D E B IJ B E L  D E B IJ B E L VERTAALD, OMSCHREVEN EN DOOR AANMERKINGEN OPGEHELDERD. VIJFDE DEEL. te UTRECHT en AMSTERDAM, bij G. T. van PADDENBURG en ZOON en J. ALLART. mdcclxxxxi.  APPROBATIE. De Theole-gifche Faculteit van 'sLands Hooge School te Leyden geeft tan dit vijfde deel des werks van den Wel Eerw. zeer Gel. Heer W. A. van Vloten, waar van de titel is: De Bijbel vertaald, omfcbreve», en deer aanmerkingen efgebelderd, hare goedkeuring op de zelfde wijze , als aan de vorigen ; onder hartelijke toebidding, dat God over deczen en den volgenden arbeid des kundigen Schrijvers zijnen zegen gevel Leyden den s September 1791. EWALDUS HOLLEBEEK. iEGIDIUS GILLISSEN. CAROLUS BOERS. BRÖERIUS BROES. JONA WILLEM TE WATER. SEBALD FULCO JOH. RAU.  VOORREDE. Daar ik als Schrijver, zo ik meen, mij onderfcheide door zugt tot onderzoek en liefde tot waarheid, moet ik met alle anderen ook dat genoegen ontbeeren, dat men in ons Vaderland naauwelijks de aandagt voor eenige oogenblikken op zoortgelijke werken vestigt, al hebben zij betrekking op het gewigtigfte Boek, ten leidfler voor ons tot het toekomend keven gegeeven: dit alles baat niets ; men bemint eene vlugtige leezing, waartoe gene ingespannenheid gevorderd word, of men is zo gehegt aan zekeren toon en denkwijze, dat men alles, het geen daar van afwijkt, ter zijde legt, of veragt: het is mij daarom niet vreemd, dat niemand onder onze Schrijver en mijn arbeid zo beoordeeldheeft, als uit liefde tot waarheid had behoren te gefchieden; alleen geeft mij de Schrijver van de Vaderl. Bibl, bejiendig het genoegen zijne aanmerkingen medetedeelen, ten nutte van het algemeen; de beoordeeling van het laatst uit gegeeven Deel vind men in het III. Deel N°. i. Hoe braaf, hoe kundig de fieller van dat artijhl moge zijn, het blijft bij mij nog zeker, dat een beoordeelaar zich naar de regelen, door Hall er voorgefchreven, vormen moet, waar van de voornaamfte is , dat hij het gehele werk behoort te lezen, vooral wanneer 'er éénheid in gevonden word. _ Had de beoordeelaar dit gedaan, dan zou hij zo zeer niet verwonderd geweest zijn, hoe ik met eenige waarfchijnlijkheid Eu voor den Schrijver van het Boek der Richteren verklaard  VOORREDE. Haard heb: in de Inleiding op de Boehen der Koningen van bladz. 213. heb ik uitvoerig 'smans karakter befchreven, en hem met opzet Profeet Eli en niet HoogenpriesT e/"*/~?» °™ d«* * roor mij zeiven geloof, dat h,j ah Profeet bij Godsdknfligen het meest vermaard is geworden, dat Semuül om die rede bij hem ook opgevoed' ,s geworden, en dat die grondlegger van de orde der Fr of eet en , bij dien, in dat vak algemeen gewaar deer den man, zo lang gewoond en gemeenzaam met hem verkeerd heeft , op dat hij alle ophelderingen van dien aart met eene meer werkdadigen geest mogte lot heil van zijnen Godsdienst aanleggen. Die profetifcke fmaak, en daarbij de tnvloed van zijne priesterlijke waardigheid, maakten Eli oplettend om alles opteteekenen, het geen de lotgevallen zijner natie betrof, zinds Joschua's dood, en zo al lusteloosheid, of liever een min werkzaame geest hen verhinderd heeft dit volledig te geven, is het nochtans toen gelukkig in handen van Sebiuöl gevallen, en door hem uitgegeeven; ~ ik behoef hier niet bijtevoegen, dat het fchrijven der jaarboeken van die natie niet aan de orde 'der Priesteren , maar wel naderhand geheel aan die der Profeeten verbonden was; Moses en Joschua Schrijvers, worden niet als Staatsmannen en Legerhoofden, maar als Profeeten geroemd: een lezer meer opheldering hegeerende, dan ik hier geve, zal in het bepeinzen van Eli's en Semucl's karakter nog veel meer gronden ontdekken om Eu voor den Schrijver van het Boek der R.chteren te houden, dan hier door mij opgegeven worden: voor de aanmerking welke de kundige beoordeelaar geeft omtrent de afwisfeling van heldenmoed en flapheid tn de tijden der Richreren de natie der Hebreeuwen zo zeer fchokkende, betuige ik hem dank: zij is, gefchied en menschkundig hefchouwd, allergegrondst, en 'verfpreid een aangenaam licht over dat Boek: wierden Schrijvers over de Goddelijke Boeken op zulk eene wijze aangevuurt, hoe lus*  VOORREDE. lustig zouden zij voortgaan , en hoe veel voordeel zou de te* zer daaruit trekken. 'sMans aanmerkingen over mijne veranderde [peiling in de eige namen Semuül voor Samucl, daar het eigenlijk SwuëL moest wezen waren mij overvloedig bekend: iefterk wilde ik niet afwijken in de /peiling; de aanleiding tot deze keuze was bij gelegenheid van Gen. X, waar het van eetiig belang Was, naderhand het géwicht daar van verminderende, heb ik mij meer naar het gewoone gefchlkt, en zal dit vervolgens nog meer doen. Dat Semuül dè konhtglijke regeering boven allen mishaagde, wederfpreekt de Recenfent; mij nochtans niet voldoenend: al zwijgt de text, zo was die afkeer in hem even zo natuurlijk als die van j. de Wit omtrent het Stadhouderlijk bewind. — Hij houd evenwel zijn Jlreng niet vast; als volks neiging anders werkt, is hij de man 4 die in hunne keuze hen behulpzaam is, zo is hij de edelmoedige man, die van zijne grondbeginzelen afwijkt om V volk te bewaren en tevens de nadeelige gevolgen der keuze zoekt te verhoeden. De bedenkingen op s Kon. VIII. de 3 eerfle verfen * zijn naar mijne gedagte uit misver ft and geboren: dat volftrekte Souverainiteit de vrucht van alle Davids overwinningen op de Philiftijnen geweest zij, kan dunkt mij uit de triumph-liederen in de Pfalmen duidelijk genoeg bewezen worden , ik heb dan in die verfen geenzins de Philiftijnen met de Moabiten verward, maar niet opzettelijk de vooronderftelling uitgebreid, welke ik aannam; dat de Moabiten Davids familie begunftigden, blijkt uit het eerfle Boek Hoofddeel XXU. duidelijk, maar hoe ligt ftattn van oogmerken in de zaak der vriendfehap veranderen, en hierin verwisfelen, behoef ik niet te bewijzen; de Philiftijnen hunne zwakte tegen David alras gevoelende, hebben ongetwijfeld zo ivel de Moabiten als de Sijiiers van 2oba m hunne belangen overgehaald, en voorgewend dat Da-  VOORREDE. David anders voor hun te gevaarlijk zou worden ; het best was dan Davids rijk van verfchillende kanten aantevallen en zo zijne kragten te verdeelen. De feil in het Boek van Ruth begaan, daar Midianiten voor Moabiten gelezen word, is zeker flotend maar blijft toch menschlijk; — mijn beftraffer begaat zoortgelijke op deze zelve bladzijde, fchoon eene ligtere; en bevestigt dus al weder dat wij geen volkomenheid in onzen arbeid kunnen krijgen; klagten over duifterheid in de fchrijfwijze wil ik gaarne overneemen, mids menze niet make omtrent zulke ftukken, waar de kundigfte man, die de beste bronnen weet te gebruiken , zelfs verleegen flaat en niets weet ter opheldering te zeggen, want dan zou zulks niet edelmoedig wezen. Hier mede waard/le lezer, moet gij nimmer denken, dat ik mijne onnaauwkeurigheden wil bedekkviï, en mij ten koste van de waarheid verdedigen; neen, dit is geenzins mijn doelwit, het is mij eigen ; maar ik offer hier gaarne iets op van mijne achting voor het meer gewichtige; elk bedenke daarbij mijne zwakheid, de pijnen en benaauwdheden die mij folteren , en men zal zich verwonderen over mijne ftoutmoedigheid in de onderneeming, daar ik vooraf wiste, dat ik het geluk niet zou hebben, het geen mannen van rang en aanzien in de kerk genieten, eene keuze van een aantal iTandlangeren voor de kleinigheden of liever naauwkeurigheden te verkrijgen; dit wist ik vooraf; en fchoon ik edeldenkenden onder mijne vrienden tellen mag, ze zijn zij toch in alles niet boven den geest van onze natie genoeg verheven om zich aan zulk een arbeiJ, waaruit noch voordeel, noch aanzien kan geboren worden, met alle lust geheel overtegeeven. — Hier weigert mijn pen, afkeerig in 't geringfte zelfs iemand te beledigen. IN-  INLEIDING OP het DERDE en VIERDE, gewoonlijk EERSTE en TWEEDE BOEK der KONINGEN GENAAMD, O mtrent de beide Boeken der Koningen-, een vervolg der koninglijke levens - befchrijvingen, als gefclnïften op zich zeiven befchouwd, tot den bundel des O. T. behorende , heb ik niets bijzonders aantemerken* Het gewoone kan men elders vinden, alleen merk ik op, dat de fchrijver of de verzamelaar ons niet bekend is geworden ; wij hebben 'er ook geen belang bij, daar wij Uit den inhoud zien, dat de verzamelaar zich bediend heeft van de levensbefchrijvingen der Vorften, welken in dien tijd het meest gebruikt werden. Zo hebben wij bij voorbeeld een uittrekzel uit de levensbefchrijving van Ussia door de pen van Jesaias. — Ondertusfchen is de gedagte van den grooten Venema, dat deze levensbelchrijvingen niet lang na den dood der ondedcheidene Vorften , en dus nog voor de Babjjlomfehe gevangenis V. Deel. A " af,  2 INLEIDING tot twee afzonderlijk bekend geworden , doch door Je rem ia in een bundel verzameld, en onder den naam van de twee Jaatjle Boeken der Koningen uitgegeeven zijn, bij mij altoos eene gisfing geweest, die boven alle anderen geloof verdiend. — Met deze kleine aanmerking, ga ik over tot den inhoud der Boeken , om die door zulke algemcene aanmerkingen optehelderen, welken noodwendig vereifchen, dat men de zaak in' het geheel bezie. De eerlte kvensbefchrijving, welke dit Boek met de vorige tevens verbind, is die van Davids beminden zoon, Salomo: Deze kvensbefchrijving is vrij uitvoerig, en gewigtig, doch wij zullen, in de levens der Vorften, het meest op den invloed van hun perfoneel karakter, op het rijksbeduur het oog hebben, om dus in ons Voorwerk eene gefchakelde gefchiedenis van het Joodfche volk zo naauwkeurig doenlijk is, te fchetzen. Zo veel zeggen wij van zijn perfoneel karakter, ais hiertoe noodig is, want als mensenkenner, als wijsgeer en dichter, zal hij' ons elders nader bekend worden. Hij had voor alle zijne troonsopvolgeren iets vooruit, het geen hem den weg tot het loftelijklte bewind baande. Opgevoed, onder de oogen van eenen braaven vader, door eenen Nathan, een' man, ongenegen om het hart van zijnen leerling te vleien , was hij op zijn i8rie jaar reeds bekwaam om deel te necmen in het rijksbewind , ook dit werd door de zwakheid van zijn vader tot Hand gebragt, die tevens bezorgd was om hem vroegtijdig uittehuuwen, op dat hij door een erfgenaam zich al tijdig in het bewind zou kunnen vestigen, en ingevolge hiervan huwde hij eene uitlandfche Dame , die al vroeg moeder werd van Remaieam. Al vroegtijdig saf Salomo bewijzen van goede inzigten in zaaken, doch die onder de beftierends Voorzienigheid, gelijk men rasch befpeurde, niet  BOEKEN der KONINGEN. J hier alleen naar zijn temperament, maar juist gefchikt waren voor den toeftand, welke het rijk vorderde, om zich in de aangewonne grootheid te bevestigen. Zo zeer D,wjd Uitmuntte als legerhoofd die het rijk door overwinningen aanzienlijk had gemaakt , en bh'na nu niets anders dan aan fchikkingen omtrent den openbann Godsdienst dagtto, Zo zeer beminde Salomo do vreede: ia nooit hëefi hij zelfs den geringlten trek gevoelt, om zich door veroveringen groot te maaken. En dit is geen va'dfigheid in zijn karakter geweest, waarommen hem oneer d-,ed, door hem met veélen uitleggeren als een' Vorst te fehetfefl, die het meest van zin ieeven in het vrouwenhuis norbragt; neen, hij heeft buiten allen twijfel geen fnindet werkdaadigc ziel gêhaxl dan zijn' vader, ja Mi' had door zijn kundighceden en natuurlijk vernuft zelfs veel neer voedfel vnor dezelve; maar deze gefteldheid werd elders heen geleid. Den inwendigen bloei van zi|ti riik te bevorderen was eigenlijk zijn doel, hieraan werkte hij ook geftadig. ja men kan ook duidelijk zien, dat hij zich hieromtrent een vast plan gevormt heeft, en om dit. te herijken was zijne eerde poóging , den vreede te bewaren, in zijn riik niet alleen, maar ook in de aangewonne landen, waar hij zijn opperbewind allerdrngellkst maakte. De bewijzen hier van zijn verfcheiden : aan Id ijMe a, Moab en Amman gaf hij Koninsen uit hun éigene natie fchoon fijnsbaar, en wel met alle mogelijke vrijheeden , zo wel in het burgeüik als godsdienftig keven; der Phiüftijnen bezitting, een uitgeftrekt gedeelte van Arabiên, Siiriën en bijzonder de fchoone ffreek van Damascus, Thapfacus , Balheck , Thadmor of P ./m/frië/i , wist hij door het aanmoedigen der hnd-produfoen zo wel voor zich, als voor die volkeren zei ven, zo te b-ftieren, dat niemand een trek gevoelde om het zacte juk van zijne bverheevfching aftefchudden. De canflitutie van het rijk onder de Gods - regering dulde niet dit door andere meer A 2 ge-  4 INLEIDING tot twee gewoone maatregelen te Herken, anders zou hij misfchien. met magtige Vorften, bij wien hij in aanzien was, nog wel verbintenisfeu aangegaan hebben tot bevordering van de rust. Deze bleeven nu agter , maar als eene goed ftaatkundige, wist hij zijn rijk door de vriendfchap ziiner nabuuren zo veele voordeelen te bezorgen, als deszelfs bloei vorderde. Niet onoplettend omtrent den landbouw , zo zeer in zijn fmaak , en den veehandel , voor zijne uitgeftrekte hofhouding van zo veel aanbelang, met een woord omtrent alles, waar door 'slands voortbrengsels aanmerkelijk wierden, moest hij echter van zeiven geleid worden tot verdragen. Zulken namelijk, die den handel begunftigden, welke bij verruiling tot de meeste voordeelen toen plaats had , en hem den weg baande om zijn rijk onder de handeldrijvende natiën eenen aanmerkelïjken rang te bezorgen. Natuurlijk werd hij hier het eerst geleid tot een naauw verdrag met het Tijriesch hof, daar toch kon hij de voortbrengzels van zijn land verruilen tegen allerlei foort van waaren, want het rijke Tijrus wierd al rasch de merkt voor aile befchaafde volkeren. Geen gelegenheid liet hij vervolgens zich ontglippen om den koophandel te bevorderen. Vroeg hij van den Egyptifche Koning tot vermeerdering van zijn konittgfijk aanzien eene dochter ten huwelijk, zijn vernuft vond een nadere weg hierdoor open om met voordeel ook op Egypten te handelen. Hierdoor bekwam hij den paardenhandel voor zijn eigen kas , die hem zeker fchatten bez>rgde; ja al rasch bragten de doorzigtige maatre. gelen hem zo verre , dat hij in navolging van de Tijriers bedagt begon te zijn om zelv op afgelegene landen handel te drijven, daar die langs de Middelandfche zee op Tijrus en Sidon alleen de verruiling bevorderde. En dit deed hij met gewenschten uitfiag. De haven aan de m ud van de Roode zee door hem in goede ftaat gebragt, de fcheoeii daar in gereedheid bezorgd , en de uitgeftrekte han-  BOEKEN der KONINGEN. f Zmndel daar door verkregen , vooral door de togten op Ophir, bragten hem eerlang zo verre , dat geen rijk zo fpoedig zulk een overvloed van geld in den omloop gekend heeft dan het zijne. Hierdoor kreeg hij den handel van dien ti'd genoegzaam geheel onder zijn bedwang, elk handelaar de hoogde prijs zoekende, kon bij hem te regt komen; want de overvloed van geld en de gelegenheid om de gekogte waren weder elders met de: grootfte winden te kunnen verruilen, maakten dit alles natuurlijk. Zulk een vrugtbaar genie kon de onmeetlijke fchatten , die hij in kas had, niet leeg laten leggen , alles moest tot vermeerdering van den luister des rijks aangelegd worden. Dit deed hij ook. Zijn waardige vad.r had onder de nagelatene fchatten, hem in het bijzonder aanmerkelijke fommen bezorgd, tot den opbouw van eenen prachtigen Tempel in de plaats van den draagbaren Tabernakel: de toeftand van zijn rijk vorderde gcenzins dit geld aantetasten, in tegendeel kon hij het gebouw nog veel prachtiger maken dan het bedek zijnes vaders vereischte; evenwel uit eerbied voor zijnen vader en om andere redenen , hield hij zich bij dat plan, maar hij nam echter de vrijheid om in de vermeerdering van het getal der goude meubelen te toonen, dat hij ook genegen was om uit zijne fchatskist iets tot de vermeerdering van deszelfs luister wilde toebrengen. Wie was ook gefchikter tot zoortgelijke onderneeming, dan een Vorst, die door zijn handel en door zijn zugt tot de wetenfchappen zulk eene uitgedrekte correspondentie kon hebben. Guichard, de vriend van den zeldzamen Fredrik, meest bekend onder den naam van Silius Itamcus, heeft in eene verhandeling, de f.wia Salomonis apud cxteros, dit vrij leerzaam opgehelderd; jammer is het maar, dat wij hieromtrent maar uit enkele uitdrukkingen of weinig betekenende fragmenten alleen iets ontleenen kunnen; hoe het aij, hij zal behalven de Tijriers nog andere bouwkundigen A 3 ge-  INLEIDING tot twee geraadpleegd hebben , die z'u'ne eeuw gaf; over het geheel denk * zo laag niet over de pracht van dien Tempei als M11' h ëLis in zijne verhandeling, de Judais Tenipóre SalomonU afchi(e&ar veel konst aangelegd, dat men die zoms niet dan met veel moeite vinden kon: een gedeelte van óexe vertrekken dienden in Ezeciuels tijd tot den fchan- de-  LOEKEN der KOinINGEN. 7 delijkden afgodsdienst; de donkerheid , de diepte en alles werkte te zamen om deze gewelven gansch ontoegangelijk te maaken: ik vind de gedagte van Michaülis vrij aartig, die de wonderen bij gelegenheid van de berooving der fchatten in den Tempel, en van de vuurige verfchijnfels bij de opruiming van de ruïnen des Tempels onder Juli aan, alleen aan de verzamelde brandbare doffe toefchrijft van deze gewelven, welke ontvlamde zodra 'er lugt bij kwam; doch dit is genoeg om te betoogen, dat Salomo, die geene verhindering in den opbouw gehad heeft, zodanig een gebouw zal geftigt hebben dat evenredig was aan de pragt en kostbaarheid der fundamenten. Met deze paleizen nu was het vordelijk vernuft niet uitgeput, neen, zijn werkzamen geest wist hij voor de minde verveeling, door gebrek van arbeid, zeer wel te bewaaren, hij vermaakte zich dan met zijne kundigheedeu uittebreiden, en deed tot dat einde ook zomwerf binnenlandfche reizen , ontdekte bij die gelegenheid altoos iets tot verbetering van den daat des rijks en liet grensdeden met de grootde kosten bouwen, zo derk als de vestingbouwkunde van dien tijd opgaf. De overvloed en het baden in zinnelijke geneugten, waar aan de Vorst zich kon toegeven, fchijnen dien invloed op zijnen wijsgecrigen geest niet gehad te hebben, dat hij tot uiterden verviel, waar hij anders het zwakde was. Onder de vrouwen wist hij door verfcheidenheid zich nieuwe genoegen te bezorgen; zijn minnenhandcl met het Sunamhisch meisjen dient daarvan ten getuigen! En hier kom ik op een wigtig duk, want mijn's bedunkens is 'cr geen veiliger weg om 'sKonings karakter wel te treffen en zijne bedrijven uit egte bronnen afteleiden , dan wanneer wij zijne neiging tot de vrouwen in derzelver rocrfels nagaan. Omtrent de fexe heeft hij niets van 'svaders geest overgenomen: geen Abiga ül s , geen Bat hs Era a's:, Heré fchoonheeden, welkers verdand en grootheid van ziel aan haare beA 4 val-  S INLEIDING tot twee valligheeden meerder leeven geven , zijn het, die zijne driften doen ontvlammen, en geen wonder! hij bezat niets van dat vuur eenes helds, het welk eens ontdoken niet geblust kan worden; neen , het regte Oosterfche in het minnen was Salomo's zwak , hiertoe gaf zijn temperament en zijn opvoeding ook de meeste aanleiding. Verfijndere wellusten en geene zeeghaftige overwinningen hccrschten in zijne liefde, hier van daan bezingt hij in zijne minnedigten meer gcftalte, houding, en kleeding zijner minnaresfen, dan zulke zielshoedanigheeden, die regt voedzel gaven aan de bevalligheeden, in het oog van den heldhaftigen minnaar: Salomo onder de vrouwen opgevoed, (terwijl David meestal in het veld was) heeft daar andere denkbeelden van het fchoonc, het bevallige opgezameld; alles is bij hem traager en langzaamer in werking , en heeft meer van dat vleiend flaafschs, het welk de gefprekken bezield, dan van het opene, fiere, het welk vrije zielen zo bekoorlijk maakt in de oogen van verhevene minnaren. Deze redeneering is mij van het uitérfte belang, zij doet mij niet alleen meer indringen in 'sVorften karakter, maar ftrekt tot een middel, waar door wij het gedrag van den Vorst in zijne verdere leeftijd, anders inderdaad moeijelijk, het besten verklaaren kunnen. Elk vergelijke maar den algemeenen wijsgeerigen geest van den Vorst met zijne delicaate wellustige geaartheid, waartoe alle zijne zintuigen zamenftemmen; zijne grondige menschkunde , waarin hij moogelijk genen , hem gelijk, gevonden heeft, bragt hem tot het ongunftigde oordeel omtrent de vrouwen, en evenwel fleet hij een groot deel van zijn leeven onder haar: zijne ongemeene zugt tot den Godsdienst, uit gronden van overtuiging, die zelfs wijsgeerig beproefd waren , en verfijnt door kiefchen fmaak, deeden hem het beste zedelijke ftelfel van zijn leeftijd te voorfchijn brengen, en evenwel is die zelve man de toegevenheid, de onverfchilligheid zelve omtrent het bijgeloof  BOEKEN der KONINGEN. 9 loof zijner vrouwen; — nog meer! zijne fchoone begrippen omtrent de opvoeding der jeugd, de zorgvuldigheid door een wijs Vorst bijzonder omtrent zijne troons - opvolger in agt te neemen, vergeleken met die koele en werkelooze geest - gefteldheid omtrent zijne Rehabeam; zijn woelig leeven, onuitputbaar in bouwen, planten, en het uitvinden van alles , wat de pragt den despoot kan voorfchrijven, vergeleken met die werkeloosheid omtrent de woelingen, die op het laatst van zijn leeven hem van de hoven der nabuurige Vorften bedreigden; (donkere wolken indedaad, die zijn (taatkunde duidelijk zag zamentrekken, en zijnen opvolger de gedugfte onheilen en omwentelingen voorfpelden) zijne werkeloosheid onder dat alles om zich van de liefde en trouw van alle zijne onderdaanen te verzekeren, waardoor hij integendeel door belastingen, (welke mogelijk in de laatfte jaaren uit llapheid van het ftaatsbefttiur noodzakelijk geworden waren,) de gemoederen hoe langer hoe meer verwijderde van zich aan wicn zij door zijn beleid al haar voorfpoed verfchuldigd waren. — Dit alles laat zich uit zijne koele gefteldheid, uit de wijze van zijne opvoeding, eerst door vrouwen en naderhand door Nathan geitierd, uit de eenvormigheid van, en rust onder, zijn bewind, voor den menschkundigen zeer gemakkelijk verklaren, en behoeft dus ook geene verdere uitbreiding. Alleen is het van belang nog wat Itil te ftaan bij den invloed, welke dit alles op het rijk gehad heeft; want zo kunnen wij het best goede begrippen van deszelfs bloeiende toeftand en van de aanlcidende oorzaak tot langzame verzwakking verkrijgen, begrippen die zo menige fpreekwijs in de Pfalmen en de Prcfetifche leerredenen bezielen moeten. In een land, het welk door langduurige en hardnekkige oorlogen afgemat eindelijk tot ruste komt, moet een wijsgecrig Vorst hetzelve befluurende, allereerst denken aan de herftelling van de veehoederij en landbouw, en dit deed A 5 Sa-  sc INLEIDING tot twee Salomo ook, want fchoon ik niet twijfel of de landbouw heeft naderhand onder het beltuur van een' braaven Vorst eerst haaren hoogften trap verkreegen', twijfel ik echter niet, of Salomo heeft de fchoonfte inrichtingen voor dezelve gemaakt. Dit blijkt mij genoegzaam uit de Spreuken. Het is waar 's Vorften fmaak voor het pragtige, boven de natuur, leide hem al ras elders heen, doch niet met volkome verwaarlofing van den landbouw. •— Zijn aandacht moest echter, natuurlijkerwijze , het meest op den koophandel vallen, en deze tak van welvaren voor eene ftaat, die de meeste uitwendige luister veroorzaakt, en waarin het koninglijke hof met den hoogst mogelijke praal voorging, moest noodwendig een yerbaazenden invloed op de zeden maaken, en fchoon de befchaving en de verfraaing door den rijken ader van den handel zich overal verfpreidde, moest evenwel ook volgen dat velen die aanzienlijke fchatten langs dien weg verkregen hadden, aan het ftaatsbewind gekomen, eenen geest van Ariftocratisme verkrijgen moesten, waar van Rehab e a m bij den afval der 10 ftammen de eerfte wrange vrugten proefde ; een' geest , die zo lange de Joodfche ftaat ook moge geftaan hebben, niet verder te onder gebracht geworden , maar integendeel al meer en meer verflimmcrd is, naar mate de gekroonde hoofden in zichzelyen al zwakker wierden : op deze wijze heeft geweld en onderdrukking beftendig blijven wonen in de huizen van hun, die in hunne voorouders onder Sa lomo's bewind die fterkte verkregen hadden; en hieruit kan men het gevaarlijke van zulke lieden zelfs voor de Vorften , hunne weldoeners, genoegzaam opmaaken; hierbij komt dat het Despotisme van de andere kant onder Salomo's be-; wind ook het eerst het hoofd opgedoken heeft ; zijne verbintenis met andere hoven door huwelijken, de uitgeftrekte correspondentie met magtigen, zelfs zijne theoreUfche begrippen, die overal door het fpreukboek verfpreid zijn,  boeken der kuningen. zijn - gaven daar aan voedzel : zo is hij voor zijne opvolgeven een voorbeeld geworden , wel ftrijdig met den aart der Godsregering, edoch gefchikt naar de algemeene leiding der gedagten bij den Oosterling. Als wij nu alles zauientrekken,dan worden de gebeurtenisfen op het einde van zijn leeven en kort na zijn dood voor ons verklaarbaar, zijn eige gedrag werd het ook; het is ui: het Boek, de Prediker genaamd zeker . dat hij van zijn opvolger geen gunftige gedagten gevoed heeft; in den fmaak der Vorften evenwel ook denkende, wilde hij het belang der burgerij niet den voorrang boven het voorrecht van eerstgeboorte geven; daarbij zag hij duidelijk , dat die woelingen in aanzienlijke familien voedzel zouden vinden, gevaarlijk was het dan door afwijkingen van de gewoonte aanleiding te geeven tot tweedragt ; fpeelde hier onder de geest der jalouzij, die in de ftammen hcerschte. en van welken elk zo gaarne de eer zou gehad willen hebben, om een gekroond hoofd te leveren, dan moest hij al z'jne kragten in Rehabeam tragten te vereenigen: zoortgelijke aanmerkingen zijn niet alleen van gewigt voor de burgerlijke toefland der natie, maar geven zelfs aan de Profetifche fchriften de fchoonfte ophelderingen ; om maar eenen trek daarvan optenoemen, bepaal ik mij alleen bij eene belofte : als in die gefchriften eenen anderen Salo-; mo beloofd werd, eenen vreeden Vorst, zal hij hoedanigheeden bezitten , die de eerfte miste , en dus zijn wij verzekerd, dat zijn rijk in vervolg van tijd aan die onheilen niet zal overgegeeven zijn, waar aan dat van Salomo allengskens onderworpen wierd, en die zich zo Itcrk verfpreidden en aamviefchen , dat ze eindelijk 's rijks ondergang met overhaasting bewerkt hebben. Rehabeam gedroeg zich bij het aanvaarden van de regeering naar de be0inzelen, welken in het koninglijke huis toen vrij al-  I* INLEIDING TOT TWEE algemeen aangenomen waren, zo fterk zelfs, dat doorzigtige Staatmannen aan het hof, die deze gebrceken doorzien hadden , met hunnen heilzaamen raad niets konden uitwerken om die onheilen aftewenden. Meiers die weeten dat zij, door zoortgelijke beginzels te verfterken, den Vorst het best kunnen gewinnen, werkten hier in tot zi n verderf meede, en met dat heillooze oogmerk, dat hoe meer de Vorst daardoor verzwakt werd, zij dus meer invloed en fterkte op het rijk konden verkrijgen; hier aan beantwoordde ook de uitkomst, want het rijk wierd gefcheurd en verdeeld, en Israël in Jerobeam een gekroond hoofd ontfangende, en geene verbintenisfen onder die twee Vorften tot ftand gebragt zijnde, baanden dat den weg tot oorlogen, welken de kragten van beide de rijken verteerden. Jerobeam over Israël Koning zijnde werd de verwijdering meer gevoed , door den invloed van den Godsdienst, gelijk het al veeltijds gaat. Dceze Vorst zag zeer wel door, dat de godsdienftige verordeningen omtrent den openbaren Godsdienst het gemoed, 'twelk eerbied voor denzelven had , allengskens weder lot het huis van David moest terug brengen; zijn eerde werk was daarom fchikkingen te maken, die hem zo veel beveiligden, als de confi'itutie van den Staat maar eenigzins veroorloofde ; groove afwijkingen moest hij, als gevaarlijk, nog van de hand wijzen. Van zijne godsdienftigheid is ons niet veel bekend; nogtans bemerken wij duidelijk , dat hij geenzins van godsdienftigen eerbied vervreemd is; neen de Vorst toonde achting voor de Profeten, ais de bewarers van den Godsdienst en de conftituïie, te hebben, evenwel befmet de ftaatkunde zijnen Godsdienst; in plaats van vertrouwen te hebben op Hem , die zijne aanftelling begunitigd had, en Die hem alleen van  BOEKEN der KONINGEN. 13 van het beftendig bezit des troons verzekeren kon, flaat hij eenen weg in , welke niet alleen berisping verdiend, maar ook juist aanleiding gaf om daar te Hellen, waar voor hij dugtte, namenlijk dat de troon niet prflijk in zijn familie wierd; hier moet ik eene aanmerking maken , die niet alleen hier ter plaatfe, maar voor het vervolg van het uiterst gewigt is. Tc weten: zo lang de Koningen van beide de rijken eeerbicd voor de Profeten betoonden , bcfchouwden zij zich als volstrekt afhanglijk van God hunnen Koning, ja in dat geval erkenden zij, wat zij ook mogten woelen om den invloed van de Vorften der {lammen te befnoeien, altoos de kragt van de rijks -canftitutie, verdedigd in geval van nood door de Profeten, als buitengewoone Ministers van den Souvereinen Koning. In dit licht moet men hunne bedrijven in dit Boek, zo zorgvuldig in de leevens der Koningen ingevlogten, befchouwen , en, dan ziet elk, van hoe veel belang deze mannen, van hoe veel invloed hunne wonderen waren , om alles in den burgerftaat zo veel mogelijk was te beveiligen; hoe afgodisch naderhand ook veele Vorften waren, dit bleef hen nogtans bij, dat zij eerbied voor deze mannen betoonden, al wierd de overreding hen dikwerf alleen afgedrongen en juist deze invloed is het, welke uitwerkte, dat geduurende de regeering van deze beide Vorften, nimmer oorlogen onder den anderen ge voert zijn geworden. AlilA befteeg naar 's vaders dood den troon van 'Juda , toen de ramp des oorlogs de beide rijken nog bij het leeven van Jerobeam beroerde, doch dit moest hij ook met eenen fpoedigen ondergang boeten. ASA9  u INLEIDING tot twee Asa, regeerehde, BaEza over Israël Koning zijnde, \ was wel gezind omtrent den Godsdienst, maar beging evenwel de eerfle misltap, die met de cotijlitutie zo aanmerkelijk flrijdig was. Zich niet fterk genoeg in het veld oordeelende tegen den Israëlitifchen Vorst, bezorgde hij zich het bondgenoodfchap van Sijriën , en dit was zeker eene misdaad in hem, als godsdienftig' Vorst, en bad héillooze gevolgen ten opzichte van den burgerftaat: bij deez' gelegenheid moet ik weder vooroordeelen tegengaan, welken de bijbellezer wel eens voed. Het was inderdaad zeer moeielijk voor de Israëlitifche Koningen om bij de ftaatkundige inzigten gezuiverde begrippen van den Godsdienst te hebben ; worden zij hierom kwaad genoemd , men moet dit niet te verre trekken; de tsriëltert hebben inderdaad, onder zoortgelijken, Vorften gehad, die van de zijde des burgerftaat bezien , voor het rijk van belang waren; even zo moet men van de andere zijde bedagt wezen om alles wat godsdienflige Vorften in het burgerlijke verrigteden , niet al te gunftig te bezien; geen een hunner is vrij geweest van het neemen dier maatregelen , welken Asa nam , wel ecnigzins dragelijk in een ongond--dienftig' Vorst, maar in hem die het vertrouwen op God moest doen gelden, veel berispelijker dan in den Vorst, die den waren Godsdienst vijandig was ; want de bijna onafgebroke oorlogen gevoerd door de twee gefcheurde rijken , hadden natuurlijk ten gevolgen, dat hij die te kort fchoot hulpe elders zogte, dien zclven weg moest de overwinnaar dikwils inflaan , wilde hij niet roekeloos handelen ; daar nu de Israëliërs zo niet de eerften ten minfte de voornaamften geweest zijn, die zich van dat middel bedienden , zijn zij ook de eerften in rang geweest, die ondergegaan zijn; hierbij kwam nog eene omftandigheid , welke Israëls rijk inwendig met meerdere overhaast  BOEKEN der KONINGEN. 15 haasting verzwakte; in Juda bleef de opvolging beftendig in Davids familie; geheel anders was het in Israël, de groten des rijks ftonden bij de minde verandering gereed om zich van den troon meester te maken; ontftonden 'er mededingers naar de kroon , in dat geval werd 'er meer burgerbloed vergoten, dan in geregelde veldflagen met nabuuren , en dit is inderdaad de oorzaak geweest, waardoor de Godheid hare bedreigingen over de koninglijke famielien der Israëliërs uitvoerde: de omftandigheden der beide rijken veranderden wel van gedaante toen Josaphat (terwijl Achab over Israël regeerde) over Juda het bewind voerde: Aciiab had zich op den Israelitifchen troon gezet, een Vorst die goede hoedanigheeden voor het ftaatsbeftuur had, alfchoon hij door de uitleggeren dikwils deerlijk mishandeld werd; 'sVorften inzien gaf aanleiding dat zij onderling begrepen het n >odlottige van geduurige oorlogen, dit was niet beter voortekomen dan door huwlijks - verbintenisfen , en die begonden van toen af in train te komen, en hadden op de zeden en den Godsdienst de noödlottigfte gevolgen, daarom wierden zij afgekeurd. Beide Vorften waren goede ftaatkundigen , kenden de belangen hunner ondcrdaanen; Josaphat was niet alleen een hervormer in den Godsdienst, maar zogt ook het verval in den burgerftaat wederom opteheffen. Achabs karakter was verregaande oplopend, de invloed van zijn Gemalin op zijn°geest ging buiten alle palen en deed hem verkeerdhceden begaan; anders lag 'er in den grond van zijn karakter liefde tot regtvaardigheid, met een woord gevoel van volks belang; hierom heeft ook geene der Israëlisifche Koningen zulke weerhoudende waarfchouwingen, zulke buitengewoone middelen tot overreding gehad. Uit deze handel-  i6 INLEIDING tot twee delwijze der Godheid zien wij, dat wij in de gefteldheid van den Vorst van de gunftige zijde te beoordeelen, niet dolen : onder zijn beduur was het geluk hem geenzins gunftig t hij was te veel in oorlogen ingewikkeld, en had te weinig krijgsmans moed en godsdiendig vertrouwen in die gevallen; Jesaia heeft in zijn VII-IX. Hoofddeel dit uitvoerig; daarbij het zedelijk bedaan der natie was in diep verval , fchoon op verre na niet zo fnood als bij de regeering van Manasse, evenwel zo dat wij uit de nauwkeurige berichten van Jefaia LVII—LXX. daarvan duidelijke 'begrippen kunnen verkrijgen. Vooral uit Hoofdd. XXVni. De meest heerfchende gebreken waren van de zijde van het burgerlijk beduur, onregtvaardigheid , en van den Godsdienst afgoderij; de laatde was meestal aan de Vorften te wijten, die of als Israëütifche Koningen het tot hun plicht rekenden, meer aftewijken , om het Volk zo veel te meer te binden, of door huwelijken de invloed welke die bijgelovige Gemalinnen maakten op de zeden, onbelemmerd lieten werken; hierbij kwam dat m het hart van het volk de trek tot afgoderij al voor eeuwen gewoeld, en zulke diepe wortelen gcfchoten had, dat, wanneer een der rijken al een' Koning had, die den Godsdienst met allen kragt van bijgeloof zuiverde , de natie evenwel in het heimelijk aan hunne afgoden zo verkleefd bleef, dat zij de fuoodde huichelarij pleegde, onder de vertoning van openbaare godsdienftigheid; naar den fmaak van hunnen Vorst, diende zij de flille huisgoden en vol* deede zo aan haaren trek ; zulk een beftaan kon naar den aart van de conftltutie niet anders dan de ondergang van den Staat met zich (Iepen, en werd daarom ook het fterkst berispt, het felst bedreigd , en billijk de eerde oorzaak van hunnen ondergang. Doch eene tweede hier bij komende oorzaak heeft als eene inwreetende kankef dille verwoestingen aangeregt, en de zenuwen van den Staat uitgedroogd ; ik doel op de onregtvaardigheid der gro-  BOEKEN der KONINGEN, groten, volgens de aart van het bewind bkeven de Vorften der ftammen, niettcgenftaande de koninglijke regeèring, een aanmerkelijk gezag behouden, zo ver zelfs als zulks met eene éénhoofdige regeering maar ccnigzins mogelijk was; inderdaad eene wijze fchikking in het bewind , zo konden zij altoos door hun gezag allen inbreuk der Koningen op de nationale vrijheeden wccren; doch in plaats van aan dezen pligt getrouw te zijn, maakten alle de aanzienlijken geftaag hun hof bij den regeerenden Vorst, wel bewust, dat dit bij de meesten hun den weg zou baaneu om ongeftoord in hunne posten de fiioode onderdrukking omtrent het volk te kunnen beoeffenen; deze werd in latere tijden ook zo fterk gepleegd , de onregtvaardigheid fteeg tot zulk eene hoogte, dat de Profeeten zich niet ontzien om ze openlijk met den naam van dieverij , haar egte naam inderdaad, te beftempelen : een fchakel van ondeugden, welken de ondergang van den Staat uit haar eige aart moest bewerken, vergezelde, of volgde op, dit hoofdgebrek ; en de flerkfte middelen te werk gefield om dit kwaad te fluiten, hebben in den grond onder de beste regeeringen weinig uitgewerkt; fchoon een Koning van $uda braafheid genoeg had om het kwaad daar aantetasten, waar het voornaamlijk zat ; doch het was te diep, geworteld om niet bij eene flappere regcering met dubbele woede weder uittebreeken; natuurlijk zou men vcrwagt hebben dat de invloed van den gezuivcrden Godsdienst hieromtrent nog het meeste zou gedaan, dat de Priesters daartegen zouden geijverd hebben; ja van die orde die de Ministers der groten waren, en dus de uitvoerende magn veelal dienden, zou men alles vervvagt hebben. Lieden, wier eigen belang hen zelfs noodzaakte om tegen de afgoderij te ijveren, behoorden de eerften te zijn om de zuiverheid van den Godsdienst, te handhaaven, doch over het geheel genomen zou de lezer zich zeer vergisfen , indien hij dit denkt in deze gefchiedenis te zullen vinden: V, Deel. B Li  h INLEIDING tot twee integendeel zij waren meestal de vleiers der groten , en fchoon hun invloed aan de koninglijke hoven, door de fterke drift tot afgoderij, niet noemenswaardig was, en zij dus veiliger iets konden doen overeenkomftig met hunn' pligt, vind men nauwelijks een bewijs, dat zij zich tegen de afgodiiche fmaak der hoven verzet hebben: eene orde in dezen Staat was flegfs het eenige buitengewooue middel om de aart der regeering te onderfteunen , het ware plegt-anker der burgerlijke en godsdienftige vrijheid, en deze, buitengewoon zijnde, bleef ook natuurlijk van de algemeene befmetting genoegzaam geheel bevrijd, ik doel op die der Profeeten. S e m u ë l , die trouwhartige befchermer van 's volks vrijheeden, was de man geweest door wiens invloed bewerkt was geworden dat zij geregeld een clasfe in den burgerftaat uitmaakte, hij was de man die de fchoolen öprigtte , waarin de leerlingen door afzondering en onderwijs allengskens gevormd wierden , en tot zoortgelijke gewigtige posten opgeleid ; de hervormers van die orde, welke onder Aciiabs regeering te voorfchijn traden, Eli as en Eliza, hebben alles gedaan om langs dien weg het geheele verval van den Staat voortekoomen, door deze orde voor alle befrnetting te bewaren; hoe aanmerkelijk zij beiden in karakter van elkander verfchildcn, daarin werkten zij nogtans beiden volkomen gelijk: nu voelt elk lezer aireede van hoe veel belang het zij, dat in de Jaarboeken der Koningen , zo uitvoerig hun leeven befchreven word , cn hunne wonderen verhaald worden, verrigtingen inderdaad, die voor de kwijnende natie het zegel waren van hèt patent hunner buitengewoone zending en gezag. Het is waar, elk lid der profeetifche fehoole werd daartoe niet gebruikt, dit werd alleen voor een enkeld uitftekend man bewaart, en deze verordening was zeer wijs; zij behoefden daarom niet ledig te zijn, hun gewoon werk was den Godsdienst in deszelfs zuiverheid, afgefcheiden van het bij-  BOEKEN der. KONINGEN. *9 bijgeloof te bewaren; terwijl de Priester, ingevolge zijn ampt, den uitwendige Godsdienst moest aanprijzen, behoorden zij te zorgen dat de geest van den uitwendigen Godsdienst niet onderdrukt of verleid wiercle; fprak een Priester te weinig of te laag van den invloed des Godsdiensts op deugd en goede zeeden, dan moesten zij hunnen ijver verdubbelen om die krflgtrg voorteïtaaii: het buitengewoone, de gaaf van wonderwerken, moest niet onafgebroken bij de gehcele orde gevonden worden, dan zou zij ecnigzins gelijk gedaan hebben aan die der Magi bij de Egyptenaren en Perfiaanen ; ja alfchoon zij aller! inderdaad die kragt gehad hadden , waarvan die orde door konflen de vertoning maakte, zou het puntige het overtuigende door gewoonte verminderd zijn geworden. Alleen in het geval wanneer de heerfchende gebreken zo algemeen wierden dat de verwerring in den burgerftaat daardoor bijna onhcrltelbaar wierd, dan werden zoortgelijke lieden als Elias en Eliza verwekt, maar dan ook altoos met zulke hocdanigheeden begaaft, als de gebreken van het hof of van den Staat vcreischten: nu zijn wij op den weg om deze beide lieden in het ware licht te kunnen bezien. Elia is in alles groot, kloek, doorzettend , een man met één woord, voor wien een Aciiab zelfs vreesde, die anders zijn eige fterkte zeer wel kende, maar teffens zo toegeevend en omtrent de vrouwen zo eigenzinnig, dat niemand den Godsdienst van het land tot nog toe meer openlijk benadeeld'heeft dan hij: — een wonder is 'er door Elia voor het oog van den Koning en de Israëliet verrigt , zo bcflisfend voor den waren Godsdienst en tevens zo majestueus in deszelfs omftandigheeden, dat men vrugteloos in de Bijbelgefchiedenis een zoortgelijken meer zoeken zal, alfchoon wij genegen zijn dergelijken altoos te vervvagten , doch inderdaad uit gebrek van doorzigt. — Eliza's gaaf was binnen nauwere kring beflooteu en zijne wonderdaadige B s ver-  2» INLEIDING tot t vv e * verrigtingcn die in den beginne van zijn opperhoofdfehap over die orde voorvielen, dienen meer om de leeden van dezelve dien geest van onderwerping voor hun agtbaar hoofd intcboezemen, welke hunnen toeftand noodzakelijk maakte, terwijl het laatfte tijdvak van zijn leeven, toen zijn invloed op de fchool reeds genoegzaam gewerkt had, meer gebruikt wierd, om aan de hoven zijne waarfchuuwingen met zulke tekenen van buitengewoon gezag te verzegelen , als 'er vereischt wierden om de Vorften van zijn gezag te verzekeren: al verfpreidden zich de uitwerking van soortgelijke wonderen dan zo algemeen niet, het geen te veel aanleiding tot het algemeen maaken van de voorzeggingen zou gegeven hebben, zo bewerkten zij nogtans volkomen het oogmerk. Het is opmerkelijk dat, fchoon verfcheide Vorften poogingen deeden om die orde voor het oog der natie allen eer te bewijzen en zij zichzelven enkel als de uitvoerende magt van de conftitutie wilden doen doorgaan , men nogtans zelden vind, dat zij, indien zij pogingen deeden om de orde in hunne belangen overtehalen, daarin daagden ; hier en daar deed zich wel eens een vleier van het hof op, die de vertooning van 'Profeet maakte, en omgekogt was om het volk te misleiden, doch hunn' invloed duurde niet lang, zodra traden de ware verdedigers van het volks - belang niet te voorfchijn om zich openlijk tegen deze verraderen te verzetten, of dan zwcegen zij en dus hielden de gekroonde hoofden af met hunne oogmerken doortczetten ; in een enkel geval, wanneer alles ten ondergang fpoeddc, zalmen zien dat de Vorften de yalfchen verdedigden, de ware beledigden ; dog dit gebeurde alleen wanneer 'er een Vorst op den troon zat die een regte dwingeland was, en bekend wilde zijn, als eerloos genoeg om alle grondbeginzelen te vertrappen; dan alleen zag men, dat zij geweld gebruikten in het leeven of de vrijheid van eenige agtbaren lieden te belagen ; doch ik keer weder tot den fchakcl der  BOEKEN der KONINGEN. 2 l der gebeurténisfën waardoor ik mijne aanmerkingen verbind. Joas en volgende Koningen geven daartoe in hun beduur geen aanleiding , hierom zien wij dat onder de regeering van dezen Vorst, toen de invloed van Iloogenpricstcr Jojada alles vennogt, de orde der Profeetcn naauwclijks in aanmerking komt, maar toen Ussia over Juda en Jerobeam de II. over Israël de troonen innamen, traden ook Jona en vooral Am os en IIosea als ftrenge boetprediekers te voorfchijn, ftreng in hunne bedrafling, doch altoos met önderfcheid; over Juda gematigder dan over Israël, om dat in de eerfte de zeden minder verdorven waren: hoezeer Ussia uitmuntte in zijn godsdienftig beftaan, de zedelijke toeftand der burgerij was en bleef geenzins prijzenswaardig (jfefaia V: VI.) ; maar in Israël fchcen onder de voortrcfiijke regcering van Jerobeam, doch niet verfierd met godsdienftigheid , de voorfpoed des rijks gediend te hebben om de nationaale gebreken ten hoogden top te doen dijgen. Am os is zeer naauwkcurig, fchrijft het meest alles aan Ephraim toe om dat dit de magtigde dam was, en de aanzienlijke uit dezelve de meesten invloed hadden. IIosea die de gebreken van beide de rijken te dier tijd berispt, maakt nogtans zorgvuldig onderfcheid tusfehen beiden, befchouwd de laatde in een meer verzwaard licht; tot den fchakel van gebreken, die buiten den invloed van den Godsdienst het hoofd gewoonlijk opdeken , behoren pragt, wellust, onregtvaardigheid in de rechtbank'en onderdrukking der groten in het maatfchappclijke leeven; in de bedreigingen is nogtans veel verzigtends: de günftigë omwending die de Ephraimiten eenmaal ondervinden zouden, word door H-oI1' 3 s e a  3* INLEIDING tot tweb pea niet vergeten: wij vinden daarvan geen bericht in de gewijde fchrifteh, d ch ik denk dat zulks onder die Koningen van Juda, die naderhand met zo veel roems geregeerd hebben , de vervulling bekomen heeft , toen ook dezen met Souverein gezag over een gedeelte van Jsrail het bewind voerden. Naauweliiks was Jerobeam H- overleden, of men zag de ftouchcid der groten & or den mannclijken geest van een ftaatkundig Vorst beteugeld , in kracht uitbreken. Verfcheide mededingers naar den troon deeden 'er 2ich op, men bekrijgde geftaag den ander; een behield geBjk het gaat het veld, deez' wist door geld - afpersfingen bi de natie het zo ver te brengen, dat hij daarmede de opgaande Zon van dien tijd, den Jsfijrifchen Koning, aan zijne belangen, zo het fchecn, verbond, doch zijn opVolger ondervond al rasch hoe veel vrijheids het kostte door geld Vorften te gewinnen. Jotiiam regeerende, terwijl Pekach over Israël was, genoot Juda ruste, en had zelfs niet eens tegen nabuuren het harnas aangegord, en Pekach leefde toen met ongemeene voorfpoed, en wist zich zo op den troon te fterken, daar hij het veilig oordeelde op zichzelven te ftaan , intusfehen had Aciiaz , den troon van Juda beliegen, nu maakte Pekach woelig van aart een verbintenis met den Sijrifchen Koning Re zin, om met vereeuigde kragten Juda te beoorlogen, Dit noodzaakte Juda om door geld de Asförïets te noodigen tot bijfland, en het gelukte; toen viel men gezamentliik in het hart van IsraHs land. De bloem der Israditikhe burgerij werd balling, J esaia (Hoofdd. XVII, XV.II.)  BOEKEN der KONINGEN. *3 XVLÏÏ.) befchriift dien toeftand met leevendige verwen , hierdoor was het rijk deerlijk verzwakt, het aanzien van den Vorst aanmerkelijk gekrenkt. IIosea verwekte een opfland waarin de Vorst vermoord werd en beklom den troon tot loon, doch al rasch viel de Asfijrier hem op het lijf; nu beging hij groter misdag dan zijne voorgangeren , hij zogt zijn heil bij de Egyptenaaren, met dat gevolg, dat en hofftad en het ganfche rijk veroverd door den Asfijrier, en het ontvolkte land met zulken bevolkt wierd , die te gelijk met de inwooners eene opvoeding en leiding verkregen, waaruit naderhand de godsdienftige gezindheid der Samaritaanen geboren is: daar Israéls rijk dus haren ondergang vond, genoot Juda onder IIiskia een waardig regent, veele voorregten; bij zorgde zo wel voor den inwendigen bloei van het land, als voor het godsdienftige; krijgskundig en dapper wist hij door veroveringen zich aanzienlijk te maken en zijne grenzen uittebreiden; en nu zijne inwendige aangeworve kragten meer kunnende vertrouwen, ontdoeg hij zich van langer afhangeüjkheid aan het Asfjrifckehoï te bewijzen , hij deed het nogtans met veel ftaatkundig beleid, en zo ik vermoede op aandrijven van het Egypiifckc hof; de fiere Asfijriers daardoor gaande geworden, en in oorlog met den Egyptifche Koning, dreigde; — de gouddorst van den Vorst geüild, bekoelde die hitte een weinig, maar niet gelukkig in zijn vcldflag tegen Egyp/e gedaagt, valt hij in Juda, daat het beleg voor Jcrufalem, terwijl zijn Armde alles ten platte lande verwoestte, doch zijne troepen vonden voor het grootfte gedeelte hun graf in den veldtogt, en hij zelv werd genoodzaakt met fchande aftetrekken. Te dien tijd leefde aan het hof een vertrouwling des Konings, een man van veele verdienden , Je sai a. De Koning in eene gevaarlijT> 4 ke  H INLEIDING tot twee ke krankte geftort, was door het beleid van zijnen vriend {tered uit eene kwaal , die mogelijk haren oorfprong liad uit zijn zucht tot alliantien ; naauwelijks genezen valt hij in eene andere, die de zaden van den ondergang van Juda's rijk geftrooit hebben. Mardocentadus, een Babylonisch Vorst, had de afhangelijke kroon van Asjijriën zicli nu op het hoofd gezet, en bezat moeds Ccnocg om zich onafhanglijk te verklaaren, zogt zichzelveti toen ook door verbintenisfen te Herken , vooral door zulken waar door hij As fijnen meer verzwakte. Hiskia geraakte onder het getal der bondgenooten van dezen Vorst, hierover berispede hem zijnen trouwen vriend, voorfpelde hem, wat daar uit volgen zou, maar beloofde hem tevens dat hij niets van die onheilen beleeven zou: hiertoe hielp veel , dat de toeftand van het Asfijrifche rijk ter dier tijd zo verzwakt was, dat hij van dien kant niets nadeeligs te wagten had; evenwel bragt hij zijn verder bewind niet nadeelig door, hij vergrotede zijne fterkte door kleine veroveringen, bragt zijn hofftad in eene ontzaggelijke ftaat van tegenweer, mogelijk al voorziende , wat onder zijn zwakken opvolger het land te wagten Hond. Deze Manasse, een Vorst , overgegeven aan zijne lusten , en door de verderfelijke inblazingen der hovelingen nog flegtcr geworden , werd Juda weder een afhanglijk koningrijk. Aser haddon over Manasse's gedrag onvoldaan , viel het rijk aan , veroverde alles , floeg den Vorst in ketenen, en voerde hen zegenpralend met zich naar zijn hofftad , het gelukte hem daar zijnde, en de tijd hebbende on zijn gehouden gedrag intedenken, en tot inkeer te komen, weder ontflagen te worden en naar zijn hof te mogen terug' keeren. Hij ging toen , de oorzaken nu wel inziende , arbeiden om die wegtenee- men;  BOEKEN der KONINGEN. 35 trien: het eerfle het geen hij deed was zijn hofhouding te verbeteren, zijn fnoode gutlfteling en eerfle Minister werd nu Vervangen door den braven Eliakim, QJefaia XVII.) een man, die elk regtgeaart burger hoog fchatte, en nu werkte de invloed van den Vorst uit, dat de Israëliërs , zelfs die van de andere Hammen, tot merkelijk verhaal kwamen. Onder Amjion trok zich weder eene donkere wolk zaamen, die om zijn gedrag bij de natie niet gezien was, en al rasch in eenen opfland vermoord werd; toen beflceg een man van den werkdadigften geest in het goddicufiige den rijks-zetel, Jo sia namelijk. In het krijgskundige fchijnt hij weinig ervaring te hebben gehad en gelukkig 'er ook weinig' trek toe gehad te hebben ; als afhangelijk Vorst bleef hij getrouw zonder aanftoot te geeven en zogt meer zonder door eerzugt tot onafhangelijkheid gedreven te zijn , liet volk aan zijn beftuur toevertrouwd, zo gelukkig te manken als moogelijk was door verbetering van zeeden en herfiel van den openbaaren Godsdienst; nu hadden de Profeeten weder toegang ten hove, en verfcheidcn, welken in dien tijd bloeiden, waren de vertrouwlingen, van den Vorst; de woelige geest van Pharao Necho Hoorde dit inwendig genoegen, daar het Asfijrifche en Babijlonifche rijk nu onder een hoofd den krijgskundigen Nabopolasser. vereenigd was, dugtte de Egyptifchc Koning voor gevolgen; in de beginzelen moesten dan de onheilen voorgekomen worden, hij rukt dus een Armée te zaamen om den Monarch aanvallender wijze te beoorloogen; de naaste weg was door het land van Josia; deze Vorst, die zijn B 5 pligt  26 INLEIDING tot twee pligt te wel kende , fchijnt (want Lier ontbreeken ons hiftorifche berigten,) een weinig te voorbaarig, niet afgewagt te hebben, wat men van hem als pligt zou vorderen, gord het harnas aan, en zoekt het land te dekken, doch werd in eene veldflag niet alleen overwonnen, maar fneuvelde zelfs; nu gevoelde het geheele rijk wat man het verloor. Jeremia, die verder zag dan anderen, gaf, diep getroffen, de aandoenlijkfte treurliederen uit; hoe veel goeds de Vorst geftigt had, waren de zeeden der groten daar onder niet verbeterd , de tekening welke Je fata III: 18. alleen van de modes der Dames geeft, zijn hier voor proeven genoeg; nu neigde alles met overhaasting tot den ondergang: Eer dit in bijzonderheeden behandeld word, waarvan wij uitvoerige berichten hebben bij de Profeeten, moet ik eenige algemeene opmerkingen aanvoeren , die de gebeurtenisfen meer verklaarbaar maaken. Toen deze tijden aannaderden, verdubbelden de trouwe Boetpredikers hunne waarfchuuwingen , deeden de ftrengfle bedreigingen , daar de zedeloosheid geen paaien meer kende, dit had dan ook het gevolg, dat deze verdedigers der Vrijheid en der Majefteits Gods toen niet meer onbelemmerd leeraarden; men ontzag hunnen perfoon niet; heimlijke vervolgzugt tegen hen , toen zij daarvoor niet vreesden en zweegen , floeg over tot geweld, men verbood hen het prediken, vervolgde of fmeet hen in de bocijen ; in de bangfle tijden zogt men wel weder hunnen Raad, doch de onflandvastigheid der Vorften en de trouwlooze inzigten der groten , maakten dat dit geen kragt konden doen; hadden de gekroonde hoofden moed cn ftandvastigheid gehad, zich van hun raad te bedienen, hoe veele onheilen zouden voorgekomen zijn, hoe veel verzagting zou de Staat genoten hebben. — Verbintenisfen te maaken met een hof, het geen zichzelven niet verdedigen kon, met Egypte, om dat het de Koningen vleide en mogelijk de groten om-  BOEKEN der KONINGEN. omkogt, was het algemeene zwak van dien tijd; wat Jeremia en EzEcmëL hier tegen aanvoerden, werd niet in agt genomen ; deze beide mannen zijn waarlijk van eene gansch andere geaartheid, als zij getekend worden door lieden, die de invloed van den Godsdienst op den burgerftaat niet konnen dulden; zij hebben alles gedaan wat elk van eerlijke , geoeffende ftaatkundigen , die alles doorzagen , verwagten kon, met oogmerk de rampen des volks te verminderen, en hunne ondergang zo draagelijk als mogelijk was , te doen zijn; men moet zelfs van de zijde van den Babijlonifche Vorst hier, uit het beloop van zaken, gunftiger denken dan men gewoonlijk doed. Nebucadnezar eerst als Generaal van het Leger zijn's vaders, naderhand als Souverein het zelve gebiedende , moeten wij den roem geeven, dat hij het volk meer zogt te fpaaren dan men van hem verwagt zou hebben; der Joden ondraaglijke woelzugt, hardnekkige zelfs dolle tegenftand is het alleen die hem noodzaakte de laatftc hand aan 'svolks ondergang te leggen. In de uiterfte verwarring en verflagenheid door den dood van Josia plaatften de Vorften Joahaz in het bewind, die naar allen fchijn in «de maatregelen van zijnen braaven vader trad om als vafal getrouw te zijn , waarom Piiarao van Megiddo aangerukt naar de grenzen van zijne vijand, en in zegenpraal van daar terug gekeerd, hem in boeijen bragt naar Egypten, waar hij zijn graf vond; een ander'zoon El ia kim ftelde hij aan, van wien hij zich nu beloofde meer aankleven aan zijne belangen, onder den naam van Jojakim, zijne gecraagingen zijn onzeker , doch fchijnen hierop  £3 INLEIDING tot twep op iiittekomen : de tweede veldto.it in het volgende jaar was zo rampfpoedig voor den Egyplifchen Koning, dat hij de nederlaag bekwam; nu oordeelde Nebucadnezar door den veldflag bij Carchufium de handen ruim hebbende, voor dien oorlog tegen Necho het van belang zich van Juda Volkomen te verzekeren ; dit gelukte van zeiven , hij zettede toen den Koning af, maar fchijnt hem al fpoedig weder herfteld te hebben; Deez' gedroeg zich ook drie jaaren zonder verdenking , doch of vleierij van de zijde der Egyptenaaren, of eene verwaande zucht tot onaf bangelijkheid, deed hem toen van maatregelen veranderen, intusfehen had Nebucadnezar zijne magt elders, maar wist door zijn invloed de zwakke nabuuren van Juda zo ver te brengen, dat zij door vijandciijkheeden het rijk geftaag ontrustten en verzwakten (Jerem. XXH-XXVL HaUk. II: n. Zeph. li i —18.) ineen der veldtogten tegen deze nabuuren vereenigd met de Babijloniers fchijnt hij omgekomen te zijn en zijn zoon Jojachim anders Chonia hem opgevolgd te zijn: in dien tusfehen tijd was de Babijlonifche Vorst in aantogt, rukte het land in, zettede hem af, floeg hem in boei jen, voerde een aantal van de aanzienlijkfte in ballingfchap, onder anderen ook EzeCHTëL, en ftelde tot afhanglijk Koning aan Mat t hama onder den naam van Zedekia, een Vorst die in den beginne fcheen naar raad te luisteren , altans hij gedroeg zich gemaatigd omtrent zijne nabuuren, kweekte de verftandhouding met het Babijlonifche hof aan, zond Je rem ia zelve aan dat liof, (Jerem. XXIX.) doch veranderde een wijl daarna van maatregelen,  BOEKEN der KONINGEN. 29 Ien, veranderende, ging hij bondgenoodfehappen aan met zwakke nabuuren, waar tegen Je rem ia hem trouwhartig waarfchuuwde , doch een vleiend Profeet voorfpelde het volk veel goeds daar uk. Het had eenige fchijn om dat de Egyptifche Koning die toen heerschte , vrij gelukkig was. Ezecihül fchoon afwezend, Je remi a , fchoon vervolgd door de Briesteren, integendeel voorfpclden de naakende onheilen met de lcevendigftc trekken: het fcheen zelfs dat de Jerufalemmers vatbaar wierden voor de zaak en aan eene hervorming begonden te denken, QJercm. XXVII.) toen de ftad door N e b u z a r a d a n een bekwaam Staf - Officier van dcxxBabijlonifche Vorst met beleg of liever met eene influiting van 13 maanden belemmerd was, (Ezech. XXIV.) doch het duurde niet lang dat de goede voorneemens Hand hielden. Een Leger uit Egypte in aantogt, deed den Veldheer opbreken, om met die troepen te flaan, nu ging men den ouden gang weder in de ftad, vervvagtte alles van Egypien. Toen fprak Jeremia zo fterk en zo weinig in den fmaak van Vorst en hovelingen dat men hem in een onderaardsch hol wierp, QJerem. XXXII.) al rascli nam ook alles een keer, de Veldheer kwam zegenpraalende terug ; geen Egyptenaar dorst meer aan aanmarsch denken, hij hervattede het beleg van de ftad, en flootze nu veel naauwcr in, toen raakte alles van binnen in beklemdheid — Jeremia werd ontflagen en de Koning raadpleegde in ftiltc met hem, wat te doen; men zag wel dat de ftad niet langer konde gehouden worden , zo bondig waren nu de maatregelen genomen ; het laatfte beleg heeft ook maar 40 dagen geduurd; doch het bleef bij raadpleegen, want nog Vorst nog hovelingen luisterden in zo verre , dat zij iets van zijnen raad volgden: wat hij dreigde , wat hij deed, het was olie in het vuur, aan eene kwalijk geplaatste moed hebben zij in al dien tijd het leeven van duizenden opgeofferd, daar zulk een aan-  3^ INLEIDING tot twee aantal van lieden door gebrek en ziekte ftierven, dat de ftad inwendig reeds naar een kerkhof geleek — op het laatst toen zij zagen, dat de ftad niet te houden was, in plaats van toen door verdrag die van plundering en brandftigting te bevrijden , nam de Vorst met eenige groten het roekeloos befluit, om zich een weg tot ontvlugten te baatten; doch ook dit mislukte, allen vielen in de handen van den vijand , en eindelijk werd de ftad Itormerhand ingenomen , en bij toeval met den Tempel, alles wat kostbaar was daar uit geroofd zijnde, door de vlam verwoest; het gedrag der Profeeten , verre af van godsdienltige dweeperij, was voorbeeldig voor den vijand zeiven. Nebucadnezar leerde Jeremia onder anderen kennen, als een man ongenecgen om het volk op eenigerlei wijze opteruien, maar onderdaanigheid en trouwe dagelijks predikende, waarom hij zo veel vervolging van de groten had moeten uitftaan , de Vorst gelastte dien man wegens zijn braafheid met alle onderfcheid te behandelen, en hem volkomen vrijheid te laten , wat te doen en waar zich neertezetten ; doch wat Jeremia deed 'er was geen bedaaren, geen verzagting in de gemoederen te werken; een gedeelte week naar Egypten , hoe zeer Ezechiül en Jeremia voorfpeld hadden, dat daar de gevolgen van den oorlog nog fterker klemmen zouden: — zij die agter bleeven, daar het nu in de ftad allertreurigst uitzag , rusteden noch nku JemfaJem , Judea werd een moordhol van eene roekelooze laage menigte; had men naar de Profeeten meer gehoord, hun lot zou wel dragelijker geweest zijn. Nebucadnezar had geene woeste gefteldheid, gelukkig in alle zijne onderneemingen, was zijne neiging tot edelmoedigheid daardoor meer opgewakkerd , hij had overal geliikkig geoorloogd, had onnoemlijke fchatten en kostbaarheeden verzameld, (Hahak. I, II.) ingenomen met zijn hofftad, bragt hij daarhenen de beste konftenaaren, den bloetrt der  boeken der koningen. '3l der Joodfche burgeren, befchonk hen met allerlei voorregten, zo wel in het godsdienftige als in het burgerlijke , zo dat men zeggen konde, het was niet alleen dragelijk maar zelfs als men op de voordeelen zag, die hunne-vlijt hen bezorgden, was het hen beter, dan zij onder eene zogenaamde eige vrije regeering ondervonden hadden; in het vorftelijfc Kabinet had ook een der weggevoerden Daniöe eenen verbazenden invloed , en de langduurige en zcldzaame ziekte die den Vorst trof, verminderde 'smans invloed niet; maar heeft zelfs geduurd met verdubbeling van aanzien onder den opvolger van den zegenpralenden Koning, en de hoofden van de orde der Profeeten lieten niet na alles te doen wat mogelijk was om het hart van het volk van Juda in de ballingfchap te befchaaven en de zeden te verbeteren; terwijl dan veele hunner nabuuren op hunne beurt het treurig lot van verwoesting ondergingen, genoten zij alle die voorregten; en de Profeeten lieten niet af hen vertroostend de gunftige aanftaande verwisfeling van hun lot te voorfpellen. Om hen in die gevoelens te verfterken, zag men van tijd tot tijd zaken gebeuren welken die hoope al meer moesten opwakkeren; onder de regeering van Evilmerodacii, zagen zij Jojachim hunnen Vorst weder op vrije voeten gefield, en waarfchijnlijk tot een hunner beftierderen gekozen, want hunne vrijheeden waren al zeer groot. (In de verhandelingen door Gr^evius gezameld is "er ééne van Platner die hieromtrent met vrugt kan gelezen worden —) Dit nam toe, toen Neriglasser een weldenkend Vorst, een dapper Veldheer, den troon befteeg, doch toen trokken 'er ook donkere wolken bijeen die hen dreigden, en uit dat onweder moest evenwel hunnen redding geboren worden. Neriglasser was niet opgewasfen tegen den onnavolgbaaren Cijrus, maar verloor in eenen veldflag tegen hem met den flag zijn leeven; nog donkerder werd het, toen Babel en deszelfs omtrek door den  22 INLEIDING tot twee *xz. den zegenpralenden Vorst bedreigd, omfingeld werd; in de ftad was de Koning de man niet opgewasfen tegen den overwinnaar, integendeel door wellust vervoerd , verwaarloosde hij alles. Cijrus veroverde die dan, als Generaal van zijn Oom Kijaxaras, anders D ar ius Mbdus, wien hij het Babijlonifche rijk bezorgde: deez'Vorst wist verdienfte zeer wel te fchatten, was met den grijzen Staatsman Daniël zeer ingenomen, en van zijn beleid zich bedienende, moest s'mans invloed voor zijne natie wederkeerende voordeelig wezen: die regtgeaarde Vaderlander, doorzichtige ftaatkunde met den profeetifchen geest paarende, waardoor hij zo veel voorzag, wist den Vorst zo te bekoren, dat toen al de grondftagen tot hunne vrijheid in zijne befluiten gelegd wierden, met zo veel beleid, dat geene omwentelingen die anders de kragtigfte maatregelen weieens verdwaazen, in ftaat waren, om de volgende allecnheerfchers tot andere gedagten vervoerd, zo veel invloeds te doen hebben dat het plan niet tot ftand gebragt zou worden. Edoch hiervan nader, als wij de volgende Boeken behandelen ; wij hebben hier een ruim veld van meer daii 14 eeuwen doorgewandeld. IIet  Het DERDE BOEK DER KONINGEN. (Doorgaans het ifle der KONINGEN genaamd.) I, HOOFDDEEL. e Monarch, wiens ieeven zo uitvoe- vs. i. DeKo- rig befchreeven is , was nu reeds 70 jaaren ™f mdl°\vei oud en begon de ongemakken van den ou- b.e.d»afd * <™ 0 0 zij dekten hem derdom te gevoelen, vooral eene werkeloos-mee kleederen, heid in de vogten, waar door hij zo zeer van geen warmt"8 de koude werd aangedaan, dat noch kleederen noch eenig dekzel de natuurlijke warmte, die 'er nog over was , konden opwekken, i. Het ganfche hof is hier over aangedaan, *• Toen de eene hoveling raadpleegt hier over den an- knegten "tot deren , en eindelijk koomen de koninglijke SSbE£5£ lijf-artfen tot het befluit, om een middel aan- ?{onins, «ne ' jonge dochter, tewenden, waarvan men meermaal eene goede eene maagd 1 • -ii 5 1 zoeken - die uitwerking gezien had, en t geen tans door voor hét aan- vs, 1. Rein'hard heeft he: middel, dat David wierd aangeraaden., als het beste, volgens Galenus befchreeven in zijne Bibsl-krankbeh ten. V. t>EEi, Q  3t Het DERDE BOEK jezigt der Ko- Maatkunde te fterker fchijnt aangeraaden te hem5 knes'ere'! zijn! Men flap het David voor. Eene jeugen zij fl?ape in dige maagd, zeggen zij, regt gezond cn fchoon uwen Idioot , ö o 7 00 1 ^ dat mijn Heer van iust moest men opzoeken , die den Kowanfl wtoie!.nS Hing koestere en bij hem ligge, om hem te vs. 3. zo verwarmen. 3. De Vorst neemt genoegen in fchZo "jonge dien voorflag, waar op een ieder in beweedochter in aiie j „ kwam om door het ganfche riik een bc- landpaalen /»» P » , " rails én von- kwaam voorwerp optefpooren, t geen eene ne" scHnamh- gezonde gefteldheid en tevens de bekwaamttf zé Stbd« heid bezat> om den Koili:iS optepasfen. EinKoning. delijk vind men die bekwaamheden vereenigd in eene Abisag, eene jonge dogter uit Issasciiar, welke den Koning tot dat einde vs. 4. En de werd voorgeftcld. 4. Die haar ongemeen bejonge dochter van;< 1 1 •• j en miteren , kroon te verkrijgen. In ltute maakte hij dan £5?ltapirïï£ eenen ongemeenen toettel van wagenen en ruivoor zijn aan- eu eencn rtoct nn loopers en herauten vs. 6. En zijn \n gereedheid te hebben. 6. Ondertusfchen vader ha:l hem vs. 5. Adonia werd de oudfte Van Davids kinderen genoemd, omdat Amnon, Absalom en Ciieleb reeds overlecden waren. vs. 6. Schoon Adonia, gelijk hier verhaald word, AbsaloM volgde in jaaren, haU hij evenwel een S*wh vcrftUiUena karakter. Hij zon  der KONINGEN. Hoofdd. I. 35 had David hem in het minst geen rede tot niet bedroefd ongenoegen gegeeven, integendeel hij maakte gen ,Z%j£ veel werk van hem en had hem van ziine tK' ■WMV,'m ... 'J'"- heb gij alzo jeugd ar in alles volkoomen zijn genoegen ge- sedaa» ?,.e" ook geeven. Hij was ook een fchoon mensch, en fchoon van^evanj een inneemend voorkoomen. In jaaren gg&j volgde hij op Absalom, en zijne moeder Ilem sebaai'd n* «„„ tt AïsALOM. was rlAGGiTii. 7. Zijne voorneemens be- vs. 7. En zijleid hij met de 2 voornaamMe lieden van den ne ra»dflagen 1 •• j .... waren me: Krijgsraad en geestelijkheid, welken hij vol- J°*b , den zoon. koomen in zijne belangens haalde, Joab na- »aS« melijk, den veldoverflen van Davids troe- Jffifö* pen, en Abjathar, die het hoo genprie- den Ae i>ar"'f Her-ambt bediende en Zadok verving. " AD°NIA' 8. Doch andere ftaatsmannen werden in deze vs. 8. Maar zaamenzweering niet betrokken. Noch Za- 2adok ' 'de tt ^ „ u * 1 cj 1 . ^ Priester en Be- dok, het hoold der Pnefteren, noch Be na- na ja, de zoon ja, de overfle der koninglijke lijfwagt, noch N^\%T Z Nathan, de voornaamfte" onder de profee- ^ £ ten, noch Simeï, noch geen van de helden, de held^ die die onder Davids regeering zo beroemd ge- ren''met*a£oT worden zijn, koozen Adonia's partij. 9. Met Etl dat al dagt hij Koning te worden en liet bii A?0NIA "Wte _q1 , .. J fchaapen ea gelegenheid van zijne voorgenoome inhuldi- anderen, en ging een groot aantal fchaapen en runderen §cnMfteIne£! offeren, als ook gemest vee tot het offermaal, hij verkoos tot de flagting den Mee-^'is' e"110l,dnen altaar Sochelet, Maande bij Rogels fon- broeden fZ tein, even buiten Jerufalem naar den kant van ~ ets at" Benjamin. Tot den. offermaaltijd nu noodig- mannetl vaa 2ou een ftil , best burger hebben kunnen zijn. Alles doet hij op aandri> ven van anderen, en hij is de eerfte, die bezwijkt. N. ^ «. 9. De fontein die hier befchreeven word, is bij Josepiivs eer fontein in €en der toninglijke hoven buiten de ftad, C &  3g Het DERDE BOEK jula, des Ko- de hij alle ziine koninglijke broeders , dit ninvs! iXi wegens Davids hooge jaaren en zijne Natöan den erstgeboorte waarfchijnelijk onder zijn opzigt Prol ccf cn bE" s hAjAendehei-waren. Van de voornaamfte hovelingen noo& C" ziine0" digde bij meest alle de aanziene^ken uit >de0wieniet00:l" da. 10. Maar Natiian, Benaja, Saevs!' n'e Toen T 0MO, en de helden, die Davids belangens S^SSa", zo fterk toegedaan waren, liet hij thuis. u. Op dit alles hield Natiian een waagtjnde: h|^ngr^ kend oog en liet zich aandienen bij Bath3« a&nia, SEBA, aan welke hij het onaangenaam nieuws Ko-meedeelde , dat Adonia naar den kroon «lieer DAvmftond, en zich al reeds had laateu zalven, weet dat niet? doch dat alles zo geheim belegd was, dat de dan'', 'komt" Koning 'er nog niets van wist. 12. De zaak, S£e?tóS vervolgde hij, was van zo veel belang, dat ven, dat gh ■■ aanftonds maartregelen moest neemen — Sws zoons sZ iat hij Zdfs daar reeds op bedagt was getoMow *W* we£st^ om dus het leeven van haar , en haa- heenenên3tre?d ren geliefden zoon S alom o voor het gevaar te in tot den Ko- beve}]jzij) is Adonia reeds als opvolger gekroond uwcn en zulks buiten weeten van onzen Monarch. zwoóren:voor19. Bij het plegtig offer door hem gedaan zijn uw^oon^ai op de inhuldigings-maaltijd alle de Prinfen an^ento"»!! van het koninglijk huis en Abjathar en °p ™üne troou Joab verzogt, maar uwe gehoorzaame zoon ^"s."^. En nu Salomo niet. 20. In dit geval nu kunt gij Kon4Ten\« zeer ligt begrijpen, Heer Koning! dat de gan «rij»-Heer Kofche burgerij verlegen is. Wen weet niet, wat hè/nie^ WCet te doen , wien te volgen, en de beflisflng en be- heeft roeming van eenen opvolger bemerk ik nog- fe™'_n v-ee cn nigte geflagt en genood alle de zoonen des Konings cn Aetatm"r." "'cn Priester en Joab den Kriigs-Overften, m ar uw k egt S \r o\u> hec t hii met genood, vs. 20. Maar gij, mijtj H,. r Koning! de oogen van ganscn hratl- zijn op u , dat g.i hen zoüdt te kennen gecvén . wie •p deu uoon van mijnen lieer den Koning na hem zinen zal; c *  33 Het DERDE BOEK vs. «t. Ao- tanS , dat elk eenpaarig van u verwagt. fcWedraT% 2*. Dit is ook van het uiterst belang, want KoX^h&Éi- word dit biï uvv leeven niet afgedaan, dan nen vaderen js iiet te dugten, dat, als de Koning zijn «al ontfla-.'pen . , ,» i -i zijn, dat ik en oogen gellooten zal hebben, dat ik en mijn MMo[aT.]zon- lieve zoon Salomo, dan als rijksmisdaadidaars zuilen gen ^ met den dood zullen geftraft worden. vs. aa- En 11. Terwijl Batiiseba dus fpreekt komt nog' metfpien ook, volgens affpraak, Profeet Nat han, Koning, ais de a„ rjje zich ]aat aandienen en zeggen , dat Profeet Na- j . . . r than inkwam, hij den Konmg over iets gewigtigs te lpreegavenl^Ko* ken had. Hij verkreeg gehoor, en uit zijne uing te kennen, pijgtplCeging zag men reeds duidelijk, dat hij de Profeet Na- 0ok den Koning iets verzoeken wilde. 24. Hij EnANhiiSkwam vraagt dan den Vorst, of hij betuigd had, ge°zTgthdcs Ko- dat het zijne koninglijke wil was, dat Ado- nings en boog NIA zjjn opvolger zou zijn? 15. Dat hij zich voor den ' . , _ . _ , .mum Koning op zijn dit opmaaken moest uit 'sPrmlen gedrag , want aangezigt ter ^ ^ offer _ maaltijden bij zjjne inhuldiging be- vs. a4-._E"ZOrgd had, waar het koninglijke huis, het 3Nathan zeide: s ' ' , , n i •• . mijn Heer Ko: hoofd der Pneftcren, en de voornaamlte krijgsge"eIdh:ebADo- bevelhebbers bij tegenwoordig waren, dat alwiA zai na mij , in vreuö;de was, en de vertrekken weer- lvomng zijn , ° en hij zal op s en Hond red had, ter ftaaving van zijn vertrouwen op vo t het aart* Zijne Almagt. 30. Dat bij die toezegging aan ninlf. S K°' haar gedaan, om Salomo zijn opvolger te zJ0scr2^je doen zijn, nog geftand hield, en op nieuws ning en zeide , . [zo waara^ig niet alleen bekragtigde, maar ook ter uitvoer 0's] jtbovdh brengen zou, waar op zij ftaat kon maaken, j^]*' mij£* en zich gerust ftellen, dat haar het gebied "»od verlost D ' 0 Heeft! over den Haram niet ontgaan zou. 31. Nu vs. 30. ik bedankt zij haaren gemaal op het nederigst g|* bygeJ^£ voor dit bcwiis van ziine toegenegenheid, en va} l!e" El°- 3 J blm van Israël, neemt haar affcheid onder den nadrukkelijk- voorzeker zal ften wensch, dat zijn leeven tot dit en ande - lomo m"i;n re oogmerken van gewigt nog lang mogt uit- "^'X^Z gerekt worden , ia dat hij herfteld het roer piaaife, zo gè- van ltaat zelf nog eens muren mogt. ten deze dage 32. Daar op ombood de IIoDgepriefter Za- ""v^^".'Toen dok en Nathan, den oudften der Profee- "e'£l,e ' Batiiseda met ten, en Benaja, den overften van zijne lijf- het aaugezigt .. ' , , TT.. ter aarde, en troepen, die al rasch gereed waren. 33. Hij boog haar ne- beveeït hun ten fpoedigften zo veel gevolg van Kontaken as* het koningliik hof te neemen, als tot de pleg- fle: mi!n Heer .... ö ,J. ' .. . j.0 de Kaning Da- tigheid noodig was, en op den muilezel, dieu via keve in eëhtyighëM! vs. En de Koning Davio zeide: roept mii Zadok den Priester en Nathan, den Profeet en Benaja den zoon van Jojada. En zij kwamen voor het aangezigt des Konings. vs. 33. En de Koning zeide tot hen : neemt met u de knegteu van uwen Heer en doet mijnen zoon C 4  4<3 Het DERDE BOEK Salomo rijden hij zelf gewoon was te berijden, zijnen zoon ezelin,!-,* die Salomon te zetten, omringd van zijne hofvoor mij is, dienaaren vervolgens dat de ffoet zich begeeven en voert hem * af na abon. moest naar den fontein van Gihon in het vervs. 34. Rn niaakeliik dal aan de andere zijde gelegen. dat Zadok de J , Triester met 34. i'ij begeerde voorts, dat Salomo door Profeef hem den Hoogenpriester vergezeld, van Nathan aida r tor Ko- d t «laats plegtig tot Koning zou gezalfd nmg over Is- 1 r 0 ° ,a>.i zaHen , vvorden, dat men alles in ftilte beraamen zou, meidenbazuta tót dat de plegtighèid verrigt was, en dan zéggen1 de Ko" l"stig het bazuin - geklarik laaten hooren onning Salomo ^er ne£ vrolijk geroep: lang leev' Koning Savs.' 35. Dan L o w o ! 35. Dit verrigt zijnde, befluit de Vorst, Soppen' zult gij met alle moogelijke pragt hem doen ^erfanjp teru& keeren ' tenvijl gij' die PleStigheid ver" minen troon gezellen zult, en hem opvoeren; voorts zult zaT" Koning gij hem in de gehoorzaal op den rijks-zetel plaatpiaatff, wint fó», Üs mijn opvolger, want het is mijn wil, ik hebbe ge- dat njj over <*K(fo'j en Isra'èh gebied den booden, dathij . J V , i ,. , . een vooraan- Scepter zwaajen zal. ■— 30. (Jp dit bevel «wr'°/"«« e" antwoord Benaja met eene blijde houding °VvSr ^"Voen ^men • Je'm'af! •> de Koning en God mijns antwoordde Konings bcguuftige uwen wil, en brenge uwe vanjojADAZde" voorneemens ten uitvoer! 37. o Dat het den i°:Amen aTzo jongen Koning gebeuren mag, die zelfde gunst bevestig» bet z0 heftendia; van féhovah te genieten, welke febuvabicElo- ... • . >•-,'« -. ï/»; mijn Heer mijn Heer zo onafgebrooken genooten heelt, lIcv^0™"fGe. en gaat het naar mijn wensch , dan worde ïük ais pcbevab ^ luister van den kroon nog aanmerkelijk met mijn Heer ° ... den Koning ge-door hem vermeerderd! 38. Nu verlieten die Sn&tl£ aanzienelijke lieden het hof. De lijfwagt , i.oma en maa- , ■ . ke zijn' troon grooter dan den troon van mijn' Heer den Koning Uavid! vs. 38. Toen ging Zadok de Priester af met Natiian den Profeet en. vs. 33. Waarfchijnlijk een tak van Siloa's bron.  dek. KONINGEN. Hoofdd. I. 41 beide de benden, 'werd in orde gefchaard, Benaja v den ' , zoon van Joja- des Konings ezelin werd gezadeld, en op D.\ en de o«-. denzelven werd Salomo onder de bedek- enen e deej king van de lijfwagt naar Gihon gevoerd, al- «"•«j^^g waar veel volks frewoon was te vergaderen. Hnne des Ko- ,,ï . „ rings Davids 39. Intusfchenjhad de Hoogenpnester Zadok en zij geleiden zich voorzien van den oliekruik, die in den ^™ naar G'~ Tabernakel bewaard werd, en hem gevuld vs. 39. En met olie, welke tot de krooning gefclukt en zadok de Priesnergens elders te bekoomen was. Met de- ó"ehooren du!t zen zalfde hij den jeugdigen Salomo tót ^^f^l^1 Koning onder het gejuich der zaamgevloeide en zij bliezen , , ; ,, , „ . met de bazni- meenigte : lang leev Koning Salomo ! nen, en ai net 40. Hierop werd de gekroonde Vorst wé- gj^}*^ der naar het hof gevoerd onder een grooten leve! iT vs- 4°- En al ltoet van volk met fpeeltuig en mufiek voor- het volk kwam zien. Ieder was uitermaate verblijd , want °JJ n,^etr ^ de keus ftemde overeen met een ieders ver- PWtc met P"- pen en verlangen. Alles dreunde van het gejuich; wijdde zich „ ,, _ met groote 41. Zo zelts, dat Adonia en alle zijne gas- biijdfchap , zo ten het zelve aan de andere zijde van de ^ de^ aarde ftad verneemen konden. Zij nu waren zo fpieet. even van den maaltijd opgereezen en Joab de Aj>qNiA4boorde krijgs-bevelhebber was de eerfte, die 'er acht op genóowl^dle floeg, en onderzogt, naar de oorzaak van het met ,ieni w->- 0 D. ren , die nu oproerig gedruisch m Jerufalem. 42. Terwijl geëindigd hadden te ecten. Ook hoorde Joab het geluid der bazuinen en zeide: waartoe Aat oproerig geluid in de ftad. VS. 42. Als hij nog i'prak , zie zo kwam vs. 39. Men moet uit het bevel van David , 't geen hier voorkomt, niet begrijpen dat de aanftelling van eenen Koning van David afhing. De keus van eenen onder-Koning kwam God toe, cn die fchijnt Salomo verheeven te hebben in 't begin van de kroons - regeering over Juda en Israël, altans fcjujnf de opvolging van den ourifien zoon om die rede onbekend geweest te zijn. ■ ::■ c 5  4a Het DERDE BOEK jonathan, de bij dit vraagt, komt Jonathan, Abja- zoon van Ab- , _' ", ' . ' jatiiars, den tiiar s zoon aanrennen. Zo dra Adonia zeide- hem in het oog krijgt, beloofd hij zich eene kom in ! want „oede tijding, want hij wist, hoe vaardig ea gij zilt een ö J ö' J ' . iraa/ man en getrouw hij was. 43. Doch het viel ganscli boÓ\ifchappen.e anders uit, want Jonathan bragt berigt, vs. 43. En dat 'er wat andeis gaande was in de ftad, KdeN ""en tervvijl Koning David Salomo, in dien zeide tot Ado- tiid dat zij maaltijd gehouden hadden, zelv nia : ia maar J . ,r • 1 3 j onze Heer de met alle plegtigheden tot Koning had doen ™s°omS inhuldigen. 44. Dat Zadok, Nathan, maak^"'"8 gs" Benaja, de lijfwagt en de koninglijke floer vs.'44. En de hem in dit geval ten dienfte ftond , en mede rne?inhemhCgeef- in beweeging waren. 45. Dat hij ingevolge dendpneft'èr c« de Mofaïfche verordening gezalfd was geworjnatiian den den, daar op zijne plegtige intreede in het Profeet en Be- ' , ■, •> , naja den zoon hof gedaan had, en dat het rumoer in de dT cTm en ftad niets anders beduidde, dan de algemeene de pietbi en vrcug:de, die 'er overval hecrschtte. 46. Dat hebben hem v & ' . doen rüden op S alom o zelfs in de gehoorzaal reeds werned^Konlngf; kelijk op den troon zat en de hulde ontfing. 'hebbenhera 47- Dat alle de hovelingen daar in ongemeen Zadok de Pries- Veel genoegen namen, dat zij zelfs den oude profeet'In der-Koning wenschtten , dat hij zijnen Vader m>gl?ge"zaiftKén 'w grootheid ver overtreffen mogt. 't Was zim van daar waar de oude Koning was nog wel bedlegeblijde opgetoo- > ■ : ' .. gen, zo dat de rig en koii dus üe plegtigheid met zijne tete? dl? isTec genwoordigheid niet bckragtigen. 48. Maar geroep dat gij ... m gehoord hebt, vs. 46". En ook zit Salomo op den troon des koningrijks, vs. 4'. Zo zijn ook de knegten des Konings gekooincn om onzen Heer den Koning David te zegenen, zeggende: uw Ehbim maake den naam van Salomo beter dan nvven naam, en maake ziin troon grooter dan uwen troon! doch de Kening was nog bedlegerig, vs. 48. Evenwel bad de Ka- vi. 47. Faber heeft in zijne TTaarneemingen deze,'nier gevolgde, ver» taaling vcifterkt.  der. KONINGEN. Hoofdd. I. 43 hij had toch zijne genoegen te kennen gegec- ning mts geven , daar hij tot de hovelingen, die hern ge- \\\%lbwlb°&l luk gewenscht hadden, gezegd had : dat hij Jehovah, hraëh Koning, hartelijk dankte, voor S"vm heeft» , i ,, . eenen, zitten¬ de gunst, van hem bij zijn leeven zulk een den op mijnen vvaardigen en geliefden opvolger te geeven. do0£?„ 49. Deze maar' Hoorde ftraks al het genoegen gezien ^bben. . , vs. 40. Toen van de gasten, ieder zocht in die verwarring verfchrikten en een goed heenkoomen , om niet ontdekt te de^lmooddcn* worden als aanhangelingen van Adonia , w£rcbnj a°n"^* en de Vorst, zo even nog zo zeer gevierd gen een iegc- 1 . , , . , . ' lijk zijnen weg. vond zich nu rasch van ieder een verlaaten, vs 50_ Doch 50. Zelf werd hij zeer verlccgcn voor zijn Adonia vrces- , , r-, . . ^ J de voor Salo- leeven, en beloolde zich mets goeds van S a- mo en hij ftont lomq. Hij vlied ook en weet geen beter en vattedé beveiliging dan de hoornen aantcgrijpen van a,etaa°sornen des den altaar, werwaarts hij heenen fnelt. 51. Het n. si. En „1 . . . men maakte gedrag van Adonia maakte men den nieuwen Salomo i>eKoning al rasch bekend; hoe de Vorst van hem de^zie"?!*»' geen tegenftand te dugten had, daar hij van nia vreest den . , , Konina Salo- zijnen aanhang verlaaten tot den altaar ge- mo, want zie, vlugtwas, en van daar niet te rug wilde koo- Soorento tt men, wat men hem ook zeide, voor dat hem taars «w , 1 • 1 1 r-i , „ . „ zeggende: mogt plegtig beloofd was, dat Koning S alomo de Koning sAhem niet met den dood zou ftraffen , eene üen'fUgl'fg zaak, waarvan men den Koning bcrigt gaf, 'j.'?"' 3? hij o o ö 9 zijnen dienaar om zijnen wil te hooren. 52. Met veel be- m.ct hec zwaard daardheid gaf de jonge Vorst hier op ten ant- "au doodcn woord, dat hij veilig vertrekken kon, daar hij, saloV zeide" ingeval hij zich maar verder flil hield, zonder ini'"n Hi *«* ' als een braaf ecmge aanlpraak op den kroon te maaien, man zaïgedraavoor zijn leeven niets te dugten had, maai; va" ' zijn hak dan, wanneer men eenige zaamenzwecrins van ',ict op df,aar' i , r ° -y de vallen , hem ontdekte , dan alleen aan het leeven maar indien in hem opftani entdekt zal worden, zo zal hij Iterven.  44 Het DERDE BOEK vs. S3. Ende ftond gemaft te worden. 53. De koninglijke zo°ndngheAer,0cn0, afgezanten bragtea hem dit berigt en haalden hm rfgntn'w hem af, om den nieuwen Koning hulde te den altaar, en doen, 't geen in de tegenwoordigheid der hoboogkzich ne- velingen gefchiedde, waar op hij zonder verkUSJSS dere ondervraaging vrijheid bekwam, om naar en Salomo zei- z\;n e;gen p>aieis te rug te moogen keeren. * tot hem :gahee- J ° 1 ne, na uw huis! "w^T™™ ¥• Toen de kragten van den grijzen Kode dagen Da- njnD. 11U z0 aanmerkelijk afnamen, dat hij zijn vids nabil wa- =" J .. ,. ren , dat Hj naderend einde voelde, gaf hij zijnen waardi- zorvgenboo0d'dhii gen opvolger de volgende vermaaningen: zijnen zoon Waardfte Zoon! ik gevoel, dat ik ga fter- Salomo , zeg- „ , , gende: Ven. De luifter , waar ik toe opgeklommen hein *ittdS ben, bevrijd mij niet van het lot, dat de ^HfcbTmenit geringde fterveling ondergaan moet. Wij moe*f »*£**J ten fcheiden. Ik geef u de rijks-belangens %laag *l™ ah met genoegen over, draag u kloek in alle een mnS uwe handelingen, en, fchoon gij jong en onbeproefd zijt, laat uwe regcering echter blijken geeven van een mannelijk verftand cn beys. 3. En leid in zaaken. 3. Leg u boven al toe op Beem waar de , $icnst en Vriendfchap van Jehovah uwen wacht van je- . , hevab, uwen ijecr, en God, wien gij, als onderkoning, wandelen ïnzif- de naauwkcurigfte ja eene dagelijkfche bedie£ WSho™ ning veifchuldigd zijt, laaten Zijne bevelen uw den zijne in- p-c£jrarr bcpaalen, zo, dat Zijne illgefteldc gezettingen en zij- S'-'-1 ö i * Nu moet in het lezen volgen 1 Cbren. XXH-XXVn, XXVIII en XXIX. Alvorens eer mijn lezer verJer gaat , wil hij de orde des tijds bewaren. VI. 3. De fpreekwljs van de vaagt dei Jleeren viaarteneemen, die hier voorkomt in den text is zeer naif. Zij ftelt den Israëlietiefcben Koning voor als den eerften Minister, den Vijier van Jebovab, die eiken dag in de voorzaal van den Souvtrcin, op, zijne bevelen wagt.  der KONINGEN. Ho o fdd. II. 45 woonten, godsdienftige bepaalingen, en bur- ne geboden en .... n ... , , , zim erechcenen geiinke vastltellingen naar den letter van de zijne gemiseMofaïfche wet flipt door u opgevolgd wor- "ifeenhin den. Op deze wijs behoeft gii niet te twijf- de wet van r, , , , , ., „ J Mosïs, zoz«/f reien , dat uw beltuur met beleid en alle uwe gii verftandigonderneenfngen met eenen goeden uitflag be- ^uwe^ïïgkroond zullen worden. 4. Ta, dit doende, 'i"sen "> ^ J ' ' alles wat gij zou Jefiovah die belofte, aan mij zo plegtig onderneemt. gedaan, bevestigen, dat, indien mijne rijks-op- Zai\ehövahbt volgers in hun gedrag getrouwheid aan Jeho- d3lz^] yatfs belangens toonen, en Hem volkoomen, n'" se" ... 11 , fproken heelt, en met bepaaling van alle hunne genegenhe- zeggende: inden dienen, dat dan geen bekwaame opvol- nèenn "bunnen ger ontbreeken zal. 5. Verder geef ik u het we« bewiarc11 , . . 0 om voor mijn rijk in de uiterfle orde over. Hier omtrent aangezigt mmheb ik weinig te beveelen. Herinner u alleen, g^nfche harte hoe de veldoverlle Joab zicli heersehzugtig 5^^* -,'jdê tegen mij gedraagen heeft, vooral hoe hij in te ^and<:'feneij koelen bloede de 1 dappere veldheeren Ar,- man, zeide hij, Ner, en Amaza om het leeven bragt. Dat worden vinden bloed, waar zijn zwaard mede bezoedeld is troon , r ... vs- 5- Zo en zijne voeten belpat zijn, is nog onge- weet gij ook, wrooken, tegen de goddelijke wet. 6. Gij ^van seweet, hoe mijne menigvuldige oorlogen, en de daaJn nèeft [en} achting, die hij bij de troepen had, het mij wat hij gedaan b' J ' r ' •' beeft aan de twee Kriigs-overften Israëls Abnf.r , den zoon van Ner en Amasa den zoon van Jetiier , die hij gedood heeft en heeft kriigsbloed vergoten in vréde! , en hij heeft heldenbloed aan zijn gordel die om zijne lendenen is en aan zijne fchoenen die aan zijne voeten waaren. vs. 6. Handel naar uw wijsheid, dat gij zijn graauwe hair niet met vrede in •r. s. Moogelijk dat David Joab, wien hij hier beveelt om het leeven te brengen, zou gefpaard hebben , op zijne goede hoedaanigheden ziende, zoo de Iaatfte zaamenfpanning met Adonia hem niet ha.ü doen denken , dat zijne trouw , hem te voren beweczen, met zijnen dood zou ophouden, en hij dus allergevaarlijkst voor Salomo kon worden.  4& Het DERDE BOEK *f graf iaat daa- ondoenelijk maakten , om hem daar over te len' ftrafFen. Ik geef het aan uw beleid over, vs. 7. Maar 1 den zooiienvan hoe in dit geval te handelen, zorg maar, dar SöwzS'dit grijze hoofd, hoe voordeelig anders voor Sü weidaadig- jjet vaderland, door ongeftraft te fterven, geen lied bewijzen, ' laaten zü zijn ban brenge op zijne medeburgeren. 7. Onder d7n\tawm'7i's alle de hovelingen beveel ik u ten fterkften ^ffztuoTtB?' de kinderen van den grijzaard Barsillaï. teen ik viugte Van hunne getrouwheid kunt gij verzekerd voor het aan- 7; , 1 n. gezigt van u- zijn, laaten zij dan onaer uwe gemeenzaamlte ï«alom?ede' tafel - vrienden zijn. Ik behoef u niet te vs. 3^ En zie zeggen ? Vvat zij voor mijne belangens over meï de zoon hadden in den opftand van uwen broeder zoonGvan /e-Absalom. 8. Denk geheel anders omtrent tóor/*Uidierój Simeï, die nu ook onder de hovelingen is. vloekte met Qji vvect, hoe zeer hij mij hoonde in mijne eenen geweidi- J j sv, 7 ^ T -i 1 u gen vloek ten vlugt over den jorrfaan. t Is waar, ik heb ging' naafVl1- b*m hij Jthovah plegtig beloofd, dat ik hem fbanaim, doch {jaar jjjet over ftraffen zou, toen mijne om- hij kwam af ■«» mij te 'gemoet Handigheden weder gunitig werden. 9. Maar Taln ^cn ^ffe geloof niet, dat zijne aankleeving oprecht is, zwoer hem bij j| behoef u dat niet te zeggen. Gij hebt hier yebovab zeg- 00 J gende: zoo ii; Zelv doorzigts genoeg in. Ik laat het dan aan zTOardmdoode! H over, hoe gij met hem handelen zult, op nuT'hoüd^hem dat hij niet ongewrooken feerve over den niet onfehu.- hoon, die hij de koninglijke majefteit heeft een' wijs man aangedaan. — 10. Niet lang daarna ftierf de wee'tennwatZgSjC groote Vorst, en werd met alle plegtigheid hem doen zult, cp dat gij zijn graauw hair met bloed in 't graf doet daalcn. vs. 10. Eu David ontüieu met zijne vaderen en wierd begraven in de ftad Davids. vs. 9. Ciiandlhr zet het laatfte gedeelte van dit vs. over: op dat gij zijne grijze hairtn niet met bloed in bet graf doet daalen. WaE het geheel bevel betreft, dat hier gemeld word, — dit toont geen trouwJeosheid maar wel zwakheid in Davids karakter.  der KONINGEN. Hoofdd. II. 47 bijgezet in het konïnglijk hofflot, naar zijnen vs. n. Da Haam genoemd, n. Hebbende in het geheel d^vTd ""gerèover alle de Hammen 40 jaaren geregeerd, ;f «t Weftova > j 00 ^ isratl ziin veer- eerst 7 over Juda alleen, toen hij te 'Chebron ?'? iaar' ?eve.n zijn hof hield, en 33 jaaren over alle Hammen geregeerd in zaamgenomen, terwijl hij te Jerufa/em zlp ver- jttflmlcét blijf had. — 12. Nu werd Salomo als op-".'■> ll.ric en der- . . r tig jaar gere- volger op den troon bevestigd, en al rasch geerd. viel alles zo uit, dat hij met de grootHe rust Salomo' zat op die opvolging genieten mogt. 13. Evenwei ^U™0 vader maakte zijn oudfie broeder Adonia nog eeni- David cn zijn is .... . koningrijk ge woelingen, om zijne belangens , ware het werd zeer be- moogelijk te bevorderen. Tot bereiking van vesvT'i3. Toen zijn oogmerk bediende hij zich van een Haat- kwam adonia, .*,... ... J de zoon van kundige hst. Hij lag namelijk een bezoek af Cbagg;tb tot b"Ij de Konïnginne moeder, bij Bat hseba , moeder3* ' van die na den regeerenden Vorst nu van het Sa.lomo. » e.n 0 zij zeide : is grootst gezag in het rijk was, voorncemens »w komst vre- •■ j i_ .,• 1 1^. , . de? en hij zei- zijncie haar te misleiden. Die deftige vrouw de: vrede, begreep wel, dat Zulk een plcgtig bezoek iets gewigtigs beduidde, waarom zij hem flraks vraagt, of het oogmerk van zijne komst tot bevestiging diende van de rust, die 'er heerschte in het koningrijk. Hij gaf hier op ja ten antwoord en 14. Zeide haar alleen een ver- vs. 14. Daar zoek te hebben , waarin zij hen begun- ?k* z£f ^ ftigen kon , een verzoek , 't geen hem , woord aan "» , . .... , , en zij zeidei wanneer het ingewilligd werd, niet als Prins fpresfc! maar als een Hil leevend perfoon tot bevordering van zijne genoegens dienen kon. Bathsej3a geeft hem vrijheid, om zijn verzoek dan te moogen voorHellen. 15. Waarom hij vs. n. hh dus begint: gij weet, befcheidene Vorftin ! ^ ü™z'■ hoe mij, als oudfien zoon, volgens de ge- koninkrijk mijn wü'Öiite der nabuurïpje volken, het koningrijk ££&/?i»ÏS  g| Hst DERDE BOEK zun peezigt toekwam, en hoe de ganfche burgerij verlangde, dat ik in mijns vaders plaats die tekenen b*d' onlnkrijk moSt draagen. Schoon 'er nu eene merkelijke omgewend cn omwending van het hof gekoomen is cn mijn geiden6'"5, jongere broeder in mijne plaats gekoorenis, be?XUietvoor rust ik hier echter volkoomen in; dewijl het ÏKmZftemdis, de teus van Jehovah is, die alleen het recht ,6 En van aanfteUing heeft. 16. Neen, Vorftin! zo nuVbegeere ik onedelmoedig ben ik niet, dat ik u daarom«nigeUWbegeer-trent iets te verzoeken heb. Mijn verzoek is ^zSS nS van een anderen aart. Het is mijn hoogte af. En zij zei- be0-eerte hier op aarde, dat hebbende, ben ik fpreek. _ ^ ^ & ^ ^ dit geval uw Ver- moogend gezag als gebiedfter van den koninglijken Ilaram ui mijn voordeel mogt hebben. — Mag ik het u wel voorftellen? ja, zegt de Vorftin, nu nieuwsgierig geworden en niet meer bevreesd zijnde, wat hebt gij vs „ Enhij voorteftellen? 17. Merk dan Vorftin! zegt hij zeide: v,rzc,k -e bede? verzoek den Koning, die nu als ning StaK erfgenaam van de kroon ook erfgenaam van Sez^^den Haram is, dat hij mij Abisag, op afwijzen, dat ik zccr vcrijefd ben, en die, ichoon dè' 7cL™Zu- onder mjjns vaders vrouwen geplaatst, nog ^leèr0" maagd is, tot eene vrouw geeve, dat is alles wat ik wensen. Doe toch alles bij den Koning, om dit te verkrijgen, en ik twijffel ,g En niet, of uw vermoogende invloed zal allergeBathseb*' zei- lukkigSt zijn. 18. Bathseba, niets listigs J2dT& vermoedende, neemt het aan, en belooft hem J^ekSf " den Koning hier over te onderhouden. 19. Om v*. tfcj» haare belofte te voldoen laat zij zich ter geiTTot dên Ko- hoor aanmelden bij haaren zoon. Het was Z8bemLr0r een plegtig ftaatsbezoek, bij welke gelegenheid ferX? en de vafl openbaar gehoor de Koning een bewy,  der KONINGEN. Ho o fdd. II. 49 wilde geevcn van zijne ongcmcene achting Koning Hond voor zijne moeder. Hij ftond dan van zijnen moeien boog rijkszetel op, ging haar bij de intreede van de zaal te gemoet, boog zich diep , en onder ©p "3"™ troon het beklimmen van den troon, gelastte hij on- ftoei foof eal der het koninglijk pnveljoen eene ftoel aan ^-]" 7M^\ zijne rechter zijde voor de Koninginne moeder en ^ zat aa , r . ° zi|n rechter- te plaatien, op dat zij in zijne tegenwoordig- barid, heid zitten. mogt. zo. Toen vroeg de jeug- vS. ao. Toen dige Monarch met veel achting, wat zij voor- ^ * tedraagen had. Zij antwoord: eene zaak van pcneenigekiei- _„ • -li ...... | , ne zaak enwiiS Weinig aanbelang, die gij hgt vergunnen kunt, mijn aiwgezigt waarom ik ook te eerder hoop te ilaagcn: gjg waarop de Koning haar vriendelijk invalt, dat ,ot ^ : be" _•• i v .. £eer,nu,n moe- zij haar zaak maar vrijmoedig voor kon ftel- der < want ik ka, dewijl hij haar alreeds vooraf verzeker- "g; "7et ^ de, dat zij geene weigering, zelfs niet in een ZL^;. n[ EJZ„ gewigtig verzoek te wagten had. 21. Ntt zeide: iaat ab» dan, zegt zij, dat AniSAo, tans ifl de \vè- ll'Lfu/itf^ duw - Ilaram , aan Vorst Adonia uwen u™n broeder uitgehuuwd \yerde; dit is mijn verzoek. "SS vrouwe ge32. Op' een oogenblik veranderd het gelaat des ° vs. 52. Tom Konings. Hij weet niet, wat van'dit voordel S§sS te denken: - zou zijn moeder ook in Ado- eïï zl"ii;e «ö» -r 1 i 1 .. f, TT z'Jne nioeder ; m1 a s belangens zijn ? Hoe, zegt hij, welk cn waarom bc- oen verzoek Vorftin! Abisag, zo nsfauw-R.SL«^- i-e'eds verbonden aan den ftreng van Adonia '»i"i'fch' v°°r 0 Ai)o,\iA,liegeeii; mj s vaders keven, zou ik aan hem geven, °°k voor hem om daar door zijn aanfpraak op de kroon te ctóKj$ flerkcr te maaken! Het is wonder, dat gij ^sand^ niet met een om de rijksopvolging voor hem ben) Ja v°or verzegt, waar toe hij als oudfte de naaste Abjathar Vden" fchijnt. Hier zullen Joab en Abjathar wéder onder fpeelen, die van dien kant al va" Zeiu,ia- hun aanzien ver-vagten moeten; - in de daad, ■ V. De Et, 0  Het DERDE BOEK vs. as- En <3e' waardige moeder ! ik ontdek duidelijk het fwoer6 'blj°$«- hoog verraad en 23 daarom zweer ik u dêTzo doeSmU Plegtïg bij Jthovnh, dat Adonia's ftoutheid Eieiim en zo om m}j mct Zulke verzoeken te verftrikken, doellij daar toe, J . voorzeker ado- hoopendc, wegens mijne onervaarenneid in net rLVzi'nièeven regeeren mij tot een' onvoorzigtigen ftap te losten'. brengen , hem het leeven kosten zal. 24. Met is vs. 24. Ja bij ' . /««>«» ™» ernst, aehtbaare moeder! ik zweer u plegtïg, mU°Mbevestigd dat het met zijn leeven gedaan is. Hier kan heeft doen zit- geens toegeevenhcid dan ontijdige, en die dan ten op den n02- v001- mij onverandwoordltjk is, plaats heb- troon mijns va- , a , .. , , ders Davids en ben — bij Jehovah, die mij tot heden toe 111 fuluugegeZ de opvolging zo gunstig bevestigd en zo 011- *vK* ,g;ni£ verwast bezitter van het koninglijk palcis en ijls hu belooft ° c j 1 had, voorzeker den Haram gemaakt heeft, alles naar Zijne Adonia zal he- . , . jf, r.. den gedood toezegging zo plegtïg aan mij gellaan; iweere worden! ik, het is met Adonia gedaan. — De zaak eischt fpoed, eer hij de burgerij diets maake, dat ik zo onhandelbaar ben van zelfs zijne liefde te dvvarsboomen. Ik zal terftond zijn vs. 25. En de doodvonnis opmaaken. 25. Daar op verlaat ionf dóïw'ae hiJ de Openbaare gehoorzaal, gaat in het gehand van Be- rigtshof, en gelast Benaja, den Overften n.ma den zoon .. t n van Jojada, van zijnen h]fwagt en dus Generaal- Provoost, aanVieda°tPhhl] Adonia gevangen te neemen en hem ter ïtierf. dood te laaten brengen, en door den wurg- ftrop of door het zwaard aftemaaken, 't wellc ook zonder het minfte oproer verrigt werd. vs. 26. En -6- Nu werden alle de aanhangelingen van tot Abjathar. Adonia vervolgens gevonnist. PrieMer Ab- den Priester ° ° ,. zeide de Ko- jathar ontfiiig van den Koning die genaa- 'TnlJb op"au- dige fintenth, dat hij, fchoon, als een rijkswLtgSen' weerfpanneling, den dood verdiend hebbende, man des doods; echter geen andere ftraf verkreeg, dan om in maar op dezen ....... „ , ■• • n. rit «lag zal ik u zijne prieiierhjke ftad, waar zijne pneiterhjke  der KONINGEN. Hoofdd. H. 5I goederen lagen verbannen te worden; dewijl niet dooden , hij zo veel jaaren onder David den dienst Afce^van* £t der ark getrouw had waargenomen , en in de iovab voor .hat ..... , , anni'czij;t miins donkere tijden, zo voor, als ftaande zijne re- vaders Davids geering in een lot met hem gedeeld had. iH^nm^tgS 27. Langs dezen weg werd Abjathar van ^TveësV inZai- het dienstwerk ontflagen, en uit het hof ver- les • W™T "» , , ,. „ .,. mim vader ver¬ bannen, en dus zag men die voorfpelhng ge- drukt was. heel vervuld, welke Eli omtrent zijn na-M0V5-rt^ s'v'e°* geflagt ontfangen had. 28. Met den anderen dre"F ,Am*? 0 ° ° , . tihr , da' hij voornaamen aanhangehng van Adonia liep jebovahs Prieshet anders af. Dezen was Salomo's op- ware'^oin^te volging gansch niet naar den zin geweest, ^oord^van ?cBij Davids leeven had hij reeds heim- *»««»*, 't w'cik .... ... . . hii over het lijk de partij van Adonia gekoozen, hoe huis Eri te sitrouw anders omtrent Absalom's opftand, ^seli)rookei1 en nu geen' kans ziende om zich door zij- vs- 28> Als , - , , •'het gerugte tot ne troepen te beschermen , dewijl die den Joas kwam jongen Koning te zeer beminden, was hij haT^ich ^genaar Gibeon gevlugt, greep daar de hoornen ™end 3fet 0 Adonia , hoe van den altaar aan, en hoopte zich hier door wei hij zich te zullen beveiligen. 29. Maar de Koning, wendde?Alhier van berigt bekoomende, daar hij hem onder ^°fe' joab de moedwillige doodflagers rekende, beval B e- tot de teye 1 , ... van Jchovab en na ja hem van daar te haaien. 30. Met dat vans* de vonnis komt die overfte van de lijfwagt, Ju^ms!" des aan wien de uitvoering der ftraffen ftond , . vs- ,Er> , , , 'het werd den tot den tabernakel, houd het hem voor, en Koning Salomo verzocht hem tevens zich gewillig overtege- joAÏtofl'tenven ; 't geen Joab weigert , 'er bij voe- ^ZlnZ^ gende, hij wilde zich verdedigen , ingeval en *fe wj is , , , . , , bij den altaar. men met gewela hem aanviel; dat Ben a- Toen zond Salomo Benaja den zoon van Jojada zeggende: ga heen va! op hem aan. vs. 30. Én Benaja kwam tot de tente van Jtbovab, en zeide tot hem: zo zegt de Koning: kom uit ! en hij zeide: neen , maar hier zal ik fterven en Benaja bragt. de antwoordden weder aan den Koning zeggende: zo heeft D 2  5« Het DERDE BOEK Joab gefprdo- ja dus wel mogt toezien, daar men door de w? m.jZOgeant moord van hem, zijns bedunkens, de heilige woon). plaats verontreinigen zou. Be na ja niet weemSm' zéUc tende-, wat te. doen, zend 'er den Koning genik'maisd0iVbcrigt van» 3t- Die het vonnis op nieuw behccfc°°enn val veelt u'ttevoeren» met bijvoeging, dat Joab , op hem aan en het verkiezende , daar kon fterven en begraao"daatf gijTeg' ven worden , op dat 'er verzoening kwame cn^va.r mnn over de doorQagBB , die nog voor rekening van vaders' huis dat bet rcgeerende koninglijke huis openftonden, zfnt^ZÏ en zo moedwillig door hem begaan waren. verboten toeft. ^ VQ]gms ^ inboud van het VOlt- zaï Jtbovah nj8j Z0U de j-]cev d0or zijnen dood om rezlinen kop doen bellie, zich tevens wreeken over het moorddaaSSSfc* ombrengen van * voortreffelijke helden, twee mannen onre£rter en heldhaftiger dan hij ; maar die regtvaardigeren "t'11-fc>'-,-L » , J . , beter dan hij hij, zonder dat David er eemgzms de nana en^dTémethe? in had, omgebragt had; beiden mannen van SWet groot gezag, Abner algemeen legerhoofd mijn vader Da- over de Israëlieten en Amasa, bevelhebber aineT den over de troepen van Juda, 33.Dat dan, befloot den" VaS- het vonnis, die moord in zijn perfoon en gefagt overden van p.cwrooken worde, en dus de rcgeerende tak Israël,en Ama- o • i "1 1p S\, den zoon van Koning Davids huis, en liet rijK zen de" J™ het verkreegen ontflag van bloedfchuld en aller, j7Ja.en Va" lei voorfpoed beftendig geniete. 34- Nu voert " vs.' 33. Alzo t»ena (A met een nader vonnis voorzien wèdèTeerenop zonder bedenking 's Konings bevelen uit, hij enUop0de,-!0koBp laat hen afmaaken en zend zijn lijk naar het zijns zaads m familie - graf in de vlakten van Juda op het eeuwigheid , D ... j t> maar David en land. — 3.v In ZUne plaats WCtd 15ENAJA zijn nuis en tot algemeen Veldheer verkooren en in Ab- zin troon zal .... r„ t!,-^.,a .1» vrede hebben van Jebovah tot in eeuwigheid, vs. 3+ En Benaja de zoon van Jotada ging op cn viel op hem aan en doodde hem, en hij werd begraven in zijn huis in de woestim. vs. 35- En. df Koning zetlede RfNAJA den zoon van Jojada in zijn plaa'j over het heir en /.a-  der KONINGEN. Ho o fdd. II. 53 jathars plaats tot Opperprieder Zadok, dok den PnCSreeds met de opvolging begundigd. 36. Nu Kohing-ta de was 'er nog een onrustig mensch in het riik „ p,aats van As" 0 j ' jatiiar. wien de overleden Koning zijnen zoon ge- vs. 30. Daar waarfchouwd had niet te vertrouwen, Simei" nfng0nen 6 riep namelijk. Deze man werd voor het koninglijk ^{ót ™ ze. gerichts-hof ontbooden en, niet zo zeer, houw u een om dat hij nog eene onrustige gezindheid fihm, en woon had, maar om zijne misdaad bij Davids f^da^nlS leeven, werd hem aangezegd, dat het hem vrii UL£, hei-waards n , t mn , , . ofderwaards, zou daan in de hoorddad een huis voor zicli te bouwen, (want daar moest hij beftendig hetWgetSfeï woonen, om altijd een waakend oog op hem den te" dase . 1 , j n . , „ , llwes uitgaans, te kunnen houden,) maar niet om de ftad te ais gij over de verlaaten, of zich in gezelfchappen te begee- zu^gaan^wée" ven (ten einde alle zaamenrotting voortekoo-v-oor?;eker, tlaï ° Rij den dood men); 37. Integendeel zo hij ooit of ooit de fterven zult, domheid had om over dads gebied te koo- op uV kop men, dan was het met zijn leeven gedaan; 2'J"-S_ 38_ En dan zou hij zelf de oorzaak van zijnen dood SlM1!Ï zdde tot r , ... . , . , . nen Koning dat zijn, lchoon hij nu uit eerbied voor dc nage- woord is goed dagtenis van Koning David zulk een gemaa- d'| tigd vonnis kreeg. 38. Met dit vonnis was gefproo- .. ken heeft, ai- 0 1 me 1 zeer te vreede, hij dankte den Koning zo zalu, knegt nederig, beloofde zijne bevelen, te zullen na- mei"' woonde koomen en nam zijn vast verblijf te Jenifa- »pde^daagen'" km. 39. Maar zijne eigene onbedagtzaam- vs- 39- Doch 1 -j j •• n ui •, het gefchiede heid, waar door hij zijne gcestgedeldheid we- met het einde der openbaarde, bragt hem niet lang daarna a^twlkn^! ten val. Toen hij namelijk 3 jaaren daar door- ten van SlMEÏ gebragt had, gebeurde het, dat 2 van zijne Achis , den beste en duurde flayen het ontvlugtten en over- ciia", Tn^Koliepen tot den zoon van Ma Scha den Koning ning Gat£ ,en o men gaf het van Gath. Hier van kreeg Simeï bericht, s.imf.ï te kennen , zeggende: zie uw knegten zijn in Cuti, - D 3  54 Het DERDE BOEK v?. 48. Toen 40. En maakte zich aanftonds reisvaardig om JïfSp., eTzS hen ten fpoedigften meester te worden. Te deltu-«'i'ecncen G(lth gekoomen dient hij zich aan bij den na °Gatb tot tans regeerenden Achis, van wien hij vrij. SnTezoe" heid verkreegen hebbende zijne flaaven te vatIZh * heè°en ten, hen weder naar huis bragt. 41. Intusfchen e,! bragt zijn ha(j iriCn aan 't hof van het voorgevallene SST" V3" aireede bericht. 42- Bij zijne terugkomst vs. 41. p.n werd bij dan voor den koninglijke richtbank £oWVC'™net ontbooden , en hier werd hem de fchennis aew , dat Sr- verdrag, met zo veel dankzegging mei mt Jeru- v"" B* „ na Go;i aangenolnen, onder het oog gebragt. 43. £.11 der'^'^komen 0m zijne mcinecdigheid in het verfmaaden van Wvs'. 4*. Toen het koninglijk bevel veroordeeld. 44. Met «ond de Ko k}!2evoeSrcle herriiineriug aan zijne trouwloos- ring cn nep ' t> ft * i j Simeï en zeide heid jegens David, eene misdaad, waarom *.w"«Ehy reeds lang den dood verdiend had en enjteg?een die Jehovah door dit geval nu thuis zogt, xl betuigd, zeg- 45> voorts eindigde het vonnis met zegenfenduwèsn uk* wenfchen over Salomo's regeering, dat allunS*'erwaarfs les mogt zaamenloopeu om de belofte aan de of derwaards fam;iie van David gedaan beftendig te maavoorzekerWdaï keHf 46. Het doodvonnis dus uitgefprooken lu\tt"ven°en werd door Benaja over hem uitgevoerd, &• ZtHooA en op deze wijs werd de koninglijke opvolis 'goed rdat] • in Salomo's huis bevestigd, zonder ik gehoord'heb- & ° vs.' 4». Waarom dan beb gij den eed van *W g i>-t eebad dat ik over uw geboden hadde. vs. 44. Voorder zeide de Konifi/t« ft*U efi weet alle de boosheid, die ™'™I i,ot gi, aan miin vader David gedaan hebt, daarom heeft *tW n*r b*>w geld op uw kop doen wederkeeren. vs. 45- M*f dc pK?" nf „f0 *w" Legend en.de «oon Davids; zal bevestigt «^«^^S? g lolr^lo^a^S «rAefcfbe^ aan ƒ dat bij Kiert, alza «*. 40. Volgens dit vs. handelde Achis anders dan de hratliittn die tle weggeloopene flaaven van anderen volken niet terug gaven.  der KONINGEN. Hoofdd. LT. 55 dat 'er verder eenige woeling of opftand meer '!. het koninggezien werd, zijnde die op eenmaal uitgeroeid *« door de voltrukken' vonnisfen. van Salomo- Eni. hoofdd. en van de bedrijven van Salomo, die n rJberoëf%met zijne koninglijke grootheid aanmerkelijk ftijf- " vs_"£ ElisA. den, belfond hier in, dat hij de eerde was, L0M,° ... ' 1 ' gerde zich met die met het Egyptisch rijk eene verbintenis Pharao den van vricndfchap aanging tot bevordering' van %S/«B en nart den koophandel. Deze verbintenis werd be- pïJ.ü^0ucr v™ kragtigd door zijn huuwelijk met een Princes J>ragtzc in de , . ... ^ J ^ , ftad Davids toe uit dat magtig rijk. Deze Princes bragt hij dat hij voleind met groote pragt binnen zijne hoofddad Jeru- 1™A* falem, daar zij zo lang op het koningliik van. zijn. huis n 3 ° , . & j en (jet huis van Hot , waar de Haram was , haar verblijf jMovab en de hield, tot dat hij een pragtig paleis gedicht ^'hm^jmt' had, waar aan men in dien tijd te gelijk 0'"- met den tempel van Jehovah cn de vestingen van Jerufalem arbeidde, z. In dezen tijd was vs. z. Tam de uiterlijke Godsdienst in een blódendefi daat, alleen floopen 'er misbruiken in, door te"- ™™ 'er ...... ' geen huis tot dien de burgerij op zekere hoogten, en niet "ien dag toe bepaald volgens de wet op den altaar des ta- l°°n ie§,ÏZ5 bernakels ofFerde; doch de voornaame oorzaak Gcbouwd washiervan moest toegefchreeven worden aan de verwagting en toebereidfelen tot een pragtig gebouw, waar van men tot nu toe de aftekening maar had. 3. Ook Salomo betoon- L0™ %,^n5£ vi. x. Men meent dat Salomo met de Princes , waarvan hier gefproofcen word, al bij het leeven van zijn vader ondertrouwt is geweest, en «at zij den Joodfchen Godsdienst aangenomen hebbe, in welk geval dit huuwelijk geoorloofd was. Maar men kaï hier alleen aanmerken, dat 'er geen Heilig verbod was. D 4  <6 Het DERDE BOEK bsvab Hef , de veel liefde voor den ftaatigen Godsdienst, "j?Binzeztingèn hij gaf zelfs bewijzen van blanke godsvrugt, dIwids',' tófo" en eene naauwgezetheid niet ongelijk aan dit, ferJc tom nog an z\\ncn uitmuntenden vader, doch hij op de hoogten, j i volgde ooi; het ofleren op de hoogten, met de bijplcgtighcden , die daar meü gepaard ginvs. 4. En de gen. 4. Ten bewijze van zijue godsvrugt G/ijL«,Sow "1- dicnc, dat hij zo dankbaar was wegens den daai ceufieren, VOOTfpOCd jjj het begin zijner regeering, dat om dat die * . hoogte groot hij 'er een dag van ltaatige Godsdienst aan toewijdde. De plaats, dien hij daartoe ver6 f dien ^taar1 K00S was Gibeon (en niet Jcrufakm , want men ' had daar de ark wel, maar daar was geen gefchikt toeftcl voor zo veele offeren, als hij dagt optebrengen) , en hier werden op den koperen altaar en eenige andere, die 'er bij werden opgerigt, iooo brand-offeren in een vs. 5. Te g/-plegtig feest aan Jchovah toegewijd. 5. Na ^Xw/'s'uo- het eindigen van het zelve, overnagt Salomo in een M 0 te Gibeon, en bij deze gelegenheid werd droom des nagts . . ' . , , .. en Eiobim zei- hem in eene opeiibaarmg gevraagd : wat hij fk : uLS"ccven begeerde van zijnen grooten Koning, dewijl de 5*1) beginzelen zijner regeering en den laatften plegtigen dag Jehovah zo aangenaam waren? vs. 6. En Sa-6. De Vorst , wiens gemoed met eerbied -bt a-ndV voor de Godheid vervuld was, toen hij zich wen knegt Da- ter rust begaf, nu in den droom zo aangenaam cér gr,' me\,Vï- verrast, word fpoedig wakker. Hij peinst dtnTgcUjka!; óp dit ftuk in den ftillen nagt en boezemde hü voor u aan- cmdclijk in antwoord op Jehovaïïs voorllel dutDChecftV:iin liet volgend gebed uit: groote Koning! hoe *». 4. Uit i r-jron. I: e —?. blijkt het dat dit ofTer ook bijgewoont word door de Sta.tten des lands - de tent in de woestijn opgericht -.vas nog daar, ook de kopert brand - rdcaar.  der. KONINGEN. Hoofdd. IIL 57 zeer word mijne verpligting aan U vergroot! «'aarhéM en in Gij bebt aan David Uwen geliefïlen ftaats- en in oprechdienaar en onderkoning en mijnen waardigen k^m^en Vader reeds zeer veele bewijzen van uitftee- gij «ebt hem de. J ze groote wei- kende gunst gegeeven. Geduurende zijn be- daadigheid gewind kweet hij zich met opregtheid, regtvaardig- {Jenf"" gegeven beid en volkoomenheid des harten in zijnen ^ttentoiZ0°op post, dit hebt Gij niet onbeloond gelaaten z'inei1 troon maar hem met de belofte van de opvolging dage'611 d°Ze zijner nakoomelingcn in het rijk begunftigd, vs- 1- Nu , A- 1 7 a. • - , , ~ .. dan Jchovab en die belofte m mij vervuld. 7. Daar ik mijn Ehhim dan den opvolger ben van eenen, die defl■gL£b troon zo waardig bekleedde cn waarlijk groot semaakt J ia . 1 b nn]n vaders was, en m die jaaren mij bevind, waarin Davids piaatfe, het verftund noch niet gevestigd is, en, er- TJ'^Tg"! vaaring misfendc, in voorkoomende gevallen ^eg"antoV"n noch geen beleid gebruiken kan. 8. En de te gaan, natie , waarover ik aangefteld werd volgens knegt is in"™ Uwe keus, aanzienelijk is, uit uw eigen oi- dat™*j derdaauen beftaat en daar bij zo talrijk is, dat verkoren hebt, ./]•• ! r , . , eengroot volk, de ltnjuoaare manichap , veel mm de gan- 't weik niet fche burgerij, naauweiijks kan berekend wor- ^effworden, — 9. Kan ik niet anders begeeren, dan den va".wcgen ,, 0 5 de menigte. het geen mij ten hoogftcn noodig is; verleen vs. 9. Geeft mij dan een hart dat niet alleen voor onder- een UW*X'wijs vatbaar is, maar altijd in oeflening tragt IT'mfXZi te brengen het geen de wetten vorderen, te richten, ver- tv- 1 1 -ï • - ,. ltandighjk on- Dit lieo uc m mijn regcermg noodig, om al- derfcheidende les mct'doorzigt te kunnen beflisfen. 10. De- en^kwafd^ ze keus behaagde Jehovah. Het was een ™ant wie zou' ..... . , y ' de anders uw blijk van een edel beftaan in een jeugdig cn talrijk voile konnen richten. vs. 10. Die zaak nu was goed in de oogen van Jehovab dat Salomo deze zaak begeert had. 9. Hoe treffend , niets is van meer belang voor den burger dan D 5 h«  53 Het DERDE BOEK vt. ii. En vvel opgevoed Vorst. n. Jehovah gaf hem Elobim zeide , , .. .. ° i ■• tot hem: daar- ook bewijzen vaii genoegen; want toen hij zTzaak begetrt afgemat van liet peinzen weêr in flaap valt, begee'rt*111 heb veI^ nt hera Jehovah , betuigende, dat voor u veele zijne verftandige keus hem geviel. Had hij voornu begeert eene langduurige voorfpoedige regeering, verhebt rijkdom j ,yiejltie rijkdom , en eene meerdere uitbrei- xioch begeert ■> ' hebt de ziele ding van zijn rijk kunnen verzoeken, zonder roTaV^êb.bè? in zijne keus onbillijk te zijn, ondertusfchen nu geert ^erftahd ^ verzogt , doorzigt in het uitvoeren gerichtzaken te j-. wetten ten einde een waardig regent te liooren. vs. 11. ziet linnen zijn. — 12. Dit verzoek kon hij verzeik doe nu naar fcerd zijn, dat hem ingewilligd wierd, ja eenen "STa *eli"wi>s beproefden en doorzigtigen geest zou hij in l"ftaa»ag,Tl?- zijne regeering doen doorftraalen, zo zelf dat ven, zo dat uy daar in allen zijnen voorgangeren en opvol- uws gelijken 1 _ , ,. voor u niet ge- geren overtreflen zou. 13. tn, om dat dit J^ïet^pfeïï mij zo zeer behaagd heeft, vervolgde Jehovah, Za'vs 1 Zeift za* ^ U ook nog daarenboven geeven, 't ook dat gij niet geen gij niet verkoozen hebt. Ook in eene £ebeik b*ge? ongemeen voorfpoedige regeering, zo in fchatfljkdom *nele- ten ■ als in Sezag tot vermeerdering van uwen re , dat uws koninglijken luister, zult gij uwe voorzaaten gehilts niemand _ , T -j onder de Ko- en opvolgeren te boven gaan. 14. Ja zo gij <£ zijnTah beftendig Mijne belangens blijft behartigen vs. 14. En ^oor Mijnen ftaatigen dienst en de grondge- zoo gil in mij- .. .. , ,. , , re wegen wan- fteldhcid der burgerlijke huishouding te handdernoudende011" haaven, zo als uw vader David deed, dan mijne inzettin- lt 00j. grijs worden in het koninglijk gen en mijne & J & J L 1 1 geboden, ge- bewind. 15. Toen Salomo ontwaakte, bc- liik als uw vader David gewandeld heeft , zo zal ik ook uwe dagen verlengen, vs. 15. En Salomo waakte op en zie het was een droom cn hij kwam het geen Salomo verzogt had, het moetjelijkffle van het bewind, en waarop het eigenbelang geen invloed kan hebben.  der KONINGEN. Hoofdd. III. 59 merkte hij. dat hij weder ingefiaapen had. «c Jtr«/ain» J' J . fa , 1 ,, en ftond voor Hij was nogtans overreed van de goddelijk- de Arte des heid der belofte, die hem gedaan was, waar- }^Zb%no7- om hij weder in de hofflad gekoomen zich f"de bra"d- J 0 offeren cn bo- tot de ark des verbonds de plaats der zigt- reide dank-of. , . , T ... T, fcren en maak- baare tegenwoordigheid van hraeh Komng te een maaitijd heenenwendc. Hier wierden de brand- en dank- ^„egtcn z"ne11 offeren weêr in menigte aan Jehovah opgeof- vs l6_ Tom ferd, terwijl de plegtigheid met eene koning- kwamen daar ... ï i i , n twee wijven, Jijke maaltijd onder de hovelingen beflooten die hoeren wawerd. 16. Al rasch bleek het, dat Salo- J^™ en l% mo's verlangen naar wijsheid vervuld wierd %"defl v?or in een bij uitftck netelig geval, 't welk waar- vs. 17. En de fchijnelijk tot dus ver voor allerlei rechtban- zeide: oehmün ken onbeflist gelaaten was. Twee oneerlijke "eezeJ » vkrol™ wouwen namelijk kwamen 'er voor den Ko- woonen in een . r , huis cn ik heb ning , om zijn tutipraak te verzoeken, bij haar in dat 17, 18. Beiden woonden in een huis en IlUyS-êei™r Het droegen bfna ter zelfder tijd een vrugt van is "u gefebkut J ° op den derden dag na mijn baaren, dat deze vrouw ook gebaard heeft en wij waren vs. 16 — 26. Het geval is treffend, eenig in zoort, zoortgelijken door Grotius uit de gefchiedenisfen aangevoert , kunnen 'er niet bij genoemd worden. — De koninglijke jongeling begeerde wijsheid om het volk te richten; meesterlijke trek! de hoofdzaak in het beduur van een volk, bij allen, wier hart het beste geplaatst is; doch hier was alles buiten den gewonen weg, hier kon het vernuft niets doen, voor dat het denkbeeld geivfpireerd wierd; en dit is geen inval, geen Coup i'Esprit, fchoon daar het naaste in onze denkbeelden bijkomende, zuivere buitengewoone opheldering door den Geest , zonder fchaduw van dweperij , want alles loopt volgens het ftrikfle recht in de behandeling af. B. Vookda heeft dit in eene Oratie meesterlijk behandeld; een man, wien men wegens zijne rondheid en eerlijkheid dit toevertrouwen konde ; had hij in Salomo den despatifebe Rechter over de wetten zien heerfehen, hij zou het niet verzwegen hebben; men ziet duidelijk eene Voorzienigheid, het denkbeeld Salomo ingeboezemd iu de uitkomst  6o Het DERDE BOEK ft'zajtnn , gten haare ontugt, maar dc aanklaagfter beviel 3 in 7* dagen eer dan de aangeklaagde in bet huis, on^twccfTa waarin zij, zonder verdere huisgenooten, bij het huis. malkander woonden. 19. Op zekeren nagt vs. 19. En nu ftiérf het kind van de aangeklaagde. Door deze vrouw i j haai- zoon is de onbedagtzaamheid van de moeder werci vènTom^a" het geimoord, waarfchijnelijk om dat zij 'er zij o'p hom ge- gelegen had. 20, ai. Nu was de aanlesvs!'èo.knïij klaagfter te dier tijd denkelijk in diepen Qaap, lTnagtteoPmen altans ontwaakcude vond zij wel een kind nam mijn' zoon fa borst maar dood_ Jfter oVer Ollt- van in ij ais t* uwe dienst- (^ij , deed ze nader onderzoek en ontdekte , SST hem m dat zulks 't kind van de andere was, en eisch!è;r'haar'hUdoo-' te dus het haare te rug. 22. Maar de aangeden zoon ïeide ],|aagdc ontkende, dat het doode kind van haar fchoöi, was, ja ontkende het ganfche voorval met een ftond in' dén'morgen op om mijn zoon te zoogen, en zie hij was dood maar ik lette bij bet canbrecken van de,, dag, en zie het was mijn zoon niet dien ik gebaard had. vs. u. Toen zeide de andere vrouwJ<»>*">> maar die leovendige is mijn zoon en de doode is uw zoon. Geene daa. cn tegen zeide: neen, maar dc doode is uw zoon en de loevend^ is pijn zoon. Alzo fpraken zij voor het aangezigt des Konings. komst beftierende: - het fcheen voor de ware moeder wreed, maar juist dit wekte het beftaan in haar op, dat het bewijs uit haar gedrag volkomen beflisfend voor den Rechter maakte; de aanklaagfter kon niet bondiger dan daardoor hare moederlijke genegenheid bewijzen; de andere had kunnen gezwegen hebben of zichzelven vermomd; nu voert zij zulk eene ontaarte taal voor eene moeder, dat zij daardoor duidelijk bewijst, met allen recht aangcklaagt te zijn. Hier is een Rechter die niets docd in de uitfpraak tegen het Mofaisch recht, die, daar 'er geen getuigen zijn , zijn medelijden gcenzins als bewijs doed gelden en dus inderdaad eenzijdig is. Dc uitfpraak is volkomen naar de regels van het recht, fchoon de gewoone middelen, waarvan men zich anders bediend, zwegen : eene oordeelkundig gebruik van de omftandigheden naar het ftrengfte recht, is het geheel, hetwelk In Salomo moet bewonderd worden, terwiil de infpiratie, het geen nieuwere Uitlegg. inval zouden noemen, aan den Goest van Jebevab moet toegewezen worden.  ber KONINGEN. Hoofdd. ïtt. 6i eed dit bekragtigende, terwijl de aangeklaagde vs. 23. Toen inrusfchen het tegendeel beweerde. 23. De Ko- ning peinst een weinig, en vraagt naar alle om- * >» «ntm«oi bragten laste hij, dat een lijftrawant met een ontbloot voor begaanzwaard voor den koninglijken troon verfchij- ggg des Ko" nen zou ('t geen gefchied), 25. En beveelt, vs. 2S. Toeit terwijl ieder nieuwsgierig is, met een gelaat, m£aZmï waarin de ftaatighcid te leezen was, den lee- dat Ieevcndei» , . , , kind in tweeën venden jongen met het zwaard door te klie- en geeft de ven, en aan de beide vrouwen eene helft te ^"V^ndere geeven. Om dat 'er geene andere beflisfing °e "sho£-Ma3f overfchoqt, gaf hij dit vonnis, zo mende zaak de vrouw, weiniet eens kon worden. 26. Hierop betuigt de feevenóUg^w^ aanklaagfter, dat zij dan liever van haar recht ^tg'Vanc wilde afllaan, zo dra de volgende gedaete maar haar '"gewand , , ., witrd gaande in haar geest opkwam : — zou ik mijn kind voor over baarzoon) mijn oogen zien afmaken — dan fta ik het mijnHeeV, geef *• -6- u!t htt ?Cfn fa het lantffe gedeelte van dit vers verhaald word blijkt, dat de voorgewende moeder van bet betwistte kind den jongen zeker uit Witeugt moet geëigend hebben. In het Oosten namelijk kan een onecht kind daar vetkogt worden, ja het is haare grootfte rijkdom, indien zij niets anders heeft. Hoe veel voortreffelijker is de waare moeder! terwijl haare vijandin bedaard en heimelijk blijde is over haare zegenpraal, zegt zij al fchreiënde en takkende met gebrooken' woorden: zuu mijn kind voor mijne oogen fterven — dan Seef ik het liever ever — dan is 't mijn kind niet. (  6*1 Het DERDE BOEK fetgt/ dat lee- yeel liever af. Doch de aangeklaagde deed «"ddood khedt rasch blijken, dat zij ecu bedriegfter en ontRtenidaar ^en aane was ' dewijl zij genoegen nam in 't tegen zeide: koninglijke vonnis. 27. Zodra de Koning dit uwe^AmH- verfchillcnd gedrag bemerkte, doed hij een be*fa> doorfnijd flisfenden uitfpraak s zeggende: dat de aanrw. at. Toen klaagfter gelijk moest hebben, daar het moeantwoordde de tjerlïik hart in haar voordeel fprak, en haar Koning en zei- J ... . ■ J * öc: geeft die diensvolgens het kind gerechtelijk wierd toegeg" kindCn en weezen, en de andere vrouw allen recht ontdood het * o Al rasch verfpreidde zich dit von- geenzins , die ^"-gu. 1 is zijne moe- njs door het ganfche land, een ieder vatte d£vs. ai En eerbied voor den jeugdigen Koning op. Men Cde dat ooi-zag duidelijk, dat een meer dan menfehedeei , dat dc «Mj yerftand van het recht in hem doorftraal- Kcming geoor- J deelt badde en de. ïételugezigtOIdes Konings, want zij zagen dat de wijsheid Ehhims ia tem was in regtszaaken. IV. hoofdd. ✓"x vs. i. aizo i. vJp deze wijs werd de regeering van Salomo Koning den jongen Vorst over alle de (lammen bevesover gansch Is- t}gd, terwijl hij ook langen tijd de voorrechten van eene vreedzaame regeering mogt vs. a. En de- plukken. 2. Maar wij moeten den fchranze waren de j n Vorst in zijne hofhouding een wei- Vorften , die J . hij bad: Aza- njg nader leeren kennen , want ook nier uit van ZAn'oRwas zal zijn doorzigt blijken. Zie hier eene ttrjH töintfitt. yan de vorftelijke ambtenaaren ! de eer; ftc van allen was Aza r ia, Ahimaüz cbor'cjjb,'enA- zoon en kleinzoon van Zadok. 3. Zijne v*n si'c/,/wT- geheimfchrijvers waren Eliciioreph en joLpKATiivCdé Aciiia, hebbende hij ambtenaaren daar toe vs. 1. Volgens 1 tbroti: vi: 8, <). was Azaria niet de zoon, gelijk wij liief leezen, maar de kleinzoon van Zadok.  der KONINGEN. Hoofdd. IV. 63 gekooren. Door Josaphat wierden de ver- zoon Achiuds zoeken aan den Vorst gedaan. 4. Benaja, "v^^'eiiBe! een held, die Salomons bclangens zo se- NAJ'V de zooa 7 ö ° van Jojad \ was trouw was, bekleedde den post van opperbe- ovei' l1ct hei*, velhebber over het leger van den ftaat. Sa- acjathar^^J"adok en Abjathar waren de eerfte Pries- «rV^'1""^ teren in rang, de eerfle was hoogcpriester, vs. 5. En aen de andere, fchoon in ongunst, volgde hem V^IA in rang bi| ongelegenheden. 5. Azar ia, de wa' ,ovcr de ' . ' Beftelmeesters, zoon van s konings leermeester, was oppcrfle en seèu» de ovcr de 12 provinciaale opzieners, die aan t°an wToJerhem verantwoording moesten doen , en een I^S? ' ander zoon van den getrouwen Nathan "«""f' n n _ vs. 6. En A' was zijn eerfte ftaatsdienaar en vertrouwde eHfierwas ifófr gunfteling. 6. De opperkamerheer was Acm- TdIniLm Z sar, en Adoniram was over de inkom- zoon Van Ab" „ . da was over itcn en mtgaave van het hof. 7. Voorts ftcl- de fchatting. de Salomo 12 lieden aan, in de 12 onder- LOmÖ?' E"had fcheidene provinciën van het rijk, die zijne SS^^ koninglijke inkomften en het noodig onder- gwsch hrau houd van het hof bezorgden en inzamelden, in zijn huis ieder had zijn maand, dat hij het hof ver-^«"'was zorgen moest. 8. Een van hun had zijn ver- *en .™and ln ïi-c ., . »- . - . . _ "ec jaar om te mijt m bpnraims ichoone gebergten. 9. De- verzorgen. kers zoon in Makaz, Schalbim, Beth-femes z^nu^e".^- en Ehn Beth-Hanan. 10. Cheseds zoon men- De zooa . r , _ , van Cbur was in Arucnoth, Socho en het uitgeftrekte land '"> het gebergte ,„ „ n ~ Efibraims. Y,J: 9' D? z°on vm Dexer in Jlf,te, in Schattint en Beth-ternes en Mon Eetb-I.an*,, vs. 10. De zoon van Cbefed in Arucbeth. [DaartoeJ had mj Socbo en het ganfche land Cbepber. vs. 6—11. De naamen der Beftelmeesters worden hier niet gedoemd t,e> gen de gewoonte der Oosterlingen. Bijzondere rede kan 'er niet van gegeven worden , om dat van vs. 13. af weder de namen genoemd' worden. Dit doed, de Critici verlangen nMr etne $nvuJfiDg uit de Handfehriften.  6x Be* DERDE BOEK t,„ van Chepher. ii. Amijnadabs zoon over VS. II. 130-1 zoon van Ami- /)ofi Deze was een tclionnzoon van den fchéundareefc" Koning, zijnde met de Vorftin Taimiat geIe" had' ?a- hmwi- 12. Baüna was over Taauach , phat, de doch- Mepuhlo, de ganfche. ftreek van Buh-Sean, ter van Salomo 'b ,. ., . ,, , , {>,. . totecnevrouw. van JtxreSl al tot Jbd-Aietiolci , en JeA„7de 1™ 13- Get.ers zoon had zijn ver- AcHlud had yj.-f tc Ramoth- hoorende ook dorpen, Tacnacb cn Me- i 7 . , , en het en .^Qjofc ftreek, waarin wel 60 bemuurac wéfk fteden 'lagen, onder zijn gebied. 14. Aciiina b" berieden NA DA iï had zijn verblijf te Machanaïm. Jizreël; van j ^ AdlIMAdZ ill Naphtal'i. Ook dcZ8 BwAbeialnbl was gehuuwd met eene dogter van Salomo zUde'van^'ï- te weten met Basmat. 16. Baüna's zoon me«m. woonde in Afcr en Ahth. 17. Jos ap iiat vs» II' lïc . zoon Gr.bers in hfafchar. j8. Simeï in de landen van. taWW^hö Benjamin. 19. Geiser in G/Van/ en wel had de dorpen bepaaldelijk in het rijk van Sihon enOc, en fairs, denzoon j- ■> ■> '.. van manasse, had alleen die uitgeftrekte rijken onder zijne zim.inook7had befteliing. 20. Onder den dienst dezer ambte-' %cbsn, iTin naaien was het rijk in ongemeenen bloei. Het B„fan is, zes- getai der burgeren, zo in Juda als in Israël deEnfmecemuu- nam van tijd tot tijd toe, zo dat het bijna«grenSeien!6! ontelbaar' was. Ja door het ganfche rijk vs. 14- Acbi- heerpchte 'er een algemeene welltand en ver- nadab, dezoon i ir "i van iddo was genoegen. 21. Daar bij was het koningnjK tev"^T- zeer verwijderd in deszelfs grenzen , zijnde %%b,Ji!Sr>ï verfcheidene rijken aan het zelve lijnsbaar geze had ook w01-den, zo dat het koninglijk gebied oost-» Salomo's doch- ' , i. ... „.. ter Basmat ter waards zich uitftrekte tot den JLuiphraat en vl^iTsaihia de zoon van Cbufaï was in Afer en in Alotb. vs. 17. JoÏamat, de zoon van Bami!,!, in Isfafcbar. vs. 18. SimeiJe zoon van Er a in Benjamin, vs. 19. Geber de zoon van Uri was m l et Ian* GUeadhet land SmoNS des Koning der Ameriefen en Oc.s des Koning» van Bafan en was de eenige Beftelmcester die m dat land was. V* 20. ft da [nu] en Israël waren veelen als zand, dat aan de zee is m menigte, «etende cn drinkende cn blüde zijnde, vs. et. En Salomo w-sheerfeilende over alle de koningrijken van de rivier [tot] het land dtr Pbili-  fcfeg KONINGEN. Hoofdd» IV. 65 westwaards aan de Middellandfche zee met pijnen en tot influiting van het land der Phitiftijnen, fik zich zo lang in hunne vrijheid gehandhaafd ""■> die bras- , , , . . . _, ten gefchenken Hadden; zuidvvaards tot aan Egyptem gren- en dienden s.\- zen. Alle deze landen hebben geduurende dagMen zijns \& zijne koninglijke regeering de fchatting onge- veus- ftoord opgebragt. 22. De koninglijke hof- ys. 22. De houding was ook zeer talrijk. Ten blijkc JSftT wïï diend, dat 'er dagelijks 30 kor bloem en 60 ^ "ne"k0f kor gewoon meel, 23. 10 Vohvasfene gemcs- meelbloemen i cn zestig kor te runderen, 10 anderen, en 100 fchaapen , meei: behalven het wild van herten, rheé'n, bufTe- v™è runteen len, en het gevogelte, dat op hokken gemest T wimigwei- , 1 , r- ,. de-runderen en werd, aan het hot noodig waren. 24. Dit honderd ichaaalles werd echter met gemak bezorgd , de- men dè5$£ wijl Salomo's gebied zo verbaazend uitge- feVne e„ gcmësftrekt was. Men begon van Tiphfach af lig te vogelen, gende aan den Euphraat en alle de rijken, hiMiad' hëe"die aan deze zijde liggen , het een en ander 'op . intezaamclen. Daarbij werd 'er nergens fchaa- z'>dQ c,tT riviede geleeden door de algemeene vrede , die pftfiu-PtouS men geduurende zijn bewind genoot. 25. Geen ?e Konijn lp burger, geen landman, geen veehoeder werd f^ere^* ergens gehinderd of overvallen door zwer- M vrede van vers. Ieder woonde veilig geduurende zijne dé>ontom, Z'J" vs. 25. En Jiiffa en Israël woonden zeker , een iegcliik onder zijnen wijnftpk cn onder zijheri vijgeboom van Dan tot Berpba, allé' de dagen Vim Saiomo. vs. ïi. De lijftogt, waar van hier gefprooken word, is zo aanmerkelijk , om dat de Oosterlingen hunne hovelingen meer in levensmiddelen, dan in geld betaalen. vs. 23. Men verwondere zich niet over het groot getal runderen, 't geen hier opgegeeven word; zij vallen niet zwaar in 'Pa'.eflina, altans J'.iet boven de 600 pond. V. Deel. j;  05 Het DERDE BOEK vs. 16. salco regeering; 26. Hij had daarenboven, het ganIZ "lizend fche land door , zijne ftoeterijën van paarpaardo-aiien tot d hebbende dien Egyptiefchen handel zich zijne wagencn J n , en twaalf dui- behouden, en had dus te zaamen 4000 ltalzevslr"7.CrD;e len, op ieder van welke' 10 paarden ffaari Befteèene^r konden, behalven de wagens en de ftoeterijën óp zijne maand, van de vorfteiijke hofhouding, die alleen op KoniSÓMo toooo paarden beliep. 27. Alles werd in de nena!'ediee 'wi uiterfte orde behandeld. Eiken maand werd des koning sa- vo]gens de lijst, uit de provinciën gezonden, natoden. *)» wat tot de koninglijke hofhouding vereischt dingT gefret- werd, 28. Waar men ook tevens de zorg had ke"- ^ om de ftoetcrij van paarden, waar die ook vs. De J . . gerftè nu en was Van garst en ltroo te voorzien, met mlc "aanleng fluiting van het reisgedicrte, de kameelen, die kemeien bra"- door dezelvcn ook bezorgd moesten worden. to,i zij aan de pe Koning was ongemeen doorzigtig Hia was , etn en verheevcn van begrip , hebbende veele zifnen'iast™" kundigheden van allerlei aart opgedaan ; vs' 29v- 10. Hier door muntte hij onder de lieden van Ehbim gaf Sa- Jw* ^ „. , . , , j /-» „ lomo wijsheid zijhen leeftijd zo uit, dat het vermaarde (Josvërftand'en'éen ten, en zelfs Egypten, tot nog toe de zetel h-meb,egdgeidifk vm allerlei geleerdheid, zijn's gelijken niet zand 'datB aan ot>ieverde. if; Ja hij overtrof de vermaardfte den oever der r vf ,0' En de wijsheid Salomos was grooter, dan de wijsheid van allen, dié van het Oosten cn van alle wijsheid der Egypenaaren. vs. 31. Ja hij waS w. 16. Men verwondere zich niet ovcr het groot getal van paarden bier' gemeld. Het fchijnt uit het X. Hoofdd. zeker dat hij den handel in dezelve aan zich getrokken hebbe. Ondertusfchen leezen wij lievef 4000 dan 40,000 en merken hier bij op, dat de paarde-handbl verboden was in Paleftin*; om datze den landbouw nadcelig was. w. aft. Men hcrinnere zich bij dit vers uit Faber op H arm au , dat gehakt ftroo met g«H of bttMMA tot bollen gekneed het Oostersch pairdc vair is.  der KONINGEN. Hoofdd. IV. 67 mannen, die toen waren, als Ethan, Chal- Mm 'M fc eoLen Darda. Onder alle de befchaafde \Z E^^dè volkeren werd hij vermaard wegens zijn uit- *W< ter en muntend verftand, en keurige fchriften , die wijd §Kt £ en zijd verfpreid raakten. 32. Belfond de ^TZctT'Ën Oosterfche geleerdheid inzonderheid in hél zijn 'aiin w?« beoefFenen der ftaat en zedekunde, vooral fo fpreuken, men kan 'er tot 3000 bijeen brengen, die van hem zijn voortgekoomen. Hij 5cna #rei>fccn, was ook een uitneemend dichter, zijnde 'er &' 'liederen 1005 van zijne poëtiefche ftukken bekend ge- ^ItlS worden. 33. Hij was ook de grootfte natuurkundige van zijnen tijd, en vooral kun- van tle ceder! dig in de planten, van welke hij een bijzon- o$%T{i'J% der_ liefhebber was, en eene groote verza- Wf ti «iding had , van den ceder af tot het de' 'wand u t_ geringde huis-plantje den ijfop toe. Ook X "'/Teï gaf hij wijsgeerige aanmerkingen over het $6^1™ Vee, zo gevogelte en infeflen, als visfchen. pendedrdijjgjï 34. Zijn hof was ook het fchool der wijs- en van déVuP heid. De vermaardfte vreemdelingen vloeiden 0 si En derwaards heen. Waar maar eenige verftand- ffi '"kwamen houding plaats had met nabuurige volken, werd 'er om de wijs" hij vermaard. Zder aarde, die van zijne wijsheid gehoordTaddlii v. hoofdd. odra nu als Hiram de vermaarde vs. 1. En HiKoning van Tijrus in Sidon en derzelver on- *A«& Koning derhoorige landen de opvolging van Salomo ^'ne^knegren tot den troon vernam , zond hij hem een SifS nt.ii. In plaats van den eigen naam zou ik voor Maciiol hier lezen de Zangers. 331 Wij lezen in dit vs- te regt van den Ceder, Trbw fchijnt ket beflist te hebben, dat hier de eigentüjke Ceder en niet de pijnboom bedoeld werd. E a  Het DERDE BOEK fghoord datze gezaudfcbap. Hij beklaagde hem den rouw KoXg gêzajra over het verlies van zulk een voortreffelijk hadden in zijn vader ? zijnen dierbaaren vriend wenschte hTr'm hij met den rijkszetel geluk, en bood zich bcnn"dhadÜJd aan, om die zelfde vriendfchap met hem aanVzond Salo- tckweckcn , welke hij met zijn' koninglijken mo tot hiram vader onderhouden iiad. 2. Dit gaf aanleize^!"d3.: gü ding, dat Salomo insgelijks gezanten zond, weet, dat mijn hem V£m zjjne vreedzaame gevoelens te vader uavil» ^ •> * - ■ den naam van verZekeren. 3. In den brief werd onder andere, het volgende gemeld: Gij weet wel, bonweT, vUan dat mijn vader voorneemens geweest was, wege de' oor- eenen tevripei Jehovah , zijnen God, te boumedemen^em wen ■ eenigfins overeenkomftig met zijne hoogtf heid, maar daar in telkens verhinderd■ werd nenvoedzooien door de menigvuldige oorlogen, die hij voeren gaf, moest, fchoon eindelijk met dien gewensch- feZ ten uitflag , dat hij zijne vijanden overwon, en zich fijnsbaar maakte. 4. Oaar de rontom mste beginzelen mijner regeering integendeel vrcedre!nVetegenpar- zaam zijn, en ik door JehovaVt zorg geen l^bejege^n- vrees heb voor eenige vredebreuk 5. ge van kwaad, ik voorncerncns ter eere van mijnen God en zie"!' ik' denkc' Koning een pragtig gebouw te ftigten. Ik va°nr d|S acht mij hier te fterker toe verpligt, dewijl cënBenhufWte mijn koninglijke vader, hoe begeeng, om houwen , ge- die eer te moogen hebben, daar van te rug gehouden werd, en zich te vreede hield met de Vïèg- gedagte, dat zijri opvolger, in allergewenschtloönVdien* in uw' pïaatfe op uwen troon zetten zal, die zal mijnen naam dat huis bouwen; 4. i Chr. II: S. Intevoegen eer men verder leest, waarfehijnlijk dat deez' brief algemener is , en die in de Cnronijken een tweede op bet eerde antwoord.  der. KONINGEN. Hoofdjj. V. 69 fte omftandigheden zulks verrigten zou. vs. 6. Zoo 6. Nu was mijn verzoek, dat gij dc beste met^j""^ cederen op den Libanon voor mii liet vellen ren iS?' i,v"*" , .. .. J "1M" »»» houwe , cn Ook zoudt gij mij verpligten, indien uwe ar- miine k«f«n bcidslieden de mijnen behulpzaam waren, zo toegtè^zijn t in de keuze als in de ' bewerking derzelven. wer^knegten ïk zal aan uwen kunftenaaren voordien ar- za! ik 11 gevcn • . • i , naar al dat gij beid toeleggen, zo veel, als uwe Majefteit effenen zult-, zelve benaalen wil, dit verzoek mij tó* SToüL^ ftaande, want gij weet, Vorst, dat mijne on- *Z"™L hom tlerdaancn zich meestal op den landbouw tOC- tl-' houwen neleggen, en dus op verre na zo veel kundig- v\m^. heid niet hebben om het hout te bewerken, als uw' Sidoniers, die daar in reeds lang vermaard zijn. — 7. Zodra de Koning Hiram vs. 7. En het dit verzoek las, het geen de afgezanten ver- f,efclli<-'ttae aJs j 0 üiRAM de der aandrongen, betoond hij 'er zich zeer woorden van vergenoegd over, dat hij gelegenheid had, htèrotad; dat" dat hij zijnen koninglijken vriend en bondge- ^$5^ noot eenigen dienst kon doen. Hij wenscht zcide :.. s'czc- hem hartelijk ■ geluk, dat zijn oude vriend SThet^'dfe zulk een waardigen zoon tot opvolger had, Fen'"zoon'USc" en dat de aanzienelijke natie met zulk een gcven 'iecft °n. v tt . vcr dit greote verltandig Vorst, onder Jehovah's hefhiur, be- volk. guttftlgd was. 8. Hij zond ook fpoedig berigt vs. 8. Èntitaan Koning Salomo van dezen inhoud: $^»?k£ waardig bondgenoot! uw verzoek nader aari- SS^rtJ^ vs. 6. Vit Salo mo gelijk hier verhaald word aan Hiram om cederhout van den Libanon vroeg, is zeer natuurlijk, om dat de ceders van Libanon meest onder den (treek ftonden die onder zijn gebied behoorden, dat is in het noordelijk gedeelte van den berg, gelijk Hezel toont. 8- De meeste Uitleggers lezen cijprejftn voor dennen, blonder Ei el. E 3  7o Het DERDE BOEK om gij tot mij gedrongen door uwe afgezanten heb ik geleegcïondenhebt, ' jk za] zor„ draagen, dat uwe oogmeN ik zal in alla , i 1 5.. vw begeerte ken behartigd worden n de keuze en in t 'cëaërenhóut^n laaten vallen van een groot aanal van cedewnhou" den" ren en dennen boomen. 9. Mijne onderdaavs. 9' Mijn nen daarin kundig, zullen ze van den Libanon knegten zullen- ' , , ,. , ze *fb ngen vervoeren tot de oevers van de Middelland^"aï'd n Denhout [na] 00k jaarlijks zo lang die arbeid duurde, voor «ie zijnen wil- ^ hof ^ j_jiram 2o,ooo kor tarw, garst, Salomo"' gtf w9*n' en uitgeperstte en bereide olie. 12. InihkAM twintig tusfciien Zag men, dat Jehovah zijne belofte ww "ot fpiize al meer en meer vervulde. De fchranderheid ^twintig toJ in Salomo was onvergelijkelijk. Hij leefde 6idks°te af°'sa' niet alleen m s°ecle verftand-houding met Hil'Ömo Hiram ram, maar zij flooten zelfs een veel naauwer jaar op^ ,aar.^_ dan tot nog toe plaats gehad had. wtfv I shcid", gelijk als hij tot hem gefproken had, en 'er was vreede «isfcben Hiram en tusfehen Salomo , en zij beiden maakten een verbond. vs. Eigentlijk ftaat 'er: ter Her plaats overal, waar gij begeert, zal ikU afzenden, gij zultze emfangen van mijne band en tot mijn» febaade in uw gebied, omze te laaten bewerken. v<. 11. Dit vers moet uita Cbren. ii: 10. worden aangevuld en verbeterd.  der KONINGEN. Ho o fdd. V. 71 13. Zodra nu als het hout zou aankoomen, vs. 13. En de gaf Salomo orde, dat 'er door het geheele Koning Salomo ^ ctced werklie- rijk naar de bekwaamfte lieden om hout te je" uit ganseo bewerken gezogt moest worden, bcpaalende het en dat gekeze getal op 30,000. 14. Die maar eenen maand figdufze'nd'man. behoefden te arbeiden op den Libanon, op dat _.vs. 14. En zij hunne landhoeven niet zouden verwaarloo- naar "en LiïT•zen. Hij verdeelde hen namelijk in 3 klasfen, "°">, tien die malkanderen van maand tot maand vervin- waands bjj . .. , , beurten , een gen, waar door zij altoos 2. maanden rust maand waarenhadden na eene afweezigheid van éénen maand. H,.™ Aent^l Eene Adonia werd aangefteld , als opper- maanden eik in 0 ' ri zijn huis , cn bouwkundige over hen allen. 15. Doch bui- Adoniram was ^ i i i o . over die uitzc- ten deze had Salomo nog 70,000 man m zegtc-.. het werk tot het vervoeren van den noodigen vs. 15. Daar toeftel, cn 80,000, die op het gebergte hout w,, «ventte en fteeneti bewerkten. 16. Over allen dezen j'a"|ze"d,;s,g„5i!e ambagtsliedcn waren buiten Adonia nog e» t?8"g dui- ... . , , . , . zend houwers 3300 die het opzigt ovcr hen hadden, op dat 0p 't gebergalles in de uiterfie orde zou verrigt worden. tc' 17. Zodra de Koning het bewerkte opont- haive'nde'overbood, werden 'er groote fteenen aangevoerd, ^0"Nsvai1 ^acikostelijk in waarde, en keurig bewerkt, om fundament gebruikt zouden worden tot dienst van den tempel. VI. hoofdd. i Tc gelijk met 2 Cbron. III. I j vs. i. Het i. J3 ij de 5 eeuwen zedert de herltellmg fnto'vicrhon" V8B de vrijheid der Israëlieten waren verlooderd en tag- pen en Salomo was reeds in het vierde temigfte jaar r . , ra oen uitgang jaar zijner beroemde regeermg gekoomen, eer. jZréis^ut^E- men gedagt had aan een paleis voor de zigtgjp-un, in 't haare tegenwoordigheid van de goddelijke Ma- vierde taar van f ° , j • j het koningrijke jefteit. In de tweede maand van dat vierde Salomons over ^ ^ ^ opbouw yan fat Z3T/fJa,it' eigentlijkc huis waar de ark des verbonds de maand) dat WOonen zou. 2. Het eigentlijk gebouw, t jlbolab bouw- geen in plaats van den geberderden Tabernadl-';.._ 2_ Fn dat kei zou geftigt worden, had een vertrek, 't huis, 't welk weik om ,jat dit het voornaamfte was, het de Koning Sa- ' * ' , , icMo jebovab eigentlijkc huis van Jehovah genoemd werd. vanWzest'igWeï Het had een diepte van 60, eene breedte van lengte"enZvan 20 en een hoogte van 30 ellen. 3. Het twi iti« in ziine voorportaal van dat plegtïg tempelgebouw dertigtCenenVin was niet ruim. Het had flegts eene diepte ?i vs. 30°EnChet Van 20 ellen, groot genoeg, in evenreedig- voorbuis voor . . aar. den Tempel van dat huis was in zijne lengte van twintig ellen vs. 1. Die alles, 't geen in dit Hoofdd. van Salomo's Tempel gezegd word vergeestelijkt wil leezen , raadpleege. Lee tbs Tempte of SalomoN , ■ peurtraijed bij Scripture - Ligbt. In het eerde vs. baart het bedenking, dat het 4de jaar van Salomo's regeering het 480de zedert den uitgang uit Egyptcn genoemd word , daar alleen de tijden der Richteren 450 jaaren beliepen volg. Hand. XU. Daarbij zijn er verfcheiden" Handfchriftcn , die dSo leezen, of' 648 met Josephus e» des ViONOLES.  der. KONINGEN. Hoofdd. VI. ?5 heid van de breedte van het gebouw. In naar de breedte deszelfs breedte befloeg het maar de helft g ^n" in van de eigentlijke vorfteliike vertrekken, zij"2 breedte TI" 1 , „ V00r a3n C 4. Met gebouw was wel met venfter-raamen huis. voorzien,, die van buiten in het muur-werk ge- m^tf f?a nazien konden worden , doch zii dienden dan Fen aan l10? J huis van gedo- maar, om de evenredigheid te bewaaren, tene uitzigten, dewijl zij' binnevvaards niet open met tralie - rontom aan den werk voorzien, maar geheel digt waren, zo J^d vb™^dl dat 'er noch licht doorkwame, noch men met hij kameréhaan , . , , . . , de wanden van eenige moogehjkheid daar door zien kon. 't huis rontom, 5. De eigentlijke vertrekken van het heilige denTempefen en heilige der heiligen, te zaamen het tempel- ,d, '¥a~ , . . ■ fpraakplaatfe ; gebouw uitmaakende, waren rondom omgee- alzo maakte hij ven met andere vertrekken, die wegens de rontoin."10"11 breedte van den voorgeevel 'er gevoegelijk dJft'eó' kamer aan konden gebouwd worden, en regelmaa- was van vijf , , , ^ tt , ■ ellen in haare tiglreict aan het geheel gaven. 0. Het onder- breedte en de fte vertrek had eene diepte van 5 ellen, want "èsdt^inhaadie zij-kamereu waren in •? verdiepingen ver- re breedte, en j u ts a j- • c if de derdL' vm deeld. De 2«e verdieping gat vertrekken van zeven eiien in 6 ellen, en de 3de van 7 ellen. Zij fprongen hlftadde in, fchoon zij aan het tempelgebouw zo ver- aan het, .huis ' . J r o *v rontom buiten- eenigd waren, dat de balken in deszelfs zij- waards inkórmuuren waren ingelegd. Dit ftuk ftond eenig- tp^óatlTzik fins op zich zeiven. 7. Het eigentlijk tem- d^d™ an pelgebouw was van de fchoonfte fteen , zo keu- het Iluis- „ , . vs. 7. Bij de ng reeds bewerkt, eer die het land was inge*- inving van bet buis, waren de fteenen zo volkoomen , dat menze maar bad te voegen, zo dat; geen ' hamer noch bijle [ of] eenig ijzer gereedfehap gehoord werd vs. 4. De eerfte betekenis van het werk-woord brengt ons tot zulke ramen, die gefloten waren het zij met houd of linnen. — De meeste Uitleggers denken aan een zoort van j'alouzie» die'geen licht maar Wel lucht doorlisten. E 5  74 Het DERDE BOEK in liet huis , vocrd, zo dat men niet van nooden had, den werd.gebuuwd fteenhouweren daar aan te laaten arbeiden, vs. 8. De maar alleen de nisfen behoefde zaam te vocdeui' der middelde zij-ka- gen. 8. Om tot de kameren die aan het ge- §e regter zijde bouw gehecht waren te koomen, had men eu" dSor 'wen-' W de middelden een, die ten voorpoortaal tei-trappè'n ging diende, waar ook de wenteltrap was, om tot men totdemid- , , .. . , , deifte [zij-ka- de tweede verdieping te koomen, en ook op de1 '"middel? die verdieping had men wederom een ruim tot de derde, portaal, en daar ook een wenteltrap tot de vs. 9. Alzo r ' * bouwde hij het derde verdieping. 9. locn het gebouw 111 #'^ne"/V'rr- zijn muuren Hond liet de Koning het keurig tikkende bet i i ovcrkluifen, en met cedcre balken en met balken en ' planken van bindfels bcfchicten. io. De zijvleugelen der vs. ïo. Hij vertrekken, waar de voornaamlle fchatten cn deUkImerenaan werktuigen tot dienst van het heiligdom be- het ganfche huis waard werden, waren niet minder fraai. Elk van vijf ellen 7 in haare hoog- vertrek was 5 ellen hoog , en naar de zijde dVze^vast^aan van het heiligdom was alles met cederenhout dat huis met verb0uden. — 11. Terwijl men nu druk aan cederenhout. ■> vs. 11. Toen \ bouwen was, werd de Koning met de volwoord van je- gende openbaaring van Jehovah begunftigd , Afzeggende! dic zijn lust te mcci' opwakkerde. 12. Uit vs. 12. Aan- erkentenis, dat gij Mij zulk een kostelijk gegaande dit huis, * °J J .,\m" dat gij bouwd, bouw opricht, belool lk u, mids gij Mijne deït fn mijne rijks cn godsdienst-bevelen nakomt in uw be- inzettingen, en ftuur ten tweede maale, dat Ik de toezegdoet mijne ' rechten, enon- gingen, aan uwen waardigen vader reeds ge"eboden! daan, gewis ftaaven zal. 13. Ten bewijze wandelende in j bcn voorneemenS Piet de tckdlS dezelve , zo zal ik mijn woord met u bevestigen, dat ik tot uwen vader David geforooken heb; vs. 13. En ik zal in het midden der kinderen Israëls vs. 8. De trappen, waar van hier gefproken word zijn het best befchreeven door JJiebuhr in de ruïnen van Perfepolis. In Cbron. vs. 9. word ook van nagelen gefproken waarfchijnlijk verguld. Mus. Oriënt. Bibl,  der KONINGEN. Hoofdd. VI. 75 Mijner tegenwoordigheid hier beftendig te koo- woonen, en ik men in de hoofdftad, en de natie de bewij- fra& vv°* zen van Mijn ongenoegen niet doen on- laatendervinden. 14. Na deze Godfpraak ging de bomvde4'sA,'.oKoning met allen ijver voort, om het gebouw M0, dat, hui\en J 7 & volmaakte het te voltoojen. 15, 16. Hij liet nu al het ^ive. muurwerk van het binnenst gebouw met de bouwde^hij de fraaifte planken van cederenhout befchieten, ZTZ\S van zijnde dit vertrek als 't ware tot de ge- binnen met cc- , , , _ . ö dcre planken. hoorzaal van den grooten Koning gefchikt. Van den vloer 17. Het voorvertrek was veel ruimer, het «« «unf't dak was 40 ellen lang, zullende het dienen tot dce^o"ndeh,i^c* het heilige met deszelfs meubelen. iS. Dit van binnen mee houtwerk tot beide de vertrekken was keu- dekte den Xêr rig bewerkt, bebijteld met granaaten en ander JSa^jS open bloemwerk. Het was alles zo konftig in ktm- ig Daar een gewerkt, dat men nergens het muurwerk toe bouwde hi| ontdekken kon. 19. Het agterfte heiligdom Cel"Z werd gefchikt om de ark des verbonds, te zJfde vanThifis voren in den Tabernakel gefield, daar te van den vloer plaatfen. 