 19. Nu légerde f^^^l David zich op den rotzigen heuvel Chakila heeft^zich met aan den regterhoek van de woestijn, die van verborgen in alle kanten kon omfingeld worden. De Zi- in het woud , phitcn, die van alle zijne marfchen aan het «^Jgjfè hof berigt gaven, ontdekken dezen misgreep aan de reste- . . p. t * h.uul tier Wil- terftond daar; nu was de kans lchoon , dernis -1S. sc. Waarom zij den Koning ten tpoedigften ^ tföjft verzogten te koomen, dewijl David zich kom'fpoedig »f Cc 5  4i3 Het EERSTÉ BOEK naar al de be- Met lang op eene plaats vertrouwen durfde. !icTe, enTec Hct zon ongetwijffeld toen gelukken. Hij komt ons toe, voorzag zelf een misgreep; in bet flut van hem overtcgec- a .° r 7 ven in de hand hunnen bner voegen zij 'er nog bij, dat zij devSKe"!nfoen net VBO hunnen pligt rekenden dit den Kozeide saul : ning te berigten , om dus andere lieden een gezegend zijt ° 7 gijlieden jeb*- voorbeeld van getrouwheid aan het koningMi dat gi u , • _ . over mü ont- 'Mke huis te geeven. 2i. De Vorst is nigef£v™.4«2.btGaat nomen mct handelwijs. — Het is: hij doch heenen, wenscht de afgezondenen allerlei zegeningen en ond?r?.Qekt _ 1 l «//«i nog meer, van jehovah. toe, daar zij hem m zijne bce„c i^le^ijne'naauwde omftandigheden zo uitneemend voor plaats , waar (tonden, 22. llii verzoekt hun ten fpoëdjg- zi.m gang is . " 1 'J wie hem daar iten terug te keercn, en Da vin ten naauwwantenhijh heeft ften te befpieden, waar hij het meest ftand hield , tot. niij" lc.l en waar hem het best aantevallen , daar hij zegel , dat hu 7 j zeer listig pleeg naar zijne eigene beli jdenis aan hem gedaan, te handelen. .. . vs. =3. Daar- op krijgslisten ongemeen is afgericht, 23. Om en TO-tiecm! die reden moesten zij de gelegenheid, en de naar ajiefchuil- plnatfeii naauwkeurig opneemen, cn zodra hij welken ' hii ergens (land hield, daar men hem guuftig aan dan" weder°tot kon vallen, 'er hem berigt van geeven, dan befchéid1 Vzo zou -ftra1cs mct ziJne benden koomen, en zn ik met ulie- hem influitcn, cn , zo hij het al ontkoomen ihM-zargeifchie- mogt, zirh verkleedende, hen dan door gansch 'dtCia':d°ish!Jzo >da^ 1 ;e talr'ik °<*> doen vinden. - 24. Met zal ik hem na- dit berigt keercn de afgezondenen van der fpeuren onder , . , 0 alle duizenden Ztpniefen overheid terug. — Intusfchen was ^vs.'^Toen Da vid tans geen kwaad vermoedende van maakte zij zich de hoogten afgekoomen , en had zich in de op, en zr au- ' 0 7 gen naar zipb grange velden van Mahon tot verkwikking zijkoor her aan- gezigre Saui s. David mi en zijne mannen waren in de woestijn van Mahon, in het vlakke veld, aan de regtehand der wildernisfe. vs. 34. De ftad Mahon legt n dagreizen van Jtriehf. Mhs,  der KONINGEN. Hoofdd. XXIII. 4u ner troepen, neergezet. 25. Nu was de kans vs. 25. saux r ' D _ . en ziine man- allerfchoonst voor Saul. Up net eenre be- nenginnenpok, rigt komt hij met verdubbelde marfchen aan- D™ wer^pAfnellen. Hii was alreeds zo nabij , dat hij J1» gebood- J . . Ichapt, die van de toegangen tot de vlakte van alle zijden dien rotsfteen ,0 , „ ,17. 1 afgegaan was , bezet had, eer David er de lugt van kreeg; en blecf m d^ die nu zag, dat hij, een' onvoorzigtigen flap Jgg* T^J gedaan had door niet eednurig terug te wij- saul dat hoor- 0 . dc, ïaagde hij ken in de bergvestingen, en tans niet twijr- nAVIn na 1XX felde, of Saul zou de hoogten beklimmen, ^"tijnvau en zo in de woestijn koomen afzakken. 26. In vs- =«. En J Saul ging aan de daad, de toeftand van David was nu deze zijde des zeer benaauwd. De fchakel van bergen, die v^ën^zijne deze aangenaame valei omboord, fcheidde al- ^,ennnee^ide leen de wederzijdfche troepen. Eene land- bergs, iiet ge. , fehiedde nu , engte was er nog onbezet, en de troepen dat zich David van beide de helden waren nu wederzijds ia beweearifra om die ten fpoedigftcn te be- het aangezigt S \uls cn S \ul reiken, die van David met oogmerk om te en zijne man- ontvlugtcn , die van Saul om de pas hem DAvfi^en aftefnijden. 27. Juist ter dier tijd koomen 'er ^"ed™*£™{--' rénboodert aanfnellen, om den Koning te zeg- pen. , . , ,, .... vs. 27. Doch gen , dat de Fhth/hjlten cen allergevaarlijk- »er i;wan, Ccu iten inval gedaan hadden, dat alles in dc ui- ^^^fhaast terfte verwarring was , en 'er niets overbleef, u en kom, ,,,,, r 1 j - a wam> t,e Pb'- dan om met verdubbelde marlchen den vijand liflijfie» zijn'in te gemoet te koomen; 28. En hierdoor vond 'i^^Toea hij zich genoodzaakt om zijnen prooi te ver- l^^'j^J laaten. David ontfangt hier van berigt cn nate jaagen, ca heeft de plaats , daar hij het ontliug , van ge! dien tijd af, Sela Makelkot dat is, rots van ^m;deD%°™ aftogt genoemd. we plaats s.ei» ö ° Maktikot. v'. c6. De angst van David in deze omltandigheïd kan men in den LIVfle Pfelm zien. Hiertoe behoort ook Pfnlm .v..YXI.  4ia Het EÈRSTE BOEK XXIV. HOOFD- • ^ * vs. i. En Da- t- O c ho on gered, achtte David zich vid toog van jaar evenwel niet veilig, — toog das meer daar op, en lnj °' ° Weefin devcs- naar den noordkant van den yordaan, en vergeM." Va" *~ wijderde zich langs dien weg , hoe langer hoe verder, van dc grenzen der PhiHfiijncn. Eugedi, omringd door eene menigte van heuvs. i. En het veis en klippen , natuurlijke fterkten in tijd K^SAu^'vve- van gevaar , was toen de plaats , waar hij deraekeerdwas ]iet \mg ar ven op de rots- Van de ongenaakbaarfte fterkten , hct meest fteenbokken.Cr do< r (teeiibokken bewoond, de vlugt ncemen. vs. 4. En hii 4. Na een forfchen marsch kwam de Koning fcha"pskoo,cnC aan den gewoonen weg, ter plaats, waar vcrafl d"'nWfpc' ^c',e'^cne fchaapskoojen waren. Uier was eene lonk was. En fpclonk den vermoeiden herderen zeer bekend. iftPLom*wjne In die fpelond wilde Saul, door den zwaa- yoeten te dek- [0„t ./ccr ycrh\t en nu n;et meer be¬ ken. David nu ö ' en zijne man- dugt, dat zijn vijand het ontvlugïen kon , nen zaten aa ^ weinig verfrisfehen door een middag» vs. 4. Zoor'gcliike fpclonken zijn 'er in Kanaan in groot aantal. Pocock geeft 'cr eene uitvoerige befchrijving van. Het beflisfende van di fpreekwijs zo optevatten naar den aart der taaie heeft Profr. Mum tinoha onder Sciirocder fchoon behandeld.  der KONINGEN. Hoofdd. XXIV. 4^3 fiaap4 Hij vlcid zich dan in het hol ter rus- ^do7;.^'ee (let tc, in het zelve waren verfcheide zijpaden door de Natuur of konst gemaakt. Hierin bevonden zich David met zijne benden , doch tot nog toe niet ontdekt. 5. Al rasch ys. 5. Toen word hem door de posten, die den toegang n"n davids wt bewaakten, berigt, wat 'er voorgevallen was. J^jn^ eiker! Wel nu , zeggen zijne aanz:enelijkfte vrien- Jehovah tot u , . j , . .., zegt : ik geev den toen, zie daar nu de gelegene tijd, waar- UWen vijand in in de Heer door zijn beitel u duidelijk zegt: ik geef 11 uwen doodvijand, handel nu meteen, gelijk .„als goed zal zijn hem naar bevind van zaaken. Die eerftc drilt in uwe oogen. kon David niet ftraks te keer gaan, maar fA™fneed verzoekt hun niets te onderneemen. Hij wil- ftj1!ekens e=n 1 flip van Sauls de zelf alleen naar de plaats gaan, waar zich mantel. de Vorst te flaapen had gelegd. Hij doet het. hetS'gefciiiedde De argwaan flaapt gerust in het grootst gevaar, jjjjjjj*' ha" De Vorst had zich met zijn mantel gedekt, hem doeg, om. David lnijd behendig daar een lurk van ar, pe sauls afge- en brengt het mede, toen hij weer terug fn^esde" ^'hij keert. 6. Maar niet lang daar na gevoelde zcille tot z'j;,e mannen : dat hij een heimelijk ongenoegen over zijne han- laate jehovah delwijs. Het dagt hem , dat hij zelfs dien ^"duik*™* ftap van minachting aan zijnen Vorst niet z;'^k d0™<:n:°]{ moest beweezen hebben. 7. Geheel anders Weere, d'engêdagten zijne Raaden. Zij wilde hem van die jehovah , dat bekommering bevrijden , en oordeelden het {egenTem^tdaarom veel veiliger, den woeligen Vorst van fteeken zou, 0 ° want lui is de kant te maaken , dan moeite te doen om gezalfde van hem te overrecden. 8. Edoch de Vorst ver- vs°8?En daWerpt met ftandvastigheid dien raad, en zegt: '^jjg* hartelijk te wenfehen, dat zijn Heer hem met woorden, , , ', .. - „ . , en liet hun niet behoeden mogt, om zulk eene inoodheid te toe, dat zij bedrijven; het karakter van den Vorst mogt J*™ liegt zijn , hij bleef doch Koning , dia den maakte zich op  4H Het EERSTE BOE K tódeipdank, Opperheer zelf gezalfd, en daarom wilde hij Weg. °P CU het dan niet in bedenking neemen, of hij dit namJte rieh gekroonde hoofd van kant mogt maaken. Hoe Daviu ook op, raeer zijne denkwijs onder de benden bekend fpcio'nk, en hij werd , hoe meer dc partijfchap toenam , die S/e"eC: eindelijk tot bedaaren kwam. Intusfchen was mijn Heer Ko- Saul, van zijn flaap verkwikt, reeds beezig ning! toen rag ' j r » . saul agter zich om de fpelonk te verlaaten. 9. David, om, en David , , . , , ,.„„,,,.. boog zich met daarvan berigt, volgt hem agter na, en ïoept: ter aarden "#* Heèt Cn KotllRg ! Verbaasd ziet SAUL neigde zich. ■ 0m. — 't Is Da vid, die zich in de nedrig- vs. 10. En _ , , . i-i. n. . David zeide fte houding voor hem buigt. Hierover ttaat omShLoortWagij de Vorst verftomd. 10. David fpreekt hem de woorden der aan. waarom, mijn Koning! zegt hij, ver- nienlchcn, zeg- J . gende : zie, leent gij aan de vleierijen van hovelingen ge?wVkwaad!0el£t hoor? die u geftaadig wijs maaken, dat Da-» vs 11. zie,vlD njets anders bedoeld dan uwen onderten doezen dage hebben uwe gang. Zie heden het zigtbaarst bewijs van TJ%hovaTi het tegendeel. 11. Het is immers onder'slleehandngïge1vén beffiüW, dat gij Zo even in mijne magt heeft, in deeze Waart. Mijn eigen vertrouwelingen zogten fpelonk , en J D men zeide, dat mij optezcltcn, om mij van u te ontllaan, zou,"doch[mij'- doch ik nam het niet in bedenking, wat men re hand] ver- woe]de. Ik hield het voor ongeoorloofd de fchoonde u , ° want ik zeide: hand aan mijnen Vorst te flaan, die van onhandZanié"'ij"t- zen Koning zelven gezalfd is geworden. 12. En fteeken •want hij is de der te moogen noemen, wilt gij een doorflaand tegen jju 0.:; Vnrsr! wion ik dp por heb zelfs Va- mnnen Heer, oj ' jebozab. ' bewijs, dat gij in mijne magt waart, zie dan toch', mi n va- de flip van uwen Koninglijken mantel. Zo flr'e8 "u'wef ^ ik dien afgebeden heb , zonder uwen mantels in mij- flaap te ftooren, zo gemakkelijk was het mij ne hand want , , T r ~~ !rM»ikde(Hpi)é geweest, 'u tc dooden. Is dit geen proct geaf^crneden'hei;5. noeg, dat ik geen boos voomcemen heb, veel 10 hetrikuniet rnm rebellie bedoele ? welke daad is 'er oit  eer KONINGEN/Hoofdd. XXIV. 415 door mij gedaan, waar mede zulk een fuood , , , . J 0 ' gedood; bsken vermoeden waarfchijnclijk kan worden ? en cn zie, dat 'er , , , . .. .. , „ in mijne hand evenwel belaagt gij mijn leeven, en geelt 11 geen kwaad zeiven geene rust, tot dat gij dit einde be- d\"cgh ^"„"gjj reikt hebt. 'Er bli'ft voor mij niets over, tegen u niet .... TT . gezondigd heb; dan mij alleen op onzen Heer te beroepen. no„tans belaagt 13. Die zal beflisfen, wie regt handeld, en, al was het dat onze Heer 11 die ongeregtig- 0 J ° vs. 13. Jebo- heid, die gij omtrent mj pleegt, toerekende, *ab zal richten ...... , 'TT , tusfehen mij zal ik mij noit wrecken. 14. Her.nner u het en !usfch«i ul, zo beproefd fpreekvvocrd der wijzen van een'' ™~ ^wrecken fnooden mensch verwagt men filet anders dan aan u, maar fnoode dacden. Daar voor fta ik niet bekend, nie" tegen u verwagt dan ook niet van mij, dat ik mij tot Z1)"s,_ x G,_ daaden zal laaten vervoeren, waar van gij mij "ik ais het > j • fpreckwoord Verdagt houd, en die een Inood hart aandui- der oudenzegrs den. 15. 't Is waarlijk te laag voor ecn' Èen ïtomt^godVorst, die over de magtige Israëliërs regeert: loosheid voort: °.° daarom zalmij- ora éêhen zijner onderdaanen tans veracht cn ne hand niet weerloos tc vervolgen. 16. Doch hoe het Kë™ iV'Kaar gaa, cn wat gij voorneemens zijt, ik geeve ^^V/i*» mijne zaak over in Jehovah''s handen, dien uitgegaan?wien Richter, die alleen naar waarheid oordeeld. naar eenen doo- Hij beflisfc tusfehen ons beiden, Hij verdedige deen mij, en redde mij tea:en uwe geweldenarijen. v,0°- , , J « vs- l6- Doch 17. Op deeze nadrukkelijke reden is Saul Jebovab zn tot nog meer verflaagen , verrukt zelfs door de enlricJnen'ws- gezegden, die zijne driften op eenmaal (tillen. *n Ach, zegt hij, nu herken ik u voor mijnen en zien daar ,. , . iri, en twisten Waardigen iclioonzoon. Ik mag uwe mnee- mijnen twist , mende taal wcêr hooren David! met ecn ™n rUw"hand! barst hij uit in ecn' vloed van traanen, terwijl vs- „ »?•, En , . ' J het gefcluedde, hij zijnen fchoonzoon tevens ook omarmd; toen David geëindigd had , alle deze woorden tot Saoi. te fpreeken, zo zeide Saul. Is dit uwe Itemrne , mijn zoone David. Toen hief Saul zijne ftemme op, en weende.  4i6 Het EERSTE DOEK vs. i8.BnWi iS. Ach, zegt hij toen, gij zijt duizendmaal gij % edelmoediger , dankbaarcr, en regtmaatiger, iregtvaardiger , fan ö. mijne aanflagen cn vervolgin- dan ik , want . 7 „.... n , , gii hebt mij gen hebt gij met voortreffehjkite daaden den'! enTkhcb beantwoord. Hoe meer die waren , hoe golden^ VCr' mcer m'ine vervolgingen tegen u toenamen. vs. 19.. Engü ICl> Het tegenwoordig geval is voor u alleen den' tangeweé- bewijs genoeg , hebt gij op dit oogenblik mijn «U g'oedlèdatn leeven niet verfchoont; daar het volkochebt, wantje- men jn uwe xm . , mbijjcbwah: geflagt zult uitroejen. 23. David met minder PnfnQ^bewoogen, wil, fchoon hij den weilfelenden ferT naam geest des Konings kende, dit verzoek niet weigezuit uitdelgen rcllf jjjj ZWeert en Hij kan het ligt doen, dekhui'"5 va" want zijn hartenvriend Jonathan had hem zwVo'er23DTAvi" bier alreeds toe verbonden. Nu fcheiden de aan Saul , en yorfkn na ecn wijl vertoef, tot blijdfehap Ïaiji ging in ' J ... Cr zijn huis, maar Van elk ouder het gevolg van beiden. aAUb  der KONINGEN. Hoofdd. XXIV. 417 keert weder naar liet hof en David wijkt David mzijné , ' .. . mannen gingen weer m de lterkte die door de Natuur gemaakt op in de vesting. was. xxv. hoofd- Odeel. mtrent dezen tijd verloor hra'th vs. i. Ens?kerk- cn burgerftaat een' hunner aanzicnclijkfle gansch isr%ï en waardigfte leeden in Semucl, omtrent de Jgg'^j' z.. 77 jaren oud. Hij werd naar zijnen ftaat bedreeven rou- , . .... n -li we ovcl' hem, door de aanzienehjklten Uit de burgerij met en . begroeven eene algemeene rouw ter aarde beftcld, cn Jj™ tein R™ moogelijk heeft David zijnen waardigen en David maak- ".- ■■! ■ te zich op, en vriend zijne achting willen bewijzen, door toog af naar dé daar tegenwoordig te zijn. Hoe het zij bij "«b?ujn deze gelegenheid werd de verftandhouding tusfehen David en Se muül, en zijne zalving meer algemeen bekend, maar de zaaden van wangunst werden 'er ook door opgewekt tri het hart van Saul, zo dat David het voor zijne veiligheid noodig oordeelde naar Param woestijn te wijken, alwaar hij onder de Kedarenen op zijn herders leevende altijd eene veilige fchuilplaats kon vinden. —• 2. Onder de lieden, die hun vee in die gra- vs. 2. En 'er fige velden gewoon waren te weiden, was de ^VwTefltfm voornaamfte een poorter van Mahon, doch bedrijf was te vs. 11 Semuïl was cen voortreffelijk Patriot, zonder bedoeling van eigen eer of voordeel, van een zeer bezadigden geest in al zijn doen, groot van geest in den hoon Jihovah door Saul aangedaan , niet wraakzugtig, maar hartelijk, om voor denzclfden perfoon, dien hij zo beftrafte , ook te bidden. vs. i. Dit Paran lag dan bij de roode zee in Arabun. »i. 1. Karmel hier gemeld, is niet de berg Karmtl, maar de ftad VSn nién naam Qof. xv: 55-) aan dc woestijn van fëfai IV. Deel, Dd  4t8 Hit EERSTE BOEK Karwei. En wiens voornaamlte bezitting tc Karmtl was J zeer £oot™ zijn vcrmoogen belfond vooral in vee, deir hü iwd arie „r00tften rijkdom van dien tijd. Hij had 3000 STdenf1«l'ichaaPcn, en icoo geiten onder zijne bezit^wf* tingen, om van den verderen omflag niet te hct n-hecren r„rceken. Op zekeren tijd nu was alles onder TZr^ gevoig van dezen man in vrolijkheid, wijl „alm dcSEmansmen te Kar.nel bezig was met fcheeren :TdenSi- van zijne talrijke kudde. - 3. Doch eer rk „cr vrouw a'bi- verf]et gaa, moet ik zijn perfoon, in zo ver Trouw e° <£ het diende tot opheldering van ecn zeker Ö eVn?chVoon voorval nader bekend maaken. Deze rijkaard, van'ge^nte'n^bal genaamd, was gehuuwd aan eene r»sarhard ,mên vr0Uw, die zo wel wegens haaren fchrandcren SST» Mi wai geest, als om haare fchoonheid uitblonk cn eenJW»*/»^ a&igaïl genoemd werd. Haar man had davi'd boorde eeu tegengefteld karakter. Hij was norsch, ^Awn' ftuurs, oploopend, wellustig, enfchoon hij van ]lcehoerfcllMpen den vorftelijken held Ka leb een nakome°vs.'5. zo rm(r w bezat Mj echter niets van ziinen ^ Win- heideHmoed. 4- David, vemoomeu hebbe* «S- z^Dto"t de, dat deze man zijne fcheerders - feest hield, de jongelingen: ..^ een> tijd, dat de leeftogt voor zime 5^y*«"S ao'epen al vrij' fchaars begon te worden, lomuzo'uu 5. Word te raade 10 van zijne aanzienchjk^nhnaam «r fte helden in gezandfehap tc zenden naar Karaen welftand ml met den volgenden last; 6, 7. Als gij vr vf"'6. En uit mijnen naam eerbiedig cn beleefd naar ^ oiegn den welftand van den vermoogenden Nabal wcivaarenden : zalt „tVÏ2lZgr\ hebben, moet gij op deze WIJS uwe ^rdere aanfpraak, en uw verzoek inrïgïLTtfat % ten: (want de zaak vereischt beleid, daar bij hebt , zü vrc- norsdl en onhandelbaar mensch is.) WeL-  der. KONINGEN. Hoofdd. XXV. 419 Vaaren zij de beftendige zegen van uwe aan- . vs. ?. En mi Kienelijken perfoon , van uwe waardige huis- dat gij^fcr^ev? vrouw, van uw overig gezin, en blijve on- d^L'r^en die geltoord uwe bezitting vergezellen! Wij heb- 41 hebt > zijn ben gemerkt, dat het nu alles in vreugde bij weest "S wij u is , daar tegenwoordig de fchaapfcheering gemftnaadi^S onder uwe kudde met allen ijver voortgaat, aangedaan , en' J 0 zn hebben ook In dat genoegen zouden Wij gaarn enigzints mets gemist aideelen, want geduurende ons verblijf in dezer die zij £ï oord hebben wij eene aangenaame verfland- m.el geweesr, i 3' zijn. iioudmg met uwe herders knaapen onderhouden, en hoe zeer de leevenswijs der krijgslieden van het eenvoudig landieeven verfchild, heeft 'er geert de minfte onaangenaame behandeling onder malkander plaats gehad, integendeel hebben wij onzen pligt om de kudde te beveiligen tegen allen inval zo wel waargenomen , dat 'er geduurende den tijd van ons Verblijf niets van uwe bezitting nog door de onzen, nog door vreemden gemist is geworden. 8, Dit is geen fnoeverij , mijn heer! vs, s. Vraan uwe eigen herders zullen ons gezegden beves- ïlG,t. "wen i<"1" Vr -r , •- , , , gelmgen, en zij tigen. Nu eilchen wij geen ander loon, dan zuilen het n to ir* 1 ... kennengeeven. Uwe vnendlchap en gunst, waartoe wij dezen iaat dan deze dag, als allergepast, hebben uitgekoozen. Lee- nadf'vtaaVfiï ven wij in zulk eene onderlinge vriendfehap. iiwe °ogen , 1 1 , , , , want wij ziin laat ons aan nu het genoegen hebben, om op eenen goe- door rijken voorraad in uw vreugd te moo- &m*G\ltfa%. gen deelen. Zend Vorst David, die u, uwen knestc". .. ' en uwe" zoon wegens uwe jaaren, eerbiedigd als zijnen Va- d.wm hetgeeit. der, eenig bewijs van uwe achting voor zijn' deazal,nd ^ perfoon, en voorde zijnen, naar uw wel ge- os. 7- Davids helden hadden Naeal's bezittingen befdiermd tekenden AmnUkitt, en Arofitr, Dd 3  420 Het EERSTE BOEK vs. o. Toen vallen? 9- Met dezen last vertrokken, volvoo de jongelingen .. nauwkeurig hunne boodtchap, en zo S z geëindigd hadden met fpreeken wagttcn zij eerbiedig af, wat Nabal zeggen zou. IJSSSmS 10 Het antwoord was volkoomen gchjkvor^lZkWh mig aan zijn laag karakter. Wat geef ik om derlo!- En D:VID, zegt hij, en om zijne vriendichap. &e den Ik heb niets te doen met een' mensch van knegten Da- .. laage afkomst. Het gaat hem, WftJïïSrJ^ het veclen gaat, die op het minfte ongeZoXrXfi noegen de belangen van hunnen Deer en Meenetten" fter maar verhaten, en 'er dan te laat de geaie «ch8 af- n n ondervinden. Wat meent gij hc^T" zijnen dJ wdl _ Hoe durft gij zulk een ftout verHcvT „. zon- zoek doen? Ui Zou ik mijne keurige toefpns en de ik dan mijn , 1 gerneste vee , t geen IK voor WfSïïg^SJU» Wed Het niaaken aan een SSÈSS J! bij een geraapt volk welker befcherSeetdersT- ming ik niet van nooden heb, zo maat uegflagt heb, en 9 Neen! vertrekt uit mijn gezigt, en zou ik het den 0 . yke verz0cken mannen geeven, draagt ZOrg, om nooit met zu.lK.e vc weer te koomen. M. De afgezon enen ftaan zi' z{,"? Toen verbaasd over deze hooncnde taal van N keerde zich°deBAL. De wrok gloeit door hunne aders. ' !ffSS£ zij laaten niet na zijn tofttf beftaan en genen weg, en J j yorftelijken held bekend te dirk,eeerr^ f Hierdoor raaken oP eens alle S&S'SS ^'driften in het jeugdig, fchoon anders door raWS Godsdienst zo zeer beteugeld gemoed van den! m DAVID aan 't hollen. Hij geeft bevel, om -,\.an3-ze^zich zonder verzuim tot eene krijgsonderneetot zijne man- „„„„„j tP maaken. Door Zijn zwaard nen: een iege-mmg gereed te maasen. ■ , , Sj^TS, wil hij den hoon betaald zetten, en tiekt daar tocnaorde een dde ook zijn zwaard aan, en ttoSenJnopWaS S^Ï SSSSl" ho»tod * *  der KONINGEN. Hoofdd. XXV. 421 om mct 400 mannen op , terwijl hn er aoo ven 'er twee , H j honderd hij liggen laat tot dekking van de tenten en ver- het gereed- dere bezitting, met geen ander oogmerk, dan fchap- om gedugte wraak te neeraen. 14. Maar ge- vs. 14. Doch lukkig vernam cen van Na. ba es dienstboo- dc°7orige- den, die, moogelijk voor de gevolgen bedngt, ^,ep"ehe^: zich onder de krijgslieden vermengd hadde «*ït. , Nabals ... i , j huisvrouw zeg. op de wederkomst der algezondenen, den toe- gende : zie, leg van Vorst David , altans hij ijlt naar °A0vd^n g£e0enff huis, ert overlegt onder den weg, hoe de zaak den ;?* de ' 0 ° ' woestijn , om het best te ontdekken. Met Nabal begreep onzen Heer te ... . r < -i zegenen, maar hij was niet te lpreeken, maar cen ieder roem- ^ iSMg«i her. de de beicheideiiheid en inneemendheid van wtgevaaren. Ar. jgaïl, bij deze laat hij zich dan aanmelden, en verhaalt haar, hoe David uit vriendichap lieden van zijn gevolg gezonden had aan haar gemaal, — hoe zij de nederigfte en inneemendfte redenen gehouden hadden — tans%ijnS'zi7ons hoe vreefeBik hij tegen hen uitgevaaren was — ZKr goede •■ 1 ■•! • j . 1 j mannen ge- 15. Dat zij dat waarlijk niet verdiend hadden, Weest, en wij daar zij zich, geduurende hun verblijf, als fmaadheid ëlge" braave en eerlijke lieden gedraagen, en geen \ec]e,n > en w'i 00,0 hebben mets de minfte minachting van hun geleden hadden, gemist aiic de maar in tegendeel hun en het hunne als of wffmet '"hun hct hun eigen was, op allerlei wijzen befchermd ^en^oen'wij hadden, in alle gelegenheden, bij nagt en op het vcidwadag. 16. Zo dat zij, in plaats van eenig na- vs. 16. zij deel, integendeel geduurende dien tijd, met ^m e™s hun vee zo zeker geweest waren, als of zij weest, zo bü 111 eene wel bemuurde lterkte gewoond had- dage , aiie de den, dat de Vorst op zulk een' hoon nu niet bifhungeweest ftil zat, maar het voomeemen had om nu al- *pn, we'(ieu- ' de de fchaapen. les aan zijne wraak opteofferen, dat dit onweder al vrij naderde. 17. Dat hij niet twijf- vs. 17. wee; felde, of haar doordringende geest zou wel wiV'gV'dueó' Dd 3  422 Hz? EERSTE BOEK tooit, w»« net een middel weeten uit te vinden om het afvoiien overon" tewenden, en hij daarom de vrijheid genomen fiootene,eenbo- had om haar aantefpreeken , dewijl hij wel ver zijn gan- wjst dat haar man een alleroploopendst mensch fclie huis, en , hii is een zoon was, en zo onhandelbaar, dat men in zaaueit merï'hem eM van dien aart niets goeds van hem vcrwagten mag aanfprce- fe l8- AbIGAÏL prijst deZC trOUW , dat ken. • _ , , vs. 18. Toen beleid van haren dienaar, en toont wraks naar A^itk , Zen kloek vernuft; want zonder iets aan haaren H tonden* man te ze5Sen, op dat hij de zaak nog niet en twee iedere meer verderven mogt, gelast zij met 'er haast wijtie,q en vijf 100 versch gebakken broodcn intepakken, fchaaptnf en 2 groote lederen zakken met wijn. cn 5 fchaavijf maatèn ge- „en tot den maaltijd reeds geflagt en toebe- roostkoorn, en r . honderd ftuk- reid. Zij voegt er tot toelpi s 5 maaten nieuw enn t-.veeJ hon- geroostte tarwe bij, ook 100 blokken gedroogv?rd k eTkT de t°filneri •> e" 200 gedroogde vijgenkoeken, de [die] op en iaat dit alles op ezelen laaden. 19. Ver* ■ vs!ni9. Enzii volgens gebied zij haaren huiskhegten , dat fejongeijng; zij met dien leeftogt ten fpoedigfte voor uit trekt heenen zunen trekken, langs den weg , welken de voor mi|n aan- ' , c _,. . . . u_ cezigt! ziet ik Vorst genomen had. Zi| zou met in gebreke. dM,docehhaar blijven, hen te volgen; maar van al dien toeman Naeal gaf riei o-ppfy z;; haaren in wellust verdronkenen 2ij hct niet te " J kennen, echtgenoot niets te kennen. 20. J\u gaat zij gefchiedde nu! op de i gezadelden ezel zitten, en haalt dc aft dennezeijreeaP, gezondenen fpoedig in; met dezen zakt zij en dat zü af- gebergte af, *t welk door deszelfs kron- kwam in hct 6 • ° ' . , , v^-borgene des kelende ai helling het gezigt naar beneden emgfee'nzë zins wegnam; doch zo dra zij aan den voet mannen l:wa- : ; t zjj fa bende V3.TI DAVID aailkoOmen af hun te ' J vi. 18. Het gerat toorn is waarrchijnelijk het zumeet der Oosterlingen, zijnde kleine ballen met fpeccrijen gemengd. M. w, Zij reed zo dat men haar perfoon niet onderkennen konde.  dek. KONINGEN. Hoofdd. XXV. 4:3 men. Nu verhaast zij haaren tred, om den geniet, en zij , . ontmoeten hen. verlroorden Vorst des ie eerder te ontmoe- vs. 21. Da- ten. ai, Die in zijne hcete drift tot de of- ï^ptrouwên ficieren onder anderen gezegd had; welk een ik heb te ver- . geers bewaard fchoone ftreek bewoond cie inoode mensch ! ai wat deze in is dat dc dank voor dien üefdepligt, dat wij f^efi ,U°aizo" alle zijne bezittingen beveiligden , als of zij *K n^"? de onzen waren? hadden wij daar niet iets hij heeft, ge- .„,„.,, , mist is , en hij voor moogen eifchen ? is dat beantwoorden heeft mij kwaad aan onze edelmoedigheid? 22. Neen, God gXens°cd VC1" itrafle alle de vijanden van David zo ze- v*. m. zo ■ doe yeravah ker, als dccz vermetele geftralt zal worden, den vijanden • , , • Davids, en zo en voltooje hunnen ondergang zo gewis, want doe Hij «ertoe, ik zwecre, dat 'er geen van dat honds- indien y5? ' 0 allen , die hij geflagt, in ftaat om zich te verdedigen, fan- heeft, tot mor- 1 11 T c 1 gen overiglaat, ger leeven zal! 23. In zoortgehjken gelprck- die aan den ken werd David gelukkig geftoord door de w™d ?nStToen komst van de bevallige Abigaïl, die nadc- nu abigaïlDa, 1 1 / '• > 1 VID ■> zo rende met eenen edelen zwier , lenoon ten haastte zij zich uiterftcn ontroerd , van den ezel glijd , en d"n ^cTaf,Ven ftraks in de eerbiedigde houding neerknielt zii vicl voor J a het aangezigt voor den jeugdigen held onder dit gezegden: van Davio op 24. Edelaartig Vorst! ik beken, dat gij groo- \Tz\)Zf£ll& telijks gehoond zijt door mijn huis, doch neem "vs^'4'Enzij mij voor de fchuldiglfe, en doe mij naar uw viel aan zijne ' ,, ... ^ .. ., , voeten en zei- welgevallcn. Alleen, vergun mij, aat ik de eer de: ach, miin heb een weinig uitvoeriger mijne zaak te moo- "/mis^aT^n gen voordraagen! verleen gunftig schoor aan lau u>cl1 uwe .. , , .« , dienstmaagd nnjn verzoek! 25. INeem geen wraak, mijn voor uwe 00Ilecr! over den hoon u aangedaan door een' enn hoordé mensch zo fnood van zeden. Hij is, ik moet woordcn im'er J ' dienstmaagd. het zeggen , fchoon ik met hem gehuuwd vs as- Mün Heer (lelie toch Zijn hart niet aan dezen Belials man, aan Nabal, want gelijk zijn naam vs. 25. Hier volg ik Hezel: als Nabal die geheel in urn maehf\it.  4*4 Het EERSTE BOEK is, alzo isMj; ben, hij is in de daad zo veel niet waard, ff«Ai^ en want zijn naam ftemt volmaakt over een met feton^enikZijn gedrag. Hij is een Nabal, - een fwe 'aienst- zot ? die niet dan dwaasheden kan begaan, j^nfeiingen e Hij verdiend niets meer dan uwe verachting, £>s S uwe gevoeligheid is hij in de daad onwaardie gij gezon- (jjg- j]c betuig u plegtig dat ik van het geval dC" niets geweeten heb. Ik heb uw vorftelijk ge¬ volg in 't geheel niet vernomen, anders zou ik wel zorg gedraagen hebben, dat die zaak niet tot die uiterften gckoomen was. Nu, vs- :;;Vf;n, mijn Heer, is mij de zaak zo even bekend [zo taaragdg geworden. 16. Ik twijffel met, dat betuig ik T'eu, etfnwe u op het plegtigst cil rondborftigst, of > \ïc% ieil£b\ htvch heeft mij deze ontdekking gedaan, teu die u veri-.in- ejncie u te verhindercn, om uw onbevlekt kareal 'Tóomcn rakter door bloedftortiu g te bezoedelen. Hoe ££. h\°ilfaz^ zouden uwe haaters zich daar in verblijden! uw uwe hand haaters, welken ik met al mijn hart zulk verloslen. tn ? .. t.t nu, dat ai> n\- cc*n haaftig onheil toewensch, als grj over waXe viSen! bal bedreigd had. Ja, alle die u tragten te ÏÏSS benadeelen zullen zo ligt in uwe magt geraaKwaad zoeken. keÖ5 ais mijn man tans is. Nu dan, vorst. nuV,S'dit7is de ftaak uwen toom , alleen om uw eigen karakter te zuiverer te bewnaren ,7 En geef mijnen Hee- - liet oenoegen, dat gij dit gelehenk uit den heeft. Dat h,j overvloed mijner bezittingen gunftig ontvangen doTden 12E wilt ; laat ik de vreugde hebben, dat het, ee'inscn^die fchoon nier vorftelijk, echter aan uwe trouwe voeiftappen na cn edelaartige manfehap worde uitgedeeld. wTsdClXver- 08. En, mag ik daarenboven eene vorftelijke VSJSJZ «W verzoeken, laat dan uwe nederige dieiiaovertreeding . resfc 0Vcr haare ftoute ondernceming veilclioXzek-c'/mf- ning vinden. Dit zal u te aangenaamer Maliën Hccrc een ^ ^ ^ 0ndcrdaancn , want ik twüllel  bejb- KONINGEN. Hoofdd. XXV. 4^5 niet, of Jehovah zal de hooge waardigheid, beftendig huis ' " ... r •,- maaken , de- waar toe gij geklommen zijt, in uwe lamme wijl mijn Heer beftendig maaken, al was het alleen, om u f^T^ol te beloonen wegens uwe heldhaftige en ruste- [°*tajdenb*ee* looze beftrijding van Kanaïns vijanden die gevonden is tevens vijanden van den waaren Godsdienst vf?n uwc dagerl zijn, en 'om dat gij in de neteligfte omftan- ^ ** w»ndio-heden van het begin uwer verheffing geen mensch op zal daad gedaan hebt, die u deze achting onwaar- Ve™óig°en "en dig maakte. i9. Gaat het naar mijn' wensch, ™z™£n?^ dan zal uw lot in het vervolg voorfpoediger zal de ziele . .... miins Heeren zijn. Is 'er dan die zich partijdig tegen u ge- ingebondenzün draagt, en naar uw leeven ftaat, uw ieevea ^S-gS zal dan, als cen dierbaar kleenood onder de hij 3'b«v«b * ' uwen Elohtm, leëveudige fteenen in den borstlap van Je- maar de ziele A , 11 uwer vijanden hovah , uwen God, zijn, maar het leeven zal Hij fl;nge. uwer belaagers als een gladde kei, in dc hand ren mtbetmidvan Jehovah, die met een felle hand wegge- ügheid des flinflihgerd, noit weder gevonden word. 30. En ge™l so. En waarlijk! wanneer gij tot dien voorfpoed ge- p£ raakt, die mijne achting en mijn vooruitzigt w*^ mimen 11 voorfpellcu, in het tijdsgewrigt, waarin Je- het goed' doen hovah alle zijne beloften aan n vervullen zal, ^ en li last zal geeven om den rijkszetel te ken ^erft^n beklimmen. —• 31. Dan zal deze daad van zal, een voor- 1 , ganger te zijn vergeevïng u nog aangenaam zijn, daar het u ovcr anders tot gemoedsbezwaar zou kunnen flï&.- ^Jfa »«• Jjg ken indien sü in uw zwerven het dierbaar Heer, niet zijn ' ,ö J „ rr , , , tot wankeling leeven van deezen ol geenen opgeoilerd had, nog aanftoot en dat gij uW zeiven, fchoon gezalfd van Je- ^tcn^dat gij hovah, die de wrake voor u neemen zal, op W^*£*»t vergooien hebben, en dat mijn Heer zich zeiven zoude verlost hebben. rs. ?o. Eene vleiende zinfpeeling op Davids gedrag omtrent Goliath, men zie hier vooral Nihmeier in. Dd 5  42$ Het EERSTE BOEK Saais Jehovah die wijze recht bezorgt hadt. Zeker, mijn frijnen Hecre J .. ö ' J wei zaï doen, Meer ! als mijn verzoek u verbidden mag , «we1111 diens" dan zult gij, tot uwen gelukkigen (tand gemaagd geden- koomen, nog met genoegen aan uwe Koningys. 32. Toen lijke daad gedenken. — 32. De moedige ABiGAïLA:Vgeze- Vorst ftaat verbaasd over deze uitneemende lThd deEhtiZ taal der ^ch°one vrouw. Welk eene edele ziel! hraïis, die u denkt hij bij zich zeiven, en antwoord mct ten dezen dage ... ... , wij te gemoet eene verrukking , waarin de godsvrugt op het gezonden heel:. fdpon{le doorblpnk> Lofj zcg[ hij, zij hovah, Israëli Koning, dat Zijn albefluurend peJe'gend3' fï] doorzicht ti, waardige vrouw! mij te gemoet uw zaad, en gezonden heeft, om mijn krijgsmans harte te gezegend zijt ° ti j t 5 «ij, dat gij mij verzagten. 33. Ik dank u voor uwen goeden geweerThebT raad' dank u, dat gij met zulk een rijk gevan te koomen fchenk mij in perfoon hebt opgezogt. Daar- •met bloedftcir- .. ting, dat mijne door hebt gij eenen wreeden moord verhin- hand mij vei- , , , ., , , kort zou heb- derd, waar door ik mij over den hoon, mij b6"s 54 want aangedaan) voorzeker zou gewrooken hebben, voorzeker [het 34. Want waarlijk ! ik betuig u plegtig, dat is, zo waarag- . .. , tig ais] jebo- mets mijnen loop zou gefluit hebben, zoo Je- $JfheÉUtfr*fovah, Israëls en mijn befchermcr, mij niet in die mij verhin-2ijne voorzienigheid verhinderd had om deze derd heeft van .' 11 kwaad te misdaad uittevoeren; waart gij mij niet met enew'aredagij u een' zonderlingen fpoed op die wijze, als gij gehaast had, deed, te gemoet gekoomen, had gij mij niet en mij te ge- * 0 0 7 0 j j moet gekomen gefluit, het was met u en met uw huisgezin v/aart, zo wa- , „ , re nabal nie- gedaan geweest. Eer het morgen geweest de^wa'nd pist was' zou Naeal nog iemand, die tot dat overig gebiec- hondsch - geflagt , wel eer vorftelijk dapper ven tot het , , , , , , , ., r , morgenlicht. behoorde , het leeven er hebben afgebragt. nam'rivviri0uint 35- Nu ontfangt hij haar gefchenk met de vs. 34.. Eene kleine fpeling" op zijn naam , in het oorrpronglijkc, zo Veinig verfchillcnde van d;en van eenen hond.  der KONINGEN. Hoofdd. XXV. 427 grootfte vriendelijkheid, en geeft haar verzeké- |.. ^i,; ring, dat zij veilig naar haare wooning konde bragt had, era keeren, want dat haare rede hem overtuigd, j^f^l met en hij de grootfte achting voor haar opgevat ^a*ni°P had. 36. Zij keert dan zeer voldaan te rug, ikhebnaaruwéi ... . , -i t_ ftem gehoord , en, eer zij haare wooning nog bereikt, hoort en'heb nw aan- zij alreeds het gerugt van het feest,.'t geen ian«eno' in haar huis gevierd werd; want Nabal had vs. 36. Toer» . nu Abicïail. een meer dan vorftelijk gastmaal aangengt, en toc Nabai. met zijne vrienden en landlieden zich in wel- ^"ui^eene lustige overdaad zo gebaad, dat hij gansch gW*,1* «jta van den wijn bevangen was, waarom zij het j^oriings maaigansch onnoodig achtte haaren redenloozen ge- 0ijt' nabai.'s maal nu te ftooren, door hem iets van het ^eazsel^uen \% voorgevallene te kennen te geeven. 37. Toen was zeerdron- °. ° .. ,ken, daarom hij uitgeflaapen had, oordeelde zij net eenter paf zij hemniet van belang om hem, ter voorkooming van ^ W00^ nieuwe onaangenaamheden * haare ontmoeting te &a°l> ™t verhaalen. Zij doet het met beleid, maar te- het ' morgenven s fterk, en met de leevendigfte trekken j ^ 37_ Het om hem ontzag voor Vorst David en zijne g^****^ benden inteboezemen, en op dit verhaal word toen de wijn __ ,, , van Nabal ge- de laage ziel van Nabal met zulte een gaan was , zo> fchrik befangen , dat het bloed hem in de «™wzi^ aderen Holt, en hij, met beroerte geOaagen, woorden te. J , kennen, loert roerloos ter aarde zijgt. 33. Omtrent 10 da- beftierf t zijn gen bleef hij in dien toeftand liggen, wanneer nTnst'van £™\ hij, zonder bij zich zeiven gebragt te kunnen eji ^>&™td worden, gevoelloos den veegen adem uitblies, vs. 38. En 39. Zo dra David van dezen fchielijken omwlnf^na] dood berigt ontfangt, treft het zijn gemoed ü^dw. geweldig. Hij eerbiedigt nu de goddelijke den .Ï^bal , beftelling in het gebeurd geval — looft Hem, vs, s9, foeu David b 'orde , dat Nabu. dood was, zo zeide hii: gezegend zij Jcbnvah , die den twist mijner fruaadlicid jet wist heelt van de hand aabals , en i.< • tt  42S Het EERSTE BOEK lijnen knegt dat Hij nu als Richter den hoon, en den omhouden van . het kwaadé , twist, die daar uit moest gebooren worden, Set kwaad"fU- 20 zonderling beflist had, en dat hij hierdoor lo" heeffdoen Sencei beveiligd is, om zich oit aan Nabal wederkeeren ! te vergrijpen , daar zijn Heer hem nu zelv' en David zond , . ; . , , .. , , heenen, en liet deed ondervinden, t geen zijn hart anderen ï>reekenD,IGd!u "ad toegcweiischt. In dezen toedragt van zaahijze zich ter \icn Zcnd hij enigen van zijn gevolg om vrouwe nam. J ° , , ., Abigaïl het rouw - beklag te doen, haar vs. 40. Als a nu de knegten van zijne vriendfehap en befcherming in haajJigaïl gekoo- ren weduwftand te verzekeren , en haar tejc«rm»/VarCn zo vens> 20 dra de tijd het gevoegelijk toeliet, fpraken zij tot als gemaal zijne hand, aantebieden. 40. Eindc* DAViü^heeft dclijk zond hij op den bepaalden tijd nog nar zonden', "at hij dcr ecn P'^'g gczaiidfchap om Abigaïl zich u ter vrou- ten huwelijk te vraagen, en haar ten geleide we neeme. J 0 ' 0 vs. 41. Toen te dienen. Zij doen het voorftel van den èn'neigli'e z?ch Vorst aan de fchoone weduw. 41. En deze zigt ter aarde", beantwoord het met eene bevallige nederig- en zij zeide: heid, die ieder inneemt. Het voorftel met de dienstmaagd zij eerbiediglle houding ontfangende, ftemt zij resie?YmC'dc den voorllag in, en betuigt, dat het haar voeten der ccr's erenoe°; zou zijn, zoo zij in zijn huis en beknegten, mijns , 0 0 - Heeren , te icherming genomen, maar eene van David s Wvs.C 42.' Am- geringde bijwijven mogt zijn, zonder verdere oail nu haast- voorwaarden te maaken: zo veel vertrouwen te, cn maakte ' zich op, en zij ftelde zij op de edemoedigheid van den Vorst, ezel, mPetEilaa" 42. Hierop bereid zij zich met allen fpoed maagden j^dle tot de °P landen zijnde plegtigheid. Zij laat haare voetdap- haare ezelen fierlijk opzadelen, en met 5 jeug- pen nawandel- 11 ■> -> o den. zü dan dige en bevallige maagden, de aanmerkehjkdengDAvfosna, ^en onder haaren ftoet, komt zij in hct leger en zü werd hert vnn david, waar nu alles in vreugde is bij ter huisvrouw. ' n j vs. 43. Ook het fluiten van den echt. — 40,. Nu bad Da- bai David , .. , , , , AirrKoïat van vid 2 vrouwen, want hij had ook AUéj  der KONINGEN. Hoofdd. XXV. 429 noam van jizrcèl, Ammons moeder ge- ^ Huuwd. 44. Zijnde zijn huuwelijk met Mi- me», alzo wa- , , , o . ren ook die c h a l , om hem te hoonen, door t> a u l ge- bei(leil hcm tot fehouden, door haar aan eenen Palti van ^ Gallim ten vrouw te geeven. Baul had zijne dochter Miciial, de huisvrouw- van David, gegeeven aan Palti, den zoon vaa JtA'is, die van Gallim was. _~ xxvi. h00fd- 1. 1_>/e huuwelijks geneugten die David w>„D'eZimet ziine nieuwe echtverbintenisfe trok, waren fbuunmakw*groot, maar echter niet m ftaat om den Vorst zo te Gibea zegzcer inteheemen, dat hij zijne uitwendige belan- «gf&VnfSÊ gen ondertusfehen veronachtzaamde. Het tegen- IfXlZi «Z deel had plaats , hij zorgde naauwkeurig om atcül*, voor zich Iteeds in veiligheid te brengen. Een en nisander berigt van het hof, door zijnen vriend Jonathan hem toegezonden, gaf hem hier toe aanleiding, en deed hem bcOuitcn , om nu in den omtrek van Ziph op de natuurlijke fterkte kaviia, in dien oord gelegen, zich ter neer te ftaan. Intusfchen was Saul's wrok weer zo toegenomen, dat hij op nieuw zijn leeven belaagde, en hierin hielpen hem de Ziphieten , die den Koning, om hem te believen , een naauwkeurig berigt gaven, waarin listige vijand zich onthield. 2. Op dit vs. 2. Toen berigt raakte Saul, aangeprikkeld door zijn ™Aurkteop,z eri argwaanend gemoed, en door zijne vleiers ge- w°s ^oent?£ fterk1", in de grootfte woede. Hij neemt het sipb, en mee ' . , .. .... hem drie dui- bcfluit , om zich van zijnen vijand, het ga zend man, uitzo het wil, nu meester te maaken. Met 'er g^^* haast moeten 'er dan o.coo van de rapftc en ym te zoeken, 'ul"° •' m de woestijn Moekfte foldaaten zich marschvaardig maaken, z>>*. om naar de woestijn Ziph te trekken en Da-  Het EERSTE BOEK vs. 3. En vid gevangen te neemen. 3. Met deze troc- S wit Icccicip *^ zich op den pen rukt Saul terftond op Hachilas heuvel SfdTe^or" aan> die aan den ingang van de uitgeftrekte aan de vilder-valeië van Ziph gelegen was. David, om ms is aan den £ ° ° ~ weg. Maar niet weder omringd te worden, onthield zich «te woestijn, nu m de vlakte, en wel in bofchaadjen, eene s"0LZafte'rhem biJ hem wel bekende fterkte , en zond gekwam naar de ftaadig verfpieders uit, die op de beweeging -woestijn. , . . , ? der koninglijke troepen acht gaven, en hem vs. 4 Want berigtten, dat de vijand met groote marfchen vaii David had ver- J ö Tpicdersgezon- agter aanrukte. 4. Van het begin van Sauls vernamÊ" dat aftogt af had David dit beleid gebruikt, zo fterkwlm?1""" dat h'i nu 20 1Jgt nict omrinSd of overromvs. 5. En Da- peld kon worden. 5. Evenwel zat hij niet vid maakte * _ . , . aich op, en itil, toen o a u l vermoeid van den zvvaaren piYat"1, M"daar marscn met het vallen van den avond bevel fegcrdZhad eén ^ SeSaeven om de tenten opteflaan , en David bezag zich ter ruste had begeeven , ging David, SAoL^ag',*met bier van berigt, onder de begunffiging van zcfifnvan ner" deu nacnt zich in eigen perlbon onder de zijnen Krijgs- koninglijke troepen waagen , waarfchijnclijk overilen. Eu f j i , - j Saul lag in den naar de gedagten van hun, aan welken hij de h«g£voikre wa" onderneeming mededeelde , met geen ander Tondom hem oogmerk, dan om door behulp van de vau* gelegerd» ren de ligging van het Leger natefpeuren, houdende ondertusfehen zijn waar doel geheel verborgen, namenlijk, of 'er kans was, orh den Vorst te fpreeken, zonder zelv gevaar te loopen, want hij koesterde de hoop nog, dat hij Sauls driften aan het bedaaren zou brengen. Met dit uitzigt gaat hij, vergezeld van vs. 5. De geftcldheid van de legerplaats kon David zien , om das men 'snagts in de Legers groote vuuten brand. M.hs.  der. KONINGEN. Hoofdd. XXVI. 4=33 «ijnen dapperen wapendrager , eerstl heenen , om de legerplaats opteneemen, en te zien , hoe de troepen gelegerd waren. Hij vind alles rigtig in de wagenburg, dc koningli ke tent in het midden, en de gewoone veldtenten daar rondom gefchaard. 6. Zodra J^J^ de legerplaats nu opgenomen was, keert hij david en fprak terug naar het gezelfchap van de hovelingen, lech, den He- die met het geheim bekend waren. A*d»lmelf. cn en Abisaï, dappere lieden, die zoon van zi> daardoor de achting van den Vorst verkie- broeder joabs, gen hadden, hooren toen met verwondering ^f^f^^ het verhaal van het geen 'er uitgevoerd was, feu. ta^jjet bijzonder, hoe de Vorst opgemerkt had , dat toen zeide aalles wel in behoorlijke orde, maar ook in J^J^ diepe ruste was, zonder dat de buitenposten behoorlijk bewaakt werden. Hierop zegt David , dat hij belust was om nogmaals de legerplaats te bezoeken , en vraagt, wie lust had op hem op die hachelijke onderneeming te vergezellen? terftond bied Abisaï zieh aan. 7. Zo gezegd, zo gedaan; — zij ver- vs. ?. aizo ' , n » „1 kwamen Davib trekken, koomen aan den eerlten post — ai- en Aeisaï £ot les is in rust. Zij dringen verder door tot ^7°* de koninglijke tent. Ook daar was alles saul' lag tè ö J .., flaapen in dea ftil — in de voorzaal van de koninglijke tent wagenburg, en zelve, en ook was alles in den flaap, zo wel ™ln£ *'"e a*n de Veldoverften Abner als de koninglijke ^n c1;i00^nliifwast. Zii gaan dan zagtkens door hun cn het volk lag , , , . , ... „ rondom hem, heenen, en koomen tot 'sKonmgs palviljoen. Hier vonden zij den anders zo rusteloozen Vorst in diepen flaap, in zijn krijgsgewaad, met zijn koninglijke fpies aan het hoofdeinde van zijn bed , bewijs genoeg , dat zij in den perfoon aiet vergist waren.  435 Het EERSTE BOEK 8 Toen °P dit S^a* Sloeit llct aangezigt van Ab£ zeide Aeisaï saï. Hij fluistert Da v id in: nu heelt de God*°» heeft he- delijke Voorzienigheid u eene fchoone gelegenheid and "h?n mvê gegeeven. Denkt gij, 't is mijn fchoon vader; hand beflooten. „un niij dan, dat ik hem afmaak, ik zal zo Laat mvi toch ° , ,111 hem nu met de zeker mikken, dat hij geen nood zal hebben, S t°er aarfe om ecnig gerugt te maaken. 9- Maar de naan en ik zal edelaartige Vorst fchud zijn hoofd , en verhet hem met 0 •' ten tweedemaal bied hem alles ten fterkften , onder betui- d°vs.' 9. david ging, dat niemand ongewrooken den gezalfden de' totS w™< 1Nu verliet David den heuvel, daalde weer diepe flaap van , , . 1 , .. Jcbovab oplien neer bij zijne troupen, en verhaalde hun het geen gevallen. 'er voorgevallen was. Met het aanbrecken van D™;D^;J^J™ dag trekken «leze vervolgens op, en legeren zich feme ziJde ge- ° . koomen was , agter eenen heuvel van Iiavila, tusfehen wel- zo Mond hij ken en die van den Koning nog eene valei bergs10°van was. Hier plaatst zich David alleen ver- c'£nre» i"'ct gezeld van eenigen Officieren. 14. En roept piaatfe tusiehca , .. , hen was. met al zijn magt, zo dat de voorposten van Vs. 14. En de vijandelijke troepen hct hooren konden, ^vv°,£^' \°\ die hier over verwonderd ook roepen en vraa- Abner , den _t zoon rs er , zeg¬ gen , wat dat te beduiden had? David ant- gende: zult gij woord: doet uwe Veldheer naderen! op dat 'j^ Xner1? hij in een mondgefprek treede, ik heb hem ^eiAaB'^™01'^ zaaken van gewigt tc zeggen. De voorpos- zeide: wie zot . , . ... , , gij, die totdeii ten David niet kennende, ijlen naar de tent K0m„g roept? van Abner. Hij komt, en vraagt: wie zo z evenwel wilde ik uw vorftelijk les-; uw" heden W ven niet belaagcn. 24. Nu dan, Koning 1 ik wensch, dat even zo, als uw leeven altijd L]'t,tnwH- bij mij in de hoogfte waarde geweest is, dat len üitfteëken 0uj. z0 van nu af wat vleiers ook moogen aan den g'ezalf- .. , . n.- i n t den van jebo- woelen, bet mime, onder de gunltige betteV **v«; 44. En ling van Jehovah, heilig mag gefchat worden, zie, geiük ais „j. redde m;j Ult die zorgelijke ten dezen dage L" 1 "j .-1 . nwe ziele in omftandigheden , die mij nu omringen. Hier grno'? °°geaciu mede neemt David affcheid. 25. Saul zij'" mijne' zi'eTe doet het zelfde met den hartelijken wensch: in cL'r °°8cn dat het hem wel moogen gaan! mct cen' woelt groot geacht"; al weder die gedagte in zijn gemoed, dat hij mil^uirlahfn in zijne voorfpoed doch aan bet koninglijke n°vsd'-=; Toen llllis gedenken mooge. Het was toch zeker zei.i'e saul tot cn bepaald, dat eenmaal dc keus van opvoll'.'T züt?Zgeii ging boven zijn huis aan hem ftond gegeev,V' "ei" zult ven te worden. — Dit gezegd hebbende gaat het'ja gewiste- een ieder der- vorftelijke perfoonen weder zijgif ztrtt* 'ook nen weg. De vorftelijke troepen fcheiden , o^ertóf het en Saul gaat weder naar het hof. dTvid°op fijnen weg, en Saul keerde naar zijne plaats, xxvii. rir^ ™» 1. 1 oen de vorftelijke held deeze ontnu zeide inzijn mnclm,,- ju dc ftille eenzaamheid naging, en hart: nu zal ik » der da. en cen dcrzelver zonderlingen uitftag met dankzegging hand 'JSSZ overdagt, raakte zijn gemoed over zijne lotge- nU;\etc™'dan vallen aan het peinzen. Na veelvuldige gedag- dat ik haaste- ten bleef volgens het karakter van den Vorst ftjfc omkoom in ■/.,.. o het land der dit hem het bepaaldftc bij. Saul is zo versw-  der KONINGEN. HoofSdd. XXVII. 437 Eerlijk, denkt hij, zo gevaarlijk wegens zijnen p^^"\0^ argwaan, dat 'er naar allen oogenfchijn niets mij de hoop 0 ' , , verlieze om anders voor mij te wagten is , dan om nog mii meer te eens den een of anderen tijd door hem om te ™^hne koomen, en hierdoor aan den Vorst rust te paaien hraïh, ' , , zo zal dc ont- bezorgen. In deeze moedclooze gedachten komen uit zijne neemt hij het befluit, om de wijk in een na- haudbuurig land , en wel ten fpoedigften te neemen. Er was niets naders dan dat der Philiftijnen. Evenwel vorderde de voorzigrigbeid, om dan eerst, wanneer men de gezindheid van den daar regeerenden Vorst , alvorens door afgezondenen gepeild had, zich derwaarts tc bcgeeven. Dit was nuttiger dan Saul de rs s Toea qck'O'enheid te laaten, om hem ten allen tij- maakte zich b 0 ' .' David op, en de te kunnen opzoeken, ja 'cr bleef voor zij- hij ging door, ...... .. . , hij en de zes ne veiligheid , naar zijne gedachte , geen an- honderd mandere weg meer open. 2. De tegenwoordige Ge- £™'wa^n ^ bieder in Gath, zekere Acins, uit Maoch's achis , den . i-i zoon van Ma- huis bewilligd in het verzoek uit genegenheid 0ch, den Koof mct het ftaatkundig inzigt om D>avid nin£v3anE^'f; voor altoos aan zich en zijne belangens te ™ ticef hij 1 AcHls te Gatb , verpligtcn. Deze en zijne 600 mannen koo- hij en zijne . . , , p.n 3 1 . mannen een ie- men dan m de hoofdftad aan , en worden geUjk mL.t zV;n wel ontfangen. 