01 1815 1448 UB AMSTERDAM  SPECTATORIAALE SCHOUWBURG, ZEVEN-EN- TWINTIGSTE DEEL.   SPECTATORIAALE SCHOUWBURG, BEHELZENDE EENE VERZAMELING DER BESTE ZEDELIJKE TOONEELST UKKEN, BIJ EEN GEBRAGT UIT A L L~E DE VERSCHEIDEN TAALEN VAN EUROPA. MET NIEUIF-GEINFENTEER.de KONSTPL4ATEN FERSIER.d. ZEVEN-EN- TWINTIGSTE DEEL. Te AMSTERDAM, Bij G E R R I T W A R N A R S. M D C C C.  INHOUD van het ZEVEN EN-TWINTIGSTE DEEL. I. Natuur en Pligt. . BI. 3 II. Alderson. • • 125 III. De heer Willem., of de onbekende Reiziger. . 271   JD£ *£V SJ JfG iBV ■313' Zijne (omfcliulA is ontdett ? ^^(S'VVM £fr iP^JGW. V*£8&r. IX^ffivx'  NATUUR en PLIGT. TOONEELSPEL. IN VIJF BEDRIJVEN. NAAR HET FRANSCHE VAN PELLETIER VOLMERANGES. vii. DEEL a  Loin de moi ces efprits venimeux 6f malfaits, Qiir n'ont qut le talent de trouver tout mauvais. Si Partje verfe des pleurs en lifant mon ouvtage , Du critique attendri, j'obtiendrai le Juf ragt'  vertooners, KLEEDING en WAARDIGHEID, de luztncourt, Gouverneur van het Eihnd Eenblaauw, mei goud geborduurd kleed,'rood kamizool en broek, een roode fatijnen fjarp, een , met goud geboorden hoed , laarzen met fpooren. laureval, de Zoon, Colonel van een regiment landtroupen. Een blaauue rok, geele knoopen, gouden fchouder- en degenkwasten, kamizool en broek van wit laken , een monreering - degen, een zwarte gordel met een vergulden piaat in het midden, halve laarsjcns. lauprvai. , de Vader , onder den naam van edMondv Een gnjs kleed, zwart kamizool en broek, grijze op de hielen gezakte kousd-n. Mevrouw de losanges, zeer rijk gekleed, een kapfel met vederen en juweelen. rosaltde , Stiefdochter van Mevrouw de l osamges, zeer armoedig gekleed. la pierre, Knegt van laureval, de Zoon, Een fcharlaken rooden rok, geel kamizool en broek en een met zilver geboorden hoed, In het vierde bedrijf, een postrijders wambuis en laarzen, en eene zweep in de hand. la fleur, Bedienden van Mevrouw de los ah < ges; groot livrei. chaiu.es. Bedienden van de luzincourt Een groene rok, rood kamizool en broek. de cipier, een bruine rok, groen kamizool en bruine broek , een klein zwart paruikjen , cn dnekantjgen hoed. as dë  de r0„rtbr die in den krijgsraad den post van Schrijver waarneemt, eene monteenng naar goedvinden. een at de-de camp, eene kleeding overeen. komftig zijnen rang. een officier, die de grenadiers in de g-vangems gebiedt, eene monteering naar goedvinden. i2 n re na diers, in dezelfde monteering als de Officier. 3 lakeien van laureval, de Zoon, gekleed als la pierre. a bedienden van Mevrouw de losanges, m een livrei, als dat van la fleur. Leden van den Krijgsraad. laureval, de Zoon, Voorzitter, 3 Capiteins, 2 Lieutcnants en 1 tweede Lieutenant Al e deeze^erfoonen moeten door Vertooners verbeeld worden, welken in hunne houding de grootte dettigheid in acht neemen Te veele gebaarden zouden de achtbaarheid verftooren. Het Tooneel is op een eiland van America in den jaare 1780 NA-  NATUUR en PLIGT. TOONEELSPEL. EERSTE B E D R IJ F. Bet Tooneel verbeeld eetie fraaije Taal. Bij het eerjle fckermi, aan de reit. erz jde van den fpeelder , Jiaat een tafel. EERSTE TOONEEL. de luzincourt, de aide-de-camp, charles, (de luzincourt zit aan de tafel te fchrijven. De aide-de-campfiaat, met' den hoed in de hand, aster hem. Charles « aster op het Tooneel.') de luzincourt een papier aan den aidede-camp overgeevende. Ziedaar, mijn Heer! breng dit aan uwen Generaal , en wensch hem van mijnentwegen geluk; zijne laatfte krijgsverrichting voert zijnen roem ren top iue aide de-camp buigt zich en vertrekt.) Charles, - als de Heer laureval hier komt, moet gij hem dit briefjen ter hand (leliën, cn hem verzoeken mij te wachten. (Hij neemt de pap-eren welke op de tafel liggen, ziet dezelve tn , en geeft zijn afgrijzen te kennen.) Jk kan zonder ijzen, mijn oog niet flaan op die vervloekte bnefwisièling I ... O trouwloos grijsA 3 aart]  6 natuur en p l i g t. aart1 Gij zult het loon uwer misdaaden ontvangen. (Hij (leekt de pap-eren in zjn zak -, neemt een verzegelden brief, welke op de tafel ligt , en leest ^deszetfs opfchrift.) ,, Aan den Heer de „ luzincourt" - Goed: het is een brief van mijn bclpiedcrs. (Hij- breekt denzelven open) „'Den iodm [ulij 1780 —" Zij hebben zich wel gekweeten ! men kau niet beter gediend worden. (Hij leest) . ... „ Mijn Heer de Gouverneur wordt verwittigd, „ dat iie Engelfche troupen van ftandplaats ver„ andert zijn ; dat de fchcepsvloot , welke hen „ verfterking moest aanbrengen , aangekoomen is , „ en dat hun voorneemen is, om op de ftad aante„ rukken , dezelve te b-legeren en ftormenderband „ inteneemen." (Hij ftaat op.) Wij zullen hen voorkoomen! Ik durf mij op het Legerhoofd der franfehen gerust verlaaten, en de moed der fol» daaten verzcekerd mij van de overwinning. TWEEDE TOONEEL. de lüzincourt, MevrOUW de losanges. Mevrouw de losanges. Wel nu, mijn Heer, welk nieuws melden 11 de zo even ontvangene berichten ? Men zegt : dat wij, van de zijde onzer vijanden, alles te vreczea hebben. de i. uzincourt. Stel u gerust, Mevrouw; ik heb alles voorfpelt; wij kunnen niet verrast worden. Mevrouw de losanges. Ondcrtusfchen waren wij venaaden. Hoe is het met  EERSTE EEDRIJF. 7 met dien man g"g->an , die aan den Engel fchen kapitein, eene fcbuilplaats had bezorgd? de luzincourt. Hij is zo even in hechtenis genoomen. Ik ga den Krijgsraad beleggen. L \ v r e v a l za! voorzitter zijn, en het vonnis dat hij uit zal fpreeken, zal den fchuldigen ftraften en deszeifs medepligtigen doen bc-even- Mevrouw de losanges. Laureval? Ik kwam om met u over hem te fpreeken. Gij zijt zijn vriend, en zijn toeftaud moet u zeker veele ongerustheid baaren. de luzincourt. Hij lijdt veel . door geheime kwellingen , van welken mij de oorzaak onbekend is. Mevrouw de losanges. Ik zoek dezelve En kan ze niet raaden. de luzincourt. Ik heb hem nimmer, omtrent zijne betrekkingen, onderhouden , en om hem tot mijnen vriend te maaken was het mij genoeg, zijn verdienden en deugd te kennen. Maar gij, Mevrouw, vanwaar kent gij hem ? Mevrouw de losanges Te Parijs , was mijn echtgenoot de boezemvriend van zijnen vader, en het was deeze achtenswaardige man aan wien hij m;j beval zijne dochter te zenden. Ik deed hei; doch zulks wierd door haar geleider niet ten uitvoer gebragt. Laureval, na eenige rampen doorgeworsteld te hebben , kwam in America, om den Heer de los,mges te verA 4 zoe-  8 NATUUR EN P L' I G T, zoeken, om hem een beftaan te bezorgen ; deeze was nier meer; en ik bewees laureval de dienHen welken hij van hem had durven verwachten. Na een' aanzienlijken rijkdom door den Koophandel verworven te hebben , koos hij de wapenen, munttede door fchitterende daaden uit, en bereikte, onder uwe bcgunftiging, den hoogen rang, werken hij thans bekleed. Schoon met rijkdom en eere overlaaden, is hij ongelukkig; de onrust en zwaarmoedigheid van 'zijn hart, rust op zijn gelaat, en hij fchiint door eene kwelling gedrukt te worden welke hem langzaam verteert Wat moet men hier van denken ? Gij weet dat .k voornoemen ben hem mijne dochter te geeven, weke thans m het klooster' is de luzincourt. Ik acht uwe keuze zeer goed. en durve u van haar geiuk verzekeren. Mevrouw de losanges L itiBRVAL heeft mij zijn woord gegeeven. Gij hebt' ons in dit uw verblijf bij eikanderen doen woonen, en evenwel zie ik hem zelden /.ijn belang deed hem de hand mijner dochter aanvaarden; ik verbond hem door een gefchrift , bij het welk bepaald werdt, dat eene aanmerkelijke femme zoude betaald worden , door die geen welke het verdrag verbrak: doch niets kan hem doen befluiten. de luzincourt. Gij moet hem noodzaaken om zich te verklaarc-n; hij is u zijn vertrouwen verpligt. Mevrouw de losanges. Gij hebt gelijk, (la fierre gaat van fS^ren  eerste e e d r ij f. o over let Tooneel.) Ik zie z:jn knecht, en zal hem hier ontbieden, la pi er re! DERDE TOONEEL. de vooricen, la pierre. la pierre. Wat belieft Mevrouw? Mevrouw losanges. Is uw Meester te huis? la pierre. Neen , Mevrouw ; maar hij zal niet lang uitblijven. Ach ! hij veroorzaakt m'ij zeer veel kommer. Mevrouw de losanges. Hoe! Beklaagt gij u over uwen Meester? la pierre. 6 Neen, Mevrouw; maar zijn toedand is indedaad verfchrikkclijk , en zo die nog lang duurt, dan vrees ik wel 'haast zonder dienst te zijn. Mevrouw de losanges. Kunt gij mij niet iets meerder vau zijnen tocftand berichten ? la pierre. Ik weet niet zeker wat hem zo fmartelijk beezig houdt Hij fchrijft dikwijls, zucht, en befproeit i\'y.\ fchrift met traanen; en wanneer er fchepen vertrekken , zend hij mij met groote pakken brieven voor Parijs, vooi- London , voor Holland . . . kortom voor de gehcele wacreld. Geen andwoord ontvangende , maakt hem dit wanhoopend, terwijl het A 5 zij-  10 NATUUR EN PLIGT. zijne droefheid verdubbeld. Hij zal er onder bezwijken. Mevrouw. Ik heb alle reden om zulks te vreezen ; en wat zou er dun van mij worden ?.. . Het grootst ongeluk voor eenen armen bedienuen, is, den besten van alle Meesters te verliezen. Mevrouw de losanges. Het is genoeg. Als hij te rug gekoomen zal zijn , zult gij hem zeggen : dat ik hem hier verwacht. la pierre. Zeer goed, Mevrouw. VIERDE TOON LELde luzincourt, Mevrouw de losanges. Mevrouw de losanges. Ik kan het onderwerp zijner droefheid niet begrijpen Wat er ook vali zijn moge , ik heb beïiooten mijne dochter uit te huwen , en de goederen, welke haar door haren ftiefvader zijn nagelaaten , zullen haar de hand van laureval • kunnen waardig maaken. de luzincourt- Maar kunt gij over de goederen befchikken, zonder u aan dei zeiver tcruggaave bloot te Hellen i Wat is er van dat meisjen , de vrucht van uw echtgenoot's eerfte huwlijk, geworden? Mevrouw de losanges. Zij leeft niet meer. de luzincourt. Welke zekerheid hebt gij hier van ? ^  EERSTE B E D R 1] F. 11 Mevrouw de losanges. De meest mooglijke. de luzincourt. Dan heb ik u niets meer te andwoorden. Mevrouw de losanges. Hoor mij. Toen ik met de losanges trouwde, was bij weduwenaar, en ik weduwe. Hij van zijne zijde, had eene dochter, gelijk ik er eene, van rnjne zijde had: ik was zonder middelen, en wierd door mijnen echtgenoot in geenendeele bevoorrecht. Doch op zijn fterfbed verklaarde hij mijne dochter tot zijne eenigfte erf'genaame, indien de zijne mogt koomen te nerven- Hij had geene bloedverwanten , ftelde vertrouwen in mij , en maakte mij de bewaardfter van al het geen hij had, laatende mij geduurende vijftien jaaren er het volle genot van. Zijn laatfte wil is'in de beste orde befchrevcn. Mejuffrouw de los anges wierd na haars vaders dood ter ODVoedmg naar Frankrijk gezonden.... Hij had zulks uitdrukkelijk bevolen .... Helaas! . . . het arme kind ftierf na weinige maanden. Mejuffrouw de gcrcourt moet derhalven nu de goederen bezitten , welke haar met recht toekoomcn. Echter zouden er zich misfcbien eenige zwaarigheden kunnen opdoen; help mij derhalven. De medehulp van een man van vermogen zullen mij buiten twijffel, mijnen wensen doen verkrijgen. de luzincourt. Ik item er in toe. Trouwt uwe dochter uit. en zijt verzekerd, dat ik al mijn vermogen zal aanwenden, om u naar wensen te doen flaagen. Me-  12 NATUUR EN PLICT. Mevrouw de losanges. Zoud gij zulks willen doen .... Ondanks de zorgen die uw beroep van u vorderen ? deluzincourt haar in de reden vallende. Waarom niet? Mijn rost verfchaft mij middelen om gelukkigen te maaken; dit niet te doen ware denzelven niet wel waarneemen. Mevrouw de losanges. Ach! welk eene eedle en grootmoedige ziel! de luzincourt. Geene loftuitingen ; wanneer ik mijne vrienden van dienst kan zijn, verfchaft het genoegen van hen te verpligten, mij de aangenaamfte betooning. VIJFDE TOONEEL. Mevrouw de losanges alken. Zie daar dan het geen waar naar ik verlangde; mijne dochter zal rijk zijn! - Eene zaak echter maakt mij nog ongerust: mejuffrouw de los,»cfs eeft misfehien nog; en kan haare erfen.s komen te rug eisfehen : ik bezit de goederen van mijnen echtgenoot; zij heeft er met recht aanfpraak op .... wat zou mij alsdan oveng blijven ? — Veinzende den wil van baaren vader ten uitvoer te brengen verwijderde ik haar , reeds in haare tederfte kindschheid van hier; een hu.sknegt welke ik dacht dat mijn vertrouwen waardig was, vergezelde haar; hij is dood, en >k vrees maar -al te veel dat hij mij verraaden heeft. Ik heb ontdekt dat mij eeiiige papieren ontbrecken , welken b J  EERSTE BEDRIJF 13 mij ontnomen heeft, en ik ben beducht dat hij dezelven aan den een of anderen zal hebben toebetrouwd, om dezelven aan dat meisjen ten eenigen tijd ter hand te Hellen .... Doch niemand is tot nog toe verfcheenen .... Mejuffrouw de losanges cischt niets van mij , derhalven leeft zij niet meer. Mijn ontwerp was zeer wel beraamd, dewijl het wel gcflaagd is. ZESDE TOONEEL. Mevrouw de losanges, la pierre. la pierre. Mijn Heer laureval! Mevrouw de losanges. Dat hij binnen koome. ZEVENDE TOONEEL. Mevrouw de losanges, laureval. laureval. Mevrouw, indien ik had kunnen denken , dat gij mij fpreeken wilde, zou ik gevlogen hebben om des te fpocdiger uwe bevelen te ontvangen. Mevrouw de losanges. Ik ken uwe hcuschheid, en zal mij rondborstig verklaaren. Laureval, uwe bekwaamheid en goede zeden doen mij befluiten om de belofte welke ik u deed, naar te komen. Ik bood u mijne dochter aan , met honderd duizend kroonen Zii behoord u — verklaar u deswegens. lau-  14 NATUUR EK P L i C T, laureval. Ach, Mevrouw, welk eene aanbieding doet gij mii? mijne erkentenis evenaart uwe goedheid — Doch wel verre van aan het geluk te denken , haak ik naar niets meer , dan naar het oogenbhk het weik mij van een ondraaglijk leven ontlasten zal. Mevrouw de losanges. Gij verbaast mij. Gij zijt jong en beminnelijk, welke oorzaaken kunnen dus de rust van uw leven ftoorcn ? laureval. Welke oorzaaken! — Ach . wacht u wel dszelven te willen verneemen: Gij zoudt bij het verhaal mijner misllagen fidderen. Zij zijn zeer groot, en het berouw, het welk mijnen boezem van een icheurt, duet er mij het gewigt van gevoelen. Mevrouw de losanges. Men verligt niet zelden zijne kwellingen, door dezelven aan° anderen mede te deelen. Zeg mij, wat u zoo veel fmerte veroorzaakt ... Ik eisch dit van uwe vriendfchap .... Schenk mij uw vertrouwen, en geloof dat ik onbekwaam ben, om van het zelve een misbruik te maaken. laureval. Ik moest de beweegoorzauken mijner droefheid geheim houden .... Dan, gij wilt het Jk geef mij aan de aanzoeken der vriendfchap over. Hoor, en beklaag mij, maar veracht mij niet. Mevrouw de losanges. Ik verlang uwe redenen te hooren. lab-  EERSTE BEDRIJF. '5 laureval. _ Tri èenen aanzienlijken ftand gebooren , fcheen zich de loopbaane des gelüks voor mij te openen. Verblind door de aanlokfelen der wispeltuurige waereld. geleid door verleidende vrienden, warm mijne bezittingen welhaast verdweenen. De zoon zijnue van eenen acugcizaamen vader, was ik doof voor zijne vermaaningen, en ongevoelig voor zijne traanen. Ik verdubbelde mijne verkwistingen, wierd door fchuldeisfehcrs overvallen , en door den rechter gedwongen mijne fchulden te betaa'en. Het verlies mijner vrijheid Itond de ftraffe mijner misfiagente worden. Hij, die mij het leven fchonk, bied zich aan, en verbind zich voor mij; hij ontbloot zich van zijne goederen en maakt zich den ongelukkigften vader van den ondankbaarden zoon. Mevrouw de losanges. Welk een verhaal doet gij mij? laureval. Die waardige grijsaart aan zijne verbindtenirfen willende voldoen, moest zonder eenig uitdel zijne landgoederen , kasteden, en bezittingen verkoopen. O wanhoop ! Alles wat hier van kwam was niet voldoende. er wierd vonnis tegen hem geveld; en ik, eerlooze als ik was! zag hem naar den kerker lleepen, zonder eem'ge pooging ter zijner reddinge aan te wenden I Ik zag een weesmeisj'en, het welk door mijns vaders zorg wierd opgevoed , aan de fchrikkelijkfte ellende ten proeij geeven ; en de liefde die ik voor haar had, deed zich in mijn verfleend hart niet gevoelen. Kortom , ik heb hen allen jerrraden ; vader, minnares, vrienden, aWen in mrjnen ondergang inedegefleept. Wat kon mij, na hun bedorven te hebben , nog over blijven» V*-  16 NATUUR EN P L I G T. Verachting en wroegingen: zie daar het geene ik verdiende", en zie daar het geen mijn deel is geworden. Mevrouw de losanges. Welk een ijsfelijk tafereel? laureval» Op mijn beurt gedwongen door die geenen , welken ik in den afgrond , in welken ik mij zeiven bevond, gedompeld had; was ik genoodzaakt de hoofdftad te vcrlaaten; en mij aan hunne vervolgingen te onttrekken. Ik kwam in dit gewestGetroffen door de rampen welken ik veroorzaakt had, door behoeften overvallen , en van het noodlot gedrukt. wilde ik flerven, doch terug gehouden door het gevoel, wilde ik leven voor die geenen welken ik had ongelukkig gemaakt. Welaan , zeide ik tot mij zeiven , gij moet alles herftellen ; om hier toe in ftaat te zijn is er flechts één middel nodig; het is geld. Laat ik om het zelve te verkrijgen werken, met ijver werken; en de rust wedergeeven aan de huisgezinnen , welken ik in den grond heb geholpen; tot zulk een fchoon doeleinde za\ de hemel mijnen arbeid zegenen! Ik wierd in mijne verwachting niet te leur gefteld, en alles is betaald De kunllenaar en de arbeider hebben hun werkloon ontvangen ; "ik heb de traanen der behoeftigen doen opdroogen , en , fchoon te laat, ondervonden , dat de weg des geluks die der deugd is. Mevrouw de losanges. Uw ongeluk is groot ; maar wil u zeiven niet langer te vergcefsch kwellen. Uwe fchuldeisfchers zijn voldaan, wat blijft u nu nog overig om te doen ? lau-  EERSTE E E D tt IJ F. laureval. Zeer veel! de dierbaarfte fchuld is nog niet betaald. Die der gantfche waereld voldaan hebbende, blijft mij die mijns vaders nog overig; en als trouwloos minnaar moet ik ook de misflagen deiliefde herftellen. Wat heb ik, van de dwaalingen eener onbezuisde jeugd te rug gekomen, en zedert tien jaaren van die dierbaare panden verwijderd zijnde, niet al beproefd om hen te ontdekken, en de rampen die hen drukten te doen ophouden! Dan de hemel ontrekt hen aan mijne naarfpooringen, om mij te ftrafTen. Mijn vader is den kerker ontvlucht; zie daar al wat ik heb kunnen verneemen; hij is ontvlucht; maar arm, van ieder' een verlaaten en onder zijn droevig noodlot bezweeken, zal hij, zijnen zoon vervloekende, zijn leven geëindigd hebben. 'Mevrouw de losanges. Maatig uwe droefheid, Mijn Heer! de tijd en uwe naarfpooringen zullen u zekerlijk uwen vader' doen weder vinden. laureval, haar in de reden vallende. Ik durf zulks niet hoopen. Schoon van hem verwijderd zweeft zijne bceldtenis mij aanhoudend voor de oogen : ieder oogenblik meen ik hem mij mijne ondankbaarheid te hooren verwijten.... wanneer' men zoo misdaadig is, dan kan men onmooglijk gelukkig zijn. Mevrouw de losanges. Het huwlijk en onze vriendfchap zullen misfehien B la u-  18 NATUUR EN PLIGT. laureval. Het huwlijk ?.... Ach ! mevrouw • ik moet 'er niet aan denken , ik brand nog van liefde voor die aanbidlijke wees! Deeze hartstocht verteert en belet mij, om mij aan een ander voorwerp te verbinden. Mevrouw de losanges Wie is dan die wees, in welke gij zoo veel belang fielt ? laureval. Ik weet het niet; mijn vader heeft haare geboorte altijd geheim voor mij gehouden ? Mevrouw de losanges. Waarom hebt gij dan eene verbindtenis aangegaan , zo gij niet 'voorneemens waart dezelve naar te koomen. laureval. Ik meende als toen het te kunnen doen. Gij waart mijne weldoenfrer: jong, en zonder ondervinding zijnde, wierd ik door dankerkentenis verblind ; dan ik werd door liefde en eer verlicht. Laaten wij deswegens niet langer fpreeken, en berisp mijn gedrag in dezen niet. Mevrouw de losanges. Maar gij hebt mijne dochter uw woord gegeevcn. l a u' r e v a l. Dat is zoo... maar zij bezat mijn hart niet. Mevrouw de losanges. Hebt gij vergceten, dat eene trouwbelofte u verbindt? dat 'er honderd duizend gulden bepaald zijn, wanneer men niet voldoet aan deeze zijne belofte l au-  EERSTE BEDRIJF. 19 laureval. Ach! dit juist vertroost mij; ik kan het recht van over mij zeiven te befchikken weder in koopen j en zal hier over niet aarzelen. Mevrouw de losances. Hoe! gij zoudt eene zo aanmerkelijke fom betnalen, om u van ons los te maaken ? laureval. Ja, mevrouw, ik heb te veel rijkdom en te weinig rust; ik heb dezelve nodig, en kan ze niet te duur bei aaien. Mevrouw de losanges. Gij weigert derhalven de band van mijne dochter. laureval. Ik heb mijn gantfche ziel'voor u open gelegd; meent gij dat ik uwe voordellen kan aanneemen ? Mevrouw de losanges. Neen, mijn Heer. Teen ik u de voorkeur gaf, achte ik u dezelve waardig , dan ik heb mij bedroogen. Gij hebt dus niets anders te deen' dan de voorwaarden uwer belofte te vervullen — De bekendtenis, welke gij mij zo even gedaan hebt, doet mij minder berouw hebben.... ik ben 'er van onderricht; dit is genoeg. laureval. Mevrouw!... Mevrouw de losanges, haare gramfchap bedwingende. Thans kan niets van u, mij vreemd voorkoomen. Hij, die zijnen vader in den grond helpt, kan ook B 2 zij-  aa KiHH'8 EN PL1CT. la pierre, op een bedroefden toon. Helaas! neen mijn Heer. laureval. Hebt gij hem reeds verlooren!... ik beklaag u. — Bemindet gij hem? la pierre, zeer gevoelig. Als mij zclvenl laureval. Hebt gij hem nimmer droef heid veroorzaakt? la pierre, met vuur. Neen, nooit! nooit! ... en zo lang, hij leefde gaf ik hém al mijn loon, om tot zijn oudernoud te dienen. laureval, hem bij de hand vattende, met nadruk. Gij hebt uwen vader wel gedaan! De hemel zal het u beloonen. la r i e r r e , met gevoel. Mijn Heer, het was niet uit belang; ik heb flechts de infpraak van mijn hart gevolgd. laureval, tot zich zeiven. Hij heeft zijnen vader wel gedaan! — En • ik"... Ach ongelukkigen! (Hij werpt ztch m ten'1 armfloel.) la "pierre, naar hem toegaande. Mijn Heer!.... laureval. Welk een voorbeeld! L A  EERSTE BEDRIJF. 23 la pierre. Indien ik u troosten konde. laureval. Het is onmooglijk! — ga mijn vriend. Iaat mij alleen. (La pierr e verwijdert zied langzaam.) Een knecht beter te zijn dan zijn meester l vve'k eene fchande! TIENDE TOONEEL. de voorigen., charles. c h a r 1 es, met een brief in de hand. Hij komt binnen , op het 'oogenblik dat l a pierre, zal Leenen gaan. Kan men den Heer laureval fpreeken? la pierre, toont hem zijnen meester, zonder iets te zeggen, bedekt met beide handen zijn voorhoofd, en vertrekt, ELFDE TOONEEL. laureval., charles. charles, laureval naderende. Mijn Heer, zie hier een brief van den Heer d e luzincourt. laureval, opflaande. Geef hier. charles. Hij laat u verzoeken om hem hier te wachten. B 4 la u-  »4 natuur en p t i g t, laureval. Ik zal hem wachten. TWAALFDE TOONEEL. laureval, alleen. Laat ons zien, wat hij van mij begeert: „ wij „ waren op het punt van overvallen te worden. Een „grijsaart, edmond genaamd, onlangs uit Frank- „ rijk aangekomen (Laureval breekt aj „ en zegt met aandoening.) Edmond! .... . „ een grijsaart uit Frankrijk! zo het eens? • .. „ laat ons voortgaan. — En die in een hutjen buiten „ de ftad woont, heeft den kapitein van het Engelsen „ Esquader, het welk eenige mijlen van hier ten an„ ker ligt, bij zich ontvangen. Deeze heeft eene „ tekening van onze vestingwerken gemaakt, en de„ zelve aan zijnen Admiraal gezonden. Men heeft „ deszelfs andwoord, het welk naar de wooning des „ grijsaarts gezonden wierdt, onderfchept: het is „ derhalven zeker dat deeze zijne medepligtige is. „ De Engelschman is het ontvlucht, men zet hem „na, en ik heb edmond in hechtenis doen nee„ men: gij zijt tot voorzitter van den krijgsraad be„noemd; dezelve zal binnen één uur vergaderen, „ en de befchuldigde binnen vier-en-twintig uuren „ gevonnist zijn" (Met het uiterst gevoel.) Zie hier dan wederom eenen ongelukkigen; en ik ben het die hem veroordcelen moet! zal ik deezen zwaarwigtigen post naar eisch kunnen waarneemeh ? 6 Smartelijk ogenblik voor een gevoelig hart! Hoe rechtvaardig, hoe overtuigd een rechter ook zi j,  eerste bedrjj f. 2- 'er is 'er geen die niet ijzen moet, wanneer hij zijnen medemensen moet ter dood doen brengen. DERTIENDE TOONEEL. laureval, de luzincourt. de luzincourt. Ha! laureval, ik zocht n. Hebt gij mijnen brief ontvangen? laureval. Ik heb denzei ven zo even gelezen. de luzincourt. Ik heb de nodige beveelen gegeeveir. en de Raad zal hier vergaderen. laureval. Is die grijsaart alleen ? de luzi-ncourt. Men zegt dat hij van een zeer bevallig meisjen vergezeld wordt. laureval. En wordt dat meisjen ook befchuldigd? de luzincourt. Zij is in de briefwisfeling niet genoemd. Het zou dus onbillijk zijn haar haare vrijheid te beneemen. Men zegt dat zij onophoudelijk weent, en den aangeklaagden tracht te verontfchuldigen. B 5 lau-  26 N A T U ü R E N P t I G T. laureval. Zou men mij van dien wreeden plïgt van voorzitter niet kunnen bevrijdeni" de luzincourt. vn wiarom znudt gij dien aanzienlijken post van En waarom zou | j m&n dc mlsdaa. terf nSïraftef zouden zij ftraffeloos hunne fchelmftukken begaan. laureval. i> • «*• ïs;crad, rsss fr£R£ de luzincourt. Een verraader redden! laureval, met veel nadruk. Ts hii zulks? Ik verklaar u, dar ik niet, dan ot, fte iKe bewijzen, vernis zal vellen. Vervloekt S 1 Sdorstiee rechter, die het bloed zijner na- per misdaaden in handen te hebben. de luzincourt. Ach! de misdaad van welke wij thans fpreeken, is i maar al te zeer beweezen. Ik begeer geen onrecht. . Sig vonnis, mijn vriend. Welk voordee to*, . zou mij de dood van eenen ongeiukkigcn aanwen gen? ndien hij fchuldig is, moet h,j veroordeeld worden; zo niet, red hem , red hem; dit is de wensen van mijn hart. Indien ik door dwaaling, of onrechtvaerdigheid.de oorzaak van den dood eens  TWEEDE E E D R 7J F. gij Mevr. de losanges. Vervoeg u bij la ureval, fpreekhem, en.... de luzincourt. Neen , ik wil van alles onkundig zijn. Een derde' zou Hechts dienen om ulieden meer te verbitteren en niet te bevred'gen. Gij hebt verftand, en het is thans het ogenblik om het zelve te gebruiken. DERDE TOONEEL* de voorigen, charles. charles. Een vreemd meisjen vraagt naar mijn Heer de Gouverneur. de luzincourt, gemelijk. Ik kan haar nu niet fpreeken. charles, in eene fmeekende houding. Zij zegt: dat zij ongelukkig is, en u om hulp koomt fmeeken. de luzincourt. Zij heeft hulp noodig ! (met goedheid?) laat haaf binnen koomen, ik zal haar hooren. charles gaat naar het zijfcherm , wenkt rosalide om binnen te koomen, en vertrekt. Vil deel g t Viëa-  34 NATUUR EN PLIGT. VIERDE TOONEEL. de luzincourt, Mevrouw de losanges, rosalide, (de lvzincourt Jlaat in het midden, Mevrouw de losanges aan zijne linker ,en rosalide aan zijne rechterhand t aan welke zijde de laatfle ook op het tooneel koomt.) rosalide, weenende. Ach! mijn Heer, heb medelijden met mijne fmert, en bevredig mijne wanhoop. de luzincourt, vriendelijk. Wat begeert gij? rosalide. Recht en mededogen. de luzingourt. Wat eischt gij ? rosalide. De vrijheid van den grijsaart, wien gij naar den kerker hebt doen fleepen. Duld niet dat hij onder» drukt worde, toon u rechtvaardig en wees den toevlucht der ongelukkigen. de luzincourt. Hij is befchuldigd, en zijn leven ftaat niet meer in mijne magt. rosalide, met nadruk. Wacht u wel zijne befchuldigers te gelooven! valfche aanbrengers zijn de geesfels van her menschdom, en de fchaudvlekken der maatfehappij. d e  TWEEDE BEDRIJF. 39 Mevrouw de losanges. Gij moet hen om bijftand vraagen. rosalide, met kragt. Ik heb minder hun bijftand, dan wel hunne braafheid van nooden. Mevrouw de losanges. Waarom hebt gij dan de reis herwaards ondernomen ? rosalide. Om onder het geleide van den grijzen edmond, de goederen mijns vaders te rrg te eisfchen; wij Haken de zeeën over, en vinden het onrecht en den dood. Mevrouw de losanges, ter zijde. De goederen haar's vader's. (.Overluid.) Verhaal mij uwe ongelukken, en zijt verzeekerd dat ik al wat in mijn vermogen is, "zal aanwenden, om dezelven te verzachten. rosalide, aarzelende. Mevrouw! . . . Mevrouw de losanges, op een" vriendelijken toon. Spreek, kind lief, ik wil alles weeten, en befchouw mij als uwe beste vriendin. rosalide. Deeze naam vereert mij ; maar gij fcbijnt mij toe zo gevoelig te zijn, dat ik u niet gaarne wil bedroeven. Gij zoudt mij misfchien niet zonder traanen te Horten kunnen aanhooren. C 4 Me-  40 NATUUR EN PLIGT. Mevrouw de losanges. Wat is daar aan gelegen! Men moet nooit berouw hebben over de traanen , welken ongelukkigen ons doen ftorten. rosalide- Verneem dan hoe zeer ik vervolgd wierd. —— Rij mijne geboorte verloor ik mijne moeder ; mijn vader ging eene nieuwe verbindtenis aan, en ftierf eenigen tijd daarna. . ■ Zie daar de oorzaak van alle mijne rampen! Mijne ftiefmoeder, haare dochter, ten koste mijner bezittingen w'llende verrijken , verbande mij voor altoos. Een kind aan de gierigheid opgeofferd, en het flacb toffer eener onbarmhartige ftiefmoeder zijnde , wierd ik reeds van mijn wieg af, uit het vaderlijk huis verftooten: en toen mijne oogc-n het licht zagen zag ik niets dan kommer, ellende en den dood in her verfchiet. Deeze hebzuetige vrouw, had de zwakheid zich te laaten beftuuren door her nitvaagfel aller mannen ;en aan deezen ellendigen , die de zorg van mijnen ondergang op zich nam, wierd ik toebetrouwd. In Frankrijk gekomen zijnde, koos hij een afgeleegen verblijf, en wist mij aan elks oogen te onttrekken . . . Toen fchreef hij in eenen brief aan mijne ontaarte moeder, dat ik niet meer leefde, en deed mij dus voor dood doorgaan, toen ik naauwlijks gebooren was. Mevrouw de losanges. Gij doet mij ijzen ! . . . vaar voort. rosalide. Mijn verdichte dood liet mijne vijandin in alle mijne bezittingen : maar haar medepligtige meende haar dezelve met zekerheid te moeten doen genieten. . ,  tweede bedrijf. 41 ten. . . niets was gemakkelijker. Hij deed een. langzaam en fmertelijk vergif in mijnen boezem ïluipen! Mevrouw de losanges, geeft haare verontwaardiging te kennen. Gij beeft! ... heb moeds genoeg mij te hooren. Mevrouw de losanges. Hoe toch zijt gij het ontkoomen ? rosalide, met veel kragt. Door een wenk des hemels, die de misdaad nooit ongeftrafc laat. — De ontmemcbte fchurk, die zoo veele gruwelen had op één geftapeld , wierd in een gefc'nl door verfcheidene fteeken doorboord. Toen hij nu zag, dat hij de vruchten zijner misdaad niet zou kunnen fmaaken ; wilde hij dezelve ontdekken en mij trachten te redden. Ten dien einde zond hij om ed m on d , die de vriend mijn's vaders geweest was, en nep, zodra hij denzelven zag aankomen, uit: „ red dit kind, het wordt door vergif van een ge„ fcheurd." — Daarop gaf hij met eene beevende hand denzelven eenige papieren over , en datmonfter ftierf 111 de woede der wanhoop. De goede edi/ond zag mij, in een' hoek van dit affchuwelijk verblijf ftervende liggen, nam mij, door medelijden bewoogen in zijne armen, bevochtigde mij met z:jne traanen, verdreef het vergif, hetwelk door mijne aderen ltroomde, en mij het leven weder fchenkende, gaf hij mij aan het ongeluk terug. Mevrouw de losanges, ten ui terfl en ontfleld. Rechtvaardige Hemel! wat heb ik gehoord ?