20. Dit vertrek was volmaakt vier- den.° d t lut'. kant in breedte, hoogte, en lengte, die ruim- i\nn^m v™ te van 20 ellen werd overal met goud over- een aanfpraak- . n , ... plaatfe tot het trokken. Ook overtoog hij op nieuws met heilige der heigoude plaaten den reukaltaar, aan den ingang hs'"j I?> Dac van dat heiligdom te plaatfen. 21. Het was huis nu was 1 van veertig el- alles van het beste goud van Ophir, wat tot len, [namelijk] de gehoorzaal gebruikt werd. Hij liet ook voor 'aan was* konllige gordijnen vervaardigen, die dat ver- netvs-eder s„ trek affcheidden van de voorzaal , en Ver- net nms inwendig was gefne- den met knoppen en opene bloemen. Het was al ceder, geen fteen e» werd gezien, vs. 19. En de aanfpraak - plaatfe bereidde hii inwaards in *t huis om de arke des verbonds van Jebovab daar te zetten, vs. eo. Eu de aanfpraak-plaatfe voor aan was van twintig ellen in lengte en van twintig ellen in breedte en van twintig ellen in haare hoogte, cn hij overtoogze met gellooten goud , ook overtoog lui den cederen altaar vs. 21. En Salomo overtoog het huis van binnen met geflooten gouel, en hij toog voor de aanfpraak - plaatfe [eenen voorhang] heenen daur mee  fi Het DERDE BOEK goudeketenen, bonden, en bewoogen werden door gouds dien matgoud? ketenen van draadwerk, met masfief goud overvs. n. Alzo t00g-en. 22. Niet lpaarzaam was hij in 't ovettoog hu o r ... het ganfche goud, fchoon 'er ongemeen veel noodig was. tot^aThet g°an- Hij zorgde, om het in die dikte en kostmaakt11"15^1" baarheid te voltooijen, als hij begonnen had. daar toe over- ]7n dit had ook plaats omtrent den gouden goud den ge- reukaltaar, die in het heilige ftond. — 23. In dfevoordêaan- het binnenfte heiligdom liet hij ook behalven fpraak - plaatfe ^ cherubs die op het dekzel der arke was. * , , , . vs. 53. Ip (Tonden, nog twee anderen bewerken van keurig pLtsT/maak- olicagtig hout, ieder' van 10 ellen lang. teWi tweeChe- „ ^ij hadden uitfirekkende vleugelen, waar rubnn van olu- —* J ° ' agtig hom. Ei- van elk 5 ellen lang was , en 25. Beiden ker hoogte was . .. .... tien eiien. waren ook zo evenredig maar moogelijk was, vanS'vijf4'eiien gemaakt. 2.6. Naar de groote der vleugelen, was de eene warcn 0ok de lengte van deze Cherubs, 10 vleugel des cherubs en van ellen had elk volkomen. 27. Deze Cherubs andere* vleugel werden ook geplaatst in dat vertrek. De uitgedes Cherubs ftT(±te. vleugelen vervulden juist de breedte van het einde 0 J zijns eenen van het geheele vertrek, waarom zij ook aanzet einde van die grootte gemaakt waren. 28. Terwijl vleugels3 waren ze ook met HBBfiffK goude plaaten overtrokken tien eiien. waren. 29. Men vond ook nog in de befcho- w5s'.de andere te wanden tusfehen het bloemwerk, verfchciCherub van tien ellen. Beide de Cherubim hadden eenerlei maat cn cenerlei fncede. vs. 16. De hoogte des eenen Cherubs was van tien ellen, en alzo des anderen Cherubs, vs. 17. En hij zettede deze Cherubim in 't midden van het binnenfte huis. En de Cherubim fpreidden de vleugelen uit, zo dat de vleugel des eene raakte aan dezen wand en de vleugel des andere Cherubs raakte aan den anderen wand, en hunne vleugelen naar het midden van het huis raakten vleugel aan vleugel, vs. 28. En hij ^vertoog deze Cherubim met goud. vs. 29. En alle dc wanden van het huis in 't rom graveerde hij met uitgcfuedeue gravceringe van Cheru- vs. 23. Fors kal heeft waarfchijnlijk gemaakt, dat dit de wilde olijfboom is, duurzaam en waar geen worm in koomt. vs. 29. Goud van Parvaia zegt dc Clironijkfcbrijver, dat fchijnt minder  eer KONINGEN. Hoofdd. VI. -7 de Cherubs gewerkt, gefchciden door keurig bim en van bewerkte palmboomen, bezaaid met bloem- opène Vocmen werk, en dit voor. beiden de vertrekken. — ™n bbjFnn en 30. De vloer van beiden was ook befchooten vs. 30. Daar 1 1 ir-, , -r. toe overtoog met plaaten van dat zelfde metaal. 31. Be- hij den vloer halven den voorhang liet hij ook deuren ver- ™nt ^d hvua'* vaardigen van het zelfde hout, waar van de binnen en van - , ' "i, buiten. Cherubs gemaakt waren. De hoogte van de vs. si. En posten, van de frontespice af gerekend, was d™. ^nf'Shet vijfde deel van de hoogte des vertréks. Pf?atfe maakte J ° hu deuren van 32. Beide de deuren waren ook met Cherubs oiüagtig hom. , . , - ., ^ De boven-dor- voorzien, en met paimboomen doorvlogten, met pei [,npt] de bloemwerk en goud overkleed, niet alleen op {#f^dee?[des het platwerk, maar zelfs op het uitgehouvve- wwds.] ,i , vs. 32. De «en. 33. De posten der deuren waren ook twee deuren van het zelfde hout, cn evenredig in dikte met afjaSdge een vierde van de muur. «1. ï)c deuren waren boomen. En hij graveerde dubbel in getal, die naar het heilige waren van daar op gra- dennenhout. De buiten uit draajende zijden cner'ubhn Ven waren zo wel als de binnenzijden , bebij- van paimboo- J ' J men en i'an teld 35. Met Cherubs- en palmboomen opene bioeen bloemwerk , alles met goud overtrok- hij 'met "goud ken, alles bewerkt naar den aart van het ^rto£f; ^ over de Cherubim en over de palmboomen. vs. 33. En alzo maakte hij aan de deuren des Tempels posten van olijagtige boomen uit het vierde deel [van den wand.] Vs. 34. En de twee deuren waren van dennenhout. De twee zijden der eene deur waren omdraaiende. Alzo waren de twee gegraveerde [zijden] der andere deur, omdraaiende, vs. 35. En hij graveerdeze met Cherubim en palmboomen en opene bloemen , de welke hij met goud overtoog der te zijn dan dat van Opbir. — Ik ben niet vreemd van Hezels gedagten dat de goude; meubelen ook met edel gefteente zijn verfierd geweest. vs. 31. Mas. heeft in zijn Lexicon deze betekenis bevestigt. vs. 34. Men kan ook met Harenberg in de Brem. vnd Veriip.it Biblittbek in plaats van „vier deuren vier posten leezen.  73 Het DERDE BOEK heTrft efnedê* nollt' 'iet z^ S'ac*' het zij tot overdekking, n" Wge HC'e' 36. Het voorvertrek was niet minder kostbaar. narbottwde>Sj Het muurwerk was ook van fteenen drie rij* het Mimende gen dik, en het befchotene van cederenhout. voorhof van 0 . drie rijgen ge- 37. Vier jaaren werden er befteed aan het nen^Teen^ijg maaken van alle de toebereidzelen tot dit gecedere plan- boiuv> Daarop werd in de maand Ziv dé vs. 57. in eerfte fteen aan het zelve gelegd. 38. Het het vierde jaar . .. - ,. . , werd de grond gmg vrij lpoedig voort, want in het elfde jaar va" h%i,lv«b 'm de agtllc maand , was alles Voltooid, dus gelegd in de 'er eigentlijk maar 7 jaaren aan gebouwd maand Ziv. . vs. 38. En in IS. het elfde jaar, in de maand Bul, welke is de agtfte maand, was dit huis volmaakt naaf alle zijne Hukken en naar alle zijne behoorte, alzo heeft hij zeven jaar daar aan gebouwd. VII. HOOFDD. •» ir zCbroti.iv. u _[\jLet zo veel fpoed werd 'er aan aan5' zijn ^huis 's Konings paleis niet gebouwd, dewijl alles wo^rtlenjaar" te voren mct '^aar gemaakt was. Dertien en hij voltooide jaaren verliepen 'er, eer alles voltooid was. ganfche huis?" 2. Buiten dat paleis bouwde hij nog een ander bouwde2* oote Pragdg landpalen, in den fmaak, als een der wouds"iS l r»* ^^zen °P den Libanon geftigt, waarom het nons van bon- naai' deze omftandigheid ook benoemd werd. zfjne lens "e cn Het gebouw dat eigentlijk voor den Koning vijftig ciien in geftigt was , was ioo ellen lang, en 30 hoog. zijne breedte ,ö& ' .. en dertig eiien Het werd onderfchraagd van cedere pijlaaren te opJveier0rij- en het balkwerk was ook van cederenhout. fe"Pi!aaanrenedeen 3' Tusfchen de ribben zelfs was alles hier cedere balken me^ befchooten. De 4 rijgen pijlaaren maakop de pilaaren. vs. 3. En het was bedekt met ceder van boven op de ribben, die op vs. 36. Op dit vs. volgt het beste in den zamenhang Hoofdd. V7I: 11. vs. 5. Micii aclis is zeer voor die gedagte, dat dit paleis op de* Libanon lag, niet ver van Balbei.  der KONINGEN. Hoofdd. VIL 79 ten met liet uitftek een getal van 45 uit. viif en véwtig 4. Dat ruim vertrek had ook venfteren, , Pü^^n warer, , . ' o vuftum in een onder den anderen, en aan 3 zijden van het gebouw alles evenredig tegen en onder den renVi'e hijgen anderen. 5. Alle de deuren en venfteren wa- ujf He* ren vierkant aangelegd, alles in éè*nen fmaak. venfl:er ms po. JJe eene galienj , rustende op pijlaaren, venüYr in drie zijnde een vertrek 50 ellen lang en 30 breed m*TX ó<* was niet minder pragtig. Het was in dezeif- fartn a,Ie ri(k" 1 /■ 1 , , deuren en re den lmaak gebouwd , wat de bouwftof be- posten Herkantrof, als het voorige. 7. Buiten deze opene deVieifulSs?; zaal maakte hij nog eene andere, waar in hij gróver ven* gehoor gaf, en uitfpraaken van den troon ft.e.r in drie deed, waarom alles ook van ceder was tot 6. Daar den vloer toe. 8. Een diergelijke opene ge-^^fortj hoorzaal was ook aan het paleis, 't geen ei- van,, pijlaaren, gentlijk door den Vorst bewoond werd, en zijn lengte en agtcr in het koninglijk perk van gebouwen ^teetot ftond. Een dergelijke gehoorzaal werd ook tcJc0n0roh"^ gemaakt bij het paleis, 't welk de Konin gïll- c,ie » en de pijne , dogter van den Egyptifcken Monarch, atae "balken bewoonde. 9. Alles was van pragtige fteenen zeivë.°ra" ac~ eener maat gehouwen en de plaaten kunftïg vs- 7- ..Ook doorgezaagd, hebbende de breedte van een "^mis" Voo? palm. Van het fundament tot aan de naad van wTarTtfrichtt het gebouw werden geen andere fteenen ge- dï'. t."t eeil uiUW ,c , , ö voorhuis des oruikt, zeits niet tot de voorgebouwen, die S"ichtsdtrtmet ceder bclek*" was van vloer tot vloer. vs. 3. En [aan] zijn huis, alwaar hij woonde" was een ander voorhof meer inwaards, dan dat voorhuis, 't we'k hetzelfde werk gelijk was. Ook maakte hij voor de dochter Pharaos d'ie SA'oiïto | ten wijve] gonoomen hadde, een huis dier voorhuize gelijk vs o Alle deze dingen waren van kostelijke fteenen, naar de maat gehouwen van binnen eii van buiten met de zaag gezaagdj en dat van den crondvooihofaa" neutfte«ien een palmbreed en van buiten tot het groote vs. 6. Is onverflaanbaar. Ik zou het leezen met verbetering : tn let veerhuis was tnsfeben deze pijlaaren, waart} dikke balken lagen.  So Het DERDE BOEK „ het groote plein omringden. 10. Het fundi* V". io. Het ö 1 *, "1 ' \ ,vas ook ge- ment zelv van het tempelgebouw , op zien kostelijke ftee- zclven een onvergelijkelijk werk, wegens desfteecnen,8r0rneet zelfs grootte, was van ongemeene groote fteenen van tien fch00ne zerken, io en 8 ellen in de lcngne'rvan'agLei- te. ii. Alles, wat uit den grond oprees, lcvs. n. En was van geen minder kostelijke fteenen en boven op kos- 11f,,,rens waar hout toe vereischt werd, ont- teliike fteenen "r'» ' . , naar de winkel-brak het ceder. 12. De uitgeltrekte voorhol reri.We" van den tempel was niet minder pragtig gehetp-ooïe'VoS bouwd, ook van gehouwene fteenen van deTiof' was ront- zejfde dikte in het muurwerk, als het binnenst r'iigeii^'geitoT- gebouw, met cedere balken. A' wat tot het ZTeene'rljg gebouw behoorde, was op die wijs ingerigt. van cederen Onder het bouwen vernam de Vorst, dat Jialken, zo was M' v . ; bet met den bin- 'er een voornaam kunftenaar te Itjrus woonvafehet0ühuis de, met naame Hiram, dien hij daarom n'et^rvoo'r- iftrafe ontbood. 14. Hij was een geboren hWis van dat ragrtet uit Napiitali, doch zijn moeder '"vs'. 13. En de was weer hertrouwd met een Tijrier, die onfo"dnêSi™ gemeen kunftig werkte in koper, en in 't eü nét Hiram ffev.eeï een groot kunftenaar. Deze bewerkte van Tijrus haa- o'-"'-'-1 t> leg. alles voor den Koning, 't geen tot het ge- waVs' eèn we- bouw behoorde. i5- De uitfteekendfte kunstduwe - vrouws n-LUC^eu door hem vervaardigd , waren voorzoon uit de 1 ' " ftam van NAru-ecrst n kopere pilaaren van eene aanmerlce- vadèr'vvas een lijke hoogte, en omfpannen 12 ellen dik. bewees" ^eTn ld» Verflerd met hoofden, uit gegooten kokoper-werker, gemaakt, elk was 5 ellen groot. 17. Het die vervuld was r o • -t . . met wijsheid netwerk was kunftig en niet minder het ketenftand^n « wetenfebap, om alle werk in \ koper te maaken Deze ■wam tot den Koning Salomo en maakte al Zijn werk. vs. 15. Wam hj, vormde twee koopere pilaren, de hoogte des eene pijlaart was agtt.eil ellen en een draad van twaalf ellen omving den anderen pijlaar, vs. 16. Hij maakte ook twee capiteelen van gegooten kooper om op t.e hoofden der Sren tc zetten. Vijf ellen was de hoogte des eenen cap.teels cn v.i,f Sun ae hoogte des anderen capiteéts. vs. ,7. Dc netten waren van netten-werk, de bandekens van keten-werk voor de capiteelen, die op  der' KONINGEN. Hoofdd; VII. 8t werk , tot zevenmaal toe om de capkeelen het hoofd de» geilngerd. j8. Daar en boven waren 'er nog ^«"enZt i bandelieren van granaaten door netwerk {^\e vo?r 'lc vereenigd en overgetogen, meest zigtbaar aan en zeven'vXc de hoofdftukken. 19. Doch andere ' maakte £.„. ,nUere elk hoofd van boven gezien de gedaante vs. l8_ Zo van een open lelie, evenredig naar de plaatfen ™aakte W .<*« daar zij ftonden, in groote. 20. Die capitee- wcé len nu rustten op de pijlaaren, doch ftaaken feeTe»* boven dezelven uit in dikte, die behalven hetnet' om '1e , .... *>'»»«», die bn- nct aanmerkelijk waren door de 200 granaaten, ven het hoofd waar mede zij kunftig bewerkt en omflingerd waren , die ook geluid gaven. 21. Hij plaat- £d£ekde"hij £ fte deze pijlaaren in den voorhof aan de reg- aan het «"dere ter en linker zijde van de groote deur en 19. Eu zette 'er een zinfpreuk op, waar van zij den ^ jJJ» naam behouden hebben, te weten on den !10ofd ** PS* sy 7 . 1 laaren , waren regter Jachm , en op den linker Boas , van lelie-werk betekenende die te zamen verbonden, zo veel viJ^T™'* als: Hij zal bevestigen, dewijl bij Hem fterkte krZe„ 2a is. 22. Toen men nu de pijlaaren, (die waren °P rfe waarfchijnelijk hol waren) opgerigt had, wer- van^'Z' den de bovenflukken, aanmerkelijk zwaarder tf tSS^uSS. pelen waren to.» geflhgerd, zo [ook] „« rf„, andere frMf ^'^'S na nchtede hij de pulaaren op in het voorhuis des Tempels en den regter pijlaar opgerigt hebbende, zo noemde hij ziin mam «"il1" Fn Pon^ °/S«ie' Ebbende, zo noemde hij zijn naame BoZ VI. 22. En op de kroon der pijlaaren was het lelie-werk, "alzo werd w. 18. Moet zo verbeterd worden , als hier gefchied is; dit blijkt uit het 19. vs. Voor het overige is vs. 18-20. zeker zo vertaald, dat het naauwelijks een goeden zin oplevert. Met ,.,.ia,i,*, zelfs kan men hier niets beginnen, om dat wij geen woorden van dc bouwkunde dief tijd wecten. »». 20. Door de wind bewogen wordende, hebben dezs granaten w'aarfchijnlijk geen onaards geluid gemaakt. Hezel. V. Deel. F  na Het DERDE BOEK het werk der weegende, dewijl zij van gegooten koper waS,en V°' ren, daarop gefteld. - 23. Het andere voori vVa3»kte0hij "aame ftuk door dcn °Pgerne,den kunftenaar <\V 'fegootene o-emaakt , was een ongemeen groot koper eTen w"S "3 waschvat ziinde 10 ellen in deszelfs midvan haar' eenen ^ ^. hebbende de hoogte van 5 elrand tot hircn J * . anderen rand, ]en • in den gamichen omtrek was net Oo i"/ro^en van ellen ruim, 24. En voorzien van keurig gehaLe11 hoogte werkte knoppen, waar van men 'er rondom en een meet- jn eene dubbelde rei binnen den afftand van üe"tüt^ om- een el, 10 had, en dus 300 in het geheel, vingze rond- ^ evcnrcdjg geg00ten. 25. Het gansch ge- vs. 24. En vaarte was o-efteld op 12 runderen ook van onder haare a » ., , , , rand waren koper, die m koppels van dneen verneem , zèivePe"ondom naar de 4 hoeken der winden geplaatst waffln^te*' ren, met de hoofden voorwaards. 26. Het le omringende n-eheele ftuk had de dikte van een hand breed. die zee rondom. ^ . c ■ 1 ir, Aa Tv.ce rijgen Het was voorzien van een fraaje land, in cie waZreen VnTarë form van eene krullende lelie gewerkt. Het sieiingen ge- yat hjeld doorgaans 2000 bath water, fchoon f°vs:n'as. zij het meer kon bevatten. 27. Buiten dit groote K&7*te werden 'er nog 10 andere vaten gemaakt, *rórdenaar m die vervoerd konden worden, waarom zij op drie ziende t0pere ftellingen met raderwerk geplaatst werteT, ^n "drié den, 4 ellenMn het vierkant groot, en 3 ellen zuiden "«drie ziende naar het oosten, en de zee was boren op dezelvën er'alle haar agterdeele waren in waards, vs. 26. Haare d.kte nu was ren handbreed en haare rand als het werk van den rand eens bekers ToLVeerer lel e-bloeme. Zij hield twee duizend bath. vs. 27. Hu maakL° ook tien kopcre (tellingen. Van vier ellen was de lengte eener ftcliiug en van viei"ellen haare breedte en van drie ellen haare hoogte. „. 26. Nicolai O Dlsf. ai b. /.) leid uit de figuur af, dat 'er gezegd kan worden , het waschvat kan 2000 en ook 30000 batb houden. Moogclijk werd het water door een buis daarin gebragt, die gemeenschap' hebbende met den fontein Etban , hooger liggende , dan MtHa, zich door een kraan in het vat ontlasten kon.  der KONINGEN. Hoofdd. VII. jf3 hoog. 28, 29. Tusfchen beide met fraaje vs. 2g. En lijsten en kfanfen voorzien, met de figuuren werkTer «wvan runderen, leeuwen, cherubs , in een' goe- ^ingen:. z[' hadden fmaak gefchikt, met eenen net bewerkten d« lijsten"w™ voet, van draadwerk voorzien. 30. Elk had ELaT**** vier kopere raderen, en door dien de vaten 89 Enop rond waren, en de wagens vierkant, fchooten de 'er aan de zijden ftukken over. 31. I„ ha* rSfffwJSï ren omvang van binnen bevatteden zij dc Snven "hï maat van eene el naar beneden. Anderhalfrubim' en °p el in den buitenfte omtrek ook met verfierfelen, was mltfZ doch de lijsten waren eigentlijk aan den wa ^ond.?"*? gen , en niet aan de vaten , dus vierkant. leeu;ven « of» d A ~i i runderen feij- 32. unaer eten rand waren de raderen "-e- voe.zeien van plaatst met hunne asfen, uit de lijsten üitgewerkt. Elk rad was anderhalf el in haaren eenves- *&ajg omvang. 33. in den rmaak van de geWoone had vjer k°Peraderen, doch alles van gegooten koper, ko/erï pikte" 34. Die zijftukken waren van groote ntittig- SS^ifëj heid. 35. Behalven deze waren zij omvangen fc*ouderen.Onvan eene lijst een half el hoog, met behoor- ™ iijke handvaten daar aan gemaakt. 36. Al ISioudereTte? het werk was verfierd met beeldwerk van fiab^nt Cherubs, leeuwen , en palmboomen op een *en* evenredigen afftand. 37,38 Tien zulke ftel- mond hngen maakte hij aan malkanderen gelijk, Tn Transna en" half e? d5n mond h!er ™ was rond van voetwerken °een "el rir UhL L'„ °P de" ™°,nd dMr van waren ook graveeringen , cn de Iijste daar van ware vierkantig, niet rond. vs. *2.?De vier radVeS nu waren onder de lijsten, en de asfen der raderen aan tefteflÖ en de hoogte van een rad was een el en éen el V si En l« werk van die raderen was als het werk van een wagénrrd Haare as' fcn, en haare nagelen en haar randen en hou fikkenwaren al e £ gooten. vs. 34. En 'er waren vier fchouderen op de viê- ,ot"r.1 eneftellinge. Haare fchouderen waren uit de ftellinge vs -V En To her hnnl? herhoo&Td^^ « ï. es ^wss^ SeTid F t  84 Het DERDE BOEK tin», eenerlei met haare waschvaten, houdende elk 10 bath 'eT frède^had- water. 39- Deze vaten werden in den Woéden zij alle. nenften voorhof in deze order geplaatst, 5 aan mikteoöktien de regter zijde, en 5 aan de .linkerzijde ; katene '^«n doch de koperc zee behield den ouden plaats, waschvat hield ^ ]iet vvaschvat in den Tabernakel gehad eenn*wascïvat had, tc weten in het zuidoosten. 40. Onder èikn,Vop e^zijn belluur en volgens zijnen fmaak werden fteiiing yan die k de verdere kopere vaten gemaakt , ten tien [tellinge A ... was een wasch- gebruike van het heiligdom, zo tot reiniging, vavs. 39. En hij als voor den altaar. Alles, wat tot den aieredfteiiingen tempel behoorde , is door hem voltooid, aan de rechter- 4U Docli zijne beste kunstftukken waren de imfse,Vènn vijf kopere pijlaaren , de wasch-wagens en het ko""ded%a"nnkhe"t per waschvat. 4^-45- Mie die ftukken , imis; maar de 1 t uieïiifte niet uitgezonderd, waren van het zee zettede luj . , , . , aan de regter» beste koper, fraai gewerkt, en gebruineerd, huitooltwaar'ds 46. Het koperwerk , vooral dat gegooten tegen over het moest worden, werd bewerkt in de vlakke vs. 40. Daar velden aan den Jordaan tusfchen Succoth en hiram """"e Zarthan, waar men de beste kleiaarde vond. reaSChrchoffeien 47- Men heeft §een algemeene rekening geen de befprerg- i10ULien yan het gewigt, en de waarde van RAMenvo1ëindê het koperwerk , het welk de Koning tot lakenTVat dienst van het heiligdom gegeeven heeft, hij den koning ~ weinis werd 'er op de kosten gezien. Salomo maak- 0 inis Zïrfll. vs. 41. [Te weten] de twee pijlaaren en de bollen derYankee en dié op het hoofd der twee pijlaaren waren en de twee nétten om d° twee bollen der trrw te bedekken, die op het hoofd der oiilwen waren. vs. 42. En de vier honderd granaat-appelen tot de fweenèSSk] twee rijgen van granaat-appelen tot het eene net, om d^ twéé bollen der tronen te bedekken, die boven op de pijlaaren waren vs 43. Mitsgaders de tien Hellingen, en de tien waschvaten op de u-e iinwn vs 44 Daartoe de eenige zee en de twaalf runderen onder die zee vs"'44Spotten ook en de fchocffelen en de befprengbekkens, en aUe'de c4vaten, die Hiram voor den Koning Salomo tot hei.huis;va„ >W maakte [all van gepolijst koper, vs 46. In de vlakte der |.rdaan gootze de Koning, in digte aarde, tusfchen Sftccotb en tusfchen Z. Zn vs I7; En Salomo liet alle deze vaten [ongewoogen] van wegen de zeer'grootf menigte. Het gewigt des Konings werd met onderzogt.  der KONINGEN. Hoofdd. VII. S5 48. De pragt omtrent het goude vaat-werk vs. 4». ook was niet minder aanmerkelijk. Alle de vaten, ïï^'wSE die tot den binnenllen tempel gebruikt moes- die voor het . , . „ . huis van Jebo- ten worden, werden alle van het beste goud »«* waren , gemaakt des gouden reuk-altaars, in een Sfë^den ander imaak, en kostbaarder dan het vorige. goud,en ta2? ' . & ' op denwelken en zo ook der gouden fpijstafel, 49. Doch de toonbrooin plaats van éénen gouden kandelaar liet hij ^^Ende 'er lovervaardigen, om'er op elke zijde van de frndeiaaren vijf voorzaal 5'te plaatfen. Alles, wat tot dezel- hrad^en^TUf ve behoorde van lampen, fnuiters enz., dit *CJ was alles van masfief goud. g ook F 3 met  86 Het DERDE BOEK VIII. HOOFDE. rj nCbron.v. i.Z^odra alles voltooid was, liet Salove^-atll!rd(.ds"! mo den grooten Raad der vercènigde Hammen, lomo de Oud- a]ie ' derzelver Vorften, en de eerden uit de fte lirtïli en . . . « aiie de hoof- aanzienehjke ftamhuizen plegtïg binnen JerumènfZ OvTr'P'lem te zaamenroepen , om met ftatie gezafte der vieren mentiiji- den tempel intewijën, en de ark het onder de km- ■> 1 J ' deren Urmiit teken der goddelijke tegenwoordigheid te verSalomo te "?«- voeren van het koninglijk flot Zion , naar arkê/CdcS°vedr- Moria , waar de pragtige tempel nu gebonds van >- fygt was. 2. Het feest, dat nu uitgefchree- hovab op te ° ,. brengen uit de ven en buiten gewoon was, verphgtte , even %3u%tl als de 3 andere hooge feesten, eiken huisva" vs. t. En at- der bij de plegtigheid tegenwoordig te zijn, %hvemmd- Men verkoos de 7de maand, wanneer de de" Kon'ngs1" oogst geëindigd zijnde, zulks met de minfte lomo in de fchaade gefchieden kon. 3. Met ftaatie trok™»nJop het ken de Vorften naar het flot vergezeld van zevendemaand, de Priefterfehaar, om de arke aftehaalen, die vs 3. En ai- nu door de Priefteren gedraagen werd. 4. De le de Qverfle , , , i . israëis kwa- bondkist, al het vaatwerk en de labernakel men , en de .. . , , Priesters namen de arke op. vs. 4. En zij bragten de arke van Jebovab en de tente der t'zamenkomfte opwaards, mitsgaders alle de heilige va- met gepolijst koperen platen belegd waren. — Als wij meer doorzicht hebben in de befchrijving van EzECinëLS Tempel, waar de opgave van dien Tempel ongetwijfeld uitvoeriger is, zullen wij mogelijk meer tot opheldering kunnen zeggen; ik verzoek daarom opfchorting vari dien taak, vi. i. Uit de woorden van het eerfte vs. vergeleeken met Jtj. XXIV: beBüit Ditmap. , dat driemaal 'sjaars, Gedeputeerden des volks gingen, en dat het clan verder elk vrij ftond, te gaan , of te blijven naar welgevallen. Is dit zo geweest dan worden verfcheiden' moeielijkheeden minder; maar het Heilige van de wet fchijnt 'er tegen , cn de voordeelen voor het volk waren dan zeker minder geweest. Ik geloof, dat ons hier te veel in het gefchiedkundige ontbreekt, om 'er wel over te oordeelen.  der KONINGEN. Hoofdd. VIII. 6> zelfs wierden alle plegtig vervoerd naar het te" die in de , . , ,. ,. . tente waren en nieuwe paleis, in die orde en door die heden, de Priesters en welken Mo zes bepaald had. 5. De Koning bragten^deze™ zelv bevond zich aan het hoofd van den Raad ve opwaards. der vereenigde ftammen, overal werden ftaatige n js- %^omo offerhanden van fchaapen en runderen geflagt en de gautot een reuk-offer. Derzelver aantal kan niet ringe bepaald worden. Zo groot was het getal, ^«d^en*" 6. Dit vertraagde de plegtigheid wel, maar waren met hem , f , . .... , . voor de arke, zette agtbaarhcid bij aan den koninglijken luis- offerende fchaater. Alles ging in de juitste orde toe. Eerst ^£ di^ vim traden de Priesters ten voorfchijn en brasten wMe .'!c ,me- J ° mgte niet kon- de arke des verbonds in de gehoorzaal, het den geteld noch ftaatigfte gebouw. Zij zetten dezelve daar den. W°r" neer, onder de vleugelen van de {taande Chc- hragten6' A'de rubs. 7. Die wegens "hunne uitgeftrekte vleu- Prïeiteren de urkc des ver- gelen niet alleen de ark maar zelfs de goude bonds van jehandboomen , die op hunne plaats bleeven , p^e^to^e overfchaduwden, cn een ongemcene agtbaar- fpQ>ra»kpiMt- ...... , . 'e <'es huizes, heid bijzetteden aan dat kostelijk kleinood, tot het heilige 8. Toen de ark ftond, fchooven de handboo- onder'dj^viturnen verder uit, zodat de uiterften einden Ciie' voor tot aan den ingang van het heilige der vs- ?. Want , ... . „ , r , .. , de Cherubim heilige uitltaaken, ichoon zij wegens het voor- fpreiden beide hangzel niet gezien konden worden, en dien;de?Up^fe.°JSeï ftand heeft de ark tot heden toe nog. 0. In arke > e" de . Cherubim over- de bondkist nu werd mets bewaard, dan al- dekten de arke leen die twee fteene plaaten, door Mozes bij boomei? '"van gelegenheid van de wetgeeving zo plegtig bo^cn- g D. overgegeeven; toen men zich onderling met handboomen jchovr.k verbonden had , na dat hij Israëli^r*",;™ dat de hoofden der handboomen gezien werden uit het heiligdom voor aan de aanfpraaftplaatfc maar buiten niet gezien werden , zo alsze noch te zien zijn. vs. 9. 'Er was niets in dc arke dan alleen de twee fteene tafelen , die Mosis bij Horeb daar in gelegd had, als Jehovah een [verbond] maakte met de kinderen Israëli, toen zij uit Egyptenland uitgetogen waren. F 4  S3 Het DE Tv DE BOEK vs. io. En hunne vrijheid had wedergcgeeven. 10. Toen de, gais "de nu alles in de gehoorzaal en in de voorkamer lei°i.cCüige uil- gereed was, kwam de rei der Priefteren weer gingen, dat een ;naat buiten, en toen vernamen zij het eerst v. olke lier huis . , , van Jehovah de tegenwoordigheid van Jehovah, die zien VTs'.Uu. Ende wel eer in de Schechina vertoonde en tans na Priesteren kon- Vcr]oop van verfcheiden' eeuwen wederom den riet «aan r om te dienen verfcheen. ii. Zo groot was de luister, dat vJoikeT8 want de Pricfters in den voorhof fchier niets verv1nheefiw* "Sten konden , want de gloed der Schechina had h« huis ]iad z;ch uitgebreid door het geheel gebouw. van Jehovah ° vervuld - ia. Bij deze gelegenheid hield Salomo verzeil- 'salom fcheidene redenvoeringen tot de zaamgevloeide jehovah heeft fchaar; onder anderen met betrekking tot de ge -d, dat hu ,i i in o ' heid inweiding van het heiligdom: Al moest het •woo..LU zou. m ^oor [|en zigtbaren luister een wijl gefloord worden, dit zou kort duuren; de beftendige keus van Je'iovah was doch meer, om vs ,3_ lk in het fombere Zijn verblijf te houden , en heb immers een jus fet ontzag tc meer optewekken. 13. Doch huis gebouwd f u ter woonde- daarmede gal Jwowtf bewijzen van zijn genoegen. piaatsTtotV uw Het pragtig paleis, de befiendige verblijfplaats eeuwige woo- van de goddelijke tegenwoordigheid was nu vs. 10, 11. De Chrorijkfchriiver heeft vs. 11 —13- nog deze bijzonderhceden, dat alle de Priesters zich gereinigd hadden om dat allen zonder op verJeeling te letten, dien dag moesten dienen — ook alle de Zangers waren in plegtgewaden met hunne hoofden, men had hen nog 1:0 Priesteren met Cijmbalen.toegevoegd. vs. 11. i Chron. VII: 3- word bij het hier verhaalde nog bijgevoegd, dat het volk beroerd werd öp het gezigt van het vuur en de goedÊunftigheid Gods aanbaden en loofden , zo dat het blikfemvuur hier een bewijs is van Gods gosdgunftigheid. — Het zagte denkbeeld hier óveral heerfchende , kan zonder deze aanmerking hier niet plaats gegeven worden.  DER KONINGEN. Hoofdd. VEI. 85 tot zijn blijdfchap voltooid. 14. Na dus eeni- vs. '4- Daar gen tijd met de Priefterfchaar gefprooken te Koning" e2ijn hebben, wendde de Koning zich om, om dc ^leS"^ bijeengevloeide meenigte aantefpreeken. Hij geeft s^Cche ge- , . . .. . r JO mecnte Israels een teken, dat hij haar zijnen vorftelijken ze- en de ganfche gen toe zou bidden; en ftraks ftond alles in ^Sönd. *" de eerbiedigde houding te luisteren. 15. Waar ys. 15. En hij op de welbefpraakte Monarch al dankende \\Ty\io™F?li dus begint: Eere zij Jehovah, die wel eer f^''™/^ zo gemeenzaam toezeggingen deed aan mijnen mond tot roi.in j T-. ,i . . , vader David vader David, welken nu met de zigtbaarfte gefprooken blijken van zijnen invloed in de voltoojing van J^fi* dit gebouw bevestigd zijn geworden. 16. De t^Jggrm' verpligtende inhoud dier toezeggingen was deze: vs. 16. van 't Is waar, dat ik van dien tijd af, dat ik daï" tké mijn Israël Hit Egyptetfs flavernij gered heb, in ^(^f;rfuit een tent heb blijven woonen, en mij geen uitgevoerdheb- . r-v , c 1 , , , be, heb ik geen nootd en hofplaats verkooren heb, geen pa- ftad verkooren leis tot mijn beftendig verblijf geeischt. Doch men/"öm David heb ik nogtans meer onmiddeliik ver- ?en huis tc u i i\/r-- . bouwen, dat Kooren, ais Mijne tegenwoordigheid meer uit- mijn naam daar beeldende. 17. Mijn vader was ook voor- SS? hVhêb neemens , om zijnen grooten Koning te ?nVI£™*0£ meerder te vereeren, een paleis te ftigten, ver mijn volk eenigfins evenreedig aan zijne Majefteir. WeZCn 18. Doch Jehovah heeft daar geen genoegen Wa7'0<£ g% in genomen, wel in het voorneemen van mii- nart mi'ns va" ■ i , .. ders Davids nen vader, dat bewijs van achting was Hem een huis den zeer aangenaam. 19. Maar niet'in de vol- £2 voering van het zelve, en dat om wigtige tim brMU te , " ' & ö bouwen, redenen, doch Jehovah wilde hem wel belooven vs. ib. Maar dat zijn zoon en troonsopvolger die eer ge- £%L*5u> _... , . . nen vader, de¬ wijl dar m u harre geweest is , miinen naam een huis te bouwen , gii hebt wel gedaan, dat het het in u harte geweest is. vs. 19. Evenwei gij zult dat huis niet bouwen, maar uw zoon die uit uwe lendenen vooikoonien zal, die zal mijn naam dat huis bouwen. F 5  oa Het DERDE BOEK vs. so. Zo nieten zou, 20. Onderdaanen van Jehovah bet«tigï*"ün nu ziet gij die gunftige toezegging vervuld, gefprokelfhad! Gij ziet mij hier, als den wettigen zoon van want ik David, als zijn' troonsopvolger naar de op eflaan inde ' . ,. piaatfe mijns keus van Jehovah voor u Haan. Ik die gunendikS Sttt1 op (kling, de eer hebbende voor Jehovah dit paden troon Is- iej~te bouwen, ai. Wij hebben dezen dag op de raels geluk als 3 .7 , jehovab ge- plegtigfte wijs de bond-arke vervoerd, waar in de enr'i!-knebCeen Archiven van ftaat en Godsdienst bewaard worden* naean°UvIn den , zijnde de verbintenisfen met uwen voorjebwab den varJereii gemaakt, als zij tot vrijheid kwa- vs. si. En ik nien. Nu is alles in de geregelde orde. heb daar een „„_ j)us tot de fchaare fpreekende had de Ko- plaatfe befchikt voor de arke, ning zich nu voor den altaar geplaatst en tonTvan vervong nu zijne aanfpraak door een gebed met bovab is, 't jj ^ tekenen van den diepften eerbied uit te welk hu met 1 onze varieren boezemen: rzeivenalSui! 23. Jehovah hraëk Koning en God! wie ui^Ó'rdT/ kan U naar waarde verheffen ? wie onder vs. 22. En de Goden der volken mag bij U, vergeleeken Salomo Hond ' ' , , , . . TT , .... . voor den ai- worden. In het gausch heelal ïsUw s gelijk met. "Jtlgën^ovêr De onmeetbaare hemel bevat zelv niets zo. de ganfche ge- verr,eeven dan U, een' Koning, en God , mcente l:raëls .. n en breidde zij- vviens toezeggingen en gunstbewijzen beltendig "aarhadtnn hè- zijn omtrent alle Uwe onderdaanen, dieU met Vs\m En hij zeide: fibtvab Ehbtm Tirallt, 'er is geen Ehhlm, gelijk eij boven in den heniel noch beneden op de aarde, houdende het verbond en de weldaadigheid uwer knegten , die voor uw aangezigt met hun ganfche harte wandelen. vs. 11. Bij dit hier verhaalde voegd de Chronijkfchrijver 8 Cbren. VI: 13. nog deze bijzonderheid , dat de Koning voor zich een verheeven plaats had laaten maaken , waarop een zetel van koper was. Het gansch gevaarte had in lengte en breedte 5 ellen en 3 ellen hoogte. Toen hij het gebed begon, verhaald de Gefchicdfchrijver, dat hij alvorens nedcrknielde.  der KONINGEN. Hoofdd. VIII. 91 onregtheid dienen. 24. Daar Gij nu in het vs. 24. Die , .. , 1 . , , , J .. uwen knegt bijzonder de zo vnenanjke belofte aan mijnen mijn vader luvader David gedaan, kragtig bevestigd ™t >gegld2j hebt. 25. Ziin opvolger fmeekt U eerbie- ,tot bemgefpro- J ken had, want dig vervul ook plegtïg die toezegging daar met uw mond bij gedaan, dat het mannelijk oir in mijn va- ken^nme^uw ders koninglijk Hamhuis bewaard zou worden, £a[!dk ^"'f^ dat de kroons - opvolging in dat huis beftendig dezen dagen is. zou zijn, mids dat zijne kinderen zo getrouw • vs. 25. Enntf _ J b Jehovah Elohim Uwe belangens aankleefden, als mijn Vader /sratis < houd David tot Uw genoegen deed. 26. Dat ook m™^n vader die edelmoedige toezegging van dat huis te j^11^" gge'| zullen bouwen, bevestigd worde. Het is een fproken hebt, j tt /1 i- ta _ zeggende: geen woord, aan Uwen gunttehng David toege- man en zal u zegd. 27. Maar wat is de daad, waar in gij ™ge™°r «j£ zo veel genoegen neemt. Zoud Gij dan, even fneden wor- ° ° ' 7 den, die op als aardfche goden, binnen het dak van het den troon is~ pragtigst paleis beflooten kunnen worden, "eniijk^o* uNeen! de onmeetbaare geivesten des lichts, we zoonen ° . hunnen weg de ongemeete hooge hemelen zelfs, hoe Uit- bewaaren, om gebreid, hoe vol majefteit, zijn niet genoeg- veoor mijn aanzaam, om alle Uwe heerlijkheid te befluiten. &a2|*'v*** Wat! zoud Gij dan eigentlijk in dit paleis kun- deit hebt voor „ . 1 1 m'in aangezigt. nen opgeflooten worden , hoe pragtig ook. vs. 20. Nu Het is niets in vergelijking van Uwe Majefteit? jf"aSfs ^fó'c" welk eene verpligtende gunst dan voor ons, u woord waar * ° a . worden, t welk zulk eene toezegging, zulk een zigtbaar be- gij gefproken ,. , . hebt tot uwen wijs van uwen tegenwoordigen luister te kBegt f m;ju» hebben, als wij tans befchouwen moogen. vadser ^A^ja'ar 28. Ach, dat Uwe gunfte zich bijzonder ont- waarlijk zou . , , TT ... .. Elohim op de dekken mogt, nu Uwe onderkoning zijne ver- aarde wonnen, zoeken, zijne gebeeden, zijne hartelijke ver- ?aet ^ ^emèi langens U zal voordraagen. Ach, dat Gij nu der hemelen zoude 11 niet hegrijpen, hoe veel tc min dit huis dat ik gebouwd hebbe! vs. 28. Wemi u dan nog tot het gebed uwes kne^ts, en tot ziine fmekingen ó Jehovah, mijn Elohim om te hooren r.a.ir het geroep, en naar he: gebed,  93 Het DERDE BOEK dat uw knegt gunftig antwoordet op het verzoek van uwen aan£ezist°rbid. knegt. 20. Zijne voornaainfte bede is; dat vs. =9. Dat Gij met uwe vriendelijke tegenwoordigheid uw oogen open J ' .... , zijn nagt en bij nagt en dag over dit paleis, over deze Öi,° inilemmcnd verzoek van Israël, Uwe onder- dan naar tic rmeekingen u- daaiieii, doe het nu, en , mogt het altoos in uwesvolks' /[■ dit Uw koninglijk verblijf zijn! ja antwoord deze' piaatf" gunftig uit het paleis Uwer heiligheid den 7Uiien bidden, ruiinen hemel. — Antwoord toch gunftig en en gij , hoord . , . in de plaatfe veifchoon de beleedigiiigen in de toenadering. geWTn deTht 31. Laaten wij, daar Gij nu in de gewigtigfte mei, ja boor geva]]en richterlijk uitfpraak zult doen, de eer vs. si. Wan- toch genieten, dat Gij het recht aan het licht gerzi?"ènnnaas- brengt; bijzonder, wanneer de een burger tedigt hebbenen gen den anderen misdaan zal hebben, zonder hij hem eenen fat 'cr bewijzen ziin, en de bcleedigde den eed des vloeks ' J , , ' ... Zai hebben op- vloek zal uitbrengen tegen den beleediger, Öffif.m- om hem te bezweeren. Mogt Gij dan, zo vloeken, cn de Jra ^ plegtige vloek bij het offer voor Uwen eed des vloeks . ,- , j T t_ .. 1 ■„ voor uw'altaar aitaar uitgeiprookcn word, 32. In het paleis men'zaïf *00" Uwer hemelfche wooning de uitfpraak doen vs. 32.. Hoor d fchuidigen ter zijner veroordeeling gij dan in den a j ,. hemel en doe en door hem te ftralTeii, en den onfchuldigen in ïen,XTceroorae- het gelijk ftellen door zijne opregtheid opengerepig'en gee." baar te maaken. 33- Gebeurd het, dat Uwe vende zijn weg onderdaanen gebukt gaan onder de overmagt op zijn' kop «nde^d'eTgeregtigew, gevende hem naar zijne gregtigheid! vs. 33-, Wanneer uw volk Israil zal gcllaagcn worden voor het aangezigt des vijands,  der KONINGEN. Hoofdd. VIII. 95 hunner vijanden; eene fchande, die hun dan om datze tegen , 1 •• 1 r u gezondigd alleen overgekoomen zal zijn wegens hunne at- zunen hebben, godcrij en verlaating van U, daarbij berouw bekeze'rcehn tute" toonen, U alleen voor den waaren God er- uwe name be- .... lijden , en tot kennen, en in dit gebouw vergaderen om 011- u in dit huis der hunne offeren U met aandrang hunne ver- uè^Tuïcn™"" zoeken voorteftellen. 34. Beantwoord hun vs. 34.. Hoor dan gunftig uit Uw hemelsch paleis. Ach, lemeiVn1 ve™ fchend hun dan hunne ontrouw kwijt. ( Het „"^y^t,1/* blijven toch uwe onderdaanen J en herftel raiih en brengt hen dan weder in hun oude (tand in dit va- \ iand, dat gij derland, het geen Gij hun ten gefchenk wel ^'"gegwa eer gegeven had. 35. Zoo Gij om de alge- hebt! vs. 35. Als meene lands - ongerechtigheden de fchatten de hc.uei zal uwer vrugtgeevende droppelen zult opgewon- da?'er geen 're! den hebben, en zij dan bij malkanderen fchaa- sen > om dat ' 3 3 zij tegen u ge¬ ren in dit heiligdom, om daar U aanteroepen, zondigd zuilen en U als den eenigen uitdeeler van het lot m deze piaat- der ftervelingen te erkennen, en van die mis- d°enzu"en „ifj daad, waarom het oordeel op hen rustte, naame beiij- zich gezuiverd zullen hebben. 36. Luister hunne zonde dan gunftig in Uwe heerlijke hemelfche woo- |ïüjeab*"g^ ningen naar hun verzoek, en laat 'er herftel- ze, , geplaagd ö ' zult hebben , ling in Uwe gunst op-volgen voor uwen onder- vs. 36. Hoor daanen, voor hunne overheden; ja hebt Gij hemel"ei? ve£ hen van hunne misdaad overreed , en hun u"erd\negten voorgehouden, hoe in 't vervolg te handelen, en uwes volks om zich getrouw en behoedzaam te gedraagen, hen z'ukS geï ach! verkwik dan het laad met den zo zeer l£**d goeden verlangden regen. 37. Gebeurd het dat 'er we8 cn }? nei1 ° .. welken zij wan- andere oordeclen zijn, als honger, pest, ver- delen, cn geef regen op uw land , dat gij uw volk tot een erfenis gegeven heb! vs. 37. Als 'er honger inj't land wezen zal, als 'er pest weezen zal, als 'er brand- »f. 3?. Onder andere ftraffen word in den text hier bmigdaaui» genoemds  94 Het DERDE BOEK koom , honig- derf in het koorn of fchaarschheid in aiie dé haanen /kève- landgewasfen , of talloofe fprinkhaanen, of wiien,Afzijn verflindende keever, die de akkers bedekken; vüand' in 't 0f dat de vijand in liet land gedrongen is, of land ziiner , , ,, , poone hem be- dat uwe onderdaanen met eenige algcmeene ie]eeenige'Piaaf- volksplaagen , of bijzondere krankheid worfte- "e ^IkrMkhèid le" ' e" U dan aanroePen in hunnen nood» wezen zaï: ach, geef hun dan gunftig gehoor. 3S. Ja dat vs. 38. Aiie alle verzoek, iedere afbidding, hoe ook gefmeeidi'ge, die naamd, en van wien ook gedaan, mits ze gepaard melisch, gaan met opregte belijdenis van de oorzaak ai uw volk is- der ftraf en erkentenis Uwer rechtvaardigheid, TéÊl trcfcliïc- den zal, ais 39. Gunftig verhoord en agtervolgd van vereen iedkernndë giff^S werde ; dat een iegelijk de blijken piaa?e zünes daar van ontfaugen mogt naar de omftandig- liiirtc cn fecn ieder] zijn ban- heden, de verfchillende oorzaaken der ftrafTen, uhbreiden zat en de maat der opregtheid zijn's bevs. 39-. Hoor r01,w's 7i0 ais Gij dat alles 't best doorziet, gij dan in den iW"vv 0 ? *" J » hemel de vaste naai- de wijsheid, waardoor Gij ieders hart, woonhig "^eö van den ondoorgrondelijkften zelv, gemakkelijk «nageef" een kent, 40. Op dat zij overtuigd van Uwe bit iegeiiikcn naar rijkheid met diepen eerbied U in 't vervolg alle zijne we- J . . TT , gen, gelijk gij ontzien moogen en verder 111 Uwe gunst hunne *,^CS dagen flijten in het land, hun door U gekent het harte fchonken. 4.1. Ta zelfs is mijn zugt voor van alle ktnde- ^ * , " ,. ren der men- hun, die aan dit volk en dezen godsdienst fCvs"V oP niet verbonden zijn; zoo het gebeuren mogt, zcnZaiieWdel'da- dat iemand hunner met het voortreffelijk ooggen , die zij merk uit andere landen mogt koomen, om U opCVhet land" als den God der Goden in dit gebouw hulde dat gij onzen . , . vaderen gegeven heb ! vs. 41. Zelfs ook aangaande den vreemden , die van uw volk Israël niet zal zijn, maar uit verren landen om uwes naams wille koomen zal, noemd; maar Profr. IIamelsveld merkt hier op, dat het onzeker is, cf die in Pahjtin* wel valt. Het woord beflist het niet.  der KONINGEN. Hoofdd. VUL 95 te doen. 42. (Want gewis tot aan de onbe- vs.42.(Want kendfte oorden zelfs zal men hooren van rèn "an "uwen uwe groote Majefteit , van uwe onbenerkte «rooien naam, D J ' r en ■ van uwe magt, en onweerftandelijke uitvoering) Indien fterke hand èa het dan gebeuren mogt dat zo iemand hier kwam geftrekten arm) om U aanteroepen, 43. Luister dan gunftig jjjj «ddeh"^ uit het paleis Uwer heiligheid en beantwoord in dit huis > den vreemdeling in alles, wat hij rechtmaatig gi£daf inHd« van U verzoekt, op dat Uwe grootheid zich nemel> de vas- te Plaats uwer dus verfpreide onder allerlei natiën van de wooninge en bekende waereld, en allen U leeren eerbiedi- wwrom'^diê gen, gelijk wij; en het overal bekend worde rrepe* zaï'^op dat Gij door gunstbewijzen U beroemd maakt dat aiie voike- .. . , ..' „.ren der aarde uit dit gebouw, dat ik ter Uwer eer geftigt uwen naame heb. 44. Gebeurd het, dat uwe onderdaanen ^vre^zcn,"gein eenen regtmaatigen of aanvallenden oorlog in- ]iJk uw volt Israël, en om gewikkeld worden, en vcrphgt zijn in hun te weetcn dac land interukken, en Jehovah zullen fmeeken "aamd^word op de wijs en volgens de inftelling, nu aan ,over ,?!t.,huis > r J ° ö' t welk ik ge- deze hoofdftad, en dit hofgebouw verbonden, bouwd nebbe! 45. Beantwoord dan gunftig hun verzoek, neer uw ^vojk met aandrang U gedaan, en doe hen ervaaren J"aenCn zimef een lot in den veldflag, overeenkomftig de yijand uittrek- . . ö ' \ ken zal door regtmaatigheid van den oorlog, 46. Maar den weg, dien zoo zij aan eenige misdaad zich moogen fèaLn heZnu* fchuldig gemaakt hebben, (en wje is 'er, die in. zul'en..tot 00 ' v ' Jebevah bid- zulk eene tedere hoogheid niet beleedigd) «en na den en Gij daarom rechtmaatig Op hen Verftoord die** gij verkomogt zijn, zo, dat Gij hunne vijanden over nandith^.lise,™ hen doet zegepraalen, in zo ver zelfs, dat welk ik «wen dezen hen voeren, het zij dan digt of ver bouwd bob.0 vs. 45. Hoor dan in den hemel hun gebed en hunne fmeekingen en voer hun recht uit! vs. 46. Wanneer zij gezondigd zullen hebben tegen u (want geen* niensch is 'er, die niet zondigt) en gij tegen hen vertoornd zult zijn, en hen leveren zult voor het aangezigt des vijands , dat de genen die hen gevangen hebben, hen gevangelijk wegvoeren ia 'svijands land, dat verre ot' nabij is,  96 Het DERDE BOEK vs. 47. Eu zij van den vaderlandfchen bodem, 47. En in ™]°£™S hunne ballingfchap tot U wederkeeren, en Uwe zlfnT°werier gunst inroepen met den fterken aandrang, dat aan 'hun harte zjj zjch zeiven veroordeelen, als oorzaaken iên"gdatze zich van hun onheil, door kwetzing van Uwe hoogtotkurfmceken beid, 48. En dit berouw zo opregt is, dat in 't land der z[; vvaarliik alle hunne genegenheden aftrekken gener dieze ge- J J ° vankeiük weg- van het geen hun verder! veroorzaakte, en in ben01 - 0 vut È.gypter int- plegtïg zijn zegenwensen te gceven , hij deed voerdet, Ehhet hoorbaar en wel op de volgende wijs: %.$Z"ait 56. Dankzeggingen werden door u toegebragt Ip^^I aan Jehovah, die zijne onderdaanen zulk eene eint haddé dit langduurige vrede bezorgde, ingevolge Zijne be- en" déze fmeelofte, zo dat nu van alle Zijne toezeggingen, K?b|£S reeds aan Mozes gedaan, niets onvervuld ge- f-datj ,hij ,vm .. T," . , .? voor den altaar bleeven zij. 57.. Wat uhjft er over mijne van jebev^i waardfte onderdaanen, dan hartelijk te wen- he?kn1eienYd$ fchen, dat Jehovah ons zo gunftig blijvc, als ^? ''''''jj".1"» Hij onze vaderen geweest is, zonder ons een- uitgebreid naar maal veel min beftendig Zijne guufte te onttrekken, "s. efl' z0 ftond hij en zegende de ganfche gemeente Lmïls zeggende met luider ftemme: vs. 56. Geloofd zii Jehovah, die zon volk Itrafl ruste gegeven heeft naar al dat hij gefproktm heeft, niet een ceni% woord is 'er gevallen van alic zijne goede woord-n, die hij gefproken heef;, door den dienst Moses zijnes knegts. vs. 5?. Jehovah, onze Ehhim zij met ons, gelijk als hij geweest is met onzen vaderen, hij verlakte ons niet, en begeeve ons niet! V. Deel. G  9§ Het DERDE BOEK rs. 53. Nd- 58. Maar veel eer door Zijne gocdgunftighedeti S„c,!Z te verbinden, om ons naar Zijne óógmerken in aiie zijne te sedraagcn , aan Zijne rijksbevelén, Zijne wegen te wan- f> ° ' • , ., dekn, en om Godsdienst-wetten en gebruiken ons te 011- ne h0^eb?odein derwerpen, waarop het rijk gegrondvest is. en rijnetaiei. E„ acn mogt m}jne bede zo even uitgetingen, cn zij- * o j ne rechten , boezemd, geftaadig onder Jehovah s aandagt pSm%tyi0M blijven, op dat Hij als mijn Koning, als de geb^den^eeft. ^ . ^j^j van Zihien koninglijken rich- dat deze mijne tc,.ftoei regtmaatige vergelding uitdeele, 60. Op woorden daar ° ° , . , , , i mede ik voor dat alle natiën gelegenheid bekoomen door ons fmeêuf hcbbT, geluk, om te erkennen, dat Jehovah alleen mogen nabij de waare God ;«. die geen andere befcherm- voor jehovah, ' onzen Eicbim goden duld. 6j. En, op dat ook uwe geragt , doP d* zindheid zo oprecht blijve tot den zuiveren z^ies11" kne^s dienst van Jehovah, onzen God, zo in 't uitvoere , en burgerlijke, als in 't godsdienftige, als zij het recht zijns ö J , . ,. , • . .. -ï. volks braëii , tans naar het uitwendige alom 111 het rijk is. — 0s op" zijnen 62. Verder vervolgden de Koning en de gedag.^ ^ meente de plegtigheden van inwijding met ofdat.aile volken ferhanden van flagt-offeren, dc rijke bron der tc"alt*.^- vreugdcmaalen, te fluiten. 63. Salomo's ïsh, " aï!$5 dank - offer was regt koninglijk. Het ^ beftohd meèr. u\t 22ooo runderen , cn 120,000 fchaapen. uwifeder1'hart" Op deze wijs werd dat heerlijk gebouw ingeme*°°?«3U** wijd door den Koning en zijne onderdaanen. onzen 'Ehhim , s al o mo had den ganfchcn middelden om tc wande- "■+• ° „ .. len in zijne in- voorhof moeten afzonderen tot oen oHeidienst, ziinenSg"boden zo voor brand- als fpijs-offeren, want het was Hikh°Wnn4eiei! dage! vs. ö-_ En de Koning en gansch Israël' met hem offerden 0agt-offeren voor het sangezigt van 1'Uvah. vs.03.KnSA-. iomo offerte ten dank-offer, dat hij Jebevab offerde twee en twinng. duizend runderen cn honderd cn twintig duizend _ fchaapen. Alzo hebben zij het huis van Jehovah ingeweid ; de Isonnv en al c de kulde-, ïen l raëls. vs. 64- ten zelve dage heiligde de koning het middelIe - des voorhors dat voor het huis. van Jebevah was, om dat hu aldaar het brand-offer en het fpiis-offer bereid hadde. mitsgaders fet vertg bouwen het eer te Gibeon, toen hem zulk eene uitneemen- huis van jebo- i , .. , _ , , vab en het huis de vraag ter beantwoording werd voorgeffeld. des Koning en alle de begeerte van Salomo , die hem gelast had te naaken, vs. i. Dat Jebosob ten andere male Salomo verfcheen,. gelijk als hij herji in Gibeon- verr fcheeneu was. »f. 66. Ik zie geen oorzaak om met Venewa dit vs. te verbeteren in ieezing , want de Site dag is hier de dag van de tweede 7 dage». G 2  ico Het DERDE BOEK vs. s. En Je- 3. De inhoud der openbaaring, die hij tans onthemt ïiTtZ fing', was deze: uwe plegtige aanfpraak, met Ivf rmeeklngê 20 veel aandrang voorgedraagen, heb lk met gehoord , die genoegen gehoord. Door een zigtbaar teken ^W'zigtrmèe- heb Ik dit gebouw tot mijnen dienst geweid, heb^kSë om daar beftendig Mijn verblijf inteueemen, dat huis gchei: £U >er aitoos den roem van Mijne volkoomenfehouwd'hebt! heden te doen erkennen. Ik zal 'er dan met ;:Lue " waakzaame zorg en veel genoegen, beftendig tot in •eeuvvii- detekenen fchenken van Mijne goddelijke te- licid zette en . rj mijn oogen en genwoordigheid. 4. En wat u Dciierc. z,u Tér *f? zijn gij verder uw gedrag op dien voet inricht, t'alien dage. ^ ^ my ^ David deed, en met die ovei> giiVS'voo.Emun gegcevenheid aan Mi ne belangens , met die ^eïïSft.T zuiverheid in oogmerken omtrent alles, wat Ik lijk ais mve va- n.e]ast ]ier, ? en met die naauwkeurigheid in wandeit heeft nèt volgen der godsdienftige en burgerlijke bcheid^" paalingen, Mijnen dienst waarneemt; 5. Dan 8$£02£C« beloof Ik u plegtig, dat Ik uwen rijkszetel ra doen' 'naar ai uw juiis voor altoos beftendig zal maaken, l-n'heVbf^n inrevolgc Mijnetoeftemming reeds aan David gjjnecnin misgedaan, dat 'er altijd een opvolger uit zijne ïéchteu houden rpruiten den troon beklimmen zou. Ja vs! 5 Zo zal o-ij zult de erfgenaam van die belofte zijn. ïwef 6, 7- Onder die bepaaling echter, dat ingebc°vvecsrtigiJ;; vallc gij of uwe opvolgers Mijne geboden overin eeuwigheid, traden, en, in plaats van aan Mijne bevelen gedoken5hebk- en godsdienftige inftellingen te denken, zich vader^D^u integendeel verflaafden aan den dienst der zeggende: geen vrecmde goden , Ik dan de natie uit het l'clneejenwor-erfland verftooten zal, het paleis, nu door drononX««1envs 6 TMaarl zo giUiedcn u t'eenemaal afkeeren zult gij c, nwe Wmier n'2 na [te'volgen] en „iet houden zult mime g=toden^eTdel mijne inzettingen, die ik voor uwe aangez.gte gegeven hëbV, WJhee.ien gaan en andere goden dienen en u voor dezelve j 1 • „ ...1. „r 7n zal ik Isrtel uitroeren van het land dat ik üeaCSSi liebbe^ Sufaito, \ welk ik mijne, na.une geheiligd heb-  der KONINGEN. Hoofdd. IX. ièi jnijiie tegenwoordigheid vereerd, niet meer be, zal ik van achten, ja zelfs de Joodfche natie, anders zo wegVerpelf^n geroemd, de verachtfte onder de ongelukkige *'™t! jg^ 'o.' volkeren zal maaken. 8. En wat het koning- woord en "ipot- . . tii • vi reden zijn öri- lijk paleis aangaat, dit zal dan zo jammerlijk der allen voi-verwoest liggen, dat reizigers 'er over ver- kercnJbaast ftaau, de natie te meer verachten, en ,vs- .s- ^f* ' - , • .. • .dat huis boe be- vraagen zullen, wat mag toch de rede zijn, roemd ook, zal dat Jehovah zijn gekoozen rijk cn hofplaats hete^ztcï'/verr zo zeer vernederde? o. Een ieder zal dan baastftaan, en ' . >n zijne ver- overtuigd zijn, dat Mijne handelwijs recht- yendtring «ravaardig was, om dat het volk Mij, hunnen beefc Jehovah God en weldoener ontrouw geworden was, en ^reat^dli ilni ■anderen goden dienden. 10, u. Na verloop nu en'tójrtó»»»» . " . vs. J-.n men van £0 jaaren, waarin het paleis van Jehovah «ai'zeggen: oni en van Salomo voltooid was geworden ,negon haaren ^xi'him Salomo te deuken, om voldoening te geeven ]'u^1 aan Hiram, die zulk eene meenigte van ce- ne vaderen uit derenhout geleverd had, als hij begeerd had. uugevo^rdilad- Hij deed hem dan de overgaaf aanbieden van È.h?" «20 fteeden in den omtrek van Tiirus gftle- re" , s°dc!l , . , , , , , , '. gehouden en gen, en wel 111 nat gedeelte, dat naderhand zich voor deGaïilea genoemd is. 12. Zodra Hiram hier gCiJOge> Cn die bericht van had, ging hij die lieden qpn.ee- |$f^^dS^ men, maar in den overvloed en de welvaart, hovab ai 'die , . kwaad over die den koophandel geeven , het meest ge- hen gebragr. noegen neemende, kon hij in het gefchenk van ge*?gerJyea?|ï Salomo £reen fmaak vinden, waarom hij het ten einde van 1 t-> -1 t twintig laaren aanbod der fteden aflloeg, 13. En b a l o m o die in dewelke Sahij daar bericht van gaf, betuigende, dat hij ver- {j^*? tw,e* bouwd hadde, het huis van Jebovab en het huis des Konings. vs. n. ([Waartoe] Hiram de Koning van Tij'rus, Salomo van ce. erbooinen cn van dennenboomen en van goud naar allen zijnen lust opgebragt hadde) du als doe de Koning Salomo aan Hiram twinrig ft.oen';'jnf in 't land van Calilea. vs. 12. En Htram tooc uit van Tijm , orh de fteden te bëïien «lie Salomo hem jgegeven had , maar zij waren niet recht in zi,uc «ogen, vs. 13. Daarom zeide hij: wat zijn djt voor fteden, mijn brOe. Q 3  Io2 Het DERDE BOEK der, die gij wonderd was, hoe zulk een fchrander Vorst heb", geneVhi" hier op had kunnen denken, dewijl 'er niets noemde het bevalfes in den aangebooden (treek was. De land Cabul tot ° ° j n 1 op dezen dag. verachting was zo groot, dat men den nreeK Hiram Mhadde van dit voorval den naam van CabuJ gegeeden Koning ge- heeft evenwel ftoorde het de verftand- zonden non- f derd en twin- houding niet, ia. Schoon de Vorst van lij- t\n talenten . , i« goud. rus behalven het liout nog 120 talenten gouds i»Vnü de o?)- aan Salomo gezonden had, 15. En de werkzaak van den jj d die de honing zo veel jaaren had be- mtfchot , uie ° J de Koning Sa- z\g gehouden , niet alleen ten dientte waren opkoomendeom van den Tempel van Jehovah zijn ko- het huis van ninKUjfe paie[s _ het hofflot Millo, en de jehovah tc bou- o j x wen, en ziin rnuur van de hoofdftad , maar zelfs tot open'Sden m'mr bouw van Chatzor, Megiddo en Gezet, 16. Dit SisgadVr'cia* Gezer had we1eei' noS ziiIie eigene vrije bezor en Megiiido womeTs, dochde Egyptiefche Monarch had "vs. 16 '[wam] de ftad veroverd , en die in brand gellooken, iü"igRvan%^" de oude bewooners , de Kanaanieten, geheel ten was opge- vcrn;eid , en toen het recht op dezelve aan toom n en ' ... hadden Gezer zjjne docliter tot een brtudfchat gegeven, en cue"™ vuur zo is de ftad een eigendom van de kroon verbrand gte sai.oTeman, welker hoofdllad Scheba was, om een ^ngaande^eh bezoek aan zijn hof te geeven. Door het naam van je- _ , . ,, , . bovab , kwam gerugt van öalomos uitltcekenden roem zij om hemmee werd Balkes (dus was haar naam) hiertoe yêrzoèken, K aangedreeven, en misfehien ook het oogmerk, , vs- E" Z1J 0 ' ö ' kwam te feru- 0111 met den Vorst een handel - tratlaat te flui-ƒ«/«» met een , , , 1 r 1 • 1 zeer zwaar neir ten, vooral evenwel door haaren lioaak 111 de met kemeieri geleerdheid van dien tijd, en het gerugt van dragende fpe- 0 _ J ' po een en en zeer Salomo's kundigheden, die haar aanzetten, veei aouds en om zijn uitfteekend vernuft door raadzelen ftetmef'eri zij de wijsbegeerte van dien tijd te onderzoeken. Zij deed de reis over land met eene onge- tot hem al wat . in haar harté meene pragtige Karavane, waar onder een was. groot getal kameelen , bekaden met de kostbaarse fpecerijen , ftofgoud in meenigte , en edel gefteenten. Naauwelijks was zij aan 't koninglijke hof gekoomen , of 'er heerschte alreeds in haar, eerfte gefprek eene openhar- Guldens bedragen, fchijnt het bedenkelijk, of-men omtrent de waarde van een talent niet vergist is. vs. 1. swaving neemt dit in den zin van bergen ven J'cbevab, naam van Jehovah is dan .de jreottte trap van vermaardheid welke 3*lomo beklimmen kon. G »  ioö Hst DERDE BOEK vs. 3. En Sa- tigheid en nieuwsgierigheid , die ieders ver* iomo verklaar- , ". , , i _r vi de haar aiie wondenng gaande maakte. De taal verlcnil- GewXglIa, de maar in dialeB, waarom die het gefprek niet 'er verborgen faende. %. Wat zij vroea; , wat zij voorvoor den Ko- J ■> , ; , , • ning, dat hij (telde, de Koning beantwoordde het, en lei- veTkiaarde. e" de alle haare raadzelen volkoomen uit , hij deVSkoninginne ^ond v00r n^ets ' mTia,r vcrklaarde alles op van scbtba zag 1 " ren en hunne kleeding van de hof-bedienden , de kelderzHne'Tchènke'rs meesters en fchenkers, de köstbaaré cn aanfangZ"nCnwaar zienlijke brug en gallerij, langs welke de Kodoor hü hee- mng iiaar het tempelgebouw van Jehovah nen opgmg in 0 ° . . 't huis van je- ging — dit alles verrukte de Koningin zo, ?n™haMZOgeen dat zij gansch buiten zig zeiven was. 6, 7. Zij geest meer. kon jiet zc]fs voor jen Koning niet verbergen. vs. 6. En zij r .. , zeide tot den 't Is nu maar al te waar, (prak zij, t geen woord is waar- mij in mijn rijk van uwe uitfteckende groot5e!dltgfnW™nn heid en uitmuntende wijsheid verhaald gewor- oat ik. m mijn land gehoord den is. Toen kon ik het naauwlijks geloozaaken en van ven, daar dc uitlandfche berichten niet zelden UWvlt.iEnd5k vergroot worden, maar nu ik alles zelve opheb die woor- g-enomen heb, moet ik betuigen, dat de verden met ge- 0 7 .. ïoofd, tot dat haaien, in plaats van vergroot te Zijn, veel ün««neoogen eer het allerminst gezegd hadden. Ik bevind lebben ^'en nu> dat Salomo's koningnjk vermogen, zij- vs. s. Mus. gist dat in deze koninglijke vernuftige wetdrijd door raadzels aanmerkelijke fommen gelds verfpeeld zijn , op het antwoord gezet.  der. KONINGEN. Hoofdd. X. 107 ne beproefde kundigheden en allerlei weten- zie, de helft „ . . ■• 1 u is mij niet aan- fchappen, alle de Haaltjes mij verhaald, verre gezekl.Gijhebl. te boven ftreeven. 8. Zo verrukt was zij, »«80*«$$ dat zii de ftaatsmannen van zulk een Vorst troffen het geeerst recht gelukkig rekende, en dat de ltand gehoord hebhe. van zijne hovelingen, die dagelijks het geluk hadden , van hem te bedienen, daarom aller be- uwe mannen, nijdens waardig was, doordien zij gelegenheid had- a^üw^knegden, om dagelijks de gulde lesfen van hunnen «n,a^geduVorst te hooren. 9. Ta, dankzegging en roem aangezigte ftaan t ... r\ 1 j 4. n— die uwe wijs- kwam Jehovah, Jsraeh God, toe, dat /.nne heidhooren! keuze op hem, als rijks - opvolger in het bij- vs, 9. Gezonder gevallen was. Men kon hier uit ken- vab uw eionelijk gewaar worden, dat Hij eene onveran- *^e; thfn beJ derlijke genegenheid voor Israël moest opgevat heeft gehad , hebben, daar Hij dezen Vorst had aangefteld, troon inutu om waarheid en regtvaardigheid te behartigen ^"XmÏ^Ï in het ganfche rijk. 10. Allerkostbaarst ;^n-eeuw!l«- 111 n^>. & j 1 heid bemind , waren de gefchenken , die de Koningin daarom heeft aan den Israëli tifchen Monarch gaf; aan ping^eido» goud gaf zij voor 120 talenten, behalven de ^cigheenid gteeedel gefteentens en de fpecerijen. Van de laat- doen. oflej die Arahièn zo kostbaar oplevert, heeft J^^jg Israël'va die menigte , voor of na, geen voorraad honderd en . _ _. .... twintig tilen- in het land gezien, n. Hier bij kwam nu nog ten gouds en dat goud, 't welk door den handel met H ir am's "rijen en kosfcheepen werd aangevoerd van Ophir, wel- |eli)kA,feftdeze kers laading ook buiten dat belfond uit het fpecerijen die fneeuw-witte fakkelhout, 't geen , gepolijst vanScmI'den zijnde zeer fchoon is , als ook kleinodiën. ^ng'lrAnook meer in menigte gekoomen. vs. ii. Voorder ook de fcheepen Hirams die goud ■uit Opbir voerden, bragten uit Opbir zeer veel Almuggimhout en kostelijk gefteente. ut. 10. Volgen* de gewoone berekening zou dit lo'milioen zijn.  loS Het DERDE BOEK ■vs. ii. Ende ia. Het Almnggimhout gebruikte de Koning SiVS tot pijlasters, zo in den tempel , als in zijn gimhnut ftétai- ■„ hofgebouwen, ook tot de muziek-inftrufelen voor het o ö 7 huis vvn jcho- menten. Nooit had men voor oi na zo veel het huis Vd°s en zulk fchoon fakkelhout in het land gezien, de» tap«?eiï *3« Nict minder edelmoedig was Salomo luiten voor ^de omtrent de Koningin. Al wat haar zeldzaam muggimiiout was, hoe kostbaar ook, fchonk haar de Ko^ekomeZn nog ning. Wij behoeven niets meer te zeggen, gezien geweest d dat ^e p-efchenken geé'venredigd waren -tot op dezen ° • j \r dag. aan den rijkdom en pragt van den Vorst. Ko^tVgs'alomo Ten uiterften voldaan over het een en ander, gaf de Konin- i-eGrc]e de Vorftin met haare karavane einder IT'i tarte- lijk naar haar land te rug. 14. De handel in begeerde Wabe- goud was toen ter tijd zo fterk, dat 'er in halve dat hij cen :aar voor rekening van dcu Koning 666 haar gaf naliet 1 , , vermogen des talenten gouds 111 het rijk gevoerd weiden. .Mon:"lo fcefr- i5- Wij verzwijgen nu de voordeelen van deze en toog in j n i^del der kooplieden, bijzonder in Oos- haar land zij , en haare kneg- tersch reukwerk, en wat de karavane van de te vs. 14. Het Oosterfche Koningen en de andere Vorften gewigte nu van h • uittefti.ëkt Arahiën aanbragten. het goud dat v"" ° voor Salomo 1(^m T)e pragt heerschtte zo lterk ten nove kwaCnTw?asrzes dat de Koningin het bijzonder 200 fchilden |£rS4eien- liet maaken, alle met goude plaaten belegd, ten gouds. f0t elk ging voor 600 fikelen heiligdoms gehaive dat van wigt aan goud; waarfchijnelijk dienden zij en^an^haridel der kruideniers en van alle Koningen van Araliin tl van de geweldigen deszelven lands. vs. 16. Ook maakte de komig Salomo twee honderd rondasfen van geflaagen goud, zes honderd [fikelen] goud liet hij opwegen tot elke rondas. vs. 11. Het Almugginlhout, waarvan hier gefprooken word, is volgens de waarfchijnelijke uitlegging van Celsius het Sandelhout. Josephus denkt echter aan Fakkelhout ook in JlréU* vallende, met meerder waarfchijnlvkheid.  dep. KONINGEN, Hoofdd. X. iqc, voor de lijfwagt in het binnenhof bij pleg- TS. 17. tige gelegenlieden. 17. Hij liet 'er nog 300 g*»d dergelijken maaken niet minder pragtig. Tot den van geiiaelk ging 3 gouds. Hij liet ze brengen op ponl°goud nèc zijn begunltigd landhuis, naar het woud van tlk°pg Libanon benoemd, om dat 'er dezelve fmaak en. de Koning Ti -ivT leidezé in 'c heerschte. 18. Nog een kostbaar kunstiluk huis des wouds kunnen wij niet itilzwijgende voorbijgaan; den No& pragtigen ruimen troon namelijk, dien hii ma:ltte de K"„ , .. J ' 1 ning een groo- zwaar met masücv goud het vergulden. 19. Zij tc eipcr.beenen was 6 trappen boven den grond verheeven. ó^noog" denHet gehemelte was rond, ook van agteren, fgjjjj: met d'^z doch aan de zijden waren armen op de hoog- vs- '9- Deze . . ', - , , , troon hadde ten van de zitplaatlen en van onderen had zes trappen en deze kanape aan de zijde 2 Leeuwen. troon was 20. Twaalf Leeuwen ook zwaar verauld, en van aster rond . a ' en aan beide alles zo keurig bewerkt, dat men dergelijke zijde ware ie- pragtige zetel aan geen bekend hof tot dus pZrze' toe % ver gezien had. 21. Al het vaatwerk, 't SJ^^gj welk in 't koninglijk paleis voor 's Konings Ieneil- tafel gebruikt werd, was alles van goud en twlaif lauwert aiie de tafelgereedfchappen voor het buitenpa- ""cs trap- leis waren van 't zelfde metaal. Men zaïi op p.en aan bd.de s Konings tafel geen zilver. In die pragtige is in geen ko- tijden had het geen waarde. 22. Want de SPgewee^ handel bleef voortduuren jaaren lang. Hij vs- Oofc waren alle had Icheepen te Tarfïs, die voor zijne reke- drinkvaten des Konings Salomo van goud en alle vaten van het huis des wouds Libanons waren van geflooten goud. Geen zilver was 'er aan [want] het wierd in de dagen van Salomo niet voor eenig ding geacht, vs. 22. Want de Koning had in zee icheepen van Terfis met de fcheepen Hirams. Deze vs. 22. Dat Tartesfis in Spanjen lag, heeft Boötius in zijne Aaimaiverf. voor lang» tragten te beweeren. vs. 22, 23. Over deze 2 veerfen vergeleken met Hoofdd. X: 12., heeft Brüce in zijne Rtizt emtrtnt ihn eorfprtr.g v»h Hen Nijl eene weg in  ÏI9 Het DERDE BOEK fchecpen yan nms uitvoeren, ook in Tijrus de icheepen Tarlis kwamen ° m „ ,. , in, eenmaal in van Tartesfus in Spanjeu, die maar om de 3 brengenlagoua jaaren te rug kwamen, bragten gemeenelijk en zilver, elpen me(je g0ud, zilver, elpenbeen, en onder de been en aapen en paauwen. zeldzaamheden aapen en paauwen. 23. Uit wérd de' AKo°- deze ftaaltjes kan men opmaaken, dat Koning ning Salomo salomo noodwend g alle Moogenheden van grooter dan 0 0 aiien Koningen zjjn tijd in vermoogen en fchranderheid verre ?iikdomrden in overtrof. 24. Alle befchaafde Vorften , alle Wvs.'ei4-. En de grooten, die de wetenfchappen beminden, zog- ganfche aarde ten des konings vriendfchap. Alle geleerden zogt het aan- , . ... . , gezigte Salo- deeden eene reis om de gelegen Iieul te hebw«iheiT ^"e'ben, van zulk een Vorst te ontmoeten, die £°/oi/m 'in zijn 20 zel'c'zaam begaafd was. 25. Dit bragt niet harte gegeven vveinig toe aan den overvloed, want elk van havs.e'a5. En zij die vreemdelingen beijverde zich om ftrijd om kder^zijn ge- met gefehenken den Vorst te vereeren; vaatrchenk , ziive- Werk, zilver, goud, Oosterfche opperkleederen» re vaten en , , f . r r goude vaten en keurig bewerkt, harnasten, lpecenjen, paar- hirnasren fpe- den, muil-ezelen, hef kostbaarst uit ieder land , cerijen , paar- en fat „^g z0 yan jaar tot iaar. 26. De ftoeden en muil- ö 0 J ' ezelen,eik ding terij was niet minder pragtig, dan die der Pervan jaar tot jaar. vs. 26. Daartoe vergaderde Salomo wagenen en ruiteren, en hij ingeflagen gansch nieuw maar bondig , indien de man allen geloof verdiend; de reis moest gefchieden in dien. tijd. met pasfaat - winden; mi lag Opbir naar zijne mening in Jlfrica niet alleen, maar is bepaald Sefala ; de ganfche vaart gefchiede roeijende onder begunftiging van de pasfaat-winden. — Op de helft van die reize , wel drie. jaar duurende om de pasfaat-winden, overwinterde de vloot te Tarfie of Tartesfus, waar de kooplieden dan met eenen de aanmeikelijkfte winnen door verruiling deden: de lading hier opgegeven ftrookt volkomen met Sefala, zijne berichten omtrent de Koningin van Scbeba, hare minnarijen met Salomo, zijn mij te nieuw en tc weinig geftaafd a» 'cr gebruik van te durven maktn.  der KONINGEN. Hoofdd. X. in fiefche Vorsten. Overal ijl de voornaamfte hadde duizend n 1 n 1 • . , en v'er non" verlterkte ireedeu waren wagens in gereedheid derct wagenen voor het hof ten getale van 1400 buiten de ^nd^u^en 12000 handpaarden, die aan 't hof te %ru- en le had hij in door zijne eigene kooplieden. Het 2i«8t/*/y5*voor voornaamfle wat zij voor 's Konings rekening e"la **t»»w* inbragten, waren paarden en gefponnen vlas. vs. 29. En 29. De prijs van alles was ingevolge een ver- fen w*g*n , , , , , kwam op, en drag van koophandel met dezen Monarch be- s'mg uit van ■os. 26. De Chronijkfchrijver leest 4000 paard-lallen en wagenen; mijns oordeels verdiend die van i Cbr. IX: ij. de voorkeur. -js. 27. Door dc vijgenboomen hier vermeld verfta men dc ffjeemore niet alleen nuttig om de vrugt , maar ooit om het goede timmerhout het welk haare ftam geeft. Het is duurzaam. Men heeft 'er kisten van gevonden, die meer dan ïooo jaaren trad waren. er. 28. Paulzen heeft der Oosterlingen;. Men - handel uitvoerig befchreven, doch is zomtijds van den weg gedoold;,met mii der behoedzaamheid kan men; hrerover leezen Min. over Je paarJee-Jettenj**  112 Het DERDE BOEK voor Paald , zo dat wagen en paard bij inkoop zps honderd 75Q Okclen golden, elk paard van het fpan op lfrs'eën eèn 150 gerekend word. Met dezen werd fterk geHderd V°cn handeld. Men kogt ze zelfs in voor rekening vijftig, en alzo V£m u"uuc tot Sa- op zijne getrouwheid alleen gedaan, nu nooit l°mo: dewiiie vervuld zou zien, maar dat het rijk eerlang ver- fchiedV, d« deeld en voor een groot gedeelte onder het beduur gnojS£ Van een zijner onderdaanen gebragt zou worden verhond en e • ... „ . miine inzettin- 12. benige verzagtmg wilde Jehovah evenwel * die ik u gebruiken. Uit achting namelijk voor David , btlkVsel zou hij verfchoond worden om dit onheil zelf j^C1-'1'* dit . ƒ• i_ • >• Komngri;K van te aantchouwen , m zijn zoon zou het hem u fcheuren , eerst treffen. 13. Ook (fond het geheele uwe^negfgerijk niet onder de beheerfching van een' an- ve"i ,t. u deren Vorst gebragt te worden, neen, over uwe dagen' „„„> .1 _ n _ „ ' tans zal ik dar een der Hammen zou zijn Erfprins het vol- "iet doen, om koomen gebied hebben , en dat niet alleen uit ™v,DS Ztxl genegenheid voor Dav id , maar ook, om uwes ^ nancj dat Jehovah te Jerufalem zijn tempel had. ik h« fche"- 14. Al rasch zag men de grondflagen leggen re"s. 13. Doch tot vervulling van deze bedreiging in den op- L.f fiand , verwekt door zekeren Hadad den ri ke niet *• Vj„. ■ * r^v ' fcheüren . ce- uaomict. — Deze man was uit het bloed van "en (lam zal verkoorerh-b/l" 5*" ?AV'DS W,'"e en om firtuJ?™** t-jaer Hadad den Eimntir. Hij was van des Konings zaad in EdL. H z  nó Het DERDE BOEK vs, ,5. want den Vorst, die wel eer het gebied over Edom S&edT* ut gevoerd had. 15. Bij gelegenheid namelijk, yso in Edom dat David de Edomieten en na zijne overd"Kf.>ovcX winning Joab agtergelaaten had, om order veraÜenen m op het overwonnen rijk te ftellen, en het bcgraaven, dat fiagveld opteruimcu, had deze al ftraf huis JcHj^^was ^in gehouden, en alles, wat mannelijk was, over £vS"'r6°CWam den kling doen fpringen. 16. Hij verbleef joab bleef ai- i n tjM vail £ maanden om dat alles daar zes maan- j , den met het uittcvocren. 17. Ook fpaarde hij niemand. fotfdhaet JTS Doch deze Had ad had het geluk zijne han- *£ T^Edt den tc ontüiappen. Vergezeld van eenige be- uitgeroeidhad.) dienden uit het vorftelijk huis van zijnen va- Hadad7' Dwahs der had hij gelukkig de grenzen bereikt, riS] e- 18. En was, na eenigen tijd vertoeft te heb- domithfibe 1 ben :n het land der Midianieten, vervolgens mannen uit zijns L"-" ' .... vaders kneg- gevlooden naar Pharans woeftemjen, en om om niet overvallen te worden door ftro pende iiADADknumwas beuden, hadden die van Pharan hem geleid een klein jongs- om zjjlie reize te vervorderen naar Egypten, kevs. 18. En zij voorneemens zijnde, om zich onder de be"fvanV^» fcherming van Egyptens gebieder te begeeven, en kwamen tot ^ rtaatkundig zijnde en beginnende te dugmenrflmeCtn z"ch ten Voor de magt van David hem zeer "» Tn vriendelijk ontfing, hem wooning, landhoev, kwamen in E- t tot zijne dagelijkfche hofhouding rvpten tot Piia- c" * . - rao den Ko- n00dig was, edelmoedig bezorgde. 19- -Ue "j"g,Vd]e£hem jeugdige Vorst had vervolgens het geluk van hem5 voe- den Koning ongemeen te behaagen. Dit ging dinge toezeide, zcirs z0 ver dat hij de fuster van zijne been hem een vsldi9U'En Hadad vond groote genade in de oagen PuvWs, zo dat hij' hein tot een vrouw gaf de zuster zijaer huisvrouw, zuster rAcupenïs der Koningbne. 'ft, x«. Ib de woestijn van Piarati had een reiziger gidfen noodig.  der KONINGEN. Hoofdd. XI. 117 gunftigde Gemalin, Koningin Tachpenes, vs. 20. En de hem ten huuwelijk gaf. 20. Bij welke hij ook rwm baarde een mannelijke fpruit kreeg, Genubatii ge- GiNtraAra^den naamd, waar voor de Koningin zoo veel lief- welke Tachpe- de en zorg had, dat zij hem onder de koning- ia- PharTo's lijke kinderen in den Haratn deed opvoeden. gÈnubato % 21. Zodra nu de Edomitifche Vorst het ovcrliiden rHARAo's Jms J was onderPnA- van David vernam en den dood van Joab, rao*s zoonen. die den Edomiet zo zeer onderdrukte, dngt tm^HMup ta hem de kans . fchoon, om onder een jeugdig ffyp""t ^ troons-opvolger iet-s te onderneemen. Hij ver- met zün vade- , ... . , .... ren ontflapen zogt dan vrijheid van den Koning, om tot en dat j0ab dat einde naar zijn Vaderland te rug te moo- fa dóoTwa"" gen kceren, 22. Een voorllag, die den Ko- zeide "adad ..... tOt PlIARAO , ning uit genegenheid voor den vorflelijken jon- iaat mij gaan geling zeer mishaagde, waarom hij hem voOr- ïanVtrekkeT1*"1 hield, hoe deftig en overvloedig hij in alles P[™RA202leeven kon aan het Egvptiesch hof, 'er bij- toc liem: 1 i _ i •• • *i , , . wat ontbreekt voegende, dat hij met hoopte, dat 'er iets u bij mij, dat, was in de wijs van behandeling, die men f££uw. hem aandeed, 't geen hem noopen kon. om tEekfcfmi ei>wi zeide niets . Edom boven het fchoone Egypten te verkie- maar laat mij zen. Had ad betuigde hier op zijne vcrplig- cvcnwel 6Mn! ting, maar verklaarde tevens, dat de liefde tot zijn vaderland hem onwcerflandelijk derwaarts trok. Hij bekwam dan eindelijk verlof, en nam de kans waar om een aanhang te maaken, ert de verlosfmg van het Edomietiesch volk uit de overheerfching van Israels Konina;te vs. 2*5. Ook beproeven. 23. Behalven dezen was 'er nog verwekte hem een ander Vorst, die zich tegen Salomo |ider^»nijder durfde verzetten, Re zon namelijk, de zoon ^0Em°Nv'an e" vs. 23. De man hier gemeld word bij Datiif. volgens eene verbetering Chesjon genoemd. Men vind .die ook Hoofdd. XV: 18. H 3  u8 Het DERDE BOEK jada die ge- van Eljada, een hoveling, die het hof van vloden was van T . „ j ir • *r i • zijnen Heere Had ad-Ezer den Koning van Zoba met denDKoningvan ongenoegen verlaaten had, 24. En zich geZoba. ^ wapend had om tegen dien Vorst zich te be-» BenS'weiken hij fchermen. Hij had een aantal troepen onder vergaderdanhad zÜn opperbeftuur verzameld, doch, die weren werd over- den van David verflagen, maar hij nam fte eener ben- b ' J de ais David toen den internen wijk naar Damascus, woon? en getrokken de daar lang, en zich daar een aanhang ge-» zijnde naarDa- hebbende veroverde hij de aanzienelijke mascus , woon» ■> J de aldaar en ftad Damascus , en werd gebieder over het mascus. Damasceenfche land. 25. Hij heeft geduuren- wltLra^u- de zijn leeven den Koning Salomo geett genpanijder ai- minder onrust verwekt dan Had ad, met Ie de dagen . .. . Salomons en wien hij moogehjk verbonden was, altans, hij kwaadn,edVaet"ha- droeg den hraëlkren een doodelijken haat dad .[deede] toe en rep-eerc]e jn dat gedeelte van Siiriën want hi] hadde ... . , , ,, , .. een afkeer van dat hij ingenomen had , ongeltoord tot zijn regeerde6" over einde toe. 2.6. Maar een nog gevaarlijker ^vs'^ö Daar vÜand voor Salomo was zekere Jerotoe Jerobeam beam, Nebats zoon, den Ephraimiet de zoone Ne- ■ , , ,. ~ bats een E- van Zereaa, een hoveling van salomo, f7.lrlïa"r^- waarfchijnelijk in gunst geraakt door zijne moNs knegt moeder Zerua, een weduwe, in de hofftad fwicm moe- ciers naam was zeer bekend. Deze lmeedde zaamenzweeweduwe-vron6- ringen tegen zijnen Koning. 27. De aanleiwe) hief ook dende oorzaak was deze: Salomo had veel de hand op tegen den Ko- laaten bouwen aan Millo , bijzonder dat ning. . vs. 17. Dit is nu de zaake, waarom hi] de hand ophief tegen den Koning. Salomo bouwde Millo [en] floot de breukc der ftad zijns vaderg Davids toe. vs. 14. Hezel heeft dit waarfchijnelijk gemaakt, dat Rezon zich eerst na den dood van David tot opperhoofd der ftad beeft opgeworpen. vs. 16. Anders Tzartan genoemd.  der KONINGEN. Hoofdd. XI. 119 gedeelte, het welk van zijne vaderlijke ftad vs. 28. En d- , „. , „ T man Jerobeam bouwvallig was geworden, 28. En Je u o- Was een daPbeam niet alleen kennende voor een dapper sa/Jmo'dezen man maar ook voor een' arbeidzaamen en J°|JgyPB ■ "5 vernuftigcn bouwkunftenaar , dit werk h eill zaam was , zo toevertrouwd, en hem verder doen opklim- ov^auèn den men tot den rang van Rentmeefler en lie- }ast ,van hec windsman in Ephraim en het halve Manas/e. 29. De magt dus in handen hebbende over vs. 29. Het een woeligen ftam, die altijd onvergenoegd f£ ^tijd, "u was, om dat zij de eer niet had, van een l^»**?* # rijksgebiedcr optelevcrcn, ruide hij zijne land- s|ng dat de ..... , . Proleet AniA genooten op, zich bedienende van het voor- de sihnüier wendfel, dat dc Koning timmerziek van aart ^"gl v^id d^ zijnde, ziine onderdaanen niet alleen zeer be- h|j zich een , in,. , nieuw kleed zwaarde , maar met de verwerking van het aangedaan had, kasteel in Jerufalem ongetwijffeld ook niets Séetf anders bedoelde, dan de burgerij nog al meer velden waren, te onderdrukken. Met die gedachten zwanger, vs „0 7o begeeft hij zich op zekeren tijd van 't hof. vattede Aiha „ dat nieuwe Gcvalhg ontmoet hem de profeet Aiiia de Silo- kleed dat aan miet , die zonder dat hij wist waarom, ter fleurde"' hS dier tijd juist een nieuw opperkleed aan had. ^ tw*« ftüKMet dezen raakt hij alleen in zamenfpraak. ys. 31. En hij 30. Van alle gezelfchap afgezonderd fcheurt Ro^EAM^'nëlm Ah ia tot zijne verwondering zijn opperkleed "tien Rukken, a J 1 1 want alzo zeid in 12 lappen, 31. Reikt 10 van dezelve aan Jeiivab'deEtïJerobeam over, met betuiging, dat Jeho- *S fe^S'hVt rah zeker beflooten had om 10 fiammen afte- Hv*^* vaP dc hand Sai.o- fcheuren van het rijk, 't geen nu door Sa- fcheuren , , , „ en 11 tien llam- lomo geregeerd werd, en 'er hem ten Ko- men geeven. ning over aanteftelien. 32. Terwijl S a l o- vs. 29. Hess gist niet ongegrond met mij dat hjj hier de zaden van tweedragt bij die gelegenheid geltrooit nebbe, f H 4  Het DERDE BOEK nn hebben om ri o 's opvolger maar over eene ftam gebieden Urn* wiiif, zou, daar ftida om Davids, Jerufalems en om 9«r«f»- en cics Tempels wil, onder het erfgebied van Jems wille der „ , v HM ftad, die ik S AI.OMO s nageflagt zou blijven. 33» rDJ T^Seftam" voegde 'er bij, dat de oorzaak van deze afm(i s^f 'oaar- zetting alleen te zoeken ware in 's Konings omdat zü mü tróuwloozen dienst aan Astaroth , Camos en ziechaatncder|.en Miicon, met verlaating van de geboden van voor" Jehovah, daar hij op ver na de getrouwheid r„ri, den Ë/.-jn net handhaaven van de wetten cn gebrui- Jbim der Zidt- . , niers , cv>»»j ken, door den grooten Koning bepaald, niet SC,Ï.S"'en getoond had, als zijn vader David; Ehb'lm derkin" 34' Doch dat ^ eVenwd de bedrei^nS bij deren Amn-.on z}jfl ]Ceven niet zou uitvoeren, waarom Jerodëid!et Sn b t a m geene verdere beweeging maaken Wdo£en moest, want dat Salomo tot zijnen dood dat récht is in de kroon gerust bezitten zou, en dat alleen, ?r'wecte'emi.i- om dat Jehovah aan David de plcgtigfte en ;?nC"rèchn toezeggingen gedaan had , 35. Maar het zijn ten, EenLï.iin voorneemen was , om zijnen opvolger tot vader david. » -a. vs. 34- voch dien ftand te brengen , want dat dan 10 ltamme koningrifk zal hem afvallen cn Jerobeam toevallen zouden, Ld temen °, 3ö. Zo dat zijn zoon eigentlijk maar eene maar ik fteiie Volkoomene ftam behouden zou, die hem gevorst aiie de trouw zou blijven, want dat Hij begeerde, dat vens"ZomeSra£ de nakoomelingen van zijn gunfteling David nes knegts da- n vreedzaame wooning zouden hebben t-ids wille , dien |fe veijto- in JerufaJem , de begunltigde itad, waarin gebódl'n Jehovah de tekens van zijn oppergebied be^ge^opaen getrd had. 37. Het was dan bepaald, dat heeft. jehovah hem verkiezen zou tot een onbepaald vs. 2$. Maar uit de hand zijns zoons zal ik bet koningrijk neemen en ik zal u daar van tien ltamme geeven, vs. 36. En zinien zoon zal ik eene (lamme geeven op-dat mijn knegt David altijd een lampe voor mijn aangezet hebbe in Jcrufaicm dc ftad, die ik mü verkoren hebbe om mijn naam daar te (lellen. vs. 37. Zo zal ik u neemen en gij zult regeeren over al dat uwe ziele  der KONINGEN. Hoofdd. XI. 121 gebieder over de andere Mammen , ia zonder zal .. begccrcn , , ' en gij zult Ko- voorwaarde zou hem net komnglijk gezag te ning zijn over beurt vallen , en hij zou regecren onder 's8. Ert den tijtel van Koning van Israël. 38. Bij jje* ^ gc^iei J ° ° den zoo gij deze voorzegging voegde de profeet nog de uooren zult , volgende goddelijke waarfchuuwing: datjERO- ^ w'gebieden be am, zo hij een getrouw onderkoning van «^j1 m^ Jehovah wierd, en, gelijk David alle de wandelen en ... .,.«-. 1 doen dat recht wetten, gebruiken en godsdienfhge vcrordc- in mime oogen ningen handhaafde, dan, of fchoon hij niet nVjne^ze"hiuit het eigentlijke koninglijks bloed ware, zo sen ,cn mV.n,e , Ö„. .J , , .. n , geboden, gelijk. zou begunlhgd worden, dat zijn geflagt het als mijn knegt rijk beftendig regeeren zou, en in Israël de he^rtD, 'd«a'ik opvolging hebben, even als Davids nakroost ™etuuezean die in Juda had; 39. Alleen om de egte erf- ftemüg huis genaam van de kroon door die fcheuring klein &w&* david te houden , doch fchoon dit voor een tijd ff ™wdza?ebü duurde , zou het nochtans niet altijd we- hrM geeven. , T , .., . vs- 3* En ik zen , zo als Juda s rijk was toegezegd, zal om dies 40. Hoe geheim dit toegegaan was, had Sa- oivrnsveroo^ lomo daar van berigt bekoomen, en het ge- moedigen,nog- ö ' 0 tans met al- volg hier van was dit, dat hij in plaats van tijd. Jehovah's waarfchuuwing in acht te neemen, 0m Szogt salo» het 'er evenwel op toelag om Jerobeam te *™ ^^en" vatten , cn hem als een flagt-offer van flaat te «aar Je robe am doen fterven. Gelukkig kreeg Jerobé Am en vlood °in hier tijdig berigt van en ontvlugtte het in fg**^*,^ ■Egypte» aan het hof van den toen regeeren- ni"g van *ap °r* ° ten en was in den Monarch, alwaar hij een veilige fchuilplaats Egypten tot dat had tot den dood van Salomo, 41. Wiens vs. 41. Het verdere lotgevallen wij hier af breeken, als zo J^edèSifeï zeer aanmerkenswaardig niet, tot het oog- vatl Salomo , ..... , en al wat hij- merk , te meer, daar zijne verrigangen de gedaan hceit proeven van zijne uitfleekende kundigheden hewf^ö " dat uitvoerig befchreven zijn in een werk bekend lüet eeickreej H 5  122 Het DERDE BOEK ven in 't boek onder den naam van de levens-gefchiedenis rLfenevanesA- vati Koning Salomo. 42. De groote Mo*^v*°*4? De narc'1 '2ce^t: *n Z^ne hofftad 4° jaaren moogen tijd nu die sa- regeeren over de vereenigde Hammen, 43. En XOMO te 7eru* , .. „• r , , , . , .. ■ fiiem over het toen hij ftierf werd hij plegtïg bijgezet in fegcerde ^was het flot » 'C Wclk z])n vader DaVID had veertig jaar.^ laaten bouwen, en de Erfprins Rehabeam tu^on^iêp sa- werd terftond als zijn opvolger benoemd. ros» met zijne vaderen en werd begraaven in de ftad zijns vaders Davids en Rehabeam zijn zoon werd Koning in zijne plaatfe. XII. HOOFDD. ry icbron.x. i./^odra Rehabeam het uiteinde van hamam^wog zijn vader vernomen had, en daarbij hoe de mar siciem , Vorften der Hammen maatregelen genomen want het gan- . 11 fche/j-üf/ was hadden, om den grooten raad te beleggen te koomen''" om Sichem, niet alleen om dat dit voor alle de maakèn!ning te provinciën wel gelegen was , maar vooral, om dat men hier vrijer kon zijn in de overleggingen , aangaande de voorwaarden, waar op in vs. Het net ""fiijk rijk de opvolging aan Rehabeam gefchiedde nu zou opgedragen worden, oordeelde hij zich als Jerobeam ... , .. j- 1 • 1 de zoon van verplicht , door zijne tegenwoordigheid te hóórde , d«ar Sichem aan zijne belangens voordeclig te zijn. hij nogïnEgyp- 2# Intusfchcii werd Terobeam, Ne bats ten was, maar J *«»«hiio««rhet zoon,diein ongenade vervallen zijnde, verplicht sl".oMogtgevio- was geweest naar Egypten te vlugten, en zich tTgvToolde e" indat landlchap nog bevond, toen hij naauwevs. 3. Dat zij Jijks Salomo's dood gehoord had, 3. Door heenen zonden , ' , , . j„ „„„ en neten hem den Raad verzogt, om, als een van de aanMKAMwi^ë zienelijkfte leden zijner ftam .tegenwoordig te ganfche ge- zjjn ? en tot dat einde ten fpocdigften overtc- vs. 3. Wel zegt Hess: het moest Rehabeam al in den beginnen bcdagtzaam gemaakt hebben, dat Siebttn tot de vergaderplaats der Staa- ten  der KONINGEN. Hoofdd. XII. 123 koomen. Men kwam zelfs tot geen befluit, meeme iiratt voor dat hij aangekoomen was , wanneer het fpTaken tot ganfche lichaam van ftaat gehoor verzogt bij *e„"e*BAMZes" den Erfprins, om op billijke voorwaarden hem de kroon optedraagen. 4. Ter gehoor geleid yj'; doen zij hun beklag over de regeering van jok, nard. se* .. , j . , . , maakt, gij dan zijn vader, veel opgeevende van de bczwaa- nu maak uwes ren, die zij intebrengen hadden, als: dat de diens? en"zijn fchattingen zo aanmerkelijk waren geweest , Sj"^^»»^ dat zijne pragtige huishouding en bouwzieke ^gd heeft , geneigdheid de onderdanen verbaazend ge- zu'ien "u diedrukt had enz. , zaaken, die hen deeden ver- 5_ En hij langen, dat de kroons-rechten, ingevolge de zeide hen: Hs r -r , ,. , . . , ga« heenen iviolaitcne wet, binnen de juiste paaien ge- tot aan den bragt werden, in welk een geval zij de kroon aan komt "dandwebem, als den wettigen opvolger van zijn va- ^r ^ der , door den breeden Raad gaarn wilden g'ng heenen. opdraagen. 5. Zulk een voordel had de Erf- Koning6' rJ'prins niet verwagr. Hij is 'er verzet over, *a^,M raethie^ verzoekt den Raad 3 dagen van beraad en 0u |ten die ■l „„u , .., t.. . geftaan hadden bepaalt den tijd, wanneer hij gehoor zou gee- voor het a.mven. 6. Straks daarop doet hij den geheimen ^g**» Raad beleggen, beftaande toen nog uit die als kleefde, n 0 zeggende: hoe mats - dienaars, waar op zijn fchrandere vader «»d*t güiiehet meest betrouwde, en die in het rijksbe- dezen ^Vöike ftuur beproefd waren. Hij ftelt de zaak hun l»™00*^ ten gekozen was, dat Jerobeam voorzitter en fpreeker in die vergadering was, dat men hem voorwaarden wilde voorleggen, waarop hij de Regeering aanvaarden konde. vs. 4. Het is zeker dat hier de zaak vergroot word, gelijk Lilienthal waarfchijnelijk maakt. De lasten toch drukten het meest de everheerschte Tolken. Daarbij had de bloeiende handel groote voor* deelen aangcbragt. Dz jalouzie der Epiralmietm nog nim .ier uitgedooft, werkt bier [terk.  12* Het DERDE BOEK vs. 7. En zi' voor en vraagt, wat te antwoorden? 7. Na hemk,Cnzeggen1 rijp beraad is hun antwoord, dat het veinzen, heedildiedezes best te Pas zou tooasea , dat de Erfprins. volks knegt behoorde toe te geeven, zich onderworpen te «n Ln dienen gedraagen, hun voorflag intewilligen cn in allerlei woorden "m manieren hen te vleien, want dit was, naar tot hen goede jiun oordcel, de eenige veilige weg, om voor woorden fpree- ° ° ... ken zult, ^zo altoos, onaf bangelijk over hun het gebied te voefenledage'uwe" ren. — 8. Hoe voordeelig deze voorflag was,. tneaten zijn. de jeugdige en trotfche Vorst vond 'er noch-hif verliet den tans geen behaagen in. Niet begeerende, om fle? ''die0^ voor den Raad te bukken i ontbied hij andehem geraden re hovelingen, die ionser en minder ervaaren, hadden en ln] .. ' „ ,. , .. hield raad met maar zijne gunftehngen waren, met wien hij opdL^mefhem gevoed was, en die hij reeds tot hofbedieninopgewasfenwa- n j ad aangefteld. o. Ook dezen ftclde hij ren, die voor & « , j zijn aangezigt de zaak voor, hun voordraagende, wat de ft°vsde9.' En hij breede Raad eischte en wat zij dagten, dat watemd hgij- hij behoudens dc koninglijke achtbaarheid toe «eden, dat wij ^on ftaan. Uit deze wijs van voorftel merkte dezan volke . ,T n antwoordden zij al rasch, wat de Vorst gaarn voorgcilagcu 5^*®toS zag- io- 0m hr-m te vleicn en ziin ho°s hebben , zeg- j art voedzel tc geeven, betuigen zij derhalven gende: maakt D f , J , , het jok dat uw geen genoegen te neemen in den raad der geiegrt °heeft", oude hovelingen, neen, men moest zich veel ligvf?io En de eel' trms laaten gelden , en in 't geheel van jongelingen,die geene voorwaarden willen hooren, maar bewast w^n dragingen doerif Men moest antwoorden, {braken tot ' hem, zeggende: alzo zult gij zeggen tot dat volk, die tot u gefproken hebfcen, zeggende: uw vader heeft ons jok zwaar gemaakt, maar maakt v;. 10. De hovelingen , met wien de jonge Vorst voornamelijk verkoos raad te pleegen worden in den text jongelingen genoemd. Men neeme dit niet in den fterklten zin, want zij hadden ten minden 40 jiiren, zo als de Vorst.  der KONINGEN. Hoofdd. XU, 125 dat de nieuwe Koning geduurende zijn rijks- gij het over ons beduur in de geringde gevallen meer magts ^f^&^.Sj! en gezags hoopte te doen blijken, dan zijn ^ei"fte": "vinvader in de gewigtigde gedaan had, daar hij ger] zal dikkër -> * ■ n • ! " 1 • ^ • zii" dan mijn de Majedeits-rechten zeer wel wist, en m vaders ïende- ftaat was ze te doen gelden. 11. Dat het ne°-_ ^ ^ voorts voor de onderdaanen het best zou zijn, dien nu' mijn om aftewagten, wat 'er gebeuren zou, want Jokop^n'heeU namen zij geen genoegen in belastingen door doen iaden , 1 ° D p a zo zal ik bo- zijnen vader hun opgelegd, oordeelden zij ge ven uw jok -drukt te zijn, dan verzekerde hij hun, dat hij d°0ln faar ^ hun vrij wat treffender zou doen gevoelen, ™der ^le* wat het is de Majefteit des Konings maar gekastijd, mam- . . , ,, rr- J >k zal u me£ eemgzins te wederttreeven. 12. loen nu de fcorpioenen bepaalde dag van antwoorden vcrfchcenen kasv"i'Ie"i; Za was, kwam de breede Raad ter gehoor met kwam "jeroJe robe am, als fpreeker cn voorzitter aan gai^heeH volk het hoofd, verzoekende nu antwoord op hunnen tot Rehabeam ' .op den derden voorflag , waarop zij de regeering zouden dag, gelijk als 1 TA ■ • u t de Koning pe- ovcrdraagen. 13. De onvoorzigtige Vorst fPr0ken hadde, toont zich trotsch en fcherp, zonder in 't "f^rdwtk°mij minst acht te geeven op 't geen de beproefde op den derden ftaatkundige hem hadden voorgedeld. 14. Hij vs. 13. En de Koning antwoordde den volke hardelijk , want hij verliet den raad der Oudften dienze hem geraden hadden, vs. 14. En hij fprak tot hen na den raad vs. 11. Over de fcorpioenen, wnar in den text melding van gemaakt word, is men in het onzekere. De meeste natuurkundige denken aan fcorpioen - doornen , dieze evenwel niet naauwkeurig befchrijven. Hec is hier alles onzeker. De klimming is echter niet fterk, wanneer men het dus neemt: mijn vader kastijdde » met gemeene doornen, ik zal 'er fcorpioen-doornen toe gebruiken. Beter: heep mijn vader u met doornen gekastijd, die den naam van fcorpioenen bobben, ik zal bet doen met zr.lien die in de uitwerking hetzelve met levendige fcorpioenen zijn.  126 Het DERDE BOEK der jongeiin volgde liever de vleiende voorftelling Van de gen , zet gen- t ° ° de: mi n vader jeugdige hovelingen en deed de fcherpfte bezwaar gemaal"1', dreigingen, in plaats dat hij hun iets toeftond blwen 'u jok van bunnen voorflag, wilde hij onbepaald de nog daar toe kroon en fcepter hebben. 15. Dus gaf de doen' mijn va rr . . , . . _ , der heeft umet Koning in t minst niet toe aan het voorltel kastijd'" maar van deu Raad- Uit de gevolgen , die dit te weeg ik zaï 11 met bragt, en in de omwending van het belluit fcorpioenen , . ° kastijden. des Kaads te zien waren, merkte men duidevs. 15. Alzo lijk dat dit niet zonder het bijzonder bellier hoorde de Ko- J ning naar het \ an jehovah was, maar dienen moest om Zijdezeniomwen- ne bedreiging door Ah ia te bevestigen. Al^ebovlb'ov dat 'cs begon zich nu hiertoe van langzamerhand hij zijn woord te fehikken. 16. Want toen de meefte leden ■weik jtbevab van den Raad zagen, dat alle voorflagen te van^dmnadiden ve^ek z aiden zijn, beleggen zij wederom sihnuur ge- den Raad en befluiten den Koning een aller- fproken hadde c ° tot jerobeam lcherpst weder antwoord te geeven. Het den^zoone Ns- kwam hierop uit: dat zij aan David boven Bansch.10' Irai" anderen £een verplichting hadden , en zich zag dat de Ko-aan het Hamhuis van Is.ai geenzins verbon- nipg naar hen . , , . , niet hoorde , den rekenden; waarop het gekrect opging, toen dengKonn'gwek- de Raad bierop fcheidde. - Maakt 11 weg, der antwoord- Vorften van Israël, gaat te rug, naar uwe woo- de, zeggende: . j , „ ^ wat dcci heb- ningen, zonder u met het geflagt van David da"iDW'iageen te bemoejen. Laat het kroost, hoe veel vererve [hebben plichting wij ook aan dien held hadden, nu wij] aan den . zoon van Isaï, zien , hoe het zich buiten U zal ophounaar uwe ten- , „ . , , ten, ó israfi! den — en ftraks daar op zag men de voor«w huiV 6 Da- ,iaamf>e Vorften vertrekken. 17. Alleen bleeviu'. zo ging ven de Vorften van Juda te Sichem en kleef- hraël naar zij- , , ne tenten. den den troons - opvolger itandvastig aan , aangaandeD°de over w'en bij dan zonder eenige voorwaarden kinderen h- ]iet ael icl op zich nam Terwijl de Vorst rails die in de r 1 Üeede Juda w.onden, over die regeerde Reuabeam ook. vs. ïS. Toen  der. KONINGEN. Hoofdd. XH, i27 te Slchem was, deed hij nog een andere on- Z011d de Kovoorzigtige ftap. Hij zond namelijk Ado- ffi^aiè ram, die alleen om zijn ambt bij hun niet ?ver de fch:lt~ .. J J tinge was, cn welkom kon zijn, aan de onvergenoegde leden h« ganfche hvan den Raad , met nieuwe voortellingen, hem x^Titt' waarin hij nogtans weinig toegaf, maar int* jg^s*^*jj gendcel met 'er daad dat wilde uitvoeren, Konins Rmu,* ... , , BEAM verflautt waarvoor zij het meest bedugt waren. Het ziet op eenen was ook van dat gevolg, dat hij terHond „lef," door dc opgeruide meenigte gefteenmd werd. mM' 3*r«f*i*+ r. .... , , te ontvhigien. De tijding van deze gebeurtenis deed den trotfehen Vorst zodaanig ontfiellen, dat hij ijlings in de grootfie verwarring naar Jerufalem vlugtte, waarop de muitzugt, door zijne te- vielen de7*1™ genwoordigheid nog eenigzins beteugeld, te Vj"A dD" fterker uitbrak. 19. Zo ver kwam het zelfs, *f tot op dezea dat het rijk van Israël nu voor altoos werd 'vs. ao. En afgefcheiden van Davids familie, so. Men a"S»d^ vernam nu al rasch dat Terobeam weer rf hoorde, . , , . dat Jerobkam gekomen was, en hoe hij zich als lpreeker ge- wedergekomen draagen had. Dit fmaakte klein cn groot. .Ten ionden De misnoegde Hammen beleggen dan onder- gj^gdee ™£ ling eene algemeene raadsvergadering. Men vcn en hem ontbied den gunflcling Jerobeam cn ver- ^Koning kiest hem eenpaarig op goede voorwaarden mand™voigdë tot Koning van Israël. Van al de Hammen "*t hllis Da" 1 1 1 •• ■T n ^ , ,, . VH,S dan de bad hij de Hem, Juda alleen uitgezonderd, ftam aiai. Zodra Rehabeam intusfehen te Jeru- eevs'. n. Toen falem aangekoomen was, nam hij maatregelen 11,1 kf.hakfam ° ;e Jerufalem die met zijne trotschheid het meest overeen gekomen was kwamen. Hij liet den breeden Raad beleggen hltganféhehui» uit Juda, en een groot deel van Benjaminie- £n ^*Btt ■os. 21. Hier zal men ook een groot deel van den ftam Simeo» onder, moeten tellen, genoegzaam in Juda ledotcii.  rt? Het DERDE BOEK jamiashondeta , die hem toegevallen waren. De voorflag zend uugeiezc- is de muiters door geweld tot rede te brenncn , geoefend _ n -jot ^at eillcie brengt men ten fpoedig- ten oorloge , ö ° om tegen het (ten een Armée op de been van ibo,oco 1Wdéa?U<3t man, die meermaal gediend hadden , cn rukt rtk^déT'aan fegen de andere Hammen te veld , met oogRehabeam d=n mèJfa om allen Weder onder het bewind van zoon van Sa- -r»„„u lomo hragte. den koninglijken fcepter te brengen. 22. Doen wn'ordvanE/f- eer het tot een treffen kwam, kreeg Semaja, him gefchiedde voornaamfte profeet van dien tijd, bevel om tot Semaja den r ... man Ehbims, den Koning te waarfchuuwen, 23. Le gelijK ZCvf.end3.: zeg met den Raad der ftammen, die de belangens denton" v^n van Rehabeam aankleefden, 24. Dat JeSalomo , deu yl0Vah ^ hun Koning , volftrekt niet wilde, dat dam"n w" b% zij zich tot een vcldflag zouden fchikken, dat hën Hij niet duldde, dat zij hunne medeburgers B,Hj»«in , en broeders beftrijden zouden, dat de Armée het overige des J , volks, zeggen- hoe eer hoe liever fcheiden moest, want ciat vs. 24. Zo dc omwending en fcheuring met Zijne goed^zuRtóetoV keuring ware. De Vorst en de Raad toonden trekken noch z]cn jn dit geval gehoorzaam aan de boodgenJduvve broe- fchap van Jehovah. Een ieder kreeg verlof d"en hr-rth', om weer naar huis te keeren, op de uitdrukeen ieder kee i n-j begeerte van Jehovah. 25. Jero- re weder tot -' ö " . „ , . , zijn huis. wart beam, dus zonder hmder in het ltaatsbewind va" miiC ge- geraakt, lag 'er zich op toe, om zich te verrchied. En zij /terken en anerlei maatregelen te neemen, hoorden het ' .. , woord van >-om zihi rijk duurzaam te maaken. lot zijn dên" we'd'er °om hoofdftad verkoor hij Sichem, alwaar de grond- weg te trek en naar het woord van Jebevab. vs. 25. Jerobeam nu bouwde Sichem op het gebergte Epbraims cn woonde daar in, en toog van daar uit et. 25. Sichem lag daar , waar de Jabbok zich in den Jerdaaa ontlastte. »j. is. Hier moe: mijn Lezer z Chron. XI: 6- 19. opilaan en lezen.  der KONINGEN. Hoofdd. XTI. j2$ flagen tot zijne bevordering gelegd waren, en bouwde p>Hij deed liet fpoedig opnaaien. In het Overjordaanfche bouwde hij ook een fterkte van gewigt , Penüél genaamd. 26. Doch eene vs. as. Ea zwaarigheid was 'er, waar over Jerobeam 'Ii^bi^z^n harlarg peinsde, en die hem in vrees bragt, dat fe .nu.':1 h6t . 0 ' k01 nmri k we- het bewind weer allengskens tot de erfgenaamen der to' bet huis van David zou koomen. 3,7. De zaak was ta^f'zoo' deze: ingevolge de Godsdienftige bepaalingen ^nïl^ °£ van Jehovah, was elk onderdaan vei pligt, drie- offerhanden te , . . , , ,• „ „ ''oen in 't huis maal sj.iars, op de hooge teeften te Jerufa- van jehovah te Urn in den tempel te verfchijnen. Deze pleg- zlC'hér Lnl tigheid kon aanleiding geeven, dat ziine on- ,dezes v0,'\s tot 0 J hunnen Heere derdaanen van langzaamerhand met hunne ge- tot Rehabeam, negenheid tot Jitda's Koning overhelden, en ffia °°wede* dit waar'chijnelijk ten gevolge hebben, dat zij zun^na^doo- in oproer hem afmaakten, en zich daarop dan den » en to* , , , , , . , „ Rehabeam den weder onder de gehoorzaamheid van Re 11 a-Koning <-an>- be am begaven. 28. Over deze gewigtige £n. w*derke^ zaak riep hij een geheimen raad te zamen vs- -s- Daar- ,.,..,„.. 'om held de waar m men tot dit listig befluit kwam, om Koning eenen den kalver-dienst in Mozes tijd reeds' zo tTtw'eè goud*; zeer naar den fmaak van het volk intevoeren. hortor'hen'' Al fchieüjk liet men door kunftenaaren 2 mas- het '* üiiederi fiev goude runderen gieten , en maakte alom t'e ,°m, a°? bekend , hoe de Koning zijne onderdaanen u^ódênfd wilde te gemoet koomen, daar het hun lasti" > die' 11 ii 1 ■ , , . . "uit EryptenlanJ moest vallen, driemaal 'sjaars uit hunne be- ■.gebragt hebzittingen te gaan, om zo ver te reizen, dat, bc"! wel is waar, hunne verplichting aan Jehovah groot was , maar dat onder die gedaante den os. 18. In 't Hebreeuwsch lezen wij niet van Mrtri» maar van run. titan. V. Deel. T  i3o Het DERDE BOEK Apis hunne verpligting voor de redding uk Egvptens flavernij aan Jehovah het best kon vs. ;o. EnWj uitgedrukt worden. — 29. Om het volk zettede het ee- n0„ m^r intcncemen plaatlle de daatkundige ne te Bethel ° * . T en het stidere Vorst liet eene te Bethel, reeds 111 vader J afteide hij c o b s tijden den Godsdienst gewijd , en altijd in achting gebleeven, het ander te Dan, waar men in dc tijden der Richteren een zoort van Tabernakel, Ephod en een Godsdieaftige bijeenkomst gewoon was te houden, vs. 30. En 30. Al rasch werd deze fchikking tot een wd tot Tom- drik voor het volk. Zij waren beiden in dede, want het ^en op de grenzen gelegen opgericht, en het volk ging hee- . , , , , j • a nen voor het mishaagde geenen onderdaan naar de uiterite «ne tot Dan grenzen te trei.|%en tot £)a„ s alwaar de eerde vs. jjr. Hij plegtige oprichting gefchiedde. 31. Hier liet de Jen^^uis °d°er Vorst het noch niet bij berusten, maar op eene loogte en den Godsdienst eewii'dde hoogte deed hij ook snaakte Pries- A, , ........ teren van den een Tempel-gebouw ftigten, hetwelk hij liet ber vótes*'diê „let dienen door Prielleren uit de ganfche burgerij waren uit de o-enomen zonder te denken aan de Levieten, zounen Levt. * , vs. 3-. En Je- die Rehabeams vrienden waren. 32. liet te°Be\rfe™akn eerde algemeene feest (een zoort van loof- hutten-feest,) 't welk de Koning indelde, tienden dag der Werd gevierd op den gewooncn tijd van de maand , gelijk , j nrt„ 1 het feest dat maand, op den i5en van de 8üe maand, en % o&'opdus gelijktijdig met Juda. De Koning ging den altaar. Van ïjj: deze gelegenheid voor in het offeren van gehike deede J o o hij te Bethel, daatige bepaalde offerhanden , wannenijnehjk kajvreei"edie die in den Tempel. Hij vertrok daarop naar Be^d HümftS thd* alwaar hiJ ook het §Llk!e k,ilf PleSti§ mt. 31. Het zou geen ftaatkunde geweest zijn het gemeende volk te yerkiezen. 'Er daat eigentlijk: uit de einden des velks, 'c ueen o,ve;-i ftat tegen Lzvi, dje in 't midden wacnde.  der KONINGEN. Hoofdd. XII. 131 zijne offeren weidde, ook Priesters aanflelde, dc 00,; te , , .. , , , tbel Pricsicrcn genjk overal waar hij hoogten ltigtte, op dat der hoogte ook deze Godsdienst in orde zou gevierd jjjjyjjJ °'emaakc worden. 33. Bepaald voerde Hij in , 's jaar- „vs 33-En hij .... J * , ..... ' J , offerde op den iijks m perloón , op den vijftienden van de altaar dien hij 8» maand, te Bethel te. offeren. Dus Bïagt %^™Jt% hij eenen Godsdienst onder zijne onderdaa- °.p ,de" vïjf" -' tienden dag der nen, die enkel eene uitvinding van zui ftaiitr agtfte maand, kundig hart was , zo wel in de openbaarc weike^hij' uic feesten als in de offerhanden die geflagt wer- vf*- den. maakte hij den kinderen tsfaTli een feest en offerde op dien alta.a- rookende. EXI1I.II00FDD. en aanmerkelijk voorval ffremde den vs. 1. En zie Koning zeer in zijn genoegen over zijn' nieuwe fj£, kwam^uit uitvinding. Zeker buitengewoon Profeet na- 3"da Jdoor £ec .... , woord van 7e- melijk , kwam op aandrijven van Jehovah te tot Betbei Bethel, om daar aan den Koning eenen last ftöndtóf^eS te brengen. Jerobeam nu ffond juist ter f0"]Li °m tó dier tijd voor Bethels altaar om op denzelven te vs- 2- En hij rr /-> i •• tv, r r!cP te«en 'en otteren, i. Op aandrijven van Jehovah was altaar door het hij Hout genoeg om dien altaar te vervloeken. X^en^zeH Altaar ! altaar ! fprak hij, aan eenen valfch mj cie: altaar, al» taur ! zo zegt Godsdienst gewijd. Ik heb bevel Jehoiah's de Jebovab % lot ever u aantekondigen. De tijd komt, dat za" dln° hW een Koning van Juda, een regtgeaarte- fe^wo^en*", Naneef van David, onder den naam van wiens naam' Josia dan bekend, zal doordringen tot de- die zal {ip u ze plaats, en wraak neemen over den hoon posters der Jehovah door liet offeren nu aangedaan. Die ho°etcn > di« , . . f,P u rooken zal u verontreinigen, daar hij de Priesters die en men zal ■es. 33. Hier behoorde het XIII. Hoofdd. te beginnen. Dit vs. is 'er agteloos afgefcheiden. I Z  132 Het DERDE BOEK mcnfdien bee- dezen altaar bedienen, daar op Aagten zal, br"nacn.U Ver cn in plaats van een liefelijk offer doodsbeengtf'tên zeiven deren op u verbranden zal. 3. Om die zelfdage een won- de vooffpelling meer gewigts bijtezetten , viel dertcken, zeg- , , ir, , , .... gende: dit is er op denzeltden dag nog een aanmerkelijk km Tvaafvan wonderwerk voor , ingevolge deze aankondijebnab ge- m„g van den Gods - profeet, ten bewijze dat ik fprookenheeft, ö ö r * ' . .. zie, dc altaar een gezant van den waaren God ben, zeide hij, eefchèurd °en zal deze kouftig bewerkte altaar heden nog zo de asch die- m ecn gereeten worden, dat de asch 'er daar op is , n *, «fgeuort wor- Van af rollen , en de altaar dus onbruikbaar dC"s. 4. Het worden zal. Zodra de Vorst deze aanfpraak ^srddedKoning gehoord had, werd hij , daar zijn ganfche het woord van ttaatsbertuur hierdoor in duigen kon geraaken, den man Elo- . .° hims hoorde , ten uiteriten verltoord, hij rustte niet zmi genWd?nlnaitaar hand ,op den altaar, en gaf met denzelven al tc 'en^hadde' wijzende bevel den {fouten kaerel aantegrijdat Jeroeeam pen, om hem voor zijne onbedagtzaame daad op"eden altaar naar behooren ftraf te geeven; doch onder gende'16 gr^l't het rekken van zijn arm, voelde hij, dat ze hem! maar zijn z0 ftfif werd, dat hij ze onmoogelijk in een hand die hij J . 1 tegen hem uit- andere richting kon brengen. 5. Ier zender verdorde ^da't tijd zag men, dat dc altaar midden doorfplect, hüze niet we- 0 ^at ^c nsci-, jn de diepe groeve viel en de alder tot zich , trekken kon. taar onbruikbaar werd, en dus volgde door jcaitav werf van hovah's hertelling het eene wonderteken op het cnndegaschevan an~er. 6. Nu verzogt de week gewordene Koden altaar afgc- n;ng den Profeet, om Jehovah , zijnen zen- ftort , na dat , b , .. / . ' \ wonderteken der, uit zijnen naam plegtïg te fmeeken, om l/'i/aJ gègee1! herftelling van zijn hand, belovende, dan ven hadde, z;cri m vervolg beter te zullen gedraagen. doorliet woord 0 00 van Jehovah. V. 6. Toen antwoordde de Koning en zeide tot de man Ehbims: aanbid doch het aangezigt van Jehovah, uwen Elohim ernltelijk, en bid voor mij, dat mijn hand weder tot mij koome. Toen bad de man Elohimt het aangezigt van Jehfvab ernftelijk , en de hand des Konings kwam tveder tot hem en werd gelijk te vooren.  der KONINGEN. Hoofdd. XIII. 133 De Profeet deed dit, en het gelukte. 7. Maar _ vs- ?■ En de de Vorst nu niet meer voorneemens om van toTden 'inan zijne oogmerken aftezien , zogt hem door f/ef j£* listige vriendfchap in zijne belangens overte- huis en. fteik haaien, verzogt hem tot dat einde ten hove, ueen gefcbenk om hem wegens de genezing eene koninglijke geVs.e\ Maar belooning te fchenken. 8. Doch de Profeet , zeide ton bedankte hem, er openthjk tot rede bijvoe- den Koning, at gende, dat de Vorst omtrent Jehovah ver- 'van keerde gedagten voedde , dat hij, al kon uw ,hBi-^ > ?° , .. , , ,c zoude jk met hij er de helft van de vorftelijke fchat- mct » «aan, » ... . . . noch ik zou¬ ten voor krijgen, hem niet zou durven ver- de in deze piaat- gezellen, veel min in deze afgodiefche plaats cete£n nochwa- vertoeven, of maaltijd houden, e. Dat dit ter drinken. .... ' ' vs. 9. Want geen eigenzinnigheid was, maar volgens Je- zo heeft mij hovah's bevel, dat hem zulks op het fcherpst verbooden , ja zelfs, om alle gelegenheid af- ™°°red. ».. ^ tefnijden, hem belast was, om langs een geen brood anderen weg naar Juda's rijk te keeren, "r^HnTen^ ïo. 't Welk hij ook in alles naauwkeurig na- SUSSere?? kwam , zo dat hij denzelfdcn weg niet te doür dcP. wes rug reisde, dien hij gekoomen was. 11. Hei gaan zift! £e~ volgend aanmerkelijk voorval was evenwel ginTdom^cni oorzaak, dat zijn te rug reis ongelukki"- af- nndcren weg, ,. , .... en keerde niet liep. Er woonde namelijk in Bethel een weder door den waar Profeet, maar, daar hij in groot aan- llUtu:?tll] zien bij Jerobeam geraakt was, nu in dc 8cl^mc"Iw^n belangen van het hof. Een der zoonen van oud Profeet mt . ,. woonde te dezen man die tegenwoordig geweest waren BetM.enzijne bij het voorgevallene met den Koning aan den iïSdrtaS altaar was, zodra dit afïcloopcn was fpoëdig al heI w.erk > 1 • 1 1 ■ dat de man naar huis gekeerd, waar zij het voorgevallene £j»*f*t ten met dien Profeet cn zijn gezegden \ot den sZ,iA%*m . ..... had , met de woorden die hij tot den Koning gefnroken hadde , deze vertelden zij eok hunnen vader. 13  13+ Het DERDE BOEK vs. ii. En Koning bekend maakte, ia. Dit deed hun hêne:fw« Vader bedugt, om nu zijn aanzien bij den w. g is bij ge- j^Qning te verliezen, op middelen bedagt too en? enzim ° 1 zoonen hadden zijn , om dit voortekoomen. Hij vraagt zien welke uaauvvkeurig, of zij ook wisten langs welken de man Eh , „ de profeet te rug gekeerd was; terwijl bims was geto- ö o o gen, die uk zjj gelukkig waargenomen hebbende op wat Juda gekomen . ..... , 'Was. wijs hij naar zijn vaderland te rug zou uee- zei'dV3hiT°tont ïe»» hem' hier van onderrichten. 13. ilij gezijne zoenen . Ugt |um dan in allerijl zijnen ezel reisvaardig zadel jnij den £ , r r n ezel ! en zij te maaken, 14. En vertrok ten lpoedigiten den'dezei bee"n ««1 den Profeet van jehovah intehaalen, cn hij reed daar jj- oclukte, want de man, dien hij zogt, -Op. V 7 vs. 14. Enhij was op den weg onder de fchadnw van een ï/'.U^na0™" eiken -boom gaan zitten. Terlfond fpreekt hij 2S3L"^S3È hem aan, en vraagt, of hij, die een Profeet «cn eijke , en vzu fll(ja was die was door wien Bethel in be- hij zeide tot . , Tr . , , , hem: zijt gij roering gebragt was. Voldoenend antwoord 1$ml^fo*& ïiff. °P bekoomende, 15. Verzocht hij hem juda «ekoor w ]]et vriendelijkst te rug te keeren, en men in» 01 I -1 .... h seide, ik m laltijd met hem te houden, er bijvoegenvs.heis. ïoen de, dat hij ook een Profeet was. cn dat hem ?ei !e 1 lflI dit tot een zonderling genoegen wezen zou. hem: kom met . o o o mij naar huis 10-. £)e andere weigert zijn verzoek intewil""vs. 16. Bocii ligen, om die zelfde reden, waarom hij den kan tó'et' tnet Koning het verzoek had afgeflagen. 17. 't Is « wederkeeren een l^ex'el van Jehovah, zegt hij, door middel koomen, ik zal van een Godfpraak, hij heeft mij verbooden ccten noch niet om te vertoeven of langs denzelfden weg n water drm- te vü„ te Jjecrcn> jg Na dat de IsrtlëJ'ietieken m deze ° plaatfe. fche Profeet dit met bedaardheid gehoord cc" woouMs had, maakt hij zich nader aan hem bekend, tot mij [ge fchietl] door het woord van Jebmab: gii zult aldaar noch brood eeten lioch ivater drinken, gii zult niet wederkeeren, gaande door den weg door den welken gij gegaan zijt. vs. 18. En hij zeide tot hem: ik ben ook een Propheet, gelijk gij, cn een Engel heeft tot mij gefproke»  der KONINGEN. Hoofdd. XIIL 135 Verii aaien de, hoe hij ook een Profeet was door het woord . .,. van Jehovah , Vai den waarcn God, en niet voorneemens zeggeiuietbrehg was, om hem ontrouw te doen worden aan !iem,^™e»J?£l u in uw nuis -> de bevelen van hunnen God, maar dat een dat hü broed Engel hem eene nadere openbaaring had be- drinkt, [doch] kend gemaakt, en hem de opheffing was koo- hlVj.°^ Enhij men boodfehappen van het bevel aan den «eerde met hem wederom, Profeet van Juda, er bijvoegende, dat hij en at brood in hem zelfs moest overhaalcn om hem naar zijn jr]onk ^"ter.e" wooning te geleiden en daar te doen maal- j^j^^jj** tijd houden. Zo listig dit voorftel was, zo ais zij aan de , T, , tafel zaten, dat onwaaragtig was het tevens. 19. Evenwel het woord van. bereikte hij 'er zijn oogmerk meê, want Ju- g"**' do's Profeet liet zich ongelukkig overhaalen, den Profeet , a die hem hadde 111 plaats van tc wagten op eene nadere open- doen wederbaaring van Jehovah, ging hij ongelukkig bij keVs°"i. Enhij den anderen ter maaltijd, want 20. onder het ricP lot,.clen J * man Elobints , ecteu word de Profeet van Bethel aangeblaa- die uit juda , . 1- 11 j «v gekoomen was, zen, door den voorlpellenden geest van Je- zcggende: zo hovah en vond zich gedrongen om te fprec- daarom'daTgii ken, fchoon hij door zijne rede zelf ontdekt den mond van werd in zijn' fnoodheid. 21. Ik gevoel de wed°eTfpannigJ nanbhazing van Jehovah, zegt hij, dit is Zijn ^"gehouden boodfehap aan 11: dewH gij Jehovahs bcveelen , .nct ge11 zo naauwkeurig*gegeeven, weêrftreefd hebt en hoyah uwe Etozijn gebod niet in acht genomen, 22. Maar hadde. g° °dei1 li verflout om te rug te keeren, en in 't afgo- zij^s- "j^*^ diesch Bethel fpijs hebt gebruikt, zult gij uw keerd en hebt- ,T , , , . . , . brood gegeten Vaderland niet weer zien, en de eer met ge- en water gemeten, dat uwe beenderen in uw familie - graf p^nntf™,anr rusten zullen. — 1% De Profeet uit Juda hij tot u ge- •J fproken hadde, wist niet wat hij uit dit voorval zoude maaken. gij zult geen Het dage hem best , om maar hoe eer hoe n10"rnd drinken , zo zal u dood ligchaam in uwer vider graf niet koomen. vs. 23. En het gefthiedde, ua dat hij breod gegoèten, en na dat hij gedronken hadde, I X  i3« Het DERDE BOEK dat bi; hem liever op reis te gaan, 't mogt anders uit- de [re weten] vallen. Hij gaat dan, zo rasch de maaltijd die" £i°hadde afSe,° Pcn u'as' °P den ezcl zittC" en verdoen weder- trekt. 24. Maar hij was nog niet ver van Iiccrcn vs. 'e4 Zo Bethel, waar een groot woud lag, of' ftraki nen8 en ra komt 'er ccn Ieeüw uit het hotit fpringen, leeuw vond die op hem aan viel , en hem waarlchij- hem op den 7 j weg en doodde nelijk den ftrot afbeet; altans men vond doode C" Hg" hem van den ezel afgerukt, uitgeftrekt op de wor7enIaS op aarde H- 8en ' cn ' dat zeldzaam was, de ezel dun weg, en was niet aangeroerd, en de voorbijgangers za- de ezel ftond , , - '° 1 daar bij, ook gen den leeuw nog ftaan bij het doode lichaam , bündh«Szoö*r ó™ W 'e« verder'een klaauw uf.tand ligchaam. imr flocg. 25. Toen nu die reizigers die vs. 25. En d ziet, daar gin- in de ftad bekend waren, ontdekt hadden gen hecnnenzva0°r wiens ezel bij den gedooden was, fpoeden 'haam °gewor" *'•> Z'ch "»» de flad > om de» 0^d™ Profeet, pen op den die daar WO'nde , van het vo< rgevallene be- weg, en den . , , _ , 0 }c uw (taanden richt te geeven. 26. Zodra deze dat hoor'e, hgUaham.d° 'Èn twijffelde hij geen 001 enblik, of het was de zü kwamen ™ pn)feet, die tegen Jehovah^ bevel bij hem zeide het 111 de ,. . ftad w.ar in vertoefd had, die zigtbaar geftraft was, waarde ou.le Pi o- j 1 iv /, , feet woonde. om de »ceUvV was blijven ftaan, die hem gedeVS' Pioiecf\ d"od liad" HiJ verhaalde, hoe hij dit alles d»e hem van door eene open) aaring te voren geweeten den wen hadde . , , , doen weder- had en draan e het zo dar het tot zijn eige hoorde,zoC2e?-verh£ffing 'Ugtbaar "erd. 27. Evenwel wil de hij: het is hij nog eerbied tooncn voor zi nen medebroe- de man Eh- Hm , die den der. Uij gelast dan zijl en zoonen om ten lpoe- uZb isVwc(i!r- digften zim ezel gereed te n aakt n, want dat ipin i: ge- hij in efcen perfoon he geval wilde opneeWLest, daarom ' 1 " heefl Jebovab men. 28. Dit doende zag hij het alles, zo bem den Ie. tuv ovetgegeev n, die hem gebroken en hem gedood heef', r.aar het woord van Jcbovab dat hij tot hem K fnr ken hadde. >s 17. Vóorder fprik hij tot Mine '00 vu, zeggende: /adelt mij den ezel, cn z zadelde» fheru.] vs. 28. Toen toog hij heenen en vond zijn doode ligchaam  der KONINGEN. Hoofdd. XIII. 137 als hem verhaald was. Hij vond het lichaam geworpen op ongefchonden en den ezel niet aangeroerd, den we,g» ,en 0 ° ' den ezel en den en, zo het fcreen, onbevreesd 'er bij ftaan-leeuw o-aande , ... , ..... Lij het doo- den. 29. Hier op gelastte hij zijnen zoonen (i.e ligchaam. het doode ligchaam optevatten en het op Pj-j leeUd0„^ eenen ezel te vervoeren. Dit doende kwamen ligchaam niet 1 , „ , , gegeeten noch zij met het lijk m de (rad, om den overlede- den ezel niec nen den gewoonen tijd te beweenen, en dan ^vT^'l-oen ter aarde te heitellen. 30. Met deze gene- 5*m' ?ro" J p feet het doo- genheid al weder m z'ch zeiven bedoelende, de ligchaam Daar op liet hij het lijk iu zijn eigen familie- eImITo^èn graf ter aarde benden, en hem nog ftaa-e- jfj.f °l lijk beweenen, als een man van ziine orde. vderde dat we31. Een wijl na de begraavenis fprak hij zij- kw.im'de oude ne zo..nen op her ernftigften aan. Zij moes- aft^^icm. ten hem belóoven van zorg te zullen draagen wc' te drijven . .. "en hem te be- om hem, zo dra hij overleden was, in het gravenzelfde graf ter aar-'e te beftellen, en wel zo IeHc z°,Nodigt bij den overledenen Profeet als mooge- d£n' ^nt™ en lijk was, 32. Want hü iwi ffelde geen oogen- zi* maakten , ... r ■• ■ ... ovcr hem een blik, ot zijn voorzegging aangaande den al-weekiaagë: taar, zou

4 , twintiaue jaar Haat kwam. io. Hij was een Vorst van Jerobeams des voortreffelijke hoedaanïgheden. Gelukkig voor werdAsA^Koden burgerftaat, dat hij een langduurige re- ™s over geering van 41 jaaren had, blijvende zijnen vs. 10. EnWj j a/r ■• ! 1 • j - geerde een grootmoeder M a a c h a aan het bewind in cn veertig jaar den Haram. ii. In het godsdienstige was hij fn ^"{mm Voortreffelijk, pooiende door zijn gedrag Je- vanfw*groot- , , , j- • moeder was s gunst te verkrijgen , naar het voor- maïcka, een beeld van zijnen voortreffelijken voorvader absalo»*. \ David. ia. Hij bewerkte eene ganfche her- Aik^deed wat vorming in Godsdienst cn zeden. De jonge recht was w lieden , vcrflaafd aan de fehandelijke zonde j,boZ%, gew van Sodom, roeide hij uit , en den ver- o^iof" foeielijken afgodsdienst, waar aan zijne voor- .vs. 12. Want , hij nam weg ouders verhaard waren geweest, verwoestte de ichahdjdn: hij, 13. Hij ging nog een flap verder. De f^de ën deed Koninginne Maücha, die nu reeds lang alllgblej? M grooten invloed in de flaatszaaken gehad had, zijn vader geontnam hij niet alleen dit bewind, maar zelfs • vs;. jz haar rang en haar onbepaald gezag ovcr den móeder"®! Haram, , Hij was haar wel veel verplicht , (,!?x',.di"e,?c"e'- - i de hij oök ai , doch kon haar bij moogclijkncid niet fpaaren, datze. geen Kowant wat hij deed, het was niet moogelijk 'Sm^xtUeen haar van den afgodsdienst aftébrengen. Zij f^'^f^0 L^ ging zelfs zo ver, dat zij een afgodsbeeld Bosch gemaakt Van een verfoeielijke gedaante bijzonder had, Asa uithak niet een gewijd bosch 'er bij, waar aan zij afeod6'^ zeer verflingerd was, Met haaren val liet de "«brandde K z  J48 Het DERDE BOEK [hem] aan de Koning ook dat afgrijfclijk beeld vallen en aan K!t"n-Do Kidrom beek tot asch verbranden, n. Het denwel tiet eenige , waar in geen hervorming kwam, m»gtfenöömen, raakte de hoogten, die tot gebruik van den h°°'h.ine v*n waaren Godsdienst nog geduld werden, tegen men ™7jZ- de ïnftellingen van Mo zes. Het bleek evenvah alle 'zijne wej duidelijk, dat dit verzuim niet uit eenige dagen. . J . , ,. afgodiefche beginzelen in den Vorst voortkwam. In tegendeel tot zijn dood toe heeft hij voor JehovaV's dienst zuiver geijverd, vs. 15. Enhïi 15. Hij was hier in zo naauwkeurig, dat hij vaT %1'bovll alle de vaten, die zijn vader als gefehenketl de geheide voor den rempel gewijd had, doc'i niet overdingen zinis . . , vaders, en [zij- gegeeven waren, met de zijnen, zeer kostbaar , dSgenehliïver z' van zilver als van goud, aan den tempel en goud en va- r^onk. 16. Eéne voornaamc misilap heeft ten. , - '.1 #■ vs. 16. En'er hij echter geduurende zijn regeermg begaan, fci',enkrAs.nen dezen namelijk, dat hij in geduurigen oorlog sTdln'K™^ was met Baësa den Koning van Israël, (over israïisaiiehun- wjen wjj nader fpreeken zullen) fchoon BAësa de aanleidende oorzaak hier van was, vs. 17. want 17. Want deze Monarch, bekommerd over BAë?A de Ko- vooifpoed, dien Asa's wapenen hadden ning van Israël 1 . toog op tegen uVer andere volken, leidde het er op toe, om dé'^miTop" hem door geduurige invallen aftematten, waar dat hij niemand , , •■ et voijCOOmen' fterkte zijne buitenland- toehete uit te "wl "*J J . gaan en in te fchc oorlogen niet kon doorzetten lot dat einde AsAme"en Ko- lag Isracls Koning met eene Armée op de gren- ning van Juda. ^ m dekking van Rama ; \ welk hij , Op de grenzen van Benjamin gelegen, aanmerkelijk liet verfterken, om dus den doortogt naar een 14. Men leeze nu % Cbron. XIV: 6-8. - De oorlog met Sïhach den Mo^r vs. 9-15. - in de onderhandeling met den Profeet As aria, Hoofdd. XV: 1-14.  der. KONINGEN. Hoofdd. XV. W van Beide de rijken tevens zeer te belemme- J°« ren. 18. Hier over was AsA met rede mis- ^« en^g>ud noe^d, doch gedroeg zien in het omzien naar ven was in de hulpmiddelen niet als een Vorst die op Je- ^ vv™ hovah vertrouwde. Om eene afwending te gw en* maaken liet tót de kostbaarfte gefchenkeu bij het huis des . , . , Konings. cn een zamelen, ontzag zich met de vaten, tor galze in ne den dienst van den tempel gewijd, te nee- J^'jrïfë men, hij fpaarde hierin zijne koninglijke hof- K^^a** houding niet, en zond ze met een plegtïg h*d«d .den gezandfehap aan Ben had ad, tans Koning j^,™" den van Sijriën , zijne hofhouding te Damascus ««» ™» hbhebbende. — 19. Hij kogt daar mede dè Hing yan s/jvriendfehap van di'en Vorst. Dcez' was met mascm woon alleen verbonden met den Koning van Juda, Of* eggende: maar ook met die van Israël. INti begeerde cen verbond hij van hem, dat hij het verbond met Israël ™e£henl™, breeken zou, en met hem, wiens verbintenis tusfchen mijn* ' . .... vader en tus- reeds bij zijn's vaders leeven aanmerkelijk ge- fc!lL.n mv' v?. weest was, eene naauwere aantegaan. Daarom 2}f zond hij deze gefchenken, in vcrwagting, dat gejchcnk^zii- hii den Koning van Israël zou aanvallen , ga heencn maaic . , .... a__.iL bw verboiui te die dan genoodzaakt zou zijn, zijne Aimct nicte met BAë. va-i de grenzen van Juda aftetrekken, om ziin efren land te dekken. 20. Deze zaak aftrekke van j tt n 1 tegen mij. gelukte hem, want Ben-II ad ad, itaatkuiHUg vs, ao. En zijnde, wilde zijn' nabuur 't liefst vernederd f™^ zien. Hii zond dan een' Armée onder een' den Koning 1 -in AsA cu Z01lcï van zijn grootfte veldheeren, die tegen de Ite- de Ovcrfte der den van Israël aanrukte en ze bij belegering ^Jjgg» innam. Jiw , Dan Abel en Maacha floop- &fj^4*j te hü, en liep het landfehap Cinnereth af, ja j/»» en l>™ ■ . ,T , ,. rj , en Abel Beth- zelv het gebied van Naphtali. 21. zodra m„Scha en het Kming 'BacSo dien inval vernam, Haakte- hij ganfche land N&tilt. vs. M. En het gefchiedde als BAësA [zulks} K 3  I5Q Het DERDE BOEK hoorde, .at hij de vestingbouw van Ra ma en rukte in allerijl ?efli™e^en Tirza, alwaar hij zich neerflocg om alle •T _«blCef 16 v"ortsan& te ^ecren. 22. Zodra hij nu van vs. 'as. Toen Rama opgebrooken was, gaf Asa een koAsadC doof ning'ijk bevel uit, 't welk ieder burger van ukroCepen,fnil* den ,t _ , , ... , ,'. roeeam, werd een Vorst, Jeaovah, wegens zijne handelingen Koning over onaangenaam, volgende de zeden van zijne ^f^e jaar voorvaderen ook in den afgodsdienst, waar- van. AsA c'cn j t ■, ■ 1 -j 1 n "-. Koning van Al¬ door Israël misleid was. 27. Zekere b a e s a , cn hij rc- Ahia's zoon, uit de ftam van Isfafchar, be- |J owj^fi! ftookte een zaamenzweering tegen hem, hij r"lv!- „6 ^1 wapende zich met zijne eedgenooten , met dat deed dat kwaad gevolg, dat hij den Koning om het leeven gen van jeho- bragt te Gibbethon, een ftad, die door den jcfdeenin ^ Koning tans belegerd, cn door de Noord- **8 z'i"s va" • ,• * . ders cn in zn- waards woonende Philiftijnen bezeeten werd. ne zonde wa** 28. Dit fterfgeval viel voor in het 3de jaar g^S» Sanvan As a's regeering over Juda. Nu gelukte cliscn- _ ö ö u ° vs. 27. En. het Baüsa, dat hij de kroon van Israël voor ba'.sa a. zoon zich zeiven verkreeg. 29. Gekroond zijnde den huize handelde hij volgens de oosterfche ftaatkunde. {^f/nc 'v7imHij droeg zorg, om de koninglijke familie tenisfen tegen t b . . . . , hem en Baësa van Jilrobeam geheel uit tc roejeu, 1 paarde doeg hem te niemand , van geen van beiden dc fexen, en £é* dér* httW rustte niet voor dat zij alle omgebiagt waren.■■■&Wh is > a,s 3 . Nadab en Zo werden Jehovah''s bedreigingen door Ahia ganech jw»t» gedaan, tevens vervuld. 30. Dit leed trof legetxte.'r' dat huis om de afgoderij van Jerobeam, bjss; doodd" waar door hij de Israëlieten misleid had; met «*» ha 't yveele verzwaarende omftandigheden, waardoor d en Koning van Juda en werd Koning in zijne plaatfe. vs. 29. Het gefchiedde nu als hij regeerde, dat liij het ganfche huis Jerobeams doeg, hij liet niets over van'Je~_»eam, wat adem had, tot dat hij hem verdelgd had, naar het woord' van Jebareb, dat hij gefprooken had door den dienst van zün knegt Ahia de Siltmictcr, vs. 7,0. o.n de zonde Jeroshams , die zondigde en die hnïèl-eindigen deed [cn] om zijne tergiu.'.i., waar mede hij jcbovab den Llt>- lv 4  15- Het DERDE B O E £ bim hraib ge- hij Jehovah's gramfchap nog meer gaande tevsh3i. Het maakte. 31. Nadabs korte regeering en fèhTedentft^" dërzel*e* merkwaardige voorvallen zijn opge» Nadabs en ai tekend in de dagverhaaleii van Isra&ls Koninïieeft11," fseddant gen. — 32. De geduurige vijandelijkheden ven inboet tusfctieo de beide rijken bleeven onder Asa der Chronijken en BaÜSA VOOrtdllUreil. — 33. BaCSA 11U der Koningen , T. isratls? in t 3'!e jaar van Asa, den Koning van 'e/was3oorlog Juda, aan het bewind gekoomen, heeft wel 24 tusfchen asa jaapen jlet beftuur gehad, 34. Doch niet toten tusfchen •' 0 ^ EAësA, den voordeel van den Godsdienst, want hij was aYie'hunné^da- Jehovah onaangenaam , daar bij de zeden en ëCvs. 33 in 't denkwijs van J e r o b e a m navolgde cn alle derde jaar van de maatregelen, genomen om de burgerij tc van Juda werd misleiden in den Godsdienst, ftaafde. Baësa de zoon van Aiiia Koning over gansch Israël te Terza [en regeerde] vier en twintig jaar. vs, 34. En deed dat kwaad was in de oogen van Jebo-. vab , en wandelde in den weg Jerobeams en in zijne zpndcij, waar mede hij Israël had doen zondigon. XVI. HOOFDD. vs. 1. Toen 1. \J ju deze rede ontving de Profeet J e- Ö^JShV bevel om de volgende bedreiging aan jsovah totjEiiu, Koning BaSsa voortchouden: 2. Daar Ik u den zoon van a . ... ebanan tegen uit een geringen ftaat tot de koninglijke waar-. Bacsa,zeggen- j.gh^ over j(ra~, gebragt; heb, cn gij, in vs. 2. naar- plaats van dankbaar te zijn, de Mij zo zeeluit1 het'ftofver- mishaagende gedraagingen van J e r o 11 e a >i heeven en u nasrcvoliïd ziit, 3. Zal Ik het gcflagt van tot een voor- ö . , , „ , , , ganger ovcr Baësa met lang doen Hand houden, maar riv V°gefteM het zal een lot met de koninglijke familie, hebbe en gij van terobeam hebben. 4. De lnatfte tak- gewandcld hebt •>> > , m den wegjET ken uit het huis van Bacsa zullen, t ZIJ robeaMs en mijn volk Israël heb doen zondigen, mij tot toorn verwekkende door hunne zonde , vs. 3. Zie zo zal ik de nakoomelingen van BAëSA en de nakoomelingen van zün huis weg doen en ik zal uw huis maaken gelijk het huis jEROBEAMS des zoons Nebats. vs. 4. Die van ^I'.acsa in 'de ftad fterft zullen de honden cctcn , sn die van hem ia, v«W  der KONINGEN. Hoofdd. XVI. 7.53 zij in de ftad 't zij zij op 't land nerven, geen fterft zuilen . . , de vogelen des eerlijke bcgraavenis hebben. 5. Hier mede hemels eeten. zullen wij Bacsa's gefchiedenisfen befluiten. overige5™ der Het overige is geboekt in de jaarboeken der f(!n':^deBIis"SA Israslietiefche Vorsten. 6. Baüsa nu geftor- en dat hij ge? , . , daan heeft en ven werd in dc plaats van zijne hor houding zijn magt, zijn Tirza begraaven, en opgevolgd door zijn zoon ft%re^ Ela. 7. De bedreiging nu van Jehovah te- der Chro- , * •• nijkcn der Ko¬ gen dat huis door Je hu, leert ons zijn gedrag ningen israëis? kennen ten opzigt van den Godsdienst. Daar Ba^'a opaten bij ftond hij bij Jehovah fchuidig, als de ™et zii'ie va' J J j u 07 deren en werd ombrenger van den wettigen erfgenaam van begraavën te het rijk van Israël. 8. Na hem aaiïvkarde zooiT Êla re- zijn zoon de regeering in het _6fte jaar van £j"'td(£ 111 zim Asa's bewind. Hij heeft ook maar 2 jaaren vs. 7. Alzo .. , m , „. , n , gefchiedde ook in zijn horltad iirza geleefd en geregeerd, het woord van 9. Toen het ongeluk hem trof, dat Zuurt, ^dtens^des een zijner hovelingen, over de helft van de Profèets jeuu, . .. den zoon van koninglijke ftnjdwagens het bevel hebbende, cba nan , tegen een zaamenzweering tegen hem maakte, bij zijj^huls1 Se° gelegenheid dat bij bij Arza, zijnen _b£- 'f*1-0?^'^ d ° j j J kwaad dat hit meester ter maaltijd en zeer befchonken was, gedaan had in -_. , , , . , , , de oogen van 10. Daar op hem aandrong en m koelen bloede jebovab, hem hem nedervelde, zijnde naauwelijks in het 2de {JJuSJSe J^J" jaar van zijne regeering getreeden. Straks het werk _ijj j - J* l" ü j j „ . ner handen , ciaar op deed zich de moordenaar tot koning om dat hij was uitroepen. n. Zijn eerde en tevens zijn ^„^4'Ta laatfle aanmerkingwaardige daad was deze , om dat nij het , zelve verflagen dat hij, om den troon voor zich te verzeke- hadde. vs. 8. In 't zes en tivintigde jaar van Asa de Koning van Juda, werd Koning Ela de zoon van Bacsa over Israif! te Tirza [en regeerde] twee jaaren. vs. o. En ZtMiti zijn knegt , Ovcr.le van de helft der' Wagenen , maakte een verbintenisfe tegens hem, als hij te Tirza was, zich dronken drinkende in 't huis van Arza dc hofmeester te Tirza. vs. 10. Zo kwam Zimri in en doeg hem en doodde hem in 't zeven cn twintï;:lle iaar van Asa den Koning van Juda , en hij werd Koning in ziine plaatfe. vs. iï. En het gefchiedde als hij regeerde, als hij op zijn troon zat , dat hij het ganfche huis van BaSsa lloeg, hij liet hem K 5.  15 4- Het DERDE BOEK niet over, dieren, ftraks de koninglijke familie deed ompist, noöh zü- brengen, zonder iemand te verfcliooncn, zelfs wamen'^nodi niec de zijtakken van het koninglijk huis. zijne vrienden. 12. \n nadruk werd hier Profeet Jeu u's beverdéisde 7M- dreiging over 't koninglijke huis van Baüsa m het ganfche vervuld, i-i. Dat was ook een gevolg van huis van B."\esA J " naar het w.x-rd de afgoderij waar aan dat huis verllaafd was, dat mr*over en waar aan het de onderdaanen verllaafd L"nSLdC,rPdroor hield- M- Ela's regeering nu tot op zijn den dienst van dood toe is uitvoeriger opgetekend in de den Profeet Je- ... t _? „ . „ no, jaarboeken van Ifraets koningen. 15. Deze vs. 13. Om moord en innecming van het rijk door Zim- alle de zonden ; a , van Bacsa en iii viel voor in het _7"c jaar van Asa s reélaZOn"zïjnen geering. Dewijl dit voorviel in de hofflad zoon , waar was net greotst gedeelte der troepen voor mede zij ge- ° 1 zondigd had- Gibbethon, 't welk andermaal belegerd werd. den en waar , _i . ,11 1 1 mede zij 'Israël 16. Zodra nu de belegeraars dc maar vernazondigen /'"ot fflen» dat nun Vorst in een' zaamcnzweeiïng toom verwek- iiet leeven was benomen door Zimri, en dTn%hb!«7is- dat deze zich de kroon geëigend had, oorneljdemc^en!1' deelden zij zich gehoond, en riepen dus hunvs. 14. Het nen veldheer Omri, die onder de troepen gefchiedenisfen geacht werd, tot Koning uit. 17. Daarop van Ela en ai fl g. Omri aanltonds het beleg van Gibbe- wat hij gedaan ° 0 heeft, is dat thon op, en rukte met zijne Armée ten fpocven inhe**oek digfte voor de hoofdftad , die hij ten naauwdcr °ïtonlngen ^en i'ifloot. 18. Al rasch werd hij 'er meesisraëis? > ter van , en Zimri, nu bedugt, wilde kozeven en twin- niil glijk fterven. Hij vlugtte dan naar 't Pa- tigfte jaar van Asa dt Koning van Jtida regeerde Zimri zeven dagen te Tirza en het volk had zich gelegerd tegen Gibbethon , dat der Pbiliftijnen is. vs. 16. Het volk nu dat zich' gelegerd had , hoorde zeggen : Zimri heeft een verbintenis gemaakt , ja heeft ook den Koning verflaagen, daarom maakte het gansch Isra'él ten zeiven dage Omri den Krijgsoverften Koning over Israël in 't leger. vs. 17. En Omri toog of en gansch Israël met hem van Gibbetbon en belegerde Tirza. vs. 18. En het gefchiedde als Zimri zag dat dc ftad ingenomen was , dat hij ging in het paleis van het huis des Konings en verbrandde boven  der. KONINGEN. Hoofdd. XVI. 15'S leis, daar hij anders tot vcrdeediging van de «j* het huis J ., .. , ..... , , fles Konings ftad, bij de ftads-wallen zijn verbhji bad en met vuur en: ftak het eigenhandig aan, zo dat hij met alles fterf' verbrande. 19. Hij was een Vorst, die aan ^ Sonde™ de afgoderij van Jerobeam en 't volk fterk ^^«^ verllaafd was. Hierom had hij eenen dood, de dat kwaad ... ... " was in de oo- gehjk aan den zijnen. 20. Zijne zaamenzwee- gCn van jeho- ring is uitvoeriger opgetekend in de jaarboe- ken van hraëh Koningen, ai. Daarop ont- weg Jerobe- ftond er op nieuws verdeeldheid onder de ne zonden die foldaaten , want een gedeelte beoogde nu Tib- \\ll^isfau Ni aan de kroon te brengen, terwijl een an- zondigen. der gedeelte hunnen Veldheer Omri getrouw oveiige °iu der bleef. 22. Verre de meerderheid was even- wel op de zijde van Omri, dus moest Tib- ziine verbimc- , , , , , nisfen die hij n 1 zwigten en werd al rasch omgebragt door gemaakt heeft, den overwinnaar, die daarop den troon be- sSkhrlèNrtrfTo klom, 24. Dit viel voor in 't o,ofte jaar van \ boek der , • ^ 11,11 Chronijken der Asa s regcermg. Omri nu had het geluk, Koningen ldat hij 12 jaar aan 't roer van ftaat zat. rav^ ^, To(M1 24. Het aanmerkelijkfte van zijn leeven was J"a%shet ™'rk dit, dat hij de hoofdftad veranderde. 25. Eenen deeid in twee , ' 1 <-i helften , de berg namelijk, gekogt van Schemer, voor hcift des volks 2 talenten zilver gewigt, verkoor hij tot een ^4%^?»^ hofhouding, 'er een ftad van laatcndc maa- Gi'nath , om , ..... , , , hem Koning te ken, die hij, naar den naam van den heer maaken, en de des bergs Schemer noemde, en uit deze Vü'sde beginzels is het vermaarde Samaria opgeree- vs' **■ Mmr * 17 • « h£!t v°'k dac zen. 20. Voor het overige was hij een Vorst, omri volgde was (terker dan. het volk dat Tibni den zoon van Ginatii volgde. En Tiüni derf en Omri regeerde, vs. 23. In 't een en dertigfte jaar van Asa den Koning van Juda werd Omri Koning over Isra'e! [en regeerde] twaalf jaar. Te Tirza regeerde hij zes jaar. vs. 24. En hij kogt den berg Samaria van Schemer, voor twee talenten zilvers , cn bebouwde den berg , en noemde den naam der ftad die hij bouwde naar den naam Schemer, den Heer van den berg Samaria. vs. 23. En Omri deed dat kwaad was in de oogen van Jehovah , ja hij deed erger dan allen die voor hem geweest waren, vs.26. En hij wandelde in alle wegen Jero-  i56 Hht DERDE BOEK eeams des in het godsdienftige veel erger dan zijn' voorr^in^e gangers, zijnde de afgoderij nog veel Kerker ^enji;jwa^ toegedaan dan Jerobeam, derzelver grondmil had doen iegger in het rijk. 27. De verdere voorvallen wffiè van zijn leeven kan men uitvoeriger vinden in van'V^i'v de jaarbóekèri der Israclietiefche Koningen, tot toorn door o \\\\ wercj in zijn nieuwe hofllad begraa- ïhunne ijdelhe- ; ■> ' .. . den. ven, en had tot opvolger zijn zoon At aAB. ovVerige27nnd" 29. Deze kwam tot de kroon in het fano?» jaw van As a's gelukkige regeering m Jüd*. lij gedaan T-]jj heeft 0ok eene langduurige regecring gemag" dïe % nooten , hebbende 22 jaar den fcepter gedraaitreoteheniet gen. 30. Hij was een Vorst, die in verkeerdgeichreeven in nei(} aije zjjne voorzaten overtrof. 31. Men ■Chronijkcn der rekende het nu geen zonde meer, door de Koningen ^" iahgduüri^e gewoonte , om Jerobeam's OmT. feflifp ingeftelden Godsdienst te volgen. Hij deed me. zijne va- no.W? den Elobim hraiU tot toorn te verwekken, dan alle Koningen hraih die voor hem geweest waren. es. 31. Ituobalus bij Josepuus genoemd.  der KONINGEN. Hoofdd. XVI. 157 bitterde boven de andere Koningen. 34. On- ..vs. 34. In der zijn bewind werd door Hiöl, den Bethe- bouwde Hiëi. Heter, Jerkho weer opgebouwd. Toen zag ^-/^/.^^op men duidelijk de waarheid van Gods betui- A»IK4f zim° ' eerstgeborenen ging, fchoon 'er eeuwen verloopen waren eer zoon heeft hij zij haare vervulling kreeg, want toen hij de vc™ en^SEfundamenten op nieuws liet leggen verloor hij ^™ zl)n'[zooifj zijnen oudflen zoon, en eer de poorten 1105 beeft hij haare ... ... .. . „ " poorten gefield voltooid waren, ontviel hem zijn jonglte, waar- naar het woon! door men nu eerst dagt aan de gedaane be- ^ hif "Zo? dreiging bij 10 s c 11 u A 's tijd. ie" ,dienst van ö ° J J J Jofcbua den zoon van Nun gefprooken had. Axvii. hoofdl vroeg werd Aciiab door een Gods- deel. ^ gezant gewaarfchuuwd. 'Er leefde namelijk Lia ' dé rw*ter dier tijd, een zeer vermaard Gods-man, fnvJ0onde?ende zekere Elia, wel een gebooren Thisbieter Giieads zeide ' tot Aciiab: [zo uit de ftad Bethfemes, maar die nochtans het waaragtig ais] meest gewoond en verkeerd heeft te Gilead, i/„°ftr*?/jieeiï anders Magdaka , beide lieden in NaphtaWs ™,gre7>c wiej£ gebied. Deze man moest op Goddelijken last fta, indien dede volgende nadrukkelijke boodfchap ten ho- of regen zijn re brengen : Jehovah Israëh God en Koning, zal • 'c ea zi> vs. 1. Het leeven van Elia en Eliza hier ingcvlogten is vrij uitvoerig en van veel belang in de Jaarboeken van Isra'els rijk ; onder de Uitleggeren die het afzonderlijk behandeld hebben, trokken twee mijne opmerking, een onder de ouden Ca mart es de Elia vol geleerde digresfien, maar niets voor de uitlegging: Albertiioma in flijl en gefchiedkundige voordragt boven zijne tijdgenoten uitflekend, een man van een oordeelkundigen aanleg, die in den fmaak van zijn tijd zich Weder uitgedoofd heeft. vs. 1. Mas, leest: een vreemdeling onder de inweoners Gileads, want Thisbi, is hem als een eigen naam onbekend. Liever denk ik met Josephus aan Tbisbt in Gilead.  i58 Het DERDE BOEK dan raar mijn wien ik d: eer heb als buitengewoon gezant *°ori' te dienen, betuigt op 't allerplegtigst door mijnen mond, dat 'er binnen het bellek van 4| jaar geen genoegzaame daauw of regen zal zijn, om de gewasfen te doen voorkoomen. na^'geMncddé Hij betuigt, die bedreiging gewis ter uitvoer het woord van te zullen brengen. 2. Zodra had de Profeet hem'r^zegge'ï Elia die boodfehap niet gedaan of Jehovah lk'v3.3. oa weg openbaarde hem nader Zijnen wil. 3. Hij van Met en moest ten fpoedigfte vertrekken, want 'er wend 11 naar , i u * het oosten cn broeide iets tegen hem ten liove. tiet veiderbbceri;eU Ë" ligst was oostwaards van Samaria naar den ritb die voor <%rj^#_kant te trekken. Aan de beeke aan de lordaa- >J ne is, Kerith, die zich in den Jordaan ontlast, was gelegenheid genoeg om zich verborgen te houvs. 4. En het den. 4. Voor fpijs en drank, voegde Jehozaï geleideden, , , j ■■■ behoefde hij niet bekommerd te dat gij uit de fc* J ' , , , .. beeke drinken zijn. Uit de beek kon hij waters genoeg Ö' oS«ï voor zijnen dorst bekoomen, hij had ook de vs. ï. H arm ar heeft zeer wel opgemerkt, dat men dit niet volflrekt moet opvatten, maar van de regens zo als die bepaald , op zekere tijd iii Paleflina vielen, en nu geheel niet, of niet genoegzaam tot het oogmerk zouden zijn. vs. 4. De gewoone vertaaling heeft groote zwaarlgheden: dezelve Woor* den, die naderhand van de vrouwe, den Profeet onderhoudend, gebruikt zijn, vinden wij hier; zij maaltijden zeer geregeld op de dezelve" wijze als befchaafde menfehen , tweemaal daags, en hebben eene ingeeving tweemaal daags gehad, tijden aan den andere. Zulk een wonderwerk zou inderdaad gediend hebben, om den Profeet te eerder te ontdekken. IIiERONijMUS heeft ons de dwaaling, door de dubbelzinnigheid van" het woord, al onder het oog gebragt. Men is de andere gedagte onder de Christenen aan het weelderig vernuft van H. v. b. Hardt verfchuldigd, 't geen wel eens de waarheid aantreft op een kronkelend pad. Heuman en N i e meier hebben alles afgedaan en bewezen dat Oreb een Kreek lands is,  der KONINGEN. Hoofdd. XVII. 159 nabuurige Orebs bergbewooners geneigd , om geboden, dathem het noodig leevens - onderhoud te verfchaf- dcrhouS'zu"fen. 5. Ingevolge Jehovah's bevelen vertrok lende Profeet ten fpoedigfte naar de aangewee- gin?'dan heèzen' plaats, 6. Alwaar hem de Orebieten met £J hecnt woo^ zo veel genegenheid en geheimhouding be- ^ %i'v'"v£ dienden, toen zij hem vonden aan den voet en woonde6bij des bergs, waar ze gewoon waren water te feb diT voor haaien, dat zij hein tweemaal daags, zelfs *f & W*"vleesch met toefpijs en brood bragten , waar vs- \ En c|e op hij dan met een teug uit de vlietende beek hém bdf," zijnen maaltijd befloot. 7. Hij was daar een JSh'S zeer geruimen tijd. Eindelijk werd de beek gelijks l,roohad Jehovah het hart eener weduw «-eneio-d hovab tot hera» _ j &>-">-'S<-M zeggende: zo ctat zij met helde hem ontvangen zou. vs- f- Mmk ïo. Hij vertrekt dan naar Zarphath zonder de' w^ar* zl% wedirw in 't minst te kennen, doch in dfi tt» t en nabijheid van de poort der ftad, valt zijn aan- woon aldMr > <1orrf- r,T-> ■ , zie 5 ik hebbe tiagt op een vrouw m een weduw gewaad daar een webezig met hout te Iprokkelen. Laat ik liet eens vs. 10. Toen maakte hij zich op cn eftta niar 7«,-*„,u °?]de^oude. aan de poorte der ftad kwam, &,% *« ^,^X,Z^Z, is, niet ver van Betb-San, misfehien is daar ook een ff ad bij geweest: Hess IX. Deel bladz. 103. heeft de gewoone gedagte we! getragt te verdedigen, mijns oordeels evenwel niet voldoende.  !6o Het DERDE BOEK .eezende , cn beproeven, denkt hij bij zich zeiven, zou dit hij riep totd vrouw ook zijn? In die gedagte ipreekt haar cn zeide: l"- , , f ■: wat haai mi, doch hij haar aan , en verzoekt dat zij wat een weinig wa- Uooleh 7011. want dat hij ter in dit vat, water voor hem haaien zou, de Ehbim Is- , verteerd worden , en de olie  der KONINGEN. Hoofdd. XVIÏ. iöx óiie , om het meel gereed t'e maaken en te det! aardbodem, hakken. 15. Van harte geloovende, dat haar En zij dit weêrvaaren zal, ijlt zij naar huis en gaat f"esA ^ h« aan 't bakken. Al rasch merkt zij, dat haar woord van ,Evoorraad niet vermindert. Nu liep zij naar en*iüi ; en.haar hem toe en laat niet af met verzoeken, dat gën![veeIe]Ai~ hij bij haar zijn intrek zou neemen. Hij doet vs; ï(!- He< , . ,T J .. , J meel van de net. i\u gaat zij voor haar en voor haar jon- kruik werdniec gen bakken , zo veel zij lustten en dat duur- 17o&d van 11 de langen tijd. 16. Schoon zij dagelijks met *festre t^hr^ hun drieën van den voorraad aten, meel en w°°r'd van olie was 'er overvloedig voor het gezin, in- gérprookenhad, gevolge JehovaK's toezegging. 17. Wanneer va°n°rEdLI".dienst zij dus in ftilte eenigen tijd geleeft hadden, , vs- }t\ En r u j 1 • ■. 1 het gefchiedde ïcneen de achting van de weduw-vrouw "voor na deze dingen, den Profeet een weinig te verminderen, doch %l\TulT, 'er kwam een geval tusfchen beiden, dat ze de .weerdinne ..... m . n , ■ ' van den hui» ten lterktten weer opwekte. Haar kind name- ze, krank werd, lijk werd doodelijk ziek, ja raakte zo ver Sidwerdlëe? heen, dat men geen adem in hem meer be- *e* 'Jg£ d£ fpeuren kon. 18. De vrouw hier door in ^m overgebittere droefheid en als buiten zich zelve, vs. "s.Tn'zij gaat aan 't verwijten, meenende, dat de Pro- «^heh'ik'mer feet oorzaak was dat dit ongeluk haar trof, u cc d0L'n sü 1 , .. . 0 ' man Elohims? aat nij door dit verlies van het pand haarer zijt gij bij mij huuwelijks-liefde, haar de ongeregtigheden miine°°mo"ge"van haar kraambed wou herinneren, en haar g^gienVsfe \l tot dat einde van haaren zoon berooven. brengen en n c r, , om mijn' zoon 10. De Proleet is ten uiterlten met de vrouw te dooden? verlegen. Terwijl zij het kind roerloos öp itofS haar fchoot had liggen, verzoekt hij, dat zii gcef raii uw , , ., J zoon! en hij' t hem over zou reiken; en toen zij hier in 113111 hem van bewilligd had, neemt hij met zich naar ten boven-kamer, dien hij bewoonde, en die met ^Z^J>£ een trap buiten 't huis op- en afging, om te zsif woo*. V. Deel. L  ïfo Het DERDE BOEK de, en hü lei- vrijer te zijn. Daar legt hij 't kind in zijn * he^bne^eer bed, om het, ware het moogelijk, te vcr^"o. F.nhij warmen. 20. Onder het ernftig gebed tot *m en>?zeide* Jehovah: hoe hij verlegen ftond, toss Jehovah "jehovah, min |iem tot cene vrouw gezonden had, die zo geïf'dan ook dienilig was geweest , maar nu den flegtften 'Iwdkè loon fcheen te ontvangen voor haare herbergik herbergen, mmheid om dat zij haar eenig kind zou moezo kwallik ge- ' r ^ „„i,QOi daan, dat gij ten derven, dat onder het fpreeken al geheet doodheM?60' dood fcheen. 21. Nu deed hij tot driewerf X^orl moeite, om, daar de natuurlijke warmte in maai uit over het kmd reeds weg was, het met zijn eigen xlep kjLZ ligehaain die te rug te geeven, onder geduuverzugtingen tot Jehovah: ach! dat ik 'Elohim '. tot. den adem weer m iiet kind befpeuren mogt. des* kinds Z'in 22. Eindelijk antwoordde Jehovah gunftig op hemwederkoo- ^ ^ Het kind begon te herke- ?XU"-ver-ven; men zag duidelijk alle tekens van herhoorde deftem- Q^\ag ten voorfchijn koomen. 23. Nu neemt enCdeazieiLdes Elia'verrukt den jongen op zijn arm, loopt Srin'hXfpoedig met hem van zijn kamer naar de cm het weder moeder en zegt: zie daar, mijne vriendin, ltaalc leevendigwen^. ^ vcnvijrcu. Hier is UW' ZOOU friscll en ^Id\ribragt leevendig te rug! 24. O! zegt de vrouw., het^af van de ^ gjy^ >Er niets meer over;, om te twijffe^EPSen gaf ]en 0f gij een waar Profeet zoud zijn. Al % ,Zien eua wat' Jehovah door u voorfpelt, moet echte tSX " waarheid zijn. vs. 24. Toen . d ;j een man Elohina S?enedaTrewóoklE;'an » te'mond'waarheid is. vs. =4. Hess aanmerking verdiend nadenken:' - de wonderen vaa Elia zijn zegeningen voor den vreemdeling maar mee5taJ ftraffen V°°r Isra'il.  der KONINGEN. Hoofdd. XVIII. 163 9-j-^ XVIir.HOOFD- ï» Jti/r- verliep een geruimen tijd eer Elia vs , e'nhet weer eene openbaaring bekwam, maar toen hij gebeurde [na] vccIg dagen langen tijd in ftilte gewoond bad, en het dat het woord reeds het 3de jaar was na de bedreiging aan gefchie£?e°Tót Achab gedaan, kreeg hij op nieuws bevel, £UA.m 'c dcr_ ° ' ° 3 r 'de jaar , zeg- om zich voor dien Vorst te vertoonen, daar gende: ga heen, 1 t. , , vertoon u aan cle Heer nu voorneemens was den lang ge- achab , want wenschten regen te bezorcen. 2. Met dat lk zal re§e,i n n ^ geven op den oogmerk begaf Elia zich dan op reis, ter- aardbodem, wijl de tijden nog allerkommerlijkst waren, en elia'ging'heen de fchaarschheid in en rondom de ftad bij- a™habcthe /erzonder groot was. q. Nu had de Koning toonen; en de .. , , , .. , r ^ honger was eemgen tijd geleden zijnen holmeester Odad- nerk in Sama- j a , een man van beproefde trouw en Gods- r,a'vs. 3- E„ vrugt ontbooden. 4. Deze man had zich niet Achab bad 0^ badja den hof- ontzien in de vervolging, welke de fnoode meester geroe- Koningin tegen de waare God-gezanten aan- jA 'W!1S jeia- rigtte, 100 uit de profceten-fchool aan haare 2^d^eer vrce" woede te onttrekken , en bij partijen in vs. 4. Want , , . . ... ' het gefchiedde Ipelonken laaten voeren , waar hij hen op ais izf.bel de zijn eigen kosten van de noodige leevens- |^"|n u;" voorraad liet verzorgen. K. Schoon hij zich roei«e, dat o- 1 . i ? ,• ,, , BAD-TA honderd zo veel van *t hot onthield, als moogehjk Profceten nam was, fcheen de achting voor hem in den Ko- bij^snlgf^in ning niet uitgedooft. De Vorst liet het op zijn een ^lonken, 0 ö E ■' en onderlucld- beleid aankoomen, om naar de beste plaatfen ze met brood van het land, waar natuurlijke wellen en ri- ^.yv's. En Achab had ge- zeid tot Obaota : trek door het land tot alle ivaterfonteinen en tot alla livieren, misfchien zullen wij gras vinden, op dat wij de paarden en dj. 1. Volgens Lu kas en Jacoeus heeft de droogte 31 jaar ge- % duurd. •w. 4. De Ross 1 heeft, eene lezing uit Handfchrifien mij in het ver. band waarfchijnlijkcr, bij vijftien. L a  164. Het DERDE BOEK de muiiezeim viertjes waren, heen te trekken, in 4e hoop' b"ho'ndenCeVen van daar ook gras te zullen vinden, teri einde vlhS &fr°te . ciiabs, dat hij van af5 mdieii men u op die plaats niet vond-. fflvsd0°iae[Zo 10. Ik geloof, eerwaardige man! dat gij niet waaragtig als] wa(. »eJ, lia uw v]llgt: aan Jlet hof fti webovab uw ' ^ ^ 'Zfobii* ïeefiM omgegaan is, doch ik bezweer u bij Jehovah ofteCkoningrijk God, dat ik niet uit bevreesdheid de zaak HeerWniet1e" vergroot, als ik zeg, dat de drift om u te ont* zonden heeft, bekken onbefchrijfelijk geweest is. 