JOHN MOORE'S DAG-VERHAAL.   DAG-VERHAAL VAN JOHN MOOIE. M. D. GEDUURENDE ZIJN VERBLIJF IN FRANKRIJK VAN HET BEGIN VAN AUGUSTUS TOT HET MIDDEN VAN DECEMBER. 1792', TWEEDE DEEL. Opus opimum cafibus, atrox proelüs, Diicors feditionllus, ipfa etiam pace fieyiim. T ACITIJS. TE HAARLEM li IJ A. L O O S J E S, P. z., MDCCXCIV. .   D A G^V E R H A AL. ENZ. Aire, October 7* W ij vertrokken heden morgen van Galais, en kwamen te Sr. Omer in de verwagting van zodanige berigten te zullen erlangen, als wij nodig hadden om te bepaalen, of het geraaden waare om over Rijsfel onzen weg naar Parijs te neemen: want te Calais waren de gerugten zeer ftrijdig met eikanderen, volgends fommige was het beleg opgeheven, terwijl andere zeiden dat het voortgezet wierde. Bij onze aarkomst te St. Omer wierden wij in het zekere onderrigt, dat de Oostenrijkfehe Armee van voor Rijfel was opgebro- II. deel. A ken.  C ■ ) ken. Wij begaven ons dus aanftonds herwaards op reis, en kwamen juist voor het poortfluiten hier binnen , maar hadden veele moeite om huisvesting te krijgen : terwijl alle de herbergen vol volks waren, bijzonder van Vrouwen en Kinderen van Rijsfel, vonden wij ons genoodzaakt, om vrij lang in den duister om te dwaalen van de eene herberg naar de andere , eer wij 'er eene vonden, daar men ons bergen konde; en waren ten langen laatfte nog wel in 't fchik, dat men ons lijfberging toeftondc, in een morfig en haveloos huis daar de Drie Koningen uithingen. Niets kan een fterker bewijs opleveren van den flordige en verachten ftaat deezer herberg, dan dat een uithangbord zo ftrijdig met den heerfchenden fmaak geduld of over het hoofd gezien worde. Wij wierden bij onze aankoomst alhier uitermaate te leur gefteld, daar wij bevonden, dat de berigten noopens het te rug trekken der Oostenrijkers van voor Rijsfel zo onzeker  C 3 ) ker en tegenftrijdig waren als te Calais. Mij niet durvende verlaaten op de onderrigtingen welke men ons in onze armzalige herberg gaf, ging ik naar een Coffijhuis, om te beproeven of ik iets konde opioen daar men ftaat op maaken konde , ik vervoegde mij tot een man die een zeer deftigen uitkijk had, die aan de deur zijne pijp rookte; dog ontdekte wel draa dat hij niets van de zaak wist, en grooter trek had om te vraagen, dan om mijne vraagen te beantwoorden. Hij zeide dat hij ontdekte dat ik een vreemdeling was, en vroeg mij waar ik logeerde; waarop ik antwoorde: in de Drie Koningen, „ in de drie Koningen!" hernam hij met eenen glimlach, „bij mijn ziel, Mijnheer! gij „ hebt dan waarden uitgekozen, die niet meer in de mode zijn." Offchoon geen der inwooners van Aire met v/elke ik in gefprek geraakte, mij berigten konde of de Oostenrijkers Rijsfel verhaten hadden of niet, waren zij allen inftaat A 2 eri  ( 4 ) en zeer gewillig om mij verfcheidene (halen van derzelver wreedheid op te noemen. Of zij met een kwaad oogmerk -er iets bij deeden weet ik niet; maar ik houd mij verzekerd dat zij het niet verkleinden. De meid in de herberg, naa dat zij een veifchriklijk verhaal gedaan had van de verwoesting en vernieling aangeregt bij het plunderen der do pen, zeide, dat het niet wel te bcflisfen was, of de Uhlaanen dan de gloeijende kogels het fchadelijkst waren, maar, vervolgde zij; „dit is zeker, Mijnheer! dat het bloed, „ in het rampzalige Rijsfel zederd agt dagen „ droomt, gelijk het water langs de ftraaten „ van Aire. Ach ! Mijnheer! dit doet „ iemand het hart breeken!" Dit met eenen aandoenlijken toon gezegd hebbende, ging zij uit de kamer, en ik hoorde haar bij het afgaan van de trap een regt luchtig deuntjen zingen. De weg naar Parijs hier over, is veel aangenaamer dan die welke door Boulogne gaat; het  ( 5 ) het land is vrugtbaarer, de velden beter bebouwd, de ftreeken meer bewoond en de boereftand rijker. In den omtrek van St. Omer, en tusfchen die ftad en Aire wordt veel tabak gebouwd. De bladen worden te droogen gehangen aan de muuren der hutten, en de hoopen van koorn of boonen die op de boerewerven ftaan. Wij pasfeerden ganfche rijen van wagens met graanen voor de Armee, die thans bij Rijsfel verzameld wordt. Arras 8 October. Aire haeft het voorkoomen van eene zeer armoedige Had, en 't laat zig begrijpen dat het aantal van Vrouwen en Kinderen, die van Rysfel herwaards gevlugt zijn, iemand die 'er zig ophoudt, eenen naargeestigen luim kunne aanjaagen; met dat al heb ik niet kunnen naalaaten optemerken,dat het eerfte, dat wij gisteren avond hoorden, toen wij in die ftad kwamen, A 3 was-  C 6 ) was het bekende liedjen ga tra en toen wij 'er heden morgen uittrokken , weergalmden de flraaten van dien zelfden deun, terwijl zij die naar hun werk of naar de metten gingen met hunne hoofden de cadans maakten, Terwijl 'er eene groote menigte van postpaarden in lands dienst gebruikt wordt, had het vrij wat moeite in , om dezelve te Bethune te krijgen. Aan het Posthuis gekoomen , 't welke aan de buitenzijde der vestingwerken ftaat, kreegen wij berigt, dat men drie of vier uuren werk zoude hebben om ons Paarden voor de Chais te bezorgen, maar dat wij 'er voor onze knegten volftrekt geene konden krijgen. Wij wandelden door de ftad, welke eene fraaije ligging heeft op eenen rijzenden grond, met een alleraangenaamst uitzigt over de rijke landftreek rondsom, 't Was marktdag en de ftad knelde van welgekleede boeren, die 'er vrolijk uitzagen. Wij traden in gefprek met eenen Officier van  C 7 ) van de ruiterij op de pa.aJeplaa s, die vcor drie dagen uit Rijsfel was gekoomm. Hij verhaalt ons, dat bij zijn vertrek van diar 'er vervaarlijk gefchoten wierdt, maar dat men het zederd Saturdag avond niet weder gehoord hai. 't Is thans Maandag, zederd had hij vernomen dat de vijand tot op den afftand van eene mijl van de ftad geretireerd was; of hij de belegering dagt te hernieuwen of niet , was hem onbekeud , maar hij hieldt zig in allen gevalle overtuigd , dat het voor den vijand onmooglijk was om de ftad meester te worden, terwijl de invvooneis beflooten hadden, om zig liever onder de puinhopen te laaten begraaven, dan de ftad o\er te geeven. Een ander man voegde zig kort hier i:aa bij mij, terwijl ik ftond te kijken naar den vrijheidsboom, welke op de markt geplant, en omhangen was met bloemkransfen, zinnebeelden van de vrijheid , en onderfcheidene opfchrifcen. Hij verhaalde mij dat men nog A 4 niet  C 8 ) «iet in het zekere onderrigt was, of de Oostenrijkers geheel en al van hunnen aanval op Rij;fel hadden afgezien; dat zij op zijn ergst alleen de huizen konden vernielen , maar nimmer inilaat zouden zijn, om de ftad te overmeesteren. Hem vraagende of hij dagt dat men ons zoude tceftaan, om in die ftad te koomen , wanneer het geviel dat wij daar over wilden reizen, gaf hij ten antwoord, dat de ftad nimmer geheel was geblocqueerd geweest, en dat zelfs geduurende de belegering, welke aan de andere zijde had plaats gehad, de poorten, waar uit men naar Bethune gaat, 't eiken dage eenige uuren waren opengehouden; dat, wanneer wij van paspoorten voorzien waren, wij zouden ingelaaten worden, zoo draa wij ons vertoonden, maar hij voegde 'er bij, dat de wegen op veele plaatfen doorgegraven en vernield waren, en trok in twijilel, of wij Paarden zouden krijgen kunnen, aan de Posthuizen tusfehen Beihune en Rijsftl. Over het geheel genomen, zeidehij, moes-  ( 9 ) moesten wij verwagten veele zwaarigheden te zullen ontmoeten en daarom ried hij ons cm over Arras naar Parijs te reizen. Wij be- flotèn om zijnen raad te volgen. Hierop legde hij ons de zinnebeeldige figuuren uit, die rondom den boom der vrijheid, twee dagen vroeger, geplaatst waren, bij gelegenheid van zeker openbaar vreugde feest: die gaf 'hem aanleiding , om over de omwenteling te fpreeken, waar van hij een ijverig vooritander fcheen. Hij betuigde eene groote achting te hebben voor de Engelfchen , welken hij als vrienden der vrijheid befchouwde; en voegde 'er bij, dat, offchoon fommigen van zijne bekenden zij verzekerd hielden, dat het Britfche Kabinet de gelegenheid afvvagte om den oorlog aan Frankrijk te verklaaren, wanneer het be< dreigd en aangevallen wierdt door verfcheidene andere Mogenheden , hij echter niet konde gelooven , dat eene zoo lafhartige ftaatkunde in eene zoo dappere Natie konde vallen. Het gedrag van het Franfche Hof omA 5 trend  trend Groot Brittanje, in den oorlog met America kwam mij voor den geest, dog ik oordeelde het niet voorzigtig om hem hier aan te herinneren. Hij voer voort met aantemerken, dat Frankrijk nu eenpaarig voor een Gemeenebest zijnde , alle de poogingen zijner vijanden, om het land te vermeesteren , of eenen regeeringsvorm aan de inwooners voor te fchiijvcn vrugtloos zouden zijn; de Franfchen zouden eerder worden uitgeroeid, dan bukken onder vreemde magten, of hunne oude onderdrukkers. I lij voegde 'er bij met vrij wat drifts. „ Wij heb- „ ben al te lang verdrukt geweest door een „ geflagt van zwakke wellustige Vorsten en „ getrapt, door eene ondraaglijken, hoewel „ flaaffchen Adel; 'tis moeijl ijk om van al dat „ ongedierte verlost te worden, dog daar zij „ nu meest allen ons verhaten hebben , zou „ het onze- fchuld zijn zoo wij hen immer „ toelieten te rug te keeren." Nu kon ik mij niet weerhouden van hem te binnen te bren-  ( ii ) brengen, dat veelen van den Adelftand zigzelven hadden doen kennen als vrienden der vrijheid, en fommigen zig zelfs werkelijk thans bevonden aan het hoofd der legers van de Republiek; ik maakte melding van custine, biron en montesquieu. IUj erkende de verdienden van hun die ik opnoemde, en van fommige anderen , „ maar wat het grootfte „ gedeelte van de oveiigen betreft, voegde „ hij 'er bij , de eenige dienst die zij aan hun Vaderland bewezen hebben, is, dat „ zij 'er uit geloopen zijn; waren zij allen ,, gebleven, de Volksvrienden zouden zulk „ een fchoon fpel niet hebben, en de Hemel „ weet wat 'er gebeurd zoude zijn; dog zij „ zijn 'er uit en 't is onze zaak, om 'er hen „ buiten te houden : laaten zij gaan en voor „ andere Koningen kruipen, over andere flaa„ ven heerfchen, in Frankrijk vindt men 'er „ geenen. Dit is het land van vrijheid „ en gelijkheid. - Reeds is 'er een camp „ geformeerd te Douay , een ander wordt „na-  ( I* ) „ nader bij Rijsfel gereed gemaakt; indien 'er „ nog dertig duizend man noodig zijn, men „ kan dezelve hier in den omtrek gemakke„ lijk krijgen: ter naauwernood vindt men „ eenen Landman of handelaar in Frankrijk „ die niet ijvert voor de zaak der Vrijheid „ en gereed ftaat om zijn leeven voor 'c Va- „ derland te waagen." De man fprak met zulk eene vervoering van itemme en gebaarden , dat 'er zig eene ganfche fchaare rondom ons verzamelde , welke geheel fcheen in te ftemmen met het ge ene hij zeide: de fpreeker bemerkte dit zeer wel, en toonde door blikken welke hij op de omringende menigte liet vallen , en de verheffing van flem, dat hij even zeer gefield was om van deezen, dan om van mij gehoord te worden. Men zeide mij, naa dat hij mij had verlaaten, dat hij geenszins, zo als ik eerst dagt, een burger van Bethune, maar een Parijfenaar was. Ik hoor dat 'er veele Spionnen en zendelingen in de onderfcheidene fteden van Frank-  C 13 ) Frankrijk verfpreid zijn, gehuurd door de uitvoerende magt met het bepaalde oogmerk om foortgelijke gevoelens algemeen te maaken, en tevens te onderzoeken welke de heerfchende begrippen zijn. Of deeze man één der zulken is, weet ik niet, maar hij kon geen grooter ijver voor de Gemeenebest-regee' ring getoond hebben , al was hij 'er nog zo rijk voor betaald geworden. Toen wij weder in ^ïet Posthuis kwamen, berigte men ons, dat wij Paarden voor de de Chds konden krijgen , maar 'er waren geen rijpaarden voor de knegten, wordende dezelve alle gebruikt door de Gouriers welke onophoudlijk tot dienst van den lande heen en weder trokken. Wij waren dus genoodzaakt om de knegten bij ons in de rijtuigen te neemen, en deezer wijze wierden wij over zeer flegte wegen naar Arras gefleept. Op weg ontmoette ons een Bataillon Nationaale Gardes. De burgers van Amiens hadden zo draa niet vernomen, dat Rijsfel inge- fló-  C U ) floten was , of zij verzamelden, kleeden, en wapenden dit Bataillon op hunne eigene kosten» Deeze manfchap fcheen vol moeds en trok met groote drift naar Rysfel. Robertspierre is geboortig van Arras; en dit groote licht der omwenteling zet deezer ftede niet alleen eenen nieuwen luister bij , maar heeft zelfs eenen ftraal op zijnen broeder geworpen, die hier als vergeten biu> ger woonde, dog thans tot afgevaardigde in de Conventie gekozen is. Cuvilly 9 Ocloben Wij verlieten heden morgen ten zes uurett Arras, en kwamen met veele moeite in die elendig dorp aan, kort naa het vallen van den avond: wij waren verfcheidene uuren te Peronne opgehouden, alwaar wij naar de terug komst van Postpaarden wagten , en vervolgends verbeiden tot dat de arme dieren gevoerd , en van hunne vermoeijenis een weinig bekomen waren. Pe  ( '5 ) Peronne is aanmerkelijk verfterkt, dog al het garnifoen dat 'er thans in ligt, beftaat uit Burgers , die echter welgewapend zijn , en ten grooten deele de Uniform der Natio* naale Gardes draagen , waar in de Officieren buiten uitzondering gedoscht zijn. Men verwagt te Peronne heden avond een Bataillon van de Gens d'Armes van Parijs. De quartiermeester is met^ fommigen van het corps reeds aangekomen. Ik ben ooggetuige geweest van een toreel dat ecnig denkbeeld kan geeven van de foort van Vrijheid welke thans in Frankrijk plaats heeft. 'k Had mij in gefprek begeeven met drie Officieren van het ftads Guarnifoen, die op het plein tegen over het Posthuis wandelden. Een hunner, een zeer beleefd en verpligtend mensch, onderrigte mij nopens alles wat ik vroeg, wanneer twee mannen, in de uniform van het Bataillon dat verwagt wierdt, tot ons kwamen, een van welken op eenen vrij hoo- gen  C 16 ) gen en dreigenden toon vroeg hoe het bijkwaani dat de Leliën en de andere zinnebeelden der Koninglijke waardigheid, naar welke? hij wees, van den toren en gevel van het Sadshuis niet waren weggenomen. De Officier gaf ten antwoord dat dit de zaak van den Maire was, en hij 'er niets van wist, waarop de andere uitborst in verfcheidene hoonende uitdrukkingen over dien Mai* re, welken hij een fchelm en ariftocraat noemde, en zwoer in ftukken te zullen hakken, wanneer hij hem aantrof, 't welk zeggende hij zijnen Sabel zwaaide, als of hij lust had om rufie te maaken met allen die hem omringden» Een ander Officier van het Guarnifoen der ftede, bedaagder in jaaren dan de eerfte, zogt deezen dollen knaap op eene zagte wijze tot bedaaren te brengen, hem verzekerende dat de Municipalkeit reeds orders had gegeeven , om de zinnebeelden, waar over hij klagtig viel, alle weg te neemen, dat de reden  C 17 ) den waarom het nog niet gefchied was, ware om dat de Maire, die een zeer eerlijk man, en gevolglijk geen Ariftocraat was, overkropt was geweest met de bezigheid om hunne ongelukkige vrienden te Rijsfel van het noodige te verzorgen , en goede quartieren te befcbikken voor het Bataillon Parijfenaars dat verwagt wierdt. Deeze bevredigende taal ontfronste het dreigend gelaat van den man, welke nu zijn zwaard in de fchede ftak en met zijn gezelfchap heersen ging. Elk van deeze knaapen had een paar Piftolen in den gordel fteeken en hunne uitkijk, en gedrag verwekte bij mij eenig vermoeden of zij ook behooren mogten tot de moordende bende van September. Tot aan de twee eerfte rustplaatfen, naa dat wij Peronne verlaaten hadden, ontmoetten wij geduurig kleine gedeelten van de Gens d'Armes , welke zig fpoedden ter onderfteuning van Rijsfel, zij marcheerden vrij wat in het wilde. Het Bataillon beftaat uit dui- II. deel. B zend  C ) zend mannen; 'k geloof niet dat 'er meer dan twee honderd onder een Vaandel waren. Zij fchreeuwden onder het voorbijtrekken: Leeve! de Natie ! Leeve! de Republiek ï op zulk eenen trant, welke blijkbaar toonde dat zij in de verwagting waren, dat wij het zelfde zouden doen, aan welke verwachting wij beantwoordden ; dog daar deeze ceremonij wat lastig begon te worden , liet een van onze bedienden naa , om , daar toe uitgelokt, zijne flem met die der anderen te vereenigen. Een Soldaat dit bemerkende greep den teugel van zijn paard, en beval hem de gemelde woorden naa te fchreeuwen; de man was hier toe niet zeer fchieüjk gereed, waarop een ander zijn geweer op hem aanlegde, en waarfchijnlijk op hem zoude gefchoten hebben, had niet Lord lauderdale het hoofd uit het portier van de koets gedoken, en geroepen, dat de man hunne taal niet verftondt, en een Engelschman was, waarop de Soldaat zijn fnaphaan te rughaalde, en een  C 19 ) een jong Officier, onder het zwaaijen van den hoed uitriep, lang leeven de Engelfchen! en wij onzen weg vervolgden. Of fchoon niemand gevaar loopt, om door openbaare ftruikroovers, in het doortrekken van Frankrijk, zijn geld kwijt te raaken, is men echter in een aanmerkiijk gevaar, om zijn leeven te verliezen, wanneer men, in foortgelijke gelegenheden als deeze niet oplettend is op het woord van commando. 't Was vijftig tegen een, dat de gemelde knegt, riet door den kop gefchoten, of met de baijonet over hoop gelloken whrdt, voor zijne traagheid in dit tijdftip, en zoo het gebeurd ware, zou misfchien de eene of ander gezegd hebben, zo als de man te Clermont: 't & een man te minder, en verder zoude 'er geene notitie van genomen zijn. Dit ganfche bataillon beftaat uit onderneemende wel gewaapende, en fchoon ukgedoschte manfchap. pen, dog 'er fchijnt weinig fubordinatie onder hen plaats te hebben; en ik hoer, dat 'er B a door-  ( 20 ) doorgaands minder daar van plaats hebbe, onder die regimenten die uit Parijfenaars beiïaan, dan onder eenige andere corpiln. Toen wij aan het Posthuis kwamen, vonden wij een groote menigte, fpelende en zingende liederen ter eere van de revolutie. Zij fcheenen begeerig om met ons in gefprek te treden, en een, die vrij diep in de vies gekeken had, haalde met luide ftemmeop de heldendaaden welke zij zouden verrigten. „Wan„ neer wij die Oostenrijkfche bedelaars, zeide „ hij, van Rijsfel zuilen weggejaagd hebben, j, zullen wij hen tot Brusfel vervolgen en „ aldaar overwinteren." Een ander, zig tot Lord lauderdale rigtende, zeide: „Ik zie „ wel, Mijn Heer! dat gijl. Engelfchen zij:, „ maar 'k hoop dat gijl. niet behoort tot de „ kamer der Pairs, welk allen zijn!" en hij voegde 'er eenen zeer lompen bijnaam bij, welken in Frankrijk maar al te gemeen gebruikt wordt. Hier op vervolgden zij hunnen marsch, fchreeu-  C 21 ) fchreeuwende zekere gezangen uit, van den ruwften aart, en die op de fchandelijkire wijze den Koning en Koningin hoonden. Eenigen waren zo dronken , dat zij met -geene mooglijkheid dien dag rair Peronne konden loopen. Dog hunne fpitsbroedere bezorgden rijtuig voor deezen, welke dus ook ten langen laatfte weg geraakten. 'k Vroeg den Postmeester of dit volk zijnen Officieren onderdaanig ware ? ,, Zo on„ derdaanig als gij, Mijn Heer ! mij zijt, „ kreeg ik ten antwoord, en misfchien zelfs „ niet in die maate."— Zoo als ik u zal bewijzen. Nu wierd ik nieuwsgierig.—„Want, ver„ volgde de Postmeester, daar ik mij overtuigd „ houd , dat Mijn Heer een man is, die naar „ rede luistert, zoudt gij zekerlijk mijnen zin „ wel willen doen, wanneer ik u iets billijks „ en redelijks voorfloeg; daar in het tegendeel „ dit volk zig nooit bekommert over de be„ velen z:jner Officieren, evenveel of dezelve 95 redelijk zijn of niet." B 3 'Er  C ** ) 'Er was in deezes mans voorkoomen iets ilijvers en defdgers dan men doorgaands bij de Franfchen aantreft, 't welke mij aanfpoorde om ten zijnen opzigte eenig nader onderzoek te doen bij eenen van de Postillions; die mij verhaalde, dat de man voormaals fchoolmeester geweest was, in een naabijgelegen dorp. Hij gaf ons nog een ander bewijs van zijne redeneerkr?gt, door, in plaats van drie, gelijk de gewoonte is, flechts twee paarden voor de Chais te fpannen , en ons te beduiden dat hij verwagte voor drie te zullen betaald worden. Ik gaf te kennen dat dit niet volkomen redelijk fcheen : dog hij ondernam op ftaanden voet te bewijzen, dat het ten hoogften billijk ware in hem, om even veel voor twee als voor drie Paarden te betaalen, of zelfs iets meer, indien men eenig onderfcheid wilde maaken. „ 'k Zal de eer hebben „ Mijne Heeren ! hernam hij met eene deftige „ houding, om dit zo klaar als het dagligtte „ be-  ( *3 ) „ bewijzen, gij allen weet dat reizigers dik» „ werf middïn in hunnen togt opgehouden „ worden, door 't een of ander ongeluk, dat „ een der Paarden bejegent; nu is 'er buiten „ twijffd grooter kans dat zulks gebeure aan , „ aan een van drie, dan aan. een van twéé „ Paarden." Wij ftemden toe dat zijn bewijs onwederlegbaarwas, en betaalden hem den vollen eisch. „ Alles wat ik van eenig fterveling verlang, „ zeide de Postmeester , terwijl hij het geld „ ontfing, is, dat hij mij flechts hoore , en „ der ftemme van de reden gehoorzaame, „ maar het volk dat zo aanftonds vertrokken „ is, verkiest geen van beiden te doen." Ik hoorde dat, terwijl hij bezig geweest was met hun de billijkheid van zijne rekening te betoogen, zij hem midden in dat bewijs in de reede gevallen waren , en hem met de helft van de fom betaald hadden, verzoekende hem zig te herinneren, dat het zout, 't geene voor de omwenteling veertien ftuivers B 4 het  C =4 ) het pond gekost had, thans voor twee verkogt wierdt, en dat de tabak naar evenredigheid was afgeilagen. Parijs 10 October. Naa dat wij heden morgen kort na vijven, onze elendige verblijfplaats hadden vaar wel gezegd, kwamen wij omftreeksch te vier uuren in den namiddag te Parijs, trekkende door de linien, welke men in de vlakten van Sr. Denijs had aangelegd. Krijgskundigen lagchen op het denkbeeld van zulke eene Stad als Palijs te willen verdedigen, door eenige retranchementen, welke voor de koomst der Pruisfen , indien die in het geheel koomen, zouden kunnen gemaakt worden, en welke, gemaakt zijnde, ten minften honderd duizend mannen, en al het gefchut dat 'er in Frankrijk is, zouden noodig hebben, om 'er voordeel mede te doen. De Farijfenaars fchijnen echter behaagen te vinden in deeze retranche- men-  ( H ) inenten, bijzonder de Vrouwen , welke wij in groote menigte , met haare gewoone vrolijkheid onder de werklieden zagen zweeven. Hebbende aan eenen onzer kennisfen berigt gezonden noopens den tijd waarop wij dagten te Pa) ijs te koomen , begaaven wij ons naar het Hotel der Tuilleries, alwaar hij kamers voor ons gehuurd had , waarop wij gefteld waren, uit hoofde van de naabijheid bij de vergaderplaats der Conventie. 