3. Na een wijl veitocvens, ^ 'zijn"AbvcI° toen hij de handelwijs van den Vorst had lee- den wijven ren kennen, ontbood hij ook zijn verder ge- ^zrêtihti/iu volg en vrouwen , en het gevolg van zijne ™ hl^ronw« troepen , en toen floeg men zich gezamelijk Nabam^- de in de hofftad neder. 4. Als ras werd deze vs. 4. Toen onvoorzigtige ftap aan S a u l bekend, die nu fchm £w"rei geruster werd , niet twijffelende, of deeze ^,tD™°nasacr" daad zou hem bij de Israëliërs niet weinig in Gatb. zo voer , , . , .... . , hij niet meer verdenking brengen, daar hij nu met den doo- vnort; hem te tJelijkfte vijand in vriendichap k en zidl"***1^ Ee 3  43S Het EERSTE BOEK vs. 5. En da- van hem afhanpelijk maa, c. 5 Nadat Da» S^ftdS vid nu een wi'l te G.it' ï.e .oond had, deeik nu genaie d >tf zich VcrfchefIonmocie'fkhcden op, gevonden neb ' .. , in uwe oogen, tusfehen de burgerij oer ftad en a»lj gevo.g, SSL gV.« mde die dc grootfte'verwijdering te weeg konden dat Ik brengen. In deezen toeftand oor-eelt Dadaar ' woone, vlr,5 die met den Vorst ten naauwften verSe ^Hwê bonden was, het allerveiligst, om zich mct de kSgiijkefttd zijnen in eenen Wjz aderen oord van het land bij u woonen ? ter ucer tc (]aan. Hij gaat dan ten hove , met verzoek, dat Gaths Gebieder hem, naar zjinc keuze, eene andere wijkplaats zou befehikken, 't geen hij aandringt door hem de gevolgen voorteftellen, die 'er anders te wagv<. 6. Toen ten waren. 6. Ac nis vind liet voorftel van ^SlageDAViD billijk. De ftad Ziklr.g , van de ho.-ï'V'fs' ZikZ' railleren geroofd, cn voor het grootst gx> der Koningen deelte nog verwoest, word den vorlklijken "èesE?"fot % held als ecn leengoed afgedaan, cn dit is dc dezen ^s-)^ 001fpv0ng van dat oude recht , waar door getal nu der Ja- Zjklag niet het rijk der Hebreen, maar de Lï''hetland der koninglijke familie van D.wiD toebehoort. woonde'7awas 7. Daar nu en'aan-het hof leefde de vorftelijeen jaa'r en ^ liejcl den tijd van ió maanden in diepe vier maanden. ■ ■ J i vs. 8. David ftilte, 8. Toen hij eindelijk het ftiller leeven SuTmSj met dat van den krijgsman wederom verwisen zii overvie- f,, De aanleiding hiertoe was deze. De len de Uezw • <•> u ricte,,, en de Qcfurletcn cn de Gerzietcn mct hunne nabuuCJz''Amaie\it ren de Amalekieten, van ouds de bezitters l7n\i™uTïw van het land , nu ten deele door Israd, en vw*SW» ?e" ten deele door de PhililTijnen bezeten, en weest de in- . ï« j n «rbwen des tans aan den zeekant, die de groote woes- fe; 6. Weleer tot SimeoNs portie behoort hebbende; men beeft hier | Clrtn. XII: 1—12. bij te lezen, eer men verder voortga.  der KONINGEN. Hoofdd. XXVII. 439 rijn, welke Erypten van Juda fcheid, hunne lands) daar gij J 3 aJI u gaat naar 5«r woonplaats hebbende, hadden den ouden wrok en tot aan over het ruimen van hun land nog nimmer E^ittnlanAafgelegd, maar verontrustten beide de natiën nog geduurig. 9.. Dit gaf David aanleiding;viv»-Dd£ tot vijandelijkheden. Hij ondernam het,- eenen ïanri, en Het , . , , , , f. noch man noch inval m hun land te noen , met dien ge- vro uwe leeven. wcnschtcn uitflag, dar hij in die lireek, waar ^^tptnén hij zegenpraalde, alles vernielde, wat leeven runderen, en J J 1 ' '' . ezelen, en ke- had, en een' grooten buit van huis en reis meien, en kieevee veroverde. Hier mede verrijkt, trokt hij dé^wèlA^eiï voorzigtig met dezelven naar de hofftad, om» kwam tot A" 00 chis. ze den Vorst daar aantebieden. 10. Ac nis m. 10. Als , , Acms zeide : üaat daar over opgetoogen eu vraagt hem , waar zijt -ijwaar hij, terwijl alles, voor zo ver hij wist, [DegeCvnaIienh?ed|S op zijne grenzen in rust was , dien uitval zeide Dwid , ' , V -> i i n ,^ j «egeB het zui- gedaan haa i de doorlkepe David antwoord deu van juda, hem dubbelzinnig: zuidwaards van Juda, van |2ide'ngdér jfde ftreek der Jerahrnsëüeten en Kenieten , rabmeëiiettn , 17 _ 7 en tegen het tot welke provinciën, die landftreefc, indien zuiden der A's zij aan de kroon van Juda gehegt was ge- "'"e": weest, waarfchijuelijk zou gebragt geworden zijn, en in gevolge de grensfeheiding door Toschua gemaakt, ook behooren zou. ia 1 •• 1 ] 1 1 vs. 11. En 11. Daarbij had David zorg gedraagen, dat david Het noch niemand der overwonnenen leevendig te Gath "fi^n/om gebragt werd, daar zij anders tot flaavcn ge- fe te fcréri- ■ * ' J i o gC1] 5 zeggen- lliaakt, de waarde van den buit zeer vtrmeer- dc: datzijmis- vs. 10. Dit is dubbelzinnig, want de woorden kunnen ook betekenen: in bet zuidelijk deel van Juda. — Voorts merke men op, dat Jerabmeel een talrijke familie van Juda is, en dc Jsrabmielietcn nakomelingen zijn van Hesrom, een geflagt uit Juda. — David hier te verfchoonen met te zeggen: ,, David misleid Acms niet, maar geeft hun gelegenheid zich zeiven te misleiden," is mij te vernuftig. Ee 4  44o Het EERSTE BOEK fcWen van ons derd zouden hebben. Hij was bedugt, dat ^zegs^.o^ die wijze de ganfche zaak in alle haare gedaan' efaï- omftandigheden mïsfchien aan het hof bekend zo ' was zijne m0gt worden , en 'er klagten mogten vallen, d%el\ % wl die hem moeielijkheden konden baaren , daar %jtZ landï- hij mast* onder de bcfcherming der PhUifiijwoond heeft. nm leefde, i". Dc Vorst ontdekt dan de vs. ia. En " .. Acms geloofde {treek niet, maar geloofd, dat hij eenen mr?eA^hU efcett val onder zijne eigene natie en wel in Juda „ml^ftfnS Sed:lan hetft' en dat dcze ' 20 onVOOntigtige» gemaakt bij daad hem bij zijne landgenootcn zou gehaat /i!"w,Vdaarom maaken , waar door hij dan ook vertrouwen rok mijnZeft kon, dat hij hem voor altijd tot cen' leen»* man hebben zou, die ftceds het oppergezag van de AcMsfen erkende, en dit was eene aanmerkelijke winst, dewijl David ecn uitfreekend held en fchrandcr Vorst was, waarom hij dan ook hoe langer hoe meer vertrouwen op hem vestigde. xxvijï. «r H°°Ff Ento 1 IVIaar niet lang genoot David dezen gefchiedde in voorfpoed, ruim een jaar daarop befluit 3?,«fe» Acms op nieuws Koning Saul aantevalhunne legers . j - j^- a]s bondgenoot van de ande- vergaoerden tot ' ' j j den ftri d, om re Philiftijnfche fteden daartoe verplicht genm^zo'zll weest zij; het zij hij uit eigen beweeging den DAvm-'gii 12 vcldtogt ondernam, altans de Legers van alzekeriijk wee- jen de verccnigde gewesten der Philiflijnen mij inVueger werden verzameld. Bij die gelegenheid zend EifeSuweto^oAcHïS booden aan Da vid zijnen leenman, nen- mct last, dat hij met de zijnen zich ook wa¬ penen moest, want dat hij omtrent des Vorften gezindheid om hem bijteilaan geen bedenvs. 2. Toen , uM^ 2> De held in deze netelige om- zeide Davi»  der KONINGEN. Hoofdd. XXVIII. 441 fïaödigheden ten niterften verlegen, befluit te veinzen, en te draaien. Hij komt dan aan ,„an toebe- ' „ , , iT trouwt zal wor- het hof, en treed in gefprek met den Vorst, den, en Acms wieti hij te vreede fteld met de dubbelzinnige ™°:rcj.f 2^ betuigingen, dat hü niets beloovcn wil, maar vefieniig Je o o 7 - ( - bavartng van dat zrne daaden bet bewijzen zuilen , noe mi;n ieVcn hem zeer hij zieh verpligt rekende aan Gntks Ge- toevertrouwen, bieder. Acms, hier door te minder twijffelend, geeft hem hier op te kennen, dat het zijn oogmerk was om hem aanteftcllen tot Overften van zijne lijfwagt, aan wien hij voor altoos zijn Koningrijk hoofd dorst toevertrouwen. — Eer wij nu de uitkomst van dezen netefigen toeftand overweegen, keeren wij weder tot den draad der gefchiedenisfen in ïsr 'atis Koningrijk. 3. Hier was de waar- vs. 3. Simu» , ••, ••] „„_ nu was geftor- dise Semucl nu reeds een wijl tijds ovei- vellj engiinscll leeden en met zeer veel eer in het Vaderlijk ™'™">™ graf gegaan. Bij zijn leeven had Koning dreeven^ „ Saul, op aandrijven van den Project de graven te Rawet van Mo ze s trouw gehandhaafd, vooral »• ™™* daarin , dat hij de waarzeggers en buikfpree- en Saul had kers in het rijk verbannen had; maar nu zal weggeoaaa de „ ■> •••„.,. n„„ waarzeggers,en men zien, tot welk een' onvoorzigtigen ltap de (lllivelskon. hij hieromtrent verviel. 4. Zo dra hij namen- En de bik de toebereidzelen van de Philiflijnen tot Phwftijne» ■> ...... kwamen , en den oorlog vernomen had, was lnj ook 111 oc- vergaderden weeging geraakt, cn zijne verzamelde Armée ^rdeneVch was nu alreeds aangerukt tegen zijne vijan- ^H^m^A dèil . die tans van hunne eerfte zamelplaats de gansch hA) »«* al doorgedrongen waren tot Sunem in "rdenzich op Mafchar. Eer hij nu den flag ondernam, ^itiva. wilde hij , als ccn krijgskundig Vorst, het leger van zijne vijanden in deszelfs fterkte, en voordeden nauwkeurig opneemen. 5. Dit vs. 5. Toen Ee ,  441 Het EERSTE BOEK Saul hct leger doet hij , maar, welk eene ontroering voor der Pbilifij- tt t l" ' • i i ."1 i «cn zag, zo den \ orst! hij ziet, dat het talrijk cn welgezMhart "beef- legerd is, en hier door bekruipt hem zulk een de zeer. angst cn moedeloosheid , dat hij zich geen vs. 6. En oogenblik rust gunde. 6. In dien angst neemt l*w*Vrm8«ar ,ni alIü middelen bij de hand , waar door jthovah am- hij iets van den uitflag van den oorlog mecnwoordde hem ° , .. niet , noch de tc kunnen verncemen. Hct eerst zoekt hij noch"doorUè opheldering bij Israëls Befcherm-God, doch ' "och vrugteloos. De Urim cn Thummim onder de door de 1'ro- feeïen. hewaaring van den door hem aangeltelden Hoogcnpriester gaf geen antwoord ; ontdekkingen door droomen, hoe zeer hij daar naar verlangd had, waren hem ook niet te beurt gevallen, en de Profeeten , door hem geraadpleegd , gaveu. insgelijks geen voldoenend antts. 7. Toen woord. y. Toen rees de angst in top, en zijob knepen! daarom wilde hij het nu eindelijk beproeven zoek mij eene door een middel, 't geen hij tc voren zelfs vrouwe , die ■' eenen waarzeg-openthjk had afgekeurd. Hij verzoekt zijne heeft1'" dat"ik gunftelingen, om hem, ware het moogelijlc, «r. 7. Die een'' waarzeggenden enz. naar dc letter eene vrouw die het vermogen van een gefpamie buik had , dit vcrfchilt niet veel van de vertaling , welke S c n e r s a ii l in zijne JVaturlicle Erklaring der Gefcbicbtê zu Endor geeft : genoegzaam mct mij overcenrtemmend: hij is wel beltreden door Bieler in zijne Ricbtige tiusieggung , eene verhandeling waar in meer belezenheid dan bondigheid doordraait, de eerfte heeft hem ook weder bondig geantwoord in eenen tweede verhandeling , beiden zijn te Hanov. 1751 en 175e. uitgekomen, en zijn hct ▼olledigftc , het geen men over dit verfchil lezen kan. Dc gedagten van Mil', in Disf. Seleclis, zoze naar den aart der taal natuurlijkst was, helderd doch niets op. En de bezwaren van Bonnet worden in de omfchrijving, en in dc bovengenoemde verhandelingen gcr.oegzaa« Weggenomen.  der KONINGEN. Hoofdd. XXVIII. 4*3 eene vrouw te bezorgen, die met de kunst van ^«'on'} buikfpreeken bekend was, terwijl bij vast voor- ctertoeke^Zuïicmeus was , zulk eene raad te plecgcn over den ZL,idcn t0, hem: uitflag van den ftrijd; en men berigt hem , dat J{e « *^WM. 'er bij , niet verre van de legerplaats, zulk eene vrouw te vinden was. 3. Saul, door heeft. ^ deze i mtdekking enigzins vergenoegd , verkloekt Sa v*- ve^Me zich en gaat 'snagts, alleen vergezeld van , zijner vertrouwdfte hovelingen , naar de r« aan ^en plaats waar hct mensch woonde, en, nauwe- eu twee man. lijks 'heeft zij opengedaan , of hij verzoekt haar waartezeggen, door hem dien te doen verfchijncn, welken hij begeerde. 9. Het loo- zeide voorze wijf, uit zijn postuur al rasch opmaaken- 5oor den w'aarde, wie hij was, antwoord listig: zij Ollt- yggg^ kent haare konst niet, maar betuigt zich wel opkoomen.dien te zullen wagten, om het koninghjk gebod van ^J0^ Saul te overtreeden, die met zo veel ijver £ Toen deeze zoort van lieden uit het koningrijk had we tot hem: ULCi'- '•w-*- .... . zie, gu weet, uitgeroeid, waarom zij met begrijpen kon, hoe wax SAtjr. gei het toekwam, dat zij, die van dit gebod im- *flj"*ï** mers wisten , haar leeven in gevaar wilden ^fjf Hellen , de zaak moest zeker van aanbelang n?ars Ur dit zijn, maar zij zou wel op haar hoede wezen. ^nroei^ wa""10. Om haar alle zwaarighcid te ontneemen, bezweert Saul haar op het plegtigst bij > « hovah, dat hij, indien zij geen andere rede '^Sh» had, de gevolgen op zich nam, en verzekerd ™ zw^h$ rmr dat zii voor seen ftraffen behoefde be- zeggende: [zo ijoiU , uio- ^.ij ö waaraeng als] dugt tc zijn. n. Pit gezegden was voor het jehevah leeft + loozc mensch genoeg, om in haare gedagte j"rdalfcnoml decee'^ volkoomen bevestigd te worden, dat hct Saul in ei°en perfoon was, dewijl niemand anders vs. n. Toen a 1 . , '1 ivT - zeide de vrouw: zulke verzekeringen konde doen. Nu vroeg wien zal ik u zij ftputmoedig, wien hij begeerde, dat zij ^ °»k0°-  444 Het EERSTE BOEK zeMc?- u>e m'' door naare kunst uit het rijk der dooden zon Stmuil orkoo- doen ten voorfchijn koomen. Zijn verzoek is Semucl ? wie heeft van zijn perfoon en karakter niet gehoord? Dit bevestigde haar alweder, dat haar vermoeden allerzekerst was, doch zij wil 'cr den Koning niets van toonen , tot dat zij mct haare kunfteuarijen in vs. 12. Toen ccn ander vertrek begonnen had. 12. Zodra s#»«wzag°zo ZÜ ''iel'i o"31 ZÜ alreeds den begcerdce perfoon luide iten 'fu van verre mct cen l^ngzaamen tred zag uitde vrouw fprak koomen, geeft zij terftond cen' gil, cn roept: tot Saui. zeg- .... .. . ', ,r . , , . gende.- waar- gij hebt mij misleid, o Koning! t is met mij mij belogen! §edaan- Onder de verlichting , die ik ontwant gij zijt fang, word mij ontdekt, dat gij de Koning vti'13. Ende zelv's zijt. Ik vaar niet voort. 13. De Vorst JotTrar: vrees mcr ('00r 110& vccl nieuwsgieriger geworden, niet, maar wat roept haar weder toe, dat zij toch de roin- zict gijf toen 1 . • 3 •' zeitic de vrouw ftc bekommering niet behoefde te hebben, tot Saul : ik . , , , , , zie Goden uit maar integendeel cene goede belooinug te wagkoomende. °!>" tcn 'iad- ^ij moest derhalveu maar voortgaan, en hem nauwkeurig vernaaien, wat 'cr vs. 14. Hij omging. Toen riep zij hem met een groote dan zeide tot '- o . haar: hoe is verbaasdheid toe! Ik zie cen' perfoon van uiten" zij zeïde • neemendc agtbaarheid ten voorfchijn koomen. 'cr komt ccn j^j: van buiten fjoe ziet hij 'cr uit? oud man op . *r. > J cn hij is met zij: als ccn zeer bedaagd man, een' eerwaareenen mantel ,.' .. „ hekleed. Toen dige grijsaard, mct eenen ftaatehjken mantel. &utSLVi Nu twiJffeld Saul lliet mcer> of liet is Se" was, zo neigde MUêL: Hij valt dan in zijn angst ter neer, hij zich met . ' * n '11, hct aangezigt cn hoort met eene Item, als van onder den h^hoo^zich." grond met ecn fleependen toon en hol gcvs. is. En iü\r\ hem vraagende ? 15. Wat is de rede, . Semuël zeide ' .. tot saul : v aar- dat gij mij in mijne ruste Hoort? waarom om hebt gij mij .', r . .. oit- • 3 • onrustig ge- moet ik nu vcrfchiiuen t de Vorst 111 de uiterm* 'opkoo- fte verwarring < p.-nbaard zijn hart. Ach ,  der KONINGEN. Hoofdd. XXVIII. 445 eerwaardige febim, zegt hij, ik ben tans in 0 . . men? toen zei¬ de diepite moedeloosheid. 'Er is cen allerfel- de Saul : ik n , j. c ■• j ben zeer be¬ fte oorlog tegenwoordig met onzen erfvijand, angftigd, wans de Philiftijnen. Dit zou mij zo zeer niet be- ^^"'^""-,1 vreczen was niet daarenboven de Godheid mü, en £/»n- ti 11 Ti. is v'an mij zelve mij ongunlhg. Ik ontdek dit klaar , geweeken , en want wat ik vraag, ik bekom geen antwoord. n"e"';jieerr,nocij ;Er fchoot bij mij niet overig, dan het mid- door den dienst ., , ~ . , der Profeeten, del , dat ik tans beproef. Gij hebt m den nochdoordrponood mij zo dikwijs bijgedaan. Zeg mij, bid 'k djJ'irgè" ik u, hoe ik mij tegenwoordig in mijne ncte- roepen, dar gij ' o . j miJ tc kennen lige omftandigheden te gedraagen heb. 16. Het geeft, wat ik is dan vrugteloos, zegt de ftem, mij raadte- vs. 16. Toen pleegen , als God u verlaatcn heeft, en te- z^ornS'y^i een u zich wapent. 17. Jehovah is tnveran- sü mij toch? 3 ,1 ... j , r 1 dewiil 3*°™* dcrlijk t geen hij u door mij heelt laaten van u gewee- aanzeggen , ftaat vast. Het Koningrijk en deszelfs opvolging is niet meer onder uwe e""fi;s'- 100 vs. 17. Want bezitting, het is voor uwen broeder, uwen jebovab^ heeft landgenoot, voor David. iS. Gij weet ™°ri, gènjkaïs zelf, wat 'er dc oorzaak van is, uwe onge- ^ d"e°rst™]l hoorzaamheid aan de goddelijke krijgswetten fproken heeft, ,. . , en heeft het 111 het gevnl van A ma lek, die, ingevolge koningrijk van de wet, met den dood had behooren geftraft f^urd" en Hij te worden. 19. Uw lot ftaat nu beflist heeft hec se' geeven aan te worden. Jehovah zal u, en uwe Armée uwen naasten, aan David. vs. 13. Gelijk als gij naar de ftem van Jehovah niet gehoord hebt, en de hit'igheid ziines toorns'niet uitgerigt hebt tegen Amalek , daarom heeft Jeho-cab deze zaak gedaan ten dezen dage. vs. 19. En Jehovah zal ook Israël met n in de hand der Philiflijnen geeven, en morgen vs. iö. Deze vertaling , is die der oude Overzetteren ; het verband eischt dat men aan dezelve de voorkeuze boven de nicuweren geven. vu 19. Deze voorzegging is niet woordelijk vervult, want 3 zoonen •ntkwamen den (lag.  44 vat, zelfs tegen de gedagten van het wijf, waarom zij, volgens hem,' ook zegt zo verfchrikt te zijn.  der KONINGEN. Hoofdd. XXVUL 447 bij u hebt, en om der burgerij wille, bid ik u, verkloek u toch! Gij zijt flaauwhartig, laat ik u ter ververfchiBg iets voorzetten. Gij zult anders niet tri ftaat zijn, om te voet te kunnen wederkcereu , cn zo zou deze ganfche zaak gemakkelijk ontdekt worden. 23. Doch hij bleef weigeren cn wauhoopen. Intusfchen waren zijne hovelingen ook weer binnen gekoomen. Deze vcreenigen zich nu met de vrouw, en men houd gezamelijk aan. Eindelijk bewilligd hij dan, rijst van den grond op, en plaatst zich aan de tafel. 24. Nu laat zij een kalf, 't geen zij in huis had, en bekwaam tot Aagten was, door haare huisgcnootcn ten fpoedigften gereed maaken, en discht het op met ongezuurde meel vladen. 25. Daar op noodigd zij den Vorst en zijne hovelingen om te eeten. Dit gefchiedde, en na een weinig verkwikt te zijn, verlaatcn zij, voor het aanbrceken van den dag, haare wooning en keercn tot de Armee te rug. ziine knegten, en zij aten. Daar na (tonden zij op, en die zelfde nagt. ï. 2jien wij nu weder, wat 'cr bij de Phi* li/lijnen omging! — Toen de benden der vcreenigdc ftaaten van dit ftrijdbaar Volk bij een getrokken waren , was de eerfte zamclplaats Aphek, terwijl dc Israëlieten gelegerd waren in het afklimmen van jizreëls dal, bij den fpringbron, die uit deszeffs heuvelen afvliet. 2. Met de troepen, uit hunne lieden geligt, trokken de vereenigde laudgenooten daar heenen , doch, vermits Acms in hct leger de agterhocde gebieden zou, was hij met zijn laat n.ii eene beete broods voor u zetten, en eet' zo zal 'er kragt in ü zijn , dat gij over weg gaar. vs. 23. Doch hij wei orde het, en zeide: ik zal niet eeten, maar zijne knegten en ook dc vrouwe hielden aan bij hem. Toen hoorde hij naar hunlieden item , en hij itond op van de aarde en zette hem op het bed. vs. 24. En de vrouw had een gemest kalf in 't huis, en zij haastte zich , en üagte het, en zij nam meel, en kneiddehct, en hakte daar ongezuurde [koeken] van. vs. 25. En zij bragt rem voor Saul, cn voor gingen weg in xxix..hoofdDEEL.vs. i.Dei>«- Uftijnin nu hadden alle hunne legers vergaderd te Apbek, cn de h' ra'êliitcn legerden zich bij de fontein . die bij jixrevl is. vs. 2. En de Vorften der Pbüiflijaen toogen daar heenen mec honderden, en met duizenden. Doch David ,  448 Het EERSTE BOEK cn zijne mannen toogen mét Acms in dc agtertogt. vs. 3. Toen ze'den de Overften der Philiftijnen : wal zui'en deze HeJrretnl zo zeide Acms tol de Overlten dei Philiftijnen: ï! deze niet Ua vid, de kneg Sauls , denKo ning van Israël die deze da gen , of dezi jaaren bii mi geweest is? ei ik heb in hen niets gevondei van den dat zijnes vlucht herwaards a gerei end to dezen dag toe vs. 4. Doe' de Overftc: der Philiftij „e„ werde zeer toornig 0 hem , en d Ovcrfte de Philiftijnen Zeiden toi hem doet den ma wederkeeren dat hij tot zi ne plaatfe wc derkeere, da; gij hem bcftcl hebt . en d: hij niet mi ons aftrekh in den ftrijd op dat hij 01 niet tot een 0 genpartiider worde in dc ftriid , wai waar mede zo deze zich b ziinen Hei aanacnaanama ken, is h niet met < koppen dez( onderhoorige troepen , waar onder ook de bende van David was, de laatfte, die in de hoofdplaats aankwam. 3. Toen nu de enperfte Bevelhebber van de Armée Hohaz door de bondgenooten aangefteld, het volk monfterde, en tot die van Acms kwam, vroeg hij den Vorst met veel verwondering: Hoe hebt gij onder uwe troepen zulk een aantal Hebreen, wat zullen die maaken? wat verwagt gij van i hun? immers niet, dan wanorde en verraderij? — Het zijn troepen van David, zegt i de Vorst; een hoveling van Saul, Israels [Koning, dat beken ik, maar die alreeds eeni; gen tijd, wat zeg ik, jaaren, mijne vriend' fchap en mijn vertrouwen had. Hoe naauw p*ik ook acht op hem genomen heb, ik heb \ nok cen fchaduw van ontrouw aan mijne bc1 langen in hem kunnen ontdekken, en dit is ■ de rede, dat ik hem onder mijne troepen \ zelfs den wigtigftcn post heb opgedraagen. ï 4. Maar dc bevelhebber, die zeer veel gezag ' onder de vereenigde Vorften had, beveelt i hem met drift, om dien krijgsheld zonder uitI ftel de Armée tc doen verlaatcn, en af te trek- ken naar dc ftad, die zijn al te goed veri trouwen hem ten verblijf gegeeven had. Denk J 'cr niet aan, zegt hij, om hem bij u tc houe den, wij zouden dan geen flag leveren, want * hij zou naar alle waarfchijnelijkheid in het heetst van den ftrijd tot den vijand overloopen. Geen beter daad kan hij verrigten om ■ weer in de gunst van zijnen Vorst te geraa"ken. Wij weeten toch, hoe zeer Koning » Saul op onze natie verbitterd is. 5- Heb. mannen» vs. 5. Ö «Ui niet David, van den welkeB  der KONINGEN. Hoofdd. XXlX. 449 ben wij wel iets anders van David te vet- z« in de rüen . r , ir o 1 malkanderen wagten! Is net u vergeeten, vorst f toen de antwoordden , zegepraalende optogt wel eer in dat rijk ge- helftzyn^dmfebiedde over de overwinning, waar in onze ze»den geiia- gen, maar Da- Goliatii fneuvelde, dat men toen zong: zijne tien auiSaul is een held die duizenden verflagen n' heeft, maar deze jeugdige David tien duizenden. — 6. Toen Acms zag, dat de Op- riepSAciiiSTDAperbevelhebber niet te beweegen was, en dat ,cn, z9.de r o , tot hem: [het alle de verbondene Vorften inftemden met ;? zo waaraghun hoofd, ontbood hij David bij zich in leeft ,.5at5*gij zijne koninglijke tent , verhaalde hem het uw^Stgang' e™ voorgevallene , zwoer hem bij zijnen God , uweingang met d ' j j ' mij m het leger dat hij geen fchuld had aan den hoon, hem is goed in mijne 1 1 1 •• 1 oogen , want aangedaan, want dat hij hem voor getrouw aan it heb geen zijne belangen hield, en zelfs over alle zijne gè^nden^van krijgsbedrijven, zo lang hij zich ouder zijne dien dag af, t ru • , j 1 j 1 1 dac Si.i tot mij beicnermmg bevonden had, voldaan ware; maar zijt gekoomen dat de vereenigde Vorften geheel anders om- toe,demaar '«if trent hem dagteu, hem wangunftig waren, ja ZU( aan- ' i naam in de zelfs verdagt hielden. 7. Waarom hij genood- oogen der votzaakt was, hem van den veldtogt te ont- ev's. 7- Zo liaan , en hem te verzoeken, om naar zijn J^4* .nu om» ' ' J en ga m vrede, gewoon verblijf te rug te keeren. Dit acht- op dat gij geen , .. ... . , ... , kwaad doet in te hij veiligst voor hem, dewijl de argwaan de oogen van der PhUiftijnfche Vorften al ligt iets beris- p^jfc.de* penswaardigs op zou zoeken. 8. Welk eene Ys- *• Toe" r . zeide David tot heuchelijke tijding voor David! hij gedraagt Acms: maar . , , , ii- .■•! wat heb ik gc- zich evenwel ais een hoveling, en moogeujk daan ? of wat met een gemoed voor vriendfehap open: hoe? ^ f^c™ ^ vs. 8. Men behoeft mct Kir. me ij er David hier niet al te zeer te verlaagen in onopregtheid. Men moet .meer zien op de omftandigheden, en de grootheid van geest daarbij in den Vaderlandlicveudcn David opmerken. Ik kan niet met den Heer Bonnet zijn gedrag volkomen. IV. Deel. Ff ft»  45o Het EERSTE BOEK mijn Vorst! is het, welk. een vcorflag is dit? dtofc*i ™ waaraan heb ik mij fchuldig gemaakt, dat ik uw ïangtógt zulk eene behandeling verdienen zou? zolang geweest ben j^. uw iecnman geweest ben, heb ik mij imtoe/daTikniet mers noit zurk een hooncnd wantrouwen WJdST 'tegen waardig gemaakt, zou het mij niet geoorloofd de vijanden van zjjn te ftjjjrJefl tegen de vijanden van mijnen de^Koning? waardigen Koning en Leenheer? 9. Doch de „Jamwoo.ïde Koning zogt hem tc bedaaren, door hem op DAvSweet het plegtigst te betuigen, dat hij meer van het, voorwaar zjjne getrouwheid overtuigd was, dat hij in rfianf inrófne" ftaat was uittedrukken, dat de achting voor ^"'van JS- zijne dapperheid en fchranderheid alles te bomaar de vcn gn]g, doch dat 'er tri de zaak nu niets %lïïft%tt> " voor hem op was, dewijl hij bemerkte, dat totbhëm?nd!e-men onder de bondgenooten afgefprooken onenfetoptr^ had, om geen (lag te leveren, voor dat hij ken. vertrokken was. 10. Nu, mijn waardig vriend! danS'mTa'k Nu vervolgt de Vorst: eer de mocielijkheden verdrinegten"1" meerderen , bid ik u, trek morgen af met wes Heeren, ajle uwe benden , trek zo vroeg terug, als koonTen " ifn", het u beliefd , ik gcev dit volkoomen over „"morgenvroeg aan uw beleid. 11. David gehoorzaamd, zuit opgemaakt M h aanbreeiccn vau dag is de Vorst al hebben, cn nc: _ uiieden licht op ? ell zijne troepen in beweeging om aite£tS?teen«' trekken, met oogmerk, om weder te keercn VS," .^U^h TiAvm vroea on , hii, en zijne mannen, dat zij des morgens weg glngèn, om wetór « keercn'in het land der PMllJtljne». De ,Mfiir verdedigen , want men moet altoos voorzichtigheid van listigheid in de gevallen hcure grenzen aanwijzen, en tevens het meer verfchoonbaare doen gelden, zonder 'cr nogtans voor tc pleiten. De vertaaling van van N. L h zal „leftrijden kan met vs. 9. niet overeengebragt, cn derhalven niet aangenomen worden. ifc ia Toen trok David door het gebied der Xtnasfim, bij welke gelegenheid hen velen toevielen, i Clr. XII: iy, -°-  der KONINGEN. Hoofdd. XXIX. 451 naar Ziklag, terwijl de Phili Rijnen nu ver- »«» daartegen , , ? . , , , wogen ob na der aanrukken, en zich neergaan tegen de Armée in Jizreëi. xxx. hoofd- NDLEL. a eenen terug marsch van 3 dagen gtfch'iedd'e komt David met zijne troepen weder in ais David en den omtrek van Ziklag , waar geduurende des6 derden hunne afweezenheid eene groote verandering, k^ên*'*** was voorgevallen. Uit weerwraak namenlijk de Amaietim- 111 i , , . / ten in het zui- tegen David hadden de Amalekteten, den den en re kans nu fchoon ziende , dewijl zij wisten, 'warenden dat de Philiflijnen met de Hebreen tans in z/*/'!f Beflasei> J J _ en het zelve oorlog waren , uit hun verblijf ten zuiden met vuur ver- 'cv, 7 1 . brand hadden. van Juda , eenen inval gedaan , en waren Vs. 2. En dat met hunne troepen doorgedrongen tot Ziklag, ^Ldm&'w dat, liegt voorzien, door hun wel rasch ver- ren * gevange- j j iv,r i li)k wegge- overd en verwoest werd. 2. Maar om dat voerd hadden, zij hunnen buit zo veel te kostbaarer wilden niemand maaken, en daartoe tijd hadden, waren de in- doodgeflagen. „ , van den klem- wooners gelpaard, om hem tot flavcn en fia- ften tot den vinnen te veikoopen. Zij hadden zich dan hSdei'^heu hierin op David niet gewroken; allen wa- „aren™ mnnet ren in ketenen geboeit en weggevoert. 3. Hoe weegs gegaan, meer de troepen de ftad naderden, hoe dui- vuT en 'zijne delijker zij gewaar werden , dat 'er boven raennenaankwcte de ftad ecn ongewoone damp gezien werd. ft.ad» en zie. zil was mee Dit verwekte eene verbaazende ongerustheid, vuur verbrand, TT ... , ... en haare wij- Hoe meer zij naderen , hoe meer zij den ven 5 en naare fmeulenden damp zien. Nu moest de eerfte zooneJ^l"haa* r re doe neren gedagte zijn , 'cr zal eene vijandelijke inval waren gevange- voorgevallen zijn. 4. Eindelijk vond men al- voerd. ^Ê les in een puinhoop veranderd, en waar de, hief'ol'vw^S vs. 2. Het is geen menfchenliefde maar winzugt in den AmaleltUf , 4at hij niemand gedood had. Mus. Ff 2  Het EERSTE.BOEK «r5r hct volk, dat door aandoening bijna zinneloos geworden Snnc™emme foldaat, ook zoeken mogt, men kon nergens op , en ween- leevendig fchepzel vinden: onder de pum- den, tot dat er Lcu " 1 . geen kragt meer h00pen werden ook nergens Iigcnaamen geL"„hte wennen', vonden: niemand twijffelde dan meer, of de vijand bad alles met zich gevoerd. Toen begon het bitter gefchrei , het naar gegil, het ys. 5.Davids hand wringen onder Veldheer en foldaaten alware™ ook V gemeen te worden. De heldhaftige Veldheer, gewerd" a£ dc gcringfte foldaat, een ieder is even wanNnA.M'df 3iz~ honend. K. De Vorst, wiens hart voor lief? rt'élittifcht, en r o ^ Abigaïl , de je z0 vatbaar was , treurde m het bijzonder ESTSTcar- over zijne waardige vrouwen, Ahinoaji cn. "'^TinDA. Abigaïl. 6. Eindelijkflaat de wanhoop tot vid 'werd zeer woede over. Het is, ach ! waren wij niet naar h«gvo'ik fljrak de Armée getrokken! dit veranderd al rascli neenigenTwant in een gemor, hóè zij door David hier toe de zielen des drorj£,cll waren en dat ter befcheruiing ganfchen volk öeuitjii0v. . , „ ' waren verbit- van den PhiUflt]n ! zij kenden evenwel geen mo™z«nê verpligting aan Acms, met één woord, de v°ernzi]nè noen"-woede neemt allengskens toe. Dit brengt teren. Doch r,avid tOt zicllzelveil. Het was 11U geell David fterkte 1 , , , . ■ i,' zich in jebovah tijd om wanlioopeiid op den grond te jcözijnen Etohim. denkt de y0rst, maar veeleer moed tc tonen: alles was nog niet ten eenenmaale buiten hoope , hij tragt dan het volk te bedaaren, maar in plaats van gehoord te worden, dreigen zij hem te vermoorden, ja men vat al reeds de fteenen hiertoe op: nu vertoont hij zich weder in zijn oude onverfchrokkenheid. (Hij werd v5 7 En Da- hierbij zonderling door Jehovah onderfteund.) vid ' zeide tot £n z\pe grootmoedigheid doet den foldaat de M^Ete fteenen uit de handen vatten; Zodra de beroenng geftildis, ontbied de Vorst Ab,a r,..w "]Li0taièr'den 'm de hoofdtent met verzoek, om der. . y .i  der. KONINGEN. Hoofdd. XXX. 453 meede te brengen, en deez ijlt aanftonds naar AiijATiiARbragt ' „ ,. den Ephod tot de plaats. 8. Dc vraag, zegt David, die david. ik het Orakel voortedraagen had, is deze: of vs_ g Toen 'er kans is om de benden agternatezetten, cn vraagde David .„11 i Jehovah zeg- met eenen gcwcnschtcn uitllag bekroond te vvor- gende: zal ik den? het antwoord is : ja, — maar dat men ^r^%%cni dan ten fpoedigllen den marsch moest aan- neemeu. Hij zou den vijand inhaalcn, en alles zeide hem:jaag <• -j • i /■ na , want gij redden. 9, 10. Die tijding verlpreid zich ipoe- zuit-gewisfelijk dig onder 't volk. Ieder is gereed en geen won- jjjf!^*'^ der het raakte het verlies der duurfte panden, feüjk vcrios- „ ien. De 600 mannen gaan dan op marsch. Dc eer- Vs. 9. david fte rustplaats is BezoSs beek, alwaar 200 ag- f£n ffi ter bleeven , zo vermoeid van den zwaaren z« honderd ' mannen , die marsch, dat zij niet verder voort konden, bi) hem waren, r_ , . , , 1 1 „ en als zij kwa- 11. Foeii nu de overigen 400 de beek dooi- mep a;ul de waad hadden, vonden zij op den weg een' ^^„^é' mensch, die te zieltoogen lag. Den Veldheer rigen daan. , . ,. . . vs. 10. En word daar van berigt gegeeven, die bierop David vervoig- allé moeite aanwend om hem door verfter- ^We^honderd kende Ipiis en verfrisfehenden drank weer tot mannen, en de 1 J , twee honderd zichzelven te brengen; want men ontdekte mannen bieealras , dat hij uitgehongerd in flaauwte lag. Jf^' m! Naden verkwikkenden vijg, cn verfrisfehen- rcn > diu zii JL-*' over dc beeft den rofijn hartig gegeeten te hebben , komt Bezor niet gaan hij allengskens zo bij, dat hij eindelijk weer Vs. 'n. En fpreeken kon, in 3 dagen niets geproefd heb- ^nf^enmf,j bende. if. Al van het eerfte oogenblik af op het veld, u en zu braeren was men m t vermoeden geweest, dat dit hcmtotD.wiD, mensch een foldaat uit het gevolg der over- zD'roo8^Ve" winnaaren was, dit werd nu bevestigd, want h'i at' en z'i ' ° gaven hem wa¬ ter te urinken. vs. ia. Zii gaven hem ook een ftuk van een' klomp vii':en en twee Hukken roGinen, en hij at, en zijn geest kwam weder in hem, want hii had [in] drie dagen, en drie nagten geen brood gegeten, noch wawr gedronken, vs. 13. Daar na zeide David tot hem: wiens ziit gii, en van waar zijt gij ? Toen zeide dc Egyptifcbe jongen: ik ben de Ff 3  454 Het EERSTE BOEK knegt van ee- bijgekoomen, vraagt David hem wie hij is", ^ffjtnm*mta', en hoe men hem in dezen toeftand vond? en hl-(-""mij"er- ^"jg1 tot antwoord , dat hij een gebooren }v. cn, om dat Egyptenaar was, doch ongelukkig tot flaaf ik [voor] drie o o dagen krank gemaakt door de Amalekieten, dat hij een aangeworden ben. gjgjjgjjjfc man Qnr\eT deze natie tot Heer had, v?. 14. Wij die hem op de reize had agtergelaaten, zijnfcn^tiwri'^et de hij zeer krank geworden, 't geen nu naar zuiden van de zijne beste gisfing 3 dagen moest geleden zijn. Cbrctieten, en ..... 1 1 op het geen Op eene nadere vraag verhaalt hij verder het en" tegen het oogmerk van die reize. Zijn's Heere landzuiden van Ca- ]jedcn namenlijk hadden eenen inval gedaan in lëb , en wij •' 0 Tiebben zikiag eene ftreek, die der Philiftijnen bondgenooten t>'rand™Ur VCr' behoorde. 14. Na een gedeelte van fado's zeide 'S David provincie afgeloopen te hebben, bijzonder den tot hem zoudt Oord van Calebs helden - geflagt, hadden zij h?enen afleiden het op Zikiag gewend, waar zij alles vervoerd de'? h[iZdanbzei- en verwoest hadden. In de terugreis nu was /ie: zweer mij hij ongefteld geworden. 15. Hierop onderhu Elobim ' D ° c r\ dat gij mij niet vraagt de Vorst hem verder, ol hij in ftaat zult dooden ,en ... , . dat gij mij niet zou zijn, om hunnen verderen terugmarscn ïenSn°d|rhand te kunnen aanwijzen? hij zegt ja, mits men van mijnen beloofde, hem niet aan 't leeven te koomen, Heer , zo zal _ .. _T , 3k u tot deze of aan zijnen Heer weertegeeven , want dat bev?i&EnWj nii wel vermoeden kon, wat het oogmerk was. leidde hen af 17< Gelukkig leid hij hen ook ter plaatzc , en zie, zij la- ' ° J gen verftrooit waar de Armée lag , naar de gewoonte der •arded,e eeiende overwinnaarcn, die op een' Herken terugmarsch en drinkende, zic^ ero-ens neerfloegen, om den buit te veren danlende ö s ' om ai den gmo- deelen, wanneer alles bij zulk eene gclegen»j genomen heid in de uitcrlle vreugde is. Hier was alHnd^der'w//" les verward. Men dagt bij deeze roofzugtige ft'jnen, en uit natie aan niets, dan aan den buit, dien men het land van , ' ' , .. op dezen togt van Zdiag , en boven dien David 'fiocg^e van de Philiftijnen, en Hebreen geroofd had.  der KONINGEN. Hoofdd. XXX. 455 Nu valt de moedige Vorst met verdubbelden van de fche- ' u ö ' menng tot aan iever op die verftrooide benden aan , zodra de den avond van ... . . . ■■cr , 1 r j den anderen nagt voorbij was, en Inj met twijueicie, or oe dag) en 'er ont- drank had hen in diepen flaap gedompeld. meteen Met den vroegen morgen begint de ftrijd , bchaivcn _ vier 6 ° bonderd jonge zonder hun tijd te geeven, om zien benoor- manuen , dia lijk bij een te zamelen. Het neervellen en ver- ^cdcn^ volgen duurde den ganfchen dag. Alleen had- den. den 400 mannen het geluk om zich met hunne fnelle hemelen te bergen , cn het gevaar te ontvlieden. 18. Hierop fnelt dc over- ^ winnaar naar de legerplaats terug. Het eerst jV$£*e^£ zoekt men naar de plaats der gevangenen, men hadden. . , tt . Ook redde Da- Ieder tragt de zijnen te vmden. Het oog van VID zijnc twee den Vorst ontdekt al rasch zijne Gemalinnen, En 10. En tot algemeenen blijdfehap vind elk onder hen werd J ö 1 1 • j mets gemist ook zijn eigen gezin terug, zonder dat iemand van den kiein- omgekoomen of door de vlugtenden medege- £re"0Xna, ''en voerd was. Ook was 'er behalven de verovering tn0ctn;m"nded™,1j: van de waardften buit dc vrouwen cn kinderen teren, en van T-.tr n den buit, ook niets van belang weg. De Vorst was m ftaat tot alles > wa* een ieder hct zijne tc kunnen weder geeven, z^a\^ne°' 't seen hii met een inneemend gelaat en ziel- -david bragt het 0 •' , ,,T ? i altemaal weder. ftreclend genoegen doet. 20. Wat er verder vs. I0. Daoverbleef, en waar zijnc togtgenooten geen ™ ^"Vchaï eigendom aan hadden, het welk voornaamen- pen en derun- ö deren. Zii dree- lijk in vee beflond, werd bij een gezameld, venze voor dat en bij den terugmarsch voorafgezonden, ter- ncn pn r!epe„: wijl de blijde foldaat agter aan kwam, onder jjjj.j8 °AVIDS het geroep en gezang : zie daar den buit voor onzen onvcrgelijkclijken held en vcrlosfer, voor onzen David! 21. Zo trekken zij we- r»)fl Dawd tot der over de beek tot hunne togtgenooten , ^rd'^mannSi die den marsch niet hadden kunnen volvoe- kwam, die zo . , moede waren ren, doch nu verkwikt, al reeds op den weg gcwccst, dat Ff 4  45ji jremoet. En vermoeidheid is , en betuigt zijn bhidfehap het*voik , cn over hun herltel. 22. Dit ontllak den nijd naaTden1'*^ tc ^cl'ker 'm eenige laage hebzugtigc zielen, ftand. jic onder zijne manfehap waren. Zij floe- vs. »i. Toen J antwoordde ecn gen aan het muiten. 1 loe ? zeggen zij, verfè!Lisbu°SmZ dienen deze luiaards zo verwelkomt te woronder de man- ^cn? wij zullen zeker wel zorgen, dat zij van nen, die mct ' . , Dwid getoo- ons zweet niet mededeelen. Neen, niets zullij'zèicien" onï ka zij hebben. — Eaaten die hflen , wier Jjfet gewogen vrouwen en kinderen, door ons gered zijn, zijn , zullen daarover zich verheugen; van den buit krij■wii hun van ., , rv . , den buit, dien gen zij maar mets! 23, 24. Dit kan net bén ,Senfedt gee-grootmoedig hart van David onmoogclijk yen, jnttr «en verdraaien. Met deftige redenen, iimeemend jegcluken zijne , . . . vrouw, en zij- maar tevens agtbaar, lpreekt hij zijne loldaa* "aaten zij Slè tön aan. Neen, waardlte medgezcllcn! zegt heenen leiden j j- ]k voornccmeus moet gij nimmer vne011 weggaan! J» o vs. 23. Maar den! heeft Jehovah ons dit heil niet befchikt? David zeide : , , .. . . , „ alzo zult gij ons voor het vcraeil niet bewaard t en S?.teto! ons Acn y«j«nd zo gen.aklijk doen overmet het geen winnen. Ik denk niet , dat gijlieden bc- yetavah ons gtëeevenheeft, fchikking wilt maaken, als ol gij alles aan vjewaard", °cn uw zclveii had toctekeuneu. Ten minden hecit de ben- j , |. jj. njct dat 'er vceleii van zulk een de , die tegen ' ons kwam in onedelmoedig beltaan zullen zijn, dat zij ge- oiize hand ge- , , . geeven. hoor aan uwe redenen veiieenen. Ons eenpaa- zouS\i2*;ciiVin ri§ belluit is> «Me» Selijkelijk deelen zul- deze zaak hoo- nen? want gelitk het deel der geenen is, die in den Itri.'d m"de afwogen zijn, alzo zal ook het deel der gceuer zijn, die bij het gcrccdlci.ao  der KONINGEN. Hoofdd. XXX. 45? ïcn, zo wel die agtergebleeven zijn, als dfefgfc^"»"; de daad verrigt hebben. Het belang is één, iijiteiijk tieten de wil was één. 25. (Van daar dat be- lc"' , , .. vs. 25. (El. ftendig gebruik onder de knjgs - gewoonten , ait is van dien die door veri'cheidcne fcbikkingen cn wetten vosortafn \n]7™ nader geftaafd zijn geworden, dat men nader- gj*8^*** hand op die wijze altijd gehandeld heeft onder tot een inzet- , rT , \ . ,,. . ting en tot een de troepen der Hebreen.) 26. Hierop kee- recht gcfteidin ren de overwonnenen , nu overwinnaars, met ^ °p bliidfchap naar ZM'/öf terug. Straks gaat men vs. ié. Ais J , ... ii- nu David tc aan hct opbouwen, verrijkt van den buit; en zikiag kwam, de Vorst, een ruim deel hebbende, zend aan cotv^ verfcheidene overheden van dc lieden uit Ju- ?".da,? zii|ie .. vrienden , van da een aanzienelijk gefchenk. Hij wil zijne den Mm, zeg- brocdcren niet vergeeten, laat hij zeggen, als |a"deis' ee"«! Jehovah hen beweldadigde. 27-31- Buiten de ftcden, die door den inval beroofd gewor- dei vijanden , , , . van febevab. den waren , maar nu het hunne wederkreegen , vs.' 27. [Naentfngen de vorftelijke o\-erheden van andere ™"h i;]n l£\ aanzienlijke ftcden en vlekken, die David l"'-e J .. van Ramt tb te- in zijn zwerven bezogt, en hem en zijne troe- gen het zuiden, pen vriendelijk bejegend hadden , ecn kost- Cjat\r\ cie van baar gefchenk om dus zijne dankbaarheid te t0*sjie 3%m ^ tOOncn. r»tr, en tot Mie van Sipbmotb , en tot die van Esthetica, vs. 20. En tot die van Racba!, cn_ tot hen, die in dc Heden der Jerabmeèlicten waren, cn tot ten, die in de ftcden der Kenieten waren. vs. 30. F.n tot die tc Cborma, te Cbortjan, te Aiacb. vs. gl. En tot die te Chebron, cn tot alie de plaatfen, waar David gewandeld had, hij, en zijne mannen. vs. 31. Die de Geographifehe ligging dezer lieden wil kennen, zie de Bib!. Brem. Cl. v. Deel pag. 1067. maar die verfcheide gewigtige bijzonderheeden ter dier tijd v< brgevallen , nader wil weten , leze eer hij verder vervolge, 1 Cbion. XII. dat hier geheel behoorde ingevuld te worden. Ff 5  4SS Het EERSTE BOEK XXXI. HOOFD- r~7p DEEL- i. ^jien wij nu, wat Saul wedervoer! MMUnnAzn terwijl het Leger der Hebreen, en dat der ftreeden tegen philiflijnen tegen malkandcren lagen , deeden Israël , en cle ; ° . , mannen de laatlten den aanval met zo veel beleid , hérdeaangè'/igt cn dapperheid, dat Israël geflaagen werd, en der Pbilijtij- lchoon z;j zicri ai wijkende op Gilboa's ge- cn vielen J J ■ verflaagen op bergte weder in orde Helden , en zich daar G€;ii>o«.ieb"°te nog dapper verdeedigden, evenwel andermaal ,i , den neerlaag kreegen , de flagting was toen vs. e. En dc ö ,1 ,. n i Phiiiftijue,, allergeweldigst. 2. De digt geflootene beng'r'kVt pp Saol den der Philiflijnen drongen daar bijzonder cn zijne zoo- ■ 0„ cie hoofdplaats der Armée, waar Saul nen , cn floe- 1 r » gen jonathan, zich bevond mct zijne 3 wakkere zoonen, die AmNADAB. en . , , , , , Malchi - Sua', reeds alle gekwetst waren, doch evenwel huns\iluu"L" ncn Post met verlieten. 3. Eindelijk werd vs. het nog raadeloozer voor Saul. Zijne zoo- vaThct gewigt nen waren nu reeds gefueuveld, de vijandestv".'. De"bso% hjke troepen drongen hoe langer hoe fterker febutttrt drm- aan. j.jj was geftaadig onder het bereik der en bmgten bem boogfchuttereii, cn reeds magteloos door de Z""a,7oor saül wonden. 4. Ziende , dat alles gedaan was, %ZsJe?r b"" zegt hij tot zijn fchildknaap: daar alles raa- vs. 4. Toen dèloos js , bid ik u, dat gij uw zwaard uitzeide hij tot ' .. ' °J ... ziinen wapen- rukt, cn nuj verder almaakt, eer ik het on- nwiw'aar/u* geluk heb , om leevend in de handen van cn dopröeek »ng vjjamien te vallen , en dan nog ten zege- nui daar mede, J J ^ ■ dat misleiden praal te dienen. Doch deze daad van getrouw- deze onbffiie- * . , „ . • j 1 j dei.cn niet k io beid , naar Sauls meenmg, weigerd hem de men , en mi! troorftecken , en met mij den fpot drijven , maar zijn wapendraager wilde niet , want eene buivering overviel hem. Toen nam Saul het vs. 3. Vergelijk hiermede i Chron. X. Trendelenburg in Dis/. eri b. 1. vertaalt dit vers zeer goed: cn is voor het grootlte gedeelte door mij tevolgd.  der KONINGEN. Hoofdd. XXXI. 459 fchüdknaap. In die woede grijpt hij zelv naar zwaard, enviel het zwaard, en valt 'er in. 5. Dit ziet de eVs"'s. Toen fehilddraager met ontroering, hij bemerkt ver- * wzaPendr^ volgens, dat de Vorst fterft, en volgt nu saul dood was, . - 1 1 1 ■ 1 viel hii ook in zijnen koning. — 6. Zo ongelukkig kwam zHnzwawd.en Saul, met zijne 3 zoonen, zijn fchüdknaap, -*J["2IjS anderen van zijn gevolg en de bloem van ftierf saul, en J , , „ znne drie liraêls krijgsmagt, om het leeven. — 7. Zo- zoons, en zijn dra men nu in de nabijgelege fteden van ooT\\fiTml Israël de lijding van den neerlaag bekwam , mannen op dien J. ~ 0 ' zelfden d.ig te was alles in de uitcrfle verwarring. De fte- gelijk, den, naastbijgelegen aan het flagtveld, werden rmmlahrMi, van de burgerijën verlaatcn. Het vlugtte al- aa°an**** les, wat vlugten kon, zo dat de Philiftijnen dal woone», en . , . aan deze zijde de ftcden zonder moeite innamen, cn er be-der joriaan zetting in bragten, omze te behouden, 8. Ook ^TéTll werd in de Phihftijnfche Armée, na het af- mannen Israëli J ■' J gevloden wa- loopen van den llag, hct teken tot plunde- ren , en dat , .. , ,..j , , Saul en zijne ring van de vijandelijke legerplaats gegeeven, zoons dood en bij die gelegenheid vonslcn zij de lijken * v^ van Koning Saul, en zijne vorftelijke zoo- fteden en vioo- dcn. Toen kwallen , wier noodlot zij tot nog toe niet ge- men de Phm- wcten hadden , op Gilboa1 s gebergte , waar fjj"/£se baare minnen, j, zij zetten dan malkanderen aan om keheeierfnnaEt" de volgende ondernccming te doen. Men zou het ZiW"naam ten fpoedigften overtrekken , en bij nagt in Sauls, en de net veroverd land een' inval doen, met oog- ligchaamen zii- .._ , „ . ner zoonen van merk, om hct lijk van den Koning en zijne mTban, zoonen magtig te worden. Zij deeden. hct vs. 10. Astarnb of Astarti is de Venus der Sijriürs. — Betfclan een* beroemde vesting, niet ver van Scijtopelis aan den Jordaaa gelegen, (tans />/.'ƒ««) cn dus niet ver van hct flagveld. cr. 11. Het verbranden der li k :n was toen nog niet in gebruik, maar gefcMedde hier om verder onteering van de vorftelijke lijken voortekoomen.  der KONINGEN. Hoofdd. XXXI. 461 ook, en het gelukte , waarop de koninglijke cn *ü kwamen . .. . te Jabes , en lijken ftaatelijk verbrand werden , terwijl hun- branddenze aine asch in lijkbusfen verzameld, en in ccn davrs'. ,3. Enzij boschaadjen van Jabes nabuurfqhap plegtig ÖeKoTS. ter aarde beiteld , en daar een ftaatig rouw- begroevenze 1 \ t i 1 1 onder bet ge¬ feest van 7 dagen over tien v orst gehouden boomte te §a- . 1 bes , en zij vas- Wei'u. ten zeven da¬ gen. vi.'is. Hier beeft is Chronijk-Schrijver dit leerzaam dot: alzo JlerfSwh in zijne overtredingen, waarmede bij overtreden lad tegen den Heer en, 't welk bij niet gebonden bad, en ook om dat bij de* vaarzegjlcr ge vraagt holde, haar zoekende, cn den HEEREN niet gezogt bad, daarvoor doodde Hij ben. en keerde hct koningrijk tot david den zoon fan i5aï. /*"t T.  Het TWEEDE BOEK DER KONINGEN. (Doorgaans het nde Boek van Semucl genoemd.) ï. HOOFDDEEL. i IVeeds was Saul omgekoomen , eer vs. I. Voors j gefchiedde het David op zijn zegepraal naar Ziklag te rug aisSDAvSiD°vtn gekeerd was; nu had hij al a dagen de den (las der ru„tcn van zjjne overwinning genooten, eer •was wederge- njj van den toeftand der beide Armeen nog DavTd"wee dl- eenig berigt bekwam. 2. Eindelijk zag hij op fSieevefw^ den 3den dag een' man aandaagen , dien men ys. e. zo ge-rascn ontdekte, dat uit het Israëtietisch Ledtn^erdendaT, ger kwam. Zijn gelaat, zijne kleeding, alles het' &egt gaf te kennen, dat de flag ongelukkig afge- Skm? lo°Pen was' elk zogt hem nadC1' hier °VeI wiens kieede- te onderhouden. Doch hij verzogt tot den we^fe'nTar- Vorst zeiven geleid te worden , daar hij zaatoTZ het ken van belang had. Dit gefchied. In diegefchiedde, ais pen eerbiecl valt hij neder voor den held. kwam'zoAvTi 3. Die hem mct veel drift vraagt: van waar S boogden hij kwam, cn welke tijding hij bragt? waarEn David zeide tot hem: var, waar komt gij I en hij zeide tot hem t  der KONINGEN. Hoofde. I. 463 op Hii verklaard de flagting der Israëlieten ik ben qntkoo- 1 J , _ men uit het gelukkig ontvlugt te zijn. 4. Wel nu, zegt heirieger u- David, geef mij dan een omfiandig verhaal "viv* Vooré van het geen 'er voorgevallen is! Hij doe tz^aehem°A^ het, en maald leevendig de verbaazende en is de zaak?,ver: , . . .... haal het mij verwarde vlugt van de koninglijke troepen, ,oth, cn bij de verfchrikkelijke Öagting onder hen aaöge- rist, büzonder dat onder andere perföonen,ftrijd gevioo- . J ... tien was , en van aanzien Koning Saul met zijn throons- dat'cr ook veeopvolger gefneuveld was. 5. Zo dra hoord ^ v^val^ David dit niet, of hij vraagt met veel aan- ™rcnS*™ doening. Zijt gij wel verzekerd, dat die bei- Saul cn zijn den vorftelijke perföonen dood zijn ? zouden tii.'.n dood wa- zij zich ook gelukkig ergens verborgen heb- r™;_ 5_ £nDA_ ben ? 6. Neen, zegt hij, cn verhaald ver- vid zeide tot . ... 1 , , den jongen , volgens, hoe hij toevallig daar heen gekoo- üie hem den men was, zonder tot de Armée tc behooren, ^uïoe weet langs een' afweg, waar hij Koning Saul tót dat siinj vond, met zijn fpies doorwond, en, fchoon zijn zoon joniet doodelijk gekwetst, nogtans in het ui- NA™A% Toe!1 terst gevaar, dewijl de vijandelijke wagens zeide de jonen ruiterij die plaats omfingeld hielden. Zo de Loqdfchau J . , . . , , . bragt: ik kwam dra hij eenige beweegmg agter zich hoorde, bij geval ophet Vervolgd de man, ziet de Vorst beangftigt om. gj.