(driftig) Zoudt gij het? (zich weerhoudende) Uw ver- ' C 5 haal  42 NATUUR EN PLICT. haal heeft mijn hart ontrust. (Zij blijft in de uiterfte verflaagenheid /taan.) rosalide. Zijt gij getroffen? Ach! hoe zeer, moet gij die verachtiijke vrouw haaten , die om het bezit haarer goederen , een zwak fthepfdfjen in den morgenftond van haar leven fmooren deed. Want wat toch was mij'1 misdrijf? Was het mijne geboorte, die mijnen ondergang veroorzaakte? Neen, het waren mijne rijkdommen; ik heb u alles bekend, beklaag mij en beoordeel haar. Mevrouw de losanges, verward. Wat zal ik u kunnen zeggen ? rosalide. Vergeef het mij dat ik u bedroefd heb: gij zijt gevoelig en medelijdend. . . helaas! waarom bezat mijne moeder uw hart niet. Mevrouw de losanges, van haare_ verwarringterug toornende, met drift. Uwe ftiefmoeder gaf nooit bevel tot die gruweldaad . . zulks kan niet zijn , en ik ken 'er haar niet bekwaam toe. rosalide, met gevoel. Behaagde het den hemel! ... Ik verlang niets meer, dan haar onfchuldig te vinden. Mevrouw de losanges. Zij is het, zonder twijffel! — Maar hoe is de naam van uw' vader ? rosalide. Mevrouw, die naam is een groot geheim, het welk  44 NATUUR EN PLIGT, Mevrouw de losAnges, op [taande. Ach', ik lijde te veel! . . ■ ik moet. . . ZESDE TOONEEL. de voorigen, la pierre, (het binnen koomen van la pierre. moet op den juist en tijd gefchieden ) la pierre. Mijn meester vraagt naar een meisjen , hetwelk zich bij Mevrouw de losanges bevindt. (Hij vertrekt.') rosalide den naam van Mevrouw de losanges hoorende, geeft een gil en werpt zich aan haare voeten. Ach! zijt gij Me. . . . Mevrouw de losanges, laureval ziende binnen koomen , houd haar zakdoek tegen den mond van rosilide. en belet haar voort te fpreeken; zulks moet zeer Jchielijk gefchieden en eene groep op leeveren. Zwijg; ik beveel het u. Z E-  TWEEDE BEDRIJF. 45 ZEVENDE TOONEEL. de voorigen, laureval. laureval, blijft op den agtergrond van het tooneel ,en j'ch jut diep in gedachten te zijn. Mevrouw de los anges , vaart, zichnaar laureval wendende, voort. Rosalide rust met haar hoofd op de hand van Mevrouw de losanges, zoo dat laureval haar gelaat niet zien kan. Gij ziet baar aan mijne voeten, die om het ontflag van den aangeklaagden grijsaart fmeekt. (Tegens rosalide) Mijn Heer is de geen , van wien gij alles hoopen moet. Stel hem uw verzoek voor; vervoeg u daarna weder bij mij, en denk dat ik u mijne vriendfchap beloofd heb. . . (Zeer zacht.) Bewaar vooral uw geheim ! belooft gij het mij? rosalide, zacht. Ik zweer het u, bij mijne eer! Mevrouw de losanges. Staa op, ik zal _u wachten en mij op uwen éed veriaaten. (Ter zijde in het heen gaan.} Ik ze: gepraal zoo het geheim verzweegen word. (Rosalide zet zich in een armjïoel, en rust met haar hoofd op de tafel; Mevrouw de losanges groet laureval in het heen gaan , en wenkt hem rosalide te gaan Jpreeken. A G T-  4g NATUUR EN P L I g T. AGTSTE TOONEEL. rosalide, laureval. laureval, zachtjens naderende. Mejuffrouw!... Wat is zij bedroefd! Vermits 1 mijn beer de Gouverneur mij de oorzaak uwer 1 komst beeft medegedeeld. . . rosalide, zonder hem aan te zien. Ik kan van mijne verwondering niet bekoomen! I Wat ftaat mij te wagten? laureval, ontroerd. Welk eene ftem doordringt mijne ooren ? rosalide. Helaas! wat zal 'er van mij worden? laureval. Indien ik mijn hart geloof gaf! ... . Mejuf- I frouw, hoor mij. . . rosalide. Geef, geef mij mijnen weldoener weder. laureval Ta, ik zal hem u wedergeeven, indien mij zulks 1 mooglijk is; gij kunt alles van zijnen Rechter ver. | wachten. rosalide ftaat op en ziet laureval. Vermits gij zijn Rechter zijt. {Met een ijsfelijke'. gil.) Hemel! . .Laureval! (Zij valt weden in den armftoel.~) lau.'  TWEEDE BEDRIT F, 47 laureval, zich aan haare voeten werpende. Rosalide! . . . 6 Noodlot! door welk geluk hebt gij ons bij den anderen gevoerd! ( Uier moet la fleur over Let Tooneel gaan, en laureval en rosalide ontdekken.) rosalide. • Zijt gij bet wel. . . . Laureval! en gij zeeent het noodlot! laureval. Indien ik nog uw hart bezit, moet ik het voor i altoos zegenen. rosalide flaat op, en zegt met nadruk. Verdenk mijne trouw niet; ik heb mij niets te ■ verwijten ; doch gij kunt niet even het zelfde van i u zeggen. laureval, met geestdrift. Rosalide bemint mij, er beftaat voor mii ; geen onheil meer. J rosalide op eenen nadrukkelijke» toon. Gij zijt verre af van dat te vooi zien, het welk u «boven het hoofd hangt. laureval. Er ontbreekt mij niets dan mijn vader, alsdan ; kan ik alles trotfeeren Zeg mij, wat is er van hem geworden ? rosalide, met nadruk. Wacht u wel mij naar hem te vraagen. laureval, fchielijk. Waarom ? R0-  48 NATUUR EN plt.GT. rosalide, met wanhoop. Uw vader , naar wien gij mij vraagt. . . laureval, verfchrikt en met drift. Wel nu! waar is hij? rosalide, op een ijslijken toon. Tn den kerker, op het punt van door u veroordeeld te worden. laureval, met afgrijzen. Door mij! Rechtvaardige hemel! rosalide Zie daar zijn lot, gij kunt over het uwe oordeelen. laureval huiten zich zeiven. Ik bezwijk; de blixem zou mij minder getroffen hebben dan deeze ijsfelijke bekendtenis ! Mijn va-1 der zucht in ketenen, en zal door de handen van | zijnen zoon omkoomen ? 6 Hemel! Stel u met dee- i zen flag te vreeden ; geniet uwe wraak, en vergeef! mij mijne gruweldaaden. rosalide, verwonderd, en vervolgens op den voorgrond van het tooneel koomende om haare bede te doen. Wat zegt gij? . Welk eene taal?... Laureval zou veranderd zijn? Hemel! . . . . hebs mededogen met zijne kwellingen, indien zijn hartl deugdzaam is, verhoor mijn gebed en fchenk hem.! vergeeving laureval. Beklaag ttlij. ik heb het noodig. De Hemel wreekt! zich. Mij de fchande en het ongeluk mijns vaders Voor oogen te ftellen is, als of mij gezegt wierd i I  TWEEDE BEDRIJF1. 43 zie daar uwe misdaaden.' Beneem hem het leven, om hem van de kwellingen te bevrijden, welke gij hem veroorzaakt hebt, en fneev' daarna zelve, o Hemel! ik zal aan uw vonnis voldoen. rosalide vat de hand van laureval, en zegt op een' nadruklijken toon. Gij wildt fterven zonder uwen vader te redden ? . . . Uwe mijmering verblindt u; behoud uwe rede , en laat uwe wroegingen daar. Laureval van zijne mijmering bekoomende. Welk een lichtftraal! . . . het is genoeg. rosalide,yi/;/V///*. Wat zal er eindelijk van hem worden ? laureval. Hoe kan ik zulks voorzien? Ik kan immers de Werking der wet niet belemmeren. rosalide. De wet ? . . . Ongelukkige! Hij is uw vader! laureval, met zeer veel drift. ja, doch indien ik hem fpaarde , zou men mij befchuldigen van in de Saamenzweering te deelen, en wij zouden beiden omkoomen. —Het geen mij de meeste wanhoop veroorzaakt, is dat de waarfchijnJykheden teegen hem zijn. —. Zeg mij de waarheid, zou hij fchuldig zijn ? r o s a l i de. Gij kent zijne deugd, en kunt hem Verdenken? "ij zijt niet waardig zijn zoon te zijn. VU. deel. D rins  50 NATUUR EN P L I G T. laureval. Binnen weinige uuren zult gij mij beter beoordcelen. Zijn aangenoomen naam , zal mij in het plan, het welk ik beraamd heb, van zeer veel dienst zijn. Doch zo hij zijn' waaren naam opgeeft, is al onze hoop verdweenen. rosalide. Dien zal hij niet opgeeven. Hij heeft mij gezegt, dat hij, tot het einde deezerzaak, onbekend wilde blijven. laureval. Alsdan zal ik mijn oogmerk kunnen bereiken ! Ga rosalide, vódr het einde van deezen dag, zal ik u noodzaaken mij te beklaagen en hoog te achten. NEGENDE TOONEEL. de voorigen, la fleur. la fleur, tegen rosalide. Mejuffrouw, volg mij , mevrouw de losanges vraagt naar u. (Hij wacht haar op den achtergrond van het Tooneel.') laureval, verwonderd. Mevrouw de losanges? . . . Wat begeert zij van u? rosalide, zeer zacht. Ik kan u zulks niet zeggen. . . men befpied ons. — Zodra het mij zal geoorloofd zijn te fpreeken, zal ik u ook mijne kwellingen ontdekken.... ik vergeet mijne eigene rampen , om mij Hechts met  TWEEDE B E D R IJ F. gI met de uwen bezig te houden. — Vaarwel; denk aan uwen vader, raadpleeg uw hart, en doe uw pligt. (Zij vertrekt, en u a fleur volgt haar.) TIENDE TOONEEL. laureval • Wreedaartig noodlot! is het eindelijk genoeg; en zal uwe woede hier mede bevredigd worden? — 6 Mijn vader, mijn vader I wat zal uw lot zijn ? — Er blijft mij geen middenweg open , men moet mij ontdaan; alles wil het, en de wet zou er mij toe noodzaaken ; hij is mijn vader en ik kan tegen hem geen vonnis vellen. — Vertoef, laureval, wat gaat gij doen? Om hem van meerder dienst te zijn, moet gij den post, welke u is toebetrouwd, behouden. — Indien ik, na zijne befchuldiging onderzocht te hebben, zijne onfchuld niet aan den dag kan leggen, dan maak ik mij bekend; bet proces word van geene waarde, ik win tijd en Hel alle mijne poogingen in het werk, om hem te redden. ■— Welaan, iaaten wij ons zei ven onderrichten, en ons de hoogachting van anderen waardig maaken. Ja ik zal de ftrengfte aller Rechteren fchijnen, en de tederfte aller zoonen zijn. Einde van het tweede bedrijf. Da DER-  £2 NATUUR EN PLIGT. DERDE BEDRIJF. Het tooneel verbeeldt de gehoorzaal van den Gouverneur. Aan het eerfte fcherm ter linkerzijde van den Jpeeler is eene groote, met groen laken overdekte tafel Aan dezelfde zijde, Jlaat een klein tafelt jen, voor den fourier, die den post van J'chrijver waarneemt; hetzelve Jlaat in eene rechte lijn met, doch eenigzins verwijderd, van de groote tafel. Er zijn in een haljrond eenige armfloelen voor de Rechters van den Krijgsraad geplaatst. Ter rechterzijde van den fpeeler Jlaat een zitbankjen voor den befchuldigden, EERSTE TOONEEL. Mevrouw de losanges, la fleur. Mevrouw de losanges, fchielijk binnen koomende. Zal de Heer laureval hier koomen? la fleur. Ja, Mevrouw. Mevrouw de losanges, ter zijde. Ik moet hem fpreeken, en van hem weeten of rosalide in het rechtsgeding van haaren geleider is ingewikkeld. (Overluid.) En laureval lag aan de voeten van het vreemde meisjen ? LA  DERDE BEDRIJF. '53 la fleur. Zo als ik u gezegt heb, hij deed haar de tederfte uitdrukkingen, en. . . . Mevrouw de losanges. Wat doet zij thans? la pierre. Zij weent. Men heeft haar gezegt dat de krijgsraad hier zou gehouden worden ; zij wil volftrckt haaren vriend koomen zien. Zij is op u ten uiterften vertoornd, en beklaagt zich overluid, over het bevel, het welk gij gegecven hebt van haar niet uit te laaten gaan. Niets kan haar weêrhcuden; zij koomt. Mevrouw de losanges, met drift. Ga, vlieg, belet haar beneden te koomen , en volg ftiptelijk het bevel, hetwelk u gegecven is. CL a fleur vertrekt ) TWEEDE TOONEEL. Mevrouw de losanges. Ik kan er niet langer aan twijflelen, rosalide is dat ouderlooze meisjen ,waarop laureval zoo verliefd is, zij is de oorzaak van het ongeluk mijner dochter en zal die van mijnen ondergang zijn. .— Weike zijde zal ik kiezen ? — Zij is bij mij in zeekere bewaaring, haare onbefcheidenheid kan mij geen nadeel doen. . . ik zal haar van hier verwijde, ren. ten eerlijk beftaan zal haar te vreeden Hellen , en. . . (door wroeging ontrust.) wat ga ik ondemeemen! — Is het mooglijk, dat ik ten tweede maale ? . . . (Zij neemt haare voorige houding D 3 wt*  54 natuur en p l i g t. weder aan.)]a., da vrees van haar in eene misdaadige zaak betrokken te zien ,en de fchaamte om zelve tot armoede te vervallen, doen mij alles te boven koomen. (Met zeer veel nadruk.) Zou ik nog moeten ? . . . Ik- word door wroeging en eerzucht beurtlings beftreeden ! doch de noodzaak lijkheid vordert het, dezelve is onwederfraanbaar, en behaalt de overhand ; doch het is ondanks mij zelve dat ik gedrongen word haar te gehoorzaamen. —. (Rosalide ziende aankoomen.) Wat zie ik ? DERDE TOONEEL. Mevrouw de losanges, rosalide, la fleur. rosalide, gevolgd van la fleur en nog een andere bediende. Eene ongelukkige, die haaren weldoener koomt verdeedigen, of in zijn lot deelen. Mevrouw de losanges, tot de bediendens. Verwijder u , doch ga niet te verre; binnen weinige oogenblikken zal ik u eenige beveelen te geeven hebben (De bediendens verwijderen zich, door de middendeur.) Gij zijt zeer onvoorzichtig, wanneer gij u van daag vertoont zoud gij mijnen en uwen goeden naam bloot ftellen. rosalide. Al moest ik voor edmond mijn leven blootftellen, ik zou niet aarzelen! . . . Maar, mevrouw, had ik immer zulk eene wreedaartige behandeling van u durven verwachten? Ik bewaar uw geheim, en men beneemt mij mijne vrijheid: men we-  DERDE BEDRIJF. 55 wederhoudt mij. . . Men dreigt mij zelfs, ik ben genoodzaakt geweld te gebruiken, om den grijs aart, die buiten mij geene onderlTeuning heeft, ter hulpe te fnellen; en dit alles zou op uw bevel gefchieden ? Mevrouw de losanges, op een toon van gezach. Voorzeker; en moest gij hetzelve overtreden ? Die man, wien gij durft verdeedigen, is overtuigd den Staat verraaden te hebben. . . en zo gij zelve eens mede . . . rosalide, met drift en afgrijzen. Ga niet voort! ... ik ben verlooren zo gij mij befchuldigt (Met verontwaardiging.) Jk vrees het, en herken u. Vaarwel, mevrouw. Mevrouw de losanges, haar tegenhoudende. Waar wilt gij naar toe ? rosalide, weenende. Eene verblijfplaats en befchermers zoeken. Mevrouw de losances, verfchrikt. Befchermers, zegt gij? rosalide. Ja , ik heb dezelven nodig, wijl ik geene moeder kan vinden. Mevrouw de losanges. Hoe! kunt gij zulks in dit doodelijk tijdftip van haar verwachten? rosalide. In dit tijdftip juist moest zij mij haare armen toe* D 4 rei-  56 NATUUR EN P L I g T. reiken. _ Ik lljde zonder het verdiend te hebben, dit weet gij, mevrouw! Mevrouw de losanges. Ik u erkennen in een ogenblik, dat de grijsaart , die u herwaards geleidde, de ftraf zijner misdaad ftaat te ontvangen ?.... Neen. rosalide, ondanks zich zelve door gramfchap wegge/leep t. En gij zijt het, die hem met eene misdaad durft bezwaaren, gij?.... Daar ik de uwe vergeet, om u dezelve niet te verwijten. Mevrouw de losanges. Wat durft gij mij zeggen?... Beef over uwe roekeloosheid! rosalide, verontwaardigd. Gij hebt mij dan uw geheim doen bewaaren , om uw ijsfelijk werk te voltooijen ?.... Gij hebt mij bedroogen, vrees mij! Mevrouw de losanges. Wat maakt u zo ftoutmoedig? rosalide. Uwe harde behandeling. Mevrouw de losanges. Gij kent laureval, misfchien hebt gij aan hem ontdekt? rosalide. Ik ken laureval, heb mij mijnen eed herinnerd, en hem niets ontdekt. Gij hebt van mijne ligtgelooyigheid een misbruik gemaakt, heden moet ik  DERDE B E D R IJ F. 57 ik mij tegen u verzetten. Evenwel zal ik niets vorderen , dan het geen mij toekomt. Wat de kwellingen betreft, welke gij mij berokkend hebt, ik wil mij over dezelve niet wreeken.... Gij voert den naam mijns vaders, ik moet dezelve geen oneer aandoen. Mevrouw de losanges. Gij kunt mij zulks niet wijs maaken; zo even waart gij zo onderdanig en ondergefchikt.... Zonder de raadgecvingen van laurevat (Rosalide geeft haare verwondering te kennen.) Ik weet uwe verftandhouding. Gij bemint hem, doch hij beminde u nooit. ROSALIDE. Ik kan zulks niet gelooven! hij bemind mij: ik ben ongelukkig; en zo hij eenig gevoel van eer heeft, kan hij mij niet trouwloos zijn. Mevrouw de losanges. Indien ik u, door een eigenhandig gefchrift van laureval overtuigde, dat hij voor mijne dochter de oprechtfte liefde gevoelt.... wat zoud gij mij als dan kunnen and woorden? rosalide, ontroerd. Wat ik zou and woorden ?... Wel.. Neen; het is niet mooglijk! Mevrouw de losanges, haar de trouwbelofte van laureval geevende. Neem aan.... en zie hetzelve. rosalide, het papier aannetmende. Zou het waar zijn ?. - .. leezen wij: „ Met tos„ ftemming van de acbtenswaardigfte aller moeders, „ beloove ik aan Mejuffrouw sophia de ger- t> 5 COURT  58 NATUUR EN PLIGT. „ court, dochter van Mevrouw de losanges, „ mijn lot door de banden des huwelijks met het „haare te veréénigen. Dat, indien ik bij toeval „meinedig mogt worden.. .. de betaaling van hon„ derd duizend guldens, mijne ftraf zal zijn. Dee„ ze voorwaarde zal wederkeerig plaats hebben.... „ zijnde hier van ttisfchen ons een dubbel affchrift „ gemaakt „la u r e v a l." Ik fta verftomd. (Na eenige Jlllte.~) Verrader! Indien ik Hechts mijne woede gehoor gaf, zou ik u ogenblikkelijk verbaasd doen Haan; ik zou u uwe trouwloosheid doen beklaagen ... ik .. maar ik ben niet overtuigd; offchoon ik het bewijs in handen heb, blijft er nog eene twijffeling in mijn hart over. Mevrouw de losanges, het papier terug neemende. Geloof mij, fta van hem af. rosalide. Wil zulks niet hoopen. Men kan mij mijne goederen , maar nooit mijnen minnaar ontneemen. Mevrouw de losanges. Deeze belofte befchuldigt hem. rosalide. De vriendfchap verdedigt hem. Mevrouw de losanges. Dit fchrift bewijst u rosalide, haar met drift in de reden vallende. Het bewijst mij niets; het is van geene waarde: hij fchreef het zonder zijn hart te raadpleegen. Me-  ÖO NATUUR EN PLIGT. voor den voet des altaars de trouw eens trouwloozen komen te rug eisfchen ! Een minnaares in wanhoop is tot alles in ftaat; en in zulk een ijsfelijk ogenblik , moet men zegepraalen — of fterven. VIERDE TOONEEL. de voorigen, de FOURiER, welke een papier en eene inktkoker brengt en op de tafel legt. de fourier, zegt zeer befcheiden. Mejuffrouwen, het is thans het uur waar in de krijgsraad vergaderen zal, en ik moet u onderrichten, dat het niemand geoorloofd zij hier te blijven. Mevrouw de losanoes. Het is genoeg. (de fourier, vertrekt?) VIJFDE TOONEEL. Mevrouw de losanges, rosalide, vervolgens la fleur, en een ander bediende. Mevrouw de lo'asgej. Rosalide, Iaaten wij onzen twist fraaken, verbannen wij alle misnoegen , en dat de vriendfchap ons veréénige. Houd u verzekerd dat uwe moeder u hartelijk lief heeft, en alles aan zal wenden, om u hier van te overtuigen. (Zij roept haare bediendens?) Koomt binnen (De bediendens komen binnen.) Breng Mejuffrouw op mijne kamer. (Met degroot/le vriendelijkheid.) Ga, rosalide .... Hel alle wantrouwen ter zijde.... ik zal fpoedig bij u  DERDE BEDRIJF. 01 U komen, en ik beloove u dat gij binnen korten tijd over mijne goederen zult kunnen befchikken. rosalide. Ik gehoorzaam.... doch wacht u wel mij te bedriegen!.... Indien ik u hier toe in ftaat kende, zou ik deeze plaats van mijne klaagtoonen en gefchrei doen weêrgalmen, en fchande zou de vrucht uwer wreedheid zijn Doch de nagedachtenis aan eenen vader wien ik eere, legt mij ftiizwijgen op. Zie daar de beweegreden, welke mij noodzaakt in een verblijf wedertekeeren, hetwelk ik voor altoos ontvluchten moest. Ondertusfchen vraag ik, eisch ik, het geen mij toekoomt.... Ik zal uw andwoord afwachten ; overweeg hetzelve wel: ik laat u aan u zelve over , en durf alles van uwe eigene wroegingen verwachten. (Zij wil hesnen gaan; doch teert ■weder en zegt zeer zacht.) Indien het bekend wierd, was uw ondergang zeker; denk daar aan. Dat uw eigen belang mij dat géene doet verkrijgen, het welk uw onmenfchelijkheid mij ontroofde.... Anders zal ik niets ontzien! indien het mij niet gelukken kan u gevoelig te maaken.. .. zal ik u noodzaaken billijk te zijn. Vaarwel! (zij vertrekt ; de bediendens volgen haar.) ZESDE TOONEEL. Mevrouw de losanges,.alleen, in eene verjlagene houding. Ik kan haare wantrouw en ftrengheid niet laaken. — Zal ik dan aan niets, dan mijne eerzucht gehoor geeven! Moest ik niet de ingeevingen van mijn hart opvolgen, welke mij aanfpooren haar haa-  70 NATUUR EN PLIGT. begaan heb: wacht u wel aan dezelve geloof te flaan ; valfche waarfchijnlijkheden zijn de valstrikken voor den rechtvaardigden rechter (Met nadruk? Zedert veertig jaaren heb-ik voor mijn vaderland gedreden ;en ik zou op den rand van het graf gekoomen, hetzelve verraaden ! Neen — als een goed Franschman heb ik waardiglijk mijnen loopbaan ten einde gebragt; men kan mij het leven ontneemen, maar nimmer mij ontëeren. Wat ook de flag zij die mij boven het hoofd hangt, ik zal dezelve, zonder te verbleeken, ontvangen; zonder zelfsverwijt geleefd hebbende, zal ik zonder vrees kunnen derven. (Een Officier, welke naast laureval zit, fpreekt zeer zacht met denzelven, en geeft de 'vo/ge'de vraag op. Laureval ziet hem met verontwaardiging aan , en bef uit eindelijk , dezelve te doen ) laureval. En wist dat meisjen het welk u verzelde?.... edmond. Wat kunt gij mij vraagen?... Ach! verdenk haar niet zo gij baar kendet.-.. vervolg dat arme kind niet, zij heeft reeds genoeg geleeden. Laat zij mij overleeven, en eens mijne nagedachtenis de verloor jne eer wedergeeven : niet voor mij , want ik heb zulks niet nodig; (weenende) maar er blijft mij een zoon overig'. ... Zo hij ondankbaar was, ben ik een gtted vader, en ik wil hem geene fchande ten erffenis laaten. laureval, zijn zakdoek voor zijne oogen houdende. Hebt gij niets meer te zeggen ? JE Q.  72 NATUUR EN P L i g T. aan, ik moet aan mijne belremmifltt voldoen. (Tegen de Rechters.') Ik vergeef u mijnen dood; mogt de Hemel u denzelven verbeven. (De Rechters gaan tot de [lemming over, en vormen eenen huiven krinic, naar het boveneind van de tafel, bij de zijfchermen. Laureval [laat tn het midden en fchtjnt met vuur te Jpreeken. De grenadiers maaken, op het bevel van laureval, regts om. Vervolgends mar cheert het e»rfle gelid langs de zijjchermen aan de rechterzijde, en zodra het tot aan het voorfcherm genaderd is, keert het lings om, en blijft voor de tafel ftaan. Het tweede gelid maakt dezelve manoeuvre als het eerfte,en blijft aan het eerfte ztjfcherm ftaan. De grenadiers bij ven, zonder voorwaarcts te gaan , voort/tappen , en wachten tot dat de gevangene zijne plaats in hun midden hernoomen heeft. Edmond, nadert, zonder alle deeze beweegingen te bemerken, tot bij het voetlicht, en Zegt met zeer veel vuur.) ó Hemel! goedertierne Hemel! verboor mijn ge* bed , en wil mijne wenfchen vervullen. Doe in het toekoomende de waarheid in alle rechtbanken nedercaalen, dat de menschlijkheid dezelve verzelle, en her ftrenge der wetten niet meer onfchuldige^achteffers treffe. (Edmond treed in het m'dden der grenadiers . het tweede gelid fluit op ; beide gelederen marcheer en het tooneel langs, en vertrekken doorhet zelfde fcherm door het welk zij zijn binnen gekoomen.) Einde van het derde bedrijf. VIER-  VIERDE BEDRIJF. 73 VIERDE BEDRIJF Het Tooneel is als in het eer/Ie bedrijf. Het is duister. EERSTE TOONEEL. rosalide, t.a fi.f.ur, en drie Bediendens van Mevrouw de losanges. (Men hoort geraas tusfchen de fchermen.~) rosalide, vervolgd door de Bediendens. Neen , ik zal niet vertrekken ! Luister met naar eene wreedaartige meesteres; zie mij aan; zie mijne traanen, en, zo gij menschlijk zijt, zult gij medelijden gevoelen. la fleur, haar bij de hand willende vatttn, terwijl de bediendens naderen. Wij moeten gehoorzaamen. hosalide, haare hand te rug trekkende\ en tot op den voorgrond van het tooneel vluchtende. Schelmen! Indien men , op mijn gefchreeuw, mij ter hulp koome, doe ik u allen te niet. Gij weet niet wie ik ben. la fleur. Wat hebt gij te vreezen? Mevrouw is voor u beducht. Zij wil u naar een haarer landgoederen doen brengen, waar het u aan niets ontbreeken zal; E 5 zij  VIERDE BEDRIJF. 79 Mevrouw de losanges. Gij zijt mijn vriend, en zonder mij te fpaaren de luzincourt. Uwe handelwijs doet mij tegen u zijn! Erkett op dit oogenblik rosalide, ftel u zeiven te vreden, of vrees ieders verachting. Houd eindelijk eens op, eene wreedaardige moeder te zijn ; ondervraag uw geweten, beoordeel u zelve, en noodzaak uw llachtoffer niet, u te befchuldigen. Mevrouw de losanges, metfchrik rondsom haar ziende. Ach! zo men u eens hoorde! . gij doet mij beeven! Ik bid u, fpreek een weinig zachter. de luzincourt, met tragt. Wanneer men de zaak van het menschdom bepleit, dan kan men niet te overluid fpreeken! — Ik ben middelaar in deeze zaak : indien gij u niet aan de rede wedergeeft, worde ik uw partij ; gij- zijt rijk, zij leeft in armoede gij beiden hebt het geen haar toekoomt: zij beklaagt zich, en vordert recht} geene rechtbank zal haar hetzelve kunnen weigeren. Mevrouw de losanges, weenende. Gij dnet mij bezwijken , en gij verlaat mij. (Zij werpt ztch in een armfioel ter rechter zijde van den J'pee/er.) de luzincourt. Ik moest zulks doen. Hoe! bloost gij niet over de rampen welken gij veroorzaakt hebt! om u dezelven te binnen te brengen, hebt gij rosalide Hechts aan te zien: fiervende vertrouwde haar vader  gO NATUUR EN P L i G i. der haar aan uwe zorg, het was een dierbaar, eert heilig pand, bet welk hij u toebetrouwde! Indien gij haar het leven niet gaaft, moest gij haar daarom blootftellen hetzelve te verliezen ? Neen de braafheid noodzaakte u voor haare veiligheid te waaken; gij had haar tot eene moeder moeten verftrekken.... Ik kan mij niet begrijpen, hoe de gierigheid u heeft kunnen verhinderen, een zoo lchoonen pligt te vervullen. Mevrouw de losanges. Men heeft mij bedroogen , en ik ben 'er reeds genoeg voor geftraft! de luzincourt, met zeer veel nadruk. Moest gij u dan aan die trouwlooze aanmaaningen overgeeven! zonder de wroegingen welken u thans folteren, zoud gij niet te verfchoonen zijn. Misfchien heeft de grijsaart, die om zijn verraad den dood zal ontvangen, het zelve alleenlijk gepleegd, om rosalide, welke hem verzelde, te onderfh-unen! Indien dit zo is, zult gij het kwaad gepleegd, gij zult het genot der misdaad gehad, en het bloed van den ongelukkigen zal alleen geftroomd hebben, om uwe verongelijkingen en onrechtvaardigheid te herltellen. Mevrouw de losanges. Ik zoude 'er de onwillige oorzaak van zijn. de luzincourt. Geef haar dan het verfchuldigde weder, en aarzel niet langer. Mevrouw de losanges. Weet gij dan niet, dat die goederen mijne eenige bezittingen uitmaaken ? b x  VIERDE BEDRIJF. Si de luzincourt. Dezelve zijn kwalijk verkreegen, gij moet ze dus niet behouden. Leef, indien het noodig is, in armoede, gij zult vriendeg vinden. Geef haar haare rijkdommen weder, (Hij nadert Mevr. de losanges en zegt zeer zacht) zij zal u de misdaad vergceven. Mevrouw de losanges. Hoe vernederd gij mij ? de luzincourt, haar naderende. Neen , ik wil u uw pligt doen betrachten. Tk verlaat u niet, al voorens gij mij in Haat gefield hebt, om alles, tot uwe eer en eigen rust, in orde te brengen Gij zwijgt?,... Zoud gij het mij weigeren ? (Mevr. de losanges vat de hand van de luzincourt, en rust met haar hoofd op dezelve, vervolgens ziet zij hem aan, en bedekt met haar Zakdoek haare oogen.) Ach ! Ik zie u traanen Horten Ik ben gedaagd! en begeer niets meer: gij zelve herneemd uwe rechten op mijn hart. Mevrouw de losanges, met gevoel. Ik heb dan niets verlooren! uwe billijke verwijtingen zijn tot in mijne ziel doorgedrongen. Zonder de misdaad, waarvan gij mij verdacht houdt gepleegd te hébben , wierd ik reeds zedert lang door wroegingen gefolterd ; ik kan dien moeielijken last niet langer torfchen. dezelve verplet mij (Tot de luzincourt.) Gij zult voldaan zijn. (Tot rosa-. lide, zonder van plaats te veranderen.) Al te ongelukkige Dochter, neem het geen ik u fchuldig ben ik ben gereed u alles weder te geeven ; de armoede heeft voor mij niets verfchrikkelijks meer. Vil. deel. F ik  ?2 NATUUR EN PLTGT. ik vreeze Hechts de fcbande, (Tot de luzincourt) Gij hebt mij vei licht. Gij hebt dien ijsfelijken fiuijer welke mij , aan mij zelve verbergde, van één gefcheurd; de ftem van het berouw doet zich hooren, en ik vind mijn hart en mijne deugd weder. de luzincourt. Gevoelt gij nu, hoe aangenaem het is billijk en gevoelig te zijn!.... ach! gij hebt u zeiven een te langen tijd een groot genoegen onthouden. rosalide, ter zijde, op den voorgrond van het Tooneel, Welk een oogen blik voor mijne wraak! ik moet er gebruik van maaken (Tot Mevrouw de losanges. Zal ik dan mijne goederen Hechts terug hebben , en niets meer? Mevr. de losanges. En wat toch wilt gij meer? ros alid e , teder. U fineeken om de helft er van te behouden, en mij uwe tederheid te fchenken. de luzincour t. vat rosa lide bij de hand , en geleidt haar bij Mevrouw de losanges. Zie daar, zie daar uw kind! druk het aan uw hart, en verzoen u voor altoos. Mevrouw de losanges, weenende. Rosalide, kunt gij een misdaadige moeder uwe vergiffenis fchenken? rosalide. Ja, met al mijn hart! neem mijne aanbieding aan,  VIERDE BEDRIT f. 83 aan , en dat alles vergeeten zij. , (Zij werpt zich in de armen van Mevrouw de losanges.; Mevrouw de losanges. Ach! het geluk moet niet de belooning mijner dwaalingen zijn. — Geniet uwe rijkdommen in vrede.. . en ik!.... ik zal verre van hier— de luzincourt, gevoelig en met goedheid. Gij hebt alles heffteld, blijf, blijf bij uwe vrienden. Mevrouw de losanges, met diepe fmart en een gejmoorde ftem. Ik zal dezelven, zonder bloozen, niet kunnen aanzien. — Neen , ik wil in de eenzaamheid , mijne fmart en berouw gaan verbergen. rosalide, weenende. Gij doet mij traanen Horten! ö mijne moeder! neem ten minlien.... Mevrouw de losanges, door fmart overkropt. Ik wil niets ... Neen niets voor mij.... maar rosalide.... uwe zuster is niet fchuldig.... heb medelijden met haare armoede, en Hort over haar die weldaaden uit, welke ik niet waardig ben te ontvangen. (Haar de trouwbelofte van laureval overgeevende ) Geef dit papier aan laureval weder... ik moet en wil er geen gebruik van maaken. — Vaarwel, rosalide,... vaar eeuwig wel!... vergeet uwe zuster niet, en ftraf haar niet voor de dwaalingen uwer ongelukkige moeder. (Zij vertrekt langzaam , en nadert tot aan de middendeur.')  84 NATUUR EN PLIGT. rosalide, naar haar toegaande. Het is te veel! blijf blijf, en Mevrouw de losangss, weenende, en op een gedwongen toon. Neen... neen... laat ik mij zelve ftraffen.... ik heb zulks nodig om mij met mij zelve te bevreedigen. (Zij bedekt haar gelaat met haar zakdoek en vertrekt.) VIERDE TOONEEL. de luzincourt, rosalide. de luzincourt. Haar berouw is oprecht; rosalide, gij moet haar niet verlaaten. rosalide. Gij zult mijn hart leeren kennen ; doch ik verlies thans eenige dierbaare oogenblikken.. Mijn Heer, ik ben u mijne moeder verpligt; laat ik u ook mijhen weldoet,er verfchuldigd zijn. de luzincourt. Dit is niet in mijne magt. Mijn Heer de laureval.'. ... rosalide. Lmjr5val is mijn minnaar; en ik boude mij verzekerd dat wij van hem zullen verkrijgen, het geen de luzincourt. Wat zegt gij? R O-  88 NATUUR EN PLIGT. fchreeden voorwaards en zegt.) Hij houd mij zijn geheim verborgen , ook zal ik mijne handelingen voor hem geheim houden. ZEVENDE TOONEEL. laureval. Ik bevind mij dan eindelijk alleen , en durf weder moed fcheppen Ik heb tot het vertrekken van mijn vader de nodige maatregelen genoomen. De cipier zal fpoedig hier komen, en ik zal alles in het werk (lellen om hem overtehaalen. Hij is hardvogtïg, maar heeft gevoel, en dit (lelt mij gerust. Ik zal dien ongelukkigen v.ider dan wederzien, hem zeggen dat ik z jn zoon ben , en hem aan mijn hart drukken! .... Maar hoe zal ik mij aan hem ontdekken ? . . . . Zijn toedand . . . de mijne, alles moet hem verbitteren. Als bij hooren zal dat hij veroordeeld is I .... . Ja, ik zelfs heb hem gevonnisd, en ik derf om hem te redden. Zie hier mijne verontlchuldiging. Laat ik die intusfchen voor hem verborgen houden , en dat hij niet weete welke opoffering ik hem doe, dan nadat dezelve geheel geichied is. AGTSTE TOONEEL. laureval, de cipier. Dit tooneel moet met vuur en deelneeming gefpeeld worden. de cipier. Mijnheer! ik koom uwe bevelen ontvangen, lal/-  ', I E R D E E E D R IJ f. 89 laureval. Ik heb u geene bevelen te geeven , maar een verzoek te doen. de cipier. Gij, Mijnheer ? laureval. Kan ik mij op uwe befcheidenheid verlaaten ? de cipier. ö Ja, Mijn Heer. laureval. Zweer mij dan dat gij mij mijn verzoek niet weigeren zult. de c 1 p t e r. Ik geef mijn woord niet, dan wanneer ik zeker ben dat ik het houden kan ; verklaar u. laureval. Wilt gij u voor'uw gantfche leven rijk genoeg maaken ? de cipier. Ja, indien ik het op eene eerlijke wijze doen kan. Wat moet ik doen ? laureval, Mijn voorflel zal u in den eerften opflag affchrikken; ik ken uwe naauwgezetbeid en misfchien zult gij eenigen tegenzin hebben om mij mijn verzoek toe te ftaan ; doch gij moet. de cipier, hem in de reden vallende. Ho ! ho! gij verwacht dan eene Hechte daad van mij. F s l a u-  90 NATUUR EN PLIGT. laureval. Mijn vriend, ik ben wanhoopend, en gij alleen kunt de cipier. Mijn Heer ga niet verder; indien gij mij voorfteld om kwaad te doen, zijt gij niet rijk genoeg om mij te betaalen. laureval. Denk toch, mijn vriend , dat mijn lot in uwe handen is. de cipier. En wat begeert gij dan toch? laureval. Een zeer groote gunst! Gij kent dien goeden grijsaart die in den kerker zucht! de cipier. Wel nu? laureval. Op dit oogenblik zelve moet gij hem hier brengen. de cipier. Mijn Heer, begeert gij mijnen ondergang. laureval. Gij hebt niets te vreezen. de cipier. Wie zal mij daar voor inftaan? laureval. Ik. D £  VIERDE BEDRIJF. LAUREVAL. Stel u ten haaren opzichte gerust; rosaltde» friet Mevrouw de losanges verzoend zijnde, zal weldra in het volkomen bezit haarer goedörert geraaken. edmond, met vuur. Ach! Tk derf te vreeden ; ik zal ten minden de deugd niet in armoede agterlaaten. laureval. Is het mij geoorloofd uvan uwen zoon te fpreeken» edmond. Wat zegt gij ? laureval. Zo even is die naam uwen mond ontvallen, en ik zou misfchicn in de gelegenheid zijn dien ongelukkigen te ontdekken, die, voorzeker, zijn leven geeven zou, om het uwe te behouden. edmond. Ach! zo gij hem kende, zoud gij in hem geene gevoelens onderdellen, waartoe hij onbekwaam is. laureval. Doch zo hij zich eens aan uw oog vertoonde* zoud gij hem voor uwen zoon erkennen , zoud gij hem uwe armen toereiken? edmond, fchielijkt Zoud gij hem kennen ? laureval* Ja. • VII. deel. G B d*  98 NATUUR EN PLIGT. edmond. Waar is hij ? laureval. Hier. edmond. Kan ik het gelooven? laureval. Gij_ zult hem zien — Die onwaardige,diewederfpannige, die u zo ongehoorzaam was, u in armoede en ichande dompelde Die Rechter die uwe rampen ten top voerde.... die is uw zoon ,• en hij is het die van berouw aan uwe voeten iTerft. (Hij omvat de knieën van edmond.) edmond. Laureval! (Hij maakt beweeging om zich in de armen van zijn zoon te werpen; doch heft zich, door eene nadere overdenking te rug ge. houden, wed'-r op, en zegt met afgrijzen:) Hemei! wat ging ik doen! ik ging mijnen moorde. naar omhelzen. laureval. Wil mij hooren. edmond. Wreede en ontaarte zoon, vlucht ver van mij! laureval Teder en deugdzaam vader, herken uw kind. edmond. Ln, wat toch kan ik van u verwachten? mijn ondergang is uw werk, en uwe ziel is van alle menschhjkheiu ontbloot. l a u-  vierde bedrijf. 