'c Zal niet ongepast zijn om hier melding te maaken van fomrrige zaaken in die Vergadering voorgevallen, geduurende oïize afwezigheid van Parijs, dog waar van ik de bijzonderheden riet wist voor mijne terugkoomst alhier. Een van de belangrijkfte onderwerpen, en 't welke de fpoedige oplettenheid van de Conventie eischte, was om de Franfche Natie, ware het mooglijk te zui/eren van de vuile fmette , der onlangs geopende moordtooneelen, door de wezenlijke aanftokers daar van B 5 te  ( 26 ) te doen itraffen. Hier toe was de Conventie door de rechtvaardigheid gehouden en aangedreven door de infpraak der natuure. Men kon niet veronderirellen dat eene zoo noodige en billijke maatregel, lang zoude uitgebeld worden, in eene Vergadering, uit geestelijken , rechtsgeleerden, en, zoo als ik hoor, een groot aantal wijsgeeren beüaande. Dog 't is vreemd dat een zee-man juist de eerfte moest wezen, welke de oplettenheid der Vergadering derwaards heenen wende. „ 't Is tijd, zeide kebsaint, om fchavot„ ten op te rigten voor de moordenaaren en „ derzelver aanhitfers, enz Men heeft „ misfehien meer moeds noodig dan men „ denkt, om de ftem te verheffen tegen de „ moordenaaren , dog al bezweek ik onder „ hunne flagen , ik zal mij het vertrouwen „ mijner medeburgers waardig toonen." Hierop ftelde hij voor, om oogenblikkelijk vier Córamisfarisferi aan te Hellen , om de kragtigfte maatregelen voor te draagen ter verhoe-  ( V ) hoeding en beüraffing van moorden , en dat hun ontwerp daar toe, den naastvolgenden dag der Conventie moest aangeboden worden. Wie zou vermoeden dat zulk een voorftel tegenftand ontmoeten konde. Dit was echter het geval hoe vreemd het luide. Bazire merkte aan dat Frankrijk zig geduurig in de criüs eener omwenteling bevondt, en de alkrflerkfte maatregels noodzaaklijk waren. 't Is waar, voegde hij 'er bij , dat verfcheidene verdagte perfoonen vastgezet en geftraft zijn; deeze perfoonen hadden gepoogd om eenen burger oorlog te verwekken; dog, vervolgde hij , in geheel Frankrijk zijn geen vier mannen die in ftaat zijn om een ontwerp te beraamen, 't welke , in het tegenwoordig tijdflip, het algemeene belang kan vereenigen met de regten der burgers. Taliën (die op den 2den September geheimfchrijver was van den Raad der Gemeente) zeide, dat de uitftaande Wetten tegen den doodilag toereikende waren voor de veiligheid der  C =8 ) der burgerifeo en ilelde voor om, in plaats van op den \oorilag van kersaint te letten, tot de orde van den dag over te gaan. Anderen eischten dat die voorilag uitgefteld wierde. UitiTcl voor zulk eene motie te eifchen, fchreeuwde vergniaud , is de ftraffeloosheid der moordenaaren te eifchen , de orde \ at) den dag in te roepen, is de regeeringloosheid in te roepen. 'Er zijn menfchen, voegde hij 'er bij , die zig zeiven Gemeenebestgezinden noemen, maar in de daad de Haven zijn der tijrannen; zij verfpreiden kwaade vermoedens , haat, en wraakzugt, onder de burgers verlangen het Franfche Volk op te hitfen, om, gelijk de Soldaaten van Cadmus, eikanderen de nek te breeken, in ftede van den gemeenen vijand te beve^gten. Mij befloot eene welfprekende redenvoering met de motie van kersaint , te onderfleunen. Collot d'iierbois en anderen zeiden, dat deeze voorflag ten doele had om eene bloed- ive*  C *> ) wet te maaken, en dat 'er mannen in het bewind waren, die dezelve zouden doen dienen * ten bederve van de beroemdfte patriotten. Eeriigen van die welke collot d'uerbois begrijpt onder de beroemdfte patriotten, liggen onder fterk verdenken, van de ontwerpers te zijn van het moorden. — Collot d'herbois is zelfs ten dien opzigte niet vrij van verdagt gehouden te worden, waar uit zig de reden van zijne oppofitie tegen den voorflag van kersaint laat opmaaken. Merlin van thionville was mede onder de tegenftreevers van deeze motie , en ging zoo ver dat hij beweerde, dat de bakker die eenige maanden vroeger door het gemeen was omgebragt, om dat hij verdagt gehouden wierdt van graanen opgekogt te hebben , om den prijs van 't brood te doen fteigeren, alleen vermoord was om een voorwendfel te hebben ter uitroeping van de Martiaale Wet, en om langs deezen weg , het fchieten der Soldaaten te rechtvaardigen, dat men bedoelde,  C 30 ) de, en ook werklijk was uitgevoerd op het Camp van Mars. De Koningin, had uit aandrang van mensc'alijkheid medelijden en edelmoedigheid betoond met deezes mans Weduw ingevolge waar van het belachgelijk fabeltje, thans door merlin verhaald , uitgevonden en verbreid was. Kersaint fprak met naadruk tegen deeze betigtingen ; en euzot betoogde door eene bondige en duidlijke redekaveling, dat de voorgeftelde wet geenszins bedoelde om bloed te doen ftroomen, maar veel eer om bloedftorting voor te koomen ; en voegde 'er nog het voorftelbij om uit alle de 83 Departementen eene wagt te formeeren, ter onmiddelijke befcherming van de Conventie, op dat elk departement gerust mogt wezen dat zijne afgevaardigden onbelemmerd fpreeken en ftemmen konden, en niet gefiingerd wierden door vreeze , 't zij voor 't volk op de Gallerijen, 't zij voor den Algemeenen Raad der Gemeente van Parijs, welke zig eene zo groote magt  C 3i ) magt had aangemaatigd, en die met zoo veeIe dwingelandij gebruikte. Ten langen laatile wierdt 'er befioten, dat 'er zes Commüfaiisfen zouden benoemd worden, om eene Wet te maaken tegen de aanftookers van moord en doodilag, als mede om een plan in te leveren, ter vorming van eene wagt ter befchikking van de Conventie, verzameld uit alle 83 Departementen om voor te komen dat de Conventie overheerd wierde door den Grooten Raad der Gemeente van Parijs , gelijk het geval geweest was met de Wetgevende Vergadering. Deeze algemeene Raad oeffent deszelven aangemaatigde magt op eene verfchrikkelijke wijze; geduurig worden 'er, op order van deszelven leden , burgers gevat en in hechtenis gezet. De Commisfarisfen van deezen Raad verklaarden bij de verkiezing eens Gedeputeerden te Auxerre , dat de Gemeente van Parijs de ganfche magt van den Staat in handen had; dat  C 32 ) tkt zij die als afgevaardigden gekofen wierden hun vertrouwen moesten ftellen op die Gemeente , en niet op de Nationaale Vergadering, de Ministers, of de Generaals. Commisfarisfen van dien zelfden Raad, fpoorden de inwooners van Douaij aan, om fchavotten op te rigten op de Wallen, en allen als Ariftocraaten en Verraaders te regt te ftellen , welke van hun in denkwijze verfchilden. En twee andere Commitfarisfen van diezelfde Gemeente verwekten zulk eenen geest van oproerigheid bij de Keurvergaderingen aan de Seine en Marne, dat in de Stad Meaux veertien menfchen vermoord wierden. Deeze bedrijven wierden thans opgenoemd door onderfcheidene leden van de Conventie. Niets kan derhalven noodzaaklijker wezen, dan om deeze Gemeente van haar aangemaatigd gezag te berooven, en ter bereiking van dit einde fehijnt volftrekt noodig dat de Conventie van eene wagt voorzien worde, en eene  C 33 ) eene uitvoerende magt ter haarer befchikking hebbe, toereikende om het overwigt over- en in ontfach te houden , het gepeupel uit de voorlieden , 't welke ten eenigen tijde aan den gang ftaat gebragt worden door san terre, en het geld van eenen anderen pcrfoon, die 'er zeer ruim van voorzien is, 't welke men zegt, dat hij tot verkwistens toe uitftrooit ouder de SanscttUottes van de Voorlieden, telkens wanneer 'er eenigen maatregel moet genomen worden ten voordeele van de partij. Eenigen tijd naa het gemelde, wierdt 'er een zeer buitengewoon tooneel geopend in de Vergadering der Conventie: Merlin de thionville, een man zeer veel beroemder door zijnen ijver, dan door voorzigtigheid, verklaarde dat la source in afzonderlijk gefprek gezegd had, dat 'er in de Conventie eene partij voor het aaniiellen van eenen dictator was, en hij daagde la source uit, om te berigten wie de bedoelde dictator was, op dat men hem op het oogenblik door lieeken konde. II. deel. C La  C 34 ) 1 " La source die eenigermaate verbaasd moest geweest zijn, dat eene bijzondere aanmerking misfchien in vertrouwen medegedeeld op deeze wijze geopenbaard wierde gaf eene andere uitlegging van 't geene hij gezegd had. Hij zeide, dat hij geklaagd had over de dwingelandij van zekere menfchen, die de burgers van Parijs vleijen en misleiden, en 's Volks beste vrienden aan de woede van moordenaaren ten prooije geeven; dat zulke mannen reeds dictators waren ; dat het ten uiterften nood zaaklijk was, dat de Conventie eene gewapende magt had , om haare onafhanglijkheid te bewaaren, en voor te komen dat haar de Wet voorgefchreven wierde van de zulken die zig eenen onwettigen invloed hadden aangemaatigd. — „ Laaten deeze mannen des bloeds, „ voegde hij 'er bij, beeven, en weeten dat „ dezelfde magt die lodewyk van den throon gebonsd heeft, de overheerfching van an„ deren niet langer zal dulden." In den loop deezer debatten befchuldigde re*  C 35 ) rebecqui , een van de afgevaardigden van Marfeille met ronde woorden, de medeftanders van robespierre van een oogmerk om dien tot het dictatorfchap te verheffen. Danton, vreezende dat dit eene uitweiding mogt veroorzaaken en aanleiding geeven tot eene naavorfching, welke hij wenschte te verhoeden, poogde met eenig beleid de oplettenheid der Vergadering elders heenen te wenden. Hij bragt in het midden dat de doodilraf behoorde befloten te worden over allen, die poogen mogten om de éénheid van Frankiijk te ontbinden, door het te verdeelen in onderfcheidene Gemeenebesten , te faamverbonden , door eene bondgenootfchappelijke vereeniging, gelijk de Vereenigde Provintien, en de Cantons van Zwitferland. Danton wist dat euzot, vergniaud, guadet, en anderen, die aandrongen op het ftraffen van allen die regelrecht of van ter zijde betrokken waren in het bevorderen van den moord der gevangenen , befchuldigd wierden C % van  C 36 ) van dit ontwerp , van faamverbondene Jeputlieken , 't welke op verre naa1 niet in den fmaak valt van de meerderheid der'Conventie deezen poogde hij aldus bang te maa- ken cm de moordenaars te vervolgen, door hunne vrees, van zeiven befchuldigd te worden levendig te houden. Buzot , 's mans oogmerk bevroedende, wierp zig onveifchrokken op tegen deeze aanduiding. „ Wie is het , riep hij uit, die „ denkt om Frankrijk te verdeden? Ik voor ,, mij itel voor, om de Convenüe eene Wagt „ te befchikken , uit de 83 Departementen, „ met het oogmerk om de eenheid te bevor„ deren, en daar door aanteduiden, dat de „ zorg van deeze allen worde toevertrouwd; „ zij die zig tegen deezen maatregel opzetten „ fchijnen veel eer de verdeeling te wenfehen." I'ij fteide dit in een zo helder licht, dat robespierre begreep dat het eet ige middel om te verhoeden, dat deeze blijkbaarheid ook den kortzigiigen in de Vergadering in de 00 ■ gen  C 37 ) gen (haalde, wars om dseze bewijsrede te overftroorneri met een vloed van woorden, en te benevelen door eene mist van Sophisterij, van welk een en ander deeze Volksredenaar volkomen meester is. Hij begon me* uit te weiden over zij ie eigene Vaderlandsliefde , zijne onomkoopbaar: heid, en de diensten, welke bij den S*aat had bewezen, toen hij inde Cor.fatueerende Vergadering zat. > Het onderwerp was uitlokkende, dog daar het allengskens minder geviel aan de hoorders , dan aan de redenaar zel/en , riep een van de leien hem toer „ robespierre wilt gij eens een einde maaken ,, aan deeze langdraadige uitweiding, en ons „ met weinige woorden, openhartig uwe ge„ voelens verkkaren en niet uwe kevensge„ fchiedenis." Dit echter bewoog hem niet om een naauwkeurig antwoord op de befchuldi^ing te geeven; hij weide Hechts een uurtjen langer uit,.over het geliefkoosde onderwerp, waar mede hij begonnen was, en verviel toen C 3 in  C 38 ) in de fterkfte betuigingen zijner iiefde voor het Vaderland, en de ongelooflijkheid dat hij immer een ontwerp had kunnen vormen tegen die vrijheid waar voor hij zo lang geijverd had; hij eindigde met te verklaaren, hoe hij vermoede, dat 'er zig onder hun lieden de zoodaanigen bevonden, welke flechts op eene gelegenheid wagten om Frankrijk te verdeelen en het vervolgens te vereenigen in bondgenoodfchaplijke Staaten; en daarom voeghij zig bij de motie van danton. Barbaroux, een jong man, en Afgevaardigde van Marfeille, verklaarde, ter onderlieuning van 't geene zijn Collega rebecquï gezegd had, dat hem bij zijne aankoomst te Parijs , door de vrienden van robespierre en bijzonder door panis aangeduid was, dat in het tegenwoordige dringend tijdftip , het noodzaaklijk ware om zig te vereenigen onder éénen perfoon, die voor den grootften Volksvriend bekend ilondt, welke voor een bepaalden tijd eene magt behoorde in handen te heb-  C 39 ) hebben, gelijk aan die der Romeinfche Dictators, en dat robespief.re , uit hoofde van zijne bekende Vaderlandsliefde de gefchiktfte perfoon was , aan welken men zulk een bewind kon toevertrouwen. Panis poogde zig zeiven te verdedigen door te zeggen, dat earbaroux zekerlijk zijne woorden of meening verkeerdelijk begrepen had. „Is 't mooglijk, voegde hij 'er bij, „ in de hoop van zijnen befchuldiger neder te ,, zetten, dat barbaroux, dien ik bemin, om „ dat ik weet dat hij een goed Patriot is, ge„ looven kan, dat ik immer zoo iets bedoelde." Deeze wijze, om eene dergelijke befchuldiging van den hals te fchuiven, verwekt eenfterk vermoeden noopens derzelver gegrondheid; want bezwaarlijk zou iemand zig deezer wijze uit laaten over eenen anderen die hem valschlijk befchuldigde van een zoo gevaarlijk misdrijf. Barbaroux intusfchen , liet zig niet den mond fnoeren, maar volharde in de befchuldiC 4 ging-  ( 4o ) ging. „ Wie behalven gij alleen, riep panis, „ kan getuigenis geeven, dat ik immer zulk „ eenen voorflag deed?" „ Dat kan ik, riep rebecqui, terwijl ik „ u zeiven dien heb hooren doen." Dit icheen beiden panis en robespierre , in eenigc verlegenheid, te brengen en de ganfche par;ij tot ftilzvvijgen en in verwarring te brengen, tot dat marat, deczen nood zijner onverfchrokkenheid en onbedeesdheid waardig keurende, den fpreekftoel beklom. Zoo ras als hij zig vertoonde, hoorde men aan alle kanten gemor en vervloekingen, de Zaal doorgalmen. „ liet „ moge fchijnen, zeide hij, zonder eenig be„ wijs vin ontroering, dat fommigen in dee„ ze Vergadering mijne periboniijke vijanden „ zij;!." „ Allen! Allen ! Wij zijn allen uw vijanden," was de algemeene ilem in de Zaale. Hij beklaagde in den toon des beklags, de algemeene misvatting, en toen een moedige gelaat aanneemende, verklaarde hij, met eene lier-  C 41 ) fcerke ftem, dat Lij, en hij alleen. op het denkbeeld gevallen was om eenen Dictator te benoemen ; dat hij aan onderfcheidene peribonen deezen inval had medegedeeld, welker fomrnigen dien naagepraat hadden, dat het denkbeeld oorfpronglijk zijn eigen was. Dat gelijk hij langen tijd overtuigd geweest was van de faamenzweeringen van een trouwloos Hof, en bij aanhoudenheid de verraderijen van veele burgers ontwaarde, hij dagt, dat de tijlsomftandigheden eischten , dat het beituur der algemeene zakken, behoorde toevertrouwd te wor • den aan édnen eerlijken en moedigen man, éénen wel.-erligten Patriot, die, zonder vreeze of aanzien van perfoonen, het zwaard der gerechtigheid den hals van eiken fchuldigen zoude doen klieven. ,, Zoodanig is mijn eigen „ gevoelen, vervolgde hij, ik heb het ver,, breid, en indien u lieder denkbeelden, gee„ nen zoo hoogen vlugt genomen hebben als „ dc mijnen , zoo veel te erger voor u zei„ ven," C 5 Zul-  C 4* ) Zulke eene vermetele verklaaring voortkoomende uit den mond van een klein morfig fterveling , welks fomber gezigt naauwlijk over den rand van 't fpreekgeftoelte konde kijken, deedt de verontwaardiging der Vergadering in eenen vrolijken luim overgaan, en veelen van de leden fchaterden het uit van lachen. Dog vergniaud herftelde de deftigheid der Vergadering, door in het midden te brengen eene zeer zonderlinge omiiandigheid , die de zulken vrij duidlijk kenmerkte, aan welke het vermoorden van de gevangenen, niet alleen in Parijs, maar overal waar het ook in geheel Frankrijk voorgevallen was, moest worden toegefchreven. Hij las daarop eenen brief getekend door zekere leden van den Raad der Gemeente van Parijs, welke gezonden was geweest aan alle Municipaliteiten van Frankrijk, en onmidlijk naa het vermoorden der gevangenen te Parijs in het begin van September. Deeze brief is van eenen zoo uitneemend bijzon-  C 43 ) zonderen aart, dat ik het voegfaam oordeels denzelven geheel af te fchrijven. Dus luidt hij : „ Broeders en Vrienden! Een verfchriklijk ontwerp, door het Hof beraamd, om alle de Patriotten van geheel Frankrijk om te brengen, een ontwerp waar in een groot aantal van de Leden der Nationaale Vergadering betrokken is, heeft op den yden der voorige maand de Gemeente van Parij in de wreede noodzaaklijkheid gebragt, om zig van de magt des Volks te bedienen, ten einde om de Natie te behouden, en zij heeft niets verzuimd om zig bij 't Vaderland verdienstelijk te maaken. Zou men immer gedagt hebben,dat naa de goede getuigenisfcn, welke de Nationaale Vergadering zelve haar gegeeven heeft, in ftilte nieuwe faamenfpanningen zouden gemaakt worden, en dat deeze moesten uitbarsten juist in een tijdliip, waar in de Nationaale Vergadering, vergeetende haare onlangs gedaane ver-  C 44 ) verklaaring , dat de Raad der Gemeente van Parijs het Vaderland behouden had, zig hanste om denzelven, tot loon voor Z'jnen brandenden ijver voor 't gemeen belang , afcezetten ? Trotsch op het onbepaalde vertrouwen der Natie, 't welk hij zig met al zijn vermogen meer en meer waardig zal maaken, zig geplaatst vin.lende in het middenpunt van alle faamenzweeringen, en befloten hebbende, om voor 't algemeene heil het léeven te waagen, zal hij zig den roem riet toeagenen, van zijne pligten volkomen te hebben vervuld , voor en aleer hij uwe goedkeuring zal bekoomen hebben, welke het voorwerp is van alle zijne wenfehen, en waar van hij zig niet zal verzekerd houden, dan, naa dat alle Departementen zullen gewettigd hebben zijne maatregelen voor het heil van V algemeen ; en bdijdende gevoelens van de volmaaktfte gelijkheid, naar geena andere voorregten haakende, dan dat, om het eerfte in de bresfe te mogen fprin- gen,  C 45 ) gen, zal hij zig haasten om zig zeiven in eenen rang te plaat fen met de minst talrijke JUunicipaliteit van 't Rijk, zoo draa 'er niets meer zal te vreezen zijn. Gewaarfchuuwd dat geheele benden van barbaren, zig tegen hem opmaaken, haast zig de Raad, om zijne Broeders in alle Departementen te berigten, dat een aantal woedende faamgezwoorenen, in de gevangenisfen opgefloren , door 't Volk ter dood gebragt is, rechtvaardig bedrijf, V geene hem onvermijd* baar is voorgekomen, om door fchrik in teugel te houden, de legioenen van venaders binnen de muuren der hoofdltad fchuilende, op 't oogenblik dat het Volk tegen den vijand ftondt op te trekken ; en zonder twijffd zal de Natie, naa den langen (leep van verraderijen , welke haar op den rand van den afgrond gevoerd heeft , niet vertraagen, om dit nuttig en noodzaaklijk middel als een regel voor haar gedrag aan te neemen en alle Franfchen, zullen, op het voetfpoor der Parijfé- naars  C 46 ) naars elkander toeroepen : trekken wij op tegen den vijand, maar ontflaan wij ons eerst van die moordbenden , die bij ons afzijn onze Vrouwen en Kinderen den hartader zouden afrekent (getekend) pierre duplain, jourdeuil , panis, sergent, l'enfant, mar at de volksvriend, le clerc, dufortre enz. enz. Adminiftrateurs van het Committe der Publieke Veiligheid. De zedekunde van deezen gemoedelijken brief is blijkbaar. —— Indien gij eenige liefde voor uw Vaderland, voor Vrouw en Kinderen bezit moet gij zoo ras mooglijk alle uwe gevangenen den hals' breeken. Welk eene helfche Brief! En 't geene dien nog verfoeilijker maakt, is, dat dezelve met een bedaard overleg gefchreven is, door mannen die als Overheden gezeten zijn. Natuurlijk zoude men verwagten, dat het leezen deezer uitnoodiging tot moorden, de Ver-  C 4? 