'Er is bijna om u te zoc- J .. XT ken, en ais hij geCn volk of rijk, waar mijn Vorst m eenige hfereniet"J zo goede veriiandhouding mee leeft, of hij heeft jg&aA %M moeite gedaan, om u te ontdekken. Had ze.8 mv' Koning die hem zo aangenaame, maar u zo lia is fMer]. doodeEjke tijding brengen zou. 12. Hoe ligt ^'mm gekan 't gebeuren (dewijl ik van uwe getrouw- fcnieden > wan- ].,...... 0 neer ik van u fteid , dat gij mij in geene deele misleiden zou weggegaau zoudt, verzekerd ben,) dat gij intusfchen op geest' va" aandrijven van Jehovah'''s Geest, verplicht werd \°™b j we| elders te gaan. Had ik dan Aciiab dat be- "«ét waar neericht gedaan, en had hij u dan niet gevon- Jm^fT den, dan zou hij in zijne woede mij het lee- ™AgBen $ü $ ven beneemeu. Ik wensch in deze zaak, se • vond » niet! • 11 j , , zo zoude hij mij üjs 111 alle andere, bedagtzaam tc handelen, dooden, ik uw te meer, daar de vrees van Jehovah die mij van mijne vroege jeugd af bezielde, mij be- raijne '0D£aeiA hoedzaam gemaakt heeft. 13. Denk niet , °Pvs. 13. is mijn Heer! dat ik angstvallig, bezorgd omt% 's Konings gunst , daarom zo bang ben. j£ gj^Lhcbd^ Neen! moögejijk weet gij 't niet, dat, toen Erofeeten van Izebee de Profeeten ter dood vervolgde , i£%t ik°vat ik het toen ondernoomen heb, 100 te be- jaen Vr$Z" veiligen, die ik tot nog toe, in deze fchaar- ho,:derd man r 1 , heh verborgen, icne tijden zells, van 't noodige bezorgd heb, t'eiken vijftig 14. En nu, waardige vader, blijf 'er toen \%f *£ niet langer op aandringen , dat ik zulk een w"erbr0ol^scr!! boodfehap aan den Koning doen zou. Ik ver- ho'uden heb? wagt niets goeds van hem, misfehien , dat zegt''gij ^" ga hij mij zodra ik mij voor een vriend van u h^T^everklaarde, zonder eenig verhoor ter dood zou LIA J's C'dèr], 1.1 , , .. ' en hij zonJé laten brengen. 15. Doch, wat hij mag m-mij doodiiaan. brengen, de Profeet is van zijn voorneemen elm zeide : [z" niet aftebrengen. Hij betuigt den hofmees- lffi^z$£ tei onder de duurfte verzekeringen , dat hij »'*leèft; xatyt L 1  166 Het DERDE BOEK wiens nangc- dan in perfoon gaan zal , om zich aan den 2f voolzèker Koning voorteftellen cn zijn boodfehap door himvmoonem Jehovah bevoolen , tc volbrengen. 16. Nu vs. iö. Toen „eioof,- Obad]A, dat het hooge ernst is. tcL, TT- Hij keert dan' terug om zijnen Vorst opte2e°etheetn hem zoeken, dien hij bericht, dat hij Elia ontarm, en achab cJekt had. Zo rasch hoort de Koning dit fèmoetEUA tL niet of hij ijlt op weg, om hem te outmoe- vs. i-. Enten, en 17. naauwelijks onderkent hij hem al" AcuABedE- van VelTC °f hi-' r0ept d: Zijt g'J' kelk" iu zag, dat en ftaatsberoerder! die u durft verzetten teSlagen mijne godsdienftige fchikkingen, die oor/ir«^?r°ertkr zaak zijt van den feilen honger mijner onderdaanen, hoe durft gij nog onder mijn gevs. is. Toen zigt koomen ? 18. Men kan aan den Profeet ïebd/.rrf/!ni« noch fchrik noch drift befpeuren , hij antberoerd, maar woovd iu de uiterfte bedaardheid: wel, Vorst! ^ersCïuüls7dIar gij weet zeer wel, dat ik Israël niet beroerd ™elndcd'gebo"- heb , ik heb mijn last maar volvoerd , ik den van jebo- ^ dcn re!,en nict orider mijïJ beftuur, maar vat verlaten 1 ö i • hebt en de gij behoeft niet angstvallig te zoeken , wie St zijt,0*8*' Israël dit onheil berokkend heefc, die man zijt gij, ook zijn het uwe koninglijke voorzaaten. Is 'er ooit fterkcr muitzugt , dan door de bevelen van Jehovah te verlaaten en zich aan den dienst van de afgoden te verllaaven, waarin gij zo uitfteekt. Wijt dan het oorm. 19. Nu deel uwer onderdaanen aan u zelven. 19. Het vs. 18. Die mijne denkbeelden aangaande het ampt eenes Profeets gévat heeft , zal hier geene verdediging van zijn gedrag eifchen. - Die bederking houd, gunne mij, dat ik hen de woorden van Albertiioma voorl.oude: heeft Elia den Souverein beledigd? neen de wetten van den lande zijn de Souverein , die niemand beledigen mag, bij zij wio hij zij.  der KONINGEN. Hoofdd. XVIII. 167 fchijnt dat de Koning een weinig bedaarde dan «etó^heeen nader in gefprek trad , bleef hij evenwel tot mij het daarop flaan , dat zijn gezag door den Pro- ^berg "k"?feet gefchonden was, en Elia hield vast,-J^,^ dat de eer van fehovah verwaarloosd was. tig Prefecten BaUli, en de Na langduurige redenwistehng Haat de Pro- vier honderd feet voor, alles aan de beilisling van dén héfbosch; die* Godsdienst zeiven overtelaaten. Hij verzoekt VI"' de taftl Izeeel eeten. dan den Koning om door de vórftelijké loopers, de voornaamfte in Israël te ontbieden, op Karmel in Asers gebied, te gelijk met 450 Profeeten van Batil, den afgod der Phoeniciers, benevens 400 Profeeten, die de gewijdde bosfehen van Astaroth bedienden, en zo ver in de gunst der Koninginne zich gewikkeld hadden , dat zij uit de koninglijke fchatkist onderhouden werden en de dagelijkfchen toegang aan het hof hadden. 20. De vs- 20; z» 00 zond Aciiab Vorst raadcloos in deze beklemde tijden, be- onder alle kinwilligt in den voorflag. Alles word met den dnr™erzameide iiiterften fpoed vervoerd en men ziet van al- de Profeeten 1 op den berg le kanten Staatsmannen, Priesteren en Gods- Karmel. dienst-gezinde lieden naar Karmel toetrekken. 11. Elia fpreekt de zaamgevloeide vs. n. Toen , , , ...... naderde Et.ia menigte dus aan : hoe lange wordt gijlieden tot het gan- door tegenltrijdige neigingen geflbigerd, liefde . ™ï>e iat£ voor Jehovah en achting voor de afgoden , ?e hinkt R>' °P .. r .. •• 3 t , twee gedagten, zodra gij voorlpoetiig zijt. t Is lang genoeg zoo Jebevab gedraald. Zo Jehovah uw God en Koning £££*^*?jE is, dient Hem dan met oprechtheid, naauw- ^« gezetheid, zelfs in den uitwendigen Gods- na. Maar het dienst, maar oordeelt gij, dat Baal die éèr de hem niet waardig is , houd u dan naauwkeurig aan cen vvoord- hem. Verwagt dan alles van hem! — Doch cen ieder zwijgt. Niemand durft uit te koa- L 4.  i.6S Het DERDE BOEK vs. i2. Toen men ■> waarom de Profeet zijne rede wede? pide Elia tot opvat:: a» Daar ik dan alleen fta, en 'ei. het volk: ik r . .. hen alleen een geen van de Profeeten meer is die aan mijne \7bovab ovér- zijde voor Jehovah pleiten durft, en 'er van febleeprofte«n de zijde Baiih reeds 45° Profeeten zijn dip Basn zijn vier voor zime belangens ftaan, is het billijk, dat honderd en 1 . TT vijftig mannen, wij onze zaak aan onze Heeren overgeeven , vs. 13. Dat 23, 24. Dit dunkt mij is de gereedfte weg. nvene ^varren Op vorftelijk bevel befchikke men ons 2 reigeeve, cn dat ne van.en 1 j]c geef gaarn de voorkeur van de zn voor zich den eenen var- 2 aan Baèils Priefteren. Eeu ieder flagte, re kiezen en , .... . , denzcivcn in verdeele, en vleie ze op den altaar naar Zijden opgiet "e >vijzc." Doch men draaSe Wel Z01'§ 'er hout ietgen , gCen vuur biitebrengen; neen, yvii zullen wagmaargeen vuur 0 J ° * * '• D „. daar aan leg- ten op vuur van den hemel. Daar dc Baal den'"anderen de Zon-God is, is dit voor u voordeelig. varre bcrei- wiens God dan op het gebed het eerfte vuur den en op het r 0 jwut leggen doet daalen, die zal het winnen. — Nu rijst «n geen vuur , ' j 1 •itm.- daar aan leg- cr een algemeen geroep op over de bilhjksen- heid van dezen voorflag. 25. De Priesters .ipatt™0!™ vau Baal zijn dan genoodzaakt het te waariaam uwes£/o- gen, want den voorflag te weigeren was voor hun iims aan, en *> . ' .0 a _tt ik zal den wantrouwen te ftellen in hunnen God. DaarTZb Tam-oe- bij neigde de Koning 'er fterk toe over. Zij £eMlmen die §aan dan 3211 ^ werk' Elia fpoort hen aan , door vuur tot- 0H1 toch alles op het naauwkeurigst te doen , die°rzai Bii- wat hunnen God behaagen kon, en, dewijl heT ^ganfehë zij ^ voorrang aan 't hof hadden, wilde volk antwoord- jjjj \en tans 00k gaanl den voorrang geeven. de en zeide : .. ... 1 - jj 1 .«at woord is Zij niogten vnj zo ijverig bidden als zij £oed! konden; alleen zou hij wel zorgen, dat 'er Eill' zeide tol geen bedrog gepleegd werd door heimelijk ite Profeeten Banls : kiezet gijlieden voor u den eenen varre en bereid gn [hem] eerst , want sti zijt veele » en roept -den naam uwes Etobims aan en legt geen vuur daar aanj  oer KONINGEN. Hoofdd. XVIII. 169 vuur aantebrengen. —- 26. Hier op maakte vs. 26. En zij _ r namen den var- men nu een aanvang. De Baak - Priesters re die hij hu» kiezen een offer-var, ontzielen hem , bezien ^geev™reidep de ingewanden, verdeelen en vleiën alles net- Chem] en rie" pen den naam jes op den altaar, vallen ter aarde, gaan aan Saau aan van ."t roepen en bidden. Met de opgaande zon be- d0etn0p d°°nudgonnen zij djt reeds en zetten het voort tot fs'Bze.?gc"dnT * o Haat ant- op den middag, wanneer de zon op 't heetst woord onsj , , maar 'er was was, maar men zag geen vuur. Zij verdub- geen ftemme, beien dan het gegil; Baal, Koning des he- mels verberg u niet langer; maar 't was alles fprongen tegen ïe vergeefs. Men werd geen bhkfemftraal Elias gemaakt gewaar, de lugt bleef even ftrak. Nu klom hld' hunnen angst en met dezen hunne razernij ten top. Zij vallen op den altaar aan, (mooge- lijk is hij door Elia ontheiligd!) en fchrab- ben en hakken het oppervlak des altaars af om hem te reinigen. 27. Elia, die met vs. 17. En veel bedaardheid tot dus ver dit fpel had aan- op^f/Sg gezien kan nu niet langer zwijgen, maar be- dat E"A met . r hun fpottede , gint te fpotten. Gij moest nog wat harder en zeide:roept roepen, zegt hij, want is hjj God van den wlnv'wj^n hemel, dan woont hij hoog. Moogelijk is hij fa'°*!h™ isin °™ door fterk denken vervoerd , want hij heeft peins is , of .... \ . , " ' ... om dat hij wat jvaarhjk veel te denken als hij naar alles te doen heeft, hooren zal. Misfchien is hij in de eenzaam- j^S^oft! heid ■ om zich te verkwikken en geeft dus nüsfchien naapt , .... * 1 . hij en zal wak- gccn gehoor , moogelijk naar een nabuurig ker worden. _ volk op reis, want hij kan voor u alleen niet gereed ftaan. Plet waarfchijnelijkst is, dat hij llaapt, hoe harder dan gefchrecuwd, hoe eer- vs, 26. Hier is waarfchijnelijk het woord Elias uitgevallen, hierop '«es ik dus: dien Elias gemaakt bad. " L 5  *?o Het DERDE BOEK vs. 28. En zij der het te hoopen is dat hij wakker zal riepen met lui- . 4 J . «ie ftemme en worden. Het is waarlijk zijn belang, fcb. Die zïc:izeivenCm'et fcherpe fpat maakt hen nog meer verleegen, mesfen en met hun „e„.}i VerVult de lugt , maar woorden priemen naar o ° ° ' hunne wijze, helpen niet. Het komt dan met hun tot daa- tot dat zij bloed , _.. . . ., . «ver zich uit- den. Zij loopen door elkander en wonden florten. andcr' met diepe krasfen , zo dat het bloed van hun lichaam gusde en eenigen in vs. 29. Het flaauwte vielen. 29. Intusfchen begon de zon gefchiedde UU ais de middag al vrij de wester-kim te naderen, wanneer zrj da^zeb'j pTofe- weder met nieuwen moed begonnen. Zij zon- teerden tot dat gen nu een meenigte liederen, met veele geinen het Ipijs- 1 1 offer zoude of- baarden ter eere van hunnen God , en maakten was^eeTftem- toebereidzelen tot een fpijs-offer, doch alles StwöordJ^h te vergeefs. 'Er werd geen geruisen in de geen opmer- ]ugt gehoord, geen rollende donders of flittc- rende blikfems vertoonden 'er zich. Be- fchaamd Honden dan deeze beeld-dienaars. vs. 30. Toen 30. Nu oordeeld de Profeet het tijd om voor het"" ganfche Jehovah te ijveren. Hij noodigt dan de volk : nader zaamgcvloeïde meenigte tot zijnen altaar, wil- tot mi.1 ! en al 0 0 J 1 ai het volk nader- lende beproeven wat Jehovah doen zal. Alen hi? heelde les dringt rondom hem. Hij begeeft zich naar fdovlTl dTèden altaar en doet al,es tft*fl^len' 'c welk verbrookèn wel eer voor Jehovah gefchikt, maar nu door W'v's - En de Prie^eren van bedorven was, vooral E1.1 a nam twaalf het plat van den altaar. 31. Zijn toeftël is heCtCngètai "der zeer eenvoudig. Hij neemt 12 groote fteenen, kmdTren f/ naar het Sml van JAC 0BS zoonen, over wien kobs tot wei- Jehovah eenpaarig Koning was. Hij herinvan h">w nerd zich de worftelingcn van den vroomen legden* :W?s: aartsvaders, waarom hij Israël genoemd werd. R.\ëL .zal uw Y)nx verkwikt, dat verflerkt hem, die nu de naam iijs! „ , vs. 32. En hij eer van God zou handhaaven. 32. Uncler «,Ufte«enS plegtige aanroeping van Jehovah's naam ver-  der KONINGEN. Hoofdd. XVIII. 171 groot hij vervolgens dien altaar met de 12 altaar in den fteenen , en laat 'er een groef rondom graa ■ ^daarna ven, die al vrij wijd en diep was. 33. Voorts maakte !W*'nJ ' J J r JJ groeve rondom wenkt hij, dat men hout zal aan geeven, hij den altaar naar ... ... , . „ , . ,. de wijdte van vleit dat, terwijl men hem mtusfchen vleesch twee maato aanbrengt, alles befchikt naar de Mofaiefche za^-s'„„ Erhij inftelling. 34. Nog een ftap verder gaat de fchikte het houc 0 J^ 0 r , en deelde den; edelmoethge man, om alle vermoedens at te varre in ftukfnijden. Hij gelast namelijk, dat men aan [hcm/'op^hec den voet van den berg 4 kruiken met water hout» ... vs. 34. En hl} vullen zal, en die op den altaar uitftortcn zeide 1 vult vier over het hout en de Hukken vleesch, ja tot ^'^/"en giet driemaal toe liet hij dit herhaalen, waar door £ra?dJoffer.hea 35. het water aan alle kanten van den altaar op het hout! r- , , , , r- • j en hij zeide r ahixoomde, zo dat het zclls 111 de groeven cioet het ten liep, die hij verder geheel met water liet aanvullen. 36. Nu was de avond reeds zo den het ten tweede maale. nabij, dat het de gewoone tijd van het fpijs- vpors zeide offer was. Hij gaat dan voor den altaar d°derde" Haan , breidt zijne handen uit naar den he- «"^^ jjj^ mei, en doet bedaard dit kort gebed: jec- derden maai, hovah ! onveranderlijk, alleen dienenswaardig herwater rondGod, die U plegtïg als zodaanig aan onzen j?™ _ ^Daartoe vaderen bekend maakte, Gij weet, hoe ontaart vuide hü ook , . . .. tt ir 1 ric groeve mee hunnen kinderen zijn. liet moet nu zelts be- water. llist worden, of zij U erkennen zullen als den gefchiedde ""u God, die hun de tans heerfchende oordeclen a,s.. m£n hf ' fpijs-offer 01- tocgezonden heeft , en of ik wel meer dan ferde, dat de , ,. TT ..... , Profeet Elia een verkondiger van Uwen wil m ent geval „aderde en zeigeweest ben, die met geen bedrog heb omgc- fk'ï/w'vanA* gaan. Gij moet het nu beflisfen, of gij God ■ t i ■■ n tij cn IsllAe'-' *Ui in Lracl zijt. 37. Betoon U dan nu een het heiden bchandhaaver van uw eer. Doe nu goddelijk da? uii ^e/oM»» in Israi'l zijt en ik uw knegt , en dat ik alle deze dingen naar uw woord gedaan heb! vs. 37. Antwoord mij Jeteviti , antwoord mij , op dat Uit volk  ?7* Het DERDE BOEK Üjer&jtA«vAb1 vuur van mand van hun maar goedkeuren moest. Waarom nu gezUgreepenhen1, draald , zegt hij, tot de overheden? vat nu d" hen^afTan die volksverleiders cn laat hen ombrengen! de beeke Ki- dat men hen nu in tijds omfingele, dat nie- ftn en flagttc , J ° hen aldaar. mand hunner ontkoome en weer verwarring baare! dit gefchiedde. Zij werden alle naar  der KONINGEN. Hoofdd. XVIII. 175 de beek Kifon gevoerd en daar ter dood ge- vs. 41. Daar bragt. 41. Daar op begeeft zich de Profeet to^AciiABitrék weer fpoedig naar de koninglijke tent, ver- Zr±, wam'Ir zoekt den Vorst in te koomen, om met hem is een ger"isch , eenerovervloete maaltijden , want dat jehovah zijn offer en digen regens! gebeden verhoort had , en binnen kort zulk t0og' a4chab oj> een overvloedige regen zou geeven, dat de om.te, .e.eien a ö ö ' en te drinken. Koning zelfs in zijn reis belemmerd tzou wor- Maar elia ging den. 42. Achab vermoeid van het werk hoogte van Aarvan dezen dag, ging dan in zijn tent maal- ™che "itToort tijden, doch de ijverige Gods-man klimt waards ter aar- £ , , i , ■ , •• de.daarnalei- Karmel nog hooger op, alwaar hij zich met zijn de hij zijn aanaangezigt plat op de aarde neerlegt en vervol- xfafkrila!*'* gens met zijn hoofd in zijn fchoot. 4%. In 7?-43- Enhij °. . ' tJ zeide totzijnen die geftalte liggende, gebied hij zijnen leerling, jongen: ga nu dien hij 't meest bij zich had, eeil' hoogen naar de zee! na bij gelegen klip te beklouteren en naar „"'VS den zeekant te zien, of hij ook verandering en .zeide: 'er 111 de lugt belpeurde. Hij doet dit, maar be- zeide hij: ga tuigt niets te zien, daar de lugt nog eeven zevenmaal11 ftrak ftond. Daar op laat Elia 't hem tot ***jfEniiet , , , , gefchiedde op> zevenmaal toe herhaalen. 44. Toen zei de de zevende leerling, dat hij van verre een klein wolkje zeide' etn kieiï uit zee zag oprijzen, doch klein en dun. Op "en mans hand'9 dit zeggen ftond hij op, ging naar Achabs saat °p van dé - 1 tt 1 . , „ zee. En hij tent en zeide: V orst! doe toch uwen Koning- zeide : ga op lijken wagen infpannen en rijd van den berg fpL'^iT^nt af eer de regen u overvalle en belemmere. kT af> dM _ . u de regen met 45. Onder het fpreeken begon de lugt al aan- ophoudei merkelijk te betrekken. Men zag aan alle hetVSgeifhieddê kanten de buiën aandringen, de lugt zwart g*g»f^ worden, cn 'er viel zulk een zwaare ftortre- van wolken en 1 ^ j 1 , ,. wind fwarc gen kort daar op, dat de Koning die naar werd 9 en 'er . ■»!. 42. Shaw en HAtJiAR- vonden nog die gewoonte yan bidden ■ij de Oosierlingen,  Ï74 Het DERDE BOEK &wameengroo- -j°iZreèl toog, 'er in zijn reis door belemmerd AchaT" 'reed werd. 46. De man was vrij bedaagd, doch m« yureéTS men zag hem nu weder met een wondervs. 46. En de geest bezield; hij liep lustig voor de wagen ft«ld van Je- & , .. , , , , ,1 iovab was over van den Monarch, met zijn kleed opgeliaalcl gordde ""zijne en zijn gordel vast gemaakt, even als de ko- licp C'vonor hei ningüjke loopers, vergezelde den Vorst naar aangezigt a- ftzreèl en keerde toen weder te rug, daar hij cn.uis lieenen u . m j„ tot daar men Zich VOOf IzEBEL met VCrtOOneil WllClC. te^i'zreë/komt. Xix.hoofdd. ^^odra Achab, die een ongemecne chab zcidenizE- genegenheid voor de trotfche en afgodiefche sel aan ai wat j p BEL ^ad , nu tm,;s gekoomen was , Elia gedaan ' " had en aiicn verhaalde hij haar alles wat er voorgevallen hfd [te wetón] was, en toonde onder zijn verhaal genoeg dat tij* dm«°d« hij overreed was, en verzweeg daarom niet, ewaarde. j10e met zijne toeftemming de Profeeten van Baal met het zwaard ontzield waren geworden. — 1. Naauwelijks kon zij dat verhaal 2ond "izeeel met bedaardheid uithooren. Haar GodsdienELtAomtezeg-Wge ijver maakt haar ijverig, zij zend tergen •. zo^doen rt011d een renboode Elia na, (want haat endoer^zo'daar gemaal had haar verhaald, hoe ver hij hem $ÏÏiï%5Z vergezeld had.) Het berigt dat zij hem toezond omtrent dezen e ^ rk bedreiging. Zij zwoer plegtig tild uwe ziele 0 0 , fteiien ais de bij haare goden, die zo oiitzacliehjk door oe- ÏÏe1erVÉén!hUn zen huichelaar beledigd waren, dat zij zich wreeken zou, en dat het niet lang zou duuren, of hij ftond op dezelve wijs geftraft te worden , als haare waardige Priesters op zijn aan- vV5, & T°2 hitzing ondervonden hadden. 3. Op dit bericht hij dat zag 0 _ _ maakte hij zich maakt de Profeet allen fpoed, om naaie S^om'rijS bloeddorftige handen, zo rasch doenlijk, te ve. 46. Zeker om agting voor den Koning bij 't volk te vertonen, Harmar UI. Vol. uitvoerig.  der KONINGEN. Hoofdd. XIX. 175 ontvlugten, en tracht Juda's grenzen te be- leevens wiiio reiken. De eerlte ftad in Juda waar hij Berfeia. die in aankwam, was Berfeba, en hier ontfloeg hij ^j'ongen-aN zich van zijn leerling, die hem tot dus ver daar- vs. 4. Maar vergezeld had. 4. Maar, zich hier nog niet hij zelf ging veilig genoeg oordeelcnde, begaf hij zich hoo- vroesïi'n ™ een ger op naar de grenzen van Juda, en lel een d:,srcize en . u ' kwam en zat reis van een dag af woestijn-waards. In die onder een jevvoestiju, Egypten van Palestina fcheidenden, badf dT^i'jne was niets te bekoomen. Afgemat en zonder ^ee forhv^ e£ fpijs valt hij dan omnagtig neder onder eenen senoeg, neem U T 1 j- j 1 11U Jebcvah noogen Jeneverboom, die daar aan den weg mijn ziele , ftond. De man was bitter misnoegd. In de ™\a beter da* angst zijner ziel en door den honger geprangd , mijne vadereni riep hij meenigmaal uit: Jehovah, ach of ik hier fterven mogt! ik ben 'er te vreede mee, want ik ben geen beter lot waardig dan vs- s. En hij , ,. . leide zich ne- mnne vaderen, die menigmaal m den nood der en mep oneindelijk omkwamen. 5. Ten laatften valt hij VCrboom ^"n afgemat in flaap, maar onverwagts word hij wak- 5ie! Joen roer" , . 0 3 de hem een ker gemaakt, en wel door een Engel, die Engel aan, en hem verzogt op te gaan zitten en maaltijd op !°ce"™'= te houden. 6. Met verwondering flaat hij vs- 6- En .hij ° j zag om, enzie! zijn oogen op en ziet niet verre van zijn tot zijn hoofdhoofdeinde een koek ongemeen fmaakelijk ge- koek op de roosterd, en een kruik met water, die 'e* fóS'élnfh*i bij ftond. Nu is hij beter te moede , eet en fL' met water, 1 . , „ , alzo at hij en drinkt met imaak ouder dankzegging en voelt dronk, en lei- zich meerder geneigd tot de rust, vleit 'er 0mZncdenedCr* zich toe en valt ook in flaap. 7. Niet lang r vs,7> Ell~de - re o Engel van ye- had hij den flaap hervat of hij word door kwam den zelfden Engel van Jehovah weer opge- maai wegeren vs. 4. Zo lecze ik op gezag van goede Handfchriften. vs. 5. Men denke hier aan een zoort van braam door Fors kal het best befchreeven. Mhs. noemt hem genist boom.  i75 Het DERDE BOEK roerde hem aan Wekt , die hem andermaal noodigd om tc eeten a en zeide : fta .. , • op, eet! want dewijl hij nog lang zou moeten reizen, zon- voorWuSte veil der fpijs te kunnen nuttigen. 8. Hij ftaat 2'in- dan weer op, en at cn dronk op nieuws. vs. S. Zo r * ; j tr ftond hij op en Door eene zeldzaame beltelling van de V ooren hUgingdwr zienigheid voedde hem deze fpijs zo, dat hij zelve"gt fplfze daar °P 4° da§en vastcn kon ' ifl welken t'jcl veertig dagen hij naar Horebs gebergte reisde, 9. Daar ontJ^wuS dekte hij een fpelonk, waar in hij zijn ver- tim ar*tïU~ bl5if mVCl ei1 Zich tC1' rUSte Vleide' lü Z'jH vs'. 9- En hij f]aap werd hij al weder bezogt door eene kwam aldaar i . .. . ... ... , in een fpeion- verlchijning van Jehovah , die hem vraagt, K aidaa'r',naen wat hij voorneemens was daar te doen, en zie 1 het woord noe hjj »er kwam, met bijvoeging dat 'er niets van yehov/tb 3 ' 3 0 0 , gefchiedde tot voor hem te doen was. 10. Hij antwoord hem en zeide , . .. .... , ,. ■ cy tot hem: wat eerbiedig, dat hij voor den dienst van JeEua? ^ hoV(lh-> weleer de God van IsrttSls legermagvs. 10. En hij ten in deze woestijn, op allerlei wijzen had zeide: ik heb , , , 1 zeer geijverd zoeken te waaken, en den waaren Godsdienst IZirJfbZb, ^ verdeedigen , daar nu het Israëlietiesch volk, want de kinde- ijUnne plegtige grondwetten, hier op Horeb ren Israils heb- r ° ö t> ' , , , 1 ben uw ver-gemaakt, fchandelijk overtreden had j de an uwedveai?aaren taaren, aan den waaren Godsdienst gewijd, afgebroken en om uad laaten haaien en zjch niet ontzien, uw Profeeten » met den zwaar- om zelfs de Godsgezanten , die voor den fit aueend'ben Godsdienst pleitten , opentlijk te laaten ter (fr^zoeke'ri dood brengen, daar de vervolging tans zelfs mijne ziele,om zo ver ging, dat hij niet twiiffelde, of hij die weg te nee- & ,°' . „ J .. , , , men. was tans de eenigfte, die voor de belangens van den waaren Godsdienst durfde uitkoomen, en dat dit ook oorzaak was, dat men hem overal zogt optefpooren , om hem zijn leeven te beneemen, hierom bevond hij zich daar, hij vs 11 En hü nad z^cb eene andere uitkomst van het wonder op aeidé: 'ga uit Karmel voorgeteld: n. Het antwoord van het  DER KONINGEN. IJOGi DD. XIX. 17- Goddelijk orakel was dit: dat hij uit de fpc- en oP de. lonk ten voorfchijn moest koomen en op den Bet ^ISg* berg nog een wijl zou blijven ftaan, onder de va" *> ... , ...... ' en , zie! febo' bijzondere tegenwoordigheid van Jehovah. ^b ging voorHij komt dan ten voorfchijn, en nadert al « ^"leTke" fchoorvoetende. Met een bemerkt hij de zigt- ber*1$ baare tegenwoordigheid van Jehovah , want en Weekends langs hem hcenen fchoof een felle orkaan, vlor frblill zo geweldig, dat zij de bergen kraaken, en de f.ZZè^l} klippen fplljten deed. Hier bij verwagte Elia dt o-een >cr gebeurd was, nam affcheid en daarna ftond 0 0 ' hü op, en volg-volgden Elia toen, om hem als een jong de Ei.ia na, en ,. , ^ „ diende hem. dienaar overal te vergezellen. t£ hoofdd. /~X vs. 1. En i- \-J ndertussciien bfcide HaDADS BewmADAD de Qn eJJ 0pV0],vcr l]ct aanzien van zijn vader Koning van S:j- 1 » . . J Hen vergader- nog aanmerkelijke? uit. Hij kon niet dulden, nwgtfw twee dat Israël en juda in vermoogen aanwies-  der KONINGEN. Hoofdd. XX. i8ï fchcn. Zijn naaste buur, voor wien hij 't en dertig Komcest te dugten had, was Ac had, wiens me^nemT^n oorlogzugt en dapperheid voor hem ontzachc- p:,ardcn en 00 11 genen, en hij hik waren. Hij komt dan tot het befluit , t0°s °P en be, „ .... ' legerde s«»,a- hem met alle moogehjke magt aantetasten. Ha, en krug- Tot dat einde brengt hij een Armée te veld, de tCêen hMr- waartoe 22 Vorften , of als bondgenooten, of als afhangelingen, hunne troepen leverden. De Armée was ongemeen aanmerkelijk door het groot getal van ftrijdwagens , en ruiterij , daar bij' gevoegd. Met deze Armée rukt hij aan, overftroomt het rijk, dringt door tot de hoofdftad Samartën , en belegert dezelve, vs. s. En hij 2. Hij laat ftraks de ftad opeifchen door zij- 3raw>dwiS- ne afgezondenen, met zijn' eisch aan Ko- "]i"%/jra'eh in ning Achab. 3. Houdende deze aan- ys. 3. En Mj fpraak voor den koninglijken Raad. B e n - zo zeid" ben- 11 ad ad , de magtige Vorst, doet u aanzeg- "fvDeAr° :en Jg gen, dat 'er geen ontflag van de ftad te hoo- s°ud > dat is , ,, 1 / -i mijne, daartoe pen is, dan alleen onder deze eene voorwaar- uwe wijven en de, dat alle dc fchatten van het koninglijk Sïw^£ zijn hof en van de bugerij hem Overgeleverd wor- mijne! den, en dat de ganfche burgerij hem fijnsbaar word, met de magt, om uit de vrouwen cn jongelingen die te kiezen tot zijne hofhouding, welken hij begéérd- — A r i_ 1 ,' , vs. 4. En de 4. Achab, lchoon bewust, dat de voor- Koning van n- waarde, waar op het beleg zou opgebrooken SfeTffi» worden, hard was, zag nochtans geen uit- naar l,,w woord _ ... mijn Heer (ie komst, waarom hij den Koning Ben-hadad Koning, Hda»n zijn eisch in zo ver toeftond, dat hij zich aTheb" *W" verbond, om zich met zijn rijk tc onderwer- naltwame^de pen. 5, 6. De afgezauten van den Sijricfchen boden weder, AT 1 1 en zeiden : al- Monarch kceren te rug naar het leger, met zofpreetëtBENr dc voorwaarden , waar op de belegerde Vorst 'ik M 3  ïSa Het DERDE BOEK jvei tot u ge- zich overgeeven zou, maar de trotfche Mo- femle:'uw^iT narch was hier over zo gebelgd, dat hij hen ver enuwgoad terltonci te rug z0]1d met een andere booden uwevvi vi.n ° , , .. en uwe kinde: fc]inp Van dezen inhoud : dat, daar bij tc geeven!êh "™ voren hunne fchatten cn onderwerping geeischï worgen* omfë had en dit den Koning Ac hab niet geredelijk zen tijd zaï ik genoeg aangenomen had, hij hem voor zijne tot°u zeTden" ftoutheid nu tugtigen zou en zijne foldaaten yw" "belten maar bevel geeven, om ftorm te loopen, niet huizen bezoe- rvviifFelende, of zij zouden dan naar hunne ken, en het zal - , j >i gefchicden.dat- keus met geweld uit de huizen plunderen, t geeriijke1,euwer geen de Vorst nu niet gewillig genoeg had overoogen in hunne p.co-ecven. 7. Nu is Koning Achab buiten handen leggen b,-ö'-'-v,- ' ' ° .. , , . en wegneemen raad. Hij had tot nog toe met zijn genei-? ZUvsCn'7. Toen, men raad maar te werk gegaan , doch nu jZctse KünaÏÏe doed hij den grooten raad van af dc ftammen Ondtten des zaamcnroepen, fielt hun voor, dat Ben-ha- lands en zeide: 1 .„ , merkt doch en D A D niet anders dan hunnen volttrekten on» ï«' dakwaaedl dergang en eene geheele plundering bedoelde, zoekt, wam.hij , te voren maar had doen eifchen de had tot mij ge- J • ■ aonden ommii- koninglijke fchatten en de ai bangelijkheid, een, cm raskin- eisch, dien hij met onderwerping algemeen aanderen eri om genomell ]iad doch nu zo vermetel was, om jni'ii zuver cu d » . . n om mijn goud, ^t hij in alles naar de letter niet innemen ik heb het ,„,,■,,,•• i hem niet gc- de, van dc fterkfte bedreigingen te noen. Vvï"t'. Doch S. Schoon de naden zich in de uiterfte ver'le- aiic de onufteh o-enhëid bevinden, bezitten zij nochtai:s zo er, het ganfche & volk zeiden tot Veel eerzugt's , dat zij den Koning prijzen, ïoch:h°bewïieüg'om dat hij bedenking mankte, om zich op. nict' zulke fchandclijke voorwaarden overtcgeeven. Zij verzoeken dan plcgtig, cn dit is hunne raad, nu niet meer naar eenige voorwagen van vergelijk te hooren, maar zich tot het, ^efnffwï uiterfte kloekmoedig te verdeedigen. 9, Hij BZeg*t antwooide dan. de gezanten van den Sijrkfsksn  der KONINGEN. Hoofdd. XX. 183 Monarch: dat hij bij ziin eerfle aanbod bleef, m'»' Heer de r , Koning »Ues , maar niet kon dulden, dat de gaidcne itatl waarom gii m verpliclit zou zijn haare fchatten aan de be- ^wc.l%nl„T legeraaren overtcgeeven dat men in den ^."''j,.11 do^bt Raad daar toe niet. belluiten kon. — Met dit maar deze zaak I. .- j*/ kan ik niet antwoord vertrekken zij weer naar de Armee. d0(;n, Zo „in. i.0. De trotfche Ben-hadad word woe- g*^'*°K™ dend, en laat weder antwoorden, dat hij pleg- ten hem be- , . ... , fcheid weder. tig zwoer, bij de eer zijner vaderlandlehc vs. !0 eb goden, dat hij zich ovcr dit gedrag zou ^nVothemm wrèekeri, dat het hem geen moeite behueldq zeide: de go- . d;-n doen mij te kosten, want dat zijn Armée het handje Zo en doen zo vol volks, dat in Samaria lag, (door Kun ^^f'vS aantal) als ftof, al rasch vernielen kon. *^*r'z*al ii. Welke ondraageliike taal Koning Achab tot handvoiien , , , voor al het eeiroudig dus laat beantwoorden : dat een voIk, dat mij. regtfchaapen held zo dagt, als de overwin- "^voetstappen niné zeker was , maar dat niemand, die de vs. u. Maar * 9 ' de Koning van voornaamfte overwinning nog behaaler, moest, israëi anten kundig was omtrent den kans des oorlogs ^ye^fpreekt dus fpreekcn zou, 12. Met deze meer ft art- E«t tog^ moedige berichten koomen de afgezondcne beroeme zich , J, ,. , ■ niet , als di* weder m de tent des Konings , die toen lustig zicll losmaakt, vrolijk was met de verbondene Vorften. En b^(£edJ£ naauweliiks is het hem ter ooren gckoomen, ais hij die - , woord hoorde, of hij geeft order, om alles gereed te maaken daar hij was tot een algcmeene ftorm tegen de ftad , hü ae-{tontaï twijlfelde piet aan een fpoedige verovering , gen ftjje w|j hij zijne kuegien herent en vereverd de ftttdi rt, 10. DA the leest: elk foliaat een hand vol Jf of aanvoerende, zou. gansch Samaria bedekken. Ckotius heeft hem hier in reeds den weg aangewezen. vs. 11. Wij zouden het laaitte in onzen fmaak dus. aiMbpttfl»: *• blaze neg geen triumph, M.4  i$4 Het D £ II D E BOEK vs. 13. En 70U nw toonen , wat kragt zijn eed had. tra/'tot AtiiAE 3. Intusfchcn was 'er in de ftad eene aantiïJjffi*Ê$ merkelijke omwending. Zeker Profeet namede : zo zep \U]r verzogt ter gehoor te mocgen geleid jehovah : hebt J ' ' gii gezien aiie worden bij den Koning. Toegelaaten bericht meZenigteS,r°zie hij Ü«b» dat hij uit naam pan Jehovah hem ik zaïze hee- wïgtige dingen voortedraageh had, dat dc Ko- den in uwe 000 ï 1 hand geeven , ning ongetwijlfeld met verbaazing zou gezien dar "ik gdcW|j- hebben , hoe ontzachelijk het getal der behpaj, ben, ]egeraaren was, docli dat Jehovah hem, des niet tegenftaande, deed aanzeggen , dat Hij bewerken zou, dat dit aantal zwigten cn hij overwinnen zou, dat Jehovah dit voorneemens was, op dat Achab eindelijk eens erkennen mogt, dat Jehovah alleen de Heer vs, 14. En der Heirfchaaren was. — 14, 15. De KorfootTwien'? en nAUg, nu in dc beklemdheid fchijnt gezag te 11Ü zede: zo oeeveu aan dit voordel. Men vraagt nu , zegt Jehovah t P & 5 door de jon- door wat middel de overwinning ftond behaald eens van de . overite der tc worden cn op wat wijs den aanval te Endhijazeidê: do,én ? 't geen dc Profeet op hoogen last dus wie zal de ftrijd beantwoord: dat dc zaak alleen moest be- aanbinden? en _ hij zeide: gii! trouwtl worden aan dc knegten van de Vorften telde I5hi)T°de der onderfcheidene provinciën, die tans te Sajongens van de maria ingcflooteii waren. Nu vraagt de Ko- Ovcrfte der . & . T 7 *> landfehappen nmg verder, wie over dit klein getal van ont\ve"}honderd geocffende lieden gebieden zou? en het ant■en twee en woort| js. cje Koning alleen! Inde uiterfle be- dertig, en na = ben telde hü klemdheid volgt hij volkoomen dezen raad. de kindeken is- Hij ontbied alle dc dienaaren van dc Vorften ^cud.ZCVendl"' 4es lant1s> (111111 ?ctal kvvam op 230 uit) en telt verder de Israëlieten, die hij tot dezen uitval misfén kon, zonder de posten al te zeer te onfblooten. liet getal der foldaatcn, die deze kleine hoop dekken zouden, was jloj.  der. KONINGEN. Hoofdd. XX. tS$ met veel meer was de bezetting der ftad tans. vs. ió. Enz;; 16. Zij doen dan op den middag een uitval, £°sen Jd(i°j} terwijl de Koning Ben-haoad met zijne Ben Haba»n« J dronk zich Vorften nog aan den maaltijd zittende , al dronken in de vrij befchonken waren. 17. De eerfte in den gingen ^ dc aanval waren deze knegten der Vorften. In- Ttwe 1 tot den Koning deze overwinning verzogt de Propheet wede "'tot' ehe7m: der gehoor bij Koning Achab, en raadde ga heen. ftcrk nem a]}e maatregelen te neemen, om zich nu u, en beuvrk, , , en zie, wat gij ter verdeedigmg meer te wapenen, op alle de ««"de weto-' beweegingen van den vijand wel te letten, en komfte . ■ des daaftia z'jne krijgsbedrijven te fchikken, want Koning van Sij dat hij niet moest denken, dat het nu tot •puc-Si U een treffen van vrede zou koomen, dat de Sijriefche Koning integendeel het volgende jaar metverfche manfchapvoorneemens was,zijn eer vs. 23. want weder te krijgen. 23. Het verlies fchreven de de knegten des jes:erhoofden toe, niet alleen aan' de goden der Konings van n ' " sijrien hadden Israëliërs die hen bcgunmgden, omdat zij op zegd :hemhunnê de hoogten gediend werden, maar ook daaraan |£enf daarom dat dé földaat altijd in de bergen nestelde a zi n zi'j fterker waar men geen andere manfchap tegen hen. wij , m: ar ze- gebruiken kon dan 't voetvolk, en du- de tegen 'hen "op minfte troepen konden fhtags raaken , men het enen veld moest dan den vefdtogt weer hervatten » Simden, zoo » ■ wij niet fterker zjch met geene belegeringen ophouden , maar zijn dan zij! Qp ^ yföfe te„ ftrjjde uitlokken, dan zou hun manfchap , uit voet-: volk alteen beftaande , niet kunnen blijven ftaan, bediende men zich dan van ruiterij en wagens, die in de Sijriefche legcrmagt gevonden werd , 'er was dan zeker eene onfeilbaare overwinning te wagten. omS'do4ê Ddezrê 24, 35- Nog verder ried de krijgsraad den vs. 23. Hier uit ziet men , dat dc ltalvcr-dienst op de hoogten gcett afgods — maar beeldendienst was , dewijl zij afbeeldingen waren vau^ den waaren Cod. Die gedagte vormden bijgcloovige volken van Israëli God, dewi 1 alle ziine verüMinia.ei), alle de wonderen ais tekens, daflïvan, meest op bergen voorgevallen waren.  oer KONINGEN. Hoofdd. XX. 1S7 Kon in ff, om de verbondene Vorften met hunne zaak, doe de ö' . Koningen weg, troepen te ontdaan , want deze, die ieder over eik e™ uit zijn heit het bevel voerde, en dus de vreem- en"fteidP!iTnd- de troepen hadden oorzaak' tct ïsraëls over- g***^t winning gegeeven. Het zou nu best zijn, dat vs 25. En gij , r , ' , .., » . tel u een heir , de landvoogden van de rijks-provinciën tot als dat b ir> bevelhebbers benoemd werden, Hij behoefde daarom ziine kragten niet te verminderen, hi; paalden , ais " .0 .die paarden cn kon uit zijn eigen troepen een Armee, niet wagenen , ais minder talrijk te veld brengen, en de fchade £f^onTtevau ftrijdwagens en paarden ligt herftellen. ^nh™,°pftI'^ Als hij die maatregelen hield, dan twijffelden den, zo wij ,,.,/.,'„'. 1 niet fterkcr zijn zij geen oogenbhk, of de Koning zou de ovei- dan zij, en hij winning behaalen, De Vorst vind genoegen J^J*^^ in dar voorftel en doet het ter uitvoer bren- en deed alzo. • . , , , vs. 26. Het gen. 26. Met het naderen van den volgenden gefchiedde nu. zomer zag men dan Ben-hadads troepen al vroeg in 't veld. Op de mondeling en ver- ^aArDs;Dd"cBf;yI zameling rukte de Armée naar Aphek tusfchen riers monfterTtberias en Damascus, en dus werden weer de op'naarhl^°f wapenen op ïsraëls grond gevoerd. 27. Nu ^7rijEe teÉea word de Israëli et iefche Armee ook zaamgetrok- x2&t£li>-u ken en gemontterd. Toen alles gereed en werden ook gewel van leeftogt voorzien was, rukten zij in warne"erVer'zorgd goede orde den vijand tegen, en floegcn zich van leeftogt, en * j , tt- trokken hun te tegen over hem in een vlakte neder. Hier gemoet, en de zag men nu de troepen van ïsraëls in 2 ver- feige^en^rich deelingen gelegerd, doch niet in de beste toe- a^ge"°„ve£ud"^ ftand , altans niet in vergelijking van de Sij- van h«»ir beriefche Armée, die een verbaazende vlakte be- teuen" floeg. 28. Terwijl nu de legers tegen over vs. 28. Ende malkanderen lagen, vertoonde zich de Profeet trad toe, eii jtt weder voor Koning Achab met een bood- jjj^^jj^ v. s?. S e 11 u X. te n s: als twee. fclwfftige geiten kudde.  3SS Het DERDE BOEK en zeide : zo fchap van fehovah, zijnen God, die hem het SM de JtV°- V , . . , , c,.. ■ , »«a .- daarom aanzetten: dat juist, om dat de Sijriers hoog"egd hlmben' nende gezegd hadden, dat /ir^/s God, die ?/«w»Verbe" °P ^e bergen gediend werd, alleen daar maggen en hij is tig was, maar op het vlakke veld geenzins ï/m de" iceg- bedand zou zijn, dat Hij daarom nu den ane'dezeZ''roo- Koning weder eene beflisfende overwinningte meeni-te in over deze talrijke Artnée zou geeven, ten ein- nwe hand gec- , . T , , . , ven, op dat de de Israëliërs eenmaal recht overtuigd wer- , dat Jehovah was , die Hij was. — hen. on. Dit werd haast bevestigd, want toen de vt. 10. En -* ° deze waren ge- Armeen nu 6 dagen tegen over malkandercn over'die "^ze" gelegen hadden , zonder handgeineen te worden, ven dagen. H°t begon op den zevenden dag de ftvijd. De gefchiedde nu ° r • - 3 op den zeven- aanval was heftig, de verwarring groot, maar den dag dat de , . T ... ... . n. r , «rijd aanging, de overwinning aan Jsraels zijde belhslend. Zaeis* noewn 'El* b!ccf m:m van 't Sijriesch der sijriers voetvolk die het talrijkfte waren , en het honderd dui- _^ zend voetvolk meest gevogten hadden, op t flagvcld. 30. De °Pvs.e"o.' Eu de Sijriefche Armée deinsde toen te rug naar overgebicve- dphek, 't geen zij voor den vcldflag veroverd nen vlooden r ' ° 3 .. , j naar Afbek in hadden, doch ook hier werden zij door de nfuiir^vieï op zegepraalende Armée gevolgd, die de muuren 2.even T.^'Üï door ftorm - rammen omhaalden, bij welke ge- tig duizend ' 3 0 mannen die o- legenheid 'er wederom 27000 Sijriers omkwaw«ren?eVeoök men. Intusfchen was de Koning nog in de B->o°denrk\va'm ^d, die nu reeds ingenomen was, en vlood in de Had [van] van }lujs tot \m\s vall vertrek tot vertrek kamer m ka- ..... , T mer. voor den indringenden vijand. 31. In een meiden31' zijn" bitteren angst raadden hem zijne hovelingen, knegten tot nu niaar aj]cen bpdagt te zijn, om zijn leeven hen: zie doch q J 3 3 wü hebben ge- te fpaarcii. Verzuimde hij zich op genade Koningen aEvan overtcgeeven , hij zou al rasch afgemaakt worgoedwtfaene* ^en cloor t1e troepen, want ontkoomen was Koningen zijn, 'er njet op. Het best was, dewijl zij altijd  der KONINGEN. Hoofdd. XX. ïSo gehoord hadden, dat de hraèïïetiefche Konin- iaat ons docü gen edelmoedige, mecdoogende Vorften waren, |*kcnIeJnd1„""IJ zich in de nederigfte houding den Konine; i4ïge»,eukoor- .... . .. den om onze overtcgeeven , en lijfsgenade aan zijne voeten hoofden en uitte fmeeken. Zij twij Helden niet, of hij zou ^1^%^^ hun Vorst dan fpaaren. 32, 33. Hoe trotsch mogelijk za} hij dc Koning was, tot dat beiluit moest hij koo- leeven behoumen. Met koord en zak gekleed, bieden zij Vs. 31. Toen zich dan den zegepraalenden Achab aan. Prdcn-zVMk" 0 1 ken om hunne Zodra nu de booden van den trotfehen, maar lendenen en , , XT , ...... koorden om nu vernederden Vorst toetraden, zond hij zijn hunne hoofden , tolk vooraf, en begon zijne aanfpraak dus : e^ZTs T- Ben-h adad uw dienaar fmeekt u ootmoedig rféU «», ze>- den: uw knegc om zijn leeven. Edelmoedig Vorst! weiger bun - Hadaö hem die gunst niet. De Koning Achab ^'zwc'kï vroeg hier op met veel verwarring, of dé ***! ^Mjzeii Koning nog niet gefneuveld was. Straks ging dan ncch, hij . , , o is mijn broe- de hjfwagt aan t zoeken, om te weeten, 01 der! 't waar was, dat de Vorst nog leefde cn dc manSn'en3nu nahovelingen, die alreeds gehoord hadden, hoe ™en naartieiijk „ . , .. ... . waar, en vat- konmg Achab omtrent zijn vijand dagt, teden het haasbrengen hem deze blijde tijding : Vorst ! van^em wauw koninglijke vriend is behouden, hij is re> en zeiden: ° j ■> j uw broeder gevonden. Straks gelast de Koning , dat ben - hadad' , , fleeft.J En hij men de wagen zou aanvoeren, om hem te zeide 1 komt haaien, en nu zag men den overvvinnenden ^JJE' £™ ! en overwonnen Vorst vriendelijk bij elkander Ben-h-adad tot , , . . *enl nit, en hij op den koninglijken wagen zitten. 34. De deed hem op Vorst nu tot dat utterften vervoerd, waarfcliijne- kUnmmen.wase,! lijk door de vleierij van Ben-had ad, die ys. 3+. En hij J ' zeide tot hem: het karakter van den trotlaard m vernedering, de lieden die mijn vader van öw vader genomen heeft j zal ik wedergeeven en maak u ftraaten in Da- in. 34. Mus. fpreekt van Herder-ftraaten, zijnde gemecne wegen voor Wt vee, zie ziine VtrhamU ivir ie ntfikktrij. Faser. heeft in zijn  ioo Het DERDE BOEK mascus, gelijk altoos anderen in laagheid voorbijftrevend flmJade'g£ regt vertoonde, fluit een vrede's verdrag met ï*» hem, waar door hij meer won, dan \oor den cn ik Latje- j j woordde a- Qgg door hem in eigendom genoten was: cte fl"AB] vèrbo" fteden door Achab's voorganger .reeds ver- Se^hij'een overd, wierden nu terug gegeven en het ftond verbond met ■ t Siiriefche hof vrij omtrent de troepen van hen en liet hem ' * • ' • . r . ... , _ .. gaan. herders kudde, overal die zelve icaiRicngeu lc maken, als zijn voorganger in zijn hofftad bepaald had. Het bleef bij geen beloften. Eer hij den God hoonenden Ben-h.*dad liet vertrekken, werd dit verdrag plegtig geflooten. vs. 35. Toen 35. Korten tijd na dit onvoorzigtig bedrijf ^Vzoown des Konings, vertoonde zich iemand uit de dèr Profeeten profeeciefche orde onder het volk. Hij verten Zdo'ornahet voegt zich bij eenen van zijnen orde, die 5^-fl?Stttnjsrken kon, dat hij tans op een bijzondere doch, en de - bezield werd. In zijne aandrijving door nnn weigerde J »- j .. , hem te liaan. Jehovah verzoekt hij dezen, dat hl] op nem aanvallen en hem kwetzen mogt met eenig moordgeweer, doch wat hij zeide zijn broeder in de profeetiefche orde was niet te bewcegen. Misfchien, om dat hij voor de geieidS; fotEhem! volgen bij Achab bedugt was. 36. Deze daarom dat gij we;2er;n2r kwam hem duur te ftaan , want de ttemme van ""b""» , . . , . jebovab niet door een nadere openbaaring lprak dc Proleet ieewe™iZe" deze bedreiging over hem uit: dewijl gij Jeho^Jg^zUt! vah's bevelen, dien gij kende, niet opgevolgd zo zal' u een ::t zn\t gjj zo dra gij van mij zult gefchei- leeuw Haan. i » ArcbaeoJ. mijn denkbeeld gellaafd. Blumhold brengt ons op de gedagtc, als of hier even als in ConflantinopoU huizen voor den handel der EurepeSrs bedoeld werden. vs. 35. Josephus gist Biet onwaarrchijnlijk dat dit Micha geweest zij.  der KONINGEN. Hoofdd. XX. 19T den en op reis gegaan zijn, door een leeuw En ais Mi van , , 1 n 1 5 hem weggegaan van t leeven beroofd worden ; t geen was zo Vond abes door de uitkomsr bewaarheid werd. Jg*,^1^ïïr» 37. Hierop vervoegt hij zich bij een' ander, vs DMf die waarfchijnelijk bewust was van de gevol- na vond" hij een . .. ander man en gen der voonge weigering, hem op zijn ver- zeide: da mij zoek gevegtswijs een' wond toebragt. 38. :\u foan^Ioeghemi had de Profeet zijn doel bereikt. Hij w-st fl:l"!de » en 3 wondende. ook, hoe moeielijk het was, Koning A c 11 a b vs 38. Toen 1 , tt" 1 ■ j r'ng de Profeet 111 z;jn oogmerken te berispen. Hij verbind beenen en ftomi zich dan en plaatst zich op den weg, langs *°<" ^n l>°* welken de Koning koomen moest, zich ver- weg, en hi| ..... verbergde zicli momd hebbende, waardoor hij onkenbaar was met een doek wegens den doek waarmede hij verbonden Zljn 00"' was. 39, 40. Zodra de Koning aan die, vs- s?. eq oy ' ^ . het gefchiedde, plaats kwam deed hij opentlijk zijn klagt voor ais de Koning den Koning en verzogt zijn uitfpraak. Vorst, da°hij'tot'den zegt hij, ik uw onderdaan was een weinig in konm? ncp ' ° 3 7 J en zeide : uw het heetst van den ftrijd geweeken, wanneer knegt was uit- j r\rc ■ . gegaan in \ een der Officieren mij een gevangenen bragt midden des met Verzoek van dien ten naauwfte te bewaa- eerman'was ren, opdat hij mijne handen niet ontglippen afgeweeken en ' r . . bragt tot mij mogt, ja onder bedreiging, dat, zoo hij maar een' man, en ;enigfms zijne handen ontkwam, hij het aan dezen'manWnv mij wreeken zou , zo dat ik of mijn leeven 'licn mj e=n,sr- J » 3 zins gemist zou moeten geeven, of een talent zilvers op- word, zo zal , 11 tt 1 1 uw ziel in de brengen. Het gebeurde nu, Vorst! dat, ter-lllaatfe zijner wijl ik met andere dingen bezig was, de ge- zu'"t' vangene het ontvlugtte, zo dat ik weerkoo- talem zilver c opwecgen; vs. 40. Het gefchiedde nu als uw knegt hier en daar doende was, dat vs. 3S. Meer naar de grondwoorden te denken, om de tippen die van de tulbanden afhangen , en door de Profeeten zeer lang gedraagen werden. Hij had een groot deel over zijn aangezigt doen hangen, waas «loor hij onkenbaar was.  f0 HÜT DERDE BOEK hij d:mr niet mende liem niet vond, wat moet nu ovct dTrf^Kumrig mij gevöilöisd worden? Due hier ovcr uit■isr,,?ii tot hem: fpraav Vorst! De Koning antwoord, dat zo is uw oor- r . > o ' dcei, gij zejf zulks oniioodig was, dewijl zijn' veroordcchug heb het ge- , . , ^ , ' j j 1 vcid. al in t aangaan van de voorwaarde der be- haIste4hiiTz]ch waaring lag. 41. Zodra hij dit veroordeclend en deed dc doek antwoord had, fpoedde hij zich, om voor af van zim oo- ... , , .. ' , .. , , , . Rcn, en dcKo-den Koning kenbaar te zijn, hij deed het kenac 'hem7' verband weg, en terftond herkende hem de Kodit hü ecu der nu1g. v00r een dcr Profeeten. ai. Nu fprak Profeeten was. 0 vs. 42. En hij de man tot den Koning in jehovah's naam.: zeide tot hem: . -T . '. .... 20 zegt jeho- vermits gij, Vorst, den aanzienehjken man, gif den"1 manat, dien & ter dood gedoemd had, hebt laaten dien ik verban- gaan, zo zult gij die onvoorzigtigheid voor u nen heb , uit 6 ' n' j j i » de hand hebt zeiven , en voor uwe onderdaanen boeten. zotCzai uw'azle! Van u en van hun zal ik wraak ncemen. in de plaatfe .„ j\ju iCCerde de Koning naar zijne hofftad zijner ziel zijn, _ .° - en uw voik in te rug, in plaats van dankbaar en blijde , zeer de pUatfe zijns ^^^g, jn z;jn gdaat zag men de ver- Koning3'/»"^ ftoordheid over de boodfehap van den Protoog heenen fcet. Hjï ojng zonder veel vertooning te gemelijk en .. , . . „ toornig na zijn maaken naar zijn paleis m üamarien. huis, en kwam te Samaria. x^;il0r0fh°; i- Een wijl na dezen tijd gebeurde 'er gefchiedde nu icts, 't welk AciiABS gedrag als Koning na deze dingen tt-.ii r-i» [alzo] naboth nog nader leerde kennen. Hij had namelijk Ier een "wiin- een Paleis buite11 zijü PalciS tC Jizreël i gaard.had, die waarin hij en vooral zijne vrouw groot gete Jizreël was J .. bij het paleis noegen hadden , waarom hij de tuinen van ringsBvanslë-dit'paleis aanmerkelijk liet verbeteren. Nu mank* j,ad zekere Naboth kort hierbij zijn va¬ derlijke elfportie liggen, gefchikt tot een wijnvs. 2. Dat gaard. 2. Dezen Naboth liet de Koning ^t^NABotjfj het verzoek doen, dat hij hem dien wijngaard  der KONINGEN. Hoofdd. XXI. j93 zou ovcr doen, dewijl bij zijn' hoven laaten- zeggende: geef , . , j „ . , «lij uw' wim- de vergrooten, voorneemens was, dat luik er gaard, op dar aancetrckken en het tot een hof voor ge- ^n "r^Jf' neeskundige gevvasfen aantelegeen , waartoe dewijl M] nabij het ongemeen bekwaam was wegens de war- en ik zal u daar me ligging; hem voors beloovende, om hem l°„T wijngaard een' anderen wijngaard van meer waarde in ^ (iibeetCrrof[gj de plaats te fchenken, of, zoo hij het anders zo ''et goed in begeerde , hem dan zo veel geld te geeven ik zal u in geld als hij vraagde. 3. Naboth weigerde (land- ^gewen™*" vastig den Koning dit genoegen te geeven. „Tvs- 3. Maar , . . . ..... Naboth zeide Dit kwam met zo zeer uit eigenzinnigheid tot achab : voort, maar zeer naauw gezet zijnde wegens d^ \aerre^vaiï zijne Godsvrugt, bragt hij tot rede van be- mi\ zi,n' daï.ik J b 5 ö J u de erve mijns zwaar in , dat hij onmoogelijk die ongchoor- vaders geeven zaamheid begaan durfde tegen Jehovah zijnen zou' God, die zijnen onderdaan verbooden had, zijn erfgoed, hem door Jehovah gefchonken, zich op eenigerlei wijze kwijt te maaken. 4. Na lange gefprekken over en weder keert vs. 4. Toen de Koning onvergenoegd terug. Men kon ^gezien , dat hij recht ongefleld door gramfchap ""W* en toor- ' J ö 0 1 mg over het was , (ziin trotschheid kon onmoogelijk zulk woord dat na- , , " , 1 tvt 1 BOTII de fizt ee- een taal verdraagen als Naboth gevoerd ne,er tot hein had) niets griefde hem meer, dan dat een en'Pze?deer',inife burger de Majefteit zo durfde hoonen , van zal u dc erve . i-i 1 • 1 . ' r 1 •• -i j •■ mi'ns vaders gemelijkheid begaf hij zich terftond naar zijn niet geeven, Kabinet om rust te neemen , maar door zij- ^J^jp ne gemelijkheid werd hij hier in gehinderd, zii" bedde _ en keerde zijn en wat zijne hovelingen ook deeden , hij aangezigt om wendde hun den rug toe en wilde maar in brood.' geen 't geheel geen fpijs gebruiken. 5. De vleien- vs. 5. Mnar de Izebel dit hoorende begeeft zich naar l7:^,1?™,,,,, Zljn «-> nuisvi onw 's Konings flaap - vertrek , en toont hem haa- kwam l0C hem ... .. , n ,i • 1 en fPrak tot re ongerustheid over zijn ongeltelde ziel, en hem : wat is V. D e e l. N  i?+ Het DERDE BOE K dit, dat uw zijne moedeloosheid, die hem zelfs deed wek mcijk"is gcn geren om te eeten en te drinken. Zij wenschbroodeettgfeen te hiavaa de oorzaak te moogen weeten. vs. 6. Eu Mi 6. Het geen de koninglijke hovelingen niet om^iat'ikatoï te weeten konden koomen, ontdekte de looNaboth den ze Koningin al rasch: want de Vorst beleed VizrethiUrft»- , , . .. , o • i i fprooken en haar openhartig , dat zijne droefgeestigheid geèfacmfi'lhuw veroorzaakt werd door de hardnekkigheid van geldhof °zo Naboth , wien hij zo gaarn' zijnen wijnhet u behaagt gaard had afgekogt om zijnen hof te verik zal u een ° °. ' . . . wijngaard in grooteii, waarin hij, gelijk de Koningin wel "eeven ,P'maar wist, een groot vermaak had, maar dat alle hij heeft ge- zHne aanbiedingen vrugteloos waren om den zegd: ik zal u J . ö ö mijn' wijngaard koppigcn lijnen er toe overteliaalcn. 7. Js nivs.ge7.VCToen't anders niét, zegt Izebel, zou een volzeide Izebel ^ j t alleenheeifcher op ïsraëls troon over ztinchuisvrouw * • •• o 1 tot hem: zou Zulke geringe dingen mistroostig zijn ? dat koninklijk "ge- zou uw hoog karakter benadeeld wezen! wees "|eereenfrfti wel gemoed, eet en drink met lust! ik zal op,-eetbrood, wei ZOrgen dat gij uwe begeerte krijgt, zijt en uw harte zu , , , , .. . . 7- j vrolijk, ik zal verzekerd , dat volgens mijne uitvinding de NA«ömsn£ades wijngaard reeds de uwe is. 8. Zij verkrijgt jizreviieters nier0p de vrijheid om te doen wat haar tot geeven. r ■> . vs. 8. Zij dan dat oogmerk goed dagt, en t koinnghjk zeinhredénbrnaam gel ontvangen hebbende, gaat zij tot de geAMe*dezen met heim-fchrjjvers van het hof, en doed hun zijn fignet, en ujt 's Konings naam bevelen toekoomen, met zond de brie- . _ ; ven tot de het koiuiiglijk zegel verfterkt. Op het opdèUEdden" dte fchrift ftond : aan dc Magiftraat en de aanin zijn' ftad zieneliike familien in Israël. 9. De inhoud waren woonen- J . de met Naboth. was allcrhaatelijkst. Onrechtvaardige , gefchrecf in" die veinsdheid cn gierigheid ftreeden met nialbrieyen , zeg- tander jn het opftel. De Koning , fchreef jende : roept ' een vasten uit, men, begeerde, dat in de Had eene openbaaioTKZettta de re vastendag zou uitgefchreveu worden, daas  der KONINGEN. Hoofdd. XXI. T Jchove.h in zijne onder- Koning dorr de buf- n'óogite piaaf;e gerij beledigd was , bijzonder door eenen ''"s™'ia tA Naboth; — dat men dien man niet onver- ovc-heni twed boord moest oordeelen, maar hem , als een nrannefl zoo- i r. , ... nen Utltuls \ sertig burger , m de plegtige vergaderingen die tegen hem veel eer den hoogden rang moest toeftaan, gendeTgij belt riraar intusfehen heimelijk lieden moest opmaa ?,M.lm en den ij. Koning ga- ken, die geen zwaangheid vonden om zicfh vtukt,envden aan meineed fchuldig te maaken , en tegen 5 tem Hem tc getuigen, dat hij God en den Koning hijvsfter,^-En de gelasterd had, — dat zulke, die van 't ge- mannen zijner l.„: • . , , ftad, de Oudfte neim wisten, en wien dit door een bijzonde- en de - Eoeie ren brief bericht was , hem dan voor den woondenjaee- rechtbank moesten daagen, als de man „ om den senik a's ... „ , Izebel tot hun vnen de vasten intgcfchreeven was, die op gezonden had, den zei ven gevonnisd en als een Gods - las- thvl^n was teraar maar fpoedig moest gefleenigd worden, f. de- b,icven ii. Hoe onrechtvaardig dit verzoek was, de gezonden had. aanzienelijke en vooral de Magiftraats - per- riepen e'eo'vSfoonen gaven 'er nochtans gehoor aan , zij gyg* en^ waren volkoomen in Izebel's belangen, en B0Tir ia oe voerden alles zo uit, als de Vorftin gevof- 3eMr&?T? derd had. ta, 13. De Godsdienst werd tot een kw^!n' To^ voorwendzel gebruikt, de achtbaarheid van twee .mannen, Tvr . , „ . zoonen Beliah Naboth, om het volk te verblinden, in t en.;, zetteden oog gehouden, zijn vrl door valfchc getuigen ^ l^Z °% opgeftookt, hij genchteliik gevonnist, en de man?e? Éeli^s .P, ,, , r. , ' ' getuisdcn tc - onichuld, als een fchender van de Goddelijke gen.hem-, tegen eh koninglijke Majefteit, ter dood gebragt. ^"voTfc,^ .* k , _ . »'-•.-<• ! >' gende: Naboth heelt Ehbtm en den Koning vtrlaaten. En zij voerden hem buiten de ftad en fteenigden hem niet fteenen dat hij ftierf. *f. 10. Zeev wel merkt Hess op, dat dit misdaad van gekwetfte Majesteit moest wezen, waar van men hen beHiiuldigde; in flat geval waren zijné goederen aan de kroon vervallen. $4 ,  i96 Het DERDE BOEK vs. n- Daar 14. Straks werd hier berigt van gegeeven aan ™ *uïïfïï 4e fnoode Koningin, 15. Die, zo rasch zij zeggende: Na- de tijding van zijne ter doodbrenging gehoord l°gtl 'ene eis had, zich tot haaren gemaal begeeft en hem d°°d' Het Scluk wenscht met Na bot u's wijngaard, als gefchiedde nu, een goed, 't geen nu voor altijd aan de kroon hoorde IZEdEa- behoorde, terwijl het als een rijpe vrugt nu Nahoth geftee- ' 7ejf£ jn >s Konings hand was gevallen, nigd en dood " was, dat izn- jaar Naboth dood was en alle zijne goezeEiLdc?ftfopB, deren beflaagcn. 16. Dc Koning geen acht ga'ard Voorns gCCVCllde Op de flillkfcIlC WCgCll, langS Welke des jizrc-iijt- n:; jn iict bezit van den wijngaard gekoomen jfwerfli k, die* > , hij u weigerde vvas, is nu verblijd, dat hij zijn oogmerken vënf'want n" zal kunnen volvoeren. Hij begeeft zich terbotu leeft met n ^ naar net landgoed, om zijne oogen door maar is dood. , . j> vs. 16. En het gezigt van dezen aanwinst te verzaadigen, ^AcH^Bhoo*- en zijn' verbeelding-werkte verfchaffen , met dc dc dat Naboth n0odige fchikkingcii te beraameu om het goed dood was, dat 0 7. . rvnM> achab opftond op de beste wijze aantcleggcu. 17. UOClï wTingaard Na" wel rasch werd zijne vreugd geftoord; want boths des jiz- jj> gcvai g-jjf- aflnlf'dwg dat Ei.ia een bevel reïlieten at te 0 0 gaan om dien kreeg om in Jehovah s naam, met een onaanzitlen. t£ b£" genaame boodfehap, op nieuw voor den Kovs. 17. poch • t yprfeniinen. 18 , 19. De inhoud van het het woord van 1 ' •* jehovah ge- goddelijk Orakel kwam hier op uit: de koEuT'den ih- ning zou eerlang te rug komen van Naiuter, zeggen- B 0 T a>s iaudgocd om weer naar zijne hoofdvs. 18. Maak ftad Samaria te trekken, Elia moest hem u op, ga hee- , r 1 . nen af achab dan te gemoet gaan , en dus aanlpreeken . ÏSf^SSJt, Vorst! in Jehovah s naam heb ik u de vol- die in samaria d bedreiging te doen: dewijl gij 11 veris, zie, bi) is o 00. in den wijn- ftout hebt onfchuldig, godvrugtig bloed te ver- waar* NAheenën gieten , en u niet fcha imde, om op die wijs hü a'gegaan is, om dten erflijk te bezitten, vs. 10. En gil zult tot hem «Preeketl, zeggende: alzo zegt Jehovah: hebt gij doodslagen en ook een erflijkc De-  der KONINGEN. Hoofdd. XXL 597 het goed van een aanzieneliik burger voor al- zminge inge- . noomen? daar- toos aan de kroon te hechten, hebt gij alle toe zult gii tot rede om te dugten. Dit is de ftraf die Je- zeggende^ a?zo' hovah u laat aankondigen: Daar de honden ?est, 3'bovabt 0 in plaatle dat nu het bloed van den verpletterden Naboth We! den om mij te beftralTen ? moet gij mij weer *i*?b met uwe bitfche taal verwelkoomen ? is dat gij u zeiven „ t, , verkogt hebt uw groet i ja, Kolimg! geeft Elia hem ten om te doen dat antwoord , om deze boodfehap tc brengen van V«moest ik u ontmoeten , anders zou ik mij b°'"ab- ... ■ vs. 21. Zie! zeker hier voor gewagt hebben, dewijl ik er ik zal kwaad weinig vermaak in vond om bij u mijne op- gen', "n h^wê wagting te koomen maaken. Het fchijnt toch nakomelingen , J wegdoen , en dat gij u plegtïg verbonden hebt, om alles & zal van a- te doen wat Jehovah ten uiterfte mishaag- dTe^aan^wand lijk is, 21. En daarom zal ik voortgaan om dè" denbl'flo^ Jehovahs bedreiging verder aantekondigen : zenen en ver- 7 . . . Iaatenen in Is- onheilen zullen 111 meenigte u overkoomen, rjfi. tot verdelging zelfs van uw koninglijks huis, zaiVu mris m"a- want daar zal niemand, noch aanzienelijk , |g» sehik het , , - ' . J huis Jerobeams noch veracht van overblijven, het zij zij op- des zoons Ne- geflooten, het zij zij vlugtende zijn in het ?^t'm^v*j land, zij zullen alle omkoomen. 22. Een BAëSA > . dcn J zoon van Ahia, diergelijk lot zal uw huis treffen , als het om de terginl koninglijk huis van Jerobeam en als dat % ^fl-™fce- van B a ë s a , en zulks alles om den fora- J^jf^jj deüjken hoon , waar mede gij Jehovah bele- heht doen zón, digd hebt. 23. De Profeet liet het hier. nog vi, 35. Voor» N 3  «j| 'fkr DERDE BOEK der ook over niet bij, maar deelde Jehovans bedreiging nog Wl ' fprak de oyer de Koningin de beftookfter en, riehovao , zeb- - - gende-. dc hon-vcr]cidfter van den Monarch. De honoen , ^«ènM^ie* zeide de Godsgezant, zouden hunne hongerige wjïai fft* tanden eens aan haar vleesch flaan, ja dien ' v:. 24. Die fmaad zou zij zelfs onder de muuren van j&tójrfad JizrM ondergaan, 24. Geen van de koning- flop aé non- '];:[ fnmiiien Zoa ongeftraft llerven. Die biu- tlcn -eeten, en J ' , i Jfie in ie velde nen de ftads muuren gevonden werden, zouS%3ÜiïSï den een prooi voor de honden zijn, en die. temek eeten. t 0E ^ ftjcrven, den roofvogelen tot fpijs .cr-.w rtS worden, niemand zou een eerlijke begraavcpjk ach"", nis hebben , 25. En dit alles , om dat zij, dié cicfizeiven , oorzaak was, dat Aciiab zo onverbe- vcrköbt had om " te-^fèn dat terüjk ftiQod was in zijne regeering tegcu fee? Jehovahs bevelen , 26. Bijzonder dewijl zij & j7.Une hem vei leid bad om de fchandelijke afgodeji-iisv'rouw hem nj der Awrieten te pleegen, welke Jehovah ?vf:4 EnhÜ om hunnen afgodsdienst uit het land ^ verèepd'zeergrout bannen had. — 27. De rede van Elia Ippdft agte^dê had zo veel ingang bij den Koning, dat hij, fic^wat "de" tot nadenken en berouw kwam, en zelfs Ami-,ifUK ge- j »t 0peinbaar dit toonde, ja hij vernederde j.'..m hadden, r j .diévoor zich plegtig onder God, hield vastendagen S*WSm voor zich in treurgewaad, en men zag ^zittingen veï hem bedrukt en zwaarmoedig heencn gaan, öreven had. ag 09. Waar over Jehovah Elia aanfpreekt, ééfchieddè nu en hem deze nieuwe bevelen gaf: dewijl gij. ZrL zeker wel opgemerkt hebt, het prijfelijk ge^'"''r3w»edèren dra8 van AcHAB0P niiJne bedreiging, ben rpurd-" "'en ik voomcemens de ftrafl'e. te veifchuiveii. Zij een ^al; óm zijn . .. te&ÏW lag ook neder in dc zak en ging langzaam, vs. 28. En ït ;Sd van %h.vai «foMedde tót Elia den zeggende: 51, Hebt gii gezien dat Achab zich vernedert voor mijn aangezicht? $ar*Sr$w5l hu fcch vernedert voor mijn aangezicht, zo dAW S i ■fint dagen riet Ucngen, in de dagej z,;.ies /oens /.}  der KONINGEN. Hoofdd. XXI. 199 sal hem niet in perfoon, maar m ziin zoon dat kwaad over ' ■ zijn huis bren- Dn opvolger treilen , doch die over de ver- gen. (lokte Koningin blijven dezelfde. r~w XXII. HOOFD- 1. Zjedert den ongelukkigen veldflag voor den Koning van Sijriëh waren 'er nu vs_ / En zij fchier 3' jaaren verloopen, waarin deze Vors- zaten drie jp- J J 1 ' , ren ftil, dat 'er ten met malkander in vrede en vriendfehap geen krijg was geleefd hadden, wordende door een huwelijk c"n tusvan den kroon - Prins met de dochter van fchen hraéU Achab Attalia bevestigd, zeker eene onvoorzigtige flap die hem en zijn nakomelingen veel onheil baarde. 2. Want het 3de jaar vs. 2. Maar was nog niet ten einde, of'er ontflond weder ^,11-^-^ een oorlog met de Sijriers , welkers gevol- ais josaphat f ' J ' . . de Koning van gen zo deerlijk waren voor Koning Achab. jaja tot den De aanleiding hier toe was een bezoek van rJs^ekwen Josaphat bij ïsraëls Koning, met wien hij was, nu in vriendfehap leefde, bij wien hij allerpragtigst ontfangen werd, de wederzijdfche vijandfchap door huwelijk met den Erfprins weggenomen zijnde, 3. Daar ïsraëls Vorst te vo- Vs. 3. Dat de ren tot zijne Raadsheeren gezegd had, dat ^ men niet eens dagt aan Ramoth in Gilead, ten zeide: weet g'J 5 ciatReimotb t welk oudtijds tot ïsraëls rijk behoorde, en in Gilead onze dat volgens gemaakt verdrag nu door Be n- j^ft™ donder 11 ad ad moest overgegeven worden, maar f}c tc nemen J t uit de nand des oudertusfehen nog in zijne handen was, ja Konings yap zelfs, op de opeisfehing volgens de verbinte- s'jr'e": nis, door dien ondankbaaren geweigerd werd, moest men hem bijgevolg met geweld daartoe noodzaken. —. 4. (Daar de Koning van vs. 4. Daar Israël dit te voren gezegd had) vroeg hij nu "0ac josaphat1: vti 1. 1 CBrtn. XVITT: a. N 4  *oo Het DERDE BOEK zult gij met mij aan Josaphat, Judri's Vorst , die zijn ftrijd^aar Ra- bondgenoot was, of hij zich mede in den ftrijc e"n'* 'jowphIt wilde wikkelen, door in perfoon Ramoth te zet tot den Ko- helpen belegeren: Hij vond dien Vorst, door ning I,raïls, , , n , i. 1 zo zal ik zin, vriendfehap cn ftaatkundige oogmerken verlo'mijf voïk voérd, hier aanftonds zo bereid toe, dat hij ais u volk, zo (jc belofte van hem ontving, om eenen lijn mime paarden " ais uwe paar- met hem te zullen trekken, en zo veel voetvolks , paarden en ruitcren te geeven, als Achab zelf, waarop de oorlog met Benvs. 5. Voor- had ad vastelijk beflooten werd. 5. Even- SAPHATeitot dl°n vvel had de godvrugtige Josap hat hier nader- hand berouw over, en vond, tot nadenken heeden naar liet gekootnen , zwaarigheid over dien oorlog, waarwoord van 7e- D .... , , , ,11 hozah, toe zij zich onderling verbonden hadden , waarom hij Achab verzogt, om hoe eer hoe beter de begeerte van Jehovah hier omtrend te verneemen, daar hij anders niet gerust kon zijn; maar dit was nu te laat bedagt , en viel ongelukkig voor hem uit. vs. 6. Toen 6. Echter voldeed de Vorst van Israël aan Koning'^ragi zijnen wensch. Hij verzamelde namelijk een de Proiveten „etal vau 400 profeeten, die hem aanhingen, omtrent vier o t honderd man, en gewoon waren te vleien, meenende, dat t"t hun :ZC'za'ï de ecnllemmige gedagte , die hij wist dat %tl%TiGif^4 gun (tig wezen zou, van zulk een aantal inenten firiide trek- rci,cn zijnen bondgenoot wel gerust zou (telken of zal ik J _ , liet naiaaten ? len. Aan dezen Profeeten Helde Achab de trckZopZ,ciwam vraag voor van Josaphat, en het eenjebovab zaïze paarjg antwoord was , dat de beide Ko- 3n dc hand des I » ' Konings geeven. ningcn zonder bedenking tot de belegering van Ramoth konden overgaan , daar zij de ftad in hunne magt bckoomen zouden; vs. 7. Maar 7. Maar Josaphat, of in het vermoeden, ïettóhTet "et dat het valfche Profeeten waren, of zich het  der. KONINGEN. Hoofdd. XXII. 201 tegendeel voorfpellende, was niet voldaan en noch een Provroeg dus, of 'er geen ander, in liet alge- ^ ™A\?wij meen voor een Profeet van Jehovah bekend, he^vaa hem bij de hand was, om ook dezen raad te vraa- ten? gen? 8. Ja, zegt Achab, bij wien het vs. s. Toen hooge woord 'er nu uit moest, 'er is 'er ^/?"tot"$* een, maar van dien man heb ik afgezien, saphat: 'er is nog een man om dat ik hem met wel lijden mag, dewijl om door hem hij mij altijd ouaangenaame zaaken zeide. Ziin naam is Micha , een zoon van Jim- h,aat,c lk>ra' om ■> ' ■'dat lm overmij la; maar Josaphat gaf hem hier op ten niet goeds pro- , *, , ■ ,. fêteert . maar antwoord, dat men in zaaken van dien aart kwaad,'micha aan zijn' vooroordcelen niet moest toegeeven , Wa?°EhJomaar dien man voorzeker raadpleegen. 9. Ter- saphat zeide: n 1 j 1 j J 1 • vi 'le Ko,""« ke¬ irond werd er dan een van de koninglijke ge niet alzo! kamerdienaaren geroepen en gelast, om dien riepS'de9konhi J was, zo zeide de njj zich moogelijk naar die lchaar van Prohem^MKHA feeten wendde , die bij hem ftond, en de j^Wta?«* oogen op hem gevestigd hield: ja wel, onht>aten ftrijde dernéeiö die belegering maar, gij zult geluk«men wii [hei] kig flaagen, Jehovah zal u doen zegenpraalen, S^heml dat is immers 't woord van allen. 16. De trek op, cn gij jfonnig hier uit wel bemerkende, dat hij met cHg' zjjn°rw»nt de gedaane voorfpelling fpotte , betuigt hem Sb^%X een en andermaal, eer hij hem verder tot fpreeKonings gee- ^ kon krijgen ? dat hij de zuivere waarheid uit vs. 16. En de , Koning zeide tot hem: tot hoe veele reizen zal ik n oezweeren, op dat gij tot mij niet fpreekt, dan alleen «e waarheid in den naam van Jebovab '  per KONINGEN* Hqofsjï). XXII. sjoj hem eischte, cn dat hij niets anders moes* verkondigen , dan dat jehovah hem gebood. Toen fprak Micha een andere taal. — ZJA%.1?' Enhl* Terwijl men Gansch Isra'él zag ik vérltrooid op de bergen, duidelijk den Gelijk fchaapen, die geen herder hebben; geest der aanblaazing aan hem bemerken kon, En jebl)VB$ hoorde men den Godsgezant deze woorden zeide: Zeggen '. Mij Deze Utricrloozen keeren te rug , !, ■ i, •] Naar hunne woning , in ftilte. aunkt , ik gie de vercenigde heiren uit elkander verflagen — verJftrooid als een kudde fchaapen, die den herder misfen. Mij dunkt ik hoor Jehovah zeggen: dezen Israélleren in 't bijzonder is de moed ontzonken, dewijl zij hunnen Koning misfen, het zal dan het best voor hun zijn, ftil aftetrekken en uit malkander te fclieiden. 18, Nu las men verandering ap het 'gelaat Vs. is. Toen xt-. i • i ^ ^ t^„„:,.„ zeide de Koning van Ac har. Hij wend zich tot Koning Ifra>ls tot ,0. Josaphat, en zegt: Heb ik het niet hg gedast , heb ik het u niet voorfpeld , dat gezeid: hij zal ... „■ tï „ over mij mee deze Micha mij nooit gunftige, maar altoos goed maar nadeelige voorfpellingen zou doen? 19. Maar ™? £>rofcmet dat al gaat Micha voort, en verklaart, vs. 19. Voorter bevestiging van zijne gezegden , welke ^rozmide hh0^ omftandigheden hem van de waarheid dezer het woord van ö Jehovah : ik openbaaring meer bevestigd hadden, ie we- 'z^g jehovahzitten, op dat zijn gemoed door de koninglijke en"™ praal niet mogt vervoerd worden, had Jeho-^J^lllt vah hem in een gezigt zijn heerlijkheid op vens hem tot ..... , • n...,,..,4 z'ine regter en ?en luisterrijken troon doen zien, omituuwet tot zVme nin. van het heir der hemelfche hovelingen rond- kerha"d, , 1 i, /r • n • vs. 10. En om hem. 20. Aaa dezen vroeg de Majefteit, jehovah zeide: wie, Achab zou aandrijven, om zich te wa- ^^^^ penen en Ramoth te belegeren, wat hier naar hij optrekke- 1 en valle te hunne gedachten het beste middel toe zou Ramoth in a- lead ? de een nu zeide aldus, en de andere zeide alzo.  tcf. Het DEPvDE BOEK zijn, en hierop had hij bemerkt dat het antvs. 21. Toen woord verfchillend was; 21 Doch hij had v\tS en" ftond 'er toen een uit den drom zien ten voorfchijn Jezkh'Tan'rï- koomen en tot den troon naderen, die zich bovab, en zei- aanbood, om Achab, hoe zeer hij ingeno- de : ik zal hem , . ,r , „ oveneeden, en men was geweest met de vnendichap van 13enSfhem. had ad, en hoe veel rede hij had om bedugt mede? te z\jn . a]s nij ;ndagt op de bedreiging, vs » e bi' cvenwt:* te heweegeu tot deze onderneeming. zeide : ik zal De Goddelijke Majefteit had hem hierop ge"euTc^gcestzijn vraagd, op wat wijze? 22. Waarop hij duiin den mond tjelijk hoorde, dat hij voorfloeg, om zich te aller zijner l'ro- J ' J c feeten. En hij verfpreidcn onder Achabs Profeeten , en zeide: uii zult , . , , , _ ,. overreeden en hen eenpaang daartoe te brengen, dat zij vermogen • °ga va^L'he voorzeggingen deeden, terwijl hij veruit ^ cn doe der gewaar werd, dat deze zijn oogmerk bevs. 23. Nu reiken zou en vrijheid verkreeg om tot dat "Ü* Weft eéE eindc te vertrekken. 23. Zie daar , ó Ko- ïeugergecst in nmgt bcf]0ot de Godsgezant, de waare oorden mond aller 0 •> ' dezer uwer zaak, dat uWe Profeeten zo eenpaarig zaa- geévenT'en je" mcnftennnen om u iets goeds te voorfpellen, kwafd ov'Tu tenvii' Ü'- 'mvdli's befluit ondertusfehen ongungeiprooken. ^ ftig voor u is. 24. Niemand achtte zich door mA Zrmkm dit voorftcl meer beleedigd dan Zedekia, cnaznü,"tocVen die diep in 's Konings gunfte ffaande, zich niet ïiocg ivncHA ontzag, om den Profeet Micha in 't aanger op het kinne- ° ? bakken, en hij zigt te fiaan, met bijvoeging van deze woorwitC Lweg]°°is den : zwijg , durft zulk een verachte kae$$nïiïf- va" rel neggen, dat je/wrah's geest mij verlaaten inij doorgegaan heeft, cm u alleen de geheimen van zijnen óm u aan te ' , j , .. 4 , •• fpreeken. troon meê te deden , wat bewijs heb gij MiIha2Ieide* daar voor? 25. Micha geeft hier op zeer zïc, gij zult bedaard ten antwoord, dat hij daar het vol- het zien aan .. ,. «, j- dien zelfden doend bewijs van zou henben op dien ongezuft gaan [van] lukkigeii dag, die zo neerflaande voor de Is-  der KONINGEN. Hoofdd. XXII. 205 rdèlieten zou ziin, dan zou men naar hem hamer in kamer 1 om u te ver» als den belhamel van de verleiders over al fteeken. zoeken, om hem naar behooren tc ftraffen. Kcmsing2 'isrnu 26. Dewijl deze twist door niemand kon be- jj",^2:nee™n flist worden, gaf Koning Achab order, om brengt hem we- Micha in handen te dellen van den bevel- AJa óvernê der hebber der ftad, die het opzigt over ftaats- gevangenen had, om wel bewaard den Prins zijn Konings, zoon in handen geleverd te worden, 27. fcn zlVh zeggen: hem zo lang met de uiterfte verfmaading en gzc.st AeJttel bitterheid in de gevangenis te behandelen, tot deze in_ '} se" 00 ' vangenhuis en dat de Koning met lauweren van vrede en fpijfet hem mee , , , , j brood der be- overwinnmg bekroond te rug kwam , dan zou drnktheid en hij hem zelv vonnisfen. 28. Dan, óver dit ^kSSd^ vonnis was Micha niet bevreesd, maar ant- da; ik met vre, , , ,r ■ j 1 ■• de [weder] ko- woordde den Koning, dat hij genoegen nam me! in de fchikkingen van den Vorst, betuigende, 'Gz'c\A]f\ dat hij hem vrij voor een bedrieger mogt indien gij ee- J J , n 1 nigzms met vre- houden, indien hij in goeden welftand te de wederkomt, rug kwam; ja hij herhaalde dit vourftel, op ^i^oor^'mU dat alle de omrtanders getuigen weezen zou- ™et |^der den. 29. Na deze gebeurtenis volvoerden de zeide hij:hoort . . gij volkeren al- beide Koningen hunne voornecmens, en trok- ïegaar! ken met de koninglijke Armée in perfoon op, t0ogde Koning om het beleg voor Ramoth te liaan. 30. Doch Israyh en jo- 0 j , saphat de Ko- eer Achab zich in den ftrijd begaf tegen ning van juda den Sijriefchen Koning , die waarfchijnelijk nTcto*** " met een Armée was aangerukt, om de ftad ™-s°-End.e 0 ' Koning Isratls van het beleg te verlosfen, gebruikte de Ko- zeide tot Josaning dit voorbehoedzel, dat hij zich verkleed- m^lerkiecden , de, zo dat men hem, als Koning van Israël \™ ^ \™{ niet kennen kon; hij deed dit, of om Mi-me"sc" > b°uA vs. 30. Met eene kleine verandering, door Datjiï ook noodzaakelijk gekeurd.  2cf> Het DERDE BOEK pij uw toniirr- c h a 's bedreiging te oiitkoomcn, of om daf aan, zo ver- hem berigt was, wat orders de ondankbaare Konfng ZXhraëi Ben-hadad ten opzigt van zijn perfoon cn begaf zich gegeeven had; Doch den Koning TosaphaT toen in den 00 ' , ttr«d. bèrigtte hij, dat 'er voor hem niet te dugten was , dat hij zich vrij bij dc troepen kon vertoonen. hmëh Vorst kwam dan onbekend Koning Snü van in het leger, toen het op een flag leveren bmien^dèovlr- 2011 ?aïm > dio van Juda, als naar ge¬ ilen der wage- v/oonte gekleed was , 31. En dit bragt J o- ncn, vyelkeihij ö. 0 , ? „ twee én dertig sap 11 at in groot gevaar, want daar de KosTid'zuifSnoch ning van Sijriën het lafhartig en ondankbaar kleinen noch uevel gegeeven had aan zijne Officieren., die grooten beftrij- 00 . ^i' den, maar den ten getale van 32, het bevel over dc ftnjdwaaiieen? gen? hadden , om in 't fchieten enkel op geithiedded"",AciIAB te niikkcn, cn dan hem dood, of ais de overfte anders leevend, in handen te leveren, 32. En josrAPiiAVTgenza- de bevelhebbers Josaphat in koninglijk ge«i*n:dgewis- waad op zijn ftrijdwagen zagen aanrennen, en feiijk, die is mee„den, dat het Vorst Aciiab was, dron- de Koning Is- ' . rails, en zij gen zij met alle magt op die linie aan, die iiaardChcm Tm den Koning dekten, en maakten het hem zo te firijdcn , bcnaauwd dat hij van alle kanten om bijmaar jOSAPIIAT 3 J riep uit. ftand riep i, en zich tevens bekend maakhetVïgefchiedde tc. Evenwel Ontkwam hij het gelukkig, deVdew«enen 33- Want zo dra men bemerkte, dat hij /rzagen dat hij ra%is Koning niet was , deinsden zij te rug de Koning Is- ° J ra?is niet was, en wendden hunne magt naar elders, tevens jg"? hem ™l al!e moeite doende om Achab te ontmoekeerden. ten „. j\Taar tc vergeefs. Echter ontkwam vs. 34. Toen ' o*r 0 fpande eenman hij het niet. Hoe verborgen hij zich hield, en den booge in , _ , , . , zijn* ecnvou- als voor eenen Sanjierib vlood, m gevolge febootden Ko- c'e bedreiging werd hij nochtans getroffen, ning israUstw- want een foldaat, die zonder nadenken, of op leien de ges- . ' .' , , .. ... c penen tusfchen iemand in t bijzonder te doelen zijn pijl at-  der KONINGEN. Hoofdd. XXII. 207 fthöot, trof dén verkleedden Koning, ter hef iwnfiqn plaatze, waar in 't borstwapen een opening tonijn" wer-! v/as. Zodra de Vorst dit bemerkte en zich 'Mn,: kcer mv hand en voer voor gevaarlijk gewond hield, gaf hij zijnen mij uit het i*> voorrijder order om ten eerften omtewenden btW zeer' vcr"en hem uit den ftrijd te voeren, daar hij het wond' noodig oordeelde, om zich te laaten verbin- ^ëya 3»am o| den. 35. Al fpoedig werd het gerugt van de- den zelfden.dag , . r ° , toe, en de Ko- ze gebeurtenis algemeen onder de leger - bende, ning werd met zo dat de aftogt voor den wagen, waarop iSnde gehou- de Koning zich bevond, niet moogelijk was. fcn :f™,/°^! Hij bleef dan aanfehouwer in 't gevegt. In- '«aar hij itierf tusfchen had hij zo veel bloeds uit zijne wond het bloed" der verlooren en was zo doodelijk gekwetst, dat rSfbjklS hij het tegen den avond al bedierf. In den m*^u' 6 E bak ftroomde het van zijn bloed. 36. Tegen 'er 'ging' een zons-ondergang werd dc aftogt door dc Ar-d^ne? hëir- mée eerst algemeen. De ganfche hraëlietie- lcscr a,s Jde r u a t .t, .#- . , , zonnc onder- Jine Armee Icheidde zelrs uit den anderen, Ring, zeggenzo dra 's Konings dood bekend werd. 37. Dus [keere]" 'tZ vond Aciiab zijnen ondergang. Zijn lijk een i£«' werd naar Samaria gevoerd, om daar bij z>in lan<|! de Koningen bijgezet te worden. 38. Bij ftierf de' llo- gclegcnhcid nu dat men den wagen , Jg' e$a™% die den Koning gevoerd had, in den gebrast, cn zii ,-;,\.™ o • m , , hcg''ocvcn den vijvei van Samaria alfpoelde , werd ook Koning te Sadat gedeelte van de bedreiging vervuld , ^"'38. Ais dat de honden zijn bloed lekken zouden, ™cn m' Chroniikcn der volgd door zijll ZOOn AllAZIA. Al. J <■> "gC" 'S~ s a i> Éi a t nu Judas K -ning, tans ïsraëls bond'flidoAtHAi genoot, was aan de regeering gekoomen m 't met rjjnë va- .de jaar van Aciiabs regeering, 42. Zijnzdoon 'ahazm de 35 i^ren oud, toen hij 't ilaatsbewind iTzIjne^laat?.aanvaarde. 25 >aren beeft hij gelukkig gereft- geerd over Juda. De Koninginne moeder phat 4nuJüSde was Azuba S i h c h i's dogter. 43. Hij was werd V Ko^g een Vöttt, die zijn' Vader Asa fel godvrugt over juda in ; t oric0^. was, zijnde ttiet zijn geheele hart 't vierde laar o s » ' vs. 4* Jos-ha, was. vüf en deni,m-jjd als hij Koning werd en regeerde vH en twintig jaar te Je,ujaHm, i c naam van zijn moeder was Azuba de dochter van S,Icb, »*4**« hij wandelde in alle den weg zijns vaders Asa. Hij weeK daar van, doende wat recht was in de oogen van jebivab. „,.39. Niet ongegrond denkt men, dat Achab de vervolging van den waaren Godsdienst na 't ecval van de Stil■ Priesters Haakte, ja zelfs in 't iaast der Profeeten fc'icolen opende. Men kan met Nmr. nog tot zijn voordeel zeggen , dat fcij een zwak Vorst was , die zich door een fnoodc vrouw liet misleiden , op zinnelijk genoegen gezet , maar handelbaar. Hij fchijnt goede grondbeginzelen gehad te hebben. Eene betere vrouw zou veel vermogen gehad hebben op ziin karakter. * Hier moet het leeven van Josaphat vervolgd worden. Men leeze het 1 Cbren. XIX —XXI: 1 — 19.  Der. KONINGEN. Hoofdd. XXII. «op nen dienst van Jehovah toegedaan. 44, Even- ... .. r... vvel bragt bij de hervorming ook zo ver niet ,vel «Entendeda* het offeren op de hoogten ophield. 45. Na wege^pmen'6, den zegenpralenden flag van ïsraëls Koning ^5*';;^ op San herig had hij met dezen Koning op de Boogum, in vrede geleefd, door huuwlijks en door an- }e^raATnn&i dere verdragen geflcrkt. 46. Het overige van den honing'/?zijn bedrijven in den burgerhaat cn den oor- rat^- ^ log, zijn alle opgetekend in de jaarboeken van gjterige m cn hoe tt i * , 'iij geoorloogd van zijn Vader Asa waren er nog ver-heeft, ziin die leidende lieden gcHecven, die Sodoms gruwe- "'cn ï^boe% len aanhielden, hij liet die overal opzoeken der Ch,.romjken r n , i , r i dcr Koningen en almaaKen. 48. ILj had ook nog de op- van juda? permagt over Edoms gebied, hebbende geduu- deed hfüitden rende zijne regeering aldaar nog eene koning- ÓvedgeTchand- , , j. . jongers die in 6e dagen zijns vaders Asa overgoblceven waren. vs. 48. Toen was 'er geen Koning in Edom [maar] een Konings Stadhouder. vs. 4S. Hier is iets niet wel vlottende, het fchijnt hier ten zijne voordeele opgegeeven te worden , dat hij verbintenisfen met SamarWs iiof aangegaan had: doch ik geloof dat het afgekeurd werd, aanvallende oorlogen met dat rijk te voeren, die doch beiden verzwakken moesten ,• zijn huuwlijks - verbintenisfen en zijne alliantie, tot bevordering van deü koophandel, werd zeer afgekeurd bij den Chronijkfchrijver. vs. 47. 1 Cbron. XX: 33. werd 'er bijgevoegd: evenveel veerden de hoogten niet weggenomen , want het voih had zijn herte niet gefchikt lot den God hunner vaderen; ik bert in het vermoeden dat men met ecr.e kleine verandering leezen moet: het volk nogtans richtt zijn hart evenwel tot den God hunner vaderen; dus het tc^engcdelde; hoe veel fouten hieromtrent begaan zijn met dat ecr.e woord, behoef ik den critü fchen Lezer niet te herinneren. V. De ei,. O  He t DERDE BOE K vs. 49. Tos-.- Iïjken Stedehouder gehad. 49. Hij had zich ook toegelegd, om dit afhangelijk riik voor- Tb"*\TotHr deeli§ V001" Z'ch tC mnakcn* DcU haiUlel "a" Je*"w«r- o» mciijk door David en Salomo zo gelukkig ^4dSSA gevoerd , wilde hij weer bloeiende maaken. ^'' ^iwo Hij ontbood tot dat einde icheepen van Thor. mijne knegten fa ? om weder reizen naar Ophir te doen in JjMd/fdwS den goudiiandel, zijn bondgenoot verzogt daar v'vs"V M deel in, men ondernam 't, doch dit mislukte, wlïfdentcné- want de fchecpen werden tc Ezion-Geber, m reii'weiden te de haven liggende, verbrijzeld, cn , 50. Om &&*f* dat zijn zwager A«azïA, AcMabs opvolr*S Josaphat ■ , , jn tle!1 handel voor zijne onderdaavs. si. Ei nen begeerd hebbende, en dit mislukt zijnde, ,'. Pvï£ zijne" weigerde Josaphat verder alles, en de vaart ggfö zün- bleef geteemd. 51. Eendelijk ftierf de godviuiercnbcgrtKi- V1.n0t,>e Vorst en ging met verdienden roem vlm in de ftad vuloL1ol- v v"OL ö ° . . . SjM vaders fa tfjfl graf, indien men eenige onvoorzigtige !o":DS'jo^ Happen uitzonderd. Hij werd in 't koningwerd Koning .... YiöfHót bijgezet, en door zijnen zoon Jo- in ziine plaat- J'J * . 1 re. ram opgevolgd. 52,53- Ahazia nu kwam aan JS"de*' zoHoAn do kroon van Israël in 't 17* jaar van Jo*«d Koning saphats bewind, cn heeft geen 2 jaaren over israii te over dat riik den fcepter gevoerd, zijnde een Samaria in 't ^'jo^PHATS des Konings van Juda en regeerde twee i«™yW*r#«j vs. 53. En deed dat kwaad was m dc oogen van Jeiovab, want hij vs. 49, 50. Hier heeft waarfchijnelijk eene omzetting plaats , die herGeld moest worden, en het iaatfte met eene kleine verandering gelezen. vs. si. Zijn lieven is door Jehu befchreeven. vs. 5". e Chron. XXI: 35 — 37. uitvoeriger en nader, waar EliczeTv hen ovcr,die alliantie beftraft, die daarom ook ongelukkig afliep; Ni* meijkr keurt dit vrij onbedagt in EtlÖiitk af, vooral als mijne lef 'zing vs. 49 , S3. doorgaat.  3&er KONINGEN. Hoofdd. XXII. 211 Vorst, die Jehovah gansch niet beviel, daar wandelde m hij in zeden gelijk 'was aan zijn doldriftigen vSen egen 1Jin Vader en fnoode moeder. Ook volgde hij jj™ ~^|fef^ den flaatkundigen Godsdienst door ïero-in den wcs j» . . • F.OBEAMS de! eeam ingevoerd, 54. Dienende nog daaren- zoons IVêSAts, boven den afgod BaW, waar door hij Jehovahs di^deed*00" gramfcliap over zich bragt: even als die ovcr „y*i*b^i^ ° J diende Baal en zijn vader gekoomen was. buigde zich voor hem en vertoornde Jebtvab, den Ehbiin Istalli, naar a!Jc3 dat Ziin vader gedaan hadde. 0= IIiLT  Het VIERDE BOEK DER KONINGEN. (Doorgaans het 2de der KONINGEN genaamd.) I. HOOFDDEEL. vs. 1. En x< llN der de korte regeering van Ach abs JMoab viel van ,„,.,. i hraêi af, na zoon, ontfloegeii zich de Mohbieten van cie Achabsdood. opperm3gt der israsiietiefehe Koningen, waaronder zij zedert Davids regeering geweest waren, terwijl zij na Salomo's tijd de zijde van Jerobeam koozen. — De bijzonderheden van dezen afval zullen wij eerlang vs. a. En laaten volgen. 2. Eene toevallige gebeurtenis dooreen Ira- maakte de korte regeering van dezen Vorst lie in zijn op- Eerften fmaakcloos. Bij gelegenheid naperzaal die te * Samarlt was melijk, dat .hij zich bevond 111 een opperzaal, erVhijkrzönd waar van de vloer om de lugtigheid getralied de°dtontlm' w^s, eenen droevigen val gedaan hebbende , gaat heénen ^ie een kwijnende ziekte veroorzaakte, waar vraagt Baal- , . ... ztbub den ei«- de lijf - artzen geen raad voor wisten, was hij of'lk^mdezè dwaas genoeg om tot het befluit te koomen , krankheid ge-van eenjp-en zijner hovelingen te zenden neezen zal s dj "  der KONINGEN. Hoofdd. I. 013 naar den tempel van den afgod der Ëk TOftie- vs. 3. Maar len, vermaard geworden, door het verhaal, fJntib™ dat hij zijne lievelingen eens van een felle rLu^m^S. plaag vari vliegen bevrijd had. De last, die 11 °p 8» >„ - • - . .. . , clcn boden des den hovelingen werd opgelegd, was, om te Konings van onderzoeken, wat de uirilag van 'sKonings tZfX^i ziekte zou zijn, en of hij 'er aan fterven tot hnn: is het " . o \t t om dat'ergeen moest i 3. Van dit voorneemen gaf de En- Bipbim in ugel van Jehovah, die een bijzonder opzigt litiea Vheenêa ovcr de Profeeten had berigt aan Elia, en fet,b°™afÉltevens order om die lieden te gemoet te rei- him V'J" Ewwni zen, en hun ftoutmoedig beftralfend afte vraa- vs. '4. Daargen : of 'er dan geen Godheid over Israël ™hoZ meer waakte, en men in gevallen van bclpinr «ö zu,t 'iet ... , . ö afkoomeu van verplicht was een' uitlandfchcn afgod, en en Wj E, , , . , , , zeide tot hem: ngcl hein bericht had, ontmoette de hove- wat is dit, lingen, deed hun zijn boodfehap en maak- oerlote'! we" te zich weer fpocdig weg uit hun gezigt. ^ 6. Hier op keerden de uitgezondenen al aan- een mar> kwam ftonds weer te rug, denkende, dat dit de moet Vtó*. vinger der Voorzienigheid was. De Koning n^n^: k*g over die fpocdige terugkomst verwonderd. WClkr tot de" i „„ , Koning die u vu.agt nen, wat er dc oorzaak van was? gezonden heeft waarop zij hem vernaaien, dat zij een' ont- h^lfzégï moeting gehad hadden van een zonderling T#*** •" JS , , , ° het om dat man, die hun gelast had, om maar niet ver- 'er geen m»- der voort te reizen , dewijl zulks onnoodig was, dat hij het oogmerk der reize zeer wel v£i wist, maar Jat WeÜ den KSnlrig" maar berht Ekim>* «« O %  m Het VIERDE BOEK gen , daarom moest geeven van het voorgevallen' gcfprek, teJhUS en de bedreiging, dat hij aan zijn ziekte m-n6iiz!ftklnk.t fterven zou. 7. De Vorst dit berigt verneeai koomcn.maar mende ontveinst zijne ontroering en ontcvred^dtoven.'11 denheid, dewijl hij bemerkte, dat zij veel eerfPS 7totEhen! bied voor den man hadden opgevat, hoort hoedanig was len u;t om te ontdekken, wie het geweest de geUalte des 7 . ,. mans die u te was, en vraaat dus zeer omltandig naar Ken isfen zijn postuur en kleeding. 8. Zij geeven den deze woorden Tr • j jer op ten antwoord, dat hij een tot u gefproo- "7 b 1 * j ken heeft? grof liaïrig kleed aan had, en dat maar met vUtninbml een gemeenen lederen gordel was toegemaakt, m!m 'met een Hieruit beiloot hij, dat het Elia was, haïrig [kleed] 0 Waarom hij ten eerften aan een Officier en met een .. ... lederen gordel bevel gaf, om met zijne ondcrhoorige 50 man fifn0e'1endenem naar aie plaats te gaan en den Profeet met Toen zeide hij: f t n j^jjj wji mede te voeren, en wel het is Elia de ui "tp j ' , Tisbuter. naauwkeurig te bewaaren , dewijl de Vorst zond tótElhem grootclijks door hem belcedigd was. De Oftrt vtm™Beier volbrengt dit bevel cn vind_ Elia op züne vijftig. £cn fleüeu klip, daar men niet ligt bij hem héV''opkwam kon koomen. Hij zat daar zeer gerust, toen Saop\feitoo1g- de afgezondencn hem in 't oog kreegen. In 't te eenes bergs) ^klimmen riepen zij hem al toe, dat zij een zo ipralt n\) tot i , ■> i j* hem : gü man fcpninglijft bevel hadden, om hem, die vooi dekonh/gzegt! een Profeet bekend ftond , terftond mee te kom aft brengen, en , zoo hij niet gewillig mee wilde gaan, hem dan met geweld daar toe te noodv,. ,0. Maar ranken. 10. Doch Elia werd niet eens beEi ia antwoord- vreesd maar antwoord den dreigenden OflïdenHOpfdman cier: wel, ben ik ecu Prcïfeét, houd men mij ^F'fi hier voor, dan moest men geheel anders r« «fc^ met mij handden, als de zoon cn crlgcnaam To ,':"> vuur yan Achabs wraak met mij doet. Indien en'^aol ik ecu Profeet ben, zo leere men anders met  der KONINGEN. Hoofdd. I. r. :- mij handelen! dat dan den hemel zich ont- cn uwe •.: ■ lluite, eu zijne blikfemrtraalen uitzeilde, om tl v„™ van .éut allen het leeven te beneemen!! Kaauvvelijks had hii dit sezegd, of'een felle biikl'em dood- zijne vijftig, de den hoofdman met zijn 50 heden. 11. Ue rond wederom Koning niet tvvijffelende, of zij waren door JJj,,'.Hpofdde aclitbaarheid van den Profeet vooringeno- «« *g men , en vergaten hier door het wederkoo- vijftig. Deze e ■> 1 r^rr • 1 .- antwoordde en men, gaf een ander Officier last, om reet fprj,k tot jfem. 50 man hem te vatten. Zij volbrengen zijn 'f!oh^ v™ bevel en gebieden hem, zonder draaien of zegt de Ko- D _ ,. ning: kom haas- tegenfpreckeu maar aaultonds aitekomen , 01 teiijlc afi dat zij hem anders met geweld zouden weg- EJaamwóord- halen. 12. Waarop de Profeet andermaal zij- ne voorigc bedreiging uitfprak. liet gevolgd man van /;/«^ r 11 n • bïm, zo daalt was als te voren. Z.ij Ineuvclden auen 111 een vuur van dc:i onweder. 13, 14. Intusfchen had men berigt ^^en dwê bekoomen, hoe ontzaggelijk de voorige lie- vijftig. Toen ' , , • aaalde het vuur den omgekoomen waren, doch dit was met Van Elohim van in ftaat orn het wraakzugtig gemoed van Ve"teè^™Cheem den ziekelijken Vorst tot bedaaren te bren- ™ z'ine vijf* gen: hij zond dan nogmaals 50 mannen met vs. 13. En • 1 • j n. 1 wederom zond een Officier , maar deze 111 de uitcrlte be- Mj een HooiH- klemdheid voor zijn leeven, en eerbied voor "g^ vanTijf;^ God hebbende, legt het op een andere wijze met zijne vijf- aan. Hij komt in de nederigft^^hoüding tot de derde Elia, en verzogt hem op het "-ocemendst, ÏJgg^TS dat hij toch rewillig af mogt koomen, en kwam en boog 1 0 ** ■ • zich voor Ei.ia medelijden hebben met het leeven van hem op zijne knien en zijne onderhoorigen, die genoodzaakt wa- £"m ?a fprak ren, om 's Koning bevelen tc bctragicn J een h^: ' tii verzoek , 't geen verder aangedrongen werd him, iaat toch •, ■• ,« '4. j , mijne ziele en door de verklaaring, dat zij ajle bedugt wa- dt ficJe i;v..rr knegten dezer vürtiit dierbaar zijn in uwe oorren! vs. 14. Zie het vuur is vr.n .'cn in ( gedaald, cu heeft die twee ecrflï lloofdmimicu van vijftig met humic vijf- O 4  2ï5 Het VIERDE BOEK tig cement , rcn ■> om °P dezelfde wijze om te koomen 5 maar nu iaat a!s jjg voori;re daar het bij hun vast ftond, nu'ii e siele os j dieetaat »ii> dat hij waarlijk een Profeet was. 15. Dit w 'Boen eerbiedig gedrag beviel Jehova??, Hij belastte ^mfjefewbrn Elia dan, om mcetegaan , zonder in 't minst Elia i ga af te duaten voor de wraak des Konimrs , die met be*, vrees ° . . vlet voor zijn s hemels wil weetendc, nu llraks bereid is. tóï'^ftond op Hij word in de koninglijke zicken-ka- en gmg met mer nCDragt, waar hij zonder omwegen terhem at tot den ° ° ' J ° Koning. ftond den Koning verwijt zijn wantrouwen fnrak 'tot hem- aan zijne neiging voor Baal-Zehuh , cn de 'tt'""rtMtfö bedreiging doet , dat hij aan zijne ziekten dot g'.i boden fterven zou. 17. Deze bcdreising werd rasch gezonden hebt ,, , TT n. _ . , , om Eaiii-zebnb vervuld, want de Vorst ilierl niet lang daar êwsw%yrX na 5 zonder mannelijke erven, en werd opgen , fis «et „evo]nrd door zijn broeder Toram, in het on dat er geen o o j ^ s _E/«i/w in /j7 2de jaar van de regeering van juda s Vorst, woord tlTvraa- die denzelfden naam droeg. 18. Verdere bijvan^dat'^dde zonderheden aangaande Aiiazia, zijn opgewaar op gij tckeud in de jaarboeken der Israclietiefche geklommen zijt .> J zult gij niet af- Koningen. hoonie , maar gij zult den dood fterven. vs. 17. Alzo It'erf hij naar het woord van yebovab , dat Et.ia gefprooken had , cn Joram werd Koning in ziino 'plaatfe in 't tweede jaar Joraiis des zoons Josapiiats des Konings van Juda, want hij had geen zoon. vs. i3. Het overige nu der zaaken van A'ia/.ia, die hij gedaan heeft, is dat niet gefcheevcn in het boel; der Curpnijken der Koningen /ï"°\"\i daar was een goed fchool, tiaar kon hij met zeide : [zo vm„t arbeiden , hij was verplicht naar Jeivaaragtig alsj ° " J jehovah leeft richo te gaan, om ook daar de Proleeten te feeftMk zafu bezoeken. Doch hij betuigde hem al weder a&Twapaq Plcgtig* dat hiJ Z'in róSgetlOOt ZOU #»• Zij zij te jeruho. namen dan beide de reize aan. 5. Tc Jericho traden'dc zoo- gckoomen, traden de leerlingen der Profeeten feectenCdiePltê hem al weder te gemoct, riepen Elisa wejericho waren jer tcr zjjje en verhaalden hem wat 'er naar elisa toe J ' en zeiden tot voorgevallen was , waarop Elisa hun even da?" fafjai zo antwoordde, als hij te voren te Bethel vaneuwV'hoofd had Scdaau- 6' Nu drong ElIA al Wecl' °P wegneemen _ nieuws bij hem aan , dat hij zich daar 0e: ik 'weethet zou neerflaan , daar hij nu een onbepaalder 2*^ {jfojj^ last bekoomen had, om naar de oevers van vs. 6. En e- jen Jordaan te gaan. Doch Eusa was al we- lia zeide tot - ,11 1 j hem: blijft toch der met te beweegen, en deed dus ook deze rei%h>VA ze met zijn meester, f. Niet verre van de raar den J«r, ■ ■ r afzj:nde, zagen zij van verre 50 ker- rfaawgezonuen , j ' ° j - maar hij zeide: ïingen, die al gereed itonden om hen atte- Wfelofab wagten, en ook ten opzigte van zijn perfoon Me leeft ! & eene aanmerkelijke omfcandigheid bij zijn laat- zaï u niet ver: fte affcheid verwagtten. De Profeet dit zien- beiden gingen de, en in zijn oogmerk al weder verhinderd he^ne";Envijf. zijnde, ging kort aan de rivier vergezeld van i's mannen van Elisa. 8. Straks daarop deed hij zijn mande zoonen der ' _ » , /t. _ Profeeten gin- tel af, wind die in een, flaat er den ltroom ftonden "Tegen mee, die ftraks van een fcheid, waar op hij ovcr van ver- den [,0dem van de rivier intreed, gevolgd re , cn die bei- , de Honden aan van Elisa, die moeds genoeg had, om nem dCvs.'?',8.''ï"cn ook in den Jordaan te vergezellen. 9. Toen m^teTenwmd ZH nU Mn ©S*K Z'jJc ÓCV Üvkï ^fM* Cl1 picinl t'zamen , ,. ei floeg het water en het werd hterwaatth en derwaards verdeeld, en aij heide gingen daar door op het droogc. vs. o. Het gefchiedde nu,  der. KONINGEN, Hoofdd, II, 219 Elia geene belemmerden meer van het *h 7'i overga° ' koomen ws- fchool der Profeeten te wagten had, fpreekt ren, dat eua , .. „ 1 1 1' .. f zeide tot Ei t- hij Elisa aan, neemt op het hartelijkst at- Sft. begeer wat fcheid, en verzoekt hem, dat hij zeggen zou, *r"i^0vfn*5 wat hij van hem nog te begeeren had, want weggenomen , , .. worde ! en E- dat de oogenbhkkeu naderden, waarom luj Wsa zeide: dat voor altoos van hem zou afgefcheideu wor- ^^eu^a den. Elisa, fchoon zeer bewoogen, ant-Keest °p m'i zijn! woord zonder bedenken , waard! te vader ! hebt gij mij niet alleen tot uw zoon, maar tot den geliefdften aangenomen, laat mij dan met alle de zoonen der Profeeten, niet alleen erfgenaam zijn van uwen geest, maar leg mij een dubbel deel toe , op dat ik als oudffe aan het hoofd dier mannen door .wondertekenen des noods die ordening onderfteunen vs. I0-.En!yJ' .. zeide : gn hebt mooge. 10. Elia prijst zijn keuze, maar een harde zaatoont tevens dat derzeiver gifre verre boven ladienhe^erza't zijn bereik is, 'er evenwel bijvoegende, dat ^n^»»^van hij verzekerd kon zijn , dat Jehovah zijn dan zal u . . , alzo gefchie- wensch begunlbgen zou , als dit teken ge- den f doCh zo beurde, dat hij ooggetuige was van zijn ver- jÊkgJ* fcheiden, anders niet. n. Dus fpreekende vs. n. En ... het gebeurde , gaan zij al voort, en verwijderen zich al ver- als Zjj voortder en verder van de oevers van den Jor- i„ fpreekende^ daan, en, terwijl zij 't zeer druk hadden, zie, zo was'er ' ' J J een vuurige als vrienden, die de laatfte uureu waarnamen, wagen met vuu- n 1 , , > riie paarden , pntftond er op t onvenvagtst een onweer en «g tuspfcén of. 11. Kezel, Nif.m. en Mus. vin.'en hier een dichterlijk voorfiel; doch hoe dit zij het geeft geen opheldering; te Hellen dat hij door blikfem gelood is z"u veronderftelling op vooronderftelling geftapeid ziin tegen den fmaak der Ucbrcln. Hess. cn EouiLLir.n hebben de laatfte in ziine Latijnfche Verhandelingen dc gewoone gêdagteü bondig gelhafd. Men zie ook Hoofdd. VI: 17.  Mi% Het VIERDE BOEK hun beulen een donderwagen, omfhimvd van Sera pits, lchadinge ° » _ n.aaiue , alzo fcheiddcii op t oogenbhk de 2 wnardltc vnene°n onwedeï den, zo van den andeven, dat Elisa verder ten hemel. n;ets zag ; en v0,,r a]toos Van zijn' meester gefcheiden was. Uit de eerfte ontroering bedaard, befluit hij, dat Elia in dat omveer vs. 12. En opgenomen was. 12. Ja , hoe ontroerd bij Eusa zag het, w ZQ yec, |,err,er].te ELISA, dat zijn en nij nep ■ ... mijn vader ! vriend ten hemel opklom. Zijn achting dringt mijn vader 1 . ., ... ... ,n , ■ wagen Im*u : hem uit te rocneii: mijn waardlte vader : LaghThe'm'ne" dierbaar vriend! de kragt, de magt van Israël!! meer, hiigrecp ]y]ecr jcan n[et uitbrengen. In een oogenzijne mar.tcl ■> ö ■ t j tan en fcheur- blik was hij ook weg uit zijn gezigt. ln deflukké".llltULL eerfle verwarring van droefheid grijpt hij zijn vs 1- Hij opperkleed en rukt het in 2 flukken. 13. Nu hief «oh f.lia's va]t i]et iiem jiet eerst in, een weinig tot bemantel cp , die van Hem alge- daaren gcivomen , Elia s mantel , die niet keerdeWwéder verre van hem lag, en die in 't opflijgeu van d"n ""ever der Elia gallen was, opte\atten, en dit pand' jerdaan. van zijnen dierbaa'rcn vriend zorgvuldig te bewaaren. Daarop keert hij ten fpoedigften te rug naar den oever der Jordaan, om weer bij de Profeeten tc koomen, en, om den Jorvs. i.'.Enhij daan overtekoomen, 14. Grijpt met een zeldjiam den man- zaam p-eloof den mantel van Elia, dien hij tel van Elia , ^ .. die van hem af- waarfchijnelijk, in plaats van den zijnen, omen a'üoeg Tiet gedaan had. Hij draait hem in een, flaat 'er de'-tewaaernisZede hct oppervlak van 't water meê" om het te fcheijèbovab Ze- den ? om deze verzugting : — is Jehovah, de andermaal (loeg God van Israël niet dezelfde ? Ach! beguuftig en het verdeer, mijne poogingen! met een fcheid zich het En Eusa *'?ng watCr Vnn eefl» en Kl-ISA Saat °P Z'jn Se" 'ér door. ° niak door den bodem van den fnelloopcnden r./de kir'deren Jordaan. 15. Nu twijffeldcn de Profeeten , % tegenTver die uit Jerichó gegaan , cn aan deze zijde  des. KONINGEN. Hoofdd; II. 441 van den Jordaan waren blijven Haan, ziende te Jericbo w- ^ .. J ren hem zagen, Elisa op zulk een wijze te rug koomen, zo zeiden zij; geen oogenblik, dat Elia weg was, cn dat JgJ^gst Vop ziin sccst nu op Elisa rustte, waarom zij ,EusA » cn,u' 9 r 7 j j;wamen hem hem tot bun aanzienelijk hoofd verheffen wil- te gemoet en , » , , , ... hoogen zich den. Met dat oogmerk gaan zij hem te ge- voor licm ne, moet, buigen zich eerbiedig 16. en doen a^*^/^^ hem tevens een verzoek, 't geen hunne fpaar- zeide tot hem: zaame bcdceling al rasch openbaar maakte, iijn bij' uwe Het verzoek was dit: dat 50 van zij'ne leer- dappere 'min? lingen, de kloekften, die 't meest beleid had- ben, iaatze toen 7 heenen gaan den, mogten uitgezonden worden, om Elia cn uwen i-ieere optczocken. Het was wel waar, dat hij op- reiden*%f niet genomen was, maar moogelijk was het ge- i^6"" ,va" d ' £> j o ffelttutb hem fchied om hem op een onbekende hoogte of 'opgenomen en , , , . op een der .11 een onbewoonde valei weer neertezetten , bergen of in cn zo mogten zij hem weder ontdekken, ten gewogen minden zijn ligchaam, indien het gcflorven heeft, doch hij J 0 zeide : zcudec was, eerlijk begraaven. Doch de Profeet raad niet! het hun af, te veel gezien hebbende om in j^'we^.Ki dat vermoeden eenigzins te kunnen inftemmen. hcm aan tot D verleegen war- 17.. Maar te vergeefs. Zij blijven 'er door de *».kk1, cn hij weigering te derker op daan. Hij geeft hun en zij zonden dan vrijheid. Daar op zoeken zij 3 dagen , $^fS£*k doch tc vergeefs. 18. Zij koomen dan einde- zogten , doch .... „. . 7 hem niet vou- Iijk tc rug , terwijl hij intuslchcn te Jcricno den. gebleeven was, zijn befchaamd over hunne tiwnfed' T°zij vrugteloozc poogingen , cn worden van hem wedèr,wtbem, . , , , 'i-1ar 1111 te berispt over hunne ongehoorzaamheid , daar richt gebleeven hij het hun tc voren genoeg voorfpeld had. JJJJj^ roi-Vu.119. Nu ontfiug hij een verzoek van de Magi- n,eb *tot nU?: * 58 ■> ° den met gezeid (traat der ftad, waar uit men op kon maa- gaat meti? ken, welke hooge gedagten men van hem op- minnen *' "der vatte : zij betuigden hem, dat het hun tot ffijjjjffi,^ ^eel genoegen was het Profeeten - fchool in de d0 wooninge  222 Het VIERDË BOEK dezer flad is ftad tc hebben, dat de- inwooning in de ftai Es mijn Heere voor niemand onbehaagelijk was, doch dat 'er walèrTkwaa" een aanmerkelijk ongemak plaats had, hier in en het iamion- bcflaande, dat de wel, waar uit dc ganfche vrugtbaar. ' , , vs. 20. En hij burgerij dronk, onaangenaam water had, t mifccn meuwe welk in den landbouw ook oorzaak was van ge^mr tóut vecle misgewasfen. 20. De Profeet nu oor» ini en zijbrag-fjceiende eene roeping te hebben f, om zijne te"s! 2° Toen achtbaarheid te ftaaven, beveelt, dat men hem de waler-wdk een nieuw fchoteltje zal geeven met gewOon en wierp het zout >er jn> 2I< fi;; neemt dit, flapt 'er mee zout daar in , J , . en zeide: zo na de waterwel, en werpt het zout er in rif heb Ik wa- onder deze plegtige betuiging: het hJehovafPS ter gezond ge- begeerte, dat dit water van nu aan gezond maakt, er zal o » geen dood noch zai zijn, en in 't vervolg geen doodehjke toeheid meer van vallen voor menfchen , of mislukking van w°|f °;, A]zo landgewasfcn zal veroorzaaken. 22. En van werd dat water t|ien tijd af is dat water tot heden toe frisch, gezond tot op J dezen dag,naar en heeft alle de eigeufchappen van een voorÏSiITte wj deeligen bron. 23. Nu neemt de Profeet zijn £evsr0°3keËnnu affcheid om ook Bet her s fchool te bezoeken, ging van daar in deze ftad, de zetel van de afgoderij, was /as"hiTn"d'n de verbittering tegen de waare Profeeten vrij 7oS kwamen groot. Zo dra hij dan de ftad nadert om de kleine jongens ]10ü£rte te beklimmen, 't geen hem vrij moeie- uit dc ftad, die a , , , ■ i u j- befpotteden lijk viel, kwamen 'er hem eemge baidaadige toThem:ZCkiT- opgefchootcn' jongens te gemoet, die hem met kopgaop'.kaai- vccl veracrii;ing toeriepen: kaalkop, kaalkop, Kop ga op! ö A n 1 ri 1 1 kom vaardig op ! fpoed u , flegthoofd!! keerde tidTag- 24- Deze Verachting kon van veel gevolg zijn is. =3. In de Annetathr.es in V. T. uitgegeeven door Rhenïerd, word beweerd dat het ccne befpotten'de fpeling is op de hemelvaarc van EliA, met ecnigen fchijn, — het was niet wegens hooge jaaren, raaar mogelijk uit vermoede van melMtsaéld aan het hoofd.  der KONINGEN. Hoofdd. II. r.23 voor de Profeeten, indien de afgodiefche bur- «r om en hij gerij dat voorbeeld volgde, waarom hij zich teze in den omkeerde, om de dartele hoop, die hem na- V;"'T;?en liep, aan te fprceken, en den vloek van %- kwamen twee " beeren uit het novah, ais verachters van zijne gezanten, over woud en verhen uitfpreekt; Straks daar op kwamen 'er deieiven™ twee uit het woud, dat in de afhelling van de "VPCrds kil> ' 0 deren. ftad lag, 2 woedende beeren aanfnellen, die onder den hoop zulk een flagting aanrigtten, dat 'er 42 van hen omkwamen. 25. Dit vs. 24. Enhij verwekte wel een groote fchrik onder de bur- ^a"fr %™ gerij, doch deed hem voor meer gevolgen be- *»»•*«'»*»>»■» , .. 1 daar keerde hij dugt zijn, waar om hij de ftad ontweek, en «reder muur r*. een wijl daar op naar Karmel zich begaf, en 'van daar vervolgens naar Samaritn. 17" ni. HOOFDD. \eeren wij nU tOt Koning Jo ram , ys i. JoitAM dien wij zeiden, dat zijn vader Achab op- "u ■> de zoon volgde in het iSde jaar van Josaphats re- werd Koning geering. 2. Zijn karakter en gedrag beviel sZmJü^in % Jehovah zeker niet, doch evenwel mishaacde as"ie!1(1e j^^" , ... t Tosapiiats des het zo zeer met, als Achab en Izebel, konings van die den meesten invloed op de regecring gehad g?e"e1dèentwaalf hadde. Hij was op ver na zulk een voorftander jaar- _ ,.. J 1 vs. 2. En hij met van den Baak-dienst, integendeel het ver- deed dat iiiin.. , 1 kwaad was in maarde beeld, dat zijn vader ter cere van den de oogen van afgod had opgerigt, deed hij om ver haaien , ^cliik^hï 3. Doch zijne ftaatkundige beginzels weerhiel- vader m ftèiijfe den hem, om den Godsdienst - vorm, door want hij deed dat opgerfgtte beeld B,ia!s weg, 't welk zijn vader gemaakt had, vs. 3. Evenwel hing hij de zonden jERoBEAMS, des zoons Nebats aan , die Israül deed zou- w. 2. Hij liet evenwel zijn broeders;ombrengen, volgens a Cbrtn. XXI; 2-4.  |H Het VIERDE BOEK digen, hij weck Jer obeam ingefield, eenigzins te verzwak* da.r van niet ^^ vcci eer dezelfde maatregels. faZt^test 4- 0nder ziJne regeering verwekte Mescha, faiog 'icr ü7m- Koning der Moabieten, die aan 't rijk van jicT ;n Hd?n Israël fijnsbaar was, een bekommerlijken opÏ^Arf' ,™ Hand. Hij was een der magtigftcn 411 den vee- bragt op, aan j , i den Koning Is- handel onder de Arabieren, 'sjaarhjiis bragt rr.ëh , honderd , . .. _ , . . vj,. duizend Um- hij zijne icnattmgeii 111 vee, en was verpneut " duizend ico,coo lammeren te leveren en 100,000 vagveiit» met de tcn van fcnaar»en met haare zagten wol. wulle. _ „ . , , . , vs. 5. Maar 5. Deze Vorst bemerkte wel, nat er na. den a,"Acn™dood van Aciiab kans was, om zich vrij ftorven _yn$ , te maaken hij weigerde dus op eenmaal om dat de Koning ' J 3 der Moabiettn fehatting te bctaaicn, cn maakte zich ter veritïiTiïlT decdiging gereed. 6. Dit verplichtte den Kotoog8' de5" Ko- "ing z'j!1 hof te verlaaten, en zijne troepen ningJoramter zaam te trekken, om den fijnsbaaren Koning zelfder tijd uit ... , ,^ Samaria en weder onder bedwang te brengen. 7. Um ge- 6«°nSr^v lukkiger tc üaagen , laat hij den Vorst van vs. 7. En hij Ty DA noodigcn, om hem met zijne manfchap Eing heenen en •» 0 7 , • j zond tot Josa- bijteftaan, die zich ook terftond bereid toonnfagvan Juda', de, om hem met al zijn magt, waar bij hij Kolng'der^ï- Fc]l zclvcn aan 'C hoofd wilde P!aatfe11 ■> edel" bieten is van moedig bij te ftaan. 8. Doch de vraag was, mij afgevallen , . , zult gij met hoe den togt te neemen, over den Joraaan, den ooriogntL- of langs de doode zee, en door der Edomiegen denuabie- tg c-ebied, waar op hij tot antwoord gaf: door ten? cn ln] zei- » ' ... , , , rj J de: ik zal op- der Edomteten gebied , aan behoeidcn ae zM0ikCnzijn gZe" troepen van Juda , de Israëliërs maar aftcU bij floeg den weg van middeien in. In plaats josaphat zeivan uit moedeloosheid te murmurceren, vraagt PiofcetvinTebij in den krijgsraad de gekroonde hoofden, dat 'wij c , . ,.. , , r door hem J,* or men ook wist, dat bijgeval de een oi bovab mogten ander Profeet het leger gevolgd ware; zo ja, ™^rJ Je™ dat het best zou zijn, door zulk eenen ^e-.van de knegten J ' ^ des Konings Is- hovah te vraagen, wat in den nood te raeis erf zWde: doen ftond , en wat Jehovah omtrent dezen de zoon 'va* togt van gedagten was. Een van de bove- t«"ropEliI'? lingen van den Koning van Israël, waarfchij- handen goot. neliik een godvrugtig man, die Elisa van nabij kende, berigt hem, dat die Profeet in het leger was , en zeer veel aandagt verdiende , als een der eerfte aanhangelingen cn dienaaren van den beroemden Elia. 12. Zo- vs tJ E dra Koning Tosaphat hoorde, dat het Josaphat zei- v . ... .... de: ytbovdbt Jt, l 1 s a was, is hij zeer vergenoegd, 111 dien woord is bij man woonde de Geest van Jehovah beden- g^tot hem a?' dig, men moest dan geen oogenblik verzuimen dc ,Koninl Is- rails en JOsa" hem te lpreeken, zegt hij. De drie Koningen mat en de V. Deel. P  2-,; Het VIERDE BOEK Ko-mg van begeeven zich dan gezamelijk naar de tent, "vs" 13. Maar waarin de Profeet zijn verblijf hield , 13. En toV den Komng de Koning van Israël voerde het woord ; 1 nru : wat ^och de Profeet, hoe groot deze eer ook heb ik met - u ! . . te doen ? ga vvas van door drie K Ringen bezogt te wor- ieeTenJtdCmvcs den, is ver af van dat vleiend karakter, 't deieriJrofeeten wcuc m dergelijke bezoeken van Voriten aan t.wer moeder, onderdaanen wel eens plaats heeft, hij verklaart, Doch dc Ko- • . . . ning hrinh dat hij met Israels Koning zich in geen geneen' \vlmje- fprckken wilde inlaaten, want dat de Vorften hovab hééft de- u;t Achabs huis zeer vijandig tegen den ze drie Komn- J , , .. gen geroepen waren Godsdienst waren , en het dus best X.w»m*nhaod voegde/in benaauwdheid BaSls en Astaroths te geeven. profeeten raat tc pleegen. Op dat gezegde, waar door de Profeet des Konings hart beproeven wilde , gaf hem de Vorst tot antwoord: dat hij niet voorncemcns was , zijn raad hier in te volgen , maar zich genoodzaakt vond Jehovah tc raadpleegen, dewijl Hij voorneemens fcheen, de 3 Koningen aftematten, en in de hand van den Koning der Moahier ,isa 'zéide" ten te doen vallen. 14. Dit heimelijk ver[ïo waaragug wjjt tea;en fe'novak deed Elisa te fterker a|s"l ycbevab ja./ ... zehaotb leeft, verfioord worden, waarom hij plegtïg betuigt, gcz^ftT', dat hij het liet uit achting voor de Godszo ik niet het t Koning Tosaphat, maar zich aangezigt Josa- o o j niATs des ko- anders zeker van hem verwijderen , en wel 3™o*pnSSef£ wagten zou, om op eenigerlei wijs hem gunftig te aanfchouweï" ontfangen. Voors oordeelde hij zich door aannoch u aan- doening over het gedrag van ïsraëls Koning zien! , , . vs. 15. Nu nog onbekwaam om te antwoorden , en een' fpeefman. >5- verzocht om een man, die zich op muEn het ge- ziek-inuTumenten verftond , op dat men tot fchiedde als . .. , de fpeciman op vcrlecvcudiging van zijne geesten voor hem fpeeidc,ridaatrde fpeelcn mogt. Onder het fpeelen bemerkt*  ler KONINGEN. Hoofdd. lil. 237 men duidelijk, dat hij door een voorzeggen- i>a"d van Jehaden geest gedreeven werd, 16, 17. En hier kwam.°P ** door aangezet, deed bij deze volgende voor- „**. _ 16. En fpelling: wagt geen wind , den voorlooper zegt^jfw*? van regen , zoekt geen laafenis door een ™™veeie^gnfevlaag van regendroppelen, noch het een, noch ten.s! ( w het ander zal 'er koomen, evenwel zult gij zo "zegt jeboin deze zandige woestenij overvloed van wa- zoenen'win™ ter hebben, voor u zeiven niet alleen, maar zien cn • 1 ne over dat houden, indien de vereeingde benden, die al S^n de*«' na bij waren, een inval mogten doen, ont?ir:égenaovera; dekte men in de Armée een verfcbijnzel, dat tood gelijk veei beroering baarde; dit namelijk, dat het water, 't geen voor hun lag, met het doorbreeken der zon overal een bloedroode kleur vs. 23. En zü bekoomen had. 23. Dit bragt ben in 't verzeide: dit is moeden, dat de vereenigdc Koningen verfchil bloed! de Ko- ' ■ j l ningen hebben mogten gekreegeii hebben, iets, dat hun te ' meTden^v^r'1- waarfehijnelijker voorkwam, om dat zij iets de hlbben^de gehoord hadden van het gebrek van water, een den ander dat in 't vijandelijk leger heerschte. Zij bedanflatan' den flooten dan, dat men onderling handgemeen W?««fj geworden was, en elkander vernield had, en 'er dus voor hun niets overig bleef, dan op buit uit te gaan. In die gedagte trekken zij, zonder orde, uit hunne voordeel ge legerplaats, het water over, en rukken op het vereeuigd vs. 23. Hoe de bloedroode kleur ontdaan kon, acht ik onnoodig optegeeven. Dit doed niets ter verklaaring. — Hamels veld docd het door de Levantijn winden.  der KONINGEN. Hoofdd. III. *aj leger aan. 24. Intusfchen hielden zich de Is- vs. 24. Maar , m .als zij aan 'iet raelieten uil in hun leger, door verlpieders, leger UraUs moogelijk al onderrigt van de misleiding der ^n'zfch'de Moabieten, tot dat de vijanden kort onder °Pen ' • doe cn de Moa- him bereik waren, toen vielen zij hen gelij- en zij , . , , , , • vlood-n van Kernano aan en bragten hen zonder moeite mm aaiigein verwarring en op de vlugt. Een aantal j*,raJ?n $ fneuvelde, en men volgde den vijand op zijn 'and] (taande , , , \ .. . . ,. , ook tiaar de eigen bodem, hem verdrijvende uit zijne le- otraHtun. gerplaats. 25. Zodra de Heden veroverd wa- fte*denan5a ren fkgtte men dezelve , verwoestte de vrugt- kcnz.e af e'1 een , , , .» - -.n 1 c , , iegelijk wierp baare velden van Mo ad door den loldaat, zijnen (teen op die tot dat werk gebruikt werd , cn bedierf jj.'en gundS*Ue„ het boomgewas. Doch zij werden in hunne *uldfe"ze„ cn P 3 nopten alle wa- verwocs ing geftoord aan de hoofdftad, die ter - fonteinen , „ . , ... en velden, alle zij van wege haare lteikte, door een beleg 111 goede boomen, hunne magt moesten krijgen; waarom zij haar g}r ^Hafefttb ten Ipoedigften belegerden, en de wallen ten 0»ieen] de'ftee- fterkfte beukten. 26. Al rasch bemerkte de 1 ictcn overblij- Koning der Moabieten, dat hij tegen zulke l^Jn ^'"l aanvallen de ftad niet zou kunnen houden , gei lnA llCt ongeluk gede fc'huidheer ^ad van haar man te verliezen, die zij zeer «««"""bekte wel wist, dat de Proleet voor godvreezend hem'u" kneg-hield. Hij had fchüldeii nagelaaten, zij had dc ftad overgcevcn. — Erijant heeft 't oogmerk in de Gcfchiedcnis van zoortgclijke offers uitvoerig behandeld, ik verkies liever deze verklaring , dan de onnatuurlijke vertaling cn verklaring van Venema overtcneemen. Hess verklaard dit tegen den letter van den text, een gevolg van eene wijze van verklaren die meer elegant dan wel getrouw is,—in den uitval had de Moabiet den Erfprins van den athanglijken Vorst der Edomleten veroverd, en opgeofferd, hier door was onder de belegeraaren twist ontdaan , zo dat de Armee gefchcklen was; het gevolg is zeker, want de Chronijkfchrijver de verdere gefchicdenis van JosaniAi's bedrijven invullende, geeft dc Edon-.ieten volgens eene betere lezing op, als bondgenoten der Moabieten ; dc zaak is, de Vorst was dapper, zogt met doortedaan zich te redden, dat mislukkende, toont hij door zijn offer, welk eene hardnekkige verdediging men van hen te wagten had, hij bereikt zijn oogmerk: grilling over deze dood — twist, daaruit geboren, deed de belegeraaren opbreken.  der KONINGEN. Hoofdd. IV. s^i niets om te betaalen , en nu drong de fchuld- ten te llce- ■u _i ■• i raen- neer aan, dat zij haare zoonen zou geeven, Vs.a. Er,Enom dL- tot zijne flaaven te maaken, dit viel ?A zeilie tot ■ haar : wat zal haar verbaazend ' ard. 2. De Proleet is ver- ik u doen» eef i i« i n 1 . mi, te k nueii legen met die zaak. Schatten om haar te wat gjj jn (|en redden had hij niet. Hij verzoekt haar dan S5*" ",eb' e" * J t.\_ 7.' ine : uw openhartig te zeggen, wat zij nog bezat, en dienstmaagd or er eenig middel van herftel ware ? waarop aiie in den imi- Zij betuigt niets van eenige waarde in huis te kn.ikemetoïit" hebben , dan alleen een kruik met olie. zegt de Proleet, ga naar uw huis, en leen eisch voor u van uwe gebuurcn cn bekenden zo veel olie- wn^van" ahb vaten a's gij maar bfko men kunt , hoe Jedjegn*bv"tr™' meer hoe liever. 4. Als gij dat gedaan maak 'er niet ... , . • /, ■ w inig te heb- hebt, breng ze dan naar uw huis, Hint uw ben' deur wel digt, op dat gij door niemand in dans\n *n ^ uw werk geftoord word, zelfs niet door uwe de deBre voor . . , u i'n voor uwe kinderen, neemt dan uw volle kruik cn giet zoonen toe , hem in een leedige, vind gij dat die vol is, aüc d?eSvatc» zet hem weg, en krijg een anderen. 5. Ge- *"t waJ vt>1 is zag voor den Profeet hebbende, vJgt zij zij- vs. 5. 7.0 , n . , , , . gingze van hem nen raad. Zij fluit haar deur, na dat haare en noot cti zoonen haar geholpen hadden om de kruiken ^voo^ha^c aantelangcn. 6. Toen nu al de vaten, die zij z?onen toe , J die bragtenhaar in 't vertrek had, vol waren, riep zij van de vaten toe binnen om anderen, doch haar zoon riep haar toe, enVs."6S En het dat 'er geen leedige vaten meer waren. Toen 5ffdï!e?de al? ~ 0 die vaten vol het laatfte dus gevuld was, liep de kruik niet waren , datze , ,•,,(-.,, tot haar zoo- meer, maar de ohe bleef m dezelve op eene nen zeide : hoogte ftaan. 7. Nu loopt zij met veel drift e™8^™* naar den Profeet , en verhaalt hem, welke maar hii zcid= , , tot haar : daar ontmoeting zij gehad had, waarop deze haar is s,ecn vat den raad geeft, om den olie te verkoopen , ^"Viond nu" le. vs. 7. Toen kwam zij cn gaf het den man van Eleiim te kennen, cn hij zeide: ga heen, verkoop de olie eu betaal uw fehuldheer, gij dan P 4  23^ Hit VIERDE BOEK [met üwe zoo- met het geld den fchuldheer te betaalen, en het overige, dan van het overfehot met haare kinderen ftilgefchiedde ook let.ïes te leéven. 8. Een ander geval niet °P £en dï8» minder aanmerkelijk willen wij hier insgelijks Sun™, door- plaats geeven. De Profeet namelijk was altijd trok, dat aldaar , . .. , . , een groote gewoon , als hij door Sunem reisde , een vrouwe was, ovens-ftad van Isfafcftar , en van Karmel te dewelke hem s ' J ' aanhield om mg kwam, dan zijn intrek te neemen bij eene brood te eeten. ' . .... , ., . Voorsgeichied-zeer aanzienehjke vrouw m de itad, weiKe wushehU2do«- hiJ toevallig had leeren kennen. De eerfte trok. week hü ,1)aai dat hij de ftad doortrok en verlegen daar 111 om J , brood te ee- was, waar zijn intrek te neemen , had zij tc"' hem ten fterkften gedrongen, om bij haar den maaltijd te neemen, en na dien tijd kwam hij ys. 9. En zij nooit in de ftad of hij nam daar zijn intrek. man6- zie nu", 9- Bij gelegenheid nu, dat zij met haaren man dathedcze"mrau ovcr tucn vreemdeling (preekt, en zijn uitneevan Eiobsm hei- mende godsvrugt, die zij bij gelegenheid van ons•■ ' altoos zijne herhaalde bezoeken had leeren kennen, dUvSr.trïo.t' Laat hoog verhefte, ried zij haaren man 10. een ons toch een kamer tc maaken aan hunne woonii g, door kkine opper- .... . l-aiiier in de eene gallenj verbonden, die binten de gang Kaaken"en iaat van het huis een a rijen uitgang had, en zeer ons daar vaor g-efchikt was voor iemand die afgezonderd liem zetten een ° bed:c en tafel leefde, zij wilde van haaren kant, dat veren ft' 'el en kan- , , , deiaar, zo zal trek dan wel van alles voorzien, wat tot gehetgefchieden, , f,eraad verftrekken kon, hoopendo wanneer htj tot > ' ons komt, dat daar door te eerder het genoegen te hebliii daar ln wij- , Ie, ben, om dien waarnigen man aantezetten om bij haar zijn verblijf te neemen, en in 't doorreizen een wijl te vertoeven, door dien vs. li. En J . het gefchiedde zij hem die vrijheid bezorgde, in dezen voordat Tij tor Bag werd door den man bewilligt, n. Niet kwam en hij ]an_ daarna kwam dc eerwaardige in de. week m die ° epperkwex ca ftad, nam bij haar zijn intrek weer, en we)  der KONINGEN. Hoofdd. IV. 233 in dit nieuw aangebouwde vertrek, alwaar hij lci'Icle zie»daar 0 ij neder, zich terftond ter ruste begaf. 12. Hij was nu ys. 12. Toen vergezeld van een Profeetiefchen leerling, die zijn jongen Gk- hem ten dienaar verftrekte. Niet lang had hij "AZ': roe? J.e" ° ■ ze Sunamietie- uitgerüst , of hij zegt zijnen Gehazi, da>. en ais hij- ... ■ , ... , ze geroepen hij de vrouw van het huis verzoeken zou om had rtondz» bij hem in zijn flaap vertrek te koomen, cn gezigt.2"" aia" dit deed zij zonder bedenking, hoewel het anders met de eerbaarheid, volgens de toen- maalige denkwijs, niet wel ftrookte. 13. Eer vs.i3.(Want wij het gefprek mcedeelen, dat bij die gele- /«LV'zegt™ tót genheid gehouden werd, moeten wij eerst ^jjjy J$tt?j-\l de zaamenfpraak verhaalen , welke zij met beid omtrent „ , , , , , r. ons geweest , Gehazi gehad had met overleg van elisa. kunnen wij ook Gehazi namelijk had betuigd, dat hij en do"n ™?r ,c" ziin meester beide ongemeen verlegen waren jet^ voor 11 te J 0 0 befpreken bij over de uitneemende vriendelijkheid cn zorge, den Koning aan hun beweezen, dat hij gaarn' wenschtte %rbÜfd" £z'ij haar ook eenig genoegen te bezorgen, en zo '"''^ . £cq"^ zij bij den Kuning, den veldheer, of eenig «««».'.) Ut woon aanzienelijk ftaatsdienaar iets te verzoeken had, mijn1 volk." '■» dat zij dan toch maar fpreeken mogt, men zou alles voor haar doen , wat moogelijk was. Doch de vergenoegde Dame antwoordde hier op, dat zij zeer veilig onder de burgerij woonde en leefde van haare middelen, dus de befcherming en gunst der grooten niet behoefde. 14. De Pro- vs. 14. Toen feet was getroffen over die belangeloosheid en ^ >lfYm zegt tot Gehazi, dat hij verlegen is, wel- voor haar te 0 ' J 0 ' doen? en Ge- ke vriendfehap hij haar bewijzen zal. Gr ha- hazi had ge- zi antwoordde hier op, dat zij alles had wat fJchge™ zoon vergenoeging geeven kon, maar alleen dén erf o'ud,iaar man is gennam mistte , en dien waarfchijnelijk ook niet krijgen zou, dewijl haar man reeds op aijn dagen was» 15, Dit had den Profeet op onWm^ ? 5  834 Het VIERDE BOEK «egt: roep Tiaar, de gedagte gebragt om te bidden voor baare en als hijze ge- r , T?.. , , i • mepen had , zwangerfchap. Hij bekwam hier op een gun- ftond zij in de fl;g antwoord? en 'fa was de rede dat hij ys. 16. En hij naar ontbood. Zo dra zij nu ingekomen was «zeide : op de- ' . . ze gezeuen bleef zij uit eerbied en eerbaarheid in de deur dézen uuTdes daan, 16. Waar op hij haar zegt, dat hij leevens zult gij jcts aangenaams te verhaalen had , 't geen een zoon om- D 7 ° hei/en, en zii haar onsetwiifl'eld tot genoegen zou verftrekzcüic • peen mijn Heer! gij ken , dit namelijk, dat zij dezen dag over tim! VHegt^té- ecn iaar ecn' zoon °P haaren fchoot omargen uw dienst- men Zou. Zij verbaast over deze taal maagd meti vs. 17. En de zegt: ai neen, mijn Heer! dat geloof ik niet. zwaligcr Weén Ach dat zulk een eerwaardig man met mijbaarde een ne onvrugtbaarheid niet fpotte ! 17. Evenwel zoon op dien 0 r gezetten tijd viel het zo uit , als dc Profeet voorfpeld omtrent den . . , , , , _ tijd des lee- had, want zij werd zwanger , en had het usa 'tot6*»» genoegen op den bepaalden tijd haaren zoon gefprooken 0p haaren fchoot te moogen koesteren. 18. Zeer v's. 18. Toen voefpoedig groeide deze jongen op , doch gront'"^ekrd'! eens op een tijd ging hij 1 .p het land om gefchiedde het 2]jn vadcr te bezoeken, die op zijn landhoef op etn dag , " r J .. dat het uitging de maajers was gaan opneemen, waarlchijne- tot ziin va ler .... , , , •• j tot de maiers, li,k om het maal bijtewoonen van de ïnzazetóe 'totElz!jn deling. 19. Mogelijk onder weg door de vader : mijn fe]]e ZOn in zijn hoofd verhit, komt hij hoofd ! mijn .. J ,11 j 1 hoofd! hij dan tot zijn vader loopen al klaagende en kerfongen1^ draag mende over pijn in zijn hoofd , die gehem, tot z'in last, hem , zo fpoedig doenelijk is naar zijn moeder. ' 7 r o j vs. 20. En hij moeder te draagen, 20. zonder evenwel verb^agtf hem tot mocden te hebben, dat het van zulke zwaait Mtoïtaaï re gevolgen zou zijn. Zodra de moeder hem knien tot aan z[ci neemt zij hem op haaren fchoot en denmiddigtoe, . J ... tsen ftierf hij. koestert hem , maar de ziekte nam zo toe, dat hij op den middag al dood was. Hoe aangedaan, is zij nogtans zeer bedaard. Zij  der KONINGEN. Hoofdd. IV. 9.35 weet, hoe veel werks haar man van bet kind maakte , en wat droefheid hem dit kosten zal; en wil daarom, eer zij zijn dood bekend ^ ït.En4|j maakte, iets anders beproeven. 21. Zij draagt ging op en ïei- ,,,...« , 1 j de hem op het dus het doode kind naar het vertrek van den bedde van rcn Profeet, legt hem op zijn bed, fluit toen »» V^E'Z het vertrek toe , en gaat de galerij uit naar n°ot zij voor .. hem toe en gn.g haare wooning. 22. Straks zend zij een boo- uit. de van haare huis-bedienden naar haar man He™* om haar op 't land, met verzoek, dat hij ten eerften j*»»^1^ een van de knegts met de ezelin, op welke een van de jon- ... , ^ gens en een zij gewoon was te rijden, zenden zou, want van dc eZeiïndat dat zij voornccmens was, zo Ipoedig JjgJ» nw'**»» mooceliik, den Profeet op Karmel een bezoek Èitüm ïoope ö j 7 n , • en wederkoo- tc geeven. 23. De man itaat hier over zeer me! verbaasd en Iaat haar weêr zeggen, dat hij ze[dse:23wararohm niet kon begrijpen , wat haar zo onverwagts e*« hseim?heij]e™ drijft om die reis te doen , dat hij 't wel is geen nieuwe . .. , . maannochSab- eens van haar gewoon was bij gelegenheid bath. En zij van het maan-feest, of op Sabbath, om de ^dez:i>t zaI wijze lesfen van den Profeet te gaan hooren, *s. 24. Toen J , , , , , zadelde zij de doch tans geen rede kon bedenken van haar ezeünne en zeivertrek. Doch zij laat hem weerom zeggen, gen7^drijft°e« dat hij niet bekommerd behoefde te zijn , daar gov™™ J* zij niet twijffelde of alles zou wel en tot zijn op voort te tfjgenocgen afloopen. 24. Zij maakt zich dan datn' reisvaardig, en drijft den man die den ezel u ^ leidde , fterk aan , om fpoed tc maaken , en toog zij hee- ,. , , • 1 nen en kwam zo het moogelijk was, nergens tüstcnen beiden tot dcn raan optehouden, ten zij dat zij andere orders gave. SéOerg"^ o.- 26. Met allen fpoed werd dan de togt *«'",/nhetge- 3' fchiettde als doorgezet tot den berg Karmel. Hier kreeg de man van de Profeet haar al rasch van de hoogte in het van^egen over oog, en zend uit nieuwsgierigheid cn bezorgd- ^|H'A^at hijz^n heid over haaren onvefwagten komst, terftond jongen zeide:  «3 vanEhbimzei- merkt gij niet dat zij innig bedroefd is, de: laatze ge- J .0 7. ■worden, tvam doch ik kan 'er dc rede niet van begrijpen, haar "ftteriijk Jehovah fchijnt de zaak, die gebeurd is voor %tovIb 'heeft verborgen tc houden. 28. Nu barst zij het voor mij uit: heb ik u ooit verzogt, een zoon te hebverborgen en . , . mij niet kond ben, was ik niet altijd vergenoegd 111 mijnen €evs.a"s. En zij ^anc'- Toen gij mij die aangenaame gebcurzcide : heb ik tenis yoorfpelde dat ik ecn zoon zou heb- cen zoon van . ., ■- mim Hetre be- ben, zei ik toen niet: befpot, misleid mij ceerd, zeide ik . . .... , , rïiet bedrieg n,et ■> mi Z1ln niijnc woorden op een andere mi< niei? ... wijs bewaarheid. 20. Toen hij dit hoorde vs. 29. Enhij ■> y j zeide tot Ge- gebood hij Geiiazi, dat hij zich fpoedig hazi : gord uwe ... , , , ... ,. lendenen en reisvaardig zou maaken, den wanclelltar van ET™^'"'"hOTd zijnen meester neemen, cn ten eerften naar en ga heen, zo jlct ]uljs van de aanzienclijkc vrouw zou gaan, gij iemand vind . . groet hem niet, zonder zich op den weg door iemand te groe"" ICn,antd 'aaten ophouden, wie hem ook mogt aanw,..„-d hem fpreefcen: neen, hij moest maar terftond naar met, cn hg mijn * ' ' ■ (h! op hèt aan- zijn gewoon vertrek gaan, en den (taf op gezift van den , ' 1 , . n 1 • j 1 jongen! den mond van net gettorven kind leggen. dc'moeaefvan 3°° De tcdcre BWec*er is Wer over niet vok  der KONINGEN. Hoofdd. IV. a37 daan , zij blijft nog even ongerust , en den jongen ze*. zweert plegtig, dat zij niet eer vertrekken !^jg^jWa£;" wil, voor dat zij geholpen is. Hij vergezelde leeft.> en ' , i , uwe zielè leeft I haar dan overal, en, zo lang zij bij hem ik zal u niet bleef, hield zij aan, dat hij toch met haar ZZ^L op gaan mogt, want eer zou haare ongerustheid en vo!sde haar niet verminderen. 31. Intusfchen^ was Gehazi naar haar huis gegaan, en had zijns u££ ,fu' ^as meesters bevelen uitgevoerd, doch vrugteloos, voo.r na?r aan" ö 5 > .' gezigt doorge¬ er kwam noch geluid, noch beweeging 111 gaan, en hij den jongen. Naderhand was Elisa met de op' '"hot ^angef aanzienelijke vrouw ook op reis getrokken, fóf/go,™' d„"h Zij ontmoeten dan malkander, en Geiiazi !?r was scen! . . . ftemme noch bengtte hem, hoe alles vrugteloos geweest geen opperwas. 32. Nu reist Elisa door, en zo nenghij^ier rasch hij aan 't huis kwam , vond hij den hem,te sem"<* 3 , ' 3 en bragt hem jongen ook dood, liggende op zijn flaapftede. boodfehap, zeg- 33. Hij verzocht dan Gehazi en de Dame gen'fs'nietontom het vertrek te verlaaten, dat hij, om niet waaktgefloord te worden, digt toemaakt, en roept t0 ™ K?f;A Jehovah ernftig aan, dat Hij de waardi- \ hBis kwam» . 3 zie, zo was de ge vrouw haaren zoon mogt wedergeeven. jonden dood, 34. Daarop klimt hij op 't bed, ging op den opzijn heddiï jongen liggen, met zijn adem op zijn mond, vs. 33. z» en tragt tevens alle de deelen van zijn lichaam hü\ dneü™ te verwarmen. Dit duurde zo lang, tot dat vor hun beï- , .. . , , . . den toe en bad nij merkte , dat het lijkje eenige warmte tot Jehovah. kreeg. 35. Daarop verliet hij 't weer voor vs. 34. Enhif een wijl, niets verders befpeurende, wandelde ïeidTzich neder bet vertrek een en andermaal op en neer, en ,op hetJkind . . , leggende zijn mond op des zeiven mond en zijne oogen 00 ziine oogen en zijne handen op zijne handen, breid'- zich over hem uit , en het vleesch des kinds werd warm. vs. 35. Daar na kwam hij weder en wandelde in 't vs. 34. Het woord uitbreiden hier gebezigd word meestal gebruikt van het botermaaken door fehudding bij de Oosterlingen, dus m.oet de beweging al vrij fterk en vrijvende zijn geweest.  238 Het VIERDE BOEK huis eens her- herhaalde daarop met geduld het voorige m.id- waards en der- 10 waards en klom del, en niet vrugtelcos, want op het onverbreidde"1 °Pzich wagts raakte het kind aan 't niefen, en wel over hem uit, tot zevenmaalen toe, en daarop ontfloot het en de jongen .... niesde tot ze- kind zijn oogen. 36. Nu roept hij zijnen daarna deede' dienaar binnen. Intusfchen was de moeder de jongen zijn met veei bedaardheid in haar wooning ge- oogen open. . vs. 36-En hij gaan en had allen moed. Hij gelast hem riep Gehazi en , , .. . . < zeide: roept haar te gaan haaien. Zoura zij binnen komt, *%fiig^Z%hij, zie daar, moeder! neem uwen lienepze, en zij ven jonjreti uit het bed op, hij leeft. 37. .De kwam tot hem, J s ,,..,rl , . en hij zeide: mocoer opgetoogen van bhjdiehap en dankzoon op. "We baarheid, gaat het eerst tot haar' weldoener, vs. S7. zo 2SIi valt in de eerbiedigde houding voor hem kwam zij en J 0 0 viel voor zijne neder, hem dankende onder een vloed van voeten en boog ...... , zich ter aarde, traancn. Daarop neemt zij haar kind op de zoon' "op b en armen en gaat blijmoedig in haar vertrek , ging «it. den vader verhaalende, wat 'er voorgevallen vs. 38. Ais was ^_ „3. Bij gelegenheid nu, dat de Pro- nu Elisa we- * •> J s o 7 der te Gilgal feet Elisa de Prolectèn-fchoolen bezogt, 'er'ahongerWin kwam hij te Gilgal, een klein ,fteedje binzoonen' Aer nenlands gelegen. Hier had hij de leerlingen profeeten zaten ^jj malkanderen geroepen, om hun zijne lesgeSgt" en hij fen meetedeelen, en, terwijl hij hier mee bejSenT Zze" zig was, had hij zijnen Gehazi gelast, eene iengrootenpot £roote pot, die bij de hand was, op het aan en zied & r ' J . ■ c moes voor de vuur te zetten , eii moes te kooken , waar toten"derPro" toe hij de kruiden moest gaan zoeken, want vani wegens de fchaarschheid der leevensmiddelen was 'er niets voor geld te krijgen, ging'een uitln 39. Gehazi zend ondertusfchen een jongen vs. 37. Dat elk ongelovige omtrent de wonderwerken hier leerc uit de eeuw waarin wij leeven, wat het vernuft uitvinden kan, in voorige tijden ongeloofbaar. vs. 39. Om de gelijkheid var. blaJ met den wijngaard hebben zij dien naam.  der KONINGEN. Hoofdd. IV. 230 naar het land om kruiden te zoeken, dieniet wel 't veld om , , , ,, moeskruiden te weetcnde wat eetbaare kruiden waren, een me- ieczen en hij «igte vergiftige kruiden bij malkander vond ^ ^ja]jjj£ ftaan , ziin Hip van zijn kleed daar zo vol van en las daar van ' , .. , , , i zijn kleed vol meed als hij draagen kon, ze hakte, en zo 011- vviuie coioquinbckcnd, als ze hem waren, in den ketel deed. tgj*^ 40. Toen de les geëindigd was gaat de eer- den moespot, T .. f ,. c , want zij en waardige man met zijn leerlingen aan tatel kendenze niet. zitten. Ieder is verblijd dat 'er zo veel ge- naVfChepten zij vonden is. Doch naauwelijks was men hal- voor de man" J nen op om ts ver-weg, of'er ontftaat een ongemeene ont-eeten , en aA n , .... . , gefchiedde ais roering aan tafel, die ieder uit doet roepen: zn a;en vandag ach, waardige man! wat raad, wij zijn aHe ^|n' e^zlt vergeeven. 41. Maar de Profeet antwoord in de ' , t, r ' * eten en zij Hiel- nu8; rijkelijk over voor den Pruieet en z.jnen den over, Baar ° J het w ord van dienaar. jfebovab. V. HOOFDD. TT\ vs. 1. Nas- i.U an, Ë lisa's wonderdoende kragt wan, ru de d k buiten 'siauds bekend, vooral door Knigs - overfte , des Konings van het geval met Na5man, onder de aanzienc- grooYmin voor lijken van Sijriin bi zonder beroemd. Hij zijns Heere'en was opperbevelhebber van 'sKonLigs Armden, vanhoogenaan- een zeer aanzieneliik held, cn niet minder zien, want door J , ,. . , „_ir bem had een gunfteling van den Koning , die zien ooit vériosflnge'g" de achting van de ganfche burgerij verkreegen dezeCman°7ean had» dcwiJ1 ^svtfA door zijn beleid de Sijïirij'dbaar heid riefche troepen over de vereenigde magten laasch.], "''van Achab cn Josaphat had doen zegepraaien, en die achting ook verdiende, dewijl hij zich iu allen gevallen als een dapper veldheer gekweeten had. Deze man zo nuttig voor het algemeen, was tans in de deerlijkfte omftandigheden. Hij was bezogt met de ergfte zoort van melaatsheid , alle hulpmiddelen waren vrugteloos, het waarfchijnelijkfte gevs. ï. En 'er neesmiddel was de dood. 2. Dan toevallig SfnjrifnV- word hem een raad ter geneezing aan de hand toogen en had- o-es;eeven door eene zijner bedienden , die den een kleine <"> ö ' , ,nMi~ni jonge dochter toonde, dat zij zorgde voor den weiitana \%jT£l£'n» haaren Heer. Het was een jong en beeehjk _gebra|w vaUig >t ^ ^ bij gelegenheid  der KONINGEN. Hoofdd. V. 24! van ecn ftrooperij der Siiriefche troepen op d!enst t1er ,niis- , .... . rj , , , vouwe Nas* den lsradistiejchen bodem gevangen gemaakt, mans was. en als een gefchikt gcfchenk, den Generaal gegeeven bad, die haar zijne Gemalinne ten dienfte fchouk. Dit meisje fpreekt eens op Y,- 3- ^eze ° j 1 r zeule tot haar een tijd haare mevrouw aan, terwijl deze vrouwe: acii of bitter klaagde over den ellendigen toeftand, ware voor "het waar in zich haar gemaal vond. Ach, Me- pf*|eéten die vrouw! zegt zij, me" veel tederheid, was te Samaru is, ••tt j , i-i . *n zou hii mijn lieer maar onder liet bereik van een hem van zijne Profeet, die te Sèmaria bekend is, ik twijf- SSSSSt fel 'er niet aan , of hij zou zeer fpoedig Vs. 4. Toen door hem gezuiverd zijn, waarop zij verfchei- de gebeurtenisfen verhaalt , die de Dame Heer tc ken. met oplcttenheid aanhoort , 4. en het alles de: zo en zo weer aan haaren gemaal bekend maakte , 'er achter2 J°g|! bijvoegende , dat de eenvoudigheid en hartelijk- fpr°oken» die , ., , . . , , , , u,t den lande beid van het meisje veel hoop gaven, dat al- hraèu is. les naar waarheid was. De veldheer befluit zeide de Ko- hier op een reize te doen, seeft daar van n!"s van. S'J' r ' ° run: ga heen, kennis aan het hof en verzoekt bewilliging, kom; ik zal ,. , .. .. TT , , een brief aan 5. die hij van zijnen Vorst bekomt, met een den Koning Tibrief van voorfchrijving aan ïsraëls Koning g*^ 'er bij , om de zaak gemakkelijker te maaken. fn nam in zijn . ' 1 hand,tien taleu- Hij vertrekt dan, gefchenken 111 zilver met ten zilver en zich neemende, ter waarde van 10 talenten, keien]'goud?n en in goud 6000 fikkelen, behalven nog 10 l™ wisfeikieekeurige praalgewaaden. 6. Hier mede komt vs. 6. En hü , .. . , , cn , , , . c bragt den brief hij in de hofftad, waar men den brief aan tot den Koning den Koning overgaf, die zeer verbaasd over den inhoud, hierop uitkoomenden. Het ;lc*cr. "u deze ... f . bnel tot 11 zal oogmerk , waartoe ik dezen zend , is, om te gekoomen zijn, verzoeken , dat gij deszelfs brenger, zijnde myn' lk knh^ Naüman, mijnen hoveling en voornaamen NA:iMAN tot u „ , gezonden , dat gunfteling, die deerlijk ongefteld is, van zijne s>i hemontieeV. Deel. Q  242 Het VIERDE BOEK digt van zijne melaatschheid wilt doen zuiveren, dewijl mij melaatsheid. .g ^ ^ g.. ^ gelegenneid toe vs. 7. En het hebt. 7. Naauwelijks heeft de Monarch dien gefchiedde ais ra-jef o-eleezen, of hii is over den inhoud de Koning Is- ~ , - i 1 roë/j den brief zeer getroffen, zo veel gevolgen daaruit voordateMwj "zijné ziende, dat hij in de uiterlfe droefheid zijne fcheurde" en kleederen verfcheurt, zijnen geheimraad ontzeide: ben ik bjed ]1Un den brief voorhoud, en 'er bij- dan Elohim, om ' , - te dooden en voegt: Is dat een verzoek, ben ik dan een malleen'! dat wonderdoenend God, die magt heb, om van deze tot mij iict ]eeVen naar welgevallen tc berooven, en zend om een a man van zijne even zo weêr leevendig te maaken < kan men omie'ed'igen gelooven dat de Koning in die gevoelens zou ■want voorwaar j- daarom den melaatfchen Naüman merkt toch, en j ' zie, dat hij oor-tot mij zenden? neen, het heeft bij mij zaake tegen mij , . r j tt 1 ) zocht. geene bedenking, or de Vorst zoekt onder deze voorwendzels aanleiding om ongenoegen te hebben, en mij den oorlog aantedoen; wat vs. 8. Maar gedaan V 8. Al rasch verfpreid zich het gehet gefchiedde „t van ^ o.een »eJ. voorgevallen was. le- als Eusa , de ° 0 0 man van Eio- der had den mond vol van den vreemdeling, 4/i» , gehoord ,. „ . .... n had ' dat dc die met zulk een aanzienehjken ltoet was overz$?ê kiêedi gekoomen'. Het gerugt' komt Elisa ter ren gefchcurd ooren, ook het gedrag van den Koning, had, dat hij tot ' .. , .. ,. , den Koning waarom hij een van zijne dienaaren aan liet leggen hof zend, met de boodfehap, dat hij geen om hebt gij recie bedenken kon van 's Konings vertwijfe- uwe kleederen 0 J gefcheurd? iaat Jende gemelijkheid, dat de Vorst zeer wel hem nu tot mij . .... 1 t j i» _ koomen, zo wist, wie hij ware, en dus den vreemdeling dït 'er e™erro" eenvouwdig hem kon toezenden, hij zou op feet in Lraêi iiet e;nde overtuigd zijn, dat 'er nog een waar Profeet in Israël was, al dagt men daar vs. 9. Alzo aan ten hovc niet. 9. De Koning twijffelt kwam naüman njet aan El isa's magt, vol blijdfehap geeft met zijn paar- 07 * den en met hij Naüman het berigt, waar op deze met  der KONINGEN. Hoofdd. V. 243 een grooten floet van paarden en wagenen z'i" wasen > ea „ , , .... , , ftond Voor de naar Ji,lisa s verblijf komt, om door deze deur van het grootfche vertooning den man te eerder te be- ^ van Eu" weegen, dar hij al zijn kunst zou aanwenden. 10. Maar Elia wil ziin trotschheid fluiten, vs. 10. Toen ... zönd Elisa tot en Komt niet eens uit zijn wooning, om den hem een' t>ogunfteling van een' groot Koning te gemoet ' gazc^fce"* te trecden. Hij zend hem Gehazi maar, wasfh ™ zev/a J ruaal in den en laat hem door dezen aanzeggen: dat bi).?*****» en uw . , , . , , . , vleesch zal u zich zevenmaal moest doen baaden m den wederkoomen llroomenden Jordaan, dan zou bij weêr ge- |«n^ zuIt rein zond vleesch bekoomen, cn de melaatschheid zou volkomen uitdaan. n. Op dit berigt is ys. n. Maar de gramfchap in de oogen van den moedigen zce'Aoornig^en man te leezen. Hij beveelt terftond weg te ze°|e.w£fe' j£ rijden , en zegt tot die geencn die bij hem zeide bii ">ü« ' J , % J zeiven, hij zal zaten : ik had gansch andere gedagten van zekerlijk uit- die zaak. Ik twijlfeldc niet of hij zou mij den terftond met veel achting te gemoet gekoo- "aam, van 3'\ ... .. . ° . hovab, zijn- men zijn, uit eerbied voor zijn eigen Koning, £/«*/» aanroe. met veele plegtigheden zijnen Jehovah God {Jand o^cr^e1 bidden om mijne geneezing, zijn hand over J^"^ m"{kaen. de voomaamfte zweeren ftrijken, en zo de fchisn ontlee- melaatschheid weeten te verfpreiden. 12. Be- vs.' 12. zijn hoefde ik daarom die reis te doen, om zulk een ^LfaTL h- middel te beproeven? zou ik mij in den Jor- vieren van Ba- . ntascus , heter daan doopen ? ontfpringt niet de Chrijforrhoas dan aiie wate- uit Liha iwns heuvelen, zo wel als dc Jordaan ZOu ik mij m en zuiverder; loopt niet een van zijne vermaarde die met /.k,im" ' r J nen wasfehen takken, de Abana door de ftad, als ik mij in en rein wor- 't vorlfelijk Da tnascus baaden wil ? en wil ik hij zich en toog het op het land doen, bcl'procit dan niet een ^j™" gnin" vs. li. Deze rivieren hefchrijft PococK uitvoerig; dc ongemeen» fro-uheid vaa den iireek, door deze rivieren befproct:, Lu disks. q »  24+ Het VIERDE BOEK andere rak, de Phnrpar, de kostelijke hoven van de voorftad? zouden die niet al zo wel voldoen aan het gewigtig oogmerk? Hier op gebied hij andermaal en met veel drift, dat men heen zou rijden, en dus keeren zij om, vs. ij. Toen om weer te rug te trekken. 13. Zijn gevolg iradcn zijne ;s bedugt over dien ongelukkigen uitflag, doch braken t0eto" eenigen, die hun Heer, als eenen Vader bedenVmiM.vI-minden en oprechtheids genoeg bezaten, om der , [zo] die h zi-ne verkeerdheden befchciden onder 't I'roieet tot u e , . , een «roote zaak 00g tc brengen, fpreeken hem met beclaarcmeiu zonTgtze niet'aan : Weldoener! zeggen zij, dien wij als ïiot'^cïi^"' een' Vader eerbiedigen, gun ons ecn aanmerttri,r , «" king te maaken. Gij wist immers te voren, beeft! wasrt u dat gij niet naar een' Arts gingt, maar tot gyj zultrem iemand, die u op een wonderdaadige wijs zou redden,blijf dan op Aeajordaan als middel niet ftaan. Zoo hij u ecn zaak van meer moeite en omflag voorgehouden had, zoud gij ze niet gedaan hebben? hoe veel te meer moet gij nu naar hem hooren, daar hii flegts bet baaden Zo van u eischt, om van de ziekte in den grond kiom hit af, geneezen te worden. 14. Hierdo >r laat Na;ï^^MAN zich overhaalen, trekt naar den oever zevenmaal naar n (i ,n *tori}nari en dompelt 'er zich tOt tct woord van vtl" ^ . ' . , , , j . den man van zevenmaal toe in, ltipt de bevelen van oen fijf"'vleesch Profeet van Jehovah volgende, en al rasch kwam weder^, befpeurde men die aanmerkelijke verandering, vleesch van een dat zijn vleesch gezond werd , ja zo frisch kleinen, jongen ^ ^ ^ ^ jeugdig mensch, ZO reivs'. 15. Toen volkoomen rein werd hij. 15. Met zijne gekeerde hij wc- neeZinor kreeg hij ook andere gevoelens, der tot den man 0 o j 14. Schilling Je Lepra bevestigd het geen hier van het vleesch des me'.aatfchen gezegd word»  der KONINGEN. Hoofdd. V. 245 Bankbaar komt lui met z jn gaufchen ftoet van Ehhim, i _ _ . . hij en zijn gan- weer te rug naar den Profeet, om m perloon fche heir en zijne erkentenis te betuigen. Hij acht het nu vwrzijn geene vernedering, hem in zijne wooning op- ^z.igtzign tezoeken. Zelfs is hij door dit wonderwerk weet ik,' dat r , .. , r. 'er geen Elohim geneezen van zijn afgoderij , en het eerlte, ;s 0p de ganwaar hij tot Elisa van fpreekt, is dit: hoe ffifaff *^ hii nu ten vollen overreed is , dat 'er geen dan neem doen , een zegen vau andere waare God en Heer van den hemel uwen knegt. en de aarde is, dan die, welke in Israël als Befcherm - God gediend werd. Die dat vermag, zegt hij, dat Hij mij gedaan heeft, is zeker de groote Schepper van alles. Ik erken u voor Zijn dienaar, 't is mij genoeg, eens met u te moogen fpreeken, mag ik nu dat vs 6 M genoegen,, die eer hebben, dat gij eenig ge- hü zeide: [zo fchenk van mij aanneemt. 16. De Profeet jehova"g ieeiu weigert dit. De dienaars vm Jehovah, zegt hij, ge%twi^ n™" worden met geen gefchenken onderhouden, cn indien ik hekt *- » i 1 • 1 , •• neeme! en hij toen NAasiAN er op aandrong betuigde hij hield bij hem hem met een eed, dat hij het niet zou aanneemen, waar door alle aandrang vrugteloos Jj1^ weigerde was. 17. Nu raaken zij verder in gefprek vs. 17. Fn over den Godsdienst. Hij betuigt, dat het zorSv)niet%Lat zijn beftendig voorneemen was , Jehovah te g1^"^ k^c. dienen, en dat hij daar het eerfle hem afge- *n een last llaagen was, nu een ander verzoek had, hier jet muilen, in beftaande, dat de Profeet hem een vragt kmcegf aarde mogt bezorgen uit het land, en wel zo ^™tA~j£",°f veel als een paar muilen trekken konden, deren goden zich daar van willende bedienen op een al- j,0^'.'"13 '~ taar, daar hij van nu af vnorneemens was , geen andere Godheid in zijn land te offeren, dan Jehovah. iS. Maar, waardfte man! ver- Vs. i«. i« volgt Naüman, eene zaak drukt mij, die g^&JS q 3  245 Het VIERDE BOEK uwen knegt : jfc hoop, dat mij niet tot een' misdaad zal wanneer mijn ' J Heere in'thuis gerekend worden door jehovah, den God, Ml*,"om zich aan wiens dienst ik mij nu alleen, en volkoodaar neder te men tocweïe: ik zal namelijk in mijn ambts- buigen en hij . . , . om mijne hand bediening wel eens verplicht zijn den Koning leunen zal en .... , n . ik mij in 'c te vergezellen in den tempel van Kimman, nèïerb^igêtTzau den hoof-God van de Sijriers, om daar knjèais ik mij [alzo] lende zijnen Godsdienst te verrigtcn. Hij is ncderhiugen zal ■' ... , i -i in wnns Rim- dan gewoon op mij tc leunen, en dus zal ik vcTgeeve'^toch m de noodzaakclijkheid zijn, om mee tc knieuwr knegt in i r doch jk getuig• ernflig voor Jehovah, deze zaake! ' ' ' -x \ dat deeze neerbuiging niet gefchied uit eerbied voor die Godheid, maar alleen eene plegtig- heid is, verbonden aan mijn ambt. Ik hoop dan, dat Jehovah mij zulks niet als een vcr- _ „. laating van hem zal toerekenen , want dan vs. 19. En hij f ...... . ' , ... zeide tut hem: zou ik in mijne bediening niet kunnen blij- en hU gin» vin ven. 19. Indien dit alles zo is, betuigt hem ftre"keCïands'ne ^e Profeet , dan kimt gij gerust naar uw vs. 20. Ge- iand gaan, zonder op die zwaarigheden ver- hazi nu , de . . . . , < , . jongen vanEti- der tc peinzen, cn hierop vertrekt hij. 20. Maar van£/«w»,2eS naauwclijks is hij een weinig voortgetrokken, de: zie, mijn 0f de tot nu toe getrouwe Geiiazi word Heere , heeft 0 Naüman den door het geld bekoord: het ftaat mij niet dat'men uitzijn aan, denkt hij bij zich zeiven, dat mijn lieer hand niet ge- j\JA;jMAN's gefcheuken zoo geheel heeft afromen heeft , 0 0 van bet geen geflaagen, dat ltrijd tegen de welleevcnheid , hii gebragt had, ... , , , ■ . , , , maar [zo waar- wij kunnen het geld nuttig belleeden zonder vgaië ïéett?'*ïk den aanzienelijken man te verminderen, ik zal hem naioo- zwecr dan, dat ik den kans fchoon ziende, pen en zal wat . .... van hem nee- hem agter na zal loopen, en zien ot ik niet ""vs. 21. Zo wat bekoomen kan. 21. Hij doet het ook. Zo volgde Geiiazi jra NAaMAN ]lcm ;n 'c 00g krijgt, doet hij den Na.iman . • n agter na, en flfl houden , en treed met den grootften eerbied toen Naüman . , ,. zag dat hij van den wagen af, 0111 oen gunlteling van  der KONINGEN. Hoofdd. V. 247 ziin weldoener te gemoet te gaan; lnj is bedugt ^f» naliep , -ij t j . a a viel van voor zwaanghedcn, en vraagt dus terltonct, den wagen af of alles wel is? 22. Ja, zegt de leugenagtige ™0"t)teen % gierigheid, maar voegt 'er bij, dat zijn lieer zeide : is het hem te rug gezonden had, om een verzoek ys. 22. En Bij aan hem te doen. 'Er waren gevallig kort na "edf mi.