D E BEROERTEN INDE VEREENIGDE NEDERLANDEN, VAN DEN JAARE I30O TOT OP DEN TEGENWOORDIGEN TYD.   D E BEROERTEN INDE VEREENIGDE NEDERLANDEN, VAN DEN JAARE I300 TOT OP DEN TE GEN WOORDIGEN TYDJ GESCHETST TER WAARSCHUWING VAN DERZELVER TEGENWOORDIGE BURGERS E N X.EDEN van REGEERING, DERDE DEEL. Te AMSTERDAM, By PETRUS CONRADI. Te HARLINGEN, By V. van der PLAATS, mdcclxxxvii.   H E T BEROERD NEDERLAND. H oe veelvuldig en fchrikwekkende ook de opfchuddingen waren, volgens onze voorgaande berigten , in de rampzalige jaaren 1747 en 3748 voorgevallen , derzei Ver maate was nog niet vol gemeeten. Zeer verre was 't 'er af, dat de gemoederen waren gèkoomen tot die bedaardheid en ftilftand , Welke voortaan den Lande konde belooven eene vreedzaame en veilige zamenwooning. Gelyk het Aardryk, door de werking van het inwendig opgeüooten vuur, in beweeging gebragt, niet zo fpoedig tot ftilftand wederkeert, maar, naa den eerden allergeweldigften fchok, by herhaaling fchudt en davert, hoewel met minder hevigheid en woede , zo ging het ook met het jammerlyk gefchokt Nederland. Nog lang hadt men hier en daat een gevoel van de voorgevallene beweegingen; zy borsten elders uit met een geweld, welk de nog óntftelde gemoederen vervulde met vreeze voor foortgelyke of nog zwaarder onheilen , dan men reeds ondervonIII. deel. A den  a Het BEROERD den hack. Zy bedaarden eindelyk, doch alleenlyk om naa eene tus>fchenpoozing van etlyke jaaren, ginds en elders, verwoestingen aan te richten, van welke het gefolterd Nederland nog zeer lang geheugenis zal draagen. Thans hervatten wy derhal ven den draad on« zer verhaalen, om den afloop van gedeeltelyk aangevveezene gebeurtenisfen te melden, en verdere byzonderheden, tot op deezen dag, aan te wyzen. Elders (*) hebben wy verhaald, hoe by gelegenheid der Onlusten, te haahlem voorgevallen, zyne Hoogheid derwaarts zonde de Heeren van grovestins, uurmania en th1erry, om de bezwaarnisfen der Burgerye dier Stad in te winnen; als mede , dat gemelde Heeren, op den zestienden van Zomermaand, met de fchrifN lyke voorftellen, betreffende inzonderheid de affchafffng der Pagten, na 's Haage wederkeerden, 't Liep aan een goed ftuk in Oogstmaand, eer het den Prinfe gelegen kwam , op de voorgeftelde bt-zwaaren, eenig antwoord te doen toekoomen aan de reikhalzende Burgerye, die van haaren kant bykans allen geduld begon te verliezen. Op den twaalfden der gemelde Maand verfcheen de Baron van grovestins wederom binnen Haarlem. Zo O Deel II. bi. 170.  NEDERLAND. 3 Zo dra de Wethouderfchap deszelfs aankomst hadt vernomen , deedt zy de Burgery oproepen, om tegen den volgenden dag onder de wapenen te verfchynen. Van hunne byzondere Loopplaatzen trokken de acht Vaandelen Schutters na de Groote Markt, tot voor het Stadhuis, 't welk door een der Vaandelen van binnen wierdt bezet. Naadat de Baron , aan de gewapende Burgers, eene deftige aanfpraak hadt gedaan , gefchiedde, uit naam en van wegen zyne Hoogheid , Prinfe willem den IV, van de Puye van 't Stadhuis, eene Afkondiging, behelzende een antwoord op zestien Artikelen , door de Burgery onlangs Ivoorgedraagen , die gedeeltelyk ingewilligd , gedeeltelyk wierden van de hand geweezen. In de aanfpraak, met welke deeze plegtig> heid wierdt beflooten, betuigde de Baron 's Prinfen genegenheid om in alles te willen medewerken, 't geen ftrekken konde ter bevorderinge van den bloei en welvaart van het Land in 't algemeen, en van Haarlems Burgerye in 't byzonder; als mede, dat zyne Hoogheid geenzins twyfelde, of men zou hier ter Stede berusten in de beraamde fchikkingen. En, in de daad , de Burgery fcheen tamelyk voldaan 5 niet zo volkomen , evenwel, of 'er bleeven zaaden van oproerigheid verborgen, die naderhand uitbotteden, zo als wy ter behoorlyke plaatze zullen verhaalen. Thans A a ge«  4 Hbt BEROERD gebiedt ons de orde des tyds, ons te wenden na Amsterdam, en van bet aldaar voorgevallene een omftandig verflag te geeven. Uit hetgeen wy, in het voorgaande Deel, verhaald hebben, is gebleeken , dat men, behalven de Pagten, nog andere bezwaaren hadt, omtrent, welke men herftelling begeerde. Zy waren van onderfcheidenen aart, en hoofdzaaklyk begreepen in zekere Gefchriften, welke men onder de hand verfpreidde , en in welke, onder andere, begeerd wierdt, herftelling van de aloude Voorregten en Gildekeuren; een Krygsraad , uit en door Burgers gekoozen; overgifte van de Schutters-Doele; verkiezing der Vroedfehappen en benoeming der Schepenen door de Burgery; aanftelling van Bewindhebbers der Oost- en Westindifche Maatfchappye door de 'burgers; aflchaffing voor altoos van Pagten, Excynzen en overtollige Lasten op de vaste goederen en perfoonen ; overgift der Posterven en van 't Courantierfchap aan de Burgerye , of aan zj ne Hoogheid ; verkooping vanalle Ampten , enz. Op het ftuk der Posteryen was, omtrent dien zelfden tyd, by de Vroedfchap bet befluit genomen , om dezelve, ten eeuwigen dage, aan de Stad te houden. Nog andere gefchriften wierden thans onder de hand verfpreid, In zommige van welke verfcheiden der aanzienlykfte Staatsleden met de haatlykfte kleuren ge.» maakt,  NEDERLAND. 5 ïnaald, en van de fnoodlle misdaaden befchuldigd wierden. Op de Regenten van Amfterdam hadt men 't inzonderheid gelaaden, onder andere van wegen derzelver befluit omtrent de Posteryen. Een deezer Scliotfchriften, beftaande in Elf Artikelen van Redres, niettegenftaande het , naar men verhaalt, aan den Prinfe was vertoond, wierdt door de Regeering opgehaald, verbooden en naar den Schryver een geftreng onderzoek gedaan. Nogthans ontzagen zich zommigen niet, met deeze opftookende Blaauwboekjes, rond te loopen in Herbergen en Koffyhuizen , alwaar zy dezelve onkundige lieden in handen ftaken of voorlazen , en dus kleinagting inboezemden voor de Regeeringe, op de afzetting van welke dit alles duidelyk gemunt was.* Zelf hieldt men, by nacht en ontyde, byeenkomlten in herbergen en kroegen, in de agterbuurten der Stad, in welke men allerlei ontwerpen fmeedde. Van wegen het algemeen gerugt, welk dit alles door de Stad veroorzaakte, kon het geenzins omgaan buiten kennis der Regeeringe. Doch aangaande de middelen, om deeze opfchudding te weeren, kon men het geenzins eens worden. De inzigten, welke zommige Leden , in dien tyd, omtrent 's Lands zaaken hadden , werkten, ongetwyfeld, mede om hen tot flapheid te noopen in het weeren van deeze beweegingen. Een beA 3 kend  6 Het BEROERD kend Wondheeler , andries boekelman , wierdt eindelyk oncbooden voor Burgemeesteren,, om aan dezelven opening te doen van de opltellers en voorftanders van het Ontwerp. Hy noemde 'er twee van als de voornaamften: te weeten, uendrik gimnig, zynen eigen Zwager, een Patroontekenaar voor de Katoendrukkeryen , en zekeren joan roüsset de missy. Om eenig denkbeeld te hebben van de bedoelingen deezer lieden, zal 'c genoeg zyn, den laatstgemelden nader te doen kennen. In den voorgaanden jaare 1747 was hy te Amfterdam geligt en na 's Graavenhaage gevoerd , omdat hy verdagt wierdt gehouden van heimelyke briefwisfelinge met Engeland, over 't geen op de Vredehandeling te Breda voorviel. Hy zat in de Kasteleiny van den Hove, tot op 's Prinfen komst in den Haage, die hem binnen kort op vrye voeten deedt ftellen. Door het uitgeeven van verfcheiden Schriften hadt rousset getoond, eenige gefchiktheid te bezitten om de pen te voeren : van hier , als mede om 's Mans yver voor 't Huis van Oranje, vereerde hem de Prins , kort naa deszelfs ontflag, met den tytel van zynen Builengewoonen Raad en Historiefchryver. Naderhand wierdt het misnoegen en de haat tegen de Pagters merkelyk door hem gellookt, in zyne weeklykfche Papieren, in welke hy verfcheiden fcherpe aanmerkingen  NEDERLAND. 7 gen tegen dezelve uitfloeg , en hen befchreef als lieden, welke men, nevens hunnen gantfchen floet, moest zenden na het Leger; zulk een lot, oordeelde hy, flrookte beter met hunnen rangen ftand, dan dat men langer duldde dat zy ryk wierden van en zich vet mestten met het zweet en bloed der fchamele Gemeente. Het doelwit der thans verfpreide gefchrifcen kan uit deeze weinige trekken van rousset'skarakter,met kleine moeite, worden afgeleid. Behalven het Ontwerp, waar van in deeze dagen fterk wierdt gefproken, om tot bevorderinge van herftel eenige Gekommiteerden uit de Burgerye te kiezen, in naavolging van Friesland, verfpreidde men ook deezer dagen zekere drie Artikelen, zedert het Request van Raap genoemd, omdat het, naar men wil, door zekeren Laurens van der meer, een Koekebakker te Rotterdam , Man van welbefpraakre tong, en wel bekend en gezien ten Hove , van daar herwaarts gebragt, zedert ter drukperze was bezorgd door PANiëL raap, Porceleinkoopcr te Amfterdam. De drie Artikelen waren van deezen inhoud: I. Een verzoek aan Burgemeesteren en Raaden, om de Posteryen ten fpoedigfte op te draagen aan zyne Hoogheid, in het vertrouwen dat deeze daar over zou befchikken ten algemeenen beste; a 4 n.  8 II et BEROERD II. Om alle bezwaarnisfen, in 'c Huk der Ampten ingefloopen, ten fpoedigfte weg te neemen, en dezelve aan geene anderen dan aan geboorene of genaturalifeerde Burgers te geeven; III. Om de de Voorregten der Burgeren in allen opzigte te herftellen, en alleen uit de Burgery Kolonellen en Kapiceinen tc kiezen, zonder dat dezelve immer Leden der Regeeringe zouden mogen zyn. Een geruime tyd verliep 'er met het opftellen en verfpreiden van deeze en foortgelyke gefchriftcn, eer men tot openbaare daadelykheden kwam. Men deedt wel het gerugt loopen, dat de Burgers, uit kragt van hun aloud regt, eerlang zouden bezit neemen van de Kloveniers - Doele, in de Daeleftraat ; doch vermids dit by woorden bleef, floegen 'er eindelyk veelen geen geloof aan, zo min als aan de groote dingen, welke, zo als men voorgaf, aldaar zouden volvoerd worden. Eerlang , egter, bleek het dat het befluit daar toe weezenlyk genomen was. De zaak droeg zich toe op de volgende wyze. Op Vrydag den negenden van Oogstmaand des meer genoemden Jaars 1748 , 's naamiddags omr trent vier uuren, verzamelden in de Doeleftraat, voor de Kloveniers - Doele, eenige Burgers. Naa een weinig toevens traden ze na binnen, verzogten om eene vrye kamer, en eischten Wyn en Mol, De Kastelein , misfchien onkundig van, \ oog-  NEDERLAND. 9 oogmerk diens ongemeenen toevloeds , weigerde hun 't een en. ander, voor reden geevende dat alle de Kamers bezet waren. Zeker Heer , die by hem ftondt, bevestigde zyn zeggen, en onderfteunde zyne weigering. Onder dit alles groeide de menigte: waarom de Kastelein, geene baat meer by het afwyzen vindende , hen wees recht over zyne deur, in de zo genaamde Schut Doele. Eenigen gingen derwaarts, doch vertoefden 'er niet lang; by hunne wederkomst drongen ze van nieuws op eene Kamer in de Doele; zommigen raakten met 'er daad binnen , en namen de eerfte Benedenkamer in, werwaarts zy van hunne makkers gevolgd wierden. Ten vyf uuren vervoegde zich by de vergaderde Burgers zekere Luitenant , wiens Kompagnie thans op de Beurs haare wapenoeffeningen verrigtte; hy wierdt verzeld van twee zyner Serjeanten. Dit deedt zommigen denken dat men eerlang meer Burger-Officieren hadt te wagten , om het werk te helpen voortzetten ; doch deeze verwagting bleek wel haast ongegrond te zyn. Thans begonnen eenigen van het Gezelfchap te vraagen naar de Burgerzaal, dus genaamd, omdat zy weleer ten gebruike der Schutterye hadt gediend. Wel haast wierdt hun dezelve aangeweezen. Aldaar binnen getreeden zynde , vonden ze 'er een gezelfchap van aanzienlyke lieden, A 5 die,  io Het BEROERD die, toe het houden van hun zo genoemd Kollegie, dit vertrek, ten hunnen byzonderen gebruike, van den Kastelein in huur hadden. Van hier ook dat zy, op het gedaane verzoek om dit vertrek te ruimen , zich in den beginne weigeragtig toonden. Doch op fterker aanhouden der toegevloeide menigte waren zy haar eindelyk ten wille. Toen men nu zyn oogmerk in zo verre hadt bereikt , wierdt terftond een aanvang gemaakt "met de onderhandelingen. Hendrik van gimnick, boven genoemd, opende de Vergadering met eene Aanfpraak, welke wy , om haaren merkwaardigen inhoud en eenige byzondere uitdrukkingen, hier woordelyk zullen plaatzen. Zy luidde aldus: „ Myn Broederen, Vrienden en Landgenooten. „ 't Is aan geene der brave Burgeren onbe,, kend, hoe deze Republiek als uit niet tot die „ grootheid is geworden , dat zy de venvonde„ ring en verbaazing niet alleen van Europa, „ maar by na van de gantfche Aarde heeft tot „ zich kunnen trekken; ja zoodanig, dat wy tot „ een exempel by Keizeren, Koningen en Vor„ ften, aangenomen en gebruikt zyn geweest. „ Het is ook tefFens dat ik met de uiterfte Ont- „ roe-  NEDERLAND. u „ roering myner Ziele , niet alleen moet den„ ken, maar zeggen, dat het aan die zelve Bur„ geren en Imvoonderen van dezen Landen, in 't „ algemeen, zo wel als van deze Waereld-Stad „ in het byzonder, niet onbewust kan zyn, hoe „ verre die van dat verwonderlyk, en verbaazen„ de zyn afgeweken, en als weder tot haare eer„ (Ie oorfprongk , dat is, tot niet met ysfelyke „ fchreeden naderen; de Eigenbaat heeft het regt „ der Volken verkragt; de Deugd en Trouw „ zyn wars van ons geworden ; de Konden en „ Wetenfchappen zyn onbeloond van ons gevloo„ den; de Koophandel is haare Stief-Vaders ont» „ vlugt; de Fabriquen , die onuitputbaare Goud„ mynen der Volkeren, en waarop deze staat „ met regt zich voormaals dorst beroemen, en „ waarop dezel/e is gevest, zyn naar andere Na„ tiën overgegaan, en zodanig vermindert , dat „ enkelde van dezelve voormaals honderd duizend „ menfchen, zoo in deze roemruchte Stad , als „ in die van Haarlem hebbende kunnen arbeid ,, en de kost verfchaffen, nu geen twee duizend „ kunnen voeden, welk important verval een ie„ der in het zyne, en de gantfche Natie te jam„ merlyk gevoelen : de zwaare en teffens regt„ vaerdige ftraife en plagen daar de Aanbiddely„ ke en Almagtige GOD! ons zedert eenige „ jaaren in dit Land mede heeft willen kasty- „ den  ia Het BEROERD „ den, waar van den Oorlog geen van de minfte „ is, hebben niet weinig tot onze welverdiende „ ondergang en verdelging geholpen; wy hebben „ het puik onzer Helden na den flagtbank zien „ gaan; onze Soldaaten zyn Krygsgevangen gé- maakt , ofte jammerlyk vermoord; de Steden „ zyn op een onbegrypelyke wyze overrompelt en onder vreemd geweld gebragt; ja ik fchaa„ me my, doch moet God betert zeggen : dat „ wy! wy! die braave Batavieren, van alle „ Eeuwen zoo beroemt , en die by de aiover„ winnende Romeinen, die het heel al, behalven haar, voor het Oorlogs Zwaart deeden buk„ ken , van haar voor Broeders zyn aange„ nomen en erkend; ons de voetveeg en befpot„ ting hebben gezien, van haar, die wy eertyds „ de Wetten dorften voorfchryven : in dat Dal „ des Doods, waarin deze Vrye Staat was ge„ bragt, heeft het nogtans den ontfermende God behaagt, het water wel tot aan de lippen, „ maar niet hooger te laten komen ; doen, als „ wanneer Hy als een blixemvuur dat van het „ Oosten tot aan *t Westen, als in een punt des „ tyds vliegt, op een moment alle de harten der „ Batavieren op den eeruen oorfpronk van haare „ Vryheid deed denken, en nog zoo veel erken„ telykheid in haare harten wrogt , dat zy aan „ het Nageflagt van dien dierbaren willem den „ Eer-  Nederland. 13 „ Eerjlen, Grondlegger en Vestiger van onze zoo „ dierbare Vryheid, zoodanig de magt opdroe„ gen, als haares oordeels bekwaam konde zyn, „ op het loffelyk voetfpoor van Zyne Doorluch„ tige Voor-Vaderen de vervallene Vryheid te „ herftelien en te handhaven: de blyken die ons „ dien grooten Prins en Vorst, in die korte tyd, „ dat het God behaagt heeft, Hem als een an* „ der Jozua aan het hoofd der Regeering en „ zyn Volk te (lellen, van zyn liefde en trouw •» gegeven heeft, moeten ons alle overtuigen, en „ als in verrukking doen uitroepen: Leef! Leeft „ eeuwig van God bemind, en aan ons zoo dier* baar Geflagt; maar helaas! ik zeg het met de ,, uiterfte ontroering en aandoening van myn hert, en ik twyffele ook niet of alle die hier tegenwoordig zyn, zullen nevens my die zelve fmer„ telykheid tot in het binnenlte hunner zielen „ gevoelen, dat nu , na alle die onweders en „ ftraffe, door Gods genade, onder het wys be„ (tier van zyn Doorlugüge Hoogheid willeM „ kar el hendrik FRiso, en onze hooge re„ geering, het zoo verre is gebragr, dat wy „ de Vrede , Kweekfter van alle Welvaart en „ Overvloed, als voor de deur hebben. Wy zien, „ ö bittere fmert! ons in onze eige ingewanden „ verfcheuren, het Raadhuis aantasten, de Hui%y zen fpouljeeren, de Overheid ontzenuwen, ja „ al-  i4 Het BEROER D alles toe die uitterfte verwarring gebragt, die „ ons onze ondergang onvermydelyk voorfpellen. „ Het is dierhalven ten dien einde , dat wy „ hier,- onder de genadige befcherminge Gods, „ ons by den anderen vergaderen, omme een„ dragtelyk en vreedzaam, volgens onze Eed en „ Pligt, zoo veel in ons is zoodanige Middelen „ van redres te beramen, als het Welzyn der „ ware Burgeren - Vaderen, en ons alle zoo in 't „ byzonder , als van het gantfche Vaderland in „ 't algemeen, zoude kunnen redden.en befcher„ men; waartoe een Qpflel aan alle myne Broe„ deren en Burgeren zal vertoond worden, twyf„ felende niet of 't zal door ieder tot dat heil„ zaam oogmerk, blydelyk met het ondertekenen „ zyns Naams bevestigt worden". Het Op/lel, in het flot deezer Aanfpraake beoogd, zag op de elf Artikelen van redres, boven vermeld , 't welk, door lieden , naar men wil, geenzins van den laagften ftand, in de Agterftraaten was geftrooid. Veelen namen genoegen in dat Gefchrift en in de Aanfpraak, en bekragtigden dezelve door hunne Naamtekening; doch anderen, niet weetende wat hier agter fchool, verlieten met fchrik de kamer; daar zy, egter, zich nader bedagt hebbende , wederkeerden en insgelyks hunne naamen tekenden. Midter-wyl wierdt, in eene andere Kamer van de Doe-  NEDERLAND. 15 Doele , der Gemeente een ander gefchrift ter ondeitekeninge aangebooden, onder opzigt van jakob karël de huizer, elie chatin en gerrit wagenaar. By wyze van Requesi of Verzoekfchrift behelsde het de drie Artikelen, welker hoofdzaaklyken inhoud wy boven (bl.7,8.) hebben opgegecven. Het was gerigt aan de Wel Edele Groot Achtbaare Heeren Burgemeesteren en de Vroedfchappen der Stad Amfterdam. De huizür was de eerfte ondertekenaar, en wierdt van verfcheiden anderen gevolgd. Thans wilde hy het insgelyks m de Burgerzaak ter ondertekeninge aanbieden ; doch eenigen kantten zich daar tegen, voor reden geevende dat het niet volledig was en eene onderfcheidener opgaave van de cifchen der Burgeren moest bevatten. Merkelyke verwarring baarden deeze verfchillende inzigten onder de vergaderde menigte; eenigen hielden 't met het Opftel, terwyl anderen voor de drie Artikelen yverden. Het eerstgenoemde Gefchrift maakte den meesten opgang; tegen het vallen van den avond las men onder hetzelve de naamen van bykans zeshonderd Tekenaars. By het fcheiden der Vergadering® wierdt de Kastelein verzogt, om tegen 's anderendaags ten vyf uuren in den namiddag de Gfoote Zaal in gereedheid te doen brengen. Ook maakte men bekend aan de Burgers, dat houderfchap, uit vreeze voor verdere verwarringen en daadlyken oproer, in deeze fchroomlyke omflandigheden, een weinig toe te geeven. Op den zesentwintigden van Oogstmaand wierdt raap op het Stadhuis ontbooden, en hem het Request ter hand gefield, met deeze Kanttekening: Fiat, mits niet flrydende tegen de Refolutie van haar Ed. Groot Mogenden en de intentie van zyn. Hoogheid, en wegens de Ampten voor zo veel het domesticq is. Hoe zeer ook de Wethouderfchap zich verbeeldde, door deeze inwilliging, aan de Gemeente genoegen te hebben gegeeven, viel het, nogthans, geheel anders uit. Verfcheiden doldriftige Yyeraars befchouwden dit fiat als onvoldoende, cn deeden al wat ze konden om de menigte in * het denkbeeld te brengen, dat door de gemaakte bepaalingen alles konde herroepen worden, althans zonder uitwerking blyven. In de Vergadering in de Doele, nog dien zelfden avond, lleeg de verontwaardiging van zommigen zo hoog, dat ze van pionderen begonnen te fpreeken. Anderen wederom wilden de Wapenen opvatten, om de Regeering met geweld tot een ander befluit te  NEDERLAND. «5 te brengen. Doch de hoofdbeleiders van het werk der Doelisten hadden andere inzigten. Onder den fchyn van de Gemeente tot ftilte en onderwerping te vermaanen , deeden zy onder de hand een Ontwerp opperen om Verandering in de Regeering te bewerken , en ten dien einde voorilaan, het opftellen van een Request aan de Heeren Staaten van Holland, waarin van dezelven wierdt begeerd dat zyne Hoogheid daar toe met de noodige magt mogt bekleed worden. Om dit werk leevendig te houden , ging men voort met het leezen en verfpreiden van allerlei Schimpfchriften, welke duidelyke blyken vertoonden dat men alle ontzag voor de Wethouderfchap hadt verlooren, en dezelven het bewind moede zogt se mfaken. Met hetzelfde oogmerk bragt men van nieuws het Ontwerp ter baane, dat men uit de byzondere Wyken der Stad Gekomrxiteerden moest verkiezen. Hoewel raap zich daar tegen verklaarde, gefchiedde het, egter, in verfchei. dene Kompagniën, hier en daar zelf buiten order en tegen den zin van derzelver voornaamfle- Bevelhebberen. Gimnich wierdt benoemd tot het hoofd der Vergaderingen , welke ten dien einde beleid wierden. Intusfchen wierden vier der voornaamfle dryvers van het werk der Doelisten, na 's Graavenhaage, aan den Prinfe gezonden, met verzoek dat het hem zou-  So Het BEROERD zoude gelieven, de Stad Amfterdam met zyne Vorftelyke tegenwoordigheid te vereeren, endoor zyn hoogwys beleid de zaaken in eene gewenschte orde brengen. By hunne thuiskomst bragten zy de blyde tyding, dat zyne Hoogheid beflooten hadt, nog in 't laatst van deeze of in het begin der volgende weeké herwaarts te koomen. Terwyl deeze luiden op reize waren , hadden Burgemeesteren , duidelyk ziende waar men het op gemunt hadde, op het llerk dringen der Doelisten, beflooten, op het Request een onbepaald fiat te geeven , en met 'er daad hetzelve van de Puye van 't Stadhuis afgekondigd. Op het hooren van het woord fiat fcheenen de gemoederen eenigzins te bedaaren. Maar dit was het niet, 't geen de Doelisten zogten: liefsfrwilde men de Gemeente in beweeging, en het heimelyk oogmerk, verandering in de Regeering, leevendig houden. Men wilde 'er geen genoegen in neemen, omdat, zeide men, het antwoord niet voldoende was, als zynde alleen gegeeven door Burgemeesteren , en de Raad 'er niet in fcheen gekend te zyn. Van nieuws kwam men dan ter baane met een Declaratoir, Protest en Request, waarby de ondertekenaars verklaarden , door het ontvangen antwoord ten hoogfien bezwaard te zyn; protesteerende wel uitdrukkelyk tegen de gevolgen van de Appointememen; en verzoekende •  NEDERLAND. 31 de dat Burgemeesters en de Agtbaare Raad ten üpoedigfte byeen geroepen, en aan de welmeenende Burgery, door de tegenwoordige Regeering , genoegen zou gegeeven worden , door een gunüig fiat, zonder de allerminfte ReftriBie, mids, of Informaliteit. Doch de Regeering, uit alle deeze beweegingen duidelyk ziende, dat men haar afkeerig zogt te maaken van het bewind, boodt dien zelfden dag, zynde den achtentwincigften van Oogstmaand, aan, vrywillig afïtand te willen doen, op het behaagen vari zyne Hoogheid, aan welke daar van terftond kennis wierdt gegeeven. Op den avond van dien zelfden dag begaf zich raap, met drie Vaandelen Schutters, na Half' Wegen Haarlem , om van daar af te haaien den Hoogedelen Heer willem, Graaf van Benthk, Heer van Rhoon en Pendrecht. In 't Heeren Logement, alwaar de Graaf zynen intrek nam, wierdt hy verwelkomd door den Burgemeester pi eter van de poll, en eenige andere Leden der Regeeringe. Gimnich en raap vervolgens by zyne Excellentie ter gehoor toegelaaten, fpraken met hem over het aanflellen van Gekommiteerden; doch men kwam hier omtrent tot geen bepaald befluit. Burgemeester van de poll aan den Graave verklaard hebbende, dat de Regeenng de beflisfing der zweevende gefchiüen hadt ge-  3* II et,BEROERD gelaaten aan den Prinfe, vraagde de Heer ben* tink aan de Afgevaardigden, of de Burgery,' in naavolging van de Wethouderfchap , insgelyks hier toe gezind ware? Vervolgens, of zy begeerde dat zyne Hoogheid, tot zulk een oogmerk, in de Stad zoude komen ? En eindelyk , of de Gemeente midlerwyl zich Uil en vreedzaam wilde gedraagen? Met deeze vraagen begaven zich gimnich en raap na de Vergadering , die intusfchen in de Doele byeen gekoomen was , en keerden eerlang te rug, met een eenpaarig toe'ftemmend antwoord, by den Graave, die nog dien zelfden avond weederkeerde na 's Graavenhaage. Terwyl nu 's Prinfen komst eerlang wierdt te gemoet gezien, was men, op Vrydag, den dertigften van Oogstmaand, in de Doele yverig bezig met overleggen , in hoedanig een ftand, tegen dien tyd, de zaaken behoorden gebragt te worden. Men was het hier over op verre na niet eens. Raap en zyne vrienden vervaardigden een Request, om aan den Prinfe te worden overhandigd, beftaande uit acht Artikelen, by welke, onder andere, begeerd wierdt, dat de geheele Wethouderfchap zou bedankt worden; dat zyne Hoogheid voortaan de Verkiezing van Burgemeesters zou doen uit eene dubbele Benoeminge;dat de Hoofd-Schout door zyne Hoogheid mogt verkoozen worden; dat de-Hoofd-Schout en  NEDERLAND. 33 en Burgemeesteren geene Raaden mogten zyn of blyven; eindelyk dat zyne Hoogheid het fiat der Burgemeesteren op de drie Artikelen geliefde te bekragtigen. Het gedeelte van dit verzoek , waarby de afzetting der geheele Regeeringe wierdt begeerd, ftreedt ondertusfchen veelen geweldig tegen den borst. Onder de hand wisten zy te bewerken, dat 'er verfcheiden Verklaaringen, ten voordeele der tegenwootdige Wethouderfchap , gedaan en getekend wierden. Onder andere behelsden deeze Verklaaringen , dat de ondergetekenden nimmer hadden bewilligd in de Verzoekfchrifcen , uit naam, zo 't heete, der gantfche Burgerye aan de Regeering ter hand gefield, en dat men geene verandering begeerde in de tegenwoordige Regeering. Ligt begreepen de Doelisten, indien deeze tekening opgang maakte, dat hun geheele Ontwerp daar door zou verydeld worden. Men was dan op middelen bedagt om eenen fpaak in 't wiel te fteeken, en den voorftanderen der Regeeringe den voet dwars te zetten. Naa eenig overleg wierdt raadzaam geoordeeld , de Scheepstimmerlieden, of zo genoemde Byltjes, van welke zich een goed getal in de Doele bevondt, hier toe te gebruiken, en dezelve eene wandeling door de Stad te laaten doen, met oogmerk om de Teke• 111. deel. C naars  34 Het BEROERD naars voor de Regeering hier door van hun oogmerk te doen afzien. Zo gezegd, zo gedaan. De Equipagemeester van 's Lands Timmerwerf, verzogt zynde dat het VoJk mogt uitfcheiden met werken , en, waarfchynlyk, van het oogmerk diens verzoeks verwittigd, ftondt zuiks gcreedelyk toe. Zy verzamelden eerlang op het Kattenburgerplein, ten getale van vyftienhonderd,of, gelyk anderen willen, wel tweeduizend, zo jongen als ouden, doch allen ongewapend. Veelen , egter, onkundig van het oogmerk deezer beweegmge, en vreezende dat men iet kwaads in den zin hadt, hadden mee moeite en niet dan door dreigementen zich laaten beweegen om onder den hoop te verfchynen. Vooraf gegaan van de vier Kommandeurs der Werf, en in geleederen , ieder van vyf perfoonen, trokken ze langs den Buitenkant, over den Nieuwenbrug, na den Nieuwendyk , voorby het Stadhuis , langs de Kalverftraat , na de Doele. Hier fielden zich eenige der yverigfle Doelisten, in Scheepstimmermans gewaar verkleed, aan het hoofd der optrekkende Bende , die voorts gang nam langs een gedeelte der Heeren- en Keizer»gragt en Singel, en aldus by de Doele wederkeerde. Naar da meening en het oogmerk diens veel gerugtmaakenden Optogts behoefde men niet te ras-  NEDERLAND. 35 raaden. De menigte naamelyk hieldt ftil voor alle Huizen en Herbergen , in welke men wist of* vermoedde dat voor de Regeering getekend wierdt; telkens openlyk roepende: Hier wordt ook al getekend; men zal ze wel vinden. Voor de huizen, die door voorftanders van het huis van Oranje bewoond wierden, riepen , of liever fchreeuwden ze driemaal, Oranje boven! Eene bystere ontfteltenis baarde midlerwyl deeze Optogt door de Stad. Maar het bedoelde oogmerk wierdt 'er mede bereikt, en dit was genoeg. De voorftanders der Regeeringe, met reden beducht, indien zy de aangevangene tekening verder voortzetteden, dat hun eenig onheil wedervaaren, en zy, volgens de bedreiging , wel zouden gevonden worden, ftaakten hunne onderneeming; de tekening voor de Regeering wierdt eensklaps afgebroken. Intusfchen was, by de wederkomst van Graave bentink in den Haage, en op deszelfs berigt van den toeftand der zaaken binnen Amfterdam, zyne Hoogheid door 's Lands Staaten gemagtigd tot de herfteliinge van de rust in die Stad, des noods met. verandering van de geheele of een gedeelte der Wethouderfchap. Men verzuimde onder dit alles niet , de verkiezing van Gekom miteerden uit de Burgerye voort te zetten, de meesten van welke de drie Artikelen tekenC 3 den.  3<5 Het BEROERD den. Op Zondag den eerflen van Herfstmaand, vergaderden zy in de Herberg de Graaf van Holland, en verkoozen 'er, uit het midden hunner, zes perfoonen, om het woord te voeren by zyne Hoogheid. Nog dien zelfden avond wierdt in eenige Wyken de Trom geroerd, om de Burgers tegen den volgenden morgen in de Wapenen te roepen, ter ftaatelyke inhaalinge van Willem den IV. De Byltjes, deeze gelegen, heid ter betooninge van hunne Oranjegezindheid niet willende laaten flippen, booden zich aan om de ftaatfie te vermeerderen ; dit wierdt van Gekommiteerden aangenomen, doch hun voordel, om elk met een Byl gewapend te verfchynen, van de hand geweezen. 's Anderendaags, den tweeden van Herftsmaand, was alles vroegtydig in de weer, om den Prins ftaatelyk te ontvangen en na binnen te geleiden. Reeds ten vier uuren in den morgen vergaderden de Scheepstimmerlieden, ten getale van tusfchen de drie en vierduizend, in hun gewoon gewaat, doch met Oranje-Kokarden op hunne hoeden, op het Kattenburgerplein. Zy wierden van daar afgehaald door hunne Gekommiteerden, gimnich en martini. Aan het hoofd der Bende praalde een Oranje Vaandel, waarin met grooie letteren liondt te leezen: VOOR ORANJE en de VRYHEID. Zy trokken langs  NEDERLAND. 37 langs den Haarlemmerdyk tot aan de Eenhoornfluis , van waar zy zich in twee ryen fc haarden tot aan het Plein , alwaar zy hun Vaandel by den Slagboom plantten. Het Plein tot aan de Poort was door Soldaaten bezet. De BurgerGekommiteerden waren in de Herberg de Klok, op den hoek van het Haarlemmerplein, vergaderd. Zyne Hoogheid, die den voorgaanden nacht op het Huis Zwaanenburg , op halfwegen Haarlem en Amfterdam, hadt vertoefd, naderde eerlang de Stad. Raap en eenige anderen , die thans met de Gekommiteerden over hoop lagen, waren na buiten gereeden, om den Prins aan de Tweehonderd Roeden te begroeten, doch verzelden hem niet na binnen. Aan de Poort gefchiedde zulks door de Burger-Gekommiteerden, die, voorafgegaan van de Byltjes, allen met ongedekten hoofde, den Prins na binnen geleidden. De Lyfwagt te paerd verzelde den Prins flegts tot aan de Poort, van waar zy, naa een weinig toe» vens, eerlang na halfwegen Haarlem wederkeerde. De Prins hadt verklaard, zich veilig te verlaaten op de Burgers van Amfterdam. De Trein van Prinfe willem , die verzeld wierdt van Graave ben tink, Heere van Rhoon en Pendrecht, den Griffier fa gel en den Requestmeester de bak, beftondt uit drie Koetzen, ieder C 3 met  38 Het BEROERD met zes paerden, twee met vier paerden, en nog eenige mee twee paerden' befpannen. Dezelve reedt, langs den Haarlemmerdyk en den Singel , na het Oude Zyds Heeren Logement , Itaande de gewapende Schuttery, langs dien geheelen weg, in orde gefchaard. In het Logement wierdt zyne Hoogheid begroet door drie Regeerende Burgemeesteren, de Heeren gerrit oorver, Mr. jan sautyn en Mr. pieter van de poll; de vierde was afweezig. Het gemelde Logement wierdt bewaakt door twee Vaandelen Schutters, die van tyd tot tyd wierden afgelost. Op hun verzoek verworven de Scheepstimmerlieden verlof van den Prinfe om flaatelyk voorby hem te mogen aftrekken. Het bovengemelde Vaandel wierdt vooruit gedraagen ; twee Trompetters deeden de lucht weergalmen van het bekende IVilhelmus van Nasfouwen, 's Anderendaags wierdt, uit de Wyken , die reeds Gekommiteerden hadden benoemd (want sommige waren hier mede nog niet gereed) aan den Prinfe een Verzoekfchrift ter hand gefield, Naa vooraf betuigd te hebben „ voor den per„ foon van zyne Doorluchtigheid en derzelvcr „ Huis goed,en bloed ten beste te hebben, en i,'den Prins aan te merken als een gefchenk, „ hun van God gegeeven, zonder wiens verhef. », fing, veeljigt, deeze Landen reeds andere be- ,> heer-  NEDERLAND. 39 „ heerfchers zouden gehad hebben" , verzogten daar by de ondertekenaars „ het anderzins onher„ ftelbaare vertrouwen te herdeden, door de „ noodige Regeeringsform en de Leden der zei„ ve, daar onder begreepen de Oud-Raad, de „ twee Penfionarisfen en de tegenwoordige Re„ geering mits dien voor hunnen dienst te bedan„ ken, en van hun beltier ontdaan , en dezelve „ te remplaceeren door brave en eerlyke man„ nen, die bekwaam en begeerig zyn, om zon„ der eigen belang — deezen Staat en goede „ Stad met een eenpaarigen Schouder te helpen „ onderfchraagen en bedieren — tot rust en bloei „ van de Kerk en den Volke'. Aan dit Verzoekfchrift waren gehegt drie Bylaagen , behelzende het dellen van de Posteryen met derzelver inkoomen in de handen van zyne Hoogheid, het benoemen van een vryen Burger-Krygsraad, en de vernietiging van Stads Accynzen. Nog dien zelfden dag zag men ten voorfchyn koomen,een Gefchrift aan zyne Hoogheid, waarby dezelve verzogt wierdt, de hand te willen houden en daadelyk doen ten uitvoer brengen de Plakaaten tegen het vloeken en zweeren , wegens het verkoopen langs de Straaten en het tappen in de Herbergen op den Zondag v als mede tegen de Speel- en Hoerhuizen, en eindelyk het verleenen aan den Kerkenraad van eene vrye verkiezing van C 4 Leer-  4 o Het BEROERD Leeraaren, zonder Goed- ofAfkeuringe van Burgemeesteren, Dit Smeekfchrift, waar van de drie eerfte Leden, door eenen der Hervormde Leeraaren , der Gemeente van den Predikftoel waren voorgedraagen, wierdt aan den Kerkeraad ter hand gefteld, met verzoek om hetzelve by zyne Hoogheid in te leveren; doch deeze wees zulks van de hand , vermids de drie eerfte Leden de Regeeringe deezer Stad aangingen, en men geene reden hadt om te vreezen, dat Heeren Burgemeesteren braave Mannen zouden weeren of afkeuren. Het Verzoekfchrift bleef dus agter wegen. De gemeenzaame omgang en verkeering, tusfchen zyne Hoogheid en Heeren Burgemeesteren, en omdat deeze dagelyks met hem het middagmaal hielden, liep veelen geweldig in 't oog; zy vreesden dat de Prins van gedagten veranderen, en de verlangde Herttelling niet zou bewerkt worden. De Scheepstimmerlieden, en eenige anderen, niet minder driftige yveraars , voor hunne Gilden eenig onheil duchten'ze, vervoegden zich hierom by hunne Gekommiteerden, om onderzoek te doen na den toeftand der zaaken. Doch alzo zy hier geen voldoend befcheid bekwamen, begaven zy zich, laat in den avond, na de huizen van drie Burgemeesteren zynde de vierde, de Heer jan six, niet in de' Stad; dezelven ftouttnoedig afvraagende, waarom  NEDERLAND. 4* zy geenen afftand deeden van de Regeeringe? Volgens zommigen voegden ze hier nevens dreigementen, dat zy zei ven verandering zouden maaken in de Regeering, indien zulks vóór den volgenden Saterdag niet gebeurde.' Doch deeze bedreiging kwam niet tot daadelykhcid. Op Vrydag den zesden ontiloeg de Prins de vier regeerende Burgemeesters van hunnen Eed, en verkoos, in derzelver plaats, vier anderen, naamelyk de Heeren ferdinand van collen, Heer van Gunt er plein en Tien hoven, cornelis trip, Vryheer van Oud en Nieuw Goudriaan, Langerak , enz. gerard arnoud hasselaar, en willem gideon deutz. By opönbaare Afkondiging wierdt 's anderendaags hier van kennis gegeeven aan de Gemeente, als mede dat zyne Hoogheid , naa alvoorens alle de zesendertig Raaden te hebben ontflagen, negentien van dezelve van nieuws aangefteld , en de plaatzen der zeventien overigen met perfoonen hadt aangevuld, welke te vooren niet in de Regeering geweest waren. Naauwlyks hadt de Sekretarkte onder het afleezen, de naamen der twee eerstgewelde nieuwverkoorene Burgemeesteren genoemd, of zyne ftemme wierdt verdoofd , door een algemeen Vivat! en Hoezee, waar mede het volk zyn genoegen over deeze Verkiezing uitdrukte. By den naam van den Heere hasC 5 se-  4* Het BEROERD sela ar, thans Gevolmagtigde op den Vredehandel te Aken, zweeg hetftil; doch het verhief van nieuws zyn vreugdegefchal, op het hooren van den naam van den Heer willem gideon deutz. Deeze verandering in de Regeering, hoe zeer ook naar den zin van veelen onder de Gemeente, was, egter, nog niet alles wat men begeerde. De zes Kommisfarisfen der Gekommiteerden uit de Burgerye beweerden, dat 'er insgelyks verandering moest gemaakt worden in den Oud* Raad, beftaande uit regeerende en afgegaane Burgemeesteren en Schepenen, die mede Item hebben in de verkiezing van Burgemeesteren, en gaven zulks te verdaan aan den Prinfe. Deeze, niet afkeerig van dien voorflag, gaf 'er den Burgemeesteren kennis van , met betuiging van zyne vreeze, of de rust in de Stad wel volkomen zou kunnen herfteld worden, zonder dat in den Oud Raad verandering gemaakt wierdt. Doch vermids zyne Hoogheid; door 's Lands Staaten, tot deeze verandering niet was gemagtigd, moest vooraf derzelver goedvinden hier omtrent «orden ingenomen ; 't welk fpoedig bleek met den gedaanen voorflag in te Hemmen. Intusfchen hadden Burgemeesteren de Leden van den OudRaad gepolst, of zy gezind waren, hunne hoedanigheid te ftellen ter befchikkinge van zyne Hoogheid.  NEDERLAND. 43, heid. Allen gaven hier aan hunne toeftemming, Vier regeerende Schepenen , zeven Oud-Burgemeesteren en drieëndertig Oud-Schepenen wierden hierop van hunne waardigheid verlaaten , en in de plaats der voorgaande vier nieuwe Schepenen aangeiteld. Een Vrye Krygsraad was ondertusfchen de zaak , omtrent welke onder de Doelisten thans inzonderheid geyverd. wierdt. Men riep, men fchreeuwde om eenen Krygsraad , geheel onafhanklyk van de Regeeringe , en in welken geen Lid van dezelve iets hadt te zeggen. Zo vast ftondt men, in de Doele, op dit ftuk , en zogt het zo geweldig door te dryven, dat men tegen de andersdenkenden allerlei dreigementen uitfloeg, en hen zelf dreigde door de Venfters in het Water te fmyten. Deeze handelwyze deedt de bezadigfien befluiten, eene dus oproerige byeenkomst te verlaaten , en voortaan met dezelve geene gemeenfchap te houden. Doch dit haalde hun de befchuldiging op den hal ze , by zommigen dat ze van het Hof, by anderen dat ze van de Regeering waren omgekogt. Raap en eenige anderen, op welke deeze verdenking viel, tragtten zich daar van te zuiveren, door een Gefchrift, welk zy aan de Gekommiteerden der Wyke deeden ter hand Hellen. Doch de gemoederen kwamen hier mede niec tot  4+ Hst BEROERD fust. Zints het vertrek van raap en zes zyner Vrienden, fpeelden de Byltjes en derzelver Gekommiteerden den meester in de Doele. Elk hadt 'er den mond vol van den eisch om een Vryen Krygsraad, zonder een eenigen Officier, alzo min uit de Nieuwe als uit de Oude Regeering. Men ftrooide 'er zelf Liedtjes, die vervolgens onder het volk verfpreid en langs de Straaten gezongen wierden. Tot een (taal der denkwyze diene het volgende. Vivat vryheid, geen dwang. Ziet toe gy Batavieren! ' Zoo gy door Ihtigheidt Uw verder laat befïieren Z^t gy uw Vryheidt quytt Een Vrye Krygsraad is 't Buiten Regeeriugs List, Die uw Fryheit Geeft, en Blyheit Buiten Twist. De Prins zelve was met deeze zaak niet weinig begaan. Want indien hy het verzoek inwilligde wegens een Vryen Krygsraad , die geheel en al onafhanklyk was van de Regeering, konde zulks by veelen het voorkoomen hebben van wantrouwen op de Regeering , die onlangs door hem zeiven was aangefreld. Niet vreemd was het, derhalven , dat zyne Hoogheid niet zeer voortvaarende was  NEDERLAND. 45 was mee het bewilligen in den eisch der Ge. kommiteerden. Deeze , om hun Huk door te dryven , leverden aan den Prinfe over een Gefchrift, waarin zy te kennen gaven, met leedweezen verftaan te hebben, alsof zyne Hoogheid hun verzoek, ten aanzien van een onafhanklyken vryen Krygsraad, beltaande uit vyf Burger-Kolonellen en zestig Burger-Kapiteinen, niet naar hunne hartwenfehende verwagting zoude willen begunftigen; welke zy diensvolgens verzogten, met een gunftig fiat te willen bekroonen; als mede dat' zyne Hoogheid zelve voor dit maal de verkiezing van Kolonellen en Kapiteinen geliefde te doen. Aan de inleveraars van dit Gefchrift, met welke zyne Hoogheid tot omtrent middernacht in onderhandeling was , gaf hy tot antwoord, dat hy de zaak nog niet genoeg hadt overwoogen, om daar op zyn Heilig befluit te kunnen melden ; dat hy tot nog toe niec zag, hoe de begeerde Vrye Krygsraad tot heil der Gemeente zou kunnen dienen; doch dac hy, by ryper overleg, zodanig een antwoord zou geeven, als hy oordeelde met zynen Eed en pligt beftaanbaar te zyn Met dit antwoord keerden de Gekommiteerden te rug na de Doele. Doch hier, in ftede van de gemoederen tot bedaaren te brengen, wierden ze  46 Het BEROERD ze hoe langs zo meer gaande. Zo luiddruftig was het roepen om een Vryen Krygsraad, dat men voor openlyke gewelddaadigheden begon te vreezen. Ja, zo hoog klom de drift by eenige Kat* tenburger Scheepstimmerlieden en andere heethoofdige Doelisten , dat zy, 's nachts tusfchen drie en vier uuren, in goeden getale, na 's Prinfen Logement ltreefden , en hem uit den flaap deeden wekken, met verzoek om op dat ontydig uur ten gehoore te worden toegelaaten. Zyne Hoogheid hier in hun ten wille zynde, bragten de Yveraars hem onder 't oog, dat 'er geen houden meer was aan de Gemeente , en, zonder eene oogenbliklyke toezegging van een Vryen Krygsraad, 'er reden ware om voor een Bloedbad te duchten. Van nieuws betuigde de Prins, dit Huk nog niet genoeg overwoogen te hebben , doch met een zyne verwondering over de ongemeene drift en het misnoegen der Gemeente. Met de verzekering van hun verzoek te zullen inwilligen, indien hy, by nader overleg, bevondt dat zulks ten algemeenen beste zou {trekken, liet hy de dry vers gaan, naa vooraf verzogt' te hebben, hier van kennis te geeven aan het Volk; zo als ook nog dien zelfden nacht, aan alle de Hoofdwagten en op Kattenburg, gefchiedde. Het gerugt van den overlast, den Prinfe aangedaan, vloog, met den aanbreekenden morgen, fpoe-  NEDERLAND. 4? fpoedig door de gantfche Stad. Men luifterde elkander in 't oor, en 't vondc geloof by veelen, dat zyne Hoogheid de overrompeling van zyn Slaapvertrek zo euvel hadt genomen, dat hy zou gedreigd hebben, zyne Ampten te zullen nederleggen, en het Land verlaaten, om na zyne Duitfche Staaten te vertrekken, indien men hem niet ongemoeid liet. Wat hier van zy ; den volgenden dag, den tienden van Herfstmaand, tradt de Prins, over dit onderwerp, met Heeren Burgemeesteren in onderhandeling, waar van het gevolg was eene Bekendmaaking aan de Gemeente van deezen inhoud : „ Dewyl het zyne Hoogheid toefchynt uit „ het geene van verfcheidene kanten is voorge„ koomen, dat het zeer moeyelyk , zo niet on* „ doenlyk , zal zyn, de fchikking omtrent het „ werk van de Vrye-Krygsraad zodanig te ma„ ken, dat dezelve aan alle even aangenaam zal „ zyn, heeft zyne Hoogheid, na daar op te heb„ ben ingenomen de Confideratien van Heeren „ Burgemeesteren , vermeent, dat het voor de „ Rust van de Stad, en om aan de goede Bur„ gerye, zo veel doenlyk, genoegen te geven, „ best en dienftig zal zyn. „ Dat zal werden gehouden een Vrye Krygs* „ Raad, beftaande ^uit Capiteins, Lieucenants en M Vaandrigs.  48 Het BEROERD „ Dat ieder Compagnie na gehoudene omvraag, daar toe zullen committeeren zodanige van „ de voorfz. Officieren uit hunne Compagniën, „ als haar aangenaam zal zyn. „ Dat vervolgens dezelve Capiteins , Lieute„ nants en Vendrigs , op die wyze by ieder „ Compagnie by meerderheid van Hemmen ge,, committeerd zynde, dezelve zullen doen een „ aanftelling van vyf Collonellen , en vervullen „ de plaatfen van Capiteinen, Lieutenants en „ Vendrigs, die aan hunne Compagniën niet aan„ genaam zouden mogen wezen , ofce, dat zy „ zullen maken een dubbel getal van perfoonen, „ en hetzelve getal aan zyne Hoogheid prefen„ teeren, om daar uit by zyne Hoogheid de „ Electie en aanftelling te worden gedaan , tot „ vervulling van de plaatzen der geenen, die „ uitgevallen zyn". Deeze Bekendmaaking onderging het lot van . veele andere Wetten , die aan verfchillende uitleggingen onderhevig zyn; elk verklaarde dezelve naar gelange zyner byzondere denkwyze, zomtyds regelrecht ftrydig met 's Prinfen meening. De benaaming van Vrye Krygsraad was eenigzins dubbelzinnig, en haare betekenis door zyne Hoogheid onbepaald gelaaten; terwyl het Volk, met een beflisfende vastftelling , daar door verftondt eenen Krygsraad , welks Leden niet alleen geen deel  NEDERLAND. 49 deel hadden in de Regeering, maar zelf de Le» den van Regeeringe niec in den bloede of door huwelyksverbincenis beltonden. Daarenboven wierdt 's Prinfen meening door de Wyken ten deezen opzigte kwalyk uitgeleid , dat zy zich verbeeldden, in de plaats der onaangenaame, andere Officieren te mogen verkiezen, hoewel het niet pnduidelyk bleek dat zyne Hoogheid deeze Verkiezing niet aan de geheele Kompagniën, maar aan den Krygsraad hadt gelaateni Eene verbaazen de verwarring baarde deeze averrechtfche opvatting in de Wyken der Stadi Zommige wilden haare Kapiteinen behouden, niettegenflaande zy aan de Oude of Nieuwe Regeering vermaagfchapt waren ; andere kantten zich daar tegen , en wilden ze hebben afgezet. De laatften hadden de overhand , en gingen zelf zo verre, dat men hier en daar de Onder-Officieren, die in geen goeden reuk (tonden, afdankte. In zommige Wyken reezen de verdeeldheden zo hoog, dat men elkander met het Zygeweer te lyve wilde* Zelf den Kapitein christiaan scholten, hoe gezien by het Gemeen, van wegen ,zyne bekende Prinsgezindheid, wilde men niet behouden, omdat zyn Vader , by de jongfte verkiezing, door den Prins tot Raad was aangefteld. Naa herhaald af- en aanftellen , en hed verklaaren voor aangenaam of onaangenaam van III. deel. D de  50 Het BEROERD de zelfde perfoonen , op den eenen of andéren dag, verkoos eindelyk de Krygsraad vyf Kolonellen, niet aan Leden van Regeeringe vfermaagfchapt; wordende voorts de Kompagniën , 't zy op eene benoeming der Schutteren, of alleen op aanftelling van den Krygsraad, van Opper-Officieren uit de Burgerye voorzien. Alle deeze wierden door zyne Hoogheid bevestigd. Dit was 's Prinlèn laatfte bedryf binnen Amfterdam. 's Daags naa deeze bekragtiging, op Zondag den vyftienden van Herfstmaand, maakte hy zich gereed tot zyn vertrek na 's Graavenhaage. Eer hy de Stad verliet, gefchiedde, uit zynett naame, eene Afkondiging van de Puye van het Stadhuis, welke wy verkiezen hier in haar geheel in te lasfehen, inzonderheid omdat daar uit kan blyken, tot welke verregaande ongeregeldheden en rustverftoorende beweegingen de Doelisten overfloegen, zo 't heette, uit yver voorde Vryheid, en tot heil van Stad en Vaderland. Dé Afkondiging was van deezen inhoud. „ WY WILLEM KARtL HENDRIK FRIS0, „ by der gratie Gods, Prince van Oranje, enz. „ Doen te weten ; dat Wy van de goede Bur- ,, gery en Ingezetenen der Stad Amfteldarn ver- „ zogt zynde, om aan dezelve te geven een „ Vryen Krygs-Raad , en om voor eenmaal te „ willen aanftellen de Led§n, die denzelvea w Krygs-  NEDERLAND. 5* „ Krygs-Raad zouden uicmaken , met een getal „ van vyf Collonellen aan het hoofd , Onze ge„ dagten hebben laaten gaan over de beste en „ bekwaamde wyze, op welke aan het oogmerk „ en verlangen der goede Burgerye wezentlyk, en „ zonder te kwetzen de Privilegiën en Grond„ Wetten van den Lande ih het algemeen, en „ de Prceëminentiën en Voorregten van den „ Krygs- Raad in 't byzonder, die zy by haar op„ regting, genoegzaam zo oud als die van de „ Republiek zelf, heeft verkreegen, zoude kun„ nen worden voldaan. „ Dat Wy, hangende Onze deliberatiën over „ die gewigtige zaak , met leedwezen befpeurd „ hebben , dat door eenige kwalyk geintentio„ neerden aan de goede Burgery en Ingezetenen „ verkeerde denkbeelden van het ware beftaan „ van een Vryen Krygs-Raad werden ingeboe„ zemd, welke, dagelyks meer en meer gevoed „ wordende , zoo diepe wortelen gefchooten „ hebben, dat daar uit zyn voortgekoomen zo„ danige ongerymde verzoeken, dat de inwilliging „ derzelve, wel verre van te (trekken tot berei„ king van de waare oogmerken, en de wezendlyke „ vervulling van het verlangen van de goede „ Burgerye , integendeel met zich zoude mede„ brengen een notoiren inbreuk in de Privilegiën, „ en een geheele vernietiging van de oude en Da „ wet-  ceptor der Latynfche Schoole,.nevens eenen Metze-  na Hét BEROERD zelaarsknegt. Deeze insgelyks ontbooden , en na bewyzen voor den gevreesden Oproer gevraagd zynde, gaven tot berigt, dat zy 's avonds omtrent half tien uuren uit eenen Tuin koomende, eenige lieden hadden ontmoet, welke over dit onderwerp fpraken; dat zy hier van kennis hadden gegeeven aan den Heere verschoor, als den perfoon, om wiens wille de Oproer zou worden aangericht; dac zy met deeze kennisgeeving alleen bedoeld hadden, de Regeering, door eene fpoedige verkiezing van den Heere verschoor , den Oproer te doen voorkoomen. Intusfchen naderde het uur, op 't welk de gedreigde Opftand moest uitbreeken; doch dit liep voorby, en vervolgens het overige van den dag,, zonder dat men eenigen onraad bemerkte. Hoe veel gronds dit ook gaf om vast te ftellen dat alles een louter verzierzel was, om de verkiezing door te dry ven, vonden, egter, Burgemeesteren niet geraaden, deeze zaak onder zich te houden. Zy gaven 'er den Prinfe kennis van , door de Heeren van der dussen en van schuilen burg, verzeld van den Sekretaris voceestaart , die 's anderendaags te rug kwamen, met eene Afkondiging van Zyne Hoogheid , waarby deeze verklaarde, dat de tyd en wyze der verkiezinge van eenen Schout aan hem ftondt, en tevens, onder bedreiging van £trafFe , de Gemeen-  NEDERLAND. 113 meente vermaande tot ftilte , en om zich van alle gemor , muiterye en feitelykheden te onthouden. 't Liep aan tot den negenden van Wintermaand, eer .zyne Hoogheid geraaden vondt, ook te Delft gebruik te maaken van de magdginge , volgens befluit van 's Lands Staaten, op de herftelling van de rust in de Steden , hem opgedraagen. Op dien dag verfcheenen in de Stad 's Prinsfen ? Gelastigden , die terftond gehoor verleenden aan verfcheiden Burgers, onder andere aan de geenen , welke het Verzoekfchrift tegen den Heer verschoor hadden ingeleverd. By eene uitvoerige Memorie gaven ze thans rekenfchap .van hun gedrag; vertoonende , onder andere, dat gemelde Heer niet voldeedt aan de vereischten, volgens Stads Keuren en Privilegiën in eenen Hoofd - Officier gevorderd, dat hy naamelyk zyn moet een van de qllernnabelfte, yreedzaamjle, vysfte, rykfte en eerbaarfte per. foonen* De Heeren Gemagtigden deeden vervolgens eenige keeren na den Haage , en keerden einde]yk, op den zestienden, te rug, met eene Afkondiging van zyne Hoogheid, waarby alle de Vroedfchappen ontflagen , doch \ terftond van nieuws in den dienst gefteld wierden, op één na, die van zyne waardigheid verlaaten bleef. Iu III. deel. H de  U4 Het BEROERD de vervulling van het Schoutsampt wierdt de Heer verschoor voorbygegaan , en daar toe aangefteld de Heer en Mr. willem van assendelft, die niet mede op de Benoeming gebragt was. De Prins was, volgens een voorgaand befluit der Staaten van Holland, hier toe geregtigd. Naa ons, geruimen tyd, in het Zuidlyk gedeelte van Holland .te hebben opgehouden, begeeven wy ons thans na het noorderkwartier. Van foortgelyke beweegingen als de reeds gemelde, was ook dit gedeelte der Provincie niet geheel bevryd gebleeven. Minder gerugts maakten ze, in de daad, dan elders; doch zy waren, evenwel, van dien aart, dat ze, zonder 's Prinfen alvermogende tusfchenkomst en beflisfing , niet konden worden afgedaan. Van het voorgevallene te purmerend zullen wy in de eerfte plaats verflag doen. In twee aanhangen waren hier de Ingezeetenen verdeeld; dit ftoorde het genoegen der burgerlyke zamenleevinge, vooral in eene Stad van zo kleine uitgeftrektheid. Duidelyk kan dit worden afgeleid uit twee Verzoekfchriften , welke , bykans eene Maand naa elkander , by de Regeering wierden ingeleverd, en van welke het laatfte als een tegenfchrift of wederlegging van het eerfte moet worden aangemerkt. Zelden plaatften wy, in onze  NEDERLAND. 115 ze voorgaande berigten, den geheelen en woordelyken inhoud van dusdanige opftellen. Thans wyken wy af van deeze gewoonte, om denLeezer een denkbeeld te geeven, tot welk eene overmaate van hevigheid en drift , in die ramp> zalige tyden van beroerte en verwarringe, de gemoederen zich lieten vervoeren , zelf onder het oog hunner wettige Overheid, en in Gefchriften, welke, zo als 't heette, moesten dienen om rust en goede orde te bewerken. Het eerfte Verzoekfchrift, 't welk, op den veertienden van Wintermaand des jaars 1748, aan Burgemeesteren en Vroedfchappen wierdt ingeleverd, luidde woordelyk aldus: „ Geven met fchuldigen eerbied te kennen de „ ondergefchreven Burgers en Ingezetenen dezer „ Stad, dat zy Supplianten , wel verre daar van „ daan om muiteryen, tweedragt of fe eten in we„ reldlyke of kerkelyke regimenten aan te rech„ ten, alleenig in het oog hebben in deze ge„ lukkige tydsomftandigheden redres van ingeflo„ pen abuizen tot wel zyn van Land , Stad en „ Kerke, en het zelve als rechtvaardige Lief,, hebbers des Vaderlands volgens hun plicht zoe* „ ken, en derhalven de vryheit nemen aan U Ed. „ Groot Achtbaren voor te flaan. „ Art. 1. Dat tot afwering van Gods welver„ diende plagen, de Plakaten en Keuren tegens II a „ het  iitf Het BEROERD, „ het Vloeken, Zweren en Misbruiken van des Heeren heilige Naam, met allen ernst mogen „ worden gemaintineert en gexecuteerd, ook die „ tegens 't fchenden van des Heeren dag; en dac „ den Heer Hoofd-Officier, in plaats van in die „ goede zaak te worden tegengegaan, zoo als in „ den voorleden jare publiek is gefchied , in te„ gendeel in de executie van dien de behulpza„ me hand moge worden geboden. „ 2. Dat de Kerkenraden van nu aan beftaan „ mogen uit gequalificeerde Ouderlingen en Dia„ konen, naar inhoud van den Woorde Gods, „ om niet langer op een God-tergende wyze „ gehouden te worden als een Collegie, alwaar „ men zonder onderlcheid van perfonen, hoe ook „ van conduiten en jaren, alleen maar de zulke „ prefereerd, om zyn banden aldaar fterk te ma„ ken en te houden, ten einde alles naar eigen ■„ goeddunken door 'te dringen, dat om dies wille ,, de Leden van de Regeering niet meer verkies„ baar in den Kerkenraad mogen zyn, maar de „ Politie en- het Kerkelyke van den anderen ge„ fepareerd mogen blyven. „ 3. Dat de gefepareerde Godshuizen in haren „ vorigen ftand mogen worden gebragt, by hun„ ne oude Privilegiën bewaard, en hun lieden zoo „ wel als Diakonie, mogen worden gereftitueerd „ de effecten en Obligatien, hun lieden by Do- » na-.  NEDERLAND. 117 „ natiën: en Testamenten gemaakt, door de Stad „ naar zich genomen. 4. Dat de Regeering gelieve bedacht te zyn, „ ten fpoedigften door alle bekwame middelen de „ Stads Finantie zoodanig te herftellen, dat niet „ langer emplooi gemaakt worde van de Lands* „ gelden, maar om andere Steden tot een goed „ exempel te dienen, om 't Land in zyn verval„ len Finantie te helpen redden , de importante „ agterftallen, die de Stad wegens ordinaire en „ extraordinaire Verponding op Huizen en Lan„ deryen fchujdig' is , eens mogen worden afge„ daan, en daar mede van jaar tot jaar geconti„ nueert moge worden. „ 5. Dat ten dien einde den Thefaurier moge „ worden gelast zorge te dragen dat, geen kwade „ reftanten in zyn verantwoording worden gevon„ den, maar dezelve zonder aanzien van Perfonen „ te innen, en dat hy genoodzaakt zy , 's jaar„ lyks by het doen van zyn Rekening, zyn boek , „ en kas ter examinatie van de Regeering te „ moeten openleggen. „ 6. Dat naar het voorbeeld van 't Bakkers „ Gilde, ten voordele van de Stad en Burgery, „ van alle neringen en hanteringen, op de welke „ zulks te praétiferen is, Gilden mogen worden „ opgerecht, het welk by uitfterven , door den w tyd, eens in trein gebracht zynde, niet anders H 3 „ als  n8 Het BEROERD „ a!s een zeer nuttige en voordelige zaak kan „ worden geconfidereerd. „ 7. Dat tot herftelling van 's menfchen verlo„ ren gezondheit, moge worden gelet op bekwa-. „ me Doétoren, Apothekers en Chirurgyns , en „ wel zoo gedifintresfeerd, dat men , tot laste „ van de zwakke Stads Finantie, niet weder van „ buiten beroept een Stads Doétor, aan vele van de Leden van de Regeering geparenteerd, en „ wel voor al, als men een goed Doctor , den „ Burgeren aangenaam , in de Stadt heeft wo„ nen ; zoo ook tot Stads Chirurgyn aanfteld, hoe weinig ook conpatibel, een Lid van de „ Vroedfchap ; dat het Corps van Doctoren, „ Apothekers en Chirurgyns, nu zynde, moge „ worden geformeerd tot een Collegium Medi- cum, 't getal van elks op een bepaald getal „ latende uitfterven , voor zoo ver die te veel „ bevonden worden , zynde naar hun Suppliang ten gedachten genoeg aan twee Doétoren, twee „ Apothekers, en vier Chirurgyns, alle van den „ Hervormden Godsdienst, om zorge te dragen „ dat geen Doétors, Apothekers, of Chirurgyns, „ in 't vervolg, in 't zelve gilde komen, dan die „ voor hun post capabel zyn en waardig door UE. Groot Achtb. te worden geadmitteerd, „ na dat door "t Collegium Medicum zuilen zyn capabel verklaart; als mede, om elkander niet tb.'u t H „ te  NEDERLAND. 119 „ te benadelen, dat geen Doctor voor Apotheker „ of Chirurgyn, en geen Apotheker of Chirur„ gyn voor Doftor zullen mogen ageren, op „ zekere hoge boete ten profyte van 't gild te „ verbeuren. „ 8. Dat uit de Regeering mogen worden ge„ weerd de zulke, die zich hunne Mede-Con„ fraters op allerlei flinkfche wyze tot vafallen „ trachten te maken , de goede Burgery door „ vervolginge , dreigementen en ander ongeper„ mitteerde politieke ftreken in vreze brengen„ de, tot hunne dispofitie weten te noodzaken, „ en vervolgens door den fterken arm alles naar „ eigen belang, fchoon ftrydig tegens Lands en „ Stads Intrest, dirigeren, wel zorg dragende dat „ 't eerfte vet voor hun lieden is, en met 't „ overige hunne creaturen worden begunftigd, al „ waren 't ook perfonen, om redenen gehaat by „ de Burgery, en in deze tydsomftandigheden be„ ter gemenageert als geëmploieert. „ 9. Ook de zulke, die zich tot Vafallen laten „ emploieeren, en zich niet ontzien, al is 't te„ gen 'c licht van hunne confcientie, in de re„ fpeftive Collegien, daar zy fesfie hebben, dus„ danig te ftemmen. „ 10. De zulke die door publieke voor de „ gehele wereld befpottelyke en indirecte onge„ permitteerde middelen, hun aandeel trachten te H 4 » doen  ï20 Het BEROERD £ doen verminderen in hec gene zy volgens de „ Plakaten van den Landen fchuldig zyn te con„ tribueren * en daar by zich ook exponeren aan „ calange over begane fraude , mitsgaders in 't „ begeven van Ampten geen reflexie liaan op den „ predominerende Godsdienst , zoo dezelve hun maar van nut kunnen wezen , ja als Regent ,, hunne buuren beletten tegens Stads Keuren te „ handelen, en zulks kort daar na zelfs publiek en by continuatie praótiferen. „ 11. De zulke die op het zweet van een an„ der azen, geringe Amptjes gevende aan geringe „ lieden, met last van uitkering aan hunne Do„ mediken en zich onder die conditie van dienst„ boden voor niet laten dienen , ja hun intrest „ ook ten kosten van 't Land zoo wel verdaan, „ dat onder anderen hoe gering zy ook tot „ 's Lands inkomden contribueren , by verderf „ van hunne Vrouw ten eerden per Maand vyf „ duivers voor de Broodcyns komen te korten. „ 12. Dat het ontfangers Ampt nooit anders „ moge worden begeven als aan eerlyke lieden „ van een onbefproken deugd en wandel, die „ 's Lands geld niec op intrest uitzetten, maar in „ alles getrouw handelen, op dat het Land niet „ weder zoo importante fchade kome te lyden, „ en deze Stad het verwyt hoore, dat haar ge„ mene Lands Comptpir een bankroet van by na „ vyf-  NEDERLAND. 121 „ vyfihalfmaal honderd duizend guldens heeft ge„ maakt. „ 13. Dat ook in den Krygsraad reforme mo„ ge gefchieden, alleen maar de Kapiteins en „ Luitenants door en uit. de Burgery mogen wor„ den verkoren; en dat. uit denzelven Krygsraad „ voor ditmaal mogen worden geëxcufeert die „ Opper- en Onder-Officieren , die de Burgery „ onaangenaam zyn. „ 14. Dat UE. Groot Achtb. op de voorgaan„ de en volgende Artikelen, met zyne Dooiiug„ tige Hoogheid, onzen zeer geliefden Erf-Stad„ houder te rade gaande, gelieven in overwegin„ ge te nemen, ten einde dat by zyne Doorlug^ tige Hoogheid in alle dezelve zoodanig heil" zaam redres kan en mag worden gemaakt, als ", naar zyn hoge wysheit ten beste, en nutte van " deze Stad zal oordelen te behooren , en deze ,', onze Artikelen ten fpoedigften aan zyn Doorl. „ Hoogheid gelieven te communiceeren. „ 15. Ook aan zyn Doorl. Hoogheid voor te „ (laan, dat die leden van deze Regeering, die „ zyne Doorlugtige Hoogheid mogt komen goed „ te vinden uit de Regeering te ontllaan, dezel„ ve ook te ontflaan van die Ampten en Bedie„ ningen, die zy lieden uit hoofde van hun Re„ gentfchap hebben verkregen en bezitten, ten „ einde dezelve geen occafie gegeven worden, in H 5 » die  Isa Het BEROERD „ die Ampten blyvende, de continuerende Regee„ ring daar in te kunnen dwarsbomen. „ 16. Dat uit coniideratie van weinige gequa„ lificeerden onder de Burgery tot de Regeering, „ aan zyne Döorl. Hoogheid moge worden ver„ zocht en geproponeerd , volgens 't laaste Oc„ trooi het getal van vyftien Vroedfchappen te „ laten. „ 17. Ook met zyn Doorlugtige Hoogheid in „ overleg te treden om aan hun Ed. Groot Mog. „ eenige weinige verandering in dat Octrooi te „ verzoeken, met opzicht tot dit point, dat niet „ anders als ingeboren Burgers, óf die een Bur„ ger Dochter getrouwt heeft, of getrouwt heeft „ gehad , in de Regeering mogen komen: alzo „ zulks by ondervinding doet zien, dat de Re-, „ geering méést beftaat uit Zwagers , Ooms en „ Neven, niet goed als voor een Matador, die „ zich met alle die geparenteerden een ftreng „ weet te formeren, om den meester in alles te „ kunnen fpelen; waarom de verandering daar in „ behoorde te beftaan, dat ook andere gequalili„ ceerde Heeren, die zekeren bepaalden tyd in „ de Stad hadden gewoond , tot de Vroedfchap „ eligibel worden verklaard, mits echter een Bur„ ger, als voormeld egaal gequalificeerd , naar „ een vacature ftaande, de preferentie zoude kun„ nen worden gegeven , het welk de gegoede „ lie-  NEDERLAND. 