3> Vergadering met eene zo heftige verontwaar» diging zou vervuld hebben , dat men op het eigene oogenblik een Decreet van befchuldiging tegen panis en de overigen zoude neemen. Intusfchen bragt het Hechts nieuw geroep en verwarring hervoor, en aan de eene zijde van de Zaal, wierdt gefchreeuwd dat men tot de orde van den dag behoorde over te gaan. Eindelijk ftelde couthon voor dat men de oplettenheid moest aftrekken van de befchuldigingen tegen enkele perfoonen, om dezelve te vestigen op de meergewigtige belangen van den ftaat: dit voorftel wierdfr onderfteund, door allen die bedugt waren voor het onderzoek of naaipooring naar de beituurers der moordtooneelen; en terwijl zij die eerst tot deezen maatregel overhelden, vermoeid of afgefchrikt waren om vol te houden, kwam men overeen om tot de orde van den dag over te gaan. Hier op haalde ftiARAT, die in den fpreekftoel gebleven was, een Piftool uit den zak, hieldt het zig zeiven  C 43 ) ven voor het hoofd, en zeide: ,, Thans vcr„ klaar ik u, Burgers ! dat indien dc woede 5, bij deeze gelegenheid getoond , u lieden „ zoo ver gebragt had cm een Decreet ter be„ fchiüdiging tegen mij te neemen, ik mij „ zeiven voor u lieder gezigt de harsfcns uit ., den kop zoude gefchoten hebben." Wat de man hier mede bedoelde begrijp ik niet, of 't moest wezrn, om de Vergadering te kwellen , door het mislukken eener zoo wenschlijke gebeurtenis. Behalven het onordenlijk gedrag van fommigen der leden zeiven, is 'er niets dat de Nationaale Vergadering zo zeer ontluisterd als de onbefchoüheid van de toehoorders in de Gallerijen. Hoe zoude eenig hof of eeni- ge vergadering haare waardigheid behouden, wanneer zij blootftonden om toegejuichd »f ui-gejouwd te worden, naar dat de denkbeelden of grillen het medebragten van hun die toegelaaten wierden om de debatten bij te woonen. 'Er is, jaaJ eene wet voorhanden te-  ( 49 ) "tegen allen geraas, en tekens van goed- of afkeuring; dog, offchoon dezelve dagelijksch gefchonden wordt, is niemand hierover ooit geftraft geworden. De meerderheid van de Conventie is 'er fterk op gefteld, dat 'er een naauwkeurig onderzoek worde gedaan naar de gepleegde moorden , dat de aanftokers daarvan voorbeeldig mogen geftrafd worden; en die zelfde meerderheid wenscht niet min heftig naar een befluit tot het aanftellen van eene gewapende magt ter befchikking van de Conventie. Dog ik denk dat zij zig zelve eenen grooten hinderpaal ter verwerving van het laatfte in den weg gelegd hebben, door een voorneemen ter bevordering van het eerfte aan den dag te leggen. Zij zouden ftaatkundiger gehandeld hebben, wanneer zij van het eene volftrekt gezwegen hadden, ter tijd toe dat het ander© afgedaan was. Een goed aantal van de leden der Conventie zelve wordt geacht, bij zigzelven bewust II. deel. D te  C 50 ) te zijn, van middelijk of onmiddelijk in het gruuwzaam bedrijf te zijn betrokken geweest; zij voorzien hunnen eigenen val en zulk eene navorfching, en ftellen 'er zig dus met alle hunne magt tegen. Welke middelen fchieten hen over zeJerd de meerderheid der Conventie voor dien maatregel is? Zij kunnen niets inbrengen tegen eene wet welke het moorden verbiedt en de ftraf der moordenaaren eischt, maar, wel befeffende, welk gebruik men aanftonds zoude maaken van eene gewapende magt; zullen zij tegen de oprigting daar van zig verzetten; en zoo lang hun dit gelukt, zullen hunne vrienden in de voordeden, in ftaat zijn om de ontwerpers der moorden te befchermen. Om kort te gaan, de minderheid in de Conventie aan welker hoofd zig danton en nobsrspiek.re bevinden, heeft reeds eene gewapende magt ter haarer befchikking, in de werkzaame burgers van de voorfteden; en zal hoogstwaarfchijnlijk geene middelen onbezogt laa-  C 51 ) laaten, om te verhoeden dat eenige andere gewapende magt tot ftand koome, terwijl men tevens geene redenen heeft om te vermoeden, dat zij in het uitkiezen der middelen daar toe, zoo fchroomvallig zullen zijn als haare mededingers. De toedand der Generaals welke aan het hoofd der legers van Frankrijk (laai, is in meer dan één opzigt thans bijzonder onaangenaam , en wel voornaamlijk in zoo verre als zij zig bevinden onder het bedwang, en blootgefteld zijn aan de berisping van menfchen , die over hunne krijgsbekwaamheden niet kunnen oordeelen, en die tot partijdigheid en kwaade vermoedens zeer ligt overhellen, Niet is verder ffelijker voor het belang van den Maat, dan dat die mannen, welke hun leeven ten algerneenen nutte in de waagfchaale ftellen , en zig van hunnen plicht, den lande getrouw, kwijten, worden bloot gegeeven aan den laster, en onder kwaade verdenking gebukt gaan, 't welke niet anD a ders  C 52 ) ders ten gevolge kan hebben, dan, om hunnen moed uit te blusfchen, hunnen ijver te verdooven, en alle hunne verrigtingen in de war te ftuuren. Taliën, een jong man, voor deezen Geheimfchrijver van de Municipaliteit van Parijs, en thans lid van de Conventie, deedt onlangs, in die Vergadering eenen aanval op montesqviov , die over 'c leger in Savoojen het ge-; bied voert. Hij befchuldigde hem van met arift-ocratie doortrokken te wezen, en voegde 'er bij, een vrij Hout zeggen voor i»mand die tot een clerk was aangelegd, dat het, zijns oordeels dien Generaal aan krijgsbekwaamheden mangelde, en hij uit dien hoofde voorfloeg, om hem het bewind te ontneemen. Men kan zig naauwlijks verbeelden, dat'er veel acht zoude gegeeven worden op talliens oordeel over deezen Generaal, ware de eerde geen creatuur geweest van danton , en geacht door deszei ven invloed te werken. — Zijn voordel wierdt deswege onderdeund door  ( 53 ) door anderen, die 'er voor waren om een befluit te neemen, dat Generaal montesquiou het vertrouwen der Natie verboren had. La riviere merkte aan, dat, voor zoo ver het andere Generaals zoude kunnen ontrusten, indien een van hunne broeders, met zo weinig plechtigheids gecasfeerd wierdt, het redelijk mogte geacht worden, om een Committé te benoemen, ten einde om vooreerst een weinig onderzoek te doen naar het gedrag van montesquiou , en dat men de ftraf behoorde uit te ftellen tot dat het bleek dat hy die verdiend had. Deeze aanmerking ten behoeve van den Generaal wierdt in zulke uitnemend befcheidene bewoordingen voorgedraagen, dat iemanÜ, bezwaarlijk konde verwagten dat zij ook den bitterften vijand zoude beledigd hebben. . Billiaud de varennes , zeide echter, in antwoord, dat het niet te bevreemden ware, dat dezelfde perfoon die voormaals het gedrag van la fayette had zoeken te rechtvaardiD 3 gen,  ( 54 ) gen, thans de verdediging van montesquiou op zig nam. In de tegenwoordige omdandigheid mogt deeze aanduiding aan la riviere hoogst-beleedigend voorkoomen ; weshalven hij met overhaasting den fpreekdoel beklom, en verk'aarde da'; hij een geweest ware van de 224 leden van de Wetgeevende Vergadering, welke op den 8den Augustus tegen la fayette gedeind hadden; dat het gezegde van billaud valsch en lasterlijk ware, en hij eischte, dat de man door den Voorzitter tot orde geroepen en als een lasteraar wierdt doorgedreken. „Tot orde geroepen! Waarom dat?" Schreeuwde danton. ,, In den Raad van „ Romen fpraken brutus en cato zonder „ fchroom zoodaanige klaare waarheden, wel„ ke wij, door de bekrompenheid onzer ma„ nieren, vermijden als perfonaliteiten; wat „ mij aangaat, 'k heb mijn befluit genomen, „ om, zonder omwindfels, eenen iegelijk te „ befchuldigen, welks gedrag mij verdagt voor„ koomt." Cf-  C 55 ) Offchoon men het voor toegeiiaan moge houden, dat billiaud en danton zoo veeIe gelijkenis hebben met brutus en cato als de Conventie met den Romeinfchen Raad, blijft 'er echter altijd onderfcheid , tusfchen de ftoute waarheden der laatlien, en de onbeschaamde valschheden van den anderen, de gelijkenis is dus niet volkomen in den haak. Dant, n bleef 'er met dat alles op liaan dat de Generaal montesquiou van hei commando wierde ontzet, ten welken einde hij twee bijkomende redenen aan de hand gaf, de eene, dat, wanneer de algemeene veiligheid in gevaar was, het genoeg is wanneer een Generaal onder verdenking ligt; de ander, voegde hij 'er bij is: „ om 'er den fchrik „ in te krijgen; want deezen heeft men noo„ dig om de zaak der vrijheid ftaande te „ houden." Dit is buiten twijfLl het characicr 't welke danton onafgebroken aan den dag gelegd heeft zederd den 10 Augustus, 't welke eiD 4 ëen"  ( 56 ) genaartig ftrekt, om zekere, indedaad, ver- fchrikkelijke vermoedens te bevestigen, welke men tegen den man heeft opgevat. Het voorgeflagen befluit ging door, dat de Generaal montesquiou, van het Commando zoude beroofd worden, 't Geene montesquiou gehaat maakt bij fommige leden van de Conventie, die invloed hebben, doet hem eer aan in het oog van onpartijdige menfehen hij ftelde zig onver- fchrokken op, tegen de aanzoekingen tot het afzetten van den Koning, en was 'er voor om hem te handhaaven in de uitoeffening van het Veto , hem door de Conftitutie toegewezen. Hij wierdt al mede befchuldigd door bazire dat hij in de buitengewoone Commisfie zoude gezegd hebben, dat indien men des Konings gezag fchorste, men gevaar liep om door het leger verhaten te worden; ook heeft men zig ingebeeld dat hij wenschte zig met meer zagtheid te kunnnen gedraagen omtrend de Gennueefen, dan verlangd wierdt door fommigen die  C 57 ) die de magt in panden hebben. Dog 'tgee-? ne ongelukkiger dan dit alles voor montesquiou zal uitkoomen, is, dat hij banton ten vijand heeft. 't Moet intusfchen danton, en de andere vijanden van deezen edelman vrij wat gefpeeten hebben, dat, kort na het neemen van hun befluit, het nieuws bekend wierdt, dat die Generaal reeds in Savooijen was doorgedrongen, en met onafgebrokene zegepraal zijnen tocht voortzette. Hij befluit zijnen brief aan den Minister van oorlog met de volgende woorden: „ Ik bedank U, Mijnheer! dat „ gij mij deeze gelegenheid veifchaft hebt, „ om den laster te beantwoorden; 't is op „ deeze wijze dat ik altijd wenschte haar den „ mond te floppen." De vrienden van den Generaal montesquiou, namen deeze gelegenheid waar, om het befluit tegen hem genomen te doen herroepen worden. Zijne vijanden kantten zig hier tegen aan. Manucl onderiieunde den voorilag, eerst D 5 door  C 58 ) door la croix gedaan, 'er bijvoegende, dat hij hoopte dat zij hun befluit zonder tijdverzuim mogten herroepen, op dat montesquiou door het behaalen eener nieuwe overwinning hen niet fteeds meer in het ongelijk mogt Hellen- Danton, bemerkende dat de wind ten voordeele van montesquiou waaide, en onvermogend zijnde om dien geheel tegen hem te wenden, ftelde der Vergadering voor, om de magt der Commisfarisfen welke men naar zijn leger gezonden had uit te breiden, en het aan hun oordeel over te laaten, om den Generaal van zijnen post te ontzetten, of daar in te bevestigen, naar dat zij het best keurden. Te voren had die zelfde danton eene uitgebreider commisfie gegeeven aan eenen der officieren van montesquious leger, naamlijk, om een waakend oog te houden op het gedrag van den Generaal, en, wanneer dezelve, eene beweeging rugwaards mogt maaken, hem door den kop te fchieten. Gensonnc, toonde met vrij wat reden aan, hoe  ( 59 ) hoe onvoeglijk het ware, dat de Vergadering de uitvoering van haare befluiten deedt afhangen van het oordeel van iemand anders dan haar zelve, en coutiion merkte aan, dat de Natie aan de Conventie het recht gegeeven had om befluiten te maaken, maar geenszins de magt, cm dat recht aan anderen af te Haan. Danton het vooroordeel en de onopregtheid zoo ver als mooglijk drijvende, riep hier op uit: „ Men zegt dat mon„ tesquiou eene overwinning behaald heeft, „dog het zij mij vergund om aan te mer,, ken, dat geene overwinningen door eenen „ enkelen man bevogten worden — de over„ winning is door de Franfche armeê behaald." Dit argument bewijst buiten tegenfpraak, dat montesquiou geen meerdere aanfpraak had op deeze overwinning , in Savooljen , dan iiannibal op die van Camia, of caesar op de overwinning te Pharjalia. Danton bleef bij zijn voorftel; offchoon hij 'er bij voegde, dat het zeer mooglijk ware,  C 60 ) re, dat een oud hoveling, zo als montesquiou, den voorfpoed ziende welke het leger van de republiek aan alle oorden beje* gende, ten langen laatften bcfloot om in deszeiven maatregelen te treden.. Met dit alles wierdt, overeenkoomftig met het voorgeiielde van cENSONNè befloten, dat de uitvoering van het laatfte befluit tegen montesquiou zoude gefchorst worden. 'k Weet niet of de opelkanderen volgende voordeden, welke op montesquiou wagten hem eindelijk den nijd en de kwaadaartigheid zijner vijanden zullen doen overwinnen; dog in eenen derden brief, welke den tweeden, fchielijk volgde, geeft hij berigt van het overmeesteren van geheel Savooijen, van het Meir van Geneve tot aan den berg. Genis: de voorfpoed zijner trouppes, zegt hij, gelijkt meer naar eenen zegepraalenden optogt, dan naar den marsen van een leger; de inwooners der Heden en dorpen, vloeijen tot hem tefamen, met gelukwenfchingen., en het driecouleurig Ünti  C ft ) ïint op hunne hoeden; hij voegt 'er bij, dat de harten des volks fchijnen over te hellen tot eene omwenteling gelijk die van Frankrijk; en dat 'er reeds een voordel gedaan is, om van Savooijen, een 84iie departement van Frankrijk te maaken. Bij gelegenheid van het bezorgen van deezen brief van montesquiou , aan de Conventie, fchreef sebvan, de Minister van oorlog, aan den Prefident, dat, naardemaal de expeditie in Savooijen dat land vrij gemaakt had, het der Franfche Republiek waardig was, om eens zoo gelukkige gebeurtenis plechtig te vieren , door de Marfeillaanfche marsch, op het allertrefielijkfte met zang en mufijk - inftrumenten te doen aanheffen op het plein der Revolutie, hij voegde 'er bij: „ Dat dit lied, „ 't welke de gevoelens der Franfchen zoo „ naauwkeurig uitdrukt, het ganfche rijk door„ galme, dat onze naabuuren het hooren, en „ dat het voor altijd, de hoop der volken, de fchrik der dwingelanden worde!" • Naa  C 62 ) Naa dat Generaal kellerman de Pruisfefl voor de eerflemaal uit het veld gefiagen had, op den 20 September, fchreef hij aan servan, om vrijheid te mogen hebben, om in zijne legerplaats het Te Deum te mogen zingen laaten, over deeze belangrijke overwinning. MHet lied der Marfeillaanen, gaf „ de Minister ten antwoord, is het Te Deum „ van de Franfche Republiek; laat dat door „ de mufikanten van Uw leger gefpeeld, en „ door de foldaaten gezongen worden." In 't eene en andere geval ging de voorJlag Van servan door. Men zoude zig mogen verbeelden, dat het vrij wat aanftoot konde veroorzaaken, om eenen ongewijden zang den Voorrang te geeven boven eene Godsdienftige plechtigheid ; zulk een voorftel, uit naam van 't Parlement, ten tijde van het Engelsch Gemeenebest, aan het leger gedaan, zoudeeenen opa-and verwekt, en de gehèele natie in rep en roere gebragt hebben. Thans had het dat uitwerkfel niet in Frankrijk, waar Godsdienstijver  ( 6*3 ) ijver wonderlijk uitgedoofd is, en eene andere geestdrift derzelver plaats heeft ingenomen , het enthufiasme voor de vrijheid , 't geene zij vaderlandsliefde noemen, en dat de verkleefdheid aan den tegenwoordigen regeeringsvorm, en een afgrijzen van de alleenheerfching influit. Deeze openbaart zig met evenveel uiterlijk vertoon en fchijnbaaren ijver, als immer de Roomsch Cathoüjke Godsdienst deedt, in de allerbijgeloovigfte tijden ; want offchoon de ftraf voor gebrek aan 't geene zij ijver voor den ftaat noemen, niet zoo lang worde uitgerekt, zij trefc meer onmidlijk, 't welke op het gros der mernchen immer zo veel invloeds heeft. IJver voor het Vaderland, gelijk die voor den Godsdienst, vormt geestdrijvers en fchijnheiligen ; de eerften verfoeijen en vervloeken eenen Koning en Adelftand, even hartelijk, als hunne ijverige voorvaders, den duivel en zijne engelen; en zij zijn niet min driftige vervolgers van elke afwijking van het recht- zin-  C 64 ) Zinnig burgerlijk geloove, als het hunne voorvaders waren van ketterije. De Geestdrijvers vindt men voornaamlijk onder de armen, de huichelaars onder de rijken, veelen van welken juist zulke republikeinen in Frankrijk, als de Jooden in Portugal Christenen zijn. Onmidlijk na het leezen van montesquiou's brief in de Vergadering, bragt bancal, een dér afgevaardigden van het departement Puy-de-Dome, der Conventie in gedagten, dat de Conftitueerende Vergadering door een plechtig decreet, alle denkbeelden om veroveringen te maaken had afgezwooren; in gevolge waar van hij wijsfelijk voorftelde, dat de Conventie, getrouw aan dit geheiligd beginsfel, behoorde van de hand te wijzen den voorflag^ om Savooijen tot een 84fte departement van Frankrijk te vormen, en te bevelen dat door geheel Savooijen afgekondigd wierde, dat Frankrijk afltand doet van veroveringen, en geene uitbreiding van zijn gebied begeert. Dit, zoo billijk, als ftaatkundig, voorflel, Vondf  C «5 ) vofldt tegenkanting : 'er wierdt aangemerkt, dat Frankrijk aan geen land de vrijheid voor een' korten tijd fchonk , om naderhand wederom onder het juk van zijnen vorigen dwingeland te bukken. Men behoorde de edele wenfchen van een Volk dat men had vrij gemaakt te vervullen door de aangebodene vereeniging te aanvaarden , en de heerfchappij der Vrijheid zoo ver als mooglijk was uit te breiden. „ Geheel Europa, zeide 3, een van de Leden , zal u van tijd tot tijd „ bijvallen, en geheel Europa zal, om zoo „ te ipreeken, één huisgezin uitmaaken. • „ De Volken uit alle landen, zullen uwe 5, vrienden worden , en gij zuit geene vij„ anden hebben, dan de Koningen.— Zeker „ kunt gij zulk een verheven denkbeeld, niet „ tegengaan." Eene zwetferij van deezen aart moge in een gezelfchap van redentwisters toegejuichd of bewonderd worden , in een geestdrijvend redenaar over politieke zaaken; maar wie zou- II. deej,. E de  C 66 ) de zig verbeeld hebben, dat zulke gevoelens eenigen indruk konden maaken, op eene Vergadering van Wetgeevers, waar in ervarenis en een middehnaatig veiltmd plaats had? Men kon immers niet verwagten , dat deeze fchoone woorden bij gansch Europa eenen anderen zin bekomen zouden, dan de volfla» gene vernietiging van het befluit tegen veroveringen en in de daad aan den dag legden, dat de nieuwe republiek ten oogmerk had, om alle Regeeringen om ver te werpen, alle Natiën, die haar omringden onder het juk te brengen, onder voorwendfel van de vrijheid 'té verbreiden. Jean bapïtste louvet , in weerwiile van de toejuiching welke der gemelde gevoelens iijklijk te beurte viel, had echter moeds en gezond verftands genoeg om te verklaaren , dat, zonder een van de wijste befluiten der Conftitueerende Vergadering den bodem in te flaan, men zig niet konde fteeken in den regeeringsvorm van eenig ander land, dat men, zon-  ( «7 ) ronder het verbreeken van de heiligfte Volks* rechten, den Savooijaarden geene zoodaanige Conititutie konde voorfchrijven als Frankrijk voor zig zeiven zou mogen verkiezen. Hoe toch konden zij weeten , dat de Conititutie welke, voor Frankrijk goed was , ook ware voor Savooijen ? En, dit eens veronderfleld zijnde, hoe kon.len zij weeten, dat de Savooijaards uit den grond hunner harten verkozen? —— „ 't Geene in de daad recht„ vaardig is, vervolgde louvet, is ten groo» „ ten deele zuiver iiaatkundig. Laat dus, „ aan ieder Volk, dat, ik zal niet zeggen, „ te ondergebragt, maar, door uwe Wape„ nen, vrij gemaakt is , plechtig verklaard „ worden, dat zij voor zig zeiven kunnen „ kiezen eenen zoodaanigen Regeeringsvorm, „ als 't hun zal behaagen, dat hunne wetten „ van hun eigen maakfel zullen zijn, dat gij „ niet alleen wenscht, om hun de Vrijheid „ te fchenken, maar ook eene Vrijheid, in- „ dien fmaak, als zij zeiven verkiezen. ■ Es „ is Bea  C a ) „ 'k Ben fa het zekere onderrigt, voegde hij 55 'erbij, dat in Brabant, werwaards uwe Le„ gers marcheeren zullen, lierke vooroordee„ len plaats hebben tegen fommige van uwe „ Wetten en tegen uwe Conftitutie in het al,, gemeen; vooroordeelen , tot welke uit te roeijen verfcheiüene jaaren zullen noodig „ zijn; en die u meer gehaat in hunne oogen „ zullen maaken dan hun tegenwoordige mees„ ter, indien gij onderneemt om hun uwe ,, Conititutie voor te fchrijven. 