JE RE MI A, TREURZANGEN VAN JE RE MI A, E N EZECHIEL   D E B IJ B E L VERTAALD, OMSCHREVEN EN DOOR AANMERKINGEN OPGEHELDERD. A GTS TE DEEL. ie UTRECHT en AMSTERDAM, bij G. T. vam PADDENBURG en ZOON en J. ALLART MDCCLXXXXIII.  APPROBATIE, D e Theologifche Faculteit van 'sLands Hooge School te Leyden, geeft aan dit agtfte deel des TVerkl van den Wel Eerw. zeer Gel. Heer W. A. van Vloten, waarvan de tijtel is: de bybel vertaald om. febrevea enz. hare goedkeuring, op de zelfde wijze als aan de vorige; onder hartelijke toebidding, dat God dezen en den volgenden arbeid des kundigen Schrijvers met zijnen zegen bekroone! ' Leyden den 16 Novemb. 1703. EWALDL'S HOLLEBEEK. iEGIDIUS GILLISSEN. CAROLUS BOERS. BRÖERIUS BROES. JONA WILLEM TE WATER. SEBALD FULCO JOH. RAU. fac. TilEOL. Hi t. decanus.  Waarde Lezer'. D. t m a a l heb ik niets te zeggen, dan alken , dat ik hope eerlang 't IXde Deel te kunnen uitgeven, en daar mede het O. Testament te bejluiten. Naar gewoonte teken ik   INLEIDING op de VOORZEGGINGEN van J E R E M I A. D ewijl de Profeeten niet in orde van tijd geplaatst zijn, moet men dit uitvoerig Boek niet om de tijd-orde als het tweede in rang plaatzen; het valt bezwaarlijk van deze fchikking voldoende reden te geven. De Opfteller was uit een priesterlijk gedacht, te Anatoth, afkomftig, en zoo zijn vader die H i l k i a geweest is,. door wien 't wetboek gevonden of gelezen is , zou hij zelfs de zoon van eenen Hoogenpriester geweest zijn; doch dit onderzoek zal weinig tot opheldering van 's mans redenvoeringen toebrengen , waarom wij daarin niet treeden. Schoon hij zeer jong de profetifche bediening aanvaard heeft, is 't evenwel niet mogelijk te bepalen, hoe oud hij toen geweest zij; zekerder is het, dat hij in zeer gunfiige tijden dien post aanvaardde, en wel toen Josia nog 't bewind voerde; een Vorst, die niet alleen een ijverig hervormer, maar ook een gefiagen vijand der afgoderij, en van VIII. Deel. A val-  2 INLEIDING op de valfche Profeeten was; hierom zal hij vroeg 'sVorften gunfleling zijn geweest; dit moet men nogtans met Hess niet te ruim voordragen; men kan duidelijk genoeg bemerken, dat die Vorst in zijne pogingen tot hervorming meer tegen (land van de grooten des rijks ontmoet heeft, dan men in den eerften opflag wel zou denken ; éénigen in zijn Rijk hebben het Hem denkelijk zeer moeijelijk gemaakt, en dit is ook mogelijk de oorzaak van zijn onberaden ftap geweest om den Egyptifchen Koning tegen te ti ekken en dien (lag te leveren , in welken hij gefneuveld is. Hoe treffend dit verlies voor Judecfs burgerftaat geweest zij, was dit nogtans voor J&h emia van den meestcn invloed op de verdere lotgevallen van zijn leeven; hij had nu 18 jaaren zijn post bekleed, boven zijn temperament en denkwijze in denzelven getrouw geweest, fchoon 't getal der leerredenen door hem toen gehouden weinig zijn. De dood van den zo zeer betreurden Josia had groote invloed op den burgerftaat ; door dien veldtogt werd het rijk afhanglijk van Egypte, en zijn zoon en dien opvolgcren wierden louter vafaüen van dat hof. Op de dood van den braven Vorst had eene volks-verkiezing, waarin misfehien Jeremia eenigen invloed gehad heeft, den besten zijner zoonen verkozen. Joachas; doch de Egyptifchs Koning-, hierin niet gekend, onttroonde hem, en liet hem naar Babel voeren, en gaf aan de natie tot eene afhanglijk Koning Jojakim; deze was niet alleen geen vriend van Jeremia, maar gansch ontrouw omtrent de ware hulde aan den Godsdienst: uit de behandeling Uria aangedaan, die zo ftreng door dien Vorst vervolgd en ter dood gebragt is, kon Jeremia gemakkelijk opmaken, wat hij van zulk een Regent te wagten had; doch het komt mij voor dat hij onder beide de Vorften Jojakim en Zkdekia, die elk 11 jaaren 't beroerde fchip van Staat geltuurt hebben, nog altoos een zekere achting behouden heeft boven andere Profeeien , waar door zij hem niet al-  VOORZEGGINGEN van JEREMIA. 3 alleen ontzagen, maar zelfs, wanneer anderen hem 't meest vijaftdig waren, hebben die Vorften wel eens geijverd, om hem befcherming te geven. Ik voor mij twijfel niet of z:jn omgang aan 't hof, en mögeli k zijn invloed op de opvoeding van Josia's zoonen moet hiervan als de egte reden opgegee* en worden; hoe Uitzinnig en koel de Vorften omtrent den Godsdienst waren, hoe weinig zij in zommige gevallen hun gezag konden ftaande houden, hebben zij nogtans altijd veel ten voordeele van Jeremia ondernomen: zi'ne bitterfte vijanden waren de lieden van zijn orde; Profeeten en Priesters die onder Josia 't momaangezicht van godsdienftigheid en regtzinnigheid aangenomen hadden , en daardoor verbazenden indruk op 't volk gemaakt hadden , waren nu onder zijne opv..]gcreri uit eigenbelang en heerschzugt werkzaam, en hovelingen die nooit ijverden tot heil van den Staat, maar altoos waar zij 't meeste voordeel konden vinden. De eerfte openbaare belediging en geweldige behandeling is hem door een overfte van den Tempel beftookt, en zijn eigen familie, die zich door zijn gedrag waarfchijnlijk in hunne verwagting, van door hem aan het hof begunftigd te zullen worden, 't meest bedrogen zagen, heeft hem ook de grootfte en grievenfte bitterheid en verraderij berokkend. Hoe treffende zoortgelijke onaangenaamheden voor elk een moeten zijn, hebben zij nogtans Jeremia boven anderen moeten treffen, als wij 'smans karakter in overweging neemen : een meusch in geaartheid vreesagtig, die een ftil leeven, zonder de minfte inzichten, boven allés waardeerde, evenwel onder dat alles niet koel, en onaandoenlijk, maar hartelijk zijn Vaderland beminnende; hierom doet zijne zagte geaartheid hem niet ftreng dreigen, maar ftil in z'chzelven klagen, en zugten onder dat beftaan, dit heeft aan ziin ftijl die hoedanigheid gegeeven, welke dezelve zo ligt van die der andere Profeeten onderfcheid: zijn A 2 ftijl  4 INLEIDING op de ftijl is naar 't oordeel van den grootften man, in dit vak, Schroüder, zeer zuiver; ik voer dit voornamentlijk aan, op dat wij zouden leeren aan de klagten van Eichhorn , fchoon die door voorbeelden geftaafd is over de onzuiverheid van zijn ftijl, in zo ver zij een bewijs is van de mindere befchaafdheid des tijdvaks, welke hij beleefde , niet verder gehoor te geven: want' van een man van zulk eene aanzienlijke geboorte, en van opvoeding en geleerdheid in de grofetifche fchool, kan men niets dan befchaafdheid in wijze van voordragt vcrvvagten. Ik fta volkomen toe, dat hij niets van 't verhevene in zijn voordragt heeft, 't welk Jesaïas zo uitmuntend bezit; m ar hiermede beweer ik dan noch niet, dat zijn voordragt van alle wezendlijke fchoonheid ontbloot is; hij bemint boven andere Schrijvers de woordfpelingen , vooral in de tegenftellingen, eene zijner grootlte fieraaden; anders gaat hij' den zagten, ftillen gang; hij roert niet door treffende en itoute gezegden, maar door eene zagte, ik zou haast zeggen , eene zugtende voordragt, waar door hij ongevoelig onze overtuiging met zich fleept, en ons hart inderdaad meer roert, dan wij in den eerlten opflag gewaar worden: hij is hier aan zo gewoon , dat hij zelfs van Jesaïa zoms denkbeelden overnemende die uit dien Houten voordragt in zijne vloeiende klaagtoon weet overtegieten. Ik wil niet ontveinzen, dat Jeremia mij altoos voorgekomen is als een zeer vreesagtig, angstvallig mensch; dit en zijne zagtgeaartheid hebben gewis zijn ftijl eenigzins flepend en langdradig gemaakt, en met gedtiurige herhalingen opgevuld; maar hoe veel hebben de mishandelingen door hem geleden gediend om zijn vreesagtig temperament te geneezen? dit kan men uit zijne ftandvastigheid en onverfchrokkenheid in de gevallen duidelijk zien; hij mag de zagtgeaarde mensch ' blijven , als hij den Koning op 'c ootmoedigfte verzoekt zijne fmartcn, in eeu moordhol opgefloten zijnde, te verzagten; hij zal  VOORZEGGINGEN van JEREMIA. 5 zal in de hoofdzaak, die als Profeet ter zijner verplichting lag, geen woorden invoeren om het denkbeeld dreigend in zijn aart, te verzagten: dat hij dan zich boven zijn temperament in zijn (lijl verheffen kan, keren ons duidelijk die voorzeggingen, welke door hem over andere Rijken gegéeven zijn: deze komen veel nader bij den geest van Jesaïas, en ik geloof niet met Eichiiorn, dat dit pen geest van navolging is uit gebrek van origineelheirf, maar ik vind een Vaderlandslievende ziel, die 't zagtfte temperament , wanneer billijke zugt tot wrake zulk een hart bezit, wel eens in 't hevigfte en vuurigfte veranderd: van daar die verbazende verfcheidenheid, welke men anders niet zou kunnen geloven, dat uit een en dezelve pen gevloek ware. Wat zulk een bekwaam man bewogen heeft, die altoos gewoon was den zagten {tillen gang te gaan , zich meestal van eenen affchrijver Baruch te bediene'n, betuig ik niet te weien, en wat anderen daar omtrent opgeven, voldoet mij in 't geringite niet; onervarenheid kan 't niet zijn, dewijl hij alles woordelijk gediSleert heeft: de arïïand van tijd en gebrek van berichten , maakt dat wij vergeefs ons zouden vermoeijen , zo wij hiervan eenige voldoende redenen wilden geven : gene van zijne voorzeggingen 'zijn opgetekend voor het vierde jaar van Jojakims regcering, en lopen dan allen af onder de regeering van dezen Vorst en Zedekias bewind: en die optekening geeft ons de onaangenaamftc gewaarwording onder het lezen zijner fchriften; niet wegens de order van tijd , maar om dat ze hem door de een of andere omflandigheid leevendig herinnerd zijnde, dan door hem opgetekend zijn. Het was zeker te wenfehen, dat dit gefchrift ter onzer lezing beter herfteld wierd: hoe noodzakelijk dit is, word ons deez' arbeid te moeijelijker, om dat geen Profeet naauwkeuriger is geweest in de eigenhandige opgave van den tijd, waarin hij de voorzeggingen ontfangen heeft dan Jeremia ; hierom zijn A 3 ze  6 INLEIDING op de ze boven andere opfchriften van 't hoogde gezag, en wij mogen daarin geene vrijheid, hoe genaamd, voor ons zeiven nemen, om ze in beter order te fchikken; wjrrom hij ze in geen beter tijd-order aan Baruch voorgedragen heeft, hiervan zeiden wij, kunnen wij geene reden geven: maar 't geen dit alles nog verzwaard, is, dat het affchrift zijner redenvoeringen, tot gebruik van zijn landgenoten , naar Babel is gezonden ,en dat, hetwelk zijne vaderlanders in Egypte gebruikt hebben, en waar van zich de Alexandrijnfche overzetters naar alle waarfchijnlijkheid bediend hebben , gansch anders is , altai.ds niet gefchikt om ons behulpzaam te zijn in het herftellen van de order des tijds; met eenige zekerheid heeft E i c n u or n hier over gegist, ik mag liever zeggen critisch gcfilofopheerd^ maar als wij dit alles doorgelezen hebben, dan zijn wij op het einde in onze pogingen om de order te heritellen rog even zo verre als te voren : het is vrij waarfchijnlijk dat 'er van de leerredenen des Profeets twee affchriften gemaakt zijn, waar van het een vollediger en ook waarfchijnlijk in de beste order geweest is; uit de rr.iniTe van die is denkelijk de Alexandrijnfche overzettingen het is voor ons niet aangenaam, dat de onze naar die gefchied is, en dat 'er zich nog geene hope opdoed om dit te herilellen. Ggabe en Eichhorn hebben met reden zich daar over beklaagd; en om dat 'er zo weinig gegronds in kan uitgewerkt worden, en ik niet gaarne zonder eenig gezag verfchikkingen wilde maken, heb ik de hoofddeelen hare plaats laten behouden, en niet met Venema de meeste in leerredenen verdeeld; men kan niet wel gefchiedkundige berichten en zeer korte andwoorden van Jehovah, orakels-wijze aan Jeremia medegedeeld, ouder dat getal brengen: ik heb zo veel mogelijk was de leerredenen in haar geheel gelaten, zonder door de verdeeling der hoofddeelen daarin eenigzius belemmerd te worden; ik heb door het verplaatzen van het teken der hoofddeelen bij  VOORZEGGINGEN van JER.EMIA. 7 bij den tekst, en niet in de omfchrijving, mijn Lezer een wenk gegeven, boe voorttclezen; de beste wijze om hem eene dragelijke en nogtans vrije verdeeling te doen volgen. Met betrekking tot de order hebben wij evenwel reden om het meest vergenoegd-te zijn, over zijne voorzeggingen omtrent andere volkeren ; zijn bericht omtrent het aéfchrift, hetwelk hij in den Eufraat heeft doen werpen, leert ons, dat wij daar aan naar allen fchijn die order, dat ze agter den anderen volgen, verfchukiigd zijn : daar hij bij zijne eerfte injiruclie ook als Profeet over die volkeren aangefteld werd, fchijnt het, fchoon dit anders meer buiten zijn vak als geestelijke is, dat hij zich meer moeite gegeven heeft om Jesaïas, meer de zaken met een (taalkundig oog bezien hebbende, in zijne uitdrukkingen naartevolgen; van daar dat zijn ftijl dan alleen meer verheven en aan die van Jesaïas gelijk is: zijn temperament heersebt ook in het geringde zelfs niet door alle deze godfpraken, zij zijn forsch, en vol akelige beelden: niets van dat zagte beweeglijke vuur, het geen zijnen boezem verwarmde, is 'er in te vinden; en al wie het in de gedagte mogt opkomen, dat de vreesagtige man mogelijk de Babijloniers gevleid heeft, om bij gelegenheid van de vernieling van den Joodfchen ftaat zich zeiven een dragelijk lot te bereiden , vind zich door zijne wijze van voordracht geheel uit dat denkbeeld gebragt; Nebucadnezar heeft hem boven zijne landgenoten onderfcheiden, om dat zijn gedrag zo tegenftrijdig was met een woelziek, onrustig hof en volk, het geen altijd naar vrijheid haakte, niet om vrij te zijn, maar om dwingelanden te kunnen wezen, zonder dat zij aan iemand boven zich daar van verantwoording behoefden fchuldig te wezen; — zijn genoegen en genot van deze onderfcheiding boven zijne landgenoten is zeer gering en kortftondig geweest; om dit alles kan elk de mindere opwekkende voordragt in zijne redenen zeer wel duiden ; A 4 hoe  8 INLEIDING op be hoe veel heeft de man met zijne klimmende jaren niet te doen ? en hoe aanmerkelijk is alles in zijn hogen ouderdom verzwaard; — overal vond hij, als hij zich van zijn plicht kweet, de onaangenaamfte behandeling; waarfchuwde hij het volk na'JosiA's dood tegen afgoderij, dan was hij een eigenzinnig man, die misbruiken dorst aantasten, welke het hof begunltigde; fprak hij van de gebreken van den .Staat en van het gevaar 't geen 'er was, in zulk eene verzwakte toeltand het hof van Babel eenigzins agterdogtig te maken, en daardoor nog al minder vrijheden te behouden, dan was hij een naargeestig mensch, die den moed der Vorften en van alle waare Vaderlanders gansch verdoofde: en met dit alles heeft hij van de gekroonde hoofden en grooten nog het minst geleden: hun karakter was nog minder befmet, dan dat der geestelijken, tegen den haat van zijn eigen orde en ftadsgenoten, vond hij dan in de Vorften en hovelingen, hoe zeer zij in denkwijze en fmaak van hem verfchilden, nog zijne bel'chermers; bij het diep verval van den Staat was gewis het treurigfte , dat hij zijne orde zo bedorven vond; verfoeielijké huichelaars, door win en geinakszugt gedreven, konden tegen hem niets anders aanvoeren, dan dat van zijne aankondiging van den ondergang van den Staat en Tempel; hij toonde cfcgMl zij een ontaarde zoon van Abraham te zijn, een vijand van Staat en Godsdienst, en een mihlzugtige dweeper , die men van kant moest maken om zijn fchadelijke invloed op het volk te verhinderen; en dit verminderde niet, 'alfchoon de lotgevallen van tijd tot tijd 'smans gezegden kragt bijzetten: hoe ieverig had hij aangedrongen om zich meer aan het Bnbijhnifche hof dan aan dat van Egypte te verbinden; al vroeg moest'hij zien, dat in het vierde jaar van Jojakim den Staat, fchoon nog gelukkig door verdrag, meer afhanglijk van het Babijlonisch hof werd, en een aantal aanzienlijken in ballingfchap gevoerd wierden ; welke verp!:ei:ti:;g Jojakim aan dat hof had-  VOORZEGGINGEN van JEREMIA. 9 hadde; was hij evenwel (riet getrouw; bragt Jeremia bem zulks onder het oog, dan verbrandde hij eigenhandig deze Hukken, en beroofde de achrba.re man van zijne vrijheid; en de d od van dien Vorst gaf geene verandering in zijn lot, hij moest nu een opvolger en een aantal groten naar Babel met eigen oogen zien overbrengen. Zedekia lehi nt niet minder vatbaar geweest te zijn voor vervoering dan Jojakim, hij valt altans in dezelve doling meer neiging tot het Egyptifche dan ' Babijlonifche hof te hebben; in dien tijd verdubbelde Jeremia daarom zijne hervormings-redenen , leeft ftil, ongehuwd tot aan zijn dood, vertoont zich naauwlijks in openbare gezeldfcliappen, maar bli f; in zijn post zo getrouw dat hij zelfs hen, die reeds ballingen buiten hun vaderland waren, tegen misleiding waarfchuwt, en al koos Zedekia de flechtste partij, het geen hem een beleg van de Had op den hals haalde, zwijgt Jerfmia niet; hij vond onder alles Zedekia nog handelbaarder dan Jojakim, maar te weekhartig om zich tegen de verderfelijke gr.oten te verzetten, waarom hij zodra de blokkeering der Had opgeheven was, voorneemt haar te verlaten;, dit kost hem, onder den fchijn van een overloper tot den Koning van Babel te willen zijn, de akeligHe gevangenis en verregaandfle mishandeling; de angst des Konings en de getrouwheid van een zijner kamerdienaren gaven verzag^kig aan zijn leed, zo ziet hij met eigen oogen, in civiel arrest gehouden, de belegering onder ziekten en het gebrek, dan de Had flormenderhand inneemen, in de eerde verwarring hem vervoeren, doch door den veldheer van de vijandelijke armée geflaakt, en op vrije voeten gefield; nog kiest hij de rust van zijn ouderdom niet boven zijn plicht, hij verkiest bij Ge dal ia te blijven; en de agtereelatene vaderlanders met zijn raad bijteHaan , eene verraderlijke moord berooft hem van dat Hil genoegen, en hij zelfs een gevangenen van den verrader, naauwlijks ontflagen , A 5 ziet  i© INLEIDING op be enz. ziet hij zich weder in nieuwe moeielijkheden door zijn ampt gebragt; h j word tegen zijn wil naar Egypte mtt zijne landgenoten vervoerd, alwaar hij nog niet zwijgt, edoch met fchimp beantwoord word, en wie zal zeggen of zijn afgeleefde kragten nog niet door eene geweldige dood afgebroken zijn; als wij dezen man in dat licht bezien, hoe dierbaar word hij ons en welk een eerwaardig marrelaar voor het welzijn van Godsdienst en burgerftaat word hij dan! Met dat inzicht leze elk dit gefchrift, en hij zal zich voldaan gevoelen. Het g-tal der Uitleggeren is niet aanmerkelijk , noch gewichtig genoeg om aanhoudend geraadpleegd te worden. Het handfchrifr. van Prof. ScHRoëoER heeft mij de meeste opheldering gegeven , dit is ook door Venema oebruikt, die buiten het geen hij daaruit ontleend heeft weinig bijzonders aan de hand geeft; ik acht het zelfs de niinfte van alle zijne exegetifche fchriften. Het  Het BOEK v A N ] E R E M I A. Ifc HOOFDDEEL. i. Ï^en bundel van leerredenen, opge- V! , ncr(. fte'.d door Te.rf.mias, uit eene priesterlijke invoeringen -' van Jerbmias , familie afkomftig, wonende niet verre van Hh.kiaaszooh, yerufakm, in een Benjaminitisch. vlek, vvaarpff"ffr'/n""^ Levi's Ham het recht van inwoning had ^'""l'oth in ° Benjamins de. i. Hij werd lange met zoortgelijke U^d. openbaringen der Godheid begunftigd ; deze delen \znje~namen reeds aanvang in het dertiende jaar van "ooMn Tos ia , Judaas opperhoofd. 3. Onafgebroken^" "i/V V!>" ...... . Josia , zoon ging hij in dien post voort , onder zijnen van amon , zoon, maar verdubbelde zijn ijver onder Z f - ^a°°ins«»«n het dekias bewind, dat met het elfde iv,ar ein- d?"iende iaat' J znner regee- digde; hij bleef in zijn post in de hoofdltad, ring. zelfs vijf m aauden naar de ontvolking der vervolgden zet ftad. 4. De eerde openbaring, welke mijn geest^ mT0jA"I'M''/ ondervond, diende tevens om mij (ïatig in den Zoon van J°- sia , Koning van J«d* , tot op het einde Hes elfden jaars van Zedtkia , zqpn van Josia. Koning van Juda, (zelfs tot dar JenCüem Bi de vijlde maand ttitvolkt werd.) vs. 4. Toen fyrak Jebovob tot mij, Hij 4«£o» dus:  12 Het BOEK dienst in te wijden; bij die gelegengeid fprak ts. 5. EerJehovah mij dus aan: 5. Voor lange heb ? u ÏLÜeUlk u tot dien post gefchikt; lang voor uwe vormde, flocg wor,ijng fa bet moederlijk ingewand, dagt IK «*r01gïi"fift' dê'er al aan, om u eenmaal in Mijn dienst te geZor. bruiken; en eer gij het levenslicht kendet, en aan/rf«y»zijfg*?1-'fchouwdet, bezorgde Ik u al eene gefteldheid, u*f,en fteiaeu gefchikt om eenmaal als Mijn gezant de na^r^ottieteonderrigten, - dit, Jeremia! is Mijvs. 6. ih be- ne begeerte. 6. Deze bekendmaking beroerde tós£dS-n»j; met eene diepe zucht uit een beUemd i,„i 1 merk haft ^ zei(je ik. ach mijn Heer! - waardige l^bei7aaTbeTi Jehovah'. tot dit werk gelieft mij toch niet te \l ^'««^fchikken, want behalven de weinige bekwaamden heden tot het openbaar fpreken, zijn mijne jaaren te weinig om agtbaarheid aan miuie vs. 7- Do* n-ezeo-den biitezetten. 7. Jehovah beantwoordde febovab zeide t> ö J * , ,. , . mij: antwoord mijne fchoorvoetende bedenkingen koit . — Jf^whet is te vergeefs u op jeugdige onervareni3k/e"u""zc*n'dêheid te beroepen: het voegt u maar te fprezuit gij paan, ken tot hen, aan wien gij eene boodfehap ^,2V^ikzaUivan Mij hebt, en gij moet maar voordragen zult gij fpre-,t gecn jk u WOordelijk gelaste. 8. En zijt vs'. 8. vreest njet bezorgd omtrent het gezag 't geen men ^««Jir-u verfchuldigd is; als gij voor de natie ftaat, ïk^bln'm^tuzal u Mijne befcherming genoeg zijn; u zal om u te be- j,. bcgunitigen, dat is Jehovahs toezegging. b'Zlfnèbovab. Q. ik zweeg — een gezichte , 't eerfte in Aak' %ebTeZvü]n leeftijd, bevestigde mij 111 mijnen post; • ziin hani uit,, „js 0f fehovah mij een hand toeftak, en roerde mim 1 wao J . mond aan, enajtai,s ik gevoelde aan tong en lippen eene Hut- zagte aanraking , en een ftcm van Jehovab vs. 7. Ik volg SCH&OCP», 't tan doch in het mannelijke, en moet éus vertaald worden.  van JEREMIA. Hoofdd. I. 13 riep mij daaronder toe: nu ziit gii eene 'm-s*] Ik M'in= ... r .. °J woordeninuw gewijde, en ipreekt mijne orakels met eene mond. gladde tong. 10. Gewigtig zal uw post we- IkVfteii°' n^fn zen: gij zult aan natiën en rijken bevelen gc- ovet ven, voorzeggingen doen, van eene zeer ver-over de rijken, Dm uuccruit.ken,terneer to ■fV-knianJo ~ .. _i • n om iiuteruk- ikitiiibuuc aan, luccsL iol ouiKeermg, neguug, ice ja, tot verderf en volkome verwoesting — ™er?en>tcver: d derven, ganscb en zoms maar weinig tot herftel en opfiering.« w»<«'«»>to , , , , , bouwen en to 11. Up aeze verichijnmg volgue al rasch planten. een zinnebeeldig gezicht, waar onder mij vJgs;ns11- J"~- 'sHeeren wil bekend werd: fehovah vroeg«<» Jcbovahs , ,. , .. . \° beveelen tot mij onder die verichijnmg: — Jeremia ziet mij, en Hij zeigij iets? waarop ik zeide: ik zie duidelijkj^^fVnfk eene bloeijende tak van een amandelboom, ««'«"""■aV*.- ik , zie een aman- 12. t Antwoord was: zeer wel, gij toont dei tak. dat gij oplettende zijt, en niet vervaard dooryjj'i '^w* vreeze, maar onthoud ook dat ik altoos voor ^"jjUf&fjk de belangen van Mijne gefprekken u voorae- zal wakker zijn , , , j \ ,. . , . omtrent Mijn» houden , bezorgd zal wezen ; dit is buiten bevelen om «v» uw bellek, daar voor zal Ik ijveren en Mijneulttevoercn• bedreigingen zullen uitgevoerd werden. 13. Niet Vs. 13. Anlange daarna ontfing ik een tweede verfchü- d,e™,a[l! kwam, . . ... . J Jebovabs bevel ning, die mij bevestigde in de wijze, waarop lot mij, vra- j 1 j • ■ cv, j , , eende: wat ziet de bedreigingen, waar voor Jehovah zelve wa-|ü ten mijn ken zoude, vervuld moesten worden; — mij^eealaltgrwierd gevraagd, wat ik oplettend waarnam pot met vs. 11. Wakker zijn en bheijende amandel, is in het Hebreeuwsch gelijkluidend; de amandel is van alle de plantgewasfen een die uit den winterflaap 't eerst verrijst en daarvan den naam heeft; Venema meent dat hij eerst-den Itaf dor gezien heeft, daarna die bloeijende, te willekeurig Hogtans. »y. 13. Mus. heeft hier meer omfehrijving dan vertaling, wel merkt hij aan dat Babijlon oostelijk lag, maar der Cbalileetrs oorfpronglijk Vaderland lag noordelijk van Peleftina.  i"4 Het BOEK de optnê zijds 't geen ik dus beantwoordde: ik zie een pot «ar bet nuor- ^ ^ ^ ^ aangeflóok( vunr ftaat . de ope. niiïg van 't fornuis, waar door de trek van 't vuur te fterker is , is aan de noordzijde vs. 14. frU- van deszelfs flandplaats. 14. Hierop vèrklaar7/m" vanheide mij Jehovah: gij hebt op deze bijzonnoorden z»i dit jernef(j van opening zeer wel gelet; —• 'ver'aiie dein-het oorlog, 't welk den ftaat zal doen zieZdT" dCSden, zal van de noordzijde het ircrkfte aangeblazen worden; de Babijloniers hebben uit JZ\$j$W&éri ftfèek haren oorfprong. 15. Eerlang zal roepe alle ge- \\. verfchillende troepen uit onderfchciden rijflagten der rii- , .. ... ken van het ken , onderworpen aan dat noordelijk rijK, jThltl: 7'^jdoen aanrukken, dus dreigd feWvah', overal zuilen komen al men de hoofd - kwartieren voor de bevelen elk zal ziin , troon voor de hebbers in gereedheid zien brengen, vooroe- f2l?voln"n reidzelen tot een hardnekkig beleg; aan dc fteenealleehaa?êPoorten van de hoofdftad ZU>le» de eerflc lè" muuren, en te-gerhoofden zich plaatzen, en door induiting vin "Jud:e e" de ganfche flad benaauwen; even zo zal het „e'oordeien^ai met de óverige weerbaare fteden van cjuda ik over haar o-efteld zijn. 16. Op deze wijze zal Ik Mijuitbrengen over s 1 „ aiie hunne ne bedreigingen over een volk uitvoeren , faZth"k xA\ 't welk Mij door zijne trouwloosheid zo verlaten heb-, tersde , dat Mijne ftatige eerdienst verben en ande- » „ , l ,M n r re goden ge- wisfelde met die van de gedrogtclijktle afgoRebogènen hèb- den; zij waren dwaas genoeg voor de beel«rL/70hunner den van hun eigen maakzel offers te ontfteken , banden. _ en eerbiedig daar voor te knielen. 17. Nu g'ii'mtrdau maakt u fpoedig bereidvaardig, om 5JS9S?T«iS«?« 'J'ver zoortgclijke voordragten aan de naer. 15. Voor trsintn leest Mus. tenten van legerhoofden, veel te willekeurig. vs. 17. SciiROëDEB. neemt het woord bevreesd hier vooikomende ia twee  van JEREMIA. Hoofdd. I. 15 tie te doen; zeg vrij onbewinpeld, 't geen a"estotben wat Ik u voorhoude; weest voor onvriendelijke hou- zijt voor^hüa^ ding en gedrag, toch in het minfte niet be-"""ni7t kommerd; zo gij u in 't geringde zwak aC-b'vr'"d ■> °v j ti ■ 1 dat Ik u in hun- droegt, zou Ik u in hunne tegenwoordigheid ne f.ftsIM,r. daar over ftraifen , en u dus regtmatige reden van bevreesd te zijn , geven. 18. Je- vs. is. Want rem ia, merkt toch bijzonder waar Ik ]let d"ik«*.rprcekt ongewijde handen te flaan, werd niet alleen een heiligfchenner , maar ondervond alrasch de wrange gevolgen van zulk een beftaan; zulk vs. 4. TCu dan eene bedreiging deed Jehovah weleer. 4. Maar &ffyS"gteAneene andere voordragt moet ik op Jehovahs uitisRACLs^a»,hevel tans u voorhouden; nakomelingen van hoort Jebovabs ........ T bevelen. vader J a k. o r>! want tot alle de rammen uit lsvs. 5. DitRAëL geïproten is mijn rede gerigt. 5. Jerpreekt jjfebo- h h klaagt over u dus: hadden Uwe voor- vab: wellt on- & vs. 1. Deze leerrede waarfchijnliik onder Josia's regeering gehouden, toen fcMjn - bekeering eenïge hope gaf van verbetering in den uitwendigen dienst. vs. 5. Goden en damp, weder een woordfpeling die wij in onze fpritls niet kunnen overbrengen.  van J E R E M I A. Hoofdd. II. 17 ouders reden om op Mij onvergenoegd te zijn? trouw ontdekten • uwe vaders m was er grond om Mij van tchennis Mijner Mi , waar m verbintenis te verdenken , dat zij zich ont- wlnemdtn ? *J Hagen achtten, zich van Mii verwijderden, üe" d'""f ° ' den, en dus en aan een nietsbetekenend gedrag zich overga- zeïfs damp wierven , waardoor zij zelfs voor Mij nietsbeteke- en' nend wierden. 6. Niét eenmaal kwam Israël vs. 6. Zonder tot het bedaard indenken: wat zal Jehova1!.tt 'trvmy7t»~ die ons met zo veel liefdezorg uit Egypte'sv£Ï'*1J™™' llavernij voerde, van ons onverfchillig gedragdoor A^ woes- iji-.'/'. , . tjjn geleide , wel denken? het is toch gewis dat Hij ons door febr»i* zorgvuldig geleidde door&Vw woestenijen, waarzanl-zèïn, 'dorwij onbeplantc valeijën , diepe zaödr bajiken , J/^™rV#»*M» gansch waterloze vlakten , en zoms de vreeslijke i»»d »«*««>> en , . ^ J r Mnn erfdeel af- gemak in gevestigd, of gij handeldet even zo fibuweiijk. als de oude bewooaers , gij ontheiligdet het door afgoderij, de ijslijkfte zelve, waarvoor het menfchelijk hart anders grilt. S. De Priesters yS. s. ne welke het meeste belang bij den ingevoerdenJj™iet?waar£ dienst hadden, waren niet eens bekommerdS**'*,*' ün de Wetgeleerden vr. 6. Schaduw des doods. Har her denkt hier aan de nevels die de lucht verduisteren in de woestenijen , hij befchrijft die zeer uitvoerig. — Hess ook in zijn IVJe deel blad*, ao, zeer tekenagtig, VIII. Deel. B  iS Het BOEK erkenden Mijnoc. Jehovah dit opvatten zoude; en de LeaTrV' beledigden vieten^ die als wetgeleerden moesten waken fe'êVennS'>oor de vastgeflelde ftaats-fchikking, kenden in den naam van ^jjj n;et voor den wetgeever van den Staat; Baal, bun ban- ■' ■ , , , i,i was onnut, de Volks-beftuurders dagten er met aan dat hun gezag van Mij was, deden het tegendeel van hun plicht; de Zieners gaven orakels uit, maar op het gezag van Baal — de ganfche Godsdienst beltond uit nietsbetekenende kunvs. 9. Hier«m r)-er)arHën. Q. Van daar dat Jchovah van dien tijd wii Ik Hi n ik J ^ , . . n cc tegen u verzet- af tot heden toe door bedreigingen van Kratten vah!Zt «genhen belemmerde, en Hij dit zelve gedrag nog rên zaMknMU omtrend volgende gedachten moest houden tot verzette». heden toe. 10. Nergens zult gij zulk eene *s. 10. Gaat .. vri overde z« ïigtzinnigheid ontdekken, bezoek vrij west""ir elfWaards de kusten der Mhldet'and'fch . «1 om ;c legd zijn; onderneem het aan de oostzijde, iCr"Jm7l j#-doorzoek het fteenSgtig Jrabiën', en zult gij bij ieK»v zij. Kedareèm, en de aanzienlijkfte Aralifche volkplantingen wel die veranderlijkheid in uitwenVer dige godsdienftigheid befpeuren? li. Nooit wdêrdè1' ooutreft gij een voorbeeld aan, dat zij hunne GodgodlSn.Vhl!e'-LeCi heden veranderden, al hebben zij geen aanwezü met goden n. maar eeil v0]]- ajs Mi in eigen, door Mij warenV en e- ' A rt . !.. ,. , venwel heeft gevormd , heeft den üatigfren eeraienst, die hen ^:":v;nóreI»bij anderen in achting bragt , met eénen die verwisfeid. g£en naam verdiend verruilt. vs. ia. Zijt 'ter o'-er verbaasd, pii hemelen! Zijt verlcHriftt, zeer beroerd, gij aarde! zo fpreekt Jetovaa. 12 Gij moogt hier over, ruime hemelen! met reden aangedaan zijn; billijk zijt gij beroerd nver zulk een nntëerend gedrag. 13. liet zijn gewis de twee verregaaudiie  van JEREMIA. Hoofdd. II. 19 vs. 13. Miin volk doet twee verkeerdheden te gelijk; Mi;, de bron van leevend warer febuwen zij, En houwen zich bakken die gefebeurd zijnde , geen water bewaren. TS. 14. Was Israël een /laaf. een gebooren flaaf? Hij wierd zulks door roof. VS. 15. Tegen hem brulden moedige leeuwen met zwaar gebrul; Hun land werd verwoest, de ftcden verbrand, 'Er is geen bewooner meer. VS. 16. Ook hebben de zoonen van Noph en Tacbpanes u den fcliede! afge- feboren. verkeerdheden, die ooir door iemand kunnen begaan worden; den hogen God, voor hun een wél die altijd fprong, en het helderde koelde water gaf, te verwaarlozen, en zichzelven met veel moeite in de klippige afhellingen der bergen regenbakken te maken, die niet alleen geen fris water hebben, maar gefcheurt zijnde, hun gewis als wa. terloos misleiden. 14. 't Is waar, Israël heeft zich hierin het meest te buitengegaan, en heeft daardoor zijne vrijheid verloren; maar was hij van ouds een (laaf? of was hij uit een (laven-familie? of wierd hij zulks door geweld? 15. Moesten om zulks uittewerken niet benden , moediger dan de derkde leeuwen, hem brullend aanvallen en overweldigen? — het oorlogsvuur moest het gani'che land, de volkrijkde deden zelfs vernielen, zo dat het genoegzaam geheel ontvolkt is. 16. Trof Israël dit lot door hun bondgenooten ? ja de hofgrooten van Memphis, Egyp~ tes hoofddad, de legerhoofden van Egyptes vermaarde grensvesting, werkten heimlijk om u van alle uwe achtbaarheid en fieraad te beroven , even als het fcheermes den kruin kaal makende. 17. Van alle die rampen •ss. 15. Dit ziet bijzonder op 't lot der Efraïmieten, door het oorlog geheel vernield, en het geen Juda zich geltadig ter waarfchouwing voor oogen moest houden. vs. 16. Dapbni anders Peltijtum bij de Grieken. —— JosiA heeft dit ondervonden toen hij in een veldflag tegen Piiarao Necho sneuvelde. Ba  so Het BOEK vs 17. Hier van zijt gij oorzaak door het verlaten van Jebovab ,uwen£/oi»» ! Toen Hij u op den regten weg wilde voeren. VS !8 Waarom u dan op den weg naar Egypte gefteldt Om uit Sicbors flromen te drinken; Waarom U op den weg van Asfur begeven ? Om uit die Dromende rivier te drinken, vs 10- Uw fnoodheid ftraft u zelve, En uwe draaiingen tugtigen u; Erkent met overtuiging , hoe nadeehg en onaangenaam het is , febovab uwen Ê/oi/m te verlaten ; 7.L„„t4! Gij hebt toch geen vrees voor Mij, zegt Adonat, Jebovab Zebaotbi Ts. 10. In de oudftt tijden 4r«aif gij aireede Mijn juk, En rukiet uwe zielen los , En riept , ik wil niet werken; Maar gij zwierf'c op eiken hoogte, En onder het groene boom-hef kromoet gij u. zijt gij zelfs de egte beuokers; met die verbintenisfen paart^ gij ontrouw aan den dienst van uwen BefcbermGod de Jehovah, en zulks doet gij zelfs dan, wanneer Hij onder brave Vorften u door hervorming weder tot den waaren dienst wil terug brengen. iS. Die befchuldiging is billijk; waarom zoekt gij uwe belangen anders in verbintenisfen met Egypte, zo troebel als de Nijl m haare overvloeijing ? of waarom in Jsfirkn uw dorst gelest uit den fnelvlietenden ftroom des Euphraau? 19- ^° ftraft bet kwaad zijn eige meester; zo werd gij door uwe ei-en trouwloosheden het fterkfte misleid in uw waar belang; kan de tegenwoordige ervaring u noch de oogen niet openen om overtuigd te zijn , dat niets u fchadelijkcr is , u meer alle genoegens beneemt , dan de ongodsdienltigheid - het is de fouvereinfte Heer, Jehovah uw Befcherm-God , die 'er over klaagt. _ ao. Zodanig was reeds in de vroegfte tijden van uw ftaat uw gefteldheïd; altijd mishaagde u de last die u opgelegd was, en alle middelen om u onder wetten te houden ; altijd toonden uwe daden dat gij van verbintenisfen met Mij af- ei Zotnmige handfchriften lezen: ik zal overtreden, Rossi. Dit heeft ScHRoënr.n natuurlijk en volgens de goUsdienftige vergeten. durven zij onbefchaamd genoeg zijn om een gefnzoeneerd blok, als oorzaak van hun aanzijn, aantefprëeken; tot de logge fteen fpreekt men: aan u ben ik mijn geboorte verfchuldigd; zij zijn bellendig allen zichzelven daarin gelijk, dat zij Mij minachting betonen; alleen in tijden van rampen dan zijn zij koen genoeg om Mij hulp en fpoedige redding te vragen. 28. Maar waarom dat ? gij kunt immers iets meer verwachten van de godheden van uw eigen maakzel; van hun hebt gij immers het waken voor uw heil te hopen ; overal is de gelegenheid daartoe; elke ftad van het land heeft haaren Befcherm-God. 29. Klaagt dan tegen Mij niet, murmureer met de goden van uwe eigen keuze, gij zijt toch allen even muitzuchtig. 30. Ik kan 'er gerust van afzien u door tugtiging tot betere gedachten te brengen; Ik heb reeds een aantal van uwe familie geflraft, doch zonder eene goede uitwerking te zien , integendeel het wraakzwaart van een vergramd Vorst woedde wel eens tegen hen die uit Mijn naam fpraken. 31. Over zulk ecu gedrag mag Jehovah billijk klagen: heb Ik immer daartoe aanleiding gegeven, bedeelde Ik u fchraal, of deed Ik 11 angflïg leeven? maar uw gedrag zegt: wij zijn dat moede, wij moeten vrij na U genoegen kunnen omzwerven. 32. Het gebeurd wel zeldzaam , dat een jeugdige vs. 30, 31. 't Woord geflagt is, verbeeld ik mij , verplaats-, geeft eene afgebroken zin in het 31 vs. op het einde van 30. door welpen vertaald , herfteld het dan alles. B 4  24 Het B O E K vs 33. Cli bereid de wegen waarop gij uwe minnaars wagt; Hierom hebt gij uwe Wfftift uwe wegen geleerd. vs. 34. Tot in uwe zoomen is het,bfoed der onfchuldige weerlozen gevonden: lk heb daartoe niet diep behoeven te graven. V,. 35. Niettegenflaande dit alles zegt gij: ik ben zuiver; 4iin toorn moet zich.wenden: Juist om dat gjj onskend misdaan te hebben Wil lk U r.cbten. vs S6 Hoe ligizinnig veranderd gij van weg?' Gij zul! van Egypte zo wel als van Asfur bedrogen worden. maagd achteloos is omtrend de opfïering van haar fchoonheid; nog minder dat een bruid de maagdelijke fieraad zal agterlaten; maar Mijn natie kan Mij ontrouw zijn, niet bij eene zwakke inval, maar jaaren aan den anderen. 33. En uwe hervormingen zijn trouwloze üefdens-flreken, dan maakt gij onder de hand toeflel om ontucht met anderen te pleegen . en leert uwe ontëerders hoe uwe ontuchtige handelingen het meest kunnen verzwaard worden. 34. Grouwzaam huicheld gij, in uwe breede ftaaifkrokken, aanzienlijken vind men de bloedige tekenen van de onderdrukking der weerloze burgeren , Ik heb daartoe de oude gebeurtenisfen niet optehalen, zij zijn nog te versch in de gedachten. 35- ^ weerwil van zulke fchrceU" wende bewijzen durft gij nog fchaamteloos beweeren : ik ben de eerbaarheid zelve en billijk mag daarom Jehovahs ongenoegen zich kalmen; maar juist om dat gij zo ftout ontkend, noodzaakt gij Mij tot gerichtelijke onderzoekingen 36. En op dit oogenblik onder uwe vei toning van hervorming helt gij aireede tot verkeerdheden over; gij zoekt uwe Merkte niet bij Mij, maar in te reizen naar Egypte; edoch gij zult 'er in de uitkomst hetzelve van frnaken, hen een u de Asfijrifihe verbintenisfen deeden ondervinden. '37- g»j zuk ook uit dit >da treung' 34. Zij leggen boven op, zo vertaald SciiRoëDER deze vrij onverftaanbare woorden; onze (Verzwieren maar aan Men die, de zin blijft overtollig, liefst breng ik het tot het 35 vs.  VAN JEREMIA. Ho O FDD. If. 25 VI. 37' Ook uit dat land zult gii met de handen op het hoofd trekken; Al utv hoop btfcbaamd 'jebovab, z\\ zal u niet baten. als een eerloze gefchonden vrouw, verlaten van alle uwe uitzichten , gaan ; gij keert u van Jehovah af, daarom zult gij niet Hagen. lilde HOOFDDEEL. vs. i. Zal een man zijn vrouw een febeidbrief gevende wel tot haar weder- Ms zij van hem verwijderd eenen anderen neemt? keren. Dit zon groote verwarring in het land veroorzaaken ; Maar gij hebt met veele boeleerders ontucht bedreven, En denkt niet aan wederketren, zegt Jebovab. VS. 2. Maar flaa het oog naa de hoogten , en bedenk waar gij beflapen zijt; Gij hebt gezeten aan de openbaare weien als de Arabier op den weg} Zo ontwijdde gij het land door uwe ontucht en wreedheid. vs. 3. Hierom zijn u de regendruppelen onthouden, zelfs den oogstregenf Maar gij hebt een hoeren ge/aai dat van geen blozen weet. „A l wat gij voorwend is verkeerd; waar zal een man gevonden worden, die een vrouw om oneerbaarheid vaarwel gezegd hebbende, haar weder tot zich zal nemen, als zij plechtig met een ander gebuuud is; elk zal toellaan dat zulks niet alleen volgens de Mofaifche wet, maar volgens alle maatfchappelijke regelen, oneerlijk zoude wezen; wagt gij iets diergelijks, denkt dan dat gij met een aantal ontucht bedreven hebt, en u niet aan een gehouden hebt, durft gij dan nog woelen? 2. Gij behoeft niet ver te zoeken, hoe veel 'eerlooze plaatzen zijn 'er niet in het land, hoogten, gewijdde bosfehen; als de roover in het woest Arabïèn loert gij op prooi; met ontucht, de fnoodfte van alle ontrouwigheid, hebt gij alles wat u dierbaar was, befmet. 3. Daarvan moet gij het dan afleiden , dat u deze lente zo weinig vruchtbaarmakend was, en dar gij de herfstregen vrugteloos verlangde; Ik dagt u daardoor tot indenken te brengen, befchaamd vs. 1. Men zegt, kan zeer wel agter gelaten worden, 't geeft geen dragelijken zin. B5  26 Het BOEK vs. 4. Van dien tijd af btgont gij te roepen: Mijn vader! de mi naar van mijn jeugd! VS. 5. Zou die altijd toornen en wrokkig Wijven! Zo fpreekt gij al misdoende en u zelvcn voldoende. te maken, maar uwe eerbaarheid is weg; geen fchaamte, maar geveinstheid, blijft u allen over. 4. Indezen toon durft gij dan nog fpreeken: Gij zijt toch de oorzaak van onze Staatswording, Gij hebt u vrijwillig bij o;ize eerfte vorming aan ons verbonden, wij wagten dan van geen vader aanhoudende gramfchap, van geen echtgenoot koele vvraakzugt, zo fpreekt gij op dat oogenblik, fchoon gij heimelijk hunkert naar afgoderij, en uwe lusten voldoed. Andere Leerrede. vs.ö. Ten/.y- Bij eene andere gelegenheid gelastte Jehovah ^™tv>i.M*mij, in een gefprek mij onderhoudende: me t mij: Gij hebt opgelet wat de afkeerige Israël deed , , ...„„„• Hoe zijelke hoogte en elk digt A.jcibezogt om overfpel te bedrijven i VS. 7. Na dat dit alles voorgevallen was , zeide ik : Keer u nog terug) maar zij deed zulks niet; Dit merkte haar ontrouwe zuster Juda op. Jeremia gij zijt gewis oplettend genoeg geweest om het gedrag der tien ftammen naartegaan, die mij openlijk den eerdienst ontzeggen, en dus zich vervreemd hebben, en zich aan de afgoderij der hoogten en gewijdde bosfehen, in plaats van Jerufaiems altaar, allen overgaven. 7. Gij weet dat Ik haar rijk door voorfpoed aanmaande om van gedrag te veranderen, fchoon zonder goeden uitflag; Juda, het andere rijk, meer heimlijk in hare ontrouw handelende, was op haar zusters gedrag wel oplettende. vs. 8 zij zag 8. Zij bemerkte duidelijk dat haar zusters in dat lk om vs 8. Wel merkt ScuRoëDF.R aan, da: hier in de gedrukte exemplaaren een fout moet ingefloperi wezen, ik zag voor zij zag; de overige veranderingen door hem gemaakt, kunnen wij gevoeglijk ontgaan.  van JEREMIA. Hoofdd. UT. 27 ontrouw de oorzaak was, waarom Ik Mij van ']eze oorzaak de afkeerige Is- alie verbinteuisfe met Israël los maakte; doch rasi om kaar , , . . , , ... oveifpel ciea 't werkte met int dat de meer listige zusterfcbtUbrief had Ju4n daardoor tot meer ontzag om zich tewaïnt^^Twï bewaren, aangezet wierd, maar zich meer naar trouwloze c , , zusicrfudaniet, openlijk fchuldig maakte. 9. Dit nam zo nand maarzij gat zich over hand toe , zo dat de maar daar van open °v,etra,n °"t"cb' lijk; door het ganfche land klonk; het lan^wvrsd'w?gensdê werd onkenbaar door die verandering; met algemeenheid de ruwfte , leevenlooste werktuigen, pleegde het land" door Juda haar ontucht. 10. 't Is waar, de nieer^™™^ listige Juda heeft wel eens de vertooning ge- ™ hom i> -dreef maaict van een meer eeroaar gedrag te willen Vs. 10. Onder houden, maar dit is nooit vrijwillig en men^creal|1"trohl^ waare toegenegenheid door haar gedaan; het z"stel' J«da zicth °o , nimmer oprecht was meestal gemaaktheid, vertooning, daar t,t anj gewend, voor houd Jehovah het. 11. Hier bij betuig J?^y„Wdït be* de mij Jehovah met duidelijke woorden , dat '"fj^^. Hii dairom het openlijk ontrouw gedrag van om verklaarde ...... , Jehovah mij: de Israël, boven het huichelachtige van Ju la. afkerige israsi beter dulden konde. 12. Hierom veroorloofde %$hZ"gdZ Hij mij, dat ik in Asfijrien, waar de Is~ de —trouwloze raëllers ballingen waren, wel duidelijk mogt vs. ia. Gaa dan en fpreekt zeggen, uit Zijn naam: duidelijk naar de noort/iide deeze woorden: Wendetu, afkeerige Israël! zo fpreekt Jebovab'. Dan zal Ik eeen grammen blik meer op u flaan ; Ik ben goedertieren, lk wil niet altoos wrokken. Indien zij nog van gedrag wilden veranderen, dat Ik dan ook van houding veranderen zou. — Mijn menschlievenheid doet Mij al ligt van het indenken op verkeerdheden afzien. 13. Mids men oprecht zijn misdaaden, en ■ss. 11. Eigenlijk, is vroomtr, volgens Luthers vertaling.  aS Het BOEK vs. 13. Mids gij rchuld bekenten uwe overtreding tegen Jtbovah im Elobim , Door uwe neigingen onder allen grol nen boom me: vreemden te volgen. En u aan Mijn waarfchouwingen niet hebtgehouden , zegt Jebovab'. vs. 14. VVendet u af en heer weder, zegt Jehovah'. Ik heb u wel verlfooten maar wil u weder opnemen; Eén tut een ftad en twee uit een familie wil Ik naar Zton brengen, vs. 15. Dan wil Ik u hoeders na Mijn hart geven, Om u met veiiland en wijsheid :e leiden. de rechtmatigheid van draf erkend, de algemeenheid daarvan ziet, als misdaden begaan in weerwil van alle verboden, zo ftatig en met zo veel aandrang door Jehovah gegeven. 14. Zo gij daarop geheel van gedrag veranderd, dan betuigt u Jehovah, u niet langer van Hem afgefcheiden te zullen houden, maar met de oude genegenheid terug nemen; en al zijn het niet allen , al is het maar ééne ftedeling, al zijn het maar weinige uit ééne familie, Hij wilze op Zijn hofïlot voeren. 15. En daar dan bezorgen, dat zij onder het opzicht van waarlijk trouwe overheden ziin, die haar met beleid en doorzicht zullen weten te beftuuren, en te vormen. vs. 16. Hier lf5. Zeker zullen die tijden dan wei tijden WjftodVen'tüdvan geluk mogen genaamd worden, dan zult ais gü zo ver- .. j lleen door de aankomst van nieuwe meerderd en b'j aanwast in burgeren, of door de vrugten van het huwe5et «ïii^Hjks-bed weder aanmerkelijk worden; maar %£rT°"d% niemand zal bij de herftelling van den Tembond-ark van 1 de bond-arke misfen, anders het plegtig- lekovah! daar r aan zal niet ge- fte teken van Jehovahs hnsterijke tegenwoorfenTzaïzedigheid; haar gemis zal niet betreurd worzich berinne- . daardoor het verlangen om ze weder rtf«.noeU».ie De- ? . , zoeken, zij zalt0 f(Tebben fterker wezen; men zal er door ae ^OTIngemaaktduidelijklte blijken van de Goddelijke tegen- wordeH. mi. 16, 17- Dit kan niet op de geheele affchaffing van den Levietifchen dienst zien, zo als veele Uitleggen mecnen, maar word natuurlijk gebragt op de arke welke de tweede Tempel niet had; Mhs. heeft deze verfen fchoon gefchiedkundig opgehelderd.  van JEREMIA Hoofdd. III. 29. woordigheid dit teken wel kunnen derven. vs- n- Maar ^ ..... , . , in dien tijci /.al 17. (Jm dit bijzonder toeverzicht, zal Jeru-m^jerufaiem, fakm de plaa s van Jehovahs bond-ark be-^""*' balkledende , zijn rustplaats genaamd worden ;le volkeren zui- , a ' len tot baar toe- tiet zal het heiligdom voor bijgelovige volke- vheijm; jebo- ren worden; uit waren eerbied voor Jehooah hen'tot "jlrvfa- zuilen zij haar bezoeken; de neigingen van 'e.m bre"Z'". i ' 00 zij zullen mee hun hart tot afgoderij zal door hen nimmer- meer naar de meer gekoesterd, veel minder opgevolgd wor- ^vf*kr"\ml den. j8. Dan zal ook weder de zusterlijke h<"^'le"l 0p genegenheid van de beide rijken van Juda *«» .'V . Hut is 't weenen en kermen van / >aels Kinderen, Om dat zii hun gedrag vervreemd hebben , En lebovab hunnen Elobim versa-.en. vs M K ert terug afgekeerde Kinderen ,Ik wil uw afkeerigheid wegnemen ! VS' L .Vi gweêd tot u te komen , daar Gij onzen Shhm m> vs OS. 7W*r,W heu-elen zijn met 't rumoer der bergen ,jdcl, In Jebovab onze Elobim is ÜM»J welvaren. vs. 04. iJAUm*»-»** verjlind al ^^J^;£^T5L£ Hunne fchapen, runderen, zoouen en dochteren. (vroegite uiocn, 2i. Maar Ik wil dit vergeten en Mij liever een ander gedrag voorftellen , 't welk men nu op de anders misleidende hoogten houd; het is het gefchrei der traanen van berouw die het volk daar doet, 't is de erkentenisfe dat zij alle rampen, welke zij ondervinden billijk verdienden , alken om hunne trouwloosheid jegens Jehovah hunnen God. 22. Tot bemoediging hoort men m alle die treurige oorden eene nodigende item: keer vrij te rug naar uw Vaderland, vrijwillig verliet gij Mij wel, maar Ik zal u van dat trouwloos beftaan tragten te geneezen _ Mij dunkt het geflagt der IsraSlleren antwoord: wij zijn volkomen bereid en erkennen U als onzen eenigeti Ihovah en Befchertn - God. 23. Van den dienst op de hoogten, en de met bosfehaadjes beplapte bergen wagten wij niets meer; dit alles is te vergeefs; van Jehovah onzen Befcherm-God komt alleen 't heil der natie. 24. \\ y bezien nu met andere oogen ons vorig gedrag; van agteren bemerken wij nu, dat daar wij eer in zogten, wn ons daarover innig moesten gefchaamd hebben, en daar wi, voordeel van verwagtten. moest onze ruïne wezen; 't moest ten gcvol-e hebben, dat wij al ons welvaren, ja zelfs onze dier-  VAN JEREMIA. HOOFDD. III. 3! VS. 25. In eene fcbamenswaardige en fchandelijke toeftand liggen wij' Wij hebben tegen Jehovah onzen Elobim misdaan, Wij zo wel als onze vaderen, al vroeg en tot nog toe, Wij hebben naar de waarfcbouwing van Jehovah unzen Elobim niet gehoorn. baarde panden verloren. 25. Ja, wij zijn nu in onzen weerloozen ftaat, ook van alle hulzels, waarmede wij ons bedekten, tot ons nadeel, ontbloot: en durven daarom met een open gelaat zo wel als met een open hart bekennen, dat wij ons zeer fnood misdragen hebben en dat lan^e aan den anderen, van de vorming van den Haat af tot heden toe ; het is een verouderd kwaad , in weerwil van alle aanmaning daar tegen door ons bedreven. IVfte HOOFDDEEL. VS. I. Wel antwoordde Jehovah: zo gij u dan omwend, doe zulks naar Mif, En wilt gij uwe febendaden voor Mijn gezicht agte,laten, zwerf^M niet langer om. VS' ^nar,n,7ee" n" >b°J"<'.oprecht, billijk en deugdzaam, Dan zullen volkeren Hem ze^nen en zich over Hem beroemen VS. 3. Maar pansch n, ders fpreekt Jehovah tot de oudften van Juda en Jeru falen, Ploegt uw boutv-lz d om, om niet ia de doornen te zaaijen. 3 ' ï. Op deeze klagten lokt u Jehovah tot een gunftiger beftaan dus uit: zijt gij het moede, hebt gif lust tot hervorming, draalt dan niet; verbind u aan Mij, Isrdïllèrsi en is het u ernst voor altoos van de aanitotelijke afgol derij aftezien, bepaal u dan zonder te dra'en. 2. Zweert op het ftatigfte dan Jehovah trouwe en houd u daaraan , gedraag u waardig Zijne volkomenheden; zulks kan het aangenaam gevolg hebben , dat afgodifche volkeren van Hem heil verwagten , en al hunne voldoening alleen bij Hem zoeken. 3. Zülk eene onbepaalde taal durft Jehovah tot u niet voeren , burgers van Juda! (reddingen van Jerufalem ! waar tans eene uitwendige verbetering ingevoert word; dit is mij niet genoeg, gij moet in het zedelijke hetzelve doen 't geen de bouwboer gewoon is te doen; als hij zijn land bezaaijen zal, dan ploegt hi| 't om, wil hij niet dat het onkruid met het zaad opfchiete. 4' De  32 Het B O E rv vs. 4. Befniidet u voer Jehovah, door het wegdoen der voorhuid des har-. 4 Gij tudften van en gij burgers van ! Cten» Op da- Mijn toorn niet ultfehiete als een bimjem, En anuitbluslijk brande om de /«„orfterf uwer W<-;;ve». vs * Kondisd het ?arf.t aan, laat het Jerufalem horen , 5' Beveelt dat door het ganfche land op de bazuin geblazen worde; Roem met alle krast hen vjaarfcbuwende: Komt bij een, dat wij naar de bemuurde plaatzen wijken, vs. 6 Rigtde banier op te Zien, zoekt nu een wijkplaats zender wrf«£ Want ik breng uit het noorden een zwaare ramp, een greote ftorm. vs 7 De leeuw treed van onder de i*«ffrfo»r», de verweester ^r volken is ' Hii heelt zi;n ze»/ verlaten om uw land te vernielen, (op » Uwe lieden zullen zo verwoMf worrf«« dat 'er inwoners enbreken. VS. 8. Omgordet u mei treur-gewaden , fla op uw borst, huilt! De grimmigheid van Jtbcvabs toorn is van ons niet aftewenden. voorhuit, welke gij affnijden moet, is de trek naar afgoderij, die u natuurlijk geworden is ; dit vermaan lk u op het ernftigfte, aanzienlijken van Juda ! Jerufalemfche burgers, vertoning zou Mij meer vergrammen dan bevredigen , en daar dit kwaad zo lang' geduurd heeft, is 't te vrcezen dat de ftraf uwer fnoode ontrouw van duur zal wezen. 5 Denk niet dat zulks in onze dagen verre te zoeken is; ik heb in deze zaak een gevvigtige waarfchuwing zo dreigende als die gewoonlijk bij een inval in het land op hooge order gedaan word ; zij is voor de hofftad en voor het ganfcheland, 'er moet het teken van onraad gegeeven worden, en elk gewaarfchouwd worden zich en zijne goederen te bersen. 6. Verzameld dan de zoldaat onder het veldteken op Zions burgt! elk berge zich op de beste wijze, eerlang komt eene zwaare ramp als eene hevige ftorm' fchielijk aangonzen. 7- Een Vorst moediger als een leeuw , die uit zijn leger verfrischt oprijst, die gewoon is volkeren te overwinnen, is zwanger met voorneemens om uw land aantevallen ; hij zal 't zo volvoeren dat uw fteden vernield en ontvolkt zullen worden. 8. Dan kunt gij van harten treurdagen houden, met alle de plegtigheden daar bij gebrulklijk, en lange in den (land blijven • want vlugtig berouw zal dan die niet inbinden.  VAN J E R E M I A. Hoofdd. IV. 33 ts. p- Jn a,en t,}d .bedreigt Jehovah ,zn\ 't hart der Koningen en Vorften w». De Priesters zullen beven, en de Profeetcn verbaast Jlaan. (zinken , VS. 10. llt zeide toen : ach! Adondi Jehovah.' 't Schijnt dat Gij dit volk te'jernfalem misleidt hebt, Zeggende: zult vreede hebben; terwijl het zwaars het hart treft! VS. II. Veeleer zal men op dien tijd tot het volk en Jerufalem zeggen : • Een verdorrende wind is als uk de hagen der woes;i nen op den weg . der maagden des volks, iviaar met om te wannen, veel min om te zuiveren, vs. li. De wind die komt, zal veel geweldiger wezen. Want door dezelve zal Ik Mijne oordeelen voortbrengen. VS. 13. Ja de rfowrfer-wolken komen aanfnellen,; En felle orkaanen van wapenen en paarden, vlugger als arenden: Aon ! wij zijn ganscb vernield'. vs. 14. Jerufalem '. zuiverd uw hart van fnoodbeid, En kcesterd niet langer vleiende gedagten in uw binnenfte: 9. Aan verweering zal dan niet gedagt worden ; uw Koning zal niet, zo als nu, zich in Haat van tegenweer (tellen; neen, hundingen en krijgs-bevelhebbers zullen met hem moedeloos zijn ; de Priesters buiten Maat tot hun werk, en de Profeeten zullen aan géén troosten denken. 10. Toen ik dit hoorde viel ik niet een zucht in de reden, ach mijn Heer! dan is gewis het volk, en bijzonder het bof, jammerlijk misleid; zij verwagten voorfpoed, en de wind des oorlogs zal dootleüjk wezen! fi. Men zal dan eene andere taal voeren: een felle orkaan zo als wel eens van de bergen op eene vlakte komt vallen, en alles met (lof bedekt, en geen zagt windje, 't geen de dorfcher zo aangenaam is, zal dit onheil vergezellen, 'er zal niets goeds uit geboren worden. i2. Integendeel, deze oorlog zal niet het onnutte en fchadeliike weanemen , maar zal alles bederven; allen zullen door dit middel fel geftraft worden. 13. Het krijgsheir komt als eene opeen* fchutvende donderbui al klaterende aandrijven; geen orkaan kan heviger opkomen, dan de wagens doen; geen arend valt fneller op zijn prooi dan de ftrijd - paarden van de hoogte doen; elk die het ziet wagt te recht zijn vernieling. I4. 'jerufakmmersl wilt gij zulk een ramp nog voorkomen , maakt dan geen vertoning van verbetering maar verbeterd uwe neigingen, zonder verzuim VIII. Deel. c  31, Het BOEK vs. 15. Een torlegs-ireet doet zich van Dan horen. En verwoesting kondigi men aan van Efbratm gebergte, vs irt 't Gerucht onder de volkeren zal tegen Jerufalem wezen: ' Uit een af*elc*en land trekken hoeders bij een, Die een otrlogs-kreet tegen Judas lieden aanheffen, vs. 17. Als de bewaarders der akkers omringen zij hen, Om dat zij tegen Mij weerfpanmg waren, dit zegt Jcbovab' vs 18. Uwe inzichten en uwe handelingen hebben de fchnld, En uw boosheid veroorzaakt het dat uw hart het bitter heeft, vs 10 Oh, inge wanden! ingewanden! nijpende pijnen\ en houd niet langer door gunftige voortellingen u daar van terug. 15. Aan de grenzen ten noorden komt h.t eerfte gerucht al; met den naderenden vijand komen de vlugtende boden van Ephraïms hoogten aünellen. 16 Aireede is de madre onder nabuurige volkeren algemeen : deze krijgstoerusting is tegen Jerufalem m het bijzonder gericht; ja, het is gewis dat in een afgelegen land zich lieden verzamelen, die even als de hoeders in den oogst de akkers omfingelen; maar het is geen geroep tot beveiliging van het zaad, het is eene ijsüjke oorlogskreet tegen alle de fterkten van Juda 17. Al rasch zullen zij de fteden omfmgeld en mgeOoten hebben d t zL de gevolgen van eene aanhoudende weerbarftigheid teg Mijne bevelen, zegt De volvoeringvan uwe oogmerken, 't geftadig toegeven daarin, moet gij als de oorzaak van alle die onheilen aanzien; uwe afgoderij de hartader van uwe boosheid maakt het u zo dood,k bang. 19. Vertegenwoordig ik mij de zaak geheel,"!., hTbang word het mij! welke pijnen verteeren mij dan !nwi;,boe.^sr^^^ SiS^ -gelijk; hoe kan ik bedaaren a, ik het ijzend krijgsgefchrei oP nieuws hoore! ,0. t Is Gedoori, zijn hier fpraakwendingen , dan Z'jLab, zonder tekens daarvan in den text, den Oosterling in hevi^e aandoening niet eigen.  tan JEREMIA. IIoofdd. IV. 35 VS. 20. Janimerl Jammer', is de kreet; 't Ganfche 'land word verwoest, de tenten zijn wech, en deisiningen liggen ter neder. vs. «. Moet Ik langer de oorlogs-vunen zien, en de krijg,-bazuinen boren? VS. 22. Gewis handeld Mijn volk dwaas, door Mij niet te erkennen; Het zijn zotte kinderen , ze zijn enkel onverftand: K™nen' ze zijn allen wijs in kwaad maar niet in goed te doen vs. 23. Ik zie duidelijk dat het land verwoest en geledigd is; ' tik Ilaa) t oog naar den hemel, en geen licht-firaal is 'er. VS. 24. Zie ik op de bergen, die trillen, Op de heuvelen, cWeftaan te fchudden. VS. 25. Rondomziende, vind ik geen mensch meer Tot de vogelen des hemels toe zijn wech VS' 2Ö' ik Karm" in eeHe woestenij, dE aeden «""«''«» op het gezicht 'van Jehovah's ziedende gramfchap. akeligheid wat men verneemt, de een op den ander; overal door het ganfche land gaat de woedende bende geen veldtent, geen hooij voor het vee, blijft 'er ongebonden ftaan. „. Het is mij onmogelijk langer onder de vertegenwoordiging van alle die onheilen, van dien oorlogskreet, te vertoeven. 32. Ach! hoe verfchilt hier van t gevoel Mijner natie! hoe onzinnig is't op Miin dreigen geen acht te (laan; het kroost is nog dmza ^ ^ ouders waren, nog veel ftomper zijn ze en ongevoelig; verhard zijn ze in het kwade, maar van het betragten van V^IanH*™ F** & * MdiZ ^tl mijn Vaderland gansch verwoest, uitgeplunderd! ik durf min oog niet.opwaarts Haan; 'er is geen hoope, geen vermoeden dat de zwarte bui breken zal. H. Van elders is ook geen verwagtmg; nabuurige rijken zijn even als bergen door aardbeving beroerd; de ganfche fchakel van grensfcheidende heuvelen zijn in dezelve beroerte! Hoe meer ik rond zie, hoe akeliger mij alles word; ik zie geen beweging meer van eeenig mensch; geen vogel zelfs zwerft er om voedzel voor zich te zoeken, «ff. Landen zo fchoon, zo verrukkend in ligging aIs Karmd% £™ wildermsfen; alle de fchoone fteden in die vrugtbaare oorden aangelegd, zijn door de gramfchap van onzen Koning tot asfche verteert! a7. Al de troost welke ik ontfang, C 2  $6 Het BOEK w „7 Ta MRt Jehovah, dit land zal geheel woest zijn, Mm* het zal niet voor altoos wezen. vs "8 Dat vrij de aarde treure, d hemel hmUlTtt tij; ' lïeit.Oet rouwenftt za, 'er Mi, niet van afbekken Ut,... Wamde fteden zijn ontvolkt: en gansch onbewoond. legt in dit zeggen van Jehovah! 't is zo, gewis zal » zo gefeld zijn; maar die zal, tot uw troost met eeuwig zo duuren. »8. Men mag vrij hierover bedrukt zijn, cL hemel moge met zwarte wolken gedekt , als in rouwgeld zich vertonen; het is Mijn voorneemen Mijn bedreiging naar rüp beraad ter uitvoer te brengen; geen „aberouw zal Mij vervaaren; geen te laat verbidden Mi] doen veranderen. a9. Met het begin zal het aireede ijshjk vooruitz-gt wezen; de ruiterbenden het voetvolk doe elk een zonder aan wederftand te denken, vlieden; 2 zoekt een fchuilplaats in digte üruikken ^oegan|yke rotzen; in plaats van in de bemuurde Heden heul te v^d zi t men die verlaten, gansch ontvolkt van a, wat weeXar is. go. Wat wilt gij beginnen, als Jezabel het te beproeven door opfchik? kleed u vrij in het prach£fe oppe-gewaad, verfier uw kapzel op het aanlok.ehjküe tra, door konst uwe oogen eene wellustige houding te leven,\ is te vergeefs; uwer minnaaren genegenheid ,sra E r veranderd; zij zijn niet dan met uw dood te vreden Aftellen. 31. $ vertegenwoordig mij de toeltand van de „, L Het is zeker lood, iets waarmede de oogden op.ef^kt bev. ™„ v^ der, OoiH'H* meer bevalligheid door ■ ftrooit vvierden om aan het oog van der, uotf t.  van JEREMIA. Hoofdd. IV. 37 vs. 31. Ik hom- vee/eer 't geluid eener vrouwe in arbeid. Zo bang ah d it van eine vrouw in haar eerfte bevalling t Ja, hei is de Item *» dochter; Zii zieltoogt . ïlj (leekt de handen uit: Ach! belpl mi.n Iéevbh eindigd onder de handen der moordenaren. hofftad Kever, als die van een vrouwe in de. eerde ontfluiting van haren fclioot; zij kan van benaauwdheid naauwelijks adem halen; hoe wanhopend rekt zij hare handen uit, hoe ijslijk is 't gëroep: ongelukkige! zonder hulp, ik word onder de handen van moordenaars doodelijk gefolterd. Vfte HOOFDDEEL. vs. i. Bezoekt vrii de liraten van Jerufalem ! merkt op ! Vraagt en bezoekt de markten , Of iemand recht doet en waarheid mint? Dit vindende, zal Ik geedgunfllg zijn. vs. 2. Al zwecren zij plegtig bii Jebojabs leeven, Hun eed-z-jieeren is valscli. i. Oordeeld men, dat de Staat te zwaare rampen boven 't hoofd hange, dan behoeft men ter regtvaardiging van de Godheid niets anders te doen, dan met oplettenheid Jerufalems flraten te doorwandelen; de markten te bezoeken om te zien of billijkheid en eerlijkheid daar bij iemand onder grpot of kleen gevonden word; worden 'er zulken gezien die door trouw en eerlijkheid voorgaan, dan wil ik gaarne de Rad verfchonen, en het overige v rgeten, 2. Maar men moet zich door de uiterlijke vertoning niet laten verblinden, al waren het de plegtigfte verbintenisfen zelfs; hun Godsdienst is valsch, hun godsvrugt is geveinsdheid. 3. Och Heere! zulks is mij niet vs. 31. Mhs. fraai maar vrij: ik zink ender de band mijne moordenaaren in onmaebt. vs, i. Ma na ss es ongelukkige regeering had tot zulke treurige tijden de naaste aanleiding gegeeven. C 3  «t Het BOEK vs 3. Ta, Jehovah'. uwe oogen flaaren op waarheid; Gij flo'egi hen wel, maar zij waren zonder gevoel; Gij verhongerde hen, maar zij bleven ftug onder de tugt; Onverandelijker dan een rots flont hun gelaad, Altijd weigerig om zich te bckceren. ■i a Toen dagt ik: deze zijn zwak, zij handelen dwaas, 4* Omdat Zij Jehovah's oogmerken, noch't«.»»«7 van met weeten. vs Ik zal mij wenden tot de aanzienlijken, en met hen fpreken; Die verdaan •w»ri«> , 't vonnis van hunnen Elobim'. Doch deze hadden 't jok verbroken en de banden los gerukt. vs. 6. Hierom fchoot een leeuw uit het woud toe, Fen wolf uit de wildernis overviel hen, En een luipaard loerde op de ftedelingen, om den mtgaanden te verfcheuHunne evertredinge is groot, en hunne afwijkingen ontelbaar, (.ren, nodig; Gij ziet alles op 't zuiverde, en weet dus best wat waar , en wat valsch is; met vermaak vind Gij waarheid; — Gij hebt alle moeite gedaan; dan eens troft Gij hun door gevoelige rampen, doch die maakten hen niet week; en of Gij ze al eens gebrek deed lijden; zij wierden 'er nimmer handelbaarder door, integendeel onbefchaamder; ftugger wierden zij in die tijden, maar tot eene waare hervorming hebben zij zich nog nimmer laten bewegen. 4. lk dagt wel eens ter haarer verfchoning: 't zijn toch meest onopgevoede lieden van weinig ziel; dan, zij kennen de ware oogmerken van den zuiveren dienst niet, en hen is onbekend wat Jehovah de Befcherm-God befloten heeft ten nadeele. 5. Ik wil dan mijne oplettenheid op de aanzienlijken vestigen, hun onderhouden over de Goddelijke inzichten en bedreigingen; maar daar vond ik met geweld alle onderwerping en verbintenisfen afgelegd. 6. Geen wonder dat zulke ontaarte in de handen van'vijanden geraken, daar zij de volgende eigeufchappen hebben : grimmig als een leeuw, die uit het woud fel op eene prooi toefchiet, in het moorden; als de wolf die uit zijn kuil fchiet, op de kudde invalt , en die moordadig de keel afbijt; of als het Panther-dier met eene ongelooflijke fnelheid op de reizende ftedeling wagtende; zulk een lot is billijk, want hunne wanbedrijven zijn verbazend zwaar, en hunne trouwloosheden gaan boven  van JEREMIA. Hoofdd. V. 39 VS. 7. Is het mogelijk dat alles voorbijtezien; Uwe kinderen verlaten Mij cn zweeren bij nietige Elohims'. Als Ik ze overvloed geeve, dan zim ze ontugtig, En vermaken zich te zamen in huizen der er.mgt. VS. 8. Altijd als flerke hengften verhit, Hinneken zij naar de huisvrouwen hunner medehurgeren. VS. 9. Zmu Ik zulks niet flraffen , zegt Jehovah ! Zou Ik Mij over zulk een volk niet wreken ? VS. 10. Reikt vrij tot de flutten , rukt ze om , doch verderf de ftam niet; Neemt alleen de ranken weg , zij hebben toch niets voor jehovah. alle berekening. 7. Hoe gematigd en zagtzinnig men ook moge denken , men kan ben niet anders behandelen; het opkomende geflagt belooft niets beter ; naauwlijks de kindsheid omwasfen, zijn ze aireede afgodendienaars, en zulks niet bij toeval , door verleiding, maar door plegtige inwijing; naar mate men hen door den overvloed fterker zoekt te verplichten worden zij onbeteugelder in hunne driften; men ziet dan de verbaazenfle toevloed in de afgods-tempels. 8. Geen hengst is vuuriger in zijn drift, vertoont fterkere fpanning in zijne fpicren, dan zij in hunne trek naar afgoderij ; met welk eene drift zoeken zij den afgodsdienst van andere volkeren niet te kennen om zich ook daarin te voldoen! 9. Moet Ik zulks bedaard aanzien met koele drift, of moet Ik dit door draf beteugelen? gewis moet lk Mij over dien hoon Mij aangedaan door een beweldadigd volk voldoening bezorgen. 10. 't fiaat vast, dien wijngaard moet omgerukt worden, hoe ordentlijk zij ook moge geplant wezen; de Hutten van den burgerftaat moeten weg; dat dan vrij de ranken op den grond hangen ter vertreding wechgenomen werden ; lk wil dit zo, maar niet geheel uitgeroeit; 'er is niet aan verbeurt; zij gaven hunnen Heer toch nimmer vs. 7. Voor verzadigen neemt SchroSder de betekenis van verhinden ; ais ik ze door overvloed te fterker aan mij verplicht heb, dan zijn ze te eerder ontrouw; inderdaad eene rijke zin, maar als wij het derde in de gelijkenis meer behouden , behoeven wij die betekenis niet overteneemen. C 4  Het BOEK vs. II. Voorzeker de rijken van Israël en van Juda ziin tronwloos gi- •meest , zegt Jebovab. vs. ia. Zij verlochetl'en Jehovah door te zeggen: Hij is niets, Wij vreezen niet: noch zwaard , noen honger zal ons treffen. vs. 13. ]a, die Profeeten zullen tot niets worden, Hun voorzegging is niets, evenwel bedreiging voor hun. vs. 14. Hierom zei;t Jebovab, de Elobim Zebaetb: Daar gii zulk een taal voeidde zal de bedreiging door uw uitfpraak Dat het volK als hout opteeren zal. (een vuur worden, vs. 15. Over u, huis van Israël', breng lk een afgelegen volk, zemjehovabl Een heldhaftig volk reeds gevormd, Doch een volk 1» ff raak u onbekend, en onwterftaanbaar. vs. 16. Hun pijlkoker is een open graf, zij zijn alle helden. druiven, ii. Ik behoef hier niet tusfehen de ranken onderfcheid te naken; beide de rijken hebben Mij bedriegelijk en eerloos behandeld, nieineedige Judeers! 12. Gij die van Jehovah bedreigd wordende 11 durft verineeten en zeggen : geen zwarigheid, wij zijn niet bedugt, 'slands toeftand is te gunltig; over oorlog of gebrek bekommeren wij ons in het minfte niet. 13. Zulke fombere Zieners zullen met al die bedreigingen al rasch verdwijnen, 't zijn geen aanblazingen maar opblazingen; en is \r door hunnen menfehen- haat al iets waar in hunne bedreigingen , het is ten nadccle van hun zeiven. 14. Op dat honende antwoord de Alleenheerfcher Jthovah dus: gij durft zulk eene laster-taal voeren, maar elke bedreiging die gij met uwe gèfprekkert befpottelijk zoekt te maken , zal als een blikfemvuur worden , 't geen niet hier en daar zal treffen, maar de ganfche natie zal als brandllapels aangeftoken worden. 15. Om dit nader te ontwikkelen , zeg Ik u : dat eene natie daartoe van Mij u ten beul zal gebruikt worden; geen volk onder uwe naBuuren , maar een oorlogszugtig volk, aanzienlijk in oudheid , met welke gij niet gehandeld hebt, en wier taal 11 bewaren zal van niet gemeenzaam met hen te worden. 16. Hunne dapperheid gaat boven alle verbeelding, elke pijl van hun welbeladen koker treft gewis ; 't zijn allen regt geoeffende foldaten. 17. Daarbij boven andere ftrijd-  van J E R E M I A. Hoofdd. V. 41 vs. 17. Het zal uw oogst, het ingezamelde voor uwe zoonen en doehteren Het zal uw klein- en groot vee f.agten, verllinden; Uw wijnftok en Uw vijg vertecrcn, En uwe bemuurüe Heden, uw boope, door het zwaard vernielen. vs. IS. Nogtans zal lk op dien tijd, zegt Jebovab' u niet geheel vernielen. vs. 19. Gebeurt het dat gij vraagt: waarom deed Jebovab, onze Elobim ! dus met ons? Antwoord dan: dewijl gij Mij verliet en in uw Vaderland vreemde . goden diendet, En hierom moet gij uitlanden dienen buiten uw Vaderland. vs. 20. Kondigt dit in Jakobs familie aan , dat Juda het hcore, fpreek: vs. 21. Hoort toch dwaas en ongevoelig volk. Dat oogen hebt maar met ziet, ooren hebt doch niet hoort! baare volkeren roofzugtig ; al den fcbat voor uwe kinderen bijeen gebragt, zullen zij zich eigenen, 't zij ze open, het zij ze opgelloten in uwe fch at kisten is ; uw grootfte rijkdom in vee zullen zij voor zich gebruiken; de voortbrengzels, waar door uw land vermaard is , zich zorgvuldig naasten; — de fteden die nu zo aanmerklijk verfterkt zijn, en die gij bijna v-nor onwinbaar houdt, zullen in dien oorlog allen veroverd en geflegt worden. 18. Dit evenwel zeg lk 'er u edelmoedig bij: het is dan evenwel Mijn voornemen niet de natie als volk geheel en voor altoos te vernietigen. 19. Als gij in dien tijd door de mond der Profeeten al klagende Mij zoekt, en naar de reden van zulke zwaare ftraffen begeerig zijt, dan zal de Profeet u tot befchaniing zeggen: dat is de vergelding van uw ontrouw, toen gij in uw land waart vergatet gij den Vaderlandfche Godsdienst; nu moet gij uit weêrvergelding ook weder andere dienen, die flaven zijn van de fchanddijkfte afgoderij. 20. Zegt dit Jeremia tot alle de kinderen van Jakob zonder onderfcfieid, maar tragt Juda bijzonder daarop oplettende te maken. 21. Zeg hun vrij: verkeerd gezinden ! laag'artigen ! fchoon gij beter had kunnen zijn, gij zijt verblind door yooroordeeieh cn verftompt door bedreigingen. 22. Waart gij niet zo vi. 17. Ik ben niet vreemd van de gedagtcn van Vemma, dat h«r ZO wel de Scijthen als de Chaldeeërs bedoeld worden. C 5  4a Het BOEK vs. 22. Behoor, gij Mij niet te vreezen, zegt Je bovabl voor Mijn gwMttniet Daar lk de zee en het oever-zand een perk ftelde (ie bevenï Voor altoos, zonaer daar immer overtevloeijen; Al (laan haar golven herhaald, zij werken niet uit, Al ytyge» ze febuimend, zij overUlimmen die niet. vs 23. Maar dit volk is los en ./?»£ van hart, Zij zijn weerbarftig en lopen tevens wech. vs. 24. ft** «St het bij zichzelven, och, ?^^™J?%$$£t Die ons den z««rf- en o.gjf-regen op zijn tijd befchikt, En voor de zeven weken voorden oogst zorgt. VS. 25- Uwe verkeerdheden wenden die zegeningen af, En uwe wanbedrijven onthouden u die allen. fterk aan Mij verplicht, dat het gehoorzamen uw eigen, en de bewijzen Mijner tegenwoordigheid u moest ia eerbied gehouden hebben, daar gij wist, als gij maar de oevers van de Middelandfche zee raadpleegde , hoe Ik dan zonder duin haar geweld beteugelde? 't vlakke zand al glojende wederftaat den flag der golven, en in de fterkfte branding aan ftrand blijft alles in de order. 23. Maar dit volk is het tegengeftelde van haar wester-ftrand, en dan nog tegenftrijdig in haar doen, en onhandelbaar; ligtzinnig in het kwaad, maar onverzettelijk onhandelbaar^ in het goede; onder den arbeid, traag, en vrij zijnde, wild. 24. 't Komt niet eens onder de duidelijke proeven Mijner Almagt in hunne gedagteu op: ach! mogten wij onzen Heer en Befcherm-Cod eens getrouwer dienen, al was het uit enkel gevoel van onze verplichting, daar Hij woord houd door ons land vrugtbaar te maken, en ons zo blijde de rijke oogst droog in onze fchuuren doet inbrengen, en de blijdfchap des oogst-feest gunftig befchikt. 25. Valt het al eens anders uit, dan behoord gij te denken: dit zijn de vrugten van onze verkeerdheden, wij worden gefpeend om dat wij gedarteld hadden. 26. Ouder de vs. 24. Zelden regent het dan in dien tijd in PaleJJina, dit was eene belofte, die volgens de luchtftreek, eene donderbui uitgezonderd, daar vrij natuurlijk was.  van JEREMIA. IIoofdd. V. 43 VS. 26. Onder Mijn volk worden fnoodaaris gevonden; Zij loeren in den fmaak der voqelvangeren , Zij zetten ftrikken om de menfchen te vangen, vs. 27. Met bedrog vullen ze hunne huizen, als volle vogelkoojen, Van daar hun aanzien en hunnen rijkdom, vs. 28. Gemest, log zijn ze, boven alle verbeelding boos, Nam gerechtigheid rcgt te doen en weezen te handhaven, is hun vreemd ; En ze zijn gelukkig, 1'shoon zij den behoeftigen nooit recht bezorgen. VS. 29. Zou lk op dat alles geen wraak noemen , zegt Jebovab'. Zou Ik Mijn drift over zulk een volk geen bot geven? vs. 30. Schriklijke, affchuwelijke/«WWcb worden 'er in het land bedreven, vs. 51. DeProfeeien fpreken valsch, de Priesters heerfchen door hun invloed, Mijn volk is des te vreedcj maarice zal het met u gaan op 't einde! natie, onder Mijn opzicht groot geworden, zijn gewis aanzienlijke tijrannen, die op het welzijn van anderen loeren: even als de vogelaar, of als de jager, die ftrikken over kuilen fpant, maar ach, het is een menfchen jagt! 27. Hunne vangst is goed, dit wijzen hunne woningen aan, overal hebben zij bezittingen met het fuoodst bedrog of geweld bijeen geraapt; dit is de ware bron van hunne grootheid. 28. Zij hebben ja genot , zij glimmen van wellust, en zijn boven 'alles verwaand op hunne dwinglandij; — billijkheid in de zamenleeving en in de rechtbanken en om weerlozen te befchermen, is bij hen eene ongehoorde zaak; het gelukt evenwel alles naar wensch, al houden ze zich daarmede niet op, om hunne afhangelingen goed recht te verfchalfen. 29. Zou Ik dit alles, zonder bewijzen van ongenoegen te geven, kunnen aanzien; kan Ik koel blijven onder Mijne mensenliefde bij zulk een beftaan? oordeel zelve? 30. Ja, 't geen nog alles verzwaart, en 't ondragelijker maakt, de Godsdienst houdt hen niet te rug. 31. De befchermers van dezelve, de Profeeten , zijn fchurkagtige vleiers ; de Priesters voor den openbaare Godsdienst belangrijk, fchikken zich naar hen geheel; — onder die flaaffche overheerfching zijn Mijne onderdaanen wel te vrede; niemand denkt: hoe zal dit alles nog eenmaal uitlopen, geen onrast van dien aart bekruipt hen.  44 Het BOEK Vide HOOFDDEEL. vs i Beniamiettn\ zoekt een wijkplaat!, fchoon midden m JtrufaUm; Blaast op de bazuin te Tbekoa, zet het vuur teken op Betb-Scberem , Een »»4«i7 doet zich ten noorden op, een ijslijke inval. vs. 2. lk vergelijk wel eens Z.«» bjj eene vrartiW» wa-errijke (»«*.) vs s fl/*»t>«4 Zebaotb! paleizen! Jt«if vrü 't hout om tot eene omfcbanfing van Jerufalem; 't I» de ftad waarin gij onbelemmerd zien moogt Haar gewoel is enkel dwingiandij, VS. 7. Haar fnoodbeid is een vloeijtnde welle; Geweldige Hagen en verwoesting klinkt overal in de ooren, Klagten en mishandelingen zie lk geflaag voor Mijne oogen. VS. 8 Laat u tugtigen, Jerufalem] eer Mijn trek in afkeer verandert. Eer lk u tot een woestijn en onbewoonden oort make. VS. 9. Want zoo zegt Jebovab Zebaotb: Onder de overgeblevene in Israël zal een wijngaards-nalezir.g zijn, De wijnlezer zal zijn 4«»rf te/i-f»j /n ^„ io/-/hebben. fterk zij, dat men gene andere klagten onder hen hoort, dan dat de dag te kort zij. 5. Dat zij dan, onder begunftiging van de in brand geftokene gebouwen, hunne vernieling tot in den baten nacht doorzetten. 6. Jerufalem, dat wegens hare fterkte de meeste tegen ftand bieden zal, de oppérfte Veldheer Jehovah wil dat het door beleg zal veroverd worden ; Hij geeft vrijheid aan de armée, om zich door verfchanzingen tegen uitvallen uit de ftad te dekken; Hij kan zeer wel dulden dat men de hoogfen naar den Olijfberg bezit neeme en haar van daar naauwkeurig opneeme; men zal daar meer werktuigen van onderdrukking dan van verdediging vinden. 7. Haatwaterwel kan niet overvloediger, in de belegering, de ftad van de nodige ververfching voorzien , dan zij is in het opborrelen van hare geweldenarijen; mishandeling en plundering heerscht overal zonder order; waar Ik Mij wende zie ik niets dan de uiterfte elende, een aanhoudend fchreuwen over mishandeling. 8. Jerufalem! ach mogt deze bedreiging u nog tot inkeer brengen! nu gevoel Ik Mijn mededogen werkzaam ; veranderd dit in koelheid , in wrake, dan is 'er vreeze dat gij eene onbewoonde wildernis binnen kort wezen zult. 9. Want onhandelbaar blijvende bedreigt u de oppermachtige Jehovah ; dan zal dat Jerufalem niet alleen veroverd , maar herhaald ontvolkt worden; zij zullen, als de wijngaards-werker de trosfen druiven doet, wat nog van eenig belang is,  46 Het BOEK vs. 10. Maar waarom fpreek'Ik in boorbaare bedreigingen? Hunne ooreri zim bezet, zij kunnen niet boren, De waarlchouwing van Jebovab is hen verwijt, waar na zij geen trek hebben. vs. II. Maar Ik ben vervuld met Jebovabs bedreigingen, ik kan ze niet inhouden, lk braakze uit op de kinderen op ftraat, op de rei e van jongelingen; Man en vrouw zullen beiden krijgj-gevangen wezen, De bejaarde zo wel als die afgeleefd is. vs. 12. Hunne huizen zullen door anderen vernield worden, Zelfs hunne akkers en vrouwen; Mijn hand is gericht tegen 's lands inwoners, zegt Jebovab 1 vs. 13. Want elk hunner, klein of groot, handcld hebzugtig; _ Van den proleet tot deu Priester toe fpeelt elk deu butcbelaar. wegvoeren. 10. Maar waartoe langer gefproken, en mij aftefloven met waarfchuwingen aan hen te doen ; zij hebben vervuilde ooren, als het op het horen van zulke zaken aankomt; zij zijn afkeering van al wat bedreigingen van Jehovah zijn; nimmer ontdekt men in hun eene neiging tot onderwerping, n. En evenwel mijn geest is zo vervuld met die denkbeelden , die mij door nieuwe geftaag verleevendigd worden, dat ik niet kan zwijgen ; ach, hoe algemeen zal de ramp zijn, zonder iemand te verfchonen ! zelfs over de fpelende kinderen, die aan geen gevaaren denken; jongelingen die zich in gezelfchappen anders vervrolijken ja, egtgeuoten zullen ook deelgenoten in dat lot wezen; de grijsaard zo min als die aireede op den rand des grafs Haat, zal verfchoond zijn. 12. Ja, hunne bezittingen zullen niet verfchoond worden , rerwijl de eene bende hunne woningen omver rukt, zullen anderen hunne velden leedigen ; de dierfte panden, hunne egtgenoten, zullen hen ontroofd worden; zo teifterend zal Jehovahs tuchtroede wezen. 13. Ken misdaad die onder aanzienlijken en geringen algemeen is, verijdeld alle hope tot herftelling en voorkoming dier rampen; elk mint eigenbaat; de Profeet !die zulks ftout moest tegengaan, tot de Priester die hen beter moest onderrichten, fpeelt eenen zagten inneemenden toon. 14. Als de ervaring den burger  van JEREMI A. Hoofdd. VI. 47 ts. 14. Zij behandelen dewimrf«vandedochterenMijnesvolksaIsligte/c£r/i/>'t Is al vreede! vreede! fchoon ze 'er geenzins is. Cf"»» ts. 15. Zij zijn niet befchaamd al beftaan zij valsch; Ja, weeten van geen fchaatnte, zij doen niemand blozen; Hierom vallen zij ook met hun die ten val neigen, Als Ik op hen neder zie zullen zij ter nedergejlagen zijn^z^gt Jebovab. TS. MS. Nog zegt Jebovab: zet uop de wegen, let, onderzopkK naar de oude Zoekt naar den gelijken weg, bewandeld dien , (bijpaden, Dan zult gij genoegelijk leeven; zegt niet meer: wij willen niet. Tj. 17. Nog onderhoude Ik onder ulieden wagters; Let maar op het bazuin-geluid, weiger niet te luisteren! vs. 18. Ik roep u, volkeren! onderzoekt in vergaderingen wat gebeurt. zo gevoelig maakt over de gebreken van den Staat, dan verklaren zij zulks maar voorligte niets betekenende gebreken; zij houden de bekommernis onder, door hun geftadig gefchreeuw over het aanlagchend welvaren, het geen zij voorzien. 15. Verlegenheid is bij hen niet te vinden , zo zijn ze aan het huichelen gewoon; zij raken ook niet ligt in de war door onverhoedfche aanvallen., maar zorgen dat anderen daarmede niet overvallen worden; hierom zullen zij ook in hun ondergang met deze niet doorzichtigen een lot hebben ; zodra Mijn richterlijken blik op hen valt, zullen zij onbeweeglijk op den grond liggen, dit dreigt Jehovah. 16. Nog vermaant u Jehovahs langmoedigheid : (la nu nog den weg van deugd in, herfteld de Goddelijke verordeningen voor den Staat naauwkeurig , doe dit met allen ijver, om onbelemmerd voortgangen daarop te kunnen maken , dan zult gij voor verbeelding ware geneugten hebben; dan moet men altans niet meer horen : wij willen ons zo flaafs niet laten leiden. 17. Nog ruste Ik niet, maar geeve u nog van tijd tot tijd mannen die in het toekomfüge vooruitzien ; merkt ze aan als lieden die in tijden van onraad u waarfchouwen, en weigert niet daar naar te horen zo gij niet wilt overvallen worden. 18. Anders zal Ik volkeren Mijn gedrag laten beoordelen , en tevens uwe handelingen daartegen ftatig onderzoeken ; Ik durf hen daartoe inroepeu. 19. En zeg zelfs tot alle waereld-  4s Het BOEK v*. 19. Weesr getuigen, ™&-bewoner,\ dat Ik over dit volk onheil afe een J * « ' gevols van zijn bancel hrenge. Daar het voor Mijne bedreigingen doof is, en Mijn wet verontreinigd. vs. 20. Waarom komt 'er voor Mij w;erook ui' Scbeba ? En de ruikende Calmus uit de afgelegenfte landen? Uwe bra .d-nfferen bevallen Mij niet meer, Uwe Oagt-offeren zijn Mij niet meer fmakelijk. vs 21. Hierom, dreigt Jebovab , zal Ik dit volk een aanftoot in den weg leggen; Vaders zo wel als kindéren zullen zich daaraan floten , De inwoners zo wel als de nabuuren zullen omkomen, vs SO Ut zegt Jebovab.: ziet een volk uit de noorderlanden zal komen; Eri een tnagttg volk word aangevoerd uit de vlakke landen. V» 23. Met boog en bandfpies voorzien ziin ze ongeveelig, zonder mtdedegen ; Hun kreet LiX ruitenen als het hruifchen der zee, Zij rijden op paarden wel gefloten , als één eenig man tegen burgeren: ziet vrij dat alle die rampen over Mijne eigen onderdanen natuurlijke gevolgen van misdragingen zijl in een volk, dat hoe zeer gewaarfchuwd , niet wilde opmerken, en Mijne bijzondere bevelen niet dan met den uiterften hoon behandelde, ao. 't Is waar, 'er is nog vertoning van uitwendigen Godsdienst ; 't kostbaarlïe Wierook uit Teman brand nog op Mijn gouden altaar, gemengd met de geurigfte Calmus, zo kostbaar; maar waarom dat? geene geheele brand olTers begeer Ik van uwe hand, Ik laat Mij de beste (lukken van uw aagt-offer niet meer (maken. tU Integendeel bedreig lk u daarom te meer, dat gij door een volk in de uiterite ongelegenheid zult geraken; niemand zal door hen verfchoond worden, noch oud, noch jong, vriend noch nabuur, elk zal door hun afgemaakt worden. 22. Ja, in 't bijzonder zal een noordsch volk u aanvallen, dat zeer aanzienlijk is, dat uitgeftrekte landen verre van Paleflina bewoont. Een volk dat wel gewapend is, in aart trotsch, ftiig; en in hun behandeling zonder natuurlijk mededogen;' hun krijesgefchrei is ontzettend en algemeener dan de fterkfte zee-branding; op paarden komen zij aanrennen; in geflotene gelederen dringen zij op u aan; weerlooze Zionitifchè maagden 1 24. Ja, op 't gerucht van hun  van JEREMIA. IIoofdd. VI. 49 vs. 24. Wij hebben 'er de maare al van, onze handen zijn (lap; Schrik heef t ons reeds bevangen, fmar'te als een barende vrouw, vs. 15. Wel ga dan niet naar 'c veld, noch begeef a met op reis; Overal is het vijandlijk zwaard, overal fchrik. vs. 26. Dochter van Mijn natie 1 hangt een zak om de lendenen, Zet u in asfche ter neder, in de treurigfie houding , Wccnd bitter als over één' cénigen; De verderver komt in een oogenblik aanvallen. vs. 27. Onder Mijn volk Helde Ik u tot een vtrfterkte wagttoren, Om op hunne oogmerken te letten, vs. 28. Zij zijn onder de muitzugtigen de ergften, Zij zijn koper en ijzer, allen verdorven. aankomst waren wij reeds zo verflagen , dat de wapenen ter verdediging ons uit de handen vielen; bij den aanval overviel ons angst; bij dien inval hadden wij een gevoel als dat van eene vrouw in barensnood. 25. Hoe zorgelijk is 't overal, nergens is veiligheid! op 't land zelve niet; in de fehuilhoeken , op de openbaare wegen durft niemand zich vertonen; overal woed het krijgsvuur ; van niemand is befchenning te wagten ; elk is even verflagen. 26. Denk daar aan niet meer Israëllitifche weerlooze vrouwe! 11 past het even als een vrouw die haar beste pand, haar eenigen befchermer verloren heeft, in den diepften rouwe ter neder te zitten ; bereid u daar maar fpoedig toe, want uw treurtijd naderd! 27. Jeremia, u heb Ik onder Mijne natie gemaakt als een oven , eene die in alle opzichten tot het fterkfle vuur bekwaam was; dit deed Ik op dat gij hunne daden op het zorgvuldiglte zoudt toetzen en het goede afl'cheiden. a3. Gij hebt bevonden dat zij onder het harde als 't vs. 271—30. Deze woorden zijn moeijclijk, vooral dewijl men dobbert omtrent 't eerde lid van vs. 27. voor wachttoren ftelt Venema proef, fteen; ik voel wat het verband wil, fchoon dit taalkundig niet kan bewezen worden; het is een oren zo groot als een dikke toorn, dit cischt 't tweede lid, men is reeds verplicht in den gewonen zin de woorden te verlaten, en wachter voor wachttoren te nemen; ik verkies jdan .liever oven. VIII. Deel. D  -o Het B O E K vs "Q De blaasbalk is verbrand, bet loot is zamengehpen; Te vergeefs is 'er zo flerk gefmoltcn; Het enzui ere heeft zich niet afgefcbeiden. TS SO Zii is afgekeurd ziWer genoemd. Jelovtb heeft ze daarvoor verklaard. er-fte in zonrt zijn; koper en ijzer is al wat voor den dag komt, en dat nog van het'fleglte zoon, onbruikbaar. 20 Aan affcheidetl viel niét te denken, hoe fel het vuur ook was; eer vattede de blaasbalk zelfs vuur, en fmolt het loot om den kroes, en alle poging tot eene volknme fmeltirtg was te vergeefs. 3* Nooit heeft men t onzuivere kunnen affcheiden , en hierom zjn ze ook door mü voor ongangbaar metaal gefchat, en mij is t genoeg dat Jehovah dit ook bevestigd heelt. Derde reden. Vilde HOOFD- TT vsT''w,,- i- J khovah gelaste op nieuws Jere- w/»van|*4»-mia andere bedreigingen deu volke voorte- vab ■ JWUtMIA , voergebonaen ; boliden: «us l'prak Hij: yc . sul u in dr poort van Jebevh Tempel, en do. daar deze nAii " Merkt op Jehovah' bevel, tahlik J"da! Dat door deze poon komt om te r«r««». 2 Tot dat einde moest hij bij gelegenheid van een der openhaare feesten zich Ten,pel waards begeven , en z.ch plaatzen aan die poort., waar het meeste volk doorkwam, en daar onbefchroomd en luide de volgende waaafchuwing aan de godsdienftige menigte mededeelen: 3. De vs n8_30 HEZEt heeft zeer wel aangemerkt dat a-s het zilver met fpie-glas bezwangerd is, dan is de moeite van 't fmeiten, hoe heet 't vuur ook zii, te vergeefs. vs. 1 Da. deze redenvoering niet wel in de order des tiids geplaatst Is leert de inhoud duidelijk, die gewis onder het treurig bewind van Jojakim 't meest te pas kwam; Venema heeft dit duidelijk gemaakt.  van JEREMIA. Hoofdd. VII. 51 VS. 3. 7,0 fpreekt Jehovah Zebaotb, de Elohim van Israëli AM'maar uwe oogmerken en daden wel in, en elan wil Ik u hier laten. VS. 4. Vertrouwt op ge^-n ?al«ch gezwets: • Jehovahs Tempel' JebevnbsTempei! ^„.P/,ix Tempel is hier! vs. 5. Veranderd gij in ierdaad van inzichten en handelingen ; Doet gij den man in \ erfcliü met zijn medeburger waarlijk recht. vs. 6. En verdrukt gij den uitlander, den wees of weduwe niet; Word 'er geen onfchuldig bloed meer aan deze plaats geplengd; Dient gij tot uw uiterfte veragting met meer andere Elobim. vs. 7. Dan zal Ik u in deze oort, in 't land van uwe voorouders, beftendig doen woonen. vs. S. Doch gij vertrouwt op valfclie gezegden die u geen voordeel geven. magtige Jehovah, uw Befcherm - God! heeft u nadrukkelijk dit te vermaancn: wilt gij langer aan deze plaats de voorregten welke daarmede. verbonden zijn genieten, dan moet gij uwe bijoogmerken laten varen, en verkeerde daden ftrijdig met Mijne bevelen zorgvuldig vermijden. 4. Maar wagt u vooral-voor het geen de vleiende mond, de leugen - Profeeten, u tragten inteboezemen , die in alle hunne redenen zo veel vertoning maken van 't voorregt, dat Jehovah hier in Zijn Tempel woont; hoe veele verzekeringen hen dit ook fchijneh te zijn van Mijne gunfte, 5. Zo is dat toch gewis, indien gij van denkwijze en daden gansch veranderd, zoo gij zonder de fchijn-vertoning van recht in de burgerlijke zamenlceving, waarlijk op geregtigheid u toelegd. 6. De regten der menschheid omtrent den vreemdeling oeffeut; de verlaten wezen, weerlooze weduwen in heure belangens onderfteund; en geen onfchuldige offers meer uit wrake of uit godsdienftigheid Ouder ü geflagt worden, en tot uwe.eigen verlaging u'niet aan afgoderij overgeeft. 7. Dit van harte meenende, zo kunt gij u op gewisfer gronden verzekeren, dat deze hoofdftad en het ganfche land aan uwe voorouderen gefchonken, gewis uw beftendig eigendom zal wezen door de eeuwen heenen. 8. Hoe voordeelig zou u dit wezen; nu laat gij u vervoeren door valfche vertroostende voorfpellingen, en gij ziet duidelijk in de uitkomst dat gij terug gaat. D t  52 Het BOEK vs „. Wel is dan het huis raar Mii genoemd, in uwe oogen een.MrA.» Bedenkt dat lk op alles gelet heb, zegt ?» de fnocdbeid der Israëlieten. vs i", Daar gij dan weder deze deed, zegt Jeêowi! ' Fn Tk- u ondcrrigtte door vroede vermaningen, t Eöchgij nietT."bt opgelet, Ik u geroepen, maaar gij met o De VTUgten van dit alles zijn ondeugden, verwoestend voor den Staat; rooven, moorden, ontucht te plegen, ontrouw, tot mein-eed toe; Baak afgodendienst, godheden te verteren, wier naamen u zelfs weleer onbekend waren. 10. En met dat alles, dan bij gelegenheid van hooge feesten, ii ftatig in Mijnen Tempel, alleen aan Mij gewijd, te vertonen, en Mij daar te vereeren! het is als of gij zeidet: wij worden in veiligheid en welftand bewaard, en van gebreken gezuiverd om zo te kunnen handelen als wij doen. 11. Onbefehaamden! die zo Mijn woning ontluisterd 1 is die dan een wijkplaats voor-moordenaaren en roovers ? meent gij dat Ik zulk eene onteerende handel ongemerkt zou laten doorgaan? ia._ Beter onderrigt kunt gij nu nog in de overblijfzels van Silo vinden, daar Ik Mijne ftatïge tegenwoordigheid weleer vertoonde; heb lk in de verlating van 't zelve niet beweezen hoe Ik Mij wreekte over de wanbedrijven van dien tijd? 13. Daar gij zo onbefchaamd tans vertoning maakt, dreigt u Jehovah! daar Hij u lange en aanhoudend gewaarfchouwd heeft , zonder uwe opmerkzaamheid optewekken : u vermaand heeft zonder uitwerking gezien te hebben. 14. Hierom zal Ik den Tempel , fchoon ver- „, n Of SU» vervallen, dan of 't op eene bijzondere wijze verwoest is, hiervan zwijgt de gefehiedenis, 't tartte fchijnt hier veronderfteld te worden.  van J E R R M I A. Hoofijd. VII. 53 ts. 14. Zo zal Ik dit huis naar Mij genoemd, uw wijkplaats, iJen oorf dien Ik uwe vaderen toelag Even zo behandelen als Ik Silo deed. VS. 15. En Ik zal 11 uit Mijn gezicht weg/loten. Zo als Ik uwe broeders, 't ganfche ge/lag, van Ephrai», weg/liet. vs. 16. Nu dan, bid voor dit volk niet, klaag niet, fmeek niet, Uoe geen geweld op Mij, Ik zal u niet horen, vs. 17. Ziet gij dan niet wat zij in Juda\ lieden en op Jerufalems Ri-zten doen t ts. 18. De ktnders lezen hout, de vaders omfteken vuur, De wijven kneeden deeg, tot koeken voor de Koningin des hemels. Andere goden brengt men drank-offeren om Mij te grieven. vs. 19. Maar zegt Jehovah'. doen zij Mij daar mede verdriet aan? Ut meer zscbzelvtn, tot hunne uiterfie verlegenheid toe? ts. 20. Hierom zegt de Adondi Jehovah dit: Mijn toorn, Mijn blakende gramfchap, zal over deze plaatze uitgi. ^ r fchnd worden: Over menfehen , beesten , veld-geboomte en vrugten der akkers; /.ij zal branden, zonder te kunnen gebluscht worden. maard geworden wegens Mijn inwoning, en de ganfche flreek die gij als zoonen van beweldadigde vaders bezit, even zo verlaten , en in vergetelheid brengen als Silo. 15. En zal u zelfs, even als die ftam, waarin Silo lag, niet alleen van allen luister beroven , maar als die krooufl-am buiten liet land van Mijne gunfte verbannen. 16. Daar dan, Jeremia! Mijn befluit genomen is, zo wil lk niet dat gij voor hun meer fpreekt; geen traanen , geen aandrang om Mij te vermurwen meer ; hoe veel moeite gij u moogt geven, 't zal te vergeefs wezen. 17. Dit moet u niet verwonderen , als gij maar nagaat wat dagelijks in het land en zelfs in de hoofdftad, om Mij te honen, openlijk gedaan word. 18. Welk eene eenparige afgoderij? hoe veel gewoel! tot kinders zijn in arbeid, met het hout tot de offers, terwijl de vaders 't vuur aanblazen, en de moeders de vladen, voor de godin de maan, als offers in gereedheid maken; anderen maken bekers offerwijn voor andere Godheden in gereedheid; alles is voor Mij even honende. 19. Schoon zij inderdaad Mij daardoor niet benadeeien, maar zichzelven; de dwaasheid hiervan vliegt hen in 't gezigt. 20. Evenwel zullen juist deze bedrijven, dreigt Jehovah! de mag- D3  S4 Het BOEK vi. SI. Ta, Jehovah Zebaotb, de Elobim Lraëls'. voegt hier bijt Paar bij uw brand-offeren, Oagt-offeren, om vle.ecb • rnaal^» ts. 22. Schoon Ik uwe vaderen, toen lk ze uit Egypte bragt, rf«r *« »ƒ« Hen om geen brand- en dagt offers ^0„ge* neb; (vermaande, vs. 23. Maar dit beval Ik hen in Mijn aanfpraak: Hoort naar Mijne bevelen, dan zal lk U ten FMUm zijn, Gil Mijn volk! betraAtet gij het geen U voorgehouden is, Zo zal het u wel gaan. Vs, 24. Doch zij gehoorzaamden niet, zij wendden 't ooi•'er met eens na , Maar volgden de (W/« ran hun los verleidend hart, Zo gingen zij te rug, in plaats van vourwaards. tige Heer! Mij gaande maken, Mijne wrake opwekken; berst die uit, ze zal mensch, noch vee, noch voortbrengzels van 't land verlchonen, maar alles verduiden, 'zonder te (paren 21. Nog voegt de maguge Jehovah, anders uw Befcherm-God! hier nog dreigende bij: waartoe op deze feesten 't getal van offeren geheel voor Mij vermeerderd V waarom zulk een aantal flagt-offers, waar door de offer - maaltijden tans zo talrijk zijn, waarvan het genot alleen voor u is. 22. Waar toe die vertoning ? ik heb zelfs bij de eerde verplichting die gij aan Mij had, nooit u om die bijzondere offeren , buiten die, welke dagelijks uit de kas der natie moesten geflagt worden , gevraagd, Ik laat ftaart daar-p gedrongen. 23. Maar dit was 't, het geen Ik hen gefïadig voorhield: onderhoud Mijne wetten dan hebt gij Mijne befcherming beftendig te wagten, Mijne begunftigde natie! als gij Mijne voorfchriftcn gehoorzaamt, daarin zal alleen uw welvaren wezen. 24. In plaats van onderwerping waart gij niet eens oplettend, maar wel op de trek waartoe uw verleidend hart u vervoegde, daar aan voldeed gij; zo wierd gij allengSkens in plaats van meer befchaafd en zedig, hoe langer hoe meer verwilderd. 25- Hierom heb lk van de eerde vorming v, 21. De invulling van Dathe niet voor mij, fchijnt de Profeet «et opzet ontweken te hebben, als eene te lage gedagten, en moet éan altans in den text niet ingevuld worden.  van JEREMIA. Hoofdd. VII. 55 vs. 2J. Ysn tien dag af dat uwe voorouders u?t Egypte tegen, Tor heden toe, zond lk u Mime dienaars de Profeeten, Dagelijks, van den vroegftcn morgen af, tot hen fprctkinde. VJg e6 Doch zij hoorden naar Mii niet, 'er luisterde niet een; Zij waren ktppig, en maakten'tdaarin JHmmirak huiioe voorouders. vs. 27. Gi; zult weder dit alles zeggen, doch zij zullen naar u niet luis- terea{ Gij tuit hen wel aanfpreken, maar zij zullen "t niet beantwoorden. vs. 28. Ze.-t hen daarom: dit is 't volk dat naar de Hem va i Jebovab EloDhi «ene bcllraffiiig duld; (bim niet hoort, De waarheid is ondergegaan, en is uit hunnen mondguiomen. VS. 29. Scheert uw haïrlokken af, wa'pt ze wes; Dar vrij van uwe klagten de hemelen vieergalmcn ; Want Jebovab heelt het geflagt dat Hem vergramde verworpen en gai.sch verlaten. van den Staat af tot lieden toe, u door Mine buitengewoone dienaren , ijverige mannen doen vermannen en waarfchuwen. 26. Doch te vergeefs, geene neieing zelfs tot onderwerping, maar die zelve ftottte onhandelbaarheid bleef; ja, gij overtroft daarin uwe voorvaders verre. 27. Gij hebt dit, Jeremta! reeds zelfs te veel ondervonden, en zult het bij 't flot van deze rede al weder zien ; gij zult wel ^vermanen , maar fconder de minfte goede uitwerking. 28*. Hierom wil (k dat gij feu fint van alles hun aanzegt uit Mijn naam: — daar geen bedreigen u affchrikken-, daar geene (lagen O meer tot inkeer brengen, maar zelfs de kennis van de ware toeft^ d des volks verminderd , en alle voorzeggingen bij u zijn vergeten. 29. Zo bereid ti tot de zaak zelve: — Ziois aanzienlijken! nu zo ftatig, zo prachtig in uw opfchik, fpoed u, om het haïr van uw hoofd re laten afdoen, werpt het in de diepfte moedeloosheid weg., gilt het vrij uit over uwe toeüand! laat de hoogten ,weieer uw vermaak, daarvan de echo's geven, 'er is geen omwending meer te hopen; de IIeere heeft nu dit leevend geflagt met de uiterfie verontwaardiging van zich gelloten, en aan zichzelve en aan haar lot overge:2tea. D 4  3* Het BOEK vs 10 Want tudaat zoonen hebben gedaan 't geen Mij mishaagde, zegt ' 3 Kunne onreinigheden opgericht in Mijn Vuns, Jehovah'. Schoon naar Vlij genoemd, en dat flus ontheiligd. VS 31 Zii hebben Tophett hoogten in het dal van Ben-Hinnous geftigt, Daar zii hunne zoonen en oochteren vcrbiam.en; Dit heb Ik niet geboden, 't kw.,m Mij niet in den zin. VS. 32. Hierom naderen de tijden , zegt Jehovah! Dat het nochTopiet , noch dal van Hinnoms, maar moorddal zal heten, En Tophet zal 't kerkhof vielen , uit gebrek van plaats. VS. 33. De li ken van het volk zullen.de vogelen j"*^^^ Niemand zal die verdrijven. i_geoera ™ »m TS 34 /» de fteden van >rf« en op Jerufalems ftraten zal Ik doen zwyfit», De fte>v der vrolijkheid en 't geluid van alle vreugde, De rtijin der bruidegoms en die des bruids; Want het land zal een wildernis wezen. go, Judas Vorften en aanzienlijken, hebben onophoudelijk Mij beledigd; zelfs die overgegeeven boosheid gedaan , van de afichuwelijkfte afgodsbeelden in Mijn Tempel opterigten, fchoon voor Mij alleen geftigt, en waardoor allen dienst aan Mij te vergeefs wierd. %v. En dan nog heeft men in het gezicht des Tempels, waar men een fchoon uitzicht op Tophet heeft, een eigendom van Hinnoms huis overgenomen, de moord-altaren voor hunne eigen kindereu opgericht, waar zij in de armen van dien ijslijken God ftierven; zulk eene vreeslijke dienst kwam Mij niet in den zin, maar Ik heb daarover altoos Mijne uiterfte afkeer betoont. 32. Hierom fchiet dat ijshjk toneel al toe, dat men dit dal van het gebruik anders benoemen zal; daar zal men wegens de flagtmg die m den omtrek voorvallen zal, genoodzaakt zijn de lijken der ontzielden te begraven. 33- Schoon 'er een aantal onbegraven zullen blijven leggen, tot aas voor de vogelen in den zomer, en zelfs voor het woud-gedierte in den winter; ongeftoord zullen die zich daaraan verzadigen. 34. Op zulk eene akelige wijze zal het genoegen uit het land, en de tegenwoordige vreugde in de hoofdftad wegens het feest verdwijnen, en 'er zullen geen genoeglijke optogten van jong getrouwden meer te zien zijn, alles zal even doodsch en ontvolkt wezen.  van JEREMIA. Hoofdd. VHf. $? BVOIfte ij gelegenheid van de influiting der ftad, H°0FDIDE^ zal men in den omtrek tot de aarden wal-d:cr' zest len toe, uit winzugtige oorzaken alles omhalen;S^eiSetm de lijken der begravenen zullen dan de rtttSy^*£ misfen ; de koningliike overblijfzels zo wel deren 'dcr Vor- ilc J!« • i- i ften> de bcen- ais cue van aanzienlijke grooteu, van gees- deren derPriestelijken zo wel als van de burgerij der ftad, S' d«bJrö: zullen uit de omgehaalde graven te voorfchiin [cetL',"' en dc . 0 .1 beenderen van Komen; 2. Zij zullen onagtzaam op den grondinblijven leggen, tot fchande niet alleen voor^e"^^! dé menschheid, maar van het hemelheir ,'*vs7°2rdenM(!n waar voor zij, hoe onbezield weleer met alle fta- zal die °P™i'gtigheid, allerlei godsdienftige eerbied bewe- en maan, en het zen; geen burger, niemand zal lust hebben^«-hèirJ*£t die te verzamelen, en zorgvuldig onder den^ndie!^n eiJ grond te doen rusten ; neen , zij moeten ginse"»'opzogdoor de lucht verteerd, met het ftof van den'voor zij Sgrond vermengd worden. 3. En evenwel zul- be" |etzii tt 1 ■• j, 11.11 1I1CI WC" ien zij , die dan dat alles voor de oogender bi>ce" gezien, 't geluk der geftorvenen, om dat zijden** ofTegansch gevoeloos zijn, benijden; al zijn ze 0p Z" UuSt niet omgekomen of uit het land vervoerd.ftof WOfdenzullen nogtans die weinige die van alle kan- zal dan heften uit de fchuilboeken zich bijeen gevoegd ÏZ^Jn] hebben, geen ruste hebben, maar tonen dat ?nder hetJ™1: ■ • | Je overblijt/el zij van nun muitzichtig beftaan noch nietvan de agtergeontaart zijn, zo bange zal Ik 't hen ma-SS&S ken; 't is de bedreiging van den machtigenwaar'ikze'he-' Heer, de Jehovah! ne dreef zal dit 4- Zo fprak Jehovah met mij, maar ge-Treigd'jèbovll bood mij nu nader, wat ik mijn natie eer*'™"* Zcgt het zd ver kwam, ter dezer tijd voornou-hen verder, den moest, 't was: *«k>w.' D 5  5S Het BOEK Zou men niet wenfchen opteftaan als men gevallen was 1 Zo" men afgedwaald zijnde i iet willen wcderkeeren? vs 5 Waarom is dan, ö Mijn volk, Jerufalem /zoonherftelbaarafgedwaald? Gei^f aan bedrog, en willen niet weuerkeeren. „, rt i k,iuisterde hen, Ik hoorde zelfs niet één regt Inrekent VSl 6' -er Zijn roodheid, of fpra. : watdeede .tf Elk nep om ■ ais een paard in hitte , het gevecht iménngendt. „, , y.ifs He foerwer in de lucht, weet zijn tijd; i„„„_ . 7> Tortel, zwaluw en oijevaar, weten in het voorjaar weder te komen, Maar Mijn volk kent Jebovahs gewoenten niet. Is het fpreekwoord in de zamenleeving uit de ervaring genomen, bekend, die valt doet moeite om opteftaan; die doold tragt den regteu weg weder te vinden; dus zal men in elk mensch bijna natuurlijk die neiging befpeuren. 5- Maar, zegt Mij, hraelkrsl burgers van de hoofdltad, die de eerlle behoorden te zijn in alles; zegt Mij toch, waarom dat de Joodfche natie doold zonder meer aan wcderkeeren te denken? ja, zij zelfs als roerloos op den grond leggen, zonder de minlte beweging dan die van weerbarftigheid? 6. Ik heb de uiterfte oplettenhe.d gehad of lk beginzelen van zulk eene omwending konde befpeuren, of men zelve billijk over de zaak begon te fpreken, maar Ik ontdekte niemand daar; geen een welke bedaardheid genoeg had om zijn handel intedenken, en zichzelve de gewichtige vraag te doen : hoe kom ik in dien ftaat? in ftede van dat, zag men elk in de voldoening zijner driften, als. een verhit paard in den ftrijd, met losfen toom, tegen het gevaar indringen. 7. Onvernuftiger tonen zij zich daarin, als de dieren die in hunne konst-driften de regels volgen hun vöorgelchreven- de trekvogels komen in het voorjaar of een voor een' of in geregelde benden in de landen van hun zomer-verblijf aan, en weten wanneer weder te vertrekke„, - alleen het volk onder mijn opzicht zo lang, zo w 7 Aan den hemel; dit betekent hier dat zij in de lucht zich verzamelen tot den optogt; - onder deze is ook de tortel - duif ^ trekvogel; men raadplege hierover HiWU'l Waarnemingen.  van JERE M I A. II o o fdd. VIII. 59 vs. 8. Durft gij dan nog zeggen: wij zijn geleerd? wij hebben 't wet-ioei . van Jebovab? Daar de bednegelijke pen des affebrijvers werkt ter yervalfchfng! VS. 9. De geleerden zijn verlegen, verfchrikt en verftoord; Daar zij Jebovab: weord verworpen, bleef hen geen geleerdheid over. vs. 10. Hierom zal lk hunne wijven aan anderen geven, hunne akkers an- deren erfgenamen j Want van den genngften tet den grootften is elk wrekkig geweest; Van den Profeet tot den Priester was elk in zijn bedrijf valsch. TS. II. De wonde van de dochter Mijner natie genezen ze gemaklijk , En , oepen: 't is goed ! g ed I fchoon 'er geen genezen aan is. vs. 12. Zii fchamen zich niet over de fchandelijkfte bedrijven, Zij bloezen met eens, en weten van geen fchiamrood worden; Hierom zuilen zij als andereu vallen en glijden in den ftraft ij d, zegt (Jebovab. aanhoudend gekoesterd; fchijnt de gebruiken van Jehovah hun vourgehoudeu , niet te kennen. 8. En niettegendaande dat alles durft gij nog verwaand genoegd zijn, te zeggen : wij zijn de egre wijzen , wij zijn vo rgelicht door de openbaring! maar wat uwe geleerden ook mogen voorfchrijven in dezen tijd, Iic verklaar het alles voor bedrog. 9. De tijd is 'er dat de vertoning dier gewaanden in befchaamdheid en in de uiterlle verlegenheid veranderen zal; alle hunne kundigheid zonder deugd werkte tot verdwazing. 10. Hierom finaken zij nu, wat de gevolgen van ontrouw zijn in hunne vrouwen en bezittingen onder anderer macht gebragt, en onregtvaardig door hun geëigend of bezeten; hier aan nuakten allen rangen zich fchuldig zonder onderfcheid , gierigheid en bedrog beheerschten allen. n. Die onbefchaamden, die de zorgelijke toedand en het welvaren en de bloei van den Staat zo weinig kenden, en gewoon waren hunne redenvoeringen optevullen met de tekeningen van de aangenaamfte en genoeglijkfte uitzichten, fchoon 'er de fchijn zelve niet van is. 12. Die eerlozen, die nooit van berouw weten over hunne verkeerdheden, maar wel van veinzen ; die hoe overtuigend men ook fpreekt, nooit verlegen worden , in 't geringde zelfs niet het overblijfzel van een eerlijk hart vertonen; hierom is 't dat zij een lot zullen hebben met de gau lelie  6o Het BOEK VS. 13. Gewis zal Ik alles wecbneemen, zegt Jebovab ! Geen druiven zijn 'er meer aan den wijnftok, en geenaan den Ja het blad is zelfs vernield; (vijgeboom; Wat lk hen befchikt hadde is verdorven. v« 11 Zouden wii dan nog ftil blijven zetten? .«■« VS' 4 Scbaartn bijeen, laafonsin dé *.«r*Heden gaan,en mg**^ Immers heeft jebovab, onze Befcherm-God, ons aan de grond genegt , SS» te drinken gegeeven, «nnü w, «g. vs. 15. Men hoopt op kalmte , maar 'er doet zich geen goed op, Op beeltijd en 'er is vervaardheid. vs. 16. Van hoort men al hun paarden-gefnuif; tiriidharen - Het a mfche land is beroerd van 't hinnekcnd gelmd der finidbaren y Men Som al lands-voor raad, en de ftad met bare , natie in hunnen ondergang; als 35rfa«*i dag van wraake naderd zullen zij ook de eerfte zijn die niet meer vast zullen ftaan. 13. Ja, het ftaat bij Mij vast, bedreigt Jehovah ! Ik wil allen zonder onderfcheid van Mij verwijderen; Ik wil Üreng met Mijn boomgaard omgaan;^ Ik wil niet agterhten , geen fchijn van nalezing der druiven of viigen , maar door het vernielen van de bladeren de hope'voor cenen volgenden tijd vernietigen; wat Ik met zo veel ijver bezorgde , wil Ik dulden dat geheel vernield worde. 14. In plaats van gerustheid behoordet gij even als bij een inval den anderen tot vlugten aantezetten wegens den naderenden ramp; — waarom niet in ganfche benden bij den anderen gefchaard om zo veel te weerbaarder te zijn, en niet eer verademing genomen voor dat gij in de weerbaare fteden zijt? 't is de hand van onzen Befcherm-God, die ons nu zo weerloos gemaakt , en ons zo veel bedwelmende en moedbenemende bitterheden doet fmakcn. 15. Onder dat alles durven zij zich evenwel nog heimelijk vleien met eene gunftige omwending, ten minfte hopen, op gunftige berichten; maar noch het een, noch ander gebeurt, wel het tegendeel. 16. Aan de uiterfte grenzen des lands komen, van de vermaarde vs. 14. Mhs. denkt bjpr aan 't Mhu dat in bier of wijn semengd koofdpijnen veroorzaakt tot dol vvordens toe.  van JEREMIA. IIoofdd. VIII. 61 vs. 17. Ja, Ik zond (langen, gehoornde Jlangen onder u, Waar tegen geen verzwering helpt om u te kwetzen, zegt Jebovab'. VS. 18. ö Mij! wat verademing tegen droefheid! Hoe kwijnend is mijn hart! vs. 19. lioor'cklaag-gefcbrei^an de dögter mijner natie, uit een afrelegen land; Er is geen Jebovab op Z/«» ! geen Koning onder hen' Wel waarom hebben zij Mij getergd met geineden beelden en met ys. 20. De oogst is voorbij en de oost-inzameling gedaan; (vreemden windt En nog zijn wij reddeloos ! grensvesting, dc verhitte ruiterbenden al aanrukken; zich vervolgens door het ganfche land, geen armée in het veld tegenftand biedende, verfpreidende; dat ijslijk geluid en geen goede tijding hoort men overal; 't is: al de lands voortbrengzels zijn weg! de lieden zijn weg! de bewoners in ballingfchap vervoerd! 17. Nergens is veiligheid , waar geen paarden kunnen komen, daar zullen flangen, ja, de meest vergiftigende cerast hen treffen , en geen middel zal dit beletten of hertelling kunnen bewerken.. 18. Deerlijke toefïand! is 'er dan geen tusfehenpoziug in zulk eene ongelegenheid? hoe flaauw flaat mijn hart wegens beklemdheid, 't is of't mij ontzinkt! 19. En dit is algemeen, de bloem der natie reeds onder vreemden in ballingfchap , denkt even zo, en ziet geen uitkomst; elk vraagt in diepe beklemdheid? — ó, helaas! is dan Jehovah niet meer met Zijn inwoning onder hen; hoe duidelijk blijkt het dat hunn' Uefcherm- God geweken fchijnt; — dat zijn de gevolgen van de tergende bijgelovigheid, en van het verkiezen van eene nevel boven de wolk-kolom. 20. Men vervolgt al klagende in het land! ja, geen hoope van redding doet zich op; tegen ts. iS. De Uitleggers kwellen zich zeer over die woorden zo afgebroken geplaatst; Kalinsktj denkt dat 't een lied op Josia's dood zij; ik ben in 't vermoeden dat „iet uitgevallen is, en dat men lezen moest: 0 mij! geene verademing in droefheid. vs. 20. De noot van Mus. over de hulp waarmede Zïdekia zich vleide door de Egyptenaaren, is van belang.  6a Het BOEK rs. al. Ik ben diep getroffen over de wand van de dochter mijner natie! Ik ga treurig bene , fcbrikkcn overvallen mij! i ts 22. Was 'er dan geen baten in Gilead , en geen hcel-*rt< meer? Waarom dan voor het berjlel van de dochter mijner natie met gezorgd? den regen-tijd wenschien wij verademing; 101 in den laatften herfst zagen wij uit naar hulpbenden der Egypteriaaren, maar noch ftilftand door winterlegering, noch redding door hulpbenden verraamen wij. 21. lk zelve dit indenkende en mij voor den geest leevendig vertegenwoordigende, ik ben verbazend aangedaan over den deerlijken ftaat, waarin de aanzienlijkften onder mijne natie zich zelfs bevinden; ik kwijne niet alleen, maar worde geduurig door nieuwe fchrikken vervaarder. 22. In een land waar de geurige en geneezende heesters groujen , word daar geeh wond-heeler gevonden, die zulks wel weet te gebruiken? dit blijkt, want anders zou men hertelling van den Staat gezien hebben. IXde HOOFDDEEL. vs 2 Had ik in de woestijn maar een reizigers but , ' Dan verliet ik mijn volk, en onttrok nu, g"beej: Het zijn toch alle oyerfpeelders, een hoop epoengen. j Ta waarlük grieft mij dien toenftand zo dat Ik mij wel tot'water wilde fchreijen; had mijn hoofd maar meer vogten, op dat mijn oogen onophoudelijk als de altijd vlietende beekeu, de deerniswaardige toeftand mijner landgenoten konde befchreien. 2. Helaas! hoe moeijelijk valt het in de zamenleeving in w - zo het balzem is, dan is 't die, welke wij balzem van Micca noemen";' zoo het een harst is zo als Boschaki en Cet.s.us willen, dan is het de maft ijk; wij hebben hier te weinig oudheidkunde tot onze hulp. vs = Die hutten van bladen en takken van boomen, laten de reizigers dikwijls agter, wen zij 'er zich van bediend hebben.  van J E R E M I A. Hoofdd. IX. 63 ts. 3. Hun tong is als een bong tot leugenen gifpannen; machtigworden ze in het land, maar met door braafheid, Want zij vervallen van de eene fnoodbetd in de „ndere, zonder Mij te erkennen, zcjt Jehovah. ts. 4. £/i »w»rwacbte zich voor zijn vriend, en bij wantrouwt zijii' broeder; Want elke broi-der tragt den anderen opteligtin, En elk vriend is gewoon aan kwaadfpr eken. VS' 5' if,nflhan;d"Ien nhl{ii">.i-, zimen vriend met agterhoniing van Hun tong hangt va., het liegen aan een , baarheidZij zijn m het verkeerd handelen. wmi.j zulk een post te blijven; boe veel liever verkeerde ik m de eenzaamheid in een fhilen oort, al vond ik maar een verdort butje 't geen de een of andere reiziger had laten (laan, Ik zou mij te vreden Hellen , als ik maar den omgang mijner landgenoten daardoor ontdook, en voor altons mij daar van ontflagen zag? want waarlijk zij zijn en blijven met alle vertoning van godsdienstigheid in jmn hart afgodendienaars; hoe aanzienlijk 't getal op c feest ook moge wezen, 't zijn toch maar fchenners van de plegtigfte verbintenis. 3. Hun tong, hoe flap en beweegbaar ook op zichzelven , is in de uitwerking als een ftijf gefpannea boog, de gonzende leugens vporfluwende, en die buitengeWoone fterkte van hen dieiid nimmer om voor waarheid pal te flaan; neen men zegt niet te veel als men betuigt dat zij hoe langer hoe meer verergeren, zonder in 't minfte op Mijn bedreigen agt te geven, zegt Jehovah! 4. Dit heeft zelve 111 de eenvoudigfte zamenleeving alles befmet; hij is bedrogen die zich op een boezemvriend durft verlaten, die vertrouwen op een naastbeftaanden heeft, het zijn regte Jakobs om hun broeder den voet te Hgten; uw boezemvriend hoort de geheimen om voedzel voor zijn lasterzugt te hebben. 5. En, dit kwaad is algemeen, nooit is 'er eenmaal edelmoedige openheid in hunne gefprekken ; en hier zijn zij zo ijverig als de hond die met de tong uit de mond voortrent; zij beijveren zich tot afmattens toe om hunne draaijerijen te vermeerderen»  £4 Ëet BOEK vs 6 Cewil hebt gtj eer, beltendi.ï verWiif in 't midden vMi bedrog; Uith' - ro: zi n (ij (flteerig van Mij te kennen, zegt Jebovab. vs 7 Hierom fpreekt Jebovab Zebaotb, dus: Ik (al ze imclten en ze zo beproeven; Kan lk anders met de aanzienlijken M:,nes volks doen ? vs S Hun tong is een Wrf/>ij7, «/*« ,?«rffrf» is bedrog! Elk fpreekt met zin 11.a-ten zeer tnneemend, Terwijl bet hart ftrikken fpant. vs-> ^AVSrlvTJ^^ *« ***** vs 10. Ik zal een gefebrei en een .r over de bergen aanvangen, Ken treu.zang over de veehoeders hutten der vl kte; r._;c 7;i vim atabDand., niemand wandelt er meer , Men hoZort''erglfenge.,,ei der kudde, zeil ,een Hem van vogelen des Zij Zijn met het woudgedierten weggevleden en ganscb verdwenen. 6 h, Jeremia! Ik geef u toe dat alles moeijelijk is voor u onder zulke bedrieggelijke handelingen te blijven verkeeren; juist dat beilaan is 't ook dat hun , wat vertoning zij maken, al fchuwer van Mijnen _ dienst maakt, zo fprak Jehovah tot mij alleen. 7- Dit alles fprak mijn machtige Heer, de Jehovah, tot mij gemeenzaam: ' 't was wel nodig dat Ik ze door verdrukkingen eens tragte te beproeven of Ik eene affcheiding van 't kwade en goede kon verkrijgen; 't is altans niet mogelijk met het aanzienlijkst gedeelte des volks iets zagter' en gemakkelijker te beproeven. 8. Wat houd men in de affcheiding over? mij dunkt gefprekken , die als vergiftigende pijlen gewis doodelijk en nadeelig zijn; - vnendfehap en trouw is in de mond, terwijl het hart krielt van verderfelijke lagen; 9. Hierom is 't Mij ook niet mogelijk vervolgde Jehovah! dat Ik buiten ftraf Mij voldoen kan'- Ik ben genoodzaakt die trouwloosheid met hunne openbaare fchande te vergelden. 10. Dit gaat zo zeker, dat lk maar in 't uitzicht eene klagte , meer in den toon van eene vlugtende en geflagen armée, dan in die van 't folie klagen bij eene doode plaats hebbende , over hunne vrugtbaare hooge landen maken zal; een klaagzang over den toefland van hunne beste fchatten; een algemcene veld-braud heeft t ganfche land aangeftoken; geen reiziger zou % zijn leeven  van JEREMIA. Hoofdd. IX. 65 V», II. Ik zal Jerufalem in een puinhoop en flangenhol veranderen, En alle de fteden van Juda tot een eenzaamepuinhoop maken. VS. 12. Waar is de geleerde mun die dit opmerkte? Aan wien gaf 'jehovah vrijheid dit te verkondigen en uitteleggen, Waarom her land omgekeerd zal zijn als een inbrand geftoktn vlakte , Zonder dat iemand 'er zich meer vertoont? VS. 13. Doch Jebovab fprak: 't is Om dat ze Mijne wet, in hunne tegenwoordigheid afgekondigd, ver- (laten hebben, Naar Mijne bevelen niet gehoord veel min die gedaan hebben. VS. 14. Mnar de gedagten van bun hart hebben opgevolgd, En de Baalt, zo als hunne voorouders hen dit leerden, vs. 15. Hierom fpreekt Jehovah Zebaotb, Isratls Elokim'. dus: Wel dan, wil Ik ook dit volk met vergiftend kruid voeden, En met alfem-water drenken. durven wagen; geen geloei der beesten; geen gesierp van een vogeltje in de lucht hoort men; tot de wilde woud-bewoners hebben zich weggemaakt en zeer ver van hun verblijf verwijderd. 11. Het Jerufalem, anders Mijn begunfligd verblijf, zal naar eene akelige fpelonk, goed voor het ongedierte, gelijken; de beste fteden van Jnda zullen onbewoonbaar wezen. 12. Kunnen nu de verwaande voiks-leeraars, die zo veel voorwenden, eens den toekomftigen fel akel, waaruit deze gebeurtenis u voorfpeld, zal vloeijen, opgeven? dat zij de oorzaken, waarom zu'ke ijslijke treur-toneelen zullen gezien worden, in een ontvolkt land, en die de noodzakelijkheid van zulk eene verwoesting aanduiden , opgeven. 13. 't Is in de zaak niet duister, volgens Jehovahs eigen uitfpraak, 't is, om dat zij de grondwetten van Staat, door hen zo plegtig voor Sinqt beëedigd, op de trouwlooste wijze gefchonden hebben ; waarfchuwingen in den wind floegen, en aan geene ernfti/e verbetering meer dagten. 14. Maar integendeel den bedorven fmaak die zij hadden , meer voldeden boven hunne ouders, die zich met de lands- goden nog vergenoegden, van welker dienst zij afgezien hebben. 15. Hierom bedreigt Jehovah de onwederftaanlijke uitvoerder van Zijn wil, fchoon anders Israêls begunftiger: — aanhoudend zal Ik hen daar VIII. Deel. E  66 Het BOEK vs. 16. Ik zal ze onder volkeren , hen zo wel als hunne vadere« «^^^f^ En hen door het zwaard laten nazetten tot zij verdelgd zijn. VS. 17. la, zo fpreekt Jebovab Zebaotb'. Let 'er wel op , ontbied klaagvrouwen, doe ze er zijn, Zendet om de bekwaamjie dat zij in gereedheid zijn. vs. 18. Dat zij zich lpoeden om een t-oxw-klagte aanteheffen! Dat onze oogen z'ch in tranen baden, En onze oogenleden een waterval maken. VS. 10. 't Geluid van een weekligte is uit Zion: Hoe treurig zijn wij verwoest, gansch vertreden! _ . Wii hebben een land moeten ruimen waarin onze woningen vt. J woest waren '. voor ftraffen' , daar dit kwaad zo veel eeuwen geduurd heeft; als een bitter en fnijdend groen moes zal het hun keven onderhouden, en geen dorstlesfende verkwikking, maar een bedwelmende drank, zal hun laafnis wezeri. Ï6. Onder afgodendienaars, eene natie hun gansch vreemd, zal Ik ze ballingen maken; die dit ontvlugten willen, zal 't oorlogs-zwaart overal weten te vinden, dat niet rusten zal voor dat zij afgemaakt zijn. 17- Ja> ten bewijze dat dit alles gewis zo uitkomen zal, beval Jehovah , de machtige! dat men wel in tijds daarop bedagt mogte zijn, even als bij 't fterven van aanzienlijken altijd de gewoonte is om vrouwen te huuren, die fchreien bij de lijken der verftorvenen; dat men zelfs de bekwaamde zonder kosten te fparen daartoe befpreke. 18. Dat men zulks fpocdig doe, 't oordeel is niet verre meer te zoeken; - ja gewis, wij mogen aireede met neergeflagen en fteeds waterige oogen dat aanzien; - biggelende de tranen van onze wangen, io. Ik hoor, dunkt mij, al 't klaaglied voor mijn ooren, 't geen op Zion zo algemeen zal aangeheven worden: hoe jammerlijk is onze rust geftoord? hoe zeer zijn onze belovende uitzichten verdwenen, in plaats van dat moeten wij 't land verlaten, dat eene enkele puinhoop geworden is. 20. Nu, Jerufa- - vs. 1$. Men raadplege over deze 'kruiden in dien drank, Mus. Vragen aan ,'t reizend gezel tfctiap;  van JEREMIA. Hoofdd. IX. 67 TS. 20. Hoort, moeders! Jebovabsbedreiging, datuweoorcn merken opZi.ine j , . woorden; Eecrt uwe dochters klaagliederen, elk aan hare vriendin treurzangen, vs. al. De dood beklom de venftcren en trad in onze paleizen , Doodde ook de kinderen op Aejiraaten , deed de jongelingen op de markVS. 22. Bij dit zeggen , voegt Jehovah : (ten vallen. De lijken der mannen zullen als mist in de open lucht liggen, En als een garve, door den maaijer wel opgezameld maar agfergeïaten. vs. as. Ja, zegt Jehovah: geen geleerde beroeme zich op zijne kunde ; Geen dappere fnoeve op zijn heldenmoed; Geen rijke vertrouwc op zijne fchatten. vs. 24. Doch die lust tot roemen heeft, doe het daar in , Dat hij verftandig is om Mij als den Jehovah te kennen! Die gunfte, rechten gerechtigheid uitoeffent, In zoortgelijke bedrijven fiel Ik vermaak, zegt Jebovab'. lemfche vrouwen! als gij naar raad wilt horen, en nog iets voor Mij overig hebt; leert dan in tijds uwe dochters de kunst van fchreien ; en als de maagden onderling gezelfchap hebben, laten zij dan in tijds zich met die oeffening bezig houden. 21. Treurige ftand! zo is de inhoud: het oorlog als eene befmettende pest, woed niet alleen in onze woning door de gewoone openingen , maar drong door tot de agterhiuzen , die men anders het veiligfte rekent; — niets blijft onbefmet en afgezonderd en in 't openbaar liggen, de weerlooze kinderen zijn ontzield op de ftraten, de rijzigfte en vlugfte jongelingen op die pleinen , waar zij zich anders onderling vermaakten.^ 22. Bij deze treur-zang voegt Jehovah nu noch dit: — ja, der aanzienlijken lijken en de ligchamen der zoldaren zullen overal onbegraven liggen , zo veel tijd zal 'er niet gelaten worden ; de beste die nog overig blijft, zal, als de bundel die uit den arm des maaijers fchoot, door niemand gezien op 't land in 't regenfaifoen rotten. 23. Ja, zeide Jehovah'. alle maatregelen om 't aftewenden of te verzagten zullen dan vrugteloos wezen; — hoe fchrander iemand moge zijn, zijn kundigheid zal hem niet beveiligen ; geen krijgsmoed kan zulke gevaren afvveeren; geen rijken kan dit met zijue fchatten afkopen. 24. Al den moed, al 't uitzicht zal voor hem wezen die 'er zich op toelegt om den waren E 2  68 Het BOEK Alle de Heidenen zijn toch gansch onbefnedeni, En het ganfche huis van Isr*il is ook onbefneden van hart. Godsdienst te beoelTenen, en vooral al Mijn roem, Mijn toegenegenheid, billijkheid en regtmatige geftrengheid eerbiedigd ; zulk een gedrag fmaakt Mij , dit geeft Mij vergenoegen, zegt Jehovah! ï$. Maar nu voegt hier Jehovah bij : - 't uiterlijke , de vertoning baat hier Sets; eerlang zal men zien dat alle de volkeren die door befnijdenis eene nadere betrekking tot Mn fdnjnen te hebben , een lot met de afgodifche hebben _ zullen. 26. De orderlievende Egyptenaar, de Judeèr, zijn broeder Es au, Loths nakomelingen die uit IIagar en Ketura afkomflig zijn, zijn allen afgodendienaars, is het niet in 't openbaar, 't is in »t hart, en dit doende met de onbefnedenen overeen komende, is het biliijK dat geen onderfcheidings - teken ben van de algemeene ramp beveiligd, ten zij ze tekenen van eene betere hartsgefteldheid toonen. X:";..La«,,E*5! •» «„gf buiten u„ vermaning, imis Vaderland t merkt toch op de waarlcnour£ry''wwine, welke ik in uwe toelland naar Jehovah tot u bond. vs ï6. Alle deze volkeren hebben, fchoon op onderfcheiden wijzen, of niet algemeen, de befnijdenis ingevoert, - de woestijn-bewoners noemt M«s. de lieden van uitgetrokken baart, en veritaat dan daar oor de IduU.», allen hebben door Nebucadnezars benden vee! ge.e- 'T/ «.De redenvoering loopt door, maar met eene wending van de perzoonen tot wien ze gericht is, nn in de *0rifiH bal.ing- fchap, gewaar» zich daar aan afSoderij «iet te vergapen.  van JEREMIA. Hoofdd. X. 6p beveelen tot u heb. 2. Zijt op uw hoede, vs. 2. Dit dit beveelt Hij u: zegt Leert den dienst der Heidenen niet aan, En fcbrikt niet over de tekenen des hemels; Maar laten, de Heidenen daarover verbaasd wezen. TS, 3. De inrichtingen der volkeren zijn niets; , Het komt van een hout uit het woud gehakt, Een arbeid van den konltenaar met den bijl. vs. 4. Dan fiert men het op met zilver en goud, Met nagel en hamer, op dat het vast fta, verbinden zij alles. TS. s. Ze zijn van glad gemaakt palmhout, maar zij fpreeken niet, Zij moeten gedragen worden dewijl zij niet kunnen gaan; Ontziet er u met voor, xvant zij kunnen geen kwaad doen, En tot goed te doen hebben zij niets. Van u niet te laten aanprikkelen tot den afgodendienst der volkeren, waar onder gij leeft; de wichelkunst onder hen zo hoog van waarde, hebbe nimmer bij u zo veel gezag dat gij over die voortekenen beroert zou worden; een volk dat zulke Goden tot beftuurders heeft, moge over zulke tekenen angstvallig wezen. 3. Hoe befchaafd zij mogen wezen, 't ganfche zamenftel van hunne godsdiendige gebruiken is van geen belang; het voorwerp daarvan is in oorfprong een knoest hout, uit een bosch gehakt, en gevormd door den beeldhouwer met een bijl en vervolgens door den bijtel tot eene zekere gedaante. 4. Zijn verdienden komen van het metaal waarmede het overtrokken word, en zijn vastigheid is alleen door den nagel welke de hamer indrijft, van daar zijne ftandvastigheid. 5. Het is waar, het kan van digt hart palmhout wezen, en dus duurzaam, maar weet evenwel geen raad te geven, ter hulp toete telneten kan 't niet, want al heeft 't beenen , moet 't nogtans gevoerd worden waar men 't hebben wil; zoudt gij eerbied voor zulke Goden hebben? zulke kunnen u geene rampen aanbrengen , (en om door weldadigheid hunnen eerbied te ko- vt. 2. Dit ziet waarfchijnlijk op de Komeettn waarvan de Babijhtiiers zo veel ontroerends te voorfpellen hadden. E 3  7o Het BOEK vs. 6. Gewis, Jebovab! V is niemand in grootheid gelijk! Aanzienlijk is Uw roem door vermogende daden! vs. 7. Koning der Heidenen ! wie zou U niet eerbiedigen daar Want onder de rangen der Heidenen in hun vs. 8. In een ding zijn zij allen toch dierlijk , ja dul; En de groep hunner tiietighedeniseeii hout. vs o Het ge/lagen zilver word van Tarfii gebragt, en goud van Vf.eant-Verhoud in overvloed opleverde, waarvoor !rf»°»,jehovu gij het bij" ervaring ook als zodanig kent; v*r^oigdé47ot op deze bedreiging van Jehovah zeide ik niets mij dus: herhaal (jan j,et gewoone bevestigende Amen. 6. Toen deze gezcgdens ° .. , j 1 1, ïn aiieftedenvan fprak Jehavah tot mi] : maak deze vloeK^«.toal^fpraak nu gedaan onder alle de Judeërs , ^^^.maar bijzonder onder de Jerujalemmers, bezer verbintenis kend, — dring ten fterkfte aan op het heivs. 7. Hoe lig houden van de verbintenis, door een geffie&wédrag daar mede overeenkomende. 7. Voeg voorvaderen in,'er ujt Miih naam bij, dat dit geene nieuwe toen lk ze uit J , _, . , <■ ,„ £f#>« voerde,oplettenheid in Mij is, Ik deed zulks reeds aeedsetr«^in den beginne; toen Ik ze van het Egypdjg en met aan. t- j • k bevrijdde tot heden toe, heb Ik dit drang,zeggende: ' ■> .... hoort toch Mij- op allerlei wijze, tijdig en ontijdig gene4s'.vï.' Edoch daan . 8. Doch al Mijn voornemen was vrugfBhwTren" "niet teloos; zij kwamen 'er niet alleen niets van eens oplettend; na t niaar luisterden zelfs niet eens meer, elk. naar't goed- en volgden volkomen hunne genegenheden op; SSteSte!neigingen die een bewijs gaven hoe onrein, om breng ikook joe Vvispeltuurig hun hart ware; is het dan over hen alle de * ° , . . , _ _ , vervjenfcbingen wel vreemd dat Ik alle de ftraffen op het «tMi gt ontrouw fchenden , door Mij uitgefproken , maakt, maar, volgen, o. Hierbij voegde Jehovah tot door hen nietlaaL y" & ' , j- iv/i-- naargekomen. liadere opheldering eene zaak die Mij nog voegde>"l«bai onbekend was; Ik verzeker u , Jeremia! ,sotèenem^t"zo ver gaat het tans , dat gij geloven kunt zweering uiige- dat »er eetie zamenzweering tusfehen de aan«Mte»*zienlijke Judeërs en burgers van Jerufalem, ^//«fb^ftaat op het uitbreken. 10. Eene vermeetle ren- n^zamenzweering, om aan de vernieuwde ver- vs« 10* li in wedertekceren bintenis trouwloos te wezen , en meer te ÏÏHven 1— volgen de gedragingen van hunne vooroudevoorouderen, ,j d 01. muitzucht zich boven andere die Müne be-ll-"i "™ velen haistarrig voikercn onderfcheidden; en daarbij trek tot wederlionden ,  van JEREMIA. Hoofdd. XI. 77 afgoderij hadden, en eene openbaare dienst en andere eudaarvoor invoerden; en daarin zijn de beide omV^^rgefcheurde rijken eikanderen gelijk geweest w*\ het huiï j . .. „ . , .. ' van Israël en daarin waren zij eenftemmig , dat zij deju-ia hebben vroegfte verbintenis met hnnne voorouderen verbintenis ververbraken, n. Met hoe veel reden mag dan brokcn.methun- 1 tv , ne voorouders ooit nu Jenovah zijne bedreiging vernieuwen: aangegaan. vs. 11. Hierom dreigt "Jebovab dus: Over hun zal Ik een onheil brengen waaruit zij zich niet zullen kun. Dan tot Mij roepende zal lk ze niet horen. nen redden; VI. 12. Dan zullen de fteden van Juda en de inwoners van Jerufalem bijeen En de Elobsmsinroepen dien zij wierookten; komen, Maar m den tijd van hunne beklemdheid zullen zij hun in 't minst niet helpen. vs. 13. Wint>rf«! zo talrijk uw fteden waren,zo veel Elobims waren'er, En naar het getal der Itraten, Jerufalem'. rigtte gij altaren op voor die Altaren om de Baalims te roken. fchande; VS. 14. Bid gi i dan voor dit volk niet.heft geen klagte, geen fmeking voor hun op; want ik zal niet horen als zij in den tijd van hunne bezoeking tot Mij roepen. Dat Hij die ïfraffen uitvoeren zal, zonder dat zij daarvan iets zullen kunnen ontgaan; ja, dat zelfs hun klagten onder het gevoel, zonder mededogen door Hem zal aangehoord worden. 12. Dat dan vrij de burgerij van de hoofdltad en van het landfamenfpannen, om de godhedcu door hun gediend, ten plechtigfte door reukwerk te vereeren; dan zullen zij ervaren hoe weinig zij in ftaat zijn om in ongelegenheden,' hun bijteftaan. 13. Want gewis is de zaak niet vergroot, daar elke ftad van het zo volkrijk Juda zich een Befcherm-God verkozen heeft, die openlijk gediend word; ja, Jerufalem mag talrijk in ftraten wezen, op eiken hoek vind men die fchaamtelooze tekens van ontrouw, behalven de altaren voor de land-goden opgerigt. 14. Daar die ontrouw zo algemeen is, Jeremia! had Ik niet gaarne dat gij meer voor zulk een volk pleitte, of eenige poging deed om Mij te verbidden, want Ik verzeker u het zal vruchteloos wezen, zo wel als hun »r. 14. Hier volg ik eene betere iezing van Handfcbriften,  7» Het BOEK vs. IS. Wat (doet) miin lieffte in mijn huis? Zij doet overfpelige daden met velen! Waarom geloften en heilig vleesch toebereid? Opdat gij in uw boosheid regt vrolijk zoudet zijn. vs. 16. Jebovab noemde u een groene olijf, de fchoontte vruchtdl Én nu heeft Hij onder het geruiscb vaneen fel S^later^^rfa Ja, zijne takken zelfs verbrijzeld. bhkfem verzengd, vs 17. Jebovab Zebaotb, uw planter, heeft dit onheil over u uitgefproken , Om de fnoodheid van Israëls huis en dat van Juda , Onder hun beiden begaan, om Mij met het Baalim roken te verbitteren. {beken, als zij gevoelen zullen hoe bang hun Mijne itraffen vallen. 15. 't Gaat zo ver dat Ik wel als de jalourfche man mag vragen : hoe gedraagd zich mijn huisvrouw in mijn vrouwen-huis, waar de toegang voor het vreemde oog geweerd is? en dan verzeker lk u dat haar bedrijf overfpel is, en dat niet met één maar met een aantal boelen; — waartoe dan nog nieuwe beloften gedaan, waarom die met bond-maaltijden bekragtigd? gewis om bij gelegenheid van zulke vrolijkheden zich meer tot ontucht te verhitten. 