123 „ lieden niet meer uit de Stad zoude jagen, maar „ ten beste van het gemeen daar in trekken. „ 18. Dat UE. Groot Achtb. naar afdoening „ van het voorgemelde, met zyne Doorl. Hoog„ heid ook in overleg gelieve te treden, of 't „ niet best ware tot weringe van Faóben , de „ Regeerings- Kolommen te verbreken en te niete „ te doen, en voorts dat geen, dat meest tot „ rust, best en nutte van de Stad en Burgery „ dienftig en nuttig is. Voor al, dat in 't toe„ komende geen Regenten hunne nabeftaande tot „ Stads Bedienden en Arbeiders zullen vermogen „ aan te nellen, alzoo zulke posten zeer zelden „ wel bekleed worden, en nadelig voor de Stad » zyn. „ ip. Dat in geen Buiten Collegien van Stads „ wegen de zulke mogen worden gecommitteert, „ die niet als met fchaamte op voorkomende za„ ken rakende 's Lands Finantie kunnen advife„ ren, en niet als ingetogen, daar executie moet „ worden geordonneert, op den een of ander, „ die zich met Lands Penningen heeft verrykt, „ het welk zomwylen ten nadeele van het Land, „ naar het gemeene fpreekwoord, het eene mes „ 't ander- in de fchede doet houden. „ Alle deze ten hoogten nodig redres hebbende „ zaken, door zyne Doorl. Hoogh. na zyn hoge „ Wysheid en prudentie herfielt, en in een ge- „ wensch'  124 Het BEROERD „ wenschte goede ordre gebragt zynde, onder„ werpen wy ons altoos onder affmekingen van „ des Heeren zegen, goed en bloed voor onze „ hooge Overigheid, zyne Doorl. Hoogh. en on„ ze goede Regeering op te offeren. Het welk doende, enz. Dit Verzoekfchrift was niet onder het oog der andersdenkende Burgers gekoomen, of zy waren ltraks bedagt op de wederlegging van hetzelve, en om hunne tegenbedenkingen ter tafel van den Agtbaaren Raad in te brengen, 't Liep aan tot tot den elfden van Louwmaand des volgenden jaars 1749, eer ze hier mede gereed waren. Op dien dag ontvingen Burgemeesters en Vroedfchappen een Gefchrift , over welks ftouten inhoud en bewoordingen, niet minder dan van het voor. gaande, de Leezer zich zal verwonderen of verontwaardigen. Wy geeven 't hier zo als wy het vinden. „ Aan de Wel Edele Groot Achtbaren Hee„ ren Burger mees ter en en Vroedjchappen „ der Stad Purmerende. Met verzoek dat „ U Wel Edele Groot Achtbaarheden het „ zelve gelieven te brengen in den fchoot, „ en daar op af te vragen, de deficie van „ Zyne. Hoogheid den Heer Prinfe van „ Oran~  NEDERLAND. 125 „ Oranje, onze zeer geliefden Erf-Stad' „ houder.. „ Geven met fchuldige eerbied , de onderge„ tekende Burgers en Ingezetenen dezer Stad pur„ merende, te kennen, dat zy lieden met ver„ ontwaardiging hebben gezien en geëxamineert „ zeker Requeste van dato 14 December 1748, „ aan de Ëd. Groot Agtb. Heeren Burgemeeste„ ren en Vroedlchappen. der Stad Purmerende, „ door eenige (zoo zy zich noemen) Burgers en „ Ingezetenen, geprefenteert. „ Dat de ondergetekende, na leclure van het „ voorengemelde Request , hebben geoordeelt, „ tot rust en om alle verwyderinge voor te ko„ men, van gemoedshalven verplicht te zyn, hun„ ne reflexien ter neder te ftellen, en van Arti„ kei tot Artikel , zedelyk te antwoorden , als „ volgt: „ 1. Verzoeken de Ondergetekenden dat de „ Plakaten en particuliere Keuren ; tegens hec „ Vloeken, Zweren en fchenden van 's Heeren „dag geëmaneert, heiliglyk en ongefchonden, „ naar de ware intentie (en niet om een' Bur„ ger of Ingezeten te kwellen, en geld af te per„ fen, gelyk in den voorleden jare is gefchied, „ en waaromme de Hooft - Officier door de Hee„ ren Burgermeesters in dezen zynen lever, en „ om  io6* Het BEROERD „ om geen andere redenen, is tegengehouden ge» „ worden) mogen worden ter uitvoer gebragt en „ gehandhaaft. „ Edoch verzoekende om de Negotie ganfche„ lyk niet te verbannen , (welke reets aan 't kwynen is) als alle andere Steden mogen wor„ den gehandelt. „ 2. De verkoren Ouderlingen en Diakonen „ worden drie Zondagen achter een, voor dat de„ zelve in hunnen dienst bevestigt worden, aan de '„ Gereformeerde Gemeente openlyk van den Pre„ dikftoel bekend gemaakt, met een daar by ge„ voegt verzoek, dat by aldien iemant op de Leer „ of het Leven van de verkorene of eenige van „ dien iets te zeggen heeft, het zelve aan den „ Eerw. Kerkenraad gelieft aan te dienen en be„ kend te maken , zoo dat zy Ondergetekenden „ niet kunnen bevroeden, wat gemeent word met „ die hatelyke uitdrukkinge, het zelve zoude ge„ fchieden op een God tergende wyze , of het „ zelve moet beltaan , dat de oudfte Predikant „ eenigen tyd verleden , befchuldigt zynde een „ jonge Dochter bezwangert te hebben , welké „ ook een Kind ter wereld heeft gebracht, waar ,, door alhier veel opfchudding, verwydering en „ ongenoegen is geweest, jegenswoordig noch „ onverhindert Predikt en de Sacramenten be3, dient. De Ondergetekende zyn niet bekend „ eeni-  NEDERLAND. 127 ',, eenige Refolucie by Synodus, Clasfis, of Ker« „ kelyke Vergaderinge te zyn genomen, dat Re„ genten zouden worden geweert, om fesfie te „ mogen hebben in Kerkelyke Vergaderingen , „ maar oordeelen dat daar door te meerder luis„ ter en aanzien aan Kerkelyke Vergaderingen „ word toegevoegt , zynde in de meeste Ste„ den al over lange zulks geufeert en in gebruik ., geweest. „ 3. Het grootfte gedeelte van de Request-Pre„ fenteerders hebben geen recht dat hunne Kinde„ ren in 't Burger Weeshuis mogen worden geali* „ menteert en opgevoed; de Ondergetekenden „ verzoeken dat de Privilegiën, rakende de Gods„ huizen, mogen worden onderzocht en gemain„ tineert, laatende ter verantwoording van de „ Heeren Regenten, omtrent het'weg en na zich „ nemen van Obligatien by Testamente of Do„ natiën aan de Godshuizen gemaakt, of gelega„ teert, waar van de befchuldigers zoo breed op„ geven, zynde wy lieden van gedachten , dat de „ Weeshuizen door de Regenten , om de minde ,, kosten en om andere redenen, zyn gecom„ bineert. „ 4. Onder de Tekenaars van 'c Request, zyn ,, 'er ten minden dertien a veertien, welke geen „ penning aan de Verponding betalen , maar in ^, tegendeel tot fteumng van 's Lands Finanrien, , „ niet  ia8 Het BEROERD ,, niet meerder opbrengen als hun Brood en Turf „ Accyns, zonder met andere Middelen bezwaart „ te zyn, en noch zeer gaerne de belastinge tot „ voornoemde onderfteuning, op andere hunne „ fchouders zouden willen leggen, kunnende dit „ geblyken om dat de eerfte ondergetekende heeft „ durven doleren van zyn Wyn-Cedul, en. ook „ ontheven is, hoewel niet zoude durven noch „ kunnen zweren , dat hy ten zynen huize geen „ Wyn confumeert ,• is dat geen liefde voor de „ Finantie? . „ 5. De Thefaurier doet alle jaren Rekening, „ en geeft aan ieder Lid, in de Vroedfchap een „ korte ftaat, en aan1 Burgemeesters, een boek „ van ontvang en uitgaaf over, waar uit als alles „ onderzogt word , zal geblyken , dat die Heer „ zomtyds in vèrfchot is geweest, en dus van de ,, Stad te pretenderen had, ja dat hy 's jaarlyks „ voor zyn promptitude door de Regenten is be„ dankt; en wat aangaat het innen van reftanten, ,, moet dezelve door Burgemeesters daar toe eerst „ worden gequalifkeert, mogende hy zonder dat „ niets uitvoeren. „ 6. By aldien het Bakkers Gild moet ftrekken „ tot een voorbeeld , dat dan ook alle en een ,, iegelyk (de Bakkery verftaande) mogen worden „ toegelaten in 't voornoemde Gild, zonder dat het zelve bepaald mag blyven op het getal van „ tien;  NEDERLAND. 129; „ tien; dat ook geen Bakkers voortaan gepérmit„ teert zal zyn , ten nadele (door hem zelve of „ zyne erve) van luiden of kinderen, welke betrek„ king hebben en de naastgereehtigde zyn tot het „ Gild, hunne Bakkeryen te mogen verkopen, om „ daar door de luiden uit te fluitendat wy luiden „ wel mogen lyden Gilden ingevoerc te worden, „ voor zoo veel dezelve hier nodig zyn, en te pas., fe komen, mits dat alle en een iegelyk, zonder „ aanzien van Religie, moeten worden gepermk„ teert en toegelaten, „ 7. De verkoren Stads Doctor is een geboren „ Purmerender. Waarom dat zoo wel geen Chi„ rurgyn als iemand van een ander Negotie in „ de Vroedfchap zoude mogen zyn? Allen Doc„ toren zonder onderfcheid van Religie , moet „ vryflaan , zich alhier ter neder te zetten , en „ hunne konst te oeffenen , gelyk bevorens hier „ gebruikelyk is geweest, latende ieder de vry„ heid zyne Medicamenten te halen, als zy zul„ len goedyinden. Wy vragen : zal het Colle„ gium Medicum (in cas fubjecY) weren Burgers „ kinderen, die gefludeert hebben, van wat Re„ ligie het ook zoude mogen zyn? zal men daar „ tegen zeggen , hier is een Collegium Medi„ cum, "over uw' Bul, over Burgerrechc , hier '„ niet pradiferen, ftryd dit niet tegens het recht', „ dat de Academie van den Souverein is ver- III. deel. I ,, leend,  13or Het BEROERD „ leend, om die geene , die by haar zyn geëxa„ mineert en capabel bevonden, naar inhoud dier „ Bulle, over al te mogen pradtiferen ? en fchoon „ hier kwam een Collegium Medicum, zoo als „ door de Ondertekenaars van het Request ge„ vraagt word , een Doétor fterft, of verhuist „ (om beter fortuin,) zoo hangt de examinatie „ af van dien die overblyft, zou 'er dan geen „ reden zyn te vrezen, dat die wel zorg zoude „ dragen, dat iemand wierde geëmplooyeert, die „ zyn licht zoude betimmeren? „ 3. Wy hebben geen reden om over eenig „ Regent te klagen, maar mogen wel lyden dat „ alle Regenten uit de Vroedfchap mogen wor„ den geweerd , die hun mede Confraters en „ Burgers zoeken te drukken, en zich met flink„ fche (treken behelpen, waarom die Request„ piefenteerders verzocht worden de zulken te „ openbaren. I. Verzoekende wy lieden dat de „ Hoofd- Officier geen Vroedfchap , maar ook „ voor al geen Burgemeester moge zyn, om dus „ door zyn gezag en aanhang de Burgers en In. „ gezetenen niet te vexeren. H. Dat mede mo„ gen worden geweerd, alle zoodanige Regen„ ten , welke niet durven verklaren , op hun „ Eed, welken zy als Regent gedaan hebben, „ (gelyk in de laatstleden Vroedfchap is verzocht „ en geproponeert geworden) geen part of deel „ heb-  NEDÈRLANÖ. i$t „ hebben aan het ingeleverd Request, noch iemand daar toe te hebben geraden of opgezet, „ om dus dit Artikel in zyn volle klaarheid té zien. „ 9. Weten niet wie of wat daar onder ge** „ meend word, doch laten het zelve over aan „ de verantwoording van de Opftelders. „ 10. Is redelyk die fraudeert en achterhaald 5, word, de boete by hun Ed. Groot Mog. vol„ gens Plakate geftatueert , oplegt en betaald » „ ftaande echter iemand vry om zyn Haat en train ,, te mogen verminderen. „ iï. Dit is bevorens over al geufeerd, rflaaf nu door Refolutien van hun Ed. Groot Mog. „ in dato 11 November 1747. en 23 January „ 1748. geredresfeert; al wie eerlyk zyn tax op „ brengt, die zondigt tegen zyn huis, als hy het „ betamelyke, (in eas fubjecY) niet kort, zoo wel als hy zondigd, wanneer hy te weinig geefc. „ Verzoekende dat voorcaan alle Ampten en Offi„ cien, van Stads wegen openvallende , begeven „ mogen worden aan Burgers en Ingezetenen der „ zer Stad. „ 12. De Ontvanger, voor zoo verre ons1 be„ kend, is een eerlyk man , latende het verder „ aan de Heeren Gecommitteerde Raden over, „ by wien hy zyne Rekening en verantwoording „ moet doen, belangende het gemaakte bankroet# Ia „ dia  132 Het BEROERD „edie Ontvanger is in den Jare 17 ro dezer we„ reld al gepasfeert, wordende dit echter nu ge„ field voor een verwyt van deszelfs kinderen, „ zonder dat dezelve daar part of deel aan heb„ ben, zullende immers zoo ons geleerd word, „ een zoon niet dragen de misdaad van zyn' Va„ der, gelyk onder andere gezien kan worden by „ j. van heemskerk, gewezen Raadsheer in „ den Hoge Rade van Holland, enz. in zyne Ba„ tavifche Arkadia, pag. 3S6 en 387. in notis. . „ Art. 13 , 14, 15 en 16. Zoo als zyne „ Hoogheid zulks goedvind. „ 17. Dat het Oclrooi of Privilegie van dato „ 23 Maart 1660. in alle zyne pointen en delen „ geobferveert moge worden , dat ook mogen „ worden onderzocht, welke Lieden , met het „ voornoemde Privilegie ftrydig, in de Vroedschap zyn verkoren en ingelyfc, bevindende by „ onderzoek dat 'er zulke mogten zyn , welke „ verzocht worden uit de Regeering te mogen „ worden gefteld. NB. Zie eens het gedrag van ,, de Request prefenteerders, Art. 3. word geroe„ pen dat de Privilegiën mogen gehandhaafc „ worden, Art. 17. verzoekt men om verbreking „ van het Privilegie. i„ 18. "Wy verzoeken dat de Regeering Coloms „ gevvyze blyven moge. I. Als om Art. 8. geal„ legeert door de Request prefenteerders. II. Te „ meer,  NEDERLAND. 133 „ meer, de Colommen zyn in de wereld geraakt, „ om de oneenigheden onder de Regeering weg „ te nemen en voor te komen. „ 10. Dit is kwaadaardig ter neder geiteld, en „ is reeds beantwoord op Art. 12. „ Verklarende en betuigende de Ondergeteken„ den met alle oprechtheid tot voorkoming van, ' „ alle verwydering, en zonder iemand de aller„ minfte lelie, fmaad of ongenoegen te willen „ aandoen of geven, dit Request te hebben op„ gefield en geprefenteert aan bunne^ Wel Ed.h „ Groot Achtbaarheden , met ferieufe betuiging, I „ dat wy ons in allen dezen , als vreedzame, „ goede en wel geintentioneerde Burgers zullen „ onderwerpen aan de uitfprake, welke aan ons, „ door zyne Hoogheid, den Heer Prins van Oran„ je , onzen zeer geliefden Erfliadhouder , zal „ worden verleend en gegeven , wien wy wen„ fchen, dat lange jaren, onder des Heeren dier„ baren zegen, tot welzyn van Vaderland, Stad „ en Kerke moge leven en regeeren. V Welk doende, enz, Verzoekfchriften van zo flrydigen inhoud, ia welke de verwydering der gemoederen zo klaarblykelyk doorftraalde, moesten eigenaartig gèene kleine verlegenheid veroorzaaken by de RegeerI 3 » ders  ¥84 Het BEROERD ders der Stad. Hec neemen van een bepaald be*» fluit, ten voordeele van den eenen aanhang, Jtonde ten gevolge hebben vermeerdering van misr noegen by den anderen, die in het ongelyk gefteld wierdt. En te veel liepen ze uit elkander, dan dat ze, door een minnelyk vergelyk, tot één konden gebragc worden. In deeze onzekerheid vondc de Wethouderfchap geraaden, de toevlugt te neemen tot zyne Hoogheid, met verzoek om eene beflisfende uitfpraak in deezen twist. Diensvolgens verfcheenen, op den vierden van Sprokkelmaand, binnen Purmerend de Heeren van wassenaar en paauw, als Gemagtigden, onder het losfen van het Gefchut en het paradeeren der Burgerye. Zy samen hunnen intrek in het huis van den Heere gORNELis neele, die, uit agting voor de Heeren Afgevaardigden, zyn huis ingeruimd en midlerwyl elders zynen intrek hadt genomen. Naa Jjet inneemen van de vereischte kundfchap, deeden ze eerlang eenen keer na den Haage , om ver» l]ag tg doen aan zyne Hoogheid. Midlerwyl groeide de verwydering in de Stad. De fmaadheden en befchuldigingen, met welke de Burgers glkander te keer gingen , dreigden in daadelykheden uit te breeken. Om deeze te foqrkoomen, vondt men geraaden, den gewapen, den arrn der Krygsmagt te baate te neemen, eene Ben*  NEDERLAND. 135 Bende Ruiters wierdt van Hoorn derwaarts gezonden , om de openbaare veiligheid te handhaaven. Niet voor den elfden van Lentemaand keerden de Gemagtigden te rug. 's Anderendaags ontdoegen ze alle de Leden van de Vroedfchap, doch namen ze ftraks daarop van nieuws in den Eed, op drie na, in de plaats van welke nieuwe Leden verkoozen wierden. De Heer neele, uk aanmerking van zyne vriendlykheid jegens de Heeren Gemagtigden, was een der nieuwe Vroedfchappen. Vervolgens wierdt eene Afkondiging voorgeleezen, behelzende de fchikkingen op de Verzoekfchriften, by zyne Hoogheid gemaakt en vastgefteld. De Ruitery, ter voorkoominge van alle wanorde, ftondt midlerwyl onder de Wapenen. Zedert was de rust in deeze Stad herfteld. Vervolgens bezogten 's Prinfen Gemagtigden de meeste nog overige Steden van het Noorderkwartier. Doch vermids in dezelve alles in ftilte toeging, en niets anders gebeurde, dan eenige verandering in de Wethouderfchap, door het bedanken van oude, en het aanftellen van nieuwe Leden, valt het buiten ons Plan, deeze Heeren verder op de reize te verzeilen. Als een Aanhangzel op onze berigten wegens de voorheengemelde beroerten, opfchuddingen en beweegingen, oordeelen wy het niet ondienftig, I 4 hier  "3<5 Het BEROERD hier te laaten volgen eene Afkondiging, uit naam en op last van Hunne Ed. Gr. Mog. de Heeren Staaten van Holland en Westfriesland , dienende deels om te zorgen voor den goeden naam en veiligheid dier Regenten, welke, in de jongde verandering, van hunne Ampten of waardigheden waren verlaaten, deels ter voorkoominge van alle rustverftoorende aanflagen en beweegingen in het toekoomende. Deeze Afkondiging, welke gefchiedde op den eerden van Wynmaand des jaars 1749, was van den volgenden inhoud. „ Wy hebben bevonden , dat federt eenigen „ tyd herwaarts in verfcheide Steden en Plaatzen „ van dezen Landen zyn ontdaan geweest vele „ diffidentien en murmuratien tusfchen de Ingeze„ tenen van dezelve Steden en Piaatzen, dewel,, ke aanleiding hebben gegeven tot het houden „ van byeenkomden, en tot het geven van ze„ kere benamingen aan de anderen , en voorna„ melyk mede tegens de Overigheden en de Man gidraten aldaar, en dat die voorfz. diffidentien, „ murmuratien, vergaderingen en het geven van „ benamingen aan den anderen , aanleiding en „ oorzaak hebben gegeven tot groote desorders „ en confufien in dezelve Steden en Plaatzen; „ en nademaal de voortgang van dien niet anders ;, kan caufeien, dan het verderf van deze Lan,., den, zodanig, dat die buiten allen forme van ' „Re-  NEDERLAND. 137 „ Regeering gefteld, en tot haare defenfie onnut „ en onbekwaam zouden gemaakt worden, en dat „ diensvolgende noodig is dat hetzelve tydelyk „ op het krachtigfte worde voorgekomen , zon„ derlinge, dewyl de Heer Prins van Oranje, „ als Erffladhouder dezer Provimie, volgens „ auchorifatie, by Ons aan Zyne Hoogheit op „ den 31 Augusty en 21 September 1748 gege? „ ven, ter wegneeminge van de voorfz. diffiden„ tien, murmuratien en confufien , zoodanige „ ordre heeft gefteld, en zoodanige Regenten ge„ dimitteerd, als zyne Hoogheid voor den mees„ ten dienst van den voorfz. Lande in het ge„ meen, en van de voorfz. Steden en Plaatzen in „ het particulier geoordeeld heeft: te behooren, ,, zonder dat de gedimitteerde Regenten verftaan „ zullen worden, door het bekomen van hunne „ dim'bfie in hunnen goeden naam en faam te „ zyn gequetst of benadeeld. „ ZOO IS 'T , Dat wy uit eene Vaderlyke „ genegenheit en voorzorge, op alles dat tot rust „ en welftand van den voorfchreven Lande, en „ de goede Ingezetenen van dien kan dienen, en „ eenige nieuwe aanleidinge tot verderffelyke „ verdeeldheden zoude konnen geven , willende „ voorzien, met rype deliberatie, na voorgaande „ advies van Hooggem. Heere Prinfe van Oran„ je, en op zyne Hoogheids ernftige recomman-; I 5 „ da-  138 Het BEROERD datie en begeerte, geordonneerd en gedatueerd „ hebben, ordoneeren en ftatueren by deze , dat „. alles het gunt ter zake van de voorfz. diffiden„ ten, murmuratien en het houden der voorfz. „ Vergaderingen, midsgaders in de voorfz. desor„ dres en confufien tot nog toe is gepasfeerd en „ voorgevallen, van wat natuur of qualiteit, en ,, by wien het ook begaan zoude mogen wezen, ,, zal zyn en blyven vergeten en vergeven, zoo „ als Wy uit Onze rechte Wetenfchap en Sou„ veraine Macht alle hetzelve aboleren , te niet „ doen en vergeven by deze ; interdiceren dien„ volgende wel expresfelyk aan alle Justicieren „ en Officieren dezer Landen , daar op nu, of „ namaals tegens iemand onderzoek , calange of „ vervolg te doen. „ Hebben wyders, mede na voorgaande advies „ en op ernftige recommandatie en de begeerte „ van Hooggemelde zyne Hoogheit, wel expres„ felyk geordonneerd en gedatueerd , ordineeren „ en ftatueren mits deze, dat voortaan niemand „ van wat daat of conditie hy ook zoude mogen „ wezen , hem zal vervorderen de Overigheit, „ Magidraten, Officieren, Judicieren, Schepenen, „ Gerechten en anderen, in wat dienst of em„ plooi die ook zouden mogen wezen, zoo wel „ binnen de Steden als ten platten Landen, met „ woorden eenigdns te beledigen , of in de au- „ tho-  NEDERLAND. 139 „ thoriteit of het refpecte hun competerende , „ te verkleinen, veel minder daar toe eenige oor„ zaek of aenleiding te geven of te maken, maer „ ter contrarie aen hun alle fchuldige eer en ge„ hoorzaemheic te bewyzen , als mede dat nie„ mand zal beftaen de gedimitteerde Regenten „ deswegen op eenige manier te hoonen of te ., lederen, op pcene dat die gene die bevonden ,, zouden mogen worden contrarie te hebben ge„ daan , daer over zullen worden geftraft zoo„ danig, als naer exigentie van zaken, volgens „ dispofitie van de befchrevene^ Rechten en Pla„ katen van den Lande , bevonden zal worden „ te behoren. Dat ook niemand, van wat ftaet „ of conditie hy ook zoude mogen wezen, zich „ zal vervorderen de voorfz. Overigheid , Magi„ ftraten, Jufticieren, Schepenen, Gerechten en „ anderen, in wat dienst of emplooi die ook „ zouden mogen wezen, zoo wel binnen de Ste,, den als ten platten Landen , of ook iemand „ van de andere goede Ingezetenen van dezen „ Staat, op wat pretext, fchyn, of voorgeven „ het ook zoude kunnen zyn, zoo wel ten aan„ zien van hunne Perfonen als Goederen, by „ wegen van feiten, of met geweld, in eeniger„ hande manieren , en vooral' niet ter zake van „ het gepasfeerde, zoo in Vergaderingen als daar" „ buiten, te beledigen, befchadigen , of dezelve „ tot  i4c Hei BEROERD „ tot het eene of het andere te forceren of „ dwingen, veel min daer toe eenige Wapenen » of gewapend Volk te gebruiken , op pcene, „ dat alle die gene , dewelke bevonden zullen „ worden daer aen handadig te zyn geweest, „ niet alleen de Mannen, maar ook de de Vrouws„ perfonen, die zich daer toe zullen laten ge„ bruiken, zonder eenige conniventie of disfimu„ lade, met de dood zullen worden geftraft, n en dac van gelyken zonder eenige conniventie „ of disfimulatie naer exigentie van zaken en „ zelfs met de dood, zullen worden geftraft, alle „ die gene, dewelke bevonden zullen mogen „ worden door het houden en aslifteren van ee» nige Vergaderingen, of met woorden of wer„ ken en zelfs ook door het geven van verfchei„ de benamingen aan den anderen , oorzaek of „ aenleiding te hebben gegeven , tep einde de „ voorfz. Overigheit, Magiftraten, Officieren, „ Justicieren, Schepenen, Gerechten en anderen, „ in wat dienst of emplooi die ook zouden mo„ gen wezen, of de goede Ingezetenen van den „ Lande, by wege van feiten of met geweld in „ hunne Perfonen of Goederen , cenigzins bele„ digd , ' befchadigd of tot iets geforceerd of „ gedwongen zouden mogen worden, fchoon de„ zelve de voorfz. actie zelfs met hunne Perfo„ nen niet zouden hebben mogen geasfifteerde of i) by-  NEDERLAND. 141 „ bygewoond. Ordoneeren en ftatueren mede, „ dat alle de goede Ingezetenen van derzelver ,, Landen, indien buiten alle vermoeden, eenige „ wegen van feiten, zoo wel tegen de voorfz. „ Overigheit, Magiftraten, Officieren, Justicieren, „ Schepenen, Gerechten en anderen, in wat „ dienst of emplooi die ook zouden mogen we„ zen , als tegens eenige van de voorfchreve „ goede Ingezetenen , onder wat benaming of „ pretext het ook zoude mogen wezen, zouden „ mogen worden ter hand genomen, dezelve we„ gen van feiten, zoo veel in hun is, ook zel„ ve, doch op authorifatie of ordere van dezel" ve Overigheid, Magiftraten, Officieren, Juscij. deren, Schepenen en Gerechten, onder hunne 1} Kapiteinen en andere Officieren , gewapender,j hand te verhinderen en te beletten , de Au„ theuren niet alleen , maar ook die genen die „ zich daar toe hebben laten gebruiken , ook zelfs, des noods zynde, met de Wapenen aen „ te tasten, aen te grypen en levendig of dood „ te bemachtigen, zonder van des te doen in ge„ breke te blyven , op poene van zelfs anders„ zins daer over geftraft te worden, zoo als naer „ dispofuie van rechten en exigentie van zaken „ bevonden zal worden te behooren. Hebben „ nog voorts mede na voorgaende advies en op ernftige recommandatie en begeerte van hoog- » ge-  142 Het BEROERD „ gemelde zyne Hoogheid geftatueerd en geof„ donneerd, itatueren en ordonneeren by dezen, „ dat alle voornoemde Ingezetenen van den Lan„ den, van wat ftaec of conditie die ook zouden „ mogen wezen, zullen hebben te betaalen de „ Gemeene Lands Schutteryen en Lasten, die by „ ons tot noodig onderhand en defenfie van den „ Lande , en wel fpeciaal tot zoo hoog noodig „ redres van het verval van de Finantie albereids „ zyn , of ook nog ingewilligd zouden mogen „ worden, ten einde om te praïvenieren, dat hun „ Edele Groot Mog. niet worden genecesfneerd „ tot het invorderen derzelve , de middelen van „ parate executie te emplooieren; zulks moeten„ de gefchieden, ordonneren Wy, op recomman„ datie, begeerte en met advies als voren, alle „ Onze Ingezetenen, om de Ontvangers, Gaer„ ders , Commifen , Deurwaerders en anderen „ *s Gemeene Lands Middelen vorderende, de „ behulpzame hand te bieden, zonder dezelve „ met woorden of met werken in eenigerhanden „ manieren te befchadigen, beledigen of in hec „ voorfchreve invorderen eenige de minne ver„ hinderinge toe te brengen , als mede zich te „ onthouden van het gebruik van indirecte wyze „ en middelen, waar door de vastgellelde Collec„ te zou kunnen worden benadeeld, op pcene „ dat die gene, dewelke bevonden zullen worden „ de  NEDERLAND. 143 de hier boven gemelde Perfoonen in hunne „ functie met woorden beledigd, of in het voor- ichreve invorderen belet, of ook niet geasfi", fteerd te hebben , anderen ten exempele aen den lyve, en de gene dewelke bevonden zul]] len worden hun met eenige feitelykheden be„ jegend, aengegrepen, aengetast of befchadigd „ te hebben, met 'er dood zonder eenige conni" ventie of disfimulatie geftraft zullen worden, want wy niets meer dan de rust en befcher', minge van den Lande en van de goede Inge„ zetenen van dien ter harte hebbende, het gunt „ voorfchreve is, alzoo bevonden hebben te be„ hooren. Enz". Naa ons dus lang in de provincie Holland te hebben opgehouden, omdat wy van het aldaar voorgevallene een onafgebroken verhaal wilden mededeelen , gebiedt de orde des tyds , nogmaals tot het jaar 1748 te rug te keeren. Bykans onuitputbaar is de fchryfftoffe , welke dat rampzalig jaar voor ons Plan uitlevert, van wegen de menigvuldige beweegingen onder Grooten en geringen, de gevolgen van welke, terwyl wy dit fchryven, de Nederlanders zo deerlyk bezuuren, met verontwaardiging en verfoeijing van de toenmaalige bewerkers van hunne tegenwoordige on-  144 ' Het BEROERD ongevallen , en in eene angstwekkende onzekerheid , wat de volgende tyden zullen uitleveren. Een ruim veld opent hier wederom de provincie stad en lande van groningen. Naa het voorgevallene in dat Gewest , in het voorgaande Deel door ons verhaald, zou veelligt de Leezer zich verbeelden , dat de gemoederen tot rust waren wedergekeerd. Doch de rust was nog verre van honk. Het Gemeen hadt nu de lucht, dat de Regeering van zyne hand moest vliegen. Eene raazende drift voor het Huis van Oranje deedt allerlei ontwerpen verzinnen en met woedenden yver doorzetten , om hetzelve op den throon te helpen. De verheffing van den Prinfe tot de, Erfftadhouderlyke waardigheid, zo in de Vrouwelyke als Manlyke Linie, reeds in Bloeimaand des getnelden jaars gefchied , hadt eenig genoegen gegeeven aan de In- en Opgezeetenen der provincie; vooral ook de belofte der Regenten om nadere voldoening te zullen geeven op zekere Artikelen, by voorraad aan dezelve toegedaan. Oogstmaand h'ep, ondenusfchen, reeds ten avond, en nog zag men geen toeftel maaken ter volbrenginge van deeze belofte. Dit deedt eerlang het Gemeen onverduldig worden en de hoofden opfteeken; voor-  NEDERLAND. 1.45 vooral omdat het tot nog toe vrugtloos hadt gewagt na eene nadere bepaaling van de volle maate en magt, aan zyne Hoogheid opgedraagen. Men vondt 'er, welke dit uitleiden, alsof de Regeering een oogmerk hadde , om het by de bloote belofte te laaten berusten. Eenige onvoorzigtige uitdrukkingen van zommige Regenten voedden deezen agterdogt. Het luiddruftig morren hier over kon niet omgaan buiten de Heeren, welke , om den argwaan te dooden, op den vierentwintigften van Oogstmaand, het befluit namen , aan den Prinfe op te draagen de begeeving van de acht Frovinciaale Ampten, nevens het regt van Pardon. Doch dit was oly in het vuur. De Om meiander Volmagten, nevens eenigen uit het Oldampt, het juk der Landjonkeren moede, en in de hoope van door zyne Hoogheid daarvan verlost te worden, kwamen in goeden getale in de Stad, en verzógten een Buitengewoonen Landdag, die hun wierdt toegedaan. Intusfchen wierdt in de Stad heimelyk gewerkt by de de Prinsgezin den, om dezelve met die van het platte Land ééne lyn te doen trekken. Dit gelukte, en was voor hun te noodiger, omdat de gewoone Wagt, gellerkt met eenige Vrywilligen, bevel hadt, de Boeren, indien ze in grooter getale zich vertoonden , buiten te houden. Hl. DE !1L. K Op  146 Het BEROERD Op den Donderdag, den negenentwintiglten , tot het openen van den Landdag bepaald , verfcheenen, in den vroegen morgen , eenige Boeren, met ftokken en knodzen -gewapend, en wierden eerlang van anderen gevolgd. Ondanks de genomene voorzorge traden ze ter Stad in. Op den zelfden dag wierdt aan Burgemeesteren en Raad der Stad ingeleverd een Verzoekfchrift, by het Elfde Artikel waar van begeerd wierdt Dat door de volle maet en magt , aan zyne „ Doorluchtige Hoogheit gedefereerd, worde ver„ (taen en begrepen alles, wat de tegenwoordige „ Erfltadhouder voor zich of ingevolgen de di„ gniteiten en regten van zyne Glorieufe Voor„ vaderen, of iemand derzelve, in fpecie wil„ lem de III in alle of eenige Provintien bezit, „ exerceert of exerceren mag; het zy voor eene „ zonder confequentie, als daer is het regt van „ licentieren der Magiftraten en Amtenaren ; of „ de magt, die voor altyd heeft, eeuwig en „ erflyk, in het Politique en Militaire , zonder „ de minfle uitfluitinge , als van dat gene, het „ welk met de originele onveranderlyke grond„ wetten van de Stad en Provintie ftrydig is, „ en. daer mede niet kan worden geaccommo„ deerd enz". De Wethouderfchap, niet onbewust van 'c geen 'er in de gemoederen omging, hadt de voorzigtigheid van de toeftemming te gee*  NEDERLAND. 147 geeven aan dit verzoek, ondanks de buitenfpoorige magt, welke, by de verdere uitbreidinge van hetzelve, voor zyne Hoogheid wierdt begeerd. Intusfchên vergaderden de Leden van den Landdag op het Provinciehuis. Eene menigte Boeren, met Trom en Vaandel, en met knuppels gewapend, begaven zich van de Markt derwaarts, en fchaarden zich in twee ryen voor hetzelve. De Verzoekfchriften der Volmagten uit de Ommelanden en het Oldampt wierden ftraks ingewilligd door de tegenwoordige Leden. Doch deeze toeftemming was niet volledig, alzo de Heere lewe, Heer van Aduwsrd, afweezig was, en, tot eenige verandering, voltalligheid zo wel als eenparigheid vereischt wordt. Dit baarde opfchudding , alzo de Boeren niet onverrigter zaake wilden vertrekken. Men befloot, den Landdag tot naa den middag ten twee uuren uit te (tellen, of hy midlerwyl mogt verfchynen: terwyl de Boeren den Baron linde, Heer van Kanter, Schoonzoon van den Heere lewe, noodzaakten, door eenen Brief zynen Schoonvader in de Stad te ontbieden, en hem zeiven intusfchên in bewaaring hielden. Doch op dit fchryven, zo wel als met eenige boden, na buiten gezonden, kwam tot antwoord,dat de Heer van aduwerd* het ging zo 't mogt , niet in de Stad wilde koomen, K a Al-  i48 Het BEROER D Alle de Heeren, in den naamiddag , op hei beftemde uur, vergaderd, ondertekenden de Verzoekfchriften. Met moeite geraakten hierop de Heeren van de Stad van 't Landshuis; doch aan die van de Ommelanden wierdt de uitgang geweigerd. Om deeze tegen de woede der Boeren te beveiligen , befloot men , den Syndicus, zo veel als Raadpenfionaris, der Ommelanden , met eene gewapende Bende Knegten te zenden na Aduwerd, niet verre buiten de Stad gelegen, om den Heer lewe van daar te haaien, alzo het leeven der vergaderde Heeren van hem fcheen af te hangen. De Heer van kan ter. reedt vooruit, om zynen Schoonvader verflag te doen van den toeftand der zaaken. Het een en ander haalde hem eindelyk over. Nog dien zelfden avond omtrent acht uuren kwam de Heer lewe in de Stad, in eene Koets met vier paerden befpannen, omringd van een gedeelte van 's Prinfen Lyfwagt. In weerwil van deeze, deeden de Boeren de Koets, terwyl hy door de Stad reedt , fl.il houden. Be H. . . . . (riepen ze) zal, gelyk alle anderen, te voet gaan. Met een flaat iemand uit den vergramden hoop hec glas in het Portier in ftukken, en fchreeuwt: Hy zal ""er uit koomcn, of wy zullen hem 'er uit fcheuren. Hoe zeer zommigen voor hem ten beste fpraken, hy was genoodzaakt, uit het ry-  NEDERLAND. 149 tuig te flappen, en het overige van den weg te voet af te leggen. Dus voortgaande , omringd van Soldaaten, roepen 1 eenigen , flaa dood dien D. . . . . terwyl anderen werkelyk na hem met ftokken flaan. In den uiterften angst bereikt hy eindelyk het Provinciehuis. Naauwlyks is de Lyfr wagt hier van hem gefcheiden, of hy wordt onder den voet geftooten , gefchopt en geflagen, en eindelyk, ter naauwernood, gered door eenige Volmagten en Burgers. Nog dien zelfden avond moest hy, op eene kladde papiers, door zyne handtekening , de Verzoekfchriften toeftemmen. Twee Prinfen vlaggen wierden kort daarnaa uitgeftoken, de eene van het Wynhuis, de andere boven de Wagt. Met dit alles was de woede der Boeren nog niet gekoeld. Tusfchen negen en tien uuren, toen zy den perfoon zeiven niet in handen hadden, deeden ze eenen aanval op het huis van den Heer van aduwerd in de Stad, doch kwamen niet binnen het zelve. Geduurende dit geweld verfchool zich de Heer lewe in een Herberg, doch moest dezelve, op verzoek van den Hospes, die voor zyn huis beducht was, vroeg in den morgen verlaaten. Door den tuin vlugtte hy na het huis van den Gezworene tiddens, van waar hy, door eenige Kompagniën Burgers , wierdt afgehaald na het Provinciehuis. Van nieuws moest K 3 hy  150 Het BEROERD hy hier tekenen, onder andere, eene belofte, het Gefchut en den verderen Krygsvoorraad, waar mede hy zyne Buitenplaats hadt verfterkt, ten fpoedigfte in de Stad te zullen leveren. Onder een geleide Burgers begaf hy zich van daar na het huis van zynen Schoonzoon,, den Generaal lewe. Onder het losfen van het Gefchut, gefchiedde 'sanderendaags eene Afkondiging , behelzende eene algemeene kwytfchelding van de 's daags te vooren gepleegde feiteiykheden , en eene belofte van eerstdaags aan zyne Hoogheid te zullen ter hand fteilen het Diploma, waarby aan dezelve de ,, al„ lerampelfte magt in 't Civiel , Militair en Po„ litiek over de geheele Provintie" zou worden opgedraagen. • Ondanks deeze gunftige Bekendmaakinge , en nog eene andere, zedert uit naam van zyne Hoogheid gedaan , gingen de onlusten haaren gang, met eene toeneemende woede. Dit bewoog zyne Hoogheid, eenig Krygsvolk , zo van Ruiters als Knegten, in de Stad te zenden, met oogmerk, zo als de Prins deedt bekend maaken, om alle geweld en feiteiykheden te voorkoomen, de rust te bewaaren, en ieder by het zyne te befchermen , tot zyne overkomst, of die van Gemagtigden, Op den Landdag, welke in het begin van Slagtmaand wierdt gehouden, verfcheen insgelyks de  NEDERLAND. 151 de Heer van aduwerd. De Ruitery was op dien dag in de wapenen. Veelen waren onkundig van de reden deezer voorzorge. Anderen, die meer kennis van zaaken hadden , wiscen dat de reden daar van was , eene ontdekking, dat 's daags te vooren een Soldaat van 's Prinfen Lyfwagt, onzeker uit welke beweegoorzaaken, na de Ommelanden was verreisd, om eenige duizenden Boeren op te ftooken, zich den volgenden dag Stadwaarts te begeeven. Doch de mocitemaaker vondt. geen gehoor, en 'er kwam niets van de opfchuddinge, welke van veelen onder de hand driftig wierdt verlangd. Omtrent deezen tyd zag men een Gefchrift in 't licht koomen, getekend door verfcheiden aanzienlyke Burgers en Ingezetenen der Stad Groningen, waarby zy betuigden, met. verwondering en afgryzen befpenrd te hebben den toeleg om zommige Leden al' te. zetten, zonder dat derzelver gedrag onderzogt wierdt; en voorts hunnen wensch en begeerte verklaarden, dat de Regeering en alle derzelver. Leden in hun wettig regt mogten gehandhaafd worden. Uit alle.deeze woelingen en beweegingen was duidelyk te befpeuren, dat zonder de tusfehenkomsc eener beflisfende uitfpraake , de zaaken in Stad en Lande tot geenen ftilitand konden gebragt worden. Zyne Hoogheid bevondt zich thans te K 4 Leeu-  ï$3 Het BEROERD Leeuwaarden. Van de gelteldheid der zaaken vooraf onderricht, zondt hy, omtrent het midden van Wintermaand, derwaarts den Baron van den capellbn, Heer van den Boedelhof , Ridder, van wegen 't Graaffchap Zutfen , wibrandüs van itsma Burgemeester van Harlingen , en a. j. p :rsoon, Burgemeester van Deventer. Op den Landdag leverden zy hunne Lastbrieven over, en wierden in hunne hoedanigheid erkend. Alle de Leden pronkten , by die gelegenheid, met Oranje-Kokarden; zedert zag men die leuze door alle de Stedelingen draagen. Kort naa hunne aankomst traden Heeren Gemagtigden in onderhandeling, zo met de Leden van Regeeringe, als met de opgcroepenen uit den Burger- en Boerenftand. In twee Aanhangen, van rechtltrydige inzigten, waren thans de In- en Opgezeetenen van Stad en Lande verdeeld. Zommigen , inzonderheid de aangeltelde Volmagten uit den Burger- en Boerenltand, verklaarden zich voor de Licemiatie; met deezen naam noemde men , ten dien tyde, in dit Gewest , de begeerde Afzetting van alle, immers de meeste Regenten. Zy beweerden dat men , zonder dezelve, vrugtloos op herflel hoopte, en flaafden hun gevoelen met eene menigte getuigfehriften. Anderen bragten hier tegen in, dat de aanzienlykne en meeste Burgers geen «naak had- den  NEDERLAND. 153 den in de Licentiatie. Geen kleinen fteun vonden de laatstgemelden aan de Heeren lentelq van Stedum, alberda:w» Renfema en iewe van Hoogkerk, alle welke , uit naam der drie Ommelander Kwartieren, aan de Gemagtigden van zyne Hoogheid, verklaarden , de Licentiatie niet te zullen ondergaan, dewyl op hun niets te zeggen viel. Eene byftere beweeging in de gemoederen veroorzaakte deeze tegenftand. Burger en Boer bè-> weerde, dat indien de begeerde Afzetting geenen voortgang hadde, niemand voortaan van zyne veiligheid zou kunnen verzekerd zyn. De Prins, van deezen tweefpalt onderricht, geboodt hierop aan zyne Gemagtigden, in den aanvang des jaars 1749, uit de Regeering van de Stad en de Ommelanden , als mede uit den Burger- en Boerenhand, eenige Gekommiteerden te benoemen, om met dezelve, over het herftel van rust en orde , in onderhandeling te treeden. Louwmaand begon reeds op het laatst te loopen, zonder dat men eenigen voortgang zag maaken met de begeerde Licentiatie. Dit verdroot der menigte , en men zag 'er de openbaare blyken van, op den zesentwintiglten dier maand. Een hoop jongens verfcheen voor de huizen der zulken , die voor de Regeering hadden getekend, en pleegde 'er allerlei moedwil, door het infmyten van glazen en K 5 an-  154 Het BEROERD andere baldaadigheden. Eenigen van de de vernielende bende wierden , dien avond , door de Krygsmagt, gegreepen en in verzekering gebragc. 's Anderendaags vergaderden de Volmagten der Burgerye , naar gewoonte , in 't Gouden Hoofd. Spoedig fchoolde derwaarts zamen eene reeks van Burgers van allerleien rang , ten getale van driehonderd, die de Volmagten vermaanden, zelf onder zwaare bedreigingen noodzaakten , allen, dié onder hunne Vaandels behoorden , en 't wei meenden met Oranje en 't Vaderland, den volgenden dag onder hunne Vaandels te doen verfchynen. Allen verfcheenen, op den beliemden tyd, op de Osfemarkt. Door de Volmagten wierdt hun hier aangekondigd het oogmerk deezer oproepinge: te weeten, om zich gezamentlyk te be» geeven na het Logement der Heeren Gemagtigden , en van dezelve , als uit éénen mond, de begeerde Licentiatie te verzoeken ; met byvoeving, nogthans, dat elk, wien zulks mishaagde, na huis mogt gaan. Schoon veelen in hun hart anders gezind waren, durfde niemand zich van dit verlof bedienen. Ten getale van bykans vierduizend koppen, allen ongewapend, onder welke de Vaarensgezellen, met hunne Vlaggen en Wimpels, uitmuntten, namen ze gang van de Osfemarkt na de Grootemarkt, tot voor het Logement van 's Prinfen Gemagdgden. Aan het hoofd trokken de  NEDERLAND. 155 de achttien Volmagten van zo veele Vaandelen; ieder Kompagnie wierdt geleid door haaren Bevelhebber. De Volmagten, by de Gemagtigden toegelaaten, deeden, uit naam der geheele Burgerye, het verzoek om de Licentiatie, 't welk voorts onderiteimd wierdt door het geroep der voorby trekkende menigte van Hoezee ! en Vivat Oranje! Naa het verrigten van hunne boodfchap, fielden zich de Volmagten andermaal aan het hoofd der Burgeren, keerden, langs een anderen weg, na de Osfemarkt, en deeden , door hunnen Spreeker, verflag aan de menigte van het antwoord der Gemagtigden , inhoudende dat zy , van het verzoek der Burgerye, ten fpoedigfte verflag zouden doen aan zyne Hoogheid. Geen kleinen fchrik baarde de vertooning van zo eene talryke menigte , hoewel ongewapend, by de Leden der Wethouderfchap. Van hier dat de Breede Raad , beflaande uit Burgemeesteren en Raad, Oud en Nieuw , alsmede Taalman en Gezworene Gemeente, tegen den dertigften van Louwmaand, wierdt byeen geroepen. Op den voorflag van den Burgemeester iddekinge namen de Leden, voor de drift der menigte vervaard, het befluit, hunne Ampten en waardigheden neder te leggen, en dezelve te itellen ter be-  156* Het BEROERD befchikkinge van zyne Hoogheid. Van hec befluit, hierop genomen, zonden ze een Affchrift aan de Vergaderinge der Ommelander Heeren, mee verzoek dat zy hun voorbeeld geliefden te volgen : zo als ook nog dien zelfden dag gefchiedde. Hadt de optogt van vierduizend Burgers merkelyke beweeging in de Stad veroorzaakt, niet minder was dezelve, 's anderendaags, door de aankomst van een goed getal Boeren uit de Ommelanden en het Gorecht. Volgens een onderhandfche affpraak moesten deeze, op den eenendertigden, in de Stad koomen, om de Licentiatie te helpen doordryven. Onkundig van 't geen daags te vooren was bedooten , hielden zy hun woord. Met het aanbreeken van den dag zag men dezelve ter Stad in trekken, insgelyks ongewapend, doch niet zonder Trommelen en fraai gefchildèrde Vaandelen. De Schippers van Appingadam en Delfzyl zwaaiden met hunne vlaggen. De Boeren van Noordyk hadden, als eene Bende Granadiers , hunne hoofden gedekt met Oranje-papieren Mutzen. Aan het hoofd der geheele Bende, die verfcheiden duizenden bedroeg , wierdt gedraagen een vierkant Bord of plank, by wyze van een Veldteken, waarop men deeze woorden las: BRAA-  NEDERLAND. 157 BRAAVE HEEREN COMMITTEERDEN van zyn HOOGHEIT BIED ons de HAND LICENTIEREN IS 't BEGEEREN VAN BURGERS en BOERENSTAND. Voor de Herberg der Gemagtigden wierdt deeze Standaart geplant, en bewaakt door eenige Boeren , verbeeldende Oranje-Granadiers. Midlerwyl deedt een der Volmagten den voorflag wegens de Licentiatie, en bekwam hec zelfde antwoord , als de Groninger Burgers. De Bende begaf zich hierop na de Osfemarkt. Het befluit, den voorgaanden dag in de Stad genomen, was nu niet onbekend aan de Boeren; doch in tyden van Oproerigheid zyn veelal de gemoederen argdenkende. 't Voldeedt niet dac de Ommelander Heeren mee die van de Stad hadden ingeftemd in een Provinciaal Befluit; zy vreesden dat dezelve de Ommelander Ampten evenwel zouden kunnen en willen aan zich houden. Door het drinken van meenig glaasje , op de gezondheid van Oranje, verhit, raaken de Boeren gaande, vallen in het Ommelander Huis en willen den Syndicus te lyve. Gewisfelyk hadde hy hier zyn einde gevonden, in-  158 Het 'BEROERD indien hy niec door eenigen uit den hoop, van meer bezadigdheid, en vervolgens door hec Krygsvolk, ontzet ware. Hier dus hec hoofd hebbende geftoocen, vallen ze in hec Wynhuis, om den Sekretaris van Staat het genomen Befluit, hoewel reeds van de Puye afgekondigd, nogmaals te doen voorleezen. Een geweldig gedrang en het vloeken en raazen der menigte deedt hier voor een bloedbad vreezen; zy kwam eenigzins tot liaan, door de tusfchenfpraak van eenige welmeenenden; doch flegts voor een oogenblik. Want zo doldriftig was de woede van dien onbefuisden hoop, dac de Volmagcen , wien zy anderzins eene onbepaalde gehoorzaamheid betoonden, tot de Gemagtigden van zyne Hoogheid de toevlugc moesten neemen, om te verhoeden dat hun zeiven iet kwaads wedervoer. Nog dien zelfden avond beflooten de Burger* Volmagten hunne Officiersplaatzen neder te leggen , en te Hellen ter befchikkinge van zyne Hoogheid. Het zelfde befluit wierdt 's anderendaags genomen by de Ommelander Heeren, in het Provinciehuis vergaderd, op een Verzoekfchrift der Volmagten , dac zy hunne Ommelander Ampten, als Gekommiteerde Raaden en Eigenërfde Comparanten ten Landsdage, aan zyne Hoogheid geliefden op te draagen. Om de nog aanhoudende verbittering der gemoederen en het drei-  NEDERLAND. 159 dreigen en raazen der menigte, by het fcheiden der Vergaderinge , wierdt raadzaam geoordeeld , den Heer lewe van Aduwerd door een geleide Soldaaten .na huis te doen verzeilen. Hoewel dus zyn perfoon veilig bleef, zyne Buitenplaats wierdt geenzins ongemoeid gelaaten. Men fmeet 'er, eenige dagen laater, de glazen in, haalde de Poorten en Hekken om verre, opende den Wildbaan , en ftelde Herten , Reeën en Haazen in vryheid. Soortgelyke baldaadigheden gefchiedden, omtrent den zelfden tyd, aan wel twintig andere huizen. Met de bovengemelde verklaaring der Stadsen Ommelander Heeren , waren de gemoederen eenigzins tot bedaaren gebragt, doch de zaak niet volkoomen afgedaan , alzo veeier harten, omtrent het ftuk der Licentiatie, een geheel anderen toon dan hunne monden floegen, gelyk wy wel haast nader zien zullen. Gelyk in tyden, in welke het Gemeen met het fmeeden van Ontwerpen zich bezig houdt, de gelukkige uitOag van het eene dikmaals aanleiding geeft tot andere , dus ging het ook te Groningen. In 't begin van Sprokkelmaand hielden eenige Volmagten, van de Ommelanden en uit het Oldampt, eene byeenkomst met de Burger-Volmagten in de Stad. Hier wierdt in beraad geleid , of het, tot eene betere bedieninge van de: ge-  i6ö Het BEROERD geregcigheid en ter weeringe van de onderdrukking der Weezen, waar omtrent men zich verbeeldde verfcheiden verzuimen en misbruiken plaats te htbben, niet geraaden waren, aanzoek, te doen om een Hof van Juftitie , en van eene Provinciaale Weeskamer ; als mede om de aflchaffing van eenige overtollige Ampten. De voorflag raakende een Hof van Juftitie vondt het meeste genoegen; men befloot eerlang deswegen een plegtig aanzoek te doen by zyne Hoogheid. Vooraf, egter, wilde men de Burgery polzen; welke, ten dien einde, tegen den tienden der gemelde Maand, wierdt opgeroepen. Het Opftel, welk aan de menigte wierdt voorgeleezen, behelsde eenige zeer fterke uitdrukkingen. De ondertekenaars zeggen „ in ernftige overweeging te hebben genomen „ 't groot verval en den dangereufen toeftand der „ Civile en Crimineele Juftitie, waar door beide „ heblustige en (door 't geen in deze tydsom„ Handigheden is voorgevallen) verbitterde Ove„ righeden, ten zy 'er eenige verandering in on„ zes Lands Regeeringsform daar omtrent worde „ gemaakt, ten allen tyde door onnagaanbaare „ middelen of ook zelfs wel publiek de goede „ Patriotten des Lands (zonder dat de goede Bur„ gery en Ingezetenen dezer Stad eenig recht of „ referve tot het verkrygen van Recht of Juftitie „ overig is) kunnen perfecuteren en verdrukken; „ waar  NEDERLAND. t6i ft waar van in dezen tyd maar al te veel exem,, pelen openbaar worden:" waarom zy verzoeken, door het oprechten van een Hof van Juftitie, in dit alles te voorzien. Van dit Opftel, naadat het door de vergaderde menigte was toegeftemd, wierdt een Afichrift gezonden aan de Heeren Gemagtigden; twee van welke, naamelyk de Baron van der capelle en de Heer van itsma , nog voor het einde der Maand, na 's Haage vertrokken, om van alles mondeling verflag te doen aan zyne Hoogheid , die onlangs hadt bevolen , dat de afgezette Regenten nog eenigen tyd hunne posten zouden waarneemen, tot dat hy "over dezelve nader zou kunnen be« fchikken. Onder dit alles baarde de zaak dér Licentiatie, hoewel veelen dezelve voor afgedaan hielden, van nieuws merkelyke beweeging in- de Stad. Gedwongen , meer dan uit eigen beweeging , hadt een goed aantal Burgers daar aan de toeftemming gegeeven. Dit bleek uit een Gefchrift, 't welk door den druk wierdt gemeen gemaakt, onder .den tytel : Verklaring van verfcheide Burgeren eti Ingezeetenen der Stad Groningen, nopens het gepasfeerde op den 28 January 1749. De Opitellers betuigden daarin, dat hoewel zy, op den gemelden dag, deel hadden genomen aan den Optogt, hun oogmerk, nogthans, geenzins was III. deel. L ge-  l6fl Het BEROERD geweest , de Licentiatie te verzoeken of toe te Hemmen : waarom zy protesteerden tegen 't geen hier omtrent verfpreid wierdt; dat is, zy protesteerden tegen den fchyn, welken zy vertoond hadden. Met de gemelde Verklaring liep men de Stad rond, en won verfcheiden tekenaars; waarnaa zy, op den twaalfden van Grasmaand, wierdt ter hand gefteld aan den Heere persoon, den eenigen Gemagtigde, die thans in de Stad was, met verzoek om vervolgens aan zyne Hoogheid te worden toegezonden. Drie der voornaamfte voorftanders ftelden vervolgens , tot driemaalen toe , in handen van gemelden Heere, Lysten van perfoonen, die gezegd wierden tegen de Licentiatie te zyn. Doch de Heer persoon weigerde eindelyk meer Lysten aan te neemen, om reden dat Zyne Hoogheid van de meeninge der Ingezeetenen genoeg onderricht was. Dit ftremde de tekening tegen de Licentiatie, om welke te bevorderen , volgens zommigen , niet altoos rechte paden bewandeld waren. Zints deezen tyd was , in de Stad Groningen, eene tusfchenpoozing van rust, tot op den vyfentwintigften van Wynmaand , wanneer , door de Staaten van Stad en Lande , wierdt afgekondigd eene Ordonnantie, volgens welke, even als in de Provincie Holland , 's Lands middelen voortaan by  NEDERLAND. 16*3 by wyze van Kollekte zouden ingevorderd worden, en tevens de noodige fchikkingen daarop wierden vastgefteld en aangeweezen. Naauwlyks was deeze Afkondiging rugtbaar geworden , of veelen uit het domme en dikmaals kwalyk gezinde gemeen begonnen van nieuws de hoofden op te fteeken. Men blies eikanderen in het oor, dat dit Befluit buiten kennis van Zyne Hoogheid was genomen, en diensvolgens geen het minfte gezag hadt, noch ontzag verdiende. Men liet het niet by woorden. Om te toonen * hoe ernftig men dit meende, hadt men de onbefchaamdheid, het Bevelfchrift, op zommige plaatzen , alwaar hee was aangeplakt, af te fcheuren, en voorts zodanige buitenfpoorigheden te pleegen , als de wederfpannigheid by zulke gelegenheden aan de hand geeft. Tot zulk een uiterfle floeg de tuimelgeest over , dat de Heeren Gemagtigden Zyner Hoogheid genoodzaakt waren, daar tegen te voorzien, en by openbaare Afkondiging te verzeke» ren, uit naam van Zyne Hoogheid , dat de gemelde fchikking, omtrent de invordering vari 's Lands middelen, met 's Prinfen kennis , overleg en toeftemming was beraamd en vastgefteld. Dit deedt de gemoederen eenigzins bedaarenj die.vervolgens geheel tot rust kwamen, door de lang gewenschte verfchyning van Zyne Hoogheid binnen de Stad, op den tweeëntvvintigften van L 2 Slagc-  164 Het BEROERD Slagtmaand. Zo dra dezelve een weinig rust hadt van de begroetingen en eerbetooningen der Ingezeeten van allerleien rang , zette hy zich, met 'zyne Gemagtigden, tot het overzien en befchaaven der Afkondigingen , welke voorts moesten gefchieden. Op den ach ten t win tigften begaven zich de Heeren van der capelle, van itsma en persoon na het Stadhuis , en ontfloegen van hunnen Eed en Ampt den geheelen zittenden Raad, beftaande uit vier Burgemeesteren en twaalf Raadsheeren, met derzelver Stads-Ministers, gelyk mede den Ouden Raad en zo genaamde Buiten-Ampten. By de aanftelling van de Nieuwe Regeering bleeven de meeste bedankte Heeren van hunne posten verlaaten. Zommigen verkreegen bedieningen van laager, anderen van hooger rang. Dien zelfden dag begaf zich Zyne Hoogheid na het Landfchapshuis, deedt 'er eene zeer beweegelyke aanfpraak aan de Staaten der Provincie, en vertoonde vervolgens een Reglement Re~ formatoir op het ftuk der Regeeringe, door den Prins ontworpen en vastgefteld , om voortaan te dienen tot eene altoosduurende en onverbreekbaare Wet; het beftondt uit eenenvyftig Artikelen, en behelsde deels eenige nieuwe fchikkingen, deels de vernieuwing of uitbreiding van Keuren en  NEDERLAND. i°5 en gewoonten, die door lengte van tyd veranderd of in onbruik gekoomen waren. Naadat Zyne Hoogheid vervolgens, op eene zeer plegtige wyze , was aangefteld en gehuldigd tot Rector Magnificentisfimus der Hoogefchoole van Stad en Lande, begaf zich dezelve, op den eerften van Wintermaand, sa de zo genaamde Hoofdmannen-Kamer. De nieuw aangeltelde Leden van het Provinciaal Geregtshof, of Opperfte Hof van Juftitie, waren by voorraad aldaar vergaderd. Thans deedt Zyne Hoogheid aan dezelve eene treffende Aanfpraak, bevattende hec hoofdzaaklyke van het Berigtfchrift , op hetwelk zy wierden aangefteld, en naar 't welk zy voortaan zich zouden hebben te gedraagen. - Vroeg in den morgen, van den derden van Wintermaand , hieldt de Prins een algemeenen Wapenfchouw over de Bezetting, en vertrok vervolgens na Leeuwaarden. Weinige uuren naa zyn vertrek wierdt, uitnaam der Staaten van 't Gewest, afgekondigd eene Algemeene Amnestie- of Kwytichelding van alle de onbehoorlykheden, zedert eenigen tyd gepleegd, en aan alle de In- en Opgezeetenen ernftig bevolen, zich te gedraagen overeenkomftig de vastgeftelde maatregels en fchikkingen. Twee dagen laater vertrokken insgelyks de Gemagtigden van Zyne Hoogheid; ruim elf maanden hadden dezelve in de provincie vertoefd. ZeL 3 derc  %6é Het BEROERD dert vernam men wel hier en daar het pleegen van eenige baldaadigheden ; doch zy wierden in tyds beteugeld, of naar verdienfte geftraft; en het Gewest kwam allengskens tot rust. In Oogstmaand des jaars 1749 zag men te Amsterdam de beginzels van zamenkornften, welke, zo ze niet by tyds geweerd of verftrooid waren, veelligt in de ftooring der openbaare rust van nieuws zouden hebben kunnen uitloopen. Uit de voorheen verhaalde voorvallen, in de gemelde Stad, zal zich de Leezer herinneren, hoe de yverigfte Oranjevrienden, op den negenden van Oogstmaand des jaars 1748 , bezit hadden genomen van de Kloveniers Doele, en zedert in dezelve hunne byeenkomften gehouden, ter beraamin» ge en vastftellinge van hunne Ontwerpen. Een jaar was 'er nu verloopen zedert deeze inneeming, wanneer eenigen der yverigfte Doelisten te raade wierden, van die roemrugtige daad eene vrolyke gedagtenis te vieren. Tot de plaats der vreugde? bedryvinge verkoos men zekeren Tuin in de Stads Piantaadje. In den naamiddag ten vier uuren vergaderde aldaar een goed getal Oranje vrienden, allen met de gewoone Strikken en Leuzen van de nu gehaate kleure uitgeftreeken. By de aankomst van vier der yoornaamfte hoofden des AanJiangs weergalmde de lucht van een luiddruftig Boe-  NEDERLAND. 167 Hoezee! Vivat de Patriotten! Vivat de braave Heer raap? Vervolgens ging de Beker lustig rond , op de gezondheid en het welvaaren der heldhaftige Opperhoofden; men fleet het overige van den avond met het zingen van een Lied, op de plegtigheid van deezen dag flaande, 't welk telkens met een vrolyk Hoezee beflooten wierdt. Naa het fcheiden deezer zamenkomfle, begaf zich een getal deezer zo genaamde Patriotten na het Rokkin, in zeker Logement of Ordinaris, en deedt 'er hun avondmaal, voor de opene Glasraamen aan de Straat, onder een aanhoudend Muziek en grooten toeloop van menfchen. Dit duurde tot 's nachts omtrent twee uuren. Thans begaven zich de meesten der feesthoudende menigte andermaal na de Plantaadje, voorafgegaan van eenige Muzikanten, die op alle Bruggen en Sluizen een lustig Wilhelmus van Nasfouwen fpeelden, 't welk telkens met een drievoudig Hoezee beantwoord wierdt. Deeze vrolykheid duurde tot in den Morgenftond. By het fcheiden nam het gezelfchap zynen weg voorby de Doele, voor welke men zich nogmaals de voorgaande dagen vrolyk herinnerde , terwyl zommigen , zich zeiven toejuichende wegens het aldaar gebeurde, de posten en ftylen van 't gebouw, in de L 4 ver-  168 Het BEROERD vervoeringe van een van vreugde . overlaopende gemoed, omhelsden. Te wel voldaan, fchynt het, waren ondertusfchen deeze vrienden over de vrolykheid van dien dag, dan dat ze het by deeze eenige byeenkomst wilden laaten berusten. Men begon eerlang dagelyks te vergaderen ter gemelde plaatze , welke zedert bekend wierdt onder den naam van Oranjetuin. Een byzonder oogmerk fcheenen deeze byeenkomften niet te bedoelen. Men gaf alleenlyk voor, daar mede te willen aanduiden, dat men goede Patriotten was, en het wel meende met het huis van Oranje. . Van eenige Artikelen, welke men zeide van nieuws aldaar ontworpen te zyn en ter tekeninge te leggen , is naderhand niets gebleeken. Voor 't overige noemden de Vrienden elkander, naar gelange van het handwerk, welk zy oeffenden, met den naam van Oranje. De Tabak, het Bier, alles wat men 'er ge. bruikte, wierdt met dien bynaam onderfcheiden. Zo hoog klom de Yver, dat eenigen zich verkoutten te zeggen, dat indien 'er iemand onder hen ware, die geen goed Patriot was en het niet wel meende met zyne Hoogheid, zy by de eerfte ontdekking hem, met een fteen om den hals gebonden , in het water zouden fmyten. Ongeftoord wierden deeze zamenkomften gehouden, tot op den twintigften van Oogstmaand. Ee-  NEDERLAND. i6y Eenige Schuicevaerders en anderen , die van den bloei des Koophandels onmiddelyk af hingen, kreegen 'er thans de lucht van. Dewyl ze niet zonder reden vreesden, dat deeze zamenkomften, indien ze nog lang gang hielden , zouden kunnen dienen tot een broeinest van nieuwe onlusten en opfchuddingen in de Stad, verbonden zy zich aan elkander, om aan dezelve een einde te maaker. Tot dat oogmerk begaven eenigen der zamenverbondenen zich na den Oranjetuin. Hier verweer tenze de hoofden der Oranjevrienden, dat ze een hoop (legt volk waren , naardien zy , terwyl de Stad naauwlyks tot rust was gekoomen, nieuwe oneenigheden en opfchuddingen zogten te verwekken, en alzo den Koophandel te bederven, die nu het hoofd van nieuws een weinig begon op te fteeken. By deeze redenen voegde men nu en dan eenige daadelykheden, om de Oranjeyveraars van hunne byeenkomften te doen afzien. Zo hoog liep deeze oneenigheid , op Maandag den vyfentwintigften der gemelde Maand, dat een Onderfchout met twee Geregtsdienaaren toefchoot, tot ontzet van eenen der zo genaamde Patriotten, die op een bovenkamertje gevlugt, en gedreigd was, door de Schuitevoerders, ten venfter te worden uitgefmeeten. Ware de Justitie , ten allen tyde , dus vroegtydig werkzaam geweest, pm de broeinesten van tweefpalt te ftooren en L 5 uit  i/o Het BEROERD uit te roeien, menigen Oproer zou men voorkoomen, en veele braave Burgers voor overlast bevryd hebben, 's Anderendaags deedt de Wethouderfchap eene Afkondiging , verbiedende , aan «enen iegelyk, „ onder voprwendzel van het wel„ zyn van de Stad in 't generaal, of de rust on„ der de Burgery in 't byzonder te behartigen, „ eenige infolentien of moedwil, zoo in publike „ Herbergen, particuliere Huizen , op 's Heeren ,, Straaten of andere plaatzen, te plegen, het zy „ met woorden of met daden". Men wil dat de voornaamfle beftookers van dit werk onder de hand gewaarfchuwd wierden , dat zy flegts zich hadden ftil te houden, alzo de zaaken geen verder gevolg zouden hebben. Van merkelyk grooter naafleep, dan deeze beweeging te Amfterdam, was de cpfchudding, welke , in 't begin des volgenden jaars 1750, te haarlem uitbrak, en niet dan door eenen fterken arm kon beteugeld worden, 't Is bekend, dat naa het affchaffen der Pagten, en van wegen het groot nadeel , welk 's Lands Kas hier door leedt, de Staaten, met overleg van Zyne Hoogheid , waren te raade geworden, de gemeene Middelen by wyze van Kollekte 0f Inzamelinge te heffen. Met het begin des jaars 1750 zou deeze Inzameling eenen aanvang neemen. Onder hec  NEDERLAND. 171 het Gemeen vondt men 'er eenigen , die van 't geen zy hadden moeten opbrengen , nog agterftallen fchuldig waren. Met of zonder grond luisterde men elkander in 't oor, dat van de onwilligen de betaaling door geregtelyke middelen zou gevorderd worden. Dit deedt het Gemeen de hoofden opfteeken, en toeflei maaken tot beroerten , welke de jongfte oproerige tooneelen ligtelyk konden doen herleeven. Schot- en Schimpfchrifcen zyn veelal de wapenen , welke het misnoegd Gemeen in de eerfte plaats te baate neemt. Reeds in het laatst van het jaar 1749 zag men, hier en daar, Schimpfchriften aangeplakt, in zommige van welke eenige Regenten zeer lelyk afgemaald , of met plondermg gedreigd wierden. Onder de gedaante van een Biljet eener Verkoopinge van een aanzienlyken voorraad van Wynen , leide men zommigen te laste, met verkorting van 's Lands regten, tegen den tyd der invoeringe der Kollekte, veel van dien drank te hebben ingeftagen. Veelen fchroomden niet, openlyk hunne ongenegenheid te betuigen om 's Lands Middelen by wyze van Kollekte op te brengen, omdat, zo als ze uitftrooiden, zulks onbeftaanbaar was met de meening van Zyne Hoogheid, en aanliep tegen de belofte, door 's Prinfen Gemagtigde, den Baron van grovestins, aan de Haarlemfche Bm> ge-  172 Het BEROERD gerye gedaan. Nog hooger klom het misnoegen , zints eenige Roomschgezinden , die in het opbrengen van het Provifioneel Middel, 't welk de plaats der Pagten eenigzins hadt vervangen, nog veel ten agteren waren, genoodzaakt wierden hunne agterftallen te voldoen. De beweegingen te Haarlem kwamen intusfchên ter ooren van Zyne Hoogheid, die hierop eenen Brief zondt aan de Wethouderfchap , waarby hy zyne verontwaardiging betuigde, over de onbetaarnelyke gefprekken, en de bedreigingen , welke zommigen uitfloegen tegen de aangeftelde Kollekteurs, en tevens de Regeering ernftig vermaande, de hand te houden aan de invoeringe der vastge-ftelde Middelen. Deeze Brief, gefchreeven in 's Haage, den zesentwintigften van Wintermaand , wierdt terftond naa de ontvangst gemeen gemaakt. Doch by het Gemeen hadt dit fchryven eene ftrydige uitwerking van hetgeen men zich daar mede hadt voorgefteld. In ftede van de gemoederen neder te zetten , wierden zy nog meer aangehitst. Men maakte elkander diets, dat de Brief een verdichtzel der Regeeringe, en de heffing by Kollekte den Prinfe tegen den borst was. Midlerwyl naderde Nieuwjaarsnacht, in welken men, onder fchyn van gewoone vrolykheden voor gevaarlyke opichuddingen vreesde. Tegen dien gevreesden nacht was men daarom op zyne hoe- Pi  NEDERLAND. 173 hoede. Zeker Burgemeester, die inzonderheid over de tong Van het Gemeen liep , deedt zyn huis van binnen bezetten met vyftien gewapende Burgers. Men bragt de Trommen aan de huizen van de Kapiteinen der. Schutterye. De Onderofficieren onthielden zich dien nacht in flilte by hunne Vaandels. Op hoogen last wierden de Godshuizen, 's avonds vóór vyf uuren, geflooten en de kinderen binnen gehouden. Geen Winkelier, in die Waaren doende, mogt, tot nader verlof, kruid of lood verkoopen. Daarenboven waren, op last van Zyne Hoogheid, vierentwintig , of volgens anderen , tusfchen de veertig en vyftig Krygslieden , heimelyk en vermomd, in de Stad gekoomen , en verdeeld in de Huizen van zulke Regenten, die geoordeeld wierden, 't meeste gevaar te loopen. Van eene heilzaame uitwerkinge waren alle deeze behoedmiddelen. De gevreesde nacht liep voorby, zonder eenige opfchuddingen of baldaadigheden. Hoewel uitwendig dus alles in rust bleef, was men, egter,niet volkomen gerust, en wierdt eene nadere voorzorge noodig gekeurd. Op den tweeden van Louwmaand , 's morgens tusfchen zeven en acht uuren, verfcheen, onverWagt, eene Bende van vyftig Dragonders voor de Groote Houtpoort, .volgens een afgefproken teken, in den nacht omtrent half vier uuren van Leiden vertrokken. Straks ree-  174 Het BEROERD reeden zy ter Stad in, na het huis van den Burgemeester jaköb deutsz, welke, op dat gezigt, als van zulk een bezoek onbewust, niet weinig verzette, en op het berigt, dat eenige Burgers gedreigd hadden, de Poort te willen fluiten, den Ritmeester vermaande af te trekken; zo als ook, naa een kort verblyf, gefchiedde. Niet eenerlei zyn de gevoelens over de redenen en aanleiding tot de komst van het Krygsvolk binnen Haarlem, en van het fpoedig vertrek van hetzelve. Als het waarfchynlykfle wordt by de meesten gehouden, dat Zyne Hoogheid, door byzondere brieven , onderricht zynde geworden aangaande de fmeulende en gedeeltelyk uitgebrokene onlusten, die, misfchien, boven de waarheid waren opgegeeven, eerst de Ruitery en vervolgens eenige Schuiten met Volk in alleryl hadt afgezonden ; doch dat de Schuiten , door het invallende vriezend Weder, verhinderd zynde de Stad te naderen , en dus op den afgefproken tyd niet ten voorfchyn koomende, de Ruitery , van deeze hulp verdoken, op verzoek van Burgemeesteren, ter Stad was uitgetrokken* Zedert raakte binnen Haarlem alles op de been , en de Stad in rep en roer. Men fcholdt en raasde op de Burgemeesters. Een der Kolonellen moest door dwang de toeftemming geeven, om de Schutters in de wapenen te doen koomen. Dee-  NEDERLAND. 