't Is dieshalve „ zoo nuttig als rechtvaardig, om te verklaa„ ren de volkomene onafhanglijkheid, van al„ le landen waar in gij de vrijheid zult over„ brengen." Danton zeide , in antwoord hierop, dat zij buiten twijffel recht hadden , om te ver klaartn aan elk van die landen, dat het nimmer weden m door eenen Koning zoude beheerscht worden ; dat indien het Volk zoo zot ware, om eenen regeeringsvorm , met ?ijn eigen belang ftrijdig , te kiezen , zulks niet  C c9 ) niet zoude toegelaa'en worden ; dat de Nr= tionaale Conventie zoude zijn een Commitee van opfland tegen alle Koningen van het geheele al. Niets dwaazers kan men zig inbeelden dan dit voorftel, 't welke eigenaartig moest ftrekken, om alle Monarchen van Europa te noodzaaken, om, ter verdediging van zig jelven, de Republiek den Oorlog aan te doen: welke bijzondere bedoeling danton hier in heeft weet ik niet, dog liet loopt blijkbaar uit op den ondergang van Frankrijk. De Vergadering, inmiddels, onverduldig om het ftuk in qucestie af te doen, beval dat de brief van den Generaal montesquiou zoude gedrukt worden, en verzondt het voorilel noopens Savooijen ter naavorfc'oing aan het Committee Diplomatic en dat der oorlogszaaken. In weenville van het voorzigtig gedrag en den aanzienlijken voorfpoed van montesquiou, hoor ik dat 'er geringe waarfchijnlijkheid voor hem is om het Commando te behouE 3 den  C 70 ) den. Zijne vijanden kunnen het hem zoo *t fchijnt niet vergeeven dat hij Savooijen overmeesterd heeft juist in een tijdflip, dat zij beweerden, dat hij 'er nimmer den voet in zetten zoude, nog ook vergeeten het onregt dat zij hem alreeds hebben aangedaan. Behalven deeze en andere beweegreden tot misnoegen tegen hem waar van wij reeds melding maakten, hebben zij nog eenen anderen grond waarop zij hem haaten, te weeten, om dat hij een eedelman, en wel van eenen zeer ouden adel is. Dit fchijnt even onrechtvaardig als ongerijmd: onrechtvaardig, om dat een man van Adelijke geboorte, die uit liefde voor de algemeene vrijheid, de omwenteling is toegedaan, meerdere verdiende heeft, dan de zulken zig kunnen aanmaatigen, die dergelijke opofferingen niet gedaan hebben. Ongerijmd is die haat, om dat, in ftede van gewigt bij te zetten, aan de toevallige omftandigheid van 's mans geboorte , het in de daad daar aan eene groote aangelegenheid geeft, die nu tegen hem zei-  ( /i ) zeiven werkfaam wordt. Dog indien iemands Adel, buiten perfoonlijke verdiensten, geacht wordt hem geen voordeel te geeven, dezelve behoorde, daar geene wanverdienfte plaats heeft, hem niet ten naadeele te gedijen. 'Er zijn berigten ingekoomen dat dumoltrier. , eene toereikende magt hebben agtergelaaten , om de terug trekkende Armee van Pruisfen te belemmeren, zijn eigen legerplaats verlaaten heeft, en eerstdaags in Paiijs verwagt wordt. October h. Meden was ik voor de eerilmaal in de Vergadering der Conventie tegenwoordig, alwaar eene woedende aanval gedaan wierdt op diixon, een van de Generaals, welke tegen de Duitfche Armee te veld getrokken is en die thands, volgends de laatfte berigten, aandringt op den optocht naar Verdun. Voor zoo ver het ter opheldering kan ftrekken 't geene volgen moet, zal ik hier invlegten E 4 een  C 7* ) een kort berigt van den gedenkwaardigen krijgstocht van dumourier, van den tijd af, dat hij het opperbevel over het leger verkreeg tot dat hij hetzelve verliet, offchoon ik eerst laater van alle de bijzonderheden onderrigt wierdt. Generaal arthur dillon had het bevel over het Franfche leger aan de Grenzen van Vlaanderen, toen hij berigt bekwam noopens den opftand op den reden Augustus. Dumourier, ten dien tijde, onder hem ftaande, had het gebied in 't Camp van Maulde. Uit de berigten welke dillon aangaande de zaak kreeg, begreep hij, dat het een onverwagt oproer ware, 't welke de Natie zoude afkeuren, en dat fchielijk zoude uitloopen, op den ondergang van allen die 'er in betrokken waren. Hij gaf dieshalve op den i3den eene order af aan het leger, waar in hij zeide, dat de Conititutie gefchonden was door menfchen, die vijanden waren van de vrijheid; dat hij zelve befloten had, om getrouw te blijven aan  ( 73 ) aan de Natie, aan de wet, cn den Koning, en dan de Conftitutie in de jaaren 1789 , 1790, en 1791 door de Vergadering ontworpen, welke zij allen bezworen hadden. Deeze order zondt hij van Pont-fur-fambre, waar hij toen gelegerd was , naar het camp van Maulde, met eenen .brieve aan den Generaal dumourier , op dat deeze dezelve aldaar zoude bekend maaken. Dumourier dagt geheel anders over het voorgevallene op den ioden. Hij bemerkte dat het gemeene gevoelen der overwinnende partije was toegedaan, dat het ten uiterften bezwaarlijk zijn zoude om de regeering uit de handen te wringen van hun die dezelve overweldigd hadden; dat eene pooging van deezen aart door het leger, ftraks eene burger oorlog zoude ontfteeken, en het land bloot geeven voor een bezoek van vreemde Mogendheden; en dat hij zelve beneden luckner , la fayette, en dillon zoude geplaatst blijven. Dumourier bevondt zig naE 5 der  C 74 ) der bij Parijs dan dillon, en had vroegere, en, zoo men meent, naauwkeuriger berigten, door zijnen vriend GERSONNé, gekregen, noopens den flaat der zaaken. In zijn antwoord op dillons brief keurde Hij de voortvaarenheid van dien Generaal af, verzekerde hem dat hij de ontfangene order in zijn camp niet wilde gemeen maaken, met bijgevoegde raadgeeving aan dillon om dezelve zonder tijdverzuim te herroepen. Ten zelfden- tijde zondt hij een berigt van 't geene hij gedaan en verder voorgenomen hid, naar Parijs aan zijne vrienden, en toen de drie commisfarisfen van de Nationaale Vergadering kwamen, zwoer hij niet alleen zelve den eed der Gelijkheid, maar overreede zelfs dillon om het ook te doen. Die Officier had geene moeite om zijn gedrag voor de Commisfarisfen te verantwoorden, door de ververzekering dat het voortgefprooten was, door dat men hem het gebeurde op den loden verkeerdelijk had voorgedragen, dat hij aUenthsd- ve  ( 75 ) ve vuurig verlangde om der Franfche Natie ten dienfte te ftaan, welk eennen regeeringsvorm dezelve ook zoude verkiezen te aanvaarden. De Nationaale Vergadering was dermaate in 't fchik over dit gedrag van dumourier , dat zij hem het opperbevel in handen iielde, over het leger dat voormaals onder de orders van M. la fayette geftaan had, en dillon , hoewel een onderofficier, onder hem plaatfte. Daar zij intusfchen geen voorwendfel hadden, om dumourier boven luckner te plaatfen, en-tevens wenschten dat de eeriie de voornaame uitvoerer hunner ontwerpen wierde, zonden zij bevel naar Chalons aan luckner , om aldaar een leger te formeeren, uit de manfchap welke van alle plaatfen derwaards verzamelde, alwaar dezelve gewapend , gekleed en bij detachementen gezonden wierdt overal waar de nood van den ftaat hunne tegenwoordigheid vereischte. Kellerman wierdt, op aanbeveeling van dumourier in de plaats van luckner aangefteld om het be • vel  C 76 ) vel over de armee in Lotharingen op zig te neemen; biron en custine kreegen het bewind over het Rhijnleger, en montesquiou over dat 't welke tegen Savooijen moest dienen; alle deeze Officieren legden den eed af welken de Vergadering eischte , en deeden denzelven door hunne legers mede afleggen. Dumourier zondt dillon om het commando over het leger der Ardennes op zig te neemen, onder het welke begrepen zijn alle de troupen welke het gedeelte der Franfche grenzen, tusfchen Rocroy en Montmedy dekken. De twee Generaals hielden vervolgends eene bijeenkomst in de Stad Sedan, met oogmerk om de maatregelen te bepaalen die genomen zouden worden. De vijand had reeds den Franfchen bodem betreden, was in het bezit van Longwy, de eerüe verfterkte Stad op de grenzen, 't naast bij 't Hertogdom Luxemburg gelegen , en fcheen ten gelijken tijde, Montmedy, Verdun, en Thionville te bedreigen. Het  C 77 ) Het Leger van den Hertog van brunswyk was boven de 50,000 man fterk ; Generaal clairfait had zig bij hem gevoegd met 15,000 Oostenrijkers, behalven eene groote menigte Hesfen, en Franfche emigranten, alles te faamen genomen 90,000 mannen uittil aakende. Naa de grensfteden maatiglijk van bezetting te hebben verzorgd, hieldt dumourier niet meer den 17,000 mannen over, om de gemelde vervaarlijke magt te bevegten; en deeze 17,000 mannen hadden nutteloos gecampeerd gelegen tusfchen Sedan en Stenay, terwijl de Maas tusfchen Stenay en Verdun veelerwego doorwaadbaar was, en de vijand alzoo van die zijde geenen tegenftand had. Toen men de fterkte van het aanrukkend leger, vergeleek met de zwakheid van dat, 't welke 'er tegen aangevoerd moest worden , had men eens den inval gekregen , dat alle regelregte tegenkanting nutteloos zoude zijn, en de beste maatregel zijn zoude, om onver- wagt  C ?9 ) wagt eenen inval te doen in Oostenrijksch Vlaanderen, ten einde om den vijand af te leiden van zijnen togt naar Parijs: dog de geringe waarfchijnüjkheid welke 'er was, om van zulke eene onderneeming , fchoon ook met het beste gevolg bekroond, het verlangde uitwerkfel te mogen verwagten, bragt-wel draa te wege dat dit ontwerp ter zijde gelegd wierdt; en dumourier , aangevuurd door verbaazende roemzugt, en fteunende op de vindingen van zijn eigen vernuft, en de geestdrift waar mede zijne landgenooten bezield waren, befioot, om door het verdedigen van onderfcheidene posten, en alle andere mooglijke middelen, te beproeven of hij den voortgang des vijands llremmen en veitraagen konde, tot dat hij door de armee van keller■man uit Lothaaringen, welke 29,000 mannen bedroeg zoude verfterkt worden, als mede door die welke bournonvtlld, ten getale van 13,000 koppen uit Vlaanderen aanvoerde, en de hulptroupen welke luckner hem toe-  C 79 ) toezondt uit de nieuwgeworvene manfchap , welke te Chalons verzameld wierdt. Hoe klein de magt van dumourier was, had hij echter den moed, om, op den apften Augustus, van dezelve af te zenden tweÉ Batailons voetvolk, onder het bevel van M. galbaud, een uitmuntend Officier, die orders had, om zig in Verdun te dringen, en ter verdediging van die ftad behulpfaam te zijn. Dumourier gaf het bevel over de voorhoede van zijn leger aan dillon; dezelve beflondt uit vijf Bataillons voetvolk, veertien Esquadrons ligte paarden. Dillon kreeg last om naar Stenay te marcheeren, alwaar dumourier zig op den eerften September met hun dagt te vereenigen, om den vijand den overtogt over de Maas te betwisten. Dillon , rukte met duizend paarden , zijne overige troupen voor uit naar Stenay, en v/as bezig met fchikkingen te maaken ter verdediging van de plaats, wanneer de voorhoede van de Oostenrijkfe Armee, vier duizend mannen fterk,  C So ) ilerk, zig vertoonde met verfcheidene ftukken gefchut. Overtuigd van de onmooglijkheid om zonder voetvolk en zonder gefchut de ftad te verdedigen, ontruimde hij Stenay, ftak over de Maas,'en voerde zijne troepes aan de overzijde van die River, berigt van het voorgevallene toezendende aan zijn voetvolk, dat op weg was, om naar het Camp van Moufon te rug te keeren. Toen hij zelve derwaards retireerde om zig daar mede te vereenigen, wierdt zijne agferhoede aangevallen door de Oostenrijkfche Cavailerij, welke echter met aanmerkelijk verlies te rug gejaagd wierdt, terwijl dillon te middernagt behouden in Moufon aankwam (*). Dumourier was met zijn Legertjen, op den eerden September tot Moufon gevorderd, en marcheerde vervolgends naar Beaumont en Argonne , alwaar dillon in voorraad eene legerplaats had afgeftoken. Diar hij inmiddels ontdekte dat het thans te (*) Compte readu au ministre de la guerre, par 1* Lietit-General A. dillon.  C ** ) 'te laat was om den vijand den overtogt over de Maas te betwisten, nam dumourier voor* om zig meester te maaken van de onderfcheidene engten in het bosch van Argonne. Dit Woud ftrekt zig uit van Chene le Populeüx tot Pasfavent, ter lengte van omftreefcch veertig mijlen ; het Duitfche leger was genoodzaakt om op zijnen togt naar Parijs fommige van deeze engtens door te trekken, of eenen vervaarlijken omweg te maaken, langs flegte wegen, die om het gemelde Woud heenen leiden. Dumourier zondt dillon af met zes duizend mannen, om zig meester te maaken van den uitfteekend belangrijken doortogt van Biesme, nabij de Grandes Islettes, in het Woud van Argonne. Mij is omftreeksch zeven of agt mijlen van Verdun -, aan den voornaamen weg welke van daar óver Chalons naar Parijs leidt. Mets had hij tot hier toe van galbaud vernomen, en twijffclde niet of Verdun hieldt het veel langer uit dan noodig was, voor dillon, om den opgedragen last II. deel. F te  C 82 ) te volbrengen. Dog Verdun ging op den tweeden September bij verdrag over zonder eenigen tegenlland geboden te hebben, en dillon zoude hoogstwaarichijnlijk te laat gekoomen zijn, had het fchrander overleg van gaIbaud zulks niet verhoed. Toen deeze Officier nabij Verduri kwab vondt hij het zoo volkomen bezet door de Pruisfen dat het onmoogiijk ware om de ordere van dumourier ter uitvoer te brengen. Kier op nam hij in ernftige overweeging op welke eene wijze hij de twee Batailions, onder zijn bevel ftaande, met den meesten naadruk tot 's Lands dienst gebruiken konde; en, de oogmerken van zijnen Bevelhebber voor uidoopende, marcheerde hij naar Biesme, en zondt oogenbliklijk eenen Bode aan dumourier, om hem te berigten wat hij gedaan had, en vcri'erking te vraagen. Het leger te Verdun, zoude het verder naar Parijs voortrukken , was thans genoodzaakt, om deezen post te overweldigen of eenen omweg van veertig mijlen te maaken, over Varen-  C 83 ) reïines en Grand Pré, ten Noorden, of eenen nog grooteren, ten Zuiden, over Bar le Die. Dumourier befchouwde het eerfte als het waarfchijnlijklte , weshalve hij met het voornaame leger te Grand Pré post vatte. Hier is al mede een doortogt in het Woud van Argonne, dog tot welke te verdedigen grootere magt wordt vereischt dan 'er tot dien van Biesme noodig is, werwaard dit,t,on met fterke fchreden voortrukte , uit vreeze dat galbaud , welke hij hoorde dat 'er meester van was, mogt verjaagd worden, eer hii zig bij hem voegen konde (*). Wijl dumourier te Grand Pré halte hieldt, zondt hij Generaal miranda af, met twee duizend Ruiters, om een Convooij te dekken, t welke hij verwagte, en tevens het Pruislifche leger te recognosceeren, welks beweegingen thans dubbelzinnig fcheenen. Miranda kweet zig van deezen last vaardig en gelukkig; een (*) Compte rendu au ministre de la guerre, psr lé Lieuc. General a. dillon. F a  ( 84 ) «eti. Fiquet Pruisfen, uit vier duizend mannen beftaande, was derwijze geplaatst dat zij het Convooij moesten onderfchept hebben. — Hij viel 'er op aan, gif hun de neerlaag, en het Convooij kwam behouden in 't Camp van dumotjr.ier ( ' ) De togt van dillon van Moufon naar Biesme, door een Bosch, dat uitftekend moeilijk was, om door te komen, vorderde krijgskunde in den Bevelhebber, en ftandvastigheid in de troupes, bijzonder, daar zij door de regeering van een dorp, dat zij doortrokken, verzekering kreegen, dat galbaud, ontmoedigd door den fchrik, welke zij, die van Verdun kwamen onder zijne Soldaaten verfpreid hadden, Biesme verlaaten had, en naar Chalons te rug getrokken was, en dat de ftad Sainte Menehould in 's vijands magt was Dillon echter, naar alle kanten Couriers hebbende gezonden, om ' zig dien aangaande te verkundfchappen, ont- dek- (*) Rapport des Commisfaires de la Convention aux Armees reunief.  C * ) dekte weldraa, dat dit eene en andere valsch ware, en volbragt, 's namiddags van den vijfden September, zijne vereeniging met galbaud. De trouppes wierden aanftonds te werke gefteld , om door alle middelen der kunst % deezen, natuurlijk lierken, post, nog fterker te maaken, 't geene zoo zeer naar het oogmerk wierdt uitgevoerd, dat toen de.Koning van Pruisfen in perfoon, met den Hertog van brunswyk de plaats recognosceerde van de hoogten naabij Clermonr, zij begrepen dat dezelve te fterk ware , om te kunnen overweldigd worden. Sommigen hebben niet gefchroomd om den Hertog van brunswyk te befchuldigen, om dat hij verzuimd had , op deezen post van Biesme aan te vallen, voor dat galbaud met dillon vereenigd was, of anders geene fcnikking gemaakt, om dillon den tocht van Moufon derwaards te betwisten. Krijgskundigen alleen, en zij, die de gefteldheid van het land, zoo wel als de omF 3 ftan-  C 86 ) Handigheden, waar in de Duitfche Armee zig toen bavondt, door en door kennen, mogen dit punt beflisftn; dog elk ander mensen moet natuurlijk befluiten, dat een zoo hoog beroemd Generaal als de Hertog van BKUHSWÜ voldoende redenen zal gehad hebben, om zoo te handelen als hij deedt. Mi Gobert, Adjudant Generaal van dumouriers leger, en waarfchijnlijk beter gerechtigd om het .gedrag van den Hertog van brunswyk te beoordeelen, dan de meesten die het gegispt hebben, heeft aangemerkt, dat galbaud op den 3iften Augustus reeds meester was van deezen doortogt, dat op den tweeden September het Garnifoen van Verdun zig met hem had vereenigd., en dat de Hertog van brunswyk natuurlijk moest verwagten , dat de boeren uit de omliggende dorpen, zig fpoedig bij galbaud zouden voegen, en hem ter verdediging van deezen post de behulpfaame hand bieden, zijnde dit eene foort van krijgsdienst, tot welken nieuwe  C 87 ) we troupes even goed waren , als ervarene krijgsloiegteri. "Welke redenen de Hertog ook moge gehad hebben, waarom bij aarfelde, om op deezen post aan te vallen, het bezit daar van ftelde dillon in Haat, om een aantal Dorpen te befchermen aan de Rivier Aire gelegen, en bragt de Pruisfen in de noodzaakhjkheid , om lange en vermoeiende marfchen te doen, door Grand Pré naar het Camp van La Lune in den omtrek van St. Menehould, in plaatfe van regelrecht door Biesme te trekken. Dumourier was in het bezit van de engten van Grand Pré eenigen tiji voor dat hij ontrust wierdt, en geraakte eindelijk in het denkbeeld dat de Hertog van brunswyk een oogmerk had, om het woud van Argonne geheel te laaten liggen , en door Bar le cue naar Chalons te trekken. In deeze overtuiging fchreef hij aan dillon , dat hij zig gereed maakte, om met .een iierk p'q iet, des vijands agterhoede in de war te helpen, terF 4 wijl  C *»3 ) wijl hij vernam dit deeze poogde om aan de regter zijde van dillon , naar Chalons om te trekken. . Hij beveelt hem om 2000 mannen ter bewaaring van den post agter te laaten, en vervolgends alle de troupen te verzamelen, en dezelve naar St. Menehold te leiden, alwaar hij zou tragten zig met hem te vereenden, en met beider vereende magt vervoV gends eene famenvoeging met kellerman te bewerken. Hij befluit zijnen brief met deeze woorden. ., Laat door de alarmklok alle boeren bij „ één brengen, om het geboomte omver te „ hakken en te fchikken (*): trek eensklaps „ rechts af en haten allen dit mede doen, die „ zig te Sr. Menehould verzamelen. Wan„ neer wij vereenigd zullen zija willen wij „ onze fchikkingen maaken om deeza plaats „ dekken, en den vijand naaar Cha'ons te „ vol- (*) Met de takken naamlijk naar den vijand toe te leggen, zoo dat zij een foort van vestingwerk uitleveren.  C 89 ) „ volgen. Doe op den geheelen togt de a-. „ larmklok luiden, ik zal eveneens doen, dit „ zal 's vrjands marsch een weinig in de war „ brengen. Te middernacht begin ik op te „ breeken." DUMOURIER. Generaal en Chef van het Noordlijk leger. 't Is waarfchijnlijk dat de Hertog van B.runswijk eenige beweegingen gemaakt hebbe, welke een oogmerk aanduiden, om door Bar le duc naar Chalons te trekken; of anders dit vermoeden heeft willen gaande maaken, met oogmerk, om zijne eigenlijke bedoeling te verbergen, welke was om de engten van Grand Pré te overweldigen. Kelderman en luckner wierden in dit fluk beiden misleid. De eerfte hieldt zig zoo vast overtuigd dat 's Hertogs beweeging Hechts voorgewend ware, dat hij zelfs den inval kreeg, om van Sainte Dizier, waar hij zig toen bevondt, naar Chabns te marcheeren, op dat hij 'er voor den vijand zijn konde. F 5 LUCK-  C 90 ) Luckner had verfrerking gezonden naar het leger van kellerman, alwaar dezelve niet vereischt wierdt, in plaats van die aan dumourier te Grand Pré toe te iiuuren, langs eenen korten weg, door dillon aangewezen. Dumourier was ichielijk overtuigd van zijne misvatting, en fchreef den volgenden brief aan dillon. Grand Pré den i2den Septemb. des 4den jaars van de Vrijheid. De vijanden hebben u verlaaten, mijn waarde Generaal, om op mij aantevallen. Op dit oogenblik beginnen zij dien aanval; tot, nog toe weet ik niet of het de eigenlijk bedoelde , ik geloof dat het maar eene voorgewende is, om den doortogt, van Chesne le Populeux (*) aan te tasten, werwaards ik verflerking zende. Zend ( *) Dit is eene post aan het noordereind van het Woud van Argonne , welken dumourier voorhad tc verdedigen. Door de Trouëe de Ckrmont verltaat hij de engte van Biesme.  ( ?* ) Zend mij hulp toe, zonder echter den doortogt van Clcimont te ontblooten. Ik omhels U De Generaal en Chef van V ISwdlijk leger dumourier. Op den volgenden dag ontfing dillcn eenen anderen brief van dumourier , die, zig nu verzekerd hieldt dat de vijand een tweeden aanval iri den zin had, met grootere magt dan 's daags te voren, en geene hulp van Chalons ontfangen hebbende, thans ftellige orders aan dillon gaf, om hem zonder uitftel al het volk toe te zenden, dat hij, behoudens zijne tegenwoordige pofitie, konde misfen. Dillon fchikte hem gevolglijk ongeveer 3000 man toe, waar. van het vierde gedeelte in ruiterij beiiondt; en deeze was de eenige verfterking welke dumourier ontfing, voor hij genoodzaakt wierdt om Grand Pré te verhaten: dog hoe gering ook deeze hulp bezending moge febijnen, 't was zoo veel als dillon behoudens de regelen van voorzigtigheid konde zenden, om dat het corps  C 9* ) corps Pruisfen dat onder den Hertog van Brunswijk naar Grand Pré was gemarcheerd, onmidtëjk was vervangen door 15^000 Oostenrijkers, en Hesfen die naderhand vermeerderden tot 20,000 mannen, door welken hij alle dagen dagt te zullen aangerand worden. 't Is te vermoeden dat dillon zijne zendedelingen bij den perfoon des Hertogen van Bmnswijk gehad hebbc, die hem berigt ga* ven van alles wat 'er voorviel, want zijne berigten zijn in 't algemeen zeer naauwkeurig; en in eenen brieve aan kellerman, van den isden September, doet hij dien de weet, dat dumourier , 's daags te voren was aangerand geworden, en dat de aanval de volgende morgen van den 13 vrugtloos was hervat, en hij voegt 'er bij : „ Ik weet dat de Iïer„ tog van Brunswijk gisteren al woedende te„ gen den Koning van Pruisfen gezegd heeft: — „ 't Zd mij veel volks kosten, maar ik wil „ 'er door." De Hertog van brunswyk hieldt zijn woord. —  ( 93 ) Woord. Op den i4den September vva8 de aanval der Pruisfen onwederftaanbaar. Staande dat dumourier. zelve aangerand wierdt, kreeg hij berigt dat zekere post Croix aux Bois genaamd, welken Generaal chazot verdedigde , overweldigd ware. Dumourier. wierdt dus genoodzaakt om de engten van Grand Pré ganfchelijk te verlaaten, en naar Sainte Menehould te wijken , alwaar hij in voorraad eene legerplaats had afgeftoken, die in waarheid zeer fterk was. Op zijnen tocht derwaards, wierdt zijn leger zoo geweldig gedrongen door de voorhoede der Prtüsfifchs ruiterije, dat het in verwarring geraakte , en een goed deel fchandelijk de vlugt nam, regelregt naar de Stad St. Menehould welke zij intraden, onder het gefchreeuw van : „ Alles is verloren!" waar door zij aan alle kanten angst en vrees verfpreiden. Dumourier, fcheen te denken volgends het berigt dat hij aan de Conventie zondt, dat, indien de Pruisfen, geduurende deeze algemeene ver- fla-  C 94 3 flsgenheid, met geweld waren aangedrongen, zijn leger verftrooid zoude zijn geworden. Gelukkig was dillon te St. Menehould toen de vlugtelingen aankwamen Hij deedt alles wat in zijn vermogen was om te verhoeden dat de fchrik verbreid wierde zendende detachementen te paarde naar de nabuurige dorpen, om de vlugtenden te weerhouden, en alzoo voortekomen dat het alarm Chalons bereikte, alwaar het van de ergfte uitwerking konde zijn om de nieuw-geworvene manfchap welke luckner verzamelde. Dillons vlijt, en de moedgeevende tegenwoordigheid van dumourier, deeden het leger tot orde, moed,- en vertrouwen op zijne Officieren te rug koomen. De zulken die zig bij uitïïekenheid fchandelijk gedragen hadden, wierden voor fchelmen weggejaagd uit het leger, dat op den morgen van den i5den het camp van St. Menehould betrok en met allen ijver begon om het zelve te verfterken, in de verwagting dat het ipoe- dig  C 95 ) dig zoude aangetast worden. Bournonville, aan het hoofd van een corps van 13,000 mannen, vereenigde zig met dumourier op den i/den. De Hertog van brunswyk wist dat kellerman , bij de hand was met eene grootere magt, en vormde het ontwerp om op hem aan te vallen voor hij zig met dumourier konde vereenigen. Kellerman won met geforceerde marfchen de hoogten van Valmy op den avond van den ioden. Valmy is gelegen binnen den afftand van minder dan eene mijl van andere hoogten, op welke de fterke legerplaats van dumourier zig bevondt. Kellerman kreeg kundfchap van den marsch der Pruisfen geduurende den nagt, 't welke hem deedt begrijpen dat hij des volgenden morgens ftondt aangetast te worden. Hij maakte hier naar zijne fchikkingen en bediende zig van alle mooglijke middelen om den Soldaaten moed in te boezemen. Hij ging door de gelederen met fommigen van de meest beminde Officieren , om het volk mondeling aan te moedigen. Het  ( '9$ ) I Iet legér antwoorde met het geroep van Hoezee! en Vivat de Natie! Kellermans armeê ftrekte zig uit van een dorp Dammartin la Planchette genaamd woord, langs de hoogten van Valmy. 'Er was eene onbelemmerde gemeenfchap tuifchen zijn leger en dat van dumourier, die agtduizend mannen ter zijner hulpe befchikte geduurende de canonnade welke den ganfchen dag niet ophieldt. De Pruisfen vogten met hunne gewoone bedaardheid en overleg, zig fomwijlen in colonnen Hellende even als of zij 'er met de bnijonnet op in wilden, en dan weder beweeging maakende om kellerman te omcingelen, en hem de gemeenfchap met dumourier af te fnijden. De rustigheid der Franfchen, onder het krijgskundig beftuur van hunne legerhoofden, belette den Pruisfen het eene en andere te volvoeten. Dumourier was in perfoon op de batterijen geduurende verfcheidene uuren van de canonnade, en aan het hoorei van zijne eigene troupen, wanneer de Pruüfen eene pooging dee^  C 97 ) deeden om kellerman te omcingclen. Het overtredende beleid van de Franfche Kannonniers was blijkbaar geduurende het ganfche gevegt; en het leger toonde in het algemeen eene onverfchrokkenheid, welke men alleen zoude verwagten van gedisciplineerde troupen, en dong met de Pruisfen om den voorrang in 't {tuk der gehoorfaamheid aan zijne Officieren , terwijl 's Volks natuurlijke levendigheid zig vertoonde in zangen en het gefchreeuw van Vivat de Natie! midden onder de flagting welke de Kannonnade te wege bragt. In kellebmans leger fneuvelden meer dan vierhonderd, terwijl 'er tusfchen de vijf en zes honderd gekwetst wierden. De Generaal zelve ontkwam het ter naauwernood, wordende hem zijn paard onder het lijf weg gefchoten. Men heeft gezegd, en het is hoogstwaarfchij nlijk, dat het verlies der Pruisfen aanmerkelijk grooter geweest is. 't Geene des kundigen bijzonder in het gedrag van kellerman bewonderd hebben, was de kunst, welke H. deel. G hij  ( 98 3 hij dien avond vertoonde met in tegenwoordigheid van den vijand zijne pofitie fteeds voordeeliger te maaken, een kunst, waar door zijne rechter vleugel fteeds met 'c leger van dumourier. verknogt bleef; terwijl de linker veilig was door de bedekking van hoogten welke gemakkelijk te verdedigen waren, en het front grooten dienst had van een rieviertjen, dat aanmerkelijk gezwellen was, door den verfchen regen (*). Dat hij geduurende deeze beweegingen niet aangevallen wierdt bewijst niet alleen 't beleid waar.mede dezelve beftuurd wierden, maar doet tevens ten fterkflen vermoeden het groote verlies dat de Pruisfen ondergingen, en hun moedverlies bij deezen onvoorfpoedig aanval. Ten zelfden tijde waar in deeze aanval op het leger van kellerman in her werk gefield wierdt, wenden de 20^000 mannen die te Clermont gebleven waren, eene pooging aan tegen het Camp van dillon te Biesme. ■ ■ De C*) Obfervations fur la Campagne de 1793 par qo3ert , Adjudant General.  C 99 ) De Hertog van brunswyk had zig in de noodzaaklijkheici gevonden , om dit groote deel volks agter te laaten, uit vreeze dat anders dillon alle zijne Convooijen mogt onderfcbeppen; zoo dat dillon , met omftreeksch vijf of zes duizend mannen, ao.ooo van het PiuLiïfche leger werkeloos had gehouden, toen het tegen dumourier. en kellerman optrok. Deeze 20,000 trokken thans op ter aanranding van Biesme; en waren zoo vast in het vertrouwen op voorfpoed, en dat dumourier duor de Pruisfen zoude verflagen worden, dat zij hunne geheele equipage, en al hun bagagie mede namen, in afwagting , dat zij naa het overweldigen van den post van Biesme, orr der zouden krij ;en, om zig bij de Pruisfen te voegen, en hen naar Parijs te verzeilen. Dillon'S verdediging echter had dien zelfden gelukkigen uitöag welke aan kellerman te b urte viel, en —— de Oostenrijkers en Hesfén wierden afgeflagen en genoodzaakt, om in groote wanorde te rug te trekken. G 2 iXaa,  C 100 ) Naa deeze onvoorfpoedige aanvallen, liet de Hertog van brunswyk zijn leger het Camp van La Lune betrekken, naa bij de Armee van dumourier en tusfchen St. Menehould en Chalons. I lier wierden de Pruisfen , die alreeds vrij wat door ziekten geleden hadden, geweldig belemmerd door gebrek aan mondbehoeften. bournonville , door dumourier met een corps van 4000 mannen afgezonden, had verfcheidene Convooijen onderfchept, die van hunne magazijnen te Grand Pré opkwamen. In het bijzonder maakte hij zig meester van veele driften Rundvee, welke naar het Pruisfifche leger trokken, en die hij ten behoeve van het zijne liet flagten: uit hoofde van dit laatlle bedrijf, en zijnen moed en fterkte, wierdt hij de Franfche Ajax bijgenaamd. ■ Niets kon de Franfche Boeren omkoopen, om eenige foort van noodruftigheden aan de Duitfchers te brengen, terwijl zij bij geheele hoopen alleriijen voorraad naar de legerplaats van dumourier bragten. 't Was daar en boven uit-  ( ioi ) uitnemeni moeilijk en zeer kostbaar voor den Hertog van brunswyk, en alle bevelhebbers van onderfcheidene Detachementen zijns legers, om kundfchap te gewinnen, terwijl zij omringd waren van Spionnen, welken dumoubjer berigt gaven van alle hunne beweegingen. Terwijl deezer wijze de Pruisfen geenen voorraad konden bekoomen, dan uit hunne eigene magazijnen, wies de fchaarsheid nog daar en boven aan, door de fterke regcnbuijsn, welke thans vielen, en die de wegen bijkans en op fommige plaatfen volftrekt onbruikbaar maakten; tevens waren de Pruisfen meer blootgeftela aan de ongenade van het weder, en leeden meer van de koude , natheid en gebrek aan leevensbehoeften, dan de Franfchen, die in zekere maate, voor deeze onheilen bcfchermd wierden, door de zorge en Qptettenheid hunner landsgenooten. Bij alle deeze wederwaardigheden der Pruisfen voege men de kwelling en het moed beneemende, 't geene voortfproot uit de ontdekking das het ge» G 3 hee.-  ( 102 ) hesle land tegen hun faamcnfpande, in plaatfe van eene naar evenredigheid groote menigte aan te treffen, welke zig opgewekt gevoelde om zig bij hen te voegen, gelijk men hun had doen verwagten. 'Er zijn beroepen waar in iemand fomwijlen grooten roem behaalen kan, met eene geringe maate van waare verdiende; dit is misfchien te wijten , of, aan de onbevoegdheid van het gros om te oordeelen over het verdienstelijke in deeze bijzondere beroepen, of om dat het wel flagen daar in voortipruite uit de verdiende van anderen, die de maatregelen baftuuren van hem die des roems deelachtig wordt. Zoo is althans dikwijls het geval in het beroep eens Krijgsmans, aan 't hoofd van welken fomwijlen menfchen, uit hoofde van hunne geboorte geplaatst worden , zonder eenige acht te (laan op derzelver verdiende, en, niet zelden in fpijr van de uirftekendite blijken hunner onbekwaamheid. In dit beroep, hebben , al mede, fommigen roem verworven, door eenen ge-  C i°3 ) gelukkigen uitflag , welke alleen moest dank geweeten worden, aan de uitftekende dapperheid hunner troepen, of de meer dan gemeene krijgskunde van eenigen Officier van minderen rang. Dog verwerven de legerhoofden bij fommige gelegenheden onverdienden roem , geene foort van menfchen Haat ook meer bloot, voor berisping uit hoofde van Hechte uitkoomften, welke geene menechlijke fchranderheid voorzien, geene menschlijke magt verhoeden konde. Weinige menfchen hebben hier van meer ondervinding gehad dan de Hertog van brunswyk, welken men gelaakt heeft, om dat hij niet aanftonds naar Chalons of Reims gemarcheerd was, zoo draa als hij zig tusfchen deeze fteden en het leger van dumourier bevondt. Zij, die deeze aanmerking maaken» denken niet, om het gevaar en de moeilijkheid welke 'er in fteeken , om eenen krijgstogt voort te zetten, met den vijand op de G 4 hie-  C 104 ) hielen, d?e de Co 'ooijen van het voortrukkeade leger nnderfch-pt. Dog zonder ons ver Ier te bekommeren over zulke onberadene bedenkingen, de krijgskundigen zijn van oordeel, dat de Hertog, ia plaats van werkeloos te blijven liggen in het camp van La Lune naa het gevegt van den soften \S?ptember, dumourier te St. Menr. hould had behooren aan ie tasten. Zij die dit bewr-eren, zeggen dat hij uit hoofde van de meerderheid der Pruisfen boven de ongeoefende tronpen in Frankrijk, groote waaiv fchijnlijkhfcid zoude gehad hebben om dezelve te (laan en te verftrooijen, 't welke derwijze den fchrik zoude vexfpreid hebben, dac de nieuw- geworvene troupen die tegen den Hertog in aanmarseh waren zig bij de vlugtenden zouden gevoegd hebben, en alzoo zoude hij, op zijnen tocht naar Parijs, in plaats van vijanden niets dan vrienden hebben aangetroffen; want niets is zoo gefchikt, om vijanden in vrienden te verkeeren, als eene overwinning. Men  C io5 ) Men heeft mij verzekerd, dat deeze maatregel door den Maarfchalk de ca, tries in de daad is voorgefteld in eenen krijgsraad te La Lune gehouden; en zijne meening volkomen ftrookte met die van M. de poilly, eenen der Generaals van 't Franfche leger, welke in deeze provintie zijn verblijf had gehouden, en eene naauwkeurige kennis van 't land had; als mede dat deeze aanval op het camp van St. Menehould ten fterkfte verlangd wierd door het ganfche corps van Franfche Emigranten. Zonder zig eenige krijgskunde aan te maatigen, kan men gemakkelijk gisfen* wat den Hertog van brun wyk heeft doen afzien van het waagen van deezen kans. Zekerlijk had hij den Franfchen bodem bctreeden in de vaste overtuiging dat hij bèguhftigd zoude worden door een groot gedéel e van de inwooners, dat in de coniii.utie geenen fmaak had; hij had reden om te gHnoven dat de gebeurtenisftn van den ioden AuG 5 gus-  C 106 ) gustus, en den derden September, het volk afkeeriger zoude maaken van de nieuwe Regeering, en gunstiger doen denken over zijne onderneeming. De gemakkelijke verovering van Longwy en Verdun, ftrekte om hem in deeze denkbeelden te verfterken. Hij vondt geene zeer groote zwaarigheid, in het overweldigen van de engten van Grand Pré. Dus ,ver derhalven was alles gefchikt om den Hertog, tot het voortzetten zijns krijgstogt aan te moedigen; doch de aftie van den coften September, en de gemoedsgefteltenis waarin hij de Franfchen aantrof, moest natuurlijk eene zeer verfchillende uitwerking bij hem te wege brengen. Door de eerfte kreeg hij bewijs van eene onverfchrokkenheid in 't Franfche leger, en krijgskunde in den Oppers bevelhebber welke hij niet verwagt had, en in het land, was het zoo ver 'er van daan, dat hij eenigen bijval in zijne onderneeming gewaar wierdt, dat alles in het tegendeel hem hoogstvijandig voorkwam. In zijne legerplaats te  C *°7 ) te La Lune gelegen, wierden zijne convooijen bij wijlen onderfchept; bij de inwooners kon hij geenen voorraad opdoen, en zijn volk was blootgefteld, aan de dubbele elenden van gebrek, en eene gevaarlijke en befmetteiijke ziekte; men heeft gezegd, dat in zijn leger en te Grand Ré te faamen genomen, omtrend tien duizend zieken waren. In zulke omitan-, digheden zoude een aanval op dumouhiers leger dat thans 70,000 mannen fteik was, en waar van hij de kragt reeds ondervonden had, niet veele hoop, op goed gevolg gegeeven, en, indien die kwaalijk befioeg, de ganfche* lijke vernieling van het zijne ten gevolge gehad hebben. Dog op de veronderftelling zelve, dat hij de zege bevogten had, zouden de Franfchen die naa de nederlaag mogten overbleven zijn, met de troupen Chdois, Rhdms, Soisfons, en uit alle oorden van den lande, den terugtogt van 's Her^ogs leger, door de overwinning zelve gedund, en verzwakt door ziekten, zeer gevaarlijk gemaakt hebben , indien  C 108 ) dien hij veel verder in Frankrijk ware doorgedrongen. Zoo draa het bleek dat het ganfche land tegen hem was, mogt men de onderneeming des Hertogen van brunswyk als mislukt beichouwen. Hij had verder niets te deen, dan om eene goede retraite te denken, welke hij, ook ten laatfle genomen heeft, op eene zoo kunstige wijze, als toereikende was, om hem den hooglten roem te bezorgen. Eerst echter ftelde hij eenen ftilftand vanwapenen voor, geduurende welke eene conferentie plaats had tusfehen de hoofden der vijandelijke legers. Men heeft gezegd, dat dumourier. zig daar toe inliet, met een oogmerk, om de defertie te bevorderen onder de Duitfche Soldaaten, door het befluit der Nationaale Vergadering, ter aanmoediging der Deferteuren te verbreiden, en tevens in de hoope , om den Koning van Pruisfen daar toe te brengen, dat hij met de Oostenrijkers breeken mogt in deeze oogenbükken van  C io9 ) van verontwaardiging en te leurftelling; jaa men heeft zelfs beweerd, dat dumourier. bij deeze gelegenheid eene dieper ftaatkunde aan den dag legde dan de Hertog van brunswyk. Het tegendeel hier van fchijnt echter waar te wezen; want, indien de bovengemelde waarlijk dumourier's bedoelingen waren, in het toetreden tot de wapenfchoifing, zoo is hij in beide te leurgefteld geworden. 'Er is geene defertie onder het Pruisfifche leger, en de Koning brak niet met den Keizer; dog voor den Hertog van brunswyk, die reeds tot den aftogt had befloten, was het van een oneindig aanbelang, om eenen wapenftilftand van eenige dagen te hebben, welken hij gebruikte, om zijne Artillerij en omflagtige Bagagie ongeiloord over te brengen van het Camp van La Lune, naar Grand Pré. Niets is partijdiger en meer ongerijmd, dan de wijze waar op 's Hertogen van brunswyks gedrag gegispt. — Voor eerst heeft men beweerd, dat hij, onberaden zijn leger in zulk' eenen  C ii° ) eenen wanhoopigen toeftand gebragt heefr, dat, indien het voortruktc allen moesten omkooinen of krijgsgevangenen worden ; indien het te rug trok de helft moest fneuvelen; èn, indien het bleef daar 't was , het van gebrek moest omkoomen. Deeze veronderftelling als den waaren ftaat der zaaken aanneemende, zoude men zig verbeelden , dat hij eenigen roem verdiende, door het uitredden van zijn leger uit eenen zoo gevaarlijken toeftand. . Dan in plaatfe hier van zijn 'ér die voorgeeven, dat hij zelfs hierin, mindere Scherpzinnigheid aan den dag legde, dan de vijand, van welken hij zijn volk verloste. Inmiddels zal ik hier, ter bevestiging van mijn denkbeeld over deeze zaak , alleen bijvoegen , dat het de Hertog van brunswyk was, die 't eerfte de wapenfchorsfing voorfloeg, en niet dumourier — dat, ftaande al den tijd, welken dezelve duurde, hij zijne Artfllerij en Ba;agie naar Grand-Pré liet vervoeren, en da;, zoo draa hij wist dat dezelve aldaar in vei-  C in ) Hgheid waren, hij zijn ooripronglijk Manifest vernieuwde, 't geene hij konde weeten, een einde te moeten maaken aan den wapenftilftand. Alle deeze omftandigheden maaken het waarfchijnlijk, dat, hoe fcherpzinnig en bekwaam dumourier. zij ti moge , de wapenfchoiüng voordeeliger geweest zij voor den I Iertog, dan voor hem» Op den i3den September brak de Hertog zijn Jeger te La Lune op en trok met het zelve door Grand-Pré naar Bufancy. De Oostenrijkers , onder het bevel van den Generaal clairfait, fcheidden zig van de Pruisfen en trokken de Maas over bij Stenay, en iloegen den naasten weg in naar 't Graaffchap Luxemburg, wijl de Pruisfen door Dun, en langs de Pvivier voorttrokken tot Verdun. Hunne marsch was traag, zoo uit hoofde van het groote aantal van zieken, als wegens de flegtheid der wegen, dog ging in zulke eene orde voort, dat offchoon zij door verfcheidene Detachementen der Franfchen vervolgd wierden, men,  C ) ïrieri, geduurende dien geheelen aftogt geene aanmerklijke voordeden over hun konde beh aaien. Toen dumourier den vijand in vollen aftogt zag, en dat hij in deeze ftreeken, en in dit faifoen niets van aanbelang onderneemen konde , befloot hij om naar Parijs te gaan. Zijn verlangen was, om, met de uitvoerende Magt een plan te vormen, ter onmiddelijke inrukking in Ocstenrijksch Vlaanderen, werwaards hij een groot gedeelte van zijn leger had afgezonden, en alwaar hij vèifche laurieren hoopte te verzamelen, 't Geene ons een hoog denkbeeld iuboefemt van dumouriers kngt van ziele, is, dat hij, het ontwerp van krijgsbedrij ven, 't welk hij, ter verdediging van Frankrijk gevormd had, onveranderlijk aankleef.Ie, de bevelen welke hij doorgaands van de Regeering vsn Parijs ontfing, in de windfloeg, en alles wat 'er van kwam voor zijne eigene rekening nam. Te Parijs ontflond eene zoo groote