16. Gewis was uwen ftaat, door het vermogen van den Albeheerfcher , als die van eene zeer zappige olijfboom; fleurig ftond de ftaat, en vertoonde zelfs de fchoonfte vruchten - nu heeft hij door eene geweldige plasregen de bladeren gekwetst, en door een vreeslijke blikfem de boom zo getroiïen dat er de takken zelfs van afgefcheurd zijn. 17. Hij die de oorzaak van al dien welftand was, handeld zo tegenftrijdig wegens de ontrouw van beide de rijken, die daarin overeenftemden dat zij de lands-goden boven Mij vereerden. vs. 15. Deze woorden zijn ten uï'erfte moeijeliik en afgebroken; 't verfte af is Vogel in zijn Aanmerkingen op Ghotius; men kan zonder kleine vrijheden tot verbetering dit niet draSelijk maken. Gulichen in Bibliotb. Hagana I. D. hl. 65. Haat eenigzin. een andere weg in, en brengt dat geheel op het vooroordeel, dat door offerhanden de gevolgen hunner verkeerdheden konden afgewend worden; dit is mij een weinig te flaauw. vs. 16. Er ftaat: olijbeemen.  van JEREMIA. Hoofdd. XI. 79 vs. 18. jebo- 18. Ik ontdekte nog nader hoe deerlijk het kênnen,zor bedrog leven juist de ongeftoordite en de aangenaamfte gerustheid hebben? a. En het geen dit nog meer verzwaard, de ganfche natie is door U als een wijngaard met zo veel zorgvuldigheid uit de beste Hikken voord gebragr, zij hebben inden vaderlandfche grond met Ïleen vezels maar zelfs wortels gemaakt, zijn m ftam en dikte gegroeit, ja hebben zelfs vruchten gedragen, en evenwel zijn die onbruikbaar; zij maken wel vertoning, ziin aanlokkeluk, maar inwendig is alles het tegendeel. 3- Met mij u alles  van JEREMI A. Hoofdd. XII. 81 VS' 4' IvV-nn !Za! het,'i"?tl trCl,re"' Cl° i!>/'"" °P ',et VCH «"W Want om de boosheden van derzelv, r bcvvooners fterft be»st en votrol • Zij fctm zeggen: hij ons einde „wit. S ' vs. 5. r«»gij met de voetgangers liept maakten zij. u moede; Wel hoe zult gij dan met de po nden kunnen teediopenf In een vreedzaam land zijt gij onrustig, hoe wit gij dan zijn op de bergen waaruit de Jardaan ftroemtt Vertrouw- hen zelfs niet als zij tegen u vriendelijk zijn. ' ' het tegendeel; en Gij, Jehovah! verkeerd dagelijks met mijmogelijkheid van veirdèn kan 'er in mij niet zijn, daar Gij geftadig het innigfte van mijne bedenkingen doorziet! wel waren dan deze oorzaken van alle de rampen niet even zo, als de llagter het ichaap handeld, hebben zij niet zonder verfchonen gedood; waarom zijn ze de eöeren niet ter ftillmg van Uwe wrake? 4. Waarom dit niet liever, dan dat tegenwoordig het ganfche land wegens hevige droog» dor ftaat? anders eene billijke handel wegens de ontaaste zeoen van derzelver bruikeren; evenwel deelen de onfclmldige dieren daarook in, onder dat alles durven zij nog boosaartig en tergende genoeg zijn om in hun hart te zeggen: Jeremia zal het vermaak niet hebben onzen ondergang re bleven. 5. Maar, Jeremia! mij dunkt de" moed ontzinkt u aireede, fchoon gij van uw ftadgenoten mg weinig tegenftand ondervonden hebt, in vergelijking van het geen u te wagten ftaat ; is dit heldenmoed ? het is nog maar man tegen man geflreden; 'er moet even als de ruiterij in een veldflag gevogten worden; gij zjjt m m het midden van een befchaafde en bevolkte oort aireede bang; wat zoudt gij dan wezen als gij in dien oort waar de Jordaan ontfpriugt, bevolkt door het wreedfte' woudgedierte, u eenzaam bevond? 6. Maar gij weet nog niet 6' Men in ™eede lid de gewoone vertaling niet behouden, rtriidi, met het derde lid, en met het ganfche voorftel, daar die van Anatbeth noch niets openlijk gedaan hadden. Het derde lid heeft VIII. Deel. j? 0a-  8a Het BOEK vs. 7. lk heb miin vntif verlaten, mijn erfdeel laten varen 5 Zelfs mijn dierbaarfle in de hand harer vijanden gelaten, vs S Mij» erfenis was mij als een leeuw in het woud; ' Toen zij mij aanbrulde werd ik 'er afkeert* van. vs. O. Mini erfenis is mij als een verfcheurend dier, Gefcbuwd van alle andere dieren in den omtrek ; , Welaan, Velddieren\ febaar bij den anderen, kom nader om te eeten. vs. 10. Een aantal herderen heeft mijn wijngaard verwoest, mim En Mijn zo verrukkende landhoeve tot eene onbewoonde *oesten«gevs ii Zo is hii woest gefield, het verwoestte treurt rondom.mij; V Het ganfche aardrijk vëritomt, dewijl niemand het zich aantrek,. regt wat 'er omgaat; uw naastbeftaanden, uwe landgenoten , uw ganfche maagfehap, fpannen te zaam om u te doen vallen; zij zijn het die de aanzienlijken tegen u nog meer opzetten; zijt dan op uwe hoede, al behandelen zij u zelfs als medeburger zeer minzaam. ?• Om lulke bedekte gedragingen heb Ik mij reeds van Mijn hofpaleis onttrokken en Mij van Mijne bezitting verwijderd; Ik laat het dierbaarlte daarin onbefchermd over aan de woede van eenen plundereudcn vijand. 8. Want Mijn natie heeft eene geaartheid aangenomen , altans omtrent Mij, als een hongerige leeuw, die door zijn brullen, allen die hem omgeven, maar ook Mij omtrent hun fchuw doet worden. 9- Ja, Mijn volk heeft de eio-enfehap van de bloeddorftige hij'éna, die van geen woud-dier, om zijn arglistige woede, vertrouwd word; hierom heb ik al die woud-dieren nu genodigd haar vrijmoedig te verzamelen, en zich met haar te■ vergasten, 10. Ik vertegenwoordig Mij reeds de dartele herders, die Mijn wijngaard vernielen, Mijn ganfche landhoeve omverhalen; ' zo word de fchoonfte en verlustigende oort eene akelige woestenij. 11. Zo werd alles ongeftoord vernield, en waar ik mijn oog wend, alles ftaat even D-athk een weinig opgehelderd, doch de vertaling te onbepaald gel», ten; Faber. Heeft in zijne Aantekeningen op Harmek dit fdiooa behandeld.  Van J ERE M I A. Hoofdd. XII. S| VS. 12. Op alle hoogten der woestijn zijn de invallers gekomen; Het zwaard van Jebovab sast alles aan van het eene einde des lands Voor geen Jlerveling is eenige verademing. tot het ander; VS. 13. Tarwe zaaide men , doornen kan men inzamelen * Zij mogten zich vermoeid hebben, het is te vergeefs geweest • Befchaamd zullen zij worden over de voortbreniizcls van jlbivat: blakende gramfchap. treurig; naburige landen trekken zich dit niet aan, en kunnen niet begrijpen dat niemand ter befcherming té Voörfchijn komt. 12. En zelfs op de fterktens in de fchoonftc landen zijn de rovers in gedrongen; de oorlog dooF Jehovah aangevoerd, heeft het ganfche land geheelenal in beroerte gefield; geen mensch ontgaat dien ijslijken ramp. 13. Eindelijk ondervind het geruste volk, dat men de fchoonfte tarwe aan de aarde kan ten groei overgeven, en in den oogst niet dan doornen vinden; al hebben zij hunne kragten tot vermoeijens toe verteerd, het zal hun niet baten ; zij zullen geen andere vrugten inoogften, dan de rijpe der goddelijke gramfchap, zo gansch moedbeneemende voor hun. 14- Bij gelegenheid van deze voorfpelling, vs. 14. Hier voegde Jehovah voor mij hier al fprekende bijfwa? Mime nog deze bijzonderheid bij: de natuurlijke 1°,?^™^^ bondgenoten, de nabuuren, hebben in vorigeM!jn 'erfdeel tijden bij den Asftjrifchen inval de Israëliërs nog nèbben^'dnÓr meer gedrukt, door het ontvolkte land inte- ^ neemen , waarop zij het minfte recht nieterfbezit &e&e* hadden; dit zullen zij niet ongeftraft gedaan ze ook uit' hun hebben, zij zullen ook als ballingen hun TO-SHUSdtaS! derland moeten ruimen; doch alvorens zuHén SrZn^l zij de Judeërs, door hun tot flaven gemaakt,halenmoeten terug geven. 15. Maar evenwel met hen'd,«ük die verzagting, dat, als ze een wijl ballin- wlT gend ben naat W. 14-17. Het gunftlge dezer voorzegging is in de Maccabeefcbe tij. den bewaarheid, bijzonder omtrent de Idumetrs onder het bewind vwl JOHANNES HlJRCANUS, F * .  g4 Het BOEK hun variërend gen geweest zijn, Ik zal ze ook dan weder lÏÏaar\" if"l-naar het vaderland terug brengen; eiken Jood br?ngen^ en eik tot zijn vorige vrije (land, ovcrcenkomllig met in zijn 'vader- je Staats-confiitutie. 16. Gebeurd het dan dat 16 Ge- zij onder Mijne natie verkeerende , en met ^zk^dthun verbonden, hun godsdienst aanneetnen en zede» Mi nes jje ^oor openbaare belijdenis in de befnijdevolks naaiiw- 1 . , n « iteurigfwhikken,nis verzegeld, bevestigen; dan zullen zij uie SLT Mond« weleer de verleiders tot den afgodendienst wainruLping van A deelgenoten en bevorderaren van Jebovabs naarn'^-" ' 11 - ,. Verbinden, zo jlunnen wclftand wezen. 17. Maar allen oie Mijn*Jvoike«M afkecrig blijven van den godsdienst, onverbebontie'n'?!'Vcuinterd in zeden, welke nabuurige volkeren dit zniien zij onder 00jc mo2;en wezen , hoe bloeiend ook voor- Mi'ne natie ioe- F , , , , j„. nemen. maals, zij zullen zo verdelgd worden, aat ken'i^S/er van hun ais eene natie de nagedachtenis ■tan zal lk die , njet overblijven zal ; dit bedreigt de zelve natie ge- . heel vernielen .Onveranderlijke, dezen volkeren. gansch uitroei' jen, zegt Jobcvab ! Xlllde hoofd- f% . deel. ^ 13 iT zekere gelegenheid gelastte mij tic ys.i.^«wtI f-ne k;Uoeïlen gordel, zo als aan- zeide nul jcna- vx " J . vab-. gaenko .pt zjenjjj|-e lieden gewoonlijk dragen, om net op"orde", flan"dïepergevvaiid op te binden, te kopen, en die ^^af^dan omtedoen; doch ik moesize zo droog de gordel met m . mna;eliik was, tragten te houden. 2. l.c het water*»»;»». J -o j . j u vs. 2. volgens c?ee(j ztfks jn verwagting van nader bencUt bet bevel van vs ,. Het is waarfchijnlijk dat 'cr verfcheide jaren tnsfchen beiden ver.open zijn toen J.KBMI A het bevel kreeg , en toen hij weder met den $ordel te voörfchijn kwam; het laa.fte is zeker geweest onder de korte redering van Jechonu en zijn moeder Ilegeminne; de gordel. *i« gemeenelijk van wol er lector, en bij den Oosterling een voornaam feraad van hunne Meeding.  van JEREMIA. Hoofdd. XÏfl. 85 te zullen 011 (langen, wat te doen. 3. De>i«"»i,kop* He eu nu gaf mij op nieuws bevelen. 4. lk&m?„Vm moest dien gordel, zo lange gedragen af niijn 'endenen. j 1 , , . ' vs. 3. Ander- aoen, daar mede naar de rivier vertrekken, maai fprak mij en een plaats in de nabuurfchap zoeken, waar ^''aan^0™* ik hem voor licht en water beveiligd, koudeden^.rdcrdo"1' verbergen. 5. Ik deed zulks, zogt een dro°e uKekpst van om plaats op, en ging weg. 6. Een geruime;gèV'T^fptl'. tijd verliep 'er eer ik iets omtrent dien gor- gfc mfn $ del vernam; eindelijk verplichte mii een nieuw^ in de kIov= i„„ ij- J van eene n tfe. bevel dien terug te gaan halen. 7. Ik deed vs. s. Ik ging zulks, nam de aarde weg van het hol, waar- «SnSlt in ik de gordel met zo veel ^prgvtildigheid Sj gelegd had; is vond hem zo verrot, dat bii vs ö- Navettot den dragt gansch onbruikbaar was.iXoS»*! 8. Door onderwijs van Jehovah ontvin» ik S'rak , .. u "inving 111 nujaan: maaku nadere toelichting in deze zinnebeeldige daad. *eisvaardig> be" 9. Zo ftil zal Ik het trotsch van Juda, het ondragelijk vermeetene van het hof al-1"Tu beval lengskens vernietigen , altans onbruikbaar maken. te ^"^"^ 10. Dat fnoode volk, zo ontrouw omtrent Mi ine ff mij 'naar den Pbmt, en gra- den gordel, daar verlinken, maar zij was verrot en msXbruMaar Vs o m"Zl£ "ader "^ft T .die "*" vs. y. uit zegt Jebovab: ■ even zo zal lk den booemoed van 1ud<- ™ mii^t^no^^iMWM, „. fo. &zeivolk w. 4- Phrat is hier bij Venema, in navoldng van Bosch art, Eupbrat, waarvan Betblcb.m den bijnaam van Epbrata heeft; de gordel moet de toeftand van het koninglijk huis, uit Betblebem afkomftig, aanduiden. _ Maar behalven dat de onbepaalde opgave van den naam mij tot den Eufraat verplicht, is het ook gewis dat dien gordel in Babijlonien bij den Eufraat, en niet bij B.tUeb.m, riviertje, verrot is geworden. Wat Datiie aanvoert over de lange reize die Jekfmia zou hebben moeten doen, komt hier „iet te pas; zo lang ons meer onhandigheden onbekend blijven, die ligtelijk zoortgelijke zwarigheden zouden kunnen opheffen. F 3  gg Het BOEK het geen wei-bevelen, zo overgeven aan hare eigen zinneten S; üjkheid, zo afgodisch in haar gantsch belïaan, «lat naar de nei- d ftatisfte eerdienst aan afgoden daarvoor ging van zi.inliart o , , _„-,i«i wandelt,en dat openlijk invarende; de natie zal hare gortiei, "l^on^die alles verbind, daardoor onbruikbaar maS^datfr vfe'ken. 11. Noemt men in naauwe vriendfehap ^"'"•'^elkander den gordel; Juda en Israël was fniikbaaifengor-dan gewis mijn gordel, dien ik droeg, niet devS. „. want uit noödzaaklijkheid , maar tot meerder fieeven ris degor-;.aacl en ftatigheïd; maar hoe naauw dit volk lendenen vast aan m[j verbonden was, zij waren en bleven iuis'van'/,^-/evenwel omtrent Mij onachtzaam, hoe zorg2 pSd «n vuldig Ik ook was om alle nadeelen te verMij vast kc-}10eden. 12. Maar Jeremia ! gij moet eene fet'J°/PZ andere bedreiging hen zelfs bekend maken; z1innSto^Ueenzeg hen tót naam van Jehovah, hun Beicherm- volk van aan- - ^ fa aan. zien, roem tn v ' luiïicr ; maar dezé becJreig;ng ^rom voor hen ^,'e'betulg? ^ J&v£ * van «tas*,*», Laat men zo veel ledige flesfen als men bij de hand heeft met wijn vullen; beandwoord men dit bevel dus. wij hebben geene ledige, zij zijn allen gevuld. vs 13. Am- I3. Zo zal lk al de bewooners van dit land ]I0maarhd"dzenals flesfen vol doen zijn, zelfs de Koningen uit 7.W z,ethet ftarnhuis van Mijnen gunftelmg David; t^Jrl zelfs reen rang van Geestelijken, of order van Pro^""bt- feeten, zal hiervan uitgezonderd worden , allen l!ïoaZvrt£ moeten tot aan den hals vol wezen. H- Zo ters en de Pro- opefden "oor alle riiken der waereld, Alleen om Manasse, Hiskia's zoon, JudstsKoning, Zijne bedrijven vs. 5. Wie durft u fparen, Jerufalem ? tt jtrufalem. Wie durft mededogen met u hebben? Of wie zou deauitftap doen om u naar uwen ■atïflariiiz durven vragen ? VS. 6. Daar gij Mij hebt verlaten, zegt Jehovah [ en al meer zijt leruggedeinst; Hierom ftaat Mijn hand dreigende tot uw verderf; Ik ben afgemat van het geduurig dreigen. vs. 7. Ik zal ze in de poorten des lands in den wan fchndden , Al ontviellen Mijn volk hunne kinderen door den dood, Dat deed hen van hunne handelingen niet afzien. vi. 8. Laaten heure weduwen talriiker worden dan het zeezand; lk liet den jongeling anders de befchermer van zijn moeder op den vollen dag vallen; Ik deed hitte met verfchrikkingen op hen vallen. onder de nabuuren tot een voorbeeld van ijslijkheid en veragting wezen; dit hebbenze allen verdiend door bun gedrag onder Manasse, die de beste opvoeding had en nogtans zich zo (legt gedroeg. 5. Toegevenheid hebt gij, hoofdltad! niet te wagten; op dat gedrag indenkende , dan behoort men alle medelijden omtrent u te vermijden; men moet zelfs de neiging onderdrukken om u de minfte burgerlijke beleefdheid te bewijzen. 6. Van dit alles zijt gij alleen oorzaak door uw fchuw, en hoe langer hoe meer verwijderend beftaan van alle banden , en door Mijn dienst te verlaten, en al verder en verder aftewijken, 't geen uw geheeel uitmaakt; kan Ik u dan ongeftraft laten? moest Ik tot uw ondergang niet befluiteri ? heeft toegevenheid omtrent 11 , niet menigmaalen van agteren, uw verkeerdheid merkelijk bezwaart en Mij verdriet aangedaan ? 7. Ik wil nu aan het zuiveren gaan, en zal als het koom door den wan , door deze felle geesfel van oorlog, zuiveren en verdunnen ; 't zal meest llroo zijn , al is 't dat maar een gedectte, de bloei van heure weerbaare manfehap, tot dus verre bezogt is, dit heeft niet geholpen om de ouden tot inkeer te brengen. 8. Ik heb reeds eene ontelbaare menigte van vrouwen vs. 8. Venema gevoelde aireede dat het woord flad hier niet te pas kwam, hij vertaald het, zo dat hij 't brengt op de Gemalin van Koning J 0- si a ,  van J E R E M I A. Hoofdd. XV. 97 ™. 9. Zij, rlicanclcrs kracht h.-d tot haren werd numagteloo, , cn blies haar Haar zon mng op den vollen middag onder; (adem uit /.li is verlegen en ten uiterfle verflagen geworden! ' Haar kroost is een prooi van het zwaard der vijanden; zo dreigt Je- vs. to. Helaas! welk eene moeder was zii die mij baarde' (bov'ab X 'k een man van twist en van gefebil voor de ganfche natie; Ikeisdne geene voordelen, men gaf mij geene voordeel,» , En evenwel vloekte mij elk van hun. vs. 11. Jebovab zwoer: uw einde zal goed wezen; ln den tijd der rampen en van groote beklemdheid zal uw voor/praai bij den vijand gelden. door het oorlog wedüw doen worden; Ik heb de moeder 't verdriet aangedaan haar van den kloekfien zoon, in de plaats van haar man ter befcherming gegeeven . in den bloei van zijn leeven afgefoeden te zien ; onverwagts als door den Samum wierden allen in hunne angflen verflikt. 9. De moeder, anders de fcloekfte vrouw, die eene reije van; kinderen aan haar man gegéeven had, teert mi uit van verdriet, en fterft gansch uitgemergeld; op 't best van haar leeven zelfs fterft zij; alle vertroostende uitzichten voor haar kinderen zijn weg; die allen zullen door den oorlog de ware erfgenaamen van fchande en veragting werden; dit onheil dreigt Jehovah! 10. Ja, Ik mag mijn moeder ook wel, die zich verheugde in haar zwangereft ftand, beklagen zich misrekend te hebben; wat voordeel bragtzij de maatfchappij daardoor aan ? zij bezorgde 'er een mr.n aan, met wien men altijd in onmin leefd; de twistappel van het volk, geen zelf- belang drong mij , en geen zwaare onkosten voor 'mij behoefden hen te vervreemden en niettegenflaande dit fchilvvde en lasterde mij elk. 11. Jehovah verzekerde intusfehén mijten fterkfle, dat het met mij op 't laatfte nog wel uit zou komen; als uw natie, zeide Hij, sia, na dat haar Geniaal gedood, en haar zoon in ballingfchap gevoerd was; ik volg ScbroSdkr het gewoone beeld van den heeten wind in 't oog houdende. vs. 11. Dit vers, zo afgebroken, is moeijelijk te vertalen; van daar dat de overzettingen zo zeer verfchiilen , en de Handfchriften zichzelven «et gelijk zijn; ik ben zo na aan de woorden gebleven als mij moge. VIII. Deel. g m  9S Het BOEK vs. 12. Maar kan eenig ijzer, kan het Noordfcbe ijzer, 't koper vernielen, vs 13 Zond-r moeite zullen al uw verlangen uw fchatten een roof worden ; En zulks om alle uwe wanbedrijven door het ganfche land. vs 14 lk zal 11 uwe vijanden doen dienen in een u onbekend land. Want een vuur van toorn klom lü Mij op om u te ontjleken. VS 15 Och, Jebovab! Gij weet bet, herdenkt 091} Begunflig Ml), en wreek mij over mime vijanden; Laat mij in Uwe langraoedigheid niet fneuvelen; Maar bedenk dat ik om Uwentwil gehoond werd. zich niet meer weet te redden, als rampen hun gedwee maken, dan zullen zij naar uw raad luisteren en belang in u adieu; en gij zelfs zult bij den vijand in achting wezen. 12. Denk niet: geen zwarigheid , wij hebben noch kragt om weêrftand te bieden; zo min als UW ijzer tegen het hardite Babijlonisfh ijzer of koper aan kan , zo min zijn uwe kragten gehard tegen zulk een weêrftand. 13. Integendeel zal uw bezitting, al uw fchat, den vijand zonder moeite in de hand vallen, dit moet zo wezen, dit moet algemeen zijn, want overal ben Ik door u met yeragting behandeld. 14. Hierom zult gij uwen overwinnaar ook als Haven moeten volgen in hun u onbekend Vaderland; als liet vuur van Mijn gramfchap gaande is, dan ontziet het niemand van u. 15. Maar ai, Jehovah! die op alles let, merk toch op mijnen toeftand, koom mij voor met Uwe befcherming, ik kan niet in mijn post voortgaan, zo Gü mijn weerpartij niet beteugeld; als Gij 't volk langer verfchoont dan zal ik door hun geweld omkomen; 't is geen onvoorzichtigheid die mij in dien Baat brengt, 't is mijn pleiten alleen voor Uw zaak en belangen. 16. Hierin gedroeg ik mij zo, dat alle Uwe beve- tilt was; het is een zoort van eed, in de uitkomst zo treffend bewaarheid; SciiRöën^R hielp mij op den weg. vt. li. 't CUiibe-cb is 't Noordfche iizer, zo vermaard bij de ouden. ' vs. 1+. 't Eér'ftc lid volgens andere Ilandfchrifi.cn.  van JEREMIA. Ho o fdd. XV. 99 Vs. te. "f ineer ik Uwe woorden vond, heb ik die opgegee'en- was d°or U met verontwaardiging gevoed U'AeH, v, i9,&s ^isr driegd,jke bron aie niet 4 ?& ^^ZóViT^n^ ïk m ' °<* «"Iers gedW Bu voor mij itaan, en het zwaare van het tig,, aTfcheidëti Laaten zij zich beter ontren, „. ; e" zo..mi'n m"nd wezen; i oeter omttent u gedragen,maar gij moet u niet anders omtrent hen gedragen. len aa„ het volk voortehouden door rrrfj overpeinst wierden eer ik 2e voordroeg , en zulks deed ik dan altijd met „ver en vuur , vergenoegd met de eer, die ik L noot gezant te wezen van zulk een magtig H e er, zo als mijn post ware. 1?. Waren die voortellingen ongn.nltig dan vervrolijkte, dan verdartelde ik cïit alles met m den kring der lustige rijken en gerusten; „e als een regt Vaderlander ontrok ik mij in de fffite treurende over die uitzichten ; ik gevoelde dan zo menigniaalen hoe groot Uw afkeer van zulk een volk moet wezen. i8 He aas! hoe aanhoudend is mijn fmarte, hoe onnerftelbaar is alles; welk een gunflige aanblik hooi Z e en beek d,e ophoud water te geven, om dat ze zichzel- llZu g\Tt Vei'lieSt' ^ De2e 20 ledige k gebeantwoorddejehovah door mij te beftraffen: zo gij eldbafng die moedeloosheid benrijden wilt, dan zal I u rn uw post meer bijllaan, en u met mannenmoed bedelen , om t booze en goede elk bij den regten „aam te noemen, en te onderfcheiden; gij behoeft niet door fc i van toegevenheid uwe landgenoten tragten te gewinnen '" past hun zich anders omtrent u te gedragen. ao. Bij uwe va"" TT" %hoor£ deze #^ihé tot de ^ 7o slTb ' 11 * ' ]m ¥> - ^n tijd Josx.s bew.nd, doch is ee*t „lieven onder Jo.TAKIMS G 2  IOO Het BOEK vs 20. Ik zahu tegen dit volk als eene fterke koperen muur gebruiken; Zij zuilen u wel belegeren maar mee „ wa»r En daar niet gaan.om ireurklagten te houden ; (zijn , begeven Gij moet geen medelijden belonen K 1 ' ue»evul» Daar lk, zegt Jebovab! aan dit voik Mijn liefde, gun/1, en mede- vs. 6. Grooten en kleinen zullen in dit land fterven • (dogen onttrokken heb, Zy zullen met begraven worden, en niemand zal ze beklagen, Altans niemand zich wonden maken, noch kaalfclieeren over eenen n doodcn. vs. 7. Men zal dan niets uitdeden tot verkwikking, tot vertroosting over Noch den troostbeker toereiken over den rouw van Tema'nd^vaTer vs. 8. Gij moet u ook onthouden van vreugde maaltijden: Cof moeder. En daar met zitten om te ceten en te drinken VS. 9. Want dit dreigt Jebovab Zebaotb ! hJI^JV WÜ Ik bij T ,eemjd uituw tegenwoordigheid verbainen. Her vrol.jt-gezang des bruigoms en dat des bruids file». begraven kan gedagt worden ; hunne lijken zullen in den zomer 't aas der roofvogelen, en in den winter dat der jakhalzen zijn. 5. Ook verbood mij Jehovah om bij het overlijden van iemand in het fierfhuis op een der drie treur-dagen tegenwoordig te zijn; geen zweem van droefheid moest ik betonen, wat anders de menfchelijkheid veroorlooft, ja gebied; als Mijn dienaar voegt u zulks niet omtrent voorwerpen die zich Mijn zegen , gunfte, ja zelfs ontferming onwaardig gemaakt hebben. 6. Ja, 't is sewis, dat aanzienlijken en geringen zonder onderfcheid zulk een treurig uiteinde zullen hebben , ja zelfs geene behoorlijke begravenis, en de kosten om treurflers te huureu zullen onnoodig zijn, want men zal geen bijgelovig kwetzen van zichzelven, of het kaaifcheeren van zijn hoofd om zijn diepe rouw te kennen te geven, behoeven in het werk te Hellen. 7. Geen naastbeftaanden zullen naar gewoonte in het fierfhuis fpijzen zenden; de verboden dood-malen zullen dan niet gehouden worden; de troostbeeker voor het hoofd des huisgezins zal niet aan tafel rondgaan. 8. Ik wil ook, Jeremia! dat gij met deze ook alle vreugde- en vrienden-maaltijden zorgvuldig vermijdt. 9. En geen wonder, want de magtige Jehovah bedreigt, dat het nog bij mijn leeven gebeuren zal, dat alle geneugten, alle bewijzen van vrolijkheid, zelfs G 3  102 Hjst B O E K vs io Als gij dan aan deze natie deze bedreiging voorhoud en zii u Waarom bedreigt Jecovab ons zo zwaar? „„-pThim Wat is onze misdaad, het wanbedrijf tegen Jebovab mzt-~£'°*n™ TS. II. Zeg hen dan; zoo zegt Jebovab: om dat uwe vooroudersM^Kbben En begeert hebben andere Elobim te eerbiedigen en die re dienen, En men Mij dus heeft verlaten en Mijne wetten gefeboade». vs. II. Gijlieden handeldet Jnoder dan uwe voorouders! Want eik handeld naar de overlegging van zijn boos hart om TVIij te vi n Hierom zal Ik u uit dit land overbrengen in een lani u onbekend , I3> 11 en ook aan uwe voorouden», Daar kunt gij dan andere Elobim aanhoudend dienen , Om dat 'er voor u bij Mij niets gunfiigst te hopen is. VS. 14. Hierom naderen de tijden, zegt Jebovab \ waar in men epbeuien Bij Jebovab \ die de Israëliërs uit Egypte verloste, (zal tezweeren. die van de bruiloften, geheel buiten gebruik zullen wezen. io. Mogelijk zal de natie u, Jeremia! onbefehaasagenoeg vragen , wen gij hen dit mededeeld , met eenige verwondering: waarom moeten wij toch zulke ijslijke rampen te gemoet zien? waarom aanhoudend gedreigd worden ? waarin hebben wij ons misgrepen, waarmede onzen Heer en Befcherm-G'd beledigd? ïu Zeg hen dan rond uit: uw voorouders verdienden dit aireede door hunne neiging tot afgoderij, door hun op allerlei wijze opgevolgd, ten koste van Mijn vriendfehap , en met veragting van de wetten daar tegen gemaakt, ia. Doch gij overtroft daarin uwe voorouders, van wien gij' dit afgezien hebt; geen banden van verplichting, gene waarfchuwingen golden bij u; maar waar uwe booze neigingen naar trokken dat deedt gij. 13- ])lt 1S de egte reden dat lk u zo verre Mijne vriendfehap onttrok, en nu uw (lavernij bezorgen zal in een gansch onbekenden oort; daar kunt gij u dan verlustigen in den dienst van nieuwe en u nog onbekende Godheden ; en gij kunt zulks dat te vrijer doen om dat gij van Mij toch niets te wagten hebt. 14. Gelooft vrij, dat die ballingfchap u niet gemakkelijk zal vallen; als die tijden naderen waarin gij verlost word, dan zult gij u niet verklaren, als gij uitdrukken wilt de nood waaruit gij gered zijt;  van JEREMIA. Hoofdd. XVI. 103 vs. 15. Maar bij Jebovab die de zoonen van IsRAër. uit de Noordfcbe lan17 - , ... deu opvoerde. En uit alle de rijnen waar heenen zii verftrooit waren; ik zal ze gewis wederbrengen in het land hunnen voorouderen ge- fchonkf .1. vs. 16. Ik zal een aantal visfchers beveelen ,omze te vangen, dreig. Jebovab < Daarna zal lk jagers belasden hui, optefporen, Op bergen en hoogten tot in de holen tier rotten toe. vs. 17. WantMim aandagtis op hunne neigingen , die zijn voor Mii niet bedekt. iNoC.i hunne fnoodheaeii zijn voor Mijn gezicht niet verborgen. VS. 13. Zo hen Ik genoodzaakt hun wanbedrijf en opfland hun dubbel te Daar zii Mijn land zo ontwijd hebnen , (dee„ oosten En bevlekt met ae beilhoze daaden hunner fchande en walgelijkheid. 't was ons eene Egyptifche tijranni;, waarvan wij oinfla-en zijn. 15. Maar 't was ons eene ijslijke tijrannij uit Babel gered wordende; de aanleiding wa* dat wij toen geen Gofen hadden , maar door de ganfche waereld verltrooid waren; ja, Jeremia! hoe onmogelijk dit fchijuen mag, zal hunne terugkomst in hun Vaderland gewis gebeuren. 16. Mijne bedreiging omtrent hunne ballingfchap zal Ik allengskens volvoeren; eerst zullen de Babijloniers, dan met list dan met geweld onder den fchijn van regt, een aantal aanzienlijken vangen, en in hun Vaderland overbrengen; vervolgeus zullen zi] als de ftoute jagers hun overal vervolgen, en hen met geweld vangen; overal in Kerkten, in bosfchen en in holen hen ppltoten. 17. Zij zullen Mijn oog waar zij mogen wezen niet ontgaan; hunne oogmerken zijn Mij maar al te duidelijk, ze zijn enkel ihoodheid. 18. En hierom zal Ik genoodzaakt wezen de ftraf te verzwaren, door eene tweede en geweldige wegvoering; 'tland moet ontvolkt, daar het weder zo bezoeteld is, ja in eene verdubbelde maat met meer dan Kanaanitifche grouwelen is bezoeteld. 10. Waarin. 16. Dit ganfche beloop vat Vcnema op als eene gunuige voorfpelling van hunne terugkomst, en van hun opzoeken uit de landen waarin zij verfi-rooit waren; dit noodzaakt hem tot verfcheide onnatuurlijke verklaringen, gansch ftrijdig met het 17de en 18de vers. G4  io4 Het BOEK V3. 10. ó, Jehovahl Gij zijt mijne ilerkte, mijne virfièrking! mijn fchull- pluts in benaauwdneid! Tot U zullen de volkeren van de verfte landen naderen, zeggende; Ja, onze vaders erfden bedrog, en verkregen niets dat lïut deede. vs. 20. Betaamt een mensch Elohims te maken, die niet-Gorfen zijn? vs. 21. Hierom zal Ik ook hen deze keer doen zien, En wel duideli.ik doen zien, Mijn bclhiur en Mijn macht, Dan zullen zij ervaren dat Mijn naam Jebovab is. lijk, Jehovah! onder zulke treurige voortellingen blijft mij niets over, dan dat Gij de bron van mijne kloekmoedigheid zijt, die mij verXlerken en onder dat alles beveiligen kunt; en dat meer opgehelderde natieu van alle oorden der waereld betuigen zullen: geen ilegter erfgoed was 'er dan het Vaderlandfche bijgeloof, en de vrugt daarvan was geheel onvoordeelig. 20. Maar dit is nog te yerfchqnen ; doch dat iemand tot de onzinnigheid kan komen met eigen handen Godheden te maken, die geen beginzel van zijn in zich hebben, dit is niet te dulden. 21. Hierom zal Ik ook, Jeremia! ditmaal zo buitengewoon doorflaan ; Ik zal hen doen gevoelen hoe ver Mijn macht gaat om hen te tugtigen ; dan zullen zij in de vervulling ervaren dat Ik Mij in d,e uitvoering zo wel als in de bedreiging gelijk ben, XVIIde HOOFDDEEL. vs. I. ^udaas zonde is met een ijzere griffie; met een diamanten punt be7 J , fchreven; En Ingedrukt op de plaat van hun hart, aan de hoornen hunner altaren. j. J~Ïet algemeene kwaad, waar aan Juda zich overgeeft, is haar eigen geworden, ais of de neiging daartoe de natuurlijkfte trek was; al was ze a!s een fpfeuk met een ijzere griffie, of met de fijne fiiijdende ruwe diamant op hun borst gefchrevén, dan kon de herinnering niet fterker wezen ; 't is als of 't hen gewoonte geworden is zo te handelen , en hun door het opfchrift van de hoornen der altaren herin- vi. h Ik denk aan de amuleiun die u.et infciiptiei op 't hart gedragen wierden.  van JEREMIA. Hoofdd. XVII. 105 VS. a. Dus, kunnen bunnt kinderen denken op de altaren mer hunne hagen, Op de bosl'chen en op de hoogten, pp mijn berg en dal. vs. 3. Uw vermogen en uw fchatten zijn een roof. Om mv hoogten is uw fcbandt door het ganfche land. »s. 4, Dan zult gij in eigen perfoon afftand doen van 't erfgoed u door Mij" ti, „1 , ..... geeeeven; ik zal bezorgen dat gil uw vijand in een onbekend l.tnd dient, Want gij hebc 't vuur Mijnes toorns aangeblazen, daarom zal het duurzaam branden, vs. 5. Ja, zegt Jebovab! verfoeijelijk is die man die op menfchen vei trouwt JJie Jtervelsngen tot hulp zoekt, terwijl zijn hart van Jebovab wijkt. ncrd wierd. 2. Het kroost van dezu'ke is van dezelve gezindheid ; zij droomen niet als van altaren omringd van groene hagen, aan de digte bostenen op de hoogten gewijd; waar men den voet zet in hoge of in lage landen, men vind den overvloed van hun trek. 3. En dit is de ware reden dat al uw aanzien, uw rijkdom, een prooi voor den onverzadelijklten vijand wezen zal; geen hope, geen verzagting voor 11; uw toevlucht onder de bewijzen van uw ontrouw zullen zij ook overmeesteren. 4. Dan zult gij in eigen perzoon ondervinden , hoe het fmaakt van zijn wettig eigendom geen gebruik te hebben, maar het land braak te laten leggen; ondertusfehen zult gij genoodzaakt wezen uw overwinnaar als flaven te dienen in een 11 onbekenden oort; en zulks billijk, uwe grouwelen vuurden mijn ongenoegen Iteeds aan , aan blusfehen valt dan niet te denken. 5. Ja, voegde Jehovah hier bij, ten hoogfte ongelukkig, zelfs wanhopig zal hij in dien tijd wezen, die op een Vorst, die op buitenlandfche hulp zijn uitzicht bouwd, en daardoor nog meer afgeleid word om op Jehovah zijn hoop alleen te vestigen. 6. Eenzaam, verla- vs. 1. Ik hebt 't eerde lid van vs. 3. moeten affcheiden zou me» zin bekomen; dit Hoofddeel heeft verfcheiden fchrijffbuten van belang. vs. 3. Vat Muntinghe in zijn Disfert. onder ScHHOêon, eenigzins anders. vs. 4. Men kan 'r ook vertalen: zo zult gij aiv begeerte vieren vel' urj erfenisfe; met Ipeling op 't 7de jaar tier ruste. G 5  j06 Het BOEK vs. 6. Hij za! zi;n all het veldhoen van het vlakke land, Dat fn'cfi /i-exf f»e geneugten der tijden, Dat de /fira/« oonfo» der woestenijen en de zout gronden jer- vs. 7. Gelukkig is de man die op Jehovah fteunt! Wiens uitzichten op Jebovab zijn! vs. S. Hij is een boom aan een rivier geplant, wier wortelen uit ecne bren Hij vverd niets gewaar van de aankomende hitte, maar blijft fleurig; Zelfs in een droog jaar ftaat hij niet treurig, of laat uit* «A »tuc» vs 0. Vel van holen is het hart boven alles, . Ja, inwendig doodelijk gewond , fchoon uitwendig onzichtbaar. ten zal Mj in eene onbebouwde vlakte zijn verblijf hebben, verftoken van alle uitzichten op betere tijden; in dl onvrugtbaarfte ftreken van een groote wildernisfe zal hij de dorre en onbebouwbaare grond bewonen. 7. Maar eene goede uitkomst heeft hij te wagten die alle zijne redding van Jehovah verwagt; die in de donkerite tijden zelfs daarin meer toeneemt. 8. Hij is de man die even als een boom aan eene kronkelende beek ftaande, zelfs tot aan de boorden van dezelve hare vezels uitftrekt, en dus onder den grond deszelfs vogtigheid inzuigt ; al moet zulk een boom veel felle hitte van de zon uititaan, hij verflenscht niet; en al is het dan dat het jaargetijde zeer droog is , hij gevoelt daarvan niets, maar geeft op zijn tijd de beloofde rijpe vruchten. 9. Ja, He ereI gewis is 't menfchelijke hart als wij zulke verfchillende uitkomften zien , bedrieglijk boven alle begrip; wat al toevluchts - oorden , waar uit het hoope ontleent ! 't kan inwendig ook diep gewond zijn op ondcrfcheiden plaatzen, en daarvan uitwendig zoms nie^ verionen. 10. 't Zij zo, Jeremia! onfaalbaar bezie Ik 't w. 6. Dit kan geen bron zijn, fchoon de woorden die 'er volgen dit fchijnen te begunftigen ; Huui heeft dit duidelijk b3wezen ; ik denk 't naast aan een vogel, maar welke, is geheel onbekend; Mhs. noemt die; Meijer, blijft met velen bij den altijd groenenden Tateiariscb.  van JEREMIA. Hoofdd. XVII. 107 vs. 10. Maar Ik, zegt Jebovab'. bezie het hart door en door, Ik doorzoek de nieren, ha zuiks om elk naar zijn gedrag den uitjlag zijner bedrijven toe- tedee • VS. ii. Zo als het veldhoen eijeren legt, zonder die uit te broeden, zo is hij die onr^ chtvaardige rijkdommen bezit; Op de helft zal hij ze veilaten en op 't einde zijn misgrijping zien. vs. 12. ö, Majestieufe troon! hoogte van dia eerften rang'. be ware zetel van ons heiligdom! vs. 13. ó, Jebovab'. Israëls hoope, uwe verlaten worden befchaamd; Die afwijken zuilen in dit land opgetekend worden; Die verlaters van Jebovab dien fpnngbron van leevend water! vs. 14. Ilerrtel mij Jebovab'. dan alleen zal ik gezond zijn! lied m:j, dan alleen ben ik veilig I Gij zijt oorzaak van mijn lof. nogtans; Ik weet hoe diep de wonden gaan; Ik doorzode de oorzaak en de aanprikkeling der onderfcheiden neigingen; zo kan Ik elk naar verdienden behandelen, door zo wel op zijne oogmerken als op zijne daden te letten. 11. De Kore moge de jongen van andere vogelen tot zich lokken en toe (imiteren, naauwelijks horen zij dc moederlijke Hem of zij verlaten haar terllond; even zo gaat het hen die de bezittingen van anderen listig tot zich trekken ; naauwelijks hebben zij iets van het genoegen gefmaakt of zij verlaten hen, en van alles beroofd, zien zij hoe zeer hun handelwijze verkeerd was. 12. Troon van Goddelijke luister! waarop de Schechina zich weleer plaatfte; eene hoogte, die alleen dien naam verdiend, van waar ons ganfche heiligdom al haar glans ontleende, wat is van u geworden? 13. Gij Jehovah, Israëls vervvagting! Gij zijt dezelve; 6! die zich van U verwijderden ziin bedwelmd; alle muitelingen tegen U zijn ter dood gedoemden; die vrijwillig de verfrisfehende teugen van de helderde welle in den grootften dorst ontliepen. 14- 61 Herftel mijne hart-wonde, dan zal ik wel te vreeden wezen hoe 't ook ga ! befproei mij dan zal ik groenen, en een bevrijdings-lied U geven. 15. Onbekom- w. 11. Dit hoen Kor, genoemd befchrijft Hasselquist nauwkeurig.  io8 Het B O E K vs. 15. Masr helaas! zij zeggen: wat ii 'er van Jebovahs bedreiging? dat vs. 16. Ik heb als berdtr onder u niet fterker gedreven! (die kome. lk heb naar hunne doodeliike (lag niet verlangt, dat weet Gij! Wat mijne lippen voortbragten was U van nabij bekend. VS. 17. Maakt mij tosh ook niet verlegen ! Die mijn fcbuilplaats zijt in beklemde tijden, vs. 18. Dat zij die mij vervolgen befchaamt worden, maar ik niet; Dat ik niet fchrikke, maar laten zij woelen; Breng vrij den dag van hun ongeluk aan, wond hen dubbel, ys. 19. Maar Jebevab beval mij hierop dit: Ga henen en ftel u in de poort uwer landgenoten, Waar de Koningen van Juda gewoonlijk in eu uitgaan; (En voords) naar alle de poorten van Jerufalem. vs. 20. En fpreek daar: hoor Jebovabs bevel Koningen en inwoneren van Juda, En alle. ingezetenen van Jerufalem, deze poorten intredende. merd blijft nogtans dit volk, en 't is kwaadaartig genoeg te vragen: wel Jeremia! hoe is 't met Jehovahs dreigen? wat word 'er van in de uitkomst? wij verlangen 'er iets van te zien. 16. Men vermaakte zich met mij, even als of ik de man was die overdreven handelde in het doen van bedreigingen; maar is 'er wel eenige trek vau wrake in plaats van Vaderlandsliefde in mijn hart? daarvan kunt Gij best oordeelen, zo wel als van mijne gefprekken , die ook door U gehoord zijn. 17. Nu, daar ik inwendig zo diep gewond ben, zorg toch dat ik ook niet openbaar tot febande onder dit volk worde, Gij zijt mijn toevluchts-oort in de bangfte omftandigheden. 18. Dat hebben zij verdiend die mij vervolgen; die mij 'ticeven zoeken te beneemen hebben doodsangften verdiend; dat in de uitkomst met verdubbeling de bedreigde maar befpotte rampen dan komen. 19. Terwijl ik mij met zulke overpeinzingen bezighield, ontfing ik onverwagts eene aandrijving van Jehovah, om mij naar de poort van den Tempel te begeven , waar de meester doortogt was, en waar de Koning en de grooten, als het naaste bij het koninglijk paleis gelegen, gewoonlijk doorkwamen; en vervolgens moest ik ook de ftads poorten zonder ondericheid bezoeken. 20. 't Was: fpreek daar aan, gekroonde hoofden, aanzienlijken, en burgers der ftad, en hun die deze hoofdplaats gewoon zijn te bezoe-  van JEREMIA. Hooï-dd. XVII. 109 ts. ai. Dit zegt Jehovah: verbindt uw plegtig om op den Sabbath geen last te I\oUi tets in Jerufalem ter markt te brengen. (dragen vs. 22. Voert geen ir«™ uit uwe buizen op den Sabbath, Noch doet geen arbeid, maar heilig dien dag, zo als Ik uwen vaderen VS. 23. Doch deze hoorden niet, zij lettenden niet op, (bevoolen hebbe. Maar vcrftokten zich om niet te hooren om geen bedwang aantenemen. vs. 24. Dan zo gij gehoorzaamt, en dat gij zorgvuldig daarop agt geeft, zegt tin *U denns7hZh SP df" do0r (,C Poortcn «ngebrag?wordj F En gij den Sabbath houd, en u van arbeid onthoud. VS" 2S" ZH?enTeótTdD^it2> P°°rten mVIn inSMn Kofifag>n en Vorften, entende op Davids troon, geveerd op wagens en mtfMen • én die ftad z-d ahhd//'^" W*»* b"r^s i-n die Itad zal altijd bloedende en bewoond wezen, (van Jeru/aleml t«. 20. Dan zullen zij komen uit jadail fteden en uit de vlakten rondom Uit Benjamins land , uit de lage en hoge landen, zelfs va/'Vz{idén; Brengende brand flagt- en ipijs-offeren met wierooken , En zij zullen lof-offeren aan Jehovah Ichenkcn. ken. 21. Gij allen die de vertoning maakt om Sabbath te houden, tot u is Jehovahs waarfchouvving: geen handwerken op ■den Sabbath, geen vrtigten ter verkoping op dien dag zult gijtoelaten; - brengt niets op de markt uit uwen voorraad; onthoudt u geheel van allen handwerk; rust waarlijk volgens het oogmerk der wet, zo grijs in haren oorfprong. 23. Ik beken, uwe voorouders waren ook ontrouw aan deze betragting ; geen waarfchouwing bragt hen te regt, maar verbitterde hen, zij wierden ook van alle beftraffende redenen afkeerig. 24. Ik wil dan niet met dreigen beginnen, maar wil u beloven, zoo gij deze proeve van gehoorzaamheid geeft, dan heb ik u uit Jehovahs naam toetezeggen , dat gij voor die getrouwheid zult beloond worden. 25. Dan zal de ftad vreede en voorfpoed beftendig genieten; gij zult .dagelijks 't genoegen hebben, van uwe rijks - hoofden uit het geliefde Hamhuis, met rust en onder de rijkfle voorregten , te zien m- en uitgaan; alle lieden van aanzien, elk burger in zijn ftand, zal 't welvaren en den bloei van zijn ftaat beftendig ondervinden. 26. Men zal u in die voorregten met benijden, maar van buiten zal men u zelfs aanvoeren alles wat tot vermeerdering dienen kan; niet al-  iio Het BOEK vs. 27. Maar hoort gii niet om den Sabbath te heilircn , Om niet met waart beladen op een Sabbath j'eriifalems poortcn inteDan zal een vuur de p .orten aarfteken, (nee.' n ; Jtrufalems paleizen zullen langzaam uitbranden zonder dat liet kan geblusd worden. leen uit de dorpen en vlekken in uwen omtrek gelegen, maar uit Benjamins ftam, die uw welvaren anders 't meest benijden ; zelfs van over deu joidaan , uit de (treken van Arabïèn zal men u den voorraad tot de 011derfcheide offers van de openbaare markten naar keuze brengen; aan vee uit de vlekken, uit de andere Hammen, aan de geurige wierook der Arabier s, en aan de wijn tot de drank - offeren zal 't u niet mangelen. 27. Maar begeert gij zo niet te handelen, verkiest gij met koopwaren op den Sabbath de ftad intetreden, wagt dan dat die poorten, nu getuigen van uw ontrouw, eenmaal door eene vijandelijke hand zullen in den brand gefloken worden , dat vuur zal tot de paleizen en flads gehouwen overflaan, en gelegenheid tot blusfen zal 'er niet wezen. Zevende Redenvoering. XVIIIde TT hoofddeel. _LJ_et gefprek 't geen Jeremia op itTci aan jf.r" een ander tijd had, kwam in de hoofdzaak «ha door -]ebo- y neder : de H e e r e beval mij naar van gegeeven , r was dus: het huis van den p.ttebakker te gaan, dan vs. 2. Begeef , .... t «.naar de laag- zou ik nader ontwaar wornen wat Hij be»«,>enaai'vaS geerde; en juist vond ik hem in 't werk, den pottebak- j^j: |..ac} op zj;n houte fchijf een ftuk werk, ker , dan zal 1 ra j iku wed.r mü-'t geen hij al draaiende zogt te fatzoeneeren. toren* 4- Doch 't mislukte, waartim hij 't zamen- Kit' 3'o 'grolde en met de hand kneede ; toen bragt zulks , ik vona _ den pottebak- hij 't weder op de fchijf, en bragt toen dat ker bezig met , .. . , zim arbeid aan werk beter naar zijn genoegen ten einde. een vat. vs. 4. Depot di^n hij maakte, was niet goed, en wierd al? klei-aarde in zrn hand; toen begon hij weder een ander vat te maken zo als des pottebakkets oogmerk was.  VAN JEREMIA. Hoofdd. XVIII. mi 5- Dit guf aanleiding tot mijne opmerkzaam- vs. 5. Daarheid; en ik gevoelde al rasch dat de IU ^ZÏZVÏ] RE mij gebruiken wilde om mijne landge-^n™^.16 noten bij eene gewigtige waarheid te bepalen; 't was: vs. 6. Huis van IsratV. zou Ik geen macht hebben u te behandelen als de t„ „ , , , . pottebakker't leem * ja, zegt Jehovah; huis van Israël! Mijn hand zal met u doen dat des pottebakkers hand daed. vs. 7- Zo handele Ik oogenbliklijk met een volk en rijk; Ik ruk het uit, breek het af, en vernietig het. vs. 8. ™™ veranderd het volk, over welke Ik die uitfpraak deede, uan neb lk berouw over de voorneemens die Ik 'er omtrent had. vs. 9. Hieropgefluit Ik oogenbliklijk over een volk en rijk; lk nerltel 't weder, en zet het vast. 6. Zou 't niet in Mijn macht wezen even als de konftenaar met de klei doet, met u te doen? is het Mijn zaak niet u naar Mijne inzichten als een volk te vormen. 7- Dat vermogen rust op billijkheid; zo oogenbliklijk als het vat kwalijk uitviel, bragt de konftenaar het weder tot de vorige (laat, zo kan Ik even eene natie onder Miine bewerking fpoedig en zonder de minfte moeite het uit den rang der rijken neemen, en al het aanzien ontneemen, en tot den laagen ftaat van regeringloosheid brengen. 8. Maar hierin is 't aanmerkelijk onderfcheid naar het verfchil der onderwerpen; op 't oogenblik dat een volk , of rijk, 't geen aanleiding tot het befluit van vernietiging gaf, ernftig aan verbetering begint te denken; of altans berouw heeft over heur niet beantwoorden aan Mijn oogmerk, dan ben ik ook oogenbliklijk van Mijne gedagte af. 9. Terftond ga Ik met een ander oogmerk aan 't werk; Ik fatzoeneer dat volk op allerlei wijze , en tragt het in gedaante en gebruik dan meer vastigheid te bezorgen. i0. Zo onder dien arbeid vs. 4. Ik twijfel niet of deze text is verfchreven, en 'er moet gelezen worden: tot leem in zijn [band, dit eischt het volgende.  r na Het B O E K v, ,o. Maar gedraag, het zich dan ^^.M M^^t Dan zal lk weder berouw hebben over mijn goede oogmerken. * • »■ tófiSH^^ ]k lub een orticerp ien uwen nadeele: Elk veranc'eie daarom zijn gedrac. En hcrftclle zich in inzichten en bedrijven. vs n ïii zeggen: 't is alles wanhopig, hierom vol?en wfi ons «W*, Elk zal naar de m/^>< van zijn hart, hoe Mr*«rkooP< naar gelegenheid wagten die te kunnen ko «es^in TegZ pen, in tegenwoordigheid van eenige Heden van rang, uit den burgerflaat of uit de ^ voIks en dcr telijkheid. 2. Als ik daarmede voorzien w^TStf moest ik mij naar 't beroemde Hinnoms dall^tt begeven , en langs de oost - poort daarin ko-^poortC^' men, en kort daar bij zeer luide de volgen-™ ÏXij in zijn eige perzoon beledigd word, dan wijkt het teder menschlievend gevoel, dan kan hij in ffiI,e wrake de ijslijkfte toneelen met inftemming aanz.en: zo natuurlbk , zo ongekundeld is het Biibclsch voorfte). d|, word ntet ter navo.ging, dit zot, dwaas gedagtzijn, maar ter waarfchuWing tegen de zwakheden zo gefield. Ii 2  uS Het BOEK M «rit ik n de reden houden: 3. Merkt op, gij ge'e"* "lZe t. kroonde hoofden! en alle burgers van Jeruhoon jibtvMbsfajem! uit naam van onzen Befcherm-God, Kom^r'vande magiige Jehovah! wat Ik over deze ftreek yud», cn bur- , . brengen, zal in de ooren een onpf«! dit be* verwagt en onaangenaam geluid wezen. 4.1^11 tlLbSi, evenwel is dit niet anders dan een gevolg &^»u*yan.de«ed«gN!«n der natie, wegens hunne de ooren rui- 0Dtf0UW, • 't dienen van andere Godheden kwaad uetwèfk „p allerlei wijze, die hun onbekend waren, Lï^fta^vvaar naar de trek dus niet gaan ko.de, vs. 4. JDaartn zulks zo algemeen, van hun af die den Sn,Md«eeftS troon bezaten, tot den geringflen burger toe, ZZlïT-vÊji- en tot zulk eene hoogte, dat de < ort waar iuBdaargevrie-j^ tans fla, de bloedise bewijzen van menn';;^e™èlthen- offer draagt. 5. Hier zijn niet alleen zeïft deKord^de opgeworpen hoogten voor de land-Goden, gen van >*»j de aitaren waarop zij hunne eigen kinderen, da.«e,hbtSoeddoor den wreeiten dood aan Baak beeld offerb^oeX7elenden; zou lk ooit diergelijke geisfcht h.bben; vs. 5- Wamlk heb o-er)0eg getoond hoe afkeerig lk was Tsh^Vi-wr, die grouwelen. 6. Hierom naderen al „Vng^PCnézagtkens die tijden, bedreigt Jehovah! dat zoonen aan 't , d 1 op eene andere wijze beroemd vuur wien, omr _ vo..r j5«/ver-zal worden; — 't zal 't moonUchavot voor ditT-d* ftedelmgeo en niet Tophet wezen. 7- Al^^mlSij» voorneemens, om ook die van de tod aan in Mij niet oP. dè£e ^e te verfterken, door 't beleid der orn'naderende Vorilen en burgerij beraamd, zal weinig ba- tilden , dreigt Tavbtt of erfdeel van Wr.nom, maar dat deze valei met meer iifm or inzichten van 7»A» en ^^et^aZ- * ^«trfe* ze Jnet ge- w 7. De vertterkin, van de ftad aan die zijde, was van 1 grootile belang, om dat daar de waterbronnen voor de ftad waren, en voor de belegeraaren voorraad, indien zij van \ dal meestee waren, Urni.  VAN JEREMIA. HOOFDD. XIX. 117 ten; hier zullen zij voor de voeten hunner*^ hastnet vijanden fneuvelen, al vegtende, of 'worfa.^^Z dig afgemaakt worden, door hun die hen dT v3!Ien• zij „, c ... , , zullenafzemaakt als arvalugen ter dood doemden; hier zullen door de lijken ten prooi van roofvogels of roofdieren Tjj %t^h. al veel onbegraven leggen. 8. De ftad, dej^o^ bewaarplaats van alle die bedrijven , zaln-;t K«og"ke door fchrk en vcragting onbezoekbaar tyor- in ^aViiei den; niemand zalze fchoon anders geen be ■ & "én. *" trekking op haar hebbende, niet dan met V-8 Schrikazmg en vcragting in hare puinhopen 'w m wfotf kunnen aanzien. 9. In de belegering zullen gjk^/dtet^ zij gevoelen, welke misdaad hun oordeel zo,biiganger zal . .... , er over be- •anmerkljift verzwaarde, ais zii 't vleescii r"eni ziin. en hunner eigen kinderen, met welken zij voor'evs/".'"{ïéV. den Moloch, zo veil waren, wegens den ra- Ki'^es* valk zenden honger zullen moeten Aagten en eeten ; hunne" zoonen, menfchenvleesch, de leden zijner eigene me- hunner dÓchtedeburgeren zullen in de maag van anderen ™ de°kV\" hun graf vinden, zo prangend zal de nood, vlec'sch van zijn ' medeburger ec- zo naauw de influiimg oer ftad wezen.ten, geduuren10. Hierop moet gij de fles neemen, en die tilgf ifdr% vrij l'chielijk in tegenwoordigheid van het ge- n.5,auwc [c,aT „ ,r u i i tuig, waarmede zencnap breken. n. En daarop zeggen •'hunr"; viiaririen, zo gemakkelijk en als in eenen (lag zal Ik£mfVateS een ftad van zo veel fterkte vernielen , on- herftelbaar vernielen; zogt men wel eens het vs- IO !.-' r" Tophet te ontwijen, daar lijken ter aarde u^ik*$$ brengen, men zal dit nu genooddwangt m zen op eene treurige wijze te doer. 12. Zon- m;iIU,en diï n j ■ • vergezeld heb- dei matiging wil Ik dat over de ftad en der- ben. zeiver inwoners doen komen; Jerufalem moet hen*' dJpV^ vah: dus zal Ik de natie en deze ftad met een flag 6*k«£fio ds een begravenUikd»rr5tel'r ™n J SS^4 Aker JSil hln -Z 6°ene ~''"e ,>laats zal wezen" P« ** k 'ver *tZv ¥alci beflu"«». «egt JOtvabl en over de burgerij, nu zul di liai H 3  n8 Het BOEK het npbit we- een ander Tophet worden , van welke de zev, ,3. De rook bpftijgt i3- ^ koninglijke ook woningen van andere gebouwen zullen dan de altaar fle paieizen van WCZen, van waar de rook opgaat, ik aai fe%u£?de daken dier woningen «tót Vergeten die rrden Ttvoor den dienst der hemelliclven •gefchikt heuvels in to' waren, waar men hen ilagt-otters oragt. ftVwonf i4. Toen Jeremia dit gezegd had, K^ffi begaf hij zich naar de ftad en wel renheir wie- naar den Tempel, en fprak daar dat gedeelaafonbekendete der burgerij aan, ter dier tijd bijeenge- Gouheden de drank - offeren ichaart: Morhof ftW Tempel, cn tfrak daar het volk dus aan: Daar zij zich verhard hebben om Mijne bedreigingen niet ie horen. IS Zo fpreek ik openlijk uit naam van Jehovah, de magtige! anders de Befcherm-God vari Israëli lk zal alle die onheilen over de hoofdftad en de overige fterkten doen komen; lk wil dit ten fterkfte verzekeren om dat ook weder deze bedreiging geene uitwerking zal hebben, dan om hen te onverzettelijker te maken. xx%ee°l?FD" f ONDER de toehoorders was juist ïaThW', ^m-oók dien tijd het hoofd des Tempels, tans mkrs 'zoon,in bewind, P.vshur, meestal de Leviett'VtpperV^«ürTrfl,he wagt bij zich hebbende, .als hij in de Tempe?:^?; voorhoven rond ging. *. Naauwelijks had vÓorrpèii'r-del»j ^ze taal ^ehüord' °f hij'Vf m,6tT vs. ». viel uiterue verontwaardiging, aan , en beveelt J e- KoegSREMiA in de houten boeijen aan hoofd &ven de ton handen en voeten te bewaren, boven de  van JEREMIA. Hoofdd. XX. n9 poort die naar de zijde van Benjamin haar van Benjamin, uitzicht heeft. 3. Een vve.nig bekoeld deS T^plt™*' anderen daags, laat hij zich Jkiumia^ d™ voor zich voeren, — die hem dus aanfpreekt: wi«<* Jsremia uw naam Overiie mag de gunftiglte en be Zi^.Z moedigfte betekenis hebben, maar om aani.aauue lot mogt gij ook wel anders be-hem aan: noemd worden, want fchrik en angst zal 11 uw n»™''™ overal vergezellen. 4. Op 't hoogde gezag verklaar Ik u r >nd uitvs. 4. waut (lil zegt Jebovab: Ujzal Ik doen zijn ten fchrik voor u zeiven en voor alle uwe vrienden, Fn Ik tWl ', !' Z'i'" dat ze donr het "va-.rd hunner vijanden om' Die hen n « i , de, n,achr.va'1 &**tte Koning brengen , (komen; Ok hen naa. 9*4 in b.dlmgfchap zal voeren of me t't zwaard dooden! vs. s. Ik Wil 't aanzien dezer ftad overgeven, met al haar vlijt IkïJ\ ll hk,;'stbaa':llerfc»' * ^ de fchatten van >,w koningen; Ik zal zc hunne vijandc ter hand ftellen; " ' Laaren ze die . „ven , zich eigenen , en naar Babel voeren. TS' 6'É'Étnfitn f°rf.m? £** "«'«genoten in de to//M komen; r m , I', "' "! k"men' maar daar ook fterven en begraven Gij met alle uwe aanhangers dien gij verkeerd voorfpelde. "worden" Dat deze ftoutheid voor u en uwe medeburgers eene bron van de gedugfte onheilen wezen zal; uwe door u misleide burgerij zult gij voor uwe oogen zien ombrengen ; en gij zult, ja gefpaard worden , maar voor uw oogen de overheerfching van uw land door den Babijlonifehen Monarch, de flavernij van uw volk en het wraakvonnis over de aanzienlijken zien. 5. De fterktens van deze flad zuilen ingenomen worden; al wat de koust, al wat de geest van febraapzugt in de hofflad bijeen bragt, zo wel afe de koninglijke rijksfehatten, zullen aan den veroveraar gelaten worden; zij zullen ze op hun gemak vervoeren naar de hooflMad van hun land, 6. En gij, Pas uur! gij zult met uw ganfche huisgezin ondervinden, hoe ongemakkelijk de boeijen voor de ledematen zijn, want in Babel zult gij die dragen, in de gevangenis zult gij fterven, en uw graf in een Vreemd laad H 4  iao Het BOEK VS. 7. Jebevob! Gij liet mij los en ik gevoelde mij vrij; 2£Stl3 ^HW', en eik *<* mee mij. vs. 8. Zo dikwijls ik fprak moest ik het uüTchrecuwen; o.rpr hph>ili iu ' en aanvallen fchreeuwen; SXJÏÏtSïf is de oorzaak dat ze mij al den dag a»*™£ wc o Ik wW: ik zal 'er niet meer aan denken om ln Zijn naam te fprekenj Maar dan voeloe ik in mij een inwendig werkende gloed, En ik zogt mij intehouden maar ik kon met. hebben, gij en al den aanhang door uwe. misleidende geluks - voonpellingeu gemaakt. 7- Jehovah! nu ondervond ik, dat zo lang Gij mij vrij van alle verplichtende drangredenen tot welzijn van 't algemeen ontfloeg, ik ook dan alleen zo lange vrij was; want naauwelijks drong Gij fterker aan in weerwil van mijne uitzonderingen, ot ik liet mij overhalen; - en wat is de uitkomst anders, dan dat ik aanhoudend het voorwerp van nijd en veragting ben; niemand ontziet mij wegens mijnen post. 8 't Gaat zo ver dat ik genoodzaakt ben het zoms uitte"illen, wegens het openbaar geweld, 't geen men mij ïandoet- en dit is niet wegens mijne onbedagtzaamheid, gebrek aan eerbied voor de overigheid, maar om mijne getrouwheid, omtrent Jehovahs bevelen; waarlijk dit is de ware oorzaak van alles. o. Ik ontveinze 't voor U niet, dat ik zoms wel eens bij mij zelven ging overleggen ' dat ik een wijl mijne betrekking zou uit 't oog verliezen , altans niets mededeelen tot dat de bitterheid des volks een weinig bedaard was; maar dit holp mij niets; ik gevoelde dan inwendig een drang boven alle verbeelding gaande; ik moest mij zelven geweld aandoen, om mij het fpreken te beletten; op t laatst w. 7. Deze woorden als zij vergeleken worden met vs. .0. zijn mij noch niet duidelijk genoeg; etijmologiseb moet het zo vertaald worden * tCBlOftP» ons voorgegaan is; ik ben evenwel in vermoeden dat de betekenis, die M werkwoord hier hebben moet, noch aooit |c Vonden is.  van JEREMIA. Ho o fdd. XX. 131 ts. 10. Ik hoorde \ fcbniffelen van velen , fchrik van rondomme; ( t Was .) laat ben -jaren en wij zullen hem laten varen; Aile mijne vrienden letten op mijn hinken, jVIögeiijk zeggen /ij: word nij los gelaten, dan znllen wij al zege-< vierende wraak van hem neemeii. vs. 11. Maar "Jehovah (laat mij als een fchrik-verwekkend held bij! Hierom zullen mijne vervolgens al ftruikeiende niets uitwerken; Befchaamr. moeten zii worden, om Jat zij onberaden handelen; Het zal hun een altoosduurende fchande , en niet om te vergeten, wezen. vs. 12. Gij, Jehovah Zebaotb! die den braven oordeelden, 't binneofte r, .... , , . doorzoekt. Doet mij Uw wraak beleven, voor U leg ik mijn belang open. v/as 't mij nogtaas te vergeefs; als de gelegenheid daar was liet ik mijn ganfchen geest uit. 10. En dat, fchgog ik zeer wel wist dat de een den anderen in het oor tot mijn nadeel fluisterde, wat men zelfs als 'er hoofden van dien naam zijn, te wagten heeft, opeulijk zegt men: wij willen ons van hem geheel oucllaau, niet naar hem luisteren, en wenfchen dat de natie ons voorzichtig voorbeeld volgen mag; als ik dan een wijl lustig fchijn te zijn, dan letten mijne fchijn - vrienden op alle mijne gedragingen en kleine misftappen; in de hoope dat ik op mij zelven (taande, mij tegen 't regt vergrijpen zoude, en zij door een vonnis van oproerigheid zich eens regt over mijn ftoutheü konden betaalen. 11. Doch hoe zeer verkwikt mij de'gedagten dat Jehovah niet mij een'Mag >r Missabib is, fchoon fchrik - verwekkende in zijn handel ter mijner verdediging, dat doet mijne vervolgers misdappen begaan, die zij zelfs gevoelen, en daarenboven tog vrugteloos onderneemen; openbaar moet hun doldriftigheid veroordeeld worden; 't geheugen daarvan moet door de bedreiging voor altoos in de harten der opiettenden blijven. 11. Nu dan, magtige Jehovah! die ik als een andere Richter ken , die de braafheid regtmatig beoordeeld, en op de bewegingen van het hart zelfs agt geeft, waar door Uw oordeel onfeilbaar is; U deel ik mijn belang mede, en wagt van U vergelding. 13. Braven! roem: Jehovah ! 'bezing li 5  122 Het BOEK vs. 13. Zingt Jtbovah\ lofzingt Jebovab < Hij red bot /eeucn des wterhozen uit 't geweld des boosaards. VS. 14. Gevloekt (zegge de laatlle) zij de dag waarop ik geboren wierd! Ongezegend de Oag op welke mijn moeder inij baarde, vs 15. Gevloekt zij de man die mijn vader nanzeide : U is een zoon geboren, om zijn verblijdïchhp te verbogen. VS. 16. Ja, die man zij als de fteden dooi Jebovab oüherouwelijk verwoest; 's Morgens hoor^ hij gekreis, en'op den y.ollen middag onraad. vs. 17. Waarom mij niet gedood in den moederlijken fchoot ? Ol waarom was mijn graf niet altoos met mij bezwangerd? VS. 18. Waarom moest lk den fchoot verlaten om Jmart en verdriet te be- En mijne dagen in veragting doortebrcngen'f (leven? Zijn handel in mijn ontflag; Hij alleen is "t toch , die den weerlozen van de tijrannij der grooten bevrijd, en hun ftof tot een bevrijdings- lied geeft. 14. Lwt Magor Missabib zich bereiden tot zijn treur-lied: rampzalige dag die mij ter waereld bragt; vervloekte dag toen mijn moeder gelukkig verloste. 15. Vervloekingen in plaats van gefchenken moest hij gehad hebben, die mijn vader aan zeide: gij hebt een kind, een fchoone jonge. 16. Die tijdingbrenger fmake alle' de rampen, die 't gerucht eenmaal van Sodom zo beflisfend aanbragt ; met den vroege morgen hoore hij alrecde alarm; op deu vollen dag het moprdgefchrei. 17. Och! waarom verflikte ik niet. al vroeg in den fchoot, of vond in de ingewanden mijn graf, of verharde daar voor altoos? 18. Ai! moest ik daarom leeven om niet dan akeligheden te bekeven , cn op 't einde in den kerker te ftcrven! XXlfte HOOFD- rT\ ÜEEL' 1,2. ± oen de Koning Zedekia twee vs. 1 Hetbe- .. t. . , vei. 't welke znner vertrouwelingen, Pas uur, uit de }™bóla£ ont burgerij en de Priester Zr. r 11 a .\ 1 a , bedekt «S, toen Ko- naar Teremia zond om hem te raadplegen ning Ztw-h-iA xxi. Dit Hoofddeel is ongelukkig, waatfchiinlijk door de onvooroordcelkundige handelwijs van deze of geene Schrijver verplaatst, die wel op den naam van Pashuk., maar niet op de vaderhjke naam gelet heeft;  van JEREMIA. Hoofdd. XXI. 123 over den roeftand der ftad, die et een be- hem gezonleg bedreigd werd door Ne bucad.\ezar,hur,mu.c!'1 as aireede in het land gevallen, njogélijk zou \cnM^; zijn bede zo veel uitwerken , dat de vijand ge- seja's zoon, noodzaakt wierd van zijn voorneemen afteT metditvvzotk' zien. 3. Zonder te dralen, zonder agterhou- ^-h denheid, antwoordde de Profeet hun hier voorimij Ne- TI i i • , BUCADNEZWl , op: - 4. Ik heb in last van mijn Heer ,B*b,n Koning, en Israëls Scliuts-God: - wagt niets gunitfg ™,'SKjSÏÏ Vorst! maar wel dat door Miin invloed uw toe- z»1 .?«*<»"•* >»»- « J ten gewone voe- ltand nog zorgelijker zal worden; de armeëu tot£«» i«n.an. uie dekking der Had, de behoedmiddelen omtrent de bronnen, en alles war gij om weêrftandken-. DIt te kunnen bieden , moógt in het werk ftel verzoek beahtlen, om 't beleg van de ftad te verhinderen, m°a'^ breng zal Ik ren nadeele doen werken, zo dat gij u f^/fiba) ""«! verplicht zult vinden u in de ftad als te begra-'"?; ven, zonder aan uitvallen te denken. 5. Dan zegt jebovab, zal Ik u door oordeelen die van geen men- fCuktJn fchélijk vermogen afhangen in de belegering T^'i'r, b,cn- .. 11 ir t ^ 1 ^ "Oen aanvallen; lk zelts znl u in Mijn ijver en hel-omwenden>a'fdenmoed, met drift, met de uiterlie verontwaar g™d",$n>% digin'g behandelen. van Uaheh <* ° de Cbaldeefch, zii zullen tot aan den miinr ' voortreden J en uwe benden zelfTinVnM^ t J j'l ^-r,™- 5' D',al' W" lk " dal1 beftrijde/, met outbtZ gen f"Ab» »™; in toorn, ja grimmig, en ten uï,erj?etverbol- heeft; 'er is evenwel weinig moeite om de ware plaats te vinden waar •t moet herfteld worden; miin lezer moet het tusrehen h. xxxvi en xxxvh infehuiven, en daar lezen, zo hij den fchakel in het lezen wil behouden. w. 1, a. Jerufalem zeer gefchikt tegen eene belegering in dien tijd, toen men geen kanon noch bomben kende, was zeer voordeelig gelegen.' Mus. heeft daaromtrent eene ichoone en Uitvoerige aanmerking.  124 Het BOEK vs. i. Geen leeven in de ftad zal Ilt fparen, geen mensch, noch beest, Door eene gedugte aanftekende ziekte zullen zij lterven. VS. 7. Daarna, dreigt Jebovab .• Zal lk Zedekia, fudaas Koning, zijne hovelingen , En al wat in de fteden vjn het volk mag overgebleven zijn, Van de pest, beiegirmg, of van 't gebrek aan voi-dzal, Onder de macht van Nebücadnezar , Babeh K >n>ng ftellen . Onder de overmagt hunner vijanden, van allen die hun leeven belagen; Hij zal ze door zu. zwaard duoden , Zonder te ontzien, K/paren, of mededogen te gevoelen. vs. 8. De ourgerij zult gij aanzeggen: dit zegt Jebovab 1 Ik ftel u de keus van leeven en dooci »oor oogen. vs 4 Die in de ftad blijft zal door den ftrijd, den honger of de pest ver* gaan; Maar wieze verlaat en zich aan de Chaldeèn overgeeft, die zal den Ziin leeven zal zijn eenigfte winst wezen. (dood ontgaan-, vs. 10. Ik heb Mijn gelaad ongunftig en niet gunltig tegen deze fta 1 vertoond, zegt Jebovab'. Zii moet ingenomen worden door Babels Koning om ze in den J brand te fteken. 6. Zo doodclijk zal Ik u wonden, dat de ganfche bezetting, noch mensch, noch vee, daarvan verfchoond zal wezen; de pest zal binnen uwe muuren ijslijk. woeden. 7. Een wijl daarop zal Ik Zedekia, zijne hovelingen, zoldaten en burgers, die zich uit de kaaken van honger en pest gered hebben, in de handen van den overwinnaar, den fchrik-verwekkenden Nebucadnezar, Hellen ;' aan het geweld van wreedaards zullen zij bloot ftaan, wraakzugtig over hunne trouwloosheid; het moorden zal vreeslijk wezen, zonder meiischlievenheid of uitzondering van perfoonen, noch fchijn van verzagting. 8. Zeg de burgerij vrij uit: 'er is in de tegenwoordige tijd geen andere uitkomst, dan u aan de genade van den Monarch overtegeven, zo gij den dood wilt ontlopen. 9. Komt het tot een belegering, dan is elk of door de vijandelijke wa* penen, of door gebrek, of door eene aanftekende ziekte een man des doods; die zich dan nog als overloper in handen van den belegeraar fielt, heeft de beste keuze gedaan; 't is de eenige riikdom die hij al vhlgte tde uit de ftad nog veilig zal behouden. 10. Want al Mijn invloed en tegenwoordigheids-proeven zullen u niet ter befcherming, maar ten ondergang wezen; aan de koran,;-  van JERRMIA. Hoofdd. XXI. 125 lijke familie, tans zo veel invloed op het bewind hebbende, ffipogt gij vrij uit verklaren: het is bij Mij bepaald, de fiad moet ingenomen, geplunderd en in brand gedoken worden. 11. Stamhuis! oorfpronglijk van een Vorst, vs. n. En dien Ik ware genegenheid toedroeg, om zijn beftaan, dat inderdaad tot heil van 't volk was: het ko' intfük huis betreft, dit dreigt Jebovab, Davids familie! u zegt Jebovab aan: vs. 12. Begeef u vroeg in de rechtzaal,en bevrijd den gedrukten door die uit de euvelmoed der tljrannen te losfen, Anders zal Mijn gramfchap als een vuur branden, En wegens de fnoodheid uwer handelingen onblusbaar zijn, Vs. 13. Ik zal u vinden, bewoor.ftcr van een dal, lots der dalen, zegt n. . Jebovab X uie gewoon zijt te zeggen: wie zou 't wagen? wie zou onze holen indringen? vs. 14. Ja, Ik zal naar uwe handelingen u een lot geven , zegt Jebovab' lk zal t woud rondom haar in brand fteken, Dat zal alles wat rondom is opteeien. 12. Wilt gij iets van uw plicht weten, draagt dan in de verwarde tijden van de belegering meer zorg voor de uitoeffening van recht; — 't is meer dan tijd, dat de weerlooze en ongelukkige burger van de mishandeling van een fuood rot bewaard worde, verhaast gij u daarmede met, gij zult Mijne verontwaardiging gevoelen, op zulk eene wijze, dat 'er geen verbidden aan zal wezen. 13. Mijn oplettenheid is bijzonder op een gedeelte van de ftad, eene valei, waar men zich agter de rots verlïerkt 't veiligfte acht, uw moed is verwaandheid, wie zou ons daarvan dan durven beftormen ? zegt gij! wie ons in ons leeuwen-hol, zo ontoeganglijk durven Horen ? 14. Ja, denkt vrij zo, Jehovah zal u den loon naar verdienden toedeelen; hebt vrij als der leeuwen woning een verblijf als in het midden van het digfte ondoordringbaarfte woud, Ik heb niets meer te doen dan dat bosch in den brand te (leken , en wat zal 'er dan van uw rustplaats worden?  i2ö Het BOEK Hoofddeel. r j_\1et ]ange na dat ik door Pashur. ,/zeide %T». 7-0 mishandeld was, wierden mij bevelen door vab.- begeef' * Jehovah medegedeeld, die den Koning betrofni'ngink paleis', fen: ik moest mij dan naar zijn paleis bege- endeel daar deze , r , . bedreiging me- ven en hem aanfpreken. de: vs. 8. iwWi naar JVMm»4 bedreiging Kaning van ?»^^e^0PgDAVID, Gij zo wel als uwe hovelingen, en burgers die door deze poort gaan. VS. S. Zo fpreekt Jebovab: , Handhaaft recht en gerechtigheid, reddet den weerlozen ™ Drukt den vreemdeling, de wees en weduwe niet langer; Onthoudt u van allen geweld en het plengen van oiifchUidig bloe^m vs. 4- Wil, gij dit met oprechten ijver *^i&ff^ £3% Erfgenamen van Davius ^^Sfl^SM 2. Luister, gekroond hoofd! uit eene beroemde familie; luistert hovelingen! en al wie gewoon zijt de hofpoorten te betreden om 'er uwe opwagting te maken. 3' Zo fpreekt de opperde Heer: legt u toe op de oefening van het recht, en op al wat billijkheid van de gekroonde hoofden eischt, veracht niet meer den uitlander in zijne aanfpraken op de menschheid, mishandeld den weerlozen niet; fchuwt de dwingelandij, altans laat geen onfchuldig bloed om wraak fchreeuwen. 4- Wilt gij dit met ernst doen, met oprechtheid bij de hand nemen, dan zal de burgerij lange het genoegen hebben Koningen uit uw huis voor hun te zien; gij, zult u aan de hovelingen, de burgerij, in luister en welvaren dagelijks vertonen. 5- Is zulks uwaandagt niet waart, begeert XXII. Door het verkeerd plaatzen van II XXI. is dat van XXrtc afgebroken? Bet behelst" een bedreiging aan Jojakim door den Egjptifibe* monarch, in de p'aa.s van ziin gefneuvelden vader en gevangene ouden broeder aangefteld in het afhanglijk bewind.  van J El E M I A. Hoöfdd. XXII. 127 V!' S' Dit n^iV-fe llift «"*" '»»««», dan zweer Ik, zegt >- Uit paleis 111 een pmnhoop te zullen veranderen. vs. 6. War/t zo A»b over het paleis van Juda', Koning: Hierom ^n" G'£«* gebergte, en »/, 4™^. Hierom zal lk u ook een woestenij en onbewoonde oort doen zijn. VS" ?' DlZ'nwe'b ,«eCr^;;St7n^'tLl,en• ^ WeI V°°rzien van vverktuigen, uie uwe beste ceders omhakken en verhanden zullen. vs. 8. Een aantal e*b*fiieÜ>'»in zullen dan in het voorbijtrekken der ftad met Waarom of Jebovab deze fehoone ftad zo i^SZ^?'' vs. 9. Men zal het beantwoorden: om dat zij de verbintenis van Jebovab, p. .„ , ' „, .. ,. hunner vaderen Elobim'. verbraken" En andere Elob.ms eerbied bewezen en die godsdienftig vereerden ' vs. 10. Beweend den gefneuvelden niet, noch houd over hem geen grftadige Maar weent over den weggevoerden; want nooit komt hii terug^m zijn geboorteland weder te zien 1 gij in uw gedrag voorttegaan, dan zal Ik even zo onverzettelijk in Mijne belluiten zi,n; dit paleis moet dan eene ruïne worden. 6. Want Jehovah denkt gantsch niet gunfiig over dit paleis en deszelfs bevolkers; het is Hem als Gijaads bosfebaadjes, waar de roofzugtige leeuw znn verbhjf heeft, of als Lihanons kruinen, waar leeuw en luipaard den reiziger verfchrikken; billijk is het derhal ven dat het huis gelijkt naar de inwoners eener vlakte, die onbevolkt en onbebouwd is. 7. Ik heb gezorgd dat er heden zich toe verbonden hebben, regt gefchikt tot zulk een werk-; die zullen niets ontzien, de dikfle, de rijz-grte ceders zullen zij vellen en tot asfche laten verbranden. 8. De reizigers zullen 'er bij ftil ftaan, in gefprek daarover treden, en met verwondering den anderen vragen: waarom of Jehovah, altoos de BefchermGod van deze ftad, geduld heeft, dat zulk eene iisliike ramt, haar trof, 9 Men za, het elkander zonder bedeiÏn beal woorden: het is gewis om dat zij aan den dienst van hunnen hefchenn-God ontrouw geworden waren en zVh verflmgerd hebben aan den eerdienst en onderwerping „„ andere godheden. ÏOi Men ftake de droefheid over dén onnjdigen dood van den dapperen Josia; men houde *r. $>• Eene betere lezing.  KJ Het BOEK vs. Ui Zo fpreekt Jebovab. aangaande ZalMJM, Josia's 100», y«rf«VK«* In de plaats v.m zijn vader Josia opgetreden , b » Maar van hier weggevoert: nooit komt nu terug, vs 12 In de plaats waar hij ah gevangene gevoerd word zal hij ftervcn; Nooit zal hij dit land wederzien. vs. 13. Wee hem die zijn paleis in .vripv,.fHgB.U béwoom Die zijn medeburgeren dwingt tot den arbeid, zonder arbeidsloon te rs. 14. Die durft zeggen: ik wil mij een hoogcr P*l« ^trekken^met Hij vermeerder, de venfters, .vrtr.U ze met ceders en laatze^ glan- geen openbnare treurdagen over dat verlies; met treure veel eer «ver zijn opvolger, die wel niet gefneuveld is, maar de fchande ondergaat van balling in Egypte te zijn, zonder hope van ontflag. tu Want duidelijk zegt Jehovah van den Vorst, wien men verwagtte dat de troon beklimmen zoude in de plaats van zijn vader: hij die van naam veranderen zal in zijn ballingfchap, zal naar uw wensch in ziin vaderland het bewind nooit weder verkrijgen 1-, Neen , hij zal in de Egyptifche ballingfchap gewis fterven; aan terug keeren in vrijheid valt voor hem niet te denken. 13 Ondertusfchen heeft die Vorst ziin dagen doorgebragt met het koninglijk huis te verhogen, en dat alles uit de kas van roofzugtige uitmergeling bevestigd, het furdament dus op het zweet zijner onderdanen gezet; en onbefchaamd zijn medeburger tot haren dienst gebruikt, en met onwettige pnvtkgien betaalt. 14. Al beveelt hij: ik begeer een regt vormelijk paleis, zo wel in hoogte als in ruimte, ik moet beter vs. 11. Wat de rede zij van de veranderng zijnes naams, en van de nïtzïchten en voorkeur op den troon zijnes vaders boven zijn anderen broeder, kan uit de gefebiedenis niet opgemaakt worden; van d.en Vorst Egyptifcb, balling, kan niet veel goeds gezegt worden, mogelijk had hij evenwel meer moed dan zijn broeder, «ans regeerende, waarom men op zijn ontdag hoopte, want de tegenwoordige Vorst verwaarloosde alles.  van JEREMIA. Ho o fdd. XXII. 129 Vs. 15. Zoudt gij rfgeeren om n met ceders te verzadigen» At en dronk uw vader niet, genoothij, recht en gerechtigheid doen- _„ ,A T , de, geen welvaren? »s. 16. Ja, de zaak des elendigen en bchoeftigen trok hij zich aan; doen gang het hem wel; dit was Mij te bel.jden, zegt Jebovab! VS. 17. Maar uwe oogen en uw hart ftaaren naar gelddorst; Om onneZMl bloed te plengen, en om onderdrukking en geweld te „ ... oeff nen. V^^l?ehrtïVm]0lAiiiM> J°HA'«oon, Koningvans Men z t m • K agén: heIaas miin broeder!'ai mijn zuster! Men zal hem met feeklajeh: och Koning- helaas Ma.esteit! VS' '9' M™n,en»heZeH be^"--"is ^ ™en over hem W«, Men llepe hem henen, en doe hem rusten verre van frrufal.m, poorten. jalouzien hebben; muuren van buiten met ceder beïchoten, en met glanzig gaas gedekt. 15. Verwaand Vorst! wat verbeeld gij u, zijt gij het bewind waard, om dat gij uw geld aan de fchoonfte ceders verfpild? had uw vader dan geen prachtige tafel en hofleevens genoegens, al was hij een minnaar van billijkheid en recht, waardoor zijn weivaren in het minde niet belemmerd werd? 16.'Er zijn gewis openbaar* proeven, dat hij onder al het gebrekkige de zaak van den gedrukten burger beftendig en met alle gezag onderfchraagde; hieruit werd gewis zijn geluk geboren, want dat is voor een Vorst regt vroom te zijn in Mijne oogen, zegt Jehovah! 17. Maar gij, laagdenkend Vorst! gij zijt anders gezind; uw trek naar het verfoeiehjke geld is uwe ganfche bezigheid; gedagten en daden lopen daarop uit bij u , en dan nog zift gi{, zo als het laffe Vorften eigen is, daarenboven bloeddorstig; ftille uifmérgelmgen, en zo dat niet baat, ftoute dwingelandij, maken uw geheel bewind ondragelijk. 18, Hierom doet Jehovah van den Koning, zo verfchillende van zijn vader, de aanzegging : over zijn verlies zal niets van die verflagenheid te zien zijn, „och zijne vrienden, noch de burgerij , zullen zich dit aantrekken ; de familie, zo min als de kroon, zal in het eindigen van dat werkeloos leeven niets verliezen. 19. Zo als de treurklagten fpaarzaam zullen zijn, zo verachttelijk zal zifrie begraving wezen; daar men onder de huis-dieren den VIII. Deel. 1  130 Het BOEK vs. 20. Fcklhrit den Libanon, fchreeuwt! roept luide op Bafan, fchrttlfzt* Hoezeer zijn alle mijne minnaars de kragten gebroken ! opAbarun. vi. 21. Ik vermaande u in n we zo genoeglijke dagen, maar gij beantwoordde het: lk wil niet luisteren! zo deed gij reeds in uw jeugd, altijd ongehoorzaam aan Mijn bevelen. VS. 22. Een wind zal uwe herders maafen, uwe minnaars in boeien voeren; Dan zult gij waarlijk getroffen over uw rampen gevoelig worden. VI. 23. Gil zelfs, bewoonfter van den Libanon! die in cederen nesteld; Gij zult kennen als finerten u overvallen, weën als eene barende ' vrouwe. ezel het minst fchat , vergunt men zich na den dood naauwlijks den arbeid, om hem behoorlijk onder den grond te brengen; waar maar een diepte is daar fmakt men hem neder, met vervceling van hem zo ver te hebben moeten VQordflepen, — hoe het zij, zijn begravenis zal altans niet in de ftad in de koninglijke grafkelder wezen, sö. Jerufalemfche vrouwen! als gij uw weenend gehuil bot wilt vieren, komt dan en beklimt Libamnt toppen; maakt een verdubbeld geroep, meer zuidvvaards, op Bafans hooge kruinen , op Abarims verre uitzichten ; dan zult gij bevinden hoezeer alle uwe jonge manfehap, waarmede gij zo veel op had, geleden heeft. 41. Nu zijt gij ontroostbaar, maar toen Ik in uw welvaren u vermaande waart gij norsch; en dit waart gij reeds van den beginne af dat Ik u tot een Staat vormde; nooit betoondde gij waare onderwerping. 22. Hierom heeft zulk een orkaan uwe gekroonde hoofden en aanzienlijken uit den vaderlandfchen grond gerukt; uwe minnaaren zijn hierom nu (laven; dit zal u eindelijk eens week maken. 23. En gij zelfs aanzienlijke vrouwen van het hof, die u in cederen paleifen vermaaktten, ongeftoord daar u verlustigden ; hoe akelig zal uw ftand veranderen als angften en pijnen u als barende zullen doen gedragen. 24. En «.20. Dat dit dbari» moet blijven heeft BoëTius reeds opgemerkt.  van JEREMIA. Hoofdd. XXII. ï3r VI. 24. Bij Mijn leeven, zegt Jebovab! zlZV, f."?""'"' JojAKiMszoon Juda's Koning, Mij als een zegelring Zo zal Ik u nogtans van daar afrukken. aan de regterhand, vs. 25. Ën Ik za] „ fn de macht Hellen van Hun die uw leeven belagen; in oe macht van hun voor wiens verkeering gij bevreest zijt : iNamentlijk m de macht van Nebucadnezar , Babeh gebieder, en onder de verdrukking der Cbatdelrs. VS' '6' n^r'," Z° We' ?ls llw eigen moetler verre wegwerpen, in een land, Daar gij «iet geboren waart, daar zult gij fterven. ' VS' '7' 7rV,u^ TV ftCrk Zij" om te wiIlei> keeren; Zn zullen daar nooit weder in komen. VS. 28. Is dan deze m n Secb ja em fc i t0'.de '""^ ï»*r«rt« veroordeeld ? Waarom zou kij en zijn kroost dan weggeworpen, en gefmeten wor. den in een vreemden oort? ▼s. 29. Ai landl land! land! hoort naar Jebevabs bedreiging! daarenboven zijn de uitzichten in het toekomftige zo treung - Jehovah betuigt op het allerptegtigfte: al was het karakter van den Kroonprins van goede uitzichten Mij zo dierbaar en van zo veel belang, als eene fraaie ze-elring aan den vinger is; zo zal hij toch niet zorgvuldig gebruikt, maar verachtelijk afgelegd worden. S5. 0ok gij. Vorst! zult onder de macht van uwe dood-vijanden geraken; Nebucadnezar met zijne ChaJdeër^ de fchrik van het Oosten, zal u ook doen beeven. 26 Ta niet alleen gij, maar de Koninginne moeder en Regen! tesfe van het vrouwen-huis, zal met u in flavernij een vreemd land moeten zien, daar verblijven, en daar zelfs haar einde vinden. 27. A1 doet dan tusfchen bdden ^ weder hope voor u op om het vaderland te zullen wederzien, het zal nimmer gebeuren, dit verzeker ik u. 28.Kan men het niet geloven dat .deze Vorst, zo kloek, even zo onbruikbaar voor den Staat zoude wezen als een geborsten watervat, nog minder dat hij door zijne vijanden tot het verachtelijke gebruik zoude gefchikt worden- krir" 'n ni£t begn'jpen' d3t hiJ Uit het vorftelijk kroost van David, buiten zijn vaderland een verachtehjk leeven le.den zonde ? 29. Dat men dan op Jehovahs bedreiging maar acht geeve! en hoe frheurt da het I 2  132 Het BOEK vs. 30. Dit zegt Jehovah: men betótfrWê dezen min zonder kroons-erven; Ei-n mi'i'geJuitren-le ziin bewind 'ramfff—iig i Nicroaiid zijner kinderen zal z.. ge Ukkig zijd "n D vvnv. troon te zitten, en over Juda ie gemeden. hart en roept: ongelukkig vaderland ! aci vaderla.nl! — vaderland! 30. Het is Jehovahs wil., dat in de openbaare lijst der Koningen Bechonja de eerfte zal ingefchreven worden, die geen erfgenaam van de kroon zal hebben, doordien ze in de raagt van een anderen wezen zal, wiens regeering zeer rampfpoedig zal zijn; fchoon lnj als de laatfte Koning.,, of ouder welke tijtel ook, het bewind over Juda zal hebben. XXlIIile HOOFDDEEL. vs. i. Ongelukkig intusfehen die herders die ile fchapen Mijnes lands in* 6 üenofverlirooien,7.ep.Jehovab\ vs. a. Hierom dreigt Jehovah .Israëli Elohim , dus: herders van Mijn volk! Gij hebt de fcnapiii verftrooi-, verdreven , en daarop met ge er ; Maar Ik zal wel letten op het verkeerde uwer handelingen , zegt jenevae . VS 1 Ik wil het overblijfzel Mijner fchapen zelfs hijeen krengen, uit delan0 den waar Ik ze had doen g.tan , lk wil ze weder na heure koiien brengen , doen wasjen en vermeerderen. Jpfte Redenvoering. an den Koning wendde de Profeet zijne rene tot d'e groten van het rijk, zo wel tot de hogere als lagere (tanden; rampzalige Regenten , die het bewind in hun handen- gefteld, tot benadeeling van de burgerij misbruiken ; en de beflisfing van hun lot in den dood of in de flavernij doen eindigen. 2. Hierom bedreigt hun hunnen wettigen HhER en Befcherm-God over de mishandeling onder zijn opperbeftuur begaan: lk betigte u als zulke overlieden die Mijne onderdanen even als fchapen hebt doen zwerven en uitgemergeld; met een woord, die ze gansch verwaarloosd hebt; denkt'niet'dat Ik dit onachtzaam Mijne op'ettenheid Lebbe laten ontglippen ; lk heb tot in het minfte toe uw wangedrag nagegaan. .3. $ hen voornemens het overgeblevene Mijues volks nu oniniddelijk ouder Mijn opzicht bijeen  van JER R M I A. Hoofd d. XXIII. j33 vs. 4. Ik zal bebvsame herders over haar doen komen orn haar te weiden: Dan zuilen zij met meer bevroed, boangjligd, noch gemist * ,-.> '11, VS' 5' DiV^ïf- ""-iV Z7\ >W'! d« Ik David zal bXrten'^ri JJ.e ^UomngUjk heeffchen en gelukkig wezèii, repte Spruit» 1- 1 chtei gerecht h,,d <» ia„d oeff-nen. regiespruir» TS' 6' Dentm d£ ^25? zal^"rf« 'im en W/ gerust wezen;- xVa,,m dlc hl' «gemeen zal oragen moet zijn: Jebovab onze Gort cntigheid! te zamelen, vooral in de landen waar Ik ze zelfs nDeezonden htb; Ik wil ze naar heure vaderlandje woningen terug voeren, en hun hope van aanwas in talrikheid geven. 4. Ik zal hen dan ook overheden l,e,.oraen die beter hunnen plicht zullen kennen, en het daseiijks welvaren der burgerij weten te. bevoweren 5 dan zal de burgerij met telkens in a.-gst of verlchnkking behoeven te lei. ven, of treur.g hare vermindering zien. 5. Zulke lijden zin, de' voortekenen , zegt Jehovah, van de vervulling eener belofte aan Koning David, Mijnen üeveling; hij za! een naneef, een mannelijken, een regt rijzige lpruit hebben , die inderdaad als fouverain Koning over bet volk za! regeeren met de groodte voorffiped, en alles naar de voJkomenfte regelen van recht en billijkheid beiluuren zal. 6. Ouder zijn bewind zal ook gansch Juda geheel bevrijd wezen van rampen, en niet een Israëliër zelfs zal de minlle beklemdheid behoeven te hebben; hierom zal Hij met eenen naam genoemd worden, die in kracht der betekenis geduurende zijn bewind zal wezen als die van Zedekia, onder wiens bewind Jehovah de waare oor- vs. 6. Hier ziet men duidelijk dat niet alleen de Jooden beffteld, maar dat ook hun vaderland herftcld zou worden. Schroïder heelt duidelijk genoeg bewezen, dat als men ziel, aan een grammaticaal gezag overgeeft, men dan bij invulling is moet lezen, en niet bij invulling van: Hij is onze geregtigheid; hoe het in H. xxx11i. moet genomen worden heeft hier geen invloed; vérfeheiden hanJlchriften lezen: dit is do „aam; hier aan Zek un abrl te denken, is de betekenis van r.jz.ge fpraitte vezwakkeu ; het kan op niemand dan op den Messias zieu. Vi  *34 Het BOEK vs 7 Hierom naderen reeds die tijde», belooft Jehovah'. dat men niet meer Bij ?«A*p«4 ! die ons uit Egypte Heeft verlost! zal zeggen: TS 8 Maar- bij Jebovab! die Israëls kroost uit het Noorderland bragt, ' En uit alle de landen waar lk toeliet clat ze gevoerd wiordeu, om nu in hun eigen te wonen. VS. 9. Over de Profeeten breekt miin hart, en prime beenderen zijn week; lk ben als een dronken man in den wijn verdronken , Om de zaak van Jebovab, en om die van Zunc eubevlekte bedreigingen. vs. io. Want het land geeft enkel overfpelers, . Enkwijnt wegens den vloek; de weiden van de lagelanoen zin dor, Hunne verbreking is onherlteloaar, want hun macht is zwakheid. TS. II. Want Profeeten en Priesters zijn beide huichelaren; Tot zclis in Mijn tempel ontdek Ik de fnoodheid, zegt Jehovah ! zaak des recht is, en Hij zelfs onbuigzaam zal zijn in het behandelen van Jehovahs recht. 7. En hierom zullen 'er andere gunftige tijden voorafgaan, die reeds meer nabij zijn, waarin Jehovah belooft, dat het gewoone fpreekwoord, als men eene groote redding wil befchrijven: ik zweer bij Jehovah ! die ons van Egypte's overmagt bevrijd heeft, verwL-feld zal worden met dit: ik zweer bij die almacht van Jehovah! die ons uit het midden der B bijlonifche monarchij vervoerde, en overal wijd en zijd, waar wij verftrooid waren, naar ons vaderland terug bragt, en daar gerust en veilig deed wonen. 9. Nu zou ik de Profeeten aanfpreken; edoch ik voel dat de aandoeningen mijn hart verfcheuren en ik een pijnlijk gevoel heb ; dan ik word niet alleen bedwelmd, maar ik ben als iemand die door den drank gansch overmand is; — zodra ik inzie de mishandeling aan Jehovah, en de geduchte bedreigingen daarover gedaan. 10. Gewis ftaat alles tans in de allerbeledigenfte gedaante; het krielt 'er van bevorderaaren en voortplanters van den afgodsdienst; de bewijzen van ongenoegen daarover zijn in het ganfche land tans zigtbaar; zelfs in de beste en waterrijkfte oorden des lands Haat alles in zulk een toeftand, dat aan verbetering niet meer te denken is; al de vertoning die 'er nog gemaakt word betekend niets wezenlijks ter verdediging. 11. Waar toe dan het bewimpeld: de buitengewone en gewone  van JEREMIA. Hoofdd. XXIII. 135 TS. ia. Hierom zal hun weg zeer glibberig en in het donker wezen; Zullen zich zelven voortdrijvende daar op vallen; Want in zelve zal in den tijd van hun llraf eea ramp over hun brengen , zegt jfebt vsb'. vs. 13. lk heb veel onzinnigheden in de Profeeten van Samaria aangezien, Z1J' d00r deu üail aangeblazen, Mijn natie Lrsil vcrvoert.cn. vs. 14. Maar in de Profeeten van Jerufalem zie Ik grouwzaambed.» ; Lilbutcbel.n, hebben een valfcben gang, terwijlzijde boosdoeners™- Zoo dat zij noch niemand zich van ziine boosheid bckeerden/;i"""" Hierom zijn ze Mij al» Sodom en als GomorrbSs inwoners. VS. IJ. Daarom vonnist Jebooab Zebaotb ever deze Profeeten dus: ïvL 1 a,V,""'3 duiden fpijzen en met vergif drenken; Want door Jeruf.le,«s Profeetea heeft zich de huichelarij over hei tanfche land veripreid. geestelijken zijn gezamentlijk eene bende veinsaards; Ik moet zelfs tot in Mijn Tempel aanzien wat daar lieimiijk voor de afgoderij gedaan word. 12. Hierom zal bun aanftaande lot zeer gevaarlijk wezen, als een fteile ongelijke weg, die men genoodzaakt is in het donkere te bewandelen; en dan noch zullen zij daarop met overhaasting voortgedreven worden, en dus gewis ongelukkig ten val komen; want Ik zal meer onmiddellijk in de tijd van algemeene rampen hen door een bijzonder oordeel uitzonderen. 13. Het is waar, Ik moest weleer met ongenoegen het honende gedrag van de Profeeten aan het hof van Samaria dulden, die openlijk aan Baal de voorkeur gaven, en daartoe de natie vervoerden; maar ook daarvoor verklaarden zij zich opentlijk. 14. Maar in de Zienders aan het hof van Jerufalem moet Ik de aflcbuwelijkfte geveinsdheid dulden ; zij maken de vertoning van godsdienst, en hangen onbetwistbaar het bijgeloof aan; zij Herken de boosaards, verwoesters van de StSMs-conJlitutie; en wat hun voorgehouden word, niemand komt lenig van dat beftaan , laat zelfs niet eenig wangedrag varen; en hierom acht Ik ze ook als Sodom en Gomorrhd's inwoners gansch onverbeterlijk. 15. En dit is de echte rede van de zware bedreiging des maehtigën Gods «ver de Profeeten nitgefproken , die van deze inhoud is: ik ' 14  136 Het B O E K VS. 16. Zo fpreekt Jebovab Zebaotb : ]>t niet ..p de woorden der Profeeten die u profetecren; Zii bedwelmen u, en fpreken naar de inbeelding van hun hart, en niet volgen» Jehovahs taal. VS 17 Zii fpreeken aanhoudende tot Mijne rebellen: Jehovah heeft voorfpeld, dat gij welvaren zult hebben; En tot elk die zijne ï,er*e£>rrfe genegenheid volgt, zeggen ZU : Gij hebt voor geene rampen te vreezen. ■W. 18. Wie ftond in Jehovahs geheimen raad? Wie vernam ol beluisterde daar Zijn uilfpraakf Wie vatte Ziin uitfpraak en doorzag die ? vs. io. Ziet een ftorm van ,7eios«i! zeer verbolgen, is opgedoken, Ja, een ijsüjke orkaan zweeft boven het hoofd de» fnoodaards! zal ze door oordeelen zo aanhoudend onderhouden als met de onaangenaamlte en nadeeligfte fpijzen , en laaven met de onaangenaamlte dranken; zii zijn de echte bron-^ nen dat de geveinsde bedrijven der afgodendienst in het land zo algemeen geworden zijn. 16. Ja, de machtige Jehovah waarichouwd daarom de natie nog bij deze gelegenheid: zo gij nog eenig gezag aan Mijne wourden hegt, zo let niet op het geen zij u als voorzeggingen voorhouden; het is niets waard, betekent niets, het is de taal van valfche verbeelding; 'er is geen woord in naar Jehovahs mening. 17. Men durft geftadig vleiende tot een volk iets fpreken, hetgeen men weet dat inderdaad ontrouw, afkeerig van waare godsdienst, en Mij vijandig is: Jehovah zegt u beftendig allerlei geluk en welvaren toe; menfchen die zich in hunne inzichten door geen wetten laten weerhouden van het onrechtvaardig handelen , durven zij volmondig zeggen: gij hebt voor de natuurlijke gevolgen daarvan niet bedugt te wezen. iS. Wie hunner durft zo ftout met alle verzekering fpreken? wie durft 'er bewijzen geven, dat hij tot Jehovahs geheimen den toegang heeft, of hem heimelijk afgeluisterd heeft? wie was bij Zijne belluiten tegenwoordig, of kan zulks gegrond uit den samenhang opmaken? 19. Ja, dit is zeker, Jehovahs gramfchap is als een ftorm, in het opkomen reeds zichtbaar; het is de aanvoerder van een geducht 011 weder, het geen op het fchuldige hoofd der verwoesters van den  van JEREMIA. Hoopdd. XXIII. 137 vs. 20. Jehovahs toom zal niet (tillen tot dat Hij voldaan is, Ei) tot dar Hij ter uitvoer gebragt heeft Zijne gewerkte maatregelen; Op hei einde der tijd zult gij 0ie door en door verltaan. vs. 24. Ik zond die Profeeren niet, al liepen zij; Ik (prak tot hen niets, al profeeteerden zij. VS. 22. Hadden zij in Mijn geheimen raad gejlaa" , dan mogten zii Miin volk, „ . , , , Mijne gefpiekken medegedeeld hebben, En hun dan van hun verkeerd beftaau eu fnode handelingen terug gèbrégt hebben. vs. 23. Ben lk een Elobim van nabij, zegt Jebovab! en geen Eiebim op een afflani f VS. 24. Zou zich iemand in geheime plaatzen kunnen verfibuile». Waar Ut rem met koude zien? vraagt Jebovab 1 Bejla'a Ik niet den hemel en de aarde ? zegt Jebovab < Staat zal uitbarsten. 20. Jehovahs gramfchap zal niet zo als een 011 weder doet , of voorbij trekken , of uit elka der gedreven worden, het zal aan de plaats zijner beftemmüig woeden, en daar vernielen waartoe Hi j het bezwangerde ; en als gij 'cr onder zijt dan zult gij duidelijk genoe<' ontwaar worden wat bet bedoelde. 21. Ik.heb die vaischaards nimmer tot zulk een gedrag in het minlte gedrongen, al waren zij nog zo ijverig in hunne gewaande bediening; lk verzeker u, dat lk ze nimmer den fchijn gaf van eenig orakel, wat zij daarumtrend ook mogten voorgewend hebben. 22. Zo zij inderdaad Mijne geheimen hadden geweten, dan hadden zij overeenkomende Mijne bedreigingen moeten fpreken; en dan zou die eenparigheid mogelijk eene aflegging van de verkeerde gezindheid uitgewerkt hebben, zo wel als den opentlijk verkeerden handel der natie. 23. Of denken deze veinsaards dat Mijn macht zeer bepaald is, binnen een kleinen kring werkende, en dat Ik niet voorzien kan noch werken niet Mijn befchermend vermogen. 24. Zou het dan mogelijk zijn, dat eenig mensch zich op een afïtand van Mijizon kunnen verwijderen-, zo dat hij Mijn oplettend oog ontweek? dit vraagt u Jehovah! vervul ik met Mijne tegenwoordigheid niet die waereld-kreitzen die Mijne hand vormde? zo fpreekt Jehovah! 25. Gewis heb ik op I 5  I38 Hit BOEK vs. ts. Ik heb beoordeeld wat de Profeeten, op Mijn naam valsheid profeeZij roefe»: ik heb gedroomd, ik heb gedroomd. terende, zeggen : vs. a<$. Maar hoet hoe lang zal het hart zich bezighouden raetleügente proJa, het zijn Profeeten van het bedrog hunner harten. rs. 17. Die enkel bedenken om Mijn volk van Mijn naam aftelrekken ; En die hunne dromen elk aan zijn buurman verteld ; Zo vergaten hunne voorouders Mijn naam om den Baal. vs a8 De Profeet die een droom heeft die de-lze als een droom mede ; ' Heeft hij Mijn uit ff raak, en dan geeve hij Mijn woord oprecht; Hoe veel verfcbilt het ilroo van het koorn? zegt Jebovabl VS. 30. Mijn uitfpraak is inderdaad als een blikfem , zegt Jebovab I En als een hamer, die fteenrotfen verbrijzeld. vs. SO. Hierom zal Ik de Profeeten (vinden), bedreigt Jebovab! Die Mijne uitfpraak Helen, elk van zijnen naasten. alles opmerkzaamheid gehad, en zelfs richterlijk beoordeeld alles wat de misleidende Profeeten uit Mijn naam valsch aangevoerd hebben; vooral als zij fnoefden op de ongemecne dromen die zij hadden. 26. Ik kan zeggen, dat hieromtrent Mijn geduld ten einde is; die hardnekkige wederfland van het hart der valfche Profeeten is Mij ondragelijk ; zeker zijn het Profeeten die alles voordragen wat hun bedriegelijk hart opgeeft. 27. Die niets anders evenwel daarmede beoogen dan Mijne natie geheel van Mij afkeerig te maken; daar ze overal op de gemeenzaamfte wijze hunne zogenoemde geheimen verfpreidden; even zo wierden hunne voorouders algemeen vervoerd, en tot den Am/-dienst verleid. 28. Maar waartoe langer getwist? die zegt dat hij eene droom door openbaring hebbe, hij make die op de gewoone wijze dan ook bekend; en is het dat hij waarlijk meent Mijn uitfpraak te geven, hij fpreke dan in alles dat onbepaald en openhartig uit, dan zou 'er geen zwarigheid wezen; het voedzame daarvan zou zich van het onbruikbaare rasch onderfcheiden. 29. Mijne godfpraken zijn voor het hart even zo doordringend als de blikfem, zegt Jehovah! en voor vooroordeelen als de hamer voor de weerlland biedende klip. 30. Hoe zal Ik mij dan wreeken op de Profeeten, welke zo Hout Mijn gezag misbruiken, en z»  van JEREMIA. Hoofdd. XXIII. 139 VI. SI. Ziet Ik zal de Profceten (vinden), bedreigt JebovabX Die met een zagt vleiende tong zeggen: dit fprak Hij! VS. 32. Ziet Ik zal hun die valfche dromen voorfpelleii (vinden), zegt Jebovab! Die iets mededeelen aanMnn volk door hunne leugens en verwaandSchoon Ik ze niet zond, en hun niets in last gaf; heid; Daarze het volk het minfte voordeel niet aanbrengen, zegt Jebovab 1 VS. 33- Zoo dit volk , zoo een Profeet of Priester u vragen mogt; Wat is Jebovabs last? zeg hun dan dit: Gij zijt een last dien lk affchudden zal. vs. 34- Tot den Profeet of het volk dat zegt: Jebovabs last! Over dien man en over zijn huis zal lk bezoeking doen. de kragt aan de waare uitlpraaken ontftolen, die anders voor hun medeburger ter waarfchuwing waren. 31. Ja, gewis zal lk die misleiders vinden, bedreigt Jehovah! die als een geheim verhalen het geen zij zeggen dat Jehovah hen in hes, zo vleiende voor het volk. 32. Jehovah deed in Zijne bedreiging nog grooter ftap, omtrent hun die bedriegelijke dromen voor godfpraken opgaven; gewenschte middelen bij hen waardoor het volk de onwaarheden met de grootfte verwaandheid fiaande houd , al blijkt het duidelijk dat ze de bewijzen daarvan, door Mij opgegeven, niet hebben, maar wel het tegendeel, en dus hoegenaamd de natie door zulke misleiding niet kunnen bevorderlijk zijn ; dit verklaard Jehovah! hij zal ze in het geheel niet fparen. 33. Om deze misleiding tot Mijne en uwe kleinachtïng, wil Ik zelfs dat gij u van de gewoone wijze van fpreken onthouden zult; zoo iemand uit den volke, al is het zelfs een der Profeeten, u mogt vragen: wel, Jeremia! hebt gij niet weder een last van Jehovah aan ons? zeg dan: lk heb niets in last dan dat gij een last zijt, zo vernielend, zo ondragelijk., dat Ik dien affchudden zal. 34. Die van nu af , het zij hij maar burger, het zij hij geestelijke is, de ftoutheid sj. 33- Het woord, last, heeft in't Hebreuwsch eene kleine verandering te ondergaan , welk ons Nederduitsch woord juist gelukkig niet nodig heeft, maar zelfs een en 't zelfde woord in een ea dezelve betekenis gebruikt word.  i49 Het BOEK vs. 3S. Maar gii behoort pik tot uw naasten of naastbeftaauden te fpreken:. . Wat antwoordde Jebovab? wat fprak Jebovab? vs. 36. Gii zult niet meer denken aan Jebovabs last, Want elk zal dit uw woord tot'een last wezen, Omdat gij de woorden verdraaid van dénleevèndigen Elobim , Jebovab Zebaotb, onzen Elobim 1 vs. 37- H:erom fpreekt van nu af tot den Profeet: Wat antwoordde Jebovab? wat fprak Jebovab? vs 38 Dewiil gij zeidet Jebovabs last, daarom fprak Jebovab u lan : Gij gebruikt liet wnorJ Jebovabs last, lüerom zendc Ik tot u fprekende: Gij zult niet meer zeggen: Jebovabs last. vs. 30. Hierom zal lk u gewis opnemen, En u,metde ganfche ftad uwen vaderen gegeven uitMijn gezicht werpen. heeft van dit woord, betreffende Mijne bevelen, te gebruiken, die zal Ik als een fchenner van Mijne majesteit ilrafl'en. 35. Gelast hen dat zij in het vervolg van alles wat gij uit Mijn naam voorfteld , aan niemand, al is het zelfs zijn vriend, daarvan anders zal mogen fpreken als met de ondubbelzinnigfte bewoordingen: wat antwoordde Jehovah? of wat beval Jehova'/? 36. Maar het gewone bij u verdagt gebruikt , zult gij niet meer mogen bezigen, die het doet zal zijn eigen last dragen; want zo te'bandelen is de Godheid, alleen leevende als zodanig als Jehovah de oppermachtige ! te honen, te belpotten , fchoon die tevens zo lange onze Befcherm-God was. 37. Zelfs als gij met eene betere gemoedsgetteldheid raadpleegd , zult gij den Profeet dien gij raadpleegd dus eerbiedig moeten behandelen, — wat behaagt Jehovah op onze vraag te antwoorden ? en wat beveelt ons Jehovah? 3S. Gaat gij tegen deze waarlchuwingen voort met dit voorfchrift te verbreken, zo zult gij weten dat lk u dit woord nu zo uitdrukkelijk heb laten verbieden, en op het ernlliglte daarop geftaan heb. 39. Ja, gij kunt u verzekeren , dat lk dien last op Mij nam', niet om ze te bewaren , neen , maar om u van de Had, die Ik uwe voorvaderen met zo veel genoeoen fenonk, zeer vevre te verwi.tkren door eene verachtelijke wegwerping. 40. Zo zal Ik u, onteerder* van  van JE REMI A. Hoofdd. XXIII. 141 vs. 40. Zo zal Ik 11 atroosdtoirende r-n blijvende fmaad aandoen; Nooit zal «ie vergeten worden. Mijn gezag! aanhoudende verachting doen fmaken; altonsduurende verachüng, die uitniemands geheugen weder zal uitgewisciit worden. f \ XXIVrte 1. KJ p zekere tijd begunftigde mij Jehovah hoofddeel. meteen gezicht tot mijn leering, waardoor S' l.r& "en toeftand onder den Koning Zedekia mijcenf"'fi'>" het best beoordeelen konde; mij dacht ik tw/e v«gêb£ was in den voorhof voor het altaar, waar «"van > gewoonlijk de eer/telingen aangeboden woxdm .hovah,; h*Twas :ir • 0 ' na dat Neuu- ik zag aaar twee korven liaan beladen met cadrezar, Ba. vijgen; ik weei mij nog zeer wel te herii- fiÖhfrg* neren, dat het was kort na dat Jechonia,^1?^' en een aantal aanzienlijke hof - groten , me' K"nins van >de voornaamfte ambachtslieden , bijzdnder aa^ziennjktv^ fmids en timmerlieden, in ballingfchap ver-^^ri1e%fnen voerd waren van Jerufalem naar Babel, en f;^c!e" uit j 1 rtijalem, en hen oaar reeds gezegen waren; ik ontdekte rasch in verhet groote onderfcheid. 2. In de eene kórf"'t?t u'a* eene korf waren Het xxxiv. Hoofddeel kan men niet als redenvoering betijtelen, dewijl 'er geen teken is dat de Profeet dit gezicht aan anderen moest mededeelen om de inhoud van eene redenvoering uittemaken ; _ de inhoud is zeer gunftig voor den Koning in Egy?l;fibe ballingfchap, zeker veel handelbaarder en onderworpener omtrent den Profeet en den Godsdienst, dan de laatfte Vorst, die met de verovering der ftad zijn kroon verloor. Vf. i. Voor Nehucadnezar leest men hier Nebucadrezar, dit is niet toevallig, man- fehijm 't meeste bij zijn oorfpronglijké naamgeving te zijn; daar hij nogtans in Hiftorifche monumenten, naar gewoonte van den nijbel genoemd word; naar de reden heeft Ml chablis gezogt, doch zich niet voldaan.  14* Het BOEK zeer rdioone waren de viigen zo edel, zo rijp, als de aer/lelingen van , , vijgen; in den gewoone herfst-vijgen ziin ; maar de andere ^ze^riégteï vvaren niet alleen onooglijk, vrang, maar zelfs zelf gansch on- oneetbaar. 3. Jehovah beproefde mij of ik vi. s.' Jehts- deze bij/.onderheid wel opgeirnrkt had , die w*?tIiete|ijmjE- het voornaame deel van bet gezicht was; en xEMiA?ikbeant-1 n jk fat te kennen gaf duidelijk onderfchei- woordde net: ° vijgen; vijgen den te hebben; 4. Gaf mij de Heer nagöe'd, °ofZ£zo\ler hieromtrend opening. 5. Zijt verzekerd zevVordk t.T- dat Jehovah, de God van Israël! met zo «»/i«rzijn. veei zorgvuldigheid, zo wel als gij ligtelijk ontving' ik de onderkent de goede onder de flegte, alles 5rtV^woor°onderfcheiden zal; Ik heb de eerftc zoort naar den dm: Babel in bewaring gezonden, in de uitkomst vs- s- Uns . P , , , n 1 rpreekty»i»o verachallen eed en plicht; en zo zal men ze overalfp^elVoord"" ontfangen. 10. Zij zullen dan vernield wor- ï£ den door den oorlog, door gebrek en aan- vervloeking in (tekende ziekte wegrotten, en dat wel in het waar ik zeaS vrtigtbaar Komaan , aan hunne voorouderen ktvsn ZO mild gefchonken. onder hun hec . . , zwaard zenden, den honger en de pestilentie, tot dat zij uit het land verdelgd zijn, dar lk hun en hunne vooreuders gegeven heb. Negende Redevoering, DXWfte f. goddelijke inzichten die aan Jere- ho'-»fddeet~ mia zijn medegedeeld, en hem meer onderlche- AJS* j£ den het aanftaande lot van zijne natie over het *EMI* > , > betreffende het geneel leerde kennen; zijnde deze ontdekking ganfche voile voorgevallen toen Jojakim vier jaren den vtedelaar"™ troon bezeten had, ven door Nebucadne-^™;^ zar, als opvolger zijns vaders, het eerfteia'.s£ K°ning , jaar zijner alleenheerfching begonnen was. het" eerfté^aar van Nebucadnezars bewind. XXV. Er valt zeer weinig te zeggen over de redenen, waarom dit en de volgende Hoofddeelen hier deze plaats bekleden; wat men daar over gezegd heeft betekent niets tot wezenlijke opheldering; 't zijn geleerde gisfingen; 't is genoeg dat in die oude flukken weinig opletten-  144 Het BOEK vs. i. welke 2< Zijnét tevens aan den volks medégedèteld gn'fctvoikv^ door Jeremia, zo wel aan die van Juda, juda en alle de j biizonder aan de Jeïufalemmers, door jnwoneren van - in1en ban ''"tJn' vm ' 1 euhuiuot/Hni v lil. Deel. K  14« Het B O E H tv/pot tn aitom- niijen tot ontrouw , te ftrafFen; zo dat t^^ftciién'. die landen door de ijslijkheid, en uw ftand henzunt'nK door vernedering, geen wederga van zulk een aiie vrolijke tij- zwa!U- en langduurig onheil in de jaarboe- im ophouden; ° ... blijde ken der volkeren opgeven zal. 10. Alle ge- gÓms%r^«',neugten in den kleinen huislijken kring, en bruids vcrmaa- -\ algemeene bliidfchap, zullen u dan geheel iet, ; alle geraas ° J r* .. van de band- vreemd wezen; de vrolijke bruiloft-malen bij Uch'dcr'iampe" de bruidegoms, de ftillere vermaken van gar^cheïand^aivrouvvliike gezelfchappen bij de bruids, zultot een woesre-]en niet alleen onbekend wezen, maar de ftille ni] cn eene gan- .... , t i „ „ fche verwoés-zomberheid van den morgen zal door geen delWlZoikerenVvoelige huismaagd, bezig met het bereiden zuilen zeventig van >t ontbïït , afgebroken worden , en de jaaren aan Ba- J 7 ° . iels Koning on- verlichte avond-gezeluicnappen zullen onbe"vf^MaSkend wezen. n. Ja, KanaSn zal eene enhet zal gebeuren j , wildernis worden , een toneel van de als die zeventig ■ jaren vethpen ijslijkfte verwoesting; en de bewoners moeKoningdvaIn^n-ten zeventig jaren hunnen overwinnaar te 5érdTnetnCz°egt^^ als flaveu dienen. 12. Maar dan zal jebovab'. zijne[iet tonee< veranderen; dan zal Ik Babels verkeerdheden ..... i zal vergelden g Koning over zijne misdragingen, zo wel als Und° der' cw- die van zijne troepen, Mijn ongenoegen deen: die ik zal j en gevielen, in perzonen zo wel als bezit- ftellen tot eene t> - ' r ..... eitoosJuurende tingen, zo dat een der grijste rijken der waeWv"i3D1Zo ,zai reïd niet alleen gefloopt, maar voor altoos uivoer^1'aüe vernietigd zal worden. 13. Zo zullen dan ein- Mijne bedrei-jeiijk alle Mijne bedreigingen volvoerd worgingen, al wat in J vs. 10. 'sMorgens had men 't genoegen voor 't ontbijt te zorgen, en de avonden werden meest met vreugde doorgebragt; hiervoor neemt Marmer 't: ie morgen zal fiil, ia avoni gansch zomber wezen; en bewijst dat de bruidegoms dan bijzondere maaltijden gaven; 't zijn dan gewis meer als opeengcltapelde fpreekwijzen en een fpeling op onderfcheide» gebruiken.  van J E R E M I A. Hoofdd. XXV. i47 den; alles wat Jehovah heeft voorgedragen, endeze vtrzami. in deze verzameling bij den anderen gevonden e^door"^ word. 14. Want ook die landen, zo jaloers^ ^Lerëa tans omtrend heure vrijheid , zullen door oorlogskundige volkeren, onder het opzicht ooi? van heldhaftige Monarchen, cijnsbaar ge-Si^S: maakt worden; en zij bij ervaring fmaken „eVun doen wat zij zo menig volk door hun geweld deden ove^zozö ondervinden. 15. Tot nadere verzegeling vaflÜ«S alles, beval mij de Jehovah, anders IsraëlsttZtlweder Befcherm-God: «. 15. Want zo fpreekt Jebovab , Israëls Elobim, tot mij: EaSfe\ü%btZVm fter'i Ve:i""1' wön van Mijne hand! ü« geeft ze over om gedronken te worden door de volken tot v, rw j t , welken Ik u zende. Om Hen ddn,ken.? ^rbissend woelen en woedend worden, Om den oorlog uien Ik hen sotfebikkon zal. ' Neem zinnebeeldig eene drinkbeker van mijne hand; die kelk was. vol van Merk vergiftigde wijn; en deel die rond aan de gezanten dier volkeren, door Mij bedreigt, en laten aj die leedigen. 16. 't Gevolg van het drinken zal u de kragt daarvan aanduiden, niet bedwelmen, veel min vervrolijken, maar eene ijslijke verhitting, die ftuiptrekkingen verwekt, en eindelijk een volflaagen krankzinnigheid zal 'er de uitwerking van wezen; - zo vergiftigend zal de uitkomst van eenen krijgstogt wezen, die Ik over hen beraamd heb. 17- Ik voerde dit zinnebeeldig voordel vs. 17. Toen uit, zo dat ik de bedreigingen met dezevan £zo kragtige zinnebeeldige verzegeling aan deb^"^sdeeTd' *. feUtf Waarfehijnlijk U h zegt Mhs. dat 'er verfeheide gezanten van Koningen ter dier tijd te Jerufalem waren, om te beduiten , wat het best tegen den indringenden en zegenpralenden NEEÜCAD«ZARS te doen; «M W J«EMIA dan gelegenheid, om te fpreken, naar ziin Jast. K 2  i48 Het BOEK volkeren drin- onderfcheiden volkeren bekend maakte. 18. De »yne'0tnedre'eerfte dronk gefchiede door Jerufalem, als de gingen Aoot j,- hoofdflad; daarop door de verdere fteden tovab gericht ' r i i x-i waren. Van Juda; door de gekroonde hooiden zo vs. 18. Jeru- wei ais door de overige grooten des rijks , overige 'fteden als volks-reprefeutanten wierd dezelve door hun La"re?Koningen gedronken; dus wierd alles gansch onfteld, en rijksgroten, onnaf.uürliik en ijslijk; daarbij zij den be- om ze te bien- J J ... gen tot ver- fchimpenden hoon van den vijand, en ge^//^^"ndenktekenen van de uiterfte veragting wegens ^'"^n'dezêhunne trouwloosheid, waarvan de beginzelen tijd is. z;ch tegenwoordig al zo duidelijk vertoonden. RAo','9VPgv?-i9- Daarop door den Egyptifchen Pharao, ,es .Monarch z{jne hovelingen, rijks - grooten, en een menig- en zijne hove- ' . , , „ \r u * ïingen, rijks-\t zijner onderdanen; 20. Zelrs moeten net lifnT"w"rJi-aantal van gehuurde hulptroepen en bonden, genoten van dat rijk , uit dien beker drinken; Am' ganfchen de Emirs van eeneu ftreek aan de grenzen, drom van zijne j als de vorfteliike hoofden van 't Phi- liuurelm^en, en J w . dat alle de ge- uftijnfche land; bijzonder de onrustigfte drie W««r ^rr van lloof(1 Van Asdod, fchoon reeds ge- eJeï"u"h pbifi- proefd hebbende wat oorlogs - rampen zijn. ftijnscb%eMe$, ^ pjan aan de nabuuren van de oostzijden, GAzaenEkrtn', de Edomiet, Moabiet, en de nakomelingen biev^ne0" van van Ammon. 23. Aan de noordwestzijde moet Asdod. Tiirus oppergebieders, de eerde dan 't nabij- jiioaé en geleegen Sidon, met hun aanzienlijk hoord, en mé», getogt alle d^ 0pperhoofden van de volkplantingen alle Koi.ingen van Tijrus, en alle Koningen van Sidon, en de Koningen der kusten aan vs. 10. Bij Mhs. Gutia, zich mogelijk vrij gemaakt hebbende; liever met Vin e ma Aujita , een ftreek in ldumea; — Asdod was doorPsAMmiticiius weleer ingenomen en in dien ftand gebragt. vs. 21. Dit is Mus. een eiland in de Perjifcbe golf, Timma in de woestenij van Arabitn.  ▼an JEREMIA. Hoofdd. XXV. 149 over de Middelandfche zee, aan Tijrus hare op- gene zijde der richting verfchuldigd zijnde. 23. Over fef^'1""^ volkplantingen der aframmelingen van Ke- vs- =3- P" tura, Isimaël en Edom, bewoners van ^'«j, en'dl* de genoodfchappen der zwervende KeturenenX**™ S" 24. Dan aan de gekroonde hoofden der Ara- „vs- 2f; Kn liers in het fteenagtig Arabièd; en wat ver-s™ van i£ der het opperbewind in de groote Arabifche&te? der woestenij mag bekleden. 25. Zelfs aan ko-ïSS^dtalb nmghjke hoofden, aan den Tijger hun zetel Wf-estènïj behebbende; de Simrieten, Elamieten, en oor- En fpronglijke landen der Medeërs. a6. Over de|ènranw?* menigte van rijken, die ten noorden van Pa-e" alle Knninlejlina liggen, 't zij dan aan de grenzen of^SSsSï verder daarvan afgelegen, zij moeten ailën%f drinken; nog veelen van den bekenden aard-alle Kon|nbodem, allen u bij naam niet bekend; zelfs n"°rZT, z" moet dan eindelijk ook den droesfem ^ f^l 't meeste kragt behouden hebbende, donr !"k; iai- 35 7. 7 1, r, ' ken vanden be- Mabels Koning , Scheschach, geledigdkenden a^rdboworden. 27. Zeg in 't overreiken aan allen: fi^5.$& dus bedreigt u >Wz; de magtigfte Heir- df ^«7 dnnvoerder, de ware Befcherm-God! en verze- ken' geld dezelve: zo gewis als gij uit dezen & «ue£ beker drinket met alle de gevolgen van be-lfS"^. dwelming, walging en zuizeling; zo gewis zal dien geweldigen' oorlog u allen buiten Slri"'"> wórdt ftaat (lellen, en gansch weerloos maken.^T^ m Maar Jeremia! zoo 't gebeurde, dat gij deze daad verrigtende , befpeurde dat denen V'*"* weid dwf^/^ die Ik over u brengen zal. vs. * Gebennhlc'nu datzii W. =6. Niets behaagt mij wat 'er van de betekenis dezer woorden gezegd is; genoeg is >t dat eene benaming van Êdb.U Mo¬ narch Is; had Foezel zijne dubbele betekenis van bondig bewezen ik zou hem gevolgd hebben. K 3  15° Het B O E K weigerend zijn, afgezanten dier volkeren weigeren den beker ^n uwhanfièvan uw hand opteneemen, en dus uw gezag dr™kèn,Cnzèg daardoor fcbenden; verklaar hun dan vrij uit hen" ch.ir,>m jyjjja naam, dat dit hen niet ontdaan zal, zh*\ J'*v£ maar dat lk Mijn woord gedand houden zal; hemr'zeUkedrnit-willens of onwillens zullen zij de gevolgen drinken zult. van jyijjne bedreiging ondervinden. 29. Doe hen daar' ik' begin begrijpen , dat dit onverzettelijk Mijn voorSe' zich "naar neemen is; en daar Ik reeds begonnen heb Wij bbje5nofmd • 't volk , waarover Ik Koning was , en dat gezoudt gijlieden neei cmder Mijn befcherming dond, daarvan iZgl'aï,kZsdc beginzelen te doen finaken, zo kunnen bevend ovT/de de andere gekroonde hoofden, die niet met bewoners van j^jj: verbonden zijn, zeer wel begrijpen, dat den aardbol? ■> . , , „.raalr. vraagi Jebovab. Ik Ook heil met ontzien Zal; — t Wr"■ ö o •> ,. len, en die hen moeten u derhalven terug houden, om au duidelijk zeg- a]gemecn en duidelijk aarl elk voik, wanneer gij maar gelegenheid hebt, te zeggen: Jebovab brulde uit de hoogte, uit Zijn heilig verblijfvéAdtóHB llij klaterde i'sliik boven Zijne woning, (ZM Semia, Zhn weerklank was als die des druiventreden voor vs. 31. Een echo klonk tot aan des waerelds grenzen; Jebovab heeft gefchil met de volken! Hij zal over allen krijgs-recht doen, En den fnoodaard aan de doodftraf overgeven, zo dreigt Jebovab. Jehovah zal als de ware donder-God Zijne ijslijke ftem doen klateren; die vreeslijke ftem Zijner bedreiging zal uit Zijn hemels-paleis op alles vallen. 31. De gedugde flagen zullen boven Zïom kruinen gehoord worden; de dreun van dat ijslijk onweder zal intusfehen voor den aanvallenden zoldaat niet fchrikbaarend wezen ; maar als het lustig aanmoedigend geluid , 't welk men bij den wijnoogst op de heuvels hoort, afrollen en weergalmen in de dalen. 32. Ja, om alles te datiger te bevatten, wil  van JEREMIA. Hoofdd. XXVI. 151 VS. 32. Ja , zegt Jebovab Zebaotb ! Ziet een onheil komt van 't eene volk tot liet andere, En een ijslbke bui worde van die grenzen der aarde aangevoert. vs. 33. De flagt-offers voor Jebovab zullen op dien tijd den gaufchen aardbodera bedekken; Niet (ia zal beklaagd, opgenomen of begraven worden; maar allen zullen ten mest zijn voor de aarde, vs. 34. Huilt dan herders! gilt en wentelt uin den drek, bokten der kudde, Want uw tijd is 'er tot (lagting en tot vciftroojing! Dan zuilen de fchoonltc geveld worden, vs. 35. Er is geen fcbuilplaats voor de herders, En geene redding voor de bokken der kudden, vs. 36. Hoe zwaar zal 't gebral der herderen en 'r gekerm der bokken wezen Dewijl Jebtvab hare weide vernield heeft! Jehovah de hoogde Veldheer, dat men dien tijd aanzie, ais een' tijd waarin Zijn hooge vierfchaar gefpannen is , om rampen als regtmatige ftraflen algemeen te maken, en tot dat einde zullen de vreeslijkfte buien van alle kanten zamentrekken. 33. En op dit gedugt tijdüip zal men overal de ontzielde lijken zien; geen naastbeftaanden zal 'er aan durven denken eenig teken van rouw te vertonen, noch veel minder ze durven aanroeren, om ze ter aarde te belïelleii ; neen, zij zullen met het ftof, dat geltaag met den voet getrapt word, zich moeten vereenigen. 34. 't Eenige dat u vrij (laat, is, in 't vooruitzicht misbaar te maken; gij gekroonde hoofden, gij aandrijvers der menigte, maakt vrij een ijzend geluid, en wentelt u in den drek al fpartelende!' uwe ontzieling, uwe gegeele uiteendrijving (laat voor de deur, niemand zal dan aan fparen denken, de fterk gefpierfte moet zelfs vallen! S5. Aan ontvlugten is niet te denken; nergens zal 'er voor de hoofden zelfs een hoek gevonden worden waar zij veilig kunnen zijn; geen legerhoofden zullen op de een of de andere wijze zich kunnen bevrijden. 36. Laat vrij het gehuil der opperbeltuiuders algemeen, en wanhopend wezen! dat vrij de bevelhebbers een akelige kreet aan. er. 34. Hier moesten wij eene andere lezing volgen, waartoe de 70 aanleiding geven. K 4  15= Het BOEK vs. 37. De nrtedzaame oorden zullen gansch verlaten wezen. Enkel door de felle gramfchap van Jebovab. vs. 38. Hij valt al6 een jeugdige leeuw uit zijn hol aan; Al hun land werd een woestenij, Op de gramfchap van Jebovab, en op 't woeden van Zijn toorn. heffen ; de landen zijn vernield ! aan inzameling valt nimmer te denken! 37. Want gewis, (heken van 't land, waar nog nooit de oorlogs-kreet of de verwoestende inval doordrong , zullen gansch ontvolkt wezen ; eene uitwerking alleen door Jehovahs verbolgenheid mogelijk. 38. Toen Hij als Befcherm-God Zijn verblijf verliet, deed Hij 't als een moedige leeuw die uit zin fcbuilplaats op roof zich begeeft; hoe rasch werd dan alles verlaten bij de eerfte ontdekking van die gramfchap, wat dan, als zij hare herhaalde gedugte aanvallen doet? XXVIde \ hoofddeel. t- jj~\t vroeg onder Jojakims bewind „alvalg ^vm'l wierden Jeremia door Jehovah onderfcheiden bewind van ]o-^,eve]en eoon , koning mij verpligtten naar de voorn ven des 1 emfing ^ereZa pels mij te begeven bij gelegenheid van openveiln \7njebo-bare feesten ' wanneer de ganfche burgerij •oab. uit de onderfcheiden lieden van Juda daar bij fprak jebovab°: den anderen waren, om daar den ingelïelden {lel u in den voorhof van Jebovabs Tempel, en fpreekt tot alle de leden van Judaas bur- vs. 38. Hier heeft ons de Sijriefcbe overzetting aanleiding gegeeven , de regte overzetting te kunnen herilellen in het laatrte lid. XXVI. De redenvoering zelve vind men reeds van 't VII tot X. Hoofddeel; 't zijn derhalven allen gefchiedkundige berichten, die ziine redenvoeringen vergezeld hebben of ten gevolge hadden; Venema vermoed dat men voor Jojakim Zedekia moet lezen; doch de redenen tot zulk eene verandering zijn mij op verre na niet gewigtig genoeg om buiten gezag vin handfehriftea zulks te ondemeemen.  van J E R E M I A. Hoofdd. XXVI. 153 eerdienst van Jehovah waarteneeraen ; daar gerfian,; daar moest ik dan die redenvoering houden, die $ mij door Jehovah opgegeeven was, zonder iets (ff^™ %,aad'; agter te houden, hoe ftreng 't ook ware. ^eve's", die ik 3- Met bijvoeging, van de drangreden naarVo&e\e°bteT. gewoonten: Jeremiai dit mogt nog eenmaal Zwoord^ eene goede uitwerking hebben , zo dat zijafmet oplettenheid hunne zeden betonden te ,--Ts' 1' M^e' ,. o Ll- lijk zijn ze nu vormen; dit z .u Mij ook tot inkeer over «perkende, en Mijne voorneemens brengen; hoe billijk an-Mfa"^*» ders door hun gedrag zij zich alles dubbel waar- f^Zle^X dig gemaakt hebben. 4. Voeg 'er nu tot aan- ben over 1,ec drang bij de herhaling nog bij: z0 gij dezeftb'en dagtg",waarfchtuving niet met genegen ooren, en kef "^Tmet toeleg om u daar na te rigten , wilt ZeL de fl,00d" ™,,{v.„„ j ti ' held hunnere-e- om tangen, daar Ik ze met de behoorlijke ir"g'»e">verzekering bekragtigde. 5. En dus de door- dSpre;kt flaaudlle bewijzen wilt geven, dat gij de minftehen' ^dreigt achting niet hebt voor de reden voeringen, dieg^Mif /een Mijne buitengewoone dienaars u voordragen, ftjft met zo veel ijver u tijdig en ontijdig gezon-ze., . den; tot nog toe evenwel over 't geheel zon-tlgenwölfdfg^ der eenigen goeden ukflag. 6. Dan verzeker Nocb Ik u, dat Ik dat Tempel - gebouw even zo 5°°" "aar onkenbaar zal maken als Silo tans is, fchoon MijnerW00rdieweleer Mijn zetel; was 't voor den omtrek toen fee™ eenen zegen, dat Ik daar Mijne tegenwoor-met^afie20"!' digheid vertoonde. Had en burgerij zal de zas» .. zonder merktekenen van Mijn verontwaardiging voorde.8" °P'ec" alle naburen wezen. 7. Toen Jeremia opfrVjKS zekeren tijd deze reden met dien aandran o- aan dat van SU meld , u as er op 't plein des Tempels » en deze eene verbazende menigte tegenwoordig, een**/$,/wS volkeren des aardbodems, vs. 7. De Priesters, de Profeeten'e'n d^gabfchl «nemgte, hoorden dit Jeremia duidelijk zeggen,in den Tempel vmf.Mri, K S  *54 Het BOEK vs. 8. m»u«- buitengewoon getal Tempel-dienaren en ProfeeiïH'hadfStt:n, behalven de overige menigte. 8f, 9. Naau«net fpreken van jj|k faft nij uitgefproken, of de ganfche alles dar J .. . j »» hem gebo-fchaare drong vrij oproerig, aangevoert door vÓTkehate zeg"Priesters en Profeeten, en deden hevige bedreileurdfdat Sdê gingen, en maakten hem hier gevangen; 't was Priesters, de eenparig: wie maakt u zo ftout, zulk eene de0leetniemgetehonende taal te voeren tegen den Tempel, ft róepênde: tegen hofftad en volk; nu fchaarde van allen w 'zult gil ge- kanten de menigte bij een , en 't oproer in wis derven! _ , „ , „ „ vs. 9. Waar-den Tempel was zo fterk, 10. Dat de vólkswam Cvangi$ hoofden, die tevens de opperde rechtbank des hovab geprofe-, d uitmaakten, juist toen op 't koning- teerd : cieze ' , Tempel zal ais lijk paleis bij den anderen, daarvan onderte! 'zainwdoee?trigt, zich verplicht agttcn deze zaak zich ^r'nienmanddrnaantetrekken, eer 't verder liep; zij begaven wone ? toen zjch Tempelwaards naar de zaal van dat pa- fchaarde'erzich . , . . . „„„i:;ir eene verbazen- leis, waar hun genclits - zetel gewoonnjK. gen mejaL£ was. 11 • Straks waren daar de befchuldigers , bij een, in dentevens met den gevangenen, en Priesters en Tempel van , , j jthivb. Profeeten, die voor den raad en de menigte öeVWk%rrZZ van toegevloeide h oorderen dit bezwaar ftaanhoorden'r''/«'«- de hielden; dat hij wegens Godsdienst-fchenven zij zich uit njs en oproerige voorfpelliiigen zijn leeven p"eisk°nil,fmrverbeurd had; dat zij geen getuigen nodig vu.' nlZah\ hadden, daar elk zijn openlijk jongst gchouen jiaatfte»^tn gefprek gehoort had. 1% Doch Jeremia M dè niiuw beantwoordde alles bedaard en onverfchrokkeu IZL va(Tem- met de volgende verklaring, overeenkomende FCvs'> 11 Toenmet zi-in waardigheid: ik verklaar dat al 't verklaagden de ongunftige omtrent den Tempel en de flad profeeten!hem door mij op 't gezag van Jehovah voorgedekt voor de Ver- ften en de menigte, dus: wij oor leelen deze ftian den dood rchuldig, hij heen ten nadttle van deze ftad geprofeteerd, gelük als gij zulks van hem zitji gehoort hebt. vs. ia. Doch JERRMIA verklaarde voor alle de overheden en de menigte; ik betuige dat Jcbevab mij zond om tegen dit gtbcuw diO  van JEREMIA. Hoofdd. XXVI. 155 is geworden. 13. Hierin kan daarenboven bedrcigin?en te niets misdadig zijn, dewijl 't alleen op voor- ^°c°^peIiit'n' onderftelling rust, zoo gij niet van gedrag noord hebt. g&" veranderd; anders bandelende zal 't gevolg vs.13.DsArdit wezen dat Jehovah Zijne bedreiging wederom1- verbeterd goedgunltig intrekken zal. 14. Ik wil verder ™*en en*^*; niets zeggen tot mijn verfchoning; ik ben in «kling*" dm 1 11. .... niet? en waarom uw macht, en handel zo als gij t naar reg- luisterd gii naar ten beftaanbaar oordeeld. 15. Alleen bedenk ^.w'Tuwïï dat als gij aan de ftem die mij verklaagd gehoor «taww J 0 ö zal jebovab de verleent, gij gewis eenen onfchuldigen 't lee- ftraf* intrekken ven zult benemen, en daardoor uw en 's volks Cgtoken. l"LSe" misdaad aanmerkelijk verzwaren zult ; want J?^X*u\\L ik verklaar u nogmaals bij alles wat dierbaarhcn in u'wa is, dat ik deze redenvoering enkel op aan. met mij zo ais drijving van Jehovah gehouden heb. 16. Jfoj^inSrw deeden de Vorften eene uitfpraak, die clt'!e"iw'J'ze rccllt toehoorders ook voldeed ; den geestelijken vs. 15. Dan, wierd hunnen eisch ontzegt; naar regten Stea^S had hij voldaan, door bewijzen te geven Pmii te/dood , j - ti•-»•-" brengende, on- dat hij geen valsch Profeet was; maar door getwijfeld het Jehovah in dit voordel voorgelicht was ge- fchuw &% ° u' worden. 17. Dit wierd bekragtigd door de^ze ft.'d" nadere ophelderingen , welke eenige bejaardealle hnre b8**°" l„, • , „ , neren; wantik leden uit den Pvaad gaven, en die invloed verzeker u»«»- op 't volk konden maken. 18. De handelwijze doof * $ÜL\ van deze vergadering word gebillijkt door een *^°n^fen b,l"zl voorbeeld, 't welk ons Vaderland ons pp- redenen nvt* geeft; onder de regeering van Koning Ui s-"l!"'"'T«n kia had de bekende Profeet Micha zoort-„pe'^"m^Vl£ , . , „ . ttemtmna van de menigte tot de Priesters en Profeeten; wii vinden in dezen man niets dood» fchuldigs; bij heeft gefprtken tot ons op 't ge>ar van Jebovab onzen Elobim. ys. 17. Ook reezen agtbaare mannen op uit den rang van 'sland- overheden, en fpraken tot het aantal van aanfehouweren. dus- vs. iS Micha, de Morafcbiet, heeft onder de regeering van Hisma. Koning van Jutai. geprofeteerd, en ook openbaar tot de natie van Jnda dus gefprokeu t dit zegt Jebovab Elobim; J 6 p  ï5ö Het BOEK gelijke voorfpelling gedaan, — en inderdaad veel fcherper: Zion zal als een akker omgeploegd, En Jorufalem eene ruïne worden ; En de berg van het heiligdom eenen met hout beplanten heuvel. Zions heuvel, waarop de pragtige Tempel van Salomo gebouwt is, zal als een land worden, waar de ploeg doorgegaan is ; de fchoone hoofdftad eene akelige puinhoop; ja, zelfs zal de fteile hoogte van den Tempel-berg met kort hout bezet zijn. benS' h'iskia" i9' ^"ze konin§ ' nocn de ^Ver- Koning van ju- heden van dien tijd hadden hierom geen 't van c>™«,m*er rainfte bezwaar tegen Micha; integendeel, hemt"iooeden?de Vorst t00nde waarlijk godvruchtig te wehet vreesdezen; het verdubbelde zijn ootmoed en ijver voor Jebovab . , en fmeekte om om Jehovah te verbidden , en t had het ftéfzfdat^"-gewenschte gevolg, dat Jehovah Zijne bedreihad"* ove?kede Singen in zegen verwisfelde; met het tegenbedreiging, die deel te doen , zouden wij inderdaad ons zelven Hij tegens hen .. . T _ , gefproken had; vrijwillig nog meer bezwaren. 20. Intusfchen onzeïieTen metW3S 'r gevaar vOOr JEREMIA Onder de té» zulk eene fnoo- genwoordige regeering veel grooter nu de de daad bevlek- . . ken? koning gansch anders gezind was , en dit weiwas'er oTk'm een geval doorflaande getoont had; een een ander man eerwaardig man , U r 1 a de Profeet, had eengeweest , die . " ' op jebovabs ge- maal uit Jehovahs naam zoortgelijke betogende rief, vria^Se- voorfpelling ten nadeele van den ftaat gedaan. maja's zoon 2I- Dit had de K0ning de officiers en de Jearim, die te- Rijksgrooten , toen zo euvel opgenomen, dat gen deze ft.ul en , tegen dit land ze met doodehjke voornemens tegens hem voorfpeld had, op die wijze als Jaremia. vs. 21. Toen Jojakim, ziine Officieren, en alle de Staten deze gezegden verltonden, deed de Koning een poging om hem vs. ai —14. Venema vat dit anders op, en meent dat dit voorbeeld door de aanklagers tegens 't andere aangevoert en door eenige leeden voor-  van JEREMIA. Hoofdd. XXVI. i57 zwanger gegaan hadden, welke Uria zeer ter dood te verflagen door een vlucht naar 't nabuurig om- Egypte ontweek. 22, 2-. Dit had evenwelrtekkendewierd , , .. , beangst, vlugte zo een wrok bij den Koning gezet, dat hij en begaf zich in verftandhóuding met 't Egyptifche hof, ^vs.^fDoch bij gelegenheid van een gezandfchap, aan dien Jg°e; Monarch verzogt om de vrijheid Uria tezanten nni,r E- mogen opligten ; dit wierd door 't hoofd man', eac«- Van 't gezandfchap ElkATHAN Uitgewerkt; n^fanaeret en Uria als gevangene van Staat, aan 't. vs- ??• Di® 1 c . ' hem ine Egyp- noi van -juda overgeleverd, waar hij met het" opbragten-en zwaard onthoofd is; zelfs mogt zijn familie 'tSidenl°'deze hjk met ter aarde heitellen, maar 't wierd^ in de plaats der misdadigers aan de aardeen deedzijniig! overgegeeven. 24. Tot zijne beveiliging] en ^ZT^ onderdrukking van de algemeene oproerige d"s Zks!^" kreet heeft het vermogen van een man veel ee- vs- 24- Doch j„ . ö de invloed van daan, een man wiens vader aireede veel ge- achika, sdazag had ten hove; en wiens zoon Gbda-CÖ lia vervolgens nog de begunltiger vanREMIA' 20 dat T 1 , men hem niet jeremia gebleven is ; hij droeg zorg datnaar de Jeremia voor de woede van 't gepeupel volks iTJol beveiligd bleef. doemde. IXXVTIfte j „ hoofddeel. n den aanvang van Zedekia's bewind vs. f. In het over juda, verpligtten nieuwe bevelen l£re-begin van ze' j dekia, zoon voorgefteld is, doch dat alles verder door 't gezag van Achika gefluit werd; hoe zeer dit vleit met de onhandigheden, vleit 't nogtans niet met de wijze van verhalen hier gevolgd. vs. 1. Het is zeker dat hier eene merkelijke fchrijffout is; Lilientqa'l heeft ons door de opgave van eene lezing uit zijn Handfchrift daartoe den groadweg aangewezen; de Rossi heeft het beQisfend uitgemaakt.  i58 Het B O E K van Josia zijn Mia weder zich in zijne bediening werkdadig 'inBvt.^S'i te tonen. 2. 't Bevel was nu: jokken te ,mfi»g J^ j t ken net banden , en die wel ver- IdiA t bevel . , yta jeiovab, bonden om den hals te doen. 3. t-n zien f^,-i**Mtdaar mede vertoont hebbende, moest hij éóa zeide mij ?»io-,]aar van Mn den Edomietifchen Koning één, uw et* aan dien van M één, dien der Ammonieten juf?» 'uwen één, aan ÏY/Vw gebieder en één aan dien van »als- „ SWo» zenden; 'er was gefchikte gelegenheid toe vs. 3- £*n 9 v, c zenei ze dan 0m dat van die rijken gezanten aan t nor IZTtiïZlnwn Koning Zedekia waren. 4. Laaten aanVennKon1ng t\\ luuine Heeren de betekenis van dit zinnetter zoonen van beeitlig voordel dus voorhouden: uit naam van iov7mtlntof- Jehovah Zebaoth , Israëls God! zult gij tot uwe Koning va" V- Vorlten fpreken : 5. Ik , die de Maker ben van jon, door dej 2eheele waereld, die deszelfc voornaamfte hand dergezan- ^ » ' A... . , ten,die te 7cr«-bewoner den mensch onder Mijn opzicnt dïrf Ko-heb, zo wel als al het gedierte 't welk die »ine va,,5r"ff'uitgeftrektheid bevolkt; ik heb 't ombepaal- verwagt wor- ""S den. fte gezag en het onberekenbaarlte vermogen henSinmneGHee5-over alles; en deele daarom landen en ftaten zonrprcekf fA uit mct een onbeperkte vrijheid. 6. Nu yeri,>Mi de offer- yaar jk iiet Mijn koninglijke wil te zijn, "Tob'm Van4-dat de landen der Koningen bezig om een onuwé'Heerlnrderling verdrag van befcherming te fluiten, TVaardrijk"bijzonder tegens de macht van Nebucaddenetmènsch',NEZAR , onder de volftrekfte overlieerfching aaX,r"oorvan dien Vorst moeten komen, dezen Mijnen ™mZl7re"™ vafal hcb lk darirmcde begunftigd , en dit *eVdefzvm™'\\L befloot landen te geven aan wien het mij ^haagt. vs. Ö.Na heb lk alle die landen toegedugt aan Nbbücabnetaii, Babeh Koning, Mijn «. 2. Ik heb tot 't geen 'er volgt, jokken in 'i meervoud, grond genoeg; om dit op die wijze te vereffenen, dan hebben de touwen ook in 't zinnebeeld een oogmerk.  van JEREMIA. Hoofdd. XXVII. 159 zo onbepaald, dat alles , zelfs tot het onhandel-dienaar ; tot baar woud-gedierte toe, zich daar onder moet ged?ene\W°heb fchikken. 7. En dit gefchenk zal hij genie- dken™ tB™™ ten, niet alleen geduurende ziin leeven, maarIesd- >* c i-i ... vs. 7. Alle t zal er rel ijk wezen m z:jn zoon en onder die volken zulzijn nakomelingfchap zo lang genoten wor- IZnlT™ lij" den , tot dat hij weder door friidbaare volkeren, nakroost die- . , . . , nen ; tot dat onder het bewind van aanzienlijke Vorften ,ook den tijd daarvan beroofd, en hij zelfs vafal zal ge-Zi&ïfan maakt worden. 8. Zoo een van de bovenge- j^'ree" vol^jj£ noemde volkeren of rijken zich tegen Mijnene" magtigeKo- „„'1 . ningen hem we- wil mogt verzetten, en m plaats van on- der dienstbaar derwerping, door de minde bewijzen Mij we-m**ej|;Gebenre derttreeft, dat zal Ik over deze opftand te°'enhet>dateenvoIk n/i:: n cc. „ ,. „. of rijk ,'t welk Mij 1 traliën , met alle die rampen die ge-Nebucadne- woonlijk een feilen oorlog vergezellen; dat^/"'Se" zal dan ook zo lang woeden tot dat ziingeerttedien noch j„ .. „. , ' naar uwe waar¬ dat gij alle gunftige gevolgen te wagten hebizeggers, naar van uwe verbintenis tegen Babeh Vorst, en Zr *™fe£ ren, naar uwe magi die tot u gewoon zijn, te zeggen "gij zultf'^en vs. 7. Zo men dit bepaald opvat zoons zoonen, dan moet men de nuttige aanmerking van Mhs. raadplegen; maar ook Venema heeft met zijn gefchiedkundig vernuft de zwarigheden gansch opgelost, indien me* 't bepaald tot het 3de geflagt wil nemen.  i6o Koning van Baiel niet cijnsbaar zijn. vs. 10. Want zij voorzeggen u onwaarheid ; 't zal meer dienen om u verre van uw Vaderland te verwijderen , als Ik u uicftote, en gii omkomt. vs. II. Maar het volk dat zijn nek onder het juk des Konings van Babel buigt , en hem dient, dit zal Ik in het land agter laten , zegt Jebovab het zal het bcb uwen en daarin wonen. vs. ii. Hier om fprak ik Zedekia den Koning van Juda , ingevolge deze bedreiging, dus aan: brengt uwe halzen onder hei juk des Ko nings van Ba bel , zijt ben en zijn onder danen dienst baar; zo zul gij welvaren. vs. 13. Waar om zoudt gi omkomen , gi zo wel als m< volk, door dei oorlog , doogebreb en doo pestziekte? ge lijk als Jehova, het volk be dreigt heeft, < daarom niet 1: den Koning 1 vs. 15. Want ren op Mijn komt, gij zo Het BOEK ïooit de minde vreeze om door hem te zullen jnderworpen worden. 10. Al dat voorgeven s ontrouw; zo gij 'er gehoor aan leent, zal 't alleen dienen om uw lot zo te verzwaren, dat gij gewis ballingen zult worden; Ik zal zelfs door Mijn invloed medewerken om u daarheen met geweld te vervoeren of u doen fneuvelen. iï. Maar die natie welke voor de zegenpralende wapenen van dien Vorst tijdig bukt , en zich aan zijn monarchaal gezag onderwerpt, heeft alle verzagting van hem te wagten; altans geen verplaatzing uit zijn Vaderland, maar zelfs zo veel vrijheid, dat hij in rust in zijn land zijn beftaan rijkelijk zal hebben. 12. Na dat ik deze boodfchappen afgelegd had aan de gezanten , deed ik die ook aan Koning Zedekia, en verklaarde den Vorst , dat eene tijdige en oprechte onderwerping aan Bahels Monarch, 't Vaderland veiligheid en welvaren bezorgen zoude. 13. Ik drong bij den Vorst aan, dat anders de bedreiging van Jehovah gewis zouf de vervuld worden, door rampen die gewoonlijk eene geweldige en langduurige oorlog vergezellen. 14. Ik vermaande den Vorst ook niet .te luisteren naar 't vleiend en veel belovend bericht, 't geen de Pn>feeten hem mededeelden. 15. Zij hebben hieromtrent niets in last, • zeide ik, maar daarenboven verklaar ik alles S'°or verdigt, 't is misleiding die u de bit' terfte onheilen veroorzaken zullen. 16. Ik fprak lat den Koning van Babel niet dienen wil. vs. 14. Hoort aar de gezegden der Profeeten, die tot u fpreken : gti zult an Babel niet dienen; wint zij profeteer-n u valschheid. lk zondze nimmer, zegt Jebovab! 't geen zij profeteenaam, is val^ch; 't is op dat Ik u verdoe, en gii omwcl als de Profeer.cn die tot u proreteeren. vs. 16. Toen  van JEREMIA. IIoofdd. XXVII. 1ÖI ©ok de Priester-o. de aan, bij gelegenheid, fprak ik tot de dat eene menigte volks in den Tempel bjj^e%™ den anderen was, en verzogt hun op de s°.vheide. metaal der Profeeten geen agt te flaan, en daar 5**»~> "howt mede de natie altans niet optebeuren : dat ikSS^bwS zeerwel wist, hoe die orde zo vleiend beloofde, u^orzeggef dat t kostbaare vaatwerk, 't geen tot betaling cle vateii van fchatüng aan 't hof van Babel gezonden TempeflXn was, eerlang door omkeer van zaken en^^ft door eene overwinning op Ne n uc a dnez ar bragt ^enweder zegenvierende te Jerufalem zou gebragt £"ö* worden; Ik verklaarde dit alles voor volftrekt "Ti? Hoon valsch. 