175 Deeze flooten en bewaakten de Poorten, en gun* den niet dan met moeite een vryen doortogt door de Stad aan de reizigers, welke men, met eene gewapende Bende , van de eene Poort na de andere verzelde. De Peilders of Opneemers van de Sterke Dranken en van andere goederen, welke aan .Impost onderhevig waren, wierden in hunne verrigtingen geftoord, en onder eenen vloed van feheldwoorden , zomtyds ook met Hagen , na hunne huizen gedreeven. In deezen toeftand van zaaken, en om de gemoederen eenigzins tot bedaaren te brengen, vonden Burgemeesteren raadzaam, zagte middelen by de hand te neemen. Aan de Vaandels Schutters, één voor één, op de Zaal van 't Stadhuis ontbooden, verklaarden ze plegtig, op hunnen Eed aan den Lande gedaan, van de komst der Ruiterye vooraf geene de minfte kennis gehad te hebben. Doch deeze verkkaring deedt de gewenschte uitwerking niet. De Kollekte was de meesten tegen den borst; en van het niet invoeren van dezelve wierdt geen gewag gemaakt. De Heeren, dit verneemende, floegen der menigte voor, haare bezwaaren open te leggen voor Zyne Hoogheid, en ten dien einde gez-mentlyk in de Doele een Verzoekfchrift te vervaardigen; als mede, om acht Gekommiteerden te benoemen, een uit ieder Vaandel,om het Verzoekfchrift aan Zyne Hoogheid in handen te ftellen. Dit  \j6 Het.BEROERD Die vondt eenig genoegen. De yverigfteti ftreeven hierop terftond na de Doele. Lang liep het aan* zelf tot diep in den nacht, eer men het omtrent de Punten eens was. Het Gefchrift, welk eindelyk ter baane kwam, was van deezen inhoud: „ Ten eerüen verzoeken eft fmeeken de Sup* plianten, dat zyne Doorl. Hoogheic zoo goed „ gelieft te zyn, omme te wezen Opper- en Ge* „ neraal Financier, voor zoo verre deeze Stad aangaat. „ Ten tweeden, dat de Collecte over de Mid„ delen Van Confumtie enz. geheel moge worden „ vernietigd, en in deszelfs plaats mogen worden » gefteld een ander dragelyk Middel , zynde dit „ ingevolge de Beloften van hun Ed. Gr. Achtb. „ de Heeren Burgemeesteren, en van zyne Ex„ cellcntie, den Heer Baron van Grovefïins, in ,, den Name van UE. Doorlucht. Hoogheit aan „ ons gedaan. „ Ten derden, dat de Executien geheel en al „ mogen achterblyven, en eene Generale Dolean„ tie moge worden toegedaan , opdat een iege„ lyk alsdan naar zyn vermogen en in Confcien„ tie zoude kunnen betalen, het geen wy als „ getrouwe Onderdanen en Burgeren zullen na„ komen. „ Ten vierden, dat de Officieren moesten ver- „ zocht,  NEDERLAND* i7? zocht, of met zoodanige Lasten ten behoeve „ van deze Stad bezwaard worden, als UE; ,, Doorl. Hoogheit' tot nut en voordeel deezer „ Stad zoude gelieven góed te vinden. „ Eindelyk , verzoeken de Supplianten UE. Doorl. Hoogheit zoo goed gelieft te zyn, om „ ons het antwoord hier op in gefchrifte tot on„ ze verantwoordingen over te leveren. Zo wel voldaan waren de Opftellers over dit fraaie ftuk, dat ze, om het ten fpoedigfte in de waereld te brengen, den dag niet konden afwagren, maar den Stads Drukker uit den flaap wekten, om het op ftaanden vöet ter perfe te brengen. De acht Gekommiteerden , uit de Schutter ye gekooren, welke dit Gefchrift ondertekend hadden en voorts aan den Prinfe moesten overhandigen, waren lieden van den gemeenen bürgerftand: als een Drogist, een Tabaksverkooper, een Kantwerker, een Kleermaaker, een Timmer* man , een Weever , een Twynmolenmaaker, en een Twyndersknegc. Zeven van hun waren van den Hervormden, en de achtfte van den Roomfehen Godsdienst. Op den derden van Louwmaand vertrokken deeze Gekommiteerden, in twee Wagens, na 's Gravenhaage. Een uur daarnaa volgende hen, in eene Koets, de Burgemeester deutz, de Schepenen sckuylenburg en de papë, nevens den Penfionaris gilles. I1L deel. M Geen*  i78 Het BEROERD Geenzins volgens hunne verwagting wierden de Gekommiteerden, in den Haage, ontvangen en behandeld. Hunne ftoute begeerte, om, zo wel als de Afgevaardigden der Stad , in het Logement van Haarlem hunnen intrek te neemen, wierdt ftraks van de hand geweezen. Zyne Hoogheid weigerde„hun daarenboven te woord te ftaan, maar beval hun, 's anderen daags te rug te koomen. Doch een gantsch onver wagt voorval belette hun dit wederkeeren. Want, in den eerden nacht naa hunne aankomst, in eene Herberg te bedde leggende, wierden ze, omtrent twee uuren, op last van Gekommiteerde Raaden, met kennisfe vaa Zyne Hoogheid, gelige, en voorts na de Gevangenpoort gevoerd, en ieder afzonderlyk in hegtenisfe gefteld. Zeven van hun wierden, naa twee of meer weeken zittens, op vrye voeten gefteld, doch de achtfte , als de meest fchuldige, voor den tyd van tien jaaren buitenslands gebannen. Intusfchên bleeven te Haarlem alle de Poorten gellooten en wagten by dezelve. Zyne Hoogheid , vernomen hebbende dat de beweeging in de Stad nog al voortduurde, zondt, op den dag van het vertrek der Gekommiteerden uit Haarlem, bevel aan het Voetvolk, 't welk reeds op zynen terug togt na den'Haage was, om na Haarlem te rug te keeren. De Generaal-Majoor cornabé voerde 'er het bevel over, en hadt last, de rust te Haar-  NEDERLAND. 179 Haarlem te herftellen, en des noods geweld met geweld te keeren. 's Middags om één uure vertoonde zich een Luitenant der Ruiterye voor de Groote Houtpoort. Hoewel hy verklaarde, brieven van Zyne Hoogheid aan de Regeering te hebben, wierdt hy, egter, te voet en onder 't geleide van eene Bende gewapende Schutters, binnen gelaaten. In ftilte overhandigde hy het Patent van Zyne Hoogheid voor het Voetvolk, 't welk in aantogt was, met bygevoegd bevel dat het moest binnen gelaaten worden. Hoe geheim men deeze boodfchap zogt te houden, zy wierdt eerlang rugtbaar. Dit baarde eene bystere verflagenheid by veelen, vooral by de voornaamfte bewerkers van het fluiten der Poorten , en van het in de wapenen brengen der Schutterye. Als uitzinnige lieden fchreeuwden ze om kruid en lood; ftreefden voorts na de Groote Kerk, alwaar zy de Brandklok klepten ; vervolgens het Klokkenhuis hebbende open gebroken , luidden zy de Doodklok. Buiten de Groote Houtpoort hielden eenige Burgers de wagt binnen het yzeren Hek, 't welk geflooten bleef; doch zy weeken na binnen, op het gezigt van drie Officieren, welke het Voetvolk waren vooruitgetrokken. Dit daagde fpoedig op, en hieldt flal op het Plein. Hier zonderde zich de Majoor du perron van de overigen af, aan 't hoofd van derM 2 tig  i8o Het BEROERD tig Zwitzers , trok daar mede na de Poort, en eischte, tot driemaalen toe,dat men hem zou open doen. Doch in plaats van aan zyn bevel te voldoen, ontving hy van de Wallen drie Musketfchooten tot antwoord. Toen geboodt hy de zynen , gelykelyk los te branden \ 't welk de Burgers , die binnen Honden, de vlugt deedt neemen. Het flot van het yzeren Hek wierdt hierop verkragt; voorts de kleine deur der Poort met bylen open gehakt, door welke het, om ruimte te maaken, na en dan ccn fchoot met fcherp na binnen deedt. Een waaghals van een jongen ontving, by deeze gelegenheid, eene vry zwaare , hoewel niet doodelyke woonde aan het hoofd. Eindelyk kreeg men insgelyks de groote deuren open: waarnaa de Majoor du perron, aan 't hoofd van zyne dertig Zwitzers, 's naamiddags omtrent drie uuren, in goede orde na binnen trok. Zonder eenigen tegenftand te ontmoeten , namen de Zwitzers hunnen weg, langs de groote Houtltraat, tot aan de Markt. Hier Honden vyf of zes gewapende Oproermaakers, die op de Soldaaten losbrandende , eenen Serjeant ;met eenen Kogel in de borst troffen, en eene gevaariyke wonde toebragten ; van welke hy , egter, zedert geneezen is. Doch de Zwitzers bleeven dien euvelmoed niet fchuldig ; twee dier wederfpannelingen troffen zy zo gevoelig, dat een van hun  NEDERLAND. 181 hun op heeter daad , en de andere daags daaraan den geest gaf. Beiden wierden zedert op eene Horde na de Galg gefleept, en by de beenen opgehangen. Behalven deeze liet nog een derde het leeven. Midlerwyl kwam het overige Krygsvolk, zo lluiters als Knegten , in de Stad; zich te zamen op de Markt in gelederen gefchaard hebbende , maakten ze eene Bende uit van driehonderd Man. Grooten en kleinen, vooral de voorvegters der oproerige menigte , namen op ftaanden voet de vlugt. De muitelingen, uit vreeze voor 't naderende Krygsvolk , zich in alleryl te zoek maakende , hadden hunne Geweeren agter gelaaten op de Markt, alwaar dezelve vernield wierden. Het Stadhuis en de Poorten wierden terftond bezet, en zo te voet als te paerd Ronden gedaan door de Stad , om alle zamenrottingen te voorkoomen. Hier mede was thans de rust herfteld, inzonderheid op de aankomst van den Heere Fiskaal wyeo, nevens twee Gemagtigden uit de Gekommiteerde Raaden, de Heeren cvnmvs en de gy« z el aar , op den vierden van Louwmaand uit 's Graavenhage derwaarts gezonden , om op alles naauwkeurig onderzoek te doen. Weinige dagen daarnaa verklaarde Zyne Hoogheid, ter Vergader xinge van Holland, dat de Regeering van HaarM 3 lem,  i8i Het BEROERD lem, zyns oordeels, te flap geweest was in het voorkoomen der Oproerigheid. Ook wierden Schout en Burgemeesteren, van wegen de Staaten van Holland, vermaand tot meerder vlyt en wakkerheid , by diergelyke kommerlyke en verre uituicziende omftandigheden. Gelyk de invoering van de nieuwe wyze der heffinge van 's Lands Middelen , door een groot aantal Ingezeetenen, van allerleien Hand, met tegenzin gezien was, is 't niet vreemd, dat ginds en elders hier uit opfchuddingen reezen. Onder andere gebeurde zulks te utrecht, in den aanvang des jaars 1750, ter gelegenheid der nieuwe Ordonnantie op het Gemaal. Op hoogen last was deeze Ordonnantie, met de openbaare Afkondiging, aangeplakt op verfcheiden plaatzen in de Stad, onder andere aan de Weer- of Amfterdamfche Foort. Eenige van het allerflegtfte volk, veelligt daartoe opgeftookc door anderen, hadden de vermetelheid om dezelve, op klaaren dag, af te fcheuren, en aan den Schryver van eenen Kollekteur van 't Gemaal, die niet verre van daar zat, te zeggen, dat hy wel na huis konde gaan, dewyl men hem niet noodig hadt. De Schryver, dit bevel in den wind flaande , bleef daar hy was : waarom de zwarte hoop hem aanpakte, en na  NEDERLAND. 183 na zyne wooning droeg, zonder evenwel hem veel ongemaks toe te brengen. Niet weinig, egter, was de bediende onthutst over dusdanig eene bejegening. Met reden vreesde hy, daarenboven, indien hy van nieuws zynen post betrok, dat hem iet ergers zoude wedervaaren. Dit bewoog hem, zich te vervoegen by den Hoofdofficier en Gouverneur der Stad, den Heere van lookhorst, aan welken hy zyne bejegening verhaalde. Hy voegde 'er nevens, dat de Schildwagt het werk met goede oogen aangezien, en de Poortier nevens zynen knegt 'er om gelachen hadt. Hy befloot met het verzoek , van zyne bedieninge te mogen ontflagen worden. Te onbezonnen, egter , naar de meening des Heeren van lockhorst, was dit verzoek des mishandelden en klaagenden Schryvers. Getrouwer aan zynen pligt, en meer bedagt op het tydig voorkoomen van oproerigheden, dan zomtyds anderen van zynen ftand, was zyn antwoord: „Zagt, „ zagt, wees zo fchielyk niet. 't Zal beter gaan „ dan gy denkt. Wy zullen u terftond op uwen „ aanbetrouwden post herftellen". Dit gezegd hebbende, itaat de wakkere en werkzaame Hoofdofficier op van tafel ('t was kort naa den middag), en begeeft zich na de Weerpoort, volgens eenigen alleen van zynen knegt verzeld, M 4 doch  184 Het BEROERD doch volgens anderen van eenige Geregtsdienaa-» ren, en van eenige Soldaaten op eenen afftand agter hem. By de gemelde Poort vondt hy het fnood gefpuis bezig met het pionderen en floopen van des Schryvers huisje ; 't geen, egter, by gebrek aan gereedfchappen , langraam voortging. IXaauwlyks was hy by de Muitelingen gekoomen, of hy fprak hen aan, met een ernftig gelaat en gepasten nadruk, in deeze fchrikwekkende taaie: Zoo, zoo; dat gaat daar al fraai toe.' Doch „ om u alle verdere moeite te heneemen, brenge „ ik u den Man, dien gy van zynen post hebt „ doen gaan , en na huis gebragc , wederom. „ Alwie van u nu het hart heeft om deezen „ Man, dit Huisje, of die Plakaaten verder ten „ kwaade een vinger aan te raaken , zal ik niet „ ginds na de Gevangenis doen brengen , maar ,, hier onmiddelyk aan deezen boom doen ophan„ gen". — „ En gy", dus vervolgde hy , zich tot den Poortier en deszelfs knegt wendende, „ kunt met my mede gaan. Ik zal u uwen pligt „ wel leeren". Voorts zyne rede wendende tot den Schildwagt: „ Gy", fprak hy, „ die hier gefteld „ zyt om allen wangedrag te weeren , hebt dat v fpel in koelen moede dus aangezien? Wy zul„ len weeten wat wy ook met u te doen heb,, ben"', . Ten blyke dat alles geen louter dreigen was, roept  NEDERL A JM D. 185 rorpt vervolgens de Heer van lookhorst den wagthebbenden Officier, en beveek hem, in gevalle voortaan, in zyne tegenwoordigheid, diergelyke onbehoorlykheden mogten gepleegd worden, op de Muitelingen vuur te geeven, of dezelven met het Zydgeweer te keer te gaan, wat 'er ook van kwame, alzo hy met de ftukken konde bctaalen. De Schildwagt wierdt terftond van zynen post afgelost, en in verzekering genomen. Het zelfde lot wedervoer den Poortier en dcszelfs knegt. De eerfte wierdt voor den tyd van zes weeken in zyne bediening gefchorst, met verlies van de voordeden, doch binnen kort wederom in vryheid gefteld. De knegt bleef, nog eenige dagen in hegtenisfe. Den Oproermaakeren , intusfchên , hoorende de dreigende taal des manhaften Hoofdofficiers, en ziende wat 'er gebeurde , zakte wel haast de moed in hunne fchoenen. Spoedig ftaakten ze het aangevangen plonderwerk, en droopen ftilletjes al. Twee der Belhamels, egter, wierden zedert gevat en naar verdienfte geftraft. Een treffend en bemoedigend voorbeeld voor allen, die gefteld zyn over de handhaaving van openbaare rust en veiligheid: en een bevvys, hoe de geduchtfte oproerigheden en plonderingen hadden kunnen gefluit worden, indien de eeiiiê beginzels by tyds svaren te keer gegaan, M 5 Het  i86* Het BEROERD Het Middel, of de Belasting, in friesland, onder den naam van Quotifatie of Goedfchatting, ingevoerd, vondt ginds en elders verfcheiden onwillige betaalers. Van hier dat de invordering zomtyds merkelyken tegenftand ontmoette. Onder andere gebeurde zulks, met meer dan gemeene beweeging, te donkerbroek, een Dorp, gelegen in de Grieteny Oost-Stellingwerf, in de Zevenwouden , niet verre van den Kuinderftroom. De Executeur of Pander der Grietenye, met eenige Adfiftenten, derwaarts gezonden, om by de zulken, die in gebreke waren gebleeven in het opbrengen van den eerften Termyn, denzelven by panding te vinden, hoorden van verre de klok kleppen. Onkundig wat 'er gaande ware , verhaastten ze hunnen gang, traden terftond by hunne komst in het Dorp in den Toren, en vernamen aldaar dat dit kleppen het bedryf was van zekeren jonge, die, de Geregtsdienaars vernomen hebbende, het haazepad zogt te kiezen. Doch zy waren hem te gaauw , en verhinderden hem het vlugten. De Executeur gaat hierop terftond aan 't ondervraagen, en de gevangene aan het klappen, wat hem tot dit bedryf bewoogen hadde. Volgens zyn zeggen was hy daar toe aangezet door zyne eigen Moeder, en nog een andere Vrouw, beiden door hem genoemd, die hem,nevens  NEDERLAND, 187 veris nog een anderen knaap, tot het kleppen hadden aangezet. Het geluid der Klokke , op een ontydig uur, hadt ondertusfchen, van wyd en zyd, eene groote menigte Volks op den been gebragt. Het ongelukkig lot, den jonge wedervaaien, deedt veelen ftraks het medelyden om het hart Haan, en zich voorzien van Hokken , vorken, vlegels en diergelyk geweer, om, ware't mogelyk, den gevangene te ontzetten; 't geen hun ook gelukte. Want, op de Geregtsdienaars , hoewel hen mee ontbloot Zydgeweer ontvangende, moedig zynde los gegaan , noodzaakten zy dezelve ipoedig, den jongeling te flaaken. Naauwlyks hadt het Hooge Geregtshof van Friesland van dit alles behoorlyk narigt ontvangen, of het gaf bevel aan den Subftituit Prokureur Generaal , in het holde van den nacht, met zes Dienaaren der Juftitie, allen wel gewapend met Zyd- en Schietgeweer, zich te laaten vinden in de nabuurfchap van Donkerbroek, op een ftuk lands, alwaar de Executeur der Grietenye nevens deszelfs Asfiftenten zich by hen zouden vervoegen, om gezamentlyk de Moeders en de Zoonen, die op haar aanftoken de klok hadden geklept, in verzekeringe te neemen. Gelukkig daagden ze in deeze onderneeming. Behalven de twee gemelde Vrouvvsperfoonen, greepen ze  J88 Het BEROERD ze nog drie andere lieden. Eenige anderen, op welke insgelyks kwaad vermoeden viel , zogten hun heil in de vlugt. Van de drie laatstgemelden wierden twee voor een jaar in 's Lands Tugthuis, en de derde voor drie jaaren buitenslands gebannen. Hoe het met de vrouwlieden is afgeloopen, is ons niet gebleeken. Het is een blyk van Staatkundige Wysbeid, zelf de natuurlyke billykheid vordert, wanneer, door de gezamentlyke Leden van een Burgerlyk Genootfchap, belastingen moeten worden opge. bragt, dat dezelve inzonderheid ook geleid worden op zodanige dingen, welke niet als volftrekt noodzaaklyk tot onderhoud des leevens, macr veeleer als voorwerpen van Weelde moeten worden aangemerkt. Van dien aart zyn , onder andere, Wynen, Brandewyn en andere Sterke Dranken, 't Was dan niet vreemd, dat 's Lands Staaten , in eene Republiek, welke uit haaren aart veele uitgaven vordert, ten allen tyde bedagt waren om deeze Dranken te bezwaaren, door het heffen van belastingen, en alzo ten algemeenen beste , naar evenredigheid, te doen toebrengen door de zulken, die, boven anderen, vermaak of voordeden genieten. De fchikkingen, deswegen beraamd, bragten ondertusfchen niet zo veel op in 's Lands Kasfe, als men , van het veelvuldig ge-  NEDERLAND. 189 gebruik van Wynen en andere geestige Dranken, in deeze Gewesten, zou hebben mogen verwagten. Dit hadt men inzonderheid opgemerkt, zedert de affchaffing der Pagten en het invoeren der heffinge van 's Lands Middelen by wyze van Kollekte. Al in den aanvang des jaars 1751 gaven Heeren Gekommiteerde Raaden van Holland en Westfriesland zulks te kennen , in eene Remonftrantie aan de Staaten van dat Gewest , waarby zy voorfloegen een middel ter verbeteringe. Het gevolg hier van was, het afkondigen van een Plakaat, volgens 't welk alle Wynkoopers in Holland jaarlyks zouden moeten afleggen eenen Eed, van den volgenden inhoud: „ Ik Wynkooper be„ loof en zweer, dat ik den Impost op de Wy„ nen, Mee en Azynen, micsgaders op de Bran„ dewynen en Gedeftilleerde Wateren gefteld, „ niet zal frauderen, of doen frauderen, of ge„ doogen dat zulks met myne kennisfe gefchied, „ direftelyk of indirectelyk. Zo waerlyk helpe my „ God Almagtig"! Geenzins viel deeze Eed in den fmaak van veele Wynkoopers, vooral te Amfterdam en Rotterdam , alwaar het fluiken algemeener dan elders in zwang ging. De Wynkoopersknegten, die hun voordeel trokken uit den Sluikhandel, ftookten hunne Meesters op tot het weigeren van den Eed, welke, volgens hoogen last, in Hooimaand des  ioo Het BEROERD des jaars 1751 , voor de eerftemaal moest worden afgeleid. Dewyl men, in gevolge van voorafgaande bedreigingen, tegen dien tyd voor opfchuddingen was bedugt, en eenige Wynkoopers, die zich tot het doen van den Eed hadden aan' gebooden, door zommige bedienden , met het Stopmes op dezyde, op de Zaal van hec Stadhuis verfcheenen , daar van waren afgefchrikt, vonden myne Heeren van de Geregte van de Srad Amfterdam geraaden, eene Afkondiging te doen , waarby aan alle Wynkoopersknegts wierdt verbooden, te koomen op of omtrent het Stadhuis, geduurende de dagen, op welke aldaar gevaceerd wierdt tot het beëedigen der Wynkoopers; onder bedreiging dat al wie aldaar, op gemelde dagen, wierdt gevonden, fchoon hy geen de min/Ie hfolentie gepleegd had, voor den tyd van zes Maanden in het Rasphuis geconfineerd, en voor altoos gebannen zou worden. Het gevolg deezer Afkondiginge was, dat de Eed algemeen gedaan wierdt, zonder dat hier by eenige opfchuddingen plaats hadden. Maar te Rotterdam ontftondc, te deezer gelegenheid , eene geweldige beweeging. De Wynkoopers, ter dier Stede, volhardden eenpaarig by de weigering om den Eed te doen. Dit deedt den Wynhandel geheel ftilftaan, dewyl den Eedweigeraaren de Biljetten van Uit- en Inflag door de  NEDERLAND. 191 :de Kollekteuren geweigerd , en dus hunne Pak1 huizen zo goed als geflooten gehouden wierden. iNiet te onregt deedt dit hun vreezen, dat hunne meering zou verloopen, alzo de Burgers, die wyn [begeerden te drinken, thans in de noodzaaklykIheid waren, denzelven van elders te ontbieden. ] Dit bewoog de Wynhandelaars, uit het midden 1 hunner, eenige Gelastigden te zenden na den Haa;ge, om van 's Lands Staaten ontflag van den Eed te verzoeken. Doch zy keerden ce rug, zonder iets te hebben kunnen uitwerken. Nogthan.s wil; den ze de zaak niet geheel opgeeven. Men bel floot nu, eenige bezwaaren op het ftuk van den ] Eed op het papier te ftellen , en dezelve te 1 brengen onder 't oog van Zyne Hoogheid, om 1 vervolgens door deszelfs voorfpraak by de Hooge 1 Overheid onderfteund te worden. Terwyl men met het opflellen der Memorie I bezig was, gebeurde 'er een voorval, 't welk zeer ; gewigtige gevolgen naa zich fleepte. Gantsch onverwagt befloot zeker voornaam Wynkooper, igerrit hagedoorn genaamd, woonende in de ! Bierftraat, den Eed te doen, op den zeventien1 den van Oogstmaand des jaars 1751. Verfchil* lende zyn de gisfingen, wat hem hier toe bewoogen hebbe. Waarfchynlyk deedt hem daar toe koomen, de dagelykfche vraag om wyn, en het aanzienlyk voordeel, 't welk zich hem dus aan- boodt.  igo Het BEROERD boodt. Zeker is hec, dac hy ftraks de handen vol werk hadt, mee het afleveren van Wyneu. 't Kon niet uitblyven, of dit moesc by de overige Wynhandelaars in 't oog loopen; te meer, indien 't waar zy, dat hagedoorn, in eene Vergadering, twee dagen te vooren gehouden, zich regen den Eed verklaard hadt. Hoe 't zy, hy wierdt over het doen van den Eed aangefproken , ■ door zommigen zyner Medebroederen ; die lokte eene menigte volks , by zyne wooning en Pakhuis, die telkens aangroeide, zonder dat 'er eenige daadelykheden voorvielen , toe in den avond, wanneer de onweers wolk , die hem al lang hadt gedreigd, zich in een vreezelyk onweder over hem ontlastte. Eer dezelve uitbrak, in eenen hagelbui van fleenen, hadt hagedoorn zyn Woonhuis , en twee Pakhuizen * die naast hetzelve ftoriden, gefloocen , doch, in den haast en bedremmeling, den fleutel in de deur van het eene laaten fteeken. Een getrouw Buurman, zulks vernomen hebbende , tradt toe, en haalde den fleutel uit de deur. Eenigen van 't woest gefpuis, dit ziende, vraagden hem, of hy het met hagedoorn hieldt, en hem zogt te befehermen? waarop hy , voor eigen leed niet te, onregt beducht, den fleutel wedergaf. Midlerwyl was de Voorgevel van het ivoonhuis bykans geheel van zyne glazen beroofd. Doch  NEDERLAND. m Doch vermids de woestelingen, onder het fchenden, verftonden, dat het huis door hagedoorn flegrs in huur bewoond wierdt, keerden zy hunne woede na de Pakhuizen. Door middel van den fleutel hadden zy in 't eene den vryen toegang; door middel van een Balk tameiden ze 'de deur van het andere open. Nu hadt de baldaadigheid en zwelgzucht een vryen loop. Straks flaat men aan 't vernielen van flesfen , Oxhoofden en Voedervaten. Tot. den keel toe zoop men den gulzigen balg vol, dien men ftraks wederom ontlastte, om hem van nieuws te vullen. De kostbaarfte Wynen fpoelden, tot eene aanmerkelyke hoogte, langs de ftraat, en vulden de Geuten derraaate , dat eene Boot , leggende op eene plaats in de Haven , alwaar eene Geuc uitliep, bykans boordevol wierdt. Dewyl men, onder het gulzig zwelgen , de reden, waarom men voorheen het huis hadt gefpaard, fcheen. vergeecen te hebben , keerde het fnood gefpuis thans zyn woede derwaarts , om 'er nog verder zynen moed te koelen. Doch dit wierd verhoed, door de aankomst van eene Kompagnie Burgers, onder het geleide van den Heere j. van alphen. Evenwel hadt het gepeupel moeds genoeg om zich eenigen tyd te verdeedigen, door het werpen met flesfen en fteenen, met zulk eene woede, dac eenigen der Schutters gekwetst wierden , en zooi* lil. deel. N mi-  i94 Het BEROERD migen begonnen te deinzen. Doch door het voorbeeld des kloeken Kapiteins gemoedigd , en nog meer door de aankomst van eene tweede Kompagnie, vielen ze zo hevig aan op de woestelingen , dat ze wel haast , als fchuwe rekels, met ingetrokken ftaart, afdroopen. De vaten, door het fchendziek Graauw, zo vernield als geledigd , wierden op ruim tweehonderd Oxhoofden, en de fchade , by hagedoorn geleeden, begroot op achtduizend negenenzestig guldens, dertien ftuivers, die hen zedert, uit het Lands Kantoor binnen Rotterdam, vergoed zyn. De Wethouderfchap beloofde kort daarop eene belooning van duizend Guldens, aan den aanbrenger van den eerften aanlegger der plonderinge. Welk een verderflyken invloed de Kerkelyke gefchillen meermaalen gehad hebben op de rust der Burgerlyke zamenleevinge , is aan niemind Onbekend , die in de Gefchiedenisfen eenige ervarenheid bezit. Ten aanzien van een groot gedeelte der Vereenigde Gewesten getuigen hier van de Gedenkfchriften van een gedeelte der voorgaande Eeuwe. Nu en dan hadt dit zelfde plaats, ook in deeze Eeuwe, in deeze of geene byzondere Stad. Twee merkwaardige voorbeelden hier van zullen wy onzen Leezeren onder 't oog brengen. Het eerfte voorbeeld verfchaft ons de Stad 1 cru-  NEDERLAND. 195 Stad oudewater; ih Zuidholland. Tot een recht begrip van den op- en afloop deezer veelgerugtmaakende gebeurtenisfe , moeten wy de zaak van haaren oorfprong herhaalen, en dus eenige jaaren te rugge treeden. In 't laatst van Oogstmaand des jaars 1746 was van de Regeering der gemelde Stad verlof verzogt,- door den Lutherfehen Predikant van Woerden , om op Donderdag den eerflen van Herfstmaand, een Leerrede te mogen doen in de Gereformeerde Kerk, voor zyne Lutherfche Geloofs* genooten, die aldaar in Bezetting lagen, en voorta aan dezelve het H. Avondmaal te bedienen. Burgemeesteren , in dit verzoek hebbende bewilligd , hadden de infchikkelykheid om den Predikanten hier van kennis te geeven, ten einde dezelve zulks niet vreemd mogt voorkoomen. De Prefident Burgemeester de jong deedt de boodfchap aan den Predikant a. ploos van amstel; de Burgemeester f. van hoogstraten verrigtte zulks by den anderen Leeraarj. c. de la moraisiere. Deeze nam 'er volkomen genoegen in, betuigde den Heer martini (dus was de naam des Lutherfehen Leeraars) te houden voor een geleerd Man, en voorneemens te zyn hem te gaan hooren. Doch de Heer van amstel was van een ander begrip. De boodfchap gehoord hebbende, verklaarde hy, in het gegeeven verlof merkelyke zwaarigheid te vinden , en zogt 'Na den  io6 Het BEROERD den Burgemeester te beduiden , dat het prediken van eenen Luthersman in eene Hervormde Kerk niet mogt gefchieden. Zo veel indruks maakten des Leeraars redenen op den Burgemeester , dat hy, twee dagen daarnaa, toen de Heer martini het verlof reeds hadt vernomen , zonder zynen Mede-Burgemeester te kennen, door eenen StadsBode de verleende toeftemming deedt herroepen. Burgemeester hoogstraten, met regt over deeze handehvyze misnoegd, bragt de zaak ter kinni'sfe van de Vroedfchap , drong aan op de redelykheid des verzoeks der Lutherfehen, en van hec verlof daar op gegeeven. Het gevolg hier van was, een bemiddelend befluit, dat de Ledemaateii der Augsburgfche Confesfie , op den beftemden tyd , eene Leerrede zouden mogen hooren en het Avondmaal ontvangen in de Publieke Kerk, doch met de bepaaling dat zulks zou moeten gefchieden op het Choor, voor die reize ak leen, en zonder Confequentie voor het toekomende. In weerwil van dit Befluit der Vroedfchap , wierdt, egter, Burgemeester de jong te raade, zonder medevveeten van eenig Lid der Regeeringe , 's daags voor den eerften van Herfscmaand, door den Stads-Bode, den Kerkmeester en den Koster te doen aanzeggen, dat hy niet verftond dat 's anderendaags de Kerk voor de Lutherfehen geopend , en door hen daarin dienst zou gedaan & wor-  NEDERLAND. 197 worden ; met bedreiging, den Koster te zullen afzetten, indien hy zulks niet weerde. i Vreemd kjonk dit bevel den Heere hoogstraten in de ooren.. Met reden vreesde hy voor onaangenaame gevolgen, indien de Broeders Lu* theraanen, tegen de gegeevene belofte, zich in hun godsdienrtig oogmerk vonden te leur gefteld. Om alle onaangenaamheden, zo veel doenlyk, te voorkoomen , ontboodt hy den Kerkmeescer en den Koster, en bragt hun onder 't oog, dat een enkel Lid, tegen een Befluit der geheele Vroedfchap, niet wettiglyk konde aangaan: weshalven hy hun verzogt, zorge te draagen, dat het genomen Befluit wierdt ten uitvoer gebragt. Voorts beleide hy nog dien zelfden dag eene Vergadering der Vroedfchap, in welke een nader Befluk wierdt genomen van deezen inhoud : „ By de „ ondergenoemde Heeren gehoord zynde dat de „ Heer Burgemeester de jong, op zyne autho« „ rheit alleen en zonder daar in iemand van de „ Leden te kennen , zoo aan Kerkmeesteren als „ aan den Koster verboden had de Refolutie van „ den ajften deezer ter executie te ftellen; is ge„ refolveerd aan den Koster te leveren Kopy van „ dezelfde Refolutie, en hem daar by te ordon* „ neren, dat hy zal hebben te bezorgen dat d«„ zelve ter executie worde gebragt; op zoodani„ ge correctie, als tegen hec contrarie zoude goedN 3 „ ge-  io8 Het BEROERD „ gevonden worden te arresteren en te behooren, „ Gedaan by de Heeren," enz. De Koster beloofde gehoorzaamheid aan dit bevel, en hieldt zyn woord. De Heer martini verrigtte den dienst onverhinderd en tot algemeene ftigting. Elk was nu in den waan, dat deeze zaak zou afloopen met het fnappen van eenige klapzieke wyven , die 'er den mond vol van hadden. Waarfchynelyk ware zulks ook gebeurd , zonder den onbezonnenen yver van den Predikant ploos van am stel, wien deeze. zaak zo zwaar op het gemoed fcheen te leggen, dat hy dezelve op den Predikftoel en dus voor de geheele Gemeente bragt. Op den eerden Zondag, naa den meergenoemden Donderdag , de Voormiddagbeurt waarpeemende,nam hy zyne Inleiding uit Pf. XCII1: 5. De heiligheid is uwen huize fierlyk, Heere, tot lange dagen. Naa eene korte verklaaring van deeze woorden , zeide zyn Eerwaarde , dat dit Huis (bedoelende de Kerk , waarin hy thans fprak) was overgegeeven aan de geenen, die tot hetzelve niet behoorden , gelyk op den jongstvoorgaanden Donderdag was gebeurd ; dat het, zints den tyd der Reformatie, tot dien tyd toe, aan niemand ten gebruike was overgelaaten, dan alleen aan de Gereformeerden > en dat het derhalven niet hadt behooren overgegeeven te worden aan de geenen, die daar toe niet behooren; dat i9  NEDERLAND. 199 dat hy meende amptshalve verpligt te zyn, de Gemeente daar van te waarfchuwcn, doch de zaak liet voor rekening van hun , die 'er verlof toe gegeeven hadden, hoewel ftrydig met 's Lands Wetten en Plakaaten, welke hy. onder zich hadt. Van tyd tot tyd herhaalde hy het zelfde in zyne Leerrede en Toepasfing , en wenschte aan zyne waarfchuwing getrouw te zullen blyven. Om eene bedenking, welke by zommigen zyner Toehoorderen zou kunnen ontftaan , te weeren, be. kende hy, in zyne eerfte Predikaatfie binnen deeze Stad, in de daad beloofd te hebben, zich met zaaken van Regeeringe niet te zullen bemoeien; doch dat hy thans bezyden deeze belofte moest gaan, alzo hy zich amptshalven verpligt rekende te zeggen, dat het gebeurde niet hadde moeten gefchieden , dewyl het ftreedt met 's Lands Plakaaten; en indien hy de Gemeente niet waarfchuwde , hy niet getrouw handelen, en God zulks van zyne handen zoude eifchen. Hoe zeer dit ftuk den Heere ploos van,aiustël ter harte ging, bleek wederom dien zelfden naamiddag, wanneer hy voor zynen Amprgenoot, die elders buiten de Stad predikte , den dienst waarneemende , handelde over de woorden: Gy zult niet dood /laan. Thans zogt hy aan te wonen, dat hoewel men , in 't algemeen, geduld moest hebben omtrent de geenen,die, buiten ons N 4 toe-  ac« Het BEROERD toedoen, ons hadden beleedigd, dit, egter, niet moest worden uitgeftrekt tot godlyke zaaken. Want dat, zo wel als het Lichaam, de Ziel ook konde gedood worden; 't welk gefchiedde door het verkondigen van een valfche Leere ; dat aan dit dooden van de Ziel niet alleen de valfche Leeraars zich fchuldig maakten, masr ook de zulken, die het verkondigen van eene valfche Leere in hunne Kerken veroorloofden; dat het hem weinige moeite zoude kosten, uit 's Lands Plakaaten te bewyzen, de ongeoorlofdheid van 't geen deezer dagen was gefchied: want dat hier uit moord en doodflag zoude hebben kunnen ontftaan , en hy niet wist, wat 'er nog zou kunnen gebeuren. In zyn Naagtbed badt hy, dat ze onder de befcherming der Heeren Regenten van deeze Stad voortaan mogren leiden een ftil en gerust leeven, zonder verdere oproeren en nieuwigheden in Kerke'yke en Politieke zaaken, In deezen zin hadt zich zyn Eerwaarde op den Predikftoel uitgelaaten, volgens het getuigenis van vier perfoonen, in Sprokkelmaand des volgenden jaars gedaan, met aanbieding van hunne Verklaaring met Eede te willen bevestigen. Hoe volyverig, getrouw cn wakker de Leeraar ploos van amsTel zich in dit alles van zyn arr pt en post meende gekweeten te hebben, wierdt, egter, by zommige Leden der Regeeringe, zyn gedrag  NEDERLAND. aoi drag in een gantsch ander licht befchouwd, en in de eerstvolgende Vroedfchapsvergaderinge voorgedraagên, dat des" Leeraars gedrag , op den voorgaanden Zondag, aanliep tegen de Plakaaten van den Lande, waarby den Predikanten wierdt verbooden, zaaken de Politie der Stad betreffende op den predikftoel te brengen; dat het ftreedt met de Keuren van Oudewater; dat het ftrekte tot kleinagtinge der Overheid, tot opruijing en aanhiczing van-'t Gemeen, en van verre uitzigten was: en diensvolgens in bedenkinge wierdt gegeeven , op hoedanig eene wyze de Leeraar deswegen behoorde behandeld te worden. Eene onverwagte uitwerking deedt deeze voorflag. De meeste Leden waren van oordeel, dat men, by eene vriendlyke fchikking, de zaak, als gebeurd en niet te herdoen, uit de waereld moest helpen. Zelfwaren twee Heeren van gedagte dat de Leeraar niets misdaan hadt, en verklaarden zich met de zaak niet te willen bemoeien; waarop zy de Vergadering verlieten. Zo ras was deeze uitflag der Vergaderinge niet gekoomen ter ooren van den Heere van abistel, of hy hieldt verder aan by zyne vriendea om zyne zaak te blyven voorflaan. Niet vrugteloos was zyne moeite. Want toen, in eene volgende Vergadering .der Vroedfchap, de zaak wederom op het tapyt gebragt, en door zommigen N 5 de  £02 Het BEROERD de zagte voorflag wierdt gedaan, om den Leeraar, door twee Leden, al waren 't zelf zyne beste vrienden, de onvoorzigtigheid van zyn gedrag onder 't oog te brengen , en zyn Eerwaarde te vermaanen, in 't toekoomende zich daar voor te wagten, wierdt dit, hoewel het eenigen te zagt fcheen, door anderen nog van de hand geweezen. Men befchouwde het als eene krenking van des Leeraars fatfoen, en als geen kleinen hoon, dat een Godsgezant en Engel der Gemeente , • die anderen tot hunnen pligt vermaande , over zynen eigen pligt zou onderhouden worden. Vergeefs bragten anderen hier tegen in , dat wanneer een Leeraar zynen pligt te buiten ging , hy te ftraffchuldiger was, en met te meer regts daar over moest onderhouden worden; de Vergadering liep af, zonder dat men tot een befluit kwam. De Heer ploos van amstel ziende dus eenen fterken arm te hebben, floeg voort tot nog andere ftoutigheden. Volgens Kerkenorder moest de Proefpredikatie, vóór de bediening des Avondmaals, gedaan worden, op den Saterdag onmiddelyk vóór den Zondag, op welken die gewyde Inftelling zou gevierd worden. Op eigen gezag, buiten kennis der Regeeringe, kondigde de Heer van amstel af, dat de Proefpredikatie, niet op den Saterdag, maar op een gewoo» nen Preekdag, zou gefchieden. Burgemeesteren, dee-  NEDERLAND. 203 deeze vryposcigheid met reden kwalyk neemende , leiden in beraad, of zy niec op den gewoonen tyd de Kerkklok zouden doen trekken; doch Helden dit ter zyde, uit vreeze voor opfchudding onder de Gemeente. Om evenwel hun gezag te handhaaven, en dit gefchil, 't welk in de Vroedfchap ileepende wierdt gehouden , ten einde te brengen, namen Burgemeesteren het befluit, op den dertienden van Louwmaand des jaars 1747» den Subflituit Bailjuw hugo mars te gelasten, den gemelden Leeraar, zo wegens zyn gedrag omtrent de Proefpredikatie, als inzonderheid over zyne uitdrukkingen, in de twee bewuste Leerredenen van Herfstmaand des voorgaanden jaars, ia Regten te betrekken. Zeer euvel wierdt dit Befluit opgenomen by den Heere gaspar rudolf van kinschot, Bailjuw , Dykgraaf en Schout van Oudewater. Hy oordeelde Burgemeesteren daar toe onbevoegd, en gaf zulks te kennen, in eene Inflnuatie aan dezelve, die ftraks eene Tegen-Inflnuatie ukgaven, welke over en weder van twee andere gevolgd wierden. In deezen tweefpalt, niet weetende waaraan zich te moeten houden , wierdt D. v. amstel te raade , met de Leden des Kerkeraads, uitgezonderd zynen Amptgenoot en éénen Diaken, die buiten de Correspondentie wierden gehouden, zich  204 Het BEROERD zich te keeren tot de Klasfis, die in Grasmaand te Schoonhoven zou gehouden worden. Hier vertoonden zy de Gefchriften, door Burgemeesteren en den Bailjuw aan den Kerkenraad gezonden, met verzoek om te mogen weeten , of dezelve in de Aantekeningen van den Kerkeraad moesten geboekt worden. Doch de Kerkvergadering vondt niet geraaden, hierop een bepaald befluit te neemen. • • 1 In den onzekeren kans , welken ukflag deeze zaak zoude neemen, 'vondt de Heer van amstel dienflig, zich te voorzien van wapenen, met welke hy, in tyd en wyle, zich zoude kunnen dekken. Aan dertig perfoonen, niet teOudewatcr, 't geen vreemd is, maar buiten de' Stad, te Hekendorp, woonagtig, liet hy afvraagen, of zy dc bewuste uitdrukkingen op den vierden van Herfstmaand hem hadden hooren gebruiken , zo des vóór- als naamiddags; en of zy hun getuigenis, dezelve niet gehoord te hebben, wel met Eede zouden willen bevestigen? Zy gaven, zegt men, in de daad zulk een Getuigenis, voor Schout en Schepenen van Hekendorp, hoewel hetzelve nooic is ten voorfchyn gebragc; hetwelk veelen heeft doen twyfelen, of het Gefchrift wel in den vereischten vorm gefteld geweest zy. Intusfchên naderde de achtentwintigfte van Wynmaand , op welken nieuwe Burgemeesters moes-  NEDERLAND. 205- moesten verkoozen worden, de Heer van hoogstraten afgaan, en Burgemeester blok, die flegts één jaar geregeerd hadt, Prefident worden. Doch alzo deeze niet in den fmaak van van amstel en deszelfs vrienden viel, wist men te te bewerken, dat hy, tegen de Keuren der Stad, insgelyks afging, en een andere, hun aangenaam, in 't bewind kwam. Dus ging het ook met de verkiezing van Schepenen. Van wegen het groot gezag, welk D. van amstel zich hadt weetea aan te maatigen, hoorde men in gezelfchappen, in kroegen, zelf langs de ftraaten, openlyk zeggen, dat die nu Schepen wilde worden, zich flegts by D. van amstel hadde aan te dienen. Onder dit alles was een nieuw aanzoek gedaan, ten dienfte der Lutherfehen, om in de Publieke Kerk nu en dan eene predikbeurt te mogen hooren, en het H. Avondmaal ontvangen, op zulke tyden als voor de Hervormden de Dienst in dezelve niet verrigt wierdt. Dit verzoek gefchiedde door den Heer Majoor de charreton, kommandeerende het tweede Batailjon van Oranje Nas/au, waar onder zich tweehonderdtweeënzeventig Ledemaaten bevonden. Doch dit verzoek wierdt, door de vrienden van D. van amstel, 3ie thans op het kusfen zaten, plotzeling afgeflagen, met te zeggen : de Arminiaanen en Paaien zullen 't ook wel hoornen vraagen, en -wy- dus  ao6 Het BEROERD dus verpligt worden, de Kerk aan een ieder ten beste te geeven. De Heer de charreton dit antwoord bekoomen, en vergeefs daar tegen hebbende ingebragt, dat de verzogte vryheid een algemeen gebruik was in de Landen der Generaliteit, fchreef hier over aan Heeren Gekommiteerde Raaden, welke vervolgers der Wethouderfchap van On dewater aanfchreeven, aan de Lutherfehen de verzogte vryheid te moeten verleenen , indien 'er geene regtmaatige redenen van weigeringe waren. De Vroedfchap vergaderde hierop , om reden van weigeringe te geeven. Aan den Heere van hoogstraten, den voorheen gemelden Burgemeester , thans Sekretaris , wierdt het opftellen van den Brief aanbevolen. Doch hy toonde daar toe kleinen lust, en liet, naa eenige harde woorden der Heeren, zich ontvallen , dat men tegen het prediken der Lutherfehen was, niet zo zeer uit goede oogmerken, als om ü. van amstel te doen triomfeeren : waarop een der Schepenen, met zynen vuist op zyne knie flaande, zeide: dat 1 zeker, de Domine zal triomfeeren! Hoogstraten, dus gedrongen, las het opltel van eenen Brief aan Gekommiteerde Raaden , in welken de zweevende gefchillen als eene reden van weigeiringe wierden aangevoerd, en tevens herige dat men den Heere de-charreton, als eene bekwaame plaats  NEDERLAND. 207 plaats ter Godsdierstoeffeninge, hadt aangevveezen een Zolder in zeker l£loosterkerkje, midsgaders eene Kamer in het Weeshuis. De Prefident Schepen vertoonde vervolgens een ander opftel, 't welk goedgekeurd en verzonden wierdt, niet tegenftaande de Sekretaris hem daarin verfcheiden onwaarheden aanwees. Het gevolg hier van was, een bevel van Gekommiteerde Raaden aan den Majoor, om eene der aangeweezene plaatzen te kiezen. Naauwlyks hadt deeze het bevel ontvangen, of hy begreep dat de Rlgeering zekerlyk niet recht door zee gegaan was: waarom hy in perfoon na 's Haage reisde, en door zyne nadere onderrichtingen te wege bragt,dac de Regeering van Oudewater w'ierdt gelast , de Publieke Kerk aan te Lutherfehen, tot het bedoelde oogmerk, in te ruimen. Intusfchên was de Bailjuw van kinschot overleeden , en in deszelfs plaats , door Zyne Hoogheid, aangefteld de Heer willem dekker, Raad in de Vroedfchap van Gouda. By de verkiezing van Burgemeesteren , in Wynmaand des jaars 1748, doeg deeze een middel voor, om alle gefchiüen uit den weg te ruimen ;hy nodigde alle de Leden der Vroedfchap ten zynen huize, met byvoeging, van de Predikanten insgelyks te zullen verzoeken, om aldus, in eene vriendlyke zamenkomst , elkander eenen Beker van vernieuwde Vriend-  ao8 Het BEROERD Vriendfchap toe te brengen. Eenigen toonden zich daar toe genegen, doch«de mecsten weezen deeze gulle aanbieding , en dus de verzoening, van de hand. De twisten en oneenigheden , aan 't voeden van welke de Heer ploos van amstel geoordeeld wierdt , ryklyk deel te hebben , duurden tot in Zomermaand des jaars 1750, wanneer Zyne Hoogheid twee Gemagtigden derwaarts zondr. Reeds in de eerde zamenkomst verzogt de Heer van hoogstraten, uit zynen naam, en dien van nog zeven zyner Mede-Regenten, van de Regeeringe te mogen ontflagen worden: een flap, zo als hy zich uitdrukte , welken zy deeden, eensdeels om te toonen, hoe wéinig eigen belang zy by de llegeering hadden; anderdeels en voornamelyk, om geen deel te hebben aan den ondergang der Stad, welken zy uir de bedryven van hun, die zich de bovenleggende Cübaie noemden, zekerlyk te gemoete zagen, De vrienden van van amstel verzogten insgelyks ontflag, Zyne Hoogheid, naa dit verzoek te hebben ingewilligd, flelde van nieuws elf leden der oude Vroedfchap in 't bewind, en zeven nieuwe Leden aan. Die voor de Lutherfehen geftemd hadden , kreegen dus de meerderheid: waarnaa alles tot rust kwam. Van de ongezindheid van Kerkeraaden en andere Ker-  NEDERLAND. 309 Kerkelyke Vergaderingen tot onderdaanigheid aan de bevelen der Burgerlyke Regeeringe, zag mén, in vroegere en laatere tyden , eene menigte van voorbeelden, en tevens zeer treurige uitwerkzels van deeze redenlooze en onwettige gelïeldheid op een ingebeeld regt. Omtrent alles, wat het Gevveeten niet onmiddelyk raakt , behoort , in eenen Burgerdaat, het hoogde regt aan de Hooge Overheid ; aan deeze moeten ondergefchikt zyn alle Vergaderingen , 't zy van een Kerkelyken of Waereldlyken aart. Zonder deeze ondergefchikcheid ziet men gebooren worden dat fchrikwekkende gedrogt , Imperium in Imperio ; twee Regtbanken, wier bedoelingen zomtyds tegen elkander aandruifchen, doch van elkander volftrekt onafhanklyk. Dat, derhalven, de Burgerlyke Overheid fteeds een waakend oog houdt , om geene de minde onderkruiping van haare regten te gedoogen door de Kerkelyken, dikmaals door den geesc van heerschzucht bereeden, eischt de natuurlyke billykheid, zelf het belang der algemeene rust en van 't genoegen der onderlinge zamenleevinge. Een merkwaardig voorbeeld Van dien tweedryd verfchaft ons de Stad steenwyk in Overysfel, wel waardig om hier omdandig verhaald te worden, van wegen de verregaande opfchuddingen, onlusten en beweegingen , welke duar mede ge- 111. deüe. O paard  aio Het BEROERD paard gingen. Om de gebeurtenis in alle haare omftandigheden te fchetzen, moeten wy dezelve een weinig hooger op haaien. Petrus hofstede, thans Profesfor Honorarius en Predikant te Rotterdam , in Bloeimaand des jaars 1745, van Steenwyk na Oostzaandam zynde beroepen, gaven eenige Leden des Kerkeraads, terftond naa 's Mans vertrek, in bedenking, of het niet niet geraaden ware, ftraks over te gaan ter vervulling der open gevallene plaatze. Dit wierdt afgekeurd door twee Ouderlingen , tevens Leden der Regeeringe , met byvoeging dat de Magiftraat insgelyks dus van gevoelen was. Dit niettegenftaande wierdt, by de overige zeven Leden, goedgevonden , aan de Regeering kennis te geeven, dat de Kerkeraad fpoedig zou overgaan tot het maaken van eene Nominatie. Eenige Afgevaardigden, met dit befluit op het Stadhuis verfcheenen, ontvingen tot antwoord, dat men, om gewigtige redenen , tot nog toe geene Handopening konde geeven; waarop de Afgevaardigden hernamen, niet zo zeer gekoomen te zyn om Handopening te verzoeken , als om kennis te geeven vfin het maaken van eene Nominatie, waartoe zy zich beriepen op zekere Conventie van den eenendertigften van Bloeimaand de3 jaars 1(50, volgens welke de Kerkeraad , tot eene Nominatie vjillende treeden, zulks naar ol- der-  NEDERLAND. 211 dergewoonte eerst aan de Magijlraat zal te' kennen geeven. De reden van deeze handelwyze des Kerkenraads, was, omdat men hadt ontdekt het voorneemen der Regeeringe, om den Dienst, Waarfchynelyk voor eenigen tyd , door eenen Proponent te doen waarneemen; 't welk men meende te kunnen verydelen , door zich te bedienen van de letter der Conventie. En, in de daad, meti tradt eerlang tot het maaken van eene Nominatie van acht, vier en twee perfoonen, uit welke, in Sprokkelmaand des jaars 1746, wierdt beroepen joan gerhard iiiLLERs, Predikant te Anlo% in Drenthe; alles in weerwil der Regeeringe, en van twee Leden des Kerkeraads, die zo tegen de Nominatie als het beroep protesteerden, en 't een en ander voor onwettig verklaarden , als gefchied zonder vooraf Handopening verzogt te hebben. Kort daarnaa ontboodt de Regeering den Kerkeraad op het Stadhuis, en gaf aan denzelvea te verfhan, dat de tegenwoordige inkomften der Kerkelyke goederen niet toereikende waren tot een behoorlyk Traktement van een tweeden Leeraar : waarom de Heeren hadden beflooten , den dienst, by voorraad, voor een jaar , door eenen Proponent te doen waarneemen; verzoekende ten dien einde hun behulpzaam ta zyn in het zoeken na een bevoegd voorwerp. Doch hier naar O a hadt  212 Het BEROERD hadt de Kerkeraad geene ooren. Integendeel leverde dezelve een Vertoog in , om te bewyzen de noodzaaklykheid van het beroepen van een tweeden Leeraar, in eene Gemeente, beftaande uit meer dan elfhonderd Ledemaaten. Hierop volgde een nader Voordel van de Magiftraat aan den Kerkeraad, waarby dezelve verklaarde, in gevalle de Kerkeraad vermindering van verpondinge der Kerkelyke Landeryen by 's Lands Staaten konde bewerken , genegen te zyn mede te werken tot het beroepen van een Predikant, op de gewoone Wedde van zevenhonderd guldens. De Leden des Kerkeraads , duidelyk bemerkende, zonder tusfchenkomst van hooger hand, hun oogmerk niet te zullen bereiken , vervoegden zich aan den gewoonen Landdag, in Lentemaand te Zwolle vergaderd, met een Verzoekfchrift om de goedkeuring van het uirgebragte beroep op den perfoon van D. hillers, en de Regeering van Steenwyk te willen ordoneeren, hier toe insgelyks te bewilligen , op het gewoone Traktement, 's Lands Staaten dit Verzoekfchrift hebbende geleezen, beflooten rader berigt in te neemen by de Magiftraat van Steenwyk; die ftraks daarop Ridderfchap en Steden diende van nader Berigc, behelzende een uitvoerig betoog van het wederregtelyke van het gedaane beroep. De Advokaat van muïden, in wiens handen de Pa- pie-  NEDERLAND. ai3 pieren, door hunne Edelmogenden,gefteld waren, verklaarde zich voor de Regeering, en ftelde den Kerkeraad in het ongelyk. Dus andermaal het pleitgeding verlooren hebbende, liet, egter, de Kerkeraad den moed niet zakken. Naa thans handopening verzogt te hebben, maakte zy eene Nominatie, en beriep uit dezelve den voorgemelden D. hillers. De Regeering keurde , in de daad , deeze beroeping goed; doch niet kunnende befluiten , den Kerkeraad in alles ten wille te zyn, zondt zy eenen brief aan den beroepenen Leeraar, waarby zy kennis gaf, dat zyne Wedde was gefteld op vyfhonderdzestig guldens, en hy de kosten van zyne overkomst voor zyne eigen rekening moest neemen. Dit was oorzaak dat de Heer hillers voor het beroep bedankte. Men tradt nu wederom tot het maaken van eene nieuwe Nominatie , by het overleveren van welke de Regeering verklaarde, dat haar genoagen zou gefchieden, indien men vervolgens, by de vermindering en de beroeping, agt gave op D. de blanche, van Scherpenzeel. Doch 't viel anders uit; men vondt zynen naam niet op het Tweetal: weshalven hetzelve by de Wethouderfchap wierdt afgekeurd. Hoog liepen vervolgens de oneenigheden tusfchen de beide Vergaderingen. De Kerkeraad vervoegde zich, met een O 3 Smeek-  *i4 Het BEROERD Smcekfchrift, by de Staaten van het Gewest, ora de goedkeuring van het Tweetal. De Regeering diende daarop van nader Berigc, 't welk gevolgd wierdt van een Tegen-Berigt des Kerkeraads. Deeze Gefchriften, nevens eene Contra-Salvatie vaq de Magillraat, wierder. vervolgens gefteld in handen van twee bekwaame Regtsgeleerden, Te wydloopig zyn deeze Hukken, om op derzelver inhoud te blyven ftilftaan ; alleenlyk merken wy aan, dat voor de uitfpraak der Advokaaten de Kerkeraad wederom in 't ongelyk gefteld wierdt. Van nieuws tradt men hierop tot het maaken van eene Nominatie, die, even als de voorgaande, eene reeks van oneenigheden en onderhandelingen naafleepte. De Regeering prees wederom D. le blanche aan, en verzogt dat op zyn Eerw. inzonderheid agt zou geflagen worden. Naa een verveelend over en wederhandelen, wierdt men 't eindelyk eens, dat de gemelde Leeraar, op het Tweetal des Kerkeraads, ak een derde zou gevoegd worden. Dus ftonden de zaaken op den zevenentwinriT;ften van Zomermaand des jaars 1748, en alzo ruim drie jaaren, zedert de plaats was opengevallen. Tot nog toe w?.s de twist gevoerd alleen tusfchen de Regeering en den Kerkeraad, zonder dat anderen daarin onmidcelyk deel hadden genomen. Thans wierdt het gefchil algemeener; dit ont-  NEDERLAND. 215 ©ntftondt voomaamelyk Mt de gefteldheid der Stad, waardoor veele Burgers meer of min openlyk de zyde des Kerkeraads koozen. Te weeten , men hadt opgemerkt, dat de Stedelyke geldmiddelen in een zeer agterlyken ftaat waren, en, egter, veele penningen aan weinig nut doende uitgaven gefpild wierden. Men hadt iemand tot Burgemeester gekoozen, tegen de Keuren der Stad, die flegts korten tyd het Burgerregt hadt bezeeten, Daarenboven mishaagde het veelen, dat de Leden der Regeeringe elkander zeer na in den bloede beftonden, door geboorte of echtverbintenisfen. Maar Prins wn lbm de IV was in deezen tyd op den ftoel zyner Vaderen verheven. Het gerugt van eene menigte Verzoekfchriften, elders ingeleverd, en van derzelver gunftigen uitflag, vloog ook herwaarts over. Het lang draalen met het doen van een beroep mishaagde aan veelen, die het met den Kerkeraad hielden. Geen wonder, derhalven , dat men eerlang ook hier den inval kreeg van het opftellen van een Verzoekfchrifc. Het wierdt fpoedig tot ftand gebragt, en beftondt uit dertig Artikelen. Zy behelsden, behalven veele andere Stedelyke fchikkingen, een verzoek, dat de Kerkeraad by de Akte van Conventie van den jaare 1650 mogt gehandhaafd, aan de Magiftraat het afkeuren van eene Nominatie verbooden, het gemaakte Tweetal des KerO 4 ke-  ai6 Het BEROERD keraads goedgekeurd, en het Traktement der bei^ de Leeraaren op zevenhonderd Guldens bepaald blyven. Op den zesentwintigden van Zomermaand des jaars 1748 wierdt dit Verzoekfchrift getekend, door herman koops fledderus, Koopman en Pagter der Gebrande Wateren en Tabak te Steenwyk, voorts door hillebrand tuttel, Diaken en Advokaat, jan thomasz, Schipper, jan meesteks en eenige anderen. De tekening, welke nog dien zelfden dag tot een getal van vyftig perfoonen aangroeide , gefchiedde ten huize des eerstgemelden, doch vervolgens op eene andere plaats. Dikmaals hoorde men zeggen, naadat het Verzoekfchrift aan de menigte was voorgeleezen: Zoo moet het weezen ; dat is de rechte weg om redres te krygen, maar niet met geweld: En wy willen ons in 'i geheel met geene Provintiaale zaaken bemoeien. Onder dit alles zat men niet ftil met de zaak van het beroep. De Leeraar me telerkamp op het Stadhuis ontbooden zynde , betuigde de Regeering aan denzei ven haare verwondering, op het gedaane voordel, wegens het voegen vaneen derden Predikant by het Tweetal, dus lang geen antwoord te hebben bekoomen. De Leeraar, jaloersch op het gezag des Kerkeraads , deedt thans den voorfl.ig, om de geheele Gemeente te doen ftemmen, als wel overtuigd zynde , dat de meer-  NEDERLAND. 417 meerderheid op zyne zyde was. Doch hierin wei. gerde de Magiftraat te bewilligen, en drong vervolgens op het kiezen van D. leblanche. De Heer metelhrkamp moest den volgenden dag op reize gaan na de Provincie Groningen. Geduurende deszelfs afweezigheid hadt de Magiil-aat kennis gekreegen van eenige Artikelen van 't Verzoekfchrift, en gaf 'er kennis van aan Gedeputeerde Staaten des Gewests , welke daarop eenen Brief lieten afgaan aan den Kerkeraad, inhoudende een bevel om in de verkiezing van eenen Predikant zich te hou len aan de allezins gebru;klyke gewoonte, en dus aan de Regeering te gehoorzaamen. De Kerkeraad verdeedigde zich nog dien zelfden dag by de Staaten , in 't midden brengende , geen bepaald befluit te hebben genomen om af te gaan van de gewoone regten van beroepinge, maar alleen het ftemmen der Gemeente te hebben voorgeflagen als een middelweg. De Staaten betuigden hier over hun genoegen , doch weezen te gelyk dit middel van de hand, als ongeraaden in de tegenwoordige omftandigheden. Intusfchên groeide het getal der Tekenaren van het verzoekfchrift tot honderdvierenzestig Burgers en Ingezeetenen: een getal, welk groot genoeg wierdt geoordeeld om het te brengen ter behoorlyke plaatze. Men benoemde, ten dien O 5 ein-  ai8 Het BEROERD einde, uit de Burgery, onder den naam van Gekommiteerden , behalven de gemelde eerde ondertekenaars, jakobus dyxhoornj gerbrand vogelsangh, i'ieter van der licht en hendrik de boer. Door eenen Gerechtsbode deeden deeze het Gefchrift overhandigen aan de Magiftraat, met verzoek om naa verloop van drie dagen daarop antwoord te mogen hebben. Doch zy ontvingen hierop tot befcheid, dat de Heeren het gefchrift zo lang zouden houden, tot dat ze het zouden geëxamineerd hebben. Niet lang daarnaa lieten zy den Gekommiteerden weeten , dat op hoogen last der Staaten, twee van hun zich 's anderen daags hadden te vervoegen in de Vergadering van hunne Edelmogenden te Kampen ; doch deeze , misfehien voor kwaade gevolgen duchtende , verontfchuldigden zich deswegen : waarop aan Gekommiteerden, van wegen de Staaten, wierdt bevolen, geene verdere poogingen te doen en ftü te zitten, tot dat de Provintiaale Vergadering van den tienden van Hooimaand zou zyn afgeloopen. Vrugtloos wagtten, intusfchên, de Gekommiteerden op antwoord der Regeeringe op het Verzoekfchrift, 't welk , reeds naadat het was ingeleverd , door een groot aantal Burgers wierdt getekend, op een afzonderlyk Gelchrift, van gelyke kragt als het oorfpronklyke , en zedert met den naam  NEDERLAND. ai» naam van Nadere Verteekenlnge befternpeld. Hec drcalen der Vroedfchap verdroot eindelyk ook aan de Gemeente, die hierop den Advokaat tuttel nevens fledderus benoemde, om de zaak te brengen voor den albeflisfenden Zegsman, den Prins van oranje. Op dat hunne voordragi te meer ingang mogt vinden, drongen ze aan op eene geregtelyke Prokuratie. Doch alzo deeze voor de Magiftraat van Steenwyk niet konde gepasfeerd worden, begaven zich , ten dien einde, de acht Gekommiteerden , verzeld van een goed aantal der aanzienlykfte Burgera, in den avond van den aehtften van Hooimaand , na het dorp Zuid veen, by den Verwalter kuper. Dit baarde eene algemeene opfchudiing. Na Zuidveen zondt men eenig Krygsvolk uk de Stad, alwa« de Poorten en Bolwerken, als ook de Markt ei de hoeken der Straaten met Schildwagcen bezet wierden, die op alle de gaanden en koomenden een waakend oog hielden. Doch de vreeze van zommigen verdween, en de gebruikte voorzorg* bleek noodeloos te zyn, zo ras men bevondt, dat de uitgetrokkenen na Zuidveen niets vyandigs ia den zin hadden. Zo dra tuttel en fledderus de begeerde Prokuratie hadden bekoomen , vertrokken ze , over Amfterdam, na 's Haage , alwaar ze fpoedig ten gehoor wierden toegelaaten by zyne Hoogheid ,  220 Het BEROERD heid, aan wien zy ter hand (telden eene Verdeediging van bet Verzoekfchrift der Burgerye aan de Regeeringe, en voorts verflag deeden van den flegten toefland der Stad, ten aanzien der Regeeringe en den Haat der geldmiddelen. De Prins ontving hen vriendelyk , en beloofde antwoord , zo ras zyne bezigheden het zouden toelaaten. Met dit antwoord namen ze fpoedig de wederreize aan , en volvoerden dezelve onverhinderd tot aan Blokzyl, alwaar fledderus geregtelyk wierdt tegen gehouden, zo 'c heete, op naam van zekeren Tabakskooper van Kampen, met welken hy, over geleverden Tabak, eenig gefchil hadt, doch in de daad door heimelyk opflooken van eenigen zyner Scadgenooten van den aanhang der Regeeringe, welke deezen list te baate namen pm hem eene onaangenaamheid te berokkenen. Hun voorneemen wierdt, nogthans , verydeld , dewyl eenige reizigers , welke zich op het Beurtfchip bevonden, den afgezondenen Pander met zyne Dienaars van het Schip verjaagden. By hunne aankomst te Steenwyk wierden de Afgevaardigden flaatelyk ontvangen en verwelkoomd , onder am dere door eene bende Jongelingen, welke aldaar de Burger - Schuttery uitmaakte. Geduurende de afweezigheid der twee gemelde Afgevaardigden , gebeurde in hunne Stad een voorval, 't welk ligtelyk in eenen algemeenen < *u op-  NEDERLAND. 221 oproer konde geëindigd hebben. x\an eene Bende Zwitzers van tweehonderd Man, te Steenwyk binnen gerukt, om eene diergelyke Bende af te losfen, wierdt door de Wethouderfchap huisvesting aangeweezen by zulke Burgers, die het Verzoekfchrift hadden ondertekend. Deeze partydigheid verwekte een algemeen misnoegen, en was oorzaak dat de Soldaaten, naa een vermoeien den optogt, onder den blooten hemel, of in Stoepen en op Banken, zich moesten behelpen. De Gekommiteerden, met regt beducht voor kwaade gevolgen van het met reden misnoegde Krygsvolk, beleidden ftraks eene vergadering, in welke zy opftelden een Verzoekfchrift aan de Staaten der Provincie, behelzende een vertoog van het partydig gedrag der Regeeringe, en ootmoedige bede van voorziening. Met dit Gefchrift zonden ze een man te paerd na Kampen, alwaar hunne Edelmogenden thans vergaderd waren. Vervolgens gaven ze hier van kennis aan de Burgerye, welke zy tevens deeden verzoeken, om het Krygsvolk, ten minfte voor een enkelen nacht, onder dak te neemen. Zo veel ingangs vondt dit verzoek , van wegen deszelfj redelykheid , dat elk op ftaanden voet 'er in bewilligde. Zints dien tyd bleef de ftad, eenen tyd lang, in rusc Doch deeze wierdt eerlang van nieuws gc*  222 Het BEROERD geftoord, door hec volgende voorval. Een geruimen tyd was Steenwyk zonder Schuttery geweest. De verheffing van Prinfe willeivi den IV tot Erfftadhouder, en hec bedryven van vreugde daar over, hadt eenige Jongelingen bewoogen, zich te wapenen , en by deeze en andere plegtige gelegenheden ftaatelyk op te trekken. Doch alzo deeze Bstide geene Opperhoofden hadt , wierdt zy eerlang verftrooid, uitgezonderd ruim twintig Jongelingen, die zich in den Wapenhandel bleèven oeffijnen. Ten blyke van hunne gezindheid omtrent het huis van Oranje, verfcheenen ze onder de wapenen, ter gelegenheid der reize van vvylen de Gouvernante door hunne Stad. Doch ook deeze begreepen dac hun Ryk van korten duur zoude zyn, indien zy niet onder gepaste opperhoofden gefield wierden. Doch over de keuze van Bevelhebbers konde men het niet eens worden; eenigen wilden Bevelhebbers verkie* zen alleen uit de Gekommiteerden, anderen eenig lyk uit de Regeeringe. Eindelyk wierdt men het eens , dac de Bende zich zou fplitzen , en het gedeelte , welk het met de Gekommiteerden hieldt, de beide Trommels behouden,een van welke door de Regeering was vereerd. Over deeze Bende, zedert bekend onder den naam van Oranje-Vry Compagnie, wierdt zederd tot Majoor aangefteld de meermaalen genoemde coopü fle d-  NEDERLAND. 233 f"leddekus, by eene Akte vaft den volgenden inhoud: „ Wy Schutters,'mits deze by een verga„ derd, hebben goedgevonden, door meerderheit „ van ftemmen , ter eere en groötachtinge vaft Ljj zyne Doorluchtige Hoogheit* onzen zeer lieven „ en beminden Erfftadhouder , deft Heere Prins , van Oranje, te verkiezen uit de acht HeereH „ Gecommitteerden, de Heer Harmen Coops Fled„ derus als Major, en Wérd daar nevens verzocht „ om de Compagnie uit de Burgers, door middel „ van hulp in goede order te Hellen, waar mede „ wy befluiten en wönfchen veel geluk en plailler." By foortgelyke Akte wierdt Dr. tüttel tot iKapitein, en voorts eenige anderen der Gekommiteerden tot de onderfcheiden Bevelhebbersplaatzen ; aangefteld. Niet ftil zat men onder dit alles aan den kant ;der Regeeringe. Van hooger hand was omtrent deezen tyd uitgefchreeven een vreugdedag, over Ihet fluiten van den Akenfchen Vrede. Die het 1 met de Burgemeesters hielden , verzogten , op . dien dag onder de wapenen te mogen verfchynön, len met een aan Burgemeester ram, als BevelIhebber der Bende, om het bewind der zaaken op iZich te willen neemen. De Magiftraat bewilligide in dit verzoek, gelyk ook de Heer ram, idie vervolgers eenen iegelyk deedt nodigen om izich voor dien dag onder zyne Kompagnie te ! begeeven. De  S24 Het BEROERD De aanhangers der Gekommiteerden , veelligt beducht: dac de meesten hunne tegenftreevers zouden volgen, deeden hierop den voorflag , van hunnen kant insgelyks eene werving te doen, en om toeloop te winnen, een half vat Bier uit te looven. Op den twaalfden van Slagtmaand liepen de Tamboers der Oranje - Kompagnie door de Stad, met eene Afkondiging , „ dat al „ wie lust hadt, om te dienen ter 'eere van ,, zyne Doorl. Hoogheid onder de Compagnie „ van Oranje, vriendlyk verzocht wierdt t'avond „ op een half Vat Bier ten huize van Peter Wy„ ben". De Regeering, welke die fpoedig ter ooren kwam , deedc de Trommelflagcrs na hec Stadhuis geleiden , doch ontfloeg hen eerlang, behoudende, nogthans, den Trom en het papier, waar op de Afkondiging ftondc gefchreeven. Fledderus en eenige andere Gekommiteerden hadden dit niec vernomen, of zy vervoegen zich by de Magiftraat, ontvouwen het oogmerk huns bedryfs en eifchen den Trom te rug. Op een weigerend antwoord, en op het zeggen dat het hun niet geoorlofd was , buiten kennis en verlof van Burgemeesteren , den Trom door de Stad te roeren , beginnen zy hartiger taal te fpreeken. De Magiftraat, zeiden ze 5 hadt tot nog toe niets willen doen ter eere van Zyne Hoogheid; toen op de tyding der geboorte des Graa-  NEDERLAND. 