^'f^ Hü roept mii, en vraagt, wie ik was? Ik zie, SAULieen- J r J 0 , ■, de op zijne fchroomde hem niet te zeggen, dat ik een fpies, en, zie, Jmalakiet was, en geen Philiflijn, dat hij 1®^*^ ea niets voor mij te vreezen had. 9. Toen ver- £mu;en^igt op vs. 7. Zo zag hij "agter zich om, en zag mij, en hij riep mij, en ik zeide: ziet hier ben ik! vs. 8. En hij zeide tot mij: wie ziit gij? en ik 'zeide tot hem : ik ben een Amalekiet. vs. 9. Toen zeide hij tot vs. 9. SciiRoëDER vertaalt het: van fchrik ben ik bijna buiten ftaat, feboon mijn leven anders nog kragtig is; hij beefde dan zo dat hij het punt van zijn zwaard niet behoorlijk op zijn borst had kunnen zetten; die vertaling is vrij.  464 Het TWEEDE BOEK wij: (la toch zogt hij mij, of ik hem dan den dienst wilm!j?wantd0d°ed de doen, om hem verder aftemaaken, dat hij zé maiienfcbller y j gewoncl Vvas, maar dat zijn borstwapen, heeft mij opgc- & ' ' ' houden , want en zljnc bevreesdheid hem gehinderd hadden, nog" gansch in zich dodelijk te kwetzen; hij vreesde nu, dat mij! hij tc lange zou kunnen leeven. 10. Ik trad ^rt^ im dan nader toe, en maakte den ongelukkigen ten'hemmZf Koning verder af, dewijl het mij duidelijk want ik wist? bleek, dat hij van de wonden niet herfteld den V niet kon worden, en, ten bewijze van de waar!keVenamU'de heid mijner gezegden, zie hier de koninglijke kroon, die op c;craadjen, zo van hoofdkroon, als vorftelijke ennhct° armge- armbanden. Mij dagt, dat het mijn plicht ziiijen armwas" was , die aan mijnen tegenwoordigen fouveen hebze hier • brengen, ii. Zo draDAViD dit berigt tot mijnen Heer ™" "* ° . . gebragt. hoorde', toonde hij de dieplte droef heul, en vauè "'dav™ alle de lieden, die hem uit vaderlandsliefde ren%nfchCcur-vergezelden, betoonden geen mindere rouwe, dezè. Desge- I2< ]\jen vierde plegtig den dood van den dekS mannen 1 Monarch met gehuil, en klaagliederen , en waren1!" **" vasten , tot dat de zon onder was. Elk vs. ie. En zij treur(je over het verlies van den uitfteekenden, weeklaagden , €n weenden, Erfprins, en zo veelen braaven burgeren, on„p den'avond derdaaiien van Jehovah, die in dien ongelukover' SAUL(on£a- klgen flag gefneuveld waren. 13- Maar een TiiAN, zijnen weinig tot bedaaren zijnde, doet de Vorst het"voik °van een gerichtelijke ondervraaging aan den bood?vtrhet huis fchapper, met oogmerk, om te onderzoeken, jsravh, omdat r r^-- z:;ne Voorige gezegden geftand hield. zii door het jj o o • zwaard geval- Aanftonds vraagt hij, aan welk Vaderland hij vs" 'ïTvoorts zeide David tot den jongen , die hem de bood. fetop gebragt had: van waar zijt gij, en hij zeide: ik beu een. me» „. jo. Ik volg hier Trendelenserg Latijnfche verhandeling, die veel goeds heeft.  der KONINGEN. Hoofdd. I. 4^5 inine S'-boorte fduildig was? Hij antwoord den manh eer* j o ' /lmaleklet s nogmaals , dat bij geen Israëliet, maar een zoon. TTT-t^ v...r.i..-..- t . Uh, AwJ J. _ vs. 14. En ecv toren jimaieKtat w.w.i j^. "i^wp «..v. uAVio zeide Vorst hem vervolgens de. vraag.: Hoe hebt w ^ h;;^ gij dan, of uit weerwraak .over uwe natie , gevreesd _-uwi of uit winzrigt, veragte Haaf! durven pnder- «rekken,' öS ftaan,. om een gekroond hoofd=, en dat wel £jj ^f^* door Jehovah, aftemaaken? Dit.zal niet onge- verdelgen? , 1 1 •'• . vs. 15. En Wrooken geleideden; 15. Daarop gettood hij iKviö riep eèn een van zijne lijfvvagten toetetreeden, en hem ^^etmMd' op de plaats ter neer te fabelen, als een ko- fl* «P niugsmoordcr, liet geen terftond gefchiedde,* hij neeg hem, ., , . T 1 . dat hij ftierf. 16'. 'l ei wijl de. Vorst alvoorens tot een voor- vs.. 16. F.n le 'ld van anderen het volgend vonnis over p^en^f ^ hem ültfprak: Trouwlooze moordenaar, bil-bloed »« tj . , 1 uwen kop , lijk worde u vergolden naar uwe misdaad, want uw mond daar wel geen getuigen bij geweest zijn, maar getnigdztggen- die volgens uw. eigene belijdenis door u ge- £j pleegd is. Nooit fiaat men éë handen ftraf- ge- feloos aan den gehciligdcii perfoon des Ko- ' nings , door jehovah verkooren. 17. Nog vs. 1?. pA, eene andere proef van zijne hoogachting voor *™ kJ*** flen overleedcu Koning , en de ziinen , gaf °ver saul en ~" ° " " .. . Jonathan zij- Da vid door een klaaglied, "t geen lm niet nen zoon, vs. 16. Die David kent in zijne zorgvuldigheid omtrent het leeven van zijnen fchoonvader , en den haat van een tsraglle'r tegen eenen Stmthkilt', vind niets vreemds in het gedrag van onzen heldor. 17. Herde?. heeft hier een trek, die mij mishaagd. Ik wenschte wel, zegt hij, dat de treurzang van D avtd voor Jonathan alleen, en niet voor 5*u'. en het volk gefchrecven was. (Zie bet IVdrDeel van zijne Poëzie p. 105.) Zeer behaagt mij het zeggen van Bonnet, waarom is David een veinsaard in ziine droefheid; hebben dan. tle ware helden geen gevoel? hft is zijn fchoonvader, met wien hij *b veel bange en ook aangename urnen doorgebragt hadJe. IV. De e 1,. G g  4Ó6 Het T WEED ë BOEK enkel om de gewoonte te volgen, maar uit innige aandoening, gemaakt heeft op den dood van zijnen fchoonvader, en zijnen dierbaaren vs. 18. Als vrind Jonathan. l8. Het is bekend geSt gmlld ë worden ter tijd, dat hij, over Juda reeds kinderen van regeercnde, zich in den wapenhandel oelïenzow* dCïecren! de, bijzonder in hct behandelen van den boog rctoeeveVS gfn (want ter dier tijd werd 'er orde gegeeven, het bock der 'm „et zansftuk te plaatfen in de bundel Opregten. ° „ , ,. , der liederen, opgefteld voor braave heden , wier gedachtenis bij kerk cn burgerfiaat in zegeningen was). Het zangftuk hieruit overgenomen was van dezen inhoud: vs. 19. o Sieraad Israïls, op uwe hoogten zijt gij verdagen jn Q\i Hoe zijn de helden gevallen! ' , die 111 t eerfie begin uwer goede regeerïng, als de beminnelijke zon, in de glanzen des morgens , boven de toppen der bergen zich pragtig verhefte , zo uwen luister in alle de landen verbreidde, roem van de besten der helden! moest gij in uw eige land op de bergen, met u ook de bloem der helden ondergaan? vs. 20: 20. Ach Verkondig hct niet te Gath, , , Boodfchap het niet op de ftraaten van Askalon, uax bCLU Op dat de dochters der Philiflijnen zich met verblijden, •• , j Dc dochters der onbefnedeuen niet opdringen van vreugde. "Jtt"" fchande der ncrlaag bekend werde! niemand de zangen der dartelende vreugde verneeme, noch op de pleinen van Askalon, noch ook te Gath! bij den PhUiflijn geen rei van jeugdige dochters, danzend en fpringend om Isrels gewigtige neerlaag, zich met de huppelende fchaarenin vreugde verlustigc ! vs. 18. Een weinig te vrij maar anders zeer natuurlijk vertaalt T R r. MBELENBERO dit, welke (klagte) op dat geheel Juda die heren\ziuie, hij beval dat in het Hoek. der rijks-helden zeu geflbrsvsn werden.'  dek. KONINGEN. Hoofdd. I. 467 «• brTberien van K6,«; gevloekt , Nocfi daauw nocli regen moet op u zijn! , Noch gefebenken der hef-offers! O gij , Gr/- War.t daar is hct fchild der helden fmaadelljk weggeworpen. Z'flrt'.r tl'Otfche IIct lL'liik' Saul^ > als of Wi n'et gezalft geweest was met olij. gebergten, daar op uw kruin ongCwTOokcn het bloed der belden is! regen of daauw daale nooit op uw .groenenden kruin! dor zij uw veld, als de akker gevloekt voor Jehovah! want 'er is op u het fchild van de helden geworpen, fchandclijk het fchild van den grootften der helden wanhopende weggeworpen. ... 12. Noit vj«Tbondtr Jlngting der tifften zondirhtt Wo«4 der helden, r Qnifpande zich Jonathan's boog niet, had de jeilg- En Sauls zwaard keerde niet lecdig weder. dige held zijne ftrijdboog gefpanncn , of zegevierende had hij de helden verflaagen , firoorhen van 't bloed zijnes fterveuden vijands verwekt. Noit gaf de Koning den dapperen vijand den vrede, zonder wraak over de helden, die gefneuveld waren, zonder den dood van den dapperften , te wreken. Nu v*f *sj J .. Saul en Jonathan, die beminden cn die leevsnd geacht zijn , leggen zij Zijn ook in hunnen dood niet gelcheideu. \_ • \ . Zij waren ligter dan arenden, beiden VCl- sterker dan leeuwen. flaagen, geveld in den oorlog, vader cn zoon , die den anderen hartelijk agteden, en ook die van icderen held verwierven. Hap , als de arenden, woedend, als moedige leeuwen , die brullend van gramfchap, alles verfeheuren, zo waren die helden in den ftrijd. vs. ei. Gilboa dit is een wensch, en geenzms eene voorzegging; naar hct getuigenis der reizigers is die oort vrij vruchtbaar , altans dauw vind men rijkelijk in die ftreek ; hct zijn nog, trekken van het recht der wraken ouwlings, Gilboa werd in den wensch des Dichters een Clc~ Fem, geheiligde velden. Gg2  468 Het TWEEDE BOEK vs. 14.Gij dochteren Israïls, weent over Saul , Weent Die u kleedde met fcharlaaken, met weelde , .. Die u üeraad van goud deed draagen over uwe kleeding. 1111 , gij h- ractietifche maagden! het past 11 te weencn, daar men uw' Koning veriloeg, die, door aanmerkelijke triumphen , altijd u kleedde in pragtige Icharlake tabberden, hals , en armen met gunde verfierzels opfchikte, ja zelfs gewaaden met gou-1 de fieraaden doorzakt, vs. 25. Hoe zijn de helden gevallen in 't midden des itrijds! or, Tl'etl£« Jonathan op uwe hoogte verflaagen! . nge toeHand! de helden gefneuveld? —< geen uitkomst te wagten? op u, o Gilboa! Jonathan, ach! mijn beminde, die ook gevallen? — vs' 2Ó- T 26. Tona- lk ben beklemd om uwen t wil, mijn broeoer Jonathan! -1 öij waart mij zeer dierbaar, TIIAN ! O Uwe liefde was mij ultneemender dan liefde der vrouwen ! jjj-j»^ gelief' de! hoe zwoegt niij de boezem! fterfeer beminde mijn hart u, dan uwe zuster, om uwé vorftelijke deugden. vs. 17. Hoe zijn de helden gevallen! 2- ]\.Jaar mijn En de krijgswapenen liggen verltrooid. ' J beminde, de helden , en alles is weg! Ü. HOOFDD. 1 Tcw.)kxYi: 1 JlJLoe zich nu in dien verflaagenen ftaat te T' En het Searaaë£n» daar Israël de moed benomen wasj gefchiedde daar daar m'j zelv zo veel betrekking had op den jeboval vfaag" welftand van het Koningrijk, en het zo ge- vs. 16. Van Nuts Klinkenberg meent, men moet dit verklarc-ri van Davids onlfctndvastigheict in de liefde tot de vrouwen; ik geloof dat dit het vuurig karakter van den Vorst benadeeld, die in de liefde tot Batiiseba altans ftandvastigheïd genoeg heeft doen blijken. vs. 1. Hier word de lezer verzogt ccr hij verder gaat, de Chronijkeö •pteflaan, en zo het verhaal te vervolgen.  der KONINGEN. Hoofdd. II. 46^ vaarlijiY was om onder den zegepraalenden vijand een leenman te zijn, dit wasvoor David eene moeieiijke zaak. Maar de godvrugtige Vorst heerschtc over alle zijne genegenheden , cn raadpleegde Jehovah te Ziklag door middel van de Urim en Tummin. Hij vroeg, of hij zich tot dekking in een van Israëls vestingen zou werpen? en het antwoord was dat hij op marsch kon gaan. Toen vroeg hij verder: werwaarts? welke ftad hij met ccn goeden uitflag best bezetten zou, en waar hij gunftigst onthaald zou worden? en het antwoord was duidelijk: Chehron. 1. Hierop maakte hij zich reisvaardig met zijn huisgezin. 3. En gaf aan zijne troepen ook order, om zich met al hun gevolg tot den togt te bereiden , en daar komende werd hij wel ontvangen in een ftad, toen ter tijd waarfchijiiclijk dc hoofdftad van Juda, waar men hem cn dc zijnen deels in de ftad zelve, deels in het onderhoorig gebied een verblijf gaf. 4. Niet lang daarna vergaderde de Raad van Juda , om over hct ftaatsbelang te zitten. Een throon, niet erflijk verklaard hij de aanftelling van Saul, was ledig in de benaauwdfte omftandigheden, de ovcrgebleeven zoon van Saul had weinig of geen bekwaamheid, om het rijk in zulk een' ftaat te redden, — David was een uitfteekend held, door S em u ë l reeds ten Koning beftemd, dc fchrik der Philiftijnen, een dertig jaarig held, ccn aanzienlijk burger van Judfas ftam ; geen wonder dat men dan eenpaarig befloot om hem tot Koning te neemen. Met zou A§ andren ftammen hierover wel eenpaarig 3 3e, zeggende : zal Ik optrekken jri eene der Heden van Ju*da ? en Jehtvab zcidè tot hem: trek op! en David zeide : waar hee* nen zal ik optrekken? en hij zeide: naarCi*broii! vs. i. Alzo toog David derwaarts op , lis ook zijne twee wij ven AcHINoaM de Jizreeliilifctit :n Abigaïl , Nabals , des Karmcliters nuisvrouw. vs. 3. Ook tleed David zijne mannen opdekken , dit bij hem waren, senen iegelijken mct ziin auisgezin. En li] woonden in :1e fteden Cbe- vs. 4. Daar ia kwamen de nannen van 'fuda , en zalf', den aldaar üa;id tot eenen ioning over tiet huis van ftida. Toen boodfehapten tij David zeggende : het zijn :!e mannen van Jabes in Gi'ead, die Saul, jcgrattven hébtien.  47o ilET T WEED E BOE K gehandeld hebben , maar die draalden al te veel, daar de tocftand van Juda, het meest aan den zcgepraalendcn vijand blootgcfteld, fpoed vereischte. — Bij gelegenheid nu van , ,. Toen de aanlpraaken, die den Vorst gedaan wergode* m£ den, werd de achting der Jabefieten voor ÜMawJ» Saul in liet bijzonder geroemd. 5. En dit en feide^tot gaf aanleiding, dat David, als Koning, dc ^'ifPS?£ Proevcn Saf SM» ^ijne edelmoedige dat éij^.e- denkwijze. Hij zond hun namenlijk eenige heid "C gedam ftaatsleeden met ecn' brief van dcezen inhoud: \tl h*J| flaafkunde wist hij ook tc bewerken, dat Is- tenIfoningover . „ „ , GUead, en over jbosetti, de vierde Zoon van saul door &tAfchuriitt*\ de Cilcadieten, de Afchurieten, de vorftelijke 'n?/^ ^ Had Jizrcel, de Ephraimieten, en Benin- Épbréim , en . . . , i- , w . over Ucnjamin , mtnteten, ja over gansch /tra*/ ten Koning en over gansch gekroond werd. 10. Deze opvolger, die ei-Js\"l''IO_ Veer. genlijk voor den Zoon van den kroonprins f>8 iaar was Is_ B J 1 nozETii, Sauls moest wijken, indien men het erfregt volgde, zoon oud , ais ... , . , , , lüj Koning werd was wel m den bloei van zijn leeven, doen over Cn« niet bekwaam voor de regeering, waarom dc |Wee^fwd1l[1a" rijksbelangen meest in de handen van Abner Alleenlijk die . .. van liet lmis waren. De twee eerlte jaaren van zijne re- Van fuia volggecring , die zich uitflrektcn indien men J u- ^r**™ 'jjj,t da) die zich aan zijne keus hield, uitzondert, ?e"1 n» dcr J . dagen , die Da- ovcr het ganfche land verliepen zonder eem- ™ Koning ge. 1 , 1 , . weest is te CAe- gc vijandelijkheden aan zijnen kant, en ook bron over nec aan dien van David. ïi. Die toen reeds .?«^sze- 7 jaar cn 6 maanden in het bezit van Judas maanden. ' J , r .. .. , vs. 12. Toen throon geweest was. 12. Maar na dien tijd t00g abner , begon dc woelige geest van Abner den eer- NERS°mctT<& nen burgerkrijg te onderneemen. Met het knegten van 0 JO ..... Isbozeth den Konigüjk leger van I s b o s e t h rukte hij uit zoon van saui , Mahanaini tot op dc grenzen van Juda, v^Gib'on"."* zich neerflaande te Gibeon- Benjamins. 1%. Nu , vs- 13. Joab, J •' de zoon van gebood David zijnen veldoverfr.cn Joab, Zeruja en de »r. 10. Zo ontgaan wij liet best eene moeijelijkheid. V enk ma van zo veel gewicht , dat hij den text verbeterd, en leest 7 voor 2 jaaren. Cg 4  42) H*t TWEEDE BOEK inoren vnn om zich ook te wapenen, cn Ainer te gcJ£t*i^C moet te trekken, om zo den inval in 'Juda ''lltotó^Mj te fttóten. ~ De beiden legerhoofden ontdcn vijver ci- nicetten malkanderen bij den vermaarden viji-;ê"vcn,C"eezc ver van Gibeon, waar zij in mohdgefprek traJ5 ócn ' nict die voorbehoeding echter ,' dat de iiie aan geene ccn .ian ^eze cn de ander aan geene zijde ftaan vers. . bleef. 14. Bij deze gelegenheid verzogt AbA.NERzetdeu" ner , dar men aan weerszijde kaïnpvegters joab: laat zich t benocmen, om ware het moogelijk, het nu oc ïongens » » . ... opmaaken, en {forten Van burgerbloed te fluiten, terwijl van SfreeP", den uitOag van dit gevegt veel zou afhangen toTn^zicn ten opzigt van het beltand, dan te fluiten. opmaaken] ■ T ó a b ' bewilligde in dien voorflag, 15. En nü vs. 15. Toen J .. maakten zich zag men van dc zijde van Isbozeth met ovcr'in gefalc ftaatighcid en onder krijgsmufiek 12 jougclintwaalfvanJi»- Daar het ftrijdperk voeren, alle uit Ben- jen . voor Is- ƒ«;;;/;; , Wflkc ftam Zich llCt lllCCSt beledigd won -'én tjjwtf achtte door de keus van David tot Kö,k>"nc.iDAVIVS mnS- 0c,1": vertoonden zich 12 wakkere lieden, die voor de belangen van David ftrif ccnS greco den den zouden. 16. De aanval' was van weerskoPrrcn f4r'] kanten zö moedig , cn tevens zo heftig , zijn zwnrn ja d;-t elk ni.ir zijn tegenpartij ijlde, en dc dc ziide des ^ J .. ,c , anderen, cn zii Cen den anderen bijna gelijktijdig atmaaktc , mtu.Vaar van zo dat in korte oogenblikkcn alle 24 gedie^aats'di'è fneuvcld waren.' (¥an dit gevegt va* Mj 0!bm is mnn tegen' man heeft het flagveid de naam fu'ji!', ' (ba van het veld der zwaarden behouden.) Ridder zwaar- ^ Te^j dus tbor het kampgevegt ; vs.'i7. En'er -ets t,eflj£ wcr(j • kwa:n men nu tut een was op dien r ,. zelfden dag een algemeen en hardnekkig gevegt, met dien gefiardê' ' «nu lükkigeri uitflag voor David , dat Abner. Doch, Arn,er., ' . , • . . . , 'ir de mannen Jsrailt werden voofi hct aangezigt van Davids knc^tvB jiOagen.. ., „. ,■ , i : • • • **  dbb. KONINGEN. Hoofdd. II. 473 met zijne onderhoorige troepen g-eflaagen, en vs. 18. Nu J 0 * > waren daar drie op de vlugt gedreeven werd. 18. Onder de zonnen vanze- helden , die veel toebragten tot dc overwin- 3^*e^DAjoAB Jïing, Haken boven anderen uit 3 gebroeders, Abisaï eri °' Azakel. En zoonen van Zeruja, de zuster van Da- azakel was t • A ligt op ziine vid, te weten Joab, Abisaï, cn Aza- T;tt£I1,aisec- kel, die bijzonder rap in het loopen was. ^ de,J J^^j 19. Deeze moedige jongeling had het 'cr ge- zijn. cjuurende den ftrijd op toegelegd, om Au- Azakel jaagden her zeiven te vellen , en zich dus eenen Nj^eck^nêr" grooten roem te verwerven, waarom hij niet óm van agter- Arnek. ter rtf^;- t igenftaande de hevigheid van den flag, dien te of ter ninVeldheer noit uit het oog verloor , maar al gaan!'"" a' te geftaag op hem indrong. 20. Toen hij nu vs- 20, Toen onder zijn bereik was, zo dat zij den anclc- ter zich om en ren ligt beroepen konden, zegt de Veldheer,' ^'azakkl» die al lang óp den dapperen jongeling acht en hij zeide: fj , . ... , 0 f . .. ik ben het. gegeeven had: dat hij niet twijfielde, or hij was Azakel, ?t geen dc andere driftig mct ja beantwoord. 21. Nu zegt Abner, ik vs. .,, En zie uwe bedoeling wel, maar ik heb mede- ^"J^. lijden met uwe onvoorzigtigheid , fchoon ik tot uwe regte, . . ., ,of tot uweflin- uwen moed niet wil uitbluslchen. Wagt ti ke hand, en mij te naderen , val liever aan op een' der £",jp "ieeCj'ön- OHiciercn, die mij omringen: zie hem te over- gens,eh neem • voor li hun ge¬ winnen, en vergenoeg u, met zijne wapenen waad. Maar ten zegepraal tc moogen voeren. Doch het nietKEafwTjken was te vergeefs. Azakel bleef al geduurig va" as1"""""- zweeven rondom Abner. 12. Waarom dc- vs. 11. Toen ze hem nogmaals waarfchuuwd, en toeroept: ^drcrs onvoorzigtige jongeling 1 ik bid u, zie 'ervan zeggende toé 0 0 -' 0 0 Azakel : wuk af, om op mij te doelen; denk, dat gij met af van agter ui. er,. Aan de vijfde rib waar dc beste ingévvaridea tot het leven noodzaskclijk in Je n&buurfdisp Mggejn. Og 5  4:4 Het TWEEDE BOEK Mij ; waarom een oud dapper krijgsheld tc deen hebt, het zal ik u teraar- . .... , ., ., 0111 heffen voor u- jat ik saam met uwen broeder den Veld- Wen broeder 0 _ Joab? heer door verdrag de oude vriendichap ver» hijVweig3e'rdeI*af nieuwen wilde , waar in gij mij door dezen te wijken, zo we, z0UrJt kunnen hinderlijk zijn. 23. Doch fioeg hem Ab- 9 , ner met het \a plaats dat dit hem aflehrikte, onltak het anerfte van de ... . ,. , ... ,, . T... , • fpies aan de zijn jeugdige drilt nog «erken Hij drmgt difderpiwv'tt dan door alles heen, en vliegt naar Abner, agter hem uit- {]ie nu zo nauwkeurig op hem mikte , dat «iel 'aldaar en hij hem met zijn fpies tusfehen dc vijfde ribpha',fs.01WZhet be treft, en met zo veel geweld , dat hij gefchiedde, dat „tcl. cjCn mg uitkwam. Dus doodelijk ge- alle die tot de J J ~ r plaats kwamen, wond, vermeerderde hij hct getal der geineufcev^ic^en'ge- velden. Een ieder was verwonderd over dit KaaTbicevem' wederzijds gedrag. Hct verfprcidde zich fpoevs. 24. Maar dig onder de ürijdende troepen , en ieder, Ioab en Abisaï . ja Ragden Abner die op dc plaats kwam , waar Azakel ctooct ^"gtajond^t laS . Weef ftaan, om hem te bezien. 24. Ina!s zij gekoo- tUb("chen vervolgden de 2 gebroeders met men waren tot 0 it ul* J den heuvel van nieuwen moed den vlugtcndcn Veldheer A bvo"r''c'/«4dïs ner , die bij den ondergang der zon den op den weg iieuvci vaIll Amma bereikte , liggende voor vin de woes- ' 00 tiin Güeoi'j. Giack, aan den gemecnen weg, naar Gibeons kindéren is»- vlakte. 25. Hier verzamelden zich ten laatmSdéa V"ich üm door net belcicl vaa de Benjaminieten de agter Abner , verftrooide troepen agter den Veldheer, vaten werden tot * ' a . . eenen hoop , ten daar weder post op cen voordechge plaats, op.de fpit^vaQ en werden op nieuw in behoorlijke flagordeeenen heuvel. ■ „ gefchaard. 26. Nu maakte Abner het vs. 16. locn o ö riep Abner tot fej_u van ftilltand , om iu een moudgclprek ü'cTz\\ dinhet mct David's Veldoverlien tc trecden: hoe? rertêrcrene?Wië zegt hij , zal Vr dan geen einde zijn ,l. aan weet gij piet, het Aagten cn ombrengen? Joab! vergenoeg  der. KONINGEN. Hoofdd. II. 4?5 te Aagten. Had gij dezen mor- sri g««prooken ö . liaJ > zekerlijk zulke voorltelhngen gedaan , clan het volk zoude tl met de overwinning; denk, dat wij, als jat het in 't wanhoopende menfehen vegtende, u eindelijk '^^"fhoe de overwinnimr wel duur kunnen doen ftaan. Ik lang zult gij het , , r ■ .... .. , rj volk niet zeg- behoef u dit met te zeggen. Gij zijt beproetd. gCn : dat, zu Staak dan den ftrijd, en laaten uwe foldaa- v^'nnetooetcn ophouden hunne broederen, en medebur- *^n? te vervolseren langer te vervolgen. 27. Ach zegt vs. 27. En ? , • ,.. , . -v ■ j Joab zeide: [zo Joab, ik betuig u bij al wat heilig is, dat waaragtig ais] het mij geenzins genoegen doet om mijne me- ^^'"y^fLl deburgeren zou ik toen reeds den afiogt gcblaazen heb- morgên^wegbeu, cn noit zou 'er dan dat agtervolgen gevoerd zijn ' 1 geweest, ccn van zijn medeburger plaats gevonden hebben, iegelijk van tï 1 1 - j m o n/r t-zijn'broeder tc Ik zal bevestigen, t geen ik zeg. 28. Met vo!gcn. ecn deed hij dc bazuin hct aftrekkend teken bl^s- ^"J^ maaken , cn daarop naakte men alle vervol- ne bazuin, en J al het volk ging en ftrijd. — 29. Nog dien zelfden avond «ond ftil, en trok A b n e r. met zijne troepen af, om we- {™j;dmeer agter dertekeeren over den Jordaan. Zij dwaalden n?eten ^ijd'ers door het land , .'t geen die rivier affchcid, voort te ftfijtot dat zij eindelijk met weinig eer de hof- vs. ng. abHad Moppen. 30. Joab keerde insgelijks ™KJZen$i'-. terug, na dat hij alle zijne troepen , door gen dien zeif- . ... ... .. .. den ganfchen het najaagen wijd en zijd verfprcid , verza- nagt over het meld had. Bij de generaale monftering vond ^''zfi gingen men dat 'er. maar 19 foldaaten gefueuveld wa- °,ver dcn J°r~ y ° daan, en wan- ren, behalVen Azakel, die zich zo ftout delden het gan- gewaagd had. Zo veel beleid was 'er ge- l^tt, m kwamen tot Maba- naim. vs. 30. Joab keerde ook weder van agter Abner, en verz■melde het ganfche völk, en 'cr werden van Davids knegten gemist negentien mannen, en Azakel. vs. co. Bachiene meen: dit niet voor cen' eigen naam, maar ecn' algeineenen, bet dsor de JarJ.tan \pfyifH*ii land.  4f6~ Het TWEEDE BOEK vS. 31. Maar bruikt, om het burgerbloed te fpaaren. 51. Maar Davips kneg- in-,. , , ten hadden van van tie Benjnmimeten en de overige Hammen ondirABNEM Saul's huis toegedaan, vond men op het mannen ge d a- flagveld 360 gefiieuvelden. Op bevel van gen. Drie bon- , derd en zestig den Veldheer werd het lijk van Azakel gèSiecven. °°d medegevoerd, om in 't vaderlijk graf te Bethvs. si. Enzij lebem bijgezet te worden. Het overige van opTn be*roe- tien werc* hefteed met den terugmarsch ven hem in zijn naar Chebron, waardoor zij op den vroegen dat "r* Bttiu- morgen zeeghaftig aan de hofflad kvvaamen; nu* Zn' zijné doch zonder veel praal te maaken, om dat mannen gingen net ecn burgerkrijg geweest was. den ganfchen jo o nagt, "dat hun het licht aanbrak te Chebron. IH. HOOFDD. vs. 1. En'cr 1. V_/t' fchoon mi die vijandelijkheden tus- was ecn lange ... , . . , . ... , krijg tusfehen lenen de beide Armeen 111 dat tweede jaar gc- sa'ul |1Uèn van werflen, zijn dc vorftelijke familiën x ch- david. Doch ter nog niet regt verzoend geworden, want David ging en ° & . ö 9 werd fterker, gcdtiurendc Davids rcgecnng te Chebron zag het* huls van n'cn telkens oneenigheden , cn ligte invallen Saul gingen en om malkandereii tc verzwakken , met dien werden zwakker, uitflag echter, dat de aanhang van David vermöogender werd, terwijl de lievelingen van ym ' 'werden Saul's opvolger verminderden. — 2. Dit aan- ^,ons^geboren z-cn van oning David werd nog vermeer- ziin cerstge- derd door het getal zijner koninglijke telgen, toornc was ..... _,, 73 , . . . . , Amnon van die hij te Chebron had. Aciiinoam had w"r"/#i#! 'iem den eerstgeboornen Amnon gegeeven, V. 1. Tictcr zou het firoken, konden wij met meerder vrijheid die gegrond was Mhs. volgen? de bange krijg tusfehen — fliep, dan ftemde dit veel meer mct het gefchiedkundigen overeen. Da vin maakte geen gebruik van ziine behaalde overwinningen ; en Jiscbbozetb vond zich te veel verzwakt, en was ook te werkeloos cm iets tc ouderneemen.  der KONINGEN. Hoofdd. III. 477 3. En Abigaïl, Nabals weduwe Cm- vs. s.Enzijh lab. Uit Ma Scha, de dochter van Tal- 5£g , w£ maï, den Koning van Gefchur had hii den amgaIl , Na- ... . - .,_ j bals des Kar- bcminden Absalom. 4. Uit Chaggith meiutirf hiiïs'den ongclukkigen Adonia, uit Abital ^Tbs^'m^ den meer onbekenden S e c h p h a t f a. <. Uit ^ ..zoon va™ J J IMaucua , dc E g l a., zijne toenmaaligc bcgunftigde echtge- dochter van noote, Jitream. Deeze alle zijn hem in niDg^van c£ zijn zevenjaarige hofhouding te Chebron gebo- Jchur' ° ° vs. 4. De ren. 6. Een aanmerkelijk bewijs van dc ver- vierdeadonja, 1 1 ■ j . .. , _ de zoon van zwakking der andere partij, van het afneemcn Chaggith , en van den koninglijke tak uit Saul is daarin jL&zÓon te vinden , dat de voornaamftc dezelve ver- va'ySAB1TAL-D, liet. Het geval was dit: Abner, die zeer zesde'Jitream^ ftaatkundig en heerschzugtig was, werkte niet ^mSEGL*'huitzo zeer lij'nregt om zijnen Vorst te verftcr- ^ nlloAV Dqza ken, dan wel om zijn eigen llreng te vaster bo,'c" te cbete maaken. Ingevolge deze bedoeling deed "s." nee0 » dat ZWCel' ik 11 ' ik Zal UWe ren heeft, da-. partij verlaatcn, en mij nu bij David voe- ik even alzo r ■ . , , „ ; . — . . aan hem doen gen, die toch door jehovaii ten Koning over Za'v'. 10. Over- geheel Israël beftemd is. 10. Het is mijn brengende hct v00rnCemcn , het konmglijk bewind, zo als koningnik van ' ' het huis sauls, het tot nu toe bij den erfgenaam van Saul en oprigtende . ', i „ n„„ .ien «oei Da- geweest is, ovcrtcbrengen in Davids gellagt. r'a"l "erTovcr Do01' mijnc m3& Zal 5^'* flam nU tle cer $*d» van Dan hebben, dat hct over gansch Israël regeert. tot Berfeba , 7 toei ii. Hierover was de ongelukkige, weerlooze konS' "'amier en vrecsagtige Vorst zo ontroerd, dat hij voorder niet ^ ;n <\^t Was, om op zulke bedreigingen een woord ant- ' 1 j woorden, om koniiiglijk te antwoorden , en dit verergerde dat hij hem .. ' , ' A „„ vreesde- zijne zaak nog tc meer, want 12. Abner zomi ,2'aener mclc* woord. Heimelijk zond hij eenige ver- booden voor trouwelingen naar het hof van David, mct vid, zeggende: dc volgende boodfehap : dewijl toch gansch land? zemen- Isr-ë1- éénmaal in uwe hand moet vallen, wil de [wüders]: Abner zo edelmoedig zijn, om den Vorst maak uw ver- „ , bond met mij, in die zaak te gemoet te koomen. Zoo de handZi\aimmcCt Koning maar ecn verdrag met hem aan wil gansch" 'isralei £aan » ^oor hem zijne vriendfehap, cn een tot u omtckec- ambt , overcenkomftig zijne waardigheid te geeven, dan zal hij 'sKonings zaak zo bcgunftigen, dat het bewind hem van zelven in  der KONINGEN, Hoo;'Bi). III. 479 handen moet vallen. 13. Doch de Koning ys. 13. Errtiij antwoordde, dat hij, ja, bereid was, omzMpenTCrtónd eene onderhandeling met hem te fluiten, maar ™ct,u ™tMkSn' ö. ' Hocli ccn ding naar niets hoorcu wilde, en Abner bijzonder begeer ik van . r , ,• 11 , zeggende : nimmer zijne koninglijke gunst zou febenkeu, Sij zuit mijn ten zij hij hem Michal, zijne huisvrouw ^"n">StennS weer bezorgde, die hij mct zo veel gevaar dats'iMichal, - 1 1 t j -t-in 3 1 •• Sauls dodl- van zijn leeven verkreegen had. Wilde hij ter, te voren die ten hove geleiden, dan kon hij van zijne j§.I55£t» ^ koninglijke vriendfehap verzekerd zijn. 14. Met n,'in. aangezigt 1 J ^ te zien. cen zond de Koning gezanten naar Isbo- vs. 14. ook i- •• . t» jr 1 - zond David ze Tii, die zijne uister Miciial plegtig boodea'wt is-> opcischtcn, mct vertoog, hoe onwettig dit noZF-T" > den 1 _ ' °' a zoon van SAitt , huuwelijk door Saul verbrooken was. zeggende: geef15. Wat zou Isbozeth doen, daar Abner huisvrouw Miop dc zaak aandrong? Palthecl, die haar nü^miH honwaard was, moest haar dan op koninglfk A"d vooTrrai- ' «• 'ten der PtiB- /lijnen ondertrouwd heb. vs. 15.' Isbozeth dan zond heenen en namze van baar man, van Palticl , tien zoon van Uis. vs. 13. Geen Ba ijle kon de onderhandeling, waar van hier gefproken word, billijk afkeuren. De Koning had het voor de Vorften van Juila niet kunnen verantwoorden, indien hij dezen weg tot fpaaripg van burgerbloed niet ingedaagen had. Ortlob heeft hct gedrag van David te veel verzwaard , want men kan tot bezwaar niet inbrengen , dat hij met Abner daadclijk hct verdrag aangegaan hebbe, om de kroon in handen te krijgen. Hier komt bij , 't geen Bonnet hct ilerkst heeft eangedrongen , dat Isbozeth geen wettig Koning was, vooral als men vcronderftclt., 't geen ik heb zoeken te betoogen, dat hct bij Sauls verkiezing het oogmerk niet was, om de kroon èrflijk te maaken. vj. 14. Uit de opgaven van de voorhuiden, die degelijk dubbel gegceyen zijn, is optemsken , dat eer en niet liefde de oorzaak van d.cz.e voorwaarde was; daarbij , nu de meeste zoonen van Saul dood waren, was een dochter gehuwd met een' aanzienlijk IsreJlitt meer of min gevaarlijk.  iSo IIet TWEEDE BOE R vs. 16. En bevel afltaan, en Abner baar tot op êé hw,g'"?i grenzen vergezellen, ié. Dit kostte Pa* lendt^ëXS tiieël zo veel, dat hij van haar niet fcheitot Baburim fan kon, maar zijne vrouw zells tot aan het d°e'abne"Zto"t koninglijke huis van David zou gevolgd Her weder8; hebben, indien Abner hem niet gebooden en hii keerde 1-^ toeil zij tc Bahurim, niet ver van JeWvs?r'i7. ab- rufakm waren, dat hij op koninglijke ongehoorde™ m« nadc zou hebben te rug te keercn, waardoor de Oudrtcn van .•• o-enoodzaakt Werd om affcheid van haar IsraVl zeggen- i o de: gij hebt te ncemen. 17. Intuslohen had Abner met ren™"lang tol de Vorfl.cn der ftammen heimelijk eene onderovëfu begeer8 handeling van dezen inhoud. Ik ken uwe invs. 18. zo zichten , gij hebt lang begeerte gehad , om doet het mij ' .r 1 i 1 want fabtvab Vorst David ten koning tc moogen hebben. ge%fr«g-^ heb u daarin tegengeltaan, i«. Doch nu gende: door de ^m jj, overrecd van de waarheid van Jeho- hand Davids , , -k !• *«. jaijns knegts, jy^V toezegging, dat het David, die uitvo\k %™S fteekende held zijn zal, die, onder bcgunftivetiosfcn van ^ ym yen6yan} den gevreesdcii Philiftijn pbiiiftijnen en overwinnen, en over Israëls vijanden zal zeaiier '\mner genpraalcn. 19. Het is nu de ook de regte Vijvs''e"'0 En tijd. Hij vind de Vorften tot zijn oogmerk Abner fprak o-enci^d , maar de grootfte bedenking bleef ook voor de fc a . . n ,. -, , ooren Èenja- nog over omtrent Benjamins ltam, die nu de SSabnÏÏÏE eer had om een Koning uit hun genomen j heenen, om te 1 £t rifc tc ieVeren. Hij onderneemt dan Cieiro» voor 'L,LU 1 J , • * davids ooren eene reize derwaarts , om met de btaatert 5esfwatCgoed des lands tc handelen, cn daar alles gunffig gin vindende, wilde hij ook een' uitflap naar Cfe- m. 19—ei. Dit is niet tot bezwaar van David, Abner heeft vrijwillig , zonder omgekogt te zijn door David, alle pogingen gedaan - om de kroon der overige ftammen op het hoofd van Koning te brengen.  deh KONINGEN. Hoofdd. III. 4U Lron ten hove doen, om daar over de over- in tie oo^er» gaave te handelen tot genoegen van het ko- ]£^Jl£,.huÜ ninglijke hof, waarin de draaiende Beniaini- .vs- -°: Ert ° J ' ' Abner kwanl nieten genoegen namén. ao. Hij verfchijrif tot Davio te dan ten hove mct een ftoet van 20 voornaa- twintig minnen me lieden , alwaar hij vorftelijk én met veel awm'maaktc! plegtighcid ontvangen werd. 21. In het ge- Ai™er en de 1 • r 1 , , .. • ., • L-; ? mannen , die neBn gelprck , t geen hij mct den Koning met hem wahad, deelde hij hem nu mede , hoe ver de S&iefen™zaak gevorderd was, en betuigde, dat hij de Y?- Toen .. . ' J zeide Abnkr iaatttc hand nog maar aan dc zelve te leggen tot David: ik had , cn daartoe den algemeenen Kaad zou ken en heénert doen vergaderen, om op zulk eene voorwaar- f,*™nen dc de kreon oveitegéeven als van wederzijds hrtt'el tot hnj* 1 1 * t 1 , ren Heer den oorbaar geoordeeld werd, op dat Konmg Da- Koning, dat zij v 1 d zijn verlangen vervuld zag, om het vol- u ^"b; koomen bewind over alles in Handen te krij- en & regeeie" tvt t n , m'er :'ües, dat gen. — Na dit gefprek verliet Abner, met uwe zie; begunst overlaadcu, het hof van Koning D a- david ^abni-r vid. 22. Bij dit bezoek was Joab, de Veld- ?3an ep hijging; ■ •> ' ïh vrede. overfte van David, een man van hct zelfde . vs. sa; Eri heerschzugtig karakter, als Abner, en in knegoeq /""er» denzelfden post gefield, niet tegenwoordig , yJJ* eeneXnmaar bevond zich met de koninglijke troepen de' en bragteri , , f • , , 1. met Zich een op den terugmarsch van ecn uitval, waarin grooten roof. groote buit verkreegen was; want Abner ^0™,^ was reeds vertrokken, eer Toab ten' hove te ^f.tr'H • ' • , want hij had verfcheen. 23. Maar naauwelijks is hij bin- hem laaten nen de hofllad , of de hovelingen , die aan w.™ 'gegaan in Toab dc meeste verpligting hadden , bericht-vrci!c' ten hem , dat Abner ten hove geweest , nu Joab en het , , .. .. ganfche heir , en met veel genoegen ontfangen was. dat met hem was , aankwamen, zo gaven zij Joab te kennen, zeggende: Abner. dc zoon van Ner is gekoomen tot den Koning, en hij heeft hem laaten gSÉn, én ia St gegaan iu vrede. ■ IV, Deel» Ilh  Het TWEEDE BOEK vs. 24. Toen 24. Hierdoor werd Joab bedugt, dat die vriendden KOTtag in! fchap hem moogelijk nadeelig zou zijn. Hij vreeshebfgljïedaln? de , dat de Koning zulk een oud Veldheer zie, abner^s misleiden boven hem zou nellen, 't geen hem men. waarom ondraagelijk was. Hij wil 'er dan den Koning haterf' "SS over onderhouden, maar zijn eigen belang dat hij zo vrij orjtvemzen. Hoe, zegt hij, tot den Koning, is weggegaan? u . . « « •• j- v welk een onvoorzigtigc nap ? vergun mij die uitdrukking. Ik hoor, dat Abner een bezoek bij u afgelegd heeft, en met gunst en vriendfehap overlaaden is. Waarom hebt gij dien aardsvijand van uw huis , die alleen magts genoeg heeft om u te wederllaan, niet opgevs. ?J. Gij houden? 25. Ik behoef hct U niet te zeggen, den%oAonNFvan wie Abner is , hij mag zo inucemcnd Ner , dat hij gciproken hebben , als hij wil, hij is enkel gekoomen is , & * J 1 om u te over- gekoomen , om u tc pollen, om uwe geheitcedwèeten °™ men te doorgronden, om uwe ganfche huiswen uitgang, i10U^m£r grondig te lecren kennen , cn 'eten uwen in- ö ° ö gang,.ia om te z\ch tegen u van te bedienen. Vorst! dezen weetcn alles , . , ..... , , , wat gij doet. misgreep behoorde gij niet begaan te hebben* vs. 16. En 26. Hierbij laat Joab het nog niet berusten, vanBDiv>d, en maar komt tot ftouter ftap buiten weten van zond abner [jen Koning. Hij zend namcnlijk eenige ligte booden na, die , , , , hem wederom troepen om Abner te agterhaalen, en hem,' SSR^vïï dus was hct bevel, weder ten hove te geleiScra\vistarIhet den. Zij treffen den Veldheer aan bij Sera's niet. bron, cn verzpgten hem op koninglijk be¬ vel , fchoon David 'er niets van wist, tenuVabner wê- ruS te keeren- 27. Zodra nu heeft Joab zij-* vt. 24, 25. De Koning fchijnt voor Joab verborgen te hebben, wat hij met Abner verhandeld had. ur. 27. Zijn moord nagt hij te verfcliooien met den fchijn, dat het wraak is om zijn broeders dood, en om dat voorwendzel ftilzwrjgende t«  der- KONINGEN. Hoofdd..III. 4S3 ne aankomst niet vernomen, of hij veinst hem %Ci«- te gaan verwelkoomen. Nauwlijks is Abner zo leidde. hem binnen de poort, of hij leid hem in een der |fAin Het mid- vertrekken. Zijn voorgeeven is , dat hij in l!e" v*n J J poort, om ia het geheim met hem te handelen had ; maar de ftiite met zodra zijn zij niet buiten den drang van het ker^è^hiffloêg gevolg, of Joab trekt zijn zwaard onder be- 5™^?'^ tnigina. dat liij verpligt is den dood van zijn dat mi .hierf, broeder Azakel te wreeken. Hij treft hem ders azakels doodelijk , juist ook tusfehen de vijfde rib. b!^c,s ƒ: ^ 28. De maar'1 hiervan vliegt fpoedig ten ho- david dat daar ve , en David gebelgd, doch het gezag 4#te*huV He van Joab in deezen hachelijkcn tijd in aan- i^*]"»^"^ merking neemende , doet bij die gelegenheid tijk bij Jebovab , i , tot in eeuwigter zijner Veroutfchukhgmg deze plegtige be- heid 1 van het tuiging: ik verklaar, dat ik onfchuldig ben^d£fz^ over dien trouwloozen moord van A b n e rJ van n&r, , .. vs. co. Hec Mijn rijk blijve van de Ibaffe van dezen blüve op den doodflag vrij; zij ruste op Joab, en op X&v&'tob. feiin ganfchen tak. 29. Noit worde dat huis pi™, vaders } J 0 p ; en er, worde bevrijd van de fchande, dat 'er lieden onder van Joabs niet Zijn, die een' befmettenden vloed hebben, die een^vloed'heb-, melaatsch zijn, of een verwijfd gemoed heb- e£j^£^ ben, die geweldig omkoomen ,of tot den gering- en door, het , ^ n 1 11 s-i zwaard vallen, ften en armoedigften ftand vervallen. — 30. Op en broods gede gezegde wijs ftierf de groote Abner on- br* h3e0bbAiZ() der voorwendzel van bloedwraak door de hand hebben Joab en ziin broeder Abisaï den Abner doodgefiaagen, om dat hij hunnen broeder Azakel, te wederleggen houd de Koning een gedrag , waarin hij de wettigheid van die gedagte afkeurt. «r. 29. Zulk een handteering worde in den wensch niet uit armocdf maar uit verwijfdheid door hen gedreeven, is de goede aanmerking vaa den Hr. Nieuwland; welk een vloek voor een dapper man zulk ê«« verwijfd kroost te hebber. 1 Hh 3  4?4 Het TWEEDE B O E K te OiM» )n van J o a b, vergezeld van zijnen broeder A b F dood-had? SC* SAÏ' daar Azakel nogtans in een open-' vs.' 31. ha- baarcn flag gedood, en met zeer veel behoed* wt joAB,zeieB zaamheid behandeld was geworden. 31. Toen tot ai hetvpik, men 11U iiet jjjk van Aener begraaven zou* dat bij hem ... was : fcheurt gaf de Koning bevel aan |oab, en zijne 011eTgonSn derhoorige troepen , dat zij de grootfte tekekiaagt voor ai! llcn van rouwe bet00Ilün zouden, en zo voor ners heenen, fa lijkftaatie trekken, terwijl hij de eerfte zou en de Koning ,. , . r\.,« ,,,„,.,1 David ging ag- zijn, die agter net lijk ging. 32- Dus werd tervs'le gjfar-Als hij plegtig tc Chcbron begraaven onder eene zij nu abner o-rootc rouw van de burgerij, waarin de Ko-* te Clebron be- ö „ . „ groeven, zo ning voorging. jj.3. Zelfs maakte David een iS,dJto!S treurlied op den ongelukkigcn dood van Aeen weende bij NER >t weifc bij waarichijuelijk bij het, graf Abners grat , ' J , ,1 • ook weende gelezen heeft, cn waar van dc voornaamtte m-1 flw?Vs°Endé hóüd eene klagt was, dat zulk ccn dapper een" 'wagT ovm man , als een misdaadige , weerloos gedood abner en zei- was Zonder het minfte regterlijke von- de : is dan Ab- ' ü^ ker geftorvcn, nis, of door gevangen neemmg, maar even zo ïfc.fterttY'*'' als lieden, die het ongeluk hebben, om door handen'^«YVIn de handen van ftruikroovers of moordenaars gene keetenen, te yalleft. Het VOOrftcl WaS ZO beWCegclijk, ttn'kop^eboe". dat het volk hierdoor nog meer beroerd werd. ztjnt'granen1! 35- Alles wat David deed was ook zeer gelijk men valt wcimcenend , want, nadat de fijkplegtigheden gedgt10 'van ten einde waren, kwaamefl de hovelingen" den Toén" weende hct ganfche volk nog meer over hem. ys. 35. Daarna kwam al hct volk om David brood te doen eeten, als het nog dag was. Maar David zwoer, zeggende: Etmta doe mij zo, en doe cr •ƒ. 32. Hct is geen droefheid uit eigen belang geboren, want de zaal: zb voordeelig voor David, had reeds zijn beflag door het beleid «n Abner, eer hij aan het hof verfcheen. vs. 35. Daar David des overledenen naastbeftaands was, fchijnt DMH «laar de trouwnwaltijd te hebben willen geeven.  der KONINGEN. Hoofdd. 1U. l$5 Vorst wel ter maaltijd noodigen ; maar, wat zo toe! indien men deed, hij was niet te beweegen, betui, ^rl»* gende, niets te willen gebruiken, voor dat ?°"Yma°kd °f die treurige dag voorbij ware. 36. De burge- vs. 36.'Ais rij zo wel als het hof had zeer veel geaqe- vernam!"' gen over dit gedrag van den Koning, cn, J^ne^oogeï toen het geval zich verfpreidde , droeg het Aiies, zo als de goedkeuring van de ganfche natie weg. daan halfwas 37. Een ieder was overtuigd, dat Ab'NEr |e0nedva„nh^ndoor geen llaatkundigen trek , op konmglijk a*cs ^a. bevel beftookt, om hct leeven gebragt was. dat ' volk en 38. Nog eene bijzonderheid verdiend hier gc- ggg* *%£ plaatst te worden, te weten, dat David 5elfdc" dag> .. ' dat het van met zijne hovelingen fpreckende, betuigde re- den Koning niet de te hebben voor zulk cen uitfteckende droef- abnÊr " den heid , als hij betoonde, want dat de vermoo- ^^rij™ gendftc man , cn grootfte Veldheer gevallen vs. 38. voorts /-vi • ■ , , zeide dc Ko- was, en 39. Up dat niemand zich verwonde- ning tot zijne ren mogt dat hij zijn dood niet wreekte , f^t\ ™& voegde hij 'cr bij , dat hij zeer wel wist , deezen dag een , , . ' J ' Vorst , ja een dat zij 11 koninglijke magt efi zijn gezag nog groote in isrsii tc zwak waaren , om beftand te zijn tegen S\vf ^Maar de zoonen van Zeruta, die grooter invloed ik-. ben heaen J 7 0 teder en ge- op den foldaat hadden , dan hij, doch dat zalft ten Kohij Ycrtrouwde, dat Jehovah gelegenheid zou mannen , de geeven, om wraak over dien moord tc nee- r™"'"™^! men. der dan ik. Jehovah zat den boosdoener vergelden naar zijne boosheid. vs. j9. Het eenige het welk tot verfclioning voor Joab zou kunnen aangevoert worden, cn dat mij niets voldoed, is, dat Abner ook onder de regeering van David zou liebhen kunnen opvatten uit mis- * noegdheid tegen zijnc regecring, de man is ligt geraakt, cn daarom gevaarlijk, H* 3  485 Het TWEEDE BOEK iv. hoofdp- tt^ vs. i. ais nu ï JLIe tijding van Abner s moorddaamg hoorde 1% fterven te Chebron vloog al rasch over tot den abner w Ci«- mcdedinger van David, wien nu de moed geheel ontzonk, daar hij een' man verlouren jSK'e-ÏSS had, die het ganfche rijk met beleid en dap^fctato^ perheid beftuurde. De yerèenigde ftammen "ift lt' onder de gehoorzaamheid van Isbozeth waren over dit berigt ook zeer beroerd , vs s. Endoor vrees wegens de onbekwaamheid van sauls zoon had hunnen koning tot de regeering, en het misSiF van fen van de gelegenheid, om zich nader mct S'van In David te vereenigeii. a. &aar dc volgende enVdeSnaAam gebeurtenis gaf eenen verbaazenden keer aan van den ande- dg zaal.eu vail llCt rijk. VorSt ISBOZETH TosvanKnu-had 2 Officieren, Kapiteins van dc lijfwagt, S^/vt Bacna en Reciiab, waar op hij zeer ver^e *™}eicn trouwde, zijnde zoonen van Rimmon, uit i*ant*oók |««-het huis van Beëroth, dus ook Benjaminieten, ^Vgérefed1 fchoon ten dien tijd feftrtA in hct bezit der wvf3. En de Philiflijnen ms, 3- Terwijl nochtans dcrzclver jscfrat'bieten bewooners gcvlugt waren naar Giltkaim, en zich d"Cnnaa§rVG,v: altijd hadden afgezonderd gehouden van de Sar™: overige burgers. Deeze lieden beraadflaageu delingen tot oP e£n cm(jc aan den burgerkrijg te maaken, dezen dag. ^ isb0zeth om het leeven te brengen, vs. 4. En jo- Hi; had toch geen opvolger. 4. 't Was waar, KA'ruAN, Sauls * ■> vs 3 De zaak was deze , deze lieden hadden volgens Jofcb. ix. een'verbond met de BcvjaminUun gemaakt het geen in Sauls tijd verbroken word door den laattten, dit noodzaakten hem de wjk naar eene PhiHJlijtifcbe ftad te neemen. ' „. 4. Men gist niet ongegrond , dat de hier verhaalde gefchiedems vroeger voorgevallen is , maar door den Schrijver van dit Boek met naar de orde des tijtls geplaatst is.  der KONINGEN. Hoofdd. IV. 4S7 'er leefde nog wel cen kind van Vorst J 0 n a- zoon had ccn than,Mf,phibozeth genaamd, maar dat na^en was alm was op zijn vijfde jaar aan beide zijden voeten. , . , , .. , ... , Vuf Jaaren was kreupel geworden, by gelegenheid van de tijding hij oud, ais hct der neéTlaag, waar in de vader en grootva- sl\J,&ten jona" der van het kind fneuveldcn, want toen had ™AN uit ' kwam, en zij- zijn vocdftcr in de eerfte fchrik en verwar- ne voester hem , . , , , , opnam , cn ring met hem zich op de vlugt begecvcn, cn viugtte. En het het kind laaten zwikken; van hem was dus g^^;^ geen venvagting van wraak. <. Hun voor- te_viugten', dat , .. . j . , hu vielen krcu- neemen voerden zij uit. Op een zekeren pel werd, en dag gaan zij beiden ten hove op den naden- Mephibozeth!* middag, wanneer cen ieder wegens de zwaa- vs- 5- E" de J ° zoons van Rim- re hitte gewoon een middagflaap te nee- mow, denSea- , . . . . , rttbict , Re- men, en Isbozeth zich ook ter ruste had chab énBacna bcgeeven. 6. Zij gaan door tot in de bin- cn'kwanicn'tcn nenwooning van den Vorst , (zonder dat nuizc van Isboiemand eenlg kwaad vermoeden had, terwijl- dag heet geze voorgaven, dat hun oogmerk was, om uit j^'j^ iagw0p den koninglijken voorraad hunne bepaalde maat c!e Oaapfiee in ° J r den middag. van tarw te haaien,) cn hier gekoomen vin- vs. 6. Eh zij den zij den Vorst alleen, en in diepen flaap toT™"midden gedompeld, overvallen cn kwetzen hem doö- bèt }?is.> j .... . [ais] zullende dehjk. Daarop ncemen zij de vlugt, zonder tarwe haaien, van iemand ontdekt of vervolgd te worden, hem aan devfff7. Schoon zij, hem op zijn bed vermoord *^M> >e'n ^ hebbende nog daar en boven belast waren met broeder baü.na i^ii-i , .... . ontkwamen. liet lioold van nen ongelukkigen Vorst , t vs. 7. Want geen zij afgehouwen hadden om het naar de hjlis^ais^hïj öp wijs der Oosterlingen aan zijnen mededinger zi.m bod, las,m 0 3 0 zim flaapka- aantcbieden , waarop zij terftond de hofftad mcr, en rw- vcrlaaten hadden, en om te meer te fpoeden loódden'hem" den ganfchen nagt, dóór het vlakke Ovcrjor- noohfyll™°z*j daanfehc , ricvierwaarts aan gereisd waren. z'i «anten zijn hoofd en gingen heenen des wegs op hct vlakke veld den ganfchen i:a0t. Hll 4  j|9 IIet ÏV/EED.E BOEK Vc r. En zü 8« Vervolgens trekken zij ten fpocdigften ovee Ópten het de Jordaan, cn koomen behouden te Chehroir lA t"tISn^ aan het hof, waar zij ter gehoor geleid den ff zefmZi koning het hoofd aanbieden , vergezellenden • Koning: dc die pleetiebeid met de volgende aanfpraak: zie, daar is net i o o at _„j, i fcoófd van is- w;j hebben hct geluk, voortrcflebjk Monaicn. znoi/vanSAuf.11, u het hoofd aantebiedcu van uwen mededinl;-e""nvei'zide gcr, den zoon van cencn Koning, die u zo i ->' 7 ™7b Vijandig was, en het zo geftaadig op. uw. len\i|nen Heer yen toclcide; dus wreekt jehovah u, die ong dag ze wettige Vorst en lïcer zijt , oyer uwen Zegeeveij van vymd en zijn geflagt door onze trouw en ach- ?.\ul, en van j ■' ° ° „ , , • 1 zijn zaad., tang. W«t hunne ftaatkunde viel ongePAvin9' Aam-lukkig voor hun uit, want dc Koning, ten, \-ha* en zijnet uiterften verfloord en aangedaan geworden Br idtr, den ' over hct ongelukkig lot van den vermoorden ^myeLsti: Vorst, ipreckt ftraks het doodvonnis over die : ' ; '!lCn! fnooden uit. Hij bezweert hen bij Jehovah , r . .. aragtig- jen aiiccn ]n; zjjne redding verfchuldigd a's? ycpfvab J ' ., rbeïr, die mij- was, zonder mcnfchen hulp, veel mui zuiuc t 'benaauw'': fcage ftrcekcn tc behoeven, dat hij deze daad heef V'r!°St niet OngC^"^ Z0U i?3^ IO- NcC!1 » d™1' . \:s. \o. De- jjy noit in zijn gedrag tot iets dergelijks aau- M? ,nij böed' leiding gegeeven had , maar hct veeleer bc%teV z(èS', kend was, hoe hij den boodc van Sauls 'y-.ct. is dood! ^00d } die ecu aangenaam berigt meende te l^folcnwas, brengen, in de bocjen gcfla.agen, en te ZikflC bnodréhap lag had doen om 't leeven brengen, fchoon '. ' \c Zlbiag. gedood heb, hoewel hij [meende,], dat ik hem. Booden loon zou geeven, ■ m. 8 —12. Wel mérkt hier Bonnet aan, dat men in David laakt ^et geen men in Ai.exander roemt, toen hij B.ssus, die zijnen,, yorst Dariüs vermoorde om zich bij de overwinnaar in gunde te ^ikkeien , liet ombrengen.  