17. En raadde hen het volk tot eene fiil-naar'heó nie" le onderwerping aantezetten, als de beste weg om m 't midden der oorlogs - rampen , die na^al-waa" bnuren mogten treffen, te kunnen leeven• aiians0"1 z'm^ S'i om de zekere ondergang van ftad en Tempel "nt eS«S daardoor ongetwijfeld voortekomen. i3. AJSpl y" [Tnli die Profeeten, voegde ik 'er bij, inderdaadl°sof' w'aarfijjfe; die zijn, welke zij voorgeven, behoorden zij ">«° wien11 jltdaarin eenparig te zijn, dat zij door gebedenÏ?I2£%3* zogten aftewenden de vrees over de nu a°tei-"-e- ^ z«- 1 t . . "öL"t51- de voor. iaaten kostbaarheden des Tempels, dat die ook biu<"ngen doen niet mogten vervoerd worden, met die van 'tdTin"heT konmglijk paleis. 19. Zulk eene'bede is hoogst noodzakelijk, want ik verzeker u, dat de hooo-. ninss>fte Veldheer de Jebovab bedreigt heeft dat de 'ze beide beroemde pilaren, de kopere zee, enwor.lt dit verklaart, Jeiovab Z.+a.ti, van de pilaren, van de zee, vanV waglnT, lG- 'C IIad eeniSe fcWjn dewijl de wapenen van Pharao Necho zeer zegenvierende waren , en hij aanzienlijke veroveringen maakte ; men agtte hem altans volkomen tegen Nebucadnezar opgewasfen- en hij vleide H rijk van Juda zeer om dien voonnunr voor zijn land i» zijn belang te hebben. VIII. Deel. t  ÏÖ2 Het B O E K en het overigede waschwagens met al bet vaatwerk m waarïï*lffoS£*» bij eene andere aanval naar Babel «Wen gebleven. . „woerd worden. ao. Ook de kunstftuuken die Al» Nebücadneza. had ongefchonden laten ^nw' S Haan, toen J e c u o n i a met zo veel aanzienvervoert heeit, ,jjken ^ tot waarborgen , als gijzelaren, tut betere m?A"hJojK getrouwheid, naar Babel waren gevoerd. 21. Ik B,3therhaalde hun nogmaals met de fteikfte ver?er«/w«» n«i- zt,kering; dat jehovah over die nu nog agUügfcht.p1 weg- terrrekaten kostbaarheden deze voorfpelling ge^resrdejiir'6dêdaah had: 22. Datze naar Babel zouden ^ie?"Xenengevoêra worden, en daar verblijven tot dat jtrufium. gunfliger tijden kwamen, wanneer ze terug anS«gtgegeéven en weder aan hare vorige ftandplaats Zbmm*?™ zouden gebragt worden. Jsrai'l'. betref- ... n , , „„ i,„r n-deis- des Konings van fende de vaten van 't : ta« van ^«-* v,! m nK/*./ mullenze ge9aW«, en wat te prufalim gelat n s. vs. - SUnftig over den- rug brengen. XXVIUfte TT "'' , . , hoofddf.ee. t j_N dat zelve jaar waarin ik dit benent J^^Sad, viel iets voor, 't geen hierop betrekking f„ d« ieive Kad^ 5[ was ? na jat Zedekia naar jS**" j|tode«w«*geweest was, en daar verkregen had, dat hij JiïJF™ ?*- ook aan dat hof als afhanglijk Koning erkend ^,inde'vSf4e.wièrd, fchoon hij anders uit naam van dat maand,dat"**- ri-k zijn vo]k ai drie jaaren beftuurt had; dat ZCdfpro-de Profeet Chananja anders te Gibeon zijn ÊT/wm" ^woonplaats hebbende, ter dier tijd 111 den aanfnrak in hét T'' , was en rjnij daar ontmoetende, huis van Jebo- 1 „ , Hier is gewis of eene fchrrHcm ingelopen, of dit ganfche hoofd U Wer Vrkeerd geplaatst, maar het is nog door geene llandfchriften pp vasten grond te verbeteren; ik heb 't dan in de omfchrijving zo mm «tnllotelijk als mogelijk was maar gevolgd.  van J E Pv E M I A. IJ o o fdd. XXVltl. 163 fprak hij mij in régenwbordighefd van een *rf , in -e aantal van i'ries eren en een groot getal van een t' Judéfrs dus aan: 2. De ptegtige belofte van v«n.het««'fche Jehovah-, de magtige Heer! "de Befcnen»^' ' God van Zijn geliefd Israël is: dat Hij zor- r^ékt^ gen zal, dat de overhéerfehing van tobeh%\V£\%™* monarch ij geen invloed meer op den ftaat 'c iuk v™ **■ zal hebben. 3. Ja, als wij nog twee jaaren tt^6 ge" geduld wilden hebben, zou men 't genoegen twvee 3" ^ hebben 't kostbaare gouden en zilveren vaat- jairL'n > zal * werk weder van z7^/ terug zien komen, en aan zijn plaa.s dragen. 4. Daarbij zal van & *££ lk aan 't verlangen van de natie voldoen • ?° ,*'*""''» hunnen geliefden Koning nu balling, za] iaSLS^S^ de volfte vrijheid met de overige aanzienlijken 2" dfzc naar hun Vaderland terug keeren; want hei ^^f1 wcsis zeker , die overhéerfehing zou volkomen 'lie naar' opgeheven worden. 5. Op deze zo ronde't^ 0ok verklanng van dien man antvvoorde JE re- m^detz^n mia onbeteuterd duidelijk voor.elks ooren: J°JA1CIM» 6. Was 't waar, hoe gaarne zoude ik Amen*™?%™2**k zeggen, hoe gaarn bevestigde ik zulk eene aan- baiHntfc^gc" genaame ^belofte; hoe genoeglijk zou 't nnj ^r\ez%'a/eiJ naar deze plaats terug brengen, fpreekt 1 .„>^l*0™.'? Zi;ln' 4- WaS m'et ™or ZÉ dek ia de terugkomst van j*. chonia te voorfpeilen, of 'er moest de grootfte harmonie tösfchen deze twee Vorften te vooronderftcllen zijn, of Chananja moet een voornaam guntteling van JechosÏa geweest zijn, altans was 't vleiend voor t volk, die veel meer met den gevangenen Vorst dan met hunnen tegenwoordig Koning 0p hadden, om dat hij naar den fnaak van de woelt* en oproerige natie was. ' L 2  ptf4 Het BOEK v,n 9*-j*»jo den Tempel weder verfiert te zien, en SUb%ut^c*¥iaiine landgenoten weder vrij te mogen zien gevoert ziirt.j deze oort. ? Doch, CHANANJA. IK g^S*?*a U ook onbewimpeld en rondborft.g W "vs^^och tegenwoordigheid van de ganfche menigte mij-ZZVstW gedagten zeggen: 8. Dat de waarlclujnSH&"üMm»? dat gij onwaarheden fpreekt, reeds mt •%^dede voordellen van oude Profeeten, de oudlte ae menil! zelfs, tegeii u is; zij hebben meestal rampen, 'e- *n x> t zij dan oorlog, of hongersnood, of aanfe«V»8' i«gëftekende ziekten, aan vermaarde volkeren en roüdi werk-aanzienlijken rijken opgegeeven. ^ Dus z,ju zaam, hebben ™nftjge voorfpellingen aireede bedenkelijk mt gfi^dch zelven, en men kan, zo 'er geen nadere ge^,fe!ontdekkingen gedaan worden, niet anders teerd, van oor- , d d uitkomst als alken belhsienü Jog van honger uoen , i""1 «r . . en van pest. t£ wa„ten. I0. CHANANJA BlOCSt UU ZICll feet-9dieePv^nzeiVen gelijk blijven , hij was daarom ftout VA *oct, genoeg om zijn handen te liaan aan 't houten zal ais het Pro-. . >t gecn dien waardigen man om clen ^luiiingV00bc-3hals'droeg, en het met eene zekere bitter^'"ndheid en koenheid te breeken. n- En het W0rden, alsee-daarop open]ijk de betuiging Volgen VOOr de vab ' inderdaad ooren van de ganfche fchare, met beroeping 'T^H^-dp het Goddelijk gezag, dat ook zo gewis Thd%Tmm zo gemakkeliik de Uabijlonifche overheer-. den Profeet je-r-c!l;r0. binnen twee jaaren door geweld zou e^b^*verbroken worden, en dat niet alken voor , maar voor de bondgenoten'van dat In tegenweer- ... Tere mi a zeide nu mets meer, maar Aigbeid van de "J^' J u menigte , dns : . . Nebcdadnezak. den Koning van ac*S?5ra der volkeren ve j^tr.Kit dp lezing van is»g«' moeten invoevt. 3. Ik heb hier noodzakelijk de iczrab v*u * Ê ren, dewijl die Jeremia zo eigen is.  van J E R R M I A. Hoofdd. XXVIII. I6g ging met zekere verlegenheid weg. 12. Hijzeien. Hierop nu zonder juk terug keerende, werd fpoedig^ JProfeé1 door eene nieuwe openbaring verplicht teru°-wc»'te keeren. 13. Keer met alle vredigheid terug naar de plaats waar gij C h an anja*™ - £ vernet, en zeg hem in 't gezicht: gij waartiè Profeetci^ zo even ftout genoeg om de jukken, die ik %P™: wel gebonden met touwen om den hals had, ggfi, jf; v™ één voor een te verbreken; men gelooft afg** 'had> meer dan mij ; maar ook dit zal oorzaak ,h, „, Ver. wezen, dat uwe overhéerfehing-door de Ba- ^ en 'fpre.ek: bijloniers merkelijk verzwaard zal Woi*nJ"«$|' '&^u& zo een ijzer juk zal nu de fchouders der volkeren ma^ knellen. 14. Jehovah! de opperftc Gebieder over allen machten, anders Israëls Bcfcherm-t,c. P;aats.. van God! is yoorneemens hen allen onder defutóen "dbéS ftrengfte overhéerfehing te brengen; zo datmvï%. want de wilfte , de wréedfte onder hen daardoor fa\ ze|' 3eh°getemd zullen worden. 15. Maar gij, pa- tot het welijks was van dat jaar ruim de helft om, 22ftlm toé! of de man werd door den dood weggerukt. se^5. Ende £» fnie, trf* Pmfeet C*^'f' Ict r'u wel C^J^aar wi t , i- " S'J "rZy*, Zijt t!at dit V0* OP onwa'arlede/zxch bodem H?t I.»Hl6röm,^..^»**- Ét Wil u wegdoen van den aardderro^kr i« zult gi, nerven, om dat gij honende Jebovab wc- de bevende inlond «««f CW»;> de Profeet in dat zelfde jaar, in ï< 3  l66 I-Ict BOEK XXlXrte Tuilï1- Uvkr het toekomffig lot van den voegen wij [jaac fehreef Jeremia ook eenen brief' brieff'dien de aan de Jooden die reeds in Babel waren , M^van £™-.die aan de aanzienlijkeu uit den burgerftaat; fai.m af/ond , aan jc pr, ,feeten en Priesters, en aan 't groert- a xvareri afgezon- gefchreven aan alle de gevangenen do ut MijdL'vs. 3. Door ne toelating , van Jerufalem in Babels bal^Azoon?enling'fchap overgebragt: WAAi^oó^door Zedekia, Koning, naar Babel gezonden welke aan Nebucadneza*. in zijn hofftad befleli werd. vs. 4- Dit laat jebovab Zebaotb, Israëls Elobim'. de ballingen aanzeggen: die reeds van jerujalem naar Babel overgebragt zijn. XXIX. Over de plaatzing van dit Hoofddeel valt in de orde niet veel gunftigs aantemerken ; bij gelegenheid, dat twee gezanten naar Babel gingen\ om voor den Koning de vrijheid te vragen, zich ten hove te vertonen, waar hij liet vragen om als ondergefchikt gekroond hoofd aan in t hof van Babel erkend te mogen worden, gaf Jeremia hen dien brief mede om de Jooden die door de Profeeten misleid, en eerlang ho ptcn wederom te komen, te vermanen daar de nodige fchikkingen tot een zeventig jarig verblijf te maken. vs. 1. Ik heb hier op het gezag van de Alexand.verjie het woord PM* rig laten uitvallen, volftrekt daar te onpas geplaatst.  van JEREMIA. Hoofdd. XXIX. 167 vs. 5. Bouwt huizen en bewoontze ; Plant hoven en eet de vruchten van dien. VS. 6. Trouwt vrouwen . en verwekt zoonen en dochteren; Kiest vrouwen voor uwe zoonen, en buzvt uwe dochteren uit, Op 'at zii kinderen verwekken} Op dat gii daar vermeerderd en niet afneemt. vs. 7. Behartigt lier welvaren van die ftad viaar de u als ballingen zond; En bid Jibèvab voor haar, op dat gij welvaren door haar geniet, vs. S. Wa ' lebo ah Zebaotb. Israëls Elobim ! waarfchouwd u: Laatu loorgeen Profeeten of waarze gersdieon Ier u leeven , misleiden Let op »een van uwe dromers o n u te doen dromen, vs. 9. Wa n zij profèteeren valsch in Miin naam ; lk hen hen niet gezonden , zulks zegt Jebovab ! 5. Zoek: u liet verblijf iu her land van uwen overwinnaar zo voordeelig ais genoeglijk te maken ; maakt geene bedenking om daar nieuwe huizen te bouwen, of gebouwde te betrekken, doe dat; die van den landb >uw gewoon zijn te • leeven , leggen zich daar met ijver op toe . en verwagte dat hij zelve gelegenheid zal hebben' 0111 de verzameling zelfs te kunnen genieten. 6. Maakt geene bedenking om onderlinge huwelijken aantegaan, en daardoor uw geflagt te vergrooten; trouwt vrij uwe huwbaafe zoonen uit, en weigert met uwe huwbaare meisjes ten huwlijk te geeven; legt 'er 11 op toe, zo veel u mogelijk is, om uwe volkrijkheid daardoor te herilellen, om zo alle verdei e verzwakking voortekomen. 7. Zoekt het uwe tot den bloei en het aanzien van die ftad toetebrengen; begeert zelfs in uwe Godsdienst-oeffeningen 't welvaren van de hoofdftad; berekent dat gij allen uit zelfs-belang daartoe verplicht zijt. 8. Verwonderd u niet dat gij daartoe opgewekt word ; Jehovah , de Magtige ! laat u door mij waarfchuwen van door geen Profeeteu , veel min door wichelaren, die onder u verkeeren, en eenigen invloed op u hebben, u te laten misleiden; al wenden ze voor in droomen verlicht te zijn ; laat u door geene verbeeldingen van uw plicht vervoeren. 9. Want Ik verzeker u, dat al wat zij u op Mijn gezag verhalen , volftrekt onwaarheid is; Ik ontken zelfs volkomen de wettigheid van hunne bediening, verklaart Jehovah! 10.. Doch L 4  i68 Het B O E K 1 VS. 10. Maar dit belooft Jebovab u: • ' Gewis, als de zeventig jaaren te Babil uitgenouucn ziin djn zal 1U. u begunfligen , EnzalMijngunftige beloften doen ftaml grijpen, en u tot deze plaau 0 terug voeren. vs. 11. Want lk heb overleggingen over u bij Mïj zelven beraamd, zegt Gunftige overleggingen en geer.zins nadeelise; (jebovabDan zal Ilc de uitkomst uwer vcrivagting daar ftcllexs. vs. 12. Dan zult gij Mij aanroepen c ; tot Mij gaan, Mij fmeken en Ik zal naar u horen. vs. 13. Gij zult Mij zoeken en ook vinden; Als gij nut uw ganfche hart naar Mij vraagt. VS. 14. Ik zal van u gevonden worden, zegt Jebovab'. Ik zal uwe banden wenden, en o vergaderen j Onder alle de volkeren;, en alle plaatzen , Waar hene:: Ik u deed vlugten, zo betuigt Jtbavab! En aan de plaats terug brengen van waar lk u als gevangenen ltct uitvoeren, dit troostrijke vnorfpeld u Jehovah : als uwe zeventig jaarige ballingfchap uitgeftaan zal zijn, dan zal lk zelve eene gunftige omwending veroorzaken; dan wil Ik Mijne beloften u gedaan als het morgenrood doen aandagen, en zal dan uwe banden flaken. 11. Ik weet zeer wei Mij te herinneren wat Ik over u eenmaal befloot; 't is Mij niet vergeten, Ik ben daarin niet veranderd; gunftig en geenzins ongunftig legt dan alles in de uitkomst, dit verzeker Ik u; 't zal aan de verwagting volkomen voldoen. 12. Het beste voorafgaande gunftig teken is, als den ijver tot Mijn dienst in u leevendig word, en gij daartoe alles inricht en ernilig om ontflag fmeekt, dan zult gij gewis gehoor bij Mij vinden. 13. Dan zult gij met meer oprechtheid uwe huipe niet elders, maar alleen bij Mij zoeken, en daarin niet bedrogen worden, zodra 't wehnccnend uit het hart voortkomt. 14. Ik zal Mij ongetwijfeld door u laten bewegen , betuigt Jehovah! zo dat lk omwending bezorgen zal, vrijheid aan allen die dezelve begeeren, waar henen zij ook mogten gevoerd zijn ; geen volk, geen Had zal u tegen uwen wil kunnen noodzaken te blijven, waar gij ook wegens Mijne oordeelen fchuilplaats hebt gezogt; MijnAltnagt, zegt  van JEREMIA. Hoofdd. XXIX. 169 Jehovah! zal u daar vrij terug brengen , daar gij als Haven uit weggefleept wierd. 16. Maar jehovah wil niet, dat ik u aun-Dgebrek en aanftekende ziekten , zal Ik hen af- bedrag7 maken ; Ik wil, Jeremia! dat ze als de onder SS"*! verfchroeide vijgen die in den korf waren , *l \ zwaard. . 11 ii j 1 1 nonger en weiK ik u eens deed zien ais onectbaaren behan-tle pest zenden; deld worden. i3. Die drie rampen zullen hen * S£de overal op de hielen volgen , totdat hun g^V'aS toeftand zo beroerend is, dat alle andereheid smsctt onrijken over hunne ontrouw hun verfocijen, en vs^rsTikzai over de ftraf verbaasd zullen zijn; en zij, waarTJ% zij vlugten, met fehimp en fchande als trouwlo- ïwaitfd» d«n ze beroerdere zullen behandeld worden. 19. Dit p™tf enTk zïi alles is regtmatig; lk heb hen lang genoeg fot S„" door Mijne Profeeten bij alle gelegenheid ^rora^er!jken tegen zulk een gedrag gewaarfchuwd , maareen vI°ek' en 't bate niets; jehovah klaagt bij zulk een on-ftU^t^ gelegenheid: gij hebt de minfte opmerkingtw^S^S' niet omtrent Mijne waarfchuwing; 20. Ik bidde llit.crfle &a«4ü dan Mijne waardige medebroeders! nudf narie/waar reeds ballingen, weest gij toch anders ZZïlnZ gezind, denkt dat een hoger beftel dit lotbenover u befchikt heeft. 15. Laat altans dez»'"' omdatm v?o°e'eonp ÏZtlT^/0™ F Mij0e dim de defecten hen'toezond" L°,b> vs ó H,',nrr1 ™rk.z' waarlijk, Ik liet zulks onverhinderd t e , zo dat men ^ j- zjc^ jn nun verkeering ouder de burgerij zegaen zal: Je- 1 " J lovah behande- aan het aanflotelijklte wangedrag omtrent hunkia", a' en EDaïs lier landgenoten vrouwen fchuldig maakten, Eciiab , door d^n Koning van Babel langzaam verbrand, vs. 23. Om dat zii onder dc Israëliërs dien greuwel decden, dat ze overfpel bedreven met de vrouwen van hunne mede - Vaderlanders, en dan nog vaisch op Mijn naam veele Uitleggers zich de moeite gegeven hebben om het tamelijk in 't verband te doen vleien; genoeg was het om 'er toe overtegaan dat 'er handfehriften gevonden zijn die het aan de regte plaats hebben, waarom Wij zulks nagevolgdcn. vs. 23. Deze twee mannen zijn, dit fpreekt van zelven, niet die lieden welke Susanna belaagden, want die gefchiedenis of fabel geloof ik veel eer dat uit dit verhaal gefmeed is. — De betekenis van het woord fluit de verbranding in eene gloeiende oven, het geen niet langzaam kan zijn, geheel uit; Hebenstreit heeft hierover eene lezenswaardige verhandeling gegeven.  van JEREMIA. Hoofdd. XXIX. 171 en evenwel nog vermeten genoeg waren om dingen zeiden, zich voor afgezanten van Mij uittegeeven * ?n°°ïastM gegl" en dingen te keren waarvan Ik gansch af- rTzeef we!" keerig ben, hierom was lk een verzwarenden.-kan en in alles inllemmend getuigen bij bun>C,li *a&t plechtig vonnis. 24. Een wijl daarna beijverde weder eenen vS. 24. Aan Schkmaja; onder de ballingen leevende, ^"lalfut.mit z\t.\ zeer om die dankbeelden doortezetten, en s« dus fcnriiJekejmia bij zijn anders denkend volk in ver-Ve'i: denking te brengen. 25. B.j gelegenheid van vs. 2S. z0 eenen brief van gehlkwenfching aan den Pries- Ze^,/'b"'dl ter ZiEBHANjA , had hij 't volgende ge-Ehh!m v'an isfchreven, 't geen Zephanja openlijk las brieven'op nw m 't bijzijn van Jeremia, om hem daar TZ ue°« door te honen : - daar gij de ftoutheid ge- '"r"'em > aan UnA II. ci. ; , ZEPHANJA . (ie nart Hebt , zegt Jehovah. Zebaoth , Israëls zoon van MaSGod! om brieven door u ondertekend onder ÏZlvZ uwe Vaderlanders te verfpreiden , en wederfchcide Pries_ „. r , , , 1 ' «vcuci teren , dus liü- anoeren gelcnreven hebt aan Zephanja, end™dc: door hem aan de order der Priesteren: 26. En daarin dorst de fpottenfte en tevens bijtende vs. 20. y.h,. uitdrukkingen gebruiken, dewijl gii tot miin lah ftL'lde.u tot UUiAti.1 1 .. - J 'Priester, 111 tie oiijdtcliap opvolger zijt geworden van Joj a- P|aa:s v™ den da, die door al te groote zagtheid niétllZn,■<£'£ genoeg in zijn post waakte; twijfel ik nietfpj^f "Yn of gij zult den Tempeldienst in goede order 3chn<1!» paonder uw opzicht bewaren, en altans zor-vöorai''ek,eóvenr gen dat iemand die bij vlagen gansch krank- ï^*to£?W zinnig is, in de Tempelzalen niet als Pro-?ieh als Pr°- feet uitgeeft , «"• -6- '( Is daarom v!eicrii om d=t Jojada nedrig en zagt van karakter was; Zepiianja fcherp en trotsch. _ Of hij opvolger van den Hoogpriester of aangeftelde ««-Hoogepriester was, geeft weinig licht aati ■deze gefchicdenis; die dit wil onderzoeken raadpleege Ven s ma.  17a Het BOEK op dat gij dien feet openlijk fpreekt, maar integendeel betf^Megge" waart word, opgelloten aan banden en voevs. 27. is dit ten , op dat bij in zijne vlagen ook zich "n? zelven niet befchadige. 27. Daar ik zulks den AnoMet n u verwa«w^,deed Jeremia de volgende bedreiging uit beveicnA aame- naam van Jehovah: 31, 32. Doet de balzevf?"3t. Aanlingen buiten hun Vaderland weeten , dat alle 'de" baliin- hen omtrent SCHEMAJA 't VOl- jèboTb ' , .,, , , deed, fchoon den hoon de Majefteit der Godheid daaidoor londTen «"aangedaan, zelven, en in zijn kroost daarover „w*o7icugens geftraft worden; zijne kinderen zullen zijn veriaten hebt. rreflatrt door. den dood vernietigen; en hij om'zwïebï- voor3 zijn perzoon zal nooit gunftige omSM*" wending voor den ftaat bekeven; dit ver- zün huiti UI zal niemand na,aten die onder dit volk .„„.„ „1. hij ,al 't goede niet beleven, t welk lk nmn vt d££TJnUul)Vdreigt6?^*i om dat hij ».»«.* tegen Jeh.vab heeft ^efproken.  van JEREMIA. Hoofdd. XXIX. 173 klaart Jehovah hem wegens zijn onbefchaamde tegenfpraak van Jehovah* i-jOij zekere gelegenheid beval de Hee- hoofddeel, re aan Jeremia: 2. Dat hij op Godde- vs-'-»eWt .... , . velen van Je. Jijk gezag en door zijn invloed, naauwkeurig *«w> aan juin eene rolle verfcheiden voorfpellingen moest *V^5j*n'vS optekenen, hem medegedeeld; en die dedc/e 1 treilende en genoeglijke omwending fchet- veJii % D$£! iïen. 3. Want Jeremia! voegde 'er Je AaraA bij: zij zullen al rasch van meer be- fchrijftaiieswat lang in het uitzicht worden; Mijn beftek^'inTéne begint zich naar de vervulling te neigen ; Zu'ig dT™' eerlang breng Ik Mijne onderdanen in het^J;.> want Vaderland, waarmede zij door Mij begiftigd."»'Uz'gtJfbowaren, terug. 4. Hier volgen nu die ont-^L^Mr,! dekkingen voor beide de rijken van Juda"", natUL Isr ' J rael cn Juda en Israël van zo veel belang en zo vertroos- omwenden zal; teucle- dat Ik ze zai , , , terug voeren naar t land, t geen Ik hunne voorvaderen fchonk; zij zullen 't weder beftendig bezitten, vs. 4. Nu volgen hier de voorfpellingen, welke Jebovab aan Israël en Juda deed. vs, 5. Zo fprak Jehovah: XXX. Dit en het volgende Hoofddeel, de fchoonde uit de rolle vao Jeremia's voorzeggingen, kan men geene leerrede noemen; het zijn een aantal van voorzeggingen, bij den anderen verzameld, en die bij een gebragt zijn op eene rolle door Jeremia, niet met het opfchrift zo zegt de Heere, zo als Schrocder en Venema willen, eene zo gemeenzaame bijbelfche fpreekwijs, die ook in deze Hoofddeelen zo menigmaalcn voorkomt, zonder dat men 'er bij gevoelt dat 'er eene nieuwe voorzegging begint; zij waren voor Jeremia uit de inhoud van het 3de vers duidelijk welke te kiezen.  174 Het B O E K Men hoort een bevinde Jlem ! 'er is fchrik en geen ftilte. vs. 6. Men vraage en zie of een man baaren kan ? Waarom zien wij /m dienen, En David hunnen Koning, dien lk hen Uefchikkcn zal. 5. Van alle kanten horen wij een gekrijs, dat ijslijk is; in plaats van gunftige vreedzame tijden, beangftigen wij ons over de donkere en dreigende buien. 6. Inderdaad, de neerflagtigheid is zonder voorbeeld; kan iemand van de mannelijke fexe kinderen met fmarte ter waereld brengen? , wij mogten dan aan zulk eene oorzaak denken; elk man draagt zich evenwel zo, met de handen ftijf in de lendenen tot verzagting van de pijnen; elks gelaat is even vervallen, vaal, en de oogen zijn ingevallen. 7. Ongelukkige dag der rampen, geen tweede kennende, eene opeenftapeling van onheilen; — 't is voor 't kroost van den benaauwden Jakob nu een tijd van angst, fchoon zijne redding ook zeker is. 8. Want 't was de belofte van Jehovah, den Machtigen! dat in zulke tijden van diep gevoel der knellende rampen de flaaking uit die tijrannij haaren aanvang zoude neemen, en alle belemmeringen ophouden , en het zou niet meer ouder het gezag van vreemdelingen moeten bukken. 9. Maar alleen den eerdienst aan Jehovah, hunne Befcherm-God! zo wel in 't burgerlijke als in het godsdienftige wijën, en geen anderen Koning zouden ze kennen dan den beer. 5. Mus. brengt deze voorzegging op de beklemde tijd onder de tijrannij van Antioci.us, en de redding onder de Meccab.efib, Vorlten; 'er is gewis veel voor, maar de orde en het verband waar in deze verzameling ftaat, doet ze ons geheel verlaten.  van JEREMIA. Hoofdd. XXX. 175 TS. 10. Zijt gij dan niet bezorgd, Mijn dienaar Jakob, zegt Jebovab1. ZÜt niei vervaart, IsratU W.int ziet,Ik zal u en uw kroost, lioe verook, uit de flavernij redden, JakoB zal terug keeren. vreedzaam en gerust leeven , En niemand zal 't ondcrneemen licm te berooven. VS. 11. Want Ik ben u gunftig, belooft Jebovab) om u te redden; Ik zal een einde maken met die Heidenen onder welken Ik u verMei u zal lk nimmer een einde makén, (ftrooide, Maar u wel billijk kastijden, daar gij niet onfckuldig zijt. vs. 12. Ja, zo fpreekt Jebovab: Gewis is uw wond zeer gekneusd, uwe fmarte is kennelijk. loofden David, hunnen besten en hunnen beroemden Vorst; — het is waar, de toeftand des volks is zo ver af van die van Davids bewind, dat men daar op ziende wel zon kunnen zeggen: de zaak is onmogelijk. 10. Waardige Jakobieten! zijt niet moedeloos, noch diep ter nedergéflagen ; Ik zal u vorftelijk kroost uit de afgelegen fte oorden in flavernij terug voeren ; waar uwe zoonen als flaven ook mogen heen gevoerd zijn; J akob moet in zijn Kanaan veilig en genoeglijk wonen, en door niemand in zijn vreedzaam verblijf belemmerd worden, n. Maar 't moet u, Israëliërs! genoeg wezen, zegt Jehovah ! dat Ik de zaak op Mij "genomen hebbe; Ik fpoede Mij om door overmacht der Heidenfche volkeren , die u gedrukt hebben , hunne laatfte kragten te laten uitoefiènen ; maar anders denk Ik over u die hart gedrukt zijt, 'er is evenwel geen geheele vernietiging voor u te wagten; Ik mag u nog verder kastijden; billijkheid en de uiterfte matigheid zullen de roede voor u duidelijk van anderen onderfcheiden , al is 't dan dat Ik uwe verkeerdheden niet ongeftraft wil laten voorbijgaan. 12. Jehovah! (kat u volkeren toe, dat men, wel oordeelende, bekennen moet dat uw toeftand zorgelijk is; uwe wonden zijn inderdaad zwaar, niet zuiver, maar invreetende; van daar dat alles nu meer pijnlijk (Iaat ,■ cn in uw gevoel zeer zwaar moet wezen. 13. En dat  i?6 Het B O E K vs. 13. Daar is niemand die mv rottende wonde regt peilt, Noch gij hebt geene verkoelende heelpleisters. vs. 14. Alle uwe minnaars hebben u vergeten, zij vragen niet eens naar u, Want Ik wbhade u in eene vijandelijke aanval met een 'jireede Jlag Om de grootheid van uw misdaad, 'i gewicht uwer wanbedrijven. * VS. 15. Waarom kermt gij dan 0111 uwe wonde, uwe gekneusde wonde? Ik deed dit om uwe groote fnoouheid en uwe taliooze wanbedrijven, vs. 16. Hierom zullen Zij die u opteerden ook geheel gegceten worden, En uw tegen partij zal geheel balling worden; Die u beroofden zullen ook beroofd worden, En die u uitplunderen zuilen ook geheel uitgeroofd worden. 7S. 17. Hierop zal Ik u gezonder vlecsch bezorgen, uwe wonde koeien, zegt Jebovab'. Men durft Zion de vcrfto'ene noemen, Zion'. daar niemand belang bij heeft. alles nog veel zorgelijker maakt, is, dat gij niet eenen hebt die* verftand en hart genoeg heeft om die regt te beoordeelen, wil men die als goede wondheelers tragten te heelen; 'er is niemand die uw pleisters befchikt, om u behulpzaam te zijn in heelend vleesch te maken. 14. Waart gij weleer als een aanvallig en aantrekkelijk meisje, van elk aangezegt , alle die aanbidders zijn verdweenen; en geen wonder, elk heeft duidelijk genoeg bemerkt, dat een hooger hand dan van menfehen u in dien toeftand gebragt had; inderdaad zeer ijslijk , men zou zeggen: Vreemd was het evenwel niet daar uwe wanbedrijven in getal en gewicht zo aller uitftekendst waren. 15- Klaagt dan niet meer over uwe treurige en fmartelijke toeftand; t is te vergeefs iemands medelijden daardoor te willen opwekken; maar klaage vrij over de ooroorzaken die u dit alles zo regtmatig deeden gevoelen. 16. Maar dan ook zal Ik Mij wreekeu op hen die zo onmededogend omtrent u handelden ; Bahijloniers en nabuuren, die u gansch uitmergelden, zullen dan ook hun beurt hebben; uitgeroofd zullen zij flaven worden; uitmergeling door overmacht; ftroperijen ouder hen, en zij zullen weerlozen zijn: dit zal hun aanhoudend lot wezen. 17. Dewijl Mijn hand het deed, moet gij voor Mij ook alleen uw hcr- «. 17. Mtis. meent dat hier Zijtin moet gelezen worden, met eene Wei-  van JE RE M I A. Hoofdd. XXX. j77 VS' * oprijzen, fcn Ik zal ze doen zonder VS. 20. Zijne zoonen zullen zijn als twmJin.s, ftelhng tot eene maatfchappij, de genezing van de wonden nes ftaats alleen verwagten; hoe hopeloos men dit alles oordeeldj zo dat men u onder de veragtfie der maatfchap. pijen telt, en behandeld als men eene fchaamclooze ontü£ tigc| vrouw gewoon is te behandelen; en al verdoofd men ar t gevoel met te zeggen: 't is Zion, aan welke wij ons zo weinig ftoren. i8. Ja, 't is gewis> zegt Jehl l ; \/AK0BS ftand om^nden, en hun land weder met Mijnen zegen bezoeken zal; verlatene woningen en ontvolkte fteden, bijzonder Jerufalem, zullen door heure oude gedaante bekomen; en al die uitflekende luister, waardoor zij zich van de andere fteden derfc eidde zal op dezelve plaats gevestigd worden. 19. Onder zulk een zugtend volk moet 't eenparig dankhed opgaan; men zal 'er weder de vrolijke reijën zien; de burgerij zal ook bloeijen, zonder vlagen van kwijl nmg tusfchen beiden te gevoelen; * aanzien van hun als een burgerilaat zal zich weder vertonen in haren glans zonder tusfchen beiden te tanen. 20. Als hunne zoo-' nen regt op hun verhaal komen , zal de oude bloei weder volkomen herleeven; de ganfche burgerilaat zal onder Mijn bewind toenemen , en die hen durven berooven heeft Mijn gramfchap te dugten. ai. De achtbaare Op- klelne verandering voor, ZUn fteenheuvel; doch hoe vernuftig ook, Z!e ik evenwel geen grond gewigtig genoeg om de lezing „ veranderen. VBI. Deu. m  I78 Het BOEK vs. sr. Zijn *n» zal ,*rj}r*«gtijk «ithcm.cn zijn Bevelhebber, m^iin Ik zal hem vrijheid geven Mij te naderen, en hij a'l • Waar is 'er een die met znlk een «« vs. »i. Dan zvrlt gii Mijn volk en Ik inderdaad uw Cfci'te zijn. vs. 13. Ziet een zwarte wolk door^iKiMangdirarig bezwangerd, brak uit, Die nog gelladig drijft boven 't hoofd des lnoodaards. VS. 24. 't Onweder van Js*»v«4f verbolgenheid zal niet eer afdrijven, Tot dat Hij uitgewerkt en daargételd beeft wat Hij beüoot, In veel later tijden zult gij dit duidelijk begrijpen. perpriester, eene waardigheid aan een geflagt gehegt, zal weder dien gewigtigen post met alle luister bekleeden ; de Oppergebieder van den Haat zal weder een Vorst wezen die tevens hun landsman is ; Priester en Vorst zullen de volde vrijheid hebben om Mij in de moeilijkde gevallen raad te plegen ; elk zal zich daarvan niet als ceremonie , maar uit keuze van zijn hart bedienen, en daarom zal elk dan met meer vertrouwen en bedaardheid tot Mij durven gaan als te voren. 22^Onder zulk een beduur, dat vertrouwelijk zal zijn, zult gij weder als Mijne waardige onderdanen behandeld worden, en gij Mij als de God van uw heil dienen. 23.^ Hoe gunftig dit ftaat , hoe helder 't uitzicht ook zij ,; 't onweder van Jehovah boven u afgedreven , za,l blijven hangen, zal met ijslijke flagen voortduuren, om 't hoofd van den vermeten boosdoener te treffen. 24. Zulken hebben geen gunftige afdrijving te wagten 5 't houd niet op voor dat het uitgewoed heeft en 't einde bereikt is; men zal in die tijd van ervaring duidelijk dit zo opmerken. vs. ai: Die in de gevvoone denkbeelden deze woorden opneemt moet Stinstra raadplegen, die alles aanwend tot dat einde wat mogelijk is; noch de grammaticale zin der woorden, noch het verband, maar wel de gewoonte geeft kragt aan de bewijzen; hadden wij meer be« richten van de karakters, vooral in het godsdienftige, der Maccabecfcbe Helden, die zom5 Hoogepriester en Vorst te gelijk waren, hoe kragtig zouden dan die woorden ons kunnen wezen.  van JEREMIA. Hoofd d. XXXr. 179 XXXIfie HOOFDDEEL. VS. i, Op dien zelven tijd, zegt Jebovab'. zal Ik de Elobim voor alle de «,_.-.,"-,•, . .. 1'arnilien van Israöl wezen ; En zij allen zullen ut Mijn volk beboeren, zo fpreekt jebovab'. vs. a. Het v -lk 't zwaard ontvloden, heeft fBB/r„ in de woestl n gevonden • Israël zal om door Mi overvloedige geneugten te hebben. ' vs. 3. Jebovab naderde mij na een lange afwezigheid: Ik minde u met eene altoosduurenie genegenheid; Hierom rikte lk Motie goedwilligheid. vs. 4. hraïiitifcbc maagden'. Ik zal u weder bouwen, en gij zult herlieM Ik zal u weder met trommelen voorzien, en met de reije der belenden doen gaan. vs. 5. UlJ zult op SimarlaS bergen weder wijngaarden aanlegen ■ De planter, kunnen vrij planten, en zij zullen de vruéhttenieten. 1. In zulke verbazende en verfcbillende toneelen zal Jehovah als Befcherm-God;, niet alleen voor de >deërs maar voor alle de Israëliërs, die zich als onderdanen willen gedragen, als de God hunnes heils zich duen kennen, fei Hoe vreemd het luid, 't is nogtans zo; alle de Israëliërs die de ramp van verwoesting ontvloden zijn, en als in een wildernis verllrooit omdolen * mo gen op betere tijden ftaat maken, 't zal hen gaan als Israël weleer, toen het uit de woestijn Sin naar Kavaan gebragt ^ ^ ^ ^ _ a] ^ ^ atltand nog ver, ik zie door >W, verlichting de zaak duidelijk: - wie zou twijfelen? Hij zegt: - Mijne hefde is onveranderlijk, van Mijne zijde ken Ik geene verflauwing; van daar dat Ik u die fchuw en afkeerig waart, door aanminnigheden, weder zagtkens tot Mij zogt te brengen. 4. Ja , Israëliërs l Ik zal u weder als de beminde maagd befchouwen; van daar dat uw aanzien en rijz-gheid weder gezien zal worden; gij zult weder vrohjke dagen beleevcn ; de aduphe al huppelende in de hand hebben , en 't accoori onder de reijen der mtifikanten maken. 5. l„ den omtrek van uwe hoofdltad op de wel gelegen bergen , zult gij eerlang weder het fchoonfte plantzoen van wijngaarden aanleggen; zij die de aanM 1  i8o Het BOEK vs, 6. Want de dag zal kernen, waarin de hoeders van Maakt u reisvaardig', laat ons naarZÏ.» trekken, tot Jebovab^ onzen vs. 7. Want dit belooft Jebovab: hef 't klinkende vreugde-geluid voor Juich, over het eer/Ie rijk der onbefnedenen ! (Jakob aan 1 jWaa** dat uw lofzang geboord worde, zingt: Jebovab! Gij behoud uw vol.t.1 't overblijfzel van Israël'. vs 8 la, Ik zal ze aanbrengen uit de Noordfcbe landen, hn zalze bijeenbrengen van de verfte oorden des aardbodems; Onder hen zullen blinden, lammen, zwangere en barende wezen, En in een groot aantal zullen zij herwaard komen. leg bekostigden, zullen de eerftelingen van hun arbeid zelfs met vreugde genieten. 6. Ja, de dag zal gewis komen , hoe vreemd dit ook fchijnt, dat de Ephraïmitifche burgers malkanderen, als de wijnhoeders in de vrolijke dagen des oogftes, zullen opfporen: komt, begeeft u met ons naar Zion, wij hebben nu geene ftaatkundige belemmeringen meer die ons terug houden; wij mogen nu Jehovah als onzen eenigen waren Befcherm-God daar weder vereeren. 7- Ja> gÜ moo& °P ho§er toon de V00r' fpoed bezingen , 't algemeene choor van Hofannaas voor alle de zoonen van Jakob mag aangeheven worden! gij hebt belang in de overwinningen, welke dan 't aanzienlijk hoofd der Heidenen behalen zal; - gij moogt daarover vrij juichen ; uw algemeen choor mag in 't midden van de oorlogs-kreet wel wezen: och, Jehovah i denkt gunftig onder dit alles aan uw onderdanen van ouds, 't is nu maar een klein getal van de talrijke hraeïïttifche ftam. 8. lk bereide daartoe reeds alles; ja, Ik zal zorgvuldig dat overblijfzel in Asjïjriën en Babi]hnien wüd en zijds verfpreid, en waar zij ook mogen zijn bijeen brengen, en veilig naar hun vaderland geleiden, en wel zo zagt, dat blinde en gebrekkige ingang, zelfs zwangere vrouwen geen ongemak zullen hebben ,' en 'er tijd genoeg zal wezen om 't kraambedde 7. Het fpreekt van zelve dat ik met de beste Uitleggers hier aan Ci]rus denk.  van JEREMIA. IIoofdd. XXXI. 181 Tï' 9' ^,"'l?^,zuIlen zjj komen, en a Jniikenie zal Ik u opvoeren; Maar Ik zalze aan de watei beekjes verkwikken Langs eene regte vlakte zonder ongelijkheden; ' Want lk ben de vader van Israil, en Efraim is Mijn eerstgeborenen, vs. 10. Hoorct Jehovahs voorzegging, gij Heidenen! Doe die bekend worden in de afgelegenile zeekusten, roept: Ue verftrootjer van Israil vcrzameltze weder ; Hij zalze, als een herder zijne kudde, beveiligen. VS. II. Want Jehovah zal Jakob bevrijden; En Hij zal hem verlosten van de overmagt van die hem ovtrntcgt. vs. 12. Hierop zullen zij komen om op Zions kruin te juichen- Zij zullen op de goedgunftigheid van Jebovab vloeijen tot het brood lot de ohe, de jeugdige fchapen en runderen ; fen de n™ t En hunne geneugten zullen als een blócijenden hof zonde* wedèr te' verflenzen wezen. op de reis te houden; die allen zullen hun vaderland weder zien. 9. Weekhartig mogen zij zijn over hunne verkeerdheden , en wat zij daarom zo billijk geleden hebben; 't mag hen vrij in die optogt van harte traan en zij aanhoudend weenen , Ik zal hun tusfchen beiden weder opbeuren en verfrisfen , als de drank een dorttigen en algematten rijziger verkwikt; zij zullen voor geene belemmering op den togt behoeven bedugt te zijn; Ik zal Mij als de ware bezorgde Vader der Israëliërs gedragen; Ephraïm zal weder de aanzienlijke eerstgeborene van Mijn wezen. 10. Onbefnedenen die de Israëliërs benijden , luisteren naar Jehovahs wil; men breide het eeru^t daarvan vrij zo ver uit als mogelijk is: - die zelve God die Israël zo ver van zijn vaderland overal liet verftroojen, verzameld het weder met eene herders zorgvuldigheid' 11. 't fs Jehovah die Zijn Jakob uit de banden bevrijden wil ; Hij zal hen dan doen ervaren 't geen hun Ham vader ondervond; zij zullen hoe zeer gedrukt weder al wortelende winnen. i2. Van daar is 't dat de vreugde zo algemeen zal wezen als onverwagts; de Karavale zal al juichende eerlang Zions heuvel befhjgen, en van den grooten overvloed, door Jehovah bezorgd, zullen de offer-maaltijden gehouden, en fpiis- en flagt-offeren geofferd worden, en dit alles zal beftendig en toeneemend wezen, even als een moeshof die wel beplant ea M s  ïïa Het BOEK VS. 13. Hoe zal dan de maagd huppelen' onder'de reije der vrolijke jongeWant ik zal baar rouw met vreugde vervoisfeltn, «dingen , En zalze troosten, en vervrolijken op aie droefheid. vs. 14. Ik zal de begeerten der Priesteren volkomen verzadigen , En Mijn volk zal met het he te vergast worden, belooft Jebovab l vs. 15. Maar zo fpreekt Jebovab: in Rama ii een klagend geluid, geween Rachel betreurt hare kinderen; fen^gerugt; Zij wil geen vertroosting over hare zoonen dulden, om dat 'er geen bij zijn. wel befproeit is. 13. Hoe buitengewoon, boe algemeen zal de büjdfchap wezen ! de reijen van aanzienlijken zullen , door de talrijkeheid van die der fpeeiende jongelingen ingelloten, den lofzang op de maat aanheffen, zo zal die verwisseling, zo veel te tegengeftelder als zij is, te meerder treffen; geen kwelling of bekommernis, welke zq menigmaalen de vreugde verflauwt of afbreekt, zal dan gekend worden. 14', Het deel der Priesteren zal toi verzadiging zijn, want zo ruim zullen de inkomften zijn van Mijne tafel; geen Mijner onderdanen zal verdoken zijn van die eere, dat hij ook uit Mijne koninglijke goederen gefbijzigd word, dit belooft Jehovah. 15. Het .is waar, erkent Jehovah! dat de voorafgaande toeftand zeer treurig wezen zal; 't was geen vreugdengefchrei', maar een doffe treur-klagte, die uit Rama's Vlakte opging, de zamclplaats der Babijlonifche troepen, 't ftraf-toneel der aanzienlijken; welk een gezugt! welk een hartbreekend gefchrei ! 't koude gebeente van Rachel , die tedere moeder , fcheen 't lot van hare kinderen te gevoelen ; te meer daar 't nu fcheen dat alle hoop tot herftel geheel afgefneden was. 16. Doch vs. 13. Wij hebben eene dubbele verandering in de lezing gemaakt, die door bandschriften en overzettingen begunftigd word ; oude doen uitvallen, en té zamen, met eene kleene verandering in het llebreeuwsch, voor verblijden genomen. vs. 15. Ais wij hier op eene andere gebeurtenis wilden zinfpeelen, 7.ou Lea moeten genoemd zijn en niet Rachel; te Rama en niet te Stthlcbem kon men nog zien het geen in het 16 vers beloofd werJ; — in  van JEREMIA. Ho o fdd. XXXI. 183 vs. 16. Zo fpreekt jehovah u aan: ftaak uwe bittere klagten, «we tranen! Er is loon vooruwwwri, zegt Jebovab ! zij komen uit het Vijandelijk vs. 17. Ja, de uitkomst is gewis tot heil, zegt Jebovabl P*nd tL'ruê- Uwe kinderen komen naar huri Vaderland terug, vs. iS. Ik hoorde zeer wel hoe Efraïm kermde en klaagde, zeggende: Gij tugtigde mij, en ik gevoelde die Hagen als een danel kali'; Bekeer mij, dan zal ik bekeerd zijn, want Gij zijt jebovab mijn vs. 10. Want na dat ik bekeerd was heb ik berouw gevoeld; '(.BIiiUH Na dat ik mij zelve kende floeg ik op de heupe; Ik was befchaamd, gansch verlegen onüer het dragen van mijn jeugdige veragti::g. 't is Jehovah die u vertroost, u gelastende over 't lot uwer kinderen niet meer te fchreien; weest te vreeden, de kinderen die gij met zo veel fmarte ter waereld bragt, zullen weder uit hunne ballingfchap gelukkig terug komen; 't is 'er dan verre af van bellisfend hopeloos te zijn. 17. Vertrouwt daar op, het zal voor uw kroost tot heil wezen; uw nakomelingen , belooft jehovah , zullen eenparig weder allen binnen hunne erfportïe zich gerust nederdaan. 18. Denk niet dat die klagte van Ephratm Mijn aandagt ontglipte: ik voel maar al te wel, dat ik, niet door rnenfehen, maar door U getugtigd ben; ik moest, daar ik mij gansch woest en onhandelbaar gedroeg, ik moest op die wijze behandeld worden; als gij nu zo de grondbeginzelen veranderd, als gij mij daardoor nu uitwendig beteugeld, dan zal mijn omkeering beftendig zijn, dit wagt ik van U Jehovah, mijn Befcherm-God! 10. Ik beken, toen ik indacht en van handelwijze eenigzins veranderde, dat ik toen over mijn vorig gedrag innig leed droeg; toen Uwe oordeelen mij mijn beftaan duidelijk leerden, fchaamde ik mij met de grootfie tekenen van droefheid en in dien omtrek was Rachels graf doch nader bij Bethlehem; Rama en Rtbla, lopen in lotgevallen dan ook veel in een; Da the merkt zeer wel dat Rachel hare kinderen niet terug gekregen hepft, maar wel het tegendeel; dus alles hier leert dat MATTHEus-aan geen voorfpelling in dat geval gedagt heeft. vs. 18. De overzetting van Miciiaclis, fchoon mij te vrij, verdiend bepeinsd te worden. M 4  184 Het B O E K ts. 20. Inderdaad is Efraïm Mij een gewenschte zoon, een lieveling! Hierom , na dat Ik hem ttgenffrak , dagt Ik aanhoudend op hem , Eo daarom waren Mijne ingewanden over hem fterk gaande ; Ik zal daarom gewis mededogen niet htm hebben, belooft Jehovah! vs. 31. Richt voor u merktekenen op, ftel uwe fpits lopende hoogte; Let op het fa ' en den weg die gii betreden heb-; Keert terug, jongvrouw Israëls'. keert terug naar uwe fteden. ts. 22. Hoe lange zult gij treurig blijven, onhandelbaare dochter? Want Jehovah zal wat nieuws op de aarde doen; De vróuw zal den held omfingelen. berouw te tonen ; ik was aangedaan , ik was innig verlegen, daar ik nu de gevolgen van mijne jeugdige dartelheden gevielde. 20. Ja waarlijk, Ephraïm is Mij niet minder dierbaar dan Ja kok zijnen Joseph was; hij is de lust Mijner oogen; toen Ik dreigde voelde Ik Mijne genegenheid duidelijk, en befloot ernflig, hem ten fterklle met Mjjhe vaderlijke tederheid te gemoet te komen; dit betuigt Jehovah! 21. Hierom zeg lk in Mijne gedagten reeds tot de ballingen : volg de reizigers na die in onbekende oort reizende, tekens en fpitze naalden oprichten, om die in 't terug komen te volgen; let vrij op den weg, ziet welke de beste en gemakkelijkfte voor u is; en begeeft u dan vrij, hraèlitifche maagden! op reis, en reist veilig naar de onderfcheiden fteden van uw vaderland. 22. Maar wat zie Ik! hoe lange zal Mijn dochter wegens treurigheid onhandelbaar wezen? denkt toch dat Jehovah in 't terug brengen van u iets doet, waarvan de gefchiedenis geen voorbeeld geeft; de zwakke, de weerloze als een meisje, zal den kloeken, den manhaftige;! overmeesteren. 23. Ja, nog meer, zegt Je'iio- vi. 22. Over deze zonderlinge woorden kan ik riet voorbij de ingtttieufe gidachten van Berkheij optegeven , in de £ihllotheca Brim. pio-'a II. fag. 549. de overfpelige vrouw zal de eerlle wezen , die h*ar man , door hare genegenheid, weder zal tragten voor zich te gewinnen ; Israël zo ovcrfpelig in afgoderij, zal in dien (land, wanneer men dit het minde denkt, tot de oprtchtfte en zuiverde dienst terug keeren. Zacharia heeft in'het lVde en Vde dtel van die zelve Bibliotheek zijne be-  van JEREMIA IIooföd. XXXI. 1S3 vs. t3' Zo is de belofte van Jehovah Zebaoth, de Elobim Israëls! D./.e fpreekwijs zal toen beerigea in Juda's landlieden naar de omwenteling; Jehovah zegene u, gij zetel des geriehts! gij berg van heiligheid!vs. 24. De Judeërs zedlen daar vrolijk wonen in alj : hunne Heden, Dl landman zo we. als die de kud len weiden, vs. 25. Want Ilt heb de dorlligen gelaafd, En Ik heb de uitgemergelaen verzadigd, vs. 26. Hierop wkrd ik wakker en merkte hoe aangenaam de flaip inii geVS. 27. Hoe zeer naderen de tilden, zegt Jehovah: (weesi was. Dat lk het nuis Israëls en Juda's huis met menfchoü en vee he- zaaijen zal. vah Zebaotb, de Befcherm-God van Israël! en 't rijk van Juda: in de landlieden zal dien choor - zang nog algemeen in gebruik worden, heil zij u! gij hofftad, waaide rcgivaarriighcid haar vasten zetel heeft; heil zij u ! gewijde berg, waar de Godsdiens: in al zijn luister praalt. 24. Juda en alle de fteden van 't vaderland zullen beffend ige en algemeene geneugten fmakeu; de akkerman zal die 't ruimde , met den herder op de grenzen grazende , ongedoord genieten. 25. Want Ik zal. de magteloosten zelfs aangename verkwikking befchikkeu ; den neergedrukten zal lk nieuwe en overvloedige Ücrkte bezorgen. 26. Deze zo aangenaame droomen gaven mijj, wakker zijnde, door hare indrukken nog geneugten. 27. Ja, gewis, gewis komen die tijden , zegt Jehovah! dat de beide rijken hoe verwoest, hoe ontvolkt ook , weder bedenkingen daar tegen ingebrsgt; en de onnatuurlijke gedachten hier ingevoert: de vrouw zal haren Iwmanuel vervangen. Paris heelt in de Bibl. Hagatia I. pag.'iao. deze veel eenvouwiger, en met het verband bestftrokcr.de gedachte ingevoerd: de reijen der maagden zullen de reijen der jongelingen door haar getal en in hare vreugde geheel «fluiten; ik heli het als eene fpreekwijs opgevat, de zwakke zal de fterke geheel overmeesteren; kundiger, maar tevens onnatuurlijker, komt mij de vreemde gedachte van V ene ma voor, die ik hier liefst niet wil opgeven. vs. 24. Ik heb hier in de lezing voor te zaam dezelve verandering gimaakt die vers i^. ingevoerd is. M 5  J85 Het BOEK vs. 28. 't Zal anders wezen als toen lk ijverde om uitterukken en aftebreken , Te verwoesten en uittehalen , en allerlei rampen aan te doen ; Even zo zal Mijn ijver zijn in het bouwen en planten, zegt jebovab'. vs. 29. Op die tijden zal men niet meer fpreken: De vaders aren onrijpe druiven, en de tanden der kinderen wiervs. 30. Doch een i'der zal om zijn wanbedrijf omkomen, Cden ftomp. E k mensen die onrijpe druiven eet zal jiompe tanden krijgen, vs. 31. Zier, de lijden naderen, verklaart Jebovab'. Wanneer lk met het huis van Israël ca 't huis van Juda eene verbintenis zal aangaan. zo bewoond, 7.0 bevolkt zullen wezen als of ze met menfchen eu dieren bezaait waren. 23. Dan zal men beleeveu dat lk met geen mindere ijver dan Ik had ia het uitvoeren Mijner bedreigingen, toen niets van de verwoesting des lands verfchoond bleef, en opeengeftapelde rampen daar toe befchikte, nu voor hun herftelling bezorgd wezen zal, en hen gelukkig daarin doen toeneemen. 29. Billijker denkwijze zullen zij dan ook hebben; op 't minlte ongeluk zullen zij niet verwijtende zeggen: onze vaders aaten de druiven, en wij hebben daarvan ftompe tanden. 30. Elk zal eene overtuigende indruk hebben, dat al wie verkeerdheden begaat, daarvan altoos in eigen perzoon 't fmartelijk gevoel zal ondergaan. 31. Gewis zullen die gewigtige dagen beleefd worden, betuigt de belovende Jehovah ! dat Ik boven alle die voorregten aan Jakob gefchonken, waartoe lk Mij zo plegtig verbond, nog andere zal voegen van eene gansch anderen aart, en meer vreemd j voor beide de huizen vs. 31—34. Die Croliaanscb denkt zoekt de vervulling in Nebemia IX, X.; onder die kan men MicHAëi.is niet tellen, die nogtans groote zwarigheid maakt omtrent de gewoone uitlegging. Ik geloof, hoe gegrond en gewigtig, men deze voorzegging op 't begin van het N. T. wil brengen, dat men mis is, maar zodra men Helt dat die tijden sog onvervuld zijn dan verminderen de zvvaarigheden zeer; — ik geloof dat de hervorming onder Es ra en Ne hem ia als een voorbereiding, of liever als een onderpand moet aangemerkt worden van de groote hervorming die nog aanfiaande is.  van JEREMIA. Hoofdd. XXXI. iS? vs. 32. Niet eene verbintenis zo als Ik met hunne vaderen maakte, Toen Ik hunne hand greep omze uit Egypte te voeren; Deze verbintenis hebbenze vernietigd, hierom heb Ikze verfmaad, zegt Jebovab1. ys. 33. Maar dit is de verbintenis die Ik in die tijden met den huize Israëls maken zal, zegt Jebovab'. Mijn wet zal Ik in hun binnenfte geven, en zal die in de harten infebriiEn Ik zal hen tot een Elobim, en zij Mij tot een volk zijn. ven j vs. 34. Dan zal niet meer iemand ziin naasten of ziin broeder laten onderwijErkent Jebovab'. want allen zullen zi> Mij erkennen . (zen , zeggende: Van hunne kleinften tot hunne oUiillen, zegt Jebovab'. Ik zal hunne wandaailen vergeten cu hunne verkeerdheden niet meer (gedenken. van 't meeste belang. 32. Eene verbintenisfe in bet uitzicht en in aart anders , dan die, welke hunne redding uit Egypte volgde; zij zijn ontrouw geweest in het nakomen van alles wat zij beloofden, hierom was 't ook dat lk ze veragtelijk uit Mijne tegenwoordigheid verftiet. 33. Van die verbintenisfe zullen de beginzelen gezien worden zodra Ik de zoonen van Mijnen Israül uit hunne ballingfchap zal brengen , dit belooft u Jehovah, en om dezelve gevolgen niet te vreezen, zullen de wetten niet jn duurzaam marmer, maar in hun geheugen, ja, in een gevoelig hart ingedrukt worden; dit zal Mij meer verpligten hun met weldaden te belonen ; en zij zullen nu 't beeld van Mijn waardige onderdanen dragen. 34. Met zulke indrukzels zal het onderwijs niet van het gezag en de leertrant van anderen afhangen; 't zal maar eene aangenaame opfporing van den anderen wezen tot de betragting of beleeving van de Godsdienst - pligten, en dit zal onder jong en oud algemeen zijn, dit zegt u Jehovah toe; en dit aangenaa.re leeven zal ongelloord wezen; want over wanbedrijven van vorigen tijd was Ik verzoend en behoefde dus niet te dreigen over zoortgelijke zonden. vs. 32. Hier heb ik de nieuwfte Overzettcrs gevolgd in de lezing, en niet boewei ik zt getrouwd bad} Stinstra heeft dit bondig en door het gezag van anderen bevestigd.  iSS Het BOEK vs. ss. Ja, zegt Jebovab'. die de zon ftelde tot een licht voor den dag, De maan en de fterren ordende tot licht voor den nacht, Die de zee (laat dat haare golven fchuimen : Jebovab Zebaotb is zijn naam! vs. 36- Zoo die ordeningen van onder Miin opziebt afwijken, zegt Jebovabl Dan zal ook 'i volk van Israil ophouden , voor altoos èen volk onder Mijn opzicli te zijn. VS. 37. Zo fpreekt Jebovab .- eer zal de hooge hemel gemettn, De dicpfte fundamenten der aarde doorgrond worden, Eer Ik het ganfche zaad vanlsRAéL, wat zij ook deden, verwaarlozen zal, zegt Jebovab! Vs. 38. Ziet, de tijden naderen, zegt Jebovab'. dat deze ftad voor Jebovab zal herbouwd worden, Van den toren CbananeM af tot aan de boekpeorte toe. 35. In zulk een gewigtige zaak voegt Jehovah nog iets tot fterker verzekering:— de zon zal eer haar licht op onderfcheiden tijden des daags intrekken, de maan haar aanwasfende en afnemende verfchijning na laten, de fterren in heure (kindplaats zich vergeten te vertonen; eene woedende Oceaan in welkers woeling de grooifte wanorder fchijnt te zijn, zal eerder ongedwongen haar geweld doen , fchoon alleen onder 't opzicht van den machtigden Jehovah. 37. Dan dat 'er geen verandering in deze gunftige toezegging komen zal, zo lang gij in die prachtige verfchijnzels geene verandering ziet, gelooft even zoo dat Israël in alle die voortrollende eeuwen , waarin men niets daarvan waarnemen zal als Mijn tiatie voor de vervulling der belofte befpaard is. 37. ja, voegt 'er Jehovah nog tot meerder verzekering bij: zo min als 't mogelijk is dat eenig menfchelijk vernuft de breedte der hemel - kreitfen zou kunnen meeten , of de afgrond waarop het waereld-gebouw ftaat, zou kunnen peilen; dat het zo min, ja, nog veel minder mogelijk is voor Mij om de kinderen van den vorllelijken Israël voor altoos te vergeten, en dit alles is onmogelijk in weerwil van alle hunne bedrijven, die daartoe de billijk» fte redenen aan de hand gaven. 38. Dat men ter waarborge van deze gewigtige voorfpelling opmakc, hoe zeer de beftemde tijden naderen, waarin Ik beloofde jernfalem weder te zullen herbouwen; zo dat men aan de oostzijdi  van JEREMIA. Ho ofdd. XXXI. 189 vs. 39. Her nieetfnoer zal nimmer g»an tot een Garets heuvel, En zich met een hoek tot aan Goatb wenden, vs. 40. En het ruime begraaf- en asfche - dal, met alle de weilanden tot aan Kidrons beek ; Zelfs tot aan den hoek van de paerds-poort ten oosten, Zal Jebovab heilig zijn, tot in onheuglijke tijden zal 'er niet uitgerukt noch verwoest worden. waar de ftad 't meest geleden had en 't minst bewoond was , dan met verfraijing tusfchen de beide fterkten, aan die zijde van de ftad, het groot getal van nieuwe woningen befchouwen zal. 39. Ja, zelfs zal men 't ontwerp der ftad opmerkende dezelve vergrcot vinden ; al wat tusifchen Gerei, en Geath legt zal ook binnen den ringmuur betrokken en bebouwd worden. 40. Zelfs zal de valeie buiten de ftad tot eene begravenis gebruikt , of waar de asfche des Tempels gevoerd wierd, zelfs aan de zuidzijde der grazige weilanden, rondom Kedrens beek met huizen bebouwd worden ; zelfs aan de oostzijde buiten de hoekpoort; deze ganfche oort zal niet weder ontwijd worden ; nimmer zal men daar meer de veranderingen bij gelegenheid van hervorming, of de verwoesting om deu valfchen Godsdienst zien. IXXXIIfte n het tiende jaar van Ze de Kt a's ramp- H00irDDEEI" fpoedig bewind, zijnde het agttiende jaar vankvndma'king aan Nebucadnezars beftuur over de «««AjKSig-Sïï lonifche monarchij, wierd Teremia nader!11 hct ,iend8 1 cv , 1 \ t , , laar Ta" ZEDE- door jehovaa onderwezen. £. In de benaauw-RiA, juda's de tijden toen de ftad Jerufalem door den Ba- ^T'^tfende biilonifchen monarch ingefloten was, en TE-iaar van Ne" ■> J ° ' J eucadnezars remia op order van den Koning in ziin opperbewind. ö J vs. 2. Toen het leger van Sabels monarch Jerufalem ingefloten had, en Jeremia bewaard wierd in de zaal der Staatsgevangenen , in het koning/ijk vs. 2. Mhs. neemt dit voor de plaats waar de lijfwagt des Konings zijn verblijf hadde, met veel waarfchijnlijkheid , doch Hit de woorden is dit niet optemaken.  t&o Het E O E K paleis zijn-paleis bewaard werd als een gevangene. 3. Wtf'vs. 3. Waargens zijn voorllel aan de burgerij , dat de mVs^ltonins "^aa gew*s door de Babijloniers zouden ingehem grzet ind, nornen worden, waardoor de moed noodwen- om dat hij voorzegt had uitdig in de belegerden moest verflauwen. $a™*'fttT%'ë- Hierbij bad hij nog dat bijzondere ongunflad aan den jj»e gevoegd, dat Zedekia meer beledigd Koning van Ba- o b ° ' °\ tel ter £W,had, dat de Koning zelfs gevangen, het verhij^zai ze mne ^ moeten ondergaan, door dien MoKt.r," dê Koiungnarch *c^s onderhouden te worden. 5. Dat van Juda, zai|,ij vervolgens naar Babel in triumnh zou gein den ftriid J ° , metdecbaideën bragt worden, en daar, zander immer zijn vrijmaar^iTzai1 «o- lie'd weder te bekomen, zijn leeven zou ein- getivjifcid les- dii-en na met blindheid gellraft te zijn ; en dus veudig in de ° ' ' m«jf des Ko- dat alle pogingen om zich te verweeren tegen komen; hij de Chaldeërs , niet dan tot bezwaar zouden gew^'^o-ckeT dienen. 6. In zulke zorgelijke tijden onderen zij zmien den rjgte hun Jehovah door mij dus: gij-zult bij zien. hier van uw neef een bezoek hebben , het zani'if Zmwux Seen ten 00Smcrk ZJd hebben, u te vragen, naar Babel voe- zijn akfcer voor ziin vee in den omtrek van ren, daar zal J *, hh blijven, tot uw geboorte-Had gelegen, van hem te kopen , denke!'0 zegt dat hij u zulks verzogt, om dat gij als naast- jebovab} al belfaandc het recht en voorkeur had, om zc trags gn tegen . ' de cbaidepi tot den gewaardeerden of geboden prijs, u te den^"giT z"itnaasten. 8. Het gebeurde ook zo; mijn neef niet (lagen. vs. 6. (In die omftandighcden) fprak Jeremia; ik heb nu de bevelen van Jebovab bekomen , zij luiden dus 1 7- Ziet Chananeël, de zoon vmScbalum , uwen oom , zal tot u komen met een verzoek: koopt mijn land, te AnaSvoth gelegen, gi] hebt recht tot de koop door losjing. 8. Kort daarop kwam vs. 8. De Priesters mogten geen akkers in koop hebben, maar hiddcn evenwel tuinen en weilanden voor hun vee; van 'smoeders zijde was 't evenwel mogelijk zulken aanteërven; alles wat hieromtrent in gebruik was bij de Jooden heeft C ram er, die met veel oordeel der Rabijntn fchriften las, in zijne Tbeologia Ifraëlis, Tom. I. pag. 179., voldoen-  van JEREMIA. Ho ofdd. XXXÏI. 191 kwam tot dat einde bij mij, deed mij dat cbanancci,m\]n voordel; hoe vreemd zulk een verzoek was, en ""bi" "leriébt'l hoe ontijdig ook, merkte ik wel raseh dat dit™j^ren^; Jehovahs bcftelling zo was. 9. Waarom ikff«»e» b^d*" mijn neef dat toeftond , en woog hem de mij* koop mijn waarde in zilver toe, waarvoor hij mij dat^b ygelegen] ftuk land aangeboden had. ïo. Ik behandelde!" , Btnia™>*' D land; gtj peztt alles naar gewoonte in het burgerlijke, hoe her erfrecht van zeer de tijden zulks ontijdig fchenen te verkla- h°et^d'i%oor°iu ren; ik ondertekende den koopbrief, belcragtigde l^,\^l"feb\\ die nog daarenboven met miin zegel, in te-vabs bi;ve' waf- vs 9 lk ko^c genwoordigheid van getuigen die bij de beta- dan van cbanaling tegenwoordig waren, en de ontfangst dusneflandV!^ bekragtigden. lï. Toen nam ik den brief ge- "alh<"h > en D woeg hem het tekend en verzegeld met dat affchrift, het ■ cm toe, zeven geen gemeenlijk in de familien bewaard word; ^"^.-^"B.t,en alles behoorlijk, alles ingevolge der gebruiken e„jl'rteteJi°e£ daarbij in acnttenemen. 12. En gaf den eer-den brief, en n -n •• 1 . , bezegelde dien Iten aan Laruch, mijnen leerling en vriend, in tegenweer- in het bijzijn van mijn neef en de getuigen, ff*^ Vn« dat en van zo veel Tooden als zich op dien tijd 'lk het ReId iri , , 1" , ti . de fchaal gewo- in het vertrek bevonden. 13. Ik zei tot Ca-gen had. ruch, dat allen het konden horen: 14. Ditnams' Yk Tden beveelt Jehovah, de magtige, de God van /r. koopbrief: de . verzcselde.naar raë/J neem beide deze brieven in uwe bewaring, de wet en het doed ze met alle zorgvuldigheid, om ze voor or^eSotène; d° ongemak van vogt en bederf te bevrijden, a^e 'j^"* hand aan Baruch, Nerija's zoon, Machseja's kleinzoon, in tegenwoorheid van Cbanane'él mijn neef, en de getuigen die den koopbrief met naam bekragtigd hadden , in tegenwoordigheid van alle de Jooden, toentertijd inden voorhof ter bewaring zittende, vs. 13. Toen beval ik Barucii. in hunne tegenwoordigheid, dus: vs. 14. Dit zegt Jebovab Zebaotb , de Elobim Israilsl doende opgehelderd; tot de prijs deed vee! op zïchzelven dc afftand van het groote jubeljaar, het geen hier mocielijk te bepalen is. vs. 9. Deze waarde laat zich niet dan met onwaarfchijnlijkc gistingen berekenen.  If)2 Het BOEK ■ecm de koop- ;n een aarfje vat> j^. pit v.rklaart Jehovah, brieven, de opi- ^ uczo wel aisde de magtige, de lklcnerm - God van kraal \'er/e. elde, en doe: sein een aardevat, op dat ze lang mogen duren. vs. 15. Want dit belooft Jebovab 'Zebaotb , Israïls Elobim : In dit land zullen noch huizen, akkers en wijnjaarden gekogt worden! Hoe treurig de uitzichten ook mogen zijn, het land zal noch niet geheel ontbloot zijn; vreedzaanie tijden zuilen de veiling van woningen , landhoeven en wijngaarden, nog als in de gewoonte is in ftand houden. vs. 16. Hier- 16. Na dat deze bezigheid afgelopen en ik a^^BAKucufalleen was, voelde ik aandrang tot mijnen God KEMJA?-/t°h°h'te bidden: het was: magtige Hi;er , Jehovah ! ■ avergereikt heb- " o o * «/ bende, bad ik tot u wende ik mij, die met zulk een goddelijk tot Jebovab dus: „ , vs. 17. Ai vermogen en met zulk een onbegrijpelijke ^bT'dJ% macht, het gansch heel-al daar Helde , dat de hemelen en alVermo2en, zo onuitputbaar, door niets be- aarde gemaakt 07 r i-.ebt, dsor uw perkt in de daarlrelling. 18. Die onder derwüf/«4'én Ver', zeiver redelijke bewoners zo veele ontelbaare reikende hraebt Weldacligl .odcti bedeeld, en de wanbedrijven is voor U ook " ? •» niets vreemd, tevens v3n de ouders overgenomen, in hun vs. 1». Gijzo . . goedgun/figom- kroost hun gelijk eindelijk doet gevoelen; ja, "en, dteïnZ Gij alleen zijt een God, wiens fterkte zo geboezem der kin- A_üsr is ! waarom U met zo veel billijkheid deren de mis- 0 , daad hunner de eernaam van Jehovah Zebaoth gegeven word. vaderen^T.«rz«- ^ ^0 onnavolgbaar in de beraming van Uwe zenüjk groote 002;rnei'ken , alles doorzettende , zonder de en geduchte A- 0 ' lobim, wiens rninfte belemmering in de uitvoering ontwaar naam Jebovab ' . . Zebaotb is i te worden; met hoe veel oplettrnhem beziet jieVend'ïn bYra-Gl] alle de bedrijven der fterveüïigen , en ming. onbeperkt jringt daarin door tot alle minne oogmerken: en in de uttvoe- 0 r/• • . J Mij allen door waarchgmg, ja, Mijne uitèrfte gramfchap hun»e verdiend ; en zulks aanhoudend , van hetS^egt^I Oogenblik dat ze zich door aanzien boven JSgJ,,zijbeb, andere hoflieden begon te onderfcheiden tot beri ^lij"toom op dezen dag toe; haar gedrag dwong M^t^zi hare verdelging af. 32. Billijk overkomt dit ïV^Mn onheil alien; want de onderdanen niet alleen'i;lg af <■?» ze van beide de rijken, maar zelfs hunne ge- 8*é8moo? op kroonde hoofden, hunne burgervaderen, hun-" %JZ ne geestelijken, hunne bèfcherriiers van óéf^ Gods-regeering, de aanzienlijkile judeërs, ^- Van en vooral de burgerij van Jerufalem , dedenS" der niet dan tergen. 33. Allen behandelden Mij mx%t%[?°^* de grootfte verachting, wat Ik ook moas genoeg als Ju Ja maar tegen Mij opzetmaar men wilde fgijji; misdeed. 36. Is het dan, zeide Jeho- Juda toen düen „ ', . , , n , , zondigen. vak God, niet billijk, dat de ftad dat geene S! ondervind , waar over gij Mij met zo veel hierom is het" t o j j nu, zegt Jeho- gevoel klaagt? 37. Maar wecst getroost; 11c vah, de Ehhim & , , , , van Israëli daar zal de burgers weder, na dat zij een ftad betuigt dat wijl als ballingen overal verftrooid zijn, ze reeds in de bijeen brengen ; hoe geducht Ik alle Mijne macht van Ba- ■> , „ 1 1 1 j j *«/t Koning is, wraake op eenmaal en opeengetlapeld hen deea door benton-ondervinden, zal Ik ze in hun vaderland teler en de pest. mg brengen, en daar in veiligheid doen woaiien'dezen zal ner]. 38. Ik beloof meer; zij zullen dan genbuiraiieredê Mijne meer getrouwe onderdanen wezen, en uordeTni. „ZTr Ik zal meer bewijzen geven dat Ik hun Beheen Ik ze ver- j 0 dreef, in Miin fcherm-God ben. 39. Om dit genoegen te beïchapenuiterite Ifendiger te maken, zal Ik in die natie cctierikzato aw d«e lei neiging en overeenftemmende handelwijze oortterug oren- befchikken , om Mijnen godsdienst met eergen , en hen ' , • . 1 ten-gerust doen bied waartenemen; en dus voor zien en hun W0Deno!. u kroost een loon daar voor zich te verzeke- vs. 3°- Ja 1 zelfs zuilen zij ren> .0< Tot dat einde wil !k mij als den on- Mijne ouderda- ' , •_ nen wezen. en veranderlijken voor altoos verbinden, dat lk Um%T EU~ niet meer agtelijk zal wezen in Mijne gunde te vs 39- Ik zal hun zelfs eene eenparige gezindheid, en eenerlij gang om Mn te dienen beftendig geven; dit alles tot hun welzijn en tot heil van hun kroost ' vs. 40. Eene btjlendigt verbintenis zal Ik met hun aangaan , met vs. 40. Uit deze woorden kan elk oplettend lezer opmaken dat hier niet op de bevolking na de terugkomst uit Babel, maar op de volkomeoe aanftunde terugkomst in hun vaderland, en de nationale karak.1 .eri..g, het oog is..  van JEREMIA. Hoofdd. XXXII. 197 doen genieten, en Ik zal de achting en de eerbied tehfl. van niet in hun aanhoudend zo veel voedzel bezorgen, iT^l z<£ dat zij nimmer de neiging om van Mijnen diens:1™1"*""£'."'* „•1 . ,, en Ik zal Mijn zien te verwilderen zullen gevoelen. 41. Ik «»■*«'«<< in hun wil 'er zelfs al Mijn genoegen in Hellen, hunlTSM allerlei aangenaamheden te bezorgen, en wel ">'rJe"ict verwii' eenmaal hun verblijf in dit land zo aanhou- »«•' 41. ïü dend, zo onafgebroken gelukkig maken, datztfïk m'/tlet elk zien kan dat Mijne oogmerken en gene-Tmt^mel genheden volkomen zamen werken a.i Ta alle °pi>:"en- „_ . (V, , , , . , .. ' J ' heid dit land voegt jehovah hier bij, zo gewis als elk ziet planten met op- dat Mijn macht de oorzaak van alle de ram-"w"4»?"wint pen is die de natie tans drukt, zo zekertJSKJit zal Ik ook alle Mijne beloften op eenmaal enals .Ikover tlez= opeengeftapeld daarftellen. 43. Ten onderpandte^rA^ van dit alles zeg lk u: dat men onafgebroken ZThft in dit land verkoping van landerijen hebben'11"1 doen ge' „„1 1 • , , worden , hun zal, al ziet het er nu zo uit als of alles door ""gezegd. de Chaldcën gansch uitgeroofd zal worden, dit^zewe E"anS 44. Ik verzeker u men zal landerijen verko-waarvan f'i gepen, overdragen volgens burgerlijke inric'l- verwoest , 'er ting, en dit niet alleen in Bènjamihs óört, noc^e«?h« waar in uw land lag, maar overal rondom LT^magf, de hofüad, door het ganfche rijk, zo welzullen akkers' in hooge als lage landen, zelfs in de mm dim9? Wur" veilige aan de grenzen, voor de veehoederijVevdoe0nr gefchikt; want Ik zal niet alleen inwonersgoed£emkepen> !„.„„ , debrievcn«»rf»r- laten, maar de ballingen weder naar hun va- tekenen, en vaderland terug voeren, belooft Jehovah! ^ulrin^U V6 PU"tZ5n "°ndom 9*»0*m, in van want'll« H,a"lerg."\m üf der »laks"'< en in de fteden ten zuiden; want llt zal de flavernij afwenden, zegt Jebovab'. N 3  i98 Het BOEK xxxmfte rr\ hoofddeel.^ Jj^ erwijl Jeremia nog gevangen vs. t. Ander- . , , , c _ 1 • • maai word ]e- gehouden wierd aan net nor, genoot nij wemwooredderom eene gemeenzaame omgang van Jehovah. begunftigd 2 jje aanfpraak beloofde al iets grootsch wijl hij nog m 1 " den voorhof der dit verklaard de Heer, die alles aanwezen ArSndTf'gaf, alles in dien ftand regelde, en beftenfPreèktjebövab\AlS Zijnen invloed verleende , met zn veel die alles daar.rear Jehovah genoemd. 3. Gij' moogtu vrij in ftelde, die alles ö J , ,° . . J.... , vormde en oar- alle uwe bekommeriusfen tot Mij wenden — itafgif'i&bij Mij zult gij alle voldoening vinden; gij naam! zuit dit weder kunnen bemerken uit de ge- vs. 3. Roep .,c ,. Mij aan, u wu wichtige., en nogtans ontwiilelbaare vaste ftzaiu°dé?«:voorfpellingen, welke Ik u nu bekend maken merkelijke en j Dit belooft u de machtige God Is- zekere gebeur- ^ . tmisfen, u **~faëfc.: gij bemerkt dat een aantal huizen bekend, w*-^ dfi ^ zdfs verfcheide gebouwen aan zoVfpr4e'ektW|"-t den Koning behorende , niet ontzien worden bovab, de £/»-om ze aftebreken, op dat men hier en daar tTtrluilifk dé de ftads mtiuren, zo veel door de rammen eniZd" ^to» geleden hebbende, weder weerbaar make. van juda's Ko- _ Woningen die het naast aan de wal gele- Jiingen , die J 0 ..... 311 tot de muuren gen , al veel gebruikt zijnde om de belegeraaren tT zijn alge- te befchadigen, maar met geen gelukkig geb™ken-zijzijnvolg; welk een aantal zijn ook daar onder wèigebrmkttet ^et gevoel van Mijne fterke verbolgenheid gellw ïb'"cbaT- bleven, daar uit alles blijkt dat deze gedenkdJjlJJrtStekens van wraak dienen om te bevestigen ten met de,/»7« dat de boosheid der ftedelingen Mij gansch ken van men- fchcn die ikinafkeerig gemaakt heeft van alle gunstbewijzen. Jliine toorn en . ,"' • ; 1 in Mijne grimmigheid verfloeg; daar Ik mijn gezicht van deze ftad afwendde deer hunne liioodheid. vs. 5. Met veel waarfchijnlijkheid denkt Doederlin dat vcrfcheiden van die huizen gebruikt zijn tot begraafplaatzen, dewijl men in de ftad door de belegering tot begraving geen gelegenheid had.  tan JEREMIA. Hoofdd. XXXm. 199 VS. 6. Ziet Ik zal hun ,en herftellhig befchikken, en zal hun verbinden, En hun de zoetigheid van vrede en trtuva doen verrijzen, TS. 7- Be ballingfchap van ^»r/»é7 zal lk veranderen, En zal ze weder opbouwen als in den aanvang. VS. 3. Ik zal ze reinigen van de mandaadtn waarmede zij tegen Mij misdeden i; En lk zal alle hunne misdaden vergeven , Waardoor zij Mij beledigden en tegen Mij opftonden. TS. 9. En het zal Mij de genoeglijkfte tijtel geven ; Eenen roem en fieraad bij alle de volkeren der aarde, Zodra zij het goede hetwelk Ik hun bezorge vernemen; Verbaast, ja bedeest zullen zij wezen over het goede en de flüte hun door Mij befchikt. VS. 10. Zo fpreekt Jehovah van de plaats waarvan gij getuigt: Ze i< zo woest dat 'er noch mensch noch beer.: in overig is, In die (leden van Juda en op die ftraten van Jerufalem\ Zo verwoest, zonder mensch, geen enkel inwoner of Seest, Zal zich weder het gegalm van vrolijkheid en vreugde doen horen. 6. Ik zal nogtans de ftad , tans in zulk eene deerniswaardige toeftand, weder gelukkig lierftelïen, en meer in bloei brengen met alk de bewoners, en baar daar een beftendig genot van ruste en getrouwheid bezorgen , waarin ze zelfs tiitfteken zal. 7. Wanneer Ik tevens de ballingen van Juda, zo wel als die der Israëliërs, hoe veel moeielijker dit zij, de vrijheid zo gunftig zal terug bezorgen, dat ze, even als bij de grondvesting van den Staat, zich tot eenen gevestigden ftand fchikken. 8. De oude fchuld hunner verkeerdheden wil Ik zelfs zuiveren, die Mij zo menigmaal verbitterde; als Ik die hen herinnere wil Ik niet meer aan de oproerigheid en de verregaande nalatige heden omtrend Mij bewezen , met een ftratfend ongenoegen , denken. 9. De vermaardheid van de ftad, waartoe zij weder geraken zal, zal Mijn grootfre vergelding wezen; dit zal Mij onder de nabuurige volkeren achting bezorgen; zodra zij dit in de proeven nagaan, zullen zij, met eerbied vervuld, verbaasd (Taan over den welfiand en de veiligheid die lk aan den Staat door Mijn invloed befchikken zal. 10. Ja, van het land waar omtrent gij zo tretuig klaagt: hoe akelig is het vaderland verwoest, alles weggevoerd, wat 'er leeven en welvaren aan gaf! in die zeive fteden, op die akelige ftraten van Jerufalem, N 4  soo Het BOEK vs. II. Hel gegalm des bruidegoms, des bruids, en die der zingendens Looft Jebovab Zebaotb! want Jebovab is goed! Ziine goedgunftisheid duurt altóns! Het cboor tan hun die lof offeren in Jobovabt tempel brengen; Want lk zal de flavernij van Jakob afwenden als ouwlings, zegt Jebovabi vs. 12. ]a, belooft Jebovab Zebaotb < In deze plaats zo^voest, zonder mensch en vee , En overal in alle de fteden des lands, zal men de woningen der her. ders voor het grazend vee zion. vs. IJ. In de fteden van het gebergte, in die van de vlakte} In de fteden van het zuiden , in Benjamins land ; In de dorpen rondom Jerufalem , en in alle de fteden van Juda, Zullen de kudden wederom onder de handen der vertiindirs doorgaan, zegt Jebotabl waar men niet dan puinhopen, zomberbeid, niet eenmaal het geloei van eenig huisdier verneemt, u. Zullen eerlang de reijen der danferen en zangeren bij huwelijken zich lustig vertonen; daar zal men weder de algemeeue choorzang horen : Looft Jehovah Zebaoth .' Jehovah is alleen goed! — zijne gunfte duurt eeuwig; die reijen zich tot een dank-offer aan Jehovah in die oiden tempelwaards begevende, zullen daar de echo doen horen; — het is gewis dat lk niet alleen de vrijheid aan uw vaderland; wedergeven zal, maar met voorregten zelfs als die, welke jn de wording van den Staat genoten zijn. 12. Ja, hierbij yoegt Jehovah, de alleen vermogende, nog dit; in een ftreek zo deerlijk gefield dat 'er geen mensch zich veryertoont, en de landerijen zelfs van alle huisvee verlaten zijn; daar zal men weder zulk een aantal van, burgers zien, welgezeten in hunne woningen ; in het platte land zal men de herders-hutten en de vee ftallen voor de nacht weder opgefiagen zien. 13. En dat niet maar in deze of geene ftreek, maar oyeral; in de berg-fteden meer veilig dan die in de vlakke landen na de zee kant, ook in de meest verwoestte flreek van Benjamin, rondom de hoofd'ïad, uiet een woord in alle de fteden van, Juda, zal men de kudde onder de hand van den teller in menigte ter kooije zien in en uitgaan. 14. ja, 'er zullen nog  vam JEREMIA. Ho o fdd. XXXTII. 2.01 W. 14. Ziet 'er komen tijd,», betuigt Jebovab! waarin Ik de Runflige toeAan het huis van Israël en aan het buis *an Juf^^^ ' TS. IS. Dan zal Ik op dien tijd Davio dien regtflandigen rif, befchikken • H.j zal Cals Koning heerfchende) reef én gerechtheidIn den lande , _ ,. . oenenen. Mdl?,f Za gMSCh b'vri'i' cn Svt/Uf» 6«n.ch veilig wezen , Men zal de ftau benoemen: Jebovab onze gerechtigheid! veel gewigtiger tijden aandagen, waarin Ik de uirftekenfte belofte de kroon - gunfte vervullen zal ; eene belofte waarin de beide rijken zo eenftemmig deelen zullen. 15. Namentlijk dat Ik in zulke gewenschte omftandigheden in het koninghjk familie-huis eenen zoon, als den rechtmatigffen rijks - beftuurder , bezorgen zal , wiens' hewind zich zonder voorbeeld door billijkheid en rechtmatigheid ondeifcheiden zal. ,6. Het kan niet anders Wezen , of onder zulk een bewind moet het vorstelijk Juda van alle nog drukkende rampen geheel vrij zijn; de hofftad de grootlle en zekerde veiligheids-oort wezen - het oude Sakm zal weder van naam verwisfelen, en zal van het uitftekenfte, waardoor zij zich onderfcheid, benoemd worden: een plaats waar Jehovah vs. 14--6. De zwarigheden die Mus. maakt dat dit noch op Zeru«abel, noch op den Messias in den aanvang des N. T. kan verklaard worden, zijn voor elk lezer van belang en gewichtig; maar drukken m» met, om dat ik deze voorzegging letterlijk opvat en de vervulling als nog aanrtaande befchouw; Tempel, Priesters, offeren, zullen 'er zijn evenwel geen bloedige, niet alleen dat de voorbeelden daarvan moeten ophouden, maar zelfs de herinnering; - wel zcgt Mhs als men hier wdlekeurig wil zijn, (het vergeestelijkende) dan kan men 'er de mis of het avondmaal door verftaan - met een woord, Mhs. twijfelt hier, overkropt door het gewigt der zwarigheden, aan de echtheid van deze plaats; ik niet, maar ik kan het toekomfïige niet verhlaren. w. is. Een aantal van handfehriften en verfcheiden overzettingen maken bet bijna zeker dat hier eenige woorden uitgevallen ztjn, uje wij op dat gezag 'sr weder moesten jnvOegen. N 5  2CÜ Het DOEK VS. 17. Want dit betuigt Jehovah: ' Nooit zij dan een Vorst, om op den troon van «»™ rs. 18. Nooit zullen 'er Priesters uit Levi ontbreken , Tot het offeren van brand-offeren en liet omkeken van fpns- en (lacht -ofieren in al dien tijd. vs. 19. Nog nader kwam Jehovahs openbaring tot Jf.remia, dus: vs. -o. Dit zegt Jebovab-, indien gij de wet varidagennachtkuntaffchaffen, Zo dat ze niet meer op hunnengewoonen tijd komen, vs -i Dan zult gij ook kunnen vernietigen de belofte aangaande Bavid, Tan f een zoon te zullen hebben die op zijn troon het bewind voert; 01 van de Triesteren uit de Levieten tot Mijnen dienst, vs sa Zo ontelbaar het hemel-heir is, zo onmeetbaar het ftrand-zand is, ""' Zo fterk zal Ik de familie van Miin dienaar Daviu vermeerderen, En der Levieten tot Mijnen dienst. \s. 93. Hier kwam nog nader van Jehovah voor Jeremia bij, dit woord: in het rechtmatigfte oppergezag zijn zetel heeft. 17. Want dit belooft Jehovah: hoe treurig tans de uitzichten ook mogen wezen , in 'dien tijd zal men den troon niet zien ledig Haan, het zij ducr de dood of door veryoe-, ring in ballingfchap. 18. Heb Ik aan het priesterlijk huis zo veel beftendigbeid toegezegd; in dien tijd zullen 'er een aantal van handen wezen, die de verfchiller.de rijke offeren zullen aannemen en behandelen. 19. Om dit nog meer te Haven, voegde jehovah, m Zijn gefprek met Jeremia, hier nog bij: 20. Is het onmogelijk de geregelde wet, die het onderfcheid tusfchen dag en nacht uitmaakt, kragteloos te maken, of te verzetten , si. Dan is het ook onmogelijk Mijne belofte aan de koninglijke familie van David gedaan van erfopvolging te doen ophouden; neen, dat zo min als eene opvolging van Priesteren , kan door eenige zeldzaame gebeurtenis afgebroken worden. 22. Integendeel zo min het mogelijk is het fterren-heir te tellen, of het zand het welk de zee-baren gedurig aanvoert of wegneemt, te bepalen, zo talrijk, zo onberekenbaar zullen koninglijke en priesterlijke geflagten dan wezen. 23. Tot nadere ontwikkeling zeide Jehovah hieromtrent nog iets nader: 24. Jeremia gij zijt wel eens ooggetuigen ge-  van JEREMIA. Hoofdd. XXXIII. 203 vs. 24. Merkt gii niet wat dit volk onderling befpreekt? Het is: twee familien door Jebovab verkoren heeft Hij nu verdolen ; Zulken verfmaden Mijn volk, als of het voor Mijn aangezicht geen volk meer is. vs. 25. Evenwel zegt Jebovab: kan Mijn wet van dag en nacht ophouden? Kan Ik de order van hemel en aarde vernietigen? VS. 26 Dan kan Ik ook het kroost van Jakob en van Mijn dienaar David verwerpen; Zo dat niemand zijner kinderen over die van Abraham, Isaük en Jakob, het beduur hebbe; Ja, gewis zal Ik de boeien Haken en Mij hunner ontfermen! werst wat het volk zo menigmaalen uit mismoedigheid elkander toebijt: de twee geliefde familien van Jehovah, zijne gunfrelingen Ja kok en David, zijn tans de vcracbtfte onder allen! — wat ! een volk zo bemind , mag naauwlijks de naam van eene vrije natie meer dragen ! gij zijt ooggetuige van de felfte rampen die deze natie ondergaan moet. 25. Doch hoe onbedagt en wanhopend men fpreken mag, zegt Jehovah! zo zeker als het is dat Ik de fcheiding van dag en nacht niet verleggen zal, de fchoone wetten van overeenltemming in hemel en aarde verbonden , veranderen zal. 26. Zo min zal lk ook het kroost van Mijne twee gunflelingen van Mij niet voor altoos verwijderen; neen , voor altoos zal over alle afftammelingen uit de drie Hamhuizen, eenen uit dat huis het gebied voeren; gewis zal Ik de boeien en kluisters eens afneemen , Mijn mededogen zal rasch werkdadig worden. TXXXIVfle oen de armde des Konings van Babel nooFDDEEh' rondom yjemfakm gelegen was, beflaande w, hét uit een aantal troepen uit de landen der kroon ™ eucadnezar , tfflie/j Koning, met ziin heir en benden uit verfcheiden^Vw gelijke rijken onder zijn epperbewiad, met de nabuutcn, zich vereeuigj Lad- XXXIV. Over de tijd-ordcr kunnen wij niet zeer te vrceden ziin, wij ge. voelen duidelijk dat zulks in de eerde iniluiting van Jerufalem voorgevallen is,  204 Het BOEK den, fim prura- en uit een bende nabuurige volkeren ; irt den in den om- Juda ftroopten , bekwam Jeremia weder hun\* A"md,Dericllt van Jehovah. 2. Hij moest in naam du5i " Dusvan 'Ifchowka de ^od v'n den Ko- fpteèkt ' .?«/>»-n in g Zedekia aanfpreken, en hem bij het^ vab, de Elobim . .. . r*.. vro Ara».-ver^hahng aanzeggen: dat Zijn voornemen was trek vai Mefjg ftad te doen veroveren en te vernielen. naar den Kr,- ning Zsdf.kia, 3. En den Vor t dadelijk zijn lot voorfpelaan w"o dse'gt len, dat bii zich door het beleg niet zou hebPde*n'aa Jkunnen redden , maar ongetwijfeld in de npt pe-veid van n,ac;)t van jen o erwuinaar zou geraken; ^«/•jrwteojidat hij voor den troon van dien Monarch in brand fte- 'lcm fpr«H§8 zoude, maar om zijn vonnis 1:t_n; . te koren,;, ingevolge gedaane voorfpelling. zuit ajn over-1^. Maar tot zijn verzagting had Jeremia w7jr 'e» T maar hem iets naders hieromtrent te zeggen : —mZhVngeUtZ lïliin Vorst! dit belooft u Jehovah: dat gij worden ; gij voor geen geweldige dood behoeft bevreesd zult hem met _ , , . . uwe oogen te wezen , zo flreng zal het vonnis met hem' Umoe°teün wezen. 5. Neen, mijn Vorst! gij zult in verantwoorden, iiw^ uwe dap-el] eindigen, en na uw dood en ztlfs naar ° °. , Babei komen, met de ftatigfte cerbewijzmg van uwe natte, weT'hnorf ook met wierooken en rouwklagen , ten grave gejebovabs beiof- voercj Worden, en bii uwe onderdanen als te aan, Zfdf.- » ' kia,>Ai'»Ko-hunnen regtmaatigen Vorst hetreurd worden; l toe^rtidit heb lk u toegelegd, betuigt Jehovah! 6. JanUn#°uREMIA volvoerde deze boodfehap bij den einde zult v;n- Koning. 7. Op een tijd dat Nebucadne"vs. 5. Gij zar met zijn zegenpralend heir Jerufalem 7Ult vreedzaam ... , . , . fterven met de wierooking uwer vooronderen, vorige troont-bezitters voor u; even zo zalmen u eere aandoen, en u betreuren met de klagte: onzen Vorst'. Ik heb u dit toegezegd, fpreekt Jebovab'. vs. 6. Jeremia deelde dit gefprek Zedekia, te Jerufalem nog als Koning regeerende, mede. vs. 7. Terwijl de armee van Babels Monarch Jerufalem ingefloten is, of Jeremia fch'jnt nu vrij te zijn, en evenwel fchijnt het niet ernst te wezen dat dit hem bedreigd is.  van JEREMIA. Hoofdd. XXXIV. 205 befloten had, maar 'er voor hem ge-me en de •velleden meer weêrftand boden, dan alleen La^Tlmml ehts en Azela, grensvestingen aan de zijde ft^Ut^i" van Egypte en der Philiftijnen land want die waren" 8. Deze nieuwe bekendmaking was mia door Jehovah gedaan, kort na dat Ze- °nJref ^Tde dekia de voornaamfte burgeren zo v-rlled'n van >" overreed had, dat zij ingevolge de Mofaifihe "s s. mt*. wet het zevende jaar als vrij-jaar voor jj£ Hebreen weder zouden doen gelden o rn**e.>i gegeven, voige deze wet moest een Hcbreemvfche flaafze™"a eene Of (lavin nu 7Ürif> tii>Wi ^ ]\]aar gij fcheent nu tot betere denkbeei- eindevanzeven den gekomen te zijn, en had eene bepaling ïtm11 n^deburk hieromtrent gemaakt die Mij aangenaam was, ger omiiaan; en fa zeifs ter uitvoer gebragt, nadat gij 'er een geboren He- ..*».. , brei,- die aan u a onderling plechtig 111 Mijn tempel toe verzesk°aren 'ge- bonden had. 16. Nu hebt gij met uwe 011diend .hecit >fl;anclvastigheid de zaak verergerd, uwen eed bonden zijn te tot Mijn onteeriiig gebroken — de flaven en rS^rTllavinnen die reeds de beginzelen der vrijwu~n'niet,heid géfihaakt hadden, zo zeer tot hun gezii latenden 'er noegen, hebt gij nu weder gedwongen u op niet eens op. .. 1 1 . j„„ vs. 15. Gijvoorige wijze te dienen. 17. Gij hebt dan S^'ekeerdgetoond met deze daad, dat Mijn bevel u tómu naar Mijn genoegen gehandeld, vrijheid afkondigende, elk voor zijnen medeburger; gij gingt zelfs hieromtrent eene verbintenis' aan in Wijn tempel, naar Mij genoemd, vs. 16. Doch gij hebt u airede omgewend, en nebt dus Mijn naam ontwijd in het terug nemen van uwen (laat en flavin, die gil ontllagen had naar hun welgevallen; en gij hebt ze weder gedwongen om u als flaven en flavinnen te dienen, vs. 17. Hierom be- optegevcn , mogelijk om de grensftedcn eerst te veroveren, of om de ' Egyfitnartn den intocht in Juda te beletten; akans het opbreken van bet beleg kort daar op is zeker de zaak, waarop h.cr gedoeld word.  van JEREMIA. IIoofdd. XXXIV. 207 niet tot die daad gedrongen heeft, waardoor dreigt Jebovab een flaaf of flavin op het oogenblik van ^f'^f ^ de afkondiging vrij is; Ik wil u dan ookacllt geflagen in niet ontzien, maar kondig openlijk af, als*/"* de Jehovah, eene vrijheid aan den oorlogl^Z^r™™ om doortezetten; dat aanftekende ziekte, dat,u.wen'«"^«'««s _ 1 t , ' hierom wil ik genres uw rampen nu voltooien; zie daar een nu eene afkoudijubeljaar, zo ontzettende voor alle de rHtei/vrïfhewT" van den bekenden aardbol. 18. Die meinëedige ?11 hetzwa^d» tj ^ "-^"'o" de pest, enden Meeren, die aan de wet niet voldaan hebben honger, om u o,.if0 „„,. 1 .. .... ten fchrik voor zuis met aan hetgeen waartoe zij zich nog zo het oog van aiie korteling verbonden hadden, en dat zelfs opr^etnen!" de allerplechtigfte wijze naar gewoonte door vs- i« En ik een offer in twee gekloofd, ingevolge de in- fe Mijne'vlr- ftelhng, bevestigd hadden. 19. Waar onderf.T,Z£n7e'i Staats-leden, overheden van Jerufalem, zelfs*ra*",> 'mm>- hof-bedienden van den eerften rang waren, digbe'dZZge- Priesters, en zo veele als zich hiertoe plech- va" tig verbonden hadden. 20. Alle dez" trouw-het4""endoor1 1 ti - 1 , " ganS tusfchen lozen zal lk in de macht van hun brengen, de ftukken. die hun verderf beöogen, en die niet rusten w^V/XirS zullen voor dat zij ontzield ziin, ia, een aas'''" van den „„„, ,„1 . ftaat als van de voor vogelen en een prooi voor het wild ftad, de hovegedierte zijn. 21. Zedekia, fchoon de , «.u eerfte aanleidende oorzaak tot deze goede ^ i"w/)^e^s• * j, .. die tnsfehen de oaau, zal lk om zijne onftandvastigheid nietftukken doorfparen, eerlang zal hij een flaaf van den-ZX. Zaïik overwinnaar zijn, met alle de grooten die ovcrseven m ... , ö de macht hun- eenen lijn met hem trokken; binnen kortner vijanden, zult gij den Vorst, het beleg opgebroken van" at" hebbende, 22. Op Mijn bevel, zegt >«A^j$ffi& , . , , lijken zullen het gevogelte des Iuchts en het gedierte des wouds ten prooi wezen. vs. 21. Zelfs Zedekia, Juda's-Koning, en zijne groten, zal Ik in de macht der vijanden laten, m de macht van alien die naar hun leeven (taan, en wel in de macht van het leger des Konings van Babel, die nu weder af getrokken is. ▼s. 22. Ziet ik zal bevelen, dreigt Jebovab 1 (.tot den terug marsch) fpoedig  20$ Het BOEK zullen ze voor de ftad wezen, zij zullen ze belegeren, veroveren, en geheel verbranden} en Ik zal de fteden van Juda tot een onbewoonde puinboop maken. XXXVfle Hoofddeel. vs. I. Het bevel, 't geen Jeremia ontfing van Jebovab , onder het bewind van Jojakim , Josia's zoon , Koning van Juda, was van deze inhoud'. vs. 2. Begeef u naar der Recbabiten verblijf, fpreekt met hun, brengt hen in Jebovabs Tempel , in een der vertrekkei\, en bied hen daar wijn aan. vs. 3. Toen ging ik mei JAazANjA, Jeret.kas zoon. kleinzoon van Cbabazinja, etl zime broederi en zoonen, de ganfche familie vs. 4 En leidde hen in Je hovabs Tempel in de kamer var Chanans zoone: bij de kamer XXXV. Over deze lieden hebben wij ons elders uitvoerig verklaard toen wij Jethro's bedrijven nagingen, daar zal de lezer eenige opheldering bekomen. >ah! zien terug keeren; bij" zal ecii nieuwe bëegering ondernemen, en de ftad ftormenderWfid veroveren en verwoesten ; zo zal hij met de overige lieden, nu noch niet onder zijn macht , ook behandelen ; alle zullen gansch ontvolkt wordèn. ,0 nder. het befhiur van Jojakim, zoon van eenen braven vader, had Jeremia onder anderen dit beVel van Jehovah omfangen : 2. Begeef u naar de familie van Jethro, onder wien Jönadab onder Jehu's bewind, als de aauzientijklte der familie, zich 't meest vermaard gemaakt heeft door zijne leevenswijze; verkeer gemeenzaam met hen; nodigdze bij gelegenheid in een der vertrekken des" Tempels ; onthaal hen daar , en bied hun oVer tafel wijn aan. 3. Ik ging bij [aSzanja, een familie - hoofd ; verzogt hem met zijns broeders volwasfen zoonen; al wie van die familie waren tot jaaren gekomen, verzogt ik. 4. Ik bereikte mijii oogmerk , zo ver dat wij Tempelwaarts gingen; wij begaven ons naar de kamer waar de familie van Profeet Chanan gewoon was, bij Zoortgelijke gelegenheid gebruik van te maken; zij is niet verre van de kamer des Opperbevelhebbers van den Tempel, boven 1, een zoon van den Ziener Jegdai.ia, en hier ziinde digt ran den Opperbcftuurder, boven de kamer van Maüseja,  van J E K E M I A. Hoofdd. XXXV. esp de kamer van MaSseta 't hoofd der Tem-*»**//««,, zoon i pelwagtèrs. 5. Naauwelijks waren zij zwg^nS. zeten, of ik liet de wijn in bekers hun vs' 5-Ik Iiet aanbieden , en nodigde hen fterk om te drin- ƒ" ken, 6. Doch zij weigerden 't allen ftand-£'f vastig, voor reden gevende, dat hunnen be-i^ZrÓngbithla roemden ftamvader Jonada b, hun reeds vooraap om wijn te twee eeuwen daartoe verplicht had; en zulks zijne ^& Doch kinderen voor altoos als een beloofde gewoonte zi)-- ltt"isden < ö wij zullen geen opgelegd hadde. 7. Hier bij had hij nog andere wiJn «""iken ; yerbintenisfèn gevoegd, allen dienstbaar ornjK*'»^ de leevenswijze, in de familie gebmikljjk , ffwKiï voor altoos te kunnen onderhouden ; zijdi.cJ, ™S wr" mogten in de (leden geen huizen bouwen wijn'"te' S veel min bewonen; op 't land zelfs mAZf^ een bepaalde hoeve hebben, of zich met de vov°r altoos0ok wijnteelt ophouden, maar beftendig hun ZWer- mlt 8Ji geene vend leeven in tenten behouden , en zich wen!" auS* vergenoegen met die vrijheden, welke de vee- tij^aSn' hoederen naar oude gebruiken iii het land toe- t?!,of hezi"e»i gedaan werd; hij agte dit de beste wijze omSvSV'S zijne familie in goede ftand te houden. 8. TotSglfuweda* nog toe hebben wij ons aan die begeerte van ^Mand üeze voor ons zo waardigen man gehouden; waar 8'i a>s »«'er is geen voorbeeld dat iemand in onze 8.°° wij familie^ wie hij ook zij, en van welke fexe, ^e"' £■ ooit wijn dronk. 9. Even zo in onze lee-CHAB> levenswijze blijft elk van ons aan 't vrije her- W' 'Z ders leeven. 10. Wij -hebben ons flipt aanSe"irt de mftellingen van dien waardigen man ge- drinkenwij ge- , , ... 6 6 duurende ons nouclen. n. Alleen toen Nebucadnezarleeven geen wffLw- vr"u.wen > noch z°onen of dochteren. vs. 9. HTëromTouwen Ikker, Jr? -Z-n t0t ons ZiWfi wij leggen geen wijngaarden aan of {'"g- Vs-I0-Maa'- wij bliiven in tenten wonen; wij hebben mgeitemt en nagekomen wat onze ihnnvader Jonadab ons beval, vs.11.Al- v,. 11. Vrijheid en zekere Mei, fchijnt de aanleidende oorzaak van VIII. Deel. O de-  ÊIO Het B O E K leen gebeurde cie rust dezes lands verdoorde, namen wij bJcadnËza^', naal' rij'P beraad '£ onderling befluit voor ü„i£/f Koning, een wjn ons in jerufalem optehouden , zo aanrukte naar J . , , , •• j dit land, dat lang de armde in het land was, en bijzonder ^wek«lT«m zo lang de dropende invallen der Sijriers aanhiel- te tïekkén^w" den' die 011S 'l meeSt leed dede11' en hier" gens de triepen fj00r js '[ dat wij tot nog toe een dad be- der Cbaldeün en die der Sijriers; WOOlien. if onr^rwijf 12. Kort na dat 't gezelfchap vertrokken rmin jerufalem. w„s vcri;iaarde Jehovah hier omtrent zijn doel vs. 12. I lier- ' " , , op verklaarde aan Jeremia nader: 13. De bevelen van ï^ufzifnJii, Jehovah der legermachten, en tevens de ware dus: tv, Befcherm - God van Israël, eifchen van u een vs. 13- Dit • » ■ zegt jebovab vrijmoedig bezoek afteieggen aan de lauusIw/m van ift- Overheden en aan die van Jerufalem, en htm fpreekt met de aftevragen , of 'er van hunne verbetering, aanzienlijken ]10e zeer men ze tJoOr overtuiging tragt te llit Juda, en de ... burgers van >- winnen, dan mets te wagten zij; zal men gifu dan noöitdan nooit aan de wetten zich onderwerpen? aan de tucht t jehovah u fhellïg af. 14. Vergelijkt uw onderwerpen , * 0 «/ 0 r 1 ■ nooit Mijne gedrag eens met dat der Rechabieten , en vraagt gij zult' niet alleen de mogelijkheid van anders deVS* bevefiënte kunnen handelen, overtuigend zien, maar van Jonadab , tevens de laagheid van u bedaan; hoe lange Rkchabs zoon, . , . , j aanzijn kroost hebben die heden zich getrouw van den wijn leen''"wijn T onthouden in 't midden van het Kanaan? drinken, zijn a al jyfljr, VQ^n al Mijn verplichtend nagekomen; tot > 1 ° » beden toe heb- ben zij dien niet geproeft; zij hebben hierin hunnen vader gehoorziamu maar lk heb u aanhoudend bevolen, tijdig en ontijdig, maar nooit hebt gij deze bijzondere levenswijze te zijn; 't is regt in de Arabifcbe fmaak, dat Nomadisch leeven in dien tijd had gewis aangenaamheden, en het jus confentudinarium omtrent hen was vrij voordeelig; zodra evenwel geweldige despoten, zo als Nebucadnezar was, alles beroeren, dan word een recht zo veel eeuwen in (land gehouden, verwaarloosd.  van JEREMIA. Hooföd. XXXV. air aandringen heeft niets uitgewerkt. 15. Ik Mij gehoor gt* heb zelfs , buiten uwe gewoone leeraars, u mannen bezorgd , die als kloeke hervormers hebu zeffl gealles deden om uwe zeden te verbeteren , om u ™"den,. alIe . ... ' Mijne dienaren met reine inzichten te doen handelen , omde Pr°feeien» altans van den lagen afgodsdienst aftezien; gezonden 'Óm" zij hebben u zelfs dan alle genoegen en voor- ^£criJ£ deelen in het Kanaan beloofd , maar watvan zi'.ne T"00hielp het, 't fcheen u aandacht zelfs niet waard eit u** te wezen. 16. Hoe vrijwillig, hoe onver-v^'S fchillig is op zichzelven de onthouding der hen^e dieneT Rechabieten , hoe edelmoedig derhalven in dan zult'gij6 in hun; maar hoe aanftotelijk is het gedrag ven d«d i^t van deze natie, en hoe verbazend verfchillen &:72E2*2 zij die zulK eene onderwerping bewezen ?hebt 'er niec 17. Hierom bedreigt Jehovah, de grootfté^fitaderfl& Held! anders de nationale Befcherm - God : Z'boorzaamiregtvaardig zal de uitvoering Mijner bedrei-^'hu^jon* gingen over het land en over de hoofdftad we- tóftS zen; — 't kan niet anders wezen; als vvaar-^°rekhva"hausnvafchuwingen in de wind geflagen worden, ensetod™gdegd al Mijne klagten altoos onbeantwoord gelaten bTf0™t worden. 18. Maar u, familie van Jonadab! ™nkde™j "g£ mag men vrij toezeggen uit naam van Jeho-hoordevah Zebaoth, Israëls Befcherm-God: dat dieonT &uÜ* vrijwillige getrouwheid Hem zo behaagt dat ItlTJ der t Hij kj. op Zijn Majestieufe grootheid ueern«gten, de verzekerd, dat uw familie onder alle de lot-f over" gevallen voor haren ondergang niet te vree- ftfde'Vvou zen beeft; geen oorlogsramp zal de zoonen m^e%iT0lZre»%°m & Ik fptak e" Zii niet ""«erdenT'Tk drSJft maar ïij niet antwoordden, vs. 18. Maar het huis der Recbatite» fprak Jeremia aan: dit verklaard Jebovab Zebaotb, de Ebbim lm U- allé ziine7i;!5.'- bcve\vm uwe," ™d" Jonadab nagekomen ziit. en Me zijne febtkktngen gehoorzaamd hebt, zo als hij die u voorhieldVS. 19 Hierom belooft * Jebovab Zebaotb de Elobim van W/• van Iona- »ab, Rechabs zoon, zal «ooit het mannelijke oor ontbreken^V Well om4 O z  Het BOEK Miin epxicH«it dat huis wegnemen, maar hun ftil welleeve"- varen zal beflendig blijven. XXXVItïe T . hoofddeel. . J_N >t v}erde jaar van Jotakims bewind, .ierViaar1 vanéén jaar zo gelukkig voor de zegenpralende Koon,k°o"- wapenen van Nea üc a^ ezAR , wierd ningvan>^,TErEMTA bevolen, a. Alle de voorzegginSff^Sgfcn, die hij tot nog toe gedaan hadde zo S^oUl'wel betreklijk de twee rijken, dan wel die dende: andere voikeren raakten, in eene gewoone uvsvan^'eeneperkament rolle, na de order des tijds, waar f/KnaTin ze hem bekend waren geworden, optetele'die voorzeg-kenen. _ hjj moest met 't begin van zijne f8£ededeee.£bediening af die optekenen, dus geene over^,enroveïflaan. 3- Of 't nog de uitwerking mogt aiie de natiën, h bben dat de nfltie, of bij zijn leeven , ;SSirzëJuof na zijn dood dit lezende, tot betere gefSS%^ dagten mogt komen, getroffen door de zware t0\TTm°%-bedreigingen, en zich op hervorming van ^ ««den en verbetering van hart toetelegJfdtoV-SSgen; - en hunne hoofd-zonde niet alleen „rnünund* , , -eeo-Cn , en ïk wegens hun berouw weiice ik voor- vaarwei z.cg~<- , nomom ben te alle die trouwloosheden mogt vergeven. 4. uit ^egngeVerbetf-VOerde Jeremia al rasch uit; zijn voorfe^^nJWOte leerling en vertrouweling Baruch iicbten; en ^ontbood hij, en liet hem alles opfchnjven ^ad1,UenWon-zo\is hij hem dit woordelijk voor zeide. ™,w vcrtc- , Een wijl daarna beval Jeremia zijn vi. 4. Toen ' Nerita's zoon; Baruch fchreef alle de voor- ontbood Jeremia Barüch, NttOAi « ^> h ..„W.//w medege- Mggingen van ?/rM«^ "VT Daarop beval Jeremia dit aan Baruch: deeld in die fcbrtjj-iol. vs. 5. u*<" 1 „ 5 Of Jeremia toen no* wel gevangen was twijfel ik zeer, 't U,n'ziin dat een of ander Livitiefeha onreinheid, of andere onhandigheden hem terng hie.den tempelwaards te gaan, en dan hebben onze Overzetters die vertaling »cer goed gefteld.  van JEREMIA. Hoofdd. XXXVI. 213 leerling zich tempelvvaards te begeven in zijn£jr plaats , wetende dat hij zulks ditmaal niet ik in jebovabs *. • ' ' . , 1 Tempel met konde doen. 6. En met zich te neemen ae„r^Wy„,s, perkament - rolle, waarin de voorzeggingen uit^ vs.6.GaatgU Jeremias mond opgetekend waren; hij de rouè, zo ais moest, daar tans eene algemeene boetdag uit-«Jj^g^ gefchreven was, en 'er veel volks bij dena^e^voaranderen was in den Tempel, daaruit voorle- j«i„«i, voor , , .. «>„..., de ooren der zen: niet alleen voor de burgerij van J menigte in Je- fakm, maar ook oplettend zijn om ze vooral ^«^^p voor die uit andere plaatzen kwamen voortelezen. gij moet ook , . , ■ 1 1 u zorgen die te 7. 't Mogt nog eens de uitwerking nebben , lezen in de tedat zij ootmoedig als eenen voetval voor Je- ^7°°r*B" de hovah deden, getroffen door den inhoud, en °^eedie hun gedrag verbeterden , daar 'er gewigtige de andere fteredeu genoeg was om over Jehovahs onge- J'eenn ^enmoi' noegen, ja, verbittering, bekommerd te we-.^vw-^g; zen: veel verontwaardiging had Hij in deftig gebed, ' i r. ui bovabs aandagc bekendmaking reeds getoond, b. baruciigUnft;g was naauwkeurig in de uitvoering; hij lasf^J'^vZ de zelve in den Tempel. 9. Op dien dag^]zn^htenfn^ door j o j a k 1m als een boetdag voorgefchreven , gedugs is de in 't vijfde jaar van zijn bewind, op 't laatfte lf°rigi„gea varl der maand November, de gefchikfte voor de sanfche natie om zich van huis te begeven, fproken. ö vs. 8. Ba¬ ruch, Nerija's zoon, volgde flipt alles wat de Profeet Jeremia hem belaste, lezende in het boek de voorzeggingen van Jebovab, m Jebovabs Tempel, vs. 9. Dit gebeurde in het vijtde jaar van Jojakims, Josia s zoon, als Koning van Juda's bewind, en wel in de negende maand, toen een vasten in Jebovabs tegenwoordigheid uitgefchreven was; voor de Jerufalemmers niet alleen, maar voor de ganfche natie die van alle kanten uit de overige fteden van Juda te Jerufalem verzameld waren. vs. 9. Ik ben niet in 't vermoeden dat dit een dag was als een boetdag door den Koning uitgelchreven, maar wel een bededag, die jaarlijks wederkwam, en nog veel bezogt werd. — 't Geflagt van Schafan fchijnt in godsdienftigheid boven anderen nitgeftoken te hebben. O 3  Het BOEK vs. io. Ba- to. Hii deed de voorlezing uit een venfter KUCH las uit dat J r , .. boek de voor- van de kamer van Gemaria, den icnnjMMiTin%lo- ver, ingaande in 't binnenplein, maar op den vabs Tempel, in buiten - voorhof uitziende, bezijden de poort Gemaras ka- ' j mer, een zoon naar den binnenlten voorhof gaande , waar den sferetar,"', dus veel gedrang was, en hij dus veel toeBin^enn^ konde hebben, n. Onder deze wa- hof bij de deur rcn ook eenige lieden van rang die luisterden, van de nieuwe , ... i poort aan je- een zoon van den gebruiker van dit vertrek was voofde oören'er «B!kiein-bij verfcheideii aanzienlijken bij den anderen, zoon, alle die _ ,r r. •• „,„ voorzeggingen ElISCHAMA, ZeltS ELNATAN, Z1J11 V3- LT?oek'*tër-tder> Zedekia en andere grooten; 13. Die "Ts 12 zollij' teri^ond verflag deed van 't geen hij uit begaf hij' zich B a r u c h s mond gehoord had; 14. Dezen des' Koriing's", belloteu daar op Jeiiudi aftezenden naar den naar de kamer Tempel, en Baruch met zich te brengen; des Schrijvers, 1 ' , .. , , en ziet hij vmd 15. Die zulks rasch volvoerde ; zij benanidedernde allen3',dèlden Baruch vriendelijk, en verzogten fchrlfveT DdEe-hem detl inIloud heu voortelezen, gelijk hij i-aja, sc'bama- 0ok deed. 16. Zij waren ongemeen verleegen, natan0,11 'ach- en zagen elkander onder 't lezen geduurig bors zoon , cn Gemaria, Schapbans zoon, en Zedekia, Cbananja's zoon, benevens alle de Overheden vs. 13. Michaja verhaalde hen alle de voorzeggingen die hij aangehoord had, toen Baruch den volke uit dc rolle voorlas, vs. 14. Toen zonden de Vorften Jehudi, Nethanja's zoon, kleinzoon van Selemja , de kleinzoon van Cuschi, om Baruch te zeggen: komt nu met de rolle waaruit gij den volke voorlaast, in uwe hand; Baruch, JNerija's zoon, nam de rolle in zijn hand en ging mede. vs. 15. En zij fpraken hem aan: ga zitten, en herlees voor onze ooren, en Baruch las weder voor hun. vs. 16. Toen zij dcinhoud hoorden, wierden zij tnfteld, zo den eenen als den anderen, en zeiden: Baruch! wij moeten »r. li. Deze Ei.natan zal dezelve zijn die elders Hoofdd. XXVI: 22. in een ander licht geplaatst word, mogelijk dat zijn gedrag hem toen tot betere ueukbeelden en ter mindere (laaffche opvolging van die des Koning bragt.  van JEREMIA. Hoofde-. XXXVI. 215 aan; toen hij ophield, zeiden zij: de inhoud■waarlijk alle . .. ... deze voorfpel- is zo gewigtig, dat wij ons verplicht oordeelen ringen don Koden Koning daarvan verflag te doen. 17. Zij "enf medede<:'' ondervroegen hem alvorens, of hij altoos Vs. 17. nierwiide ftaande houden, dat hij alles letterlijk gL^f6" om en woordelijk naar J ere mi a's meening op- verklaring, of getekend had? 18. Mij betuigde dat J e 11e m1a voorzeggingen hem alles zo gedicteerd had als of hij 't voor-u-t gelezen had, en hij 't getrouw nagefchreven had. w«*»>y had. . vs. 18. loen io. Alvorens verzogten zij dat Baruch en verklaarde baJeremia zich beiden mogten weg maken , fchreef mij uit want uit het geval van Uria wisten zij weld^m^(drzail1': wat de Koning uit wrok migfehien ondernee- gingen voor, j . die ik oogen- men zoude. 20. Zij begaven zich dan naar biikiijk. met den Koning gezamentlijk, doch lieten de rol op^ez^roTie^ in de Secretarij leggen ; zii deden verflaa; vs< '9- Vor- , . a volgens zeiden van t gebeurde, 21. Waarop de Koning ge- de vorften tot lastte de rol te halen, waar uit Baruchfrek^ipocdig^ hem voorgelezen had, en beval daar uit te Yerbers u met ° ' Jeremia , dat lezen in tegenwoordigheid van de grooten die niemand weete j 1 n 1 r-. rr waar gijlieden rondom hem Itonden. 22. De Koning zat te vinden zijt. toen in zijn winter-gehoorzaal, alwaar een be^'ven2°'z^ vuur wegens het koude en natte weder brande. dan "aar da T ruime voorzaat 23. jEHUDi hielt op eenmaal op met lezen; van den konaauwlijks drie of vier kolommen afgelezen ^^,«1 hebbende, nam bij een mes en fneed hetwe*r in d'-' ka* J mer van hit- geiezeue at en wierp t met eene veragtelfjkeJtbama den houding op 't vuur; en daarin niet verhit*zlfTrLawt!» derd wordende, ruste hij niet voor dat allesal!e-de v"or" 7 J zeggingen voor den Koning. vs. 11. Toen vaardisde de Koning Jehudi af, om de rolle te halen, en hij nam ze uit Elifcbama, des Schrijvers kamer; Jeiiudi las daar uit voor den Koning en de rondom ftaande Vorften. vs. 11. De Koning zat aireede in zijn ivinter-vertrek ; het was de negende maand, eb li I vuur brande op den baart voor hem. vs. 23. Toen gebeurde 't , ais Jehudi naauweliiks drie of vier colommen gelezen had, dat hij die mei een fchrijfmes affheed, en op 't vuur wierp, dat fel brande, tot dat die rolle gansch verteerd was door 't vuur. O 4  ai6 Het BOEK vs. 14. Nie- verbrand was. 24. Elk zag dat aan, en zo was ™*fero^err/*fde voorlezing ook afgelopen; niemand was itheurde zijn aange(jaail , veel min toonde men dit door gewaad.nochde ttau&l-"aa" ' v^ ... fconing.nochde het uitwendig teken van kleder. lcheuring: noen tuë"dfzê' ii- Koning, noch een der hovelingen. £$.. AlB'taïideif.6"'een hadden Elnatan, Delaja en Gevs. 25. schoon maria, verzogt, dat de Koning de verdere wja^GeSaI verbranding verhoeden mogte, toen de eerlte KiA'}n, '-T,"' kolommen reeds in 't vuur lagen, doch woordtgbeiddes . . .. . Konings ver- vrugteloos. 26. Integendeel beval hij daarop rnefdVfchrf" zijne vertrouwelingen Schrijver en Affchrij- lerbra!fderTgt ver beiden 'm de boeijün tC 03311 » d"Ch doen hij' had (je Goddelijke Voorzienigheid zorgde dat zij glïliuerd. met niet gevonden wierden. 27. Op dit voorgeKoang26bevat vallene gelastte Jehovah aan Jeremia, hem zelfs aan Jerah-'t gedïag des Konings voorhoudende; 28. Ter* HEëL , Cbam- ° ° , ' . . , mekebs zoon, ftond een ander exemplaar in gereedheid te fc^onlbrengen, gelijk aan het verbrande, wat de en Scbtiim- iuhomj betrof; 29. En Jehovahs bedreiging Jd , ABDEeLS J - , ... zoon, om denaan Jojakim daarbij om dit laatlte gedrag bij tS'en den gelegenheid medetedeelen; - als de Koning 5Sf%OTvoor ïeden zal §even dat den inhoud 20 verne' gen; maar Aderend voor hem is, en dat hij zulks daarom ÏZaeii;ghld "'"deed, voeg 'er dan bij uit jehovahs naam; 0n,fing27';°aE-3o. Jo|akim zal geen beftendig opvolger mia nader be-,.b altans zijn zoon zal hem niet volgen vel van Jtbo- ' , . . vab, na dat de m het bewind; maar de verwijlde Vorst zal de0""1 voo'rzegi lang onbegraven aan de afwisfelingen van de fucii" at'gefchrcvcn had uit Jeremia's mond, had doen verbranden, vs 28. Hij beval: voorzie u weder van eene fcbnjf-rolle, en fchrijf er de vorige voorzeggingen in, die Jojakim, Juda's Koning, dorst verbranden, vs. 20. Vraagt Jojakim, Juda's Koning, in naam van Jebovab: waarom hebt tij deze rolle verbrand? antwoord hij dan om dat daar in gefchreven was -.Sabels Monarch zal gewis komen om dit land te verwoesten, en het van mensch en vee gansch te ontlidige» ? vs. 30. Zeg dan: dit zegt Jt' b.vab, Iojakim, Juda's Koning aan: hli zal niemand agter laten die DaVids troon bezit; zijn lijk zal voragteü.k liggen voor de hiuc des daags én de koude des nachts.  van JEREMIA. Hoofdd. XXXVI. 017 iucht bloot gefield liggen. 31. Ik zal Mij vs. 3r. ik zal " ■ ; „ hem en ziin over hem, Jeremia! zijn gellagt, zijne kroost, en zijne, hovelingen zo wel wreeken, als over de bur- huiTwanbedrijf gerii van Jerufalem en alle de Judeërs, door doen boeten; o- °' ' J u v ver hen en over de bedreiging uittevoeren die ze ongevoelig de burgers van 11 r 1 1 i Jerufalem, en aanhoorden. 32. Jeremia bragt weder de de ftedèiingpn rolle in orde , en voegde 'er dit en nog^"^*^** andere gewigtige zaken bij die intusfehen brengen over b ° J hen bedreigd, voorgevallen waren. maarvrugteioos gehooid. vs. 31. Toen nam Jeremia eene andere rol, gaf die aan zijn AiTchrijver Baruch, Nf.rija's zoon, die fchreef weder uit Jeremia's mond, alle de voorzeggingen door Jojakim, Juda's Koning verbrand, maar 'er Wierden nu nog anderen van dat zelve zoort bij gedaan. ZXXXVItite, e d e k 1 4 was zijn broeders zoon , HO0F,:iD£EL« „ vs. 1. Zede- Chonia, door aaöfrellingj van den Koningkia , Josia's Nebucadnezar als cijnsbaar Koning op-L°»!w^ kogevoigd. 2. Doch hij was zijnen Vorst on-njns in de 1 J plaats van trouw geworden; in weerwil van alle de choma , Jojawaarfchouwingen hier tegen door Je re mi AerT wasvoor op Gods bevel gedaan, kon men noch den^EUCAD?E; , a zar , Sabels Vost , noch de hovelingen , noch 't alge- Monarch, Ko- , .. , _ ning gemaakt, meen tot andere gedagten brengen. 3. Even-in '% land-van wel had de Koning Zedekia toen de ftad5^*- 2. Doch 't eerst door Nebucadnezar met zijnen'1" ,had eeen . ..." 3 aandagt ge bad, armee mgelloten was , hem twee heden ge-zo min ais zijzonden, met verzoek: hij mogte Jehovah zij-"f de'ïandli'a" ten, op de vermaningen van Jebovab, door den dienst des Profeets Jeremia gedaan. vs. 3. Niettegenftaande dit zond de Koning Zedekia, Juchal, Scbelemjja's zoon, en Zephanja, Maüseja's zoon, den Priester, naar Jeremia, om hem te verzoeken : bid toch voor ons Jebovab onzen Elobim'. vs. 4. Ter dier tijd was Jeremia nog een vrij man onder zijne medeburgers ■terkef vs. i — S. De fchakel in 't verhaal is hier zeer onnatuurlijk, en kon niet dan gedrongen 111 de omfchrijving gevolgd worden; ik ben in 't vet^ moeden dat hier eenige veiplaatzing der verzen ontllaan is. O 5  Het BOEK rmde; men had nen God om t ontzet van de ftad fmeeken. tot zijn be- waaring noen 5. Doch Pharao Neciio was met een met befloten. armég m beweging geraakt naar de grenzen vs. 5. Maar . e o o <-> Pharaos armee van Egypte; Nebucadnez ar had daarom, ^oVogtfwaar-ora met van agteren overvallen te worden, dar* ddKjeru-,t ke'eS voor Jerufalem opgebroken, en was faiem ingeüo- naar de grenzen gerukt. 6. Deze omftandigde" tijding 'van heden had Zedekia zeer van gedrag doen bdegtan^eVj-veranderen, nu uit de beklemdheid zijnde; faiem opgebro- intusfchen ontfing Teremia eene nadere ken hadden. , . ,J , ...... vs. 6. Hier-openbaring omtrent deze gebeurtenis, hij zeide: op ontfing de- y:t verklaart Jehovah, de God van Israëli Profeet Jere- ' , u . mia de nadere aan de argezondeiien van den Koning Zedefcl"vah"S van k i a om u te raadpleegen , dat alle verzoeuezen inhoud: j.(,n van dien aart te vergeefs zijn, en dat fpreekt7'jebo- alle hoope ijdel is; de bondgenoot waarop itnisTJ': "zit g'j u 20 veel verlaat, de Egyptifche Koning aan den Koning 2al niets tot uw ontzet doen , hij zal al u*aoodómn^rasch tot verdediging van zijn eigen land, en 'gif: ziet Pat tot dekking van zijne fteden , eene overhaaste bao's leger tot terugmars doen. 8. Eerlang zullen de Chal- uw hulp in aan- a . toet, zal terug deërs , van dien kant nu niets meer te vreezen SjnTand in£- hebbende, al rasch met dubbelden ijver 't beg Maarleg der ftad ondernemen; die veroveren en in ie ciaidsën den brand volgens krijgs-gebruik, daar 'er geen feleZ , de "ftad verdrag is, ftekeii. 9. Misleid dan toch uw f&Lb°tTZl,7, zelven niet met bedriegelijke bemoedigingen; eeren door het ian„. zujiell die Chalde'èrs genoodzaakt zijn ons vuur verbran- ö * .... den. geheel te verlaten; Ik verzeker u dat zij nooit om'zegt jlTo- zonder zegenpraal terug zullen trekken. 10. Vervab.- beeld u toch van dien aart niets, al was 't u m uwe ho» . pe niet, den- zelfs dat gij eene volkomen overwinning op kende: AeCbaldeën zullen ze- ker ons verlaten, want zij zullen gewis niet wegtrekken, vs. 10. Gefield zelfs, dat gij de ganfche armee der Chaldcën. u belegerende, Hoogt, en 'er niet dan eenige gekwesjien in het land bleven, zo zouden die  tan JEREMIA. Hoofdd. XXXVII. 219 hen behaalde, door eene gelukkige uitval 0 llag, zo zouden nogtans de gekwetfte man fchap zich hervatten, en tot Mijn oogmerken de ftad ftormenderhaud inneemen en verwoes ten. 11. De omftandigheid van 't opbrekei van 't beleg gaf merkelijke verandering ii 't lot van Jeremia; naauwelijks haddei de Chalde'èrs het beleg opgebroken om dei aanmarsch der Egyptenaaren te ftuiten , o 12. Jeremia had een oogmerk de ftad ti verlaten , en naar de nabijgelegen provintit van Benjamin zich te begeven; hij had to dat einde zich onder 't gedrang des volks zi bedekt weggemaakt als mogelijk was. 13. Doel genaderd aan de poort die van de nabijgeleger grenzen van Benjamin den naam had, wen hij daar ontdekt, en vastgehouden door der Officier daar de wagt hebbende ; deze hielc hem op , hem toefnauwende : trouwlooze! acht gij u nu in de ftad niet veilig, en durf] gij u meer veiligheid en befcherming bij der vijand door uw vlugt beloven ? 14. Wal Jeremia hier tegen in lag, hoe onwaar dat vermoeden was, 't had geen invloed bij een man die nog een ouden wrok tegen hem had; hij liet hem binden en zo voor de rechtbank van 'slands Overheden brengen. 15. Deze waren nu ook bitter, mishandeld hem zeer naar hem niet, maar Jeria hield Jeremia gevangen, en de Overheden, vs. 15. De Vorften nu wierden zeer op vs. 12. Men behoeft aan geene emendatie te denken als men de bete* kenisfen van dit werkwoord fcheideu raadpleegt, in de Bijbelfchriften veel in gebruik. Venema. vs. 15. Zie Fasers Supplem.. II. D. bladz. 17. "nog uit hunne tenten komen en ■ de ftad in brand (leken. ' vs. 11. Toen ■nu het heir der Chaldecn vant 1 Jerufalem opgebroken was, wegens den , aanmarsch vari Pharao's le1 ger. F vs. ia. Was Jeremia ook ' uit Jerufalem , gegaan, willende naar Benjamins provincie gaan , om uit 1 het midden van 't volk 't re ontvlugten. vs. 13. Als hij tot aan de poort Benjamins w;s ,ftond daar de Wachtmeester met naam Jeria , Schelemja's zoon , kleinzoon van Chananja, die nam den Profeet Jeremia gevangen , hem befchuldigende : gij wilt tot de Chaldcën overlopen. vs. 14. Doch Jeremia verklaarde d-t 0verlopen tot cle ChaldeSn voor onwaar ; doch hij luisterde voerde hem sot Ieremia verbit-  s2» Het BOEK terd, mishan- gegeesfeld hebbende, voerden zij hem naar het ^idenhhein In huis van Jonathan, nu eene ftaatsgevandt: gevangunis „ n:s geworden zinds de belegering der ftad. in c huis van 3 ° jonatan den ï6. Daar hield men hem in een onderaardscn een"wninTto:!iol aan handen en voeten gebonden, en liet ^J^™hem daar een langen tijd zitten zonder aan was. hem te denken. 17. Toen de uitzigten we- • ^jeremia1?* der donkerder wierden, werd de Koning wede onderaard- jjer angftig, deed hem heimelijk halen, en fcbe gevangenis, o dj j wei geboeid ge- hoopte dat hij nu wat handelbaarder zou gejSS^'dS worden zijn; hij vroeg hem of hij ook eenig eene lange tijd b i ht van jehovah tot opheldering konde gezeten had. J 1 vs. 17. Toen geven, hij antwoordde zonder dralen: gewis zond deKonins h b ik antvv00rd ; eerlang zult gij in de zedekia om hem, en deedboeiien voor BabeJs Monarch moeten bukken. Vem komen; 1 , , ,. , , te Koning on-18. De Koning fcheen door dit korte gezegde inrhzijn paTe"overrompeld te zijn, altans hij zweeg; nu onbekend, en,oordeclde Ieremia 't geraden met veel vrij- vroeg hem ot J hij ook eene moedigheid den Vorst te onderhouden over YeZlafT™-de ftrenge behandeling die men hem reeds zo dkbeantwoord-jange jiad doen ondergaan zonder behoorlijk de Jeremia: 0 a , :, deze is 'er: gij vonnis; ja, zelfs zonder dat Koning or hovev'an'It/TMohingen, zelfs geen een burger, eenig bezwaar worcïen.CleVerd tegen ,iem inbrengen konde. 19. En waarom vs. 18. Hier- mjjn Vorst toont gij u zo verflagen? waar m° *f deJEKo^zijn nu de Profeeten die u verkloeken kunnen? Sus8 aaZn?EwaAt die zo ftout ftaaude hielden dat de Koning heb ik u, uwe■ Sabel nooit jets vijandelijks tegen het land hovelingen, ot J * mijnemedebur-onderneemen zoude? ao. Jiij deze geiegen- datSgij*miMn'de gevangenis gefteld hebt? vs. 19. Waar zijn nu uwe Frofeeten die u veel voorfpelden ; de Koning van Babel zal u niet belegeren, noch tegen het land zelfs niet vijandelijk optrekken? vs. 20. Nu dan, vs. 16. Ketens van krommen afkomftiï, kunnen zeer wel de boeijen der ouden die handen cn voeten verbonden betekenenen hier veel beter vleijen. S c h e i ü 1 u s fub S c 11 r o é i> e r o.  van JEREMIA. Hoofdd. XXXVII. aai heid , mijn Koning! kan ik niet nalaten u > op 't ootmoedigfte te verzoeken door uw in-i vloed mij uit deze akelige gevangenis onder de ] behandeling van zulk een man te bevrijden; | ik verzeker u ten fterkte dat ik zulks niet' langer zal kunnen wederllaan. 21. Zedekia' was diep verflagen , hij gaf aanftonds order den Profeet in een vertrek van de wacht te houden, waar hij vrij bezoek hadde; daar wierd hij beter behandeld , ontfing uit de bakkerij dagelijks een vers brood, zo lang 'er brood te bekomen was , en bleef daar tot de overgave van de ftad bewaard. een bolle broots uit de bakkerftraat, tot dat de voorraad de ftad ontbrak; intusfchen bleef Jeremia in het portaa zitten. NXXXVIlIfte eeucadnezar andermaal zijn ar-hoofddeel. mée voor Jerufalem hebbende doen aanruk- Sci^fatfa Matken, was Jeremia, die zich noch niet fr ™nsc-nj£jm » vrijheid bevond, maar dagelijks gelegenheidPasctburszoon', had dezen of genen te fpreken , ijverig in TcMel]^' zijn raadgeving van de ftad bij verdrag over- ?oon >en Pasch... . 3 ° bar, z.ion van tegeven , trokken vier aanzienlijken zich dit Malcma , de zeer aan. 2. Manmoedig zich te verdedigen «mén^ie^ zou niets anders uitwerken, dan door 't ge- tETr Ttot^ 'c ' ö volk fprak, dus weid, gebrek of ziekte, in de ftad omteko- luidende: • n . , , vs. 2. Wie in men, t eemglte was zich op genade over- de ftad blijft tegeven. 3. Want het was buiten alle beden-^aardd°°r dh« king, dat de Koning van Babel overwinnaar honger of de pest omkomen; maar wie tot de Cbaldeën overloopt, vind zich behouden; hij zal zich van 't doodvonnis redden en vrij zijn. vs. 3. Want Jehovah verzekerd : dat de ftad door de macht des Konings van Babel, ongetwijfeld zal ingenomen worden. vs. 21. De verfchillende ambachten hebben in de Oosttrfcbi lieden hunne eigen ftraten waar zij bij elkander woonen. :t toch, mijn leer Koning'. aat miin nedrig erzoelc UW verbidden , ireng mij niet erug in JonarANs , des ichrijvers woïing , op dat k het daar niet >efterve. vs. si. Toen ;elaste de Koning Zedekia, dat men Jeremia in den voorhof der wachters zou plaatzcn; men voorzag hem dagelijks van van brood in . van de wacht  £22 Het BOEK vs. 4. Toen van de ftad zou worden. 4. Zij begaven zich begaven zich , . , die Vorften naar naar den Koning en drongen aan, dat men het drongen1"hèm" vonnis v£ul JeremiaS opmaakte, en hem uit dien man neb den weg ruimde, want dat hij de zoldaat moe- van kant te Ia- 7 J ten maken; deloos maakte , wiens verdediging zo zeer wijze °wierdente ^ade kwam, en dat men duidelijk zijn inde zoidaten die vioed 0p je burgerij zag; zulke raadgevingen de ftad nog ver- r ° ' °' do dedigden, zo kwamen nu niet te pas, men moest 't uiterfte wel als de gan- „ , ......... fche burgerij, wagen, en uit alles kon men duidelijk zijné foor^is™^ du verrader'^ie 00Smerken ontdekken. 5. Deze hoorden:'t was hevige aanklagte beantwoordde de Koning vrij toch zeker dat, , , TI , ,, de man niet het koel: de Heeren mogen naar welgevallen deE'Zondergang handelen met dien gevangenen, ik denk hierde ftad ver- omtrent anders, bij ulieden en in de tegenvs. s. Ditbe- woordige tijdsomftandigheden betekent het ko- antwoorddeZE- • i-n . , , w-. , DEKiA , dus:ning"JK geza§ met veel- 6- Zll bragten jeziet hij is reeds r e m i a dan uit zijn vertrek naar eene ongein uw macht, J ... wat kan toch fchikte onderaardfche gevangenis, zijnde een „e(|0en!?stegenriool of regenbak geweest, zij was vrij diep, vs. 6. Men wej njet met z0 veej water vervuld dat hij greep dan Jere - fm mx , en wierp 'er in ftikken konde, evenwel zo veel dat hij regenbak va" al vrij diep in den modder zonk. 7. Doch der \vachten™ wat geheurde 'er! een der koninglijke kamerlinonder het op- atr\ een moor, was in de koninklijke zaal zicht van Mal- • , . r , chia , hamme- geweest toen de grooten t vorige gefprek over men'ii'ethemnietJeremia gehouden hadden; hij onderzogt ftrikken daarin ^vat T e re m ia beiegend was, en vernam zijne af: de bak was ..... ; evenwei zonder mishandeling; hij begaf zich daarop naar den modderig,™ zo Koning , die wegens bezigheden tans in de daar m^zonkW zaa' V311 de Poort Kto/isfeV/»* Wstè. 8. EllED- vs. 7. aiMelecii fprak den Koning rondborfh'g dus rasch kwam dit . , , ,. ter ooren van aan: 9. Heer Koning! de Heeren die met Ebed-Mei.ech , een Cucfhiet, een gefneden , toen in 'sKonings dienst, dat zii hem in dien lak gezet hadden; toen besaf zich Ebeii-Meeecii van 't hof des tforfWigs naar de poort van Benjamin, vs. 8. Waar tans de Koning zat, en lui fprak zijn Koning dus aan: vs. 9. Heer Koning! deze lieden hebben  van JEREMIA. Hoofdd. XXXVIII. 223 zo veel aandrang u om 't leeven van Je- ten «iterjie on< re 11 ia te benemen aangezogten , hebbendoMPrSjf' zeer wreed met hem gehandeld, van hem inREMIA ,in den 0 ' regenbak te zulk een akelig gat te werpen; zal de man doen werpen; i-.j 111 o 1 ... . had men hem niet genoeg te lijden hebben? dewijl er geen geiaten daar hij. brood meer in de ftad te bekomen is, zou hij toch door gebrek moeten fterven, kan zü11 Aosr g'- 1 • ,-, „ brek, daar 'er men daarop met wagten? 10. De Koning zij-geen _ brood nen gunfteling zeer wel kennende voor zijn £eer in de ftad vertrouwden, zegt hier op: doe moeite om vs. ,0. Doe hem te redden, ik geef u order om met 30 df Konmgdehet man van mijn lijfwagt dit uittevoeren. 11. Toen verzoek van was de hoveling regtvaardiger dan zijn Heer; ebed-m^ch' hij begeeft zich met de wagt daar henen, na*s^™t alvorens eenige gevulde randen en lompen ge-der uw opper- ... ,. , bevel, en laat nomen te hebben, om die aan de touwen te jeremia uit liaan die hij in den kuil afliet. 12. Waardige feenn, b3,ee°phhaij man! riep hij, vlei deze lompen toch onderflikke- „ , , r vs. 11. Ebed- uw armen, anders zouden de touwen u in 'tMelech voorophalen zeer kunnen klemmen. 13. Het ge-aaf hikte, toen wierd hij weder naar ziin oude fP .£inS. n? } . J J koninglijke hof, gevangenis gebragt, doch nu waarfchijnlijk door de fchat- eene fterkere wacht voor belediging beveiligd, aaar^^^a»- 14. Hij had daar niet lang gezeten of deden en 'f ' . />sb , en uctdie Koning gevoelde eene fterke neiging om met hem aan zeéien af, te fpreken, dit wilde hij nogtans zeer ge- hak'k w^ar" je- , ,, _ remia was , nederllet. vs. 12. Ebed-Melech, de Cufchiet, riep Jeremia toe- legt deze randen en lappen op de zeelen , onder het hol der armen, en Jeremia deed dit. vs. 13. Zo trokken zij Jeremia met de zeelen uit den bak op, en hij bleef nu weder in de kamer van de wacht. vs. 14. Al rasch zond de Koning Zedekia om den Profeet Jeremia bij zich te doen komen in den derden voorhof van Jebovabs Tempel, de Koning fprak Jeremia vs. 10. Er zijn Handfchriften die 3 voor 30 lezen; moest de zaak geheim gefchieden, dan konnen 3 't af, maar moest men voor geweld of tegenltand beveiligd zijn, en hij verder bewaard worden, dan was 30 een voldoenend getal.  224 Het BOEK terftond dus aan: ik wil u iets vragen , houd dan niets agter. vs. 15. Jeremia antwoordde Zeuekia : als ik ü alles openhartig zegge. Zal 't mij gewis 't leeven kos en, en tragt ik u raad te geven , zult 'er toch niet naar luisteren. vs. 16. De Koning Zeoeki a zwoer toen Jeremia de geheimhouding , zeggende : bij 't leeven van Jebovab '■ die ons 't leeven uaf, beloof ik 11, u niet te zullen doO' den ; ook u niet in de macht van die lieden te laten die uw leeven belagen. vs. 17. Hierop zeide Jeremia tot Zedekia : zo fpreekt Jebovab , de ElobimZebaoth, de Elobim van Israël: indien gij onwillig aan de legerhoofden van Babels vs. 17. Ik ben gansch niet Vreemd van de gerïagten des Ridders Mus. dat Z e d e k 1 a meer het inflrument dan wel de oorzaak van de rebellie tegen Nebucad.nezar geweest zij; veele A'ifloeratifcbe grooten konden Uit hoogmoed die overhéerfehing niet verdragen, en heul 'en met de Egyptifcbe rijksgrooten, zii Cellijnen den Koning bijna in hunne belangen door overeenftemmi ig gedwongen te hebben; die moet Nebucadnezar ook bekend geweest zijn. berm doen; hij liet hem dan in den btfnnenfh» voorhof des Tempels bij zich komen; met. een zeer dringende vraag begon hij: man Gods! ik wilde openhartig iets van u weten, antwoord onbevreesd, want gij zult mij 't meesi voldoen als gij rondborftig zonder agtertehoudenheid mij antwoord. 15. Och, mijn Koning! antwoordde Jeremia , hoe gaarne wilde ik u van dienst zijn , maar waartoe zou 't dienen dat ik rond uit fprak; zeg ik alles rond uit dan zal 't mijn leeven kosten; tragt ik door mijn oprecht deelneemen uw rampen te verligten, wat ik u daaromtrent uit voorhield hebt gij nimmer opgevolgd en 't zal weder vrugteloos wezen. 16. Toen zwoer de Koning op 't plcgtigfte , dat hij niets te vreezen had, voor zijn perzoon niet alleen niets, maar dat hij zelfs als Jeremia hem dit inwilligde alles doen zoude om hem van de hatelijke vervolgingen der Grooten verder te bevrijden. 17. Hierop zegt Je u emia: ik weet wat gij begeert, ik heb u dan rondborftig uit naam van Jehovah, de God van alle redelijke wezens van Israël! bijzonder dit te zeggen: zo gij u nog vrijwillig overgeeft aan de legerhoofden der vijandelijke armée, zult gij uw leeven beveiligen , en de ftad zonder  van JEREM IA. Hoofdd. XXXVIH. Ê25 verdere tegenftand te bieden , zal zich dan Monarch over. overgeven, zo zult gij heure verwoesting uw'ïèevTrl1 bevoorkoraen ; — gij hebt dan niet alleen £°d'de^, enridet uw perlbon , maar zelfs uwe ganfche farai-di0r 'l Vll"r i- -r 1 • 1 n 1 , Z .... verwoest wor« lie in veiligheid getteld. 18. Doet gij dit den; maar gij niet fpoedig, dan verzeker ik u, dat de ftad SSvS met geweld veroverd, en niet verfchoond,bi;houti zult hui> overmagt met mij tegen deze verhoren zal, en dat fchimp ontvlugten. en hoon de vrugt van mijne te lang gerekte vs. 19. Do i ttt 1 -r Koning Ziïde- overgave wezen zal. 20. Wel, zegt Jere-kia beammia: mijn Vorst! wees daarover niet bekom- wE°M[dde ^Jf". merd , ik fta 'er voor in, dat zii u nietik be" voor cIa , ,, Jooden bekom» bezwaaren zullen; wat ik u bidden mag , merd, die reeds maak toch niet langer vreesagtige bedenkin- ^Lf£*'f ** gen; <- bedenk toch dat ik uit Gods naam fpreek: ziin » ik be™ , bekommerd in red toch uw leeven en vrijheid zonder te hunne handen dralen. 21. Ik heb meer te zeggen: looptken^^ên^en" dit gefprek weder vrugteloos af, dan moet uirerlï ,hoT?~ ° • ' de behandeld! ik u rond mt zeggen wat ik duidelijk voor- « worden. zien heb, dat uw lot wezen zal: 22. AlSMiY^ntwoo^d- de koninglijke Haram uit de plundering naar dan: mhec'n zan'ie" overleveren ; luistert toch eenmaal naar de ■waarfchuwing van Jehovah, naar wiens mening ik dit zeg, waarlijk het zal ten uwe beste zijn; altans gij zult u leeven redden, vs. ar. Maar blijft gij weigerend, dan zal uw lot zin, 't welk mij Jehovah heeft bekend gemaakt: vs. 22. Dat alle de vrouwen die in het koninglijk paleis nog leevendig zijn, en geboeit tos of. 22. Schoon deze woorden poëtisch zijn, denk ik niet met Mi» VIII. Deel. P cha(•  23.6 Hit BOEK de legerhoof-de legertenten der gebiedvoerders zal overgeMonarch1 van" bragt worden, zullen zij n bezwaren, en tegen fangezicht zeg'" getuigen; vrouwelijke wraakzucht over haar gen: uwe w- jot zaj haar openlijk doen zeggen : dit n "aangezet, en zijn de vruchten van uwe verbintenisfen en ^wf'Twêvan de opftoking tegen uwen wettigen Souve- yoeten' zonken j,i . _ wat jle]pt u het WOelen, nil gij m de modder ' r .. en zij keerden in de akeligfte nood gezonken zijt, en uwe tevsg- 23. zo vrienden en bondgenoten 't op een lopen zuilen dan uwe t hebben. 2",. Want het is dan zeker, vrouwen, en >~ J . aiie uwe zoo- d,at uwe ganfche familie , vrouwen en kindedee'n gevoerd ren, in vijandelijke handen geraken zullen; gij zSft^uit hun zult zelve door eene troep uit het koninglijk niet omflippen, hoofdkwartier geboeid overgebragt worden, maar gil zult 0 " .in. met geweiden de ware oorzaak, door zulk eene naUterning'van^^/righeid, van den volkomen ondergang der ftad gevoerd wor-wezen. 24. De Koning- was in diepe ge- den, en oor- ~ . zaak yan de dagten en kon niet beu uiten , en verzogt den ftad wezen.dwProfeet alleen maar alles geheim te houden, opVamwoo"ddr;dat hij dan ook alles voor zijn veiligheid zou zedekia aan Je- tragten te doen. 25. Uit angstvalligheid voegde £te^flofe»j 'er dit nog bij: zoo 't mogt gebeuren dat kef, dfnrPhebtde woelende grooten zo hevig tegen de over- gij 'voor uw yan de ftad zijnde , u mogten vragen leeven niet te o . .. ... vreezen. als zij ontdekten dat gij met mij 111 een geneemen5'dandê fprek geweest waart, zoud gij mij in leevensweiftcndareik gevaar brengen, indien gij 't bekende; zij met'u in ge- zuuen u wel alles beloven , zelfs uw vrijbenf en vragenheid als gij hen voldoet; wees dan op uw met den^lS hoede, doe mij dan den dienst en zeg een- srade''verberg zulks voor ons niet, dan zullen wij u het leeven laten behouden; maar verberg niet wat de Koning aan u vraagde. chaêlis dat het een gedeelte van een fchimplied is, maar veel eer een fpreekwoord op tijdsomftandighcden toegepast.  vAft JEREMIA. IIoofdd. XXXVUt 227 VbHWigi 26. lk heb op 't alleronderdanigst vs. 26. zeg den Koning verzogt, om mij niet onder de Ve?ZOgtan: $1* verregaande mishandelingen van Jonatan Konins «lierte laten , want dat ik dan duizend dooden m^nfe^naar zou fterven. 27. De Koning had dit wel n™gA™NS voorzien, al rasch waren 'er zendelingen van yoeren, dewijl j , .. T 1 ■• 1 ï , lk daar sewis deze grooten bij Jeremia, hij deed zo als het leeven «iet hij afgefproken had, 't geen hij te gemak-kan 1,oudenkeiijker konde doen, om dat zij geen vermoe- rascti rchaardcn den hadden dat 'er iets gewichtiger gefproken de Vorllenb>i ° oor Jeremia be¬ was. 28. Jeremia bleef nu in dezen drage-e-n> en vroe- .... . n . , , „ , genhemopeen lijken toefland tot de verovering der ftad; wüze zo ais de toen werd hij daar gevonden, Sf'jdf tn^ Woordde ook zo; hiermede waren zij te vreden ,niets meer vernomen hebbende. vs.e8.Zo Weef Jeremia [dan in den voorhof der wachters, tot op den dag van het inneemeu van Jerufalem; men .vond hem daar na de verovering van Jerufalem. HXXXIXlte et beleg van de ftad was met het hoofddeel. negende jaar van Zedekia's treurig beftuur vs-, *• Het . 0 was t negende begonnen; op t laatst van dit jaar was Ne-jaar van zedebucadnezar in perfoon met zijn armééJud°l aangerukt. 2. Doch met het opbreken en her-e.n 7el 'n de , r tiende maand , naald beleg, liep t aan tot de vierde maand dat Nebucadvan 't elfde jaar des Konings , eer de ftad ningA™n BaheT, veroverd werd. 3. Toen men zo ver „fnr derd was dat de benedcltad veroverd was, -"geide , en hadden de legerhoofden hun hoofdkwartier gerdef aan de voordeelige post, die poort waarmede vs< s> In hec men naar de bovenftad ging; — welke niet ge- ^edeE >*" van makkelijk dan door uithongering tot de over-vierde maand, gave te dwingen was. 4/Daar post hebben- dag? we'K ftadllnrmender- hand ingenomen, vs. 3. De legerhoofden des 'Koninas van Babel trokken daarin, en zaten neder bij de middelde poort: Nergal-Scbarezer , Samgar - Nebo, Scharfecbtm , eerde Hofmeester , Nergal - Scbarezer eerfte Magus. met de overige legerhoofden des Konings van Babel, ys. 4. Zodra Zedekia, de Koning van Juda, en alle de zoldaten dit ver-  2^8 Het BOEK namen, vielen de , viel de volgende omftandigheid voor: Srn^vlo"de Koning Ze,e.ua zeer wel inziende, den zij de hn-wat nu volgen moest, had befloten met een den konïngiij-aantal zoldaten die in zijn denkwijze vielen, Se".poort'Tw- zich door de vlugt te redden; onder begunrchcn de beide ffi d pacfjt Zou hij door de poort muuren gele- lll&",5 * - gen; hij ijldevan de bovenilad in den burg zien naar van Sen'y.r-beneden laten door de koninglijke tuinen, en zo ziende de laage landen naar den Jordaan zijVS' wierden kant te bereiken. 5. 't Gelukte hem ten deePe°nrdedr cw-le; doch al vrij nabij den Jordaan gekort?» agterna^e- men ^ j,i de ftreek van Jericho, wierd hij dekia ewierdd(»or eene bende Chaldeefche ruiterij agterÖMihaald en gevangen gevoerd naar het hoofdtho, en geboeid , den jjonarch, 't welk zich tans- gevoert naar "-öw* ,. . Nebucadn-f.- te RjUa aan de grenzen van üijrte beKoni,ng,fe',B/- vond, - waar bij een wijl gezeten hèbbenoon!nen"daa"de verhoord wierd en zijn vonnis ontfing. gericinciijk ge-6> Nebucadnezar , fcheen van alles ^"s.'ó'En de zeer wel onderrigt te wezen; zijner zoonen ^/'''"bn;vonnis, die hoofden van den afval geweest zoonen te Ri- w* en hem naar welgevallen iii vriiheid laten lee- ZAR * Bal"h i-N , . .... , Koning, had be¬ ven. 13. De koninglijke bevelen hadden'dien vei gegeeven invloed, dat de gezamentlijke legerhoofden ^ÖD^*ovêr; zijn belang zich aantrokken; 14. En hemj^^fwa|n' uit de wachtzaal lieten brengen, en op zijnsa-n-e> • 1 . vs. 12. Van dezen inhoud: neem hem onder uwe befchernrng; zorg voor hem, dat hem geen leed wedervare; 't geen hij u vraagt, volgt hem dat in. vs. 13. Toen zond Nebuzaradan . de Ovorfre der Hjfwagt , en Nebuciiasban , de Opperhofmeester, en Weri.m. Scbarezer, de eerüc Magus , en alle de Staf-officieren, vs. 14. Urn Jirkuia te zoeken, en om;hem uit deu voorhof vs. 14. Ofdai.ia bad ziin verblijf als beituurder van de colonie te Mispa en i.k-t te 'jerufalem; een man die al vroegtijdig zich in handen v n de B •mjhnler, vrijwillig ovetgcb<.even had. P %  e3o Het BOEK der wachters eige verzoek naar 't huis van ziin vriend voeren, naar , . ' . Ped alia, Acbi- G e d a l i a brag en , waar hij veilig was, kfe'inzooS' vancot dat niJ begeerde zich neertezetten naar Scbapba», die genoegen ; - dus bleef Jeremia in 't land hem terftond in ° , . , , , zijn huis bragt, onder de overgebleven burgers verkecreu. ÈrTvSm m Toen Jeremia nog in het buisverkeeren. tirest, was had Jehovah hem ontdekt, dat Hij vs. 15. Ook ' ^ had Jeremia ook voor den trouvvhartigeu E B e d - M e L e c H tlr\7g%ehaT, zorgen zoude; — op 't plechtiglte hem vervlngèninz°a?Sfnzekerende' dat hi' m binr,CJ1 koit beleeven de zaai van de zouje 't geen beu z0 dikwijl voorgehouden Wachters. , vs. 16 Zegwas. 17. Hij moest dan bij gelegenheid dien gèiege'nheUaaS braven man zeggen: dat hij voor zijn leeven bij Ebed. Melech , >t inneemen van de ftad niet behoefde bede 1 Ctifcbiet, _ dit belooft ukommerd te wezen ; (zijnde waarfchiinlijk Jebovab Zeha- 1 . " , ". . ' '. „„ ftb, de Eiohim mtt den honing daarom niet gevlugt, maar wat ft'détad'-5')» lot afwagtende ) 18. In de eerfte woevoor(Peide,veei de zou hij, met reden angftig , in die vcr- kwaat , maar ; .. , . , geen goed,zult warring niet omkomen, maar zijn eeroied en tlZfd" uit getrouwheid voor de Godheid zou met de komst zien beveiliging van ziin leeven beloond worden; vs. 17. Maar ° 3 . u zal ik in dat een uitzondering die anders geen hoi-bediend^bèiooffu^-den van aanzien te beurt viel. bovab ! gii zult niet in de macht geraken van die Heden, voor wier invloed gij vreest, vs. 18. lk zal u zeker behouden; gij zult in dezen oorlog niet (heuvelen; maar uw leeven zelfs volkomen redden, dewijl gij u op Mij hebt verlaten, Zegt Jebovab! H°0FD,U''Epgi' Verscheiden nadere openbaringen openbaringen volgen den anderen , door Jehovah aan Jevln ?J«,r"a^efiiia bekend gemaakt, zinds de Overfte haam, na fiat (|er koninglijke lijf-wagt hem in het hoofd- Nkeuzarmim,, ° 3 3 ° de Overfte van kwartier te Rama de vriheid om te verhem vln'ËLa trekken waar henen hij wilde, gegeven had; vrij had la- '," , , . , ten gaan, waar hij henen gebragt v/as, en .met ketenen geboeid onder  van JEREMIA. Hoofdd. XL. 231 want hij was ook daar henen met de overi- aiie de gevangege ftaats-gevangenen, en zo wel uit de hof. ^ ^ y(rz«° Rad als uit het rijk gevoerd, met de Kara-f"hm, aIs. van •IS ' gansch Juda, vane, die van deze algemeene zamelplaats naar die naar Babci T) j , , , , t. 1 .. in flavernij zou- Jiabel zoude overgebragt worden. 