225 Graaven van buüren, gantsch Nederland in eene Zee van weelde zwom, hadt zy flegts de Doodklok doen" luiden; nu anderen iets wilden doen, wierdt alles in 't werk gefteld om dit te dwarsboomen. Was het öm een Trom te doen, zy hadden 'er nog eenen, welken zy op ftaanden voet konden doen haaien. En, in de daad, zy hielden hun woord. De tweede Trom der Oranje-Kompagnie wierdt ftraks ten voorfchyn gebragt, en tevens eenige Spontons, waarmede de Bevelhebbers, den Tamboer verzeilende, door de Stad Wandelden, deels om te meer luister te geeven aan de Afkondiginge * welke voorts op de hoeken der Straaten gefchiedde; deels om het wegneemen van den Trom te voorkoomen. Nog dien zelfden avond tekenden , ten huize van gemelden peter wyben, een goed aantal Schutters hunne naamen. Doch het wegneemen van den Trom ftak hün geweldig in den krop; zy begeerden dien te rug, of de penningen, ter fomme van acht guldens, daar voor betaald. Ter weeringe van dit misnoegen, beflooten fledderus en eenige anderen, allen met Oranje-Sjerpen omhangen, den Voorzittenden Burgemeester kr0even hier over te gaan fpreeken. Doch hy liec hen gaan, met het antwoord, dat hy '3 anderendaags , alzo het nu reeds laat was , de zaak 111. deel. P in  22ö Het BEROERD in de Vergadering zou brengen, naardien hy dezelve op zich alleen nier durfde neemen. Nogthans zonde hy kort daarnaa de acht guldens ten huize van p. wyben, werwaarts de Gekommiteerden waren te rug gekeerd. Op Vtydag den vyfeienden vergaderde de Kompagnie van Burgemeester ram voor deszelfs huis, die voorts, met den Degen in de vuist, zich aan het hoofd plaatlle, en gang nam na het Stadhuis. Hy hadt hier naauwlyks post gevat, of 'er gefchiedde eene Afkondiging , behelzende een gebod aan de Burgers, die het met de Regeering hielden , om voortaan Nachtwagten te houden, ter voorkoominge, wierdt daar in gezegd, van ongeregeldheden, zints eenigen tyd gepleegd, onder anderen aan het huis van zekeren Burgemeester. Zo veel haast hadt men gemaakt met deeze Afkondiging, dat ze bykans was voorgeleezen , eer nog de geheele Raad vergaderd was. De Bevelhebbers der Oranje-Kompagnie, deeze nieuwe fchikking vernomen hebbende, verzogten, nevens hunne Manfchap, te gelyk met de Schutters van Burgemeester ram, op hunne beurt, te mogen waaken; doch deeze aanbieding wierdt van de hand geweezen. Niet vreemd was het, dat in zulk eene gisting der gemoederen eenige feitlykheid gebeurde. Dit viel voor nog in dien zelfden avond of nacht. Als  NEDERLAND. 227 ;. Als Majoor der Kompagnie, hadt fledderus dezelve onthaald op een half vat Bier, ten huize i van peter wyben. Zyn dochtertje nevens eenige andere hadden de vrolykheid bygewoond. In 't na huis gaan, nam hy, nevens zekeren wybeten wolde, voorafgegaan van. 'c jeugdig gezelfchap, zynen weg over de Markt, voorby het Stadhuis, boven 't welk ram de Wagt hadt , en waar voor zekere juriaan vos op ] fchildwagt ftondt. Deeze aan fledderus het gaan voorby het Stadhuis willende beletten, raakten ze in woordenwisfeling; waarop ram eerlang toefchoot, en, naa eenige zeer fcherpe bejegeningen en fcheldnaamen, bevel gaf om los te branden op het gezelfchap. Dit gefchiedde met zo veel hevigheids, dat, volgens getuigenis van Soldaaten, die daaromftreeks de wagt hielden, het wonder was dat 'er niemand was gefneuveld. Verfcheiden, egter, wierden gekwetst, onder andere, allerzwaarst, de dochter van fledderus. 's Anderendaags , in den voormiddag, onder Kerktyd , was de Stad wederom in beweeging. , ' Onverwagt vergaderde de Kompagnie van Burgemeester ram op de Markt, zonder dat- de'Burgemeester wist, wat 'er gaande ware. 't Bleek eerlang , dat men het oog hadt op het Schip van jan thomas z, 't welk in aantogt was, om uit hetëelve eenige geweeren te haaien, p a naar  228 Het BEROERD naar men voorgaf, door de Gekommiteerden van Amfterdam ontbooden. De waarheid der zaake was, dat in hetzelve gelaaden waren eenige afgalegde Snaphaanen en Loopen, volgens gewoonte y door twee Steenwyker Geweermaakers, te Amfterdam gekogt, om door hen opgemaakt en vervolgens verkogt te worden. Deeze en foortgelyke bejegeningen de Gekommiteerden voor erger gevolgen doende duchten, wierden zy ce raade ,fleqderus en den Advokaac tuttel andermaal te zenden na den Haage, om aan Zyne Hoogheid verflag te doen van de elen, volgens te Steenwyk oproerige vergaderingen „ ten  NEDERLAND. 339 „, ten zynen huize gehouden, 'c gemeene volk bek fchonken en door. zyne vrouw hadt aangezet „ om ten zynen huize de glazen in te flaan; dat „ hy geweest was een der eerfte opftellers en L tekenaars van een Verzoekfchrift , ftrekkende „ tot veranderinge van den geheelen Regeerings„ form; dat hy, voorgeevende voor den Prins te „ yveren, ook anderen tot tekenen hadt aange- \„ zet; dat hy, op eigen gezag, zonder kennis „, der Staaten en Zyner Hoogheid, en tegen den „, wil der Regeeringe van Steenwyk , zich hadt „, gefteld aan 't hoofd ecner.zo genaamde Kom|, pagnie; dat hy den Trom hadt doen roeren, „ om tot deeze Kompagnie volk te werven, en ,„ toen de Trom 'op het Stadhuis gebragt wis, „ eenen anderen hadt doen gebruiken, vorderende ,„ den eerften, of het geld daar voor, met be* „ dreigingen,van den Burgemeester kroeven te „ rug; dat hy ,'s avonds laat en in den nacht, zich „ aan het hoofd van eene menigte zamengeraapt „ volk gefteld en geroepen óf gezongen hadt: „ Gecommitteerden boven, de Burgemeesters on- ' „ der, die het anders meent die /iaat de don„ der; eindelyk dat hy eenen gevangene door „ geweld uit de handen van de Dienaars der Jus,„ titie hadt ontflagen: dat die alles zaaken zynde, L; die in een Land van Justitie niet kunnen ge, „ duld worden , hy veroordeeld wierdt op de » ge-  a45 Héi BEROERD „ gewoone Geregtplaats met de koorde geftraft „ te worden, en met een Ketting om den hals ij, geklonken aldaar te blyven hangen". Fledderus hoorde dit Vonnis met eene zwygende verontwaardiging, waar van hy blyken gaf, door önder 't leezen verfcheiden maaien tegen den grond te fpuwen. Op verzoek of voorfpraak der Predikanten wierdt het Lyk van de Galg genomen, en by dezelve in eene kist begraaven; De Weduw des gevonnisden moest , voor dit afneemen van het Lyk , aan den Scherpregter vyftig guldens betaaien. Aan eenen der Leeraaren, welke het bovengemelde verzoek deeden, hadt de Drost geantwoord, dat 'erin deszelfs Parochie wel honderd perfoonen waren, die zich aan deeze ftrafoeffeninge mogten fpiegelen. Grooten fchrik veroorzaakte de- uitvoering van dit vonnis, vooral by de vrienden van hun , die thans in hegtenisfe zaten. Veelen verlieten de Stad, om elders een veiliger verblyf te zoeken. Eenigen reisden na den Haage , onder andere de Moeder van den Advokaat tuttel, en de huisvrouwen van vogelzang en j. thomasz, daar zy den Prinfe een Smeekfchrift ter hand ftelden, behelzende een verzoek dat de gevangenen onder handtasting mogten ontflagen worden; 't welk voorts gefteld wierdt in handen van den Drost van Vollenhove en de Re-  NEDERLAND. Mi Regeeringe van Steenwyk, om Zyner Hoogheid te dienen van berigt. Ten zelfden tyde leverden de overige gevlugte Burgers een Smeekfchrift over, om van Zyne Hoogheid te verzoeken hec zenden van Gemagtigden na Steenwyk, en om midlerwyl in deszelfs byzondere befcherminge te worden aangenomen. Dit Gefchrift wierdt insgelyks gefteld in handen van den Drost en der Steenwykfche Regeeringe, met bevel om intusfchên alles in ftaate te houden , en de Supplianten een ongeftoord verblyf in de Stad te doen genieten. En, in de daad, zouden de gevangenen behouden blyven, was 't hoog tyd, dat de Prins zich hunne zaak aantrok. Op Dingsdag, den negenentwintigften van Graasmaand, wierden de Advokaat tuttel en de Schipper jan thomasz, onder een fterk geleide van Krygsvolk , overge» bragt van Vollenhove na Steenwyk, voorts aldaar ieder afzonderlyk opgeflooten, en zonder toegang hunner Vrienden gefteld. Een geruimen tyd hadden ze hier in hegtenisfe gezeeten, toen Zyne Hoogheid te raade wierdt, in gevolge des bovengemelden verzoeks, Gemagtigden na Steenwyk te zenden. Deeze waren willem, Baron van Haerfolte, Heer van Trst, Burgemeester der Stad Hat turn, enz. en Mr. fredrik robbert van lathum , Burgemeester van Zutfen, enz. hun waren toegevoegd III. deel. Q de  242 Het BEROERD de Sekretarisfen der gemelde Steden. Terftond na hunne ftaatelyke inhaaling namen ze zitting in de Raadkamer op het Stadhuis, en gaven, reeds pp deezen eerften dag, bevel tot het ontflag, onder borgtogt, van tuttel en j. thomasz; vogelzang, die zich nog . te Vollenhove bevondt, wierdt op den zelfden tyd geflaakt. Derzelver Moeder en Vrouwen keerden. 's anderendaags uit den Haage te rug. Aanmerkelyk is het, dat de Advokaat tuttel, die, nu zeventien weeken geleeden, uit de Kerk, in plaats van by zyne Moeder te gaan, na den Kerker was geleid , nu wederom uit die gewyde plaats koomende , voor de eerfte maal zyne Moeder zag en omhelsde. Nu moeten wy verflag doen van het voorgevallene te Steenwyk, geduurende het verblyf der Heeren Gemagtigden. Boven hebben wy verhaald, dat door tuttel en fledderus , als Gekommiteerden der Burgerye, aan Zyne Hoogheid was ter hand gefteld een Vertoog en Smeekfchrift , behelzende eenige bezwaaren over het gedrag der Stads Regenten. De Prins hier van een Affchrift hebbende gezonden aan de Magiftraat, diende deeze daarop van berigt, en gaf tevens reden ter haarer zuiveringe in handen der Gemagtigden, welke vervolgens daar van verflag deeden aan de Gekommiteerden der Burgerye; doch met dien  NEDERLAND. 243 dien uitflag, dat vermids deeze bleef beweeren dat in het antwoord de Vroedfchap verfcheiden dingen kwalyk gefteld en in 't oogloopende misbruiken verzweegen hadt, Zyne Hoogheid, daar van onderricht, goed vondt, een Reglement of Politieke Ordonnantie voor te fchryven, welke voortaan, als eene altoosduurende Wet, in het Stadsbeftuur zou moeten gevolgd worden. Tot vreugde van veelen, inzonderheid der Burger-Gekommiteerden , wierdt dit Reglement, onder een algemeen gejuich van Vivat Oranje! op den vyfentwintigften van Slagtmaand , van de Puye van het Stadhuis afgekondigd. Boven hebben wy verhaald, hoe Zyne Hoogheid het Smeekfchrift der Moeder van tuttel en der Vrouwen van vogelzang en j. thomasz aan de Magiftraat van Steenwyk hadt gezonden, om te dienen van berigt. Zy voldeedt daaraan, en gaf een verhaal van zaaken , welk den Prins bewoog, de verleende Opfchorting in te trekken, en verlof te geeven om de regtsgedingen te hervatten, mids de gemelde vonnisfen, buiten kennisfe van Zyne Hoogheid, niet ten uitvoer gebragt wierden. In gevolge hier van ging men wederom aan het ondervraagen. Jan thomasz, die eerst verhoord wierdt, gaf een rondborftig antwoord op alles, 't geen men van hem begeerde te weeten, raakende het Burger ReQ 2 quest, i  a44 Het BEROERD quest, de oprichting der Oranje • Kompagnie, het medebrengen van Snaphaanen van Amfterdam, en andere zaaken, daar toe betrekkelyk. Doch de Advokaat tuttel, vooraf de intrekking van de Opfchortinge der regtspleeginge, door detf Prins verleend, willende zien, bleef volftandig in zyne weigering van antwoord op de voorgeftelde vraagen: waarom hy van nieuws in zyne voorgaande gevangenisfe wierdt opgeflooten. Terftond naa zyne wederkomst in zyne kamer vondt tuttel middel om een verhaal van het voorgevallene voor het Geregt op papier te ftellen, en zynen Vrienden te doen toe. koomen. Een van hun vertrok op ftaanden voet daar mede na den Haag, met zulk een fpoed, dat hy het nog den volgenden dag den Prinfe in handen ftelde. Wat kater zondt insgelyks de Magiftraat van Steenwyk een berigt van het verhooren der gevangenen aan Zyne Hoogheid, Doch in 's Graavenhaage waren thans de hekken verhangen. Gantsch onverwagt ontving de lVlagiftraat van Steenwyk aanfchryven van Zyne Hoogheid, waarby deeze verklaarde, dat het gedrag der gevangenen, als Gekommiteerden , hun geen zins als eene misdaad kon worden toegerekend, naardien zy, niet flegts in hunnen naame, maar in dien der geheele Burgerye , bezwaarnisfen hadden ingebragt; waar by nog kwam , dat de Regeering van Steenwyk, als zynde party der ge-  NEDERLAND. 245 gevangenen, geenzins als de bevoegde Regter konde worden aangemerkt. Het" gevolg hier van was, dat om de zaak van den grond op te onderzoeken, aan de Gemagtigden van Zyne Hoogheid wierdt ter hand gefteld eene Memorie der Befchuldigingen tegen de Burger-Gekommiteerden, verzeld van een groot aantal Beëedigde Verklaaringen en Raporten, tot dezelve betrekkelyk. De befchuldigden zweegen hier op geenzins ftil. Naa eene menigte Getuigenisfen te hebben ingenomen, vervaardigden zy eene zeer breedvoerige justificatie of Schriftuure ter hunner verdeediginge , bellaande niet minder dan veertig vellen papiers , welke vervolgens insgelyks aan '« Prinfen Gemagtigden wierdt ter hand gefield. De uitflag hier van was , dat volgens uitfpraak van Zyne Hoogheid , van den vierentwintigften van Hooimaand des jaars 1750, de perfoonen, welke reeds hunne vonnisfen hadden ontvangen, in hunne eere herfteld, en de zul ken, die nog in hegtenisfe zaten, vrygefproken en ontflagen wierden. Ingevolge eener openbaare Af kondiginge, in naame van Zyne Hoogheid , door de Gemagtigden gedaan, ontbondt of vernietigde men insgelyks de BurgerKompagniën, zo die van den Burgemeester ram, als die door wylen fledderus was opgericht. Dit laatfte verwekte eenige opfchudding onder het Gemeen; doch dezelve was van geen gevolg, Q 3 naa-  B46 Het BEROERD riaadar een iegelyk tot ftilte en rust vermaand, en het pleegen van 'feiteiykheden , onder bedreiging van ftraffe, nadruklyk was verbooden. 'Op de tcrugreize, uit Friesland na 's Graavenhaage, in 'c einde van het jaar 1749, nam de Prins, nevens zyne Gemaalin met de Vorflelyke Kinderen, zynen weg door Steenwyk. De Burgery verfcheen by die gelegenheid onder de wapenen. De Gekommiteerden , uit hunnen eigen naam en van die het met hun hielden, Helden Zyne Hoogheid ter hand een Dankadres, voor de gewigtige fchikkingen , ten hunnen opzigte en van de geheele Stad, gemaakt. Omtrent deezen tyd Helde ook de Weduvv van fledderus, in 's Prinfen handen, een Verzoekfchrift, behelzende een Vertoog van de onregtvaardigheid der regtspleeginge, over haaren Man gehouden, als welken men, in weerwil van meer dan tien Smeekfchriften, by de Regeering ingeleverd , by aanhoudenheid hadt geweigerd , de noodige Hukken ter zyner verdeediginge in te brengen; fmeekende daarom ootmoediglyk , vermids zy, door deeze onbillyke behandeling, van haaren Man, vier kinders van hunnen Vader beroofd waren, behalven de fmaad en.fchande, aan haar zelve en haare kinderen , en zo veele niet pngeagte familiën en perfoonen, door het fmaadJyk einde des gconnisden, aangedaan; als mede de  NEDERLAND. 24? de overgroote fchade, haar zelve en haaren kinderen toegebragt, niet alleen in het Huk van Koophandel, maar ook in de zaak van Erfenisfen , eene van welke, door het vooroverlyden van haaren Man, haaren kinderen reeds was ontvallen : dat het, om deeze reden, Zyner Hoogheid mogt behaagen, zodanig eene voorziening te willen doen, waar door zy en haare kinderen van verdere fchaade en nadeel mogten ontheeven, en haar Man, door het aandoen van eene eerlyke begraavenisfe, in zyne eere herfteld worden. Onder dit alles naderde de tyd der verkiezingè van nieuwe Leden van Regeeringe , als mede van eenen Gcheimfchryver der Stad, in de plaats van den onlangs overleedenen. De nog dienende Wethouderfchap vervulde derzelver plaatzen met zulke Leden , als hun goeddagten , zonder den Prinfe daar van te verwittigen. Deeze, zulks vernomen hebbende, zondt onverwagt zyne Gemagtigden te rug na Steenwyk, van waar ze, eenigen tyd geleeden, waren vertrokken. In den naam van Zyne Hoogheid verkoozen deeze tot Burgemeesters en Leden, der Vroedfchap zodanige perfoonen, welke,in de jongfte opfchuddingen, de zyde der-Gekommiteerden gehóuden hadden, en dus voor Vrienden van het Huis van Oranje te boek flonden. Dee Advokaat tut tel, boven meermaalen vermeld, wierdt tot Sekretaris der Stad Q 4 aan-  248 Het BEROERD aangefteld , volgens een byzonderen Last, hem daar toe door zyne Hoogheid opgedraagen. De verandering bepaalde zich niet by de meer aanzienlyke Amptenaaren; zy was bykans algemeen. Allen, die het voorheen met de Regeering hadden gehouden, wierden van hunne bedieningen verlaaten, en Prinsgezinden in derzelver plaatzen gefteld, zelf tot op den Binnenvader en Binnenmoeder van het St. Katharina Gast- of Proeveniershuis. De Weduw van fledderus ontving nu insgelyks verlof, om het Lyk van haaren Man van de Geregtsplaatze te mogen wegneemen, en elders eerlyk ter aarde te doen beftellen. Om de vreemdheid deezer gebeurtenisfe verdient dezelve hier in haare omftandigheden verhaald te worden, In den naamiddag van Donderdag, den dertigften van Hooimaand des jaars 1750, wierdt te Steenwyk, volgens het gewoon gebruik hier en elders, de klok geluid over fledderus , even alsof hy dien zelfden dag overleeden ware, en vervolgens de Burgery, tegen den volgenden dag, ter Begraavenisfe genodigd. Al vroeg in den morgenftond van den laatften van Hooimaand , zag men het Lyk opdelven uit het Graf op de Geregtsplaats, en vervolgens nederzetten in het open veld, tot dat het van daar , met een Wagen, zou worden afgehaald. By de opening van de kist,  NEDERLAND. 249 kist, bleek het Lyk tot nog toe kleine verandering ondergaan te hebben. De kist wierdt geplaatst op den eigen Wagen van fledderus, en dus gevoerd tot voor de Oostpoort der Stad, welke men omtrent tien uuren naderde. Intusfchên waren de genoodigden ten Sterfhuize vergaderd, die, op het berigt dat het Lyk voor de Stad was, in orde en voorgegaan van de Draagers met de Lykbaar , zich derwaarts begaven. Vooraan gingen de nabeftaanden en bloedverwanten ; agter dezelve de Magiftraat der Stad, met derzelver Sekretaris , verzeld van twee Geregtsboden. Hierop volgden D. roldanus (alzo D. metelerk amp , wegens ongefteldheid, de ^ Lykftaatfie niet konde bywoonen) met eene menigte Predikanten uit de nabuurfchap. Voorts zag men eenige honderden menfchen , meest allen in rouwgewaat , eenige met, andere zonder Mantels , doch allen uitgeftreeken met Oranjelinten op de hoeden, verzeld van duizenden van aanfchouwers, van alle kanten zamengevloeid, om getuigen te zyn van deeze ongewoone gebeurtenisle. Aldus ging de Trein tot aan de Oos^poort, alwaar het Lyk op de Rouwbaar gezet, en vervolgens na de St. Clement- of Groote Kerk gedraagen en vervolgens in het Familiegraf wierdt bygezet. Het Gevolg keerde, in de zelfde orde, te rug na hec Sterfhuis, alwaar het, naar Stads ge-  a5o Het BEROERD gebruik, met een glas Alzemwyn befchonken wierdt. Nog dien zelfden dag gaven 's Prinfen Afgevaardigden kennis aan de Regeering, dat hun werk nu verrigt zynde, zy eerlang hun affcheid zouden neemen, en diensvolgens de zorge voor de rust en veiligheid der Stad aan dezelve overlaaten. Naadat D. roldanus, op den tweeden van Oogstmaand, eene plegtige Leerrede hadt gedaan, betrekkelyk tot het voorgevallene, begaf zich de geheele Raad en Meente, op den zesden daar aan volgende, na het huis van den Burgemeestér vedder, alwaar de Heeren Gemagtigden hunnen intrek hadden genomen, om van dezelve een plegtig affcheid te neemen. Tot een blyk van hun genoegen over het verrigte, booden de Wethouders de Heeren van haersolte en van lathum aan het Groot Burgerfchap van Steenwyk, zo voor hun zelve, als voor derzelver kinderen en aframmelingen. De Diploma's of Giftbrieven daar van waren gefchreeven door den vermaarden Groninger Kunstfchryver gokke roelfsem a. Tot befluit van dit verhaal moeten wy nog melden, dat op den achttienden van Oogstmaand des jaars 1750, en dus niet lang naa de begraaving van fledderus, de Galg, aan welken hy. hadt gehangen, wierdt in brand geftoken , waar- fchyn*  NEDERLAND. 251 fchynlyk door eenige Yveraars voor zyne eere, ■ welke hier door zogten te voorkoomen dat de naagedagtenis zyner fchande voor de oogen der ï Stedelingen bleef ten toon gefteld. De Regeering deedt den brand blusfchen en de fchade aan den Galg herftellen; doch reeds in den eerften nacht daarop volgende wierdt dezelve geheel by den grond afgezaagd. Van wegen de tegenwoordige gefteldheid der Stad, was het onderzoek niet zeer ; ftreng en naauwkeurig na de uitvoerders van dit ( feit, die, waarfchynlyk , met kleine moeite zoui den hebben kunnen gevonden worden. Zints dien tyd tot op dit tegenwoordig oogenblik is Steenwyk in rust gebleeven , onder alle de hedendaagfche opfchuddingen en plonderingen, van welke wy, in ons volgende Deel, een naauwkeurig en onpartydig berigt zullen geeven.   D E BEROERTEN INDE VEREENIGDE k NEDERLANDEN* VAN DEN JAARE I30O TOT OP DEN TEGEN WOORDIGEN TYDJ GESCHETST TER WAARSCHUWING VAN DERZELVER TEGENWOORDIGE BURGERS E N LEDEN van REGEERING. VIERDE DEEL. Te AMSTERDAM, By PETRUS CONRADI. Te HARLINGEN, By V. VAN DER PLAATS. mdcclxxxvii,   D E BEROERTEN INDE VEREENIGDE NEDERLANDEN* TAN DEN JAARE I30O TOT OP DEN TEGEN WOORDIGEN TYD.   HET BEROERD NEDERLAND. Geduurende hec tydverloop van dertig Jaaren hadt Nederland rusc genooten, zo van binnen als van buiten. Geene uitheemfche Mogendheid trok of wette het Oorlogszwaard, om het hoofd der Landzaacen te dreigen of te klieven. Door hec voorzigtig beleid van "s Lands Staaten bleeven ze ongemoeid van de twisten en verdeeldheden, welke de Mogendheden onderling de wapens deeden aangorden, of een onnatuurlyken oorlog ontdaan van een Moederland met deszelfs wydafgelegene Volkplantingen. Veelen, daarentegen, terwyl elders Koophandel en Scheepvaart merkelyk wierden belemmerd , zag men hier te Lande, ir* troebel water visfchende, zeer aanzienlyke winden doen en hume Beurzen vullen. Ondanks de by* zondere gcfchillen, welke , onder menfchen van verfchillende en dikmauls verkeerde inzigten en bevatcingen, altoos plaats hebben , heerschee 'er eene algemeenig eersgezindheid en vrede , zo in de Steden als ten platten Laode. Oproeren en IV. dell. A pion-  2 Het BEROERD plonderingen heugden veele Ingezeetenen niet verder , dan uit de verhaalen van meer bejaarden, of uit de berigten van 's Lands Gefchiedenisfen. Zo befchreienswaardig als onverhoeds verdween eindelyk deeze gulden Eeuw van rust en kalmte. Engeland , altoos nydig op den voorfpoed der nabuuren, doch allermeest op dien der Ingezeetenen van de Vereenigde Gewesten, hoewel door Godsdienst en plegtige Verbonden aan hetzelve zeer naauw verknogt , verklaarde den Oorlog , en waarfchuwende met den flag, ont* roofde het ons tevens Miljoenen fchats, aan Koopwaaren en Schepen. Hoedanig, aan onze zyde, deeze Oorlog wierdt gevoerd, legt nog in 't versch geheugen by de verontwaardigde Landzaa' ten, en is, in zommige opzigten , door kundige Vaderlanders, rond en naauwkeurig aangeweezen. De Vrede wierdt eindelyk getroffen, doch om eerlang verbroken te worden van een anderen kant , onder beuzelagtige voorwendzels, maar, egter, met eenen toeflel, welke, aangemerkt 's Lands weereloozen toeftand aan de landzyde, elk Vaderlandsch hart met angst en vreeze vervulde, in hec akelig voorüitzigt en op de fchrikbaarende tydingen van naderende krygsbenden, welke niets minder dreigden dan de vervaarendfle tooneelen van moorden en plonderingen. Tegen de  NEDERLAND. s de verwagting van veelen, kwamen wy vry met den fchftft, en de Keizerlyke Majefteic wierdt met -ons verzoend of te vrede gefteld. Ongelukkig, nogthans, hadden deeze buitenlandfche onlusten, vooral met Groot-Britannie, in het hart der Vereenigde Gewesten zelve, nagelaaten een zaad van tweedragt, 't welk eerlang uitbotten , opgroeien en de verderflykfte vrugten zou voortbrengen. Geduurende den Engelfchen Oorlog hadt men niec gezien die werkzaamheid en voortvaarendheid , die getrouwe volbrenging van de bevelen der wetgeevende aan de uitvoerende Magt, welke men, van wegen de natuur der zaak zelve en 's Lands toeftan d, met reden mogt verwagt hebben. De Prins Stadhouder lag, by veelen , onder 't verdenken , van het hart geneigd te hebben tot 's Lands Algemeenen vyand. De aloude betrekkingen en verftandhoudingen , tusfchen het Huis van Oranje en het Londenfche Hof, zints langer dan eene Eeuw gekweekt en gekoesterd, wierden, zo zy meenden, ook door willem den V voortgezet. Dit wekte het misnoegen van zodanige Regenten en Ingezeetenen, die het daar voor hielden, dat 's Lands Eerfte Dienaar den Vyand, indien niet openlyk inde hand werkte, althans heimelyk met hem heulde. Veelen, daarenboven, waren van oordeel dac A 2 hec  4 Het BEROERD hec Stadhouderlyk gezag, door inkruiping en amderzins , zints eenigen tyd , was geklommen tos eene onnatuurlykc hoogte ; -en dat dit de reden, was, om welke het, in zyne tegenwoordige gefteldheid, in de handen van eenen Prins, wiens byzondere met de algemeene belangen, niet in(temden, meer fchade dan voordeel aanbragt. Van hier dat zy, hoewel in geenen deele beoogende om de Stadhouderiyke waardigheid te vernietigen , nogthans van meeninge waren , dac dezelve binnen haare paaien en op zulk eenen voet moest gebragt worden , dat de invloed, welken zy nu, een tyd lang, hadt gehad, voor altoos wierdt te keer gegaan. Tot dat- oogmerk dienden de maatregels, welke men, van tyd tot tyd, beraamde, zo in de hooge Vergaderingen van geheele Provinciën, als in de Vroedfchappen van byzondere Steden. Onder dit alles ontbrak het den Prinfe niet aan vrienden en voorilandas. Uit verfchiüendo inzigten hielden zy zyne zyde, en zogten hem te haudhaaven op de hoogte, op welke hy thans was gezeeten. Door den uitgebreiden invloed en het hoog geklommen gezag,bezat w 1 llem dl V het vermogen, om zyne gunflelingen en aanhangers met aanzienlyke waardigheden of voordeeligg Ampten te begiftigen , of, door ?yne veelvermogende aanpiyzing , te doen opdraa- gcn.  NEDERLAND. f gen. Geen wonder, derhalven, dat veelen, geen ander lieunzel dan 's Prinfen gunst bezitten* de, voor zyn gezag yverden, ja hem nog hoogee aanzien zogten te doen opdraagen. Men vondt 'er, daarenboven, die, hoewel niet volftrekt en onmiddelyk afhangende van den wil des Stadhouders, nogthans niet onduidelyk begreepen, indien deeze magt gefnuikt of binnen enger paaien wierdt beflooten, de zaaken eenen keer zouden neemen, welke, hoogwaarfchynlyk, tot hun eigen nadeel zou uitloopen. Zy yverden daarom voor het Stadhouderlyk Huis, niet zo zeer om zyns zeiven wille, als om hun eigen wederregtelyk gezag, aanzien en grootheid te handhaaven, Eindelyk waren 'er nog, die-van yver voor Oranje blaakten, uit louter vooroordeel, om dat men hun als met de Moedermelk hadt ingegeeven eene onberedeneerde hoogagting voor dat Doorluchtig Huis, als den grondlegger en handhaaver, het onöntbeerlyk fteunpunt der Nederlandfche Vryheid. Lang woelden deeze verfchillende inzigten en begrippen tegen elkander, zonder dat zy in openbaare feiteiykheden zich .vertoonden. Dikmaals vreesde men voor de ontlasting van eene donkere wolk; doch zy dreef telkens over, en liet de aaafchouwers vry met den fchrik. Een verfchynzel vertoonde zich eindelyk, 't welk een' befligfènd oogenblik voorfpelde. A 3 Al  £ Het BEROERD Al van onds,, naamelyk, hadden veele driftige voorftanders van 't Huis van Oranje, wanneer zy eenig Ontwerp, hein betreffende, zogten door tc dry ven, het gemeene volk in den arm genomen, en, 't geen door geregtelyke middelen ondoenelyk was, door Oproerigheden en beweegingen onder de Menigte volvoerd. Wel haast zag men dit middel van nieuws te werk ftellen. Geen gewest of koninkryk, misfchien, wordt 'er van de Zon befcheenen , 't welk, in eene geheele Eeuwe , zq vrugtbaar was in beroerten , opfchuddingen en plonderingen, als de Zeven Vereenigde Ger westen, binnen het korte tydperk der vyf jongstverloopene jaaren, hebben uitgeleverd. Onzen tydgenooten en den naakoomeiingen oordeelen wy hierom geenen ondienst te zullen doen, en tevens iets toe te brengen tot de volkomenheid van 3s Lands Gefchiedenisfen, indien wy de verlpreide berigten, aangaande de laatstgebeurde beweegingen, in één lichaam verzamelen en met nieuwe byzonderheden aanvullen. Nevens de naauwkeurigheid, welke onze Leezers , met regt , van ons vorderen, zullen wy de noodige onpartydigheid tragten in agt te neemen. Wy fchryven niet, om den eenen of anderen Aanhang in de hand te werken, maar om een waarfchuwend en leerzaam Tafereel te fchetzen voor Overheden en Ingezeetenen. Het  NEDERLAND. 7 Het tooneel van beweegingen , oproeren en plonderingen, 't welk, terwyl wy dit fchryven, nog niet is geflooten, wierdt geopend in 's graavenhage, in 't einde van het jaar 1782, met eene verre uitziende gebeurtenisfe, zedert bekend by den naam van de Haagfche frolykheid. Het volgende gaf daar toe de aanleiding. Zeer verdeeld waren, ten deezen tyde, de gevoelens der Ingezeetenen over het gedrag van 's Lands Admiraal, omtrent het bewind over de Zeezaaken, en het volbrengen van de bevelen der wetgeevende Magt. Zommigen waren van oordeel dat willem de V een fchandelyk misbruik maakte van zyn gezag, en zich van hetzelve bediende om de bevelen der Hooge Overheden te doen mislukken, of van de noodige uitvoeringe te ontzetten. Anderen, daarentegen, meenden dat hy, tot 's Lands meeste oirbaar, zynen pligt betragt, en in ilede van laster , aller lof verdiend hadt. Van de laatstgemclden vondt men een goed getal in den Haage. De Nieuwsfchryver dier plaatze, altoos tuk op de bevordering en vergrooting van de eere van 't Huis van Oranje, ftelde, in zyn Dagpapier, op den vierden van Wintermaand des gemelden jaars, eene aankondiging, volgens welke, tegen Maandag den negenden dier Maand, in de Oude of St. Joris Doele , een Dankadres aan Zyne A 4 Hoog.  8 Het BEROERD Hoogheid zou worden voorgeleid. Men wagtte, egter, dien dag niet af, om het gemeen van deszelfs inhoud te verwittigen. Zeker Haagfche Burger, Vermeulen genaamd, nevens deszdfs Zoon, en eenen Zweed, gustaaf u rc d h ii e n, liepen daar mede rond by de huizen, en booden het aan-ter ondertekeninge. Het Adres hadt, onder andere, ook zyn opzigt op zekere Justificacoire Memorie, in Wynmaand, door den Prics ingeleverd ter Algemeene btaatsvergaderinge, en op de opening daarin gedaan, wegens het beduur van de Zeemagt van den Staat. Voor deeze opening en de Vaderlandlievende poogingen, by Zyne Hoogheid aangewend, oordeelde men, dezelve ftaarelyk en openlyk te moeten dank betuigen. Wy meer en onzen Leezeren geenen ondienst te zullen doen met de invoeging van dit Adres , om hun dus gelegenheid te geeven tot verfcheiden aanmerkingen over deszelfs zonderlingen inhoud. Van woord tot woord luidde hec aldus. „ Doorluchtige Vorst en Heer! „ Geeven met fchuldige onderdanigheid en eerbied te kennen de ondergeteekenden, alle Burgers en Schutters , mitsgaders Ingezeetenen \an 's Graavenhaage: » Dat  NEDERLAND. o „ Dat de ondergetekende zeedert een geruimen tyd met groot leedweezen en verontwaardiging vernomen hebben de ongegronde Vermoedens, leugens en calumnien van veele kwalyk geintentioneerde Ingezeetenen van allerlei Staat en rang in onze Republiek, omtrent het gedrag, 't welke Uwe Doorl. Hoogheid in het bellieren van 's Lands Zeemagt zeedert het uitberften van den Oorlog met Engeland gehouden hebt. „ Dat die toomlooze lasterzugt en ongehoorde licentie van eenige ontaarde Ingezeetenen, en Oproermaakers zo verre is gegaan, darmen zich niet ontzien heeft, om den goeden naam en reputatie van Uwe Doorl. Hoogheid, zelfs by verfcheide fameufe libellen en lasterfchrifcen, zoo onregtvaardig als ftraffeloos te bezwalken , en Hoogstdenzelven Op de fchandelykfte wyze ten toon te (teilen, en als een verrader van 't Vaderland, en de oorzaak van deszelfs tegenwoordige rampen met de haatlyklle coleuren af te fchilderen, en by de gemeente zwart te maaken. „ Dat de ondergeteekenden gelyk ook alle braave en welmeenende Ingezeetenen van 'c Vaderland , zig in tegendeel ten vollen verzeekerd gehouden hebben, dat de zoo genaamde inactiviteit en beklaaglyke ftaat van onze Zeemagt geenzints aan een verkeerd gedrag of kwaade directie van Uwe Doorl. Hoogheid, maar aan andere oorA 5 zaa-  lo Het BEROERD zaaken en omftandigheden, die geheel buiten Uwe Hoogheid zyn, en wel fpeciaalyk aan een verwaarloozing en verval van gemelde Zeemagt, zeedert den tyd van omtrent 80 Jaaren, was toe te fchryven. „ Dat wyders ook uit de petitiën van Oorlog, en andere gedrukte ftukken, het aan een iegelyk bekend is, dat Uwe Doorl. Hoogh. van het begin Uwer adminiiiratie af, alle Uwe poogingen hebt aangewend, en al Uw gezag hefteed , om onze verrollen navale magt wederom te herftellen, en in dien ftaat te brengen , dat wy voor geene aanvallen van Vyanden te vreeaen hadden, en om het Vaderland in het geruste en ongeftoorde bezit van haar verkreegen vryheid blyven zoude. „ Dat hoe zeer de ondergeteekenden al verder ten vollen overtuigd zyn, dat Uwe Doorl. Hoogb, zeedert het ontftaan van den Oorlang met Engeland , alles wat in Hoogstdeszelfs vermoogen is geweest, heeft aangewend, om den vyand alle moogelyke afbreuk toe te brengen, in zooverre de tegenwoordige fituatie van 's Lands vervallen Zeemagt.zulks heeft gepermitteerd, en dat dus Hoogstdezelve het welzyn van het Vaderland op de best mogelyke wyze, en met de zuiverfle inagten, behartigd heeft, egter de ondergeteekenden tot hun frnercelyk leedweezen hebben moeten zien, dat dqeze welmeenende en Vaderlandslieven-  NEDERLAND. u vende pogingen niet in ftaat zyn geweest, om in dien faciieufe en oproerige tyden te beletten, dat Uwe Doorl. Hoogheid, geduurende den tegenwoordigen fatalen Oorlog, by continuatie het voorwerp der lasterzugt van verfcheide en ontaarde en ondankbaare Ingezeetenen geweest is. „ Dat Uwe Doorl. Hoogheid eindelyk , ter verdediging van deszelfs gefchonde eere, goeden naam en reputatie, en tot weeringe van alle vuilaartige infimulatien en lasteringe, noodig en raadzaam geoordeeld heeft,om op den7 October 178a aan hun Hoog Mog. over te geeven een Misfïve, beneffens een ample Memorie, behelzende een gedetailleerde opening van Zyne gehouden directie als Admiraal Generaal van de Unie: Ten einde daar door zoo wel zyne tydgenooten, als de onbevooroordeelde posteriteit, te overtuigen, en met onwraakbaare bewyzen te ftaaven , dat 'er ftaande deezen Oorlog geen inactiviteit of werken yverloosheid in het beftuur, in het werk der Marine plaats gehad heeft, zo dat het niet aan Uwe Hoogheid te wyten is, dat 's Lands navale magt, die zeedert byna een halve eeuw voor deszelfs geboorte in het diepfle verval geraakt was, thans door deszelfs zwakheid en onbeftaanbaarheid geheel buiten ftaat is, om aan een magtigen vyand, welke geduurende die geheele reeks van jaaren zyne Zeemagt fteeds vermeerderd en ver- bee-  ia H b t BEROERD beeterd heeft, het hooft te bieden, en gevoelige flaagen toe te brengen. „ Dat de ondergeteekenden derhal ven gemeen t hebben, niet langer te moeten uitftellen , maar dit tegenwoordige tydfïip waar te neemen, om aan Uwe Doorl. Hoogh. opentlyk en op de plegtiglte wyze te betuigen hunne gevoelens, niet alleen van liefde , eerbied en onverbreekbaare verknochtheid , die hen ten opzigte van Uwe Hoogheid altoos bezield hebben, maar teffens ook van neederige erkentenis en opregte dankbaarheid, wegens Hoogstdeszelfs betoonden onvermoeiden yver en waakzaamheid voor de ware belangen van den Staat, en voor de heilzaame poogingen door denzelven aangewend om ons lieve Vaderland in de jafnmerlyke en elendige fituatie , waar in het zelve zig thans bevind, op het voetfpoor Zyner Doorl. Voorvaderen, zoo veel mogelyk te befchermen, en voor deszelfs ondergang te bewaaren, met toewenfchinge dat de goede Voorzienigheid, die Uwe Doorl. Hoogh. aan het hoofd van deeze Republiek gefield heeft, denzelven in de waarneeminge van Z:ne zwaarwigtige en aanzienlyke post kragtdadig zal onderfteunen, Zyne heilraame, welmeenende en Vaderlands lievende poogingen, tot 's Lands behoud en toekomend welvaaren , op allerlei wyze zal zeegenen, en Hoogstdenzelve over alle zyne vyanden en lasteraars  NEDERLAND, ig aars zal doen triumpheeren. En voorts met betuiging en verzeekering dat Uwe Doorl. Hoogh. de ondergeteekenden ten allen tyden zal bereid vinden, om als getrouwe- Burgers en Schutters, agtervolgende hun eed en pligt , Uwe dierbaare en luisterryke perfoon, mitsgaders het Vorftelyke Huis, tegen alle aanvallen, confpiratien en onderdrukkingen Zyner Vyanden met hun goed en bloed te helpen befchermen en verdeedigen". " De Prins Stadhouder, ,den inhoud van dit Adresen het rond loopen met hetzelve verdaan hebbende,deedt, door den Baron van dek does, Bailjuw van 's Haage , aan de Regeeringe dier plaatze verklaaren , dat hoewel Zyne Hoogheid het opftellen en ter tekeninge aanbieden van een Adres befchouwde als eeen blyk van yver voor hem en zyn Huis, dezelve, egter, niet gaarne een Dankadres zoude ontvangen , ten ware de ondertekenaars het deeden met genoegen en uit overtuiginge: weshalven gemelde Zyne Hoogheid verzogt, dat 'er maatregelen mogten beraamd worden ter voorkoominge van allen ongenoegen onder de Burgers. Inmiddels ging het tekenen zynen gang. De drie boven genoemde Yveraars vervoegden zich aan de huizen van verfcheiden Burgers, om dezelve tot tekenen tebeweegen; hier en elders, alwaar  i4 tl Ét BEROERD waar ze het noodig vonden , gebruikten ze, térk dien einde, redenen, die meer dringende dan overtuigende waren. Onder andere, wil men, dat zy zich vervoegden aan het huis Van zekeren Heer, die over hun bedryf zyn uiterfte genoegen betuigde , en, ten blyke daar van, hun ten gefchenke gaf eén goed getal Dükaaten; onder de plegtige verbintenisfe, van den naam diens yverigen Oranjevriends nooit te zullen openbaar maaken. Zy namen het gefchenk aan, onder voorwaarde\ evenwel, van het Geld te mogen üitdeelen onder verfcheiden Werkhuizen, om aldaar, op de gezondheid van zyne Hoogheid en het Vorftelyk Huis, verteerd te worden. Hiertoe gegereedelyk verlof hebbende bekoomen , begaven Zy zich eerst na de Drukkery van den Haag. fchen Courantier , vervolgens na *s Lands Gefchutgietery, en eindelyk na eenige andere Drukkeryen, overal geld en Oranjelinten uitdeelende, om zich voor het eerfte vrolyk te maaken, en met het laatfte te pronken: alles ter eere van den Prins van Oranje. Geduurende deeze heimelyke beweegingen , wierdt, op het voorftel van den Baron van der does , het ronddraagen of ter tekeninge leggen van het gemelde Dankadres verbooden, op eene boete van duizend Guldens. Men zat,  NEDERLAND. *f 2at, egter, niet ftil met het vervaardigen van diergelyk een Gefchrifti Op den zesden van Wintermaand, zag men ten voorfchyn koomen een Dankadres, voorgedraagen door den Burgemeester slïcher, als Kolonel der Schutterye, laaiende aan elk de vryheid om het al of niet te ondertekenen. Hoewel het niet uitweidde in zo veele byzonderheden als het reeds gemelde Gefchrift, behelsde het, nogthans „ eene hartgrondi„ ge dankzegging vooral hetgeen Zyne Doorl. j „ Hoogheid in Hoogstdeszelfs aanzienlyke posten ; „ tot weezendlyk welzyn van dit gemeenebest had „ aangewend"; als mede eene verklaaring;der ondertekenaaren ,, dat zy berustten in alle hetgeene „ Zyne Doorl. Hoogheid met opzicht tot 's Lands „ zaken had verricht". De geheele Krygsraad i en alle de Schutters ondertekenden dit Adres. Men benoemde daarenboven den Bailjuw van 's Haage, nevens de drie Burgemeesters en den Sekretaris van der goes, om den Prinfe te bedanken voor deszelfs yver en waakzaamheid voor de Haagfche Burgerye. Lieden van doorzigt en bedaardheid befchouwden, ondertusfehen, alle deeze beweegingen met een fchroomagtig gemoed. Zy meenden daarin te befpeuren, een ontwerp om het getal van 's Prinfen aanhangers te vergrooten, en den zulken, die eene andere zyde volgden , den moed te benee- men.  16 Het BEROERD men. Reeds in den voormiddag of morgenftond van den zo genaamden St. Nikolaasdag zag men eenige Drukkersknegts met Oranjeftrikken op de hoeden zwieren. Doch hun getal groeide merkelyk aan tegen den avond, door het bykoomen der bedienden van 's Lands Gefchucgietery en van eenige Drukkersgezellen. Zy liepen door verfcheiden oorden der plaatze, drinkende, zingende , danzende en by herhaaling roepende Vivat Oranje! Al wie hun ontmoette , fpraken ze onbefcheiden aan , vraagden hun af, of ze goede Prinfeiui'den waren? en noodzaakte dezelve, hen te verzeilen, en hunnen Aanhang te vergrooten. Op het Binnenhof, alwaar ze met flambouwen verfcheenen en vuurwerken afftaken. dwongen ze de Officieren der Bezettinge, hunne gewoone Kokarde van hunne hoeden te neemen , en van eene Oranjekleur in de plaats te ftellen ; voorts met hun te danzen, en den gemelden zang aan te heffen. Eindelyk begaven ze zich, laat in den avond, of reeds in den nacht, na verfcheiden aanzienlyke huizen, onder andere by den Heer Raaopet fionaris van bleiswyk, alwaar ze zich zeer onbetaamelyk aanftelden. De Bode van Dordrecht wierdt gantsch onvriendlyk behandeld. ' Uit een geheel onderfcheiden oogpunt wierden deeze beweegingen aangezien , naar gtlansje van eens ieders gezindheid of wyze van denken In eene  nederland. ï; eene Vervroegde Vergadering der Staaten van Holland , noemde de Prins hec voorgevallene op Sr. Nikolaasavond mee den zagten naam van Vreug. debedryven der Ingezetenen, zo op het Binnenen Buitenhof, als op eenige andere plaatzen, doch zonder, zo verre hem bewust was, zich fchuldig gemaakt te hebben aan eenige daadelykheden, of aan ietwes dat als een Oproer konde worden geconfïdereert. Eene geheel andere taal Ipraken de Afgevaardigden van Dordrecht en Amfterdam , in de Vergadering van Holland» De zo genaamde Vreugdebedryven noemen ze brutaliteiten en ftraatfchenderyen, en fchryven het niet ontftaan van verdere ongeregeldheden daar aan toe „ om dat „ de geest van oproer tegenswoordig niet alge„ meen genoeg is, om de Ingezeetenen uit hun„ ne Huizen tot diergelyke feiteiykheden te lok„ ken". Zy betuigen als hun gevoelen, dat deeze gebeurtenis door den Souverein mee geen on« verfchillig oog kan aanfehouwd worden: „ Voor* „ eerst, omdat dit Oproer, als onder 't oog en „ met befpotting van den Souverein is begonnen; en ten anderen, omdat de baldaadigheden, niet „ agter af in den een of anderen hoek van 's Ha„ ge, maar op het binnen en buiten Hof ge* „ pleegd , met alle bedaardheid zyn aangefien, „ zonder dat dit 'c faamengeroc gefpuis tegen ge* iv. DEEL. b „ hotl'  IS Het BEROERD „ houden, verftrooit, of van wegens den Fiscaal „ van den Hove van Holland , of den Bailjuw „ van 's Haage (voor zoo veel Heeren Gedepu„ teerdens voornoemd bekend is) eenige demar„ che ter deeze zaake is gedaan. ■— Zodat het „ zeer twyfelagtig moet voorkomen, of wel eeni„ ge toerykende voorziening voor het toekomen„ de is gedaan, by aldien de aanftokers van dee„ ze ftrafwaardige onderneeming (waar onder „ zeer notable Perfonagiën genoemd worden) „ hunne mislukte poogingen, met uitfigt van een „ beter fucces, zouden mogen goedvinden te „ hervatten, en het Land in de uiterfte wanorde „ te brengen". Gemelde Afgevaardigden hier op in bedenking hebbende gegeeven, of niet na de Belhamels en AanftoOkers van het begonnen Oproer behoorde onderzoek gedaan te worden, als mede, waarom de Fiskaal van den Hove en de Baljuw van 's Hage geene Crimineele vervolging hadden aangefteld , wierden de Heeren Gedeputeerden voor derzelver yver bedankt, en tot het gemelde onderzoek beflooten. De Advokaat luiken wierdt vervolgens benoemd, om by voorraad den post van den HofFiskaal 't hoen waar te neemen. Zommigen fpraken om de Vergadering van Holland na Haarlem te verleggen» Anderen deeden den voorflag  NEDERLAND. 19 flag om het bevel over de vier Regimenten Lyfwagten op te draagen aan Gekommiteerde Raaden , naardien dezelve , onder 't tegenwoordige bevel van den Kapitein Generaal , van geen nut geweest waren. De vermeulens , vader en zoon , nevens den Zweed undheen, uit dit alles ziende, hoe ernftig deeze zaak wierdt opgenomen , vonden geraaden, hunne veiligheid in de vlugt te zoeken. Zy begaven zich na Kleefsland. Een Staatenbode, gezonden om hen op te éifchen, keerde onverrigter zaake te rug; de Kleeffche Regeering , met 's Konings toefteinming, weigerde hen over te leveren, omdat de misdaad der vlugtelingen, in den brief van opeifchinge, niet was uitgedrukt. Naadat zy vervolgens eens en andermaal waren ingedaagd, hebben ze geraaden geoordeeld j zich buiten 's Lands te houden : veelligt $ omdat hun eigen Geweeten hen genoeg verkon* digde de ftraffe, welke zy verdiend hebben. Overal en in alle tyden was het Gemeen zeer gefteld op oude gewoonten en gebruiklykheden. Ongaarne ziet het in dezelve eenige veranderingen ; of wanneer het daar toe den toeftel ziet maaken, toont hec zomtyds deswegen zyne gevoeligheid, vooral in tyden, wanneer de gemoeB 2 de»;  2o Bet BEROERD deren van verre zyn voorbereid toe muitzucht en oproerige beweegingen. Men zag hier van een voorbeeld te arnhem, in Oogstmaand des jaars 1783 , wanneer aldaar eene opfchudding voorviel by de volgende gelegenheid. Naby de Groote Kerk lag een Kerkhof, welk de Wethouderfchap dier Stad , door verkoop, hadt afgedaan aan een ryken Jood, MEYEii genaamd, die by 4e gemelde Kerk een zeer pragtig huis gebouwd hebbende, dit Kerkhof noodig hadt om hem te dienen tot een Voorplein voor zyne wooning. Men luisterde elkander in 't oor, dat de overdragt gefchied was, inzonderheid door de bewerking van een voornaam Lid der Regeeringe dier plaatze, die aan den Jood veel gelds fchuldig was. Hoe 't zy, in de plaats van het oude , hadt de Magiftraat , op eenigen afftand buiten de Stad, een .nieuw Kerkhof doen vervaardigen, en van den omgelegenen grond, door eenen Ringmuur, behoorlyk affcheiden. Op den tweeden van Oogstmaand deeden de Heeren eene Afkondiging, waarby zy de Ingezeetenen vermaanden , zich van de nieuwe Begraafplaatze te bedienen. En vermids de Persloop , zedert eenigen tyd, zo hier als elders, fterk gewoed hadt, begeerden zy dat de Lyken der Diakonie-armen, aan die ziekte overleeden, al-  NEDERLAND. ai aldaar insgelyks zouden begraaven worden , ten einde om aldus, ware 't mogelyk, 'den verderen voortgang der aanfteekende kwaaie te voorkoomen. Meer dan eens heeft men aangedrongen en duidelyk betoogd, de nuttigheid en noodzaaklykheid der affchaffinge van het overblyfzel des alouden bygeloofs, het begraaven van Lyken binnen de Muuren der Steden, vooral in en omtrent de godsdienflige Vergaderplaatzen. Doch, te diepe wortels fchynt het Bygeloof te hebben gefchooten in de harten der menfchen, om voor als nog te kunnen verdeigd worden. De Arnhemmers feheenen van dien Geest insgelyks bereeden te worden. De bovengemelde Afkondiging was niet gefchied , of 'er ontflondt gemor onder eenige Ingezeetenen zy weigerden aan het gebod te voldoen , en begeerden dat het Oude Kerkhof zou herfteld worden. Om het gereezene misnoegen, ware 'c mogelyk, in zyne geboorte te fmooren, beleide de gezworene Gemeente eene Vergadering, waai in beflooten wierdt , zich te vervoegen by den Voorzittenden Burgemeester , en denzelven onder 't oog te brengen , dat hoewel zy voor zich zeiven overtuigd waren van de heilzaamheid der beraamde fchikkinge op het begraaven , nogthans zich verpligt oordeelden aan te B 3 drin-  22 Het BEROERD dringen op de intrekking van het genomene Befluit: dewyl zy buiten dat geen middel zagen om het Gemeen in rust te houden , maar integendeel beducht waren voor zeer nadeelige gevolgen. IntusLchen ftorf de vrouw van een Serjeanc van het Krygsvolk, 't welk te Arnhem in Bezetting lag. De Kolonel quadt, Bevelhebber van het Krygsvolk, gaf, met voorkennis der Regeeringe, terftond last dat het Lyk dier vrouwe, nog dien zelfden avond, ten acht uuren , op het Nieuwe Kerkhof moest begraaven worden. Dit deedt het morren onder het Gemeen herleeven: men riep openlyk en by aanhoudenheid dat de Publikatie op hei begraaven moest worden ingetrokken. Doch de Regeering, goed regt en reden meenende te hebben voor de beraamde fchikking, weigerde hier aan te voldoen. Dit deedt de opfchudding hand over hand toeneemen. De geheele Bezetting kwam hier op in de wapens, en bezette het Stadhuis , terwyl zy intusfchên, op last der Bevelhebberen, met fcherp laadde. Behalven den fchrik en de ontroering, by de Burgery hier uic ontdaan, oordeelde dezelve daarenboven in haar regt benadeeld te worden, als zynde het, in gevalle van eenig gevaar, welk dgr Regeeringe dreigde, haare post, en niet dis der Krygsbezettinge , om de Wethouders te be» fchermen. In eene vergadering van den Burger- Krygs-  NEDERLAND. 23 Krygsraad, die op ftaanden voet beleid wierdt, nam men bet befluit, der Wethouderfchap den dienst der Burgerye aan te bieden , en te verzoeken , dr.t deeze de Militairen mogt afiosfen, en zeiven Hunne Wel Ed. Gr. Achtb. bezvaaren. Gereedelyk en met genoegen wierdt deeze aanbieding aangenomen. Terftond hier op verfcheen eene der zes Bur» ger-Kompagniën onder de wapenen, en nam gang na het Stadhuis. De vyf overige Vaandels hielden zich intusfchên gereed , om te verneemen, hoedanig zich de Krygsmagt zou gedraagen. Doch deeze hadt den aantogt der Burger-Kompagnie niet vernomen, of zy bewees dezelve de behoorlyke Krygseere , gaf haaren post goedwillig over en trok vervolgens af. Onder dit alles was het boven gemelde Lyk boven de aarde gebleeven. Den volgenden dag, Zondag den derden der Maand , gaf de Bevelhebber van het Krygsvolk last om hetzelve te begraaven, buiten de Stad , op de aangeweezene plaacze. Ter voorkoominge van allen moedwil^ en opdat het Lyk niet door geweld zou worden weggenomen , deedt hy het Graf, tot 's anderendaags Middags, door eene gewapende Bende bewaaren. Hoewel het Gemeen de begraaving van des Serjeants huisvrouwe niet geftoord hadt, voedde B 4 hec,  c4 Het BEROERD het, nogthans, deswegen een heimelyken wrok, die fpoedig uitbrak. In den nacht tusfchen Zondag en Maandag wierden hier en daar verfcheide baldaadigheden en ftraatfchenderyen gepleegd , en aan de huizen van Regenten de glazen ingeflagen. Dit verwekte zulk eenen fchrik onder de Regeering, dat zy , op den vierden der Maand, de Afkondiging op de begraaving buiten de Stad introk. Toegeeflykheid aan de zyde der Wethouderen, in tyden van öpfchuddingë\ is dikmaals eene bron van meer baldaadigheuls, en doet, by het muit. zuchtig graauw, den moed groeien. Dit althans gebeurde te Arnhem. Een deel flegt volk hadt de jongfte Afkondiging niet vernomen , of het rukt in grooten getale te hoop , trekt na buiten na het Nieuwe Kerkhof, breekt met geweld de yzeren hekken open , waar mede het geflooten was, haalt het bewuste Lyk uit het Graf, en draagt het, onder een fchrikwekkend gejuil van Hoezee! de Stad rond, tot voor het huis des Bevelhebbers. Van hier nam men vervolgens gang na de Sr. Jans Kerk, alwaar het, onder het gelui van klokken, van nieuws ter aarde wierdt befteld. Naa deeze verrigtingen, begaf zich eene talryke fchaare , beiïaande meest uit opgefchooten Jongens en flegte Wyven, na het Nieuwe Kerkhof. Hier  NEDERLAND. 55 Hier rameiden zy den Ringmuur om verre , wrongen de yzeren deuren uit derzelver hengzelen , torsten dezelve , ondanks haare zwaarte, na de Stad, tot voor .het huis van den Jood meyer, en liepen voorts rond by de huizen, om een drinkpenning te vraagen, ter belooninge van dit bedryf. Op het overige gedeelte van den dag, 't welk in taamelyke ftilte ten avond liep , volgde een zeer onrustige Dingsdag. Een fchrikwekkend gerugt vloog door de gantfchef Stad , dat men na Nymegen hadt gezonden om Krygsvolk, 't welk diensvolgens reeds in aantogt was, om den oproer te beteugelen, en de muitemaakers in verzekering te neemen. De Heer bekking nevens eenige anderen vervoegden zich hierop by de Burgemeesteren van hamel en pronk, om van dezelve te verneemen, wat 'er van het gerugt, wegens de komst van Krygsvolk, ware. Hoewel deeze Heeren verklaarden, daar van geene kennis te hebben, 't voldeedt, egter, niet: men bleef nog al ongerust. Van hier dat de Kapiteinen der Schutterye ftraks byeen kwamen , en , met voorkennis van de meerderheid der Wethouderfchap, vervolgens hunne Manfchappen zonden na den Rhynbrug en de Veeren , om aldaar post te vatten. Alle de Ponten en Booten, welke op de rivier lagen, wierden aan de zyde der Stad gehaald en B 5 de  £ó Het BEROERD de Schipbrug afgebroken. Doch alle deeze behoedmiddelen wierden noodeloos bevonden : althans het gevreesde Krygsvolk kwam niet ten voorfchyn: 't zy dan, omdat het gerugt der naderinge een ongegrond uitflxooizel, of omdat het bevel tot deszelfs optogt was ingetrokken. Naa de dus bedaarde opfchudding, welke zommigen meenen een opgefteld en doorgeftoken werk geweest te zyn, kwam de Stad, voor eene wyle tyds, in rust, om in 't vervolg, zo als wy nader zien zullen, wederom gelloord te worden door gruwelen en fnoodheden , waar van het herdenken het gevoelig hart doet zidderen. De Burgemeesters pronk en schimmelpenning van der oye verzogten en verkreegen zedert hun ontflag; eenige andere leden der Wethouderfchap, die insgelyks hunne posten wilden nederleggen wierden overgehaald om in het bewind te blyven,. Op aanfehryven des Stadhouders, om een berigt wegens het gebeurde en de middelen ter herflelling van de rust, deedt de Regeering een verflag, waar tegen de Burgemeester h. brantzen een Protest inleverde, behelzende eene klagte over de gruwelyke baldaadigheden en tergende ftoutheden, by de opdelving en daarop volgende begraaving van het bewuste Lyk gepleegd, als me-  NEDERLAND. £7 mede over de {lapheid der Justitie, by die fchroomelyke gelegenheid. Onze landgenooten draagen geheugen, hoe in voorgaande tyden, zints een' reeks van jaaren, de achtlte dag van Lentemaand , Verjaardag van willem den V, zonder eenige opfchudding en in betaamelyke vreugdebedryven van veele welmeenende Ingezeetenen wierdt doorgebragt. Zommigen zagen dien dag te geraocte met onverfchilligbeid, anderen met verlangen. Niemand hadt eenigen inval van kwaad, gelyk ook, in die vreedzaame tyden, van dien jaarlykfchen vierdag geen onheil was te duchten. Geheel'anders heeft het zich onder de Landzaaten laaten aanzien, zints de wyd van een loopende denkwyze over den Stadhouder de gemoederen der Ingezeetenen tegen elkander in vuur en vlam gezet heeft. De algemeenheid der Vreugdebetooningen is reeds voor lang verdvvcenen , en heeft plaats gemaakt voor zeer gevaarlyke en verre uitziende beweegingen, die, waren zy niet gefmoord in de geboorte, of by tyds geüuit, ginds en elders, veelligt, in een bloedbad hadden kunnen eindigen, 's Prinfen voorftanders, naamelyk, ziende hoe zy, op veele plaatzen, het onderfpit begonnen te delven, waren bedagt op middelen om hunnen Aanhang te verfterken, en de andersgezin-  ég Het BEROERD zinden, door hec eenig hulpmiddel, welk hun nog overfchooc, bedreigingen en vreeze , toe zwygen te brengen. Geen voegzaamer dag in 'c 't gantfche jaar meenden ze hier toe te kunner. kiezen, dan het feest van 's Prinfen geboortever-, jaaringe, als h welk, onder het masker van betaamelyke Vrolykheid, eene gepaste aanleiding verfchafte toe het pleegen van opfchuddingen, die hunne oogmerken in de hand werkten. Dit hadt,onder andere,plaats te Rotterdam, op den befaamden vierdag des jaars r>8$ De volgende byzonderheden worden aangaande het voorgevallene als echt en geloofwaardig voorgedraagen. Reeds verfcheiden dagen voor den gewigtigen dag, hoorde men zeer veel fpreeken van toebereidzeis tot Vreugdebedryven op 's Prinfen verjaardag. Naar gelange de achtfte van Lentemaand naderde , wierden deeze gerugten meer en meer algemeen. Men luisterde eikanderen in 't oor, dat elk Burger, zonder onderfcheid , zou genoodzaakt worden, Oranje te draagen. Zelf ging de fpraak, dat het gefpuis reeds bezig was rn2 rondloopen aan de huizen der Burgeren, om van dezelven geld te vraagen ter eere van den Prinfe. De loopende gerugten kwamen wel haast ter ooren der Zakkedraagers, een talryk Gild hier ter ilede, en altoos vermaard door hunnen yver voor Oran-  NEDERLAND. ap Oranje. In de tegenwoordige drukte het onbetaamelyk oordeelende ftil te zitten, verzogcen zy aan Burgemeesteren verlof, om van den Stads Timmer* tuin te mogen haaien, eenen Eereboog, die, nu zeventien jaaren geleeden, hadt gediend ter gele* genheid der inhuldiginge van den Stadhouder, en aldaar zedert was bewaard. Het oogmerk van die verzoek , was, dien Eereboog te plaatzen voor het Zakkedraagershuisje en vervolgens te verlichten. Burgemeesteren bewilligden in dit verzoek, buiten weeten der Leden van de Wet, aan welke zy eerst naderhand daar van kennis gaven. Op een Stads wagens en door Stads bedienden wierdt de Eereboog ter beltemde plaatze gebragt. Eene dus ongewoone beweeging baarde onder* tusfchen geene kleine bekommering en verlegenheid onder de goede Burgery , in de angstwekkende onzekerheid , hoedanig een einde dit alles zoude neemen. Nog benaauwder wierdt de angst by veelen, zints men vernam, dat men, aan verfcheiden huizen , onder de deuren briefjes hadt gevonden, by welke plondering en de galg gedreigd wierden. Geen huis bleef vry van het bezoek van 't bedelende Graauw; niemand bykans durfde de aanzoekers met ledige handen afwyzen, vooral zints het rugtbaar was geworden, dat een zeer aanzienlyk Heer de verregaande milddaadigheid hadt geoeffend,om aan de rondloo- pen-  30 Het BEROERD pende bende vyftien Dukaaten uit te deelen. Op zommige plaatzen ging het vraagen , of liever eifchen en dwingen, gepaard met de uicfpoorigfte baldaadigheid. Zekere Juffrouw, omdat zy, naar den zin der bedelaaren, niet genoeg hadt gegeeven, wierdt aan het lichaam mishandeld, en ontkwam met moeke dè handen van den onbezuisden hoop. Daar men de koenheid hadt, de rondloopers met ledige handen af te wyzen, floeg men hier en daar de glazen in. Daarenboven hoorde men, by wylen, mompelen van het pionderen van de huizen van eenige voornaame Koornhandelaars, om reden dat 'er geen zeer groote voorraad van Koorn in de Stad, en het Brood reeds eens en andermaal was opgeflagen; alle 't welk , door 't onkundige Gemeen, aan de fterke verzendinge na buiten wierdt toegefchreeven. Schrik en vervaardheid vervulden , onder dit alles , de geheele Stad. Elk ftil en vreedzaam Burger verlangde, en meende met regt te mogen verwagten, dat ter beteugelinge van deeze üitfpoö* righeden, van de zyde der Regeeringe, de fterke arm uirgeftrekt en gepaste maatregels zouden genomen worden, 't Liep, egter, aan tot Vrydag avond ten half zeven uuren , 's daags vóór den Verjaardag, eer eene Kompagnie Burgers op het Stadhuis wierdt ontbooden. Eerlang wierdt dezelve verfterkc met eene tweede Kompagnie; den  NEDERLAND. 31 den gantfchen nacht zonden zy Ronden door de Stad. Den volgenden dag bleef ook eene Kompagnie Burgers onder de wapenen. Eindelyk verfcheen de lang gevreesde Saterdag. Het Graauw, van den kant der Burgeren tot nog toe geenen tegenftand ontmoet hebbende, vierde thans den ruimen teugelaan alles, wat losgelaatei?e moedwil en baldaadigheid hetzelve in het hart gaf. Wyven en Jongens, pronkende roet Oranjevaandels en opgetooide hoeden en mutzen, riepen by troepen door de Stad, om aan de huizen geld te bedelen. De Zakkedraagers , Koornmeeters , Kruyers, Sleepers , Molenaars , alles was met die kleur uitgeftreeken. De Vischmarkt was ryklyk opgefchikt; de Waterpompen pronkten met Kroonen en Opfchriften. Alwie geen Oranje konde verwonen, was zyns lyfs niet zeker. Zeker Kantoorbediende, die geen Oranjelint by zich hadt, wierdt deerlyk gehavend. Op de Boteriloot dreigde men zekeren Heer in 't water tè' fmyten, indien hy niet den oproerigen hoop ten wille ware om zynen hoed te tooien met een Oranjelint, welk hy in zynen zak hadt. Zelf liepen de Hellebardiers, de Lyfwagten der Burgemeesteren , niet vry , maar wierden door geweld gedwongen , zich met de heerfchende leuze te lieren. Daar de uitgelaatenheid en woedende brood- dron-  32 Het BEROERD dronkenheid dus haaren rol fpeelde, was men niet zonder reden beducht, dat dit alles eerlang in nog fnooder feiteiykheden zou uitharden. Men vreesde voor plondering van deeze en geene Vaderlandsgezinde Burgers. Sterk hoorde men reeds mompelen van eenen geweldigen aanval op het huis van den Heere Ambasfadeur van berk el. Doch dit onheil wierdt voorkoomen door de gewapende Burgery, hoewel dezelve, tot weeringe van de overige ongeregeldheden , tot nog toe geene hand hadt uitgeilrekt. Behalven het wagt houden en beurtelings aflosfen van eene gewapende Kompagnie, hadt men de noodige maatregels be. raarmi, in gevalle van eene ondernomene plonderinge, om alle de twaalf Burger Kompagniën terftond in de wapens te doen verfchynen. Men wil dat deeze fchikking , hoe heilzaam en pryswaardig, beraamd en vastgefteld was tegen het gevoelen van zeker voornaam Heer, die,in deezen onrustigen tyd, de veiligheid der Stad aan de gewoone Burgerwagt alleen wilde hebben toevertrouwd. Opdat de Vleeschhal, die op saterdag gemeenlyk tot elf uuren open ftaat, aan het hollende gefpuis geene wapenen zou verfchaffen, wierdt dezelve reeds ten zes uuren in den avond geflooten. Was het gedruis en krioel langs de ftraaten der Stad, zo lang de dag lichtte, zeer geweldig en  NEDERLAND. 33 en drük geweest, niet minder was hetzelve naa het vallen van den avond. Eenige oorden der Stad, vooralde agterbuurten, wierden ftaatelyk verlicht, inzonderheid ook de Eereboog , doof de Zakkedraagers voor hunne vergaderplaats geplant. Op verfcheiden plaatzen zag men vreugdevuuren branden, en hoorde 'er Zwervers en Snaphaanen affchieten. Troepen van honderdvyf* tig tot tweehonderd Mannen , Wy ven, Jongens, allen met Oranjelinten en itrikken bepronkt, zag men langs de ftraaten zwieren. Eenigen gingen gebukt onder Eereboogen of Kroonen; anderen zwaaiden met flesfen, uit welke zy den drank zo ryklyk in den gulzigen balg zwelgden, dat ze eerlang fuifebollende ter aarde Hortten* Nu en dan vernam men de klugtigfte vertooningen, die het gefronste gelaat der bedrukte aanfchouwers wel eens deeden ontrimpelen, en , hoe geprangd het hart ook ware , een onwilligen lach afpersten. Dus zag men, onder andere, een Molenaarskar, met volk gelaaden, en in het midden van hetzelve den Molenaar, draagende op het hoofd eene groote Muts met Oranjelinten en ftrikken, en houdende een verfierden pyp in den mond. Eindelyk wordt nog verhaald, dat een zeker Hoog* eerwaardig Heer, die den tytel van Hoogleeraar voert, by deeze gelegenheid, boven veele anderen heeft uitgemunt, üitgedoscht in '1 Geestelyk IV. deel. C plegt-  34 Het BEROERD plegtgewaat, hadt hy zich begeeven na de Agterftraaten der Stad , en aldaar, onder hec vreugde, bedryvend gefpuis, geld uicgedeeld. De Zakkedraagers vereerde zyn Hooggeleerde insgelyks met een bezoek, om derzelver llluminatiën in oogenfchyn te neemen , en betoonde daar over zyn genoegen en goedkeuring door een vriendlyken lach. Hoezeer de Heer hofstede, naderhand, door een berigc in de Nieuwspapieren, de omftandigheden deezer wandelinge door de Stad heeft zoeken te verbloemen, hy erkent, nogthans, de zaak zelve, met by voeging , dat hoewel hy, by die gelegenheid, geene Oranjetekens heeft ge* draagen, zulks evenwel, indien hy het gedaan hadde, zich niet zou gefchaamd hebben. Aldus liep deeze fchroomlyke dag ten avond en eindelyk voorby, misfchien tot een heimelyken fpyt van veelen, omdat dezelve niet de uitwerking hadt gedaan, welke zy zich daar van hadden voorgelteld. De welmeenenden wierden hier door op de gedagte geleid tot het oprechten van een Vrycorps, om in tyd en wyle te dienen ter weeringe van alle ongeregeldheden, zo op andere tyden , als ook indien van nieuws dus een ongeregelde en oproerige Geboorteverjaaring van den Prinfe Stadhouder mogt gevierd worden. Van de volgende voorvallen , hoewel flegts eeni-  NEDERLAND. 