der KONINGEN, Hoofdd, IV. 4S9 hij zich om zijn voorgewenden koningsmoord een uitftcekend gefchenk had toegelegd , 11. Was 'cr tans niets anders van hem te vs. n. Hoe wagten , dan een gedugtc wraak. Ja , daar ^nc^r^od- ontaarte lieden . dc fuoodheid hadden, om eenen joozè r™™n*™ Vorst, tegen wien zij niets intebrengen had- digen man in ,. .. ., . , zijn huis op den , en die wegens zijne zagtc geaartneict zijn naapftee' niemand beledigde, onfchuldig in koelen bloe- *b*£f$$ de omtebrengen, en daartoe zelfs toetedringen zijn bloed van 0 uwe handen tot in zijn geheime kabinet , zou zulk een nièt eïfehen, yorfrenmoord niet ongeftraft blijven. Hij zou ^"rd" vanWcg integendeel zorgen, dat de moordenaars, als doen? zijnde dc t'zamenleeving geheel ouwaardig , ten fpoedigften gedood werden. 12. Na dit vs. 12. En zeggen worden de veroordeelden aan dc lijf- wagt oyergegeeygn met bevel om hun eene «^Mi *«ad«i fchandelijke doodllraf aantedoen. Men inpest wen*unnehan- , „, ...... den en hunne handen cn voeten afkappen , iprak iuj , en voeten af> en dan hunne lijken ten fchouwfpel ophangen bij den vijver van Chebrön, Mct een belastte te Cbtbrm , , ,1 maai- het hoofd hij , dat het hoofd van den vermoordden tsbozbths naVorst gebalzemd, cn met veel ftaatigheid, als j".^ zijnde het hoofd van eenen Koningszoon, ja abners graf te • j r Cbcbron. van zijnen broeder , bijgezet zou worden m hct graf van den vermaarden Abner, wien hij te Chehron eene ftaatige grafplaats bezorgd had. v. hoofdd. r^ JU"». Xffi 1. j_ oen Isbozeth's dood ragtbaar vs, Tocu werd , vergaderden de Vorften van Israèïs $]^nm^"|" er, 11. David vermijd hct zorgvuldig om. Isbozeth gezalfden, cttt is wettigen Koning tc noemen. vs, 1. Uit de verseli.king kan men opmslten , dat. de (temmende b'ur-i II !l 5 gcrij  49» Het TWEEEE BOEK tmüs tc cbe- {lammen, en namen eenpaarig liet befluit, om. hr,n , en zij ' i ■ tvt tpraktn, zeg-Da vid nu tot opvolger tc verkiezen. Na wyfuwvieesch dat de Koning hier van bericht had, maakt cn gebeente men eerst grooten toeftel en vervolgens trekt zijn wij. ° .. de vorftelijke ftoet naar Chebron , waar zij David onder anderen met deze woorden aanfpraken: dapper Vorst! wat zou ons langer terug houden, om u het algemeen bewind te geeven? zou het zijn, dat gij geen Benjamipiet, geen burger uit cen van onze vereenigde ftammen zijt, daar wij alle kinderen• van eenen vader, cn dus alle medeburgers van vs. i. Daar eenen ftaat zijn ? 2. Waart gij daarenboven toe ook te vo- n;et airecds tot onze verwondering, toen gij on- ren, toen Saui, _ ° °j Koning over der Sauls regeering de troepen met zo veel ons was , waart , , .. , , , , gü.israi-j uit- beleids tegen den vijand aauvoerae, en door brengende!ook uitvallen verzwakte? en wat behoeven wij meer jcbovab rede te geeven van ons befluit, daar het een gij zuit mijn ieder bijna bekend is , hoe uitfteekend jehowetien, en'gij vaKs belofte aan u is met betrekking tot den voorgaarzUn ftaat' hij SezeSd hcefc: 8»j mVin civerïtrsth fteling, dc man naar mijn hart, gij zult mijn eigen volk, waar over ik Koning ben, onder mijn opzigt als eene kudde gelukkig weiden; vs. 3. -Alzo g.- znjt fcrüfis uitftcekend Legerhoofd zijn. kwamen alle ö' o j oudfte ismnis o Na ^at zij nu allen aangekoomen waren, tot den Koning ,. ....... tc chebron. En die tegenwoordig moesten zijn bij dc plegtigvL maaiüe een heid » vereenigde David zich in zijne belau- cerij of Armée de keus deed, en de Raad dezelve bekragtigdc, en aan David het befluit zond door eenige leeden. Ik verzoek mijnen lezer hier de Chronijken optef.aan eer hij voortga. v;. 2. De noodzaakcii.khcid van fchikkingen te maken, cn het onge'uk van eene willekeurige regeering heeft Bonnet IV. Deel pag. 153. zeer nutt g behandeld.  der KONINGEN. Hoofdd. V. 491 gen met de andere ftammen die tc-voren gefchciden waren. Men maakte fchikkingen, die voo^^ van wederzijds bekragtigd werden, waarop bij bovttb en zi; de zalving door den Hoogenpriester ontfing. 4. Dus kwam David tot bet volkoomen be- ^ zit van de kroon op zijn 3°fte jaar. 4°- J™" j^wasjDAvm ren beeft hij dezelve met voorfpoed gedraagen. Koni;lg werd_ 5. Eerst 7 jaaren tc Ckehfon,' toen de vorftc- veertig.. ^ lijke hpfftad, over Juda alleen, en naderhand geerd. 110o- 33 jaaren over Juda met ZraëZ vereenigd 4„„ rcgcCrde irt de hofftad Jerufalem. 6. De eerfte daad, die de Koning verrigtte, was van dien aart, zes panden, dat hij daar door Juda en Benjamin'; vorften ^regéetda nader verbond, en tevens als ecn doorzigtig tjg jaaren over Vorst betoonde , hoe gevaarlijk het was in het ^^'ea , midden des lands eene fterke vesting te heb- En^de ben die door den ouden vijand bezeten werd. met zfJBe man. Hij'{laat dan met zijne troepen het beleg voor jjgj"*" Jerufalem tegen dc Jelujieten, die een gedeel- j j„ „,n de ftad cn deszelfs omtrek in bezit woonden. Eu .. i n. J !,„,} 1,;; zü Iprakcn tot hadden. Op zijn opeifchen van de itad had nij David s zeg_ dit fchamper antwoord bekoomen. Verbeeld ^««ftgg o'i u oit door eeweld der wapenen van deze men, maar de vesting meester te worden, dan bednegd gij pele zmlen n u. Lieden, die bijna geheel weerloos zijn, f ^ijn] kunnen u van boven neder Horten, wanneer Pa™ «Fhier gij ftorm loopt. Wij zijn niet voorneemens aan eenige voorwaarde te denken, dewijl wij verzekerd zijn, dat de vesting onverwinnclijk vs. 7. Maar is. 7. Evenwel bemagtigde hij de onverwin- £ nelijkc burgt Si ons, die hij naderhand ter ge- ™f™j£** dagtenis naar zijnen naam benoemde. 8. De 'vs. 8. Want verovering gefchiedde met eene aanmerkelijke jli^1D zepyen bijzonderheid. Op hct antwoord r.amenlijk, 't daS : y;^v* geen uit de burgtkwam, laat David zich dus naat, intusfchcn bemerkte elk al ras, dat 's Konings »uurig voort , m werd groot, regeering reeds in de begiufelen ongemeen voorwant Jebevab . « .. 1 vi de Kh'bim ie- Ipoedig was, cn dat zijn gezag dagelijks aanhemf WaS mCt groeide, een doorllaand bewijs, dat Jehovah, de groote gebieder van hraëh Armée, hem vs. 1,1. F.n gunftig was. — it. Onder zijne nabunren Sog*Ttnfy^5 w«rd zijn naam ook al vroegtijdig vermaard, zond booden 'fcll proeve hiervan dient, dat dc Koning van tot David, cn f ' ,,. , , tcdcrcnhjivjcn hct rijke lijrus hem. ccn gezandlchap zond, vs. 9. Deze keuze was ftaatkundig , dit was de beste wij'ze om de BepjaBiiiri'tien) in wier gebied Jerufalem gedeeltelijk lag, aan zicli door decz' febikking meer te verbinden; bier vult de Chronijkfchrijvcr nog het ccn en andere in, waar uit men befluicen kan, dat Joab die tot nog toe maar algemeen Veldheer over Juda geweest was, nu zulks over alle dc ftammen werd, en daarenboven Bevelhebber van de ftad , die één gedeelte van Jerufalem naar zijne kunde deed vcrficrKen.  bak KONINGEN. Hoofdd. V. 493 een verbond met hem floot, cn bij die gele- timmerlieden , genheid hem tevens cederhout, timmerlieden, e'q.zjj'pouwde-5 en metzelaars bezorgde , dewijl de Koning ";^,u eea Voorneemens was zich ecu nieuw paleis te vs_ la_ Ell laaten bouwen. 12. De doorzigtigc Vorst bè- David merkte* • dat Jtbovab greep zelf, dat het rijk in zijne familie nu hem tot eenen geen gevaaren meer te dugten had, dat Jehó- Bevestigd vak de erfvolging begunfligdc, cn zijne regee- koniögrilk ring voorfpoedig maakte uit genegenheid voor verheeven had; ... . , om ziin's volks zijne eigene onderdaancn. 13. Nu zijn palcis urauis wiiie. gebouwd was, vermeerderde hij ook zijne hof- D™B ,3' najJJ houding, met Jerufalem fche bürgeresfen tot meer bijwijven, 11 en wuven van vrouwen cn bcdienareslen van den Haram te jerufalem, na fleemeri, waardoor het getal van zijne kinderen t"»hgeioomen ook aanmerkelijk toenam. ia—16. Van was; cnUavi,> ■> • werden meer dien tijd af, dat hij zich te Jerufalem op de zoons en doch- koninglijke hofftad gevestigd had, telde men urvst;eJi°^ieEr! 'er reeds elf. 17. Ondertusfchen maakten Da- e?*£ yids verkielihg over alle de ftammen, de nen , die hem r- , .. ° «y /-. r - te Jerufalem. voorfpoed zijner wapenen over Jerujalems geboören zijn: flot, en zijne geftaadige krijgsoeffeningen, den %btZT",' c" ouden vijand, de Philiftijnen weder gaande. Nathan , en J ' J J ..f Salomo, Deze David was al vroeg gevaarlijk voor vs. 15. Eu hun geweest, en moest in het begin van zij- l^j*^', In Nepheg , en Japiiia, vs. 16. En Elifcbama , en Eljada, en Elipiielet. vs. 17. Als nu de Pbillftfucii hoorden, dat zij David ten Koning over Israël gezalft vs. 14—16. In de Chronijkcn zijn 'er meer in de lijst dan hier, die waarfchijnlijk vroeg gedorven zijn , of hier , of in de Chronijkcn ;is dene verplaatzing in de orde van tijd, vrij wel opgelost door van N. Klinkenberg. vs. 17. Aftrekke» — dat is eenen kleine verbetering van den text, die de Geographifche gefteldheid noodzaakelijk maakt, fchoon de gewoone lezing uit de fpreekmanier de Hebreen zeer wel kan goedgemaakt wor-  494 Het TWEËDE BOEK h?ddcn. zo tor.- nen koninglijken bloei verhinderd worden. Zij i V?o4" befleedden dan een' geruimen tijd om zicli dav.o te zoe- ont2agcheiijk te wapenen, en door verbonden vid, dat hoo- met nabüurige Vorften hadden zij m de daad haardeburgt.^ ook eene aanmerkelijke Armée bij een gebragt. David verfieemd, dat hct op de burgt het vs. u. En allereerst gemunt is, waarom hij zich daar met dc Pbiiijiijnen- zjjne troepen ter dekking ligt. De uitkomst vèrfprddèn beantwoordde aan het gerugt. i3. In hct SiSJ!" ** vermaard Rephaim, niet ver van Jerufalem, vs. 19. zo fj „. z-cri de öntzagchelijke Armée ter neder, vraagde David » ^ * , n a , y*6ov«i , zeg- waarfchijnehjk mct oogmerk om de nart te dc- fpt?cekkenÜ te- legeren. 19. De Koning, fchoon magtig, wil $/W*> **£uït hie* nicts te§eu onderneemen, zonder eerst gi/hem iri mij-zijnen Koning te raadpleegen. Hij vraagt v^»henn dan door de Urim cn Tummim, of hij den DflwiDeïde tr'ek Philiftijnen flag zou leveren, of hct beleg afop, want ik Wagtcn en het antwoord was: llag leveren, fn' uwe "and want dat hij ongetwijlTeld zou zegepraalen. ëevr"'o. Toen 2©. Hij rukt dan met zijne Armée voort tot kwam dav-id Baal - Perazim, alwaar hij die talrijke Armée tim £ dIvS op de vlugt floeg; Ter gedagtenis van dietl V- flag heeft hij zelf den naam van dijkbreuk *'Mibvieanden aan die plaats gegeeven, want daar deed hij voor mijn aan- de bethiging : dat Jehovah dien magtigen vijSf 'J'^n and verdeeld had, even als een aanftroomenDaaro"m''noem- den vloed, dien door breuken de grootfte de hij dennaam ju.a(7t benomen word. 21. Zo geweldig wadier plaats ö , , Baai-Perazim. ïtn de Philiftijnen int elkander geraakt, en lielen21'hmme met zulk eene overhaasting gevloodcn , dat zij Sf°Dav^m de afgoden, waar men het meest voor zorgj zijne mannen fa agtefgelaaten hadden, die in de handen namen hen op. ^ £n de zeegbafdgC troepen vie- vs. Daar len. 22. Er verliep naauwelijks een jaar, of de hunne kra§tcn nU WCdcr *j  der KONINGEN. Hoofdd. V. 49 5 zameld hebbende, ondernamen eenen nieuwen veldflag met hetzelfde oogmerk , waarom zij zich ook weder in Rephaim's vlakte neerfloegen. 23. Ook in dit geval raadpleegde David zijnen Heer. Hij vroeg, of hij den vijand weer te gemoet mogt trekken? cn hct antwoord was nu, dat hij niet, gelijk te voren, den veldflag openlijk aan moest bieden, maar nu veel liever cen' onweg maaken, en hem dan overvallen aan die zijde, waar. het leger door een bosch gedekt, en waar men dus agtelozer omtrent den aanval was. 24. En niet eer, vervolgde de Godfpraak, mogt hij den aanval beginnen, voor dat hij op een tijd, dat het zeer ftil was, de moerbeziën bladeren hoorde ruisfchen, maar dan moest hij zich ook fpoeden , want dat was het teken , dat [Jehovah vertrok, om hem de overwinning te bereiden. 25. Die beveelen bragt David flipt ter uitvoer, en met dien gelukkigen uitflag , dat hij hen nu op de vlugl floeg, en vervolgde langs Geba - Benjamins . 't welk hij veroverde, tot Gezer in Ephra'im toe. vs. 23. Ik volg hier Vénema ia Hifi. Ecelef. men moet dan i Chron. XIV: 11. verbeteren: emfiigeltze van ter zijde. Celsius denkt hier niet aan de moerbeziën , maar aan de JBeca heesters , die omltreeks Mecca overvloedig bekend zijn; doch het bewijs is niet Heilig genoeg , cm verandering te maken. vs. 25. Volgens de gedagte vr.n Bonnet behoort hier de gebeurte« nis, die in dit Boek Hoofdd. XXIII: 13—17. gevonden word, [ingelast fe worden, de I«z,er bepale zich hier volgens zijne eigene keuze. der op, cn zij verfpreidden zich in het dal Repbdim. vs. 23. En David vraagje Jebovah , die zeide: gij zult niet optrekken omtrekkende , van agtereti zult gii koomen van de xijds der heester bos* fchen. vs. 24. Ett het gefchiedde , als gij hoord het gcrniscli van eenen ging in de toppen der moerbeziën boomen , dan rep u, want a's dan is Jehovah voor uw aangezigt uitgegaan om hct leger der Pbilijlijnett te liaan. vs. 25. En David deed alzo, geli.ik Jchovah hem gebooden had. En hii doeg de Philiftijnenvaa Geba af tot dat gij komt te Gezer.  49Ö Het TWEEDE BOEK VI. HOOFDD. -j-^y i ör^xu" *• JJaar dc Vorst nu voor eenigen tijd 1—^5. XV: yust had van zijnc krijgsbedrijven, bepaald vs" i. Daar Mj Qtok* zijnen aandagt op den meerderen na verzamelde juister van den openbaaren Godsdienst , in David weder- x om aiic uiige- zijn hof en hoofdftad. Met een getal van rJtfdmi&duk 30,000 mannen, de beste cn uitgeléèzenlte zijzend. Her troepcn begeeft hij zich dan op weg, om de ark des verbonds in ftaatöe te vervoeren, vs. e. En öa- 2. Vim Baallm-Jiida anders Kiriath-Jearim , vid maakte zich aal. ;aaren ftaar vast verblijf geweest was, op en gingheen lv""1 Dl j j 0 metai het volk, terwijl men niet eens aan derzelver vervoering dat hii hem was , , , , . , , . n , „ vmffaëim-ju- gedagt had na den ongelukkigen llag, onder daar opTebrcn" hct regcntfchap van Eli voorgevallen. Van gen de ark van jjjer wjj ijjj zc met een' koninglijken ftoet Elobim, bij de- . , welke de naam overbrengen, opdat hij nu het genoegen zou pen^de"^aam hebben, om binnen zijne muuren dit teken tc van Jehovah keflu}tet1 waarbij t*le Heer het plcgtigst werd Zebaolb die ' J daar op woont aangebeden , terwijl de luifter van jehovah, Cbcrubim. 'e den Vorst der hciren, boven de Cherubs meer vs. 3. En zij zïgtbaar haar Verblijf had. 3. Om zijn oogwnri™w» op mérk te bereiken had Hij een fraajen nieuwen eenen nieu- Wagen laaten maaken, waarop de bonds-ark ■wen wagen , 0 . , en haaldenze Hit liet llllis Van abiNADAB, liggende Op' aeinadaLTciTc cen vlakte, zou vervoerd worden. De twee vs. i. Deze 30,000 zijn door David gekoren, de anderen bij dén Chronijkfchrijver kwamen vrijwillig. vs. a. Beter zou de lezing zijn naar Baiillm door Da the gevolgd; maar cvcnivcl met geen genoegzaam gezag bekleed, omze te doen gelden , te meer dewijl alles naar onze omfchrijving gemakkelijk vloeit. vs. 3. Een van beiden moet fout zijn, in de Chronijken word duidelijk gezegt op de fchouders der Priesters , zo ook beneden vs. 13Dus ik denk dat hier bijzonderheden voorgevallen zijn , die aanleiding icgeeven hebben, datzc gedeeltelijk getogen en gedeeltelijk gereden is.  der KONINGEN. HööfddJ VI. 497 soónen nu van deezéil man Uka en Ahio kreegcn last om het opzigt te hebben over den wagen, en zijnen. gaiig. . 4. En na dat zij reeds in optogt waren met de ark eli in liet afgaan van den heuvel , gebeurde het, dat Am o voor de ark heenen trok. 5. Maar, terwijl nu alles met dezen ffaatigen optogt in de grootfte vreugde .was, en de ervarcnile mufiekanten uit het ganfche land den floet van Jehovah's optogt vergezelden, met allerlei keurige nuiliek-inftrumenten voorzien, gebeurde 'er iets, dat dé vreugd op eenmaal afbrak. 6. - Terwijl men namelijk zo ver gevorderd was, dat de ftaatfie langs de landhoev van Nachon trok, gebeurde het, dar, waarfchijuelijk door de Ongelijkheid van den weg, de wagen fcheef ging, en de ark overhelde juist aan die zijde, waar Uza ging, die daafop. zijne hand aan dezelve floeg omze te onderfteunen. 7. Toen bemerkte men, dat Jehovah hier door beledigd was, want oogenblikkelijk werd hij om deeze 'daad , die 011bedagtfaam was , daar het niemand, buiten de runderen ftruikelden. vs. 7, Toen omftak de toorn 1 gen Uza en Elobim floeg hem aldaar om deze ombcda: vs. 4, Hét cerlte gedeelte van dit vs. laat Dat.he uitvallen, als een ennoodige herhaaling, die ik vs. 5. in de overzetting en verbetering gevolgd heb. , ..... v;. 6. Er is grond van vermoede dat de arke, zo bijgelovig a'szo in, SEMuëLs tijd vereerd geworden was, integendeel nu onder Sauls regeering door agicloosheid in minachting geraakt was; hct treffend geval het welk hier volgen zal, heeft ze gewis in de oude achting herfteld; het i§ hier moeijelijk de grenzen van achting en bijgeloof afgeCcheiden te i' Waren. ÏV, DÉÉLj' ft op di'n heuvêl is. En Uza en Arno , AlUNAdabs zoons leidden den nieuwen wagen. vs. 4. Toen zij hem nu uit het huis van AbiNadab , dat op den heuvel is, met de ark v&h Elobim wegvoerden ,zr» ging Ahio voor de arke heenen. vs. 5- En D \vid en het gan>. fche huis Isravls fpeelden -voor hct aangezif e van 1 Jebovab met allen ijver , in gezangen op harpen en met luiten, en mee trommelen,ook met fchelien, en., met cijmbaaleni vs. 0. Als z'i nu kwamen tot aan Nachon's dorschvloer, zo Stekte Uza. ( zijne hand] ui;: aan de ark van. Jebovab cl; hicldzc , wauc an yikifv&b redzaamheid. Eit  493 Het TWEEDE BOEK hij ftierf aldaar cien Leviet geoorloofd was, om aan de ark te h£iMm^k Vai1 raaken, onmiddelijk dóór den donder ter neervi«S' 8ómiiScA* geveld, zo dat hij op de plaats dood bleef, om dat jtbovab 3. Dit, voorval griefde David zeer. Hij was een fcheure ge- 0 , . . , fciieurd had ten uiterffen aangedaan over de zo zigtbaare h«„o^Ve dte ftraf, waardoor Uza geveld was. Hij bei.iaats Pertz- n0emde naderhand ook de ftrcek naar deze Uza tot op de- zen dag. gebeurtenis met den naam van Perez - Uza, viDvre*sdes£ dien ze nog behouden heeft. 9. Daarbij bctén'd.^enMj merkte dc Koning nu duidelijk, dat 'er een zeide: hoe zal mispas moest begaan zijn, en dat Jehovah om de ark van 9e- .. . , , .. .. , . h.vab tot mij die rede nu de bewijzen van zijne gedugtc tekoomenï genwoordi'gheid wou geeven. Het diep ontzag voor dezelve was oorzaak, dat de ganfche trein nu ftil ftond, en de Koning naauwelijks wist, hoe dc arke verder te vervoeren zonder in nieuwe ongelegenheid te raavs 10 da- kcn* 10* Naar c,c horïtad durft hij ze niet ver~ viu dan wilde voeren, vreezeiide voor zoortgelijke gevolgen, itvab niet ?oï als men in Semucls tijd gezien had. Ook bevcfbreBgentCS merkt hij, dat hij de wet Gods, namentlijk dat de ftadiwrfr,- de ark niet dan door de kinderen van Levi maar David , , ... deedze afwij- mogt gcdraagen worden, overtreeden had, tcObÈd-È'doms'! vens vreezende, dat hij misfchicn nog andere des Gttbiettrs. misgreepen begaan mogt, die moogelijk in zijn eigen perfoon zouden geftraft worden, en neemt daarom het befluit om zijdweg inteflaan, en de ark te vervoeren naar het huis van Osed-Edom, den naast bijgelegene Leviet, arif'van pbo- die een Gethiet was. 11. Dit gefchiedde, en dc v;. 8. Het geval van Uza kan ik niet ophelderen, ik ben in het vermoeden, vooral als men vs. 3 en 13. met de Chronijkcn vergelijkt, dat 'er omltandigheden in dc Gefchiedenis overgeflagen zijn , waaruit de ftrafwaardigheid van Uza's daad koude opgemaakt worden.  der KONINGEN. Hoofdd. VI. 499 vs. 13. Veneka denkt dat dit offeren maar in den beginnen van den optogt plaats gehad heeft, die plechtigheid zou anders eene verbazende vertraging in die reize veroorzaakt hebben. vs. 14. Indien men met Hack man (in zijne Praec. Sacr.~) bij de, ©orfprongelijkc betekenis van het woord blijft ftaan, dan moet hij zich verbaazend fnel rondgedraaid hebben in den Godsdienftigen dans,, waar ras hier gebroken word, en die bij de Dervisftn nog in gebruik if. ti i tirk van Jehovah was daar naamvelijks, 3 maanden geweest, of den Koning werd bericht gedaan- van den ongemeenen welftand en voorfpoed, welken het huisgezin, in plaats van door de ark de minfte belemmering te hebben, genieten mogt. 12. Die voorfpoed was zo buitengewoon, en zigtbaar, dat niemand twijflelde, of het was, om dat hij dc eer had de ark van Jehovah ten zijne huize te hebben. Dit doed David van gedagtcn veranderen. Hij maakt 'er uit op, dat Jehovahs gramfchap geftild is, en .wil Hem lokken , om dienzelfden zegen. in zijn familie en hofftad bij Zijnc tegenwoordigheid te geeven. Hij laat dan de ark weder met veel ftaatfte en feestmufiek van daar haaien. .. 13. Hij verge- ■ zeide ook zelv wederom den togt, en had nu : zorg gedraagen, datze. op de fchouderen. der . Levieten gedraagen werd, en, om den eerbied : te fterker optewekken, ging men zelfs met \ een ftaatigeu tred voorwaards: want naauwe- 3 lijks had men 6 gangen . gedaan, of de ark ^ rustte al weder, en men zorgde dan, dat aan ^ die rustplaats jonge osfen en ander jong vee in gereedheid waren, om geofferd te worden. 14. De Koning zelv was opgetoogen van Vreugd. Daar hij nu de ark van den Koning Td vah bleef in het huis van OeedEdom , den Qetbiiter drie maanden , en Jehovah zegende Oeed - Edom en zijn ganfcho huis. (1; vs. ie. Toen boodfehapte men den Koning.,. David zcgger.de : Jehovah heeft het hüis Obed-Edoms cn al wat hij heeft gezegend , om de jrke van EUhim. ' Zo ging David heenen , :n haalde de irk van Elobim rit het huis van 3bed-Edom opvaart in deftad Davids , met •reugd. 1 ' vs. 13. En iet gefchiedde, ls zij, die dè rk van Jeboah droegen , es treden ooKgetreden ?aren, dat hij sfen en gemest ee offerde. vs. 14. En avid huppel; met alle magc  50O Het TWEEDE B O E li voor het aan- der Koningen vervoerde, oordeelde hij het OW Tof ah ennD?a- voegzaam om eenige tekenen van koninglijke vid was om- waardigheid te vertoonen. Hij begaf zich gord met een ° . ' linnen lijfrok, dan onder de koninglijke fpeelliedcn, waar nu, in maatreiën danstte voor Jehovah! s ark, hebbende alleen de kleeding van de zangeren, den linnen lijfrok aan, zo dat hij nauwelijks vs. 13. Mzo van hun te onderfcheiden was. 15. Zo kwam hragtten Da- deZe ftaatige troep, waar onder de Koning, vid , en het 0 1 _ , , , , ganfche huis de voomaamftê Vorst des Vaderlands, cn cte S^vw^iï Priesteren zich bevonden, met veel vertooning *** & én metvan hiister binnen Jerufalem, beklom Stom het géiuid der heUvcl , en werd onder het keurig gezang hazumen. ^ ^ Koning zeiven opgefteld, onder het ftaatig mufiek, dat de gezangen vergezelde, en het godsdienftig juichen van de talloofe 0111vs. rfl. En ftanders daar cen plaats gegeeven. — 16. Weibet gefchiedde, • j _t de yorsr. nu verrukt door Godsals de ark van '"o s> » ... jehovah in de dienftige vreugde , dat er onder zijn fcOkwam, daan- ninglijk gezin zouden zijn , die eene anded'Ócbtèr SdoÓr re denkwijs ontdekken zouden , als hij verde venfter uit- toon(Je. Al ras werd hij dit gewaar , denKoningDA- want zodra als de ark aan hct koninglijke Hot Iende^gcnfhuP: gekoomen was, had Miciial, zo wel als de pcienden voor d vrouwen, zich voor de traliën-veng- het aangezigt ' . van jehovah , fleren geplaatst, waar zij alles zien kon, zouIf hawïart!"1 der van iemand gezien te worden , en zag met verwondering bij die gelegenheid haaren gemaal voor den ftoet op eene wijze , die haar mishaagde; terwijl hij in plaats dat alles konmglijk zou zijn, danstte bij reien , en fprong volgens het maatgezang, als de gemeenfte der Levieten. Hier door vatte zij cen zoort van minachting voor hem op, en befloot, dat 'er bij al zijn' hoogheid toch altijd ook Veel  der KONINGEN. Hoofdd. VI. 501 laagheid van geest in zijn doen te zien wa-. 17. Intusfchen vervorde de Koning zijnen tred , en kwam eindelijk ter bcftemder plaats, waar de kostelijke veldtent, ingevolge de Mofaifche fchikking, gefpannen was , terwijl zij daar in het heilige geplaatst werd, en in deszelfs voorhof de brand- en dank-oflëren in groot aantal werden opgebragt. 18. Na dat alle die Godsdienftige plegtigheden afgeloopen waren , ging de Koning vervolgens op eene opene plaats ftaan en gaf in eene plegtige en door Godvrugtige aandoeningen levendig bezielde aanfpraak zijne onderdaanen den Koninglijken zegen. 19, En deelde bij die gelegenheid aan dc aanzienlijken, en aan de ganfche burgerij gefchenken uit van leevensmiddelcn. Man of vrouw, wie hct ook ware, ieder kreeg een brood, een koninglijk ftuk vleesch , en een vies met drank. Nu was elk even vergenoegd , en alle monden waren t'huis koomer.de, vervuld met de gebeurde plegtigheid. leder fprak ook van den Godsdienftigen eerbied van den Koning. 20. Waar geheel anders vond het de Vorst in zijn eigen' wooning. Te weten, toen alles vertrokken was keerde hij derwaarts te rug, hebbende ook alks in gereedheid laaten brengen , om daar maaltijd te houden, en bij die gelegenheid om den Goddclijkcn zegen over zijn Ko- genen, ging Miciial Sauls dochter uit David tc gemoet, vs. eo. Dc Oosterfche aanzienlijken zijn nog afkeerig van den clans , gebruiken in dat geval tot hun vermaak gehuurt volk. — Zij had waarfchijnlijk haren Gemaal in koninglijke ftatie bij den optocht verwagt, dit viel geheel tegen hare vcnvagting uit. li 3 vs. 1?. Toen 2ij nu de ark i/an Jehovah inbragten , Helden zij die in liaare plaats , in het midden der tent , die David voor haar gefpannen had. En David offerde brand - offeren voor Jebovab's aangezigt , cn dank-offeren. vs- 18. Als David geëindigd had het brand - offer , en de dank - offeren te offeren, zo zegende hij het volk in den naam van Jehovah Zeba'otb, vs. 19. En hij deelde uit aan het ganfche volk , aan de ganfche mecnigte Israëls , van de mannen tot dc vrouwen toe, eenen iegelijken eenen broodkoek, en een fchoon Huk. vleesch, en een vies [wijns.1 Toen ging al dat volk heen, een iegelijk naar zijn huis. vs. eo. Als nu David weder kwam, om zijn huis te zeen zeide: hoe  Het TWEEDE BOEK is_ heden de Ko- ningbjk huis te lpreeken , gelijk men ook zorg verheeruikt'** gedraagen had in den Haram om den Koning voorde oofe" met veel ftaatfie te ontvangen. Bij die gel* van de dienst- o-enheid nu leidde Michal als Koningin en maagden zijner ö . - , TT dienstknegten eerfte vrouw en gebiedereste van den tiaram geenjk^èn0v°an den ftoet , op het koniuglijkst uitgedoscht , de iedcie ïie- verwelkomde den Vorst op eene wijze , den zich out- .... bloot. die hem griefde. Haar gelaat gloeide van trot- fchen waan, en vermeenden hoon, en dit was oorzaak, dat zij hem fmeelend dus verwelkomt: wat heeft de Koning van een vermaard volk deezen dag eene vertooning gemaakt, die aan zijne koninglijke majeftcit achtbaarheid geeft, terwijl hij zich heden bij zulk eene plegtige gelegenheid van alle koninglijken ficraad ontdeed, en niet eens van het geringfte zoort van gevolg , dc mufiekantcn, zicli onderfchcidde; maar even als dat volk zich in een lugtig gewaad gekleed heeft, om minder in dc lugtige dans belemmerd te zijn! Het heeft mijn ziel met hoon vervuld. ' Ik kan niet zwijgen, Vorst! daar ik een dogtcr ;van het rijk en de kroon ben, u past de fcepter, en geen iM-hfzèidetot harp. 21. Doch de Vorst, hoe zeer het hem £a11Aaansczigt griefde , antwoord zeer bedaard doch doorvan Jebovab , dringend: zou ik zo niet handelen, als wij de kooren1J heeft Haatige tegenwoordigheid van Jehovah hebben? der1' cT voor Van Hem, die mij verheven heeft; - niet door 7rn 6*"^ mv huuwelijk ben ik op den throon van uweii fieilende tot Vader , om Jehovah ten onderkoning te dienen geTnover°rSnet cn Zijn perfoon bij hct volk tc vertonen. Het l't "ove?*/'- volk van Jehovah is dan zo laag in uwe taèï: :a ik zal 00£rcn ? wcl ik verklaar u , dat ik voort hetCleaangezrgt Zal gaan bij plegtige gelegenheeden de harp tot Jehovahs lof tc flaan. 22. En, ab mijn  der KONINGEN. Hoofdd. VI. 503 hm door dankbaarheid gloeid, zal ik mij nog j^wm\™? eerbiediger, en, naar uwe denkwijs, nog laa- den,danaizo, ., . , c •• > en zal nederig ger vertoonen; ja ik beloof u, gij moogt er zijn in vw% zo veel door gebelgd zijn, als gij wilt, ik verklaar u , dat ik 'er mijne eer in ftel , maagden, van r r welken gij ge- geroemd te worden onder die tlangercslen , zcgd hebt, met die zo zeer uwe minagting hebben. 23. Dit jj^S^g voorval gaf aanleiding tot eene verwijdering w°rsdc,,o- Mj tusfehen den Koning en Miciial, welke niet chal\iiÏ,sa'jls verminderde , dewijl zij haaren gemaal noit geen kind tot kinderen gaf, fchoon zij bij haaren anderen d™ man kinderen gehad had, en nu niet lang daar- we. na kinderloos ftierf. VII. HOOFDD. TVergel. met er wijl nu de vrcede Isratls rijk deed 1 cbr™. xvn. bloeien, en de Vorst dagelijks arbeidde, Qm;g^£,£»*« het meer voordeden te befchikken, gebeurde de Koning in , „ . . .. zun luns zat, het op zekeren tijd, dat de Koning 111 zijn ge- en^wAhem beim kabinet zittende en zijne lotgevallen met ™*,c gfJE zijne tegenwoordigen ftand overdenkende, bij- ^omv.ijalu,c* zonder, welk cen pragtig paleis hij bewoonde , vs. '2. Zo op de gedagte kwam, hoe kwalijk hct hem den ning tot den onderkoning ftond, ecn palcis te bcwoonen, J^jj daar de bouds-ark, het bewijs van dc tegen- ik woon in een ., - . n . ■ cederen huis , woordigheid der Goddelijke Majelteit, nog 111 en oe ark vm cen veldtent verblijf moest houden. Deze ge- f^™ *gg5 dagte vervulde hem met fchaamte. Hij nam der gordijnen. pp hct oogenblik een befluit , ontbood Na- tiian om zijne gedachten omtrent zijn voor- necmen te hooren. 3. Natuan, van de vs. s-EnKA- d than zeide tot zaak onderrigt, is zo getroffen over dc eer- den Koning •. ga oj. r. De redenen voor David wigtig om 'aan zulk een gebouw te donken, heeft Hess uitneemend voorgedragen. Ii 4  5o+ Jf*$ TWEEDE EÜEli heenen, doe ai biedige Godsyrugtin 'sKonings denkwijs , ufwmT^ drit hiï'zondcr over die gMgtige zaak God m's is met u. te vraagen hem antwoord : grootmoedig Vorst I vs. 4. Maar 0 ■ . het gebeurde volvoer uWè vooriiecmens met een gcwcnseii^agt^daf'tet ten uitflag, ja daar aan is geen tuffel, Jehovah woord van je- hegunfligt alle uwe voorneemens, ik laat ftaan hevah tot iV\- » °- . ' . .. . tiian gïfehied- dar Hij de zulken, die zijne eer bedoelc, altijo de wggende^ ■ voorf-pócdjg makken zal. 4. Doch anders dagt nènZknè"t "tot Hij, die niet ingenomen is met kleine bijzonderDavid: zo'zegt heden. Hier van krijgt Na than den volgen- Jsbovab: zónd , . . , , , lij ndi een huis den nagt bij eerie openbaaring ifl den droom oeSiïS£$ rigt. 5. Met bevel, om zich bij 'de ccrüe vs. 6. Want ac]e Ik gceiscnt' v™ ccn dcr gebiedvoerdcren, jjtèyooieri, heb dic Ik aanlleldc, dat zij Mij cen vorftelijk huis te wei- zouden bouwen, met het duurzaamc cederende': &out verficrd. Staak gij dan ook dit voorbou.vdt gij mij nccmen. ■ 8; Maar tevens moest hij het vol- niet ecn ccde- , , .. „ ren huis. ficnde bcrigtcn, de bewijzen van uwe God- v;. 3. Nu 1 ö dan, alzo zult gij'tot mijner! knegt, tot David zéggen: zo zeul Jcboval vs. '/. Uit vergelijken van i Cbrott. XVII, bijna woordelijk hot zelve} Vlijkt het dat racn voor. (lammen »'erjien of Riclters dient tc lezen.  der KONINGEN. Hoofdd. VII. 505 vrogtige gezindheid zijn mij aangenaam, gij ik hei, * J 11 genomen van zijt Mij ecn gunftcling geweest van het oogen- die ,10S Uaat gebooren te worden, ak z»adna»doen llw 0pVOi(TCr den troon beklimmen, terwijl in opftann, dat uit r. _ » j uw lijf voort- zij'n huis het koninglijk gebied ook beftendig koomen zal , .... , ~. , , cn ik zaï zijn verblijven zal. 13. Die zal uwen wensch vervestiaeniik be vul]en ■> °P c,at Mijne uitwendige Majefteit alvs. is- Die om geroemd worde , en tot vergelding daar zal mijnen ° . naam cen huis van zal bet konmglijk bewmd zo lang m zijn zal1"'dm "od gefla$ blijven, als de burgcrllaat 'cr wezen zijns koning- Z!U. Dien j on gen Vorst zal Ik grootelijks be- ïijks bevcsti- J ° \ gen tot in ecu- gumtigen. Zijne jeugdige oncrvaarenheiQ zal W vsh.C 14' ik zal door Mijn vaderlijk onderrigt te gemoet gehem z.jn tot ]coomcil worden. 14. En hij zal zich als ccn een vader en T J hij zal mü ziiu gunftcling, als een gehoorzaam zoon der optot een' zoon, „ .. , ., , .. • dien , ais hij perfte wijsheid naar Mijne onderwijzingen S^i^e^fchifckcn, en, wanneer hct gebeurd, dat hij menfehenroede z;cij vergrijpt, zo zal Ik niet ftraks befluiten en met plaagen . T, , , , der mepfchen tot zijne oiittrooning, neen, Ik zal hem dan kinderen flrai- vcrncdcren door meiifchcn, en met de ramvS. 15. Maar pen die doorgaans op een onvoorzigtig huis- mijne goeder- r ' 1 rr lierenhcid zal lelijk befluiïr VOlgCll , llClU kastijden. 1$. Zoil- wWtene,rageUjk der dat lk daarom op zal houden hem in zijn 'veggenonien'-1 koninglijk gezill tc bcgimltigen, gelijk Ik Omheb van Saul, trcnt Saul deed, aan wien lk Mij geheel dien ik van .. ... voor uwaange- Ollttrok , Waar Vail gij OOg-getuige Zijt gegenomen. WCS' weest. 16. Neen, wat 'er ook gebeuren mag, vs. 16. Doch mvc fomilié zal in wezen blijven, en van uwen uw huis zal it beftendig zijn, tijd af aan onveranderlijk het rijksgebied berij^tot'in'ecu- houden, ja uw rijkszetel in Judd's ftam geuw''aangczVigt0r, vestigd zal de belofte hebben, dat dc fcepter. het laatst van Davids leeven voorgevallen zij, en dat Salomo dt-s d jaaren had. »/. is. Duidelijk Mus. dit ik afzette tm veer v plaats te makelt.  der. KONINGEN. Hoofdd. VII. 507 daar van nimmer zal weggenomen worden. — "jy^g1^ 17. Overeenkomftig dit voorftel verhaalde Na- wigheid. than alle de bijzonderheden van het gezigt a!Jsd'ezè woorwoordelijk aan Koning David. i8. De Vorst &n« nad« zeer aangedaan over dit gunftig gevoelen zij- aizo rprak Na- ... . f • 1 j tuan tot DA- hes Gods en Koning begeeft zich naar den VID. Tabernakel, om daar in de zigtbaare tegenvvoordigheid der Majefteit, zijne dankbetuiging ÖAy^in « met de hartelijkfle aandoeningen afteleggen, aangezigt van Mijn Koning en Heer, zeide hij, welk ccn eer ^"fwf"^ voor hem, die zo gering in ftaat, zo laag in ^amo^ bekwaamheden, en van zulk een onaanzicne- 'wat is mün „_.. .. huis , dat Gi] lijk geflagt ben, dat Gij mi] met zulk eene mij tot hicr toe uitfteckende eer boven mijnen voorganger be- sebrasc hcbt? kroond hebt, daar Gij de kroon erfelijk in mün geflagt maakt. 19. En hoe groot ook vs. 19- Daar .... . 1" 1 TT t0e >S dit i[1 dit gunstbewijs zijn mooge, het lchecn u nog uwe oogen nog niet aanmerkelijk genoeg te zijn. Het behaag- ^j^0l de U aan dat gekroonde huis nog te verbin- vab >. maar Gij a j hebt ook over den de beveiliging en bevestiging van andere hct huis uwes voorregten tot tijden , waar in ons uitzigt Ê^^*"^ ver te kort fchiet. En dat alles, groote Ma- «*»».t jefteit! hebt gij op zulk eene iniiecnicnde cn dewetdermen- , , , , ^ fchen Adonai, gemeenzaame wijze bekend gemaakt , en zo ^„„a; duidelijk, als menfehen gewoon zijn met malkanderen tc lpreeken. 10. Ach! wat zal de w™;za* door dankbaarheid geheel verrukte David nog meer tot , . TT n fpreeken ? zeggen, om zijne gevoelens nader voor u op- wnnt gij kent tcgceven! Hij is ovcrftelpt! Het is ook niet noodig. Gij , mijn Koning! Gij peilt alleen 2ij*n hart. Gij doorgrond op dit oogenblik •os. 19. V ene ma vertaalt dat laatftc onder den rang der Aitamicttii, het word 'er niet duidelijker door. — Belofte , die als een wet door menfehen nagelezen zal worden. $cunbk.k. eb. dit komt nader.  5o8 Het TWEEDE BOEK vs. ai. om zijne gevoelens. 21. Dit alleen zeg ik, nog, uw's woords d t ik ten voljen overreed ben , dat 'cr in wille cn naar ' uw hart hebt mij geene vcrdienftcn zijn, die mij zulk ecn' groote 6dingen gunst waardig gemaakt hebben; doch Gij doet nwe*akn'egt bë- het, °m dat het U behaagd heeft, en om dat gij kond te maa- ai val, vroege tijden uitnccmendc toezegginvs'. ï». Daar- gen aan mij gedaan hebt, ook omdat uwe geg"dot Zj\bJab negenheid zo groot jegens mij is; daarom, ja Ehbim, want daarom is het, dat gij uwen dienaar nog ver- daar is me- , dj j rband , gelijk waardigd hebt met de voorfpelhng van die il\?cnÊ?obtm, uitfteekend groote wcldaadcn , die Gij nog doen naar Ses* dH zult- Daarom fpreekt onze ondervinding wij met onze en w dit getuigenis volvaardig af. Onbe- ooren gehoord . ° .. T. ^ , hebben. grupehjk vcrheeveit zijt gij Koning cn God, wieS'is f gelijk geen Majefteit kan oit of oit met dc Uwe in uw volk, gc- vel.ovlijking koomen, en alle grootfehc denk- li'k Israël een ojd ,.. . tt ... ,r eenig volk op beelden van goden buiten U verdwijnen zclts, EiïbiiX heek zodra men U kent. 23. En waar zijn onderziel. foT'ëen daanen , die met dc Uwen vergeleken moogen volk tc verlos- Worden onder de mastigftc volkeren des aard- fen , en om . , , „ . . zich eenen bodems, waar is eene natie door God zelvcn Kn™ en om UÜ de flavernij zo onmiddelijk tot cen Volk voor vlieden opmaakt waar door de Godheid zelve verdeze groote en o ' .. . vcrfchrikkeiij- maard geworden is, cn daarbij door cen reeks doendiaan" uw van aanmerkelijke en ontzag verwekkende wonïand, voor het , ZQ veri]eerlijkt, dat de inwooners van aangezrgt uw s J volks, dat gij dit Kanaan zelfs verbaasd waren, een vont, vc;\on£ii?bt", dat Gij bevrijd hebt van dc magt der Egyp' en MdSÊlr tenaaren , der heidenfehe volken Kanaan belim [verdrij- wooiiendc , en van hunne magtige overheerv'vt'!i. En gij fchers. 24. Dat door U vrij gemaakte Volk & uwbevvesk hebt Gij in hunne voorregten bevestigd, in huntigd u tot ecn uitzichten verfterkt, toen Gij u als hunnen volk tot in een- ' , . wisheid: cn gij Koning verklaarde. 25. Verrukkende dank- Jcbovab ziit , hun tot ecu Elobim geworden, vs. C5. Nu dan Jebovao Elobim! doe  dër. KONINGEN. Hoofdd. TIL f-/3 Hof voor een Vaderland - lievend Vorst! Ik dit woord dat ... ,. Gil over uwen heb niets meer te verzoeken tot heil van dit knegt en ovet volk, dan alleen dit: bevestig Uwe toezeggin- ^J"ookhens „f^ gen aan uwen Onderkoning, en over zijn huis- ^JJjj^gJ * gezin gedaan tot in lengte van dagen. s.6. En doe, gelijk ai* ,. i tt •.. Gij gefprookeu met die weldaad bhjve de roem van Lwe uit- hebt° fteekende gunfte in dc 'harten der beweldaa- ^."fSSJS diaiden, ia dat elk opmerkend Vaderlander da- groot gemaakt . , , . , , . j cv tot in eeuwig- gelijks ftofle hebbe om te betuigen; gewis de Je- heid, dat men hovah, de gebiedvoerder over dehemelfche mag- ^f^tTu- ten is Israëls groote Veldheer en Befcherm-God **• ovcr /*- ° . raVl en liet en het koninglijk huis van David is ons zo tot huisuw'sknegts heil, dat wij allen wenfehen moeten, dat Uwe n^j? za zijn gunst maar beftendig over het rijksbeftuur róor uw aange, blijve. 27. Wat behoef ik verder aantedrin- vs. 47. Warft gen , Gij gebieder over de hemelfche magten! °g\\ eL Gij de waare Koning van dit volk, Gij hebt ""^('[vÓori mij zelfs die bekendmaaking gedaan, dat Gij de ooren nw;a J ,1 knegts gcopen- mij zelf een vorftelijk paleis, dat duurzaam haard zeggenwas , ftigten zoudt. Dit verrukte mijn ziel! d|n: z'^oun. Dit was oorzaak , dat ik deze beede voor we"« daarom ' heeft uw knegt Uw aangezigt uitftortte. 28. 't Is eigentlijk u zijn hart ge- , , , . , , . vonden , dit geen bede, t is geen verzoek, t is alleen, gCbed tot u te mijn Heer jehovah, een dankbetuiging. Gij bid^n'„8. Na zijt ecn Koning der Koningen, de God der dan waarheid, uwe koninglijke toezeggingen zijn zijt die EMim* aan de wisfelvallighcid der vorftelijke gunften z„nèn\va;uS vs. 17. Die op dc afwisfeling der eertijtels aan Gode door David gegeeven let, zal eene waren amptenaars zorgvuldigheid in het gebruik der tijtelen Adonai, Zeba'óth 'en Elobim hier vinden, die hem altijd tot opheldering elders kan dienen ; 'mijn Lezer die geneigd mag wezen hier aan den Blesfias te denken leze Bonnets Leerredenen, doch daartoe kan men niet komen dan door den dubbelen zin van Venema , 30 zorgelijk toetelaten,  510 Het TWEEDE BOEK ziin cn cühebt niet onderworpen, daar het U behaagd heeft, uwen knegt ge- onverzogt zelfs, Uwen Onderkoning daar van fprooken^ ^ fje toezeggjng te doen. 29. Het behaage ü beüeve het u dan verder, dit is het eenige, dat ik te vraa- nu , en zegen ■F Jiet huis uw's gen heb, mij te begunfhgen. Vaar voort, jji^euwrgheSd het hof van Uwen Onderkoning te beweldadige°z°igt zij7, want Scn> rnaak dat beftendig, maar in uwe gunfte. Gü Jebovab^, Ik verlaat mij, grootmagtig Heer, Jehovah op thet] ge'fproo- uwe belofte. Met dat begunftigd woord zal «wen en zegen '£ koninglijk hof van uwen Onderkoning voor zal uw's knegts a tijd beweldaadigd blijven. huis gezegend J dj worden tot in eeuwigheid. VIII.HOOFDD. AT . ' ■ ';.~'L Vergelijk 1 !• i.^ a eenige rust befloot oe Vorst zelf CArcn. xviii, aanvallender wijze de oude vijanden van het vs. 1. En Israëlictiesch volk te beoorlogen, daar zij hct dfarngafStDA- la,ld ' aan J ac O bs liageflagt beloofd, nog iri vid de pbiiijïij- bezit hadden. Zij, van zijn toeleg verwittigd, nen floeg , en , . , .J', ,J. , „ bragt hen on- begeeven zich in t veld en raaken Haags, itm Cnmu 'cb- docn met dien ongelukkigen uitflag, dat hunne ^',".?.^.™t der Armée gellagcn , en de ganfche natie onder Philiftijnen . 0 iand. cijns gebragt werd. Om zich van hunne ge¬ hoorzaamheid te beter tc verzekeren, veroverde hij in het bijzonder hunne hoofdftad Gath, en lag 'er zijne eigene bezetting in. —» aocg hij de 2. Daar na wendde hij zijne zegepraalende W. 1. Deez' ftad word anders Gatb genoemd, het kan ook zijn daliet hier een fchrijfFout is als men het met de Chronijken vergelijkt, en betekent Gatb met de onderhorige dorpen; hunnen Acms werd naar alle waarfchijnlijkheid als afhanglijk Vorst over de Philiftijnen door David gefield, hij is waarfchijnlijk niet meer die Acms geweest, aan wien David zo veel verplicht was, en zo ja, is het edel in David dat hij het nationaal belang voor zijn eige verpligting laat gaan. »f. 2. Hij mat met twee fnteren dat is de lengte van twee fljperen, m  der KONINGEN. Hoéfdd. VIII. 5*1 wapenen naar eene andere zijde van het land. i»J««w«'«»' en 1 J mat hen met Hij tastte namenlijk de Moabieten aan , met cen fnóer , zulk een gèwertschtan uitflag, dat hij het gan- aardfnederiég- fché land onder zijne magt kreeg. In de uit- fen > en mac J 0 0 LmetJ » twee voering van het wraakvonnis hun reeds in Snoeren «* M o-zes tijd voorfpeld, hield hij dezen ver- en" een "vollen zagtenden weg, dat hij wel alle de lieden ge- ^"^i heel flcgtte, doch in het uitroejen van de on- ten. Aizaweroerdaanen veroordeelde hij wel een gedeelte bieten david van de onderdaanen tot den dood, doch verre brengende81^ het grootfte gedeelte liet hij leevendig en maak- fchenken. te hen geheel af bangelijk van het rijk, brengende zij hem dc hulde als hunne fouverein. •3. Hij zegenpraalde vervolgens ook over Ha- vs- 3- Davib ' „ , floeg ook Ha- DADEZER, IvECHOBS z0011 , die 111 Zljll rijk DABEZER , den vermaard was. Hij was Koning over dat ge- X^,XnK<£ dcelte van Sijri'én, dat Zoba genoemd word. ni"s van z°'>« Ook was hij oorlogzugtig, en had zijne wa- teebt (gericht) penen gewend aan gene zijde van dien arm 'Êupr'^n zij» des Eupbraais, waar David de volken on-C^|(B """" die binnen het eerde fnoer waren moesten fterven, die binnen hct tweede wierden levendig gehouden; zo neemt het Verschuir in Disf. *d Num. XXIV, dit is niet duidelijk, want men komt dan op de gedagte , dat de helft gedood zijn , of men moet hier eene verbaasde invulling tevens maken; in de zaak vind ik geene wreedheid maar welgematigheid in cen Oostersch Vorst, die nu in de gelegenheid was om weerwraak te neemen van een gedeelte der Philiftijnen , welken hem toen hij te Zikleg leefde , zo veel zorge en beklemdheid gekost hadden. Vknema heeft dit alles ontgaan door de fnoer ten leven langer te maken, het geen de text ook met ronde woorden zegt. vs. 3. Mus. heeft beflisfend in eene bijzondere verhandeling bewezen dat dit Zobx het bekende Niftbis bij de ouden is — waarfchijnlijk had die Vorst onder de zwakke regeering van Isbosetu die veroveringen, g^müakr.  Het TWEEDE BOEK der de gehoorzaamheid van Israël gebragt had* vs. 4. En Da- bedugt voor Davids voorfpoed. 4. De ArSfizeT [wa- meëu van beiden de Vorften Haags raakende, gens] af en ze- d die van dcu Sijriefcheu Vorst zeer geven honderd J , ruiteren , en havend , iooo ftnjdwagens werden er vero- ^^X- verd, 700 ruiters,, en .oooo man bleef 'er op ontzenuwde 7- het Oagveld. De Vorst, wien zulk cen aantal ie wagenpaar- van kriieswagens en paarden in handen geval- den en hield JO ° . , , daar van hon- len was, was voorzigtig omtrent de oorlogs^edrigWaSenen rechten, door Mozes opgefteld. Hij droeg zorg, dat alle de paarden onbekwaam tot den oorlog gemaakt werden. Alleen behield hij ' tot bijzondere oogmerken, wanneer hij buiten het erfland ftrijden moest, 100 van die wagencn over, terwijl hjj de anderen verbrandvs. 5. En de dc. — 5. Deze oorlog, had nog meer gevoP vimZnklT «én* Het nabuurig Sfjriën, namelijk dat van men om Hada- deszelfs vermaarde hofftad Damascus haare beKotóng'vanz<(-noeming hebbende, deze gevolgen ziende, ™aar?£ "nSvrt achtte het van belang te zijn, den Koning doeg van de sij- Zoba met nieuwe magt te verlferken. riers twee ,en v ^" . j i_ j twintigduizend ]\jcn raakte dan andermaal mct deze bondgcmM' nooten flaags, en het geVolg was, dat 'êr van dc vereenigde Armée der Sijriers 22000 vs.6.EnDA-man op het flagveld bleef. 6. Davïd bd- vs. 4. In de proportie is ditmaal de lezing der Chronijkcn waarfchijnJijk 7000 ruiters. — Mus. meent uit de Chronijkcn op te maken, datze niet op het flagveld gcfncuveld maar krijgsgevangen gemaakt zijn door influiting en uithongering , hij ontleent die gedagten uit Pfalm XXXIII: 10 —11. cr. 5. Uit Pfalm XLIV. zou men> opmaaken, dat 'cr ook door Davib al eens een veldflag tegen hen gedaan is , waarin zij de nederlaag geJiad hadden. — De Koning der Sijriers was waarfchijnlijk dc dapper a c h a 9.  der K 0 NINGE N. IIo g f d d. VIII. 5ij êiehdc zich van dien gewonnen veldflag ge- ïukkiir. Hii drong ook in dat Hjk d ér, en rit» van Da- . , , , r-,n • i rv T„ mnsctts en de bemagtigde zelfs de hoofdftad Damaseus. Ja werhij Hragtj gansch ó7/r/& aan deze zijde van ^^Vet den Euphraat onder hct rijk , zó dat deze gende sj'^envolken cijnsbaar werdén. Geduurende deze 0«t' behoedde veldtogten ontdekte men duidelijk [ dat j^Ao jl^hT^ec! vak den ovcrwinnenden Vorst in alle gevaaren neh toog ..... 1 . "b. /. L.Ï1 UA™ aanmcrkélük behoedde. 7. De bint bij dezen vid nam de . • ., ' j ^ fin goude fchilden , oorlog verkreegen was verbaazend gioot. Un- (lie bij Hada. der anderen waren 'et goudeil fchilden op de ijw*» ggag? eerfte hovelingen van HadaDezeRs ver-waren cnbragt- ^ r 1 f ze te jcrufa- overd, welken de Koning naar Jerufalem het voeren, en in den tabernakel bewaaren. 8. Ook $mDdej kreeg men een verbaazendé meenigte kopers; Koninfc Davto 0 ■ , , zeer veel ko- 't geen mén vond in 2 ltceacn het ach na- pers uit .... r. r .- 1 •■ j o-- • en uit jïe- menhjk en WttothaS , bij de Sijriers meer rsfifl? Hada_ bekend onder de naamen van Thebbath en Jfcg**. n*d^ C5i«»l 9, 10. Een wijl daar na verfcheen Tuoi, 'de Ko- het leger van 'sKonings zoon. 't Was Jo- ™fé "oorde^ ram^de zoon vail'Tnoï, den gebieder van daa,tlf°aev!d „hj- Siirië-i- Hamath, die vernomen hebbende, hoe van HadadeJ 1 ,' - . , , zf.r geflagen zijn grootfte vijand Hadadezër door den had, Koning overwonnen was , zijne verpligting ^g- £. hier voor betuigen wilde. Hij doet hem dan nen^ zoon JoVriendclijk en eerbiedig zijnen vorftelijken Koning david . 1 11 .. •• om hem te groet, wenscht hem narteiijR gelUK met zijne vraagen naar overwinning over den geweldigen en oorlogzug- ziinen welIland' dj. 8. Waarfchrnliik Betajecb bij Palmijrent, het andere Btrotbai lag Sliet verre van het meer bekende Lap/heus. vs. 9. Hamatb aan de Orontls, waarfchijnlijk Balbei of Helic-polis volgens zommigen. vs. 10'. De kopere vaten zijn hier kostbaar , zijnde vaa TanSaei of torintlscb koper gemaakt. ÏV. Dsel. K.K  5'4 Het TWEEDE BOEK «n om hem te u§en Hadadezër, die hem geftaadig ont? ïcgcien van rust had. Hij' erkende, om deze rede aan teTn1Hddadhe- hem verpligt te zijn, verzogt om zijne vrienden hëm^eW fchap en wenschtte, dat hij 't vorftelijk gegen hai (want fchenk van keurig bewerkte zikere, goude, Hadadezër ... , , voerde fteeds en kopere vaten door zijn s zoons hand met Tnrf) e.ieS1n genoegen wilde ontfangcn. n. Van alle dezijn h,an l wa" ze fchatten behield David de keurigften ten ren zdvere va- ^ „ . ', .. , ten en goude diende van Jehovah zijnen Koning , bijzonder ^vaten" k°Pe* dezen van Tuoi'. 12. Even zo deed hij met Ve^de'Koning al den gemaakten buit op den Sijrier, MoaDavid ook Je- jjjet Jmmoniet, Philiftijn, Amalehet, bijzoii- bevab heiligde ' ,, met het zilver der met die van Hadadezër, die allei*at hij ïèhei- praaiigst was. 13. Bijzonder werd hij bengd had van md door eene heldhaftige verrigting op alle Heidenen, „. die hij zich on- zijn zcgepraalenden terugtogt van ötjrien* 1 ederworpen had. weten de gdomietm nadden de grenzen veraf'? j? IZ ontrust, Ab i s aï had hen gekeerd en 600 man öloab cn van ? de kinderen o-eflaa, eerlijk wezen. 