2. Eer lujden gevoerd hen liet vertrekken, hield hij dit opmerkend w°rsden; De gefprek met hem c Jehovah , uw God! heeft Oyerde ' der het geen Hij bedreigd heeft ten naauwfte ver-nem^va-" daar vuld. 3. Billijk heeft Jehovah deze treurige ^"g^ uitkomst belluurd , want gewis heeft uwe^en: J'bovab ,, , uw Elobim '. natie niet alleen tegen den wettigen Monarch . heeft over deze maar zelfs tegen Jehovah zich muitzuchtig JSeJ™ ramp verzet, en daarom dit alles verdiend. 4. Maar vs. 3- Die ik wil u van uwe landgenoten onderfcheiden, Tab tg«rvó*gd en ontfla u derhal veil van alle de tekenen, £on\nst > de die gij met uwe ongelukkige medeburgers nu vo,se de voor_ j 11 •• i . .. fpeUing ; gij gedragen hebt; gij kunt op vrije voeten hebt tegen gegaan waar gij wilt 3 verkiest gij met mij ^enzijn vernaar Babel te reizen, dan beloof ik u allemani"g,nietu>r .... gevolgd ; bil- oplettenheid omtrent uw perfoon ; mishaagt 'uk overkwam u zulks, begeert gij in uw vaderland te blij- mf™ dan dit ven, kiest dan zelfs de plaats uit waar gii v,s-4- Even. b J wel ontfla ik u wilt wonen, en waar gij denkt dat gij van van de boeien uw plicht het best u kunt kwijten. 5. Daar knewèT; 'Tüst 'er nogtans voor éérst nog geene veiligheid ^ t" B/0~s zulks, en ik zal voor uwe veiligheid zorgen; maar mishaagt het u met mij naar Babel te reizen dan behoeft bet niet; ziet het ganfche land is tot uw dienst; waar gij het lust en gevoeglijk oordeelt u optehonifen daar kunt gij blijven. 5. Daar gij nogtans noch niet wonen kunt, zo begeef u naar Gedai.ia, Achikams zoon, kleinzoon van Schapbati, door den Koning van Babel over de fteden vs. 3. Dit is 't Mizpa, in Benjamins erfdeel gelegen, gefchikt tot een hoofdplaats. vs. 5. Deze afgebroken woorden heb ik letterlijk vertaald, de meeste Uitleggers hebben hier gedrongen om gelegenheid te hebben 't antwoord van Jeremia hier intevoeren. P 4  ÊJA Het DOEK van juda aan- overal is en uw land eerst een weinig tot eefleld; woon . , , , ., bij hem ondtr verhaal behoorde te komen; zo zou ik u tZ\ h"t'üraden in het laatfte geval zo lang Uw intrek deuverdergced-it nemen bij Gedalia, uw vriend, die dunkt flaat u . ' r ' rfaar wtf »«- het oppcrbefl:uur neeft Verkregen door mijn gaf 5 hem "de Heer over dit verwonnen land; ik zou u ra- 'Overfie der ej bjj jiem te wonen cjan ZHt pij llOCh itjfivagten lee- j .ij vensmiddelen onder de beste van uwe landgenoten; veren' %d ",Z*n kiest gij het nogtans niet , doet naar weltreWèr ver"gevallen; — hier mede gaf hij hem affcheid, begS'f 6z'iciiT Jb" na ^at '"J ^em behoorlijk van leevensmiddeien remia naar ge- voorzien en een gefchenk in geld ter hand gefteld *«»'\oon^tèhad. 6. Jeremia vertrok toen naar GeWzpa, en hij ;• hofplaats te Mizpa verkozen woonde daar ? j r i onder ^ zijne hebbende; hier woonde hij het meest onder Va'deriandlrtn. zijne landgenoten. 7. Toen verfcheiden OffiimVS-de Sf^ciers» die met hunne zoldaten overal door efficiertn die ]iet jancj nop omzwoiven , boorden , wie op het land wa- ° , . , ren, met hunne aangefteld was geworden, en hoe hem net op^Ldf»e,ndatGÉ'-"pergezag over de ganfche kolonie, zijnde eama, am- bijna aiien ongegoedde burgers, gelaten was, karnt zoon, het J ° ° ... • • i j tpptrbeftuur 8. Zo begaven zij zich van tijd tot tijd daar henf' r"««r- henen, onder zijne befcherming, waaronder •Ue^e ^"verfcheiden aanzienlijke familien waren , baare mannen, met de weinige onder zijn opzicht leevende. Vrouwen en . . , , , kinderen, de 9. De voorzigtige man nam hun onder den lam'sfagterpe-eed 'm befcherming, en deed hen alle de laten uit die beloften , indien zij zonder, nadenken den welke naar Ha- J *«/gevoerd wn-Koning van Babel getrouw wilden zijn, en [rakken zij8na?r niet opzagen ' tegen de Chaldeefche onderwer- Gedalia , te 'flliz/ia, te weten IsMacL, Netiianja's ZOon, Johanan en Jonathan, KaMAHt zoonen, en Seraja, de zoon van Tanc'bnm, met de zoonet) vnn KniAi de Netopb'alfei, en Iezanja , de zoon van AIaciiatot, zij met hunne onderhorigen', vs. q.Èn GeI-aua , Achikams zo'm. Scbapbans kléin, zoon, verklaarde hen en hunne zoldaten plechtig: weest niet bekommerd tjm de Cbaldeeh te gch jorzaamen; bil ft in het iand als afhangelingen van tien Koning van Sabel leeven, dit zal u veordeelig wezen.  van JEREMIA. Hoofdd. LX. 233 ping, dat hij hun dan zo gelukkig zou doen, vs- !°- Ik * heb ülizpa tot heven als hem mogelijk was. 10. Hij voegde mijn bewinds'er hij: ik zal mij beftendig in deze plaats^g^h|* blijven ophouden, om voor de belangen van cnaideën, dio 1 ° ons mogten toe¬ liet C:Mldeefche hof, .mij toevertrouwd , te gezonden wor- wakeu, en van tijd tot tij i voor de vorde-fleuen^'iSr^dë raren der belasting in gereedheid te wezen; — °ogst A" wiin> 00 'de zomervrug- legt 'er u op toe, om zo veel mogelijk is den ten en oiie, . , , bewaart ze in Wij st te laten doen; andere vntgten'yuwe vaten; bebijzonder de olijven, in goed vaatwerk tOt^aV^vow de vervoering te leveren; en houd u beften-11 in bezit ge- ,. , ,..c ,. „ . .... , nomen hebt. Big Verblijf in die fteden welke gij reeds vs. n. Toen daartoe gekozen , en eenigzins in ftaat ge- n'arJS, bragt hebt. 11. Zodra kwam het bericht nietondei" de An>- , .... r. ., , . „ morneten, en in van deze gunftige fchïkkmg, of een aantal Edom zich nevan gevlugte Jooden kwamen geduurig uit de dfnfverSnamen^ nabuurige landen terug, 12. En zetten zichAf„ 2°,^onin.ê ^ 7 van Babel eeni- neer te Mizpa, en hadden het genoegen eene se agter gelaten /- , .. had, en dat Ge- goetfe voorraad van wijn te zamelen, en ge-baua,aw.v droogde vrugten te maken. 13. Echter Werd^Vans^ de ruste en het genoegen rascb geftoord door^"" 'dar,rover , , . . .... het *e/?Hiir had. de komst van een der aanzienlijken; Joiia- vs. 12. zo nan kwam bij Gedalia, vergezeld met eenheden" terug aantal Officiers, die hem tot een hoofd ver-11!1 de Jrchuil- plaatzen waar- kozen hadden. 14. Hij fprak hem dus aan : been zij gevlugt brave man"! die zo veel deed tot welzijn van gaven 'zich oneen ongelukkig volk, weet gij wel wat BA-v'nheG*D^ chis, Ammons Koning, tegen u in dentc aiizP«; zij . r _ . .. . f , zamelden eene zin heette hij heeft ismacl opgeruit om rijke oogst van u het leeven te benemen ; hoe veel fchijn ^tem a"dere T ij * - vs. 1.3. Doel» Johanan, de zoon van Kareach, en alle de Officiers van het vlakke land, begaven zich naar Gbdalia te Mizpa , \t. 14. En verhaalden hem: weet gij wel dat Bachis, de Koning van Ammons gedag!, ïs- vs. 10. Donr zomervrugten meent Fabek. dat men gedroogde vijgen veritaan moet, II. Deel bladz. 202. P 5  a34 Het BOEK MAëL,NETHAN-daarin ook was, dewijl de Moabiet bij het ïo'fen00heeaheü beleg der hofflad de Babijloniers zeer bevan het leeven nulpzaam geweest was, en een gedeelte van te beroven? Ge- r d 70 dalia , Acbi- het land in bezit had, en zij niet gaarne de Ao ég hieraan aanwas van die volkplanting zagen , fcheen gien geloof. ditmaal dit alles nogtans vaisch , waarom vs. 15- Joha- 0 ' kan. de zoon Gedalia hem wederfprak. 15. Nog eenvan Kareacii , , , , , .. . . , , , . fprak heimelijk maal deed hij poging, zeide hem heimelijk , Mtepv* aan:dat WJ nU Zeker wist dat IS M a ë l zijn iaat'mij gaan]eeven belaagde; dat hij hem voorkomen wil- om IsMAëL, de ° ' J zoon van Ne- de ; om dat des landvoogds leeven van brensjen', ^dTt veel belang was ; nieuwe oproeren konden behoeft »''e' *«-niet anders dan de volkplanting tot nadeel kend te worden; 1 D waarom zou wezen. 16. Doch Gedalia bleef ftand- men uw leeven . , , , .. in gevaar bren- vastig dezen man geen gehoor te geven, hij gen, en ganschr!ladde. hem de zaak niet alleen af, maar juda wener ' tot u verza-verklaarde hem rondborftig wat hij van zijn meld, in gevaar . . . , zijn van ver- voorwendzel vermoedde. ftrooijing , en zo de overgeblevenen in Juda verwoest worden ? vs. 16. Doch Gedalia, Achika's zoon , beantwoordde Johanan, zoon vanKareaii : doet dit niet, gij belasterd Ismaöl. hoofddeel. ^ even maanden daarna, in den herfst, gebeurde' zeven werd de zaak evenwel bewaarheid; I s m a ë l , datTsMAëi/.'' dé een man van koninglijken bloede, en weleer een zoon van Ne- fer eerfte bevelhebbers van 'sKonings armée, thanja , de kleinzoon van kon die aamtelhng over zijn natie niet verkóntn^bkïwduren; hij begaf zich dan naar Mizpa, alzijnde,encüeeen j n vergezeld Van tien lieden, die ziin oog- legerhoofd van 0 * ■ ' ° den Koning ge- merk wisten; hij gaf Gedalia een bezoek, gMeid^an'Tfen die hem vriendelijk en vertrouwelijk ontving, iwip* Vwam!en hem met de zijnen aan zijn tafel nodigde, en bij hem te 2< rje trouwlooze I s m a ë l begreep nu al dat Mizpa aan zijn , j tafel fpijzigde. hij geen vermoeden tegen hem opgevat had» VS. 2. ISMAëL, Nathanja's zoon, nam zijn flag waar, met de tien mannen van zijn bende,  van JEREMIA. Hoofdd. XLI. 235 en dus dat hij zijn oogmerk bereiken zoude;en vermoor- c , „...,.. • de Gedalia. aan tafel gezeten, gar hij de zijnen een wenlc , Achika's zuon, die al rasch het zwaard van onder hunne ^L;i"z,00il ™» bcbapban ; alzo lange rokken van daan haalden, en hem en ftiert hij, dien de zijnen afmaakten; dit was het uiteinde \an Babei het be- den op koninglijk gezag aangeftelden landvoogd. 0Jeegr„£," •x, Hii overviel vervolgends alle de weerbaare had. 01 ö . . vs. 3. Ook Jooden in de ftad, en eenige weinige L.h•al- vermoordde hij deefche zoldaten ,- die daar tot bewaring van fn'lij^huiTfen de rust lagen. 4. Alles was even vei (lagen. d\eIIAb',je niemand dorst zich roeren, en het vlugten waren ; ook de 111 1 11^, , 1 , Cboldeefcbe zol- wierd belet; dus bleer de zaak verholen, daten, die at5. Doch twee dagen later vertoonden zich warén."'" van verre reizigers, die de ftad naderden, vs- 4- Twee dagen daarna het waren heden van Sichem, Silo, en Sa- was het noch maria, ten getalle van tagtig , in de treu- gedalia^ om rigfte houding, met afgefneden baart, gefcheur- hei leeven se- 0 ° 0 ' ° braht was. de gewaaden, en bloedige infnijding; die ook vs. s- Op betuigden, dat zij altans niets in den zin m'en Heden hadden, en daarbij ontdekten zij, dat zij een //"n'^Vr/»" najaars- offer, vergezeld van wierook, voor ten getaiie van 11 1 Ti- n/f -ii tag'ïgf met ge- de plaats aan den godsdienst te Mjzpa wilde a-hooren baar- brengen. 6. De listige moordenaar nu over- gewaldén^^en vallen wordende, redde zich dus: hij trók trasfen in bet 3 J vel; zij hadden hen even buiten de ftad tegen, in houding oflers en wieals of hij met hun deelde in de treurige '"omdle toeftand van het land en van den godsdienst. voor Jehovahs B verblijftegever, omhelsde en verwelkomde hen, en nodigde vs. 0. is- heu op aanzoek van den landvoogd ten thanja's zoon, zijnen huize. 7. Zo hen in de ftad en in-gg^^jgj het huis des bevelhebbers gelokt hebbende, «gen, gaande c i-M a 'J i ru -J in treurige bon¬ en waarichijnhjk verllrooit in verlcheiden ver- ding; zodra trekken, overviel hij hen, maakte hen afi^Ze'det',™ digde hij ze uit naam van Gedalia, de zoon van Acbika. vs. 7. Maar zodra zij in de ftad ïAaren lietlsiiAëL, Nethanja's zoon, hen moorddadig ombrengen, en in een  ï3t> Het BOE K 'ituiincpen^oorde gevvorgden fleepte hij in den regenbak de "rTJiÜ! van het huis. 8. Doch tien mannen vermet Viem aange- ftannen hadden. weerden zich zo lang, dat zij tijd hadden vinhet'fJceT- °™ door een list hun leeven te bevrijden; tm echter om 2;: j,0(jen aan indien men hun leeven wilde hun leeven, en ' .. ... betuigden hem (paren, dat zij dan aanwijzing zouden doen niet "doodde" van een aantal onderaardlche magazijnen , dat zij de ver- men jn ^en. ]aatfien oorlog eene fchoone borgen fchatten ° onder dengrond yOOlTaad Van lvOOm , OÜe , eil fijfOOp , gC- zen1e" t^uwe'1.,borgen had; dit gelukte, zij behielden hun homg'-°en dit'eeVt'n- 9' De regenbak was vrij ruim, die ■was oorzaak nu met z0 vcej nieuwe flagt - offers vervuld ï Etii a:;j a's zoon , geplagd, vs. li. Zo zamelden zij alie ucerbaarc man-  van JEREMIA. IIoofdd. XLI. 237 op weg begeven, om zich over hem te fchap, en trokwreeken5 zij vonden hem, vrij onbevreesd, nethanja's en rustende bij den vijver van Gibeotis hoogte. ™\lm gewei1%. Verfchillende aandoeuingen hadden bij cUgaamevaiien; . . , r, ., , lij vonden hem deze ontmoeting plaats; zo verlehnkt de aan den vijver lafhartige moordenaars waren , zo blijde ^„^^"^ waren de gevangenen; 14. Die zich van vs. 13- En het de wanorde bedienden, om tot J o 11 a n a n medegevoerd"' overtelopen. 15. Flauw verweerden zij zich; k^'^!"^^* evenwel had Ismacl met noa; agt het geluk herkennende , .r fc 0 °. °-ri met alle zijne van te ontlnappen, en de Ammomtifche officiers, wer- grenzen te bereiken , waar hii veilig was.den zeer blljde* vs. 14. En l6. Nll Wierd Joi-IANAN het hoofd; met de gevangenen behulp van zijne Officieren bragt hij dlton'^^^'^ in eene Karavane bii' een, zo wei die te voert, Hepen , , bijeen, enkwa- Mizpa gevangen gemaakt waren , als de men tot hem weerbaare mannen, vrouwen en kinderen,over' _ ' vs. 15. Even- Zélfs de gefhedenen die het opzicht over de wei ontviugte , ,, , hetlsMAëL, Ne- vrouwen hadden , en te Gibeon hernomen THANJA'S Z00n, waren. 17. Tot de reize zich in gereed-e°gredaJe heid gebracht hebbende naar Egypte , was zich bij de Am~ hun eerde rustplaats de landhoeve van Bar- vs# l6' toen sizillai's zoon, in de ftreek van ^^/g. verzamelde johem. 18. Zij dorsten in het land niet blij-zoon van ka- reah , met behulp van ziine Officieren, onder zijn opzicht, het hoopje volk, genomen van IsmaSl, Nethanja's zoon, te Mizpa, nadat Gedalia, Aehika's zoon, gedood was; de weerbaare mannen, de vrouwen, de klnders, en gefhedenen, die hij van Gibeen hailde overgehouden, vs. 17. Zij reisden verder, en rustten in de herberg te Chimbam , in den oort van Bethlebem , tot dat zij in flaat waren tot den Egyptifcben togt. vs. 18. Zij waren beanglHgd we- vs. 16. Ik ben onzeker of ik door de gefnedenen, de 10 mannen, die 't leeven 'er afgebngt hadden, en uit droefheid zich in 't vleesch gefneden hadden, hier verdaan maet, dan wel gefnedenen kamerlingen; zo 't Iaatfte hier de rcgte -mening is, dan is 't om ons ftrlzwijgende te verzekeren dat Ebed-Melecu ook daaronder ware; doch dit blijft onzeker.  r.38 Het BOEK gens de ciai- ven vreezen de voor de wraak der Chaldeefche deen , vooral * doordienzij om-zoldaten , zodra zij vernamen dat eenige hun^door Vis-van htm landgenoten te Mizpa omgebragt MAëL, Ne- waren daar tot befcherming van de land. thanja s zoon, ' ° Gedalia, Achi- voogd gefield. la's zoon , door Babels Koning over den lande gefield. XLIIfle fr hoofddeel. ^ • ohanan en Jezanja , de hoofden 'vs. i. Toen „ , i(Y fcbaarden zich van deze karavane, tevens de grootlte aan- ^i^r ^nder:radefS van deze reize , begaven zich met de joiianan, ka-„anfche menigte naar Jeremia te Gibeon, reahs ZOOn , ° ° , - , en Jezanja, ƒƒ»-mede overgelopen met de gevangenen, a. Met {^een^met'het dringend verzoek: hij mogte de Godai het volk, h doch in den gebede raad vragen, over groot en klem , "~" ° ... vs. 2. uw-de voorneemens van deze nu zo kleine 'fet %xüa% bende Judeërs, de zaak was van belang; dat xZZTolJeremia was ooggetuigen tot welk een moedige bede aprmcs getal zii nu gefuiolteii waren. 3. Zij hemmogte wel- ö 00 .. , » gevallen en die wenschteii niets liever dan te mogen weeten onT wat Jehovah, dien eerwaardigen befchermer uwen Elobim< djen braven man hem door zijn mond voor dit hoopje ' , , volks, zo ««mogte raden. 4. Jeremia beantwoordde ^"ïftSdit vrij koel, zeer wel hun hart peilende, uwe oogen ^ zeide alleen . nu ik 1]eb uvv verzoek vs'. 3 Op dat begrepen, ik zal zulks vragen, en verzeker Ehbim 1 UWoZ u dat ik het antwoord zo als het is u zal welken ""wig mededeelcn. 5- Uit de wijze waar op hijwij moeten in jjt „ejde begrepen zij dat hij geloofde dat het (laan, en wat . •• „ „ . •115 verder te hun geenzins ernst was , waarom zij zwoeren. *s*r n=dat ziizkh ftip£ z°uden houden aan de profeet jere- u:trDEaak van Jthovah ! hoedanig die ook mia antwoord- "'"r, ^ ie hun: ik heb ., . , , _ u begrepen, ik zal Jehovah, uwen Elobim, op uw verzoek aanzoek doen, en wat Jehovah u antwoord zal ik u volkomen openleggen, zonder iets agter te honden- vs. s- Zij beantwoordden dit Jeremia dus : Jehovah zij getuige, onbedrieglijke getuige, dat wn naar alle de bevelen, welke Jebovab, uwen Elobim, ons geeft, fciikken zullen.  van JEREMIA. Hoofdd. XLII. 239 mogte wezen. 6. Al was ze niet of al naar vs. 6. Het zij hun fmaak, zij zouden een bevel der God-1™^^™™, heid, door zijn mond, met allen eerbied ?ullen„?'" J ' bovab , onzen ontfangen, want zij waren van oordeel dat Elobim, dien wij j. , _ ., , ..doom vragen, dit net eenige middel ware, waardoor z\] gehoorzamen, geluk in hunne verdere ondernemingen kon- ^"„Ynh? den verwagten. 7. 'Er verliepen wel tien volgen van jebem , r vab, onzen £/o- dagen eer Jeremia nadere opening ont- Hm, zijn bevei. ving van Jehovahs wil. 8. Zodra hij bier^^rie" in verlicht was, ontbood hij de hoofden £af" > kwam ; Jebovabs bt- der Karavane niet alleen , maar alle de?««» tot Paleden, dewijl allen even veel belang in deze MI{t van jERE* zaak hadden. 9. Hij begon dus: de Godheid, wiens begeerte gij wildet weten doorhanan , Iïamiddel van mijn gebed, 10. Laat u duide- met alle de Ofï lijk zeggen: dat in gevalle gij in JudafJ^%0ft blijft •> gij u dan verzekerd kunt houdenen klein\ alle befcherming te zullen genieten; gij hebthen^dus'1 faan: dus voor geen onheilen te vreezen, maarfa\"deJ,tiZ wel het toenemen te wagten, ia« den bloei hraih 1 dien , „ ««.» ,.• . B'j m'i verzogt des volks, want Jehovah betuigt u innige te naderen met aandoening te hebben met de ftaat waar in Zeilt?' Hij u heeft doen komen. 11. Voor den Ko- -vs' I0, Za ■n 1 1 ... su u terug mng van Babel moet gij de minfte bekom- keert om'".het mernis niet hebben; Hij wil u voor de ge-woneff ,b'iJdaS volgen van zijn gramfchap op de tijding vol- ^en niet afC komen beveiligen- 12. Jehovah zal dan zelfs breken > u Dlar>, TI . .. , , ten zonder uit- meer uitwerken; Ik zal zijn mededogen door terukken , en het Mijne gaande maken, zo dat hij uw Tv» Tet toeftand als deerniswaardig zo verzagten zal, f^elk u aan~ dat hij u de aangenaamfte vooruitzicht, ten vs.'u. zijt opzichte van de ballingen, geven zal. tl t*"- _ . , zoek des Ko¬ nings van Sabel, waar over gij u beangfligt; bekommer u daar over niet, zegt Jebovab, Ik zal u bijjlaan om u te beveiligen, en van zijn geweld bevrijden, vs. 12. Ik zal u de gunfi'e bezorgen, dat zijn mededogen «ver u gaande worde, en Hij u toelaat vrij terug se komen.  a4o Het BOEK vs. «... Maar 13. Maar blijft gij bij uw heimelijk voornevii'dtnkln pietmen, denkt gij: het ga hoe het ga, in 't bHjven;énnzogijland blij"Ve11 "iet ' e" dl!S '0 *r* het bevel van volftrekten zin ongehoorzaam aan den wil Jebovab, uwen , -,. , ., 5j/,im , onge-welke gij raadpleegde, 14. Niets anders wilhoorzaamziit.^]ende voQr Q^ vlugheid ondernemen dan uw voornemen j rejs n„ar ftg-vpte, 0111 dat gij daar 11 zeizegt: wii zullen o-jr 7 ,. \ .... ,, naar E^pte rei- ven van de overlast van vijandelijke zoldaten geen Wli oSrlog beveiligd oordeeld; en in dit grijze en tevens tój"sZ-enbi!ueiS vreedzaame rijk niet geduurig door een oorlogsmeer horen, j-reet behoeft ontrust te worden , en dage- eeen broods- , gebrek meer lijks weten kunt waarmede u te geneedaarwo'ne.rarren. 15- In dit geval bedreigt Jehovah, vs. is. ia ancjers uw Befcherm-God, u nieuwe rampen; dat geval hoort . , ... dan jehovah .vilt gij volftrekt mar Egypte vlugten, is het bij u mmiwjl'- onherroepelijk, dat gij liever daar wil omzwerda\ zo dreigt d fa mv vaderland gezeten zijn. ió.üan Jebovab Ae- > ï baotb, de £/«-verzeker Ik u, dat u dit alles mislukken zal; zoog"llrdnek- die zelve vijandelijke hand die gij hier denkt *'/a, uwE?"petke'te ontvlugten, zal u daar met meer woede wii' voldoen, vinden; het gebrek het geen gij hier meent en daar in trek- ' a . a. ken, om daar te ontgaan zal u daar nog fterker treilen; ll\llTenTlmS uwe gewaande veiligheid zal waarlijk uw graf vs. id' Dan , D:t zai net jot zjjn van alle zal het zwaard, ' waar voor gij die hoofden die zo fterk ftaan op die reize, u^Ugirft3Öpdie daar wenfchen zich met de regten der %nhl°UlnteNomadiers te vergenoegen ; zij zullen den honger, waar mQOÏt\ Van het zwaard, het gebrek , en de tJaLr^r", zal ziekte, daar altans niet ontvlieden; en niet w„f'van hun zal de bedreigde rampen niet alleen „w heven doen ^ 011tv}Ugten, maar zelfs niet overleeven. "vsTi'7. 7,o l8- vVant nog meer bedreigt u Jehovah! zal het gefteld deVnnen die' lust hebben naar Egypte te reizen öm> Mm delineen te wonen; zij zullen door het zwaard, gebreken fnè welen; naar zal niemand ontvlugten, 1.och ontduiken de onSn die Ik hen aanbrengen zal. vs. 18. Want du zegt Jebovab Ze,  van JËRE M I A. Hoofdd. XLH. iiog veel fterker als lk de Jerufalemmers het baotb, de üiterfte van Mijne verholgen.icid, in de ver- overing der Had, deed fraaken; niet minderM.'j" t.°?r'.1, ea 7. . grimmigheid zult gij die ondervinden , welke naar Egypte gaande werd willen wijken ; het lot Van de ongelukkige van JeruTalem, natie, is oorzaak van dat alles; verachting, 1^^™^ verfmading , beroving , verwenfching en over u gaande - . worden , zodr.i war gij grievende noemen moogt, zulks zult gij gij in Egypit daar ervaren, zonder ooit of ooit dat wederf^k eeiTafgrfite kunnen ontwijken, Ik laat (ban te mogen zen.een/fAWi, J ° eene vei vlo - wederkeeren. 19. Nu zie daar Jehovahs be- king en uiierft* geerte; ik krimp als ik uw klein getal inzie; "nimmer2déik bid u denkt toch aan zulk een reize nieten0" wedcr" meer; ik, uw vriend, zal tegen u anders ge- vs » • • <• , . vah heeft u i u tuigen, indien gij onverzettelijk blijft, ao. De zijn Bedreiging misleiding zal u en niet mij trelfen ; fchoon J^S' gij gewis maar vertoning maakte met mii $?ia} trektdan , ' met 111 Egypte , daar toe te verzoeken, en vrijwillig u zelven de-kt dat ik zo plegtig tot de nakoming verbond. 21. Ik Zwélen zilf" heb mij van mijn pliclit gekweeten; ik heb -vs- 1°\ G'# wis DccirRSC u onbewimpeld de waarheid gezegt; ik zie ï'J dan u zeigij blijft bij uw voornemen ; geen dreigen door mjeVheeft invloed op u. 22. Zijt dan ook ver- wk,Teavrtzekerd dat gij u lot beflist ; die trek naarfen,'en ik aM" 11 ..... . "leld vo°r u een land van gastvrijheid zal u jammerlijk Jebovab, uwen hoknmpn Elobim, te bid. OLKomen. den> en zeidet Jebovab , onzen Elobim zuil bekend maken, dat deeldons mède'^ wljzuUch ons daar aan bonden, vs. 21. Dus ver heb ik tl alles beden bekend gemaakt maar gij iet met op het geen Jebovab. uw Elobim u antwoord, noch op alles wat door mijne zending door Hem u voorgehouden word. vs. 22. Waarom bet ook zeker is dat gij door het zwaard , door honger en ziekte, omkomen zult, in dien oort w.mr gij trek hebt henen te reizen, om aldaar als vreemdeling te vertoeven. IVF , „ T XLIIKte i. Li a dat Jeremia dit gefnrek met hen hoofddeel. gehouden had , zonder iets te verhalen van vs. i. Toen eindigd had met zijn reden tot den ganfche volke, naar de bevelen' van Je- VIII. Deel. O  242 Het BOE K Uvab, bunnen aTies Wat Jehovah hem voorgedragen had, w/ö™iast'van 2. Waren Auiua en Johaka ■ , en anleaV" hèh\jm', dere vermeetenen, ftout genoeg, Jeremia ais gezang toetedUWen, dat zij zich verzekerd bielden woordelijk had ' „ , » • mede^tecid hoe hij dit alles loog, dit was Jehovahs btan™'onrd'denZ° geerte niet, maar zijne uitvinding. 3 Kwaad- az-kia , itde -aartis was hü daartoe opgezei, zeiden zij, zoo i van Ho » J , saja, en Joka-aoor Baruch, een man die een verrader va^i^is, en ons maar op de flagtbank der ChaU deeferig-- Tr- decfihe wraak zoekt te leveren; of altans eene A flaverriiï naar Dabei ten minfte daarmede be- IerEMI* aldus: J . r ,,,„• gij u$p, afroogt. 4. Zo openlijk dorsten Jonanan met Sfiadc overige beftuurders der Karavane, zich Ehiim, beeft de waarfchuwing van Jehovah verzetten. u n et gelast te o " , .7 . ze,gen: gaat ^, Maar J011 anan noodzaakte met zijn ftDot%medeplichtigen de ganfche bende, zelfs die, ais vreemdeiin- „ oogmerk hadden om weder naar gen te leeven; 'v1-'^1- v-1-" ""o vs. 3. Maarhun vaderland terug te keeren, en zich ÏS™" loon'', daar neer te tlaan. 6. Gedwongen, zonder op\UoTonns°i.i aanzien van perfunen , fexe of rang, zelfs de'handen der wejke fjEBUZARADAN ZO hoog aan veren, of ons Q E p A L ia aanbevolen had ; zelfs Jere- Z-^bZ'i ais mi a en Baruch, hoe zeer van het te- gevangenen te wen(ierteidc gevoelen, om dien togt naar fiepen. &* e vs. 4. rius Fgypte te ondernemen, zonder naar iets te $S£STToeluisteren; 7. De eerfte grensftad was Dapfme, ah ""ch'de waar tans de koninglijke hofhouding was, Officie'rs, noch op de grenzen van het land zeer wel gelegen. voiksT'op 3" 8. Al rasch werd Jeremia daardoor de nadere lovabs waar- £mUto*ch 'ta land te blijven, vs. 5. Maar JohAnXn, de zoon van kLeah, en alle de Officiers, dwongen de overgeblevenen van Juda, zo wel als die onder de volkeren gevlugt waren, om nu weder m jvda te lltLl™ 6 Mwmen, t>r.«»«« en kinderen, zelft des Konings dolers, StSte dkl Bedefl die Nebuzauaoaw, de Overfte van de «gW, bil GeOA"^ i, zoon, en kleinzoon van Scbipban had agrergelaten; ook J«l,.,f,., r.ntTH Nitiia' zoo ' , om naar Egypte te trekken, vs. 7 Zij ïfe«nSD^rz"a.naa Fjtf^W*^» kwamen zii «e*W»panos. v^S. Toen 1-vvam y.i.wix bcveltot JttMUA, te A^m» , •  van JEREMIA. Hoofdd. XLIII. 243 openbaring van Jehovah gelast te fpreken. vs. 9. Neem n ^ T 1 m uwe hand 9. Het was: Jeremia! neemt vrij groote w. fteenen , harde fteenen , begraaf die diep onder ^fahaft %°^t het fement van den oven , ten diende vanin den .kaïk- het koninglijk hof, daar digt bij opgericht;zi>v/van"pHA- doe dit alles in tegenwoordigheid van i*We»$*£jefai£ landgenoten. 10. Voegt 'er bij: dit bedreigtdoe m h« J 0 gezicht der de lnagtige Jehovah, anders Israëls Befcherm-Joodfche opzie- God: Ik heb het voornemen om Nebu-""s] ioi e„ c ad ne z ar, als Mijnen Onder - koning , 7f0s zh™ eerlang hier heen te doen komen, met aj y**£^.**'^» zijn macht; op deze fteenen zal hij den zetel hrati' Tiet ik van zijn koninglijke tent plaatzen , en ^B[jc^eNnE.aan zijn hoofdkwartier hebben. 11. Hii zal iis-ZAR> den K°- . . _ J 3 mng van M,/ lijke verwoesting m Egypte aanregten ; af-Mijnen dienaar, maken wat hij kan; in boeijen klinken wat 'er men11;" ik *zu nog overig blijft; en wat vegten durft zaHijnen 2Etel,°P ° J ° deze zelve gewis zijn leeven laten. 12. Ik zal zorgen fteenen,door u dat hij geene vermaarde Godshuizen van zétten,' en°hij Egypte ontzien zal; zij moe:en uitbranden, enuge2/^,-'™*»» de bewoners van dezelve zal hij met de eod- daar over fp»n- , , . . nen. lieden 111 zegenpraal vervoeren ; geen her- vs. n. Hij der kan met meer gezwindheid en met min* 4^/«'*ve'" der moeite zijn opperkleed aandoen, als hiimele"' , wie r ' Jter dood ter alles vervoeren zal; en hij zal zonder de doode , en minde belemmering in zijn terug marsch alles ^nhf" toT^ê naar welgevallen opnemen. 1*. De zo ver- scvangenis, en 0 r J wie ten zweer- maarde obelisken , vol beeldfpraken ter de tot hec , . , zweerde. eere van de zon opgericht , zal hij 111 de vs. 12. En Ik zal een ruur in de tempel der goden van Egypte ontfteken, hij zal die verbranden, en gevangliik wegvoeren; hii zal zicb met Egypte kleeden , zoals een herder zijn opperkleed aantrekt; en hii zal ongeftoord van daar uittrekken, vs. 13. En hij zal de zonne-naalden van Betbfcbemes, welke in Egypte legt, vernielen, vs. 13. Anders O», tans Amfcketr.es, niet verre van Cabiraj van die Obilisken zijn 'er zelve naar Europa gevoerd. q *  =44 II tT B O E K en «e^pehn-jd, daarna benoemd, fchenden; en geene tgypt* met tempels van Egypte, hoe vermaard ook, ■fZ verH'an-zal hij ongefchon'den la: en (laan. XLlVfte tx HOOFDDEEL:- J^J E vermaningen en de bedreigingen, ^«baring «ndie de Jooden door Jeremia gedaan zijn, lenE^;SCauêsediiurende hun verbliiF in Egypte, gedeeltede jooden diej;.-^ wonende te Masdol, aan de roode zee, in E'fpie woon- 1 .... , ri i r\ L denl «w,;ï/fgedeeltelik in de koninglijke hoflieden Dapnnt MhM, en te en Memphh , en in de fchoone itreek van Nof, en in Tj r...j & Ifc moet op fiet hoog gezag den .ande p«- l . ' " /-« j ,, »roj, dus /«/-van Jehovah, anders uw Bacherm-Lroa , u 4evt\. Dus het volgende bekend maken : gij zijt alle vlb ekk*«**', treurige ooggetuigen geweest van al'e de onde Èubim mmtheilen die de hofftad, die het ganfche rijk hebt ervaren van Juda getroffen hebben ; gij weet dat het die dik°"&brag"tans eene woestenij is, gansch van bewoners over ontledi;'d. %. Hoe billijk is zuiks om fnoode be- letn, en over" o j J .. aiie de (leden drijven, enkel uitgevonden om Mij rpzetteb k .e 17 Jzi'n' ze beledigen, door reuk-offers, en andere bewijga„,ch eeneZenvan eerdienst aan de g-dhcden , die zij zo woestenij, cue ' '., ï 1 . door niemand a,m als gij, zelfs uwe voorouders met eens bewoond word. , T .. vs. 3. En bij naam konden noemen. 4. In weerwil van £'*J A^SKS.alle trouwhartige afmaningen, door eene reije die zii uitvoer-van Godsgezanten, die altoos en in allen den, Mij ter- ° . c , gende door hun gevallen daar op aandrongen, van zich toch rn'vanTnderete wagten van bedrijven, waarvan lk Zo ver- Eiohims , henbazcnd afkeerig was. 5. Zij hebben 'er geen onbekend, zo . ™c«"m/m. vs. 4. Ik heb tot hen gezonden alle Mijne dienaren de Frnfeeten. tijdig in ontijdig, gezonden, onu te vermanen van toch geene grouwelijke bedrijven te doen, waar van Ik afkeerig wat. vs. 5. Maar zij/«h- oj. 1. In deze fteden woonde niet alleen de laatfte Karavane, maar zeer velen die reeds vroeger, voor de belegering van Jerufalem, den lande uitgeweken waren.  van JEREMIA. Hoofdd. XLIV. S45 gehoor aan gegeven, ja, niet eens in ern- ter den niet, zij iu . . , neisden hunne itige overweging genomen, om zich vanooren Diet om zulk eene onteerende eerdienst te onthouden, zfchyandeboosT heid ie ontdoen, o. Mijn gramlchap dus tot op hei uiterfte zo dat ze ande- , , , . , , re Elohims niet gedreven , en eenmaal ontvlamt , viel alsrooktcn. een felle blikfem op eens in de fteden mJ^tt^ Juda en op Jerulalems pleinen ; al rasch/*»''4 Mijnes 11 • , 1 „ .--^ , toorns uitgego- vvas alles vernield en ontvolkt, gelijk de ten,- en het treurige ervaring het doet befchouwen. 7. De- ^nft y'^tó zelve klagte moet de magtige "Jehovah, débr*nd gi.zsti, " o o •/ en de ftraten God van Israël, evenwel nog herhalen: van jerufalem, waarom toch zo vrijwillig zulke ijslijke ram-^«««w pen op u gehaald? zulk eene verfchrikkeujkeeeue .^"ifg8 j ycHoraen zijn, zelfsmoord! het fehijrit dat gij lust hebt om zo ais, ze hezonder aanzien van perfonen, hxe of leet- SÏa"?, tijd , de Judeërs te willen vernielen , zo dat 'er J'^fyl! geen geheugenis van overig blijve. 8. Hoe fawi. de Èuhonende zijn uwe bedrijven, van het oogen- dTkiobim n' blik dat gij den voet in dit land zette; was'^"ee^£ dit het oocmerk om daar maar een wiik- '"'"f ÜVtr uvv , , . c j , , , H***» gebragt, plaats te kiezen, ot dat gij u met de lands- van u, den goden verbond; kunt gij daar voordeden uithetf^IndT""* wagten, of moet zulks u natuurlijk tot uwed?n ,zl,igL'.li,nr' J uit bet midden volkomen vernieling brengen ? het fchijnt van Juda te , .. . . , . laten ontruk- dat gi) de verontwaardiging en de veragtmg keu, zo dat gij boven alle befchaafde volkeren voor u be- jlaaijliets ovi:r geert. 9. Zijt gij al vergeten de eevol- vs- 8- Wii ,. 111 tergende door gen van die truuwloosheden van uwe gujs- uwe bedrijven, aards, van uwe gekroonde hoofden in umT^%S% Juda, en die der vreemde vrouwen, de uwe.r0.ke,ule' daar ,. , ' gij maar waart en die uwer echtgenoten, toen zij nog in om ais nomaden Juda woonden, en op Jërüfalèms ftraten £ Tolhui) , , u zelven uit, en voert zo een vloek en vergratsfing onder alle de natiën des aardbeis' vs. 9. Zijt gij al vergeten de fnoodheden uwer variëren, en die der Koningen van Juda; He fnoodheden hunner vrouwen; zelfs uwe boosheden en de boosheden van ttwü vrouwen, in den lande van Juda en op Jerufalem) Q 3  246 Het BOEK ftraten ge-die openlijk pleegden? io. Helaas! geen een vs. io. Tot van deze alle, die de rampen overleefden, lijn zoniet ver- heeft Zictl daarover gevoelig getoond; niemurwt, ze zijn mand nttït vvaare eerbied uit Mijne tuchti- niet beangjltgt , J noch minder ging geleerd; niemand zich verplicht gere- ftiiine" bevelen' kend op eene zo plechtige beëdigde wet, of Mijne" 'gebm? §ebriliken' zidl toe tc ^b^", alfchoon Ik ze ken, die Ik in met alle Itatigheid u of uwe voorouderen be- uwe tegen- woordigheiii.ofkend maakte, n. Dit alles noodzaakte de tude™" voor! magtige Jehovah, de God Israëls , u nogHeide. maals te bedreigen: lk zal Mijn ongenoegen vs. ii. Hier- ° , . j om zegt jebe- u daarover mede zo doen gevoelen, dat de S*i£/oHm"'van Judeërs hier zullen ophouden als een volk te vlviij I«^« b6ftaani I2, De SerinSe Karavane , welke «3 ten zulk eene fterke gezetheid tot die reize had- uwen nadeele, , , ^ , .. . , n enomgansch>-de, om daar als Judeërs zien neertellaans *'^tTim *al ni e'r gewis zij'n graf vinden » 8'edeel£e" zal li het over- üjk jjjor het oorlog, gedeeltelijk door ge- bhifzel van J , , , . , , , wegne- brek aan onderhoud ; niemand zal daar van Z?ia,,gfn had- vTerfchoond zijn, een van beiden zal hen trcfien om naar fen. zo zullen zij gedenktekens van godde- Egypte te rei- ' 3' ° . zen; zij zul-lijke wraak, tot verbazing, tot vertoeijing, len alle in • n j Egypte omto- en tot veragtuig van elk een worden. TèT'aoo"l>V6t T3' W'jnt het 's bij Mij befloten zoortgelijk zwaard , of 10t hen in Eeypte te doen ondervinden, als door den hon- . . . ... , £«r opgeteerd, zommige , die Jerufalem verlaten hebbende, ontft™ det«klrirnvloden, aldaar reeds ondervonden. 14. Nie- grootften; door oor'o' en gebrék zullen zij omkomen, en zo eene vervloeking, eene ontzetting , een vloek , een fmaad worden. v». 13. Want Ik zal plagen bregen over die genen die in Egypte wonen, even zo a's Ik deed over Jerufalem, door het zwaard , den honger , en de pest. vs. 14. Zo dat het overblijfsel van Juda, in Egypte gekomen, om aldaar als vreemdelingen te veikceren, geenen meer zal hennen die het vs. 14. Dit vers is zeer moeijelijk, men kan de letter niet volgen, en evenwel ook niet uit Handfcbriften veiklarcn; elk lezer voelt dat de vrijheid die wij namen, natuurlijk in het vetund le^t.  van JEREMI A. Hoofdd. X1JV. 247 mand vlcie zich, 'cr zal voor de vlugtelingen geene uitzondering van lot plaats hebben , waar zij ook mogen zijn; geen van hun zal het zo gelukkig ontworftelen; al gevoelen zij den trek naar hun vaderland, zij zulLn dan het genoegen niet bèleever. zich daar weder te vestigen ; aan wederkeeren valt niet te denken, behalven voor eeni;;t weinigen, die niet vrijwillig daar heenen gingen 15. Op deze ernftige reden zweeg Jeremia een wijl; eenige hoofden die zeer we wisten hoe verflingerd hunne vrouwen op dei Egyptifchen dienst waren, vatten het woon. op voor de vrouwen die in menigte ook toe hoordfters geweest waren; ook waren 'er toe; een aantal Jooden bij, die al voor een wij in het vruchtbaar Thebaïde zich geneerd had den. 16. Stout genoeg , zeiden zij : Ju rem ia ! gij hadt de moeite wel kun neu fparen met uw gefprek, alfchoon gij 1 op hoger gezag beroept, want dat vervalt vai zelven; wij hebben de minde betrekking to u niet. 17. Integendeel zijn wij gehouden aai die verbintenisfen die wij hier reeds gemaal; hebben ; 't is natuurlijk dat wij hier di onvergelijkelijke /fis met onze geurige wierooi en frisfche drank-offers vrretren; dit dedei reeds buiten het gebied der Godinne, niet alleet wij , maar onze vooroude! s , onze Ko hingen en onze Grooten, in alle de dede' van Juda zo wel als in de hoofddad ; wat zoi ons daar van nu terug houden ? wij haddei toen welvaren, ongedoorde geneugten, ei onze grieft?, in de fteden van Juda, en op de flraten toen hadden wij alles tot onderhoud, en wij leefden si O 4 ontkomt, of overig is; om, weder naar Juda terug re gaan, zal zijn voor hun wier zielen trek hebbentot deterug keering om daar te wonen; maar zij zullen niet Wederkeer ren, dan alleen zii die hu ontkomen zullen. vs. 15- Toert antwoorden aan Jeremia alle die mannen , die wisten dat hunne ^rou« en andere EUbiui rook'en ; ooü alle de vrouwen daar tegenwoordig, al vrij aanmerkt-, lijk in getal , en de ga- lelie menigte die in 't P.itbres van Egyi te woonden . dus: 1 vs. 16. Wat 1 de waarl'chouwing betreft, : me gij Ztgt uit naam van JebnI vab aan ons re hebben; naar u luisteren wij > nier. vs. 17. Wij I zullen volkomen . nakomen , oet : geen vvii pleg1 tig beloofden: het rookep v.m ■ de Koningiin a : des lieaicls , haar drank-ofI fers wijde de , gelijk wij reedi i voorbo nest deden , wij , OÏIZi voorouders , ( ..ze Iv Hingen en van Je' uf.iletn , rgeastgi, j,ei;s9  24o Het BOEK rampen troffen wierden door geen dreigen beangftigd. 18. Maar 0B*j Ig Ma„ zinds wij de gfoötè vrouw der zonne in haren «rxrfx wij op- inviqed niet erkenden , ontbrak ons ook alninRin" des he-les, en 'er ftieryen veelen onhefchermd en in Te?, Óf haar gebrek. 19. Wij vrouwen hebben nu ook drank-offent*** genoegen in den Godsdienst Priesteresfen wilden, hadden op , .. ■ wij aan aüeste kunnen zijn yan den ftatigften eerdienst doorto'wa-lrdaan die Koninginne; wij kunnen nu niet alof den hongerjeen e]j;[t eerrjjds de v'nden bakken, daar uitgemergeld. -- vs 19. Hicr-'t beeld op indrukken, maar t ftaat ons vrij rmm^en wn ]fs dg drank - offeren' bij de koeken op de ju. als wij ne j b Koningin Meent gijlieden dan, dat Je- iii g.-beeld is; r wü offeren ook kovah voorbij gezien heeft den afgodendienst, binten" °flonze in den fmaak van Egypte, in uw vaderland m*™e"a Toen door allen bijna ingevoerd? verbeejd gij u fprak' jerfmia dat de geheugenis daarvan geheel weg was? n}zold\/°vÊ"'jfo*",gt ftoutbeid maar rechtdreeks beantwoorden: ik hebt; van d..ar heb Jehovah1; bedreiging hierop aan alle de Ju- i\% >i tot heden ide'irs tans in Egypte, en ook die geld hier.toe ls- cv Zo fpreekt de magtige Jehovah, de God^js- *fc ^jer- Israëls: gij feliijnt het afgefproken te heb-j-f.remh tot het , , volk, bijzonder ben, zo mannen als vrouwen samengezworen de. vrouwen , te hebben, de een om zoortgelijke bedrijven f^J^^Jffr aan de vrouwen toeteftaan, en de andere ring, gii J«die dadelijk iiitteoelfenen; — zij hebben zich £gyp't, zijt. nu van heure plicjit gekweten nu gij hen vs. 2S. Dit woord gehouden hebt. 26. Hierom moet gij ^'fl,/^0™* ook allen Jehovahs bedreiging horen: — ze h Elobim van Is~ • ■ ra'êl! wat tl en ontzettende! bij Mijne hoogheid waar voor uwe vrouwen, elk behoort te zidderen , bedreig Ik: datbeloofdemétde Ik niet wil toelaten dat eenig Judeër meermonden dean* "> J dere vervulde op Mij zich plegtig beroepe; niemand zal de met de handen, ftourheid meer moeten hebben , bij Adona'i Qnze^beiofJehovah te -zweeren. 27. lk zal, ja helpen^f/^,^ door Mijn Almagt, maar ten verderve, en wij volkomen, ,1 j- 'j ii r a voldoen , roo- alle die toegevende mannen zullen de eenre kende de Kozijn , welke door 't zwaard des oorlogs en door™",*;1" g^-^ll gebrek hun vonnis ontfangen. 28. De wei- ,drank - offeren ° ° brengende: zij hebben dan u- we beloften verzegeld, en uwe geloften volkomen voldaan, vs. i6- Hierom moet gij letten op Jebovabs dreigen, gij gansch Juda in Egypte woonachtig : Ik zweer bij Mijn gedugtsn naam , zegt Jebovab !. dat Mijn naam uit den mond van eenen Judeër in Egypte niet zal uitgefproken worden, dit zegge ik , zo waar als Adona'i Jebovab leeft. vs. 27. Ziet lk zal ijver'n. ten nadoele en niet ten goede; alle de mannen van Ji'da. in Errpte zijnde zullen door het zwaard en door den honger Verteerd worde.i tot datze vernietigd zijn. vs. 28. Zeer weinigen zulle» Q 5  25<3 Het BOEK 't ziin die het nigen, naauwelijks te noemen, die dit ontgaan, zwaard ontvlo- " . ' den. uit Egyp- zullen uit Egypte na^r hun vaderland de d'a's "and ^elw'jk neemen; dan zullen zij, die naar Egypte ru?keer™;dan tl.ejc hadden, en zich daartoe verbonden had- zal t overbluf- * t zei van Juda, den, ondervinden wie 't best woord kan hou* lomffom daar den, zij dan Ik. 29. lk wil u zo la:>g niet Jen'teTeitoe-111 onzekërhëid laten; Ik bepaal vooraf het teren, bij «roa-Uen wanneer Ik Mijne bedreiging be^in waar ring weten , /• i' 'w " , wie 7ün woord te maken: over deze ganfche llrceit nu zo ff07< _w'veilig , zal Ik de akeligfte rampen eerlang vs. 29. Dit brengen , dan zult gij al aan Honds zelfs zien, ken C wczerT.dat Ik, fchoon ten uwe nadeele, Mijn woord zegt jeiovabi ijaande boude. 30. Want zegt "tehovah: dat Ik 11 ui deze ^ P u plaats éei'firafPharao Hophra, als Hoogenpriester dan'zuit gi'jsb"-der zoiine, en uit godsdienfüge achting hierMij" •*oordge-001 -^Prtes genoemd, hoe vol van kriigsmoed, ftand houde, uzai door zijn partij overwonnen worden ; vs. 30. ' zo op zoortgelijke wijze als Ik Zedekia door MiTziet'fkzai de overmagt van Nebucadnezar dit deed Poarao Ho- fmaken, die niet rustede voor dat hij ziin phra . Egyptens ...... Koning, geven leeven in zijn macht had. in de macht zijper vijanden, en in de macht van allen die ziin leeven belagen; even a's ik Zedekia, Juda's Koning, ftelde in de maehs van Neeucaiöez.vR , Babtls Koning, zijn vijand, die 't ep zijn leven toelag. vs. 30. J ablonski heeft in zijn Pantheon de betekenis van Hoogenpriester in Aprles bewezen; wij geloven zulks op 'smans getuigenis in die taal ervaren . dit viel voor eer N f b tj c a d n e z a r Egypte aantaste; in een oorlog tegen de Aft ikaanen werd Hophra geflagen ; hierover wanhopend en boos, woedde hij ijsli.k tegen zijn eigen onderdanen , die dronken van wraak eenen Amasis tot Koning verkoren, en hem onttroonden; dus wierden zijv.e onderdanen de oorzaak van zijne onheilen, hij was met Zïdkuia hierin gelijk, ook met hem gefpaard.  van JEREMIA. Hooedd. XLV. 251 _„ XLVfte r E A , . hoofddkel. ■ z. X oen in het vierde (aar van Jota- vs , de ie_ kims bewind, een aantal van voorzeggingen pfÓ^f*terkmoesten opgetekend worden, die allen door mi\, gegcevea Baruch uit de mond van Je r e mi a op-at" ZOon va« gefchreven wierden , maakte dit hem zeer ^^Voor^eS moedeloos. 2. Hierover ontfing hij eene be-,v»n Jerfima.ii . . , T . ..een rolle op¬ risping door Jehemia, uit naam van gijn fchreef; in het Heer, Israëls God, tot Baruch: jÓjmoii*"' V>* sia's z ion ..Koning van dus fprak hij : vs. 2. Zo fpreekt Jebovab, tte Elchsm van Isttili tot u Baruch! vs. 3. Waarom zegt gij: wee mij! Jebovab voegt droefenis bij mijne fmarte; Ik ben van fmarien afgemat, maar vind geene verkwikking. vs. 4. Maar zegt tot hem, zo fpreekt Jebovab: Ziet, Ik breek aft geen Ik bouwde, En Ik ruk uit 't.geen lk in dit ganfche land plantte. 3. Waarom geftaag onder het fchrijven gezugt? ai mij elendige! wat zullen mijne oogen nog moeten zien; inderdaad ik gevoel nog liefde tot mijn vaderland, en heb nauwlijks fmarte over eene aanllaande ramp; of daarop is weder een ander onheil op weg; ik ben inderdaad afgemat door moedeloosheid, en kan mij zelven onmogelijk bedaren. 4. Zeg dan : hoe moet lk te moede zijn, daar Ik al^ Mijn werk, met zo veel genoegen tot ftand gebragt, na zelfs verwoeste alles wat lk met de uiterfte zorgvuldigheid opkweekte , met een geweldige hand verfcueure, XLV. Tweederlei opvattingen die mogelijk zijn , veranderen hier dit Hoofdeel geheel van gezicht-punt; is 't eene voorzegging die alleen betreklik die voorzeggingen is, welke door Baruch moesten opgetekend worden, en die hem bijzonder zo zwaarmoedig maakten? dan behoorde dit bij het XXXVI. Hoofddeel gevoegd te worden. Maar is 'er fe!\i;n dat men de voorzeggingen uit de fpreekwijs: over alle vlessch bijzonder moet brengen tot andere volkeren die bedreigd worden, dan is het hier geplaatst als een inleiding op die voorzeggingen. Ik heb geen bewijs; dat mij tot het een of ander befiUfend overbrengt.  252 Het BOEK vs, 5. Zoiuit gij dan groote dingen zoeken? doe zulks niet; Want ziet Ik breng een onheil over alle vleesch, zegt Jebevab\ Doch lk zal uw leeven bewaren, overal waar gij henen trekt. en zulks overal in het algemeen. 5. Gij moet dan in zulk eene gelieldbeid voor u niets bijzonders verwagten, geene uitzondering begeeren; lk zal rampen over elk mensch zonder onderfcheid brengen; u zij het intusfchen genoeg, dat Ik, daar voor zal zorgen, dat wa;r gij Mij diend, daar ook uw keven veilig behouden zult; ta dit zij u genoeg. XLVIIte "ij hoofddeel. Jehovahs bedreigingen aan Jeremia penbarbigDevan b-kc,ld gexaziiiX ever verfcheiden volkeren, jehovah, aan nabuuren of bondgenoten der Judeërs. den Profeet Je- c ■* REliUA gedaan, betrek/ijk de afgodifcbe volkeren. Over Egypte. vs 1 Betrek- a" Bijzonder onderfcheiden tegen Egyptenland, keiiik Egypte, \n onderlcheide tijdvakken; de eerlle tegen en wel tegen <-,. /• de armee vanPharaos optogt naar Circu/ium aan den chora°KoningEuphraat om de Had te veroveren; — zo der Egyptenaa-^ver was hij doorgedrongen in het Aspjrifche «n den /ia-rijk, toen hij door Nebucadnezar daar f£™h\VieKrfl7- gefluit en hem flag geleverd wierd; zijnde gen doorNebu- net toen tcr y_\\r\ het vierde jaar van Toja- cadNezar, m *• , ' ,•»■■■» het vier.ie iaarKiMS ramplpoedig bewind over juda. van Jojakim , zoon van Josia, Koning over Juda. vi. a. Dat Pharao tot ontzet en niet tot beleg van de ftad aangerukt was, merkt Venema zeer wel op, en bewijst zulks duidelijk; ik ben ook van ziine gedagte niet vreemd, dat hier twee veldflagen, ongelukkig afgelopen, befchreven worden; — de tweede begint dan met het 7de vers en is nog meer befüsfend, en ko.nt met het 4de jaft van Jojakim overeen.  tan JEREMIA. HooFDD. XLVI. 253 vs. j. Brengt fchild en rondas in gereedheid, en rukt in jlag-order aan. vs. 4. Teemt de paarden , klimt op ruiters, met uwe helmen! Polijst de fpiesten , en trekt de panifiers aan ! vs. 5. Maar wat zie Ik! door fchrik in wanorder, deinzen zij tertigt Zel/s hunne helden zijnmoedeleos, zij vlugten met overhaasting, zonOveral heerscht verjlagcnheid, zegt jehovah ! (oer om te zien; vs. fj. De rappe ontvlugt het (liet, en geen held ontkomt het; Noordwaarts bij de rivier Phrath ftruikelden en vielen zij. vs. 7. Wie is hij die jljigt als een rivier ? wiens waterjiromen zijn als een vloedt vs. 8. Egypte (tijgt als een rivier, en zijne wateren (troomen als een vloedi Hij zeide: ik wil flijgen, ik wil 't land tverjiromen , lk wil de ftad met derzelver inwoners vernielen. 3. Kom Egyptisch voetvolk ! field nu het lange fchild voor de gelederen, brengt het ronde kleine fchild als gij handgemeen word in orde; rukt heldhaftig voorwaards tot de llaglevering. 4. Egyptifche ruiters zo vermaard, brengt alles in orde, zit op met uwe fchoone helmetten ! —» dringt gefloten in met de lance, beveiligd door 't harnas. 5. Maar wat zie Ik? gij beteutert, gij terug deizende! hoe, uwe beste en kundigfte zelfs zonder moed! zet gij 't op een vlugten, zo onordentelijk dat gij om geen goede hertret kunt denken ? overal is wanorder, en zo fielt zich Jehovah dien flag voor. 6. Hier baat de rapheid van 't Egyptisch ros niets; voor den moedigen held is 'er geen hoop van doorflaan , maar wel van te fneuvelen; iioordvvaards aan de boorden van den Euphraat is de flagtbank, daar elk aan ftiet en daar elk ter nederlïort. 7. Wie is" toch de Vorst die met een aandrang voorwaard* rukt als de Euphraat in haar fnelle loop, wiens armée zich uitbreidde , als wen de Nijl buiten hare boorden alles onder water zet? 8. 't Is de Nijl-Vorst, voortrukkende als de ftroomen van den Euphraat, en alles onderzettende; hij zegt: ditmaal wil ik met geweld voortrollen, ik wil door de talrijkheid mijner troepen alles bezetten, geen ftad moet mij kunnen wederftaan, zij moeten met hare verdedigers te onder. 9. Valt in, brui-  «54. Het BOEK VJ. 0. Rukt aan paarden, rammelt gij wagenen , laten de zoldaten aanrukken; ' De Cufchiet, de Pateer, die zich van het fchild bediend; En de Ladier die den gefpannen boog behandeld. TS. IO. Edoch, deze dag behoort Adondi^ Jebovab Zebaotb'. Een dag van vercelding en wrankneeining op Ziin partu; Het zwaard zal ver/linden, verzadigd en dronken van hun Woed zijn; Want Adonai, Jebovab Zebaotb'. heefteen nagt-maal w her Noorden aan de rivier Phratb. vs n KlimtopnnarG«7««rf, haalt balzetngii jongvrouwe ,Eeyptifcbe maagd! ' Te vereeefs vermeerderd gij de middelen, 'er is een zamenvlecijmg " van wouden. VS. 12. De volken vernamen uw neerlaag, en het land is vervuld met uw gekerm; " Held liep tegen held in, en zo vielen zij beiden. zende ruiterbende, zware ftrijdwagens, uw donderend gedreun doe zich horen , de helden ftellen zich in het fpits der flag - orde ; Cufcheërs formeert eene linie , gij helden aan de Atlantifche zee, het behendig behandelen van 't fchild geleerd hebbende , fluit uwe linie daarmede; Ludiërs, onder de Ethiopiers zo vermaard in de behandeling van den boog, doet den aanval! io. Maar laat Ik, de magtigfte Veldheer, van eene andere bende raadpleegen, ik denk aan Jehovah! 't is Zijn dag , aan Hem gewijd, een dag Zijner voldoening; de armée, is 't (ligt-offer, de flagting zal ijslijk wezen door doodelijke wonden; ftroomen bloeds vloeijen aan de noordzijde van Palëflina; bij den Euphraat is het altaar van ontzieling voor Jehovah opgericht, n. Aanzienlijke vrouwen van Egypte! komt met overhaasting bij uwe vrienden in Gilead, haald van den vermaarden wond-balzem; maar hoe vrugteloos is uwe komst, is uwe balzem voor wonden die doodclijk zijn? 12. Ongelukkige Egyptenaaren! uw eer is niet weder te herilellen, overal is reeds het gerucht ver- m. io. Hierin is de fpeling dat de Koning Pharao Juda aangevallen had, in welke veldtogt Koning Josia gefneuveld ware; over de dood van dien braven Koning zal Jehovah zich nu wreken. vs. 10. Eene fpeling op de gewoonte der Egyptenaaren, die onder hunne huisflaven altijd verfcheide geneeskundigen hadden. WarbwRTüN Goéd. Zend. III. D. bladz. 52.  van JEREMIA. Hoofdd. XLVI. 255 fpreid, overal drong het gegil der vlugtende benden door, de agterhoedc en de voortroepen drongen malkander voort en vermeerderden daardoor de nederlaag. 13. De bedreigingen, welke Jehovah aan vs. 13. De „Jeremia bekend maakte, toen Nebucad-^w?* «In nezar na veri'cheiden veroveringen eindeliikProitet JERf> ♦ . • 1 1 t-. , MIA deed, be- tot m c hart van Egypte drong. treuijk de _ . komst van Ne- bucaWteZar, Koning van Babel, om Egypte te tuchtigen. vs. 14. Kondig Egypte aan, en laat het horen te P/IigdolDat men Bet verneeme te Nopb en te Tbacbpanes'Roept: ftelt u, maakt u gereed, het zwaard eet alles rondom u op. vs. 15. Waarom is uw beid gevallen* Hii Itohd niet om dat Jebovab hem filet. VS' IÖ' l\i?ie/»-l^Cl?dcn V°°rt' en de een «Ben den anderen* Alen riep. m.s op , laat ons tot onze landgenoten keeien. Naar het land onzer geboorte wegens bet blinkende zwaard. 14. Dat men door gansch Egypte de aankondiging van den aanmerch doe; dat men de grensfteden Migdol, Memphh en Daphne waarfchouwe, om zich; tot dappere verdediging gereed te maken; reken daarop; alles wat voor u en rondom u ligt heeft reeds voor den krijgs-kans moeten bukken. 15. Hoe komt het toch dat de voornaamften onder U, waarop gij 't meest vertrouwde, u 't minst voldeeden? elk deinsde terug om dat Jehovah hem aanviel en deed waggelen. 16. Het aantal van zoldaten in die verwarring terug deinzende, verdrong malkanderen; met een vervaard gekrijs riep men den anderen toe, om zich te fluiten en een afmarsch te doen tot dekking van zijn eigen vaderland, of men daar in veiligheid tegen die zegepralende oorlogs - macht mogte wezen. 17. De ge- vs. 13. Dit is wel 18 jaar later, en 't is Amasis die Apries van den troon gefloten had. vs. 15. De beste Handfchriften hebben 't enkelvoud door ons gevolgd; misfehien is dan de fpeling op de Apis, en dan is 't fchoon: zii ftond niet voor Jebovab, zij week niet alleen, maar ftorte ter ne. der.  351 Het BOEK vs, 17. Daar riep men: Piiarao Egyfiten's Monarch is eene verbreking;. Zijn gezellen dag is reeds uitgefchreven'. vs, 18. Bil Mini leeven, zegt de Koning, wiens naam Jehovah Zehaoth is! Als Thahor onder de bergen en als Karmol in zee, zal Hij zich vertonen. vs, 19. Inwoonfter, Egyptifche maagd! maakt het vaatwerk voor uw wégveering gereed ! Noph zal vernield, uitgebrand, en ontledigd van inwoners worden, vs. 20. Egypte is een a'lerfchoonfle Veerfe; De bremze komt, uit het Noorden valt hij haar aan. vs. ai. Tot hunne gehuurden toe onder hen, zijn als genieste kalveren; Hierom wenden zij zich , zij vlugten gezamentlijk zonder te bliiven (laaft; Doch de dag van hare vernieling is 'er, de tijd der Jlagiinge. huurde troepen, de bondgenoten van Egypte, beleden toen, dat vertoning van macht in den Koning van Egypte bij de uitkomst niet anders betekende, dan wanneer de nauwhalzige vies met eenen fiag breekt; met al zijn dralen fcheen hij maar in den dag van de beflisfeufte overwinning op hem gewagt te hebben. 18. Hoe onwaarfchijnlijk alles nu voorkomt, de Opperbevelhebber , de s-rootlte Monarch Jehovah, verzekert: — zo uitftekend Thahor boven alle de bergen van Kanaan is, zo verre in zee Karmel uitlleke, zo zal hij in dce togt verre boven zi>n partij uitmunten. 19. Aanzienlijke Egyptifche vrouwen! pakt de beste kleinodiën maar op , of gij nog ieis mogt medeneemen , want uw fchoone hoofdflad Memphis is al weg, die volkfijklle flad is een verbaten puinhoop. 20. Even als de Ifts en de Öfiris', nimmer mag Egypte onder 't juk geweest ziin; uit 't noorden komt hij aanvliegen die 't dan- onder brengen zal. 21. 't Aantal van zoldaten is zo rijk bezoldigd met de beste weilanden , hierom als kalveren fchoon en glad , hebben dien wenschbaren oort vs. 17. Hij had de belegering van Jerufalem, en van Tijrus aangezien, zonder op middelen van redding te denken. vs. ao. Schui.tens en Venema lezen rsshrems, een infeSt 't geer 't vee iisliik (leekt. *i. tl. Hf.zel voert hier zeer wel aan, hoe Psammitichus de grondOag lag|, dat deze huur - foldaten niet alleen wel bezoldigd werden,  van JEREMIA. Hoofdd. XLVI. 257 ts. 22. Hun gekrijs fcbuiffelt als die der flange; Want zij zullen met geweld indringen als de S«8*-houwers met bijlen doen. vs. 23. Zij houwen de bosfchen om, zegt Jebovab'. want 'er is niet doorteZij zijn talrijker dan de fprinkhanen, ja zijn ontelbaar, (dringen ; vs. 24. De dochter van Egypte is verlegen, zij is onder de macht van hec vs. 25. Jebovab Zebaotb, de Elobim van Israël, zegt: (.Noordfcbe volk. Ziet Ik wil bezoeking doen over de Amon van No, Over Pharao en Egypte, over hunn goden en Vorften, Ja, over Piiarao en over hen die op hem bouwden. zelfs al vlugtende verlaten; zij hebben 'er niet aan gedagt om tegen den aandringenden vijand naar gewoonte 't langst en het klocklte Hand te houden; hun nederlaag was zeker; 't werd nu ook hun beurt overwonnen te worden. 22. Geen krijgs- gefchrei om tot ftaan te bewegen , maar één geluid, als dat de fchuifelende Hang in de vlugt maakt, word 'er gehoord; zij mogen in de fteden zo talrijk als 't korte hout der bosfchaadjes zich verlteken, wat baat het ? 't zegenvicrend heir dringd door alles henen , wat belemmerd, word door de bijlhouwers opgeruimt. 23. Ja, zegt Jehovah! gansch Egypte zo bevolkt, mag als een uitgeftrekt bosfchaadje zich vertonen; 't word maar omgehakt, als 't weêrftand bied of ophouden zoude , en dit gefchied overal; zij zijn als een leger fprinkhanen ontelbaar, en daarbij zo rap, dat zij alles bezetten. 24. Hoe verlegen is nu die eerwaardige Egyptifche matrone, te voren heerfcheresfe, nu flavinne der Dahijlonifche overhéerfehing. 25. Ja, zegt Jehovah! de aanvoerder van hemelfche benden, Israëls Befcherm-God: nu zal Ik Mij wreeken den, maar de fchoonfte landerijen in 't rijk in bezie hadden, van daar de fpeling op de kalveren. vs. 25. Amon van No, een hoofd-God in Egypte; No Amen een Iroofdflad Dipolis of Tbebeos anders; — dit alles fchijnt onder AMasis ' best te vleien; doch Üatere Schrijvers verhalen dat zijn rijk zeer bloeidde. Dat hij als Onderkoning onder. Nebucadnezar zijnj land zo bloeijende heeft kunnen maken, is vrij onnatuurlijk. Hier zijn veele moeijelijkbeden door Venema 't best ea uitvoerig beoordeeld. VIII. Deel. R  S5S Het BOEK vs. 26. Ik zal ze geven in liet geweld van linn die hun feeven belagen, lil de niagt van NeBtiCADNEZAlt, Babels Koning en zijne zoldaten; Daarop zal ze weder be volkt worden als ouwlings, zegt Jebovab'. vs. 27. Maar gij, Mijn dienaar Jakob! zijt niet beroerd, Israël ziit niet verflagen j Van verre zal Ik u uw kroost losfen uit zijne halüngfcbap; Jakob zal terug komen, gerust en vreedig, zonder dat kinand hem verfchrikke. vs. 28. Gij, Mijn gunfteling Jakob! zijt niet bekommerd, zegt Jebovab ! Ik benmet u! Want met de Heidenen, waaronder Ik u dreef, wil Ik een einde maken , Maar met u zal lk niet ophouden; doch u matig kastijden, cn u niet volkomen vrij laten. over hem die als opperde Godheid, in heldhaftigheid zonder wederga, beroemd was; en noch Koning, noch rijk, noch Godheden, zo min als fatraapen of vorftelijke familien ontzien; bijzonder dienPhar a o niet, die zo menig een als onverwinnelijk aankleefde. 26. Allen zal Ik geven in de macht van zijn grootften tegenftrever, die jaloers op zijn macht zijn, in de macht van Nebucadnezar met zijn geoelfend leger ; evenwel maar voor eenige jaaren , dan zal Egypte zich weder harvatten, en tot zijn oud welvaren en bloei terug komen ; dit belooft Jehovah ! 27. Maar kroost van Mijnen gunfteling Jarob ! laat zulk een toneel u niet beroeren. Israëliërs! ballingen in Aspjriënl dat dit u geen beklemdheid bare; — 't zal uw gelukftaat niet verhinderen; Ik zal 11 uit de afgelegenfte landen waar henen gij gevlugt waart, terug voeren; uw kroost, reeds geboren (laven, de banden doen flaken; de kinderen van Jakob zullen hun vaderland weder zien, en in aangenaamheid en veiligheid daar wonen , zonder dat iemand zich vermete hun te ftoren. 28. Nu dan, Jakohhten! weesniet zo beangfligd! dus zegt u Jehovah: — Ik ben uw Begunftiger, en uw Befchermer; uwe afgodïfche Heeren zal lk te onder brengen, waar zij u henen mogen gevoerd hebben, 't zal voor altoos met hun gedaan wezen, maar met u nimmer; Ik zal wel Mijn tuchtroede niet fparen, maar dit zal een liefdeblijk en bewijs van Mijn zorge wezen, dat lk uwe verkeerdheden niet  van JEREMIA. Hoofdd. XLVI. 259 ongemerkt Iaat voorbijgaan , op dat gij daaraan niet gewennen zoudt. EXIATïïte en voorzegging aan Jeremia mede- 00FDUEEr" gedeeld, rakende de oude vijanden van Pa- drefgtngv'an^ leftina, de ftrijdbaarc PhilUlijnen; eer Gaza lPZtct%t" door den Egyptifcken Monarch gedreigd wierd MIA gedaan, met een beleg, zijnde dit Gaza de neutel van'eéi der PhUiflünén land. Fharao een J J aanval op Gazet deed. vs. 2. Zo fpreekt Jebovab: ziet wateren Jteigen uit het Noorden, En zullen eene geweldige overftroming maken ; En het ganfche land, deszelfs beplanting, de ftad en derzelver inwoDe ftedelingen zullen gillen, en de landbewoners huilen. C'"1"'Z"""{ VS. 3- Wegens het klinkend geluid der moedige paards-hoeven Van wegen het gerommel der wagenen , het rammelen der raderen: De vaders zien naar de kinderen niet om door mismoedigheid om zich te (verdedigen. 2. Jehovahs bedreiging is deze: eene geweldige vloed, als de Euphraat in hare overllroming, door zoldaten uit de Noordelijke (Treken, komt afrollen; zij doen niet alleen een aanval op de boorden, op de grensfteden, maar lopen alles af, fteden en dorpen ; 't moord-gekrijs in de fteden, en 't gegil der vlugtenden op 't platte land, is algemeen. 3. Alles is in beroering, hier is 't geklap der fnelle ruiters pp arden in vollen ren, en daar de donderende ftrijdwagens, wier raderen met inftrumenten voorzien, vervaard-makend geluid geven; alles is zo verfchrikt dat XLVII. Dat dit opfchrift door een later hand is, voelt men nit 't Mjvoegzel, eer Gaza aangevallen was. 't Geval ligt dus. — Piiarao Necii0 aan Josia flag geleverd, en gezegenpraald hebbende te Megedie, taste toen Gaza aan; nu word de Pbiliftijnen voorfpeld dat zij eenmaal door de Chaldeën, gezworene vijanden der Egyptenaaren, en dus naar de natuurlijkfte denkwijze hun vreemd, zouden aangevallen cn deerlijk gehavend worden; — vijf jaaren na Jtdaas ondergang is dit vervuld. R 2  26o Het BOEK vs 4. Om dien dag die aandaagt tot verftoring der Philijfijnen, Kn om Ttfrms, en Sidon alie nog overige hulp att, t.:iden ; Want lebjvab zal de PhUifiijntn, aiftammelingcn van 't eiland Capb- tor, verttooten. vs 5. Kaalheid is op Gaza, en Askelon met haar omgelegene vlakten is uitgeplukt j Hoe diep zult gij uwe infnijdingen maken ? vs. 6. Ach, zwaard van Jebovab'. hoe lange zult gij rusteloos zijn? Begeef u ter rust in uwe fchede , en boud gansch op. vs. 7. Hoe! zou 't rstM» als Jehovah 't «xrfers beveelt? Hij heeft 't beitelt tegen Askelon en tegen de zee-kusten. de weerbaare mannen 'er niet eens aan denken om het leeven hunner zoonen te beveiligen. 4. Zulk eene beroerende inval raakt nu niet alleen de Philijiijnen; 't geld ook de bondgenooten, en de voormuur der 'iijrifche en Sidonifche Vorlten; 't is zeker dat Jehovah het grijze, en ftrijdbaarfte volk van een der bevolkfte eilanden aan de Middelandfche zee vernielen zal. 5. *t Volkrijke Gaza legt het eerst aan de beurt, als een grensvesting; hoe fcbielijk is alle achtbaarheid weg ? Askelon zo heerlijk tusfchen de fchoonfte landerijen van gras en granen ingelegen, wordt plat getreden; zult gij bijgelovige Paleftitiers naar de zwaarte van uw ongeval , uwe wonden nu nog dieper begeeren. 6. IJslijke verwoesting! 't is Jehovahs zwaard ? zal 'er geen einde aan wezen ? keert fcheedewaaards , zwaait niet meer , men legge u weg. 7. Alle waarfchijnlijkheid verdwijnt als Jehovah 'er zich van wil bedienen; hij heeft het voor zich geëigend; voor een wijl wil hij 't tegen Askelon niet alleen, maar tegen de ganfchen ftreek' aan de Middelandfche zee gelegen, gebruiken. vs. 6. Of hier de fpeling is dat Egypte door zwaar geld den inval der Chaldeïrs zogt aftekopen, en dat de Philijiijnen daardoor hoopten^ tot rust te komen, durf,ik niet bepalen; de gefchiedenis ligt hier in 't donker; de ftoute figuur die hier gebruikt word, fchijnt evenwel iets dergelijks te voorjjnderftellen. vj. 7. Iu de derde perzoon volgens de Sijrifcbt en Alexandrijnfche overzetting.  van JEREMIA. Ho o fdd. XLVIII. 261 XLVIIIfte HOOFDDEEL. vs. i. U Moab, bedreigt Jebovab Zebaoth, de Elobim van Israël, dus: Ween te Neba.' Kirjatbdim :s verlegen, zij is overrompeld; Misjab is bedwelmd, en gansch verfchrikt. vs. 2. Moabs roem te Cbesbon is verdwcenen , Men heeft haar rampen bsftooit : Dat wij ze vcrltrooiien, zonde reene maatfebappij meet te zijn; Matmeëa is platgetreden, agter u is het zwaard ! vs. 3. Daar is een ijsliik gekriis uit Choronaïm; Een inval en ijslijke jlagting'. 1. Iehovah, dc Machtigen, fchoon anders Israëls Befcherm - God , bedreigt aan de Moabieten, altoos den Israëlleren nijdig: ongelukkig Nebo 1 nu zijt gij ook een prooi voor den zegenvierenden vijand; Kirjathalin zo onverwagts, zo ongedagt overvallen als in een droom; het fterke Misjab heeft aan de verwagting niet beantwoord, alles is in diepe verflagenheid, — dus zijn de beste veroverde Rubenitjfche fteden verloren. 2. Cbesbon, de fchoone hoofdftad des lands, ook weleer veroverd ; de fieraad van 't ganfche rijk is nu in handen van den vijand, die 't voorneemeu heeft haar zo te flegten, dat .'er geen overblijfzels van oude grootheid meer zal te vinden zijn; Madma is zelfs nu in eene valei veranderd; —' de vijandelijke troepen volgen de vlugtelingen op de hielen. 3. Welk een moordkreet doet zich uit de wallen van Choronaïm horen, meer aan de grenzen des lands gelegen; 't is overal vertwijfeling door de eene nederlaag cp den anderen gevolgd. 4. Ja., gewis is 't met Moab XLVIII. De Moabieten waren door de Asjijrifche monarchij de beste kragten benomen; toen die gefnuikt waren, herftelde zich Moab echter weder , en nam zelfs een groot deel van 't Joodfche land aan gene zijde van den Jordaan in. 't Komt mij voor dat Jesaïas van hunne nederlage onder de Asjijriers, Jeremias van die onder de Babijlonters, zingt. vs. a. In deze twee fteden is eene fpeling, in de woorden, die de Ncderd. lezer niet gevoelen kau, door de keuze van woorden om haar lot uittedrukken, met zinlpeling op den naam dier fleden. R 3  fifJi Het BOEK vs. 4. Moab is verbrijzeld, tot Zoar nikt den /lag. vs. 5. Bij den opgang naar Suchot klimt liet geween op; Bij den afgang van Choronaïm dreunt het ver klinkend! geluid. vs. 6. Vlugt, red uw leeven , weest als de Maleagris der wocsdjne! vs. 7. Om uw vertrouwen op uwe goederen en op uwe C*^|fo,*0^^ ■EnKamotseh gaat naar de boeijen, met Priesters e' Overheden te zamen. TS. 8. De plundenaar bezoekt elke Had, niet eene gaat 'ervrij. De valei is bedorven, cn 't vlakke land is vernield, Jebovab heeft het geboden. TS 0. Geeft Moab vlegten, bij de vlegten moet zij uitgevoerd worden, Hare fteden moeten zonder inwoneren gansch verwoest liggen. gedaan; tot aan 't Zoar de uiterfte grenzen des lands, aan de roode zee , voelt men 'er de deerniswaardige gevolgen van. 5. Al fteigende naar Inchits hoogte fttigt de noodkreet, en daalt men uit het fchoone Choronaïm naar beneden , dan koomt ook 't akelig gegil mede afrollen van de hoogte. 6. Die zich redden wil, moet aan niets anders dan aan eene onbelemmerde vlucht denken ; volgt den woestijn-vogel, die oj> de minde reuk van een naderend mensch 't op een vlugten zet. 7. Ja, uw vermogen, en den aanwas derzelver door verovering , maakte u zo koen, maar dit is juist ook nu de oorzaak van uw ondergang; twijfelt niet, uwe land-goden zullen zelfs vervoerd worden, te gelijk met heure bedienaren en de volks-hoofden. 8. Gelooft mij, geen ftad zal van de plundering bevrijd zijn, alles wordt vernield, zelfs de fchoonfte valcien, de grazigfte weilanden ; 't is Jehovahs wil zo. 9. Dat de Moabieten hunner haïren lang in vlegten dragen; al vlugtende zullen zij daar best bij gevat worden; 't moet al vernield, 't moet al verlaten worden 4. Moab meent ScHROëDer dat hier niet het land, maar een hoofdftüd van dien naam betekent; hier aan twijfel ik zeer, fchoon ik toegeef dat de fpeling op een ftad is; Mus. heeft die duidelijk; kon men bewijzen Atxd* ouwlings ook Moab genoemd was, dan zou alles gevonden Zijn; _ in 't tweede lid ben ik hem gevolgd. vs. 5. Bij Ptolemeus Lufa. vt. 0. Venema geeft reden van deze vertaling: vlegten.  van JEREMIA. Hoofdd. XLVIII. 263 VI. io. Gevloekt zij hij die Jehovahs raad flap uitvoert! Ja, gevloekt zij hij die 't flagzwaard (paart! VS. II. Moah was van zijn jeugd af vreedig, Hij lag ftil op zijn moer, en wierd op vat in vat overgefiohen ; Hij wandelde nimmer naar de gevangenis; Hierom behield hij zijn fmaak, en veranderde van gezin niet. VS. 12. Maar de dagen naderen dat Ik hem vreemde overjlekers zal toofchik- Die hem naar andere landen zmleu voeren; (ken , Zegt Jebooab • Zijne vaten omkeeren, en zijne flesfen verbrijzelen zullen. VS. IS. Moab zal om Kanoscb diep verlegen worden; Zo als Israil over 't huis Betb-El zijn vertrouwen, verlegen werd. VS. 14. Wat roemt gij dan: wij zijn helden! regt dapperen in den Ihrijd! VS. is. Moab is verftoort, zijne fteden zijn opgegaan (als damp,} De uitgelezen 11e jonge manfchap is gellagt; Dit zegt de Koning wiens naam Jebovab is! wat weleer zo uitnemend bevolkt was. 10. Hij beeft inderdaad rampen te wagten die als uitvoerder der ftraf zijn plicht niet doet; Ja, hij word veragt bij de zijnen, die in deze oorlogs - kans niet alles doet tot vernieling. Ii. Moet dit Maobs lot wezen, die van de grondvesting van haar Haat nooit iets diergelijken fmaakte, — die kragtig was als wijn welke lange op de moer geteerd heeft, en nooit van 't eene land naar 't andere land verplaatst is , noch ooit balling wierd; hierom heeft haar kragt en roem te gelijk zo lang (tand gehouden. 12. Hoe nabij is de tijd, bedreigt Jehovah, dat Ik hen gamch onbekenden zal bezorgen , die al haar voorraad zo lang gezameld naar elders als een buit overbrengen zullen, zo datze als een omgekeerd vat zullen wezen; de dartele zoldaat zal met de fteden als met de flesfen met kragtige wijnen vervuld, maar geledigd, doen. 13. Nu zal Moab eindelijk ondervinden, hoe weinig vermogen zijnen vermaarden oorlogs - God heeft, en daarin gelijk aan Israël is, die van het goude kalf op heure grenzen zo veel goeds verwagtte. 14. Wat is 'er dan nu van uwe dapperheid, en uwen natuurlijken aanleg tot den zoldaten - ftand ? 15. 't Is maar al te waar dat Moab vernield is, de rook-pijlaar van hare veroveringdeed zich overal boven de vestingen van verre zien ; de beste manfchap is in den beflisfenden Gag gebleven; dit R 4  264 Het BOEK vs. iö. Moabs verderf naderd, en zijn ramp haast zich! vs. 17. Schreit met hem die rondom hem woont, of hem bij naam kent, Zegt: die fterke knods, die fchoone ftaf is gebroken! vs. lS. Burgeresfe, dochter van Diboti\ verlaat uw zetel, zit in 't zand ; Moabs plunderaaren liaan tegen u op, hij heeft reeds uwe vestingen vernield. vs. 19. Burgeresfe van Aroe'rl ftaat in den landweg, ziet uit, Vraagt den vlugtenden, den ontkomenen, wat is 'er voorgevallend vs. 20. Moab is befchaamt dewijl hij geoeld is, Huilt en fteent tot aan Arnon, om dat Moab verltoord is. vs. 11. 't Oordeel is gekomen over de weilanden ; Over Cholon, over Jaza en over Mephaalh. VI. 22. OvcvDibon, Nebo, Be tb - Diblatbaïm. vs. 23. Over Kirjathaïm , Bctb-Gamul, Beth - Meon. verzekerd ons de Koning, die tevens legervoogd is van hogere benden, de Jehovah: 16. Moabs ganfche ondergang is niet verre meer te zoeken, de laatfte hand tot zijn verderf is reeds uitgeftoken. 17. Nabuuren! die grootsch waart op zulk eene bedekking, die maar iets van zijn roem wisten, gij zegt gegrond: zulk eene fterkte is gansch verkragt; zulk eene model van ftaats - ordening, is gansch weg. 18. Dibon de fchoonfte ftad aan den Amon , als eene maagd op de fchoonfte Divan gemakkelijk zittende, is nu in het dorre zand; uw rustverftoorder is op weg om uwe fchoonfte grensvestingen te vernielen. 19. Aro'ërs maagden liaan om de boorden van den Amon, om van den vlugtenden burger, den zoldaat den flag ontweken te verneemen hoe 't gefield is. ao. Eenparig is 't antwoord: — 't is al verflagen heid! alles valt even ongelukkig uit; treur vrij, 't wanhopend gefchrei klinke tot nan den Amon; Moab is weg! Moab is weg! 21. De &hoonfte flreek, de zo aangenaame weilanden zijn plat getrapt; de fteden die ten fleutel van hem dienden zijn genomen. 22. Zelfs die welke weleer van de Israëliërs genomen waren. 23 En zij allen hebben gedeeld in dat treurig lot. vs. 19. De inv.illing vrouwe door onze Overzetten is ongegrond: 't woord ftaat zo wel in 't mannelijke als 't vorige.  van JEREMIA. Hoofdd. XLVIII. 265 vs. 24. Over Kcriotb, Bosra, ja, over alle fteden van Moab , zo verre als nabij. vs. 25. Moabs hoorn is afgebroken, en zijn macht gebroken , zegt Jehovah'. vs. 26. Maakt hem bedwelmd die zich tegen Jehovah dorst verheffen; moabs braking is zo forscb als een handklap, Hij zelfs zal op zijn beurt tot beffotting wezen. vs. 27. Was Israyl n niet tot eene befchimping? Werd hij onder de dieven gevonden, dat gij zo listig zijt, Zo dikwijls als uwe gefprekken van hem waren? vs. 28. Inwoners van Moab ! verlaat de fteden en bewoont de rotzen ; En doet als de duif die ia reeten van de rotfige holten nestelt. 24. Tot het afgelegen Kerioth en Bosra-Moabs! wat behoef ik ze optetellen, 'er is geen onderfcheid of ze in 't hart van 't land dan aan de grenzen lagen. 25. Alle de fteden, die voor Moab een hoorn waren , ter verdediging als het dier daarmede voorzien , zijn niet meer, zegt Jehovah: de fchoonfte bezettingen dier fteden zijn uit elkander gedreven. 26. Laat hij vrij bedwelmd door fmarte zijn, en daar door weerloos; daar hij tegen Jehovahs wil zich door veroveringen grooter maakte; dat Moab zich ontnugterende, zich zelfs tevens belagchelijk make; laat het in den gevarelijkften toeftand in de handen klappen, hij die zich zo menigmaal in der Israëliten noodlottigheden verheugden, 27. En Israëls rampen door hunne lage behandeling verzwaarden , even als een dief die men op de daad betrapt, behandelde gij 't, en uw fpotgeest was regt gaande als gij van Israëls noodlottigheden fpraakt. 28. Daar 'er voor u geen fteden meer overig zijn , rampfpoedige Moabieten! zo begeeft u naar het Petra, niet om in die grensvesting veiligheid te vinden, maar volgt de fteen-duif, en verberg u daar waar de toegangen voor anderen onmogelijk zijn. 29. Ilegtvaardig lot! uw trotsch kende geen vs, 24. Bosra anders Bofor genoemd; — Aroër en Zoar is hier wederom in de figuur kragtig. vs. 16, 27. Heeft Mus. kragtig vertaald, maar ook zeer vrij. R 5  af)6 Het BOEK VS. 29. Wij hebben Moabs verheffing gehoord, Zijn trotsheid, hovaardigheid, Jioute moed, en opgeblazenheid van hart. VS. 30. Ik ken zijn vermetelheid, zegt Jehovah'. zij is ondragelijk; Zelfs hunne wichelaren zijn zo gefield, vs. 31. Hierom huil ik nu over Moab, ia gil over gansch Moab uit; lot bij de burgerij van Kir-Cberes zugt men. VS. 32. Wijnltok van Sibma'. met een Jaëzers geween zal ik 11 beklagen; Uwe ranken gingen over zee, ja, reikten to: Jaczers zee ; De plunderaar kwam op uwe zomervrugten en ópuwen wijn-oogst af. VS. 33. De vrolijkheid en de vreugd is van Karmel en uit 't ganfche land Moabs Ik deed de wiin in den bak ophouden; geweken ; Men treed geen druilen meer met geklap, 't geklap is geen geklap meer. VS. 34- Cbesbons gekrijs gaat tot Eleale, ja, tot Jacbaz reikt het geluid; Van Zoar tot Cborona'im, 't gegil als van een woedende veerfe; Want tot Nimrims boorden gaan de verwoestingen. wederga; opgeblazenheid en zwellende hoogmoed door het vermeten hart geftaag gefterkt, maakte BW geheel karakter uit. 30. Die't best der volkeren-karakter beoordeeld, Jehovah, kent dat beftaan , en waardoor het zo gansch ongevoelig ware, hoe en dit alles wierd nog verfterkt door hunne wichelaren, 't zinnebeeld van hunne verwaandheid. 31. Een ander gevoel hebbende, kan ik onder het fchrijven niet anders dan hun toeftand befchreien , 't algemeen befebreien, en ik gevoel dat ik bijzonder met de burgerij van Kir-Chef-es een choor van treur -mufijk zou kunnen houden. 32. Ik weet naauwelijks van waar ik beginnen zal; ik zou Jaëzers wijngaard betreuren, maar ik word afgetrokken door de toeftand van Sibma's fciioone ftammen; gij omzoomde de boorden van 't meir; — maar ach! de vijand was 'er al zo vroeg, dat hij 't genot van uwe zomer-vrugten kon hebben, en tot in uwen wijnoogst kan blijven. 33. Al 't genoegen, 't vermaak van dat jaarfaifoen is gansch weg in de fchoonfte oorden van het nitgeftrekte Moab; — in de perskuipen is geen wijn te vinden; geen arbeider zingt, onder het knappen van de gevulde druif, zijn lied; geen juichend geluid, maar krijsgefchrei is 't al wat men hoort. 34. Is 't zo aan de oost- en westzijde gefield; niet minder treurig aan de noord- en zuidzijde; van Chesbon tot Êleale ftaan de reijen  van JEREMIA. Hoofdd. XLVIII. 267 vs. 35. Ik zal, zegt Jehovah'. den offeraar op de hoogte doen rusten , Waar hij zijne Elobim gewoon is te rooken. vs. 36. Miin hart knarst als de ftreur-)fluit; Mijne ingewanden geven als de citer een gekrijs over Kir-Cheres, Om dat het overgefchotene dat opgezameld verloren is. VS. 37. Want elks hoofd is kaal, en elks baart is gefchoren; Op alle handen zijn iufiiijdingen, en om aller lendenen is een zak. vs. 38. Ir, gansch Moab is een gehuil, op alle de daken en ftraten; Want Ik heb Moab verbroken ais een vat daar men afkeer van heeft, zegt Jehovah I der gillende Moabieten met verheffing naar Jahaz, al klimmende van Zoar tot Choronaïm gaat 't woedende geluid der vlugtelingen, zelfs tot de zo waterrijke oorden van Nimrim, anders zo aangenaamen fchoon, om de deeruiswaardiglte toeftand. 35. Ik zal zelfs zorgen, zegt Jehovah, dat vaifche Godsdienst hunne zielen geen kalmte noch vertrouwen bezorge; de Godsdienst-oeffeningen op de hoogten , allen eerdienst aan de lands - goden, zullen eindelijk eens uit zijn. 36. Ik zelfs, die deze uitzichten in het toekomftige hebbe, ik ben zeer getroffen over Moabs toeftand, als de doffe toonen van de luit fiaat zoms mijn hart ; en de trillende beweging mijner ingewanden is als die der Cijtherfnaren, vooral als ik bedenk, hoe zelfs 't geen men met gevaar zijns leevens dagt behouden te hebben, ook zelfs te gelijk in de handen van den verwoester gekomen is. 37. Hoe algemeen is die treurige toeftand; overal zijn gefchooren kruinen , afgeknipte baarden, en deerlijk de handen geteisterd door de vrijwillige kwetzuuren; eene engfluitende treurzak is 't eenige fieraad van allen die men ontmoet. 38. De droefheid kan in de huizen niet befloten blijven, zij moet zich lucht geven , hierom hoort men van de daken en van de markten die ijslijke gillen; en geen wonder, zegt Jehovah: want Moab is bij de volkeren tans gefchat als eenig vaatwerk , 't geen men om het vuilnis te bergen gefchikt heeft. 39. Hoe gansch hopeloos is alles? hoe vs. 36. Wil men hier't beeld anders, men leze met Mus.: mijn hare rtecchelt als de ftcr»'ende.  268 Het B O E K vs. 39- Hoe verflagen is men ? men huilt! hoe draait men Moab den nek toe uit fehaamte! Zo is Moab een fpot en een afgrijzen voor hare nahuuren. vs. 40. Want ziet , zegt Jebovab] als een arend komt hij aanvliegen; Hij breid zijne vleugelen over Moah uit. vs. 41. De (leden zijn gewonnen, de landflerkten zijn allen veroverd; En het hart van Moabs zoldaten van dien liid zal zijn als dat van een vrouwdie in barends nood gild. ys.41. Moab zal onder de volkeren uitgedeeld worden, Om dat het zich tegen Jebovab dorst verzetten, vs. 43. Schrik, kuil cnflrik komenovet u, burgers van Maab ! dit zegt Jeiotiai! vs. 44. Die den fchrik ontloopt, valt in den kuil; Die den kuil ontkomt, word in den ftrik gevangen; Want lk breng dit over Moab in zijn Jirafjaar, zegt Jebovahl vergeefs is 't gekerm? hij verbergt zich voor zichzelven over zijn toeftand, daar hij voorziet hoe veragtelijk hij bij zijne buuren worden zal. 40. Er is geen ontkomen, want de Babijlom'er is in zijn komst als 't nedervallen van den arend op zijn prooij; met uitgefpreide vleugelen valt hij op Moab, terwijl zijne klaauwen den buit vasthouden. 41. Niets is overig, geen ftad, geen kleine landvesting, noch toren, en de zoldaat is gefield als een vrouw die in de angften der baring is. 42. 't Moet ophouden een volk te zijn, om dat het Jehovahs onderdanen mishandelde, en uit godsdienftige inzichten benadeelde. 43. Als wel afgerichte jagers handelen de Babijloniers; eerst jagen zij hen in angst, dan vallen zij deerlijk, en dan nog opftaande is hun 't vlugten benomen; 44. Want al bekruipt iemand de vrees niet geheel, zo valt hij toch in een ongedagt ongeluk, en die zich nog tegen alle verwagting daaruit weet te redden, ontgaat de lagen niet, welke hem gefpannen worden ; want Ik Jehovah ! doe dit alles zo beflisfend vs. 41. Men kan ook lezen: Keriot is veroverd, Mazeda bezet, de laatfte was eene land- neutel van gewicht in He rode s tijd. vs. 43. In de omtrek der kuilen hing iets vast gebonden om de dieren te verfchrikken, en het wederkecren daar door voortekomen; — die kuilen waren met bladeren gedekt, en voor aan dezelve Houden ftrikken.  van JEREMIA. Ho o fdd. XLVIII. 265 vs. 45. In de fchaduw van Chesbon Honden de vlugtelingen mat gebroken kragten; Toen een vuur uit Chesbon, en een vlam uit Sichon opftak, Heeft dit Moabs baart, en den hoofdfchedel van de zoonen der verwoesting opgeteerd. vs. 4 1S van deze inhoud: Heeft Israël geen zoonen, en geen een erfgenaam ? Waarom bezit Malcam dan Gad, en woont zijn volk in die ftad? vs. e. De dagen naderen ai, zegt Jebovab'. dat lk In Rabba der Ammoniet! het krijgsgefchrei zal doen horen ; Het zal een puinhoop worden, en zijne dogters zullen door het vuur verflonden worden ; Israël zal erfgenaam wezen van hen die hem dachten te erven, fpreekt vs. 3. Huilt Chesbon om dat Ai verwoest is! Jebovab! Gilt Rabba's dogters, in zakken gekleed, fchreeuwt hetu't, loopt langs de heggen ! Want Malcam gaat ftatig naar de boeien, vergezeld van Priesters en Vorften. Onrustig volk! dat uwe nabuuren de Moabieten zo menigmaalen aangevallen hebt; die de Israëliërs, door een hard noodlot gedrukt, altoos hard behandeldet, en het gansch weerloos en reddeloos oordeeldet; denkt gij dan dat Israël uitfterven kan , en dat gij derhalven van hun geen wraake over uwe handelwijze *.e wagten hebt ? gij zijt vermeten genoeg de fchoone ftreek, in de landen door u veroverd, aan uwen krijgs-God te wijden, en de fteden daar in gelegen, aan de dienaren van dezen God te fchenken. 2. Het zal niet ongewroken gefchieden ; eerlang zal uw hoofdftad de ijslijkheden van het oorlog ondervinden; veroverd, zal zij eenige overblijfzels van haare oude fterkte ter gedagtenis behouden; en dit zelve lot zal al de andere fteden van uw land treffen; ja, dat meer is, Israël door u beroofd , zal dan het geen uw eigen regtmatig grondgebied was, weder in bezit hebben. 3. Gij hoofdftad der Moabieten ! nu in oogmerken met den Ammoniet overeenftemmende, gij zult ook vs. 1. Dit Rabba is naderhand onder den naam van Pbiladelphia vermaard geworden. vs. 2. Onder Johannes Hijrcanus zijn ze door de Joodfche troepen te gelijk met de Moabieten veroverd.  van JEREMIA. Hoofdd. XUX. t?i TS. 4- Waarom roemt gij op uwe waterrijke dalen? zii zijn afgeloopen ; Ontrouwe maagd! die, om uw vermogen bijzonder, ^zeggen: wie , zou mij aanvallenl VS. 5. Ik zal vreze over u brengen, zegt Adonaï, J,bevab Zebaotb'. van Hij zult verjlrooit, en gansch uit den anderen gedreven wordénT' En niemand zal de vlugtende bij een brengen. 6 woruen, vs. 6. Dan zal Ik de ballingfebap der zoonen van Ammon weder fiaien, zegt Jebovabt gelijktijdig met hun uw krijgs-Iot vinden; wen de grensvesting Ai veroverd is, denkt dan vrij dat her. uw beurt zal worden; ja , grooten van de hofflad, weest wanhopend ! te vergeefs is uw vlugten naar de gewijde oorden op het land; _ het is beflist dat uw God in trmmf, met zijne ganfche ftoet van grooten en geestelijken, naar het land des overwinnaars zal verhuizen. 4. Onhandelbaar volk! nu houd het roemen ©P over de vrugtbaarheid van uw land, over uwe lchoone weilanden; u op alle die voordeden ver¬ latende , ontzaagt gij nimmer uwe nabuuren. 5. Maar Ik bedreig u, Ik Jehovah, de hoogfte veldheer!, Ik zal de fchrik onder u brengen, en van alle kanten u aanvallen, en uitgemergeld wordende, zult gij uwen vaderlandfchen grond niet alleen moeten verlaten, maar nergens mededogen vinden, om dat gij gewoon waart barbaarsch met anderen te handelen. 6. Eenmaal nogtans zal Ammon weder herfteld en tot eene vrije ftaat worden. 7- Het lot der Edomieten , hen door den vs. 7. Edem machtigden Albeheerfcher bedreigt: vat'^zellnl dus: Is er dan geen wijsheid meer te Tbeman* hZel h°e' heeft een volk van zo veel krijgsbeleid, hebben overheden van het fchoone Thema», dan geen doorz,cht gehad om zich in tijds te wapenen ? % y. S Ai is bij Vknema geen ei.-en naam van een ftad; de redene» zy« mij echter niet voldoende.  z7i Het BOEK vs. 8; Burgers van Daltin! vlied! keert u, om de diepte te bewoonen ! Want Ik laat rampen over Efati komen in den tijd zijner bezoeking. vs. 9. Zo wijnlezers u bezogt hadden zouden zij niet eene nalezing agter- gelaten hebben l Waren het nachtdieven geweest zouden zij niet zo veel geroofd hebben als zij konden ? vs. io. Maar Ik overviel Efati, ik heb de verborgen plaatzen zijner onmee- telijke fchatten ontdekt; Zijn zaad is vernield, met zijn naastbejiaandin en "^""/^^ dan uwe doorzichtigften gansch uitgeput ? of werken alle de pogingen tot heil van bet vaderland vrugteloos, om dat ongedagte oorzaken die gansch kragteloos gemaakt hebben? 8. Is 'er geen ander middel voor u overig dan de vlucht? hoe eerder hoe liever dan, zo als in zwaare oorlogs-rampen de gewoonte Vrij algemeen is. Dedanieten! begeeft u uit uwe grensvesting naar de afgelegenfte oorden, naar de klippen en holen van uw land, die gij best kent ; het is nu de tijd Mijner Wraake, Ik heb eindelijk tot den ondergang des lands beflóten. 9. Daarbij zal het geen enkelen inval wezen; maar hoe handig , hoe naauwkeurig de wijnlczers ook mogen zijn in de ftammen naar te zien, en de trosfen in den wijnoogst optezamelen, men zal altoos hier of daar nog eene tros veronagtzaamt vinden; want hoe wel afgericht rovers alles onder begunftiging van den nacht weghalen , altoos zullen zij iets agter laten, dat hunnen aandagt ontglipt of niet vervoerbaar is. 10. Maar door Mijn invloed fs niet alleen den wijngaart van trosfen, maar zelfs van bladeren en ranken beroofd; fchatten die konftig verborgen waren heb Ik den rover doen vinden ; en hen tijd gegeven om deze kostbaarheden, in waarde naauwlijks te berekenen , te verzamelen ; aan een fpoedig hcrftel is niet te denken; de jeugdige manfchap is weg; andere volkeren, uit eenen ftamvader, nabuuren, waar mede bij door verdragen verbonden was., kunnen niets doen, daar Edom ophoud een volk te zijn. 11. Gansch hope-  van JEREMIA. Hoofdd. XLIX. 273 vs. 11. Dat vrij uwe weezerr overblijven. Ik zal voor hunne beveiliging Laten uwe weduwen zich vrij op Mij verlaten. zorgen - vs. i». Want dit verklaart Jebovab: Zij die niet gewoon'zijn den beker te drinken zullen ze gansch ledieen - Waart gij eemgzins onfdiuldig, nu niet geheel onfchuldig zijnde moet gij ze gansch ledigen, vs. i». Want Ik zweer bij mti zelven, betuigt Jebovab'. A»« moet tot een fchrik, verfmading, verwoesting, ja een vloek, ailC harc «eden altoosduurende woestenijen, worden, vs. 14. Ik heb de verklaring ran Jebovab gehoord , een gezant is naar de vol- u ,- . keren gegaan; netis: vergadert u, bef aalt de onderneming, en rukt vijandelijk aan. vs. 15. Ik heb u onder de volkeren veragtelijk gemaakt Onder alle menfchen tot een fcbrikbeeld. ' loos wil Ik u evenwel niet maken ; Ik neem de zorg van uw onbefchermd kroost, het geen nog overig mogte zijn, op Mij ook wil Ik de weerloze vrouwen , die zich naar Mij wenden , gaarne beveiligen, en dus de hope dat het Edomhiesch volk niet voor altoos uitgcroeit zal zijn, verieevendigen. 12. Verwonder 11 vrij over dat alles, ik verklaar u op goddelijk gezag, dat Hij een volk nimmer gewoon aan rampen, noch verwisfelingen van ftaat, te ondervinden, den beker van tegenheden gansch zal doen legen, en al verbeelde gij 11, dat gij zulks niet verdiend hebt, zal deze zelfsvleijing, deze doling, zo opzettelijk begaan , u niets verzagtends bezorgen. 13. Want Jehovah heeft zich zeker ten plegtigfte verbonden, om Bosra, niet minder als Sodom, tot een gedenkteken van veragting en vervloeking te (lellen, ja zelfs om het voor altoos in dien (land te laten. 14. En dit alles is zo verre niet af; neen , ik heb reeds vernomen dat 'er bevelen gefchikt zijn aan de volkeren, welke 'er de uitvoerders van zullen wezen , om zich tot dien oorlog gereed te maken, op marsch te gaan, en den aanval te doen. 15. Vertrouwt niet op uwe kunde, lk zal die bij die ftrijdbaare volkeren niets betekenend maken; ff. 13. Wel merkt Michaclis aan dat dit lot B.sra, en niet Ede» betreft wat het beftendige aangaat. VIII. Deel. s  274 Het BOEK ys: 16. U bedroog het trotsch van uwen boezem, Gij woonde in de klooven des rotzen, op ongenaakbaare heuvelen , Al maakte gij uw nest zo hoog als den arend zou lk toch uuft.ten, , . j zegt Jebovab l vs. 17. Edom zal tot eene beroering worden; Die het voorbij gaat zal zugten en tevens fpotten met zijn ramp. vs. 18. Het zal zijn als Sedoms en GomorrbaTs omkeering met die der naburen , zegt Jebovab \ Niemand zal daar wonen, geen menfchelijk wezen daar in verkeeren. vs. 10. Ziet gelijk een leeuw van het hooge einde van den Jordaan naar de ' waterrijke oorden komt , Zo zal Ik zorgen dat hij naar u komt aanfnellen; En dien Ik daar toe beftemd had zal Ik daarhenen zenden; Wie is Mij gelijk? wie zou Mij reden vragen? waar is een hoeder tegen Mij bejtand ? uwe verbintenisfen met anderen zal elk weldenkend mensch afkeuren; eene geclugte waarfchuwing zult gij in uw voorbeeld voor anderen wezen. 16. Uwen heldenmoed, in vermeeten trotsheid ontaard, is de oorzaak van alles, —1 gij oordeelde 11 zelven onverwinbaar door de gelukkige ligging van uw land; maar al waart gij onbereikbaarder dan het arends-nest, zal Ik u nogtans verderven, zweert Jehovah! 17. De held van Edom, die anderen deed zidderen, zal zelfs ten uiterften vreesagtig worden; zijn land zal door den reiziger met verwondering, maar levens met zeker genoegen, bezien worden, daar uwe fierheid u zo gevaarlijk maakte. 18. De ganfche ftreek zal een wijl als Sodoms en Gomorrhd's grondgebied wezen , onbewoond, onbezogt door reizigers zelfs. 19. Zo verwoed als een leeuw uit zijn hol in het ongunffige faizoen, geperst door den honger, te voörfchijn treed, waar van men bij den oorfprong der Jordaan zo menige proef heeft, even zo zal de Babi]Jonifche monarch on uwe Merkten aanvallen, met onvergelijkelijke fierheid; het is Mijn invloed, Ik ben hier over geene verantwoording fchuldig; niemand aan het hoofd vr. 16. Venf.ma en andere Uitleggers meenen dat hier de fpeling is op Petra, ik ben daar van niet ten vollen overreed. • vs. 18-21. De meeste Uitleggers denken hier aan een tweede verwoesting onder Cijrus.  van J È R E M I A. Ho o fdd. XLIX. 275' tti so. Hierom luister naar Jebovabs befluit, over Edom bepaald, Naar ziine overleggingen over de burgers van Tbensan gebouitn I Ve tederfte onder de kudde zal ze kaal eeten, En hun vei blijf boven hen verwoestten! vs. ei. De aarde beeftte op den Jlag van haren val, Een geluid welks weerklank tot aan de fehelfzee gehoord werd. vs. 22. Ja hij zal met een Hijgenden en (bellen vlucht als een arend komen* En zijne vlerken over Bosra uitfpreidên; ■ * Op dien tijd zal het hart van Edoms helden als dat eencr vrouwe in barensnood wezen; van de uirgelezenfte armee geplaatst kan 'er Mij toe noodzaken. 20. Op dat alles u te geloofbaarder zou wezen, moet ik u Jehovahs voorneemen over Edoms bezitting in het algemeen , en over de hoofden des volks te Theman wonende, in het bijzonder'mededeelen: een teder weerloos fchaap zal de fterkfte nacht-kooije kunnen neerrukken • het is gewis dat al wat hun ter beveiliging ftrekte geheel zal verwoest worden. 21. Met eenen val, eenen flag"\ zo gedugt dat de weerklank daar van in de nabuurige landen ontzetting zal baren , tot aan de zee van Arabïè zelfs , de fcheiding van Egypte aan die zijde. 22. Eerlang komt dat béflisfênde lot, even als een arends val op zijn prooi, zodra die onder zijn bereik is, krijgen zijne vlerken eene andere beweging, die allen weêrftand van zijn prooi vrugteloos maakt; ja, het is gewis, dat op dat oogenblik het hart van elk Edomhiesch held zal wezen als dat van een vrouw in barensweën gewoonlijk is. -3- Tegens de Damasceners, bewoöners vs- 23- Tevan het Ssjnën, naar die hofftad benoemd: ge" D""""7 Beroerd is Cbamatba en Arpada\ Op het horen van een/leg, gerugt flingeren zij been en weder, Al» de zee die van hare onituimigheid niet bedaren kan. Ten uiterfte in engte is men in de twee fteden, die aan beide zeiden van Damascus gelegen zijn; zij zien «. 53. Welk lot Damascus onder Nebucadnezars overwinningen ondergaan heeft, is uit de gefchiedenis niet optehcldcrsa, S 2  276 Het BOEK vs "4. Damascus\s fiauwmoedlg, fltlde net op vrufteh, beeving avervulhwx; Angften en pijnen als die van eene b'arende vrouw overvielen haur. vs. 25. De ftad Mijner roem de vesting van Mijn vermaak is verlaten! vs. 26. Hare jongelingen liggen geveld op de ftraten, En hare zoldaten zijn ter woonden, in Nebucadnezars veldtogfigenf' Ver'te» verflagen en verllrooit: Wel aan, ruk aan tegen Xedar, ftoort de zoonen van het Oosten! VS 20 Men entneeme hunne tenten en hunne kudden. Men voeie huao*gaetdifeeem, meubelen en kameelen weg, fTeerkaauend is de galm: rondom is fchrik! Op Mijn wenk moet gij overwinnend aanrukken tegen de Kedarenen, de vrije zwervende Araliers, 29. Dat men vrij hutten, kudden, en de fchoone dreeven van het huisvee wegvocre; dat men hun van dekklceden,  van JEREMIA. Hoofdd. XL!X. 277 vs. 30. Vliet! begeef u fpoedig weg, kies de grotten ter woning, burtrers van Cbazor'. ze;t Jebovab! Want Niïbucadnezak. , Sabels Koning, neemt raait tegen u, en beraamt eenen aanllag tegen u. vs. st. Trekt lustig tegeneen volk dat gerust en zeker woont, zegt Jebosab! Schoon zij noeh deuren , noch hoornen hebben , en afgezonderd leeven. vs. 32. Hunne kameelen zullen geroofd, en de kudden hunner fchapen weg. In zal ze itt benden verftrooien , gedreven worden f En Ik zal van alle kanten hunne verwoesting aanvoeren , zegt 'Jebovab! vs. 33. Chazor zal een draken-W en altoos woest ziin , Niemand zal 'er wonen, geen metifchen kind zal het bezoeken! meubelen , kameelen zelfs , beroove; dat men overal de zwervende bende overvalle , en het moordgefchrei hen omlïngele. 30. Ja, 'er blijft nu alleen 'maar aan het ontgaan der rampen voor u te denken; u is niets overig dan u in onbekende grotten te verlleken , dit raad u Jehovah! want Nebucadnezars voornemen zal even zo rasch uitgevoerd als genomen zijn. 31. Valt nu met dubbele galop op de hmaëlieten, een vrij volk dat nog nimmer van kommer in hunne ieevenswijze wist, fchoon zij noch ilerke Heden, noch laudkasteeien bezaten. 32. Voor hun is geen uitkomst door vlugten s, daar de kameelen, hun ontnomen zijn , daar hun klehme vervoerd is; en zij die gewoon waren in troepen omtezwerven zullen nu overal verftrooit omdolen; van alle kanten zal men hun ondergang bevorderen, dreigt Jehovah! 33. De hoofd-legerplaats der IsmaëUers -:al een akelig verblijf van Hangen wezen ; niemand zal belust zijn zich daar neder te liaan , of om 'er een wijl te vertoeven. 31. Tegen Elam , een provincie van As- vs. 34. Het fijnen, Lafor tut hofïtad hebbende, in ver-w' £ bintenis getreden met Zedekia, Koning 1>roll'et !KRF-~ o\ t • gegeven , van Juaa , in des Pföfeeten tijd tegen tcfïen . de liabijlonicrs van dien tijd. . van ZgdeKI \ , Koning vmjtida, dus luidende; S 3 .  s73 Het B O E K ys. 35. Dit zegt jebovab Zebaotb: Ik zal Elams boog, het vooniaamfte vxt\ hun macht, breken: VS. Sö- Ik zal de vier winden van de vier hoeken des hemels ovtt Elam doen Die zullen ze in de vier deelen verftrooijen; waaijenl En geen volk zal 'er zijn waar geen ballingen van Elam zullen komen. vs. Ik zal Elam in het gezicht van hunne vijanden verzaagt maken, Op het aanzien van hun die hun leeven belagen ; lk zal een ramp over hen brengen, het Maken van Mijn toorn , zegt Jebovabt Het zwaard zal Ik hen doen volgen, tot dat ze vernield zullen zijn. VS. 38. Miin zetel zal Ik in Elam dellen; En Ik zal hunnen Koning en groten doen omkomen, zegt Jebovab! ys. 30. Maar in de laatfte tijden zal Ik Elams boeien weder naken, zegt Jebovab! 35. De opperfie veldheer Jehovah betuigt , dat Hij eenmaal de krijgskunde der Elamieten, zo gezogt om hunne behandeling van den boog, onbruikbaar maken zal. 36. Van alle kanten zal de oorlogs-ramp 'in hun land der verregaande overmacht verbreken , hier door zal de rappe Elamiet zich alleen met vlugien kunnen redden; zo verftrooit zullen ze zijn, dat men geen land zal aarrtreftèn waar niet een Elamiet een l'chuilplaats gezogt heeft. 37. Dan zal die fchoone troep van Perfifche zoldaten voor den vijand zidderen, en geen moed hebben fn aanval hun leeven duur te verkopen ; zij zullen ervaren dat lk hen bezoeke , dat Ik over hunne verleidende verbintenis vergramd ben; en niet eer zal het oorlog van hunne grenzen wijken voor dat hun ondergang beflist is. 38. Zo zal lk dan hunne handelwijze richterlijk ftraffen ; noch Koning, noch verdere groten , zullen daar van verfchoond zijn , dreigt Jehovah ! 39, Doch een wijl daar na zal lk hun toeftand, veranderen , en hen een vrij en beroemd volk maken. vs. 39. Dit is waarfchijnlijk onder den grooten Cijrus bcwaaihcid, 1 Maceab. VI. I. Volgens MiCHAêll* ubir die Maccabeen.  van JEREMIA. Hoofdd. L. 279 VLtte HOOFDD. er.scheiden voorfpellingen, doch vs. i. Het riet Chaldeefche rijk bepaald betreffende in j»ol"/d°iYitgcverfcheiden tijden, bijzonder voor de hofftad ^k/en m°]"t Babel, hen door Jeremia bekend gemaakt. •»•"• der cha>- de'én, door den dienst van Jeremia , deu Profeet: VS. 2. Doet de volkeren weten , kondigt aan! Rige een teken op' doet hun dit weten zonder het te verbergen: Babel is ingenomen 1 Bel verflagen ! Meredacb gansch in wanorder'. Hare afgdden zijn verflagen \ hxitfcbandtlijke beelden zijn gansch in wan- vs. 3. Want een volk trok uit het noorden tegen haar op; order ! Dar verwoestte haar land, zo dat 'er geen inwooner meer in Is, Van de menfchen af tot de dieren toe is alles weg, en gansch vernield. vs, 4. In zuike omflandigbeden ter dier tijd, belooft Jebovab, Zullen IsRAëLs zoonen te gelijk met die van Juda komen, Al wandelende en weenende om Jebovab, hunnen Elohim, te zoeken. 2. Hoe vreemd het mag luiden , men mag het vrij verhalen, men kan het gerust onder de volkeren plegtig bekend maken; men mag vrij allerlei tekens gebruiken om het overal te veripreiden, het geen eenmaal de algemeene tijding zal wezen: het trotfche Babel is niet meer! gewigtige tijding ! de oorlogs-God Bel heeft zijn affcheid! die Koninginne is van haar pracht beroofd, hare afgoden in den fchandelijkften ftaat van vervoering, hunne praalbedden in de uiterfte vernedering! 3. Het volk het geen dit uitvoerde, lag noordwaards van hun; Mediers en Perpanen verwoestten zulk een uitgeftrekt rijk , ontvolkten het; zo akelig is het tans dat mensch en beest zelve 'er uit gevlugt zijn. 4. fn die beroerende omftandigheden, hoe vreemd dit mag luiden, Jehovah zegt het, en zulks vs. 1, Deze voorfpelling omtrent Babel is de uitvoerigfte van Jeremia's hand, zij maakt een geheel omtrent het lot van Cha/dea, maar is in zeer onderfcheiden tijden vervuld, onder Zedekia's bewind uigegeven, toen dat riik zeer bloeide. vs. 1. Ik ben nog in het onzekere of Merodacb den naam van eene Godinne dan de eernajm eene Koninginne is. S 4  ê8o Het boek, Vs. 5- Zij zullen naar Z>\>» vragen, den weg daarheen is die »an hun verlangen, Zij gaan oin zich onzen Jehovah voor altoos met eene verbintenis te wijden, dit nooit zal vergeten worden. VS. 6. Mijn volk was als verdoolde fchapen door hunne herders verleid, Zij hadden ze naar de bergen gedrevene Zij liepen van berg naar heuvel en vergaten hunne kooijen. VS. 7. Die hen ontmoetten verfcleurden hen , Hunne viianden zeiden: wii yullen van geene ongodisterij befchuldigd Zij misdeeden tegen Jehovah in eene fchoone weide, (worden; 't üefchenk van Jehovah, het verlangen hunner voorouderen. 5s genoeg, zal men het kroost van vader Jakob, vereenigd tot een oogmerk, fchoon wel eer jammerlijk gefcheurd, werkzaam vinden om Jehovahs vriendichap en gunst te zoeken, met voornemen om naar hun vaderland terug te keeren. 5. Binnen kort zal 'er de gelegenheid om zich in hun vaderland neertezetten , en daar hunnen openbaren godsdienst uitteoeiTeuen , geboren worden; in het midden van de verwarring en de oorlogs rampen, zullen zij den anderen aanmoedigen tot die reize , en zich met meer godsdienftige getrouwheid verbinden , waar in de afgoderij voor altoos uitgttloten zal worden. 6. Ik had mededogen met hun toeftand , zij waren in Mijne oogen onnozele fchapen, door arglistige herders aan het dooien gebragt, van den eeren vaifche dienst tot den anderen vervoerd, altijd op die wijze misleid, zo dat zij van de waare plaats van hunne veiligheid en vvelvaaren geheel afgedoold waren. 7. Zo verdoold waren zij een prooi van elk in wiens handen zij vielen, r.iemand dagt 9ër meer aan , het was een volk aan G^de gewijd; men kan hen vrij met ongewijde handen aantasten, want zij hadden gerebelleerd tegen hunnen God; en dat in een land zo fchoon, hen met zo veel billijkheid toegedeeld; een land van Jehovah! waar naar hunne ouderen zo reikhalzend verlangd hadden om het gerust ais een eigendom te mogen bezitten, b'. Jooden, die in het land der over- •os. 7. Gaarne geeve ik Mus. toe, dat Jehovah eene gerechte weide te aocmen , vrij onnatuurlijk klinkt.  van JEREMIA. Hooi'dd. L. 2S1 TS. 3. Maakt u weg uit Babel, verlaat het land der Cbaldeïx, En gedraag u als de bokken vetr aan de kudde 1 vs. p. Want Ikbrena eene menigte van volkeren uit de Noordfcbe landen bijeen, En tegen Babel aanvoerende zullen zij wel toegerust daar henen trekken ; Kunne pijlen ziin als die van een rustig zoldaat, geenen word te vergeefs gefchouu. vs. io. Cbaldea zal uitgeroofd zijn, En hare berovers zullen valkenten voldaan zijn, zegt Jebovab 1 vs. ii. Om dat gij verblijd en gansch dartel waart, plunderaars van Mijn ertotel I. En vet wierd als de weidende veerze, en brieschte als de bengften. vs. 12. Hicromisuwmoeder«r/ü£*B, die u baarde is gansch ter neer gejlagen; Ziet de uitkomst der volkeren! 't is eene woestenij, dor en eenzaam. winnaren tot heden toe woont, begeef u op de reize naar Kanadn, doe zulks niet deelswijze , maar met Karavanen, met uwe overheden aan het hoofd. o. Doe het eer dat eene talrijke afmée van de ftrijdbaarfte volkeren op marsch trekke, om de hofftad met het ganfche rijk te veroveren; 't zijn geen ftropende benden, maar een gansch leger van beiden, bijzonder vermaard door het handelen van den boog, wier handigheid daar in geen wederga heeft. io. Ckaldea, het geen bijna alle rijken uitgeplunderd heeft, moet den buit van den zoldaat worden; op hun gemak zullen zij hun wraak- en plunder-lust voldoen, ti. Billijk fmaakte gij dit, daar gij Mijn erfland met zo veel vreugde en dartelheid vernieldet, en u zelven met dien voorraad, als den os tot vet worden gefchikt, verzadigdet, en als hengflen in uw wellust alles vehraptet. 12. Hierom is uwe anders zo aanzienlijke moeder Babijlon, welke zo menige magtige volkplanting aan de Waereld gaf, nu in de uiterlte verlegenheid over haar toefland, zo ongedagt op haar einde, voor al haar moeite tra gansch eenzaam, en onvrugtbaar zonder huisgenoten. 13. Het was onmoge* vs. 8. Dit is mogelijk bet meest bewaarheid, toen onder Habius de Bieder de grootfte optocht naar het vadeiland voorviel, en dus vervulii. S 5  282 Het BOEK vs. 13. Om Jebovabs gramfchap zal ze onbewoond ziin, geheel woest blijven; Wie Babel voorbij reist zal verbaast zijn cn fpotten met haar lot. VS. 14. Slaat den kring om Babel, gij die den boog behandeld! Schiet toe. ('paart geen pijlen! Want zij heeft Jebovab beledigt! vs. IJ. Sluit haar in met krijgsgefebrei, zij geeft haar hand al, Hare grond/lagen zakken, hare muuren vallen; Zo wreekt zich Jebovab, wreekt u dan over het geen zij u deed ! vs. 16. Verniel van Babel den zaaiier, enden ükkel-voerder voor den oogst; Laatenze wegens het woedend zwaard zich wegmaken, Elk naar zijn volk, en vlieden, elk naar zijn vaderland. vs. 17. Israël was een verdoold lam , door leeuwen gelaagd; De eerde die zich aan hem vergaste was de Asfijrifcbe Koning, En delaatlle NeiïudadNEZab., Sabels Koning, at zelts zijn Deenderen op. lijk zoo de Godheid niet over haar gedrag vertoornd was geweest, dat zij zo blijveu kan voor altuos; want het moet zo gansch verwoest wezen, dat de reiziger verbaast ftaat , en aan haar trots met veragting denkt. 14. Rukt dan aan gewapende benden! omfingelt de hoofdftad, fluit ze in, — geef het teken tot een algemeen ftormlopen; merkt wel op den zoldaat die de wal bezet; het is de ftad die tegen de Godheid zich verzet heeft. 15. Onverwagis als Jericho, zal ze onder het krijgsgefchrei zich overgeven; de fundamenten haar begevende , en haar wallen van geen dienst meer zijnde ; het is de tijd van Jehovahs vergelding , die haar doet ondervinden het geen zij Jerufalem liet ervaren. 16. Nu is alle hope afgefneden, wat baat het nu door ligging en fchikking niet te kunnen uitgehongerd worden ; 'er valt niet te zaaijen , 'er is geen tijd tot maaijen, elk berge zich maar die kan voor het moordend zwaard; elk der zoldaten tot verdediging aangerukt, zoeke partij om met zijn landgenoten in benden naar hun vaderland de wijk te nemen. 17. Billijk is uw toefland zo onherftelbaar, wat deed gij Israël niet fmaken , die als een weerloos lam door wreede leeuwen vs. 1?. Elders hebben wii opgegeven hoe Cijrus de ftad op het enverwagst door een krijg.list veroverde.  van JEREMIA. Hoofdd. L. aS3 WS. 18. Hierom zegt jebovab Zebaotb, de Elohim van Israël: lk ral Mij over den Koning van Babel en zijn land ivreeken, Zo als lk wraake nam over den Koning van Aslijrië. vs. 19. Ik zal Israël naar zijn vaderland terug voeren, Hij zal welden op Carmel en op Ba fan, F.n hij zal zijn lust op den fchakel van Efbrdims en Gileads bergen voldoen. vs. 20. In dien oort moge men ter dier tijd Israëls wangedrag opzoeken. Maar het zal niet gevonden worden; zegt Jebovabl De misdaad van Juda, maar 'er zal geen teken van zijn; Ik zal ze vergeven hen die lk zal doen overblijven. vs. 21. Tegen het land van dubbele rebellie trek daar tegen op, T.-gen de bewoneren van de ftraf-valei; Verniel, verwoest alles onberfttlbaar, dit beveelt Jebovab'. Volbreng alles het geen Ik u beval. aangevallen wierd! een groot gedeelte van die fchone kudde verfeheurde de Asfijrifche monarch; nog flimmer handelde de Babijlonier, niet als eene edelmoedige leeuw, maar als de wolf behandelde hij Israël. 18. Hoe regtmatig bedreigt hen daarom de magtige Jehovah , Israëls weldoener : Ik zal den Koning van Balei en zijn rijk de treffen fte oordeelen doen ondervinden; niet minder aanmerkelijk dan die door Mijn befhuir de Asfijrier te onderbragte. 19. In zulk een i benaauwde tijd zz\ lk als een wel bezorgd herder Mijn Israël als eene kudde fchapen, door alle gevaren, naar Kanaans vee-ftallen geleiden, en hen op de beste hooge en laage landen malsch voedzel bezorgen. 20. Dan zal men de afgoderij, de oorzaak van de ftraf, in de Israëliërs niet meer vinden , belooft Jehovah'. zij zal daar zo min gevonden worden als bij die van Juda, fchoon anders meer bedekt in deze handelwijze verkeerd hebbende; die dan nog leeven onder hen, zullen ontheffing van derzelve gevolgen hebben. 21. Maar men rigte zijn aandacht bijzonder rp eene ftreek van het Bahijloniesch gebied , uitflekend vs. 11. Hier gevoelt men duidelijk dat niet op de verovering van Cijrus, miar op eene die door Darius Histaspes, zoon van Xerxes, uitgevoerd is.  aS4 Het BOEK vs. 22. Een kriigsgefchci is in het land , eene iislijke flagting! vs. 23. Hoe? is de hamer, door landen zo vernielend, gebroken? Is Babel onder de volkeren tot een fchrik geworden i vs. 24. Ik fpande u de ftrik, o Babel'. gii wierd ongedagt gevangen; Gil werd gevonden en gegrtpen oji dat gij tegen Jebovab woedde, vs. 25. Jebovab opende zijn voorraadkamer, de inilruoienten ziiner eram- fehap kvjamon te venrfeblije , Het is het werk van Adona'i, Jebovab Zebaotb , inder Cbqïde'én land. vs. 26. Valt op heure omtttiningen aan, opent hare derschvloeren, Vertreed de koorn hopen, en brengtzetot eene volkome verbreking. door de eene kort op de andere gevolgde rebellie; en welkers inwooners uitmunten door de uitoefening van de wreedfte ftraffeu over hunne overwonnenen ; dat men hierom vrij aanrukke , met het voornemen om alles deerlijk te verwoesten ! nogtans zo, dat men niet naar krijgs. gewoonte wel eens buiten het beraamd ontwerp trede; het zal zo wezen, ik hoor reeds in de landen van den Perfifchen monarch de krijgstrompet tot het bij een roepen der troepen blazen; het krijgsgefchrci is naderende, in den aanval gedugt , en de uitwerking alles beflisfend. 23. Dat trotfche Babel! dat gedugte plunder-inftrument! waarvan bijna de gehcele waereld de proeven gefmaakt hebben , is niet alleen onbruikbaar , maar het is gansch vernield; dat Babel is nu een gedenkteken van de ijslijkfte verwoesting! 24. Vraagt gij hoe dit mogelijk is? lk heb de vond beraamd, waar door het zo volkrijke en fterke Babel in haar volle kragt veroverd is even als wen een dier in den ftrik gevangen word; en dit zo vernederende moest u treffen, om dat gij Jehovah in zijne onderdanen beledigd hebt. 25. Jehovah opende den voorraad van Zijne gedugte ftraffen; eerlang waren de infirumenten tot uwe tugtiging in gereedheid; nu ziet men uit alles duidelijk dat de Albeheerfcher en gebiedvoerder van alle legermagten, Jehovah, over dit tooneel het beduur hebbe. 26. Die dorschvlocr der volkeren vs. -(s 17. Darius haalde de ftads muuren om, en liet 'er drie .duizend wegens rebellie ophangui.  van JEREMIA. Hoofdd. L. 285 vs. 2". Verniel door het zwaard hunne varren, ruktze op den grond terflagWee hen ! Iiun dag is 'er, de tijd hunner bezoeking! ting; VS. 28. 'Er is een ftem der ontvhdenen en gewekenen uit Balels land; Op Zien word de wraake van Jebovab, onzen Ehbim , over zijn Tempel verkondigd. vs. 29. Roept de Jibutters tegen Babel op, de boogfpanners fluiten ze in een kring, Dat niemand het ontvlugte, vergeld heur bedrijf, doet zo als zij deed ; Want zij was vermeten tegen Jebovab , den Eerwaardigenvm Israëli taste men nu vrijmoedig aan; men rukke de hegge die liaar ommuurt, en waar op zij zich vertrouwt, gansch om; men bane zich zo de weg tot den dorschvloer zelve; men verniele daar vrij alles wat men daar van granen vind ; geen fchaduw van haar vorige wellland zij 'er te zien. 27. Al wat leeven ontvangen heeft op dien vlakken grond, verniele men; de wel gevoederde en fterke dorsch-osfen, laat de een na den ander voor het moordzwaard vallen; hoe duidelijk zal men dan zien dat haar oordeel hare volle rijpte had. 28. Maar onder dat alles hoort men een geluid, ziet men eene beweging, welke mijne opmerkzaamheid trekt; het is de ftem van een aantal lieden, die in eene Karavane op reize de bezoeking des lands waar in zij woonden, ontweken zijn , en geen ooggetuigen wilden zijn van de wraake, die Jehovah over de vernielers van Zijn heiligdom op dit volk neemt. 29. Belegeraaren van Babel l nu kunt gij met verdubbelde kragten op de ftad aanvallen; en gij Perfifche boogfchutters, fluit den kring tot een algemeen ftormlopen; draagt zorg dat niemand in de eerfle verwarring het ontkome; zij heeft zo menige ftad zoortgelijk lot doen fmaken; dat ze boete voor dat alles, bijzonder om dat zij Jehovah opzettelijk in Zijn eerdienst beledigd heeft. 30. 'Er is geen verzagting te hopen; de vlugfte vs, 28. Op dien tijd ging weder een aanzienlijk geta! Jooden naar hun vaderland.  *S6 Het BOEK vs. 30. Hierom vallen hunne jongelingen op hare ftraten, En alle hare zoldaten werden ter dier tijd vermoord, zegt Jebovab'. VS. 31. Ja, dit is uw lot, gij vermelene'. dreigt Adona'i, J.hojah Zebaotb'. Uw dag is 'er, de tijd van uwe ftraf! vs. 32. Dan zal die trotfciie jlruikelen ,en vallen zonder dat iemand hem opheffe 1 Ja, lk zal het vuur in zijn verblijf aanfleken dat alles in de rondte vernielen zal. vs. 33. Ja, zegt Jebovab Zebaotb ! de Israëliërs en Judeërs ziin be'd^ ge- dr.iu geweest; En die zij gevangen hadden-hiclden ze op zonder hen te willen ontdaan. vs. 34. Hun redder is dapper, Jebovab Zebaotb, is Ziin naam ! Hij zal sewis hunne zaak beflisfend bepleiten, Hij zal 't land doen fchudden , en de inwoners van Babel doen beevea. jonge manfchap zal op de ftraten overvallen ter neergeftort zijn; de beste krijgslieden zijn al vlugtende. gebleven ; men vraage niet hoe dit mogelijk zij, ukh denke maar het is op Jehovahs bevel. 31. Zo wil lk u behandelen , hoogmoedig Babel! zo dreigt u de machtigde Legervoogd; 'er is geen verbidden aan, uw gerichts-plaats is in order. 32. Dan zal men den trotsaard, die met uitgerekten hals ftond, zien druikelen ,■ en deerlijk vallen; geen mededogende die hem dan helpt in het opftaan, elk zal van hem afkeerig wezen; — geen ontzet is 'er te hopen, Ik zal alles in de vlamme zetten, niet alleen aan de plaats zelve, maar in den omtrek. 33. Onder dit alles zegt Jehovah, de magtigc J tot. vertroosting van Zijne Isra'èlkrs uit beide de rijken zonder onderfcheid: daar ze in lot niet onderfcheiden waren, beide ballingen van magtige rijken, waar door alle hoop van vrij worden voor altoos afgefneden fcheen. 34. Dit zij hun ter bemoediging! bun Vorst en Verlosfer is vol helden-moed, Hij draagt niet te vergeefs den naam van Jehovah Zebaoth\ Hij zal hun zaak als de Gcè'l van Zijn volk eenmaal afdoen; op dat tijdltip zal Ik alles in de landen van dat gebied, en onder de burgerij van Babel in de mierde beroering brengen. 3.5. Het oorlogs-zwaard  van JEREMIA. Hoofdd. L. 287 vs. 35. Het zwaard is over de Cbaldeën, zegt Jehovah ! Over de burgerij van Babel over hunne Vorften en wijzen, vs. 36. Het zwaard over hunne waarzeggers totkrankzinning - wordens toe; Het zwaard over hunne helden tot de uiterfie moedeloosheid. vs. 37. Het zwaard over zijne paarden en wagenen, En over de menigte van vreemde zeldascn, die zich nu als vrouwen gedragen $ Het zwaard over|hunne fchatten, op datze geplunderd worden, vs. 38. Droogte zal over de vijvers zijn, zo datze uitdampen; Want het is een land van beelden, waar men raastbWfcbrik-beclden. vs. 39. Hierom zullen 'er de jakhalzen der woestijnen metrfi» der zeekusten De jeugdige ftruizen zullen 'er een wijkplaats hebben ; (wonen; Nooit moet iemand daar wonen, van 't eene gedagt tot andere moet zij zo blijven. zal dan onder de Chaldeén ijslijk woeden; de burgerij van een Had, die zich bijna onverwinnelijk rekent, niet verfchoont worden ; noch vorftelijke Hoofden, noch Geleerden zullen dien ramp ontwijken. 36. Ja, zelfs zal de leugen - Profeet voor de ftad , nu in plaats van verrukt, dol wezen ; aan de dappere tegenftand valt niet te denken; 't is zo overrompelend dat alles even neerflagtig is. 37. Ruiters, paarden, ftrijdwagens en hulptroepen, zo talrijk tot bijftand der ftad aangerukt, zullen vernield wezen, of in den ftaat van weerloosheid gebragt worden ; alle wederftand zullen zij zelfs te vergeefs oordeelen; in de verovering, ftormenderhand , zal 't plunderen aanhoudend wezen. 38. De fraaije en aangenaame komme, uit den Euphraat voorzien, zal afgeleid wordende een moeras wezen , meer tot nadeel dan tot verfrisfehing, en eene land flreek in het afgodisch land, waar men op fchrik - beelden verzot was, veroorzaken. 39. In hunne plaats zal men nu de jakhalzen en andere gefchuwde dieren zien; de ftruis in de zamenleeving zo fchuw, zal in kalmte daar verblijf hebben; nooit moeten daar weer huizen ftaan, zelfs in den afloop der eeuwen vs. z&. Nanninga veriaald dit meer naar den fmaak ven het Oosterfche; doch mij dunkt dat de gewoone overzetting hier de voorkeur verdiend om't verband en door de duidelijkheid.  288 Het BOEK vs do Zo als Elobim Sodom en Gomorrba met haar nabuurfchap verwoestte. Zo zal ook hier niemand kunnen wonen, noch geen mensch daar wandelen, vs dl Ziet een volk komt uit het noorden op, een aanzienlijk volk! En mastige Scopseno.rders komen, van de grenzen der landenjpge- vs .1 Zij hebben boogen, en fpiesfen,' zii zijn wreed en onmededogend; 4 Hun oorlogs-kreet is als het bruisfehen der zee en 't gedmis^der Als één man is 't in een volkomen gefloten leger tegen u, Sabels dochter! in aantogt. „, « To-n Sabels Monarch 'er de tijding van hoorde wierden ziine arAngst overviel hem, fmarte als eene vrouw m nood. (men flap; « ai Ziet als een leeuw doe Ik hen van 't hooger einde van den Jordaait vs. 44. ziet, ais ecu reeuw ^ ^ waterrijke oorden komen ! In een oogenblik zal Ik hen doen aanfr.ellen; En die Ik daartoe beftemd heb zal Ik daar henen zenden; Wie is Mij gelijk? wie zou Mij reden vraagen? wtaar^j^^£" niet. 40. In hare toeftand zal 'er verbazende gelijkheid zijn met de valei van de doode zee en hare fteden en vlekken, waar alles onbewoond is, waar men geen trek heeft om in den omtrek zelfs te wandelen. 41. Die aangekondigde ramp koomt al nader en nader; uit de Noordfehe landen fteigert het gedruis, een ïtrijdbaar volk dat hulptroepen van de magtigfte rijken onder zijne legerbenden telt, is daartoe opgeroepen. 42. Allen even wel gewapend, — het voetvolk met boogen, de ruiterij met lansfen, — regt bioeddorftig in het uitzicht, niet ligt weekhartig; hnn oorlogs-kreet als 't geruis van de verbolgen zee, — in den aantogt zo geregeld, zo gefloten, op u aanzienlijk Babel indringende. 43. Toen den Gebiedvoerder in de ftad de tijding Van zulk een aantogt ontfing , was al zijn hoop op verdediging' in het beleg geblust , 't fcheen als of hij zich in den toeftand van eene barende vrouw bevond. 44. Verwoed, als een leeuw uit ziin hol in het ongunftige faifuen aan den oorfprong der Jordaan wonende , te voörfchijn treed naar de vlakte, zal hij in de vlakte van den Euphraat vallen, fel 44 — 46. Wer is eene zo groote gelijkheid met de woorden van 't XLIXÜe Hoofdd. vs. 19, enz. dat alleen de eie.cn namen veranderd zijn, dit  van JEREMIA. Hoofdd. L. e«p vs. 45. Hierom, hóórt naar Jehovahs befluit'over Babel genomen En Zijne overleggihgen over 't land der Cbaldeën beraamd; De sieringfte onder de kudde zullen ze kunnen kaal eeten, En hun verblijf boven hen verwoesten. VS. 46. Oc aarde beeft op den flag van Babels verovering; En de weerklank word omler de volkeren gehoord. onvergelijkelijk fier; 't is door Mijn invloed , Ik ben daar voor geen. verantwoording fchuldig; niemand kan Mij daartoe noodzaken en niemand zich daartegen verzetten. 45. Om 't u geloofbaar te maken , moet ik jehovahs voorn-emen over Babel, en over de hoofden van 't Chaldeefche volk beraamd, opgeven ; — hun toeftand zal zo wezen, dat een weerloos fchaap alles naar genoegen zal afgrazen, en al knagende zal omrukken; op hun hoofd zal dan neerftorten , het geen anders nog tot verblijf ftrekte. 46. Als Babel zo valt, zal de flag daarvan alles doen trillen, zij zal overal klinken; de akeligfte verwoesting zal overal bekend worden. Llfte hoofddeel, vs. 1. Zo fpreekt Jebovab :: Ik zal een ijslijken orkaan aanvoeren, legen Babel, en tegen de inwooners zo gerust van harte, maar Mijne vijanden. vs. ï. Voor Babel zal lk vreemden bezorgen om ze te wannen en haar land In den dag van hun onheil zullen zij hen rondom omring*nT™"" *" 1. Jehovah breid ter uwer bemoediging de rampen, welke de hoofdftad Babel zullen treffen, dus verder uit; als eene gedugte orkaan zal de verderflijke oorlog voor hun fchielijk komen aangonzen, die zal de geruste ftads - bewoners op eenmal in fchrik zetten, met alle de hulptroepen die met haar tegen Mijn wil zamenlpanden. 2. Babel zal Mij een dorschvloer wezen tot welke men de handige arbeiders fchikken zal, die de kunst dit niet alleen om de gelijkheid van lot, mnar om hun gedrag, want die van 'c XLIXft-e Hoofdd. waren opgeftook t door de Babijlonier,, cn hadden dus dezelve denkwijze. Vlli. Deel. T  a9o Het BOEK vs < De fclmtter fpanne den boog tegen den fchuttcr, en tegen dien die V4, »• op zi,n pantfser flous is; Hij verfchoone geen jongelingen, en doode de gi$cfië^riy,p««£*. vs. 4. Laten de verüagene door gansch Cbaldea, en de *»OT»rt^opröe vs. 5- Doch Israil en Juda zal niet tlnierlets ziin door ^jÖM^iM»,^ Maar hun land was vol van fchuld tegens den vertereusmaardigm^n vs ö Vliedet uit 't midden van B-bel, elk redde zijn leeven , " Om niet om te komen door deelgenootlclnpaan hunne wmteirijaml Het is de tijd van Jebovabs wrake om hen naar verenenden te belonen: VS 7 Babel was een goude beker op Jebovabs hand, de ganfche waereld * dronken makende; Natiën dronken van haar wijn en wierden daar door dol. van wannen verftaan , en het land als een omgekeerde fles zullen ledig maken; in die bezoekings-tijd zal het wegens dat zoort van lieden gansch ingefloten wezen. 3. Tegenftand zal niet baten; elk fchutter zal zijn man vinden die tegen hem aanlegt, en voor die doordringende pijlen zal 't pantfier niet beftand zijn; geen vlugge jongelingen zullen dit ontvlieden; voor de ganfche bezetting zal geen lijfgenade wezen. 4. Chaldea zij enkel een flagveld van lijken; Sabels ftraten en markten met de ter doodgewonden opgevuld. 5. Want de beide Joodfche rijken mogen tans van inwoners ontledigd zijn, dit zal zo niet blijven onder het beduur van God, van Jehovah! maar hun land was ook door afgoderij en opftand tegen Hem die alleen eerbiedwaardig is, gansch bezoeteld. 6. Judeërs! 't is meer dan tijd dat gij de ftad uwer ballingfchap verlaat; daar is niet dan met het uiterfte leevens - gevaar te verblijven, en zo zoudt gij dan een deelgenoot hunner regtmatige flraffen kunnen worden, want 't is de aangekondigde tijd om rigterlijk naar hunne gedragingen hen te vonnisfen. 7. Dat rijk was onder het beduur der Voorzienigheid eene gouden beker, maar met de meest vs. 5. MicHAëLis geeft zich hier veele vrijheden, dit vertalende: bun land was vol van kerkroof der gewijde zaken in Israël; de zin zoa anders fchoon en rijk zijn.  van JEREMIA. Hoofdd. LI. agi VS. 8. Schielijk viel Balei en wierd verbroken j Bedrijft rouw over haar, bedient u van middelen tot haar herficlling, misfchicn zullen ze helpen, VS. O. Wijhebben wat tot hetherftel van Balei gedaan maar zij is niet lerjleld; Verlaat het, rn elk uwer verhuize naar zijn land; Want haar ftraf reikt tot aan den hemel, ja tot aan de loven/te wolVS. 10. Jebovib bragt onze billijke eifchen in 't ligt; &etu . Welaan dan, dat wij te Zien het werk van Jehovah onzen Klehim vs. 11, Scherpt de pijlen, brengt de fchilden in ortfer; ,C"»m«M Jebovab heeft den need der Mediefcbe Koningen opgewekt; Zijn otzetiehikt. toebereidzelen zi ,1 om Babel te Vermelen1 Want het is de wrake van Jebovab, de wrake over Zijn Tempel. bedwelmende en gekruide wijn gevuld; wie der volkeren die 'er uit dronk, die velen waren, gedroegen zich inderdaad als een onzinnigen. 8. Schielijk fcheen die beker uit Jehovahs hand te vallen, en werd verbroken; die 'er belang in fielden deden vrugteloos pogingen om haar weder vol te maken, 'er was niets aan te doen. 9. Dit betuigen zij allen uit eenen mond: nu dan is 't bet veiügfte dat gij wanhopend haar aan haar lot overlaat, en dat elk uwer naar zijn ftulp in zijn vaderland terug keert, want geloof dat haar fchuid groot is, en dat haar ftraf niet minder fieigerende zal toeneemen. 10. Jehovah heelt in dezen ondergang de onbillijke behandelingen van dat rijk, en de regtmatige klagten daar over, in het waare daglicht gefield ; hoe billijk is 't derhal ven , mijne broedereren! dat wij ons in ftaat ftellen om op den gewijden berg van Jehovah dit door onze dankliederen te verbreiden. 11. Wel aan dan belegeraaren! doet uwe aanvallen met nieuwe moed, loopt met gepolijste pijlen en beftreken fchilden, ftorm! het was Jehovah die de Mediefche Vorften den moed inboezemde, zulks te onderneemen; Hij zal 'er niet van afzien voor dat Dabei ver. nietigd is; de hoon Hem m 't verbranden Zijnes Tempels vs. 11. Mhs. vertaling is vrij, voor brengt de fchilden in order, vult de kokers; doch wij houden zo lang mogelijk is ons aan de (lippen. T 3  Het B O E K vs. 12. Phnr de banier regen Babels wallen, fterkt de wacht, Zet posten uit, maakt de inltrumcnten in gereedheid; Want Jebovab heeft Zijn voornemen, over de "»^«*?? voorfpeld , ook reeds ter uitvoer gehtabi. vs. IJ. Ach! woonfter aan de rijke vijvers, zo beroemd in fchatten; Uw ondergang is 'er, uwe woeier-viinst is afgefneden. VS. 14. Jebovab Zebaotb zwoer hij Ziin leeven: Al .vaart gij zo talrijk van zoldaten als een leger van kevers, Tt ch z.d men de triumpbkreet over u onder den anderen zingen. VS. 15. Hij is de Maker van het aardrijk door eiKen kragt, De verjierder der waercld door eigen vernuft, En de uubreider der hemelen door eigen veritund. aangedaan moet geftraft worden. 12. Plant overal de vanen op de opgeworpen hoogten tegen Babels breede vestingen; bezet overal de toegangen tot die ftad, dat de fpions van de toorens de woelingen en onderneemingen der belegerden nafpooren; dat men de middelen om de ftad bij verrasfmg inteneemen beraame, en dat men alles naar Jehovahs plan inrichte, op dat de ondergang van Babels burgerij beflist worde. 13. Trotfche Babijhmer! die zo ingenomen zijt met de fchoone afleidingen van den Euphraat, waar door gij eene kom als eene zee geformeerd hebt, waar in zo veele geroofde fchatten op den anderen gefiapeld zijn; gij hebt afgedaan, uw taak is afgeweven, - uw geldzugt zal nu geen voedzel meer hebben. 14. Jehovah, de opperfte Veldheer, heeft zich zelven tot de uitvoering zo plechtig verbonden , en dus is 'er geen hoope , al was de bezetting binnen u ontelbaar, zo zal nogtans uw ondergang met meer vreugd gevierd worden dan de fchoonfte wijn-oogst. 15. Men zal zingen ter eere van Hem , die onze aardbol, dat konstftuk van Almagt met eigen handen bekwerkte; en door eigen vinding aan 't gansch heelal die onberekenbaare verfcheidenheid heeft bijgezet, en de onmeetbare ruime hemelen als gordijnen van Zijn veldtent uitgefpannen heeft met onbevatbaare kun- I5_r9. Woordelijk zo in het Xde Hoofddeel vs. 12 — 16. opgegeeven; ik geloof dat het een gedeelte van een lied is geweest, onder de Jooden in gebruik, en dus formulier, gewijze hier ingevoerd.  van JEREMI A. Hoofdd. LI. 293 vs. 16. Op Zijn geluidgeven ruirchen de hemrd-watercn , Hii doet u~ wolken klunmen van de ere„zen der aarde, ftU 'M^Mlker yn den blikfem zo wel als van den regen, br«n«« de" w"-d uit zijne fchuilboelten voort. VS. 17. Elk HBO*** is dierlijk, vervreemd van *«» Q , ' U zogt aan Sera- öeraja voor den koning Zedekia eeiUA> Nerija's reis naar Babel deed, om voor zijnen VorstZcmfjA%°él verzoeken ten hoove te doen; hij was «0^?*^ man die ten hoove de aanzienlijke po^t van van 3uitt> naar eertïe Kamerdienaar bekleede. 60. Zij waren &''veerde door Jeremias order in eene rolle, na wtóds'?** den anderen, opgetekend, die alleen 't lot van ^AJA V* eerfte »» n< u r ' •., , „ Kamerdienaar. t Uialcleejche rnk betroffen. 6t. Jeremia vs. 60. jere- rampen die over Babel komen zouden, in een rolle gefield^"amentUjk voorzeggingen tegen Babel geboekt, vs. 61. Jeremia verzogt Seraja: zots, 50. MicHAëLis neemt dit voor hoofd der Karavane; als wij bij de puuSuatlt blijven en tevens de betekenis des woords raadplegen, dan is onze vertaling gegronder; — wat 'er ook van zij, deze Seraja is waarfchijnlijk een broeder van Baruch geweest; dit kan genoegzaam zeker opgemaakt worden uit het XXXUfte Hoofdd. 't 12de vers, waar zij beiden voorkomen als een vader en grootvader gehad ,te hebben.  3o2 Het B O E K enz. dra gij te Balei verzogt den hoveling zijn vriend, uit die fn|'en'leest al-rolle den volke, dat in ballingfchap daar verzegglngen?"01" keerde , vooitelezen, met ernitige bede; 62. Dat vs. 62. Voegt Jehovah de inhoud daarvan bevestige; hoe ge!bc\j ^tebt dugt dit oordeel tot de volkomenite ondergang over deze ftad zal merken, hoe onwaarfcbijidijk 't anders moge gedreigt, om ze te zullen wezen. 63. Als de inhoud voorgelezen was, da'zeteen in-moest men 't handfchrift terftond met een woner hcbbe, ^ n daaraan gebonden , in den Euphraat noch mensch,1"- 0 .■ ? f noch beest , werpen, op dat er niets van deszeus mnouu woest biifve°°S in anderen handen viel. 64. Zeg en denk vs. 63- Zo-on(jer 't werpen van de rol in dien vloed: fen ^ind'e"g"even zo moge 't lot van Babel eerlang wezen; deze heb^u"it, a's de bedreigde rampen hier in befchreven, moet gü 'er een jmr treffen, za\ ze even zo al kronkelende ftecn aan btn- ' den, en het dan en ploffende naar den bodem zingen, waar van \erf >" zij (til tot de verrotting zal blijven leggen. ,êvr'ö4erzegLHier öfedigen alle de voorzeggingen van Je- dan : zo moet r p> MI A. Balei zinken zonder weder optekomen, van wegen de rampen die Jtbovab over haar brengen zal, en zij zullen dan in 't ronde draaijen. Zo verre gaan de openbaringen van Jeremia. LHfte HOOFDDEEL. Waarom dit Hoofddeel hier weder herhaald, en uit de Hiftorifche Boeken is overgenomen, is hier niet wel te bepalen; zo de gedagte va» Mic 11 Ac lis eenige grond heeft, dat dit van Jeremia s eigen hand is, dan zou men ook in het vermoeden komen, dat hij, of Schrijver, of Uitgever van de Boeken der Koningen zij, — het is gewis dat het geen Inleiding op de Klaagliederen is, zo alsGaoTius meent; — wij vermoeijen ons hier met gistingen zonder grond en nuttigheid; de veranderingen van de onderfcheiden affchriften zijn niet aanmerke iik ; de getallen in 't ede vers zijn zeker verrchreven. vs. 28 — 30. 'verklaart Kennicot niet alleen voor onherftelbaar , maar voor een glesfe van de kant, die veel onkunde verraad; Zwingliüs heeft al in zijn kindsheid door dc critici deze verten voor onegt gehouden; hoe 't zij, wij winnen of verliezen bij 't een of ander niets.  D E KLAAGZANGEN VAN JEREMIA.   INLEIDING op de TREURZANGEN van JEREMIA. In de Hebreeuwfche Handfchriften vind men den maker dezer Liederen niet aan 't hoofd van dezen bundel geplaatst; de Alexandrijnfche overzetting fchijnt onder de eerften geweest te zijn , die aan deze gefchriften dien t tijtel bezorgd hebben, en mij dunkt met alle billijkheid; welke bedenking H. van der Hard hier ook moge gehad hebben, die ze aan een later maker toekent. Ei en ho rn heeft de overeenkomst in den ftijl dezer voorzeggingen, en m die dezer Liederen, vrij duidelijk aangewezen. Maar bedenkelijker is 't, op wien, en in welke tijdsomftandigheden deze Klaagzangen gemaakt zijn. Josephus en Hïërönijmus meenen, dat het TreurVBL Deel. V jjerdeelihg} Behandeld hen zo als Gij mij naar mijne wani/sdri}ven deed; Achl mijn zugten zijn ontelbaar, en mijn hart ;s afgemat. buiten, en inwendig waren de fchimmën van uitgemergelde burgeren. 21. De angst waar in ik mij beviiide, vermeerdert naar mate men mij meer bcnaanwd, maar wat baaf het, 'er komt geene verademing; integendeel, mijne toeftand geeft den vijand nieuwe moed ; zij doet de hoope aangroeijen dat het feest der overwinning al nadert; 't eenigfte dat mij onnatuurlijk verkwikt is de hoope op wrake ; in den dag hunner bezoekiug zullen zij ook ervaren wat ik nu lijde. 22. Ik wil liever aan U de wrake laten , wiens oplettend oog hunne mishandeling ook gadeflaat en regtvaardig vergelden zult.; ik gevoel nu dat mijne flagen naar verdienden zijn, nu ik zelve ondervind wat ik anderen deed gevielen ; ik ben daar onder ten uiterften neerflagtig , al mijn moed is geheel veruweeiien. Ilde HOOFDDEEL. VS. I. Hoe zeer heeft Adona'i in ziin toorn Zions dogter ontvolkt? HÜ heeft Israëls glans van den hemel op den grond geflort; ln den das Zijner verbolgenheid dagt Hij aan Zijn voetbank niet. 1. IHÏet is de Alvermogende, die vergramd zink een zwaar onweder boven Zions kruinen deed zamentrekken; bet bleef bij geen dreigen; op eenmaal is haar fchoonheid , zo zigtbaar in gebouwen , hoog opgetrokken, bijzonder den pragtigen Tempel , door het vuur vernield; toen Zijne verontwaardiging gaande was, bad Hij niet eens gezorgd voor Zijne bond - ark , het voet- 't II. Hoofddeel. Elk gevoelt nu dat de ftad alreedc als veroverd ea verwoest, hier gemaald word.  3' De KLAAGZANGEN vs. 2. .