ïraïee- ziin vertrek, 2 Profeeticfche leerlingen van re h"ft J ' 0 gezonden om JLphraims gebergte bij zijnen Heer gekoomen, te zeggen • zie, in eene allerarmoedigllen toeftand, en dus be- mQ"twU geerde de Profeet wel zijne giften niet, maar £f**|J|g£ *g wilde hij nu noch die 2 lieden 2 beste klc- Profeeten van , liet gebergte deren geeven, en een talent zilver, dat zou Epbraims ge- i •• kt •• . „, :„ koomen, geef hem niet onaangenaam zijn. 23. JN a aai an is doch hun CCIV in ziin fchik, dat hij eenige gelegenheid heeft, tdent zilver en om die orde te verplichten, en zegt dus, dat kieedercn r hij zo veel neemen zou, als hem goed dagt, naïmam*" zeiJa , zegt hij, neem ten minften 2 talenten ^^j^"t"l voor die lieden, hij dringt 'er zelfs op aan, en lemen i en hü , r t • 1 . 1 r' i bield aan bij laat ze 111 2 ondciichciden beurten croen , hera en hond geeft 'er 2 opperkleedcrcn bij , en wil niet «g^ "taj" eens dat de gunsteling van den Profeet daar bundek met 0 .. twee wislel- mee beladen zal zijn, maar neemt 2 van zijne kleederen, en , . t, , ' _ . hii leideze op bedienden, om ze naar Elisa s wooning tc twce van zijne brengen. 24. Zo dra men nu tc Qphel kwam , WRwg^j^ een vlek , niet verre van Elisa's heuvel, gez-gt droegen. ' , ,. , vs. 24.. Ais verzogt Gehazi den dienaaren, om net hij nu op de goed maar overtcgeeven, daar zij hier toch J^^f**; wezen moesten, en bezorgt daar geld en kle- hunne hand en .... . . i , •• befteldeze m deren m een huis, waar hij denkt, dat bij een huis, en hij 't veilig bedekt kon houden. Hier op neemen Jj", 'pMnraac„ de dienaars met veel achting hun affcheid en zij mogen hce- a . nen. keeren tot den ftoct te rug. 2^. Nu fnclt hij vs. 25. Daar , . . n , . , _ . 1 na kwam hij naar huis en is terftond 111 het vertrek van in ea fto„d ui. 24. Hamels veld , men moest dit Opbel onvertaald gelaten heb», bcn, denkt daar anders over evenwel. Q4  84? He t VIERDE BOEK voor zijn Hce- zijn lieer, me zich hield als of er niets rc , cn Eusa , zeide tot hem: was voorgevallen, en hem vraagt: van waar, ISi'rSi % Geiiazi? gij zijt uit het huis geweest, gij zeide: uw knegt fchijnt vermoeid? maar de veinsaard ontkent is noch herwaards noch het, en zegt, geen voeten buiten de deur towaards ge- gehad ^ hebben> 26. Nu kan de Profeet t,.vs-,5ö-*Ia*r niet langer zwijgen: hoe, zegt hij, meent hi.t zeide: fmclt ... .. '3 J' mijn harte niet gij dat mijne genegenheden met uwe heb1\" diefman zugt inftemdeii , toen die aanzienelijke man keerde vanTp voor u eerbiedig boog , mijn hart is innig zijne wagen u aangedaan over het voorval, — was dat nu weite gemoet, was het tijd om dat lcevend, op zulk een tijd gefchenken te ei- rnenr e'n "om fchcn. Ik weet uw oogmerk, gij denkt kicederen te daar voor een boomgaard van olijven en wijn- neemen, en o- 0 J ■> Hjfboonen en ftokken, rundvee, fchaapen , knegten en fthaapenden en meiden te koopen, om dus eene deftige knegten" en landhoeve tc bezitten; 27. Doch uwe daad dienstmaagden? js ontdekt, van nu af zult gij die zelfde meonT'zaf' u^de laatschheid hebben die Naüman ontzierde , melaatsheid zeifs erfelijk in uw nagefiagt, en hier op kreeg Namians aan- J . , " ' * •- ™ kiecven, en u- Gehazi zijn affcheid , cn werd allerergst me- wen zaadc in i„„fs;f.i. eeuwigheid! Uiauscn. Toen ging hij uit van voor zijn aangezigt, mclaatsch, [wit] als de üiecuw. vi. hoofdd. \\TT vs. 1. En de 1, W ij moeten hier nog een ander wonProfeeten zei- derwerk verhaalen. Dc aanleiding hier toe Jie nude^phw^ was dezc : de Profccticfchc leerlingen vonden r« daar wij het huis, waarin zij tot nog toe hun ver- woonen voor J 0 . u aangezigt is bhjl hadden gehad, cn waar m de Proleet V°vs.01i.tCLaat ZiQh tans ook bevond, veel te bekrompen icriflr/aT voor den tocv'oed der leerlingen. 2. Hun n« gaan,en eik voorneemen was dan, om aan de oevers van timmerhout den Jordaan hout te gaan kappen, en daar vs. 26. Lentz fub SciiRoenER.  der KONINGEN. Hoofdd. VI. 219 hun gebouw mee te vergrooten, dit wilden haaien, dat wij 0 .. ons daar een zij zaamen doen, en hier toe verzogten zij plaatfe maaken vrijheid, die de Profeet hun ook aanftonds ^npjj* Èn gaf. 3. Doch een van de leerlingen, wel J^Jfkle: gMC bewust, hoe ligt 'er moeielijkheden ontdaan vs. 3. En 'er , . ._ zeide een : het konden, betuigde, dat hij gaarn zag, dat hun beüeve u toch meester meedeging, om dus alle belemmeiïn- nVm*Segten! gen te beter te vermeiden, waarin de Pro- En hij zeide: 0 ; , ik zal gaan! feet ook bewilligde. 4. Men gaat dan een- vs. 4. zo paarig om timmerhout te vellen, waar aan Ajs ™" elk zich lustig bezig hield. 5. Maar toevallig 2a?l^oolZr\ fchiet onder het kappen van een boom, niet waren , ïiieu- ... j n. 1 wen zij hout ver van den oever, het ijzer van den lteel, af. en valt in de rivier. Dier door geraakt de ge™\|d ^n h« houthakker in de grootfte verlegenheid, ach! eenhet timmerD ' ., , , hout velde, dat vader! zegt hij! welk een ongeluk! ik had het ijzer in 't het maar ter leen gevraagd. 6. Met veel ™Mrie^' H bedaardheid geeft de eerwaardige man hier op zeide : ach j D . mijn Heere ! ten antwoord: wijs mij de nette plaats waar want het was het gevallen is. Om dit te naauwkeuriger te ^""g; En de doen, fnijd de man een houtje en werpt het mist op die plaats, waar hij dagt, dat het is het gevallen? -1 . ... , en toen hu hem ijzer gezonken was, en met een ziet hij t ,ie piaatfe gcboven koomen. Nu ftaat hij verbaasd , en f^nuib\dcr\ durft het niet aanraaken. 7. Hoe? zegt de hout af en ■ .li wierp het daar Profeet, grijp toe! hij doet het en haalt het hecnen en deed van het oppervlak des waters. Dit won- ven u »Ve»» dcrwerk zal waarfchijnelijk gedaan zijn, om En hj. de achting van de lieden daar om ftreeks zeide: neem het „ r, , o 1 tot u op! toen voor Elisa te verfterken. —- 8. ünilcrtus- tuk hij zijne fchen had de geneczing van den Sijricfcken „^het!'1 cn Staats-dienaar geen gelukkige uitwerking voor vs. 8. En de » & » 0 Koning van Sy- den hraclietiefchen Koning. Integendeel de rün voerde Koning van Sijrïên maakte gedugte toebe- ^"èf, 'en" bereidfelen tot den oojjog. Hij deed den Raad raadflaagde zich Q 5  250 Het VIERDE BOEK met zijnekncg- beleggen, om te bemiitcn, waar de troepen ten, zeggende: , .. Da ' , , , ,. mijne ïegennge bij een te trekken, en op het voordeehgst te gfns bzifn.' " legeren, en kwam omtrent dit ftók öbk werkelijk vs. 9. Maar tot een befluit. 9. Doch fchoon dit ecn ge£e/oAi»an zond '1C™ van 's Konings kabinet was, was het heenen tot den Elisa toch bekend, waarom hij den Koning Koning Isratls , ' zeggende■. wagt het zeggen: wagt u de troepen langs dien weg d\edp)aatfedniet te zenden, in -den raad bepaald; de Sijriers ta trekt, want z;;n reeds m dien ooit, maar bedekt, met ecn dc Sijuers ziin J ' ' daar heenen af- oogmerk om uw volk te overrompelen. 8CVs"ïo'^aar- 10' Terftond doet de Koning door befpieders om zond de de zaak opneemen , en bevond het zo , ja Koning ïsraëls . ., j heenen aan die welke beweegingen de Sijnefcne Armee een en ^natfVemW« anc1er niaal maakte, op de bedektfte wijze, de man van eu- Koning van Israël wist het altijd door Elisa, kim gezegt en J hem gewaar- hij kwam daar niet. n. Daar de Vorst van Sij- fehuwd had en ... . n ,. . .. , . . ' waagde zich rten dus gelraadig m zijn onderneemingen geaidaar niet f\u[t Word, en dc Israëlieten geduurig op hun eenmaal, noch- 1 oor te tweemaal, hoede waren , werd liij hier over zeer gramftoovvèrci hét ha'rte "g. Hij twijffelde 'er niet aan, of 'er fchuifvan sijrieW on- de verraderij ten hove, hij ontbied dan zijne geftuimig over eerfte. hovelingen cn verklaart hun, dat hij hen dezen handel, .. , , . , cn hii riep zü- allen voor ontrouw houden zou, m geval zeide Ctotnhnn" men liem nict ontdekte, wie waarfchijnelijk zult gij mü dan 1Tiet ïsraëls Koning heulde, hij had nu eenige niet te kennen ° ' J ö geeven, wie gedagten op Naüman. 12. Een van de van de onzen , . ........ . . . zij voor den hovelingen, waarfchijnelijk een vriend van den K0v»Bgi2?-?En genoemden man, had vrijmoedigheids genoeg een van zijne hier op te antwoorden, en de zaak den Koknegten zeide: neen.miinHee- ning te ontdekken. De Vorst behoefde, zo maar ELisTden dagt Wj > zi.inc hovelingen niet te verden- Profcet, die in ]{cu bier fchuilde niets, maar de Profeet Israël IS, geeft .. > . - den Koning is- J'.lisa, ten hove reeds vermaard geworden, rails te kennen . .... , . r ,. de woorden was eigentlijk de man, die aan den Israëliedie gij in uwe ftej-cnen Koning alle dc maatregelen van hst  ber KONINGEN. Hoofdd. VI. *5* kabinet ontdekte. 13. Dit berigt verblijd binnenfte flaap- J ° kamer fpreekt. hem, hij geeft terftond order, dat men alle vs. 13. En hij . . •• 1 yc zeide: ga heen moogehjke moeite zou doen om zijn verblijf en zie waar uittevinden, en het duurde niet lang of hij WH| >Jg\j* kreeg berigt, dat de Profeet tans beftendig haaien laate. . . ^ r • En ncm werd zijn verblijf had te Dothan, met verre van te kennen ge- Samarïa. 14. Straks daarop werd 'er een fterke |enden.' zzieg" troep foldaaten met ruiterij en ftrijdwagenen WH* £e D'- daar heen gezonden, om met verdubbelde mar- vs. 14. Toen fchen in den nagt voorftctrekken, tot dat zij heenènpaarden aan die ftad kwamen, die zij terftond moesten ^™gj^ne« inlluiten. Zij vertrekken dan bij nagt. 15. Ge- welke des nagts' vallig nu was de dienaar van den Profeet omringelden de vroeg op, begaf zich op den weg, en was ft^;_ I5_ Ende dus onder de eerften, die ondekte, dat de dienaar van den man van Elo- ftad zo naauw mgellooten was. Straks loopt am ftond zeer hij naar zijn Heer, berigt hem, wat 'er gaan- gjrnügeguit°p enn) de was, en vraagt hem, wat in die benaauwd- zie, een heir ' omringde de heid best gedaan? moogelijk had hij nog niets ftad met paar- , " . .. s -r* <'en en wage- wonders gezien van zijnen meester. 16. Eli- nen. Toen zeisa zeer bedaard, fielt hem gerust, zeggende, ^/f^fcl dat hii voor zich ongelijk meer tot befcher- mijn Heere < , ,. . . .-, hoe zullen wij ming had , dan cie troepen die iets vjande- doen? lijks ondernamen. 17. Om zijn knegt verder *f; SjMjj tot bedaaren te brengen, bid hii Jehovah ook, »iet> want die °- •■ ' u bij ons zijn dat hij hem met eene verfchijning mogt ver- zijn meer dan waardigen, op dat de jongeling overtuigd mogt ^ blJ bun zijn; en al rasch zag hij den berg, waarop ej£ '■■ de ftad lag, en Elisa zich bevond, omringd zeide: jeblvab , ... , , open toch zijn van bhkzemende paarden, en donderwagens, oogen, dat hij die Elisa bewaakten. Hier door geraakte J£J?£ de knest vol moeds, en werd bereid zijnen oogen des jon.. gen , dat hij meester te volgen, werwaarts hij t maar ver- zag, en zie, koos. Hier op wil Elisa de ftad verlaaten, vol beivlu,h^ doch de troepen hadden zc naauw ingcllooten, paarden en «*-  t#* Het VIERDE BOEK Iu'a rontom en men drong aan, om den Profeet met gevs. 18. ai* weid te neemen, indien de burgerij hem niet SlSw goedwillig overgaf. 18. Zo dra Elisa dit Elisa tot Jt- hoorde, en de beklemdheid zag, die 'er 011- bovah, cn zei- ' , dc: na toch der de burgeren heerschte, bad hij Jehovah verblindheden!* ernftig, dat zij met dwaaling mogten bezogt met ""verend- worden, en al rasch zag men de uitwerking , hejen naar bet waar Van Elisa voor af verzekering ontving. woord van Eli- , '_' - 3 'n 3 SA. 19. Dit verftout den Proleet, om dc flad uit zeide EusI°tot te gaan, zich aan den vijand tc vcrtooneu, hun: dit is de en op hunn' vraag, hen met onverfchrokkcn- xvcg met en dit r i« de ftad niet, heid te zeggen, dat zij verkeerd berigt waen'fk z™iu iel- ren, eenen verkeerden weg ingeflagcn hadden, den tot den vergist waren in de ftad, die zij berend man dien RH & . zoekt. En hij hadden , dewijl die man daar niet meer te tomana. vinden was, waar op zij het eigenlijk gemunt hetVSgerchicdde hadden, en dat hij hun dien man wijzen zou. ais zü te sam*- jyfet eenen leid hij de troepen den weg op ria gekoomen T,-. ,r • waren, dat E- naar Samari'en , 20. Hij voert ze zelrs tot in open dé* de ftad en onttrok zich toen uit hun gezigt, zeroogen, dat op fenova^ verzogt, dat zij nu hunzij zien ! en rit D jtbovab open- ne dwaaling ontdekken mogten, en zien , hoe gcn!1Uda"ze za-zij binnen de muuren der vijandelijke hofftad gen, en zie, waren> 2I> Zo dra de Koning berigt van zij waren m t - ' _ midden van Sa- dat zeldzaam voorval had, en t met eigen ""vTêi. En dc oogen zag, vroeg hij in verrukking en drift Koning. i'rf i' aan den Profeet, die hem de zaak verhaald zeide tot r.n- 7 sa ■. ais hijze jiad, wat hij oordeelde, of hij, om geen tijd M8 • zal ikzc ' . _ t flaln, mijn va- te verliezen , allen met neer mogt fabelen ? rier!? ach! mijn waardfte vader, zegt hij, laat mij dit toe, mijn krijgsmoed fpoort 'er mij toe vs. iï. Van den aart der belemmering in de zintuigen, fchoon niet tot dat oogmerk gezameld, leeze men voorbeelden bij C. Bonnet Verland, ever de Ziel.  bek KONINGEN. Hoofdd. VI. 253 aan. 22. Doch de Profeet berigt hem, dat hij Dk!! hi] zeide : gij hun geen leed moest doen. Dat was goed, als zuitze niet hij hen in een rechtmaatigen veldflag omfin- ook'ü«»n «ne geld en gevangen genomen had, maar, wilde |^aat^„ ™ hü hem genoegen doen, hij moest dan de uwen boog ge- 3 „, .., , . , vangen had? ganfche troep rijkelijk onthaalen , en dan , 2ec hun brood zonder de minfte belediging, tot hunnen Ko- ve°e°,r^ ning weer te rug doen keeren. 23. De Ko- en drinken ea ° a , , .... tot hunne Hee- ning luistert naar dezen raad en doet die ne- re trekken, den recht vorflelijk onthaalen. Men houd ^^de'nun^'en zich ten hove als of alles in vrede was, en, g^entema*{t na dat zij wel onthaald waren, gaf men hun aten en dron- ... . ■, , it * i„ ken,en daar na vrijheid om te rug te keeren. Met gevolg ,iet hiji,e gaan. hier van was, dat men geen ligte troepen van z" de Sijriers door Israël meer zag rondzwerven. Heer,zo kwa» ■' . . men de bende 24. Doch dit deed de Koning van Stjriia van der SlJrUr* maatregelen veranderen. Hij trok nu alle ™d '* zijne troepen te zaamen en drong door, om neJ^' efcnje()d*! het beleg voor Samaria te Haan. 25. Hij daar na, dat vond ook geen tegenfland, want de Koning Komng van stf. van Israël oordeelde zich in 't veld niet te- J^e'ieleVe? gen hem beftand. De Stad word dan zeer zamelde en op- toog en Sama- naauw ïngeflooten, en dit deed in zulk een r,-a belegerde, volkrijke ftad, waar men zulk een fchielijk >ervwerd5groEo™ beleg niet verwagt had, zulk een felle hon- « honger in gersnood ontftaan, dat ecn ezels kop, die nu zie, zij beiegrectig tot fpijs gebruikt werd, 80 filverlingen latteen' ezels gold, en een vierde deel van een maat dui- ^^^^ venmest in plaats van brandhout, tot berei-was [verkogt j . . cn een vicren- dmg der fpijs voor 5 lilverhngen (dat is 55 deel van een ei. 25. Wil iemand hier met Boschart, dat men denken moet aaa een foort van peulvrugten, Duivemlrek genaamd, hij zal minder moeie* Hikheld vinden; doch men dcnlte liefst aan den af keer der Jootien, era raauwe fpijs te ectcn, dan zal men het zeer wel vinden.  254 Het VIERDE BOEK kap duivenmest guldens,) verkogt werd. 26, 27. Gedmiren» veriingenf ^«<"« deze belegering had de Koning van Israël vs. 26. En een ontmoeting, die hem verbaazcnd griefde. het gefchiedde °' .... • r ais de Koning Op de ftads wallen namelijk m perioon nav^Migi^Z ziende, of men in alles wel op zijn hoede een vrouwe tot was gaat nij voorbij de wooning van een' hem riep, zeg- ' D J J pende : hcip vrouw, die hem in de grootfte ontroering om mu^ Heer ko- ^..^ befcherming en hulp fmeekte. Doch dc ztxlkfjeUvab Koning wel begrijpende, wat 'er gaande was, help u niet, en wat zjj vcrhaalen zal, fluit haar in de rewaar van zou \ .... ■> ik u kcipcn , de. Moedertje, zegt hij, het is er zo ge- ™ef nodf0Tini" deld, dat ik niet in ftaat ben u te helpen, de wijnpersfe? jej10vah zai u moeten redden, want 'er is derS'ziewJ'^dê noch koom, noch wijn meer te vinden, alle Koningtot haar: voorraad js op. 28. Dan, zij houd nog aan, ■wat is u? en r ... . zü zeide: deze en verzoekt den Koning, dat. hij als rechter rot°mTiCgezegt! haare rede hooren wilde. Wel nu, zegt hij, daetefUwiinZi,°em wat had S'j dan voorteftellen ? hier op verheden eeten, en haalt zjj dat die vrouw, die nu naastbij morgen zullen , , , n wij mijnen haar ftond, met haar een verdrag gelloten Z°°s.e"9.' zo had, om te zaamen malkandcrs kinderen te hebben wij mij- flartler *». 33. Hier fchijnt uit den text uitgevallen te zijn: de Koning volgde bem en hij zeide.  s56 Het VIERDE BOEK op Jebovab ftuivend den Profeet toefnaauwde, doch deze ivagtenï tragtte hem tot bedaaren te brengen, en te bevreedigen, maar zonder veel vrugt, wat: zei hij, zwijg, wat zou ik op Jehovah hoopen. Hij is de oorzaak van alle mijne tegenwoordige onheilen. Ik geef allen uitzigt op Jehovah op. Ik ben wanhoopend. vii. hoofdd. T*v vt. x. Toen i. JL/och Profeet Elisa, noch ontroerd , hÓoH^twoMd noch neerflagtig, om dat hij den Koning zo vin Jeiovab ! mistroostig vond, zegt den Vorst, luister met ^ir^morgèii bedaardheid naar Jehovah''s openbaaring. Bint7drezaid1en nen kort, zegt Hij, zal door mijne beftclling maate meel- een maat bloem van meel voor een fikkei, Hoeme [ver- • - - ... , kogt] worden en i maaten gemeender gerltcmeel voor die zelve en°tweeenmaatè prijs verkogt worden, en zulks niet bij toeIk^ V°ta li" val, maar opentlijk op de markt van Samaria. poon'e van Sa-2, jTen der Officieren van de bezetting, op ™Maar wien de Koning leunde , beantwoordde dit fèaatsma"r% met een fmaadelijken glimlach. Zo Jehovah, wiens hand de ze2.t y: opening itl den hemel maakte, en Koning leunde, ° J7 1 ° .: , , antwoordde van daar ons voorraad uitdeelde , dan zou jStoïTenSS hier eerst hoop zijn, want de ftad is zo de: zie,zo.?e- naauw belegerd, dat 'er geen de minfte moo- bovah venlte- o * ° . ren in den hc- gelijkheid is, om 'er eenïgen voorraad in te zou die"azaake brengen. Doch met verontwaardiging geeft fchTede?, gen hem de Profeet ten antwoord: gij zult die gehij zeide': zie lukkige omwending wel beleeven, maar van uwe oo'gen zién, wegens uw ongeloof, het geluk niet moogen nuf eeten™ hebben om 'er iets van te nuttigen. 3. En vs. 3. 'Er at gebeurd 'er ? vier melaatfchen, die om waren nu vier o meiaatfcheman- hunne kwaal buiten de ftad gellooten waren, Seurederpooi- doch zich kort onder de wallen fchuil hielpeen tot den den , van alles nu ook gebrek hebbende,  dpr KONINGEN- Hoofdd. VIL 657 overleggen zaamen, wat hun te doen fronci. anderen; wat, , .'. i blhvcn wii hiel- indien zij daar langer bleeven, dan moesten tot dat wij fterzij door honger, ellendig omkoomeu , 4. Moei- IndicJl te te doen om in de fiad te geraaken, zou TOi' «S!": 'aat 01 < ' önS in de Had ook weinig nut hebben, dewijl zij wel bemerk- koomen, 20 is ten, dat ook daar zwaare hongers-nood was; fje u'aa cn wij het eenigfte dat 'er overbleef, was om zich *nuend«trflerr a ' ven, en indien naar 't Sijriesch leger te begceven, dan was wij hier bu> 'er moogelijk nog redding voor hun leeven, i™'' ook fier" cn zo niet, dan was het fterven door een ™m't niM?0"n'' fchielijken dood in hunnen toeftand maar een m het leger der geringe zaak. 5. Met het vallen van den indien' tij onl avond neemen zij dan 't bef]uit, om in 't le- w™zniienVièeï ger der Sijriers te fluipen. Zo gezegd, zo v?.n' en mdicft "* ■' ., o - zij onsdooden, gedaan! doch zo dra zij aan dc voorposten wij zuilen maar kwamen, vonden zij die onbezet. Zij drin- En zij gen verder door, en gaan van tent tot tent, , °"r1?11 op. in ■ - • 0 'de fchemennge maar vinden niemand. 6. De rede hier van om to;*t leger was hun nog onbekend. Zij lag hier in, dat koomem'*Tocn Jehovah op de verbeelding der belegeraaren ge- "vï" het werkt had, zo dat zij meenden te hooren, eene leser der S'J* n ... ... riers kwamen, meenigte van ftrijdwagens, ruiterij, een ontel- zie, toen was baar heïr in optogt om de ftad te out- d™/Twtt zetten. Hoe langer zij 'cr naar luisterden, P6**** had ° 1 ' het heïr der hoe meer zij in hun begrip gefterkt werden, sifritrs doen ,,. , .... . .-rr-ii „ hooren, een c.e» zo zells, dat zij eindelijk met twijlfelden, or khh van wage- dc Koning van Israël zou met veel gelds bij j1^" ""^"J^ den Koning der Heihieten, en vooral bij dien den, het geluid" der Egyptenaarin hulp bekoomen hebben, cn heirkragt, z« T datze zeiden, de ecn tot den ander : zie , de Koning ïsraëls heeft tegen ons gehuurd de Koningen der Httbiten en de Koningen der Êgyptenaarin om te¬ ut. 6. Kanaün'ietin bij den Libanon, anders Pbe'énicitrs, zegt Mhs. :k zou eer denken aan een volk dat aan den Itreck van C^fcn woonde, tmde bevolkers van KanaXn. V. Deel. Pv  25S Het VIERDE BOEK genonstekoo- dan was 'er voor hun niet veel goeds te hoo- men' -- Der- Pen' 7' Nu k0mt mCn ZOüder Vijalld tC Zien> haïvén' 'hadden op het befluit, om het beleg op te breeken, mJaakiChen01wae: Cn zo dra is die tijding niet in 't leger, of ren in de fehe- , t jn m-ootfte verwarring. Een mcnnge ge- i*1"-" * o Tiooden en jec|er zet ]iet op een vlugten. 1 enten, paar™ %Z- den, ezels, en alles wat tot de bagage be^rdenèS! hoorde, werd agtergclaaten, een ieder wasne ezelen, het maar bekommerd, om zijn leeven te redden. auThec was, en g Intusfcheu waren de mclaatfchen niet weinig Seömiun!ne; in hun fchik. De eerfte tent, de beste, gaan icevens wme.^^ z]j in> j^,. eerfte zoeken zij naarlecvensdeze ' meiaat- middelen, en niet vergeefs. Zij vinden goeden S£fcto"E fpijs cn keurige wijnen. Verzadigd gaan zij lo'Sg™Czij verder aan 't zoeken en vinden, daar zij ra in een tent en tje tent van een aanzienelijken waren, veele ken\n"nam™," kostbaarheden van goud, zilver, en pragtige r SS* Ü« kleeding. Dit alles brengen zij bij een , en kleederen en' verber'tren het aan eene hun bekende plaats, gincen heenen vciueibi.ii u« In vetbergden en daar op vertrokken zi] naar een anctcie berden z" wê? tent , waar zij ook alle kostbaarheden weg!S*S.kïSSl namen. 9- Moede van 't goud fchraapen , tent , namen komt de burgerliefde eindelijk in hun weer ^"gingen he* boven. Wij doen niet billijk, zeggen zij, ™et?rbCrg' dat wij dus den tijd verflijten. Welk een, vs. 9- Toen aaDgenaame tijding konden wij de benaauwde de1 een tot den bezetting brengen, daar bij zal 't niet lang niefrect'T- kunnen duuren of de zaak zal ontdekt worda» tan 'goedé den, dan zouden wij fchande en ftraf behaaboodfehap . en jen ^ laaten wij hierom ten fpoedigfte te rug tuue, ZS gaan en ons laaten aandienen, om bij den Tot dVenniigten Koning gehoord te worden. io. Hier op gaan morgen, zo zat •• jph nanacht fteêwaards, en roepen aan ons de ongc- "li  der KONINGEN. Hoofdd. VU. «259 dc wagtcrs der poort , dat men hen in boodfchapten mogt laaten, daar zij zaaken van 't uiterst'je'" \vizjCb'|(j"* gewigt bij den Koning in te brengen hadden, ge^oc-men toe 0 0 het leger der Om zo veel te meer aandagt te verwekken, sijriers, en • , _ . . , zie , niemand \oegeu zij er bij, dat zij zo even uit het le- was 'er, noen ger der Sijriers kwamen, maar dat het gansch ftcm™" verlaaten was, geen leevend mensch hadden ma:,r paarden .. , , , aangebonden en zi) er in gevonden, maar wel paarden, die ezels aangebonvastgemaakt , en ezels, die op hun plaats geujk"ak"e!| Honden in een wel geordend leger, en voors waren. , , , , 3 ' vs. 11. En hij tenten met al den toette! die er toe behoor- riep de poorde. 11. De buitenwagt deeld die tijding mede den' deZboódaan de lieden, die het koninglijk paleis be- r°h?p »."»*» * • m het huis des waakten, en eindelijk komt de tijding ter Konings. , 1T .J ^. 1' , vs. 12. Ende ooren van den koning, 12. Die, om dat ai- Koning ftond les in den nagt in oproer is , zijn bed ver- mZlfidenafoJ laat, en zijn hovelingen beduid, dat 'er geen z}'ne knegten: . , . , .. , - ik zal u nu te Uitkomst te hoopen was, dat ZIJ geen geloot kennen geeven, moesten flaan aan deze berigten, daar het, miïgedaan'hebSflfkiS bedunkens , llegts een krijgslist was, van ben, zij weten J ' ö Jö 'dat wij hon- de Sijriers verzonnen, om de belegerden in gerig zijn, daar- 3 n -ï 1 111 1 i • om zijn zij uit de ttnkken te lokken , en hen, hongerig uit- het leger gevallende om te eeten, en te plunderen, te om- f*a\ °ye](inc£ fingelen, en in te fluiten, en dus de gan- ver(ieeken,Zeg- , • , ,. . , , ... gende: als zij ichc bezetting leeVendig in handen te krijgen, uit de ftad geei zich meester van de Had te maaken. ff^1 dan'ziuff< 14. Een der hovelingen, die dit hoorde, 10,1 ,w'ize..iee- J'. T ° ' ' vendig grijpen en meer rnoeds bezat, flaat daar op voor, of en wii zuilen , , . , , ... in de ftad koo» men het evenwel met onderzoeken wilde, men men, moest, volgens zijne gedachten, uit het gering aMv^oordd^°ea aantal van paarden, die in de ftad nog overig van zijne kneg- ten, en zeïds • waren, de besten uitzoeken, die nog het minfte dat men toen" neeme vijf van 7 n- 1 gelijk de man ger ^ragt, en daar was de aandrang zo ïterk, f"oo£ken'*had; dat hij' door de meenigte verpletterd werd, Ts af kS even als hem voorfpeld was , 18. Evenwel tot hem afge- „ jjjj nu met ziin eigen oogen, hoe laag de koomen was. & j 1 het*was' ef" icd geliik de man van Elohim gefprooken had tot den Koning, zeggende: morgen omtrent dezen tijd zullen twee maaten gerst voor  der KONINGEN. Hoofdd. VII. zwaaren honger die aanftaafide was, en het S'^d,; leevensmiddelen m prijs gedaald waren, eenen fikei, en t . • • .. ii5 . . eene maate io. Hij zag dit zonder dat cr een opening m meeibioeme den hemel was gemaakt, doch hij had van dat ^rrk^n geen , 't welk na de plundering ter markt üe» in de P"ürgebragt werd, noch met gegeeten, 20. Want vs ,9. En eer hij dien dag beleefde, werd hij door,die h">°Wm»n J had den man den aandrang der hongerige meenigte dood- van Ehiim gegetreden antwoord en gc*icucm. gezLgt , zie , ZO Jebt.ah venfteren in den hemel maakte, zou het ook naar dit woord gefchitden [konnenj en hij had gezegt, zie, gij zult het met uw oogei; zien, doch daar van niet eeten. vs. 20. Even alzo gefchiede hem , want het volk vertrad hem in de poorte, dat hij (tierf. Lviii. hoofdd. ang voor dit voorval had Fe isa die 2a>«». xxn. eerwaardige vróuw, welke hij haaren zoon ^hau'geiprèo^ leevend had terug geseeven, gewaarfchuuwd, ken tot die , , , e ^ vrouwe, wel- om haar vadenand te verlaaten, wegens eene ker zoon hij ge- . zeg- gebrek van leeftogt in Samdriën zo fpoèdig seiule: m;,ilk 11 . , op, ga heen , veroorzaakt had. Hij gaf haar de keuze, gii en uw huis, werwaarts zij wilde gaan. Zij vertrekt dan leer"a'isvreemd met haar huisgezin geduurende de zévehjaafi gjUn*veAew^ ge fchaarschheid, die "Jehovah tot llraf in het kunt, wam?e- , , , ~ , bovab heelt een land zond. 2. De vrouw op de waartc'uui- honger geroewing naauwkeurig acht gegeeven hebbende, ?e".J *f1(1 Qze* was gaan wonnen in der Philiflijnen land w«» •!»* ko°waarfchijnelijk het b venfte gedeelte , alwaar vs. 2.' En de zij die 7 jaaren vertoefde. 3. Te rug keeren- S^gemaakt, de, vind zij haare vaste goederen door een c" h?d se.iaan' naar het woord ander bezeten en alles in de deerlijkfte wan- van den man orde. Zij klaagt hier over bij 't koninglfk wam fjf*was gcri.tshof, en eischt wedergave van haar woo- haar*hui ™et ning in de ftad en van haare landhoeve en had ais' vreemdeling verkeerd ih 't land der Phi aflijnen zeven jaaren. vs. 3. En het gefchiedde met het ein ie der zeven jaaren, dat de vrouwe uit het land der Philiftijnen wederkeerde, en zi ging uit, datze tot deu Koning riepe, om haar huis en om haar' akk^r. K 3  Het VIERDE BOEK vs. 4. DeKo- doch te vergeefs. 4. Eindelijk krijgt zij ?otg gehazik, ecnigzins toowllig haar verzoek. Gehazi den jongen van namelijk, wel eer een befter.dige dienaar en fiMmT zeg- lieveling van den Profeet, had gelegenheid den ^jdetochVCani Koning tefpreeken, zich niet ontzienden zijn de groote din- bjjz}jn, om uit zijnen mond alle de zeldzaagen die Elisa ul3 J ' J ■ gedaan heeft. nie dingen te kunnen verneemen die elisa ungefchieSddEeHha" gewerkt had. 5.Bij gelegenheid nu, dat hij ook hij den Koning haalde hoe £LISA z±cv dood kind had vertelde , hoe * » , hij een dooden ieevel)dig gemaakt, en uit de omltandigtieoen (gematkt^zie, werd opgemaakt, wie die vrouw was, gev?onweC! wet beurde het juist, dat deze vrouw, nu weker zoon hij duw ^ ]iaar verzoek ten hove aandrong, maakt'had, fot Bij deze gelegenheid werd zij in Gehazi's heaarK0nhul?'°en tegenwoordigheid gebragt, die haar terftond ker wen zeT herkende, en den Koning verzekerde, dat dit de Geiiazi: mijn jujSL de VrOilW WaS, Van Welke hij met ZO difi, de vrotfw veel lof tot den Koning gefproken had, zoonfdie el? 6. Hier door verkreeg zij de gunst om met sa heeft iec- den Vorst in perfoon tc fprceken, cn word vendig^emaa.t. naauwbem.jg door jiem ondervraagd ovcr het vr°aagde "-t aanmerkelijk geval, en daar hij bemerkte, dat vrouw, en zij , . veriiaai ju;st over een ftemde met dat vertelde het J ,. hem, toen gaf van Geiiazi, geeft hij Jast aan een van zijne ^ktSK J^dj^aK» , terftond zorg te draagen, zeggende: doe d ^ baare vastc goederen te rug [haar] weder- u'lL "* ' . hebhen aiie gegeeven werden, met de penningen geJaar^ Waiiè maakt w dc iukomfteii van het land, geduuakke^van den rende de j jaaren van haare afweezigheid. dag af'dat zü 7> j^a die laatffc ontmoeting met de vrouw toen'heeft'to't vvas Elisa intusfchen naar Damascus vcrnUvs°%. naar trokken, moogelijk om Naüman te bezoena kwam Eli- , ts\x. werd al rasch aan het hof rugt- sa tot Dttir.as- 9-^"'. «ad'ad ' deBKoning van S<*ntt» krank was , en men boodfch-.ptc hem , zeggende: de man van Elebim is berwaards gekoomeni  der KONINGEN. Hoofdd. VUT. 263 baar, men verhaalt het ook den Koning, die vs> 8. Toen juist toen ter tijd zeer krank was. 8. De z?uie de Ko" J ■> ning toe Ha- Koning zeer bekommerd voor zijn leeven, zasl : neem ontbied bij deze gelegenheid zijnen gunfteling la uw hand llAZAëL, die aan 't hof van groot gezag %*Jfö,!T£ was, en verzoekt hem, dat hij een zeer kost- gemoet , en vraag doorhem baar gefchenk mogt gereed maaken en daar j,i« vah , zegmede tot Elisa gaan, om door hem Jeho- l^eielfslx.lt vah raad te pleegen, of hij aan deze krank- heid geneezent r ° ' ; vs. 9. Zo heid fterven zou , dan niet? 9. Hazacl ging HazaSl volvoert des Konings last. Hij liet het bes- en^amSeen°ge' te, dat Damascus opleverde, met veel fta- *dnk™* tie op 40 kcmelen laaden, en vertrekt met ten, aiien goed ■ ' „ , . ,..„ , . van Damascus, dezen ftoet naar dc verblijfplaats van den Pro- een last van feet, en doet hem in 's Konings naam deze ieencrtlg Cnem„Xt nederige boodfehap: groote man! wien de Ko- kwam en n°ni a voor zim aan- nmg, als zijn vader, eerbiedigt, mijn Heer en gezigt, en zei- t- • i 1 1 . •• 1 de : uw zoon Koning had gaarne, dat gij hem eene moeie- ben-hadad, do lijke vraag beantwoordde, en verzoekt vrien- Koning van s//- J 0 ' nen, heelt mij delijk, dat gij het koninglijk gefchenk niet tot u gezon- , . c , A r , den om re weigert, de vraag is : of de Monarch aan zeggen: zal ik zijne tegenwoordige krankheid derven zal of he^geneezTnr niet? 10. Elisa, die naar allen fchijn het ^vs. 10. En gefchenk geweigerd had, laat den Koning tot hem: ga, eenvoudig boodfehappen , dat hij van deze ^„rchenjk niet ziekte niet zou opkoomcu, want fchoon zij in 8Mee?w,w«nt. zich zelve geenzins doodelijk was, Jehovah nnj getoond , , . * .' dat hii den dood had hem getoond, dat hij er nogtans met ftWVen wi. w; 9. Men moet niet begrijpen dat die Itemelen ecn vollen vragt hadden. Het behoorde tot dc OosterCche pragt, om bij het brengen vna gefchenken , niet veel op eenen kemel tc laaden. vs. 10. Dc mcesten leezen hier: gij zult gentezen, volgens de leezing op den kant, zo ook Venema. Df. Kossi is ook voor die leezing. B 0 uil li er. in Disf. Saeris pag. 147. is hier bondig tegen in te akn- K4  >> [ He t V 1 E Pv D E B O E E vs. u. En hü Van tt;>nd optckoomen. n. Met een ziet de k.[egJcpTtm ju- Propheet H A z a e l (lijf aan, raakt diep in m ' %rf'é,i gepeinzen, terwijl zijn gezigt niet alleen ftrak t»»r*« »pe, ae flaat maar 0ok hoe langer hoe droeviger man van EU- ' , .... tt Hm weende, word, hij dort eindelijk traanen. 12. JrlAzehle hJ^II zaül verwonderd over dit gedrag en nieuwsmiTmihIcrcm? gierig, om dat hij met gedagten zwanger en hij zeide : ging? ene hij niet gaarn ontdekt zag, vraagt wet ,d" wat hem, wat de oorzaak was, dat hij zo ween- ÈaerénL? de > of hij dan 20 dr0eviS Was 0VCr de" ^ doen ?uit, gij [taanden dood des Konings? Neen, zegt de zult hunne , . •< fterkten in 't Profeet , dit is de oorzaak niet , maai ik ^"hunneiöngèfchrei, om dat ik daar duidelijk voorzag, manfchap met t na(jeel gii Israil zult toebrengen, ik zag hetzwanVdjo- , , n i n j den, eni hunne klaar, hoe gij deszelfs best veriterkte lteden wrpto^en floopte, den bloem der troepen afmaakte, ja Ze]fs de tedere kinderen u niet ontzaagt te iuijden. dooden, en de bevrugte vrouwen op het ai¬ rs. 13. En lerwreedfte te mishandelen. 13, 14. IIazaül Hazacl zeide: over deze taal verbaasd cn tevens dc gedag- rnaar wat is „ 1 1 iiw knegt, die ten , met welke hij zwanger ging, geheel da" 'hif^iezè willende ontveinzen, geeft hem ten antwoord: groote' zaakc , h my.n nccr Welke hooge gedagten £locn zot! ? cn J Kus \ zeide : Vormd gij van mij, een der verachtfte hoveHngen , meend gij dat door mijn gezag zulke lu!tK°över aanmerkelijke zaaken zouden uitgevoerd worden. Dit heeft in 't minst geen fchijn. Ja, gmg'' hi?"^Ze" zegt de Profeet, meer dan fchijn. Mij is ge- k«-,nLt'!tA zii" openbaard, dat gij opvolger zult zijn van het I« tot maaue Sijriesch rijk. Nu baat geen veinzen Hem Me: wat 9 0 , , 1. . {sa to, meer. Hij vertrekt op de vermaaiung van. Midi! hij Elisa , en doet zijnen Koning verflag; h^oft tof mij doch, om hem in ftilte te houden, en wei- vs. si. üe lprcckwijzen door Muntincu Duf. opgchcl.leid.  eer KONINGEN. Hoofdd. VUL $.6$ nig beweeging in de zieken - kamer te maa- ken, die zo ftrijdig met zijn oogmerken was, neezen. verhaalt hij den Koning, op zijn naauwkeu- vs. is- En , t, " , j het gefchiedde ng ondervraagen , dat E l i s a hem gezegd (les anderen had, dat hij van die ziekte niet zou derven. ^Voek^ani i<. Niet lang daarna ziet hij den kans fchoon en in het waJ. i ter doopte en om zijnen Heer van kant te maaken, zonder over zijn aartdat de moord ontdekt werd, te weten, daar fprèidde, ldat de Koning verhit zijnde, door een nat lüeed ^^erf.^En Verkoeld werd, dekte Hazacl dit zo over Koning in zij- ii j i i ^ ne plaatfe. zijn aangezigt, dat hem de aaem en het vs. \n \ fchreeuweu rasch benomen werd, cn hij ftik- '^Vam dën te. Geen wonder! Hazacl wist, welk een zoon yan a- ciiab den Ko- grooten aanhang hij aan t hof had en dit ning van h* bleek ook fpoedig, want zo dra was 'sKo- saphaS00"Konings dood niet rugtbaar of hij werd in zij- j^Jj^^ ne plaats gekroond. — 16. Van dezen uit- jehoram de _ .. , . ., zoon van Josa- ftap keeren wij weer tot dc gelchiedems der PIIATS de Ko- Koningeu en hunne regeering! In het vijfde ™\™Jn.Aa jaar van Toram, ïsraëls Koning, die gelijk- vs. 17. Hij 1 J was twee en tijdig met Josaphat regeerde, en tevens dertig jaaren met zijn zoon en naamgenoot nu een wijl nS|fgt0Werhd'J,Ke0n geregeerd heeft. 17. Op zijn 3a«e jaar vat- Jg te hij den rijksteugel in handen, en 8 jaa- rujuum. ren heeft hij het rijksbewind alleen gehad. Adelde op 18. Zijn zedelijk gedrag was over ecn koo- f^V^8 d". mende met dat der Koningen van Israël, Jvm»» gelijk ais . .... _ .,. het luns Aciiabs bijzonder zo als m de koninglijke familie van deed, want de *i. 15. Hezei. meent, dat Ben-iiadad, tot verkoeling van zijn fcoofit, zichzelven de natte doek had omgeflagen, waar door alles ingejaagd werd, en dus de ziekte doodelijk. vs. 16. In onze overzetting leezen wij hier eenige woorden meer, «laar die moeten uitvallen naar eene betere leezing; door Houbigant en dc E.ossi opgegecven. R 5  &66 Het VIERDE BOEK dochterAchass Achae de verbastering heerschte, waar toe vrouweTewo" veel bijdroeg, dat hij gehuuvvd was met een den , en hij dogter van dien Vorst, zijnde zijn gedrag deed dat kwaad _ , . n .... t-> was in de oo- Jehovah even zeer aanitootehjk, 19. Evengen van jeb„. ^ ^ ^ die bedreiging niet, die dat vs. 19. Doch lluis gevoelde, om dat Jehovah Juda nog Jebovah wilde ° y . , . , jud» niet ver- niet wilde verftootcn uit achting voor den david ' zljrl waardigcn David, wien hij plegtig beloofd gelijk" aifnhij had» dat «'ltoos een ziinel' zoonen kroons - ophem gezegt vo]ger zou ziin. 20. Zijn regcering was ook had , dat hij ° . . , ., . , -mi z? 7 hem t'aiien tij- gansch niet gelukkig, want het rijk der L.ao~ zoöne°eenZ«"- mieten tot nu toe aan dat van Juda onder- "éé^'en zomle worpen, ontfloeg zich onder zijne regeering, vs. jio. in cn plaatfle eenen onaf bangelijken Koning op vielen de^v/rf" den troon. 21, 22. Tc ram ondernam het dcr'nêtVSeWend wel, om dat rijk weder onder zijne gehoor- van juda af en zaamhcid te brengen, doch zonder een goeden maakten een .. . . Koning over uitflag. Hij rukte met een aantal troepen en l!"vs. 2t. Daar-finjdwagens voor Zaïr, belegerde die ftad, omtoogjosAM fciloon de Edomieten, die ze dagtcn te ont- ovcr naar Zair „ en aiie de wa- zetten, geflagen werden en hunne grootlte en1Cidremnakte Generaals ovcr de ftrijdwagens verlooren, en zich des nagts , t flap.veid den Koning moesten overlaaten; op en floeg de D 0 . . Edomietmt die die overwinning bragt nochtans weinig voorwaren"1, daartoe deels toe, hij moest van de ftad aftrekken, wa-enen1!0 ^en en kon de Edomieten nimmer onder zijne het°voIk vlood in sijnc hutten, vs. 22. De Edomieten evenwel vielen vs. 19. Dit is volgens betere Handfchriften voor lampe. vs. 21. De hier genoemde plaats is bij Venema het oude Zear. vs. 2;. Dit uitvoeriger 2 Cbron. XXI: 8—16. vs. 22. Het woord afvalicn merkt Scurocder op, is hier zeer kragtig, het is het losbreken van een dier uit de' magt van zijn beftïerder niet veel geweld, in weerwil van den weerftand. vs. 11. Libna eene priesterlijke ftad , is mogelijk om den afgodsdiense afvallig geworden, opgezet door de Priesters. Hess.  ber KONINGEN. Hoofdd. VUL 267 magt brengen, om dat 'er in zijn rijk zwaa- van onder het 0 0 ' r gebied van Ju- re onlusten ontftonden door Libna, een da af tot op Priefter-ftad onder zijn gebied in 5M?s doordien Te0zeT viel l-" die oproerig zijne zijde verliet, waar door hij l",efm%len' genoodzaakt werd naar zijn hofftad te rug te vs. 13- Het . .i 1 i 1 j overige nu der keeren. 23 — 25. De verdere bijzonderheden gefchiedenisfen van zijne regeering zijn opgetekend in de*"*^*"^ jaarboeken van Tuda's Koningen. Hij ftierf daan heeft, i* ... , ,, . , • • V 1 rn\ 1 rt'at met ge* op zjjJl bed, werd plegtïg 111 het horllot be- fchreeven in graaven, en had eenen zoon Ahazia tot chVrnijken der opvolger, die in het late jaar van Joram Komngen van ïsraëls Koning aan het beftuur kwam. vs. 24. En . „. TT . 1 Joram ontfliep 26. Die Vorst was nog maar 22 jaaren oud, mcI zijne va_ toen hij Koning werd, heeft maar dén jaar J^aaven^bH moogen regeeren. De Koningin moeder in zijne vaderen , • , n- . i" de ftad Da¬ llet bewind was vorftin Athalia , een viis^ Cn aha- dogter van den ongclukkigen hraëlietiefchen ^rdzs,nK^l Koning Omri. 27. In denkwijs fiemdc hij « zijne plaatfe. ° ' vs. 25. In 't voikoomen overeen met die van A c ha es twaalfde jaar huis, mishaagende Jehovah ook zeer, waar toe ian^iilVden aanleiding gaf, dat hij aan dat huis, door KMtafjvw ** D D ' J ' rail , [begonj huuwelijk nog naauwer verbonden was. ahazia de zoon 28. Zijnde uit die huuwelijks-verbintenis ook deVonhig'^an weder gebooren de verdragen van onderlinge 9™k te rcsee" verdeediging tegen Hazacl, den Sijriefchen vs. 2ó._Twee ~ , . , , T , .. , i-ii en twintig jaar Koning, wordende Joram, bij het cickken van was ahazia Ramoth gekwetst cn het bevel daarom aan °;Ung werd/ïa Te hu opgedragen. 29. Joram, dc Israëlie- regeerden -een ,. i ,n ir Jaar tc Jertl- tiefche Koning, werd in dien velollag zelfs faiem, en zijn j 1 1 .. sv- ••; „„ moeders ïiaam gewond cn was genoodzaakt te Jizreel zo was Atualia> een nakomeling van Omri, den Koning Israïh. vs. 27. En hij wandelde in den weg van het huis Achabs, en deed dat kwaad was in de oogen van Jebovah, gelijk bet huis Aciiabs, want hij was een fchoonzoon van het huis Aciiabs. vs. 28. En hij toog met Joram den zoon van Achab naar den llrijd, te Ramoth in Gilead, tegen Hazacl den Koning van Sijrit»,en At Sijriers Hoegen Joram. vs. '29. Toen keerde Joram de K01 ing wederom , dat bi] zich'te Jizreël keeleu liet van de fia&en , die hem de Sijriers te  Het VIERDE BOEK Havo. getiagen lang te toeven, tot dat bij van zijne wonden hadden, als hij . , . , flreed iegcn genezen was, wordende hier tevens bezogt K>mingLvanS,y- van Jud"s Kohingli.ke zoon, terwijl hij niet rit». En aha- alleen gewond, maar ook ongeltekl van lichaam zia de zoon ai o van jf.hokam was aan eene krankheid die 2 jaaren duurde. de Koning van Juda, kwam af ora Jokam den zoon van Achab te Jizrcël te bezien, want hij was krank. ix. HOOFDD. T vs. i. Toen i. _l n die verwarring terwijl de Koning te emsadeeen'van U'zrec^ z'e'{ lan •> eu de Armee te Kamoth zich de zoonen der van de geleedene fchade enigzins zogt te her- Profeeten , en ..... hij zeide tot ltellcn, gat E l i z a aan een van zijne leerhnw™: lendenen §cn orde, om fpoedig naar Ramoth in Gilead «n neem de o- te gaan, voorzien met een oliekruik tot aal- lijkruike in u- . we hand en ga ving gebruikelijk. 2 , 3. Daar gekoomen in Giie^T: moest hij vemecmen naar een der Staf-Ofiivs. 2. Aisnij cieren met naame Iei-iu, zijnde een zoon van daar zult ge- •> ij koomen zijn , JoSAP H AT , en een kleillZOOll Vail NlMSI. zo zie , waar „ . , .. , . , , jehu de zoon z.0 als hij dezen ontmoette, omringd van de de" zoonP"van andere bcvelhcbbcren, moest hij hem roepen , jNimsi is , en en hem in 't geheimfte vertrek van een huis ga in, en doe . hem opitaan plegtïg tot koning over Israël zalven, onder zijner* brocde- betuiging, dat Jehovah hem verkooren had ren en breng tot opvolger, en dit gedaan hebbende, moest hem in een ,. .... . binnenfte ka- hij zich zo i]3oedig moogelijk wegmaaken. mels. 3. Eu 4 •> 5« Oe leerling neemt dan de reis naar Raneeme de olij- motn v;nd T e ii u onder andere Officieren zit- kruike en niet- ^ ze uit op zijn ten, en verzoekt in de vergadering te moogen zo^ze'gt"?*!*- toegelaaten worden. Men vraagd, wien hij tot köningbgeU- fpteéxa moest ? Hij antwoord J e ii u. 6. Deze zalft over is- vertrok dan met hem naar het huis, waar hij in- raül; doe daar na de deure open en vlied en vertoef niet! vs. 4. Zo ging de jongeling , de bediende des Profeeten, na Ramoth in Gilead. vs. 5. En toen iiij inkwam , zie , daar zaten de Hoofdmannen des heirs , en hii zeide: ik heb een woord aan u. (1 Hoofdman, cn Jf.hu zeide, tot wien van ons allen? cn hij zeide: tot u, d Hoofdman! vs. 6. Toen ftond hij op en ging in huis, hij dan goot de olij op zijn noofd, ca hij zeide tot hem-.  der KONINGEN. Hoofdd. IX. afijj gekwartierd was, en/werd daar door licra gezalfd zo zegt jekevb tot Koning, onder plegtige betuiging, dat bet ''4»vf/aT w'b Jehovah"s wil was, dat bij die eer hebben zou. %Jff* 7. Doch onder Voorwaarde, dat hij de familie liet volk van . , , Jel-ovah over van AchaB moest ombrengen, zo om den Profeeten-moord, door den Koning gepleegd, vs. 7. En gij als om de moordenaanjen, die de Koningin aan achabs uwes Profeeten en godvrugtigen in het land begaan hétfbioe'3 had. fi Hier in zou Ie nu zo gelukkig flaagen, müner knegten 0 der Profeeten. dat niemand van die familie, hoe zwak, hoe en het bloed naauw bewaard., of vlugtende, het flagtzwaard yatZl ontkoomen zou, 0. Maar een lot ondergaan J^j*6 v:,n d* 7 * ... hand Izehei.s, zou met [erobeams en Bacza's familie, vs. s. En het _ _, . , ganfche huis 10. De G >ddelijke bedreiging, omtrent Jzebel aciiabs zal omzo bijzonder gedaan, zou door zijne beftelling ^vanAauB ook flipt vervuld worden. Van de honden uitroeien dien, ■• i- i , die aan den zou zij verlcheurd worden , liggende onbe- wand pist, ook graaven op JizreëPs velden, door list en ve"°°£n™ moord verkreegen. Dit gezegd hebbende maak- in 0 vs. 9. want te de leerling zich oogenblikkelijk uit het ik zal het huis vertrek, n. Zodra Je nu weder kwam on- keT^ais ""het der de Staf - Officieren van 's Konings, vroeg !]uis'™°*EAJï! 07 ° den zoon vati elk hem even nieuwsgierig: wat 'er voorge- Neb at, en als 1 het huis van vallen, of hem iets te dugten was, want elk baüsa den zoon had hoogachting voor hem opgevat, en zij va"sAu^ Ook hoopten niet veel goeds, dewijl 'er een zuilen de hon- ° . den Izebei. ee- mensch bij hem geweest was, die buiten zijne ten op het ftuk zinnen, of in verrukking fcheen. Het geen ~/~^,endVaTr hij met loosheid dus beantwoordde, dat zij wel za.' r™311^ ■] ' J zijn die [haar] wisten, wat man, en van welke orde hij begraave._ Toen was, die bij hem geweest was, en dus wel deur op en gisfen konden, wat taal hij zot? gevoerd heb- vlov°d- Ea ben. 12. Doch hier mede waren zij niet vol- ais Jehu uit- J ging tot de knegten zijnes Hecren , zeide men tot hem : is het al vul' waarom is deze onzinnige tot u gekoomc- ? en hij zeide tot hen : gij kent den man en zijae fpraake. vs. 12. Maar zij zeiden; het is veinzerij: geef het  27o Het VIERDE BOEK »ns nu te ken- daan. Zij twijffelden niet, of hij had iets zeindè:ezo en gewigtigs te zeggen gehad, dat konden zij totmygefproo- aan z^n& houding duidelijk befpeuren , zij ken, zeggende: verzogten hem dan dat hij niet langer veinzen lat fik 'heb* u mogt, en geen geheim voor zijner vrienden ningftover verbergen, die niets dan zijn welzijn beoograi'. ^ den, en hierop gaf hij opening van de zaak , haasten zij zich van zijne aanllelling door Jehovah. 13. Straks namezijnC|iced was alles ih beweeging, om hem als Koning en leidde het te jjuldiaien zo ver de omftandighedcn toelie- onder hem op ö • n den hoogiten ten. Ieder lei zijnen ftaatfie - mantel af, plaatltc zen 6 met de hem op een verheevcn zetel, dien zij met die zeZde:ejEHue^ 1{leederen beipreide, in weinig oogenblikken Koning gewor- hoorde men .het bazuine - geklank buiten de zaal, vs'. 14. Alzo onder een aanhoudend geroep: lang leeve on- de^oonJ va" ze Koning Jehu! 14, 15- Zie daar den Josaphat de grond van zaamenzweering door Te h u gezoon van Nem- ö ° j si een verhSn- legd! Hij gedroeg zich vervolgens zeer voor- rTm.^cior'am zigtig. Te weten, daar zijn Vorst, die Ra- ru h*.\R"ml'b moth tegen Hazacl dekkende, gewond gein Gilead be- ° * « waard, hij en worden was , te Jizreël nog ziek lag aan jansch Isra'él .. , * , .. . . , uit oorzaak van zijne wonden, verzogt hij dat de maar van KoningVan slj- het gebeurde niet verder voort mogt gaan , ri'èn, voor dat men zich van de koninglijke fami- vs. 15. Maar . . , ., . . , de Koning jo- he verzekerd had. Hij wilde niet, dat ïeder^eheeard,Woep mand uit de ftad zou gelaaten worden, om dat hij zich te van ^et voorgevallene aan het hof te Jizreêl Jizresl heden ö _ •' , liet van deflaa- eenig verflag te doen, en dit werd naauwkeung \^sifrUrs g™ uitgevoerd. 16. Daarop trekt hij met den ^ftjj^rtreëd bloem der krijgsbenden fpoedig ter ftad uit, tegen Hazacl o;aat terftond op Jizreèl aan, daar, mooge- den Koningvan ' .. . i i ir Sijri-én) en Je- lijk buiten zijn wceten, zich de Koning van hu zeide : zo het ulieder wille is, Iaat niemand van de ftad uittrekken1, die ontkoome om [dit] in Jizreël te gaan verkondigen, vs. 16. Toen reed Jeiiu en toog na Jizre'ël, want Joram lag aldaar, en Ahazia de Koning van Juda was afgekomen om Joram te bezien.  der KONINGEN. Hoofdd. IX. £7t Juda tans insgelijks bevond, 't geen de on- vs. 17. Da 1 . ■ it r,i wagter nu (lond derneemmg te moeiehjker maakte. 17. Zodra op deil t00reu bij onder 't gezigt der uitftaande posten was, \\^'AZ^\^ werd de Koning berigt, dat een bende troe- van jmu ais pen allerfnelst op de Had kwam aanrukken, en zeide: Re waar op de Koning terftond een ruiter zend, ToenTeid^joom te vraagen, of het vriend of vijand wa- RAM: neem een _ _ - . .... m i ruiter en zend re. 18. Zodra deze bij den veldheer komt, [die] bun nevraagt hij dit uit naam van zijnen Koning, tlTcUtIdfzegen Jehu gaf hem driftig en forsch ten ant- ge :^ is het vreewoord: dat hij hem, ingeval hij zijn leeven vs. 1?. Entte lief had , maar ried, om zich bij hem te voe- toog1 "heênên gen. Een wijl daar op geeft de wagt berigt ^m^'es^Gez^ aan den kranken Koning, dat de ruiter niet zegt de Kote rug kwam. 19, Nu begon men aan 'ï hof vreede? en Jeal verdenking te krijgen. De Koning zend hebt^'giT met dan in allerijl een' ander' ruiter met dezelfde c*ca vreede te , . doen? kecrora boodlchap, terwijl de troepen vast fterk na- na agter mij: derden, maar Jehu beantwoord hem even g"f «'kanals den eerden. 20. Op het berigt hier van "en » zeggonde: . de boode is door den wagter, cn zijne verdere opmer- tot Bun geko*- , . r ", , , , men, maar hii kmg, dat hij uit het lnel aanrukken van ce komt niet wetroepen haast befluiten zou, dat Jehu, die de[;s_ ,„ Tocn zo ongeloofelijk voortdrijven kon , aan het znr-d hi> Fe ! J anderen ruiter hoofd was, 21. Heeft ae Koning geen kwaad te paard, en ais vermoeden , doch twijftelt niet of de om- gekoomen wa™. Handigheden waren van belang, cn Je 11 u ™jdc j1^ :K™ wilde die voor de burgerij bedekt houden, ning: is het • r- 1 ■ 1 , , , ...... vreede? en 1k~ misfchien was het we) , dat het nverbhjlzel nu zeide: wat van eene Armée op nieuws geflagen w.is, cn v«è*et™do«n" men dus moest aanrukken, om de ftad te kefr °.™ M dekken tegen den naderenden vijand, hoe vs. '20. En Je wagter gaf dit te kennen , zeggende: hij is tot aan hun gekoomen,maar hij komt niet weder en het drijven is als 'net drijven van Jehu, den zoon van Nimsi, want hij drijft onzinniglijk. vs. ai. Toen zeide Joram: fpan aan! en men fpande zijnen wagen aan, zo toog Joram ds Koning hr*h> uk, en Ahazia de Ko-  s75 Het VIERDE BOEK tóng van het zij, hij geeft terftond bevel om den kaeen ieder oP njno]ijkc>n wagen intefpannen, het zelfde doed zijnen wagen, o J ,, ■', ,, -i en zij toogen Judas Koning, die hem vergezellen wil, en Öe"Wvöri- zo rijden zij' beide Jehu te gemoet zonder feuk panden aanmerkelijk gevolg, die nu reeds zo ver Naboth den ondCr de ftads poorten was, dat hij juist op 3%miT Het den akker van Naboth had postgevat. gfJfgSi Je' ftw Zo dra zij malkander in 't gezigt kreeHuz»g, dat hij gen ^ vrriao;t Joram aan Jehu, of alles wel ooke'vreede , is, en of hij goede tijding bragt? wat wel, S?:maawat geeft deze hem weêr bits ten antwoord; 't vreede ^ zo }s noo;t wei ? zo iai1g de fnoode afgoderij van hoererijen u-uwe moeder Izebel cn haare duivels kunsiTebet.sen0hdaa-tenarijen, zo veel invloed aan het hof hebre .t°?ver;.'en ben. *\gt 20 mecnigmaal ten ftrik gediend had, en haacn verflerde rc fexe, om verfchoond te worden. Zij fierd haar hoofd en . , •• j „ keek ter ven- zich pragtig cp, laat zich, naar de wijs dei ücr uit. Oosterlingen , rondom de oogen blanketten, en kappen met het koninglijke hulzel, cn gaat dus liggen uit de ftraatvenfters van het koninglijk paleis, die, buiten plegtige ftatie , vs. 31. Toen zelden openkwamen. 31. Zodra Je nu ter nu Jehu ter nofpoolt ingedrongen was, fnaauwt zij hem ytoortc in- t o o kwam, zeide trotsch toe: zijt welkom! trouwlooze! andere ziv, is het wel ..J .. , <•> zimri , zij-. Z1 m r i, die zij nen Vorst vermoordde: ik hoop, doodnaag«'?re,,'.dat u binnen zo weinige dagen tijd zijn lot mag vs. 31. En hij treffen!! 32. Jiliiu dit hoorende, zwelt op bief zijn aan- £■ •:,. Qver dc trotschhcid van eene listige gezigt op naar rJ , , •, , de venfter, en verleidftcr, die Israël zo veel onheil gebroumètemuTwie? wen had. Hij ziet naar den balcon , waaruit hém twee" d'rie zij lag, of zij van hofltoet vergezeld was, en Kamerlingen. mct- een r0Cpt hij s wie is 'er onder het gevolg van deze fnoode, die wil toonen mijne partij toegedaan te zijn? met een knikken hem ... twee, drie kamerlingen, gefnedene toe, dat zij vs. 33. En ht] 9 0 0 J zeide: ftootze het zijn. 33. btoot dan ten bewijze, vervolgt de?'.b0enn "z'j Jehu, die fnoode vervolgftcr uit den balcon Hietenze van vfln boven neer! dit gefchied en I ze bel boven neder , zo dat van valt op het hoold, en word verpletterd, terden wand "en wijl het bloed overal aan den wand van het gerp5ngdMwlrd koninglijk paleis fpatte , waar op Je hu met en hij vertrad- zrjn gevolg over haar lijk rijd, en ze verder Z6vs. 35. ais verplettert. 34. Hier op dringt hij het hofmen111 waf°en Paleis verder in, cn doodde alles wat tot de moeder van Alexander, mogelijk hoopte zij, dat jehu haar tot meerdere zekerheid voor zich huwen zoude.  der KONÏNGËN. Hoofdd. IX. 275 koninglijke familie behoorde, en daar op be- segeeten en ee- 0 •' . , i_ _ dronken hail , geeft hij zich ter maaltijd. Nog aan tafel zeide hij : zie zittende, daar hij 'er te voren in zijne druk- vloekte en'be- ke bezigheden niet aan gedagt had, beval hij dat »h*gj?f men het lijk van de Koningin zou opneemen en bings dochter! ■ten grave brengen, want, zegt hij: hoe fnood gJgen3S zij ook was, zij was evenwel een koninglij- om haar tehe1 . _ . ... ' eraavcn, doch ke Pnnfes, wij moeten voor de achting van ?\\ vonden niet gekroonde hoofden zorgen. 35. Terftond ^tekkenetï" word hier omtrent order afgevaardigd, doch en de voeten ? en de palmen bij 't lichaam koomende, vond men er mets haarer handen, van dan het bekkeneel, en de beenderen van t^,e3ns' "ly handen en voeten, het overige was reeds van ™cnderhcten ^ de honden opgegecten. 36. Dit word den te kennen, en . ... , 1 hij zeide : dit Koning aangezegd, die daar op verzekert, dat is ,,et woord hij zich nu herrinnerde, dat dit juist de voor- hii gefproofpelling van Elia, den Tisbkter, geweest ken heeft door , ~ , tr 1 1 den dienst zijns was , dat de honden op Jtzreëh bloedlchul- knegts Elia , digen akker zich verzadigen zouden met haar zeggrad^T^op vleesch. 37. Hij wilde dan nu niet, dat zij v£^7zu5 begraaven zou worden, neen, zegt hij, laaten len de honden de overblijfzels van deze fnoode, met de aar- bels eeten. de dezer velden vermengd worden, zo dat hetvs- s/ondd" "er geen kenteken van eenig menfchelijk over- lichaam Izebels 0 o j z(lj Zlln , gelijk fchot, veel min van Izebel meer over mest op den blijve, maar door lugt cn aarde verteerd ["an(}sj worde. ?n $izr,ït. ! dat men niet zal konnen zeggen: dit is Izebel! Ox. hoofdd. p dezen moord van den Koning en vs. 1. acüas de Koninginne, bleef Jehu niet lang fiif zit- ™l "/0J^«. •os. i. Ik twijfel niet, fchoon wij geen gezag van Handfehriften hebben, of dit moet Israël wezen. S 2  «76 Het VIERDE BOEK /»»teten, maar zond in allerijl brieven aan de ma' hricv-n ?hrdc- giftraat en het hof van Samaria. Binnen die welke hii zond |100fd(tad hadden 70 zoonen cn kleinzoonen na.ir Samaria ' , tot de overfte Van Achad hun verblüf, daar vergaderde üc dTöudttey'en' raad der vorftelijkc ftunhoófdtn, daar had h"'eVAcuABs', mcn de fl:iats" cn krijgsdienaaren , en zij die zeggende: 0Ver de opvoeding der vorftelijkc kinderen gc- v3. 1 Zo 1 P . ■ , . r wanneer nu fteld waren. 2. Zij ontvingen allen eenen briet ueZzaibtekóö-t van dezen ftoutmnedigen' inhoud : daar met men zin, de- ^ e hrievcn de bevestigende tijd ii gen van wnl uw Heers ' .. zoonen bij u \sKonings dood tot u zullen gekoomen zijn, wagc'nen"1' en en gij binnen uwe muuren de vorftcdjke nako^ paarden bij uw meljn,veri de ftrijdtuigen en paarden hebt, cn zun, mitsga- o " 3 0 ■ -j ™ dors een vaste daar hij eene fterke vesting bewoond, 3. AOU lta I en waapc- , , .. , nen. het zeker best voör u Zijn, dat gij den naa- nalr den "bes- f-'en en waardigftcn van uwen overledenenten en gcreg- Koning tot opvolger bciioemdct, cn dapper tisftcn van de ° 1 ° , zo men uwes ftrced voor de zoonen van uwen gewezen dien'öp zins' Vorst. 4. Deze brief, die eer ecn uitdaaging vaders troon maakte de gemoederen der hovelingen en ftrrd voor ' c . Het imis uwes eu Vorften zo necrllagtig, dat zij tegen malvs; * Doch kandcren zeiden: wij zullen het niet ondcrgiisci/'^zeer11 neemen ; twee Koningen zijn tegen zijn' cn zeiden: zie, drift en onverfchiokkenheid niet beftand get:Wee Koningen , , . , .. beltonden niet wecst, hoe veel te minder wij. 5. Zij zon- têSti^ hoé den dan cenpaarig dit antwoord: dat zij zich zonden wij dan „an hem onderwierpen, dat zij zijne nadere beltian? ' r . . ,. vs. 5. Die bevelen zouden afwagten , cn den leedigen ha.Lvas°en die rijkszetel niet vervullen, maar hem in zijv.^-He oud- ne doorzigtige oogmerken geworden laaten. (lenendeVoed. 6. Waarop Jehu weder antwoord: dat zij den" t^TjEHu," dan tot een proef van hunne getrouwheid en zeggende : wij , ' ... ■M 1 1 ve knegten, en al wat gij tot ons zeggen zult, zullen wij doen, wii zullen niemand Koning maaken , doe wat goed is m uwe oo-en! vs. 6. Toen fchrecl" hij ten tweede maale tot hun ccneu brief , zeggende: zo gij mijne zijt en naar mijne ftemmc hoort, neem de Hooi.icn  der KONINGEN. Hoofdd. X. 277 onderwerping, de afgetiaage hoofden van de v™d«,, vorftelijke bloedvrienden, den volgenden dag in Heefen enkom tfunfi moesten leveren, daar deze allen doch in ^^tTfe" de magt der hofgrooten waren. 7. Zij bewilli- «u Bgrjg*gen in dien voorflag: 't zijn hovelingen, ge- vrienden nu ' '/ J 'rd-/,! des Konings,ze- WOOll het fortuin te volgen. Zonder uiiuu ventig manneil doen zij de vorftelijke kinderen onthalzen, en g^*^ de 70 hoofden in manden naar Jizreél voor diezo opvoed,- , , „. , , -. den.) Jehu s voeten brengen, 8. Die, zo dra inj vs. 7. Het daar berigt van ontving, last gaf, dat men f^f6^ ze in 2 hoopen aan elke post van zijn hof- tot hun kwam, 1 . , dal zii ütbloed- poort te pronk zou leggen tot den volgende vrienden des j- .-: A „.j^^mon Konings namen morgen. 9 , 10. Toen die tijd gekoomen cn t.?evemig was, zag men hier een menigte volks zaam- »»»e»cn fl^:: gevloeid. Deze fpteekt Te nu aan en vraagt ïeide' hunne ° „ .. ■', , ! hoofden in kor- hen , of zij den naam van reentgeaarte bur-veBj diozezon. gers wel konden draagen, daar zij zo Uil za tem M ten, en voor hunne oogen zagen , dat hij in vs. 8. En 'er 3 " . „ kwam ecn boo- cen zamenzweering hunnen wettigen Koning de en boodin perfoon gedood had, cn nu bij de koning- JJggk^aJ lijke familie - hoofden eens nadenken moesten, |«M»«^ , , en toog hee- voort tot Samaria. Zodra hij bij 't gewoone 5fl««r»>n,g"èn fchcerhuis van Samaria's herderen is, komt zijnde de nem eerje karavane van aanzieneiijke lieden ubeerhuizen . * 'oer herderen tegen. Men vraagt terftond wie zij zijn ï en °! vs'C"" Wvond Z'J n0s n'cts weete"de van 's Konings moord, jehu de broc- antwoorden , dat zij broeders van den Kot lieren van Aha- , . . at*, den Ko- ning van Juda waren, en deezen plegtigen jj^iSdei tocht deeden, om de Prinfen van den bloewie zijt gijüe: £je z0 0omen als neeven , te gaan begroeten. den ? en zij ' .. , -aden: wij 14. Zodra Jehu dit hoort, gebied hij hen d^cn'vanAHA-terftond te omfmgelen, en hen alle bij den zia en zijn af- fontejn bij de fcheerhuifeii der harderen, af- gekoomen om ' ■> ... n- de zoonen des temaaken, alwaar zij dan alle 42 ibervcn. foni'nlinne té 15. Al verder aanrukkende, ontmoet hij weêr $T°Vmi'i Toen ei!n anderen ftoet. Hij ziet, dat het de ernstzeiie hii:grijp- haftige Tonadae was, het hoofd der KenieZeieevendigten „ . .♦; , , •• 1 „ zij greepenze ten. Van dien grootcn man werd hij pleg- a^rnze'CnMj tig begroet. Jehu vraagt hem terftond, of den k™**?™ hij hem zo géneegen was, als zijne achting i'U, twee cn voor hem groot ware? Jonadab zegt zonnen,™ Mjmi1« der bedenking, ja, waar op zij malkanderen niet een' van j j ancj toeftakefl, en Jehu hem verzogt, hun over. J ><. 15. Bo van daar gegaan zünde, zo vond hl] Jonadab, den zoon van R chab liem te gemoet, die hem groette, en hij zeide tot hem: is uw harte recht gelijk als mini harte met uw harte is? en Jonadab zeide: het is, ja het is, geef uw hand! en hij gaf zijn hand en hij deed hem tot zich op den wagen klimmen. vs. 13. Dc zoonen der Koninginne zijn zulken, die nog zo jong zijn, dat zij onder haar opzicht in het vrouwenhuis opgevoed worden? vs'. 15. Jonadab was het hoofd van eene familie, aan de gebruiken zeer verkleefd, van daarieverig regtzinnig; doorzettend, hierom gedroeg hij zichüw.  der KONINGEN. Hoofdd. X. 279 om op het rijdtuig te koomen, en, 16. Hem vs. 16. En mi . .. . ,, j. zeide: ga met een wijl te vergezellen, om ooggetuigen te mij en zie mijn zijn van zijnen blaakenden ijver voor de be- 'f^vlTi langens van Jehovah. Tonadab word hier deed Mj hem b u J rijden op zijne toe overgehaald. Men komt te Samaria. wagen. Terftond opent deze ftad haare poorten voor ^^vat Jaden Vorst, en, 17. Zodra hij binnen 't hof- $™ ^Zei paleis is, laat hij terftond de nabeftaanden die 'den acha» , , § te Samaria o- van Achab, die nog gevonden werden, at- vergebieeven maaken, waaruit de flipte vervulling van > ^unVeïdefgd hovah's bedreiging wederom gezien werd. had , naar het ffl 0 , _ , woord van jfe- iS. Hij gebruikte ook ecn hst om den Gods ~ hovah , d;ic hij dienst te zuiveren, die zeer wel uitviel. Ter f^00lSe^Ahad'" eerc van Baal namelijk, deed bij een feeat ^'^^ aanleggen, of wagtte tot het inviel, en liet de ai het volk, . , „ , , , ij- j . en zeide tot toen m de ftad en elders aankondigen, dat hun. AciU.. alle de liefhebbers van Baalt- «hedst op dieö ^Veinif gt^ tijd moesten tegenwoordig zijn, daar hij diend, Jèhü J 0 0 zal hem veel voorneemens was, den grooten Baül, door dienen. Koning Achab maar flaauw geëerbiedigd , daaromI9"roept met grooter' luister te vereeren. 19. Hij ver- ^//^ff£ij" zogt in 't bijzonder, dat de Profeeten, en al- dieniaren cn le de geeftelijke, die tot dc geeftelijke orde Jeren'^ot- mtjS,~ van Baal behooren, niet in gebreke mogten ni™,„"j blijven, dien dag te verfchijnen; terwijl hij, want ik heb „. ... , 1 eene groote een aanzienelijk ofler willende geeven, veel 0fiVrhande aan handen noodig had, zelfs ftelde hij de dood- ^t ftraf op het agterblijven van de geestelijkheid, ajl^le««*«. Dit alles was enkel list, om hen op eenmaal deed dat door in handen te krijgen. 20. Eindelijk genaakt dat^j'de' dff. de verbodsdag, de plegtige dag van Baal. ^™*te?aSI' ar. Daar hij nu, behalven het geen reeds vs. 20. voorgezegd is, nog daar en boven renboeden, het „u: heiligt den Bacil een ver- botls- [dag.] En zij riepen [hem] uit. vs. 91. Ook zond Jehu in het gansch Jsracl. En alle Saais - dienaaren kwamen , z» dat er met een S 4- '  Het VIERDE BOEK man over bleef ganfche rijk door , aan alle de geestelijken die niet kwam, „ ... ,. , , , , en zij kwamen van Baak - dienst gezonden had, was er te "aa/jb.edaihiièt Samaria in den afgods-tempel alles hij een, buis Basis ver- vvat maar betrekking tot den dienst van dieii yukl werd van - het eene einde afgod had , ja de tempel kon ze allen naati- totjiet ander bevatten> ja> Hct cerftc bevd • dat y,s- "..Toen hij nu uitdeelt, is aan de kleêr-bewaarders zeide hij tot J ' den geer en die van Baal. Zij moeiten alle de plegtgewaaden ovcr bet klee- i t. • n , der-huis was: voor de Prielteren cn dienaars aanbrengen, en ibe'engdTènaarcn hun die «céderen aantrekken. (Dit gefchied* Saais de kiee- de om zich minder tc vergisfen). a%. Einde- omge uit. En , o ^ .< hij bragt voor hjk verlchijnt Vorst Jehu zelf, vergezeld van crn"ge'uit.k ee" J0NAU A JJ ^ die van het geheim niet alleen ' vs- 23- En wist, maar wiens beleid in het gehcele ge- Jkiiu kwam ' o o met Jonadab val ook kenbaar werd. Zodra hij nu binnen den zoon van . , ... „ , . .... Rechab in het 'S, doet hij een anntpraak aan ue geestelijkhij'5 zeide'tot nc'tl' d'e liem verwelkomt. Hij verzoekt ten Basis dienaa- naauwltcn onderzoek te doen, of 'er ook bij ren : onder- . ^ , , zoekt cn ziet toeval eenig geeltehjke van jehovah mogt mhifohien h'bij ingefloopen zijn , daar die hier onmoogev niemand zij njfe zou tc dulden zijn. Dit werd naauw- der dienaa- J . J ven van jebo- keurig onderzogt, maar men vond 'er geen. dienaaroiiiKï/' 24« Nu geeft Je 11 u last, dat men den tocftcl a'vs "'14 Toen tot dü brand- en dank - offeren in gereedheid zal zij nu inkwa- maaken. Intusfchcn had hij 80 wel gewapen- men om flagt- , ,. . , . ,, , , , oüeren en de heden buiten gefield, om de deuren te t^doeVfIt bezetten, en hun gezegd, dat hij, die 'er ftekie zich Je- een leevendig liet ontfnappen , in deszelfs Hu daar buiten . tachentig mannen, en zeide: zoo iemand van de mannen, die ik in uwe handen gebragt hebbe, ontkoomc, zijne ziele zal voor deszelfs ziele zijn. vs. 11. Men ieeze liever: tien gelastte bij aan allen, die over den dienst •Lan Baal bet gezag hadden: neem bet tapijtwerk, en alles wat voor de Priessers van Ba'dl verciicbt word , want deze overzetting word door de vcrhaaleu van Hecodotus waarfchijnelijk gemaakt.  der KONINGEN. Hoofdd. X. 28* plaats zou moeten fterven. 25. Ondertusfcheu vs. 15. En , „ . „ .. . v • ' het gefchieddé waren de Prielters, tue in t minst geen ais $ voleind kwaad vermoeden hadden, ijverig bezig met Jjy* gallet offeren i toen Jehu aan zijne lijfwagt, dat Jehu zeidê door de hoplieden bevel gaf, om in tc drin- 1 mtc-n en tot gen in de offerplaats, en alles af tc maaken door het zwaard. De Infragt deed dit, wierp "«'ze> da? . • * niemand uit- de lijken van de hoogte ai cn drong al rasch iwmti en zij tot den tempel, die voor Baiil in de ftad ^"icher^te gefligt was. 26. Van d~ar namen xij de •}** zwaards, 00 * en de Trou- beelden yan den algöd etl verbranden die ^riten en de in 't openbaar. 27. Het ftandbccld van Baal w\4pen™eweg™ en de tempel werd na ook gcllegt, cn men f"^^^" maakte 'er de vuilnis-backen voor dc ftad, ^*!vin het nui* die nog om dezen tijd in Samaria te zien vs. '26. En zij zijn. 28. Langs dezen weg roeide J e h u gg£ bdceeI°p- den Baal-dienst uit: 29. Doch aan den kal- W.,het huis Jbaals en ver» veren-dienst door Jerobeam ingevoerd , brandenze. bleef hij zich beftendig houden. Zo te Be- braken*7' ook thel als te Dan volgde hij dien Godsdienst. {>", °w?fw? 0 J beeld Baals af, 30. Deze ijver van Jehu omtrent den Baak- daar toe bradienst beviel Jehovah, ook zijne wraakzugt £a&u era tegen Aciiabs huis, waar in hij zich flapt,Jo^he?ineiij$e aan Jehovah's oogmerken gehouden had , gemakken tot i •■ , . , , , , °P deze» dag. waarom hij het voorrecht zou hebben , dat vs. 28. Alzo verdelgde Jehu den Baiil uit Israël, vs. 29. Maar van de zonden Jerobeams den 'zoon van Neeat, die Israël zondigen deed, na te volgen, week Jehu niet af, [te wceten] van de goude kalveren , die te Bethel en die te Dan waren. vs. 30. Jebovah dan "zeide tot Jehu : daarom dat Rij wel gedaan heb „ doende dat recht is in mijne oogen , [en] hebt den huize Achabs gedaan naar alles dat in mijn harte was, zullen uwe zoonen tot het vierde gelid op den troon ïsraëls zitten. vs. 30. Dit ftoot in den eerften opflag en is een der fterkfte bewijzen voor het gevoelen van Ditmar, dat men voor Jebovah moet leezen: Hen Raad bij wien het beft uur was, hoe onnatuurlijk is nogtans dit be^te bewijs.  aSa Het VIERDE BOEK vs. si. Maar zijn geflagt tot in het vierde gelid toe, ïsraëls Tehu nam niet , , ' . T , , r waar te wan- kroon zou draagen. 31. Doch Jehu bleet van" %AebZl niet beftendig in dien eerften ijver voor Jeden Eübim is- hovah's bevelen. Ook deeden ftaatkundige rails mei,, zijn , ganfche hart, oogmerken hein Jerobeams Godsdienstvan denzonde plegtigheden volgen , 32. Waar door, zelfs Jerobeams die reecjs onder zijne regeering, de luister van IsraSI zondi- .1005 gen deed. hraëh regeering en deszelfs magt aanmerkedieS'da?en be- ^ vcrmuiderd werd, want Koning Hazacl wajehovab is- befnoeide dien van alle kanten. 33. Overal f-fle/aftekorten, „ , .. .. , . , , want Hazaöl ltroopte hij met zijne benden en deed gehaa- ïmdpaaien1 ""r- dige invallen, vooral oostwaards in het Ovcrratis. jordaanfehe. Hier was het bijna algemeen vs. 33. Van J J. ö den jordaan tot aan Arocr toe. 34. s Konings verdere opgangSder zon aanmerkelijke verrigtingen en krijgsbeleid, zijn het ganfche land geboekt jn de jaarboeken van ïsraëls Konin- Cilead der Ga- ö J gitten en der gen. 35. Hij ftierf op zijn bed, wordende in Rvbenielen en .. , c, n , , .. T .. der Manaspeten zijn uootd - itad begraaven en zijn zoon J o aZifbeA1142 was zÜn opvolger, 38. Hebbende 28 Amans is, en ja;u-en binnen de hoofd-ftad Samarïén over Gilead en Ba- * fan. Israël het bewind gehad. vs. 33. Het overige nu der gefchiedenisfen van Jf.iiu , en al wat bijgedaan heeft, en al zijn magt, zijn die niet gefchreven in het boek der Chronijken der Koningen Isratls? vs. 35. Èn JeuO ontfliep met zijne vaderen en zij begroeven hem te Samaria , cn zijn zoon Joaiiaz werd Koning in zijne plaatfe. vs. 36. En de dagen die Jehu over Israël geregeerd heeft in Samaria zijn agt en twintig jaar. xi. HOOFDD. \Y/ Ook 2 cbron. j V\/ jy keeren weder tot de 'lotgevallen XXIV. vs. 1. Toen van Juda. In dat rijk had de moord van nu athaliade Ahazia de treurigfte gevolgen. Athalia moeder van D , ahazia zag namelijk, der Koninginne moeder, een dogtcr dat haar zoon . , . , . .. , dood was, zo van Achab, blaakcnde van ijver om haar maakw zij^haar vorftelijk huis tc wrceken, van heerschzugt ai het koning- tevens gloeiende, en zich van een aantal van hjkc zaad om. ^ mcest bejaarden der koninglijke familie  der KONINGEN. Hoofdd, XI. 03 van haaren echtgenoot en zoon door Je nu beroofd ziende, valt met woede aan op het koninglijke zaad, en laat alles uit Davids huis, wat tot de troon-opvolging geregtigd ^ ^ ^ is, wreed om 't leeven brengen. 2. Geluk- j0fc'heba de kig had |o scheba, de zuster van den gj**^ overleeden Koning, maar waarfchijnelijk uit dfcwer «m eene andere moeder, gehuuwd aan den tans j0as de zoon . j ~„ „™ van Ahazia cn leevenden Hoogenpnester, moeds genoeg om ftal hem uit bet Joas, een zoontjen van den ongelukkigen ™dden ^ Koning, aan de woede van het heerschzugtig zoonen , die *vu 5' n . gedood wer- wijf tijdig te ontweldigen, hem ter lteels uit den, [zettede] den Haram rukkende, waar in 'sKonings kin- voedlter in een deren werden opgevoed, door behulp van de ^&™£t™ voedfter van den jongen Vorst, welke zij be- hem voor anevens haaren voedfterling in haar geheimst niet |ed00li vertrek verbergde; 3. Maar ten laatften het werd.^ ^ kind ook hier niet veilig achtende, dewijl was^haar Athalia fterk onderzoek liet doen, verftak den hufoe van zij het, te gelijk met deszelfs voedfter, in enz« een der geheimfte vertrekken van den tem- thaua regeerpel. Nu kwam Athalia tot rust, weeten- iand. de hoe jong de gemistte Joas was, en vatte den teugel der regeering onverhinderd op. a Zes jaaren werd de jonge Vorst opgevoed vs. 4. in het . 1 j:« zevende iaar nu onder het opzigt van zijn braaven oom, die zond JoJADA 'er zich intusfehen op toeleidde om een aan- mnm de^Ohang te maaken. In het volgende 7de deed honderd met vs. 3. Met waarfchijnclijkheid word hier gedagt aan ecn vertrek , waarin de Priesters 's nagts (liepen , of waar de meubelen bewaard werden. vs. 4. Des Vignoles meent het was een Sabbath-jaar, waar naar utengewagt had, om dat de toevloed van geestelijken tot den tempel dr.n het aanmcrkclijkue was.  aS'4 Het VIERDE BOEK de Hoofdman- de: gelegenheid zich op, om zijn voorneemen nen en met de . . TrauWanten , te volvoeren, de gehaatte Koningin te onttot zichbingiiet troonen , en zijn' neef, als wettigen onderhuis van jtbê- daan, op den troon te plaatzen. Om de vab , en hij maakte een ver- zaak met beleid te beftooken, ontbied hij heic°nhijbe^eedi"- ifielijk de Overften over honderd, cn de anvan° yeïllalm deie k".!»5" bevelhebbers , vooral die van de en hij toonde- Hjfwagt in den tempel, fpreekt daar met hun ze den zoon J f Ir . . cjes Konings. over het rijksbeftuur der Koningin, en zegt, dat hij kans zag, om een wettigen erfgenaam op den troon tc plaatzen. Tot dat einde het allen eens geworden, fluiten zij een verbintenis, die dc Iloogenpriefter op het plegtigst doet bekragtïgen in het heiligdom , waarop hij hun den jongen Vorst vertoont, die hen al aanftonds op het eerfte aanzien het hart vs. 5. En hij oötftal. 5- Hierop geeft hij zijn verftandig gebood hun , pjan tc bennen, om binnen kort den Koning zeggende : dit 1 is de, zaake op den troon te zien. Onder hun opzigt die gij doen . ... . . zult: een der- moest het op deze wijs ter uitvoer gebragt vt dieeCop den wordcn. Voor alle dingen moest alle versabbath ingaan, toning van burger - woelingen vermijd worden. zullen de wagt ^ ° ■ , , •• • , ,-i i waameemen 1 ot dat einde zou hij zich voornaamchjk bedes Konuigs/,fa dienen van Levieten, die de plaats van gewoonc foldaaten bekleeden moesten. Het gedeelte, dat in die week zou moeten dienen en wagthouden bij den tempel, zou op dien dag last krijgen, om alleen zorg te draagen voor dien vleugel van den tempel, waar in de jonge Vorst tot nog toe bewaard werd. vs. 6. En een 6. Het ander deel, 't welk hij, als de vorizfjnle tia de §e 9 uitgediend hebbende, zou kunnen te rug poone sur, en zenden, zou hij ophouden, cn nu de wagt een derde deel , . aan de poone geeven aan de voorpoort van den tempel, naar wamen6 ïr°zo de fta.tszijdc, waar de toevloed van c'e bur*  der KONINGEN. Hoofdd. XL <ï$$ gerij het fterkst ware, en, dewijl het mooge- ™J^|« wa^ liik op het laatst van de week inviel, zou wagt van dit ■> r . huis tegen ïn- hij de Levieten Voor de volgende week doen breckinge, zaamen-trekken, en dezen de poort te bewaa- vs. 7. En de ' . twee deelen ken geeven, die uitzigt had, naar het koning- van uliëden, Hjke hof, om daar voor allen overval behoed te °p zijn. 7. Deze laatfte poort na bij zijnde bij ge^.Jie aig dat gebouw, waar de jonge Koning was, zou van het huls , , , .. •• „ «.„.. van febovab twee derde van het getal op die wijze to. waarncemcn bij befcherming van den jongen Vorst kunnen zijn. dé£.^rt!g|>>giJ 8 Zii moesten met wel geflooten' gelederen zult den Koning 1 , . , , .... rontom omfin- den Vorst bewaaken, een ieder behoorlijk met geien, een iewapenen voorzien, als hij zich voor het eerst in het openbaar vertoonde, en zonder vertraa- j^kg^ ging allen afmaaken, die door den kring zpg- de ordeningen ten doortedringen tot den Vorst, als hij buiten dood worden, Int palcis was gegaan. 9. De getrouwe Overften g^^ö'J der honderden, die ook hunne wagten hadden, ais bij uitgaat ,. , . 1 en als hij in-' overleidden dit alles naauwkeung met den komt. Ho,.genpriestcr, en bet werd alles op die q™^9- Jj* wijs , als men overlegd had, in het werk ge- van honderd ' ' ° , • 1 -j deeden naar field. 10. Doch nu bleef 'er de zwaangheid ai dat dePries- nog over, hoe zonder argwaan te verwekken, ^J^j% de wapenen te bezorgen, die te kort kwa- ^nm^d^r men; maar ook dit had de doorzigtige Hoo- dicopdensab- , , 1 • bath ingingen, genpriester reeds bezorgd. Er hing ,nog een met den gee. aantal fchilden , die David ter gedagtenis ■« diseabba°P aan den tempel, gefchonken had, in de ver- uitgingen, en ° .. zij kwamen tot trekken. Van dezen zou men zich bedienen, den Priester cn van het overige wapentuig, 't geen daar Jo^f*"0i EndQ gevonden werd. 11. Op den beftemden tijd nu Priester gaf den ^ L t Overlte van Werd de neiuwe lijfwagt van den jongen Vorst honderd de , i ' ' , • fpiesfen en de wel gewaapend m order geplaatst 111 een ïei fchilden zo ah die des Konings D/tviDS geweest waren, dife in den huize van jfehovnb waren. vs. ii. Err de Trauwanten (tonden ieder met zijne wapenen in zijne hand, van de  Het VIERDE BOEK regter zijde des aan de rechter zijde van het tempelgebouw., kër zïde6 des van den vleugel af waar de Vorst zich helmis, naar den d t t d overzijde, doch tnaar tot bij den altaar en naar 3 ' . het huis toe altaar voor het gebouw, en rondom den jonromom.KOninE gen Koning als hij zich in 't openbaar vervs. 12. Daar toonen zou. 12. Eindelijk werd op het ondcs brKoningl verwagts de tedere Vorst ten voorfchijn gezoone voort bract, de zaak aan de zaamgevloeide meenigte en zetted» hem f ' ' , .. ' , , , -j de kroon op verhaald, de Vorst tot bij den altaar geleid, Ti» ^op den koninglijken zetel geplaatst, gekroond, en zij maakten Inet den koninglijke mantel omhangen , hem Koning " j en zalfden hem, wordende de zalving door zijn oom en ?eanzct0met'aPe weldoener verrigt , onder een' geftaadig gedeTde Koning juich el1 handgeklap van de lijfwagt en de leevel meenigte; overal hoorde men: lang leeve on- vs. ï3. Toen ze Koning! 13. Het duurde niet lang, of deT"deIAftcmme die maar vIo0§ 0VC1' t0t 'let Konirlglijke ho£i der Trouwan- rje Koningin in de uiterfte verwarring, laat ten [en] des . ° , : . volks, zo kwam zich terftond tot den tempel voeren om net fn 't0tinüs Vvan oproer door haare tegenwoordigheid te ftüleu; jebivab. doch het was alles zo beftookt, dat men haar weigerde te ontvangen, evenwel door de hofpoort doorliet, om zo veel te beter van haar pervs 14 En zij *°on verzekerd te zijn. 14. Doordringende, zog toe, en z\et zij den jeugdigen Vorst bij den pijlaar ning' ftond bij ftaan, alwaar de Koningen gewoonlijk hunne denwijzer,nenr P^ats hadden, in een goede orde, omringd de overfte en van ^ Officieren, en het fpeel-muziek, en de trompetten ... bij den Koning, werd getuige van het gejuich en trompetten- vs. 12. Dc text maakt gewagt van het getuigenis , gemeenlek door Wetboek verklaard; maar VenEMA ontkent dat het dit betekenen kan, op gezag van Deut. XVII. en heeft wel gedagtaan een koninglijk Ornament. SciiRoëDF.R heeft het afgeleid van een werk-woord , waar door het dc betekenis van mantel meet hebben.  der KONINGEN. Hoofdd. XL '87 gefchal, dat in alle de voorhoven gehoord cn ii het votK „. , .. ,. , ..».,, des lauris wo-ï werd. Zo dra zij dit gewaar word, twijlleld blijde cn bliea zij niet of de kans is verkeeken. In de eer- ToéTive£ fte aandoening fchetirt zij haar vorllelijk op- fcheurdeArnA3 . j * lia haare kle.e- pcrklccd , en roept uit : verraad! verraad! deren en zij fe'hrceuwende om haare lijfwagt, die voor de verraadT"™ poort gebleeven was. 15, 16. Terwijl zij ^g^g verder nieuwsgierig afwagt wat 'er nu ge- jada gebood ,. , TT . . de Overflen van beuren zal, geert de Hoogenpncster last aan honderd , die de Officieren van de krijgsmagt, om de Ko-j^hetjieir ningin te vatten, langs de gelederen buiten en zeide u t den tempel te voeren, en daar aftemaaken, en uit tot buiten om allen ontzet te verhinderen, moest de rei, 2n^Vie'^haar waar ze door zou gaan, een ieder ombren- vo]sd, doodet 0 7 met den zwaar- gen, die door dorst dringen, om haar bijte- de_, want de ftaan, 't geen alles in de uiterfte orde werd zeg?'einatze8ui uitgevoerd. 17. Nu fchaart het volk in den 'b\^bis n';™ ^ tempel bii een: waarop de Iloogenpriester To- dood worden. jada aftreed, en gehoorzaamheid eiscnt van leiden de handen Koning aan Jehovah en zijnen dienst, 1^,^^ en oprechte toegenegenheid voor ziine onder- weg van den r " 7 . „ . , mgang der paar- daancn, waar aan de jonge Koning met de den, naar (het lieftalligfte zedigheid zijne toeftemming geeft. Stags ^en zij Hier op wend de Priester het tot de fchaare, war«J dMr e*" r 7 dood. welke hij plcgtig doet belooven Jehovah en vs. 17. En hunnen Koning met getrouwheid te zullen een™verhom! dienen. 18. Men zag al rasch, hoe zeer die JjfïJjJ^ verandering overcenftemde met de genegenheid den Koning en van de burgerij, en dat zij hunne verbinte-volk, dat het ab tot olk zoude nis geftand wilde doen, want met het gerugt ^"\oit van dc verandering der regeering en het re- z>in> mitsga- ° . ders tusfchen gentlchap van Hoogenpncster Jojada ijlde den Koning cn ieder jn Jerufalem naar Baak tempel, ver- 1^*™ vs. 18. Daar na ging al het volk des lands in 't huis Saais en braken dat af, ziine altaaren en zijne beelden verbrakenze recht wel, eu Maiian den  «SS ÏIet VIERDE BOEK Priester BaSh brijzelde daar alles", nam overal zijne b'eelte- voof'deZiJn!m- nisfen weg, en doodde bij dc altaaren Mat- t^'n^beftekue TAN &n Opperpriester, die in groot aanzien de ampien in bij Athalia cn hier gevlugt was, terwijl het huis van . ' . „ . r i „ii jebovah. de Hoogenpneftef Jojada intusichen alles • vs. 19. En hij bezorgde in den tempel. 19. Voors was Sen van°honr- men bedagt, om den Koning naar hét hofpadcrd en de jgjj te voeren. De Staf> Officieren en lijfwagt Hoofdmannen, , , ,, 1 en de Trou- kreegen hier toe bevel, leidden hem langs de iYetntCvo:kndeas gewoone hofpoort, en plaatften hem op den bradenden troon , gefchikt tot het openbaar gehoor. Koning af uit 20# £)e blijdfehap over die verandering was hje),ovaT, Ven door gansch juda algemeen, en het ombrendeTTeg d-m gen van Athalia, die op het plein van 't de poorte der hofpaleis gêdood was, had gceuc gevolgen Tiou.vantcn tot r n , , het huis des van beroering, ai. loen dit alles gebeurde &f zatVp den en Joas Koning werd, was hij zeven jaaren troon dor Ko- f j jjncle yM ecn ter]cr jongeling , tOCU ningen. ' J ■' 1 vs. 20. En al hij aan de woede van Athalia ontrukt het volk des , lands was blii- Werd. de, en de Had ■ werd ftille , na datze Athalia met' den zwaarde gedood hadden |_onj des Konings huis. Vs. 21. Joas was zeven jaar oud toen hij Koning' werd. XII. HOOFDD. Tpv Te gelijk 2 1. J J> e jonge Vorst heeft het geluk gehad c.hron. xxiv. 4o £ m00gen regeérep! De naam van zevende ^iaa'r zijn' moeder, die nu aan 't bewind van den JoasJE" Kening diaram kwam, zoo zij niet omgebragt was , cn. regeerde was SiiijA , eene Itraëlietinru van Eer-, Y"$iei,3l II feba. 2. Geduurende zijne minderjaarigheid 'zijn moeders naam was Sibja, van Berfeha. vs. 2. En Joas deed dat recht was m de vs. 1. Volgens de Chronijkfchrijver ging de bezorgdheid des Hoogen* priesters zo ver dat hij hem twee vrouwen gaf, op hoop van zo veel te fpoediger den troon door ecn Erfprins te Herken,  der KONINGEN. Hoofdd. XII. 289 en het beduur van Jojada, was zijn bewind oogen van vvelraeenend omtrent Jehovahs bevelen , en neggen, Irï volkoomen naar zijn genoegen; 3. Het blü- ^^e.0J.A** ven ftaan van de hoogten , en de gewoonte he™ onderom hier op te offeren alleen uitgezonderd.. ï$k 3. ai4. Op het koninglijk bevel werd 'er een £52*5*5 vrijwillige gift uitgefchreeven, en tevens order we« zoomen, 1 ö b & .het volk oiFer- gegeeven , dat al wat van de offers en vrij- de en ro..i. Priesters be- » » t . •willigden van dringen, fcheen ze weinig ijver te hebben m geidVOltee nee- de verbetering van het tempel-gebouw. 9. De Urfieiii% ft' Koning overlegt dan met den Hoogenpncster, breuke van het orn de zaak op een andere wijze interichten. vst 9. Maar Om het geld te beter in de rechte handen te jada' nan" c-en brengen , en te houden, waaromtrent ook kist en boorde ontromv piaats gehad had, fpreekt de Hooge- een gat in baar r o •> i dekzei, en zet- priester met den Koning af, een groute kist Staar0 ter reg- te laaten maaken met een gat in 't dekzei, mand111 inkwam en die in den voorhof aan de regter zijde van in 't huis van den altaar te plaatzen, op dat een ieder, die Jebovah, ende ' ... Priesters, die zijn vrijwillige gut bragt, met oogen zien wa«ddenSakeen kon, dat het terftond door den Priefter in de daar in ai het 0fferkist geworpen wierd. — Deze inrichting geld dat ten ö 1 huize van je- gelukte beter, want 10. nu zag men, dat werd. gcbrast de toevloed van geevers aanmerkelijk groot r« l°J Het was, en dat de kist al rasch vol werd. Om gefchiedde nu ' ais zij zagen dezelven te leêgen, was de koninglijke Secre- dat veel gelds in de kiste was, dat des Konings Schrijver met den Hoogenpriester op- vs. 7. Mus. plaatst Jojada hier in geen gunftig licht, ongegrond evenwel mijn's oordeel, zo 'er iets is , dan ontftaat het alleen uit toegevenheid en al te groote zagtheid bij dien eerwaardigen man. 1  der KONINGEN. Hoofdd. XII. 291 tal-is met den Hoogenpriefter benoemd, die 'er kwam en bonö r den het t zaa- de giften uitnamen, alles naauwkeung telden men en telden 11 t-\ j t_ . het geld dat in en optekende. 11. Daar op werd het overge- het bhllis v:m geeven aan die het opzigt over de herftelling ^^r(f von" van den tempel hadden, welke het terftond vs. n. En zij tot afbetaaling van dc bouw- en timmerlieden SS* gewoon bcfleedden. 12. Vervolgens ontvingen de £j metzelaars en (leenhouwers geld, om de noo- dat werk, die befteld waren dige fteenen te koopeu tot aanmerkelijke her- over het huis Hellingen , en alle de noodwendigheden in JC'^Lden opbouw vereischt. i-x. Nu zaa: men de den het uit aan r ' de timmerhe- vrugt van het wel befteedde geld; maar, daar den en aan de , , , . bouwlieden die er zo veel te verbeteren was, kon men even- het huis van wel noch niet denken om het huis van zilverc vcr" en goude vaten te voorzien. Alles was in vs. 12. En .... , , , aan de metze- een jammerlijken toeftand en dus kon men ïaaren en aan van de gefchenken noch zo veel niet afnee- #ett en^onï men; 14. Maar het werd ter hand gefield hout'en gehou- J 1 ° wene fteenen aan de bouwkundigen, die de noodige verbe- te koopen, om „ ... . t • iii m* .. de breuken van term gen op zich genomen hadden , en 15. Niet hct hllis van verplicht werden rekening van hunne uitgaaf j^f^f te veer„" te doen, dewijl men bemerkte, dat zij lieden voor ai dat uit- C6gccvcfl wo*cf van beproefde trouw waren, die alles ten bes- voor het huis ten overtelden. 16. Doch het geld, dat van °™e„'lat] te be' het fchuld- en zond-offer kwam, werd niet vs. 13. Even- wel werden aangelegd tot verbetering van den tempel, niet gemaakt Het behoorde, naar de Mofaïfche wetten, aan l^°r 1 jj;,„h"j| zilvere fchaa- len , gaffelen , fprengbekkens , trompetten , [noch] eenig goud vat ofte zilver vat van het geld , dat ten huize van Jcbovab gebragt werd_; vs. 14. Maar zij gaven dat den geenen die het' werk deeden , en zij beterden daar mede het huis van Jebovab. vs. 15. Daar toe eischtenze geen rekeningen van de mannen dien zii dat geld in hunne handen gaven, om den genen, die het werk deeden te geeven, want zij handelden trouwelijk. vs. 16. Het geld van fchuld-oifer en het geld van zond-of- vs. 16. Men doorleeze 1 CbrcH. XXIV. van vs. 1 —14. af opteuaan, T t  Het VIERDE BOEK fcren werd ten r]c Pnefteren, wien het dan als ecn deel huize van Je- . bovab niet ge- van hun nikoomeu nu verder toegewcezen vw'dcnPrles- word. — 17. Op het laatst van zijne regeetC'vsn'i7 Toen rm& ^ee^ Hasaül de Sijrtefche Koning weêr trok' HAZAëL een kri'gstogt in Juda. Hij belegerde Gath, shnsTnopVln werd het rasch meeftcr en maakte verder toeci'ien namz.ë fteI 0111 naar Je!'»falem voort tc rukken; in, daar na 18. Doch Joas zond hem gezanten. Zijn (telde IIazaöl . , J r , . „ ziin aangezigt eisch was eene zwaare fchattmg, om welke r«y:,/!«eop?tè bij een te brengen Joas alle de kostbaarc vatten, ten van Josaphat, Ton am, Aciiazia, vs. i8. Maar J J ' ' Joas de Ko- zijne eigenen , cn al wat maar in het tempelnam aiie de ge" gebouw en fchatkameren van eenige waarde heiligde din- was bij ecn liet brengen. Dus eene aangen, die Josa- ■> j o phat en Joram zienelijke lom bij een gebragt hebbende, deed en Ahazia zij- .... r; „ ne vaderen de hij den ütpiejcnen Vorst van maatregelen ver- ?«l"lggeeheiMgd anderen, en het land verlaaten, daar hij an- indden, en zij- ders reeds op reis was naar Jerufalem. — ne geheiligde . dingen, en ai 19. Het overige van Joas gelchiedemslen is gevontowerd te vinden in de jaarboeken der Koningen van in de fchatten 20. Zïjn uiteinde was ongelukkig, van het huis • J os van jebovah en 'Er waren veele misnoegden, en dat billijk, van het huis _• •• 1 des Konings in het laatst van zijn leeven, over zijn reuen trok hij 'óp' geering. Verfcheiden' van zijn' hovelingen van jerufalem.^ maakten dan eene zamenzweering tegen hem, overige ru der en de Koning werd omgebragt, bij gelegenwS* joAsiSfeS heid, dat hij naar Milïo ging in de afbel? ai dat hij ge- jjjjg van gjfa, aI. jje hoofden dier zaadaan heeft, is 0 dat niet ge- mcnzwecnng waren Jozacar, Simeaths fchrcevcn in 't T _ ,. boek der Chro- ZOOll, en JOZAllAD, SOMERS ZOOll , die nijken der Koningen van Jada? vs. co. En ziine knegten Honden op cn maakten eene verbintcnisfc en flocgen Joas in 't huis Millo , dat afgaat naar Sillo. vs. 21. Want Jozacap. de zoon van Si.mf.atii, en Jozabad de zoon van Somer, ziine knegten, floegen hem, dat hij fterf, cn zij begroeven hem met zijne vaderen in tic ftad Davids , en Ahazia zi.n vs. lp. Vervolgd bij den Chronijkfchrijver 14 — 27.  der. KONINGEN. Hoofdd. XII. 293 hem ook het leeven benomen hebben. — 7?nn werd Ko" nmg 111 zijne Zijn lijk werd in het hotbotter aarde oeiteld, pUatfe. en zijn zoon Amazia beklom den troon. Wxiii. HOOFDD. ij keeren nu weder tot ïsraëls ge- vs t ,t fchiedenisfen. Koning Joahaz , Je 11 u's drie en twin- , ... , . , « . tigfte jaar van zoon , volgde zijn vader op m het 23lte jaar j0AS den zoon van Joas regeering over Juda. 2. Hij mis- ^nKonfng^an haagde Jehovah, dewijl hij aan den kalveren- .?«<'<»> werd a- r n' 1 t- 1 ui r Joahaz de zoon dienst van Jerobeam iterk verbonden bleet, van Jehu Ko- 3. Deze hardnekkigheid deed Jehovah's toorn °evesaJa- tegen hem uitbarften, zo dat Koning H\A-«'* Cen ref!e.er" 0 de] zeventien zaül en zijn zoon Benhadad het rijk jaar. door gefhadige oorlogen gansch uitputteden , vs. 2. En hij .... ii 1 /r. , deed dat kwaad en dat tjden aan malkanderen. 4. loen de was inde oogen beklemdheid hier over toenam, werd Joahaz ^a'uwan' ootmoedig. Ernftig en oprecht zogt hij toen deide naar de . r- f. , zonden Jf.po- Jehovah s gunst, en vervvierr genaadig gehoor, beams den zoon, want de bittere klagten over den toeftand des iiraïTzInrijks wekten Zijn medelijden op. ° ö 0 en nij gaize in omtrent den kalvcrdienst, want Koning en volk de hand hableeven 'er beftendig bij. Het bosch buiten nings van s;fSamaria, aan het bijgeloof geweid, bleef ook JJiJft g^fH* ongefchonden ftaan. — 7. Dc ft;;at van Is- DADS des zoon ö ' HAZAër.s, alle die dagen. vs. 4. Doch Joahaz bad Jehovabs aangezigt ernfteliik aan, en Jebovah verhoorde hem , want hij zag de verdrukkinge ïsraëls , waar door de Koning van Sojrign hen verdrukte, vs. 5. (Zo gaf Jebovah Israël ecn vcrlosfer , dat zii van onder de hand der Sifrrérs uitkwamen , en de kinderen ïsraëls woonden in hunne tenten als te vooren, vs. 6. Nogtans wecken zij niet af van de zonden des huizes Jeroiseams, die Israël zondigen deed, [maar] hij wandelde daar in, en het bosch bleef ook (laan te Samaria) vs. 7. Want hij had Joahaz vs. 7. Het kan zijn, dat 'er op de ftrijdwasens der Sijriers gedoeld X 2 word.  294 Het VIERDE BOEK geen volk lat- raëis legermagt was tot de uiterfte geringheid ten overbhi- , o o ven, dan vijf- gebragt, want Koning Hazacl bad zijnen tienrU"wügenen Qjnsbaaren Koning maar zo veel troepen gezend voetvoii'1" laatcl15 a's tot afkeering van de ligte ftroope•want de Ko- rijen dienstbaar was; in 't geheel maar 50 ning van Sij- . .. , _ * rië« badze om-ruiters , io ltnjuwagens, en 10,000 loldaaten fienzegt C" dor- te voet- De overige magt was of in ver- fchende ge- fcheide veldflagen door de Sijriers omgebragt maakt als ftof. .° ■> ö.. 0 vs. 8. Het 01 111 meenigte tot de hardde ilavermj geoverige nu der bragt. 8. De verdere bedrijven van Iomiaz gelclnedenisfen ° _ _ ' •> van Joahaz en zijn in de Chl'Onijkcn der Koningen ïsraëls opdaan heeft, 8en getekend. 9. Hij ftierf, werd in zijne bofAie° "niet' Zge- ^ begraaven, en opgevolgd door zijn zoon fchreeven in't TeIIOASCH. 10. Ill het ZCVdl fof nesjCll") boek der Chro- J , . „ T . ' nijken der Ko- en dertigfte jaar van Joas, Koning van JuninvSe.n d a , werd Jehoasch Koning over Israël, Joahaz ont- hebbende 16 jaaren moogen regeeren. 11. Hij flicp met ziine J o o j vaderen en zij was even als de andere zeer verllaafd aan Btori»,™ den bijgeloovigen kalverendienst van Jero- jeboaicb zijn BEAM I2. Zijne leevens-bedrijven, en oorzoon regeerde J J ' in zijne plaat- logen tegen Amazia, Juda's Koning, vind 'vs. 10. in gij breedvoeriger in de Chronijkcn van ïsraëls dStigftrB ja« Koningen. 13. Hij ftierf op zijn bed, cn van Joas de Werd opgevolgd door TliROBE AM, den lb'en Koning van.?«- ™ . ° .. , L , , , n ' da , werd je- wordende in zij ii holltad ter aarde belteld. —■ hoascb de zoon van Joahaz Koning over Israël te Samaria [en regeerde] zestien jaar. vs. ii. En hij deed dat kwaad was in de oogen van Jebovah, hij week riet af van alle de zonden Jerobkams den zoon van Nebats, die Israël zondigen deed, [maar] hii volgde die op alle wijze na. vs. 12. Het overige nu der gefchiedenisfen Jehoasch en al wat hij gedaan heeft, cn zijn magt daar mede hij geftreden heeft tegen Amazia den Koning van Jada, zijn die niet gefchreeven in 't botk der Chronijken der Koningen Lraëls? vs. 13. En Jehoasch ontlliep met zijne vaderen, en Jerobeam zat op den troon , en jehoasch werd begraaven te Samaria bij de Koningen ïsraëls. word. Natuurli.kcr denkt men aan de dorschwagens, zo zwaar, datze het geen 'er onder legt, tot ftof maaken. vs. 10. De 70 icczen in het 39de jaar.  der KONINGEN. Hoofdd. XIII. =55 14. Bij ziin keven had hij een merkwaardige vs. 14. Elisa. . ,. , .. nu was krank ontmoeting met Elisa, die onder zijne re- gew^st van geering geftorven is. Deze man aan die v^ra^ ziekte krank liggende, die hem weggedomen weikeiijftierf, i en J'btascb de heeft, werd door Jehoasch m de beklema- Koning isratit fte tijden met dc Sijriers bezogt, en bitter ^0t0°me„he^ van hem beweend, over ziin' aanftaandeh had geweend ' ■ ever zijn aan- dood geduurig uitroepende : vader , vader! gezïgt, en gewaardige man! die de eenigfte hoop en fterk- %f; mijn v£ te voor Israël zijt!! 15, 16. Elisa met ^tj^e"^ hem fpreekende over den toeftand des rijks, fuiterén! gebied den Koning, die in de uiterfte angst ^J* was, boog en pijlen te geeven, cn den boog hem: neem een j booge en pij- te fpannen, waarop Elisa de hand aan den jen! en hij nam boog houdende, zijne handen op 'sKonihgé boog.pn pijie/i'! handen leidei 17. Open, vervolgde de Gods- ys. I<3- E"h'i ' r ' ° zeide tot den man toen, het oostelijk venfter nu, (in het Koningisram.- . n r 1 • tn- j ^ j leg uwe hand oosten lag Sijncn) cn fchiet! Dit doet de aan den boog f Koning, cn zo als de Profeet den pijl hoor- «g^ g£ de gonzen, zei hij: dit is een vooriooper aan,] chEusa. , , ,.' . , j n-- leide zi'ne han- van Jehovah s redding uit de magt der Sij- den op'des Ko- rurs. Dit diene tot uw trootst, neerflagtig ^.^fe Vorst! Gij zult het geluk hebben de Sijriers, zeide: doe de J 0 venlter op te- in Aphehs dal, den vollen neerlaag te geeven. gen het oosten! , • 1 ij- £ en hii deedze 18. Om hem zinnebeeldig te vertooncn , or op Tocn zei. hij in zijn eigen land zou geflagen Wórden, ^tt ^fc^T' gelastte hem de oude man, de voorige pijlen en hij zeide: ? 1 1 r 1 het is een piii Hl de hand te neemen, en daar mecde rorscli der veriosfinge en lang op den grond te Haan. De Koning j™ doet dit, maar niet met opmerkzaamheid op verhvfinge te- gen de Sijriers ! 's Profeets gezegde. Hij floeg maar driemaal, wam gij zult en hield toen op. 19. Toen werd de grijs- fn%M atont aard, die een recht vaderlander was, zeer ve^loü!;',s gj£j na zeide hij: neem dc pijlen, en hij namze. Toen zeicle hij tot i'en Ko-_ ring ïsraëls: (Ia tegen de aarde! en hij doeg driemaal, daar na ftond hij ftUle. vs. 19. Toen werd de man van Elobim zeer toornig op hem, en T4  spö Het VIERDE BOEK zeide: gij zou gemelijk op den Vorst. Ach! Koning! zegt vii! ofte zes , .. . . ö mail geflaagen hij , had gij ten miiilleu zesmaal gellaagen, zoudt" gii d" t!an zou gij de Sijri' fche kragten geheel gfedoensr'wéVge-fnuikt hebben in 6 veldflagen , doch nu zult riaagen hebben, gjj maar 3 overwinningen ovcr hen behaalen. doch nn zult „ , . Ir ' , gij dc sijriers Zo werd de Koning getroost over Elisa s drvsma"o Daar d°öd' te" bewiize > dat Jehovah nog leefde, na ftierf'Eusa 20. Dit is het laatfte werk, dat Elisa op venZhem?grDè zil'« fterfbed verrigtte. Na zijn verfcheiden mffietM vfi- vvcrd P?e£% tcr aarcie bellek!, cn zijn ;e» in 't land graf is merkwaardig geworden door het vol- in bet volgende , , , .. ... . jaar. gcndc woiiuerwerk, voorgevallen bij gelegen- jjeTgefcUedS hcid' dar dc Moabieten in het voorjaar een ais zij een man ftroopenden iuval deeden. 21. 'Er was toen begroeven, dat- , , ze, zie , een een getal Israëliërs op weg, met oogmerk, zondwierPSennze' om hunne nabeftaanden te begraaven, doch den man in 't van verre de ftruopende bende ziende aan- graf van Elisa , en toen dc man koomen , en digt bij E lis a's graf zijnde, ■het inkgebcente dagt het hun best, hunnen dooden daar in JJerdf^werS maar ncCr te 'e8ëen' 0111 mct net niet hij ïeevendigen langer belemmerd te ziin. Het gefchied, en rees op zijne .... . _ ' , a voc'tcn. naauwehjks heelt het lijk het gebeente van zAët.'nu'cie Ko- E lis a aangeroerd, of de man verrijst frisch ning vansijniH en gezond uit den dood. 22. Doch wij kee- vcrorukie Is- rail, alle de ren weder tot den Vorst van Sijriën. Hij dagen van Joa- wag voorfp0edjg met zijne wapenen geduurenyeltvab"to ^e ]°AHAZ regeering , 23. Doch eindelijk htm genadig en begon Jehovah zich te ontfermen, en gaf een ontfermde zich n- . T ... , c hunner cn gunfhge omwending, niet om Israels braaf ge- wT^'nen ot dra?' niaar om Z'JIle beloften, aan de aartszijn verbonds vaderen gedaan, zo dat hij hunnen volkoomcn wille met a- , „ ..... braham,Isask ondergang, op welkers oevers zij zich bevonhiUXBzènic" dcn> tans verhoedde. Het is om dezelfde rcverderven, en de, dat zij tot nog toe be waard geworden hcef.zc niet ° veiworpen van zijn aangezigt tot nu toe.  der KONINGEN. Hoofdd. XIII. 297 zijn. - 24. Hazaüls voorfpoedige regee- H™£L*& KE0! ring; eindigde met ziin dood. Zijn opvolger ning van s//« ° „ i-M ..j. rit» ftierf, en was zijn zoon Benhadad, gelijktijdig re- zijn zoon bf.ngeerende met Jehoasch. 25. Die was j»*™.*«£ voorfpoediger, hij heroverde de (leden, ge-nej?iaatfe.-_ dtuirende zijn's vaders regeering door de iaasci, „u de Sijriers ingenomen, en in openbaare veldfla- £°°n deJftè"e,i gen had hij het geluk den Sijriefchen Koning wejer^ta tot driemaal toe de neerlaag te geeven. Ben - hadad den zoon van Hazacl, die hij uit de hand van Joahaz zijn vader met ltrije pnoomen had, Jtboascb ftoeg hem driemaal cn bragt de Heden ïsraëls weder. IXIV. hoofdd. n Juda kwam Amazia aan de regee- vs. 1. In 't J , . T , , tweede jaar ring, m het 2dc jaar van Jehoasch s ue-v3n jeboasct> wind over Israël. 2. In zijn 25"= jaar aan- ^JzX Kovaardde hij 't beduur, en hield het 29 jaaren. ningvan/x««i J 7 werd AMAZIA De Koninginne moeder wasJoaddana, een Koning.dezoon burgeres van Jerufalem. 3, 4. Hij was een gSdafvwiy* Vorst van goede hoedaanigheden , in het Gods- o v..f dienftige prijzenswaardig, evenwel zo hierom- en twintig jaa- f,i j j j 1 •• ren was hij trent gezind als zijn vader, dat is de bij- oud toen bij Kozondere offerhanden, en Godsdienst - offeren ™fewfcnegC" op de hoogte nog aanhoudende. 5. Zo dra en twintig jaa- iji , ren te Jerufa- hij zich van den troon verzekerd achtte, be- nm , en de ..... . 1 . j j naam van zii- gon hij z;jne regeering met het ter dood ne moedcrwas brengen van de moordenaaren zijns koninglij- £(^°^f*'van ken vaders. 6. Doch fchoon het volksrecht, vs. 3- En hij deed wat recht was in de oosen van Jthovab, nogtans niet als zijn vader David. Hij deed naar alles , tlat 'zijn vader Jeboascb gedaan had. vs. 4. Alleenlijk werden de hoogten niet weggenomen. Het volk offerde en rookte nog op de hoogten, vs. 5. Het gefchiedde nu als het koningrijk in zijne baad verfterkt was, dat hij zijne knegten (loeg, die den Koning zijnen vader geuaagen hadden, vs. 6. Doch de kinderen der doodllaagers doodde hij niet, gelijk gefchreevcn is in 't wetboek van Moses, ■vs. 3. Hier is de Chronijkfchrijver uitvoeriger, Hoofdd. XXV: 5 — 16. T 5  fioS Het VIERDE BOEK Spode^S in het aISemeen ftand grijpende , de kindezeggende: deren van zulke moordenaaren ook ombragt, vader zullen ... . r , , , lr ,. voor de kinde- D1J vonnisten , volgde de Koning dit evendood wordegn* weI niet °P' uit ac,ltinS voor de Mofaifche «n de kinders wet, en om dat bij dit gebruik te keer wilde zullen voor de neut , vaderen niet gaan, maar 1 traite alleen de oproermaakers. — den;0maarWe°en 7- Hij beeft gelukkig geoorloogd , begon de ieder zal om Edomieten, die hij in een hoofdtreffen in het zijne zonde gedood wor-zout-dal ten getale van 10,000 verlloeg, en dev"s. 7. Hij verder op de hoofdftad aanrukkende, verover* no.eg de. Ed°; de hij die, volgende de maatregelen van den mieten in t J . 0 0 zoutdal, tien Profeet, die hem vergezelde, waar aan hij de duizend , en . Pt, , . , , nam se/a in met verovering verichuldigd was, waar hij de ftad de^haare^aam J°^iee^ deed noemen. 8. Na de overwinning >Mee/,tutop nu zond Koning Amazia , die zich van de dLvs.n s.agToen hulptroepen van den Israeiïetiefchèn Koning boden m'™ bediend, en ze daar na te rug gezonden had, beascb den zoon nu Wél begrijpende, dat hij den Vorst bele- van Joahaz ~ jl j den zoon van digd zou hebben, gezanten aan het hof van mnsvaaisriteT, Israël, om den Koning tot een mondgefprek tóa6tSeonrkmai- te 110°digen, ten einde alle onaangenaamheden kanders aange- te bemiddelen, of het gefchil door een veld- Zlgvs.Zlo? Maar dag te bcflisfen. 9, 10. Maar ïsraëls Koning JnfgTan*^ zeer gefioord, en in 't vermoeden, dat Juda's zond tot ama- Koning zijne vriendfehap, en uit ftaatkundige zia den Koning , wjmi», zeg- ïnzigten ook een huuwehjk zogt, het hem vs. 3 —10. De zaak fchijnt mij dus het natuurlijkst. Jttda's Koning bemerkende , dat hij , ïsraëls Vorst beledigd had door hét terug zenden van zijne troepen , waar toe de Profeet hem genoodzaak had, kiest nu erger weg, om den Koning te hevreedigen, hij (laat een mondgefprek en huuwelijk voor , iets , dat Jebovah nog meer mishaagde, waarom die vriendelijkheid de tegenftrijdigfle uitwerking had op ïsraëls Vorst, en het aanbod van Juda's Vorst de oorzaak werd van zijne nederlaag.  der KONINGEN. Hoofdd. XIV. 299 een allerfcharpfte boodfehap doen, waar van gwdet de dishet hoofd dus luidde: de iteekende distel, een Libanon is, plant, die de velddieren onopmerkend met *™£ ™ d™ voeten treeden, zond eens eenige van zijne gJEj^ kleine heerfterplanten, waar over hij 't bevel uw dochter i ,, j. mijn zoon ter had, aan den hoog getopten ceder, met cut vrouwe ! maar belachelijk en feotsch verzoek: dat de ceder ^df"de£e<£ ziine doster aan zijnen zoon ten huuwelijk den Libanonijst t,-. 1 1 r, -i , -j Sing voorbij mogt geeven. Hij beloofde zich van beide Cn vertrad den zijden uit die verbintenis wat goeds voor 't is^' I0_ Gij plantenrijk , doch wat gebeurd 'er ? niet ^tj^ lang daarna komt een woudgedierte aan- geüaagen, daar, , . , om heeft u nar¬ rennen , en vertreed onachtzaam den laa- Ie u verhee- gen distel. — Ik laat de tocpasfmg aan u, v^im in ™ o Vorst! evenwel moet ik 'er dit nog bij- Mns ? want waarom zoudt voegen, dat ik zeer wel de oorzaak van uwen gij u in het hoogmoed kan ontdekken. Gij hebt gelukkig dat*gt?^™^ geoorloogd tegen de Edomieten, dit maakt u f^'»,^/* trotsch en oorlogzugtig, doch, wilt gij wel geraaden zijn, blijf dan maar ftil in uw land, geniet 'er de vrügten uwer overwinning, en meng 11 niet verder in oneenigheden, altans met mij niet, want voor u en uw rijk zou vs Dorfi dat waarfchijnelijk doodelijk zijn. 11. Doch amazia hoor- . a 111-1 1 1 j ^ de niet , »ing )a J plaatle van zun^ zeehaven aan de roode zee, weer onder 't ge- vader Amazia, bied van juda te brengen. 23. Doch eer bouwdë"'j;/j.> wij 't leeven van Azaria, (anders [Jzziah) d"rbra^1tz|„^' voortzetten, keeren wij weder tot Israels Ko- na dat de Ko- ," n. „ , r nins niet zune ning Jerobeam den IIen. Die vorst heelt vaderen onteen zeer langduurige en gelukkige regeering flavs.cu2™ai;, 't gehad, hebbende 41 jaaren moogen regeeren, vijftiende jaar 0 ' . van Amazia 24. Doch zijn Godsdienftig gedrag was met den zoon van gunftig. Hij was een recht navolger van J°*gs VJnj„d°a\ Jerobeam den len, 25. Maar anders voor- ^on^"' fpoedig in zijn krijgs-bedrijven. Bijzonder is jerobeam de ... 7 j j •• • zoon van Je- hij vermaard geworden door zijne veroverm- bliasch Koning gen van Chamath af tot aan het Sodomietiesch °^ee/Xé]W'ecï meir, boorende al vrij ver in het Overjor- en veertig daanfche door; deze gelukkige omwending ré. 24. En hij,was hem op Jekovak's bevel voorfpeld door ^sl^de^gen den Profeet Jona van Gath-Chepher, in Zebu- van 5*gt'** Ion geboortig. 26. Anders had men zulk een van aiie zon- den Jerotceams den zoon van Nebat, die Israël zondigen deed. vs. e5- Hij bragt ook weder de landpaalen ïsraëls van den ingang Cbamatbs tot aan de zee des vlakken velds, na.bet woord van Jehovah den Elohim ïsraëls, dat hij gefprooken had door den dienst van zijn knegt Jona, den zoon van Amitbaci den Profeet, die van Catb - Chef her was. vs. 26. Want Jebovah zag, dat de vs. 21. Anders Ussia genoemd, in de betekenis op het zelvde uitkomende.  S02 Het VIERDE BOEK eiende ïsraëls omwending niet kunnen verwagten, dewijl eiT dat "er geen ïsraëls rijk van dien kant in eene beklaagensnochfl°veriaate- waai'digen toeftand was. Het was geheel ontnen waren, en volkt. Het lag zonder dat iemand zich durfheiperrhadfeen de verdeedigen aan geduurige invallen bloot, vs. 17. En Zelfs achtte men zich in de fchuilhoeken Jehovah had . .,. TT , niet gefproo- niet veilig. Het was alles verlaaten. 27. In ntmifraX dien tijd nu was de volkoomene verdelging onder den he- vail Jsraél nog niet plegtig bekend gemaakt mei verdelgen ° , 7 . , zou, maar hij door jehovah, zoekende hij hun door wel- verlosteze door , , .j . . i •• r de hand van daadigheid te gewinnen , waarom hij j e r 0jekobeam,den BEAM jn ziine onderneemingen zo voorfpoe- zoon van Je- J D r ioascb. dig maakte. 28. Meer bijzonderheden zullen vs. 28. Het .. . „.. . ... overige nu der wij niet opgeeven. Zijne veroveringen, bijjEMBEAMs^en zonder in het Overjordaanfche, van de hoofdei WT e'ft Se" ^-eden -Damascus en Chamath, een gebied van zijn magt, hoe Davids tijd af beftendig onder Juda's beJloe wjDLa6" heerfching, doch afgevallen en nu aan het ens en chamatb vail israël gchegt; — alle deze bijzonder- tct Juda [be- 3 o o 7 j hoorende] aan heden zijn in de jaarboeken der Israë'ietiefche gebragt heef/," Koningen breedvoeriger befchreeven. 29. Hij gerchreèvenmin ftierf dus na eene gewenschte regeering, op't boek der gevolgd wordende door zijn zoon Za c h a- Chronijken der ° a J Koningen Is- r IA. rails? vs. 29. En Jerobeam ontfliep met zijne vaderen met dc Koningen ïsraëls, en zijn zoon Zacharia werd Koning in zijne plaatfe. vs. 28. Mhs. twijfeld, of hier aan Damasctis, dan wel of 'er aan het Damasceenscb - Gilead te denken zij. Zijne gronden zijn mij niet wigtig genoeg, om mij hiertoe te bepaalen.  der KONINGEN. Hoofdd. XV. 303 Nxv. hoofdd. u vatten wij den gefchiedkundigen -c*r».xxvi. draad weer op voor juda. Wij zagen den zevcH Cn twïnjongen Vorst van 16 jaaren, Azaria (of ggjj^jg Jgj Uzziaii) op den troon geplaatst. Zeer Koning van ulang, ja niet minder dan 52 jaaren heeft hij ning azaria. moogen regeeren. De Koninginne moeder AmziTdeKowas eene geboorene burgeres van jerufalem, ninv= va"-?"j^j Jecholia genaamd. 3. Hij was een tref-was zestien jaar felijk GodvTugtig Vorst, volgende hierin zijn Htoing°we*a; Vader Amazia in 't begin van zijne regee- ^^^g* ring, 4. Dan, met die uitsondering ook, jaar te dat het offeren op de hoogten, en de Gods- naam van zijn dienst-oeffening van de onderdaanen op dezel- ve nog al in den ouden Hand bleef. 5. Op rafit*m. _ . vs. 3. En hij het laatst van zijn leeven werd hij onmidde- deed dat reche lijk van Jehovah met melaatschheid bezogt, ™* v\o %eb% zo dat hij verpligt was, afgezonderd te gaan *zuS*^5 woonen, en het rijkbefluur over te .laaten amazia gedaan .. , , TT.. . j- had. aan zijn zoon Jotham. Hij is van die Vs. 4. aikwaal ook nooit geneezen. 6. Uitvoeriger Jg^h?lj**£ vind men zijne lotgevallen in de jaarboeken niet wcggenqor _T , , men, het volk van Juda s Koningen. 7. Na zijn dood offerde cn rook- werd hij opgevolgd door zijn zoon Jotham, hoogten. °P 'le die den teugel der regeering nu reeds lang in !wH}/'^'"^'l handen had gehad. 8. Wij keeren weder tot den koning , dat hij melaatse!!, werd tot den dag ziins doods, en hij woonde in een afgezonderd huis, doch Jotham des Konings zoon, was ovcr het huis, richtende het volk des lands. vs. 6. Het overige nu der gefchiedenisfen van Aza» iua en al dat hij gedaan heeft, zijn die niet gefciirecven in 't boek der Chronijken der Koningen Juda? vs. 7. En Azaria ontfliep met zijne vaderen, en zij begroeven hem bij zijne vaderen in dc ftad Davids, en zijn zoon joTHAM werd Koning in zijne plaatfe. vs. 8. In 't acht en dertig- vs. 1. Josephus de 70 leezen anders; Venema komt mij voor hec voldongen te hebben dat men 15 moet leezen. vs. 6. Zie 2 Circa. xxvi: 5 — 20. verdere bijzönderheede».  3°4 Het VIERDE E O E K Se iaar van Israël. In het 38"= jaar van Azaria's reKonfngvan >" geering beklom Zaciiaria, de zoon van *g '% regeerde ]e robe am den IIcn den troon, doch hij re- Zaciiaria de • zoon van jero- geerde maar 6 maanden. 9. Men zag al TaT tTfala- rasch van welk een aart hij was, want hij ria, zes maan- v0]o;de den zelfden ftaatkundigen Godsdienst den, ° vs. 9. En hij dien zijne voorvaders hadden. 10. Eene zaadeed dat kwaad nzweerjnp. waar van SaLLUM, de ZOOn was m de oo- ° ' ' gen van .?eio- van Jabes het hoofd was, deed hem in 't zijné gvaderen openbaar omkoomen, wordende de kroon tehfjdTeekldiTet'veus door Sallum voor zich genomen, af van de zon- Ijr- Meer bijzonderheden zullen wij van hem den jerobeams j ....... des zoons Ne- met verhaalen, daar die 111 de jaarboeken van ^'zondigen ïsraëls Koningen te vinden zijn. 12. ln hem «tecd- nu werd jehovah's bedreiging, aan Jühu ge- Sallum10' d'è daan, bevestigd , dat hij wel liet geluk zou maakte een ver- iieöben? zÜne nakomelingen tot opvolgers op bintenis tegen den troon te hebben, maar dat dit flegts duu- hem, en (loeg . . j-.i.j o hem voor het ren zou tot in het 4de lid. 13. Sallum de0lhèmn, en°hij dan volgde hem nog dat zelfde jaar in de rewerd Koning rreering op, maar mogt maar een volkoomen in zijne plaat- ö e r' . ie. maand op den troon zitten , want 14. Ze- vs. 11. Het kere Menachem, Gadis zoon van Tirza4 overige nu der _ ' .... , „. c gefchiedenisfen betwistte hem den troon, hij rukte op Satna- 7te,Zd£ïs%- riè-n aan, nam de ftad in, vermoordde den toek^fchn? Vorst", en kroonde zich zei ven. 15. Meer mijken der Ko- bijzonderheden zijn van hem opgetekend in "'vs?" ie""bit de jaarboeken der Israëlietiefche Koningen. was het woord van Jibovab , 'dat hij gefprooken had tot Jehu , zeggende : U zullen zoonen van het vierde gelid op den troon ïsraëls zitten , en het is alzo gefchied. vs. 13. Sallum de zoon van Jabes werd Koning in 't negen cn dertigite jaar van Uzziab den Koning van Juda , en hij regeerde een volle maand te Samaria , vs. 14. Want Meuacbem de zoon van Gaiii toog op van Tirza cn kwam te Samaria, cn floeg Sallum den zoon van Jabes te Samaria , en doodde hem , en werd Koning in zijne plaatfe. vs. 15. Het overige nu der gefchiedenisfen Sallums, en zijne verbintenisfen, die hij maakte, zie, die zijn gefdireêven in 't boek der Chionijken der Koninjjen Isiaïls.  der KONINGEN. Hoofdd. XV. 305 16. Menachem, die wel eer als Veldheer n vs- l6-Joen ' floeg Mena- het gebied gevoerd had, floeg nu al rasch cbem Tbipbfach zijne troepen voor Thtphjacn, 111 L acma- in wiiren? ook RiA's tijd van de regeering afgevallen. Hij 1™™^ overwon de ftad met haare onderhoorige aan, oni dat , r i- j . men niet had plaatfen van Tirza ar, en, om dat zij weer- [voor hem] o- ftand aan zijne wapenen gebooden hadden, \*jf ^g**^ had hij de wreedheid, om alles, wat in de ïllun] a'le 'iun- n , 1 , i-.i n 1 lie bevrugte ftad was, op de deerhjklte wijs te laaten ver- vrouwen hieuw moorden , zo dat hij zelfs geen zwangere hlJvsm tj^ffit vrouwen fpaarde. 17. Hij kwam dus aan het 1°^" .en deri r ' J tiglte jaar van bewind in het 39fte jaar van Azar i a's re- Azaria de Ko- , r • 1 t 1 ■ j j ning van Juda » geering en heelt 10 jaaren bet gebied gevoerd; werd m»d- 18. Zijnde in 't Godsdienftige een bijgeloovig jj**GdehI*°£J Vorst , in den fmaak als Jerobeam. nir>s' over &- „ , .. ■ j ] n j '•<*ë/,[enregeer- 19. Onder zijne regcenng deed Phul, de de] tien jaar Asfijriefche Koning, den eerften inval in zijn "^"jXEnhfj land, maar hij kogt van hem den vreede deed.datkwaad , was m de oo- voor een verbaazende zomme gelds, voor gen van jcU1000 talenten zilvers, mits de Asfijriefche aut 'zijne dagen Koning hem in zijn bewind dan weer befcher- "!ec.af va" de 0 1 zonden Jero- men zou. 520. Om dat geld bij een te krij- mams . des ... .. , , zoons Nf.bats, gen, moest hij zijnen onderdaanen een zwaa- die isram zon- re fchatting opleggen, om dus 60,000 mannen ^^19 rroenj in te koopen. Daar op keerde de Asfijriefche *w- Pb„i de ■' J Koning van troepen ditmaal te rug naar Chaldea. 21. Zi'- Afflftin tegea i . . .. 11^-1 het land, cn HTi~ ne verdere verngtmgen zijn gehoekt in de „adem gaf asA Piel duizend talenten zilvers, op dat zijn hand met hem zoude zijn, om het Koningrijk in zijn hand te Merken, vs. co. Msnacbim nu hngt dit gold op van Is rail van alle geweldigen van vermogen , oai den Kqning van Asfijriïn te geeven voor elk man vijftig zilvere fikels, alzo keerde de Koning van Ai(ij* riën weder en bleef' daar niet in den lande. vs. 21. Het overige nu dér gefchiedenisfen Menacbems, en al wat hij gedaan heeft, is dar. niet ge- vs. 16. Bij de Grieken Tbapfaeus, een rijke handelflad over den Eu* piraat. Uit Hosea zou men opmaaken, dat de mishandelden Phul ter hulp geroepen hadden. V. Deel, ¥  go6 Het VIERDE BOEK rdirceïcn in't jaarboeken van ïsraëls Koningen. 22— 24. Hij «i,kendeder Ko- (lierf, laatende zijn* zoon Pekaciiia tot ningcn/»-«5/i? ^ ^ie -m cien Godsdien&t ook alzo vs. 22. Daar r Y , T t? i na ontlliep Me- gezind Was als jerobeam, 25. al neta*eren,Zen rasch van de kroon beroofd werd door eene zijn zoon p«j zaamenzwecring, van welke Pekaii zijn Koning in"zij- Veldheer de aanvoerder was, die hein doodde ne Plaatfe- in ziin Paleis te Samaria met zijne gutiftclinvs. 23. In t j j vüftigfte jaar gen Argob en Arje, en nog vijftig andere inning van f»" lieden, Gileadieten , die zich dapper verdec- &!y7dedz£n diSd l>adden; waar °P bii zich zelvul dc van .MenacUm kroon eigende. 20. Pekachia's regeering is i:'raeT, [en°re- verder opgetekend in ïsraëls jaarboeken. faarrdte sZ7- =7- Pekah kwam aan de regeering op heï rio» einde van Azaria's regeering, hebbende 20 indeed 1" jaaren geregeerd, 28. Zijnde .een Vorst van kwaad ww in dezelfde Godsdienftige beginzels als Jerode oogen van jeUvab ,■ hij be am. 29. Onder zijne regecnng deeden de vitale»nden rfsfijriert weder eenen inval in het land, verzoons*in"! overden Beth- Maacha , die TicflèV zon- Kedesch, Chazor en 't landfchap Gilead, Gali^vs! as.'En ^» en Naphtali, en vervoerden de inwoopèkah de zoon ners van ane die ftreeken gevangelijk naar van Remalia „ ^ tt , . zijn Hooofd- Asfijriën. 30. De Vorst was gansch niet geeen\erbTmenis acht bij zijne onderdaanen. Eene zaamentegen hem, en zweer;ng onder IIosea, Ela's zoon , ont- floeg hem te 0 Samaria in 't paleis van het huis des Konings, met Argob en met Arja, en met hem Vijftig mannen van de kinderen der Gileadieten, alzo doodde hij hem en werd Koning in zijne plaatfe. vs. 26. Het overige 1111 der gefchiedenisfen van Pekacbja en al wat hij gedaan hoeft, zie , dat is gefchreeven in 't hoek der Chroniikcn der Koningen Isratls. vs. 17. In t twee en vijftieite :aar van Azaria den Koning van Juda, werd Pekaii de zoon van Remalia Koning over Israël, [en regeerde] twintig jaar te Samaria. vs "8 En hij deed dat kwaad was in de oogen van Jebovab, hij week jniét"af van de zonden Jf.üoieams des zoons Nebats, die Israël zondteen deed. vs. s!>. In de dagen van Peicaii den Koning van Israël, kwam Tkv ATn'piLESER de Ko i.fi van Asfijrie» , cn nam ff$é in, en Abel Betb- Maacha cn Janoab en Kcdescb cn Cbazor cn Gilead cn Galilea, het gaiifche land Tiapbtili, cn hij voerdeze weg naar AsfijHtn. vs. 30. En Ho * dc zoon van Ei.a , maakte eene verbintenis tegen PïftAH den  ber KONINGEN. Hoofdd. XV. 307 roofde hem zijn leeven, wordende dezen Ho- zoon van Re- "1 • 1 ^ JT' JJ J zie, dat is ge- Vorst, een waardig zoon van zijn vader, de fehreeven in 't bijzondere offerhanden op de hoogten uitge- nyken te.Kozonderd. Zijn voornaamfte verbetering aan de ^eng'2^jn'/»t" hooge poort van den tempel, getuigt van tweede jaar van ,. c. r. r, V, , ,. Pekah den zoon zijne berde tot den üaatigen Godsdienst. Van Remalia 36. Zijne verdere bedrijven zijn apgete- ÏÏ%°*gfc kend in de jaarboeken van fado's Koningen. ™AM Konins« 0 de zoon van 37. Reeds bij zijn leeven fpande Re zin, Uzzia feonins Sijriesch Koning, en Pekah, ïsraëls gzbie-v™£ut] Vjjf der zaamen, om Juda vijandelijk aantevallen. «MVjgjS ^ 38. Doch de Vorst had het geluk om nog in ais bij Koning vrede ten graave te daalen, wordende in het geerde*11 zeihofflot begraaven, en opgevolgd door zijn' "»/U»f ^/dê ZOOn ACHAZ. naam van zijn moeder was Jerusa , de dochter van Zadok. vs. 34. En hij deed dat recht was in de oogen van Jehovah , naar al dat zijn vader Uzzia gedaan had deed hü, vs. 35. Alleenlijk werden de hoogten niet weggenoomen, het volk offerde en rookte nog op de hoogten , dezelve bouwde hooge poorte aan het huis van Jehovah. vs. 36. Het overige nu der gefchiedenisfen Jothams , en al wat hij gedaan heeft, is dat niet gefchrceven ln 'e boek der Chronijken der Koningen van Jada ? vs. 37. In die dagen Irgon Jebovah in Juda te zenden Rezim den Koning van Sij'rSS» ei> Pekah den zoon van Remalia. vs. 38. En Jotham ontfiicp met zijne vaderen, en werd begraven bij zijne vaderen in de ftad zijns vadere Davids, en zijn zoon Achaz werd Koning in zijne plaatfe. vs. 31. In dit Hoofddeel is de beeltenis eener regeering, wier kracht bij de Armée is; een Vorst, bij den burger niet bemind, bij den foldaat gehaat, is geen oogenblik veilig: de kroon is veelal voor der foldaten lieveling. vs. 33. 1 Cbron, XXVII: a —5. eenige bijzonderfieeden. V 2  3oS Het VIERDE BU E K XVI. HOOFDD. -pv vs. i; in 't i. jL/eze fbnge Vorst kwam dan aan 't ™n'pekah bewind over Juda, toen Pekah reeds 17 den zoon van jaar jn 't rUjjj van /«/w/ geoefend was, Rem ai.ia, werd 1 ... . , AciiAz Ko 2. Hij was toen ter tijd 20 jaaren oud en va.? joTHAMdê heeft 16 jaaren geregeerd, zijnde een Vorst, Koning van >-wjens gedrag Jehovah ook, zeer mishaagde, vs. k Twin- 3. Want behalven dat hij den kalverenacinz" oud dienst, nu zinds verfcheiden' eeuwen reeds men hij Ko- ingevoerd beftendig deed ftand houden, gaf ning werd, en f _. , .. , „ hij regeerde hij zich ook over aan de afgoderij der Kanaa- ^•fuiïm™ en nieten, doende zijn eigen kind door het offerhij' deed niet vuur aan Moloch weiden, een onmepfehelij- riat recht was ui de oogen ken Godsdienst, die de rechtvaardige- oorzaak zijnen Ehhïm, was geweest van alle de rampen der Kanaads zijn vader nieten, . - Qok werden de offerhanden op David. tij vs. 3. Want de hoogten nog beftendig geilagt. Onder ïn dènmdweg zijn bewind barstte die oorlog uit, welke onder der Koningen zj;n' vader zijne zaaden reeds verrpreid had. Israè'ls, ja hii „, ',,- ™ deed ook zü- De Sijriefehe koning Rezin namelijk, en he" vuuTgaZ R e m l i a's zoon, vielen te zaamen in zijn „aar de gro- land en rakten 0p Jerufalem aan, met oog- welcn der Het 7 * " denen, die ji- merk om den Vorst te onttroonen, en eenen fdnderTr t Tabeal tot fijnsbaaren Kming aanteftelraiii verdree- | ^ ^ belegering had voor hun geen ven had. ' o o ~~> o vs. 4. Hij of- g-ewenscht gevolg, want Achaz verdecdigde ferde ooV en . ' ... j n rook-e op de zich dapper op aanmoediging van den Prohoogten en op de heuvelen, ook o"der alle groen "eboomte. vs. 5. Toen toog Rezin de Konim» van Sijrltn op , met Pf.kah den zoon van Remalia den Koning Isratls naar feriijaltm ten flrijde , en zij belegerden Achaz , maar zij vermogtcn niet met ftrijden. vs. o. Da the verbeterd en leest es, °m dat hij anders op ziin 11 jaar al Hiskia als zijn zoon zou gezien bobben: zoo ik verbefrde , zou ik Hiskia op ziin 25 jaar aan de regcerinï (tellen; 15 jaaren was de Vorst oud geweest toen de kroon-Prins geboren werd.  der KONINGEN. Hoofdd. XVI. 3:9 feet Tesaia, en noodzaakte hun ten laat- vs. 6. Te ften om het beleg te (baken; 6. Evenwél S&tiï«h§ was de oorlog zeer nadeelig Voor .Koning Koning van s/y- . rit* ,-Elatb we- Achaz, want de Koning van Sijrië1 ver- der aansar/*», overde de fchoone koopibd Elath, waar de joódeM^w't 'eIndiefche handel onder David en Salomo met zo veel voordeel was gevoerd geworden, »t Eittb , en . ' ö , b ' hebben daar en, om zich te meer te verzekeren van des- gewoond tot zelfs bezit, deed hij 'er al Üe Jooden uit ^gj^JSfe. verhuizen, en bevolkte het met Sijriers. — nu zond b0flen t . 1jn , . , tOt TlGLATH- 7. In andere veldllagen tegen veel minder Pileser den Koningen nog ongelukkiger zijnde, achtte leggfn- zich Achaz gedrongen, om den Asfijrie- "^g^ fchen Koning Tiglath Pilezer te hulp zoon, kom op ...... . , r. . r , en' verlos mij te roepen , hij deed dan den Asjijrtefchin uit de hand des Koning en zijnen opvolger hét aanbod, om Sjyj^j* cnv^ hunnen fijnsbaaren Koning te willen zijn, mids dc l,ind de? 1 /i t' -pi at ii •• ' ! Konings y.u de Asjijriefche Monarch hem tegen zijne nabuu- Israël, die hun ren de Israëlieten en Sijriers befchermde. m|k£n?j °V' 8. Om te meer klems aan zi:n verzoek bij te vs- 8- En A* 1 ciiaz nam het zetten , beroor e hij den tempel van alle zijne zilver en het kostbaarheden , en fpaarde ook zijn eigen huü'v«n $Jt% fchatten niet, om den Asfijrier een groot, ge- fatten ™ van fchenk te kunnen geeven. - 9. Achaz be- bet nuis des reikte- ook zun doel; want de Asfiirtejche den werd, en bij zoud den Koning van Asfijriën een gefchenk. vs. 9. Zo hoorde de Koning van A ftjrïcu naar hem , want de Koning van Asfijrie» toog op tegen ild' vs. 6, Verfeheide Handfchriften leezen hier Edomieten , en dezen behoorde de vesting toe. — Michaclis had dit niet gezien, en daar,om de leezing verworpen. Doch 2 Cbron. XXVIII: 5 — 24. uitvoeriger eerst te leezen. vs. 9. Deze rivier valt in de Kafpifcbe zee ; Busciung meent dat de Usbeckers daar woonende, nakomelingen van deze 10 Hammen zijn zouden. vT* h9b-9*B" * MV lIi  3io Het VIERDE BOEK *>pseus, en nam- Vorst reeds voor lang gezogt hebbende om ze in en voer- .. , , ,v deze gevarige- die bondgenooten aan te tasten, rukte nu in Kir ""en "hij Sijri'én, floeg zijne zegepraalende wapenen doudde Rezin. Voor de hoofdftad Damascus, veroverde ze; toogdc0koMng cn voorneemens om haar als ecn wingewest Achaz Tig- aan zjjne kroon te hegten , vervoerde hij de latii - Pileser. .. , „ „ , . , ,,- r , den Koning van burgerij naar t Air van Medien m balhngtchap, mof "naar6 J*- en bevolkte ze met zijne eigene onderdaanen, zien "hebbendé tèrwijl hij den Sijriefchen Koning zei ven om een altaar, die het leeven bragt. io. Achaz hier van ken- te Damascus , . . , . . . was, zo zond nis gekreegen hebbende trok den overwinnaar cHAzKaarfSden 0111 hem te Sroeten•> en hulde te bewijzen, te ? '8S eiijkenfsfe §emoet' bezogt hem in de overwonnen' ftad , des ^ïtaarT'en en had de dwaasheid zich weder door de naa" rijh^JS Sijriefihe afgoderij tc laaten bekooren. In 't fchc maakzei. bijzonder vond hij genoegen in het model uJa d"pries" van eenen altaar, n. Waarom hij aan den aïTaa^naaVaE Hoogenpriefter Uria een copij bezorgde, om les dat de Ko- 'er een zoortgelijken tc doen vervaardigen, en ning Aciiaz 1 . .. t , van Damascus deze Hoogenpriefter ontzag zijnen Vorst der a!nzoGdc"dhade' maate, dat hij met allen fpoed aan zijn oogpriester Uria mefk voldeed, willende den Vorst bij zijnen tegen 'dat de 7 . Koning Achaz te rug komst TOrrasren. ia. Zodra dc Koning 1^"'""" van zijn reis was uitgerust , werd hem dan vs- *■*• A]i berigt, dat de altaar in orde was, waarom de nu de Koning » ' , . . van Damascus Vorst lust kreeg om dien te gaan bezigtigen, ta'gT" Koning en hem, zo hij voldeed, met een offer inte- S'fti weiden, 13. En dit deed hij ook werkelijk derde tot den met aijerie} Z00rt van brand-, fpijs-, en dankaltaar en offer- .. 1 ' , de daar op, offeren, terwijl hij hem tevens met het ftakW bram" bloed der drank-offeren plegtïg liet befprenoffer aan , en Hj: was 'er z0 mee ingenomen, zyn fpijs-ef- & ' . ïer, cn goot rjat hij den gewoonen koperen, m het voor- ziin drank-of- fer, en fprengde het bloed zijner dank-offer op dien altaar, vs. 14. Maaide kooperen altaar, die voor het aangezigt van Jtbovab was, dien brast hij van het voorfte deel des huizes van tusfchen [zijnen] altaar en van  der KONINGEN. Hoofdd. XVI. ju hof der Priefteren ftaanden , liet verzetten, tusfchen . het en meer voor- en noordwaards ter zijde deed ^ v™h$%£ plaatfen, 15. Zelfs ging hij nog een ftap tede^hem w. wijder, en gelastte Uria op dien altaar de nes] altaars . rr- 1 j-„ noordwaards. gewoone offerhanden te offeren, zo wel die £ - Fn ()e van den dagelijkfchen dienst als die voor re- Koning Ac/*w opg£ eer hun land bewoonden, en zo deeden ook h™Alv 1dedliai^ de Koningen, die zij verkooren hadden, pharao den r\ 1 j j j Koning van E- 9. Overal wendden zij nu met meer waaren Gods- gypten, enhaddienst voor, maar hadden hunne hoogten open- den gevreescf?' baar, waar op zij plcgtig offerden. Men vond , 'v* 8- En r ■ r 0 D hadden gewan- die niet alleen in hunne fteden, maar van de deid in de invermaardfte grensvesting af, tot de laagfle Heidenen, die herdershut toe. 10. Overal hadden zij hunne ^t^lfange'zigt opgerigtte beelden en heilige bosfehen op de der kinderen , . , , , , .... ïsraëls verdree- heuvelen , en onder t lommerrijk geboomte, ven had, en dc Koningen ïsraëls dieze gemaakt hadden, vs. 9. En de kinderen Ïsraëls durfden de zaaken , die niet recht ziin tegen Jebovah hunnen Elohim onbemanteld doen , cn hadden zich hoogten gebouwd in alle hunne lieden, van de tleinffe toorn af tot de vaste fteden toe, vs. 10. En zij hadden zich flaande beelden opgerigt, en bosfehen op allen hoogen heuvel, en onder alle groen geboomte, vs. 6. Chalah bij Strabo Cbalacbene : Dl tm ar is het Albanië in de ftreek van Bagdad. Cbabor is met de meeste waarfchijnlijkhcid door Venema in de ftreek van het gebergte , Cbabor as , geplaatst, Meilen van Asfijriën feheidende. Gofan het naaste, het landfehap Ganfonitis iiieer bekend onder dien naam. V 5  3i4 Het VIERDE BOEK vs. u.Enzü ii. Zo dat het land de gedaante weêr kreeg, J^J*^ die het te voren in den tijd der Kanaanieten hoogten,gelijk had, het was met een woord, of hun gedrag the >ïï volftrekt zaamenwerkte, om Jehovah te vergeazigtenneweg-' bitteren. 12. Ja zij hadden zich zelfs vergaapt gevoerd had , a n $m dienst van de verachtelijkfte afgoden, en zij hadden J kwaade dingen waar voor Jehovah hun zo plegtïg gewaartt"J'rn fchuuwd had , 13. Maar waarfchuuwingen te verwed*, baatten voor beide de rijken niet. Zij hadhadden2' den den hunne Profeeten, buitengewoon verlichtte dienf,denw!aï mannen, die hen geduurig aanmaanden, dat yan ''jehovah ■• je boosheid vaarwel zeggen, en zich getot hun gezegt > ,,,/-» ] had: gij zult vvennen zouden aan de bevelen, en uouscnennfetedoeraken ftige gebruiken van Jehovah, zo plcgtig aait tiujchll'abVe- hüntië vaderen toebetrouwd en meegedeeld gen israïi en door voortreffelijke Gods-mannen, 14. Doch dognr dend?entt te vergeefs, het werd met hunnen toeftand aue^aende"! nog fnooder. De oude ftugheid, die in dc be"'ende -'^be' woest'in gebeerscht had , kon men klaar in keerd""u' van het kroost ontdekken; 15. Geboden gebrui"è"beuZhotid ken, en verbintenisfen met hunne voorvader^n3° m1?ne?1n- ren werden fchandelijk verbrooken, zij leefzettingfii, naar den losbandig en volgden eindelijk geheel en ik uwen vade al de zeden der Kanaanieten, 16. De allerheb, efdtlk Plegtiafte grondwetten van ftaat bleeven niet tot vi door de onoCfchonden. De gegooten' beelden, kalve- haod fflünej s ■?-;■- , knegten de Pro-ren , heilige boschaadjes, het dienen van t,e deenühebfZ°n" vaste Harren, en Baal, des Zons-God zag hoorden4zii Zniet , maar zij verharden hunne nekken , gelijk de nekke hunner vaderen gewees. was, die aan Jehovah hunnen J-Johim met geloof! hadden, vs IS. Daar toe verwierpen zij zijne inzettingen en zijn vernond, dat hij met hunne vaderen gemaakt had, en zijne gettngenisfen die hij tegen hun betuigd had, en wandelden dc ledelheid na, datze iedel wierden, en a„ter de Heidenen die rontom hun waren, yan de welke Jehovah. hen geboden had , datze niet doen zouden geluk 5fe V vs tl la zü verlieten alle de geboden van Jehovah hunnen Ehitm , en maakten zich gegootene beelden , twee kalveren, en maakten bosfehen, en boogen zich voor allen heir des hemels, en dienden den Baal.  der KONINGEN. Hoofdd. XVII. 315 men overal invoeren. 17. Nog gruuwelijker vs. 17. Ook maakten zij het. Hunne kinderen werden den jJS^onen*ïJ Moloch geweid. In donkere gevallen bediende hunne dochte0 ° ren door net men zich van wichelarijen, en men lettede op vuur gaan, en het vogelgefchrei, ja zij verflaafden zich ge- waïrz'cg'geriicn, heel en al aan dat alles, wat Jehovah's toorn vogel^vgccnfchr°ePi verwekken konde. 18. Hier om fteeg zijn gram- agt, en ver* , tt"* . 1 'f kogten zich te fchap zo hoog, dat Hij hunnen ondergang toeliet, doen dat Nu bleef 'er in Palestina niets over, dan J^tM?!m Juda en de daar mee verbondene Hammen. Jebovab, om •/ hem tot toorn 19. Doch ook deze ftam was niet getrouw te verwekken, aan Jehovah's bevelen , maar volgde al o^eno^nde meest de Godsdienstgebruiken der Israëlieten, zich jebovah zeer over Is~ 20. Waarom Jehovah hen ook niet meer voor raëi, dat hüze zijne gunftelingen hield, maar toeliet, dat zij ^fn^gezigt™ verdrukt, en door geduurige invallen werden daar bleef niets ,„,, ■ over behalvert uitgemergeld. 21, 22. Want Israël was af- de (lam van gefcheiden van Juda en benoemde tot Koning ^"il. fg^zéifs Ter 0 ee am, die den kalveren - dienst plegtig hi,ld.3uaa de J 7 tr o o geboden van invoerde , waar zijne opvolgers beftendig bij Johovab huugebleeven zijn, 23. Tot den tijd hunner uit- "iet, maar" "ij roejing toe, hun genoeg door de Profeeten ™ "inzettingen voorfpeld, wordende zij eindelijk voor al- hram, dieze j * r- ■ r 1 tl „• r, ■, gemaakt had- toos in de Asjijrtejche ballmglchap vervoerd, den; 24. In plaats van de uitgebannen' Israëlieten verwierp jehovah het ganfche zaad ïsraëls, en bedrukteze, cn gafze in de hand der rooveren, tot dat hijze van zijn aangezigt weggeworpen had, vs. ei. Want hij fcheurde Israël van den huize Davids af, en hij maakte Jerobeam den zoon van Nebat Koning , cn Jerobeam dreef Israël af van agter Jehovah, en hij deedze een groote zonde zondigen, vs. 22, Alzo wandelden de kinderen 'ïsraëls in alle zonden Jerobeams die hü gedaan had, zii weeken daar van niet af, vs. 23. Tot dat Jebovah !■■■ 21111 aangezigt wegdeed, gelijk als hij gefprooken had door den dienst aller zimer knegten de Profeeten^ alzo werd Israël weggevoerd uit ziin huid naar Asfijriën , toi op dezen dag. vs. 24. De Koning uu van Asfij- vs. 24. Cusha is volgens de waarfchijnlijkde gedagte eene Babijlonifcbe ftad van dien'naam ; volgens Hijde de Religione Perf. Ava is meer 00-  3i6 Het VIERDE BOEK riin bragt (lelde Asfijriefche Vorst andere in de nieuwe [volk] van Ba- . bei en van Cu- volkplanting, Jiabijwmeis, i: wooners van liet enVanc/^ïa zuidelijk Perftën, Cu fis; te /%, Chamath in en van .<•«/>*«»•- ]iet zuider deel van SijrièH'. en Set ryath een vaivi, cn deed- . j ? j ze u-oonen in provincie van Mefopotamim . onder deze verslm^rfa"iiidl deelde hij de hofftad Samaria en de onder» kinderen "/i- n00"ge Zo werd deze gemengde hoop rfl?/j, en zij in de onderfcheideu' deeleu van het rijk ter namen Samaria . rrfiï'k in, en neer gezet. 15. D-cli in l begin van hun nunnedfteden.m verblijf waren zij 'er niet voorfpoedig. De . vs- »5 • ,E,n volkeren, die verhuisden, oordeelden het eene ner gefchiedde ïn het begin ftaatkuiidigen zo wel als Godsdienlligen renhTge" aidTar°", gel, dat men, om geluk te hebben, de landdat rü jebo- o;oden van die plaatzen, welke in bezit genovab met vrees- 0 . den, zo zond nien werden , dienen moest. Dezen regel wtm onder hun, volgden deze nieuwe bewooners niet, waarom van hunndoo3 Jehovah, de plaatzeli,ke God, van Israël mzr ten. der volkeren gedagte , ben om deze hunne ongodsdienftigheid bezogt met ecn aantal leeu- vs. 06. Daar' wen die in het ontblootte land fterk vermeent fpraken zij . ' . • -'; tot den Koning nigvuldigd waren, nu geduurig op de niwooze"gcnHe;r die hier ctl onbekend, volgens Iken gelegen in het land der Cbevietett over dit en het volgende vers geeft Warburton Gedd. Zending van Mos es IV. Deel bladz. 175. goede ophelderingen. y vs. 25. Josephus, gevolgd van Ditmar, fpreekt van Pest. Het fchijnt zeker eene aanlteekende ziekte geweest te zijn, die meer waargenomen ,werd als volken elders overgebragt worden. De waarfchijneli.ke rede, waarom de Leeuwen tans bijna onbekend zijn in Paleftina, heeft Hezel, zo men bij die leezing verkiest te blijven.  der KONINGEN. Hoofdd. XVII. 317 daar gclegt zijn , om Israël weêr te bevol- Ehbim vanden , '.. ij- j j lande niet , ken zijn onkundig van de wijs, waar op de daarom heeft God des lands gediend word, en dit is de ^jJer ^^ê" oorzaak van hunne plaag, daar zij dien dienst zonden , en . , , , , ti * j ..zie, zij doo- verzuimd hebnen. 27. Het is daarom mijn denze, dewijl koninglijk bevel, dat de OppeiTriefter bene- lé\ vens eenige andere ontflaagen worden uit -E/»*»'»" van den lande. hunne ballingfchap, en in de nieuw bevolkte vs 2? Tocrl ft -den geplaatst met behoorlijk beflaan , op gebood de Ko- . 1 mng van Asfij- dat zij de nieuwe inwooners onderrigten van rien, zeggende wijs, waarop de Lands-god moet gediend der" Meieren worden. 28. Men ontbood dan terftond een' ^:'*r ^""^".J der vcrmaardfte Priefteren, die zijn wooning van daar wegnam in 't vermaarde Bethel, van ouds in den da^ hi'i heeheij Lands-godsdienst zo beroemd, en hen onder- n^ladaar^en wees in de wijs, hoe Jehovah te dienen. c!:lt nijhun J-ee" ' ,, . re de wnze 29. Doch dit middel werkte geen zuiveren des Eiobtmsvm dienst uit, want alle de onderfcheide volken den landfn' ' . vs. 18. Zo bleeven tevens verllaafd aa:i den dienst van kwam een van hunne Land-goden, die zij op de onderfchei- 'Je zij van?s*den' hoogten van het land, van ouds in ™""td hadden" de onderfcheiden fteden geftigt , vereerden. en woonde te , Bethel, en hnj 30. De Babijloniersdienden zo hunnen Venus, die leerde hun, van Chut hun heilig vuur, die van Hamath vreezen^zou- den. vs. 29. Maar elk volk maakte ziine goden, en zii fteldeze i" de huize der hoogten, die de Samarictaanen gemaakt hadden , elk volk in hunne fteden, daar in zii woonagtig waren. vs. 30. Want de lieden van Babel maakte Succotb Benoth, en de lieden van Chut maakten Nergal, en de lieden van van Hamath maakten Afima. vs. 27. 'Er is in den text een li:'te fchrijfFout, door de affchrijvers gemakkelijk te begaan. De verbetering werd door zich zelve gewettigd. vs. 30. Succoth* Benotb, benoemd naar de tenten, waarin de Priesteresfen van Venus zaten, en zich tot wellust opofferden. Adma bij bar' k e ;j de Esmum der Egyflcnatren. Doch alles is hier onzeker,  3i8 Het VIERDE BOEK v«. 31. En de hunnen San. 31. De Arvleten, een ouder xc\r%lZ^XQi\ volk, hunne ouder en minder bellende goden Ta*tuki en de ffiMa, en Tartak, de Sepharvteters den il/o- Sepbarvieters ' . verbranden /ocA, onder de verfchillende beuaamingen van den"0 Adrime- ddrameicch en Anamelech, de vermaarde go* we/er/" ^dcn den' d'e met verbranding van leevendige ofjEitbim'wmt Se- fers gediend werden. 32. Bij dit alles veegvuur!0"" den zij den dienst van Jehovah, en ftclden vs. 32. Ook zonder eenig onderfcheid van rang of ftam vreesden , zij . _ , . , . . jebovah en Prieiteren voor hunne geweidde hoogten aan, v^nkhurineZge- die in die tempelgebouwen den dienst verrig- ringfte Prieste- ten. «q. Dus ontflond 'er bij hen een geren der hoog- 00 J 0 ten , welken mengde dienst van Jehovah, en van dc goden [dienst] dce- van het land, waaruit zij oorfprongelijk waden in de hui- ren „. £u van dezen dienst hebben zij zen der hoog- 9 ot j ten. tans nog niet afgezien. Den gemengden dienst vs 33 Zij . vreesden 'jebo- volgden zij nog zonder zich volftrekt te bin[ook]" dhnnne den aan de wetten, bcpaalingen , en gebruigoden naar de ken die Jehovah zelf aan Jacobs zoonen wijze der vol- ' ^ ..... , , keren, van de bevoolen heelt, doe hij hen zo plegtïg met weggevoerdd'e den naam van Israël benoemde. 35. Met dehad,den; Tot ze nakoomelingen was 'er zo plegtig een verop dezen dag bond gemaakt, van niemand te dienen dan toe doen die . , . . .. , , naar de eerfte Jehovah, 36, 37. Aan wien zij ook de grootwijze , zij vreezen Jebovah riet, en zij doen niet naar hunne inzettingen en naar hunne rechten, en naar de wet en naar het gebod, dat Jebovah geboden heeft de kinderen Jacobs, wien hij de naam Isracl gaf. vs. 35. Nogtans had Jebovah een verhond met hun gemaakt en had hun geboden, zeggende: gii zult geen andere goden vreczen , noch u voor hun nederbuigen, noch hun dienen, noch hun olferhanden doen, vs. 36. Maar Jebovah, die u uit Egyf ten/and met groote kragt en met ecn uitgeftrek- »jï 31. Nibha naar de gedagte van zommigen ; de gedaante van een hond of wolf; uit de betekenis van het woord , gepaard met de berichten der reizigers is het een ezel. De Arvieten zijn dezelfde met de Cheviiten zijnde oorfprongelijk Kanaanieten doch verhuist naar SijviSn volgcus Ik.en.  der KONINGEN. Hoofdd. XVII. 319 fte verpligting hadden wegens hunne redding ten arm opge- uit de Egyptiefche flavernij, wiens koninglijke dfe" ziiit^glj bevelen zij derhalven verpligc waren (tipt te vöe0erzehnem z^s gehoorzsamen; 38—40. Onder plegtigen aan- gij u buigen, , ' . ën hem zult drang, dat zij, bij de aangegaane verbintenis gü offerhanden blijvende, zonder in 't geringst andere goden d°vS.'37 Ende te dienen, nooit door hunne vijanden zouden inzettingen en de rechten, en beheerscht worden, doch alle beloften en be- de wet en het dreigingen waren vrugteloos. Zij volgde-. u^gefchrèeven rasch hunne eenre bijgeloovige beginzels. heefc > zu,t eü 10 ° 0 waarneemen te 41. Deze bcwooncrs dienden Jehovah hunnen doen t'aiieh daGod tevens met hunne gefnedene beelden, geen" ^ndTre als afbccldzels van hem , onaangezien het ^den vrcc' uitdrukkelijk verbod, en zulks heeft eeuwen vs- s8. En het verbond , lang geduurd en duurt nog. dat ik met u gemaakt heb zult gij niet vergeeten , en cii zult andere goden niet vreezen , vs. 39. Maar Jehovah uwen Elohim zult gij vreezen, en hij zal u redden uit de hand aller uwer vi'anden , vs. 40. Doch zij hoorden niet, maar zij dee'en naai hunne eerfte wijze. vs. 41. Want deze volkeren vreesden Jebovah en dienden hunne gefneedene beelden, ook doen hunne kinderen en hunne ki idskinderen , gelijk als hunne vaderen gedaan hebben, tot op dezen dag. Wxviii.hoofdij keeren nu weder te rug tot de DEELlotgevallen van Juda's Koningen. In het 3de gefchiedde nu jaar van den óngelukkigen Hosea Koning ^ito^ïjS over hra'l kwam Hizkia de zooa van »'*>n van Et* . cVm Koning van Achaz in Juda aan de regeenng. a. Op ftw», [d»t] zijn &5** jaar beklom hij den troon , en beeft w;rd"deToon i-9 jaaren gelukkig m. io.:cn regeeren. De J?"gA™«|°; Koninginne moeder was Am, een dogter van *«• Zacnarja. 3. Hij was een uitmuntend m*J^JJ* Godsdienftig hervorm, r. e , ev.u als Davfd, v.-as hij oud, ,. cv, , . , '«en hij Ko- den dienst van JeW.nt, v.m harte tosge-ting werd, en hii regeerde neeen en twintig jaar tc Jtr*f.ilt» , en zijns moeders naam was Act, ecn dochter v*u Zichauja. vi. J. f.n hij df«.i dat recht was in de oogen van Jehtvab , naar alles da: zijn vader David gedaan had,  9,lO Het VIERDE BOEK vs. 4- Hij daan. 4. Deze Vorst was de eerde die ÏT Weg, ™ moeds genoeg had, om de hoogten te flegU* dbeeel'dpe?r; ten , waar ovcr zo lang geklaagd was, om en roeide de de opgerigtte beelden der hoogten te verciT&fvVbi'éi- woesten, en de bosfehen omtehakken. Ook peren nTngkdiê verbrak hij eindelijk het kopere ftandbecld Moses gemaakt van ^e Hang, 't welk M 0 s e s in de woes- had , om dat °' . de kinderen ts- tfjri had opgerigt en waar aan men geneesten we haar kundige kragten toefchreef, terwijl hij 'er gerookt had- hooaer' waarde aan toefchreef, dan dat den, en mj s noemdeze Ne- ]iet een ftuk koper was, waarom men het nu **n?3. Hflbe- in het vervolg Nehustan noemde. 5. In alles jeZah den verliet hij zich op Jehovah, als zijnen Koning MhUm ht-Htn, en Befcherm-God. Geen zijner voorgangeren ziin's gelijk of opvolgeren hebben hier in zo uitneemend "ne Toningen uitgeblonken. 6. Hij was een trouw bemin•van Juda , naar vau Jehovah en Zijn dienst, in alles noch die voor •/ J ' hem geweest volgde hij flipt Zijn' gegeeven wetten , en W vs.%. Want hield zich aan alle de rijkswetten, door M 0- iLkïeeaanV7hÜ SES die"St Va" Jehovah g^00:1e"- 7- Dit week niet van was de rede, dat Jehovah hem ook in zijn hem na te vol- - _ , „. , ,,. ,. gen, en hij ftaats-beftuur ongemeen begunifgde. Welke boden f die je' togten hij ook deed tot befcherming van zijn bovab Moses geboden had, vs. 7. Zo was Jebovah met hem, overal waar hü heenen trok handelde hij kloekelijk, daar toe viel hij af van den Koning vs. 4. Alles uitvoeriger 2 Cbron. XXIX: 2. — tot XXXI: 21. te leezen. vs. 4. Warburton denkt, dat de Jooden aan dat ftandbeeld een eernaam gegeeven hadden, niet ongelijk aan dien van Esculaap, die de ieverigc Koning met een kleine verandering bcfpot'end benoemde. vs. 7. Deze afval zal waarfchiineliik geweest zijn , na dat de Asfijrier zegenpraalend naar zijn land terug gekeerd was, anders zou hij zijn wapenen, in plaats van naar zijn Vaderland te keeren, wel tegen Ho< sea aangevoerd hebben.  Der KONINGÈN. Hoofdd. XVIII. 321 Vaderland, Jehovah befchermde hem , èn bj| w AfWin , * . dat hij hem met gedroeg zich als ecn held. Hij naa ook en diende, moeds genoeg om den Asfijriejchen Vorst A™ J-p^f. fchattinge te weigeren. 8. De Phtniijnen, JJ-gf die, onder de verdeedinglooze regeering van ne ïandpaaien, zijn Vader het hoofd weer opgellooken had- toorn af tot dc den bragt hij te onder, hij verdreef hen tot ™a den zoon • . , , van er-a den ker overwinning na een beleg vau 3 jaaien goning/If Pir"n voerde een talrük heir ziin land ovcrilroomcn, en hrasi wegnaar deedze leiden in Chalah en in Chahor bii de rivier (Sojah , en in de lieden der Bieden, vs. la. Daarom dat zij de ftemme van Jehovah hunne Elohim niet waren gehoorzaam geweest , maar zijn verbond oyertreeden hadden , [en] al dal Moses de knegt van Jehovah geboden had , dat haddenzé niet gehoord noch gedaan, vs. 13. Maar in 't veertiende jaar tuk Konings Hizkia, kwam Sanherib de Koning van Asfijriën op regen alle vaste (leden van Juda , en namze in. vs. 13. Vêrfcheide gebèurtenisfen hooren hier nog tusfchen beide , die elders befchreeven worden. Zie Prideaux I. Deel b!. 30. Men fla a Cfoon. XXXfL op. V. Deel,- Ü  Si2 Hn VIERDE BOEK vs. 14. Toen veroverde alles wat hem voorkwam. 14. Kode'1KomngZvtm ning Hizkia oordeelde zich nu zo in de Koningen en§te' dat hiJ» eel' hiJ* de belegering van zijne fijriim naar i«- hoofdftad afvvagttc, gezanten aan den Monarch cbis , zeggen- 11 de: ik hebbe zond, nu gelegerd te Lachis, met bekentenis nfWvdnd m?fr, van ziin afval» en aanbod om alleS te her" wat gij mij op- (teilen op voorfchrijven van den Asfijriefchen legden zvdt zal r 1 . ik draagen : Monarch, die hem een zwaare Ichatting van Koningen /tt 3§ talenten zilver,' en 30 talenten goud be« ^inKon^vm taalen dced' & Waar door de Koning zich ■juda op, drie genoodzaakt vond de kostbaarheden van den tem- honderd talen- • , , _ • , T ten zilvers en pel en van zijn hor weer aantetasten. 10. In gou'is. "lenren deze uiterfte verlegenheid zijn de plaateri vs. 15. Alzo gouds van de deuren en posten van het hei- gafHizKi\alhet ,. , TT zilver dat ge- hgc der heilige weggenomen, die de Vorst TiT-Murn^n zelf tot fiêra'ad van het huis had laaten legen in Rén; 17. Doch met dat al bereikte hij zijn de fchatten van G ' ' 11 het ïuüs des oogmerk niet. Hij dagt wel dat hij nu van Konm„s.^ ^ ^ beleg bevrijd zou blijven, doch de Mo- HiatiAd fn[he1 narcl1 ciaSt anders, Z01ld ecn gedeelte van goud] af van zjjne troepen in het hoofd-kwartier van Laan deuren des ,.'•■>,,..•■ , Tempels van chis, (zullende met dc overige ecn togt naar uf posten" d« Fopten doen) onder bevel van Tartan, Hizkia de Ko- rab SARisen Rabsaciie, 3 veld- overften, ning van Juda , had laaten over- om jerufalem met een beleg aantetasten, op ga^détdèn Ko- dat hij zich van zijne onderwerping te beter tf}r?»«Van As verzekeren kon. Deze Armée floeg op marsch, vs. 17- Even- en bleef pal ftaan, zonder nog het beleg te Koning van^j-beginnen , aan de uitloozing van.den boven^RAnLtóen vijver, welke aan den hoogen weg van *t RabCache van Vollersveld zich ontlast. i3. Hier werd de ftad Lacbit tot den 1 ,„ Koning Hizkia opgeeischt van Hizkia, die den veldheeren met een zwaar ïieir na Jerufalem, cn zii toogen op en kwamen na Jerufalem, en als ZÜ optoogeri cn gekoomen waren, bleeven zij ftaan bij den watergang des opperftcn vijvers, welke is bij den hoogen weg van het veld des vollers, vs. ili. En zij riepen tot den Koning , zo ging tot hun uit Ema-  der KONINGEN. Hoofdd. XVJII. 3a3 zijn hofmeester El ia kim, Hilkia'skim de zoon c > r , t van HiI.KIA de ZOOn, en sebna, den ichnjver, en joah, Hofmeester, en Azaphszoou, den rijks-kancelier, o. wigtüie £E?*!A Tde ' J toot- Schruver, en Jo- ftaats-dienaaren , die over de voorwaarden ah de zoon van handelen zonden. 19. Zo dra zij aan de celier. 6 *"* .hoofdtent gebragt waren voerde IUbsache ^y- ?9- En het woord. Wij hebben een boodlchap, fprak de tot hun : de Veldheer, aan uwen Vorst Hizkia van h*Ikia "rozige onzen magtigen Monarch. De Jsfijriefcbe d.e 6™ote K°- ... , . .. , .. , *, mng, de Koning gebieder kan niet begrijpen hoe gij t onder- van Asfijriën: neemen durft, om u ter vejdeediging te wa- Zin '«"^St penen. Van waar hoopt gij toch eenige * j(J0 "J^?,6, hulp of ontzet te erlangen ? 