17. In het kerkelijke was Za- „ vc- 17 i?? 0 J ' J Zadok , Acki- dok hoogepfiefter en Ebiaïiiar diende, tubs zoon, en . . , .. , ■ , ,, Ebjatbar AciII- om 111 gewigtige zaaken zijn plaats te beklce- melechs zoon, den. Ze ruja was de eerfte ftaatsfehrijver. ™n ^ 18. De bevelhebbers post over dc lijfwagt, ja was Schrijecn zeer gewigtige post, werd door Benaja . vis. is. Daar bekleed, zijnde die lijfwagt in 1 kolommen ™s verdeeld, vermaard onder de biizondere naa- Jojada met de ' Cretin cn dc men van Crethi en Plethi, en, offchoon an- pietbi .- maar , vt n ] ■ i Davids zoonen dere Vorften gemeenlijk hunne kinderen aan- uittiitn der. fielden over de lijfwagt, behielden Davids "rft"> zoonen den rang boven alle anderen, als Prinfen van het rijk. vs. 17. Dit was door den affchrijver verkeerd omgezet, dat blijkt uit I Sam. XXI, dezelfde fout is in de ChronijkcB. vs. 18. Eigenlijk waren zij van den rang der burgeren en geestelijken uitgezonderd : omtrent de Cbreti en Pietbi ben ik in het onzekere, het naast nog in Ikkns gedagte. Kk i  5i<5 Het TWEEDE BOEK tX. HOOFDD. y^v vs. i. En da- i. \J n d e r t u s s c h e n konden 3e voorfpoed ^nogtoand* zijner wapenen , noch de menigvuldige rijkszaa-* die overgebiee- j^n door den grooten Vorst in orde gebragt, ven is van het ' , . , huis sauls,dat David belemmeren, om menigmaal aan zijn heid Tandem vriend Jonathan te denken. Bij zekere doe, om jo- gelegenheid bewees hij dit. Hij vroeg toen tiATHANS Wil- J ■> _ te? aan zijne hovelingen, of zij nog iemand ken¬ den, die uit Sauls bloed was; eene vraagt die niet voorkwam uit eenigen agterdogt, maar vs. e. Het uit ecn voorneemen, om zulk eenen zijne ko- h"d SAU'eenen ninglijke gunst te doen ondervinden uit ach- naaCm 'wafzi- tinS> die hiJ voor Jonathan gehad had. ja. En zij 2< Om deze vraag het best te beantwoorden riepen hem tot r, y j tuviD en de gaan de hovelingen naar eenen Ziba, die de toT'hem : "zijt zaaken vah S a u l s huis veelc jaaren getrouw gii zibaï en ^gflmird nad. Zij leidden hem ter gehoor bij hii zeide: uw J . , 'c tnegt. hunnen Koning, die hem minzaam vraagde ot Koning' zeide* bij die Ziba was, waar aan het huis- van iemand1 van het zijn' fchoonvader, van wegens zijne getrouwhais van saul, ne;d zo vcej verpligtiiig had? 3. Verder: of dat ik Ëlobini's , _ n • 1 weidaadigheid 'er nog iemand van Sauls gellagt in leeven Toenhzeidedzi: was ? Tot Davids verwondering is het ba tot den Ko- antwoord ia, zelfs ecn zoon van Jonathan, riing: er is nog J 7 een zoon van \ geen David niet vermoed had. Nu Vraagt genagën "is hij zeer nieuwsgierig naar den ftaat en de bevdse'1 VÉ'n °de lotgevallen van dien Prins, waar op Z i b a Koning zeide iiem \\\ \ bijzonder het ongeval verhaalde, is hij1?'en Ziba waardoor hij kreupel was geworden. 4. Straks Koning1" zfe'! vervolgt de Koning: weet gij ook, waar hij hii is in het huis z[c\-, tegenwoordig bevind. Ziba: ja! niet van Machiu , 0 , ... < •• t den zoon van ver van den ri]kszctel van zijnen oom IsbqiZuEï. ' tc zet tï, te Lodebar bij eenen Machir eenen vs. 4. Lodibar is in 't Ovcrjordaanfche gelegen.  der KONINGEN. Hoofdd. IX. 517 Mamsjtet. 5. Nu heeft de Vorst zijn wensch. vSj s. Toen In allerijl worden nu de renbooden in koning- ning David lijke wagens afgezonden, om ten zoon van 6hem"uil. zijnen besten vrind ten hove te brengen. hcc huis Ya!l . ° Macmir. , den o. Voor den Vorst ter gehoor geleid, maakt zoon van amhij de diepfte buiging, en betuigd: dat hij, Va" **" fchoon van het Koninglijk bloed , nochtans M£'H&ö£:ra! genegen was, om zich als een der geringfte °p z«n aan" , , , , , , , gengi en boog geen kwaad vermoeden te hebben, zo als an- zich neder. En ders fcheen, uit hct fchielijk opontbod. 7. De mep^boze™ 1 Koning brengt hem ras tot andere gedachten en zeide: ^ l) 0 zie hier is uw hem verzekerende dat hij niets te dugten had, knegt. dat hij hem alleen ten hove ontbooden had, vid zeide tot om hem zijnc koninglijke gunst te doen on- / w™ik dervinden uit achting voor zijn Vader , en zal zeker wcl: J riaadiglieid bil zorg zou draagen, dat de vaste goederen, die u doen , om niet tot het rijk, maar aan het huis van Saul Satoan's^wUbehoorden, tot zijn vorftelijk onderhoud, hem le» ,en 21,1 . 11 alle akkeren -tc rug gegeeven wierden. Voor het' overige uw's vaders .... , , . . Saul's weder- kon hij even als een der pnnzen van den geeven en gij bloede aan het hof zijn leeven doorbrengen, j^'ood «ten""! indien dit hem aanftond. 8. Mephibozeth mijne tafel, i , , , , .. vs. 8. Toen nad geen gedagten, dat hij zo zou ontvangen boog hij zich worden, hierom was hij verrukt, terwijl hij ^iiw^kneg?' tevens indagt, hoe ver zijne familie vervallen ö?: g}>. om«?- 0 ' J zien hebt naar was. Het een en ander doet hem uitbarsten een' doodeq in deze woorden: Edelmoedig Vorst! wat be- blm ' weegd u zo veel gunden te bewijzen aan iemand, die niets meer, dan uw onderdaan is, ja zelfs door zijn vernedering en ongelukkig Jot in zijne jeugd, een der min aanzicnelijkflen in het Koningrijk. 9. Dan, onaangezien ^J^m Kk 3  gil Hct TWEEDE BOEK ziba ^ saül's dezc betuiging , liet de Koning het bij die jongen, en ze ;-belofte niet. Hij ontbood Ziba, zo getrouw ai wat 'sTul aan de belangen van Saul, en bij zijn lecSf gtSrftte ven een bediende van hct hof; cn verklaarde huis hei> ik tien jiem ^ jat hij alle de vaste goederen, welii°e^na"eëvcn" ken Saul zo door geboorte, als door aano»S4°g$£r winding geduurende zijnc regeering bezeten hem het land , i „n lia Isbozeth's dood aan de kroon bearbeiden gil, , cn uwe zoons, vcl.vaiicn waren, door Mephibozetii, ais ^TenkS kleinzoon van zijn ouden Heer cn Koning, I^renYn^op hi erf bezitting zouden genomen worden. dVuw's" Hee- IO- En ({at hij hem (Zica) wegens zijnc ge^be°,0dM°tój trouwheid aan dat huis het opzigt over alle ^l'z^uf de die'goederen had toevertrouwd; vermits hij zoon van uwen „• talrijke familie had, was dat Ambt zeer Jlcer zal gc- J ■ ]• <ïmirig brood gefchikt voor hem. Hij beval hem m dien *T«afd. "Ij- post zorgvuldig tc zijn, waar door de familie 35/1 ™ zo^en'" van den kleinzoon van zijnen Heer rijkelijk ^ twintig i3Cftaan zou hebben. Mephibozetii zelv 'k"lï™u. En kon aan het hof leeven. - Ziba nu was dén* KonVg" vrij aanzienelijk. Hij had 15 zoonen en co naar alles, dat jjjfdgeiien. i1* Maar uit dankbaarheid aauKÖning^zUnen Vaardde hij deze bediening, beloofd den Kofe? laibiCuw ning getrouwheid in zijn' post, als ook, dat &„deMÊ- Wj, bet genoegen hebbende, om Mepiiiboj.„ibozkth eé-ZET„ te bedienen, hem met zulk een ecrr?nenr"ina!; bied zou behandelen, als of hij een zoon van èoningf zo" den taps regeerenden Koning was. 12. Me■ncn züu. pintozETli nu had ecn jongen erfgenaam, mwozÉth nte met naamcMiciiA, die de goederen in be- £n zoon^wkns naam was Micua. En alle, die in het huis van Zica vi. io. 't Geen hier verhaald word, ziet zeer waarfchijnelijk op plegtige gelegenheden, die 'cr ten hoven ware, niet oP eiken dag-, dat is eene goede aanmerking van FMH bij IIak^ar's waarnemingen.  der KONINGEN. Hoofdd. IX. 51^ zit moest krngen , maar het beftuur bleef be- woonden, wa- r, r\ j Mepiiieozeth's ftendig 111 de Familie van Ziba. 13. Onder- knegten. tusfehen hield Mephibozeth zijn verblijf w™ml?- ^ aan het hof. Hij at bij plegtige gelegenheden phibozeth tc , , . .... r , . Jerufalem, om geduurig aan de koninglijke tafel, en met te- Sat hy geduugenftaande zijn gebrekkelijk geftel, was hij TD%*\™tl % daar in groote achting. u~> |ireuP.c1 0 0 aan beiden zij¬ nen voeten. ~\T , ,. , j x' hoofdd. 1. J_^'iet lang duurde die gewenschte vrede, Tegelijk mct waarvan wij fprakcn, integendeel werd David 1 &>"n- xix- , . c „ vs. 1. En het op het onverwagtst weder in een rellen oor- gefcMddc daarlog gewikkeld, zonder dat hij hierop het min- Jjgj^^'aS: ften vermoeiden had gehad. Daar hij namen- ren Amman: ■ , 1 ftierf en zijn lijk, geduurende zijne regeering, 111 goede zoon c*«»«» verftandhouding geleefd had met Nahas den Z^Jfuml Ammoniet cr , die nu geftorven en tot opvol- ys. »• Toen D zeide David : ger zijn zoon Channun gel-reegen had , ik zal weidaa- 2. Béfloot hij uit waare achting voor den tl^cbannun" overleeden Vorst, om met den zoon de vriend- ^e"H^°™ fchap te bevestigen, en hem' op allerlei wijzen ais zijn vader , „• 1 j • ' wcldaadigheid te begunftigen, en zond tot dat emde een ain raij gedaan vorftelijk gezandfehap af, om den tegenwoor- heenen"! digen Vorst de rouw over zijnen Vider te om hem door 0 , '■ 1 1 den dienst zij- bcklaagen, en verder, naar bevind van zaaken ncr knegten te het verdrag te fluiten, 't geen dan met dat "°™uc" V°J£ oogmerk ook ten hove kwam. 3. Maar de En de^ knepen rijksgrooten, die niet anders dan oorlog met men in «etiand Israël zogten, ftookten den onbedrecven Vorst X»,»/" cie" ten fterkften op: geloof niet, zeggen zij, dat ze"en3de dit gezandfehap uit eerbied voor wijlen uwen ften der kindevader komt; naar onze gedagtcn is het enkel, tot hunnen om den toeftand van hof en ftad te zien, en cu"uau"ib uwe vader vi.er " , ,va!1 ° Betb-Recbab en Verzekerd te zijn, huurden men zelfs nog hulp- de sijrüts tan troepen van de nabuurige Sijriers; van dutimd'^oe? Rechab en Zoba kreegen zij 20,000 man; van j^W^gv? Maacha's Koning 1000, en van dc grenzen MaScba duïf , ,^ , zend man , en van Gilead 12,000. 7. David verneemende, van demannen dat zijne vijanden reeds in aantogt waren, \^yulm\ mll^ gelast zijn veldheer Toab hen te gaan opzoe- vs. 7- Ais , '. , . . , , David dithoor- ken mct de Armee , waarin nu de bloem van de zond hij Israels helden was. 8. De Hoofd-armée der ,hef ^"„^2 vijanden nu verdeelde zich in tweeën. De hdr, mL'c cie helden. Ammonieten bleeven tot dekking van hunne vs. 8. En de Hoofdftad Medeba en derzelver nabuurfchap' „'"„/""tongen liggen, terwijl de hulpbenden eene andere °%agódrd" Armee uitmaakende , op ecn afftand gelegerd voor de deuren lagen, zoekende de Israèlietiefche Armée tus- n,earar té "ijfchen 2 vuuren te lokken. 9. Maar Joab™Y2/™ bemerkende uit de bcwecging der vijanden hun de mannen van ö 0 J Tob en MaScba, pogmerk, om de Israëliërs vau voren cn van die waren bijagteren tevens aantetasten , verdeelde zijne ™"ler 111 lie£ magt. De beste cn talrijkfte hield hij onder vs- 9- Ais nu 1 '3 jj Joab zag, dat zijn eigen gezag, om daar meede tegen dc ver- de fpits der . * ■ n -.j r-> • dagorden tegen eenigde Sijriers te ftnjden. 10. lJe overigen hem was va„ gaf hij onder het beftutir van zijn broeder Abi- a°°j™ en v™ sai, die den Ammoniet flag moest leveren, verkoos-hü uit' doch niet dan ingeval van aanval. 11. Men zénen van n•fprak af, de Communicatie tusfehen beiden zo J^'m c"n ft^''j* veel moogeliik open tc houden, op dat dc tc's"n tc s'i- riers aan. ys. 10. En het overige des volks gaf' hii onder de band van ziinen broeder Abisaï , die het In orde ftelcle tegen de kinderen Ammons aan. ys. 11. En hii zeide: zoo de Sijriers mij te fterk zullen ziin, zo zult ^ij mij koomen verlosfen en zo de kinderen Ammoiis u tc ftcri; zullen vs. 8. Bij Ptolf.neiis anders genoemc , wij denken dat die (treek sjau Aschlr bedeeld was geworden, maar do.or hun niet veroverd, Kk 5 '  5*2 Het TWEEDE BOEK zijn, zo zal ik Armee in ftaat ware, om de te kortfchietende te^erioJfe™" Part'j tc onderfteuncn. 12. Voorts bcvceld vs. 12. Wees Joab zijnen broeder zich dapper te gedraa- fterk en laat •> J " ? ons (terk zijn gen, daar het de zaak van Israëls God was, cn°r voor V°de voor welke zij beiden ftreeden. De uitkomst pedén ™n^on- moesten zij, in hunnen post getrouw zijnde, jcbovab nu aan de keus van Jehovah zeiven overgeeven. doe, wat goed , T , _., . is in zijne oo- 13. Daarop rukte Joab tegen de Sijriers met ï' vs 13. Toen ZU^ eBn 0rde' maar tCVCHS met zo Veel genaderde Joab weit[ dat zij agter uit deinsden en het op een en het volk . ,J . , dat bij hem was, loopen zettcden. 14. 1 oen de Ammonieten oolc "BcnCde fts!^ aangevallen door Abisaï dit vernamen, ontr/>rr, en zij zonk dezen 00i- de nioed. Met veel verhaas- vlooden voor ziinen aange- ting trokken zij te rug en vielen in de vesZ'vs. 14. Als ting, die zij gedekt hadden. 15. Dus liep deze Jmmomr^lT, veldtogt gelukkig af, waarop Joab te rug dat de Sijriers leerde naar de hoofdftad bij de winterlegering. vlooden, vloo- r 7 tr den zij ook Doch toen de verbondene Sijriejche VorKczlgt van S- ften tijding bekwamen van den ongelukkigen saï en kwamen uitflag hunner veldtogt, oordeelden zij het noo- in de ftad. Ln ö 0 ' ' Joab keerde dig, dat zij door een gelukkiger in het voorjaar weder van de , . ■ , v kinderen Am- weder zogten tc wmnen, waarom men zich ten Téy.rVrJïe™™ ftèrMten toerustte. 16. Hadakezer, de vs. 15. Toen Vermosenlfe onder de Siiriefcke Vorften blonk nu de Sijriers 0 , .... .. ,, , . r 1 zagen, dat zij hierin uit. Hij het alle de Sijriers, die langs aangezigt*""- de oevers van den Euphraat aan deze zijde ilaagen waren, waren hij malkander rukken. De zamelplaats zo veraaderden is zij zich weder Was Chelam, en over deze Armee werd Zote zaamen. ^ BACH een dapper krijgsman aangefteld. 17. Nu londARhéen-n plaatfle David op het berigt van den aancn _ deed de t0ot zich in perfoon weder bij de Armde, «en '"die °op rukte over den Jordaan, floeg zich te Chelam geene zijde der .. rievier zijn , cn zij kwamen te Chelam. En Zo:-ach , Hadarkzrrs Knjgsoverftcn toog Voor hun aanzig' heenen. vs. 17. Als dat David werd aangezegd, verzamelde hü ganscS Israll, cn toog over den Jerdaan, ta kwam te Chelam, en de Sijriers fielden de [dagorde] tegen Davi»  der KONINGEN. Hoofdd. X. 523 neder, en niet lans; daarna raakten dc weder- aan en ftreedeu o "r> u niet liem. zijdfchc troepen handgemeen. 18. JJocn zo vs- l8_ Maar ongelukkig voor de Sijriers, dat zij deerlijk £oode*>™£ geteifterd werden, 700 wagenen ten ftrijd aangevoerd werden vernield, 40,000 mannen meest verfioeg vah de ... r u n „ 7t Sijriers zeven ruiterij waren gefneuveld , en Zobacii ae nonder(1 wa. bevelhebber van de Armée liet zelv zijn lec- g™^™£ ven in den llasr. 19. Deze veldtogt benam ters. Daar toe 0 , . doeg hij Zo¬ den Koning Hadarezer ook al zijn aan- EACH > hunnen zien onder de nabuurige Vorften. Zij pnt- ^°^.n' floesren zich van de verbintcnisfen met hem vs. 19. Toen ö j ie nu alle "e aangegaan, en zpgten op voorwaarde zcits Koningen die van fchatting te zullen betaalen, bij Koning "nAeg^n waren, David den vreede , die zij verwierven, eh ^,>*tj« durfden na dien tijd niet meer onderneemen aangezigt geeenige bcweeging ten voordeele der Ammonie- maakten zij 1 vrede met Is- ten te maaken. ratl; en dien. den hem, en de Sijriers vreesden dc kinderen Jmnitns meer te verlosfen. „, xi. hoofdd. 1. /io gelukkig liep de veldtogt af, die de vs. 1. En het „ , , j-j 1 1 1 j gefchiedde met Koning in perfoon aan het hooid genad nacl; de wederkomst doch het fchijnt, dat de Vorst, geen gebruik ^alfrieingemaakt hebbende van de overwinning op de Ammonieten, die de beftookers waren van den j0ab en zijne oorlog, en hem zo zeer gehoond hadden, ver- ganTch zuimdehenaantetasten. Doch in't volgende jaar, heenen ten tilde , dat de Vorften gewoon zijn den veld- de 'kinderen J ,i ' ïS Ammons vcr- togt te openen, Verwagt. elk van jjavid weei derven , cn iets groots; maar tegen alle verwagting ftclde >^ hij zijne Armée weder onder het bevel van Doch David vs. i3- Mus. volgt de leezing van dc Chrtrn. hebbende 40,000 man te voet, en 700 ruiters. vs. 1 —19. Regt ter fnede vergelijkt Bonnet hct menschlievcnd gedrag van Titüs hier mct dat van David.  5H Het TWEEDE BOEK bieef te jent* }0ab, om den Ammoniet nu feller aantetas» Juiem. ten en bijzonder hunne hoofdlfad Rabba te belegeren, en de Koning bleef tegen zijn gewoonte in zijn huis opgeflooten, zonder door eenige ftaatsbelangen hier toe verpligt te zijn. vs. 2. zo ge- a. Deze ledigheid gaf aanleiding tot een ge^ïlneivo"d-val' dat hct karper van den Vorst het meest rijd, dat David ontfierd heeft. Te weten na ecn' heeten zovan zim leger . ontrond, cn merrmddag uit het bed opgercezen, wandelt wandelde op j 17 , , , , .. , , tec dak vaii "c > °fst om dc aangcnaamc koelte bij de daa- huis , eiT'zag lellde ZC11 in te ademen. °P llet t,ak' vaI1 van het dak cc- zijn vorftelijk palcis, van waar hij een uitgewasfchende. ftrekt gczigt over de ftad had, zo den tijd ruiewasVrzeèT flijtcnde, ziet hij in den hof van een aanzie- fchoon vanaan- nelijk huis eene vrouw zich baadcn. Hii bezien. . . J gluurd deze verngting, zo ver de afftand toeliet , en kon hierbij zo veel zien , dat de yrouw uitneemend fchoon was. De wellust van den Vorst werd daar door opgewekt, w. 3."EnDa- 3> Hij zend terftond een van de dienaaren uit nén,Ze°nonder- zijnen Haram om te verncemen , wie zij vraagde naar Ware. Hij bedoelde daardoor ziinen lust deze vrouw. • En men zeide: te Voldoen , het koste, Wat het Wilde. Hct Bathzeba ,"de berigt was gansch niet gunfiig, maar maakte dichter Eli- dc gewcnschte voldoening bczwaarder, en dus ams , de huis- 0 _ 0 vrouw van u- de genegenheid van den Koning nog heeviger. ter? ' ■ ■ De boodfehap was, dat deze vrouw dc fchoone B a t 11 z e b a was, een dogter van E l a m , kleendogter van den Praefident van den Koninglijken Raad Achitofel, en gehuuwd aan Uria, wel een Hethiét, doch een voornaam Officier voor den ftaat. Edoch de Vorst zond 4 Davi" overkomt ook deze zwaarigheid. 4. Daar haar er. 4, 5. Geeft hct ware van de omftandigheden, indien men het dvj, korc  der KONINGEN. Hoofdd. XI. 525 gemaal van huis was, ontbied hij haar onder booden heenen, cn Hct hn;ir hnH^* eenige voorwendfels ten hove , haar door eeni- ien. En ais zij ge bedienden van den Haram laatende haa- koorn^n" len. Zo dra zij aangekoomen is , werd zij in !as ^j bij haa* 'sKonings geheim vertrek geleid. Hier ver- had zich van klaard hij haar zijne liefde , en zij verblind faid^zuiveRi) door het Koninglijke laat zich vervoeren, Daarna keerde 0 J 'zij weder naar nauwelijks herfteld van haare gewoone zuive- haar huis. ring, begaf zij zich daarop in ftilte weder van het hof, op hct oog hebbende, om dien handel zo bedekt te houden, als maar mo- vs- s. Ell d;e gelijk was. Maar dit viel anders uit. e. Want vro»w werd .. , , r ,. . .. 0 zwanger , zo zij ontdekte lpoedig, dat zij zwanger was. zond zij heeDe zaak kan dus onmoogclijk bedekt blijven, david weetén' Om die rede geeft zij 'er den Koning dan be- ^n zeizWangerigt van, en openbaart haaren amist voor haar geworden. 1 \x j . 1 ■ , , vs. 6. Toen gemaal. Men denkt hierop, en rekent het al- zond David tot lerbest, om hem te ontbieden, en, ware het ü°^zlnTu^Tt fnoogeliik, te misleiden. 6. Straks word 'er den //«r-1\ ml Iot 7 ö" hem kwam, zo het gefchied. Ten hove verfcheencn vraagt vraagde davio , . , , naar den wei- hem de Koning zeer naauwkeurig naar den nand vanjoAB, ftaat der Armée, naar de bewcegingen, die zij „eiitanT van maakten — naar het gedrag van den veldheer, het volk, en , . . , , , . naar den wel- betmgende, dat hij uit zijnen mond hier van ftand van den begeerde onderligt te worden. 8. Na dat het krvf.' 8. r,a:ir gefprek afgeloopen was, geeft de Koniiie: hem na zeIi,de DilvII> ..... . .. , 0 tot Uhia , ga vrijheid om voor cenigeu tijd naar zijn hiris af naar uwhuiss te moogen gaan, cn zich te verfrisfehen van veetïn^toen dc reizen, om hem een doorflaand bewijs van HtIA llit ,.d" kort neemt : zij te voren haren maandlijkfche zuivering gehad hebbende was gewis docr David bezwaDgcrd.  5ciö Het TWEEDE BOEK «itging volgde zi]nc Koninglijke gunst tc geeven, zond hij def CloS Mn zijn huis eene keurige ververfching van aëvSr na' Maar koninglijke lekkernijen door zijne dienaaren. Uria 9'leidde 9> j^gae de list mislukt. LhRiA aan het ciehdneeureVva,ï moeielijk krijgslecven meer gewoon, vind geen 'sKonings huis trek Qm £~ voor cen \{onm tijd naar zijn met alle ue %••(* i i knegten zijn's nu:s te bcgecvcn. Ihj blijft dan ten nove, Setreaf'fa zijn laat zich in gefprekkeu in met cleeze en gcehuvs'. io. En zij nen van de lijfwagt, cn blijft 'er den gangaven hct Da- fci-ien mat, 10. Dit werd den Vorst mede- vid tc kennen, ;' . - ,. zeggende: uria gedeeld, die hem daarop ter gehoor ontbied. in^Un^hufe! Al veinzende vraagt hij hem: hoe, Uria, Toen zeide Da- ■ fa ? j[. heb u immerS verlof gegeeven, vid tot Uria: j. komt gij niet om uw gezin te moogen bezoeken. Wj znx waarom zijt'gii vermoeid van de reize, waarom rust gij nu ineuwimfsTan niet ecr.s uit? u. Uria geeft hem een antvs. ii. En woord, waar in de edele denkwijs van den Uria zeide tot •■ a ■■ ., , _T i ui' David: de ark krijgsman doorftraalde. Vorst, zegt bij, mrj ^/"bhiven dagt, de ark, hct teken van de inwooning m de tenten , Goddelijke Majefteit woond met gemakke- cn mijn Heer "VI ^ •' ■> ■ , , joAr.endekneg- jjn^ maar iu eene hgte opgeuaage veldtent, re" "zijn* gelei mijne meefte medeburgeren en Iandgenooten «pen vcid,'én leeven tans in veldtenten; mijn groote Veldzou ik in mijn jieeJ. t 0 A r> Cn alle de andere Staf-officieren, ?ë-eefen° 'en0" Cn bedienden van mijnen Koning zijn verpügt fn™'"mis! diezelfde kcvcnswijs tc houden, en zou ik, vrouw te lig- onder dat de veldtogt nog geëindigd is, sen ? r zo waar- _ agtig, ais] gij dan in mijn huis mu aan het gemak, en verziek iceftiTn- maak in mijnen Haram overgeeven? ~ dit w. n. Hezel vermoed dat Uria omtrent de ontrouw van zijns Trouw iets vernomen had, en zich daarom zo gedragen had, daar hij anders zo heel niet fchijnt geweest te zijn; is dit zo dan heeft Hess zeer wel aangemerkt, dat Uria's gezegden zeer gevoelig voor den Koning zijn.  der "KONINGEN. Hoofdd. XI. §2?' past geen krijgsman. Ik betuig u plcgtig, dien ik deeze Vorst! dat het mijn opzettelijk voorneemen is, Mak doen zaI' zulks niet te doen. Ik keer weder naar het leger. 12. Nu verder aanteclringen, was hem .„ . ° J vs. 12. loeit in kwaad vermoeden te brengen, hij zcfft dan zeide Davh> • j vi j . .. .. , tot Uria: blijf zeer vriendelijk, dat hij in zijn ijver een wel- ookiiedeniiier, gevallen heeft, dat hij dan dien dag, als het morgen .!|ei" hem lustte maar aan het hof zou blijven, dat df"• A|Z0 '>!eef Uria tc Jeru- hij hem in t kort te rug zou zenden met ƒ«/«»> dien dag, nieuwen last voor den Bevelhebber. Dien «n nagt; a"de" dag, en den volgenden nagt bleef hij dan nog vs_ •. En wagten. 13. Doch in dien tijd bedagt David David noodlg- ... , , de liem , zo nog eene andere hst, om hem tot de wellust dat hij voor aantcprikkclen. Hij noodigt hem namenlijk ter maaltijd, en draagt zorg, dat hij van den wijn 5" hi'Jm^ktè . hem dronken. zo bevangen word, dat hij genoodzaakt was, Daarna ging hij zich ter ruste te begeeven. Maar evenwel ü"t ,deoraaVzich ging hij niet naar huis, maar vleidde zich op "p'^"'^™ eene van de bedden der lijfwagten om zijnen met de knegten dronk uitteflaapen. — 14. Nu bleef 'er niets maar ging niet over, zou de Koning niet ontdekt wfordeo; ^jfêi bijmaakt dan den brief gereed voor Toab, morgens nu ge* J 7 fchie.lde het , om Uria nu maar van het hof weder te dat d.wid eeverwijderen. Het waren geen fchikkingen voor mü-eef ^n den veldtogt, maar het was, helaas! een ftap Joab. Enhij *j 0 ' 1 zond dien door vau. den Vorst, die de fchrceiiwendfte onregt- ^ hand van vaardigheid openbaar maakte. 15. De kóoe- ^vs^' is. ÉnhÓ naame inhoud kwam hier op uit: zo gij op ^^^^ eenige wijze Haags raakt, ftel dan Uria met fteit Uria vooras . 1 1 1 ■• . , . aan tegen over de troepen onder zijn bevel zo, dat lnj den den iterkften eerften en fterkften aanval te wagten hebbe, "rijd' en kecr vs. i%. Had Uria de echtbreuk ontdekt, het was met Batiizeea gedaan geweest. Hij was een man van groot aanzien. Des Konings saam zou door zijne wraak veel geleden hebben. Dit alles moet men  £2g Het TWÉÉDE BOEK van agter hem baten de overige benden, als de aanval er gewagen worde i*4 Schielijk te rug keercn, op dat hij van den en nerve. v[ymd omfingeld worde , en, daar hij 011verfehrokken is , zich dood moogc vegtöW ifi zo l6- J0AB gansch niet vreemd van zulke moorgeicmeddéhet, denarijen , brengt dit Koninglijk bevel loos ter fty°gdet°hade, uitvoer. Mij ziet waar, in het beleg van de fteideh"aanURde ftad, de ftandplaats het allergevaarlijkst is, cn plaatswaar 01]getwijffcld. een uitval tc wagten ftond, en, da" aldaar ftrijd- dien ontdekt hebbende, laat hij Uria der^ëen.mannen waarts heenen rukken. 17. Daarop gebied vs 17. Ais t looz£11 aanvai aan dien onvoor- nu de mannen J "" " ... j ru i „;f, der ftad uittoo- deeligften post. Zo dra die van de ttau tutJoab' fttdeT! vicleii, maken de troepen voor het oog in de Sfvol'k" van uiterfte verwarring, en deinzen te rug, doch Davids kneg- fa kvij^szugtïge Uria houdt met eenige wet* P:m&l nigen'ftand, en verkoopt zijn leeven aan den ftivrs'°ifToen vijand tot den duorften prijs. 18. Zodra dit «ondjoABhee- 1)en was zend de grijze hoveling david den gan-een renboode aan den Koning, die een aigedeseftrijdshw"edee! meen berigt van het voorgevallene zou doen, ,en' en bedektelijk antwoorden op 'sKonings be- veelen. Hij onderligt hem op 't naauwkeurigst, hoe zich te gedraagen, dewijl bij B1J> vs. 19. En hij nen Veldheer verdeedigen moest. 19. Gij Beval den boo- t „e£rt j-,;; naar Waarheid de zaak ft > de zeggende: J' „ , Ais gü zuit ge-haaien , en hoe onze aanflag tegen de ltad fPVSaZ mislukt is. Zoo gij merkt, dat de Koning ftrifds1 tollen hier over verftoord word, zoo hü tot u zegt: Koning uitte- weiic eene oiivoorzigtigheid ! waarom u zo fpreeken, ^ ^ ^ gewaagd, en wel aan Zlllk men hier wel bedenken, en daar bij, hoe handig zoms de Vorften *. „et het onderbrengen hunner onderdaanen, daar Uria nog «erf on 't bed van eer.  f. er KOKINGEN. Iloornr. XI. 555. eenen Herken post? handeld men 20 met ffltf- ," vs-' M»'-Kn 1 : ii ',et za' Itefchifc- nc troepen? of dagt men niet dat'men zclis den, indien de onder liet bereik was van die, welken op den BoXgs^oju muur oost bielden? 20. Is dit niet door eene kom-> en hij r tot u zegd : ondervinding' gellaafd, waar een oud Veld- waarom ■z\,c gij heer altans niet onkundig van zijn kaii, ep ftad getoom ent waar wij zelfs zulk cen fpreekend bewijs van wfet'Vij"niet? hebben in onze jaarboeken in Vorst A b i- ij¥ z« vk>,den • ir muur zouden mei.ecu, door eene vrouw zelts met ecn fchieten? Heen gedood ? hoe , waarom u dan zo digt flovCg 2IAbi^ onder de ftad gewaagd? — Verhaal hem dan iec». denzoon ° O ., jERÜBBESETffS ? bok, dat onder anderen ook Uria zijn gun- Wierp niet ee- _ •. _ 11 • Tf 1 j 110 vrouw ccn Heling gefneuveld is. 22. Hier op word de aox van een renboode afgezonden. Zodra men van des- S^/'^g zelfs aankomst ten hove berigt heeft, verhaald dpn mum-, dat men den Koning, wat er voorgevallen is. IIij ftlerf? waarom laat hierop den boode zeiven komen, die het mmn?1J totg(?ne.£ zelfde zegt, doch tot verfchooning 'er bij <1.crd? dan'zuit B ' - 0 3 gil zeggen : voegd: het bleek van agtcren, dat zij aan dc- DWA de zen kant van dc ftad hct fterkst waren, tfoed. • waarom zij ook daar ecn uitval durfden 011- bn^e2-- E£„| detneemen , doch wij verdedigden ons danper, been, etikvvani ' , 11 • 111 en gal' Da- drongen zelis tot aan de poort, maar dus on- vid tc kennen, der het bereik zijnde van den vijand, werden j^» wij mct ecn hagelbui van pijlen zo vcrwel- 8«on4en had, komd , dat wij fpoedig moesten afdeinzen. Bij die gelegenheid zijn zeker, tot ons leedwezen j eenige dappré lieden gefneuveld, onder anderen ook de braave Officier Uria, de He- thiet. 2<. Zo dra dc Koning dit hoort, is as. Toot , , , .. 1 zeilie David hij wel vergenoegd, hn toont voor zijn no- tot den boo- vélingen , hoe diep Joab bij hem in gunst '^j ^#t"g$ is, daar hij den renboode voor den Veldheer een: deze zaai? 7 3 moet u zo vee. dit antwoord wedergeeft: dat niemand over onaangenaams dit voorval te onvrede zij, fchoon 't mij fpijt wantnefz'vaaii IV. Deel. Ll'  5-o Het TWEEDE BOEK verteerd zo van wegens den dapperen Urn a. Maar hct Reencn.""Ver- zwaard ontziet niemand, dat heb ik door een ïtrT'd tceTde laI,Se ondervinding geleerd. De onverzaagde «ad, en ver- js meest deszelfs ilagtofier, doch richt li beleg ftoür ze. Ver- ° . . .. ,. fterk hem alzo! tegen de ftad nu zo m, dat gij u aan die plaatfen, waar gij het zwakst zijt, beter vcrftcikt. Vaar voort mct de belegering , en •s "5 Ah Ileem c'e gelukkig in. Wij moeten toch mi \ de huis-den moed van held Joab niet terneder vrouw van U- ,' ~ ' ai i> - wa hoorde, (laan. -- 26. De ichoone Be thzeba entÜua^ dood vangt ook hct berigt , doch zonder eenigeu was, droeg zij 0!nflag, dat haar waardige man in den ftriid leed over haa- , , . .. , , , '. , ren Heer. geblecvcu is, zij draagt, mct haare genegenheid aisVS'dcï7'rouw reeds tot den Vorst bepaald, evenwel de bewas overge- hoorli;kc tekenen van den rouw eener weduw r gaan , zond L>a- ... vid heen, eu 0m alle oplpraak te vermeiden. 27. Maar, zo ziin huis^ èu dra die' over was, word zij door David ten ter ^rouwT, huuwclijk gevraagd, en aan het hof ontvallen haarde hem o-en, alwaar zij, tot verwondering al fpoedig eenen zoon. , " ■ , , . , Doch deze zaak bevalt, want de zaak was tot dus ver bedekt dT oogen''vin gebleeven, doch mishaagde daarom niet miujebovab. der aan Jahovah. Xft. hoofdd. TV vs. 1. En7«- i; JLJ'aai'.. Batiizeba nu een pand van tuTn ^oT'dv 'ia:lve CC1^C c^^^hMd gegeeven had, vervid. Ais die minderde Davids liefde niet. maar door kwam zeide wellust verdoofd fchijnt hij in 't geheel geen vr waren'uveè nadenken te hebben over zijne daad, waarom deur, ti Natiiaw' fpreekt niet te fterk in zijne gelijkenis, want van deze verandering in David hing het af, of hij in zijn volgend leeven een wreed Koning zou worden, die maar zijn lusien volgde, dan uier. Nmr.  VB'ft KONINGEN. Hoofdd. XII. 531 Profeet Nathan last krijgt hem hier over tc mannenitjecn* onderhouden. Hij doet dit , ja regtftrceks rijk,'de index fpreekt hij David aan, maar met veel voor- *™ zigtigbeid, bevreesd dat hij zijnc driften mogt gaande maaken, en langs dien weg het geweeten nog erger in den flaap wiegen.. Lie- v, n : ver wil hij zijne goede hoedaanigheden opwekken ke J\Z\ »«r vooral zijn gevoel van regtvaardighcid; wee- S^randerTtn"1 tende dat dc Vorst hieromtrent in het bijzonder \ vs- 3. Maar J . 'de arme bad eene gevoelige ziel heeft, hij veinsd, ter ge- gansch rijen , hoor geleid, des Konings vermoogen nodig te jjeiri ooilam^ hebben. Vorst! zegt hij, in zekere plaats ^ Wjeilgekha8d woonden twee burgers zeer ongelijk bedeeld, het ■gevoed 4 j 1 j L j 1 '!,at net £roa dc ccn zeer vermoogend, de ander zeer be- geworden was hoeftig. 2. Dc rijke had tallooze kudden van ^T&Serèn runderen cn fchaanen. 3. Maar dc arme man te sel'ik. Hct u .at van . zii- liad geen vee, dan c!én ééilig zmglammetjen, ne beet, en , ... .. , , j' ■ , •• dronk van zij- t geen hij voor zijn geld, dat met moeite bij m.n beker, cn cengebragt' was , gekogt had. Zeer jeugdig jggrg ^ had hij hct zorgvuldig opgekweekt. Het was was hem ais , , f , . . ,T , eene dochter. het vermaak van net huisgezin, liet at cn YS. 4. Toen dronk met hem gemeenzaam, het Hiep bij n,"nd|e1n hem, ja hct was zo geliefd, als of het zelf <'eiaar over- , . , , , . , , kwam , ■ ver¬ een kind ware. 4. Nu werd de rijke vrek fchoonde . hij onverwagt overvallen door een' gast, die bij sfj^fchaV'n™ hem ter maaltijd blijven zou, en wat doet en van zij. cmn- •' J deren, '.m voor hij? Hij is zo kaarig, dat hij van zjne groo* den rei zenden tc kudden niets durft afnecmen, om den reizi- ™en!' gekomen. ger voortezettcn , maar beveelt, dat men zijn bvc;jsc"id[*:lt-' c!' buurmans lam zal weghaalen, en het exrecd- hii nam hetooi. , ', . lam van den maaken tot de maaltijd, er was, toen niets armen man vs. S- Het is onder de vrouwen in het Oosten dikwils de gewoonte een, lam öptebrengeff, gelijk bij ons, een fchootkondjen. Ldbekï dieft onder de geringe Turken dit gebruik nog gevonden, LI ?,  fj2 Het T W E E DE E- O E IC en bereidde d«t te vrcczen, want de arme kon 'er zich ort Z°rJ"e: moogelijk tegen verzetten. 5- Dit voorftel koomen was^ had jujst fa uitwerking, welke de Profeet ontftak 'davids bedoelde. Het leevendig vuur van verontgc„mdicnCmane; waardiging komt reeds onder het verhaal in NAtóANl:de[z0ó hct oog, cn op hct gelaat van den geroer■waaragtig, ais] j.,, Vorst. Hij oeeft Nathan nauwelijks Jehovah leeft , . ■ • j ie man , die tijd van lpreeken, en barst tut in deze woornTert, if'een den, wat fnood bedrijf is dit! welk eene fchreeukuuid'es doods, VVCIKje onregtvaardigheid ! Ik zweer u bij Jehovah, dat, fchoon 'er de dood op die misdaad niet gefield is, de omftandigheden evenwel zo verzwaarend zijn, dat de rijkaard, vs. 6. En dat ter waarfchuuwing van vrekkige geweldenarij, ooilam zal lüj iict mct den dood bckoopeii zal. 6. Eu de dèrgeeven , bedroefde cn weerlooze burger zal nog daar hiTTze zaak cn boven dc waarde van het lam vierdubbeld gedaan, en om ontfangen, daar hij op al zijn verzoeken dat hij met ver- ^ o ■> v * — fchoond heeft. en bidden geen acht gcllaagcn heelt. 7. Acn, zeidë Natuan Vorst! zegt dc Profeet met necrgeflaagen 00z?it DdeV'nïanl gen, nu moet het hooge woord 'er uit. De zo zegt jeho- zaajc ja maar aj tc waar: Gij zijt zelf den 'Êiiblm: ikbèb man, door uwen eigen mond veroordeeld. Ik gezaift K°onvegr heb last van Jehovah , om u dit onder het tsraii . cn u tc brengen: maar ik wilde gaarn, dat de uit SauW band uu» a> ' 0 gered. Koning zich zclvcn veroordeelde, eer ik hem verdere ontdekking deed. Nu ga ik u den last van den Koning der Koningen openliggen. Jehovah Israds Koning beklaagd zich over u. Hij verklaard, dat hij u ten Onderkoning over zijne onderdaanen aangefteld, en W. 5. Mas. merkt in zijn M. R. zeer wel aan, dat dc hier gemeld*uitfpraak niet volgens de wet was, maar alleen op de koninglijke verontwaardiging gegrond.  der KONINGEN. Hoofdd. XII. 533 .tl onder Sauls regeering uit vcele zorgen en gevaaren gered heeft. 8. Gij zijt daarop zijn he£s,u8h^nnl^ opvolger geworden, hebt hct Koninglijk pa- van uwen Heer a „ gegeeven, daar leis cn den Haram van uwen voorganger ge- toe de wijven kreegen, gij zijt met algemeen genoegen ten fnöwMfciwot*, Koning over alle de ftammen gehuldigd, cn .ik ,K'br net ° ° ° ' huis van Israël gingen uwe begeerten nog verder, wilde gij en Jada gegee- , , ven, cn indien door veroveringen u nog vermoogender maa- net'Veinig is, ken , 't zou u niet ontzegd worden , gij ^lM^0U e" f{_ zoudt ook hier in Jehovahs gunste hebben, zulks daar toe 9. Welk eene ondankbaarheid, dat gij 11 u zij- vs.' 9. Waarne beveelen zo verwaarloosd, en zulke open- jj™ wodrd'vS baare misdrijven pleegd, waar over Hij ziinc Jehovah ver- j r ° ' j j acnt > doende, verontwaardiging niet kan inhouden ! daar gij dat kwaad is dc fchreeuwenlte geweldenarij begaan hebt, 0111 gy-Zheta°pMA* den moedigen Uria opzettelijk te doen fnëu- de» *>,tt>'t'r> 0 ij rnC[ ]lct zwaard velen, alleen om 11 zclven den weg te baanen verflagen , en .... .. „ _ ,. ziine liuisvrauvv ter verkrijging van zijne waardige (jcmalmne. hebt gij u ter 't Is waar, gij hebt hem wel niet eigenlijk ™°u™ cnëf^ ter dood laaten brengen, maar hoe bedekt de hebt gij met ... het zwaard der zaak overlegd is , t is nogtans zeker, dut kinderen Anuwe bedoeling was, 0111 hem door de hele- nagènf°°d &L~ gerden te doen fneuvelcn. 10. Gij zijt dan vs- 10.' nu fchuldig, en moet de draf van uwen Koning ^"^"uwimïs hooren. Daar ik u beloofd heb, fprcekt Je- niet afwijken „ , . tot in eeuwig- hovah, om voor altoos den rijkszetel 111 uw heid, daarom geflagt beftendig te maaken , voeg ik 'er nu ^'hebl 7 en tot uwe ftraffc bij, dat de verdeeldheden en de huisvrouw J van Tjbia den burgerkrijgen ook altoos het lot van dit ko- Hnhhter gejiinglijk huis zullen zijn, ja uwe kinderliefde nomen ec' zal veel lijden door de verdeeldheden , wel- ts. 8. Men merke bij dit vs. op, hoe. hct een Oostersch recht is, dat je Thnonsopvolger ook erfgenaam van des overledenen Konings ruia is. M 3  *yt Het TWEEDE BOEK Ut 7,ü 'n ter fcen gij reeds in uwe zoonen zien zult, om v.ouwe j,c2£ hoonendc daad gedaan hebt, die geen voorganger betaamde , en u niet fehaamde, de vrouw, welke gij ontecrd had, tot uwe echte Gemalin te ncémen , cn dat zo in het oogloopend geval door de bekendmaking der geboorte van een kind fchaamteloos vS. ii. zo goedkeurde, n. Ach, Vorst! Jehovah voegt rTf J\t°~üahA 'er n0§ bii' ~~ icts' c1at ik 00^ nict verzwijgen kwaad over a durv. In uwen Haram zult gij zcifs de ftrafim^huis" en fe uiver misdaad ontwaar worden. Gij zult ven "deernen n0S het verdriet moeten hebben in uw lecvoor uwez°°e ven , en geduurende uwe regecring , dat de uwen naasten vrouwen uit uwen IJaram, door cen perfoon lu hïï'iuvevvij-van gelijken rang met de uwen, gefchonden ven lissen , zuijeI1 vvordcn» cn dat niet door listige flrce- voor de oogen dLzcr zonne. ken en omkoopingen, maar zo, dat de ganfche hofftad en het land de hoonendc zaak kiUete'hef'ta bekend zal worden. 12. En dat juist om dat het verborgen „•„• mve misdaad in het verborgen gepleegd , gedaan , maar 9 ' ,111 |k zal deze door moordcnarijen hebt zoeken te beuckgansch°Cisra°éi\ ken; daarom juist zal uw hoon zo algemeen en voor ee zon. bekend worden. i vraagt 'er naar mct veel nieuws- rtood ? en zii / . , . ,J , . 5 zeiden: het.is, gierigheid, en nu moest het hooge woord i;uutl' 'er uit. Hij bekomt bevestigend antwoord, vs. ïo. Toen 20> -pot ieders verwondering werd de Vorst 1 oud David op , vsm de m.rde, nu een ander mensch. Hij ftaat op van den Mifde'^icn en grond, waarop hij moedeloos ter neer lag, ne^kièeding1", Saat zich baaden , zuiveren, en vcrklceden, en ging in het en ftraks daarop naar Jehovahs Tabernakel, huis van Jcbo- .. " „ , , vJb, en bad alwaar hij onder 't offer zijn ibtatig gebed iw'.,n w-arïn Godc weide, cn terug koonlende zegt hij, zi;n huis , dat men de maaltijd moest opdisfehen. Hij < ,1 eischtte -. [brood] , ea plaats er zich aan, en eet imaakehjk. ai. fMt hem "brood kunnen de hovelingen nict langer zwijgen. voot, cn hij yorst 1 ZCggcn zij, wij ftaan over uw gedrag vs. 21. zo verbaasd. Wij begrijpen , dat hct niet toezeiden zijno . . , , . ^nggten tot valhg is, maar de oorzaag kunnen wij niet mtmUor"eeft ontdekken. Toen het kind -wel ziek was, <^ng , dat gü maar no!r leefde , en 'er nog hoop van hergedaan hebt? , ... 1 1 /-i mr, dos loeven- ftelluig lcheen, waart gij ongemeen beoroeld, ^ihe heb^gij en , zodra het zijn adem uitgeblaazen had , gevast en ge- t001Ki mi u vergenoegd, keert gij weder tot wcend, en, na ° J dat het kind de gewoone bedrijven van uw leeven. 11. De' geftorven is, zijt g^j opgcilaan, en hebt brood gegecten? vs. 28. En hij zeide: alt vs. 10. David handcld hier geheel anders, als de menfehen doorgaans doen (want zo lang 'cr leeven is, is 'cr hoop bij hen, maar de droefheid is meer uitgelaten, als de dood alle hoop affniid) maar juiss t'.it is iets, waar in te zien is, dat David groot is, cn zich boven jitt temecn verheft.  pEii KONINGEN. Hoofdd. JüI. 537 Koning antwoord hun: dat dit niet mocielijk optelosfen was. Zo lang het kind leefde , (zegt hij), dagt mij, was 'er hoop, om door verootmoediging cn gebeden, waare het mogelijk, den hoogen God te bewecgen, mij de gunst te bewijzen, om het jongeutjen te fpaaren. 23. Maar nu dcszelfs lot beilist is, baat het treuren niet, men komt niet weder uit de valei des doods , en , wat ik doe , ik zal den lieven jongen noit wederzien , tot dat mij de 'dood langs dienzelfden weg voerd; ik mag immers geen andere verwagting voeden. 24. Ondertuslchen had de Koning veel moeite, om zijne Gemalin tot bedaaren te krijgen, die troosteloos bleef over dit pand van haare liefde. Doch des Konings tedere genegenheid , die aanhoudend voortduurde , verzagte dit allengskens. De meest geliefde vrouw van den Vorst werd ook al ras weer zwanger. Zij beviel weer gelukkig van een' zoon, Salomo, welke naderhand zulk ecn uitftcekend gunfteling van Jehovah werd. — 25. De Koning, nu verootmoedigd, ontfangt ten teken van zijne vergeeving ecn bezoek van den Profeet Nathan, die hem geïukwenfehend over de geboorte van dezen zoon, tevens openbaart, hoe Jehovah Salomo, om de genegenheid, die hij hem bewijzen zou, Jedid-Jah noemen zou. 26. In- vs. 25. Ware» e. ton heeft deze mijne verklaring geflanfd, doch zijn oogmerk om daar uit de Joden onzekerheid omtrent eene toekomftige ftaSt te bewijzen mishaagt mij: die van Davids uitzichten op eene totkomftige ftaat door Bonnet aangevoert, heelt in. het verband icti fiotende en onnatuurlijk. LI 5 iet kind 1105 eefde , heb ik ;evast cn gciveend , want ik zeide : wie weet, Jehovah zou mij 11100jen genadig lijn , dat het king Jeevend bleef. vs. 23. Maar nu is het dood. Waarom zou ik nu vasten ? zal ik hem noe, kunnen wedcrhaalen? ik zal wel tot hem ;aan, maar hij zal tot mij niet vvederkoomen. vs. 24. Daarna troostte David zijne huisvrouw Bathssba en ging tot haar in , en lag bij haar. En zij baarde ceaen zoon , wiens naam hij ïocmde Salouo , en Jehova}) had hens ief, vs. 25. e11 zond heenen looi de hand «nt voortgezet, en was er zo ver mccde gevorjkoninsiijk^tad derd, dat hij de benedeltad, waar de koningir- „ Hjke hofhouding was, ingenomen had. Nu vs. 17. Toen J 0 ' n zond Jqab i-oc- was dc waterleiding voor de bovenftad nog co" zddeT'ik afteleiden. 27. AYaarom de Veldheer renbootiCbcn lu**!fd l'en afZOI1d a.iu den Vorst, met deze tijding, ook iict> >k de og. Tevens verzoekende, om met nieuwe verwaterlb.d kige- . nomen. lterkmg van troepen zen op marsch te gaan, vtrSmc?' gij om dc bovenftad te belegeren. Ooor uithon- vm het fcveri- gering was ze nu ligt te verwinnen, maar ge des volks , 0 0 cn beleger de hij wilde het beleg met verder voortzetten, (tad, en neem- . «. ~ , ', . sw in op dat om den Monarch de eer der verovering nict niet, zoo lk tc beneemcn. 29. Nu werd de oude nmed j 1 , j j 1 j j *» der ktade- hij even zo behandelde , en dus keerde de ren Am». Koning met de zegepraaleyde Armée , met ggj* nieuwe lauweren gekroond,'naar de hoofdftad het terug. fatem. Dxiii.iioofdd. e bedreiging, door Natiiax gedaan, vs. 1. En , , ■ K., r •■• , liet gcfchiolde dat den Vorst, en de koninglijke familie, al (,a.,rn:i ,,lz0 het zoet verbitterd zou worden , zag men ^Ar,w,meerlang bevestigd door het volgend geval, ne fchoouczus- u', si- Dit is gegrond op het gevoelen van Dantz zo bekend , dat David hen gebruikte tot Haven in de ijzer mijnen, cn om zwaare iteenen te zigen. — lk beken die verklaring heeft taalkundig beichouwt jets gedrongen, en aan den anderen kant is het krijgsrecht van dien Öjd gewis zeer ftrer.g , doch Chandi.kr. in het leven van Fjavid heeft met betrekking tot die-zaak de zwarigheden hct best opgeheven; hct was wederwraak doch meer gematigde wederwraak omtrent de behandeling der Israc'.ieüfcbe Haven; was de verwoesting zo fterk geweest , het land had zich zo ras n:ct herfleld , en dc aanflteüing V*Ü eenen afhanglijke Koning zou 'cr zeer onnatuurlijk inkomen; hoe het zij die verklaring va i Dantz kan in de Chromjkcn zeer wel met de woorden overeengcbiüjt worden.  5.-o Het TWEEDE BOEK ter had, wt> [}e gun deling van David Absalom had ftr naam was => o Tiiamak , dat nog eene zuster, van dezelfde moeder, 1 ha- A.MNON.DaVIDS j , in zoon h*aVliofMAR genaamd, waarop de oudlte zoon zijn „ . oog liet vallen, e. Zo ver ging zelfs ziiu vs. 2. En Am- n ° j kon wus be- drilt, dat alle hoop, omze te kunnen vol- naanw.1 tut . .. . ,. ,. , , , krank wordens doen, lcheen afgelneeden, want haar ten numtcr"1 Ti™ wc"jk *e vraagen — dat durfde hij niet , en aiAn, wam zij aan fchending van een's Koning dochter durf- »a» een maagd , . . zó- dat hct in de en wilde hij tut achting nog niet den- twaarwaï haar de11- Hier door raakt hij aan het kwijnen, itistedoeo. ' ;a de driften folteren hem zo geweldig, dat vs. s. Doch ... b ö , AaiNONhadeen hij ziek raakte. 3. Doch hij had een ver- ■» riend , wiens , • , T , naam was Jo- trouwd vriend, eenen Jo nadab, een broeh4.pab , een ttcrs zoon van zjja koninglijken vader. Deze zoon van Si- j n j nea , Davius was zeer menschkundig, en begreep wel, dat broeder. En , . , °' .. Jokada* was cr eenige verborgen reden moest zijn, waardin Zl"'cr Wljs 0111 $ïn vriend Amnon kwijnde. 4. Bij zc\-s. 4. Die jjere gelegenheid fpreekt hij hein dus aan : zeide tot hem: .. p 0 . r i, . . ■ waarom zijt gij mijn waardlte vriend! zo dikwerf ik u kom ï&*Swm* bezoeken, vind ik u vermagerd, hier is een jer, gij Ko- prewigtige reden voor. Zou een' Konings zoon b:ngs zoon , D , eh zuit gij het iets kunnen ontbreeken, als hij 't maar open- mii niet te . . „ ,r kennen geeven? baard { waarom gezwecgen en zells voor uwen nn( ^ot^beö: besten vriend? vertrouw het geheim aan mij! ik heb Tha- lia veel aandrang verhaald Amnon, dat zijhoed'crs Ausa- ne eenige ongellcldhcid ontllond uit zijnc gelief; S ZUStM rnoedsdriften , dat hij verliefd was op zijne zuster thamar., en wanhoopte oit of oit zijne liefde voldaan te zien — dat was de vs 5 Erijo. *e£k van z'Jn kwijnen. 5. Jonadab wel kadab zeide een getrouw , maar ecn al te infchikkelijk en n'ibjV cn daarom gevaarlijk vriend, geeft hem toen den vs. 2. De zin van dat vs. is: het fchecn hem onmoogclijk bij ban te koenen, de vi.1 zij voor mannen afje^emderd gehouden wenk  der. KONINGEN. Hoofdd. XIII. sjf raad: dat hij ecn wijl het bed, cn zich doo- maak n krank. ' , ... ..... , , A!s ilm uw vi- deiijk krank moest houden , hij twijfrelde der morgen zat niet , of hij zou van den Koning , zijnen ^te^en, °zd vader een bezoek ontvangen , die hem vraa- zi;It s'itot l"jn? .. • . . zeggen : daC gen zou, of hij iets tot zijnc verligting kon tóch mijne zus., , .. i •• -1 'er TjiamaR toebrengen, cn dan moest hij zeggen: ja tk 6oome, dat zij zou nog wel cenigen trek tot fpijs hebben, ™' fi™ct cbj°°;' mids zij mij door dc bekwaamc hand van fpijfe voormij- ,.- rr. • .. , ue oogen toe- nnjne waardige zuster I ham ar m mijne te- maake, op dac genwoordigheid gereed gemaakt wierd — dan * ^„^j^ hebt gij gelegenheid, befloot Jonadab, om hand ecte. ö J J ö ' J vs. (>. Am- haar te ontmoeten, en doe dan naar bevind non dan leide , - „ i i i a zich, en maak- van zaaken. 6. Zo gezegd, zo gedaan! Am- te z;ch krank_ kon veinst zich bedlegerig — men berigt hct den Koning — hij bezoekt hem — vraagt om hem te , ,. '.. . .. , zien, zeide AMr hem, of hij. iets ten zijnen genoegen doen N0N tot den kon - en krijgt tot antwoord, dat zijne zus- ^ ter Thamar in zijne 'tegenwoordigheid 2 ter Thama» ' ° ,. koome, dat ztj van die koekjens mogt gereed maaken, die twee koeks- aan het hof zo geroemd werden. 7. De Ko- ^"oogen wel ning niets verkeerds vermoedend , zegt ja , m™'f > en te ° van haare hantt cn zend. in den koninglijken Haram om eete. Tiiamar, met de boodfehap 'cr bij, dat zoj,sd' 7'daviS zij haaren oudften broeder cen genoegen mogt T^*gecven, waar hij om verzogt had? 8. Opzeggende: ga hct Koninglijk bevel begeeft zich de Vorftc- 't huis uw's lijke maagd uit den Haram. Het was haar l^eU^te broeder, cn haare eer, gelijk zij meende, item eene (pijhad niets hier bij te lijden. Zij verfehijnt iri vs. ». En zijn vertrek, hoort hem, en gaat met gene- Jéc'nMAfn Rhnef aenheid aan het werk, kneed en bereid deeg ^uis vanhaaren 13 ' broeder Amnon tot koekjens, en bakt dczelven naar gewoonte, (hij nu was — , ne.lcrliggcnde■) y. Gereed zijnde fpoedt zij zich, om ze hem en zij nwj deeg, en kneedde het, cn maakte koekskens toe voor zijne óogeii, en bick de koekskens, vs. 9. En zij nam cen pan en gootze uit yoor zijn aangezigt,  54- Het TWEEDE BOEK en hij weiger- voor zijn bed warm op cen fcnotcl te gic- rle tc eeten. , , ... . , .. En Ai\m«>n zei- ven. Doen zo dra zij komt, weigert Lij, man 'va" mij om dezelven te gebruiken, verzoekt, dat 'er uitgaan! enaiie niemand fat het vertrek mogt blijven, caar hij man ging van , . * hem uit. haar iets geheims te zeggen had.' Zodra hij zeide 'jiiftNoN zijn narc outlast had, zou hij haar niet meer tot thamar; weigeren, cm van haar gefchenk gebruik te 'hreng de fpijs 0 n in cie kamer, maaken. 10.' Zodra zij nu alleen waren verdat ik van uwe .. , . , hand eete. Zo haalt hij haar zijne toegenegenheid, cn verd^koette'ns* 20e^> ^c z'j 1111 de fpijs aan geeven, cn die zij gemaakt zich naast zijn b.d wilde pla.atfen. 11. Zij ze haaren broc- geen erg denkende, doet hct. Hij gaat dan de kaïnér™ in aan 't ccten , maar onderwijl legt hij het vs. 11. Ais mom-aangezigt af, verklaard haar zijnc he- zijze nu tot " 0 , . j ■ hem nabij bragt, VlgC lietUC, VTlCgt met CCU het bed Uit, Ofll- grecpMbaaN vaz 2e? en begeert, dat zij op het oogenblik tn zeide tot z«fte i}gffje voldoening geeve. 12. Zij ten uihaar: kom, leg J . bij mij mijne terften aangedaan verweerd zich ten fterkften. *». 