^««aï hééft alle de woningen van Jakob zonder verfchoning verflonden, Grimmig zijnde heeft Hij de vastigheden van Juda's dogter gebroken en tot den grond ge/legt; Hij heeft het rijk en alle hare Vorften ontwijd. vs. 3. In Ziine verbolgenheid verbrak Hij het aanzien van Israël ; Op het naderen van den vüaml trok Hij zijn regter arm terug, En een vernielend vuur \n Jakob onftoken deed alles opteeren. vs. 4. Als een vijand lag Hij zijn boog aan; Zijn ïegter arm velde partijdig alle voorwerpen die begeerlijk ziin; ln muurftrtmtie ftortteHij zijn gramfchap op de tent van Zions dogtcr. \s, 5. Adona'i wierd als een vijand, en dus verflond Hij Israël : ihj vernielde hunne paleizen , Hii verkeerde de vestingen in puinhopen, En hoopte op het hoofd van luda's dogter klagte op klagte. Huk van Zijnen zigtbaaren zetel. 2.En ach! bij dit alles zijn alle de prachtige huizen van Jakobs kroost niet meer, alles is door het vuur verllonden zonder onderfcheid; de menigvuldige ilerkten en landvestingen zijn door die zelve verontwaardigde hand gansch gcfloopt tot den grond toe; het ganfche rijk met alle deszelfs aanzienlijken is nu niet meer het volks-rijk Zijner afzondering. 3. In die zelve hitte van verbolgenheid kon Hij befluiten al het aanzien , al de weerbaarheid, van Israël hen te ontneeuien; het was God, die Israëls arm tut Zijne eers verdediging zo verfchrikt deed vallen en terug halen; or.dertusfchen bleef Zijne verbolgenheid als een vernielend vuur voortlopen, nu alles opflorpende. 4. Met fierheid, meer dan de verhitfte vijand, lag hij den ürijdboog aan; in den ijver viel Zijn arm geweldig op de dierbaarfie panden van onzen Staat, zonder onderfcheid van jaren en fexe ; hoe ijslijk viel het verwoestend vuur in de woningen der Zionieien! 5. Helaas! onzen Heer is zelfs vijandig tegen ons gezind, Ilii fpaart het leeven der burgeren niet meer, ontziet geene prachtige paleizen, brengt de vestingen in den reddeloosten ftand, en geeft de bloem der natie geene andere bezigheid dau het fchreien, en ze is bij vermeerdering van rampen het hartbrekend zugten overgelaten. 6. Nog  van JEREMIA. Hoofdd. TI. 317 vs. 6. Hij heeft zijn eigen hut sis een prieel omver gebaald en die zamel- plaats vernield; Jehovah heeft in Zion de feestdagen en Cabbatbcn in vergetelheidgebragt, En in de hittigheid Zijns toorns verfmaad Hij Koning en Priester, vs. 7. Adona'i deed Zijn altaar in Jianle uitgaan en vernietigde Zijn heiligdom, Hij liet zelfs Aen ringmuur Zijner voorhoven in de macht van den vijand; Zij juichten in het huis van jebovab als op een feestdag. vs. 8. Jebovab nam zich voor den muur van Zions dogter te vernielen, Hij liet er het meetfnoer overgaan , en trok Zijn hand niet terug voor dat alles gelijk was; Muuren en wallen zijn treurig ter neder geworpen, vs. 9. Hare deuren zijn in den grond gezonken , grendels afgerukt en gebroken; Haar Koningen Vorften zijn onder de volkeren,'er is gcentvetgever meer, En hare Profeeten hebben ook geen openbaring van Jebovab. meer ongevoelig rukte Hij het prieel, waar in Hij Israëls plantzoen met eigene oogen bewaakte , omverre ; alles is rondom geflegt, ja, Zijn gehoorzaal, waar omtrent Hij bezorgd was, is zelfs niet ongefchonden gelaten; geen Zioniet komt 'er meer op 't hooge feest, noch ziet den weeklijkfche rustdag met eenig genoegen te gemoet; geen gekroond hoofd, geen lijfwagt van Priesteren, noch bedienden van het heiligdom , mogen Hem meer onder de oogen komen. 7. Den altaar gaf geene lieflijke reuk meer , maar door her vuur aangefloken , was ze Hem zelfs hinderlijk; het ganfche binnen-gebouw, zoo vaak bezogt fchoon van weinigen, moest uit het oog; naauwlijks had de vijand de ringmuuren van den Tempel veroverd , of zij drongen door, en mogten vrij haar plunderkreet in het heilige van Jehovah doen horen. 8. Het beftek van Zijnen raad voerde Hij hier in met meer naauwkeurigheid uit dan eenig werkman immer doen kan; de koorde moest onbelemmerd over alles kunnen gaan, zo geflegt moest alles zijn , niet eer gaf Hij zich rust; — helaas! welk eene akelige gezicht geeft de te neder gefmakte muur des Tempels en die van de ftad! 9. Hoe fchoon de poorten wel eer boven de hooge ringmuur der ftad uitftaken , zij zijn in zulk een ftand, dat hier en daar even boven den grond iets van haar vorig aanwezen zich vertoont; die nog eenigzins zijn blijven  3i3 De KLAAGZANGEN VS. 10. De overheden van Zions dogter zitten op den grond, gansch verdomt, Zij op hun hoofd met asch bcdrooit zitten in hunne aangetnkken zal. ken ; En de jeugdige maagden van Jerufalem zitten met hangende hoofden, vs. II. Mijne oogen ziin van het wenen afgemat, mijne ingewanden onrustig , En mijn gal is op den grond geitort op het gezicht van de ivor.de der dogters mijner natie, Daar het knaapje, zelfs de zuigeling op de draten der ftad in onmacht neder zinken, vs. 12. Onder een geroep aan hare moeders om brood en wijn, Zinken zii in flaauwte op dads draten ter neder, Of geven in den moederlijken fchoot den geest. (laan kunnen aan het oogmerk niet voldoen ; de zalen bij de poort zijn ook niet meer nodig; geen Koning, geen Raadsheeren zijn 'er meer te vinden, zij zijn alle ballingen ; de Staat is regeringloos, de Godsdienst geeft in zulk een toeftand geene vertroosting; de mond der Profeeten is gefloten! 10. De weinige grooten, nog op het hofllot overig , zitten uit moedeloosheid, als een fieen aan den grond gekleefd , ten uiterlte verflagen , in de treurigfte geftalten ; alle de jeugdige fchoonheden der hoftlad zitten in de kvvijnendfte en bedrukfte houding. ii. Mijn oogen weigeren mij langer in mijn aanhoudend fchreien behulpzaam te zijn; mijn binnenfte beeft; het is als of mijne ingewanden door eene doodelijke wonde zijn uitgeftort; zo ontzinken mij de kragten op het indenken van den toefland mijner landgenoten! — ach! moest ik den lieven zuigeling mij de tedere armpjes zien toetreken, met een gebrooken oog om voedzel vragende ! 12. Hoe fcheurt mijn hart als ik hen hoor bidden , om een ftukje brood en een teug wijn tot laafnis; terwijl zij onder die laatfte pogingen flauw nederzijgen als doodelijk gewonden, of in de vermagerde moederlijke armen op haar fchoot de laatfte doodfnikken doen hooren! 13. Is het mogelijk dat ik uw toefland, deer- w.ll. De aanmerking vanMieiiAëi.is is ter opheldering van de fpreekwijs: de galle is op den grond; bij hevige driften ftijgt de gal in de maag, en dort zich dan uit.  van J E R E M I A, Hoofdd. II. 319 ts. 13. Wat zal ik van u zeggen, waar bij u gelijken, dogter van JernfaJemV Wat zou ik kunnen uitvintien tot uwe verzagting , jongvrouwe, dog, . ter vau Ziin? Uw wonde is zo wijd als een beier, 'er is geen redden aan'. vs. 14. Uwe Proieeten voorfpelden u niets betekenende en ongerijmdheden, Nooit beftraften /.ij uwe wanbedrijven om uwe flavernij voortekomen , Zij leerden u niets betekenende plichten en loftuitingen. ts. 15. Al wie u voorbij gaat enu befchouwd flaat in de handen; Al fluitende fchud elk het hoofd over Jerufalems dogter, en zegt- Is dat nu die ftad, zo volmaakt, zo fchoon , de fieraad des lands? ts. 16. Alle uwe vijanden trekken over u een wijden mond En zij, fluitende of knerzetandende, roepen : wij hebben haar verj . Honden, Wij vonden den gewenschten dag die wij zo lang verlangd hadden ! niswaardig Jerufalem! naar den eisch zou kunnen befchrijven ? neen, uw toeftand kent geen wederga! wat zou ik kunnen aanvoeren om u eenigzins optebeuren, waar door u verbinden? ach! uw wonde is groter dan de ronde opening van een kelk; 'er is geen 'mogelijkheid om ze te hegten! 14. Ongegrond kan ik ook dit niet doen ; zo handelden uwe Profeeten als zij met fchuimende ijver u belagchelijke voorfpellingen u in alles vleiende, gaven; fchoon zij nimmer daar aan dagten, het geen de plicht van den geneesheer is , u uwe' gevaarlijke toeftand wegens eigen verkeerdheid onder het oog te brengen, dit zou uw lot mogelijk nog verhinderd hebben, maar met kleinigheden en verderfiijke vleierijen voedden zij u aanhoudende. 15. Wagt niets van de aanfehouwers dan uitjouwen, veragtlijk handen klappen, het hoofd in de nek te flaan: dit is al wat men voor Jerufalem burgeresfen ten beste heeft; de bedaardfte en gevoeliglte zegt : dit is nu Jerufalem , het vermaarde genoeglijke Jerufalem ! 16. Wagt dit van uwe vijanden niet, die zijn eenparig als verfcheurende dieren rondom u met open muil, fnuivende en knersfende op heure verfcheurende tanden; het beste het geen zij vs. 13. A als een zee, een beker, zo vertaald het Driessen in zijno Verhandeling onder Scuaocde* pag. 36. 't ganfene vers met eenen toelichtende.  320 De KLAAGZANGEN vs. 17. Jebovab vnlbragt het geen Hij bcfloot, Hii hield daar in woord, Het geen Hij reeds voor lange voorfpeld had, Hii heeft zonder ver- fchonen vernield; Hij heeft de viiandover u verheugd, en doorZim macht de overhand doen vs. IS. Hair harte fchreeuwt to- Adona'i: 6 vesting van Zions dogter 1 'let|ben. Dag en nacht vloeien uwe tranen als een beekje , Gea u geen ruste, uw oogappel droge niet op. vs. 19. Lustig , fcnrei in de nacht ftilie, bij de aanvang van den nacht, Scbud uw harte uit als water voor het aangezicht van Adonaï! Bidt met opgeheven handen om het behoud uwer kindertjens, die van gebrek in onma.ht op Oe ltraat liggen. ' vs. io. Ach, Jebovab'. merkt toch wie gij dus behandeldet'. Kunnen moeders hare vruchten eeten, de kindertjes die zij in de arm draagt? Moeten dan Profeet en Priester in het heiligdom vermoord worden? voortbrengen is: nu is 'er voor ons wat te doen , op zulk een tijdltip van wraake hebben wij lange geloerd, wij zijn 'er volkomen naar onzen wensch in geflaagt! 17. Wat fnoeft gij, het was Jehovah die dit ontwerp beraamde, die dit dreigende voor lange deed horen, en ook daarin nu toont onveranderlijk te zijn; voor lange bad Hij reeds gezegt te zullen vernielen het geen Hij met eigen hand gemaakt had; Hij heeft niets ontzien, maar alles aan den onmededogenden vijand overgelaten, Hij perkte de macht van uwe vijanden, en bezielde hun met onverfchrokkenheid. 18. Israël was eindelijk diep getroffen , gilde het uit voor haren Heek: gij, kouinglijk hofflot ! gij moogt nu vrij van diep gevoel tranenplasfen fchreien; gij hebt geen tijd om vogten te zamelen; men behoort aan u niets dan oogen vol water te zien! 19. Uw eenige plicht is tans de klaagvrouwen voorbij te ftreven; lustig dan met uw treurmuzijk ganfche nachten door 1 begint al vroeg in den zomberen avond! nu kunt gij regt hartelijk zugten tot God! het geld het leeven van uwe lieve kindertjes, dia amechtig op ftads pleinen zijn, of uitgemergeld liggen te zieltogen, ao. Zegt vrij: ó God! welk een toeftand is dit! is het mogelijk dat Gij ongevoelig kunt aanzien hoe moeders hare lievelingen , die zij ftrcelden en aan de borst koesterden, nu om den razen-  van JEREMIA. Hoofdd. II. m ts. ar. Jongen en ouden liggen op de ftraten gansch uitgefireki; M.jne jongvrouwen en jongelingen zijn door het moordzwaard af. In den dag Uwes toorns bragt Gij ze om, en velde ze zonder^er- fchonen. vs. 22. Mijne fchrikkcn roept Gij, als of het een openbaar feest waj, van alle Niemand is in den dag van Jebovabs toorn verfchoont'of overge- Die ik op de handen droeg en zorgvuldig opkweekte, vtrmówil mijn vijand. den honger met die zelve handen , die ze zo zorgvuldig opkweekten, het leeven beiieemen; — moet ° dan zelfs uw huis-bediende, uw gezant, voor uwe oogen in uwe tempel-zalen fterven! ar. Moet ik in de woedende verovering alles zien neermaken, grijsaards zo wel als kinderen, wat maar in de eerile verwarring hen tegen komt; geen bevallige maagd , geen pas° on:welkten jongeling, word door het moordzwaard gcfpaart; het is uw dag, ja, dat zie ik duidelijk; Gif hebt het afmaken zonder onderfcheid bevolen. 22. Schrik op fchrik doet Gij als aanrukkende benden op den anderen volgen; zijn dat nu de reijen voor zulk een feest ? geen wonder dat niemand op den dag van Jehovahs wraak-feest het kan uithouden; geen wonder dat ook den vijand mij het dierbaarfte pand, door mij met zo veel zorgvuldigheid opgekweekt, 'ontrukte , en aan zijne woede opofferde. lilde HOOFDDEEL, vs. i. Ik ben de man die onder Zijn teormge roede elende gevoelde. i. Als 'er roemfïoffe in is te klagen over grievend leed, dan kan ik zulks doen; ik weet wat het te w. i. Jeremias eigen toeftand toen de ftad belegerd was, word hier bezongen tot onderwijs van zijne landgenoten, om in de treftenft. fmarte zijn troost in God te zoeken. VUL Dekl. v  $>« De KLAAGZANGEN vi. 2. Hii voerdde en verftak mij in het duister zonder lichtfiraal. vs. 3. Hij wendde zich tegen mij met zijn hand en bij herbaalinge. vs. 4. Hij deedde mijn vleesch en mijn huid rimpelen en M^M&Jj£ vs. s. Hij hefloot mij va» rondomme, met droefheid enfmarten omgeven, vs. 6. Hij laat mij in hetdoodfehe wonen als de, voor langen tijd, vs. 7. Hij heeft mij ingemuur, zonder uitkomst, en dan nog «te» vs. 8. Roep ik, kerme ik. Hij fluit de ooren voor mijne bede. vs. 9. Hij muurt mijne uitgangen met groote ft.nen toe, en geeft mij tangen. zesgen is, in elende nergens een uitwijk tegen ontloken verbolgenheid te kunnen vinden. a. Hoe billijk mijn zaak was, die het licht kon verdragen, God deed mij evnwel naar den flik donkeren kerker als een veroordeelden voeren. 3. Gods hand is in de geduurige tegenftand, in die geftadige afwisfelende beoordeelingen, maar al te duidelijk kenneliik. 4- De inwendige hitte verteert zelfs mijne uitwendige gedaante; het harten-leed knaagt aan mijn leevendig gebeente. 5- Moest Hij dan boven het moordhol een gedenkteken oprichten, terwijl ik beneden in het flijk zwoege, onder de ijslijlcfte bitterheden, welke mijn hart wonden! 6. En dat zo lange als of ik reeds aan de woningen der Erfelijkheid mij gewend had? 7 Zonder fchijn van ontvlugten, daar nergens een uitgang is maar alles van rondom wel bemetzeld, ben ik nog met zware kopere ketens beladen. 8. 'Er fchijnt zo veel opening niet te zijn dat mijn fchreien en kermen den kerker ontvlugten kan ; dit vermoede ik om dat al mijn bidden vrugteloos is. 9. Is dat de vrugt van mijn openbaren arbeid, nu tusfchen groote zerken befloten te zitten, zonder uitkomst van hooger hand? daar ik nog iets van verwagte konde, diende nu tot mijn bezwaar. 10. 1 ot de  van JEREMIA. Hoofdd. I1L 3*3 vs. io. Hij loert op mij als een beer, als een leeuw in zijn hei. vs. li. Hij leid mij op moeielijke wegen, verfcheurc mij, en legt mij gewond ter neder. vs. 12. Hij had zijn boog gefp'annen, en ik was het wit voor Zijne pijlen, vs. 13. Hij fchoot de pijlen zijns kokers in mijne nieren, vs. 14. Ik werd tot een fpot voor het volk, een fpot lied den ganfehen dag door. vs. 15. llMfpijsdde mij met bitterheden, en laafdde mij met alsfem. VS. 16. Hij liet mij op keefelffeentjes bijten, en in de asfche omwentelen. vs. 17. Gij hebt mijn leeven ver af van geneugten gehouden, ik heb het goede geheel vergeten. vs. 18. Ik (prak tot mij zelven: mijn tterkteis weg, mijn hoop is alleen op >- hovabl uitvoering van het vonnis kan mij geen hongerige beerin met meer graagte aanvallen; geen woedende leeuw kan feller uit zijn roofhol toefchieten. n. Wie zou het ontvlugten als doornen en ftruiken eiken frap belemmeren; naauwelijks kunnende liaan, valt het niet moeielijk mij van een te fclieuren, en met de kiaauwen aan den grond te houden. 12. Zo ging het mij toen de boog gefpannen ftond; toen ik het doelwit was van de pijlen 'die de een na den ander daar van afgonsden. 13. Die zo diep gingen dat zij mijn tederfle deelen het gevoeligfle troffen. 14. Nu gaat het veragtelijk gelach bij ° volkeren aan, dien jk dreigende wel eer aanfprak; men maakt zich aanhoudend vrolijk over mijn lot. 15. Hoe zeer ben ik doorvoed, overladen met zielgrievende hoon ; en het doodelijk vergif van vijandfehap heeft mij reeds gansch bedwelmd. 16. Mijn tandvleesch is bezeert door het veragtelijk voedzel het geen men mij geeft; het is zo walgelijk als of het met asch op mijn tafel belïrooit was. 17. Ik weet van geen enkele geneugte meer, geen fchijn daar van ken ik meer; ik heb het geheugen niet meer van een verkwikkende maaltijd. 18. Ik barstte eindelijk uit: nu altans, nu al mijn kragten verdwenen zijn, mag ik veilig alle uitzichten op Jehovahs redding X 2  De KLAAGZANGEN vs. 19. Gedenkt aan miin fmerte, mijngevangenis,mijn alstero én mljnterglK vs. 20. Mi, 11 ziel gedenkt'er zo veel te fterker aan, ik ben diep neerjlagtig. vs. ai, Ik fprak tot mijn hart, terwijl mijn hoop groei Ie. vs. 22. Het zijn de gunflen vanJebovab dat wij nietopgeteerizijn, dat Zijne 6 barmharcighcclen eindeloos zijn, vs. Dat ze in elke morgen verscb zijn; Uw trouwe is groot'. vs. 24. jebovab is mijn deel, zo fpreek ik bij mij zelven, en hierom blijf 1 J ' ' jk hopen. ts. 25. y^oMSisgunfligvoorhendieopIIcmhopen, wier /r^naarllcm is. vs. 26". Het is heilrijk te hopen, en bezadigde uitzichten op Jebovab te hebben. laten varen! 19. Evenwel hervatte ik mij , en zeide: zie op mijn fmart, mijn gevangenis, en de bitterheden die men mij in zulk een ftaat deed ondervinden! 20. Het kan niet anders of ik moet allerlei fmart oogenbliklijk in mij gevoelen; ik voel hoe zeer mijn hart onrustig woeit. 21. Maar ik wil mij ook in het geheugen prenten wat mijne uitzichten op redding kan doen aanwakkeren. 22. En waarom zou ik langer klagen; het zijn reeds onbepaalde, onbegrepene goedgunftigheden, dat 'er nog eenige in dien Rand aanwezig zijn, dat alle bewijzen van goddelijk mededogen noch niet ophouden; 23. Dat die zelfs bij ons morgen-ontbijt ons noch (leeds verrasfen; ja, het is onbetwistbaar, Uw toegenegenheid vind geen wederga. 24. Het is en blijft toch onveranderlijk mijn keu- ; — jehovah is het al voor mijn geest; kan het dan anders of mijn verwagting moet alleen op Hem ziin? 25. En indedaad is de Heere altijd goedgttnfttg ;*dn hem die alles van Hem wagt; nooit misleid Hij het hart dat Hem begeert. 26. Ja, onder het hopen is reeds de wellust der genieting; de bedaarde vs. 26. Onuitdruklijk kragtig zijn deze woorden; SchrocdeR bepaald ons in 't woord ftilzij» van 't volgende beeld, op dien kabbelende en zagtcn gang van een ruime zee die een weinig te voren fckulmend woelde.  van JEREMIA. Hoofdd. III. 325 ■vs. 27. Het is voor een mensch nuttig van der jeugd afliet juk te dragen, vs. 28. Hij mag wel eenzaam bij zicb zelven bedaard zitten , oin dat het door Hem opgelegd is. VS. 29. Zelfs met het loofd in het (lof gezonken zegge hij: tnisübien is 'er ring uitkomst. vs. 30. Hij biede zijn wang aan den belediger, en gewenne zich aan allerlei fmaad. vs. 31. Adona'i verftoot toch niet voor altoos. vs. 32. Al beproeft Hij, Hij ontfermt zich ook naar de grootheid Zijner genade, vs. 33. Hij geeft geen lijden en droefienisfen den mensch uit trek daar toe. vs. 34. Dat men 'slands gevangene met voeten trappe; kalmte, het verlangend uitzien op 's Heere gunde is gewis eene gelukzaligheid. 27. Hierom is 'er niets beter dan dat de mensch van zijn jeugd af gewend worde lot moefelijkheden; hoe geregelder ingeieugelder hij zulks doe, hoe minder het juk hem klemmen zal. 28. Dat hij vrij met gevoel daar aan denke , maar alleen om zich door die gedagten te bedaaren; ik weet wien mij de last oplag , en dit is mij genoeg. 29. In de otmoedigfle houding fmeeke hij om Zijn gunfle, dit is de eerde en eenigde weg ter zijner redding. 30. Aan wraake omtrent menfehen denke hij nimmer; hij onttrekke zich zelfs aan geene tweede belediging, en laate zich zoms door laagheden verzadigen. 31. Een ding is toch zeker, nooit onttrekt God aanhoudend den mensch Zijne gunde. 32. Integendeel heeft Hij aan niemand ftoffe tot innige droefheid gegeven, Hij zal als het einde zijner roede bereikt is met verdubbelde goedgundigheden, naar Zijne edelmoedigheid dit weder verwisfelen. 33. Het bezoeken , het bedroeven van den mensch , gefchied met geen inzicht om het vermaak te hebben hem te kunnen kwellen. 34. Hierom is het voldrekt onmogelijk dat God ongemerkt zou kunnen aanzien, dat men een' weerloozen en overweldigden man , met de uiterde laagheid X 3  5*6 De KLAAGZANGEN vs. 35. Dat men het recht van een eerlijk man in 't gezicht des A'aerhoogften verkragtej vs 16 Dat men een mensch in zijn zaak onregt doe : zou Adona'i dat vnor' J bij zien? vs 37 Wie beveelt iets, het welk gebeurt, waartoe Adona'i geen vrijheid moot geveuï Vs. 38. Hangt het goede en het kwade niet van des Allerhoogiten uitfpraak af? vs. 3g. Waarom zou een leevend mensch dan klagen, ten zij alleen over zijne wanbedrijven? vs 4.0 Wel aan laat ons onze handelingen beproeven en doorzoeken, en tot Jebovab wcdetkeeren ! Vs. 41. Laat ons onze harten en onze handen opheffen tot £!»bim in den kemel , zeggende: ys. 42. Wij zondigden, wij waren rebellig, hierom verf:boondie gij ons nie1' aanhoudend mishandele, 35. Of zijn rcgtmatige zaak in de vierïchaar, voor het oog van God, eene misdadige zwaai geeve, 36. En hem door zijn ' uitfpraaken aan de ónregtvaardigfte gevolgen Blootffelle. 3-. En wie zal 'er aan twijfelen dat 'er ooit iets zou bevolen en uitgevoerd worden , waar omtrend onze H eer, of openbaar, of Itilawijgend, niet zou werkzaam zijn. 38. Het fnoode, het ongelijkvormige, is zo wel als het voordeelige, het billijke , in de gevolgen afhanglijk van Zijne goed- of afkeuring: 39. Hierom past het nimmer een mensch over zijn lot verdrietig te zijn; wil hij voedzel tót zijn droefheid hebben, hij zoeke het in de ftraffen zijner misdrijven. 40. Het beste voor ons is daarom , mijne- dierbaare landgenoten ! dat wij in onzen druk beiaard onze gedragingen nafpeuren, derzelve oogmerken beproeven, en 0. s ten fpóédigöe voor den Heer hervormen. 41. In ons bidden ons hart aan Gods bewerking opdragen; alfchoon Hij in den hemel zi n troon heeft, zal Hij het ontfangen. 41. Dat wij uit eene oprechten boezem belijden da: wij billijk geftrnft-zijn, wij waren fnoode boosdoeners, Gij mogt ons niet ongeftrafc laten voortgaan. 43. Hierom kondet Gij den Quiër van veroor-  van JEREMIA. Hoofdd. III. 3*7 vs. 43. Gij overdektte ons met toorn, Gij hebt ons vervolgt, Gij doodde ons zonder verfchoning. vs. 44. Gij bedektte u met een wolk, zo dat geen gebed doordrong. 'vs. 45. Gijmaaktte ons tot een uitvaagzei, veragtelijk onder de volkeren. vs. 46. Alle onze vijanden liaan met een dreigenden mond tegen ons. vs. 47. Een verfchriklijke afgrond dreigt ons met verwoesting en vernieling. vs. 48. Om de wonde der dogter mijnes volks (lonen mijne oogen beken van tranen. vs. 49. Mijn oeg vliet zonder tusfebenpozen, dewijl 'er geen adtmbaüngii, vs. 50. Tot dat Jebovab het ziet en van den hemel aanfehouwe. vs. 51. Mijn oog vermeerderd mijne aandoeningen door het zien van de dogteren mijnerftad. vs. 52. Die mij ongegrond nijdig zijn vervolgen mij als ecu vlugtendvogeltjen. deeling met verontwaardiging op ons werper., en verder voortgaan om ons aan de doodftraiïe te wijden; 44. En van Uwe zijde U in eene dreigende donderwolk omhullen, die aan ztigten om verfchoning geene doorgang liet. 45. Voor een wijl waart Gij onverbiddelijk, die ons als een fchandvlek, een walg in de maatfehappij der waereld-bewoneren, deed behandelen. 46. Elk die ons niet gunftig is, moge nu zijn wrok en wreedheid omtrent ons volkomen voldoen. 47. Schrik en verwarring mogen ons de ijslijkfte gevolgen van vernieling en geheele vernietiging' voor oogen houden. 4.8. Billijk mag ik de zo treffende ftand van de beste mijner landgenoten in dat licht befchouwen. 49. Billijk mogen de tranen fpoedig op den anderen volgen, zonder tusfebenpozen; 'er is ook naauwelijks voor ons eene vrije ademhaling onder onze fmarten. 50. En dit zal zo voortduuren tot dat God zich onzer aantrekt en gunfiig toelacht. 51. Want waar ik anders mijn oogen fla daar heb ik nieuwe treurftof over den toeftand van mijne landgenoten. 52. Intusfchen bemoedigde ik mij zelven in mijn eigen lot daar mede; mijne vijanden mogen zich met mij vermaken, zij mogen mij als leevendig begraven, en X 4  SaS De KLAAGZANGEN vs. 53. Men verttak mij lecvendiginhetgaf,enbedekte demond met een Heen. vs. 54. Het water ging over mijn hoofd, toen dagt roii, het was gedaan, vs. 55. Jehovah'. Uw naam riep ik aan van den Bodem des afgronds. v>. 56. Gij hoordde mijn geroep, en verirogt Uw oor voor mijn gekerm en klagten niet. vs. 57. Gij kwaamt nader onder mijn roepen ,gij zeidet: weost niet Bekommerd. vs. 58. Adona'i'. Gij bepleite mijne aandoenlijke zaak Gij r»W#mijn leeven. vs. 59. Jehovah'. Gij zaagt de mishandelingen mij aangedaan en oordeehide mijn rechtzaak. vs. 60. Gij lette op hunne verdrukking , alle hunne aan/lagen tegen mij. vs. 61. Jehovah'. Gij kendde hun fmaden hun dreigen tegen mij, ys. 62. En de Beweging der lippen van mijne aanflokers, hun verdigten ten Mijne nadeele eiken dag. ys. 63. Ziet hoe n.ijn zitten en opftaan hen tot een fpel is 1 de hoop van wederkeeren geheel afgefneden hebben; 54. lk heb zelfs, voelende de akelige toefland waar in ik was , gedagt: al rasch is alles gedaan. 55. Maar ?er was overig , en zulks kon mij door niemand betwist worden dat ik zeide: tot U, Heere! moge ik in doods angst vrij roepen , al ben ik zieltogende. 56. Gij luisterde , dit gevoelde ik reeds onder mijn roepen, Gij zoudt helpen. 57. Het fcheen als ot' Gij mij al naderende van verre toeriept: weest maar niet bekommerd. 58. De uitkomst bevestigde dit, en leerde mij dat Gij mijne belangens bepleit hebt; dat Gij van doodsgevaren iemand ontflaat. 59. Gij deedt de herfchouwing over de mishandelingen mij aangedaan, en mijn gedrag daar onder. (o. Hunnen wrok en wreedaartige inzichten, en de raadflagen tot mijn verderf, ontglipten Uwen aandagt niet. 61. Ongetwijfeld hoordet Gij hun woedend dreigen, en zaagt de ijslijke voornemens welke zij hadden, ós. De bedriegujke en vijandige getuigenisfen welke men tegen mij aanvoerde ; hunne dagelijksch toeneemende yefbittering. 63. Daar geene beweging van bun lTw aandagt ontglipt, is het onmogelijk dat Gij niet zoudt bemerken hoe ik nu het voorwerp van hun fpot ben.  van JEREMIA. Hoofdd. IV. 329 ▼s. 64. Jehovah! wil hun den arbeid hunner handen toetellen. vs. 65. Bedek hunne harten, uw vloek zij over hen. vs. 66. Gii zult ze toornig vervolgen en van onder Jehovahs hemel verdelgen. 64. Ta, Jehovah ! Gij zult hun die verdienden niet onbeloond laten, dit houde ik mij verzekerd; naar den aart van hunne handelingen zal alles wezen. 65. Eerlang zal woede hunne ganfche ziel overdelpen, als Uwe gedugte bedreigingen in hun vervuld worden. 66. Door Uwe verontwaardiging agtervolgd , worden ze als dof weggevaagd; geen plaats blijft 'er voor hun over onder den ganfehen kring van Jehovahs uitgedrekt gebied. IVde hoofddeel. vs. I. Hoe zeerVtgoud«rrf»o/^,^bestegoudheeftzeIf?zijn£7tf»!verloren; De gewijds fteenen zijn op de kruiswegen der ftraten geworpen. VS. 2. De aanzienlijke Zionitifehe kinderen, anders tegen goud opgewogen, S^aan r,u gelijk nut de aarden kruiken door pottenbakkers gemaakt. 1. ITslijkf. verwoesting! niets is ongefchonden! 't goud zelve" is onkenbaar door de vlam; 't glanligde goud zelfs is verdoofd in haar' luister; niets heeft meer waarde • alles is zelfs ontwijd, tot de zerken van 't gebouw aan Jehovah geheiligd, liggen agteloos op de landwegen, a. De zoonen der grooten zo eerwaardig, zo agtbaar in de fchatting van elk, meer dan het beste dofgoud, zijn nu niets meer als brooze flesfen uit de geringde leemaarde gebakken , en van weinig gebruik. 3. De zee- vs. 1. MicHAër.is meent dat de fpeling is op de fteenen van den borstlap. Deze fpeling is hier mijns oordeels te ftout; — 't ganlche gedigt is een algemeen tafereel van den toeftand des volks, r.u van den eerften fchrik tot eene bedaarde befchouwing komende. X 5  33» Da KLAAGZANGEN vs. 3- Zelfs de zeekalveren reiken haare borden toe om haare jongen te voeden ; Maar de dochter mijnes volks is zo wreed als de ftruis in de wildernis. vs. 4. De tong van 't zuigend kind kleeft van dorst aan 't gehemelte; Kindertjes roepen om brood en niemand reikt hen iets toe. vs. 5- Die kostbare tafels hadden liegen flauw op de ftraten ; Die op fcbarlaken grootgebragt waren zitten nu in den drek. vs. 6. De fnoodheid van de dochter mijnes volk moet zwaarder zijn dan die van Sodom , Die in een oogcnbiik zonder menfcbelijken invloed zijn vernield. VS. 7. Haare Nazircïrs waren reiner dan fneeuw, blanker als melk; 't Rood hunner ligchaamen was ais de koralen, en glanziger als de Sa- phiren ; kalveren reiken hunne jongen al zwemmende de uiers toe, waar aan zij zich al zuigende vasthouden ; maar men dwingt de aanzienlijke moeders van mijn volk tot eene wreedheid en eene agteloosheid omtrent hare kinderen, die den ftruisvogel evenaart. 4. 't Zoogend kind moge aêmegtig (makken, kleine knaapjes de borst ontwasfchen, mogen om een ftukjen brood bedelen, maar 'er is zo veel mededogen niet, dat men daartoe de moeders tijd of gelegenheid verfchaffe. 5. Helaas! zij die met alle tederheid niets dan de keurigfte lekkernijen gebruikten , liggen en verfmagten op de openbaare wegen; die op tapijten der divans, gemakkelijk en zorgeloos zaten, zitten nu op de keuken-vuilnis , ter zijde der huizen. 6. Deze toeftand iu het ware licht bezien, is die van mijn natie, en veel ijslijker dan die van Sodom; in een oogenblik was alles weg, en geen burger geen mensch wierd door zijns gelijken zo deerlijk gehandeld, veel min zoo langzaam uitgemergeld. 7. Denk ik nog aan vorige tijden, aan onzen gelukftaat, ö! dan zagen de Nazire'èrs, die zich tot onthouding verplicht hadden, 'er niet alleen rein, zuiver uit, zo wit als de melk, waarmede zij zich moesten voeden; maar de blos van hunne gezondheid was zo ros als de robijn, en in rondende glans als de faphijr. 8. Welk een ijslijk verfchil! nu  van J E R E M I A. Hoofdd. IV. 331 vs. 8. Maar nu ïs haar uitzicht zwarter dan de duisternis, op ftraatkan men ze niet onderfcheiden; Haar huit hangt los om de beenderen, die als een dor hout zijn uitgeteerd. vs. 9. Die door het zwaard omgekomen zijn, zijn 'er heter aan dan die door den honger flerven; Deze dcodgcftokencn, waren nog door veldvrugten gevoed. VS. 10. De medelijdende vrouwen kooken met eigen handen hare kinderen; Zij wielden haar dagelijks brood bij de belegering van de dochter mijnes volks. VS. II. Jehovah volvoerde Ziin wraak door het uitftortcn van Zijne wree- de gramlchap; Hij ftak een vuur op Zion aan 't welk deszelfs grondvesten opteerde. vs. 11. Alle gekroonde hoofden zo min als de waereld-bewoners konden niet geloven, Dat te partijdige vijand de poorten van Jerufalem zou intrekken. zien zij zwart van magerheid; htin uitzicht is zo akelig dat ze niet meer kenbaar zijn als men ze ontmoet; de magere knokken fteken door alles henen; hun huid is hard en flokkerig in 't aanzien, zo wel als op 't aanraken. 9. In zulk een toeftand zou men zeggen: hoe gelukkig waren zij die al ylugtende ftierven, liever dan,door den honger uitgemergeld, eindelijk ter neertezijgen en afgemaakt te worden door gebrek van voedzel en kragten. 10. Ja, ik kan nog niet vergeten hoe anders bezorgde moeders hare eigen kinderen voor zich tot ftilling van den razenden honger bereidden, in de ijslijke belegering van-de ftad. ji. Maar pu heeft Jehovah het onweder aangevoert; het vuur van Zijn gramfchap viel overal; 't zette op Zion alles in ligte laaije vlam ; 't drong zelfs onder den grond overal in waar 't opening vond. 12. Hoe pngunftig nabuurige Koningen van Juda mogten denken, [zulk eene verovering flormenderhand konden zij zich nimmer verbeeld hebben en geen waereld-burger die bereist is, had immer 't vooruitzicht dat die verovering zo zou kunnen uitvallen. 13. 't Is duidelijk dat hier een hoger hand in te  33^ De KLAAGZANGEN VS. 13. Doch dit gebeurde om de fnoodbeden harer Profeeten, otn dewanda- den harer Prieste e.i, Die in baar midden het bloed der braven deedcn ftroomen. VS. 14. Z'.i zwcrfden blind op de ftraten met bloed bevlekt ; Men moest bezorgd zijn hun gewaad niet aanteraken. VS. 15. Men riep van hen: wijk! een onreine! wijk! wijl;! zon der hen aanteraken f Ja, fchoon weggevlugt en omdolende, giste men nog onder de volken: zij zullen 'er niet lang meer zijn. vs. 16. Jebovabs gezicht ver.'erft ze, en zal niet verder op hen agt (laan; Daar zij de tegenwoordigheid der Pri-steren niet ontzagen, en omtrent de eerwaardige ouden geen ontfermiag hadden. eerbiedigen is, de gedragingen der geestelijken die 't volk tot een valfchen Godsdienst aanfpoorden, en oorzaak van zo veele onichuldige flagt-offers waren, moet men a's aanleidende oorzaak befchouwen. 14. Zienders! wier openbaare gedragingen meer ftrookten met bet gedrag van blinde en gansch onberaden menfehen; zij mogten eene vertoning maken in de reinfte wiite kleederen gewoonlijk te gaan, inderdaad was dat kleed overal geverfd met het onnozel bloed der misleide menigte. 15. Dit ging zo ver dat de voorziebtigen hun gezclfchap fchuwden, om naar de gewoonte voor den Livitiesch onreinen zijn evenmeusch te waarfchuwen zich op een afftand te houden niet befmet te worden; billijk hebben zij zich nu van de zamenleeving nu onttrokken; zij mogen vrij overal nu als veriatenen omzwerven , men wagt niet dat zulken herlTeld, of weder gerust onder hunne vaderlanders wonen zullen. 16. Ja, 't is Jehovahs verbolgen verontwaardiging, welke deze fchaare zó ontzettend ter neder floeg, zonder iets van vs. 14. Met fpeling op den naam Zieners. vs. 15. Men zie de IV. Disf. van ScitROëDER ad Origines pag. 17. mogelijk dat de Profeeten 't volk tot muiten tegen 't Babijloniscb hof opgezet hebbende, nu op hooge order door dc zoldaaten overal zijn opgezogt, en 't eerst afgemaakt wierden; men was nu voor hun omgang uit dien hoofde banger als voor eene mclaatfchen, wilde men niet van de zwaarfle oproerigheid verdag; gehouden worden.  van JEREMIA. Hoofdd. IV. 333 YS, 17. Met onze oogen zagen wij ons Wind op bedrieglijke hulp; Wij heigcien naar een volk 't geen ons niet reuden kon. VS. 18. Zij lagen ftrikken op ons pad, zo dat wij den weg niet betreden konden; Ons einde nadert, onze tijd is 'er, de laatfte flag is 'er\ ys. 19. Onte vervolgers waren fneller dan de arenden des luchts; Op de bergen vervolgden zij ons, in de valeien belaagden zij ons. vs. io. Hij, die waakte voor ons leeven, Jebovabs gezalfde, is in hun kuil gevangen ; Hij, onder wiens opzicht wij veilig onder de volkeren dagten te zullen wonen. die oplettenheid te tonen welke Hij anders omtrent Zijnen hofftoet hadde ; hieruit is 't alleen afteleiden dat men moordadig de handen aan de Priesteren floeg, en de eerwaardigfte in den ftaat wegens hunnen rang niet de minlle gunftig onderfcheiding bewees. 17. Hier bij kwam nog de heillooze denkwijze dat men altoos hunkerde naar verbintenisfen met machtige mogenheden, en vrugteloos daar van befcherming voor den ftaat verwagtte ; welk een trek had men naar Egypte? welke verwagting die men in de uitkomst zag dat inderdaad eene magtelooze befcherming ware. 18. In plaats van befcherming te genieten, wierden wij door eenen moedigen vijand uit elkander gejaagd, en meer dan op de jagt door den handigften jager op alle wegen opgefloten; nergens was veiligheid; overal zagen wij onzen ondergang te gemoet; ja, nu waren de bedreigingen waar, en onze ondergang onbetwistbaar. 19. Een arend moge met ongelooflijke fnelheid dalen, zodra hij prooij in 't oog heeft, maar 't is niets in vergelijking van de woede waar mede de Babijloniers ons op de hooge zo wel als in de vlakke landen agtervolgden, bijzonder den koninglijken vlugteling uit de ftad. 20. Onzen wettigen Koning, de ziel van onzen burgerftaat, ontvlood zijn kerker, maar werd rasch door hun fnedigheid opgevangen, van hen op wien wij op zijn minfte nog die verwagting hadden, dat hij *t ontleend gezag over ons zou blijven behouden. 21. Nij-  334 De KLAAGZ A N G E N VS. 21. Zijt vrij verhcusd , woest vrolijk , dochter van Edomdie'. in Vs woont! De beker zal u ook bezoeken , en gij zult dronken en ontbloot worden'. vs. 22. Uw fchuld is afgedaan, dochter van Zion'. Hij zal u niet meer in boeijen doen; Maar uw fnoodheden, dochter van Edom\ moet Hij nogftraffen, üij zal uwe zonden ontdekken. dige Idumeërs! maak u nu vrij lustig, daar gij als bondgenoot nu ooggetuigen en medewerkers zijt van Judaas ondergang; maar bedenkt dat dit alles u niet bevrijden zal; maar dat oordeelen tot uwe bedwelmende verwarring, en veragting zullen u eerlang bezoeken. 22< Troost u, Zionieten! gij hebt, nu de hoogde ma:e van uwe ftraffen geleden; 't is uwe laatfte wegvoering; eerlang word het de EdomLten beurt; men zal in de ftraf uwe verdienften leren kennen. Vde HOOFDDEEL. vs. I. Denk, Jebovab'. aan al wat ons wedervaren is, Ziet op ons en befciiouw onzen fmaadl VS. 2. Vreemden verdcelen ons erfgoed, Uitlanders bezitten onze huizen. vs. 3. Wij zijn als vaderlooze wezen, Onze moeders zijn weduwen, c h , Jshovah! fla toch onzen toeftand gade; merk toch de droevige onheilen die ons troffen ; ach! befpeurden wij dat onze diepe vernedering Uw mededogen opwekte! 2. Welke treffende ervaring;'onze fchoone familie-landerijen de arbeid onzer handen in hare voorbrengzels zijn ten gebruike van anderen; de beste damhuizen in de fteden worden door zulken , die tot volkplanters hier zijn, als hun eigendom gebruikt. 3. Onze burgers zijn in fchatting omtrent gerekend als zoonen die de vaderlijke befcherming en zijn opzicht door zijn dood verloren hebben; onze vrouwen hebben niets van die achting welke men gewoon was aan de egtgenoteu  van JEREMIA. Hoofdd, V. 335 vs. 4. Wij kopen ons eigen water voor geld, En betalen ons eigen hout. , vs. s. En lagen dat op ons eigen nek, En (loofden ons af zonder te rusten. vs. 6. Wij gaven aan den Egyptenaar de hand, En den Asjtjrier om maar leevens-onderhoud te hebben. vs. 7. Onze vooreuders zondigden, maar zij zijn weg, Nu wij voor hunne fnoodheden boetten. vs. 8. Slaven beheerfchen ons, En wij hebben niemand die ons van hen bevrijd. van onze aanzienlijke medeburgeren te bewijzen. 4. Hoe verregaande zijn de knevelarijen der zoldaten, die onze bronnen bezitten, en veel gelds voor 't gebruik eisfchen; boomen door onze eigen handen geplant, worden omgehakt, en het brandhout ons ten duurfte verkogt. 5. Zeker, 't jok waar onder wij zugten is zo zwaar , dat wij niet te veel zeggen als wij betuigen dat men ons naauwlijks tijd tot vrije ademhaling vergunt; onze beheerfchers kennen zo veel menschlievenheid niet, dat zij ons eenige tijd geven om op ons herhaal te komen. 6. Hoe ootmoedig fmeekten wij den Egyptenaar om hulp , om verzagting van ons leed ; reisden naar Sijrien om maar zo veel onderfland te hebben dat wij de behoeften van onze familie vervullen konden. 7. 't Is waar, niet alleen wij, maar onze voorouders waren zulk eene treurige ervaring waardig, maar zij hebben 't voorregt nog gehad hunne oogen te fluiten voor dat die billijke ftraffen uitgedeeld wierden ; wij gevoelen in de zwaarte van ons lot dat wij ook voor hun boeten. 8. Lieden, die van een laagen ftand zijn , die of uit den zoldatenfrand genomen, of van elders zich hier neergezet hebben, zijn tans onze Heeren ; en hoe zij ons behandelen , geen befchermer doet 'er zich voor ons op. g.*'t Leevens-onderhoud v>. C. Atpijrie voor Sijrie, komt veel voor in de Schriften des O. T.j Bosch art heeft dit uitvoerig behandeld.  33« De KLAAGZANGEN vs. 9. Ons onderhoud moeten wij met leevensgevaar bekoomen» Om de vernieling der vlakke bouwlanden. vs. 10. Onze huid is zo zwart als een oven, Wegens de ijslijkc woede van het gebrek. vs. II. Men fchend de vrouwen op Zion, De jeugdige maagden in Juda's fteden. vs. 12. De aanzienlijken zijn fehandelijk door hun vermoord , Geen eerwaardig gelaad word zelfs ontzien. vs. 13. Zij deden de jongelingen den molen behandelen, En jeugdige knapen zwoegden onder het hout aragen. vs. 14. De oude zitten niet meer in de poort. En de jongelingen niet meer onder het muziek. komt ons zuur te fiaan; wij durven ons naauwelijks in de laage landen voor den akkerbouw, of de vee-hoedcrij gefchikt , begeven, of wij liaan bloot voor de geweldenarijen van den dartelen zoldaat, of den ftruikrover. 10. Het is duidelijk genoeg aan onze vervallen gedaante en uitzicht te zien ; dor en verbrand, als van den oosten-wind verfchroeit, zien wij 'er uit, maar het is wegens gebrek en door rusteloosheid, n. AVat hebben wij al geleden; zelfs de aanzienlijkiie vrouwen in de hofplaats worden door den dartelen zoldaat gefchonden ; hoe treurig is den toefland van zo veele der wel eer ongefchouden, maar nu diep vernederde Judeefche jufferfchap. 12. Hebben wij niet voor onze oogen moeten zien dat de Vorften onzer Hammen volgens gerechtelijk vonnis, de een na den ander, op het moordfchavot ïtierven; waar heeft men de jaren, de beproefde ervaring bij die gelegenheid in ons land geviert. 13. Volwasfen jongelingen van aanzienlijke huizen gebruikte men tot het keuken • werk, en het opgefehooten knaapje moet al onder den boom van de hand-molen zwoegen. 14. Geen achtbaare Magiftraats- perfonen zien wij meer in onze raadzalen bij den anderen komen, noch de jeugdige aanzienlijken in gezelfchap zich met zang en muziek vermaken. 15. Inderdaad al ons ge-  van JEREMIA. Hoofdd. V. 337 vs. 15. De vreugde onzer harten heefteen einde, En onze dans-reijen zijn treur choren. ys. 16. De kroon is ons van het hoofd gevallen; Wee onzer dat wij dus misdeeden i vs, 17. Hierom is ons hart zo flaautv, En Haan onze oogen zo donker. TS. 18. Om de teentheU van ZUns berg, Waar de jakhalzen veilig lopen. VS. 19. Maar gij, Jehevah! regeert eeuwi», Uw gebied duurt door alle de geflagten. TS. io. Waarom zoudt Gij ons geheel vergeten! Waarom ons zo lange verloten? ' VS. 21. Jehovah'. berfteld ons, dan zullen wij herjleld wezen; uoet de oude welvaard van ons leeven wederkeerent noegen is voor altoos van ons vervlogen; wij kennen geene genoeglijke oogen blikken meer; ons pasfen geene andere openbaare gedragingen dan die van de dieplle treurigheid. 16. Aan koninglijke achtbaarheid, voor een vrij volken ten fieraad, denken wij niet eens meer; maar dagelijks voelen wij meer van de diepe vernedering, die wij ten gevolge van onze wanbedrijven ontwaar wierden. 17. En dit is het, waarom wij ons zo buitengewoon treurig en mismoedig gedragen , en niet dan in de zomberfte houding met nedergeflagen oogen ons v rtonen. 18. Onze harten krimpen bijzonder, als wij aan de plaats denken waar den Godsdienst-tempel, en bet paleis des Konings wel eer Hond, die nu ten warande voor het vernielend gedierte geworden zijn. 19. Maar evenwel, wat vervalt, wat zijn luister verliest, Uwe majesteit is onveranderlijk, Uw rijk ftaat alle de omwentelingen van alle de eeuwen door. ao. Kan het dan mogelijk zijn dat Gij ons voor altoos zoudt kunnen laten varen? ons zo lange Uwe befcherming onthouden? ai. Och ' neem ons onder Uw bijzonder opzicht , om ons te onderwi-zen; hoe rasch zullen wij dan verandering in ons VIII. Deel. y  333 De KLAAGZANGEN enz. rs. 11. Want Gü toch zult ons niet geheel verwerpen, Eu Uwe gramfchap niet al te zeer megeuenl lot ondervinden; hoe rasch zal de hope dan flikkereny dat iets van onze voormalige voorfpoed tot ons terug keeren zal! 22. Het is onmogelijk dat Gij ons voor altoos Uwe gunst zoudt kunnen ontzeggen; het is onmogelijk dat Uw gramfchap , over ons zo billijk ontdoken meer toeneemen, of beftendig zou kunnen voortduuren. vs. 11. Of dit gebed ten gebrnike van de landgenoten onder Gedalia's bewind opgefteld zij, zo als Sciihocder meent, durf ik niet bepalen. DE  d e VOORZEGGINGEN van EZECHIEL.   INLEIDING T,OT EZECHIELS VOORSPELLINGEN. vT^rj weten zeer weinig van EzECHiëL; eenen man, die buiten zijn vaderland leevende, dus onbekend was bij hen die omtrent dien tijd eenige berichten konden geven , dezen waardigen man betreffende ; wij weten niets dan dat hij uit een priesterlijk gedacht gefproten is, en dus ongetwijfeld veelmaalen de gelegenheid gehad heeft om den Tempel van Salomo te zien, en dien in het leevendige vuur van zijne verbeelding optefluiten. Wanneer hij geboren is , wanneer hij zijn leeven geëindigd heeft, is niet wel te bepalen; dit alleen weten wij met zekerheid, dat hij met de bloem der natie in ballingfchap gevoerd is, en hij voor 't eerst in heivijfde jaar van die verwijdering buiten zijn vaderland lieeft beginnen te profeteeren: dus ten minden tweeëntwintig jaren dien gewigtigen post met alle trouw heeft waargenomen. Hier over dagt men voormaals anders; toen men het dertigde jaar, bij het opfchrift van deze voorzeggingen geplaatst, niet op de jaren van Nabop olas s ar's ^ 3 n:o-  54» INLEIDING tot monarchie, maar op EzechiSls profeetifche bediening bragt; maar dan zou hij een aantal van jaren gefleten hebben, zo niet in werkeloosheid, ten minden zonder dat zijne landgenoten 'er eenige nuttigheid uit trokken, en hij zou dan in dat gedrag van zijnen tijdgenoot Jeremia aanmerkelijk verfchild hebben, die zoïjverig van zijne vroege jaren af was, terwijl hij meer dan vijftig jaren zou bereikt hebben eer hij iets in het openbaar had, ondernomen. Miciiaülis en Eicnhorn hebben daarom deze dertig jaren met zo veel reden-bewijzen gedaafd , dat niemand 'er meer aan behoorde te denken om de oude gedagten te volgen. Hij is dus zo wel tijdgenoot van Daniül als van Jeremia geweest, en fchijnt met den eerden niet dan bij gerucht bekend geweest te zijn, fchoon ik 'er niet vreemd van ben, dat hij met den laatden in eenige verdandbouding geleefd, altans eenige van zijne voorzeggingen gelezen heef: ; tot dat .vermoeden geven de brieven van Jeremia aan de ballingen aanleiding, daar bij door E z e c h i ë l de beste berichten omtrent de denkwijze van de Jooden , buiten hun vaderland in Mefopotamii? leevende , konde bekomen. Deze denkwijze is regt Joodsch in den geest dier tijden ; zij hadden het in die dreek vrij wel, hadden veel voorfpoed door den handel en door handwerken; genoten yeele vrijheden, hadden hunne eigen Overheeden, Priesters en Profeeten, en in weerwil van dit alles haakten zij telkens naar berichten uit hun vaderland, welke hen in de hope konden verkerken, dat Judas rijk zijne onafhanglijkheid herwinnen zou-  EZECHIELS VOORSPELLINGEN. 343 zoude, en zij , verrijkt met fchatten geduurende hun afzijn gewonnen , eerlang naar hun vaderland terug konden keeren. Deze oproerige geest, om dat die inliep tegen het plan en de waarfchouwing der Godheid, moesten beide Profeeten, ieder aan hun oort, onophoudelijk bedrijden, en ondervonden daarom veele onaangenaamheden, doch Ezeciiiül minder, dewijl zijn denk- en leerwijze daartoe minder aanleiding gaf, en ook de geest van euvelmoed in de ballingen toen meer verdoofd was. Daar hij aan het in order brengen en befchaven van zijne Sijmbolifche verhandelingen , meer tijd en vlijt fchijnt befteed te hebben dan anderen, moet men zich niet verwonderen dat wij bij hem ook alles in meer order vinden: altans tot het XXVfte Hoofddeel loopt alles geregeld naar den anderen af, en ftond het XXlXfte van vs. 2.7. af, ons niet in den weg , (en dat Haat ons eigentlijk niet in den weg, als wij aanmerken, dat het niet in de orde van bekendmaking, maar wel in de orde van vervulling geplaatst is , zoo als in de Criiical. Obfervations 011 hoeks II. vol. 165. zeer goed getoond is) wij zouden vrij uit durven zeggen, Ezf.cniëL heeft boven anderen de tijd-order Hipt in acht genomen; doch de oorzaak dezer afwijking in het XXIXfte Hoofdd. heeft Eichhorn uit de wijze van fchrijven der ouden op rollen zeer waarFc'hijn'lijk gemaakt, en dan zou naderhand deze latere voorzegging tegen Egypte, op de ftrook waar op de vorige ftond, 'er bij gefchreven zijn. Hetgeen anderen uit de order tot aan het XX\ Rs Hoofddeel gehouden, opmaken en afleiden , nameniijk dat 'er twee hoofd-afdeeiingen in dit boek Y 4 zijn,  544 INLEIDING tot zijn, waar van het eerde gedeelte bedreigingen en het laatfte gedeelte beloften behelzen, is iets dat niet dan met moeite kan vol gehouden worden, als het op bewijzen aankomt, en dan nog weinig opheldering tot beter verftand van 'sProfeeten gezegden geeft; maar nog veel minder kan men daar uit afleiden dat dit de twee boeken van EzEci-iiè'Lte zamen zijn, waar vanJosEPtius fpreekt , daar dit enkel mts verft and is; in dit bericht wel ingezien zal men bemerken dat Jose t>n us van Jeremia en niet van EzECHiëi. redent. Nader moeten wij iets zeggen van den voordragt des mans, en zijn bijzondere fchrijftrant. Dat hij als balling reeds veel Chaldeesch in zijn fpreken en fchrijven heeft aangeleerd, heeft Eic ti ho rn d< or voorbeelden duidelijk genoeg beweezen; dit is nogtans veel minder dan men wel vermoeden zoude; dewijl hij veel denkbeelden heeft zijn vaderland betreffende , heeft hij de vaderlandfche uitdrukkingen ook al veel behouden, en zulks niet alleen om dat hij zich in zijne verbeelding geduurig zijn jeugdigen tijd en verblijf voorftelde , maar om dat hij in den oort van ziin verblijf weinig omgang met menfchen, buiten zijne landgenoten, fclnnt gehad te hebben. Zijn manier van profeteeren is zeer onderfcheiden van die der overige Profeeten, hij komt hierin niemand nader bij dan DANiëL en Zacharia, fchoon hij van beiden nog aanmerkelijk blijft vcifchillen , daar hij meer een leerling in der Profeeten-fchoo!, dan wel den minnaar van Chaldeefche geleerdheid, in zijne fchrijfwijze, toont te zijn; maar als deze aanmerking gegrond is, doet men billijk eene  EZECHIELS VOOPvSPELLlNGEN. 345 eene vraage, waarom dan E ze cm et. zo weinig van de profeetisch - poëtifche voordragt hebbe, en meest-al eenen ftijl voert die niet alleen ondicht is, maar zelfs de voordragt van de publieke monumenten der oudheid fchijnt te volgen, door herhaling van zaken, en eene zelfs (lotende cpeenftapeling van fpreekwijzen , die meer gemaaktheid fchijnen te vertonen dan wel kragt en gezag aan de zaak te geven ? men zou zich hier kunnen beroepen op de fchrijfwijze der Hebreen, waar van men in Charters, den Tabernakel betreffende, voorbeelden heeft; doch dit antwoord is mij te algemeen voor een gefchrift waar in dien trant van voordragt, boven alle voorbeelden, zo verbazend fterk heerscht; het komt mij voer dat wij dit aan den leeftijd, het verblijf en de bijzondere fchrjjftrant van dezen man moeten toekennen; hij gevoelde zelfs dat zijn voordragt veel minder poëtisch was dan die zijner voorgangeren , en al had zijn tijdgenoot Jeremia daar van veel minder dan Jesaïa, wierd hij nogtans, in een aagteren gang dan bij Jesaïa, evenwel ook al ongevoelig tot het profeetisch dichterlijke vervoert; dit charakteristieke miste Ezeciiiül, ik wil niet zeggen verllond hij niet, want hij heeft in . verfcheideu (lukken, onder anderen in het bezingen van Tijrus lot, proeven van deeze kunde gegeven; de man van zulk eene hooge en rijke verbeeldingskracht, kon het ook onmogelijk aan dat dichterlijke vuur ontbreken het geen wij elders vinden ; een opmerkend lezer van dit gefchrift vind zelve dat hij in den ftijl zoms met zichzelven worflelde, dat hij dobberde tusfchen het poëY 5  34<5 INLEIDING tot tifche en profaifche , en fchijnt met opzet zich ïntebinden om 'er zich niet van te bedienen. Ik kan geene andere rede daar . voor vinden dan eene en wel dezelve , die aanleiding gegeeven heeft dat hij bijna alles in het Sijmbolisch kleed geftoken heeft , waarmede hij in 't openbaar te voörfchijn trad; had hij dichterlijk gefproken, hij zou minder vatbaar voor zijne landgenoten geweest zijn , die door de geweldige fchokken van den ftaat, den oorlogszugtigen geest die 'er heerschte in hunne befchaafdheid, zeer verre terug gegaan waren; hierom bediend hij zich meestal van een verbloemd voordel, rijk in uitvoerige beelden ; en meestal 'zulken die grof en ftout zijn , en dienen moeten om zoortgelijk gevoel optcwekken; maar in dit geval word de Schrijver voor zijne landgenoten wel verftaanbaar, doch kenmerkt zich niet als een man uit het Profeeten-fchool; dan dit vult hij aan door eene voordragt, opgevuld met formulieren, die naar den Chaldeefchen trant 't meeste gezag aan zijne beelden moesten bezorgen; hij kon als Daniël of Zacharia geen beelden neemen, die Chaldeefche wijsbegeerte veronderftelden ; zulke waren voor zijne landgenoten nog te vreemd, welke daartoe noch niet lang genoeg de Chüldeèfche lucht ingeademd hadden ; van daar alleen dat hij den Chaldcefchen ftijl, zo als die in burgerlijke zaken gebruiklijk was, en die zijne mede-vaderlanders dagelijks iu de zamenleeving ontmoetten, boven de wijsgeerige koos, die meer onder de aanzienlijken en onder de Magi bekend ware, en dus voor hun die niet in de hofftad, maar in Mefopotdhiè woonden , minder duidelijk zoude ge-  EZECHIELS VOORSPELLINGEN. 347 geweest zijn. Edoch, wij moeten nog een weinig nader indringen in 'smans wijze van voordragt, om dat meu daaromtrent van 't eene uiterfte tot het andere fchijnt overgefiagen te zijn. Men heeft EzECHiëL lange op een vrij laagen toon behandeld en gefchat, tot dat een Grotius, die met zo veel reden van elk eerbiediger van ware geleerdheid bewonderd word, aan hem de fchoonheid van Homerus gaf; zijn gezag gold bij allen , dis voor geleerd wilden doorgaan, en men heeft zich afgeflooft om alles zo hoog optevijzelen als mogelijk was; niemand heeft nogtans alles uitvoeriger en onderfcheidener behandeld dan Niemeij'er en Eichhorn , nogtans niet met die ondcrfcheiding, welke voor ieder een bevatbaar is, en elk voor doling bewaren kan. Zijn ftijl is voor zijn leeftijd al zeer zuiver , duidelijk en bevatbaar; 't afgebrokene , 't ftout verhevene bemint hij niet, maar is rond van zin en gansch niet fpaarzaam in woorden; van die zijde zijn voordragt befchouwd, is hij een der duidelijkfte Schrijvers onder de Profeeten; maar wat de denkbeelden betreft, door uitvoerige en duidelijke uitdrukkingen ter neder gefteld, deze zijn meestal omzwagteld met beelden, en wel met zulken die ons meer vreemd zijn , en die wegens gebrek van oudheidkundige of gefcbiedkundige berichten ons zo blijven moeten ; men kan evenwel niet zeggen dat de meesten derzelve van hem oorfpronglijk zijn, maar zij worden 't bijna, door dien bij in uitvoerigheid daaraan zo veel köiisi hefteed, dat ze genoegzaam origineel worden; men denke maar om één voorbeeld te geven aan zijn donderwagen; hoe zeer  -348 INLEIDING tot zeer nu 't uitvoerige ons in het recht verdand van dezelve aan de eene zijde behulpzaam is, zo is het ook aan de andere zijde waar, dat het overdreven naauwkeurige bij hem zoms fluiting baart, of een onnatuurlijk gevoel verwekt, of ons in het onwaarfchijnlijke voert, wanneer dan al de kragt en de indruk verdwijnt; Eichhorn zegt zeer wel: ,, de toneelen bij Jesaia doen wonderen, in EzEciné'l is het oog te veel verftrooid; men is meer verbaasd dan gevoelig; als de Majefteit der Godheid bij den eerlten in de ontzettende fiilte voorkomt, werd die afgebroken door het datige choor-gezang der Serafijnen, maar bij EzechiSl door het gefnor van raderen of't klapwieken van vleugelen; — dit onderfcheid is verbazend groot, en men moet het onderfcheiden gevoel, dat deze voordellen in onzen geest verwekt niet ontveinzen; dit verminderd heimelijk veel meer de agtbaarhe'd van het voordel dan zij het verderkt; dit gebrek drukt evenwel den Schrijver zelven niet, want dit gevolg in ons is verre van zijn doel, en zal ook bij de Jooden voor wien hij fprak andere gevolgen gehad hebben; het uitvoerige zinnelijke, en voor al het bijzondere , het vreemde daar in , moest bij hen het meeste effeSt doen ; inderdaad men mag de gebreken van zijn voordragt wel voor gebreken houden , men moet geen vergeeffchen arbeid doen om die te vernisfen; maar evenwel moeten wij ook behoedzaam zijn om die voor geen gebreken te verklaren, welke 's mans leerwijze verdonkeren ; het tegendeel is juist waar ; hij geeft zich in het overdrevne en onnatuur- lij-  EZECHIELS VOORSPELLINGEN. 349 lijke, in het kleine zomtijds toe, ten koste van zijn fmaak s alleen om zijn hoorders of lezers wille; herfteld dit dan menigmaalen voor andere lezers , minder zinnelijk in hun gevoel, door zijn beeld aan hun naakt te doen zien. Over het geheel moet men zeggen: EzEcmëL heeft zich onvergelijkelijk naar tijdsomftandigheden gefchikt in de ganfche manier van zijn voordragt, dit kan elk zelfs gevoelen die hem kent als hij godsvrugt en fnoodheid kenfchetst, en de beloften of bedreigingen der Godheid in de verfchillende gevallen laat werken; dan kan men vrij uit zeggen: de Profeet fchikt zijne geheele praktikak godgeleerdheid naar de zedelijke toefland van zijn volk; niemand moet in dit geval hem beoordeelen, die gewoon is de kenmerken of kcnfchetzen van godloosheid en rechtvaardigheid alleen uit zijn beoeffend famenftel te ontwerpen ; het is 'er dan zo verre af, dat ik dit als een gebrek in hem befchouwen zoude, dat dit veel eer de wensch in mij verleevendigd: dat de EzECinëLS van eiken leef¬ tijd hunne godvruchtige voorftellen , om kracht te doen, om fpreekende te zijn, daar naar mogen richten 1 Ik weide hier niet verder uit dan eene inleiding , die een fleutel tot regt verftand van een boek, en niet de opgave van den korten inhoud van het zelve vereischt ; is dit voor veele lezers te donker, ik getrooste mij dit, want die niet met nadenken EzECMiëLS voorzeggingen in zijn geheel leest, kan de inleiding ook geen nuttigheid geven; die leest om.  35® INLEIDING tot enz. om te lezen, en om alles op zich zelven te verffaan , zonder liet geheel zamen te voegen en te over* zien , behoeft geen fleutel om den toegang tot de denkbeelden te verkrijgen. Ik zal over de laatfre hoofddeelen van EzeCfllëL, om dat die in het geheel van het boek niet ingeweeven zijn , hier niets fpreeken , maar op de plaats zelve. Ik neeme affcheid van mijn lezer met de klagte, dat geen boek des O. T. door de affchrijvers meer geleden heeft dan dit; maar zegge ook dit tot vertroosting van hun die taalkundig zijn , dat het gebrek van goede handfehriften verzoet word door de naauwkeurigheid welke de Alexandrijnfche verjie, omtrent dit boek als nader bij 'sProfeeten leeftijd gemaakt, bewaard heeft. De Uitleggers over dit gefchrift door mij geraadpleegd zijn: Sciirocder tot aan het XXVIIIfa Hoofddeel in zeer uitvoerige Ahademifche voorleezingen van het niterfte gewicht, altans verre boven Venema in Ezechiëlem, waar men gedrongen kortheid en diepe geleerdheid op zich zelven vind; men bewonderd den eerwaardigen grijsaard , maar men kan van zijn werk geen gebruik maken , of men moest zo rijk in denkbeelden zijn als deze groote man waarlijk was , en dan nog de bekwaamheid bezitten om die rijkdommen voor anderen bruikbaar te maken. DE  D E VOORZEGGINGEN VAN E Z E C H I E L IBe HOOFDDEEL. i. In het dertigfte jaar van Nabopolos- vs. i. in het sar's bewind, en wel in 't vierde jaar dat K?e0PTi hij zijn zoon en opvolger Ne b u c ad ne- v!jfd,en van de vierde maand , zar tot medebeuimrder van zijne uitgebreide toen ik onderde ftaten verkozen had, gebeurde het, dat ik op ttn'T rWe? dien gedenkwaardigen dag van de vierde maand tmZjA%°i7ht. deszelVen jaars, de eerfte verfchijningen dermelen 'g°oPend om de open- w. 1-1S. Hoe moeijciijk het voor Westerfde zintuigen is, zulke uitvoerige Sijmbolifcle tekeningen wel te verdaan, word zulks nogtans verzwaard door de verfchillende gedagten der Uitleggeren, die, over 't geheel, meer aanleiding tot verwarring dan opheldering geven; ik kan in het algemeens met MiCHAëLis niet berusten, die hier enkel eene tekening van de donderwagens der Goddelijke Majedeit door EzECHiëL wil ingevoerd hebben; even zo min in de verklaring van V ene ma, die weder elke bijzonderheid naauwkeurig ontwikkelt,en even als in d aniël ,door de vier aangezichten, vier berugte rijken verdaat; die alles wat zich om en oj» den troon nader doet zien, tot de Maecakeefcbi tijden, zijn geliefd denkbeeld,  35'2 Het C O E K uringin van Godheid hadde. 2. [Dit tijdvak van 'smans Elobim te kun- ... L ncnzien. inwijding tot de bediening, was tevens de vijfden' °Pdie? V'j^6 maand van 't vijfde jaar, van den maand begon laatfteii fudeefchèn Koning ziin hailiimfchap: hii tevens juist h^t _ " J dj o i , j begin van't vijf-die tot nut van zijne landgenoten dien gewig- de jaar van Jo- . , , ' , jak™, en dien tigen post had aanvaard, was uit een pnes«»^l«^n**''terlij^ Se^dgt afkomftig, woonende tans in Mefopotanie, en had daar de onderfcheiden gezichten tot heil en troost zijner landgeno- beeld, en tot de komst van den Messias, brengt. —- Deze fchilderij heeft EZECUiëL noodwendig geplaatst als een voorrede voor het Boek zijner voorzeggingen, om zijn natie een begrip te geven van de veranderingen, welke hunnen ftaat geleden had, na clat hun befcherm - God niet meer in de Schechina of onzigtbaar met Zijn befchermend oog over de natie Waakte, maar als de donder-God, de uitvoering Zijner bedreigingen van den troon gegeeven door deze Cherubs doe; malen ; dus moet alles van de donkere zijde bezien worden , daar zijne meeste voorzeggingen bedreigingen behelzen; du blijkt duidelijk uit het 4de vers van 't Xde Hoofddeel; de luisterrijke wedei komst van de Cherubs in den Tempel maalt hij weder in het XLÜIfte Hoofddeel. — 't Is nu geen wolk, die hem tot leidsman in de woestijn ftrekte , maar 't is een vreeslijke orkaan die boven 't Noorden hangt, dair op onderfeheide wijze werkt, en door hem nader en uitvoerig:r ontwikkeld zal worden. Zo wij hier bijzonderen wilden, dat Mogelijk een Jood meer konde doen, naar zijne denkwijze, lopen wij gevaar vin te dolen: als wij niet verder gaan dan Homerus en andere Dichters der oudheid doen, en uit hun 't gebruik der zinnebeelden vercelijken, hebben wij minder gevaar om al te naauwkeurig te zijn, of alles fprekend.- en leerzaam te willen maken, vs. 1, 3. Dat deze twee verfen Biet van den hand des Pr< fee's zijn, bemerkt elk van zelven ; 't is een randtekcuii.g van dezen of genen in den text door Affchriiveren ingebragt, of eene aanmerking van Es ra, of van iemand aan wiens oog deze verzameling bij deze of geene gelegenheid tot nader herziening overg-geeven was. — Deze ri 'ier valt bij Karcbemis in den Eupbraut. Cbasmal is naar de mening door BoscHART voornatnentlijk opgehelderd, goud met een vijfde gedeelte zilver daar 0!l-  van ËZECHIEL. Hoofdd. I. 353 ten. 3, Ik bevond mij toen met een aantal ***■ 3- Toeni landgenoten, medeballingen, aan de rivier Cha-fekllltVZ baras; alles werd mij van dat oogenblik zo it>rks.„bekcnd i,l , ., ».., 0 wieraen aan kiaai, zo duidelijk; de gezichten waren zo EzEcmêt.zoon onderfcheiden, als of ik mij in den teJmel^^'to'S, zelve bevond.] 4. Het zö zonderlinge gezich- lTl% te, 't geen mijn aandacht trok, vertoonde zich vier' S-'iar * in A„„ „„ n /1 . waar hl' deze m den eerden opflag als een orkaan, die in v»rruUine,n baar eerde opkomst was uit 't Noorden ,Sd.] 3M en een zwarte wolk aanvoerde ; die door vs. 4. ik zag flikkeringen vooral aan den rand het vermoe- ^tf% orden vermeerderde, dat ze rijklijk met blikfem-*<"»» Ult hét ftof bezwangerd moest zijn; de wolk was nietwolk geheel zwart, in 't midden van dezelve wasw/X"Së°, een rond ligchaam doorfchijnend , gloeii'endde rand"1 wa' , ° J Tenglanzend.en en vunrig als een bhklemftraal. 5. Nader'tmiddenftewas ziende, vertoonde zij zich in dit middenpunttZÊ^tx eene figuur, welker bovenfte gedeelte 't uit-VLlur* zicht van vier dierenhoofden had; in het midden" V., overige was de ftatuurt van een mensch. * y%ï"%* 6. Toen zag ik duidelijk dat elk dier viér'en> °p ?t "r1 hoofden van onderfcheiden gedaanten uit de dÓch° z^Taddiereh-vier onderfcheide aangezichten tl ^fedlZ hadden, en dat elke ftatuure daarenboven van fche"'" men" vier vleugelen voorzien was. 7. Het onderfte °vs"' 0. En gedeelte hunner ligchaamen had de radheid vt^tM vier vleugelen, vs. 7. Hunne boenen waren recht, doch °fonjfrft, v% onder gemengd, 't geen in het vuur niet zoüde fmelten, maar wel gloeijen; doch Schrobde* twijfelt zeer of de or.egrapbie van't woord zulks 'wel duld, maar denkt liever aan den blikfem, onder den naam van blikfem-bel toen bekend. vs. 7. Venem ., zegt wel de rondheid van dat gedeelte van den voet, 't welk de aarde drukt, geeft het onderfcheid tusfchen een kalf en een koebeest. Vlil. Deel. Z  354 Het BOEK de voeten was en regtheid van menfchchjke beenen; alleen als een rund- kiaawn; ghm- waren de vol ten meer in de gedaante van loper s'P°'ijSt ecn koebeest, en wel van onderen rond als vs. 8. Onder v;m \ jjaif. en boven op de voet was de de vleugelen 1 hadden zij men- hoeve glad gepolijst als koper. 8. Elk was op eiken'nóek • voorzien van twee armen die onder de vleudus vier aiSo-e]crj uitkwamen, en even als de vleugelen hunne gench- ö ' ># ten en armen ~,an de zijden van elk uitftaken ; zij waren Wvse."9. Hunne alle vier eikander , en in gelaad, en in *\TieoTderfing bouding , en in vleugelen, volkomen gelijk, aan oen an°- Q- Opmerkelijk was de houding hunner vleu- deren : doch , , ,,. j j Zi] wendden gelen; deze lhetcn aan den anderen , en gaan ."maaseik floten dus 't vierkant waar in zij ftonden; en zag recht veer rc;,oon z\\ in een vierkant Honden, zo was zich henen. 1 vs. 10. De nogtans alle beweging voor uit naar het oog regt f uT^geiZd] uit gericht, zonder draaijmg of omkeering., was 'i "iizicu jj meer n?derden noe duidelijker van een mensen, j » het uitz-cht zv.g, dat de voorzijden van hunne hoothadden"ziiC Viie den het menfchelijk gezigt was ; terwijl de zij.tc Ttan00^ rechter/.ijde van elks hoofd naar een leeuwen tegengeiieiie ]{0p geleek; de linkerzijde naar den os; hadden zij alle , , , , , „ , r , vier een osfen- hebbende t agterhoofd van allen de lclierpere denÉtd°e°kvier"en uitftekeiidefnep van een arend, ik Hunlk"htarendS Uit"ne vleuSe'en hadden ook eene onderfcheiden vs.' ii. Hun gebruik; twee van dezelven ftonden uitgerekt, fe'énfmnaaer ook even onder de aangezichten, en floten zo hunne Meuge- aan ^ auc}creii • maar twee ftonden niet len waren oo- * er. 8. Dat zij elk vier handen hadden meent VenemA uit de fiinctuur der woorden optemaken; ik kan dit noch niet als noodzakelijk aanncemen. vs. II. ScHRoëDEE. vermoed dat het woord aangezichten hier overtollig is, ftrijdig met de Schrijfwijze der Oosterlingen. Dewijl 't nogtans in onze fpraak gebruiklijk is zulk eene herhaling toetelaten, heb ik 't behouden.  van EZECHIEL. Hoofdd. I. 355 uit, maar vouwden zich in eene gcflooten ven aan verhouding om 'c onderlijf te dekken, ia. Elk £S'^ „f* der figuuren beweegde zich altijd in eeneelcn die aan '.. , . den anderen regte lijn, evenwel met naar keuze, maar floten, terwüi zo als de invloed van den wind hun aan- Kamen "befluwde; ik kon niet bemerken dat zij zichdektMophouden, uitwijken, of terug deinzen kon-VJnS'hun' p'ing den. i3. Over 't geheel zag men onderfchei. "^Q. deu tusfchen die dieren een gloed als diehen dreef i>e~ van glimmende kolen , evenwel met dit 01)" zich , docli derfcheid, dat zij niet alleen gloeiden, tDWtoJ^Ö dat hun glans tevens als die van eene vlam zeer helder was, die gelladig in dat midden- *it*nbi der punt flikkerde, en eene vlam maakte, even-Se™'«£ wel niet zo als gewoonlijk brandftoffen flik- mergioei- j 0 j jende kolen , keren, maar meer op de wijze zo als dedic tevens ais blikfem fchittert. 14. Hunne beweging was den ; Sict was gelijk aan de gedaante van het vuur; de d1^nin * zelve ftraalen en flikkeringen welke de blik- fl*d>P , r • 1 , , g'»f ; 't vuur lem in haren loop maakt , was ook in de gaf eene weet- dieren te zien. 15. Bij een naauwk^urigerfeurTwS en bedaarder befchouvving, zag; ik nog ietsblikfem uitj .. j 1 » vs. 14 De dat mijn aandacht trok; op den grond ver- dieren nu werk- toonde zich tusfchen elk dier een rad, dus vier te zamen, (of elk in den omtrek "^^^ , , .... ik de dieren neder bezag, ontdekte ik een rad op den grond ter zijde de dieren: elk was op 't gezicht vier dubbeld. vs. 13. De Altxandrijnfcbe overzerting leest in plaats van gelijkenisfe, wat de glans betreft; ik geloof dat deze lezing de voorkeur moet hebben; doch op 't gezag alleen van eene overzetting, vermag ik die niet in den text brengen. vs, is. De Ilebreeuwfebe text brengt ons tot vier omtrekken, doch ik geloof dat EzscmêL één rad befchrijvende, heeft willen zeggen dat ze alle vier aan den anderen gelijk waren. Z 2  356 Het BOE K vs. 16. De vier firkels hebbende). 16. De kouleur der «dêrên%o „eï vaderen was in allen gelijk; zij waren zeer ais hun maak- prjanfig, fchitterende als een vuung rood edel- 7el was in glans gelijk aan gefteente, maar dan fcheen elk van hun in ènnwTié% gedaante volkomen gelijk , ook dezelve gelijkvier dezelve; j^;^ ;n rn^zd te hebben, zo dat men in elk rad de overeen- komst in maak-in plaats van een as, weder een rad zag, niet fe^a" egvènaaTs minder glanfig. 17. 't Geen bijzonder was °rekia tl» Til teöe!1 ^en aart ^er raderen; hare beweging rad noch een wierd niet gemaakt door den draaijenden as rad bettoten ... , , ware. in de raderen, maar elks beweging kwam vs. 17. Hun- van buiten aan, naar de vier {treken waarin wltstahSp^zij bonden. 18. De ronde firkel van elk rad naat de vier ^ yr;: gr0ot, en had daarbij eene ge- zt] den, zonder j o ■> .. zich in hunne daante die haar meer aanzien gat; zij waren Td'rJa,%n.omm eene geftadige flikkering, dat op de einden vs. 18. wat van elk rad, waarmede zij den grond raakten, Betreft,dfcw"-niet ongelijk was aan de beweging der oogen; ren zeer nijd,^us was elk in den buitenflen omtrek als met en tevensfebit- " . terende; de ran- oogen bezaait. 19. Er was in de beweging met wareonogen tusfchen de dieren en de raderen overeenvoorzien, in oernrnïii:2; gingen de dieren voorwaards op alle vier. a' ° 0 , vs. 19. wan- den grond, dan liepen de raderen ook over zfch bewoon" den grond ; verheften zich de gevleugelde dan liepen ook jjeren boven den grond, doch in eene lijnde raderen aan o •> ... . beurt ïijientrechte ftreek, dan bevvoogen zich de raderen détoren van ook in die zelve richting boven den grond. den grond , dan gingen de raderen ook boven den grond. vs. 16. Ik beken dat ik dit vers noch niet verlta ; 'er is een over> vloed van woorden iri de befchrijving, en nogtans minder duidelijkheid; 't geen ik gis , heb ik in de omfchrijving gebragt , maar heb de text gelaten in hare fchikking. vs. 18. Ik ben hier Schrocder. gevolgd, die dit vers voortrefiiik ephelderd.  van EZECHIEL. Hoofdd. I. 357 so. De beweging der raderen was in alles V!- eo. Waar r. .... , ,. , neen de «>ll»rf a.hatjgdijk van die der dieren, en deze hen voortdreef, werd alleen veroorzaakt door de werking der^™^'^1^" wind, die ben in beweging bragt. 21. Inderen »«««»«■ t ee» ooff gaan- alles was een en dezelve werking, een bewijs <*« dezelve van een en dezelve oorzaak, 't zij op ofdnnïfms ook boven den grond, was alles overeenftemmende.in de ™dere"' 22. Maar 't geen mij zonderling voorkwam, fen' ciie', dan was iets 't geen zich boven de hoofden der rendie ftü5 dan dieren als hangende vertoonde ; op 't ooeftonden zij; >. ... g'"êen die bo- was t een vast hgchaam, even als de vloer ven den grond, van iets; evenwel was het niet digt, maar d?nh b^egdd" doorfchijnend als het kriiftal, en maakte een "deren boven , • , , , ,. den grond; de- weerkaaiiing van den glans der dieren. 23. Nu zelve aandrift merkte ik duidelijk, dat de twee uitgefpannên^ iTlTdeTe" vleugelen, die onderling aan malkander flie- VCVAS' /e2,hoB0£ ten, tevens dienden om een zekere vloer teden der dieren onderfchragen , die boven hunne hoofden een vast piVzich vertoonde ; terwijl zij nog twee anderen hadden om de eerbiedigde houding! uitte-'1" doorfchij- , , , . . , . »«»<* krijilal: dniKKen. 24. Als zij m beweging waren, dit fcbinerde merkte ik nog op, dat zij met de 'vleugelenhoofden. veel geluid maakten; dit was buitengewoon , .vs\ 23\ 0tl* ' " ' der dat piavei- veel overeenkomst hebbende met het ruifchenzel waren huuvan een rivier, dan eens met den donder vangeien^uTtgeverre, dan weder eens als die van eene felle %fne"„jere'°; orkaan op een afdand gehoord , dan eens daar eik'ertweê als de kreet van een leger in aanval; roaarneden hun ïigzodra zij niet in beweging waren, en dus «"entw^dfe hunne vleugelen lieten hangen., dan hield boven flo" ook dat geluid op. 25. Ais zij buiten alle .vs- -4- A!s bewegingen waren, dan hoorde men vantoorde8'if'c' , , geruisch hunner vleugelen , en dat zo iterk als van een verbolgen vloed, als den donder des Alvermogen den , als het geluid van een zwaare orkaan, als d"e kreet van een heirlegert zodra het ftil was dan lieten zii hunne vleugelen hangen, vs. 25. Dan hoorde men eene onderfcheiden ftem, komende Z 3  35» Het BOEK van het plavei- een anderen oort een geluid; ik kon du'de* nê''bToofden*lijk bemerken dat zich dat bepaalde boven den?en''hunne hunne hoofden langs den grond , klaterende vleugelen neten daar boven, en dit zo dikwijls a's zij maar ha^_en'l6_ Bo_ hunne vleugelen lieten hangén en (til donven dut plavei-fan. 26. Nu werd mijn aandacht ook daar zei, over hun- i nehoofdenhan-henen geleid, en lk zag boven dien gromt, zich de eene datige zetel, zo als de Koningen en fi"ur va.nL.een Richters gewoonlijk gebruiken, kostbaar als troon, fcbttte- 0 1 r ' rende ais de uit een enkelen glanfigeil l.iplujr gemaakt; t^bjfaLrk'*% die troon was niet ledig, maar op dezelve toCondeCOn Ifchvertoonde zich iemand in den omtrek, zweeüts ais een men- Vende naar eene menfchelijke gedake. 27. Ik fche gedaante, . daar m zitten- fpreek nu alleen van den omtrek, want eigende' , lijk zag ik geen menfchelijke gcdalte , maar vs. 17. t Geen J D D , Jaar zat, kwam aan het bovende gedeelte tot aan de lcnde5LrV8*U*Üen, meer iets dat naar gloeijcnd zilver gewTinVdënom°leek' maar blanker , minder vuurig dan bet ontrek ais van derde gedeelte dat meer gloeijend ros was, binnen, van de , , . c . lendenen af tot zo derk dat het eene glanzende omtrek ior- va" delende! meerde. 28. Eenigzins in uitzicht gelijk aan ncn naar bene- fan rcgenboog, wen die zich aan de donden , vertoon- . , , de zich meer kere buiagtige lucht vertoont; eenvouwiger van ^KkaM ik dien glans der Goddelijke Majedeit met deszeifs ■ t befchrijvtn ; naauwelijks had ik daar glans 111 den J ' J emirek. Van de leevendige indruk, of ik viel plat ais' het uitzicht met mijn gezicht op den grond , doch ik boogdeili'i^dc bfedF niet lange in die gedalte , want ik rvoiken zicnt- boorde een geluid als die van eene menfchen baar, bij gele- .. . . , geubeid van dem mij aan!prekende. een zwaare regen, omtrent zo wat de fchittering van den glans des omtrek'; zo was de fig'fttr van de fchadnwe det luistert van JeboVa>>; toe. :k dit ziig v.ef' ik met mijn gezicht op deu grond, toen 'huorue ik een Hem van iemand mij aanbrekende.  van EZECHiEL. Hoofdd. II. 359 Zllde hoofdd. ffN aanfpraak kwam hier op uit: (Ier- vs. i. n,t lelijk mensch ! zijt niet te zeer beangst ,£Jdej^mS2 rijs van den grond op, en fit in eene hou fcl,cn kind! e» ..... r , , op uw voeten ding, dat ik met u (preken kan. 2. Onder;**»»', dan wil zijn fpreken gevoelde ik al, dat eene builen- KenT' " fpre" gewooue kracht op mijn geest werkte-; ik vs. 2. onvond mijne zenuwen gekalmd, e;i voelde kSttfde'&S mij als van den grond opgebeurd; nu ver in, die mij ftond ik onbelemmerd wat de fpreker mij te \lflaTn, en ik zeggen had. 3. liet was: fchoon gij mi^f^m fterfelijk mensch zijt , wil Ik u nogtans als vs. %, hm Mijn gezant gebruiken bij het geflagt v^^'T^t 1 s r a ë l ; Hammen van muitzuetisren aart. ze'',ncn wc du . , - _ 'zoonen va i Is- uie zich altoos van Mij afwenden; aan deze*>§*- tot de misdaad hebben zij allen van hunne voorou- kel'eTfme "teders af zich fchuldig gemaakt, en het in dezen donkeren tijd nog zo gefield. /. Ta als iiumi- vcor- J.-. „ n„ •„ 1 , ' ouderen bele- dit gellagt is nog al meer ontaart, ondertigde» m tot alle rampen zijn 'er redenen tot befchaaming gepn j£ag. huiai" genoeg; maar zij weten van geen blo- vs- *• En .... 0 ze zoonen heb- zen , zij zijn veel te ongevoelig van be- ben een onb*ftaan; tot zuike onhandelbaaren zaflk u doen ^ZTiTgt fpreken, maar gij zult het ook altoos töij^, Mijn naam als de magiige Jehovah bekragti- jjf. « wthéri, gen. 5. Of uw arbeid onder hen van vrucht W r°reken°: ^ , . dit Zegt Adona'i jeuovaM vs. 5. Zij nogtans, of zij opmerken zullen, dan of zij het niet vi. 1. Over dezen tijtel van EzECHiër., zoon van Adam, weten wij weinig zekers, en 't is gewis iets ebaraihristieii in Ezeciucl; de verfchlllende gedagten omtrent de betekenis beeft Berkeij gezameld in de mfitll. Groning. II. Vol. Fufc. 3. Obfirv. 3. en de zijne in den fmaak van dien tijd gegeeven, 't afleidende van 't gezicht des dondcrWtgCn* d:e hij met zijne fterfeiijke oogen zo van nabij zag; dit heeft wel fchijn, maar voldoet niet; ik beken 't niet te weten. Z 4  3<5o Het BOEK doen zuilen, zal wezen , daar voor behoeft gij niet te daar ziu tocll , . , . , . . een hallerrige ZOtgQn , liet IS IJlfct te dellliCll WcgeilS llUll iuTien' wéten karakter; genoeg is het, indien zij maar ove» d»t'er een Pro-tuigende bewijzen hebben, dat zij met den feet ond^r hen J ,. geweekt is. dienst van een Profeet bevoorregt waren. vs. 6. En gij, 6. En gij - al zijt gij maar een zwak mensch, mentenen kind! , . n in i behoeft vo r behoeft u over zulk een beilaan niet te be- hen met te kommeren , noch veel minder over hun drei- vreezen , zelfs ' niet voor hun gep u te verfchrikken, al zijn ze op 't aanhe't'?nete?s "en ratten als netels, of als Rekende doornen ; n°0a?\ijtVOgijia' ze've als (-e heesters die eene vergiftige pnder fcorphe- wonde maken : denk over alle hunne ge- nen ; toon u in hun bijzijn zegden met angftig , zo min als over hun he"isbmVar'''een onvergenoegd gelaad; denk maar het is een ««^«^«/«-onhandelbaar geflagt, 'er is niets anders van vs 7 Gijte waoten- 7- Ga dan maar rustig voort om hebt maar Mij- onbekommerd te fpreken , het' zij zij zulks hen vllr'éheu- wel of kwalijk opvat: en, het ftug zijn is danopaierten6,1100'1 nun natuur geworden. 8. Maar gij, het zij zij zulks fterfeliik mensch ! zijt maar op uw hoede met doen; het 1 J 1 is toch weer-om het tegengeftelde van hun te zijn; wees h'en."'gheid blj enkel gehoorzaamheid op den voordragt van vs. 8. Maar Mijne bevelen; toont dat gij met recht van gij , menfehen , ,, , \, ., , kindi merkt gij dat geflagt ontaard zijt; Ik wil er eene nPbeveei^nzijt Prueve van neemen : neem , om te eeten , gü niet wer- net geen Ik u toereiken zal. o. Op dat ftrevig geli'k > r die weitrfpan- oogenblik zag ik een hand die mij iets toewei\aii1™oPen reikte, het was een rolle, die men gewoon- utyen mond , en ontfang in uw ingewanden, wat Ik u geef. vs. 9, Toen merkte ik, en zag een naar mij uitgeftoken hand, en in dezelve eene boekrol. vs. 6. SciiRoéDER heeft bewezen dat dit Brandnetel moet zijn; onze Overzetters hebben hier gewis de verkeerde betekenis: welke heester den naam cn de eigenfehappen van den fcorph.en bekomen heeft, is mij noen onzeker.  vanEZECHIEL.Hoofdd.ïI. 36i lijk befchrijft , welke mij gegeeven wierd. io. Met eenen rolde Hij die los onder het vs. io. Hijoverhandigen , en toen zag ik dat het per-voT'mijn fe' kament, het geen zelden gebeurt, op beide ziclu;, ?'! was ... , r r aan beide de zijden belchreven was ; zo oppervlakkig zijden befchremerkte ik dat het meest klaagzangen moes- heïlde Z'kiaag." ten wezen, om de aandoenlijke tekens wel- wéënZUgteB" ke ik overal met een opflag van het oogzag. NIHde HOOFDD. u hoorde ik duidelijk heggen: fterve- vs> , HUrop ling! aanvaart zonder bedenking de rol diefPrak H" m,j li -j ., ° aan: menfcnen IK u aanbiede om die te eeteii, en dat ge-kind! eet bet daan heibende, begeef u dan naar de Isr, ël- 0l?en" woTdT litifche familie om tot hen te redenen. 2. lk eet, 'le -ro"L'» en beseef u dan gaapte daarop, en het was mij in de ver-om te redenen beeldens-k.agt als of ik de rol in mijn mondw Iirai'l'!fé1 a .... . j vs. e. foen uaauwde. 3. Hij gelaste mij toen om die door-opende ik mijn; tëflikkèn op dat ze in mijn maag teerde, en Se'mij de mijne ingewanden daar mede gevuld wierden; rol.eeten- , , ., ' vs. 3. Hij onder het eeten dagt ik: het fmaakt Wel, lirak tot mij: i.„. •„ . r\ j . voedt 'er uwe het is zoet. 4. Op deze zinnebeeldige ver-*«f mede, rigting, liet hij een aanfpraak volgen: fterve-l"L™C Tet ling! fpreek van nu af vrijmoedig tot de familie j£z£ J*J.» u der Israëliërs, om ftraf - redenen op Mijn geeven. \Stt gezag tot hen te houden. 5. Spreek onbe-fe,/nmija,t lemmerd, vlot, deck dat mi tot een volkzoet ahh™inê- , . v' vs. 4. Hierop uwe redenen zult inrichten , geenzins grofztirle Hij mij: ,..,.„,, menfchenkindl ga het huis f;rahl bezoeken, en doe redenvoeringen uit Mijne gezegden, vs. s. Gij word niet gezonden tot een volk moeijelijk in uitfpraak, en vt. 3. Naar goede verklaarkundige regelen heeft Sciinurrkr ia eene pis/trtatit ad h. 1. het Sijmbolifebe beter bewezen. vs. 5. Venema brengt dit tot den perfoon van EzEcnrëL, en niet tot de natie, mijns oordeels te zeer gedrongen. Z 5  3<5a Het B O E K zwaar van ge-0f bezwaard van frraak; gii kunt vrii in luid , maar tot 1 ° - de familie van uwe m ederfpraak redenen. 6. Al waart gij * ' ... m t een boodfehap gelast tot een volk vreemd vs. 6. Niet r b tot verfcheiden van fpraak en mocijelijk van uitfpiaak, zouftüjk »"»den zij ongetwijfeld uwe wel befpraakte rez-sTatd en vin denen met inftemming aangehoord hebben. tong. wier ge-7. Maar zo is het bellaan uwer landgenoo- zegden gij niet . . . - . zoudtverftaan;ten niet, en zulks ontftaat alleen daar uit, heulcUgezo"dtenom dat ze geene neiging hebben om Mij te had, zij zou-Kehoorzarrien; het karaktermatige van dat uer. naar u ge- '- tnittefd heb- geflagt is onverzettelijkheid in al hun doen, vs. 7. Doch en onbuigzaamheid in hunne grondbeginzels. za"nak- u^ict8- Maar lk Zal °°k zorgcn •> dat gij in UW luisteren , de- voorkomen die zelve onaandoenlijkheid in uw wiil zii nsar Mü niet horen; gelaad vertoond, en ongetronst van voorhootd ï^gellaurvan z'Jt' eveu a's Z'J z'in 'n u aantehoren. jsraci is j!erkg. Hun voorhoofd mag als een graniet- rotfe van voorhootd■* ° ,. ° en ^gevoelig wezen, het uwe zal zijn als de diamant, ""vs. 8.' Ziet de hardfte onder de clasfen der gefteenteus; ww geiaad zal -jjt dan in het minfie niet bezorgd , zijt lk onverzette- - -ais lijk tegen het niet aandoenlijk in hunne tegenwoordigheid; hunne (tellen, , . , . .... „ . en uw voor- denk maar dat het een onverzettelijk volk is. v^feti tégen10' vervolgde dus mij aantefpreken: fter- i,et hunne. veling! draag maar zorg dat gij het geene voornooot zaïlk u voorhoude , naauwkeurig onthoudt; èijmtmt'i* ha" luister telkens fcherp naar mijn voordragt. c.'ï voerde mij dat den invloed van Jehovah mij aanmerkelijk weg; onder dat ondcrüeunde. 15. In die gefleldlieid kwam iTwdnonin^gik eindelijk in een Mefopoiamisch vlek aan,tis ,door ric 3 ' ' werking van zeer vrugtbaar, van waar het den naam had, mijn gee^t, maar gevoelde ook dat dc kragten van Jebovab mij zeer onderfteunden. vs. 15. Ik begaf mij dan naar de ballingen te Tbtal-Abib, dat aan Cbebars rivier lag, ik nam mijn vs. iq. ScnnoëDER heeft uit de betekenis van 't woord geest, het gebruik van 'c woord wind elders duidelijk genoeg bewezen, dat het niet voor wind kan genomen worden. vs. 14. Hier ben ik nader gekomen aan de gedagten van RTicHAëlis; de woorden naar de gewoone punctatie geven hier een zin die met 't verband geenzins vlijd._ vs. 15. Mestïngh's in Disf. fab SCHRoëDERo vertaling is: befiboi—ds bun nanuwkeurig, die duur ga uit woonden.  364 Het BOEK intrek bij die het lag aan de boorden van den Chabaras, daar woonden, , verkeereride daar nam ik -intrek bij mijne landgenooten, onder ben zeer daar ecn gerust verblijf hebbende ; ik had ingetogen. ^ daar reeds zeven dagen uitgerust, zonder de deiiik 'op Eheï minfre werkdadigheid , dewijl ik geen aanverioop van drijvenden invloed oatfing. 16. Doch na ver- zoven dagen, J ° on ling ik be- loop van dien tijd , wierd ik met bevelen vel van Jtbo- .. TI , _. . . ., vab, dus lui-van mijnen Heer begunitigd, waardoor ik dende: ujt jrjijne onzekerheid raakte, 'twas: 17.Daar vs. 17. Men- v fchen kindl Ik lk u aanftelde om naauwkeurig acht te neewachu-rt0tovermen °P de gedragingen van de Israëliërs , liraïhbuis»an-uwe landgenooten, zult gii van nu af, van gefield; hiertoe f ' ÖJ ' ra tt jij Mijne tijd tot tijd van Mij Mijnen wil vernemen, hevelen van ■ , „ Mij ze;ven om- "oe 5 en °P wat wijze hen op Mijn gezag te nit°MMn°nMmvermanen- l8- Hierom eisch Ik van u de u waarfthou-uiterfte naauwkeurigheid en getrouwheid; doe vs'. is. Ais'k den boosdoener aanzeggen: uw vonnis is aardde"«J^2°?d: Seveld' de uitvoering is zeker, dan is het w zult gewis uw zaak, hen dat gevaar onder het or5g te omkomen, en 0 , , sü waar- brengen, en hen aantemanen dat gevaar door m^ei tra"tee11 tegeiigetTeld gedrag nog te ontwijken , den fnoodaarden de regtmatige doodftraf zo te ontgaan; met van znne . bopz'e gedra- kwijt gij u niet van dien plicht, dan zal hij het brengen"^!? vonnis wel ondervinden, maar lk zal ook u dat gij zijn iee-ajs oorzaak van ziin dood naar uw gedrag vou- ven red; zo zal J 00 d.e ïhoodaard nisfen. 19. Maar neemt gij uw post trouw- wel in ziin »«-, . rechtvaardig- hartig waar, zonder dat hij in grondbegindot^wfnHocd'zels üf in dadün veranderd , dan zal hij niet zaï ik van uw alleen de ftraffen van zijn wangedrag onderband eisfehen. ... vs. 19. Edoch vinden, maar gij zult voor uw zelven mets Zardidenfwanad'gevaarlijks te dugten hebben. 20. Doch heeft Jchuwt, en hij zich niet van ziine boe hcflaan en bcoze handelingen bekeert, dan zal hij iu zi.in misdaad omkomen; doch gij hebt u leeven beveiligd, vs. eo. Zo de vs. co. VXNSMA maakt hier de wigtige omlcrfchei.iing, dat de ge- fpa::-  van EZECHIEL. Hoofdd. III. 365 iemand tot dus verre edeldenkend en Godvrug- iravt z;dl vaiï D wel te Hoen ont- tig gehandeld, maar veranderd hij, word trekt, dadelijk hij flordig in deugds - betragtihg, „begaat hij SS^en^ik zelfs onteerende misflappen , en komt daar'trikke _ voor 1 r ' hem fpanne , bij dat Ik door beproevingen nog meer het waarin hij omonderfcheid zijner gedragingen uitlokke; zo is'hijindien gij zijn ondergang beilist, zo zal hij, indien gij&^ww-. hem daartegen niet vermaande, wel onder der., ^ misdat fmartelijk gevoel omkomen , zonder dat zijn goed doen het goede, het geen hij te voren verrigt had,™' tot zijne verfchooning in eenige aanmer-m?"; 5ve"wej , . 1 ö ° zal Ik ztm bloed kmg zal komen ; Ik zal u als medewer- van uw hand ker van zijn fchuldig beftaan, ook ftraffen. e'fchenti. Maar hebt gij hem vermaand om hem aislij den bnvan het misdoen beftendig terug te houden, ^VwfhXl met het gunftig gevolg dat hii zich terugom den ieHA- , , ,., .. , zanten voor het Jioudt: zo zal hij zijn leeven met zegeningen misdoen te ingemeten', dewijl hij gehoorzaamd heeft aan zieh^vin jfit de vermaning, en gij hebt aan den eisch zonf sen °nt; ° e 1 huudt, zo zal van uw geweten voldaan. 22. Hierop be- hij zekerg*/»*merkte ik duidelijk eenen aandrijvenden in- 0'm dat 'hij naar vloed van den Heere, en daarop volgde ea'giihebt'voó? terftond een bevel, om mij uit de ftad op eenen uw '/«»«» e" heuvel gelegen, naar de vlakte aan deszelfsi!U Daar voet gelegen, te begeven, daar alleen zijnde*er piaatze wa« r , tt-. , »„.. , Jehovahs hantt met u, lprak Hij , zal Ik Mij met u nader on- oP mij, mij derhouden. 23. Ik deed zulks zonder uitftel, v'nrtf'ganaar kwam in de valeie, en zag daar weder dat bu,k?n raar de - 0 valet, daar zal beroerend verfchijnzel der Godheid, het geen ik u nader onik de eerftemaal gezien had aan den Chaboras; ^T^l' ik maakte mij gereed, en vertrok naar de valei, daar was de luister van Jebovab weder in die ftand, als die luister welke ik bij de rivier Cbabar gezien had; (pannen ftrikken niet dienden om hen te doen zondigen, maar wel om hen tot de ftrafien te voeren.  3^6 Het BOEK ik viel hierop ik zonT- op en " daar zorgvulen gelaste mij: dig te laten opfltiiten. 25. Ta, fterveling ! fluit h i» ;iu>e J a «•»^ op. Ik zal u meer zeggen: men zal 11 dan daar u betreft'.min-™et zeer dikke touwen omwoelen, en u zo fchen kind! binden dat de beweging u onmogelijk is , men zal u m . zwaare touwen en altans de verkeering onder uw natie u gezo" gebonden heel benomen is. 26. Ik zal daarenboven u g!iU onmogelijkin de gefteldheid brengen , dat het fpreken zuit kunnen u onmogelijk zal zijn , dan zult gij altans uitgaan onder , ,. . . hen. hen als de man die altijd gewoon is te drei- tong'zanit Yan Se" » niet verveelen ; wat zou zulke ook bw gehemelte baren, het is toch een onverzettelijk volk! doen kleven , J zo dat gij 27. Als Ik 11 Mijne bevelen mededeelen zal, aTn ;k dan zultdaa aheen zal Ik u tot fpreken bekwamen, en gij voor hen ^au moet gij altoos beginnen met het gewoo- geen helmuTen- D 3 ° *> den man kun-ne woord: dit beveelt de Heere Jehovah'. nen wezenjhet , ., .. is toch een voffgt er bij: die het aanhoren wil zij op- ""ji*ttS''s'fa' merkende; die niet gelooft, dien zal Ik niet vs. 27. Doch aanfporen: het blijft toch een onhandelbaar als Ik tot u „ , fpreek , dan zal Volk ! Ik uwen mond ontlluiten, en dan zult gij tot hen fpreken: dit zegt de Adona'i Jehovah'. die het horen wil, hore het, en zo niet, late zulks; het is toch een muitzugtige jamiiie. vs. 25. Men geeft zich veel moeite dit te verklaren, die 't opeigentlt;k opvatten, zijn mijns oordeels 't verfte van den weg af; Grotius heeft niet ongegrond gegist dat men hem in zijn huis opfluttende, op zijn bevel gebonden heeft; is dit zo, dan lopen de tekenen in die houding, en wel in 't volgende Hoofddeel door.  Van EZECHIEL. Hoofdd. IV. 367 TIVdeHOOFDD. oen ik dus opgefloten en gebonden Vs. 1. Gi, Jag, wierd mij gelast van Jehovah, mij eene "^[^"J^" vlakke fchijf van kleiaarde, als eene onge- een ticheifieen, bakke tichel te laten bezorgen , en daaropuf en" nTaakt met een graveer - ijzer, het ontwerp van ded*£°?? "Tal ftad Jerufalem te tekenen. 2. Verder moestde 'lad 3**»f*ik rondom die ftad eerst een ontwerp van ""j. 2i Tek„t influitiug, . door de figuur van zekere kadee-een Mezrond" , J om haar, bouwt ien maken; vervolgens van een formeel beleg houten oorens door een aarden wal, waar agter legerbenden ^"werpreenen en tenten beveiligd lagen; dan rondom aan de ™r?"'h™} X ftads wallen de infirumenten bij het ftorm-kent ïegerbenlopen in gebruik, daarbij tekenen. 3. Daar-wr^vinr£/! op moest ik mij laten aanreiken eene ijzeren Sr"™* plaat, waarop de vladen gebakken wierden;aan- ... „. vs. 3' Voor- dic moest ik plaatzen laten tusfchen dat plan zie uw vervolvan de ftad in mijn gezicht; mijn gelaad&™J™ moest evenwel de trekken van angsvallisheid ?1' die ali len , 0 o fcbut tusfchen behouden, den belegerden eigen; en ik moest» en tusfchen die ftad; drukt met u eelaad het bevel tot belegering uit, en doe als t>f gij ze belegerd; dit Zal een teken voor het huis van Israël wezen. IV. Hoofdd. Het is niet vreemd dat de landgenoten van Ezscmër. in dien tijd aan niets minder dagten, dan aan een beleg der ftad Jerufalem; de afhangelijke Koning had een bezoek aan 't hof van Babel gegeeven, en 't fcheen dat alles in goede verftandhouding was met dat hof. vs. 3- lk vind de gedagte van Venema geestig, fchoon een weinig gedrongen, evenwel geeft ze nog de dragelijkfte verklaring; de ijzere plaat verbeeld naar ;de gedagte der Jooden de Egyptenaaren die hem beletten 't ontwerp verder afcenuken, zo als hij bij de belegering begonnen had. vs. 3. Israël moet hier weder in de ruimde betekenis genomen worden; de inwoners van dat rijk waren voor een gedeelte wel ballingen , maar ook voor een gedeelte in het land gebleven, en onder het bewind der Koningen van Juda gekomen.  3<53 Het BOEK met gebaarden bet voortzetten van het beleg ' vs. 4, Leg u uitdrukken. 4. Ga dan dit verrigt hebbende.) dan neder op , .. , n uwe linkerzij-liggen, nogtans zo, dat gij bettendig op ftra'ffen van uvve linkerzijde rust ; in de houding van raëh buis dra- eenen boetelina; moet gij dus de verdiende gen; zo veel ° . dagen ai« gij ITraff'en van het ganfche huis van Israël hel«uJ^PzuhWftJj Pen torsfen ; zo veel dagen als gij in die draden Jlr"^i" geftalte ligt zult gij gerekend worden haar vs. 4.— 17. Dit zinnebeeldig voordel is voor onze ooren vreemd; geen wonder dan dat elke Uitlegger bijna eene gedagte op zich zelven heeft; het vlijd dimkt mij eenvouwig het allerbeste dus: twee verfchillende zaken drukt EzkcuiSl in zijne gedragingen uit; hij draagt de zonde van 't buis Israëls in zijn eigen perzoon, dit verftaat een Indiaanscb Wijsgeer beter dan wij, fchoon de Jood dit uit zuiverder grond van zijn Liviticfcbe dienst ontleend bad; die draagt hij 3 dagen, welke voor jaaren gerekend worden, om dat het zinnebeeld voor de jaaren niet vatbaar was; zulks nam dan een aanvang met de fcheuring der beide rijken, om 'dat toen de afgoderij (taalkundig befchouwd den Godsdienst van het land werd, met eenige zuivere voorllellingen daar onder; dan drukt hij den toeftand van 't' belegerde Jerufalem uit in zijne leevenswijze , en ligging, den tijd van 390 dagen. Nog twee bijzonderheden worden dan daarenboven zinnebeeldig ; de toeftand in de laatfte 40 dagen, zijn dan meer boetdoende voor de ftad, en onder zijn draagen van de verheffende rampen in de laatfte 40 d*gen door middel der Babijlotiiers; op zijn linkerzijde liggende, was zi;n regteram nog vrij; Jerufalem, fchoon ingifloten, had nog eenige kragten tot verweering; maar de laatlte 40 dagen op de regterzijde liggende, was hij gansch weerloos, uitdrukkende den toeft ml der ftad, door pest en honger bijna in den wcerloosteii ftaat gebragt; in zo verre hij de nationaale zonden droeg , worden de dagen voor jaaren gerekend, en dan zijn 40 dagen voor Judaas nationaals zonde 40 jaaren; dit valt ondér Josia"s bewind; hier ontbreekt ons het gefchiedkundige; de Godsdienst moest toen ten opzichte van r'e afgoderij een verzwarenden zwaai gekregen hebben, ons onbekend: want die jaaren te berekenen van den tijd dat Jeremia begon te profetceren is mij te flaauw. Hier blijft mij dan eene  van EZECHIEL. Hoofdd. IV. tf<) ftraf te helpen torsren. 5: Ij zal zorgen dat gij «1. 5. ttfeb het uithoud in die ligging om Israëls ftraffen zin- \T, dë uebeelctig te dragen, dtn tijd van drie honderda^"i} d en negentig dagen; Ik neem dan de da?en voordr'i<= honderd jaaren; het zijn drie honderd en negentig jaareUgen'tfÏÏÊwJ dat lk de ftraf over de afgoderij verfchoof. iSigtid* 6. Al deze uwe proefdagen ten einde lopén *** va' zult gij op 't laatfte die Verandering maken/t^X dat gij de laatfte veertig dagen op de regter-^ S)b^H% zijde u Iaat omwenden ; hiermede zult gij a^en zulr de ftrafle van Juda in de laatfte veertig jaa d<= rechter zij? ren, fchoon onder terging opgefchort, helpen om de^onge' torsfen. 7. Gi m ;et onder dit alles zoms ^chtighcid van ... juiiaas huis eene houding vertonen , die de gedragingente d"gert der belegeraaren uitdrukt; en dan moet gij SS??ta#S! u gelaad dreigend ftellen, en men zal u dan ke Ik u, ople^ j„ ... u"uge, zal voor de vrijheid geven uw regter arm los uitterek- een i*»* smeken, die gij opgeftroopt in de houding van '"w. Tm* een dreigend krijgsman, naar het plan dêr^s£wflf{! ftad, moet wenden; en zo moet gii m-t te len tesen h<* ° 3 belegerde Je- (rechter) arm moet ontbloot zijn, als gij ba^dus*\idf]iitZ eene donkerheid; wij kunnen hier niet dwaalen om dat die 40 dagen tot de 390 behoren, en daarvan niet onderfcheiden worden dan alleen daardoor dat zij meer verzwarende zijn; voor het naaste geloof ik dat d.t bijzonder de koninglijke familie van David betreft. - Vraagt men nu nog over het geheel, of dit rijke tafereel van zinnebeelden louter fchilderij is ? het komt mij voor 'dat het naive daarin gelegen is indien de Profeet in 390 dagen dit alles letterlijk ondergaan hebbej hij fpreekt «erker door zijn leevensivijze gednurende dien tijd dan hi, met zijne redenen immer konde doen; is dit voor iemand te onwaar. fchijnHjk en onnatuurlijk, dan blijft hem nog overig, gednurende dl* dagen zich voor te ftellen dat hij in tegenwoordigheid van », volk dte houding alieen hadde , ook die leeveuswijze al, hij i» ,egenwoor. digheid van eenig Juiëer st of dronk. VIII. Deel. Aa  ;;o HïT BOEK vs. 8. ziet kepen aanwijzen i wat de ftad van eer» Ik zal u met, , , c o ai*. cikke touwen hardnekkige legerbende te wagten heett. o. Ais itlflVpTa^ffü dit voorbij is, (en de laatfte veertig dagen van de eene."? i-ornen,) zal men u weder niet dikke zeelen de andere zijde , . , niet zoudt wen- zorgvuldig binden ; zo dat het u dan niet tó" 'drrdeZldaS mogelijk zal wezen u van de rechter- naar de gen van het be- ]iri; . . ■ - ^ dcei van een dag mogen hebben. ia. Om 111 de laatüe dagen Jud'MtofJ lp het- verbazend gebrek aan alles te leevendiger drinken. . . ■,■ . vs. 12. Als gij een gerften brood eet, zult gU d;t met menfeben drek mi ■ vs, 12, Dit menfehendrek moest vooral den'toeltand van de reizende Jooden uitdrukken , die van gedroogde menfehendrek zich uit nood zouden bedienen om hunne fpijzen, in plaats van andere Brandftoffen, te bereiden. Gewoon is het daartoe dierenmist te neemen, welks geur de Arabiers zeifs fchijnen te begeeren, naar het verhaal der reizigers.  van EZECHIEL. Hoofdd. IV. 371 , uittedrukkén , , zmIc gij die vladenwelkehun bijzij», meestal gerj-osterd gebruikt worden, niet njo-' is.'jtbtgen roosteren op houtskolen , maar op men■ MiTn% fchendrek. 13. Deze bijzonderheid voege lk,ónderenhraéis zeide Jehovah, 'er bij: om daarmede te eeten onder dë leevendigèr aftefchetzen , den bekommerlijken fiff^' w»« toeftand waarin tiwe landsgenoten zullen wc °nd«ïkzever- . D lpretden zal. zen op hunne reize naar de afgodifcbe Volke vs- n- Hierren, waaronder zij verflrooit zullenworden, nch Ï4. Dit hdorèride viel ik in de reden en borst^"'^w^1 uit: ach, mijn Heer Jehovah! ik heb mij nietis 110oit VC1" minder als met eentJVazireèrs zorgvuldigheid, Sï? £ gednurende mijn leeven, gemijd van ïlteTl«*Hd£ dat onrein was; zo ver mijn geheugen flrekttoe' heb ik ,,,„.. •), „. . geen dood aas, w„et ik niet immer gegeeten te hebben van noch gefciieurd een dier uit ziekte geftorven, of door andere StoderXdieren omgebragt; altans niets waar aan de'e"rf vieesch 1 nn-'.r, 1 , ^ in ni,m mond Dcgmzeien van verder! was, nuttigde ik genomen. ooit. 15. Toen werd mij bij wijze van gun- zwarteHii fte toegedaan, dat ik mij van gedroogde ™ju ^/m^; koei-mist mogt bedienen, dewijl het tochfchen zo wel het g.brek van hout in de ftad kon uitdrukken dan die dermenfehen drek. 16. Toen lljh™*00* vervolgde Jehovah mij nader te ontwikkelen vs- l6- T^ de redenen, waarom ik die leevenswijze moest zi[ne° reden rot houden: fterveling! zo verregaande zal hetSTtS gebrek in Jerufalem zijn, dat het voedzel ]loc lk dcn ft'f 1 1 c • ■ , ".. "ns hroods in en tle iaarnis met zal zijn om de kragten te j^M» i>reVerfterkeu en de Jeevensgeesten te Verfris- ^ Z0T0M fchen, maar enkel om een flaauw kwiinend fewicht en in . n j ivwijucuu kommer eeten, leeven bepende te houden, onder de verzwa en hu" water rende omftandighedeh, waarom 'dat voedzel maar$ %T$£ traanen brood, en die teug water maar waterke"* der vertwijfeling wezen zal. 17, Zo zal de vs. ,7. Zo bedreiging die .Moses reeds deed in de Völfte IfZ^X. Aa 2  3:a Het BOEK hiar^V-'u'acnt waarheid worden, geen onderfcheiding zaï daar over zal 'er plaats hebben, elk; zal dit gevoelen , verflagen ziin, ,, .... , , ... e., ,n zin elk zal twijnende onder die bezoeking zijn ulutr'eof "d elendiS leerai voortliepen. Vde hoofdi>. , „ „ , ,. • .r j i • Sterveling! die nu nog m de dagen fcheri kind";llvver ftilzwijgenheid zijt, Ik wil u door een fchèrÓ ""mes"ander teken liet volk ^oen leeren wat hen een nieuw mes aanftaande is ; voorzie u van een nieuw der baruieren _ • moet gij heb- icneermes ; lchcer daarmede uw hoofd en mede 'uw ha"haard gansc« kaal; weeg dat hair zorgvan het, hoofd vuldig, verdeel het in een fehaal, in drie en van den c baart atïchee- onderfcheiden gelijke portien; a. Een derde ren; bedien u , , .. ... vervolgens v.m deel moet gij op een vuur binnen m uw het'^zeu"'ly""-onnvorPen en De-£Sei'de ftad verbranden; een weegen. derde deel moet gij in den omtrek van dien vs. i. Een p]atten grond ftrooiien , en met een zwaard derde deel ' . , , moet gij in bet fijn kappen ; een cierde gedeelte moet gij m«dvuu=rerver-aan den wind ten prooi laten; Ik zal zorb-anden, op gen ft11: net ^oor net zwaard nog kleiner het einde van 9 _ 3 de tijd der be-gemaakt word. 3. Een weinig van dat laatite legering; een \ 11, •• • , , 1 derde deel derde deel moet gij in een der zakken van moet r,m dezelve uier een zwaard dat moet gij evenwel een wijl daarna, nog klein waken; , _ . '. een derde deel weder wat alueemen, en 111 het vuur werlltgetnm Pen ; dat vuur zal voortlopen , en het dit deel za! Ik liet zwaard agter na zenden, vs. 3. Eenige weinige zult gij van alles afneemen, en in uwe zakken bewaren, vs. 4. Van dit zult gij nog wat afneemen, en dat in het vuur werpen, en daar in verbranden; vi. 3. Dit word in de verklaring, die de Godheid nader geeft, niet ontwikkeld; het doeld op liet lot der agtergeblevenen onder Gedalia, toen bewaard voor den gehelen ondergang, en in het vaderland gelaten, doch naderhand deerlijk verftrooit en vervolgd, en hun gedrag werd ten voorbeelde genomen om de overige Judeërs nog zwaarder te drukken. zcivc°nie'tuw opperkleed zorgvuldig wegdeken. 4. Van  van EZECHIEL. Hoofdd. V. 373 geen overig mogt zijn van 't geheel zal alw^t uit dit wat Israël is aanfteken. 5- Mijn H eer , ™£T Zorl* de jehov.ih verklaarde mij zelve dit zinne- aa"fc'K' familie 1 van Israël ont- beeldig gedrag, het welk ik houden moest :ftai">- even zo als gij uw hoofd- en baardhaïr affcheer- opv%,5r ,',"e,rJ de, zo zal lk het aanzien en de agtbaarheid van *lch 'Je- Jerufalem als de hoofdftad, die ik als de ecrlte nu J*f*f*um '* in rang in het godsdienffige, boven aile de ven'' omie7'dë nabtiurige fteden der volkeren ftelde, en bo-Hcidcno",' en ' onder de landen ven de landen aie hanr omr'ngcien, een deftig r°ndom heure aanzien gaf, doen ziin. 6. Dat middenpunt van ^«^'0.' Doch wetgeving en Godsdienst is het tegengeftelde ,,!':.;t'jnM^; geweest, wat wetten en gebruiken van he»rmct «*- eischte; in afgoderij overtreft zij de onbefuedene boven tle0'^'^ hare nabuuren door bijVeloove verre , en dit IT^Z alles opzettelijk iu weerwil van waarfcliuwin- boj'en. lmre , ," •• nahuurige jari¬ gen, altoos Mijne wetten veragtende en Mij-don; naar zij ne gebruiken verwaarlozende. 7. Hierom moes' vlrwLpen'.eS Jehovah, mijii Heer! tot dat ukei-fte in3^'nn- f" . n . . xe» met opvclg- zijn befluit komen, daar uw afgoderij veel''"- 1 vi 7 Hier trouvviozer en onzinniger was dan eenig afgo- om zegt disch volk pleegde, daar uwe nabuuren, hoe ^Taf^j méér bijgelovig hunne gebruiken ook mosren ziin .woest zijt ora- j: ,. „ , - ' gezworven dim (he nimmer heten varen, fchoon zij die al < e Heidenfche met nieuwe mogten verbinden, maar gij be-omkr'enrAfhield omtrent Mijne wetten en aebrukennc &clmiik'n ... " urwc" met voiguei, mets, zo als gij het voorbeeld in afgodi- Mijne rechten fcbe volkeren voor u zaagt, die altans zommi- m!etd .nar^le ge daarvan nog lieten. S. Hierom is het datfenen *& Ik het bij dreigen, bij herhaa'd dreigen nietlllven 1 , t. , , ° handcldet. kan laten; Ik m.iet ook doen 't geen vreemd vs. g. Hier, ., _ , . , . om dreigt de 44>»*i jehovah, dus: ziet Ik zal u — ]a Ik — Ik zal gerigten onder u vs. 7. In dit vers ben ik S c i: e i d i u s in zijn Disfirt, onder S c u r o ëdiex gevolgd. Aa 3  374 Het B O E K *èffer.tn, voor iS; ]]{ zi\ jyjijne wetten doen gelden door hahet oog van die J Heidenen. re ïtrauen te doen komen j al den aan dagt der volkeren was op u ;\ lk moet dan ook _ , dit alles voor het oog der waereld doen. vs. o. Ik zal 0 onder u doen, 9. Ik zal ook uwe ftraiYen allcheiden zonder dal lk nimmer ■ c ■ , - n te voren deed, vermenging or verzagtmg, zo als Ik te vo- of dst ik in het rea njfrmer handelde, of in het vervolg vervolg met meer doen zaï, ook nimmer weder doen zal, zo lang gij om uwe grou- ,. , „,-.,, weien. een itaat zult zijn, en zulks ben Ik genood- onTzuiïen' dezaakt te doen 0111 hardnekkige, onvervaders Witmeri beterlijke en onuitputbaarc van uw af/odisch in u de kmders r r' eeten; de kin-bellaan. 10. En dan kan het u niet vreemd mu?ncZ'Cvadetst'u'den, als vaders om den razenden honger fpn/.er;zo/auk te ftjueri de panden van hun huuwliik , nu gencnten onder r j 5 Hoeffënea; wat ook eenmaal ontzielen tot hun eigen voedzel, overig is zal , . . , , . f ,. , ik door alleen de luimeren op de zieltogende ligchamen vCerïtroo'-Hke" 'Hinuer ouderen om die zelve rede aanvalvs. 11. Hier-len dat is naar de wetten van vergelding om zweer lk , 00 bij Mijn ïee- te handelen ; dat noen ontkomt moet toch ll^yetifb'i^evvtin. 11. Hierom zweer lk bij Mijn daar go Mijn eer ZC!Tt Uw H e e r , de Jehovah! daar sii h< 1i1 lom, met t ajle 11.-.einood- onder Mijn oog, in Mijn paleis zelfs, af- heden en grou- , . .. , r , . „ .. , weien ontwijd goderij en bijgelool op de honenlte wijze pleegzone u"™^' en dus ^'i11 heiligdom ontwijdde; hierweder fibee- om >roet Ik ook alles wat agibaarheid had, oogluiking; ik wegfeheeren; Ik kan nu geene toegevenheid veiKu" zen.Se~ gehruiken; Ik kan Mijn mededogen niet laten vs. 11. Een werken. 12. De (laat omfierd ziinde, moetende aerde deel van u zal door del-idcu uit elkander, n;et alleen verftrooit worden, vs. 10. Het is geene moeijelijkc bedenking, dat de Iaatttc on lergang yan het vermaarde j/einfalem door de Romeinen evenwel veel zwaar-der was; om algoderij was het nooit zo zwaar geltraft dan nu: dan zou het geen (traliën zo zeer of liever geen fcheeren wezen, maar eene janf^he vernietiging.  van EZECHIEL. Hoofdd. V. 375 maar een derde gedeelte van de burgerij moet pest fterven , , . . , - _ , . of zal door den door ziekte en gebrek nerven ; een derde honger vergaan deel zal in het land door het wraakzwaard"^leender! der Chaldeën klein gemaakt worden ; een i,i zwaard in uw derde deel mag vlugten en vei ftrooid omdo- omtrek klein len, ook dan, al was bet in Egypte , zal "ifde'1 deel hun die zelve oorlog verwoesten. 13. Niet£ 'l "ü?. M? ° ° _ ken verlrrooi- cer zal Ik bekoeld zijn, niet eer voldoening jen, en lk zal t- 1 1 1 ' ''aar nog het neboen, tot aat Mijn toorn hare hoogte, en2waardagttrna Mijne grimmigheid hare algemeene uitwerkingztnie"zo ver zij konde, gedaan zal hebben; men toT|jn A^ zal dan niet zeggen dat Ik in Mijn jaloëzij v°*°mfen uif~x ook te vergeefs dreigde, maar integendeel al hebben , Mijn waar Mijn gramfchap Mij de kragt toegaf, daar^,'^'^ aiftelde. 14. En dan nog zult gii van meufchen sem,L'cn , , B*"1 ^ 0 ö j werkt zal hel>- gevoelen wat gij aan Mij hebt verdiend; de hof- ben , zal ik ri j 1 >••! ■• , j eerst tot Mijn itad zal veragtelijk zrjn voor naouuren , en de rsj(e *.*„„,• en ruïnen een afgrijzen voor den reiziger, die erkennen6" chc haar bij geval voorbij trekt. 15. 'Jerufalem7 ik ™ Mij» ijver de fieraad. der volkeren, is nu de laagfte; atim\n '' gramgewijde Jerufalem, is nu de gevloekfle, voorj^^J1" zo nabuuren als Sodom, dat voor u een monument vs. 14. Daarwas, tot een fciirikbeeld van losfe ongods- eeta^utaboop' dienftigheid: elk zal 'er in opmerken, dat hete.n t?t veras'- 03 r 1 [ing i:l[en on. gevolgen , gedugte gevolgen van Mijne zo der de voike- n. 1 j" VV ... .. ren rondom u; lier* werKende verontwaardiging geweest zijn, voor de been dat men Mij niet te 'vergeefs zo lange™1™.™! liet waarschouwen. 16. Bewoneren! als Ik 8^ j z verfchoten zal hebben de zo treffende pijlen zal het een van den honger , zonder ontzet , dan zal v«agtini, Ik nog niet ledig zijn met andere te zen- wirfcHohwing affchrik voorde volkeren dis rondom u wonen ; als Ik zulke ftraffen door toorn eq grimmigheid, en bewijzen van de uiterfte verbolgenheid doen komen heb; zo als Ik, Jebovab, gedreigd heb. vs. 16. Als lk de noodlottige pijlen van den honger op hen verfchieten zal, die hen doodelijk zullen wonden, dan zal lk den honger nog onder u doen flijgen , en den ftaf des broods breken. Aa 4  3/6" Het BOEK den , die nog het voedzel van het weinig honger. ™ &* overSeblevenc wegncemeu za!. 17. Die honger fcbcurend gt-z&\ als een woedend bloeddorftig dier u dierte dat uw , . , _ ° * Kaderloos zalv an mve kinderen, Jerufakénfifü matrone! znenkdcnNZ3!JkSanscli ake!ig beroven; terwijl de veege pest itfmettwg enen het wanhopend moorden het weinige noa moorden zullen , c o & onder u zwee- zal atmaaken dat overig zal zijn ; en »oV'h«nooriogöie U vcrlaten hadden en u ontvjugt waren, wo'edenuk?,,"11 bercI"'e™lo"s latende, za! lk nog door het 'drc'ige zwaard des oorlogs elders doen omkomen, be:■ dreigt Jehovah l VIdeHOOFDD. T> vs. 1. Mij t. JD ij nader gelegenheid ontfing ik nadere TcTiedrY/gTng ophelderingen van Jehovah, betreffende het t7egeti7-.bnooA[ot va" den ftaat van =• Het vs. ». Men- was : fterveling ! wend uw gelaad naar het iehen kind! /lel i , k. , , . uw aangezicht bergachtig gedeelte van uw land, druk met befgen donker, gefronst gelaad, de onheilen uit, voorfpei'hen. het zelve aanftaande. 3. Spreek in uwe se- vs. 3. Zege: , „ . , . 6 dagten het dus aan : Bergen van hraïl'. boort de uitfpraak van Adonai Jebovab'. Zo (preekt Adonai Jebovab tot de bergen, heuvelen,grotten endalen: Ziet Ik, ja lk zal het breekijzer brengen om uwe hoogten te vermelen! vs. 4. Ik za! uwe altaren verwoesten, uwe zonnebeelden verbrijzelen En Ik zal uwe verflagen en uitgerekt doen liggen voor uwe jleenen zriilen. Vermaarde bergen van hraeh rijk , verleent aandagt, de Heer Jehovah zal u bedreigen, dit verklaart Hij aan de bergen zo veel bezogt, de digt beplante heuvels , de grotten waar koele beeken uit omfpringen ; de valeien door dezelve befproeid: eene vernielende oorlog zal üwe uitilekenheid op eenmaal verwoesten. 4. Dan zullen uwe altaren gansch gefloopt, de daarbij ftaande prachtige zonnenaaiden niet breekhamers vernield worden; lk zal Sf. 3. Kaar den aart der taal eigenlijk holligheden; Schroëdjsr.  van EZECHIEL. Hoofdd. VI. 377 TS. 5. En Ik zal de lijken der Israëliërs voor het gezicht hunner/?f etien zui- len leggen} En Ik zal uwe beenderen rondom uwe altaren ftrooijen. vs. 6. In alle de bevolkte oorden znllen fteden verwoest en hoogten ver- nirld zi;n; Zo m>eten uwe altaren vernield en gebroken, gevelde gods - beeldeii gebroken, tot niet zijn; U we zonnezuilen om ver gerukt, en uwe riugmuuren onkenbaar worden. TS. 7. De verfiagenen zullen midden onder u vallen, j Zo zult gij weten dat Ik de Jehovah ben. zelfs zorgen dat de neergezabelden overal, rondom de ftet en beelden, roerloos op den grond liggen. 5. Onbegraven zal Ik de lijken der hraëllitifche burgeren daar laten liggen , voor de groote maar weinig betekenende flandbeelden ; agreloos zal men vervolgens menfclienbeenderen en altaarfteenen onder den anderen vermengd zien liggen. 6. Waar uw land het best bevolkt was, daar zal men nu niet anders vinden dan vernielde fteden en godsdienftige hoogten, die de verbrijzelende inftrumenten bijna onkenbaar gemaakt hebben; de altaren worden niet alleen omgerukt, maar zelfs tot morzel verbrijzeld; de grootte fteenen flandbeelden niet alleen gefchonden, maar zelfs onkenbaar tot gruis vernield; geen fpits van een zbmiezuil laate zich meer zien; geen waarfchuwing meer door eene gewijde muur, waar van geene fporen zullen te zien zijn. 7. Men zal naauwelijks in uwe zo wel bezorgde oorden eenen voet zeiten of men zal 'er lijken vinden; ten bewijze hoe hulpeloos men 11 aauzogt, en hoe gewis het is dat Ik alleen de vereerenswaardige ben. 8. Het is waar, 'er zullen nog eenigen vs.s.Ikzaiwel gefpaard worden, die ter na&uwernood hetCc"<™erbiijfzei ijslijke van deze oorlog ontvlugt waren on- zuiken^die^te der de volkeren, maar elendig uit elkander«%„°^ verdreven, cn aan verfcheideu ooi-den jre- t1e ""Mee»» ° door verftroeiingen in de landen. Aa 5  37S Het BOEK vs.o- nezeu-faasd. 9. Dit zal de uitwerking hebben, we ontvlodenen n j zuilen aan Bitj dat d;e weinige, door beklemdheid tot bedaa- orderde heide- < ... . . , ren denken ,r<;:1 getWgti aan het indenken over hunne imnne^ wï'n" vcrPlichti»g aan Mijz.dlen komen, zo dra fchip, uu ïklk die neiging tot afgoderij, zo geweldig in het everCptllg , , . . tart, zo0an»eh un:i, de kragt zal georoken hebben, en de %W?% V0"'r,v-rPen van verleiding, nu zo deerlijk oog dat lonkte vernield, hunne lusten niet meer zullen op- cp dl ftandbeel- r den, zal ver-wekken; hoe doodelijk verlegen zullen zij brokenhebben; , , , .. . ■a«igende zuilen™ over dat gedrag z:jn, tot walgens toe d/n dlu*Zte'n, zui'Ên ZiJ dan dl2 «feotöfcta onreinheden in in hunne g™. zlchzelven bezien. 10. Hier op zullen zii welen gepleegd. , ' , . J vs. 10. ban door zuk eene treurige ervaring geteerd, dan kennen dat ik" toeftaau, dat het bedreigen van Mij, de jebevab'. nietjfehavahn niet vrugteloos is, maar in de te vergeel s . . .... ereigde hen «ie-uitvoering altijd onbelemmerd werkt. 11. Nu ze raaip te zul- r , •• T, , , , len d .en onder- lPr« myn Heer. mij nader aan en gebood vmden. n!jj a;s eeI1 bitter bedroefden getier met fprak Admaï handen en voeten te maken, en bitter te iot mij! kilp zulten over de ijslijke wanbedrijven der Is\^£&™itert;t die hun _ de deerlijkfie gevolgen voet, en zugt tot hunne vernieling deden ondervinden. over de aifchu- ' wen se boos-12. Het zal geen geluk wezen, wen -men het r^huisTwafr- toneel des . oorlogs meer ontvlugt , dan om zi door het zai de doodelijke ziekte hun vinden ; die zwa.ird , den 7 h mger ea de onder het bereik der ftropende benden komt pCvs.V i'^ Die's een raan des doods; en die binnen zich ersrij- dert valt door een vecge ziekte, die digt bij is word door het oorlog vernield, üie verzameld maar ingefloten is fterft uit gebrek; zo zal ÏMijne vs. 9. Onze overzetters h;bben hier zich gered , 'er ftaat: ik ben verkreken, bet hart boeragtig; doch het fpreekt van zelven dat men het werkwoord niet i-.i ce.:e liidende zin, maar dadelijk moet opneemen, door eene kleine vcibe.ering uit eene kleine verzinning van eene letter bij ce Alfciirijveic.; omgaan.  van EZECTIIEL. Hoofdd. VL 379 de munren is, fterft enkel door gebrek ; grimmigheid alwant het is Mijn wil dat allen, hoe dan ^'{'{'"bm ook, omkomen. 11. H>e onaangenaam zultzulc«n crken■.. , , t, rcn dat lk ?** gi] dan Leren dat Ik Jehovah in Mijne be-£««4 ben, ais dreigingen ben; ais de lijken gezaaidonder™°gevei- zullen liegen onder de vernielde ftandbeel- r zu"op den; geen woestijn van DMith kan akeliger ^ P;fs;vjl,r 0 . J ° aan de ft and- gelteld zfn, dan uwe bevolkte oorden zulle: loeiden het 1 , reuk gewijd wezen; zie daar de proeven van treurige werd. ervaring, hoe onveranderlijk Ik in WÖB^ifc^ dreigen ben. hand dat het land een wildernis zou ziin, woester dan Diblr.ths woestenij, waar het ook. bewoond was; zo zullen zij ervaren dat li; Jebovab ben. T7" Vilde l. JX.ort daar op wierd ik met andere hoofddeel. ontdekkingen derzeive zaak, ten opzichte van opVütftng ik 'leden tijd meer ophelderende, door Jehovah ver-^^waj! vs. 14. SCHRoëDER vertaalt het: van de Cgroess') woestijn tot aan Siblatb; dit zou men volgen zodra de Geograplifcbe kundigheden aan de Noordzijde van Palrftina ons zulk een oort aanweezen, want Riblatb of Ribla is mij te ver gezogt, ik denk eer aan Diblatba in der Moabif ten land. VII. Dit Hoofddeel is zeker gericht tegen de vleiende Profeeten die toegaven, dat ja, de bedreigingen over het land zouden misfehien komen , maar het was nog zo verre af; de verftandhouding van het hof met die in Babel maakte dit waarfchijnlijk; hier te^en beweerde EzECHiëL dat het kwaad rijpte./  3S0 Het BOEK fchcnt'indRf^-waardisd- 2' Merkt toch' deling! mauwjebövhkemig op, wat de Heer Jehovah aan* itri ittatoilal: gaande het land van /jrr^ë/ nader zegt: wat iomen"! * heimen zeSSen moge om zich zelven te vleien; einde is geko-de ondergang is nabij, alles fpoed zich daar vie?ho0ek7n des henen; van alle oorden zijn de bewijzen dat lands. Israël op den oever van baren ondergang is. ys. 3- Nu is 3- Ue voor u alles beflisfende uitkomst heeft uf ik ïatttegen aanziJ'ni nu zal MiJne 20 regtmatige veront^n'nen^oornwaardigihg gaande zijn, in alles nogtans naar uwe we-billijk; Ik zal enkel op uw misdragingen ln%r'over''uaIs richter blijven ftaan, en zal u toedienen gèn\rengejfn*d!e vernederende ftraffen, welke gij u door dit zo onteerend gedrag u zelven op vs. 4. Mijnden hals haalde. 4. Na zal zelfs de minfte ^wZ«i«fengo«igunÖigé blik van Mij tiet te zien zijn; rf''™7»«/«?^ wil ditmaal geene toegevenheid gebruiken; Ik zal naar uwe lk zal de last , die uwe wangedragingen MafJcUn" en veroorzaakte, u laten torsfen , en zal de Ï^XdiePfe veragting, de hooggaaulte infame ander u ziin,in uw hoofdiiad ten flerkfte doen werken; en gij zult er- > kennen dat ik dit zal u best tot de erkentenis brengen, ^l^rlotl dat lk de Jehovah ben. 5. Want het is de UlLt dl Ad""£i magtige Heer, de Jehovah! die al drei- Jebevab : een 00 * ^ •nheii , een gende waarfchuwd: een gedugt onlieil , dat eenig k:x>and in , . - . . zooft is geko-geen wederga 111 zwaarte kent , begint men- zich al reeds, in de beginzelen te vertonen, vs. 6. Het (5. 's Lands ondergang is werkelijk aanwezig;, einde is geko- °. 0 J . ö ' men, dat einde die zo lange bedreigde ondergang; het is als het Stegen umt eenen diepen flaap onder de verregaandste wrreezeni ziet ongevoeligheid verrezen, en vertoont zich vs. 7. Men is werkdadig. 7. Het geldt u, bewoneren des vs. 1. Hier ziin noodzaakelijk invullingen en verbereringen in den test te maken, door agtcloosheid der Aliehrijveren ingeflopen.  van E ZE C HIEL. Hoofdd. VII. 381 lands! nu moet sij ook op uw beurt den 'n denkri*e «* u gekomen , rondgaanden beker der grimmigheid drinken, inwoners des dat akelig tijdftip , dien gedugten dag! hoel^omt^de fchuimend is alles in beweging: welk eenedaa !,abi'' «ei1 ° °' geruiscb! een 1'cbudding, het is als ot de bergen fcheiiren ! gekraak der 8. Na zal Ik eerlang Mijne gramfchap vol-"ffs. Binnen doening kunnen bezorgen, het geen Ik *n^^^"4 Mijne verbolgenheid befloot ook volbrengen; n uit, ik za» . , , , , , niet toegeven; u naauwkeurig naar uw gedrag te behandelen, rk zai u naai; en u het loon van uwe zo veragtelijke ge-"èd ™e.se" uwe dragingen te doen ervaren, g. Weest vrii veragtingen z-a y J Ik op u bren- verzekerd dat lk geen oogluiking zal doen gen. blijken, dat Ik u in het minfte niet fparen zal: 00gS' z9aj ^en uwe werken zullen bekend worden ; de bit- toegevenheid 7 vertonen , ik tere vrugten van affchuwelijke gedragingen zal niets z'en '■> Ilc za' u zult gij Imaken , en weten dat yehoüah naai uwe weftandvastig is in het volvoeren van be- f„"Xove^iï dreigde ftraffen. 10. Ziet hoe akelig de dag uwe veragtin. gen brengen, begint! het is uw beurt! intusfehen is de en gij zult erroede waar mede gij getugtigd zult worden, ^"naande"?*al grooter geworden en reikt verder, zij is '"'if b*n* Zie£ ongemeen zappig en hard. 11. Eene ijslijs- de^dag, ziet hij ke tuchtroede is op het aanzien in de hand!* ten eindêf de ftafls uitgezet, de uitzetting is groenend, vs. II. De wreedheid is gefeboten tot een roede van tijrannij, niet uit zich zelve, noch door den overvloed, noch uit trj. 7. Uit het Arabisch heeft SciiRoëoER het woord morgenflor.de door de onzen vertaald en hier gansch ondragelijk, opgehelderd, en uit de gewoonte der Arabieren in gezeldfchap rond te drinken, opgehelderd. vs. 11. Dit vers is ten uiterfte moeilijk, de Lezer voelt in de ge. woone vertaling de verlegenheid zelve waar ia zich onze Overzettcrs bevonden; de fpeling is in alles op den groei van een fpruit tot een boom. Venema heeft hier door de toelichting van Schroöder iu zijn Origines, het meeste van a!!e de Uitleggeren tot opheldering toegebragt.  3S* He? BOEK de gisting, der dwingelandij; men kan uit haar aart want in dczel- ,- . . ,. , ven is geene c1't Met verwagten uit inwendige kragten , rpanning. Qf vve^,!S \m e volkrijkheid, ot" wegens hare $4 'l/^geS-^'iSsteWïde, het is geen beftuur dat door men de dag geregeldheid kragtig is. 12. De waare genaderd ; de , . ° ° . , , koper zij niet oorzaak dat zuk eenen vernielenden oorlog verkoper' niet uitbreken zal, is reeds daar geltcld, hierom (idrukt, wam is iiuil vonnis reeds opgemaakt; alle ftanden eene ijslijkt 1 0 verbolgenheid van rijken en armen zullen dan eéliik ziin heif: aüeri aan- . . , , . , J gegrepen. ui lot; er zal geen genoegen 111 het ver- vs. 13. T)ekrijgen van bezitting, geen tijd tot droefhetk01vcrko|te!ieid °'er liet verlies wezen; een dromende niet weder %- vuurgloed van rampen heeft allen overdekt. Zr sten, al blijft _ ... hij onder de ij- Creene uitzicliteii van betere tijden tot «ateijV/*",1^ vertroostiiig zullen 'er wezen ; men beiioeft verboi-Tnhéid'eop geen vriJ" jaar te rekenen, al rekte zaï na hare op- men zijn leeven onder de rampen : want wêdeT'^TTug golven van tegenheden zuilen, aangeblazen gJn7Z lnrègt'-AoQV de g°ddelijke gramfchap, op den anderen ■vaardigheid i»fchuiveii, en van geen (taan, veel min terus er niemand die ... , , ,° zijn leeven zal wijken weten; de onverzaagde en bilhjklte oderhouden. poging zal dan tot verfchoning niets uit.weriia^Topde^^»' *4- 1Iet is waar, men fchijnt 'er iets zuin, cn imaktvan te gevoelen en maakt toebereidzelen, maar toebereidzelen , ~ maar niemand welke ? men nept tot den oorlog, maar trekt te veld: . , , , want Mim zie- wat ,s er van «P. toevloed der legerbenden ? fchap\verktTniets' elk Sevoc,c dat M'j,le verbolgenheid gen aiien. algemeen tegen allen woedend ontdoken vs. 15. Het-s. ,5. IJslijke toedand! do n- het ganfche zwaird is van . X buiten, pesten land itroopt en dood de vijandelijke bende; binnen.t%™ 'n de belegerde ho -fltad doet de honger en het land is fueuvelt door het zwaard, die in de ftad is teert uit door den vs. 13.11c volg ScHRoëDER. met eene kleine verandering, voor gezichte verbolgenheid lezende.  van EZECHIEL. Hoofdd. VII. ?«3 .de befmettende- ziekte 'er niet minder (heuvelen. lloneer en door de pest. 16. Hier en daar mogen ganfche benden al 'vs. ió. Hare vlugtende in de grotten der bergen fchuilplaats nwgei-Sft oötzoeken , zij vinden daar niets, kunnen 'er 1^™e'I1 0mada£ niet aarïen , maar kwijnen daar allen.,-bergenyerkwij- ,. , „ „ nen , alsdedut- fmelten allengskens weg. 17. De verüagen-Ven'der dalen, heid is algemeen, aan verdediging denkt nu 7jl\d''^™mlun niemand, tot vhigten is men bijna buiten vs. 17. Want 0 »i *"e lian'lcn ml- Haat, eik is even flaauvvmoedig. i3. Meniën verüappen , , , n • •],:• enallekniënzul- zoeke veel eer 111 de grooilte treurigheid zij- fen als water ne verkwikking, in de-gewoone houding en wegvloeien. °' ö a vs. 18. Zij kleeding der treurigen ; gelaad en uitzicht mozen yrij-zafc. , . , .. , ,. ,', ' . . ken aantrekken, drukke, vrij de dieplte rouwe en vernedering met angst hun uit. 19. Wanhoopend , van alles gebrek, ^°°^')p daffe" veragten zii fchatten van zilver en goud, nu gezichten zal . , , • , tic vet jlagenbesd mets waara; het is niet gangbaar 111 dezijn, en pp de vierfchaar van Jehovah! liet "(tilt Zijn gram- {£$?en kaal" fobap nimmer; en hoe hongerig zij 'er te y,s- *9- z,ü 1 1 ' _ zullen hun zil- voren naar waren, ftilt het nu geen gebrek; ver zelve op ... , , , . . ftraat werpen, Zij kunnen er hunne hongerige m agen niet hun goud zai mede vullen; zij voelen nu wat bet zegt, fv"*envo.or^aun™ dat dit niets betekenend metaal evenwel de hun zilver en , , 1 1 •• , j- soud zal hun oorzaak hunner wanbedrijven, en langs dien niet vrij kepen. weg van hunne firaffen was. 10. Zij worden ^ttvabs^ v hct voornaamtte daar van ten in ft ank was tot laage en de menschheid onteerende vera.idercn. rai.ii afgodsbeelden gemaakt; voor wierook en allerlei geuren hebben zij nu flank en ver- ys. ai. Ikagting ten loon. 21. En de goden worden zat net vreem- . . ° delingen ten een bint voor den overwinnaar, een lokaas ftiraVZivoor gèWeWeimretf, die met roofzugtige en zufT-n het"»»/0 m00rdda'u'Se handen al rasch zich bezoctelen rnijden. zullen. 22. Ik zal zorgen dat de bewijzen MiTn\angez\cZht Miiner tegenwoordigheid in den tempel niet cHlftMijoe'"ti- meer aa,lwezig ajn, als zij daar in dringen , tigdommtnlatenen de geheime ichatkameren des tempels zul- oncwnden; ver- , . r meesters zuilen!en uitplunderen; Ik zal het dulden dat men tTl« zo' om" met Seweldi> gewapend met de inftrumenten heiligen. van verwoesting, tot in de binnenfie heiligvs.23. staakt dommeti indringe. 23. Nu, Ezechiül! i"d""s 'reeds11 vv taak is hïer afgedaan, gij kunt zwijgen; vervuld met het volk is reeds ten uiterfte fnood; de too- blciedgeneliten, .... en de rtad is neelen van de ijshjkue geweldenarijen onder ve vtretdteij. ^Q fcnjjn yan rec;lt ? z;jn ontelbaar; en in de hofflad, waar men onder het oog van het hoogfte rcchthof het veiligfte behoorde te wezen, doet zich niet anders dan een fchakel van geweldenarijen op. vs. 34. Hier- 24- Dit noodzaakte Mij juist om het fchuim om zaï ffe hef hunner nabuuren, de flruikrovers onder de nttvaagzel der . w **" volkeren ont. bijgeloovige volkeren, in hun land te bren- biedenom hun- , , , . ,, ... ne woningen in gen, om daar als bevolkers zich in neder men*?' en "fk te Zette" » hoe !aa" Zal dan de trotschheid zal de ftoute der machtige grooten vernederd worden, en verheffing der,... , ' trotsaards vel- lVr ijn heiligdom, anders een toevlucht, zal len, en ik zal „jet &llsen ontvvjjd wc,rJcu ? lnuar j;c zaj vs. 23. SciiRoëDER heeft deze betekenis uit het Arabiescb duidelijk gemaakt, maakt een einde.  van EZECIIIEL. Hoofdd. VII. 3s5 Mijne huisbedienden daar naar verdienden hunnegewijde» doen mishandelen. 25. De bedisfende uit- °"g.en'Den komst is 'er al rede; alle misdagen, aliV,ond"i?ans >> pogingen tot verdragen zijn vrugteloos; *erwiSS?3 is geen fchijn dat iets van dien aart tot ftand zal komen. 26. Maar de eene ramp vs. u. Eienzal fnel op den anderen volgen; de eene akelige d,e °v tijding zal dan de andere verdringen; in be-''Ti"^£ klemdbeid mogen zij in den godsdienst heul Keft van zoeken, maar de ganfche orden der geeste-een . p^f'CCI • lijkheid zal niets vertroostend hebben; dé*£iSk g de proef weten dat Ik ftandvastig in^"' Mijn bedreigen ben. T , . VlIIfce 1. JLn het treurige zesde jaar van Ze de-k00fddeer" kia's ballingfchap, in het midden van dat ze"; U?e« jaar op den mij zo aanmerkelijken vijfden^' de" ™ dag der zesde maand , gevoelde ik eenezcsde maand> fterke aandrijving van mijnen Heer, Ier-™„,ng? £ wyl ik in mijn woning mij bevond, heb-^len^ oenoe het bezoek van eenige aanzienlijke van?arfa'toen ballingen uit mijn vaderland. 2. In mijneitóÜÏS ondervond, vs. 2. Mij kwam vnnr /• ■ . bovab wed«, -. mij uwam voor een figuur te zien in eene mannelijki vs. a. Hier hebben de 7o Overzetters ons de waare lezing „„ vuur ongetwijfeld aan de hand gegeven. VUT. Deel. fib  s8r5 Het BOEK iiiaante; doch verrukking van zinnen zag ik duidelijk iemand van astim^ voor mij tlaa'.i in de /lal uur van een mensch , Deden ' fcheen(]och vuurig, evenwel zo, dat het benedenfte af'C"efdenean gedeelte van zijn ligchaam meer dof rood \lf^ll™iofr- was, het hovende gloeiend doorfchijnende. febijnend, .. alj 3. In die bonding zich vertonende, was de metaah""1'" eerfte verandering, dat ik als door een hand vs. 3. . Hij bij de ]0ki;en van mijn haair .gegrepen werd; ftak iets uit dat J ... naar een hand op een oogenblik voelde ik mij in mijne ^yeeda'ar mede verbeeldingskracht als dooreen feilen rukwind bij mijn baair- :„ de ]ucnt opgeheven , en vervoerd naar lekken , en 10 vervoerde mij Jerufalem; 111 die verrukking welke ik toen SeendeStemêu gevoelde , merkte ik dat ik aan de poort van *» ^Zè%k* den binnen-hof was, waar doorliet flagtvee verrukking te het meest ingevoerd werd; voor dezelve rten0ingang'naar was nog de altaar van bet ftandbeeld, *ïS^SBSïïhet welk zo veel naijver in vorige tijden de nvP£f';^o>veroorzaakte. 4. Naauwelijks was ik daar, voor het beeld 0f het ontzettend gezicht van den donderdarzoevcei>nia'wagen met den zetel daar boven, vertoonde wr*"*'zicn toe11 weder in al haar pracht. 5. Die vs. 4. En ziet! menfchelijke gedaante fprak mij hier op ver- daar vertoonde (j-aanDaar aan Jiet was ; fierVeling ! Wend z.cn ook oen » « itthter van is- u gezicht naar de noorder - poort; ik deed in de W/a? het, en mij viel al rasch in het oog aan ïèi gezientadi1" den ingang van den binhen-hof, aan die zijde vs. 5. Hij van de poort een altaar, die voor het beeld ^menfchêndet iivering gediend had. 6. Hier op vervolgkind! (hauwen lret fpreken: flerveling! zijt gij wel oogen op naar 1 1 de noordzijde: en ik hief mijne oogen daarhenen naar de noordzijde van de poort , waar het beeld des ijvers aan den ingang ftond. 6. Hierop vs. 3. Naar de gedagten van de meeste Uitleggers is dat een BaalsIteld: voor mij het minste waarfchijnlijk; ik zou eer denken aan een helden-beeld, daar uit vleierij in Manasses tijd gefield, en het geen veel oproer verwekt had.  van EZECHIEL. Hoopdd. DC 3g? aandagtig wat hier bij den altaar verrJgtzeide Hlj tot worci; de grouwzaamfte beledigingen welke mij: meiïfchenMij de fitmjlie der Israëliërs aan doen kun- wd "en; zulken, die Mij volftrekt noodzaken met ae luister van Miine tegenwoordigheid daar Mij uit den tempel geheel te begeeven ? gii Mif''™V& ziet zulks met verontwaardiging , maar toef tVK» een weimg; en Ik zal u nu „og zuike daden tooZ doen zien , waar bij deze in fnoodheid noch edelen nader ■ met in vergelijking komen. 7. Hierop voerde w! ?. Toen Hij m,j naar de oost-deur, die tot den bin-SS^ÏÏJSS nenflen voorhof leidt, daar zag ik duidelijk in'"" v,n den den muur van een der vertrekken eene kleene opening, geen venfter, nrnr zo eene faF'£$*£" maar eemge weinige hchtllralen konde door ^ 'aten. 8. J\0g m de buitenzijde voor diemij: «enfcheij opening ftaande, gebood Hij mij: wel nu ,S ltervehng! bedien u van deze opening, breekt dat gat wijder op, zo dat gii 'er door kunt • ""'"te zien ik was daar nauwelijks in mijne inbeeldingTo« ijverig mede bezig geweest 4 of ik ontdekteSedf Z duidelijk eene gellonren deur. 9 Toen ge-,e *iende f"0°* Jaste Hij mij die maar vrijmoedig te openen*" en naar binnen te gaan, om te kunnen op-^o. Toen nemen welke fnoode afgoderij daar seniel Ps ik naar „,..j .li 1 , . gi-pitega binnen en zag werd. 10. Ik trad daar binnen, en za«daar duidelijk duidelijk, tot mijne verbazing, een aantalkrife"^ van dieren op den muur gemaald, in dm w/y™ finaak der Egyptcnaren , eene oude ge-f'?\ af"'e"woonte al van de vroegfle tijden; ik zag>ta g7uWeu me van verfcheiden /*/^„, "ook die van £ grootere monfters , zelfs van de vergiftige en ye trT°m hec fchadelijke dieren welke dat land opheft SSl ËC" 11. Maar nog meer wierd ik getroffen, "toen «V m». de gewijdden in de geheimnisfen van J/lsïZ *u,rtïï Bb 2  388 Het B O E K huis, met Jas-bij p,:-rzoon leerde kennen; liet waren lieden ZANJA , Scba- J s <- pbans zoon, van den grooten raad, voltallig zelfs met aaand" ;md»Ue aunnen toenmaligen voorzitter onder hen; allen ^°endc^as«°rhadden hun gezicht naar de muur gekeerd, eik met een maar waren door houding en kleeding mij rookvat in de, .. . .... . , ,. hand, en de kennelijk; zij waren werkhjk ia godsdienstKÏk-vTOiïfteegoeffening' e!k met zÜn wierook- vat, ea op. ik bevond mij in den nevel van de kostbaarfte vs. 12. Hier.wierook. 