3$ eenige weinige perfoonen raakende , kunnen wy nier. nalaaten verflag te doen, alzo dezelve, ware *er niet tydig in voorzien, veelligt aanleiding hadden kunnen geeven tot veel gerugts maakende beweegingen. Lieden van gelyke denkvvyze, als die wy ten tooneele zullen voeren , kunnen 'er eene nutte leering en waarfchuwing uit afleiden ; of liever, zy behoorden daar door genoopt te worden om van denk- en handelwyze te veranderen. De bedoelde gebeurtenisfen vielen voor te utrecht, in den jaare 1783. De alom bekende en beruchte Lcidfche Advokaat eli a s luzac, Schyver , meent men, van de befaamde Keinier Fry aards Brieven, eenigen tyd te Kleeve vertoefd hebbende, kwam, op den zevenentwintigflen van Oogstmaand, aan de gemelde Stad. Hy nam zynen intrek in het Maliehuis, alwaar hy zyne huisvrouw, die hem van Leiden derwaarts zou te gemoet reizen, hadt befcheiden. Naa het middagmaal zondt hy zynen knegt na de Stad, om by zekeren Apotheker? Pillen te doen gereed maaken, volgens een Voorfchrift, waarop de naam van lüzac gefchreeverl ftondt. Naa verloop van eenigen tyd kwam des Apothekers knegt met de Pillen in de Herberg, vraagde na des Advokaats Kamer , tradt 'er bir« nen, en eischte dertig Stuivers; hem met een vraagende, ofhyELiAs Luzac ware? Op deeze? C & Vraag  36 Het BEROERD vraag gaf de Advokaat geen antwoord, maar zeide alleenlyk, de penningen voor de Pillen, door zynen knegt, te zullen doen bezorgen. Naa verloop van eenigen tyd wierdt den Advokaat in deszelfs Kamer aangediend, dat des Apothekers knegt wederom buiten was , en geld voor de Pillen vraagde. Hy deedt hem binnen koomen, en verklaarde nu, dat de reden des uitftels van betaalinge was, omdat hy den geëischten prys te hoog vondt, doch terftond zynen knegt zoude zenden. Hy deedt het, en langde de penningen, van welke hy quitantie vraagde. 's Anderendaags naamiddags begaf zich de Heer luzac, nevens zyne huisvrouw, Steedewaarts,tot het afleggen van een bezoek by zekeren Advokaat. Naauwlyks was hy gekoomen in de Straat, in welke deeze Advokaat woonde , of men hoorde 'er, uit een Bovenvenfter van een huis, met luider ftemme, luzac! roepen. Tevens zag men aldaar den bovengemdden Apothekersknegt, die aan zommigen der voorbygangers zeide , dat de Heer, welken zy aldaar zagen gaan, luzac van Leiden was. By. deezen en zyne huisvrouw baarde ondertusfchen de or verwagte ontmoeting eenige bekommering. Nogthans lieten zy zich gerust ftellen door hunnen vriend, en keerden eerlang te rug na hunne Herberg. By de Malitpoort ontmoetten  NEDERLAND. 37 ten ze van nieuws den meer gemelden Apothekersknegt , die luzac vernomen hebbende, in allen fpoed vooruit fnelde na 't Maliehuis , voor 't welk een groot getal manlieden vergaderd was. Dit, gevoegd by zyne ontmoeting in de Stad, deedt den Advokaat eenigen argwaan opvatten: waarom hy niet in de Herberg tradt, maar zyne wandeling vervolgde, door eene Laan, ter zyde van de Maliebaan. Vier perfoonen van het gezelfchap, welk voor het Maliehuis ftondt, dit ziende, floegen hierop de zelfde Laan in; geenzins, gelyk eerlang bleek, met het vriendlyk oogmerk om hem in zyne wandeling te verzeilen. Want hem ontmoet zynde, gaf een van hun hem zo geweldigen floot tegen het lichaam, dat hy genoodzaakt .was, zich van zyne huisvrouwe af te zonderen , en over een Grebbei of klein Slootje naast den wandelweg te fpringen. Voorts floeg hy een klein Laantje in, welk hem op den Stads Singel bragt, en ontkwam aldus zyne aanranders. Niet gering, zo als gereedelyk is te denken, was onder dit alles de ontfteltenis van Mevrouwe luzac Zy badt den perfoon, die haaren Man hadt geftooten, en hem nu dreigde te vervolgen, hier van af te zien , maar dat zy na het Maliehuis mogt gebragt worden, om iets voor den C 3 fchrik  Het BEROERD fchrik tc gebruiken. Aan 'c een en ander verzoek wierdt voldaan. Intusfchên hadt de Advokaat luzac de Stad, en in dezelve het Logement de Plaats Royaal, bereikt. Van hier zondt hy terftond eene Koets na buiten, om zyne huisvrouw af te haaien, terwyl hy zelve midlerwyl in eene der Zydkameren haare komst afwagtte, Bykans een uur hadt hy hier vertoefd, wanneer onverhoeds tot hem kwamen binnen ftuiven de vier mansperfoonen , die hem buiten de Stad hadden aangevallen , en nu verzeld wierden van een vyfden. Zy flooten de deur van het vertrek, zo dra zy waren binnen getreeden. Wat hier omging , bleek wel haast aan des Advokaats roepen om hulpe: waarop de knegts van het Logement toefchooten, en de deur met geweld geopend hebbende, hem zeer gehavend vonden, klaagende daarenboven over het geweld en de mishandeling, die hem waren aangedaan. Heimelyk wierdt hy vervolgens geleid na een der Bovenvertrekken, alwaar by'den nacht doorbragt, naa verloop van welken hy in ftilte de Stad verliet. Mevrouw luzac, midlerwyl vernomen hebbende, wat 'er in de Plaats Royaal gaande ware, hadt dien nacht elders haaren intrek genomen, en vertrok vervolgens insgelyks pit Utrecht, Hoewei het onbefcheiden gedrag deezer lieden  NEDERLAND. 39 den niet kan verfchoond worden, is het te denken dat de Advokaat zich het zelve hadt op den hils gehaald , door zyne ftaatkundige denkwyze, hemelsbreed verfchillende van die der meerderheid der Utrechtfche burgeren, die nooit hunne goede zaak behoorden te befmetten met dusdanige perfoneele mishandelingen. Uit diergelyk een beginzel ontftondt ook de ontmoeting , welke , weinige dagen laater, den bekenden Profesfor Honorarius petrus hofstede, van Rotterdam, insgelyks te utrecht wedervoer. Op den lar.tlt.en van Oogstmaand was hy aldaar aangekoomen, met oogmerk om 's anderendaags na Harderwyk te vertrekken. Eer hy de reize derwaarts aannam, deedt hy, met eenen Neef, zynde een Proponent , eene wandeling na het Starrebosch , om aldaar het Vrycorps zyne wapenoefeningen te zien verrigten. Onder de menigvuldige aanfchouwers wierdt de Rotterdamfche Hoogleeraar aangefproken door zekeren perfoon , die hem kende, en openlyk rekenfchap afvorderde, van de fchimpende redenen, welke hy gezegd wierdt, tegen den Burger-Wapenhandel te hebben uitgeflagen. Welhaast voegt zich daar nevens een ander Utrechtenaar , die, het onderwerp des gefpreks vernomen hebbende, zyne harde woorden fluks doet gepaard gaan met gevoelige redenen. De verfchrikte Hoogleeraar, C 4 om  4o Het BEROERD om hec dringende gevaar te ontgaan, begeeft zich op de vlugt; doch men vervolgt hem even Ipoodig, en plukt en havent hem dermaate, dat zyne klederen niet weinig befchadigd waren. Eerst zogc hy lyfberging in den Schuur eener naby gelegene Pannebakkery : doch moest denzelven wel haast verlaaten. Thans kreeg by eenen Onder» fchout met eenen Geregtsdienaar in het oog, en riep aan dezelven om byftand ; doch zy hadden geenen moed om dien te- bewyzen , alzo hun , door eenigen, wierdt gedreigd, dat zy vreezen mogten, indien ze eene hand ter hulpe uitftaken. Eindelyk gejukte het den Heere hofstede, zich door den drang eenen weg te openen tot aan zyne Herberg den Engel, buiten de Tolfteegpoort; doch hy vondt dezelve zo digt met volk bezet, dat hy het, om daar binnen te koomen , voor onmogelyk hielde. Onder het dringen, fchoppen en ftooten der menigte wierdt hy nu voortgefleept, tot aan het huis van den Grutter van der schilden, die hem binnen nam, en voorts de voordeur zyner wooninge toefloor. Hierop ftreeft de menigte na het Agterhuis, en maakte reeds eenigen toeftel tot pionderen, wanneer zy den Profesfor, die intusfchên ook dit huis hadt verlaaten, in het oog krygende, hem van nieuws op zynen weg vervolgde. Nog heviger dan voorheen was nu de aanval, en zou het , veelligt, ten ergfte met  NEDERLAND. 41 met hem zyn afgeloopen, hadde hy niet de wyk ge» nomen in de Herberg Jeremie, alwaar hy ontzet wierdt door de Heeren bronkhorst , Zoon van de Vroedfchap, perponcher, falk, davenis en van vloten; op verzoek deezer Heeren hielde de menigte van hem af, en fpaarde hem het]eeven,'t welk, meent men , buiten datzeer veeg zou geflaan hebben. Op zyn eigen verzoek bragt men den Heer hofstede na het Stadhuis, werwaarts de gemelde Heeren, benevens den Schout oskamp en eenige Dienaars, hem verzelden. Den volgenden nacht ten twee uuren vervolgde by zyne reize na Harderwyk. Men verhaalt dat de lappen, die, onder de fchermutzeling, van 's Hoogleeraars Rok gefcheurd waren, zedert voor geld verkogt wierden. Wy herhaalen hier • onze voorgaande aanmerking. Dusdanige mishandelingen , hoewel, zo 't heet , uit yver voor de goede zaak gepleegd, kunnen van geen bezadigd en verftandig Patriot gepreezen worden, maar verdienen de fterkfte afkeuring en verontwaardiging, 't Gemeen, 't welk veelal naar den fchyn oordeelt, velt, dikmaals, vonnis over de deugdelykheid eener zaake, uit de natuur en hoedanigheid der wapenen , welke, tef haarer befcherminge, worden te baate genomen. In onbefcheidene en hoonende taal zich openlyk uit te laaten , onder de thans heerfchende wyd van C 5 een  42 Het BEROERD een loopende verdeeldheden, is voor 'c minst eene onberaadene en gevaarlyke onvoorzigtigheid. Doch, tegen welke gezinte zulk eene taal ook worde uirgeflagen, geen weezenlyk voordeel op den duur zal 'c haar aanbrengen, dat derzelver voorltanders den fchimpenden Yveraar tragten te wederleggen, door hec toebrengen van een bebloeden kop of het pionderen van zyne wooninge. Gelyk ieder meent, het regt en de waarheid op zyne zyde te hebben, dus behoort hy ook de wederfpreekers niet met ltokflagen , maar met redenen te wederleggen. Dit heeft plaats zo wel in Staatkundige als in Godgeleerde gefchilftukken. Hec jaar 1784, waartoa wy thans overgaan, verfchaft, zo wel als het voorgaande, overvloedige Schryfltoffe tot onze verzameling. Met het gebeurde te arnhëm zullen wy het fchrikwekkend en landverdervend Treurtooneel openen. Door het voorgevallene , in Oogstmaand des jongstvoorgaanden jaars, was aldaar in de gemoederen ontdaan eene gisting, welke alle vredelievende en rustminnende Ingezeetenen met angst vervulde, en de regtmaatige vreeze gaande hieldt, dat de fmeulende vonk , ten eenigen dage , vlam vatten en ten dake zoude uitflaan. Het thans herftelde Kerkhof binnen de Stad was voor veelen nog al een fteen des aanftoots. De toegeeflyk- heid  N E D E.R L A N D. 43 beid der Regeeringe, by die gelegenheid betoond, was een fpoorflag voor 't Gemeen , om eerlang tnet zyne eifchen van nieuws ter baane te koomen. Dit gebeurde met 'er daad, in het einde van Hooimaand. Misfchien om te beproeven, wat de Regeering thans in haaren fchüd voerde , vervoegden zich eenigen uit de Burgerye aan dezelve , met verzoek, zo 't heette, dat in de zamenftelling van den Ringmuur, door welken het Kerkhof wierdt afgeflooten, eenige verandering mogt gemaakt worden. Men deedt dit verzoek met den bygevoegden eisch, om daarop een beflisfend antwoord te mogen bekoomen , uiterlyk voor den tweeden van Oogstmaand eerstkoomende, den dag, op welken het gebeurde van het voorleeden jaar zoude verjaaren. Midlerwyl liep door de Stad een fchrikbaarend gerugt, dat men eerlang een diergelyk oproertooneel, als voorheen, zou aanrichten, en de muuren van het Kerkhof, die thans in voorgaanden ftaat herfteld waren, met geweld om verre haaien. De huizen van den Voorzktenden Burger meester h. brantzen en van den Gemeensman beckikg, hoewel deeze bekend ftondt voor een yverig Voorftander van 's Volks regten, wierden met plondering gedreigd. Behalven eenige andere, wien diergelyk een lot zou boven 't hoofd han-  44 Het BEROERD hangen , wierden daarenboven nog genoemd de huizen van vyf Gekommiteerden uit de Burgerye, welke men onlangs van hunne posten hadt verlaaten , omdat zy hadden geweigerd, in te Hemmen en mede te werken in de geweldige maatregelen der doldriftige Yveraaren , alzo zy van oordeel waren, dat door dezelve meer nadeel dan nur, aan de goede zaak der Vryheid en Voorregten, wierdt toegebragt. Deeze en foortgelyke gerugten liepen , zints eenige dagen, door de Stad , met eene ftrydige uitwerking, naar gelange van eens ieders byzondere denkwyze. Eenigen fchrikten tegen den tweeden van Oogstmaand. Anderen floegen geen geloof aan de dreigende maare; indien, dagten en zeiden ze, het Gemeen waarlyk zwanger ging van oproerigheid en plonderzucht, zou het niet vooruit loopen, met de aankondiging van dezelve, en dus den fterken arm wekken om dezelve te vcrydelen. Dus fchynt 'er ook de Regeering over gedagt te hebben : althans men zag geene de minde voorzorge of behoedmiddelen gebruiken, om den gedreigden florm af te weeren. 't Bleek eerlang , dat de verfpreide gerugten geene bloote dreigementen waren. Op den gevreesden tweeden van Oogstmaand zag men , in den Voormiddag, een goed getal flegr volk te hoop loopen, en gang neemen na het Kerkhof, voor  NEDERLAND. 45 'c huis van den Jood me ver; zy waren voorzien van een Ladder, Touwen en een Ketting. Een uit de bende plant voorts den Ladder tegen hec yzeren Hek, rukt 'er den Lantaarn af, en maakc vervolgens een dik touw aan het boveneinde van het Hek vast. Zyne makkers gaan hierop aan het trekken, en haaien het gemelde Hek, binnen weinige oogenblikken, onder den voet. Van dit voorval, zo dra het in de Stad rugtbaar wierdt, gaf men ftraks kennis aan den Burgemeester brantzen , die thans het gewoone Onderzoek van de Jeugd in de Latynfche Schoole by woonde. Op deszelfs Befchry ving, kwam ftraks de Wethouderfchap byeen , die tot twee uuren vergaderd bleef, en andermaal in den agtermiddag zamen kwam. Volgens befluit, in den Agcbaaren Raad genomen , wierdt den Bevelhebber van het Krygsvolk quadt belast, Schildwagten by het Kerkhof te plaatzen, het huis van Burgemeester brantzen met eenige Manfchap te bezetten , en voorts Ronden te laaten doen door de Stad, ter weeringe of verftrooijinge van alle oproerige zamenrottingen. Dit bevel en het volvoeren van hetzelve fcheen geenzins te vallen in den ftnaak van den Burgerkrygsraad. Althans eenige leden van denzelven vervoegden zich,nog dien zelfden dag, by den Overfte quadt, met verzoek dat hy de Schildwagten  46 Het BEROERD ten van het Kerkhof wilde wegneemen, en de bewaaring van hetzelve, zo wel als van de rust der Stad, voor de Burgerye overlaaten. Doch deeze, met reden daarop geantwoord hebbende, daartoe geene vryheid te hebben, en de fchriftlyke bevelen der Regeeringe te moeten opvolgen , vervoegden zich de Afgevaardigden van den Krygsraad, met hetzelfde verzoek, by den Burgemeester brantzen, die hun te gemoet voerde, dat de noodige fchikkingen op het Krygsvolk reeds gemaakt, en 'er , zyns oordeels, geene redenen waren, om den gegeeven last in te trekken. Volgens zommigen zou de Burgemeester 'er nevens gevoegd hebben , dat het voorgaande jaaf geleerd hadt, hoe de Burgery zich ligtelyk konde doen gelden om dusdanige dienstbetooningen, en daar voor vorderen de inwilliging van gewaande regten. Wat hier van zy, de Heer brantzen wees het gedaane verzoek, en dus de aangeboodene hulp der Burgerye, van de hand. Dien zelfden avond, terwyl de Krygsronde reeds op ftraat was , kwam op eene plaats der Stad, de Boomtjes genaamd, zekere van resteren, tusfchen welken en de Krygslieden eenige woorden voorvielen. Deeze beweerden dat de Burger hadt geweigerd voor hun te wyken : terwyl van resteren zulks ontkende. Hoe 't zy, van woorden kwam men eerlang tot daaden. Een  NEDERLAND. ft Een Granadier bragt hem, met den Kolf van den Snaphaan, een zo gevoeligen flag toe , dat hy jgewond na huis keerde. Het gerugt van deeze ontmoetinge vloog fpoeidig door de Stad. De verbittering, tusfchen de Burgery en het Krygsvolk, welke reeds lang ge'fmeuld hadt, ontving hier door nieuwe kragt, en 't liet zich nu aanzien, dat het fmeulend vuur fpoedig ten dake zoude uitflaan. Dit gebemde mog in dien zelfden nacht. Van de Burgerwagt, ilthans op de Waag vergaderd, onder bevel van den Heere troost, wierdt eene Ronde Idoor de Stad gezonden. Het zelfde gefchiedde van wegens het Krygsvolk van de Hoofd wagt. Omtrent één uure onnnoetten elkander de beide Ronden in de Turfftraat. Spoedig rees 'er gefchil iitusfchen beiden, wie voor de andere in \ wyken ;zoude plaats maaken. Beiden weigerden het volftandig; het gefchil moest dus door geweld beflist worden. Men geeft vuur op elkander. Op het gerugt van dit fchteten, worden ftraks eenige Burgers van de Waag hunnen makkers ter hulpe toegefchikt. Eenige van deeze, zegt men, verfchoolen zich in een klein Gangetje , en gaven ivan daar vuur op de Soldaaten, onder het voor;by trekken na de Hoofd wagt. Twee Officieren, len een van dezelve zeer gevaarlyk, en verfcheii den Soldaaten wierden hier door gekwetst, en een  43 Het BEROERD een Granadier dood gefchooten. Het gezigt vari deezen gefneuvelden Spitsbroeder, welken men * nevens de gekwetften , op de Hoofd wagt bragt, deedt de woede van het Krygsvolk nog meer gaande worden. Zy begonnen nu te fchieten op de Waag, van waar men, aan de zyde der Burgerye, hun niet fehuldig bleef. De Overile quadt, ondertusfchen, dit gevegt ' met fchrik en aandoening verneemende , zondt eenen Officier na de Waag, en deedt den Heere troost ernftig vermaanen, men zou toch uitfcheiden met fchieten, alzo 'er geen houden aan zyn volk ware, en hy hetzelve niet langer konde bedwingen van ftorm te loopen op de Waag; 't welk, indien het gebeurde, van een verfchrikkelyk bloedbad zou gevolgd worden. Op die aankondiging nam het fchieten een einde. 's Anderendaags vergaderde de Gezwoorene Gemeente, zo wel als de Regeering der Stad. De Voorzittende Burgemeester brantzen wierdt, door eene bende gewapende Granadiers, van zyn huis afgehaald en na het Stadhuis geleid. Zo dra de Regeering was byeen gekoomen , wierdt de Burgery, door het roeren van den Trom, opgeroepen ; zy kwam fpoedig op de been , en bezette het Stadhuis aan alle kanten: zodat 'er niemand konde op of af koomen. Eenige Afgevaardigden der Burgerye vervoegden zich hierop aan de Re-  NEDERLAND, 49 Regeering, en verzogten om herftel van hunne Vryheden en Voorregten, waar om zy reeds geruiroen tyd hadden aangehouden. Doch zy bekwamen tot antwoord, dat de Regeering hier aan de toeftemming niet konde geeven , uit hoofde der Commisfie, in het einde des jaars 1783, door de Staaten van het Gewest benoemd, aangaande de vorderingen der Zutfenfche en Arnhemfche Burgerye; dat dit onderzoek nog niet zynde ten einde geloopen, de Regeerfng eener Stad de beduiten der Hooge Overigheid niet konde vooruit loopen; en genomen dat men iets inwilligde, van. wegen 's Lands Staaten, dit als nietig en van onwaarde zoude kunnen verklaard worden. Geduurende deeze raadpleegingen hadt de Regeering, niettegenlraande de Burgery het Stadhuis naauw bezet hieldt, middel gevonden, om, langs eenen heimelyken uitgang, haaren Sekretaris hof te zenden aan den Overile quadt, met een berigt van haaren toeftand, en deswegen de noodige bevelen. Met ftillen trom bragt deeze fpoedig eenig Krygsrolk op de been , en deedt hec aanrukken na het Stadhuis. Dit baarde zulk eenen fehrik onder de Burgery , dat dezelve langzaam afzakte en het Stadhuis verliet, in den loop laaiende eenige Snaphaanen, die haar teritond wierden naa gezonden. Voor dit maal kwamen de opfchuddingen hier mede tot bedaaren. Zedert IV. deel. D heeft  5o Het BEROERD heeft men eenige Belhamels in verzekeringe genomen , en eenen derzelven mee geesfeling en eene opfluiting voor zes jaaren geftraft. Al zints den eerften aanvang der Burgervvapenoeffeninge hier te Lande , wierdt dezelve uit een verfchillend oogpunt befchouwd. By het klein getal der befoldigde knegten, in vergelyking der geduchte magt, met welke het Vaderland van buiten wierdt gedreigd, befchouwden veelen dezelve als eene heilzaame en onontbeerlyke Landmagt, om, in gevalle de vyand 's Lands grenzen mogt overfchreeden , met leeuwenmoed huis en have te befchermen. Van hier dat 's Lands Hooge Magten den yver der Burgeren preezen, aanmoedigden en de wapenoeffenende Genootfchappen, welke men, ginds en elders, zag tot ftand koomen , in haare byzondere befcherming namen. Van den anderen kant gebruikte men allerlei middelen, om de Burgers af te fchrikken van de behandelinge van 't Geweer. Nu eens nam men de toevlugt tot fchimp- en fmaadredenen, om eenen belachelyken draai te geeven dat Burgers zich als Soldaaten aanbelden. Zomtyds zogt men de onkundige Gemeente daar tegen eenen weerzin te doen opvatten, door haar in 't oor te blaazen, dat zy , nu fiks afgericht zynde op de behandeling van Schietgeweer,, na de gren*  NEDERLAND. 51 grenzen gezonden, en dus zo goed als op den Slagcbank zouden gevoerd worden. Nog vondc men 'er , welke hec bedryf der wapenhandelende Burgerye aanzagen, als, misfchien, onfchuldig in zich zelve,, doch waarin geene nutce bedoeling was, en veelligc die nadeelige lag opgefloocen, dat het dagelykfche handwerk 'er om moest lyden , en alzo hec beftaan van meenige huishoudinge verag» terd worden. Ondanks dit alles groeide het getal der Genootfehappen, en was een doorn in het vleesch voor de zulken, die tot hunne fmarte ondervonden , nu het Land van buiten in rust was, van hoe veel nuts dezelve konden weezen, by den groei der binnenlandfche oneenigheden, om de twistzoekers en oproerkraaiers in bedwang te houden. Geene middelen lieten ze hierom onbeproefd, om den leden der Genootfchappen eenen fchrik aan te jaagen , en. door geweld, dezelven hunne verrigdhgen te doen ftaaken. Een merkwaardig voorbeeld hier van levert, order andere, het voorgevallene in de Stad leiden, in Zomermaand des jaars 1784. Het.Genootfehap van Wapenhandel, ter deezer plaatze, 't welk in naarftigheid en kunde boven veele anderen uitmuntte, was , al zints eenigen tyd, geweest het voorwerp van den haat der menigte, naar men wil, daar toe aangezet door lieden van ,D 2 meer  52 Het BEROERD meer aanziens, die andere bedoelingen hadden. Zy lieten van zich gaan, het Vrycorps wel haast te zullen verpletten , en als kaf voor den wind doen verfluiven. Lang fmeulden deeze ftille mompelingen en dreigementen, eer ze tot daadlykheden uitborsten. 'No en dan befpeurde men wel eenige beginzels van onlusten ; doch op deeze wierdt luttel agts geflagen. Het tooneel der Oproerigheden wierdt geopend, den zevenden van Zomermaand, met het juten der ghzen by een Lid van het Genootfchap; doch de toefchietende Geregtsdienaars, nevens eenige Burgers en Soldaaten , beteugelden thans den verderen voortgang der moedwilligheid. Woensdag, de negende daar aan volgende, was de dag, op welken de woedende baldaadigheid eenen aanvang nam. Al vroeg in den morgen zag men eenigen met Oranjeftrikken pronken, en anderen daar toe noodzaaken, of, die 't weigerden, mishandelen. Vervolgens zag men, omtrent den middag, eene groote menigte Volks zamenrotten , voor 't huis van een Lid van 't Genootfchap, op de Oranjegragc, meestal bewoond van lieden van den laagiten Hand, en ligt beweegbaar op den wenk van anderen. De bewooner, beducht voor zyne hoogawangere Vrouw en twee kinderen, hielde  NEDERLAND. 53 hieldt zich ftil, en wagtte bedaardelyk af, welken keer de zaaken zouden neemen. De aangroeiende menigte, die meestal beftondt uit ftegte wyven en opgefchootene jongens, wierdt allengskens baldaadiger; onder een vreezelyk gefchreeuw en het uitbraaken van allerlei fcheldnaamen , wierp men eindelyk de bovenglazen van het huis in, dreigde de deur met geweld te willen open loopen en voorts hec^gehee> le huis pionderen. De Regeering, hier van berigt bekoomen hebbende , zondt eenige Geregtsdienaars en Stadswagten; die, egter, naauwlyks in ftaat waien om de woede te beteugelen : integendeel, men was onbefchaamd genoeg om deeze vyandlyk te! keer te gaan. Meerder fchrik bragt onder den hoop eene bende Dragonders , die de menigte deedt verftuiven , en dus het gedreigde huis beveiligde. Daarenboven vergaderde eene Kompagnie Burgers op haare loopplaats, om des noods by de hand te zyn. Het fchreeuwen van Oranje boven, en het üitflaan van muitzieke taal, ging onder dit alles zynen gang, terwyl het vuur van Oproer nog meer geftookt wierdt, door het ryklyk verfpreiden van Oranjelint. De volgende nacht liep gerust ten einde, gelyk ook een gedeelte des voormiddags van Woensdag. Tegen den middag begon de muitzucht van H 3 nieuws  54 het BEROERD nieuws het hoofd op te fteeken. Aan het huis van den Kockebakker kleuters, woonende op de Hoogwoerd, en lid van het Genootfchap van Wapenhandel, wierden thans de glazen ingefmeeten. Ongetwyfcld hadt men een oogmerk om dit huis te pionderen; doch de ongemeene heldenmoed der Vrouwe van den huize verhoedde, onder andere, dit onheil. De Bakkerin, naamelyk, wier Man thans niet by de hand was, hec gefpuis verneemende , verfchynt manmoedig aan de deur, gewapend met een Snaphaan, welken zy, by gebrek aan Kogels, hadt gelaaden met blaauwe Knikkers , met welke haare kinders op dat pas gefpeeld hadden ,• dreigende voorts te zullen losbranden op den eerften, die het hart hadt om verder geweld te pleegen. Dit, nevens de aankomst van Dragonders, deedt het gefpuis van verdere feiteiykheden afzien. Ter verdere beteugelinge van het kwaad, deedt de Regeering eene afkondiging, by welke het dreigen, fcheiden, werpen met fteenen en de dwang tot het draagen van tekenen van onderfcheidinge , verbooden*, en eene belooning van duizend Guldens wierdt beloofd aan den eerften aanvoerder der oproerige beweegingen. Van deezen maatregel, en van het vatten van eenige muitelingen, beloofde men zich, in 't toekoomende, meerdere bedaardheid. En, in de daad, dit alles fcheen eenigen fchrik te  NEDERLAND. 55 te hebben gebragt in de gemoederen der oproerftookers. Althans de volgende Donderdag liep voorby zonder eenige opfchudding, hoewel men dien met angst hadt te gemoet gezien, alzo deeze dag beflemd was tot den openbaaren Wapenhandel van het Genootfchap, en het Gemeen eenige dreigementen hadt uitgeflagen. 't Zy de onverfchrokkene bedaardheid der Leden het kwalykgezinde Gemeen den moed deedt in de hielen zinken : 't zy het kloek beleid en manhaftig voorkoomen van veelen der Studeerende Jeugd , die met ontbloot Zydgeweer het Genootfchap na buiten'verzelden, hier toe mede wrogt: zeker is het, dat alles ongeftoord en in goede orde afliep. De Stad bleef uitwendig in rust, den volgenden nacht en hetgrootfle gedeelte van den Vrydag: waartoe , misfchien, niet weinig toebragt de yver en trouwe der Heeren Studenten, die bedaard en ftil, doch wel gewapend , de onrustigfte oorden der Stad en de voornaamfle broeinesten van oproerige beweegingen, geftadig, doorkruisten. Tegen den avond fcheen de gisting van 't gefpuis van nieuws te zullen uitharden. De Heer hartevkld, Luitenant der Schuttery en tevens Lid van het Genootfchap, wiens Brandery reeds gedreigd was, wierdt nu openlyk op ftraat aangevallen. Het fchreeuwen, raazen en tieren verhefte zich ginds en elders. De vreeze wierdt algemeen, dat het D 4 lang  g6 Het BEROERD lans beteugelde Graauw onverwagt de banden van ontzag aflchudden, en met dolle woede op de welgezmden zou aanvallen. Te midden van deezen akeligen toeftand wierden twee der voornaamfte Belhamels , door de Onderfchouten, uit hunne wooningen opgeligt en na de Gevangems gebragt. 's Anderendaags vergaderde een goed getal Vaderlandfche Burgers van Leiden, en vervaardigde een Verzoekfchrift, om voorziening tegen de oproerigheden , 't wejk fpoedig by de Regeering wierdt ingeleverd. Ket zelfde Gefchrift, gepaard en gefterkt met een naderen aandrang, wierdt kort daarnaa gebragt ter tafel van de groote Vroedfchap. Dit hadt ten gevolge, dat de Wethouderfchap, nog dien zelfden avond, eene ftrenge Afkondiging deedt, waarby alle oproerigheden, of't geen tot dezelve aanleiding konde geeven, onder bedreiging van zwaare ftraffe, wierden verbooden. Onder dit alles hadt de Leidenfche Regeering, uit vreeze dat het gepeupel haar over de hand zoude koomen, na 's Haage gezonden, om eenige verfterking van Krygsvolk. De Gekommiteerde Raaden beleiden hierop, Saterdag avond , eene buitengewoone Vergadering, welke de Stadhouder bywoonde. Men nam aldaar het befluit, om twee Eskadrons Gardes te paerd na Leiden te zenden; welke , diensvolgens, op Zondag morgen in de Stad  NEDERLAND. 5? Stad binnen trokken, en tot het doen ophouden van verdere opfchuddingen en beroerten het hunne mede toebragten. Zedert deedt de Regeering ernftig onderzoek, omtrent de voornaamfte rustverltoorders. Men kreeg dezelve wel haast op het fpoor, en deedt ze in verzekering neemen. De berugte Bakker adr 1 aan tra go, zo als hy gereed itondt om ter wagt te gaan, wierdt door de Geregtsdienaars gevat en na 's Graavenfteen gebragt. Reeds in de volgende Maand hieldt men hier Crimineelen Vierfchaar. Vier der gevangenen wierden gevonnisd,om, voor onderfcheidene jaaren, op 's Graavenjteen, met hunner eigen handen werk , den kost te winnen; een vyfde, die minder fchuldig wierdt geoordeeld, kwam vry met eene opfluiting, te water en te brood , van etlyke dagen. Over den berugten Bakker tra go , en nog twee oproermaakers, wierdt, op dien dag, geen Vonnis uirgefproken ; dit deedt veelen denken , dat de Regeering eenig vermoeden hadt, dat hy fchuldiger was, dan men dus lang hadt kunnen, ont. waar worden. 't Liep aan tot den vyfden van Slagtmaand, eer de drie gevangenen hun vonnis ontvingen, 's Daags te vooren hadden de huisvrouw, de moeder en de behuwdbroeder van tra go een Smeekfchrift ingeleverd by den Stadhouder, D 5 met  58 Het BEROERD met verzoek om kwytfchelding van ftraffe. De Prins vondt goed, dit Smeekfchrift te (lellen in handen van den Schout van Leiden, om hem te dienen van berigt. De Hoofdofficier Mr. j. h. van dek? marck voldeedt niet aan dit Appointement, maar gaf 'er, 's naamiddags ten drie uuren, kennis van aan den Voorzittenden Burgemeester,' die voorts tegen vyf uuren Geregt, en tegen zes uuren Vroedfchap deedt beleggen. Men befloot aldaar, het Appointement van Zyne Hoogheid te wyzen van de hand, en dat het gemelde Vonnis moest volvoerd worden. De Schout gaf hier van kennis aan den Prinfe, by eenen Brief, in welken hy voor redenen bybragt, waarom het uitgefprokene Vonnis niet konde worden ingetrokken: vooreerst, om dat zulks (treedt met den ftyl van procedeeren; vervolgens, omdat het verkenen van Pardon van zeer, kwaade gevolgen zyn zoude, in misdaaden van Oproer;eindelyk, omdat de misdaad des gevangenen met regt mogt gefteld worden onder de zulke , van welke het verkenen van Vergiffenis aan den Stadhouder niet behoorde. Hy voegde 'er nevens, den heilloozen invloed , welken de opheffing der Straffe zou kunnen hebben, in eene Stad, in welke de gemoederen tot oproerige beweegingen geduurig wierden aangezet. Men ging dan voort, op den gemelden vyfden van  NEDERLAND. 59 van Slagtmaand , met de uitvoering der geflagene vonnisfen. Adriaan tuago wierdt gegeeslèld, voor vyf jaaren ter gevangenislè verweezen, en voor tien jaaren gebannen. Nog een ander wierdt mede gegeesfeld, en tot eene gevangenisfe van vier, en eene ballingfchap van zes jaaren gedoemd. Aan den Geesfelpaal hing een bord, waarop, met groote letteren , te leezen ftondt OPR O ERMA AKERS. Zeker Aanfpreeker benevens een Vrouwsperfoon ftonden op het Schavot te pronk, onder de uitvoering der Vonnisfen , en wierden voorts met eene Gevangenisfe van vier, en eene uitbanning van zes en vier jaaren gelïrafr. Alle rustlievenden en oproerfchuwenden in den Lande verheugden zich, over het gedrag van Myne Heeren van den Geregte der Stad Leiden, naardien zy hoopten, dat de gevelde en volvoerde Vonnisfen , voor andere Oproerkraaiers, tot een affchrikkend voorbeeld zouden dienen. Geheel anders, egter, fcheen deeze zaak te worden ingezien by het Hof van Holland De Prokureur Generaal deedt, op den zeventienden van Slagtmaand, den voorflag, dat de Heer Hoofdofficier van Leiden, door het niet voldoen aan het Appointement van Zyne Hoogheid, den Prins hadt geturbeerd in het regt, aan hem by den Souverein opgedraagen , en diensvolgens een inbreuk gemaakt op het regt der Hooge Overheid zei-  6"o Het BEROERD zelve, alzo de Brieven van Pardon, door den Stadhouder, op naam van den Souverein, verleend worden ; als mede, dat aan de nabellaanden van trago hier door een onherftelbaar nadeel was toegebragt: en dat hy Prokureur Generaal, uit dien hoofde, verzogt, den Heer j. h. van der marck in regten te mogen vervolgen. Het Hof, in deezen voorflag bewilligd hebbende, gaf, twee dagen daarnaa, hier van kennis aan den Hoofdofficier, die zedert van zynen post was afgegaan , om binnen den tyd van acht dagen verantwoording te doen van zyn gedrag. Vier dagen laacer fchreef de Heer van der marck, in antwoord aan het Hof, dat hy van het ontvangene aanfchryven kennis hadt gegeeven aan de Regeeringe van Leiden, op welker gezag hy in deezen hadt gehandeld, en zich zou verlaaten op de maatregelen, welke by hunne Edele Groot Achtbaarheden, aan welke alleen de handhaaving der openbaare rust binnen haare Stad ftondt, zouden geoordeeld worden noodzaaklyk te zyn. De Afgevaardigden van Leiden deeden hier op eene voordragt ter hooge Staatsvergaderinge, by welke zy, eenftemmig met het gevoelen van den Heere j. h. van der marck, verklaarden, dat het verleenen van Vergiffenisfe , in het bewuste geval, om verfcheidene redenen, niet behoorde te gefchieden; voorts het gedrag van den Heere Hoofd-  ■ NEDERLAND. Ci Hoofdofficier goedkeurden , en diensvolgens aandrongen, dac gemelde Hoofdfchouc deswegen in geenerhande maniere zou gemoeid worden. Hec Hof van Holland, hier van onderricht, vorderde ihans de nadere bedenkingen van den Prokureur Generaal; die daarop een Berigc uitbragt, waarin hy, op zyne wyze, hec gevoelen der Heeren van Leiden te keer ging, en zyn fchryven , en dus hec regt des Stadhouders, in het boven gemelde geval, zogt te verdeedigen. Dit Berigt, door de Raaden van het Hof gezonden zynde aan de Staaten van Holland, Helden deeze hetzelve in handen van Hunner Ed. Groot Mog. Gekommiteerden tot de zaaken van Justitie, om door dezelve met Commisfarisfen van den Hove nader te worden overwogen. Hoedanig eenen uitflag deeze onderlinge raadpleeging gehad hebbe , is ons niet gebleeken. Thans treeden wy tot een verflag van den gevaarlyken en verre uitzienden Opftand, in dit Jaar, binnen uotterdam voorgevallen. Over de gronden , aanleidingen en beweegreden der gepleegde baldaadigheden , zullen wy den Leezer, met onze aanmerkingen, niet vooruit loopen. Den opmerkenden en onpartydigen zullen dezelve, zonder onze aanwyzing, duidelyk genoeg in de oogen vallen. Hec  6a Het BEROERD Het voorgevallene, op den achttien van Lentemaand des voorgaanden jaars, lag by veelen nog in verfche en fchrikwekkende geheugenisfe. Met angst zag men nu wederom dien dag te gemoete, dewyl het Gemeen ,hoewel beteugeld, egter niet was 't onder gebragt, en het fijt gemompel of de openbaare uitflagen van rommigen nieuwe tooneelen van Oproerigheden dreigden. Met regt waren hierom veelen van oordeel, dat, 't en zy daar tegen ernftige en kragtdaadige maatregelen beraamd wierden, de menigte nu, veelligt, op middelen konde bedagt zyn om haaren flag gewisfer te neemen, en den fpyt haarer voorgaande mislukkinge vergoeden. 't Bleek niet., hoewel de gevreesde Vreugdedag reeds op handen was , dat aan de zyde der Regeeringe, tegen het pleegen van geweld en tot het voorkoomen van opfchuddinge , eenige middelen wierden in 't werk gefield. Dit bewoog een aantal van honderdachtendertig meestal aanzienlyke Burgers een Verzoekfchrift te vervaardigen , en op den tweeden van Lentemaand in te leveren by Schout, Burgemeesters en Schepenen, waarby zy te kennen gaven, niet dan met fchrik en verontwaardiging zich te herinneren, de ongeregeldheden, die, in het voorleedene jaar, onder voorvvendzel van Vreugdebedryven, hadden plaats gehad: waar door verfcheiden der deftigfte Ingezee- te-  NEDERLAND. 63 tenen der Stad waren aangezet, om eene Bende van vrywillige Schutters op te richten, om alzo diergelyke geweldige losbandigheden te voorkoomen of te beteugelen ; en dat zy, uit hoofde van eenige voortekenen, welke men reeds befpeurde, met reden beducht zynde voor foortgelyke ongebondene Vreugdebedryven , en daar uit voortvloeiende verflooringe der openbaare ruste, diensvolgens zich keerden tot Hunne Ed. Gr. Agtbaarheden, met eerbiedig verzoek, dat by eene openbaare Afkondiging , of op eenige andere wyze, mogt voorzien worden tegen de openbaare Vreugdebedryven , als die tot zulke verregaande buitenipoorigheden aanleiding zouden kunnen geeven.—Een tweede Verzoekfchrift, doch bykans van gelyken inhoud en tot het zelfde oogmerk, ondertekend door drieëndertig perfoonen, wierdt, ten zelfden dage, by de Regeering ingeleverd. Ondanks deeze verzoekfchriften, wierdt, by de Wethouderfchap , geen befluit genomen tot het doen van eene Afkondiginge , doch daarom niet verzuimd , het neemen van gepaste maatregelen ter weeringe van oproerigheden. Eindelyk verfcheen de geduchte dag; doch hy liep ten avond, met minder onrust, dan veelen zich hadden durven voorflellen. Reeds in den voormiddag ten tien uuren betrok eene Kompagnie Burgers de Wagt op 't Stadhuis, en wierdt, in den  64 Hét BEROERD den avond, door eene andere afgelost. Men zag, in de daad, hier en daar, vooral in de Agterlhaaten en gemeende Buurten, de lieden met Oranjedrikken pronken, en Eereboogen oprichten, die 's avonds verlicht wierden, terwyl den gantfchen nacht, ter eere van Oranje, de Beker;lustig rond ging, of anderen zich vermaakten met het aanheffen der bekende Deuntjes. Doch de waakzaamheid des Hoofdfchouts voorkwam of belette verdere buitenfporigheden. Zeker Presmeester, op den middag ter Beurze koomende, met een Oranjedrik op zynen hoed, welken hy zommigen onder den neus duwde, met de fchampere vraage, of dit niet fraai dondt, wierdt vry onzagt van de Beurs geholpen. Het gerugt hier van, en dat hy deerlyk was gedagen , zich fpoedig door de Stad verfpreidende , lokte een grooten hoop van 't Gemeen , allen met Oranjeftrikken getooid, na de Beurs ; doch alzo 'de meeste Kooplieden reeds vertrokken waren , liep dit af zonder eenige daadlykheid. 's Anderendaags ver* fcheen, van nieuws, eene menigte Oranjcdraagers op de Beurs, en vraagde, tamelyk onbefcheiden, aan deezen en geenen, of men hen insgelyks. zo als daags te vooren den Presmeester, van de Beurs zou durven afkloppen. Men verzogt hierop om bydand aan de Regecring, die draks eenen On* derfchout met eenige Dienaars zondt. Het in» fmy-  NEDERLAND. 65 fmyten van glazen, in dien zelfden avond, aan de huizen van eenige Kooplieden, wierdt genaakt, zo dra eene Kompagnie Schutters was op de been gekoomen. Zedert dien tyd gaf de menigte, by herhaaling, blyken van haare denkwyze en gezindheid, vooral des avonds, by het optrekken der Burgerwagr. Doorgaans was het ftil , wanneer een Kapitein, die geoordeeld wierdt aan '« Prinfen zyde over te hellen j de Wagt betrok. Doch de Stad was vol gewoel, zo dikmaals een Bevelhebber, welken de naam naagmg van Patriotsgezindheid , de posten moest bezetten. Als zodanig ftondt inzonderheid in een zeer kwaad blad,- by het graauw, de Meer jan jakob elzevier, Kapitein van de Kompagnie No. IX, Raad in de Vroedfchap en Luitenant Kolonel der Burgerye, en daarenboven bekend voor een yverig voorifand van het Vrycorps of Genootfchap van Wapenhandel. Verfcheiden maaien, by het optrekken der wagt, hadt deeze, nevens zyne Kompagnie, die in bedrevenheid, in het behandelen van 't geweer, boven andere uitmuntte , ten doel gedaan aan de finaadheden en mishandelingen van 't woest gemeen. Van tyd tot tyd hoorde men onder den hoop den oproerkreet opgaan: De Prins boven, Elzevier en het Vrycorps onder: die het anders meent, dien Jlaa de Donder. Zo hoog-liep zomtyds de moedwil, : IV. deel. E het  m Het BEROERD het duwen en ftooten der aandringende menigte, dat de Heer leonard van zwyndregt, op den tweeëntwintigften van Lentemaand, als Luitenant, de Kompagnie geleidende , op een kleinen afftand van de Loopplaats , zyne Manfchap moest doen halte houden en met Scherp laaden, om alzo eenen fchrik aan te jaagen en ruimte te maaken; 't welk hem ditmaal ook gelukte. Verceefs deedt de Wethouderfchap, twee dagen laater eene Waarfchuwing afkondigen, waarby de zul'ken, die de ter wagt trekkende Burgers, met woorden of daaden , beleedigden, gedreigd wierden , als verftoorders der algemeene rust volgens de wetten van den Lande, aan den Lyve te zullen geftraft worden. Het kwaad groeide veeleer onder deeze Waarfchuwing, en voorfpelde eerlang de fnoodfte gruweldaaden. De wolk , welke veelen, al zints eenigen tyd, hadden zien hangen, ontlastte zich eindelyk, op den derden van Grasmaand, in eenen der fchroomlvkfte Oproeren, van welke 's Lands Gefchiede4fen gewaagen. Men hadt, reeds eenige dagen te vooren, hier en daar, Briefjes aangeplakt gevonden, in welke de zwaarde dreigementen, tegen den Heere elzevier en deszelfs Kompagnie, wierden uitgeflagen, met by voeging dat dezelve, hy de eerfte gelegenheid, zouden volvoerd worden Op den gemelden dag was des avonds de r . beurt  NEDERLAND. 67 beurt aan den Luitenant Kolonel, om de Wagt te betrekken. -Op het gewoone uur der zamenkomfte was de toevloed van volk, op de Loopplaatze, grooter dan naar gewoonte. Achtenveertig Adelborften, die, benevens de Onderofficieren der Kompagnie, zich onlangs hadden verbonden, ter beveiliginge van de rust der Stad, het hunne te willen toebrengen, verfcheenen op de Vergaderplaatze. De Luitenant van zwyndregt zou thans de Manfchap opleiden. Dewyl de ongemeene toevloed van volk en het dreigende gelaat van veelen hem fcheenen te voorfpellen, dac 'er iet kwaads broeide, en de optogt, veelligt, konde verhinderd worden , wierdt hy te raade, de Rotgezellen, op ftaanden voet, af te zenden na de Poorten , op dat deeze by tyds bezet worden, en niet over den gewoonen tyd zouden open blyven. Met de Adelborften was hy nu voorneemens, den optogt voort te zetten na het Stadhuis, de Hoofd wagt der Schutterye. Op eene zeer onaangemame wyze , wierdc hy, een ryd lang , hierin verhinderd. Een geweldige aandrang der rondülaande menigte, ver» zeld van een verdoovend gefchreeuw van Hoezee! en Oranje boven! fcheen de Adelborften uit elkander te zullen dringen , en belemmerde den Bevelhebber in het geeven van de noodige bevelen. De Heer van zwyndregt tradt hierop na het E 2 het  68 Het BEROERD het volk , verzogt , met minzaame woorden, en herhaalde driemaalen dit verzoek, om zich ftil te houden en plaats te maaken, herinnerende hun tevens de jongde Waarfchuwing der Regeeringe; doch verzuimde tevens niet, 'er nevens te voegen , in gevalle van wederhoorigheid , te zullen genoodzaakt zyn, kragcdaadiger middelen te moeten te baate neemen. In ftede van het bedoelde oogmerk te bereiken, wrogt deeze waarfchuwing des kloekmoedigen Luitenants het tegendeel. Het dringen en fchreeuwen nam hand over hand toe, terwyl men tevens, van ginds en elders, met vuiligheden zag werpen. Een onverlaat, in 't byzonder, op welken de Heer van zwyndregt, al van den beginne, het oog hadt gehad , als hebbende den toon gezet aan den oproerkreet, drong met geweld door; 't geen den Luitenant hem deedt verzoeken plaats te maaken , opdat hem niet iet ergers mogt wedervaaren. Doch de kaerel, verre van hier aan te voldoen, ligtte zyne hand op,en floeg, met den fchroomlyke vloek: Wat wou jy D. . d. . me doen met je Bajonet, zeer zwaare dreigementen uit. Thans geboodt de Luitenant aan de Dienaaren der Justitie , die , volgens affpraak met den Hoofdfchout, nevens eenen Onderfchout, zich aldaar bevondt, den booswigt gevangen te neemen , en tusfchen de Pelotons .iri be-  NEDERLAND. 6> bewaaring te ftellen. Nieuwe beweeging, zo als men ligt kan denken , verwekte dit onder het fnood gefpuis. Men deedt alle moeite om den gevangene te ontzetten : zodat men genoodzaakt was, de Geweeren te vellen om meester te blyven van den roervink. Een der Geregstdienaaren wierdt, by die gelegenheid , door het muitende graauw gekwetst. De moed en bedaardheid des bevelhebbenden Luitenants en zyner onderhoorige Manfchap bragt eindelyk te wege, dat met den optogt een aanvang wierdt gemaakt. Om de menigte des Volks, 't welk, op de Nieuwmarkt en by de Vleeschhal, gefchaard. ftondt,en vermids het loopende gerugt, dat hetzelve van middelen tot den aanval voorzien en daar toe gezind was, wierdt de Heer van zwyndregt, uic eene wyze voorzigtigheid en om Burgerbloed te fpaaren , zeer verftandig te raade, eenen omweg te neemen. Doch in zynen optogt was hy naauwlyks in de Baanftraat gekoomen, of de menigte, die op hem gewagt hadt, drong van agteren op , loste eenige geweeren, wierp met fteenen op de Kompagnie, en dreigde dezelve met Mesfen te verftrooien. Dit deedt den Heer Luitenant aan alle zyden Front maaken, en het agterfte Peloton, 't welk den meesten drang moest verduuren , vuur geeven; doch met zo veel beleid en omzigtigheid, dat de meesE 3 te  7o het BEROERD te fchooten boven den man gingen. Een der voornaamfte roervinken, om de woedende menigte nog meer aan te hitzen, riep hierop, dat men flegts met los kruid fchoot; doch wierdt, om deezen moordkreet, terftond in hegtenisfe genomen Ondertusfchen was dit vuuren niet geheel zonder vrugt geweest; men hadt 'er eenige ruimte door gekreegen, en begon van nieuws den op» to-t Tot een blyk van zyne bedaardheid en beleid en in 't bezef van het dreigende gevaar, t welk der manhafte Bende boven 't hoofd hing, hadt de wakkere van zwyndregt vooraf «, mand na het Stadhuis gezonden , om de kleine Alarmklok te doen kleppen , om aldus hulp te erlangen , en andere Kompagniën op derzelver Loopplaatzen te doen vergaderen. Langzaamer» hand en met de uiterfte moeite bereikte onze Kompagnie, door den aanhoudenden en zelf meer en meer toeneemenden aandrang , het Stadhuis, 'i welk terftond, zo veel doenlyk was, dooreen klein getal Burgers wierdt bezet, Men leverde ■ nu ook de twee gevangenen over. Midlerwyl vervoegde zich de bevclhebbende Luitenant in de Kamer van myne Heeren van de Wet, om van het voorgevallene verflag te doen. Doch hy hadt zyn berigt nog niet volledig gedaan, of men kwam hem aanzeggen, dat men het niet langer konde houden , uit hoofde van het aan»  NEDERLAND. 7i aanhoudend werpen met fteenen. Straks begeeft hy zich na buiten , wenkt het volk en verzoekt hetzelve om ruimte te maaken. Men luiftert niet naar zyne waarfchuwinge; men dryft veeleer den fpot met dezelve, en vaart voort met het werpen van een hagelbui van fteenen. Geenen kans ziende om der woede meester te worden, gaf thans de Heer van zwyndregt bevel, onder den hoop te fchieten. Aan den eenen kant kreeg men hier door eenige ruimte, doch de aandrang wierdt te grooter aan de andere zyde. Een kaerel, houdende eenen fteen in de hand, en gereed om dien te werpen , wierdt hier in verzekering ge. nomen. Naa verloop van eenigen tyd kwam eindelyk de Kompagnie No. X. tot byftand aanrukken; welke ftraks het Stadhuis bezette, terwyl de Manfchap van den Heere van zwyndregt de Hoofdwagt betrok. Het luiden van de groote Alarmklok, inmiddels, op last van myne Heeren van de Wet, gefchied , deedt allengskens alle de twaalf Kompagniën in de wapenen verfchynen. De Heer Luitenant Kolonel elzevier, ondanks de dreigementen, welke men , ten zynen huize, tegen hem hadt uitgeflagen , verzeld van zynen huis ■ knegt en nog twee andere perfoonen, begaf zich insgelyks na het Stadhuis , alwaar hy met aandoeningen van hoogagtinge ontvangen wierdt, E 4 en,  ?1 het BEROERD en zyne Manfchap den verdienden lof gaf, wegen, de betoonde kloekmoedigheid. Eene heilzaame uitwerking hadt het opkoomen der gewapende Kompagniën ; de menigte week uit elkander; veelen begaven zich na hunne huizen, en 's morgens ten vier uuren was alles ftil in de Stad. Onder het Stadhuis j. egter , ontftondt, van nieuws, beweeging, door toedoen van eenige Rotgezellen , welke men hierom de wagt deedt ruimen en na huis keeren. De twee Kompagniën hielden post onder 't Stadhuis, tot !s voormiddags ten tien uuren, wanneer zy, door twee andere, wierden afgelost; dit duurde, by verwisfeling, tot den volgenden Maandag , den vyfden der maand. Doch , even alsof het muitende volk op zyne luimen lag, om by de eertte gelegenheid zynen flag waar te neemen, de laatfte Kompagnie was, 's Maandags, niet van 't Stadhuis getrokken , of 'er ontltondt , voor 't huis van eenen der Adelborften der Kompagnie van den Heere elzevier , eene nieuwe zamenrotung, die, evenwel, door het in de wapenen verfchypen eener Kompagnie, fpoedig verftrooid,'wierdt. Wy kunnen niet nalaaten hier aan te merken, " en veelen onzer Leezeren zullen het met verontwaardiging verneemen, dat van de Kompagnie, welke, 's daags naa dien fchroomljken nacht, in de wapenen verfcheen, om de Kompagnie van den  NEDERLAND. 73 den Heere elzevier aan 'c Stadhuis af te los» fen, veelen met Oranjelinten waren uitgeftreeken. In deezen oproer waren zes muitemaakers gekwetst, een van welke, weinige dagen daarnaa, aan zyne wonden overleedt. Met het ftillen van den opftand was de haat tegen de Kompagnie No. IX niet uitgeroeid. Dit bleek eenige weinige dagen laater, wanneer een der Adelborften van dezelve, door een vermomd kaerel, by avond , op ftraat verraaderlyk aangevallen en met een Mes wierdt getroffen, zonder hem, evenwel, eenig ander letzel, dan eene kleine kwetzuure aan zyne eene hand, toe te brengen. Aan den aanbrenger van dien verraaderlyken toeleg wierdt, 's anderendaags , by openbaare Afkondiging, eene belooning van duizend Guldens beloofd; terwyl tevens Hunne Ed. Groot Agtbaarheden de Officieren en Adelborften der meer gemelde Kompagnie in derzelver byzondere befcherming namen. Schout, Burgemeesters en Schepenen gaven, eenige dagen naa dit voorval, aan de Staten van Holland kennis van het gebeurde, in een uitvoerigen Brief, in welks flot zy verklaaren „ Dat „ hoe zeer zy niet geheel buiten inquietude zyn, „ dat eenige fchriftlyke verzoeken aan hun by „ herhaaling gedaan, welke door het groot getal „ Requestranten , als dringende kunnen worden E 5 „ aan-  74 Hbt BEROERD „ aangemerkt; en welke tendeeren, dat het Re,', glement voor het Corps Vrywillige Schutters „ binnen deze Stad nimmer moge worden geap„ probeert, maar integendeel de opregting van „ hetzelve Corps vernietigt , mogelyk aanlei„ ding zouden kunnen geeven, dat de rust hun- ner Stad wederom gevaar zoude loopen, zy „hoopten, zoo veel mogelyk, daar tegens te „ kunnen waken, en zich vleiden, die te kunnen „ bewaaren: ten minden zoo lang 'er zich geene redenen konden opdoen , om te vreezen, dat „ de refpecfive Kompagniën Burgers fchroomagtig „ zouden kunnen zyn, om zig tot de handhaa„ ving van die gewenschte rust te laaten ge„ bruiken". Onder dit alles bleeven veelen, op het Genootfchap, zeer fel gebeeten en was de Heer van zwyndregt, veiligheidhalve, na Amfterdam .geweeken. Een verzoekfchrift, onder't welk men ruim vierhonderd naamen las, wierdt eerlang by de Wethouderfchap ingeleverd, waarin de Ondertekenaars verklaarden, de oprichting van eene Bende vrywillige Schutters aan te merken als volftrekt onnoodig ter weeringe van onrust; als mede, dat het misnoegen en de onlusten, welke in de Stad plaats hadden , eeniglyk moesten toegefchreeven worden aan de oprichting zelve van het Vrycorps: waarom zy verzogten, dat het Vrycorps ver-  NEDERLAND. 75 vernietigd, en in het toekoomende alle zodanige Genootfchappen mogten geweerd worden. In 't begin van Bloeimaand vondt de Regeering goed, aan dit verzoek te voldoen, by een eenpaarig befluit van alle de Leden , volgens 't welk het gegeevene verlof, tot het oprichten van een Corps Vrywillige Schutters, ingetrokken, en vervolgens , voor zo verre het gemelde Corps reeds eenige vastigheid mogt hebben bekoomen, wierdt vernietigd. Omtrent den zelfden tyd deeden Hunne Ed, Gr. Agtbaarheden openlyk van de Puye van het Stadhuis afkondigen , dat zy , onderricht geworden zynde, dat zommige Burgers, de Nachtwagt zullende houden onder het Stadhuis, in het op-en aftrekken, en geduurende derzelver verbiyf aldaar, zo door het draagen van gekoleurde Linten en Kokarden, als door een onbekend en onbehoorlyk gefchreeuw, aanleiding gaven tot het ftooren van de goede orde , welke zy verpligt waren te handhaaven, om die reden wel ernftig verbooden, door het draagen van gekoleurde Kokarden, op de Wagt, zich van anderen te onderfcheiden, onder bedreiging van zekere daar op gefielde boeten. Eene korte tusfchenpoozing van kalmte volgde op den nu eenigzins bedaarden itorm; maar 't was eene kalmte, even als in geduchte onweders, die  ?S Hbt BEROERD die alleenlyk diende om kragten te verzamelen» en eerlang met vernieuwde woede uit te breeken. Uitgezonderd eenige kleine Voorvallen en perfoonlyke mishandelingen, bleef Rotterdam, drie maanden, vry van daadelyken oproer. 't Ontbrak ondertusfchen niet, in gemelde Stad, aan onrustige gemoederen, die, uit eigen beweeging , of door anderen daar toe aangezet, het fmeulend vuur, heimelyk, zogcen aan te blaazen, en, ware 't mogelyk , met herhaalde woede, ten dake te doen uitflaan. Onder deeze muntte bovenal uit, de befaamde,in de wandeling genaamde ka at mossel , dus geheeten naar de kostwinning , met welke zy zich geneerde. Veel heeft deeze Vrouwsperfoon van zich doen fpreeken. Eer wy voortgaan tot een berigt wegens de verdere oproerige beweegingen te Rotterdam, oordeelen wy het niet ondienftig , haar bedryf en wedervaaren, tot op deezen tyd , den Leezer onder \ oog te brengen, uit echte en geloofwaardige befcheiden, welke ter onzer kennisfe zyn gekoomen. 't Was dan op Zondag , den dertienden van Zomermaand des jaars 1784, dat ka at mossel, in gezelfchap van haare Dochter, nevens derzelver Vryer, zekere keetswenk, met nog eenen Mansperfoon en een Jongetje, allen met Oranjelinten ryklyk uitgeftreeken , in een  NEDERLAND. 77 een zo genaamden Janplaifierwagen , een togtje deeden na 's Graavenhaage. Ten tien uuren hielden zy aldaar ftil , op de Prinfegragt, voor het huis van eenen pierre l'avoine, eenen van 's Prinfen huisbedienden. Hier vertoefden zy omtrent een uur, reeden vervolgens na de Parade , hielden 'er een kort gefprek met zekeren Kapitein van de Gardes Dragonders, en nog een anderen Officier van de Hollandfche Gardes, en vervoegden zich vervolgens , uit hunnen wagen getreeden zynde , recht voor het Front der optrekkende Manfchap. Hier vertoefden ze tot dat het Krygsvolk was afgetrokken: waarnaa ze wederom in het rytuig klommen en na 'c Huis in 't Bosch reeden. Van daar keerden ze te rug na ' 's Haage, hielden het middagmaal by gemelden 1 l'avointg, deeden daarnaa eenen keer na Sehei ventri gen, alwaar zy een kopje Thee gebruikten, : in de Herberg het Jagertje, en keerden, tegen 1 den avond, te rug na Rotterdam. Veel gerugts verwekte vervolgens dit Speelreisje in 's Graavenhaage; men luisterde elkander in 't oor, men fprak zelf overluid van veele zeer bedenkelyke voorvallen en byzonderheden, welke , te deezer gelegenheid, zouden gebeurd zyn. Gekommiteerde Raaden kreegen 'er insgelyks de lucht van: en vermids de loopende gerugten een geloofwaardiger voorkpomen hadden, dan loutere ftraat-  ?8 Het BEROERD itraatvertellingen, oordeelden zy zich gehouden , daaromtrent nader onderzoekte doen. Diensvolgens gaven ze last, zo aan de Regeeringe van 's Graavenhaage, als aan den Prokureur Generaal van het Hof, tot het inneemen van nood!ge kundfchap, en hun deswegen te dienen van berigt. Het verhaal, door zekeren barend baas, Kastelein in 't Heeren Logement, aan de Magiftraat van 's Haage gedaan, en met Eede bevestigd, kwam hoofdzaaklyk hierop neder: „ Dat „°hy, op den gemelden Zondag, het Bosch ingaande, langs het Kerkpad , Zyne Hoogheid, " verzeld van twee Heeren, hem by naame on" bekend, zag vooruit gaan na de Oranjezaal; " dat hy verder heeft gezien, dat Zyne Hoogheid gekoomen op de hoogte alwaar de Ten" ten ftaan, ka at mossel by de Tenten ftondt, en Zyne Hoogheid door haar en haar gezel" fchap beleefd wierdt gegroet; dat Zyne Hoog" heid dat gezelfchap toegefproken , doch hy ", niet gehoord hadt, wat Zyne Hoogheid zeide, " maar van andere menfchen , die dicht daar by ftonden, welke hy niet kende, doch die hem voorkwamen fatfoenlyke lieden van Rotterdam l te weezen, hadt verftaan, dat Zyne Hoogheid zou gevraagd hebben aan kaat mossel en ',' haar gezellchap , of zy niet van Rotterdam, „ en  NEDERLAND. 79 ,, en met een Wagen aan de Parade geweest wa„ ren; dat hy wyders heeft gezien, dat een van „ de twee Heeren, die Zyne Hoogheid verzelden, „ naadat deeze reeds eenige fchreden was voor„ uit gegaan, eenige weinige woorden hadt ge„ wisfeld met kaat mossel, of iemand van „ haar gezelfchap, zonder dat hy, egter, de „ woorden zelve hadt verftaan ; dat terwyl de „ twee manlieden van het gezelfchap van kaat „ mossel in eene der Tenten waren gegaan, om een glas Bier te drinken , zy zelve en de „ byhebbende Vrouwsperfoonen voor het huis „ hadden gewandeld, groetende inmiddels de La„ keien en Hellebardiers, die aldaar ftonden; dat „ hy wyders, naa verloop van ongeveer een „ kwartier uurs, een Gaazen Valgordyn voor een „ der Schuifraamen hadt zien opnaaien , en ver„ volgens aan dit Raam verfchynen eene Dame, „ die hem voorkwam Haare Koninklyke Hoog„ heid te zyn, en kort daarop, aan een ander „ Raam, de twee jonge Prinfen, met een Heer, „ die hen onder 't wandelen altoos verzelt; dat „ kaat mossel en haar gezelfchap de jonge „ Prinfen beleefd gegroet, en, toen haar, door ge,, melden Heer, gevraagd wierdt, of de jonge „ Prinfen niet braaf groeiden, geantwoord haddei, ,, dat de Jonge Hoogheidjes , fints dat zy haar „ voor'  8o Het BEROERD „ voorheden jaar te Rotterdam- hadden gezien; R zeer 'wel gegroeid waren; dac daarop de jonge " Prinfen van het Raam geweeken, en de Vrouws" perfoonen, naa nog een kwartier toevens, met „ haar gezelfchap, op den Wagen waren geglommen, rydende den Bezuidenhoütfchen „ Weg op., terwyl hy zelve het Bosch mwan„ delde". De Wethouders van 's Graavenhaage , daarenboven, vernomen hebbende, dat ka at mossel , by haare komst ten huize van l'avoinë, aan deszelfs huisvrouw eenen Brief hadt overhandigd, verklaarde deeze, daar over ondervraagd zynde, en met de plegtige verzekering onder Eede „ Dat zy den Brief hadt verbrand, doch dat de" zelve door zekere Juffrouw de lange, woonende te Rotterdam , ondertekend , en door ", haar zelve, althans van haarentwege, gefchree" ven was ; dat, voor zo verre zy zich konde a herinneren, zonder in de eigen bewoordingen „ te willen behaald zyn, die Brief behelsde , dat zy, te weeten Juffrouw de lange, aan kaatje wel gerecommandeerd hadt, zich toch '', rustig te gedraagen, en dat zy (Juffrouw de ,, lange) V niet voor was dat kaatje hier " in den Haage kwam, en dat zy aan haar , ö Cde huisvrouw van l'avoinë), hier nevens in „ der  NEDERLAND. £ ;, <&» Brief toezond een gedrukt Graffchrift (*), », o/> <&« Zfcer van der capellen, met ver. i, zoek om hetzelve te laaten leezen aan den „ Heer euler, den welken zy hoopte gelegenheid „ te zullen hebben om kaat mossel te zien. Het berigt, door den Prokureur Generaal ingeleverd, behelst niets van het voorgevallene by het Huis in 'r Bosch, maar alleenlyk de volgende byzonderheden: „ Dat kaat mossel, in 't „ begin van Zomermaand, gekoomen zynde aan „ het huis van zekere juffrouw huisman , woo„ nende, te Rotterdam, op de Delfrfche Vaart, i, aldaarïontmoet heeft zekeren ignatius jans„ zen, Luitenant ter Zee, die, onder andere, „ haar vraagde, of zy, kaat mossel, wel an„ dermaal na 's Haage zou willen gaan: in welk „ geval hy, janszen, wel alle de onkosten zou „ willen betaalen, en, denkelyk , met een ander „ rytuig,in perfoon, volgen; dat kaat mossel „ daarop hadt gezegd , derwaarts niet te willen „ gaan, 't en zy zekere kornelia swenk me„ deging, en dat zy aannam, hetzelve aan kor. „ nelia swenk voor te dellen;dat kaat mos„ sel en kornelia swenk, vervolgens, op den „ ne- (•) Dit was een Schimpfchrift op wylen Jonker jan derk van de capellen tot den poll, 't welk tS Rotterdam uitgegeeven en verkogt wierdt. IV. deel. F  S2 Het BEROERD negenden van Zomermaand, zyn gekoomen in " het Logement het Zwynshocfd, te Rotterdam, " en aldaar den Luitenant janszen hebben " beloofd, zich na 's Haage te zullen begeeven; „ dat janszen daarop, aan kaat mossel en kornelia swsnk, voor de Wagenvragt, „heeft gegeeven negen guldens, onder voor! waarde dat zy, den volgenden Zondag, voor„ zeker zouden gaan, ako 'er een Heer was, „ die haarlieden gaarne zien wilde, en dat hy „ des Saterdags vast befcheid zoude geeven , oi hy in perfoon zoude mede gaan: of, m gevalle " zulks niet konde gefchieden, hy, janszen, zou bezorgen dat zeker tweede Chirurgyn van " 's Lands Oorlogfchip Prins Frederik haar in " ,g Haage op de Parade zou ontmoeten, om den " Heer, die haarlieden wenschte te zien, te wy. zen; dat vervolgens kornelia swenk, wei" nige' dagen vóór haar vertrek , was gekoomen " ten huize van Juffrouw de lange, aan welke " zy het bovenftaande verhaalde; dat Juffrouw de * lange haar dit Haagfche reisje ten fterkfte " hadt afgeraaden, zeggende dat zy in den Haag " niets te doen hadt, en liever behoorde t'huis te • blyven; doch alzo dit zonder vrugt was , Juf- * frouw de lange, haar opzet ziende, gezegd " hadt haar een Brief aan iemand in den Haage " te zullen medegeeven , zo als ook gefchied w „ was,  NEDERLAND. 83 „ was, en dac zy dien Brief ten huize van l'a„ voine hadt overhandigd". Daarenboven was nog der Haagfche Wethouderfchap gebleeken, dat, opdien zelfden Zondag, een gezelfchap, van acht menfchen , te weeten, zeven Vrouwen en één mansperfoon , zeggende Rotterdammers te zyn, zingende langs de ftraat geloopen, doch, op de waarfchuwing eens Geregcsdier.aars, zulks hadden nagelaaten ; doch dat zy, kort daarnaa, hem gevraagd hebbende, of zy wel in de Nieuwe Kerk mogten gaan, de mansperfoon zou gezegd hebben: lk wenschte dat ik liever na Leiden dan na den Haag gegaan was: daar zou ik ze helpen. Van deeze berigten gaven de Gekommiteerde Raaden kennis aan de Heeren Staaten van Holland; die vervolgens de Regeeringe van Rotterdam aanfchreeven, om de ernftigfte navorfchingen te doen omtrent het gedrag van kaat mossel en andere Rotterdammers, en Hun Ed. Gr. Mog. deswegen te dienen van berigt. Kaat mossel wierdt vervolgens in hcgtenisfe genomen, en verfcheiden maaien voor myne Heeren van de Wet verhoord. Men verhaalt dat zy, op zekeren tyd, naa een lang verhoor, de omftanders, voor 't Stadhuis vergaderd, onbefchaamdelyk en trotzeerende coeriep : Al evenwel koomt Kaat 'er uit, tot fpyt van het Vrycorps ! 't Is zo; zy kwam F 2 eer-  84 Het BEROERD eerlang uit haare Gevangenisfe te Rotterdam ; doch om overgevoerd te worden na 's Haage, op de Gevangenpoort , daar zy nog heden wordt bewaard. Haare gevangenneeming, egter, en verhooringen, en 't geen daarop volgde, wierden vooraf gegaan van eenen hervatten oproer te Rotterdam, waar. van wy nu de byzonderheden zullen verhaalen. In den avond van Saterdag , den tienden van Hooimaand, moest de Kompagnie N°. XI, op haare beurt, de Wagt betrekken. Zy vergaderde, ten dien einde, voor het huis des Vaandrigs, aan den Draaibrug by de Beurs. Eenige, zo genaamde , Rotgezellen dier Kompagnie , bewooners van de kwalykberugte Buurt, Agter het Klooster geheeten, in frede van met de overigen zich in orde te fchaaren, verzamelden zich in eene troep aan den Waterkant , en hielden 'er een kort gefprek. Terftond hierop kwamen ze, gelykerhand, aaniluiven, op eenen der Adelborften, uitgedoscht in de gewoone Uniforme , zynde witte Onderklederen en Slopkousfén en eene zwarte Kokarde op den hoed. Met vloeken en fcheiden gebieden ze hem , de Kokarde van zynen hoed te moeten doen , met bedreiging van hem, in gevalle van weigeringe , in 't water te zullen fmyten. De aangevallene, dit weigerende, om reden dat hy dit teken droeg met toeftemming van Myne Hee- ren  NEDERLAND. 