12. Maar Zij pleit voor haare maagdelijke zuiverheid J hem • riet* mijn Z'J noemd het eene fchandclijke daad , geenbroeder i ver- gins beftaanbaar met de zeden van eene Jsfat- kragt mij met, . , „ ■ , , want alzo doet hetifche maagd. 13. Zij beroept zich op cie Tr.\i. Doe d£ gevolgen. Ach zegt zij wat zou 'er van mij ze jiwijwheid worden, als ik eerloos was, en, hoe zou ie- vs. 13. Want der die daad in den Erfprins onbepaald at* zoii ^kWrmjpe keuren , doch fla den gewooncn weg in,; fchande bren- ijjH van t]en Koning ten huUWClijk , dail gen ? cn gij .. . r gij ïoitdt zijn, moogt gij op mijne liefde hoopen. 14. Maar, nis een der , , , ... . ' , , dwaazen in h- wat zij ook inbragt, hij was niet te bcdaa- rncl. Zo fpreck toch nu tot den Koning , want hij zal mij van u nict onthouden, vs. 14. Doch hij wilde naar haare ftem nict hooren , maar fterker ■vs. 13. Dc woorden in dit vs. gij zoudt zijn , els em der dzoacfca betekenen: gij zoudt in Isreïl voor een' veragtten booswigt gehóutieji worden: volgens Mus,  der KONINGEN. Hoof,,d. jffil. 51.5, ren. Telkens doet hii nieuwe en flerkerc z«n*; *«»» J zo verkragtr» pongingen, eindelijk overweldigd hij haar op hii haar, en zekeren tijd, toen alles daartoe beftookt was, 1,,g blJ haar' dat haar geroep vrugteloos was, cn boet zijnen lust. 15. Nu was de onteerde zuster ge1duurig bij hem , maar werd al ras gewaar, vs. j-, Eiiar. dat zijne dierlijke drift nu voldaan wrs, en ^MiJ™ue hm" hij haar nu laag begon te handelen. Bit ver- een zeergroo- , ri • 1 m*-i'\ 1 1 tC11 1,ilar» wal * groot haare aroefheid. Zij brengt het hem de baai, waa» onder bet oog, maar krijgt tot antwoord, dat JJj* '"j *J* hii nu grooter afkeer van haar had, dan te sw»£e», dan ■ 0 . ' . de hefde, vaar v-ooren liefde, haar voor zijn gezicht mct lan- mede hij haar ju 1 i ^ •• 1 1 1 • had lief gehad. ger dulden kon, en dat zij ücrhaiven , 111 kn amkot» z i- plaats van fclirijen en klaagen, maar zorgen d0 ,tot '"r-!ir * x J ° ' D ma ah u op, ga moest, dat zij boe eer hoe liever van zijn weg: bof kwam. 16. Dit griefd haar nog fterker. «. ic. Tom Zij vraagt hem, welke aanleiding zij toch ge- H)nic. $ ij* gegeeven had, dat zijne liefde nu in haat ver- Reen oorzaa- hen , om mij anderd was, dat zij zich na het geval, meen- uittedrijvcn.Dit de zo gedraagen te hebben', dat 'cr geen dc j[J0^!r zifnu minfte aanleiding tot zulk eene verandering S1311 h.ct ,a.ndcr.? 0 0 dat gil bn mij kon zijn, veel minder tot verftooting, 'er bij- gedaan hebt. , , .. , J , , ,. Maar hii wilde voegende, dat dit haar nog zwaarder beleai- naar haar nies ging zou zijn, dan de cerfte, die de oorzaak hoorenhaarer vernedering was. En bid hem van zijn voorneemen aftezien , maar te vergeefs. 37. Hij laat haar veragtelijk uit zijn hof zet- ,vs- x7: En hij ten door zijnen kamerdienaar , dien hij dit gen, die hein bevel geeft. Ga, drijf deeze eerlöoze terftond dtf"dHjfnuZd*e^ uit mijn vertrek en wooniug, en draag zorg, *■ van mii uit J 05 0 0' naar buiten , cr. 16. Bonnet vertaald dit anders, waaruit eene andere gedagte komt, mij tc onnatuurlijk in eene Oosterfche vrouw , als of hij door dit gedrag wilds te kennen geven , dat zijn zuster de ecrlte verlci* •wde oorzaak geweest ware.  S44 Het T WEEDE BOEK -n grendel de dat zij 'cr niet weder influipe, verzeker alles, deuren agter § Het b j van den jongen Vorst word naar toe: . ■ .1 vs. 18. zij nu gehoorzaamd., en brengt T ham ar. in 02 verwigM Tok treurigfte geftcldheid. Tot nog toe bad zij, wèVden'sÜ even als de koninglijke ongehuuwdc dogters, nings dochters, eeil lanKeri tabbaard met levendige, gecouleur- die maagden P - . i •! waren, met de linten aan, en een üuier, waar door zij SeeiS En ziin onkenbaar was. 19. Maar bijna wanhoopend dienaar bragtze heftrooit zij nu baar hoofd met asch, rijt het mt , en gren- J , ■ deide de deur plegtig gewaad van een, en gaat, met de agttt-h^tte. handen tbQven het hoofd ^ d zugtende en «ch op'^mr fchreiende naar het hof van haaren broeder hoofd, ^en Ar,salom, die haar met de uiterfte ontroevceiverwigen ring in dien toeftand ontmoet. 20. Met de aan'hadfènzij grootfte verwondering hoort hij des Kroonprins leide ' haare daad ftaat Vei.ftoratl over de beestagtige beje- hand op haar ' . . - hoofd en ging geniiig, doch bidt haar de zaak te verzwijkreet.hCen' gen, want het geval was onherftelbaar , en halr' broerfer nam ze wraak, het was over haar eigen broeabsalom zeide fer. Zij moest dan maar doen, wat zij kon, IrÓederAmnon om het voorval te verzetten, hij bood haar Nu Saf^nilne daartoe aan , wat in zijn vermoogen was., zuster ! zwijg j)oor deze cn andere gezegden brengt hij broedèr '* zet haar tot bcdaaren. Zij bleef ook bij hem "p deze'zïakSvoonen, dog verfcheen ongehuuwd noit onaizo bleeftha- . i aanzieneliike dames. 21. Eindelijk mar , en was ■ . ,. , eenzaam in haa- i-0mt dc zaak den Koning ter ooren, die er res broeders ,. , Absaloms huis. vs. ai. Als de Koning David alle deze dingen hoor». vs. 18. Met veel waarfchijnlijkheid beweerd Harmak, dat dit geen getlreept doek, maar een kleed met verfcheidene gekouleurde belegzels geweest zij. (Zie de Suppl. II. D. pag. 24.) vs. 19. Thamah. ftrooide de asch op haar voorhoofd, om het me! asch in plaats van met haar fluier te bedekken. vs. ei. 't Geen ik in de Paraphrafe zeg maak ik op uit vs. aS,  der KONINGEN. Hoofdd; XIII. 545 2ÏJn ongenoegen over toont, en ze ook Am- ce ,' zo bntnon doet gevoelen, door hem van zijne vrij- a. hl heid hitna te berooven. 22. Doch Absa- .„vs- -"- dodl Aks alom [prak lom veinsd zich de zaak niet aan te trek- nict niet a«V , ..... a • non noch ken. Hij onderhield er Am non nimmer kwaad, noch over, fchoon hij 'er het naatje recht toe bad f^oM^*hJ$ë maar zn'n afkeer tegen Amnon was niet minder Am!,,,n > 1L1" 1 oorzaake , dac grooter. I tegendeel hij bereidde zich tot gedugte R*1 zimc zuster , . f. , ■ i- 1 •. Tmamau ver- wraak over de lnoode onteering, die hij mt- kragt ïiad. gewischt wilde hebben. a*. Twee jaaren ver- ,, vs- 'p- ° geiclnedds liepen 'er , eer hij zijn voorneemen ter uit- na twee volte , . '. . _ .... jaaren, .'ar Ab- voer bragt, te weten op ztne vorltelijke goe- saf.om ftmaapderen te^ Baal- Hazor in Ephraims gebied, nu ^3»*%*^ het hooge feest van fchaapcn - fcheeren heb- Jlic bi' 0 1 ' , IS; zo nondig- bende , noodde hij bij die gelegenheid zijne dc Absai om albroeders. 24. En, om hier in te flaagen ver- Zoonen.'v0nm'!S zogt des Konings beminde zoon den Koning . vs- -4 Etl ° ° 0 Ans m.om kwam zelven met zijne vooruaamfte hovelingen, op tot den Koning: , , .. , , , , en zeide : zte dat hij geen kwaad vermoeden koesteren c s (jp Gut WH I* Wel nu, Vorst! zegt'hij, mag ik dan het j** bezwaar* genoegen hebben, om alle mijne koninglijke bij hield' bij hem aan. D ch hij wilde niet gaan, maar zegeade hem. vs. có. Toen zeide Absaloihï zo niet, laat doch mijn broeder Amnon met ons gaan! maar de Ko. cf. =3. Het was Absai.om niet te doen om zich te wreeken over Amnon, dan had hij David moeten aanfpreekcu, maar om den ou»er-broeder van dea throon te houden. 1Y> Debl. Mm  stf He t TWEEDE B O È K ning zeide tot broederen te zien. Vorst Amnon kan zorr zoude hifmet der een bijzonder bevel van « zijn hof niet «gaan?. verlaaten; ei, geef hem dat vermaak nu ookAbsalom'_ bij £)och de Koning weigert, zeggende, waarom zomiic'thiiAM- zou hij juist metu gaan? door deez' vraag dage Koningsa!'Czoo- hij iets nader te zullen ontdekken. 27. Absanen met hem L0M blijft aandringen,en de Vorst, hoe fcherpgavs'. es. Ab- zinnig, kan niets verkeerds bemerken, waarlooTzöSejq* om hij hem ook niet af wil Haan, cn dagt het gens zeggende: mQ„t fa genegenheid tusfehen de broeders verlet 'er nu op, ° ° . , c als Amnon* hart ïrcuwcn. Dus krijgt Amnon verlor, om mee den' wijn, Tn de andere Prinfen naar het feest te gaan. zMz?Vn-tot 28' Absalom nu had aan de hofbedienden Amnon i dan ftjpte orders gegeeven. | Als alles aan tafel doeïden'3, % in vreugd is , zeide hij, houd dan bijzonder beTnient!S'om een oog op Amnon. Zo dra hij regt vrolijk dat ik het o is eu HeJjcreHS ecuig vermoeden op heeft, zal gebooden heb. ' ° ° , . e , zijt fterk en ik u overluid gebieden: maak Amnon at. weest dapper^ ^ ^ ^ ^ ge£n geV()lgen bc, s\nSsAL0MdSecdèn vreesd. Ik neem dc gehecle zaak op mij, cn aan amnon, u lieden onder mijne befcherming; voert »lecSuwm agei>oo- ze zaak dan handig cn gelukkig uit. 29. AutoVécnJ°To sal0ms bevel werd Hipt gehoorzaamd. De zoons des Ko- 0mccrder werd geveld. De fchrik was zo rédden,0ePen ie-groot, dat alle de vorïïeli.ke zomen in de Se^vioo- uiterfte verwarring van tafel vlooden, en, zo devs 30 En ras moogelijk, de plaats ruimden. 30. Doch het gefchiédde, ecnc omftandigheid maakte het geval «fóg weg7'" waren" gricvcndcr voor den K >ning. De maar' nadat het gcrugt mQnl].k m ]mr de hofilad, doch ontwam, dat men cMnkkig kwam fa dc cerftc verwarring BW veide ■ Absa* IJ*. lom heeft aiie gerugt, 't geen ook den koning ter ooren KoningT'gena5 kwam, dat alle de vormelijke zoonen tot één sen, cn'crniet d AiisAt.oM zeker met een ongein van hun , over-eiaaten. merk, om zich van dc kroon-;e verzekerer.'?  der KONINGEN. Hoofdd. XÏÏÏ. 547 geveld waren. Waarfehiinelijk, dat het geval ' vü 31 Toeii van Th am ar zo algemcn nier bekend ftonri dc koning zijnde, men geen andere oorzaak konae "J.''z1"ne1''klLel vinden. 31. Zulk een tijding kou niet an- en-leide ders , dan den Koning in de diepfte droef- aarde." Desge- heid dompelen. Ook was bet ganfche bof in aiic^iine kn^- verflaagenbeid en rouw. 32. Tot dat einde j.(';' ■«, ,«ea , J , Ipbeurde klcc- lijk Jonadab andere berigieii brengt, cn die deren. met alle waarfchijnelijkheid bekleed, lk twijf- jö^nSïV^do fel niet, zegt hij, of het gerugt is te voor- j^*', vd'av?us baarig. Amnon zal alleen geveld zijn, want broeder Btn- , , , , ., , ' . ■ woordde en al lang heb ut gemerkt, dat Aes.\lom, ze- zeide : mijn dert het voorval met Thamar, bezwangerd m^'. was met zoortgelijke gedagten. .33. Hij wenscht jjjfjQ ^sKö dan zo veel vermoogen op 'slvmings geest te ning» «dghs gehebben, dat hij bedaard die treurige gedach- m°a°f ,1^4 te verzet: alle mijne kinderen zullen zijn om- w'aenet"h" A'."dhl gekoomen. 34. Absalom nu was ook fpoe- '-om is 'er op ,. . ° , . ' j-»• 1 toegelegd van dig uit de zaal op de vlugt gegaan. Einde den dag af, dat lijk word de Koning uit de onzekerheid ge- thama& ^verred» De \vagter namcnlijk van hct liof ziét kra«' heeft, een meemgte menfehen van agteren cpkoo- neeme nu mijn men van den kant van Baal-Hafor. En men de^zaa^ met twijffelde niet , of het waren de vorftelijke 'n ,zi>nJ hart» J ... . denkenden al- zoonen. 35. Met die tijding vliegt Jonadab ie des Kouings . , .. Z'^ons zijn naar zijn oom, en zegt: zie daar, mijn aooa t want Vorst! zie of ik verkeerd gedagt heb, daar jg"^" ilIlce;i koomen nu alle uwe vorftelijke zoonen, Am- . vs. 34. ab- . , , ^t salom nu vlugt- mon zal alleen gemist worden. 30. Nauwe-te. En iejonlijks had hij uitgefprooken, of zij waren al wagthi/'d^hie? op het hof, fchreiende bij den Koning, hun- zi|" 00=m ■ p« x v J ° ' en zag tee. ei: . . . i ) ziet, 'ei- kwam veel volks van den weg agter hem aan de ziide van 't gebergte, vs. 35. Toen zeide Jonadab tot den Koning: zie de zoons des K nmgs koomen. Naar het woord uw's knegts, alzo is het gefchiéd. vs. 3Ö. En het gefchiedde , als hij geëindigd had re fprecken, zie, zo kwamen de «ons des Konings en hieven hunne (temmen op, en weenden, en de Mm i  548 Het TWEEDE BOEK Koning ook , nen Vader, en David cn alle de hóvelinknegte'n ween- gen waren zeer aangedaan over het beroerend den" met een , Ondertusfcheii achtte Absalom groot geween. & J' vs. 57. CAb- met zijn gevolg zich niet veilig voor zijn salom dan ... . , » r>i j viugtte entoog vader, toen hij vernam, hoe bedroefd de Kollen zoon^varl ning was over den dood van zijnen KroonAmihud , Ko- prinSt „g. Dit duurde langer, dan hij gedagt ning van Ge- ' . zu,-, en hij had. Hij gaat dan, na zich een wijl onbe„rv°erSziin 'ÏZ kend opgehouden te hebben, naar het hof allvSd"e8dArznö van zijn moeders vader, en bleef te Gezur in viugtte Absa- sijrïên zijne hofhouding beftendig houden, naar G^zur°ct 39. Eindelijk fleet de droefheid van den Ko- dLTaaarendaar ning OVCr Amn ons dood , widlS Zeden hem vs. 39- Toe" toch nimmer aangenaam, geweest waren , terverlangde [de ... ziele] des Ko- wjji hij altijd ongemceuc genegenheid voor SomTar Absalom gehad had. Hij verlangde dan Absalom uitte- def Qm ^ffl gevlllgten ZOOn te zidl , ( 111 trekken, want •> " w , hij had zich z}jn hart toch pleitte hij voor hem,; ja oe amnon , °dS trek was zo fterk, dat dc hovelingen dien hij dood was. eindclijk 0HtdekteH. xiv. HOOFDD. T\ vs. 1. ais nu a. l_Jv eerfle, die Davids lust, rra Joab, de zoon Absalom te zien, ontdekte, was de fchrande- van Zeuuja ' merkte dat reJoAD, die hct van veel belang rekende, den ov«daImwm jongen Vorst door eene aanmerkelijke daad in w'vs' 1 ■ zo z'inc bclangens te brengen. Hij neemt dan zond Joab hee- v001- f ]lcm weder ten hove te bezorgen. en nam Doch de zaak moest voorzigtig overlegd wor^edvrrouwëC, den. 'sKonings genegenheid mogt wel volcn hij zeide daan maar tevens moest zijn geweten, dat tot haar: ftel u ' _ toch als ofgij Zo teêr was, niet bezwaard worden. i\a een enUWtrek0egnu wijl peta's komt hij op een middel. Niet ranWenCzaifCu van Jerufalem te Thekra woonde eene zeer' met olie, Vrouvv van veel beleid en welfpreekeiiheid ,  der KONINGEN. Hoofdd. XIV. 549 hem wel bekend. Die vrouw ontbied hij, en en wees ais . , ... een vrouw, die doet haar opening .van de zaak , zij moest nu veeie dagen die flipt zo uitvoeren , als hij bedagt had. g^eeffow Ga ten hove, zegt hi;, als iemand, die door cenen dooden. harte leed vergaat, in 't diepfte rouwgewaad, zonder eenigen fieraad , of verfrisfehing te vs. 3. En ga in gebruiken, als iemand, die door droefheid al en" Qirtèk'To't lang alle genoegens verzaakt heeft, en 3. Zoek hcm 'mr llit 00 7 J woord : en zo des Konings mededoogen tc verkrijgen. Joab leide de Vraagd hij dan, wat u deerd, ftel dan de haaren mond. zaak die ik bedoel (en die in bijzonderheden rJ|;iV,v%j,.De meegedeeld is) den Koning voor. 4. Dit vrol,w zeide n_ , .. .. . tut denKoning, voorltel neemt zy aan. Zij laat zich aandie- ais zij op haar nen aan het hof, en, zo dra zij voor den aarde"'was geKoniug in den diepften eerbied neergeknield vaIlen \ efi haar A p neergeboogen is, barst zij uit, als overftelpd van droef- had, zo zeide heid. Ach, goedgunflige Monarch! fpaar, Koning10U fpaar doch. 5. Dc Koning reeds bewoogen Kj;jy- ^éf^ over de verbaazende aandoeningen van de 101 haar: Wz . „ , is u ? en zij vrouw vraagt haar aanftonds : wat haar zeide ■ ik ben deerd? Ach, Vorst! zegt zij, ik ben in de "ouwe^Tn diepfte wegen. Ik heb een waardia: echtere- v0mai' is 00 ftorven. noot verlooren, 6. Bij wien ik, tot mijn vs. 6. Nu ccnigftc verzagting van dien flag 2 zoonen matg7£tweê bad, die al tot mannelijke jaaren waren. zol"""' en de" J J ze beiden twist- Maar eens op een tijd zijn zij beiden op het ten^ïa .het Veld; land, komen in woorden met malkander, en van fcheidcr™ gtuswóorderi tot (lagen. Niemand was 'er bij, en jfjg *t'eel dus ging het zo ver, dat dc een den anderen den. a'"-icren , „ . tt , • , en doodde hem. aimaakte. 7. Hoe bitter dit was, kan een vs. 7. En tedcrlievcnd vader gemakkelijk nagaan, maar fèh^iciLgf u vs. 6. Hier werd David heimelijk geftoken. Hü had> regt moeten iferfchaftcn , op dat Absalom zich de, belangen van zijne zuster, niet. behoefde aanterrekken. Mn s. Mm 3  ggrj Het TWEEDE BOEK opnoïtMii re- bij deze grievende fmart kwam tot overmaat gen uwedienst- maagd, ■ heb- nog dit, dat de nabeltaanden eenpaanng het ge"f üen'hfeV, 'eeven vorderden van mijnen anderen zoon. $i» Wat ik kerm, hoe ik inbreng, dat hij de der geflaagen . 7 . heeft, dat wii eenige erfgenaam van het vaderlijk huis is — ziele V°°zi n's de eenige glimmende kool, die een vuur zou H^doodgena- kunnen maaken' het maS niet helpen. Het gen heeft,.Kv,- fchijnt, dat zij het 'er op toegelegd hebben, oen, ook. .:...„1 . J. *,::,*>. , den erfgenaam om mij bij alles nog oie lchande aau te doen, ^T'z^en zi\ c1at nt kinderloos fterf, en den geflagtnaam mijne kootó , van mjfn waardigen overleden man dus in verdie orefócblee \ ° ven is, ui.- getelheid brengen. Dit doorfneed mijn ziel, blusfchen , op '. .. dat zii miinen hoe zeer ik er mij over tragtte te vertroos- naam nog over ten ' 'k nam nct befluit, om mij voor de voe- bii fzei lanen ten van uw meedoogende Majefteit neer te op den aardbo- ' ° . ■ . dem. werpen. 8, De Koning, die gevoelde, wat zelié de Koning kinderliefde was, is aangedaan over het vertot deze vruuw : haald geval. Hij gebied haar opteftaan , cn ga naar uw 1 r huis en ik zal zich gerust naar huis te begeeven, dat hij voor u gebie- VQor naare belangen zorgen zou. 9. Dus zou ™vs,-.?•. de de vrouw haar doel sremist hebben. Zif Thekottiefche _ "- J vrouw zeide vcinsd dan eeiie angst te hebben , die iii zulk tot den Koning: . . ,. mijn Heer Ko- een geval natuurlijk was. Maar , indien w"figheid°"zij nem evemvel onverhoeds de 'doodclijke flag op mij, cn^op moest treffen, zegt zij, dan-wensch ik- hartehuis De Ko- lijk, mijn Heer! dat de bloedwraak van den %en eu'^zifn laatften niet op uw koninglijk huis , maar vs. 8. Uit dit vs. fchijnt te blijken, dat de Vorflen in Isratl ook hct recht van gensde- bewijzing geoelTcnd hebben, maar of d:t volgens richt of gewoonte was, is onzeker. vs. 9. Beer vertaald men dit vs. en meer aan het oogmerk van Joab Voldoende, a's men het dus overzet: ,, mijn Heer Koning! indien daar eenige misdaad is in het fpaaren van mijns zoons leeven, laat die op mij zijn. * • "" ' "" 1' * *■ :v\ '■ "■ "  der KONINGEN. Hoofdd. XIV. 551 nevens mij op dat mijner ouderen mag |W# j$ onrusten. 10. De Koning tragt baar nu nog vs. 10'. En de verder gerust te (lellen door haar te gelasten, ^°™"kst dat, zo 'er iemand ware, die ecnig bezwaar ^n ^ $ mogt hebben, en hct leeven eifchen van haaren mij ,°en hij zal 0 . , ... ... c . , u voortaan niet zoon, dat Inj haar dan vrijheid gat, om zien meer aantasten. op de koninglijke Majefteit te beroepen. Hij zou wel zorgen , dat zij niet voortgingen , om haar verder in rechten te betrekken. vs n Enz;j Maar nop- heeft de vrouw niet afgedaan. ttMe* ae Ró.... ir • n ■ ning gedertke tï. Ach, zegt zij, dat de koninglijke Majelteit doch aan jeko- in dit geval zich de genade en magtige be- itl^Zoéd' fcherming van Jehovah, zijnen God, herrin- *reev**s nere. Want ik heb de uwe noodig tegen de Heh , «m te ver, , . , .... , derven, dat zij vermeerdering van hun , die zich wreeken „„„en zoon Willen over den dood van mijnen ongelukki- gen zoon. lk blijf toch altijd in gevaar mijn [zo waaragtig & 1 , a!s] Jehovah leeven doorbrengen, doch oin haar gerust te leeft , indien Hellen, beloofd hij haar , onder plegtige be- 'h^r^n V:lunw^ tuiging dat hij 't leeven van haaren zoon in *f»fs op de o ö j aarde zal val- zijne koninglijke befcherming zal neemen. ien. 12. Nu heeft zij het koninglijke woord het 7C?Jë ,4? "deze geen zij wenscht, en verzoekt den Koning de ™omv » ^ eer te moogen hebben, om hem in het ge- dienstmaagd , . r ^ 1 j 1 ecn woord tot beun te moogen lpreeken. Zij had hem zaa- mijn Heere, leen van het uiterst gewigt te zeggen. Dit ftËeken^et verzoek word haar volkoomen toeceftaan. M| , zcide : fpreek! 13. Gun mij nu, mijn Vorst! dus fpreekt zij vs. 13. En de toen in het geheim gekoomen , den Koning waarom "hebt aan: vergun mij nu, mijn Vorst, dat ik u ^gena"iLi'w eerbiedig vraag, waarom gij toch zo gunftig volk gedacht? vs. 10. De overzetting van Mhs. die meer omschrijving is, heeft duidelijkheid : zoo u iemand cvfr die zelve zank weder aan/preekt, wijs lem tot mi; , b'j zal .-> ner dezelve niet weder* ontrijten. Mm 4  55* Het TWEEDE BOEK want daaruit, niet gedagt hebt in de zaak van 's Heeren dat de kuiung . '.. 1 dit woqri pc-eigen volk, als m de mijne. Het is het ver* jFtó^^eeV !.a?8en van * besten, dat uwen Absalom' wwaeKpnini verschoond blijve. Door mij te bcgunftigen verftoo- in mijn verzoek heeft uwe majefteit juist zich tc1 ch nict wc* zelven veroordeeld, daar de Koning den vlugvs. Want tonden en verbannen Kroonprins de vrijheid wil zullen den • j ,• , . ~ . dood itervei., niet wedergeeft <-m aan het hof te koomen. water Üt Zo lat1g dit 20 hl'ilr' zuIlen a,le regtgeaarte aar • uHgeft<;.m burgers kwijnend fterven; en als deze niet verzameld ' . erfteld word, en de flag~ons eens trof, dat uwe Majefteit verloorcn, zou de burger- je niet wegnee- ftaat van Israël kragteloos, en zonder de minuien, maar lui . . zal gedagtetj tte zekerheid zijn. Daarbij hebt gij niet te Sk:Sv^2 dugten, dar de Godheid over Amnon wraak nen niet van 7Ü\ vorderen, neen! volgens uwe eigene uitzien vcrltoote. 17 ° vs. i5. Ku fpraak verwagten wij, dat hij den ongeluktan , dat ik , . T, . , . ■ , • gekoomen ben, kigeii Kroonprins ook niet verlaatcn zal. woordstonden *5- 1Iet zal uwe Majefteit zeer verwonderen, Koning, mijnen dat eene vrouw zich mct zulke denkbeelden fpreeken ' [is van ftaat bcmoeje, doch de angst, waar in vöik nd?vreet' miJne medeburgers mij geftaadig bragtcn over agtig gemaakt fa treurige uitzigtcn , indien Vorst Absa- lieelt. zo zei- , ° ' de uwe dienst- l o m niet te rug geroepen werd, heeft mij rulot 'den Ko verftout de zaak te onderneemen. Hier door ^wen^aJ gedrongen llcb ik eindelijk het befluit genode K ning hct mcn, om mij ter gehoor te doen aandienen, woord , zijner ■_ ...... , dienstmaagd Kene fiaauwe hoop rees er bij mij op, dat d°v"' 16. Want het vrouwelijk hart, omtrent kinderen zo teder, hooren""^ om 'm m'Jnc beweegelijke aanfpraak voor Absalom zijne dienst- moogelijk gehoor zou doen vinden. 16. Te maagd te red- • . .. . ..„. , . r ., , ' den van de meer, daar ik met twijnelde, or ik zou gehoord SS»[6nmSm% wordcn , om de belangen voorteftellen van *u en mijnen, eene ongelukkige vrouw en haaren zoonjj Men van Eh- welke door dc wreekers bedreigd werd met  Per KONINGEN. Hoofdd. XIV. $53 de groote fchande, om op hraëk burgerrgl b>v erve te r öi ' . verdelgen. in vergetelheid te raaken. 17. Ook dagt ik: vs. 17. wijde uitfpraak der koninglijke bevelen zul toch op het einde altoos bedoelen, om eens ieders Hét^ ^woori angftige bekommernis te doen bedaaren, door des Konings, ■ , .. 'zij toch tot de fcheur tusfehen den Vorst cn zijnen zoon ruste >, want te herftellcn. Ik ftel dit vast , terwijl ik gijk>n |£ weet , dat de' Koning een meer dan men- bi*, alzo is ' , , , - i-i rniin Heer de feitelijk verftand hebbe , om volgens de bil- Koning, om te lijkheid in alles te bcllisfen; ja mij is ook Jg££* en g zeer wel bekend , hoe Jehovah u, mijnen |wa?de , j& Koning, in alle uwe onderneemingen begun- Ètfbjm zal met ftigen zal. — 18. Het doordringend verftand " vsJ.n'i8. Toen van den Koning bemerkt al reeds wat de SpfSkÊ fpringbron van deeze ontmoeting i*, en vraagt, de tot de na het aauhooren van haar nader voorftel, of berg nu niet zij beloofde, om op eene nadere ondervraa- > '™jè ging rondborftig uittekoomen, en de geheimen u vraagen zal. & ö . 0 ' ' 0 . En de vrouw yan haar hart te openbaaren ? ja, zegt zij. zeide : mijn 'Wel. nu, hervat de Koning, — verklaar mij mH" %refke dan, of mijnen Veldheer het beleid van dee- t0^! Ende ze ganfche zaak niet moet toegefchreeven wor- Koning zeide: ," ~ ,,T .. ' j 1 •- i is Joabs hand den? 19. Waarop zij antwoord: bij den eer- raet u in aiien bied voor uwe Majefteit moet ik betuigen, dat cnaid* het onmoogclijk is, om zich op eenigerhande woorddc en wijs het zij goed of kwaad bij u bedekt te hou- waaragtig, ais] den; ik zal 'er mij wel voor wagten, 'tis juist, n^n itee^Kozo als de Koning giste. Uw gunfteling Toab mi,s '■ indien ° ^ ° J iemand ter reg- terhand of ter (linke zou kunnen afwijken van alles, dat mijn Heer de Koning gefprnken heeft , want uwe knegt Joab die heeft hct mij geboorten cn die heeft alle deze woorden in den mond uwer dienst¬ er. 17. De vrouw vleid niet, wanneer zij David hier, in 't eofte vs. een meer dan menfchclijk verftand wil toegefchreeven hebben, want men denkt algemeen in hct Oosten , dat de Vorften iets meer dan menfchclijk zijn, vooral ook ten aanzien van hunne verftands-vermogens. Mm 5  554 Har TWEEDE BOEK m»?6 ge- dïe mij tot de uitvoering vcrzogt, heeft mij ' vs.' co. Dat ondcrrigt , hoe ik mijne aanfpraak in moet dezer zaak^ai- richten. 20. Dat ik mijn beoogde zaak met Ion ïaWs^etft zo vce" verbloeming voorgefteld heb , is zeuvr knegt Joab feeï zijne uitvinding. Hij dagt wel, dat dit gedaan. Doch mijri Heer i« tc bedekt was , om begreepen te kunnen wi .\ei(Iiaarvan worden; maar, Welk een geluk! zijne Majeeeien Engel fljgft':; met wien ik fpreek, is doorzigtig, en Van t.lohun , . . Ti o n te merken heeft een engelagtig verftand, dat de fchakel «FaaVae ts. °P der dingen in haaren t'zaamenhang befchouwd. Yf- -'■ T"en 21. Hierop word dc vrouw niet alleen met zeide de Koning tot Joaè: eene goede hoop weggezonden, maar dc Ko- dezeUz'aak gc- ning laat Joab nu ook ontbieden, die wel daan, zo ja ffi bemerkte, dat het hart van den Konin? ficenen , haal " ^ den jongeling zeer gevoelig getroffen was. Zodra hij foreekt, Absalom «e. . , „° . . : \ der. geelt de Koning hem ten antwoord: ja, de vid' Jo'abt°op 7na^ van mijnen Kroonprins heb ik door z.ïin aangezigt uwe kunstgreep nu onweetend beflist. lk ter aarde en , boog zich cn wil mets terug trekken , en daarom veroorfifogy'.tn^'joaii tóöf ik u nu om mijnen vórftelijken zoon zeide: heden Absalom weder vrijheid te geeven, om hl Jicelt uw knegt J ° ' femerkt , dat zijn Vaderland terug te keeren. 22. Joab vondcnadheb^ betuigd hier voor met den diepften eerbied mïjnUHecrEKo' ziine v^rplisting aan den Koning, en zegt: »"fp! "m nu heb ik eene doorflaande proeve , dat ik de Koning het , . , ,. woord zijnei de eer beo een gunftehng van de konmghjknegts gedaan ke Majelleit tc zijn, want mijn verzoek is vs. es. Alzo nu eenmaal volkoomen ingewilligd. 2-;. Hicr- moakte zich o o j Joab op, cn op neemt hij affcheid', en fpoed zich naar jur', 'el hij 0*t I10F tc Gezur, want hij wil zelf de bood- vs. aï. Absalom word in den tèxt te règt een jongeling genoemd. Want hij fchijnt eerst 11 jaar fe zijn, eri de hier voor verhaalde gefchie',:nis word waarfchijnlijk hct best tusfehen het verhaalde van 1 Sam, 111. geplaatst, als men op de 01de des tijds vril zien.  der KONINGEN. Hoofdd. XIV. $m fchapper der blijde tijding zijn, en den Krooonprins in de hofftad brengen. 24. On- ^vs. 24, En de 1 ^ , t i-s Koning zeide: deitusfchen had de Vorst- wel mtdrokkehj- dlj «j in zijn ken last gegeeven, om zijnen zoon niet ten ^^J^g hove te brengen, daar hij hem voor als nog riet^ri* Alge 'ii gehoor zou geeven , en dit was de saüom b zijn rede, dat hij in zijne eigene hofhouding tc- azan5_ rug kwam. 25. Doch hier mede was Joab nli wel te vreede, dewijl hij zeer wel wist, hoe was 'er in ,,' ,. gansch Israfl hij een ieders gunltehng was, en geen wuii gCen man , zo der, hij was dc fchoonfte man van het gan- f^fJ™ fche riik, van een lieftaalig voorkoomen , en prijzen. Van J , rr- n 1 • zijne voetzool volkoomen welgemaakt. 20. lot cen itaaltjen aan tot zijnen bier van dient alleen zijn fchoone hairfchedel, SSfSSÏ&t dien hij genoodzaakt was, ieder jaar te laaten geen gebrek m nffchceren, (zo fterk groeide die weer aan) vs. s*. En want zijn hair was zo fchoon, lang, en dik h00fafcefohoer, tevens dat het , naar het koninglijk gewigt», C™ gefi*«We wel tegen 200 fikelen konde opwegen. 27. In van eik jaar, r ,. dat hij het be- zijne hofhouding was hij ook zeer voorlpoeclig, fchoer, om dat want hij had 3 mannelijke erfgenaamen, en^Sjtezo™ eene dogter, welke hij, ter liefde van zijne fejio^hu het) zuster, Thamar genoemd had, zo uitnee-hair van zijn irieud bevallig, dat zij 'er vermaard doorwas. Jj°°,dt$j£Un , naar 'sKonings gewigt. vs. 2?. Qok werden Absalom drie zoons gebooren en eene dochter ' welker naam was TiiaMar. Deze was eene vrouw fchoon van aanzien. vs. 24. 't Geen hier verhaald word toond, dat Absalom flegts eene halve vergeeving kreeg, en dit fleepte de bitterde gevolgen naar zich in een karakter als dat van Absalom, die eerzuctig en agterhoudend was. vs. 16. Men gaf dan in zulk ecn geval zo veel gouds ten glfcheirks van het heiligdom als het hair gewogen had. Mhs. Het is omtrent 20 lood, want de koninglijke Ckel is de ligltc, Michaclis in eene Verhandeling de Sic!», heeft dit bewezen.  556 Het TWEEDE BOEK vs. a8; Alzo Maar laat ons wederkeeren tot de zaak, waa? tWeef vo^m- van wi-i feken. 28. Om de boven aangercn te 3'rtifa- haalde rede, als ecn gemeen perfoon, 2 jaaren hm, dat hij -' ° r » j des Konings ijtu te jerufalem geleefd hebbende , begon aangezist met Absalom dit eindelijk te verdrieten. 29. Hij oJSzondDAB- onlDO°d Joab dan, en begeerde zijnc tussai.om tot joab, fchenfpraak, om eens eindelijk weer ten hove hem 'tot 'den te koomen, maar Joab weigerde ze hem 011rfr?fSma;'r2Mj dei' voorwen dzelen. Hij ontbood hem dan an- wiid'e niet tot dermaal, maar toen floeg Toab den Erfprins hem koomen , ° •' r zo zond hü nog het voorltel plat af. 30. Hierover word Ae- V, ^emvêi salom woedend. Hij geeft order aan zijn wüdc hij niet gevolg, cm het landhuis van Joab, 't geen koomen, . . . - • • ^ ys. sa Zo juist aan het zijne grensde, en ter dier tijd zum knegten1 • met fchooiie gerst bezet was, te verwoesten, aiV,,,sIlctjo^r's '£ SccJi gefchiedde. 31. Dit ging te' ver. i« aan de zijde Joab nu grof beledigd, komt bij den Vorst, van hflt mijne, . ,,/•'., en hii heeft en vraagt hem cie rede af van zulk eene hanGaat' d heenen delwijs , die zeker op zijne orders gehouden en fteekt het was. 32. Wel (valt Absalom uit) ik be- aan met vuur. ' En absai.om's doelde, om u mijne belangen ten hove te doen !;necten (taken . , , .. , , . , dat (luk akkers uitvoeren, doch gij begeerdet nict te koomen. aan met vuur. JJ. wijtjc fat „ji uit mijnen naam den Ko- vs. 31. loen D J snaakte Joab ning zeggen zoudt,. dat liet minder veragte- zich op en .... .. , . .-,; i:wam tót Ab- lijk voor mij was, nis balling te Ge;ur dan laiis0"ennzeide tC 1jf?rttp*km tc lecVCU — dat mij dat VCt- tot hem: waar- Veeld — en ik den toegang tot den Koning om. hebben . uwe knegten begeerae — ja, indien hij mij fchuldig oordat mUn'h mc't deelde, liever derven wilde, dan langer zo te vuuraangedoo- ieCven. 33. Hier uit merkt Joab, dat het ken? " ' vs. En A b s a l o m regt ernst is, en dat hct tot Absat.om zeide u>t Joab , zie , ik heb tot u gezonden , zeggende : kom herwaarts , flat ik u tot den Koning zende, om te zéggen: waarom ben ik van Otzur gekoomen ? het ware mij goed , dat ik nog daar ware. Nu .ian laat mij hct aangezicht des Konirgs /ien ! is 'er dan nog ecu misdaad in mij" , zo dnodc hii mij. vs. 33. Toen ging Joab in tot den Koning, en zeide hct hem ,jaii. Toen riep hij Ajssaiom, en h vöo* gens bij den Koning in, iets waagend van de %*eJg z{£ zijnen, en de uitkomst is gunftig. Absa- flg^'JE lom verkrijgt vrijheid, en komt ten hove, g»zigt , en de ... ....... j • n. va Koning luiste. alwaar hij zich in de nedengfte en gevoehglte ABSALoM. houding voorftelde, 't geen den Koning zo innam, dat hij hem hartelijk omhelsde , en hem volkoomen in zijne gunst herftelde* f-^ XV. HOOFDD. i. J Joch deze verzoening baande al ras vs. i. En het , . . , . t-v . gefclucdde daar den weg tot grievend leed voor David , na , da, absawant Absalom zich nu als Kroonprins ge- JgyJ^Jï draaiende, vermeerderde zijnen hofftoet, voor- en paarden, en 1 J viifng mannen , al zijne paarden , ingevolge de wet, zo zeer i00péhie voor in onbruik bij het vorftelijk hof. Ook ging ^J*"^ hij zelden uit zonder een lijfwagt van 50 ié- 2. Ook mannen. 2. Vooral maakte hij het tot ceue Sai.om zich , i_ „„^ des morgens gewoonte, om s morgens, wanneet cle icgt-vroeg op ? era bank zat, zich in den omtrek van het gerigts- »™ hof te vertoonen , en kwam 'er dan iemand weg der^ poor- voorbij , die dit koninglijk gerigtshof om rChiedde , dat eenige zaak bezoeken moest, dan fprak hij ^^f, da£ den zodaanigen aan, en vroeg hem, van wel- een gefchii had j ' om tot den Rc- ke plaats hij kwam? was hct dan een Israê- ning ten geliet, dan maakte hij zich zeer gemeenzaam. t* kz°ch* riep , en zeide : uit welke ftad zijt gij ? als hij dan zeide : uw knegt is uit een' der ftammen Jsrails, vs. e — 6. Uit het hier verhaalde kan men het begrijpen , hoe ecn volk verleid kan worden , om van cen groot Koning, wiens regeering «itfteekend was, aftevallen, en eenen jongen Vorst, wiens ganfche leeven tot nog toe niet veel goeds, veel min groots voorfpelde , toegevallen.  £5S Het TWEEDE BOEK v.-. $. zo 3. Vroeg naar de zaak, die hij voortedraagen zeide Absalom , , . , , tot hem: /ie, na"5 c11 verklaarde ze voor zwver, en regt- iiwe zaaken maatig, waar door hij zo iemands genegenzijn goed cn 0 7 J iw* het verzoek hem toe. Hij maakt zich dan vs. 9. Toen gereed tot de reis naar Chehron, de voormaa- S?bém: g»*( lige hofflad, nu min of meer onvergenoegd, ^tc!hij om dat het de hofplaats niet meer was. op, en ging ïo. Intusfchen had hij in het geheim overal vs, ï0. ablieden van zijnen aanhang gezonden, die hij ^jgj^^ ffelast had, dat zij bij het eerde hooren van gezonden in L 3 alle ftammen cenig bazuingeluid eener plegtige optogt, hraUu oai tp aandonds overal verfpreiden moesten , dat hef g'éÜud5der Absalom te Chehron tot Koning uitijeroc-«|* peö was. it. De looze Vorst had zijnen gij zeggen vader daar door nog meer misleid , dat hij K^ug^ c:'t juist zulke lieden van het hof en uit de hof- ir™< F,, ftad senoodigd had, en dat wel ten getale 'er gingen met ö ,? , , „ . Assalom van van 200, die aan de belangen Van Koning jerufalem twee David verkleefd waren, en alle medegingen ^fgaioJdT* om des Konings zoon, die eer aan te doen ^^e'ia komst van Absalom in zijn Vaderland, en word hier in gevolgd door D athe, Venema , en He?el. vs. 10. Mus. meent, dat Absalom door liet geluid, waarvan hier gefprooken word, in 24 uuren door de lieden van zijn aanhang haf ganfche rijk door het gerugt verfpreiden kon, dat hij gekroond opvolger was, want dit geluld hoorende moest elk vraagen , wat he: beduidde ? en ieder in de gedagten koomen , dat de verkiezing eenftemmig -vas. Ik beken , dit denkbeeld is vernuftig , maar mij in hct verband «ar. 00 dis.  Het TWEEDE BOEK ne eenvoudig- zonder eenig ander oogmerk, daar Tuist die Beid, want zii ° , , wisten vangee- diende , om anderen te doen gel oven, dat dezen, de bloem van het hof, reed- op zijn vs. iï. ab- zijde en onder zijii gevolg waren. 12. De salom zond ., ,. , , , ', , ook om achi- grootlte, dien hij in zijne belangens overhaalhm*ht d Davids de' was Achitofel, de Gikniet, die ook Raad, uit zijne ter dier tijd te Gilo was met een Godsdienflg ftad, uit Gilt , ~ . [te haaien ;] oogmerk. Dit was wel een van konmgs denhoffcr!ier.hEn eerftc raade'n, doch waarfchijnelijk nog enigde verbintenis zjns beledigd over dc handelwijs met Uria. werd llerk, en D J her volk kwam Hier door werd zijn ftreng zeer gefterkt, de- inee'rderdeVbij wijl hij ecu doordringend ftaatkundige was, Absalom. en Absaloms magt groeide van dag tot dag vs. 13. Toen nu fterker aan. — 13. Laat ons nu zien, hoe bZiïchaPPeCren htt aan het hof geftcld is! den Koning, cen tot david zeg- keurig beftuur in zaaken van het rijk hebben- gende: het hart ° J van ecn' ieder de, kon het niet lang bedekt blijven, wat 'er ïnlsrnël fvolgdl ... ' . absalom na, voorgevallen was. Men vernam al ras, wat zeide David rot 'er mct Absalom fmêuldé en hoe een ieder allen zijne ]iem de grootfte toegenegenheid toedroeg. knegten , die - . ' . . met hem te Je 14. Die tijding trof den Koning zo veroaamaaktm^op1' zend, dat hem alle moed ontzonk, en hij en laat ons vijc- met uiterfte verwarring tot de vlugt belloot. den, want er . zou voor ons Dij bedagt te regt, dat Chehron niet verre men z^nVooir van Jerufalem Was, dat hij Ichielijk kon Ae^gt°iiaas*,u overvallen worden, en dat 'er dan geen ontom weg te gaan, koomen zou zijn , dat A bs alom door alle ndsffchen'haas- mo'èielijkhedén heen dreef, en niet fpaaren teThade°en^n zou' om zl'n oogmerk te bereiken, dat men Vwaad over ons te meer fnoed moest maaken. om zelf in den drijve, en deze , , .. . . ftad fla met de altogt gedekt te zijn van eenen inval van agte- zwaards! ren? vvant met een' ongelukkigcn flag was het ys. is. Toen n-edaan, en in die verwarring zou men zich zeide de hneg- o 3 o ten desKonings fpoedig meester maaken van de ftad. 15. De tot den Koning: . " , , , naar alles, wat Koning vond een ongemeen aankleevcn tot  der KONINGEN; Hoofdd. XV. gS| sti'ne bemoediging onder zijne hovelingen, en ra% Heer de J J Koning vcrkie- iijfwagt. 16. Hij vertrekt dan in ftilte te zen zal ,_ziej voet ter ftad uit, om .dc burgerij niet gaande j^e"{n>;,R* te maaken. Den ganfchen koningrijken hof- . vs. ió. Ende ° •• ° - • ' Koning ging tut ftoet had hij bij zich, uitgenomen 10 vrouwen met z.in g.m, , . * ,, ... „ Tche,, huis te van den tweeden rang, welken hij agter liet v.oet,,'doch do in den Haram, waar dc koninglijke fchatten j^Mf" 'Jgj in bewaaring gebragt, en zij veiligst waren, het huis te be- i •■, T' tt : ,• j ■ waaren. dewijl geen oostersch Vorst ligt daarin zal . Vs. . if. Ais dringen , zo lang het van vrouwen bewoond ^eJ^J^ is: doch hoe weinig eerbied hij zelfs in dit te voet was „ , .. , ", i i. 1 Htfgegw , zo Ituk van zijn zoon te wagten ha;;, zal het bieevenzi.ift.an vervolg leeren. 17. Zodra zij nu de ftad ver- ^LdF* ^ure laaten hadden, floegen zij zich neer in een „vs.\. iS; Etl ' 0 J ; alle zijne kneg- vlakte agter de bergen, die Jerufalem omriu- ten gingen aan , . , „ ' zijne zii ie hec- gen , om bet overig gevolg altewagten. en lien„ ooit alle 18. Straks, daarop zag men dit in ftilte van %0CJf%'tjf;n alle zijden aankoomen , benevens de lijfwagt ?» Mc llc G«- , . , , •. tbietsn zes hon- van de Cretin en Pletht, en de burgerij van derd man, die Gath, van welke hij ook een bende van 600 *J*[ gekomen man bekoomen had, die de voorhoede van ^aren, gingen" ' ■ voor sKonings dit legettjen uitmaakte. 19. Onder andren aangezigt heevolgde 'er ook een aanzienelijk vreemdeling ne"v\, zo een Gethiet, een Itiiaï. Deze getrouwheid fofi^Aï derf bevreemde den Koning; bedugt, dat 'er iets \^"'rJtw?. agter fchuilen mogt, fpreekt hij hem op deze ooi; , m-i ons wijze aan; Hoe? waarom zoudt gij in deze ^J^mi netelige omftandigheid mij volgen ? dit zou ik bi' deu Konins.! 0 0 . ... want gu znt u ontraaden. Ik zon mij liever bij den Vorst vreemd , en ook houden, die het beftuur in handen heeft; als vwrfkke^riaa? vreemdeling hebt gij 11 toch in de rijksbelan- üv;e p*a;U£- vs. iS. Het fchijnt dat men door de burgerij van Gatb hier Pbili(lijnen verftaan moet, die bij gelegenheid van Davids kroning medegegaan waren, en hun Vaderland voor altoos verlaaten hadden. JV. Deelv • Nn  sèi Het TWEEDE BOEK vs. 20. Gis- gen niet intewikkelen, te meer, dewijl gij, Soomenen na eenig vertoef, waarfchhnelijk naar uw Vahe en zou ik herland te rug zult keeren. 20. Gij zijt nog u met ons om- ° ' voeren, om te te kort hier geweest, om aan de belangen fochgaanmoef, van een rampfpoedigen Vorst zo fterk verktn" keer we" bonden te raaken. Moet ik vlugten, weraer' en Breng waarts mijn lot mij drijft, dit is voor u met wederom.Wel- kiesbaar, ik ZoU mij dan met mijn gevolg, me" als ik in uwe plaats was, te rug begeeven. «■ „, Met uwe genegenheid en trouw kunt gij mij vs. 21. Maar - ö f AT - Ithaï ant- torr nog altoos te ftade koomen. 21. i\iaar K^infen zii-de Vorst vond in Ithaï eene fterke verJË % kleefdbeid ann zi';ie belangen. De__ man is **. leeft-, cn t4oor z;jlie voorllelling getro.Ten , hij zweert Konin"eieene! bij Jehovah, hij betuigd bij den eerbied voor " Plmi,nde koninglijke Majefteit, dat het zijn' opzet- Heer, de Ko- ^ voornccrnen is den Koning in alle ning, zal zim , j het zö ten dood, lotgevallen tc volgen , en zijne belangen Le veV'd»?'zaj blijven aankleeveu, al was 'er zijn leeven %£XzW meö gemoeid. Dit wilde hij dan ten duurftcn vs. 22. Toen verkoopéri:. 22. Op dit voorllel gaf de KofóPlraA?*r26 ning, aangedaan cn bemoedigd door het aankom , en ga , , „„fa JTHAÏ' 11U VOlkoOUlC Vlijover! alzo ging geilüotu gez,c0cic, ithaï, dc Ge- hd^j^ om nr[ar dc algemeeue zamclp.aats !dic'ziureCmau- te begeeven, alwaar hij met zijn ganfche htm* WndcrTens'cUe gezin en gevolg, het getal der vlugtende» mct hem wa- venTteerderd. — 23. Toen dc Koning nu Ke1Cvs. 23. En grom beek overtrok, mct oogmerk, om de hmd wcemle vlakte intctrekkeu, was 'er eene ongemeene a,\ctlhelcftv™k aandoening onder de aanfehouwers en landbcoverghi'g. Ook vvooners, die dit fchouwfpel zagen. Elk WW ging de Koning ' , , , rr ■■ „„ over den beek even aangedaan door den Koning en zijn ge^fvofk^ging volg in zulk eenen onverwagten en reddelooov r regt naar 7„, a t te z;cn te meer, daar 'er nog enden weg der v/osstijn. ger omflandiJieden te wagten waren voor  der KONINGEN. Hoofdd. XV. 563 eene Karavane, die niet beftand was tegen __.vs- h* en» een Vorst, die de harten betoverd had. ook daar , en 24. Onder anderen was in dit leger ook aan- meteen!" gekoomen Zadok, met het gevolg der Le- drraage^ rie de rieten, en de arke des verbonds, plaatzende verbond van de ark in het midden van dit legertjen, ter- feKendètt^dew wijl Abtathar geftaadig weer naar de ar^ van 3 J . neder, en Ae- ftad keerde, om door zijn voorbeeld deezen jathar kionj en geencn ftedeling te fterker aantezetten. hèt'jivoik. 'uit 25. Doch de Koning fpreekt Zadok aoa^?^/^ en betuigd hem , dat hij zich wel verpligt tegaan. , , .. , ., , 0 vs. 25. Toen rekende voor zijne getrouwheid, maar het ge- zeide de k .ning i-aaden vond, om zich in deezen togt met de b^ng ^^ark arke Gods niet te belemmereni dat hij, en van . Elobim . » . . j» Weer m de ftad, het priesterlijk gevolg hem in Jerufalem van indien ik ;ena- .• , .. T1 ', , de zal vinden meer dienst konden zijn. Hoe ook de uit- in de oogen komst mogt zijn, hij onderwierp zich aan da lm '£*\!?ab * _ ° _ 1 r zo zal Hu mij Goddelijke Majefteit, overal tegenwoordig, wedeitiwaien 7 Zoo hij de gunst van den Koning der Konin- imen^zien", gen herwinnen mogt, dan twijffeldc hij niet. S'waohtag*0"of hij zou, het ging hoe het ging, vrced- vs- 26. Maar * • , ° , , inilien H>j alzo zaam te rug keeren, cn het verruKkend. ge- zal zeggen: üc noegen hebben , om de plaats der ark in {J^^k h;*J het Godshuis weer daagelijks te bezoeken. lje11 lk- hij °> * doe mi.i, eo als 26. 27. Maar was het, dat Jehovah met daaden in ziihe oogen toonen zou, dat Hij hem afgekeurd had, om S°Vs. 27. voors langer zijn onderkoning te zijn, hij zou eer- fot^e^prfesbiedig gehoorzaamen, en zich zeiven aan de tér Zadok.: zijt Majefteit aanbieden , op dat hij een V0111US Ziender ? keer over hem uitfprak, waarom hij verzogt, dat ^Zet vrede» vs. 24. Dathe zet het laatfte gedeelte van het vs. over: Abtathar Kivam ook, toen alle reeds ter fflad waren uitgegaan, zonder dal men nogtans daarom zijn trouw behoeft te verdenken. Pe fpreekwijs it jienker.  gft Het T W E E D E BOEK ook uwiiedcr Zadok mogt te rug keercn, en hem als AmMAiiz]°uw Profeet bedienen, ook Abjathar met zij'tM zoon, on jona- 2 Qudfte zoonen Ahjmaüz en Jonathan. tiian , abja- , j thars zoon, 28. Vervolgens lpreekt hij met hun at, dat mvs.U=8. ziet, hij geen beweeging van afmarsch met zijne ik zm vertoe- Karavane zaj maaken voor dat hij eerst het ven in de vlak- ? ke velden der woord der Godfpraak gehoord had van agter dat 'cr een het voorhangzel, door hunne bediening hem StS?,t meedcgedeeld. - *9i De i hoofden keerden men mij aan- dan weder te rug mct het heiligdom naar JcZevs. 29. Alzo rufakm , en zijn 'cr beftendig gcbleeven. en^MjATnAn 30. Ondcrtusfciieu was het een treurig gezigt, de ark van Eh- d y i het 0lij'vciibosch aan de htm weer te 0 . ci 1 jcrufaUm, en westzijde van de ftad te zien ahlaalen naar zri^bieevcn a- ^ viaiite ^ ^ bedekt hoofd en bloote David gtóg o" voeten, gevolgd van de zijnen in dezelfde door den op- houding, onder cen diep gezugt en hartelijk gang der olij- °' 7 ven, opgaan- ge weert. 31. Nog nadere bengten vermeernen'der<=nWnet derdétt den angst van den Koning. Men hoofdwas hem b dr-ciiaptc nem namcnlijk , dat Ac hit o- bcwonden, en r ' ■ y . . , , hij zelf ging FEl ook afgevallen was , en veel invloed had haTalhetvolk, op A b s a l o m. Dit doet den Koning gCWcl- wïs^en ieg™ dig aan. Den man, en zijne inzigten in lijk 'zijn hoofd ftaatszaaken kent hij, hij loost dus eene diepe op , opgaande Zllgt, biddende, dat Jehovah dc fchrandere en^wecnende.^ mfa^Ë^)h^a van hun verdwaazcn mogt , gaf men David daar ]lct anders met hem en de zijnen gete kennen zeg- J 0 gen;ic : Acm- daan was. 32. Vervolgens m het boetgewaad tofel is onder de geenen , die zich met Absalom hebben verbonden , dies zeide David: 0 jehovah maak toch achitofels raad tot zotheid, vs. 32. En het gefchiedde, als David tot op dc hoogte kwam, dat hij daar Elobin vs. 30. Tot verftand van dit vs. tnerke men op , dat de rijksgrooten het hoofd omwonden, wanneer zij in veragiing en ongenade;! bij hu!> Souverein gevallen waren, en dat de ma^lrm rijkszetel te bemagtigen. xvi. hoofdd. TVT vs. i. ais nu i. T\ a dat de rampfpoedige Koning zich david cenwci- nu re fa op re:s begeeven, en van de hoog- ms van de 1 & ' hoogte was ten, die Jerufalem omringen, verwijderd had, SeTcoCT^Sit- ziet hij eene kleine Karavane het leger agterM«a»a- baalen- Ilet was de Rentmeefter van Mezf.ths urn en, p hiboseth, met een koppel gezadelde met een paar , ' ,..<■ 1 j irctadekie eze- ezels, belaaden met hjftogt, met 200 brooden, op"'tweè ho" 100 klompen gedroogde druiven, en ico ftuks derd brooden, verfnSfchende watermeloenen , of andere gemet hondera . ftukken rozij droogde vrugten , en een groote zak met derd *Jcfe£ wijn. 2. De Koning dit ziende vraagt J^JXi hea: wat liij met die lijftogt voorhad? en zak met wim. bij betuigt, dat zijn oogmerk was , om de Koning' zeide ezels voor hct gevolg des Koniugs te geeven, zuitZgi*!dMr het brood mct de zomervrugten en de wijn mede? en Ziba i krijgsknegtcn, op dat de afgematten zeide: de ezels " v* 'ö p ,■ ■ r i -i i zijn voor het iu de woellijn ook ecn fnsfchen oronk mognï'ngs dom Eon' ten hebben. 3. Hoe, zegt de Koning, zijt te rijden en • • d alleen, waar is dc zoon van uwen het brood , en SM > ' de zomervrug- onderkoning? Ach, zegd Zïba, dien kon ik «n ,° vóór X tot de reis niet beweegen, die vleidde zich wTinTope"ott met de tegenwoordige omftandigheden. Wie de moeden in weet zejde hij, of de Israëlififche -Raad niet den woestijn ' •• i i drinken. befluit om het koningrijk aan mij als den wet- zchlc * KoiiTng: waar is dan de zoon van uwen Heer? en Ziba zeide tol ten B "dm;: zie, hv blüft te Jerufalem, want hl, zeide: heden zal mij hct huis Israïls mijn's vaders koninbnjk wedergeeven. vs. ü Het is eene goede aanmerking van Bonket, dat Zica van Absalom niets te wagten had, op Jonathan geen betrekking geSsid hebbende.  der KONINGEN. Hoofdd. XVI. 567 tjgen erfgenaam, nu optedraagen? 4. Dc Ko- vs. 4- z" f ,. ° ' , . T , zeide de Koning ning dit verneemende is gramltoong over de tot zipa; zie, ondankbaarheid van den Vorst, verklaard zij- *« ^7** 11e goederen verbeurd, en fchenkt ze aan Zi- mmhibozeth 0 , j r- heett. En Zw» ba, die eene diepe buiging maant, den ko- zeuie: ik buig ning bedankende, en zich verder beveelendc ™!j j^JJè j££ in zijne gunst. <. Intusfchen vervorderd de den w lu.vc J c u _ oogen '. mijn Koning zijnen weg tot Bahurim, der Benja- Heer, Koningi . . ' ... , •• c vs. 5- Als nu ■mmieten plaats. Hier ontmoet hij eenen bi- de Koning o,\a; e 1 van de familie van den vorigen Koning, j™/"' j^^Jj die niet ophield, het leger geftadig te volgen, zie, wen kwam r „ , . , , j. van daar een en den Koning met aüerlei hoonende lmaatre- man uit, van denen te fchelden. 6. Zijne vinnigheid ging ^zegse g^,^, zelfs zo ver, dat hij licenties opnam, en wiens naam 1 • ' . was Simei de daar mede naar David en zijn gevolg wierp, zoon van Ge- , ... , '1 1 tt ■ ra. Hij gin;; fchoon hij van alle kanten door skomngs ft(.cds voon t gevolg' omringd was. 7, 8; Zijne taal moest enJ'°6ekjTe,; Mj het hart van een' weldenkend' Vorst doorfuij wierp David den: vlugt, vlugt nu, Konings-moorder! fnood- mitsgaders aiiè aard riep hij. Regtvaardig ftraft u Jehovah Ê^»"^! nu, om alle de doodflagen, waar mede gij vse-s».hoe wel al ' het volk ,en ule het echte koninglijke huis gedrukt hebt. Gn de luiden aan fmaakt nu zelv, hoe bitter dit voor den braa- ^^nfoinke" ven Saul ware, daar Jehovah A b s a- h:!