12. Toen ik terug kwam vroeg tot mijl'men-Hij mij: of ik alles naauwkeurig opgenomen fcnen kind '-had? ik gaf daar van een inftemmend teken; dTèraadsbesrsn wel nu, . zeide Hij, fterveling! oordeeld dan fetoverbó^ennu wit de godsdienst der grooten in het heimdeeden, eik injijke is daar elk naar keuze onder die zijne geheelde J vakken? hier verfcheidenheid van beeltenisfen zya J3ejlblvab™ zietfcherm-God gewis heeft; zij meenen wel zulks niet, je- „0^& ftaatkaridiffe" redenen daar voor te bovab heeft het t> land reriaten. hebben ; dit zijn nu de godheden die voor den welftand van het ri,k moeten waken; wij kunnen dat veilig doen, zeggen zij, want3^0vah ziet op die bijzonderheden niet eens; daar bij hebben wij van Hem als Befchérm-God, door Zijn veriaten van 't heiligdom niets meer op^'ze'ide Kh" te vvagten. 13. Ik ftond verbaast, maar tot mij: gij {.jjj ze;de mij: volg mij maar , Ik zal u moet weder an- 1 J , , , dere gruwelen nog meer lnoode bijgelovigheden leeren Kenttïïgtn?* Z"ncn. 14. Nu geleidde Mij mij verder naar vs-?4-Joen poort waar jjj de eerftemaal bij geftaan geleidde: U;i ir.ii r . naar de deur had; nu zag ik meer na binnen, en zag voor %Jovahs het geen ik de eerfte maal niet eens ontS^'noordziTde^kt had; ik ftond nu zo dat ik door de vs. 11, li. Die deze fchilderijen nader wil uitwerken raadplege Waieurton Godd. Zend. IV D. bl. 14.; en over het buigen Paülsin Regeering der Oosterlingen II Stuk bl. 535.  VAN E ZE C HIEL. IlQOFDD. VIII. 3S9 poort het binnen-gebouw zelve zien konde;;,. fn 7\tt da-utoen zag ik versheiden vrouwen zitten in beweene^deden eene treurige houding, en bemerkte aan tiammutz. , .. . . , , , vs. 15. Toen nare gesten, dar zij den dood betreurden zeicie Hij toe van den; Egyptifchen Ofiris, de Afrnis bij j^, mheenbf g de Phoenkiers. i> Hij vervolgde: welnu,*1" genoeg ge- n , ". , ,3 zien? nu dan lterveling! zijt gij van dat gezicht voldaan , ik zal u nog dan wil ik u nog veel meer beledigende feT'dan^deze daden doen zien, volg mij maar; nu gin- d°en ^"-^^ gen wij dieper in en begaven ons naar voerde Hij mij , ,r n • .. naar het bill¬ een plaats, waar zelfs geen Priester mogt nen(le pUi„ van komen, dan wanneer hij in zijn ampt daar^^ict^voor iets te verrigten had, namentlijk naar het de deuren van , r 1 1 1 '1 1 "■febovshs tera- vak tuslchen den altaar en de voordeur pti, wsfehen van het tempel-gebouw; daar zag ik vijf-'^ai^L'nentwintig mannen ftaan mij in perzoon on- den vijfêmwin- u 1 j j- • u i j- lii mannen, bekend, maar die in hunne houding eene met hun agtergodsdienftigheid uitdrukten welke mij beroerde ifempeT vr.n >™ met hun rug naar het' heiligdom en met*01"»*' en mL't n 0 hunne aange- hun aangezicht naar het oosten, waren zij zichten naar het j n r •• 1 • j oosten; zij wa- naar der Perflanen wijze bezig de zon ren zich bUi. aantebidden. 17. Nu zeide Hij: gij hebtsende. 00*" J 0 J waards voerde lang genoeg dit onteerende gezien ; wel zon. fterveling! kunt gij 'er de reden naauWeJijks0pVzeiaeHij tot van begrijpen, die is evenwel gemakkelijk te™^fc^ki£j', bezefien; zij agten het eene zeer geringe voldaan? kan , «„'. - , .. 'er bij het huis zaak Mij op die wijze te honen, zij we- van israai iets 01. 17. Deze bundel, bij Heijde barfom genaamd, hielden de Pirjianen voor den mond onder het bidden, alfchoon ik «iet geloof dat hier op de baccbanalia der Grieken of Romeinen kan gezien worden, geloof ik nogtans dat die vijfentwintig mannen een minder zuiver oogmerk hadden dan de Perfianen met ■ hunne gewoonte, anders vaa hun oorfpronglijk ; Venema heeft eene ganseh andere weg inteken, wel konltig maar minder grammaticaal waarfchijnlijk. Eb 3  S9<3 Het BOEK WoJdfn' BCd*' ffiaar 31 tE Wel dat d001' llUnne 0,lt* zulke- f h>0 tlic menschte tijrannij in den burgenfcaat al hiéVnutXhU--lanSe Mijne verontwaardiging verdiend heb- fand' me"11""5 "U W'llen Z$ Mï °P hu" bellij HO» r«»»»v verbid nen , en vragen , als gij het wel opgelet hebben , dan u .u. i , , ' draakn zij zich llcbt' met nunne wijngaard - kransfen aan de Zr'U'maar^1^01'^ Z°" • de drt»*f d°0r zij« Wvioeï *oe zij de wijn-voor hun ie riipen, daar zuilen zij ailes rank aan den , „ _ . neus hebben, mede verzetten. iS. Daar dan op zulk eene o vs- ^Hiej-verregaande wijze Mijn ijver opgewekt is, hen gr.imitoorjg 'verom kan Ik geen oogluiken meer gezon"ër datMijn hl'u'!>- poort m den Priester-voorhof, die aan de $^rïén^™°ïizVle is5 elk van hun bad zijn ont- Jercheidd1ez°chl,l00t ZWaard de Vüist ' 0,ldcr hm VV2S door een linnen 'er evenwel één die zich door zijn deftige Itleed, met een > 1 i- ~ i i j , fckrijvcw ir.be- kleeding al rasca yan de overige ondei- «*. ti. Mii den Schrijver maakten zij het getal van zeven uit; dit fceflist ailes om naar geene »erdere bedenkingen bezig te houden.  van EZECHIEL. Hoofdd. IX. &i fcheidde; hij bad het linnen opperkleed koker in zijn ' 1 gordel; toenzij van de mitiisters dej overheden aan; en toen blnneu kwamen ik' tusfehen zijnen gordel een inktkoker Mgi^J»**™begreep ik dat het de rlchterlijke fchrijver ren *\nar (taan, ware;' zo dra zij binnen waren bleven zijreei de luister ter zijde van den altaar in de eerbiedigde ™ ^lantushonding ftaan. 3. Nu zag ik duidelijk da; fcbe» de c*»de Majesteit, die ik tot nog toe op den Zij *a't .en ging J * . , {laan < p den Cherub - wagen zittende gezien ban, daar Bil drempel van oprees, en ging ftaan in de deur van tempel-gebouw; daar riep Zij den fchrijver man wet het " ' r ' 1 .. • linnen opper- uit den kring der overige mannen bij zich. kleed, die den 4. Toen beval de He ere hem tërftond ^gmiei h ad? de ganfche ftad te doorkruiszen, en elk *s-,f.%" o J t vab ze de toon burger wel gade te (laan , vond hij iemand tot hem: be- ,. ° ' °, , , . , ge-et' u dooi- de die, of treurig al zugtende misnoegd was gr.lllC|K. over de verregaande bijgelovigheden die 'ttj^^ gepleegd worden, of met meer vrijmoedig-fP Js voor- o ^ ö ' . . hooiden van heid daar over klaagde, die moest hij alten dieiiedenwelke tekenen als men wel Haven gewoon wasof^meer^iuid te doen. 5. Tot de gericht-dienaars fpt**J*^Sëig Hij toen, in een ftem voor mij ook ver-daarin gepleegd ftaanbaar; volgt den fchrijver door de Éd vL's'. Doch kruiszende waar hij gaat; die niet gete-'£« '^fj8*^ kend werden onder de genen welke gii mij verftaan- , . , baar : doorki i en van Ben. de eerfle voorwerpen die zich daar op doen; toen zag ik hem tot mijne verbaafing die vijf en twintig leden van den grooten Raad ter neder fabelen, die zich in de binnenflen efdè tot bm- voorhof des temPe!s bevonden. 7, Zij draaien moogt hetden tot dat een nader bevel hen aanmoedigde: pgenTTt^ behoeft niet re V1"cc-e'i «Ut heiligdom voorhoven met door bloed te zullen ontwijden: gij zult veel gcdootlen vrij , . , J 1 °1 opvullen, gaat werts vinaen, maar gij moogt vrij alle de ten\Tftbei't8ehoorza!en des tempels met lijken op den •erlKto aüe" anderen ftaPelen' roen zij gedaan hadden beval hij hen , nu hun werk in de fiad tc vs. 8. Nadat beginnen ; het geen terftond door hen met tïg ""edfan alles neer te fabelen uitgevoerd werd. 8. Toen daaal-'al!een!enZij hU" Wel'k 'W del1 temPel afgedaan hadik viel voorden, en ik angffig rond zag, vond ik mii over op mijn , • . 3 aangezicht, enaneen, niemand was er overig; toen viel ieLtrjÊ,'ik in de diePst ootmoedige houding op den danLt7g,!rmoli!grond' ^ ^ ldd = ""l" G°d! miP ten isrgëi nogHeeê ! moeten dan de Israëliërs, reeds tot doobrruwe grim-znlk een kIein getal in hun vaderland vermigheid overfmolten, nu nog door het zwaard fterven; jzruja.sm VaX- „ . teïioneü? zal nu Uwe gramichap in de (lad flagt-offers opVantvvoordde §aan maken? 9- Hierop antvvoorde Hij mij: vs. S. Dit vers heeft Ideene grammaticale fouten, die ligtelijk herfteld kunnen worden, zonder den zin in bet minde.te viraiideren.  VAN EZECHISL. HoOFDD. IX. ?93 het is billijk, de fuoodheden van beide de Hii M>i = de . -, .. . , , , .. fnnodhcid van rijken zijn nu niet meer te dulden , zij het geflagt van gaan alles te boven; door het ganfche land^fhZZ'of. fchreeuwt het onfchuidig verboten bloed om fte ">PP"»t, net a land is mee wraake over deze godvergetenen; in de hoofd- bloed vervuld, ftad vind gij niets dan de grootfte beledigin- fed^mg bedekt," gen aan Mij, en dan noch het oneerbiedigS]Snm"| fchreeuwen : wat zwarigheid , zouden wij het land veriageen afgoderij mogen bedrijven ? Jèhovah Ü^U, he^niêt woont niet meer onder ons , en dus Haat0 j*- ^"mu Hij niet meer gade wat 'er onder ons voor- betreft, ik zal , „ . niets ontzien , valt. 10. Ln daarom alleen moet men van niets fpamns Mij nu geen oogluiking, geen matiging oï^^'Vfi verzagting verwagten ; het is billijk dat zij e/^r'k"' v"r' nu ook eens fmaken het geen zij zo menig vs. u. juist „„„ ■ „_ i- , , , , . , kwam toen de een man orHchujdjg cieedeu ondervinden. m»n die in n. Dit gefprek werd daarop afgebroken dwr^^lk'eéS de terugkomst van den Schrijver uit de ftad,was> met zii- j. , t-, . , - Z . , . nen inktkoker die den Richter venlag deed, dat hii alles terug, «» «r20 als hem bevolen was, fliptclijk ter i^£Vb*a£s voer gebragt had. "et seen mii bevolen is. VT Xde HOOFDD. i. L\ u zag ik weder verandering boven vs_ u Hicr. het hoofd des donderwagen ; de luisterrijke °p za? ik iui- , , „..,:„, _ de'.ijk boven zetel die als een Saphier gliulterde, fcheen het voetituk , weder bezeten te worden van Hem die ik lft hoort"der op den drempel van het tempel-gebouw ttPberul's. hillg» . iets als een voren gezien had, 2. Den Schrijver werd nuSaphir, dnch gelast, daar nog ftaan.de , na dat hij verflag Znr'êaF'ze'rf van zijne verrigting gedaan had, zich on- vertoonde'Hij befchroomd te begeven tusfehen de raderen,zich wecler °P en onder de vleugelen der Cherubs , waar vs> Hij fprak den man in lenen gekleed, dus aan: begeef u tusfehen de wielen onder de Cberul/s door, en vult u.ve vuisten met gUeiier.de kolen in het midden der Bb 5  39+ Het BOEK cherubs , en bet fornuis was met gloeijende kolen; hij ltrooi I die over _ „ , 1 i- ... de ftad; Mj Het moest daarvan zo veel atneemen als zijne oogen'daar'tu^haiiïdéri omvatten konden, en die moest hij fchen gaan. dan van den tempelberg over de ganfche vs. 3. Vccbe- ftad, zo ver mogelijk was, verfpreiden: ik rubs ftonden ' 6 > ' /} ' toen ter rech- zag duidelijk dat hij zulks ordernam , en fce'Z,tempei-ge- ™sfchen door trad. 3. Toen dit voorviel, bouw, toenftond ^e Cherubs - wagen aan de zuidzijde dien man daar . ■ c henen ging ; van den tempel, en de wolk-kolom verfpreiden cene wolk , . , , ■•],■■■ 11 1 c breide zich o- de zich zo op dat tijdlup, oat de voorhol ver den mn- Aer prieptercn gansch door dezelve overfcha- jic lten voorhof 0 duwd was. 4. Toen zag ik dat eenvaardig verhicf^ziJiTde te^en van M-ajèfteit weder uit den zetel zich luister van je- opheffen , en zaetkens dalende voortgaan bnven de oe-naar den drempel of het voorportaal; nu zag dorpel 'van het "c duidelijk door de openftaande deur, het gebouw; en ganfche gebouw van binnen met een nevel het ganfche ° a huis werd ge- vervuld; terwijl nu het voorplein met den vuld met de r , . ■ , N , , , . wolk, en hettchittcrendeu glans van Jehovahs luister, zo SinTch°gianz7nd eerwaardig, overal fc'neen. 5. Toen raakten de van den luis- Cherubs in beweging, en gaven met hunne v*h. VJn ^' ' vleugelen hun inftemming op de verandering klapwieken "dervan die Plaats te bennen; men kon dat gevieugeien van \ü\r\ tot jn den binnenlten voorhof toe horen, de Cherubs , deed zich in daar het een weerklank maakte als de rolvoorhofnoren" lende majestieulè donders der Godheid geder ^les^t-er-w0on^ veroorzaken. 6. Nu moet ik verder mogenaen Eu- gaan, en verhalen hoe de Schrijver de be- lims zich laat , .... . , *oren. veelen hem gegeeven, vri,moedig uitvoerde; denman TmetmJ was nu lia^'i cen rad genaderd, onder zijn opperkleed de Cherubs, doch 7. Toen wierd hij voorboden had gekomen door een der vier Cherubs, die reuuc°iCn van zi]n nand mt ^ llaar '1et fornuis gloeitHiilclien de raderen, onder de Cherubs genaderd was, en bij het rad Bond, vs y. Zo ft.ik een der Cie/uis uit i(ë reije der Cherubs zijn hand naar bet vuur,  van EZECHTEL. Hoofdd. X. 39.f jende kolen, en gaf die in zijn handen, waarnet ™eIk in '* .... ratdden der op hij ah rok. 8. Nu zasfik veel duidelijker, cttnti was, dat elke Cherub van hadden voorzien was, Jj"mi^"'^ zo als de menfchen hebben, die benedenmin katocl11 ' gekleed , dia hunne vleugelen uitkwamen. 9. Ik zag ook het aannam en meer onderfcheiden de vier raderen, elk 011- M. g. Toen der het beltuur van eenen Cherub; zij kwa za« mt'n du}' 3 1 deu.iK aan de men in heuren gloeijenden glans ook zeer Irerk cW»»i de fi- , . guur van ee- uit. 10. Ik zag nu weer hare werking, datnei menfchen zij wel van den anderen onderfcheiden wa Jj*"^ vi'èuge- ren, maar nograns zo, dat zij in eikanderen , ' 1 ts 9. T .en konden fluiten. 11. Ik werd bevestigd in zag ik ookduimijne waarneming , dat, als de Cherubs in r^e^'W^S beweging raakten, de raderen dan ook in be-Cb'r*£l» „ee" , ö rad bij eiken weging kwamen, zo nogtans dat zij zich en de niet draaiden, maar zo als de hoofden in raderen was haar voorzijde eene richting hadden, zo' was ™" de%°gH%, ook den loop der raderen recht uit. 12. Nu «'*'*■ w zag ik, ok dat het ganfche ligchaam der de omtrek be■Cherubs van voren en agteren tot aan de'"{"' 'al^e u^~t uiterlten der ledematen met oogen bedekt gei'ikneid, doch 0 . zo ais een raai* waren, zo wel als de raderen door mij te een rad. voren- zo bezien; elk had het beduur over zijVgiageri, 'zo zijn rad. 13. Ik wierd nu in mijne gedag ^r*Urzijdn ten verfierkt , dat dit de raderen van een 1* , , , druuijen lil liet donderwagen waren, en dat ze van het ge-iopen; waar luid het welk zij maken , hare zinnebeeldige |j*n boo^.f££ benaming verkregen hebben. 14. (Je gedaante wa>> ^r vo}t- ° den zij zonder zich in haren gan? omtekeeren. vs. 12. Hun ganscb vlce laad, het derdeals ik bij het eerfte gezicht daarvan befchre- het gezicht van , . , ... , . een leeuw, en ven neb. IO. De beweging van Cherubs en ^cVh?^«nraderea was ■■■IWWf* nogtans zo, dat arend. als de Cherubs opgingen, dan liepen de ra- vs. 15. Knde . . _.. cherub! heften deren niet om. 17. Zij waren geheel afhang» a!sCheikPdeed°hïk van der Cherubs bewegingen; waren zij fiil, door mij aan rjan vvaren het de raderen ook : heften die di rivier Cue- ' bar gezien. zich van den grond , dan gingen zij ook aisV de Cherubs °P '■> men zag doch duidelijk dat zij door waren^dln wa-eene en dezeIve k»»gt bewogen wierden. ren ook de ra-18. Nu verliet de luisterrijke gedaante der hun in bewe-Godheid den dorpel des tempels, en ging deci«™P//hun- weder op den troon boven de Cherubs. ne vleugelen,« Toen fpreidden de Cherubs hunne vleu- uit, niet oog- •* 1 merk om zich gelen uit, en verheften zich van den grond derTgrond, da"met de raderen en verplaatflen zich naar de liepen de rade- voorpoort van den buitenften voorhof: ik ren aan hunne r zijden niet om. zag onder dat (Vil (taan geen verplaatzing van de vs. 17. Als d'e ftonden, dan flonden de (raderen.) heften d'e zich op, dan gingen ook deze op; want de werking der dieren was ook in haar. vs. iS. Toen vertrok de luister van Jebovab van den dorpel des Tempels weg, en plaatfte zich boven de Cherubs, vs. 19. En de Cherubs Haken hunne vleugelen op, en gingen van den grond naar boven dat ik het zag; toen zij vertrokken, zag ik de raderen nevens hun, en elk werd weder ftil nan de oostpoori-deure van Jebov&bs tempel, en de luister van Isralls Elobim bleef boven hen. die' meent dat dit verfchreven is voor es/inkop; het kan zijn dat hier wegens de gedaante der voeten Cherubs natuurlijk roor een osfenhoofd genomen word; doch nu is het natuurlijk, dat een Cherub dan zo vooronderfteld word maar een gezicht te hebben, dat zou dan het hoofd van een os zou wezen, dit durf ik noch niet overnemen; ik ben hier ganseh onzeker, wam al was het volgens d? Etijmnlogie van het woord , zo als II ez tt wil, kan ik noch niet denken dat F.zicmëi. daar a.i 1 gedtgt heeft.  van EZECHIEL. Hoofdd. X. S97 luisterrijke gedaante op den troon. 20. Dit ^10. zie is nu de befchrijving van eene figuur die het geen ik onik door onderwijzing der Godheid aan de v,„ d^VEiMm rivier Chebar, het eerst voor Cherubs leerde ™ kennen. 21. Gedaanten, mij anders zo toen ik ze voor . , ,, . , Cherub! leerde vreemd met vier aangezichten , elk vier vleu- kennen, gelen, en twee handen daar onder. 22. Al- vs. at. Eik a ., . met vier ge- les was nu even zo als ik te voren gezien zichten , eik had; dus werd ik bevestigd wel gezien te*J^Tle^vk£ hebben, zo wel omtrent de zaak zelve als eeda?nute Jm ' _ menfchen han- Omtrent de beweging. den onder hun¬ ne vleugelen. vs. 11. Wat het gelijkende gezicht betreft, het waren dezelve gezichten door mij aan Cbebars rivier waargenomen, zo in gedaanten als in wezen; zij gingen elk regt uit volgens het gezicht. TXIde hoofdd. oen het gezicht daar henen verplaatst vs. 7. Toen was, werd ik door den Geest die mij be- v&"VQCr^'t > zielde, aangefiuwt om daar henen te gaan; £'Uiie mij na" 70 a de oostpoort ik begaf mij dan naar het middelpunt van van jcbovabs , .. , , , . n ■ c tempel aan de de voorzijde des buitenfte voorhor, in ver-oostzijde; en wagting dat daar iets gebeuren zoude ; daar ^er p^o^ftonzag ik vijf en twintig mannen van aanzien den vijf en ftaan; onder deze herkende ik al aanltonds nen; onderhen twee , die met den anderen fpraken , welke ik jAamet aandagt naar hen luisterden. 2. Toen zoon van Az- zur , en Pe- fprak mij de Geest aan: dit zijn de Raads- latja , de heeren, die het volk bezielen met hunne "oi-rterï overleggingen, en in Jerufelem de nadee-des vo!ksligfte maatregelen tot hardnekkige verdediging g^Jw m mlu van de ftad, en dus tot haar grootfte on- ^D2ynednekrana^ heil, op het fterkfte doorzetten. 3. Dat zijn nen^ metfuoodr de mannen van den zonderlinglle heldenmoed 1 geril, en die in die zich zo hevig verzetten tegen den bouw %t,nAn'lZr'. van huizen in den omtrek van de Had, enff"''1'1'"- ■ vs. 3. Zij zijn bit, die zeggen : 'er moeten geen huizen in den omtrek der  398 Het BOEK *drden?°Bdhdié veel liever afgebroken zagen, op dat de most de pot vijand zich daar van niet bediene; die zijn, en wij , . . . ' het vieesch we-om nun moed uittedrukken zeggen: wij zen- moeten zorgen dat de ftad niet dan tot teeVrS'hitro?m ithet uiterfie gebragt, zich óvergeve; het feTeerT'men-^"8011 m0et ^ WÊZe" » V00r dat m™ fchen ï'dndi de pot afzet. 4, 5. Om dit gezwets moet vieT' %b.vabl gij profeteeren ; voorfpel , fterveling ! hun fnCSHijP ™ei:!ot °P dit oogenb'ik : aanftonds voelde ik je tot mij, mij met een orakel-Geest bezield, die mii fpreek en zeg : , , , , J dit verklaart de volgende gezegde deed uitbrengen op dien 'gi iie° tijd » 20 fPreekt Jehovah : geen van uwe z^V/'"kwee"Sedagten» §een enkel §ezeSde ontglipt Mijn toch 'de ge aandagt, gezegden die u tans zo doen ijveren. «wen Geest op- 6. Het is maar al te waar, dat door uw beftuur k°vTn'ö. cijhet aantaI vai1 hun' die in dt;ze "ad l«ar hebt de veer- einde zullen vinden, verbazend groot is: en werpen van 11c 1 flagting in deze men benoen maar de openbaare ftraten te n,etrdeeerdS,Vënbetreden om Sewaar te worden, dat het aan hebt reeds de geen flagt - offers ontbreeken zal. 7. Maar dit ftraten met ver-' üa,;enengevuld, bedreigt u Jehovah! zo gansch ftrijdig met oJzegt'^M^w gewaanden moed: hoe veele flagt-offera Sginen die 'er 1,1 dc' fiad reedS m0ge-n §ereld zil» * die onder u zo tai- bekwaan zijn om uw pot te helpen vullen rijk te vinden zijn, die zijn het vieesch, en deze (ftad) is de pot, maar u zal Ik vs. 6. KENNicoTisde eerfte die het woord verfjagenen aHive. genoreen heeft, flagters dus zoldaten, en heeft de laatfte betekenis ook in andere plaatzen ingevoerd; ik ben in het vermoeden dat de lezing op den rand niet de beste is, door onze Overzetters gevolgd, maar die van den tcxt, en dat men het geheels vers muet lezen : gij hebt uwt fiagters voor deze ftad ai verdubbeld, op dat derzelver ftraten ai meer met ftagt-ojfers zouden vervuld raken; doch dewijl ScHRoëDER dan met reden in de cenlfruBie zwarigheden vind, ten opzichte van her Iaatfte lid, heb ik mij onthouden dit in den text in.cbiengen.  van EZECTIIEL. Hoofdd. XI. 399 tot gaarkoking; gij zult bii een Merk over- 'er ra!(,den •»"» , , • i ■> werpen. koken daar uit nog leevendig geworpen wor- vs. 8. Gij den; gij zult dus niet gaar worden. 8. Uw™rt Ml% heldenmoed was angst, daar eii als oproer- zwaard; voor ° ' b 3 r u zal Ik dat makers door de Babijloniers , gij ontaartebefchikken, ët volks-hoofden! toch met de dood geftraft^Jifot**" zult worden; zijt verzekerd dat in weerwil u a'uif'dezeive van uwe verdediging der ftad, gij het zwaard za>gebragtiicbdes kicaters niet ontwijken zult. 9. Ik zalm.de m^chc u ongaar uit de pot van de belegerde fh^^S-ÏÏ doen komen i en u aan vreemde llagters ter0lder u lich- ten. hand ftellen , tot dat Ik richtdag over u vs. 10. Gij houden zal. 10. Gij verwaande grooten, zult zwaard>Vaiiene; op het fchavot derven! Ik zal dat wraak- °p bra\h f«»- zen zal Ik u tooneel op Israëls grenzen doen opflaan; gij richten ; dan zult dan ondervinden dat Ik u nu waarheid (jat ik jehovah bedreige. 11. Neen, verwaanden! gij zultbc"j De niet in het beleg fneuvelen, en dus als lie- ftad zal voor . .. , , , , , u geenzins de den van eer; gij zult onder dat getal, hoepot. en gijzuic groot ook in ftad, zo dat de pot vol is, ^"^"'"im" niet zijn; neen, verre van de ftad zal u"Pnd^ g""z^ door een richterlij k vonnis het hoofd afge - Ik u richten, flagen worden. 12. Dan zult gij moeten zu^"gyi2erl^n™ erkennen dat Ik Jehovah, uw Hf.er ben'"en' rd1tL Il£ u Jehovah ben , ichoon gij Mii'ne godsdienftige Majefteits- fcboon gij Mij- ..." i .... ne ftatusen niet wetten met bewaatdet, en Mijne veror- opvoigdet, en deningen trouwloos verwaarloosdet, maar dej^ne ^*0e" vastgeftelde gebruiken van uwe Heidenfche zaamdet, tnaut . naar de rechten nabuuren verre den voorkeur wikiet geven, de,- volleren. 13'. Terwijl ik dit alles in mijn gedagten, JgSfë» u hanoverwoog, werd ik gefluit door het bericht Xf- \i- r<:f: , ° wijl Ik dit het geen men mij bragt, dat Pelatja, de profeteerde, _ man, die het meest onder de grooten zich vior: "elat- w. 10. Dit is Ribla op de grenzen van Sijrit en Israël,  4°o Hst BOEK vin dBEN°JAbci-iverd had om d2 flad tot hct uiterfte te «ierf (onver- verdedigen, door de dood was Weggerukt; dit wa;ts;) tien ,. . .. ° ' viel ik op mijn verlies maakte mij verflagen, en dede mi] 5fftó,2«» zustende zegsen: God! zuIt Gii zet met een dan onder de zwakke, en zo zeer gefmol- luuleftevn: ach, _ ' & siJonaü zult ten Israëliërs de eene flagting op de andere vérMuLhrvanbrengcn7 moeten dan allen treurig omkomen? veTnteienf''5" 14* Dit he!derde niij Jehovah dus nader op: vs. 14. Hier-15. Sterveling! wat klaaad gii? gij weet de op antwoorde n j • . .. mij het araktiwaPe toeltand met; zij met wien gij zo veel meVavs>1*."Men-de,iiden hebt' 'c ziJ* die van uwe familie, die fdien kind! het van uwe landgenoten, en onder alle uwe mede- znn uwe broe-, ... deren, uwe ballingen, het zij vroeg of laat in ballingwedf«r/"w":rciiaP gevoerd, onderdanen van beiden de fanrcile' 'ttg ' durven aIlcn veragteüjk zeggen : van hraëi, a wij" bekommeren ons over u niet , al zij't we wette g'j van Jshovahs gunst en Godsdienst ver* {e/r'Teze6ithleb- wïiderd . w'at zou ons dan deeren ? wij ben:zijtgij vrij hebben de eer nu zo veel te ruimer erfpor- van Jehovah . ... . _ v»ri»fjderj,\t\] tie te nebben m Kana'an. 16. Dit gedrag Mm bézit van ffllj 11 te ze2gen, en verklaar zulks MmAZelv* erf"ncc voi!< u't naam van Uw Heer: waartoe ys. 16. Ee-zo veragteüjk op de broederen neergezien; denVzoVprcerktal tóin ze door baHirfgfchap van den opentlviTïLoonbaren dieiist verwiidei'd5 zo zal Ik nogtans ik ze verre on-hen die aanmerkelijke verzagting bezorgen der de Heide- j . , , . f . nen gevoerd™1 a' wat hun hieromtrent ontbreekt eenig* ifz'e whi?dWenzins door MiJ zal vervuld worden; Ik zal zijd veritrooi-hun Befcherm-God in een vreemd land wede; nogtans ben Ik ze eenigzins tot een heiligdom in de landen, die zij bewonen. vs. 15. Eigentlijk {laat 'er: de mannen Coëls; dus de naaste bloedverwanten ; maar de meeste overzetüngingen hebben ballinge»; deze lezing is hier in het verband zeer gefchikt en door mij overgenomen.  van EZECHÏEL. Hoofdd. XI. 401 zen. 17. Ja, betuig uwe verfmade broeders ,vs. 17. zeg vrij ter hunnér bemoediging: Ik zal u op- ^^otaijt roepen uit de landen van uw ballinalchan • b'vab \tt ™l lk zal u als een herder de verfbooide fchapen ™ikercn bijeen doet, bijeen drijven; lk zal u het erflaHdoprameièn^uit weder in bezit geven op uw beurt. 18. Zij £ gif veXook zullen in de onderneeming jegens hun vader-zi]t • en zal 11 1 j n . „ . . „ Ttratis land iu Jaud Hagen; en het eerlte bedrijf zal wezen bezit geve,,. de tekens van afgoderij die gij , fchoon 'er fngij u op den Godsdienst zo beroemdet ,koraen' " 31 ,. , ' net verfitijc- agteriiet , overal optcruimeii en geheel te en aiie Hopen. 19. lk zal zorgen dat hunne nei- daar *u"r! ging, gansch anders wezen zal, en de ge-EnIk zindheden daar uit geboren , eene anderezaI hen een anrichting zullen hebben; voor de afgods - neigiu- e"zaiacenern>ugen zulken die tot den waaren Godsdienst door Zn bfnnenn" andere denkbeelden hunnen geest zullen oplei-!3ivnsen 5 Ik zaI j n . r net fteenen hart den ; die lhigge ongevoeligheid, dat onna-«« hun binnentuurlijke omtrent de Godsdienst, zal Ik verwis- men, enbT4* felen met ééne welke een gunltiger werkende ge- J;ent ^eeschzis fteldheid veroorzake. 20. Met oogmerk, en ten YS- 2°-' «i> gevolge hebbende, dat zij Mijne gebruiken nu fen Tn "m'l naauwkeurig waarnemen, en Mijne verorde-^™k^c'ht™ ningen met oplettenheid indenken en naarko- onsefchonden m 11 j- opvolgen ; zo men zuilen; dit zal hen tot regt gefchikte zuilen zij Mijn. onderdanen maken; en Ik zal Mij dan ookwarnet meer nadruk als Befcberm - God jegenszen- n „ , J 0 vs. 21. Maar zulle een volk kunnen gedragen. 21. Zij danzii wier hart die de neiging blijven behouden'om den ver- hunne 'vérfoeTfoeijelijken trek tot afgodendienst optevolgen; ger'ouw™ die zal'Ikde bedreigingen daar op gedaan ten'en nav°'gt, r ö hun gedrag zal VI, 19. In het eerde lid ben ik de Alexavi. overzetting gevolgd: var, *««* de beste Handfeliriften, door pi Rossi verzameld, lezen zo. VIII. Deel. Cc  402 Het BOEK op hun hoofd allerfterkfte doen ondervinden, dit verzekert ftorten, zegt jcbüvabx Jehovah! vs. 22. Toen 22. Zodra dit gcfprck afgelopen was , fubT dhubne hoorde ik de Cherubs weder hunne vlengevieugeien op,ien uitbreiden, en de raderen bezijden hen en de raderen , » . ook bezijden raakten ook in beweging, en lk zag duideïukte'r v"n üjk het majestieufe teken van tegenwoorraïis Ehbim djgheid weder in beweging. 23. Het rees niet was weder op ° ° ° J den (zeteij daar alleen op van den Tempel-berg, maar verb°vSe.n' 23. De liet de ganfche ftad, en plaatfte zich veel itvTrèeséenthoger op den nabij liggenden Olijfberg, waar op uit de gan- zjj in haren glans bleef ftaan. 24. Toen nam fche ftad, en , , , , ., bicef itaan op mij eene hevige orkaan ook op, en ik gede" booBstzijde voelde dat eene verrukking door een hoger van de ftad. Geest , mij in Chaldea terug bragt, onder vs. 24. Hier- , , , op nam mij mijne landgenoten nu daar wonende; en nu b?ag7m?j°ineenweek ook de verrukking welke ik gehad had. gezicht, foor - „|ng ^an mijne medeballingen bezoeden invloed •'J* ö ° •' .... van Ehbims ken, en deelde hen den gewigtige inhoud Geest, in Cbal- , , dea, bü de bal- daar van mede. lingen ; en toen verdween het gezicht voor mij. vs. »s. Toen deelde ik de ballingen mede alle de ontdekkingen van Jebovab, door mij in gezichten kennelijk geworden. Xllde HOOFD- deel. x |^ og nafjere openbaringen van jehovah „pl'eil'dc nader gaven mij hieromtrent meerdere ophelderingen. ImmüdmT'Het was: Mijn nedrigen dienaar! daar vs. 2. Men-gij lang genoeg onder zulk een netelig volk fchen kind! „ewoond hebt , die tegen het beste weten daar gij woont § „ , . onder eene aan even verkeerd blijven , en met net beste onderrigt even onhandelbaar zijn, en hebbênZeomSetëdus hct karakter van een twistziek geflagt zien, niet zien, ftandvastig volgen. 3. Daarom wilde ik, en ooren om te . , .. «■ j • 1 u horen, nogtan, ftervelmg! dat gij een treffend zinnebeeld niet horen, dewijl zij een twistziek geflagt zijn. vs. }. Hierom, menfchen kind! moet  van EZECIIIEL. IIoofdd. XII.' 403 gebruikte, of gij daardoor dat netelig völkgü.het nog tot overtuiging kondct brengen; brenguu fcrfngén," de zakken die. men gewoonlijk tot reizen t^™ïltl gebruikt, bij een, maakt dan op den helderen dag tocftel om het een en ander bij een te uw verblijf naaf pakken; doe zulks zo dikwijls gij landge- noten van u ziet, en maakt fpoed daarin "*isfc.Wen zui- ... 1 len zij daar op ten bewijze dat het uw ernst is. 4. Als gij letten, fehoon alles zo bij dag gepakt hebt zonder daarin zieke'" ïamiiu." de minfie bedektheid te vertonen j moet gijzijn" eerst tegen den avond het gepakte voor de u 1%'J% deur brengen, als 'er omfïanders zijn, en u !n ,1U'' wizii" 11 ■ , in gereedheid, in alles gedragen als zij doen die verre he h^t gewoons nen verhuizen. 5. Evenwel moet gij dje afJïïiJTi bijzonderheden in agt nemen; uwe eerjak e™aar gant zcl(s . . " ' ö * in tien avond, zakken moet gij niet door de gewoone deurdat zii het uit den huis brengen, maar door eene ope gèenè m'e^erning die gij tot dat einde in uw muur moet £wa°.oa doen gereed maken. 6. Gij moogt wel alles vs/5 MaaI. doen zo , dat uwe landsgenoten zulks zien , en graaft .d"n 1 , . g«' m den ga dan met uwe pakken op de féhouderen , m"ur, en breng maar met alle de tekens dat gij heimelijk m'tó&rtÈ?0 al* betrekking tot anderen zulks doet, hierom vs 6- Draaüt moet het volkomen donker zijn; en dan m % Twe moet gij nog daarenboven uw gezicht zo moe^hef'n^ bedekken , dat gij wel voor u zien kunt, uitbrengenvoor maar niet onderfcheiden, welken weg gij nee- if men moet; met deze zo zonderlinge handel-™z?chtö°bedek! wijze moet gij Israël, - eene zonderlinge g»; Ik^heb u voor bet huis van hraël tot een zonderling téken "ge- w. 3 — 8. H arm er heeft in zijne Bijvoegzelen bladz. 1158. tt ft. dit wel behandeld, doch de redenen dat hij uit droefheid zijn gezicht zou bedekt hebben, zijn hier niet kragtig genoeg. Cc 2  4©4 Het B O E K ▼s. 7. ik gebeurtenis voorfpellen. 7. Ik btagt dan al voerde uit het* .. .. .. ' gecne mij be- mijne huisraad bij dag bijeen, en op ltraar brag" deaS«^in de gewoone rijszakken, doch bleef zelve buis - gereed- jn huis tot aan den avond ; toen maakte /etappen bijeen, . ...... op den dag, ik een opening in den muur , dat ligt te zo als zij die , •. , .. , in verhuizen ge- doen was, zijnde mijn deur wel gefloten , 7ruii'!nJi- té-en §'in° toen bedekt met het beste op mijn gen den avond nek daardoor ten huize en hel vlek uit , maakte ik een ., . ., . gat in de muur evenwel bij gelegenheid dat zommigen dat ™bwfr*dt-^konden zien. 8. Ik bleef *tot aan den morier aiies uit, gen jn je onzekerheid wat dit beduiden en droeg het u op mijn fchou- mogte; toen helderde eene nader gefprek fegenVoVrdig-2 van Jehovah dit verder op. 9. Dit begon heul weg. met eene vraag: ongetwijfeld zal het nete- vs. 3. Eerst,. r . , „ , , 's morgens be-hg en lpotziek volk u naar de reden van dere"1 opbelde-zlllk een zonderling, en zo als het hun ring van jeho- voorkwam , belagcheliik bedrijf sevraagd heb- vab. dus: ' ° J 1 1 vs. 9. Men-ben? 10. Ga dan, en zeg hen nu de regewis iieeit/jden en de betekenis rond uit; fpreek uit rails huis, datnaam van uw Heer, en zeg: dit is een twistziek hun, » 0 u gevraagd: bedreigende voorfpelling , die den Vorst wat doet gii i „ ', T , . vs. 10. zeg Ze dekia , en verdere Jooden raakt, ftreekf^i.arfdie in de hofftad bij den anderen zijn. jehovah: dit u. Vervolg: het is waar, mijn gedrag vonnis betreit. - 0 . . , J ö, , den vorst te is zonaeruug , maar niet minder zal de hét g^nfche'huis bandebvijze van den Vorst zijn , die zal Van JiraH dat ook bij dag zich daartoe gereed maken ; nog in hun mid- den is. even zo, a!s ware het mogelijk, de ballingfchap \o\% dan:V^iku t zi.in vaderland door dwang voortekomen, ben dat' zonder- docn net zaj mislukken. 12. Hij mag met ling teken voor ■' u; zo ais ik zijne beste kleinodiën door eene gemaakte deed , zullen . deze genood opening tot dat einde in den donker verdomenden fekken; en op dat hl, niet gekend worde, gedwongen zijn ballingen te worden, vs. m. De Vorst die onder hen is, mag in den donker zelfs wat op de fchouder dragen als hij vertrekt; men mag daartoe in den muur een opening gemaakt hebben, om daar  van EZECHIEL. Hoofdd. XII. 405 zorgvuldig zijn gezicht bedekken ; hij mag aiies door te onzeker zijn waar henen te gaan. 13. D.t l"glZgezicht alles zal niet baten. Ik zal hem even alsbede'i.ke.n' z° ' dat hij met de een dier in het net gevangen, of in on- «f«» 0»««»«gedagte ftrikken geraakt , doen gevangen ziét?iengroni worden; in handen van de belegeraaren zal vs. 13. Evenhij naar Balei geraken; en dat nog het^t72^^ zeldzaamfte zijn zal, hij zal 'er wonen, hij zal f°-» ?""'".■> er nerven, maar zal het land nogtans niet ne ftrikken gekerm kennen. 14. Zijn lijfwagt , zijn hof ik'"fi hêm'in grooten, en de zoldaten tot dekkng van f^'dêr'cbaTzijn vlugt, zullen bij de overrompeling geen'**" brengen* weerftand bieden, maar uit elkander gedr even, niet zieh , den Koning ten prooi laten; zij zullen even £,hr°™'z"| 'er wel den vervolgenden vijand niet ontvlugten, vs. 14. Aiie noch zich redden door de vlugt. 15. Zij zul- ^^^tó" len dan allen kunnen begrijpen dat lk ook <;"•»"> en alle _ , de troepen zal itandvastig ben m Mijne bedreiging, als al- M: overal verlen bij ervaring onder onderfcheiden volkeren , zaT„«"zwaard in verfchillende landen als ballingen zullen h*n doen wonen. 16. Het klein getal naauwelijks dien vs. 15. zo naam waard, mag dan de rampen van ftadfeVdatte en ftaat ontvlugten, laat het dan zijn oiv.^^'^Z te verhalen door welke fnoode handelwijzende Heidenen . . .. J verdeeld, en zij dit alles zich waardig gemaakt hebben , hen in de lanen zo bij ondervinding erkennen dat Ik ,iri bt^°id de uitvoering Mijner bedreigingen ook Mij vs- .l6: , ... . J ge weinigen on- zelven gelijk ben. der hen zal Ut 17. Kort daarop gaven nieuwe bevelen van zwaard 7" het Jehovah mij nieuwe aanleiding om over hetf$t'*, '° aanftaande treurig lot der Israëliërs te denken, danhunnegrou- o . t *. • 1 r. ..... welen veihaien 10. tiet was: mismoedigd ftervehng! houdt aan de volkeren een gedrag dat zeer treurig is als gij zo zullen zij weten dat Ik Je\ovah ben. vs. 17. Hierop gebeurde weder een bevel van ymiiynb aan mij, dus luidende; vs. 18. Menfchen kind! gij moet uw brood Cc 3  4ot> Het BOEK Wit fcbrik tt- gebruikt, doe het met zekere vervaardheid; water met bee- 611 als gij drinkt, beeft dan op elke teug, en dririken. z'i£ m geldige vrees daar onder. iy. Vraagen vs. io. Gij dan uwe landgenoten naar de reden, die het "oik iti^Ctiit) lot van de hraêllets, noch geene ballingen land zeggen: bgrüjden; zeg ncn ujt j\j;jn Ilaam dat gij du betuigt de ■> ' ° J . AJonai jeho- uitdruktte het treurig lot der Jerufalem- vah! van de „, , . . , ,. inwoners vantneri, en wat in Judea gebleven is: die lbram!'m\\xX\20 ijslijk , akelig en doodelijk beuaauwd zij zullen hun jlim lecvens - onderhoud zullen gebruiken' in kiemdheid ee- een land, waar anders de overvloed heerschtwatèr in f/,/$- te , en dat de wandaden en zedeloosheid ie fibrik drin- van fa bewoners daarvan de naaste oorzaaken ken; daar hun land gansch zullen wezen. 20. Meir zal zien lieden, zo wezen''van den volkrijk , gansch uitgcflorven , en een land, zo genadé%2%W^ bebouwd, eene akelige woestenij; hierbcid vin der- aan zai net blijken dat jehovah Zijne bedreizelver inwone- . ren. gingen waar maakt. bcwóonde' "e- él- K,:rt daaroP toen men zich waarfchijnden zullen vtr- -jjk vleide dat het met de Babijloniers nog laten zijn, en • ' het land eene ZOUde geVOIldeil WOrdeu , eil ZrEDEKIA ^dtdegUSweteSgerust zou regeeren, en die tijding aan de dat ik jehovah ballingen, overeebragt was, bekwam ik een naben. °, D ° •. vs. ai. Nog- dere ontwikkeling van Jehovah, dus: 22. Zeg heta'SbevekWvan Mij eens wat betekend het fpreekwoord het mü^dus • t0t Seen uvve niedeballingen dagelijks , en in een vs. 22. Men-vrij fchimpenden toon in den mond hebben: fchen kind ! . , . , , . , . wat is dit voor geen zwarigheid, de dagen van verlenging wöord daTon-zulien 20 uitgerekt en vermeerderd worden, der u^is, aan-dat de dreigende voorfpellingen al weder in land .; de da-het vergeetboek zullen wezen? 23. Daar men «ktZ worden6", voor Mij zo honend fpreekt, wil Ik dat gij terwijl het ge- hun aanzegt , uit Mijn naam : lk zal 'er zicht afneemt. ' ° ' vs. 23. Zeg wel voor zorgen dat dit fpreekwoord rasch hen hierop: zo, (preekt Adonat Jehovah! dat fpreekwoord zal Ik in onbruik brengen»  van EZECÏIIEL. Hoofdd. XII. gezicht J . meer wezen, eene voorfpelling zo dubbelzinnig dat ze niet geen wankelen- te verklaren is ; neen, dat zal rasch onder^iVtieltr'ati- Isra'êl onbekend wezen. 25. Ik zal gewis ^ Wam toonen dat Ik ook in Mijn bedreigen Mi ik die fpreek, zelve gelijk ben; en dat, het geen Ik bedreige ^ el Je'bê- naar de letter gebeuren zal; bij uw leeftijd on-di|'eelginf,dieveIrk handelbaar volk! zal Ik toonen dat Ik be- J1^™*^' dreigen en doen kan; zie daar de boodfchap gerekt worden; van mijnen Heer, Jehovah! 26. Nader jj^™ m fplw£ wierd mij dit aangedrongen door eene ont- !,k». twisthu,s ■ J dreigende en zal wikkeling van Jehovah: 27. Sterveling! merkt het doen, zegt gij niet duidelijk waar mede uwe landgenoten ^T' ^°h° zich vïeien , let dan op hun fpreken: wat m™'s 2<5ge„ °ft" is het goed dat de akelige gezichten nog ik jebovatt lange werk hebben eer dat ze komen, en vs.'27. Men- dat die akelige dagen, waar van hij zo veel^"zij dieik te zeggen hcbbe, noch wegens de afftand bra\ïh huis D zijn, zeggen: net verre te zoeken zijn. 28. Zeg hen iutor«*e/dat hij ■»/!•• 1 1 .. a voorfpelde is Mijn naam : zijt gij aan beter te vreeden nog verre, en als Ik u zegge , dat Ik van nu af niet hiJ , proferêm 00 van lang gerek- meer dralen zal in Mijne bedreigingen, maar te tijden. ,. , , , , ti }.., vs. 28- Maar dien regel zal volgen, dat Ik naauwelijks Zeg hen aan: zo dreige of de ondervinding zal het bekragti- y^abf^e't gen 1 zo fpreekt dan de II eeee Jeho-ne Miiner be- , . dreigingen zul- Vüh ' len meer uit¬ gerekt worden; op het uitfpreken van de bedreiging zal het nu gebeuren, zegt Adsnai Jehovah! Cc 4  4o8 Het BOEK XIHde HOOFD- --^ DEEL. IJ ...... vs. i. jeho-1- J3iJ eene nadere gelegenheid deelde mij ■vabs v»"1'*-Jehovah Züne gedagten mede, aangaande ver- king kwam wc- '' ° . P ' B der tot nuj,fcheiden Profeeten en Profeetesfeii, die onder de natie zo wel in hun vaderland, als in ballingfchap zich over den toedragt van zaken verklaarden ; het gefprek begon dus : vs. 2. Men- 2. Sterveling ! het is Mijn wil, dat gij profeteer^é'gen uw bediening vrijmoedig zult vervullen omvan zf™J6t;teiïtrent een aanfa' Profeeten onder de Israëliërs, zeg hen aanzie vvel fchijnen voorfpellingen te doen; gij f«» ""profetee^ moogt hen vrij onderhouden , die naar de l7v 'afcX£2'~ verf'chillende neigingen van hun hart gunftig of ongunftig voorfpellen; toon dat gij anders gezind izijt; zeg hen: zijt opmerkzaam vs. s. Dit op het geen Jehovah te zeggen heeft. 3. Dit 'ylbovabweézegt de He ere Jehovah! ongelukkig zulfe'etenTL^unlen die kortzigtige onverl'tandige Zieners weeigen geest vol- zen waar van men zal zeggen : zij gehoor- gcn, op eenen .. te verren af- zamen hunne ichaduw, en zijn veel te ver ii"n'. °m "verwijderd van die gefleldheid, die hen tot het zien vau gezichten vatbaar zoude maken. vs. 4. Iïfste'i! 4. Het beste, Israëliërs! het geen men van Srfn%ifdSes-UVve Profeeten zeggen kan, is dit: zij fen in de wil- hebben een regte vosfen-geaartheid, die, hoe elernisfen. . fchraalder de oort is van hun verohjt, zo veel te arglistiger zijn ze om eenigen buit voor «s. s. Gij zich optedoen. 5. Gij zijt niet tot heil van nkt' dL*b/rden Haat werkdaadig , anders zoudf gij al noch hebt \m„& de bresfe die de Bahiiloniers in den den muur van 0 J israïis huis niet muur van den (laat gemaakt hebben, held- KOczevuld, of 1 j. r .. in oen ftrijdhafig he'iben tragten te verdedigen $ of gij dag" van°^ebe-zoudt met a,le zorgvuldigheid meer binnenwi. waards eene nieuwe verdedigens - muur, wel aangekeken, hebben zoeken te maken; waar  tan EZECHIEL. Hoofdd. XIII. 409 is de man onder hun die voor zijn vader- .V!*- „ 6. zij ' zitn fcbaduw , land, als de toneelen van Goddelijke wraak leugenaetige zich vertoonden, opftond. 6. Al fnoeven zijSpo?n*z|j zeg* op inblazingen, het betekent niets, bij desen: het is r 1 het ingegeeste uitkomst zijn het leugenagtige dubbelzinnig-van jebovah, , 1 c i- i daar nogtans heden; nimmer geven zij een proer waarlijkjehovab hen door Jehovah gezonden te zijn, maar zijn m?lw j^j,,e™ altoos in verlegenheid, draaijen als zij waar het bevestigen. , , .. van een ora- moeten maken, het geen zij zeggen voor- KC|. fpelliugeu te zijn. 7. Het is niet andersgjféht' Isgeen mogelijk , het geen zij voorgeven is niets , uw ....... ingeesting niec het geen zij zeggen is bij de uitkomst leu- ïeugenagtig, ais genagtig; wat baat het dan zich daarop te Ai0l%èb^„il beroepen, dat men door Jehova'! zou bezield <"geesting, ai* ■ . ik mets gezegt zijn. 8. Om zulke onbeichaamde vallche had* voorwendzels , verklaart Jehovah : om uwe 0mS'zegt ^aTZ onbefchaamde zotternijen doe lk eene meer""' 3f>ovab s J om dat uw betekenende bedreiging. 9. Ik zal Mij ge- (preken niet* ... 1 r> r ■ is, en ™ ge- weldig verzetten icgen de Proleeten nog m z!cit ietlge„. hun vaderland, van wien alles wat zij voor []lerf!freektr'^ wenden, vals is; nu mogen zij zich overaW»»<«" Jebovah! ■ . • 1 1, ■• , vs- 9- Mij» indringen, eerlang zullen zij het vertrouwen hand zal tegen van niemand meer hebben; Ik zal hen zelfs w^ze/'^Tie op de lijst der burgeren niet meer dulden, "ieIS zicn CI1 r J 0 leujcns vonr- nimmcr in Isra'êls land meer geduld worden; fpeiien; zij zuldan zal elk ondervinden hoe waar Mijne alenitige a°gTbedreigingen zijn. 10. Ik ben daartoe ge-gyns^'voikï noodzaakt alleen daarom, om dat ze Mijn niet verkceren, ,. , . en in de lijst natie 111 zo verre die nog de vertoning van van isravis geeen volk maakt, zo jammerlijk vervoeren , gecéke "^'worden , en in Isra'êls land nict'komcn; zo zult gii weten dat Ik Jcbovab ben. vs. 10. Daarom, ja daarom dat zij Mijn volk doen dolen, fprekende van vreede, vs. to. Sciiuj.tens in zijne Ambigais , heeft de betekenis van fyeekzei fclioon opgehelderd, doch, naar de algemeene denkwijze van C C 5 zijn  4i° Het B O E K vreede 'if-^e™en 'n a"e nunne redenvoeringen van de een een welvaren en geneugten fpreken, fclioon 'er kleien ringmuur , r ■ .. . . , ,. . bouwt, terwijl ue lcliiju niet van is; het zijn cte architek- puTistcrt" met ^en die een ringmuur voor den llaat van fluimende natte dunne klei maken, terwijl anderen die kalk. . , 7 . vs. ii. zeg met gistende kalk om er eemge gedaante tbt^de««w»*.aan tg geven-, opvullen, tl. Zeg hen rond fcbuimendt kalk ujt die zo voor het oog werkten, fchoon benrijken, dat... omvallen het hun werk weinig betekende: eerlang zal uw zaïTdaar zu"ringmuur door gedugte Irortvlagen beproefd regé^en'/Tjnlen wordcn' doorweekt zult gij, zwaare hagelfteegij gr«>te ijs. nen! 'er uwe kragten eens op beproeven, en klompen ! gij . zult neerdor- eene orkaan zal door Icheuring den val volZllienJ. e?r! tooijen. 12. Aan welke gevaren fielt gij Meuren"1 ^ ü "'^ '3l°0t ' a'S ^ mUUr' VVaar San vs. 12. Ais dus gearbeid hebt om cenige vertoning te mate" ned™gë-ken5 dan omver ligt, zal het dan niet wezen, mti u'ckïn'nie!als men u dan rcden vraagt! vvaartoe bate vragen: wat is nu die kalk waar mede gij de fcheuren van dee?/°Le«" opvuldet, heeft dien arbeid iets betekend ? dé^guTe'be-'H- Die arbeid diende ter verergering, want nreken hebt? het is de II eer e Jehovah die hen be- vs. 13. Hier- , . .. om zegt ^«„-dreigd wegens zijne verontwaardiging, door n', gewTs^zaieenen geweldigen rukwind haar te doen kraken, een nem«««w°ren m on§enoegei1 niet eene plasregen gansch te ge orkaan in doorweeken, en door fcherpe en groote hamigheid dom gelfteenen te vernielen. 14. Zo zal al uw fcheuren , en eene alles overftremende plasregen zal 'er in Mijn toorn wezen, en ijslijke hagelfteenen in Mijne grimmigheid zullen dien vernielen, vs. 14. Dan zal zijn tijd, dit overgebragt op der Profeeten - gefprekken; jammer is het maar dat wij geen oudheidkundige berichten hebben omtrent de kalk der ouden, wij kennen iets van de uitneemenheid van hun cement, maar hebben gcene kundigheden omtrent de ligtere zoortcn bij hen in gebruik; over de ligte mutiren kan men Faskk raadplegen.  van EZECilIEL. Hoofdd. XIII. 411 smigtelozen arbeid aan den muur, door Mijik dien wand, ... . T, . , _ door u met op' eens vernield worden; lk zal hem ge- gistende kalk heel llegten, met den grond zo gelijk ma- |^-""n'b^ ken , dat zijne fundamenten zelfs zigtbaarncm op den ... . ., grond doenlior- zullen wezen; nij moet . niet alleen om ver»,,,, z\\n funvallen, maar gij moet onder dcszelfs puin- ymez^\ hopen begraven worden, dan zult gij eèrstduf, zullende; r ö ' ° 3 vallen zult gi] geloven dat lk in Mijn bedreigen Jehovah 'er onder fneuben. 15. Als Mijn gramfchap zo hare vol-^varen Xt^k doening zal bekomen hebben over den muur enJebovab ben. D vs. 15. Zo de arbeiders te gelijk, dan zal lk u met alle zal ik Miine . , . , .. grimmigheid te- zegenpraal verklaren: wel nu, wat zegt gij; Ren dien muur nu is de muur weg, en die 'er aan werk- ^"Xn'die ten zijn 'er niet meer? 16. Wat nu die ze met fibui- J mende kalk be. misleidende Zieners voor Israël, die voor (treken; en ik de Jerufalemmqrs. al vleiende voorfpelden, enj^ar"n ?n vJj£ van niets anders dan van taferelen van wel- w:1Ild. \ niü" > en die hem bevaren en genoegen droomden, fclioon zelfs (treken zijn het tegendeel zich in de uitzichteti op doet?m"ss." j6. Die zo bedreigt hen Jehovah .' r^d?e%/«17. Nu, flerveling! nog eens bcuraflcndefaiem dörtien , „ , . , . , voorfpellen, en reuen met een Itfak gezicht, waar 111 de ver-V00r haarvoorontwaardiging te lezen is, tot de vrouwen f^hse 11^] die als buraeresfen misleidend handelen, diefchoon 'ergeen , , ... .... fchijn van ge- ook naar hare wemchen, en zo als zij het weest is , gaarne zagen voorfpellen; breng uwe beftraf- jJ^^Zl aan: ts. 17. Gii, menfchen kind! zet u gezicht ftrak tegen de tlochteren uwes volks, die uit hare drilten voorfpellen; en profeteert tegen haar. vs. 17—21. Deze verfen zijn zeer moeijclijk; het verfte van den weg af zijn die Uitleggers welke dit van verwijfde mannen verklaren, een voorbeeld daarvan vinden wij in Huldricus in de Tempé Helv. Tom. II. pag. 486. de meeste zwarigheid ontftond door de vertaling van het woord bloemhoven , het geen Coccejus reeds duidelijk aanwees dat hier te onpas kwam, — en vertaald het: wegvliegende of tot verftrooi-  4i» Het BOEK zoVVeckt0"^fcnde reden teSen haar uit' lS- ZeS k'ock: êonai Jehovah.- dit verklaart u de Heer, de Jehovah: wee haar I die , , , . . ... de kusfem ongelukkige vrouwen ! die uwe vrouvvhjke iSTrarekundi§heden ook al tot verwerring van de reen, en «ei-natie aanlegd, gewoon zijnde fopha- kusfens, éekzels voi.rde ' , hoofden van waar op men met den ellenboog op de geÖmrlzidén"8tèöiakkeliJkfte w'Jzen leunen kan, of hoofd-, tokken; zoude0f nek-kusientjes te bereiden voor verfchillende gil de zielen J Mijnes v.dks lengten, waar tegen men aan den wand te daardoor °te gemakkelijker tot onderfteuning van het hoofd volks" in^net 'eunt' dit is verleidend tuig voor u om leeven te hou- wellustigen te verlokken; doet gij dat om die misleiden het leeven genoeglijk te maken? neen, waarlijk het is uw oogmerk niet om het leeven der mannen te fparen , en gevs io ZoudtrocguJk te doen doorbrengen, maar wel om gü Mij dus hun akelige dood zeker tc maken. 10. En fchenden bii .. .. , , y Mijn'volk voor waarom zijt gij zo ontaard, en dan nog ger^e"en°ftu" ^m°A §enoeg om zulks luc MiJn naaln e11 ken broods, op Mijn gezag te doen? het is om het geom zielen «*.,,",.. " ] ken die an-nnge voordeel; als gij zo goed geluk gekeven , c°n" om zegc hebt: voor eenige leevens - middelen, moet zielen leeven-gij daarom het leeven van menfchen belagen, oig te houden ° » die behoorden die van belang zijn om den ftaat in wezen tefhrven, we-. . . , , ^ , pens uw liegente houden, en dat om uw eigen leeven te h't geen naar ondcrhouderi) daar gij om u fchandelijk liede ^ leugen gen en verraderij, waar aan men het oor leent, vs. ao. Hier- verdiende niet langer te leeven ? 20. Nu zegt jng, met fyeling op de gefcheurde kusfens; maar dan heeft Scuitoëdkr uit andere overzettingen, en daarbij uit de fchikking der woorden het noodzaakclijk gemaakt, dit woord als kwalijk door de Affchrijveren geplaatst, weder op zijne regte plaats terug te brengen; ik beb gemeend l-.ieiin de eenvouvvigfte weg, zonder veiplaatzing, gevonden te hebben.  van EZECHIEL. Hoofdd. XIII. 413 de Heer Jehovah: Ik zal Mij wreeken op om zegt da a- ,. - , , , ... donai Jehovah: die gevaarlijke middelen waar van gij u be-wat kusfens, dient om de mannen te misleiden , en. in ^ziêien6 ge- uw gezeifchap uw gcTnap aantehoren ; die woon zijt te „ , , r . , , t, lokken!'. Ik zal elleboog-kusientjes zo vervoerende, zal Ik die uit uwe van onder de buiging uwer armen al leü-^ nende wegrukken , en zo de misleide toe- verftrooijing ; , , 7. . en lk zal die hoorders ichnk aanjagen, zo dat zij u met zielen los ma- verhaasting verlaten. 21. Daarbij zal lk die fen"fooVu genek-kusfenties van een fcheuren, zo dat het'4*' doen 1 " vliegen. zagte dons wegvliegt; daardoor zal de bur- vs. ai. Daar. .... , . , „bij zal Ik uwe gerij wakker worden, en zich van u ontdaan,hoofddekken zo dat gij haar niet meer op die wijze ver- YamZ™,)!?- voeren zult; dit zal de weg zijn om u deeen > en zt> n rr- i • , , iw , r , , MlJn volk van ftrariende invloed van jehovah te leeren ken- uw hand benen. 22. En dit vooral daarom, om dat™jdm"; zmede" gij door uwe valsheid zo menig braaf bur-in. uw macht D J 0 zijn , tot een ger bedroefde, die de gevolgen van die lokaas; zo zult fchandelijke misleiding inzagen; alfchoon Ik ft jTifvSiberf. van Mijne zijde daartoe alle aanleiding zorg- .vs,- ^aar 3 J 00 g,, CJUS j5Ct )]ar. vuldig vermijd had; terwijl het hart van te des braven den Houten tijran daardoor merkelijk gefterkt droewel'fchora' wierd, om maar onbefchroomd in zijne ge-^^^g1 weldenarijen voortegaan, in plaats van door de «rw» ' .. . des fnoodaards een beter gearag zijn leeven nog van die ondcrfteunde , onheilen te bevrijden. 23. Zo zal Ik zórgen van°°zijnj verdat sij geene niets betekenende voorzeggingen, kfc'rd ,. sedra? 3- J O ^ OO 3 3 me[ ],et gf. of fchimmen voor gezichten invoert; Ik zal brengen, waar Mijne onderdanen van die doling afbr en- leeven zou gegen , maar op zulk eene wijze, dat gij ge- '^^mer'voelen zult hoe ftandvastig Ik in Mijn drei- om zultni<* meer fcbaduw gen ben. zien, nog min¬ der voorfpel- lingen doen; Ik zal evenwel Mijn vglk uit uwe macht bevrijden; maar gij zult weten dat Ik Jiievab ben.  4H Het B O E K XI Vde HOOFD- v>. i. uier-1- n wijl daarna oiiuing ik van eemge. cp had i een overheden uit mijn vaderland, die mij in bezoek van cc- .. J ' 4 nige mannen mijne woning een bezoek gaven : zij veruit de overhe- r, , den va israü<,iperqeg een wijl bij mij, zijnde met een oogmin«//8W-n,erk è&omen om mij over den toeüand éigbeid. van hun vaderland te raadplegen. 2. Toen onïlng*'^*-ontfing ik °PneIdering van Jehovah, hoe mij hovauS\ bevelip dat geval te dragen. 3. Het was: Ik aavt?U3. Men-vvaarfc 'uw 11 > fterveling! Iaat u door deze fchen kindi aanzienlijken niet al te zeer innecmen; weideze mannen... 7 hebben hunneke godsdienftigc vertoning zi; maken, geloof afgodsbejden . , c . . . °.. , . . ' in hun hartdat «e aigoden in hunne lchatting het hoogst phats Se- "eza^' hchbcn '■> ziï raadplegen geduurig de yen, en heb-Ichandelijkflc bijgelovigheden, welken hun ben de aanlei- n Z j &, . ' ding hunner genadig voor den aandagt is; gij kunt dan "Korft"'fe1 bezeK n, met welk een gemoed zij kogeziciit; zouik men om Mij door u ,te raadplegen. 4. Laat d..n van zulken J 1 d t er. ,.l kunnen U dan niet verder met hen in, dan hen worden\'gi UIt Mijn naam te verklaren: dat lk elk bur- vs. 4. Hier- ger uit ISraèl met zulk een hartsgefteldheid om moet gij .. 0 hen aanfpre- kende om Mij raad te vragen, dit antwoord ken, en tot r 11 -i 1 1 hen zeggen : §a': lk wil u geen antwoord geven door eenig jjo„aihci0kf. Profeet, maar meer onmiddelijk door Mijne vah: eik man oordeelen, en wel naar mate hunne afgodevan Israëïs ge- ... . J flagt,dieafgods-nj ruimer in voorwerpen is. 5. Op dat lk haert"cn'"hóógdoor zu''k een weg de familie van Israël plaatst, en de nog gevoelig mogte maken , daar zij door aanleiding van 0 0 0, zijn misdaad hunnen algodsdieiist anders gansch onverfchilo"er heeft?gen US omtrent Mij geworden zijn. 6. Hierom dan tot den Pro-rrjoet uw aanhoudend antwoord wezen de vol- feet vrijmoedig komt; dien zal gende vermaning: huis van Israël! verander uw Ik , Jcbovab ! uit Mij zelve een antwoord geven, raar het getal zijner afgodsbeelden, vs. 5. Op dat Ik het huis van IsraV.l in hun hart aantaste, daar zij door hunne af;odbe elden z<) gansch van Mij vervreemd zijn. vs. 6. Zeg hierom tot Israëls huis, dit betuigt Aionai Jebooab : wend u om, wend u om van  van EZECM1EL. IIoofdp. XIV. 415 gedrag, dit is mijn boodfchap van Jehovah! de afgodsbeei- . r- 1 , , den; wend n« verlaat uwe afgoden, wendt uw aandagt ge-gezicht af van heel af van die verfoeijelijke bedrijven waar^le]e"we grou" aan gij overgegeeven zijt. 7. Want elk Israël- vs ?_ Wint Ier, al was het zelfs maar iemand die het eik nian^jan regt van inwoning bij hen heeft, die den zelfs 'de vreemeed omtrent Mij brak, en de voorkeur aan^'"Inder^'i^ de afgoderij gaf, en bij alle gelegenheid die rf' ^rkceren- . . , 00 de , die zich raadpleegde, en dan vermeten genoeg is om van Mij verMij te durven vragen, dien kan zich verze-sFgoAsbettkeren dat Ik als de Jehovah hen meer on- ^nein zijn^" middelijk , een gevoelig antwoord geven zal. p'^s geeft, f!. lk zal Mij beftendig tegen dien man ver- ding zijne?nii£ zetten , hij zal niet alleen een voorbeeld van de zwaarfte ftraffen zijn; maar als men zich»deenn pich van de fterkfte uitdrukkingen in zwaare (haf- fect begeeft om fen wil bedienen , zal men die van hun ontlee-^^^"^ nen, dan zullen zij begrijpen dat Ik Jehovah ,t,e Jeh^ob zal , _. J ö Jf O hem voor MlJ ben. 9. Die zaak zal lk Mij zelfs zo üerk zeiven beant. aantrekken, dat zo een Profeet van Mij,woord0e% „ 7 ■> ' vs, 8. En Ik van nu ar de ftoutheid heeft om lieden metzai Mijn gezulk een harts-gefieldheid, antwoord te ge- man'ftefien ,'en ven, en zich daartoe laat vervoeren; Ilijb™ ^ kan verzekerd zijn dat Ik hem over die 011- tw^ordei}pr'eeg l bedagtzaamheid niet alleen geheel aan zich zal hem onder zeiven overlaten zal, maar lk zal hem zelfs^ijenfentü bedreigen, Mijn vonnis door hem uit zijne z,ultT,da"wcten. . J J dat Ik Jibovah medeburgeren wegteneemen, zal Ik volvoeren, ben. 10. Zij zullen voor Mij zo wel daarin flrafniJproreft°zfch waardig zijn, dan de fioute vragers in Mijnm'^"en > oordeel zijn; Ik zal ze in de ftraffe gelijk voortbrengt n. 11 1. . ,. 7 (tot antwoord) itellen. n. Dit ahes zal Ik met dit welmee-ïian ctjia ik Mij geheel van dien zeiven Profeet, en Ik zal Mijn hand tegen hem uitdrekken. en zal hem onder Mijn volk uitrecijen. vs. 10. Zij zullen hunne ongerechtigheden torsfen, zo als de ongerechtigheid des vragers, even als de ongerechtigheid des Profeetcn gereitend worden, vs. II. Op dat het huis van  4i<5 Het BOEK isravi zich niet nend oogmerk doen, om daardoor Israël van meer van Mi] . verwijdert, en hunne meineed weder terug te brengen, op hunne'Chwanda-dat ZÜ z'cri Mijne verontwaardiging door den niet meer hun gedrag niet meer waardig maken; zo verontreinigen; . .. zo kunnen zij zich a!s Mijne waardige onderdaanen wevoi'k zijn,Cender gedragende, zal lk Mij ook weder als Mhïfmhe\iT,hm Befcherm-God gedragen, dit verklaart zegt Adonai de Heere Jehovah 1 vs. i2. ver- i2' Andere omftandigheden helderden mij % °%"ovfbsnader °P in de oogmerken van Jehbvah ! 'ra*s'' dUM het Was : I3' ge,ege"neid > fterveling ! fchen kind! ais wanneer een land ten Mijnen opzichte zo Mij ^"misdaan misdad'g word, zo dat het alle banden van heeft door bard- verplichting fcheurt, dan zal lk, als lk Mij- nelckige overtre- , ding, en ik ne bevelen tot rechtoeffenen uitdeel, nog- Mijn hand daar . . , te.-en uitftrek- «ns langzaam te werk gaan, en met onderik" daarin0 de ïclieidjng; eerst verootmoedig Ik hen dan hreodflaf bre- door gebrek, en dit allengskens vermeerdeken, zo dat 'er , honger in ont- rende wrd het eindelijk hongersnood; dan ont- doó/" mensch z'e lk ooK n'ets nieer nocn rnensch noch beest, en vee uitroei- l/t rjan zaj |]- Mij 00k T]jet jaten yerbidjep. J vs. 14. ai den , zelfs niet door lieden wien Ik zelfs Ter^nen3" (op den ftempel van rechtvaardigheid, en van dien tijd) drie eer)en invloed op Mij ten voordeele voor ma'inen als 1 J Noacii , Da-anderen gegeeven heb; geen Noachs, Danicl en Job, .. , t , , .... zo zouden zij Niels noch Jobs, al leerden zoortgehjke onbraafheid11""^-der dat geflaagen volk, zouden iets meer kunnen leen hun eisen uitwerken, maar zouden alleen door hunne leeven redden, rt zegt Adonai braaf heid uitwerken dat zij van de algemeene Jebevab! vt. 11 — e.3. Venema plaatst dit wel in't licht, hoe vergeefs was hetdan in dien tijd de Profeeten te raadjilegen; antwoord moeten zij niet geven, en zelfs zou hun voorfpraak niet gelden, en geen Profeet zou , a's de itraflen afgelopen waren, anders handelen, dan door Jehovah te billijken.  van EZECHIEL. Hoofdd. XIV. 4I? ramp hun leeven beveiligden. i5. Was het * «. Zo„ dat Ik door wreede dieren een land wilde Liert "Si verwoesten, zou Ik het laten aanvallen enland,iet«5*"- de weerloostcn zelfs niet ontzien , en' bet™' zo laten, ontvolken, dat elk rnensch nacl van er een voet in te zetten. 16. A1J*'!- ern f' leefden 'er zulke waardige mannen, dan zwets*^'"btVwZTt Ik nogtans, zegt de IJeere Jehovah; dateediene' zij geene kleine kinderen zelfs verbiddenw£r It d£ zTch alleen Z0Ude" d°°r Mij'ne ^"j^ zich redden, maar zouden in een verlaten . *4« oort zich bevinden. ï?. Was het dat Ik-tlii % door het oorlog dit land deed teisteren, waarneSTdochte-' van de drie brave mannen leden waren "n redden; m zo zou Ik de onbepaalde bevelen geven tóf^k™ « een algemeen verderf van rnensch en vee.^it^ 18. Hoe ervaren zij mogren wezen in hun aan- vs.17.of zoo drang tot Mij om Mij te bewegen; zij zouden o^'K niemand dan zich zeiven daardoor redden, nef "Sd™ 19- Al zond lk eene befmettende ziekte en zwa,rd ga door al vernielde dit ijslijk zwaard in Mijn hand^WS al wat leeven had, 20. Zo 7011 nnrh hrrÓM- va" ui,g*" , , » ^u noen net roeit zie men- karakter, noch de bekwaamheid dezer driefchen en beesmannen eenig gezag bij Mij hebben; dit"vs. 18.Alwa- betuirt U Tehovnb nlpo-Ho- A«t • ji • ren 'er die drie ji.rw.an piegtig, dat er niemand bui- mannen dan onten hun zeiven verfchoond zoude worden. ^ 21. Wat is 'er dan te wagten, als Ik die^""fl''' J<»>vier plagen eens te gelijk zal zenden om den ™ had en fraat daarmede te bezoeken, metS"'^- alleen zntiden vrij komen, vs 70 Al, iv den' maar zij zond, om Mijne gramfebap dóór dat bloedz^r"*'^ in dat ,and en beest nitroeijende. vt. 20. Al waren N „ 'n »'t5ftorten, "^ch ben, bij Mijn leeven, zegt Ad , ai ZkL«', , "a ANIeL en J0B ond" dochter redden? fann eigen f^dns Weli l^'J^," Z'J weI ecn z°°" of vcrlcboonde. vs. », Wan dit" bltuV J-T^tt, dat Ik 1,1111 '<*^ minder als lk die vier Ji af-Z;chf, ,gL:1i,nn hoe veel te mUhni Rcdier,s en de■ pestf 7e geiujk é^'T V f" h°nRer' h« C,r" '♦"•/'«k van rnensch en beest? fe 3'r«fi,ltm zond, tot w> VII|. Dfifi l. rjd  4i§ Het BOEK v». m. ziet, de onbepaalde vrijheid om noch menseb U/,^,'etnoch beest te ontzien? 22. Al komen dan eenieen tvtrbiijfi ge weinige noch vrij, onweerbaare als kin"tgeJdJe "e deren, het zal eigenlijk geen vrijheid zijn, Sen^-zij zullen dan deelgenoten van uw lot woitcn diedanbüu , 1 ujt de Itraf dan de fnood- komcn , en gij uen ■> c" *la & > , zuitdesivtewjf hgid der inzichten en handelingen zult over Jïïeffi6*d2 wegen, dan dunkt Mij, zult gij Mij billij«ntSovUerr°d;ken over alles wat Ik Jefufakm deed onderitraf weike ik vjnden ? en anen die tot het geflagt van Vm^f^Israël behoorden. 23. Door hunne rampen r^r^ikzult gij dan oordeelen, hoe aanmerkelijk deed ondervin-verza£;telld de uwe waren; en hoe Veel bil- ev;.2,. Laten ïijkheid in Mijne handelwijze altoos is, zult dL gij dan erkennen; in meerdere of mindere ftrat troosten , ais aitoos zeer billijke oorzaake vinden; dit verS^Unënzekerd u de Heere Jehovah! dat gij altoos de proef 20 bevinden zllk' Koit'zond« oorzaak zo deed, in alles waar mede lk hen bezogt . zegt Adonai JebovahX XVde hoofd- , , » deel. j |^|AAROp was Jehovah nog zo goedS; 'Jn^gunffig voor mij, dat Hij 'er dit nog'bij. ring omwikkel- voegde: 2. Sterveling! Ik wil het geen u voor mijVdus-r 110g bedenkelijk mogt blijven , u door een rchen ""Szinnebeeldig voordel ophelderen: is 'er m waarin is het heJ. hout van den wilden of tammeii wijn^Öbo-ga^rd wel eenige meerderheid boven het IZ da wilden overige korte hout van een bosfchaadje ? wijngaard, dat {, • bekend dat men het m de zamen- onder de woud o- 1ILL " . , _j,ri«lrt" • boomen wast? jecving niet tot eenig vaatwerk; geDiunu , 'erVSwe\Wh°oiil zelfs 'er niet eens een pin van fnijd om van gebruikt vertrouwen iets aan te hangen. tot eenig kunst- <-i £*a'er zdlf wel een pin van om 'er een vat aan te hengen?  van EZECHIEL. Hoofdd. XV. 419 4. Men weet, het is alleen gefchikt tot on- vs- 4- Ziet» oernoud van het vuur, 't maakt niet eens eene het vuur, om koöle, maar word asfche; (lel zei ven dat het d™;do?er wv0err; maar aan de eindens verteerd, doch dat 'erden' "?n *'>*'' . ' aan beide einde eene goede harde knoest noen overig was, verteerd is, en zou die ergens toe kunnen dienen? 5. Kon Znge/iokJn'1'* het gaaf zijnde nergens toe dienen , hoe kan "et "an er" . . , , seps £oe ge- veel minder dan als het voor het grootfle bruikt worden ? gedeelte verteerd is, en tot asfche verbrand? vs- s. ziet, dan toch vak daarvan niets te maken. 6. We] gaaf L was°^ nu, zegt de Heere Jehovah.: daar Juda Mijn Jftr segee'1. wiinflok is, geen vruchtgevende; maar een met m»kt;boeveel i ... .. , , minder als het den wilden wijngaards-rank gelijk (laande, Van dnor vuur aangeen ander gebruik dan ook om door het Ued^uliijk" vuur verteerd te worden ; hierom verwon- verbl'and is . 1;an 'er dan dere zich niemand dat Ik hel ook daartoe ge-icts van z?- bruike. 7. Met Mijne verontwaardigende hou- ""^'^"^"r! ding als het aan de einden door shftjrifche er. om (preekt a- Babijlonifche wegvoering vernietigd is, zal dus"/ zo "als Ik den verzengden knoest, al was het dat waards tll vorige oordeelen ophielden, door een nieuwdcr de wiide boomen is, ge- vunr van rampen weder ontfteken , en gii fchiktom voedzult Mij toeflaan dat Ik dan in Mijn rich- «wezen! terlijk vonnis billijk handele. 8. Het landent0,c asfche ^ , * worden; zo zal mag dan een uitgebrande haardftede wezen,^ Jem^iem, het zal zijn om de fnoode misdaad der bewo- fibaket^ neren, zegt de Heere Jehovah! Mim' ' gezicht , , , tegen haar Hel¬ len ; als het eene virar haar (op de einden) verteerd heeft, zal her andere haar weder aanfteken; en sü zult erkennen dat Ik Jehovah ben, als Ik Mim gezicht tegen haar ftel. vs. S. Zo zal Ik het land woest maken, om dat ze zwaar tegsn Mij misdeden, zegt Adonai Jebe- Dd 2  0 % Het BOEK EerJIe Redenvoering. XVIne HOOFD- jy DEKLv - i. IJ ij zekere getégéïlrftuï werd Ik met der Was de be- Jehovaht aandrijven bèguhftigd , het was: kend*ntiking van Jvbovab aan mij, dus: vs. i. Menfchen kind ! ontwikkel voor Jerufalem hare afgrijzelijkheden! 2. Sterveling! Ik begeer dat gij de trouwlooze dienst der afgoderij van de höofdftad Jerüfalem met de uitvoerigfte trekken zinnebeeldig maalt, en die tekening daar henen zend. XVI. Deza Alhgorit is fchoon uitgewerkt, zo naauwkeurig als uitvoerig, naar onze ooren evenwel minder decent dan in die van den Oosterling; men kan evenwel niet ontkennen dat het zuivere natuur en geenzins kunst of geestige fpeling is; ze is door de Overzetters zeer misvormt , om dat ze niet het desfein van de tekening hl het oog hielden; Evenwel de bedoelde zedekunde is zo gemakkelijk niet in de bijzonderheden; het is gewis om Jcrufalcm hare ontrouw in het gödsdienffige te malen , bij de Profeetcn vrij algemeen onder het zinnebeeld van huuwelijks-ontrouw getekend. De beste Uitleggers waar onder ScuRoëDER bijna alleen den naam in dit ftuk verdiend, floegen den weg in die algemeen betreden wierd, maar met oneindig meer nauwkeurigheid , de groote man bragt het op den Joodfchcn (laat van haar geboorte af, haar deerlijke vondelings - ftand in Egypte, haar ontrouw in dc wocstijne enz.; eene wijze van verklaren, die veel heef: tot hare aanprijzing, maar mijns oordeels, te veel rust op de algemeene regels van het vergeestelijken , en daarbij te veel gedrongen, dan moet men gansch onnatuurlijke uitleggingen aannemen; ik ilond verlegen, daar ik in mijne gedagten alleen, ftond. MiCha6i.I1 gaf een beter werk ; doch toen Venema's uitlegging verfcheen, vond ik in dien doorkundige» grijsaard een medehelper. Dan ik heb mijne gedagten, dewijl het r.og Hijpotbefe blijft, in de omfebrijving niet willen invoeren, maar hier en daar alleen het fchildcrij in de beelden opgehelderd, in gevalle die voor ons vreemd waren; het verfchH is daarom zeer gering tusfehen overzetting en omfebrijving; ik heb mij dit getroost, willende hier Biets inbrengen dat niet'zeker of niet algemeen aangenomen was; het fchil-  van EZECHIEL. Hoofdd. XVI. 421 vs. 3. Zeg: zo fpreek; Adonai jehovah tot Jemfi/em : Vwe eer/te beginzelen , en uwe geboorten zini uit Kanaüns grond; Uw vader was een Amoriet, eu uw moeder een delict. 3. Begin op de gevvoone wijze: bij wijze van aanfpraak uit naam van uw Heer "Jehovah, dus: Ik zal van uw eerde aanzijn af beginnen; het is waar!, dat was Knnaan, dat gewende land voor het herder - leeven; maar niet in een wettig huwlijk , maar in tien fmaak der hol-bewoneren, in dierlijke drift; uw vader was, ja uit eene aa;jzienelijke dam der Philifiïjnen, zo wel als uw moeder; 4. Maar beide verzaakten de vrugt fchilderij raakt dau alleen Jerufalem als hoofdftad, die den toon aan den ganfcben ftaat geeft, en die door den tempel den ganfclien (iaat in den Godsdienst de regels voorfchreef; van haar was het dat de lotgevallen van den Godsdienst moeten afgeleid worden; de gewoone gedagte, dewijl men die overal lezen kan, zal ik niet invoeren , miar in de noten de overdragten waar ze gevoeld kan worden, kort aanilippen. vs. 3. Voor handelingen lees ik formeering, anders zijn wij buiten de tekening; Ik wil de eerde betekenis hiervan voor mijn lezers niet ontwikkelen naar de natuurkunde der ouden; ik zeg alleen maar dat het rollen is, tot een ronde bol te maken. In dit vers is ook de oorfprong van de zedelijke voordragt of leering, Jerufalem, Jcbiii of Salem; maar onder den laatlten naam kan het in deze fchilderij niet voorkomen, dit is geheel buiten het oogmerk, en word zorgvuldig vermijd; Kanaün is het geboorteland van Jerufalem, de ouders zijn uit twee onderfchei«fen Kanaiinitifcbe volkeren; hier is Venema zich zeiven ongelijk, en doold van den weg af, makende hier fpelingen op Juda, Jakobj zoon, zijn minnerijen en onkuisheden; wij kunnen bier de oudheid van het beeld niet aanduiden, om dat de gefchiedenis ons niet behulpzaam is, de nabtiuren van Salem waren EmerrbiUn en Chetieten; dezêjnoeten op eene ongeregelde wijze tot de wording van Jerufalem aanleiding geseeven hebben, en dit moeten niet aanzienlijken uit die provinciën, maar veragtelijke Bedeuinen geweest zijn ; dit is hier de oorfprong van het beeld , geen wonder dat in de gewoone vewtlariny waar Abraham aangenomen word, en Sa ka als itammoeder, alles onnatuurlijk cn onwaar is; naderhand geloof Du 3 ik  42i Het BOEK vi. 4. Bij uwe geboorte , op den geboortejlond, werd uw navel niet af?efneGij zrjt met water niet gewasfen tot uw zuivering,* Cdeni JNoch met zout gewreven, noen in luiren gewonden. s. 5. Geen medelijdend oog deed iets uit mededogen roet u; Gij laagt op het vlakke veld in uw walgelijk leeven, van uw geboorte- IJlend. vs. 6. lk u voorbi,gaande zag u gewenteld in uw bloed liggen, lk iprak tot u: lècf in uw blocu 1 ja, leut '. yan hunne drift; naauwelijks zaagt gij liet eerfie leevenslicht, of men verwaarloosde u volkomen; niet eens bezorgde rnen de navel om de bloedltortingen voortekomen; gij werd niet gezuiverd naar algemeene gewoonte, veel min met meerdere naauwkeurigheid; 'er was geen enkel windzel tot dekking van uw naakte leedjes. 5. Eu gij, verftooten vondeling i gij trefte niemand aan die u ziende zo veel menfchelfkheid bezat van u te verzorgen; zo vond Ik u agteloos, weerloos, flaauw op den grond liggen worftelen; toen Ik u vond waart gij wentelende in uw bloed, in het uiterfte gevaar, om een leeven naauwelijks ingetreden, weder te verlaten. 6. In zulk eenen toefhind vond Ik u als bij toeval; in de eerlle aandoening 2ag Ik weinig hoope dat een klomp geronnen blued herleeven zuuue; in die bezorgdheid riep lk in de eerlle ik dat de ftad meer in aanzien gekomen is , en door de Kjnaünieten als het middenpunt van den Godsdienst is gehouden. Hoe veragteüjk is dan den oorfpxongl dit moet men in het oog houden als men Hamelsveld's Aanmerking, Geograjjbie 111. Deel bladz. 45. zich ten nutte wil maken. vs. 4. Toen ik u aanfebouwde; de misvatting der Overzetteren, in den waren zin, beeft Schultens de Defc&ibus enz. aireede aangewezen; bet viijven met zour hebben de oude Geneeshceren reeds duidelijk gemaakt als zijnde eene gewoonte. vs. 5. Jammer is het dat wij zo weinig weten van Jerufalem en desZelfs inwoners zo als David het vond, toen hij het vond en voor zich als zijn hofftad huwde. v».6. Voor vertreden lees ik bezoeteld; SciiEinius onder Schrocder ïiecfi dit opgehelderd; ik ben in het vermoeden, dat de herhaling hier door  van EZECIIIEL. Hoofdd. XVI. 423 rs. ~. Ik deed u in uwen groei als bet veldhoen aankomen ; Gij zijt oprrfcbooien , wierd groot, en tevens fcboon van ft at uur} Uwe borjlcn reezen, uw heiir groeidde aan, Doch gij waart ongekleed zelf' gansch naakt, vs. 8. Ik ging u voorbij, zag u opmerkzaam, gij waart voor buwelijks-lief- de vatbaar} Hierop breide Ik Mijne vleugelen over u uit, dekte uw 1'chaamelheid} Ik zwoer u, verbond Mij'met u, zegt Adonai Jebovab'. Zo werd gij de Mijne. vervoering uit mededogen: leef toch teder wichtje! leef om in geluk te leeven! bezef dat gij een mededogend voorwerp gevonden hebt! 7. Mijne wenfehen liepen alle vooruitzichten vooruit, in u hoopte Ik nog een moeder van een ontelbaar kroost optekweeken; Ik llaagde; geen te veld (taande koorn groeit weeldriger en rijziger dan gij deed; lk zag dit met genoegen ; gij werd volwasfen, en uw maagden-(land verfcheen met alle die tekens die uwe huwbaarheid bevestigde; doch Ik liet u naar de gewoonte bij de Bedouijnen naakt, zonder zelfs de fchaamdeelen te dekken. 8. Toen bezogt Ik u, toevallig van uwe zijde, want gij wist Mijne voorneemens niet, maar Ik dekte uwe fchaamle leden, begaf Mij daarop met u in gefprek, merkte dat gij voot liefde vatbaar waart; Ik verklaarde u Mijn genegenheid, en betuigde u dat Ik u niet als (kvin wilde houden, maar beloofde op het heiligde eene huwlijks-verbintenis met u te willen aangaan; gij toonde u in alles daattoe genegen. 9. Toen werd door de Affchrijveren veroorzaakt is; Kennicot vond versheiden Handfchriften die het niet hadden, en zoo die Icezing al blijven moet, dan geloof ik, dat^IiciiAëLis ons eenigzins op den weg geholpen heeft, en dat wij moeten lezen: in uwen bloede leef! leef om tot tien duizenden te worden. vs. 7. Meer dan waarfchijnliik is de vertaling van Schroëdih , voor: gij kwaamt tot groote fierlijkheid, door eene kleine verandering der punSatie, gij kwaamt in de tijden uwer telling. vs. 8. Is bij mii niets anders dan de overgang tot den Joodfchen Godsdienst onder David; — haar bruidstijd onder David, alle de bij- Dd 4 *»  4=4 Het BOEK vs. 9. Hiirop waschtte Ik 11 met water, zuherdde u van bloed, en zalfd- cie 11 met olie. vs. 10. Ik kleedde umeteen geborduurd offerkleed, fcboeiddeumczTagascb ; Uw gordel was van fijn katoen , en uw Jluier van zijde. vs. 11. Ik fierdde u bevallig op met kleinodiën, Gaf brazeletten voor uwe handen , en een fnoer voor uwen hals. vs. li. Daarbij bezorgdde Ik een neus-fieraad voor u gelaad. Oorringen voor uwe ooren, en een koninglijk diadeem op uw hoofd. VS. 13. Toen verfierdde gij u met goud en zilver; , Uw gewaad was van fijn katoen, zijde en geborduurd werk; Uw fpijs was bloem van meel, honig en olie; Gij waart zeer fclioon, regt genoeglijk, den rang van Koninsinnc waard. gij als een bruid op het zorgvuldiglte behandeld; — aanhoudend baden , zuiveringen uwe Itxe eigen, en de welriekende en kostbaarde parfums, wierden tot vermindering van het walgelijke en vermeerdering van het bevallige en aautreklijke, niet gefpaard. 10. Uwe bruidskleding was rijk van het hoofd tot aan de voeten , vooral die, welke de vrouwen bijzonder bevallig (laan. 11. Al wat de konst vermag, om met meer luister te voorfchijn te komen, bezorgde Ik u; de prachtige armbanden van Ophirs goud; de fchoonde ffioercii van edelgefteente had gij naar keuze, boven de Tijrifche vrouwen uitftekend in pracht. 12. Werd de voorhoofd-band boven alle vcrfierzels gefchat, Ik bezorgde u eene van edel-gedcente, die geen wederga had; naar evenredigheid waren de fleraadjes voor de ooren prachtig; daarbij drotgt gij als een koninglijkc bruid eene voidelfke kroon. 13. Welk eene verandering van daat! nu in de rijkde pracht van goud, van zilver, en van kostbaare kleederen # zonderheden bij de opvoering van de arke , de fchikkingen tot den tempelbouw cn openbaren Godsdienst; wij kunnen nu tot zo verre niets bi;zot.deren, cm dat het gefchiedkundige ons ontbreekt, maar nu zullen de beelden ook voör ons tekenagtig (prekende worden; — lk geloof dat in het beeld het doel is, maar eene vrouw te zullen r.ccpen; een denkbeeld zo fclioon, de theocratie uitdrukkende. vs. 10—14. Elk voelt dat hier de voorfpoed van Salomo gemaald woro,  van EZECHIEL. Hoofdd. XVI. 4^5 vs. 14. Daarbij verfpreidde zich de lof van uwe fchoonheid onderdo volkeren $ Die werd volkomen door Mijn aanzien, welke u dien rang bezorgde, (*egf Adonai Jafmab'. vs. IJ. Dan gij werdt/fout op uwe fchoonheid; Uw verwaandheid bevorderde uw ontrouw; Voor een ijder Hortte gij uwe onreine lusten uit, voor elk veil. vs. 16. Gij gebruikte uwe klcederen' om 'er uwe hsogtetts mede op te fleren. Daar hoereerdde gij, iets te voren niet gebeurt, en niet meer te ge-. fchieden. in zoort, bezorgde Ik u eene leevenswijze daarmede overeenkomftig ; de fijne fmaaklijke en zagte voedzels, moesten door hare delicaatheid u noodwendig nieuwe bevalligheden geven; het had ook die uitwerking; met regt wierd u den voorrang boven alle de fchoonheuea gegeeven. 14. Dit ging zo ver, dat men in de nabuurige rijken u door den lof, welke men u gaf, ook den voorrang boven andere vrouwen, ja boven gekroonde vrouwen vrijwillig gaf, en deze wierd tot de hoogst mogelijke trap vermeerderd, door dien Ik u tot Mijn Gemalin, tot den hoogden rang, zo plegtig benoemde; dit alles befchikte u de Heere Jehovah! 15. Nu veranderde alles van gedaante; gij begont op uwe aanvalligheden u nu zo te verhovaardigen, dat uw eerde proeve van ontrouw alleen daar uit moet afgeleid worden; toen ging het al rasch alie maat te buiten; maar zonder keuze onteerde gij u nu met elk een die u ontmoette; gij waart voor elk vijl. 16. Om Mij meer te honen, naamt gij de fchoonde geborduurde bruids - kleederen, een gefchenk van Mij, waar mede gij uwe ontuchtige alkovens opfierde; daar pleegdde gij ontucht zonder voorbeeld in vorige tijden, noch nabeeld in het toekomdige. 17. Maar word, elke bijzonderheid oji zichzelven te verklaren, zou verwarm; en geen opheldering veroorzaken. vs. 15. liewoudcring doet ligt tot ontrouw over flaan, Dd 5  4<2<5 Het BOEK vs. 17. Daarbij bediendde gij u van de prachtige vaten van Mijn goul en zilver, u door Mij gefcbonken; Gij maaktte daarvan mannelijke beelden , waar mede gij uwelusi boette. VS. 18. Gij bediendde 11 van uwe geborduurde kleederen om ze te dekken; En Mime geurige olie en reukwerken Helde gij hen voor. vs. 19. Wat Mijn brood aanging, u door Mij bezorgd, Mijn bloem, Mijn olie tot uw onderhoud, Dat (leidde gij hun voor tot een aangenaam blier. v*. 20. Voorts is het gebeurdt, betuig; Adonai Jehovah: Dat gij uwe zoonen en dochtcren Mij gebaard tot flagt- offers naamt voor hen tot lpijze. vs. ii. Was dat gering Mijne kinderen te Aagten , En die aantebieden om ze voor hen ten vuur te doen gaar. ? in u was een wellust die nimmer wederga kende; het goud, zilver, en prachrig vaatwerk voor uw gebruik, u door Mij gefchonken, het gij veriinelten, en daar van beelden maken met mannelijke ledematen, en waart onnatuurlijk genoeg u daar mede te vermaken. 18. Zulke inflrumenten der onbefchaamde wellust dekte gij dan met uwe kostbaare kleeding, en waart dan onbefchaamd genoeg om ze te zalven en te wieroken. 19. Uw maaltijden door Mijne zorgvuldigheid u befchikt, misbruiktte gij ook : de vladen van de lijnde bloem in de zuiverde olie gebakken, en met de geurigde honing vermengd, distte gij voor hen op, en vergezeldde dat alles met wierook om hen prachtig te onthalen. 20. Hierbij kwam nog jets, naauwslijks te geloven, maar het geen Ik, de Heere Jehovah! plechtig verzekere gebeurt te zijn; de dierbaare panden van onze genegenheid zonder onderfcheid van fexe, waart gij onmenfchelijk genoeg te flagten tot offer-maaltijden voor hen. 21. Hoe afgrijzeJijk was die daad? boven uwe huwelijks - ontrouw nog uw eigen kinderen te dagten , en ze tot asfche met vs. 17. Gcwigtig is de noot van MicHAëLis, en tevens uitvoerig- vs. 18, 19. Al vroeg wierden de kostbaarheden des l.nds tot afgodifehe gebruiken gewijd , al in SAloMo'i tijd. vs. 20. Van Acn as tiju n»m dit een ianva'g.  van EZECHIEL. Ho o fdd. XVI. 42? vs. 22. Onder alle uwe fnoodlieden en onttigtigbeden herdngt gii uwen jeugdige djd niet, Toen gij naakt en walgelijk, en met bloed bezoeteld waart. vs. 23. Bij al deze boosheid is nog bii gedaan, (Wee uwer! wee uwer.' zegt Adonai jfebovab'.') vs. 24. Het bouwen van een fchouw-toneel, voor u, in elke (Iraat een hoogte, En aan elk begin van eenen weg bouwdet gij uwe hoogten. vs. 25. Zo werd uw fchoonheid afftbuivelijk, Daar gij voor elk voorbijganger u bereidet tot het vermeerderen van ontucht. zeker genoegen te laten verbranden, ter eere van zulke gedrogten! 22, 23. En dit alles ging zo voort zonder het minfle nadenken, gij dacht niet aan uw öqrfpröng; treurige fiand, toen het u zelfs ontbrak aan kleederen tot verfchoning in uwe onreinheden! maar het moest nog veel hoger fieigeren ; hoe ijslijk moet de uitkomst wezen? zegt de Heere Jehovah! 24, Men kan naauwelijks daarin voortgaan ; uwe hoerenwiukels, de tooneelen van uwe wellust moesten ■ overal op uwe (ti aten finan ; waar maar een markt-plein was, daar kou men die affchuwelijke praal - bed;ien zien , 25. Waar door uwe fchoonheid al rasch in de blijkbaarlte lasfiefhêid veranderde; de fcliaamtelooste ontugtigheden die naauwelijks in iemand vallen kunne, moesten dienen om uwe ontucht te verzwaren* vs. 24. Veraelfzel en boogie is moeijelijk in het zinnebeeld te onderfcheiden, het gefclned nogtans in de overbrenging om de gewijde hoogten van de altaren te onderfcheiden. vs. 15, 26. Ik heb hier den zin der woorden in het Hebreeuwjch met opzet niet willen overbrengen; — ik wil mijn lezer alleen bet naauwkeurigc doen zien; zo zaadrijk ais beestagtig waren de Egypte*aars in hunnen afgodsdienst. Men make hier geen aanmerking dat de Schrijver zo doende aai ftoteliik word; Niemeijer heeft dit wel behandeld, en zegt met regt: wie zal juvenalis een onkuifche dichter noemen ora dat hij de ondeugd duidelijk befchtijft; het is wat miders als men met de ondeugd boert.  4üS He* BOEK "¥S. ï6. Onder anderen hoereerdde gij met de zonnen uwer EgypUfcbe nabuuren, bekend wegens hunne lterkte, En gij dorst uw ontugt- verzwaren om Mij te tergen. TS. 27. Ziet, hierom ftak Ik Mijn hand over u uit, en vermiuderdde uw gewoone deel; Ik gaf u aan den wensch uwer vijanden, de Philijliinfcbe dochters, Die zelfs over uw fchaamteloos gedrag verontwaardigd waren. vs. 28. Toen boeleerdde gij met Asfijrifcbe zoonen, daar gij onyerzadelijk waart; Maar fchoon gij met hen hoereerdde, wierd toch uw lust niet verzadigd. VS. 29. Gij breidde uw ontucht uit van Kanaans land tot Cbaldea; En daar meda was uw lust noch niet geboet. a6. Onverzadelijk dorst gij zelfs u voor vreemdelingen veil geven ; uwe trek ging het eerst naar uwe buuren u bekend geworden door gerigten , dat zij aan de minneiusien de meeste voldoening konden bezorgen ; het moesten fterk gefpierde groove Egyptenaaren wezen, ■waar door Mijne verontwaardiging moest aangevunrt worden. 27. üit kon lk dan niet ongemerkt laten voorbijgaan ; Ik benam u de gelegenheid de misbruikken te vermeerderen ; Ik zorgde dat de PJniifiijnfcbe meisjes, zo gebelgd over de oneer, welke gij de fexe in het algemeen aandeed, en daarom op u verbitterd, u met de grootlte vcragting behandelden. 28. Schaamte was in u niet; nu wendde gij het over eene andere boeg; de jeugdige Asjijriers trokken nu uwe minnelusten; gij waait nooit uitgeput in het zoeken van voorwerpen voor 11; zij wierden dan uwe gun delingen, gij voldeed uwe lusten, maar uwe hitte werd daardoor niet bekoeld. 29. Nu zogt uw wellustig oog andere voorwerpen ; Phcenicie , bijzonder de markplaatzen van de waereld, Tijrus en Sidon bezorgden u wat nieuws ; langs die kusten drong uw wellustig oog door tot der Chaldeèn gebied; maar nog was uw wellust niet geboet. 30. Met hoe veel reden klaagt evenwel vi. 17. Onder Ac 11 as, Man as se; treffend is de fpeling, de meisjes komen hier in de plaats der geestelijken, zo getrouw aan hunnen Dagen, en afkcerig van andere goden.  van EZECHIEL. Hoofdd. XVI. 419 vs. 30. Hoe week is uw hart, zegt Adonai Jehovah'. om zulks te doen; Indertod het gedrag van een fchromelijk ontugtige vrouwe! vs. 31. Udus een fchouwtoneel bouwende aan'tbegin des wegs, en hoogten makende in elke ftraat, Cedroegt gij u dan niet als eene hocrenloon verwagtende ? vs. 32. ö, Overfpelige vrouw! die in plaats van haren man vreemden verkoost! vs. 33. Openbaare hoeren koopt men door gefchenken, maar gij hebt voor uw boelen uw fehatten veil, En gij geeft rijke gefchenken, op dat ze va;i alle oorden uwe ontugt voldoen zouden. vs. S4- Zo was in uwe hoererijen het tegendeel van anderen vrouwen, daar men u tot hoererij niet naliep; Want hocrenloon te geven , en het nimmer te neemen, is de tegen- (geftelde daad. de Heere Jehovah over uw walgelijk beftaan ? het vuur van uwe driften mag als het ware uw hart week door wellust gemaakt hebben ; onder dit alles bleeft gij tog dezelve onbelichaamde en onvoldaane vrouw, die ondragelijk genoeg waart om luide uw wellustig aanlokken te maken. 31. Als gij in uwe hoerenwinkel op uwe Alkove, op markt of ftraat, ter neder zat, wagtende op voorwerpen; winst en kostwinning mag zoortgelijke vrouwen zo ver brengen, maar dit was uw geval niet, het was enkel wellust, en geenzins behoefte. 32. Ondragel jke vrouw! die beftendig aan onbekenden verre boven aan hare egtgenoot, met meerder genoegen en gewilligheid , den toegang tot haren fchoot geeft. 33. Hoe aflchuwclijker is dit uw gedrag boven andere ontugtige vrouwen? deze geven haar eerbaarheid veil voor geld tot haar onderhoud, maar gij koopt ze met groote fehatten, op dat gij daardoor in de gelegenheid zoudt wezen om van alle kanten bezoeken te hebben, van zulken mee welke gij uw lust zoudt kunnen boeten. 34. Is dit gedrag niet het tegengeftelde van manzieke vrouwen, zulke vs. 30. Gaar gekookt is eigenlijk de eigenfehap 'die hier aan haar hart toegekend word; VeneSma heeft dit opgehelderd. vs. 33. Het woord loon en ge/chenk is hier eene fpeling in de letters, die ik overal naar de letter niet heb willen vertalen. vs. 34. Warbürton zending van MoKs IV D. bl. 2S6. verklaart dit  43° Het BOEK vs. 55. Hierom hoor gij, hoere! Jebovabs vonnis ! vs. 36. Dus verklaart zich Adonai jehovah: daav uw geilheid zich ontlast, En uw fcbaamie en uwe hocierijen door uwe boelen, die fchanrfvlekken uwer grouwelen, Op de bloedirnrtingcn uwer kinderen aan hun gewijd; vs. 37. Hierom zal lk uwe boelen bijeen brengen met welke gij omgegaan _ . (hebr, Beide waarop en verliefd waart, en waarvan gij afk-erig waar; lk zal ze in een kring vergaderen, u ontbloten, zelfs uwe anders gedekte Icdenmiten. vs. 38. Daarop zul Ik naar het gedrag van overfpeelflers en moordenaar/Iers u vonnisten; En u aan de wraake van verontwaardiging en jalo'ézij overlaten. laten zich nog vrijen om de voldoening van haar driftte mogen hebben ; maar gij zoekt hen overal op, en geeft nog daarenboven loon. 35. Daar gij zulk eene 011befchaamde zonder voorbeeld zijt, hierom moet gij ook uw zwaar vonnis openbaar horen. 36. Zie hier het vonnis van den magtigen Heer Jehovah : daar uw fthandelijke ontucht ver boven anderen vrouwen gaat, en uwe ledematen als door een vergift alles befmet hebben, en uwe bedrijven met uwe boelen voor elks oog zigtbaar zijn; daar gij zelfs de onnatuurlijkfte met uwe walgelijke beelden hebt bedreeven, en dan nog het leeven uwer kinderen daaronder hebt opofferd. 37. Hierom zal uwe ftraf in tegenwoordigheid van uwe door u misleide boelen gefchieden; Ik zal ze allen op de flrafplaats bijeen brengen , zo wel die daar gij zeer op gezet waart , als die welke gij niet beminde; allen zullen naar gewoonte bij het ftraffm van een algemeene hoer u in hunnen kring omfmgelen, u naakt uitfehudden, en uw oneerlijke ledematen voor elks oog zigtbaar maken. 38. Dan zal lk bet dubbele vonnis naar uwe beide misdaden , overfpel en moord, door hen laten uitvoeren; het wraakzwaard over oufchuldig kinderbloed, en dat der jaloufij van dit zo: Gij zijt het tegengeftelde van hun, z!j tiin niet he^eerig om uzve godidienftige gebruiken viaartencerr.en f Jlbeon gij op de hunne verzet zijt.  van EZECHIEL. Hoofdd. XVI. 43* ts. 39- Ik zal u aan hun Overleveren, die zullen uw verwelfzei afbreken. en uw alkave omhalen 4 Zij zullen u van klecderen beroven, uw kleinnodien roven, en u naakt en geplukt laten. vs. 40. Hieroo zullen zij de menigte tegen u oproepen, En meu zal u met fteenen wonden, en met zwaarden afmaken, vs. 41. Ook zullen zij uwe huizen verbranden, en uwe ftraffen voor het oog der vrouwen uitvoeren ( Dan zal Ik u noodzaken niet meer ontug.ig te zijn , noch uw zelve tot loon aantebieden. vs. 42. Zo zal Mijne verontwaardiging op u blijven, fchoon Mijn minijver Ik zal Mij bedaaren, en Mij niet meer ergeren. (wijkt, vs. 43. Daar gij niet gedact hebt aan uwe jeugdige tijden, Mij onrust met alles veroorzaakte; Ziet, hierom zal Ik uw gedrag op u doen komen ,zegt Adonai Jebovabl Daar gij bij alle uwe vorkeerde gedragingen nog deze fnoodheid voegdet. een gehuwden egtgenoot. 39. Bij de uitlevering van u in de handen van hun die dan uwe beulen zullen zijn, zullen zij eerst uwe lustige hoogten, alkoven, en uwe hoerenwinkcls vernielen, u van alle uwe kleederen, opfchik en kostbaarheden beroven, en u gansch uitgelchud van alles beroofd een wijilaten. 40. Dan zuilen uwe beulen de aanfehouwers vrijheid geven om van nabij uwe zo wel verdiende Itrailen bijrewonen; als eene overfpeelfter zullen de zwaare fteenen der aanfehouweren u doodelijk kneuzen, en als eene ontaarte moordenares van uw eigen kinderen , zal men u met ontelbaare wonden afmaken. 41. Naar de gewoonte in zulke zwaare doodllralfen zal men overal uwe woningen openbaar tot asfche verbranden; dit alles ten affchrik van andere vrouwen, moet voor het oog van het algemeen gebragt worden; op zulk een gedugte wijze zal Ik u van overfpel genezen , en van vervoering van anderen door gefchenken. 42. Dit is de eenige weg om Mijne gramfchap te bekoelen, eer zal Mijn huwelijks-ijverzugt niet voldaan zijn ; dit alleen kan Mij bedaren dat de oorzaak van Mijn ongenoegen op die wijze ophoude. 43. Vooral daar gij niet eenmaal onder alle uwe honende bedrijven indagt, in welk een ftaat Ik 11 gehuwd heb; elk genoegen het welk Ik tl bezorgd heb was een nieuwe hoon en verdriet voor  432 Het BOEK Vs. 44. F.lk die gewoon is aan fpreekwo/irden zal 'er van u een bezigen En zeggen: zo als de moeder is zo is hare dochter, vs. 45. Gij zijt de dochter van een moeder die een walg heeft van haren (man en kinderen; De zuster van zimeren die een afkeer van hare mannen en kinderen hebUw moeder was een Cbethiet, en uw vader een Emorict. (ben; vs. 46. Uw aanzienlijkfte zuster Samaria met baar dochters woonde aan „ . uw linkerhand; En uwe zuster, minder dan gij, aanuwregterhancl wonende, is Sodom met hare dochters. vs. 47. Maar gij hebt hare wegen niet bewandeld, noch hare grouwc'.en gevolgd ; Dit duurde maar kort, gij hebt het meer verdorven dan zij in alle uwe gedragingen. Mij ; bet is billijk dat Ik u Mijn ongenoegen over üvv gedrag doe ondervinden, nu bedreigt uw H e e r Jehovah ! zulk eene fnoode ondankbaarheid onder alle uwe wanbedrijven moet noodwendig gefluit worden. 44. Met hoe veel billijkheid zal elk die gewoon is zich in de zamenleeving van fpreekwoorden te bedienen, van u met alle waarheid dit mogen opneemen: zo de moeder, zo het kind. 45. Want inderdaad gij zijt uw moeder daarin gelijk, dat zij in de egt-verbintenis niet belfendig wilde leeven, en door u te vondeling te leggen hare moederliefde uitfehttdde ; en zo zijn alle uwe zusters , alle Zijn ze met die zelve geaartheid befmet, maar gij waart daarenboven nog uitflekende, daar gij van vader t-n moeder beide de verkeerdheden geé'rft hebt. 46. üit eene moeder was Samaria wel uwe aanzienlijkfte zuster, bij meerdere jaaren door haar huwlijk , en door bet groot getal van dochteren die zij haddc, die ten westen van u woonde ; eene andere aan uwe oostzijde was Sodom die ook verfcheiden dochters had. 47. In het eerst fcheen het dat gij afkeerig waart van zoortgelijke gedragingen, als zij hielden, altans zulke fnoode vs. 46. Samaria is de hoofdliad , cn hare dogters zijn de overige Heden Van Israïl.s rijk; maar omtrent Sodom zouden wij gansch verlegen zijn, indien vs. 49 en 50. dit niet nader ontwikkeld had. vs. j,r. Scnui.Tr.Ns heeft in zijne Animadv. dit vers zeer goed toegelicht, wien wij in de vertaling het meest gevolgd zijn.  van EZECHIEL. Hoofdd. XVI. 433 vs. 48. Bij Mijn leeven, zegt Adonai JebovahX Zoo Sodom mve zuster, met bare dochters, dus deed,als gij gedaan hebt met uwe dochteren. VJ. 49. Ziet, de misdaad uwer zuster Sodom was opgeblazenheid; Overdaad cn vallche rust had zij en hare dochteren, zonder de armen cn beboeftigen te onderfteu.ieii vs. 50 Toen wierden zij trotsch door srouwclen voor Mijn aangezicht te beHierora vernielde Ik haa , na dat tk zulks aangezien had. (drijven; VS. si, Samaria heelt naauwelijks de Helft uwer wandaden bedreven ; Gn hebt uwe fnoodheden verre boven haar Vermeerderd, En zo regtvaardigt (gij uwe zusters door de grouwelen welke gij hebt bedreeven. onkuisheid fchuwde, maar fchnon gij u langer inhield, om op eenmaal en met overijling het nog veel fnooder te maken. 48. Komt u dit vreemd voor, dewijl gij door vertoning u meer bedekt hebt? dan moet Ik u bezweeren dat nooit uw zuster Sodom, die gewis de (noodde uwer zusteren was, met baar kroost zich zo aanftoteüjk gedragen heeft, dan gij met uve dochteren. 49- tk ontken niet dat haar karakter zeer (legt was; haar trots was gewis ondragelijk , vooral omtrent vreemdelingen; haar overvloed misbruikte zij wellustig; haren genisten (tand maakte haar verregaande ongevoelig, en vooral toen zij en haar kroost in de gelegenheid was om volftrekt behoeftigen en uitgemergeldera bij te Haan. 50. Uit deze bronnen vloeiden andere wandaden, welke openlijk door haar bedreven werden , waarom Ik ook tot het befluit kwam haar te verftoten, na dat Mijn gerichtéhjk onderzoek alles zo bevonden had. 51. Samaria , hoe ontugtig, heeft zo veele en zwaare ontugtigheden niet bedreven; de uwe waren veel groover en talrijker; dit liep zo hoog, dat zij in vergelijking van u, nog eenige eerbaarheid fcheen te bezitten. w. 49, 50. Het fpreekt van zelve dat hier in het zinnebeeld Sodom , als eene moeder die vroeg geftorven is, moet inkomen, maar dat de dochters hier voor de moeder genomen werden; Ammon en M,ab uit Lo'tiis dochteren zijn 't hier naar Cr. o ti vs gedagten; Venema meent dat het de Edomieten moeten zijn, mijns oordeels is dit minder waarfehijnlijk. VUI. Deel. Ee  434 Het BOEK vs. 52. Onderga dan ook de fchande u boven uwe zusteren befeboren; Door uwe wandaden begaan veel fnooder dan de haren zinTzij boven u geregtvaardigt; Wees dan vrij verlegen, en draagt uw fchande om dat gij uwe zusters regtvaardigde. vs. 53. Hierom heb Ik hare gevangenen (eerst) weggebragt; De gevangenen van Sodom en hare dochteren , en die van Samaria en hare dochteren; En dan de gevangene der ballingfehap van u onder hen. vs. 54. Als gij uwe fchande draagt zal die openbaar worden, Door alles wat gij bedreven hebt; zult gij haar verzagten. 5a. Van uwe aanzienlijke, zuster, Samaria, kan men niet ontkennen dat zij ontrouw geleeft heeft, maar nooit heeft zij in uitgezogte ontucht en veranderlijkheid van voorwerpen u gelijk geweest; billijk is dan uw Itraf zwaarder; billijk draagt gij in de itraf iets voor de geheele familie; gij hebt haar daardoor eénigzins herlteld; het is dan ook billijk dat gij in 't vernederend gevoel van fmarten ook voor beide uw zusters boet. 53. Maar lk heb haar het eerde om hare trouwlooze gedragingen doen fmaken wat zij verdiende; Sodom met hare dochteren haar gelijk in zeden, moesten haar gedrag in Gavernij betreuren ; Samaria met hare dochteren onderging dat zelve lot; en nu zal Ik, als gij in ballingfehap gaat, uwe ballingen onder deze vroegere ballingen, doch nu in veel beter ftaat dan gij zijt, overbrengen. 54. Als gij dan ook op uw beurt de wel verdiende ftraffen uwer overtredingen en trouwloosheden ondergaat, en zij daarvan gedeeltelijk in de gevolgen ooggetuigen zijn , dan zullen zij alle die rampen inderdaad als regtvaardige gevolgen goedkeuren ; en zij zullen in haar lot veel meer gelaten zijn; ziende hoe aanmerkelijk verzagt haar lot in vergelijking van het uwe geworden is. 55. De vs. 53. Wat moeite ik mij gaf om aan dit vers eenen dragelijkcn zin te geven, zulks was te vergeefs; de grootfte Uitlegger in dit vak, SciniocDER, neemt het ook conditioneel op, en geeft daar ecnen zin aan naar de letter dragelijk , maar in het hiftoriesch beloop van zaaken vol-  van EZECHIEL. Hoofdd. XVI. 435 vs. 55. Eerst zullen uwe zusters, Sodtm met hare dochters, wederkeeren tot f„ c • ,_ , . (haren vorigen (laat; r-n samaria en bare dochteren tot haren vorigen (laat; Dan ook zult gij en uwe dochteren tot uwen vorigen (laat wederkeeren. vs. 56. De naam van uwe zuster Sodom werd immers uit uw mond niet gehoonZelfs met toen er uw trots en fnoodlieid openbaar wierd. vs. 57. Toen het de tijd der veragting was door de dochteren van Sijrh t. . . . . en die haar omringden; Toen de dochteren der Pbiliftijnon u van alle kanten beledigden. lotgenoten in gedragingen , fchoon in trap van onkuisheid merkelijk van eikanderen onderfcheiden; nu lotgenoten in een flaafïche ftaat , zullen het ook zijn in bevrijding; word Sodom met hare dochteren in hare vorige ftaat herfteld ; gebeurt Samaria dit gunftige voor haar en hare dochteren, dan zult ook gif met uwe dochteren tot den vorigen itand weder herfteld worden. 56. In uwe voorfpoed, toen gij uwen voordeeligen ftand, zotrots op uwe fchoonheden, te zeer misbruikte, dagt gij aan geene familie - verbintenisfe; wat uw zuster Samaria ook in dien tijd onderging, haar naam werd door u met genoemd; Ik laat ftaan dat gij haar zusterlijke genoegens, en verzagting in haar leed zoudt bezorgd hebben. 57. Toen gij zelfs verfmadend behandeld wierd, maakte u dit noch niet week; toen de Sijrifche vrouwen met alle hare bekenden uit Mefopotamtên; toen de Phiïiftijnfchs meisjes met zo veel verontwaardiging hare nijd en verbittering u deeden gevoelen; 58. Toen moest gij volftrekt onbruikbaar; ik ben daarom tot iets overgegaan waar voor ik mij anders wagtte, namelijk met Véne m a. de punBatis te veranderen, waar door voor woderbrenger, wegvoeren . komt, dan vleit alles het beste, fchoon wij dan nog met Sodom ballingfehap verlegen blijven, evenwel minder als wij de lotgevallen van Lotus kleinzoon me de voorzeggingen vergelijken. vs. 57- Dit voorval is onder Achaz bewaarheid; men moet in zoortgelijke safsreehn niet argstvallig naar de tijd-order zoeken, maai eaar zo eene die met de natuur van het tafcml het best itrookx. Ee 2  436 Het BOEK te 58. Nu moest gij ook voor uwe veraglelijké bt&rijvtn en grwweUH. boeten, zegt JihovahX VS. 50. Want dit betuigt Adonai Jehovah: Ik zal u behandelen zo als gij handeldde, Door met veragting van den eed het verbond te breken. VI. 60. Evenwel zal Ut aan Mijne verbintenisfe , in uwe jeugdige dagen aangegaan , denken; En Ik zal eene beflendige verbintenisfe met u aangaan. Tl. 61. Dan zul; gij uwe gedragingen indenken en u fchamen; En hierom uwe zusters, zo wel de grootere als de kleinere, erkennen; Ik zal ze u geven in den rang van dochteren, docb niet uit uw huwelijk. VI. 6a. Want Ik zal met u de verbintenis aangaan; En dan zult gij erkennen dat Ik de Jibovab ben. ook reeds de vrugten van uwe wan-gedragingen in de verfmadenfte ftrafFen dragen, maar het werkte weinig op u uit; dit betuigt Jehovah! 59. Hierom is Jehovahs, uw's H e e r e n ! verontwaardiging over u billijk, en niet hard; naar uw gedrag zal Ik Mij fchikken; dorst gij trouwloos de verbintenis lebenden, Ik agt Mij billijk van u los gemaakt. 60. E venwel zal lk Mij daarin grootelijks van u onderfcheiden ; Mijn mededogen met u in uwen kindfehen ftaat, de eerlte liefde voor u zal Ik nimmer vergeten; eenmaal zullen de dagen komen dat Ik niet alleen Mijne verbintenis met u vernieuwen zal , maar zo zelfs dat daar nimmer weder een fcheiding in voorvallen zal. 61. Uwe zo aanflotclijke gedragingen zult gij dan ernftig indenken, een oprecht berouw daar over zal uw gedrag in den grond veranderen; niets zal u dan meer treffen als het gedrag uwer zusters, het zij zij aanzienlijker was dan gij, het zij minder , Ik zal haar verpligten zich in uw huis als dochters aan u te onderwerpen, en dit alles zal vrijwillig van hare zijde wezen. 62. Want het is Mijn onveranderlijke bepaling de verbintenis met u weder op het ftatiglte te vernieuwen ; dan zult gij bij ervaring weten dat Mijn gedrag even zo is als Mijn naam, Onveranderlijk. 63, Als  vak EZECHIEL. Hoofdd. XVI. 437 »s. 63. Als gij zo indenkt, u fchaamt, tn niets inbrengt tegen uwe veragting; Zal Ik verzoening bezorgen over alle owe misdrijven , zegt Adonai Jibovnb! het eerde teken van eerbaarheid in 11 fchaarate werkt, en gij in plaats van klagen over uw lot u zelfs veel meer llraffe waardig keurt, dan zal lk alle uwe trouwloosheden ongetwijfeld vergeven, zonder geheugenis daarvan te bewaren, zegt de Heere Jehovah. BXVIIde ij gelegenheid van het gedrag des Ko- H0OFDnEELnings Zïdekia omtrent Nebucad nezarJ.' ïclli gehouden, helderde Jehovah mijne denkbeel- tot mii den op. 2. Ik moest die voor mime"- 2- m™' 11 . fflben kind ! lanugenooten zinnebeeldig , fabelachtig , ter geef een raad- leering voordragen, j. De -gewoone formule, ue\m ten bewijze dat het een profeetisch voordel 1i'ke"isf Y,oor ItrttU familie, was, moest vooraf gaan; — dus luid de%eekt dusfabel: onder alle de arenden was 'er een verhaalt3^»»,* die elks aandagt trok, zo wel door zijne' groote, verbaazend lange vlerken , zwaare*/",*'metëro°flagpennen , digte vederen en fraai ' bont;&ge* ™?»w»* deze viel op eenmaal op den Libanon neder,, dïrKn%«' hij zweefde over een ceder , nam eenfcmllentie » • , ■ 1 1 n leuren. begaf topje van den middelden fteng van een fcho- zich naar den nen ceder met zijn mep af. 4. Overal nam hij vervolgens van de zii-dengen van dien-'7"1 ften? van „ij c- , .. eenen ceder af. ceder de toppen af; hij vervoerde die al vs. 4. ook klapwiekende in zijn bek naar een land, dat,^/™' ƒ„! wegens zijnen handel zeer vermaard was; in?e,ef zii;"k- v. > 1 •• 1 1 , .. ken af, enbragc riet bijzonder bragt hij die naar eene ftad het d'e over naar meest van allen in dat land door den handel ïïJfêv™. bloeiende. 5. Ik had ook opgemerkt, dat hij w^-ftad. ee° zaaddekkcn van den wijngaart uit dien oort vs- s- H'i roet zich gebragt had, het geen hii met zeer™?m)ct br% veel zorgvuldigheid in een akker, die omgezet Ee 3  438 Het BOEK die aan een be- en tot het zaaien bekwaam was , bragt; waterden oort , " «n zette hen in een akker die het noch aan water, noch «n wilgen rijk-aan fchaduwri:ke wiigen ontbrak. 6. Ik merkvs. 6. De land-te duideliik dat "het jong plantfoen wortel plantjes liepen J r uit, in werd een maakte, en opgroeide tot eene fchoone weeljr'wifngaaa'd', derige wijngaard, noch wel dun en teder Kam mei zijn van ^am' nocl1 ?*et vezeUg van Wortel door takken _ onder de fchaduw van de wilg, doch zijne loten naar zijne wortelen dezelve verheffende; zo groeide hij allengsfciuduwT; zo, 1 , ner akkers. waterrijk, rest gefchikt om goede loten en was'in eene aan-vruchttakken te maken ; hij kon, als men fn"Mwef"be-uu: ^e aar£ van ^en Srond oordeelen zoude , waterd,geplantgewis een der fchoonde wijngaarden gewor- ■em fehoone takken te maken, vruchten te geven, om eene zeer fchoone wijngaard te worden. ■ei. 6. De zwarigheid door Doedeh.in gemaakt, dat dit Zedekia «iet betekend, heeft Datiie vrij wel opgelosd. vi. 7. Wel zegtMic ii a ëi. is dat hier ontbreekt dat geene waarom wij 't niet vcrltaan kunnen; 'er is iets onnatuurlijks in den arend, het geen wij in het óde vers op het voorbeeld van dien Ridder hebben tragten te ontgaan, hoe Oostersch de fabel moge zijn, zo dat dieren en planten fpreken, is dit nogtans te onnauwkeurig; elk voelt de bedoeling nogtans duidelijk genoeg, waarom de zwarigheid minder iu  van EZECHIEL. Hoofdd. XVII. 430 den zijn. 9. Maar, vraagt Adonai Jehovah! vs. 9. Vraagt , . nu, dit verklaart kan men wel verwagten -dat hij nu in die wrf««ï jehorichting ilagen zal in den goeden grond ? ™m' gin"? het is te vreezeu dat hij daar door de kleene zullcn niet 7X)m ... ne wortelen mt- vezeltjes zijner wortelen zal lcheuren , waar gerukt, en zijn door de groei der vruchttakken benomen za] merd' worden worden, en zij zo allengskens gebrek vantut "«droging, ' J en alle de l)la- voedzel zullen hebben; waar door zelfs de deren van zijn bladeren rondom de trosfen zullen verdorren, drogenTv'zaï zo dat 'er nier veel kracht, noch veel mm Jj^n ^'^ch banden zullen nodig zijn , om hem uit zijn vecl volks "°" , .. T , , , , ,. digziin, omhcm grond te rukken. 10. Ja, ai houut hij zich met zijne worin die (tand een wijl wel, als maar eer, j^" uitteroe" verdrogende wind hem even aanroert, zal hii Vf- IO- ziet> ' hoe ook geplant al rasch verdorren, hoe zeer hij anders in zal hij niet Haeen goeden vogtigen grond geplant was. owtenw'nd T11. Kirt daar op ontving ik van Jehovah ^ ^mgJ™ hieromirent eene nadere opheldering. 12. In- verdrogen;iangs 11 1 ... ,, . , de boorden zij- gevalle het twistziek Volk , Zich Zeiven ner kanalen zal vleiende, alles wat ongunftig is niet wilhijv£"^êeHier verdaan , en u hier omtrent nader onderricht °P kwam Jeh°- vabs openbaring vraagt, zegt dan rond uit: de Babijlonifche tot mij, du.■: Monarch, dien arend van het Oosten, heefthetS'"/^v«»j uit de hoofdllad de middendeng van den ce-hllis nS a;m: 0 weet gij met oer, Jechonia, en zo veeie toppen van wat dit is? verzijde deugen, Vorften en Rijks-grooten metziet^Jw/Kol zich naar Bahel, tot eene bevolking van die ni"Jis naar aanzienlijke dad, overgebragt. 13. Zedekia,™". en heeft j n 1 /- 1 , , •.haar Koning een andere dek van uwen foreè, plantte hij weggenomen en op nieuws in den vaderlijken grond, bezorgde e^Left ze'raet voor hem een flaak van een wilg, waar hii zich naar Baiel D J gevoerd, vs. 13. Daar bij heelt hi.j het koninglijke zaad genomen, en heeft daar vs. 9. Belemmerd waarfchijnlijk door het mos waar mede hij bezet was. Ee 4  440 Het BOEK mede eene ver- onder liet erbeitn tegen opklimmen kpnde ; als bintems aange- °. ■ ° .. . gaan, en beeftati'angl'jk Vorst heen hij zich op voordeelige verplicht, d» voorwaarden op den troon geplaatst5 heeft hem £t2* fan'ie'l" daar toe te llerker verplicht , en met minder li.klle des lands r ' weggevoerowa- gevaar van tegeuiland , na dat de voor"vs. 14. Op naamfte woelgeesten onder de grooten ballin«■ ?en waren, 14. Dus noodzaakte hij dieu fC, op dat h« Vorst, door hem in macht zo te befnoeien, ZKb niet ver- ' . hcifen zoude, getrouw te blijven aan zijne verbintenis. deM™rbintenais 15- Maar binnen kort,, fchoon waarlijk houden mogt, aroejcrKie veranderde hij van trek; hij en zo (taande & ' 1 . , blüven. zogt met eenen anderen Koning, een Monatcn, hijVy?w tegtn die tans den Balijlonifche Koning in macht liet *ézanten' iiaar naaste bij kwam, een verbintenis; het moest nu Egypte oxwpa^T- £aypiifc!ie ruiterij en zoldaten ziin , waarvan den cn krijgs- . 1 . . ' volk te verkrij-hij zien iets goeds beloofde; is dit niet 011lin/k^hyw/ynatuurlijk? kan men zich daar van iets betaa" #* ,zulk^ loven ? zich afleheurende verdroogd hij in de dingen doet ? °- 1 kan hii de ver-inwendige fterkte die hij heeft; trouwlooze den*'én ve7i% meineed doet alles in zich zelven verteeren 1 *UvS °"TanBij l6, Daar bi' verklaart jehovah, de Heer, Mijn leeven, die nimmer zweert zonder woord te houden: IJtab) in 'de naauwelijks zal de verzengende krijg hem be»n!lchSJ,ficSh'mz0^eu ■> of Koning zal ook naar de K'U'iHgmaakte . |10f,i_aj van den Bdbijloiiifcheu 'Monarch gefcjiond, wiensvoerd worden, niet om daar als een (bedeling bi^k'.'m-'e tiad te wonen , maar als een eerloozen fchender •rM-.Babei moer va|) ai|e verbintenis treurig te leeven, en hij lurven. ° eindelijk, zonder hope van herlfelling te derven, vs. 17. Geen Zo afgefcheurt van zijn dut en aan zich een'Va'.'z enlijk zeiven overgelaten, kan de zaprijke grond ^ÏMiriffe'mJna B-typ™ nieta baten; noch het heir van tot ,,e., oorloggen E^yptifchen Ko ing, noch de gehuurde Bitrichten; >W«troepen van andere volken in dienst genofeSSo^ae»'» itts i'iLwerkcu, als men de Had  an EZECt'ïlEL. IIoofdd. XVII. 441 door het zwaarfte beleg en door de toren? Gerkte opge. ran buiten aangevoerc, " zp benaauwen ra!, toetht verti|nf dat een aantal daar in hun leeven zullenvan het '''cveQ .. van velen. verliezen. 18. Dit noodlot zal hem zo zwaar w. 18 Wan? treffen, om dat hij zonder reden trouwloos vera"? deVet- was geworden , en onder fel lijn van vriendfehap Jj^J^n £11 en vertrouwen op den Vorst, zo fchaudeli k ?'in «■*»*" misleidend handelde: hierom is 'er voor hem hij zulke daden niets te hopen. 19. En dit alles moet hemfe^ta»'? zo bezwaarend treffen , zegt Adonai Jehovah, vs- Ï9- Hier- om dat den eed op Mijn naam gedaan w?#, en door gebruiken, op Mij betrekking heb- £jn fjn ^ bende, bekragtigd was geworden; hieromfed döc>r Ti •• »„•■ V- 1,<'m verast, moet lk mij over Mijne gefchonden eer wree- Mijn veriinti- ken. 20. Daarom zal hem het lot treffen dat hij naar alles wel overlegd te hebben, ?p zJ'n ^huidig 0 ' hoofd terug en in de hope van zich nog te redden doorkeeren. de vlugt, door Mijn belld zal gevangen ge- iX'm ui nee nomen , en naar Bahel gevoerd worden, waar^rJj,em zijn vonnis zal worden opgemaakt, en hii de Mi,ne Üc ■• ■ 1 . , , • , zal hij gevangen rat zijner meineed 111 knagend naberouw fma-worden; ik zat ken zal. 21. Zeifs de weinige hofgrooten ^"nfdlar en de zoldaten welke hem vergezelden, zul-2,1 Ik hemzij11 , . .. o , misdaad doe» Jen niet vrij raken, maar gedeeltelijk neder- boet en, waar gezabeld of in alle oordon voortvlugtig we-fed^Jlelrlbe* zen. 22. Maar bij dit alles voegt de magtige bJ\ü)\enD™; 1. • ziine vltigtende met de over.ge berden In den oorlog omkomen , en de overgeblevenen zullen in alle oorden veiftrooit worden; zo zult sii ervaren dat lk de Jibc v*t gedreigd heb. vs. 22. Maar ook dit zegt Adonü Jcbovab: Ik zal vaa vs. 22-24. Men kan hier tusfehen Zerubaeel en den Misfits lang dobberen met de Uitleggers, wie van beiden te kiezen; het wonen is zo wel onder Ze robabel, als het Hek waar uit hij genomen is mofieliik te verklaren; het velband tusfehen de fabel, waar Zidikia bedeeld word, heeft met den Mesfias naar onze gedagte ook weinig verband; Venema helft dit uitvoerig behandeld, liet 22 vs. Ee 5 oP  444 Het BOEK rrouwevanzijn de wet der natuur, en naar de eenvouwigfte me^^'zïch zamenleeving, naauwkeurig zelfs in de naniet met eene ^ re |pepa[j(1n-en tot bevordering van eerbaar- afgezondcrde ir . ■ vrouwe. heid en welfland. 7. Heeft hij de minfte drukt''hij nie-toeleg niet zijn evenmensch uittemergelen; mami eeeuiiij . beroofden het klederpand of een ander zelts het parui ■ tr voor fchuw te- meubel, tot de noodzaakeliikheid van zijn leeven rug, rooft hij ..... geen roof. maar behoorende, voor zi|ii gebruik terug gegeven, honge'igen dC"die geen konftenarij om onregtvaardig goed brood,denr.aak-Zjch te eïsrenen kent, maar integendeel elk ten kleeding: ° ' ° vs. 8. Geeft niensch naar zijne behoefte bij ftaat. 8. Niets wóekerTneemt van der nooddruftigen leevensmiddelen zich eihoud"hirztónby beleeriihg, of geen andere renten van zijn hand van on- medeburger neemt, maar altoos daar tegen recht terug ; " .... rpreekt hij een ijvert, en met de grootfte onpartijdigheid ui'0* tusTciHsntwistenden tragt te yereenigen; burgerlijke en man en man: g0dstjicii'.lige bepalingen, naar de uitfpraken tracht hij Mij- Van Mij naauwkeurig nakomt , met ongeToigt'hfj'afijnêmaaktheid en oprechtheid; die waardige man S^hndd me"heeft voor niets te vreezen, hij kan op een t$rtcbtbiiii&e genoeglijk leeven rekenen, dit verklaart u brave man zala ' , , . , „ , r- i gelukkig lee- Adonai Jehovan ! 10. Maar heeft dezen IH ƒ/wil'''* deugdzaamen, in weerwil van eene zorgvuldige vs. 10. Heeft0pVoeding, eenen zoon, van hem gansch ont- deze nu een ^ f' , \ ° zoon gewonnen aarr , die met alleen 111 het kwaade door dllaV"en'™en geene middelen te beteugelen is, maar zelfs wreedaard is, j „ va] van rcgcnlrand tot geweld overflaat, die maar n ts ° r ° ' ■caa dien aart die zin evenmensch door zulk een beftaan ^vs^n'6 Die beledigt; 11. Zelfs in het godsdienftige het «eSeide''niets tegengestelde van zijn vader is, en zich vermaakt vt. 10. Dit laatfte lid is niet wel te vertalen; Schhoïder vind hier eene kleine fchrijfFout in het woord broeder , door twee letters elkander in de klank zeer gelijk, ik heb het dan ook niet letteiliik vc-;"-a!dS- Lemlf Jf*- vind men zoortgelijke cenjlruiïie.  van EZECHIEL. Hoofdd. XVIII. 445 aan de offermaaltijden; geen bedenking maakt doet,maar op de- „r j.r- , . , . bergen eet, en om argodilcne gedragingen te volgen, en 'erde huisvrouw niets van weet het egte-bed van zijn neit-ff'^SSm} burger te bevlekken. 12. Den WeerlOozen , ni$: ja den behoeftigen met zoo veel meer veiligheid den weerlozen denkt te kunnen benadeelen, geoeffend werd om de eene roofzugt op den anderen te fnoo/s'vergaarc, , , 1 zonder pand voldoen, onbarmnartig zelfs den geldelopzeu «rug te geven.; behandeld, en 'er geen zwarigheid van maaktfte°°%ïd$. bijgeloof en fnoode afgoderij te pleegen; *eipieegt 13. Onmatige winften neemt, met woekerige vs. 13°Geeft leeningen zich verrijkt; gewis dien man behoeftrScm^ïU zich niet te vleien, dat hij zijn leeven in ^ genoegen zal eindigen; het is onmoeelük'«venf hij zal j„, „, 11 .... . 0 ' nietleeren; hïj aat zuue wanbedrijven, 200 op den anderen heeft alle dia gellapeld, hem zijn ftrafwaardig leeven zou ^ $ doen voortzetten, 'er moet wraake over deze gewij gedood , , worden, zijn wreedaard wezen. 14. Maar gefield dat deze Moed ad op ontaarte zoon zijnes vaders weder het getokt.™"™hij heeft eenen zoon te hebben, die het vader-X"d1e°" lijk voorbeeld ter waarfchuwing diende , envrin 's vaders zijne zorgvuldigheid daarom verdubbelde, omfthooS hij°diï zich in het minfle aan zoortgelijke handelin- S'tpS% gen niet toetegeven; 15. Noch afgodifche »«' wngtiijgezelfchappen bijwoonende , noch in afgo- vs! is^Noch difche plegtigheden zich toegevende , onder eet, noch zijne zijne landgenoten anders in trein, en eerbaar °a~s"\ üaat v de , J afgoden van met gehuwde vrouwen in de zamenleeving/"-*ë/i huis ; verkeert. 16. Die zijn behoeftige evenmensch "rouw e zijne» nergens in belemmert, of dwingt door nood-y^"**'" zaake , of benadeeld , maar veel eer met vs- Iö- Die , . , . „ niemand drukt, een toegenegen hart m allerlei omflandigheden noch pand van behoeften te hulp komt; 17. De minfte root' roof'* fchijn van zijn macht in zijne handelingenmaar ziil1 brood' c , J ö aan den non" gengen geeft, enden naakten met klederen dekt; vs. 17. Zijn hand van  44<5 Het BOEK den gedrukten doet blijken, geen voordeel door handel of Sifmtne rcch- beleening duld; veel eer de heiligde gebruitéri, betragt hij ijgrj en godsdienflige bepalingen met de ui- Mihie gebrul- . . , . r k |ie za! terfte ftiptbeid opvolgd ; die man lieert over ^é%anX/aad zij"-net wangedrag zijnes vaders voor zich niet nes vaders, hij te Vreezen , maar mag op een aangenaam zal gewis ke- " ■ r ven. vergenoegd leeven rekenen, 18. Maar zijnen xi]n' va.ier die eerloozen vader, die met duizend uitvindingen jei/ie'enTuriésvan Onrecnt z*cn afmatte, om onrechtvaardig medeburgeri p-oed z\ch te eigenen, die geen deugd onder goed roofde, D ' _ , , zonder i^s de burgerij waar onder hij leerde deed, die ne mag met regt voorzien dat hij in zijn wan- te.doen, hij zal bedrijven zijn ftraf vinden zal. 19. Ik weet in zijn wange- j j _ drag omkomen, wel dat, gij tegenftrevig genoeg zijt te zeggen: vs. iQ.Hierop . ,. • j • j„„ vraagtgijlieden? waarom is die zoon een uitzondering op den cMe^zZn nkt re8el die wiJ biJ ervaring hebben? neen, voor de mis-> ' baart, dan dat iemand van gedrag aanhou-j^aifi'iÊ dend en oprecht veranderd, zo dat hiiomis het als hi' j.„ , - J zich van zijne daar voor de vrugten zijner deugdzaamheid f"oode daden inoogften kan. 24. Maar Hel het geval an- a« wTfeète ï°* ders ; iemand van een deugdzaam gedragis^fa™^ verlaat dat beminnelijk beftaan, en begaat de brave z>ch afeene verkeerdheid op de andere, zo dati^M* hij al rasch den booswigt daar in verouderd word/tande* gelijk worde; is het mogelijk dat zo iemand fendc'naar d<= door zijn vorig deugdzaam gedrag zich zou kun- ™° ' nen beveiligen-tegen de gevolgen van fnoode ttieeven'S daden? de goede daden zijn als uitffewischt ïij^e r?gtmatise j „ J h handelingen door die welke zo veel onheils onder dedoor gemenfchen baarden; met verdubbeling zal tTAfTZVhij om zijn trouwloos beftaan de akelige ee-den; wegens de ,,^1 .. ,. bc ontrouw cloor volgen van zijn misdaden door ftraffen fmaken hem scPieegd, *5- Durft gij, hoe duidelijk de billijldieid ^Intn van dit alles voor elk rnensch in het oog£e?*en: zaI hij loopt, evenwel nog hardnekkig ftaande hou- vs-2's- N°ede handelingen van ^zijnnjet r,[t..tig,boort,^«.CU^^ k- MiCHAeL,, en Hïnt vullen dit in, en nemen het dus:  44S Het BOEK dei niet rcciu, of den , dat 'sHeeren handelwijze met ds S^.S;menfchen niet minder dan billijk zijn; durft vs. 26. Ais gij , dit indenkende, Mij als onbillijk be%gdaVa\lt, fchuldigen om u doen te regtvaardigen? en onrecht doet js 'cr fc|-,jjn van onbillijkheid in, als tot aan zr;n 1 . ' , doo i ; hij iemand van het nentfnoef van deugd en godset «arbeid vrucht aanhoudend afwijkt, en daar in voldoor hem ge |iarcl tQt arn zj|n dood toe, dat hij onver- fleegd, ilerven. • ' ' . vs. 27. Maar Jüoend in zijn onregtvaardigneden omkome? ihdefnooJaard ISlaar ingevalle hij van gedrag zo van zijn boos- ' o •' . heid door hem verandert , dat hij tegengefteld handeld in begaan afftaat, ... ..<-.,,. 1 1 billijk en regt- alle de pligten, zo vrijwillige als ingevolge ï"ztfïilndez'ielde wetten; is het dan niet natuurlijk dat hij in het ieeven fa nadeelige gevolgen ontga en voordeelige ge°vs.ei28. De-niete? a8> l")aur '5'j dü0r indenken op zijn wijl hij o^werir vorig gedrag en behoedzaame ervaring veren zien omwend ° b b . ° van de uvenre-keerde, en zorgvuldig die alle inderdaad verhemCnbegaln0-mijd , heeft hij voor geen ftiaffen te vreezen, hij zal zeker maar j.an ou fa genoegens met een kalm leeven, hij zal , jaietfterven. geweten réketien. 29. Durven dan nog de vs. 29-rNo,g/trailers hardnekkig beweren, dat de han- durft Israils huis zeggen: de delingen van hunnen Opperheer in de bedoe- weg van Aditiaï ...... .. n , 1 ,1 is niet regt i ling met billijk zijn? kan aan zulk een gejed^inge*1","6 draS kts tot MiJn ^zwaar of iets tot uw israéh huis iverfchoning wezen? ^o. Zijt dan verzekerd niecbillijk zijn? .. . , \ j , . maar zijn niet op mijn woord, als dat van den machtigen ^eTonrecdhf?in'^eer, de Jehovah, dat ik u nu toezegge: vs. 30- Hier- nimmer zal lk u anders dan om uwe eigen richter, , huis misdragingen ftraffen ; fchuw dan alle zulke van r'r,vlJ middelen om u in het'verkeerde te Herken; naar zijne ge- dragingeii, zegtvvorci betragters van de deugd, dan zal ook Adonai Jehovah! keert u om , fta af van :il uwe wandaden, dan zal er geen aanftoot h let niet xniekurdt harc Jonde jongen onder zulken verkeererf, om hen ^ °P' vroegtijdig de ropfzugt afteleeren. 3. Eén had w.3 En een tot dat oogmerk haar meeste zorg Cïo a- va"'11,re'yh'en . ••in v.j"« voedde zij opr»/ ciiazj; in zijn beftaan maakte hij zich al"" r<"*"W«* vroeg den naam en het geflagt waardig door de'Ten roóf » zijn handig roven; hij was fel omtrent allenl7rfJZ\ hij prooi; op menfchen-vieesch was hij bijzon-menrchender zeer verlekkerd, VIII. Deel. Ff  4$o Het BOEK vt. 4. Toen de volkeren dit vernamen vong men hem in hun kuil, En zij voerden hem, evenwel gemuilband, mar Egypte. vs. 5- Toen zij za; dathare uitzigteng-s./7re»irf, hare hoep gansch verloren was, Nam zij een ander van hare jongen o\\ï eenroovenden leeuw te worden. vs. 6. Aanhoudend onder de leeuwen jagende wierd hij roofzugtig , En flaagde wel in zijn' pi ooi te vangen; hij at ook menfchen vieesch. vs. 7. Hij ontzag geen paleizen, verwoestte zelfs fieden ; Zo werd het land woest, dat bevolkt was, op zijn brullende Item. 4. Die beftaan trok den aandagt natuurlijk van de volkeren die in dien flreek woonden,; men befloot jagt op hem te maken , en, zo het mogelijk ware, hem leevendig te vangen ; dit gelukte ; men ving hem in een kuil, en hij werd toer, zeer zorgvuldig , door een beugel met haken voorzien , waar mede zijn roofzugtige muil gebonden was, naar Egypte afgebragt. 5. Hoe veel uitzigten de moeder-leeuwin op zijn bekwaamheid had , het gemis van vrijheid brak dit af; toen de hoope op los raken verdween, belloot zij een ander van haar jongen tot den fpijs-bezorger voor het leeuwen-gezin opteleiden. 6. Zij flaagde; hij had de familie - geaartheid, en ftond met zijn broeder daar in gelijk , dat hij wel aanleerde wat hij van anderen zag, en regt handig wierd in het bejagen van zijn prooi; het zoete menfchen-vleesch was hem ook regt aangenaam. 7. Hij (Jojakim) was veel ftouter dan zijn broeder; hij ontzag zich niet in de paleizen der grooten doortedringen als 'er wat te halen was ; hij dorst zelve binnen de fieden zich begeven en daar aantevallen wat hem behaagde; en hoe bevolkt den ooit was waar in hij woonde, was elk een beroofd van zijn beftaan; zijn brullen maakte elk even vervaard. vt. 7. ScHROCDr.r. heeft hier den Chaldeefcben pttrafrast in de lezing gevolgd, dat do>r een hatidfehrift nader bevestigd is. Dathe heeft de poging van Siment om door het te hulp roepen van een betekenis uit het Arabisch zulks te doe i, met :eden wederfproken.  van EZECHIEL. Hoofdd. XIX. 451 vs. 8. Hierom vereenigden zich volkeren uit nabuurige ftreeken te"en hem ; Men zette netten over hem uit en men vorig hem in een kuil. vs. 9. Men hield hem in eene verzekerde plaats wel gemuilband. Tot dat men hem aan Sabels Koning zond; Daar, rondom bemuurd, hoorde men zijn gehuil niet meer op IsraUt bergen. vs. 10. Uw moeder was een wijnftok gelijk geworden geplant aan een wa.... , , , , ter rijke beek; Hij was vruchtbaar en had veele loten door den overvloed van vogt. vs. 11. En hii maakte (terke ftengen tot (laven van heerfchers. De Ham van elk fchoot op tuschen de overige tukken; Hij was zigtbaar, zo wel door de hoogte als door dc menigte zijner takken. 8. Zo grof woedende, raakten een aantal jagers int de nabuurige ftreeken op de been; men befloot jagt op hem te maken; men zette alles uit om hem te ftrikken; het gelukte dat men hem in den kuil kreeg, doch hij tragtte te ontvlugten; men vong hem in een ftrik; toen werd hij zorgvuldig opgefloten en gemuilband, en werd voor den Koning van Babel bewaard; daar in de geflooten diergaarde leevende , was men van zijn akelig gebrul op Israèh bergen ontflagen. 9. Dat ftamhuis was wel eer in den vader van deze familie gelukkig; de moeder als eene vrugtbaare wijnftok, in eenen goeden oort, in gelukkige omftandigheden, waar van men voor den ftaat zich alles beloofde; takjes die vruchtknoppen hadden, deden op het eerlïe aanzien iets goeds vermoeden. 11. Zoonen voor den troon naar het fcheen gefedikt vertoonden zich als regte loten tusfehen de overige takken uit; men meende dat men nu niets te vreezen had daar Judas kroon zo veele voorwerpen had die ze dragen konden, en zich in aanzien boven de rijksgrooten vertoonden. 12. Hoe kort duurde dit ; een vs. 10. In/tilheid; hier zijn onze Overzetters verder van den weg af dan de ouden, die lezen: in uwe bloede, zonder de kleine verbetenng van eene letter is dit niet wel te vinden, wat ook MiCHAëns ons van de drift der leeuwen naar vrouwen verhaalt. Ff 2  452 Het B O E K vs. 12. Maar lvij wierd verwoest door een iiilijie criaan, en op den grond En een oostenwind verdroogde ziin uitfpruitzel; (gelmeten , Zijne lterke roeden zijn gefcheurd en verdroogd, En het i'uur heeft den «wjngiard vernield. vs. 13. Toen ftond dien (leng geplant in eene woestenij, in eene dorre vin- terlooze grond. vs. 14. Toen ontftond'ereen vuur uit de (lam,dat de vnicht der ranken opteerde; 'Er bleef geen (lerke Heng meer over om tot een gebiedenden fccp;er Deze klaagzang is ecu algemeene klaagzang geworden. (te dienen; felle orkaan, een woedenden oorlog vernielde al de hoop op dat huis; alles wat aanzienlijk was werd omgerukt; een felle famum verdroogde de zappigfte Hengen, zo wel als de mindere ranken nu verdroogd, en dus tot geen gebruik meer waren. 13. En wat zegt het, dat het rijziglle ftek, Ze de r i a , overig is, fchoon uitgedroogd , en ftaande in een oort volftrekt tot vruchtbaarheid, tot aanwas, onbekwaam? 14. Een kanker-vuur, waar van die verplante üam de oorzaak is, heeft de kroons-erfgenaam nog daarenboven geheel tot asfche verteerd; — zie daar een treugzang voor den wijngaardenier , welke bij eene niet minder treurige maar algemeene gelegenheid gebruikt kan worden! xxtie TT* hoofddeel. 1. XL/en jaar later clan de vorige voorzegvs. 1. in bet • en wel op den tienden van de vijfde zevende jaar,f. ö ' r * op den tienden ir)aand van het zeveude jaar van Zudekias ïnaand;gebêu' bewind , had ik een bezoek van eenige teJfë ïédenjoodfche overheden : met een oogmerk om uit de overbe- mjjne gedagten over een en ander te weten, den van Israël 1 ° . .. ,r , , ,7-- kwamen om fcheneu zij mijn gezeücbap te zoeken, i. Zij l%Vgtn;r"t]7,^m een wijl, eer Jehovahs openbaring mijzaten een wiji h t een en ander nader toeliclne. voor mijn aan " .... gezicht, vs. e.. Toen het woord van Jebevab tot mij kwam, zeggende: vs. 14. Ik denk aan den zoon die door Sabels Koning bij vonnis omgebragt is. XX. Arends, in een wel gefchreeven redenvoering, verflaat door het eerde de godsdienst-plegtüiheden van den Melecb, dit is dragelijker gedagte dan de gewoone.  van EZECHIEL. Hoofdd. XX. 453 3. Het was: fterveling! Ik wil dat gij de- w. 3. Men- ze overheden rondborftig onderhoud over de & volgende gewichtige zaken; maar zeg uit?,"J^eng nacn? Mijn naam: zo zegt de Heere jehovah: Ikdit w«*t ü j 1 . . , tfe Adonai je- aenKe niet dat gij komt om raad te vragen, M ! komt dit zou Ik niet dulden, dit zweer Ik u bij^^rWW M: n hoogheid, als de magtitre Heer Jeho- M,i" ieev,"n ' , 0 0 ^ zoo Ik van u .' 4. Neen, uervcling ! 1 lk wil niet dat flj geraadgij anders dan het geen hun beftaan volko- Sgt8t ^jij men cfkeurd, zult fpreken; begin met hun?'*M' de onteerende handelwijze hunner vooroude- 00rd'eei4ze«el ren onder den aandagt te brengen. <. Zegeer > veroor. , ... ■''«.. deel ze, men- nun ynj nu nanm van den Ihrn Jehovah: fchen kind! leg van het oogenblik af dat lk i&ntë/ ais eene natie IZJ^J* afzonderde, nam lk de gaafche familie vanlicr voorüllcle- T ' reu open, jAKons ZÖötteft 6ntel Mijne bijzondere hoe- vs_ R Ze(, de; Ik ontdekte Mij gemeenzaam aan bun h?n! zofpreekt in Mijn karakter; al zegenende beloofde fk4#»4ii/wruS ben als Jéhovah ook hunnen Befcherm ■ God tó^oS.'S zullen zijn. 6. Ik deed meer, Ik beloofdete Ik Mij'nu™d h„ . . , , over het kroost en allerplegtigst , dat Ik ze op Mijn be- van Jakobs fapaalden tijd vrij uit de onderdrukking van ma"i,j ze" Egypte zou losmaken, en vervoeren naar ?enr met ,hen, iji ,1 t. m ï'gyptenlana een Jand het welk Ik met alle zorgvuldigheid bekend; ik voor hen uitgczogt had, waar' de besté voortbrengzels voor hunne leevenswijze groei- llf^lJ^ den; het beroemde Kanaan onder alle óeuw E'o!"'m! vruchtbaare landftreken. 7. Toen zij hun- «Ken mu"t ne verplichting aan Mij gevoelden, verzogt„X. Ik van hen uit die verpligting alleen alle dedat Ik ze uit c j •• Egypte brengen afgoden waaraan zij gewoon waren zorp-vul- zoude, in een dig te vermijden, altans de lange en verag-vot tel ijk e dierendienst der Egyptenaaren te fchuu- a°b'' vl0^'en- uu de van melk eu d. ™ „n„ 1 1 • honig, het welk de *o«r van alle landen is. vs. 7.«Toen fpral Ik tot hen: elk verwiidere van zon gez.cht de verfoeizcls, en befawt u niet met de afgod*- Ff 3  454 Het BOEK leiden van weB; Ik betuigde dat dit billijk was, daar|&'IkbenZij aan Mij At Jehovah, als Belcherm-God, uwEiobim! genoeg hadden. 8. Doch dit was vrugteloos, z\T' vërzm"muttzugt, volkomene onhandelbaarheid, werd bSeX^hun karakter, zij vraagden nergens na, baatnaar Mij .teyejfiaafdheirj aan afgoderij bleef dezelve, geen mamir=,vèrwi(j- dierendienst der Egyptenaaren werd van iemand fe.de % vermijd 3 Ik gevoelde dat Ik hierover zo 011& Sta vergenoegd was, dat Ik hen dit wilde doen verliet de die- ^voelen ; zelfs reeds 111 EgWe MlL S'T tSnMijn billijke toorn zich voldoening bezorgd Min'"'' gram-hebben, 9- Zo niet het indenken op de befebap niet over ieciiging van Mijn roem , Mij daarin terug cm MijnTorn gehouden had; lk kon die ontecring van Mijn ïï°aA%roem niet verdragen, onder bijgelovige volken»qren te laten ^ ^ jjj mtt z0 vcei luister onder hen had V1™c.r "o".' ik^n werken, met dat groöte oogmerk om hun öilfifölaiigs dien weg uit het rijk hunner overhecrrie?gdezicntfching vlij uittevoere.i; 10. Zo als Ik ook der onbeihede- wevlcelijbc deed , cn in weerwil van ane rnzrwo^-vijandlijke pogingen hen in Sim woestenij S? "llcrde';veilig deed legeren. lU Daar vertoevende, aan wcikc ik vorimie & ze tot een volk door godsdienltige sènU?othdig-te'fchikkingen, en door Mijne uitfpraken die g\enitktPC",adar,hen tot wetten zouden dienen; allen te zaom hen uk t gefchikt om door derzelver betrag- £gypte te voc- 111111 **** ° . . ... , renf tiug zichzelven een vergenoegd gelukkig lee- br7g, 11' dan ven te verfchaffeii. 12. Onder de godsdienen braden ftige verordeningen waren bijzonder Mijne over in' de vveek_ eu jaar-Sabbathen, waar door de onwvf n! naar derüuge verbintenis van eer en vrije onderrf^S»; werping getraafd wierd, eu waar uit voor épinbakrd* hen ,k duidelijk was dat ze een volk waren , Mijne uiiffia- ■> i««; door welke *m»w* leeven. vs. i«.Onderdezelvf  van EZECHIEL. Hoofdd. XX. 455 altoos voor Jehovah, door zulk een weder- dat ze zonden keerende dienst van anderen volkeren afge- gk£w,£S Zönderd, 13. Maar het had op de Israël ^ h™ «eili^ Iers, die Mijne redding ondervonden, eene n . 0 ' vs. 13 Maar tegengeitel e uitwerking }■ in plaats van be- ^asu familie fchaafd en handelbaar te worden, wierden zij woétijn"„/E hoe langer boe muitzugtiger ; noch gods- Z&uuhn"] dienftige gebruiken, noch uitfpraaken van n?''"e h,r!cb- vonnisfen , noch beloften op de betragtiuo zij v\rfmaddi* van wetten, lokten hen uit; Sabbathen ^ffibJn% wierden tot naauw r inlïandhouding niet na mensch rt,e ze , T, & betragt o >oi gekomen; Ik moest dreigen; Mijne befcher- dezelve leeft; ming ben onttrekkende, dagt Ik tot hun m'^s^ ondergang. 14. Alleen wederhield Mij dj*£^ gedag te , dat Mijn eer daarbij oplbhuldig ?ri««*>'gheW 0- zoude lijden; Ik had zo veel volkereu oog- moest getuigen gemaakt van de zorgvuldigheid om-hS^vèrnle? trent dat volk, bijzonder in de redding vanV*?4 hun. 15. Evenwel verzekerde Ik hen n'e° ■vs- M' Maar . . . , 1 f Ik - bedwang tig, al dreigende, dat zij voortgaande het Mij om Mijns genoegen niet zouden bekeven .Kanaan te datdfe met ge5 zien , hoe fchoon ook , hoe billijk de voor- fd,0,nden wic.rcl keur boven anderen landen verdienende. 16. Bij !k'r Heidenen, zonder om hun trouwloos beftaan omtrent de tegenwoordig Staats en Godsdienst inrichtingen , bijzonder de uu£«oerd had" Sabbathen waar door zij zich openlijk van «s. i5. Eve.* andere volkeren onderfcbeidden , vooral om T tT^Z hunne neiging tot den afgodsdienst. 