20. Gij denkt vs. 20. Gij , ... • 1 • zegt: (doch het moogelijk: (maar het is los, en winderig) iS Cen woord 'er is nog uitkomst, wij hebben nog eenige ^r^inmm magt om weerftand te bieden, want gij hebt tot lie oorio. . , .. _ , gen, op wien nog eenig uitzigt, waar door gij tot afval vertrouwd gij befluiten kunt; ai, Doch meent gij, dat ik gen nuj ^ebel- uw uitzigt niet ontdekt heb , gij wagt on- Ieertl? . vs. ii. Zie , derfteuning van den Egyptiefchen Vorst , nu vertrouwd wiens belangens het medebrengen u, als zij- febrookèa rie> nen voormuur te befchermen; maar deze leun- "af' 0vEgjP- * ten , op den ftaf is zeer gevaarlijk, hij zal breeken, en u weiken zo ie- . 0 J ' J .. m™d leent, zo zelts kwetzen, want nadeehg zal die Vorst zal hij in zijn zijn voor elk, die zich met hem verbind. tZh™. 22. Wendet niet voor dat uw uitzigt is op E,en, alzo u . T ■ PiiARAOdeKo- yehovan , uwen belcherm - God; meent gij, ning van Egyp- d- „ „ , . y, . , , .. ten allen den at wij niet weeten, dat Hizkia zich bij geenen die op dien ook in ongunst gebragt heeft, daar hij vmrou* alle de hoogten, en de altaaren, daar op ge- vs. 22. Maar fh'gt voor dien berggod, heeft laaten wegnee- zegt: w™ ver- trouwen op Jebovah onzen Elobim, is hij die niet, wiens boogtcn cn wiens altaaren Hizkia weggenoomen heeft, en tot Juda en tot Jerufalem gezejt heeft: vs. 21, Te dier tijd naar slic waarfchijtilijlthejd Setbes, X 2  324 Het VIERDE BOEK voor dezen rt- men, èd een willekeurigen dienst in Jcrufn^^AlM» heeft ingevoerd? 23. Het is u geraa/ den, Vorst! u ten fpoedigften onder de bevs. tt3. Nu rcherming van mijnen Heer, den Jsfijriefchen fo", me7mim' Monarch te begeeven, want uwe kragten zijn X&&*> gering, dat, als wij u zelfs aooo. paarrivn, en ik zal den tot een gefehenk wilden geeven, die uw p.:.XdUl"eed hnd li;et opleveren, gij niet eens in ftaat zoud voo/uTJ zijn, de ruiters tot die handpaarden te bezorters daar op 3 Waarlijk ! gij zoudt niet beltand geeven, 0Mea zi:n om' den geringtfen van de Vötftelr, die & gti 'dan aan mijnen Heer fijnsbaar zijn, weerftand te SL^SKfomrièn bieden, maar ongelukkig is al uw vors: van de uitziet op de Bgjpthfcf* fotthttttR» paarden, g&W.èn ftrijdwagensr*5. Nu ben ik zonder toe(lemming van uwen Lands-god te veld getrok* trouwd op E- kcn ^ o;11 u te oncjcr te brengen, of ichoon ^l'énên'cnom >cr moogelijk ook een bevel van uwen Je«crT**horah kan zijn, dat ik tegen u oorlogen en n onderbrengen zou. - =6. Zo ver was de to „en tegen bevclhebber met zijne redevoering gevorderd, ^fdie tfve* toen Eeiarim, die het woord voerde, den hv»'fe vorftélijkèn Veldheer verzogt, om zijn genm gezegt : f■ y jó net Hebrccuwsch met verder te ver■; ZaK6Tn vorderen, daar hij zeer wel verftond, en bet den moed taH den foldaat op zeide euakim gansch kon uitblusfchen , indien do zoon van *.llu uiu" 5? « :jA,enS£B- z- ^ 0f daar een woord te hooren kwa- r,.\ en Joah J knettten op Sijriescb, want wij ver- vol -s, dat op de muur is! .,- I„ mijne omfehrijving (laat de zaak niet ftelllg, zo .Is in ,,. Wil men dien (lipt hierin volgen, dan moet men met M=c„aWi. aanneemen, dat de Profeeten der 10 (lammen aan den Konmg verhaald hadden, dat Ui gewis zegenpraalen zoude.- Het naast geloof dc *. in het eerfte lid nin uitgevallen is en dan heeft Mhs. gedagten grone.  der KONINGEN. Hoofdd. XVIII. g£j men. 27. Ker op geeft de Veldheer een R^f$ Mg gramftoorig antwoord. Hoe, zegt hij, moet tot.hen: heeft ö ö •• i\ r i mijn Heere mij ik het geen ik uit naam van mijn Monarcü tot uwen Heezcg, moet ik dat bedekt houden; zou ik ^nednentot 11 mijnen Koning zo beledigen, neen, het geld deze woorden u en uwe foldaaten, die alreeds in zulk eene is het niet tot engte gekomen zijn, dat zij misfchien tot het g* 0pan5e| uiterfte gebragt zullen worden. 28, Neea, «jw Jwfe ik wil niet. dat gij de arme foldaaten mis- den hunne drek . , r 1 ■■ n eeten en hun- leiden zult. Met een verhert hij zijne item, ne piife drin_ en fpreekt in 't Joodsch, zo luid, dat ver- k™_2u»«n*lzo fchciden van de bezetting hem hooren konden, ftond RatjMi . n , . . en nep met lui¬ de volgende woorden: Burgerij der Van 1 nooi der ftemme op de bevelen van den grooten Koning , de Jj^gJi ™ waarfchuuwingen van den magtigen Asfipie- r*°J£ fchen Monarch. 29. Vertrouw op uwen grootcn Ko- Vorst niet, hoe veel moeds hij u ook wil ™\n%\^A)jij- infcherpen, hij is buiten ftaat u te redden ^ uit mijne overmagt. VJi ... ■ „ ij si, „„ zal ons zeker- geeven, het beste is, een aanzienehjk ge- ^ KiAgn _ fchenk te geeven. Laat de ganfche bezetting j^^Ja zich overgeeven, dit is de eenige weg om des Konings uwe haven en huizen bewaard te houden ' e ven wor- voor de plundering, 32. Geniet dan het goe- J?_ ^ de in uw land nog zo lang tot dat de Mo- boort naarHiz- j kia niet. want zo zegt de Koning van Asfijriën: handelt met mij door een gefehenk, en komt tot mij uit, en eet ecn ieder [van] zijne wijnttqk, en een tedet [van] ziine viigëboom , cn drink een ieder het water znncs bornputs, is. 3?. Tot dat ik koome en haale u in een land als uw lieder land» X 3  -«.o* Het VIERDE BOEK «en land van narch goed vind u te vervoeren in een ander bo°,™ een land land, een land, 't welk zijn milde goedheid va" wl?ngtar" ü zeker niet minder zal geeven, dan 't geen den, een land „ü tans bewoont; dit is de eenige veilige van olijven en ö J , , , , , van olie en van weg om uw leeven te behouden en gelukgijnifeeve°n Zen kig te zijn. Wat wij u dan verzoeken, niet derven, „€ef geen gehoor aan Hizkia, hij mag en hoort niet & , , .. , •, naar Hizkia, voorwenden wat hi) ook wil van eene verrpam zagende" losfing door Jehovah. 33. Het is alles misleijtbivab 2al dine; geen der Land-goden van de volken, ons redden. e « vs. 33. Heb- die mijn Koning overwonnen heeft, is bede? Volkeren lland geweest tegen mijnen Vorst, hunne ieder zijn land magt fchoot ver te kort. 34. Vraag het vrij ui"de7'toïdes uwe tegenwoordige nabuuren! wat is 'er van ^sfifrfén? Va" hun geworden? Ja, wat is 'er van het rijk vs. 34-waar van Jsra'êl geworden, dat met 11 denzelfden van H«mtt°bln God diende ? 35. Is 'er wel eenig voorbeeld ïva"ar zij»"'e van eenige Godheid bekend, die uit Asfijrièfs goden van Se- overwinnende magt gered heeft, en zou Je- fbarvaim. JU- , , , , o „a en ivva? hovah, uw Land-god dat dan kunnen!' sJltiT" uit 36. Doch niemand van de bezetting bcantmiine hand ge- woordde deze flerke taal. Hizkia had dat vs. 35- Wei- 0p 't fcherpst verbooden. 37. Zo kwamen Jie ziinze 011- .... • 1 • n n „.--„ m hooren ö , . . . , alle de wnor- fah's onderdaanen, die nog van de Asfittyefi/ie den van Rab- overheerfching vrij zijn! 5. Met die {**J.fjrf'H^ boodfehap koomen zij tot Jesaïa, 6. die hen ^J^»8 ™« terftond te rug zond met. dit aangenaam be- zonden heeft, om den Ifie- vendigen Elobim te hoonen en te fchelden niet woorden, die 'jeh„uab uw klobim gehoorr heeft, heft dan een gebed op voor het over lijlzel dat gevonden word 1 vs. 5. En de knegten des Konings Hizkia kwamen VOt Jesaïa. vs. 6. En Jesaïa 2eide tot hen: zo zult jij tot uwen Heere X 4  S2S Het VIERDE BOEK zesgen: zo zegt rigt, dat een goed antwoord op 's Vorften geï«**oorVredlM was: ik heb Jehovahs berigt u mcctcwoorden die A ] , j jaat dic redevocring zegt Hij U niet gü gehoord ° AA hebt, daar mede beangstigd maaken, waar door ik van tic sisdës dC KonTnTè fijriefche hovelingen gelasterd ben. 7. Ik zal van 4i«w*» dien h0on met fchande op den redenaar doen gelasterd heb- 1 . . ben, nederdaakn en op den Vorst zeiven; ik zal zai"een geest hem door vrees voor den vijand , zonder datw^"- ^ hii vij*ad zkil zal' doen vlu?tcn: rügte hooien njj zai „jgt zegepraalend in 't land WCdcrgal, cn weder J , ni j ïn zijn land keeren , ja naauwehjks zal hij zijn noritaci iaf 1".m'door weder zien, of hij zal ltcrven door een gebet zwaard in weldigen dood. 8. Intusfclien had 11 at.- znn land vel- ö len. sache zijn Koning in t hoold-leger be¬ kwam \abfa- zogt en verilag gedaan van zijn opeifchen vau fh, weder en & ^ j hebbende nu zijn beleg geflagen te- vond acn ho- 7 y ning van 40j- grgn £/^)/zj; Onderweg had hij al vernomen, til» ftrijdende n .. , i n tegen i.ibna, dat de Vorst vau Lachis , waar het hooidÉetTcW da! leger was, was opgebrooken. 9. Terwijl de Bij van l««Wj gonjng daar was komt 'er tijding, dat Tir- vertro';kcii was. . ° . , ,, 1 vs. 9. Ais hij haka de Ae/hiopiefche^Komng tot oiu.erlteude" ning van het Egyptksch leger in aantogt was £oni,"g (, I*° om hem flag te leveren. JNu vreest hij dat zie, hij is uit- de Koning van Juda hier op hoop zou ge:oo4cn o;n . , ... .. „ tegen u te drij- fcheppen, waarom hij met zijne gezanten wewederZOnbodeu derom eene nieuwc hooneiide waarfchuuwing tot Hizkia, aan Koning Hizkia zond, 10. Van dezen zeggende: a . T , vs. 10 zo inhoud : Vorst! vertrouw toch op uwen LanctPntm Hizwa gpd niet, wien ik hoor, dat gij zeer zijt gen1 Koning van toegedaan, en waar op gij u verlaat, zo dat Juda, zeggen- ° » <- -j j ey de: iaat u uw men overal binnen dc ftad vcripreid, dat JcSiT'op rufakm van de verovering en liet beleg be* troüwd f1 zei; vrijd Zal raaken. tU Zijt gij nog niet tot pc de : J .. tehoonen! woorden, die zo hoonend zijn voor U den m'~! alleen leevenden God. 17, 18. 't Is waar hebben de Ko- °fe}10vak, die overwinnende natie heeft verfchei- rnngen van As- J ' fifriën, die Hei- den' volken te onder gebragt, en hunne atian"d verwoést" goden fmaadclijk ten vuure gedoemd, doch hebben 'hunne billijk' ziJ §Ccn ™& bezatcn " goden in 't leevenlooze beelden waven, van 's menfehen pen , want zij handen gevormd uit hout en fteen, geen wondw^maar ^ der dat zij dan dat vermoogen over hen hadden, werk van men- ig. Maar, Gij zijt de alleen magtige, en wilt fchen handen, y ' J • ° , , hout en fteen, tevens onze lielcherm-God zijn, ach, red zyardie verïü" ons dan om uwer eere wille; het mogt nog ven- M tot overtuiging van andere volken dienen, om vs. 19. Nu 0 0 dan jihovab hen te doen erkennen, dat Gij, Jehovah! alverlost ons toch leen God zijt! 20. Naauwelijks heeft de 5 Stiê Koning zijn gebed geëindigd of hij ontvangt koningrijke der dit aritWoord door Tesaia:. zie hier het aarde weeten, •> . dat gij 3eb,v«b vonnis van Jehovah, Isracls Koning en God alleen Ehbim Saniierib den Asfijriefehen Koning, vs. 20. Toen om zjjn j100n en fmaaci tegen Jehovah, weizond Jesaia de J ï-I» ' • zoon van amoz ke Hij opgemerkt heeft. 21. Dit is uw oor- z°cggendé:KIAZo deel zegt God : de ftad Jerufalem, haare ^Ehbfm'it weerloze maagden zelfs, fpottcn met uwe fnoeraiis: dat gij Vende taal, zij veracht u, de aanzienelijke tot mij gebcc- , , . ,. . den hebt tegen maagden toonen de uiterfce verontwaardiging Konlnïvinï- over uw gedrag, zij zingen. 22. Wat hebt lijnen, heb ik „j: ondernomen? wien hebt gij gehoond? be- gehoord. D J . ' j vs. 21. Dit dagt gij niet, wien gij lasterde, tegen wiea dath" Je/Zit gij met uwe grootfpraak u verzette? wien over hem gc- lprookeii liecl't: .. de jonkvronwe, de dochter Zions vcragt u , zn befpot u , de dochter "ïerufahms fchud het hoofd agter u. vs. 22. Wien hebt gij gehoond en gelasterd? eu tegen wien hebt gij de ftemme vcrueeven en uwe ccj;n  der KONINGEN. Hoofdd. XIX. 33* durfde gij met trotfche blikken onder de JJ^jg*°& oogen zien? Is het niet, Hem die alleen dé gen den heiii-^ dienensvvaardige , de heilige is in Isrdèl? gen *3. Door uwe gezanten hebt gij trotfche taal vt.a&. Door gevoerd, die li zal toegerekend worden, zij'. bo,ieiJ hebt gij gij niet zo vermeeten geweest, dat in uw ge- ^óo'd*, r«*|'7 fprekken die taal invloeide : ik heb in mijn togt «««^ »M* herwnards met het aantal van mijne ftrijdwagens te mimet wa- . . genen hckli>m- zelfs de fteile voorgebergten van den Libanon men de ,.oog. beklommen, ik zal naar welgevallen hande- «* %^>™.\ len, zijne tot in de wolken ftijgende cederen , zijne fchoone denneboomen .zal ik naar mijn ge cederbóo. genoegen, en tot mijn gebruik doen omhak- ft^f" ken, wat zou mij verhinderen nu verder door- «^m^ tezetten tot het einde van het land? waarom Zai koomen in zou ik niet doordringen tot de fchoone h^rbergej jL,i ji,^ dw daan heeft, en dat reeds van bnheuehelijkè tijden dat Rij ZOudt uf. 't 's waar, antwoord Hij u: 't is door Mij- ^„J^ ne beftelling, dat gij opgewogen zijt., en reeds ^°renh^ verfcheiden' vaste fteeden ingeuoomea hebt, Peu,  33* Het VIERDE BOEK vs. 16. Daar- 26, Doch van die zegepraal ben ik oorzaak, Inwoonde- 'tis door Mijn beftel, dat de ingezetenen geen zij" waren ver- weerftand booden, door fchrik en moedeloosflan.cn en be- ]ieid bevangen, waren zij als de grasweiden, febanmd , zij . . , , , waren [ais] het als het teere jonge gras, ja als het dak gras, ^aSdlCSgroene en het llroo, eer het in de hoogte opfchiet, grasfeheutuens, 07 Y)od\ geloof vrij, dat Ik alle uwe bewee- het hooi der ' ö J\ . daken en het gingen, zeer wel gade Ha, u m Miin magt teTtfi™"-^ hebbeo en MiJ wrcckcn zal ovcr uwe woelinvs. 17. Maar gen tegen Mijne hoogheid. 28. De gedrukte tenTn uw uit- Vorst, de beangftigde onderdaanen hebben koome","n w M'j klagten gedaan over uwe trotschheid, en ■woeden tegen over au_e uwe wanbedrijven, nu is het met u ""vs.a8.Omuw gedaan, Ik zal u even als de fnelloopende woeden tegen j)romeclafis , met een ring door den neus- mii , en dat ' , . uwe woeiinge gaat, beftuuren en doen omkeeren, zo dat re°n' Tpgcko°- gij maar niet zcgepraalend die zelfde toppen men is, zo zal beklimmen zult, waar over gij u zo zeer verik mi ne haak ' 0 J in uwe neuze mectte. 29. En gij Koning ! gij zult ten ongebfd In uw" derpand dit jaar, niet tegenftaande de landei z»iPundoenVe-,riièn niet bebouwd zijn •> ccn overvloed van derkeeren door levensmiddelen hebben, ja zelfs het volgend den weg, door , , , ,.. den weiken gij aar, van het geen er weder van zelis opgev°s?'\e9.ZEn'febiet, veel genieten, het daar op volgend dat zij u een j™ zu[t door geen' vijandelijke troepen teeken , dat •> °J . men [in] dit gehinderd, vrij kunnen zaajen, en in den zcHs gewasfên oogsttijd het te veld flaande koorn ongeftoord is cetcn zal , \, en in't tweede jaar, dat daar v*n weder mtfpruit, maar zaait in t der- vi. 26. Nadere ophelderingen over deze fpreekwijzen geeft Mön. ti NG he in Di.'f. fnb S c !i r 0 e d e r pag. 29. vs. 29. Scheucuzer heeft hier eene goede aanmerking , dat de achteloosheid der krijgslieden met de graanen wel eens oorzaak geevt, dat 'cr veel geftrooid werd, 't gee 1 ziek in 't vozende jaar vertoont.  der KONINGEN. Hoofdd. XIX. 333 hunnen inzamelen, jonge wijnftokken aft** ghj^-g gen, en rijkelijk vrugt van de ouden hebben, gaarden en eet 30. Verwagt dat alles , het geen van de verwoes- .. ^ Want ting bevrijd gebleeven is, in Juda's erfdeel, het o—evan nu af weder rijkelijk zappen zamelen geb'lecven is zal, en weeldrig opfchietende niet minder ,r,-Mcrt- vil o-eoven. n , ^. Eerlang zal men derom neder- VlUgt zal ge-VLU. ól •> J ^ n waards worte- uit °?crufalem, de ingeflooten' ftad, de heden jen., en zal op- J ■' , • 1 j ..„„,. v •iTAlrl waards vrugt weêr vrolijk en onverhinderd naar t veld dia?gen > zien gaan, en met dankzegging uit óm tem- wJ«-^« pel Gods weder naar hunne onderfehe.de ^^ woonin^n zien wederkeeren, en geloot Viij, en het ontkoo. dat de zugt van Jehovah ter verdeediging van «J/* Zijneer dit alles zo befteld heeft; vertrouw {jwv^Wjj om alle deze redenen, 'dat de rfsfijtiefihe ^ #tg 'hé*- derkeeren, hij deed zulks met overhaasting, en nen en keerde verliet ziin hofftad Ninive niet weder, maar bleef ie Nint- was zelfs te bevreesd om eenige krijgstogten te - v». 37. Het onderneemen. 37. In zijne leedigheid fchijnt ^esfe,1h^'d;n "ij hij zich toegegeeven te hebben aan verfchei- huis van Nis- dene wreedheden, trotscbaards eigen; altans r.oTH ziiiicn , _ . EioHm zicime- er ontltond eene zaamenzweenng hem door AdramIlech" zijn eigen' zoons beflookt, en bij gelegenheid, m sarezkr dat hij ziin Godsdienst verrigtte in den tem- fzune zonnen] J ° hem met den pel van Nisrotii, een grooten held onder floegen0, docii de dsfijriers, die met Goddelijke eer als een zij ontkwamen krijgs-Ngod gediend werd, werd hij overvallen m t land van ■ ° ° 1 J Araratj en e- door Adramelech en Sarezer en saii - Haddon , , n , „ , zijn zoon werd dood geltooken. De twee moordenaaren ontnepiaatfè11 ^ vmgtten het in Ararat , en de openftaandc troon werd weder vervult door Esar-Had- DON Of h AR DA NAP AL u s. [Hij WOrd ge- wind dan niet benadeeld. Hezel denkt aan Pest. — Wepler leest 185 Officieren, doch dit is gedrongen. vs. 37. Nisroth is waarfchiineli;k Belas oi Assur, de ftigtcr van het rijk, altans een beroemd krijgsheld. Zie Muller Saiur. Disf. pag. 55. vs. 37. Hier heeft de Chronükfchrijver Hoofdd. xxxii: 2t, 23. eent bijzonderheid die hier een gevoeglijk Hot aan dit Hoofdd. maakt.  der KONINGEN. IIoofdd. XIX. 335 red van de belegering door den Heere, en daarenboven zo aangenaam geftierd als een herder zijne fchapcn doed: men zag door nabuurige Vorften hun gefchenken brengen om hem te vereeren ; de hofftad bloeide; de fchoonfte voortbrengzels van andere landen waren daar gemeen; met een woord, hij word vermogende boven alle zijne nabuuren.] Wxx. HOOFDD. ij gaan nu over tot het verhaal van Vs. 1. in die eenige huisfelijke bijzonderheden van den uit- hiIkia krank neemenden Vorst Hiskia, die hem nader in tot fterven» . toe , en de Pro- zijn karakter zullen leeren kennen. Een wijl feet Jesaïa de 1 jt *— • r 1 j ir zoon van A- na den Asfijrtjefcken optogt was de Koning M0Z> kwani in eene zwaare ziekte vervallen, die eenpaarig cot.. hemu en ' 10 zeide tot hem: doodelijk geoordeeld werd. Daarenboven had zo zegt jebohij in zijne ziekte nog een bezoek gehad van ~, ' u^ Profeet Jesaïa, die ook bevestigde, dat ™£>a™™|« zijn toeftand doodelijk was, en hem raadde niet leeven! noodige fchikkingen voor zijn hof en de opvolging in het koningrijk te maaken. 2. De Vs. i. Toen Vorst ten uiterften moedeloos, lag zonder veel g*"^-,^ z£™ te fpreeken te bed, met den rug naar de om- naardenwand, n. j , j 1 •• 1 j en Wj h;xd tnt ilanders toe , men merkte dat hij bad. -jibovab, zeg- 3. Zijne bede, een vertoog van zijne opregt- ëc"s.e' 3. 0ch heid en liefde voor het Vaderland, was deze: ?ebfal' •' ge- 7 denk toch, ciat Aanbiddelijke Jehovah! zal ik dan nerven, ik voor uw zal een kind den troon beklimmen, zal dan al vvaarhefd en het goede weer afgefiieden worden ? Ach, zie! ko"mgehnartv";I hoe ik in oprechtheid en zonder de minfte wandelt, en dat overhelling tot afgoderij en beeldendienst oogen is gevoor uwen Godsdienst geijverd heb; en mij hTzkia weende daarop toegelegd, om alles te verrigten, wat »«™ch zcer-  336 Her VIERDE BOEK II wd- ftfliaagclijk was. Men merkte daar op, dat' de rust op het indenken van het een en ander zeer week en den Vorst zo moedeloos maakte , dat hij in traanen weg- Hct Qw*. 4- Duch gebelllt 'cr? JESA1A gebeurde' na vvas nog naauweliiks op het tweede plein van & J^n\tddêtnet koninglijk hof gekoomen, met een voorVoorhof [..och] nt,erneil5 om „aar huis te gaan, of hij gevoelt was, dat het c,,nü aandrijving van Jehovah om te rug te 7Ï*2t& keeren en Jehova?* bevelen aan den Koning Eeichied,ie , te brcn2;en- zij waren van dezen blijden inhomif lpoed' u, om den voortreffelijkcn StoS voorganger mijner onderdaanen deze aanm;0nT"^,s:geuaame tijding te brengen: Jehovah, de 7.',v.^eh.vab ,.L.r,.ilcnn-God van uw vaderlijk huis, antwoord gunffig op uw gebed. Uwe liefde -traanen uDgcbedC £ zijn niet vrugteloos geweest, gij zult weder uwé" ' traanen berlMd worden , hoe oiimoogelijk het is in geaien, zie.ïk zich Zcjf mve kragtcn zullen nu zo lpoe^enfTandig weer bijkoomen, dat gij op den derden M'opgaaf dag van uwe bcterichap met dankzegging tot ïn 't huis van y^,-, aj weer tempelwaards zult kunnen ?evTt Ea ft 4au. 6. Op dat uw opvolger meerderjaarig SSttS mooge zijn , zult gij ten minden nog i5 j™wedöen j en ftji fe^-i m zelf het bewind voeren, en handUdels' k'o- voor den Jffijriefchen Koning hebt gij verder ^/vlrit niet te vrcezen, want lk zal altans deze hof'dlz'tr'enrtad fpa'areu, om dat Ik daar mijnen tempel ik zal dezè (lad la eu om de beloften , waar Ik David |fS°2 mede verwaardigde. 7- Om den kleinmnedigZSrJET gen Koning nog meer te bemoedigen, gelast vs. 7. Daar Ac profect cen middel aantewenden, ten einde ™a-neem Jen den pestbrand in de Crifïs naar buiten te S&SSa' brengen. Men moet hier toe viigen nc,men Z 1CZwceren°^ en die op de pestbuilen leggen. Dit gefclned-  der KONINGEN. Hoofdd. XX. 337 de i en ftraks daar op bemerkte men, dar de W werd genebrand naar buiten floeg en de Vor.-t fpoedig 8 Hu- ' , , . „ KIA ril had ge- herfteld werd. 8. Doch 'er was nog iets aan- KgttotjESAÏAj merkelijks voorgevallen. De Koning namelijk h« te- zeer wel weetende, hoe hoopeloos zijne ziek- vab mij gezond c «v r u rnaa .enzül. en te was, had Jesaïa gevraagd, or Jzhovan dat ik op den ook een teken beloofd had. om zijn geloof ^/.tófo^huS aan zijne geneezing te verfterken, en waar jEi door hij in die dagen kon hoopen, dat hij al saïa zeide: dit dankende den tempel van Jehovah wederom ken " an V*»' betreeden zou? 9. W ar op Jesaïa geant- ««J^; *j woord had, dit zal het bewijs zijn dat alle 'woord dat hij «v r T, 1 gefprooken mijne gezegden onmiddehjk van Jehovah. Koo- heeft doen zal, men; de trappen, waarop men gewoon is den tijd van den dag te bepaalen, over het worwurii^ koninglijk vertrek, zullen hunne befchaduwing graden agter- , 1 c a ... ,.nrr waardskeeren? of 10 graaden voorwaards , ot wedei te ïug vs- I0_ Toen wijkende tot 10 verlicht worden, niar p«,gte|«^ keus. 10. De Koning nog al twijffelmoedig duwe ligt tien 1 1 j ,. 1 graden ncder- verkoos niet voorwaards, want net aagt nem waar[ls tegaan; door toevallige omftandigheden moogelijk, dat «en maarte de fchaduwe op de trappen 10 trappen voor- tien graden ag- ui. r f' M , terwaards kee- waards fprong, maar niet dat zij te rug week. re! 11. Jesaïa verzogt dan door een ernftig ge- jE™A "-^ bed aan Jehovah, dat de Koning zijn ver- fes nep zoek ontvangen mogt, en het gelukte. Men deed de fcha- duwe tien gra- zag duidelijk, dat de lchaduw 10 graaden te denagterwaards rug week op dien trap, die door Achaz ,^de ke zij ncderwaards gegaan was, volgens de graden van Achaz [zonnewijzer.] vs. 8. Zeer wel merkt RElNJfARD hier aan , dat de Sde dag in Zulke ziekte vrij critici is. vs. 9. Het best hier over is IIf.zel in Èiblitéb Lexicon. Ciiais heeft met veel waarfchijrdijkheid hier den gewonen zonnewijzer ingaTJcrt. -».-. .1 V. Deel. ï  Het VIERDE BOEK gebouwd was, met een oogmerk om tevens vs. is. Te tot tijdmaat te kunnen dienen. — 12. Doch dier tijd zond . _ ; Berodach tïa- de Koning leefde ter dier tijd m goede vervanAMBALAZnAN ftandhouding met den eerlben Konig van Bade Koning van fci ^ie het Aïfï:riesch juk had afgefchud , Babel brieven ' ••■*'« en een gefchenk met Merodücemp adus , eene vriendwant hü^'ge' fchap die de oorzaak fchijnt geweest te zijn HtóHAh*krank van Hizkia's ongefteldheid. Deze Babijlo* geweest was. niefcke Koning belang neemende in zijne vriendHizkia 13 u-as fchap, had nauwlijksvan zijne ziekte en daarop ênrhi,hoonde' gevolgde gelukkige hcrftelling gehoord, of hij hun ziin gan- iiet gezanten naar den Vorst reizen, met Iche fchathuis, . 7 het zilver en brieven van gelukwenlciung en een koninglijk i^Sen?*»» gefchenk. 13. Zeer opgeruimd over zijne gede beste ohe, ueezing en gemeenzaam met de gezanten , en zun wapen- do 0 ? huis, en ai dat toonde Hizkia deze lieden zijne koningliike fnVzijnen fcbat-grootheid, lei de koninglijke inkomften voor g^cn ^JJ hun open , en al het vooruaamfte, waar uit zijn huis, noch men een volkoomen begrip van de fterkte van in zun ganiche , heericinppij , den ftaat verkrijgen kon, verklaarde hij hun. dat hij hun niet , , . toonde. Dan, hier op kreeg hij op t onverwagtst kwam' d'e"p°ro" een ^ezoék van Profeet Jesaïa, die fomber feet Jesaïa tot en ingetoogen het gefprek brengt op de gc- den Koning 0 0 ff b Hizkia, en zei-zanten die tans ten hove waren, en zo wat 'hebbeTie P™gtig onthaald werden. Hij vraagt den Komannengczegt, n;no- Wat hun oogmerk was, en uit welk en van waar 0 0 zijn zij tot u rijk zij kwamen. De Koning wel voelende, HizKi.^ze'idc': waar bet haakte, beantwoord het flaauw: dat re ^ïande Vge- Z'J lut vcrre gewesten kwamen, en 'er derhalkoomen , uit ven geen oosrnerken van befcbermtne bedoeld EabtU ° , .... .. vs. 15. En hij werden, 15. Maar, vraagt Je s ai a, zij zijn taVS" zo lmiS tei1 hove geweest, wat hebben zij vs. 13. Capeli.us had deze lezing al gegist, doch de Rossi hceftze bewezen.  der KONINGEN. Hoofdd. XX. 339 dan gedaan? o, zegt Hizkia , zn hebben >n uwe huize, •■ . - 1- 1 • iiii 1 en hr/k1a zei" mijn komnghjk paleis, kostbaarheden en de de: zij hebben raagt van mijn inkomften gezien. 16. Nu zegt Jj!" jn6^S Tesaïa zonder verder de zaak te willen in- ^M* is-, _geen djng en is er treeden, mijn Koning! ik heb hier over aan u in mijn fchat- 1 ir 1 r r tt 1 ten5 dat ik hun een boodichap van Jehovah. 17. Uwe lian- niet getoond delwijs heeft aanleiding tot groote gevolgen lieb- , 1 j 11 vs. 16. Toen gegeevcn, de tijden zullen koomen, dat alle Zeide Jeza'ïa die fchatten, zo van u als van uwe voor- ^r ^H'^bl gangeren, naar dat ver af gelegen Bahel zullen woord: j , t> t ■ , , vs. 17. Zie overgevoerd worden. JJe Koning zal net gan- de dagen koo- fche hof gansch uitplunderen, 18. Ia, he- wat"in uwhuis laas! uwe vorftelijke fpruiten, zo die uit u vadereiT31 "tot geboren zijn , als nog geboren zullen wor- dezen dag toe den , zullen dienstbaar worden onder de hove- bent °naar dalingen van dien Monarch, die nu de beginze- *a{ w w0erdenrd Jen zijner grootheid gelegd heeft. 10. De daar zal lliets . , . , overgelaaten Koning overreed van zijne verkeerde en on- worden , zegt bedagtzaamen (lap, is daarom ftil onder Je- ^vs^fs. Daar hovatts bedreiging. Hij billijkt ze, maar beurt toezuiienzevan ° a J J uwe zoonen zich daar mee op, dat Hij nog zo goedertie- die uit u zuilen ren is, van de ftraf uit te ftellen, en geduu- die^gij" gewinrende zijn leeven de vrede en den bloei van ™"n zda^e den waaren Godsdienst te doen voortgaan, yeijngen _ zijn ao. Verdere bijzonderheden van Hizk ia's Konings van Sabel. vs. 19. Maar Hizkia zeide tot Jf.saïa: het woord van Jcbovah, dat gij gefprooken hebt is goed, ook zeide hii: zoude het niet? danr bet vreede en waarheid in mijne dagen wezen zal? vs. 20. Het overige nu der vs. 16. NiEMijEE. zegt van deze trek in zijn CbaraSerlandt dat hij zulk een lieveling des hemels was maakte hem hoogmoedig , en dit is de grond van zijn misftap , zij is ontlaatkundig — hoe fpoedig heeft hij berouw, dus is het troschheid in hem en geen ondeugd — de leezer zal bier best over oordeelen als hij leest eer bij verder gaat a Cbren, XXXII. van vers 24— aS. y 2  3P Het VIERDE BOEK gefcWedenUren leeven zullen wij niet optekenen. Zijne oflJf"J„-MaA" gemeene kundigheden, en bijzonder zijne uiten hoe hij den vinding om Jcrufhlcm in geval van belegeviiver en den , . watergang ge- ring van water te kunnen voorzien, zijn ope1nawaterhi'fde getekend in de Jaarboeken van Juda's Ko- ïlad gebragt ningen. 21. Hij ftierf op zijn bed, en had heeft, ziin die ö J r J niet geichree- het genoegen om eenen zoon op oen troon de" ciironliken te zien, die reeds zo veel jaaren bereikte, der Koningen dat hj- jiet beftuur aanvaarden kon, zonder van Jiida? ■> vs. 21. En onder voogdij te ltaan. Hizkia omfliep , r. met zijne vaderen, en zijn zoon Manasse werd Koning m zijne plaatle. XX1.HOOFDD. naTs'f. wts i. ^JiJN zoon Manasse was een ander twaalf jaar oud Vorst. Deze Vorst een twaalf jaarig Prins , toen hij Ko- ■ „ i ning werd, en door zijn vader onder de naauwlte regelen vüf en6Vijftig van opvoeding gebragt, nu zijn eigen meesjiar te J'r"ff- ter, en omringd van vleiers, aan welken de lem , en ne * o i naam zijner Godsvrugt van zijn vader niet behaagd had , moeder was ? „ . , ,. . i_ ■ „„ Hepuziba. verwoestte de grondbegmzels, die in hem go.- deedd'atfwaad legd waren, zo dat de Vorst iets anders in was in de oo- zjjn beftuur vertoonde, dan men van hem gegen van Jebo- J ' . , Vl,b naar de wagt had. Hij heeft 55 jaaren als gekroonct Heidenen" die Vorst geleefd. De naam van de Koninginne hef1'"amglzigt móeder was Hepiiziba. 2. Hij was een der kinderen g0dioos prins en mishaagde Jehovah, om tezittingeltver- dat hij eenen Godsdienst invoerde, die wel drevesye3.hw'ant eer in Kanaan ingevoerd, Jehovah zo zeer hij bouwde de mishaagd had. Hij was zelf het tcgengeftelde hoogte weder 0 * , ... op, die hizkia van zijn vader. 3. De hoogten zo zorgvuldig ZnveVnderhadr*, door hem geflegt liet hij weder opbouwen, en Jij "Site , werden weer Baak beelden geplaatst, den Baal alcaa- ren op en maak- de boschaadjes werden weder geweid aan den te een boscli, ... gelijk als Aciiab de Koning van Israël gemaakt had, en boog zich neder vot r vs. 20. Men denke aan den overblijfzels van ecne waterleiding tusfehen Jsrvfaltm en Betbhhem door Pocock gezien.  ber KONINGEN. I-Ioofdd. XXI. 34-j Godsdienst, hij was in ijver voor Baal vol- *i het heir des koomen aan Achab gelijk, maar hij diende Seze! en daar en boven, buiten de zon, de overige he- vs. 4 En bij mellichten onder zekere gedaante. 4. Hij r°nWine 't" h?Ms deed nog vermeteler ftap. Voor eiken afgod Xr^trTy*- dien hij diende, deed hij ook een altaar plaat- boveb gezegt fcn in den voorhof der Püefteren, waar Je- fah'm zal ik hovah zo uitdrukkelijk gezegd had, zijn luis- zeI< ter te zullen vertoonen. — Dit paleis van Vs. 5. Daar Jehovah maakte hij tot een Pantheon (of go- ^re^fden den-tempel). K. In de overige voorhoven van heire des her J ° ° mels m beide het tempelgebouw deed hij voor maan en de voorhoven ftarren altaaren ftigten, om daar door de ver- ™" jehovah.'' leiding onder het volk te fpoediger in 't vs. 6. ja hij , „ ,, ,. ^. r ,. r , -,T deed zijn' zcon werk te Hellen. 6. De afgodiefche Vorst door hct vuu) ging nog verder, een zijner zoonen liet hij Moloch tot een offer werden , aan de en gaf op vo- gelgefchrei konltenarijen der goochelaars, aan de voor- acht, en hij fpellingen door 't vogelgefchrei was hij zeer enTuwïilyerflaafd. Op koninglijk gezag ftelde hij l?-^™*™^ opentlijk waarzeggers aan, en lieden die door veel kwaad in kunftenarijen het volk betoverden, hij deed al ^„"^f™ v™x wat moogelijk was, om Jehovah's gramfchap ge^r^°™ op zich te laadcn, 7. Want hij liet het vs. 7. mj * ftelde ook een beeld van eenen bosch - god door hem vervaar- gefneede beeld digd, plaatfen in 't binnenfte heiligdom, (zo hy gemaakt bad ver ging zijn onbefchaamdheid ) waar de God- in't huis, waar 0 0 J y van Jehovah delijke Majefteit beloofd had haaren praal te gezegt had tot ' „ „ , . David en tot zullen vertoonen, 8,9. Een voorrecht zo uit- zijn zoon SA_ neemend groot, dat men door dit verblijf van 5;u^0e:n "n £l rvfalem, die ik uit alle (lammen Israëli verkooren heb, zal ik mijn naam zetten in eeuwigheid, vs. 8. En ik zal niet voortvaaren den voet Israfls te beweegen in dit land, dat ik hunne vaderen gegeeven heb, alleenlijk •vs, 7. Andere verkiezen liet optevatten als een eigen naam As era bij Seldenus de Diis Sijrii, Astarte; doch onze omfchrijving is verftaanbaar. Y 3  342 Het VIERDE BOEK zoze waarnee- "Jehovah zich kon verzekeren van zijne hemen te doen '' . ' , . naar alles dat icherming en van net gerust bezit van dit ge- denhU"ebgeb°e3n wenscht Vaderland; mids men zich hield aan naar de eanfche de bevelen van Jehovah. 10. Nu legde fewet, die mijn 3 . knegt Moses hovah eenpaang deze bedreiging in den mond hun^ geboorten ^ ^ ^ profeeten . tI> Daar MANAS- ys. 9. Maar s K jueja*s gebieder tot zulke fnoode uiterftcn ZU hoorden ^ 0 niet, want Ma- gekoomen is, overtreffende Kanaam , oude be- nasse deedze . . r , .. ..... , dwaaien, datze wooners in hunne afgoderij, en hij zijne ondcrdarTde Heide" daanen op allerlei wijzen verleid tot dezelfde nen, die jebo- misdaaden , 12. Is Jehovah vooriieemens , vab voor her . " . ... - , aangezigt der cene itraf over t Koningrijk van Juda cn ^gtf' over de hofflad te brengen, waar van een fprak 10j-I»T2 'ec*er verDaasd zal ftaan. 13. 'Er zal evenredoor den dienst digheid en ftraffen zijn tusfchen Samaria en de^Proftet-en" Jerufalem, en het vorftelijk huis zal geftraft zeggende: worden naar de rechtvaardige handelwijs , vs. 11. De- p •' ' wijl Manasse waar mede Achaes geflagt bczogt is ; Je- de Koning van , , . .. , r , juda deze gm- rüfalèm zal zo uitgeleegt zijn, als een fchoheeft", Êe'rge" tcl ^Be racn uitwischt en dan omkeert, doende dan ai s, t;i j]c mij verwijderen zelfs van de dat de Amorie- J . J •' *f» gedaan heb- overgebleevene 111 Mijn erfland, Ik-zal hunne hem' dge\veest vijanden töelaaten, om hen naar genoegen te zijn , ja ook onderdrukken, en zij zullen geduurig ten' prooi Juda door Zij- ' J , , . r, ne drekgoden zijn aan de roofzugt van de nabuurigc itroo*rgen.d0e"Z°H' pende benden, 15. En zulks alles rechtmaa- vs. 12. Daar- ^ jjjj z}; godloosheden begaan hebben, om alzo zegt o' J -° o > jehovah de £/«- die Mijne gramfchap gaande moesten maaken , zié", ik 'zaïeen reeds ontbrand van dién tijd af dat Ik hen Ttwaad over Je- ' rufalem cn Juda brengen, dat een ieder die het hoort beide ziin ooren klinken zullen, vs. 13. En ik zal over Jerufalem het mectfnoer, van Samaria trekken, mitsgaders het pasloot van het huis Achahs, en ;ik zal Jerufalem uitwisfehen, gelijk als men een fehoorel 'uitwischt, men wischtze uit en men keertze om, op aaare bolligheid, vs. 14. En ik zal het overblijfzel mijns erfdeels verlasten , en zalze In de hand hunner vijanden geeven, en zij zullen toe een roof en pkmderingc 'worden allen runnen vijanden, vs. 15. Daarom datze gedaan hebbeu dat kwaad was in •mijne oogen, en mij tot toom verwekt hebben, vini dién dag dat hh&ne  der KONINGEN. Hoofdd. XXI. 343 Uit Egypten gevoerd had, en tot dezen dag vaderen ^ wn toe vermeerderd. 16. Deze waarfchuuwing gaan zijn, ook . . zr • „ tot op dezen had geen uitwerking op Koning Man as se. uak tü£ Hij ging nog verder, zijne wreedheid en moord- tJs- zupt deed veele aanzienchjke en geeltelijke Manasse ook , ' , , „ , .. , zeer veel ont- door beuls handen itervcn; door zijn ganscn fchuidig bloed, gebied pleegde hij de fnoodfte wreedaardig- «Jjjghij heid , en noodzaakte zo zijne onderdaanen, het cene einde ' * tot het andere om zich over te geeven aan den afgodsdienst, veryuid had, zo haatclijk in JehovaFs oogen. 17. Wij ^£$5? z'die willen van dezen Vorst zo verfoeielijk in ze- l^J"'!adJ;^l den afftappen, wijzeflde den leezer verder doende dat , J c-, > 5 t- • kwaid was in naar de • laarhoeken van jumat Koningen. ^ oogen van 18. Hij ftierf en werd in den hof van 't ko- ^f**, Hct ■ingliik paleis, niet in de Had Dav'uh , overige nu der • 1 1 7 . gefchicdemslen maar in dat van het landpaleis van uzzAV*n Manasse bijgezet en opgevolgd door zijn zoon Amon. teef"! 10. Deze beklom den troon in zijn twee en en zijn zonde twintigfte jaar, en heeft maar 2 jaaren ge- digd heeft, zijn regeerd. De Koninginne moeder was Me- tchroeven \n% sullemilt, een dogter van Har üz, 20—2:. Ook mishaagde hij Jehovah. Hij was ningen van >- door zijn vader opgevoed in de afgoderij, cn "vs. 18. En volgde die ook geduurende zijn' regeering, zijnde dus zo wel een overtreeder als zijn vaderen , en j . . wckI begraven voorvaderen, en een vqrhatcr van Jehovah. m den hof van zijn huis , in den hof vanUzzA, en zün zoon Amon werd Koning In zijne plaatfe. vs 10 Amon was twee en twintig jaar oud toen hij Koning werd, en »i regeerde twee jaar te Jerufalem, en de naam van zijn moeder was Mfwufmet, een dochter van Hakuz van Joiba, vs. co. En hij deert dat kwaad was in de oogen van Jehovah, gelijk als zijn vader Manasse eedam had. vs. 21. Want hij wandelde in al den weg die zijn vader gewandeld had, en bij diende de drek-goden die zijn vader gediend bad , en hij boog zich voor die neder, vs. 22. Zo verliet hij Jehovah zijner vaderen Eltbim, en hij wandelde niet in den weg van Jebovab. vs. 17. Hier word ziin berouw en berftelling overjeflagen, men leezi . Cire». XXXIII: 12 — 20. y 4  344 Het VIERDE BOEK vs. 43. En de 23, 24. Ook bij zijne onderdaanen was hij maaktraA^ee,! gehaat, waa toen mJ tot Komng gekooren werd. Hij oud toen wj heeft 31 jaaren moogen regeeren. De Konin- Koning werd, , , , i •- en regeerde ginne moecier, onder welkers opzigt hij opjaar tejirtft- gevoed werd, was eene Jedida, Adaja's /m > .de ":'am dochter, eene burgeres van "Juda. 2. Hij van ztjn moe- ' D . c .'. der was Jedi- vvas een braaf Vorst van zijne jeugd af, hij vaVAriAjA van beviel Jehovah , dewijl hij 't voorbeeld van ? vS*"a*'En Wj Koning David, dien gunfteling in het oog deed dat recht was in de oogen van Jehovah , en hij wandelde in al den weg zijns vaders Davids, en week niet af ter rechter noch ter (linkerhand. vs. 2. 2 Chron. XXXIV: 3, 4. vind men ten opzichte van zijn iever nog deze bijzonderheid. — Met zijn 16de jaar bewees hij aireede zijn zugt voor den openbaaren dienst , 14 jaaren later had hij moeds genoeg alle de hoogten in zi.;n rijk te doen flegten, de beelden uittcrocijen, op dat het werk te zuiverder zou gedaan worden, was hij meest in perfoon daar bij tegenwoordig, — hij verwoeste alles, zulke altaaren of gebouwen die niet weggenomen werden, liet hij door mefchen beendoren Verontreinigen»  der KONINGEN. Hoofdd. XXII. 345 hield, en zich in zijne Godvrugtige beginsels gJ'-.J^ ^ zeer <*eliik was. 3. Met het achtfte jaar van m 't agtfendo D . 1 • har des Ko- zijne regeering zijnde toen meerderjaarig , aan- Jnings j0S,A , vaardde hij zijn beftuur met al aanftonds de d*d* Koning noodige fchikkingen te makken omtrent den saphan , den 0 ...... „ • • . zoon van Aza- Godsdienst. Hij gebood zijne Staatsministers lia * d^11 ZÓOtt zich naar den tempel van Jehovah te begee- ™dME£L^ ven, en daar alles naauwkeurig opteneemen; huis van Jeho- , . , .» - tt vab * zeggende: 4. Bij die gelegenheid Hoogenpnester üilkia vs. 4. Ga oP het geld aftevorderen, 't welk geduurende ^j?^;*,^0 zijne minderjaarigheid aan den tempel gefchon- ter, g*W ken was en 't geen de wagters van den „iu dat in het huis van tempel van tijd tot tijd in handen was ge- jelmahgebragt koomen, en door hun aan den Hoogenpries- jfe'j^w|£ ter. 5, 6. Dit geld wilde hij, dat aan de dorpels van het ° ' , j 1 volk verzameld bouwkundigen, die het opztgt over de verbe- hebben, tering van den tempel hadden, zou gegeeven dgtJ£ da5; g(E* v/orden, op dat de werklieden daaruit be- in de hand ™ ! r ... des verzorgers hoorlijke bouwftoffen tot vernieuwing van den van het volk, tempel koopen mogten. 7. Doch zij werden overeet huis niet verplicht van dat ontfangen geld rekening ™ Jf^fó te doen, om dat men duidelijk zag, dat al- geeven^dengetles eerlijk door hun behandeld werd. 8. Bij werk doeu dit verzoek verhaalde de Hoogenpriefter aan ^'^JZht, Sap ha n , dat het handfchrift van Moses om de brcuke ' . . van het huis te wetten, welke met zegeningen en bedreigm- beteren, gen bekragtigd was geworden, en waar van tiJ^erliP^en. de Koningen een affchrift was gegeeven , 1ein(l0dencnb0l(\'ev; gevonden was , zijnde het in de bijge metfeiaaren, en . ....... 1 om hout en ge- loovige tijden in minachting geraakt , ver- houwe j{èenen plaatst, en eindelijk onbekend geworden , hij £tk£°p<* liet het Saphan zien, die daar in ftraks teren. vs. 7. Doch 'er werd met'hun geen rekening gehouden van het geld, dat in hunne hand gelcevcrd was, want zil handelde trouwelijk. vs. S Toen zeul e de Hoogenpriester Hii.kia tot Saphan den Schriiver: ik heb het wetboek in t huis van Jebovab gevonden , en Hii.kia gaf dat boek aan Saphan, die las het. Y 5  S46 Het VIERDE BOEK vs. o. Daar mnc, leezen. (k Daar op keert hij te ruz naar ra kwam Sa- * ö LA. , V . L.. » phan de schrü- het hof, verhaalt den Koning wat er voor^rrgt0éndefcMgt gevallen is, dat het geld was overgegeeven in f h" -d0"weder* ^e nanden van de bouwmeesters, 10. Vooraf en hij zeide • dat de Hoogenpriefter hem een zeldzaam boek nèbeben1:"egh« had laaten zien, het handfehrift van Mogeld dat in 't ^_ ^ t dit fchoone ftuk hem mede- lmis gevonden " " j was te zamen gegeeven had, op dat hij den Koning het een hebnen '*t ge" en ander zou voorleezen. ïi, Zodra de Kohande"derin Vcr- ninS "« J*&* Ae bedreigingen hoorde voorleezorgers van zen waar mede dit wetboek was verzegeld het werk, die ' . bcfteid waren geworden , die de Israëlieten met Amen mvan%w!ÜS geftemd hadden, is hij ten uiterlten aangevs. 10. ook daan, hij fcheurt zijn koningrijk gewaad. gaf Saphan de ' 3 1 9 J ° . schrijver den i*^ 13. Hij ontbied den Hoogenpricuer, drie neÜT 'z'eg.en" van zijne braaffte hovelingen , en verzoekt H iKiAPrihee1t 1um gezamelijk Jehovah te vraagen, uitzijn mij een boek naam en uit naam van de Overheden der IapuanVs dat burgerij, wat te doen, om deze nadrukkelijke geTgt kI> bedreigingen te ontgaan. Mijn jeugdig hart, nings. vervolgt hij, is ontroerd over de billijke vs. 11. Het . 0 J 3 gefchiedde m, -gramfchap, die noodwendig moet uitkanten, de dewoordên daar onze voorvaderen zich zelfs niet toegehoordè^daThij legd hebben, om de voorwaarden te onderziine klederen • •_ . ' . febeurde. vs. 14. En de Koning gebood Hilkia den Priester, cn Amkam den zoon van Saphan , en Achbok. den zoon van Michaja, cn Saphan de Schrijver, en Asaja den knegt des Konings, zeggende : vs. 13. Ga heen vraagt Jehovah Voor mij cn voor het volk en voor het Banfcb'e Juda over de woorden dezes bocks, dat gevonden is, want de grimmigheid van Jehovah is groot, dewelke tegen ons aangefteeken is, om dat onze vaderen niet gehoord hebben naar de woorden dezes boeks, om te doen, naar al dat voor ons gefchreeven is. vs. 10. Zeer wel merkt Mus. hier op, dat een MSS. dat bij de 1000 jaar oud is, zich 70 gemakkelijk niet leezen Iaat, wegens de de veranderingen die in den fchrijftrant kwamen, maar Saphan veritend dit 'en Iss dus voor.  eer KONINGEN. Hoofdd. XXII. 347 houden, die in deze rol zo plegtig zijn op- vs. 14. Toen "getekend. 14. Hier op begeeft zich de Hoo- ter hilkia en genpricftcr met de 3 Godvrugtige hovelingen A"'^0" en seA* naar de Profetesfe Hul da , gchuuwd aan en As*- ' ja beenen tot tenen Sai.lum, wiens voorvaderen reeds be- de Profetes!» 'dieningen aan het hof gehad hadden, woo- biiiivromve de nende in de nieuwe ftad in 't ftille gedeelte, ^ 'en onderhouden haar over het een en ander, va, den zoon 15. Waar op zij hun de boodlchap van Je- den kieederbehovah mededeelt. Betuigt dit den braaven ™rwoonde(zt^ jongman, zegt zij, die u gezonden heeft,.?'™/'"'"'' «J . «.A i n - 't tweede deel) int naam van jehovah. 10, 17. riet vonnis en zij fpraaken is reeds uitgefprooken tot nadeel van de flÜd toy9. £ En zij en haare inwooners , een vonnis -firookende «ide^tot mn: met de bedreigingen in de rol opgetekend, v«b de Etw'u ir ■ 1 >v ■ 1 I"**** • «fc door den Konmg geleezen. Er te geen her- tot den man, roepen meer aan. Beftcndig hebben zij zich ^zonden heeft: van Mij afgekeerd, meestal hebben zij de af- vs. 16. Zo . n zeSt Jehovab : goden gediend, t is, als of zij het met op- zie ik zaï kwaad zet deeden om Mij te verbitteren, en nu is & brengenden Mijn toorn ontftooken en znl op geenerlei wij- "ver h,unne in' J - 1 ° ■' woonderen , zen kunnen gebluscht worden. 18, 19. Maar [nameitjH] alle , . . . • . V ' ! , .. de woorden des voegt er bij voor den Vorst, die door mij boek, dat de Jehovah raad vroeg, hoe zich in deze om- ^Sfr Handigheden te gedraagen? Zegt hem: dewijl heeft, ••1 i j i ,, .. vs. 17. Daar- gij op het hooren dezer nadrukkelijke woor- om dat zij mij verhaten en andere goden gerookt Hebben , op dat zij mij tot toorn verwekten met al het werk hunner handen , 70 zal mijne grimmigheid aïngefteeken worden tegen deze plaatfe , en met uhgebluscht werden, vs. iS. Maar tot den Koning van Jutla, die u gezonden heeft, óm Jelovah te vraagen , alzó zult gij tot her.) zeggen : zo zegt Jshovnb cle Elubim Jsraels: aangaande de woorden die gij gehoord hebt. vs. 19. Om vs. 14. De nieuwe flad, anders in Josephus tijd Bezstba genoemd. "vs. 15, 16, Met alle waarfchijnlijkheid is het woord tr.au in Kening hier veiphuitst volgens 'de opmerking van Mits., "ik Taat'mijn lezer cordecIen of het niet meer gegrond is daa de gewoone lezing.  S48 Het VIERDE BOEK dat uw harte den, beroerd van ziel geworden zijt, diep geweek gewor- t ff raakte dewijj ]iet berouw in uwe geden is , en gij -7 J . .. u voor het aan- draagingen openbaar geworden is, en gij met S Terne'! ontzetting zaagt op de rampen, die deze g"d hehÓo'rdaét hoofdftad en haare burgerij daarom treffen xvat ik gefproo- zai z0 dat ze gansch verwoest en onbe- ken heb tegen ' . ,. , deze plaatfe bouwd zal zijn, en u in diep treurgewaad en fawooSn", door vasten voor Mijn aangezigt verootmoedatze tot een d- d j bt en ernfH.g tot Mij gebeden om verwoestingecn ' , .. r vloek zuilen verfchooning — zult gij en uw perloon, en gij'uwe ïiee- geduurende uw bewind verhooring bekoomen, ?eren 4 g„e; op uwe bede. 20. Gij zult in vrede fterven fcheurd en * ■■ • ■ voor mijn aan- jn uw rijk, uwe beenderen zullen bij üie van hebt8-êzoehêb uwe voorvaders rusten, en het ontzettend hooS,°?preVeCkt leed, 't welk het weerbarftig rijk zal treffen, jehova!^, ^ zü\t gij nimmer beleeven, maakt daar ftaat op. omS,' "ie , ik Met dit bericht kwamen zij dan weder tot zal u verzame- ien tot uwe den Koning. tófüüTm'et vrede in uw graf verzameld worden, en uwe oogen zullen al het kwaad niet zien, dat ik over deze plaatfe brengen zal, en zi] bragten de Koning het antwoord weder. XXin.hoofd- TX deel. l yjE Koning zich hierop ernftig toelegzond d'eTKo"-gende, om alles toetebrengen , wat tot herring heenen , ortI);no. dienen kon , liet den grootcn Raad cn tot hem ver- »o ,rni 1, + zamelden aiie beleggen binnen de hotltad, om met nun te fudTfn va" overleggen , wat het eerst en best gedaan. 3 vsfï En de 2. Men komt tot het befluit om een algeKoning ging jneenen boetdag te beleggen. Dit gefchiedde, cn in het huis . , , - „ van Jebovab, en op den ftaatigen dag. zag men den jonSe man van gen Godvrugtigen Vorst zich al vroeg temjuAt en alle peiwaards begeeven, vergezeld van de vor- inwoonueren r De Priesters, die wegens hunnen geheimzinniUm in den M den naam van chemarim droegen, veloe Airfr-.-x, & » nu en Het *« öof do,,r voorige Koningen aan geiteld waren , 3ï?Mum nam hij door het ganfche land die bediening ,oeVS'fehafteDhij af. De -Priesters en die de maan en 't de cbemarim ftavrenheir bedienden op de altaaren, door M aningen van|«- nas se aangefteld, verbood hij op 't fcherpst den'f op tate ooit of ooit eenigen dienst te doen. 6. In 't men' rooken \3ijzotl<^er liet hij 't affchuuwelijk beeld, dat Cgten°fn de in 't heilige der Heiligen geftaan had, aan Ket%:TJ™ drom beek verbranden , en om alle overblijZ~«fa><* , venden eerbied af te fnijden, liet hij de asch Hen Baai, de op de graVen der 'burgeren itroojen. 7. De e,?T[ande«] affchuuwelijke vertrekken, waar wel eer de Sreden"hete ervaarene in onnatuurlijk kwaad hun verblijf de< hemels i^dden gehad binnen de muuren van het temr"^ten6. Hij pelgcbouw, liet hij afbreeken, ook die vertrek[bSd^^des] ken, waar de Priefteresfen van het boschbeeld fcoscti uit het we;ne tempeltïes vlogten voor den eerdienst huis ran Jcbo- r j o ten tot de beek Kidron, en verbrandde het aan de beek Kh dron en vergruisde 't tot ftof, en hi wierp het ftof daar van op de gravin de? kinderen des volks. vs. 7. Daar toe brak hij de muzen der fchani-ongers af? die aan het huis van Jebavab waren, alwaar de Wijven huiskens voor het [beeld des] bosch weefden. W. 5. Ik volg hier in Ik en; eenvouwiger is evenwel de gedagten van Man ge r , hun naam van het woord branden,ontfiekeu, afleidende , eti is den eigen naam der Priesteres van het gouden rund, zie zijn Omm. in Htfeam pag. 46S.  der KONINGEN. Hoofdd. XXIII. 351 dier fchandelijke godin. 8. Vervolgens reisde vs. 8. En hij hi] zelf door 't ganfche land overal zamelde hij tPwfsters'uit de de Priefters bij malkander, die niet tot L e- jCclen vn'! J ' da, en veront- vis orde behoorden, en alle de hoogten, die reinigde de zij bediend hadden , deed hij onbekwaam waar die Priesmaaken door verontreiniging, zo ver zijn ge- hjdden v"f(;^ bied ftrekte; vooral de hoogten, die aan den ba Mn tnt Beringang der poorten geftigt waren, bijzonder hij brak de die van de poort van den bevelhebber der p0o»en af' ftad Tosu/i, liggende aan de linker zijde , W*0»*"! die ■' ' ot1 •> ' aandedeureder als men door die poort in de ftad komt. poone van jo9. Hij wilde niet toeftaan , dat die Priefters rte^'der ftatï uit Levi's orde , die op de hoogten geofferd £nis3ndselk |£ hadden, ooit of ooit offer-dienst in den tem- kerhand was , . . ,■ 111 de uadspoor- pel verngten zouden. Evenwel ftond hij hun te [gaande.] toe met hunne broederen te moogen deelen 0fl£srde9' D°de van de ongezuurde offerbrooden, die voor Pricsters «Je* 7 hoogten mee Aarons zoonen waren. 10. Bijzonder ver- op den altaar woestte hij Tophet , in Hlnnom dal, dat \Tjt/vflnt, fchandvlek van alle menfchelijkheid, op dat "^Ml$de4"tt men dat treurtoneel niet meer zien zou, en pjuwdettj in 'c de kindertjes door verbranding aan dien afgod broederen. niet meer toeweiën. 11. Hij fchafte ook den r^J^^ dienst af van de zonne-paarden, die zijne va- °ok. T«Phe*> , r ' J dat in het do! (Iers ter cere van de zon aan den ingang van het der kinderen tempelgebouw geplaatst hadde, bij het vertrek opX^iemand van den hoveling Nathan-Melech, en 4\nen £™£ de wagens , die tot het fpan behoorden, liet den Mohoh , .. , ... . door het vuur hij ook zorgvuldig verbranden. 12. Het ko- deed gaan, ninglijk Paleis raakte ook niet vrij. De groo- it^edfepi^te voorzaal, die Aciiaz deed bouwen een den »f, die *a Koningen van. juda de Zon gefield had, van den ingang in het huis van Jehovah tot de kamer Nathan - Melechs des Hovelings die in Parvarim was, en de wagen der Zon verbrandde hij met vuur. vs. 12. Voorder de altaaren , die op het dak der opperzaale van AcHAZ waren, die de Koningen van Juda gemaakt hadden, mitsgaders de altaaren, die Manassk in de twee voorhoven van het huis van Jehovah gemaakt had, bralt dï  3s2 Het VIERDE BOEK Koning af en ruim dak hebbende, waar de Koningen altaa|^Vv«ed£ ren hadden opgerigt, en de altaaren van M* e,, wierp liet NASSE \n de voorhoven van den tempel werfn°Lbeeke& den verwoest, hij liet ze fijn maaien, en het d""i ,3. oe ftof in Kidroifs beek werpen. 13. Rondom hooien ook de ftad ,iet jjjj 0uk de hoogten flfigten , «ie jeru/altm wa- ter rechterhand van den berg Mashith waren, ^renVr'eg' alwaar s a l o m o reeds dcil AttMth 6 de.1 den^rg ml Camos, en Mikon gediend had. n- Ook de utb, die su-o- op„-erjgte beelden der gevveiddc boslchen daar » %" ter"plaatfe. Overal ftrooide hij menfchenbeende" deren, om die plaatfen voor Godsdienst - oefziMnhr,, ^en fefling onbruikbaar te maaken. 15. Ook Bevc'rfodzêï1 der /Ae/f aitaar met de hoogte door Jerobeam KS/en daar gebouwd, den altaar verwoestte hij, de hoogte deed hij flegten, het bosch ftak hij 111 gebouwd had- brand Josia zeker niet denkende aan remigde'deKÓ"- de vool.zegging, die hem moogelijk ook onbenivSs-. i4. ms- kend was, maar zijn aandagt vestigende op gelijks brak bij de o-raven, die daar gevonden werden, beval, beeeide°nPfnen dat men die openen zou, en daar uit de rchlf ut ,b°en beenderen haaien, en die verbranden op den hij vervulde dtaar^ waar door JehovaJfs bedreiging, eer'tijds door den Profeet gedaan, vervuld werd. bev"dTbaar ,7. Bijzonder viel zijn oog op een grafftee, ,aSrMr0°diedtt waar bij een zoort van gedenkfteen was. bSm was , jjj verhaalden hem de burgers der ftad, dat [en] de hoog- xi"" ' ten die Jero- j„wpivp hratX zondigen deed, gemaakt had, beam de zoon ISebat , dewelke Isrm *> {] f ja hlj verbrand- t'zamen dien zeiven altaar, en die hoogte^Vrbrandde het bosch. de die hoogten , bil vergrtiisdeze tot ftof cn ™ * Ue ,er , dell ,s. .6. En als Josia zich, omkeer*^ zag h,, d graven, ^ ^ berg waren, en zone heen ™ "™ ^ de dien naar het woord van ÏSÏÏS "van |/J?3 ep- had ^deze^ woortlen k% ÏZ-ËSVZ E is het graf van den w. 13. Dit is waaiU.ijnlijk dezelve met den OUjflnt des N. t.  der. KONINGEN. Hoofdd. XXIII. 353 het graf van dien Profeet was, die uit Juda man van eudaar gekoomen was, om den Koning Jero- ^» kwan'* beam te beftraffen, en juist alles voorfpeld en deze dm- gen die gij had, 't geen zij den Koning ftilzwijgende en tegen den ai- met verwondering hadden zien verrigten, cn, ^Lm" hébc*' 18. toen gaf de Vorst bevel , dat men dit j£|?r" waren , . die de Komn- beenderen op verbranden, en na zijne reis g=n isras/s gevolbragt te hebben, kwam hij wel te vreedc om?'f.^^J*3 te Jerufalem in zijn hof te rug. 21. *Ün^e*kSr»'S eerfte werk na zijn te rug reis was, dat hij Mj deed dezeihet Pafcha uitfehreef door het ganfche land, daaden die hij wordende in 't bevelfchrift uitvoerig gemeld, daan^had'' Sei hoe fehovah in 't wetboek begeerd had, dat „ vs-50- En hi< . llagtedc alle de het zou gehouden worden. 22. Het was 'er Priesteren der ook zo talrijk bijeen, dat men van de tijden 'er°Swarèn op der Richteren af, en onder de reseerins: der de a'taaren , ' n 0 en verbrandde menfehenbeenderen op dezelve , daar na keerde hij weder naar Jerufalem. vs. ii'. En de Koning gebood den ganfehen volke , zeggende: houd Jehovah uwen Elohim Paasfeiien, gelijk in dit boek des verbonds gefchreeven is. vs. 22. Want gelijk dit Paasfchen was 'er geen gehouden van de dagen der Richteren aan , die Israël gerigt hadden , noch in alle de dagen der Koningen Israëls, noch derKoninge'n van Juda. vs. 20. Die het ombrengen ftoot, herinnere zich wat M a n a s s e gedaarj Had ten voordeele van den afgodsdienst. V. Deel. Z  .'.54 Het VIERDE BOEK Koningen, zoo 'er al Paafchen gehouden is, nooit zulk een algemeene opkomst geweest is. inV't a'uield" 13. Dit viel voor in het i8de jaar van zijne nings dejosiïj Godsvrugtige regeering. 24. Vervolgens ontw.-rd dit Pas^ floeg hij 2ich van het fchuim der waarzeggeren te* jlrufaTem en goochelaaren, de Teraphim, huisgoden en gehouden. ^ ^ wat yan dien aart jn net iand was bekend deed josia weg geweest. Alles moest weg, daar het in het de wauzeggers e» , en duiveiskon- gevonden wetboek zo ltellig verbooden was rTrlpZ-mtldl geworden. — 25. Uit deze Haaltjes kan men drekgodenen oprnaai{en dat geen zijner voorgangeren met alle vertoeize- r •> u j <-> ien die in den zu\\r een ijver, en overgaave van zich zeiven \Td-$wïZ Jehovah gediend heeft als deze Vorst , die r'''datWnïjdehe- met alle zijne vermoogens zich geheel en al vestigde de bekeerd had tot God. Men moet in 't verwoorden der 1 - ■ 1 wet, die ge- volg zulk eenen Koning ook met meer wag- SeTboeT", ten. 26, 27. Doch het was te laat, om Jedat de Priester f,ovaft>s gramfchap, welke zo heftig, en zo lang- Hit.Kn in het , , , u huisvan^iowjir duurig gaande gehouden was, te voldoen, gevonden had^ Neen >fc ^ ^ lang bedreigd, en Ma- Vecn hCKonTng N A s s E noS nadrukkelijker voorgehouden, zims gelijk , wanneer 'er bepaald was, dat ook Juda, zo die zich tot , „ c jehovah met wel en even zo als Israël geftraft zou woiS, egnn met den; en dat Jerufalem verfmaad zou worzijn ganfche den, niet tegenftaande 'er de tempel was, ziele, en met ' < ^ zijn ganfche waar de belotte was dat God zijn roem verdrgtWanta:'rvan toonen zou. 2S. De overige verrigtingeu WosKs bekeerd dien braaven Koning zijn in de jaarboe- had, en na hem ° \ . , , ■ftond züns gelijks niet op. vs. 26. Nochtans keerde zich Jehovah var. den brand zijns groote toorns niet af, waar mede zijn toorn brandde tegen Juda om al de terginge, waar mede Manasse hem getergt had. vs. 27.' En Jehovah zeide : ik zal Juda ook van mijn aangezigt wegdoen. gelijk als ik Israël weggedaan heb, en ik zal deze ftad Jerufalem verwerpen, die ik verkooren hebbe en het huis daar van ik gezeg; heb: mijri naam zal daar weezen. vs. 28. Het overige nu der gefduedemsfen van josiA , en al wat hïj gedaan heeft , ziin die met gefchreeven ln 't boek der Chronijkcn der Koningen van Juda ? vs. 26. Ditmar geeft hier zichzclven vrijheeden tegen den letter van den text ilootende, lezende voor tejeit — in verbintenis met.  der KONINGEN. Hoofdd. XXIII. 355 ken van Judd's Koningen te vinden. 29. Op vs. ao. ia het laatst van zijn regeering begon Nscho., Ög vnl^ode Egyptiefche Koning, een oorlog tegen den ^EC,I° d > en bragin Manasfe's ftam, bij welken flag de braave rufaiem en béKoning in den bloei van zijn leeven in het R% *g begin reeds fneuvelde. -10. Hoe eroot de en hec Vu'kde* llagting en de verwarring ook was, hadden HA?- den zoon de hovelingen, die hem omringden, echter zo L?fde°hem £ veel liefde voor hem over, dat zij het lijk Koning in hz™ niet op het flagveld lieten, maar op een wa- vaders piwufti. gen met zich voerden naar Jerufalem. Daar en twintig jaar werd hij hartelijk beweend, en in zijn graf JSd toen^j beiteld, zijn opvolger was Toaijaz, ^1. Die Kor,;n.? werd, , , . , J ' 0 en hij regeer- nu reeds den ouderdom van 23 jaaren bereik- de drie mamte , doch maar 3 maanden de kroon heeft ul * moogen draagen, zijnde de Koningin moeder watta™.™ Hamutal, de dogter van Jeremias van de dochter van Libna. 32. Niet tegenftaande de uitmuntende iK.'* Va" opvoeding, die hij gehad had, was hij nog- bedeed dft tans een Vorst, die al aanfionds bewijzen d^aad„wns in gaf, dat hij geheel anders dagt omtrent den Ziïr Godsdienst, als zijn vader, waarom hij Je- né'vaderen ge-" hovah ook niet behaagde. 33. Intusfchen had dav" h3afdeD'-_„ Z » ' '  356 Het VIERDE BOEK pharao-Nrcho Pharao-Necho zijn overwinning dooi? den Tuil den flag voortgezet. De jonge Vorst, (an™a'mcJhmA Vop ders Schallum genoemd) niet de oudfte dat Wj te' Jeru- zoon ? maar verkooren, om dat hij voornee^cTenloudT, mens was den oorlog door te zetten, werd hët land eene door den overwinnaar opgeligt te Ribla, in 't boete op vffl iauci van Hamath of Sijriëti , en aldaar in ten* ziWer* en tle gevangenis geworpen, zo dat hij Jcrufagoïus. taknt tem niet weer zag, leggende die het overwonnen vs. 84- Ook land een brandfchatting op van 100 talenten STo-Necho e- zilver, en i talent goud. 34. De anderen zÓonvan Joma zoon die zich tot onderwerping veibond , Koning in de Eliakim namelijk, wiens naam hij veran- plaats van zijn *-< ■> ' , : . vader Josia en derde in die VanJojAIUM, Werd door hem Sdindjö?A- aangefteld, waar op de Egyptiefche Monarch namweder naar zijn land te rug trokken den „iede en wj onttroondeii Vorst met zich nam, die in Egyp'terts gevangenis geftorven is. S5- De nieuw daa^'. 35. En aangeftelde Koning bragt de fchatting op, Jojakim ^ gaf z jnde genoodzaakt zijne onderdaanen fwaar tc dat goud aan belasten, dewijl hij anders niet in ftaat was ^rRAfeha«edè die fom te bezorgen. 36. Deze Vorst was \et 1 md £?r jaaren oud toen hij aan de regeering dat geld naar o j > het bevel van kwam* hij heeft 11 jaaren te Jerufalem gexe* vén^eeiMeder geerd, zijnde de Koninginne moeder ZebudUnïeT'dsehte da, een dogter van Peda ja, geboortig van hij h'et zilver r>uma% o7- zijne denkwijs in 't Godsdienftien g"ud af van D' . ... t't«J„* het volk des ge behaagde Jehovah met, zijnde een Voist, pharao°nechÖ die gansch anders dagt omtrent den waaren tevTV3e6n.' vjjf Godsdienst, als zijn vader. wVTojAKiMmu! toen hii Koning tverd, en regeerde elf iaar te Jerufalem, en zijn moeders naam was Zebudda een dochter van Pedata van Ruma. vs. 37. En hij deed dat kwaad was in de oogen van Jihovab, naar alle. wat zijn vaders gedaan hadden.  der KONINGEN. Hoofdd. XXIV. 3^7 Tpv XXIV. HOOFD- l. l^/ocn hij bad niet lang geregeerd, of ' ,. ï.t i.t . • • „ »!,' .,, vs. i. In zlj- Webucadnezar Koning van Babel, wilde ne dagen toog den Egypttejfchen Monarch in zijne overwin- ^J^fvS ningen fruiten, en trok hem dus met een le- .BflAf/pp.enjo- JAKIM werd ger te gemoet. Bij die gelegenheid nam hij hemafbangiijk, den togt over Judea, het best gefchikt om n"? keerde hij in Egypten te rukken. De Vorst, fchoon nu geerde^en een vafal van Egypten, bukte voor die over- hem. magt, en werd nu fijnsbaar aan het rijk van io^i "zond ?eBabel, doch hield maar 3 jaar zijn woord, gen hem de 1 - j f • 1 itr 1 bende der CM- wanneer hij weder afviel, 2. Waarom de i,in,en de benMonarch van Babel de nabuurige Vorlfen , \\ ó£ te'den hem onderworpen, bevel gaf hem te beoorlo- der MoMnen r "," 0 en de benden. gen. Nu zag men het land afloopen door der kinderen benden van Chaldeên , Sijrieis , Moabieten ^"dzc* 'tegen en Ammonieten, die alles deerlijk uitplunder- J"da om dat ' J r te verderven, den , en hier in werden Jehovah's woorden naar het woord nadrukkelijk bevestigd. 3. Jehovdhyshékt]\mg dafHifgtfpToo- was onder dit alles kennelijk. Men zag het k™ riik nu folteren en uitmergelen, als een fcho- ner knegtcn de , *iA Profeeten. tel gausch uitleêgen, zo als Manasse was vs. 3. Zekerbedreigd geworden, 4. Vooral dewijl hij zo rj^^a^het veel lieden had laaten ombrengen iri eene ver- l>fiveJ van ïe ° bovab tegen Na¬ volging tegen den Godsdienst, zo dat de da, dat hijze , rrï , ] ii . je- 1 van ziin aange- hoiitad weergalmde van wraak. Jir was dan zigt wegdeed nu geen verbidden meer aan, hun uiterfte 0111 de zon^e- 0 van ivianasse , verderf was voor de deur. 5. Jojakiji, die nMr al,cs dr'£ , , .. . , .. ' hij gedaan had. ook ongelukkig m zijn gevangenis leeide, Vs. 4.' Ais. zullen wij hier vcrlaaten. Zijne verdere cn JJ^J^g het laatfte bedrijven zijn in de jaarboeken van dat hi] „ , , „ , ,. • , r ■> vergoten had, Juda s Koningen, die nu ten cmde fpoccïeu, zo dat hij rufalem met onfchuldig bloed vervuld had , daarom wilde Jebovab niet vergeer yen. \s. 5. Het overige 1111 der gefchiedemsfen Jojakims , en al wat bij gedaan beeft , is dat niet gefchreevcn in 't 'buek der Chronijkea der Koningen Judaï  55ü Het VIERDE BOEK vs. 6. En jo- opgetekend. 6. Tot zijn opvolger heeft hij Kètïijnêwde? nog moogen hebben zijnen zoon Joja c hin , ten, en zijn D:e nu volkoomen onder de magt van zoon Jojachin ' _ 11 1 werd Koning den Koning van ifoM was, welke ucn lvo- in zijne plaat- ^ ^ ZQ gekrakt had ? dat hij nu Hing'' nu°evM met zijne troePen niet buiten ziJn Vadcrland Egypten toog kwam , want alle zijne veroveringen van meer uit zijn den Nijl tot den Euphraat, waar onder SijSgTnl£ en >fc waren, had die Monarch hem bei had van de ontnomen, dus 'er ook van die zijde geen rivier Egypten ' _ . ,r . af tot aan de redding te wagten was. 8. De jonge Vorst toSoJ^a bereikte 18 jaaren toen hij den troon beklom, dat desKonings TT- h ft maar „ jaaren moogen regeeren. van Egyptta "'J J J " was. De Koninginne moeder was Nehusta, een ciiin' was^agt- Jerufalemfche Dame. 9- Men zag al rasch, totm hij Koning dat hij zijns vaders begrippen in het Godswerd, en ^re- dienftige was toegedaan, die Jehovah zo zeer maaaden te Je- mishaagden, zijnde als vafal ook niet ge^""miedS trouw , io. Waarom de legerhoofden van naam was -W"- Koning Nebucadnezar naar de hofftad bustban , een ° , , dochter elna- rukten, om die door beleg te veroveren. VlfrilZ™ 1" il. Welk beleg fterk werd doorgezet, zo dra ae^datlwaad de Koning in perfoon in 't leger kwam; was'in de oo- I2, Waarom Jojachin genoodzaakt was, ^s/naa/aites zich op befclicide voorwaarden overtegeeven, sedaaZn had.ader trekkende den overwinnaar in ftaatfie te gevs. io. Te moet vergezeld van de Koninginne moeder dier tijd toogen ' ° . -rn 1 i j de knegten Ne- zijne ambtcnaaren , Vorftcn des lands en vei^^Tonlngs dere hovelingen. Hij werd een gevangen van VZufi'm', ën den Monarch in het 8ft« jaar van zijn zege"de ftad werd vierend beftuur. 13. Dus werd de ongeluk- belecgerd. , vs. 11. Zelfs kwam Nebucadnezar de Koning van Babel tegen de ftad, als zijne knegten die belegerden, vs. ia. Toen ging Jojachin do Koning van Juda uit tot den Koning van Babel , hij en zijn moeder en zijne knegten en zijne Vorftcn en zijne Hovelingen , en de Koning van Babel nam hem [gevangen] in 't agtftc jaar zijner regecrtrg. vs. 13. En hij bragt van daar uit alle de fchattcn van het huis  der KONINGEN. Hoofdd. XXIV. 350 kige Vorst, die bij de mfluiting van de ftad van Jehovah, 7", ' , , j 1 a 1 en de fcliattcn den troon beklommen had, nu door den Mo- van het nuis narch zeiven, als een zoon van zijn afvalli- d*s J^fg^* een vader in boejen gehouden. Nu rukte hij aiie goude va- , 1 11 ten af, die Sa- ter ftad m, beroofde den tempel van alle LOMo de Kokostbaarheden, waar zijn vader nog eenige hT$%£x van overgelaaten had, hij plunderde ook het van jehovah ° 3 j 1 gemaakr bad , koningrijk paleis uit, alle goude fieraaden, die geluk ais jeu- xt . v. 1 , j 1 •• vah gefprooken Koning Salomo gemaakt bad, nam hij weg, had-& in gevolge JehovaVs nadrukkelijke bedreiging. ^^"^ 14. De voornaamfte burgers der ftad, de aan- Jerufalem weg, ...■ __• - ri 1 • mits,.aders alle zienelijke Vorlten, die van de vorige weg- de y-orften cn voering overgebleeven waren, alle officieren in aelehe^nd5baiaea oorlog, behalven 10,000 ftrijdbaare lieden, al duizend gevan& n , , gene , cn alle le vernuftige werklieden, om te Bauel te kun- timmerlieden nen arbeiden, werden weggevoerd , en, 'er nFömami^wer^ bleef niet in het land dan het laagfte en ge- V «jergiw- ringde zoort. 15. In zegepraal werden de me volk des Koning, zijne gemalin, de Koninginne moe- anVs! iS. zo der, zijne hof-ambtenaaren , en wat in 't JA0ce^Ne hij w]e°- ganfche land maar aanzienelijk was, in balling- naar Babei, *> ' , mitsgaders des fchap naar Babel gevoerd. 16. Daar en bo- Konings moeven werden 'er nog 7000 krijgslieden uit de d?nrgscn %\^t\ overige Heden, en ambagtsiieden tof 1000', ^{jne en verder Officieren, die reeds in oorlogen toe de Magtige ' des lands bragt hij gevangeliik van Jerufalem naar Babel. vs. i<5. En alle kloeke mannen tot zeven duizend, en timmerlieden en fnieeden tot duizend, [en] alle helden die ten oorlogen geocffend waren, deze bragt de Koning van Babel gevangclijk naar Babel. vs. 16. De kunltenaars zijn naar de oorfprongelijke bepaaling meesters in hun werk. Hoe bloeiende moet dan de kunst geweest zijn bij de Jooden , dat zij 1000 konden leveren voor het [hof van Babel. Dit word door de Uitleggeren niet in acht genomen, zegt de groote beoordcelaar der wetenfehappen en kunften. Winkelman I. Deelpag. 122. van de biflerie der iunjlcn. Z 4  35o Het VIERDE BOEK vs. i7-Ende p-coeffend waren, in ballingfchap naar Babel Koning van Ba- ° ' _ *«/ maakte gezonden. 17. In plaats van eenen itedenou» zèiToom'Ko: der, (lelde de Koning tot af bangelijk Vorst, ring in plaatfe Qf }jever tot onder Koning MATTANIA, van hem , en „ . veranderde zijn den oom van den afgezetten koning, en om mam in Zede- ^ ge^g ^jne af bangelijkheid te herinvs. 18. ze- ncren benoemde hij hem met den naam van DEKiA was een 3 én twintig jaar zE de ki A. 18. Hij was 21 jaaren oud, Koning' werd, toen hij op die wijs den troon beklom, hebfaVr-"?«™/J-bende n jaaren in het geheel geregeerd. De hm, en zijn naam van de Koninginne moeder was II a- moeders naam , ,j T wasHamutal, jiutal , een dochter van jëremi a van van Jeremia Libna. 19, =0. Hij was ook een Vorst van van Libna. afgodiefche zeden; en daarbij in de denkwijs, vs. 19. Enhij ö deed dat kwaad ten OpZlgt Van llCt itaatKUlldlge , JOJAKIM gén van gelijk. Hij hield zijn woord niet aan den Kolet war >jx- llin§ Van' Babel. De nabuuiïge te onder gekim gedaan bragte rijken zogten hem gedüurig af te trekken vs'. 20. Wam van de onderwerping, doch eerst in de laatfte om ir&e?' 2 j;iaren maakte hiJ cen verbintenis met den top £eS toorm E^ptiefchen Monarch en trad toen verder in van Jobovab aJr J . • .1-1 tegen jemfa- zaamenzweering, wordende hem in aien tija |p*?tpr <£t de verwoesting van ftad en tempel door >?ijn 'amgcziTt hovah voorfj'.eld. Eindelijk was de maat vol. weggeworpen jn nct iide jaar kwam Koning Nebucad- had, [cn Zede- . . _ . , kia rebelleerde nezar met een magtig hcir afzakken, en uit Ws van B°a~- leide den grond tot cene volkoomen' verwoes- le,-i ting van het geheele rijk. XXV. HOOFD- >P1V DEEL. / 1 , , , . vs. 1. En het l. U p bet einde van het iod= jaar zijner ge wiedde in *t yegeering kwam Nebucadnezar aanruk- negende jaar zij- ' B« ■•'» * vs. 20. Dit laatfte zou gevoeglijk tot het volgende Koofsldeel kunnen gebragt gorden,  der. KONINGEN. Hoofdd. XXV. 361 ken met zijn Armée, floeg het beleg voor de ner regeering, ftad, en floot ze rondom zo in, dat 'er geen n"aam| Óp den ontzet te hoopen was. Hij verfterkte zich tienden der 1 ■> , maand , [dat] ook tegen aanvallen van zulken die iets tot Nebucadne- , j zar de Koning ontzet onderneemen mogten. 2, 3. Zij werd van Baiei tot het 11 de jaar toe belegerd ,* zijnde het leg tusfchen beiden opgebrooken door de be- en zijn ganfche ,. , V • 7-» heir, en leger- weegmgen , die de Koning van Egypten de zich tegen maakte tot redding van de ftad; maar zo dra bouwde^tegcn Koning Nebucadnezar hem te gemoet hun ftsrkten 0 •- rontom. trok, deinsde hij te rug, waarom de Vorst vs. 2. Zo het beleg met nieuwen moed hervatte, ter- ^öïegeringê, wijl men van binnen nog al hoopte op het ff^jjj ontzet, fchoon Jeremia het anders voor- ning Zedekia. fpeld had, even als anderen voor hem gedaan negende °P'der hadden. Toen geraakte de burgerij in de 4de fj^d^ai de maand, waar in het beleg hervat werd, in honger in de 11 n j i , > i • j ftad flerk werd zulk een toeltand, dat het gebrek in de en het volk hoofdftad ongemeen groot was, en men zelfs fëoJilrhaV^ in Juda door zulk een talrijk heir gedrukt, vs- 4- toen ° werd de ftad geen voorraad van leevensmiddelen meer had. doorgebrooken, 4. De ftad werd ftormendcrhand veroverd , nêoen 6 [viool hebbende men reeds de muuren doorboord. De denJ des nagts door den weg bezetting met de voornaamfte krijgsmagt derpoonc,tus- 1 fchcn de twee vlood onder begunftiging van den nagt de muuren die ftad uit, aan de andere zijde bij 't koningrijk na" dhc0sf waI paleis, waar dubbele muuren waren, en dus re"» lde c&ai- 1 deen nu waren als tusfchen een bedekte weg, die den aftogt tegen de ftad begunftigde, anders was de ftad van alle zij- Konhig] e"trok den ingeflooteri. 'sKonings oogmerk was, de [lloor],len«es ° " des vlakken vlakte van den Jordaan te bereiken, en het veids. , ... . _ , vs. 5. Doch dan over de rivier te ontkoomen. 5. Doch bét heir der hij werd door de troepen der Chaldcen nage- de*denWninê zet, en in den ftreek van ferieho onderhaalt, na' en z»i,agu tcrhaalden hem 5b de vlakke velden van Jtricbe, cn al zijn heir wicrd van bij hem veritrooid. i 5  35i Het VIERDE BOEK vs. 6. zij d?.n terwijl de troepen, die hij bij zich had, al Koningen voer- rasch uit elkander geCagen werden. 6. De waardwot rufn Koning werd leevendig gevangen, en aan 't Koning vanhoofd-kwartier van 't koninglijk leger te bel naar Rihla, . , en Ui //.rak Ribla in Sijrisn gebragt, en daar gevonnisa, %l hem.6"11£" "iet als overwonnen Vorst, maar als rebelleevs. 7. En zij rend onderdaan. 7, 8. Derwaarts werden de zoonen" van gevangene ook van tijd tot tijd gevoerd en Zedekia voor |iet treultoneel van vonnisfen ter uitvoer ge- zijne oogen,en men verblind- bragt. Eerst werden de vorftelijke zoonen oogen, en zij van Zedekia in zijne tegenwoordigheid ter meftwee kh0e™ dood gebragt, doch men verfclioonde den pere ketenen Koning, om hem te bewaaren tot den zegeen voerden hem , , , . mBabti. praalenden togt; doen de oogen werden hem n»Vin de vijfde uitgeftooken, een veragtelijke ftraf, endaar maand oP den na wercj hij in kopere boeien geklonken , cn mee zevende der J ' ° . , maand,(ditwas gevoerd naar Babel. Een wijl daar na, in t d"jaarvm'nkI midden van den zomer werd NebuzaraKmüng vanil- DAN' overfte van 'sKonings lijfwagt, te rug beiy kwam n» gezonden naar de verwonnen' ftad, om nu de BUZARADAN,de _ , , - .... , Overite der ftraf van haare wederlpannigheid te ondergaan, kneg™ Ko- 9- Nu zag men een ander fchouwfpel. De nings vau Ba- heerlijke tempel van Salomo, het verblijf van bel, Wtjerufa- 1 .... lem. Jehovah werd nu benevens het koninglijk pa- verhrandde het leis, en alle de aanzienelijke gebouwen der huis van jebo- fj-ad. aan de vlammen overgegeevcn. 10. Tcr- vab , en het ' . . , . , , huis des Ko- wijl de foldaat intusfehen ijverig arbeidde om derf 'auftaiï de' ftads muuren geheel te flegten, hebbende l^tm*\a*Me tot dat eulde een aanzienelijk getal van lieden huizen der bij zich. ii. Ingevolge de koninglijke bevelen Grooten verbrandde hij met vuur. vs. 10. En het ganfche heir der Cbalieên. dat met den Overften der Trauwamen was, brak de muuren van Jerufalem rontom af. vs. IJ. Het overige nu des volks dat in da ftad overgelaaten vs. 6. Men volge hier liefst de leezing van zommige Hjcdfchriften hij Ros si.  der KONINGEN. IIoofdd. XXV. 3S3 werden alle die burgers, zonder ondcrfcieid, was, en de afdie bij de verovering van de ftad 'er ingeblce- den Koning yan ven waren, zo wel aanzienlijken als gemeende- fvft"Jn sena,hee" ren, maar nu zaamgefpannen, en zich ver- overige der i j. , , , , , _T , menigte vocr- ueedigd hadden tegen den Vorst met de gan- de nebuzakafche menigte, die uit de nabuurfehap opgeza- gf'def Traumeld werd; zij worden allen gevleugeld door ^i"jkei^|,fvan" Nebuzaradan naar het hoofdleger ge- vs. i2.°r\iaar voerd. to. Van het geringde volk liet hij 'er l?s t™\t maar eenige overblijven om het land te bcar- de 0verfte dcr ... J Trau wanten beiden, en de wijngaarden te bezorgen, waar [eenige] overïj uit de koninglijke fchatting koomen moest. SmSflSwE 13—16. Nu zag men al wat van eenige waar- ^f^Voor- de was, vervoeren, de fchoone kopere pijlaa- der braken de . ... CbaldeSn de ren aan den ingang van het kostbaar gebouw, koopere pijal wat koper was aan de waschvaten, de ko- lT Vuis^van pere zee, van den fteenen voet penomen — 9^ovab W1- „, , . , , , J ren, en deftel- ai dat Koperwerk werd naar Babel gevoerd, üngen en de benevens al het overige kopere vaatwerk tot aTe^hetZu dienst van den tempel, al het vaatwerk dat ™" ^'JV"Joverig geweest was tot dienst van het bin- v°erde het konenfte heiligdom, van zilver of goud, wie- naL iVLi.V™ rookvaten, fprengbekkens. — Met een woord namsen '04ok ^ alles werd weggenomen. Men kan het °-e- P°Iten e" ' 3 het u wel gaan. de verraaderij ontdekte en Gedalia de air.nfear , , , , ... het gefchiedde zaamenzweenng bekend maakte; doch deze jn de zevende man dagt niet, dat het zo ver zou kunnen MAë°d'denzoon koomen, hij vertrouwde op Ismaül die in van nethanja , 11 de zonn Vim de 7de maand, wanneer het meeste volk op Elisama van het land aan den arbeid was, Gedalia deTwam^erï overviel, hem afmaakte, en zo veel aanziene- ,ien mannen • ' met hem, en lijke Jooden en Chaldeèn 'er bij , als de tijd doegen Gebatoeliet. 26. Nu begon een ieder voor de aieri, mitsgawraak van den Koning te vreezen. Op Jo- d^ns d* J°°" hanan's raad maakten zich alle de Jooden Cbaideïn , die , , , , met hem te op om het land geheel te verlaaten, en naar Mizpa waren. Egypten te trekken tegen den raad van Je re- mavf,:te"6-J,(CJ| m 1 a aan : want hier trof hen nog harder nood- het volk op van den minden tot den meesten, «n de Overften der heiren, en kwamen in Egypten, wam  366 Het VIERDE BOEK enz. zii vreesden ]0t, dan zij in Judea zouden gehad hebben. d\Z. aL *' 27. Om de gefchiedenis van Juda te bcfluijttftle'n! Koning Jojachin, die nu 37 jaaren na in liet ze- gevangen had gezeeten, kreeg tans cene gun* ven cn dertig- ° ° ..... n ,. , , ne jaar der ftige omwending in zijne omllandigiieden, en jXcHiNsTdes zulks bij gelegenheid, dat Evilwerodac h Koning den troon beklom. Hij werd toen ontflaagen rf« , in de twaalfde maand, van zijne boejen; 28. En door den \ orst op den zeven . , .... , . , „ „ en twintigfte ongemeen vriendelijk bejegend, en m rang en Evilmerod'acii achtSng ver boven de andere gevangen' Vorde Koning van (j-ell kj; ]iem gefield. 29, 30. In een vorfie- Babel, in'tiaar ... r, ' i ais hij Koning lijk gewaad werd hij mtgedoscht, en at gehoed' joji- duurig aan het hof, aan de koninglijke tafel, chins des ko- wordende hem eene aanzienelijke hofhouding nmgs van Ju- J , da uit het ge- toegevoegd, en een vast mkoomen van dag vangenhuisver- ^ ^ ^ ^ ^ ^ vs. a8. En hij , ,„,,,-„■ fbrak vriendelijk met hem, en ftelde zijn ftoel boven den ftoel der Koningen die bij hem te Babel waren. vs. co. En hij veranderde de kleederen zijner gevangenisfe, en hij at geduuriglijk brood voor zijn aangezigc, alle de Sagen zijnes leevens. vs. 30. En aangaande zijne teeringe, een geduurige teeringe werd hem van den Koning gegeeven, elk dagehjis bedemde tieei op zijnen dag, alle de dagen zijns leevens.  DE TWEE BOEKEN DER CHRONIJKEN.   INLEIDING tot de CHRONIJKEN. M. t eenige befchroomdheid, flap ik U voor, mijn lezer! om den weg te baanen tot een goed gebruik dezer gefchiedenisfen, niet zo zeer, om dat ik omtrent het gezag dezer gedenkfTukken eenigzins in bedenking fta, maar om dat wegens gebrek van berichten alles hier ten uiterfte onzeker, ja donker zij; het is dus natuurlijk dat vrugtbaare vernuften, die tevens een opzet hebben j om het gezag der Bijbelfchriften te beffrijden, hier hunne kragten verzameld hebben, in de dille hoope, dat zij nergens met beter gevolg, dan in het ontzenuwen van het gezag dezer gefchriften, (lagen zouden: als wij zoortgelijke handelingen met een onpartijdig oog onderzoeken, moeten wij weder niet in een ander uiterfte vervallen, waar door wij in een derde onze partij geliik zouden worden 5 zodra wij in dit verfchil met alle naauwkeurigheid affcheiden al dat gene* het welk onzeker, louter veronderflelling isj en waar uit nochtans gevolgen ten nadeele van het gezag dier fchriften afgeleid zijn, moeten wij ons altans ook onthouden van onzekere vooronderftellingen, waar op wij het gezag dier gefchriften zoeken te bouwen: op die wijze handelende zullen wij wel wijnig afdoen 4 bijna niets tot opheldering zeggen, maar ook zeer beknopt kunnen zijn, en daarom juist ieder onderzoek-lievenden geest in den Bijbel-minnaar van eene omflagtige en vrugtelooze beproeving bevrijden-,. V. Deel. As AÏé  37° INLEIDING Als men alle de zwaarigheden, geoppeit tegen het gezag dezer gefchriften, bij een zamelt, komt het geheel hier op uit: het gezag van Josephus, in het bepaalen , hoe lange een Jood de moogelijkheid van vermeerderingen bij de gefchriften des O. T. fielt , is de grondflag, waar op men bouwt , als men deze boeken wil uitfchieten; denk evenwel niet lezer, dat Josephus ooit gerept heeft om deze uittelluiten; neen, men heeft uit den inhoud der fchriften zelve een gevolg afgeleid, en daar op den regel van Josephus toegepast; de ftelling is deze: deze gefchriften zijn veel laater in opftel dan dat Esdra, of een zijner tijdgenooten, daar van de opfteller zou kunnen wezen; vraagt gij naar bewijs van deze ftelling, dan rust het hier op; ,, men zal de Geflagtlijsten, in deze Boeken voorkoomende , zoms zo uitvoerig vinden, dat zij tot kort voor de geboorte van den Heiland loopen; dit kan onmoogelijk een opftel van Esdra of van een ander ten dier tijd zijn: hoe men hier uit dan verder redeneert, kan elk, die daartoe trek gevoelt, leezen in O ë D e r s freië unterfuchingen uber eitiiger bucher des A. T., door Vogel uitgegeeven. Wie is 'er, die onedelmoedig genoeg zou zijn, om zoortgelijke Hellingen op zich zelve te verwerpen ? wie zou durven ontkennen , dat dit alles een laater hand zij, waar aan hetzelfde gezag met het overigen niet kan toegekend worden, maar gaat het gevolg dan nog door," om dat 'er zulke aantekeningen van laatere datum in gevonden worden, daarom is het ganfche opftel van laater tijd, en uit die zelfde pen gevloeid, die de aantekeningen gaf? als 'er geen hiftoriefche monumenten van zulk een geval bij de hand zijn, kan men de waarheid of valschheid van zulk een ftelling alleen uit den inhoud en voornaamlijk uit den ftijl beflisfen; en dan vraag ik, of iemand, die de hiftoriefche boeken des O. T. in het oorfpronglijke geleezen heeft, in het vermoeden kan koomen om te fiel-  tot de C H R O N TJ K E tf. 3?i Hellen, dat het ganfche opftel van dien zelfden leeftijd zij, welke het meest over een komt met de jongfte aantekeningen, daar in voorkoomende ? ik voor mij twijffe! geen oogenblik , of elk beftrijder dezer Boeken, in ftaat om den oorfpronglijken ftijl te beoordeelen, zal hier of bedremmeld zwijgen, of edelmoedig genoeg zijn, om mij toe te ftaan, dat alles hier zaamen ftemt om het meer dan waarfchijnlijk te maaken , dat deze gefcbiedkundige fragmenten, van tijd tot tijd , fupplernenten bekoomen hebben, die in ftijl en inhoud de duidlijkfte bewijzen van eenen verfchillende leeftijd draagen; ' en dat deze bijvoegzels alleen gefchreeven, om de nuttigheid van deze gefchriften voor den Joodfchen ftaat te algemeener te maaken, dus gewis van een verfchillend gezag zijn; fchoon niet willekeurig, ongetwijfeld, dewijl zij van belang waren, op openbaar gezag daar bij gevoegd. De inhoud van deze gefchriften zijn fragmenten, bij malkander gezameld, van eene verfchillende inhoud niet alleen, maar verbaazend verfchillend in ftijl, en uit zeer verfcheidene bronnen gefchept; is dit zo, dan word alles, wel bepaald, louter woordenftrijd. Het geheel zou dan hier op neer koomen: de bronnen, waar uit de Geflagtlijsten genoomen; de hand, waar door ze gegeeven zijn, zijn naar alle vermoede ondericheiden van de bronnen dier ftukken, welke met recht gefchiedenis genoemd worden, — zijnde de gefchichte eigcntlijk het leeven der Koningen van Juda. —■ Hier is Davids en Salomon's gefchiedenis weder eenigzins ondericheiden van die der volgende Koningen , dit alles is geenzins gisfing, maar daadzaake. Gisfing echter alleen de be¬ paaling, waar uit dit verfchil ontftaan mooge zijn; in dit geval heeft dan die de meefte waarfchijnelijkheid, welke de natuurlijkfte is, en de oorzaak van het verfchil hst best aanwijst. Wij zullen het beproeven. Aa a JU  3?a I N L E I D I N Ö In geen tijdvak kwamen de Geflagtlijstcn meer te ftade, i„ geer, tijd verdienden zij meer oplettenheid, en hadden ze grootcr gezag, als toen de Joodfche itaat weder herfteld werd, en men elk der te rug gekeerden zijne> porn* in Palestina zou aanwijzen, het is dan natuurlijk, dat Esra de hervormer van den ftaat, de beleezcnman, die de archieven van gewigt kende, voor den volkplanting de Geflagtlijsten bij een gebragt heeft, en naar allen fch.jn Zelv de fchikkingen gemaakt, om die door openbaar gezag voor het toekomftige aantevullen: het keven van David en Salomo, heeft in ffijl en voordragt doorflaande bewijzen in zich, dat het veel jonger is, dan de Boeken der Koningen ; voor eigen opftel van Ls r a , kan ik die hoofddelen evenwel niet houden; voor het naatfte denk ik, dat Esra zulke bijzonderheden bij een «ebragt heeft uit oude archieven, welken hij oordeelde in dien tijd, zijne landgenooten tot modellen te kunnen toefeken, op dat, in de hertelling van den ftaat en Godsdienst, de leden van den burgerftaat bij hunnen, voongen bloei bepaald mogten worden; 't geen in der daad wel ontmoedigende was, dewijl het oprigten van den ftaat met «H aanzien, tans volftrekt ongepast dan zou voorgedragen worden, evenwel was dit om de denkwijze van dien tijd noodzaakelijk; want de traage Vaderlander was met de minst gunftige verandering te vreede, berustte daar m, en niemand beijverde zich het uiterfte van zijn kragten en vermoogen te waagen; want al was men al in gansch onvermoogend, de Monarchen, dte hun begunftigden, bezaten edelmoedigheid en vermoogen genoeg, om den ftaat met zo veel luister opterigten, dat elk duide.uk zien kon, dat dit vrij ge worde volk, tevens de begunfti-fte onder alle de volkeren was, die aan zijn fouverein geza* onderworpen waren. De levensbefcln,jvingen der Koningen die in dit Boek op Salomo volgen, be«icrkt elk lezer, dat in oogmerk kennelijk onderfcheidcn  tot de C II R O N IJ K E N. 373 zijn van de Boeken der Koningen; dit is zo fterk, dat men zeker deze gefchiedenis wel de annales. der Koningen van Juda mag noemen; de voornaamftc leden van de nieuw opgerigte volkplanting, altans de voornaamften waren te voren burgers van Juda's rijk geweest, en hadden dus het meefte belang bij deze Vaderlandfche gefchiedenis ; en om dit alles zo veel te nuttiger te maaken, word 'er weinig van de Isrqëlietiefbhe Koningen, ja niet dan in het verfchiet van gewag gemaakt, en in plaats van uitvoerige befchrijvingen te geeven van de oorlogen, door die Vorften gevoerd, is de fchrijver meestal dan het uitvoerigfte , wanneer hij de verbeteringen in burger- en kerkftaat door dees of genen braaven Vorst befchrijven konde; zo werd dit Boek het best bruikbaar voor dien tijd, en word tevens een gewigtig bijvoegzel op de andere Boeken. Nu blijft 'er nog overig te onderzoeken, of wij met eenigen fchijn ontdekken konnen, uit welke bronnen deze gefchiedenis genomen zij ; dit is zeker van belang, en moet het gezag of aanmerkelijk doen rijzen of doen daalen; dat de zaaken uit authentieke archieven ontleend zijn heeft naauwelijks bewijs van noden : de zorgvuldigheid van Es ra, de denkwijze van elk Jood, de fmaak der Oosterlingen vordert zulks, en die hier meerder overreeding begeert, kan in Eichhorn's inleiding meer en uitvoeriger bewijzen vinden. Van meer belang zou het mij zijn naar den fmaak en den geest dezer opftellereu te onderzoeken; waare het moogelijk hier met eenige vrugt te kunnen arbeiden. De onderfcheiding die Hezel maakt tusfchen de koninglijke annales en de leevensbefchrijvingen der Vorften, is mij gewigtig voorgekoomen, en moet noodwendig merkelijk verfchil gegeeven hebben in de wijze van voordragt; de voordragt moet dan zoms vrijer zijn, en de ftem van den Godsdienst moet in de eene boven de andere uitfteeken: de annales zijn ongeAa 3 twij-  INLEIDING enz. 3. + twiifeld door de hoffchrijvers op openbaar gezag opgeftcd geworden, en verdienen in het politieke om de naauwkeurigheid en de uitvoerigheid van de berigten in die gevallen altijd voorgetrokken te worden; de leevensbefchriivingen der Vorften zijn meestal door Profeeten opcefteld , deze zien altijd meer op het zedelijk karakter der Vorften en hunne denkwijze omtrent het Godsdienftige , voeren een vrijer pen in het maaien van hun karakter en °-eeven meestal zulke zaaken, die voor het Godsdienltig eeraoed eene meer algemeene bruikbaarheid hadden: van beide zoorten dezer monumenten fchijnt de fchrijver zich bediend te hebben, evenwel zo, dat hij geenzins voorneemens geweest is, enkel bijlaage op de 4 Boeken der Koningen te geeven, maar wel gefchiedenis, aan een gefchakelde gefchiedenis van de Koningen van Juda hier uit moest noodwendig volgen, wilde hij den gefchiedkundi^e fchakel bewaaren, dat 'er zeer veele zaaken ,11 voorkwamen , die men enkel moge noemen herhaalmg van het geen in de Boeken der Koningen verhaald was geworden • ja dit wierd altijd letterlijk overgenomen , zodra de opftellers van beiden dezelfde bronnen gebruikt hebben; zie hier alles wat ik al gistende omtent deze Boeken als Inleiding geevenkonde. Alleen zou ik verzoeken van mijn lezer m eene klein- omftandigheid de vrijheid om de verdeeling van de Chronijken in a Boeken te mogen verwerpen, want deze verdeeling is zeer jong, niet alleen onnatuurlijk, zonder Ee«tg en zonder bedagtzaamheid ingevoerd, maar baart inderdaid veel belemmering, als men in de optelling der Boeken van het O. T. de oude lijsten, hier en daar bi fchrijvers bewaard, raadpleegt, en met de nieuwere vergelijkt om het getal op te maaken, wij zouden dan maar eenvouwig de hoofddeelen doen doorloopen , doch ik moet ook zorge draagen om tevens alle verwarring voor te koomen hierom zal ik zulks agter laten, vooral wegens de geduurde vergelijkingen. Het    Het EERSTE BOEK DER CHRONITKEN. I. HOOFDDEEL. D e lijst, welke wij hier vinden, is voor het grootfte gedeelte overgenomen uit Gene/. X. van i tot 23 uit Hoofddeel XXV. van 23 - 34- en van 35 - 54. en uit XXVI. met geene veranderingen van belang, en door de duidelijke kleine aanmerkingen onzer randtekenaaren verflaanbaar. Die de tafel, welke wij bij Gen. X. gegeeven hebben, gelieft intezien, zal de duidelijkfte begrippen van alles krijgen, zo ver dat moogelijk is. Dn. hoofddeel, it cn de twee volgende Hoofdde- „. ,. De2c zij„ de len bevatten de Geflagtlijst van het (lam- £iHderen van [suft.: ht ■ kuben, Simeon . Le- uis van Juda, den beltendigen erf- vi, Juda. is5a;char genaam der belofte, gedeeltelijk uit e\fE"ï, .0sfP„ Gene/. XLVII1: 8-13. en uir Numeri Tl. f^T^i?APH" Wtti . TAM, l.ad en AjLber. AXVl. genomen, geplaatst, om dat vs. 3. De kinderen zommige familiën uit dat huis als (lig- S" ff" bevolker* van eenige (leden, ^en t^e^hfer daar in genoemd worden, en m dat deze $chbuat de en geene bijzonderheid van eenige aan- geboren ran juda , Aa 4  ;>ó Het £ E If S T E BOEK was kwaad i„ zienlijke familie daar *n aan de vergeuoodd;i™nerümtelheid ontrukt, in het koninglijk ftamvs.4. Maar Tha- huis van David volledig opgegeeven mar Wjne rcnoon- word> om den leezer met een opdochter baarde hem , rA Kporin van per^z en stracb: ai- fla<* van een oog het regte besiip van Ie de zoonen van Ju- , . gceven hebbeil Wij vwder da' waren vijf. net öcutei ö i vs. 5. De kinderen uitflaande tafel gemaakt, met cue van Perez waren ctuv" en Ch.U-COL en Daria: deze alle zun vijf. ys. 7 En de kun f&« ^ren d.e orkh derervaf rrHAN^Ü waren AsarÏa. ba nene vergreep, vs. 8. fdie hem «boren zin,, ware,, Je- vs. 9. En de kinderen van Cbesron. die ncmg c ore' Aminadub , racbmsïl en R*M «»«^ " ,0 Ram nu gewn 4. en Aminadab gewon iWwi/»* , den v ursl ," vs. 12. En vs. lï. En iW.f*/i- güw.on jalma , cn Salma ucwvn EuAB Boas gewon Ob,d, cn OW gewon Isa vs is_Ln sa. zijnen eerstgeborenen , en Abinauab 'en tv^eeden. ei Af*) OzeM den; vs. 14. iV.r««H den Vierden RamaI den vi^en^ en ^ den zesden 7 David den zevenden, vs. 16. En z"*c , en ruja en Abigaïl, de kinderen van Zbrüja waren Abisai en j a As'ua, drie. vs. 17. En Abigail baardes Amas^ en d^.vaq^ ^ g"- 5_8. Een uit dat zelfde geflagt vert dm™ li'°z"n dient bijzondere opmerking. Assc uur , de huisgezinnen der „. Tekga had bjj twec vrouwen Zcratbi'.en: o » vs. 3. En deze zijn veifcheide kinderen , waar van een tamj, Jisre&l cn is- vermaard geworden is. 9. Jabez, door ma en Jidbat; en de • - , pNUeL was de vader den eerstgeborenen van Ephrata, den vader van -*««'&'"■ enVAakl scm;R r,u de vader van Tbekoa had twee wijven , Cb,laen NAaJA. vs. 6. En NAaRA baarde hem Acbuzza en Cbepbn- en ï>» en ^ «Ut ■*» de hinderen van NAaRA vs. 7- Et * M*£n v Cfe.'a waren Zereth, Zeebar en Ltitnan Kez.vS.8.ba.koz gew cn S»ie*«, en de huisgezinnen van ^fi«»i./ den _zoon van vs. 9. Jabez nu was heerlijker dan zijne broeders, en zijne moeuei rf.nberg houdze voor broeders, t geen minder waarfchijnlijk is da» de gedagte der Overzettcren voor elk opmerkend lezer. „. 20. Ik verfchil hier van de randtekenaaren, die deze 5 voor zoonen van Mescuullam houden tegen de gewoone fchikking der H,* in de orde waarfchijnlijk zijnze 5 zoonen uit eene andere vrouwe. w 2". Voor het «aatfte komt het mij voor dat het woord u, hier door de affchrijveren verplaatst is, en tot vs. 2.. behoort, dit geeft zeker eene meerdere duidelijkheid. „. 9. Of met opzet zijn naam verfchreeven is , dan of men nader, hand die met opzet veranderd heeft, weet ik niet.  der CHR0N1JKËN. Uoofdd. IV. 381 zijn moeder bij zijne moeijelijke geboor- zijnen naam jabez te dien naam gegeeven. 10. Deeze was ^T'^^rStet met het klimmen zijner jaaren gelukki- fmcrten gebaard, ger dan bij zijne geboorte; — hij was ^^BhUmym" ijverig in het Godsdienftige , wat hij rfl a?.n'?eep,ei,,de,:il1" J a O ' , J dien gij 11111 rijkelijk ze- ook met aandrang in het aebed begeer- £enen, en mijne iand- j , ... li,..1" paal vermeerderen de verkreeg hij; bad hij om eene aan-zult, en uwe hand zienlijke kudde vee, hier in verkreeg ™ Z hij zo zijn wcnsch , dat hij verplicht maakt dat het m'j , . - 1 niet fmerte! en Rlo- was jn liet (Jverjordaanlche weiden voor Mm Het komen, dat zijn gebruik tevraagen; -— ook verzogt chei.ü.de hij, Wel beWUSt, dat hij de geWOOIie broeder van SelmeU ■> o fïwon Meciiir; hu is rampen daar mede niet ontgaan kon , de vader van f.ston. dat ook dit verzagt mogt worden door gewón bethrIpha cn het hooge beftuur, dan gelukte dit zo ^^^ant^ dat hij met genoegen ziin leeftijd door- chas: ditzijn de man- u„„„» ^ t,. . .. <• nen van Recba. bragt. 11, 12. Hier is alles zo afge- vs. iS. En de kinbroken , dat men 'er geen gebruik op JSÖ^&iïde tafel van maaken kan , het zijn JA> en ',e kinderen r i ■• . . .... ~ ... van OTHNiëL , Cba- waarfchijnlijk de aanzienhjkfte familiën van Recha en Nachas geweest. TH£ ^ 13, 14- Dezelfde aanmerking, die wjj en Seraja gewon jo- 0 ' j ab den bevolker des zo even hadden, geld ook hier — een dais der fmeede'n , ,,i„lv. • j , , , , want zij waren hsnd- vieiï is door hem bevolkt, vermaard door werkers. een aantal fmeederijën. 15-20. Een °e jfiffi* man heeft zich uitfteekend vermaard ge- zoon vatl Jephunne, waren Iru , Ela en NAi'M, en de kinderen van Ela, te weten Kenaz. vs. 16. En de kinui. io. De Hr. Swaving, zal mijne omfchrijving voor den leezer, des begerende, verfterken: — hij mogt zonder onrechtveerdighcid te begaan, om geen meer land bidden dan zijn familie in de verdeeling toegelegd was; mogelijk is het een regel of twee uit hetr gezang-boek der beroemde Godvrugtigen. vs. 15 —19. Dit alles fchijnt verfehreeven , is door geen Hand. fchriften te verbeteren, en dus onbruikbaar.  38 2 Het EERSTE BOEK deren van jEHALEtEL maakt, Caleb Jephunne's zoon; ™ZerAsSA'ééne vrouw gaf hem drie zoonen, ftigvs. i7- En de kin- t van ^stamoa ; uit eene andere deren van Ezra wa- ; ren Jether en Me- vrouw kreeg hij eenen zoon, itigter van ^"JZ&Zlï Gedor enz. ,1-23- Selah een zoon w«w baarde Mirjam tuda heeft verfcheide nakoomehn- en Scbammai en Isbacb, J " " den vader van Estemoa. gen gehad, aanzienlijk als bevolkers en SuUvtoIiw Juüia gebieders van fteden , zo E R van Lc^VcTr^e'. cha enz.; al vroeg zeiven hebben zom- ter den vader van S#- mjge to£ m het Moab'tetiefche het beden' vader ^EvanTHza- wjnd gevoerd; anderen weder hebben zich ^renevandib^jAkd;door fabrieken vermaard gemaakt, zo dochter van Pa- k d opzigters over de koninghjke pot- rao , die Mered ge-^^ 1 ö T thutvd had. ten - fabrieken. 24 — 33- oimeon j a- deren tt huis vrouwe" kobs zoon , is gansch niet onder de Em', waZrUeneaVBr- aanzienclijkfte en talrijkfte te tellen eene Kehila ieGarmiier, ^ dje yan SlMEI, uitgezonderd; 13 rial»rKieMa£' fteden zijn evenwel door hun bevolkt, rIndevan denton rzSL^S\T^ti Irx Tuda de fligter van Manba; en de huisgezinnen van het huis nes Ta^ntrts^\ huis van A.bbea. vb. u. Daartoe Jokim, e^™£ „en van Cozeba en Joaicb en Sara™ (die over de *••*'"» /f6™ tobben) en Jasubi- Lehem : doch deze dingen zijn oud vs. 23. Deze wen Vtteblkkers , woonende »SkUm en " ^^^J^, gebleeven bi den Koning in zijn werk. vs. 24. ue Kinacre" waren, Nemücl, Jamin , Jarib, Zerah en Saitl. vs. -5- SAL"™ lijn zoon, Mibsam was zijn zoon , Misma was zun zoon vs 2^ 1Dek»1 deren van Misma waren [deze,] H.AMMuei. zijn ^'^XSmn ",e ïrrfJW%KSclaaraim: dit waren hunne: ftedeni,™dat DAv „. 20. Wie deze SlMON is weet ik niet, in de ganfche Geflagtlijst is uiets van hen te vinden. «. 24. Hier had een nieuw Hoofddeel moeten geweest zijn.  der CHRONIJKEN. Hoofdd. IV. 3^ die zij in Davids tijd nog hadden, in dien omloop de?ér Om niet te fpreeken van vijf opene vlek- ™? IT^^Zt ken vrij aanzienlijk , of van dorpen in w°0nilisen, en hun- j . , ' , r gedacht-rekeningvoor den omtrek hunner fteden. 34—43. Der- «en. tien familiën uit Simeon gefprooten, ^n4maakten zich bijzonder beroemd, onder- '1^,1 ;de zoon van ling zich vereenigende, de rijkdom meest vs- 35- En joëL en in vee bedaandc, noodzaakte hen, naar/S^';™^ land omtezien om al hun vee te kun- Asiat'de" z°°n va" nen weiden; dit drong hen om zich in vs. 36. Eneljoünaï j , , , en Jaü'koba en lfocba- de meer onbekende landen van Gedor i* en asaja en adiof Gedaria neer te flaan, dit ftond hen ttZ^?'"™*' w zeer wel aan, het was goed weiland, **• ,37J CE" .z/z\de 0 ' zoon van Sciipbet, den zeer ruim en zii hadden weinig overlast van zoon v-»n Allon, den ftroopende benden; het was een ftreek, zp^Tfel', S die bewoond werd door afftammelingen zo°n ™n fË£%^ van C h a m , deze verdreeven zij uit men tot namen, zijnHar linrl r,om™ u n „ • de Vnl'"en in hunne aar iana , namen hunne vee-ftallen in huisgezinnen , en o\bezit, vernielden alles het geen hun niet ^"Sent",. nuttig was, doch dit is eerst vrij laat menisceonder de regeering van Koning Hiz- genS'to3t9'aan dè'n Êinkia voorgevallen. - Deze goede ti*f?o2Z>CS«*% flag moedigde nog 500 Simeonieten aan, v^orTumVfchTpelf'1 om onder het opzigt van hunne hoof- vs- 4°- En zij vonden , zoortgelijke onderneeming te doen, weldeden hatend doch in het gebied der Amalekieten, ook fnjgZst'f ^ant" dh met eenen gunftigen uitflag . wordende vanr Ci:AM woonden door hun bezeten zo lang de ftaat van 'vL^^Deze nu, Juda en Simeon geftaan heeft. dcnrev^ T-Ti,,.,. ,»„., v ■ ~ . men in de dagen van .Tb.»' i ? "g van •7"Aj' en zi) noe2en der §enen ten[en en woningen, die daar gevonden werden, en zij verbandenze, tot op dezen aag, en zij woonden aan hunne plaatfe: want daar was weide voor hunvar, oZ™' V?:,ft- ^ Sissen uit hen, fte weten] uit de kinderen ™J n ' V" londerd mannen, tot het geberjte van Seïr; en Pelato, H,^ " e" Rep"-Va m UzziëL, de zoonen van Iseï, waren hui, de AmVi i"; VS' 43-- E" ZH noegen de overi8e der ontkomenen onder ae Amahkstett, en zy woonden daar tot op dezen dag.  3s4 Het EERSTE BOEK v. hoofddeel. T) fl t bell00rt nu nader vs. i. De kinderen I. ÏV"»"5 *> 6 . , , j •: van Ruben nu, den bercnrc.cven te worden, dit Had, oaai "j eerstgeborenen van _ ^ ' , was vvel liet ecrlte Israöl (wam hu was de ëers^eboorene wa» , . de eerstgeboren, maar , , dcld moeten Worden, Ojtn Zl]'. C dewiil hit zijnes va- DC.rUuui.iu ,„.i,.l,vii- fZ bed ontheiligd heerschzUgtige en overfpeelige handelwij- had, werd zijne eerst- ,n- „iTor, ,T„n dar voorgeboorte gegeeven den ze had hem verltooken van aai kinderen van JosEWTi , ■ de erfnnrt\e alS m den den zoon van Isracl: reCllt, zo wei 1U uc <-i i doch niet [zo,] d« d eerfte was JOSEl'H tU.gC Si, zich in vt genacht-rang ' u verkreeg Tuda , register naar de eerst- ?e0.d en de laatlte vcrbici-f, j » mocbtë- rCkC"en at Die ook altijd door zijn talrijkheid, m°vs.lte£'. wam JwdA „ moed dat aanzien boven Josei-h, Werd machtig onder 6 Rl'ben gat ziine brocde-en. en vcrdcdlgd heett. 3 _ die tot een voorgan , verLclieide aanzienlijke geuag eer wis, was uit bem, evenwel . het fothde'eersi-eboorte . onder wclke dat Van JOEL Het ^TDeUeren aan4mlijkfte was , het gfn^*,f 2JSr%*ÏÏffi Vorst nog B e ë R * had, toen de Jsfif^ck Sn cwc»«.pal- h uit zijn Vaderlana vervoer- »• l°ï&\ Een andere tak, die z,ch vs. 4- De kinderen • . , ^roëfj beek, van Joër. , ter neergeflagen nao jf^mat zijn zoon , Goo zun . . uïtrfebreid van den E^taat vnnn SlMEÏ Ziin ZOOn ; 1130 Zlt-U ""-O .. (t tpn ZOvSn;s. MicHA ziin aftot aan de groote woestijn, ftooten^,'B»nz4n;d; aall de fchelf-zee; ib. Ia -S«raL« zoon" ,6w^eerTT regeering durfden zij zelfs de tiagaw ^-'p^^skr de * .dr..ven en bewoonden dus dien 8^w*£ ^ aan botende, in Me rust. de; hij was de Vorst der Rubmiten. u,n»deron in hunne huisgezinnen, als zii na. vs. 7- Aangaande zijne registers «cftelt werden; de Hooden hunne geboorten in de gell.icnt re* zoon van AzAZ , 7 in geweest Jeïki. en ZecHARJA. vs. 8. W {e en d« zoon van S,/*-.., den zoon van Jo ., ^ „et 0O5te„ tot a™ Wri. en MI- «- 9' ™ riviere Pir.»i af, want hu» «* ^s V&STS* lanTva| W ~ - £ «5* ffi 1^^—^ hunne'tcnS^ '* «** T Cilead. * 3.Hr:ri» aUcsaf,cb:oUn en dus geen Gelijst meer.  der CHRONIJKFfo. Hoofdd. V. 385 ir— 18. De (lam van G >D naat die ** 'i De k'r.dercr» van. Ru ben geplaatst, zal in het voor- ?Z°™"rT" bjjgaarj hier kort behandeld worden , [*ned Bar"" tot Saltii drie aanzienlijke familiën van hun woon- vs ;„ jcör waS den in Bafan, vooral in den omtrek van het "oot'' • er 5f .. .. pham de tweede; a i»r baton: zij zijn nog opgenomen in tel- JaSnaï en Scbaphat ling onder de regedring van Jo>s er ^IV'iV Kuf." ;roe. Jeuobeam den tweeden, toen zij in dc? }'"• ,n:ar hnnn* , ^ . vaderh k: huizen, wa- het Overjordaanfche . de (lammen daar ,e" ivicHAët; en m- 1 *. . , ,. Cehuilam en Scbeèa eü w01 mende , neg 4476 1 foldaaten gaf. j0raï en e3 19 — 22. Onderfteund door de binnen- ^"i^oérJ Jordaanfche ftammen, hadden zij de Ba- Aderen van Abi- ■ cbaïl, den zoon van gat-eenen aangevallen, en 111 dien oorlog Cbun, den ZOon van zich zeer godsdienftig , en heldhafig Av%™2 gedragen; hunne openbaare bededagen v™ miciiaci- ; den r h zoon van JefcbiTaïi om den gunlhgen uitflag hadden daarom den z&on van jachdo\ j„» „ j , , .. , den zoon van Br/2 dat goed gevolg, dat zij meer dan vs. 15 AcbiwV,m van Abbi6l , ie: zoon Van Cvm , was het Hoofd des huizes hunner vaderen, vs; 16. En zij Woon.cn in Cilead. in Bafan, en in hare onderh >rige plaatfen; en in alle de voorlieden van Snron, tot aan hare uitgangen, vs. 17. Aüe >eze znn_ naar hi nne gefiacht ■ re isters geteld in de daeen van Joas den K >mng van Juda, en in de dagen van Jerobeam den Koning van Israël. vs. 18 Oer kinderen van Rubtj, en der Qaditen, en de haiven Kam van Manaife, van de ftrijdbiarlten mannen, fctuld en zwaard dragende, en den boog fpannende, en ervaren in den kri g, waren vierenveertigduizend zevenhonderd en zestig, uitgaande in 't heir. vs. 19. in zij voerden krijg trgen de Ilagarenen, en [regen] Uur en Nafhis en Nadab, vs. 20. Doch zii werden geholpen tegen hen, en de Hagareneii werden m hnnne hand gegeeven en alle ni< met hen waren: om nat zu tot Ehbim riepen in den krüg, zo Het hii zich van hen verbiddenJ dewijl zij op hem vertrouwden, vs. 21. En zij voerden hun vee gevdns vs. 16. Ik zou hier liever Sirjon leezen, doch geen Handfchrif: begiftigd deze leezing. vs. 17. Mus heeft deze verbetering van Joas bijna zeker gemarkt. ff. 19. Mogelijk is dit verplaatst, en behoort tot vs. 10. waar het afï gebroken is, dan zou het in Saui.s regeering voorgevallen zijn', ik ■ heb 't onbepaald gelaten — de overwonnene noemt Mus. Ilegerètitn , een omfwerveud herder-volk, in zijn Aanhangzel op zijn Woordenboek. V. Deel, Bb  3S6 Het EERSTE BOEK gciük weg, hunner 50,000 kemelcn tot buit kreegen, 150,00» Lenmd:en twe'jSrd fchaapen, aooo ezelen, en 100,000 menen vijftigduizend feha- fcnen tot den fjaavcii - ftand bragten, het ezefen'! en*tonowrd- aantal der gefneuvelden was aanmerkelijk J'j*fchden.zïe,en der geweest door deze zo zigtbaren gunftivs. »»." Want daar bcftellinï; zij hebben tot den 011- vielen vee] verwond- in . , « j i ] A, de, dewüi de ftrijd dergang van den Staat in dat land de liTw^oudênThu^ vrugten hunner overwinning genooten. ne plaats, tot dat zij o._20- Mahasfe aan gene zijde der Jor- gevanaelnk wegge- -J J ° * . .. . voerd wierden. (]aan t bcvolkers van Bajan, had vericneilluVSde1' "Sü de familiën , die talrijk en heldhaftig rdaMa"^%Twiern.wareri, doch hebben met de overige den vermenigvuWigt Overjordaanfche een lot gehad in hun™rm?» m S«">ne wanbedrijven, bijzonder om hunne óers^ nezTnuwa- afgoderij in den fmaak der Kanaankren de Hoofden bun- . waarom twec Asfiirifche Koningen, ncr vaderlijke hui/en: »«"»» , j te weten cfefif door herhaalde invallen hen van daar £iuefj™" deeden verhuizen, en in fteden van hun £ëL°,Snenn fterk land overvoerden , waar zij gebleevcn van kracht , mannen zjjn_ van naam , Hoofden J ^V'f'-'vs «"^aar zij hebben tegen den Elobim hunner vaderen ^ "denl^de goden der volkeren des land, -genereert wel e khbim voor hunne aangezichten verdelgd had; vs. i6. Zo ^wcKte «. f t * van W/ den geest van PM, den Koning van ffi>'«%^ *% 11, ,„„ Tir-tATH-Pli-nf.ser den Koning van Asfiri^n, die voeroeze cn aan de riviere Gofau, tot op dezen dag. VI. HOOFDDEEL. vs. ,. De kinderen I-.J5- aanzienlek geflagt van van Levi waren, Ger- tevi heeft in een zijne nakoomelin- febom , Kebalb en . ' ,. , . , Merari. gen de Hoogenpnesterhjke waardigheid vs. 2. De kinderen _ van Kebatb nu waren, Amram, Jilbnr en Cbebron en UzzteL. vs. 3- En de kinderen van Amram waren, ASron en Moses en Mirjam; en tie kinderen van Aüron waren. Nadab en Abihu, Ei.eazar en itbamar. vs. 4. En Eleazar. gewon Pinehas , Pinehas gewon Abifebu*; vs. 5- Lil •/. I —15- Hier zijn verfabelde zwaarigheeden en gaapingen in deze lijst, of met opzet of bij toeval — enherkelbaar, tot no« toe. Zie Ma«.  der CHRONljKEN. Hoofdd. VI. 3S? bezeten , het eerst door Aëron be- Abïfctia gewon iïukklecd, gevolgd door 22 anderen, zijn- {£'21™ BüKKI sewon de de laatfle zelfs mede in de Babi/- vs.- 6. En uzzi ge- 7 -rj ■ 1 1 won Zkra.tja, en Ze- tonijche gevangenis vervoerd geworden, kahja gewon bïeraX6-31. De overige Levieten tot de J0™;_. M,RAJ0TIIgc. Priesterlijke waardigheid niet bevocht won amarja, en a- i, 1 1 rr. , , , , ..." Marja gewon Acbi- hebben den Tabernakel-dienst bhjven t„b. waarnecmen , alleen heeft Koning Da- gewll^f^'Sf. vid , dewijl de arke aan eene plaats'b0K gewon ^<-i/m««z. 1,1-1 ' vs. 9. En Achimaiiz bleet, hen meer gelchikt tot de uitvoe- gewon azasjX , en ring van het openbaare gezang en tTIA""""" muziek van den Tabernakel - dienst. geJ^^Jf^ 32—48. Tot dat Salomo ingevolge hct< die net Priester- ■ 1 , , .. ,■ , _ ' ambt bediende in 't net plan van zijnen vader den Tempel huis, dat Salomo te 'Jerufalem gebouwd had. vs. tl. En Azarja gewon Amarja; en Amarja gewon Acbitub; vs. ti. En Acbitub gewon Zadok , en Zadok gewon Scballum; vs. 13. Eti Scballum gewon Hilkia, cn Hii.kia gewon Azarja; vs. 14. En Azarja gewon Seraja, cn SerajA gewon Jozadak. vs. 15. En Jozadak ging mede, als Jebovob Juda en Jerufalem gèvangelijk wegvoerde door de hand vaö Nebukadnezar. vs. 16. [Dus zim dan] de kinderen van LeVi, Gerfcbem, Kehatb cn Merari. vs. 17. En dit zijn de namen der zoonen van Gerfcbem, LiBNI en SiMeï. vs. 18. En de kinderen van Kebatb waren, Amram en Jibar en Cbebren en UzziëL; vs. 19. De kinderen van Merari waren Macbli en Mufcbi} cn dit zijn de huisgezinnen der Levtten, naar hunne vaderen, vs. 20. Des Gerfcbem: Libni was zijn zoon, Jahatii zijn zoon , Zim.ma zim zoon; vs. n. Joaii zijn zoon, Jddo zijn zoon, Zéraii zijn zoon, Jeathraï zijn zoon. vs. 22. De kinderen van Kebatb waren , Amminadab zijn Zoon, Korah zijn zoon, Asfcbir zijn zoon; vs. 23. Elkana zijn zoon, en Ebja^apii ziin zoon, cn Asfcbir zijn zoon; vs. 24. Tahath ziin zoon , Uriël zijn zoon, Uzia zijn zoon , en Saul zijn zoon. vs. 25. De kinderen van Elkana nu waren Amasaich Aihmoth. vs. 26. Elkana, dezes zoon was Elkana, /opiiai was zun zoon, en Naiiatii was zun zoon; vs. 27. Eliae ziin zoon, Jeroham zijn zoon, Elkana zijn zoon, vs. 28. De zoonen var» Semuél nu waren [deze:] zijn eerstgeboren was Vasni, daar na Abija. vs. 29. De kinderen vin Mehari waren, Macbli : Libni ziin zoon , Simei zijn zoon, Uzza zijn zoon; vs. 30. Simea ziin zoon, Hacicija zijn zoon, AsajA zijn zoon. vs. 31. Deze nu ziin het, die David gefield heeft tot het ambt des gezangs in \ebovab's huis, na dat de ark [tot] rust [gekomen] was. vs. 32. En zif dienden voor den Tabernakel van de teute der t'/amenkomfte met gezangen , tot dat Sai.o.ma het huis Van Jebovab te Jtrufalem bouwde : en zii Honden naar hunne wijze in hun ambt. vs. 33. Deze nu ziinze , die daar (tonden , met hunne zoonen: van de zoonen der Kebathiten, Heman de Zanger, de zoon van •». *8< Hier fchijnt eene verfchrijving te zijn — SemuSl zif» zit» dezes eerstgei. Bb a  *&t Het EERSTE BOEK joër,, den zoon van gebouwd hadt en alles pragtiger ingerigt S*mlJ:i werdt, heeft hij hun in chooren vcr- «. 34. Den zoon van lvl-"- ' r Elkana . den zoon deeld, gelchikt naar de ïnflrumenten dieti 'S Zij befpeelderi, om den toon dien zij in zoon van Tccbii , , t „tzmg moesten voeren. 49—81. BlijV vs. 33- IJcn zoon r> c van zuph, den zoon vende de Priesterlijke verngtingen beloon vanAMahato" ftendig bij het huis van Aaron op den zoon van ama- hunnen tjjd iri hunne dag-orde , daar zij ,o Fn ziin broeder Asapii ftond aan zijne rechter [zude :1 AsAltt VS- t^WSj». den zoon van Simea; vs. 40. Den zoon van M chT " den Son vïïBAe«e,a, den zoon van **W.*-g-gg K-rn-i den zoon van Zkkah , den zoon van Ao«jv, vs. 41. Oen zoon van EraM, dei zoon z ' rien zoon Van SlvaJi vs. 43- Den van Mau.uci , vs. 45 ^ A [{e,, zuon van „en zoon van Hilkija, vs. 40 fl/oci//, den zoon ^"''M^TeS zrion'ïïïUJtif déSloS «n Uv, vs. 48 Hunne ï .derf in de i«.V«, varen gegeeven lot allerlei dienst des Taberbroeders *a vs .0 aüron nu en zijne zoonen rookten nikdlVbrnanf offers a" 'ar, en op den ?euk-altaar .zijnde [befteld] tot op des bra"d-°ttL" ïjeuL' det heiligen, en om over Israll verzoening l&tftfl'dTtóW&S van £Wi» -boden had. t« * =.._'„. 'vs. 53. Zadok zi n zoon, AHiMAaz zijn 21JonZ° v"' saEn d^aren 'hunne wonin,en . naar hunne kastelen, in zoon. vs. 54. lk1 dcr 7r,onen aüron , des huisgezins de- Kahunne landpaal: ,Ln^««KJ ",,or . vs ss. kn zij gaven hun Cbebron ta'KdTi-d'enl0b»nhe vo^ede" rondom dezelve.6 vs. 56. Maar het ui t land ƒ«<<<», en nu dcn zoon van Jephun- ^rsWaenTndere^'van^oN gaver zij fteden. van Ma, de *%..a en £ïi»«, en hare voorlieden; en en £,»«.«#, vnjftad Cbebren en x. 1»»«, ,,.;7 cn hare voorlieden, en Debtr, en hare voordeden, vs. 58. Ln voorIteden, cn £«fi- en hare wj^fMJg^.EVS.X Van den (lamme Benjamin nu, ?viT en hare vooXdei. en .rf//.™/*, en hare voordeden , en Ana' 8£l' en hare voordeden; alle hare fteden, in hare huisgezinnen wattdenten fteden vs. 61. Maar de kinderen Kebatb, die overgebleven waren hadden vm hl huisgezin des llams. uit den halven tanime vrri rair M^A, bfj loten tien fteden. vs. 62. En de k.nderen van C«r$Lnaar hunne huisgezinnen, hadden van den (lamme: van Isfafibar "fen tommc vanV.'^r, en van den (lamme van IXapbtah , ed van «n tT.™ JlI«ft iii £«ƒ<»», dertien deden. vs. 63. De kinderen Sffi^tte huisgezinnen, hadden van den damme van Ruen van den damme van Gai, en van den damme van Zebuhn,  der CHRONJJKEN. Hoofdd. VI. 3S9 buiten dien in de hun toegedeelde fteden bij i°te twaalf tte- bleeven ivo.men, die in Joschua's tijd de"l » _ , 1 J J vs. 64. Zo gaven de met dat recht van ïnwooning besunfricd kinderen van israti wa,.prl «e« Linten deze ftc- v 11-11 • den, en hare voorde¬ den. vs. 65. En zij gavenze bij lote, van den (lamme der kinderen van Juda, en van de (lawine der kinderen van Simeon, en van den (lamme der kinderen van Benjamin , deze fteden, welke zij bij namen noemden, ys. 66. [Den overigen] nu uit de huisgezinnen der kinderen van Kahath, dien gewierden fteden hunner landpalen tan den (lamme van Epb.aim. ys. 67. Want zii gj:ven hun vin de vrijfteden, Sicbem, en hare voordeden op het gebergte van Epbraim , en Gezer , en hare voordeden ; vs. 68. hn Jokmeam, en hare voordeden, en Bctb-Cboron, en hare voorlieden; vs. 99. En Ajalon,en hare voordeden, en Gaib ■ Rimmon , en nare voorlieden, vs. 70 En uit den halven damme van Manasfe, Aner en hare voordeden, en Bileam,m hare voordeden: de huisgezinnen der o\enge kirmeren van Kebatb hadden [deze deden:] vs. 71. De Hnderen var\ Gerfcbem hadden van de huisgezinnen des halven (tams van 31a"osje, Go/a» in Bafan, en hare voordeden, en Astbarotb, en hare voorlteclen. vs. 71. En van den damme van hfafcbar, Kedes, en hare voordeden Vobrat„,en hare voordeden; vs. 73. En Ramotb, en hare voordeden, en sinem, en hare voordeden. vs.74.En van den (tamme vawAfcber ,Mafchal'eh liere voordeden, en Abdcn , en hare vooifteden ; vs. 75. En C'.ukek, en hare voordeden eri Recbob, en hare voordeden, vs. 76. En van den damine va:: .aapbtal, , Kedes m Galilea, en hare voordeden, cn Hammon, en hare voordeden , en Kirjatbaëm, en hare voorfteden. vs. 77. En de overige kinderen van Merari had.ien van den damme van Zebulon , Rimmon en hare voorlieden, Tbabor, en hare voordeden, vs. 78. En i,an gene zude-der Jerdaan tegen Jericbo , tegen het oosten aan den Jordaan, van den damme van Ruben, Bezer in de woestiine, en hare voorfteaen en Jabza en hare voordeden; vs. 79. En Kcdemotb, cn hare vootxZ rl/\.fn hare voordeden, vs. So. En van den damme van Gad, Ramotb m Gilead, en hare voordeden, en Machanaim, en hare voordeden: vs. 81. En Cbesbon, en hare voordeden, en Jaëzer, en nare voorlteden. J 9 Trio. , , , VIL HOOFDDEEL. 1~5- Xssaschar hadt ook talrijke „ n ., J (-.„•,■, , J vs. 1. De kinderen iamii.en, de meeste van hun waren zeer v*n issaschar waren geoefrend in het krijgswezen, in Da-S1^!^ vids tijd bragten zij 226oo wel geoeffen- Z\n6%£ut%\l de manfchap in het veld — een ge- Vzzi.en Rephaj* en (lacht, dat van U z z i, werd zo talrijk, dat en^sAsTeri JsS;' het wel 36000 weerbare manfchap zou Sm^vitoên? ^ , - , „ , , Thoi.a , kloeke hel¬ den m hnnne genachten: hun getal was in de dagen van David tweeëntwintigduizend en zeshonderd, vs. 3. En de kinderen van Uz/i waren Jtraja; en de kinderen van Jiraja wsrcn Mkhacl en Obadia en Joül [en] Isija , deze vijf waren alle t'zamcn Hoofden, vs. 4. En met hên naar hunne genachten, naar hunne vaderlijke huizen, waren de hopen t.cs kri.gshcirs,zesendertigdcizer.d: want zij hadden vele wijven en kinderen. Rb \  390 Het EERSTE BOEK , hebben kunnen leveren; de ftam was in vs. 5. En nunne broeders in aiie huis- bet geheel zeer bloeiende, en zou 111 haa- eezinnen van Issa- , .. . . _ 1 1 u ïcbar., kioede hei-reu besten tijd wel 87000 man hebben ^ènS^'X kunnen leveren. 6-12. Zeer aanzienlijk dezelve in geil agc-re- W.1s 00^ benjamin geworden , zijne gisters gefield zijnde. J vs. 6. [Dekinderen] drie zoonen, hoorden Van drie gellagten, BEr.aBenJ'HKcnrRarcn gaven weerbaare mannen, naar hunne tal.Jediaöl, drie. rijkheid, B.ela 220^4, Bf.chir 20,200 vs. 7. En de kmdc- ■> * •'r' ren van Bei.a waren J ed RA é L 17,200. 13. De .(tam NaPEzbon en Uzzr en .. , . . . Uzziör. en Je'rimotb thali gaf ook eenige aanzienlijke huiff d^hulz'eVde^ «n. 14 — 19. Manasse had een deren , kloeke hei- znon die zeer vermaard is geworden den; die, in geflagt- . registers gefield zijn- door huuvvhjken, welke aanzienlijk wa- ^iüu^zend^ï: ren. Mac hir gehuuwd met M a ac ,. a endertig. een aanzienlijk huis, wier zoonen zich zeer vs. 8. De kinderen van becher nu wa- aanmerkelijk uitgezet hebben, alleen had S e- ren Zemira en Joas en EnëZER en ELjoë- naï ciiOmri en Jeremoth en Abija en Anatuotii en Alameth : deze alle waren kinderen van Becher. vs. 9. Deze nu, in genacht-registers gclleld zijnde naar hunne gedachten . Hoofden der huizen hunner vaderen, kloeke helden, waren twintigduizend en tweehonderd, vs. 10. De kinderen van Iediacl nu waren Bilhan; en de kinderen van Bilhan waren ]bus en Benjamin en Ehcd en ChenA2n.a en Zetiian en Tiiarsis en Ahisahar. vs. 11. Alle deze waren kinderen van JediaSl tot Hoofden der vaderen, kloeke helden, zeventienduizend en tweehonderd, uitgaande ijl 't heir ten llrijde. vs. 12. Daar toe Stbuppim en Cbuppim waren kinderen van Ir [en] Cbuftn kinderen van Acbar. vs. 13. De kinderen van Naphtali w;.ren Jahziül en Guni en Jezer en Scballum, kinderen van Biliia. vs. 14. De kinderen van Manasse waren AsRiëL , welken [het wijf van Cilead} baarde; [doch] zijn bijwijf de Sijiiefcbe baarde machir den vader van Cilead. vs. 15. Mauiir ru nam tot eene vrouw de zuster van Cbuppim en Stbuppim, en haar naam w; s Mapcha: en de naam des tweeden was Selapiiead ; SelapbeAD nu had dochters, vs. 16. Eu MaüchA de huisVri aw van Maciiir baarde eenen zoon, cn lij noemde zijnen naam Pirez, cn de naam van zijne broe. cr was Srkes ; en zijne zoonen waren Ulam en Rekem. vs. 17. De kindereu van Ulam nu waren Bedan: deze ziin de kinderen van Gilead, den zoon van Maciiir, den ze.au vau Manasse- vs. 18. Belangende pu zijne zuster MoLECllETH; zij baarde Isiiod en Abiczer cn iïh'clla. vs. 19. De kinueicn van Semida nu waren Aiijan en Seciie.m, cn L|KHi en Aniam. vs. 12. Hier is de fchi.kel gebroken, wij weeten niet, waar dat vcii ie olaatfen, waarfchijnlijk zijn het Hamhuizen der Danitea.  eer CU RON IJKEN. Hoofdd. VII. 39i lephead mnnrdogters.ao—29.ephra- vs. 20. En de km- ïm was in zijne gcflagc, ook vrij aan- ^ren to^f^er! zienlük geworden, een aantal van hen B|'K.,ED was z!!n zoon» . . en 1 auatii zun zoon, had in de Overjordaanfche velden zich en Elada zim zoon, , n , en Tauatti ziin zoon, niet hun vee neergellagen, cn wierden vs. 21. En zasad daar door de eerfte bevolkers van SnVoónl Gad aangevallen, en deerlijk vermoord, enEzer en ei.od; m de mannen van Gatb , met een oogmerk hen overrompelende die in 't land g< boren om hun vee te nemen, maar dapper te- lTZ\^ekomon gemveer doende, waren zij afgemaakt: waren om him vec ttf . nemen. doch dit leed werdt verzagt door dien vs. 22. Daarom droeg .... . . , EpiiRAim hun vader zijn vrouw 111 zijn hooge] jaren hem nog veie men om hem te troos- gedagtcnis van dien ramp; ^ijn geflagt ten. herllelde zich mede volltoomen cn hiMn^iot zfineVu?* bevolkte hunne (leien geheel en al. ™,'r 0,0. Asciiar's geflagt was ook vrij tal- ce,lc" zonn : en nvi "... . . . , noemde zijnen tiaara rijk, beroemd 111 hunne zugt tot de wa- Bf.ria, om dat zij in elende was in zijn hu;s. vs. 24. Ziine dochter nu was SEé'ra; die bouwde het lage, en het hnoite Jletb-Cboran en Uzen Seëra. vs. 25. En Rephah was zijn zoon, en Reseph en Tela was ziin zoon, cn Tahan zijn zoon; vs. 16. Ladan was ziin zoon, Ammihud zijn zoon, Eusama zijn zoon; vs. 27. Non was zin zoon, Jofcbita ziin zoon. vs. 28. En hurne bezitting, en hunne wooning was Bcth-El, en hare onderhorige plaatfen; en tegen het rosten Najiran, en tegen het westen Gczer, en hare onderhorige plantfen, cn Recbem, en hare onderhorige plaatfen, tot Gtiza toe, cn hare onderhorige plaatfen. vs. 29. En aan de zijden der kinderen van Manasse was Beib-Seau, en hare onderhorige plaatfen, Tnüii/icb, en hare onderhorige plaatfen, Megiddo, en hare onderhorige plaatfen , Dor, cn hare onhoriec plaatfen: in deze hebben de kinderen van Joseph, den zoon van ISRAëL, gewoond, vs. 30. De kinderen van Afcber waren Jimma eu Jisva en J/itreiiBERU, Sera hunlieder zuster, vs. 31. De kinderen Bekta nu waren Cbeber en MALCIliëL bij is de vader van Birznvitb. vs. 32. F.n Cbebtr eewan Japulet en Somer en Cbotbam , cn Sua hunlieder zuster, vs. 33. De kinderen van Japblet nu waren PasAch cit Bimhal en A-suatii: dit waren de kinderen van japhlet. vs. 34. En de zoonen van SoMER waren Atn en Bohega, Jemubba en Ap.am. vs. 35. En de kinderen van ziinen broeder Uelkm wartn Zophah eu Im.na cn Selrs en Amal. vs. 36. De kinderen van Zophah waren Suacb en Cbarnefber en Sual en Beri en Iijra; vs. 37. Bezer. en Iloo en Samma en vr. 21. Uit het op- en nfloomen maakt IIahet.sveld zeer wel ojs-.dat- de Gtiditsn dsn aanval gedaan hebben. 13 b 4  302 Het EERSTE BOEK Sirs\ cn Itiwan cn penen, en zij bragten gewoonlijk aöoco *Kvs!^3«. De kinderen man in het veld. vai> [ETHER nu waren WPHpNNï en PisiA en Ara. >'s. 39. Ê1 e kinderen Uli.a war -i Ar* er. Cbetmtlt en i'. izja vs. 40. Deze alle ,war. n kin ren v 11 Aftbf , {joelde der vauenike huiz h, uitgeleien kloeke helden, Hoof cn oer V'o.uen; eu /i. w.-r ien rn KClh'chl registbci geftcid ten hcire in dai krijg, hun ge.al was zesentwintig mizend maunen. Vilt. HOOFDDEEL. TT| vs. 1. Benjamin nu 1 — 4°- MJ en |amin's familie , die gew>n Bei.a zijnen w|; retc]s £ VOren in de hooiden opge- eeistgehorenen, Asbee ' 1 . den twee en, e. Ah- geeven hebben, verdient eene nauwkeurah den oerden; . opoaave, in zo verre eenige fami- vs. 2. IV'iiA den °. ro ' vierden , en Rapha liën uit die ftam bevolkers en overheers.''3/Bkia nu had den geweest zijn van eenige aanzienlijke deze kinderen 4- [\c,\m el]» gedeeltelijk in Jerufalem de dar en Oi RACn ABl- 7 ° ' . . V ' hud; i;oofd(lad gewoond hebben; meer dan enVNASMAN cn Aho- eene familie heeft zich daar neer gezet, ah; ' Vs. 5. En Gera en Scpuuphan en Cburam. vs. 6. Deze nu zun de kinderen van Eiiud: deze waicn Hó dien uer vaderen der unvoi.neren te Geba, en hij voerueze over naar Manabatb vs. 7. En Ka-ImAN en A111JA en Gf.ra deze voerde hii weg: en hij uewon Uzza en Acbibud. vs 8. En SajiaRAÏm «ewon kinderen in 't land van Moab (na dat hij rteZilve weggezonden had} uit Cbuffm en BaSea zijne irtjvcni vs. 9. En uit h des zijne huisvrouwe gewon hn JMIM en Sipbja en Me a en Ma i am ; vs. 10 En Jeüz en S ■ciija en Mirma: «ece zi;n zime zoonen, .loofden der vaderen, vs. 11. En u t Cbêfim gewon hii Abittb en Elpa Il. vs. li. De kinderen van E paül nu waren Eber en MisAM en Scbcr. cr: dezen heeft Ono geboUwd, en Lod en hare onderhorige plaaifen. vs. 13. En Bekia en Sema . deze waren Hoofden der vaderen der InWoOneren re Aiaiou: deze hebben de inwonnders v. n Gatb verdreven, v*. 14. En Ahjo. Sa-ak en Jerimoth; vs. 15- Eu Zehadja en Arad en Ader; vs, 16 Ei.'MlCHAëL en Jtsp* BI |oha waren kii üereii van Bf.riA vs. 17. En Zeeadja en Me-ui.i.am en Cbizki er Cbeber; vs 18. En Ji En AdajA én BerajA en Simratii w.iren kinderen van SimeI. vs. es En ■7; inw en Ebi'.k e>. Elicl; vs. 23 Eu Al don en ZicHRl en Cbanan ; 'vs.' 24. En Cbananja en El am en Antoti.ij ; vs. 25 tn Ipiideja en , waicn zoonen van Sasak. vs. ;6. En S>msekaï en Seharja ?n Ath.w.ja; vs. 27. En ]aürk.sja en F.i ija en Zichri, w..ren Zoonen v in h£k«ham. vs. 28. Deze ware de Hooiden der vaderen, H' olncn naar hunne gedagten; deze woonden te Jitufalem. vs. 29. En te OU*f woonde de vader van Gibeon; en de naam zijner huisvrouw was M.iacHA. vs. 29 De naam van den egrgenoot van MaScha is 'er niet, Kennicot f,ee t net bCj'.e mid.,el di'j te nerltellcn.  der CHRONIJKEN. Hoofdd. VIII. 393 bijzonder het geflagt, waar uit het ko- vs. 30. Enzijncem- zoon was daar na Zur. —:.,„r:i. o . „ . «Xmt .„ geboren zoon was jiiugiijK. 11 ulo van o a u l. ie», ^idon onder deze geflag'.en was een huisgezin e" K" en BaSi. en Nadai,; bijzonder vermaard. Ulan had het ge- vs. 31. En Gedcr. noegen 150 zoons en kleinzoons , die "v^'s^Eni^aSw wapens konden voeren, bij zijn leeven te §ewon Sitok: en de- r » j •> ze woonden ook te- Zieil. gen over bunne broe¬ deren te Jerufalem met hunne broederen, vs. 3". Ner nu gewon Kis. en Kis gewon Saul, en Saul gewon Jonathan en Malchi Sua en Abinad\b en Esbasl. vs. 34 En Jonvth^ns zoon was MekibbaSl; en Mlribba3l gewon Micha. vs. 35. De kinderen van Micha nu waren Pithon en Melech en ThaSrea en Achaz. vs. 56. En Achaz gewo' Jeiioadda cn Jehoadda gewon Alemeth en Asmaveth en Zimri : Zimri nu gewon Moza. vs. 37 En Moza gewon Bina, Raph\ was zijn zoon, Elasa was zijn zoon, Azel was zim zoon. vs. 38. Azel nu had zes zoonen, en du zijn hunne namen , Azrikam , BocnRU en ÏSMAëL en Searja en Obadja en Chanan: alle deze waren zooi.en van Azel. vs. 30. En de zooien van Ezék, zijnen broeder, waren Ulam ziin eerstgeboren, JeHsch de tweede, en E; iphelet de aerde. vs 40. Eu de zoonen van Ulaai waren mannen, kloeke helden, den boog fpajnnende, en zij hadden vele zoonen, en zoons zoonen, honderd en vijftig: alle deze waren de kinderen van Benjamin. r j ix. hoofddeel. ti JT 40 was gansch Israël in ftam en vs. 1. En ganséh % familie-huizen verdeeld geweest, die in ^sterf^hf*? de koninglijke archieven bewaard zijn ziet' F-',ziir sffchre- 0 J ■> ven 111 t boek der geworden. Juda is de eerde en voor- Koningen van iraii; n .. en die van Juda wa- naamfte geweest, die om de Bal/ijlont- ren weggevoerd naar fche ballingfchap, zo rechtmaatig door y**?edin™ ^ïlf' Ö" hun ondervonden, ferufahm weder be- vs. 2. De eerfte in- 11 r»' 1 1 T - „ 1 W'on icrs nu, di in volkte. 2 — 34. Behalven de israilkrs, de hunne bezitting, in Priesters,, Levieten en Nethinim, waren ^\^Zq dien het meest uit Tud \, Benjamin, de/ir«»/ft«,dePrie^- J reis, de Levitc» en de E p 11 r. a 1 m , Manasse: uit J u d a wa Nethinim. vs. 3 Maar te Jerufalem woonden van de kinderen van Juda, en van de kinderen van Benjamin; cn van de kinderen van EpiiRAiii cn Manasse vs. 4. Uthaï de zooh van Ammihud, den zoon van Omri, den zoon van Imri, denzoon van Bani, van de kinderen van Perez den zoon van Juda. vs. 5. En vs. 1. Dit Hoofddeel is gewis van een laater hand , Judo febijnt uitgevallen te zijn. Bb 5  39* Het EERSTE BOEK van de Sihniun was ren 690 de eerfte bevolkers , de faasaja de eersigebo- milien van Benjamin gaven 956 bur- ren, en zijne kinde- •■• ,T , , t> • ren. gers aan de ftad. Het getal der Prie- vs. 6. En van de kin-{leren was zeer groot naar evenredigderen van Zerah was , . , ' . , , T . . , . Jeüel ; en hunner heid, 1760, tuti de Levieten was er ook broederen waren zes- •• t „^l ZQ wel van die, honderd en negentig. cv-" V11J ft1"" » vs. 7. En van de km- welke het dienstwerk in den tempel gederen van Benjamin . ,. . ..... waren Scbaiiu , de daan hadden, als die tot de hjtwagten Tr.Zn^tZ- des tempels behoort hadden, men hield via, den zoon van zjci, n:er j^jj c]e febikkig welke reeds in Uassemja; •> ' 0 vs. s. En jibnejnde Sem u cls cn naderhand onder DaEtA%Tnzion°vanUz-vids bewind plaats gehad hadt, alleen zi, den won van , t n-cbied nu zo uitgeftrekt niet zijnde, MlCHRi; cn Mefchul- ö a lam de zoon van Se- tie Levieten Heden konden bewoo- phatja, den zoon van Ri Bel, den zoon van Ibnija; vs. 9. En hunne broederen naar hunne gefhehren, negenhonderd en zescnviiftig: alle deze mannen waren Hoofden der vaderen in de huizen hunner vaderen, vs. 10. Van de Pricstcren nu, Jedaja en JojARlB en Jacihn. vs. 11. En Azarja de zoon van Hilkia, den zoon van Mefcbullam, den zoon van Zadok, den zoon van Merajoth, den zoon van AniTtT. , Overfte van Elobims huis. vs. 12. Eu AdAJA de zoon van Jf.roham, den zoon van Pashur, den zoon van Mat.kija; en Mas Ar de zoon van Adiül, den zoon van JaiizfrA, den zoon van Mefcbullam, den zoon van Mesillemith , den zoon van Immer. vs. 13. Daar toe hunne broeders, Hoofden in de huizen hunner vaderen, duizend en zevenhonderd en zestig, kloeke helden aan het werk des dienftes van Elobim' huis. vs. 14. Van de Levittn nu waren Semaja de zoon van Cbafab, den zoon van Azrikam , den zoon van Cbafabja , van de kinderen van Merari. vs. ïSw En Bakbakar , en Cbcres en Gal al en MattanjA, de zoon van Micha , den zoon van Zichri, den zoon van Asabh. vs. 16. En Obadja de zoon van Semaja, den zoon van Gai.ai-, den zoon van Jedutun; en Bereciija, de zoon van AsA, den zoon van Elkana, woonagtig in de dorpen der Netopbathiten. vs. 17. De Poortiers nu waren Scballum en Akkub en Talmon en Ahiman, en hunne broeders, Scballum was het Hoofd. vs. 18. Ook tot nog toe, aan de jioorte des Komngs oostwaards, waren'deze de Pooniers onder de legers der kinderen van Levi. ts. 19. En Scballum de zoon van Kore den zoon van Ebjasaph , den zoon van KoRAii.en ziine broeders van zijnes huis, de Korahiten, waren over net werk des dienftes, wachters der dnrpclen des Tabernakels; gelijk hunne vaders in 't leger van Jcbovab geweest waren bewaarders van den ingang, vs. 20. Als Pinehas dè zoon van Eleazar. te voren voorganger bii hen was, met welken Jehovah was. vs. 21. Zacharja, de zoon van Mf.selemja , was Poorti'er aan de deure van de tente der t'zamenkomfïe. vs. ia. A'le die uitgelezen waren tot Poortiers aan de dorpelen, waren tweehonderd en twaalf: deze waren in 't genacht-register gefield, naar hunne dorpen; David en Semuël de Ziender haddenz.e in hun ambt heves'igd. vs. «3. Zij dan, cn hunne zoonen waren aan de poorten des huizes van Jehovah, In *t huis der tente, aan de wachten, vs. 54. Die Poorlie-rs waren aan de vier winden, tegen het oosten, tegen het westen, te»  der CHPvONIJKEN. Hoofdd. IX. 395 ren, werden die buiten dienst waren, gen net nortr(ten en meestal op de dorpen in den omtrek teKen 1,et z«' en over de fchat- , . ^ r , J n ten van Elobims huis. wcciei m Jerujakm neerfloegen was vs. 27. En zij bieook het damhuis van Saul. op hen was de wacht, en zij waren over de opening, en dat alle morgen, vs. 28. En [eenige] van heu waren over de vaten des dienftes; want bij getale droegen zijze in, en bii getale droegen zijze uit. vs. 29. Want uit dezelve zijn 'er herteld over de vaten, en over alle heilige vaten; en over de meelbloeme, en wiin en olie en wierook en fpecerijen. vs. 30. En uit de zoonen der Priestercn waren de bereiders van het reukwerk der (pccerijcii. vs. 31. En Mattithja uit de Levittn, welke was de eerstgeboren van Scballum des Koraitirs , was in 't ambt over het werk, dat in pannen gekookt word. vs. 32. En uit de kinderen der Kchathiten uit hunne broederen , waren [eenige] over de broden der toerichtinge, om [die] alle Sabbathen te bereiden, vs. 33- [Uit deze zijn ook de Zangers, Hooiden der vaderen onder de Leviten in de hameren, dienst vrij: want dag en aacht was het op hen, in dat werk te zijn. vs. 34. Dit zijn dc Hoofden der vaderen onder de Leviten, Hoofden m hunne gedachten; deze woonden te Jerufe.lem. vs. 35. Maar te Gibecn hadden gewoond Jeïel, de vader van Gieeon, (zijnes zusters naam nu was MaSchaV) vs. 36. En Ahdon was zijn eerstboren zoon, daar na Zur en Kis en Baïl cn Ner en Nadab ; vs. 37. En Gedor en Aiiio en Zacharja en Mikloth. vs. 33. Mikloth nu gewon Simea: deze woonden ook te Jerufalem, regen over hunne broederen, met hunne broederen, vs. 39. En Ner gewon Kts cn Kis gewon Saul, en Saul gewon Jonathan en Malciïi-Sua en Abinadab en Es3A:ïl. vs. 40. En Jonathans zoon was Merib - eaül en Meiub • BAaf. gewon Miciia. vs. 41. De kinderen van Micha nu waren Pithon en Mei ech en TaErea. vs. 42. Eu Achaz gewon Jacra, e» jAêRA gewon Alemetii en Azmavetii en Zimri, en Zimri gewon Moza. vs. 43. En Moza gewon Bina, wiens zoon was Rephaja, wiens zoon was Elasa, wiens zoon was Azel. vs. 44. azel nu had zes zoonen, en dit zi n hunne naanien , AzriIcam, fiociiRu en Jsmaül cn Searja cn Oeadja en Cbanan: deze zijn Azels zoonen. vs. 35. Niemand zal van mij reden vraagen, waarom hier wooidelijk herhaald werd het geen VIII: 26 — 38. reeds opgegeeven was. — De eenigfte gisfing is om zo overtegaan tot de gefchiedeiiis van Sauls daar te vinden; doch dit is al te gedrongen.  396 Het EERSTE BOEK X. HOOFDDEEL reeds behandeld i Sent. XXXI. XI. a Scm. V: ió. XXIÜ, 8-39. doch hier vollediger. XII. HOOFDDEEL. r I ^ volgende op 1 set», i. 1 ot roem van getrouwheid en xxx* . heldhaftigheid, zullen wij hier cene korte vs. i. Deze nu zijn , , . , ... het, die tot D.wm heichnjvmg geeven van de helden, die in SfinSj "ogSü Davids 'bewind uitgemunt hebben, ■was voor het ar.ngc- en winnen met die, welke reeds de zigt van Saui. , dan & ' , •• , zoon van Kis: zij wa- partij van Dai'ID koozen, toen hij als ren ook onder de hel- . , . , r/.. dèn,,dle,tot dien krijg vlugteling zich ophield in Ztklcig. 2. Z.1J hoipen, . waren landgenoten van Vorst Saul, ys. 2. Gewapenu nier. o h< gen , rechts cn flinks maar onvergenoegd over zijn beftuur , met v«n«met "f^ii reeds geóeffend in den wapenhandel , bohe-enzi! warén 'van en zelfs zo als bijna alle de BenjamicSaui.s broederen , uit ten ? regts en ]]ngs fchietcnde met boog BtvsJ. '"1N Het Hoofd en flinger. 3 — 7. Hun getal was der«ontman Tem Af', tig, hebbende Achiezer tot hun eerden Gileatbiter, daar ftcn Beve}hebber. 8— 15. Uit de ftam na Iezicl en 1'e- ...... let, zoonen van Az- van Gad kwamen ter dier tijd ook eenige ênlMujde^»^/w- misnoegden , dappere lieden , geóeffend ur' En Ismaja de m den wapenhandel, onverfchrokken , Gibeoniter was een rap te been , eene' voorname eigeufchap cn rtóverrd'ertigEr[gc- van den te voet vegtenden foldaat, tot SS2h en^na™ « m getal aangefleld door David en jozaead de Geie- tot Bevelhebbers van duizend man , '"vs.". ELO?AïenjE- de minftc van hun kreeg het bewind SSaIkShA^ zelfs 0Ver h01lderd ma"; Z'J' hebbe" Zkh vs 6''""f an/f'en Jhfcbia cn AzAREëL en foëZER en Jasobam, de Korbit,'r< vs 7 En Tohrla en Zebadja, de zoon van Jeroham, van Gedor. « 'li Ook feheiaden zich van de Gr.diten af tot Duvid in die vesting naar Me woestiine, kloeke helden, krijgslieden ten oorlog, toegerust niet rnndasfe en fchild, cn hunre aangezichten waren aanzichten der leeuwen-en zii waren als de rheön op de bergen in (helheid, vs. y. Ezer was het Hoofd, Obadja de tweede, Eli-.r. fc derrie,, vs. 10 Mismanna de vierde Jeremt» de vijfde, vs. 11. A-wai' de zesde, ELieL de zevendé vs \". Tohanan de achtfte, Elzabad 3e n^erde, vs. iS. J,r»iejabu de 'tiende, Machbanmaï de elfde, vs. 4. Deze waren van de kinderen  der CHRONIJKEN. Hooïdd. XII. 397 door eene daad ter dier tijd berugt ge- van gad , Hoofden , , . . - . . ,. des heirs: een v.m de maakt, doende een inval m Arabiën kieinfte ws overnon- oost- en west-waards aan het Overjov-^'^^^grout!le daanfche ftootende; op een tijd, dat de ..vs- '5- Deze zelve , r J ziin het, die over de bewooners van die ureken op niets min- Jordaa» gingen in de jn„ „ • 11 •• 1 1 • cerfte maand , toen aer aan een inval dagten, zijnde net in dezelve vol was aan een faifoen., waar in de Jordaan zeer ^^gm^St»^ h lOg Was , en dus de OVertOgt Vl'ij inwooners] der laag-i ■ .. . . . ten te gr n het oosten, moeijelijk; zij verjoegen de bewooners, en tegen het westen. en hebben waarfchijnlijk die ifreken voor het vee in geruste tijden behouden: — 16, 17. Behalven de genoemde Beni'a- V5- ,ö- Daar kwa" men ook van de kin- mnieten vervoegden zich ook verfcheidc deren van Bcr.fr.mia aanzienlijken uit Juda bij den held, dit Z&foiZf* W kwam hem in het be!iin verdagt voor, .vs- l~-.E" Dav,d 0 " ' ging uit hen te gc- waarom hij hun rondboi'ftig hem te gemoet moet, cn antwoord' , , -. .. „ . de, en zeide hen; in- uoomende, eer zij zijne ware toeltand dien gijlieden ter vre- beoordeelen konden , dus aanfprak: zo ^t "onTmiPte0 ^ti. uw oogmerk vreedzaam is, en wel om pen, zo zaï mijn hart „ '..te gelijk ov.:r nliedcn mij , s KoningS ichOOnZOOn , tegen mijne zijn : maar indien het vijanden ten hove bijteftaan, zo zal ik "„deTbe^negiijk^^er u met blijdfchap in vertrouwen Ontfan- te:leveren, daar toch J -1 geen wrevel in mime gen, maar is het om mij aan den nij- handen is, de EhtiM i- , , , _ . onzer vaderen zie het, digen aanhang van het hof te verkoo- Cn itraffe het. pen , hoewel voor elk wel denkenden mijn oiffchuld zeker is, dan zal die God, die onze braave vaderen zo menige uit- „ „ , „ ij, . vs' lS- En de Geest redding bezorgde, de trouwloosheid om- toogamasaï aan, den ,1 . , . r\ r Overfte der Moofdlie- trent braaven m u ook niet ongedraft den, [en hij zeide:] 'laten. 18, 19. Maar Ama saï de Hoofd- ™\> * »a- man over hen voelde een edel vuur in wij,igiizoon vanIsaï, zich ontvlammen, op dat ogenblik; waar- en vréde uwen' urnom hij vrij treffend antwoordde: - jeug- 1%1>«™\™J£ dige held ! wees niet bekommerd om- ?e,.,DAVID a?.n ' en ftelde/.e tot Hoofden trent onze oogmerken, wij zijn met ons der banden.  39S Het EERSTE BOEK vs. 19. Daar vielen gttlfóhe hart u toegedaan, wij onderwcrook van Manasji tot ons gaarne aan den zoon van den David , toen hn met t"-1 b , ... , dePW///?»y»«kwam, braaven Is ai; flaag gelukkig m uwe ftrijdenfhöewdLzijZq onderneeming, geluk bekroone de pooginVorft'ffipl^ gen van hun, die u hunn' bijftand bie»«» verlieten hem met den wjj verwagten dat, want de Godheid [gevaarzesvan]'' onze toont doorflaandeu te begunftigen. 20. Een SS"zSnenUHeehrV2! weinig laater voegden zich ook M*na> '"vs. »o. Toen Wj bÜ bem » t0etl Wj «* te f naar zuug toog vie- ftijnfche leger naar Ziklag gekeerd was; ÏXAn^ènT het waren meest eerfte Legerhoofden on'zabad enjEDiAöL en , , koninglijke troepen geweest , Michacl en Jozabad v , j- en Eliho en Zh.le- 2I zij zijn hem ook ongemeen dienSdzenden^e'inM" ftig geweest tegen die roofzugtige ben•1'ir^dezehiel-de, welke zulk een beroerend toneel pen David mede te- ,dd aailgeregt. 0.2. \ 311 tijd een die benden, want ° .. , . alle deze waren kioe- tot tijd groeide zim legertje aan , zo ^oTerft'^dat het ^Irasch eene vrij aanzienlijke helrs M want daar Attnée werd , 23. Vooral toen deszelfs kwamen 'er te [dier] hoofden zich ten hove vervoegden te ËAv,dda;om tf^ll Otebton , uit cige beweeging zich daar ^r,peTaie.e«nT henen begeevcn hebbende, om de kroon, ger £Wi»>'. . ingevolge den wil van Jehovah hem op de^gefalë» "der Hoof- 't hoofd te zetten, 24 — 28. Uit Juda ^ègeru" Ewaren' tt kreeg hij 68oc wel gewapend, uit Sh hcire, die tot David door juJa 0mfingeld 7100. — De te Cbebron kwamen, ^ , , om het koningrijk van Levieten waren in het bijzonder ook rai- Sd:nVnaa^nCmoend rijk , 4600 VCtVOegdcU zich bij den r^lTtindcten van Juda, die rondasfen en fpietfen droegen waren icsduizend en achthonderd, toegerust ten heire. ys. SS- van oe kinderen van Simeon kloeke helden ten he.re zevenduizend en honderJ vs. t6. Van de kinderen van Levi, vierduizend en zeshonderd, vs. -7. 1-" „. 24. Behalvcn de redenen welke Bonnet opgeeft van het klein getal, denk ik dat het grootftc getal van Juda om de grenzen tejcn dc fhiliftijni» te dekken, asterfieWeven ware.  der CIIR.ONIJKEN. Hoofdd. XII. 399 anderen, de Priester- orde Je hoj ad a Jehojada was Overfte aan het hoofd hebbende was 3700 man, £ft ^t'are'n £ onder deze -was Sadok de ieverigfte drieduizend cn zeven- , , ,. r. „ . , , _ honderd. en heldhaftigste nog 22 uit dat Ham- vs. as. En sadok huis, allen aanzienlijke geestelijke voeg- ™s ke,0nck gcn" den zich onder hem. 29. De Beniami- uit z'ilies vaders huis J waren tweeëntwintig meten bleeven het Merkfte de belangens Overfien. van Sauls huis begunftigen, (even- kindéren' van T»y«* wel toen de Vorst te Chebron over al- » de br°ederen. van Saul , driedui- le de Hammen gekroond was , kwa- zend: want tot noch , .. .... _ toe waren 'er vele van Uien er 30oo vrijwilligers. 30. De hen, die het met den Ephraimleten Maken toen zeer uit, 20800 ^e van SAUL hiel" man met Officieren in rang en bekwaam- vs- 3°. En van de , . , ... kinderen van Ephra- neid uitlteekend, kwamen vrijwillig hun », twintigduizenden dienst aanbieden. 31. Van de binnen- neld™nnen0v« landfche Manmfieten werden toen 18000 namc in '£ huis hunner ..... vaderen. man in de krijgslijst opgetekend. 32. Is- vs. 31. En van den r rt • 1 .. t" j i •• i- i halven ftamme van fafchar gaf m het bijzonder bij die pleg- Ma»a-fi agüenduitigheid regenten , die veel doorzigt in n™4drukt "iV^at het ftaatkundigen hadden , en eenMem- zü kwamen, om Da- , 1- .., , , vid Koning te maken. mig begreepen wat lsraels belang vor- vs. 32. En van de derde. Door hun invloed hadden zij £j™e ™ren^I de ganfche burgerij onder hun 0pzi+ -f s en bü hen met ron- 37,000 maiiichap met lpies en Ichiia ge- venendènigc^izend." wapend aan. 35. Van de Dameicn ver- vs. as. En uit de gaderden 28,600. 36. Uit A s c h e u's gc- Dnnittn , ten flri'de ...... , , . toegerust , achten- bied toen men de opichnjving deed, kwah^ï?d.UiZenden ZCS" mcn 4°-00° foldaaten. - 37- Uit het vs. 36. En uit A Overjordaanfche door 2§ (tam bewoond, {dr,^mgkrt-gUden rukte 120,000 wel gew pende manfehap te houden , waren bjjecn. 98. Dit aanzienlijk getal, geheel veertig uitzend. - J i i • i vs. 37. En van gene vonr veldtogtcn geichikt, bood zicli aan, f^é^kJe^""^ bij gelegenheid van de kroon's-verkieGaJi'e», en den hai- ^ „ Gansch Israël was nu eenftem- ven ttainme van Ma » „a.fe met aiieri i rnig in de verkiezing van David tot krigsgireedfchan ten . , ... , oorlog, h.nderden- Koning. 39. Aan deze manlchap werd «winngduizend.^ ^ een Uroning's - feest gegeeven, liet geen krügsiteden, die zich (jrie dagen duurde: de (rammen die Da- in fligorden konden 0 houden, kwamen met vid het eerst gekoozen hadden droeC%iï„T™ Drogen zorg, dat op hunne kosten te beKoning te maken over reiden. 40. Evenwel onttrokken de an- gansch Lr nel: en ook . _ was al h t overige dcre (rammen zich niet om dit teest van frrtiïl een hart, , . ... , ,, c om david Koning te luisterrijk te maaken ; neen, elk gat van mvsei39 En zij waren ^ie producten , die in zijn ffreek het overdnar bii David drie yloedigfte gevonden werden; de afgelegen- dagen lang, ..tin een u „ drinkende: want hu..- (te zelve van de binnelandtche bragten voor'TnlwatTtoe- °P lastdieren, granen, vijgen , rozijnen, bereid. vvijn en olie, runderen , fchaipen en vs. 40. En ook de 1 r naaste aan hun , tot geiten. De vreugde was algemeen, hierTui'^^^Napitaii, om was elk bereid om voor het feest iets br . ten brood op eze- 1nptpUTpn„en jen, en «y kemeien, toetenrengen. cn op mnder , en op runderen, roet Ifj i'S, flikken viigen, cn ftukken roznnen , cn wijn , en «die , en runderen , en klein vee in menigte : want daar was bhjdiehau in Iirall.  der CHRONIJKEN. Hoofdd. XUJ. 4-01 Dxiii. HOOFDDEEL. aarna deed David eene groo- vs. 1. En david te vergadering beleggen, zo wel van Le- o'vè'ue^lerTi.en! gerhoofden als van Staaten des lands, üm e" der honder. den , [en") met alle waarin hij het volgend wigtig voor- vorftcn. ftel deed : eene fchikking omtrent den zfót de ganfche Godsdienst, door mij uitgedagt, is de ptoeeme v«n hi^'s ' , , mdien het uliedeu oorzaak, waarom ik deez' plegtige ver- goed dunkt, en van gadering heb doen beleggen, mag zij £4°téfzijn^Wt^.ni uwe inftemming wegdraagen, oordeeldt ons ukbrciden , iaat 0 ° ° ' ons zenden aan onze gij , dat Jehovah onzen God, mij daar overige broeders, in . , „ ..... alle landen van Israi'l - toe opgewekt heeft , ZO Zal lk mij Ver- en de Priesters , en blijden, en zal het mijne doen om 'er ^jn'in^L^n1, de ganfche burgerij in te doen deelen: mec h!ire voordeden, .. ° . * op dat zij tot ons ik zal dan opontbod doen van allen die vergaderd worden: vrijwillig dit feest willen bijwoonen , dé^rk\?onS eZ behalven de Priesteren en Levieten, die h!m tot ons weilcirh,a- ' len : want wij heh- van zelfs verpligt ziin bij zulk eene ge- benze in de dagen 1 . 1 • 1 „1 n van Saul niet ge¬ legenheid optekoomen. — Gij ftaat ver- Z0Cht. wonderd wat het moge zijn; — het verzuim van den openbaaren Godsdienst zo rasch mogelijk is te herftelleu, en daartoe de arke, die bijna onder de vorige regeeiïng in vergetelheid geraakt is, op de plegtigfte wijze naar de hofftad te vervoeren. — Dat is het, 't geen ik bedoel. 4. Dit voordel vond de vergade- vs. 4. Toen zeide ring niet alleen billijk, maar elk oordeelde; het noodig dit zonder uitftel te zou'ie: want die zaak 0 was recht in de oo- bezorgen en daartoe uitfchrijving te gen van het ganfche doen. volk- Het overige uitvoeriger a Kon. VI. waar ook het XIV. HOOFDDEEL geplaatst is, ook a Kon. V: 11 — 25. V. Deel. Cc  m Het EERSTE BOEK XV. HOOFDDEEL tot het 26 vs. eenige bijzonderheeden die 2 Kon. VI. niet voorkoornen. vs. 1. En dav.d h Be hal ven de aanzienlijke ge- maakte zich huizen in bouwen die de Vorst in zijn hofilad zijne ftad, en hij be- ' J reidde de ark van Eh- fugtte, zonderde hij een plaats at, en &dT£u?ï£voor deed eene tente fpannen, waar in bij h»ar- de arke zou plaatfen. 2. Doch geleerd, DA^d^nkmand'm'g hoe hij in de kleinfte bijzonderheid zich de ark van Ehhim d Molhïfche inftellhig te houden dragen, dan de Levi- J J ° ,tn: want die heeft nad 3. het hij eene nader verbod lobovab verkoren , , . , , . , r . . om de ark van Eh- gecven, dat niemand buiten den Leviet he?nttedcte1"n ZZ dat heiligdom ooit zou mogen draagen. der eeuwigheid. . — ll% j\ader liet hij nu de aanzienlijken vs. 3. 0"k verga- ^ ' derde David gansch en Godsdienftigen weten , welken dag aan de vervoering der arke zou geweid iot-aiopte halen aan worden. De Priefters en Levieten nu op- hare plaatfe , die hij _ , .. , , haar bereid had. ontboden, wierden bij dees gelegenverzameideEde kinde° heid tot S62 geteld; onder hunne hoofren van aüron , en d , tegenwoordig, behalven de gewo- de Leviten. 0' — vs. 5. Van de kin- nc hoofden zo wel der Prielleren als der deren van Keiiat was . . t._... UiuêL overfte, en Levieten, 12, 13. die ten hove ge- r^hoSderdTX ^meii, op het zorgvuldigfte belast wer- titf- . , .. den, zich en hunne onderhoorigen, eer vs. 6. Van de kin- ' , , . . deren van Merari de plegtigheid begon , door reiniging ^ zijneAbroederen hier toe te bereiden, ja hier in dub- waren tweehonderden b 1 zorgVUMjg te ZÜn , dewijl de ervaat.vmng. s 0 J 7 ... vs. 7. Van de kinderen van Ger/lbtm w.is Joül Overfte, en zijne broederen waren honderd en dertig, vs. 8. Uit de kinderen van Elizaphan was Overfte Semaja , en zijne broederen waren tweehonderd, vs. 9. Uit de kinderen van Cbebron was Ei.iSl Overfte , en zijne broederen waren tachentig. vs. 10. Uit de kinderen van Uzziei. was Amminadab Overfte, en zijne broederen waren honderd en twaalf, vs. ii. Efl David riep de Priester Zadoic en Aejathak. : en de Leviten URiër. , ASAJA en Joët., SemaSja en Emël en Amminadab. vs. 11. En hii zeide tot hen: gijlieden z'ut Hoofden der vaderen onder Je Leviten: heiligt U, gij, en uwe broeders, dat gij de ark van . jebovab , den Ehbiir. van Israël , opbrengt , ter ["plaatje die] ik voor hen bereid heb. vs. 13. Want om dat gidieden ten eeriten [dit] niet [deed:] heeic ',,'bovab onze Elobim onder ons eene fcheui gedaan, om dat wij hem niet gezocht hebben naar 'c recht.  der CHRONijKEN. Hoofdd. XV. 403 ring; geleerd had, hoe treurig men zich vs- !4- Zo heiligden ,° ° , ' * , zich dan de Priesters misgrijpen kon. — 14. Alles werd en Leviten , om de; naauwkeurig nagekoomen, en de arke bij ^ïhtm ^isrM ,d0p de plegtigheid door de Levieten met de te Drengen- , ... 1 0 0 vs. 15. En de kin- handboomen gedraagen. 15 — 21. On- deren der Leviten fler'tusfchen bad David in herhaalde em,»? tp "üê gelprekken met het hoofd der ^^«'^0* bijzondere fchikkingen gemaakt omtrent heiï waren , geitk / . Moses geboden had, de zangeren en muziekanten, en op nieuws naar 't woord van jehoofden der zangeren onder de wagt- h°val' l6. En Davio doende Levieten benoemd, naar de ver- "ide tot de öfrerften ■ ' der Leviten, dat z\j fchillende inftrumenten," door hun be- h"nne broeders de r ,, . ,, , Zangers Hellen zouden lpecld. 