^ vv,a,'^fdus lom in uwe plaats tot Koning vcrkoorcn nu zeide siheeft. Regtmaatig koomen 11 nu alle die 55^». g/U" rampen over, om dat gij zulk een eerloos $oedf*nen d" moordenaar zijt! o. Hier over word Abisaï, Bciiau man. , vs. 8. Jeho- die digt nevens den Koning ging, zo onge- „«4 heeft op duldig, dat hij niet langer wil afwagten, wat J^J^^jSJ de Koning beveelcn zal. Hoe, zegt hij, bloed van sauls 0 huis. in wiens waarom zou die veragtelijke fnoodaard mijn' plaats gij geregeerd hebt. Nu heeft Jehovah het koningrijk gegeeven in de hand van Absalom , uwen zoon. Zie nu , gii zilt in uw i ngelnk . om dat gij cen man des hn.eds zrt. vs. 9. Toen zeide Abisaï, de zoon van Zcruta tot den Koning: waarom zou deze doode hond mijnen Meer, tien Uuiiuitf Nn 4  Uet t w e e ü e boek fioekw* 'aat Heer en Koning langer toefnauwen? 't is lang ^amiTen^zij"-genoeg! geeft mij de vrijheid, Vorst! dat ik ïeem«n?i wc- Wön zijn' loon geeVc. Ik ben in dén oogen- vs. 10. Maar ^Hk weer hier , en breng u zijnen kop. de Koning zei- , , .. , de: wat heb jo. Maar de Koning onder al zijn leed, nu doenvgiizoom zeer bedaard, geeft hem ten antwoord: ai doe va.» beruja ? , ■ . , • ■ veel te meer dit is grievend. Moet men dan wel iets *&n '"wn1?? •*mdey verwagten van eenen man (drJÉMtmïni. Laat hem N,'s o-ef]agt ? dat hij dan nu zijnen moed geworden, dat ° ° ....... , , . . , hii vh.eke , koele, hct blijkt duidelijk, dat hier in de vinheef! ,k" ger Gods is. ft. Moogelijk zal dit verncdegezegd. d aanleiding geeven, dat Jehovah met mij). vs. 11. Mis- D n " fchien zal je- nen toeftand meer medelijden hebbe, en mijn ellende aanzien lot omwende, zo dat Hij mij voor alle die mij -goed^ver-1 vloekwenfcheii juist het tegenovergeftelde geiden voor zij- fchenke op Zijnen tijd, wanneer Zijne red- vt. ii — 23. De wijze waarop Husaï cenigzins door p. Bonnet verfehoond word-, kan ik niet bijvallen'! „ Absalom was een eerloos mensch en geen lid der Mai fchappjj meer," deze iteüing zou in ht* burgerlijke ge>'aarli ke gevolgen kunneu hebben. v:. 11. Men' ftcllc zich hier David nict voor als zeer genegen lotj verzoening, maar ik zeer onderworpen.  per KONINGEN. Hoofdd. XVI. 569 ding rifp is. 13. Zii trokken dan al voort, nen vloek, tca & Jr J J ' dezen dage. terwijl ook SlMiïi al agter na liep, en al vs. 13. Alzo r \ n ging David mee bleef aanhouden mct fmaalen cn fteenen wer- |ijnbe Kcden ov pen, zo ver ging Hij zelf-,, dat hij met zijn' *^w?f- E^ voeten fterk ftoof, om den Koning te betui- voort van de , . . zijde des bergs gen, dat hij met waard was, om een zuive- tegen hem over, ren logt te ademen. 14. In het eind verliet StafESe?^ hij evenwel den Koning, die nu afgemat van nen van tegen 1 ° .. . over hen» , en zulk eenen fterken togt, zich met zijne ben- ftoof met ftof. den ververschte, in eenen daartoe regt ge- R^I^Jm* fchikt fteedje. 15. Keeren wij weder tot -» al het ™lk > -' ° J dat met hem Absalom ! zo als de Koning het gedagt was , moede had, zo viel het uit. De jonge Vorst was 3twik^afch naar Jerufalem gerukt, onder anderen in zijn ald™nAb_ gevola: hebbende den fchranderen A c 111 t 0- salom nu en y. T T* • r 1 j 31 volk » fel. 16. Hier ontving men hem zonder den de mannen /*minften wederftand te bieden. De eerfte en ™ils ^/;n2 aanzieneliikfte, die hem verwelkomde, was en AcmTorai. ■1 ' » met hem. Husaï de Raad van David, die den Vorst vs. ió. En de gewoonc hulde doet mct te zeggen, lang ^^L^de leevc mijn Heer, de Koning! 17. Zo? zegt Arcbiet ». Da" J ' 0 vius vriend , Absalom tot Husaï: dit had ik niet ver- tot absalom , „ kwam, dat Hu- wagt van u , gij waart aan de ftreng van SAÏ „t absa- David fterk gehegt , een groot veitrouwe-^^''j^^^ ling van Koning David, hoe komt het toch, de Koningiee- ve. dat gij uwen vriend verlaaten hebt? 18. Ach! vs. 17. Maar zegt Husaï, gij moet niet denken, dat* ^Wma?* den huik naar den wind hang. Neen! 't is mij "y* wel" , . . daidlgbetd aan genoeg, dien als Koning te eerbiedigen, wien uwen vriendt •11 1 j j > 1 «v 1 1 waarom zijt gij ik bemerke, dat door de keus van Jehovah en njet met uwen vriend getoo- gen? vs. 18. En Husaï zeide tot Absalom: neen l maar welken $tbovab verkiest, en al dit volk, en alle mannen van hrati, diens Zal ik vs. 14. Mogelijk moet hier voor woede zijnde gelezen worden te Ajvbun; Datue heeft dit vrij waarfchijnliik gemaakt. Mus., ook. Nn 5 "  570 Het TWEEDE BOEK zijn, cn bij hem de goede burgerij zulks is. U wensch ik mct die 2a'vf 'io^En zclt^e toegenegenheid te dienen, die ik uwen ten amieren , Vader beweezeii heb. Dit is geen ontrouw. wien zou ik ■ _ Ir . , dienen? zou io. Het is numcrs de Kroonprins, de natuurvoor nhet\2an- Hjke opvolger van den kroon, dien ik dienen gezigt zijns wil. 20. Hier door bewoogen ontvangt hem zoons? gehjk . ais ik voor hct de jongen V orst, en laat hem m zijne waariiwen2vader ge" digheid van Raadsheer , verder gelastende , diend heb, al- fat fa Raad vergaderen zal, om te overleg- zo zal ik voor ° ' uw aangezigt gen, wat nu het eerst met goeden uitflag bij 'vs. 20. Toen de hand genomen? 21. Bij deeze gelegenheid 'tot AcmTo^E0" nac* Achitofel, dat de nieuwe Koning geeft onder u- bezit van de kroon moest necmen, en geneden raad , ■ wat zuilen wij meenzaamcn omgang hebben mct de vrouwen, d°vs? 21. En die dc Koning had agtergelaaten tot bewaaAcniTOFEr. zei- rjjjar van den febat; door deze daad toch zou oe tot Absa- 0 111 lom : ga in tot hct een' ieder bekend worden, dat dc vervwes vaders" zoening roet David noit zou getroffen wor- hecftl' om^he" den' cn 1;ln§S die° WCS Z0U men zic!l n,llC" kiis te bewaa- fchroomder bij Absalom's partij voegen, gansch breit 22. Absalom volgd dezen raad , hij laat bruwenS op het dak van den Haram tenten opflaan, Hinkend zijt voerd dc vrouwen van den tweeden rang met geworden , en . . rie handen van ftatie derwaarts , en handeld er meede als fliin f zuilen met zijnc eigene. 23. Nu zag men al weder, gefterkt wor- 1 t david niet te vergeefs bekommerd was den. . ° vs. 22. Zo over de gevaarlijkheid van Achitofel , fpanden zii Absalom ecn tent op het dak. En Absalom ging in tot de bijwijven zijns vaders, voor de oogen van gansch hrn'êl. vs. 23. En in die dagen was Aclitokl» raad, dien hij ried, als of men naar het woord van •js. ei. De omgang met de vrouwen was nict alleen een bewijs, dat Absalom het Koningrijk zich eigende, maar ook voor zijne partij eene verzekering, dat Absalom zich met zijne vader nimmer verzoenende , zij dus geen zwaarigheid hadden , door hem te zullen verhaten worden.  der KONINGEN. Hoofdd. XVI. pt laar' hij het orakel van ccn ieder was 5 aan »»ad_ het hof van David was hij dit reeds ge- 20 was al Acm- . , , „ tofüi.s raad , weest, en was het nu niet minder aan dat van zo bij David , . als bij Absa- Absalom. lom< Txvii. hoofdoen nu de Raad vergaderd was, om DEEE; vs. 1. Voors te overleggen, hoe David tans het voor- zeide achitodeeligst aantetasten , was Achitofel's *otjaat voorftel, dat men hem eene bende van 12,000 ""„^^f* foldaaten mogt geeven , om den vlugtenden uitieezea , dat „ .... , . ik mij opmaak, David agter na te zetten. 2. Hij aagt hem en da vid dezen te overvallen , terwijl zi ne troepen nog afgemat g«£ n* waren, en de Vorst in de eerfte' ontroering was. vs' 2. Zo zal ' .... ik over hem Dit zou noodwendig de verwarring onder, zij- koomen, daar ne foldaaten vermeerderen. Zij zouden onge- j£p ^cn)^ twijifeld op de vlugt ftaan. Daar door «OU j^^kjgj men burgerbloed kunnen fpaaren, en zich al- ken , cn ai het , • I t„ i,:: volk, dat met leen van den Koning verzekeren. 3. Ja hij hem is t zal twijffelde niet, of in dat geval zouden de Jtagteo^ dar» troepen al ras tot de partij van Absalom ning alleen overgaan, en had men zich van den Koning al- vsj 3. En ik leen meester gemaakt, dan had men nog grooter *J^d^ geluk, want dit was het juist, waar door de derkeeren, de ... ■ , , „,, man, dien rij rust tri het rijk weer ftond herlteld te wor- ZOCkt is gelijk den. 4. Deze voorflag van AchiTof'ei ™n ^ behaagd Vorst Absalom, en den leden van *\zfn den Raad. 5. Alleen verzogt hij, dat ook zijn. vs. 4. Dit •woord nu was regt in Absaloms oogen , en in de oogen aller Oudften van brtml. vs. 5. Doch Absalom zeide : ro^p toch ook Husaï, oen vs. 1. Men merkc het op, dat David geen 3=c° man bij zich had. vs. 3. Er word in den text niet gefprooken van den Koning omtebrengen. Dit klonk te hard in de ooren van eenen zoon , maar het v/as nogtiiis het oogmerk.  5"2 Het TWEEDE BOEK qnbhf en lm Hosaïcen man van beproefde kundigheid w" hir'ook zijn gcvoele" voor mogt ftellen. 6. Die daarxegr: op tocgclaaten, en den raad van Achito vs. 6. En als , . , , , ,. Husiï tot Ab- fel vernomen hebbende, met veel list en ^^Am^m aandranS van redenen, denzelven wedcrlegr. to; hem, zeg- 7. Schoon hij toeftond , dat het diepe door- gende : zullen J ' r wij zijn raai zigt van AciiiTOFEL zo groot was , dat fpre"k gij.1""' mei1 lieni anders bijna blindeling kon volgen, _ £• J" Toen kon hij voor ditmaal evenwel daar zijne toe- zeule Husaï tot . J Absalom : de (lemming niet aangeeven. S. En wel om reraad, dien A- , , TT t , eorTOFM, op oe, dat Vorst Absalom zeer wel wist, tèn ahèeftCrais wclk een beProe'rd krijgsman David was, niet goed. hoe gcocfi'end zijne troepen waren, cn welk vs. 8. w11- , , , , . j r ' «ets zeide Hu- cen hardnekkige tegen ftaud tc wagten was, uwen 8'vader'1' daar Wj z^!l ongetwijffeld woedend zou veren zijne man- dcedigen. Daarbij oordeelde hij hct onmo- tmn. dat zij hel- J J den zijn, dat gelijk, 0111 Zicli vail den perfboil des KoilillgS eêmoed^ïijn111, meeiter te maaken, dewijl hij zich ongetwijfdie van (omred *e'c* onc'er zijne weinige troepen niet beftendig beroofd is in veilig zou rekenen; neen, op krijgslisten gejoe >s uw 'va- flcepen zou bij ongetwijiTeld wel iets veiligs rpCantenenn;zai voor zicn uitdenken. 9. Hij kende de betóet vernagten kwaamlle plaatfen, om zich te dekken in met bet volk. vs. 0. Zie , dien oord het allerbest, en dus dagt hij , dat ?ich verfteekc'n cen aanval niet anders uit zou werken, dan in eender ho- dat 'er, ingeval 'er eenigen troepen geflagen len, of 111 een . 0 100 eti piaatfen. werden, in het ganfche land door de aanhan> |c>eden,*»?r geren van David verfpreid zou worden, dat A, ^le troepen van Absalom overmeesterd toDirju ,dat cen waren, io. Dit kon niet anders ten gevolge gerugt 'ver!,™- hebben, dan dat elk' dapper'foldaat, de moed cen^Mr''gfe ontzinken zou, hoe wclmecnend hij ander» fchiecilis, on- 00]c vvare omtrent Absalom. Het was der het volk dat Absai.om navolgt, vs, 10. Zo zoude bij, die ook een dapjier man 15 , wiens hart als een leeuwen hart i«, ten eenenmaa! fmclten, want fibtch hrael weet, dat uw vader een hcl.1 is, en hot dappere mannen.  Der KONINGEN. Hoofdd. XVU. 575 tóch onder Israël te algemeen bekend, hoe ztjn flie met heldhaftig Vorst David, hoe beproefd zijne "s. n.'Maao krijgsbende was. tti Was het hem geoor-* loofd zijne gedachten voortedraagen, hij zou tot u verzn» 3 .. , ., meld worde dan van oordcel zijn, dat men alle magt moest gansc-h h,m t'zaamentrekken, dat al wat in het binnen BZfeba'\oe\ "fordaanfche ftrijdbaar was moest opontbooden als z;1Ild » f8* J •' 3 r aan de ree is, worden, en dat Vorst Absalom over die in meenigtaj talrijke Armée zelf het gebied moest voeren. ^n^J^dl^ ie. Die Armée moest dan aanrukken, en den Vorst opzoeken, hij was, waar hij was, en zuilen wij tot „ hem koomen hoe voordechg ook gelegerd, want met zulk jn cêfl dEr eene talrijke Armée kon men hem ligt omfrn- ^*,r^^ gelen, uithongeren en overvallen, waar door word, en hem °. ° J gemakkelijk o- vorst en bende al ras verlmelten zoude, vervallen j ge13. Was het al, dat hij de fioutheid had, Ópk dm aardbei om zich in ccn vesting te werpen, men had dcMn v:li,t > V1 0 1 ' zal van hem 111 dan met zulk eene talrijke Armée niet anders de mannen , te doen, dan de ftad, digt ingeflooten, te zijn,"ook niet beftormen, de muuren met touwwerk omteruk- een worden ' overgelaacen. ken, en in de ftad's gracht Hortende, een' ge- vs. 13. En* .... 1 n 1 , indien hij zich lijken weg tot dc Itad te maaken. Dus was in cene ftad zat de ^overwinning zceghaftig beflist tot eeuwigen ^gansch /° roem Van Absalom. 14. De eerzugt van r«w koorden tt , .7 _ , . ° tot dezelveftad den jongen Vorst, door dit voorltel meer ge- aandraaien, en prikkeld, vond ongemeen genoegen in dien *t te'ttta'beS voorflag van Husaï. Hij vind bijval bij al- neertrekken>. 0 . . tot dat ooi; le de Raaden; ja de Vorst is 'er zo meede niet cen ftean* ingenomen , dat hij het openlijk te kennen dCT^ordJ-'.ra geeft, zonder Aciiitofel in dit geval te Z(?s- ^^o^ ontzien. Dit was door het beduur van Jeho- en alleman van , ... « 1 n IsraVI: de raad van zo, dewijl Aciiitofel s voorllag an- vanHusAï.den ders veel aanneemelijker was, doch het was ^""'dan actjI toefi.s raad doch Jehovah had hct gebooden, om den goeden raad Achitofels CS vernietigen, op dat Jehovah het kwaad over Absalom bragt.  574 Het T W EEDE BOEK vs. is. En Jehovah oogmerk, om langs dien weg Absa^Kwlöi'l ondergang te bewerken. — 15. Volabjatiiaii , 4e „€ng affpraa^ deelde Husaï aan Zadok nu Pnesteren: alzo n 1 en ilzo heeft be melijk meede , 't geen er voorgevallen was, ^"7™' den wat Ach ito f el voorgetlagen, wat "er op "eraaden''maar zij11el1 raad béflOOtétl VV3S. • l6. Met Verzoek , alzo, en alzo om dit ten fpoedigften, en op de heimcli kfte heb ik gcraa- . i ' j i • 1 den, wi;ze aan David meedetedeelen, en zich met daiïS', 1Ö'zemit zijne troepen op den oever van den Jardaan haastig heenen, tocn n;ct veiyo- te rekenen, (Absa l"ëi mogt en boodfehapt ö > • ,. n. David , zeg- eens veranderen,) maar ten fpoediglten met dezen nagt "iet zijne onderhoorige troepen den Jtr 'aan overin de vlakke ti^e^. om dus voor eene fchiclijkc ^ en veulen van cie 7 "... woestijn , en verderfelijke overrompeling beveiligd te b.ijven. dig over , op 17. Daar nu de Priefters bij de fontein, die riet vernondën van dit geval den naam van Rogel be- wde, cn ai kwara 2 zoonen verborgen hadden, Jona* het volk , dat ' n . , .. met hem is. than en Achimaüz namenhjk, clie dc trjTiiANI7nu0Nen dingen zouden overbrengen, om geen vermoeAmMAaz fton- d t geeven , zond hij derwaarts eene den bij den ton- o ? J tein Rogel. En dienstmaagd, die hun berigt bragt, waarop maagdginglwe- zij naar de legerplaats van David vertrok11" 'hun aan °, kén zonder zich eens te Jerufalem te laaten en zij gingen z[en< j3# Evenwel werden zij ontdekt door heenen en zei- , . ,. den het den een' foldaat van Absalom s aanhang, die ^n?wantMzii het d«n Vorst bekend maakte. Doch zij hadmog'ten zich den nu ai reeds een aanmerkelijken togt afge- niet zien laa- .. ten, dat zij in ]egd, zijnde te Bahunm, bij eenen man, de^ftad kwa- ^ D A v', D was toegediao, waar zij, bemer- vs. 18. Een L . :M ot,, jongen dan nog zag hen, en zeide hct Absalom aan. Doch die heiden gingen haastig, en kwamen in eens mans huis te Babunm, welke eenen m. 18. Te Eaburim, Simeis geboorteplaats, was men waarfchiineHjk mct David ingenomen om zijn gematigd gedrag omtrent hunnen medeburger.  der. KO.NINGEN. Hoofdd. XVIL 575 kende, dar zij ontdekt waren, en voor de ge- put had in zijn , . , , , voorhof, en zij volgen vreezende, zich verborgen 111 liet voor- daalden, daar in. huis, en wel in een' put, die daar gevonden vs. 19. En de _ , ... vrouw nam , werd. 19. Om hen nog meer te beveiligen, en rpreiddeeen en de gedagten van den put afteleiden, fpreid- J*^-/^ de de vrouw over den mond van den put een .i'ut ■> en ltrooide gdl t kleed, en bedekte dat met graan, even als daarop, auo of men daar agteloos een hoop koorn gelegd ^\ b'e^nd* ^ had, een vond, waar door de plaats verbor- vs- A2°- Toen ' ' 1 nu Absaloms gen werd. 20. Toen nu het gevolg van Absa- knegten tot'de .... , . .. vrouw in hec lom haar luns indrong, om AniMAaz en huis kwamen, Jonathan optezoeken, berigtte men, dat ^'zim zii reeds over de rivier getrokken waren, aan maüz en jonawelke de Itad gelegen was. - Op dit eenvou- vrouw zeide dig berigt , meenden ; zij , dat zij het reeds z"]n over ontfnapt waren, en keerden naar de ftad weer waternviertjen, r gegaan. En toeu tc rug. 21. Waarop de reizigers huunen zij hen gezogt, , . , , . , „ en nict gevon- weg onverhinderd vervorderden, en David den hadden , berigttcn, dat hij ten fpoedigften den Jor-^1ZZjZt daan moest overtrekken, wilde hij voor den verderfelijken raad van Aciiitofel bevei- het 'gefchiedde ligd zijn. 22. De Koning hier door de ge- gegaan waren; vaarlijkheid van zijnen ftand doorziende, draal- z'l . liiIoi,im™ . Zij uit den put , de niet lang, want met het aanbreeken van en gingen heen,!, den dag waren de troepen reeds gelukkig te" het°dé"nKo0vergetrokken. 23. Ondcrtusfchen was de E'"3' zij ï3'J-,\'; fchrandere Aciiitofel ten uiterften onvol- £ot Dato : . r maakt ulieiien daan over Absaloms handelwijs. Zijn op, cn gaap haastig over het water, want alzo heeft Aciiitofel tegen u geraaden. vs. 11. Tocn maakte David zich op en al het volk, dat met hem was, en zij gingen over den Joriaan. Aan het morgenlicht ontbrak 'er niet tot eenen toe, die niec over den Jonlaa» gegaan was. vs. 23. Als nu Aciiitofel zag, dat zijn raad niet gedaan was, zadelde hij den ezel, en maakten zich vs. 53. Dat hij op die wijs, als in den text gemeld word, zich zeïven vermoord hebbe, bevestigd Schwahtz in a Disf. Hoe het gemoet  $70 Het TWEEDE BOEI? fip, en toog voorftel afgcweezen te zien — dit kan zijne' ïr'rziZnc ftad! hoogheid niet verdragen. Ilij heeft nu een' en gaf bevel afkeer vail liet hof-leevcil HH hij dc ecifti aan zijn huis, . . » .. r cn vemïngzich. vertrouweling met meer is. In alleni l trekt tn°wZnbe- hii naar zijne vaderltad , alwaar hij fchikkingraaveninzjins maakte omtient zijnen laatlten wil, en vaders graf. 8 ■1 vs. =4.David zich Vervolgens verhangt, en fterft, wordende! rrü kwam tot ;n ]]et aanziencliik graf van zijne familie ter Absalom toog aarde befteld. — 24. Intusfchen iioeg \ oist failt%^ki\ David zijn hoofdleger te Mahanaim, na dat aiiedc mannen ^» ^ 0VfiEt0p* gedaan had, en Absalom Israël! met 00 , hem. reeds overgerukt Was; 25. In Absaloms aJalom' had leger nu gebood als algemeen Veldheer Ama5 gcftêw s a , terwijl Joab Davids zijde bleef houden, over hct heir. j)cze mm was een zoon van Itiira eigen- Amasa nu was , .. , .... „ eens mans lijk een Ismaltet, maar door zijn huuwhjk cen naam' ^wis Israëliet, zijnde zijn vrouw Ab igal de moei} Ithra den is- t 0 a b.' z6. De plaats, waar beiden de mallet, die m- J , ' ... „, . gegaan was tot legers lagen, was hct Overjordaanlcbe, waai «fvlj ^m- men op een beflisfenden flag wagtte. 27. Da^f's»™rviD ftond voordeelig. Zijne troepen ontviu- van ohKujA 9 joaes moeder, ggr, goeden voorraad, en alles wat de Armee nu'enabsalom behoefde vooral van S.hobi, anders een' 1^MgI Ammoniet, Maciiir van Lodebar, die MeTiair. p 111 b o z e t h groot gebragt had, en deft het gefchiedde eerwaardigeii grijsaard Bak s i 1. l aï, een Gi~ MtüaJalm gekoomen was, dar Schol,!, dc zoon vmNachas, van Rabba Aet kinderen Ammons, en Machir. de zoon Ammicls van Lodebar eii BarCillaï de Gileadieter, van Rogelim. moed van Achitofel gefield was, word uit deze onhandigheid zeer wel beredeneerd door Hess. VIII. Deel bladz. 37. vs, 85. Ismaëlit moet 'er gelezen worden volgens de Chronrken ? Hezel heeft dit bondig genoeg bewezen; — Ook de Heer Bonnet verkies dit , fchoon tragtende tevens de fout te verfchonen, evenwel zo dat ik niet bijvallen kan.  der KONINGEN. Hoofdd. XVII. 57? kadieter, van Rogelim. 28. Zii bezorgden vs „8. Eed. bedden voor de foldaaten, vaatwerk van al- Jeuwe,rt - e«* f- naaien , en lerlei flag, levensmiddelen van tarw, cn gerst, aarde vaten } gerftemeel tot drank, zo verkwikkend in het lem'/énmeei" dorfen , gcroostte eetwaaren van boonen , f£oortl f"00* ïinièn , en andere gedroogde peulyrugten. boonen , en _ , . linlen ooit ge- 29. Honig, botermek, fchaapen - cn koejen - roost.. kaafcn voor de eerden van de Armée , en bo*t bo" wekten malkan deren op om de afgematte troe- ter' e" fcto'"- 1 " pen , en koe¬ pel! met allen ijver te verkwikken. jen - kaaien bragten tot David, en tot het volk, dat met hem was, om te eeten, want zij zeiden: dit volk is hongerig, en moede, en dorltig in de woestijn. Dxviii. hoofdaar Davids troepen nu van tijd DEIiLtot tijd aanmerkelijk waren aangegroeid, werd Vm 'monfterdét 'er eene algemeene monflering gehouden, te 'wd« meer, daar men nu fchikkingen maakte om en rteide over ' - /-vi "en Ovcrllen Absalom s troepen aantetasten. Ook wer-van duizenden, den 'er bekwaame Staf-en mindere OlTicicren Jj"°,lf£„n van aangefteld. 2. Vervolgens verdeelde D ivid zo™- =■ de hoofdarmée in 3 deelen. Over de eerfte het vpik uit, „ ..... t tt , -, j een derde deel bende (lelde hu Joab tot Veldheer, over de or,der de hand 2ne zijn' broeder' Abisaï, over de ^ den I°*£. getrouwen Gethiet Ithaï, verklaarende aan der de hand „ r vin Abisaï, die hoofden, dat bij ook m perloon mee zou den zoon van trekken, om in dén lot met hun te deelen. ^oeTvJ^ o Maar dit werd den Koning eenpaarig afge- flcrde deel on- o . der de hand raaden, om dat het zo gevaarlijk niet zou van ithaï. den Getbiêt. En da Koning zeide tot het volk : ik zal ook zeeker met uliedcn uittrekken, vs. 3. Maar het volk zei'c: gij zult niet uittrekken, want, of wij sen eenenmaal vlooden , zij zullen het hart op ons niet Hellen, ja of vs. 29. Voor hotjen-kaaftn leest Mhs. zeer onwaarfchijnelijk osfeir* fioiken, aanmerkende, dat zommigen foldaaten moogelijk nog niet gewapend waren. IV. Deel, Oq  57* Het TWEEDE BOEK ziin, al vvierd de Armee geflagen , als dat de helft van J ' . ö 3 » ons ftierf, zij de Koning zelv lneuvelde. Het verliLS van op ons niét ftel- liem was 20 groüt? a's van ro,000 mail. len : maar gij ^ij drongen dan ten fterkften, dat de Vorst zijt uw als on- •' .... zcr tien dui- zich met de noodige bezetting m de vesting het mi^beter zou houden, in welker nabuurfchap dc Armée 5hn,de«5d «* légerde. 4. Na veel moeiue bewilligde D a- hulpezijt. yin dit, en belchouwde vervolgens den af- vs. 4. Toen , zeide de Ko- togt der troepen langs de Iracis-poort. 5. bij lÜ^zn'd'eu, deze gelegenheid gebood hij den Staf-officiedat goed is in ren om met de jeugdige jaaren van Ausa- uwc 1 oren. De ' J ° ° J Ko ingnuftond lom, zoo zij hein gevangen maakten, medehjvan de6poow'den te hebben. Dit gefchiedde zo luid, dat en al bei: volk y foldaat het duidelijk hooreu kon. 6. De trok uit 01 i Ir in- •' derden, cn bij Armée trok dan uit met een oogmerk om "vsf-s. Èti de zich in een bekwaamc vlakte neertefl.ran. K^ffii ['ij was op dat flagveld zeer voordee ig deen Ithaï ze - ovrd zijnde aan de oos zijde van den Jor- gende : fjian- , . ' deit] mij ïagt- daan, omringd van boschaadjens en móerasjcmgeiinpf met lén, beruc'.it geworden door cen veldflag in Absalom. f;n j e p h t a's tijd, waar bet voor de troepen al het volk - 1 ' hoorde hét, van Aiïs lom moeieliik was, om den beid als de Ko nog , , x T ■ , aiien de Over- met voordeel aantetasten. 7. Het viel voor fmV zaak ge- den aanvaller indedaad ook ongelukkig' uit. nood. [lij vverd niet alleen gcflagen, maar 'er bleef vs. 6. Alzo ; k - , toor het volk ook meer dan 20,000 man op t llagveld. uit i hct veld, Israël tc gemoet, en de ftrijd gefchiedde bij Epbraims woud. vs. 7. EU hct volk Isfatlt werd daar voor het aangezigt van Davids knegten iefïagen , en daar gefchiedde op uien zelfden dag ecn groote flag van twintig duizend, vs. 6. Het woud , waarvan de text gewaagd , heeft bij gelegenheid Van den (lag door Jf.phtha op de Ephraimictcn gewonnen, den naam van Ephraims wand bekoomen. (Zie PJcht. XII: 1 — 6.) Het was naar het getuigenis der reizigers zeer moerasDg. Uitvoerig hierover is Harmar of Faïer.  der KONINGEN. Hoofdd. XVIII. 579 8. Waartoe de voordeelige legering van Da- ^vs^ Waig Viü ook veel aanleiding gaf, want zo dra het aldaarvêrTpreid tot een hoofdtreffeii kwam, raakten de troepen hml_ Eu het van Absalom in verwarring. Er fneuveldcn ^jf^ dus meer foldaaten in de moerasfigè bofchaa- het volk, dan ... .... , die het zwaud djens dan door den vijandelijken aanval, verteerde , nP 9. Absalom tragite wel onder de troepen ^ zclkk;a van zijnen Vader doorcflaan, maar was ori* ■ «• * Ate£ gelukkig. Want op een' muilezel gezeeten tede voor kwam hij mei veel drift aanrukken langs een a£ **^^ ongebaanden weg, en bij die gelegenheid flih- Dav^ eerde zijn hair, los om zijn hoofd zwieren- pp een muil, fe J ' ..en als de muil de, om de takken van een zwaaren eik, zon- kwam oncier der dat hij zich in den fnellen voortgang kon losrukken, cn bleef dus uit het zaal geligt «^ng^*£J* aan den boom hangen , terwijl de muil onder- aan den eik , tusfehen doorfchoot. 10. Het duurde niet gy^Sg lang, of hij werd door een foldaat van Veld- den^hemei jA heer Toab ontdekt, die het den bevelhebber de, eii de muil, J , .. T , die oni'er hem fpoedig te kennen gat. n. waarop joab was, ging door. hem met drift te gemoet voert: waarom hem rf■ J°- ^ dan maar niet afgemaakt ? gij twijfielde im- zag zo gaf hij het \o\r, te mers niet, of ik had de magt, om u met kennen, enzei10 filverlingen en een' gordel van eer, daar ^A^lk^ op te beloonen. 12. Doch de foldaat hangen aan een was edelmoediger dan Joab, en antwoordde, vs. u. Toen ... r*'i . 1 zeide :oab tot dat hij om geen gefcbenk van 10,000 slvo- den nun § aiè öings oudften zoon zou durven aanvallen , nJn^ek|£ daar de Koning met zo veel nadruk aan de toch, gii hebt , , , . 1 11 het gezien , 3 Veldheeren gelast had, 't geen toch allen wsar0m flan raakte, om den jeugdigen Absalom zo zeer ^f^^ aarde geflagen? alzo het aan mij ftond, om u tien zilverlingen en een' gordel te geeven. vs. ie. Maar die man zehle tot Joab:_ en 01 ir al duizend zilverlingen op miine hand mogt weégen, zo Zou lk-miin'hana aan 'sKonings zoon nict liaan, want rie Koning heelt' u , en Abisaï, cn Ithaï voor onze ooren gebooden , zeggende : hoedt u, wie gij zijt v» den jongeling, van Absalom ! Oo a  58o Het TWEEDE BOEK vs. ij. of ik te ontzien, dat men hem leevendig zogt ia Sljï&'Se handen te krijgen. 13. Handelde ik in dit ttci!egezn\izi?,g geval teSen. mii" geweeten, voegt hij 'er bij, voor den Ko- en bedekte ik de daad, het zou denkelijk den gen8 woeden" Koning ras ter ooren koomen, en, in plaats zoudt 'er u van" dat ik mij dan op u verlaatcn kon , zou ik tegen over ftel- jjjQQgejp aan u fa iterkfte partij hebben. ys. 14. Toen 14. Nu werd Jo a is gramftoorig. Hoe, zegt zZaeiidehie°ABaiZo hij, denkt gij, dat ik nu niet anders te doen bü u niet ver- j eu rjan uwe bedenkingen aantehooren? Met toeven, en hij ' D . . , . nam drie pü- eenen loopt hij voort — fpant in zijii loop in"' Absaloms tlcil boog al — ziet ABSALOM , dooifchiet no" ' was' lee- liem »»et 3 pijlen, die zijn hart doorwonden, vend, in het terwijl hij nog leevend aan den eik hing, midden der 3 3 , . eik. en koelde dus eene verkropte wraakzugt. tien5'jongenf" 1 ^. Straks fcbooteii io van Joajjs lijfwagt joabs wapen- t omfino-eldeii den boom, en maakten Ac- ctr&ii^crs o'Ti- ~ o ringden hem, SALOM af. 16. ToCll liet jOAB teiftOlld den "i.oM'enndou- aftogt blaafen , om verder hct bloedftorten devsheinó: Toen vooitekoomcn, hoe verhit de bende ook was, blies Joab met om fa overwinning te voltooien. 17- Onderar Wét"' volk tusfehen werd de gemeuvelde afgenomen, in SeaRaterVn" het woud zonder eenige ftaatie in een kuil te jaagen,wam Keeraaven. Boven zijn sraf maakte men ver- JoAis hield het " & „ , „ , volk te rug. volgens een grootcn Iteenhoop. Zodra zijne namén7'absa- troepen zijn noodlot vernamen, vlood ieder lom, en wier- pen hem in het woud, in een' grooten kuil, en Helden op hem eenen zeer grooten fteenhoop. En gansch Israël vlugtte een ieder naar zijne tent. vs. 14. Joab was bedugt voor zich zeiven. Hij wist, hoe zeer David Absalom beminde, hoe weinig genegenheid deze hem toedroeg, en vreesde dus door hem nog eens ten val te koomcu. Hierom had hij liefst gewilt, dat de foldaat hem omgebragt had, dien het evenwel het leven zou gekost hebben, als men acht geeft op Davids gevoel ea denkwijs omtrent het leeven der Vorften.  der KONINGEN. Hoofdd. XVIII. 581 naar de legerplaats. iS. Wi| moeten hier m vs. 18. absa- , ... , " , , lom nu had ge- t voorbijgaan nog optekenen, dat At. sa- nomen, on in lom, door de wraak en ttaatkunde van Joab v^"r zil!^c0pl nu gefneuveld, in zijn jongere jaaren een séM eetfe» praalznil had doen oprigten in het koninglijk '^Koning? dal begiaalplein, om dat hij geen zoons had. zst;'de7'Tk heb Zij werd Absalom's pilaar5 genoemd, d ch ^'lie" m™°* ftrekte nu niet tot een bewijs van zijne naam te doen ... .. , 1 1 ■ ■ 1 gedenken, En grootheid, maar van zijn ongelukkig einde, hü nad iiii-"n Maar laat ons dc gefchiedenis vervolgen ! ^aargenz-?en 10. Zodra Absalom gefneuveld was, ver- naam, daarom . .. 3 ^ , r , word M> ,ot zogt AniMAaz zo trouw aan David als lnel oP dezen dag in loop, om de eerfte tijding te brengen van f^Shtodi*" eene overwinning, onder fehovatfs beftuur over vf- '9 to*n ° ' u zeule AmMAaz zijne vijanden behaald, zo zeer regtmaatig. z*dokszoon: co. Maar Joab Hond hct niet toe. Hij ver- heenen") 'pen zogt hem ditmaal van zijn voorneemen afte- ^0df"hap'p"nng zien, in een ander geval zou hij zijne be- dat jth» ■«* kwaamheid gebruiken , maar nu wilde hij zij- daan heeft , Ben vriend geen boodfehapper maaken, om ™ ^n&vn?' dat de tijding droevig was. Zo fprak Joab, vs- 20: maar J ° 0 ' Ioab zeide iot maar de waare rede, waarom hij Ahimaüz hem: gij zult fcijti verziek niet toeftond, was eenig en al- hood&h'apper611 leen de vrees, dat de mik de bijzonderheden zi n» maa!" °p J een anderen van Absalom's dood niet verzwijgen zou. dag zult gij -,». , j 1 , hoodthappen. 21. Hij ontbood daarop eenen anderen be- Dezen dag nu kwaamen renboode, die gèen ooggetuigen ge- b^dr^ppen"* weest was van Absalom's dood, en gelast dw«m , zdat hem om den Koning de beflisfende overwin- dood is. vs. 21. Eu Joab zeide tot Cuschi : ga heen, en zeg den Koning aan, wat gij ge¬ er. 18. Dit dal is volgens de oudfte reizigers waarfchijnlijk het bekende Jofapbats dal. vs. 20. Eigenlijk ftaat 'er in den text : gif zult dezen dag geen btodfebapper van goede tijdingen zijn, maar gij zult bet zijn enz. Oo 3  5$2 Het TWEEDE BOEK . u u. r, ning te vernaaien, die hii bijgewoond had. Na zien hebt. i.n s Coschi hoog eene diepe buiging vertrok die man. 22. Maar enViX™.AB Ah-imaSz hier mede niet voldaan, kon nog Ah.ma"z ?z>«iet aflaaten. Hij verzogt bet genoegen te BOKszoon'voer pjoogen hebben om ten muitten de bevestiging nog voort en ^ o . 1 zeide ft Joab: van dc tijding te brengen, en tusctii te eui2j» S "mij gen. Doch Jo.vn floeg het weder al, onder toch ook Cu- v0,,nvendfel , dat hü hem niets bijzonders te sein agter na ' „..J e, i loopen En beveelcn had. 23. Hij bleef evenwel nog aau- waarnn houden en toen het J.».\b zien vinden, nu Sop"" .'''mi'" niets meer dugrend , dewijl Cusciu ver zoo'! 'zoo gü Yonnilt was. Nu fnelt AhImaSz met ver- toch geen hc- . ... kwaamc bood- dubbelden ij ver voort, en is nauweh ks op *%[ 'ij.';1 Wat een effen baan, of fnelt Cuscn voor uit. hct ook zh Onrtertusfciien had dc Koning, over den [zeide hu :J ,.. iaat mU hèerien ujtflag van zaaken bezorgd, zich geplaatst bij IfeWtWlfemf dfffi muur van Mahanaim tusfehen 2 poorten, KÜSS1' bep waaruit men naar het llagv.ld ging. Dok den weg vanhet (tonden de vvaeten uit, en hadden last om effen vel', en , kwam Cuscm naauwkeurig agt tt geeven. Zo dra nu de VOv0srbi24. Da- wagier ingevolge het bevel op den toorn gevid nu/.ar tus- kiorrirrien was, zag hij van verre iemand aan- fchen de twee ' . \ , ,r poorten. En rennen. 25. Hij geeft er oen Koning terop i"tgtciarkRdegr (fond berigt van, die daar op tot de omftanrnuur en Mef ders zeide: dit is een renboode die iets gezine oogen op, wigrigs te zeggen heeft, waarfchijneliik eene zie i^'c'r liep tijding uit de Arn1ée. Ondertusichen kwam feee". man a'" hij al nader in 't gezigt. Elk zag duidelijk, vs. es- Zo j t j^j grooten haast maakte. 26. Kort daar liep de wagrer 10 * en zeide het op ontdekte de wagtcr nog eenen anderen den Koning . J. aan, en de Koning zeide: Indien hu alleen is, zo is 'er een boodtchap in ziin mond. En hij ging al vo irt, en nader le. vs e.6. Toen zag de wagtcr eenen anderen man loopenden, en de wagter riep tot den vs. iS, 2/5. Wanneer een Armée geflagen heeft , komen gemeenlijk verfeheiden met verhaasting de uitkomst melden.  der KONINGEN. Hoofdd. XVIII. 583 renboode. Hij geeft 'er den p rtier kennis poortjer, en van, cn du ze den Koning, die ten autwoord ïoèpt'nog'ecn gaf, dat o k dit ongetwijtTeld een renboode J^fe was. 27, Verder bcrigtte de wagtcr, dat hij Koning: die is i , 0"k een bood- uit de bevveeging meende op te maaken , dat eettip er. de eerfte looper Ahimaüz was. ó, Zegt dc zeidVdc Vwag- Vorst, dat is een braaf man, mijne belangen jcr: ik,?ie dcn ' loop des eer- toegedaan , die zal zeker een goede tijding ften a m , nis , , , .... ... n " ., den loop van hebben, en tut ijver voor mij de eerfte wil- ahimasz za- len zijn. a8. Intusfchen komt hij aan - zeicfe °dê krijgt den Koning in het oog, en roept hem Koning: dat is ', - , , 1 , •• een goed man, geluk toe. Nader treedende maakt hij eene cn hij zal met diepe buiging en zegt: dank zij Jehovah uwen g^dfehJ^ Koning, die de troepen, welken tegen mijnen m™- A_ Heer, den Koning rebelleerden, verflagen heeft, maüz dan riep, „ r , . i en zoidetotden 29. De Koning geert hier niet eens regt acht Koning: vrede! op , altans niet op de bijzonderheden van zijn ^ ^or^den verhaal, maar valt hem in derede, en vraagt: Konin.. met zijn hoe het met den jongen, doch ongelukkigen aar."!", 'en hij Absalom was afgeloopen. Ahimaüz geeft z??'le hierop onbelemmerd ten antwoord, dat hij ™Elobim üe 1 pde m ionen , geen bijzonderheden kon zeggen, wegens het weikeu hu e gewoel, dat 'er in de Armee was, toen Joab nen Heer den hem afzond — wat de rede van dat g. woel Bj^f^Pj^ vvas , durfde hij nict bepaalen. 30. Hier op gegeeven. gebood de Koning hem binnen te gaan, en te zeJ|P ~%e^Ko-, wagten tot nader orde, waarom hij ftaan bleef. "y"f: !* Jg «i, Intusfchen kwam Cuschi aanrennen, die jongeling, met ' , . . ,—. Abs'xom? En berigt brengt, hoe Jehovah David gewroo- ahimaSz zeiken had tegen alle de muiters. 32. Terftond vraaart hem de Vorst: hoe het met Absalom ,a,s„ . 0ab< ■> 0 sKonings knegt en [mij] uwen knegt afzond, maar ik weet niet. wat vs. 30. Fn de Koning zeide: ga om, ftel 11 hier. Zo ging hii om, en bic f ft au. vs. 31. En zie, Cuscm kwam aan, en Cvsciu zei 'e : nv nen Hcere .ten Konii g word geboodfehapt , dat Jehovah u heden heeft recht gadaaq van de hand aller der geenen , die tc.en u opftqndeu, vs. 31. Toen zeide de Koning tot Cuscm:, is het wei met den jongeling, mct Absa- Oo 4  534 Het TWEEEE BOEK i.om?encmcm a^geloopen was? of bij nog wel voer? Cuden'vaif m'iMien sc o i beantwoord het met een flag, waarHeer, den Ko- fchijneUik op last van Joab. lk wensch, jiing, en alle, , .. , , ,,' i die tegen u ten zegt hij , dat het alle uwen vijanden zo fcin'fmo'ten gaan mag als dien jongeling. 33. Nu beworden ais die r^t £)AVID dat hij dood was, en gaat jon ;elmg! 3 vs. 33. Toen aanftonds naar een bovenvertrek van de poort, rdng' zeer bë- om zich daar aan droefheid overtegeeven , opC,','aaredeeop8 doch in het §aan kon hiJ zidl :l] Rcd'S °M ptrzaai der bedwingen. maar riep luidkeels uit: mijn zoon poorr, en ween- . . de, en in zün Absalom! mijn lieve zoon! min Absalom. ^.m'jnroon Ach had lïw bitter noodlot mijn gniz hoofd, Absa. om'min fa liw bloeiende jaaren getroffen! He- zo. n ! num 1 . •• i i 7.,.on absalom' laas! mi;n Absalom! mijn opvolger! — nek, dat ik. ik . .. ■ . i vuur u geftor- hij IS lllet mcCl"! ven ware ! Absalom I mijn zoon! mijn zoon! xix. hoofdd. A vs. i. En t• x\-L ras h°01t J0A*> '10e bedroefd DaJoab werd aan- V1D was en bet zelfs in het openbaar ver- s-czegd : ziet , ' ' de ivming toonde. 2. Ook hoorden bet de foldaaten van drif1dn>uwbo- Davids partij, en dit gaf aanleiding, dat de ver^ABSALOM.^ tY-mm{ geen vrcUgd verwekte. en niemand hier werd de ver- van eenig bewijs durfde geeven , dewijl zij zelfden dag het voornaamelijk voordeelig was door den dood fotrouw, wam van eenen zoon, dien de Vorst zo zeer behct volk had trelu-de. v. Zelfs kwamen de troepen nict in dien zelfden dag J , _' , _ hooren zeggen: zegepraal te rug tot de itad van Davids ïToninT" ove" hofverblijf, maar men fl .op heimelijk naar ''vs-'ErTiiet hu's' °^ de Armée geflaagen was. Toen voikkwamdiën Joab dit met grieving lang genoeg aangezien leeiswiis indde bad, ijlt hij eindelijk naar het hof. 4. Hij gtd' vo/k kzich «"^ David gansch troosteloos, ten teken we (leeld . dat befchiamd is, wanneer zi in den firiid gevloden zijn. vs. 4. De Koning nu had zijn aangezigt toegewonden , en de Koning riep met luid?  der KONINGEN. Hoofdd. XIX. 5^5 van droefheid met een bedekt aangezigt, en ftem mijn zoon j • i •■ :n„„,l Absalom! Ae- geduurig den naam van zijnen zoon uitgillend. SALoM mim 5. Joab fprcekt hem fehamper aan. Hoe , wj' m'i" zegt hij , is dat het loon van uwe trouwe vs. 5. Toen , ,. ,1,11 kwam Joab tot aanhangers, moeien die nu ondank benaalen, den Koning in om dat zij het leeven van u, uwe kinders, jjf )lulg,j cnhz^~t cn uwe Haram bevrijdden tegen de woede heden be- J . .. fchaamt liet aan¬ valt een' rebel. 6. Jegens wien gij u zo ge- gezigt aller u- draagt, dat gij met uwe daaden toont, die ^"a^'^éi\ hoog te achten, die u verachten, en die laag en de ziel u- 0 ' o •• wcr zoonen , te tellen, die u alle genegenheid toonen? gij en uwer doch- 1 • n 1 • ^ -i „ teren, en de toont geen de minite achting , moet ik u zeg- ziel uwcr wij_ gen, zo min voor het leeven van den Officier, als van den gerinoften f ildaat. lk kan uit uw heden hebben , . , , , , , bevrijd, gedrag niet anders opmar.ken, dan dat het naar Vs. s. Liefliwen wensch zou uitgevallen zijn, indien wij {ffijgff' d »» uic> fchijnt dan in het openbaar, waarop de Ar- het hart uwer mee en allen de hovelingen werd aangezegd , ik^wecr^bU dat dc Koning in het openbaar gehoor gal', ^fnielVitgaat** om geltikwenfchen te ontvangen , en ftraks *ó 'er een man dezen nagt bij u zal vernag-cn ! en dit zal u kwaader zijn, dan al het kwaad, dat over u gekoomen is van uwe ieugd aan tot nu toe. vs. 8. Toen Hond de Koning op, en zette z:ch in de poort. En zij lieten al het volk weeten, zejgende: zie de Koning zit in de poort. Toen kwam al het volk voor 'sKoning aangezigt, maar Israël was gevlooden, een iegelijk flaar zijn tenten. Oo 5  5S6 Het TWEEDE BOEK vs. g- En al vloeiden toen de menigte te zaamen. Intus- Tict volk in al-,. . . , . ïen ftr.mmcn/j-lenen waren Absaloms troepen naar hun 'iêf zicTtwiH hoofdleger gekeerd. - 9. Wat de Vorften der tend , zeggen- ftammen,, nu in belangen verdeeld, betreft, de: re koning , heeft ons gered die waren het niet eens, wat tans te doen i onzervilipd""'! Hunnen Koning, aan wien zij den vrcede met hcv'ri dhCv-'n°de tyiitenlandfche moogenheden verfchuldigd wahand oer pbi- ren — die hen van de ovcrhecrfehing van den ir If^geS^t Pbiliflijn, dien aartsvijand geheel bevrijdde, voorAEs^i.oNn i);u]t|cn zjj vcrlaaten, cn zelfs buiten Kanaan Ab^lom, dien doen vlugtcn. io. A bsa l om,-dien zij tot ivii .'ver ons gezalfd hadden, Koning verkoren hadden, was gebleeven — geftorl-en ""iu" nu hadden zij geen gebieder, wat was dan dam waarom natuurlijker, dan tot het befluit te koomen, zwijgt gi heden J n ' van den Koning om, met aanbieding van de oude trouw, den - vs. u "ïoeri gehoonden Koning met alle koninglijken ecrjuvm*ot°ZA? bicd' weer te nig te haaien? n. Doch men pok en tot ad- bemerkte aan het koninglijk hof, dat die van Pnesteren ,zeg- Juda , vooral de Jerufalemmers hct meest foTdVou'^en draalden, waarom David door Zadok en van j«da zeg- A b ia t iia r , zijne vrienden, liet boodfehap- gencle: waarom •' ' 3 zoudr gijBeden pen om in zijnen naam den raad te verklaa•m^n Koning1 ren, dat hij van hun nict vermoedde, dat zij hiCêzijn 'hols! de traagstcn zouden zijn om den Koning met (want de rede a]]cn eerbied te rug te ontvangen in zijne hof- v.-n sansch ft- , ,. , . , ^ . , rati was tot ftad , cn zijn paleis, (want Uavid had knö iS*'"S «a naauwkeurig berigt van het voorgevallene in zijni.ais) (jpj, raad"). ' )2. Daar het hun het meest vocg- vs- '-• Gl' ... , zijt mijne broe- de, terwijl zij zijne laudgenooten , en veele T\llA , "en leden van den raad zijne naastbeftaanden wamön been züt 0m tot de oude getrouwheid weer te gil , waar on ' r zoudt go dan keercn. — 13. Wel bewust, van Amaza s de laa (ten ziin , om den Koning weer te haaien? vs. 13. En tot Amaza zult gijl. zeggen, vs. 13. Dit vs. fchijnt de afzetting van Joab te veronderltellcn, maar het  ber KONINGEN. Hoofdd. XIX. 5S7 gezag in het rebellig leper, liet hij dezen «fetmim vooral aarrfpreeken, en door de Priefteren be- raifobeeo»^. looven, dat Amaza, zo hij als neef zijne z'o" en°doe 'er belangen wilde behartigen, algemenen bevel- ™ ™ kri?0£ hebber over alle de troepen zou zijn, gelijk ^ g bi: hii ziin zoon geweest was , en wel met aangezigt, ten ' 3 „ r .. . i ™ allen dagen, in die zelfde voorregten, welken Joab tot dus ver j0AKS plws_ in dit ambt genooten had. - 14- Door zulke „^ytijTt maatregelen werden de burgers van Juda het hart f££^ eerst gewonnen, en zonden dus al ras booden als et.ns Ceni! om den Koning met zijne troepen weder bin nen hunne grenzen te noodigen. 15. Bij die ^ï^^ p-elen-enheid e:aat David op marsch, en flaat de: keer we- 5 ö B ... , »y j der, zi] cn al- zicb neder ann geene zij.de van den -jordaan, ,e 'uwe kncg. om de troepen en den (loet van Juda _ te ter^ ^ ^ mip-al aftewaaten, terwijl zij daar den Koning keerde de Ko- ö ■ . y 1 ningwcder,en met ftaatfie ontvangen zouden. 10. in dat kwam aan den tijdftip vertoont zich Simei, uit het geflagt fyffi*^ tot van Jemini, te Bahurim hunne bezitting c//^omden hebbende. Met de burgerij van Juda was gemoet te gaan, hij mede opgetrokken, om den Koning te ont- ^„g21^" %^ vangen. 17. Om bewijzen van zijn vermoo- prdaan voefgen en van zijne tegenwoordige gezindheid te v's. 16. En geeven bad hij 10,000 Benjaminktcn overge- ^TccR^een haald om den togt met hem te doen. Ziba, «0™ van je- Wahuritt was, haastte, en kwam af mct de mannen van Juda , den Koning tegemoet, ys. 17. En duizend man van Benjamin met hem; ook Ziba, dè knegt van Sauls huis, en zijn vijftien zoons, en zijn twintig het luid vreemd, een oud krijgsman van zo veel gezag, agter tc Hellen. Mus. meent het is om alle kans tot de opvolging te bencemen. Hezel meent, dat men het vertaaien kan: Generaal onder Joab, dat is de tweede. Dit is gedrongen , fchoon hct ook waar is, dat hij in zijn post fchijnt gebleeven te ziin, zie het volg. Hoofdd. Ten minfien was 'cr geen gelijkheid (zo al geen minderheid) van rang geweest, dan zou Joaïs nijd zo zeer nict gaande zijn geweest.  588 Het TWEEDE BOEK knegten met de hofmeester van Sauls kleinzoon was 'er hem, cn zij , . .. .... . . toogen vaardig ook dij , met zijn huisgezin en gevolg. Zij TaZ dvoor^ien vvïiren gezamenlijk onder de eerften, die den Koning. Koning in het Overjordaanlche begroeten wilvs. 18. Ais den, cn hem van dienst zijn in den overtogt. nu de poot over J "? voer om het 18. Toen nu de pont overvoer, waar de ko- huisdcsKo,.iiigs . .... r ... . ,. ... ■ over te baaien, ninghjke familie door overgebragt werd, en wat tgoed°wM nlen z'cn nu ann de koninglijke genade overin zijne oogen, gaf, was Simei, de wijffeicude hoveling, de de zoon ' van eerfte, die het laagst bukte. 19. Onder deze vooThetnaan- plegtige betuiging: edelmoedig Vorst! vergeef gezigt des Ko- nijj mijne misdaad , die ik onvoorzigtig be- ning , als hij . 1 . ' . 00 over den jor- ging, toen num Heer de koning met zo veel rf*vs. i9.CEn hij fpoed den Jordaan overtrok. Ach dat de zeide tot den Majefteit daar geen wraak over in zijnen Koning : mi. n J D Heer rekene boezem koeftere! 20. Want ik ben waarlijk mij niet toe de , , . , .. . , , misdaad , en maar al te wel overtuigd van mijne misdaad, wa'rfnv knegt ^l ^ mU hezind, en ben daarom de eerfte verkeerd ge-van Rachels zoonen, om mijnen Koning daan heeft, op .. ' J ö dien dag , ais hulde te doen en mijnen perloon hem aanteKoAng uit je- bieden. 21. Een der hovelingen , Veldheer daf'heT de*Ko- Abisaï namenlijk , dit hoorende, geeft ten ning zich ter antwoord: hoe ? meent die fnoode Simei 'er kart zou nee- ^ ^ aftckoomcn? denkt hij, dat men een «wS'kne'rweêt SCKroond hoofd zo fchandelijk bejegenen kan, het zekerlijk, zonder zijn hoofd 'er bij te verliezen? Neen, ik heh gezon- . , , _. . digd; doch zie dat behoeft hij zeker niet te denken! 22. Ras ik hen heden gekoon.cn, de eerde van het hanfche huis Josf.phs, om mijnen Heer den Ko: ii g te gemoet af te koomen. vs. 21. Toen antwoordde Abisaï , de zoon van Zeruja . en zi ide : zou dan SniF.ï hier voor niet gedood worden , zoo hij toch den gezalfden van Jehovah gevloekt heeft? vs. 22. Maar vs. 20. Simeï was een Betijaminiet. Zijn meenig in dit vs. uitgedrukt was deze , dat hij zelfs de Epbraïmleten voorgekoomen was. Doch ik cienk rat men behoort te leezen Rachels zoonen, zo ais in de Paraplu afe gelleld is.  der KONINGEN. Hoofdd. XIX. 5C9 merkt de Koning, dat dit uit Toabs ftaat- David zeide: , . , . , •• 1 , , wat heb ik nu-c kunde vloeide, en zijne heersenztigt openbaar- uiieden te de, waarom hij met verontwaardiging ant- VanD'zERuj°°3 woord: gij broeders fchijnt zaamentefiemmen dat siï mij he- . J den ten fatan om mij ten link te zijn, doch (paart uwen zoudt zijn? zou . , „ . .. , . 'er heden ie- arbeid, het is rmju vast voorneemcn, dat me- mand gedood mand om deze rebellie van de Israëliërs met ^^ar^weea den dood geftraf zal worden. Op dezen dag >k "iet, dat ik . heden Koning van vreugd altans , nu ik als t ware op geworden ben nieuws weer gekroond en gehuldigd wórd, ov"_ ^Ende wil ik geen burgerbl >ed zien plengen. 2 . Met Koning zeide 0 ö 1 ö 0 tot Simei: gij eenen wend hij zich tot Simei, cn zegt: zult niet fter- zijt niet bezorgd voor uw leeven, ik bezweer Koning zwoes u, dat ik u beveiligen zal. — 24. MEPin-hem- a 1 vs. 14. Me- eozeth de kleinzoon van Saul was ook phiboze™ , onder het getal van hun, die den Koning te kwam ook"™ gemoet trokken, om hem te verwélkoomen. ge^0ét?"Enh» Geduurende de vlugt des Konings had hij zich had z«ne voe, r 1 , .. , V, ten niet fchoon droefgeestig gedraagen , en gekwijnd. Geen gemaakt, noch verfrisfehende voetwasfehing, geen fcheuring, faeJchcTa- geen verandering van gewaad had hem ge- ren> ,n°ch, z'i" ~ , 0 ne klcedtren lust, zo lang de Koning nog niet op zijne gewasfehenvan oude ruste was. 25. Daarbij had hij geen ge- dJJ" dé^Lnto! legenheid om den Koning te onderhouden was wessea _ 0 gaan, tot dien voor dat die weder te Jerufalem was. Toen dagtn.-, dat hij ging hij hein bezoeken, en bij die gelegenheid derlcwamf W£" vroeg de Vorst, om hem te befchaamen, zeg hetgérchredd?' mij eens, Prins! wat is de rede, dat gij in *[^fe]'van mijne benaauwde omftandigheden het hof lliet Koning te gemoet kwam , dat de Koning tot Hem zeide: waarom zijt gij niet met mij getoogen? Mephibozetii ! üs. Hij had al dien tijd beftendig in Jirufulem blijven woonen. — Van Nuis Klink, meent dat Mephibozetii meer fchuld had da» Ziba; Hess heeft het tegendeel allerwaarfehijnlijkst gemaakt.  590 Het TWEEDE BOEK vs. -.6. En hii gevolgd zijt. 26. Hier op vcrdcedigde hl) He«/Kon?ng* zich nlct tc zeSScn: dat llCt zij'U V °tnéeöleö mün' knegt dac vs. so. Dit komt mij voor meer zwakheid van karakter, dan ie:s van svaders edelmoedigheid, in Mephibozsth te zi.n.  592 Met TWEEDE BOEK ik mct den Ko- van geen waarde. Hoe weinig tijds zal ik SkkeT naar' nog' leeven in vergelijking van mijne reeds j.rufahm? VOl)rbij gehielde jaaren, en hoe kort zou ik benS'hcd3cn taIk dus Senot van hec hof-leeven kunnen hebben! tig jaaren oud, Daarbij word een man van 80 jaaren te rerfehS" ftomp om met zijn oordeel regt te werken, 't «kwaad?8zou geen in het opehbaare leven nogtans zo noouw knegt kun- dig is> _ rje ouderdom is te ongevoelig voor wal ikTét Ten de aanlokfelen van het hof-leeven. De prag"u tigfle maaltijden, het keurigst mufiek kan noch kunnen hooren h r meer ftreelen, cn uit mijn naar de Item ■•""e •> _ „„,-,,-,„ der zangers, cn gefelfchap zou de Koning in plaats van genoeSÏÏSS^L" gen niets dan ongenoegen hebben. 36. Neen, waardig Vorst! laat mij alleen de vrijheid, der tot cen last dat jk u nog ecn vvïjl in het Overjordaantcbe 21vs! 36. uwe vergezel en dan mijn affcheid neem, ik zou knegt zaï maar vergelding genieten van een weinig met niCi gaaill leis iol vciö^im"0 & v« den"1?»"