99 laurlval, uitbarflende. De Natuur herneemt er alle haare rechten. edmond. G:j hebt dezelve miskend. laureval, met vuur. Ik gevoel dezelve thans te meer. edmond. Gij waart een ondankbaare zoon. laureval, met vuur. Door het onycluk gebetetd , heb ik mij geheel eli al aan de deugd wedergegeeven. e d mond. Ondankbaare, ik gaf u het leven, en gij geeft mij den dood. laureval. Indien ik een vadermoorder ben, kunt gij Hechts de wet befchuldigen. edmond. Indien de boosdoener het werktuig der wet is, dan moet de braave mail omkoomen,en de deugniet zegepraalen. — Ik beminde u ondankbaare, en gij hebt mij verlaaten, toen ik om uwe misdaaden in den ijsfelijkften kerker zuchtte. Moest gij u in uit doode'lijk tijdftip aan mij ontdekken ? Gij had onbekend moeten blijven, het had mij minder fchrikkelijk geweest van een anders hand den dood te ontvangen. laureval, met drift. ■ Ach! zo gij in mijn hart kondt leezen, zoudt G 2 gij  104 N A T 0 ü tt EN P L I G T. TWEEDE TOONEEL. laureval, de cipier. de cipier. Ach, Mijnheer, koom eenen ongelukkiger! ter hulp, wien gij misdadig deed zijn. laureval. Wat deert u? wat hebt gij te vreezen. de cipier. Alles is ontdekt, en gij vraagt mij wat ik te vreezen heb ? ik ben in gevaar; en zo gij mij verraad , ben ik verlooren. laureval. Ik, u aanbrengen! gij beledigt mij. Neen, indien ik u eene misdaad'deed begaan, moet ik 'er , u niet voor doen ftraffen. d' e cipier. Ik geloof u Mijnheer; gij hebt nooit iemand kwaad gedaan , en zult met mij niet willen beginnen. Echter heb ik bevel gekregen om u hier te houden. laureval. Wel nu ! vervul uw pligt. de cipier. Maar als men u van de ontvluchting fpreekt, als men mij eens ongerust maakt, wat zal 'er van mij Worden ? l a u-  V IJ f D E B E D R IJ F. 105 laureval. Hebt pij dan niet gezegt dat ik met geweld gehandeld heb. de cipier. Om mij zei ven te verontfchuldigen , heb ik U moeten bezwaaren. laureval. Het overige is voor mijne rekening. de cipier, met gevoel. Waarom toch , Mijnheer, kunt gij u dus laaten behandelen. Kan men ooit iets fchooner dan deeze uwe handelwijs vinden? gij offert uw eigen leven voor dat van uwen vader op! . . . Deeze trek doet mij gevoelen dat ik mensen ben: in mijn beloep was ik het bijna vergeeten. laureval. En gij beklaagt mij ? de cipier, gevoelig. Uwe daad is tot in mijne ziel doorgedrongen: gij zijt de eerfte die mij traanen hebt doen ftorten. laureval, ter zijde. Ik dwing de hartvogtigfte menfehen tot medelijden, wat heb ik dan niet van gevoelige harten te wachten! de cipier. Mijnheer, ik durf voor u, als voor mij zeiven, inftaan .... Maar . . . indien gij eenigzins bevreesd mogt zijn ? . . . (Jiem de deur toonende.) Indien gij wilt? , . . . G 5 L A u«  106 NATUUR EN P L I G T. laureval. Wat durft gij mij aanbieden? de cipier. Door uwe edelmoedigheid kan mijn huisgezin geene behoefte meer gevoelen ; laaten wij t'faamen vertrekken , gij zult mijn meester zijn . . . wees vrij .... En verr' van hier . . . laureval. Ik ben u erkentelijk voor den dienst welken gij mij wilde bewijzen ; doch ik kan denzelven niet aanneemen. de cipier. Mijnheer, gij Hort u in het verderf. laureval. Zie daar, bezorg deeze twee brieven j dit is het eenige het welk ik van u verzoek. de cipier. Geef hier. (In liet heen gaan?) Ach! welk een man ! met hem zou de gantfche waereld deugdzaam zijn. DERDE TOONEEL. laureval, alleen. Ik zou vluchten! Neen , hier moet ik toonen wat een zoon zijn vader verfchuldigd is. Ik zal blijven; en indien ik mijn leven verliezen moet, is de oorzaak te fchoon, dan dat ik hetzelve betreuren zou. VIER-  V IJ F D V. B E D R IJ F. 107 VIERDE TOONEEL. laureval, de cipier. de cipier, in eene haastige houding. Mijn Heer? laureval Zijt gij alweder te rug gekomen ? de cipier. Bij het uitgaan , ben ik den gouverneur ontmoet, ik heb hem uw briefjen overgegeeven*, en hij beeft mij gezegt dat bij u een bezoek kwam geeven; hij volgt mij op de hielen, en ik ben vooruitgeioopen, om u van zijne komst te verwittigen. laureval. Ach! zo veel te beter, dit llrekt mij weder ten troost. de cipier. Hij fchijnt zeer toornig te zijn. laureval. Eén woord zal hem ter nederzetten. Daar is hij, Jaat ons alleen. Cd e cipier, r er trekt.) VIJFDE TOONEEL. laureval, de luzincourt. laureval. Hoe! zijt gij het! 6 mijn vriend»! p x  Io8 NATUUR EN p L i g T. de luzincourt, op een' zeer droevigen toon. Ik ben zulks niet meer; ik heb mijne (tem gegeeven, om u in hechtenis te neemen. laureval. Gij hebt uw pligt gedaan, en ik heb den mijnen vervuld. de luzincourt. Gij hebt van uw gezag een misbruik gemaakt, gij hebt eenen mlsdaadigeu doen ontkoomen. la ureval. Dat beken ik. de luzincourt. Bedenk dat gij hem moet wedervinden, of derven. l aureval. Mijne keuze is gedaan ! de luzincourt. Wat toch is de reden deezer opoffering Pzoudt gij des grijsaarts medepligtige zijn. laureval. Indien ik zijn iredepügrige was, ware ik, met hem voorzeker deeze gewesten ontvlucht; maar ik biede mij zelve aan , en zonder deelgenoot der misdaad te zijn, bf-last ik mij met deszelfs fchuld. Ja. ik heb den grijsaart doen ontkomen ; liefde , bijftand , tederheid , alles was ik hem verfchuldigd ! 'Er bleef mij nog overig zijn leven te redden , ik heb het gedaan ; en ik reken de gantfche fchuld nog niet voor afgedaan. de  V Ij F D E B 15 D R IJ F. IC9 de luzincourt, fchielijk. Wat zijt gij hem dan verfchuldigd ? laureval, met kragt. Een gefcbenk, het welk ik hem wil weder geeven» de luzincourt, met meer drift. Wie was hij dan ? uw befchermer ? laureval» met geestdrift, Hij was meer. de lucincourt, met meer deelneeming. Uw Redder? uw vriend? laureval, bijna buiten zich zeiven. Nog meer. de luzincourt. Ga voort. laureval. Hij is mijn vader, en ik zal voor hem fterven. de luzincourt . met een gil van verwondering. Uw vader? laureval, met zeer veel vuur. Ja, en ik beroep mij op alle goede zoons; ik houde mij verzekerd dat 'er met een is, die niet even zo veel voor den zijnen zou gedaan hebben. de luzincourt, verbaast. Uw vader l laureval. Voor wien anders toch, zoude ik deeze fout begaan ?  IJÖ NATUUR EN P l 1 G T. gaan? Maar de kinderliefde fprak; en ik moest vo or dezelve onder doen De Raad eisehte zijn bloed ; ik biede denzelven her mijne aar ,zo hij het aanneemt, heb ik mijn vaderland en de wetten der natuur bevreedigd. de luzincourt , droogt met zijn zakdoek zijne oogen af. Laureval . . . . Ach ongelukkige! laureval. Gij zijt aangedaan. de luzincourt, met gevoel. Men moest eene ziel van ijzer hebben om geen medelijden met uw ongeluk te hebben! Mijn' vriend, ik moet u beklaagen en bewonderen. laureval, hem aan zijn hart drukkende. M:jn vriend is mij wedei gegeeven ! Ach ! thans heeft de dood voor mij weder meer verfchrikkelijks in. de luzincourt. Welk eene gebcurenis! Hij heeft zijnen vader gered; zie daar zijne misdaad .... Zou men kunnen denken, dat 'er ketenen voor eene dergelijke misdaad waren? laureval, Zij zijn 'er; maar zij ftrekken mij tot eer, en niet tot fchande! de luzincourt. Uw leven is in gevaar! l A l*  VIJFDE BEDRIJF. iii laureval. Mijn vader leeft ik heb niets meer te vrcezen: waarde vriend, gij kunt mij van dienst zijn. de luzincourt. Wat moet ik doen ? laureval. Ga naar den rechtbank, waar mijne Rechters vergaderd zijn, en zeg hen: laureval heeft zijn vader gered; maar is gereed deszelfs vonnis te ondergaan. — Hetzelve is reeds uitgefprooken, dat zij bevel geeven, en ik fterf binnen dit uur. de luzincourt. We! verre van hen aan te maanen u uw verzoek toe te ftaan, zal ik uwe verdeediging op mij neemen. Wie zal, na dat ik hen van uwe edelmoedige daad zafverflag gedaan hebben, onmenschlijk genoeg kunnen zijn, om u te befchuldigen ? Welke Rechters zullen u vonnisfen? laureval. Mijne vijanden. de luzincourt. Zullen zij hiertoemoeds genoeg bezitten? laureval. Zij zullen de wetten doen fpreeken. de luzincourt. Ik zal op hun ge'voel werken; men heeft zeer veel kragt wanneer men voor de deugd om genade fmeekt. laureval Indien men ook u eens verdacht hield. » DE  112 NATUUR EN PLlOT. de luzincourt. Mijne gedaane dienden zijn overal bekend, ik ben dus buiten alle verdenking. Morgen, kan ik in eenen veldllag (heuvelen ; van daag moet ik dus mijnen vriend helpen. Ik ga alle mijne poogingen aanwenden, om u aan uw ijsfelijk lot te ontrukken. Gij kunt op mijnen ijver daat maaken. Vaarwel , vaarwel, ik iaat u alleen, en ga de heilige pligten der vriendfchap volbrengen. ZESDE TOONEEL. laureval, alleen. Wat ook mijn lot zij, ik zal mij onderwerpen. Het denkbeeld dat mijn vader het ('chip, het welk hem van hier verwijderen moet , niet bereikt zal hebben , doet mij beeven — ó Hemel! Hij is onder uwe bewaaring, zie niet naar het gevaar het welk mij omringt; dat mijn vader alléén, uw aandacht tot zich trekke; geef ons blijken uwer goedheid , toon uwe rechtvaardigheid en wees de befchermer der onfebuld. (Hij zet zich aan de tafel.) ZEVENDE TOONEELlaureval, rosalide, dh cipier. rosalide, met eene goudbeurs in de hand. Neem, neem dit goud, en geef hem zijne vrijheid weder. de cipier. Het is mij niet mooglijk. r o*  v ij p D e b e d r ij f. ij3 rosalide. niet'"' m°et' "6em deeZC bCUrS en weiger het mi de cipier. Het is mij niet mooglijk, zeg ik u. rosalide, Waarom niet? de cipier, laureval toonende. Zie.... Mijn Heer de laureval is u reeds voorgekoomen. 5 rosalide, met vuur. Hij heeft zijn vader verlost!.... Jk herken mijn minnaar.... \ waar is uw vader? J laureval. Buiten gevaar en ver van hier. rosalide, tnet vreugd. Onze rampen neemen een einde!.... Koom laat ons dit ijsfelijk verblijf verlaaten. laureval. Alles wederhoudt mij. rosalide, verwonderd. Waarom? zijt gij dan niet vrij? laureval. Ik word door de fterkfte banden aan deeze plaats geboeid. r rosalide. Welke zijn die banden ? VII. DLÏL. h l A U-  V IJ F D E E E D R 7J F. IlQ NEGENDE EN LAATSTE TOONEEL. de voorigen, de luzincourt. de luzincourt, met drift binnen koomen de , met een fc:.reeuw van vervoering. Neen, ik koom u allen het leven vvedergecven! laureval, driftig. Zoudt gij zijne genade verworven hebben? de luzincourt, uitbarftende. Zijne onfchuld is ontdekt ? de Engelsman is gevangen genoomen. edmond, zijne handen ten hemel heffende. Heilige voorzienigheid ! laureval, ten uiterflen verheugd, koomt op den voorgrond van het tooneel, werpt zich op zijne knieën, Jlrekt zijne handen ten hemel, en roept met geestdrift uit. t Hemel, ik dank u , mijn vader zal niet iterven! rosalide, in dezelfde houding. De deugd zegepraalt! ö Hemel ik erken in e rechtvaerdigheid (Zij ftaan vervolgens op . om het verhaal van de luzincourt aan te hooren.) de luzincourt. Ik wist dat edmond wederom was cevangen genomen, en ziddcrde voor u beiden. Men biedt H 4 mij  120 NATUUR EN P L I G T. mij den Capitein aan. Zie hier het oogcnblik, zeidé ik hem, om dankbaar te zijn ; and woord mij in waarheid. „ De Grijsaard die u uit de golven „ redde, is zo even ter dood veroordeeld, fpreek , „is hij uw medepligtige? — Neen, heeft hij mij „ geandwoord; ik zweer u , bij het opperde we„zen, dat ik alléén de bezitter van mijn geheim „ was; dat hij niets wist, van de beiooning, welke „ ik voor hem verzocht had; en ik verklaar u dat „ ik alléén fchuldig ben. Ga derhalven zijne boe„jens flaaken en ftraf mij, gij zult ecnen vijand „te minder, en eenen deugdzaamen Franschman „te meer hebben." Toen, naar niets meer boorende, ben ik, vervoerd door deeze bekentenis, welke aan alle uwe rampen een einde maakt, herwaards gefneld, om onze onrechtvaardigheid te herftcllen , uwe ketenen te verbreeken , en den tederften vader aan deu besten aller zoons weder te geeven. laureval, hem bij de hand rattende. Mijn vriend, hoe veel ben ik u niet verpligt! edmond, hem ook bij de hand vattende. Ach! Mijnheer, de levendigfie erkentenis! luzincourt, met grootheid en gevoel. Geene pligtpleegingen. Het is de pligt van een ieder onfchuldig bloed te fpaaren. laureval. ö Mijn vriend! de luzincourt. Waarde laureval, zoudt gij het gelooven ? De  V IJ F D E B E D R IJ F. 121 De Raad ftond op het punt om uw vonnis uit te fpreeken. — Maar thans , welk eene zegepraal voor u. laureval, op een gevoelt gen en nadrukkelijke» toon. Welk eene les voor Rechters! De misdaad bcweezen, en toch onfchuldig te zijn... Ik zal het mij altijd herinneren, en de ongelukkigcn zullen 'er geene ichade bij lijden. edmond. Mijn zoon, verlaat u voordaan nooit op waarfchijnlijkheden ; wanneer men zomtijds eene ongelukkigcn voor u brengt, denk dan aan uwen vader. de luzincourt tOt edmond Weldaadig man, gij hebt ook rosalide het leven behouden: dat zij zich met .laureval vereenige. Dat alle vijandfehap met Mevrouw d e losanges ophoude, en dit huwelijk het onderpand uwer verzoening zij. edmond. Ach ! mijn hart is voor geene haat vatbaar. 'Er ontbrak flechts aan mijn geluk , mijne kinderen gelukkig te zien. rosalide, een papier aan laureval geeven de. Zie daar, herneem uwe belofte, en dat zij u hcrinnerc, dat gij een oogcnblik trouwloos waart, om het nooit weder te zijn. H 5 L a u-  j22 natuur en p l i g t. laureval, de trouwbelofte in zijn zak fieekende. Vcrgeetcn wij onze dwaalingen , fouten en rampfpoeden; wat mij betreft, ik zal geen berouw van mijne geleedene kwellingen hebben, indien mijn voorbeeld de Hechte znons kan verbeteren , en mij de achting der goede verwerven. Eene moeder kan zwak zijn; maar, in fchoonc zielen wordt het gevoel noo.t uitgedoofd ; en vroeg of laat, fehenkeü Natuur en Pligt haar aan de deugd weder. EINDE.  ALDERSON. TREURSPEL. IN V IJ F BEDRIJVEN. NAAR HET II 0 OG DUIT SC HE VAN JOHANN CHRISTIAN BRANDES.  PERSOONEN. alderson, een Graaf. charlotte, zijne Dochter. lord kendale, gewezen Admiraal. eduard van salisburij, Zijll Neef. Sir arthur burlington. Mistrisf hammos, Huishoudffer van den Graaf. li dij,'haare Nicht. Mistrisf l akfield. william, Slotkapelaan van den Graaf. sara, een kind van twee jaaren. thomas, Bediende van eduard. bettij, eene Bediende van Mistrisf larfield. eobert, Kamerdienaar van den Graaf. james, een jongen. Een Kamerdienaar van Lord kendale. Het Tooneel is in den beginne in het Slot van alderson, vervolgens in het huis van Mistrisf larfield, te London. frick, HAÏ, N'otarisfen.  ALDERSON. TREURSPEL. EERSTE BEDRIJF. Het Tooneel verbeeldt een Kamer van den Graaf. EERSTE TOONEEL. alderson, william. (alderson, onachtzaam op eene Sop ha uit ge. /trekt, met boeken , mtiziekinflrumenten en papieren omringd, leest:) (william, komt met verfcheidene papleren binnen.) (alderson hem na eenige oogenblikken bemerkende!) Ziijt gij daar, heer Kapelaan! wat wilt gij? w i l l i a m. Ik vraag verfchooning , Mijlord', indien ik u geftoord heb. alderson. Het ware beter dat gij mij niet geftoord had, dan had gij mij niet om verfchooning behoeven te vraagen. wil-  126 ALDERSON. william. De zaak is dringend, Mijlord, en van zeer veel gewigt. alderson. Wel nu? william. De Franfehen zijn in den voorgaanden nacht, twaalf mijlen van hier, op onze kust, geland. alderson. Zijn zij ? Ik hoop dar zij dan ook wel weder zee zullen kiezen. Wat hebt gij anders? w i l l i a M. Eenige brieven en handfchriften, welke ik nog in de bibliotheek van de overledene Ladij gevonden heb. alderson. Uw geheugen wordt door den tijd zwakker,heer Kapelaan! Hoe dikwerf verbood ik u reeds, mij ooit weder dat fmarteiijk verlies te herinneren ! Leg ze daar neder! En nu verzoek ik u, tegen morgen , uwe preek te beftudeeren, want dan zal ik u — niet hooren. william. Mijn pligt...... alderson. Gij hebt bezigheden, heer Kapelaan , ik wil u niet ophouden. (william, vertrekt.') TWEE-  EERSTE BEDRIJF. 127 TWEEDE TOONEEL. (alderson, de ontvang ene papieren doorbladerende.') Brief aan den verheerlijkten engel — die mij nu voor eeuwig ontrukt is! liever had ik u nimmer gekend, dan dit aandenken te gevoelen, hetwelk mij tot woede drijft, en mij met al mijn rijkdom en aanzien, ongelukkig maakt! (De papieren verder doorzoekende.)... Ook de hand van mijnen hendrik! den eenigen dien mij het noodlot voor weinige jaaren overliet: — ook hij wierd door het graf verflonden! — nu ben ik alléén, alle mijne groote oogmerken zijn door zijnen dood vernietigd! nog weinige jaaren, en mijn naam zal met mij ten grave daalen! ö geluk, trouwloos geluk! (De papieren met drift wegwerpende.) Weg — weg met alles, wai mij mijn verlies kan te binnen brengen. Waar is c n ar lotte? Ik moet mij eenige 'verftrooijing verfcnaffen. (Hij fchelt.) DERDE TOONEEL.' rodert,alderson. alderson. Mijne dochter! — r o b e r t. Sir arthtjr eurlincton wenscht Mijlord te fpreeken. a l-  128 ALDERSON. alderson Dat hij binnen kome ! Mijne dochter moet zo lang vertoeven, tot ik haar doe roepen. (robert, vertrekt.) alderson. Een goed meisjen! maar zij is eene vrouw, en ik mis een en zoon, die den naam alderson der vergetelheid ontrukken kan. VIERDE TOONEEL. Sir arthur burlington, alderson. a r t h u r. Mijlord alderson. Sir arthur ... arthur, Weet gij dat de Franfchen geland zijn ? alderson. Zo landt gij, en de duivel! arthur. 'Er ligt in dien omtrek een groot gedeelte uwer goederen. alderson. Ik heb mijn geheugen nog, Sir! arthur. Indien wij gasten krijgen AL-  i3o alderson; ARTHUR. Deze Itrekt u immers nog ten troost ? alderson. Dunkt u dat? hm! de zoon van mijn' voormaaligen fchrijfmeester, wierd, om het namaaken van banknooten , voor een paar uuren opgehangen; een fchoone troost voor zijn' ouden vader, dat men hem, tot reisgezelfchap, niet mede opknoopte. ARTHUR. Wie kan tegen het noodlot ? Geduld is de beste heelmeester. alderson. Dat wilde ik wel ... maar het is zo niet! wat is 'er van uw dienst, Sir ? ARTHUR. Mijn vader had voor eenige dagen de eer.... alderson. Mij, voor u, de hand mijner dochter te verzoeken, en ik had de eer, hem dezelve te weigeren; ook een groote troost voor u Sir - dat uw vader met de korf niet ftruikelde , en hals en beenen brak! Hij heeft zich goed ter been gehouden. ARTHUR. Ik geloof dat de oorzaak van uw weigerend andwoord hier in beftond; dat Mijlord eene voorwaarde maakte, om den naam Burlington, met Mijlords familie-naam alderson te verwisfelen, en dat mijn vader zich hier toe niet wilde laaten overhaaien ? a l-  EERSTE BEDRIJF. i31 alderson. Ik bewonder uw geheugen , Sir! arthur. Deze zwarigheid is thans uit den weg genomen, Mijlord! mijn vader heeft mijne verzoeken gehoor gegecven, en is gereed zich naar uwen wil te"fchik> ken, alderson. Is hij? hum! Dat was zo iets — in de daad met veel, als ik de waarde der waar befcbouw.en daar en tegen op den kooper iet; intusfchen .. (Hij Jchelt.) Uit oude vriendfchap voor uw' vader zal ik eens zien, wat mij te doen itaat VIJFDE TOONEEL. ROSERTj de voorigen. alderson, tegen roeert. Mis ch arlotte. ... (r0bert, vertrekt.) alderson. Men moet hieromtrent de hoofdperfonage eens raadpleegen. arthur. _ Buiten twijffel, ondertusfchen durve ik mij vleijen, dat mijne geringe verdienften.... alderson. De verdienden van uw' vader niet te vergeeten, Sir! Hij diende den Staat weleer in het veld, 1 a thans  I3i ALDERSON. thans in het kabinet. De uwe.... apropos! Gij zult zeker wel verlangen mijne jagtkamer te zien en mijne honden te leeren kennen mijn opperjaager zal u dezelven toonen De danszaal is ook nog al bezienswaardig, en in geval gij, waaraan ik met twijffel, een zo goed ruiter, als een bekwaam danfer en jaager zijt, zo kan ik u de kennis mijner paarden ook aanbevelen. arthur. Indien Mijlord mij wilde toeftaan.... (alderson, fchelt.~) ZESDE TOONEEL. robert, de voorigen, kort daarna charlotte. robert. Misf charlotte zal in één ogenblik hier zijn. alderson. Sir arthur wil mijne wapenkamer, danszaal en mijne honden en paarden eens bezigt igen; de flotvoogd, ftalmeester en opperjaager zullen hem eens rondleiden. arthur. Maar.... alderson, Vermaak u wat, Sir! A R-  KERS TE BEDRIJF. J33 ar t uur. Maar Misf charlotte.... alderson. Zal u niet vergezellen. (CHARLOTTE, treedt binnen.) alderson. Kom nader, Misf! nu, tot wederziens, Sir! (arthur, haalt zijite fchouders op en vertrekt, robert 'volgt hem.) ZEVENDE TOONEEL. alderson, charlotte. (charlotte kust haar en vader de hand?) alderson. Hoe bevalt bij u ? charlotte. Meent gij Sir artiiur? alderson. Ja, fpreek openhartig. charlotte. Ik ken hem niet genoeg om alderson. Zo — en zijn uiterlijk charlotte. Verliest, zo dra hij in uw bijzijn is. 1 3 al-  Ï3Ö A L D E R s O N. alderson. Dat misfchien geeft mij geene erven, m'jne jaaren fnellen voorbij en mijne grijsheid komt van tijd tot tijd nader. charlotte. Gij fchikte mij eens den jongen eduard toe. — alderson. Den eenigften zoon van den rijken en aanzienelijken Hertog van Salisburij; maar niet den zoon eens rebels, eenes op het fchavot onthoofden verraders, zonder rang, zonder tituls, zonder vooruitzigt of vermogen. charlotte. Gij bemïndde hem, mijn vader, en waardeerde zijne eigene verdienften. alderson. Die waardeere ik nog, en zal dezelven nog hoogcr waardeeren, wanneer hij, als een braaf Soldaat de, in onze nabuurfchap gelandde, Franfchen helpt verjaagen ; zo iets beloont de Koning door geld en eertituls, maar geen vader door zijne dochter welke millioenen bezit. charlotte. Wat zegt gij? zijn de Franfchen geland? alderson. Deze nacht. Een uur geleden heb ik door een estafette de tijding bekomen. Als het Leger niet nog heden (laags raakt en overwint, krijgen wij morgen ongenodigd bezoek. c ii a r-  EERSTE BEDRIJF. 137 charlotte. Lieve hemel! Is het gevaar zo nabij! — alderson. Het is de zaak van den Koning en zijne Generaals, hen afteweeren! Thans fpreeken wij niet van oorlogen, maar van trouwen: mishaagt u Sir a rtiiur? Spreek openhartig? Ik wil u niet dwingen , noch door mijn vaderlijk gezach een man doen neemen ;maar ik begeer geen' ontëerenden bedelaar. Stel mij een' man voor van rang, vermogen en eer,die mij bevalt,die zich door eene plechtige acte verbinden wil, om den naam alderson aanteneemen en op zijne nakomelingen voortteplanten, en bij zal mij wellekom zijn. charlotte. Dierbaare vader! uwe goedheid, uwe toegeevenheid.,,. alderson. Heeft haare paaien, dierbaare dochter: eenige dagen kunt gij u beraden, nog agt dagen; maar dan wordt gij getrouwd, — of door burlington of dooreen ander, —het is mij om het even, als hij zich flechts aan mijne voorwaarde onderwerpen wil. AGTSTE TOONEEL. Mistrisf hammon, de voorigen. alderson. Zie daar? onze goede lieve Mistrisf hammon. I 5 Mis-  j3g ALDERSON. Mistrisf hammon. Ach Mijlord! Misf! Die Franfchen! — die Franfchen'. — alderson Hebt gij hen wel recht vriendelijk ontvangen en in eene kamer gebracht. Mistrisf hammon. De hemel bewaare ons, Mijlord! waar denkt gij aan ? Het gantfche Leger is geland , flechts weinige mijlen van hier; men kan hen duidelijk hooren fchieten. alderson. Gij hebt een fcherp gehoor en een fijne reuk, Mistrisf. Mistrisf hammon. Gij fpot Mijlord! als zij nu eens komen.... alderson. Dan moet gij het trachten te verhinderen. Mistrisf hammon. Ach'. Het zweet breekt mij, uit enkele angst en fchrik, aan alle kanten uit. alderson. Ook uwe fuikerzoete Misf charlotte, heeft hartkloppingen, - maar om eene andere oorzaak, k heb haar zó even een geneesmiddel aan de hand «geeven, maar zij vindt het te bitter , en hoopt St zij m sfchien een aangenaamer zal kunnen vinden. Gij, Mistrisf, doet immers ook nog zo iets fode geneeskunde; mij dunkt .gij moest met de patiënt eens raadpleegen, en een.ge geneesmiddelen  EERSTE EEDnjF. 139 uitdenken , welke boven de mijne de voorkeur hebben ; het zal mij aangenaam zijn, indien uwe pooging gelukken mag. NEGENDE TOONEEL. charlotte, Mistrisf hammon. Mistrisf hammon De heer Graaf is heden in eencn goeden luim Nu.' wat fcheelt u hartjen lief? Niet waar, de tijding van de Franfchen ? charlotte. Dezelve is mij dubbel verfcbrikkelijk, dewijl mijn eduard misfchicn nog heden met zijn Regiment wordt opgeroepen, om hen tegen te trekken. Mistrisf hammon. Helaas! die verwenschte oorlog! charlotte. En 'er is nog daar en boven eene tijding, welke mijne droefheid ten toppunt voert. Mistrisf hammon. Lieve hemel, nog al meer ? charlotte. Mijn vader wil mij uithuwelijken. Mistrisf hammon. Uithuw de hemel zij met ons, gij zijt immers reeds zedert drie jaaren.... charlotte. Om 's hemels wil! fpreek niet zo overluid. Mis-  Ï40 ALDERSON. Mistrisf hammon. Nu ja!-gij hebt gelijk, ik vergeet mijzelven ; nu het zal niet weder" gebeuren. Mijlord fprak dus van uithuwelijken ? Ik had zulks wel verwagt. De jaaren fnellen voorbij en het is mijnheer om nakomelingen te doen, wijl hij zelf reeds wat te oud is, en ook van een tweede huwelijk niets hooren wil. Maar hij fprak immers ook van geneesmiddelen, van iets bitters, hetwelk u mishaagde, en.... charlotte. Daar onder verftaat hij Sir arthur. Burlington, die hem om mijne hand gevraagd heeft. Mistrisf hammon. Hoe! wat! om uwe hand gevraagd ' om de hand van eens anders vrouw, die reeds kinderen heeft...? Dat fchreit ten hemel! charlotte. Lieve hammon! Mistrisf hammon. Nu ja, het is ook waar...; die yerwenschte tong ! 't is als of zij door een uurwerk wierdt voortgedreven ! maar die tijding van de Franfchen heeft geheel mijn verftand verbijsterd, lieve hemel! als zij nu eens kwamen aanmarcheeren. charlotte. Het is eene menschlievende natie! voorzeker, de corlog maakt in veele gevallen uitzonderingen. Mistrisf hammon Wij hoopen dat die uitzonderingen zich voor ons ten besten zullen fchikken! maar waar fpraken wij ook van... ? c h a r-  eerste bedrijf. 14: charlotte. Van Sir ar tiiur's verzoek. Mistrisf hammon, Nu. die krijgt een neus van tien ellen lang, en een korf, waarin hij 'er twintig andere bergen kan. charlotte. Mijn vader heeft mij agt dagen toegedaan, om mij te bedenken ; maar dan . Mistrisf hammon. Weet gij wat, hartjen ? Zet u aan Honds neder en fchrijf alles, met eene zekere warmte aan e duar d, die zal u daarin ten besten raaden. charlotte. Dat zal ik; zonder tijd verlies! (Zij zet zich te fchrijven?) Mistrisf hammon. Ik hoop dat bij zelf mag koomen en met u een mondelinge affpraak maaken. Hij is reeds federt agt dagen niet hier geweest — en heeft zijn kleine sa abt] en, geloof ik , in geen zes weeken gezien. Het zal hem voorzeker zeer veel vermaak verfchaffen , als hij haar, na haare ziekte , zo fchoon en vrolijk weder ziet. Ook hebben de kinderpokjens geen het minde fpoor achtergelaaten. Dat arme wurmpjen! Ik dacht immers wel, dat het voorfpoedig gaan zou! nu, God lof! zij heeft het ergfte reeds doorgedaan , aandaande Hemelvaartsdag gaat zij in haar derde jaar, en ■ ja, eer ik het vergeet — mijne nicht lidij, is gisteren bij den Landhoevenaar aangekoomen ,'en heeft zich daar, op mijn aanraaden, voor saartjens, moeder,  is0 alderson. eduard. Dat is de vraag. arthur, eduard door een lorgnet bs. gluur ende. Ach! — als ik mij niet bedrieg, — (Tot Mistrisf hammon.) Is dit de officier, wien de onlangs uit Indien terug gekomen Admiraal zo grootmoedig heeft aangenomen? Mistrisf hammon. Juist dezelfde! De zoon van den ongelukkigen Hertog van salisburij; zijn vader was voorzeker een braaf man; — maar zo iets mag men niet overluid zeggen. arthur. Het is beter dat gij het denkt, en mij bij uwe meesteres aandiend. Mistrisf hammon. Aandienen? gelooft gij dat! Daar zijn de dienstboden voor. Ga maar in de voorkamer. arthur. Waartoe zo veele om Handigheden ? waar is haare kamer ? Ik zal mij zelve wel aandienen. (Hij wil heen' gaan.) eduard, hem tegenhoudende. Sir! ik geloof dat het in alle gevallen ongevoeglijk is, bij eene Dame onverwacht binnen te dringen. arthur. Sir! gij zult mij toch geene wellevenheid willen keren? e d u-  EERSTE B E d R IJ F, 151 eduard. U dezelve herinneren. arthur. Weet gij wel met wien gij fpreekt? eduard. Met Sir arthur burltngton. arthur. En gij durft n onderdaan ? eduard. Gij vergeet u zeiven, Sir! met mij fpreekt men niet ongeftraft op zulk een' toon. arthur. Dat ik dat gcfnap nog langer moet aanhooten. (Hij wil gaan.) eduard. Gij moet blijven, Sir! a r t h u p. Welk eene trotschheid! gij durft het waagen ! eduard. Eenen onbefchaamden achting te leeren. arthur. Duivel en dood. (De hand aan den Degen Jlaande.) Indien ik niet in Mijlords huis was — Mistrisf hammon. Hoe l wat moet dat? Gij zult toch geen geweid willen gebruiken? K 4 iDu-  152 ALDERSON. eduard. . Mijlords huis ? Gij hebt gelijk Sir! Zo iets Iaat zich beter in de vrijë lucht, onder vier oogen afdoen. arthur. Indien ik mij zoo verr' vergeeten konde! eduard. Nu, binnen weinige oogenblikken! (Zijn degen trekkende.) Mistrisf hammon. Het wordt waarachtig ernst. a r T h u r. Tk moet gaan ; want mijn geduld zou ten einde raaken. (Hij vertrekt.) eduard. Wij blijven bij eikanderen, Sir. (Hij volgt hem.) Mistrisf hammon. De hemel behoede en bewaare ons! Dat gaat nooit goed! Sir arthur! Sir eduard! Hoor toch eens hier! -— ó Hemel! daar werpt hij dien lompert voor zich van de trappen af, die naar den tuin leiden. — Zeker zullen zij eikanderen dan bij de ooren krijgen. (Angstig roepende.) Ach! hola! Is 'er niemand? geen mensen? geen christenziel? Ik moet heenen, om lieden te roepen, die het aan Mijlord zeggen kunnen... Ach! mijne arme,arme Misf, zij zal voorzeker fchrikken, . Einde van het eer/Ie Bedrijf. TWEE-  TWEEDE BEDRIJF. 