22 — 20. Voor het gezang, Was met muziek-inltru- in het bijzonder Ciienanja, die £ SftfcSfcSfc gemeen in die konst onderwees, zijnde Ien» dat z" zicn zou* . ' J den doen horen, ver- daann zeer beroemd, — ook wierden heffende de item met de opzigters bepaald, die de lijfwagt ^^17!'zo Meiden der arke befruuren zouden, — d^ Prie- dan ie,Levite" He- ' ^ man, den zoon van fters aangeftcld, die met hunne zilvere ioiiL > en uit ziine r , , broederen Asaph , trompetten vooraf zouden gaan, en de den zoon van BeLevieten die den trein van agteren zou- zoonen' van Merari den dekken. Hierop werd ze nu ee- hl,nne broederen, e- x ö than , den zoon van Kusaja. vs. 18. En met hen hunne broeders van de tweede orde : Zeciiarta , en TAaziër. en Semiramotii en Tehicl en Uxni , Eliae en Benaja en Maüseja en Mattitiija en Ei.iphele en Mikneja en Obf.d-Edom en Jeïee de Poortiers. vs. 10. De Zangers nu, Heman, Asaph en Ethan . lieten zich horen met kopere fijmbalen : vs. 20 En Zecharja en AziëL en Semiramotii en jEinëi. en Unni en Eliab cn MAasEjA en Benaja, met luiten op Alamotb. vs. 21. En Mattitiija en Elipbelu en Mikneja en Obed-Edom en Jeïel en Azazja met harpen op de Scbemènitb; om den toon te verft'erken. . vs. 22. En Chknan'ja, de Overfte der Leviten , was over het zingen : hij onder wees hen in t zingen , want hij was verflandig. vs. 2S. En Bkreciija en Ei.kana waren Poortiers der arke. vs. 24. En Sebanja en Josapiiat en NeihaNEëL en Amasaï en Zecharja en Benaja en Èliczer de Priesters trompetteden met trompetten voor de ark van Étobimt cn Obed-Edom en Jehija waren Poortiers der arke. vs. 25. Het gefèhiedde nii, dat David en de Oudflen van hraël, cn de Overllen der duizenden henen gingen. óm de ark des verhonds van Jebovab op te halen , uit het huis van Obeii-Edom, met vreugden, vs. eó. Zo gefchiedde het, door dien dat Elobim de Leviten hielp, die de ark des verbonds VfS Jtlt. vs. 18. Volgens Kennicot moet Be:; uilvtllr» '.■M Cc a ' '  4o4 Het EERSTE BOEK ■eab droegen, dat zij lukkig aan haare plaats gebragt, en bij vendammen offerden." die gelegenheid werden 'er door de Levieten , die dezelve gedraagen hadden, tot dank , 7 verren en 7 rammen geflagt. XVI. HOOFDDEEL van 1—6. eenige weinige fchikkingen reeds te voren opgegeeven, vervolgens de liederen bij die gelegenheid gezongen, zijnde de CVde PJalm tot het 15 vs. ; vervolgens XCVIl116 Pfahn , alleen met uitlating van het 1 vs. en hier in het 34 vs. een gepast (lot 'er bijgevoegd, genomen uit de laatfte verfen van PJalm CVI. vs. 37. Zo liet hij 37 — 4 e Koning droeg zorg dat vSboX «n £w eiken dag door Asaph bezorgd werd asaph en zijne broe- een ci100l- Van .zangeren en wagten, deren, om gedurig te ' ■ 0 . dienen voor de hurk, dienende onder (Jbed-JIiDOM, terwijl befteiï\v^.e'keU &ii Zadok gelast wierd, om ook eiken dag te vs. 38. Obed-f.dom Gibeon, waar de brand - altaar in de vobroèderen ,htt waren rige toeftel was, die tot den Tabernakel ftCeiTe']ZeS0BÈD-ed0m behoorde, het morgen- en avond-ofden zoon van jedi- fer geregeld in gevolge de Mofdifche thum, en Hosa, tot ' ° ' ... . .. Poortiers, mrigting te doen ontfteeken, terwijl hij ^z^^^ook bepaalde, dat dagelijks bij het gebroeders de Priesters „ net muziek gevoegd werd. — Zo voor den Tabernakel 0 , e van jehovab op de liep de plegughcid vergenoegd at, en hoogte, welke te Gi- been is: vs. 40. Om Jehovah de brand - ofTeren geduung te offeren op den brand-offer altaar, des morgens, en des avonds: en zulks naar alles wat 'er gefchreven ftaat in Jebovab's wet ,- die Hij hratl geboden had. vs. 41. En met hen Heman *en Jeduthun, en de overige uitgelezene, die met namen uitgedrukt zijn , om Jehovah te loven : want zijne goedertierenheid is tot in der eeuwigheid, vs. 42. Met hen dan waren Heman en Jeduthun , [met] trompetten cn fiimbalen voor de genen, die zich lieten horen, en [met] inftrumenten der muzieke van Ehhim t vs. 42. Dit eerfte gedeelte fpreekt van zclven , dat door affchrijveren verzien is. Dathe zegt zeer wel dat zulk een herhaal ftrijd tegea der Hebreeuwen fmaak.  der CHRONIJKEN. Hoofdd. XVI. 405 toen elk uit elkander fcheidde, begaf maar de zoonen van zich David naar zijn hof, om daar het ^poÓrte. Ware" aa" vergenoegen al dankende onder zijn vorst- vs 43, Zo,0?en het . ,, J ganfche volk henen, lijk gezin optewekkeil. een iegelijk in zijn huis: en David keerde zich, om zijn huis te gaan zegenen. XVH. HOOFDD. met zeer kleine veranderingen reeds 2 Kon. VII. verhandeld. XVIII. HOOFDD. uitvoeriger 2 Kon. VIII. XIX. reeds 2 Kon. VIII en X. verhaald. XX. 2 Kon. XII: 26 — 31. XXI: 15 — 22. uitvoeriger. XXI. reeds 2 Kon. XXIV. doch wij vinden alleen op het einde van 26 — 30. deze aanmerkelijke bijzonderheid: 26—30. J)avids offer wierd door Vs. 16. Toen bomvblixemvuur verteerd, ten teken van de de, Dav,d daar 3'b'- ' vab eenen altaar, en tioddeiiike goedkeuring over zijne daad, h'i offerde brand-of- -Ui- A„rA A \T i n • feren en dank-offe- clit deed de V orst befliuten , om aan ren: ais hij jcj,ovab een plaats die Gode zo aangenaam ^C-ESw fcheen, op den altaar daar nu geftiet Ult den h™ci, op des , „ D. o 5 brand - offers altaar: dagelijks een offer te geeven, even als te vs. 27. En jebovab Gibeon nu gedaan wierd, Hij#as 'ook d^e^Sd zo zwak nog, dat hij niet in ftaat was ™e?eT in Z1jne fchede ,. . .. ' fteden zoude. tot die reize , zijnde door fchrik en den vs. ï8. Ter zeiver ramp geheel buiten zichzelven. toSdE^S,^ . , , antwoord hadde op den dorschvloer van Ornan den fcbuliter, zo offerde hij daar. vs. "o Want de Tabernakel van fcbovih . die Moses in de woestiine gemaakt had en des brand-offers altaar was te dier tijd op de hooste te Gibeeit* VS. 30. David nu kon met henen gaan voor den zeiven om EloHm tc^ zoeken: want hij was verfchrikt voor het zwaard van y«iw . , van Eiobim te bou- nen voor dat gebouw in voorraad te w vs'. 3. En david be- bewerken, 3. IJzcrfmeden fielden hij aan ïeei;IdtoPnageienCln voor het ijzerwerk, het geen bij het de'deuren der poor- Jjq^ vrji Van roest konde gebruikt wor- ten , en tot de t'za- 3 r , . L _j menvocgingen , ook den ; aan kopersimecden bezorgde hij L°nPder Jwichcef'' eenen grooten voorraad van dat metaal vs. 4. En cederen- ter bewerking; 4. De fchnjnwerkers hadïiout zonder getal: , verbaazende voorraad van ce- wam de Zidomers en " ' , de Ttjnirs brachten derenhout , het geen de bidoniers en houten menigCtctri;n* Tijricrs op vlotten aangebragt hadden, vs. 5. want David 5- Hij wantrouwde daarom het vernuft zeide: mijn zoon Sa- van z\]nen opvolger deze fcllikkillgCU 1,0110 is een jonge- j f f .. , jms, enteder, en het niet , doch zijn jeugd en zijn weekcr iT^eT^'^ gcfiel vereischtcn dat men hem het zo men ten hoogden oemakkeliik maakte als moogelijk was; gmot maken, tot ee- •> . ren naam , en tot want ftlt was bij hem zeker, liet paleis za hem voor Jehovah te fiigten, moest allerpragtigst wezen, en wegens fchoonheid overvid [voorraad] in me- 1 t,crocrnd worden ; de voorbereidzelcn nigte voor zijnen . • , „ , •• dood. moesten dan reeds aantooncn , dat mj een grootsch werk beoogde; zo lang hij leefde , arbeidde men onafgebroken. — 6'. Na dat zijn zoon tot me.le-regent en  der CT1R0NIJ KEN. IIoofdd. XXII. fa* opvolger gekoozen was , ombood bij en^geWd hem hem bij deez' gelegenheid, en deed hem (irait een huis 'te plechtig belooven, dat gebouw te zullen b0yl*eiy £n David laaten vervaardigen. 7— io. Hfl deed zc.ide tot Salomo ; J mijn zoon , wat mij toen de volgende aanfpraak gericht tot aangaat, het was in j . •• t 1 n!'in iiart den naam den jongen Vorst: — mijn lieven zoon! van jebovab mijnen hoe gaarne zou ik mij met den last ^l°^"n.een kuis te bezwaard hebben om eenen pragtigen vs. s. Doch jebo. , , 7 n- , , Mi'r woord gcfchicd- lempel voor Jehovah te ftigten, doch de tot mij, zeggende: eene uitdrukkelijke openbaaring mij hier- ^ ^ over medegedeeld, heeft mij van die éti 1,cbt groote krij- , . . , , , _ gen gevoert: gij zult gedagte terug gebragt; het behaagde Je- mijnen naam geen hovah niet , mij daarmede te bezwaa- \3g$*g*$ ren, de menigvuldige veldflagen maak- 2arilc,voor mün nan- ' . gezicht vergoten hel r. ten zulks moeijelijk , de oorlogen zou- vs. 9. zie, de zoon j 1 » 1 1 • , , , die u geboren zal wor¬ den het werk geduung belemmerd en den, dié zal éen rhah de burgerij te zeer gedrukt hebben, 'er ^zTuA^l vverd bijgevoegd, dat een opvolger uit ven van a"e zijne r' . , , . .. , ° , , vijanden rontom he¬ mt] gciprooten, gelukkiger tijden belee- nen : wam zijn naam ven zoude, wat de ruste van hutten i'/^déf"itiË betrof; want overeenkomfüg met de be- °.ver hra'él seven * . .. zijne dagen. tekems van zijn naam , zou zich zijne vs. 10. Die zaï mij- regeering ook onderfcheiden : Jehovah Zwën? enedieh«' zou zich recht vaderlijk omtrent hem ce- m-j tot c5ne,n zo"n J b zijn, en ik hem tot draagen , en hij als een recht geaarte zoon, eer>en vader: en ik n .... , . zal den throon van zou 111 zijn gellagt de rijks-opvolging zijn rijk over ƒ,«*/ dan ook onafgebroken zien. n ,12. De- Sjtf *" ze zoon zijt gij, mijn Salomo! aan- vs- »■ Nu. mijn , , , , m ■■ 20011 ' 3'hovah zal vaar dan dezen taak met lust, ik twij-met u zijn-, en gij fel niet, of Jehovah zal naar Zijne be- loften u in alles beFunftigen, biizonder 3,»*»f«* uwen Eioinm ... bonwen , gelijk Hij in deze uitvoering; aujnvaderlijke wensch van u gefproke.n heeft, is deze: onze Jehovah fehenke u zo veel ymiai^evei uToekbeleid en fchranderheid , zo veel acht- *cid eY'cr'iand, en ' geve u bevel over I>- baaren invloed op de natie , dat alles "ïi , en dat om te Cc 4  4o8 Het EERSTE BOEK onderhouden de wet volgens de grondwetten van Jehovah iZil""'* UWen flipt uitgevoerd werde. 13. lngevalle vs.13. Dan zult gij ■■ jefovatfs befclircevene wetten en voorfpoedig zijn, als o'J J gij waarnemen zult te gebruiken ten grondflage legt, zo als die doen de inzetiingen _.. cn de reciuen , die onveranderlijk door Hem gegeeven zijn, l^7eeXr& zal u alles gelukken ; aanvaard dan met zijt fterk, cn hebgoe-kilheid dien taak, zonder het minfte den moed, vrees niet, . ,. en wees niet verda- opzien daar tegen, en zie tegens gene 11111Een' derpaalen op , laat u zelfs door niets vs. 14. Zie daar, affchrikkeii : 14. Onder alle mijne beLkking" ?oore jcll: flommeringen heb ik voor dat wigtige vab's huis bereid hou- werk gezorgt, dat niet eenmaal uit de derddilizend talenten ° „ , . r, . ' gouds, en duizend- gedagte gefield. Ik heb een lchat van SrvtJÜ,iZend desTo- 100,000 talenten daar toe verzameld, pers, 'en des ijzers noa Veel meer zilver, om niet te fprce- is geen gewicht, want D ... , het is'er in menigte: ken van koper en ijzer, daar toe benoLnen be«id°,Mdoê digd, daar is een meenigte van zo over- vs. 14. Als men de fchatten hier opgegeeven naar de gewoone rekening opmaakt, is 'er meer dan 10,000 millioenen fchat, dus zo veel als 'er moogelijk in de geheele waereld niet voor de hand is: alle oplosfingen voldoen niet. Mus. heeft evenwel nog de beste weg ingedagen, wel op ondertlelling gevestigd,-doch evenwel draagclijk; hij maakt onderfcheid tusfehen fikels, 3 Mofaifcbc maaken 2 Babijhmfcbe — dan nog tusfehen de groote of koninglijke en die in den handel gebruikt word, de koninglijke waar van 1 Sam. XIV: 16. Baat, in gewigt, gelijk met een half once Komcimcb gewigt, - de handel-fikcl verfchilt naar den our, van het geld, van deze word gefproken Am., VIII: S- Mus. verdenkt met dat al de leezing nog : alfchoon hij langs deez' weg de waarde sverminderd heeft, zijne verhandeling hier over is in de Comm. Socictat. ng. Gotting. II. D. pag. 36- het verwonderd mij evenwel dat men hier zo veel ophefs van maakt, vooral als het onderfcheid der fikelen in acht genomen werd; Piiilippus heeft uit Amerika 564 millioenen getrokken , hoe veel fchatten ouwlings Vorften verzameld hebben, daarvan geeft Calmet in zijn O. Vtrbni II. Deel blad*. 359- een menige van voorbeelden.  der CHRONIJKEN. Hoofdd. XXIL 400 vloedig, dat het niet eenmaal berekend $ daar noch meer ö' bij. is , aan fteenen en hout is reeds eene aanzienlijke voorraad, gij kunt evenwel dit alles nog naar welgevallen vergrooten. 15. Ik heb gezorgd, dat het u «• «■ Ook.zijn 'er " a o 3 bii u in menigte, die aan bekwaame werklieden niet ontbrec- het werk kunnen , , ., ..... doen , houwers en ken zal, zo 111 het bebijtelen als in het werkmeesters in fteen. doorzaagen van fteenen en hout, als in ^he0"^eneniüal^ter! ander zoort van handwerken. — 16. Voor- lei werk. , . , , . vs. 16. Des gouds, raad van materialen, kostbaar en min- des ziivcrs, des koder, is 'er in overvloed; nu fpoor u £J f * zelven aan tot eene grootfche ondcrnce- op, en doe het, en . ^ Jehovah zal met u mmg , ik twijfel met, of Jehovah zal zijn. uwe poogingen met Zijn zegen bckroo- uen. 17. Bij die gelegenheid fprak de Vs. 17. ook gebood grijze Koning ook de Ovcrhceden van D*™£"/e* ouderworpen . ° , J ö gewerden voor Jcbo- uitgezet, en onder het bewind van Je- vaFs aangezicht', en hovaVs Scepter , en tot gebruik van "d?" V°lkS aaH" Israël zijne onderdaanen. 19. U voegt vs. I9, zo begeeft het derhalve in zulk eene gelukkige tijd dan ™ ,uw hiirt' en 0 ö ■ uwe ziel, om te zoe- Uw' aandagt te vestigen op deze zaak, fcen jibnab uwen ,, . . ■ . Elobim , en maakt u alle uwe neigingen te vereemgen om oP . en bouwt het zulk een paleis voor Jehovah uw God ^"'S^I'tó^en te ftigten, op dat men de arke het te- dü des verbonds Cc 5  4>o Het EERSTE BOEK van jebovah , en de fcen zijner tegenwoordigheid daar moo- heilige vaten van Ele- ° , bim in dit huis bren- ge plaatztfn, met alle de verdere meuf.l.f*\ Vtseboü^ beien tot het heiligdom behoorende, het Wurütn- welk ter eere van Jehovah door Salo¬ mo zal gebouwd worden. xxiii. hoofddeel. T~\ ■r r, i, 2. |7e Vorst had wegens zijne vs. i. Toen nu Da- ' J--^ " * 0 j vid oud was, en zad hooge iaaren en laatfte zwakheid zijn van dagen, maakte hij , , zijnen zoon Salomo zoon tot mede-regent verkoren, en toen ^Koning over is- Acn ^ ^ 0verhecden , en de Priesvs. 2. En hij ver- ters en Levieten bij de plegtige bij? fiaderde alle de Vor- J x rten van isra'éi, ook eenkomften ook te Jerufakm waren. de Priesters , en de » r , „ r 1 -i 1 • .... .. Levite». 3 — 5- Maakte hij . ïchikkmgcn omtrent vs. 3- En de Levi- ^en operibaaren dienst der Levieten voor te» wierden gctelt , r van denig jaar af, het toekomftiee , bijzonder bij gelegenen daarboven: en hun „ , getal was x naar hunne heid van den bouw des 1 empels; 24000 K^nXtit-waren 'er in getal, die het hunne kon- zend- . , den toebrengen om dat werk met orde vs. 4. Ijit deze wa- ". , .. , 1 ren 'er vierentwintig- doortezetten ; uit dat lichaam verkoor ^kSvwdTS? hij opzieners over het arbeids - volk, zelfs te drijven: en zesdui- ; hters jn g-Cval van moeüeliikheeden , zend Amptlieden en 0 ■ u Rechters: de overigen van hun wierden bepaald tot zend PooniersT en lijfwagt aangefteld , een gelijk getal voor gerr'vine^*0ifm""t het zangeren- en muziekanten - choor. inftromenten, die ik 6-_I2, Z\\ wierden verdeeld naar de gemaakt heb, [zeide J . David,] om lof tezin-ftamhuizcn, zo als die in die tijd ge6. En david fteld waren; 13. Het gcflagt van Aüron verdceldezc in ver- deelingcn, naar de kindereren van l^vl, Gerfcbon, KEHATU en MERARt. vs. 7. Uit de Gerfcbonittn waren Lvdan en Simei', vs. 8. De kinderen van ladan waren [deze:] jEHlëL het Hoofd, en Zetmam en JoëL , drie. vs. 9. De kinderen van Simei • waren Selomitii, en Chaziël en Charan , drie : deze waren de Hoofden der vaderen van Ladan. vs. 10. De kinderen van Simei" nu waren Jabat , Sifa en Jeüs en Beria : deze waren de kinderen van Simeï, vier. vs. II. En JahaTH wis het Hoofd, en Sifa de tweede: maar Jf.üs en Beria hadden met vele kinderen, daarom waren zij in 't vaderlijke huis maar eener telhi.ee v«. li. De kinderen van KeH\T waren Amram, Jitbar, Cbebmn ci Uzziül, vier. vs. 13. De kmiereu van Amiiam waren ASron en  der CHRONIJKEN. Hoopdd. SXIÏÏ. 411 bleef zijn post behouden, de Hoogenpries- Moses : A3ron nn ter zijn bepaald werk, de overige Pries- ^^f^tó? ters voor de gehoorzaal, en het verde- W^uïgdê de aiierhet- ° Hglte dingen, hij, en re werk in het heiligdom voor Jehovah zijne zonnen, tot in , n .. .. . eeuwigheid , om te beltendig ter zijner eere te verng- roKcn voor jcnaVs ten; 14-18. De nakomelingen van Mo- ses waren ook nog in wezen, het ge-zijnen naam tot in eeuwigheid te zége- llagt van Rechabja was in het bij- nen. zonder talrijk. 18-24. ^ Kehatieten waren boven anderen aanzienliik in v,an •■ zvme kin- J deren wierden ge- uitgebreide familiën , welken toen nader noemt onder den ftaro overzien en berekend wierden , en tot v avs. f£De ónderen den arbeid verpligt, ingevolge de Mofat- G?rfib™Tn EiZlm. fche wet, van hun twintiglte jaar af. — vs. 16. Der kimie- r, ,. ,( , , . , ren van Gerfcbom was 25. De Vorst had bij die gelegenheid sebuSl het Hoofd, gezegd, daar, ingevolge JehovaWs belof- v^ELrW^^nuw»te Hij eene beftendige vreede geeven ren [deze,] Rehabja . ö B het llootd: en Et.ië- zal, en zijn verblijf ock te Jerufalem zf.r had gene andere heftendig zal houden , dan de Levieten kinderen niet meer dat werk zouden behoeven te JA vermeerderden ten hoogten. doen, het geen hun voor den draagbaaren vs. 18. Der kindeer-. 1 , , , , , . ren van fiibar was labernakel opgelegd was, hierom moest selomith het Hoofd. hij eene andere fchikking maaken, =6. en ^Z^ZTcbt tot dat einde door telling van dien ftam bre" > JERIA was net „ . Hoofd , Amarja de alles naauvvkeung verdeelen, 27, 28. Om tweede, jAHAziëi. de derde, en ïekamam de vierde, vs. 10. Aangaande de kinderen van UzziëL , Mic'ha was het Hoofd, en Jissia de tweede, vs. 21. De kinderen van Merari waren Maheli en Musi : de kinderen van Maiieli waren Eleazar en Kis. vs. 22. En Eleazar ftierf, en hij had gene zoonen, maar dochteren: en de kinderen van Kis, hunne broeders, namenze. vs. 23. De kinderen v.m Musi waren Maeeli en Eder en JJerimot!!, drie. vs. 24. Dit zim de kinderen van Levi, naar 't huis hunner vaderen, de Hóófden der vaderen , naar hunne gerekende in 't getal der namen naar hunne Hoofden, doende het werk des dienfles van Jebovah's huis, van twintig jaar oud, en daar boven. vs. 25. Want David had gezegt: Jehovah de Elobim van Israël heeft zijnen volke ruste gegeeven : en hij' zal te Jerufalem woonen tot in eeuwigheid, vs. 26. En ook aangaande de Leviten ; dat zij den Tabernakel , noch eenig van deszeiven gereedfchap , tot deszeiven dienst ["behorende,] niet [meer] zouden dragen, vs. 27. Want na de laatfte woorden van David wierden de kinderen van Levi geteld , van twintig jaar oud, en daar boven, vs. 28. Om  4ia Het EERSTE BOEK dat hunne ftandpiaats gedeeltelijk de Priesters in den arbeid TooneT veanhaAaRdo" bijteflaan, in de voorhoven te verrigten, in den dienst des hui- voor de bijzondere vertrekken en de zes van Jebevab, o- ■> • 11 ver de voorhoven, en meubilen te helpen zorgen, en in alle Ztl verrigtingen tot dagelijks onderhoud hen aller heilige dmgcn, he]nen — ao. In de toebereiding der en het werk des dien- Lc "wjj^m j «• fles van Ehbims huis. brooden, toefpijzcn voor de otteren van torhetbr'oodederVtÓe- allerlei zoort, 30. om bij den morgenïffle^Ven avond-Godsdienst beftendig tegenoffer, en tot onge- woordig te ziin op hunne beurt, 31, 32. in zuurde vladen, en tot , • j i de pannen, en tot het alle de feesten hooge en mindere hun KwirfSiïï.** werk te verrigten, naar de omloop van vs. 30- En om aiie i,curteri \mn overtegeeven , en om dus morgens te ftaan, om „•'' • .. u . jtbovab te loven, en raet een woord alles te verrigten, net |ee,&; avöndT geen de dienst van het heiligdom, of herófferéaderbrandl de hulp der Priestcren vorderde. efferen van Jebovab, OP de Sabba'then, op de nieuwe maanden, en op de gezette hoogtijden in getal naar de wiize onder hen, geduriglijk voor Jehovah s aangezicht vs 3" En dat zij de wacht van de tente der t zamenkomfte zouden waarnemen , en de wacht des heiligdoms , en de wacht der zoonen van Aüron hunner broederen , in den dienst des huizes van jetovsb. XXIV, HOOFDDEEL. _ JJ^ gjgjj. ^ A3ron, vs. 1. Aangaande 1111 ~ . , de kinderen van AS- waar uit de orde der Pncsteren was, „^èSingT:^ werd nu ook opgenomen , men vond zoonen van asron tusfchcn de twee huizen daar uit ge- waren Nadab en Aei- ., , nu,eleazar. enitha-koomen een merkelijk onaenctleid , dat MAR- van Eleazar had zich de helft meer ■taf,* en "ai'Z", uitgebreid , dan dat van Pt ham ar. voor het aangezicht ~_10 Ontrent hun werd met veel van hunnen vader, en j ■> zij ha Men gene kinderen: en Eleazar en Itiiamar bedienden het Pnesierampt. vs. 3. David nu vcrdeeldcze, en Zadok uit de kinderen van Eleazar, en Ahimellch uit de kinderen van Itiiamar, naar hun ampt in hunnen dienst, vs. 4. Eu de kinderen van Eleazar wierden meer gevonden tot Hoofden der mannen , dan der kinderen van Itiiamar , als zijze afdeelden: van de kinderen van Eleazar waren zestien Hooiden der .vaderlijke huizen, maar van de kinderen van Itiiamar, naar hunne vaderlijke huizen, acht. vs. 5. En zij deeldenze door loten af, deze met gen--: want de üvaftcn des heiligdoms, en de Over-  der CHRONIJKEN. Hoofdd. XXIV. 413 naauwkeurigheid de volgende fchikking ftc" van Ehbim, wa- „ ° ren uit de kinderen gemaakt, de takken tot 24 van Elea- van eleazar, en van T j j de kinderen van Itha- zar en Ithamar, vvierden naar den MAR- rang hunner geboorten op briefjes gefield, vs. 6. en semaja, het zij ze dan het heiligdom bediend de zoon van Netha- J < 0 MEeL, de Schrijver uit hadden , het zijze in den burgerftaat de Leviten, fcbreefze c , ,..r op , voor het aange- or over de hjfwagt geweest waren, men zicht van den Koning, volgde in de uitlooting evenwel de rang £ *£ £,v£j*£j der twee ftamhuizen. Dit gefchiedde sadok , en Ahime, . lecii, den zoon van dOOr SEMAJA 111 tegenwoordigheid Van Abjatiiar, en van de den Koning , de Staaten , de Hoofden onder'* dc^rSte™ der beiden Priesterlijke huizen, en die en onder de £»«««.- J ' een vaderlijk huis der 24 andere Levieten , en vervolgens wierd genomen voor , , ,. Eleazar, en van ge- geloot om 111 den dienst van 24 wee- lijken wierd genomen ken, niet naar rang van geboorte, maar vo°sr. ^He^eèrfte Jot nu volgens uitlooting te dienen: de ne- nu 8In6 uit voor jo, ... r ,, , JAiui; , het tweede vensgevoegde lijst gaf eiken weck een ge- voor jedaja. noegzaam getal voor het dienst - werk VOorcw/ ""het vTervan die week. — 20-31. Dezelve fchik- dc voorSEowM, . . . , , , vs. 0. Het vijfde kmg wierd gemaakt omtrent de Levie- voor Malchija, het ten , hunne familie-huizen eerst opge- ZCyf. Ï^Het' zevennomen , en vervolgens zonder agt te *a*bija,h* vs. 11. Hetncgende voor Jefcbiia,het tiende voorSEcnAN|a, vs.12. Het elfde voor Eijasib , het twaalfde voor Jakim, vs. 13. Het dertiende voor Chuppa, het veertiende voor Jefchihab, vs. 14. Het vijftiende voor Bit.ga, het zestiende voor Immer, vs. 15. Het zeventiende voor Cbezir, het achtiende voor Hapisfis , vs. 16. Het negentiende voor Petahja , het twintigfte voor Jebezkel , vs. 17. Het eenentwintigde voor Jachin, het tweeëntwintigfte voor Gamul : vs. 18. Het drieëntwintiglie voor Delaja , het vierentwintigfte voor Maaja. vs. 19. Deze hun ampt in hunnen dienst was , te gaan in 't huis van Jebovab naar hunne ordeninge door de hand van Aa'ron hnnnen vader: gelijk hein Jebovab de Ehbim van Israël geboden had. vs. 20. Van de overige kinderen van Levi nu , was van Amra.ms kinderen Subacl , van SuBAëLS kinderen was Jecbdaja. vs. 21. Aangaande Reiiabja : van dc kinderen van Rehabja was Jissija het Hoofd. vs. 22. Van de Izbarisen was Selomotu : van de kinderen van Selomotu was Jaiiath. vs. 23. En van de kinderen van Jerija [de eerde,] Amarja de tweede, Jahaziöl de derde, Jekamam de vierde, vs. 24. [Van] de kinderen van ITzziëL was Micha : van de kinderen van Micha was Samir: vs. 25. De broeder vs. 6. Elk ftambuis vierd eerst genomen van Eleazar — en van enz. zo heeft eene betere lezing.  4U Iïet EERSTE BOEK van Micha was Jis- geveh op de rang van geboorte, alles in fe'j^'ï'iS tegenwoordigheid van den Koning en de chaüja. . grooten. Van doe af werd niet meer in van''MEi^uianw"e" rang van jaaren, maar volgens looting &e^sfjl hun dienstwerk elke week verrigt. $J&£ " "-9. Aangaande Kis: de kinderen van Kis waren £ RAHMre" vs. 30 & dc kinderen van Must wafep Maheli en Edek enTeTimotH deze zijn de kinderen der Uvitcn paar hunne vaderlijke huizen vs 3. En zi wierpen ook loten ..effens hunne: broederen de huizen. \s. J * ameezicht des Komngs Davios en %*■ Z-r"envahu n ecu's , en e Hoofden der vaderen*on ler de Prieste?en , e™ order de het Hoofd der vaderen tegen Zijnen klemftett broeder. XXV. HOOFDDEEL. Tp * 0 ~ _ - vs. ..van AsAnrsVan Asaph de eerfte was, dewijl hij kinderen waren Zac- ;n dichtftukken voor het Tempel - gezang CCR. en Toseph en Ne- , j ïx- THANjA cnAsARELA.de naaste in bekwaamheid op den ko- kinderen van Asaph, o-Prekend wierd , 3. ÏEDUTHUM aan de hand van A- ning geieivcuu miu" 5 O J saph , die aan des Ko- 1 - tvveede Hoofd, had zes clasler. on- rings handen prophe- ' , * nin-» y,P teerden. der hem die met harpen de heilige lie- BUTHüNfdeSkinderen deren accompagneerden. 4 — 3£- He" van lEDuniux wnren j. GEDALjA.en Zeri en Jesaïa , CT./M/, en Matth.tja , zes , aan de liandcn van hunne vader Jeduthun, op harpen propheteerende metje levab te danken en te (oven. vs. 4. Aa-gaande Heman: de k ndcren van Heman waren Bukkija, Mattanja, UzziëL, Sebucl en Jerimotii, k. 3. Tusfehen Jesaïa en Ciiasaeja moet Schim ei ingevuld worden, Keknicot heelt dit bewezen.  der CIIRONIJKEN. Hoofdd. XXV. 4i5 man gaf met de vrouwen flemmen 17 Cbana„ja . ^ clasfen van verfchillende inftrumenten e«atha , Giddaltï hebbende ook de Koning voor zich het Jossekasa , malloopperbeftuur gehouden; deze drie clasfen ™,Ï.H°T!R' ¥"b" gaven een getal van 288 perfoonen , vs. 5. Deze aiiewadit getal werd nu even als de Priesters in ÏÏ,^B| 24 Clasfen verdeeld voor de 24 wee- Ehfi,n,% ken van den dienst , en uitgeloot, in den hoorn ,re ve'rhefelke clasfe behoorlijk de opzigters , de Heman"wfrtieTzoo* eerfte muziekanten en de meest kundi- jj0chtefsfVen' cndriï gen, verdeeld zijnde , naar de drie hoofd- vs. 6. Deze waren rangen uitgetrokken, hebbende elk een 3WtaEeh%3ï hoofd en 12 onder zich. [gofteid] tot het ge¬ zang van Jibevib't %%n> er, harpen ten dienfte van Elohim; huis Tfw de bmden'de* Komngs Asaphs, Jeduthüns en Hemans. vs. 7. En hun getal met hunne broederen, die geleerd waren in 't gezang van Jebovab, alle meesters, was tweehonderd achtentaehentig. vs. 8. En zn wierpen de loten over de wacht tegen eikanderen , zo de kleine als de groote den meester met den leerling, vs. 9. Het eerfte lot nu ging uit voor aLph [namehjk] voor Joseph, het tweede voor Gedalja, h j, en zijne broe^ geren, en zijne zoonen, waren twaalf: vs. 10. Het derde voor Zaccup zijne zoonen, en zijne broederen, twaalf: vs. 11. Het vierde voor hz' ei, zijne zoonen, en zijne broederen, twaalf: vs. 12. H« viUde vo5 Nethanja, zijne zoonen, en zijne broederen, twaalf: vs. n Het zesde voor Bukkija, zijue zoonen, en zijne broederen, twaalf: vs u Her We.^ Tbjawla, zijne zoonen, en zijn! broederen twaalf ™, k " j V00r Jesaja ' zilne zoonsa . en zijne broederen bToederén wal,?, nvfmiend= V°°r • h]ns ^onen, en zijn! Liocue.en , twaalf: vs. 17. Het tiende voor Simeï, zijne zoonen en ÏÏ^M?™?' tWaalt: vs- l8" Het elfde voor AzAREëL , zijne zoonen "oZ ™ / Cï' *J1!aa,f: VS- ,9- Hcc '»M»He voor Cbafabja , zZl zoonen, en zijne broederen, twaalf: vs. 20. Met aertiende voor Subacl th,t,f°^L' 611 ZI1"e bröe4?™. twaalf: vs.ei.Het veertiende voor Mix! iiuijA, zijne zoonen, en zijne broederen, twaalf: vs. 22. Het vijftiende lZJZET™'r-lmC Z0ÜHCn' cn ziiilc Goederen, twaa f vs 23 Hec v , hJT' Cba."«''i« , zijne zoonen , en zijné broederen, twaalf«n^WSSf. Z ITt «Jne zoonen, en zijne b7oell tlWlf ,r 5- Het a<*«ende voor Cbanani, zijne zoonen. en ziine bioederen twaalf: vs. 26. Het negentiende Vöor Mallothi, zijn! zoonen cn ajne broederen, twaalf: vs. 27. Het twintigfte voor È.rarHA Z.' HotZ' ziineZ1Jzeoobr0ederi"'-tWï,if: VS" ^ ritftV voor ^ m n ' Z005.c"' en Z,)ne broederen , twaalf: vs. 29. Het twee' vs -o i?er TT- GlDDAL?' Zijne ZOOnen' CI! zi'»e broederen, twaalf:  4l6 Het EERSTE BOEK XXVI. HOOFDDEEL. /^V , ,, t — tt l Imtrent de wagtdoende vs. i. Aangaande de I — II. iu i «-^ " 1 o verdeelingen der Poor- j^evieten moest ook eene andere lctuKw"'m}c^hmja, de i-ing gemaakt worden, de drie ftamhuir'kindëren'vanT- zen daar toe gebruikt, hadden een zeer SAlï . onseliJk setal van manfchaPtot dat werk ru had kinderen: Sa- gefchikt, de familie van Me schele më&nTj™**?™ ja had maar i3 man, dat van Obed^•jaS^Edom, zeer aanzienlijk, kloeke manvierde'/ rciian. 26, — dat van C h o s a maar 13, vs. 3. Er. am de vijf- f' ' .... u;.» de, Johanan dc zes- dit getal was veel te ongelijk. 12. mei de^ELjEotNAÏ de ze- ^ ^ zQ wd de Hoofden als vs. '4. oeed -edom , onderhorige wagtdoende genomen had ook kinderen : a ~ r . semaja was de eerst- worden , om met de overige Levieten aan bepaalde plaatfen op zekere tijden Serd." eif NeVa-te dienen. 13, H- Dit werd nu ook neöl de vi.fde, door het lot bepaald, en viel zeer wel ^éN^scH^deuit. Schelemja moest oostwaards f^uae^ant™! dienen, zijn zoon, een man van veel Hm had hem geze- overieg, had de noordzijde, 15. Het huis gevs'. ö. ook wierden van Obed-Edom, de zuidkant, zijn Sen00^^ geïïagt had daardoor de fchatkameren ÏS?Eta£S £ onder hun opzigt , 16, Het westelijk ssza ™. dc w/^sr^« rHAëL en Oeed ren] Eljabad zijne oroeders, kloeke heden • t-Liiiu en F^unnT Ü=n ^ = htene^lS Tann^ iaS föt'den diens?, daar waren 'er tweeënzestig van Obed-Edom. vs. 9.IU^L"nuhad kaderen en broeders kloeke lieden achtjen vo En W«, uit de kinderen van Mehari , had «0»^ ^™ zfjn vader (hoewel hij de eerstgeboren niet was, nochtans Helde hem zjn vaoc „„., u„„r,ii „■ ,t cbilkiia was de tweede, Iebaeja ce uuuc, nè als dè groote, naar hunne vaderlijke huizen , tot c ke poort vs 4. Het tegen het w£ m« de Poor« fcfa/fefe', bij den oPSaanden hogen  der GHRONIJKEN. Hoofdd. XXVI. 417 gedeelte, te gelijk met. ,ecn tempel poort, weg, wacht tegen o* ver wüclit naar het koninglijkc hof gaande, kwam i ..... ,, vs. 17. Tegcri hét aan twee huizen bij looting, 17—19. Voor oosten waren zes Lc- de oostzijde waren 'er dan bij nagt 8 , ^SeWg^" aan de noordoostzijde , doch bij den dag tef™ Zuiden des , . . , .. , , ' , . daags vier: maar bij 4, ZO OOK de Zuidzijde, dOCh in tweeën de fchat-kamere» verdeeld om de fchatkameren, de west- i8?kar!!pj4*,r zijde hebbende ook een tempel - poort, tesen'lct Wes^.n wa" J ' ■ - r r ' renr 'ef. vier bij den gaf er vier, doch om de poort ook bogen weg, twee bij verdeeld, zq viel. dit uit. 20 — 27. Ver- %&."%. du zün de volgens wierden nog eenige aanzienlijke jS^^Zi^f**^ 0 ° ~ ■> tiers van de kinderen. Levieten aangefteld zo wel over de kas der Korbiten, en det , ,'r, ' , , , ' . kinderen van Merari. des 1 empels als over het pragtige vaat- vs. 20. ook was van werk, ook bepaald;anderen over de fchat- ten van het • binnenfle gebouw: anderen ^**»«f tn oveï , _ , , de fchatten der gehet» over de iehatten die door de Konmg en ügde dingen. de Hammen, Vorften en de aanzienlijk- deren"" van""^^," fte Legerhoofden, bij gelegenheid van de ki"d<*en des s,rfiM- . nttsrs Ladans : van La- mweijiiggegeeven werden ; en waren meest- ban den Gerfcbemur _i u r j j 1 • t , •■ 1 waren Hoofden der al beipaard uit den buit, die bij deze en vaderen, jtmem gene overwinningen veroverd waren ge- ^ J^** worden, — 28. Zelfs behooren hier toe zetham, enjoët. zün , r 1 i- .. r. broeder : [deze] wa¬ de lchalteil die SeMUCL en Sa UL ren over de fchatten van Jebovab's huis. \'S. 23. Voor de Amramiten , van de Izbariim, van de'Chebroniten; van de OxziMittn. vs. 24. En Sr.BuëL , de zoon van Gerfcbom; den zoon van Moses, was Overfte over dc fchatten. vs. 25. Maar zijne broeders van ELiëzER waren [deze:] Rehabja was Zijn zoon, en JesajA zijn zoon, en Joram zijp zoon , en Zichri zijn zoor!, en Selomith zlin Zoon: vs. 26. Deze Selomith , en zijne • broederen waren ove.r alle de fchatten der heilige dingen, die de Koning David geheiligt had, mitsgaders de Hoofden der vaderen, de Overfteft over duizenden én honderden, en de OvcrUen des lieirs. vs. 27. Vaii de krijgen, en van den buit hadden zij het geheiligt , om het huis van Jebnvah té onderhouden. Vs. 28. Ook alles wat Sc muil dc Ziender gëhëÖigt had, en Saul d« vs.'ii. Volgens Hoöfdd. XXI1Ï: 8. -zijnzc broeders en jecn kinderen, dit heeft van N. K. wel opgemerkt. "j. 23. Is onvolledig, heeft geen zin, en kan 110; door geen fJ&cttcSKir. herftsld worden, even zo is Iicu in het 21 vers. Vü Deel. Dd  4$9 Het EERSTE BOEK trkn van Kis, en As- en de Legerhoofden Aener cn Joab de zuon vanNer, . , , , en i.-ae de zoon van gegeeven-hadden. 29—32. CllENANmuid]* gehèiiigt11 bad j J a was het Hoofd van het gellagt der was onder de hand j}$]litrietav, welke allen tot Schrijvers van Selomith en zij- ° . , , , „ ne broederen. en Richters in het burger - beftuur van vs. 19. van de 'iz- jsrelël aan gefield werden , terwijl die bariton waren Che- 0 ' en zijne zoo- Chebroniten welken Ciiasabja ten tetS™ Hoofd hadden , en een getal van 1700 Amptüeden , en tot u;,maakten, verder in het binnelandfche Rechters. .,• vs. 30. Van de cbe- Judea gebruikt wierden, over alles wat tot ^ne°ta£ den Godsdienst en het Staatsbeftuur be- ders, kloeke mannen, ^ I0rta Was het ander duizend en zevenhon- t> J , derd, over de amp- Hoofd die voor de Overjordaanlche ze" zifdc der''jordaan fhminen het ministertaai werk in den overVhet werk van Godsdienst en burgerftaat moesten vervcbrvab, en ten dien- rion. van de Gouverneur der koninglijke zoonen, oe Overften 1 der (lammen , en de beleggen van de hoofden 111 den bur- Ovcriten der verdeegerfiaat, het krijgswezen bij de maand, Snoe^ndéoten verdere krijgs-.Officieren, verders de ften del' Stonden , J° ' en de Overlten der hof-bedienden in aanzien , en andere honderden, en de 0- . „ -in- verfteu van alle have, aanzienlijken, welken eemg bellier toe- en vee des Konin^, vertrouwd was; toen deze tafetofijke StSg^ vergadering bij een was 2, %. deed heiden, ja aiie kioe, 6 .. 0 J ,, T. ken held. de grijze en zwakke vorst eene poo- vs. 2. En de Koning ging om Kaande eene aanfpraak te doen ^^S. aan de vergadering, op dat hij des te noon mi> > miine broeders, en ini.n beter van elk zou kunnen gehoord wor- volk: ik haddéinmijh den, van deez' inhoud: - Vorttehjke :5^^," medeleden, getrouwe medeburgeren ! het verbonds van felóbak " ° te bouwen, en voor was een voorneemen , het geen lange den voetbank der voe- • 1 ï ten van onzen Elt- bij mij befloten is gebleeven , om voor »,« . en ik heb gede arke des verbonds dat plechtig teken tltfuwerf^3*' °m van de Goddelijke tegenwoordigheid, die vs. 3. Maar EUbim, .. , '.. heeft tor rnii gezegt: wij wel als het, voetuuk van zijne troon $ zuit mijnen name Dd 3  422 Het EERSTE BOEK reen iiuis bouwen, mogen aanzien, een luisterrijke en be- ^R^t^ei feöcKge Plaats van rllstte te maaken » 3!oeds vergoten. en daartoe alles in gereedheid te brengen, doch mijn Koning en Heer dagt v hier over anders, en verklaarde mij Zijnen wil hier omtrent, het moest mij genoeg zijn mijn regeering door heldcndaaden beroemd gemaakt te hebben. „ , . .. 4 — 0. Hij wilde, daar Hij mijne keuze vs. 4. Hu heeft mij ^ J J ' , .... . jthoval de Eiabim tot Koning dus zo aanmerkelijk beves- öurnijnefvadert gat" tigd had met Zijn zegen , ook de erf, [«iSóv«"/opvolgin voor altoos aan mijn huis wezen" zoude in eeu: vastmaaken , en dus het Hamhuis van tertjuia w^eenen j u d a in mij beftendig den voorrang r„0SseVadekrsheüirdoen behouden. Hij wilde uit de vor- in 'thuis Juda: en fl.e]jn;e ZOonen mij gegeven, Salomo, onder de zoonen van i ■ , . , n- j- -i mijnen vader heeft met de opvolging begunltigeii, dien wil- S mij ffit de Hij een werk toevertrouwen, het Hij mij ten Koning n jk gaarne had aanvaard ; met de dui- maakte over gansch 5ll-" & ' jsraëi. , delijkfte bewoordingen was het: — uw mijne 5zofnVV"'t Salomo zal dit gebouw met alle de £bZtcn%£Vén) plcgtige voorhoven Mij ten dienfte ftighceft Hij mijnen zoon tcn jj, zaj hem Mime vaderlijke gene- Salomo verkoren < j„ dat hij zitten zoude genheid gcevcn en verwagt van hem de Z^l?tnt^al behoorlijke onderwerping, indien hij met over hr*n. mz kloekheid de rijks-wetten en Gods- ■ vs. 6. En Hij heeft *. . . , j- toj mij gezegt: uw dienftige bepaalmgen, zo als die tans l^miin~enm"' ingeftcld zijn, befebermt en ten uitvoer ^nTi$\h*& b,'ensr' mas hij vekenen °p een beflen" mij uitverkoren ^ige opvolging in zijn nakoomlingfchap, i£'^temlot"eèn«i gij ziet dcrhalven hier uit duidelijk gc^Isf^ikzaizijn "ocg, mijne vorftelijke broeders! wat de Koningrijk bcvesiigcn Goddelijke wil is 5 — !K heb van u nu tot in eeuwigheid: m- J , , dien Wj fterk wezen niets anders te verzoeken, dan dat gij % ^j^jrcSd ok totdeziivcrekan-die in de Tempels - vertrekken buiten vui'Ten^n'kandèlaar! het heilige konden gebruikt worden. — ;;"a,V'l,f indiensTPvan 16. Gaf een lijst van de toon-tafelen , van eenen iegelijkc-n kan- ^ gpl,d daar toe gefcllilit , Van het "vs'irt. Ook[gafhii] zilver voor tafelen, ook in het voorporiTchftotTtlrefen taal cn elders te gebruiken. - 17.Naau.vder tocrigt.nge, tot itturjffe ]jisten van het goud en zilver elke «afoj: en het zil- "*> J \er tot de züvere t&- vaatwerk van allerlei aart, met het gc- fr'en 17 En louter goud tot dc krauwden, en tot de fprengbekkers, en rot de fchotclen: en tot goude bekers . het gewicht rot eiken beseri desgelijks tot zilvcre bekers, tot clkcn beker het gewicht.  der CIIRONIJKEN. Hoofdd. IKVIU» 425 wigt daartoe berekend. 18. Voor den vs- ^- £n den , ^ .. reuk-altaar geloutert reuk-altaar, voor de Cherubs, zo wel g0ud in gewicht: en ▼oor de (taande, waar van modellen waren, &^Vffi£ als voor die niet op het dekzel der arke »°1 ,d^r c'herubim, r die [de vleugels] zou- Wareil, doch die nu OVerfchaduwen ZOU- den uitbreiden , en de . r,v , ,. , 1 ark des verbonds van dc; 19. Dit alles overhandigde de Ko- j,i,vab overdekken. ning bij die gelegenheid in gefchrift,op j^JjJ^.'gjSj dat Jehovak's begeerte hem te kennen te verftaan gegeeven _. , , van tebovab's hand , gegeeven , te itipter zou kunnen gevolgd [te weten] aiie de worden, - ao. Ten befluiten voegde £ee£?° vaü dit V0M' 'er de Vorst bij: nu waardfte zoon , y_f- 20- En David. J zeide tot zijnen zoon onderneem dit alles met iever —- fchrik Salomo : wecst fterk, j .en hebt goede moed , met voor de moeite — weest voor mets en doe het, vrees bezorgd; mijn grijzen mond verzekerd ^DfwS>°£ 11 Jehovah mijn Befcherm-God, mij zo vab EMnm, mijn£/«- , , n, bint, zal met u zijn, zeer genegen, zal u begunlhgen — uwe Hij zal u niet begeverzoeken zal Hij niet afwijzen , Zijn ^gj*™^ gunst en hulp onder deez' arbeid nim- sn ai het werk ten 0 tt- diende des huizes van mer onttrekken, >— 21. Het is waar ze jebovab zult volbracht vordert manne kragten , maar zie hier f'vs/ii. En zie, daar eene reie van Priesteren en Levieten, ge- z}'in de verdec,insen J ™ der Priesteren en der reed om u met hunne kragten bijteftaan, Levitt* tot aiien dienst n i i 1 j i*. i . des huizes van Elo- ftel hen volgens de lijsten aan het werk, um: en bij u zijn tot daarenboven hebt gij zo even bemerkt ^mj"\fre%swid dat alle de grooten des rijks, dat de toc a"e" dienst, ook r , , de Vorftcn , en hec jraniche burgerij bereid is alles tot ver- ganfche volk, [beligting te doen. ^;oc allc uw= be" NXXIX. HOOFDDEEL, u wendde hij zijn aanlpraak we- Vs. 1. verder zcide der tot de vergadering - en zegt: $ ■* g&f ^nto beken mijn zoon is nog jong, niet rijp EUbim heeft mijnen 1 . « zoon Salomo alleen voor zulk eene onderneeming, maar laat verkoren, eenen jon- vu 19. Met eene kleine verbetering te lezen bij, Dd 5  416 Het EERSTE BOEK gering, en teder: dit 0ns bedenken , Jehovah beeft hem geTroot,"^" l kozen op die paren, en zou Jehovah neen paleis voor ee- Zlm invloed weieeren, daar het een panen menfche , maar " s . , voor jebovab Eubim. \e[s voor Hem is en niet ten gebrui- iSn?tabhf m! ken van het hof. - a, S. Het is waar mfnen0£/,f«)»hfSgoVua daartoe behooren veele fchatten , maar itot goudene, en zii- 00k daar Voor heb ik met allen iever koper" tot v kopere , gezorgd, en voorraad van allerlei metaa^outtorhoScwer" len zal nimmer gebrek zijn, zo min als ken:] Sardonixftenen, hOUt, zelfs njet aaü edel gcfteeil- «n vervullende [Mee- ' . n-__ nen,] verder-fteenen ten, brillanten , en fteenen tot Kunmge t*iïiï£&**£ fchakcering, kostbaare grootere fteenen nen en marmer-ftee- j fundament en marmere plaaten, nen in menigte. lUL "vt vs. 3. En daar toe hierbij voeg ik nog uit mijnen eigen Zlchatkist eene aanzienlijke voorraad van "ond^d ™ % goud en zilver onverwerkt, ten gebrui- ver, dat ik heb. geve j-e van het paleis mijns KonillgS , boik tot het huis van r , « münen Ehhim daar- yen en behalven het opgetekende en ai7atTtènbe.m!zrdeas leen daartoe verzamelde: 4, S, 'Er m heiligdoms bereid heb talenten Ophir's goud , 7000 ta- vs. 4. Drieduizend sr1^ , , -i A talenten gouds, van lenten zilvers ; dit had ik gaarne aar. lnl %vtZz ■> mngnik, en ik door mei en aarde, ja Jehovah! dat onmeet- u verhoogt tot een 1 - j j 11 ».~ j:„ z"1:; Hoofd boven alles, baar is onderdanig ook hem, die Crij verkiest tot een volks-gebieder te ffel- len , — 12 —15. Op onze gefchenken vs. 12. "Éh riikdóra verheffen wij ons niet , neen Gij hebt ^e aapgezichVën gij alle fchatten cn allen luister, daar alles heer?cl" ov« anès.'« 7 . en in uwe hand i« U toebehoort $• eft Uw grootheid en Ver- krachten macht: ook  4:3 Het EERSTE BOEK ftant het in uwe hand rnoogen bepaalt zich niet binnen KgSS^af' naan, maar over het groot heelal; tot vs. 13. Nudan, on- jen te verheffen , door overwinnin- ze Elobim , wij danken u, en loven den ge!i groot te maken, hangt alleen van naam uwer heerlijk- TJ ^ _ u onzen Belchel.m. benS'ik,'e^wat^il God ! eerbiedigen wij — beroemen ons mijn volk , dat wij de ai]en in Uwe grootheid — gaven wij macht zouden ver- . .. kregen hebben, om U gefchenken — wij gaven het geen &w^S^ wij van U hadden, - denk ik, denken les van u, en wii ge, de jee[]ea der vergadering: - van Isaï's ven het u uit uwe ° , ,. hand. zoon zulk een fchat, de natie die nog 2iin%rc1mdSnTn onlangs zo weinig in vermoogeu beteiSericht* geüiijkalli!e kende; die fchat is de Uwe, wij geeven onze vaders: onze da- tj net Uwe, ons ten gebruiken gegeeeene°Vh"dduweJ" en ven, weder , dit zal U niet mishaadaar is gene v*,tig- ggn _ wJj geene rechten als burgers in Uw rijk — het is genoeg als wij maar een wijl de inwooning mogen genieten, gelijk onze voorvaderen genooten , doch op verre na niet in die gelukkige omftandigbeeden, doch ons leven loopt rasch ten einde, dan houd het genot op , en hoe onvast en 011vs. 16. jeUvah on- beftendig is de bloei van een Staat. menfgtt"'Viealeijdbe- 16. Ja Jehovah wij zeggen tnecr , als reid hebben , om u , voorraad, tot het huis U ter eere , een hnis te bouwen, ' den name uwer hei- js ons van U geworden ; alle onze li 'heid, dat is van u- , . , . we hand, en het is al overwinning, al de vrugt van onze vlijt Uvs.-I7.Enikweet,gaaft Gij. - i?-^. In zoortgelijke mijn Ehhim, dat gij omftandi2heeden ziet Gij Heer niet zo het hart proeft , en 0 . * j a 1J dat gij een welgeval- 0p het plegtige dan wel op de geiteict"k Tebln heid van het hart, U behaagt het meest oprechtigheid van mijn 0Drechtheid dit betuig ik dat ik harte alle deze dingen T vs. 15. 0»z« dag >t «»>di beef' £1'» vmtigbeid. SCHROëDER.  der CIIRONIJKEN. Hoojtdd. XXIX. 4*7 uit zuivere mildheid dit vrijwillig ge- vrijwillig gegeeven, „ . , , , , , ... en ik heb nu met lchenk bragt , het zelve merkte ik in vreugden uw volk 4 de vergadering op — het was met een dat hier bevonden wordt, gezien , dat gul gemoed. — Och jehovah, Belcherm- het zich tegen u vrijGod van onze U zo aangename ftam- wfss fgfTjS vaderen — nog eene bede ! dat deze «6 Ehbim van ome a vaderen Abraham , plegtigheid, dat deze zielsgefteldheid diep IsaSk. en Israöl , bc- 1 . .„ , , . waart dit in eeuwig- in de gedagtenis van deez natie mge- heid, in den zin dcr drukt werde ! —> beduur hen zo dat zij sedachten des h^teua 1 van uw volk , en richt met hunne genegenheid U altoos on- hun hart tot u: ...... ^ , .. vs. 19. Engeeftmij- derdaanig blijven. — Och mogt mijn nen zoon Salomo een dierberen Salomo meer toeneemen ja l^Z^èbZ'^, iever en getrouwheid aan Uwe bevelen, uwe getuigemsfcn , "r ... .en uwe inzettingen : Godsdienfrige gebruiken en verordemn- en om aiies te doen, r 1 i • j en om dit paleis tc gen m zijn ganfche bewindi maar voor- houwen, ?.,Veik ik al in de uitvoering van dat gene, waar- bereid heb. toe ik de toebereidzelen met alle zorg- de David tot de ganvuldigheid maakte. — Daarop wendde „u ^/«^uwén £/özich de Vorst tot de vergadering, wek- h™^™*^$ te haar op ten befluite tot eene ftatige hovab den BiMm hun- , ner vaderen , en zij lofzang — en verzogt daartoe den dag neigden het hoofd, en •te weien, dit verworf elks toeftem- Ten ming — het ftaatig lof-lied aan Jehovah voor den Koning: den weldoenden Koning van de ganfche natie was bij" groot en klein algemeen — de rijks - Grooten betuigden bij die gelegenheid eerbiedig hunne verjjligting aan Jehovah en aan hunnen Koning, die hen deez' plegtige dag befchikt had. — ai. De plegtigheid werd met brand-of- ferdên jebevab\\\Xïfers van vee en toefpijze voor Jehovah g^^^^ belloten, en des anderen daags met veel feren des andere mor- . , gens van dien dag, meer ltatigheid vernieuwd, — toen wer- duizend varren, dut- 17. Oprechtheid heef: hier de betekenis van zuivere mildheid. Vsnsma  43=> Het EERSTE BOEK genei ommen, dui- den ioöo jonge runderen , geiten eii ÏÏe'ZSre.: lammeren geüagt, met behoorlijke toecn nacht-offeren m fo\;ze en drank - ofFeren voor de ganfche menigte voor gansch r ■' Israël. natie gegeeven. — ai» Het was een dag enVSdroni r o fhemi ,?«f»»»i tot van gjjn wil iii het aanftaande werk. Voorganger, en Za- _,:.„i¥ i. •} , , . , .. bok tot Priester. De Hoogenpncster -werd met hem bij lomo ^ den "nfo'n die gelegenheid tot dat zelve werk van jebovab, nis Ko- gezalfd. — 83. De jonge ■ Vorst nini' In ziines vaders ° , Davids plaats, en hij werd toen op den vaderlijke troon m Ja,sCr/«r^r'hoord. de gehoorzaal gevoerd, en 'blijde erkend, naar hem jaar de beginzelen van zijn bellier reeds vs. 24. En alle de 0 f. , vorften en Heiden, z0 gelukkig waren, onderworp zich elk ia ook alle de zoonen 0 . ,, , .y ,, des K>nings oavids, met genoegen. 24. Ahe de Vonten 7Teönde^hdèn' Ko" des lands , de Haf-Officieren , ja zelfs ring Salomo zijn zou- j.e Prinfen van den bloede , beloofeeu v's. 25. En jebovab malkander ten plegtigfte den jongen Vorst ^fZot^ZoT^ te ÜÉ> onderdaanig zijn en behulpoogen van pamch is- m jj, ]jet voorneemen. — 25. Jehc- rail , en hij gaf aan hem eenü Koningrijke, $gff begunfh'gde dit alles, door öalo^gent'konTnïtn mo langs deze weg uitfleekend beroemd ïsraëi voor hem ge- g m!faën . nimmer heeft een Israëli- weest is. 7 . vs. 26. Zo heeft dan tjstfi Vorst de kroon met dien monar- David de zoon van „ Isaï geregeert over chaale praal gedragen. — 26, 27. /o ganschw.^ üaatig befloot David Isaï's zoon zijnu, die hii geregeert ne roemrijke regecring 7 jaar te Cke- heeft over Israël, zim J " ° . veertig iaar: te Cbe- bron en 33 te jerufalem hef opperbeven' iaar!Cenetch.?.r«- wind gehad hebbende. — 20 —30. Hoe regeerde hij veel jjM ook doorgelWau hebben , hij oxicendertu • J ^ vs. =8. Kn hij ftierf in goeden ouderdom, zadt van dagen, rijkdok, cn eere, cn zin zoon Salomo regeerde in zijne plaats, vs. 20. De gel-Menisten nu des Koning.  der CHRONIJKEN. IÏoofcd. XXIX. 451 ftierf in eene afgeleefde ouderdom, vol- davids , de eerfte , , ...... en dé laatfte, zie, daan van een leeven zo aanzienlijk, in die zijn geithreeven aangeworven fchatten, en behaalde roem, 'van'ssSsw^Ira ziènen liet al dat aanzien en fchatten aan Sa- de,r.> e" in de le" ichiedemsfen van dtn lomo. — De bedrij'vcn en ontmoetin- Propheet nathan, en ^ 1 , r ■• m de gefchiedénisfea gen van hem, van zijn jeugd af, Zijn van Gaö den zieadoor Semuöl , Nathan en Gad dev=, „a met ^ zijll opgetekend, die uitvoerig ziin komfte Koningrijk , en zijne , .... , macht, en de tijden, tot liet rijk, de aanwasch van zijn ver- die over hem veriomoogen,de donkere wolken over hem S.ln'otërTiet zijn rijk , en de nabuurige rijken ge- Koningrijken der lan* duurende zijn bewind befchrevcn hebben. -  Het TWEEDE BOEK b e & CHRONIjKENi I r of XXX.) HOOFDD. van 1-13. reeds ^ Kon. BH ^ I4 IV: 26. 15-17. X: 2Ó-29. 1T rof XXXI ") reeds 2 Kon. V. alleen eene 'bijzonderheid, geboren waarfcbijnlijk uit het antwoord van Tijrus gebieder aan Koning Salomo. . <. kj. * Ik beken het Vorst, dat mijne oh* vs. 5. En het huis, 5- J-lv . • w m_ dat ik zal bouwen, derneeming van veel gewigt is, uw. ^ ^^SASl* het geen ik voorneemens ben te ter dan alle goden. bouwen f [s volgens het belteK zeer grootsch, en behoort zulks te zijn zal 'er evenredigheid zijn tusfehen het gebouw en Hem, ter wier eere dit gcftigt zal worden : ik beken in het gevoelen te zijn, dat onze Befcherm-God naar mijne gedagten grooter is dan allen, die als godheeden door natiën gevs 6 ooch wie eerdiedigd worden ; 6. Hegt daar aan zoude de kracht heb- evenwel geene denkbeelden , welke « cb:n\XteVObouwheenm, geenzins bedoel, - het is niet om tTS fiJWt door de pragt van het gebouw onze  der CHRONJJKEN, IIöofdö, II. 43j Befcherrn - God te noodzaakcn ons gun- meien, hem niet beftig te blijven, - hiertoe fchiet alle w^bënttfllt Ik vennoogen te kort, geen wonder, wat ™°dré h^weeen\ h^ zeg ik, de onbegrensde hemelen , ja de waren om reukwerk onbereikbaare hemel , de hemelen kun- aaTte^teW3™2"'^ nen zijnen grootheid niet beperken, — neen Vorst, mijn oogmerk met het bouwen van dit paleis is alleen om door reuk-werken mij geduurig voor deze Majefteit op de plegtigfte wijze den toegang te bezorgen. III. (of XXXII.) HOOFDD. reeds 3 Kon. VI. cle kleine bijzonderheeden reeds daar behandeld. IV. (of XXXIII.) HOOFDD. reeds 3 Kon. VIL V. (of XXXIV.) behandeld 3 Kon. VUL VI. (of XXXV.) — 13-53. ' VII. (of XXXVI.) : •- 62-66. IX: 1-9, VIII. (of XXXVII.) ïö IX. (of XXXIX.) — 3 Kon. XI. X. (of XL.) 3 Kon. XII. XI. (of XLI.) _— ; - ai _ 5 —I0' Ü.EHABE AM bouwde UOg vs. 5. Rkhabew daarenboven 13 fteden aan de grenzen J^ef hi? b^ gelegen van zijn rijk. 11. Hij maakte dc ft?-znr J ° en iacbo en Adullam; zijnen, waar in voorraad van leeveh3- vs- <*• En g»>* en middelen was. 12. Ook magazijnen van '7. 9.fEri ^Jcraim en Lacbis. en Azskat VS. to. En Zora en Ajahn en Cbsbroa , welke in Juila, en in Btajami» de vaste fteden waren. vs. u. En hij fteriue deze vastigheden, en leide Overften daar in, en fchatten van Ipijs„ en olie, en wijn: vs. 12. Za ;n elke ftad rondasfen , en fpietfen , cn ftakceze gausch zeer : 20 WM V. Deei, Ee  4H Het TWEEDE BOEK h&n- u„i„:.j i , delde verftandig , dat beleid, zijne andere zoonen reeds tot hü van aiie zijne zoomannelij-ke jaren gekomen, gaf hij eene ™ fu°Ja fne £5* behoorlijke hofhouding in andere aan- in alIe v»steiie- • .... „ . , ... den verfpreidde, wel- zienlijke lteden van het rijk, bezorgde ken hü fpijs gaf inhen rijkelijk van inkomften tot hünne:Z?2g£k-m hofhouding, en ftond hun toe door huuwelijken hun huislijk genoegen te vermeerderen. XII. (of XLII.) HOOFDD. 3 Kon. XIV: 25-31. e Egyptiefche Koning , waar- ^vs. 3. Met duizend fchijnliik door Jerobeam aangezet, .Zt, en zeer oorlogzugtic;, viel met eene ver- I1êduizend ruiteren ; 0 5 & » vici met eene vei en dgs yolks was ficen baazende Armee in het rijk. Men telde setai, dat met hem 1200 ftrijdwagens bij de Egyptenaar en, ïlmertTsJio*""^ het aanzienlijkfte van hun krijgsmagt, de m<,n*; manfchap kon niet bereikend worden, »». ïS. Hierin volg ik Dathe. E è s'  43ó Het TWEEDE BOEK zijnde bcbalven de Egyptcnaarcn , of bondgenoten, of oveiheerde volkeren. vs. 4. Èn hij nam 4. Hij overfiroomde alles, geen ftad _ aie Judah"ddemhij bood hem wederftand , hij drong door "wam töt >r«/i/«» tot de hoofdftad Jerufalem, die hij met ,oe" „. , pen beleg dreigde. 5. In dien toeftand vs. 5. Toen kwam een ucicg U'"6MW j Scbemaja de Propheet be z° wanneer ij , ' o de Koning in Jcho- heeden waren ook zo zedenloos niet als huis ging, da: in volgende tijden; hier en daar waren t^'lTZdroeg™i ia het .Staats- en Godsdienst-wezen fioS d'e wcd(;>-''^chteil ...... ö in der Irauwamcn prijslijke zeaen. 13 — 15, jfa ^at voor. wachtkamer. Val ZOgt PvElIABEAM ZÏch ZO Veel zicVh\èr4óofrapedigdhe1 moogelijk was weder te herftellen, zijn \.\"X^'op°°™ bewind duurde 17 jaaren, zijnde hii al hij ^hem niet te" , ' J . 1 terfte toe verdorvr: 40 jaaien oud, eer hij de regeering aan- ook waren in $Wi vaarde, over het geheel was zijn bewind ^ ^"SkJehovah niet aangenaam, hii deed ceene te zich de Komne Rp-- ■ * ■3 * iiabeam te Jerufalem genoegzaame poogingen en was niet be- Wi>s eenenveertig ia^r ftendig om Jehovah getrouw te wer T*?A%% hij^egeerdi zen, - de bedrijven cn SningdVer Jui», ■ jA ^ nu kwamen de vijanden'jkheeden arit,4*V^-tusfchen hem en de hradlïfchen K°ninS hm-, en de naam zij- n openbriaren oorlog. - 3. Toen «er .'moeder was Mi- , , , j chaja, de dochter van de legers te velde trokken , waren de fe"sn krlg%* kragtefl zeer verfchillend , de beste manfchfn J^Èam. tUS"'fchap van den Koning Abia maakte i vs. s-EnABiAbond 4Q0 O0O man uit, daarentegen was Je- den ftrijd aan met een f •■ ■ : .., '. « .„ „„ heir van ftrüdhare hei- robe am s Armee de belrt iterker en ^riSSKSi vrij geoefende' manichap. 4- Toen het nen : en Jerobeam tot ten hoofdtreffen zou koomen, deed ftelde tegen . hem dc , fiagorde met a-chtbon-Abia van een der heuvelen op de SfS,,$Sefe g*«IÉeh''v*. de kroon-ftam, heiden. . eene redenvoering, tot den Koning en vs. 4. En Abia , , , 1 tt maakte zich op van de foldaaten, van dees inhoud: — 5. Hoe ^L?wemeSis in onrechtvaardig deze oorlog zij, behoef fJ!becTehIfnzeideö': ik niet breed uittemeeten, Jehovah had hoo'rt mij toe, jero- vjavtD en zijne nakoomelingen vooral- beam, en gansch Is- J , , rail. ■ toos de kroons-opvolging toegezegd, dat „ie"' toe ^"fe" zelfs op de allerplegtigfte wijze geftaaf'd, datjeWi, de Eh- g Niettegenftaande dit heeft Jerobeam bim van Israël, het 7" * » Koningrük over Jsro?/ ftoutheids genoeg zich daar tegen te Pot^Tu^d1', verzetten, en zich als een rebel, onderSi S^WsSSl «fean van Salomo geweest zijnde, te verhand? eedraagen, 7. Hebbende het geluk ge- vs. 6. Evenwel is a . . jerobeam de zoon had, dat ligtzinmge grooten, onrustige tt^nov^c» lieden, die altijd verandering zoeken, zijn geftaanTen heelt1 gcrebellcert tegen zijnen lieer. vs. 7. Daar itoe hebben Zich iedele mannen, Bslials kinderen, tot hem vergaderd, cn hebben zien vs. i. Het verfchil der naamen in dc Koningen cn in deze Hoofddoelen is noch niet met grond te vereffenen.  der CHRONIJKEN. Hoofdd. XIII. 439 ftreng fterkte, en de onervarenheid bij het "erk gemaakt tegen , 1 1 • j j r. Rehabeam den zonn aanvaarden van het bewind door Re ha- Van Salomo: ais re- beam, hebben hem in het beftendig be- f3^SS»t'Z zit van de kroon gefteld. —8,0. Nu hij zich tegen hen .... niet kon verfterken. zijc gij vermeten genoeg om tegen een vs. 8. En mi, gij wettig opvolger des rijks van Jehovah^ \^^&t openlijk optekoomen , met een Armée yan Jebovab ,['tweik] . ' , in de hand van Da- veel talrijker en geoeffender; maar vids zoonen is: gij denkt dat onder u niet de Arke van Je- „L** %*af"tfj kovak, maar Wel de kalveren van uw ]"?bt g0.ude "wiveren bi] u, die u Jerobe- Vorst zich bevinden, -— denkt gii dit am tot goden gemaakt heeft alles ongeftrafd te doen; de ganfche Vs.' 9. Hebt gij niet orden der Priefteren en Levieten , fe<&?^™S door u als ballingen uit hunne bezetting aüron , en de Levi- " ten uitgedreven , en verltooten, en andere in den fmaak der hebt u Priesteren genabuurige volkeren zijn 'er verkooren; ^ deMaudenl een voor een gefchenk ten offer voor niet- ><;geiijk, die komt om ö , zijne hand te vullen goden, kan men die waardigheid bij u met een jong rund, , .. .. en zeven rammen , Verkrijgen. — 10, II. /Wij Zijn gemoe- die word Priester der digd, dewijl wij den dienst van ^/70_ senen, die gene goden vah onzen Befcherm-God, onder ons vs. 10. Maar ons , , , , , , _ . . aangaande, Jebovab is behouden hebben , onze Priesters uit onze Elobim, en wij Aaron bedienen ons heiligdom, de J^^wg^ Levieten verritten bii ons al het werk di.e Jfbovab dienen , , zijn de zoonen van tot den Godsdienst betreklijk; zo wel asron , en de Uvi- .,„„ ,ji ..... . ten zijn in 't werk. voor de burgerij als in den openbaren Vs.'u. En zij fteTempel-dienst naar de Mofaifche in- I^^Jg™ ,7Óp°ef. rigting — gij doet openlijk het tegen- ken morgen, en op 3 , tt* , 1 eiken avond , ook deel. — 12. Hierom raaden wij u broe- reukwerk van weiderhjk van den veldilag aftezien, wijj^^*^ hebben de Arke van fehovak's tegen- d« b">ods , «p de " reine tafel , en den woordigheid en de Priefteren, met de gouden kandelaar, en zijne lampen , om [die] op eiken avond te doen branden: want wij nemen waar de wacht van Jebovab onzen Elobim : maar gij hebt hem verlaten, vs. 12. Daarom zie, Elobim is met ons aan het fpitze, cn zijne Priesteren met de trompetten des geklanks, om tegen u alarm - geklank te maken: o kin- Ee 4  ,40 Het T W BE DE BOEK deren van br*fi , zilveren tvompetteji, ten teken van aan~ ££« den SÈ.** val, in ons leger - wij raaden u dan v.cr vaderen , want nogmaals , ftaak uwen ondernecming , gij zult genen vuor- ' - . fpoed hebben. kunt gij tegen Jehovah, den betcnerm- „*m d^eene^God uwer vaderen, met eenen goeden teriaag omwenden, ujtflag den kamp waagen? 13, 14- om van achter hen te T „ ■ „.„_ komen: zo waren zü dertusfchen had Jerobeam een geZn^iTnlTict declte van zijn Arméc doen agterom teriaag van achter hen. trekken, om de Armée van Abia van vs. 14. Toen nuj»- ...... «?„ omzag, zie, zo agteren te overvallen, terwijl hij niet voodrencn actoer fin het front van zijn Armée vo.orwaards zü riepen tot jeto- t .„u . de troepen waren al vrij vabt en de Priesters » 1 trompetteden met de j-0rt aster dc Armee van Juaa, eer "%7 is.' En de man- zij ontdekten dat men tusfehen twee nen van fudm rrfaak- VLlUrcn Was, — de beklemdheid deed leneenalarm-gefchrei: nlu"-" ' . , en het gefchiedde, ais die van ^«f/rf de overige om hulpe bidSln^wrf^l den: Abia deed aanftonds het teken ïffii,tot den aanval door de Priefteren maaken, yjr»f7Qoeg voor abia, ïjet veel kloekheid, het geen men envs." ie. En de kin- vljL h,ct krijgsgefchrei het best ontdekt::Voo^^Llt ^n kon, vielen zij aan, met dat gevolg, I^J^f^f^hun- dat Jerobeam gcflagen werd, 16. En ae hand. 1 jn de grootftc wanorde te rug deinsde, en ziin^ofkTno^ïzè waar door dc flagting algemeen werd. SS, Suiffl m i«. 500.000 man was of gebleven, of vielen verflagen vijf- o-pvanffeii, of op de vlugt, — dat ver? nondcrdtüzend uitge- » ° T , -1 l,„l-I- t~n,;n iezenen mannen. zwakte Israëls rijk aanmerkelijk, terwijl deVkindér?n Juda door dees vcldflag in grootheid r«« vernederd te dier «. hebbende dit loon op hun vertui: maar de km 1c- o' , , ren van ^« wierden trouwen en aankleven aan jetimati nun machtig, dewijl zü op Jebovab hunner vaderen Elobim gefteunt hadden. u. 17. De getallen zijn zeker in dit Bock niet naauwkeurig; Mus. meent doch buiten gezag van Handfchriftcn, da- men cco-cco Icczen Bidet  eer OHRONIJKEN. Hoofdd. XIII. 441 «aderen Befcherm - God. 19. Abia vs. 19. En aeia ., taagde Jerobeam ach- maakte een goed gebruik van deze over- ter na, en nam van winning, hij veroverde drie fleden van ^tnUKonitZ belang met de daar onder hoorende hori>;e piaatitn , *q Jefana, met hare on- deftrikten. 20. Jerobeam ondernam der-horigepiaatfen, en niets vijandigs meer na dien tijd, bier- derh"r1ge%7a.!Xn.on" bij kwam zijne laneduurige ziekte, einde- vs/ En JbróbJ' j j ö ö am hehiel gene kracht lijk VOOr hem doodelijk. — 2I. A B IA meer in de dagen v.e» . , , . . Abia : maar Jebovab om zich van de troons - opvolging te nocg hem, dat hj verzekeren, had bij zijn 14 vrouwen 22 ftievrsf'Zo vertierkzoonen en 16 dogters. — 22. Zijne lee- te zich Aeia, en hij r , . , . .. , ... nam tot veertien wii- vensgelchiedenis, zijne bedrijven Open-ven, *n gewon tweebaare redenvoeringen, zijn door Iddo, ",\7eTIodh?eren.' °'1 in eene leeensbefchrijving van dien Vorst vs- **• Het overige J 0 nu der gefchieden .- behandeld. fen van abia , z ■> zijne wegen, als , i - ne woorden , zijn befchreeven in de gefchiedems van den Propheet ïj3do. XIV. (of XLIV.) HOOFDD. te gelijk met 3 Kon. XV: 11-24. e vrede die de troons - opvolger vs. ,5. Daar toe genoot | gebruikte hij om verfcheide !*5UW!de hjj 7"^ ttc- d ' o j den m Jnda : want grensfteden te verfterken , bijzonder in het land was oedig, - wij wenfehen flag te leveze menigte: 0 Jebo- ,.erK Jehovah, gij zijt onze Befcherm- vah, gij zijt onzeElo- ^ ' 'J bim, laat den fterffe-God, — dat dan een trotsch gewelde"ietTv™èn,.CgCn U naar, die met dat alles maar een fterfFia7gdrdeFiilr/»voor lijk mensch is> in ziïne ondemeeaiing asa", en voor Juda , tegen U, niets berijke. — Hier op veren de Mor,» vloden. zwakte ecne geweidige aanlteekende ziekte de vijandelijke Armée zo fterk, dat zij aan geen veldflag nog dagten, maar die aanhoudende tot den terugmarsch vs. 13. Asa nu en [ie(]oren> i>x—i<. Toen oordeelde Asa het volk, dat met hem o o _ was, jaagdeze na, tot het tijd te zijn om hen 111 den rug te ^rviden'^^n^ vallen; zij waren te zeer verzwakt om  der CHR0N1JKEN. Hoofdd. XIV. 44» cen veldfiag te waagen, en wierden nu m,e„, dat to vonr telkens in de grootfte verwarring gebragt hen e^e hervatting , , , - . r, was, want zii waren geduurende hunne attogt; tot in ugypten verbroken voor §** toe boorden zij door, en verkreegen in ^* "^°*oegeS deezen togt eene aanzienlijke buit, alle veel roofs daar de fteden daar rondom , bet vaderland _ .. „ ' vs. 14. En zij (loe¬ der dappere Philiflijnen , boden geen gen .alle fteden rom- n , . -iii om Gerar ; want de weerftand, maar werden uitgeplunderd; verfchrikking van ?<.•- deeze laage ftreken ook beroemd door ^% de aanzienlii'kfte herders, leeden veel, dc fteden > dat , ' , , , veel roofs in dezelve een aantal lchaapen en kemelen werd was. door hen buit gemaakt. wMdftëÖS het vee ; en voerde wech fchapen in menigte, en kemelen, en kwamen weder te Jeraftltm. DXV. (of XLV.) HOOFDDEEL. e zegenpraalende Vorst te Je- Vs. 1. Toen kwam rufaïem terug gekeerd, werd daar f^f den"^ van plegtig ontfangen, en bij die gelegenheid a En h;. .. voerde Azaria een Profeet bij het hof uit,' a'sa tegen ,g'en en de natie tans zeer in aanzien, het Soo/'mij AsA^en woord, bezield door een hoger Geest, — ?ans.ch Zuia en.Ben- . . ° ' jatnin: jfebovab is met hoor koninghjk overwinnaar, luister vor- uüeden , terwijl gij n r-, . j . r, met hem zijt: en zo ltehjke grooten der twee aanzienlnkfte gij hem zoekt , Hij ftammen, zeide hij, naar mijne redenen, zaI ,van u gevonden J ' ■> ' worden , maar zo gi) Jehovah doet Ü weeten dat Hij U in hem verlaat, Hij zal alles begunftigt, daar gij in de gelukkig geëindigde veldtogt getoond hebt op Hem u te verhaten; zo gij op die wijze verder wilt voortgaan, om Zijne gunfte te behouden, hebt gij voor geene weigering te vreezen, — wilt gij anders, trouwloos worden, vcrwagt dan dat Hij u zijne ongunst zal doen gevoelen. — TT . , T , „ . . VS. S- /<■«« nu is 3—7- Herinnert u wel lsraels afwisle- veie dagen geweest  444 Hst tweede boek zonder den wren lenden toeftand in de tijden der Richte- fe'nen^lèrendcn^ries- ren, tOLHl llOCh de Godheid, QOCB dü wr'. C" Z0'!d" dC geestelijkheid , noch de wetten van vs. 4. Maar ais zij den fiaat zo veel invloeds hadden, dat zicli in hunnen nood .... , , v 1 -j bekeerden tot jebovab de natie zich door dezelve liet leiden, t% fen^mzochi/Z daardoor werd hun toeltand gansch weerivierd Hij van hen ge- joos ^ ajs zjj dan ten uiterfte beklemd vs. 5.' En in die tij- van gedrag veranderden , Jehovah hraëh Sfyool Kênm', eenigen Befcherm-.God zogten te gedie uitging, en den wjnnen door Godsdieuftigheid, gelukte genen, die inkwam : ■ 1 1 maar vele beroertens hen van deil dringenden nood be¬ waren over alle de , , .- j _ inwoneren van die vrijd te worden : onder zulk een gedrag " vs!nö. Dat volk te- was de burgcrftaat zenuwloos. — Geluk gen volk, en rtai te- en genoegen vergezelde noch het begin gen ftad in (lukken . , . n , , • - gefloten wierden: want noch den uitflag hunner oorlogen, bin^ntWgs^^4rfcluik': " nenlandfche beroerten verzwakten daar vs. 7- Daarom weest en boven nog meer de kragten des volks, gij Kerkt, en Iaat u- n we handen niet ver- vooral wanneer burger-krijgen van verfo?rnaarW«w werk* fttóBcodè ftammen, of zelfs maar van onderfcheide fteden, daarbij kwamen ; zulks kon niet anders dan leen volk moedeloos en angstvallig maaken, bij den minnen tegenftand; — gansch anders is uw beftaan in dees veldtogt geweest, Koning en Vorftcn in belangen vereenigd volgt dat gedrag beftendig ; nimmer verfiaauwe uw kloekmoedigheid , uwe eensgezindheid; die zelfde aangenaamheeden, welke nu de ganfche burgerij blijde maakt, zult gij daii verder genieten, vs. 8. Als nu Asa dat verzeker ik u, dat zegge, ik op hooger ;^%rdedproP^[ê last u toe. - S. Door deze aanfpraak des rropheets Obeds, was ^ i^ing zo 2eer getroffen, dat ftrrkte hij zich , en 0 , 1 • hij deed wech de ver- hij het befluit nam en het ook uitvoer- [•bSvtyK de, om den ^godsdienst uit zijn gebied  der CHRONIJKEN. Hoófdd; XV. 445 *n uit de aangewonne landen wegtenee- Benjomin, en uit de men, daarbij deed hij den brand- altaar S^^fiL^! voor liet heiligdom ter gedaetenis weder "?"'"-'" had« en vcr* . . . «ueuvVede den altaar veel pragtiger vernieuwen. 9—n. Hij van jehovah, die voor fchreef een Plegtigen dag uit van dank- «Uwas™ va" ?'" zegging, op welke niet alleen zijne on- de™\*J^-j^ derdaanen , maar een aantal Ephraimie- M en Benjamin, ea »-„ Ti» „. , „ , de vreemdelingen met ten en Manasfieten, Bmnenjordaanfehe, hen uit Epbraim en behalven de Simeometen in meenigte te- SS^^-AS genwoordig waren , dit szï aanleiding vie'enZ£- tot hem in , , , ., 0 . * „■ menigte, als zij zagen; ciat ook veelc verhuisden om 111 dat jebovab zijn £/»- zich neertezetten, ziende dat Jehovah de 'I^Tn^verKoning en de Befcherm-God van dezen ^tIerde ?l*- , m de derde Vorst, hem zo voorfpoedig maakte. maand, in \ vijftien- Het was in de derde maand van 'sKo- %dvan aL K°"inS" nings vijfde jaars bewind, dat dat feest E1 zij ofilT . _, oen Jebovab ten zt-l- uitgcfchreven werd, waar op 700 runde- ven dagen van den ren , en 7000 fchaapen tot offer-maal- bracht haddln^ zetijden gegeeven werden uit den gemaak- rS^JS ten buit. 12 — 14. He plegtige belofte Pen.van Jehovah, den weldoener hunner va- den in een verbond, deren, beftendig en alleen te zullen dienen, werd toen vernieuwd, met veel ren ,zoeken zouden ., ' met hun gansch hart, oprechtheid en roet fterke aandoening, — en met hunne ganfcht. dat gefchiedde door de overheeden, open- zuvse.' 13. En ai wie lijk onder een algemeene toeftemming , ^nX* jvniet^/óud" vergezeld en vervangen door muziek en zoeken , zou gedood ,.„.,,,,„ . tt , worden, vau den klei- gezang. — 15. Met was een dag van nen tot den grooten, algemeen genoegen, - uit de aandoening % nXw"" wc kon men duidelijk zien dat het de natie vs- K>-ziizwoe- J ren Jebovab met lui- ernst was geweest, zij waren fierk in der ïiemme, cn met hun aandrang om de beftcndige gunst ^pXTefÉ van Jehovah, dit ondervonden zij ook, h»~ En M j- , Juia was verblijd ij¬ ver oezen eed: want zij hadden met hnn gansch hart gezworen, en met Minne ganfche wille hem gezocht, en Hij wierd van hen gevonden, ea  446 Het TWEEDE BÖErt 'jebovab gnf hun ru=tc want het rijk had het genot van onge» iontom henen. ^ vs. 19. En daar was geen oorlog tot In 't vijfendertigfte jaar des KoBingrijlu van Asa. XVI (of XLVI.) HOOFDD. met 3 Kon. XV: 16-22. vs. 7. En in den 7. O p dc misftap van Koning Asa teiveu tijd kwam de . nde voor de Majefleit der God- Ziender Cbanani tot llOIieuue vuui j Asa den Koning van j^jj ^ yolgdde al rasch een bezoek van ?of hemfom^dafgil den Propheet Chanani , die hem deze gefteunt hebt op den , ri ffin0. van zijnen Heer mededeelde : Koning van Sijnin , ueiu.rtmu0 v j _ , . en niet gefteunt hebt daar :• ^ vorst j uwe verwagting denkt ïïJ:bZ*rZ™El« beandwoord in het bondgenoodfebap van ^»S«gShrdden Sijriefchen Koning tegen B a è z a ontkomen. te zunen vinden: en niet in de hulp van Jehovah, zult gij in den oorlog niet flaagen; juist deze vriendfehap zal den Sijriefchen Koning voordeelig zijn, die anders met uwen vijand vereenigd , door u gewigtige nadeelen zou geleeden hebvs s Waren niet ben. 8.llad vorige!ondervinding u dan niet de mren, en de Lu- 2 toen dien ftroom van vreemde mrzre^8eTe0twagT-volkeren, vergezeld van geregelde troe^rno^nfop yl-pen en wagenen invielen, en gij u zö ^.ftinmduwè hand treffend op uwen Befcherm-God vergegeeven. iiet, hoe heerlijk was toen uw zegen- „. I9. Van het XV. en , van het XVI. Hoofdd. dit 5 en softe jaar werd door onze randtekenaaren gebragt tot de tijd der fcheuring van be.de de rijken; eene ftoute gisting inderdaad door Ditmar gevolgd. - Ik reige hierom meer tot de verbetering der getallen door 3S en 26. te kezen, met betrekking tot Aza's regeering.  der CHRÓNlTKEft. Hoofdd. XVI. 447 praal, 9. En al had gij die ondervin- Vs. 9. wam püding niet gehad, had het waereld-be- vai Caansaande] zijne n j ir ...... . oogen doorlopen de ltuur der Voorzienigheid u met geleerd, ganfche aarde, om dat zij haaren .voordeeligen invloed, altoos betoond omtrent hen, die zonder tk0etrhem£: ^XhiJr agterdogt zich op haar verlaaten, — il1 zotteiijk gedaan, j„„„ „•• j „ • n 1 want van nu af zullen daar gij dan nu zulk een misftap gedaan oorlogen tegen u zijn. hebt, zult gij ook daarom in het overi- .vs-, I0- Doch A^ , wierd toornig tegen ge van uw leeven niet veel rust hebben, den Ziender, en ieide maar door genadige oorlogen belemmerd /wan/hij"' worden. 10-13. Dit had eene Ver- gg*?^et™ keerde uitwerking op den Koning, hij herdrukte Asa [eeniwerd over deze hartelijke taal driftig, leL^tijd" V°'k 'cr gebood den Profeet gevangen te zetten, gefcniedeni!fe,fc bleef tegen hem verbitterd, en onder- de eerfte, met drukten anderen, die deze daad en ook zijn befchreven in 't andere bedrijven, hunne goedkeuring J weigerden. 14. Hij werd begraven in , vs- I2- AsA 11U> Jl» , . , ° t negenendertigrte jaar eene plaats door hem op het koninglij- van zijn Koningriik, ke flot met veel pragt vervaardigd; met n^voetenftot^p het ongemeene praal werd ftaatfie verge- J100»^ 'oe was zijne r ■> y »c krankheid : daar toe zeld, het baliem van het lijk was al- ook z?eht Mi Jebovab lerkonftigst en kostbaar, bij die gelegen- hèid/maw'de Medicijnmeesters. vs. 14. Zo omuiep Asa met zijne vaderen: en hij flierf in 't eenenveertiglte jaar zijner regeeringe. vs. 14. En zij begroeven hem in zijn graf dat hij voor zich gegraven had in Davids ftad , en leiden hem op het bed, t welk hij gevuld had met fpecerijen, en dat van verfcheide zoor- vs. 14. Of dit verhaal veronderftcld, het leggen op een paradebed of het verbrandden der lijken, is onzeker, beide gebruiken hebben moeijelijkheeden — het eerfte twijfel ik of wel zo oud is, de verbranding vind bij Mus. en andere meerdere waarfchijnlijkhcid; doch Josephus en anderen met hem zijn daar van afkeerig, om dat het te veel bijgelovigs beeft in haren oorfprong ; dit is nochtans zeker , datze bij de Pboegi. den in gebruik was en in Jf/Tru tot op de Perpfcbe alleenheerfching al vrij algemeen is geweest, ik Iaat het onzeker.  44* Het TWEEDE BOEK ten, naar der Apothe- heid zag men, hoe zeer hij in achting rem? en™ brTnde" bij de natie was, want de bewierooking bver hem eene .gansch _ u:.- zj;ne begraavenis op kosten van troute branding. 3 J f veelen, allerftaatigst. XVII. (of XLVtï.) TT . „ ,. , . hoofddeel. T. Xn vrij netelige omftaudighcedcn aan- j0IAp„ATEwlerVKo%aarde zijn zoon Josaphat het bettjtte » wind, L Doch gaf ook al rasch bkjgen . ]ten? Van kloekheid; terftond maakte nij krijsvolkïnïiievas- toebereidzelen tot den oorlog, eerst zogt bêzetrlngen'hij verdediging van zijn eigen land rej in Mand van juta, en nen hival, zijne fteden verfterKte in dc fted'n van £- 5 . , e pbraim, die zün va- hij door goede bezettingen, en de iron«5. asa ingenomen ^ van ^n rijk eu aangewonne landen , trokken in het bijzonder zijne zor°- 3, 4- Ook ontdekte men rasch JsS-m3;tEkI"datÖ>^^ zijn bewind begunftigde , rnvor!geWwèdgenevan vooral dewijl hij in het Godsdienftige zijnen vader David , ^feci\ rn 7;in hm brak het hem niet. 6. In dat Iofwaarverhief zich in jeio- dig gedrag omtrent den Godsdienst, ÏSaeC nam hij toe van tijd tot tijd, het tegen- «. 5. Hess vertaalt dit : $*f hrogt kin tribuit, doch het i. niet id den Oisttfthp fmaak in dat verband die fpreekwijs te nccaeo.  der CHRONIJKEN. Hoofdd. XVII. 419 deel in da ervaaring van andere Gods- «» fle bostenen dienftige Vorften, hij had kloekheids ge- ' ^ noeg om hervorming te doen daarin, waar anderen niet aan gedagt hadden; van tijd tot tijd deed hij Godsdienftige heuvels flegtenj en liet de Godsdienftige bos- ^ l fchen daar bij geplant, omhakken, jaar 'nu' zijner re"e- 7. Eene daad die wezentlijkcr was, ver- fK rigtte hij in het derde jaar zijner reeee- C1IAÏI-' en Pb*p,. . .... , „ r , ö, .. ja, en tot Zechar- nngj hierin namenthjk beftaande, dat hij ja, en tot nethanshet volk in de gronden van den Gods- en dat"men feefë dienst liet onderrigten, hij fchreef hier- ™jn de ftcden va!l over aan eenige provinciaals ftedehouders . vs- 8. En met heri van Juda. 8 — 10. Men verkoos eenige Nita*nia en'j^aADjA aanzienlijke Levi ten en Priefters, om fLj**^ ,e" SeM[" j ". ramoth en Jonathan over de perfoonen, die in den Gods-en Adonia en Tom*. dienst onderwijzen, het opzicht te heb- Levitel, feTSat'ben ben, om die eene goede inflructie te be- tl^Xm''7^' zorgeii — nu zag men door gansch fuda ~ **: s^1-!» zi'Iecr- , .. , 0 b Jden in Jsda, en ?<- oe volks - leeraars met het Mofaisch wet- wetboek was boek in de hand onderwijzen, dat uit- ^^'SrtteSêd'S leggende, en daar van goede affchriften Zade^t'v^eiiesi gemeen maakende; zulk een gunftige vs- I0- E« eene ver- _ , . , , _ fchrikkirg van fe/jp- onderneemmg werd onder het beftuur vat wierd over aiie van Jehovah niet geftoord ; óveral £|tt« % heerschtte vrede, geen nabuur durfdef*.>V'**'4"»i-ntót ,. , . , krngdeu tegen JöSA- tegen zulk een bewind en kloek Vorst pbat. iets onderneemen; ii. Integendeel zogt ^«^/«^"ïShtea elk zijn vriendfehap, de Philiftijnen ga- $J™™X%X «£ ven hem boven de gewoone fchatting gelegde gejd: öot i"i r. , , , , . , brachten hem de Ara- aanzienlijke gefchenken, ook de herder- tien k!èüi vee, zeArabieren bragtcn hem eene aanmerke- tffffiftffA lijke fchatting van rammen en bokken, «'vétfauirend en ze- venhonderd hokken. 12. Dagelijks nam de welftand toe , vs. 12. Zo nam j0zonder wederga; overal werden oP naV. Deel. Ff  45y he* tweede boek iair toe bouwde hij tuurlïjke hoogten fterkten gebouwd, en fchau^den^^ * bchalven deze land-kasteelen meerdere vs. 13. Én hij had ffrensvesthi!Tcn aangelegd. 13—19- °verSf -fi B >*» «** op het fterkst aan „StaN-^-^penbaarè gebouwen tot meerdere weerhunne'tèii-uig,"naar baarheid gewerkt; zijne Armée was een dekhuizen hunner va- fcrijgfchOdl om bekwaame lieden te voraTSïto! de opperbevelhebber van Judas r/e,fIneActm°wa: troepen, A d na , had de fchoonfce Arren driehonderddni- van o00,ooo man onder zijn be'if N-st'ton ftuur, de twede door Joiianan geleid S^*^ was op =00,000 man bepaald , terwijl waren tweehonderd j.. ^oven zijne voorzaaten nog een c„^aehenngdu^nd.st ^ ^ ^ ^ ^ ^ HZ «nzlcn^dle o00,coo man ffefk gevoegd was, en een ::tS^tah vierde onder Ei. ja da Ben jamiet en met üi met" hem waren k00o- en fcllild 200,000 mail, Ollder J o- gSTSSF* z a b a d nog een getal van 180,000 ^%17^ t^:\ mm-, dus hij 1160,000 man in de waan kloek hett^m penen koir brengen, ingeval van oorlog, SduSd'dfe'met behalvcu in de grensfteden het aantal der t&i£S ware,?""1 burgeren die in ftaat waren wapens te hè£ £ %£Z kunnen voeren. «d met hem waren .. . '„ v, ,n. Deze waren Wdi^r^SVr^ te fteden door gansch Juda gezet had. XVIïL (of XLVIII.) hoofdd. gelijk met 3 Kon. XXII. xix. Of xlix.) "fS „-Tc. hoofddeel. i_4.J^/e misftap van Koning Josauelo.'ung'tnT^^'HAT, zich mede ito perioon te be- keeide met vrede we- vcn ;n (jcn Ja-;jg , welke ACIIAS voerde met Benhadad, had voor hem ,„on %%S % het gevolg niet, dat de vreede tusfehen Z.iendèr gn,g uit, hem gebroken werd ; CVCIlWel W«d hij le^en, cn zujc tut "  der CHRONIJKEN. Hoofdd. XIX. 451 bi] zijn terugkomst gansch niet vricnde- den Koning Josafhatlijk door Profeet Je hu ontfangen; d\e iT'n^Tel°% hem op orde van zijn Heer dus aan- haten» lief ti 1 heihen ? mi is da-r- iprak: welk een gedrag in u, den ont- om over u van aaiten, den tijran genegen te zijn, den ^HgeM* f'T vijand van Jehovah's dienst alle mie- i vs;> Eve"we;gotT o oe Hingen zijn bij u genlieid te bewijzen — een hof waar de avonden: want gij dc Godheid zich zo zeer tegen betoont, te be- ™K&jft In $8 haagen ! gij kunt u verzekeren dat gij u E*;™ JevovaVs ongenoegen op den hals ge- vs- 4- J&aphat nu • , . . ., .. , 0 woonde te JeruCaUm • haald heDt, _ gij zult om het uitftee- en hij toog wede/uit kend ijveren voor den Godsdienst br> trfiif^U fc" ven uwe voorvaderen in het ontmante- geberste Epbraim ... , toe, en deedze we- len der hoogten met de bosfchen, dit derkeeren tot niet ras ondervinden, maar meer in 5ïïT vaderen Ëh~ üwe opvolging, wanneer al uw goed beftuur weinig voofdeels zal aanbrengen. Dit had een goed gevolg, want hij verdubbelde zijn ijver, geduurende zijn gerust verblijf te Jerufalem, zijnde 'er reeds aanmerkelijke verflapping in gekoomen; eene binnelandfche reize van den Vorst, to,t zelfs in zijn aangewonne landen, herftelde alles weder. 5. Bij die 5. ron hv ■ gelegenheid ontdekte hij, dat de rechts- ftijte*^^!» pleging in zijn land noodige hervorming v™ •9v";"' V81ï j j ... tot ftad. vorderde, op het land zo wel als in de fteden , ftelde Jiij dan meer bekwaa- me lieden tot de rechtsbediening aan, 6-8. En vermaande hen ernftig, hun . vs. ö. En hij zsid3 pligt wel waarteneemen , daar hij hier t?t de Richte.-en • ™ „i„ j ,1 \ ... Zlet ■> wat gij doet , op, ais de voornaamlte tak van zijn be- want. gij houdt. het wind, zeer naauw zou letten; gij ltf4Eï£Ü5jïfe kleed, vervolgde hij, hier in op de acht- f" ,H'J is baarlte wijze de plaats van Jehovah, eu te' Ff *  0i Het TWEEDE BOEK vs 7. Na dan Je- gis braafheid u bezielt, zal het u aan KVeSS^ geen doorzigt onder zulk een opperbe- waar , en doet het: ^mJ. yan Jehovah Olltbreekeil, — hebt ZTÊ&Z w dan diep ontzag voor zulk een MajerngCv«np°erUnen„e; fteit, dat deze gedagten ftecds leevendig noch ontfanging van u £n u zorgVuldig ÏH den pOSt, £evs!'e8. Daar toe ftei- en doorzettend in het befluit, maaken , — ^J;-"rT[eeïige] denkt veel, dat Jehovah, wiens beeld gij v^dl%™',cn hier in vertoont, geen fchaduw van de Hoofden der recht deekl f geene partijdigheid doet ^^ IStaS^'bffikèB, of voor geene omkooping vatËSSta» s°Va" baar is! daar en boven ftelde hij, te Jezü weder te Jtr«fa- r lem te rug gekoomen, eene hooge '«■«*>«■«- Slnk aa^ waar aan elk, die met de bijzondere niet te vreden was, appelleert» konde; hij verkoos uit de Levieten de Priefter-orde en andere aanzienlijke lieden , leden, die niet alleen vonnisfen konden, maar ook de magt hadden om befiisfend over alle rechtgedingen elders gehouden , uitfpraak te - i, , hebben. — O, 10. Bij hunne aanftelling vs. 0- En hu gebood neoucit. j , j hun, zeggende: doet drong hij zeer aan op getrouwheid , en %Zat\TtJ™ godsdienftigheid in dien post, en voeg- wigheid, en met een , , .. . nw m„t zal uitgeftrekt volkomen hart. uc ei u.j . vs ,o. En [in] ai-zijn, en vordert dit dus; de ganfche len gefcbii, 't welk burgerij door het geheele land de vnjdiT taWhnSn°ee fteden heid hebben in gewigtige gevallen zicii Cën"tusrc0henUb,o"d bij u te vervoegen, zo wel in het .ma* ^TgVbod^n.:»^ als in de fchijnbare bedenkingen zettingen en rechten, omtrent de grondwetten, bijzondere wet^zeVe™chu"ig ten, gebruiken cn gevestigde gewoonten; rtne^oo^'toó*! bij die gelegenheid verzoek ik u crnüig., nighcid over n, en i ^ z\;n pücht met nadruk VOOrtenver uwe broederen .. i „i „,,,„. %■ doet zo, en gij houden, zo kunt gij over u zeiven alsovei-  der CIIRONIJKEN. IIoofdd. XIX. 453 heeden om over uwe medeburgeren waaken- «jjt niet fchuidig worde, rampen afwenden; u aan uwe inflructie houdende , zult gij niet verandwoordelijk zijn. n. Ik heb om aan vs. n. En ziet, auwe vergadering meer aanzien toetevoe- J^j* ovtf^Ki gen, tot uwen voorzitter verheven den zaak van 3>b°vab, en " . Zebadja de zoon van Hoogenpnester van jehovah in der tijd, isaiXëL, de Vorst van wat het Godsdienftige betreft, ook de ïe^zaakVeT KÓningïj voorzitter van der ftammen-vergaderinff c!ok zii" de rAmp,lie" b den , de Leviten , in het burgerlijke ik heb u bekwaa- voor u aangezicht. . . , • i , weest irerk , en doet me ministers voor beiden toegevoegd, — het, en jebovab zal nu hartelijk wensch ik u getrouwheid, met dcn goeden zij"en doorzettende ijver in dien post; aan de belooning van den braaven door Jehovah twijiTele ik dan niet. Exx. (of l.) hoofdd. inde lijk raakte zijn rijk in vs. i. Het gefchicdonrust, zijne nabuurcu werden bekom- deT.™ na deze>. d.at de kinderen van Moab, merd over zijne grootheid en zogtcn zich en de kinderen van door onderlinge verbindtenisfen te fter- j^nderej ïer^rfensTte ken, eer zij iets vijandigs ondernamen, ^'emn"rj0'SAp^a^ Moahieten , Ammoniten en Edomieten, ftrijde. vereenigden zich om met dat belang, het welk de zaak vorderde , hem klein te maaken. 2. Zij waren al vrij gevor- vs. 1. Toenkwamen derd, ja reeds in.optogt, eer de Koning 'Z^^JT^l het berigt kreeg, dat eene ontzaggelijke f;fn;0feaa;ekn^£ Armée, van de doode zee af tot aan de gen u van 8cne züde c.. ■ r r o ... ,, , , der zee, uit Siiril»: i)t]njc!ie btaaten, bij malkander gebragt, en ziet, zij zijn te aanrukte, en reeds voor Engcdi een "t"°En^dT' wel" vs. 1. Men behoeft niet veel geleerdheid omrehaalen om hier aan Mlnters te denken ; het vervolg der gefehiedenis leert duidelijk dat hier een fchrijffbut is en men aan Unmeers deuken moet. Ff 3  454- Het tweede boek groot OUf van de hofftad gelegerd waren, vs. 3. josaphat nu 3 — 7. Het onverwaste, de verbaasde LlezicComl^ fterkte van de Armée, én zijne werkeloos- vah ie zoeken, en hjj j jd d da(. ajles rjjaflkte den Vorst nep een vasten uit . ., m gansch _ nu zeer bevreesd, hij was crnltig in zijn y^&o^njt godvrugtig gebed tot Jehovah, en beval k'en"? o[ökiPk]wan,en°ze eene Potige boet-dag om zegen over uit alle fteden van z;jne wapenen uittefchriiv'en — met dat Juda, om Jehovah te' J * . .. . ... • zoeken. ' gevolg, dat die vergaderingen aliertalnjkst &Vk3ttSSl<* met godsdienffig gevoel gehouden van frtóen prtija- wierden, bijzonder in de hofftad, waar lei», in j -.btvab s huis, ' J . . , voor het nieuwe voor- de Koning zelf tegenwoordig was 111 oen h°vs. 6. eü hü zeide: Tempel , cn wel in den voorhof door ónzM^vadefen^z'jt hem aanmerkelijk verfraaid ; daar was gü niet die Eiohim in de godvrugte Vorst de rechte voqrgande° aeerfchêr ' over ger van zijn volk, de rechte burgervaïleld^ten in'uwe der, zijn gebed was kragtig en vuurig. hand is kracht en is alleen dat den zade van A- ^ j j _ en yan or,ver. braham uwen lief- uc va" Br o hebber tot in eeuwig- vviunelijkheid, — het is te vergeefs te- ï.eid gegeven? •' ' ,. „ , gen U opteftaan — geen kragten gelden dan, denk 6 God-, in onze tegenwoordige beklemdheid aan vorige tijden, gij hebt de oude bewooners van dit land, hoe kloek ook verdreeven en de van U geliefde kinderen Abrahams dat tot een altoosduurend eigendom befchikt; „ ,.. , u , dan in gewoond, en gewoond hebben, en Gq hebt ten ne- eenh H^lgd"» "gï wijze van Uwe beftendige ' inwooning  der. CHRONIJKEN. IIoofdd. XX. 45d ook eenen Tempel U ter eere geftjgt, - bs™d z^de™we" o—ii. Bij de inweiing van dat ge- vs. '9, lijdien over . . . », . i "is [ecnig] kwaad bouw beloofde Gij immers ons zo p.eg- komt) hct zwaard des tig, dat ingeval ons of de ramp d^^^f™ oorlogs, of befmettende ziekte, of bon- zuilen voor dit mus, D . , cn voor uw aangezicht gersnood trof, dat Gij op onze bede cn ttaan, dewijl uw riaart verootmoediging ons redding fcbenken hui'ts i0s-/en ^ zoud — ila dan onze tegenwoordige nauwdheid tot u roe- ,. . .. pen, en gi] zult ver- omftandigheeden gade: volkeren die bij horen en veriosfen. T, ' vs. 10 En nu, zie, het veroveren van Kanaan niet mogten ^mmens kinderen, en aangevallen worden, en anderen hebben ^"b^tee\^^oor zich vereenigd , om ons vijandlijk aan- welke gij bral niet , , , , ... toeliet te trekken, ali tevallen en geheel te verdelgen, dit is zij uit £SJfi«.Wiohunne dankbaarheid. 12. Zoudt Gij Be- ^{ff^fff fcherm-God ! in dit zo zuiver geval denze niet; vs. 11. Zie dan, zij ten opzigte van ons, Uwe rechten en vergelden het ons,ko- , , . , . , 1 j o j mende om ons • uit hoogheid met doen gelden? daarop ver- uwc erve - die gij b«èn wij ons allen, want wij zijn jjjgÈgffiEZ*: overrompeld , buiten ftaat van zulk een vs.' ia. 0 onze eu- , , . „ .. . Hm, zult gii gen recht vloed te wederftaan — wij weeten niet tcgen hen oefienen? hoe den veldtogt te openen , zo zeer ^"kracV^egen % zijn wij overvallen : het was met ons ze groote menigte, J J , TT die tegen ons komt: gedaan zoo onze hoope met op U was, en wij weten niet , dat Gij ons den veiligfte weg zoud ™r™U°oöge» zr],. aanwijzen, iï. Eene fchare van men- ep u. , ■ ... vs. 13. En gansch ichen zo vrouwen , kinderen als man- juda ftond voor je- , •• 1 , ... r. -J * bovab's aangezicht : nen wwen bij deze plegtigheid tcgen- ook hunne bkindcr. woordig : allen waren even aangedaan ken*' hunne wijven » " ^ ' 0 en hunne zoonen. en zogten ernffig JehovnVs gunst. — 14—17. ILt antwoord was gunliïg, al vs. I4. Toen kwam ras wierd' een Profeet bezield met dc pees'van jebovab, in t midden der ge- vóordeclige toezegging; hij drong door de mecme, op jAiiAnör, , , , den zoon van ZeciiaR- memgte door naar zekere hoogte, van JA, den zoon van eewaar hij het beste kon gehoord worden 7z°o°onn ^ cn begon dus : — luister eerbiedig ci ;matthanja, den LeFf4  456 Het TWEEDE BOEK i ,-«f uk de zoonen van burgers des rijks en van de hofftad, En hij zei- gij Vorst en Overheeden - dit is > tVd^Zo^n hovaVs toezegging: - zijt niet langer van ïerufaicm , cn gij verdagen , fchoon gij onverhoeds door zulk een verbaazend getal aangevallen nieV, ™%ordzijt, — het is niet noodig dat gij eene ontzet wegens deze veldflag met hen waagt; Jehovah, die rKtrlidmiSnn^et:uwaem, de belediging als lijnregt Hem aangedaan mVI \6bTrek mor- befchouwt, heeft zich tegen hen aangeven tot hen af: ziet, g0_d< __ Qj; zuit alleen maar oogge- zij komen op , bij den £> J. .... opgang van 'zit; en tuigen van Zyne overwinning zijn; morf!ndfXt.unvoo" gen moet gij maar uittrekken met _ de aan dc woesujne van troepen iiaar Cene hoogte aan het einde ?'v*f 'u. Gii zult in van Jeruils valeië, nu , als de beste ttrgnWenffteïS plaats voor hunne troepen, door hun li^^lnje- reeds bezet, - daar behoeft gij hen hov,.b metu, 6 3«da $m ffe aantevalleu, het is genoeg, als ^JrfochmomzeTu gij in flag-orden ftaande, alles aanziet; nln'teggeanrwfnt|'- bewcldadigde Judeërs, en gij Jerufalembovab zal met u zijn. Grooten, legt dan alle beklemdheid af, maakt de minde bedenking niet om u morgen naar het veld te begeeven 1 vs. 18. Toen neigde iS. Uver dit voorffel was de Koning aa^eJzTcAhr;7rnaardhee: verbaazend getroffen, hij maakte eene en gansch Juiia, en diepe buiging; — en op dat oogenblik cle inwboneren van r r r , jemfahm vielen ne- zag men dc ganichc ichaar op hunne 'l&XiiS&KMto vallen, erkennende, dat zij op de jebovab. zjjn vvoord met eerbiedige harten vov- e7\\?'Ie fiLdcKn tronw^n19- Ten bewijzen daarvan dLr kabatbit.ee, en begonden de chooren van Zangeren en Kcrabitea\ "tondel Mufiekanteii aanteheiTen met lofzangen ^;/™vft'«m« en liederen, tot dankzegging aan Jeho- luider ftemme ten „.^ eyen a]s mCn 'm trilimfeil geWOOU hoogden te pri'zen. ' „ , , , vs. 20. En zii maak-was. — 20. Den volgenden dag nokvroeg%"to^ken de troepen uit, de algemeene za-  eer CIIR0N1JKEN. Hoofdd. XX. 457 Kielplaats was Thekoa's vlakte. Bij ge- n1t m*r de woestüne , , . , , . . ., Tckoa, en als rii uit- legenheid van den mttogt vermaande de togen, itond josa- Koning hen nogmaals, toch te nwtrou- wen op het geen Jehovah nu toegezegd inwooneren van je- . . , , . „ ,ö .. rufalem., gelooft in had , zonder de minne agterdogt , zij jobovahmmnEhiim, zouden dan bij de uitkomst bevestigd tó\!%$*H2 worden, — hun gehoor geeven aan de züne Profeeten, en ' ■ a gil zult voorfpoedig boodlcuap der Prolecten zou hun marscli zijn. voorfpoedig maaken. 21, De braave vs. 21. Hij nu ber Tr , . .-ni ,i raadflaagde zich met Vorst had met eenige Raadcn overlegd, i,et voik, en bij fteiom ook een choor Zangers medetenee- ^fe Heinfe^Maiemen , die even als een zegenvierend ftcit prijzen zouden, . voor de toegeruste , heir gewoon was, met eenpaarigheid van uitgaande en zeggenchoorcn zouden aanheffen en antwoorden ^ant 'zifne goedmfevolgens het gewoone algemeene in den renheid is tot in eeu- ° ° wightid. choor-zang, - 22 -30. Dit werd uit- vs. I2. Ter tijd m,, gevoerd op dat tijdftip toen de Armée als zij aanhieven met n j r 1 ..... vreugden-gefcbrèi cn m llag-orde gelchaart, anders het krijgs- lofzang, veroorzaakte gefchrei tot den aanval behooorde aan- ^^"«dekindé': teheffen ; nu hoorde men een geroep ren van ^mmon, Moab, ■ n r cn die van heigebergte den overwmnaaren gewoon, — dit gaf s«v, die tegen j«da aanleiding dat de vijandelijke troepen $™l™ïïr;* niet weetende wat dit berekende in de vs- % ,Wanc mons kinderen , en grootfte wanorde geraakten ■—■ waar- Moab (tonden op te- , .. .... . . , , , ^, gen de inwooneren van fchijnhjK m het vermoeden dat de Edo- het gebergte s«>, om mieten zich bedekt hadden door eetf ^g"*^ ^'rijHst, en medehelpers in den aanval voor met oe inwooneren - ...... van Seïr een einde ge- J O s a P II 'A T ZOUdeil Zljll ; altailS ZIJ maakt hadden , hiel- Fffaken onderling handgemeen , cn een aantal Edomiéten werd afgemaakt door , vs- "4- Al' n" J"~ ° da tot den wacht . to-r dc dapperheid der Ammonieten ; doch ren in de woestühe naauwlijks hadden die het op een vlug- dM^ricfna^éé' ten gezet of de Ammonieten raakten ^nte^ofldd^ViwI" flaajs met de Moali:ten , zonder dat men, leggende op de Ff ;  45S Het TWEEDE BOEK sarde, en niemand men den oorfprong van die misgreep wist, was omkomen. .. n j i ,.i:,*i- in vs.es. iosj.PH.vmu, zij verwoestten elkander deeilnk, — momZiLnn'énkbukente tusfehen was de Aimée van Ju da voorroven, en ?.ü vonden waarts aanpemarchecrd ; aan dc eerfte bii hen in menigte , , .. , . zo wei have, en kitf wachttoren van de vijandelijke troepen ge&Vchap naderd , zag men duidelijk wat 'er ge- me voor zich wech, ucm-A ,vas — jn plaars van troepen tot dat zij niet meer ' . , , • j„„ dragen konden: en zil tot den flag bereid, vond men met aan dagetwantd.es wal lijken in menigte, de flagting was * * vs! eö. En op den gaw^ geweest , 'er waren geen troe- vierden dag vergader-pen nieer te vinden, •— de Vorst had den zil zich in 't dal . , , f van Beraeha, want toen met anders te doen aan tot tZbTI^L^- de plundering bevel te geeven ; men den zij den naam dier vond een verbaazeiiden buit van meudai1VvanP^r.^, tot bilen , kleederen en kostbaarheeden in °Pvs""rDaari,akcer- zulk een menigte, dat elk zo veel had den aFie mannen yan , . - naauwelijks daaagen konde; men Juda en JerufaUm a,a '"J , 11 j t 1 V weder,en josAPHATin [ia(j drie dagen werk, om alles aat duic om^fm""-'gemaakt was, bij een te brengen; ~ ici.ap tot jervM»» V • d dap; beVal de Koning naar te komen; want Je- ue viciu» 0 lo-ab ha ize verbnjd iiet p]ejn Van Beraeha, daar van verover hunne vi anden. - ■ 1 d / n^.,A „~ Aa vs. =8 fa tf\ kwa- noemd, en waar tn de Armée Itond op de ^n^r^^plegtigde wijze een dank-dag te vieren, en met trompet- -gjyfc gefchiedde ; zonder eenige ten tor het huis van ' » ■' ,° * ... , „„ jebovab. vijandelijkheid ondergaan te hebben keer- weu, eit Sfcto$ de men terug naar de hofftad, met den ïfciSS&'SE Koning aan het hoofd in allen zegeluiden, ais zij hoor- praa] f met de reie van Mufiekanten; cle fen'dcavn?andtn*vaCn troepen trokken door tot den Tempel, ^ïfMwM daar hunne vreugde al dankende te Koningrijk van josa- vcrnieuwen, — deze gebeurtenis maakte ruATltil, en zijn Elo- ' „. 25. Deze verandering door Kennicot gemaakt heeft de Rossi voldoende verfterkt.  der CHRONIJKEN. Hoofdd. XX. 459 zulk eene diepe indruk op de nabuu- i!m saf hcm ruste -.. . , , , J. , rontom henen. ren, toen zij zo zigtbaar de bcfcherming en den invloed van Jehovah zagen , dat zij niets meer ondernaamen ; op deez' wijze genoot de Koning eene beftendige vrede in zijn rijk. Het overige 3 Kon. XXII. XXL (of LI.) HOOFDD. te gelijk met 3 Kom XXII: 52. enz. 4 Kon. I. 2- 33 ehal ven de opvolger Joram vs. 2. En Mj in* bad de overledene Vorst nog 6 zoonen SSK"^^ nagelaten, 3-n. die hij, op dat *»tg£3J»%3£ les voor zijn opvolger in ruste zoude chacl en séeisatjas kunnen blijven, bij zijn leeven eene aan- nen van Iosaphat den merkelijke fchat kostbaarheeden en sou- Koning van >ia- , . . , , .. vs. 3. En hun varier vernememen toegelegd had , toen ht] had hun veie gaven den kroon-Prins tot zijn opvolger had ll%ZlcZT, lllZn benoemd; doch ïoraiu verraadde al knsrdiikl'eden ' met ~ vaste lieden in Juda: ras de gelteldhcid van zijn hart, naau- maar het Koningrijk welijks gekroont, liet hij zijne vor- g£ 2f g^&fi. ren was. vs. 4. Als Joram tot het Koningrijk van zijnen vader opgekomen was, en zich verfteritt had, zo doodde hij alle zijne broederen met het zwaard, mitsga Iers ook [eenige] der Vorilcn van Israël, vs. 5. Tweeëndertig jaar was Joram oud, toen hij Koning wierd: en hij regeerde acht jaaren te JiruCalem. vs. 6. En hij wandelde in d'.-n weg der Koningen van Israël, gelijk Aciiabs huis deed ; want hii had Aciiaes dochter tot eene vrouiv en hij deed dat kwaad was in Jebovab's oogen. vs. 7. Doch Jebovab wilde Davids huis niet verderven, om des verbonds wille, dat Hij met David gemaakt had: cn geliik Hij gezegt had, hem, en zijnen zoonen t'allen dagen eene lamp te zullen geven. vs. 8. In zijne dagen vislen de •j. 5. Eene zeer duidelijke fchrijfTout door Kennicot onbetwistbaar aange»reï»a.  A6» Het TWEEDE BOEK Eü. miten af van on- {lelijke broeders ombrengen met ver^^n^«maak«n fcheide Grooten, die hij vermoedde hun over hen eenen Ko- toeo-efjaari te zijn. In het godsdienftige vs. 9. Djarom toog was jjjj 00i{ kwalijk gezind, de hoogm oveXn/Vn aiie ten door het land herftelde hij weder Srate'öcMUaUengkensi Als een ontrouw hernachts op, en noeg oe der deed hij zijne onderdaanen , die Zdamüen, die rontom ' „ , , r j hem waren, en de, hij als fchaapen voortdreef, door zijn Overften der wage- voorbcdJ allenskens van den Godsdienst len'^rlZ^L'a? wijken ; 12-r4. Niet ongewaarfchuuwd van ander htt gebied ieefje hij dus voort, neen, eene bedrei- van 7vda, tot op de- . , . zen dag: toen , ter ging door Llia nagelaaten, werd hem «tf^oidtr z'ifn door eene onbekende hand bezorgd van gei>ied: want hij je- deez' inhoud: Jehovah uwer voorvade- bovab den JE/oi/m zü- >, , . ner vaderen veriaten ren Befcherm - God, doet aanzeggen , ""vi. 11. ook maakte daar gij niet het voorbeeld van Dahij hoogten oP de her: iD noch ^at van uwen v ider of gen van Juda, en hl) ' deed de inwooneren grootvader gevolgd zijt, maar door uw r'eenren?rjf hij drtrf huuwlijks - verbintenis der hraelietifche 3\t ^"zo kwam een Koningen gedragingen volgt, en tot de fchrift tot hem van afgoderij door uw voorbeeld, de Jeruziggeridéfw zeït^- falemmers zo kennelijk vervoerd, in den uwen'vadef van Achabs hof, en uw re- om dat gij in de we- o-eering: reeds met moord begonnen gen van uwen vader & 0 „ . . fpsAPH.vr, en in de hebt omtrent Prinlen wier gedrag voor u SgVv"nAS:?;ien,niet beledigend maar integendeel veel niet gewandeld hebt: . vS n Maar hebt gewandeld in Hen wee der Koningen van IsraPl, en hCit 'juda, en dc inwooneren van Jerufalem doen hoereeren, achtervolgers het hoereeren van Achafs huis: en ook uwe broederen, van uwes vaners huis, gedood hebt, die beter waren dan gij. vs. 14. Zie, Ji- vi. li. Lt.nts ie tuut Disf. onder ScHRoëDER heeft deze fpreekWijs fchoon opgehelderd. vi. 12. Met veel geleerden omflag is dit vers behandeld doch 't meest il onzeker, vooral of het Euahb of Jeiiu voor eene verkeerde leeziyg üoet 2.]A.  der CIIRONÏJKEN. Hot)Fi)D( XXI. 461 braaver dan het uwe was , zal Jeho- l°vah zal 01 p'asen ° met eene groote ula- v«A hierom u zwaar bezoeken ia uwe ge aan uw volk, ga , , , ï-i aan uwe kinderen , onderdaanen onder uwe kinderen en vrou- en aan uwe Wljveil, wen, en dit zal eene nadeelige invloed zelfs ^ aaa al uwe llaop uwe inkomften maaken. 15 — 20. Gij vs. ï5. Gij zuito»k zelf zult door laiïgduuüge ziekte in oow^khedeo uwe ingewanden heevig aangetast wor- heid uwer jngewan- " . den, tot dat uwe in¬ den ; 111 de herhaalde perllllgell ZUlt gewanden uitgaan we- gij eindelijk den veegen adem uit- fZ\^akhM' blaazen , doch zeer langduurig zult vs. 16. Zo verwek- .... , ... -.te Jebovab tcgen Jo- gij daar aan kwijnen. — Ook was zijn RA^ den gee5t der rijk geenzins in ruste", "Pknfttjnen «-'SSS^dlü zwervende Arabieren deeden geliaag in- zijde der Moren zijn: vallen , gerugfteund door de krijgs- opV9rn ^J^°b" kundige Cufcheers, deze waren zo aan- ken daarin, en voer, ■• ir den alle llavc weeh, houdend en doorzettend , dat zij zelts die in 't huis des Ko- doorbraken tot de hofftad, doordrongen ™£0e0TzZ*t"t tot het paleis, daar uit alles namen ren> en zijne wijven: r zo dat hem geen zoon wat kostbaar was, zijn Gemalinnen en overgelaten wierd, , . , 1 n j . dan joAHAZ de klein¬ kinderen als flaven wegvoerden, naauw- fte ^„et zoonen. lijks bleef hem een kind over, den jon- ^ J^gjJ*^» gen Ahazia. — Eindelijk afgemat Jebovab in zijn jnge- - , . wand met etne krank- van lmarten bleet bij in eenen hevige heid, daar geen geneaanval. Zeer verfchilde zijne begraafe- ze"sM"9WDi't gefchiednis van die zijnes vaders. — Het lijk de van jaar tot jaar, zo dat wanneer de werd wel in t (lot bijgezet, maar .geene tijd van het einlijk-dienften ten bewijze van droefheid had- 'Xe^ngTden 'er plaats — geen verlangen kwam 'er wanden mAt de r ° ° fijnen: en zijn volk maakte hem gene branding, als de branding zijner vaderen, vs. 20. Hij was tweeëndertig [laaren] oud, als hij Koning wierd, en regeerde acht jaaren te Jerufalem : en hij ging hcueu zonder begeert te zijn : en zij bedroeven hem wr. 15. Celsus zegt: deez' ongeftcidheid geduurig wederkomende word eindelijk ook doodelijk. «/. 17. Kinnicot heeft dit aangetoond.  46a He t TWEEDE BOEK in davids ftad; maar ju iemand op, dat zulk een onwaardig niet in de graven der ,T , . r, .. Koningen. Vorst langer mogt geleeld hebben. XXII. (of LIL) IIOÖFDD. 4 Kon. VlII: 25. IX. uitvoeriger. In dit Iloofdd. twee fouten die herfteld moeten worden. " vs. 1. Tweeëntwintig jaar was Ahazia oud, toen hij Koning wierd, en hij regeerde een iaar te Jerufalem: en dc naam zijner moeder was AtHALiA, eene dochter van Omri. vs. 6. En hij keerde weder om zich te laten genezen te fizreel. want [hij had] wonden , die men hem bij Rama geflagen had, als hij itreed tegen IIazacl den Koning van StjrtV*: en Ahazia de zoon van Joram , den Koning van Juda , kwam at, om Joram den zoon van Achae ie ffizrttt te bezien, want hij was krank. XXUI. (of LIII.) HOOFDD. in 4 Kon. XI. reeds behandeld. XXIV. (of LIV.) HOOFDD. 4 Kon. XII. reeds veri klaard; doch hier zijn 'er verfcheide omftandigheeden bijgevoegd. vs. 14. Als zij nu 14 — i 6. JL/e herftelling des Tempels b^ciKerftij voor dèn met allen moogelijke fpoed ten einde Koning en Jojaua het „.ebraot vond men nog eene aanmerke- ovenge des gelds, daar 0 0 ' ö van hij vaten maakte lijke fomme over , die den Koning en vaten om *e*dU!na»' den Hoogenpriester ter hand gefield, deerookftVeïf en' gou" den befluiten die tot het kostbaar vaatwerk de, en ziivere vaten: van auerlei zoort te laaten verwerken, en zij offerden gedu- _ _ . ■ , rigiük brand-offeren en van den ti|d van herltel af is net Sl'^nvtó'jt dagelijksch offer onafgebroken geflagti 3"vs.' 15. En jojaoa 20 la"S de waardige grijsaard leefde , wierd oud, in zat die zeer oud werd en afgeleefd was vs. 1. Dc jiurcn van den Koning zijn si in de Koningen , de Ros si heeft geene Handfchriften gejeeven, hierin voldoende. Ook vs 6. is Azaria voor Ahazia gefchrevèn.  der CHRONJJKENi Hoofdd. XXIV. ^ toen hij füerf: daar de vvaare Gods- V!m dagen, en lïierf: j. , . . .. ,. hij was honderd en dienst, de koning 111 zijne opvoeding , dertig jaar oud, toen veel aan hem verfchuldigd was; hii werd hlLftie!< 17 ■• u ° 3 j vs. 10. En zij be- op koninglijke orde in de flot - kapel groeven hem in da- ... j , . .... r- .,- .... , vids ftad, bij de Ko- bij de koninglijke lamilie bijgezet, daar ningen: want hij had hij het vorftelijk beduur met zo veel g^^/^n lof gevoerd had, en zich in zijn post aan z'in huis- als Hoogenpriester zo kloek gedragen had. 17. Na 'smans dood leerde men vs. 17. Maar na den zijne waarde nog meer kennen, de Groo- ,dood va" J?/AIiA» 0 ' kwamen de Vorftcii ten des rijks vleiden den jongen Vorst, van juda, «n bogen n 1 1- 1 • zieh neder voor den en zogten allengskcns hem begrippen in Koning: toen hoorde te boezemen ltrijdig met die zijner op- de Kon:']g naar hcnvoeding,- ongelukkig kregen zij den Vorst al ras in hunne belangen, ib'. Dit vs. is. zo verliep werd gevolgd door andere zeden; fpaar- %^e^X'. zaam werd nu door de Grooten den "cr v;ulcren • en dieh- rn den den bosfchen , iempel bezogt, maar wel de geheilig-en den afgoden: toen de bosfchaadjes, en de afgods-öJtaa^h "^0^?^ daarbij, 't geen de Koning ongeftoord g^Ê &am.m ^ toeliet, dit bragt het tijk en de hofftad in eene flrafwaardige ftaat. 19. De vs. ,9. Doch hij Profeeten zweegen toen niet, maar dee- lond Prof^etcn °nc'e- ■ 0 ' hen. om hen tot Jt- den m hunne leerredenen alles wat moo- h°vah k doen wedergelijk was om het volk weder tot ^^ij8,1^ dere gedagten te brengen , of hen ten neigden dc 00ren nietfterkfte te bedreigen, doch alles te vergeefs. 20. Toen werd de ijver-geest vs. 20. En Ehbimt van eenen zoon des braaven Jojad a's <^£* zo gaande, dat hij op eene aanzienlii-D.A'den Pnester aan» . \ i, - J die boven het volk Ke hóogte voor eene groote menigte ftond, en hij zeide tot eene flrenge beltraffing deed : dus Som ovlrtfeêd*^ vs. 15.-MHS. komen de jaaren van hem met grond bedenkelijk voor, hij leest 70, evenwel zonder gezag.  46.j. Het TWEEDE BOEK de geboden van Jet,- openlijk de grondwetten van Jehovah fe &'4iïgUT*& vertrappen, zeide hij onder anderen, kon SASUtrtfSniet anders dan de VrWf- u veriaten. king hebben , zulk eene tergende ah al kon niet anders dan het Goddelijk onvs. ii F.n zij maak- genoegen en onttrekking uitwerken. si. De ten eene verbindtenis Qrooten ruidden de menigte onder dat SSTh^mla ftenen\y(x>rftel op, eenige heethoofden zwoeK ine'.°dvoo" ren zijn dood, men ontzag zich niet hufvau^eioefli'ihuis: jiem fchaamteloos, zells in den voorhof des Tempels, te fteenigen,waar anders zoveel bewijzen van 's vaders verdiende te zien vs. M. zo gedacht waren. 22. De Koning die den zoon, de "koning Joas niet. jj was ]ltt alleen om zijne verplichting rijn vadefj^^m aan den vader, had behoren te befcherfeWnS1-^ men, gaf ftilzwijgende zijne toeftemming welke, als in) ftterf, jk een ontaait gedrag; Z A C 11 A- zeide ï jeotvab zal . 1 . bet zien en zoeken. rias die zich zuk een uitkomst niet had kunnen voordellen, maar altoos beveiliging tegen de woede van dien ftreng verwagt had * riep worftelende met de dood: Jehovah zal wraake neemen —- rampen zullen u Hoofden trefvs. * naarom ge- fen', — En nog was het jaar niet rchiedde het met den „.pejodio-d 0f men zag dit alreeds be- omgang des jaars, dat ö .1', c-- •„ de heirkracht van sij- waarheid ; de troepen van den óijtie[0'o\:t*X™n fche Koning drongen door tot de hoftot >/« ftad, alles moest afgekogt worden, wil- tem , er, verdorven ? uit het voik alle de de plundering voorkomen, dit merXifondenluetunnS gelde de Grooten de misleiders van den \°:ïDÏj2K0aWS Vorst het meest uit; de fchat die naar het Damasceenfche hof afgezonden werd vs. Hoewel de was zeer aanmerkelijk. — 14 — 2:- Het heirkracht yan Syr/ï» was Vl\ct C(M-S eenc geregelde Armée, al- tnet weinige mannen ' . ... ,. , kivam , evenwel gaf tans niet ia kragten gelijk aan die wel-  der CHRONIJKEN. Hoofdd. XXIV. 465 ke in Juda kon op de been gebragt m hunne hand , „ . „ eene heirkracht van worden, maar alles was daar verllapt, groote menigte, deen alle onderneemingen tot afwending J&S h&^it zag men duidelijk dat mislukten, zij ren veriaten hadden: J zo voerden zn de waren werktuigen die den Vorst dus oordeeien uit tegèn diep vernederden , hij was ziek toen dit ^0ASS.' „5 En foen zij voorviel, en naamvlijks had men te Je- van h.cm eet0Se" ' ' *' ren (want zij lieten rufalem de handen ruim of eene zarrien- hem in groote knmk- , , , .. , heden) maakten ziine zweering onder de hovelingen, vrienden knechten , om 'het van den overledenen ^jWrbttgtéB hem om — men achtte hem niet waard veïbindtems tegen , .. , . j. n imi it hem ' en z'i foegen om bij de reie van verdienltelijke \ or-hem dood op zijn bed, ftea uit Davids huis bijgezet te wor- b'groeven^em in-DAden , de Hoofden van deze zamenzwee- VIUS ftad ' ,maar ?ij ' begroeven hem niet ring waren evenwel uitlanders, het zou in de graven der Ko- , . . ningen. anders moogehjk zo ver met gekomen vs. 26. Deze nu zijn. - Andere bedrijven van hem vind gjjjf tec&eenne men in de leevensbefchrijving der Ko- maakten , Zarad de zoon van Simeath de ningen. Ammenitijcbc , en Jo- zabau de zoon van Simrith de Moabitifche. vs. 27. Aangaande nu zime Zoonen , en de grootheid van den last, hem op [gelegt,] en het gebouw van EHhims huis, zie, zij zijn gefchreven in de gefchiedenis van het boek der Koningen , en zijn zoon Amazia wierd Koning in zijne plaats. XXV. (of LV.) HOOFDD. tot 5. reeds 4 Kon. XIV. e Vorst begon zijn beduur ys. s. En Atóüzi* met het herftellen van den Staat, waar ggg" aan den Raad der dammen terdond zen dcr vaderen, tot . Overften van dnizetl- moest arbeiden , bekwaamc Officiers den, en tot overiten 1 n ,j j n 1 van honderden, door werden aangelleld, de monltering qoor gansch juJn en Ben. zijne Staaten gedaan, -500,000 -man bij- •' en hl' mon- J D ' u ' * flerdeze, van twintig eengebragt tot eene Armée, met welke jaar oud, en daar bo- , .. , _ , ven, en vondze dric- hij voorneemens was de hdomiten we- Honderdduizend der onder zijn bewind te brengen, doch lezenc ' uitirckkc>de V. Deel. Cg  466 Het TWEEDE BOEK ten heire, bandelende oordeelde zich daar toe niet fterk genoeg, fpvï! °6. r°Daar' toe waarom hij van den Koning hraëh nog ttddletd u£ 100,000 man voor eene groote fomme gelds ke heiden, voor hon- yerzogt: — hier over werd hij door derd talenten zilvers. ° ' c . „ - , . . , vs. 7. Maar da* een der Profeeten beftratt , betuigende tZTrn"m^iw- dat de I^aëlieten, en altans de heerschde: «Koning, laathet zugtjge en nijdige Ephraimiet, Jehovah heir van Israël me: u O ° V , , . r rietgaan: want?»**- mishaagde, hij raade hem, hier van ar[met] "«"e^indeten tezien, doch bemerkende , dat de Kovavs^M";-r 20 gij ninS onbeweeglijk was, fluit hij zijn gegaat, doe het , w:es fprek: _ wel nu trek dan op marsch, fterk • n «rijde: EU- f i;« zal u doen vallen dus wel verzekerd van uwe overmagt door ta°£/dw»ViiankrS! zulk eene aanzienlijke vcrftcrking —■ om te heipen, en om doch ze2p-e u, gij zult de nederlaag te doen vallen. j • J j un vs. 9. En amazia hebben , de uitkomst der veldllagen is ^ "^""wat & onder het beltuur der Godheid en hangt men doen met de hon-njet af van je gjefteldheid der Armeen. derd talenten, die ik 0 den beoden van Israël I0> Toen werd de Koning verlegen, wil ee^eeven heb? en de ' . ~ , . man H.i;n.jzeide: >- evenwel nog iets tot verfchooning zeg- dü" om"'L'geVen.*11 §en: — 'er was zullc eene aanmerkelijke fomme gelds dan vrugteloos uitgegeeven. — Dit ftemt de Profeet in — vs. 10. Toenfcheid- maar voegt 'er in eenen adem bij: Jede Amazia die af, te iJ0Vafl js ]iet geen moeite om u een ■weten de benden die 0 , uit Epbraim tot hem grooter fchat te geeven dan nu nutteloos fekr" hunne"'plaat'; Verfpild is. - 10. Hij bereikt Zijn OOggingen: daarom » ., de hulpbenden wierden terug gezon- ftak hun toorn zeer ' 1 tegen , en zij den die daar over zich gehoond reken- nunne'piaatlNÏbitilg- den, en daarom van die tijd'af eene groote nu wrok zetteden. n-13. Amazia ruk- fterkte zich. en leid- t£ toen met zjjne eirre troepen, zo Wel de zün volk uit, en ' toog in't zoutdai, en verfterkt als hem moogelijk was, naar S^gSSÏST Edoms ?renzen; biJ'het Zoutdal raak" vs. 12. Daar toe vin-t (laags, 10,000 Edomieten blee- gen de kinderen van ^ 8 ' ' juda tienduizend ie- ven 0p het flagveld, io,coo gevangenen  eer CHRONIJKEN. Hoofdd. XXV. 467 wierden niet gefpaard, maar als rebel- vendig, en brachten- 1 i l j u • 1 • 1 n zc °P t,e hoogte der len behandeld en m eenen kring bello- iteenrotze, en nieten- ten, van de rotsagtige bergen afgefro- l\™JV?%*ul ten, vonden zij jammerlijk hun einde, alle berstten. - . , , , \ vs. 13. Maardcman- ïntuslchen hadden de hulptroepen van nen der benden, die Israël, zeker met bewilliging van het SS^^Sfe hof van Samaria, 1111 eenen inval in Ju- hem,in de" ,uriid nifc 3 J zouden trekken , die aas rijk gedaan, en waren tot het Ben- deden eenen inval in 1 j 1 • 1 j j de fteden van Juda, jamtettjene doorgedrongen, hielden daar van Samaria af, tot flegt huis , hadden 3oco gevangen ge- tg£^j*ïg* maakt, en eene grooteu buit verzameld: duizend, en roofden ,, , , T7. .. veel roofs. 14. Maar de zegenvierende Koning, die vs. i4. Het ge- onder den buit ook der Étimhten t&^^Z afgoden roofde , had de dwaasheid der Edomitm geko- ,. - , 7 , j- n- 1 u men was' en dat hi' Om die algodeil godsdienttlge hulde de goden der kinde- te doen. I5, 16. Dit was zeer beledi- gend voor Jehovah die hem door een t0.c Soden 2 . ° ftelde, en zich voor Proleet het afvraagen, waarom hij zulk dezelve nederboog , j i_ ■ j 1 . ,„ . en dien rookte. een dwaasheid begaan had? het waren Vs. 15. Toenomftak immers die goden niet, die hem de over- %&¥b%' t00,rJ" tegeIï ° ' amazia : en Hij zond winning bezorgt hadden , dit had geen tot hem eenen Pro- r 1 ■• j , .. , . feet , die zeide tot rcnijh , dan zouden zij hun eige eer- hem: waarom hebt biedigers veel eer befchermt hebben ; S^gfe Z& hij zou voortgegaan hebben doch de volk .niet $crcd heb- • . , ben Ult uwe hand? Koning ftoorde hem en zeide met veel vs. iö. En het ge- j,.:fi. j„.. w •• • • fchiedde, als hij tot duit, dat hij zijne vermaning met noo- hem fprak, dat hij dig had, die niet wilde dulden, wilde hij u=mtoztei"desl1 Konkig" nogtans voortgaan dan was zijn leeven niet raadgever gefield ? j -r, £• ,1 . houd gij op, waarom zeker; — de Profeet zweeg alleen zei-zouden zij u naan * de hij: ik merk Vorst dat Jehovah U ^^ft ££É aan u zeiven overgelaten heeft, daar gij ke> dat beiio- ,. „ , °J ten heeft u te verder- tot zulke uitenten komt , als u goede ven, dewijl gij dit gemaatregelen voorgehouden worden. Snie^S" Het overige 4 Kon. XIV: 8 — 20. Gg a  468 Het TWEEDE BOEK XXVI. (of LVI.) HOOFDD. te gelijk met 4 Kon. XV. vs. 5. wam hii bc- 5. XJssia was zeer godsdienftig zo foekenh,°in dé'dagen lang Zac h aria 5 een man zo _ door van zIciiaria, die cn door ervaren in godsdienftigheid en "n de zo voorbeeldig in godsvrugt leefde; hij zoèhf; nHte had veel geluk geduurende die gefteld- j-jobtm nem vooiijjuc- j^-^ Jn znn. beUier, O, 7. nij uimciiiuu. vs. 6. Want hii toog een oorlog tegen de Philiftijnen , die Sé-'^ff.^in 4ep zwakke toetend van het rijk, brak den muur van . , weder hadden omgewenteld, hij Gatb , en den muur ^"-LI vvl-^ *- „ van , en den ontmantelde verfcheide van lmnne itetoeUboVuwdf hifftèot den , en lei andere in land - kafteelen ln Hï!,i-~ en ondcr aan, gefchikt om hen ouder bedwang te vs. 7. En js/«i/w houden; — niet alleen Haagde hij ge,'eoTegen lukkig tegen hen , maar hij bedwong ^^wopndet.ên ook de zwervende Arabics, die in den [tegen] de iforpttrs, fr-cek van Gurbaal zworven , ook de vs. 8. En de Am- Mernesers bij Maan, 8. De Ammonieten ^tenTen^m anders, dapper en meer geregeld in hunnaam ging tot den in- ne bende zogten door verdragen zijne eanff van Egypten ; . wam hii fterkte zich yriendfchap, en gaven bewijzen van eeniten hoogden. g£ onderwerping , de volkeren die de grenzen van Egypten van zijn kant dekten, ontzagen hem, hij ftelde zich ook vs. 9. Daar toe in de gedugfte ftaat. 9. Zijn hofftad bragt bouwde Ussia torens j^.- ;n eene; ftaat, te voren nooit gekend, ie Jtrufaltm, aan de J . . .. hoek-i»oorte, en aan naar de wijze van verlterkmg, in dien vs. 5. Zo leeze ik liefst na dat ik alles wat over deze fpreekwijs gefehreven en door de Rossi gezameld is, overwogen heb. 7. Volgens Kennicot Mortimers, anders inwooncrs van Maots; dit liever als met Mus. Uineers niet ver van BltUa , zeer o ïwaar- fcaijnlijk.  der CHRONIJKEN. Hoofdd. XXVI. 469 tijd deed hii in de muuren tusfehen de dai-poorte, en aan J J de hoeken, en hij de dal- en hoek-poorten overal rondee- iieiktcze. len bouwen, ook op de hoekeu van den muur en bij de poorten. 10. In vs. 10. Hij bouwde , ook torens in de woes- de lage landen zo nodig voor het vee, ujne, en hieuw veie deed hij eene menigte wacht-torens aan- gg"evneeluitv'ee VhS" leggen, die de invallen van ligte troe- beid.e in de laagten, öö ' ° . en in de effene vel- pen moesten verhinderen , hij liet ook den, akkerlieden en een aantal wellen tot putten bereiden Dergen"deenCr opP de voor het vee, zijnde hij een groot lief- ^^„^i hebber van den veebouw niet alleen , ber der land- fbuu, , , , werije] was. maar ook het geen toen zeldzaam was, van den landbouw en wijn teelt ; — zijn aandagt ging zo wel over de hoo- ge als Lage landen , waar hij de reien fteenen , die de beddingen aarde moesten befluiten, om de graniet - klippen tot bouwlanden te maaken , weder liet her- ftellen , door lengte van tijd cn door de onrust van den ftaat vervallen en verwaarloosd, n —18. Onder dat alles Vs. u. Verder had' verzuimde hij den krijgs-ftaat niet , ^neeffehntkr^ hij had eene talrijke Armée, had eene oorloge, uittrekkende J ■> . ten heire bij benden naauwkeurige optelling en monltering naar 't getal imnner. , , , .-li 1 •• monfteringe, door de* door bekwaame heden laten doen, zijn haud van jEÏEL den. Krijgsraad alleen beftond uit 2600 be- Mg**, en^-, kwaame Officiers , die aanhoudend den onder de hand van „ , ,,, a Chanattia, [eenen] van, foldaat oeltenden, hebbende hij een Ar- de Vorden des Komée van 307,500 op de been, om den nmvf; 12_ Het ge]icle Staat in allen gevallen te! kunnen die- set£d van de Hoofden. , . , der vaderen a der nen. Onder skonings opzigt werden ftrijdbare ' heiden,. vs. 10. Die zoort van akkeren befchrjjft Paulzen , de aanmerking datze niet des Konings uitvinding waren, maar vroeger waren uitgevonden, heeft mij Hofstbde herinnerd. Gg 3  Ayo Het TWEEDE BOEK ■was tweeduizend en in de tuighuizen de wapen voor de feÈvhsf di3. En onder troepen bereid , van allerlei aart, zelfs hunne hand was een zu]|(en die in tijden van belegering dien- kriips-hcir, van drie- \ . D . honderdduizend en ze- den, om daar uit te lchicten met pijlen venduizend en vijf- n .. „m„„j. honderd, die meten fteenen, op eene vrij verre alftand, tenoo^aio%^effèndend; deze werden vooral voor de hofftad in cm den Koning tegen de torens geplaatst, met een woord bij den vijand te helpen. ° * vs. 14. En ussia werd 111 het krijgskundige allerberoemst, voofhetgaTiiehdr'.hij werd in alles ook zigtbaar gezefchiiden,enfpierfen, nd cn beklom z0 de hoogfte trap en helmen , en pain- & ' ° .. fiere n, en bogen; zelfs yan vermaardheid; — toen daalde hij «M de flingcrftcnen ^ al,engskcns t0Ï ook\ejerÏÏZtn- öjn ondergang, hij bleef ja wel getrouw ftige werken, beden- aari den Godsdienst , maar wilde het kinge van kunftige ■• 1 werkmeesters, datze opper - Priesterlchap aan zijn kroon voede .tkerzSi'jnenzouP- gen, zo als in andere landen; hij nam den, om met pijlen, t voorneemen om zelf ftaatig op den en met groote ftenen te fchieten: zo ging gouden reuk - altaar het wierook te ont- to^it,a wanunjwtad fteeken, toen dit rugtbaar werd, hadden wonderlijk geholpen, q priesters met hun aanzienlijk Hoofd tot dat hij fterk wierd. vs. 16. Maar ais hij befloten zich daar tegen te verzetten, ^fiüX'Zl doch vrugteloos. - Or> zekeren tijd was MrySK de Koning doorgedrongen tot het heitevab zijnen Elobim , nve 0m zijn voorneemen uitte voeren , want hij ging in den 0 , . . . Tempel van jebovab, toen deze achtbaare mannen een kring m>k-aita0akr!n °P ^ om den altaar maakten en hem dus vs. 17. Doch aza- verhinderden, onder betuiging, dat hem ria de Priester ging ' .. , .. hem na, en met hem dit niet toekwam , als zijnde gansch Itrlj- Klbdbl: dig met de Mofaifche inrigting, - dat «**• „ .. het reeds misdaadig in hem was zo ver vs. 18. En zn we- 0 .. . derftond den Koning doorgedrongen te hebben , dat zij ncm Ussia, en zeiden hem: „„.„ ant >,„. het kómt u niet toe, ernüig verzogten terug te gaan, dat ei keT'm^den PrieT- PlMS V:m Cer d°01' Zülk eeI1 llliö" teren , ASrons zoo- nen, die geheiligt zijn, om te roken: ga uit het Heiligdom , want gij hebt overtreden, en het zal u niet tot eer zijn van Jebovab Elobim.  der CHRONIJKEN. Hoofdd. XXVI. 471 flap niet dan fchande voor hem te wag- v%. ,9. Toen wier» ten was; 19 Doch in plaats van ge- JSÉtrtTft'tf'Jiï hoor te geeven , werd hij daar door ne hand, om te 10.' , .... .... , , ken: als hij nu toor- dnftiger en zou moogehjk door hun nig wierd tegen de do rgedrongen zijn, en in zulk een ge- JjSHÜ op' aan moedsgelteldbeid geofferd hebben , maar zn'n voorhoofd, voor 0 D i>' lift aangezicht der op een oogenblik zag men aan zijn voor- p.iesteren In JeW- , n . oaft'f huis, van boven hoofd de tekens van de erglte melaats- den reUk.aitaar. heid te voorfchijn koomen, dit alles viel vs. 20. Ais toen zag T... de Hoofclpnester Avoor aan die benige plaats. 20-22. IJij zaria op hem, cn alwas zeer verflagen , men verzogt den iS,,%j?Sï?5BdAt,S Hoogenpriester alles naauwkeurig te om aan zijn voorhoofd, , ° en zij ftietcn hem met derzocken , en dit gefchiedde door hem >er haast van daar, en andere bijzijnde' Priesteren, men vond ^ gedreven uu 'te alles ongctniirfeld zo, met overhaastingi|¥n• omdi" ° J ' ° hem geplaago had. en afkeer deeden de Piiesters hem ver- vs. ai. zo was de ,, ... 1 Koning Usu \ me¬ itakken, en hij gevoelde zich ook zo ;i,aisch tot aan den'd^g ongefteld door deze zo buitengewoon £g>«^n dood^eji aangekoome geftc'dbeid, dat hij zich baas- woonde in een a>ge- , , , .. , r r zonderd huis. want hij tede, — zo werd hij voor altoos argelnc- Van jebovaVs hujs afden van de verzoeking, - hij bleef duson- ^Zén gefield tot ziin dood; 23. Geene koning- ver 'iet h"is des Ko- ° ... .. . _ mngs , richtende het liike praal was erbij zijne begraafems, hij volk des lands. wierd zelf bijgezet op die plaats waar BV^&to!^Mto de hofbedienden gemeenlijk bijgezet wor- van Ussia, de eerfte, ° j en dc laatfte heeft de den. Profeet Jesaïa , de zoon van Amoz be- fchreven. vs. 13. En Ussia ontfliep met zijne vaderen, en zij bedroeven hem bij zijne vaderen , in 't veld der begraaffenisfe, die der Koningen was: want zij zeiden: hij is melaatsch; en zijn zoon Jotham wierd Koning in zijne plaats. XXVII. (of LVII.) HOOFDD. korter 4 Aw;. XV: 33 — 38. 2—6. I I it was een navolger van vs. a. En hij deed dat recht was in Jebo- svaders braave daden, aan de wandaad, vah's oogen, naar aiGg 4  47a Het TWEEDE BOEK les dat zijn vader Us- door hem begaan , dagt hij niet , bad Mvln da" h^'ii'i den daarom betere denkwijze , moeds had Tempel van Jehovah .j> venwe, n;et om de natie Van bijniet sint»: en het volk '"J c,llml" J verdorfzich noch. gelovigheid aftebrengen. — Hij was een 'i^gÜS^ liefhebber van bouwen; een der Temjebovah's huis: hij pel. poorten , van doen af de hoo- bouwoe ook veel aan r r 3 den muur van opbei. ge poort genoemd, het hij pragtig opbouwde^ij&op trekken, en aan Ophef s ring-muur bragt S"en'bfhr8dé wonfe *»J onzienlijke verbeteringen , liet verbouwde hij burgten en fcheide grensvestingen in Juda bouweu vs'. '5. Hij krijgdp en in de lagere moerasfige landen, land7e)Srtsl™ïl kasteelen en rondeelen. - Oorlogde met men, en had de over- orlukkigen uitdag tegen de Ammonie- hand over hen, zodat . .... , , ... de kinderen van Am- ten, die jaarlijks hem ccnc aanmcrkelijnëm^^ven^Sr" ke fchatting moesten geevcn in geld en patenten ziiven, en vee net geen ook door hen jaarlijks tienduizend Kor tar- , we, en tienduizend gebragt is , hij gedroeg zich als een eiirfic : dat brachten , . ;' , _ n ,„. hem dc kinderen van recht geaard Vorst in. het belluui zo r^TtwecTet'e.1 in°* wd als omtrent den Godsdienst. derde laar. vs. 6. Zo verfterkte zich Jotiiam: want hij richtte zijne wegen voor het aangezicht van Jebovab zijnen Elobim. XXVIII. (of LVilf.) HOOFDD. korter 4 Kon. XVI. vs. s. naarom gaf 5- 8. Zijne ontrouw was oorzaak hem jehovah ziin Eio- dat yehovafi eenen inval der Sijn'ers Hm in de hand des . . Konings van Sijrün, dulde, die een aantal burgeren naar e^van tm Sge-' Damascm in flavemij wegUeepten; toen lijk wèchvoerden ce- (>e psrt1t/itifche Koning ziin' weerloozen ne groote menigte van J ■ ƒ - . gevangenen, dieze te tocfhuid bemerkte, viel hij in het land en Ih"'wierd"ok^ge- met een Armée, het moorden had geen geeven in de hand ; , d I20,ooo man vielen in des Konings van Is- ' 7 rail , die h m lloeg met eenen grooten (lag. vs. r>. Want Pekaii, de zoon van kemai.ia, ljoeg in Ju»t honderd en twintigduizend dood op eenen dag, alle ilrijd*  der CHRONIJKEN. Hoofdd. XXVIII. 473 een flag, zo geweldig was de neerlaag bare mannen ; om ... . . , , , . datze Jehovah hunner van de Armee, geen voorbeeld had Ju- vaderen Eiohim veriada van zulk eene verlaating Gods, men tenvs',ad7denin ZlCHRI zag nu duidelijk wat daarvan de oor- een geweldig man van j . " _ , . Epbraim, floeg MaS- zaak was, door een aanzienlijk Ephrm- seja den zoon des wiet, een inval doende, werd zelvs een gjgj, 4°^ 'Huf£ van 's Konings zoonen, den eerften hof- ?verlle ' ™[ts&Aers ° ' Llkana , den twee- meester en den eerften ftaatsdienaar, om- den na den Koning. . • 1 1 , • 1 vs. 8. En de kin- gebragt, men zag m het land met dan deren van Israël voerrooven, plunderen en gevangen neemen, ^„^vangènjkweeh 200,000 ballingen ZOnder feXC of jaa- tweehonderd luizend , r . . 1 1 . wijven , zoonen en ren te ipaaren, wierden met den buit dochteren, en pionnaar Samaria gefleept. 9-15. In de ^'b^! hofftad was een Profeet , die dit zeer ten .lien roof tot Sa' . marta. mishaagde , en de zegenpralcnde bende vs. 9. Daar nu was met volgende aanfpraak verwelkomde : f*"„i '"'wfenr^nawB welk een gedrag, bedenkt gij niet waar- was °BEI?'. 'lic Rin£ ° °' ° ■> , uit, den heire tejen, om Judas burgeren zulk een ijslij'k lot dat naar Samari* . r„ j 1 .. ■ , . kwam, en zeide toe tiett, denkt gij op uw eige gedrag met hen: ziet, door de in ? en evenwel in de woeste wreedheid tZtttTEhZ^u'. alles te vermoorden wat u voorkwam — wer vaderen over . . . Snit*, heeft Hijze in dl dat IS U nog met genoeg, UW broe- uwe hand gegeeven: ders zullen nu uwe flaayen moeten wor- g^afen ^"toondgden, de aanzienlijkfte Jerufalemmers !,eit1>[di<:tot aan den J ,J J hemel raakt. zelvs, — zij zij'n uwe medepligtigen in vs. 10. Daar toe ., • j j denkt gü nu de kin- trouwioosheid dat is hunne misdaad , deren van juda en maar zijt gij niet veel fchuldiger voor *r'$&^*™ Jehovah; wilt gij dan nog naar raad hoo- derwerpen: züt^ühet n , , , , , , niet alleen? bii ulie- ren , Haakt de banden uwer broederen den zün fcifcidig tezo rasch moogelijk is, doetze hun Va- s™3»" uwe» derland weder vinden: — verhaast u ys. "• Nu dan hoort mij, en brengt de gevangenen weder, die gij van uwe broederen gevangeliik wechgevoerd hebt: want de hitten van JehovaVs toorn is over u. vs. 12. Toen maakten zich mannen op van de Hoofden der kinderen Van Epbraim, AzarJa de zoon van Johanan , BereciijA de zoon van Mifcbillemoth, en Jehizkia de zoon van Soballnm, en Amasa de zoon van Uaolaï, tegen de genen, die uit het heir kwamen, vs. 13. En zij zeiden tot hen: gij Gg 5  474 Het TWEEDE BOEK ruit deze gevangenen ecr het onweder van Goddelijk onge- hier niet in brengen, /-,,>• . n tot eene febuld over lioegen op UW ichuldlg hooid Uit- T^mJnZ\è berst; - dit had op vier edelder.ke.i- doentotonzezonden.de Grooten die uitwerking, dat zij in en tot onze fchuicien: _ . hoewel wij veie fchuid weerwil van den tegeultand der l>mcie» des^rnr0ver%^7 ren hun o.itflag bewerkten, - zij befs- ,_ ,. tuigden dat zij hun invoer in de ftad vs. 14. Toen heten 0 J ... de tocgerustte de ge- niet dulden Zouden — VOOial nu Zij gevangenen, eneenroof - , , .. , . . voor het aangezicht waarfchuuwd waren; — zij wilden niet d" verbergen , dat men de fchuid van #■ vs. 15! De mannen r^/c burgeren niet daardoor behoefde nu , die met namen , uitgedrukt zijn,maak- te verzwaaren, die was reeds groot gepènZdeh g°ePvangnenene; noeg, - toen werden de gevangenen aan en kleedden van den de fchikking der Overheedcn en aan de roof alle hunne naakten, en zü kleedden- zorg van de weldenkende burgerij over- en' fpijsdenze ,naet\ gelaten door de Armee — die hen terdrenktenze, en zalf- ^ d van yéederen en leeftogt voor- denze, en voerdciize _ _ a cp ezelen , alle die zagen , elk vond zich bereid om hun zwak waren, en bra. h- . , , . .. . tenze te jericbo de oiiuer dak te brengen, en verkwikt van Coètoden:bdaaf "na voorraad tot de terugreis te voorzien , keerden zij weder die braaven waren zo oplettend dat zij naar Samaria, . , . , , ... hen, die wegens zwakheid de reis niet konde re voet doen, van ezelinnen voorzaagde. De ganfche Karavane werd met de uiterfte oplettenheid en onder bedekkig van manfchap tot aan Jericho vergezeld, en mogren op hooge orde vs. 16. Ter zclver b . ' " r 0 _• tijd zond de Koning hen niet eer vermaten. 16, 17. intus- *^^i%$tl fdfcn had Aciiaz in zijn reddelozen datze hem helpen zou- Welland naar het hof van Jsfiiri'én om vs. 17. Daarenboven bijftand gezonden, met verdubbelde aanZfun gnomen ft drang om dat van eene andere zijde hadden >i« geiiagen,, 00jj de Edoéiieten ingevallen waren, en de gevangenen ge- vangeiijk wechge- deerlijk büis hielden, een menigte volk VOvs!' 18. Daar toe ais ballingen wegfleepten. — 18-23. De  der CHRONïJKEN. Hoopdd. XXVIII. 475 Phihfttjnen zaten nu ook met fhl, maar waren de pbiUflijneh , r , . .. . ... in de fteden der laag- geweken of verplaatst, in vorige tijden te, en het Zuiden van namen zij hunne te voren bezete ftee- i^Jngev?,l£n' en j ^ nadoen ingenomen den weder in en verfterkten zich in Beib-Scbemes en Aja- ,. „ , . ,, r% f 1 /»» en Gederotb cu dien ltreek, — 111 zulke omltandighee- sicbo, eH hare onderden raakte de fnoode Achaz wegens de K,peana,fanre' 0£ verleiding . zijner onderdaanen. — Wei- derborige piaatfen , 0 J en Gtmzo , en hare nig Uitwerking had OOk Zijn gezand- onderhorige plaatfcn: fchap. De Asfijrifche, Koning trotsch e\f.\™°wanTjeblop zijne overwinningen in Sijrie, druk- vab vernederde?»^ , r J . om Achaz des Konings te hem meerder dan hij hem wel bij- van juda wiiie: want n. j m. . ... j hij had afgetrok- Itond, — hij mergelde hem zeer uit, de ken, dat het gansch fchatkist des Tempels , des Vorst en jS„™m* tegen van alle de aanzienlijke werd uitgeput, vs- 2°- En Tille- . gath PlLNESEK dc maar bijftand bleet agter; 111 plaats van Koning van Asfifriën intedenken deed Achaz onder alles nog hiTTena°auwde'hem'1 eene daad die Jehovah's verontwaardi- en fterkte hem niet. ' ° vs. 21. Want Achaz ging nog meer moest opwekken; want nam een deel van je~ , , , ,T bovaWs huis, en van den zegenpralende Vorst te Damascus het huis des Konings, een bezoek gevende, bragt van daar af- t«k hij def Koning goden mede en fchaamde zich niet die van AsfijHïn gaf; maar hij hielp hem niet. te offeren en er los bytevoegen : om vs. 22. ja ter tijd, dat de Sijriefche goden mijnen bondge- £f~£3ta?3? noot zo getrouw geholpen hebben, zal overtredens tegen ?«, ° , bavab noch meer: dit ikze ook eerbiedigen 0111 hunne gunst was de Koning achaz. .... .. v 1 vs. 23. Want hij ofte winnen, — maar waarlijk zij dienden ferde den goden van toen tot voltoojing van zijn val, eaggg^^^ den ganfehen ondergang van Israël, zeide: om dat de g0- _.. , , den der Koningen van 24 , 25. Zljll gedrag Was nu gansch Sijriïn hen helpen , eerloos, de Tempel liet hij beroven van ^mtl^X pen, maar zij waren hem tot zijnen val, mitsgaders aan gansch Israël, vs. 24. En Aciias verzamelde de vaten van Ehbims huis, cn hieuw de vaten van Elobims huis vs. 19. Dit fpreekt van zeiven dat fout is, doch daarenboven hebbe» de beste Handfchriften Juda.  47t5 Het TWEEDE 13 u ü k. in (lukken, en floot alles wat eenige waarde had, het oveZab'ZZ toe" da» rige vernielde hij, floot het gebouw ^rent'aiie^eken toe, maar liet op de hoeken der ftraate jerufaitm. ten van de ftad afgodifche altaaren ftel- vs. 25. Ook maakte ... • n. j hij in elke ftad van len, deed bet zelve in de overige ltcden fntrenToden Ie °rl V» zijn gebied, Voltooide ZO zijn bOOSken: zo verwekte hij h jd en verzegelde ZHH Val. Jebovab zijner vade- ° J ren Elobim tot toorn. XXIX. (of L1X.) HOOFDD. reeds 4 Kan. XVIII. kort. vs. 3. Dezelve deed 3. I e hiskia toonde al in den be^eeringe^n dfee" ginne van zijn bewind, dat een an- fte maand, de deuren i eest nem bezielde , naaiiwclljks van Jebovab s huis o- vl>-1>- & pen, cn beterdeze: o-ezeten op den troon liet hij den iemdeVPrfesreren'! Sa** pel openen, en zo rasch moogelijk was, ^zameidwe in dï ten minde in flaat Hellen tot den dienst. Oost-ftraat: 4.-17. In een huis van de oostftraat, vs. 5. En hij zeide t - < . ,11 „,:u tot hen: hoort mij , dewijl de gewoone vertrekken onbruikS i74T/eneilÖ baar waren, deed bij Priesteren en Uhet huis van Jebovab v;etsn versaderen , die hij aandoenlijk ien Elobim uwer va- ö ••''#*»* deren, en brengt de aanfprak, en verzogt door reiniging tot nët^emg'dom1" ""het zuiveren van den Tempel gereed va^s hebben o°vnerC- te manken, en alle overblijfzelen van treden, cn gedaan dat bijgeloof daar uit te vervoeren, tot meer- kwaad was in de 00- m° , , , .. , , .. 1 r ■ gen van jebovab on- der aandrang voegde hij er bij. — net is f^vè^^W* d™ tijd mijne broeders dat wij hebben imnne aange- Veranderèn van beftaan , — dit fnoode Z'chicn van Jebovab s ,,J„-- Tabemabei omge- werk was het beftaan van onze ouders dC" cn voorouders , die met alle verachting vs. 7. Ook hebben d fchobnen Godsdienst mishandeld zil de deuren van het . voorhuis toegcfloten, hebben, alles vernield, allen openbaaren b":scnr,''Thetreuk: eerdienst gefluit, billijk zijn die treurige werk niet gerookt, . en het brand-offer hebben zij in 't Heiligdom den Elobim van hraei[met et ffert. vs. 8. Daarom is een groote toorn van Jebovab over Juda enjeru/alem geweest, en heeftze overgegeeven ter beroering, ter vcrwoefting, Het TWEEDE BOEK  der CHRONIJKEN. Hoofdd. XXIX. 477 gebeurtenisfen op den anderen gekoo- en ter aanfluiting, ge- 11 „ j , , , hjk g'j ziet met uwe men, welken ons V aderland geteutcrd heb- oogen. ben zonder voorbeeld. — Wij behoeven vs- 9- Want ziet, .... . '. , ,. onze vaders zijn door U dat niet Ulttebreiden , Wie IS er die het zwaard gevallen: liet niet ondervonden heeft ; de fami- 'en onz! dochliën - hoofden ziin gefneuvcld , de overi- tc!ren' en onZü wijven J ö zi;n daarom in gevan- ge ballingen geworden , het word tijd genis geweest. ..... vs. 10. Nu is het in waardige mannen dat wij ons bezinnen, mj_jn hart een verbond ik zal de eerfte zijn dat is mijn voor- ta^'^Mii^m neemen, of ik Jehovah onzen God daar- hrült op dat de Hit- , , . , , , . te van zijnen toorn door verbidden mogten, als gij mij hier van ons afkeere. in behulpzaam zult zijn verwagt ik geen nens; ^VéK riiet traagheid in uw doen , U voegt al- ,traa| > want Jeh°™i' ° . , a heeft u verkoren , len iever, gij hebt 'er het meeste belang dat gij voor zijn aan- , , , , gezicht ftaan zoud, bij, elk in zijn rang , hoe eerder de „m hem te dienen , dienst herfteld is, hoe eerder gij fan ^^Sokeft post weder bekleeden kunt. Het had zoud zijn. , . , . _ , . „ ' vs. I». Toen maak- eene goede uitwerking , — verlcheide ten zich de Leviten. Hoofden beieverden zich zeer, en É^ffi^ gen zorg dat allen die onder hen fton- de zoon van azarja , , . . . van de kinderen der den zich reinigden eer zij aan het werk Kebatiten, en van de gingen , de Priesters, deeden dit in het '^Y"™ binnenfte Heiligdom, de overigen met de Abdi' ent azarja de r ' ö zoon van Jehali.elel: Levieten; met den eerften dag dezer ge- en van de Gerfihoni- j 1 ,. , , ten , Joah de zoon denkwaardige omwenteling door den van Zimma , en Eden nieuwen Koning , begon men , binnen "ITn1™,! de 8 dagen was het binnenfte Heiligdom kinderen van eliza- ° phan, SrMR.i en JeRiëi.: cn van de kinderen van Asaph, Zacharja en Mattanja. vs. 14. En van de kinderen van Heman, ÏEiiiët. cn Simeï: en van de kinderen van Jeduthun, Semaja en UssiëL. vs. 15. En zü verzamelden hunne broederen, en heiligden zich, en kwamen naar 't gebod des Koning door de woorden van Jebovab, oin Jebovab'1! huis te reinigen, vs. 16. Maar de Priesteren gingen^ binnen in JebóvaV-i huis, om [dat] te reinigen, en zij brachten uit m t voorhof van Jehova's huis alle de onreinheid, die zij in den Tempel van Jsbovab vonden, en de Leviten namenze op, om naar buiten uit te brengen, in de beke Kiiron. vs. 17. Zü begonnen nu te heiligen op den eerften der eerfte maand;, cn op den achttien dag der maand kwamen zij in Jehovab's \oorhnis, en heiligden Jebovab's huis in acht dagen: cn op den zestienden dag der errlte maand maakten zij een einde.  478 Het TWEEDE BOEK vs. 18. Daarnakwa- en der Priesteren voorhof al in orde, èen Konin^HiMiA,' een week laater was alles afgedaan. b"nZhetngeueii fit* 19. Men gaf daar den Honing toen van Jebovab gereinigd, berigt van, 20— as. Dit verheugde de mitsgaders den brand- _ ,. .. , ... „ otTer altaar, met al Vorst , lpoedig liet hij de rijks-Groo- di%agiTdefrhto'er.ch" ten vergaderen, en ging in hun gezel, tinge, met ai haar ge- fcliap toen Tempelwaards ; vier ondcr- reedfehap. . vs. 19. Aiic gereed- fcheide offers tot ontzondigmg, zo wel S/tJ onder voor het rijk als voor het Heiligdom zijn Koningrijk door en voor juja jn wier midden de hofzijne overtredinge J * onbruikbaar gemaakt ftad en Tempel lag, werden door dc had, hebben wij be- . cc j 1 5 tr reid cn;geheiiigt; en Priesteren geoflerd , volgens s konings zie, zij zijn voor den d naar nec Mofaisch voorbeeld , altaar van Jebovab. *** ' J ... vs. eo. Toen maak- met befprenging bij de inweijing gete zich de Koning Je- - . . . , mzitiA vroeg oP, en bruiklijk , 23 , 24. Met oplegging der qPESM^SlW»*11 °P de zond-offeren, door de ging op in Jebovab's jouden des Konings en der Grooten, — vs'. ti. Enzijbrach- alles gefchiedde naar zijn bevel. 25. Hij ^vcnnmmT'ênze" herftelde ook weder het choor van zanven lammeren, en ze- „eren cn muziekanten, naar de eerfte ven geitenhokken ten o zond-offer voor het inrigting op Goddelijk bevel; 26,27. Er heTnHeUigdom ,V°en was reeds een merkelijk aantal bij de voor Juda , en hij zeide tot de zoonen van AaRON, de Priesteren, datze Tdie] op den altaar van Jebovab zouden offeren, vs. 22. Zo flachtten zij' de runderen, en Priesters ontfingen het bloed, cn fprengden het op den altaar; zij flachtten ook de rammen , en fprengden het bloed op den altaar; insgelijks flachtten zij de lammeren , en fprengden het bloed op den altaar, vs. 23. Daar na brachten zij de bokken bij, ten zond-offer, voor het aangezicht des Konings, en der gemeente, cn zij leiden hunne handen op dezelve, vs. 24. En de Priesters llachttenze, en ontzondigden met der zeiver bloed op den altaar , om verzoening te doen voor het ganfche Israël, want de Koning had dat brand-offer, en dat zond-offer voor gansch Israël bevolen, vs. 25. En hij Helde de Leviten in Jebovab's huis, met fijmbalen, met luiten, en harpen, naar 't gebod van David en Gad den Ziender des Koning, en Nathan den Profeet: want dit gebod was van Jebovab's hand, door de hand zijner Profeeten. vs. 26. De Leviten nu (tonden met de inrtrumenren van David, en de Priesters met de trompetten, vs. 27. En Hiziua beval, dat men het brand-offer vs. 19. Deze betekenis is fchoon opgehelderd door Schroëdbu ia Disf. 3- ai Origines.  der CHRONTJKEN. Hoofdd. XXIX. 479 hand, die terfhmd begonden. — Bij de op den altaar zoude plegtigheeden der brand-offeren begonnen °fre" = teJ" tijde " a.s dat brand-offer de chooren zich weder te laa en hoo- begon , begon bet geren. - 28. Onder dit alles lag de zaa- R^g&f "£ mengevloeide menigte geknield ter ne- ^ ifto&KÏÏS der. 29. De Koning en de Groo en , van hra'1die tot dus verre gellaan haJden om s^en% Dneugaf 0he de beleidenis te doen, knielden toen ook ?lcl1 neder > a,s ™™ 11 - hec gezang zong, en allen, 30—36. Daarop beval de Vorst met trompetten tromdat het muziek- en ƒ>ƒ,/*-gezang aan- S^tt %$-0®£ vangen zoude, alles werd met vrolijke voleindife'd w-isaandoening en eerbied uitgevoerd ; — geèhidnfd had «off" daarop gaf de Koning vrijheid, dewijl ning'e^fe", .SmS de offeren en dc Godsdienst-plegtisiheid, hcm gevonden waren, a n 1 D ° ' en bogen zich neder om den Itaat weder te veraangenaamen vs. 30. Daar na zeibij henren Koning, afgelopen waren, zou eïtV^ het nu elk een vrij ftaan ziin bijzonder 5$,de Lev!'e»> datzê „e- ,, , Jebovab loven zou- Oner, van Welk ZOOrt Ook, te moog^n den, met de woorden aanvoeren; dit liep geregeld af, het ge- den Sr?" eAnA$ tal der offer - dieren was vrij aanzien- loofden tot. Widfchtp . 3 toe, ei1 neigden hurr lijK, 70 runderen, 100 rammen en 200 ne h?ofden, ca bolammeren : tot de maaltijden en andere EnjÉ'hizkia geweide oogmerken dienden nog 600 Sê'^u^bt' # uwe runderen en 3000 fchaapen; — de eem>- h™den jM«<»i gc- n. n • 1 „ . ö vuld treedt toe, cn lte onregelheid , welke 'er had kunnen brengt nacht-offeren' voorvallen, was, dat der Priesteren traag- heid en ongodsdienftigheid , hun getal eemcente bracht (lacht, ., , ' s offeren, en lof- offer tans min toereikend gemaakt had , ren, en aiie vrüwiiwaarom een aantal van Levieten moesten JÉg^-**!* toefchieten om hun in dat geen het J vs- ¥' En het setaj öwuii der brand-offeren , . . . . die de gemeente tiraent, was zeventig runderen, hondcd rammen, tweehonderd lammeren, deze allen Jebovab ten brand-offer. vs. 33. Noch waren 'er geheiligde dingen zeshonderd runderen , en drieduizend fchaapen. vs. 34. Doch oer Priesteren was te weinig, en konden allen den brand-offeren de "uid niet aftrekken ; daarom hielpen hen hunne broederen de Leviten tot dat het werk geëindigd was, en tot dat de [andere] Priesters zich «enenigt hadden: want de Leviten waren reuhter van harten, om zich te  43o Het TWEEDE BOEK heiligen, dan de Pries-welk htm toevertrouwd was te hulp te 55 En ook wa- koomen; in het geheel was de godsdienren de brand-ofiére* ffio.e trefteldheid der Levieten in uen aanvang dezer gunftige omwending bij T^VolT^nl hun veel beter. Alles werd befloten met offeren, zo wierd de volledjg brand-offer, waar mede deSMd.^' ze inWeiding belloten werd; Koning en en'aitt1™v0,k was even vergenoegd, niemand had j^?M"d£ zich zulk een tcbielijke omkeer m die ^W^ïfr « durven voordellen. fchiedde haastig. SddeÈl? ,-5.D« fcft* bkcf Setr0UW vs. i. Daar na zond ^ jjver , na verloop van eeuige jaa* ^TravT^lt ren dast hem, hij mogt de overige kinZf1St%tm^'dtkn hrach zo veel hem moogelnk ■Manos*, dat zij zou- was doen dee]en -m de godsdienttigc ^^."tT^-rchikkingen, door brieven noodigde hij ^r^ttZhtm op het Paaschfeest in Jerufalems paasfchen te houden. i. dit gefchiedde evenwel met vs 2' Want de Ko- -l cmpei, uk- j,v- „ing had raad gehou- ovcrieg yan de Staaten ert de uverneernrenTegaSe den van Jerufalem, om dat bij de uitITeZ\e%ÜcÊn fchnjving wanorder ontdaan was door te houden, in de twee-de priester - order , die allernalatigst in "3" want zij had- hun pijgt van reiniging geweest waren, hdoudehne\en^er\UAver het wierd dan een maand uitgeteld men tijd,omdatdePries- , di geoorloofd, en de vergaderde ters zich met genoeg VOUU uit &e.u Reheiiigd hadden, en mCniud« kovan BtrScbeba tot Dan te houden S«^,r, haddt^' het ui l"1 ge idet gehouden, gelijk het gefc'hreven was.  der CHRONIJKEN. Hoofdd, XXX. 4S1 zulks te vieren als in geen tijden gedaan vs. 6. De lopers dan was, - ö-8. Bijzonder ernftig waren fö^J^J?^ de brieven door de koninglijke 1 opers in des Konings, cn zij- t ,1 n , , , . m:r Vorften door Israël befteld, van deez inhoud: het is meer gansch Lraïi en dan tijd wedertekeeren ', tot dien Jeho- fe's ^™Xï8& w/z, die de weldoener van onze braave de: «U- kinderen van , Israël, bekeert u tot ftamvaderen was; wie weet hoe veel Jebovab den Ehbim i -i j i ,. , van Abraham, IsaSk: heils dit aan de burgerij, die van de en Israöl . zo zal Hij Asfijrifche ballingfehap bevrijd gebleven zict keeren Jot ,.de 1J J ö r j o ^ ontkomene, die uhe- is , 11U ZOUde aanbrengen , — wij den overgebleven zijn .. , \ , uit de hand der Ko- vermaanen u mijne broeders op het ningen van A zo zal de nitte ° van zijnen toorn van jehovah zeus voor uwe broeders en na- u afkeerén. kroost in ballingfehap niet voordeelig „ Z^irYtTjeltatl was, en hun ontflag en terugkomst uit- uwe broederen , en ' uwe kinderen zullen werkte, — wij hebben hoe onwaarfchijn- barmhartigheid vinden vi j-.. i , ,. , i voor het aangezicht lijk dit OOk ZIJ grond in de goedgtm- der genen, riieze ge- ftige eigenfehappen van onzen Jehovah, ™!feenn hoe het ook uitvalle u tot Hem wen- ]™ wederkomen : want Jebovab uwe Elobim is genadig, en barmhartig, en zal het aangezicht'van u niet af- vs. 6. Of de Koning bedoelde hen in het burgerlijke onder zijn bellier te brengen, durve ik niet bepaalcn, — 'er is niets voor of tegsa in het berigt van den Schrijver, wij laten dit dan ln het midden. V. Deel. Hh  48i Het TWEEDE BOEK wenden, zo gij u tot dende , zal Hij u nimmer afwijzen, hem bekeef ^ ^ uitwerking was niet gunftig, in ZiAi^oor hS de volkrijkfte plaatfen van fsraèl vonden ïnnd van Epbraim en z\\ niet alleen geen gehoor, maar de on- Manasfe, tot Zebulon 3 .° & , n j * toe: doch zü beiach- godsdienftlgheid was zo hoog genegen dat denze.' befP°tte" men openlijk met deze lieden en met vs. ii. Evenwei het voordel van den ijverigen Koning ^jï™*fm?. den fppt dreef, n. Hier en daar had zichrcn'kwamefto" H evenwel eenige uitwerking, 'er waJtirufatem. rcn 'er nog die de reis naar Jerufalem vs. ia. Ook was ° >•■.<.-■ t". £/oi«mi hand in Jarfa, ondernamen. 12 — 16. Anders was net vendeC!"datze'he"|e: in 's Vorften rijk, daar was eenftemmig- bod des Konings, en nejJ van ^ een net ontbod: een der Vorftcn decien , ... r , , , , m , naar jebovab's woord, aantal reizigers lchaarden m de hotltad f.Zm verz^mewe zich bijeen om het ongezuurde brood te veel volks, om het » ^j: ffelesenheid der gewoone zui- fecst der ongezuurde ? j o o 0 [brooden] te houden, vering, op die dagen dagt men ook aan in de tweede maand: , , .. • j n j eene zeer groote ge- de altaaren die nog 111 de Had waren Hsfii. En zij maak- blijven ftaan , al wat maar aan bijgelovigte zich op, en namen ]ie:d konde dienstbaar zijn werd weg- de altaren wech, die ,.«.,. i te jerufaicm waren: genomen, Kidrons beek fpoelde veel van nirrooktuir^ch^ die onreinheden weg; - op den dag dat weik zij in de beke h t parcna begon, was het getal der Kidron wierpen. ~ % , . , , vs. 15. Toen nacht- Priefteren en Levieten, die zich aanboÓp1 den h veertienden den, aanmerkelijk meer; de ijver van de der tweede maand: gemeente nad hun befchaamd gemaakt, cn de Priesters , en o 0 de Leviten waren be- en tot inkeer gebragt, en dit veroorzaak- fchaamt geworden , , n/T r .r , . en hadden zicii ge- te dat alles volgens de Mojaijcne. mSi-oVeren ge™ helling Vrij geregeld afliep. 17-21. Doch in jebovab's huis yerfcheide lieden hadden zonder de Lc- vs. 16. tn zij (Ion- , , den in hunne Hand, vietiefche reiniging de ongezuurde bro"aar de'we! vauMo! den gegeeten, om dat hun getal zo groot Sf.s , den man van Elobim : dc Ptiestcrs fprengden het bloed, [dat nemende] tut de hand der Leviten: vs. 17. Want eene menigte was in die gemeente, die zich niet geheiligt hadden : daarom waren de Leviten over de flachting_ der Paaschlammereo, voor ieder eeu,die rein was,om [ó\c]JeUvtib te heiligen.  