- mijne Vorstminnen.de gedragingen, dewijl^ mijn iaan gaan, 00gmcrk niet winzugtig was. Ontfla mij van ™e°Koning uw verzoek. Laat mij zagtjens te rug reivJge'a!ngeCene zen , op dat ik in mijn geboorteftad mijne doen* oogen fluiten mooge, waar het gebeente nnj- toch uw kneg\ ner voorvaderen rust. 37. Wilt gij nogtans rtde'ikCCftcrve aan mijne vriendfehap gedagtig zijn, ik bied u in. mijne ftad, nljjncn zoo„ C111 wilam aan. Laat die op SS'» de reis u verder vergezellen, en handel met t£T*h*"l\ hem naar uwe koninglijke edelmoedigheid. uwknegtCHiM. _ D;t voorrjei beviel den Koning- Bij me"' mijnen het aanftonds aan, beloofd 'sVaders edelmoe?ing%dvertrek- digheid in C ui Mi, am te beïoonen, en altijd Lm', wat goed gereed te blijven om de verzoeken ran den is in uwe 00- ouden man intewilligen. 39- f°en de gan8evs. 38. Toen fche Karavane nu overgetrokken was, en euw zekie dc Ko- „ , Hncn wat rdng: Chimham zal met. mij «vertrekken, en jk zM hem ^™ goed s in uwe oogen, ja alles, wat gij op mi, '^-uc ct u doen. vs. 39. Toen nu al het volk over de» Jtrdaar. gegaan was, c«  Der KONINGEN. Hoofdd. XIX. 593 deliik den Koning zelf, nam B a rsillaï <'p Koning ook affcheid van den Vorst. Met veel tederheid gaan, kuste «te omhelsde hem dc Monarch, en deed bij zijn i°™nfnB£egCnaffcheid de nadrukkelijkfte wenffchen, waarop e iem. aizo 1 keerde hu we- hij te rug trok. 40. De Koning vervorde nu der naar zijne zijne reis tot de naaste rustplaats, vergezel 1 p,'4'.S'4o. En de van Chimhajm, en die van Juda, die den '"'"mg toog 3 y voort naa- ./;- Koning met zo veel Ibatfie inhaalden. 'Er gai. en Chimwaren ook veelen van de andere ltammen bij, hem voort, en die hunne vernieuwde • nderwerping reeds be- ^k weezen hadden. 41. Hier ontving de Koning ^""j^ overeenc bezending van de overige ftammen, die, o.>k een genu de kans gewend was, zich over het on- rriis%o$: gelijk beklaagden, 't welk de Vorften van Ju- Zjej*"tujl!n\;^ da hun aangedaan hadden door in 't minst nen isratis , . ^ , kwamen tot geen kennis te geeven van hun voorneemen, den Koning , om den Vorst in zijne hofhouding met alle t"tdenKoning" ftaatie te rug te haaien. 42. Doch de Vor- waarom hebben . u önzd broe- ften van Judas ftam beantwoordden deze klagt ders, dc manmet te zeggen: dat hun gedrag hunnen broc- h^mëi^k^gèderen niet vreemd moest zijn , want, daar de j^bSen ' de™ Koning hun inwooner en landgenoot was, Koning en zi.,n kon men zich niet verwonderen, dat zij dc jwia» r geeerften waaren in dienstvaardigheid, en dat dit \^la%ntl\fk hun geen voorwendfel tot vergramdheid kon VIDS «net hera? ..... 7 ' • 1 1 vs- 4-- Toert zijn, dewijl hunne oogmerken met belangzug- antwoordden tig geweest waren, dat hier de minfte bewij- ?" rf™e"ên "e zen niet van konden opgegeev.n worden. miT"\^ttraëhi r ' om dat .'e Ko- 40. Maar de Vorften van Israël fcheenen mct ning tfnzè naverwant is. Eni waarom ziit gii rïu toornig over deze Zaak? hebben wii dan eenijfzinsgegeeten van des Konings kost, of heeft hü ons een gefchenk gefchnnken ? vs. 43. En de mannen Israth antwoordden den mannen van j'uda, en tii.il. Het fchijnt eene ftille afkeuring van Sauls handelwijze te rfjri , die de voorregten der Btnjamieten boven de andere ftammen ze aanmerkelijk gemaakt had. IV. Deel. Pp  594 Het TWEEDE BOEK zeiden : «/ƒ het antwoord nog op ver na niet voldaan. ftemmen en het Zij verwcctcn de oudften van Juda, dat zij VemnZe"KoniTe z'cn eei1 gezag aanmaatigden in het te rug *" dui °°k ontvangen van den K ming, van David , Dwid. Wij c °' ' hebhen de meer- \\\ het bijzonder, dat dit niet flegts door nïn hehr gij'o'ns jfuda cn Simeon , maar door de vereenigde acht se™tS ons ^'eni van ('e 10 ftammen moest beflist worwoord niet hct cien; verder aanmerkende, dat het ecn daad eerst geweest ' . . is, om onzen van klemachting geweest was, dat zo juda , tc°naafen?rnaar met hecrschzugtig weèr de eerfte had willen het woord der zjjn het beter gevoegd had, dat de vereeniginannenvan,?//- J ' D ° da was harder, de ftammen dit gedaan hadden. Dus twistte dan het woor.i , , , . , r , der mannen L- men in den raad. Over het algemeen iprakcn rails. fa Vorftén van JttdA veel fterker, en drongen meer door met hunne redenvoeringen , dan die der andere ftammen. XX. HOOFDD. TT vs. i. Toen i- _L JL'■ t fmeulcnd ongenoegen brak al ras *Tai "een js"- tot ccn °Penhaaren opftand uit. De aanvocriiais man , der hier van was zekere Sciieba de zoon wiens naam was „ . , , , Scheha , een van bicuRi, uit het vermoogend maar woelT" tl» Bmm agtig geflagt va, JemI;. r. ] lij doet het tevan Jemini , ].en van aftogt blaa/.en i nder de 10 (lammen. die blies met ° - t de bazuin ei en overal hoorde men uitr epen: wij kennen benegeen'deel 2cen' David, die eene ftam boven tien veraa.",D,'VID' cn kiest. Wij willen niet in één lot deelen met Hl! hebben gee- ■> ne erfenisfeaan den zoon van Isaï. Wij begccreii niet eens lijk'na-u- zijne zijne bloedverwamcu te zij»; een ieder, die r*5;'nI! ° L ^e cer van z'in Vaderland bemind, keere naar vs. e. Toen zjjne tent tc rug, zonder zich met David toog alle man van Israël op te bemoejen! 2. Toen zag men al ras eene vanagterDAvio, _ , . « , ... Scheha , dengroote lcheurmg. Scheba verkreeg vrij veel zoon van BicH- aanhang, de misnoegde ftammen volgden hem ki achier na. n 0 0 Maar de man- alle, doch die vin Juda bleeven hunnen Ko  der KONINGEN. Hoofdd. XX. 595 iiing nu zo getrouw aankleeven , dat het een punt van eer geworden was. Men bragt kleefden bunhem veilig te JërüfaUni zonder verder gevolg, aan , vanéén 3. Zodra de Koning in ziin hof kwam, droeg ?***|f* '£ tot J » O aai' -jerufalem. hij zorg, den hoon, door Absalom zijnen va. 3. Toen Haram aangedaan, zo veel moogelijk te dek- ziin buis te ken. Hij liet die 10 bijwijven in het weduw- nrm'dl kmdng paleis opfluiten en daar vorftelijk onderhou- de tien-wijven, ... , zjjne bijwijven. den , zonder eenigen omgang met haar te die htj gelaten hebben , alwaar zij even als de koninglijke £lewaaren en weduwen voor altoos zonder uitgehuu.vd te j*e*dïe >n een 0 lm is van be- worden , verbleeven. 4. Daar nu de Koning waarWg , er» wel voorzag, dat de opftand van Sc'heba maaT^g^toé gevolgen zou hebben, bevestigde hij voor- ^ tf%^ eerst de aanftelling van Amasa tot algemee- epgeiiooten iot nen Veldheer, en gaf hem last de loldaa- haar doocfiee^ ten binnen den tijd van 3 dagen te doen ver- JS*^"'8 we" zamelen, en als hoofd van het leger op °ïe- vs- 4 voors r , 1, -r , ,.T zeidedeKoning rujakm aanterukken. 5. Ingevolge hiervan tot amaza : vertrok Amasa wel van het hof, om al de narmen^ van magt van Juda bij een te trekken, doch hij 3uia " z'«?«« , tegen den der- draalde zo lang, dat hij op den bepaalden den dag, Cn tijd met de Armée niet aanrukte op den f,iej; c " daa vijand. 6. Dit bragt David in de Uitérfte be- . vs- s- ,El1 J * AiviXZA ging kommering, om dat hij dugtte, dat de rebel- heenen , üm 0 .... , Juda bij een lie van Scheba moogelijk nog erger gevol- te roepen. Maar gen zou hebben, dan die van zijnen zoon bdve'rfdèn geAbsalom, waarom hij aan Abisaï cen 7^\~ tikl » zijner Staf - officieren bevel gaf zoo veel troe- had. £l"zcc pen van Joab te verzamelen, als moegelijk zeiViéd%tD°tot was, en daar Scheba mee na te zetten. AElfA}\ « irt 3 1 ons Scheha de eer zijn magt zo was aangegroeid, dat hij zoon van Bich» ... , in meer kwaads vestingen op zijne zijde trok , en hij zien doen , ais abdaar tegen aanvallen ondekte zonder ligt te f;^1',*1' i^g™ van uwen Heer, en jaag hem agter ra, op dat hij niet misfehien vaste ftedcu voor zich vinde, en zich onzen oogen onttrekke. Pp 4  596 Het TWEEDE BOEK r5. 7. Toen worden. 7. Met Abisaï roogen dan die wogen uit hem bende, waarover Toab in 't bijzonder bet «gter na , de ' •> J mannen Joass, ombied had, de huistroepen der Crcthi en Ple- en de Cretbi 0 . .. .... , cn de pietbi, thi, en eene menigte vrijwilligers, dappere den.alDe7de%oen- hovelingen , wier oogmerk was om Scheba gen uit van jn zjja 0proer te fluiten. 8. Toen deze flrij- Jertipilem, om J t Scbib» , d n Jer- aan het gedenkteken Gibcons gekomen ki°agter naCte waren, kwam A m a s a hen eindelijk tegcnjaagen. ..trekken. Ioab nu was als Staf-officier "over VS. o. AIS Zij *■' nu waren bij cene bende over de troepen, door Abisaï tteen , "die w! verzameld. Op zijn krijgrnans was hij gekleed, kwam amasa' zijn breede gordel was over zijn oppergewaad, voor hun aan- waavaan met ccn anderen gordel zijn zwaard gezi t. En Joab ■ " - 17,- was omgord hing. agteloos agter hem loshangende. f\u datC'zii'aanhad', verwelkomt de listige hoveling zijnen medeeendliargordeiaS dinger. ilij maakt eene diepe buiging, (met waar het eeu febjet het zwaard uit de fchedc ) en , zwaard aan vast r , . gemaakt was 9, io. Terwijl hij AMASA aanfprcekt, naat nenZi'ln "zlfnë zijne gezondheid vraagt, en met de regtehand fcheede. En naar zijnen baard grijpt, om hem te kusfen, als hij voort- •' .0 Jr . ging, zo viel neemt hij het urtgetoogen zwaard m zijne ll'"tvs!lt'9. En Qinkehand, zonder d t Amasa hier acht op Amasa*1* het nam 5 «O kwetst hem daar mede aan de 5de wel met u , ribbe, zo dat bet ingewand zelfs uit de wond êninjoABOCvatte flurtte. Hij behoede rjen verraderlijke Heek WdenE niet te herhaalen , want Amasa bcllierf het van Amasa , fcrfl:ond ; en tiaar- .p vervolgde Joab met uiA hem te »'' ^ kusfen. Abisaï zijnen togt otfl Scheba natezcttcii, Amas* "hoedde als of 'cr niets was voorgevallen, n. Doch zich niet voor ui; iiet e6nen van zijn gevolg bij het lijk. het zwaard, 'J ". , v dat in Joabs fot een iegelijk, van Amasas troepen, die \W% hi? 'hem toevloeid;, om het lijk te zien , zei dezen daar mede aan ' . de vi lde rib, en hii ftorte ïijq ingewand ter aarde tut, en lm doeg; hem niet ten tweedemaal, en hu ftierf. Toen jaagden Joab cn zi.m broeder Abisaï Scheba, den zoon vai Bicmri , achter na. vs. u. Maar een man van Joabs jongens bleef bij hein ftaan, en hij zeide : wie is cr, die lust  der KONINGEN. Hoofdd. XX. 597 min: wie achting voor Toab heeft, en Da- heeft a> Joab en wi e is e vid trouw houd, me voege zich nu bij de die..voorDavid bende van den voortrukkenden Toab, 12. En jS0AB na: V°gC toefi de listige knaap gewaar werd, dat de v», 12. amjo »r o ' sa on lag m foldaaten bij het lijk, dat nog in zijn bloed hcc bi >ed gegewenteld op den weg lag, liaan bleeven , den" C op ""dé ■zonder tot eeu befluit te koomen , en dat zi JJjj": ,A1f ,d,,n ook na. aan den raad der ftad het voordel deed, dat i;,"m'n',Enen zii zich üaam in perfoon wilde wangen om belegerden hem J , h . , 'n •d''e! Beth- Joab tot een momigcfnrek, en eerlijk verdrag nuscb*, c.izij te verzoeken . en kreeg hier verlof toe. wal óp tegen (ie ftad. dat hij aan den bu'tennumr flond. en a! het volk, dat mct Joaji wr.s, ver. j rf den muur, om dien neer tc veile i. vs. i<5. Toen riep eeiiè wijze ir uw uit de' ftad. Hoort ft-ort! zeat toch tot Joab: nader tot hier toe, dat ik tot u ljJieek. vs. 14. Dit Abel lag in SafbjmU .-au de grenzen van Sijriën. — Venema leest: en al den aanhang va agste hem en voegde zieb bij hem nameiitHjk (j o a b.) . ?P 3  5pS Het TWEEDE BOEK vs. 17. Toen I7. Joab , die haar verzoek om hem te M] 1 u tot * * ' haar -o, lpreeken aannam, verfchijnt; zij vraagt, of zij «ijv'gijVjoJ»? "e eer hebbe tegen den vermaarden Veldheer iTben iiet'dFn J0AB te ipreeKen? Hij buigt zich, waarop zii zeide tot.zij ecn gunftig gehoor verzoekt, 't geen hij hem: hoor de , , ,, woor e" uwer haar toezegd. 18. JNu vangt zij aan: wat is enTff^lide • toc^ ^e oorzaa'{ van llct ongeval mijner ftad? 'Vs° 18 Toen mei1 ^ce^t gedagt van wederzijde om fprak zij', zeg- alles naauwkeurig te bepalen betreffend het IS^.ÜÏww vejrfchü? de ftad had men niet zonder voorpndtrzteken, af fa reden te geven behoeven aantevallcn engeiwitfeld ° bad men die en dan naar haar andwoord zich gedragen hebvoarjiaf'en g" ben. 19. Wat beweegd u toch de ftad vijanb'Ztln&bi'n. dellïk aantcvallen? fpreek vrij uit, ik ben geen vs. 19. lk muitzugtige, maar eene getrouwe voorftanderes ben eene van , , . .... . ,„ . , de vreedzaa- van de koninglijke regeering. \\ at is er gaangetrouwen" tn ' ^at g'j eene ^ac^» aHijd zo getrouw aan lsrasi t- en gij fa Kroon, en zo aanzienelijk, gaat verwoes- Zoekt te' doo- ' •> , a den eene ftad, ten? behoord zij dan ook niet tot het gezc- die eene moe- , „ , ~ T . der is in is- gend erfland? 20. Neen, zegt Joab! waarzof/d! Tij^het n!Se vrouw! mijn oogmerk is geenzins alles erfdeel van te verwoesten, en te elooden. Dit ftrijd met bevab verflin- .. f „, ,. . , den? mijne genegenheid. 21. Maar dit is er van antwoorddT°en de zaak. Een gpfiraïmiet, eene Scheba is joab, en zei- muitzugtig opgedaan tegen onzen Koning, den de: bet zij ver, * D 0 -D 0 °' het zii ver van vermaarden David , en houd zich binnen verflindènVen uwe mutiren op, lever mij dezen muiteling "^«^ maar in handen, dan zal ik dit beleg aanzaak is niet ai- ftonds opbreeken. Wel, zegt de vrouw, is zo , maar een man van het gebergte Epbralms, wiens naam is Scbeba, de zoon van Bichbi , heeft zijr.e hand opgeheven tegen den Koning, tegen David. < Lever hem alleen. zo zal ik van deze ftad aftrekken. Toen zeide de vrouw tot Joab: ziel zijn hoofd zal tot u over den muur geworpen worden. vs. 18. Dathr heeft zeer wel bewezen, dat dit geen fpreekwijs is bij de Israëliërs in gebruik.  der. KONINGEN. Hoofdd. XX. 599 &at de voorwaarde, dan maak ik mij fterk, om u hct afgekapte hoofd van den rebel over Jo^'i^m de ftads muur te doen gew< rdeu. 22. Van ^otmsfb^ dit mondgcfprek wist Scheba niets. De wijsheid, en , 1 11 1 i 1 . zij hieuwen vrouw keert weder, overlegt alles bedekt, en Scieba den met veel list. Eindelijk overvalt men Sc Hl- ZZlZo^ï, ba, maakt hem af, en werpt het hoofd over en wierpen het ' , , . , , tot Joab. Toen de ftadsmuur. Nu word het beleg opgebroo- hij mw ken. Men keert te rug naar het gewoone ^vertoöoide'n leger, en Toab fpoed zich om hct hoofd van zich van de 0 ' *> r . ftad, een ïege- den rebel in eigen perfoon den Koning aante- tijk «aar zijne bieden. 23. Met dat gelukkig gevolg , dat *Ve°de\ hij nu in zijne waardigheid als Veldheer over «j* de troepen weer bevestigd werd, terwijl Be-ning. t , ^ 1 1 vs. 23. joaü nata, Jojada s zoon, Generaal van dc nu W:1S tver lijf bende werd. 24. A do ram kreeg vervol- ^ffnel££ gens den post van ontvanger over dc fchat- naja, de zoon . _ , • V3U JojADA tmg. Josapiiat was over de njkszaaken m 0ver de Crethi , , r 1 •• 7 ',- en over dei>/«- het algemeen. 25. Se ja leiinjver. Zadok tbl en Abjathar priesters, en, 26. Ira, de ^ fdirieter Opperhofmeeller in hct hof van over dc fc.-at- ting, en Josa- david. phat. dc "zoon Amr.ons, was Kancelier. vs. 25. En Seja was Schri ver, en Zapou en Abjathar waren Priesters, vs. 26. En ook was Ira, de Jaïriet, Dav.ds Opper - officier. Oxxi. hoofdd. p deze binnclandfche rust volgde een vs. i. En 'cr ..... . i^- 1 1 was in Davids agtereenvolgend driejaang misgewas. Dit deet.l een hon-s David aan. Hij onderzogt, wat 'cr toch J^**^'™; vs. e.v Volgens de paralele plaats is ziin naam Seraja. vs. 1. De Gibeonieten afhangelingen der Priesters , hadden volgens Hess mi-fchien de partij van Nobs P.icsrcren zo fterk tocgeJ-an geweest, dat Saul hen t"t lijfeigenen vat zijne uauiurli.ke zoonen mtakten, die hen geAeldig onderdrukten. Voorts zijn dit en de vo'gcu de UoofdftUkkc:i fir.rntr.tcn tot dit Bock, maar niet tot den keten.der Pp 4 gC"  6oq Het TWEEDE BOEK FnDavib zogt dc bijzondere oorzaak van was? eindelijk ver- ] et attgtXigt ' ... , , , . . 0 9,4^4, neemt hij door net orakel, dat Saul. mei zijn de^bet^óm 'n"'s zicn aan m00I'd fchuldig gemaakt had , sauh, en om tlie nog ongewrooken was. 2. Het geval bedes Moed tui- ? .' . 6 zes wiiie, om tnt de Qribi ometen, van afkomst wel ^ïwo- ielnhte» 6 ge- niettn, maar ten plegtigften aan /yraë/verbóndoo.i he ft. tien fchoon zij dit verdrag door list bekoo- vs ï. Toen " ' ° riep h Koning men hadden. Te weten, eene ftaafkunde van cn 'zlite'°"ol S A o l , om 7ffv»ë/ en Juda te believen, was ri>"«-dni?'wi- "orzaaK geweest, dat hij hen onderdrukte, re et van de uitmergelde, ja zommigen het leven benam. ratisv naar van Zijn koninglijke familie had uic roofzugt wel SerXSI d« grootfte hand in deze fnoodheid. 3. Zo en e kinteren fa ]}avid de rede wKt, ontbood hij de ii'vzi/s hadden ? J hun gezw .o- aanzienelijklten der meest beledigde ramilien , ren, maar Saul , .... . _ zogt hen ■ te vroeg hun . wat zu eischten ter verzoening daan m znnen ^ orirégtvaardigheid aan hun gepleegd ? uver voor de n ^ ^ r o kinderen van 'er bijvoegende dat hij liuii volkoomen' keus Israël en Ju- t , ia.~) gaf, dat z'j het ernltig overleggen mogten , danS zeide*tot dewijl van hunne voldoening in dezen tijd, de izGibttniettu: vveïftand van het Gódsrijk afhing. 4. Hierop wat zal ik olieden doen; en verklaaren de Cibeo>iiehii Voor den Koning en ika\™zocne.na! den Raad, dat zij roet geen giften overtehaa- datgt hcLc,rf" len ziin , om darr voor de weerwraak al tedeel van Jebe- ■> ' vnh zegend? koopen. Neen, zij hadden geen trek tot de zeidè 4de g£ koninglijke rijkdommen, door Sauls geflagt, hem'-' het is ons onregtmaatig, ten hunnen opzigtte , vcrworniet te doen yen. Zij had 'en ook geen wraak in het hart om zilver en goud, met Saul en met zijn huis, ook is het ons niet te Heen, om iemand gefchiè lenïs behoorende. 't Geen in dit Hoofdd. verhaald word behoord tusfehen Hoofddeel IX en X. Zo van n. K 1 in k. en P. Bonnet wcderlegd de bedenking, dat dit mogelijk ccn beltookte list van David zeu zijn, om op die wijze de mannelijke zeonen van Saul westeiuimen uiineemend wel.  der. KONINGEN. Hoofdd. XXI. Cox {effen ceniff' Isra&ietsch burger, en derhalvcn « dooden in dankten zij den Koning voor de aanbieding, zeide: wat zegt 5. David vraagt, wat zij dan eischten? „Voen'za'j? * waar op zij edelmoedig betuigen, niet te vree- ze^-/t0E^{ de te ziin, voor dat zij zg gewrooken bad- Koning : de . . ■! 't 11 i 1 j m"1' die ons den aan hem, die dit onheil berokkend had, teniet gemaakt, cu die, zoo 'sKonings dood het niet belet ™da£"enec£n* had , hunne volkOméne verdelging zou be- dat wij zouden verdelgd wor- werkt hebben , zo dat zij onder de Israëlieten den, zonder te als een bijzonder volk onkenbaar werden. ","SeiS 6. 't Was waar, de Koning leefde niet meer, Pf*f r™f''£*|; maar van zijn nageflagt waren 'er nog overig, ons z.-venmandie hen het meest gedrukt hadden. Wilde zoonen gegieinen 7 mansperlóonen van SaULS huis uit ven ^worden, weerwraak aan hun overleveren, dan zouden hovah 1 phan- n ■ 1 g°n te 'lihett zij die 111 het openbaar iteeingen, en dan ten Sgi,is, ó gij fchouwfpel ophangen te Gibea, wel eer ^^fende Sauls hofflad. Dit verzogtcn zij van hem, koning zeide.: ° J ik zal hen gee- die de regte en waare throons-opvolger was, ven. en regeerde om de wetten van jehovah te deVk^ningDver- befchermen. Na een rijp beraad werd hier in fchoonde meJ1 PHtBozETH „den door David bewilligd. 7. Doch hij bcdagt, zoon Jona, .. _ , , , . »i thans , den hoe hij Mephibozetii, een kleinzoon uit zoon 'Sauls > Sauls huis, maar een aframmeling van zif- *p *2f4M"* nen Jonathan fpaaren mogt, te meer, die tusfeherf P . ' .. hen was, tus- daar hij zich tot fpaanng van zijn geflagt zo fchen davio plegtig verbonden had. 8. Twee zoons van g" J'f-™*N' Saul, Armoni en Mep hiboze th, kin- vs- 8- MMr , _ . de Koning ram deren van eene Rizpa, Aja s dogter, cn twee zoonen van Rizpa , dochter van Aja, die zij Saul gebaard had, Armoni en Mèphibozethi Paarcoe de vijf zoonen van Mtrab, Sauls dochter, die zij Adiucl, vs. 8. Mus. zegt hier; min Ier gevaarlijk waren de zoons van Sauls dochteren , om datze tot de kroon niet kon len geraken , het is dan altans niet volgens de Oosterfche despotisme dat David zo handel.!. — Pp 5 Mi-  6ö2 Het TWEEDE BOEK den zoon van no3- 5 anderen int znne dogter door Adricl, BARZF.r.r.Ai,den ö 0 % •• j Mehofotütt ge- den zoon van zekeren Barsillai, den baVs' hij Meholathieterverwekt. 9. Deze waarfchijhandh,der™ö/- llcüjk medepligtigen in de vervolging der GibfonUtcn . die beonieteu. werden als Aagt-offers van gefchonop" det?hlberg dene volks-verbintcnisfen den Gibeonietcii ter gezSgt 'vap9?"- kano gcüeld, die hen plegtig ter dood bragiatwi en die ten en hunne lijken tot een fchouwfpcl en zeven vielen ,, . _ . ,, n ,. tc gelijk. Eh voldoening aan jehovah s wet naatig ophingen. dood in'de la- Dit viel voor in den oogst-tijd, in den cerften gen van den oogst van gerst, nu elks gemoed het meest oogst , in de & ■> o ccrile dagen , werkzaam was omtrent de algemeene fchaarschvan den gefs" Heid. 10. Dit trof Rizpa zeer. In de diepO0v"'io Toen ^c roluv f°eg z'j °P ccn fteilen klip een nam p.izpa , tent op geduurende den oogsttijd, tot zo lang, de dochter van .{ J ,„ , ^ ' aja, ccn zak, dat zij zag, dat God verzoend was, en men dL yo?r "htar dcn rcSen» dc oorzaak der vrugtbaarheid geuit op eenen waar vverd. Zij bewaakte tevens bij nagt en roultccn van ■' J ° het hegin des dag zorgvuldig de lijken tegen het roofgedicr'crtSuatc°r op tc en de roofvogelen. 11. Dit zo aandoenethn hernet ^en u'j'c Scdrag werd al ras den Koning verzij Het het ge- haald. 12. Die nu oordeelde, dat 'cr aan de vogclic des hc- meis op hen hra&l'tetiefche wetten volkoomen voldaan was, dMgs™nochnet welke t,e opgebangenen niet lieten overnagten, gedierte van waarom hij order gaf de lijken tc begraaven. hct veld des J o j o 1 igts. vs. 11 En het werd David aangezegd, wat Rizpa, de dochter van Aja , Sauls bijwijf, gedaan had. vs. 12. Zo ging David heen, cn nam de beenderen Sauls cn de beenderen ziins zoons Jonathans van de burgeren v:.n Jabes in Gileail, die dezelve geftoolcn hadden van de flraat Btth-San, alwaar de Philiflijnen hadden opgehangen ten dage, als de Pkilijlijncn Saul llocgen op Gilboa. IvlEKAB,en nict Miciial volgens i Kon. XVW: 19. Piscatox en Junius hebben hier eene invulling door onze overzeticrs overgenomen. Wij moeten hier het gezag der Handfchriften doen gelden. De Rossi heeft let uitgemaakt dat zulks Merab moet wezen. vs. 10 't reen hier verhaald word is in den fmaak der ouden. Zie voorbeelden oij ii e s j.  der. KONINGEN. Hoofdd. XXI. 603 j,. Bij welke gelegenheid hij de ovcrbhjffelen vs. 13. En hij „ . _ T bragt van daar van Koning Saul en van Jo nat han op de beendedoor de liefde-zorg van de burgers van Ja- ™ "^™»B« bes van de praalhouten afgenooraen, opeisch- Jonathans - .ij .. zljns zoons. te, en met die der nu gedoodden nazaaten ook verzameivau Saul plegtig liet ter aarde beftellen. 14. In het familie-graf van Saul te Zela, in kingenen. . r - vs. 14. En zij Benjamins erfdeel , 't geen alles fopt naar begroeven de 'sKonings beveelen uitgevoerd werd. Nu be - sÊrii^enzjjni fpeurde men al ras, dat de Godheid verzoend zoons J"^. was , want door eenen vrugtbaaren regen land Benjamins werd de fchaarschheid fpoedig verminderd, ^at 'zijns ya- 15. Omtrent dezen tijd vielen 'er nog fcher- Jgkn*»^ mutzclingcn voor door de invallen van de Phi- dat de Kpning 0 , ,. geboode : had. liflijnen. Onder anderen was er een, die op Alzo werd£/ozich zelve wel niet aanmerkelijk was, maar *'* door eene bijkoomende omlfandigheid van veel °ei]en- ,r J vs U.Voors gevolg voor den Haat had kunnen zijn. fe hadden de.Wr weten, Koning David was met de troepen J^Jf k"i'j| zelf medegetrokken, om hun flag te leveren. |,enê ™AV*''"oog Zij hielden weinig ftand, en moeften derhal- af, en zijne , „ ,. „ knegten met ven op het fpoedigst nagezet, en gellagen licm en f>rcc. worden. Bij die gelegenheid was de held, nu %%;f^n ,de reeds beiaard, vermoeid geworden, en in de datDAviDmoe- de werd. verwarring niet genoeg beveiligd door de lijf- vs. 10, En wagt. 16. Dit zag zekere Isbi Benob een yan BdT kindePhiliftijnsch held, een reusagtig man, gewa- ™ns vanc„ *rhn* pend met een fpies , 300 kopere fikkelen gewigt zijner , . , . fpies drie hon- zwaar, en met een keurig zwaard voorzien, aerd gewigte die den Koning tragtte ter neer te vellen, en *"0*j{ reeds handgemeen met hem was. if. Doch pet een nieuw gelukkig fchoot Veldheer Abisaï toe, die dagt David te zijnen Vorst zelden uit het oog verloor, en f'av','; Miar Abisaï , de zoon van Zeruja holp hem, en floeg den Pbiliflijn en do dde hem. T»cn zwoeren hem de mannen Davids, zeggende: t,ij zult niet meer  6©4 Het TWEEDE BOEK mct ons uit- trof den Phliiftïjn zo, dat hij dood ter ne- ftrijd, op dat der viel, evenwel betuigden de legerhoofden f^tf/rntetuft- 1111 eenpaarig, dat zij het noit meer zouden biuscht. toelaaten, dat de Koning, van wiens perfoon het^gerchiedde a"cs afhing, en die de luifter van zijn bleek daarna, dat 'er e]Uj was zich jn oevaar zou begeeven v ederon een . . . krig was, te op vijandelijke togten. 18. Bij eenen anderen fbiufiijntn. uitval te Gob vertoonde zich weer een reufige i5»v ore- j ^ üjt reusagtig geflagt van Ragim, Hoeg Btti-Laibmi, P H A .-s die aan handen en voeten beiden 6 goliath den vingeren had. Dit was langer geleden. 21. DeSlés'"a!$W1e:eft ze fprak met veragting van de foldaaten der weversboom Hebreen, en daagde ieder uit, doch werd War. 0 vs. 20. Nog door een' Jonathan, eenen nabeftaanden een krijg°°te VW David gedood. 22. Dus was het uit* g«r4 , en 'er ejnc]e van . vermaarde broederen, die allen was een zeer ^ ' lang man, die door de daopcrbeid van David, en zijnc 7.es' vingeren . * had aa» züne KTygstaagt omkwaamen. handen, en zes ... tooncn aan züne «oWen'j vier en twintig m getal, en deze was ook den R.tma gebooren» vs. : i. En hi- hoonde Israël, maar Jonathan, <-e ztoXm van Scbimea, D-.v.ds broeder, floeg hem. vs. 21. Deze vier watbh aan Rapiia gebooren te Gatb, en zij vielen door de hand Davl,vs', cn de hand zijner knegten. DEEL0FD" * Dcn inn"iui «""*U* vnn dit Hooflft- is de XVHIde Zal in het PCalm, egier met eenig veifchil. Men moet dit nog aan Boek der Pfai- |cn vi;vzamciaar der Pfalmer. , nog aan die der Hiftorilche men geplaatst worden.* {lukken toefchujven. Dit zou al te vrij gedagt zijn. t,:. 19. Nader i Cbren, XX: 5.  der KONINGEN. Hoofdd. XXIII. 605 Keen, de opfteller David heeft 'er ongetwijfeld i editüa van gegeeven. De eerfte kwam in zijn jeugdige jaaren, toea hij van Sauls ovcrmagt gered was, maar in zijne hoogere jaaren, toen hij tot meerder rust kwam, oordeelde hij dit iluk niet ongcfehikt om met eenige kleinere veranderingen het weder in het lieht te geeven. De Hiftoric■ Schrijver heeft die, als eene van zijne laatfte ftukken overgenomen , en mogelijk heeft de verzamelaar der Pfalmen uit dit Iliftorisch deel den algemeenen tijtel ontleend. Wij kunnen geene bondige reuenen van de veranderingen geeven , die in. de i verfchillende editiin van het lied gevonden worden, of wij moesten de Oosterfche poiizij , en den fmauk van Da via door en door kennen. _i XXJII. HOOFD» f_ f - DEEL. i- iTiet laatfte opftcl, dat tot algemcene Vs. 1. voois ftigtiflg door David gemaakt is, moeten wij ^getfng^vm hier nog opgeeven, want anderen die vroeger David: Zijn , Werdeil in David de zoon van Isaï zegt: ],,,•■ De man, die hoog vei teven is, den lUinciei Zij- nc Kc7.:,i de van Jacobs Elobim, lier oediüteil ill- En lieflijk in Israëis gedichten. gevlogten , 't geen wij hier plaatfen , is gevonden met hct volgend opfchrift waaruit wij de zaaken leeren kennen. Het gedigt van David, den zoon van Isaï, een' kloek man, die tot groot aanzien gefteegen is, daar vs. 1. David heeft zeker nog andere liederen op de aanftclling var. Salomo gemaakt, dan het geen hier gegeeven word. De aanleiding tot dit was het peinzen op Salomo's regeering naar de beloften van Nathan, gepaard met de gedagten aan dc fchudding des rijks door Absalom en Scheba. Hij houd de fpeling dan , op het geen van Salomo's rijk voorfpeld was, geftaag in hct oog, de grondlbg waarop dan gebouwd was vond zich hier, — Salomo's regeering zal wel eenige trekken van gelijkheid hebben , doch is op verre na niet krachtig ge. Doeg vcar deze zo nadrukkelijke en bezielde gezegden.  6c6 Het TWEEDE BOEK hij van God tot Heeffchcr over hct erfdeel van Jacóe werd aangefteld , en onder de Bundel-Schrijvers van Godgewij Je gezangen hijzonder beroemd fs geworden. vs. 2. Door mii fprak JebovaVs Geest. j_ Eenmaal irj Zijne gezegden bragt ik in woorden. gepeinzen en overleggingen bezig zijnde , ontdekte ik duidelijk Jehovah's openbaarenden Geest in mij werken, en ftraks vlocidde dit loflied voor de vuist uit mijnen mond: vs. 3. Israëis Elobim fprak, » 'tGeeii Israëis Roefteen verklaarde mij, (Eenmaal^) een Hecrfcher over menfehen. lk beZUlge , Een braven, een Godvruchtig Heerfchcr. • . _ » j 6 is groot, de fiaatige belofte van Israëis Koning —- aan David, die onder hem Koning is — van den onveranderlijken rotlrcen, wiens gunst niet kan wankelen, 't Geen Israël betuigen moet , heeft Hij plcgtig verklaard. — Dat 'er eens een opvolger zal komen, die onbepaald zal regeeren , een regtvaardig Vorst , zich zeiven altoos gelijk, een wetgeever, wiens regeering altijd zal blinken door de zuiverfte Godvrugt. VS. 4. Gcliik het morgenrood zal die zon opgaan, A, Ecn- Een dageraad onbewolkt, glanzig , _ Ms een regen op de tedere plantjes uaavilijks uit de aarde, maal, fprak God , doch niet onverwagts, evenwel niet in al zijnen luister zal hij zich opdoen; als de morgenftond zal Jehovah eerst aanbreeken , zo dat men de beelden en fchaduwen reeds onderfcheiden zal kennen. Daarop breekt die luiftervolle regecring , als het gloeiende morgenrood door. Die zal vs. 3. De laatfte woorden ;van dit vs. zet Mus. over: een Heerfcher die de vreeze Gods uitbreid. vs. 4. Ecn ander zet het over: wanneer de morgen aanbreekt, zal die Zon opgaan. Stinstra heeft: gelijk bot licht des dagtraads zal dis zon opgaan, des dageraads die enbewolkt is, die na den regen de grasfchentkens met glans uit de aarde doet fcbittlren.  der KONINGEN. Hoofdd. XXIII. 60? gelijk zijn aan de onbevvolkten morgen, en de vrugtbaare droppelen der regen, leggende als kristal op de planten; zij zullen de tedere lpruitjes dus tc fneller doen uitlpruiten. <« MÜn VSl 5" •z'*er m'Jn hu-s is vast bij Elthim, *'* 3 Want Lij heeft een altoosduurcnde verbintenis met gellagt , mij aangegaan. /• , Eene verbintenis voel ingericht, alzins bek'ragtigd , lcnoOU mct yan (i5ar mjjile verioagting, in alle geneugten. die tOCZe0'- vertoont 'er zich nog niets ging begunfh'gd, met den heerlijken zegen, dat die koomende Heerfcher uit het zelve verrijzen zal, heeft nog den vollen glans van die zon niet bereikt, maar heizal toch gebeuren — God heeft met mij Zijn verbond gemaakt, wijs bcdagt, beftemd, en tot dus ver allergelukkigst befchermd. Wat wonder, dat ik in Jehovah dan al mijn geluk, in Zijn waardigen dienst mijn vermaak vinde, daar aan vasthoude, of fchoon ik zelfs het tegengeftelcje in de opvolging ondervinde. 6. Dan vs- 6- Bellals, als doornen züllen veragtelijk weggeworpen worden, Zal men de Men kanze doch niet met de handen vatte.i. geweldenaren, die z'ch in de regcering indringen, als doornen doen omkoomeu, verachtelijk zal menze zonder kwetzing uit hunne macht floten. 7. Stee- VSi 7* Dieze opneemt voorziet zich van een houte fpies wel met ijzer bejlagtn, ken ZUllen ZIJ En verbrandze geheel aan die zelve plaats. vs. 6. Mén leze over het eerfte lid, door conjectuur dus gefield, de fchoone verhandeling van den dierkundigen Kantelaar onder J. JV Schultens; het tegengeftelde van het geen Herder in zijne Tbeologifche Les/en hier over opgegeeven heeft. vs. 6, 7. Is een fpeeling op den aanhang van Adonia, op Joab, Simeï enz. De laatfte woorden van vs. 6. zet Mhs. over: voor weU ken zich een ieder wagt, om dat menze met de hand niet kan aingrij' pen: cn vs. 7. dieze aanneemt krijgt de handen vol ijzer en fpiesfin. dseren eoz. — Te veel vernuft ia den test ingebragt.  CoS Het TWEEDE BOEK niet, dieze aanvat om weg te doen, zal zich met een hout, mct ijzer beflagen voorzien — op een hoop gebragt, zullenze met vuur ter plaats daar zij groeiden, verbrand worden. Zie daar het lied van eenen man, die niet alleen in Godsvrugt, maar in krijgsbedrijven groot was. vs. 8. Dit 8. De eerfte van de lijst der helden, die bederven Te waard is, cn die wij hier zullen laaten voi David gehad sen mct ]niniieri naam en toenaam — en heeft, Jofcb'b ö . T . BAscHEBETn,de die in rang dus op David volgt, is Jo«»»/ de" voor- SCHOB, tevens dc eerlte Generaal hij de ?aa1!?£? j der Armée. Hij was de man, die behoorlij ; ge- hootdlicden. 1 Deze was adi- wapend zich verzetten durfde tegen 300 mandie dzicif"a'i- nen, die op eenen tijd tegen hem in aantogt holderd? die waren. 9. Op hem volgt Eleüzar, uit Tvan hem] ver- Jiet ]nl;s van AC HOCHI. Hij was Olldcr de llaagen werden , «p eenmaal, helden, die met David te Pasdummtm wahem'w9as elev ren, alwa'ar dc Philiftijnen zich tot een veldzar. de zwn (]ag bereid hadden, waar de Israëlieten ook van Dodo , » zoonvan^fci»- rCcds toebereidfeleu toe gemaakt hadden, daar ÓnderDdce drie de Philiftijnen honende hunne meerderheid van viDd!"toeCnDzij krachten in de uitdaging lieten zien. 10. Hij de faiiiftijnen verkloekte zich, cn viel op de voorposten der bclchimpten , n . , .. die aldaar ten Philiftijnen in. Onvermoeid ltreed hij , zijn ftrijd verzameld waren , en de mannen IsratU waren opcc'oogen. vr.. 10. Deze ftond op en llocg onder de Philiflijnen , tot dat zijne hand moede?' vs. 8 — io. Het is aanmerkelijk, dat de hier ingelaste lijst met veel fouten uitgegecven is, gelukkig, dat zii uit 1 Chron. XI, waar ze oo!« uitvoeriger opgegeeven word , hcrfteld kan worden. Uit ccn verkeerd fcegrip der affchrijveren is het tweede lid van vs. 8. als cen eigen naam cpgevat, en in hct getal natuurlijkerwijs ecn fout ingefloepen, woordelijk dus te beritellen: bij ligte zijn Uns tp , de lijst in de Chronijkcn is uitvoeriger, cn moet hierbij vergeleken worden. vs. 9. De held, waarvan hier gefproken word, was met David te Vasiummlm,  der KONINGEN. HoofDD. XXIÏÏ. 609 zwaard was als in zijn vuist beftorvén. Je- ^'ei^'> j» z!j,,e. hovah gaf bij die gelegenheid ook cen bellis-zwaard ) kieeffeilden zegepraal. Tocn de overige benden tfft ^0Je^a kwamen aanrukken was het werk al reeds S'?"r heil rcri , r , . , , . zeilden dage*. verngt, en er lchoot niet over dan de ha- Rn het voiB gagte van den te rug geweekenen vijand te ïemvec')':11~ plunderen. 11. De sde in rang was Sciiam-°™ te rmmdema, uit hct heldhaftig geflagt der Hararïeten. vs. h. k. Hij toonde zijn' heldenmoed, bij gelegenheid Schamma , de dat de Philiftijnen in hecht gelegerd wa- de'0° /wi*ren, en zij eenen aanval deeden op een veld, Tiende Ph;u- JfijjicH v (.' rzs* met linfen bebouwd , 't geen door Israëlieten meid waren iri bewaard werd, doch die op het naderen van ""aar" eên'ftuil den vijand afdeinsden; 12. Hij Helde zich ak^e!;? was. J ' vol linzen, en aan den ingang van dien akker, en befcherm- het volk voor de dien zo dapper, dat de Philiftijnen aftrok- derP6il0t^$4 ken, zonder hem te vernielen. Deze kloekheid v:"v°s:tL''I, Za gaf aanleiding, dat de foldaat met moed aan- Geide hii zich • 1 1 r t ••, in het mlddeii Viel, en Jehovah op dien tyd eene bchislende van dat (tak; overwinning gaf. 13. Nog 3 helden behooren Sfl^deW/onder het getal van hun, die de srewoonc 30 l$M***- E>1 „„, „.. . , °.•"' ", j Jehovah wrogc overtrotlen. Zij waren 111 onderlcheide land- een groot heil. vestingen bij David van tijd tot tijd bijeen- gingen 3af drie gekomen , toen hij zich in Adullanfs fpelonk ,va" cIe '!ertis ° . -. r hoofden en fchuil hield, terwijl de bende der Philiftijnen kwamen in dé zich in Rephainis valei had ncergeflagen. twItotW'/en 14. Bij gelegenheid nu, dat David in die %Jj£$êï & natuurli ke fpelonk tegen allen aanval gedekt PMiftifai* ' 1 L 'i j nl-ra- et . ,loop had zkb: was, en de voorhoeoe der Philijttjnfche troe- gelegerd in het dal Rephaim. vs. 14. En David was toen in een vesting , en de bezetting der Phili- cr. 11. Door verbetering van dén text kunnen wij hier leezen: en de' Philiftijnen waren gelegerd te Lechi. vs. 13. Anders: en 'er waren 3 helden , Overften, welken d,e 30 tvif' treffen. — Zo leest A. ScuuLTENS. IV. Deel. Qtj  6io Het TWEEDE BOEK y»,y„.«*istoen te Bethlehem lag , dat zij bezet hielden „ te BeiiMtm. I5> Bekroop David, door hitte en vermoeidd.wid kreeg heid afgemat , en zich dc frisfche teugen wie zal mfiw»- herrinuerende , welken hii uit de bron van rer te drinken •• vadCrftad zo mecuigmaal gedronken had, geeven uit J 1 i Bctbiebtm's _ de lust om nogmaals dat genoegen te hebin°raeU)>dort 11 ben. Om den moed zijner helden aantevuubraVken dieTd°reië g*f zij|lc begeerte te kennen , fchoon hij heiden door 'er bijvoegde, dat de bron juist op de gehet leger der , „ n „ «*, j pbiiiftijmn en vaarlijkfte plaats ftond. 16. locn toonden lkdeze 3 helden van den tweeden rang hundenn)öortdieisin ne onverfchrokkenheid. Zij floegen door de cn droegen het,'voorhoede der Philiftijnen, ijlden naar den nAviD.aI"eDoch put, vulden hunne watervaten , en kwamen nietWdrinkena! al vrij fpoedig mct de waterfles op de hand, maar goot het |lunne Vorst het oefchenk aanbieden. David, uit voor Jebo- . „ , , , vi. ontzet over dc ftoute daad, en het gevaar, zeide: het lij dat zij getard hadden, dronk het niet, maar ffiJF* dat het aanneemende , wijdde hij het plegtig "jk dit zou doen. Jehovah ten gefchenk, 17. O,der betuiging, Ren] het bloéd 'dat hij zich wel wagten zou, zijnen lust te dïn iieen"ege-' boeten , daar het met het uiterftc gevaar van ...aan zijn mct ]iet dierbaar leeven zijner evenmenfehen geïevaar van hnn , ' ,. . , , . ieevec? en hij haald was, eene zaak, die hem deed weigedrinkenhet d.t rig blijven, ook toen men bij hem aandrong Jeeden die drie m te drinken. — Door deze daad werden helden. .... j vs. 18. Am- die 3 kloeke heden het eerst vermaard, broeder i«. De eerfte was Arisaï, de broeder van ku}a , die was J o a b , ook een zoon van Zeruja, die ook een hoofd z;crl nog daarteboven met zijnen lans verdie hief zijne deedigde tegen 300 Philiflijnen , welken hij %V op de vlugt floeg. Hij was ook de uit- afe van hem (beckcudlfe van de 3. 19. En de verheven- verfla^eo wer- " , . den. En hij [fe ;n rang, tlaarom waren de 1 anderen onaei «uJe!ediendriè? vs..io.Envvas hij nict de heerlijkfte van die drie ? daarom was  der KONINGEN. Hoofdd. XXIII. 6U èijn bevelhebberfchap, doch, hoe dapper ook, hij hun tot een bereikte hij in heldenmoed den rang van de hü kwam niet 3 eerfteu niet. 20. Voorts was de 2'!e B f.- ";"r'i("il'cer' na ia een niet onaarte zoon van K., bzecl. vs. 20. voor* • BENAJA , de Hij veruoeg 2 dappere mannen onder de Moa- zoon van |obieten , ftoutmoediger dan leeuwen, ja zelfs j££*n' ^"^ni velde hij een Leeuw, dien hij in den winter- zoon > . I10?* j tï val] daaden , tijd in zijn hol aantastte. 21. Nog vcrfloeg van Kabzeêl. , .. r, .. ,. Die fleeg twee hij eenen vermaarden hgtjptenaar , die zeer iterke leeuwen aanzienlijk in rang was. Toen de tweeftrijd V^/u^tf^ begon, was de Egyptenaar wel gewapend 5oeg eeneri met een fpies, doch hij had niet anders dan midden vara een landftok in zijn hand. Hier mede tce- fnèeuwtïjd! fchietend, rukte hij de lans uit des Egijpte vs. 21. Daar ' ..' J fa Je toe does hij naars hand, en bragt 'er hem met groote eenen Egypvaardigheid eene doodelijke wond meedc toe. eem.n man van 22. Deezen zijn de proefftukken van Be na- ^nzlJj^dEndès j a , waarom hij zelfs onder de helden van zijn' Egypte»™™ rang geagt werd. 23. Hij was ook uitnee- maar hij ging mender dan de 30 helden, doch op ver na £°n ffi niet gelijk aan de eerfte 3, doch zeer bevor- ru,!te de fpies ... .. , Tr , uit de hand des derd door zijn Vorst , dewijl hij t bevel Egyptenaars, en over de koninglijke lijfwagt had. 24. Aan het m^zijne iig™ hoofd van de 30 helden was een ander broc- ne fpies- vs. 22. Die der van Joab, Asakel namenhjk. Op hern dingen deed volgden E l h a n a n , dc Êeth'lehémlet. zoon^van Jo25 — 39. Sciiamma, ook uit het helden- ï?DA' Ditsha'1 J ' 1 hu eenen naam onder de drie helden, vs. 23. Hr was de heerli.ikfte van dc derrie, maar tot die drie earften kwam hij niet. En David (telde hem over zijne Trauwanten. vs. 24. Asakel , Jo\bs broeder was onder de dertig. Ei.hafjan : de zoon van Dodo, van Bethlehem. vs. 25. Schamma. de Barodiet, ël1KA, de Ilarodiet. vs. 26. Cbelez, de Peloniter, Iua, de zoon van Iktscb vs. 23. Bii ons Adjudanten, die in den flag van zo veel jrewigt ziin. vs. 2^—39. Wij vinden merkelijk onderfcheid tusfehen de twee lijsten, doch voor ons van geen belang meer. Qcj a  6ia Het TWEEDE BOEK üeTbtiètit. geflagt der Charuiten , Elika uit het zelfvs. 27. abïs- de hu{s jjezen allen met Toab als Veldovcr- zf.r , dc Ane- " ' ' , fto/cf, ü/e-.ften, en hun en Koning aan het hoofd een bunnai ,aeCbu- . fatbiet. getal van 37 uitmaakende. vs. 2S. Zal- .. , Mon. de Aï'ohiet , Illebarai , de Netefbstiet. vs. 29. Cbcleh , Backa $ z.wi , de Ketopbatbiet. Ithaï , RibbaVs zoon, van Gibea, der kinderen Benjamins, vs. 30. Bknaja , de Pirbatboniet , ff»r«i , van de berken c.(«'- vs 31. Abi-ALBON , de Arbatbiet , Asjiaveth, de BarhumUt. lis. 32. 7arbba, de Scbalboniet van Jecfans zóón , en Jonathan. vs. 33 Sc^amma , dc üarariet , Acbja , Srbarat Zoo 1, «rit- I.'ar.iriet. vs. 34 t; iimielf.t, de zoon van AhaSBAI. > wrailt 'k s ' ° heb zeer zot- yroeg het bed uit. Op denzelvden morgen teüjk gedaam had Gad de Profeet , die bij den Koning nu ' Davio in groot aanzien was, eene openbaaring van ^ "^zo geJehovah verkreegen , die hem verpligtte al rehiedde het • ' woord van y«- vroegtijdig naar het hof te gaan. Hct bevel hovah tot oen D, , Proleet Gad , avid opwagten , en doe hem l)flV!DS Zien* deze boodfehan uit miinen naam • fekavah cicr' zeggende: 1 J vs. la. Ga heelt u iets voorteflaan. Hu zal 11 (traliën, heenen , en doch uit 3 ftraffen zult gij zelv de keuze virTfVzo zegt hebben. 13. De Profeet, hoewel verflaagen, ;ddar£ gaat evenwel ten hove, en geeft den Koning &u voor. ver- 1, 1 ■ •• i jr 1 klcs 11 een lllt allengskens opening van zijne boodlchap. die, dat ik u. Eindelijk zegt hij 'ronduit: Vorst! gij hebt óoe^l ,„ Zn te kiezen, 'er is geen ontkoomen aan. Ver- !iwam °AD \ot D David en maak- kics of een hongersnood , die 7 jaaren lang te het hem be- , , , „ , kend, en zeide uw land zal treffen, of 3 maanden agter t„t hem: zai malkander door een vijand gellaagen en ag- vmiee7"Ven"aatervolgd te worden , of eene pestilentie, die rc" in uw lam' , , , , , koomen ? of 3 dagen gedugt zal woeden onder uwe on- wilt gij drie derdaanen. Ach, Vorst! overweeg het wd, ETtSor'tS beraad u ernftig, wat te kiezen , want ik aangezigt uwer vijanden , dat moet beicheid brengen aan mijn grooten die u vervolgen ? of dat 'er drie dagen pestilentie, in uw land zij. Merk nu, en zie toe, wat antwoord ik dien zal wederbrengen, die mij gezonden heeft. vs, 11—eo. Het voordel hier voorkoomende mishaagd Ditmji. Zo kan volgens hem de Godheid niet fprecken; het is veeleer dc voordragt van dc listige priester - orde, die alles op rekening van jehovah Helde. — Hoe los! Qq 4  <5i6 Het TWEEDE BOEK Ze,7eDlVITno"HEER C" Zcnder' *4- °Ver dien VOOrflag. gad : mij is van den Profeet is de Koning nog meer zeer bang. Laat _ „ n* tt-- i i , , ons toch in e onrecht , , 1 •• gehandeld,maar Toen wierd het hart hem weck, nu acht hij w.u hebben dehet leeven zijner onderdaanen hoog, en barst gc'JMn?chaa„vvê daarom uit, houd op ! laat dc veege pest nmd zil. toc!l ... . 1 tegen mn , en mij en mijne familie liever treffen ! wij zijn tegen mijes vade fehuldigen ! j8. Op denzelfden dag na de- dCvs.IlUi8. En ze ootmoediee fmeeking kwam Gad in het £AD kWi"".tot 0 David op dien¬ kabinet des Konings met blijde tijding. Hij zeilden dag, en gelast den Koning z'ch ten fpoedigfte te be- ^'op 'f'rigt>- geeven naar den dorschvloer van Aravna, j™* op°e"op om aldaar een offer-altaar opterigten, om den dorsch„ , , , „ _ vloer van a- Jehovan te verzoenen voor het volk. 19. Da- ravna , den vid draald op deze tijding niet , maar is ??w!^o. aizo ging David op vs. 16. In de Rijtrage zur Praclifcbe Religiën I. Theil bladz. 149. werd beweerd dat de natie hier regtveerdig geftraft wierd om haare oproerigheid tegen den wettigen Koning , en de hofftad alleen tra gewigtige redenen veifchuont.  <3iS Het TWEEDE BOEK Mor Cass (traks gereed , om Jehovah s bevel met alle woord , gelijk , . ^ jebovtb geboo- gewilligheid en vertrouwen te verngten. dct«.ïda6. En20- Van ver zag Aravna den koninglijk aravna zag kén hofftoet li aderen, vergezeld van David toe , en zag 3 ° den Koning en zclven. Hij kan niet begrijpen, wat dit be* tot°enebt over- duidde? hij gaat dan den Vorst te gemoet, koomen , zo buïgt zich eerbiedig néér. m. Betuigen* ging Aravna ° 3 ö uit, en boog de , niet te kunnen bedenken , waarom hij zich voor den , , .. -r , . „ Koning met een bezoek van zijnen Vorst bekwam i te tcrna»rade.gCZigt meel" > daar de PlaaS 20 nabiJ waS' De K°" vs. 2i. En jjina antwoord, dat hij gaard zijne landhoef Aravna zeide: ° , , ^ waarom komt wilde koopen , om er eenen altaar voor Jeitoning "it zij- op te bouwen, en die met den grond nen knegt? en \\cm toctewijën, of daardoor opheffing van de David zeide : J 1 ~ om dezen plaag , en verzoening van de ichuld kwam. dorschvlocr van — . ^ ... . u te koopen , --• Doch Aravna weigerde het te verkooeen altaarmie Pen" A1!eS ' ^P** ^ 'S zondef geld tot bouwen , op 's Konings dienst, fteenen voor den altaar, — dat deze plaag _ , .. opgehouden runderen ten citer, — hout — en met een worde van over woorj5 ^ g]. bcgeert ? efl voorhanden is. ys. 2ï. Toen 2, Aravna weleer Gebieder in "rebus, zeide Aravna j * tot davio : bood dit alles zijne tegenwoordigen Heer ïomiar iteeme aan, en wenschte nog daarteboven , dat Je- en offcre, dat /.olV772 zjjn God, zijn offet gUllftig aailfcboUgoed is in zij- .J ' J o o ne oogen. zie wen wilde. 24. Doch de Koning bleef 'er daar de runde- n , .... , '. ren ten brand- op liaan , daar hij niets begeerde, waarop floeden ilét ^ Seen recrit nad •> om het te koopen voor rundenuig ten den prijs, dien hij mogt vragen, omdat hij wel vs.' 23. Dit zorg zou draagen, in een offer aan Jehovah alles gaF A- kavna aan den Koning; voors zeide Aravna tot den Koning : Jtbtvab uw Elobim 'neeme een welgevallen in 11! vs. 24. Doch de Koning zeide tot Aravna : neen , maar ik zal het zeker van u koopen voor den prijs, want ik zal Jcbovab , mijnen Elobim niet offeren brand-offc- vs. 24. 'Wij leezen 6a fikclen volgens de Cbren. , om dat de prijs an» ders te gering is.  der KONINGEN. Hoofdd. XXIV. 619 zijnen Koning geene onkosten te ontzien. ™ ™£ De koop werd dan gemaakt zo van de land- vin dendorsch- hoef als van de runderen. Voor 60 zilveren rinderen^voor fikelen werd alles den Koning overgedraagen. zes£s ®£e\a a<. Nu ftifftte David aldaar eenen altaar David bouwde ter eere van Jehovah , en daar werden de eenen altaar, brand - offeren , om zijne gebeden te veraan-^"and . genaamen, rijkelijk op geflagt, ook werden en ^g'°^A de dank-offeren niet vergeeten, dewijl Je jdovab den hovah verhooring gaf, en de plaag deed op- den,f° en^deze houden plaas van over noucicn. Jsrail 0pgell0U. den.  Zinfbrende fouten aldus te verbeteren: Blad. 3 Regel 10 van onderen, maar evenwel voor daar evenwel 10 Regel 5 van onderen, zij dan behielden voor dan behielden zij n Regei 2 van onderen, tijd, gebruikelijk waren voor tijd gebruikelijk , waren 1(5 Regel 18 van boven, in de voor en de 17 Regel 7 van onderen , verfpeidde voor verfpreidde 22 Regel 1 van boven, tijdsomjlandigen voor üiJsomlrandigheden — Regel 3 van onderen, heflooten toen voor befloot, toen £ö Regel 12 van onderen, o verdrevene welke voor overdrevene weeke 50 Text vs. 29. vastige voor kloeke of vaste 64 Text vs. 21. vallende voor vallen 159 Text vs. 2. genegenheid geftremde haar inkeer voor ftremmen- dc het verkeer, ging zij 184 Regel 11 van onderen, die om het nut, voor over het nut 223 Regel 9 van onderen, vrij te pleiten is van voor vrij te pleiten van 234 Regel 11 van boven , zonder minder gegrond voor fchoon minder gegrond \ —■ Regel 12 van boven, zo menigmaal gehad heeft^yoor zo menig-' male aanleiding gehad heeft «45 Regel 5 van boven, met Simeï voor met Seba 274 In de noot, Jadok voor Sadok 283 In de noot van vs. 18. als eer den Godsdienst voor als het den Godsdienst 347 In de noot, want dat ten dien tijd voor want dat hij in dien tijd 4ü9 Regel 11 van boven, trokt voor trok 480 Regel 9 van onderen, het is nu de ook voor nu ook de 481 Regel 14 van boven, de kreon voor kroon 484 De laatfte regel in de noot, trouwmaaltijd voor rouwmaaltijd 509 Text vs. 28. ooren voor woorden 519 Regel 12 van boven, vermoeiden voor vermoede 545 Regel 8 van boven, minder groter voor minder groot 587 Text vs. 14. zij en voor gij en 594 Text vs. 43. en het verkiezen voor in het verkiezen 604 Regel lï van boven, zekere Elchan voor Betb ■ Lacbmi