17. HueMi'n ',;,nd m ■ * woestijn * plegtig Ik dit vonnis over hen gefproken - ,,01 onoerh uidMij-en dat de Jehovah de waereld Schepper ware. voigtCzeeop.enai. Maar het holp niets, zij waren niet vt. 20. Hei-minder onhandelbaar dan hunne ouders; niets Sabb^hen;'datvah alle de inrichtingen zo gelchikt om hen tZu\ichènntCMii;tot een gelukkig volk te maken, wierd 'er «n » tón» «P naargekomen ; fchennis van Mijne Sabbatheri d« ik Jebovaizag men openlijk; dit maakte Mij met reden mw BhUm vertoorpd ? en dccd Mij cp de gedagten ko- dieVS' wnd«en raea hen in S'"s woesfen3 te vernielen. ■waren ü0k22. En fchoon Ik reeds met de uitvoering Mijner bedreigingen begonnen was, bond Ik bctragttcn Mij- .... . ;et on(icr fa volkeren als on- tie inzettingen »nj Iu 1 UUJ niet, en Mtine jrouw< 0f ten minlten ais veranderlijk om. ZfteT zïï niol trent Mijrie gekoozen natie verklaard te worgen ^è^et-den. 23. Evenwel voorfpelde Ik hen drei'de mensch die gencie ^ fat Mijne billijke wraake alleen riitftel daa'idoor leeft'nam, maar dat Ik ze nog om dat beltaan ^"V'tbC-eenmaal in de magt van onbefneden volken )kCd?eigri°e Mn- zou brengen, waarom zij als ballingen overal ovef1hèng.he1Cznllen uitgieten; Mijn toorn over hen in de woestijn te zulln laten MU Doch Ik trok Mijn hand terug. deed *ulks om Mum naams eer. op dat die voor het geztcitd e" 9 'O fpraken , d>ar gang aan. 26. De godsdienftigheid onder hen ze niet bii konwas kragteloos om lfierhi verzoening te be- vs. Q6. En zorgen; daar men aan Mij zelfs den eerst-^ ^K*^ ffeboren als een voHlrekt eigendom verfchul n>nne gaven, m - 3 ,- i nr 1 t d;lar z[> M" het djgd was, dorst men die aan het Melocns-vuju wijdde» vuur wijden; oit moest eenmaal bun onder-^rJfSSr ergang bcllisfend ten gevolgen hebben, en zij i,en den, door zulk rechte opftand tegen Mij door ftak. 2$. iVant eene onteercu- Tl . . . , . ,. de daad beu ik Ik had hen een land gegeeven, waar die onteerd. honende bedrijven alvorens plaats hadden , vjdvoe'rde'iknaar Mijne plegtige beloften; maar naamveren in het \\i\iS hadden zij daar een vasten voet in, of land, het welk J J ' ik hen beloofd zij fpoorden overal de hoogten en gewijde geven'0teriïond bosfehaadjes daar op, en bragten daar hun op' elke" A°»g- °^er ter inwijding ; bragten hunne offeren u, n op eik van 'slands vuigten die Mij behoorden, zo dicht besfebaad- ... , , » ... , je, zij nragten ondankbaar aks onteerende voor Mij; daar fearenh,Umlg0av°en moesten hunne reukwerken om zich bij die hunne tergen- p0fan te veraangenamen , daar hunne vro- degefchenken, ö ° ' Heiden daarljjke drank-offers gebragt worden. ao. Ik namTreukwcr-vroeg wel : wit wil toch die gedtuirige ken, en brag- j | tjs t „t liaar heuvels , waar altaren ten daar hunne r ~ o o ■> drank-offers, gevonden worden ? en hoe fcherp Ik hen vs. 29. Toen , . , , zeide ik hen: de hoogten verooden had , nogtans is w«ad,a'waar die oude naam zo wel als het gebruik, even gij telkens u z0 a]s in fa oudfte tijden. 30. Met hoe heenenb. geeft? J tot heden toe veel reden verklaart daarom de Heere, ™f ont^!n Jehovah: is het niet waarachtig, dat saam van hoogten bi] hen bekend, vs. 30. Zegt tot het huis van Israël: zo fpreekt Adtnaï Jebovab : zijt gij naar de ■wijze uwer voorouderen befmet, vs. 29. Bcftendig vinden wij in Moses tijd den naam barneth, waarom nu in de vraag babamacb ? hiervan kan ik geen reden geven; was het omgekeerd dan zou ik het in 't eigene of ontleende uit den naara zoeken.  van EZECHIEL. Hoofdd. XX. 459 gij naar de gewoonte uwer voorvaderen han-en , bennet 0 J ° van hare hoe- deld, dat gij een erfelijke imet hebt, diererijen? zelve trek, en hunkering naar onreinheden ? ™- . 3*. f.n ' ° . wel door met 31. Die zelve beledigingen door dagelijkfche uwe gaven te. offeren, dat zelve Molochs - offer, dien zelve met^uwe kindicrendienst houd ftand; is het dan mogelijk, ^"teZvca^ dat Ik u zo onverfchillig omtrent Mij in moei- beimet door . ... „ ... ., »„.. alle uwe dier- jehjke gevallen vrijheid zou geven om MiJUg0den; zou Uc hulp te zoeken? Ik zweer u het niet te.^vang^; willen dulden dat gij 'er de vertoning vanpieegd zijn, .. , , „ , huis van maakt, zo als gij nu deed. 32. Eu dat te neen, bij Mijn. meer, daar die vertoning toch niets wezent-^J^' lijks betekent; gij hebt reeds andere uitzich-vehl * W'^'J ten , waar mede gij u zeiven flreelt; gij zegt: ten vragen, nu wij ballingen zijn hebben wij altans die ver- in "uw" ha" zagting in ons lot, dat wij nu onbepaald a}s£w™m!^k de andere afgodifche volkeren ons verzadigen nietgebeuren; kunnen in den allerzinnelijkflen beeldendienst..zuilen nu aii 33. In zulk een onteereud beftaan, zweermeet "^"Jj",: lk u, zegt de Heere Jehovah: dat gij famiiien, hout ° ,°- . „ ° J en Heen kun- nu ervaren zult van Mij met ontllagen te nen vereeren. zijn; lk zal u Mijn macht ten nadeele, enMyn" jceveni. de uitvoering Miiner bevelen u tevens alsjff ,Ai*9^ 0 J Jehovah: zo Ik een bewjs Mijner gedugte gramfchap doen met een Merite ondervinden. 34. Gij zult 11 voor Mij in génde'narm,Tri de lauden waarin gij geweken zijt niet ver- g^Sap ovae? bergen; Ik zal met eene verontwaardigendeu zal eebie- ;,»,"., . , den! zorgvuldigheid u uit alle de landen bijeen vs. 34. ik brengen. 35. In eene vlakte, in den omtrekIV^Zkc* van Babel, zal het fchouwtoneel der ftraf-xen < e,n biï- eenzameJen uit ten over u wezen, waar lk over elk zijn von- de landen waar ii • ^ t i. . hecnen gij pc-* nis zal Qoen uitvoeren. 36. In dien fmaak viugt waan, als uwe voorouderen ondervonden in de f1 oor c.e'' fter" ke vuist , en dreigenden arm , en uitgeltorte gramftorigheid. 35. Dan zal ik u voeren in de zamelplaats der volkeren, daar zal Ik u dan, allen tegenwoordig zin de, vonnisfen. vs. 36. Zo als lk met uwe voorvaderen richtdag hield, in de  460 Het BOEK woestijn van woestijn Sin, waar de meesten hunne grafzuir'een wijze plaats als openlijke misdadigers vonden; dit rCfchten,niezegltis de bedreiging van den Heer Jehovah! Adonai' jibo-nj, rjail zai jfc e\]r uwer met alle oplettenheid vs. 37. Dan behandelen, niet minder als een herder die het »?t terug gebragte fchaap , de kastijding doet roede doen ..gvoden en met meerder zorgvuldigheid gaan ; en u jn " ' de irrfteróming binnen de horden der nachtkóotjen oplluit. "rteeVngebnme" 38. Maar zulken die zo ftug zijn, dat geen bijzat V'hfn kranen hun verbeteren , maar veeleer nog die we dei fire- meer verbitteren , en opzettelijk zich tegen vig ware;i en , T. . . . rviii beledigd Mijn befhiur verzetten, zal Ik met onder ttg,fenrnenfu"de roede brengen; neen, van zulken zal het land hun- ju 2orKvuldi!r u verwijderen ; en al is. het ner balling! chap o D ,. . zal ik ze uit- dat zij uit den oort waar zij als ballingen ^"fiand'zui- wonen, vrij uitkomen, zal Ik nogtans zor- len zij niet ko- „. n fat zj: z;c|: jn Kanaan lliet weder nemen , hierom & ' , zuk gij erken- derflaan; eu door Mijne handelwijze zult jf^ihen?f" gij ten duidelijkfte bemerken dat Ik Mij vs. 39. Maar zelve gelijk blijve. 39. Hierom moogt gij, aaufraêrf* zVeTtzienlijke Israëliërs! nu vrij uit aan de natie Adonai den Heere Jehovah Zijn voomeemen bekend vab'. ga vrij, u .. ■ , en dien eik zij- maken : gij moogt vrij naar uwen trek nu ra ook tahaver' ballingfehap u vertroosten , met den dienst volg, ten be- 1 r afg0fjen, elk naar zijne keuze; daar gij to«ge dat gij & ' J Mij ongehoor- toch op Mij niet oplettend wilt zijn, is »? MUn'nwm zulks Mij ouverfchillig; alleen begeer lk dat Sreii'drekgo- g»j uwe offerhanden aan Mij , en die den, tevens aan de afgoden niet meer te zamen paart; worden.0ÏUVVlld iets het geen voor Mijne eer het allerbeledivs. 40. want genst is. 40. En al is het dat gij u dus vJijd^nneberge;affcheid , en 11 geheel met den afgodende hongren - uwe vorige gedragingen en verkeerdheden, z°„ waar door gij u alles hebt onwaardig gemaakt liet la,ld * . t , ring, op deze nieuws: 46. Sterveling! nu balling in Babel, w'izcV -xt wend u gezicht naar de zuiderftreek, waar vs. 46. Alen- 0 fchcn kind i uw vaderland ligt , fpreekt langzaam naar nCarTenSez«;!<-dien hoek: kondigt een land, eene fchoone tc»én °hef"zul- vlakte , maar tans als een woud van een den; proie- aantal hoornen, de volgende lotgevallen aan: teer tegen het „ , , , woita van der47. Vlakte met Heden bezet, even als een W*rW»*/£eWoyd met geboomte! zie hier het donde- het zuidcr- ren(j bevel van Jehovah: binnen kort zal jebovabsbevel, Zijn blikfemvuur door het oorlog alles aanSi^,*UÏ*! Heken ; de weerbaarfte fieden zo wel als ziet ik zal een ^ j|,£ „een ia.a0.c tot verdediging hebvunr aanltcken 0 0 in u, het we* ben; verwagt niet dat dit oorlogsvuur door \appigtn boom hulpmacht zal kunnen verdoofd worden ; boom " venee""een■> de braud zal tor verteering uitlopen, ren zal; de van judea tot aan de grenzen van Babijlon; vlam eens out- ... ,, • , , jioken, zal niet alle de lauden tuslchen beiden gelegen , lenfmaar^ar zullen het zelve vuur verteeren. 48. Vriend door ztnien ai- n vijant} za] dan moeten inftemmen dat le gedaanten J ., verbrand wor- deze verwoestende oorlog door Mijn beleid zuid'-nvaaf tot ontflaan is, en dat alle pogingen om ze aan het Noor- _ ,, den. vs. 48. En alle vieesch zal bekennen, dat Ik, Jehovah'. het zo aandak, dat aan geer. blusfen te denken was. dj. 45. Schnurrer heeft ten overvloede duidelijk gemaakt, dat de verdeding van dit hoofddeel hier verkeerd ingericht is.  van EZÈCHIEL Ho o fdd. XXI. 463 gelukkig aftekeeren , of te doen eindigen . ♦* 49. Hiervrugteloos is. 49. Toen ik dit hoorde zeide ik "adT,00^na een korte tusfchenpoos: ach, mijn Heei;! zi^fetTwezij keuren niet alleen in mij af dat ik ver der zeggen: Mi W, , .. is de verdichter oemd Ipreeke, maar zij zeggen openlijk dat van annebttt- ik zoortgelijke gelijkenis in mijn naargeeflig 'l'"''XV{te brein fmeedde. 1. T'>en vervolgde Jehovah hooYddkel. dit uitvoeriser in bijzonderheden voor mij te **■ Nu J openbaarde Je- ontvouwen: 2. Wel, fterveling! Ik wil nu boyah zich'aan zelfs dat gij u in eene houding ftelt die te- ""v^'^Mengen de hoofdftad gericht is , en wel aanfchen ki'.ld.! ,» ... zet uw gezicht ene zijde waar de fchoone gebouwen destesen Jerufa. tempels zich zo lïatig vertonen; ook daar gra'deklage tegen moet gij langzaam, maar duidelijk uwetS^tS»Kaenn_ reden richten ; laat hieruit gansch Israëli lmd van n 1 . Israal zijn lot zijn aanfraande lot kennen leeren. 3. Wend aan. u tot hen die nog in hun vaderland zijn, Is7a~u 3' £$ en zeg hen nu in' ronde woorden, zonderian,: z? drc.'sc .... . , Jebovab : ziet 11 van eemge gelijkenis te bedienen: Ik zalIk kome over meer onmiddelijk Mij tegen u verzetten; IkMijn".' zwJrd zal Mijn wraakzwaard niet langer doen ras- {rekkw/S ten, en zulk eene algemeene landplaag overom!er u uit* U brengen, dat braven zo wel als fnoodaards braven ntst daar onder zullen moeten omkomen. 4. Om dev'sfn°±* de algemeenheid der bezoeking' geen' onder- dat Ik 011cler r u -j 1 1 , u uitroeijen icheid kunnende maken , zal dat wraak-zaJ den braven zwaard, werkdadig in Judea, waar het zijn len f^hiero* zal Mijn uitge- *. 3. Hier zou bij een lezer van EzscHteLi profetien de bedenking kunnen opkomen, is de man zichzelven in zijne beginzcls niet ongelijk? in het IXde hoofddeel had hij in de ftraffen eene uitzondering van perzonen die getekend wierden gemaakt; hier moeten deugdzaamen en fnoodaards in lot gelijk ftaan? Hier word de oorlogs-ramp, waar in zelden onderfcheiding is, befchreven, en H. IX. de onderfcheiding fa de ftraffen der afgodendienaars en die het niet zijn, gefchetst.  464 Het BOEK togen _ zwaard eerfte kragt deed , van daar alle waereldaiïe "vicSbewoncren' tusfchen Judca en Bahijlon legio? hëtZifoor"sende, Heffend afmaken. 5- P\ ^Cc^puwer , der gewigtige vvaereld-gebenrtenihfeu zal 'er vieVSSch5'zn|Ajr-M;jn invloed eii ftandvasugheid in vvaarneeT'"jctLl*. men, waarom hij zich verzekerd zal houden Mijn' z» ard | ajie D0Sine 0m het tot rust te brengen, uit dc tVhcdc -voo .. •toog, zonderte vergeefs wezen zal. 6. Maar gij, mijn teebrengen.r dienaar! fchoon een zwak fterveling! van u begeer & b'j deze gelegenheid de uiterlijke zuiii. ia, zugtgedragingen der diepfte moedeloosheid, en der "igbè.f"; bange fmarte, zo als een vrouwe in harensfiZ„ én ter weën wel heeft gepaard met gegil en bange inwendige grievingen. 7. Zo iemand uwer beurt bet dat landgenoten hierop oplettend is, en u vraagt waarom^ugiof u iets deert? dan of zulks in uw karakgi ? zeg dan: ■ betekent, fpreekt dan in uw ant- cm bet gerucht, ^l 1 1 . ... .. da. r.aderd; ai-woord algemeen maar duidelijk: mijne verkr;ma,"n,ZUaiiëregaande angstvalligheid heeft grond in dreiOgende gebeurtenisfen , die al meer en meer zie! zal weige- naderen , en die van zulk een aart zullen tak*.™ zui-,ij„ , dat alle kloekmoedigheid daar door £.ritetóverdwijnen, en alle werkdadighejd ophouden, komt', het isen alie poging tot zelfs-behoud in bedwelming ^V/^'0if'o.eraken, en alle veillagenheid tot den uiterften trap zal komen; ja, die tijden komen gedermaai8- verwis, en dat mij genoeg is, de Heere litt^'pt Jehovah betuigt zelve: het is geen gerucht baring mij , Q)eer. de zaak zelve doet zich reeds op. üüli 9. Men- s. Nader word mij dit door eene openbaart^ dus ring van Jehovah dus ontwikkeld: 9. Sterfprekende: zo vei}ng 1 u Werd op nieuws voorfpeld, en luide fpreeKt y^f- ^ vtMi3xt jehovah: het zwaard, Sr^Wttrd'Jhet oorlogs-zwaard is reeds in beweging, lS;r,ZdfShet is getcherpt, het is voor het oog., zelve  van E ZE CU IEL. Hoofdd. XXI. Af¬ zuiver gevaagd. 10. Het moest fcherp wezen vs. 10. Het om dat;het veel te doen hadde, en niet flompom nag?X,' mo;..st worden; het moest eene pralende ver" ";'ga'n; hct ... r is gevaags om toning hebben , maar voor ons niet minder ,e s«dan behaaglijk, daar het dienen moet tot wl" troii" ffraf van Mijnen weerbariligen zoon, die ^ alle gewoone middelen tot tugtiging zo ver- Mijn zoon, die agrelijk verfmaad heeft. u. En dit is defuwad?"" ver" ware reden, dat 'er met zo veel zorgvuldigheid, vs- Hij l ■ i i . heeft gezortrd voorbereidzelen gemaakt zijn tot deszelfs dat het gevaagd gebruik, eer het de llagter ter hand gefield "me? t werd 12. Hierom maakt gij billijk, wee hand zou kun" moedig fterveling ! zo veel misbaar, het worden ; het was weleer Mijn zeer begunffigde natie, te- ™t !f. St gen welke het moet gebruikt worden; nu^ zo onbepaald zelfs, dat het geene gekroonde 8er in de hand hoofden , geene rijkgrooten moet ontzien ; K^iL au op dat gezicht zal de natie anders door Mijn fchefkind^hët hulp kloek, als tegen den grond in de dien-is seReevi;n te- /!„ n , . , ,. 1 gen Mijn volle. lie ver Jagenheid liggen; met hoe veel rede- re«en alle dé nen maakt gij dan alle de gesten van waB-Muïfna'g hopige droefheid. 13. Tot zulk een hoogte ó^efgS moet het komen, dit leeren de toebereid- v*n het zwaard: zeis, het naauwkeurig wetten van het zwaard,op°dedeüe?" dit moet zo zijn; het zwaard moet nu allen 'erflij^fag u* zijn: moet het niet eene verfmadende roede zijn, zegt A4,Tai frb\v»bf vs. 10-16. Ik heb het zelve gevoel met MlCHA6i.11. gehad; de woorden zijn eenvouvvig, maar ik gevoelde dat in de voorzetzels en bijvoegzels der tekenen door de Affehrijveren groote fouten moeten veroorzaakt zijn, die eene naauwkeurige vertaling onmogelijk maken. vs. 10. Schnurrer is niet zeer natuurlijk in de vertaling dezer woorden; ScifRoëOER vind zich verlegen om dat geer* handfehriften hem hier behulpzaam zijn ; ik heb met kleine veranderingen de vertaling dragelijk zoeken te maken. VIII. Deel. Gg  466 Het BOEK vs. 14. Hier-tegcnftand vervvagten, en hun die alle tug Krndim5p?öfe"tigiug verfmaden, afmaken. 14. En dit is teen; en naat de re{jeB fterveling! dat gij uwe akelige iisiici tegen hand; want het voorfpeliingen onder een handengeklap verdriemaaiZaVe0r-dubbelen moet, want bij herhaling meer dan necld rrJïe't verdubbeling zal dat zwaard gebruikt worzwaani voor ,\en. jiet js Vüor hun die n u niet zullen irnliddi%uiiecn ontzien worden, om dat zij niets eerbiedig™rS' vodden; het mo9t voer Zedekia het aan* het aanzienlijk z\en\\\k hoofd zelfs dienen; die kroon die hoofd, dat ver- 1 ... r , fmaad zal wor-in de binnenfte zalen anders veilig leneen tQt" ke tonen*- te hangen. 15. Geen uitgang is 'er voor dringenCn itmand, geen poort is 'er, of het zwaard ftaat Tsg.en'i5. Te-'er voor in de dreigende houding; zo dat men gen aiie hare jnnjg verfchrikt word op de toeneemeiide b"tttttbii,%»d gevaaren; hoe fchittert het! niet minder hun3' h«tttezai dan den blikfem , het fchijnt onvermoeit, weet fmeiten, hun dan zo m\n a}s c]e blikfem in hare werking aanftoot ver- _ . , r , meerderen ;het van ftomp te WOrueil i 10. beUOUQ UWe ICn.T- vanedenr°bilk-pe fneede om felle dagen te kunnen doen, om jïbl,)> hom te rechts- en links draaijendé te dieper te gr.au, üagten. • cn wijder wonden te maken ; waar gij u nwSfchtr"°audfaait moet de infnijdittg naar wensch zijn. pi u I7 ifc ais aanfehouwer zal het aanmoedigen,' keert, maaKc 1 / • m een fi*tde ais m;:a handengeklap dan: mede vergezellen, en in cii U links J . r i wend, waarde volle teugel-viering van Mijn gramfchap 83? geri-htzal Ik alleen berusten, ü. jj, jvjiet lange daarop ontwikkelde dit Je- zeivé zal' ook f,ovak nader door nieuwe ontdekkingen, 'lnM%ÏZuet was: 19. Sterveling! als gij u die oorzaPvoTdoening logs-ramp voorftelt, moet gij in uwe denk- büvaThlbbeJhêt bedreigt! vs. 18. Nogmaals kwam Jehovabs openbaring tot milfdus huaende: vs. 19. Menfchen kind l Oei u twee wegen voor,»n »s. is. Nanninga heeft dit ver» fraai behanJeW  van EZECÜIEL. Hoofdd. XXI. 467 beelden u twee wegen voordellen, waarop «we verhielding de eerlle aanval van liaheh Koning zal kun- 7™*™*" nen gefchieden, die beide weder op èenen ft^Jg^ algemeenen weg naar Egypte uitkomen; gijrie °t' .eene moet eene vlakte kiezen waar men een leger men* behoorlijk kan nederllaan; gij moet die vlak- S, $"3 te kiezen bij den ingang van twee weeën.Iiet besin v:itl •>: 11 n 1 . r , 1,6,1 weg op de cie eik op eene Had uitkomen. 20. De eene ftad uitiopenwaar door de armée komen kan, ziet op Jevs. # Gij Rabba, die fterke vesting der Ammoniten, m8,pt een wc« . , , J ' maken , waar de andere weg door Juda's land lijnrecht' doorhetzwaard op Jerufakm uitkomende. 21. Want als èt%£*%%* Koning van een inval in Egypte wil ^Jf^™ doen, zal hij ten minde door een van beide tesen » de Heden van agteren gedekt willen zijn rterkte %ru% tot den hertogt, en onzeker wezen welke 'e"v;. w,nt van beiden met beleg te dreigen hierom ■Bflif/iM'onarch „ni u;i j o > ?ai aan dewei»- zaï mj daar met zijn armée halte houden. feheïdingitaan^ en zijne konst van waarzegging in Mtfyto^Zl werk dellen 0111 uit de onzekerheid te 2e-^g?n; J 1 ï» nij waarzegging raiten; —. om re zekerder te gaan , zaU'B in J>et hij zich van ondérfchéidèn proeven bedienen,J'x'nl eerst van pijfett, op welker eene Jertsfalem ^™n%^ en de andere Rabba gefneden is; die in dede omhutzeüng het eerst in de regterhand Valt, ZffiS"^ moet hij volgen; hij zal ook zijne koning-bïchöa*eaIijke Téraph, waaraan hij gewoon is, niet vergeten ; ook in de offers de gedeldheid der ingewanden doen nafpeuren. i2i De uitkomst vs'. 22. De zal wezen, dat rfjh rechterhand Jèfufakm $ftffte^ vs. 20. NANNir-r,A vat dit anders, die het alleen van het zwaard neemt. vs. aii SchroSder heeft zeer wel aangemerkt dat hoofdmannen te fiollen, eigenlijk ftormrammen te Hellen, hier door de Atfchrijveri Gg *  46S Het BOEK hand_ wezen zai trekken, waarop h;j terftond fchikkingen om 5bó"fdnun-daartoe zal maken; hij zal dien weg inom 'den'wég rukken, alles opruimende ; met een verbatot den dag te zend kriitrs- gefchrei zullen de troepen voortopenen, om het , , , , , n ;„ krijg»-gefchrei rukken; de plaats voor de ltormrammen in tTdoen'efh'ö?gereedheid brengen; de aarde wal tot dekren , ftorm- u;n„ van agteren en voren doen opwerpen, rammen te- & ° , gen de poorten en de houten kasteelen om de ltad te beuadeeberchaPnznïgen'len evenreedig doen ftellen. 23. Oeze keuze kasteden36"'te maS den belegeraren eene misleiding fchijnen bouwen. te zijn, zij mogen zich vrij van de onvermogé in3hunne wmlijkbeid der Had alles voordellen , men oocen een iide-maar malkander op de verbintenis-hulp door de Ie waarzegging , , ,r r> , zijn. dit moge kgyptenaaren alles beloven; de koning van Har eenden bel zz\ te fierder in zijn moed zijn , ziende nu de tigd zijn; aan trouwloosheid der dad ten duidelijkde; hare hunne trouw- * " joosheidzaimen onverzettelijkheid zal hem te eer tot het doorinneeemi'ngm te zetten van het beleg aanmoedigen. Hierbevordercn. onitrent zegt ook de ,11 e ere Jehovah tot vs. 24. Hier- ° w om ze%xAd*nai rje ftafj: daar gij nu de derkde proef' van uwe febovab : daar , . .. . gii aan uwe trouwlooze afval gegeeven hebt, en gij het doetWldenken1,gerucht bevestigt, dat gij u nog daarenboven nu uwe afval- met j?™Me verbonden haddet, en hare voor- lighcdcn ont- » dekt worden,muur geworden zijt, zult gij als verbonds- drijvèrTValie breekfler behandeld worden in de overgave, uwe verristin- q- ■ h £ bijzonder Zedekia! die gen duidelijk-> ^ j' , •* • • tl worden; daar met zo veel geveinsdheid het Babi]loHijene ztit, n1zuiteetgif hof vleide, en trouwloos Mij zonder grond met de hand gegrepen worden, vs. 25- En gij, trouwlooze fnoode Vorst van Israil! tweemaal genomen is; de randtekenaren begunftigen de betekenis van hoofdmannen , legerhoofden ; — tien mond te openen enz. ; hier is alles gedrongen; Lentz heeft in een disfertatie tragten te bewijzen, dat dit moet zijn: een gefebrteuw te maken; ik vond hier Schnurb.er de natuurlijklte.  van EZECHIEL. Hoofdd. XXI. 460 verraden hebt; gij zult het zijn wiens trouwloos- wiens dag heid het Iterklte zal gewroken, als 'er wra- de™van' Z'. ke over die breuke zo onregtvaardig zal ^^"etse uitgedeeld worden. 26. Want met verent- vs. a6' Zo waardiging zegt de Heere Jehovah: «Mn-#^*y?**£ neeme dat koninglijke hoofd-fieraad uit Mijn tui 'land ' moet gezicht; Ik kan geen teken van agtbaarheici S'mo'tlfI in zulk eenen trouwloozen dulden; 'er moet zi|ka';"ietblij" „ , .. ' ven; het voegt geen lchijn van te zien zijn; Ik wil hen, M'.i te .-erhodie om zijn getrouwheid vernederd is Jent door overwinning hoger doen fiiigen ; en ^véa ve? hem die zo verwaand was van die af hang-heflelijkheid afcefchudden , tot den ballingsltand vs. 27. Ombrengen. 27. Tot driewerf toe heb ftgSd', Z~geduid dat dit fieraad tuimelde, 'er moetP?kcerti> r , .. die doen znn , geen lclnjn meer van koninglijk gezag OVer tot dat dieniets blijven, tot dat het Mij geluste 't aan hem we-'er ff die 'èr dertegeven, die 'er het naaste recht in ^-„fen ttdJe^len opzichte toe heeft, zo wel door zijnengeboorte als door zijne gedragingen. gijT* menfchen 28. Maar gij, fterveling' gij moet niet^rV, Pr°«, vergelen, bij deze gelegenheid eene nadere I'™1": <•« r o- 1 . dreigt Adonai voorlpelung uittebrengen uit naam van uw? ■ • • het land van VOelen; het vuur van Mijne woede zal ik £2 Vwuinfk overal onder u verfpreiden; — met woea:v" denden ijver zal men u aanvallen; zij zullen Zai Mijn fpeek- ujtgeleerd in het verwoesten zijn. 32. Aan |en,0PheUt vuur dat vuur zal uwe weerbaare mannen het gelS^ai'1 beste voedzel bezorgen; in uw vaderland op u blazen;zaj (]at bloedbad Wezen; dit zal de eenige geven "in^de gedagtenis zijn welke 'er van u zal overig ^geVenfchetweaen;, bedreigt Jehovah! verwoesdne. "vs. 32. Dit vuur zult gij ter ïpijze zijn, en uw bloed zal in het. m"dèn van het land zijn; uwer zal niet meer gedagt worden; want Ik Jebovab btdreigdde u zulks. XXIItle y> HOol-uDiiKL. tj y ecne nadere gelegenheid bijzonderde ^XrubJ.m Jehovah, door openbaring, het een en ander jebevtbs ip'^fa hoofdftad betreifende. 2. Gij, die toont taring dus' 1 n r vs." 2. Git, dat gij een zwak al te mededogend fterveling T^noetUindëzijt! gij moet u verkloeken, en uw vonnis over riet eene ftad uitfpreken, die in plaats van de ftad ten ^ ja 5 1 ii-u * j ten moet gij ze, des gerichts wel het moordhol mag genoemd weien 'ItfnUg- worden, om zulks gegrond te kunnen doen, betaamt het u hare misdaden vooraf optege-  van E ZE CHIEL. Hooroo. XXII. 47* ven. 3. Richt uw voorlid dus in uit naam vs. 3- Zegt: van den Heere Jehovah: — vermaard ge-7.,Ji%tLl worJen hofflad , die uw ftraf-toneelen ver- ö dje zo gefield is, dat ze haastte door den fchakel van onfchuldige 'm B*" midden moordenaiijen binnen in u, daar geen Gods- op°C dat?1 haar dienst iets op vermag ; daar gij zelfs afgo- l^rde *cryuJ£ den verkoost, die getuigen zijn dat gii u drekgoden te- gsn zich zclvcn ten uiterfte befmet hebt. 4. Uw doodfchuld verkiest , om ligt billijk in het moorden der onfchuldi- laten/"** * gen; 'er is geen verzoening te hopen, daar vs. 4. Met gij u door afgoden onrein gemaakt hebt; van u" bVergo?en°r, daar dat de tijd van uw vonnis moest verhaast zii£. gV gewis J misdadig ge¬ worden om verdere moorden voortekomen ; worden , en van daar dat de jaaren van langmoedigheid den door u afgelopen zijn; gij word nu in de ftandmgf"^,, {* van Heidenfche volkeren als uwe beulen 2e-wordul » 20 n i j , .... , deedt gij uwe iteid, en de nabij gelegen landen zullen on- dagen naderen mededogeude toefchouwers wezen. 5. Dit ft *nt zal zo algemeen wezen, dat die u naauwe-jaaren .... , , ten; luercrh lijks kenoen, zo wel als die in uwe nabuur-fat; ik u den fchap woonden , veragteüjk van u fpreken eeneveragttogv zullen als vermaard geworden door fchendaden ; aan nis een hoofdllad vul trouwlooze afval en muite- vs- 5. Lanr tt • •• , , f, , den die nabij rijen. 6. Het is waar, gij waart de hofltadzijn, zo wei van uwe Koningen, maar zo veel verder elksa!-nf\J£rn a£ macht zich uitftrekte, zo veel te onverzade- hejihimpen; gij .... _^ in naam£«!•/«*- lijker was zjjq bloeddorst. 7. De allernaauwfte te, en rijk in banden van bloed verwantfehap wierden hier z'«, van niet verfchoond; dorst een uitlander zich t g«- ... kroonde hoof- binnen u nederllaan, hij kon op onderdrukking den woondm rekenen; de weerlooze weduw, en de hul-naa*%e™ma*c peloozewees, was uw gewoone aas. 8. Gods- teple^dienftige inrichtingen, plaatzen, al wat waarlijk*"». .... vs. 7. Vader en moeder wierden onder u met geteld; den vreemdeling onder n wonende werd door verdrukking mishandeld; zij hebben zelfs onder u den wees en de weduwe mishandeld, vs. 8. Al wat heilig was hebt gij veracht; Gg 4  471 Het BOEK en Mijne Sa?.- godsdienftig was, daarop floeg gij in liet minglJ fte geen' acht; tijden voor den Godsdienst afvs. 9. Kwaad- gezonderd te misbruiken was uw gewoon {f"wéAten^m werk. 9. Lasteraars bedoelden niets minder bloed te vergie-dan om als valTche getuigen de doodvonnis- ten; 111 u luela ^ men de maai- feii te verhaasten; hoe algemeen waren in Sne," ondèr01' u de orFer- maaltijden ter eere van de afgoSe°5den? hoe meniS uitgezogte grouwelijke bijdrijven ge- gelovigheid werd 'er onder u openbaar toe- pleegd. 0 0 gelaten. 10. De ontucht binnen uwe nuturen vs. 10. Tim-" .-„. , men u entdtktu kenden geen paal of perk , de geheiligde «ededsevadears-betrekking van de tweede echtgenoot zijnes ftonden00^ VaderS' Werd °ntzieU > Aè WellllSt Ont- aonderci is in zag zjch niet eene vrouw door de natuur U vs!*°i]ie De verfchoond, met geweld te misbruiken. u.De ^"ontuclrt met eer van zijn medeburger te vertrappen in de vrouw van ]iet fchenden van zijn huwelijks - bed, was zijn vriend ; ' , , , , «en ander be- eene gewoone zaak ; niet zonder voorbeeld mefzijn" was het, dat men het huwelijks - bed van vrouw; een z0011 bevlekte, of bloedfchande «nder dorst znn 0 7 _ zuster, de doch-pleegde met een zuster van eeneu vader arverrk!4gtenaderS komllig. ia. Zo ver ging het, dat geen Herziet door Richter zich fchaamde door goud de WoedgefLhenkenom-dorst van den wreedaard te voldoen; kopen totmoor- ... , , . Jen ; woeker onbctaamhjkc woeker, buitengewoone win- r.LmeenVV0»iIenen, waren de hoofd - hanteeringen; voor uw iemmerdi pie- "/£ blaasbalk opgewakkerd word, gefcheiden en^b«e«nbref»- als zilver, of koper, of iizer, of loot. of tin, in een oven brjecn word; en het vuur aangeblazen word tot fmelting; eve,i zo zal -feu Gg 5  474 Het BOEK vergaderen in gezuiverd word, zo zal het vuur Mijns en J',ei" 'S toorns op hen werken , en Mijne grimmig* grimmigheid ne;d zz\ ter hunner fmelting het feller doen daar doenfmel- ... ... . . i •• ten. branden tot vleijing. 21, 22. üit is vast bij ^neeJn'bkreZn!Mij beüoten , lk zal niets ontzien om die Sen, en dnor fmel tin 2, en daardoor de affcheiding te be- het vuur Ml]- & ' ., , ner aangebia- werken; even zo als het zilver met veei „^omS"; moeite tot een vloeibaar ligchaam overgebragt doof' fefmoï word , even zo zullen, in het beleg, Jerufalmi ten word. inwoners behandeld worden ; en zij zullen iijkS'het%iiver dan beprijpen , dat Ik hen Mijne verdèso^nTl/^ontwaardiging over hun gedrag doe gevoe- baar gemaakt j n^ gUtadeCfod) 23. Nog nader ontdekte Jehovah mij fenTinengirz0"tdoor een ander zinnebeeld de verbasterde jZZtm' welland van de geheele natie: 24. Stervene grimmigheidi;ng 1 betuig uw vaderland, dat het met haar Dra""ebUUSe" nog "verre af is van gezuiverd te zijn, zo als ontung3'iVk°^-een land van onkruid gereinigd word; de hovahi epenba- p]asregeri die geweldig alfpoeld heeft over " vi' ï4U.SMen- hun niet gegaan. 25. Dir- Jeert de ervaring ScBh«-ïta gij maar al te duidelijk; alle de ftanden zijn U"dle uiverd'bedorven 5 hunlle Koniu&*en ziïU in geaari> hèttt,LisU door beid maar al te gelijk aan woedende, roofi8rdVttj"dérzugtige leeuwen, die genadig op den prooi geewa0sfchen!id uitgaan ; die niet rusten voor dat zij menvs. 25.; »un-fchen afgemaakt hebben, en al wat hun gaWdSen10°ri!nding is in hun nest gefleept hebben; langs ifndeeï'eneuwop dien weg vermeerderen zij het getal der bedrukte zij° vënuelefhet h.T.n; rijkdom en aanzien fl.ftn z, mgi «B vermeerderen de weduwen onder hen. vt. 25. Als men het verband en de rang der verzen nagaat, is men verplicht de lezing van de Ahx»ndrijnfcb$ vtrfit hier overtenemen, die voor Prtfuttn Koningen of Vorften leest.  van EZECHIEL. Hoofdd. XXÏL 475 weduwen. 26. De priesterorden maakten de vs.16. Hunne r , ., , . , .•• • ' , Priesters maken ïcniKKingen omtrent den Godsdienst , door de we: onbruik- hunne inhaligheid, lastig en bezwaarlijk; in ^ên'^fne plaats van te waken voor den uitweudigen gewijde din- .. .. gen; zij maken dienst, zijn zij de eerde in de fchennis ; tusfehen het zij kennen geen onthouding door de onder- fZ'/jdl "geen fcheiding van rein of onrein; vragen nietonderfchoia'; " 7 o doen geen aan- naar de kenmerken van rein of onrein; zij*»»!/'»»»* e Sabbat» , . .. L . then; Ik werd huisgenoten zijn. 27. De aanzienlijke groo-zelfs onder hen ten zijn roofzugtiger en bloeddorftiger als «efchondenwolven; zij kennen geen ander bedrijf alsn^'ic^gZ het leeven der burgerij te vernielen; het is Bedroegen J " onder hen als hun konstdrift maar alles zich te eigenen wolven, die wat voorkomt. 28. Hunne Profeeten doen uitgaan" 'Sm in alle hunne pogingen op zijn best niets ™°ne*n 'Ueevèn dan vertoning maken en fchiin aan de zaakte fchciden; °m , n , hunne begeer- yan den ltaat te geven; het rust op ver- ten te voxadibeelding of op verdigtzëls het geen zij op-*'"* geven; en wat zij zeggen Van een Godde-ne'S' Prófécten lijk gezag, het is onwaar dat hunne eenige™ JJ^S*01 ^ ze met jchutm- ontdekkingen zoude gedaan zijn. 29. De bur-ka|k; *U zien , , . 1 niets, en voorgertj over het algemeen is een aaneenfeha- feiten onwaarkeling van knevelarij, en listige onregtvaar-zeggen' zo digheid zonder eenigen graad van mededogen fPrak ^<'<"">» , ° Jebevab : toen te kennen omtrent voorwerpen die zulks Jebovab niet min of meer verdienen; dat de menfchelijk-i9. Het heid den vreemdeling onthouden ma? zulks ,voll5 de.s hm,s .. ° houdt zich en- weigeren zij onbefenaamd. 30. fk zont vrug- kei met verteloos naar eenen die door zijn voorbeeld en^ïneengein braafheid het ongeftelde mogt Bèrftellcri • .^j^f % . . , . onderdrukken den behoetngen, eansch uitgemergelden; en drukken den vreemdeling met onrecht, vs. jo. Ik zogt naar een man onder hen, die den munr mogte  Het BOEK herfteii=ri, en en die door zijn tusfchenkomst dien verderen voordeê?" van inbreuk in den ftaat voorkomen moet, altans ?etiand, 'ü^den volkomen ondergang; maar aan Mijn ver- brejltoncl,op nat . _ .. . . , Ik niet verder ]angen werd in het minde bij de uitkomst fkontdekie^niet voldaan. 31. Toen hield Ik Mijne regtnland• matige verontwaardiging niet langer op, maar omVh h'i'k Mina Het Mijn gramfchap tot verdelging voortwergrimmiaheid o- uen . zj; moeten nu naar de wet van wever hen uitje- 7 . , bragt; en hen dervergeldiug ondervinden , wat zij anderen Sr™- aandeden, dit bedreigt Jehovah! feeldT^n^mmie inzichten op hun boofd doen terug kernen , zegt Adonai Jehovah '. XXIIIfte "TA hoofddeel. l E N ander onderwijs dnor Jehovah mij de"' leru'cZ'e medegedeeld, in een zinnebeeld, 't welk den niij ^ jehovahs afgUdendienst van de beide rijken onder het ffi?11' gewone beeld maalde: a. Sterveling! Ik wil rcnenkmdTvu iets verhalen uwer opmerking waardig, er waren twee vvaai-eu twee zusters door eene moeder op«7sn;™oe:gevoed; 3. Die in haare kindsheid in Egypte dcr' Bei woonde; die naauwelijks in de bloesfem van deVS' fieegdèn uaar jeugd waren , of zij gaven zich reeds '"'pT, in\afe aan de fchaamtelooste ontugtigheden over. jeugd waren4< ik had ze beide tot Mijn vrouwen ge- tugtig ; lieten huwd , de oudfte Oholah genaamd, en de fen^efdëjongfte Oholibachi de Iaatfte was vooral Mijne rftenCliikdek gunftel'mge, beide waren vrugtbaar; denk Ken. aan Samaria en Jerufalem onder dit Mijn namen4'™zinnebeeldig voordel, genadig. 5- De oudfte fte^eVo*"/t-nog onder Mijn opzicht, was onbefchaamd £f wierier. de Mijne en gaven zonnen e„ j^^"» Oholah is Samaria, en Obohbab Jerujaltm. vs. 5- 4 Uit de betekenis der namen zou ik beduiten dat Oholibah ih kragt de geliefde huisvrouw was, het woord backend: mijn tent.  van EZECHIEL. Ho o fdd. XXIII. 477 genoeg te verlieven op jeugdige wellustelin- tig, ,t»r,k gen, onder de Asfijriers!, in hare nabuurfchap *'» " £° wonende. 6. Hoe deftiger zij waren in Idee- v"b" °p min- j- 1 . naaren, de As- fling en rang, hoe grooter in de kragt van lee-a'»'« hare ven, hoe meer werk zij van hen maakte; zii ^'vT'ö. cedie minnaars waren van het paardrijden, waren k]"da,s"9^"" bijzonder hare gundelingen. 7. Zij was in f«'én Overhel deze ontugtige bedrijven onverzaJelijk; teaZ\ltut,%? beste jonge manfchap verleidde zij, zo 'er hare{K"*^ genegenheid op viel; en wen die voorwer-A™praitnde. _ pen ontbraken, dan (lilde zij zich met de leefd'e met deaffcbuwelikde beelden. 8. Met dat al was ^7 mTt ze daardoor van hare jeugdige minnariienblocm van As~ , J ftirs jongeltn- met vervreemd; neen, zij die zo fchande-s™; me, aiien lijk met hun in haar eerde bloei geleefd £k ÏL™™. hadden , beminde zij nog ; dat fcbaamte- \°"^e looze, dat dierlijke beviel haar ook op den*"w's ""ïfs^ duur. 9. Eindelrk werd Ik dat moede, lk WZST^ zag dat de Asfijriers op haar verbitterden, „o^L^id" 10. En haar als een openbaare hoer behan-onknisheic! uan delden met de uiterde veragting; hare kin-%n deren aan haar ontnamen, en daarvan hunne je^d Zr iTflaven maakten, en haar eindelijk door eeniruikt, > nare openbaar vonnis onthoofden; zo wierd zij een b^ herinnerde weer als te voren op die lieden verzot, die in S'gf'w" hare oogen de regte mannen waren, en alles \*% ^gfïl hadden wat haar ter voldoening van hare geile k'""dedrift het behaaglijklle was. ai. Toen moest hetfJ^b3 oude en fnoode fpel weder herhaald worden, alsaan fpti van uwe Brengen. 23. j\iet alleen de vorftelijke £r.->ausd; toen ktjJwiw, maar ook de'IWjal>Mrifc^^fr*;i*S»SligS£ zelfs de Asfijrlers nu een overwonnen volk Jj^fjjJ^ Wierd. vs. 22. Hierom zegt Adonai fibovabt u, Obelibab! Ik zal uwe boelen waar van gij afkeerig geworden ziit, -egen u opzetten, en Vnn 1 -1 ,.ten tefïen u aanvoeren. vs. 23. De zooncn uit Sabel, aile de Cbaldeers , Badnam , Saarfirt, Ccanjlcrs . en alle Asff/rifcbt zoonen; onder hen kloeke jonge manfchap, Forflen en Satrapen, Leger- vs. 19. Dit is duidelijk het gedrag van die Judcërs, die in Egypte zich neergeflagen hebben, en daar zich weder aan den afgodsdienst overgegeven hebben , of daarmede verbonden waren. vt. 20. Men heeft dit eerftc gedeelte niet wel vertaald, ik heb gezorgd van het geheale vers niet naar de letter te nemen. vt. 23. Ik heb de eige namen der volkeren gelaten , fchoon Ptolemeus, het erakei in dit vak, hieromtrent niet de minfte toelichting met eenigen fchi;n geeft.  48o Het BOEK },oofden, uit-door de Babijhniers; inderdaad alle uitgeef °^d.riiders zogte mannen zo wel in rang als in dap*%, i zü perheid; lieden die vermaard zijn in wel te zuilen op u paard te zjtten. 24. Zij zullen met eenen vefï«zuidcn,mentbazendèn ftoet uit het zuidelijk gedeelte het irsierc,BeriltuCi" bezoek geven, met allerlei wagentuig, rui- gen, en met j fcrl0onlle en wel geWapenfl» mail- ruiterbenden , > » . 1 ;j «n «-«fchap te voet; zij zullen u de gelegenheid lf,'enereriu,dtot vlugten uit uwe woning benecmeu; Ik ^,e"eèen;kringZal hen de gelegenheid bezorgen, dat zij m zuhe.i zij u j - neus eu ooren door bet zwaard de vrugten uwer overipeu kroost" 'door ligheïd van het leeven beroven, en uwe ïloen flerTeïlegte kinderen als ballingen vervoeren; uwe u variuweroo-wonjng • uwe bezittingen, uwe zo prach- nen en cloch- ^ . , teren beroven, tirre alkoven zullen zij aan de vlam opS^^S offeren. 26. Daarop zullen zij u van al vuur verbran- uwen voorraari van prachtige kleeding en evs. 16. Zü vrouwelijke kleinnodien geheel beroven. 27. Op dë"CnkieUede°ren zulk eene wijze zult gij genoodzaakt worden cnaamh"yw»e>we fchandelijke leevenswijze te verlaten; uw enuweyf«r«d-ontucht zal dan bekoeld zijn, fchoon van uw ■''vf^'Vjeugd af in u hebbelijk geworden; geen lonk Twangc"dn.'fdoen ophouden, en uw ontucht in Egypte aangeleerd; gij vs. 14. Ik ben de 70 overzetten bier liever dan den text gevolgd.  van EZECHIEL. Hooföd. XXIII. 4$s fult gij meer naar die minnaars van iiwatftgeta oog jeugd wenden ; de lust naar de Egyptenaa- ZtnieT zw£ ren zal gansch geblust zijt,. ö8. {Ent Ik zal zorgen dat gij Jange onder de oveiW atnfchmg zult blijven van hun, tot wien uve^g Zt. ware genegenheid in de bitterfle haat verauderd was , en die, gij gewis ojk op de & S'demfchï trouwlooste wijze verlaten hebt, daar gij „.^ïï aan hun zo plegtig had verbonden. 29. En- van hu".tlie Rij kei wraak zal hun met u zeer wreed dwD*''®'^handelen; alle uwe bezittingen zuilen zij zij ontneemen, u zelve jn den fchandelijk'ften toe-in;!,1"1 X« itaud als eene openbaare fchandhoer; zjj behandelen, ai zullen alles zo inrichten, dat voor het oog 0^™" en der ganfche vvaereld alle uwe fnoode gedragingen kunnen beoordeeld worden, ao Ditom oimö,iï' alles ynl Ib- o.,„ ■ , , . "Hieid, uw wan- «mes zat lk aanzien zonder Mij uwer te . en uit- bekreunen, om dat gij afgodendienaars bemin-SS"op5SS de, en zelfs u niet fchnamde ontucht metZa hunne afgodsbeelden te plegen. 31. Het waszal me« « *»- billijk daar gij een en het zelfde gedrag 5?% de'afgo™ hteldt dat uw zuster gevolgd had, dat gij^L& ook haar lotgenoot in de (haf wierdt fa hebt, Sn B niet het is gewis, bedreigt u de Heer. Wfc'bïïde» *V?«: dat gii ook de fr-of , verontreinigd sj . UL ït.at van uw zuster hebt. zult ondergaan; de beker van verachtingen Tsi 3'- G" wanhopige droefheid, waaruit zij gedronken"«K heeft, bevat nog genoeg om u te bed wel- £kerV™ men. 33. Ja, gij zuit eerlang tot den hoog-b™A zet,ea; ften trap toe woedend eu razend door uW bedr"eief' ^ toefcmd worden; lk zal dat niet verderST ^ti uitbreiden; gij weet hoe uw zuster daarnaZZ te moede was; hoe fchrikver wekken de haar*?"' die *» diep als ruim belaslijk en onzinnig te doen wnrdr-n- vt; ; 18' ?en"ef? om dronken van tedwel^inl en tLl ^-'' ™\h™<« vs. 33 Gij zul: miKtng enptjnen zijn, de beker vau uw zuster Sameri* , VIJI. Diit L. JJ[j  4? 2 Het BOEK was een beker toeftand was, hoe fchuw zij was om zich «fSeid/zelve vertonen. 34- Om dat gij langen zuVtS'bcm'druli rild tot'indenken gehad hebt, en uw misken, i««'""'-didig gedrag toen verzwaard hebt, moet gij Ki^sfWh* onderfte, het meest kragtigfle van dien bo"ftc-nn oprijtkwaden wijn drinken; gij zult in uwe woede ien; ik heb diten vertvvijfeliag , niet wetende wat gij doet, SSSF'jSEdfin laatften druppel opflurpeu, en in den "vs! 35. Hier-rand met ijslijk tanden-gekners bijten; ja, om ?. ^'Mo,,ai met uwe ei„en nagels uwe borden, die zetels tfcbovah: tiaar ... . i gü Mi,ner ver-UWer wellust, zelfs deerlijk teisteren; — net ^r>«w^*is boven alle verbeelding dat gij zo wreed behandeld hebt; met Q zelve zómjt omgaan, maar bedenk ook voor diedat net de Heer Jehovah is die zulks STvóöf'nwvoorrpeld. 35- En dit is de egte reden, zegt °D«^6.die zelve Heer Jehovah van uw akehgen M»frge- ftraf opgelegd was. 36. Toen fprak Jehovah Vtvs! 37. zü Mij bijzonder aan: wel fterveling ! zoudt f)>eibbedr°veT,gij nu wel een oogenblik meer in bedenking met bloed nare' bunnen blijven om het vonnis van beide de zThebbéu m«zusters te ichrijven, met naauwkeurige opgaverfpeitedaan"; ve van de billijke oorzaak daarvan. 37. Denk daarbij haar eg- i . aan de Volgende misdaden: overfpel in te kinderen aan ° , . s, het vum' tot den fteïkften zin, wreedueden 111 zoorten, — fegeev'enf'"" onnatuurlijke ontucht met de beelteHisfeii der herben3^ mÜafgoden; hare kinderen in het echte bed lijnrecht «lit verwekt tin vuur gedoemd ; een maaltijd ren&edTew"ideVoor hare minnaars. 38, 39- Daarbij ben lk K^Sin Mijn eigen perfoon aangetast, daar zij op e»f«H> de fterkfte uitnodiging uit andere landen : ™to vvas 'er hoop, dan was alles in beweging; ÖSSf'jj het bad, het blanketzel, de bevalüdte óri- ¥*"*''''*''»&!/' ic.uk meld u tijden aan den anderen bezig, vs- 4°- Hier om u bevalligheden nieuwe luister te geven. 5™ S 4i. Naderde het uur, dan waart gij op eenevct°'oord™ 1 Keurige toebereide fopha gezeten; voor u wasmen zotld ee' cen tafel met de keurigfte fpijzen; onder in-^VlTZr.] dere waren daar reukwerken in overvloed, TomT* b^ en de kostbaarfte oliën, Mijne ee^henken sii b,ankec,,„ ,, r, , J 6 ' te uwe oogen. aan u. 42. Hoe vermaakte men zich daar en ficrde u be! ongenood in onderlinge vreugde, zonder ^ £ Da„ fchijn van nadenken; — en als het hógetSeffig ging , dan het men zelfs geringere liedente s°?h" t met van de ftraat komen, die beroemd in het.""."daar Wijndrmken waren; men vond behagen in reuk wc£M^ hun bijzijn, in hunne gefchenken van arm- ^ijn banden en groene kranfen, waar mede rneri Daar dan pronkte. 43. Ifc dagt toen aireede: vron "E wen die in wellust zo verouderd zijn, zul-*$**hnié ï Ien nog verder gaan, zij zullen malkandermannen" ui™" niet toegeven, maar malkanderen zoeken vlor-«h!trt^ bij te ftreven. 44. Het viel ook zo uit. Tel itïtiZ rasch werden zij gelijk aan de gemeende """öeréhs dede fchandelijkfre openbaare hoeren; en zohL,be£n° me" ge-droegen zich beide deze vrouwen ten hoog- ztj^SdeS vs. 43. Toen zeide Ik van haar • zü IJ j„.r. n harc hoofden, hoereeren, volgt de een der arme e nav t ",,""(,wrpel; in hCt «fi de wfize, zo als men eere »»L h. ' *f " bezogt ook haar leefde men .net 0i.,.4 e,^ffiie ^f^^*» outu<*"« Hh 2  Het BOEK vs. 45- Bil- den eerloos. 45. Mag men dan niet zeggen 8»5Sfdte»daï die mannen vrienden der maatfchappij dTtoiïo die zich haasten om een einde «aar m»b»trt over- van te maken, door haar naar haar dubbele jfS' -/^misdaden te ftrakèn, want zij zijn niet alleen i::iVrfll77' eerloos, maar daarbij wreed. 46. Hierom wam zij zü"bedreigt de Heer. Jehovah dus: Ik zal de ilSft te dag van vonnis bepalen, en daartoe alles in eCv>k'46. Dit gereedheid brengen wat tot haar vernedering sfcjifTtt^ beroering verekcht werd. 47. Als het zal eenyii»«t8-gemeen zich aan haar gewroken heeft, zulStVe,,°5waat len zij naar de flraf der overfpeelfters en kinïthrikTn p™ dermoorfters overgegeeven worden; hare yrugA,rinS zal bloot ten van ontucht zelfs zullen fterven, en cV5C.n*47. De hare woningen ter 'eeuwige gcdagtenis vermCtigieft"ènenn,eld worden. 48. Zo moet de ontwijdng kneuzen, met. maatfchappij herfteld worden, en alle zwaurden door- v-"-1 rr J 111 „„„ ft eken; tww vrouwen een waarfchuwend voorbeeld aan ZZe\7rtt haarlieden hebben. 49. Op deze wijze zult woningen ""in gij boeten voor uwe ongerechtigheid; gij zelfs den brand ftc- voor de ongevoelige inftriimeiuen uwer welkCvs. 48. zo lust; dan zult gij eerst regt kunnen erkennen £u«X uh? dat Ik de Heer Jehovah ben. Kend;dennalT"""ronwen zullen dus nadrukkelijk gewaarfcbuwd worden , zulk %% fchaodelijkheW nimmer natevolgen. vs. 49 Zo zul en zX■ de ftrtf uwer misdaad u opleggen, gij zult ook voor de gelneede n beelden boeten; dan zult gij erkennen, dat Ik de Adonai Jcbovab ben. xxivite -rjy hoofddeel. ^ ene nadere openbaring kwam in het volgens1' kwam treurige negende jaar van Ze de ki a's be&3tót°mi?;wi"d over Juda tot mij; - het was toen in het negende jn fa tiejide maand , den tienden dag ran tkMdenÜvanddè die maand. 2. Mij wierd oogenbliklijk bedus'tvS^'volen: wel nu, fterveling! die met mtrictó fthen kind Uckeat u dezen dag op, want op dien zalven dag ftaat Sa-  van E ZE C HIEL. Hoofdd. XXIV. 4S5 ten in het toekomende verwaardigd werd • ^ Koning het teken deze dag op'; het is de dag trehnge uitzichten vöör uw vaderland; nu ™anJcn zcl* word voor Jérvfalem het beleg door de TV vs. '3 Be. bijlomfche armée geflagen. 3. En om uwe dj™ku, v""cen twistzieke landgenoten reeds in ballingfehap, het wtdir/frt. hiervan te waarfchuwen, moet gij u van een heff» zinnebeeldig voorlid bedienen; — on moetfi,r;"-kt,^»fi onder bet zinnebeeldige van uw bedrijf n pot is geitoid, op het gezag van den Heer Jehovah berOe-fri Lef daar' pen; ziet de ijzeren pot word gefield, welin 8e80tvnVast op het vuur gezet; hij word behoorli k flukken* in^ op het forhnïs' llaande met water gevuld.{g*K, w 4' De beste Hukken vieesch daar voor in ge-"'*'^'''.; de reedheid gehragt, werden 'er in gekookt; de houder g™ fcffijf, de fchouderltukken, (lukken met mèrg-tlrfgftVbeei! rijke beenderen. 5. Het vieesch is van Jiet El. is fchoonde dier het welk de kudde oplevert': keur uit tle nu zal men eene goede voorraat van hout men? daar onder behoorlijk en lustig vlijen, ópfë?' ïondom! dat alles door en door koke; zo dat de01> dat hc£ ko' beenderen zelfs behoorlijk uitkoken kunnen, reling1; °Pwant 6. Dit alles, dewijl de magtige Heer J-e^LZT^r hovah dit zinnebeeldig ontwikkeld : onge-111 . sekookt lukkig Jerufa/em! moordkuil! gij pot, ver- vs. 6. Hicrroest door bijgelovigheid, magteloos is nuZa/P£w,' bloedltad! die pot, die van binnen roest is, van welke"1 de' retit niet vs. 4. Haemae. wil uit een Artbitcb feest bewijzen dn men de beenderen daar onder ftookte, evenwel zulke die geen vieesch meer hadden; maar ik geloof dat hier bout moet gelezen worden; de beenderen der JuJeërs deden niets tot de bevrijding van de ftad bij de overgave; SciiRoëDER heeft dit zeer wel op~:he!derd. ^ vt, 6. iWicHAëLis meent dat het een kopere en niet een ijzere poe is; het is dan koperroest, zo veel te gevaarlijker. Hh 3  486" Het BOEK «(genomen is iafles , daar alles door den anderen kookt; m"et 'er°ni?ge- de gaare (tukken moeten 'er nu maar cen nomen, zonder een voor u;t >er js p-een onderfchcid in, men dat er het lot 1 0 over gaat. behoeft dus niet te loten wie de eeröeil zullen vs. 7. Waar-zijn, 7. Wel mogt lk u bloedftad noemen; lijk is ha:.r ' ' . J . . bloed binnen net bloed binnen u vergoten , is op gebei- dat'ro;pZeenh^le!de graiiietllceiien, bij wijze van offers ge- " iteenrois ge- piengd ; was zulks nog op den grond geftort; zij heelt r b ' \ het op denfchied, het zou 111 de aarde getrokken, net fU«gd,"op fiVtttof daarop gewaait , en dus in vergetelhet met ftof- ;j geraakt zijn. 8. Dit is juist gefchikt om zou kunnen ge- ö ' 3 ° dekt worden. Mijne verontwaardiging zo gefladig te verleekon*'ik' Mijn vendigen; dat Ik in Mijne weerwraake ook jSïïSSStahet bloed op ecnen fteen legge, waar het Mijne wraak-jjjgt intrekken kan, of met Itóf bedekt kan viering leg lk , ... , , , . , ©ok haar bioed worden; — en Mijn wraaklust dus met door opdat den tijd flijte. 9 Hierom vervolgt ook de net niet gedekt ij e„r ^ehovnh om het zinnebeeldig voor- worde. .. vs. 9. Hier- ftel ten einde te brengen : — Ik zal Mij ^Snadef(wreeken over u, moordhol! Ik zal zorgen Sadi mi zrdCïk dat llÊt h0llt' het VVelk 0ndCl' U gen:00kt de brandftapei Word, eene rijke ftapel van hout is. 10. Men gTs! ™/'nat brenge tot dat einde nog al meer hout aan, 53^*t2'het moet overal gelijk vlammen en fchijnzel gehet vdur fterk ven. j^j vieesch moet niet alleen gaar, het brandende te ' . , maken , bet moet te zamen een vast ligchaam maken , tot de re/twordfeVn beenderen toe moeten verbrand en tot pul4fkktt*t, d\t r worde;i. 11. Nog is het niet gedaan; de beenderen . zelfs vefbran-de pot, nu gansch ledig, moet op nieuws te ''vs. ik Dat vuur, zo glocijcnd als het vuur is, moet hij daarop le- . , dig op zijne kolen Ca, op dat hij gloeijend worde, zijn roest branue, es. 11. Hier met Uitleggers te bijzondcren, en de ftant van Jvda na dat de Had Jerufahm ingenomen was te malen, kan !er zeer wel door; maar hier den toettand onder Gedalia's bewind bijzonder in  van E ZECHIEL. Hoofdd. XXIV. 4S7 ook de pot worden, misfcbien gaat dan dj z'ineonreinheid vuile roest 'er ar', het aanzetzel aan den pot,«ie» yêrteere. daar in gebleven, moet weg, de roest moet „; ,2i Te gansch weg. 12. Doch Ik zie dat al weder v?f«"f$ ,he«'e A... . - zij BAn hierin Mijne moeite te vergeefs is, nog is de ver- vermoeit; de regaande roes: niet weg, zij is te diep iihwSyjE gevreeten; het is eene enkele kJorop^f"^!^ roest, men laate ze maar aan het vuur over.11-'- -1-1'; 13- Ja5 Judcërs! uw roest was tovreetend; uweVnreinjiéid «we afgoderij was diep geworteld; wat deed.d{,:^*dJ Ik niet ai moeite om 11 te zuiveren; maar wcuereinigen. in , . , maar 1 ij waart ten laatiteii zag lk duidelijk, daar was riet te reini- niet aan te doen, om 11 fchoon te krijgen; {&V,; *Sj*g uw invreetend roest moet maar geheel aatt§erèinis^ *°,r," . »*'•' • ' den, tot dat Ik het vuur Mijner grimmigheid beftendig over- Mijn ganfche gegeeven worden. 14. Zo (terk dreigde Ik?amffeam nimmer, zegt de Heer Jehovah .' maar heb.be-14> Ik t gelooft dat het gewis zo zal gebeuren, Ik zal?'*»"*1 1>el> daar voor zorgen; Ik zal Mij in het minftezafTomm\\k daar van door andere denkbeelden niet laten%ieT; it""^. aftrekken , of iets van Mijn ontwerp later,niet, «W"»!, ,. , , . , , noch toege- ghppen , noch veel minder den fehijü van vend zijn, of naberouw hebben; neen, juist volkomen benTLr uwê o vereen (temmend met uwe oogmerken en ge- •>ï/c*'»», e" , . ö b daden zal men dragingen; zo ingekankerd boos, zal lk u11 behandelen, behandelen; dit verklaart u de Heer Je-yTLabf^"' hovah! 15. Nog omring Ik eene nadere openbaring ders' bevalt] van Jehovah hierop betrekiijk, eenige nadere ^i'eaL • h" bijzonderheden van inhoud: 16. Sterveling! vs- iö- ik eerlang zal u een bitter lot te beurt vallen, heligf^ziekM In te vinden, is voor dit zinnebeeldig voordel te veel gebijzonderd; — hter word Micha5hs gedagte bevestigd; door het koper gloeiend te nukea valt het roest gewoonlijk als met bladeren 'er af. kih 4  48S Het BOEK den lust HwerTj{ z?\ u van 't aangenaamtte en 't welk u in dit bogen u ont- D necmen; nog-leeven het dierbaarfte is, beroven, en wel niet ^frwj/dö** eene (ehielijk beflisfende. ziekte; en BeinTraan duèn nogtans zal net 11 "iet vrjftaan te treuren, te zien. zui'ten ; gij moet zelfs zorgen dat ti geen dwing 'uw ge-traan van de vvailgen ontglipt. 17. Bedwing kerm, zorgu z0 vcei g}s u maai- eenigzins mogelijk is; voor geen rou- . c ,. ■we over een altans moet gij zorgen dat geene uitwendige uw* hoèd niet plegrigfedeö bij dit flerfgeval in agt 'genomen oP uw hoofd, wortjen . o.een ontbloot hoofd en loshanuwe zooien ' 0 aan uwe voe- gende haairen; geen hioote voeten, geen teten ; bedek . ,. , , ,. .'.. uw overiipken aan uw hp dat er belmetimg bij u is; Sn* eet " uwe' geene fpijzen door uwe naastbeftaanden vrienden brood u gezonden , moogt gijeeten. 1". 'sAnde- vs'. 18. Toen rendaags 's morgens verhaalde ik dit aan mij- vo'k1 in dcnne landgenoten, die mij een bezoek gaven, morgenftond cn wat gebeurde ? tegen den avond ftierf aan, waar op D ° minhuisvrouw mijne zo lieve huisvrouw; de volgende mor- 's avonds ftierf; . ., .. . , , , , r mij af- imj aangekon- . óigd , zeggen- gezonderd, dat gebouw waar op gij als het dn: j genoegen (lelt, en in verrukking raakt du dreigt yJae- o o i n 1 ais gij 'er aan denkt; dit heiligdom zal tans Mijn'heiligdom lchandelijk ontwijd worden, terwijl uw familie, vani« het land gelaten bij die gelegenheid, in uw roem , de lust uwer oogen, het gevoeügfle van uwe neiging; en uwe zoonen tn dochteren, die gij aster liet, zullen door het zwaard vallen.  van EZECHIEL. Hoofdd. XXIV. 4^9 menigte hen leeven zullen laten. 22. Men rs. Ü. Dan zal onder „ zich hierover zo gedragen , alsfef, ^0'aifik m') tot uwe verwondering bij het verlies deL''!; dc bo" vsn mifn r , venft: lip zult mijn vv^arcuge vrouw gedroeg; geen te- e1' niet bewin- kens van ware droefheid zult gij dan zien. tZ^roZ 23- "dl u hoeden zullen zjüvS waardig gemaakt heeft, zal u zeivennp UiV h"°rd verteeren; elks befchuldigend geweten zafSenen T» een ander als mede-oorzaak treurig aanzien. ™e^°ÏÏ 24. moet EzEüHiëL 11 tot een onder- r"uwkiasen, pand zijn, dat gij u op zoortgelijke wijze eer-"en'1 ftort'erfj lang gedragen zult, en dan zult gij Mij alsTn^/Wwaarachtig in het daar ftellen van Mijne bedrei- Mn gmgcn erkennen. 25. Ja, fterveling! 'het is"* tck maar al te waar, als dat dierbaars fieraad ^ u ontrukt word, als de natie • hare beste deze Jjjie % pannen verloren heeft; 26. En de berichten ^f"*- u«" door ooggetuigen -bevestigd worden ,- dankSfSS;*j 2nlt gij in de bijzonderheden alles zo horen verhalen. 27. En van die dag af zal het UW&* dd» vrij (taan weder naar gewoonte in gezel- zult sü gewaar fchfP van zaken te mogen (preken, uw va-SJ^ derland betreffende, zonder u door zinne-*'~' En beeldige gedragingen te verklaren; als gij zo .' menfche. voor hen een doorgaand bewijs van de voór-^"'etSjn,,ï fpelhngenin uw gedrag zijt, en'gij „ bemoeid LVïïS om ronduit tot hen te fpreken, en all°s zodat bevestigd word, dan zullen zij erkennen dat Ik»™^oP"t onveranderlijk in al Mijn doen ben. gevoelige hunner neiging, hunne zoonen en dochteren vs "Ó^Za'l n^et « ÏT^^XgJ* lI,k°mcn' °m het «-enóorInt;6doZen horen? en' rit ïlttetaT, J Zr' UW mü,,d f?gen den vlugteling losraken, en gii zult iprc.en zonder langer te zw ;gen; zo vult eii hen u t p*,, zijn; en zij z„lleB erkennen dat % J.hovab ben. ' Hh 5  4oo Het BOEK XXVfte -it-h hoofddeel. gelegenheid , na de VS. li M~e J . * •. ft. f vat, openbaring verovering van Juda , openbaarde nu; j?flokwamtotmij,^ ^ ^ ^ eenige „abuurke landen. vs. ü. Men. 2. Het was! fterveling! zet uw gelaad in zet'uw Kei!.ldteiie dreigende houding tegen het land der tcgens Ammom Ammonieten, en voorfpel hen hun toekom- Znoncn ; en j ' u.' ty profeteer tegen ftjg lot, 3. Uit liaam van de HE BR ƒ«- bCvs. 3. Zeikwahs daar gij zeer vergenoegd waart , tot ' 4*mêm ^jj^ heiligdom door vernieling ontwijd kinderen: hoort ' " • • j „-j o., ^.««/ .?<•&"-was, en hn.eh rijk vernietigd werd, en out'Wrp?ec"ifi toen gij de Judeers in flavernij zaagt verXimai 3W>.' hierom zal Hij ftraffen over dh'^J.fJZ] wangedrag bevelen: de oudfte eu beroemdltei!-'Z'V' itam onder de Philiftijnm zal Hij geheel yer- SSwJ&ïgf delgen, en de ganFche vlakte aan d- i) Xid- en zal de cw Afcqtfft, zee door hun bezeten, ontvolken."'''; £*% 17. Op het einde zelfs (onder de MdccaJ"? d,r z,r beefche Vorften) zullen zij door de Judeërs1^zelve Mijne wraake in den hoogde trap on-*'* .«"JS dervinden, en dan eerst kunnen begrijpene^Vv^n noe onveranderlijk Mijn bedreigen is ; al „\Tii!,ner • ri'nfcboon ik lange heb uitgefteld, Mijne billijke ™ ■« S wraak altoos voldoen. i??.? ili Jehovah ben, 1 als Ik Mine wrake voldoening zal gegeeven hebben. r l\T A ■ XXVIfte 1. J_>a de verovering van Jerufakm, het hoo^odeül. Iaatfte treurig jaar van Zedekia's bewind,elfde ^"«fen onthng ik een ontdekking over Ti/rus aan-eerfte va" de ftaande lot, het was: 2. Sterveling! durftS^VS Tijrus met zo veel blijdfehap de treurige ver- KT?'"**** , woesting van Jerufalem aanhoren? durft hetfcI"n ?'^enzeggen: nu is eindelijk die marktplaats, die^«W™van fchoone karavanfera voor de Karavar.e van 3^."$ koopheden niet meer! dat zal oorzaak ge-SS;/ic ven dat men de eerïte winst daar niet meerder volkeren komt nu tot vs. 16. Het woord Chereteërs en uitroeien i, een woordfpeling die ia het Nederduitsch niet overtebrengen is. vs. 1. De maand is hier ongetwijfeld uitgevallen, die geen handfehrif, ten nog weten optegeven; in de eerfte maand van dat jaar was J.. mfale,» noch niet over, dus eene invulling noodzakelijk is -e Dat hier het oude Tijrut op hct vaste land bedoeld word l^eft Vitringa met onnavolgbare geleerdheid in zijn Comm . Jejaiam bewezen; - Jeruralel!i haJ de M £e land ^ in  49* Het BOEK Mij; nu zal ik zal hebben; de reizefideri Zullen nu door- d?n""d»rW°zi, trekken , en onze magazijnen met hunne verwoest is. koopwaren opvullen , nu zij niet meer is. vs. 3. Hier- ('} ,k feftiah bedreigt u de Heer. ontzegtAitnrt 3* jehovah, dntt ^e},ovah : dat IIij een armée tegen u zal opvoe|l"*nï«Mll ren , wier Wtften als de golven der Midde%t*% Hei- lanclfcke zee uwe oevers al voorlluwende be- denfche benden Mnrimen en aanrukken zullen. 4. Die bentegen u doen . ' , komen, ais of den zullen als den Gag der golfen, ae 1^ «Bcndnmuuren allengskens uitholen, en de uitftekenapzttte. ^ cte roorens } die het meeste geweld moeten zuilen dé muu- Wederfi:aan , zullen door de herhaalde flagen ïïwio'icn f'« eindelijk bouwvallig worden en inftorten; een renrbenkén^nftad die wegens de menigte der menfchen met ik zal het Wjl:0f onder het gewoel bedekt was, zal als «»» en "zH "ai een klip, waar nooit iemand een voet op %!uitt^zette, uitteken, zo zal hare ruïne zijn. 5. Die vs- 5> PüEhaar bezoekt zullen alle arme visfers zijn, van haar land m . , zee uitSeeit, die 'er hun vischnetten zullen laten drog^netSigen; dit dreigde de Heer, die onveranhet^weg?,Aderlijk is in Zijn doen: het is maar al te tuigt Adonai zeker dat het rijke Tijrus een prooi voor ?af "en ! prooi barbaarfche volkeren zal wezen. 6. Hare bin^dW.eWeÖennenlandfehe teden, door haar bevolkt, landvs. 6. En ards j„ zuiix.n ai fchielijk in de banden hare dochteren, >» ' , meer land- Van den overwinnaar vallen, en al vroeg de deervaring hebben dat Ik Mijne bedreigingen het zwaard om- komen; zij zullen zo ervaren, dat Ik Jehovah ben. in de Itrekcn boven r/;V»r, uit de eerde hand; men kan uit deza woorden opmaken dat de handel in Judea nog aanmerkelijk moet geweest zijn. vs 4,5. Tans Sur genoemd; 'er is nog eene vernielde haven; het word tans van visrers alleen bewoond, naar de vei halen van de beste en laatfte reizigers, vooral van Sbaw II. Deel bladz. is.  van EZECHIEL. Hoofdd. XXVI. 495 waarachtig mafce. 7. Want de Hf.rr >W «. 7. Wint verklaart openlijk, hoe onwaarfchijnlijk tet$£3ïf%£ And: Nebucadnezar, Rabeh Koning ik z-! de veroveraar van bet Noorden, zai Ttjrüs mtt^K^nti een beleg bezoeken, met een armde van alWvwtatwï™ voorzien , en die zal een krijgsichool zijn voor bcscn ^ dezoldaten van dien tiid. 8. Door een vonr-P-^™,* fpoedige veldtogt zal hij uwe ondergefchikte ia'Sn'"^": fieden veroveren, eu dan doordringen om v trfjSk mii ™a door een geregeld beleg te benaauwen; '*' fchanfeii tegen uwe wallen, heihaald ftormlo- «• 8. r-zat pen, onder bedekking van het fchild, zullen liW benaauwen. 9. Zwaare inftyumnhn om irWe";«Tïij mutiren te vernielen, en puntige om uwe to-tzea,én **'«.«/?■ rens te doorbooren, zullen 'er niet onthre-een w"' onTu ken. 10. In het beftormen zal den drom der oTlÊSdLig ruiterbenden, u in een ftad als in een kolomrefjen uaa:vüevan ftof doen zijn; — uwe wallen zullen «.9.Hij*a van den dreun der ruiterij op een galop rij-££,V dende, de ligte en zwaare legerwagens als £we nmurea doen beeven, vooral ais men uwe poorten wremm™! al ftormende indringt, even als men doörjfr^Jïï» de opening van een gevallen rüutir indrinet daorbori-'n11. Uogenblijköjk zal dat trappelende geluidgens het der paarden door alle de ftraten gönfen, ter-S zaïC wijl elk ongelukkige die zich op dat ftond i% Vemut daarop bevind zal neergezabeld worden • inrcn Zllilen kort zullen alle uwe zo prachtige gedeukte-*SËS2&. keus op uwe markten, verpletterd en Vera&M^'tóS zitpoTV3WinTY^eve?ais men ^ ^ ft <& ^ unvi.i lnj het volk met het zwaard almaakr en n»,. »„!,; f**&*» zullen ter aarde geworpen worden. almaaKC' en u*e «. 9- Door ons vertaald, is een inflrum.n, bij de RmeiaeK «mder d.-n naam van Balhta bekend.  496 Het BOEK vs. ie. Men zijn. in. Daarop zal men uwe fcfiatkisten Ten roven,"ti aantasten , uwe kosibaare magazijnen ledig ^»rf°«»H,edu"rooven? uwe vcst'!'getl ontmantelen, en uwe we mnuren af-prachtige koopsians - woningen tot den grond gel-reken . en , .. c , uwe pracbtïgtflegten; de puin en ruinen, zo van nout ais len"uwe°ftee-fteen j zullen eenmaal tot een dam dienen en nen, uw hout,in je zee haar graf vinden. 13. Dan zal men en uw puin, ° zuilen zij in geen vreugde-liederen meer belioeven te zmhct water wer- op den ondt;rgang vau anciere fieden , vs. ij. Dan die gij wegens haren handel benijde; het luszal het gezang mufl;t yvaarin gij zo veel vermaak vond, uwer liederen t> J ' . . een einde heb- zaj jn uwe zaaien zich niet meer laten ho- ben ; en het _, T, ., , peiuid uwer ren. 14. Neen, Ik wil dat gij een woeste gehoord en onbebouwde klip zult blijven, waar Hechts worden. visnetten op uitgefpreid worden ; Ik zal zal n tot een uwe berbouwing niet dulden; dit was Jeho%]fn6 *rfakénvahs bedreiging, dat verklaart u de Heer. n\llcnLimól\3ehovafl' I5- Tot meerder verzekering voegt netten; gij zult^ Heer Jehovah hier bij: zo gedugt zal niet weder her- , ... bouwd wor- uw ondergang wezen, dat de zeeRusten aan £";wWSntde Middelqtidfche zee tot in Europa toe, het verklaart.daar over aandoening hebben zullen; en daar dreigt Adonai , , , . , , , n jehovah. zij er zo veel belang 111 hadden, zullen zij bedreigtAd° niet minder akelig gillen, als uwe burgers ^zuilen deeden , toen zij op uwe ftraten afgemaakt de zeekusten wierden. 16. Zeemogenhedcn zullen zich niet ruch^Vaif uwfchamen hare prachtige Sopha's; te verlaten, evèn als de" ge- en hun vorftelijk gewaad afteleggen ; en is winde binnen in u kermden onder het fihrikkeiijk moorden', vs. 16 En alle zeegroenen zullen van hare zetels afkomen, hunne mantels afleggen, en hunne ge' vs. ie. Hier is eene fpeling op een later verovering door Alexawnr.R de Groten, die van het puin der oude ftad een dam tot aan de nieuwe ftad, toen reeds oud, liet tnaken. vs. 16. Men dci.ke hier maar alleen aan Carthago.  van EZECHIEL. Hoofdd. XXVI. 497 het niet met zakken ten minde met inwen- L i , j; ■ . borduurde on- oige gnevmg over u lot te treuren ; zij zul- derkieectaren Jen zich op het nedrigfte gedragen, zich^^^S fpregelen in uwe ondergang, en het gedugte het wieztD,bckle0^ geen hun aanflaande is, voorzien. 17. Bsuf-<,<* grónd zitzullen zij met gevoelige harten een treuriieés"Jük rcV£ over u ppfïeHen, en zingen: , p„awdaij!ii vs. i7. Zij zullen een treurzang over 0 maken, «*' afreken, l0« ontzetting waart voor allen die haar bebouwden. W' l8' De tihpïï de,.zeckllsten «° ttWe van uwen ondergang De fcbepen die m zee zijn zullen beroerd zijn door a.ven vaL Gij vermaarde Rad! die door den toevoer der zee tot het hoogde fleegt! het is als of gij door dat zelve, u zo voordeehg, element, weder uwe vernieling vind; heerfcheresfe der zee, welken de zeebebouwers allen met den dtepden eerbied ontzagen; vvien allen met zo veel ontza* altoos den voorrang toekenden ! ,8. Nu zijn niet alleen nat buunge zeehavenen in a„gSt„maar de ganfche ftreek aan de Middelandfche zee ; elk deelt toch in uw lot; en hoe zullen de naderende fchepen gefield zijn , die op uwe onverwinnelijkheid hopende, de tijding van uwe verwoestmg zullen horen. 19. .Zo gedugt dreigt de Heer Jehovah, v, I9 Want dat Htj u betuigt: als u, dad zo ganscht«&a£ vernield zal zijn als zeldzaam deden verwoest 3,8 rk u :ils ec" en tot een enkele puinhoop worden; dan zal uwe' JfSSS ™. .". De censuur van Doederlin, bewoond van oude dagen, vmd ,k .„er het gefchikfte , fchoon met verlating van de ^L. Z"C" bew°°"d> zo als '« eigentlijk ftaat, is zeer duister - .8. E„a„den voor fchepen; M,c„AëLXS heeft het laatfte het «rfte opgegeven; ook dit had rfe ^ ScHRoëD8& ^ dn u,t het wortel-woord ook tragten te bewijzen. VIII. De Et. ü  493 Het BOEK ben, ais deden ruïne nog door eene verbolgen zee ingezwolwoond'" wor- gen worden, en gij zult niet meer kennelijk den; aisücden .. z , ;• jan ook met andere afgrond tegen -M"- Wï te handelen; — fpreek haar uit naam van uw Heer Jehovahi! dus aan: Gij zegt: ik ben eene volmaakte fchoonheid. VS. 4. Uwe flranden zijn in het midden der wateren • Wier kunftenaars uw fchoonheid voltooit hebben. VS. S. Men heeft uwe planken van dennen op Senlr genom-n • Uwe masten z.jn uit cederen van den Libanon v00?ub'-reid vs. 6. Men heeft uwe r/*»„ van eiken genomen ; Uwe roe.banken zijn gemaakt uit den met ijveer ingelegde busboon,, Van de kusten der Cbettërs. VfusJ met reden rpemt gij op uwe voortreflijkheid, die heeft geene wederga. 4. Want uwe liggin- alleera maakt dat de volle zee tegen uwe uittekende kusten aanhoudend firoomt; aan zulk eene onvergelijkelijke liging heeft de kunst door groote architekken nog alles bijgedaan , het geen tot gemak en luister dienen kan. 5- inziet men uwe fchepen , ook daaraan is alles toegebragt; de berden zijn van het fchoonte dennenhout het geen de beste ftreek van den Ami-Libanon oV\l vert; de rijzige ceders van Libanons worden zonder bedenken voor u geveld, als gij masten voor uwe groote ichepen begeert. 6. Bafans eiken Hammen dienen u tot nemen, die lang, regt en glad zijn; _ de busboomen leveren zitbanken voor de roeijers, die de kunst met het Indisch ijvoor doet inleggen, het geen uwe hahaanfehen handel u bezorgd. 7. Het vermaard Egyptisch vs. 6. Ik ben het meest in de verklaring B oschart gevolgd, die voor w.lbetreden elpenbeen het elpenbeen in busboom gevat, leest; het geen naar zijne gedagten het best in Cèrjtea valt; MlCHAcxis heeft in zijn C.ograpbia het dus vertaald: i„ ,y«.r van de zomen der bosfeben, li a nat  500 Het BOEK vs. 7. Geborduurd katoen uit Eeiptc llrektc u verdek en tevens tot zijt ; Het h'eme'tsblaaüw en puip r op de kusren van Elifa was uwe tentt. vs. 8. De burgers "an Zidon en Arvad waren uwe roeijers ; Uwe /chippers w..ren de cundiglte, ó Tijrus! vs. 9. Degeoeffendfti en kundigfte .01 CtW kalefaterden uwe breuken; Geen zeefchej en,geen zeelieden ,ofZi warena 11 uw handeldie.istbaar. vs. 10. P rfen, Ludiers en Putters, maakten uw krijgsn.acbt uit; Schild en rondas hingen zij bij u op , tot vomeerjermg van uw agt- baarbesd. Bijsfus, met allerlei fchoone kouleuren doorwerkt, diende u zeer wel tot zeil- of vlaggedoek, terwijl het tevens de roeijers in hunne bezigheid voor de zon befchermdej met vericheidenheid van kouleuren die de Eólifche ftrandèn u bezorgde, fpande gij daarvan aan de agterfteven uw tent, of maakte daar van zijl. 8. De beste zeelieden van Sidon, de bekwaame zeelieden van Eleutherh, zijn genegen om u als roeijers te mogen bedienen; het opperbeftuur over uwe fchepen betrouwde gij aan niemand dan die onder uw oog, binnen uwe Had daartoe in kundigheden opgeleid was. 9. Hoe genegen waren de bouwkundige van het Sijrifehe Gebal, om aan uwe fchepen te mogen bouwen, al was het maar om ze te mogen herflellen; geene fchepen bouwden de zeeën, geen ftoute zeelieden zworven op dat element, of zij bezogten uwe markten om met u te handelen. 10. Aan beveiliging ter land mangelde het u niet; Mongoliers, Colcheërs en Georgiers, waren greetig om u als zoldaarten te dienen; hun fchiïd en helm vertoonde zich overal in de fchoonde order, en maakte u zelfs iat is de Elephanten'; zeker eenvouwig, maar een weinig overtollig; hoe veel werk men van het ingelegde iivoor maakte, is bekend; roeibanken van enkel ijvoor zijn onwaarfchijnlijk. — Hess. elpenbeen van K.staja, eene oude naam van Cbina. vs. 7. Voor dekfei zouden wij wél vlag lezen kunnen, zo de betekenis van het woord dit niet wederfprak, fchoon het vreemd is dat 'er van de vlnggen en wimpels niet gefproken word. Elis of Elifa behoorde tot Pelopennefus. m. 9-, Mi chablis en Hezei. is Gibala Dfcbillle in den omtrek van den Libane*.  van EZECIIIEL. Hoofdd. XXVII. 501 vs. II. Arvait 7oonen waren de bezetting op uwe muuren en de Gamma- t-i,,„. <■ . ■, i „ , dim °P uw torens; nunt.e lcluklen verjierden uwe muuren, tot voltoo-jing van uwe vs. 12. Tbar/is dreef met u handel door de m«»t;r« heurer waaien; Zij ruilden op uwe mnkun zilver, ïjzei , tin e.' loot. vs. 13. Javan, Tuba! en MeCecb , bezorgden 11 kooplieden en naven; En dreven onderlingen handel me! u door kopere vaten. VS. 14. Uit Tegarmab s familie bragt men op uwe markten, Paarden, bijzondei fti p arden en muilezels, vs. 15. D'edan', zoonen telde men ook onder uwe kooplieden; Zo kwam dei, handel van verfeheiden zeekusten onder uw mag, ■ Horens, elpenbeen en ebbenhout, gaven zij u ia verruiling voor an- due waaren. van de landzijde agtbaar. ir. De burgerij van Dora aan uw gezag onderworpen, leverde u de fchöonfte manfchap tot uwe k'rijgs- bezetting; in uwe voorposten lagen de zoldaten uit Megiddo's burgerij bijeen gebrast; uwe fierlijke wapenfchilden pronkten overal aan de muuren, en toonen hoe veel zorge 'er bij u tot weerbaarheid van uwe vesting gedragen word. 12. Tartesfus beroemdfte Europiefche haven had eene rijke vetfcheidenheid van waren, vooral metalen, bij u ingeruild. 13. De Jomers, de Tijbarenen en de Mofchietén, bragten u Grlekfche kooplieden aan , die voor flaven aan uwe markt gebragt, het fchoonde koperen vaatwerk verruilden. 14. Eene Armenifche familie, vermaard door een ras van paarden, bezorgde u de fchoonde legerpaarden, ook muilezeis voor den last-arbeid. 15. De inwoners van gelukkig Arabie, zo wel aan de Pirfifchen golf vs. 11. Dit zijn waarfchijnlijk twee lieden op de Manasfieten door Tijrus veroverd. vs. 13. Geen flaven wierden meer gezogd dan die de Grieken verhandelden. vs. 14. MlCHAëLis heeft die conjectuur omtrent de familie Tegarmab, beroemd in de paarden - fokkerij, bet eerst gegeeven; _ ruiter, is zeer verkeerd vertaald; ik ben in het vermoeden dat het eerde woord van pajrden gewoonlük gebruikt, door de Affchrijvëren hier ingerukt is. vt. 15. De Indien waar die van Dedan handel op dreven, fchijneri * Ü 3 bet  504 Het BOEK vs. iö. SHriên haalde bij u tot den handel een evervhtd van kostbaarheden; Smaragden, purper, geborduurd werk en katoen; Hier voor gaven zij in ruiling Ramotb enCadcod. vs. 17. Jfdaas en ItraSls land bezorgden u ook kooplieden; fet tarwe van Minmtb en Pannag, honing, olie en balfem vs 18 Damastus dreef handel met n. en ruilde waaren tn« u; " Voor den overvloed van uwe verfcheidenheid, gaven zij wnn van Chelbon en witte wol. gelegen, hadden een tterken handel op de Indien, en. bezorgden u van vetfeheide oorden waaren; hare vischhoom gelijk in natuur aan de Oliphants-tanden , en hun keurig ebbenhout waren die waaren, waar men bij u het meeste trek naar had. 16. De Sijriers in de nabuurfchap ook vermaard door hunnen koophandel, zag men veel binnen uwe muuren; zij voerden u de kostbaarfie waaren toe, en haalden voor kleinodiën, zo gemaakte purperen geborduurde kleederen, als bereide katoenen, ook hadden zij van u koraalen en agaat, het geen Katthago opleverde. 17. De nabuurige rijken van Juda en Israël, vond men aanhoudend op uwe markten, men vi erden u de keurigfte tarwe aan uit de ftreeken daar dnor vermaard geworden ; ook voerden zij hunne keurige rofijnen;, honing, olijven-olie, en de zo zeer getrokke mastik- balfem aan, waar voor zij zo veel kostbaarheden konden inruilen. 18. In het bijzonder waren de DamW*vers talrijk in hun handeldrijven met u, zij trokken van u eene groote vei fcheidenbeid van waaren; het meest het geen het tegenwoordige TSUg.lfcbt rijk te zijn; - het eene komt voor C*(r. X: 7. en is onderfchdden van eer. ander; XXV: 3- in het fteenagtig Aratitn het een. en het ander in gelukkig Arabihn. vs. 17. O Celsius heeft deze heester-balfem voldnende genoeg behandeld; - de onzekere eigen naam heeft Hezel zeker bet best en het waarfchijnlijkrte toegelicht, die deze landen aan de grenzen der jtmmoniien zoekt. „. ,8. Hier volgen wij de lezing van J. D. Mich Aëxis; dit Ufal anders Au/ara, is het tegenwoordige Savaa; - de wol is die der wocstim door de Damas(tnttrs cpêebragt. MichacLIS.  van E ZECHIEL.' Hoofdd. XXVII. 503 VS. 19. Van Dan en Javan uit Uza! gaf 'men voor uwe waaren fraai ijzer, tajie en Ca/mus kwam ook in dien ouderlingen handel voor. vs. co. Daan dreef met u handel door zijne joi;Pe kcmelen tot den last. VS. 21. Arahie en alle de Emirs van Kedar, handelden onder u; Met lammeren , rammen en bu!:k. n, kwamen zij bij u ter markt. VS. 22. De kooplieden van Scbeba en Rakema handelden oei; met u; Met de keungftey3>««r//>», kostbaare fefteentin en goud, kwamen VS. 23. Chnran , Canneb en Eden, kogten bij u; (zij op uwe marktten. Schebal, Asfur en Cketmad, hanc'elden met u. bij u gehaald werd, was de zo kostbanre Chaïcedonfche wijnen , en de fneenwwirte wolle, weike de Arabics hun aanvoerden. 19. Zelfs de Arabier s van en Ja van kwamen u bezoeken, vooral uit hun hoofftad tlzdl, en gaven u het gepolijste Cbalijbs, Casjia en Kaneel, waar voor zij weder hunne behoeften vervuld kregen. 20. liet klipagtig Arabie bragten bij u, het geene hun land het beste gaf, en waar aan zij hunnen vlijt ten koste gelegd hadden, waar door hare waarde (leeg; zij bezorgden de jeugdige kameelen, tot het lastdragen , door hun ®t handelbaar gemaakt, ar. Al wat woest en ftecna^ïg Arabie gaf, werd, vooral door de Kedareenfche Vorften, naar uwe markten gevoert; hunne frerke en groote kamelen, hunne rammen en bokken, zo beroemd,"dreef men naar uwe markten. 22. De handelaar van het rijke Teman, bijzonder in den omtrek van de vermaarde koopliad Irohme, voerde u de duurde en geurigde reukwerken aan; zelfs edele gedeenten, en het zo gezogte ftofgoud. 23. De beste oorden van Mefopotamïën, Chanan, Ni/ibis en Eden, gaven hunne beste vóortbrengzefs ; een zeellad nabij Chaldea zelfs; uit het bevolkte Asfur, en het beroemde Karmanda , reisden naar uwe markten. vs. 19. In Jmvho legt het tegenwoordige Motet.} - daar zijn de deegenklingen nog een der meest getrokken waaren. vs. 20. Hier kan zonder verbetering geen zin aan de woorden gegceven worden; om niet willekeurig daar in te zijn, ben ik het rneeM de Sijriflb* overzetting gevold. 23. MicuAéris denkt aan een haven in Arabiën, ook Carr.cb Ü 4 ca  584 Het BOEK vs. 24. Deze waren uwe handelaaren in de rijkjie verfcheidenheid. Mee baaien van hemelsblaattwe en geborduurde Meederi-n; Met felratren van de beste kleederen, wejgeftrikt en gepakt (kwamen zij) op uwe markten. vs. 25. Tharjt, fchepen zongen van u, en den uirgeftrekten handel met u; Gij waart ha magazijn, en zeer belangrijk in het midaen der ze-een. vs. 26. Uwe roeijers hebben u in veriwigene zeeën gevoert; Een oosten w.nd deed u in het hart oer zeeén omkomen. vs. 27. Uwe fehatten, uwe waaren, uwe ongeveilde goederen, Uwe matrozen, uwe fchmpers, uwe kalevacters en uwe makel/iaren ; Her Zee-krijgsvolk van uwe fchepen, met de troepen vatïu we fteden; Allen zullen op den dag van uw fchipbreuk in het midden der zeeën vergaan. 24. Zij bragten daar de kostbaarfle waaren, meest allen vuur de pracht in de kleeding , met de fchoonde ultramarijne koletircn, en ander borduurwerk doorweven; lusten met de fchoonde kleederen, zo naauwkeurig geknoopt, en in cederen doofen bewaard.. 25. Tartesfus, voor den Europifchen handel zo gefchikt , mogt het meest vertrouwelijk met u handel drijven , en die voeren genadig bij u af en aan ; zij bragten het hunne toe, voor die heerlijke magazijnen onder u, waar door gij de vermaarde koojiftad der waereld waart. 26. Maar gij, als een wel geladen vragtfehip, zijt door uwe beste duurlieden ongelukkig gevoerd in den Gccaan , waar het u niet mogelijk was het anker tot uw veiligheid uittevyerpen; toen ontd'.k een felle .oostenwind, die 11 jammerlijk verbrijzelde , zo dat gij uw oudergang in den voedenden Oceaan vond. 27. Toen werd alles op eenmaal een offer voor de zee ; uwe onmeetli.ke rijkdommen, de bloem van uwe markt-waren, uw fcheeps- in Adramout, Aien een zeehaven in die ftreek; Eden is mij gansch ojjbjekend, of het is Men in Teman bij B.ussching. vs. 24. Hier zijn wij gansch onzck.-r, de woorden zijn wel duidelijk^ maar de oudheidkundige denkbeelden ontbreken. vs. 15. Hoe Tijrus langs deze wegen in dien tijd den ganfehen handel op de Indiïn genoegzaam allen in bezit had, heeft Micuachs in «ene gcwUnge Aaanmeiking uitvoeiig aangewezen.  van EZECIIIEL. Hoofdd. XXVII. 505 vs. 28. Op hetgeluid van het gegil dvrerjibippirs zullen de voorlieden beeven. vs. De roeijers ,1e matrozen , en alle de zeebouwers zullen uit hunne En op het land vetlagen blijven ftaan. (fchepen komen, vs. 30. Over u zullen zij aanheffen, niet hirterliik te febreijén Onder het llrooi en van ilof op het hoofd, en door zich' te wentelen vs. 31. Zij zullen zich kaal fcheren en zakken aandoen; (>n «e asfche. En zullen in uwe droef lieid.u beweeneu met aandeenelijke rouwkl igten. vs. 3:. In hunne eerfo woede zullen zij den klaagtoon aanheffen, en over Wie was als Tijrus, die verwoest is door d n Oceaan ! (u gillen: vs. 33. Met uwe markwaaren uit de zeen opgehaald, verzadigde gij veele .... . . ' . volkeren; Uit de verlcheidenhcid uwer goederen en ouderlingen handel, verrijktte gij de Vortten uer waereld. volk, uwe beroemde fcliippers , zelfs zij die door hunne kalefater kunst veele rampen voorkwamen; uw zee-militie, uwe land - zoldaten, het moest alles, toen het fchip van den Haat aan borlten ftiet, in de verbolgen zee een prooi worden. 28. De nabuurige ftranden weergalmden van den noodkreet, welke uwe fchippers en lootzen, bij het rijzen van 't gevaar., en bij den fchok die u verbrijzelde, maakten. 29. Wat zich in den omtrek van uwe kusten bevond, roeijers, bootsvolk en fchippers, het was alles even verdagen, zij (tonden als onbeweeglijke beelden, buiten ftaat iets toetebrengen tot uwe behoudenis. 30. Zij laten hun treurklagten horen , en gillen het onder het indenken luide uit; niemand ontveinst , de uitbondigfte tekens van uitwendige droefheid te geven. 3t. Met uitgerukte afgefchooren haairen in treurgewaad, zijn ze overftelpt, en kunnen hun treurzang van harten zamenltellen. 32. Onder een fnikkend fchreien zullen zij den treurzang geven, zoms duor een luid gegil afgebroken, — waarin men eenparig hoort: — waar is ooit een handelftad zo aanzienlijk als Tijrus geweest, — waar zo een ftapel van waaren in allen oorden der bekende waereld! 33. Die bijna alle volkeren geriefde met het geen hun ontbrak of zij begeerden; en zo menig aanzienlijk rijk door den handel nieuwe agtbaarheid gaf! 34. Maar liet is of nu met uw fchipbreuk li 5  5o5 Het BOEK VS. 34. Nu zijt gii cp uw tijd door de zee gebreken, in de bolde zer; Uwen ouderlingen handel, en uwe ganfche rmnfehap is in agczonlen, vs. 35- Alle inwoners der zeekusten zijn over u beroerd; H :rc Vorllen zijn ijslijk verfekrikt, en gansch verontwaardigd. VS. 3ö. De handelaaren der volkeren fchrikken over u; (Jij zijt tot een vloek geworden, en zult 'er nimmer weder zijn. het zeebouwen gedaan is ; uw deftige handel , uwe zeevaart-kunde gaf het leerfchool , nu ftaat alles ftil. 35. Geen volk is 'er dat de zeeftranden bewoont, het geen de treurige ervaring daar van niet heeft; zelfs de gekroonde hoofden flaan verbaast, men kan de ontroering op hun gelaad lezen. 36. De beroemdfte kooplieden maken op de eerde tijding een geluid, waar mede zij" hunne verbazing over het ougedagte van uw ondergang uitdrukken; elk fpiegelt zich aan uw lot, en denkt in, hoe diep men vallen kan zonder immer op herftelling te durven hopen. xxvnme ~j\ T HOOfddeel. t ]_\ ADERE ontdekkingen aangaande het vs. 1. \ oorts - . cv omfing ik -'jebo- lot van Tijrus, wierden mij door Jenovahs Ving: '*'**"openbaring bekend, het was: vs. 2. Menfchen kind! zeg tot den Vorst van Tijrus, zo" fpreekt Adonai Jehovah: Daar gij in Jloute vermetenheii durft zeggen: ik ben Elohim 1 beklce.-ie Elobims plaats in de briezende zee ; Terwijl gij mensch cn geen Elohim zijt, denkt gij nog.ans als een (Elebim. 2. Sterveling! Ik had gaarne dat gij' in uwe verbeelding Tijrus Sceptervoerder zijne lotgevallen voorfpelde; uit Mijn naam moet gij dus beginnen: daar uvj trottchheid Itiiohal! tot zulk eene hoogte ftceg, dat gij u boven de clasfe der menfchen verhefte, en u openlijk XXVIII. Over Tijrus en deszelfs ondergang is een lezenswaardig vertoog in IIenrij's Bijbel - verklaring. vs. 2. Veele grooten te dier tijd hadden de denkwijze dat zij zich als Godan lieten verceren; dit fchijnfook de denkwijze van den toenmalige  van EZECHIEL. Hoofdd. XXVIII. 507 vs, s. Zijt gij doorzichtiger dan Danicl? D • diepfte geh imea zijn dan voor u niet verborgen! vs. 4. Door uw doorzie't en rijk vernuft, bezorgdet gii u dat aanzien; Goud en zilver tot aanwas uwer rijkdommen , verzamelde! gij. vs. 5. Uw aanzien wies door de uitmuntende kunde in uwen handel, M itl ook werd uw kart trots op dat vermogen. vs. 6. Hierom bedreigt u Adonai Jehovah ! Daar gij gedagten vormde die Elohim denkt, vs. 7. Hierom zal Ik vreemden aanvoeren, deg'weldigjie onder de Heidenen; Die zullen hunne zwaarden aan uwe volkomen wijsheid vaagen.enawe (tnajtjleit ontwijden. onder die der Goden plaatze , en onder de zee-Godheden wilde doen vermaard worden; daar het maar al te zeker is, dat gij inderdaad een zwak rnensch zijt ; en denkt ran Goddelijke eer, fchoon gij geen Goddelijke eigenfehappen vertoont. 3. Want dan zoudt gij ten minden Daniël, de vermaarde man van dezen tijd , in doorzicht omtrent het toekomdige, in kundigheden voorbij (Ireeven ; dan (lond 'er niets voor uwe daatkunde, dan loste gij alle hare knopen op. 4. Is het al waar, dat gij, dner uw beleid en diep doorzicht, trt dien verbazenden rang onder de Vordendommen gedegen zijt, en in fehatten ahaiis alle onaf bangelijke Vorden in fpoedige aanwinften vooruit waart. 5. Gefield zelve, dat uw onvergelijkelijk vernuft u de onmeetiijke winden uit den handel bezorgde, en daardoor de beroemdheid als een groot Vorst; was zulks eeneu voldoenden grond om uwe denkwijze tot die Verwaandheid te voeren? 6. Dit is juist de reden dat de Hekr. Jehovah 11 doet bedreigen, die u zelve met Goddelijke eer wilde dretlen. 7. Gij zult een bezoek hebben van uitlanders , niet uwe vrienden , maar de doutde oorlogszugdigde en trotde onder de geweldenaren; -die zullen al die daatkunde , dat aanzien, welke voor geen aanwas meer vatbaar fchcen, door eenen Veldto"! vernielen, en ü zo behandelen, dat uw Goddelijk aanzien lige Tijrifchen Koning geweest te zijn, fchoon de gefchiedkundige belichten hier zwijgen.  5°8 Het BOEK vs. 8. In den afgrond zullen zij n nederjlorten ; Gj zult den dood, als een n verdronkenen, midden in (\ezee ondergaan. vs. 9. Zult gij dan nog l'erhaald uwen moordenaar durven toeroepen: ik ben een tlohim , Daar gij onder het geweld van den verwoester, een mensc'i en geen Elobim zijt ? vs. 10. Gij zulr den dood der onbefnedenen ondergaan door de hand der lk heb ha gedreigd, zegt Adonai Jebeoab ■ (vreem ,cu; in niterfte verachting zal wezen. 8. Ja, gij moet naar het akelig doodeurijk, waar men in het dikke flijk veragteüjk verblijf heeft, 11 dit waard gemaakt hebbende; en uw ligchaan, het geen gij met eene boven - ihenfcheBjke praal wilde vereerd hebben, zal onbegraven op den grond van de diepfte zee te rotten liggen. 9. Zal het u beveiligen, indien gij tegen hen die uw do -d begeerde, zeide: wat onderneemt gij tegen eene zee Godbeiu ? wat zou het u baten , als hij onder dat alles maar al te duidelijk gevoelde, dat gij 11 in uwe verdediging u m.iar als een zwak rnensch gedroegt ? 10. Wat zal 't u alles baten, als gij eindelijk den veragtehjken dood niet van eene ingebeelde Godheid , maar van een godloos rnensch in de ftraf moest ondergaan? en hier mede bedreigt u de Heer Jehovah! vs. it. ver- n. Een nader aandrijven van Jehovah, ders omring ik u * rmg jebovats verplichte mij een klaagzang op den onderverlt tmg: van yy;w Vorst te maken ; waarin ik hem uit naam van Jehovah moest aaflfpre- ken : vs. 12. Menfchen kind! hef een treurzang aan op Tijrus Koningen, wiarïn gil hen dus aanCpreekt: Zo fpreekt Adonai Jehovah: gii bepaaler van den prijs der fehatten, met het volkomcnlte doorzicht, en volkomenlte aanzien 1 12. Al waart gij de Vorst die aan het geld in de bekende waereld den juisten prijs bepaalde, al kende uwe vs. io. De aanmerking van Dathe omtrent de onbefnedenen is vrij gegrond: uit veragting geboren, vs. 12. Andere meenen dat hier een fpeling is op den ring, waar me-  vaiv EZECHIEL. Hoofdd. XXVIII. 500 vs. 13. Gii wnondde in Eden, Ehhims paradijs; rTrtlft" cki5 'd.ie? ov«defct^ "» Sardis, Topazen en Diamanten, Koljs, A..r.iovix tin Jaspa , ' Sapbijr , Robijn Smaragd, en goud; Tuntborijns eu fluiten waren dagelijks bij u; en bewolkte uwe kroning, u toegi.fcb.ikt. VS' 14 GnftorM^ d«nr M.jne toeln.imr; WJ Kond op Elobims gew,,den berg, werkzaam binnen de gloeiiende vs. is. Gij waan i uwe enderntemingen volkomen Gteenea, Van den dag uwer komlte, tot dat uw wan daad vo..r uontdekt wierde. vs. 16. Door uwen «eigenden handel heeft menu met onrecht gevuld, en gij Hierom zal ik u va uElébim, berg ontwijdden zal „ blwoikt^ rut. nu het midden Oer gloeijende fteenen rukken. kunde geen wederga, al was uw aanzien zonder voorbeeld. 13. Al bewoonde gij uw paleis, zo fchoon als een Gods - paradijs, al waren uwe zalen met de prachtigfte edele gefteenten bevloert, al was 'er van den dauwer aanftelhng in uw leevenswijze niet dan vreugd en vrolijkheid geweest. ,4. Als was uw (tand onder de handelende zeelteden, als een Cherub, die fchaduw van befcherming gaf aan uwe verbondene lieden , en een donder-Cherub voor uwe vijanden, was zulks niet door Mijn gocdgunftige bezorging; en al was uw ftaat zo gevestigd en zo aanzienlijk, als of gij eenen tempel op den gewijden berg waart; en al woonde gij in de overige lieden zo veilig als het middenpunt van den donder wagen is. ,5. Al bereikte gij alle uwe oogmerken, van het oogenbük dat gij het bewind in handen kreegt, tot dat gij u lot de verregaandlle verwaandheid overgaaf. 16. Daartoe vervoerd door uwen uitgeftrekten handel waar door gij alles in uw magt hebbende, tot türanniï overfiocgt, en als despoot u een Godlijk aanzien bezorgder, om zo veel te veiliger te zijn; dit alles zal juist de oorzaak zijn dat Ik u van den berg waar men geen onmede de Vorst de handel - verdragen bekragtigde ; die dit verkiezen wil, leze Paul zen Roering II. Deel bla.lz. 34I. «, 13. ik gdoof met Mhs. dat hier edel gclieenten uitgevallen zijn.  Sio Het BOEK vs. 17. Door uwe volkomenheid wierd gij verwaand, en gij bevlekte uw; vvi sheid door uw trotsch; Ik wierp u op den grond in bet aangezicht der Koningen , op dar ze op u zouden zien. vs. IS. Door de opfiapeling uwer onreclvvaardiglvden , de on-egtvaardigleid uwes handels, oiuwi-de gij uwe heiligdommen; Hierom deed lk een vuur binnen u ontlh.m , nat uw g "i^ch veneerde, Eu Ik deed u als asfche op de aarde rallen v or het 00; van alle uwe aanfchouweien. vs. 19. Alle de volken die u kenden , ziin over u diep verflagen; Cij zijt tol eene ijslijke febrik geworden, en zult nimmermeer aanzijn hebben. gewrjden toelaat , zal affloten ; en u Cherub veranderen, en zo van aanzien zal beroven, dat Ik 11 uit het middenpunt van uw gewaand aanzien zal uitfloten. 17. Uw denkwijze zo ondragelijk trotsch, uwe verwaandheid op uw koninglijk grootsph, is de oorzaak dat ik u zo ontzettend onttroonen zal , en tot een fchrik en waar» fchuwing voor alle koningrijke hoofden zo diep verootmoedigen zal. 18. Uw flad iqogj een heiligdom voor de handelaren geworden zijn; lk zal ze niet ontzien, zij is ontwijd door uwe bijgelovigheden, en door uwe onregt. vaardigheden in den handel toegelaten; daarom zal het vuur verre van ontzag voor u te hebben , u zelve het eerst verteeren door li valsch vertrouwen aangeblazen ; dat vuur zal u verteeren, en de asfche overal verfpreid liggen voor het oog der aanfehouweren. 19. Alle die met u handelden, die u bezogten, zullen verbaasd zijn; en huivering gevoelen op het gezicht van uwen toeftand, die onherstelbaar voor altoos deerlijk zal zijn. ders" IntMÜ 20, *ï. Hierbij voegde Jehovah nog eenige zich jekovab bijzonderheden omtrent Sidon, toen wel min- nog nader aan 3 . mij: der in den handel, evenwel toen in wezen, haar fchcü "'kind"' aanflaande lot: 22. Het moest uit naam van rettaT"sYJ™*- de Heek Jehovah bekend gemaakt worden: en profeteer . . T, tegen haar. vs. 13. Zeg: zo zegt Adonai Jebtvab: gewis dreig llt u , 0 'Sidon.' Ik zal in u verheerlijkt worden; zij zullen ervaren dat lk Je- vi. as. Naar het getuigenis van Josefhus is Sidon door Neeu- c AH-  van EZECIIIEL. I-Ioofdd. XXVIII. 511 Ik zal gewis door Mijn vonnis over u uitte- ben, ais brengen, Mij zeiven bij de volkeren regt-za, l^chicn vaardigen; Sidon en elk zal de gelegenheid!ehouden heb" 1 ii , ... do ben, en onder nebben om Mijne flandvastigheid in Mijne hen geheiligd bedreigingen te zien; - als de wraak - tonee-Zij"' len ia Sidon zullen opgericht worden , en uVdc^ïïï Mijn eer daardoor verdedigd. 23. Eene ijsujTc'^f^bto^ befmettende ziekte, het geweld des oorlogs,0? him,,e ftra" zal hare ftraten en huizen ontvolken; van wonden tuien alle kanten zal men haar aanvallen, en z\\\Z£™Z%ii zullen ondervinden dat Ik Jehovah ben. 24. En zwaari1 omri[>zulks voornamentKjk, om dat zij Mijn fami- zij"weten2" da" lie-huis zo menigmaalen eene ontfteking als ben. 3'in'b door eene doorn veroorzaakt hebben „ en T v*~, f4'- E". rm„ . .. . ' Isracls huis zal ïmerte.ijke pijnen als van een kleef-distel waarSLen benende door Israël benadeeld wierd; als zij ónderpS S 01e vallen , zullen zij kunnen erkennen dat Ztl* anemie' Ik Jehovah ben. 25. Hierbij voegt Jehovah ■ hen omrinszodra Ik Israël weder verzamele, als ballin- aanviel»; "ë" gen nu zwervende, en Mijn eer onder de£Un"edat% volkeren daardoor weder volkomen zuivere dan zullen zij gelukkig in hun vaderland wo' »^*1«£ nen , het land hunner regtmatige bezitting. lï' 26. Als hun eigendom zullen zij het berit-^ïebS; ten , Hernieuwen en beplanten , genoeglijkuit de vo;kewonen, zonder ftoornis; zodra Ik hunne SS' «Tv* plunderaaren zal vernield hebben onder hunnent TMl nabuuren, dan zullen zij in de sele^nheid gezicludcrHei- ö o denen , door C1"IZAI VerWoest' mo°e!i* her verder op de verwoesting •nner A&taxe&xes Ochus.  51a Het BOEK wezen te erkennen dat Ik Jehovah hun Befchenn-God ben. XXIXIfe -|- HOvul Thet i- In het ongelukkig tiende jaar van Zetiende jaar, opq ekia's bewind, op Nieuwjaars dag, weid den twaalfden , , , , ■ i__ van de tiendeik met eene nadere ontdekking van den eenanderh"!«/HEER begunftigd , rakende het lot der Egypvan jebovab ,tenaaren, bondgeiiooten van Juda in dien tijd; Hij zciclii: M 2. Sterveling! ftel u op uw post m eene' vs. a. Men- n j c fchen kind i bedreigende houding, en zet u om den Egyp- «^"pBARAoi tifchen Monarch zijne aanftaande lotgevallen ^{'voorf^uaantekondigeo; het rijk zal daarin ook bij tégen hem en liadere ontdekking allertreurigst deelen. 3. De ^".ganSCh£'magtig!le Heer Jehovahl bedreigt uPhavs. 3. ver- RA0 Apries ten allerfterkst! gij gedraagt zègMobedreSu als uw beroemd iVyV-nionfler, het geen ^Trieu gerust aan den oever uwer firoomen zijn verdreig u, Pha-blijf heeft., en de fchrik van rondomme is; m° ' KoSi de om-zaak van Egyptes welvaren fchrijft d.aake, in"d>gij aan u zeiven in oorfprong en in maatre- vïerT diïgewóon zijt te zeggen : deze rivier behoort mij, ik heb ze voor mij gemaakt. vs. 1. Dit was mogelijk toen het beleg voor Jerufalem een wijl opgebroken was, altans was het aireede door Neeucadnezar aangevallen. vs. 2, 3. Dat hier Apries bedoeld word, die 25 jafren geregeerd heeft, met veel aanzien, is duidelijk; dat hij voor Amasis heeft moeten zwigten , is gewis, daar die hem ontroonde , maar hem in het leeven gefpaard heeft. Doch de Uitleggers verwerren zich hier. Amasis noemen zü den haak. Bij anderen is Amasis het monitor het geen door Neeucadnezar inaar de onbevolkfte oorden van Egypte gedreven is met zijne bende; dc gefchiedenis heeft hier donkerheid; dit is zeker, dat het land onder Apries door burger oorlogen, en ouder Am a sis, door de BukijUnUrs verwoest is.  van EZECH1EL. Hoofdd. XXIX. 5,3 gelen toe. 4. Maar Ik zal u temmen e' en als v*. 4- Maar het A^monfler, fchoon dit zeldzaam gebeurt; £ lt ÏK tn u van uwe vrijheid berovende, zulr ^ii veel doen' en dea rpovuf.-..,,.,. i- ö v"ch der ri- ^a«»jJdrreJingen maken , waar door vee'ell ¥ierenaan uwe van uw aanhang ongelukkig zullen worden; even _als wen het zee.monller te gelijk ^J**n jwer ue visichen, aan zijne fehubbeu gehegt op-uwe dubben gehaald word. 5. ]n eene onweerbaare oort/'Cs. ik »i Zu1t S'i n!et a!|e overige van uw partij, woestenij even ais de groote visch op het /.brand ge- h,,*H'*>èn ««et trokken, daar aan de open lucht in vèrge-uwer rivieren* telheid, liggen; niemand zal 'er aan denkentgiï^Sfc om u opteneemen of het beste van u zorgvuldig ™t\ ai=«.«°f'* te befpaaren , maar 't aan het gevogelte en wild "««w '''wgedierte ten prooi overlaten. 6."Hoe proef-K,'"; ondervmdelijk zullen dan fh.jggX^sfW tM± waarheid van Jehovahs bedreiging hebben- die lk°11 w'z ^ hierop alleen zijn aandagt vestigde wegens de ^ ^Dan misleiding der Israëliërs door de A>y^^ SSS*?^ ren. 7. Want als die eene verbintenis met uA^1lk 9* aangingen, waart gij de eerfb die ze fchond «« h« 'huïï 20 dat hunne zwakheid en weerloosheid daardoor vertel' te aanmerkelijker wierd; en was het dat zijft"tk.ten-A1 al hun fterkte van u verwanen, dan ontbre-u in'belde h«"* ken u de kragten ter hunner verdediging, en gijwferd ~-' het hun in hunne weerloozen fland dan geheelïwetfte' „en aan hun lot over. 8. Om deze misleidine!" de "idcn * •o leunden /.ij op. gij geknakt, en Piet hen mttgetriUn lendenen /taan. vs. r'HitronTzegt v, 7. Hier fchijnt het woord lfei,„ dï beteken!s ^ ^ wendig te vereifehen; deze betekenis niet hebbende, zouden wij ver. PlCht zin den re*, te verbeteren; de zaak vordert dit; «aar wij heoben zulks aan de keus des lezers overgelaten; _ dit ondervond Hn. 'US' dMrd0°r W3S de *™ ^ ot een gedeelte van de beide rijkc» gebroken, zo als MictiAëtis zeer wel opnvrkt VIII. Deel. s kk  514 Het B O E K Ai—+i jehe- verklaard u de Heer Jehovah: dat hij u met'het zwaard eenen oorlog zal toefchikken, die noodlottig ondcfuml-nsc" voor het ganfche land wezen zal. 9. Zo zelfs en beesc uu- dat Es. ypte meer naar een onbebouwde wil- roeijen. . , , , i i-i , dernis, dan naar een vrugtbaar land gelijken vs. 9. Zo Ztl ' , .. v , it • J Egypte eene zal; en dan zal men de ïjdele verwaandheid deVnTzite;Wen van het (leunen op eigen natuurlijke macht, Ve»ZUóit"'k"~ia vergelijking van de bedreigende hand van de hoyab ben; daar H e e r. e n Jehovah leeren kennen. 10. Hierfen: de" rivier om bezweer Ik u, het zal zo zijn; Egypik'heb zembeite moet zo elendig ontvolkt zijn, van de reid. volkrijkite oorden rondom Misdol noord- vs. 10. Hier- • . om zal iic u, waards, ztudwaards tot Asjevan, tot aan Cvinden; fik de Ethiopifche grenfcheiding; de hogere lan- zal Egypten in fan van Egypte, zullen zelfs daarvan niet uiteen garscli ver- c-"r • laten viaiaever-gezonderd wezen. ii. En deze treurige toeS;|Je"enStf#-ftand van onbevolktheid, zelfs door geen rei«e af, tot a*nziircrs te bezoeken , zal wel veertig jaar duuren. de grenzen van t> ' o ' Etbhtie toe. j.2. Het zal daarin het treffënfte voorbeeld zijn menfchen voet het geen 'er bekend is, zo wel" op het land ken,hgeenedie-als »n de Heden gedimrende dien tijd, terren kiaauw het w\u fa overgeblevenen overal als verftrooije- betrcden ; het 3 a zal veertig hngcii zullen omzwerven. 13. Maar dan zal iaaronbebouwd ,£r omwending komeri) dan zullen zij weder vs. ia. z° veilig naar nutl vaderland mogen terug trek- zal Ik Egypte 0 onder de ver-ken, belooft de Heer Jehovah! 14. Dan ïotCeen woe»* zullen zij weder het beste gedeelte van hun mziine^denVaderland bevolken, bijzonder in Thebaïde, zullen onder .. , . , . «He de verwoeste (leden tot een puinhoop znn, veertij jaar; Ik zal de Egyptenaaren onder de volkeren verfpreiien, en in de landen verftronijen. vs. 13. Maar ook, dit beloott Jehovah: als die veertig jaar verlopen zijn, dan zal Ik de Egyptenaar; oproepen uit de volkeren, waar onder zij verftrooit zijn. vs. 14. Dan zal lk liet zwerven der Egyptenaaren doen op- vi. ii. Het was in Cijrus leeftijd dat Egypte zich weder begon te heritellen.  van EZECIIIEL. IIoofdd. XXIX. $t5 en duor den handel hunnen ouden bloei eenig- houden, tnhup zins doen herteeven; maar nogtans zo dat xij jfcJft^tSg andere rijken niet in gevaar zullen breneen l'^*?1' ib'dlm om op liunne macht zich te verlaten. 15.Want0"1 daar een die gelegenheid zal het niet hebben om zich vormen!'7* '* weder boven andere afgodifche rijken te ver- vs. tg. Hft heffen; Ik zal wel zorgen, dat ht^Jf^ geene andere volkeren door overheerfching dere., rijk^» drukken kan. 16. Vooral zal het buiten de «re- andere'1 voikelegenheid blijven het r jfc van ïsraU te misleid zt^U den, want dat zal altoos huiverig blijven om 1mwakk'en ». ... , a ""J""-" dat zij over sn- niet in de oude valfche ftaatkunde te verval-dere volkers len wegens der Egyptenaren zwakheid; maar£«fchenT,M hrdêl zal in hun ondergang erkennen, dat vs. ïm Ik de Alleenfcher 9^ojw> ben. Tal /!'"w',,s,iE rr7 'er met meei' 17- Uier moet Ik nog bijvoegen, eene veel op vcrIr"uw<-'>!* latere openbaring, van het zeven en twintiglte StEMd**"** jaar na dat Jbchonias balling geweest was;hunV,üzógS het was op den eerften dag van dit iaar dit iken Ztüidn e"rf- j; , „ , 0 J 1"rsn, dat [k de aezeive onthng, den inhoud was: 18. Ster-^"""' ?**«* veling! die zo veel lotgevallen beleefd hebt/ls."™?. Me{ nu wil Ik u nader opening geven aangaan- g? £ de het toekomfiip; lot van Egypte: gij weett"rimi8(le ü*af» hoe veel jaaren Nebucadrezar alle zijnen % X kragren^ heeft moeten belleden tot het beleg 5f 7Sl van Tijrus; hier hebben zijne beste troepen6>">l'aH"S «Ti veei geleden , en zijn bijna grijs geworden vs- »s. Menin het beleg, zoo door de langduurighcid als deSSU^' moeijel.jkheden ; en gij weet dat hij in Tij- ggfc *$/t rus voor al zijn moeite , en voor de ver zi" a"'m'ée ei> zwakking welke hij geleden heeft, door dien 38? de TV/V/m alles vervoerd hebben, flegt be-gefeevtf^ loond is. 19. Nu zal lk hem, dit verzekert h£*ag voö; den"^' n°Chiiin heir' heeft in h« We, vaf^'oonf voor den harden Po5t door hun uitgaan, ts, rjf Hierom raAMtfl Kk 2  Si6 Het BOEK zich Mmstu de Heer Jehovah ! gelukkiger tegen wii'"i Nsbd- Egypte doen oorlogen; daar zal hij een J£"siïm4*.aaUtal flaVen Vi"den e" kulUleU nlakcn' en fchen- r;n(e kostbaarheden voor zich vinden , en ken ; Iiii zal 3 , , dit volkrijke nog genoeg voor den zoldaat om te piungelf, de° fchat- deren kunnen overlaten , tot verzagting van ten' neemen,zi;n hebzugt. 20. Hij heeft in het ftandvasen het gansch > n ..... , , , latenuitpiunde-tig belegeren van fijrus Mijn plan gevolgd, doening Voor dit was hem belooft; Egypte zal ziin bezijn armee. zolding wezen , dit verzekert u de Heer eenS'ion°i', om Jehovah! 21. Onder die omftandigheden zal lk gekweeten ^ ^e kragten der Israëliërs weder een weinig doen heeft, hen ik toeiieemen, altans zij zullen zich van de geledegelegou'zij'heb- ne rampen een weinig herftcllen; Ik zal u dan Mij in°d« weeï gelegenheid geven om meer vrij en onbewingeweest, zegtpeid tot iien te mogen fpreken, na dat zij Ailonat Jebo- r ... , I ,, «v l £ vab: de ervaring gehad hebben, uat lk Jehovalt VS. 21. Oo dien tijd zal lk oen. voor Israël ee- nen hoorn doen uitgroeien, en u vrijheid geven openlijk tot hen te fpreken; en zij zuilen erkennen, dat Ik Jthovab ben. XXXrte T hoofddeel, e ii o v a h vervolgde dit nader in der!" ve'riichtê de bijzonderheden. 2. Hij fprak mij dus S«ij«wïrT*'aan : ^crveIing! vervolg uit naam van dus: uw Heer de Jehovah Egypte's nood- vs. a. Men- i0t te voorfpellen ; begin met de aan- fchen kind ! ^ '. ö voorfpei dus: fporiug door een luid gegil over dien geZafjl'J': dugten tijd: 3. Ja, zij nadert met rasfche lef een klaag- fc\mdcn . die dag van Jehovahs plegtige zang aan ! ac» ' ° u • a - vetk een digi wraakneming; een dag van de treiinglte om- vs. 3. Wa.it een dag komt aan, de dag van Jehovah nadert; een akelige dag ; het vs. 2i. Dit brengt MictiAër.is op Danicl aan het hof; liever met anderen opde loslating van den Koning toen in ballingfehap; HtZEfc zegt dan kan men a-.eer voorzeggingen eerst regt gezag geven.  van E ZE C HIEL. Hoofdd. XXX. 517 Handigheden vergezeld; een dag van vergel- **! een drafding voor aanzienlijke volkeren. 4. Het oor- ™fw°r wd,! log zal het treur - toneel in Egypte zeerzenzwaar openen, en zo algemeen doorzetten, vs- Hec A «. J 1 • n zwaard zal in nat de nabuurige Ethtopiers voor zich zeiven ■e^''dreigen, zullen bekommerd worden, zodra de her- i" haalde nederlagen hen ter ooren komen wïï' op d° , . "' nederlagen in want het is zeker, dat de vervoering in fla-%f"; want vernij zeer aanmerkelijk zal wezen, en datrS v°ïa de ftaat gansch ontzenuwd zal zijn. 5. De 7^"™"}/*gewoone hulpbenden die de Egyptifche armdeh,den Ta" 4en zo aanzienlijk verfterkten, en de Kubiers ^ïteZ™** die onder de verbondelingen waren om den 5- Cuscb» Staat bijteftaan, zullen in dezen veldtogt even a"e vreemde ongelukkig lot met de Egyptenaar; ondervinden, met^aiie^ 6. Jehovah bedreigt hieromtrent duidelijk, dati"",""* der j. , , J " M bondgenoten , alle die bondgenoten zullen verflagen wor-Zllllen «et hen den, waar door der Egyptenaaren moed het Wijven? ftriJ'f allermeest zal neergedrukt worden; te Migdal zg.' en Sijene zal de grootfle nederlaag berekend ia'die EtJ?t'» worden, dit bedreigt de II e e r Jehovah! 7. Bo- féfvané* , dt ven andere landen zal het door den oorlogsmacht verwoest, en hunne Heden veel deerlijker ont-za'. da'en» va" manteld worden dan gewoonlijk in den oor- ~*wMm *"« log gebeurt. S. Daardoor zullen zij ervaren ttenTTedat hierin Jehovahs bcftuuring is, zodra zij hetp^f'""' hevige oorlogsvuur op hunnen bodem ontwaar v»? ?■ »et worden, en hunne bondgenoten kragteloos w^V"TvêB gemaakt zijn. 9. Zelfs zullen de treurige ^e land^' boden daarvan over de zee aan de Ca-hunne fteden fcheërs, daar wonende, dat treurig berichtverwoeste! brengen, het geen hen uit hunnen genisten "Vs? En"zfj dat Ik Jti.vat ben ; .1, Ik een brand in Sgyfu lal*tZ.Z'Zl' tUrl'ZJ > as h^'e."d'n z«^" '«Hagen w*Sen. vs 9 Op Tien tud zulte,,>et door «u boden, afgezonden ■ worden «n, het geruste te vejfchnkken ; 'er zal verbazende ontzetting onder her. Kk i  lil Het BOEK rijn, op tfenftand zal zetten ; en zij zullen niet ongem? JsdifS- grond voor zich zeiven vreezen zoortgelijke nadert, rampen eerlang met Egypte te zullen onderdreSK't 'Mono) vinden ; het nadert hen ook; niet ongegrond j.-fcov«»? l^1 derhalven is hun vrees. 10. Op zulk een Üe volkrijkheid , '. ' , ,,. cv ; / 1 van fttjftt wijle i voovfpdt de Heer jehovah, zal 5& door" de" de ongelooflijke volkrijkheid van Jfetftfi op magt van Ne- eeM«ïal ophouden , door de gedugte verKoning, woestmgen , welke i/aww' Monarch daar aan* vs. 11. '1V" risten zal» 11. Want hij, met zijne beste en y.im ganfehe o v n armic, de ge- oorlogs-manfchap, de geoeflenlte en OH ver* de3'1 voik-êren \ zaagde van dien tijd, zullen aanrukken met ken^tot^ver-eclïe buitengewoone wraakzucht en woede; wocstihs van z;j zuücn, waar zij hunne voeten zetten, zuHe.i™1 ï-unne alks neerfabelen wat hen voorkomt, ia. Zelfs S^bru"dèn oort van het land, door de affuijdingen keh, en -het vari t]en Ap/tf z0 dienstbaar om het verder land met afge- * . ... , waakten ver-indringen voortekomen, zal niet baten; liet "'vs!'1' 11. ik land zal aan de grammenmoed der zoldaten ge. iai de rivieren ;ever(j Würdm: het moet uitgeroofd worden Ttitdrogen , en 7 . het land in de door uiilandfche Soldaten , dit is de bedpo laten het dreiging van Jehovah. 13. Ja, de Heer ^^.eiffvoo^t- "Jehovah heeft nog daarmede een ander uitSrengzeis, zatzïclit; -— de laud-goden dee Egyptenaaren, . *nwo«t wtin hunne lcevenlooze afgodsbeelden moeten bij S'hlb zulks die gelegenheid in het prachtige Memphis, bedreigt. vsn nare praai ontroofd worden: geen Ko- vs. 13. Hier 1 . , , wj xegt Adonai ning zal 111 die ho'llad meer wonen; verboot de " vaardheid zal alleen over de harten van de sodifche beei-, , at n ]iet hewind hebben, xl. De fehooden vermelen. W*"** de niets bete-ne landflreek van Pat'ros moet in den ake^^hetngfteil toefhnd geraken; het bevolkt Taais ff^hdóen moet in lig'-laije vlam ftaan; en Thebe zal rusten ; fchrik zal alleen over Egyite hc-rfchen. vs. 14. fit zal Pathns verwoesten, een vuur in Zoan"opblazen; en Ik zal in No „c.ielusdag houden.  van EZECHIEL. Hoofdd. XXX. 515 Ik tot de hoofdplaats van gedugte wraak vs. iS. ik maken. 15. Sm mag voor onverwinnelijk ge-rct?^™' houden worden , hoe meer weerftand het doen wcr' , , , "t.«nu u<-i ken tegen Sin , bied , hoe meer het de gevolgen van harede van hardnekkigheid ondervinden zal; bij die ge- 5\$ legenheid zal de beste manfchap van Thebef0^mmïi fneuvelen. 16. Overal zal het oorlogsvuur „. 'l6. -k woeden, Sietie of Asfavan, welk eene beroem-zaI een vuur d. in Egypte doen e vesting ook , zal door de vlam geblaakt ontbranden .• worden; Thebe's muuren, hoe dik, hoe uit-dÓor hévig3"^ geftrekt, zullen ook daardoor kraken, ter-tJeisrerdn, worr . * - den , JVe zal wijl de bekommernis in Mcmphis uur op uur, daardoor fpiijop deze verliezen, rijst. 17. De beste manfchap dikoor" Tan* van de Zon-ftad, en van Bubastis , zullen ™; in een neerlaag de ramp des lands vergro-den* ten, terwijl de weerlooze vrouwen ten buit jeuVgdige7 m,Dn! van de veroveraaren zullen worden. ïo'.Daphne,^^'™^"* anders zo bekoorlijk in ligging, zal nu in «"en in*den' de grootte zomberheid vernield zijn; êmSfófffZ nu de hofitad, waar de veroveraar den fcen dcre/e?e zal tu 1LCr naar de boeijcn terzwaaue, zal daar door, dien last en tevens 6aandien roem van hofitad te weze.,, verliezen; r^w *« treurige rampen zullen haar bewolken, ter-0 we* Ï wijl de bloem van hare maagden gevleugeld als Ik, da" worden. 19. Op deze wijze zal Ik Mijne oor- hew^chtof^Si deelen over Egypte doen gevoelen, om en^balf^r-* Jehovahs invloed daarin te kunnen opmerken.wasndheid op 20. in dat zeilde jaar, eenige dagen later doen zwijgen; wierden mij eenige bijzonderheden door >la?«kffi' hare maagden naar de flavernü zien gaan. vs. 19. Alzo zal°Ik' in%v//ï nchtdag houden; en men ?.x\ ervaren, dat Ik Jebevttb ben. vs. 20. In het elfde jaar, den zevenden van de cerflen maand; gebeurde mij eene cpen- vt. 16. Dit Sin is: of Si uit t of Sini volgens anderen; men zie Hamelsveld Hl. Deel bladz. 35. vs. 20. De verandering in het voorfiel, van dit vers cf, fehijnr daar Kk 4 uit  520 Het BOEK baring van jt- hovah nader ontwikkeld, het was: ci. Ster- btvah. dus lui- .... • i. «w*.- velmg! nu is dat grijze en magtige njK w/srTMètj» onder een moedig Koning reeds in zijn fchen knd ! ■ i > Ik heb PuA-grootfte maclit zo ver verbroken, dat er ^fe#>SK>aiH1 8eene verzagting, en noch minder aan herrrngs. aim ge-^ j lc denken is; geen buirengewoone kragten liroken ; Bij is ' n met te vertin- van buite l aangebragi , zoutten het land zo ver /lellen ; geen kunnen Herken, dat het nog oorlog zou kungSftfSSnta. voeren. Ut. Want dit betuigt u de genoeg kunnen [Jeer. lehorak: Ik heb het plegtigst gefterken , om , T. , ■ i n daarin het zworen , dat Ik den vuist van den Egypttx™*0B?eJc*n'fchen Monarch zo wonden zal, dat, al nam vs. 22. H!?r- hij het zwaard nog op, om met de overgeZe$tbiva'b blevene kragten , zo veel mogelijk zich te cüt: 2iet, ik [jerltellen, zou het hem toch niet baten; Ik'zal £al Fiiarao , ' den Egypti. hem buiten alle ftaat van tegenweer (lellen, "beide zfmeM- 23. Het moet tot het uiterfte komen , zij ™" weiddenmoeten in nfcea en la^en zich met de gezonden ais vlucht of als ballingen redden , die het den gewonden; , ,,, T1 ... , , .. zo zsi ik het omkomen willen. 24. Want u zal den knjgjau'de wfLkun4Jgen Monarch van Balei met nieuwen doen "vallen: moed Herken , terwijl lk den Egiptifcken vs. 23. En " . j Ik,z»i aéEgyf- Koning geheel ontzenuw; zo ver zeirs dat de"15"" oikenj'n bij als een dood gewonden onder het iemvcrfpreiitcn^n m x zjej. kronkelen zal. 2.5. Dit is Mijn in de landen ' , " verftrooijen. onveranderlijk voorneemen, op dat de Egyp- toeS'zai4'ik"de ten aars weten dat ik hier in Mijn hand heb, vuisten van Sabels Koning ft-rken, Mijn zwaart hem,in de hand geven; terwijl Ik de armen van Phauao breeke, zo dat hij in zi.in tegeuvvooidikheid f.eer.en zal, »!s een /iet-benden duet: vs. 25. Ja , gewis zal lk de armen van Sabels Koning Itetkeu, te 1 wijl die van Piiauao neerhangen; zo zullen zij uit te moeten afgeleid worden, dat Pharao gelagen was op de grenzen ; na dat het beleg van 'Jtrttfalem opgebroken was , waren zijn kr..gten niet geheel weg, doch toen was den inval, die te voren ptfcbievcn wierd, noch niet gedaan.  van EZECHIEL. Hoofdd. XXX. 511 en dat dien oorlog van Nebucadnezar weten dat iic door Mijn befluur over Egypte gebragt is. ft» 26. Daarop zal de verftrooijing elders voltooitzwaard in den , 1 . Vll,sl van Ba. worden , tot bevestiging van Mijne bedrei- i>eh Koning zal ging, in hare volkomenheid. gf™ hijtt zwaai/en. VI. 16. Daarop zal Ik de Egyptenaar; onder de°volkSw?.' 3ebèvab 'ben" ^ ''* imAfa verftroolJen i 20 z"Ueu zij weten dat Ik TXXXIfte wee maanden later, in het beginH00FD»mvan de maand, zijnde nog het jaar van gebeurde Jerufalems beleg, en vrugtelooze hoop op£,rj,,eop e,dfd* ontzet door Egypte, werd ik met Jehovahs ecr(l'en de openbaring weder nader begunftigd; waar ttl^ j™Zbs door ik in de denkwijze van den Egypti-lCS,.?1 fchen Monarch nader onderrigt bekwam, het vs. 2. Menwas: 2. Sterveling! fpreek in uwe verbeel- ^kp*^1 ding Pharao met zijn heir in bewegino-,Koen in verwaande moed dus aan: fe d^aan- Wie was u in grootheid nabij? VS. 3. Ziet! Stden, een Libancnfcbe ceder, fchoon van loef en kroon HooS van ftam, wiens flijgende febeuten zich tusfehen de takken verbergen. Wat verbeeld gij u van uw macht om aan eenen Nebucadnezar het hoofd te kunnen bieden. 3. Het beste het geen men van u zou kunnen zeggen, fchoon gij Asftjrie in grootheid voorbij fleegt, fchoon reeds ondergegaan is; dat gij eenen fchoonen ceder zijt van den Libanon, de hooglfe van ftam , met zwaare zijdtakken , digt van bladeren, en naar evenredigheid niet minder gezet van ftam, en die nog veel meer beloofd dan de vorige loten die boven de kroon uitftekeu. 4. Zijn ftandplaats vs. 3. Ziet ik wil u vergelijUn bij; zo leest Mtct.Aët.ts met verandering d,er pmltatie ; ik heb daar voor zeer veel neiging, om dat ik de eigenfehapptu van den boom, cn de oorzaken van zijn groei het K k 5 bjst  52* Het BOEK vi. 4. Wateren deeden hem groeijen, onderaardsch water hem cpfchieten ; Zij ruischten rondom zijn plantzoen, En hij zond zijne beeken naar de overige veldbeenen. vs. 5. Hierom fchoot hij boven de andere veldboemen uit; Door den rijkdom van water vermeerderden zijne vezels, En zime takken wierden veel en zijne fcheuten rijzig. vs. 6. Op zijne takken nestelden de vogelen des Incbts, Onder zime armen wierpen de velddleren; En alle aanzienlijke volkeren begeerden zijn fchaduw. vs. 7. Schoon was hjj in rijzigheid en door zijne breede armen} O n dat zi.n wortel rijke wateren had. bragt gewis aanmerkelijk toe tot zijn groei, hiertoe deed de waterrijkheid van den oort , en de vogtigheid van den grond , hem zaprijk wordende zich zo uitzetten; de fiatige rivier, die zich in zo veel armen verfpreidde bij die Man'plaats, na dat hij een kronkelenden loop om hem genomen had; was hem dienstbaar om waterleidingen door konst te maken voor alle boomgaarden, waar mede het land beplant was. 5. Dit van buiten aankomende voedzel, gaf aanleiding tot zijne meerdere fchoonheid en rijzigheid boven andere woud-hoornen van dat zoort; verbazend veel waren zijne uitfpruitzels, zelfs de meer rijzige tcenen die men onder haar zag; het ontbrak hem ook niet aan zappen om alle de fchoone ioten te voeden. 6. Geen wonder dan dat dien boom beroemd werd, dat hij rijk van vogels bevolkt werd, en dat de velddieren daar hare nesten gaarne fielden; en dat vrije volken trek gevoelden om onder zijne fchaduw best met Egypte kan overeenbrengen ; ook is de overbrenging op Egypte in het hoofdoel niet als op Asfur ; ik heb evenwel geene verandering in den teit gemaakt , masr in de omfchrijving des Ridders gedagre gevolgd; liet is zeer waarfchijnlijk dat op dien tijd de Aifijriers juist in hunne overweldiging ondervonden, het geen hier Egypte bedreigd word. vs. 4. Eene dubbele fpeling op de natuurkundige gefteldheid van den Libanon, die de rivier ICadifcba geeft. vs. 5, 6. Men moet hiér aan vnlkiik'ieid, fchoone provinciën, bezoek van vreem delingen , verdragen met vrije volkeren denken j dit was  van EZECHIEL. Hoopdd. XXXI. 523 VS. S. Geen cederen van Elobims hof onderdrukten hem, Geen drm.cnbonni wis hem in takken gelijk , Geen Esdoorn gaf rijziger fc-euten ; Geen boom in Elobims bof was hem in fchoonheid gclijlr. ts. 9. Door het aantal zijner takken hart tk hem zo fchoon doen zi'n , Dat alle boomen van Edom die in Elobims hof waren hem nijdig waren. ts. 10. Maar, zegt Adonai Jehovah: daar gij oi> uw ftem u verbeven hebt; Ja. hij met zi'n top boven zijn kroon-takken uitftak, En zo inderdaad op zijn grootheid ftout wierd. vs. ii. Hierom gaf In hein in de maebt van den Monarch der volkeren; Om hem naar verdienden te behandelen, en om zijn mi:gedrag hem te vergelden. zich tegen de zon te beveiligen. 7. Naar mate die zaprijkheid vermeerderde, naar die mate nam natuurlijk zijn ftam in hoogte, en zijne armen jn dikte toe. 8. Geen cederen die in het nabuurig Juda, het Godsrijk, de hof zijner verlustiging groeiden , verflikten of belemmerden hem geenzins door haar nabuurfchap; geen denneboom, hoe grof in zijn takken, kwam hem nabij; en hoe weelig de Esdoorn fchcuten maakt, hij ftreefde die verre voorbij; ,— het is onbetwistbaar, dat hij in aanzienlijker wasdom alle de boomen van Gods* plantzoen gelijk was. 0. Schoon dit alles door Mijne zorgvuldigheid zo geworden is, gaf het nogtans aanleiding, dat verfcheiden kroon-Rammen in den hof der befchaafde waereld hem dat aanzien niet gunden. 10. Hier hij kwam iets, het geen aanleiding gaf tot de bedreiging van de Heer Jehovah! toen hij onnatuurlijk weelig begon te groeijen, en de waterloten de meeste kracht wegnamen, verbazend hooge fcheuten gevende; alle bewijzen van eene verkeerde wending in 't gebruik maken, van zijne voordeelige zappen. 11. Toen kwam Ik tot het befluit, om hem aan de willekeurige befchikking van de grootlte veroveraaren onder de volkeren overtegeven, die kon de oorzaak der onrust was te naauwkeurig in den text bij het zinnebeeld gebleven, om in de omfchrijving plaats aan de overbrenging te geven. vs. 11. ik heb in de overzetting kleine vrijheden moeten .gebruiken om Sn de fjeling te komen blijven.  524 Het BOEK vs. 12. Vreemde «tirannen onder de volken Houwen hem tm, tn ver/frooi- Zijne takken lieten zü vallen op bergen en in dalen; {den hem; Zijne armen lagen aan alle waterrijke oorden , En alle volken der aarde ontvloden bem , om dat hij geen fchaduw VS. li. Op den omgevallen ftam nestelen de vogelen, (meer gaf. En tusfchen de takken huisvesten de vt/ddieren. vt. 14. Geen bewaterd» boomen zullen zich meer op haar (lam verheffen, En haar top niet boven hare diste takken uitfebieten , En gi ene die zichzelvcn drenken, op haar rijzigheid zich verlaten; Zij ziin allen tot ft erven en tot verrotting beftemd . Om onder alle dcllerTclmgcn die in de aaroegezonken zijn te deelen. onder de andere boomen wegnemen; Ik duldde om zijn onrustige verwaandheid zijn oudergang. 12. Vreemdelingen die zeer woest in geaartheid waren, vielen zonder te fparen "op hem aan, om hem nedertevellen; de beste en dikfte armen lagen al rasch op den grond; van zijn hout zag men overal de overblijfzels op berg en dal, en waar hij onder den grond met zijn wortel werking gedaan had, die bewijzen van zijn zaprijkheid waren, ook dit alles werd vernield, waar men het vond ; nu zag men niet meer die zamenvloeijing uit allerlei landen, om onder zijn fchaduw verblijf te mogen hebben; elk was even fchuw omtrent hem. 13. Wegens zijne verbazende dikte, was de omgevallen (lam nog hoog genoeg om aan de vogelen een veilig verblijf te geven; en in het verdorde loof zijner takken nestelde veel woudgedierte. 14. Dit noodlot moest hem treffen , op dat alle hooge (lammen uit den hof zich niet op de waterrijke gelegenheid, op rijzige fcheuten door hem gemaakt, mogten verheffen; en die anders zonder konst overvloedig befprotid, en befchaduwd werden door haar digte kroonen; het vonnis van neervelling is over hen beftemd; ja , »j. 13. Gepast is de aanmerking van MiciiAëtrs, dit is een beeld van.de zwervende volkeren, die in dien tijd de ontvolkte landen introkken, en in bezit uamen. vt. 14. Ik ben hier meestal Klopstok gevolgd; Egypte was bijna het eenige rijk het welk Sabels grootheid benijdende dors; wedcrftaan.  van EZECHIEL. Hoofdd. XXXI. 525 rs. 15. Zo fpreckt Monai Jebovab: toen hij in de afgrond daalden, liet Ik r,„ -■ ., , een treurdag houden; Om znnent wil verborg zich de afgrond, en kaatltedeftroorr.cn terug. De breede wateren wierden beroerd ,den Libanon was omziinent wil £n al het geboomte des velds was om zijnent wil verdord, (zwart , vs. 16. Toen Ik hem in den afgrond neerplofte, met die welke in den afj oen beroerden zich de volkeren over dat gedruis; ("grond dalen Maar alle boomen van Eden, de fchoonfte en uitgelezenfte van Li- Die .ri k bewaterd werden troosten zich in de beneden waereld!*' vs. 17. Toen zij met hem ten afgrond daalden, met de verflagenen door hec T-„ _;- . /jl '. , zwaard ; i.n zijn helpers, die onder zijn fchaduw onder de volkeren gezeten hebben. nog meer om met de fiervelingen die aan de aarde ter rotting overgegeven worden, ook mede den grond te helpen mesten. 15. Hier bij voegt de Heere Jehovah: overal zal van zijn val gehoord worden, vooral bij hun die zich veel van hem beloofden; lk heb den dag van zijn ondergang tot een treur-dag gemaakt; de wellen onder den grond murmelden zonder opteborrelen ; da beeken ftonden Uil of deinsden eenigzins te rug; en die een vijver gemaakt hadden , werden drabbig en geroerd; de lucht van Libanon, hoe helder anders, was met nevels omhult; alle Hammen Honden met neerhangende bladeren in een kwijnende fland. 16. Hoe veel volkeren raakten in beroering, toen hij met een ijslijken flag in den grond zonk; hoe veelen wierden 'er met zijn val verpletterd, die naar den afgrond overgevoert wierden; hoe veele boomen die ook in den grooten hof der waereld gedaan hadden, en onder de fchoonfte en rijzigfte op den Libanon geweest zijn , en in de beste gelegenheid geleefd hadden, vergenoegden zich nu daar mede, dat hij ook hen in lot gelijk was geworden. 17. Nu hadden allen een noodlot, met een aantal menfchen die door den oorlog vernield waren, wierden zij allen gcfloopt; het zij zij aan zijnen fiand behulpgeweest waren , het zij zij eenigzins door zijn fchaduwrijkheid van hem afhanglijk geweest waren.  526 - Het BOEK TS. IS. Wie onder de boomen in Eden was u in grootheid en luister gelijkt (Ja daarin) dat gij met Edens boomen naar den gtond moest dalen; En daar onder onbefnedenen leggen, door het zwaard gedood ; Dit is Pha&ao met z:jn ganfche heir, zegt Adonai Jehovab\ iS. Zeg dan niet meer: waar is onder de boomen van Edoms waerelds-plantzoen eenen zo fchoon van flarn en zo hoog! gij" zult met de fchóonfte van die ook nu moeten vallen, en daar onder de fchimmen der ongewijden moeten wonen, of die de vernedering ondergaan hebben van op het flagvcld hun leeven te moeten latejtt, in plaats van te zegenvieren; — dit is de uitkomst van den breedtakkigeu ceder Piiarao; zo bedreigt de Heere Jehovah! XXXHfte y^v hoofddeel. u ? het einde van het volgende jaar, twaalfde jaar, in het begin van de laatfte maand, had ik ^and den wederom eene nadere openbaring, welke mij eerftenVan die duideliïk. in het beüisfend lot van Egyptes Ko- maand; gebeur- J ,. . , de het, dn je- ning verlichte, a. Het was: ftervelingI maakt riTg mi'wêdér eene treurklagte op den ondergang van den kt"ie>t*' n^Egyptifcheu Koning, — zeg hem vrij uit: was: menfchen uw gedrag was vour u'.ve iiabtiureii als dat treurzang aan van den jongen hongerigen leeuw, zeer ver- Jv'^.'flindend, of zo als het Nijl - monfter op ning: gij waart tfe vninfte belediging in zijne bedding geonder de VOl- _ , , ' n r* i keren een vol-ftoord , handelt; op het minfte idioot gij gelijk? oTaiIals een pijl voort, op uw beweging werd de crocodii in njet a]|cen de bron, maar alle de vh'etenhet meir; gu * febootdooruwc de ftroomen onklaar, en droegen de tekens '«lrhetewa-uvver verbolgenheid. 3. En dit is de egte ter met uwe d waarom u de Heere Jehovah bepooten , en ^ maakte de lo- dreigt: pende wateren troebel, vs. 3. Hierom zegt Adonai Jehovah: Ik zal door een aanral volkeren het net over u fpanncn; En zal u met touwen optrekken in Mijn net. Dat hij u zal doen vangen met geweld , en u met  tan E ZE C HIEL. Hoofdd. XXXII. 527 rs. 4. Dan zal Ik u op het land trekken, op het veld laten liggen; De vogels zullen gerust op u zitten , en het wild gedierte genoegzaa. men voorraad aan u hebben. vs. 5. Terwijl uw yleesch naar de bergen gevoerd word, Zullen de dalen met uwe overblijfzels vervuld worden. vs. 6. De oeyer waar in gij zveemt, zal tot aan de bergen met uw bloed »eEn de lage landen zullen met u ,,g,„u worden. f^ern zim - VJ. 7. Bij uw neervallen zal Ik den hemel verdonkeren, de Harren verDe zon met nevel omhullen, en de maan haar licht doen Manen?"; TS. 8. Alle glanzende lichten des hemels zullen om uwent wil in het donDikke duisternis zal Ik over uw land veripreiden, Mgti*£,>w| de nodige werktuigen uit uw element zal doen optrekken. 4. Op den oever geileept, zult gij daar in het bette zand liggen te verfmagt^en; ongeftoord zullen de roofvogels op uw rug zwerven, en op haar aas belust daarop vallen, terwijl het verfcheurend woud-gedierte voor den winter aan; uw romp voorraads genoeg zal vinden. 5. Overal zullen de gefcheurde brokken vieesch op de bergen te droogen gebragt, gevonden kunnen worden, terwijl de lagere valeië wegens uw romp eene onaangenaame lugt hebben zal. 6. De oevers waar op gijzo menigmaalen darteldet, zullen zwellen eu buiten hare boorden tot aan de bergen reiken, door uw bloed aangehoogt; en de (taande wateren zullen de tekens dragen dat zij met uw bloed geverwt zijn. 7. Op uwe geweldige ontzieling zullen tot de hemeltekens toe, door het weigeren van hun licht, vervaard fchijnen. 8. De kimmen waar uit het vrolijke licht koomt oprijzen, zullen beneveld zijn ; nooit zal Egypte zulk eene zwaare verduistering ,gekend hebben; zo dreigt de Heere Jehovah'. 9. Zeer vele volken, uwe bondgenoten of onder vs. 5. Zeer wel heeft Dathb , zonder dat men de punHati, behoeft te veranderen, de betekenis van het woord overbUjfzels uit het Aratisci betoogd. vs. 6. Ook aan dit vers heeft Datiie, doch met meer willekeurigHetd, eenig licht bijgezet: bet fptk ZCu op 4, iergen dampen.  525 Het BOEK vs. Q. Daar hij zal Ik de ziel van veele volkeren verdrietig maken; Als lk uwe onderhorigen onder volkeren zal brengen, in landen u gansch onbekend. vt. 10. Ik zal oorzaak zijn dat veele volkeren over u verbaasd zijn, Haare Koningen zullen de haairen van fcbrik te berge rijzen , Als Ik Mijn zwaard voor hun geziebt zal doen fcbitteren; Elk zal op den dag van uw val. elk oogenblik over zijn eigen leeven bedugt zijn. vs. II. Want, zo dreigt Adonai Jehovah: het zwaard van Babth Koning zul u ook bezoeken. vs. II. Uwe troepen zullen geveld worden door helden-zwaarden van de vcrfchrikkelijkfle volkeren ; Die zullen Egypte's trots doren , en hare volkrijkheid vernielen. VI. 15. Ik zal hare dieren van de oevers verre verwilderen; En geen menfchen voet zal ,die beroeren, geen beesten klaattw die (troebel maken. uwe befcherrning , zullen zelfs ten uiterfte neerflagtig wezen, ziende dat uwe onderdanen , nimmer ballingen, nu in gansch onbekende landen moeten omzwerven. 10. Veele volkeren uw noodlot vernemende , zullen daar over verbaast ftaan; veele gekroonde hoofden, daar men van u alleen nog verwagting had , ten uiterfte moedeloos wezen ; te meer als zij bemerken dat die zelve veldtogt hun bedreigt ; elk zal voor zijn eigen veiligheid bedugt worden, als de uitkomt van uwe veldflagen zo treurig zal wezen. \i. En niet onwaarfcbijnlijk is dit, want ook bedreigt u Jehovah met den inval van Baheh Koning, ia. Legerbenden met de groodte Generaals aan het hoofd, onverbiddelijk wreed en vol van moed, zullen de beste manfchappen neerzabelen; de trotfche weerftand welke Egypte dagt te bieden , ongelukkig doen uitvallen , en hare beste legerbenden doen fneuvelen. 13. Geene tijraunen door aanzien ftout, zullen zich in het rijk meer verheffen, allen zullen ontzield zijn; de Nijloevers zullen door geen rnensch of beest bereikbaar worden, zo ujtgeledigd zal het land wezen. 14- Dan zal de Nijl vs. 10. Tot dus verre fchijnt hier een binnelandfchen krijg bedoeld te ;ijn, want vs. 11. begint eerst duidelijk den inval der Babijltnitrs.  van EZËCHIEL. Hoofdd. XXXIL 5tfJ VS. 14. Ik zal de wateren doen bezinken, En IiHiine rivieren zuilen als nlip »nr,t«„ 011e zagtkens gaan; zegt Adonai Jobevab 1 vs. ,S. Als ik Egypte tot een woestijn zal gemaakt hebben, „, heI VOIk Alle d, inwoners zullen verflagen zijn; en dan z'ulieïzlfttenf daj lk de Jehovah ben. •r?Jdoich^e„\tttereLÊun" T «I. Zij zullen het ,e^~'^^^^en ro^heffej, dreigt Adonai Jehovah 1 - met alle hare konst • wateren,, gelegenheid genoe* hebban OP oe overllroming te bezinken, en door 'den we int en aandrang van het opper-water en de uitdamping ZÜS envan Joners door^fc^ heid des & gezongen wSdS ^onl^de van maagden, onder hare bondgenoten! -1^ re i ld op den ondergang van den Koningen zim 1 20 dreigt de Heere Jehovah! * S ° ^ 17. Eenige dagen later had ik hieromtrent nog v, tf. Nog nadere bijzonderheden door >W, het wast dïeurd,V f & mSMd; d3t >M*% ziek  53° Het BOEK vs. 19. Zoudt gij beter zijn dan anderen? Daal neer en vlijt u onder de ongewijdcn 1 vs 20. Zij moeten onder de doodelijk gewonden in den krijg vallen ; Aan het zwaard zijn ze gegeevcn , om die ganfche bende wegterukken. rs. ei. De grootfte helden met hunne troepen zullen hem «^n»*^* Als zij neerdalcnden, onder de onbcfnedenm , onder de gefneuvelde vs. 22. Daar is A g jyjaar genomen, dat de man tot zonder zich te ° 7 laten waarrchu dien post aangefleld, nalatig was in zijn wen , hierom ,. , , , . . . ., is zijn bloed plicht, niet blaasde, en dus het volk op zuh'iaat waal-2'iet 'anc* nergens van wist, dan is het bilfchuwen bevei- aj js 'er maar eeI] mensch door dien viian- iigc zijn lee- J , _ , ven. delijkeu aanval gefneuveld, al is net dat de 2oVSde6'wagt" man zeer wel dien ontijdigen dood om zijn het zwaard ziet gecjrag verdiend heeft , zo verfchoond dit naderen , zon- » o » der op de tram- den wagter nogtans niet van ftrar. 7. Nu, hebbgen!aeZnnhét fterveling! door Mijne aanïtelling zijt gij gewaarfchuw"voor uvve landgenoten hier zulk een wagter; is; komt dan gij kondigt onraad met meer zekerheid aan, het zwaard, en .... , , . rooft maar Ce- zo als gij het van Mij hoort, moet gij het die" tterft'din woordelijk tot hun bedagtzaamheid overbren■wei regtvaardignen- 3, ts fje waarfc'uiwing , fnood mensch! om ziin eigen ° j i' ■ fchuid, mnar uw leeven is wegens uw ontaard gedrag 111 ikin ''«venwel gevaar; dan moet gij alles doen wat mogevan den wag-,jjk ■ m j em tot een tegengefield gedrag ter vorderen > .. vs. 7. Daar- te verpligteii ; doet gij het niet, hij fterft om menfchen kind! vermids gij als wagrer gefteld zijt over Israels familie; zo m.iet «ii het bevel van Mij horen, en daarop hen van Mijnent wegen waarfchuwen. vs S. Zeg lk den r oodaard aan: fnoode! gij moet gewis fterven; en gjj doet niets om den boosdoener van zijn gedrag aftebrengen; die booze zal wel in zijn fnoodheid Iterveu, doch zijn bloed zal Ik van u verderen.  van EZECHIEL. Hoofdd. XXXIII. 535 billijk daar hij onverbeterd fterft; maar gii. vs- 9- Doch zult om uwe nalatigheid in uwe handelwijze den fnoèdaalï ook geftraft worden. 9. Maar doet gij llW Srag^vernuuutï plicht jegens hem, en blijft hij onverbeter-001 deorzicb te .... , . ' J veranderen, en ujk, hij mag om zijn onverbeterlijkheid ge- hij zijn gedrag ftraft worden, maar gij hebt daarover niets zo^ai^hTwei te verantwoorden. 10. Hierom, Iterveh'ng! ,".,">n b."' .. 70 Z>ff? a omko- moet gij uwe landgenoten, uit een ftamhuis,mens don, gij onderhouden, en uw pügt doen; zcggeinè'e"/>rf!CLVen zij daarop: waartoe dat? wij moeten boe- vs. 10. Hier11 om, menfchen ten voor wandaden en ongodsdienflighedei. kind! moet -ij te voren gepleegd; het fchijnt dat wij daarJSiWkenïïJj- onder moeten bezwijken , waartoe dan hef lkdeö zi>1 . J " woon te zeg- vermanen f wij behoeven op geen genoeglijk gen ■ onze onleeven te hopen, wat wij dan ook doen.Xïrrwïal^ tl. Beantwoord dit dan uit naam van de™*',^'^^Heere Jehovah: dat Ik allerplechtigst be-v'or ons is tuige afkeerig te zijn van het ftraffen des ie" ven"" 'e fnoodaards; maar met verrukkend genoegen hevns' '£t zbe§ zie, dat hij om de ftraf te ontduiken, zijnJJU» •eeveni fnood gedrag vaarwel zegge; en zo zich den jXwi .• "zoo weg tot een genoeglijk leeven baane, roept 'dood dan herhaalend : hervorming! hervorming 1 aari'neb» j- ..... 0 maar daarin is Israëliërs! gij wilt* immers geen oorzaak van '•«>.. dat hij uw eigen verderf wezen? 12. Om dit te^/om'tedc? Iterker aantedringen, wil Ik, fterveling! dat*™* « gij uwe landgenoten verzekert: vorige bra rl1^' vm av> ve daden kunnen den deugdzamen man niet genT^aarom redden, als hij zich door een opzettelijkj^HwJ verkeerde daad in gevaar gebragt heeft; maar««"*«">«»* 1 ijl . vs. 12. Hier- ooic zal de boosaard in zijn ontaard gedrag om. menfchen noch niet ongelukkig zijn, als hij daar VBa^Jw'ö ...... , , volkeren : de deugd des braven kan hem niet helpen, als hij in overtreding valt; en wandaden des fnoodaards zullen hem niet doen omkomen, zo hii met van zijn bolheid afziet; zo min als de deugzaaine zijn leeven zal beveiligen, zodra hij fnood gehandeld heeft. LI 4  53^ Het BOEK loof' ik' Jen a^nat' fthoon geen braaf man door vorige braven het ice- deugden de Itraf pp de zonden waar onder en ni'i v'er-hij werklijk is, kan afiigten. 13. Heb. lk zijn *d«wfÊa!toos den zorgvuldigen betragter Mijner wetzasmheid , enten geluk en voorfpoed toegezegd, werd hij doet onrcgt- . j , , „ ' r wardi beid ; dan oiiagtzaam ouder dat beftaan , en daar- TJèn zuilen' niet °P ontrouw, hij mag denken dat een weiin aanmerking a\g ontrouw, zo als hij het noemt, door Komen , maar _ ' J ' in ziin ver- zal fluipcn om zijne deugdzaamheid; de man keerdbcid door ■ ■ • ■ . i •• • n_ c i- hem begaan zal bedriegt zteh , hij is fïraiwaardig om zijn hij nerven. ondeugd. 