der CHRONJJKEN. Hoofdd. XXX. 483 was, hadden de Lcvteten het opzicht vs. 18. Want eene , „ , , , ,T menigte des volks, over hunne Paaschlammeren, de Koning veie van Epbraim en droeg zorg, dat een plechtig offer voor e,f'z^^/fadfien deze misgreep geflagt wierde , het ^ffijjfe* geen hij met hartelijk gebed om vergee- niet gelijk gefchreven , , c is: doch Teiiizkia bad ving vergezelde, — 111 den verderen at- v,,or henJ, zeggende: loop van het feest merkte men duidelijk W'™** ** «oed is , r J make verzoening voor dat het gebed verhoord werd, men zag [dien,] liet herftel duidelijk, zo werd het vrolijke t^^^1^ feest der ongezuurde feesten nu recht neeft, om jebovab , . , , „ . n . Elobim , den Elobim vergenoegd gevierd op de ltaatiglte „wijze, zijner videren te zoe22-27. Over der Levieten gedrag was^mStoH^ de Koning bijzonder voldaan, hun ij ver ''g'1011". „ ■ . ° ' 7 J . vs. 20. Ep Jebovab en nauwkeurigheid gegrond op kunde 111 verhoorde Jehizkia, , /-1 j j- ' ... én heelde het volk. den Godsdienst prees hij, dit vermeer- vs< 2I. Zo Meiden derde hun genoegen bij hunne vrolijke df..?kind\eere"e fejj dank-maaltijden — volgens eene fchikking Um gevonden wier- , w , . . , , , , den, het feest der on¬ der Overheden wierden de vreugde da- gezuurde [bföoden,] gen verdubbeld; hiertoe was eene goede ™£e bfy^Ky.mdej voorraad van leevensmiddelen voor zulk Leviten nu , en de , , ^ r , ,. Priesters preezen Je- een verbaazend getal menlchen noodig, bovab dag. op dag, dog de ijverige Koning bezorgde voor j^me^tn^ die dagen 1000 varren, 7000 fchaapen, bov,f\^ En jmtZKlA uit de fchatting van den ftaat werden fprak naar 'i hart aiier . r , Leviten, die verftanci daar nog 1000 varren en 10,000 lchaa- hadden in de g,,ede pen bijgevoegd — dit had eene goede uitwerking op de Priefteren, het aantal handen] des gezetter» , , hoogtij.is zeven dagen i van hen om hunnen post weder te beklee- offerende dank offeden, was nu zeer aanzienlijk; toen was Z";™ ^Ehïïd hunner vaderen. vs. 23. Als nu de ganfche gemeente raad gehonde" had, om andere zeven dagen te houden , hieldenze noch zeven dagen met blijdfchap. ys. 24. Want Jehizkia de Koning van Juda gal' de gemeente duizend! Varren , en zevenduizend fchaapen , en de Vorften gaven de gemeente duizend varren, en tienduizend fchaapen: de Priesters nu hadden zich in menigte geheiligt. vs. 25. En de ganfche gemeente van Juda, verblijdde zich, mitsgaders de Priesteren, en de Leviten , en de gehele gemeente der genen, die uit IsraVl gekomen waren: ook de vreemdelingen, die uit het land van Israël gekomen waren, en die ?n Juda' woonden. • Hh 2  484 Het TWEEDE BOEK vs. 26. zo was 'er het genoegen ook veel algemeener en ^/^waTvaneenpaariger bij geestelijken en burgers,, de dagen van sai.omo ,, •• oncierclaanen zo wel als bij uitlandcrs, den zoon van David , j , . ... den Koning van is- rnen had naar Salomon s mweijing %%™LtrT^ zulke dagen niet beleefd, - bij het af^"'27 Toen fton- kheid waren de Priesters in hunne zeden ' de Levitifcbe genwenfchen zeer hartelijk: Jehovah vergenden'e"ct°!Voik: en zegelden dien wcnsch, elk befpeurde dit hoörte,ftw™ tWhun fe'- heimlijk in den daarop volgenden bloei bed kwam tot zijne van iiet- tyk. heilige woning in den hemel. xxxi. Cof lxi.) T T hoofddeel. j_ JT/"j_ e t bad alles eene goede uit- ,utf ^oiemd&ha^ werking op de ganfche burgerij, nu weden, togen alle israï- uer terimkeerende; elke Karavaan van Uien, die 'er gevon- " ' _ , den wierden, uit, tot Juda tot van de afgelegenlte ooiden en braken "e" van Israël, vernietigde op hunne terugrechtte beelden , en t „t ajle bewijzen van afgoderij, waar hieuwen de bosfchen f ■' .11 af, en wierpen de zlj die vonden; eer lcheidde het grootlte ïe0ngIafn: uit lanleh getal niet uit elkander om naar hunne jufa en Benjamin , Wóonïnt* te rug te keeren. — 2. De Ko- ook in Epbraim cn o & Manasfe, tot datze n;ng gaf llu 0ok een geregelde orde hadden' daar na'keer' aan de geestelijkheid voor den dagelijkvan Taëi wederf een lchen onafgebroken dienst des Tempels, ieder tot zijne bezit- „_2I. Uit zijn eige fchatkist gaf hij ting in hunne fteden. J * ~, j. j vs. 2. En Hizkia tot de dagelijkfche olferen en tot die der b£ene,derdepriesderenn; feesten nog rijke voorraad, doch alles en der Leviten, naar „nauwkeurig naar de Mofaifche inrigting, hunne verdeehngen , ° i tv r 1 een ieder naar zijnen bijzonder dronge hij bij de JerujalemS'xt^ttothet mers aan, de geestelijkheid hunne tienden dTdtnk^ofil-ren", ora te dienen, en om te loven, en om te prijzen in de poorte der legeren van Jebovab. vs. 3- Ook het deel des Konings, van ziine have tot de brand ■ offeren , tot de brand- offeren des morgens, en des avonds, en de brand - offeren der Sabbathen, en der nieuwe maanden , en der gezette hoogtijden: gelijk gefchreven is m Jebovab s wet. vs \ En hij zeide tot het volk , tot de inwooneren van Jertifalem, dat zij' het deel der Priesteren en Leviten geven zouden, op datze veritcrKt  der CMRONIJKEN. Hoofdd. XXXI. 4S5 tot onderhoud te bezorgen; — toen dit mochten worden in bekend werd onder de Israëliërs, waren 3*i°v»b'' wetzij zo Godsdienftig, dat elk landman zo WZ'J'uiTbSk,b«chf wel als de redding de eerftelins van zijne ten de hinderen van o j bram vele cerftehugcn voortbrengzels hun ter hand Helde; drie van koorn,mos, en maanden na dit verzoek zag men al die aie de .-inkemflê des genoegelijke uitwerking op de vreemde- ^-'dVtienden"van'ai- lingen , dit hield veifcheide maanden les in, met menigte. , ... vs. 6. En de kindc- aan tot dat alles van dat jaar mgeoogst ren van htaü en juwas, - de Koning en de grooten, dien £ JtfStfdS voorraad ziende, ftonden verrukt over brachten ook tien- , .. ... . den der runderen, en s Volks ijver, hij overlei met die orde der fchaapen, en tienalles wel te regelen, ten voordele van dg„, rf" pbevabhaxu hun; — bij die gelegenheid verhaalde nen EUhim ?ene},]s* 7 J n n waren , en maakten hem de Hoogenpriester, dat elk die recht veie hopen, hadde tot de aanftelling, van den eerden maan*'begonnen^zy dag af daar van reeds een ruim gebruik deen ^"^TO^nia gemaakt hadden, niemand was daarin kaa- de zevende maand- . voleindiidenze. r;g geweest, en evenwel was er nog vs. 8. Toen nu Jezulk een-voorraad; op 'sKonings orde HZtn?cï diïlt werden vertrekken bereid om dien P«».w8en, zegenden zi.1 Jehovah, en zijn voorraad te bergen, daar word alles hee- volk hraïh nen gevoerd tot onderhoud van Priefte- ondervroeg" de" Prles- ren en Levieten beftemd, — en over dat \"c"' e," df- Levi<">» 7 aangaande die hopen. alles opper- cn onder-beftuurders aange- vs- IO- En Azarja, n u . . „ » , ryi , .de Haoülppiester van Held , niet alleen m den I empel maar 111 zadoks huis, fprak de Priefterlijke fteden, op dat elk die in & SfeJSaJftï fihg begonnen heeft tot het huis van Jehovah te brengen, is 'er te eeten geweest, cn verzadigd te worden, ja over te houden tot overvloed toe: want Jehovah heeft ziin volk gezegent, zo dat deze veelheid overgebleven is. vs. u.Toea zeide Jf.iiizkia, dat men kameren aan Jehovab's huis bereiden zoude, e* zij bereiddenze. vs. 12. Daar in brachten zij die heffing, en de tienden, en de geheiligde ningen in getrouwheid, en daar over was Ciionanja de Leviet Overfte, en Simeï zi:n broeder de 'weede. vs. 13. Maar jEiiiët. en Azazja en Naiiatii en Azahel cn Jehimotïi en Jozaba». en' Eziëi. en Jismachia en Mauath en Benaja waren Opzieuders onder de hand-, van Ciionanja en Simeï zijn broeder, door het bevel van den Koning Jeuizkia , en van Azarja den Overfte van Elobims huis. vs. 14. En Kode zoon van Jimna-, de Leviet, de Paortier- tegen het Oosten, wasv II h s  4^ Het T VV EEDE B Ü K K $vcr de vrijwillige ga- de lijst opgetekend was, het geen reeds Z" h""-oirer 'van met het derde jaar begon, zo wel als, heiilgft'e "ithtead|ee- den dienstdoende geestelijken, zijn beten, hoorlijke portie van die rijke tienden „ev hand w^Ed™ konde bekoomen , voor zich en zijn en Minjamin en Je- iiui<;2;ezin, allen zonder onderfcheid deel- sua en Semaia, A- , . ,. . , • • j i.„j marja en scbechanja den daar in , die zich gereinigd haa^fmetle^uwlden; zie daar weder proeven van 'sKobroederenmin ÏTvlf- >™SS oprechtheid , regtvaardigheid en deeiinaen , zo wei ;!yer voor den Godsdienst, alles wat hij ^oteifTü^'te Set van dien aart deed was met de grootfte ,£vs. ,6. CBenefen. overgegevenheid van ziel voor de belair die gefield waren in „-en van den Godsdienst vergezeld, waar- 't gedacht-registerder & mansperfoonen, drie 0m zijn beduur ook zo ongemeen geze- iaarer oud , en daar , boven), allen die in geud W3S. ^fobavab's huis gingen, tot het dagelijks werk op eiken dag, voor hunnen dienst ui hunne wachten naar ï.unne verdeelinecn: vs. 17- En met die gefteld waren in c leflacht- register der Priesteren, naar 't huis hunner vaderen, ook de Ltliten van twintig iaaren oud, en daar boven, in hunne wachten , naar hunne vcrdeelingen I vs. 18. Ook tot de gedacht-rekening met alle hunne' kindertjes, hunne wijven, cn hunne zoonen, en hunne dochteren , door de ganfche gemeente: want zij hadden zich in hun ampt J^nJ heiligheid geheiligt. vs. 10. Ook waren onder de kinderen van AaRoN, de Priesteren, op de velden der voordeden hunner fteden , m elke ftad mannen, die met namen uitgedrukt waven, om allen mansperfoonen onder de Priesteren, cn allen, die in 't gedacht-register onder de Llvitem geteld waren , dcclen te geven. vs. eo. En zo deed JehizKIA in geheel %uda: en hij deed dat goed, en recht, en waarachtig was voor het aangezicht van Jebovab zijnen Elobim. vs. ei. En in al het werk , dat hii begon in den dienst van Elobims huis, en in de wet, en in t gebod, om zijnen Elobim te zoeken, deed hij roet zijn gansch hart, en fcad voorfpoed. XXXII. (of LXI1.) ook 4 Kon. XVIII: 13. ys. 1. Na deze ge- i — 5. er tien jaaren bragt de zei^,enitcVesngin" Vorst ongehoord door, toen een inval kwam Saniieri.; de van cjen dsfifciefchen San HE rib dat Koning van A'/ijriën; ,..'.., , , en toog in juda, en afbrak, hij drong in het land, nam verfeg&SS^-ifttft Heden in, eu dreigde anderen  der CHRONIJKEN. Hoofdd. XXXII. 4R7 met beleg, het deed zich aanzien dat al- ze tot hem af te fcheu- 0' ren* les voor zijne zegenpralende wapenen vs. 2. Jehizkia nu 1 t' 1 ziende, dat SANHtrtm zou zwigten, — toeu de Koning be- kwam;' en zijll aange. merkte dat 'sVorften toeleg was om Je- ^K™f^fJemn: rufalem aan te tasten, deed hij alles wat vs. 3. zo Wei hij ..... , raad met zijne Vor- moogelijk was tot verdediging in gereed-«en, en zijne Helden., beid brengen, met overleg der vormelijke «j a° hoofden, ondernam men de beken , die buiten de ftad waren: ' . _ , , en zij hielpen hem. de velden m den omtrek der ltad be- Vs. 4, _ want veel fproeiden, te floppen, en dus tevens de ^ overvloed van water in de ftad te be- teinen rtopte, mitsga- ders de beke , die zorgen: — elk floeg handen aan het door het midden des , , , , lands henen vloeide, werk, overal werden bronnen en wellen zeggende: waarom gedempt, beken afgeleid, en onzichtbaar gemaakt voor de aannaderende Armée — ^"n?veIe waters vi'''" ook maakte hij aan dat gedeelte der Stad , Vs. $■ Zo verfterVte waar dc muur bouwvallig was, nieuwe ^enZgehéieCmuur op6, vakken, trok die vrij hooger op, tot t bijzonder eene wa- J^DSh^d:v^ terleiding , uit eenen wel, zich in tweeën fpoed in al zijn werk. verdeelendc, om de boven en beneden ftad te befproeien. XXXliï. (of LXIII.) HOOFDD. met 4 Kon. XXI. 12—14. f\ u in den akelige kerker, vs. 12. En als Hii *7 x ' ... hem benaamvde, bad' waar de ftem van den vleienden hove- hij het aangezicht van ling niet kon doordringen , begon zijn l'^gm^vf, enXiTgeweeten te ontwaaken, en zogt zich te «^tngezicbï ontlasten door bede aan Jehovah, zijn des Eiobims zijner vaiever vermeerderde, zijn hart werd al- Enbldhenif lengskens oprechter onder zijn aan- en Hij liet zich van .... ...... , hem verbidden, en drang, — hartelijke belijdenis voor den h0orde zijne fmeking, God zijner vaderen zo zeer beledigd, Z^J^Z™* hperschte in alles; nu wenschte hij om zijn Koningrijk: toen , ' , ,1, kende Manasps , dat flaaking zijner banden, al was het alleen jehovah Elobim is. Om een ander voorbeeld voor zijn volk hJu%£ Sen^bmte wezen, hoe zeer zou hij zich dan an- tenmuur ders gedragen. — Zijne bede werd ver- de van Gibm in 't . , , , 1 • dal, en tot den ingang hoord , er kwam ten hove verandering, van de visch'poorte, hij werd weder als afhanglijk Vorst in ™ ™^l£J>{™> zijn bewind herfteld , hij in Jerufalem hij ïeide ook Krügs- , , , ,. overften in alle vaste aangekomen , verklaarde elk , dat dit fteden in juda. vs. 30, Pocock heeft dit uitvoerig, Hamelsvexi> vrij duide» Êjk. of. 14. Men moet di: Gihon van Siloam's beeke wel onderfcheiden , 31 Amelsveld. heeft dit wel opgemerkt. Hh 5  4?o Het TWEEDE BOEK vs. 15. En hij nam door de meedcdoogende gunst van j~e% ilT^éSfuj; hovah alken Befcherm-God in nadruk jebovab''s huis wech, was ; — zijn plicht als Vorst vergat mitsgaders alle dc , . , altaren, die hij ge-hij in deze Godsvrugt-togten niet, de feW\^*Ljfe'buto muur der ftad die aan de ftreek huis, emejerujhiem: rm de fceke Gihon zo veel geleden en hij wierpze buiten " de ftad. had, het laage en hooge jerufaïem van vs. 16. En hij richt- de andere fcheidende, herftelde hij zo fpoe- tc den altaar van Je- hovah toe, en offerde dig moogekjk was, een ringmuur om Ophel deed hij niet alleen herftellen zeide tot juda, dat zij maar vcej i100S;er optrekken dan te vo- Jehovab den Elobim 0 c van Israël dienen zou- ren, de andere weerbaare lteden voorw. 17. Maar het zag hij van bekwaame Bevelhebbers, volk offerde noch op j-_ 20> ^lle ^e afgodsbeelden het de hoogten , hoewel J " jebovab hunnen £/»- ganfche land door in den lempcl- alle vs. 18. Het overige de altaaren op zijn bevel geftigt, wer^d^^enbzijn den nu op koninglijke order verbrij. gebed tot zijnen £/»• Zeld, den koperen brand-altaar in den bim, ook de woorden , .* . , . , der zienderen, die voorhof werd herfteld; de dagehjklche hebben,min dtfntn offeren daarop weder gebragt, en hij hield van jebovab den Eio- die gelegenheid eene plegtige aan- Um van /rmM, zie, 3 ö ° r o o die zijn in de gefchie- fpraak aan de vergaderden tot meerder gen'™" ifreëf:'° * aandrang ; het was waar de hoogten beT' 'en^hoe'zfch werden nog bezogt, maar men offerde TEhbim'] van hem daar alleen aan 'jehovah. — Zijne verdere heeft laten verbidden, ., .. , . , , ook aiie züne zonde, bedrijven, zijne gebeden, de redevoennS fttaïSpSSr' ^r Pröïèeten van hem gehouden hij hoogten opge- z;;n -m ^e jaarboeken der Koningen bouwd, en bosfehen, •» J en gefnedenc beelden opgetekend; — het guiiftige en ongunhff^rnederd wierd", ffige van zijnen levensloop is onbewimte df\voordeneder Pe,d dooï Profceten bijzonder door IIo- Zienderen. SAI geboekt. .. vs. eo. En Manas- $e ontfliep met zijne vaderen , en zij begroeven hem in zij» huis: ea zijn zoon Amon wierd Koning in zijne plaats. 4 Kon. XXf: i?-at},  der CHRONIJKEN. Hoofdd. XXXIII. 491 XXXIV. (of LXIVO HOOFDD, 4 Kon, XXII, XXIII, uitvoerig. XXXV. (of LXV.) HOOFDD. een weinig 4 Kon. XXIII, a—16. Ijir gelegenheid van het Pa- vs. a. En hij fteide •m~Z ... in-- „de Priesters op hun- fcha regelde hij alles voor de Priesteien, ne wachten , cn hij bezorgde hun het nodige voor den of- ^ezevan ™Uv% ferdicnst, beval de Levieten, die buiten huis: _ ^ het Tempel-werk vlijtig moesten zorgen tot 'de' Leviten , die voor het onderwijs des volks , hu de ^n|* ^ ^ yXiW Priesteren behulpzaam te zijn in het gUg^war^j ze^de werk tot herftel van den Tempel , en 'c welk Salomo de . , , . .... 1. zoon van David den volgens hunne taak hun dagelijks weik Koning vall/jraS/ge. weder te beginnen, alles tot het Paasch- g^^^g*» feest naar de wet in gereedheid te bren- deren, dient nu jeko- „ , . r -,r ■ 1 n .. vab uwen Elobim j gen. — De Koning gaf zelf uit de ltaats- pn zijn voik israe-i: kist voor dat feest tot de maaltijden, 30,000 ^ 4- «n. bereid^ u fluks klein vee, waaruit het groot getal vaderen, naar uwe . . ' verdeehngen , naar t van zamengevloeide genoegzaam optemaa- voorfchrift van daken is, behalven dat gaf hij van zijn eige Wjjfr *Tafr Te koninglijke bezitting 3000 runderen; ver- g^^SSo^ fcheide Grooten gaven ook aanzienlijke vs. 5. En ftaat in 't „ j ti • . Heiligdom , naar de gefchenken, ten diende van de Priester- or]derfcheidinge der orde gaven eenige *6oo van klein vee ^ggi en <\oo ftuks groot vee; voor de orde het volk , cn [naar] J , de afdeelrage van de der Levieten, talrijker, gaven andere Lrroo- vaderiijke huizen der ten 50c0 klein en 500 ftuks groot vee, i^'^;En nacht het Pafcha, en heiligt u, en bereid [dat] voor uwe broederen, doende naar ffebovab's woord door de hand van Moses. vs. 7- En Josia gat vooi net volk, van klein vee, lammeren, cn jonge geitenhokken, die ane tot Paasch• offeren, naar al het gene, dat daar gevonden wierd, Sn getal dertigduizend , maar van runderen, drieduizend: dit was van des Konints have. vs. 8. Ook gaven zijne Vorften ten vrijwilhgen pfler voor net volk, voor de Priesteren, cn voor de Leviten: Hilkia en Zaciiarja en lEHlëL de Overfte van Elohims huis , gaven den Priesteren tot 1 aascnofferen, tweeduizend en zeshonderd [klein vee,] en driehonderd runderen, vs. o. Daar toe Chonanja en Sf.maja en Nethanecl zune brocdeien, mitsgaders Hasabja en JjëL en Jozabab de Overfte der Leviten, gaven den Leviten tot Paasch- offeren, vijfduizend [klein vee.] en vijfhonderd runderen.  4Qa Het TWEEDE BOEK enz. vs. io. Zo wierd de 'er was dus overvloed , de dag begon d^ïrieSr'ftoÜden met de uiterfte gefchiktheid elk in zijn in hunne ftandpiaats, post z0 wej met Aagten als met fpren- en de Leviten in hun- r ' °. , : )_... ne verdeelingen naar r/en elk aan zijn werk, — het Priester'tvSse.b0ndC Daafna deel , al wat tot 's volks maaltijd befchaUtennden Priester hoorde Werd behoorlijk afgeicheiden , — fprengden [het bloed] het eeten van het Paaschlam ging ook uit hunne handen: en , , de Ltviten trokken geregeld voort, doch alles duurde wedevs.Uid2n En zij na- gens het groot getal volks tot laat in men het brand - offer ^en avond , waarom het avond -offer daar af, op dat zij ■■■ , die, naar de verdee- dit ftaakte , de geestelijken waren ook j^%$ta£viij talrijk, het choor der Zangeren en ven mochten , om jyTuzickanten volledig, de Tempel-wag- Jebovab te offeren , °' r o gelijk gefchreven is in ters aan hunne post, alles liep. gere- 't boek van Moses : , , , , , .. . c Cn zo met dc runde- geld naar den wensch des Konings af. Ievs. i3. En zij kook- 17-19- Een aantal hradlcrs vierde ten het Pafcha bijhet 00k jict blijde feest, men kon zeggen vuur , naar 't recht : .. _ c maar dc [andere] hei- dat meil V311 ÖEMUCIS belïUUr at, zif in"gpotten°f'en zulk een blij en geordend Paasch-feest in keteien, en in pan- njet gehouden had, zo werd het 18 jaar nen: en zy deelden *■ 3 ... ... , , ,. het haastigiijk onder Van s Konings bewind gedenkwaardig. al het volk. vs. 14. Daar na bereidden zü ook voor zich zeiven, en voor de Priesteren: want oe Priesters de zoonen van AanoN waren tot aan den nacht in 't offeren der brand-offeren, en des veis: daarom bereidden de Leviten voor zich zclven, en voor de Priesteren, de zoonen van AiiRON. vs. 5. En de Zangers, de zoonen van Asaph , waren in hunne ftandpiaats , lia'ar\de geboden van David, en Asaph en Heman en Jf.dutiiun den Ziender des Konings, mitsgaders de Poortiers aan elke poorte: zij behoefden niet te wijken van hunnen dienst, vermits hunne broeders, de Leviten, voor hen bereidden, vs. 16. Zo wierd de ganfche dienst van jebovab op den zetven dag befchikt, om Paasfchen te houden, en brandofferen op den altaar van 'jebovab te offeren, naar 't gebod des Konings losiA. vs. 17. En de kinderen van Israël, die 'er gevonden wierden, hielden het Paasfchen ter zclver tiid, cn het feest der ongezuurde [brooden,] zeven dagen. vs. 18. Daar was ook geen Paasfchen, als dat, in Israël gehouden, van de dagen van Semuël den Profeet aan: en gene Ko-Jiingen van Israël hadden zulk Paasfchen gehouden , gelijk Josia dat hiel met de Priesters, en de Leviten , en gansch Juda en Israël, dat 'er gevonden wierd, en de inwooners van Jerufalem. vs. 19. In 't achtiende Jaar des Koningrijks van Josia wierd dit Paasfchen gehouden. XXXVI.. (of LXVI.) HOOFDD. 4 Kon. XXIV, XXV.. uitvoeriger.  D E BOEKEN VAN J ESRA, NEHEMIA E N ESTHER:   GESCHAKELD HISTORIESCH BERICHT, betreffende ESRA'S, NEHEMIA'S JE N ESTHER'S L E E F T IJ D. D e draad der gefchiedenis, bij de Boeken der Koningen ontwonden, in zo verre die invloed heeft op eene natie, die voor den bijbellezer zo gewigtig is , loopt dus af: Cores of C ij rus erfgenaam van de rijken, welken zijn vader en oom hem nalieten, vereenigde toen Medien en Perfien onder een hoofd: hij is de eenigfte veroveraar, die in de bijbelfche fchriften geroemd word; het is meer dan waarfchijnlijk, dat zijn omgang met den grijzen Staatsman Daniël hem het eerst op de Joodfcbe natie oplettend gemaakt heeft, vervolgens voornemen koefterende om dit volk te beweldadigen, was bij zeker de man, die dit tot ftand kon brengen ; hij gaf hun niet alleen vrij-  496 GESCHAKELD vrijheid, om naar hun vaderland te rug te keeren , maar ook om ftad en Tempel te herbouwen en alles te verritten, het geen hen als een volk, alleen afhanglijk van eenen Vorst, die hem begunftigde, gelukkig kon maaken. Schoon ik met Dijde de religione Perfarum niet van gevoelen ben, dat die gunftige denkwijze omrent de Jooden uit achting omtrent hunnen Godsdienst ontdaan zij, maar edeler en vrije beginzels ten grondfiag had. geloof ik 'evenwel op het gezag der Profeetifche benchten, de beste die wij uit de oudheid kunnen verlangen dat eene opheldering in Godsdienftige begrippen, veel duidelijker en kragtiger dan die , welke Zoroester naderhand gebruikte , daarvan als oorzaak moet genoemd worden ; uit deze toch meest noodwendig achting geboren worden voor der Jooden Godsdienst, om dat die daar het meest meê overeenftemde. Om hier van overtuigt te zijn behoeft men zijn edict ten begunftiging vVn die natie maar intezien. De Edelmoedige Vorst ftond hun daarin niet alleen vrijheid toe, maar bezorgde hem ook zo zeer, dat zij niet als een hoop fchamele ballingen behoefden te rug te keeren, het beftier hier over vertrouwde hjj aan eenen Zerudabel, Zealtiels zoon, anders Schesbazar genoemd, uit vorftelijk bloed gefproten , en met de beste, hoedanigheden verfierd ; op koninglijke kosten moest de herftelling van den Tempel gefchieden. Deze vond een' medehelper in den perzoon van Joschua, die het naaste recht tot de Hoogenpriesterlijke bediening had; elk die 'er lust toe had\ kreeg vrijheid om te rug te keeren, dog die van Juda waren het minst verwend in hunne ballingfehap, en de talrijkfte onder hen, die tot een befluit kwamen, 42000, namen de reize aan, en met veel plegtigheid werden op een jaar ruste des Tempels fundamenten gelegd: na verloop van eenige jaaren ftierf hun' edelmoedige begunftiger, en eenen zoon zijn's onwaardig, aanvaarde de regeering bij Cambijsis zon-  BERICHT. 497 zonder Godsdienst, zonder beginzelen, was het den ialoeriche Samaritaan zeer moogelijk den Vorst te beleezen, altans het werk. bleef iteeken, vooral toen de bedrieger Smerdes het monarchaak bewind in verwarring bragt; doch de langduurige regeering van Darius-Hijstaspes bezorgde gelukkiger tijden. Een billijk weldenkend Vorst, tevens een bewonderaar, van de verdienden eenes Cijrus, onderzogt hij de zaak der Jooden naauwkeuriger, trad in zijne maatregelen ,, en mpedlgde de hoofden van den nieuwen daat aan : in Juda had eik inwooner, toen de openbaare arbeid ftjl Itond, voor zich zeiven gaan zorgen , het huizen ophouwen en landerijen in orde brengen, was elks hoofdbezigheid geworden, de zugt om een Tempel te üigten aan den openbaareu Godsdienst geweid, fcheen geheel uitgedoofd. Haggaï en Zacharia, twee achtbare Profcelen, die ook te rug gekomen waaren, deeden al wat moogelijk was, om deze denkwijze tegen te gaan ; van buiten had men met geene mindere zwaarigheeden vooral met hun te worltelen , die voor een groot gedeelte bcwooners van het land waren, de Samaritaanen , een gemengde hoop van heidenfche afkomst, met ,Jooden van het laagfte zoort, door huwelijken verbonden, die. zich vrij willekeurig een Godsdienftig ftelzel gevormd hadden, het geen de nieuw aaogekoomencn ten uiterite ftooten moest; van de zijde dier oude inwooneren heerschte 'er jaloersheid, om dat de monarch hen niet met die oplettenheid behandelde , daar zij inderdaad van meer belang waren, derker in getal, en verbonden met-verfcheide nabuuren, hierom hadden zij eene vrij aanzienlijke magt: de wedergekeerden integendeel waren door eene langduurige ballingfehap, en hunnen ijver op handel en handwerken, zo vervreemd van alle krijgskunde geworden, dat op hunne dapperheid niet te roemen was. V. Deel. II De  49& GESCHAKELD De roerzeis van alle maatfchappelijke belangen waren bij hun zo onbekend geworden, dat zij daar door nog zwakker fcheenen , dan zij inderdaad waren; elk zorgde voor het belang van zijn huisgezin, aan het groote yan den Staat dagt niemand met behoorlijke zorgvuldigheid; daarbij werkte de verandering ten hove door den dood des Monarchs ook zeer ten hunne nadeele. Xerxes was een Vorst gansch afkeerig van alle uitwendige GodsdienftVe praal, zo zeer dat men hem volgens Je s ai as befchrijving wel den naam van Tempel - verwoester kon o-Ceven; van hem kon men derhalve niets goeds verwagten evenwel fchijnt hij omtrent de Jooden en hunnen Tempel'anders gedagt te hebben, uit welke oorzaaken moeren wij gisfen: Hess beweert, dat de nadere verwantfchap van den Perfiefchen dienst, vooral door den invloed van Zoroaster, wier grondbeginzelen de Monarch begunffigde, met die van den Joodfchen Godsdienst de waare rede daarvan zij, doch dit is mij onwaarfchijnlijk; als die Vorst de Ahafuerus van het Boek van Esther is, 't geen mij tot nog toe het waarfchijnlijklte voorkomt, dan kan men zeer wel begrijpen, hoe het koome, dat een Vorst van die geaartheid een gunftig oog op dat volk (laan kon, tot genoegen van zijne begunftigde o-emalin. Onder Artaxerxes Longimanus veranderde alles veel gunftiger, zijne zagte en ftille regeering deed alle zijne onderdaanen adem haaien: Üsra, door den Monarch in het 7«e ja» van zijn bewind naar Palestina afgezonden met eene brede volmagt trok met eene Karavane van 1600 man op reis, en vond in de 50 jaaren van hun aankomst in dien oort, geen merkelijke vorderingen, maar integendeel veele verwarring; hy «oeg dan ijverig handen aan het werk, tastte de nieuwe misbruiken aan, welken den Staat deeden kwijnen, bijzonder die omtrent de huwelijken: zijn kring van kundigneeden bepaalden zich meest tot het Godsdienftige; van de zijde  BE R 1 C II T. 499 des burgerftaats waren de vorderingen zo aanmerkelijk niet, dit gaf aanleiding, Verfcheidehe jaaren later, dar bier in verandering ten goede kwam'; Chanani met de nieuwe volk-planting ten hove gekomen, had Nehemia gantsch geen gunfiige berichten medegedeeld; dit deed hem bij zijnen Monarch verzoeken, om als Pacha of Tirfchata naar Jüdea afgezonden te worden, dit gelukte, en hij, meer doorzigt in het ftaatkundige hebbende, begreep zeer wel, dat zijn eerde werk moest zijn, Jerufalem in ftaat Van tegenweer te dellen; zijn' weldaadigen Koning wist hij zeer wel, dat aan de Egyptenaaren en de nijdige nabuuren Van Palestina iets moest toegeeveu: het best was dan, niet veel ten hove klagtig te vallen, maar zich zeiven zo veel moogelijk was, in ftaat van tegenweer të brengen, en ook geen voordragt ter betaaling van eenige onkosten uit den koninglijke fchatkisc te doen. NeheMia Wekte dan de aanzieniijkfte op, om op eigen' kosten den muur van de ftad te herftellen , en ingevalle de andere partij dit wilde beletten, dan eenvouwig geweld met geweld aftekeeren ; dit gelukte naaf wensch, toen begon men met Hst te werken, want zich openbaar tegen zulk een gunfteling van het hof te verzetten , zou de partij in gevaar brengen , om als muitzügtigen ten hove verdagt gemaakt te worden ; men moest door heimlijke tegenftand hem het beftuur moede maken, of hem ten hove in verdenking tragten te brengen. Samba l l a t Zögt dan een partij binnen Jerufalem tcgeiï hem heimlijk opteruien. Nehemia's oubaatzugtïg beftaan had veele onvergenoegdcn onder de grooteri gemaakt, hij had de klagten van den geringen burgerfiand niet alleen gehoord , maar hunne onderdrukking door dei grooten zich aangetrokken, en befchaamde hen allen door zijn onvergelijklijk belangloos gedrag; 12 jaren hield hij in weerwil van alle woelingen het uit , toen hij weder Wiir het hof te rug keerde : andermaale vond hij bet 1i % nood  SQ0 GESCHAKELD BERICHT. noodzaaklijk door zijne tegenwoordigheid misbruiken te weeren, daartoe van zijnen Monarch verlof bekoomen hebbende , zette hij het werk met moed door ; van de Godsdienftige zijde, zal hij ongetwijffeld onderfteund zijn geworden door den voordragt van Profeet Maleachi, ten dien tijd waarfchijnlijk leevende , bijzonder fclnjnt in dien tijd de inrigting der fijnagogen in ftand gekoomen ^ Uit dit beloop der gefchiedenis ziet men duidelijk, dat het herftel van den Staat zeer langzaam gekoomen is, vond men ten hove gunftelingen der natie, 'erwaren ook weder een aantal benijders , hoe verre die het dikwils konden brengen, was in het gedrag van den Vizier H aman gebleeken: mogelijk dat Artaxerxes Longumanus dit ook ingezien hebbe, en daarom toeliet, dat Palestina zich in dien ftaat van tegenweer bragt, waar in wij het volgens deze twee gefchriften bezien zullen. Nade-  NADERE INLEIDING OP DE \ BERICHTEN van E S R A. M en kan dit gefchrift zeer wel als een fupplement op dat der Chronijken befchouwen, en het is waarfchijnelijk meestal ook op eene rolle bij malkanderen gevoegd; door laatere hand daarvan afgefcheiden, heeft men, of uit achteloosheid, of met opzet, om het verband aanteduiden, de 2 laatfte verfen van de Chronijken hier weder herhaald: het bevat ten hoogde de gefchiedenis dezes volks door eene eeuw, en wel de herftelling van hunnen burgerftaat in weerwil van alle de moeijelijkheeden, waar mede de nieuwe volkplanting te worftelen had; inderdaad eene belangrijke gefchiedenis voor elk die zijn Vaderland bemint: omtrent den Schrijver van het zelve zullen weinige aanmerkingen noodig zijn tot opheldering; het zal bi] niemand bedenking maaken , of hij de Schrijver van de li 3 6 eer-  5D2 INLEIDING of 6 eerfte Hoofddeelen zij, doch omtrent de volgende is bedenking , dewijl van Esra in de derde perfoon dan gefproken werd, mijns bedenkens is dezelye van weinig gewigt; zeer geringe omllandigheeden kunnen daarvan de aanleiding geweest zijn , die door ons niet wel kunnen uitgevonden worden; maar al was zulks mooglijk , dan noch naar allen fchijn voor ons met belangrijk zouden wezen: even zo geeft het weinig opheldering in dit gefchrift te onderzoeken , waarom het een en ander in het Chaldeuwsch opgefteld zij ; men komt van zoortgeKjke geleerde wandelingen zeer onvoldaan terug, ik zoe? ke meer bet belangrijke voor mijn' leezer; hier toe behoort, zal men zeggen, gewis het onderzoek over de Goddelijkheid van dit gefchrift: men brengt met veel ophefs bier zwaarigheeden tegen in, doch Oeder en anderen in die clasfe , geeven fchraale bewijzen voor hunne gedagten ; zij zijn van \ dien aart, zo als wij ze in de Chronijken behandeld hebben, en kunnen daarom op dezelve wijze beandwoord worden: Eichhorn zeker niet ligt in het aanneemen, heeft bewezen dat al had Esra onder Artaxerxes langhand geleefd, dit echter niets af zou doen om het gezag te verminderen , mits men de Helling van Josephus omtrent de Goddelijke Schriften des O. T. maar recht vat; hoe het zij, wij verblijden ons, dat deze berichten ons in ftaat ftellen om naauwkeurig de vervulling van zo menige voorzegging omtrent de redding der Jooden in eenige bijzonderheeden te kunnen nagaan. Den Schrijver, in zijn karakter nader te bezien, zal ons de wijze waarop de flaaking hunner ballingfehap , gekoomen is , nader leeren. Hij was een geestelijke, uit de Priester - orde , een man geoeffend in die wetenfebappen , welken ter dier tijd hem zelfs voor den burgerftaat zo noodzaakelijk maakte. — 'sMans karakter is over het geheel werkdaadigheid , naauwkeurigheid omtrent alles, wat tot welzijn van den Staat dienen  E SR A'S Berichten. 503 nen konde, vooral in het Godsdienftige; men kan hem geenzins als de grondlegger van dien ftaat befchouvven , maar wel als eenen , die met zijn raad dienstbaar was om alles in meer behoorlijke orde te brengen : onder anderen dienden hij met zijne kundigheeden omtrent de familie-lijsten, de nieuwe Staat zeer om de bevolking op de beste wijze interichten ; in alles moest de uitwerking even zo zijn, als wij die hier vinden: een man van die geleerdheid en van die vaste denkbeelden in het leerfteltige van den Godsdienst , werd 'er juist in dien toeftand gevorderd, en 'er blijft niets meer overig om met vrucht zijne berichten te kunnen leezen, dan alleen een naauwkeuriger denkbeeld zich eigen te maaken van de denkwijze der Jooden, terug gekoomen uit de ballingfehap , en nu in ééne maatfehappij weder vcreenigd. Ik heb mijn leezer wel eens gewaarfchuuwd voor die vrij algemeene denkwijze, volgens welke men zich de fomberde denkbeelden van hunne ballingfehap vormt. Dat het tegendeel waar zij, hebben wij uitvoerig aangetoond. De handel, de konden zijn, reeds onder het bewind van Nebucadnezar in hunne verwijdering van Pakflina, aanmerkelijk onder hen toegenomen, en hierdoor zijn hunne bezittingen aanmerkelijk vermeerderd: om die rede -moet men ook niet verwagten, dat veele vermoogende naar hun Vaderland terug gekeerd zijn , zeer weinigen hebben tot zulk een opoffering van hun bloejend welvaaren voor eenen onzekeren ftand kunnen befluiren : eenige ieverige Vaderlanders, eenige weinigen uit goiisdienftige grondbeginzels werkzaam, deeden dit, maar het grooifle getal van hun zal zeker in dien ftaat geweest zijn, dat het bij de verandering niet veel verloor; dit is nogtans ook waar, dat der Jooden ballingfehap op het nationaal karakter eenen verbaazenden invloed had , fchoon dit z aanmerkelijk niet is als men zou kunnen hoopen ; over het geheel zijn zij gezelliger en handelbaarder geworden , het zelfsbelang is li 4 in  5=>4 INLEIDING op in zoortgelijke omftandigheeden een kragtig werkend middel tot het afleggen van vooroordeelen : daar bij nu van de landbouw tot den koophandel of handwerken overgebragt, moest de zugt tot afzondering,-hun zo eigen , in hun meer verdoofd worden vooral in het Godsdienftige. Nogtans is hunne verandering aanmerkelijk, en tevens vreemd: men zou zeker met eenige fchijn gedagt- hebben , het is te vreezen , dat een volk zo veel eeuwen aan afgoderij verflaafd in de ballingfehap overgebragt, nu gansch ongeneeslijk ten opzigte van dat gebrek zal worden , en evenwel heeft de ervaaring juist het tegendeel ons aan de hand gegeeven; van waar dit? — inderdaad eene moejelijke vraag, en, mijns oordeels, tot nog toe onvoldoende beantwoord. N ie m e i ë r wiens taak dit bijzonder moest wezen, heeft daarover zeer veel goeds gefchreven ; hij meent dat zulks trapswijze langs de middelen door hem oppegeeven in hun uitgewerkt is; ik wil mijne toeflemming hier wel niet aan weigeren, maar evenwel vind ik die middelen niet genoegzaam om beftendig zulk eene uitwerking te veroorzaaken: in zulk een toeftand, als waarin- de natie eeuwen geweest was, is 'er op geene bedendige verandering te rekenen, dan in gevalle de godsdienftige grondbeginzels in haare kragt uitwerkende, buitengewoon verflerkt zijn; ja dan alleen kunnen volgens de beste menschkundige begrippen, de daar bij komende middelen eerst dienen, om hen bij dien dand van hervorming te bcwaaren, en hen daarin te verderken , waarbij dan eindelijk eene laatere vervolging om den Godsdienst onder Antiochus Epiphanes de laatde hand reikte. Tot deze gedagten voel ik mij genodigd door de fprcekwijzen in de Profeetiefche voorzeggingen aangaande de verandering geboekt , fprcekwijzen inderdaad zo kragtig, datze met die van wederbaaring , vemiew.ving van hart in het N. T. gebezigd, bijna kunnen verwisfeld werden : hoe zeer de Wijsgeer hier over mooge huiveren, zo blijft mij niets  E S R A'S Berichten. 505 niets verklaarbaar, dan alleen, wanneer ik aanneem dat een " buitengewoone kragt der Godheid , boven alle ons bekende redelijke middelen zomwijlen werkende, hier moet geëerbiedigd worden: eene kragt , die eene uitwerking voortbragt juist tegenftrijdig met die , welke hunne zedelijke toeftand fcheen te zullen veroorzaaken; dit is waarlijk het karakteristieke van eene almagtig vermoogen op 's menfchen grondbeginzels, tot derzelvcr vernieuwing of verandering werkende , en juist deze werking had ten gevolge in den Jood, het geen menschkundig naar hunne toeftand ook volgen moest; de fmaak van eenen Esra, beroemd daarom onder den naam van Schriftgeleerden, moest hun daarin verfterken, en wat was de eerfte uitwerking? een geest van gedrenge regtzinnigheid, armoedig in zich zeiven wegens gebrek aan denkbeelden , zo lang de grondbeginzels nu veranderd, nog geen nieuw voedzel hadden : dezen geest zal elk gefehiedkundige bij gelegenheid van eene hervorming op dc waereld ontmoeten en boven anderen zien heerfchen; deze aanmerking is van belang onder het leezen van dit gefchrift voor ieder een; zulk eene ftrenge vrtodoxie was ook voor hun niet minder belangrijk , wat het godsdienftige betrof, voor hunne zwakke geest wasze in dien tijd het ,beste behoedmiddel; ik ontveinze evenwel niet, datze in het burgerlijke eene nadeelige Invloed gehad heeft, maar ook deze moet niet ruuw maar bedagtzaam beoordeeld worden. Met reden was de nieuwe volkplanter bedugt voor die oude bewooneren, bekend onder den naam van Samaritaanen; de zorg om zich in het godsdienftige van hun afgefcheiden te houden, was rechtmaatig, fchoon inderdaad niet hoog noodzakelijk als de grondbeginzels waarlijk veranderd zijn; doch wanneer zulk een iever tot intolerantie overflaat dan werdze fchaadelijk, doordienze altijd veel verder gaat, dan zü als behoedmiddel befchouwd, nodig heeft: doch het gaat met gefcheurde fe&en altoos zo , en juist dit intolerant heli 5 ftaan  5o(S INLEIDING op enz. ftaan is eene vrugtbaare bron van zo veel rampen geworden , waar onder de republik lange gezugt heeft; het is waar toen de Jood vaster in zijne grondbeginzelen , befchaafder in zijne denkbeelden werd, week die onnatuurlijke iever tot regtzinnigheid meer , het vooroordeel omtrent de Samaritaanen fteeg evenwel hooger en bereikte eindelijk een trap, waar op gene onder welke fefte ook ooit geklommen is: hun rekkelijk beftaan omtrent hunne godsdienftige denkbeelden, fteekt ten fterkfte door in de goedkeuring op den Tempel-bouw in Egypten , (waar toe de Profeetifche fchriften hun ook aanleiding gaven) daarze anders aan Jerufaknis Moria zo naauw verbonden waren: het is waar zij hadden die gevolgen van dien Tempel-bouw niet te verwagten, welken zij in dien te Samaria voorzagen, maar zij ftreed evenwel lijft» regt met verfcheide wetten omtrent den openbaaren Godsdienst overlang gegeeven, zo veel eeuwen ftaande gehouden , en zo menigmaale aangedrongen ; dit is zeker een fchijn-ftrijdigheid in der Jooden gedrag, doch word onze redeneering met oordeel toegepast, dan vleie ik mij dat alles zich vereffenen zal, en tevens licht over deze gefchiedkundige berichten van Esra verfpreiden. Het  Het BOEK VAN ESRA. I HOOFDDEEL. i. In het jaar, waarin Cijrus het vs. i. in 't eerdé voldrekfte bewind aanvaarde over alle Koning van pUfen \ de veroverde en aangeërfde rijken, die door hem befluurd zijn: kwam 'er een vab, vCv. den mond ... , , ' _ , van Jeremia , ver- edicl ten voordeele van de Joodlche na- Wekte jebovab den tie in het licht, het geen den Jood die ZTp^nX vrijheid bezorgde , welke door Tere- $ ftemme He] J r , , doorgaan door zijn mia voorfpeld was geworden; het werd ganfche Koningrijk, door zijne uitgeftrekte Staaten overal be- zeggende:"1 sefchrift' kend gemaakt en was van deez' inhoud: 2— 4. Dit is de wil van Cijrus, den vs. 2. Zo zegt cijPerftefchen Monarch! Door het befleT^* IS/ïeft? van Jehovah, de Maaker en Heerfcher d" hemels, heeft ^ ' mij alle Koningrijken yan het heelal, ben ik bezitter van den der aarde gegeeven ; , , TT ... en Hij heeft mij bof monarchaalen troon , aan Hem ben ik Voien hem eet» hui» derhalven alles verichuldigd. Nu ben ^ouwen^tc itjt ik op de fterkfte wijze ontwaar gewor- ^a is- ■ «. vs- 3. Wie is onder den, dat het Zijne begeerte is, te Je- uiieden van ai zijn rufalem in het Joodfche land gelegen , eenen Tempel tot zijnen eerdienst te ke °p na >'■«ƒ«/««»,  5°8 Het BOEK die in Juda is; en hij te hebben, hierom gelaste ik eiken ontrouwe het huis van . . , , jebovab, den Elobim drrdaan , tot die natie behorende , en */"'die« yZffc genegen tot dat werk , tot dat einde [woont.] naar ziin Vaderland terug te keeren, vs. 4. En al wie •' ..... achterbliiven zoude in waar llll Zich tailS OOk 111 mijne UltgC- SnifvfflSnite ftrekte Staaten bevinden moogen , ik teei-d, dien zullen de V(,rieene hem daar toe vrijheid, om eenen lieden ziiner plaatze bevoordeiiik zijn , Tempel te ftigten aan die plaats waar goud fèr met "have" Hij bedendig eenen Tempel-dienst geen met beesten- nef- , d h ft eeuwen Janp- eil om dat geen lens eene vruwiluge 0 ' ^ gave, voor het huis t00c[ agtelijk zij uit behoeften, verzoe- Elohims , die te Je- J •• j j rufaiem [woont] ke ja bevecle ik mijnen onderdaanen tenShen\pTe hoo": hen met geld, meubilen, vee, of wat den der vaderen yan jien tot reizen Ontbreken mag , te Juda en Benjamin , r 1 1 en de priesteren en voorzien, en tevens met een gelchenk "w'iens5 voor den niéuwen Tempel, uit verplich- feC!".f"MVtrokten tinS aan Hem ' d*C m'j dat om te bouwen het bewind, bezorgde. 5—11. Een wijl na huis van 'febovab die . • c :va te jerufaiem [woont.] de afkondiging zag men eenige famihen rontom hen wVret üit de dammen van Juda en Benjamin iierk:enhaariiederhan-z;ch tot °M Levieten kwamen ook eenige huizen, urVs= dfkindeeren'van zelfs een getal van de lijfeigenen der ZrJedaja, van den hui- y\eten , door S al o mo hun toegelchikt, derdT^rielnLven". en eenigen wier af komst - lijsten niet tigvs. 57. Dc kinderen in behoorlijke order waren, en dus niet van Immer, duizend, gerangfchikt konden worden. 61—67. Ook 'Ts^sI^De'kinderen wareu in deze Priesterlijke familiën zulken , rehonder'dfdie den draad van hunne afkomst niet be- *" To"^ kinderen van Cbarim , duizend en zeventien, vs. «'- ^J?{,,„: de kinderen van Jesua en KadmiSl, yan de kinderen ftjW, vierenzeventig, vs. 41. De Zangers: de kinderen van Asaph, honderd, achtcntwinüg vs. 41 De kinderen der Poortiers : de kinderen1 van ScfailZ,dé kinderen van Ater, de kinderen van Talmon de kinderen Van Akkub , de kinderen van Cbatita , de kinderen yan Sobai deze aUe waren honderd, negenendertig, vs., «. De Netb,n,m1 .de kinkwen van Ziha, de kinderen van Hasupha, de kinderen van Tabbaoto vs aa De kinderen van Ksros , dc kinderen van Siaha, de kinderen van Padon, vs11 De kinderen van LebaNa, de kinderer, van Cbaga^ Tm, de kinderen van Akkub, vs, 46. De kinderen van Cbagab,.de kin deren van Samlaï, de kinderen van Hanan , vs. 47- De kinderen van G7DDEL , de kinderen van GAhar, de kinderen van Reaj.k. vs. ,j8. De kinderen van Rezin, de kinderen van Nekoda, de kinderen van Gazzam "s. 49. De kinderen van Vsfa, de kinderen van Paseah de kinderen van Besaï. vs. 50. De kinderen van Asna de kinderen^ van Maol, de kinderen van Napbis,. vs. 51. De kinderen van Bakbük , de kinderen van Hakupha, de kinderen van Cbarcbur VS. 5*. De km deren van Bazeuth, de kinderen van Meu.da, de km deren van Cbar}eba, vs. 53- De kinderen van Barros, de kinderen van Sisera de km deren van Tbama , vs. 54. De kinderen van Neziah , de k nderen vTcbaTpba vt '55. De tinderen der ^^^^tv^deren van Sotaï, de kinderen van Sothereth, de kinderen yan feru Tk 2 6. De kinderen van Jaïla, de kinderen van Darkon, de kinderen van Giddel, vs. 57- De kinderen van Wa'X'kn'dc van van Cbattil , de kinderen van Pocheret Hazebaim , de ^>n«cl™ AMI. vs. 58. Alle de N.tbMm, en de kinderen der knechten yan Salomo, waren drie honderd, tweeënnegentig, vs. m. Deze togen ook op van Tbüwlab , Tbei-Charfa, Cbcrub , Addan [en] konden harer vaderen huis, en haar zaad met bewijzen, of zu Uit* r«l &. Z 60. De kinderen van Deeaja, de kinderen van IobiA de kinderen van Nekoda , zes honderd tweeënvijftig, vs. 61. Ln van oc kinderen der Priesteren, de kinderen van Hab.vja, de kinderen van isoz.  van ESRA. Ho o FDD. II. 5n hoorlijk hadden; onder anderen eene ver- do k;nderen van Ear_ maagdfchap aan het beroemde huis van cli ^rotofe"?/^ men, wierd elk zijn plaats en bedie- voike, ning aangewezen , volgens de lijsten , dc Neibinin w'oon- en TH ' ■ i \7„ vs. .. Toen nn de i- 1 erug gekoomen in hun Vazevende maand aan- ,]er]and, ging elk aan het bouwen van kwam, en de kinde- , .. , i j ij ren Israêh in de ftc- huizen en landerijen hun toe oedeem , y^'^i 5= jaaren hadden de landerijen gerust, een eemg man, te - jst jn p-etal overeenkomende met de Jerufalem. ' ° . „ - ■ " Sabbath-jaaren, die ten minde 364 jaaren waren verzuimd geworden, 7 maanden verliepen 'er dus, eer de natie te Jerufalem ontboden werd, om voor de ,o?n9v.nn algemeene belangen van den Staat te maakte zich op, cn zorscn> a< Men begon met het herdel ziine broederen de o , ,. T 1» Priesters, en Zerub- van dm Godsdienst. Jeschua ais ^r^ef/cnnzilne Hoofd der Geestelijkheid, cn ZeriSTa^tlSfiBL met de Overheden, deeden ondes Ehbims israeis, der hun opzigt eenen voet voor den om daar op brand-of- . '„„t An feren te offeren, ge- altaar oprigten aan die plaats, waai de ^wet^s/tooude gedaan had, van fteenen naar de man Ehbims. ^ Mofatfche bepaalingen. 3. Toen dat tijden den altaar op zigtbaare teken van Godsdienftigheid op# vSik'kinTe" gericht werd , waren 'er een aantal van vinden diaken' n$rge bewooners des lands te zaam der landen; en zij gevloeid„ die vrij zigtbaare tekens van offerden daar op brand- ö , , ■ offeren den jebovab, ongenoegen gaven, zo dat het met zon- mo?gdenf "'en des der bekommernis gefchiedde , voltooid avonds. zijnde, begon evenwel het morgen- en vs. 4- En zïj hiel- aV0nd-offer voor jehovah daarop aangeven het feest der J Loofhutten, gelijk ge- ftookt te worden. 4. 15 Dagen laater offeXVbrand%[ffe! werd het loof- hutten -feest in geweid ,  VAN ESRA. HOOFDD. III. 5x3 en naar de Mofatfche inrigting gevierd, ren dag bij dag in 5. Behalven het dagelijks offer werden Ifk^die^oVztjïtw ook de brand - offeren tegen nieuwen dag> , r .. 1 j vs. 5, Daar na ook maan en andere feestdagen weder ge- het geduurig brand- regeld, en de tijd en wijze van elks £den%d^eeufe! vrijwillig offer geregeld, — 6 — 9. Zo zctte hoogtijden van werd dan het dagelijks offer al ontde- iigd"waren/ootTee- ken en gaande gehouden, eer men nog hand geflagen had aan het gebouw zei- vrijwiiügiijk 00 c offerde, ven ; toen het feest voorbij was begon vs. 0. Van den eer- _ . , . 1111 ften dag aan der ze¬ men met jever aan het werk; oe land- vende maand begon- voogd had een aantal (leenhouwers en "e"rzji 3'ba«"»*J?"nd- 0 otteren te offeren ; verdere arbeidslieden daar toe gehuurd, doch de grond van , .«vi den Tempel van Je- en om den aanvoer van het benodigde tnab en was niet gegemakkelijk te maaken was 'er eene le1^ 7_ Zo gaven 2ij goede voorraad van koorn, wijn en olie, £eld aan de houwers , r , . en werkmeesters ; om daar voor noodige behoelten bij ook fpijze en drank, j o.j • .. -i ••! 1 en olie aan de Ziilo- de Stdonicrs te verruilen , terwijl de n;„, t en aan (le T,y_ Timers door een bevel des Keizers ver- "ers ,om cederenhout ' van den Libanon te plicht waren geworden, het ontbreekende brengen aan de zee , , j 1 n na Joppe, na de ver- cederhout tot aan de haven van Joppe gunninge van Cijrus, hun aantevoeren; het een en ander ver- f^Xn. der Fer/i" ' oorzaakte zo veel vertraging, dat eerst . vs- 8. in 't tweede , , , , . Jaar nu harer aan- m de ade maand van het 2de jaar hun- komde ten huize eionèr terugkomst de Hoofden van kerk- iDm'ié tweed^ nitand' en burgerdaat de leeden benoemden , bcson"™ Zerubba' 0 ' bel , de zoon van die het opzigt over alles zouden heb- SEALTiëi.,cn Jefcbua, 1 v j 1 n , 1 • de zoon van Josa- ben, uit den burgerdaat zo wel als uit dak , en de overige de Levieten, werden de Hoofden daar- gSSijft'^ toe aangcdeld. — 10, 11. Bij het leggen vit**, en aiic die uit , r , , , de gevangenisfe te \'an de (undamenten was gezorgd , dat jtrufiiem gekomen waren; en zij (lelden de Leviten, van twintig jaar oud en daar boven, om opzicht te nemen over het werk van Jebovab's huis. vs. y. Toen frond Jefcbua, zijne zoonen en zijne broederen, [en] KadmiSl met zijne zoóuen, kinderen van Jnda, als een [man] om opzicht te hebben over de gene, die het werk deden aan den huize Eiobims; met de zoonen Henadad , bare zoonen en hare broederen, de Leviten. vs. 10., Als nu de bouwlieden den groni V. Deel. Kk  5I4 Het BOEK van jtUvahs Tempel alle ftaatelijkheid plaats had; de gezandel&n6' C£ gen bij die gelegenheid gezongen, werkjeéd zijnde, met d vcrderkt door de Priesters met trompetten, en dei»- " „•/«n, asapms zoo- jnim)e zilvere trompetten, en die van net ren, met fiimhalen, • om te loven, choor der Muziekanten , naar de in* VIDS"S Koning David. Het beurt- USi En zü zon- g^ang, het geen door chooren van de pen bü beurten, met bijeen gevloeiden beantwoord werd met S'TnUVltVi het gewoonc, de echo dar lofzangen: kilheid" in de beftendigheid van JehovaVs gunde eeuwigheid is over over fofêk kroost, werd bij die gedichte meta8roo™e- gelegenheid tot algemeen genoegen on^f'ioofaeTov^t der de burgerij gehoord, u Onder degrondicgginge van het ze waren 'er zo wel van de orde der huis van Jebovab. . .... . , , vs. 12.' Maar veie Geestelijken als aanzienlijke tut den burT SJ^r&'S ^rdaat, die zich nog den vorige Temdiènoud wa'enfdie pel, fthooB het 52 j«ratgeleden was, het eeilte huis gezien i LUt ?,r«/i/e*. . ^ da_ durfden zij zelfs zeer groote bezwaagenS' varf1ren tegen de nieuwe bewooners ten SIWS hove inbrengen, maar laater onder Arde overige van zijn „ ,„ verbonden zich eenige Groo- c-zelfcliap , aan ^r- ' , . . , » Koning van ten ? 0m den Keizer door een bericht 1'fV 'Z hunnen ievcr voor de belangen van het gefield, e» de» '»■,,ƒ jat tevens ten bezwaar voor de boud aak Sijnscb. •> Jooden was, te kennen te geeven; opfchrift en inhoud was in het SijroChaldeeuwsch opgefteld, welke wij als bijlage tot deze gefchiedenis voegen. v, 8. Rehum de 8-13. REiiuMCanzelicr, enSiMSAÏ Canzeiier, en stMSAï Schrijver uit naam en plaast van verven '«^^«S fcheide aanzienlijke volkplantingen, oni!oninf mArZraslT, der den Grooten en onverwinnelijken op'deze maniere: Sai manasser, als bevolkers daar vs. o. Toen KcnóH , , . . , ae Canzeiier, en sim- heenen gevoerd om de landen aan deze ove'ge^^'haar zijde van de Euphraat , en bijzonder gczeifchap i de Dj- s ia te bevolken, aan den Perfiefche naiten, de A/>kar/atb- " . . tbiten, de Tarpeiiten, Monarch, — boven aan den bner wera %&lïf%*S&fZ hun naam in den tijd der afzending vernn" deVw«', meld - en de inhoud was deze: het de sumimi oogmerk van dit berigt is onze getrouw- vs. 10. En de ove- 0 , . .... rige volkeren, die de heid voor den Monarch te doen blijken, Sar door bekend te maaken, dat de Jooden, vs. 7. dathe le?st hier anders : met Sljrifcbe letters in de Sijrifibe Taal; doch dan moet men in den text verbeteren, gelijk Tijciisem gedaan beeft, en zulks is volltrekt niet noodig naar onze opvatting.  van ESRA. Hoofdd. IV. 517 die uit de hofftad en andere oorden voerd, cn doen woowaren te Jerufalem voor een wijl aan- ™r)l -Mt 11 "olt gekomen , waarfchijnlijk daar boven hun- rjse'. ?™ deze z'jda J J der rivier, en op zul- ne orde handelden, altans bezig waren ken tijd. met de herbouw van eene dad, die eeu- Jt -V' Plc ls- ?en _ ' arfchnft des briefs , wen aan den anderen door fnoode ze- die zij aan hem, aan , i„- j 3 den Koning Aitafas- nen en rebellie vermaard , en daar- ,„, zonden : uwe om zo billijk geflegt is geworden , zij %™nn™ waren reeds zo verre gevorderd, dat rivier, en o;i zuiken op de oude fundamenten de muuren ^ Ia> De Konins opgehaald zijn geworden. Wij twijfelen ;U bekend , dat dc ,. . f J Jooden , die van u met, en dit is de oorzaak van onze vrij- zijn opgetogen , tot moedigheid in dit bericht, of de bewoo- ySL/«e/e^ebouwen'de ners, zullen zodra zij zich in eenen weer- «HewbeBè Aadieboo: , - . ze ftad, waar van zij baaren uaat bevinden, weigerig blijven in de muuren vokrok- • «.,. , r , , ken, en de fundamen- de betaahng van de lchattmg , van wel- ten t'zamen voegen, ken aart ook, waardoor de keizerlijke d^s'Kotit^befeind" fchatkist aanmerkelijke fchaade zal lij- indien dezelve rtadzai , • •• , worden opgebouwd, den. 14— 16. Daar wij nu, als aan ge- en de muuren voiftelde ambtenaaren van het hof onze gftK£ ambtgelden uit den keizerlijken fchatkist en co1 niet .en zull^n 0 J geven; en gij zult de ontfangen, past het ons als regt geaarte ii.kom(ie der RoninMinisters, de belediging van de eer on- aanbrcn" zes Monarchs geenzins met onverfchillige .vs- '4: N" ' daar _° 0 Wij nu hts fout vait oogen aantezien , hierom hebben wij *»* Meete», en ons . r , , », 7 niet en betaamt des deze waarlchuuwmg zonder erg or hst Konings oneere te zien; daarom hebben wij gezonden, en [dit] den Koning bekend gemaakt, vs. 15. Op dat men zoeke in '1 boek der Cbroniikéh uwer vaderen, zo zult gii vinden in 't boek der Chronijken, en weten dat dezelve ftad eene rebcile ftad geweest is, en den Koningen en landfchappen fchatte aanbrengende, en vs. 14. Uit C har dijn blijkt het dat deze fpreekwijs nog in gebruik is, en de naauwe verplichting aan het koninglijke hof uitdrukt, mijns oordeels, om • dat zij niet uit de landskist van de plaats, waar zij het bewind voerden , maar uit den huislijken Staatskist onderhonden, werden. Kk 3  5l8 Hti BOEK dat zij daar binnen opgeftcid , op dat de eerlijkheid onzer v1;;?'o^Crijdend" beginzelen bij u mooge erkend worden, daarom is dezelve ftad wj: ajleen maar de rijks-tff- vervvoest. J ... vs. 16. wij maken chieven opteflaan, en de gefchiedenis van deze ftad en hare lotgevallen te leezen, Solwa/en°hare wij twijfelen dan niet, of gij zult bemuuren voltrokken , vjnden, dat indien dit niet fpoedig gedeeiden zu°° hebben ftuit werd, ons bewind aan deze zijde Stof* Ziid£ van den Euphraat nu zo ongedoord, vs.' ij- De Koning dan fom ]1U11 met geweld aan zich gezond andivoord aan • , .. „„j„_ Rbhum den canze- trokken zal worden, en zij hun onder drijver,^dl ove" geweldenarijen doorzetten , - 17-24- Het rige van hare gezel- an(]woord 'het geen zij fpoedig verkre- ichappen, die te Sa- , r 1 r u -fi- varia woonden; mus- 0-en was naar wensen. •— liet opicnnit, fef/V^e'^rfvier" het hoofd naar gewoonte, - de inhoud [aldus:] vrede, en op d fa fofcfa Joor U OllS gezonden zulken tijd. .. vs 18. De brief die ■ mj: WOordelijk voorgelezen, wij heb- gij -an ons gefchikt J J . hebt, is duidelijk voor ben daarop de archieven onze kroons- mvsgi;1ie9.e En ais van voorgaiigereii doen opliaan , en het zo mij bevel gegeeven bevonden, als gij ons gemeld hebt, ja, was, hebben zij ge- ' °s zocht cn gevonden, dat hunne oude Koningen hunne magt haar van oude" tijden tot aan geene zijde van den Euphraat hceftgeverheve°ni,ngen uitgeftrekt hebben, en naar goedvinden rebellie en afval daar {"chattingeii van die landen gevorderd " vs^ïoht öok zijn'er hebben , waarom wij geraden zijn geSeesfBlvef nP«> worden , u te gelasten om alles wat Um, die geheerscht moogeliik is op ons gezag aantewen- hebben over al aan , , , , „ , cenezüde der rivier: den, om den verderen opbouw der ltad tot nnposT in tiS'ge°?ee-nadere order te verhinderen; draag op VCvL M. Geeft dan koninglijke ongenade zorg , dit fpoedig nu bevel, om die zei- uittevoereii, op dat de gevolgen . van ^n.TtXzeiveTd het keizerlijk bewind daardoor afge- wordeTCTa? van weerd werden. Op dit audwoord , zo mij bevel /.al worden gegeeven vs. "2. Wcest gewaarfchouwd, [van] feil in dezen te begaan: waarom zoude het verderf tot fchade der Koningen aanwasten? vs. 23-Toen,.  van ESRA. Hoofdd. IV. 519 naar wensch uitgevallen, deeden zij al- v«i dat de affchrift les, wat hun magt hun toeliet, om fn*£ den verderen opbouw van de flad te Rehum en Simsaï den Schriller, en hare verhinderen , ook werd er toen niet ge/.eifchappen gelezen meer aan den opbouw van den Tem- ^ii^tr^ahm^to] pel gedagt tot aan het a«e jaar van de, J00d'LM1 > en belct' r a 0 1 tederze met arm en Darius bewind. geweid. vs. 24. Toen hield op het werk van den huize Ehbims, die te Jervfalem [woont,] j 1 het hield op tot in 't tweede jaar des Koningrijks Darius, den Koning der Perfen. -pv v. hoofddeel. 1. _L/arius Hijs tas p es, door vs. 'iï Haggaï nu de ... , ... 11 Profeet, en Zacha&ja verkiezing tot den rijkszetel gekomen, de zoon van iddo , was de beginzelen van zijn aanzien aan den^t^dejoo"^^ Cijrus verfchuldigd, en met dien Mo- die in 3«d« 611 te , . ? ? ... , .. Jtrufalem waren; m narch ingenomen , had bij ook een zijner den name des Ehbims dochteren gehuuwd, en trad bijna in j§Q*to, ^™faterdeu alle de maatregelen van dien menschlievendeu Vorst; Haggaï'en Zacharia, die deze gundige omwending voorzien hadden , begunden bij deze groo- vs. =. Toen maak- , . ° , , . ten zich oi> Zeruu- te verandering ten hove hunner leerre- kaubl de zoon van denen met verdubbelden aandrang tot ^.^""cv'anejn0^p^'ï de voltooijing van den Tempel. 2. Dit en begonnen te beu- , , , ... , , . wen het huis Ehbims, had tans eene betere uitwerking, de bei- die te jemfaiem de hoofden des volks greepen nieuwen ^^ofeeten Ehbi'mT, moed, om de door hem ondernoome die nrar ondèifteim- den. arbeid doortezetten. 3. Evenwel kwa- vs. 3. Te dier tijd , -li j kwam tot hen Tbat. men 'er nieuwe zwaangheeden op, dc mU de Landvoogd Landvoogd van Sijrisn en Paleflina na- a.an. deze zijde der o J •> rivier, en Sthui Boz- melijk kwam , zeker op aandrijven naï , en haar gezei- , ' . , , , . fdiap , en zeiden al- der nabuuren, in het volgend jaar te dus tot hen: wie heeft Jerufalem , met hun aanzienlijk Hoofd bevei^geeom het werk opteneemen , bij geluk wen, en dezen muur r te voltrekken? was die Thatnai, een man van eer Kk 4  <20 Het BOEK en veel rechtvaardigheid ; bij die gelegenheid vroeg hij aan onze beduurderen , waar onder ik mij ook bevond, op wiens gezag wij den herbouw des Tempels en van de dad ondernamen. — 4S'^eolZhcnn: 45 5- Wij gaven hem toen uitvoerig [en] welke de namen 0per)jnrr Van de zaak, en onder wiens waren der mannen , 1 ° die dit gebouw bouw- opzigt wij wenschten dat dit werk zijn devs. 5. Doch' de oo- vollen beftag mogt bekoomen, met dat Vr^oitên de' S^d gevolg , waar onder de __goede jooden, dat zijze niet Voorzienigheid medewerkte, dat hij geen beleueden, tot dat de , _ , c . i zake aan darius order tot daakeu gaf, maar ten hove dagver eenef brief nader den wil des Monarchs vernemen wederbrachtcn. wilde. — 6—17. De bijlage of copij vs. 6. Affchrift des ' .. 1 0 briefs, dien Thatnai des briefs van Thatnai en sthar- de Landvoogd aan dc- -r, •• -m . .... u„»m. rnos ze zijne der rivier, BoSNAl aan DARIUS HlJSTASPES zïin ^etfctefp*11 li ]llid woordelijk dus , zijnde niet meer Jfherfecbaïten,' die als een verhaal. — Allerlei heil onzen aan deze zijde der . , , .. , a/t„:„a„:^ rivier waren, aan den Monarch ! — wij maaken uwe Majclteit K°vs."g? DzuU zo^en bekend op de klagten aan ons gedaan over d-n verhaal aan hem; het gedrag der Tooden, uit hunne ballingen daar is aldus ge- „ , , i i fchreven: den Koning fchap geftaakt, cn bezig met net bouwen %fws zij aIle vre- van den Tempel, dat wij ons in perfoon _.vi. 8. Den Koning £~ % eenige verhindering daar aan toetebren- huis Ehbims, dat de 0 , . , 1 Landvoogd der Joo- gen , integendeel hun in dien herbouw a^endeOudftender; zult bevorderlijk zijn, hierom begeer tojgïgjfc^ dat door u aan de Overheden dier na- ne piaatfe. pi 3. De lengte word niet bepaald maar moet in de evenredigheid cnurent 110 c'.len zijn.  524 Het BOEK vs. 8. Ook word tie zal ter hand gefield worden , het geeverT" wa^gijifc- noodige tot die ondernceming , en wel OuVenn dTzer^joo- tot hezwaar van mijne koninglijke inden , om dit huis Eh- komden , ja dat gij zelfs hun voorziet bims te bouwen; te _ .. , weten, dat uit des van de benoodigde olrerdieren voor aen Sa?ÏÏÏS^S waren God, en andere leevensmiddelen der rivier, de onkos- tot fpjjs. en drank - offeren , zo als de ten dezen mannen r 3 fpoedigüjk gegeeven Priesters zelfs zulks als noodig opgeeven «nlet'bdett^"1'11' tot het dagelijks offer; dat men dit flipt di"is?'tó^onV™S-" nakoome, want het is mijn koninglijke deren , en rammen, wil, dat aan die Schepper van het heelal en lammeren , tot , „. , , , „. brand -offeren den Eh- dagelijks offerhande van eer gebiagt , bim van den hemel, b-. d- gelegenheid voor den tarwe, zout, wijn en cu U1J o t> olie, na het zeggen yoorfpoed van den Vorst en zijn ko- der Priesteren , die ...... . , , j te jerufahm zijn, dat ninghjk huis gebeden opgezonden wor^geehvCenn wordt % den; ii, iot En om dit bevel kragt bijte'er geen feu en zij. zettcn bedreige ik elk en een iegelijk, vs. 10. Op dat zij j offerhanden van lief- die zich hier tegen verzet, met den lijken reuke den Eh- , , _ .... , . , • ■■ ■ Hm van den hemel dood ; gercgtehjk overtuigd zal hij m voorenhet Tevenddes z¥ ciSenc wooning opgehangen , zijn Konings en zijner kin- ]m\s njet alleen verbeurd maar ten geevs!''ii. Voorts word denktckcii omgehaald worden: zelfs wenver,^raimdeêgeenee", wij alle Vorfteii en volkeren, die die dit woord zal ver- ]iet ondcrnccmen moeten , om dit huis anderen , een hout uit . , . .. , , , , zijnen huize zal ge- op eeiugerlei wijze te beledigen, de duur- SVSWw-rfl* flraffen toe'van dien God, die zo worden opgehangen; c j eelnven zjin grootheid Uit dit geen zun huis zal om j o . dies wille tot eenen bouw kennelijk gemaakt heelt; eigen- ^rekhoop gemaakt ^ ^ ^ Qp de nuTcüe'zUnen^nta.n ftoedige uitvoering, is dit door mij Daaldaar heeft doen woo-R ius ondertekend. 13 —15. Terdond nen, werpe terneder , c, ,. alle Koningen en vol- dcedeii de Yorden deze oevelen atkoncü- ken , die hunn' hand zullen uitftrekken , om te veranderen , [cn] te verdert-en dit huis Ehbims , dat te Jwfel'f is 5 'k Pariuj hebbe het hevel gegeeven, dat het fpo.'digliik gedaan werde. vs. 13. Toen" deden Thatnai, dc Landvoogd aan genezijde der rivier, Stiiar.-Boznaï , en haar gezclfchap,-  van ESRA. Hoofdd. VI. 525 gen, op dat 'er aan den wil des Mo- fpoedigiijic atzoo, n* narchs te fpoediger voldaan kon wor- nA\igusngezonden0haa^ den ; de iever onder de natie werd door óede beide Profeeten te derker aangevuurt ften%eV4joEoVdn\o° wl op die gundige omwending en nu alles den en gingen voor- , . j ■ ■ , . , , n, fpoediglijk voorc , binnen drie jaaren voltooid. 16, 17. Toen door de profetie des begon het plegtige feest ter inweiding ^l0« van den Tempel, die naar den toeftand van iddo ; en zij .. bouwden en voltrok- van het volk vrij pragtig was, het geen ken het, na den bede vreugde vermeerderde; de offeren wa- ^fd"n^*d" &. ren zeer aanzienlijk, zo van groot als v^,Jsa\nc'%r"f,/ar™ klein vee, behalven de 12 bokken ten ta, Koning van Perverzoening voor de natie geflagt , bij fie"i IS, En dit buis die gelegenheid werden Priesters tfj^g^g*» Levieten in hunne ondericheide bezig- Mar; dat zelve was _ ,, . ~ ..-, , het zesde jaar van heeden gefteld naar de Mojatjcne bepaa-het Koningrijk des Koling. 18-22. En dit feest werd rasch "'^'Ëade kin. door een ander, dat van Pafcha, ver- deren bram, de Pries- ' . ters en Leviten, en Vangen , nu ZO veel te plegtlger, om de overige kinderen dat zij nog kort te voren hunne vrij- flTSge' vla heid gemist hadden. Dit Paaschfeest dït hlljs Eiobias, met 0 . vreugde. liep ongedoord af, de Priesters en Le- vs. 17. En zij of- , , , ferden ter inweijinge neten waren daarop te voren bedagt van dit huis Ehbims, geweest, door reiniging; het werd nu ^tonderdSmMn: algemeen voor den geestelijken ftand en vierhonderd lamme- , , ... „ , ren, en twaalf geiten- voor de burger huisgezinnen gellagt, al- bokken ten zond-oflen die door reiniging zich daar t*%^*Sfigg& hadden willen bereiden, zelfs onder de men I,r""'- .. ' , ' vs. 18. En zij llef- Ollde bewooners, hadden vrijheid , om den de Priesteren in i 1 j„„„„ hunne onderfcheidin- daar van te eeten en zo langs dezen genj en de Levite„ in hunne verdeelingen , tot den dienst Ehbims die te Jerufalem is, na het voorfchrift des boeks van Moses. vs. 19. Ook hielden de kinderen der gevangenisfe het Pafcha, op den veertienden der eerde maand. vs. 20. Want de Priesters en de Leviten hadden zich gereinigd als een eenig [man,] zij waren allen rein; en zij flachteden het Pafcha voor alle kinderen der gevangenisfe, en voor hunne broederen, de Priesteren , en voor hun zeiven. vs. 21, Alzo aten de kinderen Isralls, die uit de gevangenisfe wederge-  5^6 Het BOEK komen waren , mits- weg zich meer aan Jehovah den God van Israël te verbinden, ook werd bet der Heidenen des feest van ongereezen brood door hun lands tot hen afge- « , t.- k, iwi zondcrd h.-.d, om Je- m acht genomen. — Zo heelt dc Je :o- \ZUtZtl£iM * vah de geneigdheid van den Monarch, vs. ia, En zij hiel- eifgenaam van de Asfiiriefche aangewonden het feest der on- * ö 4* 1 a- cv gezuurde [brooden,] ne landen beituurd, om Falejtma, jeru- Hilffchapfwa'nt en den Tempel bijzonder te be- Sff, «"Se gundigen. des Konings van ^1- /5;r tot hen gewend , om hnnne handen te fterken m 't werk van den huize Elcbims, den Elobim van Israël. VIL HOOFDDEEL. vs. i.Na deze ge- 1 — 10. v^/ n d e r. het bewind van van^Ar- ArtaxerxesLongimanus, kreeg thafaua Koning van ,Jer T00den nog gundiger ge- Perfien : Ezra , de ïS zoon van Sera ja s daante. Deze kleinzoon van üarius ?! dT Ton*™ gaf in het 7de jaar van zijn bewind aan hilkia, Esra de vrijheid om met eene nieu- vanS' tch& /d™ we Karavane naar het Vaderland te verzoon van Zadok , tre]-]jen . deze man uit een aanzienlijk den zoon van Ahi- » _ tob, Priesterlijk, zelfs Hoogenpnesterhjk ge- van'' amasja" , Z den flagt, was zeer ervaren in de geweide dcnnzoonnvan ivÏera- Schriften, een uitmuntend gefchenk voor jotii, den toeftand des volks, en van aanzien vs. 4. Den zoon , . .. van Zerackta , den en in gunde bi.i den Monarch, hij verroonvTnBoKKi'/'trok dan naar het land met een aantal vs. 5. Den zoon Geestelijken , en kwam naar eene van Abisua , den •> » zoon van Pinehas , . den zoon van Eleazar , den zoon van AaRON , den Hoofdpnester. vs. 6. Deze. Ezra toog op uit Babel ; en hij was een veerdi» Schriftpel'eerde in de wet van Moses, die Jebovab, de Elobim frraïls, negerven heeft: en de Koning gaf hem , na de hand van Jebovab zijns Ehbims over hem , al zijn verzoek, vs. 7. Ook [fommigc] van de kinderen braïls , en van de Priesteren , en de Leviten , cn de Zangers , cn de Pooriiers, en de Netbinim, togen op na Jerufalem: in 't zevende jaar des Konings Artbafasta. vs. 8. En hij kwam te JervMem in de vijfde maand: dat was het zevende jaar des Konings. vs. 9. Want op den ecrllen der eerfte maand was het begin des optöchts uit Babel ■ en op dtn eerften der vijfde maand kwam hij te Jerufalem, na  van ESRA. Hoofdd. VII. 527 reize van eenige maanden daar geluk- de goede hand zijns , . ., , , Ehbims over hem. kig aan: zijn oogmerk met znn komst vs. ,0. vvant f.zr,\ was om Jehovah's godsdiendige bepaa- ^ zi£ b^e"Z lingen en burgerlijke fchikkinsen zo Jebovab te zoeken en , . '., , . te doen ; en om in naauwkeung moogelijk was, in de nieu- isravi te ïeeren de inwe volkplanting te volden, en de Hoof- ~en en de rech' den daarin ten duidelijkde te onderrig- . yX'tr":.P]f '}s. ru f den affclirift des bneis, ten; 11. Om geen belemmeriuge hierin die de Koning Ar- , .... tbafana gaf aan Kz- te ontmoeten, had hij gezorgt voor eene RA den pT\ester t den brede volmagt des Keizers van deez' inhoud: <2— 26. ART axerxe s LoN- woorden der gebo, . „ »* , den van Jebovab, en gimanus, de magtigtte Monarcn, ™~* zijner inzettingen over ten diende van Esra, den man zo è> Ilr**''tl- Arjbafiuur varen in den G idsdienst van den Al- Konnïng ^ziA*°din" beheerfcher , allerlei heil en voorfpoed! Priester, den schriftik geeve vrijheid, ja wekke zelfs alle iTtn Ehbim d" Jooden in mijne uitgebreide daaten op, voikomene J ■> ° 1 [vrede!] enopzulken om naar hun Vaderland terug te kee- tijd. , . /-> i-.i , •• ui vs. 13. Van mij word ren, het zij Geestelijken, het zij Wae- bevel gegeeven, dat reldlijken, en u Esra voor mij en de J 7 J mijn Koumgrnk, van 7 koninglijke Raaden verfchenen , met den voike Lraëis , verzoek om naar uw Vaderland te moo- teren en Leviten, om gen trekken en onderzoek op deszeifs aeafhan ™et*r£'"m* toedand te doen , daan wij dit niet vs. 14. Dewijl gij' van voor den Koning, alleen toe, maar geeven u zelfs de magt en zijne zeven Raadsom alle de kosibaarheeden, die gij door „ItondSétte doen ons of onze Raaden moogt ontfangen in 3r'"fc* en,te ?eru- ° ° falem, na de wet u- naar Jerufalem overtevoeren , zelfs al wes Eiobims die in , .. . . , , , uwe hand is; les, wat gij bevinden m>ogt te behoren vs. IS. En om hetot dien Tempel en overal verfpreid is ge- Xr^n^TuT, worden, dit alles moogt gij met de vrij- de Koning en zijne vs. 14. Deze zijn onder het bewind van Darius aangcfteld, van hun waren m;t hem mededingers naar de kroon geweest, door hem nut aan« zienlijke trivilgien bevoordeeld.  5*8 Het BOEK Raatisheeren vrijwil- willige giften van uwe agterblijvende landit^efêE^t genooten overbrengen naar Jerufalem, rsti,, wiens wooning .. k daarmede naar welgevallen han- ie Jerufalem is; o') ~ vs. ,6. Mitsgaders delen; voor het noodzaakelnke de offeiBihet zilver en gomt, nande genoeg hebbende, kunt gij er dat gij vinden zult in ,. „ v rr, i „,0j„ i,on 't ganfche ïandfchap ten dienfte van den Tempel mede hanvrnvvuitg'7'gaveC des delen naar goedvinden en bevind van volks en der Pries- l en doch ajies wat U gegeeven IS teren, die vrijwillig- ' r, , lijk geven, ten huize met een oogmerk om ten gelcnenue aan ï"™^/f»b7X,d,tte den Tempel te dienen mag niet ten vs. 17. Op dat gij gelde gemaakt worden; wat u hieromge?dedkoopet?°runde-trent ontbreekt, kunt gij uk de landsren, rammen , lam- j{js): vraageii , waarom ik bij dien aan meren, met hare fpijs- f . p„i,„M:«»on ;n offeren en hare drank- alle de mzamelaaren der ictiattingen in ofden'altaarrest" den ftreek aan gene zijde van den Eu- l?m?Ltfluj£i':mPhra«t gelaste, alles het geen Esra is. vragen mogt, toeteftaan tot ioo talenten waYu'cnuwenbroe! io geld, van koorn, wijn en olie, zelfs zaielmctSOhet overige eene bepaalde aanzienlijke voorraad, en zilveren goud te doen, zout zonder de minfte tax. — Alles zult gijlieden doen na , , , , het wéigevaUen uwes wat verder de begeerte van den noo£v"T9.e.i de vaten, gen God moge zijn, daar ter piaatfe die u gegeeven zijn verecrd wordende , wil ik dat fpoedig ten dienfte van het .. huis uwes Ehbims, in het werk gefield worden. Wij zagen ^LW^V°^-^t gaarne Zijn ongenoegen over het ti . rijk cn de koninglijke familie door de vs. ao. Het overige J j -1 nu, dat van nooden minfte beledigingen opgewekt, ook geew£inÈhHmset, 'dat ven wij onze koninglijke bevelen om- Tiodig zal zijn uit te geven, zult gij geven ..... * , r . uit den fchathuize des Konings. vs. ai. En van mij Koning Artbajasta, word bevel gegeeven aan alle Schatmeesteren , die aan genezijde der rivier zijt, dat alles, wat Ezra de Priester, de Schriftgeleerden der wet des Ehbims van den hemel , van u zal begeeren, fpoedighjk gedaan worde: vs. 22. Tot honderd talenten zilvers toe, en tot honderd Cor tarwe, en tot honderd Bath wijns, en tot honderd Bath olie, en zout zonder voorfchrift. vs. 23. al wat na het bevel des Elobims van den hemel is, dat het vlijtiglijk gedaan worde, voor het huis des El°h"ns van den hemel: want waar toe zou 'er groote toorn ziin over het Koningrijk d« KoniDgs, en zijner kinderen? vs. 34. Ook. laten wij ulie-  van ESRA. hoofdd. VIL 529 trent allen, dat zij, die het zij in den die rb zulks in 't hart had ten voordeele van mijnen Gods- des Konings gegeeven dienst , en zo uitdekend veel vertrou- ren ' je°bovab's Vhuisl wen verwekte in den Vorst en koning- A*l*eJ%"f''!e,Vs-. p vs. 20. £.11 neeit tot lijkc Raaden , zo dat ik met zulk een am- mü weldadigheid ge- , ~r , , , , neigd, voor het aan- pel-gezag naar mijn Vaderland keeren gezicht des Konings, ■ mogt, en zo veele aanzienlijken neig ^,^,m^**£ de om die reize met mij te ondernee- d!se Voriten des Konings! zo heb ik mij meil. gefterkt, na de hand van Jebovab mijnen Ehhim over mij, en de Hoofden uit Israël vergaderd, om met mij op te trekken. V. Desu tl  53^ Het BOEK VITI. HOOFDDEEL. \Y7 , r- .. rw-I4. Want zeker de haravane dèVHoofdeiihumier'va- was vrij talrijk, bedond uit verfcbeide S^.'£*S£ aanzienlijke familiën, de mannelijke Hoofmcr mij uit Babel oP- d beijepen een getal van 1496 per- togen , onder het lv>- r ningrük des Konings foonen. — 15 — 32. Wij trokken op reis Artufaeta. ■ _ ^ ^ eerfb rustplaats ? daar wij ria- «S'^'ftiwniT. aérè fchikkingen maakten, was aan de ^iA^Biara in Asfijric» bij de ftad Abana D'vër.: van de km- waar een zoort van mondering hield, deren^yan DAV.D , ^ ^ ho£ g^g bet vs. 3. Van dekinde , der j^evieten ware , drie dagen rer, vanSECiiANjA, .. ,~ r van dc kinderen van daar vertoefde, waarop wij aan dt Ifmèt 'hem™ren; viettfckè familiën bericht afzonden , en bü genacht-registers b::zonder verzoeten om bedienden uit cerekent aan mans- "j perfoonen , honderd de Nethinim, dewijl men daarom voor envs." 4.'gVan de kin- den Tempel - dienst benoodigd was. — deren van Paiiatii- l0iöónÈtvaEnHOW^ S en met hem tweehonderd mansperfoonen. vs 5 Van de kinderen ZechaNJA ,. ... de zoon van jAHAZlëL ; en met hem driehonderd mansperfoonen. vs. 6. En van de kinderen van AraN. f™ dc zoon van Jonathan; en met hem-vijftig mansperfoonen. vs 7 En van de kinderen van Klam, IesajA, dc zoon van Athalja, en Lt Wem zeventig mansperfoonen. vs. 8. En van de kinderen van ICdiatia, ZebAdja , de zoon van Miciiacl: en met hem tachentig mans^foonen vs. 9. Van de kinderen van Joab . Obadja, de zoon van li-mei • en met hem tweehonderd en achtlen mansperfoonen. vs. 10. bn •vin 'de kinderen van Sp.i.om.th, de zoon van Josiphja ;.... en met hem honderd en zestig mansperfoonen. vs. n. En van de kinderen van Be«ai ZECHAkjA de zoon van Bebaï; en met hem achtentwintig mansnc foVrcn vs. 12. Van de kinderen van Azhad, Johanan, de zoon Siri Katw ; en met hem honderd en tien mansperfoonen. vs. 13. En 1 ce uarïte kinderen van Aoonikamwelker namen deze waren, Fi ir-ueift, feguïl en Semaja ; en met hen zestig mansperfoonen. vs iI En van de kinderen van Bigvaï. Uthaï cn Zabbud; en met hem 'zeventig mansperfoonen. vs. 15. En ik vergaderdeze aan de rivier , Itande naar Abava, cn wij legerden ons daar drie dagen; toen lettede fi «o het volk en de Priesteren , en vond daar gene der kinderen vm Levi. vs. 16. Zo zond ik tot ËLlëZER, tot AiuëL, tot Semaja, I, tot 'elnatiian, en tot Jarib, en tot Ei.nathan, en tot Natiian, pn tot Zacharja , en tot Mesiuxam, de Hoofden; en Jojarib, en tot TimaTHAs, de Leeraars, vs. 17- En ik gaf hun bevel aan Im>o,het Hoofd in de Plaats van Sasipiija; en ik leide de woorden m hunnen mond om te zeggen tot Iddo , zijnen broeder, [en] de Aethnm«in de plaats van Casiphja , dat zij ons brachten dienaars voer het huis van onzen Elobim.  van ESRA. Ho o fdd. VIII. 53? Wij zagen hierin al weder de goede vs. l8. E Zijbraenhand der Voorzienigheid , wij vermeer- Jf" ?ns» naar dc 8°e" 0 ' J de hand van onzen derden ons toen weder met een zeer Elobim over ons, ec- , . r . o •• nen man van verllaud, bekwaam Leviet 6 C HER EB J A , met Zijn van de kinderen van familie, maakende 18 perfoonen uit; nog "i^vi /denloon eene andere familie met hun Hoofd bijna van fe*A8i$ namelijk „ . Scherebja , met zijne zo lterk; bijzonder was aan ons verzoek zoonen en broederen, voldaan omtrent de dienstbaaren , onze achtien; Karavane werd met 220 Nethinim ver- ^^^'J^^T*fterkt. — Bij gelegenheid van dat ver-sa ja, va» de kinderen 3 ° 0 van Meisari ; [met] toeven verordende ik voor de Karavane zijne broederen, en ... humie zoonen, tvvin- ecne plegtige dag om voorlpoed op den- tig; zeiven voor eene verdere reize te verzoe- Vs. ao. En van de ken; want fchoon de Monarch ons gee- en^dê^Voröe^Ten ne foldaten tot dekking der Karavane dienst der Leviten gegeeven hadden , zou geweigerd hebben , wilde ik daar tweehonderd cn twinnogtans niet om verzoeken, om dat ik $ gehemd mij voor de Vorst zo dellig uitgelaten w»eMen. had over mijn vertrouwen omtrent de dJr' eén ^"en^uit Godheid en het beveiligen van de Zij- aa" de riv!er -Abav*, a op dat wij ons ver- nen, en het drafTen van hun die zich oonmoedigden voor n... . , , ,. , . het aangezicht van on- verzetten. — Wij vierden dan dien dag in Zen Elobim, om van de uitkomst bevestigd dat onze bede ^ ^ZZT^o'r verhoord werd; ik maakte nog andere ons> en voor °nze r , ., , . . _ , kindertjes , en voor Ichikkingen; aan 12 aanzienlijken del- aiie onze have. de ik ter hand de kostbaarheden mij in fc^md2e2ra^n de» bewaaring gegeeven, zo in getal als in ge- Koning een heir en , ., , D ruiters te begeeren , wigt, t zilver bedroeg650 talenten, 100ta- om ons te helpen van den vijand , op den weg : om dat wii tot den Koning hadden gefproken , zeggende : de hand van onzen Elobim is ten goede over alle, die hem zoeken, maar zijne fferkte en zijn toorn over allen , die hem verlaten, vs. 23. Zo vastten wij , en verzochten zulks van onzen Elobim; en Hii liet zich van ons verbidden, vs. 24. Toen fcheidde ik twaalf uit van de Overften der Priesteren, Scherebja, Hasabja, en tien van hunne broederen met hen. vs. 25. En ik wocg hun toe het zilver, en het goud, en de vaten, zijnde de offèring des huizss van onzen Elobim, die de Koning , en zijne Raadshceren , en zijne Vorftcn , en gansch Israël, die 'er gevonden wierden, geofferd hadden, vs. 16. Ik woeg dan aan hunne hand zeshonderd en vijftig talenten zilvers , en honderd zilve- Ll 2  5s2 Het BOEK ren vaten in talenten, lenten aan goude vaten, behalven nog tenten:Ul' h0nciC1'Cl'ia" 20 bekers, en 2 keurige vaten van bet vs. '27. En twintig bestc iCOper; bij de overgifte zeide ik, goude bekers, tot dui- r ' . ... i„„„. zend drachmen; en dat het hen best voegde die zo Jange End VSVZ*te bewaaren, tot dat ze in handen van begcerb'k ais goud. , Priesters gegeeven werden, — wij vs. 28. En ik zeide v"- » » tot hen: gij zijt J'- verreisden daarop en kwamen zonaer vaten xttn' heii^/oÓk belemmering te Jerufalem , rusteden drie de dagen uit. 33, 34- Op den 4de dag be- ?«»«•»>', nwer vade- g0rmcn wij ons werk met de overgaave rCv,f^!"wa»ta, en der kostbaarheeUen. 35, 3& Vervolgens hropweegt'Tn" de offers, voor onze die vrij woordigneid van de a-inZjenlijk was, getlagt, — de konirig- Ovcrften der Trieste- J . ■ \. ■• v u.„J„rf ren en leviten , en iijfee bevelen aan hun dien zij verphehteden &nVC/^/,^ overhandigd, en door hun ook naar de jerufalem in de ka- voordeele uitgevoerd. meren van Jehovah s ltLI-k- vs.'S30. Toen omringen de Priesters en de Leviten het gewicht des zilvers cn des gouds, en der vaten, om te brengen te Jerufalem, ten huize van onzen Elobim. vs. 31. Zo verreisden wil van tic rtmik, ™ op den twaalfden der eerfte maand, om te gaan naar Jerufalem; èn'de hand van onzen Elobim was over ons. cn reddede ons van de band des vijands , en des genen . die [ons] lagen lelde op den weg. vs 3° En wij kwamen te JeruWem, en wil bleven daar drie dagen, vs 33.' Op den vierden dag nu wierd gewogen het zilver,,_en het goudI, en de vaten, in 't huis van on/.en Elobim, aan de band van Mf.reMOTH, den zoon van Ur.a, den Priesier, en met hem Eleaza, de "oon van PiNEHAS! en met hen jozabad de zoon van Jefcbua , en N ADta de *oon van BlNNUÏ, de Leviten. M. 3+-. Naar 't getal, gewch van dien allen; en het ganfche gewicht werd ^r "We . d nneefchreven vs. 35. [Enj de wechgevoerden, die uit de gevangen s Xmèn wa e„, offerden Jden El.bim van hraU brand - offeren , twaalf varren voor gansch hraël, zesennegentig rammen, zevenenzeventig lamme, en waaTf bokken ten zond-offer; alles Jebovab ten brand - offer, vs ,6'mar\ia gaven zij de wetten des Konings aan des.Konings Stadtoutts en Landloogden aan deze zijde der rivier, en. zij oevorderdca liet volk, en het huis van Elobim. IX. HOOFDDEEL. TTV vs. ï. ais m, deze i _ 3. L/och de wezentlijke moeje^e"JdenndedVor- üjkheéden kwam eerst aan bij gelegenrten'tot mij toe, zeg- ]ieid, dat de overheden mij verdag deeÖ; end'e" den van den toedand des daats, - de ;iIli\üe\lfg^dcrt3hoofdzWaarigheid ontflond uit de huu-  van ESRA. IIoofdd. IX. 533 welijken met de oude landbewooneren, Van de volken dezer eene gemengde hoop uit natièn , met landen, > naar hu,n.ne. ö *> 1 ' gruwelen; [namelnkj welke wii zoortgelijke verbintenisfea niet der Kapa.amiep, der J , , , Iletbiten, der Pbere- mogten aangaan, en het geen deze zaak 2ir«», der f/upt**% nog te moejelijker om ze te dremmen maak- ^tuSSTaa £g"te, was, dat de aanzienlijkde in zoort- '™nereu en der A""~ gelijke huuwlijken aantegaan de voor- vs.' „, Want zii heb. gangeren geweest waren: — op dit be- bcn van luinne doch- 7 r leren genomen voor richt was ik zo getroffen, dat ik voor zich zciven en voor 1 „ i ..... hunne zoonen, zodat het oog van de vergadering met alleen zich vermengd hebben mijn opperkleed fcheurde, maar uit die- ^'^ff^ Tmpe neerllagtigheid de hairen van het hoofd den; ja dc hand der .... Vorften en Overheden en baard uittrok. 4 —- 15. Ik deed dit ;s ae eerfte geweest om openbaar mijn ongenoegen te kennen 111 deze ovcm'L'dms- J ; , ° , vs. 3. Als ik nu te geeven, en het was van dat ge- deze zaak hoorde, .wenscht gevolg, dat al ras alle ware gg* enk eerbiedigers van den Godsdienst zich ma,ltel » f'\ ik .'.rot van bet harr niunes aan mijn huis vervoegden, cn mij 011- hoofds en mijnes dcrhielden, doch ik bleef neerdagtig en ne"^ verbaas™ zonder veel te fpreeken zitten, tot dat vs- 4- Toen verza- r » melden zich tot mij het tijd was om in den Tempel het aiie, die voor de , ... n , ., woorden des Elohims avond - offer te pntfieeken, toen greep ik van israïi beelden , moed, en daar het mij wegens de te- ZctZZI»-^ kens mijner treurigheid niet gcoorlofd ik Weef verbaast zu- . ten tot aan het avond- was 1 empelwaards te gaan, viel ik op oifer. dat tijddip op mijn knieën en bad vuu- rig en plechtig in bijzijn van de omdau- & ,°p u]ï «to* be" 01 0 -' J drukiheid, als ik nu ders dus: Opperheer! mijn eciiiglfe toe- mijn kleed en mijnen , . -/-lij mantel gefcheuit had ; vlugt, - verlegen, ten uiterde beroerd, en aj b()0g mil op durve ik mijn oog naauwelijks hemel- ^^Vanden^jilt waards te fiaan.de dandmijner natie even- tot Jebovab , mijnen wel grielt mij — onze ongeregtige bednj- vs. 6. En ik 2eide: ven zijn op nieuws gedegen boven allen JSSww' w'^wr root , om mijn aangezicht tot u op te heffen , mijn , Elobim: want onze ongerechtigheden Ztja vermenigvuldigd tot bovui [&ns] hoofd, en onze fcliuld ik gioot LI 3  53+ Het BOEK geworden tot aan den maat, het gevolg daar van Uwe wraak vt.7. Van de da- dringt door lucht en wolken hcenen, gen ' onzer vaderen W£i^ een fcbuld ftond 'er van onze t'e'Vehuid^öt'ofde- voorvaderen af, bij U reeds niet open; vooroordeelde misdaadigers kwamen heden overgegeeven, jaarom onze Vorften, onze Geeltelijken wii, onze Koningen, . . [en] onze Priesters, in de boejen der overwinnaren, van alKoningen'dcr Tanden! les beroofd, en diep verneedcrd, en nu in zwaard, in gevan- , eenipe verandering door Uwe ontgenis , en m roof, en o ° in fchaamte des aan- fermende goedheid kwam , nu een over- fefdeze'n dage. ? blijfzel uit de verwoesting gekoomen is, alsVSèen tóÖ nu eene eigene wooning in het land U gewik, eene genade ge- we;d, ons geworden is, nu onze tranen fchied van Jebovab 70 onzen Elobim, om verminderden , en wij te vrolijker uit- overteCTatenfe°nTngs zkhtetl bekwamen doof de VCrligting eenen nagel te geven wei],en wjj gevoelden ill Onzen dienstin zijne heilige plaats; J ö . , , TT om onze oogen te baren ftand, waarin wij zeker door u zo itlimTèn om°öns gunftig behandeld zijn, en Gij uwen ingeven'^n IzeTenst! vloed op de harten der Vorften zo kragbaarheid. t]v getoond hebt, zo dat zij ons voor een vs. o. Want wij 0 & ..... zijn knechten; doch groot deel onze vrijheid te rug gaven, ons veroorlofden den Tempel weder te Hm niet veriaten ; bevn-eiien ■ Cn Vaderland en hoofdllad wemaar Hij heeft wclda- ' „ n ,„ digheid tot ons ge- ^er in ftaat van tegenweer te ltellen, gtfchtVlr Koningen hu hebben wij helaas in plaats van Uwe van Perjien, Am: Hij ft te beantwoorden, ons met alleen ons [een weinig] Ie- g""1"- » vens gave , om het aau overtreding Ichuldig gemaakt, maar »m ,rvcr0hogCenfen aan zulke zelfs, waar tegen Gij ons door „et rive^or'^rcch- achtbare mannen zo ernftig liet waarfchuutcn, en om ons eenen wen erl zo veel te rechtmaatiger daarop tuin te geven in Juda " . en te Jerufiiem. aandrong, daar de oude bewooners van zunen'wif"eggènr0 KanaaH met zulke zeeden befinct waren, Dn7cn Ehbim. na de* .. . , zen' want wij hebben uwe geboden verlaten, vs. 11. Die gn geboden had'door den dienst uwer knechten, der Prop hete n , zeggende : het and daar gijlieden in komt, «tri dat te erven, is een vuil land, door de vuiligheid van de volken der lauden ; om hunne gruwelen, waar  van ESRA. Ho o fdd. IX. die een volk onteercn , ja daarin boven an- deren uitftaken , en algemeen die pleegden, einde tot het ander . , . , , , , , .--i einde, met hunne 011- hierom wilde Gij met dulden de huuwiijken ,.einllcia. der hraelkren met hun, want in plaats n^w'e%ehtere«w« van voordeeleu zou ons dat deelgenooten geven aan hunne zoo- .. nen, en hunne doch- maaken van alle die rampen, weiken wij teren niet nemen voor . . TT i, . „ uwe zoonen, en zult ■ als uitvoerers van Uwen wil hen mors- luinnen vre.le en bun ten doen ondervinden, terwijl wij getrouw niet zoeken, tot ' in eeuwigheid; op lat blijvende voor ons en ons kroost het aan- gij fterk word, en het , . , goede des Luids eetet, genaamde welvaaren ondervinden zou- eB uwen kinderen den, - maar ach daar ons juist om dat tot in ecu- trouwloos gedrag ook al mede zo veele vS. 13. En naar »i- n-. les uat over ons ge- rampen getroffen hebben, en uij alleen komen is, on> onze eene volkome ondergang verhoed hebt, weri^e,, om nu 'er verandering is, misbruiken wij om dat gij, t m* <*■.-■■* ... Elobim , belet hebt , Uwe goedheid, zo dat wij tot cue oude [dat wij niet] t'onder dwaasheid vervallen zijn, — door huuw- gerechtigheid!'en hebt lijken met de afgodifche bewooners zijn w^e^e^"*^« wij aireede verbasterd; — billijk was vs. 14. Zuilen wij ' j j-, nu wederkcercn om het indien Uw ongenoegen daarom dit uwe Bcbüden te verkleene hoopje volks bij een gezameld nu £ weder verdrooide. Ta Jehovah, dit doen- volken dezer gruwe> J .. len ? zoudt gii niet de moeten wij U nog vrijpleiten en ons tegen ons toornen tot zeiven belchuldigen, - Uw oogmerk was ^biijfÖ zo vaderlijk, wij fmaakten 'er de eerde noch omkoming zij ?- ........ vs. 15. o Jebovab, vrugten van , veranderd Gij dit in bit- Ehbim van hrM, , . , .. , itt 1 ^ gij zijt rechtvaardig, terheid, wij zuilen dan noch Uwe recht- want wij zijn over. vaardigheid roemen , - maar ach zie op °»*| ons met een genaadjg vergeevend oog, dezen dage : zie , . , 1 ., wij zijn voor uw zo Gij nchterhjk op ons wilt agt geven, sMjtezrcht in eW is hst met ons gedaan, - 'er zijn geen |^^vSSj gronden tot verfchoning, - onze mis- aangezicht zou kurtö . nen bcft.uui, om zulks. daad vliegt ons in het aangezigt, ze is openbaar. LI 4  536 Het BOEK X. HOOFDDEEL. Tpv vs. i. Ais ezra zo i—9. JL/it gebed met de oprechtfte bad, en als hij [deze] , . , • j j- n_ beieidcnis deed, wee- belijdenis, onder traanen in de diepfte sTobfmsC hiiis'ChiieTer- hdttdingi, met het aangezigt naar den werpende, verzam.i- Tempel kon niet anders uitwerken 011- zich tot hem uit Israël , , ,, , , . , ceue zeer groote ge- der de omltanderen dan roering , wel'eSveTerS ke van oogenblik tot oogenblik vermeerren , want het volk derde; van tijd tot tijd lchaarde 'er al weende met groot ge- . J ween. meer volk bij" een; mannen, vrouwen, kinderen, waren door den anderen gewoTrd^ sJcifrNjAdë meilSd> elk lcheen met den trouwhartizoonvanjEinëL, [een] gen man even aangedaan, — eindelijk van de zoo en van , . Ei-am, en zeioe tot trad een uit de omdanderen nader toe, Ezra.: wij hebben 04 o ■ '._./.„.. „ ri i- i- vertreden tegen onzen 6 ECrfANJA namelijk, die LsRA 111- Eiobhn, en wij heb- ftetndë, dat hij billijk rede van bezwaar ben vieemde wijven ' J ■> van de volken des had over die gemengde huuwiijken, lan is Tbij ons! doen i . , ... ,. , wonen : maar nu, maar dat het nog tijd was, die zaak zo tr'aeil" dezen aaT veel moogelijk te herdellen, en dus gaande. verdere wanorder voortekoomen. — liet kwam hem voor, dat het eenige middel vs. 3. Laat ons dan , . . , , nu een verbond ma- dit was, plcgug te belooven de vrouÏ2,™lwiYMeb\iï]wen en dc kinderen, uit zoortgelijke - wijven, en wat van huuwiijken van zich te verwijderen , nahen geboren is, zul- 1 , . . len doen uitgaan,naar der den wil van hunnen Heer hierin afe fS.., golfen wagtende, hoe met haar te handelen; die 'beven voor het a]ltcn van hunne z]]Óe met dit bcdllit, geboo van onzen EU- J ' Sim : en laat 'er ge- hun ontzag voor het gebod van hunnen daan worden naar de „ , , ' , , .. , , , „ . Wct. 0°d betoonende, hij voegde er ten bellui- tc bij, en gij waardige man! draag zorg, vs. 4. sta op, want tjat (jeze belofte nagekomen worde , deze zaak komt u . toe, en wij zuilen verander ze in een wet, dit kunt gij met u zijn, zijt fterk, , ... . .. , , ,. tn doe bet. doen, en gij hebt den bijdand van alle rechtgeaarte overheden in deze zaak te vs. 5. Toen ftond wagten. — Esr a Hond ten vrij be- LzuA op, en deed de a Overften der Trieste- daard op en begaf" zich naar den raad  van ESRA. IIoofdd. X. 537 der geestelijken in een der voorvertrek- gans'chd%^"f"z^ee" ken des Tempels, om daar den voorilag ren, te zotten doen . iii- i naar dit woord, en te doen; hij vond toen gelukkig gehoor, Zlj zwoerei,. elk deed den eed zonder aarzeling; deze vs. 6. EnEzRAftond goede beginzels moedigde hem aan, hij £P ™ beaaf zich toen naar den opvolger van kamer van joiunan, ö , den zoon van Elja- den Hoogenpriester, om met hem te SIE:ais hij daar kwam, overleggen, hoe in den burgerlland de|eVZeV, uitveriim- op de gelukkigfte wijze te be- want hij bedreefrou- ^ 1 ° J we over de overtre- koomen; daar vreesde hij meer tegen- ding der wechgevoerliand, en dit maakte dat hij aanhoudend Aen; , , ■ i . i • vs. 7. En zil lieten vast- en treurdagen hield over deze mis- cene flera doorgjan flap, tot dat de beginzelen van herftel uf'de opluikten: — eindelijk werd een bevel kinderen der geyau1 .... gemsle , dat zij zich uitgebragt, dat de ganlche natie m hun- te jerufalem zouden ne familie-hoofden genodigd werd naar verzamelen, de hofftad om een zaak van het uiterfte „:tö*k^%* dfiV gewigt, tegen drie dagen lanter; met bijvoeging dat al die agter bleef volgens het be- Ouditen, alle zijne ha- , i ■• • «A i • ve zoude velbannen fluit der Landvoogden en burger - Overhe- zijn; en Mi zelfs zouden, met verbeurd verklaaring zijner goe- £ «CX deren zoude gedrald worden, zijn bur- wechgeyöe.rden. eerrecht voor altoos verliezen, — den w 9- Toen verza- o _ melden zich alle man- 20(te van de cde maand was die uaatige nen van j,„ia en Een. . i ■ jamin te Jerufalem m dag daar, toen allen op het voorplein {iüc dagc-f,. jjet was van den Tempel bij een kwamen, § .^XtWtTs\ men zag veel aandoening onder de de maand: cn al het . .. 1 . . . volk zat op dc ltra.it meemgte in diepe necniafftigheid , tot Van Elobim! huis , dezelve bragt ook veel toe de aan- «™f ™c|£g houdende regen , die hier in dces plasregenen, maand gewoonlijk valt. io, n. Esra ■ vs- \°-T1T°en ftond D J • Ezra de Priester op, fprak de bijeengevoegde meenigte aan: — en zeide tot ben :' ... .. e, . ,-, „ _ . gijlieden hebt overtre- gijl. allen zijt hier verlchenen, om met dcn ? Cli vrcemdc, W1]. uwe tegenwoordigheid te bekennen, uwe ££S«j wandaad omtrent de huuwiijken met te vermeerderd. LI 5  538 Het BOEK ts. n. Nu dan, vreemden, waar door de bekommerüjke doet Jebovab uwer . ' , vaderen £/«*/»» belij- toeftand der natie aanmerkelijk bezwaard ttevanén^nVche" is; 'er is voor u niets overig, dan dat det u af van de vol- „:: 0„ uwe belijdenis de zaak zo veel kendeslands, en van °J r , ' , ' , , de vreemde wijven, moogelijk hemelt, allen verkeer met de landbewooneren affnijdt, om voor verzoeking bewaard te blijven, en dat de gehuuwde zich hoe eer hoe liever fcheiden, overeenkomende de bepaaling van vs. ii. En de gan- onzen God. — 12 — 14. üe ganfche woorddeT-SeTde vergadering gaf hunne toeftemming , met luider ftemme: aan deze belijdenis en beloolde zich te naar uwe woorden , , , , , .. dus komt het ons toe zullen onderwerpen, maar voegde er bij, tevs?e"'3. Maar des dat de aanhoudende plasregens hen buivolks is veel, en het t ftaat fteiden, om daar langer bij een is een tijd van plas- , ,.. , , • regen , dat met hier te kunnen blijven, en deze zaak ten einefhêtf'geen weriï de te brengen; dat daar bij het getal IZ twee™ want'Tn- der gehuuwden zo groot was , dat zulks zer veie hebben 0- ine)- a]ieen in weinige uuren maar zelfs vertreden in deze '"j ' c , zaak. in verlcheide dagen met konde afgedaan onzeVotften\,érg°mh worden, waarom zij het best oordeelde fche gemeente [hier ^at aan de bijzondere overheden van el- over](laan,en alle,die -> in onze fteden zijn, Jten plaats de uitvoering mogte toeverdie vreemde wijven , . . j ■• 3 [bij zich] hebben , trouwd worden, en gedagvaard zijnde doen wonen, op ge- aang-ecjroiigen op het ontilag, en dus de zette tilden komen , «""f-.1- ' ö i j 0» en met hen de oud- ^volgen van deze misllap zo veel moo- ften van elke ftad, ' , _ en der zeiver Rech- gelijk was ontdekt , laten de Lanrtónï'afwcntnlebu-voogd en andere boog» Overheden doen tigheid des toorns van onderzoeken of de bijzondere richters onzen Elobim , om , , dezer zaken wille. hierin hun plicht waargenomen nebva. 15. Alleenlijk ben. — 15 — 44. Dit billijke voorftel lanAAsAUEL,eenZj°n vond algemeene goedkeuring : alleen jiazia de zoon van t jj d dorden zich hier tegen ver- Tikva , ftonden hier 0 over-, en Mefcbuiiam zetten, en werden gevolgd door twee* en Saübetiiaï de Ee- . . , viet, hoipen hen.j Levieten, die het met hun eens waren, —  van ESRA. hoofdd. X. 539 het'kwam evenwel tot befliut, en Esra j vs- En de kin- 1 , , , . deren der gevangenis- verkoor de leden, die over deze zaak m fe deden dus: en Ezhet bijzonder zitten zouden, deze ver- J£ mannende Hoofl gadering begon aanvang te neemen met den dcr, vaderen , fa & ö ö naar t huis hunner het begin van de maand; twee maanden vaderen, en zij aiie, , , 1-1 -j- bijnamen [genoemr.,1 verliepen 'er eer de egtlcheidmgen van fcheidden zich af, allen die gerekend werden onwettig ge- '«pA°f *» huuwd te zijn, ten einde waren : men de maand, om deza , , ' .... , n i zaak te onderzoeken. vond de huuwiijken onder alle Handen, vs. n. En zij volook onder dé Priefter-order, die de be- S^WSSfeSS loftcn deeden onder handtasting zich af- wijvc," lbij zich]1,ïd* ° den doen worten, tot tefcheiden, en een fchuid-offer van een op den eerften dag , ...... der eerfte maand. ram daar en boven wegens de belediging vs. is. iaP daar in hun post begaan, te zullen geeven, - onder de Levieten waren 'er ook die ren, die vreemde wijr. , , ,. i , . ven [bij zich] hadden fchuldig waren, onder de lsraelltetiejche doen wonen: van de werden ook de fchuldige opgegeeven, ]*oZT, de fcheiding gemaakt, zo wel van die, /«ne broederen, MAasEjA en Eliczer, en Jaiub en Gedalja. vs. 19. En zij gaven hunne hand, dat zij hunne wijven zouden doen uitgaan : en fchuldig zijnde [offerden zij] eenen ram van de kudde voor hunne fchuid. vs. 20. En van de kinderen van Immer, Hanani en Zebadja; vs. 21. En van de kinderen van Cbarim , MaSseja en Er.jA en Semaja en Teiiiöl en Uzia. vs. 22. En van de kinderen van Pashur, Eljoënaï, Maüseja, Ismacl, Natbanell , Jozabad en Elasa. vs. 23. En van dc Lesiten, Jozauao en Simeï en Kelaja (deze ;s Kelita , Pethacbia, juda cn Eliëzer. vs. 24. En van de Zangers, Ei.jasib; en van de Poortiers, Scballum en Tei.em en Uw. vs. 25. En van Israël : van de kinderen van Paros, Ramja en Jezia en Malciiia en Mijamin en Eleazar en Malciiia en Benaja. vs. 26. En van de kinderen van Elam , Matuania , ZacharjA en Jehiöl en Abdi en JeremoTH en Elja. vs. 27. En van de kinderen van Zattu, Eljocnaï, Eljafcbib, MathANJA en Jeremoth en Zabad en AziZA. vs. 28. En van de kinderen van Beeaï, jonathan, Chananja , Sabbaï, Atiilaï. vs. 29. En van de kinderen van Bani , Mefchullam, Mallücii en Adaja , Jasuu en Seal , Jaramotii. vs. 30. En van de kinderen van Pahat-Moabs , Adna en Cuf.i.al : Benaja , MaSseja , Matiianja, Bezalecl en Binnuï en Manasse. vs. 31. En van de kinderen van Cbarim , ELiëzEiï. , Jesja , Malciiia , Semaja , Simeom. vs. 32. Benjamin. Mali.uch , Semarja. vs. 33. Van de kinderen van Cbafnm, Mathnaï, Matiiatiia, Zabad, Eliphei.et, Jeremaï, Manasse, Simeï. vs. 34. Van de kinderen van Bani, MAiiDAï, Amram en (JéL, vs." 35. Benaja, Bedaja, Ciielüiiu, vs. 36. Man ja, Meremoth, Eljasib, vs. 37. Matthanja , Mathnaï en JaSsaï, vs. 38. En Bani en Binnuï, Simeï, vs. 32. En Sei.ekja en Natiian en Adaja, vs. 40. Maciinaöbaï , Sa.'Aï , Saraï , vs. 41. AzAREéi. en Selemja , Semarja, vs. 42. Scballum , Amakja, Jcseph. vs. 43. Van de kinderen van JNlbu,  Mo Het BOEK enz. Jeïel , Matto'tuja , vvelke kinderen verwekt hadden , als Zabad, Z'bina, |ad- „ , .... . . , . jjaï en joëL , Bena- welker luiuwhjk kinderloos was. ja. p . j vs. 44 Alle deze hadden vreemde wi'ven enomen: en l/.ommigej van hen hauden wijven, daar zij kinderen bij bewegen hadden. - Hoofddeel X. Het komt mij voor. dat hier meer door Esra geeischt werd , dan de Mofaifcbe wet in dien tijd vorderde ; 's mans icver is hierin te zien, maar door g..ede maaticgelen zon er echtfeheiding waren de nadeelige gevolgen misfehien voorge' oomen; ik geef dit Eichhorn, die hierover te onvreden is , eenlgzins toe ; denkt iemand hier over anders , begeert hii gronden om den icverigen Geestelijken te verdedigen, ham3lsveld zal in zijne Bijbel-verdedigd hen daar aanleiding toe geeven: dit is zeker dat die eetttfeheidingen aanleiding ge£i even hebben tot verfcheide ongeregelhecden en interften, die door den Profeet Maleachi in zijn Ilde Hoofddeel zo uitvoerig beftrafd worden, van 14—i? zijner voorzegging. De beftramng is duister, maar waardig nader overwon gen te worden.  INLEIDING op de BERICHTEN van N E H E M I A. J) e gefchiedenis, in deze bijzonderheeden van Nehemia, loopen binnen 50 jaaren af, zij zijn voor den Joodfchen ftaat en voor alle de hoogfchatters der geweide fchriften van belang; de inhoud is zo naauw verbonden met de Jaarboeken van Esra, dat men ouwlings beiden op eene rolle fchreef, en dus in de lijsten dier fchriften dit werkje geen bijzondere tijtel gaf. Het is waarfchijnlijk , dat Ne hem ia alles eigenhandig opgefteld heeft , fchoon 'er ook geen twijfeling kan weezen , of het een en ander is door een laater hand daar bij gevoegd, misfchien maar op den rand en door laatere affchrijveren in den text gebracht. Eene proeve daarvan kan men vinden in het XII. Hoofddeel , waar men de lijst der Hoogenpriesteren vind tot aan Alexander den Grooten. Nehemia is Esra in het opperbewind van Pakflina gevolgd, een doorzigtig Staatsman zijnde, bo- veii  542 INLEIDING op ven Esra heef: hij aan den burgerfiaat veele voordeelen bezorgt , in karakter verfchilt hij aanmerkelijk van Esra: in zommige opzigten is hij wel minder, maar in anderen is hij dien geestelijken ver vooruit. Esra was in zijn vak uitfteekend, een geletterd geestelijke , met iever voor den Godsdienst boven allen bezield; de hoveling heeft van deze kundigheeden weinig of niets, zijn godsdienftig gevoel ftaat ook op verre na niet gelijk met dat van den Priester. Nehemia's godsdienftige fmaak fteekt boven dien zijner landgenooten uit, al heeft hij dat fijne en befchaafde gevoel van Esra niet; dat het godsdienftige in den besten fmaak zijn hoofdftudie niet is, kan elk duidelijk opmaaken, die zijn denkwijze omtrent de vijanden van zijn Vaderland nagaat , inderdaad te laag voor den verheven Godsdienst, waar van hij een beleider en voordander is : daar evenwel al te laag op te vallen, is 'smans leeftijd voor bij te zien. Niemeïer heeft dit zeer befcheiden behandeld; dat hij zijne vijanden het kwade toewenscht, terwijl hij in eenen adem zijne eigene verdienden roemt, is inderdaad eene zwakheid in hem , maar trotsheid kan ik daar in niet vinden; zijn iever door zwakheid aangevuurt, beftuurthem alleen , dan niet genoeg in zijne godsdiendige denkbeelden door hellere begrippen toegelicht; met een woord, hij is de hoveling met het goede hart , boven Esra vuurig in Vaderlandsliefde , en zonder daar van veel vertooning bij de menfehen tc maaken, maar in de grootfte bedaardheid cn ingetogenheid, fr.il werkdaadig; een man die zijne grootheid ten hove en de hoop tot bevordering in de waagfchaal field, om zijn Vaderland bevorderlijk te zijn, die zijn eige bezittingen , in het hofleeven gezameld, durft aantetasten , als het noodig is , die al de belooning, welke zijn bewind hem gaf, in zijn hofhouding opoffert aan het algemeen belang , en het geen ik altijd in hem bewonderde, weinig vertoning maakt  NE HE MI A'S Berichten. 545 maakt van dat edele Vaderlandlievend beftaan; toen hij aangekomen was in Jerufalem , liet hij zich niet pragtig inhaalen , maar komt zonder vertooning te maken binnen, en weet% van geen uitrusten, bezoeken te ontfangen , maar gaat met eene opmerkzaame ziel alles alleen opneemen, hoe voorzichtig; hij wil zorgen dat men al terftond niet met de berichten uit de hand van hun die tans het bewind ih handen hadden , te gelijk vooroordeelen mogt inboezemen, die hem fchaadelijk konde wezen , met een woord van de zeide van den burgerfiaat bezien is Nehemia een der beminnelijkfte , belangelooste menfchen, die men in den rang der volksbeftuurderen van verdienften vinden zal. Het  Het BOEK VAN N E I I E M I A- I. HOOFDDEEL, vs. i. De gcfeine- T- I )E aantekeningen van Nehemia denisfen van Nf.he- -* a. ■ j mia , den zoon van beginnende met het 2.0™ jaar der regee- S Ai'n de" maand ring Va.1 ARTAXERXES l O N Oim A" Chisieü, in't twintig-NtJS jn fet winter - paleis te Sufan, in fte jaar, als ik te Su- ' /;,» in het palcis was; den s^en maand van dat voor mij zo vs. e. Zo kwam ,. j cw«/, een van gedenkwaardig jaar, aanvang neemehde: ^uX^rllrlllk 2. Daar in mijn post zijnde, ontfing uit juda, en ik vroeg jj. cen bezoek van C II A N A N i met an- hen naar de Jooden, .. ., j _ die ontkomen waren, dere landseuooten , die ik oiulerviocg ^vaTgdeblS"-naar den toedragt van zaaken in mijn nisfe) en naar Jent- Vaderland ? — 3. Het andwoord was v" s. En zij zei- Voor mij alleraandoenlijkst; de toeftand ^Me\üeneidiedva°nVd" mijner broederen was deernis - waargevangenisfe daar m ■■ waren van hunne iiabuuren 't landfchap zijn o- a ' j vcrgebieven , zijn in yeragt, woonden in een ftad waar men verfmaadheidV cn"f/" meer ruïnen van oude pracht danlwelfctuT,ëXrepoVoT-"vaaren zag, in allen opzigten zag het ten zijn met vuur ver- 'er 1T]et ^e nieuwe volkplantig treurig brv"d'4. En het ge- uit; — 4 —n. Dit trof mij zo zeer, SSto'&S-ïlS dat van dat oogenblik af dc hof-pracht,  van NEHEMIA. Hoofdd. I. 545 ja, al mijn genoegen geweken was; ik zat ik neder, en ween* werd diep moedeloos , hield bede- en [«n^j.^mj'tóS vasten - dagen, onder anderen fmeekte ik T]sa vasteiul'e ei! bid- ° clende voor lier aange- tot den hoogen God met een vloed zic,it tii;s Ehbims van , .. dep hemel. van traanen, eenmaal op deze wijs: — k 5. En ik zeide Jehovah,. hoogde Godheid, ontzaphclij- Jfr^&tjJflWj} ke Majedeit, die Uwe grootheid door |T°™e en. vreeslijke liefde , goedgunftigheid en trouwe be- bond en goeabniéfenkend maakt aan allen, die zo veei eer- ES ^tstn', « bied voor U-hebben, dat zij zich op ïl,ne 8*H°dèh houden. , r - j tt l r vs. 6. Laat toch uw gehoorzaamheid aan. Uwe bevelen toe- oor opmerkende, en leggen, mogr .Gij dat beftaan hebbende öm Tl"-%ZT>1 dan . nu gundig gedenken de verzoe- ^dht, dat" ik heden ken, welke ik tans voor U breng, fchoon dag en"St' ik zulks bijna onafeebroken in mijne voor de kinderen van J ' Israël uwe knechten; overdenkingen - doe, ten behoeve van en ik. doe belijdenis mijn land , waar alles zo treurig gefteld £[nederde* Ejf*;^ is; — ik beken , rechtvaardig heeft die wij tegen a ge' ' zondigd hebben; ook mijn volk zulk een lot verdiend, ik en ik en mijns vaders .... .. ' . 1 ij. •• huis, wij hebben ge- mijn huis ziju geenzins onlchuldig vooi zond'igd s U, niets onrechtmaatigs overkomt ons ^J^gl^gg dan, wii hebben Uwe bevelen verracht, u verdorven; en wij ■ J , j hebben niet gehouden Uwe fchikkingen en gebruuan door dc geboden> noch da het beduur van Mos es ons opgelegd, jj** verwaarloosd. —. Doch door die zelve knecht Moses gebo- . den hebt. mond hebt gij ons doen bekend wor- Vs. 8.' Gedenk toch den, dat als. wij ons zo fchuldig gemaakt £Wen"cht hadden, dat ballingfehap ons lot worden geboden hebt, zeg- 3 01 - gende : gulleden zult zouden , en wij dan berouw vertoon- overtreden , ik zal u " , , , „ onder de volken ver- .den door onze daaden te veranderen, ftrooien. ons met ernst en getrouwheid op den ^ Godsdienst toeleggende, Gij ons dan mijne geboden nou- , den, en die doen; al in het Vaderland terug zouut voeren , warcn uwe verdrev*. daar zelve, waar Gij beftendig de te- SSf 'l^val .kens van Uwe tegenwoordigheid. zo P* verzamelen, ea V, Deel, Mm  Mfg Het BOEK zaïze brenger, tot de piegtig hield. - Wij zijn getuigen van 2?hibfom mllnen deze toezegging, Uwe onderdaanen , naam daar te doen xjwe beguhftigden, zo verre door Uwe "vsTo' zü ziin toch bijzondere invloed gered; - dit geeft SS^&^SZ^ hoope, dat Gij op mijn aandrang, K 'door uwe groo- en op die van alle waare liefhebbers uvvfueÏKe' hu/00' van den Godsdienst, verademing fchenken J' JZ\$k£trzM zegen mijn voorneemen tot Wet opmerkende zijn oP ^ des lands, laat ik bij hem , dien fe^f.en'V'fe'ik bedien een gunftig en' gevoelig hart SS t'mijwaards vinden. «-W'J"en"doe het^oéh uwen knecht heden wel gelukken, en geef hem barmhartighe;/C;0J,rChe£UIngcZicht van dezen man: Ik nu was des Konmgs Su.-..-*. „ II. HOOFDDEEL, vs. i. Toen ge- 1 — 3'. O c h oon ik' 'sKonings fchenker /"inl was, verliepen 'er wel 4 maanden, eer ik "twintigfte jaar des Ko- recht gelegenheid bekwam om mijn verzoek ningsJfr/4/r/ïrfrt, [als ° & J 'er] wijn. voor zijn aan den Monarch te doeii. Het was op Tatf wijnVopnatn3, && tijd, dat 'er ten hove eene pragtige en gaf [hem] den Ko- ^o^jMj zoudü zjjn cn net tevens' mijn nir : nu was ik nooit J . J ' J treurig geweest voor ^0W;« ry-as om den Vorst te bedienen; ik .zijn aangezicht. oven.jjiae den lustigen Vorst den beker, met een gelaat , het welk de tocdand vs. 2. zo zeide dc van rnjm ziel uitdrukte , daar hij mij Koning tot mij: waar- ; , , .... om is uw aangezicht eewoon 'was vergenoegd en vrolijk te w^nk zien-viel ziJn akri^ &elukkis °p mii' ;ïs niet dan treurig- vrncs mij, wat mij deerde, daar ik niet ■heid des harten: toen 5 ■>' J . •vreesde ik gansch ziek icheên te zijn, maar meer het uitziclit had van iemand die zich inwendig kwelde? — ik ontftelde op die vraag, vs. 3. En ik zeide bekommerd of ik mijn zaak wel gun- tpt den Koning: de {y tónde voordraagen, evenwel ant- Koning leve in ceu- o o 7 ■wigheid i hoe zoude vroordde ik tcrdond : lang leeve onzen min aangezicht niet _ \ , treurig ziin, daar dc Monarch! — die mijn ftahd zo geno*.  van N E H E M I A. Ho ofdd. 11. 54?. geluk maakt : Edoch ik bemin ook miin ft» d« p'aats der „ „ , . , , , , begraaffeuisfca mijner Vaderland zeer, en helaas I de toe-vaderen, woest is, ftaud van het zelve , waar ik zo veel y^LK*^?' familie heb , waar de beenderen mijner voorvaderen rusten , in de deerniswaardigden toeftand,' het treurig gedenkteken van brand en vernieling* — 4—10. Wel ys. 4. En de Koning nu , hervatte de Vorst , wat wilt gij SS£j^^™£| toen daarmede zeggen , wat hebt gij voor ^ jj^01 fMf»vai1 uwe landgenoten te verzoeken 'i nu kwam het 'er op aan , onder een ftille zugt vs. 5. En ik zeide tot God om wijsheid en kloekheid, ver- het del?i^nin/'gosd zogt ik toen met aandrang om de en zo mv P 0 knecht voor uw aan- vrijheid, van een wijl naar mijn gcboor- gezicht aangenaam is, „ , „ ... .„. d»t gij mij zend naar te ftad te gaan , en met zijn bewilh- j»da, naar de ftad ging de opbouw van de ftad uittevoe- ^ner ^jgggffg ren, zijne gunde t'mijwaards, zo veele ikze bouwe. jaaren bewezen, maakte mij zo ftout in .. . „ vs. 6. Toen zeide mijne verzoeken. — De Koning nevens de Koning tot mij, zijne begunlligde Gemalin zittende, die tm°tt: Toe hem waarfchiinlijk aanvallig toelagte, lan§° zal uwe "is a wezen , en wanneer rltans mij genegen , vroeg toen , hoe zult gij wederkomen? , ■• 1 •, j i- 1 j en het behaagde den veel tijds ik daar toe noodig had, enKoning, dat hij mijhoe lange ik begeerde van mijn post *™'n> ■verwijderd te zijn? — ik beantwoordde dit vrij onbepaald en nam het ruim , het vs. 7. Voorts zeide r, . . j , , ik tot den Krning: naauwde niet noemende, hierop bekwam Zo het den Koning ik vrijheiden verzogt toen van den Mo-4°f brd£vcn' narch om brieven van voorfchrijving de Landvoogden aan T . . . . , gene züde der rivier, aan de Landvoogden, 111 den omtrek datze mn overgeiei- van mijn Vaderland het bewind voe- f -rende , om zo veilig en onbelemmerd in het zelve te kunnen koomen, bijzon- br7s- *n der verzogt ik aan den beduurder over bewaarder van den ° . Insthef , welken de «e boschaadjes in den ltreek van den Koning heeft-, dat wj Mm 2  548 Het BOEK mii hout geve, om te Libanon, een brief, op dat ik de vrijt:»ttn %£T& h"d mogt hebben, zo veel hout te laa- & TtSSLXimten vellen> a,s ik tot den ?T*tf tot het huis, waar ik ae openbaare gebouwen van Jerujulem Korueugkegafzè: mif! noodig had, en voor het paleis van den "an mtjnen^S Landvoogd, het geen ik betrekken zouover mi> de ; door het gundig beduur der Voorzie- vs. 9. Toen kwam ' ., , r'i. -s • -„ ik tot de Landvoog- nigheid verkreeg ik deze voorichrijvmgsde^rivtër^gafÜun brieven al fpoedig, en begon mijne reide brieven des Ko- „ . zoara jjc 0Ver den Euphraat was, nings: en de Koning v _ .. . hadOverftendes heirs, gaf ik de brieven van voorlciirijvmg gëzonUoénr.Cn ",et over aan de Vorden, tot dien oort toe s^^ll". l^d mij koninglijke ruiterij tot beveilinittr , en Tobia de p-jnar gedekt: ik ontdekte weldra , dat Ammonitifcbe knecht, ö ° D , • , j u- [datj hoorden, mis- mijn voorneemen hen mishaagde ; hij gr'oofmunagen1, X moest laag van ziel wezen, die in aan'er een .mensen ge- jen verheven, belang kon dellen in dat komen was, om wat ' ° ... , goeds te zoeken voor voik, zo haatehjk voor zichzelven leven- de^ kinderen van h- ^ ^ m]- evenwcl nietS vs. n. En ïk kwam • _ IT_20. Jk kwam dau te >»ƒ»;«»>, cn was wlibcicii. „,„„ daar drie dagen. gelukkig in de hoofddad aan, vertoonmaVaktcI2ik *raij des de mij in de eerde drie dagen niet, ea Se "niJeVm" maakte de noodige fchikkingen in mijn tniii en ik gaf genen post; _ eer het rugtbaar was , ging ik menfche te kennen , r ' . .. •_ wa" mijn Ehbim in met eenige weinige vertrouwlmgen , m S8§ omaan^S den avond, de toedand der dad opneeUm te'doen; en daar •• gingen 0m zo veel te minder •was geen dier met ' j j o o mii, ais bet dier, daar nadenken te veroorzaaken allen te voet, ikvsP 3?:En ik trok ik alleen reed; ik ging de Dalpoort uit D,1ftnf,hten°vooï tot aan de Mistpoort ; ik betaste het bij de Draken-fon- muur-werk in den brand daande geMisTpóort, enikbrakddeeven., maar deerlijk gefeheurt, de y4r«^/«^we7ke-ve" poorten zag ik dat verteerd waren, wat fcheurt waren, en ha- jiet houtwerk betrof , ik vervorderde re poorten met vuur . verteert. mijn wandeling van de Fonteinpoort tot  van NEHEMIA, Ho o fdd. II. £49 aan de koninglijke vijver, doch daar wa- vs. 14. En ik ging ... . , voort naar de Eontcin- ren de puinhopen nog niet opgeruimd; ,10ort, en naar des daar Zag het 'er treurig uit , ik kon ptS geen voeddap verder , ik doorwaadde voor her dier, om , , , •■ • 1 onder mij voort te dan de beek met de vijver vereemgd, gaan. van daar weder zo ver ik konde alles opv^dés5'nTdusf'door beziende , kwam ik weder de Dalpoort de'beke, en ik brak san den muur; en ik in, — de Overheden wisten nog niets keerde weder, en ,. ,, •• , ■ j kwam in door de Dal- van dit alles; want wie mij ook uit de poorte> zo teerde ik burger-Overheden of uit de Geestelijk- wevds";(S. En de 0ver. heid bezogt had , ik had niemand regt heden wisten niet, . , waar ik henen gegaan opening gegeeven van het oogmerk mij-was, en wat ik deed: ner reize; - nu in perfoon alles op- J£»& ^adde^ot genomen hebbende, opende ik mijn last, en den Priesteren , 1 J Tl 1 U Ci 1 J J • e" de" Edelei1 ' e" begon dus. Ik behoefde hun de deernis- den Overheden, en waardige toedand van de dad niet on- ^k dedennietAe der het oog te brengen, dat muuren kenneB segeeven- ö 0 ' vs. 17. Toen zeide en poorten onbruikbaar waren , dat de ik tot hen: gijlieden , „ 1 , , ziet de elende, daar opbouw alleen noodzaakehjk was om de wij ;n zün, dat Jefchande der nabuuren te ontwijken , £^p^«.^S toen eaf ik hen nader opening van al- verbrand zijn.- komt, . ,, .. r . , en laat ons Jerafa- les , verhaalde mijn gclprek met den Mo- iems muurnpbouwen, narch , de uitkomst daarvan , mijn am- 0?J" terfmaadheH pek magt; elk was op het verhaal r .... vs. iS. En ik gaf zeer vergenoegd en 'betuigde zijne be- hun te kennen de . , j- , -j •• 1 hand van mijnen Eh- reidwaardigheid om mijne oogmerken te him ■ die goed over begundigen, en behartigde ook van dien mij è^we«t was als 0 n ' ° ook de woorden des tijd af de zaaken van den Staat; het Konings, die hij tot mij , r . , . , , , , gefproken had : toen gerucht verlpreide zich ook rasch onder zeiden zijI iaat ons de Moahietifche , Ammometifehe en Sa ^„f^ % tertan maritaanfche nabuuren, zij fpotteden met himne banden tehgoeonze onderneemingen, durfden ons zei- vs. 19. ais nu saven vraageri , of wij voorneemen waren „fttifm Tojsw'de Ammonietifche knecht, cn Gesem de Arabier, dit hoorden, zo befpotteden zij ons, en verachtten ons; en zij zeide»: wat is dit voor een ding, dat gijlieden doet ? Mm 3  55Ö Het BOEK wilt gijlieden tegen ons onafhangelijk te maaken ? dat merï den Koning rebellee- , ', . . ,. , e*..,. u„ ren? ens dan als rebellen van den Staat be¬ handelen moest; doch ik hield mij kloek en vroeg , wie hun zo vermetel deed fpreken ? dat ik zeer wel wist, wat ik deed, toonde daar iets van, waarop zij veranderden en hun dienst aanboden , vs. 20. Toen gaf ik het geen ik weder beantwoordde : wij LTde^to"'hen :di/" hebben niemands bulpe nodig, de M* lim van den hemel, ierhoogde God zal ons helpen en het the zal het ons doen 0 * gelukken, en wij, gelukkig doen voltoojen, en als getroufen^ons^pmTkèn^n we onderdaanen van hem, zullen wij kouwen: maar gijiie- ieverjp- en rustjn- in dezen arbeid voort- b noch gerechtigheid, gaan, nooit zult gij ook de eer hebben, noch gedachtenis in ° ' , _„ r . , jemfaiem. dat men u een gedeelte van Jerujalem s herdel, als men rechtmaatig wil oordeelen, zal toekennen. III. HOOFDDEEL. vt vs. 1. En Eljasib 1 — 8. J_\ a het bedek werden de aanLteWt; zienlijkde familiën benoemd, die onder 2ünc broederen de nuu 0Pzigt, een gedeelte Van de ring» Priesteren , en zij , n 1 j 1 a 11 bouwden de Schaaps- muur der oude ttad , zoude neriteiien. gffifitrtfe De Hoogenpriester met de geweide or, ren op: ja zij heilig- j£r nam 0p zich die poort, welke het denze tot aan den to- 1 .. ren Mea, tot aan den naaste was aan den 1 cmpel, te zullen toren Cbauaneel. ? cn die haar naara had van de fchaapen markt , welke op haar plein gehouden werd ; de poort herfleld cn de deuren daar aan gehangen zijnde , wierd hij door hun met veel plegtigheid ingeweid, en zij gingen met dubbele iever over om het gedeelte muurs tot de hoogte van 25 ellen optetrekken, doch deze muur vrij lang zijnde vielf  van NEHEMIA. Hoofdd. III. 55* het beftek binnen de twee oude torens r*» «^«v^W JVfez en Chananeèl; het overige van den mannen van j -ï7-„„-u„«^,.<- ,,,15 rjp ook bouwde aan zij, muur tot aan de Viscbpooit , was oe ^ hand ag^^ de taak van JWcVj burgeren, te gelijk zoon var, imri. met eene familie , naast met hare woning po0rt nu bouwde d« 'j j .. u„„kinderen van Senaï: daar aan grenzende; de poort benoemd dic zolderdcnze, en naar-deVLschmarkt daarbij gelegen, werd ^^ZAZT, bezorfft door de familie Van SENAÜ en hare grendelen. ö c ..... vs. 4. En aan hun- en in goede ftaat gebragt; deze tamilien ne hilIld verbeterde hadden een gedeelte van de muur on- m^moth d. «o. der hun opzigt genomen , toen de The- van ~th™e jtofrêH , de aanzienlijkfte van deze ftads- MefCB„ii„m de zoon bewoonders zich onttrokken van dien ^ZJ^Zd^, last; deze muur drekte zich uit tot aan en^jn de oude poort, deze werd door twee fa- de zoon van bacna: . . «1 vs 5. Voorts aan miliën herdeld , en tot dat gebrmli ge- hunne hand vcl.betcrfchikt, waartoe zij wel eer vooral boven ^ ^» eefchikt was; de muur van dit gedeelte feüjke brachten huw- r , • 1 r •M-„ „n "en hals niet ten was vrij lang, verlcheide lammen en dienfte Van hunnen burgers van andere deden, van Palefti- Heerc. ^ ^ ^ na tot aan de grenzen van het land- poort verbeterden jo- a!'. . , , j j„„- jada de zoon van Pa- voogdijfchap van Stjrtën, ook bouwde daai SEA„ > en Mcfekaiia» jian twee aanzienlijke gilden, de goudfmeden en kruidmengers, een ^«ctatetonochtans, zich bepaalende tot den bree- ten, en hare grendcden muur der dad, was blijven daan, le,;;s 7 En aan bm. 9_i3. De tusfehen beide vakken in;«^ den muur tot aan de Dalpoort werden Mr, en.iadon de m»- ronotbitcr , de man- «en van Oibeon , en van Mizp*, tot aan den «oei des Landsvoogd, aan deze ziide der rivier, vs. 8. Aan zijne hand verbeterde Uzicl de zoon van Harhoja, [een] der goudfmeden en aan fajne hand1 verbeterde Chmwnja, de zoon van eenen der Apothekeren : en zij heten j tufahm tot aan de breden muur. vs. 9. En aan hunne hand verbeteute vu 9. De poort Ephraims cn de Ilockpoort waren hier tusfehen beiden, die waarfchijnlijk met den muur ongefchonden vvaien, daar men Mm 4 oud'  S5i Het BOEK Kephaja , de «oftn herfteld door de Stadsvoogden, en an- van Hur,«Overfte des ° ' halven deels van je- dere familiën met hunne wooning daar "vt^ ió. voorts aan aan grenzende ; een toorn viel ook in hunne hand verbeter- dit gedeelte van twee familiën te bear- oe Jedaja de zoon _ ° van Ha&umapu ; en beiden, en de Slotvoogd van het ande- tegen over zijn huis: , , , „ , .. , en aar, zijne hand ver- re gedeelte der dad, met zijne gehuwde zoonen namen den taak het naast vs. ii. De andere bij de Dalpoort op zich : de Dalpoort maat verbeterde Mal- j r r, ' . f . chia de zoon van werd door eene dads - familie, en de ïndeARzoon van p/ha™ wooners van de naast bij gelegen dad Moab : daar, toe den aan die zijde weder herdeld , met een Bakovens - toren. ' vs. 12. En aan zü- gedeelte van de ringmuur , ioco ellen ne hand verbeterde . , , , , r-, ,- scballum de zoon van lengte hebbende, 14, 15. Deze liep tot rfnH£s'n ov .rite d« an de Mistpoort, die ook een Over- |_andere] halven deels r ' van jerufalem hij, heid der dad op zich genomen had te en zijne dochtercn. , _ „ . , . , . , vs. 13. De Daipoort herdellen , met de mindere arbeid aan Ste^JSESïdat gedeelte van de im,ur'zich llitftrck- koah, die bouwden- kende tot de Fonteinpoort: de Regent 2e, en richtten hare f. ' deuren op, [met] har van Mispa hemelde dien te gelijk met ie (loten , en hare , • o-r •• Li. grendelen? daar toe den ringmuur van Siharis vijver, en het duizend ellen aan den geen aa!J trappen tot den koiling- muur, tot aan de Mist- b tr ö poort. , hjken tuin leidende moest herdeld wor- vs. 14. De Mist- , _ t_ J- 'A* <*» poort nu verbeterde den. — 16. Een ander MagiltraatsperREcnAnt OvcX- des Üolr "am °P zidl ee" gedeclte ,laaSt deels Betb - cberim ; gelegen aan de familie - graven der ko- bii bouwdeze , en ' . , , richtte hare deuren nuighjke familie, en verder langs den op , [met] hare floten , en hare grendelen, vs. 15. En de Fonteinpoort verbeterde Scballum de zoon van Col-Hose, Overfte des deels van Mizpa, hij bouwdeze, en overdekteze, en richtte hare deure op, [met] hare (loten, en hare grendelen; daar toe den muur des vijvers Scbelacb bij des Konings hof, en tot aan de trappen, die afgaan van Davids ftad. vs. 16. Na hem verbeterde Nehemia de zoon van Azbuk, Overfte de* halven deels van Betb-Zur; tot tegen over Davids graven, en tot aan den gemaakten eutltljds altijd door den overwinnaaar een gedeelte liet (taan, op dat de reizigers zouden kunnen oordeelen van de fterkte, die de ftad weleer gehad had.  van NEHEMIA. Hoofdd. III. 55' nieuwe vijver en de hoofdwagt der Of- viivcr) en rot aanh. ficieren, 17—32. De Levieten namen huis der Heiden. , , , . , , r, j vs. 17. Na hemve: ook een gedeelte op zien, onderlteuna beterden de Leviten door den Bewindsman van Kegila , een ™™J?*££ ander gedeelte der burgerij van die ftad verboerde Hasabja , _ . , , .de Overfte des ha met hun Gemeensman, viel den ovengen Ven deels van Kegih taak ten deel; nog eene andere vak loo- 111 z,JH„d",!", ' ° vs. 18. Na hem ve- pende tot aan het tuighuis , aan den beterden hunne broe hoek der ftad werd het lot van Mispa's vanen 'henJdad"0? burgeren. De volgende maat werd met Oyerfte des [anderej ö ö halven deels van K- eenen voorbeeldigen iever gebouwd door gUa. -n , , , . vs. 19. Aan zin li A R U C H , van den hoek tOt aan den hand verbeterde E:el ringmuur , het hof van den Hoogen- fe z0Zal\lftu' priester; met de andere hoek van den ring- ?»> eene andere maa, . tegen over den ojmuur des Hoogenpriesterhjke woomng gang naar *t wapei- begon de taak van eene andere fami-IluvssJ 2™^"hem vr- lie; een deel der Priesteren, die niet in £etcrde z5er v»ri«* 7 ' Barucii de zoon ran de ftad woonden namen de verdere taak zabeaï, eene ancere • , , , j n maat : van den toeit op zich, eene volgende namen de Ben- tot aan de neur des jaminieten onder hun opzigt, benevens ^^0^^^?' eene andere aanzienlijke familie , nog vs. 21. Na hënjyeï- ; , . .. ... beterde Mereitohi , eene tot aan den hoek van die zijde; de zoon van Uria, eene andere familie nam op zich, de edeen"e *°Z™ ma°at\ muur van den hoektoorn, beginnende tot van de ""'sdeure yan ' ö Eljasib af, tot aanhec aan het koninglijk paleis langs het plein einde van Eljasibs van de ftaatsgevangenis, hier in fterkte Vs'. 22. En na hem hen nog eene andere familie : de Nethinim ^n^^Tonïnde"^ tans bcwooners van Ophel, kreegen toen de vlakke velden. 11 1 , , „ 4 vs. 23. Daar na ten taak dat gedeelte het welk het naast verbeterde benjamin gelegen was aan de poort van Mwfft.T hem verbeterde Azarja , de zoon van MaSseja , den zoon van Hananja , bij zijn huis. vs. 24. Ni hem verbeterde Binnuï , de zoon van Hanadad , eene andere maat: van het huis van Azarja tot aan den hoek , en tot aan het punt. vs. 25. Palal, de zoon van Uzaï, tegen den hoek, en den hogen toren over, die van des Konings huis uitfteckt, die bii den voorhof der gevangenisfe is : na hem Pedaja de zoon van Parhos. vs. 26. Da tVttbinim nu , [die] in Opbsl woonden, tot tegen over de Water» Mm 5  Het BOEK ■oort aan het Oos- beek, den naam van aterpoort heb- en, en den uitfteken- . , , , en toren. bende , het overige gedeelte van den .e'rden-d^^L^rnuur den toorn daarbij, den ringmuur, :ene andere maat: te- van Ophel. viel de Thekoïten te beurt, ;en over den groo- x , en uitftekenden to- de poort digt bij de paerdenmarkt, viel de nuu'r HnOpbeL iea rAast bijgelege inwooners, zijnde meest vs. a8. van boven priesters ten deel; den muur daar aan Ie Paerdepoort ver- * ' jeterden de Prieste- grenzende werd aan twee famuiëu toe;en'zi1nnhuifoJVer.te" vertrouwd ; nog twee familiën volgde ,Jesrd;9- Vz"v% daarop in den ftreek bij hunne wooningen; oon yan Immer, te- een rijk goudfmid nam eene goede taak je» zijn huis over : , _ . , j mna hem verbeterde tot aan de Genchtpoort, waar de ÜJÏt S^derwaf- ftrafTelijke misdaadigers zaten , met den iet der oostpoorte. mLm- tot aan den hoek met deszelfs vs. 30. Na hem ver- , Uterde Hananja , de toorn en het gebouw daarop, het oveThan™ Tzoon rige gedeelte tot men aan die zijde wevn zalapu, de zes- d aan de Schaapspoort kwam, namen dt, eene andere maat: - ., , na hem verbeterde de kruideniers- en goudfiueeden - gilden M.fïbullam. de zoon vaiBERECHjA, tegen nog op Zich. zijie kamer over. . vs. 31. Na hem verbeterde Malciiia, de zoon van eene gouofmit, tot aan het huis der Nethinim , en der kruideniers, tegen over de poort van MiraKAD, en tot de Opperzaal van het punt. vs. 32. En tusiehen de Ojper/aal des punts tot dc Schaapspoort toe, verbeterden de goudfmeden, en de kruideniers. IV. HOOFDDEEL. ^ vs. 1. Maar het ge- Ej 8. J^amaria's Opperhoofd, Sat/^Vehoort had"j neballat was de eerde en ieverigbouwZ,tnomttak'te die zich tegen onze onderneeming hij, en wierd zeer verzette, hij had niet vermoed, dat het toornig : en hij be- ■• ■ , i •; ftottcde de jooden; tot dand zou koomen, toen begon UIJ vs. %. En fpak jn :„ sjezelfchap van zijne familie en van de tegenwoordigheid 0 <- 11 zijner broederen, en de Officieren te fnoevcn ; welK eene rLS,hten zddefwat onderneeming van een armhartig volk - doen deze amechtige j, wj- ze r ]aatcn WOe!en cn zich Jooden ? zal men- ■> _ ze laten zwtrvcn vmgtcloos afdooven; t is of ze met "enw offff«e'ST zuilen offeren dc zaak zullen uitvoeren, ao  v*n NE H EMIA. Hoofdd. IV. 555 iever!"- ziin ze bezie , als of alles zij het in eenen das ievLiiö z.iju z.c ui.^i5 , voleindigen? zullenze binnen een dag tot ftand kon koomen , de fteenen uit de ftof- ■■ 7 .. j„^.^„h-o,i 9 hopen levendig ma- waar mede zullen zij net doorzetten ( ken ? daarze verbrand met fteenen uit de puinhopen, die meest- ^ En Tqeia de al uitgebrand ziin , wat wil die onder- 4mm#iur was hij a J , hem, cn zeide: al is neming zelve; een vos tegen hunne muur het > datze bouwen, opfpringende, zou ze doen waggelen , |M« v'zsou°dpe Viel TOBIA hierop in, het zijne ook wil- hunne fteenen muur , , , , ,n ,.„ wel verfcheuren. lende toebrengen, om het gezelichap te Vs. 4. Hoor, ó on- vermaaken. - 3-5- 't Bericht van 4* {^fe $ $ eefprek griefde mij , — ik ZUgtte tOt God keer hunne verfmaadD 1 J .... ... heid weder op nun- met deze gedagte: hoe zeer zijn wij bij nen kop, en geefze dit volk veragt, mogt dien hoon op hun {J^*fJ^^sg eigen hoofd terugkanten, mogt dat afgo- 8Wsfe}'-& dek hun_ disch volk zo zeer hunne vrijheid mis- ne ongerechtigheid , ... niet toe , en hunne brakende, ook fmaakcn , wat balling- zonden worden niet fchap is, vergeet hunne nijdigheid niet, ^«^j- voor vergeef hun dat beftaan niet, in deze zij heben [u] getergt, f [(taande] tegen over zaak zo kennelijk; — Uw oog zag op onze de bouwlieden. , , .. • vs. 6. Doch wij bedrijven en op onzen iever , Gij zijt bouwden aën muur, dan door hun beledigd. 6-8. Geluk-zo datde muur t zamen gcvoegt kic benam het de burgerij den moed wierd tot zijne helft 1 toe: want het hart des met, de helft der muur was 111 goede voll.s was ora te werftaat door hun gebragt , eer men iets ken.- ?_ En hct ge. ondernam ; want ziende dat het ons fchiedde, ais s«wr n 1 p 1 »i 1 11 toiin > en ï01iIA» gelukte daken verfcheide bevolkers van en de ArdbHrs, en dien ooit de hoofden bijeen, en doch- ten met ernst en verontwaardiging aan dut de verbetering aan de muuren van Jera- middelen ter verhindering; men verbond faum toenam, dat de zich onderling ons te overvallen, en 011- ftoptret" ^vorde™ Kzó ze rust doorende, zo allen voortgang op ow^\^r% ^? eenmaal te duiten. — 9, 10. Dit bragt ten alle te zamen ec- , . ,, ,, . , • , ne verbintenis, dat zij ons in veel beklemdheid , menigmaaie zoudcn komen om tegen Jeruzalem te ftrijden, en eene verbiifrering daar in te maken. vs. 9. Maar wij baden tot onzen Elobim , en zetteden wacht tegen hen , dag e»  J5<5 Het BOEK Bicht, hunnent hal- zugtede wij tot onzen Befcherm-God, en om niet overvallen te worden, fielden wij bij dag zo wel als bij nacht overal wagten buiten de ftad, die ons tijdig konden waarfchuuwen, als zij iets vs. io. Toen zeide onderneemen wilden; — het een en au- Tuda: de kracht der " dragers is vervallen , der benam de zoonen van held Juda S datwfj .'aVden den moed, overal hoorde men de klagt, muur niet zuilen kun- dragers van puin bezwijken onder nen bouwen. , ., , . . , , . " dien arbeid, er is geen einde aan den vs. ft. Nu hadden _ ' D cnze vijanden gezegt: puin , wij zijn reeds afgemat eer wij Zij zullen het niet we- . . , , . ten , noch zien , tot bouwen kunnen, ii. ik bekwam daarenvan ^hen'komraf'cn boven de tijding dat zij ons onverhoeds hen doodn.ian; zo dagten te overvallen, en om op eens van zullen wij het werk , , .. , doen ophouden. ons gewoel bevrijd te zijn, zouden zij fchfedd"; S deCtjoo.' ons gevangen hebbende, maar afmaaken. den, die bij hen woon- I2.. In dat gerucht wierden wij gefterkt den, kwamen, dat zij ^ . het ons [wei] tienmaal door onze landslieden, die in hunne na- maarfcbuivden: uit alle i ,,,,„r t j j- 1 de piaatfen, [door] bumchap woonden, die kwamen van welken *// tot ons a]]e kanten tot ons vlugten, en bevcstigvs. 13. Daarom zet- den allen de waarheid van dat voornee- tede ik in de bene- , rr denfte piaatfen achter men. 13-10. 1 oen nam ik de volgende dThowen-.1-™?. Z maatregelen; de boven- en benededad zetttede het volk naar moesten nu beide tegen aanval zo veel de genachten , met .. ,.' ... hunne zwaerden, hun- moogeluk gedekt worden , ik het elk, boegefniefcn' C" himne die daartoe bruikbaar was, met zwaard vs. 14. En ik zag en fpjes 0f b00g; gewapend, den muur toe , en maakte mij 0 1 op, en zeide tot de bewaakeii ; ik ging rond bij de wagten Edelen , en tot de /• 1 j vo j »*- • • Overheden , en tot en ip^k den aanzienlijken , de Magi- het overige'des volks: fl^ £n ejk bur£rer aa„ Qm hen te vreest riet voor hun aangezicht, denk aan bemoedigen; mijne broeders, zeide ik, dien grooten en vrees- . . , ... ,. lijken Jebovab , en meiugmale : vrees voor deze nijdigers derlltTu^ToóneT, "^t; denk welk een magtig Heer gij en uwe dochtcren , dient als oiiderdaanen. — Het is voor uwe wijven, en uwe r huizen. have eii lamme , waar voor gij tans  van N E H E H I A. Hoofdd. IV. 55/ uw leeven waagt; al rasch word ons vs 15. paar na ge° 1 1 j fchiedde net, als on- bericht , dat onze vijanden ook kond- ze vijanden hoorden, fchap hadden van onze daat van tegen- ^ hfew°?denbfe^ weer, dus begonden zij te rug te dein- h™d» zen in hunne voorneemens, en raakten keerde wij aiie weder , ,. jij •• „...,,wQ„ tot den muur , een onderling meer verdeeld ; wij maaKten iegelijk tot zijn weric. gebruik van deez' gelegenheid en zet- fcTta gateden onzen arbeid dus met meer kragt aan, dat deheiftmij- 1 ner jongens doende en meer handen door: evenwel gebruikten waren aan het W(.rk, wij die bedagtzaamheid dat de helft maar van*» werkten , terwijl de overige op fchild- ffen, de fchiiden, en ' J , , . de bogen, en de pan- wagt donden wel gewapend, de ülncte- ficrs: en de overften i. j u.,., ^„«n.iim^on Tvareh achter het gan- ren agter hen op de hun aangewezen fche huis van Jttd^ posten, 17 — a*. Zelfs waren zommige vs. 17. Die aan den ' 0 muur bouwden, en ja de meeste arbeiders vooral van die, die den last droegen, ... . , , ij- Fcnl die oploeden., •welke de materialen aandroegen, ais die ^arJcn cen icde!, ^ ze op den muur bezorgden van zijdge- ^£Z?ZpSe% weer voorzien , en hadden het meestal de andere hield het -in de eene hand ; alleen de metzelaa- ^"ik En de.bou- ■Yen hadden het maar op zijde, ik had j^gU^Um^ bij mij in mijn hoofdpost een man met aan zijne lendenen ' J J ■ gegord, en bouwden: een bazuin , waar mede ik overal het maar die met de bacommando gaf, ik had met de aanzien- *g» blies' was bij lijken en Magifiraaten afgcfproken, wat vs- ,En ik zeï(Je J 0 o r ' tot de Edelen, en tot te doen op het hoore'n van dat geluid, de overheden, en tot ...... , ~ ., " . het overige des volks: dewijl elk te veel verfpreid was, moest het werk is gr0ot, ■elk toefchieten ter piaatfe waar dat ge- « ^nulwija^ hoort werd, want daar was dan onraad zonderd, de een ver- , , , ,. ., re van den anderen. en de algemeene hulp noodig, ik wag- Vs. ao. Ter piaatfe, te eene goede uitflag van deze f*SM: king, zo werkte en waakte elk in daar henen zult gij ° u tot ons verzamelen: zijn taak van den vroegen morgen tot onze £/•*»» zal voor den laaten avond; ik gaf ook order dat on5s. .^"zo waren wij doende aan het werk; en de helft van hen hielden de fpiefen, van het opgaan des dageraats, tot het voortkomen der fterren toe. vs. 22. Ook zeide ik te  558 Het BOEK dier tijd tot het volk: geen mensch in ftaat om tegenweer te r^rncfziinerTo^ge kunnen bieden, 'snagts buiten den muur binnen jerufalem; mogen flaaperi, of bij' z^u dan Verop dat zn oi.s acs o r ■> nachts ter wacht zi;n, plicht zijn de nagtwast te onderdenneu, om en des daags aan het J J .< . WCrk. hen die des daags arbeidoen , zo 111 hun- iS&I^^te ™st te b.fchermen, noch ik noch .deren, npWi ™™e miine landgenootcn, mij dienstbaar in 'jongelingen, noch de i ° .. .... c inam cn van de wacht, mijn post, geen mijner bedienden , or wii truk"™onzeki"- V*ö mijn lijfwagt, waren geduurende een deren niet uit; ccn maand uit ous dadelijks gewaad, rus- jcgelijk [had] zijn gc- .. , .weer [en] water. tende hadden wij ons zwaard cn waterfles bij ons. V. HOOFDDEEL. * vs. i. Maar het Re- i — S. jTA. l rasch ontdekte ik den kwijnenden toedand , waar in de nicu- ■tegen hunne broede- qgg Qprrerigte Staat was, het gemor vail xen, de Jooden. .? , , de burgerij tegen de vermoogende mevs. e. Want daar -deburgeren was derk; van alle kanten waren'er, die zeiden: j^^n de hoofden der huisgezinnen : onze zoonen, en on- ° ■ze dochteren, wij , de een had een talrijk huisgezin van opge- kinderen en geen inkomfteu i toereikende ïiomen , -op dat wij het te voeden ; en waren genoodccten cn leven. 7 ° zaakt geworden, op belening tegen zeer vs. 3. ook waren hooge prijs, koorn van de gegoede opverrPandenZeonzne: teneemen j anderen meer gegoed, maar ■kers, cn onze wijn-_door de duurte en fchaarsheid der lee- ■paarden, en onze hut- ■zen, op dat wij in de- vensmiddelen gedrukt, hadden akkers en .ge" opnfniei°orn m0"--wijngaarden , ja zelfs hunne wooningen -verpand om maar leevens-onderhoud te vs. 4. Desgelijks hebben: anderen waren daar door zelfs waren 'er , die zei- . ... den: wij hebben geld zo ver ingeteerd, dat zij, wilden zjj -jr. 23. Hier heef: de Sijriefcbe overzetting: niet uit, geduurende een maand. Door Da the gevolgd.  van N E H EMIA. Hoofdd. V. «§5 landfchatting opbrengen , genoodzaakt ontleent tot des Kc waren geweest hun ituK lands te be-akkers, en onze wijn zwaareu; allen betuigden, dat de gevol- garden. gen daar van allertreurigst waren : wij die met hun anders voor ons zeiven en ons kroost nu rekenen koude onze vrijheid weder gekregen te hebben , ziin inder- vs. s. Nu is toe -, , , , , , '1 r, o»s vleesch als he daad van dat edel voorrecht berooid, vleesch onzer bro- "Wij zijn allen afhangelingen van deze ^sXnnfkfe riikc huizen door deze beleeningen, ja r,en; en ziet, wij n- .... , . ° ' derwerpen onze ?o- zij zijn reeds zo onbelchaamd en ont- nen, en onze dchaart, dat zij volgens het uiterde recht, ten?ja°d«7?ife^ onze dochters in betaaling genomen heb- nige van onze toch. 0 P teren ondeny«T>en , ben en als hurs-fiavmnen ■ gebruuen ; datze in de m»ht on"terwijl anderen reeds onze bouwdekers eif ha™dtrenn^iebben en koorn-wijngaarden, waar uit wij al- ^3^'en onM ^leen moeten bcdaan, voor den 'Koninj; :zich geëigend hebben ; deze zo algemeene; zo gedaafde klagte, :beroerde mi 'zeer, ik was zeer verontwaardigd ove- „ „ „ , , , vs. 6. Toen ik nw zulk een gedrag; lang beraadde ik mij, hun geroep, en deze j ^ r i" i 1 n -i woorden hoorde,ont- wat in dat netelig geval te doen ? il & zeerf ontbood een aantal van deze aanzimlij» ken bij mij, bragt hun de" zaak in derwelver onbillijkheid onder het oog, loch zij lagen 'er zeer tegen in tot hunne ver- vs. 7. En m;jn hm •fchoning, wilden zich dus niet la.ten beraadiiaagde in mij: 9, 7 ( . daar na twistte ik met •overreeden; ik fprak met Overheden, en de Edelen., .en met .-1 .. i_ 11^ ... de Overheden, en fcragt hun onder het oog, dat zij vtr- zeide tot hen: gijiie;plicht waren geweest zoortgelijke war- jjj^ ^gaf^ "orders te verhinderen ; doch -ook dt ziinen broeder; voorts ■v , . . . , . beleide ik eene groote pad wemig uitwerking; toen beleidde re vergadering tegen hen: 'eene talrijke volks - vergadering , waar voor ik hen dagvaarden deed, na dat ik ie voren hen al onder het oog gebragt  ■ óö Het BOEK vs. 8. En ik zeide hadde , dat deze drukkende renten - nee- ac hen: wij hebben t , nze broederen , de wing inderdaad volgens de wet ais woe- SdtlS^*-^ koude beoordeeld worden; in de en, naar ons vermo- groote vergadering was de inhoud van en wedergekocht : D .. ° ° . . .. n zoudt giiüeden ook nujn aanlpraak dus mgerigt: — wij nebo^-Tfloudenzii ben ten behoeve van onze landgenooten sn ons verkocht wor-aijcs opo-eoflerd van ons eigen belang, .en ? toen zwegen ro ' j ü, eh vonden geen zelfs de gunfie van den Monarch door nwoord. onze afwezenheid in de waagfchaal ge¬ field , op dat wij vrijheid aan onze broederen en landgenooten, nog onder den druk van afgodifche nabuuren, bezorgen zouden, en gijl. zijt- wreed genoeg om .ze veder in dat zeiven gevaar, door uwe woekerzugt te brengen — of ze allen langs dien weg flaaven van ons, in onze rang als Overheden, te maaken ; denkt gij dat ik zulk eene handelwijze infterainen zal, mij vereenigen met zulk gene laagheid van ziel. Toen ik benerkte dat niemand fiout genoeg was □m zich daartegen te verzetten , begon ik jagtcr, om hen langs dien weg te vs. 9. Voorts zeide .gevinnen. 9 — 16. Ik betuigde dat ik met die' KiUedeniS doe?' .leccweczcn die handelwijze gezien had, zoudt gü niet wande- ^at hunne godsdicnfiigheid hen allen Jen iri de vreeze van ' . onzen Elobim, om de vai zulk een gedrag had moeten terug dlnenf holden , en dat zij, zo die niet genoeg den? m hun woog, uit eerzugt omtrent hun- ie landgenooten zulks hadden moeten aaten , wat moesten hunne nabuuren en benijders van zulk een gedrag denkeu , en welk een kwaad voorbeeld vs 10 Ik m"n waS dat V00r llUn' ^ voegde 'er bij , fcroe'ders0', en' mïjnl dat ik blijde was door. mijn voorbeeld  van N £ H E M I A. Ho o fdd. V. va iv 1\ ü n £, Ml fl, 110 o fdd. V. 561 'hun altans geen aanleiding gegeeven te Jongens, vorderen wïi hebben, fchoon ik als Landvoogd recht van h«V%«°og van eifchen had, weet gij nogtans dat I"c'1 dezen last naI*niemand van mijn gevolg geld of leevensmiddelen van u of cenig burger gevraagd heeft , ik bidde u dan mijne waardfte medeburgeren! ftaak deze ingevoerde belasting, doe eenmaal eene opoffering van uw eige belang aan het welzijn van het Vaderland; geef edel- toe.^/s'hed™"' moedig en onbezwaard de Verpande ffoe- kunne akkers, hunne , r 8 wijngaarden , hunne dei en terug, de eene percent van het olijfgaarden, en hunhonderd, die gij zoudt kunnen vorde- SonderSfe [deerj ™ ren, fcheldt die uw broederen kwiit: — }Kt geld.' e" van ., ■' Koorn, den most, en Jk zweeg een oogenblik en had het de oIie» die gij hen vermaak in aller antwoord , dat zij zei- ' zulks wilden doen , zich daaraan vrij- weergeven?™ willig ondenvierpen, en mij gaarne dat van hen nie" 'zoe- 1 , ken , wij zullen rit vermaak w;lden geeven; toen ontbood doen ais gij zcgtik eenige Geestelijken en gelastte hen ^tt^ll op het plegtig offer daartoe hen den 'I"' dat zi> docn zou- , „ " den naar dit woord. eed afteneemen. Ik zeer aange- vs' «3. o k fcimd- daan rukte bij die gelegenheid mijn %£ '& ^%$£: boezem open, en met eene ficiderende Sm hlmdne Jg houding, zeer aangedaan, zeide ik: de woord niet'zai bevesGodheid houde van nu af op hem te ef "u zijnen "arbeid' koesteren, de belangen van dat huis en ithud enLlgVën^ zijne bezittingen voorteftaan, die hierin sanfche gemeente zeigeen woord houd; de omdanders be- pre'zenAl>" 0\aT, % vestigden dit allen met het gewoone Su woord.deed woord. 'Er was eene algemeene dankzegging aan God , bij allen, de toejuiching was algemeen, en de zaak werd nagekoomen. Deze goede uitdag was vs-. '4- Ook van men ten deelen verfchuldigcl aan mijn- my" biloi« ' V. Deel. Nn è  $6i Het BOEK hunnen Landvoogd te gedrag geduurende mijn bewind , want Steïw^&fcboon ik 12 jaar dien post bekleed 5f,t?> w ^eKo" heb , is 'er niemand mijner landgenoo- Cicrtiglte jaar hls ixv j b nings^/-;A«/aif«,zijn- ten door mij bezwaard, integendeel ik neb de twaalf jaaren, heb . ,. i„„ j ik met mijne broede- nooit mijn toegelegd inkoomen van het land Sdvoogdsrniedt ge-gengten; mijne voorgangers hadden dit geten. wej gedaan, belastingen in geld en lee- vs. 15. En de vo- 0 * rige Landvoogden , vensmiddelen van hun genomen en hen ztoJSb^^^voTk tot heeren-dienden gebruikt; maar behal- bezwaart, en van hen andere redenen heeft een edel gegenomen aan brood _ _ en wijn, daar na veer- voei Van godsdiemhgheid mij altoos daar- ook hee^schtef hunne in verhinderd. Ik heb mij zelfs niet STheb^nie! onttrokken, gelijk ik had konnen doen, gedaan, om der vre- 0Qi- een gedeelte van den muur ten mijze Ehbims wille. . , , n ,, vs. 16. Daar toe heb nen lasten te laten herdellen; waar is ^"n'uurTeï 'er voorbeeld, dat ik een Huk lands betert, en wij hebben mj; geëigend heb? alle mijne dienstbaa- geen land gekocht ; 1 J e & J en aiie mijne jongens ren hebben zelfs meestal tot nut van ^we^tot^^het algemeen gearbeid. 17-19. Hield vs. 17. ook ztmder tu ^ open Iafei voor mjjne JandgeJooden en der Over- r beden honderd en nooten, zelfs eene om de goede ver* vijftig mannen, en die , van de Heidenen, die ftandhouding te vermeerderen met onze ons'kwan.enfian'mS- nabuuren van eenen anderen Godsdienst; ue tafel geweest. ]loe meenigmaale heb ik tot 150 ter vs. 18. En dat voor maaltijd gehad: de onkosten daarvan lie- eenen dag bereid pen ZO hoog , dat tOt mijne hofhOLldig den werd , was een os , . , [en] zes uitgeiezene eenen dag door den anderen gerekend, m!j'Pveogerenk Zti" een os en 6 fchaapen vereischt werden, en binnen tien dagen ^halven bet wild; heb ik niet om de van allen wijn zeer .. veel: noch heb ik bij lo dagen nieuwe voorraad van wijn dezen het brood des . . , . , • ;1 Landvoogds niet ge- moeten ontbieden; — nooit neb ik gedi'^tbaari™iddazwadar klaagd over deze uitgaave ; niemand zal was over dit volk. jlunnen zeggen dat ik daarom den fchijn maakte om onderhoud als Landvoogd vs. SQ. Gedenk mij- , , , , «er, mijn Ehbim, te vraagen ; — berouw heb ik er al-  van N E H E M I A. Hoofdd. V. $6'. tans niet van , hoope alleen maar dat ten goede; aiics wat onze *od die weldaadigheid bemint, mij *f».«»'v*«N-i verder met Zijne gunde om deze vvaare Vaderland-liefde vergezellen wil. DVI. hoofddeel. e Hoofden van onze nijdige vs. ,. voorts is het nabuuren vernamen met ver\vonderin' on- gefchied, ais vmSar.- ° ballot, en Tobia, en ze vorderingen hoe zelfs de dads muur van gesem den Ar*- volkoomen herdeld was , zo dat 'er niets dére'vILTn^ehoor'd meer ontbrak dan het inhangen der poor- ten, en dat deez' arbeid met ongeloof- selle fcneur daar in .... • . , . was overgelaten: docb hjke iever verngt was, ook in welken daat ik w tot dezen van tegenweer wij waren : nu begree- ^d toe de deur!£ o ..ij , uu ucsicc nlet opgezet in de pen zij dat met geweld niets meer door P°°»en: ... vs. 2. Zo zond nen gedaan kon worden; hst moest dan Sanbaiiat en gesem de plaats vervangen; men nodigde mij gendom ™i.«om Op llCt land , SanüALLAT en Ge- ï'zarnea , vergaderen in de dorpen , in t sem, om de goede verdandhouding met dal o«o; maar zij mij te onderhouden, verzogten mij daar doen"" miJ M* om over de algemeene belangens te fpreken, doch ik begreep wel dat hun- vs. 3. En ik zond ne oogmerken fnood waren ; % - 7. Ik boden tot ,henJ om te ' j <• lrk zeggen : ik doe een beantwoordde dan hunne uitnoodiging sroot werk • 20 dat , ,' , ... ° a ik niet zal kunnen af- weigerende, doch beleetd, mij beroepen- komen: waarom zou.de op mijne menigvuldige bezigheden, £n%7ii\e?zZ'die ik zo geheel op mij genomen had, Af. ™lat?,n> en wt . .. . ulieden afkomen? dat mi|iie atweezigheid daarin eene vol- vs. 4. zü zonden koomc dremming veroorzaaken konde; tot „Mj^dtoKij! viermaal herhaalde zij dit, doch ik gafnun^~rWl> altijd zoortgelijke antwoord tot verfchoo- ze- •,_ . j •• 1 , vs. 5. Toen zond ning; — nu werden zij het moede, ik Sanbaiias tot mij o? vs. 5. Zulk zoort van brieven befehrijft Pocock uitvoerig ia a//»# Rtizia. Nn a  564 Het BOEK dezelve wiize , ten oiltfong kt ecU teil 5tIe ™4 van SaN" vijfden male, zijnen welkers inhoud voor een jonge, met eenen o- ULLAI , wciivlid pen brief in zijne mR vifl eer beledigend was, de bneibrenger had dezelve daarenboven 011verzegeld en niet naar gewoonte aan aanzienlijken openlijk , maar los in de hand, vs 6. Daar ïn was de inhoud was niet minder beledi^^'T'voiken'gê- gend. 'Er loopt onder ons een g£ hoon , en gasmu rucjlt net geen door Gasmu zelts SST&ig1 ted«Jb0e0.: geftaaft werd , dat gij en uw geheele SE** natie voorneemens zijt u van de gezult hun ten Koning ji00rzaamheid aan onzen • Monarch te ontzijn, naar dat deze . „ , . zaken zijn. fhan, dat gij tot dat einde de ltact neiJ fteld hebt, om dat gij ,. zodra gij in ftaat van tegenweer zijt, u zeiven Koning wilt laaten verklaaren, mids gij vs. 7. Dat gij ook ■ afval gelukkig Haagt; men zegt Propheten hebt be- o ... Reit, om yan u te ze]fs dat gij buiteiigcwoone Lieesteiij- Ben"^«ggmde:rtój ken, die in zoortgelijke gevallen .bij u nn ^"hV vanéén gebruikt worden , benoemd hebt, die dit Koning gciioort wor- ]iet. vov[. zun,en vóórprediken ; bedenkt zakVn zijn: kom dan gij wel, dat, hoe de zaak ook moge men na" """uitvallen, het keizerlijke hof daar van bericht zal bekoomen? hierom verzoeken wij u, eer de zaak zo ver komt, ons opening te geeven op dat wij het hof vs. 8. Doch ik zond van bericht kunnen dienen. — 8. Ik ant- fien:h:"ar Tvan SE woordde op dien brief zeer kort, en ke zaken, als gij zegt, r-- _ an a][es wat gijl. mij meld niets gefchied: maar •>. hv, verüertze uit uw js niet alleen niets waar, maar het is een bM' verficrfel eii uitvinding van uw eige vs. 9. wantzijallen maakzel. 9. De ganfche toeleg was maar " maken fz*: om ons bevreesd te maaken, en door 9, O.ize overzetting heeft Glassius geftaafd.  