153 TWEEDE BEDRIJF. EERSTE TOONEEL. alderson, william. alderson. Nu, Heer Kapelaan ? Ik zie het reeds aan uw neus — de berg is weder zwanger en in barensnood i . . . . wat is 'er? william. Sir arthur.. .. alderson. Bezigtigd de Wapenkamer, ■— william. Neen, Mijlord ! hij vecht. alderson. Hij vecht ? met wien ? william. Met Sir eduard van salisburij. alderson. Eduard? Is die hier? william. Hij kwam, om Mijlord zijne opwachting te maaken, Sir arthur beledigde en tergde hem — K 5 AL-  154 ALDERSON. alderson. En eduard nam het kwalijk; dat is zeer na^ tuurlijk! Waar valt dat groote werk voor? william. Dat weet ik juist niet; ik wenschte —■ alderson- Weet gij dat niet? Dacht ik niet, dat 'er een muis ten voorfchijn zou koomen. Ha, ha, ha! william. Zij melden beiden met bloote degens naar het park; maar of zij hunnen weg rechts of links genoomen hebben, "kan ik niet zeggen. alderson. Haast u dan om rechts en links de vechters optezoeken , om hen met eikanderen te verzoenen, of troost toe te fpreeken, wanneer 'er reeds één van hen in het gras ligt en troost behoeft. william. Gij fchertst, Mijlord, en de zaak is zo ernft'g, zij betreft het leven van twee menfchen! alderson. Nu, gij wilt toch niet, dat ik die gekken zal opzoeken en van eikanderen fcheiden ? Het is uw werk , lieve Kapelaan ! den overwonnenen tot zijn vertrek te bereiden , en de overwinnaar zal mij welkoom zijn. WILLIAM. Beveel ten minnen Mijlord, dat uw jaager mij de vechters in het park helpt opzoeken. A L-  TWEEDE BEDRIJF. iS5 alderson. Vermaan hen daartoe uit mijn naam. Maar gij behoeft u niet te overhaasten , want het geen gefchieden kon, is waarfchijnlijk reeds gefchied, al was het maar in dien tijd welken gij hier verpraatlW i L L i a m vertrekt fchielijk ) TWEEDE TOONEEL. Mistrisf hammon, alderson. alderson. Ziedaar! mijne lieve zoete hammon! Hoe ftaat het met de Franfchen ? Mistrisf hammon. Ach! niets van de Franfchen, Mijlord! iets veel ergers! Sir eduard. — alderson. Is gebleeven. Mistrisf hammon. Gebleeven ? Sir eduard? alderson. Nu ; ik dacht dat gij mij die troostrijke tijding kwaamt brengen. Mistrisf hammon. De hemel behoede en bewaare ons! om de gantfche waereld niet! Ik wilde u flechts zeggen dat Sir arthur hem fchrikkelijk beleedigd heeft, en —i A L—  150" ALDERSON. alderson. .En.dat eduard hem heeft uitgeëischt , dat zij beiden den degen getrokken hebben, en door den tuin naar het park geioopen zijn; ter rechter of ter flinker zijde, dat weet gij niet. Mistrisf hammon. Gij weet dus alles reeds5 Geen mensch kan hen vinden ! Ik liep wat ik loopen kon , om hen in te haaien; maar daar was geen denken aan. alderson. Ik geloof het wel! ha, ha, ha! Mistrisf himmoji. Lagch niet, Mijlord ! Het ongeluk is grooter dan gij denkt: ook mijne arme Misf — alderson. Mijne dochter? Mistrisf h mmon. Viel van fchrik in onmagt — alderson. En verlaat gij haar dan ? Mistrisf hammon. Zij is weder eenigzints herfteld en — nu liep ik fpoedig herwaards. <— alderson. Goed! Loop nu ook weder zo fpoedig derwaards , op dat zij niet van eene tweede onmagt overvallen wordt. DER-  tweede bedrijf. 157 DERDE TOONEEL. robert, de voorigen. robert. Mijlord kendale — alderson. De Admiraal ? (bij zich zeiven ) Hoe koom ik aan die eer! (overhad) Dat hij binnen koome! CR o s e k t vertrekt.) alderson. Nu, lieve, zoete hammo»! Drentel nu maar naar mijne dochter Mistrisf hammon. M.".-1;- de vechters, Mijlord? — alderson. Daar is reeds voor gezorgd; zorgt gij nu maar voor uwe lijderes! Ik zal u teritond volgen. (Mistrisf hammon, vertrekt.) Met dat al is die heer aanftaande Schoonzoon een wilde knaap! Hier in het Slot, en onder mijne oogen! .. VIERDE TOONEEL. Lord kendale, alderson. kendale. Goeden morgen, Mijlord! vergeef het mij... a l-  158 ALDERSON. alderson. Dat gij uwen nabuur , zedert uwe terugkomst uk de Jndiën , reeds eene enkele keer met uw bezoek vereerd hebt? — Nu gij koomt toch eindelijk ten tweeden maaien , en mijne vergiffenis volgt dus van zeiven — wees welkom. ken d a l e. Mijne wonden , Mijlord — het podagra... alderson. Zeer goed, Mij'ord! het is beter den dood te gemoet te hinken , dan te loopen! wij haaien hem nog altijd vroeg genoeg in. kendale. Zo denk ik 'er ook over. alderson. Gij zijt in den rouw, Mijlord — toch niet over de Franfchen? k e n d a l e. Waarachtig niet'. Bevond ik mij nu aan het fpits eener Vloot, zo zou ik hunne wijven en maitresfen gelegendheid tot rouwen geeven , dat zij gcduurende hun gantfche leven aan den.Admiraal kendale denken zoulen. Ik cger mij nu over den ouden wedway! Hij offert twee derde deelen van zijne Vloot, benevens eenige duizend dappere Britten op, en laat de Franfchen voorleden nacht onze oevers verrasfen, om flechts zijn ellendigcn grijzen kop te redden! Neen, Mijlord! dat floers geldt mijnen ouden broeder, den AartSbisfchop, die zijn gantfche leven door at en dronk, en voor eenige weeken, zat van wellust, zich uit de  IÖ2 ALDERSON, ften wil fpreeken; ik wil hem wel ontflaan om affcheid te neemen. robert, vertrekt. alderson. Die bloodaart! Hij laat zich ontwapenen! kendale. Van mijn Neef, Mijlord! Voor hem eene eer te meer. alderson. Te veel eer' Hij heeft den burgvrede gebroken , en den aan mij verfchuldigden eerbied uit het oog verlooren. Uw Neef vergeef ik het; hij wierd 'er toe gedwongen, en heeft zich van zijnen vijand met eer ontflagen. (Tot william.) Ga heen! Sir eduard zal mij welkoom zijn. william, vertrekt. ZESDE TOONEEL. kendale, alderson. alderson. Die fchaaker! wanneer hem die jonge Soldaat naar zijne voorouders gezonden had, ik zou 'er mij niet over bekreunen kendale. *t Fs nu beter, Mijlord! Sir arthur's vader heeft veel invloed! eduard mist zijne aanbeveeling, en A l-  TWEEDE BEDRIJF. 163 alderson. Aanbeveeling? Bij eene halve millioen, en een dapper hart...? kendale. Maar, Mijlord! Het proces van zijn' ongelukkigen vader wordt op bevel van den koning nog eens overgezien; men heeft reeds getuigen en bewijzen zijner onfchuld gevonden : wordt dezelve geheel beweezen, dan heeft eduard de grootfte hoop, van alle de goederen en de aangeërfde Titels van zijn vader, weder te erlangen. alderson. Hm! Dat zal mij vermaak doen. kendale. Wat dunkt u, Mijlord — als wij, zo de zaak eens een ander aanzien kreeg, onze oude onderhandeling eens weder op het tapijt bragren ? liens beftemdde gij uwe dochter voor den zoon van den Hertog van salisuurij ■— wanneer nu de vader onfchuldig bevonden, en de zoon in zijne vaderlijke rechten herfteld wierd ?..,. alderson. Dat is eerst de vraag! kendale. Beiden is reeds zo goed als bcflist! Ik wagt nog heden, in eenen brief van den Lord Kanfelier, de bevestiging. alderson. In dat geval — maar ik heb zo even den held Burlington hoop gegeeveii. — Wij moeten zien ! (Hij fc/ie/i.j L 2 ZE-  IÖ4 ALDERSON. ZEVENDE TOONEEILrobert, de vorig en, kort daarnet eduard. alderson tegen robert. Mijne dochter ■— robert, vertrekt. kendale. Daar koomt eduard! Nu koom wat nader bij ! Mijlord wenscht u te fpreeken. eduard tegen alderson. Mijlord! Befchaamd moet ik u om vergeeving vraagen —« alderson. Wegens die vechtpartij in het patk? Zij is reeds voorbij. Bemint gij mijne dochter? eduard. Mijlord.... alderson. Bemint gij mijne dochter ? eduard. Mijlord — ik kan niet... alderson. Niet ? eduard. Ontkennen , dat ik haar onuitfpreeklijk hoogacht , en... ken-  TWEEDE b E D R IJ f. 165 kendale. Lief heb! Nu fpreek voorde vuist, goede vriend! Mijlord weet alles! eduard, getroffen. Mijlord ? kendale. Bewilligt alles! alderson. Zacht, zacht, heer gevader! wij moeten 'er nog eens in 't bijzonder over fpreeken! derhalven — gij bemint mijne dochter? kendale. Ja, Mijlord! alderson. Mijlord! De fpraakdeelen van uw neef zijn hoop ik nog in goede orde. — (Tegen edoasd,) Derhalven ?. ■. eduard. Ik moet bekennen haar verftand, haare fchoonheid, haare.... alderson. Haare deugden en gebreken zijn mij bekend, zonder dat gij mij dezelve herinnerd! de vraag is, of gij haar bemint ? eduard. Ja Mijlord; met de uiterfte tederheid! maar ik vrees... alderson. Een Soldaat! Foei! L 3 e d u-  ifó ALDERSON. eduard. Uw misnoegen — uwe ongenade... alderson. Zo gij de Franfchen niet terug fiaat — ja; buiten dat, zijn wij vrienden. eduard. 6 Mijlord ! zo veel goedheid. alderson. Wij moeten dezelve eerst optellen, om te zien, of het facit de moeite beloont, om een zo wijdloopig dankadres aanteneemen. AGTSTE TOONEEL. charlotte, de vorige n. alderson. Nu, hoe gaat het Misf? zijt gij van uwe onmagt bekoomen ? charlotte. Lieve .vader. — alderson. Vrouwen zijn en blijven vrouwen! onmagten bij het prikken eener naald, en tijrannij, zo dra. men zijn oog aan bloed gewent. Bemint gij dien jongling ? (Op eduard wijzende.) charlotte. Mijn vader — alderson. Bemint gij hem? c h a r-  TWEEDE B E D R IJ F. 167 charlotte. Mijn vader — ik — alderson. Mijn geduld doet heden een meesterftuk! charlotte, beevende. Ik moet bekennen , dat ... kendale. Ik zeg het u in vertrouwen, Mijlord — zij bemint hem. alderson. Ik zeg het u in vertrouwen, Mijlord ! Ik vraag het u niet, maar in 't bijzonder mijne dochter. Nu? een andwoord, Misf! charlotte. Wanneer gij het volftrekt beveelt ~- alderson. Wie beveelt, vraagt niet! Ik wil weeten — kendale, zacht tegen charlotte. Spreek geheel openhartig. alderson. Vervloekte fnapper 1 nu ? charlotte. Wanneer gij — inderdaad — ik moet bekennen hij heeft eigenfchappen... alderson. Die heeft iedere gek. L 4 c h a r-  l63 AI/JDERSOK. charlotte. Deugden ■— voorrechten — die mijne genegenheid — mijne achting — mijne liefde verdienen,. alderson. Derhalven bemint gij hem? charlotte Ja, mijn vader. alderson. En gij jongen heer? eduard. Ik bemin haar onuitfpreeklijk. alderson tegen kendale, Koom Mijlord! kendale. Beveel Hechts. alderson, In mijn Kabinet. charlotte en eduard tegelijk dehanqi van alderson kusfende. charlo tte. Lieve Vader! eduard. Mijlord! alderson. Uw gehoorzaame dienaar! koom hier heen oude, maar overhaast u niet. K e N-  TWEEDE 3 E D R IJ F. 1(50 KENDALE. Gij laat mij de revue pasfeeren, Mijlord! alderson. Wanneer mijne oogen maar deugden ! Ik kan niet onderfcheiden of gij hinkt dan ftruikelt. kendale» .Nadat de grond is, Mijlord! Hierop het aardrijk hoop ik nog te danfen. alderson. Het zal mij vermaak doen! Maar de Franfchen moesten op het bal niet de muziek geeven. k e n d a i. e. Wij willen het niet hoopen, Mijlord! wij willen het niet hoopen ! (Hij gaat heen.) alderson, volgt hem. NEGENDE TOONEEL. charlotte, eduard. eduard, charlotte in de armen fnellende, & Mijne dierbaarfte! uw vader is'onbegrijpelijk goed! De levendigheid en vriendelijkheid', waarmede hij de bekendtenis mijner liefde aanhoorde, doet mij alles hoopen. charlotte. Naauwlijks kan ik hetgelooven! Deeze haastige verandering zijner voorneemens — L S EDO  170 ALDERSON. eduard. Heeft mijn goede Oom bewerkt — aan zijne voorfpraak alleen hebben wij ons geluk te danken! 6 mijne geliefde! zo zal ik dan eindelijk aan de w'aerel 1 vrijelijk durven bekennen , dat gij mijn eigendom, mijne geliefde, mijne echtgenoote zijt? welk eene zaligheid ligt 'er voor mij in dat vooruitzigt opgeilooten!.... charlotte. Wanneer wij het zelve nu eerst volkomen verkregen hebben , wanneer 'er nu geene nieuwe hindcrpaalen — eduard. Voorzeker niet, lieve en ar lotte! mijn oom zal uw' vader alles toegeeven ; alles aan zijne eigene, fchikking en willekeur overlaaten; hij heeft het mij beloofd — en uw vader zelve — hij fprak met zulk eene warmte, welke mij verrukte, drukte mij de hand, noemde mij zijnen vriend. TIENDE TOONEEL. Mistrisf hammon, de v00rigen. Mistrisf hammon. Vreugde boven vreugde, kindertjens! Alle uwe onheilen neemen een einde! Zo even ontmoeteden mij Papa met Mijlord kendale — ,, De vinger „ ge' [pitst,-" riep hij mij toe — ,, 'er moet bruids „goed bezorgd wordend waartoe,Mjlord ?voor wie ? ,, Nu naar uwe fuikerzoete chak lotte „ gedrenteld, daar zult gij het nieuws hooren-" — Aanftoncis gaf hij eenen kamerdienaar bevel, om  TWEEDE B E D R IJ P. 171 om die beiden Notarisfen, welken gisterenavond, om het vervaardigen van een koopcontract hier aangekoomen zijn, ten fpoedigften bij hem te roepen , om eene trouwbelofte opteftellen. Ach kindertjens 1 Ik was bijna van vreugde in onmagt gevallen! charlotte. 6 Die goede, liefderijke vader! Mistrisf ham m o n. ja — dat is nu alles zeer goed en voortreffelijk! maar, hoe zal het gaan, kindertjens, wanneer het trouwen zelve zal gefchieden ? — lieve hemel! gij kunt u toch niet tweemaal laaten trouwen! charlotte. Hammon uwe aanmerking verfchrikt mij. In dit oogcnblik gevoelt mijn vader misfchien de dwaaze vreugde, de oorzaak van ons geluk te zijn; wanneerhij nu ontdekt ... Mistrisf hammon. Het beste middel is — dat wij zo lange zwijgen tot dat de contracren ondertekend zijn Hij mag daarna vrij losbulderen en alles weder willen herroepen ; maar wat gefchreeven is, is gefchreeven, en wat gefchied is, is gefchied! charlotte. 6 Hemel! Ik fidder bij deeze gedachten ! EDUARD. Mijn Oom moet middelaar zijn; en hem, zoo behoedzaam als moogiijk is, voorbereiden — Mis-  172 ALDERSON. Mistrisf hammon. En dan zal ik 'er ongemerkt dat lieve zoete sa art jen bij baaien; die zal hem zo lang kusfchen en ftreelen, tot dat hij weder bedaard is, tot dat ... EDUARD. Mijne sara! Ik kan het oogenblik naauwlijks afwachten, om haar te zien. ELFDE TOONEEL. kendale, de voorigen. kendale. Lieve kinderen! alles is in orde ! Mijlord volgt mij op den voet na; bij geeft zijne toeftemming en zelfs wanneer gij uw proces verliezen mogt ; hij verlangt alleenlijk, dat gij in het vervolg den naam aldekson voeren, de Franfchen uit het land helpen jaagen, en dan van de armée uw affcheid neemen zult, eduard. Mijn weldoender ! mijn vader! Aan u heb ik mijn geluk, mijne rust en mijn leven te danken. Mistrisf hammon. Ja, alles is zo gewenscht als mooglijk is, maar de veldtogt tegen de Franfchen wil mij maar niet in het hoofd. Wanneer gij nu — ik fidder en beef bij de bloote gedachten — wanneer gij nu ~- de hemel zij met ons, eens doodgefchoten wierd en die mooglijk heid is toch daar — wat baat dan alle toeftemn ing ? c ii a r.1  TWEEDE BEDRIJF. 173 CHARLOTTE. Ach hemel ! Die gedachten is verrchrikkclijk! zo nabij ons geluk en nog meer nabij onzen ondergang. EDUARD. Voedt deze droevige erinnering niet, mijne dierbaare! de oorlog met onze vijanden is minder gevaarlijk dan gij denkt! Hunne landing was eene onbezohrene onderneeming, welke zij zich misfcbicn in dit oogenblik reeds beklaagen. Zij kunnen en zullen , met hun gering getal troupen, hoe dapper die ook zijn mogen, het tot geen beflisfenden fiag laaien koomen —■ TWAALFDE TOONEEL. ALDERSON, DE VORIGEN. ALDERSON. Nu, oude ! uw neef heeft, hoop ik, niets tegen mijne voorwaarde? KENDALE. Het geringfte niet! De wenfchen van de beide gelieven zijn de uwe. ALDERSON. De notarisfen zijn reeds druk bezig en zullen cogenbliklijk volgen. Die beereu van de kunst hoorèn overal thuis, en hebben hunne inftrumenten in alle gevallen bij zich ; koop-, pacht- en buwlijks contracten ; zij mogen 'er nu één van invullen en alles is in orde. KEN-  174 ALDERSON. kendale. Zo veel te beter. alderson. _ Nu, Misf! het gaat wat fpoedig , zo als gij ziet, zo na mijne gewoone wijze van handelen, ook hebben wij niet veel tijd te verliezen; want als het met de Franfchen eens ernst wordt dan moet de heer gemaal naar 't veld 1 Mistrisf hammon. Ach die verwenschte Franfchen! Ik zou hen de oogen kunnen uitkrabben! alderson. Gij zoud daar mede welligt uw nagels verliezen, Mistrisf, en die zult gij toch, in geval gij weder trouwen mogt, hoog nodig hebben ! Mistrisf hammon. ö Mijlord fchertst altijd. alderson- Geeft eikanderen derhalven de hand, en zweert eikanderen eeuwige trouw; het verftaat zich, dat deeze eed zien ijderen morgen vernieuwen moet — en ontvangt mijnen zegen , met een half millioen ten huwelijk. eduard, Mijlord! Weiden, hem te geV lijk de hand kuscharlotte, mijn vader! \ Jende. alderson. Welke verdubbeld wordt, zo dra het l a dij behaagen zal, mij, door eenen jongen alderson, tot grootvader te bevorderen. Mis-  TWEEDE B E D R IJ F. 175 Mistrisf hammon, ter zijde. Ach Heere Jemeni! Als onze saartjen nu eens een Jongen was, wat zou dat voortreffelijk zijn! — alde rson. Krijgt gij geene kinderen, dan is mijn vloek uw erfdeel"! Dat begrijpt gij, jongen heer! Mistrisf hammon De hemel behoede en bewaare ons! De menfchen Zullen toch wel geene kinderen toveren ! alderson. Elke dag wordt mij reeds dierbaarder; derhalven maak ik met uwe vereeniging den meesten fpoed. Krijgt uw man bevel om Oen Franfchen tegen te trekken, en wordt hij dood gefchooten, zoo moet zijne plaats aanftonds door een ander vervuld worden; komt hij gelukkig terug, het welk ik van harten wenfche, zo neemt hij zijn affcheid, wordt een goed huisvader en legt 'er zich op toe, om mijne wenfchen te vervullen. —. Ha! Daar komen onze contract-fmeders. — DERTIENDE TOONEEL. HAIJj frick, de voorigen. alderson. Is alles gereed ? h a ij. Alles, op het ondertekenen na. a l-  I?5 A t D E R S O N. alderson. Laat eens zien! — zij zijn immers van gelijken Inhoud ? (het contract overlezende) Den naam alderson voor zich en zijne nakomelingen aanteneemen .. . Vijfhonderdduizend Pond voor de eerfte mannelijke erfgenaam. Zeer goed! (Jegen kendale) Zie daar Mijlord — lees het. kendale, het contraEï doorloopende. Hm! hm! Alles is goed, tot aan den manneiijken erfgenaam; daar moet de hemel borg voor ftellen! alderson. Ten minden wil ik hem daar toe zijnen mildfïen zegen afbidden. kendale. Gij brengt den jongen man in verlegenheid ^ Mijlord! (tegen eduard) wilt gij het leezen , vriend ? eduard. Het is onnodig, lieve oom! uw wil is de mijne.- kendale. En gij, Misf ? alderson, het contratJ terug neemende. 7.ij kent haareu vader! Ziet daar > ■ Heeren pennelikkers, voleindt uw werk! Laat het onderte. kenen. VEEM.  TWEEDE B E D R IJ F. 177 VEERTIENDE TOONEEL. robert, de vooricen, daarna een kamerdienaar van den Admiraal kendale. alderson. Wat is 'er? robert. Een Kamerdienaar van Mijlord kendale bevind zich in de voorkamer. kendale tegen eduard. Zonder twijffel met tijding van den Kanfelier — (tegen alderson., Mijlord, vergun mij....! (hij wil gaan.) alderson. Blijf hier oude! De Kamerdienaar heeft waarjchijnlijk jongere beenen — QTot robert) laat hem binnen komen. robert, wil gaan. kendale. Ik hoop, Mijlord, dat mijn neef thans de verbindtenis met uwe dochter volkomen waardig zal zijn. de kamerdienaar, komt binnen en geeft zijn' Heer eenen brief. kendale. Vergeef mij , Mijlord! (Hij breekt den brief open en leest denzelven met toeneemende vreugVII. deel, M de.)  TWEEDE B E D R IJ F. 183 Wanneer hij zijn woord eens introk!... Ik beef bij die gedachten. ken d a l f, Veinzerij ! Den Hertog van Salisburij met onmeetbaare rijkdommen, aan eene gril op te offeren ! Dan móest hij al zijn verftand verlooren hebben. Mistrisf hammon. De duivel mag hem betrouwen! wij hebben hier meer van die grappen! eduard. Hoort toch, lieve oom ! Het is misfehien nog tijd! laaten wij hem volgen... kendale. En ons belagchelijk, ja geheel verachtelijk maaken ? eduard. Ik vrees alles! kendale. Gekheid, zeg ik u! Hij zal terugkomen; de zaak als 't ware overlegt hebben, twijfelingen opwerpen , zwaarigheden maaken, en eindelijk ja zeggen. Ik ken de kunsrjens van die lieden. Zij willen gaarne altijd gelijk hebben ; wanneer men hen nu daarin toegeeft, en als dan nederig verzoekt , laaten zij eindelijk hunne hoogheid vaaren ... en doen wat zij willen. Mistrisf hammon. Moest ook die vervloekte brief juist komen in het zelfde oogeublik, dat men het contracf ondertekenen wilde! M 4 KEU-  184 ALDERSON. KENDALE. Juist ter rechter tijd. Mistrisf! was dezelve een paar minuuten laater gekoomen, dan hadden wij nu een duivelsch gekakel; de voorwaarden waren ondertekend, wij moesten dezelven met of tegen onzen zin vervullen, en misfchien alle de gunstbewijzen van den Koning aan den fpijker hangen! ZESTIENDE TOONEEL. HAIJj f rick., de voorigen. Mistrisf hammon. Ha! daar koomt eene boodfchap! kendale. De twee Notarisfen ! — (tegen eduard) waarfchijnlijk heeft hij zijne toeftemming onder in het contract gezet, en het geheel doorgeftreeken j wij willen hooren. haij tegen kendale. Mijlord heeft ons bevoolen, uwe heerlijkheid dit papier te overhandigen kendale. Zal hij zelf niet komen ? h a ij. Daar twijffel ik aan (Hij wil heen gaan.) kendale. Vertoef een oogenblik !• (Het papier openende.) H A IJ.  TWEEDE BEDRIJF. 185 h a ij. Daar toe zijn wij niet gemagtigd. Wij beveelen ons in Mijlords gunst, en wenfchen hem eene voorfpoedige reize, (Htj gaat met f r i c k af.) kendale. Eene voorfpoedige reize ? Mistrisf hammon. Heb ik het niet gedacht ? eduard. Lees toch! lees toch ! kendale, leeSt. „ Wijl men het waagen durft. bij het fluiten van „ het contract zijn woord te rug te neemen en mij „ geheel onwaardige voorwaarden voor te Rellen ; „ zo verklaar ik bij deezen, op mijn woord van „eer, voor Notarisfen en getuigen: dat mijne „ dochter ter geener tijd, en op geenerlei je voor„ waarden, met eduard Hertog van Salisburij „ in den echt zal treden De Hertog en zijn oom „ worden daarenboven te-t ernltigfte herinnerd , „hun vertrek uit mijn Slot te befpoedigen, dewijl „ ik mij anders zou genoodzaakt zien, hen, mijne „ bediendens tot geleide optedringen. george, graaf van alderson. kendale. Hagel en weerlicht! eduard. Ik lïa verbaast. Mistrisf hammon. Daar hebben wij nu die toeftemming! M 5 ken-  DERDE BEDRIJF. 189 DERDE BEDRIJF. Het Tooneel verbeeldt de Kamer van charlotte. EERSTE TOONEEL. charlotte. (Aan een tafel zittende en eduards beeld, tenis befchouwende.) Gij zijt mij dan ontrukt, dierbaare! voor wien alleen ik thans leeve ? — ik zal u dan niet weder zien? 6 Hemel! Alles ftormt op mij aan, van alle zijden pakken zich donkere wolken t'ïamen —■ en geen troost, geen enkel fpoor van hoop ! Men koomt ! (de beeldtenis befchouwende.) Afgod mijner ziel! koom aan mijnen bo.zem, die lieeds voor u klopt! (dezelve aan haar en boezem verbergende.) Hier blijft gij de mijne — voor eeuwig de mijne! TWEEDE TOONEEL. Mistrisf hammon, charlotte. Mistrisf hammon. Ach engellief! Eindelijk kan ik u toch een oogenblik ongeftoord fpreeken —. hier — hier is een brief van eduard. c ii a r-  190 ALDERSON. charlotte. Van hem ? (Zij breekt den brief nieuwsgierig open.) Van hem — den eenigen ! (Zij leest.) „ Lieve chaklotte: Ik wil alles opofferen om „ u te bezitten, en onderwerp mij aan de voor„ waarde van uwen vader! Laat vrij mijn oom „ raazen en de koning mij zijne gunst weder ont„ trekken ; in u, mijne dierbaare ! vind ik alles; „ hoogheid, rijkdom, het hoogde geluk mijns le„ vens! Voorwendende dat ik naar het Regiment „vertrek, verlaat ik Westernij, en ijle naar Al„ derfon, in uwe armen ; nog op dit oogenblik ..." 6 Eduard! uw moed, uwe liefde! Alles, alles wil hij voor mij opofferen !... Maar zonder rang, zonder vermogen, in de oogen mijns vaders — ondankbaar in de oogen van uwen oom ! ... ö Eduard ! Gij hebt dit niet overdacht! Gij hadt flechts eenen vijand — nu zullen beiden u haaten. Mistrisf hammon. 'Er wordt geklopt! verbergen wij fpoedig deezen brief! ach! het is onze vriend william. DERDE TOONEEL. william., de voorigen. charlotte. Wees welkoom, edele goede man! Gij neemt nog deel in mijn ongeluk. william. Behaagde het den hemel, dat ik hetzelve verzachten konde. Maar thans ben ik Hechts een getuigen uwer rampen , men heeft mij, helaas! den onzaligen pligt  DERDE BEDRIJF. Igl pligt opgelegd, om dezelve nog te vergrooten ! —■ Mijlord.... charlotte. Mijn vader? william. Heeft mij gelast, u te zeggen , dat gij u gereed moest houden, Sir arthur buriington nog heden uwe hand te geeven. charlott.e. Aan burlington? Mistrisf hammon. De hemel bewaar' ons! Dat hebt gij mis verdaan , heer Kapelaan ! Die is immers duur Mijlord zeiven van de hand geweezen. william. .Maar ook weder terug geroepen , om zich ann Sir eduard onmiddelijk te wreeken • binnen weinige minuuten zal hij hier zijn. De Notarisfen ontwerpen reeds een contract. en Mijlord heeft mij bevoolen, tot uw huwlijk alles in gereedheid te houden. charlotte. Hemel! Mistrisf k a m m o n. Nu, dat is nog erger als erg. charlotte. Waar zal ik heenen? waar zal ik redding vinden? william. Gij ziet hoe ik zelve ten uitcrlr.cn verflaag-en ben!  DERDE B E D R Ij Ï*V IC5 met vreugde van allen de gunden des konings affland doen, om zich uwe vergiffenis, mijn bezit waardig te maaken, —• alderson, Ik zou mij over hem bedroeven , wanneer hij om het verlies cener vrouw en niet uit liefde voor zijn vaderland , zijn leven ten besten gaf; en ik zou hem verachten , wanneer hij laaghartig genoeg wasj zijn leven te fpaaren, om u te bezitten ! In beiden gevallen is zijn vonnis geveld. charlotte. Gij veld ook mijn vonnis , belluit ook mijnen ondergang! ö Mijn vader. Gij weet niet... Gij bereidt ook u zeiven doodelijkc kommer , uitteerende kwellingen, bittere rouw .... alderson. Hammon! Bezorg gij toch eenen verkoelenden drank voor Misf, om een vuur te dempen, het welk haar geheel verleidt, de achting voor haaren eigenen vader uit het oog te verliezen. William! Het is uwe zaak, die buitenfporige door reden tot haar verftand te brengen, haar te zeggen, dat mijn Wil onherroepelijk is, dat Sir arthur, de eenigë zoon van den Graaf burlington, ten hoogden binnen een uur, onder d.n naam van alderson» haar gemaal zal zijn. (Hij wil gaan.) william. Mijlord! Gij zijt mijn gebieder mijn weldoener! Het is mijn pligt uwe beveelen te gehoorzaamen } maar even zo heilig is mij de pligt, u, uit kragt van het ambt het welk ik bij u bekleede, op eenebefcheidene wijze mijne aanmerkingen mede tedeelen j «m daar door, zo het mogelijk is, te verhinderen n 2 m  105 A L D E R S O NV dat 'er uit de blinde volvoering uwer bevelen geene misdaad ontfta. Mijlord , gij zijt de vader van deeze uwe eenigfte dochter. Gij keurt haare neiging voor den Hertog van salisburij af, en hebt het recht, haar de nadere verbindtenis met haaren geliefden te beletten ; maar haar te dwingen, eenen anderen te trouwen, dien zij niet bemint... alderson. Heer Kapelaan! het zou mij lief zijn, zo gij deeze lijst van vaderlijke voorrechten, en uw gevoelen omtrent derzèlver grenspaalen , eens op fcnrift ftelde — en , op dat gij in deczen zo gewigtigen arbeid niet door andere verrigtingen zoud gehinderd worden ; zo ontfla ik u hier mede uit mijnen dienst. william. Mijlord!... charlotte. Mijn vader!... alderson. Gij vertrekt, op dat mijn jaager u niet, tegen uw wil, tot geleider ftrekke, zo fpoedig als mooglijk is; mijn huishofmeester zal u uwe goederen en jaargeld nazenden. (Hij fchelt.~) Mistrisf hammon. De hemel behoede en bewaare ons... alderson. Ook u, voor fchade en onheilen. V IJ F-  D -EBDE BEER ij F. ï0? V IJ FDE TOONEEL. robert, de voor ig en. alderson. De Heer Kapelaan zal vertrekken; dat men aanitonds een wagen bezorge! Jk beveel mij in uw aandenken, Sir! J william. Mijlord! mijn oogmerk.... alderson. Zonder pligtpleegingen! william. Gij wilt bet Mijlord , en ik moet geboorzaamen; maar nog eens bid ik, bezweer ik bet u, om uwe eigene rust en welvaart wille, verfchoon uwe dochter! (Hij vertrekt, robert volgt.) alderson. Mistrisf hammon, laat u dit voorbeeld tot eene vriendelijke waarfchouwing (trekken— en gij Misf, houd u gereed uwen aanftaanden gemaal, volgens mijn oogmerk, op eene gepaste wijze te ontvangen. ZESDE TOONEEL. charlotte; Mistrisf hammow. Mistrisf hammon. De Hemel zij ons genadig en barmhertig! wat zal er van dit alles worden? Men is zijn leven met meer zeker! N 3 C H A E-  DERDE BEDRIJF. 203 jaaren mijner liefde waardig. Het ongeluk van den ouden Hertog bragt in het voorreemen mijns vaders veel verandering te weeg, doch niet in het mijne. Eduard en ik beminnen eikanderen noch met dezelfde tederheid, en zullen elkandereii ecuwig beminnen! — voleind nu Sir — arthur. Gij verbaast mij , Misf! Zoudt gij u wel zo diep kunnen vernederen, om eenen verworpenen, wiens vader op het fchavot zijn leven derfde, van wien hij niets dan zijne fchande erfde, die noch rang noch vermogen bezit.... — charlotte. Gij zijt kwalijk onderricht, Sir' Ik bemin t-duard, den zoon van den onfchuldig ter dood gebragten en thans gerechtvaardigden Hertog van s a lis15 u rij, tot welken rang hem de Koning eerst onlangs verheven had. Ik bemin in hem eenen der cdelmoedigfte der beminnenswaardiglle mannen in het koningrijk... arthur. Nieuwigheden boven nieuwigheden! charlotte. Welke mijn vader zelf u bekragtigen zal. a r t h u r. Misfehien! Intusfchen hoop ik dat mijne poo. gingen — charlotte. In alle gevallen vruchteloos zullen zijn. A R-  •E04 A L D E R S O N. ARTHUR. Het fmert mij dit vonnis uit uwen mond te .hooren ! Alleenlijk — niettegen ftaan de dit alles, zal onze verbindtenis doorgaan. De zaak is reeds te •verr' gekoomen, de contracten worden reeds geleed gemaakt, en zullen ons binnen weinige minuuteu worden voorgelegt — mijne te fpade komende afftand zou uwen vader onverzoenlijk beledigen , den toorn mijns vaders opwekken en mij in de oogen der waereld befpottelijk maaken. — CHARLOTTE. ö Sir! bedenk toch de gevolgen! — ARTHUR. Ik zie thans niets dan u, fchoone Misf, denk aan niets dan aan het geluk, u als mijn eigendom te bezitten; het overige laat ik aan den tijd over; gij zijt zo dikwijls met uwe bitterde vijanden verzoend , gij zult derhalven ook uwe tegenkanting maatigen. CHARLOTTE. Nooit Sir! Mijn leven lang zal ik u haaten, als den moedwilligen ftoorer van mijn geluk en mijne rust; die mij mijnen gantfchen leeftijd ontftal, en alle mijne vreugde voor eeuwig vergiftigde. Ik zal een affchuw van u hebben, ja, u vervloeken ! — ARTHUR. Gij maakt u driftig, Misf — ik moet deeze bui vrijelijk laaten uitbulderen. — Ik ga intusfchen bij uwen heer vader, om hem van de heufche wijze, waarop gij mij ontvangen hebt, verflag te doen. C H A R*.  PERDE BEDRIJF, 205 CHARLOTTE. Man ! man! om 's hemelswil niet naar mijnen vader! Wat ik zeide, was onoverdacht; ik wi? flechrs tijd hebben, om te bedaaren, en het mij ongetrouw geworden verftand terug te roepen ; misfehien — ARTHUR. Op dien toon , Misf — CHARLOTTE. Die zal mij eigen worden; ik wil trachten mij er aan te gewennen, ik wil mijne poogingen aanwenden om de bevelen mijns vaders te gehoorzaamen; maar tijd, uitftel. — ARTHUR. Het eerfte beloof ik u. Mijlord zal geene klasrten booren; maar tijd kan ik u nier beloovenö w heer vader bepaalde het ; wegens des Kapelaans afweezenhcid heeft hij eenen geestelijken van het naaste Kerfpel bevel doen geeven, zich, ter vol trekking der plegtigheid, nog deezen avond hier te bevinden. CHARLOTTE. Nog deezen avond? Ja, dit is noodzaaklijk — zo moet ik...l Ja, ja, ik wil! Ik verzoek flechts eemge uuren! Gij vermoogt alles bij mijnen vader; vlieg heenen, fmeek hem voor mij 0m deeze laatfte weldaad ! J ARTHUR. Eer het huwelijk voltrokken wordt, konden 'er welhgt nog eemge uuren voorbijloopcn ; maar de ondertekening der contracten —■ C H A JU  DERDE BEDRIJF. 2T£ een brief aan den Generaal stormont fchrijven en hem verzoeken den minzieken Ridder dadelijk naar het leger te ontbieden. Mistrisf HAMMON. De Hemel behoede en bewaare ons, Mijlord! 'er ontbreekt nog een Uriasbrief. alderson. _ Mistrisf! De Kapelaan kan nog niet verr' van hier zijn ; wanneer gij lust hebt hem te volgen, zo hebt gij Hechts te bevelen! Mistrisf hammon. Ik fpreek geen woord, Mijlord —- maar Misf... alderson. Zal morgen omtrent deezen tijd, als gemalin van Sir arthur EURLiNOTON, door haare nieuwe onderdaanen op Berkfchire worden ingehuldigd. charlotte. ö Hemel! alderson^ Wel nu, wat is het? charlotte. Eisch van mij de ftrengfte gehoorzaamheid, mijn vader, alleenlijk niet tot eene verbintenis met Sir ARTHUR. alderson. Hm! 