ontroering op het gerugt dat eeni-  C «3 ) ge irreguliere Duitfche troepen , zig in den omtrek van Rheims vertoond hadden, dat hij te rug ging. En servan , de Minister van Oorlog, gebruikte de volgende uitdrukkingen in eenen B:ieve aan dumourier, gedagtekend den suften September „ Ik hoop, mijn waarde Generaal! dat Gij, „ gelijk wij, overtuigd zult zijn, dat 'er geen -„ oogenblik te verliezen is, om U naar Marne ?, te fpoeden, om Chalons, Rheims, en de ,, heerlijke landsdouwe van Soifonis en la Brie „ te dekken: wat ligt 'er ons eigenlijk aange„ legen of de vijand, zig over de dorre vlak„, ten van Champagne uitbreide ?" en hij eindigt dienzelfden brief met deeze woorden, „ Niemand ziet U gerustelijk te Sainte Mene„ hould, terwijl de Uhlaanen de Voorlieden 5, van Rheims ontrusten." Wanneer wij in aanmerking neemen het character van 't volk waar aan dumourier verantwoording voor zijn gedrag fchuldig was, en II, deed. 11 heft  ( *H ) hoe bezwaarlijk dat beflnite, om iets te vergeeven, dat het als berispelijk befchouwt, hebben wij zoo veel te meer redenen, om zijne onverzetlijkheid te vewonderen. Thans zegt men algemeen , dat indien hij te rug getrokken was naar Chalons en Rheims de vijand ligt meester zoude geworden zijn van eene vrugtbaare landllreek, en misfchien in Frankrijk overwinterd hebben. Hij verliet bournonville om de Pruisfen in hunnen aftogt te belemmeren, die Generaal vervolgde hen naa genoeg tot Bufancy; en toen , bevel gekregen hebbende, om zig te voegen, bij het leger, dat tegen Vlaanderen moest ageeren, wierdt hij vervangen door de Generaals kellerman en valence , die, met al hunnen ijver en werkfaamheid, niet in ftaat waaren , om eerug voordeel te be. haaien over deeze aftrekkende en zieklijke Armee. Dillon, voor zijn hoofd, agtervolgde het Corps  C ii5 ) Corps Oostenrijkers en Hesfen, welke zijnen post te Biesme aangetast hadden, en die nu, langs eenen anderen weg naar Verdun retireedem Hij had ongeveer 16,000 mannen bij zig, en het leger dat hij agtervolgde was talrijker, en befiondt uit welgeöeffende Soldaaten. Ge^ hoord hebbende, dat de Oostenrijkers en Hesfen tegen eikanderen verbitterd waren, en dat de Landgraaf zelve zig vrij fpijtig over het gedrag der Oostenrijkers had uitgelaaten, fchreef hij van Domballe eenen Brief aan deezen Vorst, welken hij zondt door M. gobert zijnen Adjudant Generaal, juist toen hij M. lindan een Hesfisch Officier, die gevangen genomen was geweest, ontfloeg. In deezen Brieve , naa fommige algemeene aanmerkingen over het regt der Volken om hunnen Regeeringsvorm te veranderen, welk de Landgraaf waarfchijnlijk niet zal hebben toegegeftemd, verzekert hem dillon, dat hij derII 2 wijr  C u6 y wijze omcihgeld is, dat het zeer moeilijk vo©r hem zal zijn, om 'er zig uit te redden; dog dat, wanneer hij de volgende morgen, naar eigen land wil te rug trekken , en met zijne troupen , den Franfchen bodem ganfchelijk verlaaten , men hem ongemoeid zal laaten voort trekken over zekere posten, welke ten dien tijde in de magt der Franfchen waren. Dill n zag, dn»- het niet in zijne magt ware , om met 16 ooo mannen den aftogt van 20 ooo te beleten, maar dagt, dat, wanneer hij de Hesfen van de Oostenrijkers konde fcheiden, hij de laatften zoude kunnen influiten. — *t Was wel niet zeer waarfchijnlijk, dat de Landgraaf zig derwijze om den tuin zoude laaten leiden, dat hij gebruik maakte van het aanbod van dillon; dog wat men ook denken moge van de diepte van deezen krijgslist, 't is blijkbaar dat dillon daar mede bedoelde qrn Frankrijk dienst te doen, niet om het  C "7 ) het te benaadeelen; want hij toonde den Brief aan den Generaal galband voor hij dien' afzondt, en gaf 'er zelfs een affchrifc van, zoo wel als van 's Landgraaven antwoord, aan sillery, carra, en prieur, Commisfarisfen van de Nationaale Conventie (*). Dog, 't geene dillons oogmerken buiten allen twijffel fielt, is, dat hij, op den 4den Oftober, eenen Brief onderfchepte van den Directeur van het Diflrict van Etain, aan den Landgraaf van hessen gefchreven, en gedagtekend i Oclober, waar uit bleek, dat men verwagte dat deeze'zijn hoofdquartier te Etain zoude neemen; waar op dillon eenen Courier zondt uit zijn Camp te Sivry-la- Parche, aan den Generaal favart re Metz, om dien te berigten, dat hij een oogmerk had, om den vijand op zijnen te rug togt aan te tasten (*) Raport des Commisfaires de la Convention», H 3  C 118 ) ten, en dat dezelve dien togt over Etain zoude neemen; om 't welke te bewijzen hij den onderfchepten brief aan favart overmaakte, en verlangde, dat hem een Detachement gezonden wierde van het Guarnifoen van Mentz, om hem behulpfaam te zijn tot het belemmeren van den vijand. Hij voegt 'er bij: ,,Laat in alle Dorpen wee„ ten, dat alle burgers hunnen moed hernee,, men mogen, dat men overal de alarmklok ,, luide ; allerlije wapenen grijpe men aan, „ om den vijand te belemmeren, en in alle „ enge doortogfen op zijne equipages aan „ te vallen. Laat bekend maaken dat allen, „ die hem een ftuk brood leveren, als verraa,, ders van het Vaderland zullen aangemerkt „ worden. Ik zal hem onafgebroken vervol„ gen zoo lang hij blijft aftrekken ; ik zal „ hem bevegten indien hij durft blijven enz." De Brief van dillon aan den Landgraaf van hessen cassel, en deezes antwoord, wierdt der  ( H9 ) der Conventie zonder eenige bijgevoegde aanmerkingen overgezonden. Men las het eene en andere in de Vergadering en in plaatfe van verdienstelijk of zelfs maar onfchuldig aan dezelve voor te koomen, gaven fommige leden daar aan eene kwaadaartige en aller onnatuurlijkfte uitlegging. Merlin van tiiionville. riep uit dat deeze brief ten doorllaanden bewijze verftrekte dat dillon een verraader ware. Deeze merlin is een zeer hef¬ tig befchuldiger, en fchijnt te denken dat dat door den roem van anderen te bezwalken , hij een goed deel daar van voor zig zeiven zal verzamelen , even gelijk de Indiaanen zig inbeelden, dat al de moed en vaardigheid van eenen vijand, dien zij ombrengen, onmidlijk in hun zeiven over gaa. Merlin, niet vergenoegd, met de uitlegging, welke hij den Brieve aan den Landgraaf gerigt, had gegeeven, tradt te rug tot de Proclamatie van dillon te Pont-furH 4 Sam-  C ) Sambre, en andere deelen van zijn gedrag voor den ioden Augustus; 't welke alles hij den kwaadaartigften draai gaf, en befloot met den voorflag om te beiluiten, dat men hem in eenen ftaat van befchuldiging ftelde. „ Een Opperbevelhebber, zeide kersaint, heeft reeds op uw befluit ter befchuldiging „ geantwoord door eene overwinning. „ Hoe weet Gij of dillon de orders van „ dumourier niet volgde, toen hij den brief voorhanden fchreef?" Couthon, in antwoord tegen kersaint, verklaarde dat nimmer een befluit ter befchuldiging beter konde gegrond zijn, dan dat, 't welke thans voorgefteld wierdt tegen arthur dillon — Hij zeide, hij wilde niets in aanmerking neemen dat hem voor deezen brief aan den Landgraave was ten laste gelegd, dog in den zelfden adem haalde hij alles hervoor, wat ftrekken konde om hem voor de Conventie in een haat-  ( I« ) haatlijk licht te ftellen , uit 's mans gehouden gedrag lang voor dien tijd, en onmidlijk naa den loden Augustus. Couth in heeft een ongemak dat hem belet om te loopen, jaa zelfs om te ftaan; en 't welke zijnen kwaadaartigen invloed aan zijn geestgefteldheid fchijnt te hebben medegedeeld. Hij wordt beftendig door zijnen knegt uit het rijtuig in de Vergadering gebragc , en men ftaat hem toe, om te blijven zitten terwijl hij fpreekt. Hij heeft den roem van een fcherp verftand te bezitten; in zijn voorkoomeu heeft 'er eene zachtheid, welke men vrugtloos in 's mans denkbeelden zoude zoeken, deeze zijn doorgaands heftig en geftrengo Zijn fpreeken maakte de vijanden van dillon met meer woede gaande. Eén lid zeide, dat hij geen ander gebruik van het leger fcheen te willen maaken dat hem toevertrouwd was, dan om het tot eene fauvegarde te doen dienen om de vijanden van Frankrijk veilig uit het  C i«t ) het land te helpen; een ander merkte aan, dat het van het hoogfte aanbelang ware, dat de Conventie aan de Uitvoerende Magt gelaste, om bijzondere zorg te draagen dat dillon niet ontinapte. En een derde tradt den fpreekftoel op, en deedt een voorftel dat de hoogte der woede en onregtvaardigheid voltooide. — Hij Helde voor om de drie Commisfar risfen onmiddelijk als verraaders gevangen te neemen, om dat zij dillon niet hadden ontzet van het gebied, op het eigen oogenblik dat hij hun een afichrift vertoonde van den brief, welken hij aan den Landgraaf had gefchreeven. Niets konde partijdiger en meer opgeraapt geacht worden, dan het misnoegen dat deeze mannen bij deeze gelegenheid aan den dag legden; zij moesten geweten hebben dat dillon de Hesfen en Oostenrijkers met onvermoeiden ijver tot Verdun toe vervolgd had, en dat men aan de batterijen welke hij tegen die ftad zonder verwijl liet opwerpen de  C 123 ) de fpoedïge overgaaf van dezelve te danken had, maar zij konden dillons gedrag niet vergeeten 't geene hij gehouden had, toen hij 't eerst de tijding ontfing van het gebeurde op den ioden Augustus. Vcorzigtigheid en goede ftaatkunde fchrijven een ander gedrag voor; de beste weg om de menfchen eene omwenteling fmaaklijk te maaken , is zeker om hen grootere voordeden onder de nieuwe Regeering aan te bieden, dan zij onder de oude genoten hadden. Dan deeze woeste hervormers, terwijl zij fchreeuwen tegen de dwingelandij van het oude befluur, geeven niets om het nieuwe intevoeren, dan befchuldigingen, dolken, en guillotines. Met zeer veele moeite, kwamen zij in plaatfe van een regelregte befchuldiging, ten laatften tot het befluit, dat de Uitvoerende Raad morgen ter tafel van de Vergadering zoude brengen, alle de omftandigheden welke betrekking hebben tot het gedrag van den Generaal dillon omtrend den Land-  C m ) Landgraaf van hessen kassel voor zij eenig befluit omtrend den eerstgemeJden zouden neemen.  DAG-VERHAAL. October 13. Heden morgen ging ik naar de Vergaderzaal van de Conventie, en wierd toegelaaten in de Loge waarin ik, op den 11 Augustus, de ongelukkige familie had zien zitten, welke men thans in den tempel gevangen houdt. De Zaal en de Gallerijen waren ongemeen vol, om dat men verwagte , dat dumourier. die gisteren avond in Parijs gekomen was, heden in de Vergadering zoude verfchijnen. De voormiddag wierdt gefleten met debatten, tusfchen buzot, vergniaud en eenige anderen van de meest gedistingueerde leden van de Conventie. Omftreeksch ten een uure zag H. deel. I ik E N Z.  ( 126* ) ik eenen van de Deurwagters tot den Prefident gaan, en hoorde hem deezen beiigt geeven, dat dumourier in de naaste kaamer was gekoomen. De Prefident deedt echter de onderhandelingen niet afbreeken, welke ten minften nog een uur voortduurden , naa dat hem het gemelde berigt was gegeeven. 'Er waren fommigen in de Vergadering die wisten dat dumourier wagte tot dat hij wierdt geroepen; verfcheidene leden denkende dat de Prefident onkundig hier van was, ftonden op en luisterden hem zulks in hij gaf te kennen dat hij het reeds wist, en liet de onderhandelingen haaren gang gaan. Het kwam mij zeer zonderling voor, dat een Generaal welke in zulke bedenkelijke omHandigheden, de allergewigtigfte diensten aan zijn Vaderland bewezen had, en die nu juist zegepraalende was te rug gekeerd , met zoo veel koelheids behandeld wierdt. Ik twijffel niet of dit gefchiede met opzet, en bedoelde in  C «7 ) in den Republikeinfchen geest, om den Generaal onder het oog te brengen, dat hij geene al te hooge gedagten moest vormen van zijne eigene aangelegenheid. Ten langen laatfte echter las de Prefident eenen Brief van den Generaal dumourier, waar in deeze der Conventie berigt geeft, dat hij verlangde om haar zijne hulde te bewijzen, en ten dien einde op haare bevelen wagtte. Een der leden ftelde voor om hem oogenbliklijk binnen te laaten; en aanilonds verfcheen de Generaal, vergezeld van verfcheidene Officieren voor de Balie, onder de toejuiching der Vergadering, en het luid gejuich van de Gallerijen. —— Hij is ver beneden de middelmaatige grootte, van loos en fchrander uitzigt, en fchijnt meer dan 50 jaaren oud. Hij deedt de volgende aanfpraak , terwijl hij nu en dan het oog floeg op een papier dat hij in handen hieldt. ,, Burger Wetgeevers! De Vrijheid ze- „ gepraalt aan alle zijden: door de WijsgeerI 2 „te  ( 158 ) .« te geleid, zal zij de ganfche waereld doof „ loopen, en zig plaatfen op de troonen, naa „ dat zij het Despotisme zal vernield, en de „ Volken verlicht hebben. 13e conititutioj, neele wetten waar aan gij lieden thans ar„ beidt, zullen den grondflag leggen tot het „ geluk en de broederfchap van alle natiën. „ De tegenwoordige oorlog zal de laatfte zijn; „ en de dwingelanden, de bevoorregte ftan,, den, bedrogen in hunne misdaadige verwag„ tingen, zullen de eenige flagtofiers zijn van „ deezen kamp tusfchen de willekeurige magt „ en de rede." „ Het leger, waar over het vertrouwen des „ Volks mij het bevel gegeeven had , heeft „ zig verdienstlijk gemaakt bij het Vaderland 1 „ verminderd, toen ik mij aan deszelven hoofd „ plaatfte tot 17,000 mannen, kragteloos ge„ maakt door Verraaders, welken de fchande „ en ftraf overal op de hielen volgen, heeft „ het zig niet laaten affchrikken nog door het „ getal, nog door de bekwaamheid, nog door „de  ( *29 ) „ de bedreigingen en wcestheid, zoo min als „ door den aanvanglijken voorfpoed van „ 80,000 voorvegters van het Despotismuf. „ De engten van het Woud van Argonne zijn ,, de Thermopijlen geweest, uit welke, dee„ ze hand vol Soldaaten der Vrijheid, vijftien „ dagen lang eenen ontfachgelijken tegenftand „ heeft geboden, aan dat talrijk leger, geluk„ kiger dan de Spartaanen, zijn ter onzer hul„ pe toegefchoten, twee legers door denzelf„ den geest, met ons gedreven. Wij hebben „ ons vereenigd in het onoverwinbaar Camp „ van Sainte Menehould. De vijanden, tot „ wanhoop gebragt, hebben eenen aanval wil„ len beproeven, welke een overwinning ge„ voegd heeft bij den krijgskundigen loop van „ mijnen ambtgenoot en-vriend kellerman." „ In het veld van .Sainte Menehould, heb„ ben de Soldaaten der Vrijheid, andere krijgs„ mans deugden ontwikkeld, zonder welke de „ moed zelve fchadelijk kan worden; het ver„ trouwen naamlijk op hunne aanvoerers, do 1 3 35 Se-  ( 13° ) ,, hoorzaamheid, het geduld en de fhndvastig„ heid. Dit gedeelte van het Franfche rijk „ bsflaat eenen dorren grond zonder water , „ zonder bosfchen, zoo als den Duitfchers „ lang zal heugen, welker onzuiver bloed, „ misfchien de ondankbaare aarde, die 'ervan „ doortrokken is, zal vrugtbaar maaken. Het „ faijfoen was zeer regenachtig en koud, on„ ze Soldaaten flegt gekleed, zonder flroo „ om op te liggen, zonder dekens, fomwijlen „ twee dagen zonder brood, om dat de ligging „ van den vijand, de Convooijen noodzaakte „ om eenen verren omweg te maaken, langs afgelegen' wegen , die ten allen tijde zeer „ flegt zijn , en die nu door den aanhouden„ denden regen bedorven waren, want ik „ moet aan de opzieners over de mondbe„ hoeften en voeragie regt doen, die, in weer„ wille van alle liinderpaalen, door de flegtj, heid der wegen, het regenachig faijfoen, „ de onvoorziene beweegingen, of die ik ver„ pligt was verborgen te houden, veroorzaakt, „ zorg  ( '31 ) „ zorg hebben weeten te draagen, dat 'er al„ tijd zoo veel 'c hun mooglijk was overvloed „ in het leger bleeve; en 't ftrekt mij tot „ een zonderling genoegen om te kunnen be„ rigten, dat men den goeden weLTand der „ Soldaaten aan hunne zorge te danken heb„ be. Nimmer hoorde ik hen morren. Het gezang en de vreugde, zoude deeze ge,, dugte legerplaats voor een van die pleiüer „ velden hebben kunnen doen doorgaan, ,, waar in voormaals de weelderigheid der „ Vorsten hunne levendige werktuigen de „ Soldaaten plagt te verzamelen, tot vermaak „ van hunne maitresfen en kinderen." „De hoop der overwinning onderfteunde de „ Soldaaten der Vrijheid ; hunne vermoeije„ nisfen, hunne opofferingen zijn beloond: „ de vijand heeft voer den honger, de elenden „ en ziekten moeten onderdoen; dit vervaar„ lijk leger, is tot op de helft verfmolten; de „ lijken van menfchen en paarden kenmerken hunnen weg., Kellerman vervolgt hen I 4 met  C ) h ffiet meer dan 40.000 mannen, terwijl ik „ met een evengelijk getal , ter hulpe fpoe„ de naar het Departement van 't Noorden, „ en de ongelukkige en achtingwaardige Bel„ gen en Luikenaaren. Ik ben Hechts vier „ dagen herwaards gekoomen , om met den „ Raad de fchikkingen te beraamen voor den „ Winter-Veldtogt. Ik maak er tevens ge„ bruik van om U Lieden mijne hulde te „ bewijzen, 'k Zal geene nieuwe eeden voor „ UL. afleggen, ik zal mij waardig toonen „ om te gebieden over de Zoonen der Vrij„ heid, en de Wetten te handhaaven welke „ het oppermagtige Volk, door middel van „ U Lieden voor zig zeiven gaat opftellen." De luide toejuiching, der Afgevaardigden en van de toekijkers, wierdt geduurig herhaald, naa dat dumourier zijne aanfpraak befloren had , voor dat de Prefident in ftaat was, om daar op iets te antwoorden , 't welke hij ten langen laatflen deedt in deeze voege: „ Bur5, ger Generaal ! de goedkeuring der Natio- ., naa-  C 133 ) „ naale Conventie, welke Gij thands onder„ vindt, bewijst fterker dan ik het met woor-: „ den zoude kunnen uitdrukken, hoe zeer zij „ voldaan is over uwen dienst, en welke „ hooge denkbeelden zij zig vormt van uwe „ bekwaamheden en Uwe Vaderlandsliefde. „ Vaar voort, o Burger Generaal! Vaar voort „ met de Soldaaten der Vrijheid, den weg „ ter overwinning te baanen, vaar voort om „ U zeiven met huileren te overdekken, „ vaar voort met „U bij het Vaderland ver„ dienstlijk te maaken, en fteeds nieuwe reg,, ten te verwerven op de dankbaarheid van „ 't Gemeenebest." „ De Nationaale Conventie noodigt u en „ uwe fpitsbroeders tot de zitting." Een der Afgevaardigden ftelde hier op voor, dat de Conventie den Prefident mogt volmagten om aan dumourier. te vraagen wat hij over de zaak van dillon dagte. Dit gefchiede en dumourier gaf geredelijk ten antwoord, dat hij een affchrift had gelezen I 5 van  C 134 ) den bewusten blief; dat hij dien alleen aanmerkte , als eene fnorkerij van de zijde van dillon en van geringe aangelegenheid, bijzonder terwijl die Generaal kort daar naa de Hesfen met den grootften ernst vervolgd had. Dit gezegd hebbende, ging dumourier , met de Officieren die hem vergezelden, in de Zaal verfcheidene Afgevaardigden rezen op en verwelkomden hem , waar naa hij onder hen plasts nam. Hier op verfcheenen twee Officieren voor de Balie, een van welken de Vergadering op de volgende wijze aanfprak: „ Wetgeevers l „ De Adjudant Generaal van 't Noordlijk leger „ biedt U Lieden, door ons, eenen Standaart, „ in het midden des vuur en van den flag „ op de Franfche uitgewekenen veroveid; „ zoo draa de Soldaaten der Vrijheid dien „ zagen bralcen zij door de geleederen van „ deeze Verraaders en fcheurden denzelven ,, uit hunne handen." De Voorzitter hier op naar eisch geantwoord heb-  ( '35 ) hebbende, merkte verginiaud aan, dat onderfcheidene Standaarden, op de Despooten veroverd, reeds in de Zaale opgehangen waren, dat voor zoo ver deezen luisterrijke zegebeelden waren van de overwinningen door de Republiek bevogten, dezelve waardig waren om voor het gezigt der burgers ten toon gefield te worden „ dog wat deezen be- treft, voegde hij 'er bij, rondom welken de „ vijanden van hun Vaderland, eene bende ,, moordenaaren door U Lieden voor 't fcha- „ vot gefchikt, vogten , dit gevloekte „ Vaendel behoorde uw gezigt niet te dee„ ren; ik ftel hier om voor, dat het in han„ den van den Scherpregter geeve, om open- lijk verbrand te worden." Deeze voorflag wierdt toegejuichd en overeenkoomnig daar mede befloten. Dumourier bleef in de Vergadering tot dat dezelve fcheidde. Hij was gekleed in de Uniform een» Generaals, blaauw met goud afgezet; men zegt dat hij veel acutelofer is in 't ftuk der klee-  C -36 ) kleeding, dan de Franfchen gewoonlijk zijn, dog in welke eene kleeding hij zig ook vertoonde, 'k zou hem als Franschman kennen. Hij bezit die bijzondere levendigheid van houding en voorkoomen, welken deezen landaart eigen is. 