14. Maar bedreig ik op bet allerdrdg ik den nadrukkelijkfte den roekelozen zondaar met fnoodaard : gij eerjeH gewisfen dood ; maakt hem dit zo Zult gcivis om- 0 " temen 1 en bij bedagtzaani, dat hij van gedrag waarlijk ver- verl 1 at zijn . j mangedragt , atidert, en in de gelegenheden hem voorkobUbjkhei" ra mende zorgvuldig het tegengeftelde doet. vs. 15. Geeft , c Tot eene proeve daarvan het pand zo dien ondeugd- 0 ... , zaamenhctpand onmenschlievend onder zich gehouden , te nij beVg'e/ofeT, rug geef; ; het onregtvaardige geld aan den de' voo'rfchrïf vveLt'8en eigenaar doet toekomen ; met een ten tot een woord, gedraagd hij zich als een naauw gelukkig lee- . , .. ven, en doet gezet vdoiii man betaamt, hij mag op gerecht8" me.°r"" l10Pen ■> mj hezft voor geene (blaffen om hij zal gewis vorige misdaden te vreten. 1.6. Dit is zo leeven, hii zal . , niet omkomen, tterk , dat net geheugen van zijne vorige züne 'zonden gedragingen als in vergetelheid zal zijn, door tvm ge- en Zu\ks wel om dat zijne latere ge.iragin- pleegd, zal met J co gedagtwordenfgen niets dan billijkheid en regtmatigheid opwte dèn «/.'leverden,* zou die niet gelukkig zijn? 17. Naar de**"' iV°Mj zu^Ie eenvouwige, billijke regels ben lk gegewis leeven. vvoon te handelen , en nog bezwaren Mij wei''zeggen..*- uwe landgenoten, als of tb als hun Richier Te're* '"ogf'a- ni'n n'et onpartijdig behandelde; kan lk anders ienat's i-.ande- handelen dan Ik doe? als hun gedrag fnood Jingen zim niet /billijk j daar hun gedrag niet billijk is.  van EZECHIEL. Hoofdd. XXXIII. 537 iS, moet Ik dan niet ftaffen ? 18. Is het dan vs. m A,s ■onbiliiik als een deugdzaam man afvallig word van zulk een gedrag, opzettelijk in onregtma- verJa:u' °"Sigheden vervalt, dat hij daarom veroordeéidK^F® worde? IQ. Is het minder billik? js het Zltln&™™ zelfs niet mededogend en menschlievend, dat v». * Cceeu fnoodaard dit gedrag fchuwende, en den ,kem fc" de A \ \ bboiaurd van mg der üeugd zorgvuldig inflaaude , matzi;n ^dbcu, geluk en zegen daarom beloond worde? ?0. Of» rechfen b'uwat grond durft gij dan voorwenden , dat Mij- 1SüJ? ie? ne nchterhjke handelingen bedenking onder-venworpen zijn; kan Ik anders doen Israël vs'20-Even- /«•fl Hn„ . , ' JS!a?l~ ™l verklaart *».x.. dan u naar uwe daden te beoordeelen «Weden; aubi, Daar ik .nu twaalf jaaren bijna in mijn j£' zijn" niet ballingfehap gefleten had, werd mij op hetS^,,^ einde van dat jaar in den winter, éenrm '■ Ik zaI ontdekking door Jehovah gedaan, welke nfiSeuL&.aïït ontroerde; bet was het bezoek van eerlek 2I. N„ man, die mijn vaderland ontvlugt was en ?e:icurde bet mij de tijding van de verovering der (lad' zou?- VaiTonze brengen. % ffe had Ik 'savonds voor zijnftKld, komst eene gelteldheid die mij zeer bezwaard Z*™^ maakte, en mij tevens het voorgevoel van -and • eene nadere openbaring van Jehovah gaf; ik b™"'1 t merkte dat de belemmering i„ mijn fpi,ak gg** ^ zou ophouden, zo als Ik ook 'sanderen^ * daags bij dat bezoek ondervond, zonder ver- «w;is der daarin belemmerd te zijn. »3. De ^ üoud van bet orakel op dien avond was ■ "?nkomst van ■ dien vlugtc- Jtbovsbs werking; mijn mnnd werd los men A- ""g-\ had ik .bezogt, kon ik fpreken zowldreenlee die man mij ''f>rge»r omfing ik cmJiitZg" das P bell'«™r>»g- vs. 23. Daarop - «. Dus ,8 maanden na de verovering, volgens andere lezing fa ï.de jaar, dt,s kwam de tijding in 6 maanden ; dit i, waarfekijnlijk. LI 5  53? Het B O E K vS. 14. Men-24. Sterveling! — noch is de verwaandheid Vwon'èrs en het wederltrevend beftaan in uwe landvan de rivh- uenoten niet verdwenen ; onder de puinhofaTd',"Vügê'• pen van hun ongelukkig vaderland koesteren zij tta«é2nMn^nog die bedenking: Abraham, onze Hamen i nd nog- d bewoonde Kan•aan, fchoon hem maar tans dit land ' , in bezit; n aar belooft voor 't vervolg, gerust en vreedzaam, Tn nèbben'hetvvij zijn zijn wettige erfgenamen, en onze famibeLonnen"f"nlS lien zijn 110§ VriJ tal"ik ' alta"S VergC" vs. 'as. zegbjking van de zijne, zouden wij dan geen ben' hièrop:„uoed hebben? 25. Maar zeg hen uit naam yJ?rjïtJ':Vm de Heere Jehovah: de gebruiken die ' bioed.'gi'flaaldeze man fchuwde, het bloed eeten bemint „w. oogennaar ■■ d afgodsbeelden die hij ontvlugtte , de afgodsbeel-5'J ' " ij-.„,,«,. den, en Port zoekt uw oog op ; hij was een weldoener rö^dan^heién befchermer van Kanaam bewoners; maar kunnenCftbèzii^'j »jt wreedaards en moordenaren, zoudt «n? ' gij dan blijven wonen ? 26. Die man had vÏÏa'at25u oÜGod tot zijn fchild, maar gij verlaat u op uw zwaard, gij uwe weerbaarheid ; hoe zorgvuldig was tnj ?n vèrkragt'tó'in het huwelijks■ bed, maar gij zijt ondragelijke overfpeelers, en zoudt gij met zulk ren; zoudt gij verwoestend befiaan nog blijven wonen i dan het land . , »■> cifiük kunnen 27 Neen, zeg hen uit naam van den HëebLvs[e"7? zeg re Jehovah: dit zweer Ik u zal niet waar t"-VelioZUun-, o"der de puinhopen van uwe fteden zult jeb,,vab be- gj: door het zwaard der zoldaten fneuvelen; die itwén'dfinhet in bosêh en veld ontvlugt, zal een prooi Lder^voor het verfcheurénd gedierte zijn; die op zuilen door het onriaakbaare iierkten en in rotzen zich verS? *p*a.hMfcholen houden, zullen door ziekte en gebrek 3S? '2* uuitteeren. a8. Waarlijk, het rampzalig vaderarm het woud-, , j jalge een ontzettenden oort zijn, gedierte geven, ° «ri^ifin de UndUllcelen en fpelonken ziin, zullen door de pest oXmeu'. vl aS.Want Ik zal het land en verfchrikkende maken, dan  van E ZE C HIEL. Hoofdd. XXXÏÏI. 539 verlaten van allen die 'er trek naar hadden; mi de jioutt geen fchaduw van verwaanden moed moet 'er êèrT^dt%bij iemand meer huisvesten; de zo watt-5 e; de 1 „_ 1 5 'n1 bergen Israëli Daare bergen, zo vaak bezogt, moeten zozniien eenzalift vernield liggen dat 'er in niemand de lust St" fe^dgj kan opkomen die te bezoeken. 20. Dan zul-beox'de- ..... * vs. 29. Zo len zij allen eerst begrijpen, dat lk Mijzi,llen z"' wevolkomen in Mijn bedreigen gelijk ben, abïïrtta&S. het uiterfte van dat alles hen treft, om datl^'ln * die grouwelijke muitzugt nog blijft aanhou-z/c/,">ZJiz'jn» Aan ah n >. . , om ..He de wau- uen. 30. Maar, fterveling! Ik moet u nog bedrijven door zeggen, hoe uwe medevaderlanders hier om-'Ts.^'o?' En trent over u denken, zij hebben den mond in f> \ ni?."fcl'ei1 1 1 * Kind! zi)t dea nun Routen van u vol in deze dagen, als deillhoi"i van het zon hun lokt aan de zijden van hunne huizen , SS<re iml of als ze aan hun voordeur zich bakeren .gei,0!?" ovc!'a ... " 'AAW tie ziidcn en zij liet zeer, druk met elkander hebben,liür bui/.en, eu dan fpreekt elk van u tot den anderen iVèïïeb»c£ en wekt malkander op tot een bezoek bij^aX;™k u, om wat nieuws van Jehovah te horen Inet zii" b'ulir» 3t. Dan gaat men wel eens deftig bij u&t^'ÊÏÏ neerzitten, ineen houding, zo als het volk wel eens eerbiedig zat, en wenschte Mijn wil fs"v™3*i>» ab te mogen weten; zij horen u met aan-"** °zu 'z\i dagt fpreken, maar aan het betragten denktu™"^ niemand; het is alles maar vertoning en %\Z}Z,i, za' niets meer; hun hart is vol met winzuch-zi'ci-'n bl< »' ais tige woelingen in dit land. 32. Al uw fpre- ™n", CS ken is hen op zijn best een tijdverdrijf, b,„vn' 'v ™"ï een minneliedje, het geen eene aangenaam. """'' zij raa" wijze heeft, goed gefpeeld wordende; evengiïïeSmeilma zo horen ze, en meer als horen is 'er dan SnX'r. Owk van hen niet te verwagten. 33. Maar als'fl*"Bf,eWï,'f'' ltr,C™Ttt'"*a"g' dU °P eene Botie wiize, en wel geftèeld w^d" «ven zo horen aij uwe gefprekken, maar doen'er niets van' vs. Si. Als'  54° Het BOEK dat evenwii dat gebeurt, bet geen morgen u ontmoeten komt, 't geen i.i " ...... eantogtu, dan zal, dan zullen die muitgienge lieden e;rst voeïèn,Zdit^erbegrijpen, dat zij bet voorregt hadden van een Profttt een gg* profeet, al is het tegen hunne veronder hen ver- a iecrd heeft, vvagtiug uitgevallen , onder hen te mogen horen. XXXIVfte y-v ^vT^^hè-l' -L' E gemeenzaame onderrigtingen van vabs opènba- Jehovah gaven mij bij eene nadere geleSif/dus:"* ' genheid andere aanleiding tot vöorfpelling; fchcn *' Siliet was ditmaal: 2. Sterveling ! nu moet profeteer tegen ojj uwe beltralTende redenen tot Israeh hoede hoeders van , ' . . , - . Xsraïi; profe- ders (grooten) inrichten , en uit naam van dreig' den hw- d"en vermogendeii Jehovah hen aanzeggen : deren ,uitna m ongelukkige hoeders ! die het tegengeftelde van Adonai 'je- ° . j bovah.- wee van hun ampt doen, in plaats van anderen «n'r' die Tien bevorderlijk te zijn, mesten zij zich zelven; zeiven vet ma- ^ efc men u da:irorn het beduur over fc haken ; behoren de hoeders niet pen aanbevolen? 3. Al heeft't fchijn; behoort de fchapen te , , . . , „ . , . , r , „ ■weidet ? zulks tot t loon van uw arbeid? is dat de Icnatniet'dè »'èf*"tulS» dat gij melk en boter en al wat al oniekt u met de r\tx fpüze is, u naast ? moet gij u dan ten het ' gemeste ; koste van hun wollen vagten u kleden? hebt w"denh,p doét g'j regt als gehuurde hoeders de beste en gij niet. doorvoedde voor u tot overdaad te keelen.? vs. J. Stinstra meent dat men uit vergelijking van Jercmia XXIII. dit van de Regenten, de Israëliërs in de ballingfehap beftuurende, verklaren moet; ik geloof eerder dat de trouwloosheid der Regenten als oorzaak van den ondergang , en het lot der burgerij, hier gefchetst word. vs. 3. Zo lezen de beste overzettingen: melk voor vet; — wel zegt MiCHAëLis, een herder kan zijn vet vee (lagten; maar een hoeder dat is een huurling, mag dit niet doen; elk voelt waarom ik dit hier iuvoere.  van EZECH1EL. Hoopdd. XXXIV. 54r (mag men de rijken ombrengen om hun • goed zich te eigenen?) is dat nu voor het welzijn van hun , over wien gij het beltuur hebt, te waken? 4. fa dat uw plicht of be- „. 4. „et taamt het u zulken , die uit kragteloosheid *waI^e kmeeit uw hulp gefiadig behoeven, aan zich zeivenS*« n?rfteit overtelaten? moeten de zieken niet op allerlei ILtU wijze verkwikt worden? moet hij die doordf^„S rampen getroffen is , niet door uwen verzag- terzameit «rijtenden invloed de verligting zijner fïnarten jZti'/ztu gevoelen; die uit verkeerde inzichten mfL>%r%i onder uw beftuur afgedoold zijn, behoort gij w,,i ™ raet beter te onderigten en te lokken ; en die Sftatfj ze* ongelukkig aan het dolen is geraakt, behoorde gij, hoe veel gevaar en moeite 'er mede vergezeld is, weder optebrengen; doet gij niet het tegengeftelde? de gruwzaamfie tijrannij«j^dS S uitteoeffenen is uwe bezigheid? 5. Gij zijt & "z"ijneze' ue ware oorzaak, dat zij nu verftrooit zou-v?l(lro°m m der édnen waren hoeder, overal buiten hun X£ oort, omzwerven, en elk dus elk oogenblikin ïïf^Zi in gevaar is om een prooi te worden voor g"fe6n' Mjj roofzugtigen , gelijk de ervaring dit leert. döiën 6. Het zijn niet de uwen, maar de Mijnen, oj> hZ%X?. en nogtans zijn ze daar te vinden, waar men£,s; jghun nimmer behoorden te zien op ber*ziin door de* en heuvel aan den Godsdienst gewijd; ilt^SaTA laas! Mijne fchapen fchijnen door den ga*Ö&& leliën bekenden aardbodem verjaagd te zijn j"a'enn'ema,n<* zonder dat iemand zich over hen bekommert ■ of de zorg voor hun op zich neemt. 7. Omomt, ^^ zulk een ontaard gedrag, hoeders! bedreigtaan u Jehovah: 8, Ik betuig u ten plégtigfte 'v-Tbu «I» de Opperheer: dat Ik niet zal dulden,^" dat verzuim van plicht en trouwloosheid la* fe?f  54= Het BOEK een prooi ge- ger oorzaak zal zijn, dat zij een prooi voor worden ziin, ,, , .. daar ze de ver- elk een worden , en zij maar aangevallen fcheurende van wreedaards, op de ijsliikfte wijze ver- wouddieren in ' r ' 3 3 den muil geval-fcheurt en vermoort worden, en dit alleen len zi n, door- , .. , , . , dien zij geen om dat zij zonder een goed opzicht ziin, eneMune(1hoe-en MÜlie trouwlooze hoeders zich om hen der- omtrent n;et bekommeren, en aan niet anders dende fcliapen niet bezorgd wa- ken dan om zich zeiven maar geneugten en Loeders*alleen overdaad te bezorgen , zonder aan het welzich zeiven zi:n van nunne onderhorigen te denken. mesten, zonder J a Müne fchapenp. Hierom is uw vonnis, trouwlooze hoetevs.tl9fn'Hier- ders ! van Jehovah dit: 10. Ik zal,, verh^dTrTpli'klaart U de Heere Jehovah, van de hoevahs bedreiging ders rekeiifchap eisfehen , over alle de onvs. io Ziet, heilen, die allen, aan hun beduur toeverderf1 binden', trouwd, getroffen hebben; daarop zal Ik ze Mime fchapen v£m hUnne ampteii als onwaardigen ontflaan, zal Ik van hun r afvorderen, en op dat ze de voorregten daar aan verknogt h« weTdcn'd" niet langer misbruiken; die onder de klaauïchapen toever- wen van jmn roofzucht zijn, zal lk daar trouwen , dan J zuilen zij zichuittrukken en daarvan bevrijden, n. Want meer" kunnen dit verklaart de Heere Jehovah openlijk: w.mijn"1|r zal de zor§ nu °P M'i llcemen> en nen pen uit hun niet aan hoeders betrouwen, maar naar hun mond mkken , , , zii zuilen door toeftand en verblijf naauwkeurig verneemen. fpgefiêlt1 wo* *2- Even 20 a!s cen K& §eaard fchaapherden- „, der zijne kudde doet, als die door het een vs. II. Want 3 ' n • j zo fpreekt a- of ander toeval in zijn bijwezen verltrooid ife^ïk?,ik'"^dgeworden is, even zo zal lk Mijne onderdazeifs na Mijne „ opzoeken, en in alle oorden waar zij henen ichapcii om- 1 ' .. zien, en ze gevlugt en befloten waren, toen de ïjslijKite Wvs™ iZi.ekzo onweders daartoe de aanleiding gegeeven had- als cen hoeder . zime kudde bijeen zamelt , als de fchapen rondom hem verltrooit zijn, zo zal Ik Mine fchapen bi een zoeken; en Ik zal ze redden, aan alle oorden waar heen zij verltrooit waren, bij gelegenheid van nevelige en donkere tijden.  van EZECHIEL. Ho o fdd. XXXIV. 543 den. 13. Er is geen rijk hoe magtig ook, vs. !3. En daar Ik ze niet uitvoeren zal, geen land hoe"Ü £,S lutgeftrekc ook, waar uit Ik ze niet bijeen bren gen zal, en dan naar hun gewoon verblijfuit.de >«nden, met behoedzaamheid terug voeren ; dan zal tand" brengf'" Ik ze niet onder bedwang houden , maar ™r^Vnw£ hen op bergen en valeien met beken be- ,den aan.de bee- /. . . . ken , in alle iproeid, en 111 de fchoonfte oorden van Ka-bouwde oortiaan, weder veilig doen legeren. 14. Vooras. ,4. ife den overvloed van leevensmiddelen , welva- ïïLze ,op. de ' Desre weiden ren en veiligheid zal Ik zorgen; elk zaldoen «razen, zijn ftreek die hij verkiest tot zijn beftendigg" be^zaï verblijf veilig hebben; de wel bewerkte ben-m*"\za\\% gen van het land zullen den edelften voor- veiIi« in raad dan opleveren. 15. Ik zal zelfs de nën i^nfer, zorge voor hun onderhoud op Mij neemen, den fal%jt£ zo wel als die welke hun de veiligheid door ?ort op UraUs , . , „ 0 bergen weiden. een regelmatig befhiur geven kan. 16. Op v*- is. ik den onderfcheiden toeftand van elk een zal pen^eii! Ik ten naauwften acht nemen ; die voor^doe'" gansch verloren gerekend wierd, zal Ik doordit.belooft^<'* Mijn invloed weten optefporen; die van zijn ""'^'*iT*'i[e oort door misleiding vervoerd was, zal \\lL^ met alle zorge weder aan ziin plaats voe-!,en' het,?.f«e- _0„ j. j „ drevene bijeen ren, die door rampen getroffen was , zal brengen, het Ik tragten door verzagting te herftellen; die binden"* Vh« een kwijnend leeven, dat fcheen nitteteeren\V"Sfe voerde, zal Ik weder tot eene bloeijendeen 'vctte fchagezondheid brengen; de al te vermogenden; ik^ï« en dartele heerschzugtigen, zal Ik op dat ze beftuuretrdeeI niet fchaden, van de overigen , om hun invloed, afgezonderd houden; zo zal Ik vs. 16. Afzonderen, bewaren, zo leest de Alexandrijnfehe, ook de Sijrifche ver/ie met recht.  544 Het BOEK vs. e- Want allen naar hun (Tand met beleid beduurerf. Mijne fchapen! du belooft 11,17. Inderdaad Ik' zeg u als de Heere vil":"vJtLJehovah Mijne bijzondere z-rge en gunde, fchaap vanen jvïïjn macht toe: Ik zal zeiven het richfchaap onder- ' fcbeiden , ais rerampt bekleeden, over de minderen van weltt men en^ebok-zoort ook, en over de meerderen in derkte kci- en aanzien. 18. Het was voor de laatden dik- ïiet'u tel8«r>»IS W'l'S n'eC £enoeS 5 dat z'j ^ net vve'v:lren eene grazige naar zich trokken , en alle geneugtens opeenfcheeeren? moetgedapeld hadden, zij moesten in hunnen dargeen overig*^ telen euvelmoed, het geen zij niet verflinden nog met voe-konden, nog onbruikbaar maken; zult gij ten vertrappen?. * f moet gij heider in uwe dartele vermaken de geringe verrdandhetove-kwikkingcn ook anderen onthouden? 19. Hoe rige met uwe ciikw]ils is het gebeurt , dat de noodzakevoeten cnzui- ' vermaken? lijkheden en genoegens dezes leeven voer utin vs. 19. Moe- door u onaangenaam en bijna onbruikbaar ten dan Mnne ° fchipen, het gemaakt zijn? 20. Ten duidehjklte verkfiart voeten^ve"^ u de Heere Jehovah: dat Hij als Richter den is, afwei- i weten zai noe hen te behandelen, den, en orin- * ten het geen dje uitgeteerd zijn of die overvloed van alte°Tkittig %i- les hebben. 21. Zorgde Ik daar niet voor, fnvSktao?Hier-*k had eerlang weder de dartele onderdruknm bedreigt i,;ng te wagten, de lage belediging en ver«4'Tón ,'dus: dringing, den trotfchen moed op mannelijke OTd'rivheidWelkragten; en als zulks' eens ingeflopen is, tusfchen on- j ejnQjgt dit gewoonlijk , vooral als gantfe en vet- _ , , ' te fchapen we- zwakke weerltand geboden word , 111 een lCviC^UDa'arfchandelijk uitdrijven. 22. Gebeurt dit al, gij van veren j ji^ Z£ v[cz ten pr00j laten maar tn ter zijden 1 (laat, met alle ... • „ , krset en dan nog met de hoornen Itoot, tot dat gij ze tut dien Jireek verdréven hebt. vs. 12. Hierom zal Ik Mijne fchapen redden, dat ze vs. 17. Ik geloof dat wij zouden moeten lezen: tusfchen fel/aap engeis, om de cen/lruclie der bokken en rammen.  van EZECMEL. Hoofdd. XXXIV. 545 hunne redding volkomen maken , zij zijn ni« meer overMij allen gelijk, en daarom zullen allen even den? ?k zauu"-" veel aanfpraak op Mijn ricliterlijke uitfpraak ïï""fchaap!" 1 r ' f icbaap recht nebben. 23. Het eenige hoofd, het geen doen. zij buiten Mij zullen erkennen, zal een hoe-za^en/L*« der wezen, die Ik zelve daartoe verkiezen 1,^^,^" zal, die ook geen weerga in hoedanigheden zalzal hei'wei' hui j' .... den, Mnn die. eboen, die en voor Mij en voor hun meer dan naar davh, ; een David zijn zal in het beltuur; dezegL"n^n'hen alleen zal hunnen opperbeftuurder wezen. t0,t h0"ler we- 24. Ik, de Jehovah! zal in dat tijdpunt""j. H. ik, voor deze onderdanen de waardige Befcherm- 3>h°™i> •■' zal God en Opperheer wezen; en deze andere£/ï*/-0«k*£? David zal weder onder hen zigtbaar als S"1 opperhelluurder den Scepter voeren • hoeder i,c':1 Vürsc ,,_„ ,. ... ' ziin; lk,?e£». vreemd dit moge luiden, men denke alleen heb'zulks dat Ik, de Onveranderlijke! zulks beloofde.beioofd25- Het verdrag het geen Ik dan met hun vs. 2S. r* aangaan zal , zal in de hoofdzaak enkel "j* «rn rust, ongedoorde vreede van rondomme we-binten,s mec zen; van binnen zullen zij door geen wreed-d«lk het™"* aards verontrust worden uit hunne fchnil- aicZ^it bet hoeken; neen, de eenzaamfte. de afrele-land zal l!ic" „ n. . . rocijen ; dan gcnlte oort van het land zal even zo veilig zullen zij veite bewonen zijn als onder de fchaduw van djV"e^ge™" vr. Het is het woord m'o; bij de Latijn.n, de eenige in zijn zoort, die geen wederga heeft. vs. 23-25. Dat dit op den Mtsfias moet gebragt worden, heeft onder anderen Stinstra buiten bedenken gelteld; Zerubabel hier, met Grotius, op de lijst te brengen, is het ganfche tafereel war.ftaltig te maken; wat moeite Hezel zich moge geven om dit op Christus, op aarde verkeerende, te brengen, is niets anders dan zich in tegenftrijdigheden te wringen; al vergeestelijkt men alles, kan het niet baaten ; het is politici , en dus nog aanltaande. VÜI. Deel. Mm  546 Het BOE K in een woud den troon; en de geregelde order zal tegen legeren.^ ft moedwil en roofzuclit zo waken , dat men zal hen, ep. al >sna„ts ;n (re ^igile boslchen veilig zich wat rondom sa ° Mijnen heuvel tcr ruste zal kunnen vlijen. 26. Want zooi tzegenen, ikzal gelijke oorden zullen zo wel de weldaaden zu" ri,d "doei; van Mijn beduur genieten, als-die, welke vullen; vrugt-ronclorn Mjnen gevviiden tempel - berg gele- baare resenvla- j o j gen zuiien 'ergen zijn; ja, de zegeningen zullen gepast in tijd en wijze bedeeld worden; zoms in zulk een overvloed als de groote druppels van vs. 17. Het eene overrijke regenbui. 27. A'les za! on- vcid-gchuomtetjer dat bcfluur aan de verwagting voldoen; Zal ovcrvloe- „ dig vrucht, en geen mfcgewas zal de boomgaarden fretten ; mïirllTZ den rijk geladen oost, de beste vrugten van brengen; allesde)1 a|;];er zai eji{ met blijdfcliap inzamelen, Zal rustig in 7 het land weien; 0veral dit even veilig konnen doen; dan en gij zullen .. ..... T1 ■ ev r i. ervaren, dat ik zullen zij overtuigd zijn dat lk ooic Jehovah Z.*"de' anm-ni» Mijne beloften ben; zodra het flaaffehe van hun jok.;i;i- van fnoode onderwerping, zo naauw hun en* z^egeruktom den hals klemmende, door Mij van een h^t geweldode? gebroken zijn zal, en Ik ze voor altoos genen die hen zai uevrjjden val) den euvelmoed van zulken , die bebeerscbsen. J , , , eene de mcnfchehjkheid zo onteerende genoorzuUen ~zi\ ni™t zaamheid van hun vorderde. 28. Nooit zuilen die Van* vreemde gelukkige weder onder het roofzuchtig geweld vuiken wezen, van wreede en bijgelovige rijken gevoelen; gedierte °des nooit zullen zij door jaloerfche nabuuren , njetS mee? ve" die als wolven op prooi zoms in vallen, weder ninden; zii zul-{^ï jjo-d vvorden; maar zij zullen zo gerust len gerust wo- 3 , . . , nen, en nie- jn den lande leeven, dat geen wtzierrt van doennvrezenhen beroerte hunne vreugde verminderen zal. ys. 29. ik T t C£U 011derpand van deze toezeg- zal hun een ■* r ' vs. *). Plantzoen moet hier in het fchilderij een eort we?en, daaï veel fchaduw is , daar men open vakken , en daar men digt hout heeft;  van EZECHIEL. Hoofdd. XXXIV. 5.7 ging , zal Ik hen eene familie bezpr.-en, reemrijk pu»t. die als een lommerrijke bosfciaadje hun over-m'^fvÊA dekt, dan zullen zij in hun land niet tteerf£r,nd? h'": conr gebrek uitteeren, en niet meer bij af nict me« dit- godifche volken tot veragting zijn. 30. Dan mee?" jie"«rï zullen zij op nieuws begrijpen dat Ik Jfo*ffijg™ vah, van ouds hun God, hen weder be-ksn 0,id<;rTili- fcherm , en dat zij weder Mijn begunlliffd "n «rrvll- „i„ 1 i ö & vs. 30 Maar voih., ais liet kroost van Isracl zijn; ook zü zuilen erdit belooft de Hu ere Jehovah!' 31. DusfcV.d"nuI ziet gij dat Ik, daar Ik u onder het zin-^''ben'• "èn nebeeld van fchapen , als fchapen die (•ot dat zij Mijn Mijn weide behoorden, u het een en anderftmWe' van 1' beloofde, dat gij als menfchen op Mij als uwf'óft' "jjw Befcherm-God moogt bouwen; zo fpreekt de 1<:}">vah! Heere Jehovah! gijvs- »"• ftM=aer ^d^ffePZ!d,t' SÏJ 2ii£ mcn£ihea: Ik benfC»rn£Lie, . tt , . xxxyrte I. jUene openbaring van Jehovah gaf mij hoofddeel. nader inzien in het lot van een volk, tia-w£J; %j& buuren van mijn vaderland, het was: 2. Stër- omlins ik we- veling! zet u met een dreigend gelaad naarS^jT*" den oort, waar den fchakel van Èdoms ber?en ™ Mei> zich met hare fpitzen vertoonen , Voorfpel m'L eïiïctl . tegens het gegebergte Siïr ; en profeteer daar tegen. heeft; hier weder aan den Mufia* te denken, en dus tweo onderIfchéide zinnebeelden van hem in een tafereel te vinden, is te vreemd voor de gewijde Schrijveren: Zeruba bel, de lieveling van Grotiü», is een enkel perzoon geweest, een enkel boompje dat weinig fchaduw gaf, en voor een korten tijd; maar de familie der Maccabeefcbc helden is voor den Joodfchen ftaat van het uiterfte belang geweest, en van deze familie is het waar in nadruk, het geen 'er volgt, en dit is voor d;n Misfias in het voorflcl te flaauw. Mm 2  54S Het BOEK vs. 3. zeg hun een ongunflig lot. 3. Kondig haar dit bet aan : zo . sv t ; n, rpieekt Adonai aan uit naam van den Heere Jehovah: lk. ïk*zafu, Zge-zweCT> dat * U Mijnen Urafl'enden arm, bewevan Seïri bewoners van dien oort! zal doen ervaren; ItUïwn dreigen- , „ «rn, noen gij zult niet alleen ontzettend aangevallen , ?c!:,nkCe\,Uvtr-maar deerlijk door het oorlog verwoest worwoesting zet- ^ ^ Tjvve ftecjen zullen gansch ontvolkt, vs. 4. ik zal en deerlijk mishandeld wezen ; en gij zult uwe rieden in ervaren wat jeh0vahs dreigen in heeft. 5. Schoon een puinhoop J ° veraniurcn, en ujt cjéne familie, hebt gij nimmer den haat tegen woestenij zijn;de kinderen van uw broeder Israël afgelegd, ?en"dd ° die wree ihcid zullen de Hapels der lijken onbegraven lig— waart ,* moet gen , op de ongehaakbaare hoogtens zelfs , noord ook u vinden, vs. 7. Het gebergte van Seïr, zal Ik ten hoogfle woest doen ziin; ik zal uitroeijen hen die het doortrekt, en die 'er uit vlugten wil. vs. 8. Deszelfs bergen zullen met liiken opgehoogd zijn; op uwe heuvelen en aan uwe valeien , aan hare beeken, zullen de ontzielden vs. 6. Zeer wel merkt MiohaI-lis aan dat in het woord bloed hier eene fpeling op Edom is , die wij in onze taal niet kunnen invoe. ren.  van EZECIIIEL. Hoofdd. XXXV. 549 waar men een voet zet door het ganfche doorliet zwaard land, zullen de bewijzen van eene bloedigenUssea' , . , J ' vs. 9. Tot oorloog te vinden zijn. 9. Gij zult zelfs een aitoosduueenmaal voor altoos ophouden een volk te zijn, "f^WT" u uwe beste lieden een gedenkteken van vernie u'';e"J™ ling; hierin zult gij dan de waarheid Mij weder bevolkt ner bedreiging ervaren. 10. En dit alles zo zu^gij' ,rtf. regtvaardig, daar gij eeuwen aan den ande- ZlabbJ^3" ren meendet regt te hebben om als erfge- vs- 10 0m , , ° dat gij dorst naam van den eerstgeborenen , het bewind zeggen : die over Jakobs zoonen te hebben, en altoosén^die^wie u zeiven vleidde met het bezit van beide de?'*'"*.! ziuk'n de mime wor- njken , en zulks wel in weerwil van deden, wij zuiinwoning van Jehovah bij hun. 11. Hierom Itom^'ezuSÏ* wil lk, de Hekr..: Jehovah! u ten pleg-Üïr.^ tigfle verzekeren: t'at lk de wet van weer- vs. ». Hier- 11. „ om, bij mijn vergelding omtrent 11 uitoelTenen zal, even-leeven i dreigt redig naar uw wrok en wangunst, uit een- tiTL \X% wrede jaloezij oorfpronglijk , zal lk bii dein s"°ige uw r , . 11, J toorn , en ja- ILaomteten bekend worden, daarover wraake'«»*'ƒ behandegenomen te hebben, en zal die naar Mijn von-uw' Ziften m's inrichten. 12. Dan zult gij in de ge ^.-«g0^ legenheid zijn, optemerken, dat Ik Jehovah .'!,en ' bekend uwe verfmadende gezegden zo menigtnaalen ftrafcrTdè. ' " gebezigd, en uwe hatelijke gevoelens tegen gijv%U|t'2er^n Israël zeer wel opgemerkt heb, vooral toen i?"' <1a: Ik> 1 j , r- Jehovah , alle naar een deerlijk lot trof, en gij clagt: nu uwe las-ctinis hun Haat zo weerloos dat \k met hen f^en *Z%1 naar welgevallen kan leeven. 13. Ik neem b^,etn uitse" dat op, als of gij Mij daardoor beledigd P^de' zij zijn hebt, en zulks met verzwaring herhaald tTeen mLtijd rui m voor ons gc- fchonken. vs. 13. Tegen Mij hebt gij dus gezwetst, en uwe gefprekke n vs. 10. Dit is gedeeltelijk door de Juieïrs uitgevoerd; zij hebben de ftreek door hun vero/erd Idumea genoemd. M 01 3  55» Het BOEK tegen Mij «-«-hebt; dit alles is door Mij zeer wel opge%itmiJll,bt merkt, al zat Ik Ril. 14. Maar nu dreigt cu'zégi UJd,<*e Hekr k Jehovah: dit land, over wiens »ai Jtbovabi treurige Raat gij zo vergenoegd zijt, zal als Hei ganfcne s , un s m „ land verbüideeris regt vergenoegd en genoeglijk ra allen ww"«tag "opfcich e zijn, pp dien tijd, als Ik bij 11 de ver^ doen ondervjn-n;ejeuc|é rampen zal d'ien woeden. 15 En den. 1 . .... vs. 15. Daar dit is billijke weerwraak*; gij waart zo blij"„Verhitde over het lot van Israël, in heure regter^fnd van *- matige bezitting hen overkomen ; Ik zal ma- Toet , toen ° he; verW est ken dat zij ook over u zich kunnen verzaak u 'ook blijden ; als Seïrs bergen, als het ganfche ïph^e.ni v.n erfland van Edom eene woestenij zal wezen, By 'cr^iL van - iS«v, en gansch (jan zullen de inwoners ervaren dat Ik de Edom , zal .»,..,• 1 een woestenij Jehovah m Mijn dreigen ben. Worden; ei zij zullen ervaren, dat Ik Jehovah ben. XXXVIfte TV /r hoofddeel. r 1VJ_.\ar, flerveling! gii moet voeren gij*,' mêi.ft*SeeneB anderen toon, als gij Isra'èls bergen hare teer" ook aan aanRaanOC lotgevallen voorfpeld ; begin dan de b*Tg< vativrij: vermaard Israëlitisch gebergte! ik heb d"f bJrse'van u aauRaande gebeurtenisfen medetedeelen, uit fefoiab, "beVam van Jehovah. 8. I'e Beer Jehovah j0't0- betuigt u gehoond te zijn over het gedrag fjv'Tkr Adonai van den Edomiet , die mtt eene wrokkige jthovah: daar b)i: jfchap zjch dorst beloven het door uw de vl and ho 1 r nendiachgende, z0 lange gerust bezeten vaderland nu ten »*™guifZ" mtt te zullen eigenen. 3 Bemoedig het uit goeel""^. 3.^Voorfpel daarom dus: zo fpreekt Adonai Jehovah: dewijl w. 14; Ik deuk bier aan de Hlnccateefche tiiden toen de verovering van Idnxea fijt' tot bHjdfchap voor de Israëliërs was. ' vs. 3. Over dit vers zie men de Disfertatie van Lentz fut ScBRoë-  van EZECH1EL. Ho o fdd. XXXVI. 551 naam van de Hf,ere Jehovah: fchoon men men u van alle zich vleit vennids gij zo deerlijk verwoest zijt... la ^T/ge^'eZi dat gij aan de volkeren die uwe nabuui- 'j!jfr' vër'o'nwaardi-" hovah: Ik heb in verontwaardiging gedreigt, zc*Cil uie 1 o o o o ^ agtergeiatene lang genoeg met verontwaardiging aanfehouwd ;V3n d? volkeren hebbende den hoon die men u aandoet, (Je^JE 7. Hierom zegt u de Heere jehovah :fchm%J™dt reeds bevel tot de uitvoering gegeeven te heeft» IT:et hebben, om die volkeren zelfs te doen ojt/«W. met een , .. . . plunderztivt op dat dien buit gansch gedoopt zou worden, vs. 6. Hierop beloof lk de landen Uratfs, de bergen, de heuvelen, de hetfcttL en de dalen toelprekende : dit zegt Adonai Jehovah: ziet in Mini ijver vat: veromwaardigi, g, toen gij den fntaad der volkeren proefde*:, vs. 7 fbèn •prak lk de Adonai Jehovah! Ik heb met Mün hand gedrein, dat de voliccreu rondom u hun eigen veragting zullen gewaar Wordpn. M 111 4  55* Het BOEK vs. s. Maar dervinden , daar zij zich mede in hunne gij , hergen van ... , , . 0 isravv. gil zuitiutzicnten betrekhjk tot u vermaakten, b. n-erin°'uwl^g zu't g'j op uwe gekromde ruggen het vrugt vnorijoop. geboomte , en in uwe af hellingen de Mm volk van ° ° ' ,. • .. j.rabï r/;/ie» ;vruchtbaare akkers, torsten , en dit alles tot zic^'hervattem gebruik van uwe egte bezitters de Israëliërs; vs. 9 Wanten dat genoegen begint allenskens in de ^ nza'rCu Tn uitzichten nader bij te komen. 9. Want Ik «J''^\"f2: heb u niet gansch ten prooi gelaten, Mijn vierki en bezaait aandagt is nog bij u bepaald, en Mijn gun- worden. . , , . , „,,u vs. 10. ik (te zal zich weder doen zien; eerlang zult op u vemee6" gij weder bereid en met vrugtbaar zaad begeren, en wel zvWngercJ wordell. IO. Ook Zal il< Zorgeil de ganfche n , familie van is- voor de bevolking van het land , dat cue deèVuedenalzni-algemeen en voor elk Israëliër vrij zal we- en''debver0laten^en' uit e!ke" 0:3111' h°e raSch ZU,leH ^ oorden be- de lieden bevolkt , en de verlaten hoeven bouwt worden. . .. „ , . , ,, 70 7 j zal ik heiligen, getuigen zijn, hoe lk Mij bij u in Mijn Senen omêerd, eer weet te herftellen. 24. Zodra Ik u in 'tlld hélt on- c'e aanz'en'i.'kfte riiken opontbieden zal, en der hen; en den, vlugtelingen! aan alle oorden weder zal volkeren zul- len weten dat bijeen roepen, en naar uw vaderland zal zeeu'*',;^JoiM/ vervoeren. 25. ö alvorens weder in uw land Jehovah, als lk 11 ten hunnen aanfcbotiwen zal in eer herftellen. vs. 24. !k zal 11 onder de Heidenen opzamelen , u uit de landen bijeen brengen; en u in uw land terug breuken, vs. 25. Dan zal Ik fii>ch water op u Iprcn-  van E ZE C Hl EL. Hoofdd. XXXVI. 555 invoerende, door zuivering; de bcfprengingsen* om u tt , , , _ reinigen; var» zal u verzekeren dat de fchuld voor uwe aiie ooreinne- afgoderijen, waar mede gij u onteerde, weg- ^/"ii'iï genomen is. 26. En om Mij te verzekeren11 zu'veren. c J vs. 16. Ik omtrent uw gedrag in het toekomftige , zal zal u een nieuw Ik den ouden trek in hun Koning niet alleen ^"eenen nleu- verdoven, maar die van zuiverheid, van gods-,vcn |?"st ia ' ' e u bwnenfte dienftige begrippen in u opwekken , een verwekken;het r , , , .... .... , fteenen hart zal ganlche nieuwe en veel redelijker denkwijze zalikmtuw bost daar uit geboren worden; dat verregaan fe^'ww/tiif* de ongevoelig beftaan zo wecrftand biedend aan tarc geven, de waarfchuwingen als marmer, zal buigzaam gevoelig zijn , als het hart dat aanhoudend in den boezem klopt. 27. Nog meer zal Ik za|VMijn7Gec!st doen om Mij te verzekeren van uw gedrag;in u d?en z'j"' J D °' en uitwerken Mijn Geest die alleen eenen onmiddelijken dat gij Mijne invloed op de uwen hebben kan, zal Ikzui^doêrTf'êa beftendig op u tot onderwijs doen werken; ^{\nc ^'""^t dit alles zal ten minden dat zeker ge- »eemen en ue- i,m j »»•• tragten. volg hebben , dat gij omtrent Mijne wetten vs. as. Gij zorgvuldig, en Mijne gebruiken 'naauwkeu- j* d™0^ rig in de betragting ziin zult. 28. Dan zultu™e,n 0 sa gefchonken; en gij gerust in het erfland uwer voorouderen gij zuit Mij tot uw verblijf vinden, als Mijne onderdanen,ze" > raSk^n" en Ik zal weder als uw Befcherm -God van W"n Euhim zijn. u den openbaren dienst ontfangen. 29. Zo vs. 29. En •os. 27. Hier weet ik niet op wat grond Ra the, hoe vrij ook ïn zijne vertaling, het verantwoorden kan , door te lezen : lk zat Mijne Profielen geven , of Ik zal bet u aan geen Prefecten doen ontbreken; voor: lk zal u Mijnen Geest geven; zo gansch ftrijdfg m.'t het ware doel der Godheid naar de Eabijlonipbe Jlit.voeriag; als men hier geene fjfiematifebe denkbeelden invoert, waarom zou men dan kaarig zijn, ja oneerbiedig genoeg om de wcordeu eenen valfehen zwaai ' te geven.  55<5 Het BOEK Se*uw™ on-van cleze befmetting met al!e derzelve billijke reinheden be- gt volgen ontheven, zal lk Mi|!ie eimfte u vrijden; en het , , koum gelasten "üen ervaren, beveelen geven tot uw rijkhjk L-jn'fcn ugeen onderno"d , zonder die door eene treurige' honger meer fehaarsheid tusfchen beide aftebreken. 30. En Ik doen onder- .... gaan. dit vrij algemeen maken, zo wel in die tot ver- vs. 30. DeUwikking dienen, als in die welke tot de dage* vrugten van ., , ° ' de boomgaar- lijkfche behoeften vereischt worden; het gebrek den, en die des . . , . , akkers, zal ikzr-' u niet meer dringen om uwe nabuuren opkdattgijZon- uwen behoeftigen toeftand bekend te maken, der de voike-oj. 2,0 gevoelig wordende over uwe onverren wegens ge- ,. . . - , brok niet meer diende genietingen zult gij op uwe vorige Sevs.0n3i.W uan onteerende gedragingen , en fnoode maat«uit gij inden-.fchappij-verwoestende zeeden indenken, met ken op uwe J fnnit gedra- verontwaardiging , en dubbele belioedzaamwêfl'egtebedrij1- 'ie'd tegen onrechtvaardigheden en bijgelovigven, en een af. 1-^,^ necmeii. %i. En dan zelfs doorzien keer van u zei- J ven hebben, dat Ik u die voorregten niet bezorg 0111 regtvaard'ighe-1-nw verplichtend gedrag; neen, om Mi;n ft». e"gruwe' eigen roem voortedaan, in vrije gunde zo mild, vs. 32. ik doe Ik zulks, zegt de II e ure Jehovah: zal zulks niet .. , ' f . . doen om u- en dit, Israëliërs! moet u met alleen d in verrukplaatst wierd; de plaats waar ik nu kwamdooi  35* Het BOEK rfen Geest in een was ecnc vlakte in het BaM,tonisch land, valei, die met » djod^beende- eene wijd tutgeftrekte be ;raaf'plaa s, zo als was. *<2s'''ik: terftend ontdekte , uit het gröot aantal vs. e. Hij van doodsbeenderen welke ik dr.r.r zag liggm"j JllV-Z™- -• Miin Móstm deed mij dat kerkkruisfm; cn'mf gansch rond wandelen, toen merkte ik ziet, het eetal op den grond nog meer op het groot getal , men kon een voet zetten; daarbij ontdekte waren zij zeer jfc dat ze aJ vrJj |ang aail fa Open lucht .... moesten bloot gelegen hebben, o:n de witvs. 3. Hij . 0 fprak Mfj aan: heid en broosheid, welke zij op het aanzien me'fclienkind' , . .... . .. zuilen deze hadden. 3. Mijn leidsman vroeg mn: wat der"deïeevene? duilkt 11 , fterveling ! is 'er eenige hoop , waarop ik ant- eenige fchij'n, dat deze beenderen zullen lee- woordde: Ado- ... , , naï jebovabive.il, het geen ik VOorzigiig beaniwoordde, dat weet Gij. t^i6ön ft de Waarfchiinlijkheid niet zag: zeide4' Hij5" ir,ijn Rlï'B tt Jehovah! hierop kan ik niet profeteer o<'er antwoorden , zulks voegt U alleen. 4. Ilier- deze b?enoe- k T ren, fpreek op beval Hij mij in de houding van eene hen aan : gij r ,.. , ' r , verdorde been- voorlpeihng hen aan te (preken: gering over- illZabs h°ber- bliJ'fzel v'"'n rnenfchelijkheid, in de fomberfte ioften. flilte wonende, tot u heb ik eene aankon- zegtS' 5^»«'fdiging van belang. 5. Dit belooft de II eejebovab,totde- RE fehovah: eerlang zult gii weder met eenen ze beenderen _ , , toe: ziet ik beftuurder bezield worden, en gij zult als zal het leeven in u brengen, en u doen bewegen, vs. 1. Ik ben in het vermoeden dat hier Geest niets meer betekend dan onze Overzctters willen met de vertaling in den Geest ; door den Geest is hier die gaaf, die de Zieners zoms bcltierde en bezielde, en hier fprekend ingevoerd word; want wij voelen duidelijk in EzECHlëL, daar hij zo zorgvuldig g.'woon is Adonai Jebovab te fchrijven en niet bij, dat hier naar zijne denkbeelden een man werkdadig is minder in rang; alleen in het 3de vers verwisfeit hij den Geest met Adonai Jebovab.  van EZECHIEL. Hoofdd. XXXVII. leevendige wezens u gedragen; 6. Want Ik vs. 6. u ztzal u met fpieren en zenuwen weder onder-""met eZZb ling verbinden, de zagtere doffe met bloed-bckleeden ' u , , 3 met een huij aueren doorweeven , u doen over gneijen , overtrekken, en en ook alles met een algemeen bekleedzelzJ'^tUJ^ ovenrekken, en dan den redelijken geest in TM ufZlll u brengen ; zo zult gij frisch en gezondbenweder werkdadig zijn, en gij zult den invloed van Jehovah kunnen opmerken. 7. Ik vs. 7. Toen hield mij (lipt aan het geen mii gelast wa3 • Profeteerde "k, 1 , . r J ° ' even zo als mij cnd>.r het uitlpreken van deze woorden liet geboden was; zich een zonderling gedruis door het ganfche fctelrét?" lm'. kerkhof horen , dof en hol , ik ontdekte ft"ncL een Be" , . 7 ruisen , eene ratch uit wat oorzaak dit ontdond; — alle^f*' de beenderen waren in derke beweging,nade?detorhet mijn oog viel op een ruggegraad, bekke-naaste b"n* neel; hierbij voegden zich alle bijliggende beenderen die daar zeker toe behoorden, tot het geringde wervel-beentje toe. 8. Ik bleef vs 8 0ofe nog meer ftaren , eu zag duidelijk vezels zas & m hen en gladde doffe op de beenderen opkomen, «gXscb '0% die ze aan den anderen, zo als z« eena-h.en k"men' , , *"* t><-*la ik zag ze met derd waren, verbond; het vieesch groeideeen hllid overaan , en een vrugtbaare Geest gaf aan elk ztwlêtJnZ zijn bekleedzel; maar wat ik zag, geene be-onbeïlcldweging, het waren niet meer dan verfche lijken. 9. Toen fprak mijn leidsman mij we- vs HIef der aan: wel , derveling ! draal nu niet ophielde Hl] om dien geest die elk dezer ligchaamen wel den Zï & eer bezielde, aantefpreken; ze°- hen aan uit riJj • beTecIt naam van de Heere Jehovah: dat Hij Zij-""4-' wind . nen zagten leevendigmakenden adem over deze ""en,« ganfche valei doe zweeven, van alle kanten ^X^*™ en elk door die koestering den adem inblaze ze te docn lte' op dat deze weerlooze lijken in leevendige *''  Söo Hst BOEK. vs. 10. ik wezens veranderen. 10. Met vrijmoedigheid hêf'Sn 3 mij deed ik zulks tcrfiond, en het werd oogentorop" wtertbliklijk gevolgd door dierlijke bewegingen in den zij bezield, je |ü'Ken , die mij duidelijk leerden, dat wil en^i'vgen haar befïuurder haar weder bezielde; eeréén' verbazend lang fionden zij allen in eene frisfche vlugge groot aamai. houding ; iiu zag ik dat liet getal al aan„■ merkelijk proot was n. Nu zeide mij mijn vs. ii. Hier- l , . ep verklaarde ieidSman: fterveling! dit gezicht is voor u ïïLd^ritoeene treffende fchets van de gefieldheid der ^oVt^'ttxnlsraëllers zonder Godsdienst en burgerftaat, gehee'i; "merkals losfc beenderen op de begraafpaatzen van ken:onzebien-hunne overwinnaaren; Ik heb Mij van dit defn,z}'non/e zinnebeeld te eerder bediend, en dat uwe to«p >s '"«'landgenoten Mij daartoe aanleiding geven in "" hunne klagten; — aan herftelling is niet te denken, wij zijn als uitgemergelde verdorde beenderen, zonder uitzichten, zonder mo,„ Hier-gelijkheid van redding. 12. Om hen uit die VS. rïlc' DJ m . '1 TI om moet eji ontmoedi»ende denkwijze te brengen, wil tic JSd Ta^eV dat gij hun aanzegt: de Heere Jehovah gi?:di-beiXft verklaart u alle hinderpalen te zullen opruiv<,b: ik z"i men, geen Haat van gevangenis als de openen, ^uTt ;>raffpelonken ; geene fieden, voor zom"olm SI™ mige uwer als kerkhoven van verdorde beente,,, mijn volk! deren, zullen u kunnen beletten, dat gij en u naar het ' . land van Isra «herleefd, en naar uw vaderland terug Keert. voeren. ^ Dan zü]t ^. erjjennerj dat Jehovah ge- gijVSzu't1rke1n-trouw is in Zijne toezegging, als gij de ™eVvatben^ leden in Karavanen zich bij den anderen zult ziet uwe gra- Z:£I1 voegen als gij die onderling verbonden ven zal Ik ope- 0 , - 1 , • neri, en u daar ziet, en in eene goede haat; en ai is men'r'ó °Siijn het dat gij dan in vergelijking van een gevoik'l vestigde (laat niet meer zijt dan ligchan.men zonder leeven, weest, Mijn volk, daarover  van EZECHIEL. Hoofdd. XXXVII. s6i niet mismoedig. ,4. Het za] a, rnsch g£_ vs ,+ Jfc volgd worden doof eene andere weldaad ; "^„'„f1^" gij zult een onafhauglijken burgerftaat WOi~'"zi''"'Ten u den cIot eene vrije overheid beftuurd; bur- IrT het' gcrflaat en Godsdienst zal u het oude pv !?.nd zonne leeven in uw vaderland teruo- eeven ■ zult ' r'!t»ncn, en Hun .*■»»* 1 ?• . 0 fe ' dar Ik yworai en dan zult gij bj ervaring weten dat bij'1" Slóóft en Mij, den OnveranSerJijken in het beloown^^.^ en m liet doen, geen meerdere of mindereHier «kerheid is. bA<»w£ 15' Eene nadere openbaring ontdekte mpSdér.Sïr* de gemeenheid van dit voorregt, ook be--SfcM; rreKiijk nuii , die m een vroeger ballingfcbaDmoet een b6ui naar Asfarie vervoerd waren. 16. Het waa: *w'op *WJfterveling! voorzie u van een houten ftaf,™ ¥£\& graveer daarop den naam van met de famltrf^ldm onderhorige ftammen, Benjamin en Simeon d™ '"<& "«n neem nog een ftaf van dezelve grootte en enfchrijfc ddtte, graveer daarop den naam van /Cf», waar onder de overige ftammen, onder™ <,e daa™ebet opperbeftuur aan Ephralm, onderling be- w^'."''" boren als bondgenoten. i7. Voeg dan de- dJbijeen*^! ze Haven rug aan rug, zo digt bij een, als Sier aiLft" of het mnar eenen ftaf was , fchoon dan dik-?" °£l ker, en houd ze wel digt aan den anderenX m uwen vuist vast. ,8. En als uwe land-1^ „ E genoten, als gij dit uitvoert, vragen moeten a,s dan ue 0 ïjlandtrs oi.der «. .S-28. Over de vervulling is fc.cH^M. breed; Hij, om een woord te vinden het geen het ganfche denkbeeld inOuit, drukt zich dus W« d„ alles moet vervuld worden als de Ctrifi.cr^U haren aanvang 3; mT' nos waften over het Joodfche la,,d zo wei *«" «* waereld. Met vs. H. begint de ,„tfte voorzegging, zo naauw verbonden naar der Profeeten denkbeelden met die uit de „,,y,„,y», b|1, lmgfchap. ' J °" VIII. Deel. nn  562 Het BOEK uwe i.mdgeno-dit betekend iets, wat wilt gij, EzEcmëL,! z"i>Vi'a"ons daar mede zeggen? 19. Antwoord hen dan: w« dTttdit wil de Heere Jehovah u daarmede kent? ' leeren: Jk zal het opperbewind door Jofeph hert8"dJri, ditala eerstgeborenen in Ephram uitgevoerd,. ïS^&éSflofW de overige ftammen, en het opperbeziet ik zal> • d n *uda met zijne onderhorige, beiff.pbs it il, door u ballingen uit dien ftaat opteroepen, en naar Sebt,danitiuw uw vaderland terug te brengen. 22. Dan zal ^™™Ik u als een web vereenigd volk, zonder hcivs' si Zegfcheuringzonder onderfcheid, het land, bijdaarop:ditver-zonder de beroemde hoogten, doen bezit|lC*r""tten; bet burger - beduur zal niet meer in •zai AeJsr~P~ twee5fl oercheurd zijn, den anderen jaloers; van de voike- Bjteil pij zult maar eenen oppenten naats- T(»n waai* üi.i ™ . -. i henen sw-beftuurder erkennen, en ophouden van elzdz'vannnokander in ftaats- inrichting, en_ Vorften van oorden wa»-^ anderen onderfcheiden te zijn. 23. Het h% land terugjteaine* van dien tijd zal wezen, dat webrvs?eDia. ik der alle de afgoderij en alle bijgelovigheden Jofe^naken'Tp hraëh bergen; en zij zullen allen een Koning tot op7Vuer hebbent zü zullen niet meer twee volken ziin, en voortaan niet „je-r in twee rijken verdeeld zijn. vs. eg. M zullen zich "iet weder \efm,*tttn met afgodsbeelden, en andere gruwelen; Ik zal ze zelf» red- vs. 19. Eigenlijk ftaat 'er: met Efraïm et zijde; dit kan met D ATH E zeggen, dat het bout op twee zijden befchreven was.  van EZECHIEL. Hoofdd. XXXVII. 503 onbekend zullen wezen; dat bet dugge onhan-den m die delbaar beledigen van Mij zal ophouden ; zTrnLlee^ ik zal ze redden uit de kerkers waarin ze ™iJr,un,daamn zelfs Mij nog rnet hunn» afgodsdienst bele «Wen 'zij Mij digden; Ik zal hen van dit alles zuiveren, IV ikV^ll en Ik zal ze dan als Mijne onderdanen be- %l EIMm handelen, en zij Mij als hunnen BefchermGnd eerbiedigen. 24. Mijn gunlleling, Mij- H- mm nen anderen David, zal hun Koning zijn; z^ ^ met dat beduur zullen alle ftammen zonder "Tf™' cn zi> r 1 • • . zullen geza- icnijn van jaloersheid wel te vreden zijn , mermrijk maar hij zal aan den naam ook allerbest voldoen;Sbcnizïjzuü eene zorgvuldige beduuring van de zijnen met^^f oplettenheid en tederheid toaen; met hoe Vee]en.Mi"ie naauwkeurigheid zuilen dan de rechten van hotoen.° den daat , met hoe veel blijdfehap de gebruiken van Staat en Godsdienst opgevolgd vs. Bfi', Zo worden. 25. Zij zullen dan bedendig in dat ZnTn £ Cd land wonen, weleer Mijn gundeling belooft,aa" Mijnen maar waarin die zo onrustig omzworf, maar toegezegd1?*0* toch door uwe voorouderen bedendig genoten " °vadé™ is; ja, genoeglijk daarin wonen , zo wel als be- woonde"; ja, /1 1. , daarin zullen ltenclig met hun kroost, en dat weder tot z>i wonen, zij, den afloop der eeuwen, zonder in het daats- "nXo^t beduur meer die treurige verandering van karak- ^™ ters te ondervinden; want hun David zal al.!ooshunVorsc zo lang het rijk duurt hun ooperbeduurder ^"s. 16. ik wezen. 2g. Zegen, voorfpoed en ruste zalft,"" tl de hoofd-inhoud van die bedeeling wezen, met h,m dat altoos zonder afwisfeling zo vonrtduuren altoos" ' Rand zal; Ik zal voor hunnen bloei en ralrijkheid «"«"ermee? zorgen, en zal de zigtbaare bewiizen Mij- hlm^omS ner teeenw wdigheid in den Godsdienst ook a,toos °nd»r bedendig onder hen vertonen. »7. De zi«tbaarde bewijzen van Mijne inwoning zulkn g'' ken lT, N11 2  5^4 Het BOEK en Ik zal tenzij hebben; even als toen Mijn veldtent rnSin"" en''*" der hen Hond , dan zal Ik hen a'.toos tot "Ikzin"5 tC"een God wezen, en zij altoos Mijne ondervs. 18. En japen zjjn. 2g. Dan zullen alle de afgodifche zuien'Kerk"n"volkeren zelfs erkennen dat Ik Jehovah ben, f.nb,vsh"belk,die Israël van andere volkeren onderfcheiddc, die Israël wijde; warmeer zjj zien dat de plaats van Mijn als Ik Mijn hei- J , , ,. , ïigdom onder verblijf onder hen beltendig wezen zal. hen voor a'.toos hebben zal. Hoofddeel. 1. e n E ontdekking van Jehovah gaf mij vs. 1. ópde-nog eene nadere blik in de lotgevallen des *XiV'&Q\k& van Israël, het was: a. Sterreling 1 Vilg vm'jTh'ovab, het was: vs. a. Menfchen kind! zet uw gelaat XX.W II. Alle de Uitleggers ziin hier verlegen, en Haan onderfcheiden wegen in ; de meest verkieslijkrte is die van Hezel, die het algemeen neemt; daar alles evenwel zo naauwkeurig bepaald is, en het de bijzondere vijanden van Israël zijn, wier noodlot befchreven word; de gelcerdfte Uitleggers hebben zich vermoeid de vervullig in Antiochus Epipiianes te zoeken; niets is in het tafereel dat naar zijn" inval en verwoesting gelikt; evenwel is uit de naauwkeurige tijds-bepaling dit gewis; dat het eene voorzegging is die alrcede vervuld is; het aUerwaarfchijnlijkfte is voor mij de gedagte van Creve, waartoe deRidder Micha Slis al voorlange aanleiding gaf: in Josia's regeering waren de Scijtken uit hun land verdreven, en in Medtt gekomen, van daar verdreven naar Afia Sape. rUr, waar zij jaaren lang alles verwoest hebben; toen wendden zij het naar Egypte , wier Koning hen met gefchenken tegen kwam ; toen vielen zij in Paleftina in, waar zij lang bleven moorden en verwoesten. Ik ftel mij de ganfche zaak dus voor: de oude inval der Scijtbese in Josia's tijd zal mogelijk meermaakn herhaald zijn, mogelijk ook na het herftel van den ftaat uit de ballingfehap; hier word eene latere herftelling in de gelukkiger tijden van den ftaat gemaald , welker waar kenmerk als nog airttaande, vs. 11. duidelijk word opgegeeven; — een zoort van volk of ook Scijtben, of in de wijze van oorlogen hen gelijk, zal in die gelukkige tijden eenen aanval op het Joodfche land wagen, met  van E ZE C HIEL, Ho o fdd. XXXVIII, 56S gij moet in eene houding ziren om rampen **U*»* 'egen aantekondigen aan den Koning van JSfe^ÖV%K Ultgeftrekte (laten S en de opperbeftuurders' va:> ifrlf/t' Rosch, de Mofcftièrs en Tibarenen. 3, 4. En tn ^oorfpel uit naam van de Hee*#>W hen aanzeg- "'vs."1'': zo gen: Ik zai uwe gedragingen gewis niet or-Jl^f J*^ gewroken laten; hoe groot uw rijk, ho^ lk r^den, magtig gij ook door de veroverde Vorftendommen moogt zijn; al zijt gij «iet g*^?** woon een land door 11 ingenomen liert te vpi-H u :«"'raaijen, Tl 1 door 11 wêerAa- ieu, ik zal 11, even als men door een *«»in t!i: kaken fchern gebit* cen wild dier beltuurt, doenuuuSn*^ zwenken, en u uit een land drijven, waarin.^ S^rieS gi; met een talrijk heir van de fchooiifte ruiterijruiiers - >'' ^ en voetvolk, allen bij uitflekenbeid wel gewa- °,f e pend, ingevallen zijt. 5. Ahchoon bij uhw „'„I armée zich nog cén aantal van manfchap, de cn fchUd' Perfiaanen, Ethiopiërs en Pnihebs, mogen ge- in JMi/t!S" voegd hebben, die in pracht van wapen rus-^5, °ct ting voor uwe troepen niet behoeven te wii r:he'érs en Pu- Iron r e 1 •■ . J allen Ken. o. 6cnoon gij nog daarenboven Uitmet fchiidenen Gffwer, legertroepen de fchoone Armenifche ^ïl^'e. cruitenj moogt hebben, uit de afgelegeiifle üX^Zj.f Afiatifihe oorden. 7. Doe al wat mogelijk is Ti»>t*»*r's om uw armée gedugt te maken; beproeft uwe kragten in dezen veldtogt met alle mo-fe."Pfe" S gelijke oplettenheid; hebt vrij de eer overl:ü%hu'ndm on~ Taardig, maakt u mancivsarJig met uwe legerbenden, door u Wam.f!? met fchünbare onverwinneHjke benden,en 7ul.en dan die treffende uitkomst hebben hier befehreven, waar door in dien tijd van algemeene rr.ede ..Ie volkeren op eenmaal de lust benomen zal worden Paitflina te beltrijden vt. 6. Gm.r van G.*«« aKteleid, zouden de GaHf.tr, ziin - B oICBalT denkt aan de C„u„, MIC„AëLIS aan Tartaren uit den KrJm, Nn t  5«5 Het BOEK «nweestbentot zu]k ecn ongehoorde talrijke armée het op- bCr.t'beVen'et'" perbevel te hebben. 8. Evenwel zult gij niets vs. 8 Naar ongewroken doen , het zal ook uw beurt verloop van ö . , ... lansen tijd , worden, al verloopt er een aanmerkelijke tijd; worden het zal gebeuren , als gij weder een land latere jaaren illrukt dat door oorlog zich vrij gemaakt zult gij in » . een land val- ]iebt , en uit alle oorden bevolkt is , en iTonJn1 dóór weder de hoogten van Israël in bezitting het zwaard, ^ r ZQ ]auQ-e door rampen vernield en door veeie "w* ' ui volkeren be- waren; '— zulk een volk zo van alle kanératii geberg" ten met voorregten in hun vaderland terug woest Vlegel gekomen, en nu in het zoete*» genot van had; die uit nunnc rust te hebben, o. Zult gij daar in de volkeren , ... üitgevoert zijn , (toren , door een aanmarsch die met een e" dv" *uïl woedend geweld in den eerden aanval wew°°m' Danzen zaJ' en wegens de verbazende overauit 'gij 'intrtè* rnagt aan uwe zijde, zoldaten die alles overfTben ais^eén dromen, io. Ook verklaard u de Heere Verbolgen zee:, ^ehovan. \l0t zeer weet, welke denk- aiS cun iitvi-i ,j het ganfche land [j^iden in uwen geest bij die gelegenheid met uw" 'trol'i zullen plaats hebben, die de grondtlag van hulptroepen ,de"vve fnoode handelingen zullen wezen. n. NU en' volkeren wjj ij, eene ondcnieeming doen op een land vs. io. Doch Jat wel fterk bevolkt, maar geene zeer fter»«■ 7'Teb,vab': ke vestingen heeft, een volk dat door de zal het' "ebeu-ruste de krijgskunde bijna vergeeten is, waar reh, *ts de ge-e]jj; 0nder denzelven in het genot van vrij^ifgen.1'™ 'gij heid als in loof-butten woont, waar men roonietuiens aan geen oorlogs-middelen ter beveiliging van zult hebben. je bezitting behoeft te denken. 11. Ik heb vs. li. En '.. Sii zegt: ik cethalveii niet anders te doen, dan JNlijn umi nMzonde"r armée maar op buit te laten uitgaan , en veringen ruk- [iet Mj: just aftetrekken, en alles wat lien , en die J gewesten cen , , bezoek geven die veilig zitten, zonder muur, grendel of deur. vs. te. Dair zal lk buit maken , roven , eu aanvallen op de bewoonde ruinen, door  van EZECHIEL. Hoofdd, XXXVIII. 567 Mij aandaat gerust te veroveren; het eenige een natie uit liet geen Ik Mij voordellen heb, is dat ttKen I-t™ Ik fieden zal vinden, weleer in goede (laat ™ dat vce en' ° bezitting ver- Van tegenweer, maar nu alleen tot vlekken voor kregen heeft, burgers aangelegd; daarbij eene natie niet totgêheeï '^béden oorlog opgeleid, maar nu zelfs daarvan ver- Wü0m- . , , , vs. 13. Scbe- vreemd door een langduurig omzwerven, dat^> t>ejan en wel eene goede bezitting heeft van vee en kooplieden"?*' andere voordeden, welke zij door een ftif-tu'^V""helden len vreede zich rijklijk bezorgd hebben. 13. Na-11 ^ggeni gij u 11 fchiint op buit buuren en volkeren waar mede zij handel- «ƒ>***»«», hebt den, en die hen in hun welvaren behulp-een '^bra?" zaam waren , zullen mogelijk uit vrees "m root op te ... doen, zilver voor zichzelven u aanbieden om hunne*»e'ud te r„omoedigfte jonge lieden 11 tot gidfen te ge muut^S ven, verondtrfiellende dat gij enkel komt ém^ltV.iJ.l alles te vernielen en uitteroven, en zo veel Urus " kostbaarheden als vervoerbaar zijn medete- 'vs. 14. pronomen, en zo veel vee en andere voorraad men^enS als u behaagt; zo dat zij niet twijfelen of deen Goa , . . , . J - aan: d't dreigt Duit zal zeiven boven uwe verwagtmg zijn. u A.hnai je14. Daar men zulk eene honende taal durfi vóif/^iwbevoeren; hierom wil Ik, fierveling ! dat oii r.,st Js > *>it ° ö j pj net erva- luer tegen Gog voorfpelt uit naam van denrenHeer Jehovah: gewis, gij zult het ondervin-zau opkomen den, hoe Mij de onderneeming fmaakt tc-,,^vuiJ3^' gen een volk dat zo gerust op zichzelven ?n hec "00r- . 1 den , gij, en woont, zonder iemand aanleiding tot het op. *en aantal van vatten van wapenen te geven, om dat te durven lT"Z:emlli aanvallen. 15. Rukt vrij aan uit uwe oor- niiiTs' J eene , verbazende me¬ den , op een verren afbind van Pakftina^h^, en een gessen, komt met de talrijkfie armée van ™J*''c!jge!ij'k ruiterij, en de fchoonde linien voetvolk, volk//«S 16. Ruk vrij het land in, overdroom het, iftinnwoptrc*- ij, T, . kenalsrer. w..lk maar bedenk dat lk u in die tijden zal overdekten; Nn 4  5 20 mm a's vaa •was in Mijn de digte bo.<-£chen cn klippen , zullen daar iiver, het vuur , , . „ ,. Mijner vetbol-van onkundig wezen; tot de mkéten, die fprak'f' deVr.e ;angs den grond kruipen, Kullen aandoening jjsiijke beving over dien l'chok hebben, met al -de redelijke ciid gewis in bewoneren des lands; bergen zullen in J-raëis land wezen. vs. 10 Op Mijn tegenwoordigheid zullen de visfehen der zee be en, de vogelen des hemels, de velddieren, en al het kruipend geiiinte dat op den grond wemelt; ook alle menfchen die bet land be■vonenj bergen zulk;, uectfiorten, alle hare omtuimngtn zulltn a/rol'  van EZECHIEL. Hoofdd. XXXVIII. 569 een afgrond (forten, klippen van hunne grijzeUn» "> aiie hoogten affcheuren; tot de wortels der bergen^u^terj^t zullen in hunne door kunst gangen gemaakte 'en' lopen lange daar van het verwoestend ge- zdtöch*^ a\- voel hebben. 2i. In zulke omftaadigheden zal lk dan den vijand, overal op hoogten tescn hem op- „ D Werpen , zegt van JNJijti land zich neergefiagen hebbende, de >zegt de Heere Jehovah, als aanvallers ÏZ'td zal efil zonderling bekrijgen; hunne onderlinge twistbe~ zal elk wr.akzugtig naar zijn man doen om- w. U Ea zien, om hun aitemaken. »»; Zo wil lk Mijn door pestf ën Ürai'-Vonnis over hen uitvoeren, door eene ijs- «™„,es"00jfj. lijk aanflekende ziekte, en niet minder ijslijke'iromeudepiasmoord van den anderen; daarbij zal Ik, doorh'SeiftVenen)k° plasregens, verwisfeld door verpletterende zuu^'h™/hagelbuien, donder en blikfem, tegen die res'"c":e" . . . » o ne bei den, en ongehoorde menigte fel flrijden. 23. Door de volkeren zulk eene verdediging zal ik Mij overal be%whSd*.5SE roemd maken, en Mij over den hoon, MiKj^JgjJJ" ne onderdanen aangedaan , wreeken, voor en Mij het gezicht van aile de krijgszugtige volke-^""vermei ren, en elk zal dan moeten toeftaan dat Ik™£e" st^t waarlijk de Jehovah ben. fche volkeren, en zif zullen erkennen, dat Ik Jebovab ben. T T XXXIXIre 1. Vervolg vrij, fterveling! de uit-"^1'™' . ° vs. ï. ï'er- komtt van deze gedugte draf-toneelen; begin v'.'s-, menfchen dus: gewis, en wel uit naam van den II e e r Gog 'te pnffe™ Jehovah, heb ik 11 dan uitflag uwer onder- dUwnV.^/ neeming, gedugte Gog! Heer van zo vee' 3tb"«'> ■ bevolkte landen, voorhouden, o. Tot dat gÜg" einde zal Ik u uit uw land opvoeren , als j£>ei£T* cn een wreed, woedend dier, het geen men tot'3*"**'- . vs. e 11: zal zi;n oogmerken wel gemuilband opvoerd ; u dwingen als Ik u van het uiterfe van het njorden zal doen aunrukjNll t  57o Het BOEK ken; ik zal uhet zal met Mijne toelating zijn dat gij u aanvoeren naar , , . ... , . , „ jsraëis bergen, op de lsraelitijcne bergen zult neerllaan , ook'uw bo'ogmaar "iet otn ^aar veroveringen te doen. uit uw linker- 3 4. Maar om 11 te ontwapenen en te verhand flaan; en . , . f uwe pijlen uit melen; — uitgemergeld door felle ziekte, üoCTv^n™d™h gij de lust en de kragt niet hebben vs. 4. op am jen boog te behandelen; maar zult in Jirails bergen a ' zult gij vaüen; uw legerplaats uw einde vinden, met alle lenden" die u uwe gefloten gelederen en ligte troepen; gij vergezellen; Ik jj n een maalt:iicl VOOr detl roofvogel neb u den rooi- 0 vogels van «/-en voor het wreed gedierte wezen. 5. Als cn het woud- het afgemaaide koom op den akker zult gooT gegèegij op de bergen liggen; dit dreig Ik, de ven- n , Hef. re Jehovah! 6. Nog meer, zelfs zal vs. 5. Op het . y 0 naakte land lk in hun eigen land een verwoestend onik'heb h'ff'ge-Heil zenden ; en alle de nabuuren van Padreigt,,zegtA-ieftina aan de zee kusten, zo ongeftoord ienat Jehovah'. J ' ° vs. 6. En ik en veilig leevende , zuilen om hunne parfn' Magog z"iï- tijdigheid ook moeten ondervinden , dat de die"' rif'''dé bedreigingen van Jehovah altoos waar zijn. zeekusten wo- 7, Mijn roem zo vlekkeloos, zal dan op nen; en zij zul- . . len erkennen, nieuws onder Mijne Israëliërs met luister daUk fcnitteren 5 ell Ik zai van (ja,. tijdfKp ten vs. 7- ik zal naauwfle zorgen , dat geene woelingen om Mijnen gewij- ° ° ° den naam on- Mijn roem te verzwakken ongeltratt geduld iVaïi beruchtwordeit; neen, alle de afgodifche volkeren ™,k'-'n'.erzal moeten zonder fchijn van bedenken kunnen Mijne heiligen 1 naam niet meer gewaar worden, dat lk Jehovah ben, die den" en de^a'f- ais de alleen vereerenswaardige in Israël geten zulten we- hoorzaamd word. 8. Zodra dit aangekonten, dat ik ja- digdé dadelijk tot ftand komt, belooft de mis Eerwaar- II li e r e Jehovah ! dan zal elk overtuigd '''vs 8. ziet z'in •> dat Het juist zo in de uitkomt is als het komt ei]lu jn de voorfpelling aangeköndied word, gij zint het zien , iegt de Adonai Jehovah '. dat is de dag die Ik voorfpelle.  van EZECHIEL. Hoofdd. XXXIX. 57! in de naauwkeurigfte bijzonderheden zelfs. vs. 9. En de ,,t „ , ,. -.jj i bewoners van 9. Want men zal op dien tijd de burgers israïis «eden van de Israëllitifche (teden* onbevreest naar^e°^ffb^| de plnatzen waar de armée gelegerd was zien wapenen,rek*. 11 1 , , 11 c dt'n en ron- trekken, om daar al de wapenen, welke aan dieda 0111 de 110S onbcgraveiifcii ter aarde gen (begraven) te beitel len , om dus alle tekenen van die ter zuivering; na verloop van akelige gebeurtenis optermmen ; in verloop denCnzai ""menvan zeven maanden zal dit te werk gefield de 'Jehikking worden. 15. Waar zij nog geraamten of vs. '15. Aismenfehenbeenderen vinden, zullen zj daarvan heteiand*door' aanwijzing doen, op dat de daartoe aan gereizon, en een fielden niets mogtcn overlaten , 't geen niet aan menfchen - ge- " . raamtc vinden, de aarde ter verdere vernietiging overgegee- zullen zij een , , r, , , .. teken daarbij ven word. 10. De naam van de r.abi gelegen datriCdeeDdoo°d- flad Scijtopolis, of Betzan, zal Chamona wegravers het ver-zen • 0p zulk eene zonderlinge wijze zal voeren naar Gocs dooden- men verplicht wezen het land optermmen. davs iö Ook l7- Tot. meerder verzekering wil Ik, (tervezaï de (nabij-[faaj dat gij in verrukking, uit nanm van zónde) ftad ö c, 1 l 11 , • c , daarvan den den Heer Jehovah , allerlei roofvogelen to^w/^beko- en allerlei vleescheetende dieren bijeenroepen men; en ein dc'i k ^al her land gezuiverd zijn. vs. 17. Hierom, menfchen kind! fpreekt Adonai Jehovah: zegt tot het gevleugeld gedierte, en al het woudgedier-  van EZECFÏIEL. II o o fdd. XXXIX. 573 zr.lt, om zich tot een groot feest in ge-te: troept Mj« radheid te hoeden , het geen lk hen be- ""zamel uT^T zorgd heb op de hoogten van Israël, waar Mij7$£! het vleescheeten , ' en het zwelgen van ge-/""' vo,,r'u 1 1 j , ei .. gereed gemankt, ro nen bloed voor hun geoorloofd zi|n zal. een aanzienlijs 18. Onbevreesd zullen zij zich kunnen ver ftSftrwï zadigen met vieesch van de ftrijdbaarite lie-eet , j»""* ... vieesch, drinkt tien , zij mogen het bloed van de eerfte bloed, grooten in rang drinken; onbezorgd mogen vs. 18. Eet _:• 1 1 r . ., , , .... helden-vleesch, zij cie onderlcneideu gerechten, de lijken van en drinkt liet allerlei rang en ftaat voor zich gebruiken; g^o?en™aar! zij zullen allen in de kragt van hun leevent,e' van T!,m- , a men , lamnie- en gezondheid geflagt zijn , en dus even ren , bokken fmakelijk wezen. 19. Gij kunt zo veel vet ver- f"n ™rra?s' dt Hinden als u lust, zo veel bloed uitzuigen0? *»•/*" se" ' ° mest zijn. als uwe graagte wil ; 'er is in die offer-' vs_ lQ 0ver. maaltijd voor uwe verflindende geaartheid vheUg zult gij , j T ■ , het vette kun- overvloed. 20. Ja, aan die maaltijd zult ren eeten, en gij zo veel mogen eeten als uw verflindende tbó°e overig" magen u toela'en zal; gij 0p paardenvleeschbij ,het !i^t'... . .. , , 1 r maal voor u verlekkerd, gij zult de keus hebben van bereid. ruiter- of wagenpaarden naar uw genoegen; Mijn tafei znft het waren allen paarden voor de beste le-iahri'- «owï gerbenden uitgekipt; zegt de Heere Je-als trekpaarden hovahl 21. Zo zal Ik Mijn roem op eenmaal voor altoos onder bijgelovige volkeren op-^jTbftJf'' richten; geene van hen, hoe bijgelovig an- vs- *»■ Mijn ï r i , n , roem zal ontler ders, of hij zal toeftaan dat dit Mijne firaf-de Heidenen oeiTening is, dat Mijne onbegrensde machtTiJe" dit uitvoerde. 22. Ook zullen dan alle dede°"!'ejr"e,ie."' T .... , zullen op Mnn Israëliërs met de groot Me aandoening erken- ftraf létten, dat nen dat Mijne befcherming van hun nu bo-i*" X Mijn ven alle denkbeelden ging; even van dien ;™c* gew°;£ vs a^. En d:e van hrall, familie zullen erkennen, dat Ik Jehtvab hun Elebim ben; van dien dag af en vervolgens.  574 Het BOEK vs. ss. En de tijd af zullen zij Mi| in de uitgebreidde Heidenen zul- ' » len dan begri:- kracnt den naam van Iklcherm - God geven. Sm 'vin ft- 23- ^>an zu"en de jaloerfche volkeren erkennë! nm hunne )ien met aj]e overtuiging dat de Israë/i.rs, wanbedrnvcn ° ° . in ballingfehapj'a wel om hunne wangedragingen door hun» befed!»ï 'ïvb'nen Befcherm-God in ballingfehap gevoerd ben, wiavomik wegens hunne opzettelijke ontrouw hen Mijn Geest ' ° 1 J cvttrok; en en muiterij, en dat Ik daarom zo lange va" Ihmi weder hen Mijne gunde onttrokken heb , en hen waarom^'a!-door lmnne benijders heb laten mishandelen, len door het z0 dat het aanmerkelijkfte gedeelte door het zwaard gefneu- , , , . ,. veld zijn. oorlog gehieuveld was. 54. Maar dat zuiks vs. =4.£o«o-eene billijke behandeling was wegens hun reiif hunne, ° T1 , ,>,zuiverbcid hooiiend wangedrag , en lk Mij daarom beha™dddeJeïk' noest onttrekken. 25. Maar daarom wilde hen; en hicid ju 00^ dat zij alleen van mij hunne bemoeding Mijn gclaad J J voor hun ver- hebben; hieromtrent beloort de Heere Pvienis. Hier- Jehovah: eerlang zal Ik de zoonen van Mijn jj™, ^faiïrt, lieveling Jakob, fchoon ballingen, terug lk zal evenwei brengen: Ik wil Mijn mededogen over het TakOüs gcvüri- genen terug vorftelijk Ti-rae/ weder haren loop laten nee^ngMij' ov«rnien 5 en zal over Miin eernaam weder regt i.r*iis huis bezorgd zijn. 26. Zodra zij meer geloeit heb- ontfcruicn; en ° J ; over Mijnen ben over de wangedragingen bijzonder de jguèrs zljnn.a*W honende afgoderij , die zij pleegden ; toen vS. 26. Na zj- jiet p-enot van aues in bUil vaderland hadbet dragen hun- -' " ner fiiaudt , cfen en zij daarin door geen vijand geftoord en der liraffe . „ , ,, , op de overtre- wiemen. 27. Zodra zij van alle oorden naar zunln^zij^dan hun vaderland zullen terug gevoerd zijn, en de in hei land gerust wonen, en niemand zal ze verfo'-rikken. vs. 17. Na dat lk ze zal terug gebragt hebben, uit de rijken , en verzameld uit de landen;enlk roemruchtig vs. 26. Die bedenking op dit verband heeft, kan de lezing van den text, door onze Overr.etters niet gekozen, mijns oordeels met reden volgen: els zij vergoten zijn.  van EZECHIEE. Ho o fdd. XL. s?5 volkeren in Mijn gedrag hieromtrent Mij weder door hen zat in Mijnen roem zullen herftellen. 28. Dan zullen de^aiUdiicha zij allengskens ondervinden dat Jehovah hunvolkeIeuBefcherm-God is, die wel hunne balling- zu]',se-n ^ Dearn fchap gedoogde, maar ook weder hun dektnnen > waar van de Heer van Nut, Klinkenberg zich bediend heeft, doch te weinig kunde hebbende van bet bouwkundige, fchreef ik daarover aan mijn vriend Tummekma*, «üe In ons Vaderland door zo menige lauwer bekranse! is, wien ik dé Plannen mededeelde; hij fchreef mij: „ ik heb verfcheiden avonden tot „ middernacht aan dat onderzoek beneed, alles blijft mij duister; overeen„ komst tusfchen Ezechiöls en Salomo's tempel vond ik in het geheel, dat met betrekking tot de groote alleen in beiden verfchild, zo veel dat vs S. Hoe onzeker men in de ellemaat der Jooden is voor en na de Bab„lonircbe gevangenis, hoe onzeker die natuurlijke, welke eigenlijk genaamd trerd, heeft M.chaH» ra zijne aanmerkingca op badz. II2.enz. vertaald in Henk,* Bijbelverklaring, uitvoerig behandeld, en daar hij de man is, wien men dat zeer wel toebetrouwen kon, moet men gewis weinig hoope hebben dit naauwkeurig te bepalen, en dus is 'er weinig waarfchijnlijkheid een goed plan waar in de trwn bewaard is, te zullen bekomen. _ De voormuur, waar van gefproken word, is ongetwijfeld de borstweering het geen de de gebouwen farafttto benoemen. Oo £>  5So Het BOEK ellen, elke cl een hand breet laflger (d«n gewoonlijk); nu mar hii de breedte des muurs met een riet, en de hoogte met een net. vs. 6. Hier op begaf hij zich naar de p ort die aan de oostzi.de was , hij ging naar met traopen op, en mat den dorpel der poor met een riet in de breedte, ook den tweeden dorpel met cen riet in de breedte, vs. 7. Wat^het „ dat die van EzEcmëL zes maal grooter plaats, ten minden, bcfla„ gen heeft, dan die van Salomo, cn daarom op die plaats niet daan „ konde; de maat, de ellen uit die der üagt-tafelen te bepalen, daar „ in vinde ik groote'zwarigheden ; ik ben dan nog zeer huiverig om „ hieromtrent iets te geloven, alleen zeg ik dat de tekening accuraat is „ volgens de voetmaat, en fraai uitgevoerd, en zo na de befchrijving „EzechiSl gevolgd als mogelijk is; met dat al zou ik als model . „ het niet durven volgen , ik zie daar in te veel zwarigheden." Dus wanhopende volg ik MiciiAeLis , en vooriil Prof. Meijers lezenswaardige aanmerking op Sciieuchzers werk, waar men de beste en uitvoerigde opgave van verfchillende gedagten zal vinden , en bepaal ook niets, dan alleen dat ik met den laatftan daar in verichil, dat ik dien tjempel nog al aandaande belchouw , maar mij niet vermeten durf in het toekomdige ophelderingen te geven; was de text duidelijker, was liet oudheid- eu bouw-kundige meer toegelicht, had men een meerder doorzicht in de befchrijving van den tempel die in Johannes openbaring vertoond word, ik zou iets hebben ondernomen, maar zal nu niets meer dan fragmenten, gibfingen en donkerheden opgeven, waar in ilt berusten moet. vs. 6. Dit is de hoofdpoort , in de Chronijken de koningspoort ge' noernd, die het meest gefloten gehouden werd. — lk geloof zo men no^ eenige proportie wil bewaren, dat men de meeting en niet de maat hier vinden moet. vs. 7. Om de groote der venrekken wil ik liever die wachthuisjes dan wachikameren noemea.  van EZECHIEL. Hoofdd. XL. 5S1 wachthuisje betreft, hu raat het riet in de lengte, mat het riet in de breedte, en tusfchen elk was vijf ellen; behalven den dorpel eer poorte mat tin het portaal der poort van buiten met een riet. vs. 8 Ook mat hij het voorhuis der poort van binnen met een riet. vs. 9. Hii mat dus her voorrmis van de poort, zijnde agt ellen, haren ingang twee ellen, die binnen in de poort was. vs. 10. En de wachthuisjes der poort ten oosten waren dne aan elke zijde, allen van eene groote, de ingangen ha iden ook allen eenen maat. vs. n. Hierop mat hij de wiidte van den doorgang der poorte, zijnde tien ellen, en de diepte der poort, die di tien ellen was. vs. iq. Voor de wachthuisjes was een plein van een cl aan de voor en agter zijde, en elk had een affland van zes ellen tusfchen beiHe de naasten, vs. 13. Hierop mat hii de poorte van het dak van elk wachthuis tot aan het dak van den anderen, het gaf een breedte van vijf en twintig ellen, de ingang was regen over den ingang, vs. 14. Ook mat hl! posten tot zestig ellen, namenrtijk tot den post des voorhof-, rondom de poorte henen. vs. 15. Van de intrede der poorte des voorpleins tot aan die van den voorzaal tot aan de binnenpoort waren vijftig ellen, vs. 16. Er waren gelloten venllers aan de wachttorens, en a^n hare posten inwaards in de poorte rendom henen; eveu zo aan de voorpleinen; de vs. 8. Dat hier de maat van een riet zou zijn voor een voorhuis of voorplein der poorte is voor zulk een gebouw eene onevenredige proportie, geeft geen grootsch idês bij de introductie, cn word uit het volgende vers duidelijker. vs. 9. Omtrent het woord voorbuis zijn wij mijns oordeels nog volkomen onzeker; Sturm en Villalpandus zijn hier als bouwkundigen zich zeiven ongelijk en onderling verfchillende; Dathe heeft zich hier met Castalio's elcgance zoeken te redden , en denkt aan zuilen. vs. 11. Hier weet men door de evenredigheid in de maat zich niet te helpen, al vind men in plaats van het binnenfte een poort , of een ftraat, eene overdekte ftraat met Scheuchzer; men word daar door niet geholpen; ik zou nog liever aan een gallerij denken, voor aan de poort die aan beide zijde bezijden de poort nitfprong. vt. 13. Wat hier uitgevonden word tot vereffening voldoed mij niet, ik weet niets tot opheidering te geven;- ook niets dragelijks over dit en het volgende vers, heeft Scheuchzer doch alles op eene aangenoomen veronderftelling opgegeven. vs. 14. Het werkwoord bij mat laten zomtnige overzettingen 'er Bit, anderen hebben het in de betekenis, zo als ik het neem, gevoeglijker aan deze plaats dan onze overzetting. — Posten zijn eigenlijk rammen, en zouden dan misfehieu wel uittrekken, baItems, die galdcrijen formeerden , kunnen zijn. vs. 16. Jammer is het dat wij de betekenis van liet woord , het geen de onzen pettem inaaa.-J, overgezet hebben, niet geene waarfcliijrüijkOO 3 hcid  So-2 Het BOEK reniters kwamen in het rond na binnen uit, en de nisfen was lofwerk van palmboomen. vs. 17. Hierop bragt hij mij in den buitentien voorhof waar overal wachthuizen waren, en den ganfcbeu voorhof was in haar omtrek gevloerd; denig wachthuizen Honden op dat plein. vs. 18. Dit gevloerde zag men aan beide /.1.1de van den inuang, en ook regt uit tot aan den afltand der (binn<.n)poorten; [dit was] het bencdenfle plein. vs. 19. Hij mat ouk de breedic van het voortle deel van de benedenfte poort, tot aan den binnentlcn voorhof in den omtrek, het g af hondertellen, zo wel aan de oost als noordzijde, vs. 20. Wat de poort die noordwaards uitzag batrof, te weten van den buitei.lle voorhof, die mat hij in de lengte en breedte, vs. et. Met ziin wachthuisjes , waar van elke zijde 'er drie had , en hare posten en voorhuizen waren evenredig niet de maat der eertle poort, zijnde vijftig ellen in de lengte en vijf en twintig in de breedte, vs. 22 Eu derzelvcr venfters, en hare voorhuizen met hare palmboomen, waren evenredig niet de poort die oostwaartls uitzag; men ging daartoe op met zeven trappen , en de galderijen waren boven dezelve, vs. 23. De poort nu van oen bintieoften voorhof was regt tusfchen de noordelijke en tostelijke poort, tusfcben beiden een afftand van honden ellen. v>>. 24. Hier opi.. eidehij mij zuidwaarts; deze zuidzijde had tot hare toegang een poort, en hij mat derzelvcr posten en galderijen , zijnde evenredig, vs. 25. Zij hadden Tenderen ook in hunne galderijen rondom henen gelijk deze venftcren; de lengte was Vijftig ellen en de breedte vijf en twintig ellen. v>. 26 Hare opgangen was door zeven trappen, waar boven de gallerij was; en'er Honden palmbpomen aan weerzijde van de ingangen, vs. 27. Ook was 'er een poort aan den binnenlten voorhof van de zuidzijde, en de afftand van die beide poorten was honden ellen. vs. eü. Toen geleidde hij mij door de zuider poort naar den binnenften voorhof, en mat die zuider poort naar de gewoone maat. vs. 29. Hare wachthuisjes, hare posten en gallerijen waren ook naar de maat; zij hadden venfters ook in hare gallerijen in den omtrek; de lengte was vijftig ellen en de breedte vijf en twintig ellen. ts. 30. En de gallerijen rondom van vijf en twintig ellen lengte, en de breedte van vijf ellen. vs. 31. Hare gallerijen waren naar den buiteiillen voorhof, heid kunnen vinden; dit doet over het geheel tot verftand van het gebouw het uiteifte nadeel. vt. 17. Voor wachthuizen neemt hier MichaSlis cellen, het waren voorraadskameren en verblijven voor de Priesters naar zijne mening; — het zijn waarflhijnlijk vertrekken geweest drie verdiepingen boven den anderen, het geen het Hebreeuvofcbe woord wel toelaat. vs. is Hier verfchillen allen zo aanmerkelijk, dat hier geen vereffenen mogelijk is; alleen fchijnt het dat dit plein op de helft hoger rees, die meent MicrAëlis en zijn trouwe navolger Hezel. vs. 22. Miciiaclis vermoed hier eene misfehijving, maar kan uit lesingen dit niet herftellen ; dat de galderijen of balkons die bij de trappen uitltakcn en hier befchreven worden, dunkt mij, heeft allen fchijn. vs. iZ. Dit is gewis de voorhof der Prieiteren. vs. 30. MicHAëLis houd dit vers voor onegt om dat het in de •udlie haiulfckriften niet gevonden word.  van EZECHIEL. Hoofdd. XL. 58^ en hadden palmboomen aan hare nisfin, en hadden opgangen met agt trappen, vs. 32. Toen geleide hii mi| naar den binnenften vporhof oostwaards en hij mat de poorte naar de maat. vs. 33. Hare wachthui/en , hare posten en gallerijen hadden de gi'woone maat, ook waren 'er venfteren in de gallerijen rondom, de geheele lengte was vijftig ellen en de breedte vijf en twintig ellen. vs. S4- De gallerijen waren aan den buitenften voorhof met palmboomen voor de nisfen aan weerzijden, en hadden opgangen met. agt trappen, vs. 35. Toen bragt hij mij naar de noorderpoort, en lui mat ook die volgens de gewoone maat, vs 36. Hare wachthuisjes nisfen en hare gallerijen; zij hadden ook rondom vendors, cn hadden de Jenute van vijftig ellen en de breedte van vijf en twintig ellen, vs! 37. En hare posten waren naar den buitenften voorhof, ook waren 'er palmboomen in hare nisfen aan beide de züden.'en hare opgang was met agt trappen, vs. 38. De vertrekken met hare deuren waren bij de po-ten der poorten; hierin wiesch men het brand-offer. vs. 39. En in den ingang der poort (tonden twee tafelen aan elke zijde , om daar het brand-, zo.iden fchuld-offer op te (lagten. vs. 40. Ook Honden 'er op zijde buiten den ingang der noorderpoort twee tafelen aan beide zijden vs. 41. Dus vier tafelen, zo binnen als buiten aan eene zijde, en vier aan de tegen ovr-r zijde; dus agt voor het Aagten, vs. 4a. Doch de vier van het lirand-offêr waren van gehouwene zaïken, een en een halve el in het vierkant, en hadden de hoogte van een el; hier op nu lag het gereedfcliap van het brand- en Ihgt - offer, vs 43. De randen waren een hanubreedte, die (tonden alle op orde in hec gebouw; op de tafelen was het offer-vieesch. vs. 34. Hier heb ik het gewaagd liet onzekere woord posten door nisfen te vertalen, om dat dit hier zeer wel vieide; kan mijn lezer dit ook zo vinden hij behoude het. vs. 56. Gallerijen cf voorportalen kan men het ook noemen. vs. 37. Hier kan het woord nisfen weder niet beftaan , wij blijven dus onzeker, in het tweede lid vleit het weder zeer wel ; eén woord , in verfchillende betekenis gebezigd, bij bouwkundige van dien tijd bekend, kan voor ons nu onoplosfelrke moeielijkheden baren. vs. 38. De vasfebing komt hier zeer bedenkelijk in. vs. 39- Liever onder de galderij. — Het is bij mij zeer bedenkelijk of men hier de betekenis van Jlagten moet houden , mij dunkt dit vleit niet wel beesten te Aagten bij den ingang van een poort: met vergeliiking van 43. zou ik liever denken aan het fatzeenecren van de (tukken vieesch om die dan op de andere tafels te ftellen. 42. Zo donker is men hier dat de Uitleggers zelfs niet weten of men agt dan twaalf tafels te zamen moet hebben. vs. 43. Voor randen leest Scheuchzer. baten met de Cbaldtifcle parapbrast; het is goed dat men 'er bij voegt, dat dit alles in overdekte vertrekken ftond , dan worden het vleeschhallen , die het oog van den voorbijga: ger beledigen. Oo 4  5«4 Het BOEK vs. 44. Eti naar de buirende zijde van de binnen poort waren de vertrekken der Zangers, in den binnenden voorhof, dat aan de zi,de van de niorderpoort was; en het voorde deel was den wegnaar het zuiden; éene was aan de zijde va'i de oostpoort, ziende op den weg naar het noorden, vs. 45. En hii berichtte mij: de kamer die van voren zuidwaards uitziet is voor de Priesters, die de wacht des tempels waarnemen, vs. 46. Maar de kamer die van voren noordwaard ziet is voor de Priesters, die den altaardienst waarnemen; dat zijn Zadoks zoonen, welke uit de familie van Lcvi Jelwvab mogen naderen om Hem te dienen, vs. 47. Toen mat hij het voorplein, in de lengte honden en in de breedte hondert ellen,( us) vierkant; de altaar do'.d voor het gebouw, vs. 48. Hierop bragt hii mij tot dat voorplein van den tempel, hii mat eiken post van het voorhof, vijf ellen aan deze en vijf aan geene zijde; de breedte van de poon was drie ellen aan deze en drie aan geene zijde. vs. 49. üe lervte van het voorhuis wis twintig ellen en de breedte elf ellen; het was met trappen voorzien, waarmede men optrad; 'er waren kolommen aal de pjsteu aan wederzijde. XLIfte HOOFDDEEL. vs. 1. Daarop voerde hii mij tot den tempel; hij mat de posten, zes ellen aan deze, en zes ellen aan geene zijde, de breedte van de tent. vs. 2. De breedte van de deur was tien ellen, en elke muur ter zijde, was van vijf ellen aan wederzijde; toen mat hij de lengte van dien, tot veertig ellen, en de breedte twintig ellen, vs 3. Daarop ging hij naar binnen, en mat de post der deur, twee ellen; de deur had zes ellen, en de breedte ze^en ellen. vs. 4. Ook mat hij de lengte van dien, twintig ellen, de breedte ook twintig ellen; en hij zeide mij.: die vs. 44. Voor zangers leest Mi cn a ëli s, met agcerladog van de puntatie, Priesters van den eerden rang, — wat hij daar mede wint zie ik niet door. vs. 48. Nu zijn wij aan het voorhuis , aan het eigenlijke tempelgebouw met deszelfs doep. — Hier verda ik niets van die proportie iw fchen de uitdekken en poort zelve. vs. 49. Tien trappen lezen zommige handfcliriften, met agterlating van eenige kleene woordjes; wij rijzen nu met den grond, wij hadden eerst zeven en 1111 tien trappen. — Hier is ongetwijfeld de befebrijving van het tempelhnis, bet geen met een heilige en heilige der heilige plaats voorzien was. vs. 1. De breedte van de tent; hiervan betuigt Mjchachs niets te verdaan. vs, 2. Dit is waarfchijnlijk het heilige. — Met veel waarfchiinlijkheid beiluit men uit deze proportie, dat de hoogte van de deur 20, cn van het vertrek 30 ellen moest zijn. vt. 4. Oit is het Heilige der heilige dat hij het voor zich liggende iuis noemt.  van EZECIIIEL. Hoofdd. XLI. 585 te het a lerheiligfte. ys. 5. Hij mat de muur van dit gebouw, zes ellen, «nTeL h,^ \Overtrekken, (ieder) vier éllen, rondom hel veMi^in, VS- ,Ö- -De"- Overtrekken, boven den anderen, tot drie vercttepmgui. tot dertig, zij kwamen uit de ziidmuur van het gebouw, ri?n w, Ia m?teden> in de rondte, zo nogtans, dat zij niet vascgehoul naar h fji ,T wani1 des "uis. vs. j. De zljdkamefen nu wierden Hntr , ™ J W'J "J rontlomi zo d« het huis boven daar mede omringd was, volgens de breedte van het huis boven, maar ging door de hlZl? ™ ,? uvt*L'de.' en 20 tot de derde. vs. 8. Ik bezag ook de w«»»n „ hms-m dcn om;rck; het voetiluk der zijd «-en rekken was ten volkomen rier, elk tot aan den oxel. vs. 9. De breedte van ellpn. .„r 'a . 1 /-an .de ziidkameren van buiten uitkwam, was vijf aan h r h • led,BSeIaten was, was de plaaizo der zijdkamèren, die v" tLin?- oaren- vs" Ia El1 to de Hameren was eene breedte JÏÏL,. * eJ'en'.zo rondom het ganfche huis henen. vs. 11. De deurcnr Yf" die Z'.K'vertrekken waren na het lediggelaten toe; de eene v,n a, iJ' «'/ordzijde, en de andere naar het zuiden, en de breedte I ,der '"Hggclaten plaatze was vijf ellen in den omtrek, vs. 12. Voons des i ^UW," at voor aan de «^eftedène plaatze was in den hoek Sf»nrf rfS l et westen> was de breedte zeventig ellen, en van de Z IL a* fiebouws.was de breedte vijf ellen rondom henen; en de lengtod ël.t ?nnnïefig-PeU^- VS- II- H« mat op dat zi' over j, .. . ° hunne ontrouvvheden cfat zij Mijne trouw daarin bemerken- zeer verlegen worde, regt gevoel over hunne verkeerd- piaVd™ afichrïfheden hadden; bemerkt gij dit, geefven' hen dan vrijheid om alles naar de maat v,!" Wo/denzi' J ^ l",lat verlegen over het geen aftetekenen. 11. Bemerkt gij die trun-zii bedreven hebben, n-„ (i iji -j ' • 1 , fieef hen dan de af- itige gefieldheid in hun, ga dan voort beelding van het temhen nader dit plan te verklaren; ^-ig^SSSS S klaar alle de bijzonderheden , die Ik insan£en» aü" z'ine .. , . , • bijzondere vakken , in agt wil genomen hebben, op dat met aiie zijne wetten, zij naar deze fchikkingen alles naauw- ïïnifiï, T,*n?% keurig optekenen, en op ziin tiid tern-e formcn> en al'<= .. ,r " J" J zijne wetten; teken dit uitvoer brengen. 12. Dit zal nogtans voor hunne oogen, een hoofdregel wezen, die altoos in gLf .^defchikkinl _;„,, j _ . , gen onthouden , en zich daar naar richten, vs. 12. Dit is de (hoofd-) regel voor het ge- vt. 8. Hier onzeker zijnde in de woorden, heb ik dit niet kunnen emfchrijven. vt. 10, ir. Uit deze woorden zou men met veel waarfchijnlijkheid mogen afleiden , dat zij bij de herbouwing van den tempel naar dit plan zich eenigzins moesten richten, als zij aan de reden van de mede. deeling eenigzins voldoen zouden.  59o Het BOEK te°der' SSX^w\tagt zal moeten Stnom™ worden ; de sanfche omtrek om- ganfche berg zal in zijn omtrek, Waarop vat, is allerheiligst;, , . dit is de gfW-wet »et tempel-gebouw rust, voor het vir- bmtrent het gebouw. yo]g ZQ hej,j fchat won]m a]s men vs. 13. En hier ziin de maten voor voorzien van moet op de gewoone wijze rondom zonderrunt'' 'ea aan de altaars kunnen gefprengd wor- vs. k>. En ?u Mt den , om zo den ahaar intewiiden.van d.ai bloec! n?e" . J. nien, dat aan de vier 21. lJe jonge varre moet op eene bepaalde hoornen doen , ook en daartoe gefcbikte plaats buiten' den des afWif, enlarï omtrek des tempels verbrand worden. zu?t göVem on^ondt! £2. De daar op volgende dag moet gij Sen. en verzoenen. een bok tot onfzöndiging offeren, bijgijnen''™ïTt welke gelegenheid den altaar weder se- z,,nd-"ffèr opbrengen. „,;;j „ . , _ & en ver' randen in e-ne wijd moet worden. 23. Op het eindi- beftemde plaats gen van die geheele plegrigheid van ont- te" iZTüJïm.bui' zondiging, moet die befloten worden A vs ?*• 0>'den twee- . rr den d ,g zHlt gij een met net otteren van een rund en vol- »»'«»■«• geitenhok ten wasfen ram. 24. Die voor Jehovah moet me"' de°"ffi ontzield worden in het heiligdom- jpontzon<»i!en, zo als n , , s UUI ' uc die met den ram ont- ltukken moeten met zout belprengd 0pzo"disdisden altaar gelegd worden; dit zal^oSoSgg ge" een offer zijn dat geheel moet verteerd z'üfgi. worden. 25. Gij moet zeven dagen aan fzeuriever jong rund ofden anderen een bok tot een Zönd-of- veren' ram va? ewe fer bereiden, benevens het jonge rund. k'vsde'.4. En gij zule 26. Zeven dagen zal men den altaardie oSeren voor >- r _ , btvahs tegenwoordig- iprengen, en hem met het vieesch van he,«; rfe Priesters zuihet offer fpijzigen. 27. Na verloop élS^Ki zeven dagen en vervolgens zal het den ^ braiK|-of!l'r voor t) • •• n , jtbovab aanfleKen. Priester vrij ftaan 's volks ondeifcheiden ÏS. Dageiijkt.zai offers voor den altaar in gereedheid teSSr^ïïS brengen; en lk zal uwe handelingen Sg dage'n ^rf'/3* ^  59* Het BOEK in u nccmen , zegt met Mi]ïi gunfte bekragtigen, belooft U Adonai Jehovah I _y • , , de Heere Jehovah! XLIVfte HO0FDD. "1VT vs. i. Hierop bragt i. J_\ u geleide Hij mij van daar weTh^Lj:;ZnZ^ ™ar <*e oostpoort, die den vpprbet heiligdom, oost-hof der Priest.cren met den voorhof des waards; zij was na . , gejioten. volks vereenigde. 2. In liet derwaards de1ötmij?1êzepoZoertgaan, verklaarde Hij mij: dat naar de zai gefloten blijven, n;euwe inrichting deze voorpoort niet zinder geopend te ° * worden, om dat jc- meer open en ten gebruike zoude zijn; lovah, [sraè'ls Elohim, ... „ , door dezelve intrad: daar ik ze nu gefloten zag, en wel moet zij gefloten blij- van dat ftond af dat den jujster yan Jehovah door dezelve getoogen was , toen deze weder in het heiligdom haar vs. 3. De vorst, befteudig verblijf genomen had. 3. Tot ZeetzX™™t*™ gekroond hoofd toe, zal zich van maaltijden in het zei-deze p00rt n;gt mooen bedienen, OIT1 ve voor Jehovah te r ° houden; doch hii zal'er door te gaan; alleen zal het hem door de Calderij 'er .. ., . , ' . . , inkomen, en ook we- vrij ftaati in de vertrekken die in de trekken moctcn v'r' poort uitkoomen , bij gelegenheid van offer - maaltijden, te mogen komen; maar doortcgaan van daar naar het priesterlijke voorhof, word hem voor altoos ont" vs. 4. Hierop vocr-zegd. 4- Wij gingen daarop noordwaards de Hij mij weder aan naar de andere poort; in het gaan langs de noorderpoort, . . , , ... . naar het tempel-ge-zag ik hoe maiestieus het heiligdom ftond derMubter van door de Goddelijke Schechina fchitterjebovab wederom 't j j, maa]-te weder de diepfte bui- heiligdim vervullen- ' 1 de; hierop viel ik op ging. uitgeftrekt op aen grond Iiggen- miysg5?En jehovah de. 5. Dit was geene enkele verfchijfcl-n%bid!Iweéstmzeen;ning, maar Jehovah vermaande mij bij oplettend, ziet alles dje ple»tige gelegenheid , dat ik op naauw , en hoort 1 0 0 1 . feberp naar aiies wat alles wat ik verder zien zou zeer naauwIVgebSen0^^-keurig acht geven moest, en al wat  van EZECHIEL. IiooFDD. XLW. §93 mij opgegeeven werd, zorgvuldig in ordeningen omtrent mjn geheugen moest opfluiten; betref- ïue't'JÏÏ™ ^ rencie de fchikkingen en inrichtingen die!.ij; let bn'zondcr op als wetten behoorden in agt genr> ^f,' men te worden, bijzonder de laatrteSs? dei heiIigomtrent het in- en uitgaan van het heiligdom. 6. Gij moogt uwe onhandel- vs. e. zeg de webaare landgenoten vrij en rond uit zèg-ffi^*^ gen , dat het veel te lang duurde ^aa" u ^d"'ai de misbruiken en fnoodheden die inïïSr wegensm*u%è het heiligdom begaan zijn, toetelaten;huis van 7- Waarin men zo ver gegaan TO.^ttSÏ oat men zelfs uitlanders die niets vanden van ban ais van godsdienfligc of reine gevoelens wisten, C"'"om Sn të^ maar zelfs het uitwendig teken van de be-Sul miinT^l të Inijdems verwaarloosd hadden, toegelaten rr-w'iden; als 6'i bij bad in den Priesterhof te MLen.^t^^ en daar Priesters werk tp rinpr, ferder' e" dus teffens i.coili» vveriv te doen , met uwe gruwelen, de voorregten te genieten , en zonog, die verb"»enis , • ,. 11 verkragtte. niet alleen alle wetten vertrapt hebben, vs- 8- Gij hield niet maar zelfs dan door afgoderijen dit M!inedheing?tv^ verzwaard hebben. 8. De veragting h^'-,» zo ver gegaan, dat men zich van deters orer Miin wacht post van lijfwagt des tempels te ^^^W ontflagen heeft , en anderen dtertoe^dc^tó naar willekeur aangefleld. o Dit zal van !iart cn voorhuid, van nu af anders wezen; Ik duld geen«&om% vreemdeling, aitans geen onbefneden meer SnietVinX^ m den priesterlijken voorhof, al heeftw°vnsen'I0 hij een vast verblijf onder de Israëliërs. dte*«& io. Wat nu die Lieten betreft, wel- KStaTA* ke bij gelegenheid van de volks - doling 2i0,..de' en van Mii j r , .. ""'"'8zu.li vervreemde , mede tot afgoderij vervoerd zijn; dezedoor de rffeooVbeeiI zullen in het vervolg daarover behoor- htnne^w ZZ lijk geflraft worden. ... Zij zullen5% „. Nogtans ZB, VIJl. Deel. Pp  594 ITet BOEK len zij Mijn heiligdom evenwel niet geheel ontflagen ziin , maar mogen bedienen, doch , , . , ,. ,, in de ampten aan de vernederd tot ae mindere dienlten van {trZmT'Êi^t tempel-gebouw; die weleer den dienst doen; zij mogen 0jj-eraar vrjr ftQnd te verrigten, nameiitlijk ook het brand cn flavt- ' 1 offer voor net -volk het offerdier in gereedheid te brengen, met'hunne nt\Lo,r- 3*1 behalven de wachtampten ook nog djbeid dienstbaar zijn h bej(1 worJen ' cn verVOkeilS ZlÜ- voor anderen. » c vs. 12. Dit alles len zij de natie offerende behoorlijk de" afgodsbadden be" bedienen. 12. Zij fchaamden zich wezen , waar door zij njet aan afgoderij dienstbaar te zijn , de Israëliërs aanlei- . . , ding tot die fnoodheid om door zulk een lnood voorbeeld g^'ttt! vt.de natie te eerder te vervoeren; klaart Adonai Jtbo- hierorn vvas Ik genoodzaakt, verklaart vah! dat zij diar voor ° zuilen boeten. de Heere Jehovah'. hun m;t zwaare t^rW^ï'et nader^vftraffea te dreigen. 13. Hierom zulom het Pricstcrair.pt j •• j { mogen verrigten van dien te bedienen, en over J 0 0 de gewi.de dingen het arbeid, welke eigenlijk door Priesterea opziclit niet heb- _ , . , , ... ben, altais niet in moet gcfchieden, het zij het gewoone, &étzW%5^hef zij het bedienen van Wij* gcvvijJe nedtring voor hunne yoorzaai het heilige , hunnen grootgeplecgdc grouwelen .. .. , boete... _ ften eerdienst; zij zulten daarvan mets Ik?'dat ze^wTgters mogen verrigten wegens hunne trouwvo'or de wacht van loosheden. 14. Maar van nu af enkel het geb tin zullen zijn, in m de verrig-vvacht-bedienden , en tevens medeheltiiis.cn, welke tot dat , .. «. werk beb .ren. pers en handlangers wezen. 15. Maar ««i^^t^tde Priesters uit Zadoks familie, die zadoks familie, die wc]eer die wagt- ampten bekleedden, en ander, de wacht des J .. . . heüigdoins onderhiel-toen dc Israëlieten tot afgoderij vervielen, ^'zièrJanV-vcrrook getrouw bleven, zullen nu in hunne wi.Kierden, die mogen.,laa;s 0ni reeden, tot de hogere ampts- naderen tot Mijnen 1 1 « v 1 1 1 dienst; zij mogen voor verririingen; zij zullen die eer nebben Mij het werk verrig- '. , .> ten, om Mij het vet Mij in perzoon te bedienen. 16. Zij en het bloed te . ff:- n Mono tafel bedienen bh' den ren , dit verklaard •' Ademaè Jehova*'. brand - al'aar, bij den gouden reuk-al- ▼s. 16 Z'\ mogen in Mijn heiligdom ingaan, en Mijn tafel naderen, om die te bedienen;  van EZECHIEL. Hoopdd. XLIV. 595 taar en de broodtafel; 17. Maar alles enMünedfcnften waarmet de uiterfte naatiwkeurigheid moeten Zij mea verritten, waarvan Ik maar eene proe- "0rh r" biDnenft^ ve geven zal: van het oogenblik daftreden> «<= katoenen f} om te dienen den priesterlijken voor-Sn ;m^ein^ hof betreden, zullen zij in hun lijf-Z#\n ™ gewaad moeten zijn, maar ook geen onder voot^n van den Weederen aan hebben die niet door was- SM Tj^™1' len de groottte reinheid en zuiverheid hl% '8-„ °P .hU11 ].„„„.„ . .. "nooid zullen zijden kunnen verkrijgen, 18. Met gedekte fl'"iers zi n, en katoehoofden, en met linnen broeken vóor^^Z"^ de eerbaarheid; zij moeten zelfs èèt^^^J*»* zij zich zo Ideeden door het baden Vfr- VS- 10, 'En als zij frischt zijn. 19. Heb!ben zij afgedaan ,™0*rïnJ™enSt£ begeven zij zich naar den voorhof d?9 mc*ntIijk die v™' de 3 'uuu u"u VOOrnor ON_S gemeente, dan zullen voiks , dan moeten zij zich alvorens2e h.Ui,ne Weederen, ontk'eeden, en a]les in de daartoe ver-^^«t ordende vertrekken wegbergen, en influitenf hun gewoon gewaad verfchiinen • her kleedfreu aantrekken' 11 ' od uat ze boe volle voik moet met dit plecht-gewaad niet m'S£ door '«"me Weete gemeenzaam worden. 20. Zij zulten ^ zn,Icn om hunne deftigheid te bewaren, nooitXn7cLren, ook met ongefchooren kruin zijn, geen hairlok- gcen Ianse i^ken ken, uit bijgelovigheid hangende, dragen ; \T hfo°fer T maar de gebruiken der Israëliërs hierin ^Tlto^ mag behoorlijk volden. 21. Het ?al p-pptigeen p™ster wün Prfpsrpr «7.-;; n j , . s drinken, als hij in mester vnj itaan geduurende zijnen dienstden binneniten voorwijn te drinken. 22. Ook zal het hen h°^*°% „„. niet vnj ftaan vrouwen die weduwen off°w °°k-eenee"efchei" van heure mannen verfioten zii'n tedene 'er trouwe nee^ huwen; alieen zullen zij een Priesters- wen; u^Jm^Z weduwe mogen trouwen, ao 7;; v;;n geflagt, of eene ... * 2J- ^'J Z1J» weduwe die zulks «et toch die met hun voorbeeld zovan een Paster wel als door onderwijs, het volk, het wen." *j *" «n Mijn volk duidelijk het gewijd, en ongewijde" lef fa f'enTs't Pp 2  596 Het BOEK rein, en wat onreingodsdienftige en het zuivere van he" tesenaeftelde moeten doen onderkennen, vs. 14. In rechts- 0 0 gedingen zuilen zij 24. Ook zullen zij den post van voorjMijne^tep^iIngen vonf zitterS in rechtszaken hebben, om naar nisfen; Mime beycien jyjjj wetten uitfpraak te doen; zij en Mijne bepalingen J r _ , - op aiie hooge feest- zullen zorgen voor de viering van alle dagen nakomen, en _ , . , n„,;_ Mijne sabbathen hei-feestdagen , en vooral over de Itatigbeid der Sabbathen bezorgd moeten zijn. niemand van hen ovï 25. Zij mogen in de zamenleeving zich •en Hik mogen gaan, n:et met ancieren gelijk Hellen; zij mo- dat hij onrein zou „ • .. , 1 kunnen worden , ai-gen wel de laatfte plichten aan ouders, vader ^moederf zooii", kinderen , en aan broeders en zusters on£ns«r%ebon?e^ ltervende, bewijzen; 26. Maar is, zich mogen onrein zll[ien dan ook verplicht zijn, door eene vs. 26. Zeven dagen afzondering van zeven dagen van het heiSing^oeLtr-ligdom zich te onthouden. 27. En dan topen. eik, eer hij iets zal mogen verrigten, een vs. 27. Eer hem toe- * 1 f CT gelaatenis om het hei- zond-offer voor Jehovah geven. 20. JMijne !4X\oorhof,bi?èwetten, Mijnen dienst is hun erfportie, bezoeken, om dienst . en rr0ed aenoeg, waarom zij alles kunte doen; hij moet h ö 0' ' alvorens zijn zond-nen misfen; Mijne vertrouwelijke omgang offer geofferd hebben; , ' .. , zegt M.nai jtbovah! moet hun genoeg zijn. 29. Zij hebben erfgoed1-8'ikD'ben huntocri onderhoud des leevens in overvloed erfportie j hierom moe-van de Ipïjs- _ zond- en fchuld - offeren, tenzij ook geen vas- . ,. .... ie bezittingen in b- voor hun en hun gezin, aan alles wat Mij ben ^ftotWt'd.''" gewijd is. 30. Waar bij de eerftelingen vs. 19. Het fpns-.rjQg; komen , en de overige vrijwillige zond- en fchuld-offer, » 1 j zal tot hun onder- gefchenken die Mij geoaan worden; waar Zreenrbeiofte^bij nog komen moet het tiende van de gezonderd in -'"'<''/> oebakken bij de huislijke maaltijden, om is het hunne. rt 1 ' ' .. vs. 30. De eerfte- den voorfpoed daarp te verkrijgen. rïpTvrugten\eeVn°aCi-3i. Voor altoos moeten zij zich van }ci,enr?een'offer, laialles dat zijn eigen dood geftorven is, den Priester behoren; gij moet ook de eerftelingen van uwe gebakken den Priester geven, wi't cij ztgtn voor uw hui» genieten, vs. ji. Geen aas, geen verfcheurd,  van E ZE C HIEL. HoofBD. XLV. £97 of door het woudgediertq ontzield is,n« gevogelte of vier- tOt gebruik onthouden. Sr ™gen eeten? BXLVfte HOOFDDEEf. ij gelegenheid van de nieuwe vs. 1. au gij het verdeeling des lands, zal men deze z1.it volgende bijzonderheid in agt neemen : een nef-ofrer aan . ..... 0 " Jehovah wijden, door cat men, bi\ wijze van regalia, een ge-'eene afgez,nderd, deelte voor Jehovah afzondert een lang-'de''.'engtebVbtde werpig vierkant, Maande in de lengte in vanJviif 5" twin.tig dui; . . o "'zend (meetneten,) proportie als vijf en twintig duizend, toten. de breedte tien de breedte van tien duizend; dit vak zalfn'% Vnfcht olt geheel afgezonderd zijn tot een eigen ge- "^7%!^ zulwijden grond voor Jehovah. 2. Hiervan,en voor het heil'S- _„i _„„ |, . , „ dom afgenomen wcr- zaï een volkomen vierkant afgetogen den, vijf honderd met worden, met een omtrek « IM^SSkB^Jj in het vierkant, van vijftig ellen inomtrek van buiten van ji, ' . ° vijftig ellen. cte breedte. 3. Dit laatfte moet geno- vt. 3. Naar deze men worden, niet van het vierkant i^SKSSS&S het tempel-gebouw, maar van het ge- ,ene .Ien8te van viif / , ' c ■■■ . ■ ■ & en twintig, en breed- neeie afgezonderd koninglijk eigendom,te van tienduizend; in welkers midden den tempel met der.« ^fdS voorzaal moet zijn. 4. Hiervan zullen ht£?ed. pok afgetogen worden de nodige grond- eew>i'de oortdesiand» erven voor de Priesters, die aangefteld wordé'n van df p™«zijn tot den dienst des tempels in alle dom deszelfs bijzondere plichten* hier zul-de w!i'heid hebben l' '.. , . ' Jehetth te bedienen; ien zij hunne woningen moeten hebben het zai hen een boven den grond voor het heiligdom &, ^tevensT gefchikt. 5. Van dezelve aart en om- i^1ntiigdPÓm1SzijaV00r trek zal 'er afgetogen worden een ¥S- 5' Verdér zuilen de Letieten, als vt. 1. Die lust heeft dit berekend te ^en, fla Michaclis op, dewijl wij niet weten of de maat meet-rieten of ellen zijn. Dewijl de grondtext t.iets bepaalt, durf ik daarom niets vast Hellen. Pp 3  598 He* BOEK b.-eiienden van het ge- grond -erf voor de Levieten, die men bouw, hctinde lengte ° , _ , . , , _ van vï f cn twintig dui- kan befcliouwen • niet zo zeer als den vSdtfen^ÜÊnde,l!i. Vorst in perzoon bedienende, maar meer hun bezitting decien,voor net dagelijkfche werk der huishou- mei twintig voorraad- , , , . ... „ , ■ j huizen. ding verordend; hier bij zullen dan tien grond derVftad zul" voorraad-huizen gebouwd worden, waargij fteiien, dc breedte j(1 de tienden kunnen bewaard worden. van vul duizend, en de lengte van vijf cn 6. Hier van zal nog afgetogen worden, zaVeen iUgf^jd gè- het langwerpig vierkant voor den platten ^vÖCfe^^ van de hofitad, (taande in de familie v..t hraïu proportie van vijf en twintig duizend in vs. -,. Oe Vorst zal r , .._ , . . . , , , ook aan beide zi'den de lengte, en vijf duizend in de breedaiiTffi'te? dit zal in'het hef-offer het deel grond zijn portie heb- zjjn het welk ten gebruik?n voor de ben ; de voorlte zij- _ , , , . , de, van beiden, de ganfche natie als gemeen zal gerekend ïe«g1ot¥hët.hotoS«n,>orden. 7. Voor den Vorst zal dan cu de lengte zai zijn ve,.jp- zjjn aucs wat wederzijde van tegen over een der ö -1 J deeien, van de wes-dit licf-i)ifer binnen de algemeene gren- ,ern.totdeoosterSren- zcn ^ ^ ^ ^ g. Dit zaï nitoos e;sifnh XtdTl vrij - eigendom zijn , onbezwaard , i» jcrufviem wezen ;en genoegzaam voor de kosten van zijMijne Vortlen mogen L , c riet meer Mijn volk ne hofhouding; cn dit moet nem ar- na^'van^^geflaau worden om op eenmaal alle huis, hunne landen ^leiding tot onderdrukking vaii de navrij laten. , . . . , , , T tie aitetnijdcn; dus moeten de Israeli- ten het vrij en onbezwaard genot van hunne bezittingen, zoi der, hoe genaamd, daaruit tot de kroons-inkomiten te geven, ftSëgSjSl^uten. g. Hier bij voegt de Heere het is tang gen- eg, yc!:oya!i: het heeft te lange Hand ge- Vorften viv Israël' d^et wc geweid en houden, Vorften van Israël! met gcu^oP01recht en CbiV,!jk-t weid en door heimelijke woelingen uwe heid .oe: Mijn volk eigendommen te vermeerderen; ik zal u mou met meer uit b het zi ne wrdrongen nu de gelegenheid geven om u geheel X$& regtvaardigheid en billijkheid te  van EZECH1EL. Hoofdd. XLV. 599 wijden; dat dan alle onbillijke aanmatigingen van de eigendommen des volks voor altoos verhinderd zij, dit eischt de Heere Jehovah! 10, iï. Daar vs. 10. Een rechte voor dc maatschappij de maten van zo^'f; ence;'ecn g£ Veel belang zijn, zullen omtrent de fchaal, Ba,b> mW 8»igebrui- , , ' ken. en de arooge en natte maten de naauvvkeu- vs. n. v.-nEphaen rigfte bepalingen gemaakt worden, die J$t beide zullen een in maat ziin, en moe- van«ncWr, even. , ., , , . ' z» d hpba; de maat ten beide altoos het tiende van een van beuie zai voiChomer in zich houden, ia. In de maat SCVs.de, fl'J %.i zal de evenredigheid wezen omtrent de?nl Tezc'n va" .twinJ,'« _,k- 0 <*eras( wmue fik- volgende riKkels. een van twintig 'Gera's, k5len > viif ?n twin" een van vijf en twintig, en de minfte vanièn' i" 4^ "ortuq vijftien, makende te zamen in gewichtee" 1'°"d ":""ak'"een volkomen pond uit. io. Het se- ys- 13 öptgefchenk; , ° 6 van uw hel-offer zal woone gelchenk voor Gode , het hef- van een cbom,r tarwe offer, het geen door de Israëliërs ge- Z^L%faf^ti bragt word, zal nooit minder mogen g°rstvan een 'Ch'mer wezen dan het zesde deel van een vs- r4- Wat de gif- Tjur ,-,r te van olie betreft. Üpna, op een Cnomer tarwe, even zo van een Batb; eerl met het minder zoort van koora en de;^ sltb,{ft gerst. 14. Zo ook betreffende de olie,wclk is één ctmtr , . . n , , , , van tien Batb ; cn is het mniite het tiende deel van een tien Batb maken een Bath op een CV, gelijk (taande metVerder een een Chomer van tien i-c. Van de Iara llit hct van ,. twee honderd , van dieren een lam uit een kudde vandü yri^thaarite dre- twee honderd , in den ftaat van de ,0" c^'bLt en beste 'weilanden te kunnen afweiden , veSOe0inf'y™', h°en deze zullen tot de verfchïhende zoor-te docn > zesc ^««*» „, Jehovah! ten van offeren mogen gegeeven wor- vs. 16. ai het volk den. 16. Deze offeren zullen ten be- hef. Óftef toV" hoeve van het ganfche volk door denVorst Vim lsrail vcr" tt i bonden ziin. vorst bezorgd worden. 17. Aan de zor- v» 1-. Daardoor zal ge van den Vorst zijn gelaten de ver- \^Z^Ld%vl Pp 4  6v9 Het B O E K en drank-offeren voor fchiilende offers, op de gewoone fees- de feesten , nieuwe . j o i maanden, sabbathen, ten, en op de nieuwe maanden, oabvoor"X 3 bathen en drie hooge feesten; het is te voorzien; bij moet zj;n pHcht uit zijn naam voorliet volk bet zond-, het fpns-, 1 r h"t brand-en het dank-die offers ter verzoening te bezorgen, ning'voo'r*Mrtiu%-18. Hieromtrent beveelt de Heere Jemiiie daar uit nee- j■ j j£ vü)Veiide veranderingen en men. ° *' vs. 18. Hier bij fchikkingen: op den eerften dag des jaars voegt Adonai Jebo- , „ , . . vab: op den ceiften CCll VOlwasldll llind , tOt IlieUVVe III- &aft£vtfA"WnS van den tempeldienst, 19. Met Var , een jong rund net bloed, en Wel door priesterlijke begeven , om het heilig- „•.'"■■■- . , dom te ontzondigen, fprengingcn der posten van het tempetz.r$van9hcVwoerdedeïvoorhuis , en derhoeken des altaars, zond-offers neemen,cn van [iet tempelgebouw zelve. 20. Dit en het over de posten des huizes itrij- moet zeven dagen daaraan nog hernaald ken 5 en aan de vier , , . , ,. , . hoeken van des ai- worden voor hen, dte in hun plicht t^AÖ^dè^-^Hfe geweest zijn, het zij toeren des binnenften vallig, of uit flordigheid; die verzoeV°vs. acf." Dit zult gij ning moet wegens hun beftaan herhaald de°n zanden da'fvan worden. 2i. Op den veertienden van die dié.maand; zo wei maand, zijnde Paasfchen, zal men zevoor het misverltand als . voor dc onwetenheid; ven dagen mets anders dan ongereezen verZno0encnidenten>Pel brood moeten eeten. 22. Op dien dag vs. ai. in dezelve zai J.e Vorst gehouden zijn voor zich maand, den veertien- ° J de van dezelve, zalen zijn hof, en voor de ganiche na- het uw Paasfchen . j tr ^ ï zin; een feest voortie, een var tot een zond-offer te bezorzeven dagen, waa.in Rehalven dat zal hij op elk men ongjrezen brood S>r*"* J j r zal eeten. der zeven dagen een brand-offer geven, vs. 22. De Vorst . , c zal op dien dag ver- een var en een ram ten brand - or- ?nCvooZr"aVrt%Zo,kf^5 ™et eeI1 bok t0t £CI1 ^-OiTiT, des lands, een var Jfüer bij Zal hij Verplicht zijll te ten zond-offer tc .... befchikken. voegen bij elk dier een hpna toeipijs, vs. 13. En op dat zeven daagfche feest zal hij een brand -offer voor Jkcovab geven, van zeven varren, zeven rammen, gaaf, dagelijks een; en een zond-offer van een geitenhok voor eïkén dag. vs. 24. Ook /.al hij een fpijs-offer bezorgen , een Epba bij den var , cen Efba bij den ram ; en bij el-  van EZECHIEL. HooFpD. XLV. 6ox en een Hin olie voor elke portie meel. ke Epba een //;» 25. Op het loof-hutten-feest , inval- °Iie' lende den vijftiende van de zevende vende maan" den maand, zal hij even zo doen, z'-venvi,rtlcndm dag van een , 1 , ? F feest, zal hij ins- dagen aan oen anderen. gelijks handelen, zo wel mei het zondals brand- en fpijs-offer met de olie. DXL Vide HOOFDD. e nadere bevelen van den H e e- vs. 1. o,k verklaart re Jehovah, bij den vorigen tempel niet gegeeven, waren de volcende: deften voorhof* > a>" de oostzijde, geduurende voorpoort van den priesterlijken voor-de zes werkdagen hof moest zinds de luister van Je- Tuien borden. % hovah daardoor tempelvvaards ffeeaan was,!ee,n op d™ Sab' niet weder geopend worden tot eenen zen; 00k zai ze moe- j____„„„ , , , , , , ten geopend worden, doorgang; nu word bepaald dat de- bij elke nieuwè ze deuren, regt tegen over die van het™*"',. De Vorst z,, tempelhuis zijnde, op den Sabbath moe-dim daar dour saan, „ . , maar langs de galderij ten opengezet warden, ook op den eer van die poort van ften dag van elke maand. 2. Bij zulk % ^ eene gelegenheid zal het alleen den Vorst len bllJven ,ftaan; de .<,,•..., Priesters zullen terwijl geoorlooid zijn door deze poort iiote- zün brand- en drankgaan , maar niet doortegaan , en zulks ^SSl alleen in het geval dat hij een offer poon, bid,',cn • en dan D 3 van daar te rug gaan; heeft voor zijn Heer, het welk door Spiert zai op nïen tijd de Priesters in den binnenften voorhof «n'den"avondT" Wt zal gereed gemaakt worden; hij zal bijook.™ gelegenheid Van de verbranding zijns of d'deur der P°"rt bid- r , . den, op de Sabbathen, rers aan den dorpel neerknielen en en op de nieuwe maan- aanbidden. 3. Doch dit zal ook het volk, op feestdagen, op dezelve wijzeh°v"h- , ' . ' r J vs. 4. Het brand- mogen doen. 4. Het vorftelijk brand- offer nu, het geen de _rr- 1 c 1 1 1 , Vorst aan febovah zal otfer op den Sabbath moet zes lamme- geven, zal opdenSabren en een ram wezen, 5. Vergezeld ^th ziin zes lammeren, » j t,>-«"-«" met een zlijvere ram. vs. 5. En een fpijs- offer van een Epba voor den ram, maar voor de lammeren zal hij PP 5  fjoa Het BOEK met de gift van een van tocfpüs, een Epha voor den ram, hand vol voor elk r - r ï voiüaan; met bijvoe-en zes handvollen voor de lammeren, ging bij elke Epha, , , ,. , . . ,. van een in» olie. met behoorlijke olie tot de bereiding , vs. 6. Op de dag dit i* voor den Sabbaih. 6. Dit kleine 2^i^ttöonderfche!d zal biJ e!ke maand in a§t een voiwasfen jong genomen worden, dat men bij de vo- rund, zes lammeren, ' ... meteenvoiwa-fenram.'nge ollerdiereii dan nog een jong rund het offer wezen. zaj voegcn^ ?> M,t het' fpjjs _ GffeI oiler' zai mei^gerèedv00r 'Iec rur>d niet een Epha bloem vermaken, cen Epha voor nieerderd. 8. De Vorst zal dan in de een var, een voorden ram; maar voor de poort magen gaan , maar niet door- lammeren zo veel . , zim hand omvat; en gaan; dus zal hij zich bij die geleÜLoite. Epb'* ee" genheid mogen wenden. 9. Maar het vs. 8. Ais dan de vo\k jehovah op die plegtige dagen verVorst intrekt, zal hij u r , " , langs den weg van de eerende, zullen altoos de noorderjTOort fwort Vngaan" endoor van den buiten - voorhof moeten inkodezeive wedèr moeten men en dan aangebeden hebbende nrgaan. ' ° vs. 9. Maar bomt aan de oostpoort van der Priesteren het volk des Iands in , „ ... jebovabs tegenwoor- voornor, zullen zij de zuiderpoort weTuoUXt^ö^ llit moeten §aan of omkeercn ; zai tiet door de noor-de zuider- ingaande moeten zij de noor- dciponrt iiureedende, . .. . de ziiiderpoort weder derpoort uitgaan; het zal een lchikkmg de°zldderpoonHingaat! wezen om den volken indruk van de uiterzaï door de noordei- fie betaamlijkheid iuteboezemen. 10. Eu poort uitgaan; hu zal J niet te mg gaan door hierin zal de Vorst zo min als üe burgers de pnort, die hij in- , , , r , • > kwam, hij zal zich van den anderen onderlcheiden wezen. ^s;mw.enDeenvOTstI U De tetaikking van ipijs - offeren, bij gezat op dezelve wijze legenheid van de hooge feesten , zal algeais bet wdk moeten .. , .. r , , .. . . in- iu a gaarf. meen zijn; bij var of ram zal altijd de fe^uten, ponder" maat va" een EPha elke morgen .. een zesde deel van van de olie behoeven te zijn. 15. Dit een Epba oüe, een zal elke morgen wederkeeren. omle^oenfte't: 16. Nog verklaarde zich de Heere X°?"s?ri; "et is Iiet ^ . , , fpijs-offer voor J,b„- Jenovan omtrent eene zaak: zoo de1"»*., bejiendig en da- Vorst aan een zijner zoonen een gfi-*"«/' 15. zij zuilen fchenk uit zijne eige goederen geeft, zal L1,ettJam' en dc 0,iei j ° a 05 eiken morgen gereed hij dit mogen doen , en die zal dit maken tot een aan- , ........ houdend brand-offer. voor altoos ais zijn eigenaom 111 zijne na- vs. 16. Maar ook komelinglchap mogen bezitten. 17. Maar^,^?^ . f^t in gevalle hij van zijne goederen eeneen zji°tT zoonen r , , . .. .. .. een gefchenk uit zijn geicnenk doet aan zijne hovelingen, dan erfgoed geeft, zo mois het maar een erfpagt, en ge"eu over- f^ben'f."eTnedgen dragt van die goederen ; op het vijf ^'dtting uit dat erf" tigfte jaar moet het in de vorftelijke .vs. 17. Maar geeft 1 1... 1 , , hij aan een zijner ho- bezuting weder terug keeren; het mogt veimgen iets van zijn niet vervreemd worden , maar behoort £fsoJLd, T, 8efcl,e°- * kc, zo zal dat mogen gelden tot het vrijjaar; dan zal het tot den Vorst te rug keeren; het is zijn erfgoed, waarop zijne zoenen alleen regt hebben. vs. 13. Ik zou eer geloven dat het avond-offer in den texr uitgevallen is, dan met MiciiAëi.ts, dat dit eene onderleiden fchikking was dan die, wélke door Moses gemaakt was.  6o4 Het BOEK Tarniet?;igen%nVvan voor altoos aaa ziJ'ne naaste erfgenaamen. volks erfportie, om 18. Nooit zal het den Vorst geoorlofd hen dus van hun ei- .. , . , .. , gendom te beroven; zijn, de landen zijner burgeren zich h^jnezooae^te na^te11 > dit zal voor roof gehouden er/goed nalaten; op worden , hij heeft goed genoeg voor dat dus het volk niet .. ' " ° " P van hun erf bezitting zijne erfgenamen; Ik zal niet meer toeberoofd worde. jaten dat £en burger uk zjjn beziuing hijVSMii' Knrd?nbrian!'ver,lotetl WOrd. mar'tt,^"jdeePver- ^ ^ l^Sm^ V0Crde **} VerVol- trekken voor de Pries- gens door een deur ter zijde van de poort rers, uitziende aan de . . .... . , .. , noordzijde; hier was naar de priesterlijke vertrekken, die noord- «ne^open plaats west-waar{Js uitzagen ^ hier vond ik west. vs. 10. En Hij zei- waar"ds open vakken aan beide zijden der de mij: hier is de vertrekken, so. Ik was hierover eenig- plaats voor de Pries- ° leis om het fehuid- zins verwonderd; maar mijn leidsman enzond-offertemogen , .. . ,. , , .. koken; en het fpüs- onderngte mij , dat dit de plaatzen nmgen%a^^eVnaïWaren' §efchikt V0OT de P"eSterS 0m den buiteniten voorhof alles te bereiden , het geen alleen in brengen, om het volk , . , ° te heiligen. oen priesterlijken yoorhor moest gegee- H^toWSeS^ worden; het was «iet geoorloofd ften voorhof, en voer- daarvan iets in den buitenften voorhof de mij m het vierkant om; ik ontdekte in te brengen, ai. Van daar geleide hij eiken hoek van den ■« , , . „ , r voorhof, een andere mil naar den buiteillten VOOrhof , Hl open plaats. deszelfs vier hoeken zag ik eene ope- vs. 22. In de vier ° r hoeken van den voor- ning die naar vier opene plaatzen hof, waren zulke open , — ' '«. . rieineu met fchoor- voerde. 22. Op die plaatzen waren e.lerdVien^%Vned"r-Verfclleiden 0VenS> elk PleU1 W3S eCa tig de breedte; aiie langwerpig vierkant van veertig tot dervier hoekpleinen wa- . „ ren van eene maat. tig ellen. 23. Zij waren van een muur 2ervVwasReêne°^:0nngeVen ' Wa3r tegeH de kellkenS vatl éerij, rondom aiie binnen (tonden langs het ganfche vier- vier; en om die gal- 0 0 derijen waren keu kant. 24. Hij zeide mij: dit zoudeu de keukens daaraan vast ge-. , r .. , „ maakt. kens wezen waar de fpijzen voor s volks vs. 24. En Hij zeide tot mij: dit ziin de keukens, waar de huisbedienden het flagt-offer voor het volk moeten gereed maken.  van EZECHIEL. Hoofdd. XLVL c'05 offer - maaitijden in gereedheid gebragï wierden. NXLVlIlte HOOFDD. u geleide hij mij weder naar de vs. Hierop bragt voordeur van het tempel-gebouw totHij mii weder tot de , . ' deur van het gebouvo, nu ne verwondering zag ik een waterval ™ziet onderden dremvan onder den dorpel komen, de wateren^ IZ^ftlTZZ kwamen wel van den dorpel onder deA' wateren > want de , . r voorgevel lag in het deur van voren, maar wierden ter refter- oosten; het werd eene zijde zuidwaards langs den altaar geleid. SSX'de? gtbouws" =. Mijn leidsman bragt mij langs dezelve ^"dewf* tot de noorderpoort, en door dezelve .vs- .-■ Hier°P bras' naar den voorhof, en van daar doordèr"'nooTderpo^ne"* de oostpoort; daar zag ik aan de rech- aenZ\T had Hij een mat al voortgaande tot duizend ellen ; KJ tot d'uu toen verplichte hij mij hem te volgen Tor ^Veek'oCl in het doorwaden van de beek- wij waden> h« water reikdeden zulks gemakkelijk, en maakten * W,an de naauwelijks meer dan onze voetzolen nat. 4. Toen gingen wij weder i^fijj^B «r. r. De mogelijkheid van zulke bronnen daar ze niet geweest zijn, beeft Silierschlag genoeg getoond in zijn Oeogoni,, zeer bruikbaar over de letterzin dezer woorden, volgens de verhalen der Jooden. Dat het tte in den tempel aan geen versch water ontbrak, daaruit is de aanmerking van van N. Klinkenberg geboren, altans te kiezen bovenSti*,UA'S Sedachten in zijn Leerreden over deze plaats; oorfpronglijk is het in het Oou.rfcic hofleeven eene groote aangenaamheid binnen het paleis eene ipringende bron te hebben.  Co6 Het BOEK mij de heek woorba- afftand van duizend ellen voort, wanden , liet kvvnm mij toen tot aan de knie- neer hij mij weder voorging in het 5«e™« Hij mUwT doorwaden van de beek, die nu rijkeder doorwaden. toen ii|ker van water voorzien was ; altans kwam Bet mij tot aan • . de lendenen. wij wierden tot onze knieën m het doorwaden nat ; nog duizend ellen voortgegaan zijnde, gingen wij weder vs. 5. Nog de maat , ? , , . ,. , van duizend eiien; door de beek , nu kwam het water ^nS klv'^tot boven de heup. S. Nog duizend den,- de waterbeek ei]etl voortgegaan zijnde, waagden wij was te hoog, het was »• ., een beek om over te het met oni die te doorwaden; ik zag zwemmen, maar niet , , , • i _ r u • om te doorwaden. dat het zonder zwemmen met gclchievs 6. En iiij zeideden konde. tf, 7. Ik ftond verbaast op mi]: hebt gu alles op- ' ' .7. genomen , menfchen die befchouvving , toen verplichte hij kind? hierop deed Hij , , .. . , , „ , mij nederzittcn aan mij verder bij de beek, die nu reeds den_ oever van dc wd den mzm yan r;vier mogt hebben, vs. 7. Toen ik ne-te gaan zitten: nu vond ik, bij be- derzat, vond ik den 1 . oever «an wederzüde daarder sezicht , de rivier aan beide met veel geboomte be-zijden ^ ]ommerrijke boomen bezet. vs. 8. Hierop zeide g. Hij onderrigte mij : deze wateren Hij mij : deze wate- , ' , ren vioeijen naar dt gintijen aan uit de zandheuvels , en zandheuvels, en d-alen „. , , . , . in de valei; en vaiien vlieten zo naar de valei; de laage oever S^ri'ndil^.cfe doode zee, en als zij daar in wateren bruikbaar, vallen , maken zij die in haar omtrek vs. 9. Het zal ge- 'J .. beuren, dat de ïee-zoet. o. Dit zal van dat gevolg zim, dat vs. 5. Ik geloof dat hier fouten in den text ingeflopen zijn, doch ik heb die niet willen bij conjeduur verbeteren, maar heb mijne gedagte in de omfchrijving uitgedrukt. vs. C, 7. Stintra heeft uit de Sijriefche vertaling cn kleine verandering der fundatie deze noodzakelijke verbetering het beste opgegeeven. vs. 9. Wegens de menigte van het zout in de doode zee, kan 'er de vis niet in zwemmen, ik Iaat (laan op den duw leeven, zege Micmaülis.  van EZECIIIEL. Hoofdd. XLVII. 607 ' al wat leeft, door deze beek ververscht vendige zielen waar wordende, in het leeven zal blijven; m™*™.?. in de kom van het doode meer, zal zwa"ê":d 'c lc°- j . , , . ' ven zal blijven, en de viscli zeer wel tieren, zodra dit wa- veel visch hebben; ter haar aanhoudend ververscht. 10. Hier- LllT jS om zal men zien dat van de eene zijde z"n' z,ullen zi' gez?nd , , , 1 geworden zijn ; alles van de ooode zee , tot aan de tegen-zal een nieuw leeven overgehelde zijde, waar den Jordaan indnoTTze1'beek^ de zee valt, men langs de oevers de ^flo^Aan de oevisfchers zal vinden , om te vangenvers zullen de vis- _ r 1 , . , . fchers bezig zijn, van visicnen, aan de zee-visch 111 zoort na- Eng»n af tor aan £»«bijkomende, en daarbij zeer overvloedigU™, ïï? C daar gevonden wordende. 11. Alleenvisch zal in zourc „ ,, , , zijn , als die van zuilen de groeven door kunst en dede sro°te zee, d.wiiatuurlijke diepten haar zout behouden, S °°k in de me"ig" en uitdampende ten gebruike bliiven VSt II' ^e sneven . ö ujijvl-ll'en moerasfen zullen 12. Nooit zal het gebeuren dat hétniet £°ci1 worden. zij geboomte aan wederzijde zo verflenscht beftemd. Z°U' make" worden zal door droogte, dat zij hnaöe^vioedsf%fcn blaaeren doen hangen, veel min verdroogd weerskanten allerlei ..„,.1; J™. j r t. n . vrugtboomen opfchie- verhezen; de ichooiilte vrugtboomen die ten, die geen blad de zappigffe en rijpfte vrugten geven,^^^^ elk zoort op haar tijd, zal men od de ne maatKlen zuiienzij " hunne vrugten rijpen ; vs. 10. Wel merkt Ba cm ene in zijn Gcogrsphie 0p, dat dit tot heden toe onvervuld is , dewijl 'er in dat meir noch geen visch lcven kan. •<•"/. vs. 11. De g.oeven zijn kuilen die men graaft, waarin door uitwazeming van het water het zout groeit;' Micuaülis heeft daarover eene fchoone Verhandeling in de Comrr.ent. Gottingenfes. vs. 12. Ik zou Schultens vertaling, tot weelde, tot vermaak, bijvallen, om dat de Profeeten veel fpeling maken op het zitten onder het lommer, wierd het niet in de Openbaring van Johannis op de gezondmaking 0f genezing gebragt; het is tucti zeker dat daar op deze plaats geziufpeeld werd.  M Het BOEK want «leze watereni ontipringing. van deze beek zien; deze vloeijen uit het hel- , ' , _ ■„„ • • ligdom; en zijn vmcht vrucht zat in algemeene agttng zijn, i< tot gebruik, en zijn de blad n yan de zeive zal mQU jn de blad tot genezing. vs. 13. zo fpreckt geneeskundige gevallen verre de voor- /Idonaï Jehovah: dit keUP geVeU zijn de 'landsgrenzen, n . naar welke gij het land 13. VOOrtS maah'te de hf.ere jeho- ./tznuSrle^h^ fchikkingen omtrent de verdeeling ftammen van Israël, des }ands: 0p deze wijze Zal de Verzo dat Ioseph twee r J i»ortien heeft. deeling des lands nu weder in err-Dezit vs. 14. Voorts zal komende moeten ingericht zijn; lo- de een zo wel als D J ' J de andere dit erven; set ti zal de dubbele portie van eerst- het welk Ik zo plegtig . ...... aan uwe vaderen toe-geboorte in zijne beide zoonen genieten. ï^'&^&i1*' m zdve land zal verder zonder moet u (.weder) ais onderlclieiding als een erfgoed toebedeeld een erfgoed geworden. 0 vs. 15. uit ?.u.i»n worden. 15. De grenzen van het land SékiTZtSA^ A* noordzijde zullen aanvang neederhoek,vanhetgroo-n]ell met de Middelandfche zee, langs te meer af, langs Chef ' bon, wiZedad. Ciesbon naar de kant van Zedad. 16. Door vs. 16. Voorts Cha- . , n . , .. .. , math, Berotba, sa- taamath, Bertthus en Stbram» liggende raim, dat tusfchen de tusfchen Damascus grenzen , en op den grenzen van Damascus . en Hamatb legt; voorts boort van Hauron of Auronitis , de ( bazer-Cbatticbon, en _ . ... de grenzen i/auruB Itad Lhazer oVer den Jordaan, zijnde liggend^ ^ ajuaia^Huarons uiterfte grenzen. 17. Dus van icheiding, dus van het de Middelandfche zee, de noordwester- meir tot Cbaran-E- J . _ bk» , de grenzen van hoek tot de noordoo ternoek Damascus, ^oTrSdsf^ot^an langs C^^Mi grenzen. 18. De oostde grenzen van cba- zjjde van Qhanran aan de Demasceenmath; naar den noor- 1 derhoek. fche hoek, langs Gilead , aan Israels hoek moét Dgij meetcn land over de Jordaan, tot aan de van c*«r«» tot Da- doode zee dit is de noordoost en oost- mascus , Cileaa tot Is- » r«ï/i land, aan de zijde. 19. De zuidzijderhoek zal aaiioesfwaardsV'dit is de vangen van de doode zee af aan de En de zuid-lliterfle Pant biJ Thamar, tot aan Kazijde zuidwaards, van rfes jn der Edomieten land , en van Thamar af, tot aan de twistbeek Kades, langs deszelft oever tot aan het groote meer;  van EZEC.PEL. IIocfdd. XLVH. 6c9 ctaar Jijnfeeht langs bcvtc die zichdlt zai de zuidzijde * »>.j i , j«j r. ziin, geheel. iu de Miatteiawlme zee otula-t. 20. * Je ... „„ „ ' vs. -o De westzu- wesiziide b - hij van 'jaar znidvvaards de de MUitUndfcit , zee; ■.an diar af tot tot liooi ((Uitaids aan L ia ffOt/l. ai. Uit Cbamath daar te-jen Ml her land we/.eu tiet geen onder de ^ dil is de wcst" IsraëU rs dus zal moeten gedeeld wor vs. 21. Dit land zult de- 2,. in «c bijodere verdeeling, na^t'ft" m.™ Ziilh u de vreeindeii'iuen die onder uraïls- „„ / vs 22 Maar het zal wouen . en !iun . buigerrecnt hebben , zo uitvallen. dat het , , . .. j , n met alleen voor u een ook hunne buzonder ■ portie m de lrre erigoci zal weeën ken lands, welke elk &i aëikr te beurt nla'lr ,7eit). V0"J 7 vrienden die onder tl valt, hebben. 23. Onder die ftam waar zich «edem..egen en .... . , , . . kinderen onder u ge- hl) burger is, daar zal men zi,n portie wonnen hebben; drah aan hem moeten toebedeelen. SF%$ ITtïat- Iers gerekend wor.len; en zullen met ü !n de erfenisfe invatten, onder de ftam nen van Israël. vs 23. Het zal zo ziin . dat de ftammen waar onder zo ee» vretm ie. lini^ verkeert , daar z.d zijn ejrfenisfe ook zijn , zegt AJouai jebovab\ "iT\ MJVlIIftc HOOFDD. I» -L/e order en verdeeling der Ham- ys. , Dit zin de nidi van bet land, het welk binnen de niUmen dcr ft :mmen: aa1 dc grenzen noord- aan.; .,v .:.',..u grefjzen ten noorden en zui wa-rds, aan den ftretk dB» » ■> foatfo !a/ her eerst, op de grenzen ™,f,hct"zerbE "»", ten iMordei- Dan , ten oosten van de » :;S !lc •4rc'!Zcn v™ ?. ? Damascus, de n.>ord- Midaehvidfche zee af tot aan de hoekzilde van iiamatb, j\ r.- . tusfchen den o s er- van /Jamascns. 2. i3:nnen die zelve en westhoek, voor oosier- en wester-grenzen moest AferDttn eea erfi>ortieop Dan volgen. 3. Hierop Naphtaïï,Zm\w o^Lfde" fluitende dus de reije der zoonen van een tot de wes,z'ide» . ..... , Afar een portie. der h'j Ffveil de grenzen ten noorden, vs. 3 00 ie gren- . ii„_ 7).r' r i 1 •• 1 zen van Afer , 1 van 4. Uan Manasje aan de noordzijde, aan de oost- totde westNaphtalï .net zijn grondgebied ftotende ir. *deje' ^M'''»' cei» dezelve fërigtë. 5. Hierop zijn broeder vs- 4- van de gren- r>^i .. , . , " _ zen Napbtali, aan de JipHraim , beide ZOOliCil .Vail ) o S e r h, oost- en westzijde Manasfe, een portie, vs. 5. Van de grenzen van Manasfe, aan de oost- en westzij" VIII. Deel. qq  6io Het BOEK < e, Èpbraïm een p n- voor den vader in de portie gerekeïïrj U vs. 6. F.nvan^.Wordemle' 6i Dan ***** als' eersrgef»f landpalen, oost- borene uit Lea. 7. Hierop fuda de en Wcstwamds, ica- . , r ie» een por.ie. naaste aan den eerstgeborenen. 8 , 9. Dan ^Ll\fn R^.f,het gefcfao* voor of lievef »an den oost-tot wes-het hef-offer, het eigendom van ?^o- terhoek , y»a« een , . . ^ portie. ' v midS dat Z'3 zidl de Priesters, noord-niet fchuldig gemaakt hebben aan de waards de lengte van „ i , . T vijf en twintig düï-zeeden der overige Israëliërs, en zo rte^éTen'duT-3'8 de Le?Htn totn tot den afgodsdienst zend, en oostwaardshelden. 12. Dit gedeelte als het naast ook tien duizend , , ... , en zuidwaarts ook'vijfaan de eene zijde van het tempel-geen twintigduizend; in het midden zal het heiligdom voor Jehovah ziin. vs. u. Dit zal zijn voor de Priesters, die afgezonderd ziin onder de zoonrn van Zm>ok, om mi| te dienen; die niet gedoold hebben met de overige Israëliër,. era met de anderen uit Leviet Ham. rs. 12. Het gefchenk van het hef-offer vt. 8. Dewijl hier weder in den grondtext de maat niet genoemd word, nunncn wij hier niets bepalen; MictiAëLis zegt wel: neemt men ! ct voor ellen, dan is de ftad niet veel grooter dan het oude Jerufalem was; zijn het meet - rieten, dan is het een ongehoorde groote ftad.! vs. 10. Uit dit vers kan men opmerken hoe vrugteloos het is de maas te WUien invullen, welke.de tc« agtergelaten heeft.  van E ZE C Hl EL. Hoopdd. XtVIH. f5n bouw grenzende , en aan de anderezal voor bus be: iuzijde door de Levieten omringd , zal deVenzén tètUvUhtin in de fchatting als het Heilige der"" ^l^aheilige wezen. .3. Dan zal het deel p^ter£ £ der Levieten volgen, van dezelve 5100-Lev!'e""^ de lengte i i , , , ™ . van vl:t cn 'wintig te als het deel der Pnesteren, en ook duizend hebben, en zo afgeicheiden door het heiligdom. dmze^rdeTeh^ 14. Die landen zullen niet mogen ver-^,*. ™\<$L * kogt warden, de eerftelingen daarvan niet duizend in breedmogen in andere handen overgaan, of C' 1 . c • r vs. 14. Zij zullen bezwaard, -ot m eiipagt gegeeven wor- daarvan niets verko- den, het is een goed aan Jehovah ge-Seiing0»' m%!%S* wijd. 15. Van het geheel zal dan eenJ^g1 ftrook overblijven, tusfchen de ftad en*»«"»*gewijd. °°r dat deel, het welk men als de voor-duizend'irfdë fieden der ftad met tuinen en akkers 1 v°v,er;e!at?n'. «acra 5 de vijf en twintig dui- zal laten tot gerief van de burgers, die?end. in d? lengte, den akkerbouw voor de ftad begunftigen; en "e //«««'grUd voor zal dus aan die zijde, waar het aan hetg^^^ heilig gedeelte ftoot, evenwel niet heilio-zelver m>l(len zijnde. o vs. ió. Dit is de zijn maar gewoon, lchoon in de mid-maat der ftad; de den de ftad gelegen zal zijn, x6. Die501 HifVot' in een regelmatig vierkant moet gebouwd de,d ; de , zuidziid.« , ook , ook de oostzij- worden. 17. Met de voorlieden die inde> en de westzijde het vierkant bet zelve regelmatig ver- vijf htder™ ea grooten, in behoorlijke proportie. 18. De T&F%S& ftrook die- verder af aan de westerzijde "'ezen»am de noordoverig is, zal tot gebruik wezen van en C vijftig ;h°ndook die geenen,die in de ftad een eigen-oos-.en" en"'ttn noordom hebben en gezindheid tot dend- lS. Can bm SKkeroouw hebben. 19, En dit privile- 'er over 'm de iengte, gie zal niet voor die van Juda enlT^tf-V^, Benjamin zijn, maar voor alle de Tt-tien j duizend. ' <5"v UL 1> waards, en tien dui- ,,,.„ j» n. 1N „ , zend westwaards ; cvan de ftad; /lotende aan het hef-offer; dit zal als een inkumfte voor dL itaü zijn, voor hunne bedienden, vs. 10. Zij die de ftad zullen dienen,. Qq 2  6fa Het B O E K zu'ien zijn uit ri- ralllers, die verkiezen in Jeruzalem re le de Hammen van Israël. wunen. 20. in liet vienkaai pan het vs 10 Dus is Wtgtfchenk,» zai de Itad weder iimdloten ganfche lei-oifer, vut " en twii ig dnizend in zijju , en van naar dat de ftad voor de le gie. en vijf en twintig duizend i.i gemeen gerekend word onder alle de de breedte; dus een j1aminen. 2i. Wat verder in dit lang- vierkant; du zal het o gewijde htt-offcr zijn, werpig vierkant overig is, aan de westmet den eigendom der "... . . . Had. en oostzijde , zal net eigendom van fc^«a«Sdea Voist we'e"> fchof"' Blekten van dit hef-.,ffer, en door het gefchenk liet welk tusfchen van Ce ftad, is voor . "" den vorst, voor aan beiden in legt. 22. Wat van de grendazend des hèi'ofzen der hevkttn,. en die van de ftads fers, tot aan de eo>- v-,or; leden, en door Juda en Benjamin ter cn Wi ster Luid- " J palen, voor aan de ook begrensd is, zal 'sVorften deel vijfentwintigduizend' in-. aan dc wester land- Wezen 23. Daarop zal Benjamin aan SJderc' TeitnT ditlUe *>dc wcdcr dc tellle iu ™S WC zal voor den Vorst z 011 zal duS Zn wel als Juda Z\\l\ ziin; het gewijd hef- TT öfièr, en het heiiif-otide voorreenten behouden. 24. Hierop ^^SdlS^wl! VQlgt =5. Dw,M«f«^ & Ver- ZCB- , volgens Zebulon. 27, 2;-. Hierop G^, vs. 22. Van de be- . * zitting der Liviuehdoch in eene gansch andere gedaante; der ft'adVr'zidnde6geled iVat de lcllote te» westen eu het < 0Sgen in het midden van ten betreft , zal dit bepaald worden dat der Vorlten ; . r dit zal zijn tusfchen van den noordoosterhoek bij Timmer, de grenzen van 'Juda ., , . , en Benjamin, voor oost- en zuidwaards in de woestijn» den Vorst. tot ga(ies en voorts langs de beek vs 23. Dan voorts '. ° het overise voor de rot aan de Middeland fche zee. «9. Zie ft.i omen; van hei oos- , . , _ , . , , , . ten tot het westen,daar net land zo als het verdeeld *J*"5 jf*n zal worden onder de Israëliërs', in de -an Btttjamit,, gevol.;e der bevelen van den Heer Oost- en westwa rds, ' Simetn cen deel. vs. 25. Van dc grenzen van Simeen , oost- en westwairds, Lfifcbar een deel. vs. 26. Va'i de zijde van bfafchar, oosten «Cstwaatds, Zebulen een deel. vs. 27. Van de grenzen van Zeiulon , oost- en we-twaarJS, C.id ten deel. vs. 23. Van de grenzen van Garf, aan den zuderhoek ; ;-a:i de Zuidgrenzen van Tbamar, tot het twistwater van Kades, voorts naar de heelt, tot aan de groote zee. vs. 29. Dit is het land dit gij als een erfgoed z.;lt verdeelen, onder Israëls fiatnrn.cn; daar ïullen hunne porden wezen, dit wil Aienai Jsievakl  van EZECHIEL. Hoofdd. XLVIII. 613 Jehovah. 30. De breedte van liet vier- .vs- 30. Voorts zijn kant der ftad zal regelmatig en bepaald gen der ftad^va^de wezen. 3t. De poorM, der ftad zullen non^d m£ twaalf wezen in het vieikant, ten noor-tc'"den Ruben, in het midden Juda, en , VS\,3V De P"rten . ... der ft:,d zuil n ziin, dan Levi. 32. Aan de ooszijdc Jo-m-w het gecd der feph aan den hoek, in het midden Benr te™oorden"de póórt jam'm, en daarop Dan. 33. Ten zuiden X.0']'' ■Ra'",B • vo°r J r OJ Juda cn voor Levi. ook drie in de volgende orde, Simeon, vs. 32. En aan de Isfafchar en Zebulon. 34. De wester-™"?5^' ilui: J J °^ zend en vijf honderd hoek ook voorzien van drie poorten in de maat • met drie /~. 7 Ar at r »„ poorten; de poort van Lrads, Afers en Naphtaln poort, 35. Met >/«/>*, die van sea- deszelfs voorleden, dat vierkant influi-^ tende; van dien tijd af zal de naam 0?.„°°* vkr duizend j n. j • * , «. , , v,lf honderd in de der Itad niet meer Jebus, maar jehovahs maat, met drie poor- Urnnino- moran ten' etn Poort voor Woning WtZen. Simeou, een voor h. ' . ■ . fofcher en een voor Zebulon. vs. 34. De westzijde, vier duizend en vnf h nderd, dezelve poorten, ook drie; een poort voor Cad, een voor Afer eu een voor Napbtali. vs. 35. De omtrek agt duizend in de maat; en de naam der Had zal zijn: bier is Jebevabl