85 ren van de Wet , floegen de muitelingen over tot daadelykheden , met ftooten, fchoppen en daan. Thans kwamen eenige Adelborften en Rotgezellen der Kompagnie toefchieten , om hunnen mishandelden Spitsbroeder te ontzetten. Van wegen den aangroeienden hoop van oproerigen, konden zy geene andere hulp toebrengen, dan den gefchopten en gehavenden Adelborst uit de handen der aterlingen te verlosfen, en buiten de Kompagnie te brengen. Onder dit alles floeg men , over en weder, met de Snaphaanen, zo dapper op elkander , dat de omftanders , in de verbeelding dat 'er met Scherp wierdt gelaaden, uit malkander weeken , en om een goed heenkoomen zogten, veelen met verlies van fchoenen, muilen en hoeden , eenigen zelf met gekwetfte armen en beenen. De oproerkraaiers, onder dit alles, hun oogmerk gedeeltlyk bereikt hebbende, in het veroorzaaken van verwarringe, begonnen van nieuws vuur te vatten. Eerst noodzaakten zy de Adelborften, die flegts een klein getal uitmaakten, de Kompagnie te verlaaten, en hadden vervolgens de ftoutheid om op het Vaandel aan te vallen. Den Officier, die hetzelve droeg, drongen ze, in plaats van de middenhoede te houden, voor aan de gelederen op te trekken. Oranje (dit was de kleur F 3 van  U Het BEROERD van het Vaandel) riepen ze, met een woest gefchreeuw, moest voorgaan. De Vaandeldraager, hier toe niet gezind, verdeedigde , met weinige manfchap, zynen post, zo lang hem doenlyk was; doch moest, ten laatften, bukkende voor de overmagt, cnonderfteund van weinige Rotgezellen, het Vaandel bergen, in een nabuurig huis, om aldaar bewaard te worden. De • muitzieke Rotgezellen drongen toen door de Adelborften , om vooraan te koomen in de Kompagnie, die voorts , geleid door wee Onderofficieren, in groote wanorde en by troepen, gang nam na het Stadhuis. De Adelborst, die 't eerst was aangevallen, gaf terftond van het voorgevallene kennis aan den Hoofdofficier , die vervolgens op de Hoofdwagc kwam, zonder , zo als hy naderhand betuigde, iemand der handdaadigen aan den moedwil te hebben gunnen opfpooren. De drie volgende dagen liepen vredig ten avond. Maar de nacht, tusfchen Dingsdag en Woensdag, was niet op handen , of men befpeurde de voortekens van hervatte oproerigheden. De Kompagnie No. ft moest, in dien nacht, de Wagt betrekken , en was reeds aan de Hoofdwagt, toen eene menigte volk, van agter het Klooster, oproerig zamenrotte. Drie volwasfene mansperfoon en bevonden zich onder dezelve ; de overige ^varen wyven en kinderen. Voor het Stadhuis ver-  NEDERLAND. 87 verdoofden deeze het gehoor, door het aanheffen, met een woest gefchreeuw, van den gewoonen oproerkreet Hoezee , Oranje boven! De Burger, die op fchildwagt ftondt, verboodt hun dit ge* tier, en vermaande hen, zich van daar te begeeven. Vergeefs: zy weigerden het, onder het uicbraaken van vloeken en het uitflaan van dreigementen. Eenige Onderofficieren en Adelborften, op het gerugt toegekoomen , herhaalden dit bevel , hun tevens in de gedagte brengende, * de fcherpe Afkondiging van Myne Heeren van de Wet, tegen allerlei oproerigheden. Dit fcheen eenige baat te doen: zy weeken af, tot op den Steiger; doch hadden 'er naauwlyks post gevat, of zy herhaalden het woest getier en gejuil, met nieuwe kragten. Thans geboodt de bevelhebbende Officier, deeze wederhoorige knaapen in verzekering te neemen. Spoedig wierdt dit verrigt, door eenige Adelborften, een van welke, onder 't vatten , zyne hand bezeerde, aan een Handbyltje,'t welk een der kaerels, voor de borst, onder zyne klederen, verborgen hadt. De Hoofdofficier, van het voorgevallene verwittigd, verfchynt vervolgens in de Hoofdwagt, ondervraagt de gevangenen, doch fielt terftond de wyven en kinderen op vrye voeten , maar geeft de mansperfoonen aan den Cipier ter bewaaringe F 4 over.  SS Hu BEROERD over. By de verhooring, 's anderendaags, over hen gehouden, ontkenden zy, gefchreeuwd, gefcholden of gedreigd te hebben. Zy waren, zeiden ze, Bruiloftsgasten, en hadden een frisfchen teug in de maag, en de vrolykheid in 't hoofd gehad. Met deeze verantwoording liet de Hoofdfchout zich te vreden ftellen ; te meer nog, zedert , uit de Buurt, in welke deeze lieden woonden , het getuigenis was in gekoomen , dat het Handbyltje tot een gefchenk voor den Bruidegom moest dienen. Hoe 't zy, niet meer dan de opfluiting , voor een enkelen nacht, kostte deezen opr roerkraaieren hun bedryf: want, op hunne fraaie verdeedi^ing, wierden zy ontflagen. Spyt en verontwaardiging vervulden, ondertusfchen, de gemoederen der beste Rotterdamfche Ingezeetenen. Het ongeftraft pleegen van de ftrafwaardigfte baldaadigheden verwekte, by veelen, eenen agterdogt, die gevolgd wierdt van angstwekkende bekommernisfcn. Van tyd tot tyd bleef men nog al hoopen, dat, van wegen de Regeeringe, tegen het woelend en woedend kwaad, ern. ftige maatregels zouden genomen worden. Doch deeze bleeven agter, en dus het uitzigt, op de herftelling van de rust en goede orde der Stad, yan dien kant, ongegrond. In deezen nood vondt men zich gedrongen, de saak hppger te hszoeken. Een aantal van zevenen-  NEDERLAND. 89 ennegentig der aanzienlykfle Kooplieden vervaardigden een Verzoekfchrift aan de Heere Staaten van Holland , waarin zy verklaarden, niet dan fchoorvoetende tot deezen ftap te zyn gekoomen, maar, vermids zy, voor hunne familiën en medeingezeetenen, het niet zouden kunnen verantwoorden, indien zy langer zweegen, zich, naa alle het voorgevallene in hunne Stad, thans keerden tot Hun Ed. Gr. Mogende, met eerbiedig en ernftig verzoek, om derzelver veelvermogende hulp, zonder welke zy vreesden , zich geene rust of veiligheid, binnen hunne muuren, te kunnen belooven. In 't flot drongen zy dit verzoek nog nader aan, omdat zy betuigden van oordeel te zyn, dat de bronnen der heerfchende onlusten , met weinige moeite, zouden kunnen opgefpoord, en dus de daar uit ontftaane gevolgen voorkoomen worden. Naauwlyks was dit Verzoekfchrift, ter Vergaderinge van Holland, ingeleverd en geleezen , of Hun Ed. Gr. Mogende namen het befluit, den Schout en Schepenen van Rotterdam aan te fchryven, om binnen den tyd van acht dagen de Vergaderinge te dienen van berigt, en tevens te verklaaren, of zy zich in ftaat bevonden tot de handhaavinge van de rust der Stad, dan of zy de hulp van den Souverein daar toe zouden noodig hebben. De Wethouderfchap van Rotterdam voldeedt F 5 aan  po Het BEROERD aan die bevel. Hec Berigc, wegens het voorgevallene , na 's Haage overgezonden , wierdt ras waereldkundig , doch de inhoud daarvan zoda*nig bevonden, dat veele Ingezeetenen van Rotterdam , en anderen, de zaaken dier Stad kundig, tegen deszelfs naauwkeurigheid en getrouwheid, regtmaatige bedenkingen meenden te kunnen inbrengen. De Regeering gaf, van verre, hoewel niet onduifter, te kennen, dat zy 3e zulken , die meest klaagden over de onlusten, aanmerkte als tot het ontftaan van dezelve den weg gebaand te hebben. Zy verklaarde de gerugten, raakende de oproerige beweegingen , voor. vergroot en verre boven de waarheid uitgemeeten. Zy beriep zich op de Registers der Stad, als getuigen van haare zorge en poogingen, en van de aangewende maatregelen, zints den tyd van zes jaaren , ter handhaavinge van de openbaare rust en goede orde. Zy roemde haaren Hoofdofficier , als eenen Heer, wiens ongemeene waakzaamheid en werkzaamheid, in het bevorderen der algemeene rust in haare Stad, zeide zy , boven allen lof verheven was. Met dit alles verzogt zy om zo veel Krygsvolk, als ter haarer huipe en byltand noodig zou worden geoordeeld;hoewel zy, bykans in den zelfden adem, hadt verklaard, voor geene kwaade gevolgen van de jongde onlusten beducht te zyn. De Rotterdamfche Regcering befloot die Berigt, met de  NEDERLAND. 91 ie verzekering van het genoegen, welk haar zon gefchieden, indien de bovengemelde Requeftranten haar den weg wilden aanwyzen , ter ontdekkinge van de bronnen der onlusten en beroerten, welke dezelve, als gemaklyk te vinden, hadden voorgedraagen. Bykans gelyktydig met dit Berigt der Rotterdamfche Regeeringe, wierden nog , ter tafel van Hun Ed. Gr. Mogende, gebragt drie Verzoekfchriften van Rotterdam. Het eerfte kwam van den Heere elzevier; het tweede van een goed getal Luitenanten, Vaandrigs, Onderofficieren en Adelborften, beiden dienende tot een naderen aandrang van het verzoek der Kooplieden; het derde was getekend door eene aanzienlyke menigte andere Rotterdammers, en behelsde een verzoek, om te mogen aangemerkt worden, als het Smeekfchrift der Kooplieden mede te hebben ingeleverd. Zo dra deeze Verzoekfchriften, ten aanzien van den inhoud, zeer onderfcheiden van het Berigt der Rotrerdamfche Regeringe, by Hun Ed. Gr. Mo« gende waren geleezen , beflooten dezelve, alle deeze Stukken, in het Groot Befoigne , Commisforiaal te maaken, en het onderzoek, reeds den volgenden dag, eenen aanvang te doen neemen. Het verzoek om Krygsvolk , waarop de Wethouders van Rotterdam zo fterk drongen, wierdt  02 Het BEROERD wierdt tot nog toe van de hand geweezen, omdat men begreep, vermids zy zelve, omtrenc de gevolgen der onlusten, kleine zwaarigheid fcheenen te maaken, dat een kort uitftel geen nadeel Zou kunnen aanbrengen. Intusfchên hadden verfcheiden Onderofficieren, Adelborften en Rotgezellen van de Kompagnie N°. II, dooreen Smeekfchrift, zich vervoegd aan Myne Heeren van de Wet, ter bekoominge van voldoeninge en verzekeringe, wegens de gevatte perfoonen, met nevens gevoegde verklaaringe, ingevalle hun geene verzekering wierdt gedaan, van niet te zullen bloot ftaan aan foortgelyken overlast, als hun onlangs was wedervaaren , zy eenpaariglyk hadden beflooten , de volgende reize niet ter Wagt te zullen verfchynen. Dit hadt ten gevolge, eene Afkondiging , by welke beloofd wierdt, eene belooning van duizend Guldens, aan den aanbrenger van de ftookers der jongfte oproerigheid tegen gemelde Kompagnie , en ftraffeloosheid aan den handdaadige, welke zyne medepligtigen aanbragt. Terwyl men in den Haage bezig was met het onderzoek der ingeleverde Stukken, en de Afgevaardigden van Rotterdam verklaard hadden , het onderwerp der klagten te befchouwen als eene huishoudelyke zaak, enkel de Stad raakende, benoemde de Vroedfchap eene Commisfie van vier Hec  NEDERLAND. 93 Heeren uic haar midden , om, te gader met eenige der aanzienlykfte Requestranten , het noodig onderzoek te doen, en, ware 't mogelyk, alles tot rust te brengen. Doch toen twee deezer gemagtigde Vroedfchappen, ten dien einde, zich vervoegden by eenigen der voornaamfte Ondertekenaars, en dezelven ter bewilliginge, in het ontwerp der Vroedfchap, zogten over te haaien, ontvingen ze tot antwoord, dat zy, hunne klagten gebragt heb' bende in den fchoot der Hooge Overheid , ook derzelver uitfpraak moesten afwagten, en, gevolglyk, in dien tusfchentyd , in geenerlei andere onderhandeling konden treeden.. Aan het verlangen der Rotterdamfche Burgerye fcheen eindelyk te zullen voldaan worden. Op den tienden van Oogstmaand beflooten Hun Ed. Gr. Mogenden, eenige Afgevaardigden te zenden na Rotterdam, om, met en nevens de Regeering dier Stad, onderzoek te doen na de bronnen, uit welke de aldaar voorgevallene oneenigheden, opfchuddingen en oproerigheden waren voortgevloeid. Tot het bekleeden van dien gewigtigen post wierden benoemd, de Heeren willem hendrik tkding van berkhout, Schepen en Raad der Stad Delft; hendKtk balthazar van halteren, Oud-Schepen en Raad der Stad Leiden; carel wouter visscher, Penfionaris der Stad Amfterdam ; itel fredrik pot-  04 Het BEROERD pottey turcq, Raadsheer in den Hoogeri Raad; en johan hendrik mollerus, Raadsheer in den Hove van Holland. Tot hunnen Sekretaris benoemden deeze Heeren Mr. rudolf baalde, Advokaat voor de beide Hoven van Justitie. Nog vóór het einde van Oogstmaand kwam het aanzienlyk gezelfchap in de Stad, en wierdt, overeenkomftig met deszelfs waardigheid en hoogen last, ontvangen, 's Daags te vooren waren twee Eskadrons Gardes te paerd, en één Batailjon Voetvolk, te Rotterdam aangekoomen. De genoemde Heeren namen zedert hunnen intrek in het Gemeenelandshuis van Schieland. Hoewel de verdere verrigtingen der Heeren Gemagtigden niet noodzaaklyk in ons plan vallen, zullen wy, egter, des wegen, de volgende by zonderheden kortlyk aantekenen. 's Daags naa de aankomst van Hun Ed. Mogenden, wierden dezelve llaatelyk begroet, door de twaalf Gekommiteerden der Rotterdamfche Requeftranten , door den mond van den Heere a. j. versïolck van soelen, die, als Voorzitter, eene voortreffelyke aanfpraak deedt, welke, door den Heer teding van berkhout, hetifchelyk beantwoord wierdt. Vervolgens namen de Heeren zitting in de Rekenkamer op 't Stadhuis, te gelyk met de Wethouderfchap, en deeden de twee  NEDERLAND. twee bovengemelde Vrouwsperfoonen , kaat MossEten keet swenk, in eene Civiele Gyzëling neemen, welke fpoedig in eene Crimineele hegtenisfe wierdt veranderd. Zy meenden, fpoedig den weg te zullen vinden om agtër 'c geheim, van de aanleidingen tot de muiteryen, te genaken. Gewisfelyk, meent men, zou dit gelukt f,vn, waren zy niet gedwarsboomd door Schout en Schepenen van Rotterdam, die onverzettelyk beweerden, dat het verhoor van de gevangenen niet doör de zamengevoegde Commisfie, maar door hen alleen móest gefchieden. Heeren Gemagtigden , duidelyk bemerkende4 dat, (taande dit gefchil, aan het oogmerk hunner Bezendinge niet zou kunnen voldaan Worden , vervoegden zich hierop aan Hun Ed. Gr. Mogende, met verzoek dat de naruur en uitgebreidheid van hunnen Last nader mogt bepaald worden. Zedert zag men ten voorfchyn koomen eene menigte Raporten, Berigren, Verzoekfchriften en andere Stukken, te uitgebreid en menigvuldig in getal, om door ons vérmeid te worden. Naa veel en lang over en wederfchryven , wierdt eindelyk, ter Vergaderinge van Hollandj beflooten, dat de Informatiën' zouden genomen worden, ia het zamengevoegd Collegie van Gemagtigden van Hun Ed. Gr. Mogende en Schout en Schepenen vsn Rotterdam. Zedert wierden dè vergaderingen  jtf Het BEROERD gen Voortgezet, en, van tyd tot tyd,' eenige Ve?dagte perfoonen verhoord. Doch de uitflag beantwoordde geenzins aan den toefiel. Men ontmoette telkens zwaarigheden en tegenkantingen ^ die de groote zaak, de ontdekking van den grond der oproerigheden , traaglyk deeden voortgaan. Naa een verblyf van bykans twee jaaren, vertrokken de Gemagtigden, in Zomermaand des jaars 1786, uit Rotterdam, alwaar nog zaaden van onlust verborgen bleeven, om vervolgens te worden tirgeroeid, op eene wyze, die het kwaad, in deszelfs wortel, aantastte, gelyk wy, in 't vervolg * ten zynen tyde, nader zullen verhaalen. Met een berigt, wegens het voorgevallene te zutfen, zullen wy het jaar 1784 befluiten. De Wapenhandel, van welks nuttigheid , voor den Lande, zich veelen de heilzaamfte uitwerkzels, voor de goede zaak der Vryheid, beloofden, ontmoette, ter gemelde Stede , merkelyken tegenftand , by de zulken , die ligt voorzagen, ' wat hier van het gevolg zyn zoude voor zulke Regenten , die fchrikten, op het enkel hooren noemen van Grondwettige Herftellinge, en alles tegenftonden, 't geen hun overdreeven gezag konde fnuiken. Hoewel de meerderheid der Zutfenfche Regeeringe met dit merk was beflempeld, men vondt 'er, egter, die uk an-  NEDERLAND. 07 andere oogen zagen. Nevens eenige Heeren, hadc de Burgemeester van der ca pellen tot rysselt fterk aangedrongen op het wapenen van de Burgerye, en, met behulp zyner vrienden, op hunne eigen kosten, dezelve voorzien van nieuwe Geweeren met Bajonetten , en Patroontasfen. De gemelde Burgemeester, zedert aangefteld tot Hopman van de Nieuwe-Stads-Kompagnie , verzogt vervolgens van de Regeering eene beflootene plaats, 't zy eene der Kerken, of eert ander Stadsgebouw, om zyne Burgers in den wapenhandel te onderrigten; hy voegde 'er nevens, eerlang eene opene plaats huiten de Stad, tot het zelfde oogmerk, van Hunne Ed. Gr. Agtbaarheden te zullen verzoeken. Met genoegen wierdt dit verzoek ingewilligd, by de twee andere Burgemeesteren , b. j. ver-stege en rodb van he ec keren, met by voeging zelf, dat de overig ge Hoplieden behoorden verzogt te worden om dit loflyk voorbeeld naa te volgen. Zeer euvel , daarentegen, wierdt het bedryf van den Heere van der capkllen opgenomen by de overige negen leden van den Raad; zy befehouwden het invoeren van den Wapenhandel, onder een gedeelte.der Burgerye, op eioen gezag des Hopmans, als eenen inbreuk op het regt der Wethouderfchap. De Burgemeester ver- IV. deel. G dee.  98 Het BEROERD deedigde zich daar tegen, door aan te wyzen het regt, welk ieder Hopman heeft, om zyne Kompagnie de wapenen te doen behandelen, op zulk een tyd en wyze, als hy, met overleg zyner Medebevelhebberen, zal geraaden oordeelen. . ■ De Kompagnie van den Heere van der capellen, zedert, met ruim dertig Vrywilligers vermeerderd , trok vervolgens op ; de Manfchap droeg zwarte Kokarden op de hoeden, en verrigtte haare wapenoefeningen op de nieuwe wyze. Tevens leverde de Hopman, in den Raad, over, eene nadere verdeediging van zyn gedrag, en van de vryheid, van welke hy zich bediend hadt. Doch deeze verdeediging was van geene de minfte kragt, by de meerderheid der Raadsleden. Zy namen een befluit, by 't welk hec optrekken van zyne Manfchap , volgens het ingevoerde plan, verbooden , en den Vaandrig wierdt aangezegd, aan de bevelen van zynen Hopman, raakende het wapenoeffenen op openbaare plaatzen, niet te voldoen , zo lang deeze daar toe geen verlof hadt verzogt van de Regeering, het welk de overige Hoplieden reeds gedaan hadden; die, vervolgens, insgelyks, tegen het gedrag van den Heere van der ca pellen, eene aantekening lieten doen, by welke zy verklaarden, in hetzelve geen genoegen te kunnen neemen , en van oordeel te zyn, dat dezelve niets nieuws van eenig belang behoor-  NEDERLAND. 99 hoorde te hebben ingevoerd, buiten kennis der -overige Hoplieden. De Burgemeesterlyke Hopman zweeg hier op niet ftil; van nieuws liet hy eene wydloopige Tegenaantekening doen, waarin hy zich zuiverde van eenige vlekken , die hem waren aangewreeven. Terwyl dus de Regenten onderling oneenig^ waren,zag men eerlang Verzoekfchriften, van onderfcheidenen aart, aan dezelven ten voorfchyn koomen. Het eerfte, ingeleverd op den veertienden van Louwmaand des jaars 1784 , op naam van honderdvyftig dienstdoende Rotgezellen, behelsde een verzoek, dat aan dezelve Snaphaanen met Bajonetten mogten worden ter hand gefteld, en zy niet de Patrontasfen, naar de oude wyze, voor het lyf, maar, even als 's Lands befoldigde knegten , mogten draagen: in één woord, dat aan hun mogt bezorgd worden eene Wapenrusting , overeen komftig met het kaliber van den Staat: alles indiervoege, als door 's Lands Troepen gedraagen en gebruikt wierdt. Het ander Verzoekfchrift, ondertekend door tweehonderdvyftig vrye of wagtgeld betaalende Rotgezellen in de refpective Burger - Kompagniën, ademde eenen geest van vryheid , en fprak eene Vaderlandfche taal. Hoofdzaaklyk behelsde het een voorftel, om te gelyk met de wagtdoende Burgers zich te mogen oeffenen in den wapenhandel, met GeweeG a ren,  ioo Het BEROERD ren, van welke zy , buiten eenig bezwaar voor Stads kasfe, zich, op eigen kosten, hadden voordien, of nog voorzien zouden. Tot een grondflag van dit verzoek leiden zy , het gevoelen, waarin zy verkeerden, dat zy geenzins oordeelden aan hunnen Burgerpligt te voldoen, door het enkel betaalen van Wagtgeld, alzo de gewapende , Burgery te, zwak en niet talryk genoeg was, in ge- , valle van eenen opftand, of by eenige andere onge- , legenheid, om de rust en veiligheid der Stad te kun- , nen handhaaven; by welke zy ondergetekenden, ondercusfchen, zeer groot belang hadden, naardien zy hec vermogendfte gedeelte der Burgerye i uitmaakten. Indien de Regeering in dit voorftel i geen genoegen mogt vinden, verzogten zy „ dat i; „ aan hun, en aan ieder Burger en Ingezeeten, i; „ welke daar toe inclinatie heefc, worde vry ge- < „ laaten, om als vrye Republieainen, en gelyk » „ op veele plaacfen van ons Vaderland , en in « „ verfcheide nabuurige Sceden, door de loffelyke [ „ aanmoediging der Regeering zelve, reeds ftand I » gfyPc? een Exercitie - Genootfchap op te regten, ( y, onder de expresfe verpligring, van aan Hun Wel „ Ed. Groot Achtbare te presteeren , op de fo- „ „ lemneelfte wyze, den eed van gehouvv en ge- „ „ trouw aan deeze Stad te zullen zyn. Terwyl " „ „ zy voorts, wanneer het onverhooptelyk mogte „ gebeuren, dat Hun Wel Ed. Gr. Achtb. in weer- k „ wü  NEDERLAND. 101 „ wil van hunne aanhoudende adresfen, in dit hun „ tweeledig verzoek mogten difficulteeren, zig „ genooddrongen zouden vinden , (hoe zeer zy „ ook volvaardig bleeven, als getrouwe Burgers „ past, Hun Wel Ed. Gr. Achtb. billyke orders te „ te obtempereeren) om als vrye Nedtrlanders, „ en ter voldoening van hunnen plegtigen Bur„ ger-eed, zodanig te handelen, als zy overeen„ komftig met denzelven, ter bewaaring van dee„ zer Stads rust en veiligheid zullen vermeenen te behooren". Zodra deeze Verzoekfchriften ingeleverd en on» der de Burgery rugtbaar waren geworden , herdagten eenigen uit dezelve, dat in den jaare 3748, behalven de vyf gewoone, nog eene zesde Kompagnie beltaan hadt, onder den naam van Oranje Kompagnie, welker Vaandel, op dien tyd, nog op het Stadhuis bewaard wierdt. Eenige lieden van allerlei flag, van hoogen en laagen rang, gaven thans hunne begeerte te kennen aan de Regeering, dat gemelde Kompagnie van nieuws opgericht en tot ftand mogt gebragt worden, „ om ten allen tyde tot zulk een oogmerk te „ kunnen gebruikt worden, als Hunne Wel Edele Groot Agtbaare zouden oordeelen en vermei„ nen te behooren". Een dus zonderling verzoek deedt veelen 14e hoofden opileeken. Zy wierden daar door G 3 ont-  102 Het BEROERD ontrust, en befchouwden de oprichting van zulk eene afzonderlyke Kompagnie als een zaad van tweefpalt tusfchen de Burgery , vooral in den tegenwoordigen tyd, in welken, by het opfteeken van de Oranjeleuze, de gemoederen ligtelyk konden gaande worden. Zommigen, in de daad, welke het Verzoekfchrift hadden ondertekend, toonden eerlang berouw, en verzogten dat door hunne naamen de pen mogt gehaald worden. Ook fchynt de Regeering zelve de gevaarlyke ftrekking van een diergelyk Genootfchap begreepen te hebben; althans wees zy het verzoek van de hand, doch niet de bloote verklaaring dat in hetzelve niet konde getreeden worden. Burgemeester verstege, welke de onrustige tyden van 't jaar 1748 hadt beleefd, als Lid der Zutfenfche Magiftraat , befchouwde de enkele afwyzing als te zagt en flaauw, naardien hem nog in verfche geheugenisfe lag, welke fchroomlyke ongeregeldheden , in dien troebelen tyd , door de OranjeKompagnie waren aangericht; hy begeerde, dat, over het herhaalen van zo een gevaarlyken en verre uitzienden ftap, de uiterfte verontwaardiging der Regeeringe open lyk moest worden aangekondigd. Van der capellen tot rysselt was van et zelfde gevoelen, in zyrj Advys , waarin hy zyne - verbaazing betuigde over de Lysr der Ondertekenaaren, op welke „ de vroegere kinds- v heid  NEDERLAND. 103 „ heid aan die van oudere dagen als wierdt aan„ een gefchakeld, waarin hy zo eene Hemels- breedte van rangen, den aanzienlykften met den „ allergeringften, den Staatsman met den flegtften „ Bedelaar, by de tekening van dat Request in „ eene reye gefchaard zag". Zedert deedt deeze Edelman het verzoek, om eerlang met zyne Kompagnie te mogen uittrekken, en dezelve in den Wapenhandel onderwyzen, en met een , dat hem daar toe eene bekwaame plaats , zo binnen als buiten de Stad, mogt worden aangeweezen. In beiderlei opzigt gefchiedde hem genoegen. 4 Intusfchên deeden verfcheiden der Zutfenfche Ingezeetenen niet duiller zien , hoedanig zy te, moede waren, omtrent de meer en meer toeneemende zucht by veelen tot den wapenhandel. By het optrekken der Burgerwagt.'s avonds, zag men , van tyd tot tyd, eene groote menigte zamenrotten, pleegende vcelerhande ongeregeldheden, door het aandringen op de Wagt, het belemmeren van derzelver wapenoclteninge, het maaken van haatlyke aanmerkingen op de Bevelhebbers en Gemeenen, zomtyds ook door het pleegcn van daadelykheden. Een Tamboer , onder andere, van de wagt gaande, wierdt door een gemengden hoop, onder het geroep: Pak den Luisbis maar aan, flaa hem dood, dermaatc op het lyf G 4 ge-  104 Het BEROERD gedrongen , dat hy, alleen door de hulp van den Schout en deszelfs Dienaaren, van de woedende menigte verlost wierdt. Zints dien tyd bleef uitwendig alles in rust, tot op den zestienden van Oogstmaand. Een voorval , op dien dag gebeurd, maakte veel gerugts door het geheele Gewest, en ook in andere Provinciën. De gemelde dag was beflemd, om de Kompagnie van den Ridder cavellen tot rysselt haare wapenoefeningen te doen verrigten. Eenige Leden van het Genootfchap van Wapenhandel van het nabuurig Deventer, hier van verwittigd, begaven zich derwaarts, uit nieuwsgierigheid , om deeze oeffening te aanfchouwen. NaauwJyks waren zy de Poort van Zutfen genaderd, of zy wierden, op het onverwagtst, omringd van de Soldaaten, die aldaar de wagt hielden, en hunne Zydgeweeren, met welke zy , naar gewoonte, waren uitgedoscht, hun afgenomen, op bevel van den Generaal Majoor van heeckeren, Bevelhebber der Stad, hoewel hy, van de Wethouderfchap, daar toe geenen last hadt ontvangen. De Burgers van Deventer , als draagende thans hun Zydgeweer alleen tot fieraad, of tot een onderfcheidend kenmerk, en geen oogmerk hebbende daar van gebruik te maaken, voldeeden gereede]yk aan dit bevel. Naa  NEDERLAND. 105 Naa het eindigen van den Wapenhandel keerden de Deventeisfchen te rug na hunne Stad, mee het eenpaarig befluit om hunne Zydgeweeren niec te rug te vraagen, maar dezelve te laaten jn handen van die ze hun hadden afgenoomen, doch, terftond by hunne wederkomst , van deeze ontmoetinge, kennis te geeven aan hunne Overheden. Deeze , zulks met verwondering verftaan hebbende, fchreeven, vier dagen daarnaa , eenen Brief aan de Regeering van Zutfen , waarby zy verlangden te weeten, of deeze behandeling op haar bevel gefchied ware. Inmiddels hadden eenige Heeren van Zutfen, by afweezigheid van anderen , een befluit genomen, waarby het gedrag des Bevelhebbers van heeckeren gepreezen , hy daar voor bedankt, en vervolgens verzogt wierdt, in 't toekoomende, aan de Poorten diergelyke voorzorge te gebruiken. Vervolgens fchreeven zy aan die van Deventer, dat het afneemen der Zydgeweeren niet met geweld , maar op eene zeer gemaatigde wyze gefchied , en zulks , in de tegenwoordige omftandigheden , hoognoodig was geoordeeld, uit hoofde van den ongewoonen toevloed van vreemdelingen, ter gelegenheid der Jaarmarkt: als mede, omdat de gewapende Vrywilligers van Deventer, dageiyks, in merkelyken getale, langs de ftraaten hunner Stad zwierden, en groot gerugt maakten. G 5 Dit  ioS Het BEROERD Dk fchryven was geenzins naar den fmaak der Heeren van Deventer. In hun antwoord verklaarden zy , de behandeling, hunnen Burgeren aangedaan, zich te zullen hebben laaten welgevallen , indien dezelve gefchied ware op voorafgaanden last der Stadsregeeringe. Doch daar de Zydgeweeren waren afgenomen, op eigen gezag eens Krygsbevelhebbers, meenden zy zulks te mogen befchouwen , als eenen hoonenden aanval op de Vryheid hunner burgeren ; en diensvolgens daar voor, van den ge melden Bevelhebber , eene gepaste voldoening te mogen eifchen. Ten befluite gaven ze hunne verwondering te kennen, dat de Heeren van Zutfen , die voorheen nooit geklaagd hadden over eenige ongeregeldheden der Deventerfche burgers, thans daar mede ter baa.ne kwamen; welke de Wethouderfchap van Deventer niet zou verzuimd hebben, naar verdienfte te ftraffen, indien haar dezelve behoorlyk gebleeken ware. Nog verfcheiden brieven wierden, zedert, tusfchen de Regenten der beide Steden gewisfeld. Eindelyk zonden die van Zutfen de Sabels te rug, nevens eene foort van Verdeediging van den Bevelhebber van heeckeren. En hier mede liep dit gefchil ten einde. De eisch des Kekers, en de inval van vreemde  NEDERLAND. 107 de Krygsbenden, mee welken de Vereenigde Gewesten, diensvolgens, gedreigd wierdea , hadden 's Lands Staaten het heilzaam en vaderlyk befluit doen neemen , om de Landzaaten zich in den Wapenhandel te doen oeffenen, en zich dus in ftaat te ftellen om met de befcldigde Krygsmagc zamen te werken , ter weeringe van buitenlandsch geweld, en ter verdeediginge van huisgezinnen en bezittingen. Gekommiteerde Raaden van Holland, door 's Lands Staaten daar toe gemagtigd, kondigden , al in den beginre des jaars 17S5, deswegen de noodige bevelen af, en beraamden de vereischte fchikkingen , ten einde dit werk fmaaklyk te maaken, en den last, dien zommigen mogten waanen, dus op hunne fchouderen geleid te worden, te verligten. Doch de uitvoering van dit bevel ontmoette, ginds en elders, merkelyken tegenftand. Door heimelyke opftooking, of door eene ongegronde vreeze, verzetteden zich veelen, ten platcen Lande, daar tegen, met een geweld, 't welk , op zommige plaatzen, met daadlyke oproerigheden ging gepaard, en ter beteugelinge daarvan den fterken arm noodzaaklyk maakte. Van de voornaamfte dier wederfpannigheden en oproerige beweegingen zullen wy hier verflag doen. In den omtrek van Dordrecht hadt men, op deeze en geene Dorpen, ingevolge van het plan, door  io8 Het BEROERD door Gekommiteerde Raaden beraamd, de Landlieden byeen geroepen , in de Kerken, tot het doen van de uitlooting van den derden man. In 't oogenblik als, te s lied regt, dit werk eenen aanvang zoude neemen , ontftondt, onder de menigte, eene geweldige beweeging en wederfpannig gefchreeuw : Men wilde of zoude niet exerceer en voor de Staaten, maar wel voor den Prins; Hy moest 'er boven, de Staaten onder, en de Patriotten weg. Den Schout drong men om een Oranjevaandel te geeven; men floeg op koperen bekkens, en deedt de lucht weergalmen van de oproerkreet; Vivat Oranje! de Prins boven !. Hand over hand groeide de menigte der oproerkraaiers, die eerlang bedreigingen begonnen uit te flaan, in de nabuurige piaatzen meer aanhangs te zullen zoeken, en voorts aantrekken op Papendrecht en Dordrecht, om 'er de Patriotten te vermoorden. Schrik en vervaardheid vloog eerlang door de nabuurfchap, op de ontzettende tyding van dien uitgelaatenen moedwil. Verfcheiden bewooners van het platte Land, om hunne, bekende Vadérlandsgezinde begrippen, zich huns lyfs niet veilig agtende, vonden geraaden,den muitenden hoop te ontwyken, en hunne veiligheid te zoeken binnen Dordrecht. De Voorzittende Burgemeester van den santheuvel, hier van verwittigd, verzogt ■ u ftraks  NEDERLAND. 109 ftraks ten zynen huize de drie overige Burgemeesters , om gezamentlyk te beraadflaagen, de dienttige middelen ter handhaavinge van de veiligheid der Stad. Een merkelyken fteun vonden dezelve, in de Schuttery van St. Joris en het Genootfchap van Wapenhandel de Vryheid, die gereedelyk hunne hulp aanbooden, en, binnen het tydverloop van een half uur, in volle wapenrusting, op hunne Loopplaatzen ftonden. De Schout van Papendrecht, intusfchên, voor zich zeiven en dertig vrywillige Landlieden, die zich, nevens hem, in den wapenhandel oeffenden, fcherpe Patroonen verzogt hebbende, zonden Heeren Burgemeesteren dezelve derwaarts, onder een geleide van dertig Schutrers, met belofte , in gevalle de muitelingen eenige daadelykheden ondernamen, dat het Genootfchap ftraks ter hulp zoude aanrukken. Hier nevens was gevoegd een bevel van Burgemeesteren, om geweld met geweld te keer te gaan. Deeze fchikkingen bragten den fchrik onder den hoop , en deeden de wederfpannige boeren afzien van verdere feiteiykheden. De Oudraad betuigde, zedert, aan de Schuttery en het Genootfchap, deszelfs genoegen over de betoonde wakkerheid. Niet minder wederfpannig gedroegen zich de Boeren in den omtrek van Leiden , vooral te oestgeest en leiderdorp. De Schout chas-  i 10 Het BEROERD chastelein, ter laatstgemeld plaatze , in de Regtkamer gezeecen, wilde, tot het doen van de uitlootinge, de Boeren, by drie man te gelyk, doen binnen koomen. Doch deeze, het geheele werk met een fchcel oog aanziende, drongen, by geheele hoopen tevens, na binnen, en weigerden voluit , zich aan de lootinge te onderwerpen. De Schout, in de hoop van de kwalykgezinden tot reden te zullen brengen, boodt eenigen tegen ftand., doch de muitery groeide onder zyne vertoogen. Voor de ftooten en fchoppen , welke hem wier,den toegebragt, moest hy eindelyk wyken , en elders, tegen de woede, eene fchuiipiaats zoeken, Hy begaf zich na Leiden , met voorneemen om van daar eenigen onderhand te Haaien , en vervolgens na Leiderdorp te rug te keeren ; welk voorneemen, egter, hem mislukte. De Regeering van Leiden , niet weerende , hoedanig een gevolg deeze zaak , ten opzigte van haare Stad, konde hebben, vondt geraaden, op den volgenden Marktdag, vier Poorten geflooten te houden, en de overige, met eene fterke wagt, te doen bezetten. Te gorinchem ontftondt geene kleine opfchüdding, ter gelegenheid dat eenige manfchap, bezig om zich,in eenen Schuur, in den Wapenhandel te oetfenen, door een aantal Boeren, met ftok-  NEDERLAND. isi Hokken gewapend, overvallen en verftïooid wierdr. Op hoogen last las, 's anderendaags, de Leeraar Idier plaatze, openlyk van.den Predikftoel, af, het hevel der hooge Overheid betreifende de wapenoeffening. Hoe weinig genoegen dit bevel by de Ingezeetenen vondt, bleek nog dien zelfden naaimiddag, wanneer men zommigen de finaadelykfte uitdrukkingen hoorde ukllaan tegen het gebod van Iden Souverein, en, ondanks het herhaald verbod, eene menigte zag pronken met Oranjelinten en foortgelyke oproerleuzen. Even eens was het ook gefteld in het nabuurig dorp hoornaar. Nevens de fterke bewoordigen, in welke zy zich uitlieten, tegen de wapening der Opgezeetenen ten platten Lande, hadden ze de vermetele onbefchaamdheid, onder een geweldig rumoer,met een Oranjevaandel door het dorp te zwieren, en hetzelve vervolgens ten Kerktoren uit te fteeken. Burgemeesters van goirincuem ,zulks vernomen hebbende , zonden teriftond iemand derwaarts, met bevel om de Oproerileuze van den Toren te doen afneemen, en vefvol!gens in hunne Stad te brengen. De muitzuchcige :Hoornaars, zich hier aan luttel kreunende, ftaken ftraks een ander vaandel uit, en dwongen hunnen iSchout en eenige Gezworenen , zich. na Gorin;chem te begeeven, om de. te, ruggaave van hunijie Vlag te vraagen. De Gorinchémfche Regeering,  ii2 Het BEROERD ring, zo als ligt is te denken, verzette zich daaf tegen , en deedt eene ftrenge afkondiging tegen diergelyke wanbedryven. De oproerigheid der Hoornaars was , egter, hier mede niet beteugeld. Te gader met de opgezeetenen van andere dorpen, trokken ze, ten getale van zeventig perfoonen , na goodriaan, en cischten , met een woest gefchreeuw en onder veelerhande bedreigingen, dat het Oranjevaandel op den Toren moest geplant worden. Hun eisch wierdt niet volbragt , dewyl zy te weinig in getal waren , om dien met geweld door te dryven: weshalven zy , 's anderendaags, in grooter getal, derwaarts trokken , onder het uitflaan der fchrikwekkendfte vloeken en bedreigingen. Zy keerden, egter , ook nu wederom te rug, op de tyding dat 'er gewapende Burgers van Schoonho* ven in aantogt waren, doch met de verzekering, van hunne Bende tot achthonderd Man te zullen verfterken. Deeze fchrikwekkende verlterking hadt geenen voortgang. Op verzoek van Burgemeesters van Gorinchem , hadt een gedeelte der Dragonders, die te Raamsdonk lagen , nevens eenige knegten, zich na die Stad begeeven , en voorts bevel ontvangen , overal heen te trekken, daar zich muitemaakers bevonden, en dezelve in verzekering te neemen. Twee der voornaamlte Belhamels, die, te Gouderak, het vuur van oproe.  NEDERLAND. n3 foerigheid hadden aangeftookt, vielen in hunne handen. Van gelyken aart en bedoelinge, als in de bovengemelde Dorpen, was de beweeging, omtrent dien zelfden tyd, te moerkapelle voorgevallen. De Heer h. a. kreet , Advokaat te Rotterdam, en Schout dier plaatze , hadt zich derwaarts begeeven, tot het doen van de Afkondiging, betreffende de wapening ten platten Lande, en om deswegen de noodige fchikkingen te beraamen. By zyne aankomst vondt hy alles ftil en in rust; doch naauwlyks hadt hy de klok doen kleppen, om de Gemeente byeen te roepen , of een aantal volks flreefde na den Toren , en ftak denzelven een Vaandel uit, waarin eenige letters gefchreeven Honden. Hierop vervoegde zich de menigte voor het Regthuis , allen , tot één man toe, met Oranjelinten uitgeftreeken. Het gezigc van eenen dus getooiden hoop deedt den Schout befluiten , naa het doen der Afkondiginge raakende de Wapening, het befluit van 's Lands Staaten, tegen het draagen van Oranjeleuzen, onlangs genomen en alomme afgekondigd , te vernieuwen en met luider ftemme te herhaalen, Maar der onftuimige 'menigte ftondt nu het hoofd niet naar gehoorzaamheid aan de bevelen van 's Lands Hooge Overheid. Ronduit verklaarde IV. deel. II de  H4 Het BEROERD de zamengerotte hoop , althans zommigen va» dien , uit aller naam, niet te willen exerceeren voor de Staaten, maar wel voor den Prins, en dan alleen op deeze wyze (tevens de hand flaande aan hunne hoeden , die met Oranjelinten ryklyk pronkten): want dat de Staaten flegts Jongens, maar dat de Prins het Hoofd was. Ten zelfden tyde vraagden zy aan den Schout , waarom de Afkondiging niet gedaan ware op naam van den Prinfe; ook zeiden ze, dat aan het hoofd daar van hadt moeten liaan Wy Willem, enz. De Schout, uit dit alles duidelyk ziende, met welk eene foort van Volk hy te doen hadde , deedt, met zagtmoedigheid en bedaardheid, al wat in zyn vermogen was, om het muitende gemeen tot reden te brengen, de heerfchende wanbegrippen en vooroordeelen te verdryven, en de billykheid en nuttigheid der bevelen van 's Lands Staaten aan te toonen. Vergeefs. Men was doof voor alle redenen, de muitzucht groeide, onder de middelen ter weeringe van dit kwaad. Weshalven de Heer kreet, alzo hy geenen kans zag om het doelwit zyner reize te bereiken, het befluit nam, na Rotterdam te rug te keeren. Het Rytuig, waar mede hy gekoomen was, hadt hy naauwlyks doen infpannen en voor het Regthuis brengen, of hy vernam dat zyne paerden met Oranjelinten beftrikt waren, en zyn Voer-  NEDERLAND. II5 Voerman, met eene kokarde van die zelfde kleur, op zynen hoed prykte. Op het Rytuig zelve las hy, aan alle kanten, met krytletteren gefchreeven, Oranje boven, en de Prins boven. Dit , evenwel , fchrikte hem niet af om zich na buiten te begeeven ; waar tegen de menigte zich met kragt verzette , 't en zy hy alvoorens zynen hoed met een Oranjefierzel tooide. Het voldoen aan deezen oproerigen eisch ware zo veel geweest , als een openlyke inbreuk op het bevel van den Souverein, welk by op 't oogenblik, by herhaaling , hadt afgekondigd. Op een moedigen toon weigerde de Heer kreet zyne bewilliging, met de betuiging, zich eer te zullen laaten vermoorden, dan het bevel der hoogfte Overheid dus openlyk verfmaaden. Vermids hy geenen kans zag, met goede woorden , zich eenen doortogt te baanen, trok hy zynen Degen, en maakte, door 't zwaaien met denzelven, zo veele ruimte , dat hy een weinig vooruit raakte. Eerlang ondervondc hy nu , hoe zeer het der menigte ernst ware, om aan hem haaren wreeden moed te koelen. Door het voorwaarts dringen van agteren bloot geraakt zynde, wierdt hy by 't hair gegreepen , en vervolgens op den grond in den flyk geworpen. Hy ontving, by die gelegenH 2 heid,  ir5 Het BEROERD heid , een ligte kwetzuure aan zynen wang, e» verloor zynen Degen. Terwyl hy aldus op. den grond lag te worftelen, hoorde hy iemand uit de menigte zeggen: Laat ons1 evenwel geene menfchen vermoorden; waarnaa hy terftond opgebeurd, en in zyn Rytuig wierdt geholpen. Hy zat 'er naauwlyks in , of de menigte beklom insgelyks hetzelve, zette met geweld hem een Oranjeftrik op den hoed , gaf hem vervolgens zynen Degen te rug , en liet hem eindelyk vertrekken , onder het herhaald gejuil van den gewoonen Oproerkreet. Terftond naa zyne wederkomst te Rotterdam, vervoegde zich de Heer kreet ten huize van den Heere pieter cornets de groot, Dykgraave van Schieland , om aan denzelven verflag te doen van zyn wedervaaren. Doch deeze wees thans dit verflag van de hand, voorgeevende, te zeer bezet te zyn om het te kunnen aanhooren. Zedert vervoegde zich de Heer kreet aan Gekommitteerde Raaden, om van dezelve ta verneemen , op welke wyze door hem de Orders van den Souverain moesten worden ten uitvoer gebragt. Behalven de opgemelde, befpeurde men, ook in andere Dorpen ; -foortgelyke beweegingen en op-  NEDERLAND. 117 (Oproerigheden, van welke wy, om de gelykheid ( der lloffe , het noodloos oordeeJen , afzonderlyk i berigt te geeven. In zommige plaatzen wierden ide Roervinken gevat, en vervolgens na 's Haage [gevoerd ; doch elders ging het kwaad onverhinderd zynen gang. 's Lands Staaten, met reden, niet onverfchillig (omtrent de wyze, op welke hunne bevelen ont\ vangen en onderhouden wierden, namen zedert een 'befluit, om naauwkeurig onderzoek te laaten doen : omtrent het gedrag der Baljuwen in hunne Provincie , in alle zodanige gewesten van dezelve , in welke oproerige beweegingen hadden plaats [gehad , en of dezelve aan hunnen pligt voldaan hadden , of daarin nalaatig geweest waren. Tewens vernieuwden zy eene Afkondiging van den voorgaanden jaare , waarby alle bedryven , van welken aart dezelve ook mogten weezen , 't zy met woorden of met daaden , die eenigen fchyn ihadden van oproerigheid, of daartoe aanleiding konden geeven, ten ftrengfte wierden verbooden, Ides noods zelf op flraffe des doods. Zo hoog klom, ondertusfchen, in deeze dagen van losbandigheid en wederfpannigheid, de geest van hooiende pligtfchennisfe, dat in de Hofplaats zelve, ■en zetel van 's Lands Hooge Overheid, de laatstgemelde Afkondiging , op zommige plaatzen , H 3 daar  ti8 Het BEROERD daar dezelve was aangeplakt, met drek en vuiligheid befmeerd, en elders wierdt afgefcbeurd. Holland was niet het eenige Gewest , alwaar men, in den aanvang deezes jaars, beweegingen vernam, welke, by veele Landzaaten, aankondigden , afkeerigheid van 's Lands Hooge Magten en van derzelver wettige bevelen , of dat hun het hart meer over den Dienaar dan over den Opperbevelhebber van de Staat hing. In de Provincie Friesland was het Kwartier der Zevenwouden, ten allen tyde, berugt door deszelfs Oranjegezinden yver. Een blyk hier van ondervondt men in het fraaie Dorp balk, gelegen. in de Grieteny Gaasterland, een gedeelte van dat Kwartier. Eenige boeren, op den gewoonen Marktdag, in eene Herberg te gelag zittende, vergden eenen iegelyk, die daar binnen kwam, op eene Heilige verklaaring, of hy Prinsgezind dan Patriotsch ware ? Al wie zich voor Prinsgezind verklaarde, wierdt begiftigd met een Oranjelint, 't welk men hem op den hoed Hak , waarnaa men zynen naam deedt opfchryven , door den Schoolmeester van het nabuurig Dorp Wyckel, die voorts de lyst der Oranjevrienden voor den fchoorlleen ten toon hing. Geen klein gerugt maakte dit bedryf, en gaarde eenige opfchudding. Het Geregt der Grie-  NEDERLAND. 119 Grietenye , daar van kennis hebbende bekoomen, zondt zyne Dienaars na de Heiberg , om kundfchap in te winnen , welke het voorts aan 't Hof Provinciaal te Leeuwaarden overbriefde. Wel haast verfcheen, van dat Hooge Geregtshof, een Onderfchout met eenige Dienaaren, die den gemelden Schoolmeester nevens eenen Boer gevangen namen, en zwaar geboeid na het Blokhuis te Leeuwaarden overbragten. De Stad franeker , verfchafte, omtrent dien zelfden tyd, een voorval, 't welk, by veelen , merkelyk opziens baarde. De klokkeluider , vroeg in den morgen , zyn werk zullende verrigten, vondt, by het openen der Kerkdeure, op den grond, een gevouwen papier. De nieuwsgierigheid deedt het hem opraapen en inzien; hy vondt daarin gefchreeven de volgende woorden: Wat is het Vry- Corps? dient het om het Land te befchermen of te beveiligen? geenzints, maar wel om den Prins en zyne Vrienden te dwarsboomen en te plaagen. , Vreest God, eert den Koning. Wanneer gy den Prins niet eert, Dan werd het gantfche Land verkeert. Vivat Orange. H 4 De  i;o Het BEROERD De Magiftraat, hier van verwittigd , ontboodt vervolgens den Klokkeluider, en eischte van denzelven het Gefchrift. Men heeft het vervolgens overgezonden aan het Hof van Juftitie , nevens een verhaal van de omftandigheden, die by het vinden hadden plaats gehad. Of men den fchryver van het papier ooit ontdekt hebbe , is ons. niet gebleeken. Of het volgende voorval, insgelyks in Louwmaand des jaars 1785, te leeuwaarden gebeurd, het uitwerkzel ware van een beraamd plan van Oproerigheid, dan of het ontftaan zy uit een zamenloop van toevallige gebeurtenisfen, van welke men veelal geene redenen kan geeven, durven wy met geene beflisfende zekerheid bepaalen. Tot het laatfte gevoelen hellen wy inzonderheid over. Doch laaien wy de gebeurde zaak eenvoudig vernaaien, en voorts den Leezer het oordeel overlasten. In den avond van den zesentwimigften der genoemde Maand, moest, op hoog bevel, van zes tot zeven uuren, de gewoone Bedeftonde gehouden worden, onder andere in de Groote Kerk. Ten half zes uuren was reeds de Kerk zo vol menfchen, dat de nog inkoomenden moeite hadden om door de menigte te dringen. De Weeskinderen , by hunne komst in de Kerk, hunne plaat-  NEDERLAND. 121 [ plaatzen bezet vindende, deeden de geenen, welke ze hadden ingenomen, opftaan. Hieruit ontftondt eenige woordenwisfeling en opfchudding. Eenige Stooven wierden om verre geftooten. Daarenboven hoorde men een geraas of flag, van gelyken klank, zo als zommigen het naderhand hebben befehreeven , alsof iemand, met zynen vuist, een zwaaren flag op eene tafel gaf. Het geraas fcheen van boven van het Orgel voort te koomen. Dit bragt eenen algemeenen fchrik onder de zamengevloeide menigte. Elk ftondt op van zyne plaats , en zogt gang te neemen na eene der deuren, die , van wegen den fterken toevloed, wel haast geftopt wierden. Onder dit alles ontftondt 'er een gerugt, dat 'er brand op het Orgel was; 't welk, evenwel, I geen anderen grond fchynt gehad te hebben, dan den flank, veroorzaakt door de om verre gevallene Stooven. Nogthans vermeerderde hierdoor de angst en fchrik by de meesten, en wierdt de aandrang nog fterker en grooter om uit de Kerk 1 te geraaken. Eenigen baanden zich een weg na buiten door de Glasraamen ; anderen hakten de deuren open. 't Geen de vreeze en den drang nog vergrootte, was een geroep van oproer, hoewel hier voor, zo wel als voor brand op het Orgel, geen de minfte grond was. Een akelig gekerm H 5 vloog  12 a Het BEROERD vloog wel haast langs de ftraaten, en vervulde de lucht met jammerklagten. Deeze riep om zyn kind, geene om zyne huisvrouw , een derde om zynen Vader of Moeder. Kortom, grooter was de verwarring en ontfteltenis, dan met woorden kan befchreeven worden. Ligt is het te denken, dat dit fchroomlyk voorval niet zonder ongelukken afliep. Onder het dringen raakten veelen onder den voet , en lagen by hoopen op elkander: waardoor zommigen deerlyk gekwetst , gekneusd of verplet wierden. Vier menfchen, ten minflen, fchooten'er 't leeven by in, en onder deeze eene hoogzwangere vrouw. Honderden, daarenboven, verboren hier by 't een of ander, van 't geen ze om of aan hadden, 't Geen niet geftolen was, (want men wil dat de rooflust ook hier zynen moed koelde) wierdt, op bevel der Regeeringe, op het Stadhuis gebragt , om door de eigenaars te worden opgeëischt. Tot een bewys van de vervaarlykheid der opfchuddinge, laaten wy hier volgen eene lyst der gevondene goederen: vier gouden Ooryzers en elf Zonhoedshaaken , honderdtweeëntwintig zilveren gespen met, en zestig zonder Schoenen ; een Naairing; negentien Ooryzers; vier Zonhoedshaaken; een Knipbeursje; een Eau de la Reine doosje; veertien Kerkboeken; drie Mutspriemen; een ftuk van een Gesp, allen van zilver ; zesentachtig  NEDERLAND. 123 dg Manshoeden, onder welke één met een gou^ den galon ; twaalf Manshandfchoenen; honderdnegenenveertig Vrouwenhoeden; vyf zwarte hoedjes ; zesentwintig Vrouwenhandfchoenen ; vier Vrouwen Bovenrokken; negenentwintig Manteltjes, even zo veele Voorfchooten ; zes Waaiers; drie Kantmutzen; elf Strooken van Mutzen; zestig Nacht- en Tipmutzen; twee Regenkleeden; zestien Zakdoeken ; vierenzeventig fchoenen met tinnen gespen ; honderdtweeëntwintig Schoenen zonder gespen; honderdvierendertig Muilen; eenenveertig Stooven ; achtentachtig Kerkboeken ; dertien Pruiken ; zes klompen, en eene menigte Manshoeden. Van den yver, eerbied en hoogagtinge der rotterdammers, voor het Huis van Oranje, leverde dit jaar wederom een bewys uit. De Gemaalin des Stadhouders, nevens de Vorftelyke kinderen, eenen keer zullende doen na Breda, namen haaren weg door de gemelde Stad. Eenige lieden , bekend voor yverige voorftanders van 't Stadhouderlyk geflagt, begaven zich, op den dag, op welken Haare Koninklyke Hoogheid zoude, overvaaren, in een Jagt op de Maaze, voerende een wimpel boven den Standaart. Naa een goed gedeelte van den Voormiddag, met heen en wederzeilen, te hebben doorgebragt, onder een ge- fta-  124 Het BEROERD öadig geroep van Oranje boven! draaiden ze, tégen den raiddag, by, voor het huis van den Vaderlandfchen Heere elzevier. Hier deeden ze verfcheiden fchooten, onder het herhaald blaazen op de Trompet van het bekende deuntje Wilhelmus van Nasfouwen. Intusfchên was Haare Hoogheid aan de Veerpont genaderd, om daar mede de riviere over te fteeken. Ter deezer plaatze vervoegden zich ook, met hun Jagt, de Oranjevrienden , en vervulden de lucht met een woest gefchreeuw en een herhaalden aanhef van de bekende leuze, ter eere , zo als 't heette, van het Vorftelyk gezelfchap. Men wil dat dit, zo genaamde, eerbewys, door het Volk van 's Lands Timmerwerf, met het zwaaien van hunne hoeden , wierdt beantwoord. Thans keerden ze te rug na het huis van den Heere elzevier, die op dit pas ter deure uitgaande , op eene hoonende wyze, van de uitgelaatene vrolyken , wierdt naagefchreeuwd. Een diergelyk oproerkraaier herhaalde ze ook voor het huis van den Heere gevers. Eindelyk wierdt hunne vrolykheid eenigzins geftoord. Want terwyl zy na binnen wilden fchieten, kwam by hen aan boord de Onderfchout plaat, met acht Geregtsdienaars, en tekende de naamen op van allen, die zich in het Jagt bevonden; laatende hen voorts  NEDERLAND. 125 voorts hunnen weg vervolgen, in de regtmaatlge vreeze , dat, door toedoen van 't Geregt, hun lachen van heden, ligtelyk , den een of anderen tyd, in treurigheid konde veranderen. De waakzaame Hoofdofficier bleef zedert niet in gebreke, om eenigen van het vrolyke gezelfchap voor zich te ontbieden, en aangaande hunne verrigtingen het vereischce onderzoek te doen. Van klein belang waren de bovengemelde beweegingen , in vergelykinge van de zulke, die, in dit zelfde jaar,voorvielen in 's graavenhaage, en dus onder 't onmiddelyk oog der Overheid zelve, en met eene zigtbaare verfmaadinge van derzelver geëerbiedigde gezag. Op Zondag den vierden van Herfstmaand des des jaars 1785,bevonden zich, op de Paradeplaats in 's Haage, eenige Leden van Genootfchappen van Wapenhandel, uit nabuurige plaatzen, allen kennelyk aan hunne onderfcheidene Uniformen. By het afloopen der Parade,die, op Zondag, doorgaans talryker is dan op andere dagen , toen elk zynen weg ging, wierden eenigen der gemelde perfoonen gevolgd en van agteren fterk gedrongen, ondereen fterk geroep van Weegluis, Weegluis : een fcheldnaam, den Patriotten, door de menigte, veelal na 't hoofd gefmeeten. De dus aangevallenen, onkundig van 't gevolg, von-  125 Het BEROERD vonden hierop geraaden, te wyken , terwyl eeri derzelven, te Leiden thuis behoorende, door een Soldaat der Hollandfche Garde fmaadelyk bejegend wierdt.. Een Haagenaar , dit verneemende, trekt hierop zynen Degen , en zwaait met den zeiven in 't rond , om den aandrang af te keeren. Hierover ryzen woorden, by welke gelegenheid een Burgerman, handgemeen; wierdt met een ander Lid van het Genootfchap, en, door den flag met een flok, eene wonde aan het' hoofd bekwam. . De gemelde perfoonen hierop hunnen weg vervolgende, voegden zich wederom eenigen van hun gezelfchap by hen, die, door den drang, van hun waren afgeraakt. Doch, alzo het fcheiden en raazen hand over hand toenam, traden zy in een huis, op den hoek der Veeneftraat, daar de Drosfaart van der hove , verwittigd van 't geen 'er gaande was, verzeld van eenen Dienaar, eerlang zich by hen vervoegde. Naa een weinig toevens, begaven zy zich na het huis van eenen Herbergier evertze, de gewoone Vergaderplaats der wapenoeffenende leden. Intusfchên hadt de Drosfaart, van het voorgevallene, kennis gegeeven aan den Prokureur Generaal , en vervolgens aan Heeren Commisfarisfen, welke de beleedigde perfoonen by zich ontbooden, om hunne klagten in te brengen. Van een tal-  NEDERLAND. 127 :talryken ftoet gemeen volk verzeld, begaven zj zich na hec Hof. Van de aangevallene Vrywilligers vinden wy gemeld den Makelaar voogt van Schiedam, hart e vel t , Discelaceur te Leiden, en drosman, Zilverfmid te Vlaardingen ; vervolgens de broeders arnold , van de poll en martens, allen Haagenaars, en eindelyk j. c. engelke en j. j. hartenroth, Studenten te Leiden. De drie eerstgemelden wierden thans alleen gehoord, terwyl de overigen, om de zaaken ie beter zich te kunnen herinneren , tot 's anderendaags uitftel verzogten. Zo dra het verhoor was geëindigd, begaven zich de gemelde perfoonen na het huis van den Prokureur harte velt, langs den agtertrap van het Hof, alzo zy niet verkoozen, door de Dienaars van 't Geregt vereeld te worden. By hunne komst op de ftraat , ('t was thans vyf uuren in den agtermiddag,) wierden ze fpoe» dig omringd van eene groote menigte volks, die hand over hand toenam. Op de hoogte van 't Stadhuis wierden ze gezien van den Onderfchout ran 's Haage, die ftraks hun eenen Geregcsdienaar naazondc, om te verneemen, of hun eenige overlast gebeurde. Eindelyk bereikten de Vrywilligers het huis sran den Prokureur hartevelt, voor 't welk de  1S8 Het BEROERD de Geregtsdienaar eenigen tyd vertoefde, om een I oog in 't zeil te houden. Doch alzo 'er niets. | onbehoórlyks voorviel, keerde hy weder na 't Stadhuis, om aan den Onderfchout verflag te 1 doen. Van dit oogenblik bedienden zich eenigen uit den zamengevloeiden hoop , pleegende thans eenige baldaadigheden , door het werpen met : i fteenen en vuiligheden, en het fmaadelyk knippen \\ op hunne nagels. Thans vervoegde zich, aan 't huis des Proku- I reurs,de Bloemist alberts, in wiens tuin, onder de Uileboomen-, het Genootfchap zyne wapenoefte- l ningen.gemeenlyk verrigtte, als mede zekere van i ryssen, Looier in 's Haage. Voogt, na Schie- i dam willende wederkeeren, booden zich deeze per- i foonen aan, om hem te geleiden na de Stadsherberg, alwaar zyn rytuig ftalde, alzo hy den weg derwaarts onkundig was. Onder 't voortgaan wierden ze gevolgd van eene talryke menigte I volks, die telkens aangroeide uit de kleine flop- v jes en fteegjes, uitkoomende in de Straat , door t welke zy hunnen weg namen. Van fcheiden en i fmaaden , flaat wel haast het uitzinnig Graauw over tot daadelykheden, tot werpen met fteenen ; en vuiligheden; 't welk hen noodzaakte, de vlugc i te neemen in 't huis van zekeren west man, in [ de Wagenftraat, waar uit zy,door eene agterdeur, i gebragt wierden op de Dunne Bierkade. Hier z raak- ,  NEDERLAND, 129 raakten de 'drie perfoonen van elkander, en voogt voor zeker huis, alwaar hy aanbelde, doch niet wierdt binnen gelaatenk Terwyl hy hier ftondt , omfingelde hem wel haast eene groote menigte volks, door eenige van welke hy zwaar mishandeld wierdt, inzonderheid door een perfoon, als een Jaager, in 't groen gekleed , en door een baldaadigen armen Jongen. In haare losgelaatene woede en hoonende baldaadigheid bragt hem een jong Vrouwsperfoon , door middel van eene Parapluï , een zwaaren flag toe aan het hoofd. Eindelyk wierdt voogt ontzet, uit de moorddaadige handen . van 't gepeupel, door zekeren Loodgieter , en door den Stal in de Stadsherberg geleid. De Prokureur Generaal, intusfchên, van 't Hof zynde thuis gekoomen, gaf ftraks bevel aan eenen der Geregtsdienaaren, zich te begeeven na het huis van den Prokureur harte velt, om te verneemen, wat 'er gaande ware ; doch hy bemerkte 'er geenen onraad. De Drosfaart, midlerwyl, van den Fiskaal luiken verftaan hebbende, dat 'er, voor 'c meergemelde huis des Prokureurs, iets gaande was, gaat insgelyks derwaarts, doch verneemt, uit zekeren Jongeling, dat op de Veerkade een perfoon door het graauw zeer zwaar mishandeld wierdt. Straks neemt hy daar heen zynen weg, verzeld van den Prokureur harte- f IV. DEKL. I VELT  igo Het BEROERD velt en den jongften arnolds, welke laatfte^ eenigzins befchonken , eenen Sabel voor den borsc onder zynen Rok droeg. De twee laatflen,door eenige Jongens, voor Weegluizen gefcholden wordende, loopt de Drosfaart hun naa, en beftraft hen deswegen. Thans voegde zich insgelyks by dit gezelfchap de bovengenoemde alberts, en namen ze gezamentlyk gang na de Stadsherberg. Op het zogenaamde Groene Wegje begon het gemeene volk, zich niet ftoorende aan den Droslitart, te vloeken en te fcheiden, met vuiligheden te werpen en hen aan alle kanten te omfingelen. By het Zieke wierdt arnolds tegen het lyf geloopen door een Soldaat , die den voorgemelden Sabel hebbende gegreepen, door den Drosfaart aangepakt, en voorts gebragt wierdt, door behulp der gemelde perfoonen , in de Stadsherberg, alwaar ze voogt nog vonden zitten. Zo fterk en geweldig was hier de toevloed en aandrang van buiten, dat een Dienaar van den Prokureur Generaal, door den Drosfeart aan de deur geplaatst,zich genoodzaakt vondt, met eenen flag met zynen Stok eenen Soldaat te rug te dryven: welke Soldaat, vervolgens, met zynen Sabel na hem floeg,doch in zyn oogmerk mislukkende, hem eenen fcheur in zynen Rok toebragt. Onder dit alles, en naadat vervolgens de glazen  NÉDÈRLANÜ. *3t fiëti met eenen fteen waren ingeflageri, zohdt dé Drosfaart, door een Vroüwsperfoon , berigt aari Iden Prokureur Generaal van 't geen thans voör' ide Stadshetberg omging j met nevensgaande verzoek om hem eenigen byftand van Krygsvolk té willen toezenden. Hierop begeeft zich de Prokureur na de Hoofdwagt, en aan den Kapitein1 ma den Bevelhebber gevraagd hebbende, ten einde om van denzelven de begeerde hulp te verZoeken , ontvangt hy tot antwoord i dat deswegeö alle verder aanzoek noodeloos was,alzo de Höofdwagtenj eens voor altoos, een algemeen bevel hadden ontvangen, om by het eerfte aanzoek4 aan de justitie, zo van het Hof als van 'a Haage, den gepasten byftand te verkenen. De Prokureur, van eenig Krygsvolk Vërzeidj begaf zich hierop na de Stadsherberg , alwslal? men den bovengemelden Soldaat in verzekering hadt genomen. Deezen, nevens voogt, alberts, den Prokureur hartevelt ert arWolds , plaatst hy in een Rytuig, eb begeeft zich dus na de Voorpoort. Niet talfyk j althans zeer zagtzinnig en weereloos j moet de bende gewapende Manfchap geweest zyn, alzó1* Onder 't voortryden, verfcheiden fteenen nsi den" Wagen geworpen wierden. Naa een kort vërblvf by den Cipier, vertrokken de vief gemëldé perfoonen na het huis des Prokureur^ 't wèlM  13a Hei'BEROERD kort daarop, van vooren en van agteren , va«8 n eene menigte volks omringd wierdt : waarom I voogt en de anderen, het onveilig oordeelende, i van daar te vertrekken , te raade wierden , 'er 1 nog eenigen tyd te vertoeven. I Thans zondt de Prokureur Generaal na de ; Ruiterwagt, om van dezelve hulp te verzoeken, è die hem ook beloofd wierdt, doeh niet zeer m fpoedig moet verkend zyn. Althans de zamen- t gevloeide menigte deinsde allengskens af: en van la dit oogenblik bedienden zich de meer genoemde 1} perfoonen, om elk zynen weg en na huis te kee- pen-  138 Het BEROERD ,, pende, dat zy volgens hec voorfchrifc van de ,, Refolutie van Hun Edele Groot Mog. op he„ den genomen , verplicht waren die orders, „ met voorbygaan van den Gouverneur en Kapir tein Generaal dezer Provincie direct aan den Kapitein van de Hoofdwagt te geven , hebbe 5, Ik niet kunnen afzyn hunne Edele Mogende te ,, verzoeken de Vergadering van Hun Edele „ Groot Mog. nog heden by elkander te Con„ voceren, om my gelegenheid te geeven,- van ,, myne bezwaaren aan Hun Edele Groot Mog, „ met alle eerbied voor te dragen, hebbende Ik ,, inmiddels order geltejd dat de Hoofdwagt ver„ fterkt is en de Patrouilles uitgezonden zyn, „ volgens de intentie van Hun Edele Gr. Mq„ gende. „ Ik vinde my verpligt, zo tot voorkominge ,, van alle confulie, welke uit het geven van or,, ders, buiten kennis en communicatie van den Gouverneur en Kapitein Generaal dezer Pro„ vincie, commanderende het Garnifoen alhier, ,, als tot maintien van de Rechten, my in boven„ gemelde qualiteiten by Hun Edele Groot Mo„ gende gedefereerc, Hoogstdezelve te verzoeken, ,, om wanneer UEd. Groot Mog. eenige voorzie„ ninge gelieven te doen, waartoe de adfiftentie „ van Militie noodig is, my als Gouverneur en „ Kapitein Generaal dezer Provincie van derzel- » ver  NEDERLAND. pg |ver intentie te verwittigen , opdat Ik dan dien l7, conform de noodige orders geven kan, om deze L exacïdyk te doen uitvoeren en naarkomen, ter. «„ wyl Hun Ed. Groot Mog. my altyd volvaardig ,„ zullen vinden om aan derzelver gemanifesteerde , „ intentie, volgens mynen plicht, in myne qualii , teiten te voldoen, gelyk ik in het byzondere . „ nimmer en in geen geval gehefiteert hebbe of in gebreeke gebleeven ben, om ook zo dik, „ wyls de Justitie , ter bewaringe van de goede . „ order ipeciaal gelast en gtquaiificeert, eenige , „ asfiftentie heeft verzogt of verlangt, dezelve „ oogenblikktlyk te verleenen of te doen ver» „ leenen. „ Ik houde my verzekerd, dat de intentie van „ Hun Edele Groot Mog. niet kan zyn om my „ te deposfideeren van het Commando der Mili' „ tie, my als Gouverneur en Kapitein Generaal „ dezer Provincie door Hun Edele Groot Mog. „ gedefereerd, en vleye my dus, dat Hoogstde? „ zelye my daarby zullen main tineeren en van „ my requireeren, om door de Militie , alhier „ Garnifoen houdende, de behulpzaame hand te „ doen bieden, tot ftuiting van alle moedwil en „ desorders , wanneer Hoogstdezelve deze abfi„ ftentie zullen noodig oordeelen". Dit voorftel, egter, maakte geene verandering in het befluit van Hunne Edele Groot Mogende de  r4o Het BEROERD de Staaten van Holland. Nog dien zelfden avond wierdt by hen vastgefteld, te blyven by de Refolutie, in den naamiddag genomen, de verrigtingen van Gekommiteerde Raaden , in gevolge van dezelve, goed te keuren, en voorts dezelve te gelasten, den kommandeerenden Officier van de Hoofdwagt, nog dien zelfden avond, te ontbieden, en denzelven ernftig te rekommandeeren, de bevelen , hem dien zelfden naamiddag, uit naame der Heeren Staaten gegeeven , ftiptelyk en met alle naauwkeurigheid te gehoorzaamen, zonder eenige tegenftrydige bevelen , van wien ook dezelve aan hem mogten gegeeven worden, eenigzins het oor te leenen. Dus wierdt dan het kommando, over de Bezettinge in 's Haage, opgedraagen aan den Luitenant Generaal sandoz , en hy gelast, de gewoone Raporten van de Hoofdwagt dagelyks te bezo.gen aan het Kollegie van Gekommiteerde Raaden, of, in gevalle Hun Edel Mogende niet waren vergaderd, aan het eerst voorkoomende Lid van dezelve. De Stadhouder, dus geenen troost vindende by 's Lands Staaten, wendde zich, met zyne klaagftemme , tot den Koning van Pruifen , die daarop eenen Brief deedt afgaan aan de Staaten van Holland, in welken zyne Majefteit betuigde, dat de Erf-Stadhouder nimmer aanleiding hadt  NEDERLAND. 