'k Hoor dat hij bij uitfteekenheid fpraakfaam en aangenaam in de verkeering is, dat, offchoon hij zig van vermaaken niet gefpeend hebbe, en ook in verftrooijing geleefd, hij nochthans bekwaam zij tot onvermoeide werkfaamheid , van ligchaam en geest, waiir neer het belang der zaake zulks vordert; dat hij ten allen tijde meer verzot geweest is op vermaak dan op geld, en fteeds bereid om 't eene en andere ter voldoening zijner eerzugt op te offeren. Zijne vijanden, die hem een fcherp verftand, en onbezweken moed toekennen, verfpreiden twijfFelingen over zijne fiaadvastigheid in andere opzigten. Zijne krijgsbekwaamheden zijn o/ervloedig betoogd in den loop van den hatflen gedenkwaardigen veldflag: buiten medewerking van den zeldüamen loop van  C 187 ) Van omftandigheden welke hem tot het opperbevel bragten, en zijne talenten aan 't werken hielpen, zoude de man die met eene kleinere magt de poogingen verijdelde van de meest beroemde Generaals deezer eeuwe onbekend, en ondergefchikt gebleeven zijn aan de zulken, aan welken geboorten, zonder bekwaamheden , of jaaren zonder opmerkfaamheid op de ervarenis, zoo dikwerf het bevel over de legers, in handen geeven. . u 13 Oclober* De gemoederen der Parijfenaaren verheffen gig grootlijks op den wonderbaaren voorfpoed der Franfche wapens. Het veijaagen der Oostenrijkers van voor Rijsfel, de gelukkige onderneeming van den Generaal anselme in het Graaffchap Nice, het te onderbrengen van Savooijen, de fpoedige vorderingen van custine aan den Rhijn en boven al, de afcogt der Pruisfen, zijn gebeurteniifen van een' zoda- ni-  C ) nïgen aart dat zij gefchikt zouden zijn, om de Nationaale trotscheid aan te vuuren van een Volk, dat daar van minder heeft dan de Franfchen. Zij fchijnen te gelooven dat hunne Wapenen onwederftandelijk zijn , en beginnen zig toe te geeven in de harsfenfchimmigPie denkbeelden. Van alle verkeerdheden waar voor het menschdom bloot Haat, is de verwaandheid nog al de meest vertroostende; en misfchien mag men het eenen Volke , in zulke verdrietige omftandigheden ingewikkeld , tot een geluk toe rekenen, dat het deeze als ter vergoeding hebbe. Dog indien de Conventie even eens dagt, mogt men daar van de ongelukkig'] e gevolgen voor het Land te gemoete zien. Heden hoorde ik 't eene en andere in die Vergadering, jaa zelfs van eenen der Afgevaardigden met welken ik in gefprek geweest ben zederd dim tijd, 't geene grond geeft tot het vermoeden dat de harlenfchimmige denkbeelden ftraks gemeld zig niet bepaalen bij het Volk dat buiten de Zaal is. De  C 139 ) De jongde voordeden worden toegefchreven, behalven aan de dapperheid der troupen, aan de handigheid, fchranderheid en natuurlijke vlugheid, waar in de Franfche Kanoniers uitdeeken boven die van alle andere Natiën. 'Er is voorgedeld om een gedenkteken op te rigten in de Stad Varennes ter naagedagtenis aan de vlugt van twee Koningen, te weeten lodewyk XVIden welke denvaards vlood, en den Koning van Pruisfen, die onlangs vlugtende daar door reisde ; zij die den voorilag deeden gaven ten proeve dit opfchrift, om 'er op te plaatfen : aan de vlugtende Koningen en voegen 'er deeze aanmerking bij: binnen korten tijd zal elke (laat zijn Varennes hebben. Elke fchempfcheut op de Koningen is welkoom bij de Conventie. De Minister van oorlog fctrjnt hier van ook gevoel te hebben. Onlangs zondt hij der Vergadering toe eenen onderfchepten Brief, welken hij voorgeeft te koomen van zekere perfoon in Berlijn en geaddresfeerd aan den Pruis-  ( HO ) Pruisfifchen Staatsdienaar bischofswerder, waar in de fchrijver beweert, dat het Volk ten uiterften misnoegd is, over de partij, die zijn Koning gekofen heefc tegen de Franfche Natie, en dat het volgend puntfchrifc over dit onderwerp met vermaak gelezen wierdt: „ Eens wilde God eene Stad fpaaren ten geval„ le van éénen rechtvaardigen die 'er in was, „ thans wil een Duitsch Vorst geheel Frankrijk „ verdelgen, om eenen gekroonden zotskap, ,, die 'er zig in bevindt." Dan in het midden deezer opgeblaazenheid over hunnen voorfpoed tegen de buitenlandfche vijanden, en in weerwille van alle geftrenghcid tegen de Koningen, fchijnen de vertegenwoordigers van het Volk het niet in hunne magt te hebben, om de onbefchoftheid te beteugelen vai zekere perfoonen in de Stad Parijs. De Conventie nam het befluit, dat de verkiezing der municipaal Officieren van Tarijs doof balloteering zoude gedaan worden. Zekere oproerige menfchen, die door het graauw de kiezers  C *4i ) zers in ontfag w:cten te houden, keurden zulks af, en hadden zoo veel invloeds op de wijk van het Theatre Francois, dat men daar voortvoer met op den ouden voet overluid te ftejmmen. — Om deeze daad van ongehoorzaamheid en verfmaading wierden de Voorzifer en Geheimfchrijver deezer wijk voor de Balie vah de Vergadering ontboden. - Door den Prefident van deeze, ondervraagd, antwoorden zij op eenen trant, welke geenerlij wijze zweemde naar berouw over hun bedrijf; terwijl zij intusfchen geen oogmerk verrieden, om in hunne ongehoorzaamheid te volharden, wierdt eene zeer magere verfchooning voor goed genomen, en de beide gedaagden de eer der zitting vergund. — Wat kan eene zoo zwakke pooging, om zijn gezag te handhaaven anders uitwerken, dan ongehoorzaamheid aantemoedigen. Buzot nam deeze gelegenheid waar om de noodzaaklijkheid aan te dringen van den voo^geftelden maatregel, om een corps troupen ter befchikking van de Conventie te hebben, ter bewerII. deel. K king  C *4« ) king van de gehoorzaamheid aan haare befluiten , en befcherming der perfoonen der Afgevaardigden. 'Er zijn zekere leden van de Vergadering, die, daar zij hunne waardigheid ganfchelijk ontleenen van de gunst van het gemeen, hun werk maaken, om deezen maatregel tegen te gaan; dog terwijl 'er de meerderheid voor is, zal hunne tegenkanting, naar gedagten fchielijk overwonnen worden. 13 Oétober. Heden morgen was- ik wederom in de Vergadering der Conventie gezeten, wanneer men geheel onverwagt 't vuuren van 't Kanon hoorde— Dit verwekte eenige tekens van ontroering onder de Afgevaardigden, die, gelijk ik, onkundig waren van de oorzaak. Gewoon geworden aan zulk gebulder uit hoofde van de overwinningen, of andere gelegenheden van openbaar vreugdebedrijf, was een  C '43 ) een geraas van deezen aart eerst gefchikt, om alleen vrolijke en aangenaame denkbeelden te verwekken. De indruk echter, dien het thans op mij maakte, was van eenen zeer verfchillenden aart. Het fchieten dat ik hoorde toen de Koninglijke familie in deeze zelfde Loge zat op den ioden Augustus, kwam mij oogenbiiklijk voor den geest; een denkbeeld op het allernaauwfte verbonden met dat van den gevloekten tweeden September, en het vreeslijk gebulder, dat de voorbode was van drie agtereenvolgende dagen en nagten bloedvergietens en flagtens. Deeze onaangenaame bedenkingen verdweenen toen ik vernam, dat het fchieten thans gefchiede ter eere van een feest, dat men befloten had te vieren, uit hoofde van den vooripoed der wapenen van het Gemeenebest in Savooijen. Ik verliet onmidlijk de Vergadering, en ging door de tuinen van de Tuilleries naar de plaats K a van  C 144 ) van lodewyk XVdan, thans genoemd Place da la Revolution. • Een Standbeeld , met de tekenen der Vrijheid was geplaatst, op het voetftuk waarop het Ridderlijk beeld van lodewyk XVden te voren ftondt. Op de Oost- en Westzijde van het voetftuk was gefchreven Franfche Republiek, 1792: op de Zuidzijde; inrukking van montesquion in Chambery, hoofdftad van Savooijen; tegen het Noorden las men, inrukking van anselme, in het Graaffchap Nice Montalban. Een groot Corps Nationaale Gardes , met een aantal van gewapende Burgers, uit verfchillende wijken van Parijs, trokken in ftaateb'jken optogt met vliegende Vaendels naar deeze plaats. Eene Deputatie van de Nationaah Conventie , en eene andere van de Municipaliteit van Parijs, hadden plaats genomen op een Amphithéater, ten deezen einde opgerigt, naabij het Standbeeld der Vrijheid. Een' groote menio-te Savöoijaarden, van beide Srxen en onder- fchei-  C 145 ) fcheidene rangen, gingen, hand aan hand, en gansch vrolijk, door twee hnge reijen van mannen , die met Pieken gewapend waren, voorafgegaan door eene troup muükanfen, naar het plein en wierden verwelkoomt met luide toejuichingen van eene talloofe mer.igte aanfchouwers. Alle Vaendels en Standaarden van de onderfcheidene Regimenten die zig hier bevonden , wierden gefchaard rondom het Standbeeld der Vrijheid. Eene talrijke menigte van Mufikanten liet toen de MarfeüV laanfche marsch hooren en dit begunftigde lied wierdt door fommige uitgezogte zangers uit deezen, opgezongen, terwijl het grootfte gedeelte van Volk 't welke dit groote en prachtige plein vervulde haare flem daar mede paarde. Hier op wierden de ftukken bij aanhoudenheid gelost en tusfchan de fchoten weergalmde de lugt van 't algemeen gefchreeuvv: Vivat de Republiek! Alle avonden eischt men in eiken Schouwburg van Parijs de Marfeillaanfche marsch, K 3 en  C 140 ) en niets kan de geestdrift evenaaren, waar mede men dezelve hoort. Gisteren avond ging ik een nieuw mufiekftuk hooren , dat genoemd wordt de Huismoeder van Ephefus. Het huis was taamlijk vol, dog de houding der toehoorders was zeer verfchillende van 't geene ik mij kan herinneren, dat zij doorgaands was voor de Omwenteling. Dc Vrouwen leggen bij aanhoudenheid vrij wat vinding en zekere maate van bevalligheid in haare kleeding ten toon, maar de mannen zijn over het algemeen op de allereenvoudigfte wijze gekleed. Ik zat in het parquet naast een ukftekend lang man, gewikkeld in eene groote gecouleurde overrok van grof laaken, dia tusfchen de 60 en 70 jaaren oud fcheen. Toen hij vertrok vernam ik dat het de Admiraal r> "estaing was , die in den jongften oorlog het bevel had over de Vloot en het leger der Franfchen in America. Het gedrag van deezen Graave d estaing had  ( 147 ) had meer algemeene goedkeuring geduurende dien oorlog dan zederd de Omwenteling. Hij was Commandant van de Nationaale Gardes van Verfailles in Odtober 1789, toen eene oproerige hoop van Parijs op het Paleis inbrak , fommigen van de Gardes vermoorde, en veele ichandelijke buitenfpoorigheden bedreef. M. d'estaing fcheen eensklaps den begunftiger der Omwenteling, en den onvermoeiden \ Hoveling in zijn perfoon te vereenigen. Bij eene natie, welkerConftitutie door den tijd is rijp geworden, onder welke de onderdaanen de zegeningen ondervonden hebben van die vrijheid welke de dapperheid der voorvaderen had verworven, zoo wel als van die ruste welke de monarchaale regeeringsvorm medebrengt, is liefde tot de vrijheid niet alleen over een te brengen met verkleefdheid aan den oppervorst, maar zelfs zetten deeze beide gevoelens eikanderen kragt bij, zoo lang K 4 d«  C 148 ) de Vorst overeenkornftig niet de Conftitutie regeert. Dog bij een volk in wiens ftaatsbeftuur de looten der vrijheid ter naauwernood zijn h> gecjnt, ten koste van den Monarch, en zonder tot hier toe eenige aangenaame vrugt te hebben gegeeven, is het geval veifchillende. De worftelingen en het misnoegen tusichen hen die de verandering te wege bragten, en de ge enen die 'er zig tegenkanten zijn te nieuw; onderlinge kwaade vermoedens en zekere geest van befchuldiging houden fteeds plaats, en hij die poogt om de vriend te zijn van beide partijen, wordt bij geen van beide vertrouwd. * M. i> estaing heeft in de laatfte gebeurtenisfen geene partij getrokken, hij fchijnt lust te hebben, om onopgemerkt te leeven, en is tot hier toe buiten moeijlijkheii gebleeven.  ( 149 ) Oclober 15. Het vlugten van den Adelftand is zoo uitgellrekt geweest, dat men zeldfaam eenen man van naame binnen de muuren van Parijs ontmoete, bijzonder eenen die immer gebruikt wierdt door — of het vertrouwen had, van — de oude regeering. Intusfchen bevinden zij, die tot deeze clasfe behoorende in Frankrijk blijven, zig misfchien te Parijs in min gevaarlijken toeftand, dan in eenige der landlieden; om dat in de hoofdftad ten allen tijde eene genoegfaame magt bij de hand is om bijzondere en toevallige oproerigheden te fluiten, wanneer naamlijk de Overheidsperfoonen genegen zijn om die magt op te roepen en 'er gebruik van te maaken; daar in het tegendeel in de dorpen en landlieden oproerigheden kunnen ontftaan, welke de Overheid, hoe gaarn zij mogt willen, niet inftaat is om te dempen. Een ongegrond vermoeden , of eene lasteK 5 ring,  C 150 ) ring, door eenen geheimen vijand uitgevonden en verbreid, kan de woede van eenige weinige geestdrijvers aanblaazen, en het hoofd van hem dia 'er het voorwerp van is op eene piek rondgedraagen worden, eer de Magiftraat kan vergaderen , om hem in veiligheid te ftellen. Zijne onfchuld koomt aan den dag, wanneer het laat is, ieder betreurt zijn lot: de moordenaars worden echter gefpaard , om dat zij misleid (y erbij[ier d) ((egaréy) is het verzagtend woord waar van men zig bij zulke gelegenheden bedient) door de edeble aller dwaalingen, te grooten ijver naamlijk voor het welzijn van hun Vaderland; de rust is herileld tot den tijd toe dat nieuwe verdenkingen en lasteringen nieuwe moordtoneelen openen. 'k Hoorde een verzoekfchrifc in de Conventie leezen van de weduwe eens Zwaardvegers van Charleville. 'Er had zig een gerugt verfpreid , dat de man wapenen aan den vijand verfchafce; dit bragt het volk cnmiddelijk aan den gang, en in de eerfte woede hunner Vader-  ( 15' ) derlandsliefde, zoo als men 't noemt, wierdt hem het hoofd afgeflrgen. Zeer kort daar naa bleek het dat het gerugt valsch was, en de ongelukkige Zwaardveger ten allen tijde een ijverig Patriot geweest was. Eenige Gedeputeerden fcheenen zeer geftoord op deezen handel, dog ik hoorde 'er eenen aanmerken, met de uiterfte koelheid, dat dit bedrijf des volks van Charleville hem fpeet; dog hij voegde 'er met het voorkoomen der wijsheid bij: „ Het beste „ volk in de waereld Haat bloot voor misvat„ tingen." Hoe gereed echter de Franfchen zijn om enkele perfoonen te befchuldigen, de bewooners van de fterkst overheerde landen zijn niet meer bevreesd voor verraaderlijke uitdrukkingen, dan de Franfchen om iets te zeggen ten naadeele van het volk: geen volk was immer infchikkelijker omtrend de grillen van zijnen dwingeland, dan de Franfchen tegenwoordig zijn omtrend dien grilligften en bloeddorstigften aller tijrannen, het Souvereine Volk. Eeni-  ( *5* ) Eenige van de Bataillons onlangs te Parijs aangeworven, hoe zeer in eene draaglijke fubordinatie gehouden , zoo lang zij zig in de hoofdfhd en omringd vonden met Nationaale Gardes uit alle wijken, hebben zig fchuldig gemaakt aan grove buitenfporigheden zederd zij van daar vertrokken zijn. De eerfte di- viiïe van het voetvolk der Gendarmes te Parijs brak onlangs, bij haare intrede in de Stad Cambray, de gevangenis open, en Helde alle gevangenen op vrije voeten, met uitzondering van eenen man, welken zij, in haare wijsheid% oordeelde met regt opgeftoten te zijn. — Toen deeze troupen de Stad verlieten, wierden alle de gevangenen welken zij op vrije voeten gefield hadien van nieuws af aan vastgezet op order van de Magiftraat; dog toen des volgenden daags de tweede divifie door dezelfde Stad trok, open.Ie ook deeze de kerkers , en floeg den ongelukkigen welken hunne makkers in hechtens gelaaten hadden, het hoofd af, terwijl zij de vrijheid fchonk aan alle de overige gevange¬ nen.  C 1(3 ) nen. Even eens vermoorden zij verfcheidenen van hunne Officieren, die poogden om hen deeze buiten fpoorigheeden te beletten en hen tot order te brengen. Een officieel berigt van deeze ontroerende gebeurtenisfen is in de Conventie gelezen, en wierdt onmidlijk verzonden aan het Commifé van oorlog, dog, 't geene het twijfelachtig maakt, of 'er eenige kragtdaadige maatregelen zullen genomen worden, om deeze moordenaaren te ftraffen, is, dat marat voortvaart met het verglimpen, jaa zelfs met het rechtvaardigen van elk misdrijf dat 'er van deezen aart gepleegd wordt, door het graauw of de Soldaaten: zoo lang de Vergadering niet inftaat en genegen is, om deezes mans Dag-blad te doen ophouden, en den fchrijver te ftra.Ten, welke hoop is 'er dan, dat zij het in haare magt zal hebben, om weg te neemen of te verhoeden die bloedftorting en regeeringloosheid tot welke de gefprekken en fchriften van dit mensch zoo veel bijdraagen? 16 Oéto-  C 154 ) 16 October. Het Committee aangefteld ter bezigtigihg van het Camp en de retranchementen welke in den omtrek van Parijs worden aangelegd, deedt gisteren eenige voorflagen aan de Conventie. Zij verwierven geenen bijval: een lid zeide dat de elendige klugt van la precaution inutile (de nuttelofe voorzorg) te lang gefpeeld was, en ftelde voor, om dit werk oogenblikiijk te ftaawelk voordel, naa eenige woordenwisfeling, in een befluit veranderd wierdt. Alle denkbeelden van verdeediging worden thans als nutteloos befchouwd. — Men fpreekt van niets dan van den vijand aan te tasten, zig op hem te wreeken, en de waardigheid van de Republiek te handhaaven. Zoo 'er, inmiddels, eenige waardigheid in fteekt, om zekeren hoogen toon aanteneemen bij de onderhandelingen met de magtige Vorsten, die bet land waren ingerukt, 'er is zeker gee-  C 155 ) geene in het fpreeken uit de hoogte tegen hunne zwakfte naabuuren. Deeze heerfchende fmack vertoont zig echter te zigtbaar in het gedrag der Conventie ten opzigte van Geneve, de gelukkige toeftand van welks burgers geduurende eenen reeks van jaaren ten overvloede betoogd heeft, dat het heil der ingezetenen niet afhangt van de uitgebreidheid der landen van eenenStaat. Geneve is aangemerkt geworden als de voedHerfchool der vrijheid, en heeft langen tijd gehandhaafd, door de voorzigtigheid haarer raadflagen, die onafhanglijkheid, welke zij verfchuldigd was aan de dapperheid haarer burgers , welker voorzigtig de Franfchen wel zouden doen met naa te volgen, indien zij wenfchen dat de Republiek van Frankrijk zoo duurzaam gevestigd worde als die van Geneve; fommige leden van de Conventie hebben het als eene beleediging opgevat, dat Geneve onlangs goed vondt, om die onderfteuningen te vraagen van de Cantons van Bern en Zurich, tot welke zij geregtigd zijn, door uit- ftaan-  C 15* ) ftaande verbindtenisfen, in zulke bedenklijke tijden als de tegenwoordige. Cffchoon de Franfchen niet in Savooijen gerukt waien, maakten de Staat van wanorde bij de eerstgemelden, de buitenfpoorigheden door het Franfche leger, in vtrfcheidene deelen van het land gepleegd, in fp;jt van de befluiten der Conventie te Parijs, het hoogst belangrijk voor de Republiek van Geneve, om alle mooglijke maatregelen te neemen, om de Stad tegen eenen onverwagten aanval in ftaat te ftellen. Want, hoe wel de Conventie ook in deezen mogt denken, wie konde zeggen, of niet eenige bende Patriotten, een onafhanglijk gedeelte van het Souveraine Volk , het in den kruin mogt krijgen, om, zonder ruggefpraak met de Conventie zig van Geneve meester te maaken ? Dog de maatregelen ter zelfsbeveiiiging wierden fteeds noodzaakiijker toen Frankrijk den oorlog verklaarde aan den Koning van Sxrdinien, en toen een Fransch leger gereed ftondt om in Savooijen in te rukken , want, voor zoo  •C *57 ) zoo verre als het bezit van de Stad Geneve, van aanbelang konde zijn voor een van beide legers, was het, om eene volkomene onzijdigheid te bewaaren, noodzaaklijk om 'er beide uit te houden. De Republiek ontfing dus bin-; nen de muuren van Geneve 1600 mannen van het krijgsvolk van Zurkh en Bern; eene magt, welke, vereenigd met die der burgers, de Stad konde beveiligen van onverhoeds te worden vermeesterd , maar geenszins konde worden aangemerkt als eene daad van vijandlijkheid tegen Frankrijk , zelfs offchoon 'er geen voorafgaand tractaat tusfchen Geneve en de Zwitferfche Cantons had plaats gehad, waar door zij gerechtigd was om deeze hulp in te roe-; pen. Geneve is door alle Mogenheden van Europa voor eenen onafhanglijken ftaat erkend, het fchijnt tegenftrijdig de oppermogenheid en onafhanglijkheid van eenen Staat te erkennen, en zig dan te beklaagen over eene zoo natuurlijke eitoeflening daar van, als de inroeping der H deel. L huk  C 158 ) liuJpe van onzijdige Staaten ter handhaaving eener naauwkeurige onzijdigheid. De Conventie fchijnt, niettemin, fchuldig te zijn geworden, aan deeze tegeniïrijdigheid van handelwijze, en ten gelijken tijde eene onvoeglijke trotscheid te hebben aan den dag gelegd, door in de Vergadering van gisteren, zonder 'er acht op te willen flaan, tot de orde van den dag over te gaan, naa dat men haar had voorgelezen de redenen , welke de Raad van Geneve gaf voor zijne handelwijze in deezen, en door goed te keuren het hoogmoedig gedrag haarer Commisfarisfen omtrend deezen vStaat. Dit iïrookt weinig met den heerfchenden toon der verklaaringen der Nationaale Vergadering in vroegere dagen, en zet geloof bij aan 't geene de vijanden der omwenteling beweeren, dat de handelwijze, welke de nieuwe Republiek zig omtrend Geneve thans veroorlooft, tot een ftaal kan fl-rekken van die, welke alle de na bij gelegene Staatert te verwagten hebben. Hoe  C 159 ) Hoe wel men het natuurlijk moge achten, dat een Monarch, vooral een willekeurig Vorst, uit beweegreedenen van trotscheid, gierigheid , of eerzugt, trachte om zijne heerfchappij uittebreiden door krijg en verovering, zou men echter niet verwagten dat de laatdunkenheid of inhaaligheid eens bijzonderen burgers van Parijs, Lijon, Marfeille, of uit eenig ander gedeelte van Frankrijk zeer geftreeld wierde door den aanwinst van nieuwe gewesten. Frankrijk, derhalven, thans eene Republiek zijnde, de eerzugtige en rustlooze geest, die noodlootige bron, waar uit de andere Staaten van Europa gemeend hebben te moeten afleiden alle de oorloogen in de twee laatfte eeuwen gevoerd, thans zijnde opgedroogd, zou men verwagten dat eene duurzaame vrede en rust opdaagde, wanneer deeze nieuwe vorm van het lands-beftuur erkend en gevestigd is. Deeze redekaveling fchijnt van vooren befchouwd juist —■ intusfchen is het ongelukkig dat de gefchiedenis der waereld tpone, dat L % Ge;  C i^o ) Gefneenebesten bezield geweest zijn met eene zoo driftige begeerte tot verovering, met die zelfde rustlofe eerzugr, als eenig Monarch van den tijd van alexander af, tot op de eeuw van lodewyk XlVde. En die geest, welken de nieuwe Republiek van Frankrijk alreeds begint aan den dag te leggen, geeft geenen grond voor de verwagting dat de wijsgeefte waarvan zij zig vermeet om haare afkoomst te rekenen, haar meerdere gemaatigdheid geleerd hebbe dan haare voorgangers bezaten. Onafhanglijk van het misnoegen , dat iemand natuurlijk gevoelt over eene daad van magt niet beftuurd door rechtvaardigheid, moet ik bekennen dat ik niet zonder verontwaardiging mijne oude vrienden , de Geneeffche burgers, op deeze wijze kon zien behandelen. Wanneer men de Conventie befchouwt, als handhaavende de onfhanglijkheid des lands tegen eene faamverbondene gedugte magt, zonder  C & 3 .der zig te laaten affchrikken door het denk. beeld dat alle Mogenheden van Europa tot deeze Verbindtenis kunnen toetreden, dan kan ik zeker niet naalaaten om haare, ftandvas-; tigheid te bewonderen. Dog, wanneer men haar als uit de hoogte en onbillijk ziet handelen met een naabuurig volk dat verftoken is van de magt om tegenftand te bieden or haar met gelijke munt te betaalen, en dat alleen om zijne bekwaamheden en deugden, eerbied waardig is , dan verwekt het gedrag der Conventie een zeer verfchillend gevoelen. 