't is wonderlijk ! Ik dacht dat die vraag reeds lang beflist was. charlotte. Van mijne zijde nooit! O 4 u-  2I<5 ALDERSON. ALDERSON. Eigenlij't ook maar uit plegtigbeid. Dan wij fpreeken hier niet van willen , maar van de opvolging mijner bevelea. charlotte. Ik kan niet, mijn vader. alderson. Men zal middelen vinden om den onvermogenden te onderfteunen. charlotte, half ter zijde. Wreedaartig ! onverbiddelijk! alderson. Misf vergeet dat zij tegen haaren vader fpreekt! charlotte. Neen, mijn vader! Ik misken de pligten eener dochter niet; maar eene onoverkoomelijke hinderpaal dwingt mij, u om uitftel en medelijden te fmeeken. alderson. Eene onoverkoomlijke hinderpaal! Die moet zeker buiten de grenzen van mijne nog tamelijk gezonde vijf zinnen beftaan; zoude het u ook behaagen , Misf, mij daaromtrent eenige onderrichting te geeven? charlotte. Hoe kan, hoe durve ik dit doen ? B'j het voorneemen het welk gij mij te kennen geeft ? ö Mijn vader ! Ik heb uwe liefde verlooren! A L-  DERDE BEDRIJF. Hf alderson. Misf voegt bij haare dwaaling; nog blohartigheid en beledigend wantrouwen! Doch om mijne dochter een bewijs te geeven, dat haar vader, noch gevoel, noch liefdeloos is, zo wil ik het die onzinnige vergeeven, wanneer zij zich door vertrouwen mijner vergeevmg waardig maakt. Derhalven — die onoverkoomlijke hinderpaal ? — charlotte. 6 Mijn vader 1 Ik lidder!... alderson. Waar voor ? Js deeze hinderpaal, zo als gij zegt, onoverkoomlijk; zo kan ik u dezelve niet te bovenbrengen: is het eene berfchenfchim, waar aan ik geenzins twijffel, dan is het mijn pligt u hier van te overtuigen ; derhalven - ik verzoek — charlotte. Mijn vader — alderson. Ik beveel 1 charlotte, ter zijde. Zie hier het beflisfend oogenblik! — (zacht tegen ha mm on.) Breng gij mijne sara mijne Jaatfte hoop! Zij moet mij onderfteunen. Mistrisf hammon. Als het maar goed gaat! Ik beef als een blad! O 5 ZES-  2i8 ALDERSON". ZESTIENDE TOONEEL. alderson, charlotte. alderson. Dat geheim moet van bijzonder veel gewigt zijn, wijl men de bediendens verwijdert. charlotte, nadert ha ar en vader langzaam en fidderende. alderson. Gij beeft ? (op eenen goedhartige» tooii) waarom, c h a r l o t t t ? Wat is hier de reden van ? charlotte. 6 Hemel! •.. Hoor ik eindelijk weder den naam charlotte uit uwen mond? Een bewijs dat uw hart nog niet geheel en al voor mij gefloten is. alderson. Dat was het nooit! nu — uwe opheldering? charlotte. Mijn vader! ALDERSON. Vertrouw mij. charlotte, zinkt aan zijne voeten neder en omvat zijne knieën. Mijn vader! alderson. Dat ben ik I — nu ? charlotte, innerlijk ontroerd. ja dat zijt gij ! Dat zegt uw toon, uw gelaat, dee-  derde b e d r IJ f. 2lg deeze rooging om uwe diepvernederde dochter op te richten. Ik wil het wnagen ■— ik moet «— moet uwe vergiffenis afbidden of fterven! alderson. Liever het eerfte! Maar laat ik toch eindelijk hooien wat 'er te vergeeven is! charlotte. Eduard — het voorwerp van uwen haat.». alderson. Eduard? >— Nu, vervolg. charlotte. Is.... is.... mijn Gemaal! alderson, haar hevig weg Jlootende. Uw Gemaal! charlotte. 6 Hemel! alderson» Hij? — Hij uw Gemaal? charlotte. Ik fmeek u om vergeeving. al derson. Ellendige! charlotte. Dat ben ik ■ ja voor altoos ellendig, wanneer gij het mij niet vergeeft. alderson. Mijn vloek ruste op u, en op uwen verleider! c h a R-  220 ALDERSON. charlotte. In 's hemels naam, mijn vader (zij richt zich op en valt voor hem op de kniënh) vervloek mij niet. Ontferm, ontferm u over mij, mijn vader! alderson. Weg van mij. (Hij rukt zich van haar af, en gaat in hevige drift over het tooneel.) Dit was dan de ftreek, welke het nijdig noodlot nog voor mij bewaarde! ó Woede, wraak! wraak! ZEVENTIENDE TOONEEL. Mistrisf hammon, li dij, sara, de v o o r i g e n. charlotte, fpringt op en wenkt, met alle tekenen van angst, om te rug te treeden. Niet nader; in 's hemels naam. Mistrisf hammon. Hemel! Heb ik het niet gedacht! charlotte. Alles is verlooren! Ik heb geen vader meer. alderson. Wat is dat ? ( Tegen l i d ij , die met s a r a te rug wil keeren.) Hier! charlotte, sara naar zich trekkende. Bij mij! Mijn eigendom! alders0n_ Een gebroed van salisburij? c h a r-  DERDE BEDRIJF. 221 CHARLOTTE. Mijne dochter! De dochter van eduard? Zo er nog_ een vonkjen gevoel in uwen boezem verborgen is, zoo erberm u over dit kind ! (Het kind haaren vader voorhoudende.) Het is mijn bloed — uw bloed — het kind van uwe dochter! alderson. De fchande van mijn huis! Wee hem! Wee u J charlotte, ziet hem eenige oogenblikken zeer fier k, m deezen toeft and aan ; zij laat eindelijk het kind nederzinken. Li dij grijpt het. 'Er is dan geen barmhartigheid? Geen redding UKa eemg zwijgen.) Voort! voort! met het onfchuldig wicht. Ook haar dreigt de vloek! voort' voort.' (Zij wenkt met beide handen, dat men zich met het kind zal verwijderen. Lidit neemt Sara op en draagt haar van het toonèel Mistnfs hammon volgt.) Ik ben het offer! Ik alieen heb gezondigd 1 ik alleen moet de fmane draagen! a - ALDERSON. Alle mijne hoop is vernietigd ! Schande zij over mij. Vloek en woede over u, verworpenen! AGTIENDE TOONEEL. ARTHUR, HA ij, frick, alderson, CHARLOTTE. H A Ij. Zie daar Mijlord , de bevolene contraQen. A  222 ALDERSON. alderson, de contra&en verfcheurende. Gij zult daar voor boeten! Boeten tot uwen laatften ademtogt. (Hij loopt vol drift van het Tooneel, h aij en frick toonén hunne verwondering, en volgen hem?) charlotte, neder zijgen de. 6 Hemel! ARTHUR. Mijlord? Waar gaat gij heen? Misf! wat is hier toch voorgevallen ? charlotte, hem met de hand wenkende zonder hem aan te zien. Volg hem , volg hem, den onverbiddelijken ! alle banden zijn verfcheurd! arthur. Verfcheurd? Ha! dat is uw werk. trouwlooze! Uwe kunstgreepen hebben hem verblind! Doch heb flechts geduld, ik zal hem de oogen openen! (Hij vertrekt.) charlotte. Ha! wreedaart! zijt gij mensen? Vader? Neen. De natuur gaf u alleen de gedaante van een mensch, en niets meerder! NEGENTIENDE TOONEEL. Mistrisf hammon, charlotte. Mistrisf h a m m o n , met drift. Koomt gij, bartjenlief! Het rijtuig en alles Haat reeds  DERDE BEDRIJF. 223 reeds gereed. Sir eduard zag het ongeluk we? aankoomen, en bezorgde dus alles wat tot uwe vlucht noodig was. Geef mij de neutel van uwe Secretaire. charlotte, haar de [leut el geevende. Hemel! zal ik fierk genoeg zijn, om zo veel Inden te kunnen verdraagen ? Mistrisf hammon. Om eduard en saartjens wille, zekerlijk. (Zij neemt het goud, en een kistjen met juweelen uit de Secretaire j Nu enkel het beste en noodzaakehjkrte, het andere zal wel volgen ! Zie daar ook het addres van Misftris larfield te bondon, de zuster van onzen landhoevenaar. Ten overvloede zal deeze een boode te paard vooraf zenden, om te melden dat gij koomt. Gij zult een omweg neemen over Berkshire, het landgoed van burlington; zij die u na zullen jaagen, zullen geen vermoeden hebben dat gij dien wet? getoogen zijt Haast u flechts, mijnhartjen! maak toch ipoed: want zodra Mijlord tot zich zeiven komt, dan is zijn eerfte werk, dat hij u doet opfluiten, en dan is alles verlooren. CHARLOTTE. _ Zo moet ik u dan verlaaten — vaderlijke woonmg! Nooit, nooit, zal ik u wederzien! — Maar eduard!.... sara!.... Mistrisf hammon. Lidtj is met saartjen reeds naar de wagen gcvloogen, welke agter den moestuin wagt. Eduard is naar zijnen oom te Westemeij. Binnen weinige uuren weet hij waar gij zijt, en nog deezen avond  214 ALDERSON. avond ziet gij hem in London. Nu, voort, voort, mijn kind! Ik lidder en beef van angst! Hoe ligt zou ons hier iemand kunnen overvallen. ■ Burlington... Uw vader.... charlotte. Ik volg u —■ ja, ik moet van hier vertrekken! Onderfteun mij mijn waarde! Ik ben zeer zwak ■— zeer afgemat, Hemel! wees gij mijn redder! rZij vertrekt, van Mistrisf hammon geleid, door een zijdeur.) Einde van het derde Bedrijf. VIER.  vierde bedrijf. 225 VIERDE BEDRIJF. Het Tooneel verbeeldt een Kamer in het huis van Mistrisf larfield, te London. EERSTE TOONEEL. Mistrisf larfield, bettij. (De eerstgenoemde zit in een boek te leezen, ierwijl bettij over haar zittende, eenig werk onder handen heeft, doch Jlaapt.) Mistrisf larfield, (zij ziet naar de klok, Jlaat op , en doet een vengfler open.) De dag breekt haast aan ! Als ze maar geen ongeluk gekreegen hebben ! (zij gaat weêr zitten.) b e t t ij ! hoort gij' niet? — bettij! b e t t ij , ontwaakende. Mevrouw! Mistrisf larfield» Geef nieuwe kaarsfen! b e t t ij. Aanftonds. Het zal wel reeds laat zijn \ Mistrisf larfield. Vroeg, wilt gij zeggen. Het morgenrood daagt reeds op. VII. DEEI. P BET-  530 ALDERSON. charlotte. Ach hemel! Daartoe is alle hoop verlooren! Mistrisf larf ield. Niet alle alle hoop , Miladij! Mijlord is vader, gij zijt zijne cenigfte dochter — eenige dagen, eenige weeken, en zijne gramfchap zal bedaaren, het vaderlijke hart ontwaaken ... charlotte. Als dat zo ware, kon ik alles hoopen; maar hij is koud — koud als ijs, onverbiddelijk tot 111 het graf! DERDE TOONEEL. bettij, de voorigen, daarna thomas. bet tij , brengt thee; zegt zacht tegen Mistrisf larfield. Een bediende van den Hertog van Salisburij wenscht de hier aangekoomenc dame fpoedig te fpreeken. Mistrisf lak field. Laat hem binnen koomen. (b e t t 1 j, vertrekt.) Mistrisf larfield. Een bediende van uwen heer gemaal. — Nu zullen wij eens hooren. — (Zij fchenkt thee en bedient c 11 a r l o t t e.) charlotte. Van mijnen eduard ? Hij koomt dus niet zelf? Ct h 0 m a s koomt binnen.) c h a a-  VIERDE BEDRIJF. 231 charlotte. Gij koomt alleen , thomas? waar is uw heer? thomas. Hij volgt n ij, Miladij. — Ik ben flechts vooruitgereeden , om te vraagcu , of gij reeds aangekoomen waart. charlotte. Hij volgt u ? Welkoom ! Hartelijk welkoom ! Hij koomt Mistrisf! ik zal hem zien, hem fpreeken. — thomas. Binnen weinige oogenblikken , Miladij! Mijlord heeft orde gekregen; hij moet naar zijn Regiment — de vijanden rukken fteeds nader; misfchïen dat 'er nog heden een aanval gewaagd word charl otte. * 6 Hemel! ik moet hem verwagten ! Ik zal hem dan flechts zien, om hem weder te verliezen ? misfehien voor ecuwig! Mistrisf larfield. Bekommer u niet voor den tijd, Miladij! Volgens het geen ik van krijgskundige gehoord heb , is het gevaar van minder belang dan het wel fchijnt. De vijanden zijn te zwak om de vcrirerkte armee van Graaf stormon t lang wederfland te kunnen bieden; ik hoop dat die zaak nog heden ten onzen voordeele zal beilist worden. charlotte. Behaagde het den hemel. P 4 Mis-  23* alderson. Mistrisf larfield. Luister! ik; hoor paarden ! (naar het vengfler loopender) Hij is het! Hij is het! (Zij neemt licht en ijlt naar beneeden.) charlotte. Edbard? Ik moet hem te gemoet gaan ! Help mij thomas.' — thomas. Blijf, Miladij! Gij zijt te vermoeid. — Ik hoor hem reeds — VIERDE TOONEEL. Mistrisf larfield, eduard, charlotte, thomas. Mistrisf larfield, de deur openende. Gelief maar binnen te koomen, Mijlord ! eduard, in charlotte's armen ijlende. Mijne charlotte! charlotte. Eduard! Heb ik u eindelijk weder ? eduard. Mijne dierbaare! mijne lieve charlotte! —« Maar gij zijt zwak — wankelende! Mistrisf larfield. Geen wonder! zij heeft de gantfche nacht door gewaakt; de moeilijkheden der reize — het menigvuldig lijden in haar's vaders huis. — (Zij brengt charlotte naar een Jloel.) c h a r-  VIERDE b E D R IJ F. 233 charlotte. Dit is reeds donrgeftaan! wat wilde ik niet al lijden , om hem, den geliefden van mijn hart, mijnen eduard! eduard. Beste vrouw! Dank zij uwe liefde! ik bewonder uwen moed , dat gij mij nu geheel en al toebehoord? ten kusch! charlotte. Hier — neem die! Mijne gantfche ziel drukt dezelve als het zegel onzer eeuwige liefde op uwe lippen, (eduard aanziende.) Zo zijt gij dan weder de mijne? Maar hemel! Hoe lange? Slechts weinige oogenblikken , en gij ijlt naar het llagveld , het gevaar en den dood te gemoet. eduard. Slechts een klein getal vijanden, die misfehien reeds voor hunne fïoutheid boeten zullen, eer zij het gevaar bemerken ; misfehien niet eens onze nadering zullen afwagten. Thomas, Ga eens zien of de veldpost is aangekomen, of 'er ook brieven voor mij gekomen zijn? thomas, vertrekt. Ik ga. charlotte. Dat misfehien is twijffelagtig, eduard! Een ander kan misfehien hunnen moed opwakkeren om onze kmgsknegten het fpits te bieden ; over dezelve misfehien te zccepraalen! 6 Eduard' Ik was nimmer moedeloos, maar thans! — P 5 e d u-  234 ALDERSON. eduard- De rampen welke gij op Alderjon geleeden hebt, hebben u vreesachtig gemaakt, en uwe zenuwen verzwakt. Eenige dagen rust, en uwe kragten zullen zich weder verzamelen; de hoop zal weder ontwaaken , en u op nieuw bezielen! 3k zal u daaglijks fchrijven, u van alles onderrichten ... chaelotte. Maar de gevaaren, waar aan gij daaglijks , ja ieder uur,zijt bloot gefteld ,zult gij mij verzwijgen. eduard. Neen lieve charlotte, gij zult alles weeten... Mistrisf larfield. Ook door mij; mijn zoon heeft beloofd mij ieder voorval van gewigt te melden. eduard. De minuuten zijn kostbaar, dierbaare vrouw! Laat ons eikanderen niet door klagten bedroeven, laat mij het geluk, van u weder te zien, geheel en al genieten! Waar is onze sara ? Mistrisf larfield. Zij flaapt in de naaste kamer. eduard. Slechts één oogenblik, lieve charlotte, om haar een aflcheids kusch te geeven.... charlotte. Koom , koom ! zie haar nog eenmaal, dat dierbaar pand onzer liefde, en — misfehien nooit weder. e d u>  VIERDE E E D R IJ F. 235 eduard. Bi'.jf, beste vrouw, gij zijt te zwak. — Ik keere fpoedig weder! (tegen Mistrisf larfield, d>e haar verzeilen wil.) Ook gij. Mistrisf! Doe uw best mijne charlotte gerust te Hellen. (Hij gaat door de zijdeur.) V IJ F D E TOONEEL. charlotte; Mistrisf l ar n e ld. ch ar lotte. Wat toch is het, het welk mij zo treheel ter nederflaat? Te vergeefsch fpan ik mijne weinige kragten t' famen , om deeze duistere zwaarmoedigheid te verftrooijcn 1 Mistrisf larfield. De gedachten aan de naderendefchciding, Miladij; de vrees voor het oogenfchijnlijk gevaar, waaraan Mijlord is blootgefteld, moet ü natuurlijk kommer veroorzaaken Gij moet u evenwel niet geheel en al aan dezelve overgeeven; gij moet om u gerust te Hellen, ook tevens aan het gelukkig oogenblik denken, waar in gij uwen gemaal, na het gevaar doorgedaan te hebben , wederzien, en hem in uwe armen zult knellen ! zulk een enkel oogcnblik vergoed alle te vooren geledene rampen ? charlotte. Behaagde het den hemel, dat dit gelukkig oogenblik reeds verfcheenen was , het zou mij eene zaligheid zijn! In de armen mijns eduards! Niets, niets ter waereld zou mij weder van hem fc heiden. ZES-  536 ALDERSON. ZESDE TOONEEL. eduard, de voorigen. eduard, de laat/te ■woorden hoorende. Niets mijne lieve charlotte! Niets ter waereld! (Haar met vuur omhelzende.) 6 Mijne charlotte! Tedergeliefde vrouw! Zo ik al eens mijn leven gering achte, dan zoude ik het echter voor u trachten te behouden ! Ja lieve charlotte! om uwentwille zal het mij dierbaar zijn; ik zal bet zorgvuldig fpaaren, ieder gevaar ontwijken, waartoe pligt en eer mij niet noodzaaklijk roepen ! Daar ilaapt het dierbaare onderpand onzer liefde, hetwelk ons voor eeuwig vereenigt; zij zal u, in mijne afwezendbeid, troosten, en in •weinige dagen , misfehien reeds morgen getuigen onzer nieuwe vereeniging zijn ! charlotte. E d u a r d 1 Beste , dierbaare man ! Ik weet niet of ik uwe liefde, dan uwe ftandvastigheid bewonderen zal! Maar in dit tijdftip gevoel ik te veel, dat ik flechts eene vrouw, een zwak wezen . ben, die u wel in liefde niets toegeef, maar met alle mijne poogingen mij niet boven het gevaar verheffen kan. Vrees en verbeelding houden mij onophoudelijk beezig; nu eens zie ik u kampen in het midden van duizenden vijandelijke zwaarden, dan zie ik u in uw bloed wentelen , en dan weder klinkt 'er een vreesfelijk gekerm in mijne ooren, hetwelk mij uwen dood aankondigt; dit zijn verfchijnfelen, welke kommer en angst mij voor den geest brengen, de reden zegt mij dit, maar ik ben niet in ftaat dczelven van mij te verwijderen. e d u*  VIERDE B E D R IJ F. 237 eduard. Gij zoud mij moedeloos maaken, charlotte, indien ik in den oorlog een nieuweling was! Vergeef het mij, dat ik dit treurig onderhoud afbrceke! Ik moet u nog berichten, dat mijn oom, Mijlord kendale, uw verblijf weer. Hij zal, om gegronde redenen, zich wel niet openlijk voor uwen befcherrner verklaaren, maar in 't geheim des te levendiger belang in u ftellen, en zodra mooglijk naar Londen koomen, om u te bezoeken. Hij zal u in alle uwe behoeften onderfteunen , u mijne brieven overhandigen en alles in het werk ftellen, om u, geduurende mijne korte afwezigheid , optebeuren. charlotte. Die goedhartige man! ó hoe welkoom zal hij mij zijn! eduard. Hij zal nog heden, of ten laatften morgen, te London aankomen; hij wil naar het Hof gaan, om den Koning onze verbindtenis te ontdekken, en hem tevens van het voorval op Alderfon kennis te geeven. Maar, Mistrisf! tot mijne terug komst moet alles een diep geheim blijven; ook moet niemand, zelfs uw vertrouwdfte vrienden niet weeten, wie mijne charlotte eigenlijk is. Welligt kon Lord alderson, door de eene of andere ouvoorzigtigheid, haar verblijf ontdekken, en haar door list of geweld mij weder ontrukken. Mistrisf larfield. Stel u gerust, Mijlord! Uwe gemalin zal hier zo onbekend blijven, als in een klooster. Voor de ftilzwijgenheid mijner bedienden, blijf ik borg, en  =38 ALDERSON. en bij mijne vrienden, welke baar bij toeval mostenizien, zal ,k baar voor eene mijner bloedverwanten uitgeeven. ZEVENDE TOONEEL- thomas, de voorigen. Thomas, zijnen Heer een* brief over. geevende. Met den veldpost is niets aangekoomen, Mijlord ; maar een Ruiter die over Westemeij kwam bragt zo even deezen brief. ' eduard, den brief openbreckende en leezende. „Lord eduard van saliseurtt, Chef van „een Esquadron onder het Regiment gates „ wordt bij deezen gelast, om daadiijk na den „ ontvangst deezes optebreeken, en ten fpoedifften „in het hoofdkwartier van den Generaal gates „bij Dar ford te verfchijnen, alwaar hij zijne na' » dere beliemming verneemen zal stor mont." Nadere beftemming? Wat wil dat zeggen? charlotte. a3*\-ZI h-et verzoek mijns vaders! Die wreedaart hield zijn woord! eduard, bij zich zeiven. is !Lkgneree°dCi?nkC ^ ~ ^ ™0MAS> T ii O-  242 ALDERSON. charlotte. Ts hij weg? Ha wreedaart! Gij kunt mij verlaaten? Mij? Uwe charlotte? Mistrisf larfield. Slechts voor een' korten tijd, Miladij. charlotte. Hij is dan heen — onder die moordenaars ? den dood te gemoet? Mistrisf larfield. Hj gaat onze vijanden bevechten, over hen zegevieren ! Gij zult hem fpoedig weder zien; en misfehien nog heden tijding van hem bekoomen. charlotte. Een doodbrief — eduard is gebleeven — dit zal ik hooren; en den bode vervloeken! Mistrisf larfield. Om 'shemelswille, Miladij! wat brengt gij u voor den geest ? 'Er is tot nog toe niets voorgevallen ! 'Er zijn zo veele daprere krijgslieden aan het tegenwoordig gevaar blootgefreid , die vrouw en kinderen, vader en moeder achter laaten. Allen zijn voor het noodlot hunner lievelingen bezorgt, allen bidden den hemel, en reikhalzen naar het oogenblik waarin zij hen weder zullen zien en gij , Miladij zoud weemoedig zijn , en alle hoop voor den tijd vaarwel zeggen ? Bedenk toch, dat gij niet flechts echtgenoot, dat gij ook moeder zijt l gij hebt eene dochter, voor welke gij uw leven fpaaren en u zeiven behouden moet. C h a r.  Vierde bedrtjf. 243 charlotte. Mijne sara! — Goed! ik wil bij haar zijn, haar den laatften kuscb haares vaders op haare wangen drukken 'jnet veel moeite opftaande.) Hernel ! wat ben ik zwak! waarlijk zeer zwak, help mij op mijne leger (lede — de legerftede mijner traanen en mijner rampen. Mistrisf larfield. Gij moet wat rusten, Miladij: — de rust is u zeer noodzaakelijk! charlotte. Ja, ja! de rust die eeuwig duurt! zo lang deeze nog verbeidt, zal ik den hemel fmecken om troost voor mij — om befcherming voor hem, voor mijnen eenigen en geliefden eduard! Mogelijk fchiet 'er nog een ftraal van hoop op mij neder. Mogelijk worden wij nog behouden. Einde van het vierde bedrijf. Q 2 V ÏJ F.  244 ALDERSON. V IJ F D E B E D R IJ F. EERSTE TOONEEL. Mistrisf larfield, daarna bettij. Mistrisf larfield, voor een open vengfter Jlaande. Hemel ! welk eene verfchrikïijke nacht is dat! Het vreeslijk gedruis houd nog aan! Het gevaar moet veel grooter zijn dan ik gedacht had. (tegen ee tt ij, die binnen komt.) Wel nu bet tij? b e t t ij. Ach! Mevrouw! ik fidder en beef van angst. Elk fchot zoude menJcunnen hooren, wanneer het gedruis op ftraat niet zo ontzaglijk groot was Men rijd en loopt en draaft, dat men niet dan met veel moeite door de ftraaten kan koomen.' De menfchen zeggen, dat Lord stormont, de vijanden bij Cray ford heeft overvallen. — Daar tegen zeggen anderen weder dat onze benden geflaagen zijn, en naar London te rug trekken. In 't kort zo veele vraagen als men doet, zo veele vcrfchillendc and woorden ontvangt men, doch geen een dat zeker is. Mistrisf larfield. 'Er moet zekerlijk iets van belang voorvallen, ook was een aanval zeker te wachten; maar niet zo oigt bij London, set.  v ij f d e b e d r tj f. 245 J E T I IJ. Tk beklaag alleen onze arme ongelukkige Miladij! Zij is zekerlijk ook in haare rust geftoord , door het leven dat op ftraat plaats heeft. Mistrisf l a rfield. Ik beef voor haar leven ! Heden morgen vroeg wierdt zij van haar beminde afgefcheürd, den geheelen dag was zij in de grootfte droefheid verzonken , en thands!... 1! e t t ij. Zij heeft het m'irjfte vocdzel, federt haar vertrek van Alderfon, gebruikt: zij zal 'er eindelijk voor moeten bezwijken! — Ja — ik had het door enkele fchrik en angst bijna vergeeten: — een knecht van den Admiraal kendale, was daar ftrak aan de deur, en vraagde naar Miladij : zijn heer was zo op het oogenblik van Westerneij aangekomen, en wenschte baar te fpreeken. Mistrisf larfield. ö Hemel! Hij zal komen, troost aanbrengen, en haar te vreeden ftellen. Ik ben 'er niét in ftaat toe. b e t t ij. Hij zal denkelijk zo aanftonds weer hier zijn; hij is niet verre van hier , in de Herberg de Elephant. Mistrisf larfield. Mogelijk krijgen wij door hem ook een naauwkeuriger bericht , van de voorgevallene gebeurenisfen — q 3 bet-  24<5 ALDERSON. b e t t ij. 'Er wordt gefcheld. Mistrisf larfield. Ziet eens, mogelijk is het de Admiraal zeiven. eettij, neemt een kaars van de tafelen opent de deur. Dat kan zeer wel wezen. TWEEDE TOONEEL. kendale, de voorigen. kendale. Neem het mij niet kwalijk; de bedienden die mij open deed , wees mij naar deeze kamer, en verzekerde mij, dat ik u geene ongelegenheid zoude aandoen, (tegen Mistrisf larfield) waarfchijnlijk heb ik de eer, met Mistrisf larfield te fpreeken? Mistrisf larfield. Om u te dienen. En Mijnheer is, zo ik niet dwaale.... kendale. De oude Admiraal kendale. Mistrisf larfield. Ik heet u welkoom, Mijlord! Gij zijt ons zeer aangenaam. kendale. Zo veel te beter! Ik ben eigenlijk zeer ongefchikt om een Juffer zo laat te komen bezoeken; doch  V IJ F D E B E D 11 IJ F.' 247 doch de algemeene onrust maakt thands eene uitzondering op den algemeenen regel. Ook kan men deezen nacht ecnigzins voor een dag aanzien : want luna praalt in haar fchoonfte galakleed, en in geheel Londen flaapt bijna geen mensen, of men moet een driedubbelen roes hebben , of geheel flaapzuchtig zijn. Mistrisf la r fi e l d. Zekerlijk! Bij zulk een nabijkomend gevaar... kendale. Lord stormont, is met zijne lieden reeds in vollen arbeid , en zelfs niet heel verre van ons af; want zijne orgelpijpen brommen, dat men 'er doof van zoude worden! Mistrisf larfield, een veng fier openende. Schriklijk! welk een gedruisch! Welk een gefchreeuw! Wat loopen de menfehen door elkander 1 kendale. De ftilte van den nacht maakt deeze beweeging ook nog verfchrikkelijker. Maar'om naar waarheid te fpreeken, zo zouden alle die lieden zich gerust op één oor kunnen 'eggen, want de geheele zaak is van weinig betekenis. Mistrisf larfield. Zo, Mijlord! Maar de kans van den oorlog... kendale. Is wankelbaar. Maar beden moet Mevrouw Fortuin met ons huishouden. Onze vijanden hebben zeker veel moed, maar zij zijn te zwak; zij Haan juist op de plaats daar de oude en doorQ 4 kneed-  248 ALDERSON. kneedde stormont hen hebben wil; en hadden aldaar geen aanval vermoedt. — Maar om de hoofdzaak niet te vergeeten... wat doet Miladij ? — Hoe vaart zij? Mistrisf larfield. Zeer flegt, Mijlord Zij is, eensdeels door de wreede mishandeling van haaren vader, anderdeels door de droefheid , veroorzaakt door de fcheiding van haaren gemaal , zo zeer verzwakt, dat ik vreeze... kendale. Nu, nu! Eenige dagen rust en de gelukkige terugkomst van mijn neef eduard, zullen haar wel weder doen herfteilen. DERDE TOONEEL,. lid ij, de voorigen, l i d ij. o Mistrisf! ik flerf van angst! — Mijne arme Miladij!... (zij ziet kendale, en wil terug treeden.,) Mistrisf larfield. Het is Mijlord kendale. l 1 d ij. 8 Mijlord! uw bijzijn zal mogelijk zeer veel aanbrengen, om de rust van Miladij te herfteilen. Zij is geheel buiten zich zeiven. Mistrisf larfield. Het gedruisch heeft haar zeker uit den flaap gewekt ? l l-  V IJ F D E B E D R IJ F. 249 l i d ij. Neen , zij heeft geen oog toegedaan. In den voornacht had zij een foort van koortsflaap, in welken zij wel honderdmaal den naam van fduard noemde. Daarna fchreef zij brieven , van welken zij 'er e edmond, zijne vingers opjleekendt. Ik zweere het. laureval. Wie zijt gij? edmond. Een man van eer, een ongelukkig vader. laureval. Hoe is uw naam ? edmond. Edmond. laureval. Welke is de plaats uwer geboorte? edmond. Parijs. laureval. Hoe oud zijt gij? edmond. Twee en zeventig jaaren. laureval. Wat is uw beroep ? edmond. Ik ben een oud officier. laureval. Zedert hoe lang bevind gij u hier ? edmond. Zedert drie dagen. lau-  Berde e e d u tj f. 65 laureval. Wat was de reden van uwe komst op dit eiland ? edmond. Ik kwam 'er om de belangens van het meisjen, hetwelk zich bij mij bevond. laureval, fMe lijk. Welke zijn die belangens? edmond. Ik ben geen meester van haar geheim ; en kan u hetzelve niet ontdekken. laureval, neemt een papier, ziet hetzelve in , en zegt : Gij word befchuldigd tegen den ftaat zaamgefpannen te hebben; medepligiige te zijn van den Engelfchen Capitein, welke de ftad aan het leger, hetwelk dezelve belegeren moest, zocht over te geeven ; en denzelven eene fchuiiplaats verfchaft te hebben , om zi jne misdaadige oogmerken te begunftigen. Andwoord mij hier op. edmond. Laster en kwaadaartigheid hebben deeze befchutdiging ingegeeven. Ik ben niet de medepligtige van den Capitein, ik ben Hechts zijn redder. laureval. Zijne briefwisfeling fpreekt ten uwen lasten. _ Om ■welke reden, of door welk toeval, bevond hij zich bij u? edmond. Wilt gij mij hooren? VII. deel. E LAtf»  66 NATUUR EN PLIGT. laureval, ondanks zich zeiven voortgejleept. Of wij willen?.... (zich herjlellende") wij moeten: fpreek. edmond. Toen in het vallen van den avond, de hemel, na een onweder, kalm en helder was, verzocht ik, aangemoedigd door de frisfche koelte , mijn kind , dat zij mij naar het zeeftrand zou geleiden. Aan den voet eener rots gezeten, begonnen wij met vruchten onzen maaltijd te doen , toen wij uit het midden der baaren eenige gillende fchreeuwen hoorden opgaan. Een ogenblik daar na zag rosalide een zwemmend man, welke zijn best deed het ftrand, waar wij zaten, te bereiken: wij fnelden hem aanftonds ter hulpe? — Zijne taal en klederen ontdekten mij niet dat hij een engelschman was: ik bragt hem in mijne hut, gaf hem huisvesting, en fchoon zelf arm zijnde, had ik het genoegen eenen ongelukkigen te onder/leunen. laureval, met deelneeming. Ga voort. edmond. Ik nam hem in mijn huis, men ontdekte het, de wacnten kwamen om zich van hem meesier te maaken ,hii ontvluchte het, en men nam mij in hechtenis, f Zie hier de eenvoudige waarheid. Op mijne jaaren het leven te verliezen zegt u einig; en het mijne is mij van geene waarde genoeg om het, ten kosten mijner eer, te behouden. laureval. ó Grijsaart, wat hebt gij gedaan! gij had van te voo-  DERDE BEDRIJF. 67 vdoren moeten weeten wien gij uwen bijftand verkondde. edmond , met kragt. Als een mensen op het punt ftaat van te vergaan , vraagt men hem niet; men red hem. laureval. Gij hebt eene grove fout begaan ! edmond. Het kan zijn ; maar niet weetende dat die man de vijand van mijn vadcrlai d was, moest ik niet de vijand van het menschdom zijn. —* Wie is mijn befchuldiger? de luzincourt. Ik. edmond. En wat weet gij dan ? de luzincourt. Ik weet dat die Capitein, na alvoorens de ligging der ftad opgenomen te hebben , een plan maakte tot eene verrasfing, waarin' gij alléén moest gefpaard worden. Zijne gemaakte plannen, marfchen en aanvallen, zijn in handen van zijnen Generaal. De zendeling die hem dezelven heeft overgebragt, wierd gisteren, op zijne terug reis, door een detachement gevangen genomen; hij wilde weérftand bieden, en zeeg, met verfcheidene fteeken doorboord , neder. Stervende ontdekte hij, dat de Engelschman zich in uwe hut bevond; en hij zelf gaf de middelen aan de hand, om ons van hem meester te maaken. Deeze brief, welken men bij hem gevonden heeft, getuigt tegen u, en doet uw vonb E 2 mi  68 NATUUR EN PLIGT. nis vellen. Hoor denzelven, en, indien u zulks mooglijk zij, verontfchuldig u. edmond, met vuur. Mij verontfchuldigen ? en waarvan toch ? de luzincourt. Van uw verraad. edmond, met verontwaardiging. Ik, een verrader! de luzincourt. Gij. (Den brief neemende welke op de tafel ligt.) Zie hier het bewijs hetwelk ik u voorleg. edmond, met zeer veel kragt. Zie mijne met wonden bedekte borst! Ik heb dezelven voor Frankrijk ontvangen; en zie daar het bewijs dat ik haar befchermeren niet haar onderdrukker ben. laureval zegt, in eene lijdende houding, aan de luzincourt, terwijl hij denzelven den brief ontneemt. Ik bid u laaten wij het, zo veel mooglijk (Verkorten. (Hij geeft dén brief aan den fourier.) Leez' deezen brief eens, op dat hij andwoorde, en wij hier een einde aan maaken. de fourier , leest: „ Uit den Raad van het Engelsch Est/nader. „Aan den Capitein georue rost er. „Uwe fchipbreuklijding is ons gunftiger geweest „ dan gij wel dacht, vermits de ftorm u aan een ei„ land gevoerd heeft, het welk wij moeten aanval„ len. Wij wenfchen u geluk dat gij u meester ge- „ maakt  DERDE BEDRIJF. 69 „ maakt hebt van die plannen welken ons zoo nood„ zaaklijk waren , om die roemrijke ondernee„ ming, welken wij reeds lang ten oogmerk had„ den , ten uitvoer 'te brengen. Het eiland zal wel„ baast in onze magt zijn, en wij hebben reden „ om te bnopen dat deeze veldtogt _ roemrijk voor „ons eindigen zal; verzekerden grijzen fdmond, „ die u eene verblijfplaats gefcbonken heeft, van „onzer aller erkentenis; hij heeft u te veel dienst „ gedaan om hem geene daadelijke bewijzen onzer „ dankbaarheid te geeven; indien wij overwinnaars „ zijn, zal hij alléén gefpaard worden; en kan voor „ her overige voor de dienden welken hij aan En„geland bewezen heeft, op eene billijke belooning „ ftaat maaken. „Cget.) thovard, Generaal.'' laureval, tegen edmond. Wat hebt gij hier op te and woorden? edmond. Dat mij de geheimen van den Engelschman geheel en al onbekend waren ; dat deeze brief tegens mij getuigt; dat ik u fchuldig toefcbijn, doch dat ik het niet ben. — Ik fta verdomd.... Mijne verwondering evenaart mijnongeluk! Rechtvaardige hemel! men is dan dikwijls misdaadig door wel te doen. laureval. Helaas! ongelukkiglijk kunt gij het voorval niet loochenen, de overtuiging fchijnt volkomen, en deeze brief.... edmond, met veel nadruk. Befchuldigt mij van eene misdaad, welke ik niet E 3 te-  DERDE BEDRIJF. 