14! hadt gegeeven tot eene zo harde behandelinge, maar dat hy veeleer alles deedt, om het welzyn van den gantfchen Staat te bevorderen, en het vertrouwen en de genegenheid der gezamentlyke Heeren Staaten te verdienen. Kort daarnaa, op den vyftienden van Herfstmaand, vertrok de Prins uit den Haage na Breda, naa alvoorens de Vergadering der Algemeene Staaten en die van den Raad van Staate te hebben bygewoond. Zo hoog nam de Stadhouder den hoon, zo als hy meende, met het afneemen van het Kommando, hem aangedaan, dat hy beftendig heeft geweigerd, na de Hofplaats te rug te keeren; tot dat de onverwagte keer, welken, zedert, in Herfstmaand des jaars 1787, de zaaken des Lands hebben genomen, Zyne Hoogheid het gewoone verblyf in den Haage deedc betrekken} eene gebeurtenis, van welke wy, misfchien, in 't vervolg, nader verflag zullen doen. Onder de Steden, vermaard om het aanwenden van haare kloeke doeh vrugtlooze poogingen, ter herftellinge van Stedelyke Vryheid en Burgerlyke Voorregten, verdient eene aanzienlyke plaats de Stichtfche Stad Amersfoort. Reeds in Lentemaand des jaars 1785, hadt men aldaar* aangefteld, een getal van zeventien Gekonftitueerden uit de Burgery. By het doen van eene deftige betrekken ; eene gebeurtenis, van welke wy,  i4i Het BEROERD tige Amfpraak , leverden vyf van dezelve èëfi Adres over aan de Regeering , waarby zy ver^ zogten j in hunne hoedanigheid te mogen erkend worden, en in onderhandeling te treeden, over het vereffenen öf wegneemen van bezwaafnisfen ^ doör hen, in een Concept-Reglement, voorgedraagen. Hec befluit, in de volgende maand4 op dit Adres genomen, kwam hier op neder „ dat „ Hun Ed. Achtb. altyd genegen waren om aan g te neemen zodanige verzoeken en Adresfen, als de goede Burgers en Ingezeetenen ten gemee« „ nen nutte zullen doen ; dat de Magiftraat be^ „ reid was, op zulke voordfagten zodanig te re„ folveeren, als dezelve, overeenkómftig met Eed „ en pligt, ten beste van het Vaderland, én van ,, de goede Burgerye in 't by zonder j naar regt „ en billykheid zal oordeelen te behooren 5 doch $ egter, het daar voor niet kan houden, dat al „ hetgeen de Requeftranten zouden goedvinden voor te draagen, zich grondende op de Pro- küratie der Committenten, zoude weezen hec ^, begrip van allen, welke de Prokuratie hadden getekend; even Zo min als de Raad vermeent, j, de uitdrukkingen, waar van zich eenige Ge5, kommiteerden van een aanzienlyk aantal Burj, gers by de Supplianten zouden hebben bediend $ „ op rekening van dit aanzienlyk aaiital Burgers a te mogen ftellen"; Op'  NEDERLAND. i43 Op het verzoek van Gekonditueerderi, raakende eenige pointen van het ingeleverde ConceptReglement, wierdt geantwoord „ dat de Raad, 1 eerstdaags, daar omtrent zodanig zou befluiten, E als dezelve zou meenen te behooren, gelyk i, dezelve ook alle andere pointen, naar zyn beste | weeten, zóu bevorderen * zonder daarby eenig ,, verder belang te bedoelen, dan waartoe zy, i als Medeleden der Maatfchappy, voor zich en E de hunnen zouden geregtigd zyn; altoos, evenI wel, in 't oog houdende , dat zy het waare „ belang der geheele Burgerye, en niet den zin r, van eenige weinigen moesten betragten". Ten zelfden tyde, gaven Hunne Ed. Agtbaarheden te verdaan , dat zy , zonder te treeden in een onderzoek van de waarde der Prokuratie , zo veel het verbond tusfchen Kondituanten en Gekonditueerden aangaat, van begrip waren, zeiven Reprefentanten van de Burgerye der Stad te weezen * en , diensvolgens, tot behartiging van derzelver belangen , geene andere Gemagtigden te kunnen foelaaten. Dit antwoord hieldt de Burgery ,- een geruimen tyd, in onzekerheid. Aan de eene zyde vreesde men onverzettelykheid by de Regeering, terwyl men, aan de andere zyde, na herdel van bezwaaren verlangde. In deezen daat bleeven de dingen tot in 't begin van Oogstmaand , wanneer de  144 Het BEROERD de Burgery te raade wierdt, zich de zaak nader" aan te trekken, en haar regt te doen gelden. Op den achtften dier maand, terwyl de Raad vergaderd was, kwam men , in goeden getale, by een voor het Stadhuis. Ten blyke dat de Gekommiteerden, onlangs benoemd, geene opgedrongene perfoonen , maar door hen vrywillig waren aangefteld, benoemden thans de Burgers, uit het midden derzei ven, vyf perfoonen, om, in die hoedanigheid, door den Raad erkend te worden. Tevens gaven zy hunne begeerte aan den Raad te verftaan , dat dezelve eenige Gemagtigden zou benoemen, om met de Gekonftitueerden, over de ingediende bezwaaren, in onderhandeling te treeden. Doch de Raad, naar dit voorftel geene ooren hebbende, bleef by het befluit, dat zy zeiven Gemagtigden der Gemeente , en alle andere perfoonen daar toe onnoodig waren. Tot vyf maaien toe wierdt dit verzoek gedaan , doch telkens van de hand geweezen. Zo euvel nam een der Gekonftitueerden deeze weigering, dat hy eene lyst der Heeren eischte, welke hun verzoek dus in den weg ftonden, en verklaarde, dezelve niet meer als vertegenwoordigers des volks te zullen erkennen. 's Anderendaags vergaderden de Burgers en Ingezeetenen wederom voor 't Stadhuis, Naadat eerst de Gekommiteerden , by den Burgemeester w. met*  nederland. ï4$ methorst, vrugtloos hadden aangehouden om eene vergadering van den Raad , begaven de Burgers, vooraf gegaan van de Gekommiteerden, zich derwaarts ; doch bekwamen insgelyks , op hun verzoek, een weigerend antwoord. Hierop vervoegden zy zich by andere Burgemeesteren, met een nieuwen aandrang van hun verzoek, dat onmiddelyk eene vergadering van den Raad mogt beleid worden. De Heer craanen, met eenige Gekonftitueerden, in een Koffyhuis getreeden zynde, ontboodt aldaar twee Deurwaarders, en beval aan dezelven , op ftaanden voet, den Raad byeen te roepen. Niet meer dan negen Heeren verfcheenen in de Vergadering, uit het midden van welke, naa eenig overleg* de Raaden ter horst en visschers benoemd wierden, om der menigte, die voor het Stadhuis was vergaderd * af te vraagen, of zy den perfoon van van eem* deren, nevens de overigen, tot haare Gekommi* teerden hadt benoemd. Zo dra dit met een een* paarig Ja beantwoord was, en de Heeren met dit befcheid in de Raadzaale waren verfcheenen, nam de Raad het volgende befluit: „ Op het in* ,* ftantelyk en herhaald verzoek van een groot ,j aantal Burgers en Inwoonders dezer Stad, thans voor den Stadhuize vergaderd, hebben de „ Regeerders der Stad Amersfoort, na rype Dej, liberatie en voorafgaande Informatie van de IV. deel. K „ voor  ?4 gaven de Wethouders, nog dien zelfden avond,  ï74 Het BEROERD avond, door eenen Postbode, hier van berigt aian het Hof van Gelderland, met verzoek om in deeze zaak zodanige voorziening te gebruiken , als het Hof zoude oordeelen, met de bedoeling der Heeren Staaten, meest over een te köomen. Ingevolge van dit fchryven, vertrokken, 's anderendaags, den eerften van Slagtmaand, de beide Landfchaps Mombers na Zutfen, alwaar zy, des avonds ten half negen uuren , aankwamen. Zy waren voorzien van een aantal Exemplaaren van eene- Afkondiginge, en eenen Brief van het Hof aan de Regeeringe, met welke zy, nog dien zelfde nacht, in onderhandeling traden, die tot om* trent twee uuren duurde, en 's anderendaags morgens , ten half zeven uuren, hervat wierdt. Alle deeze overleggingen en raadpleegingen, in 't holfte van den nacht , of den nog donkeren morgen, :hadden ten gevolge, dat, in den ogtendftond ten acht uuren, de klok geluid , en, ten overftaan van twee Schepenen van Zutfen en de beide Mombers, terwyl intusfchên het Krygsvolk van de Hoofdwagt onder de wapens ftondt, door eenen Stads Sekretaris, van de Puije van 't Stadhuis, eene Afkondiging wierdt voorgeleezen, behelzende , dat Erfftadhouder en Raaden hadden verftaan , dat, in weerwil der Afkondiginge van den elfden van Wynmaand, de Burgéry was opgeroepen, over zaaken, over welke de Souverein •raad-  NEDERLAND. 175 raadpleegde, en door den Woordhouder aan de Gemeente waren overhandigd zeventien even eens luidende Akten, om dezelve, volgens aanwyzing, te behandigen, en eene van welke aan de Regeeringe was ter hand gefteld : verrigtingen , welke niet anders konden befchouwd worden , dan als eene openbaare kleinagting van het wettig gezag der Overheid , en eene verftooring van rust en eendragt; dat zy, over zulks, wel ernftig verboodeh, eenig aanzoek te doen, tot het zamenroepen der Burgerye, onder welk voorwendzel zulks ook zou mogen gefchieden , en boven dien belastten, alles in den tegenwoordigen ftaat te laaten, als zullende alles, wat in zulk eene Vergadering mogt beflooten Worden , voor kragtloos en van geene waarde verklaard worden: met bedreiging van ftraffe, naar gelange der omftandigheden, aan allen, welke zouden bevonden worden» zich tegen deeze bevelen te hebben aangekant. Zo ras deeze Afkondiging was gefchied, wierdt dezelve, door twee Boden van het Hof, alomme aangeplakt. Men wil dat de Ruitery vooraf bevel hadt ontvangen , om hunne paerden gezadeld op de Stallen in gereedheid te houden, om, in gevalle van eenige tegenkantinge van de zyde der Burgerye, by de eerfte aanzegging, te kunnen opzitten. Doch de Gemeente aanfchouwde dit alles met ftille gelaatenheid, in de hoop op gun- fti-  i7S HiT BEROERD ftiger tyden, en dat de oogen der Regenten, Voor? haare onfehendbaare regten, eens mogten geopend worden. Zedert wierden ; over dit onderwerp, tusfchen het Hof en de Regeering van Zutfen * verfcheiden üukken over en weder gewisfeld. In 't einde hadt de wensch der Zutfenfche L'urgerye den zelfden uitflag , als die van verfcheiden andere Nederlandfehe Steden* De gebeurtenisfen te wtk by düürstede, en vooral te utrecht, hebben, inzonderheid zedert het jaar 1785, het oog van gantsch Nederland tot zich getrokken. Met regt verdienen dezelve eene plaats in onze Verzameling; Doch, terwyl wy dit fchryven , hebben wy den afloop dier voorvallen reeds beleefd j en het lot van beide Steden zien beflist worden. Hierom zyn wy te raade geworden, het aaneengefchakeld verflag, van het zonderling en onverwagt beloop van zaaken, uit te ftellen , tot een gelegener tyd, en tot dat wy, in onze berigten, tot het jaar 1787 zullen gevorderd zyn. Het tooneel der oproerigheden en geweldenaaryen , geduurende het jaar 1786, gepleegd, zullen wy openen met een verhaal van het voorgevallene in 's graavenhaage , behelzende een moorddaadigen aanflag op het keven  NEDERLAND. xrp yen van twee Leden van Staat, die door zommigen hoog gepreezen, doch door anderen met een fcheel oog wierden aangezien : te weeten , de Heeren ocker gevaerts, Burgemeester, en counelis de gyzelaar , Penfionaris der Stad Dordrecht, beiden, in de gemelde hoedanigheden, afgevaardigd ter Staatsvergaderinge van Holland. In zyne foort mag deeze gebeurtenis geplaatst worden op de lyst der gedenkwaardigfle voorvallen onzer Vaderlandfche Gefchiedenisfe, en verdient, als zodanig, zo omfhndig als de berigten, daar van voorhanden, ons voorlichten , in alle derzelver byzonderheden, verhaald te worden. Het vorftelyk !s Graavenhaage was gelyk aan de golven der Zee, die, naar gelange de wind pp dezelve blaaze of geheel gaa leggen, zich verheffen of verdwynen. Nu eens was, in de Hofplaats, alles ftil en bedaard; doch, op andere tyden ^-wanneer het belang of de. Staatzucht eenige byzondere oogmerken zogt te bereiken, loeide aldaar het onweder van muitzucht en oproerigheid, door de heimelyke aaublaazingen der zulken, die in troebel water zogten te visfehen. 't Is bekend, dat, zedert het vertrek van Zyne Hoogheid Prinfe willem den V uit den Haage, in den jaare 1785, de Heeren Staaten van Holland en Westfriesland , of, by derzelver afweezigheid, de Heeren Gekommiteerde Raaden, IV. deel. . M óe  Het BEROERD de daadelyke oeffening van het opperbevel ove? de Krygsbezetting waarnamen; en dat, in gevolge hier van, een vaste voet beraamd was op' de eerbetooningen, welke, door de wagtdoende manfchap, aan dezelven moesten beweezen worden. Op den vyftienden van Lentemaand, wanneer men meende dat de beraamde eerbewyzen eenen aanvang zouden neemen , vernam men reeds eenig gemompel, onder de zodanigen, die zich verbeeldden , dat 's Lands Staaten zich t' onregt eene eere toeëigenden , welke, huns bedunkens, het uitfluitende voorregt van den Prinfe Stadhouder , als Kapitein Generaal der Krygsmagt van den Staat, was. 's Anderendaags, wanneer, met het betoonen der Krygseerbewyzen, by het aangaan en fcheiden der Vergaderinge van Hólland, daadelyk een begin zou gemaakt worden, verzamelde zich eene groote menigte volks, op het Binnenen Buitenhof, tusfchen de zogenaamde Stadhouders* en Granadierspoortdoch inzonderheid by de eerstgemelde , welke , volgens de nieuwe fchikking, vóór en geduurende de zitting van Hunne Edele Groot Mogende , moest geopend blyven, tot eenen doortogt voor de Koetzen. Uitgezonderd het dringen van eenigen uit de menigte, en de moeite, welke zommige Leden hadden om de Vergaderplaats te bereiken, liep alles in draaglyke orde af; de waakzaamheid en  NEDERLAND. i79 en moed des Drosfaarcs en der Dienaaren van Heeren Gekommiteerde Raaden hadden hier van inzonderheid de eere* Doch men fcheen dien dag alleenlyk te hebben belteed , om de gelegenheden te befpieden, om vervolgens zynen flag, zo veel te gewisfer, te kunnen waarneemen. Hoe 't zy; op Vrydag,den zeventienden van Lentemaand, liet het zich aanzien, dat het thans niet zo vreedzaam en bedaard zoude afloopen. By tyds verzamelde eene aanzienlyke , en nog veel grooter menigte, dan 's daags te vooren , en onder deeze verfcheiden Leden van het berugte Oranjecorps, onder welke zich ook bevondt de befaamde hess, die,al zints eenigen tyd, by de vreedzaame burgers, als een begunftiger van Oproerigheden , hadt in 't oog geloopen. De meeste toeloop was wederom by de Stadhouderspoort, door welke de bovengemelde Heeren gevaerts en de gyzelaar moesten ryden, om langs den kortften weg, van het huis, alwaar de Heeren van Dordrecht hunnen intrek hebben , aan de Vergaderplaatze van Holland te koomen. Met veele moeite geraakte het rytuig door den drang der zamengevlo&ide menigte; 't geen, egter, bezwaarlyk zou gelukt zyn^ zonder de, getrouwe hulp en yver -des Drosfaarts en 2yner Dienaaren, en van eenige Ruiters, die M 3 by  180 Het BEROERD by den brug van de Stadhouderspoort geplaatst Honden. Geduurende de Vergadering van Hunne Edele Groot Mogende, waren derzelver Gekommiteerde Raaden, op het gerugt en gezigt der zamengevloeide menigte, insgelyks byeen gebleeven, Dewyl de ongemeene toevloed niets goeds voorfpelde, hadden zy, aan den bevelhebbenden Officier der Zwitzerfche Garde, de ernltigfte bevelen gegeeven, alles te moeten aanwenden, 't geen dienftig was ter handhaavinge der goede orde, en voorkoominge van alle ongeregeldheden , ja zelf (des noods) geweld met geweld te keer te gaan. Ondanks dit alles bleef het gemeen even onftuimig; de fnoodfte oogmerken waren uit veeier gelaat te leezen. Terwyl de bovengemelde hess, en zekere bauer, de gemoederen onder de menigte meer en meer ophitften en gaande maakten, fcheen den fnooden mourand ,Pruikemaaker van ambacht, de moordlust ten oogen uit, Eindelyk fcheidde de Staatsvergadering , wanneer de twee bovengenoemde Dordrechtfche Afgevaardigden, zich in hunne Koets geplaatst hebbende, aan den «Koetzier belastten, langs den zelfden weg, te weeten door de 5tadhoudersporift, na hun Logement te ryden. Doch naauwlyks waren hunne paer-  NEDERLAND. 181 paerden eenige (lappen gevorderd, en zy tot aan de overdekte Gaandery genaderd , of de zamengcfchoolde en op elkander gepakte menigte belette den verderen voortgang, onder het aanheffen van een oorverdoovend en fchrikwekkend getier. Geen kleine angst ontltondt hier door by de beide Heeren, die nog toenam, wanneer zy, den gemelden mourand , hunne paerden zagen by den toom grypen, en zyn best doen om de» zelve om te trekken. Nogthans behieldenze zo veel bedaardheids, dat ze hunnen Koetzier bevolen, om voort te (laan; 't geen, egter, zo lang de Pruikemaaker de paerden vast hieldt, bezwaarlyk zou gelukt zyn, indien niet thans wederom .de onverzaagde Drosfaart, met zyne Dienaars, ware toegefchooten , terwyl de Advokaat van ni sp en, aan de zyde derKoetze, het woedende geweld, met het bloote Zydgeweer , te keer ging. Onder dit alles wierdt mourand, doQr de Dienaars van 't Geregt, in verzekering genomen. Aanmerkelyk is het, en het baarde veel opziens by veelen, dat de bevelhebbende Krygshoofden der Zwitzerfche Garde, aan hec hoofd der Wagtparade, dit bedryf aanzagen, zonder eenen enkelen voet te verzetten; gelyk ook de Ruiters, welke by de Stadhouderspoort hadden post gevat, geene beweeging maakten, om ter hulpe toe te M 3 fchie-  Ib>2 Het BEROERD fchieten, Hoewel men naderhand dit Krygsvolk desvvegen heefc getragt te verontfchuldigen, hadde, egter, de gevangene Pruikemaaker, geholpen door de menigte, hier door bykans gelegenheid verkreegen om de handen van 'c Geregt te ontkoomen, indien niet eindelyk de Ruitery ware toegefchooten , en den zamengefchoolden hoop uit elkander gedreeven hadde. De Koets der gedreigde Dordrechtfche Afgevaardigden kreeg hier door , allengskens, gelegenheid, om haaren weg te kunnen vervolgen , en de Dienaars van 't Geregt, om den gevangenen mourand, onder geleide van eenig Krygsvolk, na de gevangenis te voeren, van waar hy, eerlang, onder dekking van eene fterke bezettinge, na de Voorpoort wierdt overgebragt. De bovengemelde hess en iiauer, van dien tusfchentyd , in welken aan hun niet fcheen gedagt te worden, zich bedienende, namen inmiddels de vlugt, in welke zy begunftigd wierden door een Rytuig, aan hec begin van den Ryswykfchen weg, ten dien einde, in voorraad, door hen in gereedheid gebragt. De Heeren gevaerts en de gyzelaar, *t anderendaags, ter Staatsvergaderinge verfcheenen, deeden, by Hunne Edele Groot Mogende, in de nadruklykfte bewoordingen, hun beklag, over den geweldigen aanflag, tegen hen ondernomen; met een betoog van den hoon, welke hier door den Staatsie-  NEDERLAND. 183 leden in 'c algemeen was aangedaan , en van de heillooze gevolgen, welke , in 't toekoomende, hier uit zouden kunnen gebooren worden, indien daar tegen niet eene affchrikkende voorziening wierdt gebruikt. Niet vrugteloos waren deeze voorftellingen en vertoogen. Het gevolg van dezelve was, een Befluit van Hunne Edele Groot Mogende: h „ Om Hoogstderzelver Gecommit„ teerde Pvaden -te magtigen, om , ongeprejudi„ cieerd de Rechten en Privilegiën der Ingezee„ tenen, in dit (ingulier geval den gedetineerden „ Delinquant de Plano, en zonder form van Pro„ ces, te recht te Hellen. II. Om welgemelde „ Gecommitteerde Raden te gelasten , om een „ naauwkeurig onderzoek te doen naar het ge„ drag van het Krygsvolk, die de wagt op het „ Binnenhof gehad hebben, en welken, niet te„ genftaande de aan hun gegeven bevelen, de „ Combustie en het gepleegd geweld aan de „ Heeren Gedeputeerden van Dordrecht niet in „ tyds hebben voorgekoomen". Dewyl de misdaad van den gevangenen mourand van dien aart was, dac dezelve als volkomen beweezen, en alle verder onderzoek daar omtrent voor overtollig mogt gehouden worden, namen Hunne Edele Groot Mogende, zonder uicftel, een befluit, volgens 't welk hy des doods fchuldig wierdt verklaaard. Dit befluit was niec M 4 \le'  i34 Het BEROERD gekoomen ter ooren van het Hof van Holland, of het zondt eenen Brief aan de Staaten, in welken de Leden beweerden, dat vermids de Pruikemaaker mourand, door hunnen Drost, gevangen genomen, en daarenboven het Hof, in Cafibus regiis, buiten allen twyfel, de alleen bevoegde Regtér was, de gemelde gevangene, diensvolgens , voor het Hof .moest worden te regt geiteld. Doch de Staaten volhardden by het genomene Befiuic, om deeze zaak te laaten aan hunre Gekommiteerde Raaden, ook nog, naa het ontvangen van een tweeden Brief, vier dagen laater hun door het Hof toegezonden, in welken het bovengemelde regt nog nader wierdt aangedrongen. Hunne Edele Mogende, de Gekommiteerde Raaden, dus gerugfteund door het gezag en bevel der Hoogde Overheid, gingen diensvolgens over tot het vellen van het vonnis des doods, over den rampzaligen Pruikemaaker , hoewel deeze zyne misdaad toen nog niet hadt beleeden, doch vervolgens duidelyke blyken gaf van de overtuiging zyns gemoeds , door het uitroepen van wraake over de geenen, die hem tot zyn wanbedryf hadden aangezet. Een hartgrievende flag was dit vonnis voor de huisvrouwe des gedoemden, die, by hem, moeder was van zes leevende kinderen, en een zevende, op dit pas, onder het hart droeg. Geen wonder,  . NEDERLAND. iBs der, derhal ven, dac zy alles aanwendde, om, indien geene vernietiging , althans verzagting van het geftreeken vonnis te bewerken. Terftond des anderendaags ging zy , met haare zes kinderen, rond by de Leden van Staat, om] derzelver tusfchenkomst en voorfpraak te verzoeken. Daarenboven deedt zy, aan de Vergaderinge van Hunne Edele Groot Mogende, de Heeren Staaten van Holland en Westfriesland , een Smeekfchrift inleveren, k welk wy, om de edele gevoelens van huwelyks- en ouderliefde , als mede van verontwaardiginge en afgryzen van de gepleegde fchenddaad, daar in doorftraalende , hier woordelyk zullen mededeelen. „ Geeft onderdaniglyk en met alle demoedig„ heid te kennen johanna elizabeth bylel„ veld, Huisvrouw van franc,ois mourant, „ Burger alhier in den Hage. Dat de Suppliante in de allertreurigfte om„ Handigheid en overmaat van droefheid de vry„ heid gebruikt haare ootmoedige fmeekingen „ neer te leggen voor Hun Ed. Gr. Mog., om „ van hoogstdezelve , als Souveraine Overheid, „ en Vaderen des Vaderlands, en van hunne In„ gezeetenen, indien het eenigzints mooglyk is, „ gunftige vergeeving en Pardon te verzoeken en „ af te fmeeken, voor haar Suppliahtes reeds ge» „ noemde Man, die Vader is van zes leevende M 5 kin- i  ,86 Het BEROERD „ kinderen, en van de Vrucht waar van zy Suppl, „ dadelyk Zwanger is , en welke haar Suppl, „ Man thans is gevangen, en, zo de Suppl. met „ de allerbitterfte aandoeningen en ontfteltenisfen „ op gister heeft vernoomen , by Sententie van „ de Ed. Mog. Heeren Gecommitteerde Raaden „ ter Dood Is gecondemneerd", „ Dat de Suppliante zich geenzints wil on„ dervinden voor haar Man of voor zyn Misdaad, „ welke zy by geruchten verneemt te beftaan in „ handdadigheid aan oproer en feiteiykheden, een „ kwetzing en inbreuk van de Hoogheid en Sou„ verainiteit van UEd. Gr. Mog. mede brengen„ de, eenige verfchooning in te brengen , waar „ toe ook de Suppl. als geheel onkundig zynde „ van de geheele zaak, zich niet in ftaat bevind, „ en waar omtrent zy de rechtvaardigheid geen„ zints wil in twyffel trekken, gelyk zy ook een „ afgryzen heeft van de gemelde Euveldaaden: maar dat zy Suppl. alleen inploreert de gratie „ en genaade van haaren geëerbiedigden Souve„ rain, in ootmoedig vertrouwen, dat Hun Ed, „ Gr. Mog. door op de ongelukkige Suppl. op „ haare tegenwoordige omftandigheid, en op haare „ ongelukkige kinderen een gunftig oog teflaan, „ aan haar niet euvel zullen opnemen, deeze haa„ re ootmoedige demarche, welke zy, die met de „ tederfte liefde en heiligfte banden aan haaren „' voorn.  NEDERLAND. 18? ,, voorn. Man verbonden > en in alle opzichten „ gepenetreerd is van de akeligfte en treffendfte „ denkbeelden der rampzalige gevolgen , welke „ uit de executie van gemelde fententie voor haar „ en haar onnozel kroost onherftelbaar moeten „ voortvloeien, vertrouwd, niet te mogen nalaat „ ten, ten einde, kan het zyn, van Hun Ed. Gr. „ Mog. te verwerven een gunst en gratie, die de „ kenmerken zouden opleveren van Hun Ed. Gr, „ Mog'. grootmoedige Clementie en Souveraine „ affectie voor derzelver Ingezetenen, en niet air „ leen de Suppl. en haar Man en Kinderen, met „ de allerduurfte verpligting aan Hun Ed. Gr, „ Mog. voor haar en haar nagedacht te vervül„ len, maar ook zelfs in 't algemeen , tot een „ allerfterkst fpoor ftrekken zoude , om de harten der Ingezetenen aan Hun Ed. Gr. Mog, „ met de uiterfte liefde en gewilligde gehoor» „ zaamheid te verbinden; neemende de Suppl. „ demoedig de vryheid, om in het byzonder ook „ in dezen met de diepfte eerbied te imploreren „ de edele gevoelens van menschlievenheid van „ die refpeéhbele Heeren,welke door haar Suppl. ,, voorn. Man, volgens het geene de Suppl. by „ gerugte heeft vernoomen, fpecialyk beleedigd „ zyn. „ VVeshalven de Suppl. haar en haarer Kinde„ ren gekerm ootmoedigst door dit haar Smeek- „ Schrift  •83 Het BEROERD „ Schrift brengende in de hoogst aanzienlyke „ vergadering van UEd. Groot Mogende, onder„ daniglyk bidt en fmeekt, dat UEd. Groot Mo„ gende, uit hoogstderzelver Souveraine Magt, „ aan haar voorn. Man de by hem gepleegde „ misdaad goedertierenlyk gelieven te vergeeven, „ de Straf, waar toe hy is gecondcmneerd, kwyt „ te fcheiden, en aan hem te verleenen Brieven „ van Pardon, of van Abolitie, of zodanige an„ dere Gratie, als U Edele Groot Mogende, „ naar hoogstderzelver goedertierene Edelmoedi„ ge en beroemde Clementie , zullen gelieven „ goed te vinden. „ 't Welk dpende, enz". Hunne Edele Groot Mogende, thans niet geraaden vindende, op dit Smeekfchrift de gewenschte verhooring te verleenen, deeden, tegen Vrydag , den vierentwintigften der Maand, alles in gereedheid brengen, om het gevelde doodvonnis te doen volvoeren. Op hoog bevel verfcheen de geheele Krygsbezetting van 's Graavenhaage onder de wapenen. Zelf de Lyfgarde der Staaten van Holland ontving bevel , om de paerden op de Stallen gereed te houden, om, by de eerfte aanzegginge , te kunnen opzitten. Het Schavot wierdc op het Binnenhof opgericht, en aan de Bezetting- zo buiten als binnen 's Haage, belast, met  NEDERLAND. i8£ mét gelaaden geweer de posten te bezetten; voor welke buitengewoone moeite dezelve, op voorftel van den Heere de roo van westmaas, van wegen Dordrecht zitting hebbende in de Gekommiteerde Raaden, voor deeze week dubbele ibldy ontving. . Geduurende alle deeze fchrikwekkende toebereidzelen waren de beleedigde Heeren Afgevaardigden, gevaerts en de gyzelaar,aangedaan met een innerlyk mededogen met de önfchuldige en ongelukkige huisvrouwe van den verweezenen mourand. Het vergeeven , in Zo verre met 's Lands heil beftaanbaar was, van den gepleegden aanflag op hunne perfoonen, voor edeler en grootmoediger aanziende dan het ftraifen, en om te toonen dat de Smeekfier , in haar Verzoekfchrift, niet vrugtloos zich hadt beroepen op hunne gevoelens van Menschlievendheid, wendden zy hunne tusfchenfpraake aan , by Hunne Edele Groot Mogenden, ten behoeve des fnooden aanvallers; met dat gelukkig gevolg voor hem, dat het vonnis des doods in de ftraffe van eeuwige Gevangenisfe wierdt veranderd. Moüranü, intusfchên, onder een fterk geleide van Ruiterye en Voetvolk, na een der Vertrekken , by de Vergaderplaats van Gekommiteerde Raaden, overgebragt, ontving , 's morgens ten half elf uuren , hier van de eerfte tyding, uit den mond van \  i^g Het BEROER D van den Fiskaal luiken, en den Sekretaris der Staaten van buur en; 'c welk hem zulk eené ontfteltenis aanjaagde, dat hy , van fchrik, van zich zei ven viel, en, in eenen harden gil, uit-> riep: 6 God, wat heb ik een berouw! Naa eenö korte tusfchenpoozing herhaalde de Heer luiken zyne blyde boodfchap $ las hem vervolgens zyn Doodvonnis voor, en terftond daarop het gunftig Befluit, ten zynen opzigte genomen: waarnaa mert hem te rug voerde na de Gevangenpoort, alwaar hem, voor den fchrik en de on titel tenis, een ader wierdt geopend. Wy kunnen niet nalaaten, hier aan te merken, dat de Wel Eerwaardige Heer heringa, Leeraar onder de Hervormden in 's Haage, op dien dag, in de Kloosterkerk, den predikdienst verrigtende, zyne toehoorders, op eene aangenaame wyze , verraste, door zyne voorbidding , voor den gevonnisden, eensklaps te veranderen in eene dankzegging voor de Zagtmoedigheid des Souverains, welke hy , naar verdiende, met fchuldigen lof vermeldde. Nog op dien zelfden dag deeden Hunne Edele Groot Mogenden eene zeer ernflige afkondiging aan de Gemeente , van welke wy hier den nadruklyken inhoud zullen mededeelen. Van woord tot woord luidde dezelve aldus: „ De Staaten „ van Holland en West-Friesland, allen den gee,, nen, die dezen zullen zien of hooren leezen, „ Sa-  NEDR. RLAND. 191 Salut, doert te weeten; dat hoe zeer de enor„ me fait, door Frangois Mourand, thans Ge» „ vangen op de Voor-poort alhier, byzonder op. „ Vrydag den 17 dezer geperpetreert, als zynde „ een direft Attentaat tegen de Hoogheid van „ Onze Souverainiteit, uit hoofde van deszelfs „ aart en natuur, voor geen Pardon, Abolitie of „ andere Gratie, fusceptibel is, en Wy ook om „ die reeden aan de Supplicatie, door Johanna ^ EUzabeth Bykveld, Huisvrouw van gemelden „ Frangois Mourand, op den 23 dezer aan Ons „ geadresfeert, niet hebben kunnen defereeren, „ en dezelve diensvolgende , zo als ze was leg- gende, ten zeiven dage hebben afgeflagen, en „ geweezeu van de hand, nogthans de herhaalde „ intercesfien, door de Heeren gevaerts, Bur„ gemeester, en de gyzelaar, Penfionaris der „ Stad Dordrecht, met alle mogelyk empresfe„ ment ten faveure van gemelde Frangois Mou~ j, rand, ter onzer Vergadering gedaan , op het „ neemen Onzer finale Refolutie, met relatie tot „ de zaaken van gemelden Frangois Mourand „ geweest zyn van dat effect, dat Wy, uit eene „ byzondere deferance aan de intercesfien van wel„ gem. Heeren gevaerts en de gyzelaar, „ goedgevonden en gerefolveerd hebben, de flraf„ fe des Doods aan de meergemelden Frangois „ Mourand te remitteeren en de Sententie tegen ,, den-  ,9a Het BEROERD <, denzelven door onze Gecommitteerde Raadeti „ gedecerneert , en welke door de opgevolgd!?. „ Confesfie van gemelden Frangois Mourand, voor „ zo veel des noods , nog nader gejustificeerd „ is, te veranderen in een eeuvvigduurend Gonfii, nemen tj ,j Dat wy egter tot deze byzondere Clemen% tie, om reden als voren, in dit geval uit Onj, ze Souveraine autoriteit en magt , befloten „ hebben in die verwagting, en in dat vertrou„ wen, dat alle de Ingezetenen van deze Onze „ Refidentie plaats zulks niet alleen aan de zeer „ byzondere en nadruklyke intercesfie van gemel„ de Heeren gevaerts en de gyzelaar, ea vervolgens aan Onze zeer extraordinaire goe„ dertierenheid, die in dit voorhanden zynde ge„ val haare fource alleen aan de voorfz. deferan„ ce verfchuldigd is, zullen dankweeten, maar „ ook, dat elk en een iegelyk der Ingezetenen , van deze Onze Refidentie plaats zig van nü ,-, voortaan ten allerzorgvuldigfien zal wagten, van zig andermaal tegen de Souveraine beflui„ ten Onzer Vergaderinge te verzetten, in wel„ ke maniere zulks zoude mogen zyn , direcle„ lyk of indireftelyk; terwyl wy als nog allen „ en een iegelyk op het ernftigfte vermaanen, i? zig als ltille, vreedzaame, en inzonderheid als jj gehoorzaame Ingezetenen aan Onze Souveraine „ be«  NEDERLAND. m j» beveelen, vooral aan de zodaanigen , die wy „ toe eer en luister van Onze Vergaderinge nood,i zaaklyk oordeelen, te gedragen, zonder zig van „ nu voortaan op eenigerhande wyze met woor,4 den* of met daaden, daar tegen te verzetten; 4, alles op pcene met alleen van Onze hoogde verontwaardiging, maar ook dat de Contraventeurs „ van dien, welke verzoeken, of intercesfien ten 4, faveure derzelver ook zouden mogen worden „ gedaan, zonder eenige de minfie genade, met „ de Galge of zwaarder na vereisch van zaaken, „ zullen werden geftraft, terwyl Wy de Heeren ,i Onze Gecommiteerde Raaden , onverminderd „ Onze Publicatie van den 23 Febr. 1786, waar ,; Wy by deze geene de minfte atteinte willen 5, toebrengen , voor zo veel des noods , als nog „ qualificeeren, om de Contraventeurs van deze „ Onze Vaderlyke vermaaning en waarfchouvving i, de plano en zonder figuur van Proces, door „ Onzen Advocaat Fiscaal, en wyders in confor„ mité van deze Onze Publicatie te ftraffen". Onder het doen van deeze Afkondiginge, om welke te kunnen hooren, de bevelhebbende Krygsoverfte, aan de talryke menigte , eene bekwaame gelegenheid bezorgde, befpeurde men eene diepe en eerbiedige ftilte; verre de meesten, zo dikmaals de naamen der Heeren gevaerts en de gyzelaar genoemd wierden, betuigden voor dezelve IV. deel. N hun-  ,o4 Het BEROERD hunne hoogagting en eerbied, door hec afneemen van hunne hoeden. Gekommiteerde Raaden , bewust van den invloed , welken de Christen Leeraars , menigmaalen, hebben op hunne toehoorders, zonden, daarenboven, 's anderendaags , eenen rondgaanden brief, aan eiken Leeraar der onderfcheidene Gezinten, van den volgenden inhoud. „ Eerzaamè, Godzalige, Vroome, „ Discreete, Goede Vriend! , Wy hebben na voorgaande deliberatie goed„ gevonden, U Ed. by deze toe te zenden een „ Exemplaar van Haar Ed. Groot Mog. Publi„ catie van den 24 dezer, ten einde U Ed. van „ de daar in gemanifesteerde goedertierenheid en ■ '.< by gevoegde vaderlyke vermaaning en waar„ fchouwing van den Souverain , op aanftaande „ Zondag, by 't verkondigen van Gods Woord , „ zodanig gebruik zult maaken , als U Ed. het „ meest gefchiktst zal oordeelen te zyn , om U „ Ed. Toehoorderen van de voorfz. gratieufe dis* „ pofitie hunner Hooge Overigheid te overtuigen, „ en tot diepe Eerbied voor Hoogstdezelve meer „ en meer te disponeeren, niet twyffelende, dat „ U Ed. geenzints in gebreeken zal blyven om „ hier aan na U Ed. vermogen te voldoen". Ia  NEDERLAND. 195 In het jongfte Befluit van Hunne Edele Groot iMogende, waarby mourand van de ftraffe des ;doods was vry gefproken , hadden, egter, naar p-ewodnte,'dezelve hem verweezen tot de betaaling van de kosten en mifen van Justitie. Ter,wyl hy nog op de Voorpoort zat, gedagt hy aan izyné beklagenswaardige huisvrouwe en ongelukkige kinderen, die, van Man en Vader ontzet, hier döor in nog dringender behoefte zouden gebragt worden. Hierom wendde hy zich, in een ootmoedig Smeekfchrift, tot de Gekommiteerde R.aaden, met het verzoek, dat ook dit gedeelte van zyn vonnis mogt verzagt worden. Hoedanig een uitflag die verzoek gehad hebbe, is ons niet g-ebleeken. Mourand zat, op de Gevangenpoort, tot een weinig naa het midden der naastvolgende Grasmaand. In den nacht, tusfchen den lachctieriden en negentienden , wierdt hy, nevens eenen anderen gevangene, döor den Heer van der meer, Drosfaart van Gekommiteerde Raaien, verzeld van vier Dierbaren, in een Wagen, ovèrgebragt in het Tugthuis te Gouda , om aldaar , met Zyner handen arbeid , den kost te winnen, hoewel dit in zyn Vonnis niet ftondt uitgedrukt. Zodanigen afloop hadt thans de zaak van den fnooden mourand. 't Is bekend, hoe hy, ze» derc, by de verbaazende omwenteling, in HerftsN 2 maand  iq6 H b t BEROERD maand des jaars 1737 voorgevallen, uk zyne ge- \ vangenisfe ontflagen, in 's Haage met luister binnen gehaald, en met eene niet onaanzienlyke bediening is begiftigd. Onder de in 't oog loopende blyken van Burgertwisten en verdeeldheden, welke , in deeze rampzalige tyden van verwarringe, alomme befpeurd wierden, verdient ook inzonderheid onze opmerking, het oprechten van Genootfchappen, Wier beginzels en oogmerken regelrecht tegen elkander aandruischren. Gelyk men , ginds en elders, in de Steden, Vaderlandfche of Burger- en Oranje-Sociëteiten tegen elkander zag vergaderen, om in dezelve te raadpleegen over de belangen van Stad of Vaderland, dus vernam men, op zommige plaatzen, Genootfchappen van Wapenhandel, welke van dergelyke verfchillende inzigten gedreeven wierden. Onder andere hadt dit plaats in 's Graavenhaage. Terwyl eenige Burgers en Ingezeetenen dier plaatze zich vlytig oeflenden in de behandeling der wapenen, ter onderfchraaginge der aangenomene denkwyze van *s Lands Staaten, gaven anderen, door de zelfde werkzaamheid, blyk van hunne bedoelingen, mede Zinfpreuk, het Oranje Corps, waar mede ze hun Genootfchap hadden beftempeld. Al  NEDERLAND. 19? Al zints eenigen tyd, ondertusfchen, was die Genootfchap in kleinagting en verval geraakt, dewyl 's Lands Staaten daar aan geene aanmoediging verleenden, en veele Leden, van tyd tot tyd, hetzelve ontvielen. Het bedryf van mou* rand, lid van dat Genootfchap, leide de laatfle hand aan de volkomene vernieiiginge. De volgende byzonderheden zyn, deswegen, ter onzer kennisfe gekoomen. De gewoone verzamelplaats van het Oranje Corps, in 's Graavenhaage , was de Manege of Ryfchool. De tweeëntwintiglte van Lentemaand, en dus vyf dagen naa het fnood bedryf van den gevangenen mourand, was beltemd tot het houden van eene vergaderinge, en, ten dien einde, 's daags te vooren , aan 'de nog overgebleevene Leden , aanzegging gedaan , om zich, met volle geweer, op de plaats van wapenoelfeninge te vervoegen. Een onverwagt voorval verhinderde de uitvoering van dit oogmerk. Want, niet lang voordat de Leden, ter beftemde plaatze, wierden verwagt, deedt de Wethouderfchap van 's Haage , op bevel van Heeren Gekommiteerde Raaden, de Manege met het Stadsflot toefluiten, en dus de zamenkomst beletten. Omtrent het oogmerk van dit bevel , wierden de Leden niet lang in twyfel gelaaten. Reeds twee dagen daarnaa, op den vierentwintig. N 3 ften  lg8 H e t B E R O E R D ften van Lentemaand, wierdt zekere Schilder, reyts genaamd, Kapitein van het Oranjecorps, door eenen Deurwaarder gedagvaard, om te verfchynen in de Vergadering van Heeren Gekommiteerde Raaden, doch, zo als hy ten zynen huize was uitgegaan , gegreepen door den Drost en eenige Dienaars, die hem na de Kastclemye ' overbragten. Terftond hierop wierdt by Hunne Edele Groot Mogende, de Staaten van Holland en Westfriesland, dit volgende merkwaardig befluit genomen: „ Dat, in agting genomen zynde, dat uit de be„ koomene Informatiën omtrent het zo genaamde ?| Exercitie- Genootfchap, waar toe de gevangene \, Frans Mourand behoord heeft , genoegzaam ,' blykt, dat by hetzelve, onder fchyn van zich " in den Wapenhandel te qeffenen , bycenkom", ften gehouden en overleggingen gemaakt wor" den, die tot fchendinge der openbaare rust en tegenkantig tegen Hunne Ed. Groot Mog. wettig Gezag uitloopen\ en dat, derhalven, vooral „ na de dagelykjche ondervinding , die hier van *f reeds befpcurd is, zodanig Genootfchap, met ]\ gtene mogelykheid, langer kan worden geduld: " Is goedgevonden en verdaan, Heeren Gekom" mkeerde Raaden wel expresfelyk te quahficee„ ren en te gelasten, om, zonder eenig verzuim, aanftonds de noodige middelen in het werk te „ ftel-  NEDERLAND. 199 ftellen, tot flnaale en meest efficacieufe vernie* „ tiging van het voorfz. Genootfchap , en wee„ ringe van deszelfs geheele of gedeeltelyke Za„ menkomften, onder wat pretext hetzelve ook „ zoude mogen weezen ; mitsgaders ook , uit „ hoofde van de reeds ontdekte verderflyke aan„ [lagen, welke uit hetzelve Corps voortgevloeid „ zyn, zich naauwkeurig te informeeren op de „ Leden, die daar toe mogten hebben behoord, en op derzelver gedrag een waakend oog te „•houden; alles onverminderd zodanige Procedu„ res, als ten aanzien van dezulken, uit het ge„ melde Corps, welke daadelyk mogien bly„ ken zich ftraffchuldig gemaakt te hebben, zou,, den mogen bevonden worden, tot bevordering „ der algemeene rust alhier, noodig te zyn". De Magiftraat van 's Haage , van dit Befluit van Hunne Edele Groot Mogende, door derzelver Gekommiteerde Raaden, aanfchryving hebbende ontvangen, deedt, kort daarop , van de Puye van het Raadhuis , eene Afkondiging, by welke het Oranjecorps voor geheel vernietigd wierdt verklaard, met bedreiging, dat de overtreeders van dit gebod ftrengelyk zouden geftraft worden. Zedert wierdt, behalven den reeds gemelden Mr. Schilder reyts, nog in hégtenisfe genomen , zekere willem schoole, die, by het Genootfchap, den post van Deurwagter of PorN 4 tier  aoo Het BEROERD tier bekleedde. Het vonnis, zedert over reyts geflreeken- hieldtin, eene ballingfchap, ten eeu? wigen dage, uit 's Graavenhaage en drie uuren ia den omtrek; terwyl de laatstgenoemde verklaard wierdt, onwaardig en in/iabiel, om het by hem voorheen verdiende en daarnaa gedraagene Eereteken van den gewonnen Slag op den Doggersbank, voortaan te draagen in deeze Provincie; voorts om voor twee jaaren opgeflooten te worden, in een Tugthuis in deeze Provincie, en met zyner handen arbeidden kost te winnen; daarnaa, voor tien jaaren , uit Holland en Westfriesland gebannen te worden, met verwyzing in de kosten. Te gelyk met den berugten moorand, wierdt hy, kort daarop, overgebragt in 's Lands Tugthuis te Gouda, doch zedert, by de omweiir teling van Herfstmaand des jaars 1787 , volgens Befluit van 's Lands Staaten, in vryheid herfteld, en van de ballingfchap ontheven. Van den haat, in welken het Oranjecorps thans was gevallen, niet alleen by de Hooge Overheid, maar ook by veele Burgers en Ingezeetenen, zullen wy flegts twee voorbeelden aanhaalen. Een aantal Burgers leverde een Verzoekfchrift in, by de Wethouderlchap van 's Graavenhaage, waarby zy aanhielden om ontflag van Schutterly^ ke dienften met de zodanigen , welke voorheen behoord hadden tot het thans vernietigde Oranje-  NEDERLAND. coï jecorps. De Thefaurier der Burger-Sociëteit wierdt gelast, geene fournisfementen, voor het aanftaande Societeitsjaar, aan te neemen van alle zodanige Leden, die, 't zy als Exerceerende of als . Honoraire Leden, tot meer genoemde Genootfchap 1 hadden behoord, en aan dezulken, die reeds ge. fourneerd hadden , hunne penningen te rug te jgeeven. Merkelyke beweeging befpeurde men, omtrent ideezen tyd, in Frieslands Hoofdftad leeuwaarden, over de Regeeringsbeftelling aldaar. Wy oordeelen het niet ondienftig, het daar omtrent voorgevallene hier te boek te ftellen; ten welken einde wy de zaak van het voorleedene jaar, wanneer dezelve haaren aanvang hadt genomen, moei ten ophaalen. Al vroeg in den jaare 1785, hadt een goed aantal Burgers van Leeuwaarden, aan de Staaten van het Gewest, ingeleverd een Request, inhoudende een verzoek „ dat dezelve hunne Souve„ raine Authoriteic wel zouden gelieven te ge„ bruiken, om alle ingefloopene Abuizen te wee„ ren, de ontvreemde en verlorene Rechten en „ Privilegiën weder te rugge te doen ontfangen, „ en fpeciaal om het Regeerings-Reglement van „ 1657 in volle kragt en vigueur te herftellen, „ met zodanige Ampliatien , incerpretatien, byN 5 „ voeg-  202 Het BEROERD ,, voegzelen en veranderingen, als Hun Ed. Mog, „ naar hoogstderzelver landsvaderlyke wysheid na „ vereisch van tyd en toedragt van zaaken , op ,, gronden van recht en billykheid, ten meesten „ nutte deezer Landfchappe in 't algemeen, en M inzonderheid ten meesten nutte der Stad Leeu„ waarden, tot herdellinge , vestinge en beveili„ ginge van haare en haarer Burgeren en Inge„ zeetenen zo oorlprongelyke als verkreegene .„ Rechten en Privilegiën, zouden verdaan te be„ hooren". Eer hier omtrent eenige fchikking of bepaaling wierdt gemaakt, vonden de Staaten der Provincie geraaden, over deeze zaak in te neemen het advys en de bedenkingen van het Collegie der Heeren Gedeputeerde Staaten,'t welk, hoofdzaaklyk, hier op neder kwam, dat het maaken van Regeerings Reglementen in de Steden behoorde tot de wetgeevende Magt, welke van niemand, behalven aan den Souverein, competeerde, gelyk ook alle Regeerings Reglementen voor de Stad Leeuwaarden, vóór het jaar 1751, gemaakt waren by de Wetgeevende Magt, en dus ook het Reglement van den jaarè 1657, door de Regeering dier Stad, tot aan het einde van het jaar 1748, van tyd tot •tyd, bezworen; dat, diensvolgens, het tegenwoor* dige Regeerings- Reglement der voornoemde Stad, op den negenden van Wintermaant des jaars 1766,  N E D E RLAN D, 203 176Ó, by Zyne Hoogheid den Heer Prins Erfftadhoudtr geëmaneerd, met de Ampiiatie en Alteratie van dien, als onwettig moest worden aangemerkt , om reden dat hetzelve by den. Souverein der Provincie goedgekeurd noch bevestigd was: en dat daar uit zoude moeten volgen, dat aan het verzoek, om het Reglement van den jaare 1657 te herftellen, zou kunnen worden voldaan; doen dat,by nader inzien, was gebleeken, dat ten tyde der erflyke opdragt van de Magiftraatstverkiezinge, door de Regeering van Leeuwaarden, dezelve van den Eed op het Reglement van 1657 ontflagen, en dus die Opdragt voor wettig was verklaard. In gevolge van dit advys , wierden de Magiftraat en Bevelhebbers der Stad Leeuwaarden, door Hunne Edel Mogende , gemagcigd en gelast, in te leveren een Concept -Regeerings- Reglement voor hunne Stad, onder andere met deeze bepaalingen , dat de erflyke opdragt der Regeeringsverkiezinge in hetzelve zou moeten vastftaan;als mede , dat de regten van Regenten en van de breede Gemeente , in zo verre met dezelve opdragt beftaanbaar was, zo veel mogelyk, zouden moeten bewaard worden. Zo dra dit befluit gefteld was in handen van de Regeeringe en Bevelhebberen, ging men ftraks over tot het doen van eene Afkondiginge, om, niet alle Burgers der Stad, maar, 't geen vreemd 1 is,  ac4 Het BEROERD is, alleen de zulken , die van den Hervormden Godsdienst belydenis deeden, even als of de overigen daar by geen belang hadden, op te roepen , ten einde dezelve, vervolgens , door hunne Gekstigden , zouden medewerken ter bevorderinge van een Ontwerp van een Nieuw Reglement van Regeeringe. Ten einde zulks .in eene voegzaame orde mogt verrigt worden, wierden de vyf Espels of Wyken , in welke de Stad verdeeld is, verzogt, op vyf agtereenvolgende dagen, zich te vervoegen op de Groote Raadkamer van het Stadhuis. 't Bleek, onder tusfchen , eerlang, dat de bepaaling, raakende de erflyke opdragt der Regeeringsverkiezinge aan den Stadhouder, welke, volgens de opgaave van 's Lands Staaten , in het Concept-Regeerings-Reglement, moest worden in agt genomen, geenzins naar den fmaak der Burgerye was. Het leedt niet lang, of men zag in 't licht koomen eene Deduclie, getekend door vier honderd Burgers, waarin dezelve beweerden, Dat de Electie der Magiftrature een Privilegie der Stad Leeuwaarden is, V welk door niemand kan of mag worden weggegeeven, en dat dus de opdragt van dezelve onwettig is gefchied ; met een bygevoegd verzoek, dat de Heeren Staaten dit Privilegie aan de Burgery geliefden te doen herftellen en wedergeeven. Doch de Heeren Staaten  NEDERLAND. 20f? ten weezen die verzoek van de hand, en volhardden by hun befluit, volgens 'c welk de verkiezing aan den Stadhouder niet mogt ontnomen worden. Verfcheiden Volmagten van Grietenyen en Steden verzetteden zich ten kragtigfte tegen dit befluit j doch geen van allen met zo veel yver, als de Heer en Mr. coert lambert van beyma, Sekretaris en tevens Volmagt ten Landsdage, wegens de Grieteny Westdongeradeel. Naa vooraf beweerd te hebben, dat het door de Burgery van Leeuwaarden gevorderd regt haar niet alleen toekwam, maar zelf, by het vermaarde Reglement Reformatoir van den jaare 1748, van nieuws was bekragtigd, liet zich deeze kloeke yveraar voor de Burgerlyke Vryheid dus nadruklyk hooren: „ Daar ik de onderhouding van dit Reglement j onder de plegtige aanroeping van Gods Heili„ gen naam, bezwooren heb. „ Daar U Ed. Mogenden , ja niet flegts alle „ Leden van Staat, maar ook alle Amptenaaren, „ zig met my by eede verbonden hebben, om „ niet te gedogen, dat tegen dit Reglement wor. „ de geadvifeerd. ,, En daar evenwel de Kwartieren der Zevert„ wouden en Steden , by de Refolutie van 20 „ October laatstleeden, als nog perfifteeren, en dus, na myn inzien , handelen en advifeeren „ te-  2o6 Het BEROERD „ tegens het söite Artikel van het Reglement „ Reformatoir. „ Zo moet ik, volgens myne Principes, ver„ klaren in hét begrip te Haan , dat de Procu» ., reür Generaal dezer Landfchappe gehouden , is, ter zaake voorfz. het Recht van de Hooge Overheid te handhaven ; gelyk Ik verdei s, a! „ mede in gevolge nryner grbndbegi rjzels, my in „ de harde noödzake bevinde om te verklaren, „ dat ik de dus geadvifeerd hebbende Volmag„ ten der gem. Kwartieren moet aanzien als ver„ vallen in de Poenale Sanclie van 't Reglement „ Reformatoir, en fpeciaal derzelver ad^yzen op „ dit point niet te konnen refp-'6Keren, als Ad„ vyzen van een wettig gedeelte van Staat; re„ ferveerende my verders het Recht niet alleen, „ om deze ter Kwartiersboeken te infereeren, „ maar ook wel expres de faculteit, om my „ tegen het geadvifeerde der Zevenwouden en „ Steden , en der geenen , die die onverhoopt „ mogten volgen, ter behoudenisfe onzer wettige „ Conftitutie, te adresfeeren daar ter plaarfe, en „ te handelen, Zo als het Recht der Naiuur, de }i Unie van Utrecht, en 's Lands Wetten en Kej, folutien my zulks gebieden of toelaten te „ doen". Weinige dagen, naa het inleveren van dit Protest, liet de Heer van bëyma eenen Brief afgaan  NEDERLAND. 207 gaan aan den Stadhouder, in welken hy,voor dien Prins, zyne boven ter loops aangeroerde gevoelens nader bloot leide , en de onwettigheid van de Opdragt der Regeeringsverkiezinge zogt te ftaaven. In weerwil der uitgebreidheid van het gefchrift, meenen wy, veelen onzer Leezeren geenen ondienst te zullen doen , met hetzelve hier eene plaats te geeven. Van woord tot woord luidde het aldus* „ doorlugtigste hooggeboren „ Vorst! „ De omftandigheden, waar in een aanzienlyk „ gedeelte myner Mede - Burgeren zig bevind; de ,verpligting, die ik, als Volmagt ten Landsda, „ge, wegens Westdongeradeel, op my geno„ men heb , om de Privilegiën, Handvesten en ,,, Gerechtigheden en de oude loffelyke Costumen , „ te zullen voorftaan en defendeeren, zulks ik na , „ myn verftand en confcientie ten gemeenen beste , „ en welvaaren bevinden zal te dienen , zonder „ affectie, gunst of ongunst; „ De by my heilige Eed, dien ik gedaan heb, „ om de Reglementen deezer Landfchaps , fpe„ ciaal het Reglement van den 21 December ,, 1748, in alle zyne pointen te zullen nakomen „ en onderhouden, en door allen en eenen iege- „ lyk  üo3 II ët BEROERD I, lyk te doen nakomen en onderhouden; ja, dat ■„ ik niet zal gedogen, dat door anderen eenige „ Propofitien of Advyzen worden uitgebragc, j, daar tegen in eenige maniere contrarieerende. „ Alle deze Confideratien, boven en behalven j, den algemeenen Burgerpligt, om te zorgen * „ dat het de Maatfchappy wel ga , en niemant 4, zonder rechterlyk onderzoek uit zyn wettig „ recht worde gezet, noodzaaken my , om in „ myne qualiteit als Volmagt ten Landsdage, „ dezen aan U. D. Hoogheid te adresfeeren. „ Het kan U. H. niet onbekend zyn , dat dë „ aanzienlykften van Leeuwaardens Burgery zig, ruim een jaar geleeden, aan hunne reprcefen^ tative Souverainen , de Staaten van Friesland, „ by een eerbiedig Adres hebben vervoegd, op ,i fundamenc van geallegueerde redenen verzoe,j kende, by het Privilegie van vrye Magifiraats „ Verkiezing, ter hunner ondanks ontnomen, te „ worden gerefiitueerd. Dit Request in handen van Heeren Gedepuj, teerden der Staaten gefteld zynde , om den „ Staat te dienen van prseadvys, heeft, na veelé „ maanden wagtens, eindelyk evenwel in de maand „ Ottober van dit Jaar eenige oogenblikken de „ deliberacien van Heeren Gedeputeerden mogen „ occupeeren. i, Dan, daar ik meene i dat deze deliberatien i, in  NEDERLAND. 209 £ in U Hds. tegenwoordigheid gevallen zyn, zal U. H. over hec rype en ferieufe daar in, zel„ ve kunnen oordeelen. ,, Hec voor de Burgery van Leeuwaarden noodj, lottig gevolg derzelve is des niet te min gei, weest, dat de Opdragt der Magifiraats verkiej, zing , op den 26 December 1748 , aan U „ Hds. Heer Vader G. G. gedaan, buiten toe- ftemming, ja tegen de expresfe wil van die „ geenen , die dit voorrecht voor het grootffe j, gedeelce bezacen, is verklaard, ja zelfs dac dit ,4 rechc a non Posfesfore, buicen Confenc van den „ bezicter , aan U Hds. Heer Vader perfoonlyk „'opgedraagen, ook als aan U H; competeerende ,j is geconfidereerd. ,, U H. zal, volgens de infpraak van deszelfs j, eigen geweecen, op die ogenblik oneindig ffer,, ker gevoelen, dan ik befchryven kan , welke j, de gevolgen zyn, die uit zulke principes na„ tuurlyk voortvloeien. ,, U Hoogh. zal dus Mgtelyk bezeffen, dac ik, 4, die deeze gevolgen in alle haare gevaarlyk„ heid my voorflelde, niet heb kunnen nalaaten, 4, tegen de Refolutie, op den 20 Ocïober 1785. „ ter Staatsvergadering in myne abferitie geno„ men, te protesteeren, gelyk U Hoogh. uit nei, vensgaande Copie Procest zal zien. „ Maar U. H. zal zig hebben moeten verwon- IV. deel. O „ de*  oto Het BEROERD „deren, dat, niet tegenftaande de Burgery in " Leeuwaarden, die door hunne Stads-Regeering „ jjlegtig opgeroepen Was, aan den jongst afge'] lopen°Landsdag eene Deductie, vol van onte„ genfpreeklyke bewyzen, op de eerbiedigde wy- , ze heeft ingeleverd, niet tegendaande verfchei* dene Leeden van Staat verklaard hebben, die '„ Refolutie van den 20 Oftob. 1785. by nadere „ overdenking van agteren te befchouwen als niet " overeenkoradig het Reglement Reformatoir van „ den jaare 1748- dat zeg ik niet tegendaande • dit alles , dc meerderheid der Volmagten by '„ die Refolutie op den agtden Deeemb. 1785. „ heefc geperfifteert. „ Eene Refolutie al wederom, die my voor- „ komt , vlak flrydig te zyn met het 56 Artik« „ van het Reglement Reformatoir van den 21 De- „ cember 1748. „ Dit 56 Art. immers zegt: Dat alle Regie* „ menten zullen blyven in haare volle kragt en 9, vigeur, voor zo verre dezelve niet worden ge- „ comradiceerd of veranderd by dit nieuwe Re- ,, glemertt. „ Men zegge niet, dat in dit 56 Art. niet „ van Stads Reglementen , maar van Provintiale „ wordt gefproken : want het is zeker uit het , 26 Art. der 72 poincten reformatoir , op den 5 July 1748 door de Gecommkeerden uit de „ In-  NEDERLAND. air 5, Ingezeetenen ter Staatsvergadering ingeleverd, „ en ten zelden dage wegens de Staaten gepu„ bliceerd^ dat 'er ten dien tyde, ën in de ftuk„ ken, waar uit het Regl. Reformatoir is gevloeid, ;, wei degelyk op het Regeerings Reglement der ,, Stad Leeuwaarden is gedagt. „ In dat 26 poinél immers eifcheh de Gecom* ,; miteerden uit doleerende Ingezetenen, dat men „ zig ten opzigte van de Steden zal reguleereri „ naar de Reglementen van het jaar 1637, laj, tende Leeuwaarden en Franeker by haare oude „ Reglementen; hier op heeft dus ongetwyfeld ,„ U Hds. hoog wyze Heer Vader , by het her„ vormen onzer Conflitutie, noodwendig moeten ,, denken; ja heeft daar op gedagt door in het ;, 56 Art. van het Regl. Reformatoir van den 31 j, Decemb. 1748 ,te bepalen, dat alk vorige Re± ,„ glementen zullen blyven in haar volle kracht ,„ en vigeur, voor zo verre dezelve door de,„ zen niet wier den gecontrarieerd of veran*, derd. „ En zeer natuurlyk is de loop van het Regl; „ Reformatoir; want in de eerfte vyf en vyftig ij, Articülen van hetzelve worden alle die poinc„, ten opgenoemd,; welke U. H. Heer Vader uic ,i de doleantien der Ingezetenen, en Conferentieri ij, met Gedeputeerden uit de Staaten , oordeelde verandering nodig te hebben; en daar op volgt O 2 dan  aia Het BEROERD „ dan het floc van het geheele Reglement in het „ 56 Art., waar by alle vorige Reglementen wor„ den bevestigd, indien ze door de bovenftaande , Articulen niet waren veranderd, terwyl het 57 „ en 58 Am'de middelen bepaalen, door welke „ deeze onverbrckelyke wet onderhouden zal \\ worden, zo als in het 59 Art. de ftraf tegens „ overtreeding wordt vastgefteld. „ Zie daar, Doorluchtige Vorst, zo my voor* „ komt, zonneklaar beweezen dat het voorig Re„ o-lement van Regeering der Stad Leeuwaarden „ by de Staaten des Lands niet had behooren „ noch mogen worden veranderd zedert den 21 „ December 1748. „ Zie daar, Doorluchtige Vorst, de redenen> ,j die my,.behalven het zo duidelyk en on tegen„ zeggelyk geavanceerde in de Deductie der Bur„ gery, hebben bewogen tegen de Refolutie op „ den 8 December, ten deezen opzigte genoo„ men, al weder te protesteeren, en te verklaa„ ren, dat myns erachtens de Volmagten, daar toe „ concurreerende, vielen in de termen van de ri„ gide panals fanEUe van het 59 Art. van het „ Regl. Reform, van 1748. Dus verre aan U Dl. Hd. de redenen van „ myn gedrag, en van hetgeen ik voor God be„ tuige, gemeend te hebben niet te'mogen na„ laaten, opengelegd hebbendé, zo zal U Hd. „ daar  NEDERLAND. 213 „ daar uk concludeeren, dac ik hier mede vol„ gens myne grondbeginzeJs niec mynen Eed ge. „ heel voldaan hebbe. „ Neen, Doorl. Vorsc! Indien ik, die waar„ agtig in die gevoelens fta , hier mede van de „ zaak afzag, zo zoude ik even fchuldig blyven, „ in myn eigen oog; zo zoude ik my naar myn ,,, inzien even weinig ten Jongften dage voor „ Gods onfeilbare Rechterftoel kunnen verant„ woorden, als had ik, deeze zelfde gevoelens „ toeftemmende, tegen dezelve aan, met de Con„ clufic ingeflemd. „ Ik heb immers Gods heiligen naam aange„ roepen , om te belooven, dat ik niet zoude „ gedogen , dat door anderen tegen het Regie* „ ment Reformatoir wierd geadvifeerd. Ik ge„ voel nog op dit tegenwoordig oogenblik het „ gewigt van dien heiligen Eed, en ik hoop dat „ gewigt te gevoelen, en daar aan zo veel myn „ inzien van zaaken my toelaat , fteeds getrouw „ te blyven. „ Ik moet dus meer doen dan advifeeren, „ meer doen dan protesteeren; ik moet dus her„ ftelling zoeken van hetgeen ik meen de Burge„ ry onwettig ontnomen te zyn; ik moet deeze „ herftelling door alle mogelyke Conftituuonee* „ le middelen zoeken te bewerken. O 3 „ En  si4 het BEROERD „ En dus Doorl. Vorst! kome ik het eerst tot „ Uwe Hoogheid. U Hd. immers is „met veele zo eminente Charges in myn Vaderland bekleed, om gééne " andere oogmerken, als ons 't gemeene Lands welzyn te bevorderen , om de Burgers en Ingezetenen der leeden en deelen van dien, by hunne Rechten, by hunne Vryheeden, by hun,', ne Privilegiën, het zy generaale, het zy para„ culiere, te handhaaven en te befchermen. " „ En gelyk ik niet tvvyfele, of U Hd. zal met ,, my initemmen. denk dan, en denk met Vor'„ ftelyke grootmoedigheid , dat Burgers , (dat meer is) dat Friefen, en (het geen alles zegt) " dat Leeuwaardens Burgery, dat Uwe Vorftely" kc Vaders Stadgenoten , worden verkort in „ hunne oude Rechten. „ En om wiens wille! — Om Uwent wille, „ Vorst! die zo dikwyls en plechtig betuigd hebt, " alles voor het behoud der Vryheid (die in ', eene volftandige bewaaring der Rechten en Privilegiën, en nergens anders in bellaar) voor „ dit Volk over te hebben. „ Laaten dan thans, ö Vorst! Uwe daaden „ ipreeken: laat gansch Neerland zien, dat ze „ met uwe woorden overeenkomen ; herftel den , vryen Burger by zyne oude Rechten! de Staats 1' Refolutie van den li Juny 1748, geeft aan U „ Hd.  NEDERLAND. 215 „ Hd. genoegzaame Authoriteit, om de Regee,, ring by ha3re wettige Conftitutie te bewaaren, „ in gevolge hetgeene'als toen door U Hds. „ Heer Vader is gereguleerd. „ Is nu aan U Hd. deeze Authoriteit verleend ? „ En worden 'er in het ftuk van Regeering nooic „ Rechten gefchonken, of 'er worden wederkee„ rig en wederom plichten door opgelegc, dan „ ook is het U Hds. plicht , deeze Authoriteit „ ter zyner ryd te gebruiken. „ Zo dan U H. met my inftemt, dan verzoek, „ ja dan Eisch ik van U. H. dat Hoogstdezelve „ ook thans de Regeering by haare wettige Con„ ftitutie, dat is by het Regl. Reform, en voori„ ge dog niet veranderde Reglementen, bewaare; „ voldoe dan, Doorl. Vorst, aan deeze pligten ; „ wat is grooter, wat is aangenaamer dan zynen „ pligt te doen, vooral als het tegen eigen be,, langen ftrydt? ,, Maar, zegge ik, tegen uwe eigen belangen „ ftryden? Neen ö Vorst, de liefde van Fries,, lands Ingezetenen, van Leeuwaardens Achtbaare „ Burgery te hebben, is voor IJ. H. en deszelfs „ huis van het uiterst belang : en zo ooit een „ daad U. H. daar in bevorderlyk zyn kan, het „ is zo waar , als 'er een Opperweezen leeft, „ het is de Edelmoedige te rug gaave van dit O 4 recht  UfS Het BEROERD ,j recht van Electie, hetwelk door den wettigen „ Eigenaar nooit is afgedaan. „ Het is een bedrieglyk voorwendzel, het „ welk men raisfchien U. H. zal voorhouden, „ dat dezelve quafi ter Contemplatie van deszelfs „ Erven en Defcendenten, van het recht van Elec„ tie in deezen niet vermogt af te zien. „ Men bedriegt U, Doorl. Vorst, door dit „ fchynfchoon argument. Indien het recht U. H. „ niet toekomt, indien het onwettig is opgedraa-, „ gen, dan immers geeft gy door de herftelling „ der Burgerlyke Voorrechten niets wettigs weg, „ dan immers benadeelt gy Uwe Vorftelyke Kin„ deren niet. „ Ik zal dus deze zaak aan' U. H. 'Nrype over„ weeging overlaaten, en inmiddels met alle verf „ fchuldigde gevoelens my noemen", enz. De Prins Stadhouder , naa het ontvangen van dit kloekmoedig fchryven, kon niet befluiten, aan den Eisch , daar in gedaan, te voldoen , maar zondt, in Sprokkelmaand des volgenden jaars 1786, den Brief van den Heere van beyma aan de Staaten van Friesland, met verzoek om den inhoud te ftellen tot een onderwerp van hunne raadplee-» gingen. Hunne Edel Mogende , egter, konden niet befluiten, daar aan te beantwoorden, omdat de Brief, als gezonden aan Zyne Hoogheid, niet als een  NEDERLAND. 217 een voorwerp hunner Deliberatien kon' wor? den aangemerkt: waarom zy denzelven te rug zonden, met betuiging, dat Zyne Hoogheid, zulks goedvindende, dien konde beantwoorden , of anderzins , naar believen, daar mede handelen. Voorts lieten de Staaten eenige bedenkingen volgen, omtrent het gedrag, door den Prins Erfftadhouder in deezen gehouden. Te merkwaar, dig is dit fchryven van Hunne Edele Mogende, dan dat wy het niet woordelyk zouden overneemen. Zyne Hoogheid, naamelyk, hadt, in deszelfs Brief aan de Staaten., gemeld, de Misfive van den Heere van «eyma niet onder zich te moeten houden, maar, by gelegenheid van den aanvang van den gewoonen Friefchen Landdag, aan Hunne Edele Mogende overzenden „ uit Confidentie „ van den ftaat, waarin Hun Ed. Mog. dclibe-? „ ratien, ten opzigte der Stedelyke Reglementen, „ in het algemeen, en dat van Leeuwarden in hec „ byzonder, zig bevonden, en dat de inhoud dier „ Misfive eene onmiddelyke betrekking met deeze „ deliberatien hadt". De Friefche Staaten merkten hierop het volgende aan: „ Uit den inhoud dies (des Prinsly» „ ken Briefs) begrypen wy te moeten befluiten, ,, of dat U. H. niet geconvinceerd fchynt te zyn „ van het volkomen recht der Staaten deezer „ Provincie, in het arresteëren van Regeerings O 5 „ Re-  2i8 Hbt BEROERD „ Reglementen voor de reibeétive Steden; of dat, TJ. H. fchynt te twyffelen aan 't recht van „ Electie der Magiftraats Perfoonen in die Ste„ den, door Hoogstdenzelvcn tot heeden geëxerr „ ceerd. Daar dus U. Hds. manier van denken, „ over deeze twee importante materiën , geheel „ niet duidelyk in deeze Misfive blykt, en het „ Ons niet onverfchillig is omtrent dit alles in „ het onzekere te vcrfeeren, nadien het eerfle „ poinct de Souverainiceit des Lands direót ten „ onderwerpe heeft, en hetrekkelyk het twee„ de poinét, de twyffelende wyze van uitdruk„ ken , welke Wy hy U. H. ontmoeten, zulk „ eene influentie op onze deliberatien zoude kun„ nen hebben, dat Onze handelwyzen naar gron-r „ den van recht, en bevordering van goede or„ dre, omtrenf. het ftuk der Stads Reglementen ,., in 't gemeen, en dat van de Stad Leeuwarden „ in het byzondcr, ook met opzigt tot U. H. „ natuurfyke wyze aanmerkelyke veranderingen „ dienden te ondergaan, by Onze finaale befluiten „ op die geheele materie: „ Zo hebben Wy na rype deliberatie goedge„ vonden, U. H. te verzoeken, gelyk Wy doen „ by deezen, om aan Ons, binnen den tyd van veertien dagen eerstkomende, na receptie dee„ zes , te willen doen toekomen , de duidelyke „ Explicatie van U. H. gedagten omtrent voor-  NEDERLAND. sjo. „ zeide twee poinclen, en wel byzonder omtrent „ het recht van Electie , ten einde Wy, na 'e ,, inkomen derzelver, U. Hds. denkwyze met de „ Onze vcrgelykende , daar omtrent, invoegen het gewigt en de aart dér zaaken dan zullen „ medebrengen, zodanig zullen handelen en re„ folveeren, als Wy ten algemeenen nutte dien- llig zullen oordeelem „ Wy twylfelen niet, of U. H. zal met gemak „ in ftaat zyn, om \n dezen, daar het werk der ,, Stede Reglementen bereids eenigen tyd , zelfs „ in byzyn van U. H., Onze deliberatien ftof„ fe verfchaft heeft, en gevyisfelyk ook de at„ ten tie van U. H. reeds bezig zal gehouden hebben, aan onze begeerte op den bepaalden tyd te kunnen voldoen".. Juist op den beftemdcn tyd van veertien dagen, zondt de Stadhouder een antwoord aan de Frjefche Staaten, doch niet zo volledig , als dezelve verlangd hadden. Omtrent het eene punt, betreffende de verkiezing der Regeeringe in de byzondere Steden, was het, in de daad, ftellig en ukdrukkelyk; betuigende daar in Zyne Hoogheid, te vertrouwen, en zich volkomen verzekerd te houden, „ dat het recht der Magifiraats beftel„ lingen in de elf Sceeden van Friesland aan „ hem wettig toebehoorde"; doch aangaande het andere ftuk, het regt der Staaten van Friesland, om,-  aao Het BEROERD omtrent het vastftellen van Reglementen op da Regeeringen, in de byzondere Steden in 't alge* meen , zich bezwaart te vinden, om daarop, in den bepaalden tyd , zyn gevoelen ftellig te kun* nen verklaaren. Hoewel dit eenige twyfeling infloot, raakende dit regt, betuigde, nogthans, Zyne Hoogheid, in het Hot des Briefs, geene zwaa* righeid te maaken, ten opzigte van de Stad Leeuwaarden, ftellig als zyn gevoelen te uiten, „ Dat Hun Ed. Mog. geregtigd waren, om aan „ die Stad thans een nieuw Reglement te „ geeven ". Dit fchryven des Stadhouders, aan 'sLands Staaten, was niet rugtbaar geworden, of het verwekte, in de toen heerfchende denkwyze, eene onge^ meene beweeging, onder de Ingezeetenen van Leeuwaarden. D'e Burgery, volgens de beraamde fchikking , by Espels of Wyken vergaderd, gelastte aan haare Gekommiteerden , eenen Brief te fchryven aan Zyne Hoogheid, en daar by te eisfchen, dat dezelve van de verkiezing afzien, dezelve aan de Burgerye te rug geeven, en haar by derzelver regt zoude handhaaven. Eenigen der Gemeente gingen nog verder. Twee Burgers , zo uit hunnen eigen naam , als door anderen daar toe gelastigd, leverden een Verzoekfchrift over aan het Hof van Friesland , waarin zy te kennen gaven, dat naardemaal de Prins Stad-  NEDERLAND. 