van NEHEMIA. Hoofdd. VI. $65 tfrisverdand tusfehen de burgerij en mij gende: hunne handen , , , , , zullen van het werk te veroorzaaken, dat de zaaken van het aflaten , dat het niet algemeen, belang verwaarloosd werden ; ZZfilïk™^ doch juist had het bij mij eene tegenge- handen te meer. ftelde uitwerking , ik verdubbelde mijn iever. 10. Nog eene proef moet ik vs. 10. Ais ik nu geeven van hunne woelingen op zekeren 'den^zo™ tijd, aan het huis koomende van Se ma- van D£LAi* » den zoon van Mehetha- ja , een man van dc orde der Prieste- BEër. (hij nu was i>e- * „ ,i • ^ j -i 1 • floten,') zo zeide hij: ren van veel doorzigt, vond ik hem in ]aat 0'nS t>zamen ko- een geheim vertrek, alwaar hij mij a£ wagtede ; hij had mij, zeide hij, zaa- peis, en iaat ons de . , . „ . deuren des Tempels ken van het uiterde gewigt te zeggen, toefluiten, want zij die hij aan de plaats niets toevertrouw- ^doden!7a'bij0nach" de , hij verzogt mij derhalvcn in een zulle11 zii komen om der 1 empcl - vertrekken voor dc Priesteren , waar men zo ligt niet koude overvallen worden, dan zou hij de Tempeldeuren zelfs laaten bezorgen, want voegde hij 'er in eenen adem bij : men is voorneemens u het Jeeven te beneemen, •gij zult op uw eige bed bij nagt zelfs niet veilig zijn. 11. Toen ik dit hoor- vs. n. Maar ik zeide, begreep ik al wat 'er van de zaak fc^^Tf waar was, waarom ik koeltjes antwoord- $» w!?, is.,*er>-ziJn" . J de gelijk ik , die in. de: dat ik de man niet was, die in gevaar c'en Tempel zoude • - rii j n 1 1 •, Baan, dat hij levendig mij vcrlchool, maar dan dond ; dat ik bieve? ik zal 'er niet mij wel wagten zoude mij in vertrek- lnsaan' ken van den Tempel te begeeveu, waar ik geenzins mogt verblijf hebben, en waar men gegrond mij daarom het leeven bene-r men konde , — 12 —14. Ik ontdekte Vs. 11 Want ik duidelijk genoeg, dat dit gene profee-m.erk,te; tn zie.' El" .„ , . bita had hem niet ge- tliche Waarfchuwing Was, Waar VOOr hij zonden: maar hij fprak ïHlks wüde doen doorgaan , maar eene uSh oPm0fdat Tobia Nn 3 m  566 Het BOEK en sanhaiht hent ge- verdandhouding met Tobia en Sanbal- hUv^tdd>ana'rom was lat, daartoe hem omgekogt hebbende, hij gebuurt, op dat ik orn bij het volk langs dien weg door zulk doën6, "«"zo'ndTgen0: eene fchending van het heiligdom, mij tótoieenenTwa-inveragting te brengen; da agt mijn ge- den naam , op datze trouwe fjefcherm - God op alle deze argmij zouden honen. . , . , vs. 14. Gedenk, mün hstige woelingen, verdert de trouwloosheid e^Tan 'fJaZ* \ dier Vorden , de Hoofden der zamennaar deze zflne wcr- zweel.;nfr onder de Profeeten, vooral van ken : en ook aan de ■ o ■ * Frofetesfe Noadja , N o a d j a , eene vrouw die met zo vee*feetenn,ddiendmfj gl- fchiju van godsdiendigheid te werk gaat, zocht hebben vrees- Ondcrtusfchen was dc dads-muur achng te maken. O* ^ vs. 15. ne muur nu onder alle deze woelingen ten einde gewierd volbracht, op _ . den vijfemwintigften, bragt, in 52 dagen was alles afgelopen. viTftig'dagen" tWeeê"' i& Deze goede uitflag en den fpoed vs." 16. En het ge- . , in Jvdi hadden hem ter aan twee voornaame Joodlche lunzen gezworen, om dat hij . was een fchoonzoon verbonden was. — Deze aanzienlijken r.onvaCnHXH:deen ichaamden zich niet Tobia's vcrdienzijn zoon Johanan ften ;n mime tegenwoordigheid breed had genomen de doch- ■ ~ , , , ter van MefciuUam, uittcmceten; wat ik fprak en deed werd den zoon van Berech- door ^ ^ ^ ^ kv?aadfte aan. vs, 19. ook ver- o-ebraot , zijne brieven aan mij waren haalde zt) zune goed- o 0 7 .... dadigheden voor mi n altoos zo ingerigt, dat zij mij, daar aan- aangezicht , en mij. ' ne woorden brachten zij uit tot hem : Tobia [dan] zond bneden om  van N E H E M I A. Ho o fdd. VI. 567 geloof willende liaan , zeer ontmoedigen "m vreesachtig te mazoude , doch ik zettede door. IV1I. HOOFDDEEL, ic liet de deuren van de ftads- w /■> Voorts gefchieddc het , als da poorten, nu zo fpoedig moogelijk was , ge- muur gebouwt was, reed maken, (lelde behoorlijke wagten aan „^e^en^«Tpochv de poorten, en maakte fchikkingen omtrent tiersj e" ',e. » r " 0 en de Leviuit wier- de Tcmiiel-wagters en het Zaugeren-cboor; den beitelt: , ..... , vs. as En ik gaf be- itc wist dat mijn tijd van alwezenheid veI mijnen broeder nn het hof ten einde liep. - Hana- 0™,^ Ni, mijn naastbeftaande, gaf ik het opper- de burcht te. frv*/*- „ , . , j Urn, want hij was als beftuur der ftad 111 handen , te gelijk een man van getrouwmet den Bevelhebber van het kafteel , **kS ^SSTT een man van beproefde trouw en Gods- vs- s. En ik zeide ' tot hen: laat de pnor- vrugt; ik verzogt hun niet te veel te ten van j j n„j- niet geoper.t worden, vertrouwen en daarom de itads-poor- tot dat de 70n llcet ten maar alleen op den vollen dag ge- J^sw^$£ heel open te laten, met de behoorlijke de deuren duiten, , , , .. , _ betalt giize dan : en wagt daarbij ; dan bij liet vroeg poort dat men wachten zet- fluiten zelfs' te zien in eige perfoon of ^j™*"^ alles in orde was en dan de wagten op zijne wacht, en een iegeli,k tegen zijn te verdubbelen , om het gemakkelijk te huis over. maaken uit burgeren , die het naast aan WJSS- J^^n ^™ de ftads-muur woonden; dat was eene «♦ £"k*r^-'w^g ZWaare last , want dc ftad was Vrij uit- daar binnen : en de ' , , . , . ■ huizen waren niet ge- geftrekt binnen haare muuren en met bouwt. naar evenredigheid genoeg bevolkt, een F2l)^J^^n, aantal van huizen lag nog in puinhopen, dat ik de Edelen, en _ „ , ■ , . . ..de Overheden, en het 5—73. Deze toeuand noodzaakten mij Voik verzamelde om nog eenmaal den Raad der aanzienlij- kene^^YVmi ken en burger-Overheeden te beleggen, lict gedacht - register ' der genen , die in t om een lijst van de wagtdoende bur- eerfte waren opgetogen , en vond daar in gefchreven [dus:] vs. 6. Dit zijn de kinderen van dat landfc'iap , die optogen uit de gevangenis der wechgevoerden, die Nerucahnezak , Koning van Label , wechgevoerd had, en [die] wedergekeert zijn naar Nfl 4  5öS Het BOEK jerufahm en naar ju- geren te bekomen: ik bediende mii van de é* , een iegelijk tot. ° ' J zijne ftui; lijsten die er voor de hand waren van de vs. 7. Welke kwa- „ , , r ..... men met zerubba- teruggekeerde rammen , te zamen een iawU^'vAt«M*] gctal vau ^2'36° perfoonen uitmaakenRaümja , Nahamani , de; ik deed herfcbouw van dc overige Mordocbiii , Bilsan , ... , , jvuspeübth , BicvAï, lijsten , zo wel van het vee , als van Neiium Een] Baèna: [ lil] is liet getal der mannen des volks van Israëls : vs. 8. De kintieren van Pfcbaros waren tweeduizend , honderd eri tweeënzeventig, vs 9. De kinderen van Sephatja, driehonderd, tweeënzeventig, vs. 10.De kinderen van Aracu , zeshonderd , tweeënvijftig, vs. 11. De kinderen van Paclat - Mo\b, van de kinderen van Jefcbua cn Joae , tweeduizend, achthonderd [en] achtien. vs. 12. De kinderen van Ei.am , duizend , tweehonderd , vierenvijftig, vs. 13. De kinderen van Satiu , achthonderd, vijfenveertig, vs. 14. D: kinderen van Zaccaï, zevenhonderd en zestig, vs. 15. De kinderen van Binnuï , zeshonderd , achtenveertig, vs. 16. De kinderen van Bebaï, zeshonderd, achtentwintig, vs. 17. De kinderen van Azgad, tweeduizend, driehonderd, tweeëntwintig, vs. 18. De kinderen van Ad'N'ikam, zeshonderd, zesenzesiig. vs. 19 De kinderen van Bigvaï , tweeduizend , zevenenzestig, v*. 20. Dc kinderen van AniN, zeshonderd, viifenvijftig. vs. 21. De ki deren van Ater, van Hizkia, achtennegentig, vs. 25. De kinderen v.in Cbafchum , driehonderd, achtentwintig, vs. 23. De kinderen van Beizaï , driehonderd, vierentwintig, vs. 24. De kindèren van Cbarip honderd , [en] twaalf, vs. 25. De kinderen van Gibf.on , vijfennegentig, vs. 16. 0e mannen van Betblebem en Ketopba, honderd, achtentacbertig. vs. 27. De mannen van Anatetb, honderd, achtentwintig, vs. :8. He ma nen van BeibAzmavesb, tweeënveertig, vs. 29. De mannen vau Ki'riatb ■ Jears'm , Cepbira en Bcërotb, zevenhonderd, drieënveertig, vs. 30. 11e mannen van Karna en Geba, zeshonderd eenentwintig, vs. 31. Dc mannen van Micbmas, hondertien tweeëntwintig, vs. 32. De mannen van Betbei en Ai, honderd , drieëntwintig, vs. 33. De mannen van het ander Nebo, tweeënvijftig, vs. 34. De kinderen des anderen Elams , duizend, tweehonderd , vierenvijftig, vs. 35. De kinderen van Cbarim , driehonderd en twintig, vs. 36. De kinderen van Jcricbo, driehonderd, vijfenveertig, vs. 37. De kinderen van Liddie. Cbadid en Ouo , zevenhonderd, eenentwintig, vs. 38. De kinderen van Senaü, drieduizend, negenhonderd en dertig, vs. 39. Dc Priester»: de kinderen van Jedaja, van den huize Jesua , negenhonderd . drieënzeventig, vs. 40. De kinderen van Immer, duizend, tweeënvijftig, vs. 41. De kinderen van PA'Hür , duizend, tweehonderd , zevenenveertig, vs. 41 De kinderen van Cbarim, du;zend [cn] Zeventien, vs. 43. De Leviten: de kinderen van Jesua , van Kadmicl, van de kinderen Hodava, vierenzeventig, vs. 44 Dé Zangers: de kinderen van As'ph, honderd, achtenveertig, vs. 45. De Poortiers : de kinderen van Scballum, de kinderen van Ater, de kinderen van Tai.Mon, de kinderen van Ackub, de kinderen van Cbatita , de kinderen van vs. 7 — 73. Ern naauwkeurig lezer zal hier en daar verfchil vinden als hii deze lijst vergelijkt met die, welke wij in Esra vinden, waarfchfnli k ortftaan uit de verfchillende tijd van opneeming en herfchtttiw in beiden,  van NEHEMIA. Hoofdd. VII. 569-. rle fchatten vaatwerk, en lag hier mede sobaï, honderd, acht- .. , endertig. -, mijn bewind ter neder. vs. 46. De ifeibi- nim : de kinderen van ZmA, de kinderen van Chafupha, de kinderen van Tabeaoth. vs. 47. De kinderen van Keros , de kinderen van Sia , de kinderen van Padon, vs. 48. De kinderen van Lebana, de kindeien van Cbagabi, de kinderen van Saliua'i, vs. 49 De kinderen van Cbanan, de kinderen vau Gidkel, de kinderen van Gahar, vs. 50. De kinderen van Reaja, de kinderen van Rf.zin , de kinderen van Nekoda, vs. 51- De kinderen van Gazzam, dc kinderen van Usfa, de kinderen van Paseah , vs. 5?. De kinderen van Besaï, de kinderen van MïürJiM, de kinderen van PVephuss:m , vs. 53. De kinderen van Bakbuk , de kinderen van Chakupha, de kinderen van Charcbur , vs. 54. De kinderen van Batelltb, de kinderen van Mecbiila, de kinderen van Cbarfcba, vs. 55. De kinderen van Barros, de kinderen van Sisera, de kinderen van Tbama , vs. 56 De Kinderen van Neziah , de kinderen van Cbatipbn , vs. 57. De kinderen' der knechten van Salomo: de kinderen van Soïaï, de kinderen van Sopbereth, de kinderen van Peruua, vs. 58- "e kinderen van jAam de kinderen van Uaukon, de kindereu van Giddel , vs. 59. De'kinderen van Scbepbatia , de kinderen van Cbattil , oe kinderen van Pocheret, van Zebaïm ', de kinderen van Amok. vs. 60. Alle de Ncthinim cn de kinderen der knechten van Salomo, waren driehonderd, tweeënnegentig, vs. 61. Ook togen deze op van Tbelmilah, Thel-Cbarfa, Cherub , Addan [en] Immer; maar zij konden harer vaderen huis, nog hun zaad niet tonen, of zij uit Israël waren. vs. 62. De kinderen van Delaja, de kinderen van Tobia, de kinderen van Nekoda, zeshonderd tweeënvijftig, vs. 63. En van de Priesteren, de kinderen van Chabaja' de kinderen van Koz: de kinderen vtui BarziLlaI , die eene vrouw van de dochteren van Barzillaï den Ci.'eaditer genftmen had, en naar hunnen naam genoemd was. vs. 64. Deze zochten hun gcfcluift, willende hun gellacht rekenen, maar het wierd niet gevonden : daarom wierden zij als onreine van het Priesterdom geweerd, vs. 65. En Hattirsatha 1 zeide tot hen , dat zij van de heiligflc dingen niet zouden eeten , tot dat 'er een Priester ftond met Urim en met Thnmmim. vs. fiö. Deze ganfche gemeente te zamen , was tweeënveertigdui/.end, driehonderd en zestig: vs. 67. Behalven hunne knechten en hunne maagden , die .waren zevenduizend, driehonderd, zevenendertig: en zij hadden tweehonderd vijfenveertig Zangers en Zangeresfen. vs. 68. Hunne paerden zevenhonderd, zesendertig; hunne muilen , tweehonderd, vijfenveertig, vs. 69. Kemelen , vierhonderd , vijfendertig ; ezelen , zesduizend , zevenhonderd en twintig, vs. 70. Een deel nu van de Hoofden der vaderen gaven tot het werk : Hatiirsaiha gaf ten fchntte, aan goud, duizend drachmen vijftig fprenghekkens, vijfiionderd cn dertig Priester-rokken, vs. 71. En [andere] van de Hoofden der vaderen gaver, ten fchatte des werks'" aan goud, twintigduizend drachmen, en san zilver, tweeduizend en tweehonderd ponden, vs. 72. En dat de overige des volks saven , was aan goud twintigduizend drachmen, en aan zilver tweeduizend mijnen en zevenenzestig Priester.rokken, vs. 73. En de Priesters, en de Leviten, en de Poortiers, cn de Zangers, en [zommige] van het volk, en dè JVetbinim , en gansch Israël woonden in hunne fteden. Evhi. hoofddeel. ene bijzonderheid moetik i. Ais nu de zc- ■> vende maand aan- nog verhalen; bij gelegenheid, dat elk kwam, en dc kinde- , . , , ren van Israil in bun- nu reeds in zijne bezitting aan de hem ne deden waren. Nn 5  57* Het BOEK vs. a. Zo verzamel- toegeweze oort gezeten was, en het feest «nlenig mint bil van het bazuin-geklank naderde, zag men fiein voor de Water- eene verbaazende menigte van volk van poort: en zij zeiden n tot Ezra den Schrift- alle kanten zamenvloeijen om het pleg- geleerden: dat hij het . , , . , boek der wet van Mo- tig te vieren. Op het voorplein van de jlboZ^anlit Waterpoort was op dien tijd de meesden «ad. te aandrang van volk bijeen: men moest vs. 3. En Ezra de . , , , , , Priester bracht de wet naar gewoonte in het wetboek dan leebeide dmanner:enten zeni de vergaderde menigte, met achting vrouwen, en aiie die voor Esr.a bezield , verzogt hem ecn- verftandig waren om ' ° te horen, op den eer-paarig dat werk te verrigten, en tot ften dag der zevende i j maand. «at einde zich te bedienen van een hand- - vs' 1' .En hi.ilasdaar fchrift waar van de affchriften genomen m op bet plttn , die _ D. voor de Waterpoort werden : —■ hij bewilligde in dat veris, van het [morgen-"! , , licht aan tot op den zoek en las voor eene menigte van nen'cn' vrouwe" raans ' vrouwen en jonge lieden, reeds de veritandigen : en rot onderfcheidc begrip gekoomen: dit de ooren van het gan- ° 1 " fche volk waren naar duurde verfcheide uiiren aan den ande' vs" 5?eEn ezra de ren» hij had om zo veel te beter van Schriftgeleerde ftond ^ te i(Unnen geboord worden , voor op eenen hogen hou- ° _ 3 ten ftoei, dien zij tot zich en nog ia anderen, die hem in dat die zaak gemaakt , , , ? , hadden , en neffens werk zouden vervangen, met er haast ^"n^^n™- ee" geftoelte doen vervaardigen , waarin ja en Uria en hil- z\\ (tonden; hij in 't midden, alles werd kia en Maïsf.t*, aan . , _ , zijne rechterhand: en met eerbied verrigt; zodra £,sra ne^ASM***Ö80n, ftond elk in de diepfte ffilte te en Malchia en Ha- hjifteren ; de ieverige man begon tus- sum en Hasbadda- ..■■«■/• i n- i: na, zacharja [cn] fchen beide lofzangen aanteheiten die m'{l''U6.aEn ezra o- door het gemeen afs door een algemeen pende het boek voor loor met ]iet Amen Arnen bekragtigd de oogen van het gan- ' _ «r fche volk, want hii werden, onder het eerbiedig opbellen van was boven al het volk: , , , t , , , . , pn ais hij het opende, hunne handen hcmclwaards , het piegtig ft°vsd 7. eueIraloof- indemmen met hunne hoofden, in het bid- de "jehovah, den groten* Elobim : en al het volk antwoordden, Amen, Amen. met opheffing; hunner handen , en neigden zich., cn aanbaden Jebovab, met de  van N E H E M I A. Hoofdd. VIII. 571 den zelfs knielende , onder zommigen aangezichten ter aarook met het aangezigt op den grond; «. 1. j,/,i„ ™, men zag duidelijk dat de beweging fterk jxm^nTakkub?Sab! was, de Voorlezers hielden daarom aan ^fi^^'^l met het leszen en verklaren van de wet aan ja , jozabad, hanan, 11 ui f Pelaja, en de Livi- de natie; 'er was geen gewoel, elk. bieet u„, onderwezen het roerloos ffaan luisteren, onafgebroken en JJ*^ t™&% zrfmet afwisfeling duurde het leezen, het iwfliu^ith. ^ verklaaren en zelfs het vertaaien in het in 'tho'eky in kieiïmi Chaldeeuwsch, op dat elk het verdaan den 'zin verkiarende, zoude. Nehkmia, Esra, niet alleen, -^"ondt maar allen die openbaai fpraken, waren *t lezen. , _ , , . vs. 10. En Neiie- verplicnt wegens de lterke aandoening M1At (dezelveisHatdes volks hun te vermaanen , onder ^tspa™^r £sèw£ zichzelven te bezitten, want dat deez' geleerde en de Levi- ten, die het volk on- feestdag voor Jehovah 111 blijde dank- derwezen, zeiden tot , , j al het volk: deze dag zegging moest doorgebragt worden, zij h ^ehovah uwe„ ru- moesten zich dan bedwingen, men moest hun zelfs voortduwen naar de onderlin- weent niet c want ai .... 11 j het volk weende, als ge maaltijden, welke men elkander ge- zij de wooroen der woon was op die dagen te geven, «ï _°^%mi lA om de bliidfchap te algemeener te maa- de hij tot hen: gaat, J r j ri eet het vette, en drinkt ken moesten zij niet vergeeten den tcnaam- hct zoet» , en zend len en behoeftigen van hunne tafel te zen- ^rtnweldkee" nf™ene! den. — Zo vierde men het best dien ja, want deze dag VOOr den HEEREN. — Heil en heilig: zo bedroeft u - , , , 1 • c niet, want de blijd- voorfpoed hangt doch met at van uwe fcllap wtn jehovab t rraanen en bekommernisfe, maar van het diev?"1^w|nildeekiVM-bliimocdiff vertrouwen op onzen Jeha- rw'ffliAn rfhwyork, „ _ . . - , , , zeggende : zwijgt , vah. — De Leviten zich onder het al- wam overal zag men de vrolijke hunne voorhoven, cn loof-hutten opflaan, op daken, binnenin de voorhoven van , ,. . , ' Eiobims huis, cn op plaatlen, m de voorhoven van den TemÜtm'm opblpufi, Pd» vooral op de markten en draaten, van Ej.bra,ms poort. 0p de Water.- en Ephraëm.itiefchc-poort  van N E H E M I A. Hoofd d. VIII. 573 uitloopende. •— Het ganfche land door vs. 18. En de ganwerd dat gevolgd, men had zederd Jo- ^n£,g™ ITsc hu a's bewind zulk een algemeen , vangenlsfc waren we- . dergekomen, maakten zulk een blijde 7 daagsch feest met ge- loofhutten, en wcon- . -ii 11 den in die loofhutten: vierd — en 111 alles zo geregeld , en wam de kinderen va,i met die lust; bij de dagelijkfche leezing Isrf> tadden d"'s njf ' J ° gedaan zedcrt de da- op die dagen was de toevloed niet min- gen van Jèfcbüa, den , , , r , . , , , zoon vau Nu.v , toe der dan aan de talels in de hutten; net 0p dezen dag tol: en liep alles geregeld af, toen deze vrolijk- §?dgh%*e* grüote" heid naar de inrigting door een boet- vs. 19. En men iaa in Elobims wetboek dag moest vervangen worden. dag bij dag, van den eerften dag tot den laatften dag: en zij hielden het feest zeven dagen, en op den schiften dag den verbods - dag, naar het recht. Tpv IX. HOOFDDEEL. 1—4- JL/eze dag was ook algemeen vs. 1. Voomopdea voor de geheele natie , en moest met dezerntmaand^e"erza? vasten en een treurig zitten in ascli en meiden zich de Mo* ° deren van Israël met op zakken doorgebragt worden; nu zag vasten, en met zak1 . . , ken, en aarde was op men duidelijk, wie gezind was om naar hen. dedipfte Mofatfche bepaaling a^in- y£- *Jj« terigten; 'er was een algemeene belijde- zich af van aiie vreem- . . , , ,. , . den: en zij Honden, IliS, dat zij Zich aan wangedrag ichUl- Cn deden belijdenis dig gemaakt hadden , en dat hunne va- t?^™^™* deren zo misdaadig, rechtmatig in zich ren ongerechtigheden. , . , , . , vs. 3. Want als zij zeiven en 111 hun kroost getugtigd waren: opgeitaan waren op' de openbaare Godsdienst-oeffening WM-^'-^^vWèt ook zeer daatig , drie uuren aan den boek v«n£*a»*«*fiün- a ' nen Elobim, eenvier- anderen las men in het Mofaïsch wet- de deci van den dag: boek, drie uuren werden bedeed tot de vterdePdeeïndedendzu belijdenis , verootmoediging en erndige dbeeniid|et^nhunnen gebeden tot den He eren Ji urmen Wel- Ehbim. , o 1 • 1 • T-i ^ vs- 4- Jefcbua nu, doener; vcrlcheide aanzienehjke Geeste- en bani , Kapmiël , lijken donden op hooge gedoelten als voorgangeren in de daatige gebeden,uit ,NAN-LA > ft»»U1-;" op het hoog geftoelte der Leviten, en riepen met luider fteinra; tot Jebovab .hunne Elobim:.  574 Het BOEK YS'^5% ,Ea de -f/1"'' naam des volks. 5 — 26. Alles werd ten Jefcbua en Kad- . ., wiëL, ijani , Hasab-beflooten met eene plegtige verbmdteDiAJVsEBANjiA; pe- nisfe5 werdende dit werk aan verfcheithachja,zeiden:ftaat je achtbaare mannen toevertrouwd, die op, loott Jebovab u- _ ? wen Elobim, vaneeu- daarin voorgangeren waren; eer men daar wieheid tot in eeuwig- , , , .... heid: en men loveden mede begon , vermaande men de bijeen hdd"! d?e* vernooK gevloeide meenigte tot het ftaatig geboven aiien lof en zang, overal hoorde men: rijst op van den grond , rijst op, dat het choor - gezang door u aangeheven worde , looft Jehovah uwen Befchcrm - God , die in vs. 6. Gij zijt die J-U$ eeuwigheid leeft, dat elk van ons, jebovab alleen , gij dat allen eenpaarig Uwen roem , Uwe hebt gemaakt den ht- * ° ' mei, den hemel der grootheid, die boven allen begrip, altans helrfcie 'aarde f'en ai verre boven ons dankbaar gezang verhewat daar op is, de ven zj: verrneldc: na dat algemeene choor ïeeen , en alles wat > 7 ° daar in is, en gij beiron het llaatig gebed tot lof en dank- maakt die alle leven- . dig: en het heir der zegging aan God, — Gij Jehovah, Gij hemelen aanbid u. a,leen ^ de Allerhoogfte , de Heer van het heelal, ja van de hemelfche gewesten ; al haare bewooners zijn Uw .. .. maakzel, ja daar voor erkennen wij U; vs. 7. Gil zilt die ' J ■> 7 jebovab, de Elobim, wat aard, wat zee voortbrengt, als leerde Abram hebt ver- , , . . , , TT koren , en hem uit vend, is een bezield gewrogt; door U ^rvoer^Cen;tiThëbi het talloos heir der hemel-bewooneren, zijnen naam gefteit, fchoon veel verhevener, dat eerbiedigt U als zodanig, welk eene eer, Die wilde de Jehovah de Befcherm-God van onzen Abram zijn , wien Gij daar toen . _ .... uit ziin Vaderland vervoerde, en ten vs. 8. En gij hebt J ' zijn hart getrouw ge- waarborge van Uwe belofte den naam vonden voor uw aan- . c gezicht, en hebt een van Abraham gaaft; toen Gij zijne m\rak°tnddatetgije roudt getrouwheid aan Uwen dienst en zijne geven het land der gedraagingen ontdekte, behaagde het U Kanabniten, der He- f & ° 9 ~ tbitm , der Ameri- hem te belooven, dat Gij de 7 vermaar-  van N E H E M I A. Hoofdd. IX. 575 de volkeren , bevolkers van Kanaan , ««, en der PUrtzi. .... .. . . . ten, en der Mui. uitdrijven en zijn zaad daarin vestigen ,tUf en der Girgaji. zoudt; Gij hebt dit bevestigt, nimmer™' % faalende in het geene Gij op de ge-ven: en gij hebt uwe 0 ' * woorden bevestigt , trouwheid der gedraagingen toezegt, om dat gij rechtvaerGii waart het, die bewogen werd met lo Zljt' . 1 rr j vs. 9. En gij hebt den flaaffche toeftand onzer vaderen in aangezien onzer vade Egyptiefche overheerfching, die hun //^"en'g^Ve^lnin angltig geklag aan deroode zee om redding d^fchVzee00" ïaa hoorde, wat al tekenen van Uwe hoo- vs. 10. En gij hebt . . ~ , , tekenen en wonderen ge magt had Gij vooraf laaten gaan ! gedaan aan Pharao, die onder Pharao, zijne hovelingen -j» en onderdaanen , zo menige ontzetting bet volk van zijn , , , , land, want gij wist, verwekte en hunnen trots vernederde; dat zij trotsiijk tegen de geheugenis daarvan is nimmer bij jSt^a?^ gehen uitgewist, vooral toen Gij de ben- ™&t, e«j'ik h« -» 0 ' ten dezen dage. de door de gekloofde baaren droogvoeds vs. u. En gij hebt , .-ij j de zee voor hun aan- 111 de woestijn bragt, terwijl de vijand gezicht gekloven, dat ftout genoeg om te volgen , jammer- N '° midden der 00 zee op het droge zijn lijk in de baaren hun einde vond. —doorgegaan: en hunne ,„ , T, ... . , vervolgers hebt gij in 1 oen werd Uw geleide zigtbaar vooi de diepten geworpen, het oog van elk een; bij nacht en £ ^enre^en in fter' dag vertoonde zich van dien tijd af vs. 12. En gij hebt- _ , ,. ,. , ze des daags geleidt eene Scnecntna, die met veel meer luis- met eene wolk-koter daalde en rustede op SinaTs top- ^l^T vt^ko? pen , — waar Gij met zo veel acht- Jomme, om hen te u u -j 11 tt 1 j- n- llchten op dsn weS» baarheid alle Uwe wetten , godsoiemti- waar in zij zouden ge bepaalingen, en oude gebruiken en vs. ^3°'ïn gij zijt gewoonten naar welgevallen bevestigde, "eoergedaait op den f ö o- berg Sinat , en hebt in het bijzondere de viering der t-abba- met hen geiproken uit then aanbeval , en dit alles door de hebt ^tm'' gegeeven hand van den volks-vriend Mosus liet ^g^ou wekten' befchrijven: in dien fchraalen oord deed E°ede inzettingen en geboden. vs. 14. En gii hebt hun uwen heiligen Sabbath bekend gemaakt: en gij hebt hun geboden, en inzettingen, en eene wet bevolen, door dc hand van uwen knecht Moses. vs. 15. En gij hebt hun brood uit den te-  $76 Het BOEK mei gegeeven voor Gij hun nfetS Olltbrccken, brood uit de hunnen honger, en ]llc|u water uit eens dorre klip bezorg- hun water uit de (teen- ' ,. , , fotze voortgebracht de Gij hen, moedigde hen aan um ong'S^tón'ge- der Uwen wel gewapenden ann het intezegt, dat zij zouden tree(jen _ helaas! hoe was hun gedrag ingaan om te e.ven uttu1-"' aéti& rlfchoon zij zells de dwaasheid ftelt , om weder te '"-"f - - , j- 1 1 u keeren tot hunne iiadden om zich onder het geleide vau dienstbaarhdd :mdoch ^ ^ ^ ^ der SfeSg8,^ ^'CbÜhdd i zich aantebeveelen; gemoedig en groot van zweeoen de overige wanbedrijven, die iTeemet1nwcinietve5- zij deeden. — Dit fchrikte U nog niet laten- af ben weder te geleiden onder het vs. 18. Zelfs, als , , ?. , •• 1 ,. zü zich een gegoten mnjcstueufe teken bij nagt en bij ciag. ef£e^emgtfdithïuwc' voor geest en lichaam bleef Gij even Ehhim, die u tot E- uezorg;t, aan onderwijs tot vorming van gypte zal voeren , en " o 1 _ groote lasteren gedaan het volk deed Gij het zo mm ontbreehavs.en'i9. Nochtans ken als aan voordeel in hunne behoef- hebt gijze door uwe . «rootc barmhartigheden niet verlaten in de woesttjne: de wolk-kolom -week niet van hen des daags, om hen op den weg te leiden, noch de vuur-kolom des nachts, om hen te lichten, en dat, op den weg, daar in zü zuiden wandelen, vs. 20. En gil hebt uwen goeden Geest regeeven om hen te onderwijzen : en uw Man hebt gij met geweert van hunnen mond, en water hebt gij hun gegeeven voor hunnen dorst. rs. 18. Zo leest Kennicot voljens beste 'Iandfchrifion.  van NEHEM1A. Hoofdd. IX. 577 ten en dat 40 jaaren lang zonder zweem vs. ar Zo hebt guvan behoeften, van welken aart ook , h0UdCnmm'de woelvoor alles zorgde Gij, ftelde hun in wne, zij tóbben, geen ° *' gebrek gehad, hunne het bezit van koningi ijken en ftaaten klederen zijn niet ver- ,, c , oud, en hunne voe- van magtige volkeren, en gat hun eene ten niet geZwoiien. aanzienlijke rang onder vrije natiën ; ^ «• al vroeg vielen hun de magtigfte rijken en volkeren gegee- ■ , -ij ven> en hebtze ver- aan geene zijde der Jordaan 111 handen, deelt in koeken : zo Gij maakte hen daarenboven «et volk- KK.^ rijk en ftelde hen in het beftendig be-«on , te weten, het J land des Konings van zit van Kanaan. — Met welk eene cbcsbon, en het laad , . „ . , •. • van Og , Koning van goede uitflag wierden zij overwinnaaren, £aza„. en handelden naar welgevallen met hun, h^%^bt^. werden meester van een aantal weer- menigvaldigt, ais de _ , fterren des hemels: baare fteden, van een verrukkend land, en gij hebtze gebracht bezitters van wooningen, met koste ge- %l^n'JZ^ bouwd, van alle genoegens voorzien, en bad gezegt, dat zij ' n , zouden ingaan om het met het beste plantfoen omringt; dit weder- erüijk te bezitten, hield hen niet van opftand, integendeel kjnderaf daar Tin de geheugenis van hunne verplichting komen, en hebben dat 00 .. land erni.ik ingenomen, zo ver van hunne gedagten te verwij- en gij hebt de inwo- , , .... ,c , neren des lands , de deren als moogelijk was; ja zelts hun- Kanainiic»,voothun ne Godgezanten die hen van zulk een bedaan wilden terug brengen, om het hunne hand gegeeven, . , mitsgaders hunne Ko- leeven te brengen, was hun ontaard ge- ningen, en de volken des lands, om daar mede te doen naar hun welgevallen, vs. 55. En zij hebben vaste fteden , en een vet land ingenomen , en erfliik bezeten, huizen vol van alle goed , uitgehouwe bornputten , wijngaarden , oliifgaarden , en bomen van fpijze, in menigte: en zij hebben gegeten, en zijn zad en vet geworden, en hebben in wellust geleeft, door uwe groote goedheid, vs. 16. Maar zij zijn wederfpannig geworden , en hebben tegen u gerebelleert, en uwe wet achter hunne rug geworpen, en uwe Profeeten gedood, dié tegen hen betuigden, om hen te doen wederkeeren. tot u: zo hebben zij groote lasteren gedaan. vs, 11. Eene Ipeling cp de hoek t piaatfen, op de Sofia s bij de Otsterlingen. V. Deel. O»  5?s Het BOEK vs. 27. Daarom heb: drag over het geheel. 27 — 38. Van S *zz? benau- weelde bragt Gij ieder weder in bevers , dieze benauwt j-jemdheid , doch op het minde teken van htbben: maar a!s zu Jr-- in den tijd hunner inkeer bezorgde Gij hun helden, die benaauivtheid tot u , _T , , , , , „ . . riepen, hebt gij van hun Vaderland weder van overheerfclnng bevrijdden^ doch naauwlijks fchepten zij te barmhartigheden adem , of zij keerde weder tot hunne verlosfers gegeeven > . , , . , , dieze uit de hand ïmn-vorige dwaasheid , tot dat ruuwere en ner benauwers verlos- zvvaardere verdrukkingen hen weder tot vs. es Maar ais zij rj bragten : hoe gereed waart Gij dan rust hadden, keerden D J zij weder om kwaad ter redding ? hoe menigmaale deed Gij re doen , voor uw ,, n . , . , , aangeziciit: zo verliet zulk? — hoe veele vermaaningen deed ne"vljandena"ddatze GiJ daar onder ? welke beloften voegover hen heerschten: je Gij daar bij van welvaaren ? maar als zij zich dan be- ■ . . keerden, en u aanrie- dit alles werkte mets uit , dan hunne va" ' den hemelgge- hartnekkigheid te meer openbaar te maahoort, cn hebtze naar ken< iioe jange ftelde Gij Uwe bedreimve barmhartigheden . ° J tot veie tijden uitge- gingen uit, eer Gij die in de uitvoering r"vs. 29. En gij hebt bragt ? hoe menigmaale fprak de over- tegenhen betuigt , om d d q gt d j profeeteli tOt hen. te doen wederkeeren tot uwe wet; hun , doch te vergeefs , waarom Gijze maar zü hebben trots- . , .., lijk gchandeic; en niet eindelijk ballingen deed worden; hunne EK*™™**"* verdelging, zo als dat het lot rechten , tegen dezei- van zo menig volk geweest is, verhoedde ve hebben zij gezon- , a ° digt, door welke een Gij nogtans; integendeel, Gij bewaakte leveifzaif'enVü'heb- en zegende hen buiten hun Vaderland in ^u^g«ogfen0,U1S alIeS ; dllS ziJt en b!iïft GiJ onze Be* hunnen nek verhard, fcherm-God, maar ook tevens de veren niet gehoon. ,„ , . .... „ , vs. 30. Doch gij ver- moogendfte, de onverwinnehjkde en de ^.££?j23£ ontzaggerijkfte Hoogheid, maar die zo de tegen hen door talloos veel proeven van uwe ftandvas- uwen Geest , door den dienst uwer Profeeten , maar zij neigden het oor niet : daarom hebt gij hen gegeven in de hand van de volken der lande. vs. 31. Doch door uwe groote barmhartigheden , hebt gijze niet vernielt , noch hen verlaten : want gij zijt een genadig en barmhartig Elobim. vs. 32. Nu dan, ó onze Elobim, gij groote, gij machtige, en gij vreeslijke Ei*bim , die het verbond «n de weldadigheid houd, iaat voor uw aanga-  van NEHEMIA. Hoofdd. IX. 579 tigheid 111 de vervulling zo wel als 111 acht met gcrmg zua , . TT , , ~ alle de moeite , die de toezegging van Uwe beloften gegee- ons getroffen heeft, ven hebt; hierom hebben wij vrijmoe- voffen^Tn ' onzt digheid U onze tegenwoordigen toeftand Priesteren, en onze . Proleeten , en onze aantebeveelen : Gij weet, wat ons in Vaderen, en uw gansch het gemeen getroffen heeft, onze aan- d^Korungerfvat*^ zienlijken , onze Geestelijken en onze su" ,aan 101 °p de- J J zen dag. buiteugewoone Godsgezanten, ja elk bur- vs. 33. Doch gü zijt , A n. . r, . rechtvaerdig in alles, ger van de Asfijriefche wegvoering tot dat ons overgekomen heden toe, — wij willen niet klaagen - want. fii. hebt Ee" ' 1 J = trouw geliandelt, maar Uw gedrag is billijk; wat ons ook be- wij hebben godioos- 1 , . TT . „, , lijk geliandelt. jegend is , Uw trouw is ongefchonde vs. 34- En onze Kogebleven, terwijl wij in onzen opftand -j£n clerhouding van de wet in het /« zoon yan 'azan- aigerfleen ten plegtiglle, maar zelfs in JzAoonenNNv'an 'Sjwa- bijzonderheden verbond zich elk der vsDioKAEn'nonne broederen: Sehanja , Hodia, Kemta, Pf.i.aja, CbaL», vs. 11. Micha, Remob, Cbafobia , vs. 12. Zacchur,, Scbere/„a,Se" . vs. 13. H01.ia, Bani , Beninu. vs. 14. De Hoofden des volks: Varuos Fahath-Moab, Elam, Z*rrmr, Bani , vs. 15. Bunni, Azgad, B™ « 16. Adonia , Bigvaï, Adin, vs. .7. Ater. Mizkia, Asl,T, vs. 8. Hodia, Cbafum. Bezaï, vs. ,9. Cbaripb, AJATHoJh, Ne£| vs. .20. Magp.as. Vf/»«//«»« Cb.zir, vs. 21. M.£bab.l, %«■ o,k lADOUA, vs. 22. PET atja, CAa»™ , anaja . vs. 23. HoSEA , Ci>«L„,;,J CA«*. vs. 24. Hal. ohm, PlLHA, sobek , vs. 25. RehUM, ri lrnLn Maüseta, vs. 26. En Ahia, Cbanan, Anan, vs. 27. MalS«? C»-r/L, ËiaNA. vs. 28. En het overige des volks, ^ Posteren !te~Ë*7»*«s, dè Poorners, de Zaneers. de Netbimm. en al wie Mc.ll van de vomèn der landen had afgefcheiden tot Elobims wet, hunne w.lven, hunne zoonen, en hunne dochteren. a, die wetenfchap [en.verendhad^ v< 20 Die hielden zich aan hunne broederen, hunne voortreffeiltke, en kwaden in den vloek en in den eed , dat zü zouden wandelen m Eh\7m, wet die gegeeven is door de hand van Ehbims knecht Mom»: cn a zj zoudenhouden, en dat zij zouden doen alle dc geboden vau  van NE HEM IA. Hoofdd. X. 581 tekennaren, tot het tegenhouden der huu- jehovah onzen Mowelijken hunner kinderen met de oude cn zi]ne inzabewooneren des lands, en.om van hen op un*™:0 En d„, w!j Sabbathen nimmer iets te kopen, zelfs docUceren niet zouden , r , , geven aan de volken op geene andere ieestaagen, waarop net des lands, noch hun-' verboden was; wij verbonden ons voor ^0,d^r^n0,;^en. alle de rechten van het 7de jaar tot y,s- sr, M ópk de J volken des lands op voorkooming van onderdrukking, tot al- den sabbïthdag te v'er- j 1 1 j kopen brengen' waa- le de belastingen tot onderhoud van den #>n, en ajie kop'rh' , Tempel , tot de offerhande en tot het ^yV^^nm dagelijks onderhoud, niet' alleen" voor' el- [anderen] heiligen dag . ^ , ,, . c van hen niet zouden ken dag, maar voor alle de feesten , nemen 1 cn, dat wij het zij bijzonderen, het zij algemeenen , dwo^ffijwUszonder eenige uitzondering. 3-1—39. Ook gaders allerhande be-, n zwaarm.-. verbonden vyij ons tot de tienden der vs. se- Vowts ^etLevieten , met influiting van dat geene, S^J^J1 21 -opi'èï het welk de meerdere behoeften tans een v;.n eenen bkcl in t eischte ; het geregeld leveren van het jaar, tot den drenst , ,. „'* , 1 .. des huizes vau onzen hout ten dienfte des Tempels , en dit Elobim: alles behalven de gewoone belasting op br™d xJr°e[h^.-- onze bezitting , zelfs de belasting op se < en ,1W gedurig j .1 ► J 71/7- r-ri • fp'.is.-offer,.en tot bet de eerstgeboorte naar de Mojaijche in- gedurig brand - oiter ftelling, alles zo als dat voor V^^Jf^^X ren en Levieten bepaald was door de de sezctt0 n"°-[i:J"n» ■ en tot-de heilige din- Mofdifche wet;- 'er werd vastgefteld , dat gen, en tot oe zord- ofierien r om verzoening te-doen over Israël: en [tot] al het werk des huizes van onzen Elobim. vs. 34. Ook wierpen wji de loten onder de Prienercn ,.uc Leviten, en het volk, over het offer des houts, dar men .brengen zoude ten huize van onzen Elobim , naar *t huis onzer «aderen. oy heftem,e: „ „ , , de tegenwoordig zijn, zelfs bij de lodo vs. 38. En dat er 0 0 J 7 J een Priester, een zoon der Levieten, om van hen te ontfan- van ASron , bij de , , ... . . r- leviten zoude zijn. gen, waar toe de wet hen vrijheid gaf, als de leviten de tien- op fat ZQ de 0pel]Daare dieilSt in dert den ontfangen: en dat ' r de Leviten de tienden Tempel ongeftoord kon voortgaan, werd der tienden zouden op- .... , . . , ... brengen ten huize van dit alles ZO plegtig belOOld. onzen Elobim , in de kameren van het fchathuis. vs. 39. Want de kinderen van Israël, en de kinderen van Levi moeten hef-offer van koarn , most en olie, in die kameren brengen , om dat daar de vaten des Heiligdoms zijn, en da Priesteren die dienen, en de Poortiers, en de Zangers: dat wij zo het huis van onzen Elobim niet zouden verlaten, XI. HOOFDDEEL. ~T\ vs. i. voorts woon- 1 ~ 2°- -L> aar nu Jerufalem. den den de Overften des meesten aanftoot te wagten had, en volks te Jerufalem: 0 . maar het overige des met dc last der hooge leesten, om dan S^itrtên wneS hunne broeders' te ontfangen , bczwaartte brengen , die in de was ;iacj men hieromtrent de fchikking ge- Seilige ftad Jerufalem > o b" zoude wonen , en maakt , dat een iode gedeelte van de negen dcelen in de , , _ ' [andere] fteden. aangekoomeneii de ltad bevvoonen, de ove«egebdt^^'w rtgen «W> B> de "abuurige fteden en op nen, die vrijwiiiigiijk jiet land ïiederz-etten zouden; met uit- aanbodcnte.Jm//d'««» . te wonen. zondering van de Overheden, wierd die dieVHoofdeEn des'land" door looting bepaald", die zich vrijwilfciiapp, die te jem- [[„ aanbooden om burgers van Jerufa- faleii: woonden: (maar a 0 ■> in de fteden van jttia km te willen worden , verkregen daar- woonden , een icge- . .. ... , inkop zi:nebezitting, toe niet alleen vrijheid ,- maar werden in. hunne fteden, U- zdfs mct acliting en blijdfchap, als dads ra>l, dc Priesters, en I 0 •' t ? de Leviten, en de burgers opgenomen ; van die welke in Netbinim, en de kin- , * „ , , i , . ocren der knechten dc heden en op het piatte land zich "VIT jerufalem vestigden , het zij dan uit .>/.■;, het dan woonden [zom- zji Israëliërs; van Priesteren of Levie- migeT van de kindc- J • ren van Juda, en van ten, of dienstbaaren aan die orde 01 famTnfv.m kind"- n!et> werden geene lijsten gemaakt J maar 1 en van juda, ,\ ni a- vvcj van aanzienlijke burger - familiën ja oen zoon van Us- ; J 0 i.a, den zoon van die in Jerufalem zich - vestigden; Jieda  van N E H E M I A. Hoofdd. XI. 5S3 gaf hier toe 468 gewapende burgeren op zacharja, den zoon de lijst, Benjamieten waren 'er 928, heb- ™n v^^iatta" bende beide ftammen hunne bijzondere op- de" 20on vnn M*"*- . LALEer,, van de km- per-Hoofden. Benjamin At eerfte in rang. deren van perez. Het getal der Priesterhuizen zich daar neer vs. 5- En Utüm*\ .. de zoon van Baruch, zettende was vrij groot, 1192. Het ge-.den zoon van Col«! der Levieten naar hunne onderfchei- J^**££3 de verrigtingen verdeeld was minder , van Ab,J* • den zoon 00 van Jojarib . den zoon maar 456. 21. De Nethinim werd nu van Zacharja, den Ophel tot een beftendig verblijf aange- zo°s" ^AWe todéwn wezen, zo na bij den Tempel gelegen. ^.J^^J^ 22.— "6. In het bijzonder had men voor'waren vierhonderd , „ , achtenzestig dappere het choor der Zangeren gezorgd , zo mannen. wel in bekwame hoofden, gefchikte woo- ^inderfn ™n Bet jamin: SALLUde zoon van mrcbv.lUm, den zoon van Jocd , den zoon van Pedaja, den zoon van Koi.aja, den zoon van MaSseja, den zoon van iTHieL, den zoon van ïesma: vs. 8. En na hem Gabbaï , Saliaï: negenhonderd achtentwintig, vs. 9. En Joër., de zoon van Zichri , was Opziender over hen: en Joda, de zoon van Senua, was de tweede over de ftad. vs^ 10 Van de 'Priesteren: Jedaja de zoon van Jotarib, Jachin , vs n S,.«aja oe zoon van Hilkia, den zoon van Mefcbullam , den zoon van Zadok , den zoon van Mkrajoth, den zoon van Ahitub , was Voorganger van bloMms huis. vs. 12. En hunne broederen, die het werk 111 den huize deden, waren achthonderd tweeëntwintig: en Adaja de zoon van Jeron\M, den znon van Pelai.ja , den zoon van Amzi , den zoon van Zacharja den zoon van Pashur, den zoon van Malciiia. vs. 13. En zijne broederen, Hoofden der vaderen, waren tweehonderd tweeenveettig': en Amassaï de zoon van Azaueül , den zoon van Aciizai, den zoon van Mesillemotu , den zoon van Immer. vs. 14. En hunne broederen , dappere Helden , waren honderd achtentwintig : en Opziender over hen was ZABDléL de zoon van Gedolim. vs. 15- En van de Leviten: 'Semaja de zoon van Cbasfub, den zoon van AzrikAM, den zoon van Chafabia , den zoon van Buni. vs. 16. Eu Schabbatbat, en JoZABAD, van dc ' Hoofden der Leviten, waren over het buiienwerk van Ehbims huis vs 17. En Mattuanja de zoon van Micha, den zoon van Zabui, den'zoon van Asaph, was het Hoofd, die de dankzegging begon m t gebed, en Bakbukia was de tweede van zijne broederen: en Abda de zoon van Sammoa , den zoon van Galai-, den zoon van Jeduthi'N. vs 18. Alle de Leviten in de heilifce ftad, waren tweehonderd, vicrentachentig. vs. 19. En de Poortiers , Akkub , Talmon , met hunne broederen, die wacht hielden in de poorten, waren honderd, tweeënzeventig vs. "o. Het overige nu van Israël, van de Priesteren, [en] de Leviten was in alle fteden van Juda , en iegelijk in zi;n erfdeel, vs "i En de Nethinim woonden in Opbel; en Ziiia en Cispa waren over de Nethinim. vs. 11. En der Leviten Opziender te Jerufalem was Ussi, de zoon van Bani , den zoon van Hasaeja, den zoon van Mattanja den zoon van Micha: van de kinderen van As\ph waren ' de Zangers, tegen over het werk van Ehbims huis. vs. 23. Want daar Oo 4  584 Het BOE K was een gebod des ningen tegen over den Tempel, dewijl weteng,Ven%eker 'on- óezm door eene keizerlijke vergunning dcrhoud voor de: Zan- niet tot Jaste van de burgerij wegens hun gcrs, elks dageliik op 0 J D zijnen dag. ' onderhoud waren; twee aanzienlijke uit fleVzoon'van MeIeza* ons lichaam , werd de fchatting en al BEëL, van de kinde- wat ^e belangens van den Vorst beren van Zerah , den ö zoon van Juda, was trof, toevertrouwd. — De overigen zet- aan des Konings hand, . in aiie zaken tot het teden zien neder in de lieden en de dorV°vs.' 13. in de dor- Pen ^aar or|der hoorende, volgens eene ren nu op hunne ak- bekwaame verdeeling om zo de evenre- keren woonden [fom- mige] van de kinde- dige bevolking te bevorderen. ren van Juda tn Kir- jath-Arba cn hare onderhorige piaatfen, en in Dibon cn hare onderhorige piaatfen , en in Jekabzeël en hare dorpen, vs. 26. En te Jefu , «n te Melada, en te Betb-Petet, vs. 27. En te Cbazar-Sual, en in Jierfeba en hare onderhorige piaatfen, vs. 28. Eu te Ziklag? cn in Mcebona en hare onderhori.e piaatfen, vs. 09. En te En - Rimmnn, en te Zera, en te Jarmutb, vs. 30. Zaneab, Adullam en hare oorpen, Eacbis en hare akkeren, Azaka en bare onderhorige piaatfen: en zij legerden zich van Berfeba af tot/aan het dal llinnnm. vs. 31. De kinderen van Benjamin nu, van Geba, [woonden] in Blicbma en Ai ja cn Bethel en hare onderhorige piaatfen, vs. 32. Ana'botb, Neb, Ananja, vs. 33. Cbazer , Rama , Gittbaïm , vs. 34. Cbadid, Zebc'im , Nebalia, vs. 35. Lorf, en Oni> , [in] 't dal der werkmecsteren. vs. 36. Van de Leviten nu [woonden fom mige in] de verdeelingen van ^»geworden, in die ftand gebleven tot de vs. 12. En ïn de regeering van Darius Nothus; der Levieten tocftand, in Nehemia's tijd, ^f/^™ was ook zoortgelijke, alleen was 'er veran- var, jeremja , codering in de Hoofden gekoomen. Bij gele- na"{a:I5. van Ezra, genheid van de inweijing van de herdelde ^^U]mm\^^, A' dad werden alle Leviten opontboden , vs. 14. van Meli- . , „ r , chu , Jonatiixn , van vooral de Zangers en Mufiekanten, om sebanja, j^sf,™: die plegtigheid te verderken. 30-37. Zij A$*f JgïSS hadden zich tot dat werk bekwaamt joth , cww • vs. 16. Van Iddo door reiniging, en woonden digt aan de zacharja, van ginftad meestal, waarom zij te eerder had- v^m^'i den kunnen bijeengezameld worden; bii Zichri, van1 m>nia- ™ ' j min , van Moapja , , , PlLTAÏ: vs. 18. Van Bilga, Sammua, van Semaja, Jonathan: vs. 19. E i Jojarib, Matthenaï, van Jedaia, Ussi : vs. 20. Van Sallaï, w , van Amok, Heber : vs. 21. Van Hilkia, Chafabja, van Jeuaitiianecl: 'vs. 22. [Van] de Leviten wierden in de dagen van EÉji 11 , Jo.iada en .Joiianan en Jaddua, de Hoofden der vaderen befc'irewn: mitsgaders ne Priesteren . tot het K'omhérijk van Darius den Perfiaan, vs. °ss. De kinderen van Levi, de Hoofden der vaderen, wfrr l< fchreven in 't boek der Chronijkcn: tot de dagen van Johanan den tóón van EliaSib toe. vs. 24. De Hoofden dan der Leviten waren Hasabja, Sereii.ia en Jefcbua de zoop van Kadmicl, en hunne broeden-n tcgen hen over, oni te oriizen [en] te danken, naar 't gebod vin David, den man van EIrMw wacht tegen wacht. vs. 25. MiATfttiffJjA n Bakbukja, Obadja, Mefcbullam, Talm. n [en] Akkub waren Pooniers, de waciit waarnemende , bij de fchatkanurs der poorren. vs. 16. Dezewaren in de dagen van Jojakim , den zoon van Jefcbua; den zoon van Josadak: en in de dagen van Nehemja den Landvoogd, en 1 an den Priester Ezra, den Schriftgeleerde, vs. 27. In de inweijing 611 < in Jerufalems muur zochten zij de Leviten uit alle hunne plaafen, dat y.iize te Jerufalem brachten : om de inweijing te doen met vrei'gde, en met dankzeggingen , en met gezang, Cimbalen, luiten , en met harpen, vs. 28. Zo wierden de kinderen der Zangers verzamelt, 'zo uit het vlakke veld rontom Jerufalem , als uit de dorpen van Netapbr-ti: vs. 20. En uit het huis van Gilgal,' en uit de velden van Geba ëd LflM mavetb: want de Zangers hadden zich dorpen gehouwt rontom Jernfnlem. vs. 30. £n de Priesters en de Leviten reinigden zich'zfelveh :'öaaff na reinigden zij het volk, en de poorten, cn den muur. vs. 31. Toen deea ik. de Vorfttn van Juda opgaan op den muur: en ik ftelde twee Oo 5  Het BOEK groote dank'choren, gelegenheid dat de burgerij, de muuren «r°^ch?eer'bana^p en poorten ingeweid werden , was de MStoöortwe ** vol5ende fchikking gemaakt: bij de Mitsvs. 32. En achter poort op de ftads wal werden de eerde" helft der,Jvor'ften lm familiën in rang, de Hoofden van V"vS?33r'Ën Azarja, den Staat bij' een geroepen , in een Ezra en Mifuiiam, lichaam vergaderd; daar zijnde, verdeelBenjamin enUSEMAj" de ik de doet, die de ftaatfie' uitmaken envJs!R35M,*En van de Z0Ude » in tweën » de eene helft regts Priesters kinderen met af en de andere links ; deze had de trompetten: Zachar.- , ,c . „ ... , , ~, . ja de zoon van Jo- helft der Maatsieden aan het hoofd, ook Sl'jA^enzoon de eerde in rang onder de Geestelijvan Matthanta , den j.en vervolgens de Priesters met de zil- ?oon van Michaja, ' 0 den zoon van Zac- vere trompetten, verder het choor Zanasaph:de" mn Va" gers en Mufiekanten , waar onder de broedersfsEMAjAZiien liarP' het begunftigd indrument van dert AzAREéL , Milalaï , voortreflijken David was ; de ftaatfie Giiai.aï, MaSï, Ne- , . . , , , ,. _ thaneöl en Juda , werd geleid door den waardigen E s r a ^ Smentêrvan da- zij moesten hunnen omgang voor bij de vid , den man Eh- Fonteinpoort tot aan de Waterpoort hints : en Ezra de Schriftgeleerde [ging] houden. — 38—47. Het tweede cllOOr henenhUn aangezichc onder mijn opzigt had het andere ge- vs. 37-.Voorts naar deelte , wij moesten verfcheide poorten de Fonteinpoort , en .. . r tegen hen over, gin- voor bij, en den trein bij de gevangenfrappe2" van Davids poort halte houden; toen wij' ons we- nad , door den op- jer vereenigden en in daatfie voorttrokgang des miuirs: bo- 0 ven davids. huis, tot ken Tempelwaards , waar wij ons we- aan de Waterpoort , ... - , , tegen het oosten. der m twee reien Ichaarden, met onze dank-choo"enuTeeddaet burger-Overheden in de voorftYitze, waar ging tegen over, en het muziek en gezang op nieuws begon , ik achter het zelve, t & f & 1 met de helft des volks, op den muur, van boven den Bakovens toorn, tot aun den breden muur: vs. 39. En van boven de poort van Epbraim, en boven de Oudepoort, en boven de Vischpoort, en den toorn llanane'il, en den toorn Mta , tot aan de Schaapspoort, en zij bleven ftaat? i-n de Gevangenpoort, vs. 40. Daar na Honden de beide dank-ch ren in Elobims huis: ook ik, en de helft der Overheden met mij. vs. 41. En de Priesters, Eijakim, MaSseja, Winjamin. Michaja, Ei.joëNAï. Zacharja, Cbananja, niet trompetten, vs. 42. Voorts MaSseja en Semaja  van NEHEMIA. Ho o fdd. XII. 5S7 toen begon men aan de offeren, die in en eleazar en Ussi een vrij aanzienlijk getal geflagt wierden, ^ J°«AnNA^™MMAeLzo dat 'er voorraads genoeg was voor Ezer: ook Heten -Ach „ .... ,. de Zangers horen , de oifer-maaitijden , die tot blijdlchap met izrahja den op- vau allen, zonder onderfcheid, afliepen; ziender- . . , . , .. ,. vs. 43. En zij offer- het gejuich was algemeen, bij die ge- dm des zeiven daags tegenheid maakte ik nog eenige fchik- kinken; ik benoemde eenige Geestelijken "«l'., Xl*Um. hadza ö ' 0 J vrolijk gemaakt mee om het 'opzigt te hebben over het vaat- groote vrolijkheid, en , , , , , , ook waren de wijven weru des tempels , anderen voor ne fn de kinderen vrotienden , voor de eerftelingen, voor den voorraad tot de offerhanden; ik bedien- t0.r van verre gehoort de mij van die gelegenheid , daar elk W'VT44. 0ok wiereven zeer over' de Geestelijkheid bij den te" zell'en dase - J mannen geftelt over deez plegtigneid voldaan was ; allen de kameren, tot do hadden aiaar de gemaakte fchikkingen 0t^Jta&ftJt& door David en Salomo, hunne on- 'inecn' entotdetien- ' den , om daar ui uit derfcheide posten uitneemend wel waar de akkeren der ue- , , , n , , „ , den te verzamelen de genomen, onder het hemelde Staatsbe- delen der wet, voor wind dat zelve genoegen hebbende, was 1 de burgerij genegen hun de inkomften A> was vrolijk over te fcheuken , hun toegelegd, en de Lc- ver de Leviten , oio vleten waren wederom bereidwillig het ^.^s.^Ea namen deel der Priesteren daar van aftefcheideli de w*cht van hunnen Elobim waar, en de en hen te doen geworden, zo liep dit wacht der reiniginge, ,, n. c ook de Zangers, eri alles gLindlg af. de Pdortiers,: naar 't f gebod van David , [en] van zijnen zoon Salomo, vs. 46. Want in de dagen van Davik en Asaph , van ouds , waren 'er Hoofden dei" Zangers , en des lofpezangs, en der dankzeggingen tot Elobim. vs. 47. Daarom gaf gansch Israël, in de dagen van Zerubabel, cn in de dagen van Nehemia, de deelen der Zangers, en der Poortiers, elks dagelijks op zijnen "dag: en zü heiligden voor de Leviten, en ^ Leviten heiligden voor de kinde* ren van ASron,  538 Het BOEK xiii. hoofddeel. tt) vs. ,. Ten dien da- U X> IJ gelegenheid , dat 'er vol- ge wierd'er gelezen gens ^e fchikking van Esra dagelijks m t boek van Mo- 0 ° st.s , voor d<= ooren in de Mofdifche wet moest geleezen wor-. wierd0'gerchrevtnaVe" den, viel de aandagt der vergadering op vonden,' dat de Am- j t ver'00(j agn je Israëlieten, om met mer.iten en Moabitcn 7 niet zouden komen geen Ammonieten of Moabieten huwe- in de gemeente van ... - f ' Ehbim , tot in eeu- hjks - verbmtemsfen aantegaan , en dat Wlgheid: : wel om hun vijandig en erglistig gedrag vs. a. Om dat zij . .. den kinderen van is- bij de verovering van Kanam;. 3. JJlt gekomln ma"br^d M ™ veel uitwerking, dat zij, die toen en met water, ja had- Jn fax p.£val waren z[ch gewillig toonden Bileam tegen ö ' hem gehuurt, om den die verbmtcnislen te verbreeken , S7S2S^1dS*r iB! Doch he;t SezaS van Priester vloek omkeerde in E l i a s i b verbonden door huuwelijk aan eenen zegen. ■> vs. 3. zo gefchied- den Vorst Tobia, ltremde dit; in zijn de het , als zil deze , . , . , . , wet hoorden, dat zij post als opzigter over de tienden, viel twJSKÏÏ&™5, hij ook onder verdenking, in plaats van alvs. 4- eljasik nu, jes te verzamelen in de daartoe .gefchik- de Priester , die ge- , . .. , Heit was over dc ka- te vertrekken des Tempels, had hij daar- X:"s toe in. eige huis een vertrek doen voor dezen nabeftaan- vervaardigen, niet zonder vermoeden, dat de van Tobia gewor- 0 ..... den: hij zich daarvan voor zijn huisgezin hem' ce'neEgrome t- bediende j alle deze wanorde was eerst mer gemaakt, daar zij ft an zec]ert j|% Weder naar liet hof te voren henen leiden het ipiis-ofier, den teruggekeerd was , doch na eene JenT°ekn' de tienden afweezenheid van ruim 5 jaaren , had van koorn, van most ik vergunning van den Monarch en van olie, die be- w voien waren voor de weder een togt naar mijn Vaderland ge- Leviten, en de Zangers, en de Poortiers: mitsaaders het hef-offer der Priesteren. vs. 6. Doch 11) allen dfven was ik niet te "Jerufalem: want in 't tweeëndertigfte jaar van Artbafasta Ko-. ning van Babel, kwam ik tot den Koning; maar ten einde van [fommigej dagen verkreeg ik [weder] verlof van den Koning: vs. 7. En ik 51. 6. Ik Tolg hier Mohr zo naauwkenrig in c'.it vak.  van NEHEMIA. Hoofdd. XHI. 5°S> daan, en vond doen de zaak' met El- kwam te jer«faiem, ' en verftond van het TASJ.B in dien ftand, nog vermeerderd, kwaad, dat eljasib j , , ,„ voor Tobia gedaan door dien hij de voorhoven, met zijne had j makende hen» door huuwelijk verbondene vreemde fa-«ne kamer in de J voorhoven van £/o- milie gemeenzaam gebruikte; ik was zeer bims huis. , , , . , vs. 8. En het mis- misnoegd over de toegeevenheid ten zij- haagde mij zeer: zo nen opzigte gebruikt; ik gaf order, de £«p* Priesterkamer in den Tempel, door ten, uit de kamer. ., i vs. 9. Voorts gaf ik hem zo onagtzaam misbruikt , weder bevel, en zij reinigin order te brengen; ik liet zijn huis- fk VachtkdTa"ewèd« raad daar uit brengen op veragtelijke »" de vaten van Eio- 0 r bims huis , met net wijze, bragt de fchattings - kameren we- rPijs - offer, en den der in behoorlijke ftaat, en droeg zorg wlySro zich zonder! ge hebben en in heuglijke gedagtenis bij reinigen, en depoor- D s o o J ten bewaken , om mijne landgenoten blijven, is mijn ge-den sabbattmag te , ■ . « heiligen: gedenk mij- neege wenscb. 23 — 31. Ook vattede ner ook i>] dezen, ik de zaak der uitlandfcha vrouwen aan, Jgfc»gfcg «£ het ftiet mij geweldig geduurig de kin- de veelheid uwer goej 1 r- , . , dertierenheid. deren te hooren fpreeken in een taal , vs. 23. Ook zag ik die hen verrade, hieromtrent moest meer gefirengheid gebruikt worden; ik klaagde be^amfö eenigen aan voor den Raad, bedreigde zich] hadden doen hen, ja liet zelfs zommigen tot een open- wVs.en'24. En hunne baar bewijs van verachting gerechtelijk ^/Sf^f zij kalden baart uittrekken, eer ikze weder los den geen jwnrifpre- ,. ., , , , , , , . , .. ken : maar naar de liet; ik deed hun de redelijkheid van mijne taal van een iegelijk ftrengheid in dit geval zien; ik bedien- vol^l[ 2S> Zo tWjstte de mij het meest van de uitwerking, ik met hen, en vioek- J 03 teze, doeg [fommige] welke de vreemde huuwiijken op het mannen van hen, cn , , plukteze het hair uit, gemoed van den wijzen Koning Salo- en ik deedze zweren mo gehad had, ik ontzag niemand;^'^ÏTl^. Manasse fchoonzoon van Sanbal-nen zoonen zult ge- , , , , TT . . ven, en indien gij van lat, (_ naderhand Hoogenpnester in hunne dochteren voor den Tempel te Samaria geworden) niet S^S*-*0" vs. 26. Heeft niet Salomo, de Koning van Israël, daar in gezondigt? hoewel 'er onder vele Heidenen geen Koning was, gelijk hij, en hii zijnen Elobim lief was, en Elobim hem ten Koning over gansch Israël geftelt had: ook hem deden de vreemde wijven zondigen, vs. 27. Zouden wij dan naar ulieden horen , dat gij al dit groot kwaad zoudt doen, overtredende tegen onzen Elobim, doende vreemde wijven [bij u] wonen? vs. 28. Ook was 'er [een] van de kinderen van Jojada, den zooiï van Eljasib, den Hoegenpriester, fchoonzoon geworden van Sanballas,  39a Het BOEK enz. •den H,r,mnr: daar- willende fcheiden , bande ik uit het om joeg ik hem van j d dat Befcherm - God deze zijmi) wech. * J , . . ' vs. .9. Gedenk aan ne ontheiliging der Priester-orde, ja van ten, mijn Elobim: de ftamme Levi, nog ongeftraft, vergelom dat zij het Pries- .. . , „:„*„ terdom hebben ver- de! — zo bragt ik voor de wanorde, zints Cdeindgés japhr!és;err-" mijn vertrek opgekoomen , zo veel moge. doms en der Ltviten. was aijes weder in goede ftaat en alle vs. 30. Zo reinigde J ik hen van aiie vreem-mijne eerfte fchikkingen werden daarin rwaentefderti^-gevolgt; och, dat alle deze mijne be- ï«,nelkop z1inw£erk; mijnen P0St biJ U S0edSUn- vs'. 31- Ook tot het ftig aangezien worden, God mijner be- offer des houts , op . teneinde tijden , en fcherming ! tot de eerftelingen : gedenk mijner, mijn Elobim, ten goede.  INLEIDING op de LOTGEVALLEN van E S T H E R. en gefchrift, onder de verzameling der Hukken welke het O. T. uitmaaken, heeft meer bedenking, zo omtrent deszelfs gezag, als het gefchiedkundige veroorzaakt, dan dit van Est hér. Zulks is niet vreemd. —- De gefchiedkundige voordragt heeft daarin zeer zonderlinge wendingen , derzelver hoofdperfonaadjen zijn vrij onbekend, eu in de ongeweide gefchiedenis is geen zweem vau zoortgeKjke aanmerkelijke gebeurtenisfen te vinden; geen wonder dan dat behalven Ocder en Vogel, ook Michaclis en Eichhorn, fchoon die het historisch gezag plaats geeven, nogtans meer bedenkingen om het te verzwakken dan te verderken, opgegeeven hebben. Onder de nieuwfte heeft IIezel het verdedigd, nogtans zo, dat hij zich zeiven niet gelijk blijft. De beste weg om zoortgelijke bedenkingen optelosfen, heeft Sch ulze ingellagen in de Bib/. Hagana Tom. V, VL , de Ptrfiefche .gebruiV. Deel. Pp ken  594 INLEIDING of ken en gewoonten, zo veel hij konde, ophelderende, Ondertusfcben komt het mij voor, dat men in het beoordeelen van het gezag dezes boek zeer onedelmoedig te werk gaat, en tegen alle regelen onder geletterden als grondwetten aangenomen; beflisfende historiefche berichten misfen wij hier volkoomen, wij kennen, als wij wel denken, ze ook niet verwagten, daar de oudfte berichten onder ons bekend meest van Grieken zijn, die genoegzaam nooit over de lotgevallen der Perfïaanen, Babijlonien of Jooden iets verhaalen, dan wanneer zij eenige betrekking op Griekenland hebben ; in zoortgclijke gevallen waar de gefchiedkundige berichten zwijgen, moeten wij edelmoedig zijn , om over en weder niets in ons. onderzoek te hiaten invloeien van dat, het welk op het gefchiedkundige betrekking heeft; de inhoud alleen moet den onbevooroordeeldcn toelichten, of'er waarfchijnlijkbeid voor het gefchiedkundig gezag zij dan niet: en dit onderzoek komt mij zo zwaar niet voor. Het oogmerk van het gefchrift kan elk voelen en tasten, dit is geenzins, lijnrecht de Joodfche natie door eene fchaakel van zonderlinge gebeurtenisfen te verheffen, (dan had de fchrijver zeker zeer veele verhaalen verzweegen) maar om ons den oorfprong van zeker feest, onder die natie gevierd, en waar van men in de Bijbel-berichten niets vind, nauwkeurig optegecven; om dat feest te wettigen heeft men zorg gedraagen , dat dit gefchrift gevoegd wierd bij de andere godsdienftige monumenten van algemeen gezag bij die natie; eene rekte onder de Jooden, welke naderhand het hoofd opdak , en tot in het belachelijke zelfs nauwkeurig was; om niets bij de Mofaifche inrichting te voegen, ftaat voor de achtbaarheid van dat feest in en wettigt dus tevens het gezag van dat gefchrift; bij elk onbevooroordeelden is dit gefchrift dan als een oud momtment bewaard om zekere gebruiken van gewigt te ftaavcn. Maar indien het verhaal nu zo ingericht is, dat veele voorvallen in het onwaarfchijn- Bj.  ESTHER'S Lotgevallen. 595 rijke vervallen, wat dan? dan kunnen zij daardoor de hoofdzaak in de gefchiedenis nog niet wegneemen, fchoon wel eenigzins verzwakken, dewijl men 'er dan de ligtgeloovigheid of zwakheid van den opdeller duidelijk in ontdekt ; dit evenwel doet ons zo veel te zorgvuldiger proeven , eer wij alles voor ons ten gebruike dienstbaar maaken. De grootde moeielijkheid , welk gefchiedkundig opgelost, veel, zoo niet alles opruimen zou, raakt de hoofdperfonagie van deze gebeurtenis ; een' Vorst, die met den monarchaakn titel van Ahafuerus, gelijk daanden met dien van Sire bij de Franfchen , beftendig benoemd word; willen wij meer weeten, wij moeten met de grootde oplettenheid uit voorbijgaande en even aangeroerde omdandigheden in dit verhaal voorkoomende, dan iets meer tragten te ontdekken. Laaten wij zulks beproeven! De Vorst, die hier den rol van Oosterfchen despoot zo kragtig fpeelt, kan geen zijn, die voor Smerdis geleeft zou hebben, want de Raadsheeren in dit gefchrift genoemd, en aangedeld om zoortgelijke bedriegers, van den Perjïefchen troon te weeren, beflisfen zulks volkoomen. Denkt men dan aan Darius Hijs taspes, om faxfragmenten der Oosterfche gefchiedenis verhaalen, dat hij zijn eerde gemalinne van den eerden rang verdooten, en eene vreemde fchoonheid tot dien rang verheeven heeft; deze gelijkheid is te zwak op zich zelve, om daar op te bouwen; hoe menigmaal zal de Oosterfche despoot veranderd zijn in het voordellen- van de Sultane, die tevens zijne meest geliefde moest wezen? hier komt nog bij dat hij in het 1. vs. van het Ifte Hoofddeel reeds bezitter van de 'Indien genoemd word; edoch dit bewijst zeker , dat men hem niet eerder behoeft te zoeken, maar nog niet dat de bezitter of de veroveraar van de Indien de bedoelde Vorst zij. Nu wij zagtkens vorderen, fchijnt alles wederom te Pp 2 ver-  595 INLEIDING op vervallen, zodra wij aan een andere perfonaagie denkerf, die hier ook eene voornaame rol fpeelc, aan Mordkchai namelijk. Met ronde woorden werd die man in dit verhaal getelt onder de ballingen naar Babel; is het waar, dat hij hier onder behoort, dan moet Ahasuürus voor Smerdis geleeft hebben, of de Joodfche man is zo ftok oud, en Esther zulk eene gerimpelde fchoonheid , dat het geheele verhaal daardoor belaggclijk werd ; zie daar eene kleine omftandighetd, welke ons niet alleen doet verliezen , het geen wij fcheenen gewonnen te hebben, maar ons gansch agter uit zet;. Ah as uë rus kan dan geen Perfiaansch Vorst zijn, maar moet onder de Mediefche Koningen, als bloedverwant van C ij r u s, met den, meesten fchijn gezogt worden; Edoch dan worden wij weer geheel verleegen. De plaats van het voorgevallene , •de omftandigheden van dat volk , 't welk deze gefchiedenis het naaste raakt, wijken dan geheel weg , en de tastbaarde tegendrijdigheid blijft alleen op den voorgrond over. Zie 'er uit mijn leezer ! hoe de klcinde omdandigheid hier alles in verwarring kan brengen. Doch als wij in het II. Hoofddeel vs. 5,6. de wegvoering, (het geen niet zonder voorbeelden in de Bijbelfche gefchriften is,j doen vallen op het naaste onderwerp op Kis, den overgrootvader van Mordechai, dan is alles gevonden , en dus keeren wij terug van den doolweg door ons -iugeflagen , daar wij buiten deze oplosfing zonder uitkomst zouden gebleven zijn.: het is dan een der Vorften op Smerdis volgende: in Darius Hijstaspe's was fchijnbaar moogelijkheid, doch niets beflisfends , wij moeten dan meer beproeven; deez'Vorst had tot ziju opvolger Xerxes, en deze werd vervangen door Artax-erxes Longimanus. Voor den laatden als den eigen, Ahasuürus .pleit Prideaux, een man, die in de Joodfche gefchiedenis bijna elk op zijn hand heeft; djar komt nog bij, dat deze Vorst ontwijfelbaar een be- gun-  ESTHER'S Lotgevallen. 597 gunftiger van de Joodfche natie geweest is ; geen wonder dan, dat zelfs onder de nieuwfte Uitleggeren , als Hezel en anderen, deze vooronderftelling begunftigers gevonden heeft ; dan , hoe fraai dit alles zich voordoet, het icarakter van dezen Vorst, zo ver het bekend is, is veel te edel geweest voor dezen Ahasucrus; zijne genegenheid omtrent de natie der Jooden, veel billijker , dan dat zij op eene liefdes - gefchiedenis zou gegrond zijn : men kan zich dat niet opdringen, als men het karakter van Artaxerxes geduurig voor den geest heeft. Met den mecsten grond van waarfchijnlijkhéid denken anderen aan Xerxes: boven anderen heeft Justi eene doorwrogte verhandeling gegeeven in het Repertorium von Leipftg het XV. Deel, voor onze landgenooten in de Nietr.i'e Fadsrl, Bihl. 1. Deel bladz. 193. van het Mengelwerk vertaald; deze Xerxes had eene Sultane, die hij boven andere begundigde, het begin zijner regeering leverde aanmerklijke verwarringen op: hij was de liefhebber vau de pragtigde maaltijden voor zijne rijksGrooten; het is waar, zij koomen hier voor als gehouden in het 3de jaar van zijn bewind, en zij fchijnen, als wij Justi geloof geeven , beter met het 7^ jaar van hetzelve te vleien , willende toen zijne droefheid over den ongelukkigen veldtogt tegen de Grieken met maaltijden en liefde verdrijven: maar waarom bedenkt men 'er niet bij, dat zijne uitgeputte fchatkist en de fchande behaald in dezen veldtogt het onwaarfchijnlijk maaken dit alles zo lange te verfchuiven. — De merkpaal van alle die feesten is in dit bericht het best opgegeeven, wij zullen 'er ons digt bij houden , om met anderen niet verder te dooien, en ik laat mij door kleine bmdandigheden van dien Vorst zo ligt niet weêr aftrekken, al is het dat ik weinig overeenkomst vind tusfehen het karakter van die Gemalinne , zo als het in dit Boek, of zo als het hij anderen opgetekend is , hier blijven onoplosfelijke Pp 3 moetje-  593 INLEIDING op moeijelijkheden, die mogelijk zeer ligt te vereffenen zouden zijn, indien 'er niet zulk een verbaazend gebrek in dit vak der gefchiedenis was; ik ftaak verder het onderzoek omtrent de voornaamden perfonen, en ga over om dezen en genen, hier in bedrijf, nader opteneemen : Morde- chai, de man juist in ftaat om dit ganfche opdel zo uitvoerig te kunnen geeven , verdient als autïeur met alle waarfchijnlijkheid begroet te worden. Wat zijn karakter betreft, ik vind geen rede, om hem met de jongde Uitleggeren, zo veel te bezwaaren als eenigzins moogelijk is. Het is waar, hij is volkoomen een Jood, wat het nationaal karakter betreft, gansch ingenomen met zijne natie , die een meisje , waar over hij voogd is, voor het belang van zijn volk aan al de wellust van het hof opoffert, en die daarin al weder denkt zo als een Jood gewoon is omtrent vrouwen te denken; maar anders vind ik hem een man van veel beleid, van een ftil nadenkend beftaan, die zijn driften weet intehouden, en gepast te laaien werken; ook dan zelfs , wanneer zijne nationaals liefde hem boven alle voorbeelding vrijmoedig maakt, laat hij nogtans alles tijdig en met veel beleid werken tot zijne bijzondere oogmerken. Als eerde Vizir is hij inderdaad een groot man , maar blijft daarin weder de Jood, die de wraak lang in zijn boezem bewaart, naar de denkwijze van dien tijd eindelijk lugt geeft en geheel doet uitwerken. Dit zeg ik niet tot zijne verfchooning, maar alleen om u het wel getroffene van het nationaal bedaan te doen opmerken. Op geen karakter heeft men het meer gelaaden dan op dat van Esther. In de oogen van veelen is dit het zwarde vrouwelijke monfter, het geen men ergens in de gefchiedenis kan aantreffen: dit is te derk , fchoon ik Niemeicr van de andere zijde weder toegeef, dat een Uitlegger onbedagt* zaam haudelt, als hij haar geduurig de Vroome, Godzalige Esther verkiest te noemen. Lust heb ik niet, ook geen  ESTHER'S Lotgevallen. 599 geen grond om deze vrouw van de zijde des Godsdienst bezien, te veroordeelen, en hoe onpartijdig men ook dit Boek mag leezen , ik vind ook in het verhaal daar toe geen bewijs ; integendeel vind ik veel in haar karakter, zedelijk befchouwd , dat verre van flegt en onedel is; is zij niet het meisje boven haare fexe, jaaren en opvoeding verheven door haar gehoude gedrag, wie durft dit tegenfpreeken? Hegai, zo gewoon het groot getal van meisjes in den Haram te beftuuren, en dus de beste proef hebbende, vond in haar ziels - hoedaanigheden , die hem op haar boven de andere jeugdige fchoonheden opmerkzaam maakte, hij twijfelde niet of haar ziel zou in ftaat zijn aan den Monarch en zijne neigingen geduurig nieuw vcedzel te bezorgen : en fchoon zij nu in de verkeering met de andere vrouwen geheel ingewikkeld was, neemt zij nogtans niet over, het geen zoortgelijke meisjes anders beimet: — de gewoone middelen, waar van die opgefloote fchoonheden zich met alle overleg onderling bedienen, geeft zij geenzins de voorkeur; haare natuurlijke ongefierde bevalligheden weet zij alleen te doen gelden , en niemand is hierin haare vertrouweling , haare raadsman , dan de opziener van den Htram ; met dien zeiven eerbied blijft ze in zaaken , die haar familie en natie betreffen, haar' oom, als raadsman volgen, zonder te willen gevoelen, van hoe veel belang een ouderloos meisje, zo lang onder het ftreng gezag van Mordec h a i opgevoed, nu voor hem en de gehele natie was: het is waar, zij is weder zwak, toen haar oom haar bericht gaf van de treurige toeftand, waarin zich de ganfche natie bevond in een zorgelijk oogenblik; maar moet elk onpartijdige dan zeggen: dit is geen zwakheid van ziel, maar wel gevoel, zo eigen aan de zwakke fexe: onbevooroordeeld gefproken, is zij boven haare jaaren en fexe kloek van geest, zij fpeelt veel meer de rol van fiere fchoonheid, dan die van een blond zagt geaart meisPp 4 3ci  6co INLEIDING op je; haa* gedrag aan de tafel, omtrent Haman en haare* Gemaal toen gehouden , is daarin onnavolgbaar fterk; welk eene grootheid van geest, welk eene zorgvuldigheid tevens, om het despotiesch trots niet te kwetzen, daar de Minister van 'sVorfien toegevenheid zulk een fchandelijk misbruik gemaakt had: maar alles moet daalen op het hoofd van den wrokkigen man, die zij tragt te vellen ; wil men hier tegen in leggen: ja, maar Mordec n a i zal haar dit alles voorgehouden hebben, die was doortrokken van zoortgelijke maatregelen: het zij zo , maar verminderde dat haare waarde? zoo de minde afwijking in het voorval haar in verlegenheid gebragt had, zonder zich te kunnen redden, dan was zulks waar: maar nu is 'er geen zweem van te vinden; toen alles gelukte gloeide zeker de wraake in een teder vrouwlijk hart zeer fterk, en die is niet bekoeld, voor dat de hoofd-vijand en een aantal anderen op de fiagtbank gebragt zijn; maar is het ook niet waar, dat 'er langs geenen anderen weg bedendigc veiligheid te verkrijgen was voor haar en haar natie? hoe ligt kan een Staatsdienaar bij den Oosterfchen despoot zich weder in de gunst van den Vorst herdeld zien, en wat dan de gevolgen zijn, leerde de ervaaring elk, die een weinig bedreven in zoortgelijke omwentelingen was. Toen allen gevaar gelukkig voor bij was, haar oom eerde Minister werd, en zij bedendig de begundigde Sultane bleef, vergat zij haar zeiven en haar natie niet onder alle de hof-vermaaken , integendeel zij fchijnt invloed op de Staats-belangen gehad te hebben. Mordechai, geloof ik, dat nimmer merkelijken invloed op de buitenlandfche zaaken kreeg, anders zou hij bij de ongeweide Schrijveren wel bekend geworden zijn, dus niet op het geen de krijgsmacht van den Staat betrof, en dan is hij niet aanfpreeklijk voor de ongelukkige veldtogten tegen de Grieken , waar in het Perfiefche hof zich naderhand ingewikkeld zag, en die de fchatkist van den Staat  ESTHER'S Lotgevallen. 601 Staat zo geheel uitgemergeld hebben ; niet opgeleid tot zulk eene gewigtige post, is hij de man niet geweest van onderneeming, en is daarom onbekend gebleeven, maar de Minister van beleid en ervaaring, de zaaken zo alsze geordonneerd worden, met alle moogelijke order uitvoerende, en in niets verder gaande, als den Minister past, dan in zo verre het voor het belang zijner natie, gefterkt door den invloed der Koninginne, gevorderd werd. Pp 5 ' Het  Het BOEK VAN ESTHER. I. HOOFDDEEL. vs. i. Het 1,2. Jl^ENE aanmerkelijke gefchiedenis, fnrCnedddagert welke de duidelijkfte proeven bevat van het beyan AtiAsvERos r{uur (jer Voorzienigheid omtrent het lot van (hij is die A- ° «asvek.os, de- volken en bijzondere perfoonen, verdient der welke regeerde van India af vergetelheid ontrukt te worden. Zij viel voor l°lhnd toe'* onder de regeering van een der magtigfte Mohonderd en ze- narchen, die ooit den troon van Perfiën be- venentwintig landfchappen.) klommen , een rijk zo groot, dat er 127 dagen T a's dde Landvoogdijfchappen noodig waren, om het Koning ahas- behoorlijk te beftuuren. De Monarch zelf veros op den 1 troon zijns Ko- fpeelt hier den grootften rol, en het voornaad!eSopdenburg me toneel der gefchiedenis is het pragtige Sufan wat. Sufan, het flot, waar de Monarchen, om de zagte lugts-gedeldheid, altijd een groot deel van den winter hunnen rijkszetel hielden, vs. 5. in 't „ jn het derde jaar van het keizerlijk bewind derde jaar zij- ° J J ner npeeringe werd de aanleidende gelegenheid tot deze gebuild11 aiitn fchiedenis geboren, ingevolge de gewoonte  van ESTHER. Hoofdd. I. 603 namelijk van de Perfiefche R^bfetfe»-, hield de Vorst jaarlijks een groot feest aan ten, de magt , , -i van Ptrfen en zijn hof voor de grooten van het rijk en voor Mtdtn . de de hovelingen. Bij die gelegenheid zag men f™1** deHe£ dan den bloei van de Perfiefche en Mediefche verfte deriand,..,„,, --i fchappen wa- aanzienehjken, en krijgsbevelhebbers, terwijl ren voor zijn de doet van provinciaale landvoogden den aamf z^ls hij luister van het hof dan nog vermeerderde, vertoonde den „ , rijkdom oer 4. De grootheid van het Perfiesch hot en de heeriükheidzü7 , , , , -i j • nes riiks en de kostbaarheden, die er vertoond werden, gm- bosteiiikheid gen dan bijna alle verbeelding te boven, en zulk een plegtig feest duurde niet korter veele dagen. ... lang, honderd dan 180 dagen. 5. Op den bepaalden tijd Gn tachentig muntten tans 7 dagen uit, zo in pragt als in da^"-5. Toc„ aantal van gasten; want men noodigde tans nu die dagen 0 , 1 ■ vervuld wa¬ al wat maar te Sufan was in de komnghj- ren, maakte de ke gehoorzaal ten eeten. Tot dat einde wa- „aaiTifd ai den ren in deszelfs gaanderijen keurige tafels, naar rang gefchikt, en de toevloed tot het paleis op den burg zo wel als de pragt gingen alle denkbeeld te gr00Iiten tot boven. 6. Die gaanderijen, waariii de opge- de"enkIeind"g^ melde tafels gedekt donden, waren alle be- lang in 't voor- ° _ _, .. . hof van den hangen met Perfiefche tapijten van wit, groen hof des Koningen hemelsblaauw. Om de lugtigheid hingen ^%33r zij los in purper geverwde Egyptiefhe linne warenne ftrikken, die door zilvere ringen fchooven, en meisbiaauwe wel hier en daar tusfehen de marmere pijlaa- gevat^fan^fiin ren, die anders het vrije gezigt tot den kei- j"^ b"nd"(.n"" zerlijken troon gaven; de Alcové's of Divans in zilvere rinkort bij het behang geplaatst, een weinig ver- SmeT vs. 5. De voorhoven van de Perpfcbe paleizen befchrijft Hanwaij tn zijne Reize t D. bladz. 230. bet best. vi. 6. Of die behangzels van het onbrajjdbaare Albast gemaakt waren, durf ik niet btpalen,  604 Het BOEK ren , de bed-lieven boven den grond, waren met tapijten fteerien waren , , 03 t J van goud en belegd, de peuluwen van deze Divans van vio"van por" goude en zilvere doffen, en opgevuld met de tb%m*m& zagte wo1 van Milefien-> de vloeren van die mei- en aibas- voorzaalen . naar evenredigheid kostbaar, zomr ter cn koste- . . .". _ , , , ïuke rtecnen. mige met Porplnjrdeen, andere van rood, meegaf tc drin" ^laaiuv? w't én zwart Marmer - albast en anken in vaten dere fieenen , in Mofaiek kondig daar in be- van goud , en , ' • het eene vat werkt. 7. En de drenkfchaalen, waar van de het^n^ï/vat'5, gasten zich bedienden, van zuiver goud, keuvëei Koningnf- rig bewerkt in een treffende verfcheidenheid ke wijn naar des van gedaanten. Ook was 'er een overvloed moogên. V" van die binnenlandfche wijnen, die zo hoog fetVd'.inkén fe- gewaardeerd werden, zelfs werdt 's Konings ïthiedde naar mondwijn uit volle fchaalen den gasten toege- de wet , dat , , & niemand cn diend. s. Daar het nu wel eens de gewoonte "ilo'^iia'd^'de was Wj de Perfinnen om befchonken te zijn, hT'"l 'ooVén vverd de ",vet om rnernand te dringen bij aan aiienGroo- dezen maaltijd onder het oog gehouden; eene da" ZzijS doen zaak, nu ingevoerd op uitdrukkelijke begeerte dénd wiiie "van van de Majefteit, die zijne hofmeesters wel een iegelijk^ feherp gelast had, om ieder zijn' vrijheid te Koninginne 6 laaten. 9. Bij deze gelegenheid had VasookTéenmmakaN THI> de begunffigde gemalin van den Mo- ti,d voor de mrch in den Ilaram, zijnde een der koningen ven in t > J 0 Koninglijke hjke gebouwen in 't paleis op Sufan, ook dè"K'oning^a^ eene pragtige maaltijd aan de Hofdames ge"AvsVERi'o hop £eevcn' 10 ■> 11 • '^oen net groote feest nu den zevenden ten einde liep, cn wel op den laatden dag, da.;, toen des . ,T , , Konings harte was de Vorst ouder den maaltijd recht vergeden wijn ,aSzVeT noeSd CH door de" «rijn zo leevendig, dat de hii tot Me- zijne gcfprckkcii aanhoudend over zijn' fchoo- llt'man , BiZ- J tha, c11ar.b0- ne Vasthi liepen; maar hierbij bleef het vs. S. Gewoonlijk van Cbalijbn een ftad in Si/rii'n.  van ESTHER. Hoofdd. I. 605 niet, want, ■ offchoon het met de gewoonte na, bightua ' ' en Abacu'iua, der Per panen ftreed , dat eene eerbaare zethar en , . i . ■ * Ciiarciias , de vrouw haar gezigt ontdekte voor eeuig man , zevan Kamef. buiten baaren echtgenoot, wilde de Koning "eSCv^enh"; echter, dat zijne gasten zijn gemalin onbclcm- aangezet des , , , .. , , Konings Aiias- merd zien zouden, op dat zij door haare veros. ichoonheid verrukt, zijne koninglijke Sultane zijVSVA?";u V^ te meer roemen moeten. • Ten dien einde ge- Ko'ninginne '.,*"* j zouden bren- bood hij de zeven kamerdienaars , die den gent voor het Monarch gedaag omringden, dat zij de Ko- Koiimgs3' mt ningiu uit den Haram in de zaal van zijn',;den ^Kftiingiij- e J ken kroon,om Majedeit zouden brengen , en zorg draagen, der vomeren 1 1 • j 1 .. . j 1 en der Vorflen haar op t pragtigst .uitgedoscht met de ko- ha?re fcnoonninglijke kroon op 't hoofd, aan de vordelijke j^'nd ^ancUJ°j gasten en anderen gundelingen in haaren luis- was fciioon ~ , , „ . . van aangezig;. ter te vertonen, 12. Doch de komnginne Vs. 12. d och Vast ui, zo trotsch als fchoon, weigerde i?A£T'°™cl op het bericht der gefnedenen haaren koning- eerde te koo- r ° ° men op liet lijken gemaal dat genoegen te geeven, ja, wat woord des Kazij ook tot overreeding mogten inbrengen, zij."öo^aendienst weigerde dit voldrekt., Nu was men verplicht der Kamcrlin- 0 r gen [haar aan- dit bericht tot den Koning te brengen , geze&t was;] zo dra word deze het niet gewaar, of ftraks Koning zeer is alle genoegen vervloogen , het afwisfe- "[^"^nS lend rood en bleek worden, en het donker Jjejd omftak in gelaat van den Vorst openbaaren het gevoel van den hoon, die zijne driften gaande maak- vs ^ -roeri te. 13, 14. Wat nu aantevangen, om zulk zeide de Ko- , r , ,_"_ ' , ning tot de een openbaaren imaad te wreeken? Daar de wijzen, die d. grt,-!S > / , 1,', . j , . L7 . v n..;;:oji - /i,ff> ia 11. Ik kan niet vinden , dat 'er zo veel ter verfchooning van Va st hi is , als NiEMEiëR. fchijnt te onderftellen, fchóon de man iets bewijst. Hij verkleint het karakter van Esther weder verbaazend, zo wei als dat van Mordeciiaï, 't geen hier e» daar vrij wel kan verdoe' digd worden.  606 Het BOEK tijden veriion- grondwetten van ftaat wegens de zeldzaamzo iAocHen'des heid van het geval niets bepaalden, is het kïninêgefchie- eerf*e dat in den oploopenden Monarch opden , in de te- rijst: zulk eene zaak moet voor altijd verhan- genwoordig- . ,, . . • heid van al de deld worden door de geleerden 111 de Perfte?veetneneniehe1/^ rijkswetten, aan het hoofd hebbende de recht wisten : 7 Raadsheeren door Cijrus aangefteld, die vs. 14. De . 07 naaste nu bij in rang op de Majedeit volgden, en die ten carsena^se" allen tijde den vrijen toegang tot den Mo^hartharsiisA" "arcn hadden; 7 Vizlrs, die nu mede aan Meres, Mar- de tafel zaten. 15. Het eerfte, tot deze Ileeren chan', zeven zich wendend, 't geen hij fprak, was: Vorden p^llfen en der cn Rijksgrootcn, ziet hier toevallig eene aanleifticdcn, diehet ding tot een moeielijk geval! welke draf legaan;ezigt des , ... , „ - . XT Konings zagen, gen de rijkswetten op de Komngmne VaszatenTn 't Ko- T H1» behoorlijk door de kamelingen gefneeningrijk.) denen bij haar gemaal ontbooden, maar wei- vs. 15. Wat j & ■> men naar de gerig gebleeven ? 16. Hoe moeielijk hier een iringtóne V/is" antwoord was , daar elk wist, hoe veel de? mn^aTzij vermoogen de Koningin op den Vorst had, niet gedaan had en hoe na het bedaarem van den ftorm de Konings°rAHAs- liefde moogelijk te derker weer ontbranden dfenst derrKa- zou •> ;ffcgdë de jongde der Vorden-Staatsdiemerimgen. naaren, moogelijk de grootde gundeling van vs. 16. Toen 0 J ° ° 0 zeide Memu- den Monarch, en die hem het best kende , het aangezigt°r des nogtans om hem het eerst te antwoorden. Konings en der rjaar nij (je wraakzugt van den Vorst boven VorftentdeKo- J 0 ninginne Vas- de liefde zag gaan, meende hij hier in veilig te tui heeft niet ... , , . : , , alleen tegen zijn: de zaak was van het uiterst, belang, voor misdaan f 115 de waardigheid van den Monarch, daar zijne [ook}KP^j- Souvereiniteit niet alleen beledigd, maar ook en tegen aiie de achtbaare heerfchappij van alle de groodfe in 'ai7ee de' ten, die dc eer hadden aan den koninglijken landfchappen tafei te z;tten en zejfs Van alle mans onder de des Konings a- * hasvkros zijn. koninglijke regeering daardoor gefchonden was.  van ESTHER. Hoofdd. I. eo? 17. Hoe rasch , voegde hij 'er op een Vs. 17. Want ijverigen toon nog bij, hoe rasch zal dit ^4inL% voorval rugtbaar worden , hoe rasch zullen uitkoomen tot 0 , - V alle wijven, zo de vrouwtjes, dat nieuws verneemende, zien dat zij haare daar op zo verhovaardigen, dat zij zich ont- ^hceT znhen Hagen zullen rekenen vau het gezag der man- "» haare °°- ° .. Sen ? a s tnera nen, en, wat men ook aanvoere, zij zullen zeggen zal: de zich beroepen op het voorbeeld haarer Konin- vero^ zeide*: ging. 18. Ik altans en mijne ambtgenooten ^„^^va^ vervvagten dezen uitkomst. Onze vorftelijke thi voor zijn „ . n .. ,. ,. aangezigt bren*. gemalinnen zullen de eerlte zijn, die dit van gen zoude, haare Koninginne zullen overneemen , en wat ™^ar zi) kwan* zal daar uit geboren worden? zal het niet vs. 1». Te D dezen ze! ven met de eerbaarheid, en onze mannelijk ont- dage zuilen de zag gedaan zijn ? en zullen de hollende drif- J°rr^"„"m,"! ten ods dan niet geweldig beftormen? ik voor *z™°ef£?*Q mii ben dan van oordeel, dat, zoo de Ko- ie de vorftea . ... ,. n •• des Konings , mng zijn genaadige toeltemmmg aan mijn ais zy, deze voorftel geeven mogt, 'er dan terftond eene ^in*f f£ wet opgefteld, onder de rijkswetten geplaatst ien hooren, en , , . , daar zal ver¬ en afgekondigd moet worden , waar in de achtens en achtbaarheid der mannen word geftaaft, en de gen°eS fchuWige geftraft; en om die wet kragt bijte- h'p- j«- zetten zou ik denken, dat het eerfte voorbeeld Koning goed van overtreeding geftraft-, dat Koningin Vas- Koningiijl ge- t h 1 van nu af van de tegenwoordigheid van JjjJ^ vap- onzen waardieen Monarch verwijderd, naauw gefchreeven n r j u werd in de opgefloten , en afgezet moet worden, en haa- wetten der ren rang en waardigheid aan eene andere p/er/™ dent Vorftinne gegeeven, die beter haaren plicht het niet over- t, j j j treede > dn betragt. 20. Ik verwagt, dat, zo dra deze vasthi niet in wet in de wijduitgeftrekte Staaten van onzen !^|eJg°or Monarch bekend zal worden, het voorgeval- Konings ahas- ' d veros en de Koning geeve haar Koningrijk aan haar naaste, die beter is dan zij. vs. 20. Als het bevel des Konings 't welk hij doen zal in zijn ganfche Koningrijk (want net h groot) gehoord zal worden , zo zullen alle wij-  ïoS Het BOEK ven haare man- ]ene geen gevolg hebben, maar het gezag der nen eere gee- ° a ° ■ ' do ven van de mannen, van den aanzienelijkden tot den gekiekte toe.^ ringden toe , nog nader gcllaafd zal worden. woord"u was 21 • 0ndel' dit za§ men het gclaat goed in de 00- van den Monarch, op wien een ieder het nings en der oog had, al opluiken. Het voorftel vond ook Konhign'edeed een algemeene goedkeuring, ieder prees het naar het woord vvjjs beleid van Menuchan , aanftonds .van Menu- j . • ' cuan, werd de uitvoering van het bevel hem opge¬ zond 22brl»ven draagen, en door de koninglijke loopers in ?aV u"e de alle de hoofddeden van de verfchillende land- landfchaappen des Konings, Ichappen, en van daarin alle de ondergefchiklijk undfch^p te provinciën , en wel in haare landtaalen ternaar zijne ftond bekend gemaakt, dat elk gehuuwd man fehnft, en aan 07 o eik volk naar voldrekt het oppergezag in zijn huisgezin zoü zijne fpraake: , . . dat eik man voeren, zonder door zijne vrouwen daar in ^f/'huu wè- belemmerd te kunnen worden; evenwel zou zen zoude, en elk volk verplicht zijn zich hierin te gedraa- lpreeken naar A J de fpraake zijns gen naar de verfchillende zeden, die omtrent het huuwelijk onder hen plaats hadden. ii. hoofdd. TP\ vs. ii Na de- *• verdoordheid van den Monarch een ze gefchièdde- wjM tjaar na bedaard zijnde, werd zijne voorns , toen de J J 7 J grimmigheid rige genegenheid voor Vasthi weer opgc- A^AsvERosge- wekt, en dagelijks kwamen hem het voorgeda4 "hij' fan vallene en tevens het trotsch gedrag van de Vasthi , en Vordin geduurig voor den geest, doch de hadden6 wat zaak was onherroepelijk, dit kwelde hem, dit floten was. be~ deed hem geduurig in gepcinze zitten. 2. De vs. a. Toen kamerdienaars van den Vorst, alleen daar op zeiden de jon- gelingen des uit, om den Vorst om ftnjd genoegen te geehe°nTndiSenden': ven, merken dit op, en oordeelen het best, men zoekeden om genegenheid des Konings op een an- Koning jonge o o o r dochters ,maag- der voorwerp te bepaalen. Daax nu de lenoon-  van ESTHER. Hoofdd. II. 609 heden van den Haram den Vorst bekend, en den, fchoon ... ,, , • van aangezigt. T)i] geen ééne het aanzien van Vasthi vs. 3. En de waardig keurde, liaan zij hem voor, om ih J*$!£2* atle zijne uitgeftrekte ftaaten naar jeugdige tó #e de land- 11" fchappen zijns fchoonheden omtezien, die zo uitdaken, dat Koningrijk», zij den aandagt van hunnen Monarch waardig deren'aiieTonwaren. q. Dit behaagde den Vorst, als het se dochters, ■' " ' maagden , beste, om zijn verdriet weder te verzet- fchoon van ten; in aller-ijl werden 'er dan eenige op- de'burgt ^SuflT, zieners van tien Haram door het ganfche rijk ^ h^rou^ gezonden , om met behulp van de onderhoo- onder de hand , ' _ , „. . van Hege des ngen, de voornaamlre bevallige jeugdige maag- Konings Kaden optezoeken, en die naar den koninglij- w^r"eKr' der ken Haram te Sufiin te voeren, onder het op- vrouwen , en ' r men geeve haar perbewmd van den eerlten gelnedenen He ge , haare verCer- die Hofmeester over den Haram was, met ZL'vs°'4. En de biigevoegd bevel, dat men geene onkosten i°ns? dochter ° . , D die in des Ko- fpaaren zou, om die bevalligheden pragtig nings oogen , , . -, . . fchoon wezen onder het oog van den Monarch te brengen. zai, worde Ko- 4. Het was zijn voorneemen, voegt de Vorst v^im'ftedej; 'er bij, om, ingeval 'er eene was , die zijne deze zaak nu was goed in genegenheid zo bepaalde, als Vasthi welde oogen des. eer gedaan had, haar dan de koninglijke waar- deeTaiVo"11"1 de vau gemalinne optedraagen. Dit alles vs- s. Daar 0 was een Joods werd naar het genoegen des Konings aanftonds man op de in het werk gefteld. — 5. Onder het aan- „l"^ tal van jeugdige maagden bij die gelegenheid was Morde- ontdekt, was 'er onder andere eene van een van jaïr, den Jjc , r .,. .. , , .. , zoon van Si- oocücne tamme, zij woonde bij haar oom, meï, den zoon ook een Jood, eenen Mordechai, een ™ann K^ Benjaminiet , tans zijn verblijf hebben te «R üujan, omdat hij het hof volgde, terwijl hij weggevoerd daar een bediening had. 6. Schoon anders }™„,varaf£e% uit liet getal der ballingen, die bii gelegen- weggevoerden o e» ■ » o o die weggevoerd heid van Jerufaktns verovering waren weg- waien met JeV. Deel. Qq  c5.0 Het BOEK chonja den gevoerd door Koning Nebucadnezak., >^n.SdenJd- hebbende toen moogelijk, zo dra zijne kragke Nebucad- t n ontiuikte, om zijne houding en postuur nezar de Ivo- ' , ,. . . ring van Bnbei een van de lijfwagtsbedieningen verkreegen. — votrd. W£Êge" 7. De jeugdige fchoonheid, die hij teder bexZt' be?" dere leevenswijze door in de wellust van het ™& ^ hof was, werd zij daar echter zo niet door maasfehap niet ' 1 te Kennen ge- bekoord, dat zij haar doorzigt en beleid, met geeven, want de opvoeding onder haar oom aanmerkelijk had ; iW"ge. verbeterd, niet gebruikt zou hebben. Neen, zi°ot!ehnet' ^ zij ging met verdand te werk, en openbaar- Z0llde te ken* j j ■ j i i j- i ne" Seeven. de daarom niemand van haare bedienden , zelfs niet aan haare kameniercn , daar men anders doorgaans vertrouwelijk mede omging, dat zij een Jodinne was; haar doorzigtige oom had haar, toen hij zich genoodzaakt vond om haar overtegeeven , zulks op't fcherpst belast, en altans, moest zij niet zeggen dat hij haar oom was, daar dit moogelijk het leeven van haar, door hem zo teder beminde nigte, in gevaar zou brengen. li. Evenwel kon hij vs. n. Mor* zijn hart niet aftrekken van zijn lieve nichte, wandelde alle genoegzaam eiken dag wandelde hij over het da^n™or deji plein van den koninglijken Haram, om bedek- huizes a't telijk op de een of andere wijs den toedand te^verneemen zijner nicht te verneemen , en wat lot zij d^nn naar gisfing te wagten mogt hebben, bran- 'hon w,c dende van ongeduld, daar zijne liefde hem fchieddezoude" tevens vreeze gaf. 12. Ondertusfchen werd vs-, I2- Ais . ^ r 1 , , „ ml de heurto de Oosterfche gewoonte gevolgd aan het Per- van elke jon- Jtesch hof. De ontlookene fchoonheden na- „aakte om^ot melijk, werden twaalf maanden agter malkan- den Ko"ir)g A- ö HASVtROs te deren met de uitgezogtde vlijt gebaad. De kamen, naJ»5 Qq ^  ou Het BOEK haar twaalf eerfte 6 maanden werd haar vel met mijrrhe m»nddBe wet nlie gewreeven, op dat zij een geur zouden der vrouwen hebben, die den Oosterling zo zeer bevalt; en gefchied was, , , ^ , , „ „ , , , want aizo wier- ue volgende 6 werden belteed aan de bevald^erVha««r Hgfte verfierfels, de kostbaarde reukwerken verfieringen, waren de caftari's of ruime tabbaarden, de zes maanden J met mijrrhen- i0sfe tulbanden van goud en zilver laken , maanden1 met met hermlijn , gedurig verwisfeld naar de met^'^audere] diifoenen. 13, 14. Na dat elke maagd verSjrzeiender nll z0 pragtig gekleed was, werden zij, V vs.WX' Daar ieder op haar beurt, als de Koning 'er eene mede kwam •„ zjjn fjaapkamcr begeerde te ontfangen, uit dochter ' tot den Haram gevoerd. Zulk eene Dame werd wat 'ziTzdde3', dan niets geweigerd, 't geen zij tot meerdere werd haar ge- opluistering van haar fchoonheid begeerde, en geeven, datzij * _ o , daar mede gin- gemeenlijk bragt men ze onder bedekking van huis dervrou- de nagt in de vordelijke flaapkamer, waar huls Aes Ko-ziJ 'smorgens weer uitgehaald, en op nieuw ni ss. naar den Haram gezonden werd, (een we.k vs. 14. Des , 0 , , avonds ging tans ten hove toevertrouwd aan de z-n-g van des0aamorgenns Saasgaz een van de koninglijke kamerdieging zü weder naaren gefuedenen ) , en zulk eene mogt dan naar het twee- 0 J ' de huis der niet weder tot den Koning koomen, ten zij deJ hand?"yan de Vorst haar bijzonder ontbood, of dat zij Kanteling dc" °P de BjrR vilgde, zo als tans hier plaats Ko h s be had. 15. Toen Esther nu bemerkte, dat bi wivë'n, zij de tijd naderde, op welken zij in het vorderier"""^ den Ujk kabinet gebragt zou worden, handelde zij Koning; 't. en weer met zeer veel beleid. Hoe zeer al, wat ware de Koning c, rust toi haar de Dames in zulk een geval van het hoofd bi.'1 name" ge- Jer gefuedenen tot meerder fieraad van henre roepen^ wierd. bloeiende fchoonheden eischten, aan haar gede beurte van geeven werd, betuigde Esther nochtans EsTlIEK. de ' dochter van Abigmi. de oom van Mordeciiai (die hu zich ter dochter «onoooïeii hal) naakte, dat zü tot den Koning koomen zoude, begeerde zij niet met allen,, dan dat Hjsgaï des Konings Kamerling de bewaarder  van ESTHER. Hoofdd. II. 613 niets te willen uitdenken, maar alles overte- der vrouwen zeide: en Es- laaten aan den beproefden raad van Hegai, ther verkreeg waar door zij zijne genegenheid te fterker trok, f0™enc 2,^* en zulk eene opfchik ontving, welke met het die haar za£ennatuurlijk fchoon gelaat, en bevallige houding vs. 16. Alzo . werd Kstiifr zo wel zaamenwerkte dat ieder in den Haram genomen tot haar met eenige verrukking zag. 16. De ge- A^SVE^\"0st denkdag voor de Toodfche natie, waar in Es- ziui «onWg- . „ . , . . .... lijk kuis m de ti er uit den Haram m het komnghjk pa- tiende maand, leis gebragt werd, was in het 7de jaar van w^d '^bJb\ de koninglijke regeering, in de 7de maand, «*m>*s 17. De verkeering van den Monarch op dien vs. 17- Er.de tijd met de jeugdige fchoonheid gehouden , de e'sih'r™»was van dat gevolg, dat zijne liefde zich tot v*n ai'£n haar meer bepaalde, ja hij weidde haar zijne ge- ^rk^eR geilil" negenheid boven alle de andere Dames, en hoe voor zijn aanmeer hij met haar omging, hoe meer haare aHe8maagdè'n" gemoeds-hoedanigheden, bij haare fchoonheid c" =>* zetcc ° '. _ (,e Konmpluke gevoegd, hem zijn hart ontftalen. Zij werd kroon op haar dan de meestbegunüigde van den Monarch, m^skteVe^jïo' en geen van den ftoet der jeugdige maagden , p!"ft'™e mVj° gelijktijdig met haar in den Haram geköo- Vasthi. men, had zo veel invloeds op 's Konings genegenheden , dan zij. Het ging zelfs zo ver, dat hij haar verhief tot koninginne, en haar vs Ig Toes den rang, de waardigheid en de liefde gaf maakte de Ko- 1 n nmg ean groo- die Vasthi wel eer genooten had. 18. Bij te maaiijd ai- deze plegtige gelegenheid was de bruilofts - ftc" etr 'zijnea maaltijd, aan de Rijksgrooten en hovelingen ^"S' v™ ter eere van Esther gegeeven, allerprag- Esther, en hij . „ . , , b ?, ..' , r,0 fJf de Jand- tigst; overal door het gandche rijk heerschte fchappen ruseen aanminning vergenoegen, en de gefehen- gedenken g*f ken , die de Koning bij die gelegenheid uit- naar des K°- , n- •• , mnss vermoo- deeide, waren overeeiikomibg met zijn kost- gen. haare fmaak. <—> 19, 20. Bij gelegenheid nu, tJs' 'luderfl Qq 3  <3i4 Het BOE K rnaaie maagden dat 'er door het rijk- wéér jonge fchoonheden vergaderd Wer- ■ , . • tt den , zo zac ten diemre van den koninglijken Haram verd^poor'^'de" zameld werden, had Mordechai de wagt Konings. aan poort van het koninglijke hof, doch vs. 20. Es- r ther [nu] had hij was daar nog onbekend, als de naaste en"haarwolk vriend, en door opvoeding ook de vader van £ègeeven!ngc" de begunstigde Sultane; want Esther, lijk ais Mor- fchoon nu in zulk eene hoogheid , hield dechai haar . „ .... geboden had , zich nog zo volkoomen aan zijn raadgeevindeed h?tTHbe^ Senj als of ziJ noS werkelijk onder zi n opvei van Mor- z\gt Was. 21. Bij die gelegenheid viel 'er iets DECHAI, gelijk ö u J . 1 J J J ais toenze bij voor, dat hem ten hove nader bekend deed weIrd.°PSeV°ed worden, fchoon nog niet als de oom der vs. at. in Koninginne. Twee kamerlingen gefuedenen die dagen, als 0 o o Mordechai in namelijk, die beurt aan beurt de wagt Konmgsr'%a" binnen het paleis aan des Monarchs flaapver- manCen Th'e-' trek cn dus den t0L&ang tot licm hadden , kes, twee Ka- waren zeer verdoord op den Monarch, waarKonings, van fchijnelijk om dat andere hun voorgetrokken wagfe^s^zecV werden, altans zij overleidden in een van de toornig en zij vertrekken van den voorhof, hoe den Koning zogti-n de hand a te daan aan den het best van kant te maaken; deze lieden be- Koning Ahas- , • . , n «• . , veros. luisterde Mordechai met geen ander oog¬ merk waarfchijnelijk, dan om iets naders van _ Esther te verneemen, waar toe hij overal vs. 12. En ' 3 deze zaake zijne geheime lieden had. 22. Zo dra hij nu chaï heiend het geheim ontdekt had, deelde hij het ten faf/.ealideenKo- fpoedigften mede aan Esther, welke met ■nin^inne Es- Groote bevalligheid en bewijzen van genegen- ynER te ken- , , v , ' ueiijenEsiHER heid voor den Monarch hem het geheim voor- vi. 19. Het eerfle lid van dit vers hebben de 70 niet, het geeft echter een goeden zin. vs. si. Waarfchiinelijkst denkt men hier aan twee kamerdienaaren, die van den verachtelijken flaavendand tot die ren. hoogte was opgeklommen, en wiens trotschheid een ieder' zo ondrangelijk in de oogen dak ; binnen weinige jaaren wist hij zijnen Vorst zo ver te brengen, dat hij de eerde ^ Staatsminister, de fözir van 't rijk wierd, en dus een rang boven de 7 raadsheeren verkreeg. 2. Als deze Ha man ten hove ver- vs. t. En aifcheen, boogen de edellieden, de wagt heb- ?Kon!^™ bende aan het hof, om de grooten ten hove Koning's inteleiden, zich op het diepst voor hem ter waren , neigden en boogen neer, want men wist, dat de Voist order ge- zich neder voor geeven had, om hem in de waardigheid van ^'Koning'hadden tweeden in het rijk, die zijn perfoon fe a'zo j ? j 1 ;lem bevolen , veeltijds verbeeldde, te erkennen; en, offchoon maar mordiv Qq 4  4i6 Het BOEK chai neigde ieder buiten zijn aanhang het ongaarn deed, zich niet, nog . .J ° ° ' bo.'g zich niet durfde zich niemand tegen den wil des Konings verzetten. Mordechai, alleen voor een Amakkiet onmoogelijk zo veel eerbicds kunnende vertoonen , en zeer wel wetende, hoe veel Esther reeds vermogt op den Monarch , onthield zich ftandvastig die vs. s- Teen eerbiedige hulde te doen. s. Toen de an- Zcirie tic kneg* tendesKontags dere edellieden van het hof en de lijf- ^talfortw u'agt °Pletrend werden °P dit gedrag van vZZlVwa°ar- M 0 Rp E c h a*, vroegen zij, wat hem toch om overtreed zo dout maakte, om zich tegen 'sKonings gebod?Komngs wil te verzetten? misfehien ml in de hoop gerchied4deHnn om iets te ontdekken, waar door Hamaks toen zü [dit] grootheid vallen mogt, doch te vergeefs, zü Van dag tot . . , D ' J «lag tot hem kunnen maar niets uit hem krijgen, hij blijft hiidenaar hun maar ffil zij'n 0uden SanS Pan." 4. Nll OVer- zo1 avenrdzi' leggeH zi' op zii" hoveling's, hoe dit een het Haman te fchoone kans ware, om bij den Fizh in gunst iünizagèn°f dof te raaken. Zij dienen hem zijn gedrag aan, van Mojam- willende zien •> wat 'er uit den twist tusfehen cHAt beitaan Haman en Mordechai mogt geboren zouden , want , , , , , . hij hadde hun worden; want zo veel hadden zij reeds ontge?vkenn"* daï dekt' dat Mordechai een Jood was, en ^ een jood het Vaderland van hunnen Vizir ten uiterden vs'. 5. Toen verachtte. 5. Bij gelegenheid nu, dat Haman daAtM*NMoRDE- ten hove verfcheen, ontdekte hij zelf, dat men ciiai zich niet iiem waarheid gezegd had, dat Mordeneigde , noch ° ° ' , zich voor hem chai oiibeweegelijk daan bleef, als hij voorwerd Haman bij ging, en zulks dagelijks. Hier door zwelt grimmigheid?6' zi-'ü trotsch gemoed van fpijt, bij overlegt bij zich zeiven, hoe zich aan den Jood te wree- vs. 3- Naaf de gedagte van Hemsterhuis waren het die EdcUis ■ dunkt, iaat 'er om die ganlche natie omtebrengen. Het wordenerndat eenigst, dat men hier tegen kon inbrengen, menze verdoe, was dit: dat de koninglijke fchatkist daar bij zo zal ik tien n J J duizend talen- lijden zou , doch 't zou hem geen moeite weegen \n °de zijn dit te vinden, hij zou 10,000 talenten bezorhandend_ergee. g£n - aan ^ vergadering der koninglijke jinanwerk doen om cie, om de fchade daar door te vergoeden. ïn des Konings ^ fchatten te io. Op zekeren dag gelukte het Haman brengen. 'sKonings bewilliging hier toe te ontfangen. trok'de koning Den rijksring, het zegel van daat, 't welk 5inenrinhganT: de Koning altijd bij zich droeg, gaf hij nu en hii gaf hem aan Haman, om daar de koninglijke paten- Haman den ,-%.-• ■ ■ zoon vanllAM- ten mede te bekragtigen; n. En om zijnen medatha den n .. ^«gieter, der guiifiehng nog meer genoegen te geeven , pard'fd'erteS£n' wilde mï de penningen voor de onkosten niet vs. ii. En de eens aanneemen maar gaf hem volknomen' Koning zeide ... . , ... . tot Haman : vrijheid, om met die natie te doen naar zijn tt%efchonken! welgevallen en de patenten naar zijn zin te ook ddt volk fchrijven. 12. Nu is hij innig verblijd, dat om daar mede J te doen naar hij zich eindelijk gewrookeii zal zien; de pais'Nn huweê ood tenten worden dan aan de fchrijvers van het 8en- _ koninglijk Cabinet ter bezorging gegeeven. vs. ia. Toen , . , . o o o o wierden de Zij moesten op den eerden maand den i^en Schiiivers des . . , . , „ ' , Konings ge- dag in orde verzonden worden, aan alle de eerde" maand' Landvoogdijen, onder - Konhgen, Bevelhebbers op den der- en Vorden over bijzondere natiën , elk moest tic den dag der J ze ver, en 'er werd gefchreeven naar alles , dat Haman beval aan de Stadhouders des Konings . en aan de Landvoogden die over elk landfehao waren, en aan de Vorden van elk volk , elk lai dfchap naar zijn fenrift en elk volk i aar zijn fpraake, 'er werd gefchreeven in den naam des Konings Aiiasveros, en het werd met ia Konings ring verzegeld.  van ESTHER. Hoofdd. Hl. éi? ze in zijne landtaal ontvangen, iq. Zij wer- ,. ys- '3. Pe ...... brieven nu den vervolgens alle op den koninglijken werden gezonnaam, en door den ring van ftaat verze- d°°ri0Aos. geld, uitgegeeven, en in brieven geflooten, Pers, tot. J1"6 7 _ ° de landfchap- verzonden door het ganfche rijk. Derzelver pen des Koinhoud was een bevel om alle Jooden, zonder zoude' verdeu onderfcheid van kunne of jaaren, om het lee- enVerdoendatven te brengen in de maand Adar en wel op ie de jooden , . .... ,. van den jon- eenen dag , den i3en namelijk van dien gen tot den maand , met bijvoeging dat men vrijheid had lielnZ t0ki'ndealle hunne bezittingen te plunderen, een aan- ren efl de w'i- ° x ven op eenen hangzel recht gefchlkt om den onderdaan te dag, op den greetiger te maaken de bevelen flipt ter twaai/d.emaani uitvoer te brengen. Zo luidden de brieven, ^daaznd doch de patenten , die uitgedeeld moesten en dat men , ..... „ . . , haar buit zou- worden aan die heden , tans lcherpnchters de rooven. dezer natie , waren van een anderen in- inhoud'4' des houd, op dat alles geheim zou blijven, zijn- Ilhr;ft was ♦ ' • a iii dat >ei. een wct de de brieven maar voor de vordelijke Land- zoude gegeer voogden. 14. De inhoud kwam namelijk hier ajj" ^ndfenap! op uit , dat een groot gedeelte ftrijdbaarc Paia a°£enl^r mannen op dien dag in orde gewapend in kcn> datze tegereedheid moesten zijn, om dan de nadere ven dag zoubevelen van den Monarch aftewagtcn. — ^ s«ee4 15. Dit alles werd door de koninglijke loo- loJ?'fsIS'. Bs> pers bedeld, die op 's Vorden bevel allen uit , voortgemoogelijken fpoed moesten maaken, en rasch d^orfhet werd het patent in de hofftad bekend, en de desK°t™gs,e.i . 7 de wet werd oorzaak er van ontdekt. Intusfchen was de «fóegeevea ia Vizir regt blijde, en vermaakte zich zeer, en de^Ki^njpa daar hij de eer had door den Vorst aan zijn J^^J^JLJ* hof pragtig ter maaltijd genodigd te zijn; doch de in de ftad heerschte veel verflagenheid, toen verwerd, het geheim begon uit te lekken.  920 Het BOEK TV. HOOFDD. T vs. r. ais *• Xntüsschen had Mordechai niet Mordechai ffcil gezeten, maar al de geheime aanflagen van wist al wat er ° jefchied was, den Vizir ontdekt, en achtte het nu vau het de Mordechai grootst belang, de zaak lekend te doen wor- ren en hif trok deI1' °* Ze dllS tC1' 00ren van ESTHER mogt eenen zak aan koomen , de eenigfte perfoon, die bij den met 3sfcli£ en hij ging ' uit Koning glmftige omwending te weeg zou derfde? ihd', kunnen brengen. Hij kleed zich dan in dieen hij riep pcn rouw met zak en asch, en gaat zo [met] een r , . groot, en bitter opentlijk naar de ftad, onder een bitter gegCvs.e a' En hij kerm cn gegil , zo dat het ieder hoorde. kwam tot voor „ r)US komt hij bii het paleis van den Mode poorte des j j r Konings, want uarch , doch gaat niet op het voorplein, om niemand mogt , , . , , r, In des Konings dat het niemand geoorloofd was met rouwgem0en"e bedeed waad ten h we te verfchijnen. 3. In alle lanmet een zak. den en deden, waar de koninglijke posten vs. 3. En in ' «1 en een ieder aankwamen, waar het patent argeleezen en dT]drc'p!'atCren; hét geheim ontdekt wierd, was ook groote daar het woord verflao-enheid onder de joodfche natie; overal des Konings en ö zijne wet aan- zag men ieder in treurgewaad, en de dakwam was een . tJ- groote rouwe gen van vasten waren zeer menigvuldig , onder de joo- j vertoonden zich openbaar in diepe den met vasten en geween neerflagtigheid. 4. Ondertusfchen bereikte en misbaar , .. . , veele lagen in Mordkchai zijn oogmerk, te weten, dat zakken cn as- de Koninginne . die zeer weinig bericht van vs. 4. Toen ftaatszaaken in den Haram had, kennis van kwam Esthers ... jonge dochter deze te bezorgen. Haar hofdienaars, namelijk mernngaen 'en de gefuedenen, verhaalden haar gezamehjk, haarfeTenncn^1 noe zekere Mor dec ij ai , een hoveling, met en' het deed ]iet grootde misbaar , daar voor het plein in de Koninginne , , , _ zeer wee, en rouwe zat, en wat men meende, dat de oorderen0omMoR- zaak van ziJne droefheid ware. De Vordin dechai aan te hier over aangedaan, ontveinst nogtans haare doenenzijnzak . ., „ . , j van hem af te droefheid, en wil alleen maar haare teder-  van ESTHÈR. Ho o fdd. IV. 621 hartigheid vertoonen, waarom zii haare gefne- doen , maar , ' _ hij namze niel oenen gelast, om Mordechai ten lpoe- aan. digften te verplichten , de zak afteleggen vs. 6. Toen . . , r ° riep Esther. en zich beter te kleeden; doch, wat de ge- HATAc.H[eenel fnedcnen ook beproefden, zij konden Mor:, i^ea'd^^ de chai 'er niet toe overhaalen. Met die' in£s welke hu voor haar tijding kwamen zij te rug. 5. Nu twiilfelde gefield had, en .. r , ... . ". zil g:it'he n be- zij met meer, of er zat iets agter van belang, vei ann Morwaarom zij Hatach, die de opperden van j^1^1 °™ j® haare gefuedenen en haar zeer getrouw was, en waarom dit uitzond, om bij Mordechai te verneemen, Vs. 6. Al* wat de rechte oorzaak van zijn droefheid wa- "ngAtc0Ht Morre. 6. Daarop gaat Hatach heen, en ont- jechai op de r ° ' ftraate der ftad, moet Mordechai voir het plein van het die voor da hof, 7. Die hem alles verhaalt, den grond ^tagf was. ^ van den haat tusfehen hem en den Vizir, de gJ^0^EafA°t gevolgen daar uit geboren, het gefprek van hem te kenden Monarch, en des Vizlrs aanbieding om hem' wedèrvauit zijn eigene fchatten de onkosten goed te ^"verkiaaringo maaken. 8. Hij voegde 'er zelfs eene copij yan het zilver, , .. , .,",.„,. „ 'twelkHAMAif bij van t geen in t geheim-Kabinet te Su- gezegt had te fan opgefteld was, en waarin'hun doodvon- f"11^" f^fe» nis getekend lag, en verzogt den opper-Ka- des Konings ° ' 0 ' r voor de Joo- merdienaar der Koninginne , haar dit in d?n, om d»- , , ,, . , xclve omte- nanden te geeven, alles tc vernaaien, 01 tcengen, tevens uit zijn naam te verzoeken, dat *Ü «f hemhetLfï toch alles mogt aanwenden voor haare ni £*rift der ge., . . (cnreevene wee tie; want hij ontveinsde nu niet meer voor d - te Sufaa den Kamerdienaar, dat zij een Jodinnc was, teevJSSr om dat het zijn belang wat , dat de Ko- £;n> dat ,.m'ze ' • 1 rniR lieten mngin in gunst bleef, wilde hij zijn gezag bc- 21™ , en haar houden , en dus had hii van hem niets tc vinden" hfar verwagten. 9. Nu ts Hatach, oefc uit ^bt00dteden k" eigenbelang, verplicht, om EsthIir aüêS nfas om hem te fraee- ken en van hem te verzoeken voor haar volk. vs. 9. Hatach nu kwaro  «23 Het BOEK en gaf Either op het naauwkeurigst en met de ltefkfta de woorden , , "", tvt i Mordechai te kleuren attemaalen. 10, 11. Na een lang *Cvsn. 10. Toen gefprek , zend zij hem aan haaren oom tezeide Éstheh. rilg mct (je boodfchap; dat zij niet begrij- tot Hatach , ° , .. j i j • en gaf hem ».e- pen kon , hoe hij daarop kon aandringen, velbaan Mor- ^ het ^ de l10veli„gen m zelfs allen vs. 11. Alle Regenten des lands bekend was, en dus voor Jtnegten des ° ..... Konings en het hem ook niet verborgen kon zijn, dat 111erfchappcn '"des mand in het binncnde voorhof, of de geKunings wee- ]l00rzaai van den Monarch ongevraagd mogt ten vvel , dat ^ ^ al die tot den koomen , zelfs niemand van de vrouwelijke ftrAcn binnen- fexe , dat dit op ltraf des doods verboden dfe niet1üger°oe- was , en dat zulk alleen afhing van de pen is. hij zij genegenheid van den Monarch op zulk man of vrouw, ° ° .. ... ... , zijn eenig von- een aandoenelijk tijdltip ; ltak nij clan M doodde", den Scepter naar zulk een misdaadigen Koning'daden uit» ten bewijze vai1 zij"e SLInSt> dan alleen gouden scepter kreeg zo een ontflag; zij durfde het derhalóp darhifiee- ven niet onderneemen, hoe zeer de zaak haar *°nu nten trof, en haare liefde tot haar oom haar deze dertig da- drong, te minder, om dat de Monarch een gen niet geroe- ° ... pen. om tot weinig verkoeld fcheen, daar zij in geen 30 wkoomenf '" dagen de eer genooten had van in den koninglijken flaapkamer geleid te worden, vs. ü. En zij i~i *3" Dit antwoord werd Mordechai gaven ciewoor-ter jiancj ftaatige niet in drie , , , , . „ dagen des nagts verbodsdagen vóórhaar te vieren, onder fmee- noen des daags, kingen , dat haare onderneeming tcch wel %en doS gelukken mogte. Zij belooft hem , dat zij zullcn ook a>' . rr, ' zo vasten, en met haaren hofdoet geduurende die dagen alzo zal ik tot ook vasten zou en zo een zegen over haare gaanfTwèuë  €u Het BOEK «ïet naar de poogingen gefmeekt hebbende, zonder geroe- wet is , wan- ... . neer ik. dan om- pen te zijn, bij haaren gemaal een bezoek me°Tk o°mk0°" zou afleggen; was het gemoed van den Mo.vs- IZ;Toen narch dan ongedeld, dan moest zij* derven, ging Morde- ° ' j 7 chai heenencn maar geduld, zij" had dan alles gedaan wat alles dat Es- zij kon. — 17. Op deze boodfchap werd van jebood^n had! weerskanten de verbodsdag met ftaatigheid gevierd. V. HOOFDD. r~T vs. 1. Het u £_jo dra nu de drie vastendagen voorbij fa^d'e^derden z]'i'1'1» brengt zij de zaak met beleid ter uitdag , dat Es- voer. Eerst laat zij zich pragtig en bevallig ther een Ko- * . . ningüjk kleed kleeden in haar Koninghjk gewaad. Zo uitftond°kin hL't gedoscht is zij voomeemens in de koninglijbinnenftevoor- fce gehoorzaal te koomen , welke juist uitzigt hof van des n ' J f Konings huis had op het paleis van den Monarch, waar m huis" des Ko- hij zijn gewoon verblijf had , en in den vleugel njngs. De Ko- ja„ waar 01Kjcr andere ook het paleis van de Ding nu zat op 0 ' r zijn Koningiij- Koninginne was, zo dat de Monarch van den ken troon in . . . . 't Koninglijke troon kon zien m oe poort van dat paleis. de'Veure" °van -• den troon gezeten moest zijn' aandagt het huis. al rasch op haar bepaald worden, als zij jietgéfcincdde , met haar doet uit het hof kwam. Dit doet de^Koninglnne zij niet alleen , maar nadert ook hoe langer Esther zag, jloe mecr naar de gehoorzaal, en met een ftaande in den ° ' voorhof ver- goed gevolg komt zij bij den Vorst; de nadeB in "zi.fne Monarch, wiens gcdagten zo zeer verdronde Koning den §en werden, voeld nu de liefde weder opgouden scep- gewekt , zo dra hij haar zag , fchoon ter, die in zij- ,1 , •• ne hand was gedekt; evenwel welke zaak zij mogt voortikte*™ 'es- tedellen hebben , zag hij niet door. Dan dc ther naderde hovelingen daan verzet, maar fpoedig veran- en roerde de 0 r 0 fpitfe des Scep- dert hun gelaat; want wel dra zien ze den Koning met de ftaf in dc hand naar de Ver-  van ESTHER. Hoofdjj. V. *25 ffinrre wijzen. De Koningin, niet minder beroerd dan de hovelingen, word hier door opgebeurd, zij treed eerbiedig nader, valt voor den keizerlijken zetel en kuscht eerbiedig de punt van den Scepter. 3. Hier op vraagt vS. s. To-n haar de Monarch, in een toon, waarin be- f^V'6 valligheid en bevreemding heerschte : Hoe? gij wat is u Kohier? wat bewoog u, Koninginne! uw leevcn tS"!C on* in gevaar te dellen; wat is 'er gaande, waarin ^ekï bedaat uwe begeerte toch? miine toegenegen- 11 gegeeven , . , . J o ö worden tot de fieid zal u mets weigeren , al begeerde gij heift des Kozelfs de helft van de waarde mijnes konings- Iungnjks" rijks. 4-. De Koningin, wel weetende, hoe vs. 4. Eszij 't hart van een man winnen, en hoe lang- ™ER. nu zei- , ' o de: mdtcn liet zaam zij te werk gaan moest, om het hart den Koning van haaren gemaal van zijn gundeling afte- trekken , verzoekt alleen , dat zij de eer ™* £«n«£ mogt hebben, om den Vorst, doch van zijn len m:ialli 4, gundeling verzeld, op haare eigene kosten in bereid hebbe."1 ha;ir paleis ter maaltijd te onthaalen. Dit na- vs- 5. Toen , , zeide de Ko- meiijK was de beste weg, om gemeenzaam te n'ng: doetHA- wordeii en het hart van den Vorst geheel lThi}P°hJtJ. voor zich inteneemen , want bij zulk een se- vel Es™f.rs i 1 ■ j 1 , , .... ö «oe: als nu de legenheid had de \ orst geen gevolg bij zich, Koning mec maar werd alleen van de geinedenen cn hof-mX,d ? ^ dames bediend, en dus was 'er dan de bes- Sef g'ekcSte kans voor Esther (om zich nader te mt-'n was> verklaaren. ) 5. Op dit verzoek doet de Mo- zeide de Konarch aandonds Haman noodigen tot een £j* t0olp Eds; eer, die een Vizir bijna nimmer genoot; en maal"i'i des i-i i \' •'• ' , wijns : wat is beiden de \ orst en zijn gundeling koomen te uwe bede? en zaamen in den Haram. 6. Op het einde ge" "Worvan den maaltijd vraagt de Vorst recht ver- den' e" WM is , ™ -VVS» TV uw verzoek , genoegd voor de tweede rijs, wat zijn lieve cn .het zal geSultane te verzoeken had? dat zij verzekerd tot * de"' kelk V. Deel. Rr  C&6 Het BOEK des Koning- mogt z\'\ïi dat het haar gelukken zou. vs. 7. Toen 7, 8. Nu verklaart zij zich nog niet, maar, THEnTrednCzei- vervrijmoedigd door de genooten gunst, verde : mijne bede zoei(t zjj jat de Koning den volgenden dag en verzoek is: J' n _ 0 0 vs. 8. indien andermaal bij haar ter maaltijd wilde koomen, vonden* nebbe bewilligde haare gemaal hier in, zij zou het des konings6" aanmerken als het grootst bewijs van zijne en indien het toegenegenheid, zij had zo Veel genoegen geden Koning .ij** l i,. , , , « / goeddunkt mij had in het tegenwoordig onthaal, dat zij wen- neSetiede ""en de 's Vorden gundeling mogt mede komen, mijn verzoek £}j Z0ll tjari fen Vorst niet langer in ziju te doen , zo 1 . . , . , 8 koome dc Ko- nieuwsgierigheid houden, maar haar verzoek m"n w" den ootmoedig voordraagen. De Monarch bewilmaaitijd, die ij„t fatT -m en verz0ekt den Vizir tegen den ik hem berei- 0 o den zal, zo zat volgenden dag weêr ten eeten. 0. Die, verik morgen doen raar het bevel rukt over de genoote eer met het grootde dCvs!v0oninToen vergenoegen, waar in tevens eene trotfche ging Haman houding doordak, uit den koninglijken Haten zeiven da- D ' ^ 0 J ge uit vrolijk ram trad, doch had bij het gaan uit 't paleis moeds, 6maar eene ontmoeting , die, hoe gering ook in MoRDEHiAiMg een oogenblik al zijne vreugde ftoorde, en' in de^ poorte zjjne hoogheid ter neer velde. Zodra namelijk en dat hij'mei als de Fizir aantreed valt alles eerbiedig voor zirt"oor S hem neer, omdat hij de gröotfle gundeling bcweegde zo van den Vorst is, maar Mordechai, die werd Haman ... , , . , , vervuld met tans juist de wagt op het voorplein had, MoRDECMi.01* blijft alleen zitten in eene onachtzaame houding, zijn' trotfche ziel doorgrieft dit zo, dat' vs. 10. Doch hij woedend word op dat gezigt. 10. Doch' "wong zich', een hoveling zijnde, beteugelt hij zijn drift, cn hü kwam op jat liet uitdel aan de wraak te meerder t«t zijn huls, r cn hij zond voedzel koude geeven. Ontevreden fpoed hij heenen en liet . , .. . . ,. , riin vrienden zich naar zijn paleis te mg, en ontbied terkoomen en ze- nQn^ zjsne gunftelingen , die voor hem boo- res zijn uuis- j . c j vrouw. gun, gelijk hij voor den Vorst, en zijne be-  van ESTHER. Hoofde. V. 627 gu'nfligde gemalinne Zerés, die hij tef maal- , ü tu En tijd noodigde. 11. Nu raakt zijn tong los, dVhlTdeteer5 hij verhaak , hoe aanzieneliik het aantal feeid zi'lies r, , j . rijkdotus en van zijne vorltelijke zoonen reeds bevorderd de veelheidzijis, hij fnoeft op zijne waardigheid als eer- «' Jto*Sj ften Pïzir door de gunst van zijnen Vorst,' „êm"."^ bekléedend dus een ambt, 't geen' hem boven ma"!tt h.stl > P* alle de chans en onder-Koningen vttthefte; hem verheven 12. 'Ér nog verder bijvoegende, hoe nog daar Vorffcn'T.n % en boven de gunst van bij de Koninginne in kneg'en des i n ■ ■ -1 4 Konings. de grootlte achting te traan alleen bewijs genoeg* vs.ia.Voorwas: 't voorgevallene waar bij zij haar leeven in Mé de waagfchaal gefield had, ja tot overmaat van [^irinf f''. zijn genoegen moest hij 'er nog bij doen, dat niè-matfi hij den volgenden dag alweer ter tafel genoo- nlng doen koo^ digd was in het paleis van de Koningin. d(Ue 13. Tot zo vér is ieder verrukt, maar nu z.ji hereid hec5c neemt de Fizir eéne andere houding aan, hij ik 6 en ook tekan voor zijne guhllelingen niet verbergen , Hl m°£e ^ dat dit zoet met bitter vermengd was, zo dat a°ding geu8"* hij waarlijk niets' fmaakte van alle zijne ge- vs! 13. Doch hoegens. Ja, barst hij met een uit, zo lang de Jood Mordechai in de koninglijke poort %n *!* de wagt heeft, zo lang die fnoodaard rjiet Mordechai zie Uit den weg geruimd is, zo lang kan ik waar- p&d« kolijk niet leeven. Met een laai hij 'er op vol- ninEJgen, wat 'er voorgevallen was. 14. Zijn' ge- < 4*. 4 Toe« malin geeft hem hier op terftond ten ant- i^aff^ woord, en de overige Hemmen met haar in: ^S^^H, maar mijn lieve gemaal! is dit nu eene be- le z«ne vrienkommernis voor zulk een aanzienelijk man , te"™^ wat behoeft hét u te kosten dien trotsaard uit hoog8, « den weg te ruimen ? Geef maar order, wii ™orJ™ den ... „ , ' J Koning dat weeten raad, wij zullen eene galg voor hem men toaten maaken 66 eUen hoog, en, als 'ftSSfö-SZ Rr a  foj} Het BOEK vr iii'; met den morgen met den Koning naar den Haram dién1" maaitijd! gaat, hebt gij alleen maar te verhaalen wat dag? 'h.vma'n SÜ voorncemens waart; kunt gij 'er een oogcugoed en hij jj"ik aan twijffelen of de Monarch het vou- decd de gal- J . , . .. 8e maaken. nis wel zou willen bekragtigen , daar nrj zelf het gebod u plegtig te eeren, bevolen heeft. — Gij waakt niet voor uwe eer, maar voor de koninglijke bevelen, ga dan met een gemoed, waarin de vrolijkheid onverhinderd heerscht, ter maaltijd. — Deze raad behaagt den wraakzugtigen Vizir, waarom hij order geeft, om zulk een galg opteflaan. VI. hoofdd. 1VT ' . , \ vs. i. in de '• -LS u begeeft Haman zich vergenoegd zeif.ie nagtwas naar bed, in dien zelfden nagt die hem »le de flaap van . • . , . , , dén Koning ge: dqodelijkfte grieving bereidde, want wat gczeldefd'at'men o'ëfitt 'er? de Monarch, wat moeite hij ook het boek der ^Q n mo„t (.'ah den llaap niet vatten, de gedane, i'fen Tr a ' der Cir-r.i,ken tijd valt hem lang , de dilte verveelt hem. deTln^ijwer- Hij gelast, dat men de Jaarboeken, die door ge".vüordig-te' Acn Staats-Secretaris gefchreeven , de lotgelieid des Ko- vapen van het rijk betroffen, aan zou geevs. i. En ven , en wel die , die zijne regeering raakSJv"nd dat ten. Straks wordenze uit de rijks-archiven, MbuDEctfAi gehaald", en den Koning voorgeleezen, waar ha; te kennen t> ' ° " . . gegej en van hij wilde» Zijn aandagt word juist bepaald TnEREsN,A'tweé dpbr den leczer bij eene anccdote. i. Zekere Koning"uit Mordechai een der lijfwagtcn des Kode uorpeiwag- nings ]iad op dien tijd een geheim verraad han tl zogten'te tegen het leeven van den Monarch ontdekt, K,g?.inV ahas" bèdookt door twee Kamerdienaarcn, de binvekos. nenwagt aan het koninglijk vertrek houden¬ de. Verder ftond 'er niets aangetekend, telde deTKon- s- Hoe ? valt de Monarch den leezcr in,  van ESTHER. Hoofdd. VI. 619 welke eerbewijzingen , welk ambt van ning. wat ee. S;aat beeft die Mordechai voor ziin' T<- en .vcrho?» ginge is Mor- trouw gekreegen , ftaat daar niets van aan- hechai hier getekend? de Kamerdienaars antwoordden hier cn^de^ïngeop, dat de moordenaars wel geftraft waren, iingen dcs 5 " iHnss , zijne maar de ontdekker niet beloond was. Onder dienaars, zei- ,. , , r , , , den: aan hem dit woelen , leczen en lpreeken de dag is niets gedaan, al aangebrooken , en de eerde Fizir was al 4-^ Toen ten hove, wordende zijn perfoon in den vroe- nii g: wie is gen morgen daar vereiseht , om de richter- ntf ^chaIim* lijke vonnisfen, die geveld waren, door den nu was. êefeoW J '....Ti. .*> ' nien Mi den Koning te laaten tekenen. Den Monarch , buiten - voorna een wijl gepeinsd te hebben , mishaagt im;3 des Ktfliet zeer, dat Mordechai niet beloond k",,?^0™ 7d™ was; dit fpeelt hem geduurig in de gedagten, Ben. <öt *éK ... , a ° ,. ■ ° IMoUüECIIAl waarom hij tot een der Kamerlingen zegt: zoude hangen 4. Ga, en zie eens, wie 'er van de koning- f£ %^£„l lijke ambtenaaren reeds in de gehoorzaal b3r dnen bc- " reiden.) zij ? 5. Men bericht hem , dat zijn trouwe vs. . E„ des Vizir reeds op gehoor, wagtte. Roep hem MffM •""1^e. ., . 1 Iingen zeiden dan oogenblikkehjk , zegt dc Vorst. H a- tot hehj: zie- man komt en is naauwelijks aan de koning- fri^d% v',or-' lijke gehoorzaal, of de Monarch vraagt hem ']of',1 ZCI" J " 7 0 de de lvomng:; met veel gemeenzaamheid, maar tevens met dat hij inkoo-' een buitenge woonen drift : wanrdde Fizir, vs. 6. Ais die tot alles raad weet, zeg mij toch eens, g**^ op wat wijs , zal men een man vereeren , zo Zji-ie •L"voor wien uw Monarch eene groote gene- wat zal m.?ij genheid gevoelt? 11a! denkt Haman bij "zich fe®?^ zclven: ik vat u al, gij hebt het oog 'op dc £niW I?» 0 J ^ welbchaagen mij, wie zou het anders zijn? is 'er iemand, heelt ? toen die zulk een groot gundeling bij. u is ? ik ^t^n^X^ twijffël 'er dan niet aan, of ik ben de be- (ót "'ic'.1 hectï . J ' de Koning een doelde man, en zal zo ruim zijn , als ik wejb.ehaasén om [hem] ee-, re te deen neer, dan tot mij £ Kr 3.  <53o Het E O E K ys. 7. Daar- kan. 7 — 9. Die het geluk heeft, zegt hij m^n^o? (tAn onbelemmerd , van zo ver in de gunst van Koning: den den Monarch ingewikkeld te zijn, werde ko- nian, tot wiens . ' . ... , . „ , , eere de Ko- mnglijk vpreerd, bil worde belchonken met betoon hKft', eene der koninglijke daatfie - rokken, door uwe ■ vs. 8. Zal Maiedeitzeiy' gedraagen.en een paard vanftaat- men bet ko- - < Tl • . - <■ 0 0 ' • - mngiiike kleed fje , 't welk de Koning zelf bereden heeft, dee"SenKondng ja met de kroon , die de Koning weleer op frekken^ èp zijn ho°fd had ■> meP fade dit'ter hand aan bet paard,dnar een van de Fizirs , den eerden apibtenaar de Koning op , , - ' , , :, .. . pleegt te rii- van t hot, en belaste hem, dat zij den gundenkom"gii!ké deling yan den Monarch daar meê kleeden, kroon op zijn 'flem op 't pragtig uitgedoschte paard in fla- hoofd , gezet \ r „ , . . , rj worde, tie door de ftraaten en pleinen van de nootaren5' ztu f?t dad voeren , en dat de koninglijke roepers paard "even en lQ°PPrs voor ar" gezonden worden , om, sn de hand ea- de lieden te waarfchuuwen , datze zich zo ften U'deSe Ko- buigen , als of de Monarch voor bij kwam rijrrooine™"liet- den» Pnder het genadig geroep : die eere is ?en, ep j?^ de groote man waard, welke de gundeling man aantrek- V311 den Monarch is! Intusfchen dreelt hij lire IVKoning z»cb al, dat hij Hamans naam door de ftads «en weibehaa- ftraaten zal hooreii klinken; doch de Koning, gen heeft, en : , * , Men zal liem die hem geduldig gehoord had, meent het andoendat 'iiden ders. io. Nu, zegt hij, terwijl de Fizir door de firaa-al ^en^t mi zal Mordechai knielen of ten der ftad, S« | T i ■ en men zal fterven -r- ga fpoedig heen, mijn waardde voor hem roe- „_..'•/ '\ * , , , pen : 'alzo zal FlZir, Ofn MORDEPHAI deil Jood Op die aZ ?K wijze te yereeren, gij kent hem, hij is een eere de Koning cier jjifwagten — nu fpoed u, en voer het *cn weibehaa- . :J b .... n Sen hectt! ' - voordel volkoomen zo uit, als gij voorgellazeide 'deTinen "zij wel v°ldaan over het (nthaal van zijne geral u gegee-rnalin, en brandend nieuwsgierig naar haar ven worden , en wat is uw verzoek : wel nu, mijne dierbaare ivomngmne, .auétoiede^ W miJ nu t0ch ' W8C $ ffiiJ tC orjk tot de verzoeken hebt? ik beluof 11., dat u niets zal helft des Ko- . , , , , ' » , , , ningrijki? geweigerd w.irden. 3, 4. irjclt, Monarch l. anwoordd^de zegt zij, met een teder lonkend oog, mag Koninginne Es- jj. „jj vleien uwe tegu&ftigde gemalin te zijn; ther en zot- •' ' de: indien ik, en dus toedeuniiing op mijn verzoek te z.ulnade°nïnS!uwe IfiC krijgen, dan bid ik u ajlten, om het be- d°ne" h^ben"" lK)Utl van mi-'!! '^fB» en lian mijne jeugdige «,i indien het fchoonhud uw mededogen zo gaande maagoed dunkt \ ken , dat ik gefpaard worde, dan verzoek ik min, ïVeTenom geene andere gunst, dan om het.leeven mijner mijner bede landgenooten. Nu word zij uit het gep.c wule, en mijn 0 , ' , , ... , wik. om mijn van den Monarcn, gewaar, ■ dat -dc pijl hem  van ESTHER. Hoofdd. VIL 633 getroffen heeft; zij vaart dan voort onder het verzocks wfli dorren van traanen, die haare bevalligheden vs. 4. Want vermeerderden: ach! zegt zij, ik zou gèïwëe-JVt ^\ ve<£ gen hebben, was ik en mijne natie niet wreed «g verraaden en dat zonder de minde rede, maar deige, doode' , en ombrenger het is beflooten, dat wi] allen , groot en indien wij nog klein, zullen omgebragt worden; JSPlk'Zoiï S-toftS gezwegen hebben, had men ons leeven nog den waren ver- S » ' , kogt geweest, verfchoond, al had men oiis dan allen m de ik zoude gewreedde davernij verkogt \ dit was nog te gfJ'ftiJjgfcj draagen geweest, maar allen te derven, daar de^ onderdrukwii waarlijk trouwe onderdaanen zijn, en dat' des Konings , , , geenzins zo* alleen om de wraakzugt van een man te ver- fainnen vc,: koelen , die nimmer de fchaade, van de fchat- goeden, kist, en' de fchandvlek, die op de koninglijke regeering van mijn gemaal zal koomen, kan ^Y*- sijeT°,™ vergoeden — dat is onmoogelijk té draagen. ning AhasveHier zwijgt zij, en leest de woede dóór lief- w'tlieL Koningde aangeftookt in 's Konings aangezigt.' 5. In '™ee ; drift duift hij op, en zegt: wie is dc vcraa en waar is die der, en waar is hij te ontdekken, die zulke harte' vmmïd ónmenfchelijke denkbeelden in zijn hart koes- j*^J$ alz0 tert. Spreek toch. 6. Wel. zegt de Kon in- vs. 6. F.nKs- ,- - •, ther zeide : gin met eene verontwaardiging, die aan baar de man , de fehoon gelaat • nog meer majefteit in het ^-^»li«94 fchoone bijzette : die verraader , die aarts- £ cleze b"oze J " Haman. Toen. vijand van mijn' natie is deze fnoode Fizir, verfciuikteiiAdie veinzaard, die uwe genegenheid tol zulke ^^èrigteHes bedrijven misbruikt heeft. Naauwelijks is' het k™[|]e-Img woord uit haaren - mond , of de Fizir door zijn' houding zijn befchuldigend geweeten vertoonende, is dom, hij kan niets zeggen, om 'sVorden gemoed te verzagten. De Koning ziet hem aan met de üiierde vérontwaardi- ^ ^ ging. 7. Riyx van den maaltijd -op, begeeft Koning' itondRr 5  03* Het B O E K Ifimmfchefd "e Z Ch n"ar de" tl,il1 Val1 ,iet Paleis' flllit van den maai- zich moogelijk jn een vau de vertrekken van tijd des wijns , TT , , [en ging] na den tiaram op, een bewijs aan t Perfiesch paleis,h°en h" hof' dat niema"d voor het leeven van een man bleefftaan misdaadigen meer fpreeken mas, dewijl hii om van de Ko- , . , , _ ninginne Es- oaar oiuoegangelijk is. Ha wan bleef intusdr'zijn^ni fcnen roerloos daan. Nu hij ziet, dat de geverzoek te negenheid bij den Monarch geheel geweeken doen, wanthij • , , o o zag dat het is, en dat de Koning, door zijn weggaan, KoningVanodver hem J'eeds voor doodfehuldig verklaard had, feT benooten Va!t hij' llede!' voor de voeten van de Koninwas. gin, haar biddende, om zijne voorfpraak bij den Monarch te zijn, medelijden met hem en zijn gezin te hebben, maar zonder vrugt. vs. 8. Toen S. Ondertusfchen was de grimmige Monarch dLKkwamWni"t zeer onrustig- Hij keert dan al fchielijk te den hof des rug naar het paleis van de Koningin door den paleis in t huis . , , , . van den maai- tuin, treed weder |in de zaal, en vmd daar zoddwasW,HA- Haman 'm de uiterde verwarring qn wanman gevallen hoop gevallen op den Divan of Sopha van de op het bedde, , 1 ™ waar Esther Vprltm. Dul.van woede, door de liefde aanzeidTSdeTKo" gedookt, roept de Koning, dit ziende, uit; ook: wepele Hoe? wat's dac? zou die Roodaard, die zijn Koninginne gezag zo misbruikt, de onbefchaamdheid wel mij itj 't huis 't hebben, om mijne koninglijke gemalin in mijn' uitTes Koning! eigen garant te onteeren? dat men hem aanrnond , en zij ftonds wpgbrenge, hij is een man des doods'. bedekten Ha- ™ ... , , , , mans aange- 1 erwijl nu een ter dood veroordeelde geen zis!- oostersch Monarch mag aanzien , fchooten firaks de kamerheeren gefuedenen toe, en overdekten zijn gelaat, bewijs genoeg, dat hij een misdaadige van ftaat was , en dat zijn hoofd geeischt wierd. Nu beijvert zich ieder om ftrijd den gunfteling te doen vallen , en de Koningin, die haar oogmerk bereikt  van ESTHER. Hoofdd. VII. 635 fcad, te believen,, 9. Tot dat einde verhaalt vs. 9. Ea Charbona, een der kamerlingen, hoe Ha- vm d'^anf™ wan voor Mordechai, een' zo waardi- hinfenaanf™^ gen man, die zulk een nuttige ontdekking ge- des Konings daan had, een galg van 50 ellen had laaten [^aA0O\ oprichten. Zodra de Monarch dit hoort, £ f»*^; zegt hii. ga en beveel, dat men hem, zon- maakt heeft * b J'o ■ 1 » . . • v»or Morde- der vertoeven, daar aan bange. Zo viel Ha- chai, die goed man in den ftrik , voor Mordechai be-v?n°gr dgee"fp£°: reid. 10. Hij werd opgehangen, en 'sKonings to M|>eeft, gemoed raakte aan 't bedaareh. mans huis vijf- tig ellen hoog. Toen zeide de Koning : hangt hem daar aan. vs. 10. Alzo hingen zij Haman aan de galge, die hij voor Mordechai had doen bereiden, en de grimmigheid des Konings werd geftild. VIII. HOOFDIG TT J DEEU j. XT«v.ort daarop beveelt de Vorst, dat vs u Te alle de goederen van den veroordeelden Vizir, die zo aanmerkelijk waren, te gelijk Koning ahas- ..,„,. ï " r i n. u + veros aan de met zijn hofpaleis, een der ichoonlte van net Koninginne Esrijk , aan de Koningin ten gefchenk zouden ™^ANhset gegeeven worden. Hii gaat zelfbij de Vor- vijand der joo- 5 1 " ' , 1' den 1 en mor- ftin, om haar de tijding daar van te oren- dechai kwam gen. Bij gelegenheid nu, dat Charbona ^^1x0verhaald had, hoe Haman voorneemens «'nes - want ~ t Esther had te was, Mordechai aan zijn trotschheid op- kennen gegeeteofferen, had de Vorftin 'er bijgevoegd, hoe haar was. deze haar oom was, aan wien zjj alles verfchuldigd was , en hem Teder beminde. Zo dra nu de Koning haar het gefchenk geeft, iineekt zij pm de gunst van den Monarch voor dezen haaren naastbeftaanden, waar op hij (braks ten hove ontbooden word, z. Naauwelijks is hij in de gehoorzaal, of de Ko™;,g- E"0de. Monarch neemt ziin zegelring, die men van zijn ring ar,. , - • A j' ' , die hij vanHA- cjen eenten Vmr terltona te rug gebragt man genoomea.  636 Het BOEK had , en gaf had, zo dra hij veroordeeld was, en fielt ze hem aan mok- Mordechai ter hand, die dus eerde Vi- BECKAI , cn E.S- ther ftelde zjr en groot zegelbewaarder werd, en ook Mordediiai or | ver h« huis, volgens het verzoek van zijne1 gemaünne rentHvs!a3.S'EnEs- meester over 't paleis van Haman, met ther fprak raag.t • om ]iet Zëive te moogön betrekken. voorder voor ö ' . ... , het aangezigt 3, 4. Doch nu lchoot er nóg over, om de ziT Iweiinvoor koninglijke patenten onuitgevoerd te verdrukken.' ajoe...ivoeten, jioch de Monarch lei vervolgens geen bezoeken den, en zij af bij de Koningin, of ontbood haar niet, fmeekten hem, , , dat hij de boos- en dus waagde de Koningin , wel wecten- Sef de' h°e dieP Z'j in de ^U,lfe ftond ' het ters en zijne nogmaals om zich ongeroepe te vertoonen. hijdagtegen de In de ootmoedigde houding valt zij voor den jooden gedagt konin?]ijkcn troon ter Dér\eT bij gelegenheid wegneemcn. vafr haaT gehoor, fchreit, wringt de handen, VS. 4- Oe IVO- L ning nu reikte en mieék'r, de Koning mogt de droevige nascepteriimiER wcën voor haare natie, die de fnöbde rebel toe. toen rees jt an agtergelaaten had , verdrijven, en, Esther op en 00 zij ftond voor door het toereiken van den feepter van den het aangezigt' , .. . , 11, j des Konings. Vorst ' de vrijheid bekoomen hebbende , om zeide' f. indten haare verzoeken nog nader voortedraagen.. het den Koning £>• g_ Qant ze verder dllS VOOrt : ach, gftiOgocd dunkt , J ' en indien ik te Monarch ! mag het uwe goedkeuring weg- liinadCaangev7°igt draagcn , dat mijn verzoek niet afgefiagen gevonden hejtó worcje, heb' ik dé eer , mij met uwe gunst zaake voorden te moogen vleien, voltooi dan mijn geluk; *°,men ik6Cin aclit dc menschlievende Monarch mijn ver- «n"g=naam°ben! zoek niet billijk, heb ik niet de grootde be- dat 'er ge- wjjZ'en, dat ik op uwe toegenegenheid mag fclireeven wor- • , . de.datdebrie-hoopen ? zo ja, mogt men dan een ko- dagte£ hSmam aingiijk pc:c;:t uitgeeven , WMjf in alle de verdes zoons ham- tfètinsên van II» man, wel eer Fizir, nog Widatha des ^ 0 , Agagittert we- uit te 'voeren, op het fivieoigst en ftelllgst t"UZiirm herroepen worden, en M düs' óveral in ufel  van E S T H E R. HoorDD. VIII. 637 uitgeftrekte daaten op t fterkst verbooden gefchreven , , r , ' , 1 heelt , om de worde, om de Joodqn van kant te maaken. |00nen om te Ach, hoe zou ik, geliefde Monarch! die '^"dèiandweet, hoe gevoelig ik ben, hoe zou ik die fchappcn des . . , j „ , .. , Konings zijn. gneving kunnen wederdaan, dat mijne ganiene Vs. 6 Want natie, mijn gansch geflagt, mijn waardige oom J^R^*^* uwe gundeling en eerfte daatsdienaar, op de aanzie het B 0 . 1 kwaad , das moorddaadigfte wijs om het leeven wierden mijn volk tref- gebragt, ik kan dit niet weerftaan, of fchoon zeaïilf vermoo- het mij leed doet, dat ik uwe Majefteit ge- he"verderf duurifl ontroere en voor mij en de mijnen lastig van mijn gc- Aagt? valle. 7,8. Hierop zeide de Monarch aan de vs', 7. Toen Koningin, en Mordechai , die daar te- ahasvegenwoordig was : dat men dan mijne begeerte ros tot de Kovolkomen make. Ik heb reeds het verbeurd ther. en tot verklaarde van Haman aan\Es'niER ge- den^joodTzie geeven , hij is al ontzield , men heeft ',et hll,is, ° . . ' mans heb ik in zijn vonnis gemeld , dat hij veroor- esther gegcedeeld werd, om dat hij het leeven van trou- heeft' men haan we onderdaanen belaagd had: ik kan nu mijn gendom da? hij koninglijk bevel niet intrekken, en geen ver-zijn hand aan de 1 n 1 r- , " , Jooden geflaa- deren ltap doen, doch ik geel de zaak aan gen haddc, uwe wijsheid over, doe alles wat moogelijk dans' 8g^Meden is ter begundigina; van de "loodfolie natie: ik voor dc J°°c , , • r .. den, zo als het geet daar opene brieven toe, ichrijl uit mij- goed is in uwe nen naam en verzegel het, doch houd op het Konlngs'naam! oog, dat mijne voorige bevelen niet intetrek- ™ ra;ertzegj1ed ken zijn ! 9. Straks daar op ontbied Mor- Konings ring, , , , . , , , want het fchrift de chai, doorkneed m zaaken van belang, dat in des Rode koninglijke Geheimfchrijvers. Het was nu "è^"3,*1118eeü in de 3de maand, nadat het eerde bevel was ™et des Ko- „ , , , .. nmgs ring ver- Uitgegaan. Op den 2Saen dier maand doet hij zegeid is, is niet te wederroepen, vs. 9. Toen wierden des Konings Schrijvers geroepen ter zeiver tiid in de derde maand, (zij is de maand Sivan) op den drieëntwintigüe der zeiver , en daar werd gefchreven naar alles, dat Morueckai gebood asa de Jeu Jen cn aan de Stadhouders eri Landvoogden,  éift Het DOEK «n Overtten nu andere brieven afvaardigen , die hij him jen^dte^m °Pgaf> aan alle de onder - Koningen, land'voogIndia. af tot den, en bevelhebbers der provinciën, van In- aan Moeren' • ■ j u«d [(trekken] dim af tót Aethlopi'èn toe, in alle de 127 ▼enentwimig2" landfehappen van het rijk. Dié brieven z'org- landfchappen , •, . buit te roover,. vs. ia. Op eenen dag in alle dc landfehappen des Konings Aiiasveros, op den dertienden der twaalfde maand, deze is de maand Adar. vs. 13. De inhoud van dat fchrift was: dat eene wet zoude gegeeven woTden in alle landfehappen openbaar aan alle volken , cn  vak ESTHER. Hoöfdd. VUL 639 vvas, dat hij dat bevel bewerkt had, en dat dat de jooden men overal het voorgevallene moest bekend f"neettgeTd1en maaken, op dat de onderdaanen bericht had- dag om zich , , ,. , te wreeken aan den van de omwending ten hove, en de Joo- hunne vijanden zich te meer tot tegenweer gereed mog- dC11, ten houden, ten einde den aanhang van den , vs- "K. De j. 0 loopers, die op gewezen Fizir te onder te brengen. 14. Die fneiie kemelen brieven werden op de fpoedigde wijze afge- muilen toogeu vaardigd en de zaak, in 't nieuw patent be- JgJfcjwS * greepen, werd in de rijks-archiven opgetekend. üi"Ae d0°r t.t i , , het woord des 15. Men zag in de hoofddad al rasch de ge- Konings. Deze volgen van eene omwending aan het hof, die ™ e™„ niet lang verborgen kon blijven. Bij gelegen- *™ burgt Suheid, dat de Monarch in daatfie de dad rond vs. 15. En reed, zag men de nieuwe Fizir den Mo- j^ng^mt^'van narch voorafgaan in een hemelsblaauw en wit ^ omzoomd daatfiekleed, hebbende als 's rijks ninss in een ___n._ „„j 1 1 hemeltblaauw eeute onderkoning een pragtigen gouden kroon en wit Koningop 't hoofd, zijnde zijn vordelijk opperkleed e^Voóeen purpervervvige Epyptiefche linne mantel, tegoudekroon, r\Q ^ r i n 1 . en niet een °P* ue ganlcne «ad was m vreugde, overal was perkiecd vau men recht vergenoegd over de aandelling van Jgpïj'S g dezen nieuwen Fizir , doch boven andere fua£hte ftaaken de Jooden hierin uit, daar ze nu zeer vrolijk, vereerd waren door deze waardigheid van jooden6'Bm hunnen landgenoot; door de wijd uitgeftrekte Sf yreu^lS ftaaten van den Pcrfiefchen'Monarch was 'er eetf' overal vreugde op die tijding. 16, 17. Doch in Wen een bijzonder onder de Jooden, onder hen waren [gg, Cn "in de feesten, maaltijden en vreimdebriiven biina a,,e e1 een ie' j , . - J der ftad ter zonder wederga, en veelen , die de rede van piaatfe, waar deze omwending vernamen en de gunst' van woord ^"rijS Esther zogten, waren laag genoeg, om ZV^m voik?nhap> en, v5H*d?:< maaltijden en vrolijke dagen, enUveele ^dê vonten des lands wjerden Jooden, want de Yreeze der jooden w  640 Het BOEK op hen geval- zich aan den Godsdienst van de Jooden te len' weien., cn dus deel aan dc gunst der Konin¬ gin te verkrijgen. ix. HOOFDD. T vs i. in de i. J.NTUSSCHEN naderde de i3de, de zo twaalfde maand noodlottige dag van de i2de maand, de dag, nu (deze is de ,' 7 , , . , maand Aiar~) waarop s Konings bevelen ter uitvoer zouden dendedag£rd™" gebragt worden, waar op de aanhang van zeiver , toen d p-eWezen Vizir gedagt had hen te verdes Konings o ° ° woord en zijn gasten op het goed en bloed der Jooden, en ko"menb',was£\ waar op de geheime bevelen tot dat einde doen "zoude" zouden uitgevoerd worden; doch de laatst in- ten dage , ais o-ekoomen' geheimen van het hof veroorzaak- de vijanden ° , , . . • .j der jooden ten zulke merkelijke veranderingen, dat de h°nPtie teer- Jooden op dien dag zelfs over alle hunne vij- fcheu, zo is anden zegepraalden. 2. Door de geheime hetomgekeerd, c r . , want de joo- brieven namelijk van het hot gewaarlchuuwd, zdfs^erChhun- hadden zij alle maatregelen genomen door neVsaate[Want] het ganfche rijk, die ter verdeediging vereischt dc |oodcn ver- werden, ja op zommige piaatfen hadden zij ind haare ftèe- zich in zulk een groot aantal, als moogelijk ida"dfchapPende was, vereenigd, om den aanval met moed en des Konings A- dapperheid aftewagten, cn, nergens, gelijk de JIASVER0S, Om , , , r 1 „ de hand te uitkomst leerde , heeft men over hen gezegc"etncnT ddc praald; de lust om zich aan die natie tc hen verderf wreeken fcheen alle de onderdaanen van zogten, ennie- , .. ^ mand beflond den Monarch benomen te zijn. 3. Oeen wamhunlieder wonder! de onder-Koningen, Stadshouders en fchrik was op Landvoogden, in onderfcheiden provinciën van alle die volte o ' 1 gevallen. Jiet rijk, hadden de laatde meening van het ieVde3'overfte hof zeer wel verdaan, allen die van het hof Jm,mdcfs»d- afhangelijk waren, en van de zaak wisten, houders en de Wunftigden de ÏOOden in 't heimelijk Op alLandvoogden J , , . , j endiehetwsrk lerlei wijzen, men kende nu den invloed van  van E S* T II E k. Hoofdd. IX. 6jI de Koninginne Esther op den Monarch, des Konings en elk had den diëplïen eerbied voor het be- £ndd*%ede£ leid van den tans regeerenden Vizir Mor- w™ <|l' vree" ' ze IWordechai !b Ë c h Ai', een gezwoören vijand van de was op nea maatregelen, die dé voorige Vizir gehouden sev?1Ie4n'Wjnt had. a. Men wist, hoe zeer Mordechai Mókmohaj . ; was groot . ui aan 't hof in blaakende gunst was, eii alle 't huis des Ko- j ij - ■• , ■ n i n nings eu zin de onderdaanen vau oe wijd uitgedrekte llaa- gerugte ging ten des Monarchs waren ongemeen voldaan ^.^J* ^te over zijn beduur, en men zag hem niet ge- Wi»nt die man ' ° , . , moudechai nöegén dagelijks al hooger in waardigheid en werddoprgaans achting dijgen. 5. Die nu, welken van het gr°0/ei's_ D, geheim niet wisten, óf derke aahhahgèlïngèn Jooden,;uCo,f- J ' gen op alle Van Haman waren, vielen op den bepaal-hunne vijanden den dag wel op de Jooden aan, doch wer- des zwaards^ den afgellagen , en zelfs voor een groot ge- e" e^der^erdeelte omgebragt, ia allen die de Tooden wis- dervinge, en , ° j.. , . , .. zh deeden met ten, dat hunne natie haatten , overvielen zij hunne haaters naar welgevallen in deze verwarring, waar in {JehLgen. WC'~ de ambtenaareii (til zittende alles aanzagen. , vs: 6- En '* de burgt Su- 6—10. Doch in dé hofplaats was de aanhang fan hebben de van den gewezen' H a jm a n , wiens Zoons reeds |n°domgebragt voornaame ambten bekleedden, veel derker; ^nhn°e"derd zij hadden reeds onder 't oog van 't hof 500 vs- 7- En , , . , , „ Pit ars hand a- man omgebragt, onder anderen ook 10 vorde- tha en d.ai.* lijke zoenen Van den gehaattén Vizir Ha- en aspa* man, doch men had alles zo wel overleed, vs-8- ËnPoi ratha en A- öm bij de burgèrij met in den haat te koo- dal ia en Aii men , dat nergens in de hoofddad iets van de DA™A' 9. Ea goederen der vermoordden weggenomen werd, P"armastha nri n en AnisAi en. vergenoegende men zich alleen, met wraak aridaï en v Aite. tiècman over de haatelijke eh bioeddordi- 2Av".A'io. De ge aanhang. 11. Van het getal der gedood- H^y*001^ ZoO^ h^mme' datha , de vijand des Jooden . dooclen zij , rriaar fioegen hunne handen niet aan den roof. vs. 11. Ten zelvs da««n kwam vuur den Ki- V. Deel. Ss  644 Het BOEK ning het getal den °P net hof flot gaf men den Koning der gedooden kennis om tevens zijne verdere begeerte te cp den burgt J 0 s»fan. verneemen. 12. Om zijne fchoone Esther vs. 12. En de te behaagen, gaat hij haar zelf die tijding to°tndegKon'ing- brengen, haar verhaalende, met welk een iënL/ISTopEde goeden uitflag de Jooden te Sufan 500 van hurgt hebben Hamans aanhang hadden omgebragt, en de Jooden ge- ° , r dood en omge- daar onder 10 van zijne volwaslene zoonen , en derTj mannen, dat zij nu wel denken en hoopen kon, dat en de tien zoo- jjet jn andere oorden van het rijk niet minnen Hamans , \ j wat hebben zij der gunftig zou afgeloopen zijn , en vraagt al in de ande- . .. . ,. , re ïandfchap- haar, wat zij ten opzigte van die zaak nu rings dgedaan°| verder te begeeren had, om den hoon van wat is nu uwe ]iaare natie te wreeken ? wat zij ook mogt bede cn het .. , , .. , zal u gegeeven voordraagen , zij kon verzekerd zijn , dat wat"'uVoorder haar gemaal haar met het innigst genoegen het zaïg'efcMe- voldoening zou geeven. 13. Esther die den. vol ftaatsbeleid is in het regelen van haare zeTdë esther11: begeerten, verzoekt alleen, dat men nog op Koningsgoed™ aen volgenden dag op den hurgt, waar de men laate ook orootfte aanhang van Haman was,ondcr- morgentoeden ° .. .. .. , jooden, die te zoek naar zijne lievelingen mogt doen, en doen" naar'het vrijheid hebben, om hen te doodden; ook vergebod van he- z0„t zj: jat de ]jj| dat dagen houden op de voorgefchreeyen wijs met men h" ■>■» alle vreugde en op den bepaalden tijd ieder SSTS? 'deze jaar en wel zo dat ieder huisgezin in die vreugde deelde en de gedenkdag voor altijd "canr het voorvan gezag was. 30-32. Het volgend jaar nwr de had men weer brieven vau voejfcbnjving op naam van de Koninginne Esther en den ^ en iedcr Fizir Mordechai, waar in ten derkden 'v*- 28 Dat aangedrongen werd op de onderhouding van fi? "Tud'n het feest, wordende deze brieyen weder over- Terhóuden"'Tri al in 't koningrijk verzonden met betuiging al en e,k sevan toegenegenheid en zorge voor de natie SS'jeflffi en bevel, om zich getrouw te houden smn §&efötd5 hunne belofte, om die dagen te vereeuwigen z- da6?n p"~ zo wel den vastendag als den daarop Volgen- zouden overden dag van vreugd. ' Het' koningiijk bevel Z* Z°R van Esther had veel ingang bij het volk, ne%e'dag?enis£ te meer, dewijl daar door al het voorgeval- d« "ivergeen lene verdérkt werd door het hof,' waartoe men tu% bf™ pok het ganfche voorval liet befchrijven. zavd; S9. „„ Koninginne Esther., de dochter ABicHAÏrs m ivr™„„ ft fcrhreef dé gen zouden op hun beOemde t jden geHik als Mor p"/f"! beve,,i- en haarlieder geroep, vs L l„heLi? r 3ake Van 1,et vaste» rchiedenisre van de| P^n^wierTln f^^^ IX. HOOFDD. NTusscHEN. klom het aanzien van ™. 1. Daar Ah as ver os onder dit üaatsbewind nSJS*£ zeer, dat hij overal naar zijn genoegen' fchat- ™°est JSfgJ tingen uitfehreef, zelfs buiten de vaste kust op de eilanden der de eilanden. '2, 3. Doch wi] i ^ verder treeden ia de teevensbefchrijving van «j  ^5 Het BOEK enz. «», gewei* dien Vorst. Zijn vermoogen , zijne overZ£é£S& winningen, de aanwas van het koninghjk Pdd van mor-vermoogen door middel van Mordechai s ïX'de Ko" bewind, het toppunt van gezag en van verïn^hX trouwen, waartoe deze Fizir onder Ahaszijn die niet QS gedegen is - dit alles kan men fierder uitvoeriger kezen in de jaarboeken van het koningen "va" Perjhsch en Mediesch rijk. Deez' Jood Mor«MfienPfr- DECHAI behield dan bij den Koning geciuuft'y\. s. want rende zijn Vizkfchap de genegenheid van zijn' MS witleer om Esther, hij was van zeer veel tweede bij den • bi- de Jooden, en zijn bewind zeer ™ oegen van de natie, haar op allerlei % "/angéna'am wijs bevoordeelende en haare belangens ten al- tZ^rX len ti'de voortaande. £TtCsktenvoor zijn volk, en fpreekende voor den welltand van zij» ganfche zaad. Zinftorende fouten aldus te verbeteren; .,,,,„ ttalicus voor SrtiLi>» Eladz. S Regel 6 van onderen , Silivs Italicus H Eg rVro&^;^oor verzwarend 11 Regel 9 van onderen, dreigde voor dretgden 44 Noot, na moet alvorens te lezen % rêei ^tó^Hsr1 eene anderc fmask £ vTrUT^ ZettérpoS geaeld, geiieve de Lezer H ,6. Regd'fvan onderen, neemt hij met - voor hij het met ,Hi Regel 7 van boven, 22 voor 23 a-.ö Regel 7 van onderen, om deze voor onder deze De overigen gelieven de Lezer gunftig overteziem