7* edmond. Niets. l a u r e v al. Onderteken dan uwe bekendtenis. edmond nadert de tafel, de fourier Jlaat op en biedt hem het papier en eene pen aan. Geef hier. (Tot de Rechters.") Zie, mijne hand is bedaard, om dat mijn hart gerust is. (Hij tekent, en keert naar zijne plaats te rug.) Moet ik dan onrechtvaerdiglijk derven! (Tot de Rechters.) Maar wat ook mijn vonnis zal zijn, ik zal hetzelveu durven herroepen. laureval. Eij wien? edmond, met drift. Bij den opperden Rechter ! Hij duld zomfijds de onrechtvaardigheid der menfchen, maar vroeg of laat doet hij de onfchu d zegepraalen. {De Rechters Jlaan op ) Nog één woord * De Re hters blijven voor de tafel op hunne plaatjen Jlaan ) Sta mij toe rosalide nog éénmaal te zien; zij kan u niet verdacht voorkoomen (Op een droe. vigen toon.) Ik heb mijnen zoon verloorcn !. .. en op den rand van het graf zal zij mijnen troost zijn. laureval. Uw verzoek isu toegedaan. (Tegen de foldaaten.") Geleidt den gevangenen weg, en neemt zijn ongeluk in acht. edmond. Zie hier de laatfte flag van het noodlot!... Wel£ 4 aan,  74 NATUUR EN P L I G T. zij heeft ons geboden u te doen vertrekken, gij moet du; volftrekt met ons gaan. rt o s a i ide, in wanhiop. Wat zal cr van mij worden ? Begeert men mijn dood zie bier mijn borst. floot toe, en ontlast u van mijl... Maar neen, ik wil laureval, fpreeken, ik zal hem alles ontdekken, geen eed weer' oud mij langer: indien hij toelaat dat ik vervolgd worde, dan is hij het met mijne vervolgers eens. la fleur, gevolgd van de andere Bediendens. Mejuffrouw, men heeft ons verbooden u met iemand te laaten fpreeken; koom, wij moeten van hier vertrekken, r o s a' l i d e. Nooit. la fleur. Stel ons niet in de noodzaaklijkheid er u toe te dwingen. rosalide. Wee uwer! zo gij mij durft naderen. la fleur, haar weg willende voeren. Uw wederftand is nutteloos, volg ons. rosalide, uit al haare magt fchreeuwende. Helpl Hemel! Help! TWEE-  VIERDE BEDRIJF. 75 TWEEDE TOONEEL. de voomgen, de luzincourt. de luzincourt. Welk een gefchreeuw! welk een geweld! rosalide, zich aan de voeten van de luzincourt werpende. Ach ! Red mij , ik werp mij aan uwe voeten. de luzincourt, tot de Bediendens. Waar toe deeze behandeling? rosalide. Eene Stiefmoeder begeert mijnen ondergang, en wil mij van de goederen mijns vaders berooven. de luzincourt. En wie was uw vader ? rosalide. Mijn Heer de losanges; en zijne echtgenoote is mijne vijandin. de luzincourt. De losanges!.... Hoe! zoudt gij die dochter zijn rosalide. Die naar Frankrijk gezonden wierd, aan welke men haare bezittingen en leven ontneemen wilde. Door mijne Stiefmoeder herkend, doet zij mij weder op nieuw haare ftrengheid gevoelen. Jk heb de bewijzen mijner geboorte bij mij: dezelven zijn door de hand mijns vaders gefchreeveu, men kan ze  70 NATUUR EN PLIGT. ze onderzoeken: indien het zo n;et is, moet ik gefiraf't worden; indien ik de waarheid fpreek, vorder ik recht. de luzincourt. Dat zal u geworden. f Tegen de Bediendens!) Doet uwe meesteres hier koomen, en fpreek haar van i.iets. (Zij vertrekken? Welk eene fchavergoeding hebt gij niet te wachten , indien ^ij oprecht zijt! Een vriend van wijlen uwen vader zijnde, ben ik u mijnen bijftand verfchuldigd. Ik zal mij tegen uwe Stiefmoeder verzetten, niet om haar te verdrukken , maar om haar te noodzaaken , u , het geen zij u fchuldig is, te rug te peeven . en zo ik hier in mag llaagen, dan zal ik de minst geluk» kige niet zijn, rosalide. Beftuur gij mijn lot; ik ftel het geheel en al in uwe handen ;• verlaat gij mij niet, daar ik in het midden mijner bloedverwanten eene vreemdeling ben. de luzincourt. Ja, ik zal uw befchermer zijn ; ftel u gerust; om ■wel te doen behoeft men mij geen twéémaalen te vraagen. rosalide, verfchrikt. Zie daar Mevrouw de losanoes. de luzincourt. Gij hebt niets te vreezen. DER-  VIERDF. BEDRTJF. 77 DERDE TOONEEL. de voorigen, MevrOUW de losanges. la fleur, licht zijne meester csfe met twee kaar [en voor, waarna hij dezelven op de tafel zet, en vertrekt. Zo dra de zaal dus verlicht wordt, moet ook het voetlicht weder opgehaald worden. de luzincourt. Koom nader, mevrouw, uwe tegenwoordigheid is hier ten uiterften noodzaaklijk. Mevrouw de losanges. Wat begeert gij, mijnheer? (Rosalide ontdekkende.) Ach! wat zie ik ? de luzincourt. _ Mejuffrouw, die haare goederen koomt te rug eisfchen. Mevrouw de losanges. Indien zij eens eene bedriegfter ware. rosalide. Ik had dit uw andwoord wel voorzien, maar ifc heb de middelen In handen, om u te overtuigen.... Mevrouw de losanges. Wat begeert gij toch ? rosalide, met nadruk. Mijn naam, mijn ftaat, en de erftcnis mijnes vadei s. Me-  78 NATUUR EN PLIGT. Mevrouw de losanges. Waar zijn uwe bewijzen? rosalide , eenige papieren uit haar en boezem haaiende. Hier zijn ze. (Zij geeft dezelve aan de luz 1 n c o u rt, welke dezelven met drift doorleest?) Mevrouw de losanges, verleegen. ]k wist niet rosalide, met kragt. Gij wist alles. Mevrouw de losanges. Ik? rosalide. Gij. Mevrouw de losanges, ontroerd. Deeze papieren de luzincourt, op een verzekerenden' toon. Behooren haar. Zij bevestigen haare geboorte, haare ongelukken , en uwe wreedheid. Zie daar het zegel van haar vader; houd dus eindelijk eens op u zelve veracht te maaken, door haar langer te miskennen. Mevrouw de losanges, trotsch. Gij beledigd mij. de luzincourt, gramflorig. Hij die zich zelve vernedert, heeft geene aanfpraak meer op de achting van anderen. Me-  VIERDE BEDRIJF. 85 rosalide. Frankrijk zag ons deezen band te faamcn ktioopen. Wijs mij dus niet van de hand; befchik indien het nodig zij, over het geen ik ontvangen moet, en fpaar niets om de redding van edmond te bevorderen. de luzincourt. Het is mij niet mooglijk. En uwe rijkdommen. rosalide, met kragt. Zullen de boogde rente aanbrengen, indien zij het leven van mijnen weldoener kunnen vrijkoopen. de luzincourt. Maar, overweeg toch dat ... rosalide, hem in de reden vallende, zegt met nadruk. Moet men ooit aarzelen, wanneer men eenen vriend moet redden? geef, geef alles, op dat hij leve! fpaar geen goud, de kerker zal zich openen, en de onfchuld er buiten treden. de luzincourt, met waardigheid. Kunt gij mij voordellen mijne eer te verzaaken ? rosalide. Neen, maar ter belooning uwer weldaaden, wilde ik u in de gelegenheid fteüen, nog eene goede daad te doen. de luzincourt, haar bij de hand vattende, en op een' tederen toon. Rosalide... ik ben te vreden over het ijvren dat ik voor u gedaan heb. — Ik heb de pligten van F 3 een  86 NATUUR EN P LIGT. een eerlijk man vervuld: uw geluk is mijn werk, en mijne belooning ligt in mijn hart. Vaart wel! VIJFDE TOONEEL. rosalide, alleen. Wat hoor ik! Alle hoop is dan verlooren!.... en laureval.... Daar is hij. ZESDE TOONEEL. rosalide, laureval. laureval, fchielijk binnen komende. Rosalide, wat heb ik gehoord? Hoe! Mevrouw de losanges is die .Stiefmoeder, die.... ros a l t o e , hem in de rede vallende. Matig deeze uwe geestdrift; de Gouverneur heeft mij techt doen geworden. — En uw Vader? laureval, droevig en weenend. Hij is veroordeelt. rosalide. En wat is zijn vonnis ? laureval, met eene gefmoorde fletn. De dood. rosalide, weenende. Rechtvaardige hemel! — En dat wreede vonnis hebben uwe lippen kunnen uiten!. l a u-  VIERDE BED R IJ F. 87 laureval, verftrooid. Ik heb het zijne niet uitgefprooken. rosalide, met drift. Wat zegt gij ? laureval. Ik mijmer... Ik heb alles gedaan wat in mijn vermoogen was om het tegen te gaan. Helaas 1 men beeft mij niet geboord; maar ftel ti gerust, zo men mij genoodzaakt heeft als Rechter te handelen , zal ik mij nu als zoon gedraagen. rosalide. Maar hij bevind zich in het uiterfte gevaar. laureval. Ik leef nog, hij heeft niets te vreczen. rosalide. Wat zult gij doen ? laureval. Gij zult het weldra weeten. — Ga rosalide, laat mij alleen, ik fmeek het u, de oogenblikken zijn dierbaar, laaten wij dezelve niet verliezen. rosalide, hem bij de hand vattende. Staat gij mij voor zijn leven in ? laureval. Ik ftel u het mijne ten waarborg. rosalide. Het is genoeg, (ter zijde) Laat ik mij bij Mevrouw de losanges vervoegen, (zij doet eer.ige F 4 fchree'  VIERDE BEDRIJF. 01 de cipier. Iloe zult gij dat doen ? laureval. Ik zal mij, in zijne plaats, in den kerker begeeven. de cipier Mijn Heer, gij doet mij becven ! moet gij dan een eerlijk man opofferen om eeneh misdaadtgeii te redden ? laureval. Verpligt mij en verneder mij niet. Herinner u dat gij mij uw gantsch beftaan verfchuldigd zijt,dat ik het ben, die u geplaatst heb ; dat de c i p i e p. Ja, ik ben u mijne kostwinning verpligt, gij hebt recht op mijne erkentenis, maar gij hebt hetzelve niet, om mij mijn pligt te doen verzaaken. laureval. Ach ! zo gij de reden eens wist!... Ik houde mij verzekerd, dat gij niet aarzelen zoud. de c i p i e, r. Ik ben onbuigzaam ; wat zou er, indien het eens ontdekt wierd, van mijne arme vrouw en kinderen worden ? laureval. Ik zal immers in uwe magt blijven , en mijn perfoon zal voor de uwe kunnen inlïaan. Ach! mijn vriend, neem, neem alles wat ik bezit en weiger het mij niet. de  92 NATUUR EN PLIGT. DE CIPIER. Die man moet u wel zeer dierbaar zijn, om voor hem zulk eene opoffering te doen ! l irjREVAii, ttïtbarftende. Kan men het leven van een vader ooit te duur betaalen ? de cipier. (Met zeer veel kragt.) Is hij uw vader ? (Op een beflisfenden toon ) Zie hier de lleutels. (Hij geeft de feutelbosch aan laureval.) LAUREVAL. Gij geeft mij het leven weder! koom, en ontvang uwe belooning. de cipier. Neen, mijn Heer, ik zal niets aanneemen; dusdanige dienften moet men zonder loon bewijzen. laureval, Ik zal u toonen dat ik er de prijs van weet. Maar wil mij niet langer martelen, vlieg heenen, en zeg hem niet wie ik ben. de cipier. Hoe zult gij hem buiten de iïad doen koomen? laureval. Er is hier eene deur van een onderaardsch gewelf het welk aan de zee uitkoomt, en ... de cipier, met vreugd. Ik begrijp het!. . Ik ga hem haaien, en in één oogenblik zijn wij hier. (Hij wil heen gaan doch koomt terug.) Ik ftel mij zelvan in gevaar, doch zo  VIERDE BEDRIJF. 93 zo ik geftraft worde om dat ik u van dienst was, draag dan zorge voor mijn arm huisgezin, en verlaat hetzelve niet. laureval. Braave man , wat ook de uitkomst zij, uw fortuin is gemaakt, en het geluk uwer kinderen verzekerd ; verlies geen tijd, flaak de boeijens mijns vaders, ik ben het, die dezelve draageu zal. de cipier, met gevoel. Och , ik zal met droefheid u dezelve zien opnoemen , ik ben hardvochtig omtrent misdaadigcn ; maar wenschte in ftaat te zijn alle ongelukkigen te redden. NEGENDE TOONEEL. laureval, alleen. Ik heb dan eene groote hinderpaal uit den weg geruimd. Indien la pierre den Zweedfchcn Capitein kan overhaalen , om mijnen vader mede te neemcn, dan zijn wij zeker van te zullen flaageu. ■— Evenwel koomt hij niet terug. {Hij ziet op zijn horologie.) Half één uur.. . Hij moest reeds hier zijn waarom vertoeft hij zoo lang? Hij kan, langs den weg welken ik hem heb aangewezen binnen koomen zou men hem geweigerd hebben? -. wat zal ik doen.... vrees, hoop en onzekerheid beftrijden mij beurteling ach! hoe lang en verdrietig valt mij dit uur. — Ik hoor iemand... Hij is het. TIEN-  94 NATUUR EN P L I g T. TIENDE TOONEEL. laureval, la pierre. lau reval. Wel nu! la pierre? la pierre, zijn hoed afieemende, en zich met zijn zakdoek het hoofd afveegende. Ik ben buiten adem. laureval. Herneem uwe zinnen, en andwoord mij fchielijk, wat moet ik hoopen? La pierre, fchielijk. De Capitein was, in den beginne, onhandelbaar; ik heb hem alle zwarigheden moeten uit den weg ruimen. H— Mis-  EERSTE B E D R IJ f. Mistrisf hammon. Lieve hemel! wat zijt gij verhit! droog toch uw zweet wat af! a propos! zijn u geen Franfchen tegen gekoomen ? eduard lagchend. Neen, Mistrisf! Ik heb hen geen' goeden morgen kunnen, wcnfchen; maar geland zijn zij. charlotte. En zo digt bij ons! eduard. Stel u gerust, lieve charlotte. Lord stor. mont zal deze ongenodigde gasten wel ontvangen . en verwacht verfterking, om hen den terug weg te wijzen, Ik moet nog heden naar mijn Regiment, en heb dus geen oogcnblik willen verliezen, om u nog eerst eens te zien. Mistrisf hammon. De hemel zij dank! 'Er is dan toch zo veel gevaar niet, als ik mij wel voorftelde. Nu kinderen , fpreekt met eikanderen en Mort uwe zie lefmarten in elkander's boezems uit; ik zal intuslchen m de voorkamer fchildwacht houden. Als ik fterk mogt hoesten, dan koomt 'er iemand, dat is bet teken ; en dan fpoedig, door deeze zijdeur langs de kleine trap naar beneden! Maar maak het kort en goed, eer Mijlord wederkoomt. VII. deei. K ELF-  146 ALDERSON. ELFDE TOONEEL. charlotte, eduard. eduard. Nu lieve ch ar lotte, eer wij verder gaan, eene goedé tijding! Mijn oom, Mijlord kendale, weet onze geheimen; hij billijkt onze verbindtenis en volgt mij op den voet, om uw vader, om uw te verzoeken. charlotte. Wat zegt gij ? uw oom ? eduard. Weet alles! De edelmoedige man heeft zelfs, om zijn verzoek meer gewigt bij te zetten, beflooten, mij tot erfgenaam ran alle zijne goederen te verklaaren. Ook heeft hij het door zijne pogingen zo verr' gebragt, dat het proces van mijnongelukkigen vader nog eens is overgezien geworden ; hij heeft getuigen gevonden, welke deszelfs onfchuld volledig bewezen hebben ; en de zaak is reeds zoo verr' gekoomen , dat 'er wel ligt heden , of morgen, eene geheele herroeping van het vonnis op volgt. charlotte. Koom in mijne armen, eduard! zulk eene tijding beurt mij weder op, en geeft mij nieuwe hoop. Mijn vader was u niet ongenoegen; hij wilde Hechts, om mij van zijne eigene uitdrukking te bedienen , geen bedelaar, niet den zoon eens op het fchavot ter dood gebragten rebels, tot fchoonzoon ; en wanneer nu deze hinderpaal is weggenomen e d u-  eerste b e d r ij f. 147 eduard. Dezelve zou immer plaats gevonden hebben, en mijn vader_ nooit het fJachtöfTer eener zamenrotting geworden zijn, indien mijn oom was tegenwoordig geweest; maar die fnoodaarts rekenden het nnodzaaklijk dien edelmocdigcn man, naar de Indien te zenden, om mijnen ongelukkigen vader eenen Herken fteun teontnecmen, en hem dus te zekerder te doen vallen. charlotte. Gezegend zij zijne terugkomst, welke ten minften den zoon redt en zijnen moordenaar ontmaskert. 6 Hemel! Ik zou thans gelukkig kunnen zijn, en na eene openhartige bekentenis van mijns vaders toegeevendheid, het einde mijner kwellingen hoopcn , - maar die onzalige oorlog...! Pligt en eer roepen u op, om u aan duizend gevaaren bloot te Hellen. TWAALFDE TOONEEL. Mistrisf hammon, Sir arthur, de voorigen. Mistrisf hammon, voor de kamer fterk hoestende. Nu, nu! wees maar zo driftig niet. charlotte. 'Er koomt iemand. Mistrisf hammon. Op het Slot van Mijlord moet men befcheiden zijn en eerst vraagen, of 'er ook bezoek wordt afgewacht. Ka ar-  148 ALDERSON. arthur. Nu, nu! wees maar bedaard mevrouw! charlotte. Het is de Item van Sir arthur! Ik heb tot nog toe geene gelegendbeid gehad om het u te zeggen; hij heeft aan mijn' vader om mijne hand gevraagd. EDUARD. burlington! charlotte, hem den brief geevende,weiken zij te vooren gefchreven heeft. Zie daar, lees! Mistrisf hammon, j?erk aankloppende en hoestende. Is 'er iemand binnen ? charlotte. Misfchien heeft arthur u zien aankoomen. Gij moet derhalven blijven , om alle verdenking voor te koomen. — In mijne kamer zie ik u weder. (Zij vertrekt door de zijdeur naar beneden.) Mistrisf hammon, in de kamer hoestende. Ziet gij ? geen christenziel. — CE d u a r d bemerkende) Behalven — hoe! gij hier? Sir eduard! wees hartelijk welkoom! wat heb ik u in geen eeuwigen tijd gezien! Ei, ei, ei! wat zijt gij veranderd! w J eduard. Eene onpasfelijkheid.... Mistrisf hammon. Neem het mij toch niet kw»ujk! wij zoeken Misf CH AR-  EERSTE BEDRIJF. i40 CHARLOTTE Ach, dat liëvé kind! ook Zij is zedert de twee maanden, dat gij niet te Alderfolz geweest zijt, zeer veranderd; zij gelijkt dezelfde EDUARD. Het doet mij leed. Mistrisf hammon. Gij wacht zekerlijk op Mijlord ? EDUARD. Ik heb mij reeds laaten aandienen. Mistrisf hammon. Gij zult nog een oogenblik moeten vertoeven • hij het z,ch zo even aankleeden. Wilt Ri jE' fchen zrjne dochter uw compliment maaken ? ARTHUR. .Gij hoort immers Mistrisf, dat mijnheer Miilord wtl fpreeken en niet zijne dochter. «ujiora Mistrisf hammon. Dat doet niets ter zaake. Alle bevallige vreem delingen zijn onze Misf welkoom. ARTHUR. Nu juist niet, dewijl ik haar fpreeken moet. EDUARD. .Maar, Sir! ik hoop dat ook mijn bezoek han, met onaangenaam zijn zal. aar ARTHUR. Het bezoek van een officier? ~, gjj zjjt.,.; ^ 3 E D U-  TWEEDE BEDRIJF. I59. de waereld pakte. Ik zou zijn verlies betreuren, wanneer hij mij niet eene halve millioen Guinjes tot troost had gelaaten. alderson. Dank zij dien besten broeder , Mijlord: maar nog grooter dank zijnen geneesheer ! kendale. Den bereider van het kruid, Mijlord! zijn wel eerwaarde vondt goed, zich geduurende de laatfte ftormwind dood te fchieten. Ik ben zijn eenigfte erfgenaam en — wijl ik buiten dien te veel van dat metaal bezit, en vrouw noch kinderen heb, zo heb ik dien blinkenden aardklomp op mijn armen neef eduard, laaten af fchrijven. alderson. Dit is edelmoedig , Mijlord! zeer edelmoedig! Gij zijt mijn man en dezen middag mijn gast. Gij' kunt mij in allen gevallen de Franfchen helpen ontvangen, wanneer die eens zo beleefd waren, mij een bezoek te geeven. kendale. Stel u gerust, Mijlord! Graaf storm o nt heeft het bevel over onze troepen, en zal hen wel ontvangen. Alles wat handen en wapenen heeft ftroomt naar zijn leger toe; ook mijn jonge vriend eduard, moet naar zijn Regiment. — * alderson. 6, Die is reeds druk bezig. kendale. Tot nog toe niet, Mijlord, maar hij maakt zich ge-  iöo ALDERSON. gereed en zal zich binnen weinige minuten hier bevinden, om zich u aantebeveelen. a l d e r s-0 n, Juist! hij b:-vondt zich reeds hier en zoekt zo wat tijdverdrijf met Sir arthur Burlington. kendale. Met dien windmaaker? alderson. Zij zijn beiden in den tuin, om zich in het vechten te oeffenen. kendale. Mijlord — alderson. Sir arthur heeft uw Neef beledigt; ik verwacht elk oogenblik tijding. — kendale. Hagel en Satan! zij zullen toch niet... alderson. Wij willen het niet hoopen. k e n d a l f. Wij willen het niet hoopen ? — Daar door wordt het ongeluk niet afgewend, Mijlord.' alderson. Mijne wenfchen zijn voor eduard. kendale. De duivel haal' uwe wenfchen! hulp en bijftand moet men verleenen. (Hij wil vertrekken,) A L-  TWEEDE B E D R IJ f. ifii alderson. Overhaast u niet, oude Heer! wat gefchieden zal, is reeds gefchied; ook heb ik al lieden afgezonden. — Ha, zijt gij daar Kapelaan?wel nu? V ij F D E TOONEEL. william,de v ooiigtlh ,kort daarna robekt; william. Alles is weder in rust, Mijlord? kendale. Leeft eduard? william. Ja Mijlord. alderson". Eli burlington? william. Is door Sir eduard ontwapend geworden. k e n d.a l e. Braave Jongen! alderson. Derhalven zonder bloedvergieten ? Dat dacht ik wel. (HijJchelt.) robert, komt binnen. alderson. Men moet Pïr arthur Burlington melden i dat zijn vader doodkrank ligt, en hem ten fpocdigVII dlel. L fteri  178 A L D E R S O N. 4e j —■ Kinderen — Mijlord ■— groot nieuws — heerlijke tijding — buiten alle verwachting. — alderson. Gij vergeet uw podagra, vriend! kendale. Weenen — lagchen — dansfen zou ik van vreugde! eduard! goede, lieve jongen — gij zijt thans Hertog — Hertog van Salisburij ; in alle de rechten van uwen vader herffeld! En gij goed lief meisjen ■— zijt thans Hertogin! eduard. Hemel! is het mogelijk ? charlotte. Eduard! alderson, koel. Ik wensch u geluk! Mistrisf hammon. De hemel zij ecuwig gedankt! Nu behoeft hij toch niet te marchecren ! kendale. Juist nu moet hij vechten, zijne bevordering eere aandoen! (Tegen alders on ) Mijne vrienden hebben doorgedrongen , de rechtvaardige zaak heeft gezegepraalt, de koning heeft alles bewilligd, het patent is reeds afgevaardigd!.... alderson. Wees bedaard, lieve vriend! Het podagra mogt misfchien in uwe long Haan! ken-  TWEEDE BEDRIJF. 179 kendale. Wat podagra! wat long! Ik denk nu aan ons gelukaan het geluk van mijn braaven neef! Nu heeft hij alles wat hij wenfchen en verlangen kan — rijkdom, eere, de gunst des Konings!..,. eduard. En het geen nog dit alles overtreft mijne CHARLOTTE. alderson. Gij hebt gelijk, jonge man! Het overige is op zijn boojrs: maar eene toegift. Derhalven ter zaak ! eerst zullen de contraclen hier in orde gebragt worden, en daarna wil ik mijnen Kapelaan beveelen , den Admiraal iets voortefpeelen, ingeval hij zijne vreugde al dansfende wil aan den dag leggen. De pen, heer N otaris — fpoedig \ kendale. Vergun mij, Mijlord ! omftandigbeden veranderen de zaak! Al het overige in het contract kan blijven ; maar de naam alderson moet thans doorgeftrcekcn, en in deszelfs plaats, Hertog van salisburij gefchreven worden. alderson. _ Moet — doorgeftreeken worden?Mijlord fchijnt zich zeiven, uit loutere vreugde, te vergeeten. kendale. Vergeef het mij , Mijlord , dat ik bij een, zoo ten uiterften verblijdend voorval , de regels der welvoeglijkheid uit het oog verlieze, en u niet te vooren omtrent deeze verandering, welke gij zelve M a nog  l8o ALDERSON. nog beden hoogst noodzaaklijk zult vinden, om uwe toeftemming verzocht heb. alderson. Gij gelooft derhalven dat deeze verandering hoogst noodzaaklijk is ? kendale. Hoogst noodzaaklijk! Bedenk dit zelf eens! De gunst van den vorst is zoo groot, zoo buiten alle verwachting , dat men ten uiterften ondankbaar handelen zoude , indien men maar één oogcnblik verzuimde. alderson, koeL Voorzeker. kendale. Derhalven met uwe toeftemming 1— wij hebben zeer weinig tijd te verliezen, — Eduard moet, alvoorens hij naar zijn Regiment vertrekt , naar London, om den koning te bedanken — alderson. Dat is billijk. kendale. Derhalven — doorgeftreeken, mijne Heeren, en Hertog van Salisburij in de plaats gefchreven. alderson. Het moet dan zoo ? — volftrekt ? kendale. Het is geen vraagenswaard, Mijlord! gij ziet het immers zelf? A 1«  TWEEDE B E D R IJ F. l2l alderson. De hemel zij dank ! Ik heb nog oogen en ooren! (tegen eduard) maar eerst moet ik uwe meening weeten, Sir — e d uk a r d. _ Ik vleije mij, dat Mijlord deeze kleine verandering zal goedkeuren — alderson. Het komt hier niet op mijne goedkeuring, maar op uw willen of niet willen aan! Wilt gij dat de naam alderson in het contract doorgeftreeken worde ? eduard. Zodra gij het aan mijne verkiezing overlaat •— ja, Mijlord! De omftandigheden... kendale. Dat blijkt immers van zelve, Mijlord ! Bedenk eens... alderson, lagchend. Zoo! recht voor de vuist; dat bevalt mij! Derhalven — gelijk Mijlord zo even geliefde aantemer ken ■— omftandigheden veranderen de zaak! Dat is ook bij mij het geval! (zijne dochter wegvoerende ; tegen de beiden Notaris/in) volgt mij, mijne Heeren. charlotte, onder het heen gaan. Mijn vader! eduard. Mijlord I charlotte! M 3 KEN-  182 ALDERSON, kendale. Mijlord! waarheen.' waar toe die verwijdering? alderson. Hebt eenige oogenblikken geduld, Mijlords! Gij zult fpoedig andwoord bekomen. (Hij vertrekt met charlotte; hai] en frick volgen hem.) VIJFTIENDE TOONEEL. kendale, eduard, Mistrisf hammon, een kamerdienaar. Mistrisf hammon. Dat is nooit in orde! Ik ken Mijlord! Als hij zo geveinst lagcht, dan ligt 'er altijd een angel in het gras. eduard. ü Hemel! Laaten wij hem volgen! kendale. In het geheel niet. eduard. Maar als hij nu eens... kendale. ■ Hij moet zich verklaaren. Gij hoordet immers, dat wij binnen weinige oogenblikken andwoord zouden bekomen; dit moeten wij afwachten. — eduard. Maar hij nam charlotte met zich mede. Wan-  l8ö ALDERSON. kendale. Mijlord! als ik u eens op mijn voormaalig Admiraalschip had ! .. maar laat ons geduld hebben! wij zullen eikanderen ook wel te land fpreeken, ondanks mijne aan ftuk gefchootene knokken.' voort! voort uit dit huis van Lucifer! Mijn wagen ftaat bij geluk nog voor de deur (tegen den kamerdienaar) Vooruit! dat wij geen oogenblik opgehouden worden. (De kamerdienaar vertrekt.) kendale tegen eduard. Koom! eduard. Kan ik ? zonder haar.... kendale. Gij moet. eduard. Nog één oogenblik, lieve oom! misfchlen —■ als wij Mijlord ontdekken, dat 'er reeds eene geheime verbindtenis — kendale. Dat kunt gij fchriftelijk doen ! voort! Mistrisf hammon. Volg maar, Sir! uw langere tegenftand zou het kwaad maar verergeren ■— kendale. Ons misfchien eene openlijke befchimping veroorzaaken! voort! — (hem bij de hand grijpende.) of het-verlies mijner liefde en achting! Mis-  TWEEDE BEDRIJF. igy Mistrisf hammon, zacht tegen eduard. Misfchien kan ik het zoo befchikken , dat gij la dij nog voor den avond hier, of bij den Landhoevenaar, in het geheim fpreekt. Jk zal hem een' bede toezenden. eduard. Beste vriendin! Nu fpoedig — fpoedig! kendale. Nu, hoe zal het zijn ? eduard. Verftoor u niet, lieve oom! Ik volg u. o hammon! mijne charlotte, mijne sara ik beveel hen aan uwe zorg. kendale. Ja voorzeker, ja ! (dreigende in het heen gaan) Wij fpreeken elkandcren nader, Mijlord ! (hij voert eduard met zich ) ZEVENTIENDE TOONEEL. Mistrisf hammon. Arme eduard! Ik kan mij zo verbeelden hoe hij lijden moet. — Ik moet nu naar dien ftijfkop om hem uit te hooren wijl hij nog bruischt; als hij weder bedaard is, zijn zijne geheimen zo diep in zijn binnentle verzonken, dat hij zelf moeite heeft dezelve weder te vinden. — Ja ■— wij moeten  188 ALDERSON. ten zien wat ons te doen ftaat! Indien hij zich niet laat bevreedigen , en bij zijne eigenzinnigheid volhardt. — Goed ! Dan hebben wij nog een geheim, Mijlord , het welk gij niet weet! Uwe dochter is reeds Hertogin van Salisburijl En maakt gij ook dan nog zwaarigheden — Ja —■ dan blijft ons, helaas! geene andere keuze over: dan pakken wij ons boeltjen, en volgen het voorfchrift: gij zult vader eri moeder verlaaten en uw wijf aankleeven en groeten u. Einde van hei tweede Bedrijf. DER-  191 ALDERSON. ben! Ik ben verlooren, indien Mijlord ontdekt, dat gij door mijne inzegening reeds eduard's eigendom zijt. charlotte. Dat ben ik, tot aan mijn laatfte oogenblik! Geen bevel, geene dwinglandij zal mij aan hem ontrukken ! Mistrisf hammon. Recht zo , lief jeu! wees nu ftandvastig! En drijft het Mijlord al eens tot wreedheid, zo behoort hij toch vader te zijn en doch, dit moeten wij eerst met eduard overleggen. william. Met eduard? Mistrisf hammon. Voorzeker! zo Mijlord eens ontdekte dat zijne dochter reeds getrouwd was, zo liet hij ons, zo waar als ik leef, allen aan de kaak zetten , zonder daar bij zijn gezicht te vertrekken ; derhalven was mijn raad, dat wij ons boeltjen pakten — william. Ik hoor iemand! Het is Mijlord zelf! VIERDE TOONEEL. alderson, de voorigen. alderson. Wel nu Misf? zijt gij weder herfteld ? Mistrisf hammon. Ta, Mijlord! Maar zij is nog zeer zwak, zo door  DERDE B E D R IJ F. 193 door en door zwak, dat zij geene fchrede voorwaards kan gaan. alderson. En Mistrisf hammon is nog altijd zeer fnapachtig, zo door en door fnapachtig, dat ik haar moet verzoeken , eenige dertig fchreden voorwaards naar haare kamer te doen. Mistrisf ham mos, Vergun mij Mijlord — Misf is nog geheel kragteloos en heeft mijne hulp van nooden —> alderson. Maar niet uwe voorfpraak ! Ik hoop dat Misf, ondanks haare kragteloosheid , haare vijf zinnen nog bij eikanderen heeft. (Een blik op zijne doch' ter werpende.) Wil Mistrisf h ammon intusfchen zwijgen en zich niet van haare plaats beweegen, dan mag zij blijven Mistrisf hammon. Ik gehoorzaam, Mijlord! alderson. Gij weent, Misf? wat deert u? waarom weent gij' Immers niet over het verlies van dien onzinnigen, die weigeren durfde mijnen naam aanteneemen ? ch arlotte. Mijn vader! vergeef het mij!.... alderson. Wel nu, wanneer gij deeze traancn doet opdroogen, den ondankbaaren vergeet, en zonder weigering aan Sir arthur eurlington uwe hand reikt.... VII. deel. N c h a R-  1q'4 A t D E R s O k. charlotte. ó Mijn vader! Beveel mij Hechts, in alles wil ik, moet ik u gehoorzaamen ; maar dwing mij niet, eenen man te trouwen dien ik haate, dien gij zelf veracht, die onder alle mannen in het gantfche koningrijk de onwaardigfte is, uwen naam te voeren. alderson. William! Gij hebt haar immers mijn bevel bekend gemaakt? william. Ja, Mijlord! alderson. Daar blijft het bij, Misf! waarom ik dus en niet anders handele, zal, hoop ik, niemand waagen te onderzoeken. charlotte. Onmooglijk , mijn vader ! Dat kunt gij niet willen! Eduard — gij achtte, gij bemindde hem , wenschte zelfs zijne verzoening met den vorst, om zijn en mijn geluk te volmaaken, en nu, daar hem de koning alles, wat hij wenfchen konde, inwilligt , alle de hinderpaalen , welke onze vereeniging in den weg (tonden weg ruimt, nu zou eene kleinigheid hem in het verderf ftorten? van daag of morgen trekt hij tegen den vijand te veld, vol wanhoop zal hij ieder gevaar in den mond loopen; hij zal vallen, en met hem alles, wat mij op aarde dierbaar is! Ik bezweere u, mijn vader, beneem den ongelukkigen alle hoop niet! Dan zal hij zich voor mij trachten te fpaaren , zonder bedenking in alles bewilligen, met  jp8 ALDERSON. charlotte. Hier, hammon! is de neutel vau mijn Secretaire, neem 'cr uit het geen gij vindt, en geef het den ongelukkigen william. Mistrisf hammon. Dat is onnodig, hartjenlief! De heer william kan nu maar regt toe regt aan naar Wetternetj bij Mijlord kendale gaan,en daar de terugkomst van uwen heer gemaal afwagteu; die zal wel voor hem zorgen. charlotte, in diepe gedachten. Zo is dan alles verboren ! Mistrisf hammon. Dat kon ik zo op mijne vijf vingers bcreekenen. Ik ken Mijlord! Hij kan fomiijds wel iets vergeeveu- maar wie zijne hooemoed te na koomt, kan op zijn best in den hemel vergiffenis verkrijgen. charlotte, zonder Mistrisf hammon te hoor en. En fpoedig zal hij verfchijnen, die onwaardige, hij zal op mij aandringen, en dan!... Mistrisf hammon. Ja hij zal nu haast komen ! maar ik zal hem een liedjen 'voorzingen, waar over hij zich verwonderen zal! charlotte, als te vooren. 'Er blijft mij geene keus over! Ik moet het uiterfte waagen, mijn' vader mijne verbindtenis met eduard ontdekken Mistrisf  DERDE BEDRIJF. I99 Mistrisf hammon. Ach lieve hemel 1 Hij brengt ons oogenblikkelijk om het leven! Ik zie de hemel en aarde reeds inftorten. charlotte. En, fchoon ik daar onder bezweek! Ik leef flechts voor eduard! word hij mij ontrukt, zo is wanhoop mijn lot.de dood mijn laatfte toevlugt. Mistrisf hammon. De dood? Uw gehoorzaame dienaresfe! Of ik eene gekkin ware! neen neen ! Gij moet leeven ;in fpijt van het noodlot en uwen vader leeven, u geheel en al in den fchoot van het geluk plaatfen, en de gantfche waereld niets achten. charlotte. Ach lieve hammon, uw wil is goed; maar als mijn vader zijne hardheid tot dwinglandij drijft — wat kan ik dan doen? wat blijft mij dan overig? Mistrisf hammon. Weg te ioopen — de hemel vergeef mij mijne zonden! Gij zijt de eerfte niet en in uwe omfiandigheden zal geen christenziel het u kwalijk neemen.... Stil 1 wordt 'er niet geklopt? — (Zij opent de deur.) N 4 ZE-  20O ALDERSON. ZEVENDE TOONEEL- james, de voorigen. Mistrisf h a m m o n. De zoon van onzen Landhoevenaar. Voorzeker is eduard daar reeds aangekomen. Wei nu kleine! wat brengt gij nieuws. james, fpreekt zacht met Mistrisf hammon. Mistrisf hammon. Is bij ? Goed I Ik zal oogen blik kei ijk koomen! Cjames, vertrekt.) Mistrisf hammon. Zo als ik gezegt heb! Hij is reeds in het huis van den Landhoevenaar, bij saartjen! charlotte. Eduard? Mistrisf hammon. Ja, zekerlijk! Maar wat zullen wij nu doen? Zo gij heenen gaat en Mijlord wil u intusfchen fpreeken, en vindt u niet , dan is aanftonds de kaart vergeeven ! Het zekerfte is wel, dat ik alleen ga, en Sir eduard door den moestuin herwaards breng; hij kan zich dan altijd, ingeval 'er iemand koomt. door deeze zijdeur wegpakken. Ja, zo zal ik doen — en opdat wij allen te gelijk bij eikanderen zouden zijn , indien wij eens met fpoed moesten inpakken, zo zal saartjen ook mede koomen. C H A R-  DERDE BEDRIJF. charlotte. 