22* Stadhouder hadt verklaard , zich verzekerd te houden, dat de Regeéringsverkiezing, byzonder te Leeuwaarden , hem wettig toebehoorde, zy zich genoodzaakt vonden, zich te wenden tot Hun Ed. Mog. mee eerbiedig verzoek: „ Dat „ Hun Ed. Mog. provifie van Citatie tegen wel„ gemelden Prins Stadhouder Willem den Vyfden „ wilden verleenen , tot relaxatie van hec recht „ van de Electie der Magiftrature van de Stad „ Leeuwaarden , en voorts om te aanhooren ,, zoodanigen Eisch en Conclufie, als de Supplianten zullen doen nemen en gebruiken. " Dit Verzoekfchrift, egter, was niet van de bedoelde uitwerking. De inleveraars ontvingen , eerlang, hetzelve te rug, met dit appoinctement: Het Hof verklaart de zaak, ten Request e gemeld , geen Object te zyn van de Ordinaris Juftitie. Onder die alles ging men yverig voort, met het opftellen en in orde brengen van het nieuwe Reglement van Regeeringe, voor de Stad Leeuwaarden; met dat gevolg, dat hetzelve, op den negentienden van Lentemaand des jaars 1786, wierdc vastgefteld, door de drie Kwartieren Westergoo, Zevenwouden en de Steden. Wane hec Kwarcier van Ooscergoo deedc daar eegen eene aancekening, om reden dac hec regc van verkiezinge , ten aanzien van de Stad Leeuwaarden, als den Prin-  Ha Hit BEROERD Priafe Wettig tcebehoorendé , daarin wierdt onderfteld en aangenomen: eene onderftelling, welke de Leden van dat Kwartier; als aan bedenkinge onderhevig, aanmerkten* Dit niettegenftaande wierdt het Reglement vaii Regeeringe , door Hunne Edele Mogende , aan de Magiftraat en Vroedfchap der Stad; ter hand gefteld. Met veel plegtigheids gefchiedde dit j op den vierentwintigften van Bloeimaand. De Magiftraat en Vroedfchap, 'S namiddags teft half drie uuren, op het Stadhuis vergaderd, begaf zich van daar , in ftaatelyken optogt, en voorafgegaan van vier Staaten-Boden, na het Collegie, of de Vergaderplaats der Edel Mogende Heeren Gedeputeerde Staaten. Hier wierden ze plegtig ontvangen , door den Voorzitter van het Collegie, Jonkheer eg11eut sjuck gekrold juckekia van bürkiania rengers , voorts van den ouden Eed ontflagen, en vervolgens , op het nieuwe Regiem; rit, wederom in den Eed genomen. Drie Leden der Vroedfchap, weigerende den nieuwen Eed te doen, wierden, volgens een Artikel van het Reglement , van hunne posten verlaaten. Thans keerden de Heeren te rug na het Stadhuis, met de zelfde ftaatie; wordendè thans wederom, zo als, by het aankoomen, insgelyks was gefchied, door de Hoofdwagt, met de gewoone krygseere plegtig gegroet. Met het daarop volgen-  NEDERLAND. 223 gende beëedigen der Burger - Krygsbevelhebberen liep deeze verrigting in rust en vrede af. By het boven verhaalde, raakende de Provincie Friesland, kunnen wy niet nalaaten te voegen, het volgende zeer merkwaardig vonnis , op den vierden van Grasmaand des jaars 1786, door het Hof Provinciaal geveld, in de zaak van en alzo tegen den perfoon van j0hannes bulthuis, Leeraar onder de Hervormden in de Stad sneek. Eensdeels kan dit vonnis tot een nieuw en ergerlyk voorbeeld dienen van het fpoorbyster gedrag van zommige Dienaaren van het Euangelium des Vredes, welke den Predikftoel misbruiken tot het voeden van twist, tweedragt en opruijing van hunne Toehoorders, tegen derzelver wettige Overheden , en onder de plegtige aanfpraaken tot het geduchte Opperweezen, hunnen gal en bitterheid uitbraaken, tegen de zulken , die in begrippen , ook ten aanzien van hec Staatkundige, van hun verfchillen. Anderdeels kan den Leezer, uit dit voorval, blyken, hoedanige begrippen, ten aanzien van het Stadhouderlyk Huis, ten dien tyde, in het gemelde Gewest gevoed wierden. Het Vonnis, waar op wy het oog hebben, was van deezen inhoud: „ Gezien by den Hove van „ Friesland de Procedure voor denzelven Hove, „ hangende tusfchen den Procureur Generaal de- „ zer  n24 Het BEROERD it zer Landfchappe (Rat. O0c.} Klaager ter „ eenre ; op ende tegens Dr. Reinier Carel „ Blom , geoccupeerd hebbende voor Johannes Bulthuis , Predikant te Sneek , beklaagde ter „ andere zyde. „ 't Voorfz. Hof op alles rypelyk gelét , en „ geconfidereerd hebbende, het geen men in de,j zen behoord te Gonfidereeren , in den naame „ ende van wegens de Heerlykheid der Land„ fchappe van Friesland , condemneert de Be„ klaagde ter zaake dat hy op den Predikftoel; „ zo in zyne Redenvoeringen, als in zyne Gebe„ den , wanneer hy de mond der Gemeente tot „ God behoorde te zyn, zig heeft uitgelaaten in „ bewoordingen , gefchikt om daar door aan de „ Gemeente bekend ' te maken zyne byzondere „ begrippen, omtrent Staatkundige Onderwerpen, „ ten dien einde misbruikende verfcheidene pas„ fagien uic Gods Woord, zo als onder anderen, „ in de maand October 1784 biddende voor „ Zyne Hoogheid den Heere Prinfe Erfftadhou„ der , zig heeft uitgedrukt in dier voegen ; de „ Schutters hebben hem veel bitterheid aange„ daan, ende befchopten, ende hem gehaat; en „ den 31 October 1784 by eene gehke gele„ genheid , de Schutters hebben hem befchooten „ met Pylen in vuurigen Draken venyn en wreed „ Addren vergif gedoopt; en dat niet tegenftaan- „ de  NEDERLAND. é»$ ;, de de Magiftraat der Stad Sneek , op den 3 4, December 1784 aan den beklaagden, door eene ,, Misfive zeef te regte haar ongenoegen hadde j, te kennen gegeeven , over eenige woorden, ,, welke de Beklaagde gewoon was op den Predikftoel in zyne Redenvoeringen en Ge„ beden te laaten invlöeijen, welke niet alleen „ onaangenaam waren aan dè Toehoorderen, maar ook nergens toe konden dienen, als onl 4, de Tweedragt in haare Stad ende Gemeente j, voort te planten, met last om voortaan alle ■■ vinnige uitdrukkingen en bèbordeelingèn over 1, publieke zaaken op den Predikftoel agter te laa- ten; egter de Beklaagde , op den eerst daar „ aan volgenden Zondag, zynde den 5 December ,j 1784, in plaats van daar aan te gehoorzaa„ men, zig nog veel driftiger heeft uitgelaten; „ neemende zyne Vooraffpraak uit Ezechiël lil: „ vs. 17, 18, en zig by die gelegenheid aldus „ uitlatende: Ik heb te veel Eerbied voor dat ,", Woord van den Levenden Gód, te veel Frees om my fchuldig te maken aan U Bloed, te „ veel ontferming met Uwe onftervelyke Zielen*. „ dan dat ik niet Vrymoedig en Onbefchroomd ;, dat woord, dat God my in dé Mond gelegd ■j, heeft, tot u zoude brengen, en u Lieden, van fi Gods wegen ernfiig Waarfchouwen, zonder door laffe Menfchen vrees daar van afgefchrikx % IV. DEEL. P „ te  2*6 Het BEROERD „ te worden, nog my aan' laag gevlei fchuldig „ te maken, opdat niet anders uw Bloed van „ myne Hand mogte gcëischt worden, vervolgens „ daar by voegende de woorden Jefaia LVIIl: „ vers i. Roept uit de keelen, en houdt niet „ in, verheft uwe fienune als een Bazuine, en „ Verkondig rapten Volke haare Overtreedingen, en den Huize Jacobs haare Zonden , en voorts, „ Zo handelden ook de Heilige Gods Mannen, de „ Proplteten , de Apostelen onder het Nieuwe ,, Testament, hoe vrymoedig en getrouw waren „ zy niet in de Beflraffing zonder aanzien van „ Perfoonen, zie zulks in Stephanus Handelingen VII, die voorbeelden wepsch ik van verre na „ te kruipen, God wenfche ik, zal hier alle no' dige Wysheid en Genade fchenken, en met zy „ nen vrymoedigen' Geest my onder/leunen. Ver* „ ders op dien zeiven 5 December, gelyk mede „ den 9 en 23 January 1785 , biddende voor „ Zyne Hoogheid den Heere Prinfe Stadhouder, „ Sterk hem onder alle dien hoon of fmaai van „ een gedeelte eencr ondankbaare of - ontaarde „ Natie: waar door de Beklaagde zich heeft „ fchuidig gemaakt aan onbetamelyke Uitdrukkingen en Toepasfin gen, met veragting van de „ Bevelen zyner Wettige Overigheid , en gele„ genheid heeft gegeeven, om tweedragt en on,, rust in de Stad en Gemeente van Sneek aan „ te  Nederland, $ te voeden, verfcheidene Bybel Tcxten daar toé j, misbruikende — om aan het Comcoir der Do- meinen ten profyte van de Heerlykheid dezer „ Landfchappe te betalen de Somma van vyf ,4 Honderd Goudguldens, en zulks binnen veer- tien dagen eerstkomende, by gebreeke dies Fiac 'ft authorifatie op den Deurwaarder, omme dezel^j ve met middelen van Executie in te vorderen, „ en condemneert dezelve meede in de kosten „ van den Procesfe tot 's Hofs tauxatie, ordon,j neert wyders de Beklaagde om zich in 't ver„ volg van diergelyke excesfen te onthouden, op „ pcene van zwaarder ftraffe , en zal ten dien „ einde Gopie van dezen aan de Magiftraat der „ Stad Sneek worden toegezonden, om daarop „ een waaleend oog te houden, en te doen „ houden". Dat aan den Predikant bulthuis deeze boete, uit 's Lands Kasfe , te rug gegeeven zal worden , naar 't voorbeeld van Holland, alwaar , by de volgende omwenteling, verfcheiden perfoonen„ om oproerigheid, in hegtenisfe opgeflooten, vervolgens, in Vryheid zyn herfteld, kunnen wy om meer dan ééne reden niet verwagten. Omtrent den zelfden tyd, als het boven ver* haalde , in Friesland , voorviel, wierdt, te am- P a ster-  ftsflr Het BEROERD sterdam, zeer teel gelproken van eene moeting, welke, veclligt, zeer onaangenaams gevolgen konde gehad hebben. Een gedeelte deiBurger-Kompagnie van de Wyk XXVIII, in den avond, na eene der Stads Poorten trekkende, om dezelve te fluiten, wierdt ontmoet van den Onderfchouc papegay, een Man van verdiende, in zyn beroep, als zeer tuk op hec vinden i»n vatten van kwaaddoeners. Gezeeten op eene Chais, befpannen met twee moedige paerden , reedt hy met dezelve toe op' de Burgers, die , wilden ze niet ovefreeden worden, voor hem plaats maaken: en uit elkander moesten wyken. De Burgery , in den post, in welken zy thans gefteld was, nam, met reden , deeze onbezonnenheid zeer kwalyk , en eischte deswegen voldoening van den Onderfchout. Dewyl deezen het hart tamelyk hoog lag, weigerde hy te berusten in verfcheiden middelen van bevrediginge , hem voorgeflagen , naardien hy dezelve als vernederende aanmerkte. Nogthans ftonden de gehoonde Schutters ftyf op hun ftuk , beweerende dat de zaak de gantfche Schuttery betrof; en indien, in het tegenwoordige geval, waarin de beleediger een Dienaar des Geregts, en dus een medehandhaaver der algemeene orde was , oogluiking wierdt gebruikt, de wagtdoende Manfchap, ligteö lyk.  NEDERLAND. 229 Jyk, voor nog verder gaande buitenfpoorigheden, in 't toekoomende, konde bloot ftaan. In de onzekerheid , omtrent de middelen ter wegneeminge van dit ongenoegen, 't welk, onder het draalen, telkens hooger klom, kreeg de Heer jen Mr. a. calkoen, ten dien tyde Hoofdofficier van Amfterdam, een gelukkigen inval, welken hy, ter behoorlyke plaatze, mededeelde, en, nadat dezelve was goedgekeurd , deedt ten uitvoer brengen. Zyn Wel Ed. Geftrenge, naamelyk, deedt den voorflag , om, in Burgemeesters Kamer, in de tegenwoordigheid van Hunne Wel Edele Giootagtbaarheden, te verzoeken de vier Heeren Koionellen der Amfterdamfche Schuttery, nevens den Kapitein en verdere Officieren van de Wyk XXVIII, als mede de Schutters van het Korporaalfchap, met welke het gemelde voorval was gebeurd. Voorts zouden de Officiers en Schutters eenen kring fluiten rondom den Onderfchout, en deeze aan dezelven voorleezen een gefchrift, waar mede hy, aan de beleedigden, eene gepaste voldoening zoude geeven. Met algemeene toeftemming wierdt deeze voorflag aangenomen en ten uitvoer gebragt. Het gefchrift was met zeer veel oordeel, naauwkeurigheid en omzigtigheid opgefteld. Twee zaaken moesten in hetzelve zorgvaldig worden in agt genomen: terwyl de beleedigde Schutters , in hunne eere en P 3 waar-  23o Het BEROERD waardigheid, gehandhaafd wierden, moest de Onderfchout, niet boven de verdienfle en den aait der misdaad, vernederd worden. Moeilyker dan andere gefchillen, zyn de zodanige te vereffenen, welke de kwetzing van eere , aanzien en waardigheid betreffen. f Eene zonderlinge regtspleeging wierdt , in 't laatst van Grasmaand deezes jaars, geoeffend,in hec oproerig en deerlyk gefolterd arnhem. Zy was het gevolg van oproerige beweegingen , aldaar voorgevallen, en van eenen affchuwtlyken moord, door de muitemaakers, in de hicte hunner onbeteugelde losbandigheid , gepleegd. Beide deeze voorvallen verdienen, mee ,iegc, eene plaats in pfifce Verzamelmg. Den gactfchên winter hadt men in geduurige onrust en vreeze doorgebragt , van wegens het losbandig gedrag van zeer veelen onder het Krygsvolk , 't welk aldaar in bezetting lag , 't geen, by aanhoudenheid, aan ftraatfehenderyen en baldadigheden, onverhinderd , den ruimen teugel vierde. Zo zwaardrukkende wierdc deeze overlast, dat de Gezworene Gemeente, uitmaakende het tweede Lid der Stadsregeeringe, by hec Hof Provinciaal haare klagcen inbragc, dac men thans , na genoeg, zich bevondt in den zélfden toeftand, als de grondleggers van het Gemeenebest der Ver-  NEDERLAND. 231 Vereenigde Nederlanden, in den jaare 1574, die, onder andere bezwaaren , ook inzonderheid klagtig vielen over den onlydelyken overlast, welken zy van de Spaanfche Knegten leeden. De bron van het kwaad fcheen inzonderheid te fchuilen onder het Regiment van Baden-Durlag. Althans, naadat hetzelve, uit Arnhem, na elders was vertrokken , was alles merkelyk ftiller en meer bedaard binnen de Stad ; behalven eenige kleine voorvallen , welke altoos gebeuren, onder eene talryke Krygsbezetting, vernam men geene in 't oog loopende wanbedryven. De rust bleef nog al voortduuren, zints het eerfte Batailjon van den Generaal Majoor van douglas daar binnen was getrokken. Tusfchen de Burgers en Krygsbezetting fcheen eene volmaakte eensgezindheid plaats te hebben. Van kortenduur, egter, was deeze aangenaame zamenleeving. Met de aankomst van de Gardes Dragonders en naa het yertrek der Karabiniers, fcheen de goede orde en ftilte tevens de Stad te hebben verlaaten* De Soldaaten van het Regiment van Douglas, tot nog toe lofwaardig, om hunne ondergefchiktheid en bezadigdheid, fcheenen, op eenmaal, van denkwyze te zyn veranderd. Het eerfte bewys hier van befpeurde men aan de Tamboers, die,in plaats van den gewoonen Tromraelflag, 's morgens en 's avonds, nu het aloude P 4 Wik  222 Het BEROERD Wilhelmus van Nasfouven lustig begonnen te roeren. Dit aanftootelyk gerommel, in de toen heerfchende denkwyze der Arnhemfche Burgerye, wierdt wel haast gevolgd van daadelyke mishandelingen van de Burgers , aan derzelver huizen, bezittingen en perfoonen. Eene talryke bende vaa het Krygsvolk, rnet Zydgeweeren gewapend, welke zommigen bloot in de hand of onder den arm droegen, vervoegde zich , op zekeren avond, voor de Burgerwagt, met de fcnroomlyklte vloeken en dreigementen, fchreeuwende, dat de beste der verdoemde Patriotten maar zou ten voorfchyn hoornen. Terwyl de Burgers, van deeze moorddreigende uitdaaginge, kennis gaven aan den Burgemeester van Eek, begaf zich de oproerige bende na de IVlarkrplaats, en deedc aldaar de lucht weergalmen, en tevens het hart der vredelievende Ingezeetenen van angst en vreeze zidderen, door het luiddruftig gillen en tieren van Oranje boven! de Patriotten na den Donder!. Van daar hunnen weg vervolgende, met een fchrikwekkend gedruis, door de Turfltraat, voegde zich by hen een Soldaat van Dundas, met het ontbloote Zydgeweer in zyne hand, by herhaaling , roepende : Komt. hier verdoemd Vee, komt hier de beste! Anderen fchermutzelden, met de blanke Sabels, tegen de Burgers, welke zy op Üraat ontmoetten , en nood-  NEDERLAND. noodzaakten dezelven, hier en daar , in de huizen , hunne moordzieke klaauwen te ontwyken. Eindelyk doet een hoop van acht of negen Soldaaten, hebbende aan 't hoofd eenen Korporaal, eenen aanval op eenen onfchuldigen weereloozen Burger, dirk hendriksz genaamd, terwyl dezelve, met een Roomkannetje in de hand, over de Markt, na de Beek ging, griefc hem, zo aan het hoofd als aan het lichaam , met meer dan dertig wonden, en laat hem, zwemmende in zyn bloed en zieltoogende , op ftraat leggen. Hy overleedt, naa verloop van weinige dagen, aan zyne kwetzuuren, nalaatende eene verlegene -Weduw met vyf onnozele kinderen, van welke het oudfte nog geene acht jaaren telde. Het bloeddorftig gefpuis vervolgde, intusfchên, zynen weg, na het huis van eenen Wondheeler, willem sterk genaamd, floeg 'er alles kort en klein, aan deuren, venfters en glazen, en de onmenfchelyke barbaarfche bedreiging uit , alles, wat hun op ftraat ontmoette, kinderen van zeven jaaren niet uitgezonderd, te zullen vermoorden. Het pleegen van deeze ongehoorde en hoogstftrafwaardige feiteiykheden was niet rugtbaar geworden, of men nam den Korporaal in hegtenisfe, als welken naging, in het pleegen van den affchuwelyken moord, voornaamlyk de hand gehad te hebben. Naa eenigen tyd zittens, ftelde men P 5 hem,  234 Het BEROERD hem, egter, wederom op vrye voeten, onder handtasting, en belofte, ten allen tyde, op dc eerfte dagvaarding, voor den Regter te zuilen verfchynen. Veel gerugts veroorzaakte deeze loslaating: te uieer,naadat, in zommige Nieuwspapieren , openlyk wierdt verhaald, dat deeze flaaking was gefchied, niettegenftaande drie geloofwaardige getuigen , onder plegtigen Eede , hadden verklaard, dat de ontflagene Korporaal mede deelgenoot geweest was aan den afgryzelyken Moord. Wat van de echtheid en waarheid van zulk eene verklaaring zy, ftaat ons niet te onderzoeken. Onze zaak is alleen , gebeurtenisfen te vernaaien; tox welke ook behoort, het gedrag , naa het algemeen worden van dit gerugt, by de Arnhemfche 'Wethouderfchap gehouden, en de zeldzame regtspleeging, op haaren last uitgeoeffend. Onder de geenen, by welke het gerugt, aangaande het ontflag des Korporaals , ondanks de ingekoomene bezwaaren , geloof hadt .gevonden, bevondt zich ook de Schryver van eenen Brief, geplaatst in het bekende Weekblad, de Post van den Neder-Rhyn, op N°. 433, volgens de dagtekening gefchreeven te Arnhem. Om den Leezer eenigermaate in ftaat te ftellen , te kunnen oordeelen over het gedrag der Arnhemfche Regeeringe , zedert gehouden, zullen wy het gemelde  NEDERLAND. 033 de Nommer, voor zo verre het onze zaak be7 treft, hier in zyn geheel mededeelen. By wyze van vooraifpraak, wierdt de Brief, aan den Schryver of Verzamelaar van den Post gerigt, voorgegaan van deeze Inleiding: „ Kunnen U Ed. goedvinden het nevensgaande in uw nuttig „ weekblad 'te plaatfen, zulks zal den fchryver ?, zeer aangenaam zyn. —> Wy worden hoe langs ?, hoe meer onderdrukt en vervolgd ; doch wy „ groeijen tegen de verdrukking aan. — Dezen ,, dag is de Corporaal van het Regiment van Douglas , welke door drie geloofwaardige „ beëedigde getuigen is verklaard mede deelge„ noot van den wreeden en verfoeijelyken moord v geweest te zyn, los gelaaten , en geheel op ?, vrye voeten gefteld: — dit heeft den BurgerT „ moorders op nieuw een riem onder het hart „ geftooken , -r- die bloeddorftigen zien nu, „ dat het ftorten van onfchuldig bloed een aan„ genaam offer is; —■ wy hebben nu weder niets „ dan de bitterfte gevolgen te wagten; — reeds ,, is weder een onfchuldig perfoon zo gewond, ,, dat dezelve thans nog in het grootfte levens„ gevaar is; — gelukkig dat de braave Soldaa-r ,, ten van het Regement van Sommerlatte zo ,, zeer betragters van menschwaardige pligten, als „ vrienden van onze Burgers zyn; — deze zyn zeer J  P36 Het BEROERD „ zeer op onze hand; —• die van Douglas heb„ ben 'er reeds gevoelige preuves van gehad''. „ Arnhem )? ƒ£ fen uws aanhoudende Leezer, >, i April 1786. ,? Zoude men eenen openlyk onregt„ doende Magiftraat. niet aldus „ mogen aanftpreekcnV , Ontmenschten! hoe lang zult gylieden voor , hec van rechtvaardige wraak gloeijende aange* , zigt van den Alweetende God (zo 'ér nog , eenigen indruk van een ontzagchelyk Opperwee, zen by ulieden huisvest) en voor het oog der , geheele onparrydige waereld, tegen uwen eed, , uwen pligt en uw gemoed voordvaaren onregt, vaardig te handelen? — of denkt gylieden, dat , het mogelyk zy, verfoeijelyke ongerechtigheden , met den dekmantel van laage Refolutien en Pu, blicatien te bedekken voor het doordringend , oog des hoogen Gods en de oplettendheid der , braave weldenkende Natie? , Neen Myne Heeren! vleyt u hier niet mede: f — uw rampzalige toeleg word daar door te , meer ontdekt! het gefchrey uwer Burgeren, om ; wraak tegen u, klimt tot den Hemel en hunne , jammerklagten worden door de Regtvaardigheid , zelve voor den troon van hunnen maar ook j uwen Regter gebragt, — een Regter, by wien , geen  NEDERLAND. 237 $ geen aanzien des perfoons geld , en in wiens , handen te vallen uw zeker en verfchriklyk lot , zyn zal ; ja Mynheeren ! zo 'er een God is, , (en dit getuigt zelf het minfie ftofje) zal ook , zyne brandende toorn vroeg of laat op uwe , hoofden nederftorten, en U of uw huis, voor , ons oog of voor het oog van ons Nageflagt, , tot een rampzalig fchouwfpel van zyne wree, kende geregtigheid ftellen ! welke monfters , overtreffen niet ver die Regters, die aan opzet, telyke boosdoenders in plaats van verdiende i ftraf hunne gunst bewyzen! —> kan 'er een groo, ter gruwel bedagt worden, dan dat zy, die ver, pligt zyn, hunne Burgers by hunne goederen, , eer en leven tegen alle geweld te beveiligen, hen ten prooi laaten van moordzugtige fielten, , en aan de moordenaars meer dan overvloed van , tyd en eene nooit gehoorde gelegenheid overig laaten, om te ontlhappen, opdat zy (wiens hart , krimpt niet!) niet gedrongen zouden zyn , aan , hunne mishandelde Burgers recht te doen ! is , 'er grooter onrecht te bedenken, dan dat Reg, ters, genoodzaakt zynde tegen wil en dank de , deelgenooten aan den jammerlykiten Burger, moord te vatten, dezelven van meer gemak en , aangenaamheden des leevens verzorgen, dan zy i in hunne eigen wooning genooten, en na hen I dus eenigen tyd in bewaaring te hebben ge- , hou-  i38 Hei BEROERD ; houdén, hen onfchuldig verklaaren, en op vrye" , voeten ftellen! is daar door aan die laaghartige , fchurken niet weder een nieuwen moed inge, boezemd, om in hunne moorddaadige aan (lagen , gerust voort te vaaren! moeten uwe rampzalige, , ongelukkige Burgeren niet thans dagelyks de , bittere wrange vrugten van deze God tergende /ongerechtigheid fmaaken! — of is het aan deze , uwe handelingen niet alleen te vvyten, dat het , thans door wandaaden alom berugte fehuim van , Neêrlands Krygsvolk dagelyks nu op de open, bare ftraaten triumf! Vivat Oranje! -—Oranje , loven! fchreeuwt! (ö onuitwischbaare fchande , voor Oranje!) de Almagtige ziet en hoort hec, ? — en — Hy zal het bezoeken ! , Zyn niet anderen door onregcvaardigheid om , de onfchuldigile misdagen vervolgd, en wreed , mishandeld? — Ach Mynheeren! zo hec u niet , onverfchillig is , den vloêk of den zegen des , ganfchen Volks ce zyn, — zo hec u niet onver, fchillig is, God tot eenen beminden , liefdery , ken Vader of tot eenen grimmigen Rigter te , hebben! — keert weder tot uwe fchreijendé , Burgeren! hoort zelfs nog Hamerende kinderen , regtmaatige wraak fchreeuwen tegen uwe han, delingen! — en wat zal eene ongelukkige w*ë, duwe! wat zullen onnozele kinderen van tenet* , gruwelyk vermoorden vader niet eene eindeloc* ''«•", j ze  NEDERLAND. 239 ., ze {toffe vinden, om het geftorte bloed van uwe ,, handen te eifchen! —- dat onfchuldig bloed, ., welks Honing gy niet alleen door gepaste midi, delen had kunnen voorkomen , maar gettort zynde, ook wreeken! — of is eene opzettely,, ke, wreede, moord van dat gewigt niet, dat ., Rigters alles infpannen , om dat onfchuldig ,, bloed, door eene allerernitigfte en kragtdadige ,, opfpeuring der handdadigen en eene regtvaardige ,, ftrafoeffening, van hunne hoofden en van hunne Stad te weeren? — nog eens Myne Heeren! betreurt uwen verzuimden, uwen jammerlyk verzuimden pligt! — keert weder tot uwe |j door U verlatene Burgeren! — knielt met boet, vaardige traanen voor eenen wrekenden God, t — of ver wagt, dat, fchoon gylieden hier op , deze waereld de hand des bloedwreekers moge I ontkomen, het ontzaggelyk oogenblik egter na, dert, in het welk gy vallen zult in de handen des Almagtigen! — Hy is een verfchrikkelyke ,, wreeker van het onfchi'ldig bloed! , Steunt niet op uwe geboorte, op uwen rang! , uw thans toegefchroeid geweeten zal U, in ,, uw ftervensoogenblik , met gloeijende vingeren , op uw krimpend hart drukken, dat hec veracht1 j fte ftofdeeltje meer is by God dan gy! , Befchouwt uwen tegenwoordigen itaat met 00L gen, welke niet beneveld zyn door de fchande'  24o Het BEROERD i, lyke eigenbaat! gy zyt elendig, — rampzalig! , — of is het niet rampzalig, vuigè flaaven te zyn , van eenen Tiran, die alleen fchynt gebooren te , zyn, opdat in hem zoude blyken, hoe groot de , langmoedigheid Gods over eenen boosvvigt zy? j — befchouwc gansch Nederland u niet, van al , wat immer met den luistterrykên naam van Re, geering is bekleed geweest ? —'■ belchouwt het , beste, het weldenkend gedeelte der Natie u niet , als befchermers van een rot moorddaadige boos, doenders? — nog eens, gylieden zyt elendigen! 1 gy zyt rampzalig! , Zyn 'er nog onder u, Myn Heeren! — nog , eenige weinigen, die een afgryzen van deze gru, welen hebben, — gy , wier geweeren liddert , op het aandenken der plaatsgrypende ongeregtig, heid! — waarom maakt gylieden u door zwy, gen medepligtig en fchuldig aan het worgen der , wraakroepende Geregtigheid? — beeft gy meer , voor eenen lafhartigen, bulderenden Voiksver, drukker, dan voor den God van Nederland? — , Is hec geene onagtzaamheid voor u zeiven! — is , het geene ontkenning van uwe eigen waarde, — ,• is het geene ontluistering van die Majefteit, wel, ke zig in TJals vertegenwoordigers des ganfchen , volks, ten toon Ipreidt, dat gy zeifs geen moeds , genoeg hebt, om eenen oproerkraaijer, die zich , tegen het uitdrukkelyk bevel van den Souveran. , met  NEDERLAND. s4ï , met eene Oranje - leus verfiert, dat oproer - fein , te doen afleggen, voor dac gy door eenen afge, vaardigden deswegens den wil van eenen afwezen, den onregcvaardigen verneemt, terwyl dus on, dercusfchen de Stad op Oranges - geboortedag , door eenen moedwilligen oproerkraaijer beroerd , word? — , Zo 'er dan waarlyk onder ulieden zyn, (en , geen Burger uwer Stad wil als nog hier aan twyf, felen) die met afgryzen de plaatshebbende grou, welen befchouwen, zy zyn verpligt, hunne ftem , met die der klaagende Burgery te verheffen te, gen het onregt, het geweld, de onderdrukking! j gy zyc dit verpligt, Myne Heeren; niet al\ leen om uwe Burgeren, maar ook om u zelfs , wille , opdat men u veroncfchuldigen , en naar , uwer waarde fchatten, eeren, en beminnen kan, t — zo gy hier toe niet fpoedig befluit, zo gy hier , toe geen moeds genoeg bezit, wyc hec dan aan ,-u zeiven, dac zy, die uwe denkwyze niec ken, nen, u als medepligcigen aan alle de gruwelen , uickryten; — en zy, die uwer gevoelens be, wust zyn, u als de lafhartigflfe flaaven verag* , ten , ja U nog meer vervloeken, dan hunne , dwingelanden, die openlyk voor vrienden en be, fchermers van geweld en onregt uitkomen ! ■, Groote Regeerer der Waereld! — gy ziet de (( U tergende onderdrukkingen, welke de braave IV. deel. Q , be*  24a Het BEROERD , bewooners eener aanzienlyke Stad tot hier toe , geduldig moeten verdragen ! Gy weet , dat hun, ne verwagting op menfchelyke hulp byna ten , einde is! — Gy kent de boosdoenders en hun, nen opzettelyken moorddaadigen toeleg! hunne , verborgene famenzweeringen zyn voor Uwe hei, lige oogen in het helderst daglicht! — Ver, gunt ons, dat wy vol eerbied Uwe almagtige , hulpe voor het oog van gamsch Nederland van , U fmeeken; — by U is nog redding tegen den , magtigen ftroom onzer vyanden te vinden! — , ö God onzer Vaderen! — Redder der ellende, lingen in tyden van benauwdheid! — geef moed , aan de vreesagtigen, om belangeloos voor het , belang en het behoud hunner Burgeren, op het , voorbeeld van zo veele braave Regenten, kloek, moedig uittekomen! — bekeer de misleide, op, dat zy gedenken aan den heiligen U gezvvoorenen , eed! — verdelg de onverbeterlyke en opzette, lyke boosdoenders , de faamgezwooren onder•, drukkers van Vaderland en Vryheid! — ftel hen , tot een affchrik! — dat hun lot van Corah, , Datkan en Albiran zy! — op dat ieder be, kenne, dat de God van Nederland een redder , zy der onfchuldig onderdrukten, en een ftraffer , der booswigten! , Voor het laatst, Gy Regeerers der onder\ drukte , mishandelde Burgery! fpot met alle , klag-  NEDERLAND. 243 * klsfgten der onfchuldigen! — lacht met de taal , van ons hart! — doch weest verzekerd, dat gy , misfchien zeer fpoedig uwe ontaarte handelwyze , zult beklaagen! die tyd is veeliigt nader by dan , gy denkt! — en beeft dan voor de rechtvaardi, ge wraak van eenen vertoornden God, en voor , de wraak van een jammerlyk getergd Volk*—■ , een Volk, hetwelk thans zyne waarde en kragt , heeft leeren kennen! — een Volk, dat gedul, dig zich, eenen langen tyd, aan de onderdruk, king kan en wil onderwerpen, doch het welk, , der verdrukking moede, eindelyk als een geterg, de Leeuw zal opfpringen, U, en uwe Godloo5| ze medeftanders verpletteren, zo dat 'er van U , niets meer zal overblyven , dan de vervloeking , van uwén naam en de veragting van uw ramp, zalig Nakroost!' Zulk eene hartige en vrymoedige taal voerde de Arnhemfche Brieffchryver, die zich onder de letters V. P. S. verborgen hieldt, uit hoofde, ongetwyfeld, van zyn vermoeden of onderltellinge, dat zulk eene- Aanfpraak , door' derzelver plaatzing in een veel geleezen Weekblad, voor hec oor der geheele Natie' gedaan , gevolgen konde hebben , en gewisfelyk , by de Regeering van 1 Arnhem, zeer hoog zoude genomen worden. En, in de daad , indien de Wethouderfchap eener aanzienlyke Stad onfchuldig ware aan het Q 2 op-  244 Het BEROERD opgetyde verzuim van uitoeffeninge van regt en geregcigheid, kon dezelve, in het tegenwoordige geval, niet in gebreke blyven, althans voor het oog haarer Burgery, hier van openlyke aankondiging te doen. Dit gefchiedde, op den tweeëntwintigften van Grasmaand, in eene openbaare Afkondiging, in welke zy „ hoewel het „ beneden de waardigheid van een rein geweeten „ rekenende, af te daalen om zich te zuiveren „ van diergelyke verfchrikkelyke aantygingen, „ nogthans, uit aanmerking van de zwakheid der „ ligtgeloovigen, ter kennisfe van de zodanigen „ bragt, dat wel verre dat de bedoelde Korpo„ raai door drie geloofwaardige getuigen zou ver„ klaard zyn , mededeelgenoot aan den Moord „ geweest te zyn, zich geen een enke'le getuige „ tegen hem heeft aangebooden". Voorts daagde de Regeering , op het plegtigfle, eenen iegelyk, die eenige bewyzen tegen den Korporaal mogt hebben y dezelve niet te verzwygen, maar ze aan Hunne Wel Ed. Gr. Agtbaarheden op te geeven. Naa deeze Afkondiging, wierdt der Gemeente voorgeleezen, een Befluit der Arnhemfche Regeeringe, inhoudende het vonnis, welk dezelve hadt goedgevonden, over het meergemelde Weekblad, te vellen. Volgens hetzelve, naadat een Stads Roededraager alle de Exemplaaren van het be- wus»  NEDERLAND. 245 wuste Nummer opgehaald en ter Stads Sekretarye zou gebragt hebben, zou dit, zo als het. vonnis luidde, vuil en oproerig Libel, als onwaardig om door het daglicht befchouwd en in de zamen~ leevig getolereerd te worden, openlyk , voor zo veel het daarin voorkoomende oproerige betreft, op een daar toe opgericht Schavot, door des Scherpregters handen, tot asch worden verbrand. Voorts moest een Stads Roededraager, aan alle Boekverkoopers en Boekhandelaars, aanzeggen en verbieden , om het Tydfchrift de Post van den Neder- Rhyn , voor het toekoomende , binnen de Stad Arnhem en derzelver Regtsgebied, dired noch indirect, niet aan ie neemen of te verkoopen, op eene boete van honderd Goudguldens , en by wanbetaaling, van lyfftraffe. Met eene gelyke bedreiging wierdt, aan alle Herbergiers, Koffymeesters en Sociëteiten, verbooden, den Post, ter leezinge, voor te leggen of toe te laaten. Naa deeze afkondigingen volgde de ftaatelyke uitvoering van het gevelde vonnis.' De Onderfchout met zyne Dienaars, plaatfte zich op het Schavot. Een vuur was reeds by voorraad aangeleid. Thans naderde de Scherpregcer, hou» dende in zyne hand het ten vuure gedoemde Nummer, worp voorts hetzelve in de vlammen, sn droeg zorge dat hec tot asch verteerd wierdt. Q 3 Eene  0 Het BEROERD Eene talryke menigte van aaufchouweren was getuige van deeze ongewoone regtspleeginge. Zedert fchreef de Regeering van Arnhem eenen brief aan dc Utrechtfche Wethouderfchap , met verzoek om den Boekverkooper g. t. van paddenburg, Uïtgeever van het gemelde Tydfchrift, gcregtelyk af te vraagen, wie hem het veroordeelde Nummer hadt toegezonden, ten einde om tegen den Schryver en Zender van hetzelve, ex Lege Difamari, voor den Hove van Gelderland, eisch te doen. Een geruime tyd verliep 'er, zonder dat de Schryver bekend wierdt, of op iemand zo veel vermoedens viel, dat de Heeren van Arnhem grond meenden te hebben, om hem in reg. ten te betrekken. En, in de daad, elk was nu in de verbeelding, dac des Schryvers naam wel voor altoos in duifternisfe zoude blyven, wanneer men, in Zomermaand, gantsch onverwagt, in de Nieuwspapieren, de volgende Bekendmaaking las: ,, De ondergetekende had naauwlyks met veel „ bevreemding vernomen, dat de Magiftraat'der „ Stad Arnhem had kunnen goedvinden N°. 443 „ van het weekblad de Post van den. Neder„ Rhyn, opentlyk, door Beuls handen te doen ?, verbranden, inzonderheid wegens een daarin p gevonden wordende Aanfpraak aan eene vpew  NEDERLAND. 247 „ lyk Onregt doende Regeering, of met even veel „ Blydfchap ontving hy berigt , dat door den „ Magiftraat dier Stad aan den Éd. Gr. Agtb. „ Geregte der Stad Utrecht was aan ge fchreeven „ en verzogt, alle mogelyke Devoiren, ter ont„ dekking van den Schryver of Auteur te willen „ aanwenden ; het welk den Ondergetekende .„ eenen geruimen tyd heeft doen afwagten, wat „ daar in door zynen Competenten Rechter zou„ de worden verricht; dan daar het den On„ dergetekende toefchynt, dat die van den Gerech„ te der Stad Utrecht van gedachten zyn, dat in „ dezen door Hun Ed. Gr. Achtb. niets behoort („s te worden gedaan , vind de Ondergetekende „ zig verpligt, te declareeren, dat hy is de Stel„ Ier en Schryver van' boven gemelde Aanfpraak „ aan eene openlyk Onregt doende Regeering; „ zullende afwagten , welke Acïien tegen hem „ door den Magiftraat der Stad Arnhem, zouden „ mogen worden geinftitueerd". „ Utrecht den » PIETER 'T H°EN* W 20 Juny „ Rentmeester van 't Coll. Wille- „ 1786. „ brordi". Ondanks het vonnis, over des Heeren 't hoen's papieren kind, geveld en daadelyk ten uitvoer gebrogt; als mede de zwaare bedreigingen , tegen Q 4 • den  848 Het BEROERD den Schryver , indien hy mogt bekend worden, uitgeflagen, is ons, egter, niet gebleeken, dat de gemelde Heer 't hoen, door de Arnhemfche Regeering , ooit geregtelyk is aangefproken. Of de Gelderfche Wethouderfchap , uit hoofde van °s Mans algemeen bekende ervarenheid in de dagelykfche voorvallende gebeurtenisfen, geenen kans zag om hem van misdaad te overtuigen, of dat zy de geregtelyke vervolging agterwegen ïiet, omdat dezelve aan haaren regtbank niet onderworpen was, zullen wy niet onderzoeken, maar aan het oordeel en de uitfpraak van des kundigen overiaaten. Onder de Steden, welke, in de tyden van opfchuddingen en bevveegingen, welke wy thans befchryven, met vlyt .en yver arbeidden aan het weeren van alle lnconftitutioneele inbreuken, en het bewerken van een grondwettig herilel der Stedelyke Voorregten, was thans niet eene der minst vermaarden het aloude Dordrecht. Het voorgevallene, in dit jaar, levert daar van een voorbeeld op, en verdient te meer onze opmerking , omdat, ondanks het groot getal perfoonen, welke daar aan deel hadden, alles afliep, zonder menige rustverfloorende omftandigheden. Den grond tot het voorgevallene in die Stad, in Zomermaand deezes jaars , hadt geleid , eene Af-  NEDERLAND. 249 Afkondiging van het Geregt van den vyfdenden van Herfstmaand des voorgaanden jaars, betreffende de Jaarmarkten. Reeds in Slagtmaand daar aan volgende, hadden honderdvyf Burgers zich beklaagd over dien flap van het Geregt, met ernftig verzoek „ dat de Oud-Raad alles geliefde aan te „ wenden, om de bedoelde Ordonnantie buiten „ effect te doen ftellen". Doch alzo, op dit verzoek , geen agt gegeeven, en de inleveraars van het Gefchrift aan het Geregt, en dus aan hunne partyen, verweezen wierden, vereenigden zich ftraks niet minder dan twintig Gilden , en leverden, aan den Oud-Raad, eene Memorie over, in v welke zy zogten aan te toonen , de onbevoegdheid van het Geregt, tot het maaken van eenige Keuren, het Stads beftier aangaande, hangende het gefchil, tusfchen het Geregt en de Goede Luiden van Achten; welke laatften , uit de Privilegiën , hadden aangetoond , dat geene Ordonnantiën , de Burgery en de Policie betreffende, door» het Geregt , ten zy met byzitting van dat Kollegie in den Geregte, vóór dien tyd, konden worden afgedaan. 't Liep aan tot in Bloeimaand des jaars 1786, eer men vernam, dat de Memorie der Gilden, met ernst, wierdt by de hand genomen. En vermids men ook nu nog van geen bepaalden uitflag hoorde, beflooten de Gilden, op den derden van Q5 Z«>  25© Het BEROERD Zomermaand, om Oud-Raad te verzoeken. Op den middag begaven zich vierhonderd Gildebroeders na het huis des Voorzittenden Burgemeesters van convent, uit het midden van welke vier, als Gekommiteerden , binnen traden , terwyl de overigen voor het huis gefchaard Honden. Eén der Afgevaardigden las den Burgemeester e*ne Memorie voor, behelzende een verzoek dat de Oud Raad mogt beleid worden. Op dit verzoek gaf de Burgemeester wel geen weigerend, maar ook niet meer dan het ingewikkeld antwoord , dat hy zoude zien *den Oud' Raad te beleggen; waarop zich de Burgers van daar vervoegden by de twee andere Burgemeesters, snellen en van,den brandeler, met verzoek, dat indien de Voorzittende Burgemeester geen Oud-Raad geliefde te beleggen, zulks door de Burgers zelve mogt gedaan worden. Over dit draalen en zammelen wierdt de menigte eenigzins verdrietig, die,intusfchên,'s avonds ten vyf uuren , reeds tot vyfhonderd perfoonen was aangegroeid. Niet gezind om zich met dubbelzinnige woorden te laaten afzetten, kwamen ze thans recht ter, zaake, en vraagden, met weinige woorden, of 'er Oud Raad zyn zoude, Ja of Neen. Op het antwoord van den Heere van convent, dat hy de voorzitting aan den tweeden  NEDEPvLAND. 251 den Burgemeester, den Heere snellen, hadt afgeftaan , vervoegden zich de Gildebroeders terftond ten diens huize, en weigerden te vertrekken, tot dat hun de ftellige verzekering was ger daan, dat, 's anderendaags,zynde Zondag,'s voormiddags ten half elf uuren, Oud-Raad zou gehouden worden. Op den bepaalden tyd kwam de Oud-Raad byeen, en vergaderden ruim zeshonderd Burgers voor 't Stadhuis, uit het midden van welke acht Afgevaardigden, als Gemagtigden hunner medebroederen , zich lieten aandienen , om met den Raad te fpreeken. In ftede van toegelaaten te worden, wierdt hun, door den Sekretaris, geantwoord , dat vermids de Raad eene vrye raadpleeging noodig hadt, en de Vergadering nog wel vier uuren zou duuren, de Gekommiteerden verzogt wierden, zich van het Stadhuis te begeeven, en, naa het fcheiden van den Oud-Raad, den uicflag aan het huis des Voorzitters te koomen verneemen. Op dit voorftel gaven de Afgevaardigden het bedaard en moedig antwoord , dat zy, met den Oud-Raad, van verftand waren, dat dezelve vryheid van raadpleegew noodig hadt, en hier toe tyd vereischt wierdt; doch wat aanging het verwyderen van het Stadhuis, dat hun aldaar het wagten even min als den Raad het overleggen zou verveelen. • Zy voegden 'er nevens, het verzoek „ dat  252 Het BEROERD „ dat de Raad, naa het neemen van een Befluit, „ zo lang geliefde vergaderd te blyven , tot dat „ de Gekommiteerden het genomene Befluit aan „ hunne Lastgeevers bekend gemaakt, en derzel„ ver meening daar op zouden verdaan hebben". Eene dus, zints geruimen tyd , ongewoone taal baarde merkelyke bevreemding in den Raad. Met eenige gemelykheid kwam daarop het antwoord, dat de Gekommiteerden konden gaan of blyven, zo als zy zouden goedvinden; maar dat zy verzekerd konden zyn, dat het Befluit van den Raad hun zou worden ter hand gefleld. Onder dit alles groeide de menigte voor 't Stadhuis, alwaar men eerlang meer dan duizend telde. Veelen, egter, waren uit bloote nieuwsgierigheid derwaarts gelokt, en onthielden zich op eenigen affland, om den afloop deezer zaake te verneemen. Andermaal zondt nu de Gemeente haare Gekommiteerden op het Stadhuis, om te vraagen „ of de Raad, tot het neemen van een „ Befluit, zoude vergaderd blyven ? indien Ja, „ dan was het wel: indien Neen, dan zou de „ Burgery het Stadhuis bezetten, en de Gekom,, miteerden wilden , in dat geval, de gevolgen „ niet voor hunne rekening neemen. Indien men „ verkoos, geen antwoord te geeven, en inmid„ dels voortging met raadpleegen, zou zulks voor „ eene weigering worden opgenomen". Dus  NEDERLAND. 5253 Dus Houden de zaaken , toen die van den Geregte zich uit den Oud-Raad verwyderden, om afzonderlyk te raadpleegen. Hoewel men hier tot geen bepaald befluit kwam , fchynen , egter, aldaar zeer geweldige maatregels te zyn voorgellagen. Dit befloot men uit de komst van vierentwintig Geregtsdienaars, welke thans op hec Stadhuis ontbooden wierden. Doch, 't zy uit aanmerking van de onmogelykheid der uitvoeringe, of uit vreeze voor heillooze gevolgen, het Geregt keerde eerlang te rug in den Oud-Raad, alwaar , naa lang raadpleegens, eindelyk wierdt beflooten, de begeerte der Burgerye in te willigen, en de Afkondiging, van den dertienden van Herfstmaand des jaars 1785, raakende de Jaarmarkten , by provifie, te furcheeren en op te fchorten. Het volk was voldaan over dit gedrag der Regeeringe, en verliet, 's naamiddags, ten drie uuren , het Stadhuis. Met het luiden der klokke, wierdt, 's anderendaags , de intrekking van 't Stadhuis afgekondigd. Om de gelykheid des onderwerps, voegen wy, by de bovenftaande, eene andere veel gerugt maakende gebeurtenis , in de zelfde Stad Dordrecht, en niet lang naa de gemelde, voorgevallen. De zucht tot eene grondwettige herltellinge van de Vryheden en Voorregten der Bur-  254 Het BEROERD geren gaf daar toe de eerfte aanleiding; terwyl de ftraks gemelde gunftige uitflag, den aanvoerderen van dit werk, een hart onder den riem zal geftoken hebben, om de hand te flaan aan 't geen zy begreepen, hun zeiven en den Burgeren in 't algemeen, naar regt en billykheid, toe te behooren.. Het voorval, waarop wy 't oog hebben, heeft zich, in deszelfs opkomst, voortgang en afloop, met deeze omftandigheden, toegedraagen. Al van oude tyden was, in de Stad Dordrecht, bekend geweest, eene Vergadering of Kollegie, by den naam van Mannen van Veertigen. Geen onmiddelyk deel hebbende aan de Regeeringe, was aan hetzelve opgedraagen, hec maaken van de Nominatien , of Naamlysten, van perfoonen , uit welke vervolgens de Schepenen en Raaden verkoozen wierden. Door verloop van tyd was dit Kollegie, van zyne oorfpronklyke inftellinge, zo verre afgeweeken en verbasterd, dat verre de meeste Kiezers tevens Leden van Regeeringe waren geworden. Met regt befchouw den zommigen deezen toedragt van zaaken , als eene wederregtelyke afwyking van den alouden Regeeringsform, die medebragt, dat het Kollegie van Kiezers, van den Oud-Raad,altoos moest onderfcheiden blyven. Zy waren, daarenboven, van oordeel, dat, door de ingevoerdefchikking, of het ingekroopene misbruik, het Stadsbewind, allengs- kens,  NEDERLAND. a55 i kens, was gekoomen in de handen van eenige i weinigen, die, over en weder, elkander konden kiezen, en dus zeer veelen, die daar op eene even iregtmaatige« aanfpraak hadden, de weg was afjgefneeden, om immer Leden van Regeeringe te kunnen worden. Drieëntwintig- Gilden , waar mede vervolgens izich vereenigden het Groot-Schippers Gild en de :Schutteryen van St. Joris, van den Edelen Voetboog, de Kloveniers en Heelhaaks , hadden , reeds in Lentemaand deezes jaars, twee verzoekfchriften opgefteld, het eene aan de Mannen van Veertigen, het ander aan den Oud-Raad, en vervolgens, door eenige Afgevaardigden, uit het midden hunner, overhandigd aan den voorzittenden Burgemeester, A. B. VAN DEN BRANDELER. Dee:ze de Verzoekfchriften by den Raad hebbende ingediend , wierden eenige Heeren, uit de Mannen van Veertigen, door hunne Medeleden , gemagtigd om dezelve te onderzoeken. Geheel ftryidig met den inhoud en de bedoeling der ingeleverde- Verzoekfchriften was het berigt, welk door Ide Gelastigden wierdt uitgebragt. Zy beweerden, naamelyk, dat het voorftel, in het Verzoekfchrift geopperd, behelzende dat het den Leden van het Kollegie van Mannen van Veertigen mogt gelieven , afftand te doen van hunnen post , onbegaanbaar was met deszelfs aanftelling en inrigting, eh  s56 Hst BEROERD en drongen, diensvolgens, aan, dat dit voorftel mogt worden van de hand geweezen* Nogthans verfchilden, van de meerderheid, eeni* ge leden van dit Kollegie, onder andere de thans voorzittende Burgemeester snellen, die, met eenige weinigen, verklaarde, hunnen post wel te willen nederleggen. Op den elfden van Oogstmaand gaven deeze, van hunne gezintheid, kennis aan de afweezende leden, en wierdt, vervolgens, de negentiende daar aan volgende, vastgefteld, om deeze zaak volkomen af te doen. Intusfchên vergaderden, in den avond van den vyftienden, de zesennegentig Dekens van vierentwintig vereenigde Gilden; hebbende ieder Gild vier Dekens. In deeze vergadering wierdt beflooten , aan den Voorzittenden Burgemeester verlof te doen verzoeken , om door eenen Stads Bode, tegen den volgenden dag, eene algemeene vergadering van alle de Gilden te doen beleggen. Daarenboven hadden de Dekens het ontwerp van eene Volmagt opgefteld, en gezamentlyk goedgekeurd, om aan de Gilde broeders, in de byzondere Gilden, ter tekeninge te worden aangebooden. Naa bekoomen verlof, op het bovengemelde verzoek , vergaderden , op den zestienden , des morgens, de Dekens van alle de dertig Gilden binnen Dordrecht, in tegenwoordigheid van den Vooi-  NEDERLAND. 4fr Voorzittende Burgemeester. In eene uitvoerige Aanfpraak deedt thans de Spreeker opening van den toeftand der zaaken, en bewees de noödzaaklykheid , dat de byzondere Dekens alle hunne Gildebröeders opriepen, en van dezelve verzogren , eene behoorlyke Qualificatie, of vólle magt, om haar bevinding van zaaken te kunnen handelen. Twee van dè zes overige Gilden, die, by de vergadering van derf Voorgaanden dag, niet tegenwoordig geweest waren, vielen hierop ftraks toe, terwyl de Dekens der vier andere verklaarden, niet te kunnen goedvinden, hunnè Gildebröeders op te roepen, alzo zy, Voor zich zelve, geene verandering begeerden, en, met de plaats hebbende fchikking, wel te vreden waren; Op den achttienden van Oogstmaand vergaderden, van nieuws, de Dekens der zesentwintig 1 vereenigde Gilden, haa alvoorens allen afzonderiyk Ihunne Gildebröeders opgeroepen, en van dezelve de noodige Qualificatien ontvangen te hebben. Deeze Qualificatien wierden vervolgens gefteld in handen van eenige Gemagtigden der gezamentlyke Dekens, die voorts zich vereenigden met de Gelastigden der drie Schutteryen, de Burger Bevelhebbers en de Afgevaardigden uit de gewapende Burgers of Adelborften ; maakende dus uit eene vergadering, welke de geheele Burgery verbeeldde. *"" IV. DEEL. R Op  25g Het BEROERD Op den negentienden van Oogstmaand, in den Voormiddag, vergaderden de Leden van het Kollegie van Mannen van Veertigen, ten getale van vierendertig, alzo vier Leden, door afweezigheid buiten de'Stad, niet verfcheenen, en twee plaatzen, door fterfgevailen, ledig ftonden. Ten zelfden tyde vergaderden ook de bovengemelde gemagtigde Afgevaardigden , waar van zy , door bnnnen Geheim fchry ver , kennis gaven. Niet vroeger dan 's naamiddags ten drie uuren, gaven deeze Afgevaardigden berigt, aan de vereenigde Vergaderinge,,van het befluit der Mannen van Veertigen \ het behelsde, dat zestien Heeren hunne posten ncdergeleid, doch de overigen zulks geweigerd, en, gevolgiyk, het verzoek der gezamendyke Burgerye hadden van de hand geweezen. maar, evenwel, uit het midden hunner, eenigen'hadden benoemd, om met de Afgevaardigden der Burgerye in onderhandeling te treeden, om, ware 't mogelyk, derzelver bezwaaren uit den weg te ruimen. Hoewel de weigering, om hunne posten neder te leggen, en deeze voorflag tot nadere onderhandeling, konden geoordeeld worden , elkander te wederfpreeken, wierdt, nogthans, by de gemagtigde Burgers, goed gevonden, dit niet geheel van de hand te wyzen. Naa lang .over en weder fpre*  NEDERLAND., 259 ifpreekens, bepaalde men, eindelyk, den tyd eener i nadere byeenkomfte, op Zondag avond, den twin1 tigften van Oogstmaand, en tot de plaats de 'Weeskamer. Naadat, alvöorens , in den voormiddag , het jjongstgenomen befluit van de meerderheid der Mannen van Veertigen , by Refumtie, was vastgefteld, wierdt de afgefprokene byeenkomst, op den beftemden tyd, gehouden. Men opende de l Vergadering met een berigt van Mannen van 'Veertigen', aangaande de afwyzing van het verzoek :der Burgeren, doch liet 'er ftraks op volgen, dat izy, des nietcegenftaande, niet ongenegen waren, om de bezwaaren der Burgeren, tegen dat Kollegie, te verneemen en aan te hooren; als mede, hoedanige middelen van nut en dienst zouden kunnen zyn, om dezelve uit den weg te ruimen. Met regc baarde dit voorftel verwondering en verbaasdheid, by de Afgevaardigden der Burgerye, naardien de bezwaaren, in het ingeleverde Verzoekfchrift, duidelyk ontvouwd wierden, en, uit dien hoofde, aan het Kollegie, niet onbekend konden zyn. Met dit alles verklaarden zy hunne bereidwilligheid tot eene nadere onderhandeling, in zo verre idezelve, onverminderd de regten der Burgerye , konde gehouden wordem Doch hetbleekduidelyk, dat de Mannen van Veertigen ongezind waren, R 2 om  «6o ,Hst BEROERD om af te gaan van het genomene befluit: weshal* ven deeze byeenkomst vrugteloos afliep. Nog dien zelfden Zondag avond, vergaderden de Dekens der vereenigde Gilden, nevens de Algevaardigden uit de Schutteren, uit de BurgerKrygsbevelhebberen en uk de wapenvoerende Adelborften, ten getale van omtrent honderd perfoonen, en namen-, met eenpaarige ftemmen, het befluit „ alle de iVlannen van Veertigen te ver„ klaaren vervallen te zyn van derzelver posten, „ en vervolgens hun aan te zeggen, om in 't ver„, volg nimmer als Mannen van Veertigen te ver„ gaderen, veel minder de openftaande posten 5) aan te vullen, of Nominatien van Schepenen „ te maaken". Van dit befluit gaf, 's anderendaags, 's avonds j by het liehc van eenige fakkelen, een Lid der gevolmagtigde Dekens, kennis aan de Gemeente, in het zo genaamde Stek , een open Plein, tusfchen de twee Doelen, in grooten getale, by een vergaderd. Zy toonde daar over haar genoegen, met een drievoudig Hoezee en eenpaarig handgeklap.' Uit naam van het geheele volk wierdt hierop de Spreeker, voor zynen yver en moeite, plegtiglyk bedankt. Om het werk zyn volle beflag te doen hebben, gingen, den volgenden dag, de Afgevaar- <%■  NEDERLAND. aoi digden der Gemagtigden rond, by de huizen der Mannen van Veertigen, die geweigerd hadden, hunne posten neder te leggen, en Helden dezelven ter hand, eene Injinuatis op Zegel, waarby het jongde Kollegie van Mannen van Veertigen voor vernietigd wierdt verklaard. De zulken , daarentegen, die, uit eigen beweeginge, van hunne Veertigsplaatzen afftand gedaan hadden , wierden, door de zelfde Afgevaardigden, voor hunne I goedwilligheid en medewerking met de Burgerye, insgelyks aan derzelver huizen, itaatelyk be- i dankt. Opdat het Kollegie der Mannen van Veertigen, ; zo dra mogelyk was, wederom mogt herfleld worden, wierden, nog dien zelfden avond, de iDekens der Gilden, door den Voorzitter:den Burgemeester, verzogt, hunne Nominatien van nieuiwe Veertigen, tegen eerstkoomenden Woensdag, : den dertiglten der maand , uit te brengen. Dit gefchiedde, op den beflemden tyd, naadat, alvoorens, de Gilden, ten dien einde, waren opgeroepen. Uit de Burgerye wierden eenigen met algemeene, anderen by meerderheid van Hemmen, ter vervullinge van alle de openftaande Veertigplaatzen, aangefteld. Voorheen hebben wy verhaald, dat, van de dertig Gilden, - welke men binnen Dordrecht tejt» R 3 vier  a6a Het BEROERD vier hadden geweigerd , met de overige Gilden mede te werken. Deeze waren die der Spoeijenaars, of Sleepers, Mazelaars, of Zakkedraagers, Kaaiwerkers en Appelkoopers. Thans protesteerden dezelve tegen allé het gehandelde, en de daar op gevolgde verkiezing van nieuwe Veertigmannen. Zy verklaarden, met de inrigting, aangaande het meergemelde Kollegie, welke reeds veele jaaren hadt plaats gehad,, en die, huns oordeels, met de Stads Privilegiën volmaakt overeenitemde , volkomea te vreden en van alle veranderinge afkeerig te zyn. In weerwil van deeze Tegenverklaaringe, wierden, nog op den dag der verkiezinge , de nieuwe Mannen van Veertigen byeengeroepen. Allen aanvaardden dien post, en verbonden zich, by handtekeninge , naa verloop der vyf eerstkoomende jaaren, denzelven, in handen der Burgerye, te zullen nederleggen. Den volgenden dag vervoegden zich de Ge^ magtigden der vereenigde Gilden en Schutteryen by den Heer Hoofdofficier van test, met verzoek dat dezelve de Mannen van Veertigen, 's daags te vooren, door de Burgery, aangelteld, zoude gelieven in den Eed te .neemen. Doch Zyn Weledele Geftrenge maakte daar omtrent eenige zwaarigheid. Hy merkte aan „ dat » hy  NEDERLAND. 263 ,, hy een Graaflykheids Officier zynde , zonder „ den wil van den Souverein alvoorens verftaan „ te hebben , vermeende daarin niet te kunnen „ treeden". Nogihans beloofde, hy hier mede, allen Ipoed te zullen maaken, en met een, om zynen brief, daar toe flrekkende , ter kennisfe van het gemeen te brengen. De Heer Hoofdofficier hieldt getrouwelyk zyn woord. Nog dien zelfden avond venrokken twee Afgevaardigden na 's Graavenhaage, om van Hunne Edele Groot Mogende, omtrent de zaak der beëediginge , derzelver goedvinden te verneemen. Het befluit , deswegen genomen, Hémde volkomen overeen met den wensch der Dordrechtfche Burgerye. De Hoofdofficier ontving, van 's Lands Staaten, magt en last om het nieuwe Kollegie van Veertigen, by voorraad, te beëedigcn en in dienst te Hellen. Wy kunnen niet nalaaten', hier, kortelyk, verflag te doen van deeze plegtige inhuldiginge en aanflellinge , welke voorviel op den vierden van Herfstmaand. Op verzoek van den Heere Voorzittenden Burgemeester, vergaderden, 's voormiddags, ten elf uuren, de nieuwe Heeren Veertigen , in de Sr. Joris Doele. Naa hier, een korten tyd, vertoefd te hebben , wierden dezelve, door eenige Heeren, begroet, en verzogt, nevens de GemagR 4 tig-  s64 Het BEROERD tigden der onderfcheidene Genootfchappen, die,, intusfchên, voor de Doele genaderd waren, zich, na het Stadhuis te willen begeevep. De trein, trok vervolgens OP ? in deeze orde. Vooraf gingen de Leden der vereenigde Vergaderinge der Gileen, der drie Schutteryen, Burgerofficieren en Afgevaardigden van Adelborften. Hierop volgden de nieuwe Mannen van Veertigen, en eindelyk alle de Dekenf der zesentwintig Gilden. Uitgezonderd de Burgerofficieren en Schutters, in derzelver onderfcheidene Uniformen uitgedoscht, waren allen in 't deftig en ftaatelyk zwart gekleed. In plegiigen optogt wandelde de trein, langs de Voorftraat , na en op het Stadhuis, tot in de Groote Zaal, alwaar dezelve, door den Hoofdofficier en twee S'ads SekretarisXen , wierdt opgpwagt. Thans nam elk zitting op de aangeweezene plaatzen. De Hoofdofficier opende de plegtig© byeenkomst, met eene toepasfelyke aanfpraak, deedt voorts de naamen der Heeren Veertigen» en ftraks daar naa het formulier van den Eed, voorleezen: waarop hy allen in den Eed nam, en de verrigting van den dag befloot met gelukwenfehen, zo over de aangeftelde Heeren Veertigen , als over de Gilden en de Burgery der Stad. Hiernaa ftondt de Spreeker der vereenig- de  NEDERLAND. $6§ de Vergaderinge, de lieer a. lamme, op, be« dankre . den Heer Hoofdofficier voor deszelfs wenfchen en betoonde bereidwilligheid, in hec beëedigen der nieuwe Heeren; en wendde voorts zyne aanfpraak tot de Heeren Veertigen, hun onder *t oog brengende , wat de gezamentlyke Burgery thans met reden van dezelve verwagtte Hy befloot zyne rede, met gelukwenfchen aan de Heeren, met hunnen nieuwen post, en aan de Gemagtigden der Gilden en Schutteryen, met de herfteliing van een van hunne Voorregten. Naa dit alles rees de Heer g. van olivier overeinde , en vacce het. woord op, in naam van alle zyne Medeveertigen, betuigende het dankbaar gevoel voor de aan hun betoonde eere, en voor het vertrouwen, welk de Burgery getoond hadt in hun te ftellen. De plegtigheid, dus, tot algemeen genoegen, geëindigd zynde, vertrokken alle de aanweezenden, uitgezonderd de Heeren Veertigen, die ftraks eenen aanvang maakten met hunne raadpleegingen. Zekerlyk zullen thans veelen, binnen Dordrecht, een hartgrievenden fpyt gevoelen, dat de ingevoerde hervorming, in dit ftuk , 't welk zy moeten geoordeeld worden, als een fchadelyk misbruik te hebben aangezien, door de jongfte omR 5 wen-  &6é Het BEROERD wenteling, en wel zo fpoedig, wederom in duigen is gevallen. Tot befluit van dit Deel, zullen wy hier nog verflag doen van de volgende fchrikwekkende gebeurtenisfe, in Herfstmaand des jaars 1766, te Haarlem, voorgevallen. In den naamiddag van den achttien dier maand, kort naa dat vyftig gewapende Burgers, zo uit de Schuttery als uit het Vrycorps,vatt daar na Utrecht wafen uitgetrokken, wierdt gemelde Stad in merkelyke bekommering en ontfteltenis gebragt, op het berigt, dat, in het Zuider-Buiten-Spaarne, drie fchepen met Soldaaten lagen, welke den doortogt door de Stad begeerden, en dat deeze fchepen, eerlang, van nog andere zouden gevolgd worden. In de onzekerheid, wat hier van de bedoeling en het gevolg zyn mogt, in de tegenwoordige hachelyke tyden, maakte elk , op zyne wyze, hier omtrent gistingen, de eene angstwekkender dan de andere. Verfcheiden Burgers, tot gerustftellinge van zich zeiven en van anderen, begaven zich eerlang na buiten , om te verneemen, wat 'er van de zaak ware. Hier verftonden ze, dat de drie fchepen aan boord hadden de pakkaadje en vrouwen van hec tweede Batailjon van het Regiment Oranje Gelderland, van Steenbergen na Dcudchem beiïemd. Hoe-  NED*ERLAND. a6> Hoewel deeze kundfchap de Burgers eenigzins gerust ftelde , begaven zy zich , egter, na de Stad-, en aldaar ten huize van den Burgemeester hkshuisun, met ernftig verzoek, dat deeze fchepen niet mogten doorgelaaten worden, zonder alvoorens dezelve, van onderen en boven, naauwkeurig doorzogt te hebben. Want het gerugt begon zich nu reeds te verfpreiden, dat in de fchepen eenig volk verborgen was, 't welk men voor hadt, dus heimelyk in de ftad te brengen. De Burgemeester, in het verzoek, ftraks bewilligd hebbende, wierden, tot de fcheepsbezoeking, gemagtigd, nevens den Heer van lee, Majoor der St.;d, de Heeren adriaan de waal van malkfyt, Majoor, en iz. corn. sterk, Luitenant van het Vrycorps. Naa gedaane onderzoek, berigtten de gemelde Heeren aan den Burgemeester, dat zy geen Krygsvolk hadden gevonden; dat wyders het Patent, door den Kapitein Generaal, niet eigenhandig ondertekend , maar flegts eene Copie en zonder Attaché was; doch dat zy, voor 't overige, alles hadden bevonden, zo als men hadt öpgegeeven. Op dit berigt, 't welk de gemoederen der Haarlemfche Burgers wel eenigzins gerust ftelde -, doch, egter, alle vreeze niet benam, ontvingen de gemelde Heeren bevel, om, nevens het Vrycorps, het Gekouleurde Vaandel van den Heere van druy-  aöS Iïet CERQ-ERD pruyvestein, 't welk, hoewel om eene andere reden, by deeze gelegenheid, was opgeroepen, op de Doele onder de wapens te doen verfchy* nen. Zo fpoedig wierdt dit bevel volvoerd, dat de opgeroepene Manfchap, binnen den tyd van een half uur, op de beftemde plaats, tot den uittogc gereed ftondt, Een.gedeelte der Schutters, terwyl het overige van hun Vaandel, op de Doele, op naderen last bleef wagten, nevens het geheele Vrycorps, allen voorzien van fcherpe Patroonen, trokken hier op na buiten; zy hadden aan het hoofd den Heer Hoofdofficier van uiemsdyk, den Burgemeester a. j. heshuysün en den Kolonel a. heshuysen. Terwyl, inmiddels, aan de bovengemelde fchepen , aanzegging wierdt gedaan, dat ze tot buiten het regtsgebied der Stad moesten te rug keeren , zondt men eenige Schutters op kundfchap uit , om te verneemen , zo als verhaald wierdt, of 'er nog meer fchepen in aantogt waren. By hunne te rug komst baodfchapten zy, geene fchepen noch eenigen onraad vernomen te hebben. De uitgetrokkene manfchap keerde hier op te rug na de Doele, en bleef aldaar, voor 'c grootfte gedeelte, tot naderen last, onder de wapenen. • Alles bleef in rust binnen de Stad, tot 's avonds ten negen uuren, wanneer zich een nieuw en  NEDERLAND. sr5S en nog grooter fchrik verwekkend gerugt verfpreidde. Men verhaalde, naamelyk , als eene vaste waarheid, dat niet minder dan zeventien fchepen, met Krygsvolk, tot aan den mond van het Haarlemmer Meir genaderd waren. Straks ontving het gemelde Vaandel,nevens het Vrycorps., van nieuws, bevel, om op de Doele onder de wapenen te verfchynen : zo als ook ylings gefchiedde. Midlerwyl begaf zich de Heer Sekretaris van sciiuylenburg, verzeld van eenen Stads Bode, na den mond van 'c Meir, om te recognosceeren; doch kwam eerlang te rug* met het gerustftellende berigt, dat hy niets hadt vernomen. Maar ook deeze gerustheid was van korten duur. Want, in het hollle van den nacht, omtrent twee uuren, ontftondt 'er eene nieuwe opfchudding, op de tyding, dat, voor de Nieuwe Poort, eenig gewapend Krygsvolk ftondt. Thans bleek, het, eerlang, dat dit geen ydel gerugt, maar tevens dat de fchrik , daar door ontftaan, ongegrond was. De gewapende Manfchap, welke men voor Soldaaten hadt aangezien , bleek wel haast, eene bende ■ Alkmaarfche Schutters te zyn, onder geleide van den Heere pan, met drie fchepen, tot in het Noorder Buiten - Spaarne genaderd. Met zyne Schutters hadt hy den wil na Woerden, en hier voet aan land gezet, met oogmerk om  a7ö Hst BEROERD NEDERLAND; om zyne reize te verhaasten; verzoekende nü, met zyne manfchap, nog inden nacht, door de Stad te mogen gelaaten worden ; 't welk hem , op ftaanden voet, wierdt ingewilligd. In den vroegen morgenftönd wierdt de Ilaarlemfche manfchap afgedankt. 's Anderendaags deeden dc Heeren , wien 't beituur, over ""t Vrycorps, was opgedraagen , onder de Soldaaten Vrouwen, uitdeelen , vierendertig lange Tarwen en veertig Roggenbrooden, nevens drie Kaazen. Heeren Burgemeesteren, dit vernomen hebbende , betuigden hun genoegen, aan gemelde Heeren, over de betoonde menschlievendheid, doch deeden, te gelyk, de rekening, van de verfchootene penningen, voor den verzorgden mondkost, opeifchen. Aldus kwam Haarlem, dit maal, vry met den fchrik voor de gevreesde inkwartiering van gewapend Krygsvolk.