201 Ik heb reeds lang gereikhalst baar te zien, nu vreeze ik. — Mistrisf hammon. Gij behoeft voor niets te zorgen! Ik heb reeds alles overlegd. Mijne nicht lidii verbeeldt s s artjsns moeder. Gij zijt Peetetante — moeder en kind koomen u bezoeken — onder dit voorwendfel hebt gij met het geringde te vreezen, al vond Mijlord zelf het kleine engeltien bij u charlott e. Onder dit voor wendtel.... ? Ja, lieve hammon» breng haar mede, misfehien maakt het gezicht van Jiet kind indruk op hem ; misfehien werkt de natuur op zijn hart, misfehien — Mistrisf hammon. Ach, hartjcnlief! de natuur en Mijlord zijn eikanderen zo onbekend, als de groote Mogol met het vader onze ! Hij zal het kind zien - hm! zal hij zeggen, zijn neus opnaaien, en haar met haare gewaande moeder weg zenden, zonder haar eens een gefchenk te geeven ! Neen neen' ik heb gantsch andere oogmerken! Thands wil ik de lieden maar hier haaien, terwijl het nog alles in rust is. Als die haazenvoet Burlington eens koomt dan is er aan geene ruggefpraak meer te denken. Het zal geene tien m.nuuten duuren, of ik ben weder bij u. (Zij vertrekt door de zijdeur.) charlotte, alleen. Lieve goede vrouw! De hemel zegene u - en mij, dat ik uwe liefde zal kunnen vergelden' (na eem, nadenken.) Ik zal hem dan nog S zien* en d;ln.... welk cell gedruis? w fc Ha] burlington! w 5 AGT-  202 ALDERSON.. AGTSTE TOONEEL. Sir arthur. burlington, charlotte, charlotte. Waarom onaangemeld, Sir! Ik wenschte alleen te ziju. arthur. Vergeef het mij, mijne fchoone bruid.' Ik vond niemand in de voorkamer, en het bevel van uwen vader. ■— charlotte. Bruid?Gij geeft mij daar eene benaaming, Sir — arthur. Welke binnen weinige uuren met den titel van gemalin zal verwisfeld worden. charlotte. Bruid? Gemalin? Gij zegt mij daar iets onverwachts! arthur. Gij fchertst, Misf! Dat ik u bemin, weet gij reeds zedeit lang , ook dat uw vader mijne liefde goedkeurt. Onze verecniging is flechts wegens eene kleine dwaling uitgefteld geworden, welke thans echter gelukkig is weggenoomen; ik hoop derhalven — charlotte. • Eén woord, Sir ? — Mijn vader beftemde mij, reeds in mijne kindsheid, voor den jongen saliseurij; ik vond hem bij het toeneemen zijner jaa-  20Ö ALDERSON. charlotte. Ook eer die gefchied — wenschte ik eens alteerl te zijn, om mijne zinnen bii eikanderen te verzamelen , en mij tot dien gewigtigften ftap van mijn leeven voorteberciden. — arthur. Ook dat! Wie kan u iets weigeren! Derhalven — tot fpoedig wederziens , Misf! (haar de hand kusjende.) Ik hoop dat ik u dan te mijwaard meer geneigd zal vinden. NEGENDE TOONEEL. charlotte. Eindelijk eenige minuuten afgebedeld! Kon ik nu maar' aanftonds van dezelve gebruik maaken, die dierbaare oogenblikken, welke voor u, mijn e d u a r d , voor u alleen beftemd zijn ! En dan — dan — (in diepe gedachten) met hem naar mijnen vader, mijne sara aan mijne zijde —_ wij omVatten zijiie knieën — dat onfchuldige kind lirekt haare armpjens naar hem uit, fmeekt hem om vergiffenis ■ bij wordt geroerd, de natuur zegepraalt. — (treurig opwaards ziende ) Ja — zo droomt de gevangene van vrijheid — zo droom ik van geluk! TIENDE TOONEEL. Mistrisf hammon, charlotte, kort daarna eduard. Mistrisf hammon, bevreesd in de kamer ziende* Zijt gij alleen, hartjenlief? c h a R>  DERDE BEDKIJF. 20? charlotte. Ja hammon — maar waar blijft eduard? Mistrisf hammon, buiten de deur roepende. Koom Mijlord ! Het veld is vrij! eduard, met drift binnen koomende. 6 Mijne charlotte! charlotte, in zijne armen zijgende. Eduard. Mistrisf hammon, zich afdroogende. Of ik ook geloopen heb! Het zweet breekt mij aan alle kanten uit! eduard. Dierbaare vrouw! Nog eenmaal in mijne armen! charlotte. Nog éénmaal — en misfehien nooit weder! Mistrisf hammon. Nu , kindertjens, fpreekt nu met eikanderen ; maar kort en goed en met rede! Saartjen en li dij zullen oogenblikkelijk hier zijn — (Zij gaat heen, en keert weder terug?) Mijlord! zo als gezegt is — het eenigfte het beste middel! ja nu moet ik op mijn post en recognofeeren ; hoor ik iets, dan ben ik als de wind hier, om het u te melden! Ceduard iets in het oor luisterende.) Verftaat gij ? eduard. Volkomen, Mistrisf! Mistrisf hammon, vertrekt door de middendeur» ELF-  2C8 ALDERSON. ELFDE TOONEEL. charlotte, eduard. char lotte. 8 Eduard! Alles is verlooren ! Mijn vertoornde vader geeft bidden noch fineeken gehoor! zelfs het befluit om u naar zijnen wil te voegen, werkt niet op hem ; hij blijft onverbiddelijk. eduard. Mistrisf hammon heeft mij reeds van alles onderrigt, en mijne maatregelen zijn genoomen — gij behoeft dezelve flechts goed te keuren. charlotte. Alles, alles, om u te behouden. eduard. De tijd is kort, het gevaar dringend, en alle hoop op eene vriendelijke fcbikking verlooren ; wij moeten derhalven het uiterfte waagen ! Gij moet nog heden, zo het mooglijk is nog op dit oogenblik, uws vaders huis verlaaten, en mij volgen. ■— London is niet verr' van hier; de hier zijnde landhoevenaar heeft daar eene zuster — charlotte. Mijnen vader verlaaten ? —■ eduard. TJ zijner dwïnglandij ontrukken! Gij zijt mijne vrouw, charlotte, mijn eigendom; Gij moet mij volgen; hier is geen ander middel. c h a R-  DERDE BEDRIJF. 2cg CHARLOTTE. 'Er blijft ons nog een over, eduard. eduard. En welk? char lotte. Mijnen vader onze geheime verbindtenis te ontdekken , hem ons saartjen te toonen, misfehien — eduard. Gij kent uwen vader, charlotte! charlotte. Ik ken hem en fiddere! Maar ik moet deeze laatfte pooging waagen: pligt en kinderlijke liefde vorderen dezelve! Maar zo hij ook dan nog gevoelloos blijft — Wel nu ! Dan heb ik aan mijnen pligt voldaan, en zal bij mijne verwijdering ten minften die gerustftelling gevoelen , alles gedaan te hebben, wat deezen flap van wanhoop had kunnen verhinderen. eduard. Hij zal woedend worden , zich van ü verzekeren, n onder een ftrengopzichtftellen,en ons voor eeuwig fcheiden. Neen charlotte, dat ware te veel gewaagd! Thans zijt gij nog vrij; laat ons van dit oogenblik gebruik maaken, hetwelk misfehien niet weder zo gunftig verfchijnen zal! 'Er ftaat reeds een wagen gereed, gij werpt u met sara 5n denzelven, en red u door een overijlde vlucht; als gij eens buiten het bereik van zijn geweld zijt dan... VII deel. O TWAALF-  210 ALDERSON. TWAALF. DE TOONEEL alderson, arthur, Mistrisf hammon, de voorigen. Mistrisf hammon, met drift binnen komende. Om 's hemelswille, weg! weg! Wij zijn verraaden ! arthur , terftond volgende , tegen alderson. Gelijk ik gezegt heb, Mijlord! Een bezoek... Mistrisf hammon tegen eduard. Wat betekent dit toch? Gij hier Sir? En zo moeder ziel alleen met mijne Misf? Wie heeft u binnen gebracht ? Wie heeft u aangemeld ? Gij wist toch dat Mijlord eens vooral verbooden had... alderson, koel. Ik meende dat gij op Westerneij bij uwen oom... arthur. En ik bij het Leger. Naar ik hoor, rukken de Franfchen de hoofdftad fteeds nader. WaarfchijnJijk zal 'er nog heden een treffen volgen, en daar bij waar Mijfords tegenwoordigheid , naar mijn gevoelen, hoog noodzaaklijk. eduard , werpt een verachtenden blik op rurlington — tegen alderson. Ik bevond mij reeds daar; doch, van de fmertehjkfte rouw doordrongen, ij'de ik aanflonds weder herwaards, om u, Mijlord, wegens het voorgevallene om vergeeving te vraagen; mijne onbezonnenewei-  DESDE BEDRIJF. 2il weigering weder goed te maaken , mij aan uwe bevelen geheel en al te onderwerpen, en... alderson. Het doet mij leed dat deeze onderwerping te Iaat koomt,Sir! Intusfchen verfchaft zij u toch gelegenheid — bij bet huwelijk van mijne dochter, met Sir arthur burlington, als getuigen te verftrekken ; het hangt alleenlijk van u af — eduard. Mijlord! alderson. Zonder complimenten , Sir! Ik ben van uwe tedere dcelneeming volkomen overtuigd 1 eduard. Ha! Deeze fpottcmij! charlotte. Bedaard eduard — om 'shemelswil! alderson. Sir! Ik zie gaarne dat mijne gasten in eenen goeden luim zijn! Gij fchijut met de wijze waar op ik u ontvange te onvreden — het ftaat derhalven Hechts aan u uw bezoek te verkorten. Generaal sto.\Mont zal u, bovendien, met verlangen verwagten. eduard. Ha, Mijlord! wat misdeed ik? Waardoor verdiende ik eene zo diepe vernedering? (alder* son fchelt.) cha rlotte, zacht. Verwijder u,eduard! Ik volge. Oa DER*  ALDERSON. DERTIENDE TOONEEL» robert, de voorigen. alderson tegen robert. Mijlord sa li sb urij worde, door den opperjaager met zijne onderhebbende manfchappen, tot over de grenzen verzeld. (r o b e r t vertrekt.) eduard, de hand aan de degen Jlaande, Mijlord! waart gij niet de vader mijner... charlotte Eduard! alderson. Ik ben tot uw dienst, Sir! charlotte, hem in de armen vallende. Mijn vader! >~ eduard. C harlotte's vader ! Hemel! Wat deed ik? Hier, Mijlord — ftraf den misdadigen — hier is mijne borst ! Gij ontrooft mij mijne eer, ontrukt mij mijne gade , ontneem mij ook mijn leven! alderson. Onzinnige! Red u zeiven , uwe eer, en uw leven — maar waag het niet, ooit weder deeze plaats te naderen! eduard. De_ vader mijner charlotte kan over mij gebieden • • (alderson op eene eerbiedige wijze naderende.) Ik heb u beledigd; ik verdien  BERDE B E D R IJ F. 213 •dien uwe gramfcbap, maar niet uwe verachting ... alderson, wendt zich onwillig van hem af. eduard. Doch, gij begeert mijne verwijdering en ik moet gchoorzaamen. Slechts 'uwe vergeeving —. alderson. Mijn zegen boven dien —. als gij flecbts van mij en mijn huis verwijderd zijt. eduard gaat langzaam en droevig heen. VEERTIENDE TOONEEL. alderson, charlotte, arthur, Mistrisf hammon. arthur. Onzinnigheid en moedeloosheid in gelijke maat! alderson. De onbezonnene heeft moed en gevoel; maar ook onbefcbaamdheid. a r t h u r. Meer onbefchaamdheid als moed! Dan het geen ''er heden onder ons voorviel... alderson. Deed mij ook geene groote gedachten van uwen moed opvatten, Sir! Jk had gedacht dat gij mijn vooroordeel bevredigd, de eer van mijn huis opgehouden ,en uwen medeminnaar verzeld zoud hebben. O 3 AI-  914 ALDERSON. A B T H ü F. Dit had ik zeer gaarne gedaan, Mijlord! Maar mijn huwelijk, het welk op deezen tijd bepaald was... ALDERSON. Ha, ha, ha! Gij hebt gelijk, ja zeer groot gelijk , dat gij u bij het zo even plaats hebbend tooneel zo buitengewoon verdraagzaam getoond hebt! Gij hebt waarlijk eene veel gewigtere beftemming als te moorden , of om mij wel uittedrukken — u te laaten vermoorden! Mij dunkt gij moest om uwe woede een weinig te verkoelen eens eene wandeling in den tuin doen, of de Notarisfen met een bezoek vereeren ■— het zal mij aangenaam zijn, u onder hun geleide weder te zien. ARTHUR. Ik gehoorzaame! (in het heen gaan) Mijlords fcherts heeft toch altijd iets aanneemelijks' VIJFTIENDE TOONEEL. ALDERSON, CHARLOTTE, Mistrisf HAMMON. ALDERSON. Het moet een weinig fterk zijn, als het op uwe Zenuwen zal werken, Sir! Nu, Misf! Het bezoek van den jongen Hertog zal u zeker ten hoogften onaangenaam geweest zijn ? CHARLOTTE. Mijn vader!... ALDERSON. Op dat gij niet andermaal door dergelijke aanvechtingen ontrust zoudt worden, zal ik nog heden een  22(5 ALDERSON. 1 e t t ij. De oogen waren mij eenigzins toegevallen Maar onze gasten blijven ook zeer lang weg. (Zij vertrekt.) Mistrisf larfield. De weg is geen vijf uuren lang — en zij zijn nog niet hier. (zij gaat weder aan het vengfler) Alles is nog in rust- Dat is bijzonder. Cbettij brengt nieuwe kaarsfen, en zet de afgebrandden, op een Tafel, die ter zijde ftaat. Mistrisf larfield vervolgt.) Een zachte aangenaame lucht, dat belooft een fchoonen dag. b e t t ij. Als de Franfchen ons maar geen onweerswolken aanbrengen. Mistrisf larfield. Dat willen wij niet hoopen! Maar onze reizigers van Alderfon maaken mij bevreest. Volgends mijn broeders brief, zouden zij tegen middernacht hier zijns en het is nu reeds over vieren. — Ha! ... ik hoor geraas ! (uit het vengfter ziende.) Het is op ftraat — het nadert — ik hoop dat zij het zijn zullen! Ga heen, bettij! Neem licht, (bettij vertrekt) Een wagen Hij nadert. Zij moeten verdwaald zijn geweest of een omweg genomen hebben. De wagen ftaat ftil — zij treden 'er uit — zij zijn het! de hemel zij dank! Die angst is ook weder voorbij, (zij neemt een kaars en treed naar de deur.) TWEE-  VIERDE BEDRIJF. 22^ TWEEDE T O O N E iE L. charlotte, lid ij, sara , Mistrisf larfield, bettjj. bet tij, de deur openende en de aangeko* tnene lichtende. Weest zo goed, en treed binnen. Mistrisf larfield , charlotte, en dt overige groetende. Miladij! charlotte. Gij zijt zeker Mistrisf la r f ie ld ? Mistrisf larfield. Ja Miladij! De zuster van den landhoevenaar te Al der jon, charlottb. Vergeef bet ons Mistrisf, dat wij door onze laate aankomst, u van uwe rust beroofd hebben! Mistrisf lar fi eld. Dat is niets, Miladij! lk was enkel door uw Jang wegblijven bevreest geworden. charlotte. De voerman heeft een omweg over Berkshire genomen. ' ö 8 Mistrisf larfield. -Ach ! denkelijk om de Franfchen! G;steren avond, zeide men, dat zij meer dan twaalf mijlen voordgerukt waren. — Maar Miladij is zeker verP 2 moeid,  S28 ALDERSON. moeid, (haar een Jloel zettende!) kan ik u dienen ? — bet tij! breng deeze vrouw met het kind, in de zijkamer aan de linkerhand. l i d ij. Staat gij het toe, Miladij ? charlotte. Ga , lieve l i d ij ! Gij hebt rust nodig, als ook mijne sara. (bettij geleid lidij, welke de flaapende sara draagt, naar de zijkamer.) Mistrisf larfield tegen bettij. Als gij dat gedaan hebt, bezorg mij dan thee. charlotte. Ts hier nog geen bode, nog geen bericht voor mij* aangekomen ? Mistrisf larfield. Nog niet, Miladij! charlotte. 6 Hemel! Mistrisf larfield. Mijn broeder, die mij uwe geheele treurige gefchiedenis, in zijnen brief, gefchreeven heeft, berichtte mij tevens, dat uw gemaal nog deezen nacht hier zoude komen; maar ik vrees.... charlotte. Hoe! wat? Mistrisf larfield. Dat de nadering van den vijand hem daar in mage-  VÏKRDE BEDRIJF. 239 gelijk zal verhinderen. Men zegt, dat de Generaai gat es, zich nog deezen nacht met Lord stormont zoude vereenigen. Wanneer dat bericht gegrond is , dan vrees ik heden een bloedige dag. charlotte. 6 Hemel! dan zal ik hem zekerlijk wel hier te vergeefse!! verwagten — en hem mogelijk nimmer weder zien! Mistrisf larfield. Wegens zijne aankomst te Londen kunt gij gelijk hebben. Miladij! maar, 'er is geen gevaar dat gij hem niet weder zoud zien, Mijlord ftaat onder het Regiment van gat es — het welk, naar ik hoor .nevens anderen beftemd is om de hoofdftad te dekken ; zo het derhalven al tot een treffen komt, zal hij 'er niet eens tegenwoordig zijn Ik ben meer beducht voor mijnen zoon; die onder het Corps van den Graaf stormont is, hetwelk den vijand overal gade Haat. Hij moest gisteren, reeds voor het aanbrecken van den dag, vertrekken — de hemel bewaare hem! charlotte, En mijne eduard! Mistrisf l ar field. Dat zal hij, wanneer het met zijne wijze oogmerken overeen koomt! voor het overige kan Miladij hier de terug komst van haaren gemaal gerust en in_ volle zekerheid afwagten. Ik denk wel, dat het niet lang du uren zal, of gij keert, onder zijn geleide, naar Alderfon terug. P 3 C H A R.  VIERDE E E D R IJ F. 239 THOMAS. Alles, Mijlord! De paarden ftaan nog gezadeld. eduard. Wagt mij — ik zal u daadlijk volgen. thomas, vertrekt. eduard. Charlotte! Ik moet heenen — u verlaaten; zonder tijdverlies, indien ik mij niet aan de ïtrengfte verwijtingen wil blootftellen ; De hemel zegene en bewaare u, beste vrouw! {Haar omhelzende) Ik beveel baar aan uwe zorg, Mistrisf! Hier mijne dierbaare — geef deeze kusch aan mijne sara. charlotte. ö Hemel! zo fpoedig ? eduard. Ik moet! Pligt en eer vorderen het. charlotte. Ik bezwijk. eduard. Charlotte, lieve vrouw! Herllel u en wees bedaard! Mijn hart bloedt, maar ik moet — AGTSTE TOONEEL. thomas, de voorigen. thomas. Mijlord, de Ruiter laat u verzoeken, u niet op-  240 ALDERSON. optehouden, gij mogt misfehien door de fteeds aanrukkende vijandelijke benden afgefiieden worden. eduard. Het gevaar zo nabij, en geen vroeger bevel ? — thomas. Hij heeft, benevens andere Ruiters die hem verzeilen, order, om u tot befcherming te dienen, eduard. Tot befcherming? of—? Deeze brief van den Graaf stormonts — nadere beftemming — dit alles koomt mij verdacht voor! Doch — ik moet volgen, mijn noodlot afwagten — (tegen Thomas) Binnen weinige oogenblikken ben ik bij u. Ga. (thomas, vertrekt.) eduard. Vaarwel , dierbaare charlotte, wij zien elkanderen fpoedig weder. charlotte. Wij moeten dan fcheiden? Ach! ons noodlot ondergaan. Laat ik u flechts een oogenblik befchouwen, eenig voorwerp van alle mijne wenfchen en hoop! Laat ik u nog eens, nog eens aan deeze borst, aan dit kloppend hart drukken — voor de laatfte maal in deeze armen (zij zinkt on- magtig neder.) eduard. nemel! zij bezwijkt! Charlotte! Mistrisf larfield. De fmart heeft haar overweldigd — Bedien u van  Vierde eedrijf. 241 Van dit oogenblik, Mijlord! eer zij zich weder herftelt. eduard. Charlotte! (geheel weemoedig) Ook uw beeld is mij onuitwisbaar ingeprent. Mistrisf! Vriendin — onderlteun haar! Ik durf niet langer vertoeven — Charlotte! (h j ziet haar fterk aan. kust haar en verwijdert zich , komt fchielijk terug en omhelst haar opnieuw.) Charlotte! Vaarwel! De hemel beware u! Vaarwel. (Hij vertrekt fchielijk.) NEGENDE TOONEEL. charlotte, Mistrisf larfield. Mistrisf larfield. Ook mijne ftandvastigheid begeeft mij! Daaf ijlt hij beenen en nadert zijn graf het welk misfehien morgen reeds hem, en misfehien ook mijnen zoon omvat! De hemel bewaare hem! Hem en deeze dierbaare vrouw. charlotte, met een zwakke flem. Eduard! Eduard! Slechts nog één oogenblik! Ik zal •— u volgen — aan uw zijde —■ met u flerven — (haare oogen openende.) eduard! waar is bij ? (wild rond om zich ziende.) waar is mijn eduard? Mistrisf larfield. Zijn pligt riep hem op . . . VIL deel. q c h a r-  V ÏJ F D E B E D R IJ F. 253 fchen gezigten die mij aanffaaren, en wie kon ook vermoeden dat Mijlord zich te London en niet mij onder hetzelfde dak bevondt. b e t t ij. Volgens het zeggen van den jaagcr, is hij ook voor de Franjchen gevlugt. charlotte. Zo digt bij mij! Hemel! Ik fidder! Mistrisf larfield. Door welk toeval kan hij vernoomen hebben ?... kendale. Waarfchijnlijk heeft hij gehoord, dat ik naar uwe wooning vraagde; en heeft mij heenen zien gaan, en iemand nagezonden. —. (tegen bet tij) Wagt de jaager op antwoord ? b e t t ij. Neen, Mijlord! Hijging daadlijk weder heenen. kendale. Lees nu maar, Mistris] Wij willen toch eens hooren hoe die brief luidt. Mistrisf lar field , tegen bettij. Hendrik moet oppasfen en niemand onaangemeld binnen laaten. (bett!j, vertrekt.) kendale, tegen charlottf. Bedaard kindlief! Gij hebt niets te vreezen ! Ik neem u tegen alle gevaar, in mijne befcherming! (tegen Mistrisf larfield) Lees maar! Lees maar i Mis-  254 ALDERSON. Mistrisf larfield, leest. „De weggelopene , welke Mistrisf larie ld „ bij zich heeft opgenoomen, wordt bij deezen aangekondigd, dat zij van dit oogenblik af aan ge„ heel en al aan haar noodlot is' overgclaaten. george graaf van alderson." charlotte. Hemel! (zij grijpt liet blad, leest, en laat het vallen) mijn doodvonnis. kendale. Wat duivel ? — (den brief opneemende en voor zich zeiven kezende.) Mistrisf larfield. Die wrcedaart! kendale, den brief aan Mistrisf larfield terug geevende. Gekheid! Hij is mensch, ja vader! Zijne ecrfle gramfchap doet hem dus fpreeken. charlotte. Zijn onverzoenbre baat, meent gij 1 ö Zijne gramfchap zou mij eene weldaad zijn ? kendale. Wees niet hoopeloos, Miladij! Wat gefchied is, is gefchied, en niet te veranderen! Wanneer hem eens, het ZU vroeg of laat, uwe gedachtenis in den kop komt, wanneer hij dan rondom zich ziet, zich verlaaten en kinderloos vindt, dan zal het verHand haare rechten weder op hem verkrijgen, en dat geene bewerken, het welk zijn hart u thans weigert. c h a r-  V ij F i) E B E d K ij F. a§g charlotte. Nooit! Nooit! Ik ken hem! Zijn hart is onverzoenbaar ! (met het gevoel der diep/Ie fmart.) Jk heb geen vader meer! kendale, ontroerd. Maar nog eencn vriend — in eduard eenen echtgenoot. charlotte. Heb ik nog eenen echtgenoot? kendale. Die blijft den uwen, in fpijt van alle de vervloekingen van uwen vader. Gij zult hem voorzeker morgen weder te London zien ; voor hem moet gij u fpaaren ; zodra de Franfchen weder uit het Konmgrijk zijn, zal hij zijne uniform daadlijk aan den fpijker hangen, als Hertog van Salisburij in het Parlement verschijnen, en u als zijne gemalinneaan het hof openlijk voorilellen. ZESDE TOONEEL. BETTIJj de voorigen. Mistrisf larfield. Wat is 'er te doen ? b e t t IJ. Ach, Mevrouw! De gantfche lucht tot Craijford toe is zo rood als vuur — het fchieten wordt hoe langer hoe minder; en hier uit willen de menfchen opmaaken, dat de vijanden gellagen zijn... k e k-  £0 ALDERSONg kendale. Zeer waarfcbijnlijk ! Vermoedelijk hebben zij eenige dorpen in den brand geftooken, om hunne vlucht te dekken. — Sta mij toe Miladij — om binnen weinige oogenblikken daaromtrent nadere tijding in te winnen Ik ben daadlijk weder bij u. (JJij vertrekt, betttj volgt hem?) ZEVENDE TOONEEL. charlotte, Mistrisf larfield. Mistrisf larfield. Hebt gij het gehoord , Miladij ? Waarfcbijnlijk is het gevaar voorbij! Wanneer de tijding bevestigd wordt, waaraan ik in geene deele twijffel, zo zult gij uwen gemaal misfehien binnen * weinige uuren weder zien. charlotte. Behaagde het den hemel? Mistrisf larfield. Buiten allen twijnel! Maar die geringe verwijdering. charlotte. 5 Mijne vriendin! Gij wilt mij troosten ; maar helaas! dit hart is voor geen troost vatbaar, en verband alle hoop! Mistrisf larf ie ld. Gij bedroeft mij onuitfprecklijk, Miladij ! Hoe? Zo diep gevoelig voor uwe rampen, en zo gevoelloos voor alle troost? Hef deezen zo flerk ter aar-  v ij f D E E E D R ij f. 257 aarde gevestigden blik, eens naar mij, naar uwe vriendin op... charlotte. Naar hem , naar mijnen eduard ! Daar •— onder de aigeftorvene vind ik hem weder! Mistrisf la rfield. Beste, dierbaare vriendin! Ik bid, ik bezweer u, ontwaak uit deezen fchrikkelijken droom! Nog leeft eduard! Verheelt u, wanneer bij eens terug koomt, en u zijn tweede ik, zijne echrgenoote in zulk eenen tocftand — of welligt, onder haar kommer en hartzeer bezweeken op den dood. baar vindt verheelt u zijne ontzetting en wanhoop 1 charlotte. Hemel! Wat zegt gij? Dat zou verfchrikkelijk zijn ! Neen , neen ! Hij zal leeven ! Ik wil leeven, bedaard zijn, en alle mijne ftaudvastigheid te hulp roepen. AGTSTE T O G\ N E E L. kendale, de voorigen. kendale. Lustig kinderen ! Vreugde boven vreugde ! Zo even is 'er een courier aangekomen De vijanden zijn gedagen, de gantfche linker vleugel is gevangen genomen, de rechter is afgefneeden , retireert naar London, en zal ook weldra om kwartier fmeeken. VII deel. R Mis-  V IJ F D E E E D R. IJ F. 259 kendale. Slechts een droom, hoop ik! Des te grootere vreugde voor 11, wanneer hij met gezonde leden verfchijnt.en de droomfter met eene hartelijke kusch logenftraft. Mistrisf larfield. Gij handelt wreedaartig met ons . en nog veel wreedaartiger met 11 zelve, Miladij! Kommer is het deel eener liefhebbende echtgenoote, wanneer haar geliefde zich in gevaar bevindt ; maar eene zoo diepe droefheid kan Hechts dan plaats vinden» wanneer zij hem verlooren heeft! Laat hoop en vrees u beurtelings bellrijden; maar wees niet wanhoopend in een tijdftip, waarin gij bet einde uwer kwellingen, de vervulling uwer wenfchen nadert. kendale. Sentimenteele buitenfpoorigheden! Hij kan gebleeven zijn ■— het is mogelijk; maar niet waar fcbijniijk; ik zou 'er nu reeds de tijding van hebben ; vat derhalven moed, Miladij; deel in de algemeene vreugde, en ftel u in Haat, om uwen gemaal te ontvangen. charlotte. Hem wel te ontvangen , hem aan dit hart te drukken, hem geheel en al te bezitten. — Hemel! welk een geluk! kendale. Dat zal hij u verfchaffen, en voorzeker eerder, dan gij hetzelve vcrwagt. Ra NE-  V IJ F D E B E D U IJ F. 263 M djo;t — voorzeker op aandrang van uw wree„ daartigen vader." — Hal zeer natuurlijk' (hij leest.) „ Arrest aangeköndigt" — hm! hm! „ Thans eerst heb ik mijne vrijheid weder verkree„ gen en bedien mij van dit oogenblik, on> u te „ melden — ha! ik hoor het teken om op te bree„ken! Men koomt, mij oproepen! Vergeef het „mij, lieve charlotte! ik moet afbreeken. „ Tegen den vijand aanrukken. De nadere tij„ ding bekoomt gij morgen, van uwen eeuwig lief„ hebbenden e d u A R D." CHARLOTTE. Nu thomas? Die nadere tijding — < thomas De nacht was intusfehen aangebroken. — Alles bleef ftaan en leggen ; wij wierpen ons op onze paarden en ijlden den dood te gemoet! De vijanden , welke geenen aanval vermoedende waren, wierden zonder het te bemerken, ingeflooten, en binnen minder dan een half uur was de zegen ons, Nu kreeg de Ruiterij bevel om hen natejaagen. Mijnheer brandend van begeerte om zijne gekrenkte eer te herfteilen , en door eene roemrijke daad uittemunten , ijlde met eenige dappere ruiters vooruit, viel eene bende vijanden aan en dreef dezelve terug. De maan verborg zich juist in bet tijdftip dat wij een bedekten weg voorbijtrokken. De vijand ons gering getal bemerkende bediende zich van dat voordeel en onze onvoorzigtigheid, wendde zich plotslings, omringde ons, en in weinig minuuten was mijn arme heer, naast het grootfte gedeelte zijner zwakke bende, ter nedergehouwen. R 4 C H A r-  264 ALDERSON. charlotte, zijgt neder. kendale. ") D -j . , / Beiden vestigen hunne verfchrikkelijk. I oo^e* thomas , Mistrisf larfield. \ zonder cha rlotte's Mijn hemel! •> toe/land te bemerken. t h o m a s. Het was te laat hen te redden, maar helaas' tot zijnen gewisfen ondergang, drong daadlijk daarop onze gantfche Ruiterij , in het duister door den bedekten weg den vluchtenden vijand naar, en mijn, misfehien nog leevende heer, wierd onder de lijken van vrienden en vijanden, door de paarden jammerlijk vertrapt! Mistrisf larfield. Ach hemel! kendale. Houd op, ongelukkige! (een diep JJilzwijgen.) charlotte . haare oogen fterk op den grond gevestigd houdende. Hij is dood! — Dood ? — (met een gebroken zucht) Vreeslijk noodlot! kendale. Mijn hart word van een gereeten! (Hij valt op een Jloel neder.) charlotte, tegen kendale. Niet waar — dat had ik niet verdiend ? kendale. De hemel erberme zich uwer! c h a r- u  PERSOONEN. De Heer willem. M ATJRICE. Hl POLITE. De Heer de fiervule. GERMAIN. la FLEÜRi CECILE. Het Tooneel is in de wooning van maurice.  DE HEER WILLEM, O F DE ONBEKENDE REIZIGER. B L IJ S P E L. EERSTE TOONEEL. Het _ Tooneel verbeeld een Tuin. Ter linkerzijde van den aanfchouwer is een koepel, die met een deur op het tooneel uit koomt, en achter welke het huis van maurice is : aan de andere zijde van het tooneel, naar den achtergrond, ziet men een voetpad het welk naar het dorp leidt; bij het opgaan van het gordijn- komt hipolite langs dit voetpad, en werpt, alvoorens te fpreeken, een' blik naar de zijde van Let Luis. hipolite. Cecile heeft mij doen weeten, dat zij mij, voor dat ik bij baar vader koom , iets bijzonders te zeggen beeft.. En bier is de plaats waar ik haar wagten moet. Dit maakt mij ongerust... Zou men misfehien aan het een of ander beginnen te twijffelen ? Door een heimelijken band aan het voorwerp mijner geheime liefde verbonden, juich ik over myn lot en ben evenwel niet gelukkig Hoe veele vooroordeelen hebben wij niet al, ten opzien- ten  274 »E HEER WILLEM, hipolite. Hoe zullen wij het hem durven bekennen ? cecile. Indien wij langer tijd gehad hadden, had ik een ontwerp gefmeed. hipolite. En waarin beftond dat? cecile. Het was om den heer de fierville, zodra hij weder hier koomt, in den arm te neemen. hipolite, ter zijde. Mijn vader!... hoofdgaardcr en èk , zeden men met het herbouwen vW v.\n kaftccl bezig is, gttiik gij weet, b.j ons y.,^ . ■ VV'. . ■.; > $i , zo ukvyls z>,nè Ipi.., p Dat onmty-is tikt zcc^^fM , , l «4Bgg? Ik voor mij gj&^j&t bet nfefeb-ii-aad is, en zelfs zo gij met verpligt waart geweest u, geduurende de_drie dagen, welken de heer de fierville hier onlangs heeft doorgebragt, te verwij. deren, zou ik u zeker overgehaald hebben hem alles te ontdekken. h i-  O F DE ONBEKENDE REIZIGER. 2~§ hipolite. Hier toe zou ik nooit hebben kunnen befluiten. cecile. Waarom toch niet ? Om dat men u gezegd heeft, dat hij 'er in den eerften opflag een weinig barsen uitziet. Het is waar , maar hij heeft zo gaarne dat men zijne vooifpraak noodig heeft; hij vermag alles op het hart van mijn vader, die hem vreest, ja ontziet.... Hoor toch eens, lieve h ipolite. hipolite. Wel nut cecile. Indien gij hem eens gingt opzoeken ? hipolite. Hij zou mij kwalijk ontvangen. cecile. Gij zoudt u bij zijn zoon kunnen vervoegen. hipolite. Bij zijn' zoon!... die is niet te Touloufe. cecile. Hoe weet gij dat ? kent gij hem dan ? hipolite. Ja... een weinig... Ik heb zijn afbeeldfel gefchilderd. cecile. Ik ken hem niet, hij is nooit hier geweest. Sa Hi-  ■ 276 DE HEER WILLEM, HIPOLITE. Ach! Is hij nooit hier geweest? CECILE. Neen , maar men verzekert dat hij juist het tegenovergeftelde van zijn' vader is. hipolite. Grootheid , pracht noch aanzien hebben hem kunnen weerhouden het Hof en de Hoofdftad vaarweg te zeggen. Slechts voor de liefde ademende boeit hem mets Merker dan eene bekoorlijke vrouw VerMand_, fchoonheid, bevalligheid en deugd maaken in zijn oog de waare verdienMen uit, en zijn geluk, even als dat van uwe hipolite, beftaat in zijn gevoelig hart. cecile. Hoe gaarne mijn vriend, wenschte ik ook aan de fchers van die beminnelijke vrouw te gelijken, waarvan gij zulk eene bevallige tekening maakt. Zij heeft zonder twijftel, meer bevalligheden, en meer verdienMen, maar zij zal nooit beminnen zo als ik mijne hitolite bemin. hipolite. Die nooit zal ophouden voor cecile te leeven. cecile. Hier twijffel ik niet aan ; maar kortom , wij moeten alles bekennen, en mijnen vader trachten ter neder te zetten. hipolite. 'Er valt mij een goed plan te binnen : laaten wij ons tot den Heer willem wenden, dien achtens- waar-  OF DE ONBEKENDE REIZIGER. 277 waardigen grijsaart, die federt agt dagen bii u inwoont. J cecile. Hij heeft reeds voorleden jaar bij ons gewoond, toen hij even als nu, de baden kwam gebruiken. hipolite. Gisteren heb ik eenige bloemen voor hem geteekend, waar voor hij mij zeer veel vriendfchap betuigd heeft, r cecile. Zijn gelaat tekent een goed hart, en evenwel, vind ik in hem iets ernltigs. hipolite. Maar wie is hij toch? cecile, Ik weet het niet. hipolite. Ik geloof niet dat hij een gewoon mensch is. 1 cecile. En ik geloof het ook niet. hipolite, cermain ziende aankoomen. Zie daar zijn knecht: laaten wij hem eens trachten uit te hooren, en dus te weeten koomen of wij ons veilig aan zijnen meester kunnen ontdekken. (0e8ma1k koomt uit de koepel, en gaat over het tooneel: cecile houd hem tegen) S 3 DER-  378 DE HEER WILLEM, DERDE TOONEEL. de voorige, germain. cecile. Mijnheer cermaik! Mijnheer germaik! germain. Wat belieft u, lieve juffrouw... Ha! goeden morgen, mijnheer hipolite. hipolite. Goeden morgen, mijnheer germain. g e r m a i n. Gij zijt van daag reeds vroeg bij de hand ; ik zie wel dat gij lust hebt, om het afbeeldfel van Papa maurice eindelijk eens af te maaken. hipolite. ó! Het is reeds verr' gevorderd. germain. Ik geloof _ het wel, mijnheer maurice heeft reeds dikwijls voor u gezeten; maar hoe zeer hem zulks ongeduldig heeft gemaakt , moet hij het zich echter niet beklaagen, want zijne beeldtenis gelijkt fpreekend, cecile. Is uw meester reeds weder te rug gekomen ? g e r m a ] h. Ja wel! _ Teruggekomen zou ik meenen! Wanneer hij zich eens op het land bevind, en zijne •chtend-wandeling doet, dan weet de lieve hemel wan-  ■ 280 DE HEER WILLEM, doch het welk met zijnen tegenwoordigen ftaat en de eenvouwdigheid zijner kleederen niet overeenkoomt. Zeg mij eens, is hij altijd zo gekleed ? GERMAIN. Ja... Die korte overrok, en ronde pamik is zijn geliefkoosde kleeding, HIPOLITE. Ik geloof evenwel dat hij rijk is. GERMAIN. Hij zou het zijn indien hij wilde. CECILE. Indien hij wilde? G E R M A I N. Ja . . . Hij fielt geene orde op zijne zaaken. Zoudt gij kunnen gelooven, dat ik verpligt ben zijn geld te bewaaren? En zoudt gij niet twijffelen aan de trekken die hij mij fpeelt? Zelfs des daags voor dat wij Parijs verlieten , had ik hem zijn geld, het welk bij voor eene gantfche maand ter verteering nodig had, ter hand gefteld ; ik betaal hem hetzelve des morgens ten tien uuren ; en ten'twaalf uuren had hij geen penning meer in zijn zak' ik toonde mij knorrig; maar hij andwoordde mij, dat hij volftrekt met anders had kunnen handelen. HIPOLITE. Hoe dat toch? GERMAIN. Hij was eenen armen grijsaart tegen gekoomen, HIPOLITE. Hij is dan even zo goedhartig, als ik geloof dat  OF DE ONBEKENDE REIZIGER. 28l dat hij verftandig is; ik heb zekere boeken bii hem gezien... germain. Ho! ho! Boeken ontbreeken hem niet. cecile. meSr^Sr,mijnhCerGE,,MAIN'WIeis UW germain. Wie hij is? - Van daag is hij een landbouwer, moigen een natuurkundige, overmorgen een letterkundige , op een anderen dag weder een gioot vo ksverdeediger daaglijks doet bij ons zien hoe ven 2,j„e kunde zich uitftrekt, en daaglijks, van de waerllT ^ aV0"ds' is hij de beste ma" hipolite. Zo men derhalven de eene of anderezaak en zijn raad nodig had, dan zou men zich tot hem kunnen vervoegen. germain. Hij is niet kariger met zijne raadgeevingen dan met zijn geld ; en zonder iets van de zaak te weeten, waar over gij hem zoudt kunnen raadpleegen ben ik verzekerd , dat hij 'er veele moeilijkere heeft in orde gebragt. J hipolite. Ach! Het is maar... germain. _ Ik begrijp wel wat het is; mijnheer hipolite is een fchilder, en zou het niet kwalijk neemen, s 5 Zo  382 DE HEER WILLEM, zo mijn meester eens van hem fprak, hem in de waereld bragt, werk verfchafte en middelen aan de hand gaf om zich bekend te maaken: hij is uw man: overal waar hij bekwaamheid met deugd vereenigd aantreft, kan men op hem ftaat maaken. Hij is de beftendige vriend der fchoone kunften, fcheikundigen , plantkenners, letterkundigen, geleerden , en vooral der jonge kunftenaars; hij bemint en zoekt hen overal op, en laat hen nooit zijne aanbeveeling ontbreeken. HIPOLITE. Hij is dan zeker een man van aanzien ? GERMAIN. Hij is de beste man van de waereld. cecile tegen hipolite. Het koomt mij voor mijn vriend, dat zijn mees» ter niet bekend wil zijn; laaten wij hem tot geene onbefcheidenheid noodzaaken. GERMAIN. Wel nu kinderen .' ik groet u: terwijl ik mij hier vermaak met u te praaten, wordt mijn boodfchap niet gedaan. cecile. Vergeef het mij, zo ik u heb opgehouden. Indien uw meester terug kwam, zou hij u misfehien beknorren ? GERMAIN. Mij beknorren !... Dit zou dan de eerfte keer zijn... Het is waar dat hot weinig verfcheelt, of ik ben veertig jaaren in zijnen dienst geweest. (Hij vertrekt!) VIER-  OF DE ONBEKENDE REIZIGER. 283 VIERDE TOONEEL. hipolite, cecile. hipolite. Germatn zegt niets meer dan hij wil dat wij weeten zullen: voor het overige kennen wij ons eigen belang; mijnheer wiLlem is zeer verpligtend ; 'er is geen twijffel of hij zal ons helpen, en voorzeker onze vergiffenis verwerven. cecile. Ik hoop het; maar ben 'er ten hoogden bevreesd voor. hipolite. Stel u gerust,.. cecile. De gedachten van dien goeden vader bedrogen, en hier door zijne billijke gramfchap verdiend te hebben, flaat mij geheel ter neder,en laat mij niet de geringde hoop overig, ö hipolite, zo hij eens onverzoenlijk was? hipolite. Hoe kunt gij aan zijne tederheid twijffelen en u langer met de vrees kwellen , dat zijn' hart onbeweeglijk zal zijn, daar gij zo veele bewijzen van zijne gevoeligheid ondervonden hebt. Verban die vrees, dierbaare cecile , en dat de hoop die uwen hipolite vervult, ook bij u ingang vinde. Laat ons van z'jne vaderlijke liefde alles verwagten. V IJ F-  254 D E HEER WILLEM, VIJFDE TOONEEL. de voorigen, maurice. maurice. Ha! zijt gij daar, mijn waarde m po li te! zo vee! te beter ; maak mij en mijne dochter uw compliment : mijn i'choonzoon zal binnen agt dagen hier zijn ; heeft zij het u reeds gezegt ? hipolite. Ja, mijnheer. maurice. Mijn vriend , gij zult bruiloftsgast zijn. hipolite. Mijnheer... maurice. Ik zal van daag nog eens voor u zetten; de goede tijding welke ik zo even ontvangen heb zal mijn gelaat , gij_begrijpt mij wel.., ih dien plooi zetten, welke gij zo gaarne ziet. hipolite. Ik ben tot uw dienst. maurice. Ik wil aan Honds den heer willem mijne opwagting maaken. Hij zal fpoedig te huis koomen om te ontbijten; zodra ik hem gefproken en gehoord zal hebben, of hij den nacht wel heeft doorgebragt, beu ik weder bij u. Maar om godswil mijn vriend, zo gij eenige vriendfchap voor mij gevoelt, laat het van daag de laatfte keer zijn. h i-  OF DE ONBEKENDE REIZIGER. 685 hipolite. Ho ho, papa maurice, de laatfte keer.... neen dat kan niet. maurice. Hoe! nog de laatfte keer niet?... hipolite. Neen; maar nu nog maar vijf of zes keeren. maurice. Vijf of zes keeren ! fakkerloot! cecile. Het zal 'er des te beter door gelijken. HIPOLITE. Het koomt doordien gij niet gemakkelijk... m a u r i c K. .Neen: ik ben niet gemakkelijk te treffen, maar «J Zfny»(S Dit mijn vel doen fpn^gen vaa ongeduld] Het zal heden de twintig le keer S dat ik voor u zit, en 'er koomt niets ondef uwe banden van daan; ik geloof dat ik geene enkete vermaakt tjU A^fë ™;^» Vaakt eu vermaakt hebt! Ik blijf daar ais een beeld zitten en terwijl glJ aan den neus bezig zijt, veegt *jj het cog en den mond weder uit. b g J hipolite. Het is met de fcbilderkunst even als met de dichtkunst, men moet dikwijls nitveegen. m A V r j c f. Gij kunt zoo veel uitveegen als gij wilt, maar het-  285 DE HEER WILLEM, het is van daag de laatfte keer, dat ik u mijn gelaat leen. hipolite. Wat uw gelaat betreft, dit zij zo, maar uw kleed • • . maurice. Welnu, mijn kleed geef ik u over, dat kunt gij uw ledeman wel aantrekken. hipolite. Welnu dan, zo als gezegt is. maurice. Ja, binnen twee uuren, is het de laatfte keer dat ik voor u zit. hipolite. Binnen twee uuren; ik heb derhalven nog tijd om naar het nabuurig dorp,een brief op den post te brengen ? maurice. ö Ja! op uw gemak; ik heb geen haast. cecile, zagt tegen hipolite. Gij fchrijft zeer dikwijls naar Parijs'. hipolite, zagt tegen cecile. Laaten die brieven u geene ongerustheid veroorzaaken. (Hij vertrekt.) ZES.  OP DE ONBEKENDE REIZIGER. 287 ZESDE TOONEEL. maurice, cecile. maurice. Het is een goeden jongen, die hipolite.... Het is jammer van hem. cecile. Hoe! Jammer! maurice. Wel ja, dat hij zijne afbeeldfcls zo lang onder nanoen houdt; hij moet niets winnen: wij hebben yolftrekt geen' prijs bepaald, maar ik zal hem nooit den tijd kunnen betaalen, welke hij aan het mijne befteed heeft. cecile. Hij beklaagt zich daar niet over. m A u HJ c e. Dat is hetzelfde. Het fpijt mij maar van u. cecile. Van mij! maurice. Ja , van u: ik wilde ook u en mijn aan (Taande ichoonzoon doen uitfehilderen, maar fakkerloot... maar hoe! wat deen u toch ? Gij fchijnt niet zeer te vreden met uw aanftaande huweiijh;? cecile. Lieve vader! Een mau dien men niet kent M A U-'  aS8 DE HEER WILLEM, maurice. Gij hebt hem immers hier gezien. cecile. Eenige oogenblikken, maar ken ik zijn inborst, zijn omgang .. maurice. Ho, ho ! wel nu ja : als men dat alles moest kennen . . . cecile. Maar, evenwel mijn vader. . . .. maurice. Kort en goed ! Het kan niet anders weezen. Het huwelijk is een waagfpel, waar van wij, zo wij bedroogen worden, het altijd te laat gewaar worden; dit is wel verkeerd, maar 'er is niets aan te doen! Men moet derhalven een goede keus doen, want een meisjen leert haar man niet kennen dan na het huwelijk. cecile. Ziedaar de Heer willem. ZEVENDE TOONEEL. de voorigen, De Heer willem. De Heer willem, Goeden morgen , mijn vriend... goeden morgen, lieve ceei le. maurice. Gij zijt heden ochtend reeds vroeg uitgegaan. De  at}2 DE HEER WILLEM, De Heer willem. Ja, ja, dat is zeer natuurlijk... Vriend macrice, wilt gij met mij ontbijten? maurice. Zeer gaarne... ik durfde het u niet voorltellen. TIENDE TOONEEL. cecile. Mijnheer willem heeft mij bijna doen bloozen, toen hij mij van hipolite fprak; zou hij ook aan onze verftandhouding twijffelen ! Het zou mij niet verwonderen, want mijn hipolite is zeer onoplettend, en ik ben ook de voorzigtigfte niet. Te vergeefsch hebben wij ons de geheimhouding onzer tederheid opgelegd; ik kan niet nalaaten geduurig van hem te fpreeken , en ook hij fpreekt bij aanhoudendheid van mij Zijne hand reikt altijd naar de mijne, en mijne oogen trachten fteeds de zijnen te ontmoeten, ö! Hoe grievend, hoe wreed is het niet, met den goedhartigften en zo tederbeminden vader, van dag tot dag, van oogenblik tot oogenblik geveinsd om te moeten gaan. Voor dat dit noodlottig geheim mijn boezem knelde, was 'er niets, waar door mijn geluk vergiftigd wierd. ö Hoe aangenaam , hoe onfchatbaar waren mij als toen de omhelzingen mijns vaders! Thands, zou mijn hart zien aan die zagte gewaarwording zo gaarne onttrekken , vermits hij geen kusch op mijne lippen drukt, of ik vind mij gereed om traanen te ftorten. ELF-  of de onbekende reiziger. 297 cecile. Ik! mijn vader! maurice. Ja, lieve dochter.... gij zult hem zeggen, gij zult hem maar aanftonds zeggen... dat vermiti de om Handigheid... de noodzaak! ijkheid! kor om, gij zijt een lief meisjen, gij zult het wel in den besten plooi vouwen. cecile. Neen , lieve vader, waarlijk neen. Ik zou nooit moed* genoeg hebben hem eene dergelijke boodfenap te brengen. J maurice. En waarom toch niet ? cecile. Maar, lieve vader 'er is immers niets natuurlijker dan dat gij zelf 'er hem over aanfpreekt; gij zijt immers de meester van het huis. maurice. Het is maar, om dat een jong meisjen altijd een zekere overtuigingskragt , eene zekere bekwaamheid bezit, om de zaaken in order te fchikken Maar daar is hij... blijf bij hem c e c i l e . DERTIENDE TOONEEL. de voorigen , De Heer willem. De Heer willem, in't opkomen. Uw koepel verrukt mij, het is een der bekoorT 5 lijk-  2c-S DE HEER WILLEM, lijkfte verblijfplaatfen die ik ken, de fraaije aanleg van den tuin, het lagchend uitzigt over het veld, de zagte getleldheid der lucht , alles brengt het haare toe om haare bevalligheden te vermeerderen. Hoe gaarne zou ik mijnen leeftijd in dit vreedzaam verblijf doorbrengen, waar ik meer vermaak vind dan aan het prachtig hof der vorften. cecile, ter zijde. Zie hier evenwel een tijdftip, waar in mijn vader zich een weinig in verlegenheid bevindt. VEERTIENDE TOONEEL. maurice, De Heer willem. ma u r i c e. Ja, ik moet bekennen dat het gezigt... voor eenigen tijd..., maar, op den duur is het een weinig eentoonig: altoos het zelfde... weilanden... bosfchen... een rivier... men vindt dit overal. De Heer willem. Hoe! wat zegt gij ? Wat kan 'er ooit een aangenaamer gezigt opleeveren, dan die zagt vloeijende ftroom , welke fteeds voortkronkelende uwe akkers vruchtbaar maakt? Wat kan 'er achtbaarer zijn, dan de ftaatige kruin uwer hooggetopte eikenbosfchen! ó Mijn vriend, hier praalt de natuur in alle haare fchoonheid; hier verfpilt zij haaren rijkdom , welken men te vergeefsch in de hoofdftad zoekt. maurice, zich omkeerende. Zeg eens, lieve dochter... ach! lieve hemel!  304 DE HEER WILLEM, ter nedergeflagen... doch in de uwe firaalt zsgte toegeevenheid door... Hoe minder men die voor zich zeiven noodig heeft, des te gereeder fchenkt men dezelve aan anderen. De Heer willem, ter zijde. 'Er heeft hier zeker een minnehandel plaats, of' ik bedrieg mij. (overluid) Zeg eens jongman; met dat eerlijk gelaat kunt gij u voor zeker niets dan eene jeugdige onbezonnenheid te verwijten hebben, welke zo geheel onvergeeflijk niet zijn zal. hipolite. Ik ben meer misdaadig , dan gij denkt. De Heer willem. Wel nu, verklaar u. hipolite. Cecile is jong, en fchoon; zij vereenigd eene menigte bevalligheden in zich ; haare houding ; haar omgang, alles is treffend en verleidend Zonder bet te willen, bijna zonder het te weeten ontvonkte zij in mij de tederfle liefde. Misfehien had ik moeten zwijgen, en dien hevigeu gloed trachten uit te dooven, maar, mijnheer, is men meester van zijn hart? De Heer willem, ter zijde. Het meisjen deelt voorzeker, buiten weeten van haar vader, in deeze hartstocht; maar, is men meester van zijn hart! (overluid) Gij bemint derhalven cecile..,. Cecile bemint u, en vermits haar vader in mij eenig vertrouwen fchijnt te ftellen , kwaamt gij mij verzoeken om uwe voorfpraak te zijn ? h i-  OF DE ONBEKENDE REIZIGER. 319 vangen ; ik wil flechts dat mijne dorpelingen weeten wat zij hunnen heer verfchuldigd zijn. m a u r i c e. Ziedaar den heer willem: ik laat u met hem alleen, en ga mijne bevelen tot uwen middag maaltijd geeven. (Hij vertrekt?) TWEE-EN-T W1NTIGSTE TOONEEL. De Heer de fierviile, De Heer willem. De Heer de fierville, Den Heer willem ziende aankoomen. ó ! Ja!... dit is juist de gedaante van eenen Heer wii.lem goeden dag, waarde Heer.... koom nader.... koom nader.. . wees gedekt. De Heer willem. Men heeft mij gezegt mijnheer.. . De Heer de fierville. Ik verlang u mijne erkentenis te bewijzen, en 11 Voor uwe welleevenheid te bedanken ; gij hebt mij met het beste hart van de waereld uwe koepel afgeftaan. De Heer willem. Mijnheer, ik heb mij wel gewagt hier in te aarzelen. De Heer de fierville. Dit is wonderlijk, want men vindt bij de burgerlieden dat ontzach, dien eerbied niet meer voor aanzien en waardigheid. De  320 DE HEER WILLEM, De Heer willem. Mijnheer ik behoor niet tot die lieden. De Heer de fierville. Neen, gij kent het gebruik... bevindt g;j u nog al, ten minften tamelijk wel, in uwe nieuwe kamer? De Heer willem. Ik bevinde 'er mij zeer wel, en hoop dat het zelfde bij mijnheer plaats mag hebben. De Heer de fierville, ter zijde. Maar hoe ! .. die man drukt zich wonderlijk wel uit... Hij is in het geheel niet gek. De Heer willem, ter zijde. Men heeft mij niet bedrcogen .. mijnheer de raadsheer is zeer onbefchaamd. De Heer de fierville. Gij koomt van Parijs mijnheer willem? weet gij ook eenig nieuws ? Mijn zoon meld mij.... maar gij zult dat zeker niet weeten. De Heer willem. Wat meld hij u, mijnheer ? De Heer de fierville. Hij fchrijft mij, dat de maarfchalk de richglieu, het bewind van Bourdeaux verlaaten zal. De Heer willem. .Mijnheer de richelieu, ik geloof het niet, hij zou mij dit gezegt hebben. De Heer de fierville, ter zijde. Mijnheer de richelieu zou het hem gezegt heb-  OF DE ONBEKENDE REIZTGER, gar hebben! (overluid.) Hoe! maar gij zijt dan nog al bekend?., .. De Heer willem. ö, Ja! De Heer de fierville. Gij verkeert dan wel met lieden, die, door hun aanzien, uwen eerbied verdienen? De Heer willem. Zomtijds... (den Heer de fierville aanziende) niet altijd. De Heer de fierville. Zoudt gij ook bij toeval weeten, of Mevrouw de Princes van Marjan te Parijs is? De Heer willem. Het is tien dagen geleeden dat zij 'er nog was; want des daags voor mijn 'vertrek, heb ik nog met haar bet middagmaal gehouden. De Heer de fierville, ter zijde. Met haar!... (overluid) Dit zo zijnde, zult gij ook zekerlijk wel weeten, of het gerucht van de verwijdering des kanleliers , eenigen grond heeft. De Heer willem. Ik verzeker u dat 'er geen twijffel aan is. De Heer de fierville. Dit doet mij veel vermaak , want ik heb hem nodig ; en men heeft mij op eene aanbeveeling doen hoopen... De Heer willem. Maar, ik zelf kan u bij hem aanbeveelen. VII. deel. X De  322 DE HEER WILLE Mj De Heer de fierville. Hoe! mijnheer, zoudt gij hem kennen ? De Heer willem. Hij is mijn neef. De Heer de fierville. Uw neef! mijnheer willem ! zoudt gij!-.. De Heer willem. Ik ben zekerlijk, en in de daad, de Heer willem, maar men voegt 'er gewoonlijk den naam vaü la moignon-malesherbes bij. De Heer de fierville-, zijt? hoed afneemende. Mijnheer de malesherbes!.... Ach! mijnheer!... ik ben wanhoopend... De Heer willem. Wees gedekt. De Heer de fierville. Geloof mij, dat zo ik geweeten had... zo ik had kunnen voorzien... ten minften ben ik het niet dien gij befchuldigen moet. De Heer willem. 7k bcfchuldig niemand, en daarenboven, het is eene zo geringe zaak. Een ander te doen verhuizen is een recht het welk hier beneden zich een ieder toeeigent; door ijver en behendigheid neemt men beurtlings elkanders plaatsin. Het eigenbelang, die groote drijfveer van der mcnfcheu daaden, zet aan ieder list en ftoutmoedigheid bij. Men onderkruipt , men ftelt alles in het werk , doch na her-  OF DE ONBEKENDE REIZIGER. 32J herhaalde poogingen bevindt zich een ieder op zijn eigene plaats. De Heer de fierville. Ach! mijnheer!... ik herhaal het u.... ik was 'er wel verre af te denken... Ik zal zorgen dat men u uwe kamer terug geeve; gij zult zien... De Heer willem. Ik heb bemerkt dat gij in dit huis eenigzins gefreesd wordt, en dit is een ongeluk om het welk ik u beklaag. De Heer de fierville. Geloof ten minften... De Heer willem. Laat ons hier van afffappen en liever van de zaak fpreeken welke u naar Parijs roept , en waar in gij den kanfelier noodi'g hebt. De Heer de fierville. Hoe ! wat! mijnheer ! zoudt gij de goedheid hebben!... De Heer willem. Indien uwe vraag op billijkheid rust, kunt gij bp mijne hulp ftaat maaken. De Heer de fierville. Het is een ongelukkig geval: mijn fchoonbroeder is in dienst ; hij is genoodzaakt geweest tot een tweegevecht te koomen, en ik ga om genade voor hem te fmeeken. De Heer willem. Ik wenschte wel dat ik u , in eene min onaangénaame zaak, van dienst konde zijn. X 2 D é?  j24 DE HEER WILLEM, De Heer de fierville. Gij kent de wetten der eer; een heilloos vooroordeel , het welk een man op hetzelfde oogenblik misdaadig en onfchuldig doet zijn ! Alen moet in zulk een netelig geval eenige toegeevendheid gebruiken, vermits de eer gebiedt hef geen door de wetten verboden wordt. Is bet niet zoo? . . Zie daar de taal van den wijsgeer der menschheid (ter zjde ) Hemel! welk eene gelukkige ontmoeting; ik ben zeker van mijne zaak. De Heer willem, ter zijde. Maar, die raadsheer van Touloufe moet den vader van onzen jongeling kennen ! 'Er valt mij iets in ... (overluid) Mijnheer, ook gij , kunt mij van dienst zijn. De Heer de fierville, met vuur. Ik , mijnheer! — fpreek, vraag, beveel. De Heer willem, De zaak is zeer naauwgezet. De Heer de fierville. Gij /kunt op mijne befcheidenheid en mijnen ijver ftaat maaken. De Heer willem. In één woord, zie hier het geval: de zoon van een uwer ambtsbroeders. . een onbezonnen jongeling , heeft verleid en heimlijk getrouwd,.. De Heer de fierville. Ach! mijn hemel! De  OF DE ONBEKENDE REIZIGER. 325 De Heer willem. De dochter van een achtenswaardig, een eerlijk man... kortom van maurice. De Heer de fierville. Van maurice! De Heer willem. Ja. De Heer de fierville. Arme maurice ! Hij, die nog zo even met mij fprak om zijne dóchter uittehuwelijken aan den man dien hij binnen agt dagen hier verwagt. De Heer willem. Hoe zal hem dit grieven, als hij dit te weeten koomt!... De Heer de fiepville. En welk een verdriet voor den vader van den jongeling! Maar, tegenwoordig geeft men zijne kinderen zulk eene Hechte opvoeding! .. Mijn zoon zou nooit zulk een' dwaazen flap begaan Het huwelijk is van geene waarde... maar 'er zal eenig herdel moeten weezen, en wij zullen zorgen dat het meisjen aanzienelijke fchaêvergoeding verkrijgt. De Heer willem. Tn ?ulk een geval, mijnheer, ken ik flechts ééh herdel. Wanneer een minnaar zich door onbezonnene liefde te buiten gaat, is het huwelijk alleen in ftaat den misftap te herfteilen , welke de liefde hem deed doen ; deezen band door het hart gevormd , te verbreeken en als onwettig te befchoa■X 3 wen,  32|5 DE HEER WILLEM, wen, waar het flachtoffcr, voor de misdaad haare? verleiders, te doen boeten. De Heer de fierville. Gij hebt gelijk, ja, gij hebt gelijk ; de verleider alleen is fchuldig. (ter zijde) Ik moet hem naar den mond praaten. De Heer willem. Daarenbo-en zal de jongeling niet dulden dat men hem zijne vrouw ontneemt, en ik moet dit ten hoogden toeftemmen: ik zou gaarne zien dat het huwelijk bevestigd wierdt, zo wei uit vriendfchap, welke ik voor m urice heb, als uit ontzach voor de zeden en de braafheid , welke maar al te dikwijls aan bet vooroordeel en het eigenbelang worden opgeofferd De Heer de fierville. Ik ben het volmaakt met u eens. De zeden , de vooroordeelen... en daarenboven , zo al maurice geen edelman is, de helft onzer raadsheeren zijn het ook niet meer dan hij. Het is een man van eerlijken afkomst ; hij is de fehoonbroeder van onzen fchout, en de volle neef van onzen drosfaard; hij is niet rijk, maar zo de vader van den jongeling . . . De Heer wi llem. De vader van den jongeling is een man van groote middelen. De Heer de fierville. Welnu ! dan heeft zijn zoon ook geene rijke vrouw noodig ; en zo de vader maar eenigzins handelbaar is ... De  O 3? DE ONBEKENDE REIZIGER. 327 De Heer willem. Zal hij dit zijn ? De Heer de fierville. Wik gij dat ik hem fchrijven zal? De Heer willem. Gij! De Heer de fierville. Zonder twijffel: hij zal dit alles misfehien liever van een zijner ambtsbroeders te weeten komen, en daarenboven, ik zal hem fpreeken... gij begrijpt wel dat wij onder ons niet veinzen? De Heer willijm. Ik keur dit plan zeer goed. De Heer de fierville. Daarna zult gij komen, en gij begrijpt wel, dat als dan... De Heer willem. Ja, het zal mij vermaak doen zo gij mij den weg baant... 'Kr blijft Hechts de kleine zwaarigheid overig, dat ik den naam niet weet van den raadsheer aan wien gij fchrijven moet. De Heer de fierville. Wat raakt ons de naam! Ik ken hen allen. (ter zijde) Ik kan reeds bijna gisfen, wie het is. (overluid) Daarteboven ben ik in mijn gezelfcbap nog al gezien, en ik durve mij vleijen dat ik niet te vergeefsch zal fchrijven. Ik zal maar aanftonds een brief opftellen, en zo dezelve naar uw genoegen is, zal'er flechts hetopfchrift op te fchrijven zijn. X 4 De  328 DE HEER WILLEM, De Heer willem. Zeer goed. De Heer de fierville, onder het heen gaan, ter zijde. Ik verbeeld mij dat bet de zoon van onzen deken zijn kan. Ik wenscbte het u-el, want ik ben juist zijn groote vriend niet. (Hij gaat in de koepel j DRIE-EN-TWINTIGSTE TOONEEL. De Heer willem. Die man heeft eenige belagcbelijke grondftellingen , doch over 't algemeen denkt hij vrij wel; en zo de vader van onzen onbezonnenen niet teveel aan vooroordeelen blijft hangen, zal de zaak welhaast gefchikt zijn. VIER-EN TWINTIGSTE TOONEEL. De Heer willem, hipolite. hipolite. Ach I mijnheer! wij zijn verlooren ! De Heer willem. Wat deert u, mijn vriend? hipolite. Na de hoop, welke gij mij gegecven had, dat gij ons met uwe hulp zoudt onderfteunen, meende ik, dat ik mij vrijelijk aan cecile konde ontdekken , en haar mijn naam en mijn afkomst te kunnen mededeelen; haar vader beluisterde ons, hij heeft alles gehoord... hij weet alles... daar is hij. VIJF-  OF DE ONBEKENDE REIZIGER. 339 VJJF.EN-TWINTIGSTE TOONEEL. de voorigen, maurice. maurice; Ach! mijnheer! gij weet het ongeluk van een ontroostbaar vader ; een laage verleider, en eene misdaadige dochter , ontrooven mij mijne rust en mijne eer. De Heer willem, Ik beklaag u, gij zijt vader, maar wees bedaard. maurice. Hoe! zich te vermommen , mij te bedriegen , een misbruik van mijn vertrouwen te maaken. De Heer willem. Alles is nog niet verlooren Het kwaad kan nog herfteld worden. ma u r i c e. Te vergeefsch boezemt u uw goed hart die hoop in ; denk Hechts aan zijne bloedverwanten, aan de hoogmoed der aanzienlijken ; linaad en verachting zullen het loon van deezen vernietigden huwlijksband ziju. ii i p o l i t f. Vernietigd ! nooit, dit zweere ik u bij mijne eer. maurice, met vuur. Hangt het van u af? De Heer willem. Stel u gerust, m a u r i c e , ftel u gerust; hoor mij: X 5 ik  ?30 DE HEER WILLEM, ik heb recht om te gelooven, dat wij zijne bloedverwanten naar reden' zullen doen luisteren. maurice. Ach! mijnheer! gij kent zijn' vader niet. De Heer willem. Neen, maar ik zal voor hem een zeer goeden brief van den heer de fierville krijgen. maurice. Van mijn' heer de fierville. hipolite. Van mijn' vader.' De Heer willem. Zijn vader ? maurice. Ja, mijnheer, hij is de zoon van mijnheer de r i e r v i i. l e. De Heer willem. Dit maakt het geval geheel anders! Hier op had ik niet gerekend... maar welaan... des te beter... maurice en hipolite. Hoe! des te beter.' De Heer willem. Ik wagt hem hier. (zagt tegen hipolite.) Ga uwe vrouw haaien, (hipolite vertrekt.) maurice, blijf daar. ZES-  OF DE ONBEKENDE REIZIGER. 331 ZES-EN-TWINTJGSTE TOONEEL. de voorighn, De Heer de fierville. De fleer de fierville. Zie hier den brief, waarin ik geloof dat gij wel genoegen zult vinden... Arme maurice . ik heb uw ongeluk vernoomen en ik beklaag u, maar gij zult hooren in welke bewoordingen ik aan den vader van den jongiing fchrijf. (tegen den heer willem) Wilt gij eens hooren? (tegen maurice) luister mijn vriend. De Heer willem. Laat zien. De Heer de fierville, leezende: „ Het is met leedwezen , mijnheer en waarde „ambtsbroeder, dat ik u bedroeven moet, door u „ eenen misffap te doen verneemen , welken uw „ zoon begaan beeft. Onder eenen verdichten naam, „ heeft hij zich alhier bij een achtenswaardig man „ingedrongen, en is heimelijk met deszelfs dochter „getrouwd. Het jonge meisjen is beminnelijk, en 99 fchoon , en heeft eene volmaakte opvoeding geno„ ten: de vader is een oud krijgsman en de af'ftanr „ meling van een eerlijk geflacht. Wel is waar, „ hij is niet van adel, maar, ik houde mij verze„ kerd ,^ dat gij te wel denkt, dan dat vooroordeelen „ u vveêrhouden zouden, de eer eener achtenswaar„ dige familie te herfteilen: hij is niet rijk; maar „ welk een fchoon gebruik kunt gij van uwe rijk„ dommen maaken, zo gij deze!ven bezigt, om het „ ongelijk, door uwen zoon gepleegd, te herfteilen, „ en dus doende zijn geluk te verzekeren ! De jonge  332 DE HEER WILLEM, „gelieden beminnen eikanderen fmoorlijk, geweld „ alleen zal in ftaat zijn hen te feheiden , en gij zij! „ de man niet om een middel bij de hand te neemen, „ hetwelk den naam eens goeden vaders fieeds on„ waardig is." De Heer willem. Dit is zeer goed De Heer de fierville, voortgaande. „ 'k heb flechts nog eene overweeging bij uin „ aanmerking te doen koomen, en deeze zal bij u „ voorzeker van geen gering gewigt zijn: een be„ windsman die met bet meeste recht van een iedey „geëerbiedigd wordt, trekt zich de verëeniging der „jonge lieden ten fterkften aan, en die bewinds„ man , wiens naam alleen eene loffpraak is, is miu> „heer de ma les her bes." maurice. Mijnheer de malesherbes! De Heer de fiervillf. Hij zelf. (Hier komen de jonge lieden op hei Tooneel. ZEVEN-EN-TWINTIGSTE TOONEEL. de voorigen, hipolite, cecile. maurice, tegen den Heer willem. Hoe! Het is de heer malesherbes, wien ik de eer heb bij mij gehuisvest te zien 1 cecile, hipolite, op den achtergrond. Mijnheer de malesherbes. De  OF DE ONBEKENDE REIZIGER. 335 weeten dat de zaak uwen zoon betrof, dan, toen gij den brief fchreefr. De Heer de fierville. Ach ! mijnheer! in welk eenen toeftand hebt gij mij gebragt! De Heer willem, den brief openende. Wat brengt u dan toch in zulk eene verlegenheid ? s De Heer de fierville. Maar, denk toch aan de ongelijkheid van ftaat... De Heer willem, een volzin uit den brief leezende. „ Ik houde mij verzekerd dat gij te wel denkt, „dan dat vooroordeelen u weerhouden zouden, de „eer eener achtenswaardige famielje te herfteilen."j De Heer de fierville. Een gedacht zonder middelen ... De Heer willem, leezende. „ Welk een feboon gebruik kunt gij van uwé „rijkdommen maaken, zo gij dezelven bezigt om „ bet ongelijk, door uwen zoon gepleegd, tcherftel„ len, en dus doende zija geluk te verzekeren." De Heer de fierville. Die huwelijken zijn nooit gelukkig! De Heer willem, leezende. „ De jonge lieden beminnen elkandcren fmoorlijk, „ geweld alleen zal in ftaat zijn hen te fcheiden/en „ gij zijt de man niet, om een middel bij de hand „ te neemen, hetwelk den naam eens goeden vai, ders fteeds onwaardig is." De  33'5 de heer wille m, De Heer de fierville. Ach ! mijnheer!.. . De Heer willem, tegen den Heer de fierville. Het geen gefchreeven is, is gefchreeven.... hipolite, ter zijde. Hoe! mijn vader heeft dit alles gefchreeven!... De Heer de fierville. Ja, maar ik wist niet De Heer willem. Hoe! mijnheer,zoudt gij een ander aanraaden het geen gij zelf niet doen zoudt ? .. De Heer de fierville. Neen, voorzeker, maar liet is.... De Heer willem. Welaan, geef u goedfchiks over; uw zoon is requestmeester: binnen drie dagen vertrek ik met u, naar Parijs, om uwe zaak in orde te brengen; en vervolgens gaan wij, op Malesherbes de bruiloft vieren. De Heer de fierville. Hoe zou men u iets kunnen weigeren .... fla toe maurice, vergeef het aan mijnenzoon; ik omhelze uwe dochter. cecile, den Heer de fierville omhelzende^ Mijn vader! hipolite, maurice omhelzende. Mijn vader! (De jonge lieden werpen zich in de armen van den Heer willem.) ci-  OF DE ONBEKENDE REIZIGER. 337 cecile, tegen den Heer de malesherbes. Ook gij mijnheer, zult ons een vader zijn. hipolite. Mijn geluk zal mij dubbeld dierbaar zijn, vermits hetzelve het werk van den Heer de malesherbes is. Ik herkenne hier zijn altijd nederig, gevoelig en rechtvaerdig hart; op het land zowel als in de ftad, overal maakt gij gelukkigen, overal zijt gij de deugdzaame malesherbes, de onberispelijke bewindsman , de vijand der dwaaling, de achtenswaardige wijsgeer, de vriend der kunsten en wetenfchappen: en door uwe ftrenge braafheid het menfchelijk gedacht verheffende , treed gij, waar ook het noodlot uwe fchreden wendt, fteeds de 011 • fterfelijkheid te gemoet. AGT-EN-T WINT IGSTE TOONEEL. de vooricen, la fleur, germain. (Zij komen twistende op het Tooneel) la fleur. Maar, ik zeg u nog eens.... germain. En ik herhaal het u, dat, al waart gij de knecht van den duivel, dit u geen recht zoude geeven om onbefcheiden te zijn. ma u r 1 c e. Hoe! zijt gij nog aan het twisten? germain. Dat heertjen neemt een' toon aan.... VII. deel. Y D«  333 de heer willem, enz. De Heer willem, met za-gtheid. Koom, koom, germain. la fleur. Het is die fchobbejak, die zo veel praats maakt. De Heer de fierville, met een beveelend gelaat, tegen la fleur. Zwijg zeg ik, en heb meer ontzach voor de bediende van den Heer de malesherbes. la fleur, tijrr hoed ajneemende. Van mijnheer de germain. Bij is niets meer dan dat. la fleur. vnY%^en]s> m'jnheer germain, duizendmaal vergmenis.... Ik wist niet.... ik zweer het u, op » une eer, zo ik had kunnen denken.... germain. Het is goed mijn vriend, zet uw hoed maar we- i °PC" 'r Jk zie da: 'er n!er Seen incognito meer plaats heeft, en ik dank 'er den hemel voor. De Heer willem. Thands zal de koepel ons nog beter dan voor heen Devaiien, daar zij ons een aantal vergenoegde gezichten kan opleveren. maurice. Niets fpijt mij in deezen, dan dat ik u die koepel neb tegen walen maaken Maar uwe vrienden, monTaigne en kousseau, hebben ook dit u reeds doen vergeeven. En dus zijn wij allen door u gelukkig! EINDE.  SPECTATORIAALS SCHOUWBURG. XXVII. SPECTATOR IA ALE SCHOUWBURG. XXVII. Het plaatjen voor het ade en 3de Stukjen zal eerlang gratit worden uitgegeeven Mn de bezit_ ters van dit deel; om dat de uitgave van hetzelve, «"> moest gefchieden, door dien Natuur en Pf,«t aanflaande week op den Amfleldamfchen Schouwburg zal vertoond worden.  33^ DE HEER WILLE M, enz. De Heer willem, met za-gtfieid. Koom, koom, germain. la fleur. Het is die fchobbejak, die zo vee! praats maakt. De Heer de fierville, met een beveelend gelaat, tegen la fleur. Zwijg zeg ik, en heb meer ontzach voor de badiende van den Heer d e malesherbes. la fleur, zijn' hoed ajneemende. Van müiiKor.- j.