16 October* De Conventie toonde op den huidigen dag meer gemaatigdheid in haar gedrag omtrend de Republiek van Genua, dan zij omtrend Geneve had aan den dag gelegd, hoewel men om veele blijkbaare redenen verwagten mogt, dat zij eerder partijdig ten voordeele der laatfte zoude geweest zijn, L 3 De  < l6l ) De Minister der buitenlandfche zaaken berigte haar, dat in eene twist, welke in de haven van Genua was gerezen tusfchen eenige Venetiaanfche Soldaaten en Bootsvolk van het Franfche Fregat Juno, de Vlag van dat Fregat afgehaald en in ftukken gefcheurd was, waarop men de Venetiaanen gevangen genomen , en bij decreet Van den Raad van Genua veroordeeld had, om het Fregat eene nieuwe Vlag te befchikken op liraf van zoo lang opgefloten te blijven. De Minister gaf ais zijn gevoelen op, dat, voor zoo verre hij vernomen had de Franfche matroofen de eerfte aanvallers geweest waren, men gene verdere notitie vaa de zaak behoorde te neemen, maar dat de Conventie zig voldaan mogt rekenen met het vonnis van den Raad van Genua. Veelen van de leden verfchilden in denkbeeld van den Staatsdienaar. Een der afgevaardigden zeide, dat het vonnft van den Raad van Genua onder de oude Regeering zou-  C 163 ) zoude aangemerkt zijn geweest als voldoende om dat toen de oorlogfchepen begeeven wierden door de gunste van Prinfen, of derzelver meesteresfen en knegten; en zij die men fchikte, om 'er het bevel over te voeren, al even beufelachtige characters waren als de perfoonen door welker invloed zij hunne aanftelling hadden. Dog thans, nu Frankrijk tot eene Republiek gevormd was, in welke bekwaamheden, ijver, en mannelijke deugden alleen tot bevordering kunnen leiden , of iemand het vertrouwen verwerven, en boven al in het tegenwoordig tijdftip, waar inde zaak der vrij heid zegepraalt, behoorde men zijns oordeel op eene ruimere vergoeding aan te dringen. Ik bemerk dat veelen eene groote verbetering wagten, zoo wel in het leger als in de vloot ten opzigte van de wezenlijke ftukken, uit de nieuwe order der dingen , welke op den aoften September laatstleden eenen aanvang nam. 'tZal fpoedig blijken of de ruwe Republikeinfche eigenfchappen de menfchen L 4 tot  C 1*4 ) tot betere Officieren zullen vormen, dan dia bevallige geest, en dat fijn gevoel van eere, 't welke, fpijt weelde en zedenbederf, een goed deel des characters van den Franfchen Adel uitmaakt. 'kHeb onderfcheidene gefprekken gehad met afgevaardigden, welke geacht worden aanmerkelijke!, invloed in de Conventie te bezitten, betreffende het waarfchijnlijk lot van den Koning: zij fchijnen te denken dat de meerderheid der Vergadering, de aanzienlijkfte Leden niet uitgezonderd, overhellen tot uitbanning, en poogen om eiken voorflag om hem tot een verhoor te brengen van de hand te wijzen, tot dat het volk genoeg bekoeld is , om zig met zulk een vonnis te vergenoegen, 't geene zij vreezen dat voor als nog het geval niet is. Eene aanmerking door eenen der afgevaardigden gemaakt, meent men dat grootea invloed heeft op de Conventie : die aanmerking was, „Karei de eerfie had opvolgers, „ maar de Tarquiniusfen hadden 'er geene," 't Js  < ) 't Is eene verfchrikkelijke zaak dat eene Rechtbank of Wetgeevende Vergadering, welke geacht wordt de hoogfte in den lande te zijn, en op welke niets behoorde in te vloeijen , dan gerechtigheid en 't algemeene welzijn , in eene zaak van dat gewigt voor 't Vaderland en hunne eigene confcientien onder eenig foort van bedwang zoude liggen. Zo ver echter als mijn doorzigt reikt, ver-' langen de eigenlijke burgers, of de waare burgerftand van Parijs geenerlij wijze den dood des Konings; en wanneer men door het Volk verftaan moet het gemeene laage graauw uit de Voorfteden, en de fchavuiten die gehuurd worden om in de openbaare plaatfen den toon te zetten , welke waarfchijnlijkheid is 'er dan , dat het immer zal bekoelen, of zig vergenoegen laaten met een ander vonnis, dan voorgefteld door hun, van welken zij gehuurd zijn, of 't geene hunne eigene woeste wreedheid hun doet verlangen? Op den huldigen dag zelve had ik in de ConL 5 ven*  C ito ) ventie gelegenheid om op te merken, hoe weinig ftaat 'er is te maaken op de hoop, welke bovengenoemde Gedeputeerden inboefemden. Want op een tijdfhp dat 'er over niets minder dan over den Koning gefproken wierdt, beklom een der leden den fpreekftoel en zeide: „dat hij de „ Conventie wilde herinneren aan een der aller„ gewigtigfte deelen van haaren plicht jegens » het Vaderland, het proces naamlijk van „ lodewyk capet (met deezen naam noe„ men zij gemeenlijk den Koning) 't welke „ reeds te lang was uitgefteld geworden; hij „ eischte dus, dat 'er eene dag bepaald wier„ de tot zijne verhooring, op dat de belee„ digingen der Natie aangedaan mogten af„ gewasfchen worden door het bloed van dien „ verraader." 't Is blijkbaar dat hij met het verhoor de te rechtftelïing meene. Men zegt mij dat 's mans naam hardy , en hij van het departement Seine inferieure is afgevaardigd.—Hij is een jong man met een vriendelijken uitkijk, dog de hardheid zijns  C ) zijns gevoelens maakt een vreemd contrast met zijn voorkoomen. Dit gaf inmiddels aanleiding tot veffcheidene ongepaste en dwaaze uitdrukkingen van andere leden, welke den voorfhg ter verhooring onderfteunden, hegtende almede aan dat woord het denkbeeld van te rechtftelling. Een van hun maakte gewag van de martelaars der vrijheid die voor het paleis gefneuveld waren op den loden Augustus welker zielen wraak fchreeuwden tegen den trouwlozen lodewvk. En toen een ander in het midden bragt dat de papieren die betrekking hadden tot 's Konings verraad behoorden ger drukt, en der leden in handen gefield worden , en het alzoo vrij wat tijds vereifchen zoude eer men het vonnis konde uitfpreeken; „ beweerde een derde" dat looewyk capet niet konde befchouwd worden als Koning, om dat de koningelijke waardigheid in Fran- rijk was afgefchaft wat is hij dan t wel! een enkel perfoon, ter verhooring vastgezet: dog de wet, vervolgde hij, zegt uitdruk-  C 168 ) druklijk, dat ieder mensen om eenig misdrijf in hechtenis, binnen 24 uuren naa zijne gevangeneming moet verhoord wordenden dus heefc de Moordenaar^ lodewyk reeds veel te lang vastgezeten, en behoort zoo ras mooglijk verhoord en te recht gefteld te worden. Bij deeze, en andere gelegenheden merkte ik op dat het volk in de Gallerijen zijne toejuichgingen verdubbelde, zoo dikwerf als 'er wreede dingen gezegd, en geweldige maatregelen wierden voorgefteld. Dit fchijnt bij veelen eene beweegrede op te leveren, om zig in 's volks gunste te dringen door telkens vernieuwde voorflagen van dien aart te doen, welker laatlte doorgaands geweldiger zijn dan de voorgaande. Intusfchen was de tegenwoordige uitweiding niet voorbedagt, of fcheerj mij althans toevallig geboren te worden. Ruhl, een der leden, uit het Departement van den Benedenrhijn, juist van Straatsburg gekomen verwittigde de Conventie dat hij op den weg eene partij Dragonders had aange- troi-  C **9 ) troffen, welke dertien Emigranten naar Parijs voerden, die men in de wapenen gevonden had op de grenzen. — Hij vreesde dat deeze ongelukkige menfchen gevaar liepen, om ftraks bij hunne aankoomst door het gemeen vermoord te worden, en oordeelde het zijn pligt te zijn om de Conventie hier van berigt te geeven, op dat 'er middelen mogten beraamd worden, voor derzelver veiligheid , tot dat zij wettiglijk konden te regte gefield worden. Of riiul deeze Emigranten vermelde , met oogmerk om de aandagt der Conventie af te trekken van het verhoor des Konings, weet ik niet; dog een tijd lang had het ten minften de uitwerking dat de Emigranten het onderwerp der overweegingen wierden.- Dan, eener der leden fcheen dit te mishaagen en hij riep onverwagt uit: „ 'Er zijn anderen „ die fchuldiger zijn dan alle deeze Emigranten, en welker verhoor meer haast vordert. „ Ik bedoel lodewyk den XVIden. Ik eisch „ dat het geding over hem thans eenen aanvang „ neeme," Men  C 170 ) Men ving dan wederom aan over dat verhoor te debatteeren , niet minder «heftig dan men begonnen was. Uit de harde en onbermhartige voorftellingen te oordeelen zoude men gedagt hebben dat de gemoederen deezer menfchen van keifteen waren, zij lloegen om zoo te fpreeken vuur uit elkanders harten, en maakten zig zeiven zoo geweldig heet, dat ik in de verwagting was van oogenbliklijk het een of ander hevig befluit te zullen hooren neemen. Tête a téte, of in eenen zeer kleinen kring, zijn de Franfchen ten naasten bij zoo bedaard, en doorgaands vernuftiger, dan hunne meeste nabuuren; maar eene talrijke Vergadering van Franfchen is overal en altijd in drift ontftoken. Barbaroux van Marfeille rees nu op, en had de behendigheid om de woordenwisfeling aan een eind te brengen : het drangmiddel dat deeze uitwerking te wegebragt, deedt weinig eers aan hun waar op het dien invloed had  ( -?i ) had Hij begon met aantedringen het recht der Conventie , om den Koning te oordeelen» voortfpruitende uit de magt haar door het Volle daar toe gegeeven. Naa over dit onderwerp een geruimen tijd te hebben uitgeweid , voegde hij 'er bij: ,, Dog geheel „ Europa verwagt, dat Gijl. in een zaak van „ deezen belangrijken aart, met alle mooglij„ ke voorzigtigheid en rijpen raade zult te „ werke gaan." (Nu hoorde men eenig gemor in de Gallerijen) ,, om dat zeide hij terwijl „ hij zijne ftem verhief, misfehien lodkwyk „ en maria antoinette, de eenige misdaa„ digers niet zijn, welken het Zwaard der Ge„ rechtigheid behoort te treffen." Niet zoo draa had hij dit laatfte gezegd, of het aanvanglijk gemor, liep uit in lof en toejuichingen. De zekerheid, daar in opge- floten, dat de Koning en Koningin verhoord, en te regt gefield flonden te worden, en dat dit zelfde lot veele anderen zoude bejegenen, fcheen zoo zeer in den finaak te vallen , dat men  ( ) men zig een uitflel getrooste, 't geene imV fchien anders niet zoude toegedaan zijn, en alles was, wat de gemaatigde partij in de Conventie (die overtuigd was van de onrechtvaardigheid en onvoorzigtigheid welk 'er in ftak om den Koning te veroordeelen) ten deezen tijde dorst voorftellen, of reden had om te verwagten. October 17. De Generaal dumourier ging heden morgen vroeg op reis, om het opperbevel te aanvaarden over het leger dat tegen Oostenrijksch Braband beftemd was. Voor eenige avonden had hij, vergezeld van fommingen zijner Officieren de Vergadering der Jacobijnen bijgewoond: 'tis eene goede ftaatkunde in den Generaal eens Franfchen legers om deeze foort van hulde te bewijzen aan een genoodfchap dat zulk een' grooten en uitgebreiden invloed heeft. —Hij deedt in gemelde Vergadering de volgende aanfpraak: „ Burgers! Gijl. hebt het Des- SJ PO'  C m ) potismas vernield Gijl. hebt Frankrijk be„ houden, Uwe verrigtingen ten behoeve der „ vrijheid zijn door de hand der vrijheid zel„ ve gegraveerd in de harten van alle braave „ Franfchen: wij gaan heenen om te voltooi„ jen 't geene wij begonnen waren, en wil„ len aan Uwe verwagtingen beantwoorden, „ of omkoomen in die pooging." — Danton, die thans voorzitter was, beantwoordde hem volgender wijze : „ Burger Generaal, toen „ i:a fayette de vlugt nam, wanhoopte Gij niet aan het behoud van de Republiek; Gij hereenigde onze troupen verzwakt door 5, verraad en verdeeldheid; Gij verjaagde met „ een handvol Soldaaten de talrijke legers der j, dwingelanden Gij hebt U verdienstlijfc „ gemaakt bij Uw Vaderland. Onder „ Uw beftuur zal de lans van het Gemeene„ best den Koninglijken fcepter verbreeken^ „ en de Hoed der Vrijheid de kroon ver„ nielen. — Wij zijn Uwe Broeders en Uwe „ Vrienden en Uw naam zal helder blinken II. deel. u „ in  C '74 ) „ in onze Gefchiedboeken." Nog andere leden fpraken tot lof van dumourier, die eindelijk midden onder de toejuiching der Vergadering vertrok. Heden avond begaf ik mij naar de Sociëteit der Jacobijnen , en was getuige van een tooneel van verfchillenden aart, en 't geene men niet zoo fpoedig zoude verwagt hebben naa het aanltonds gemelde voorval. Dog 't zal noodig wezen om hier vooraf melding te maaken van . iets dat omftreeksch agt dagen voor de koomst des Generaals te Parijs, gebeurde. Dumourier had eenen brief gefchreven aan de Conventie om haar te berigten dat de Parij fche bataillons Manconfeil en de Republicain, fchuldig waren geworden aan een misdrijf, dat de Franfche Natie hoonde, door het vermoorden naamlijk van vier Pruisfifche deferteurs, in de Stad Rethel, gelegen in het Departement der Ardennes. De bijzonderheden van dit gruuwzaam bedrijf berigtte hij aan  ( '75 ) aan den Minister van oorlog , en zij zijn ta te vinden in eenen brief van Generaal c hazot aan dumourjer welke in de Conventie gelezen wierdt. De vier mannen, waar van ik melding maakte, waren Dragonders, die van de Pruisfen deferteerden naar Rethel, alwaar zij dienst namen in het Franfche leger. Eenige Soldaaten uit de genoemde Bataillons, de vier Deferteurs in eene herberg ontmoetende , maakten kwestie met hun, fcholden hen uit als Verraaders van hun Vaderland, joegen hen op ftraat, en dreigden hun den kop voor de voeten zullen leggen. Chazot , die zig in deeze ftad bevondt, dit verneemende , zondt bevelen om deeze menfchen te befchermen; dog daar ? .usfchen het grootfte gedeelte der foldaaten van beide bataillons 'er bij gekoomen was , kon de Generaal geene geëvenredigde magt daar tegen zenden: alles wat hij met zijne boodfchappen konde uitrigten bij deeze muiters, was dat zij de bewuste Deferteurs voor den Generaal zouden brengen» M a  C ) 1 geene dan ook werklijk gebeurde. Hij ge-' bruikte alle bewijzen en alle middelen ter overtuiging (want niets meer had hij in zijne magt) om te verhoeden dat deeze onroerige booswigten, den Deferteuren geweld aan deeden: dog 't was 'er zoo ver van daan dat hem dit gelukte , dat in het tegendeel fommigen der deugnieten uitriepen; wanneer de Generaal zig tegen onze verlangens verzet, dan moet men hem den hoek om zenden. Chazot, bemerkende dat zijne vertogen hen Hechts meer woedende maakten , drong door de menigte, en bragt het met moeite zoo ver dat hij zijn paard meester wierdt en weg reedt. Zoo draa was hij niet vertrokken of de-ongelukkige Deferteurs wierden in ftukken gehakt. De ongerij mdh'eid van dit afgrijsfelijk bedrijf evenaart volkomen deszei ven wreedaartigheid, en deeze aanmerking mag men met regt maaken, over eene menigte gebeurtenisfen in dit land zederd den loden Augustus voorgevallen. Ge- ,  C i/7 ) Gemeene voorzigtigheid moest fommige van de onrechtvaardigfte verhoed hebben, zonder de opwellingen der menselijkheid, en 't menschlijk gevoel behoorde dezelve voorgekooman te hebben , zelfs daar de ftem der voorzigcigheid zig niet konde hooren laaten. Dit godloos bedrijf vernietigde de hoop om het Pruisfifche leger door defertie te verzwakken , waarop de Conventie zoo zeer gerekend had, dat 'erbefloten was, om eene jaarwedde van ioo livres te geeven aan eiken Soldaat die uit het Pruisfifche leger tot het Franfche wilde overloopen; en daar het alle verwagting van deezen aart verijdelde, ging hier door al mede verloren alle hoop op quartier of genade, wanneer een Franschman in handen der Pruisfen viel (*). Om (*) Zederd mijne terugkoomst in Engeland heb ik hooren beweercn, dac 'er eene aanmerkelijke defertie van de Pruisfen , naar' de Franfchen in 't Camp van St. Menehould heeft plaats gehad, en dat de vreeze voor derzelver vermeerdering de voornaame reden zoude geweest van 's Hertogs terugtogt. Dog voor zoo M 3 ver  C 178 ) Om deeze fchuld te verzoenen, en den goeden naam van zijn leger te redden, had dumourier oiders gegeeven aan den Generaal bournonville , om met een aantal troupen en eenige Hukken gefchut tegen de beide Bataillons op te marcheeien, welke bevel kreegen om hunne geweeien neder te leggen, en zig te onderwerpen , op ftraf van onmiddeüjk ter dood gebragt te werden. Zij gehoorzaamden aan dit bevel, hunne Vaendels wierden naar hunne Wijken gezonden, hunne wapenen en uniformen hun afgenomen , en de manfehappen zeiven bevolen , om in deezen ongevalligen ftaat naar Parijs te gaan, en af te wagten wat hun door de Conventie zoude befchoren -worden. IN aderhad bkek het dat zij die men aldus verver 'er buiten dat redenen genoeg waren voor dien aftogt, heb ik het verhaal hier van in mijn Dag-Verhaal laaten blijven zoo als het was, overeenkoomftig met het geene ik te Parijs vernam.  ( 179 ) vermoord had geene geboren Pruisfen waren i maar Franfchen, die voor de omwenteling in het Pruisfifche leger dienst genomen hadden, en de eerfte gelegenheid de beste waargenomen , om tot hunne landslieden weder te keereh. Marat, deeze omftandigheid gehoord hebbende, maakte in zijn Dag-blad bekend, en liet aan de muuren aanplakken , befchuldigingen tegen den Generaal, en verdedigingen van de Moordenaaren. Den eerften befchreef hij als een debaüchant, en ouden flaaf van 't Hof, en, 't geene alles wat flordig is infféit, als een ariftocraat. De anderen ftelt hij voor als braave mannen , vol van vaderlandsliefde, welke hen gedreven had, om eenige uuren te vervroegen, de flagen welke anders de fcherpregter zoude hebben toegebragt in de nekken der vier verraaders. Hij beweert, dat dumourier, ciiazot, en anderen de onfchuldige bataillons lasteren , met oogmerk om de burgers van Parijs, en bijM 4 zonr  ( 180 ) zonder den algemeenen Raad der Gemeente; aan welke Frankrijk de Omwenteling van den 10 Augustus, te danken heeft, gehaat te maaken in den lande, dat de vier deferteurs geene Pruisfen waren, zoo als dumourier. valschlijk had uitgemeten, maar Franfche Emigranten, in de wapenen gegrepen, en daarom met alle recht ter dood gebragt door de Vaderlandlievende bataillons. Van 's gelijken befchuldigt hij dumourier, van den terugtogt der Pruisfen uit Frankrijk te hebben begunstigd , toen hij hunne legerplaats had kunnen bemag-igen, en hen noodzaakcn, om de wapenen neder te leggen: als mede van zijn eigen leger te hebben verlaa. ten, in dit allergewigtigst tijdftip, ten einde om met dronkaarts en opera-meisjes zig vrolijk te maaken. Nimmer ftond ik in mijn geheele leeven meer verbaasd, dan toen marat, den ipreekitoel bij de Jrtcobijnen opgeftegen, deeze betigdngtu begon te herhaalen. 's Mans onbe- fchaamd'*  C 181 ) fchaamdheid ftaat nergens voor, maar, 'tgeene mij niet min wonderbaar voorkwam, was de maat van geduld — wat zeg ik — van goedkeuring met welke men hem aanhoorde. Het huis was opgevuld met menfchen, en het kan eene zeer groote menigte bevatten. Wanneer marat het fpreekgeftoelte beklimt, dan fteekt hij zijn hoofd zoo hoog op als hij kan, en poogt zig een deftig voorkoomen te gee- ven. Niets minder kan bij indedaad; dog te midden van alle uitjouwingen en tekens van haat tegen hem, waar van ik dikwerf getuige was, is het voorkoomen van zelfstoejuiching, die op zijn gelaat uitbïnkt, wonder» baar — zoo verre van immer den fchijn van vreeze of toegeevenheid te veriaaden, gelijkt hij ten allen tijde , uit den fpreekitoel, de vergadering te befchouwen mat een dreigend geiigt of met het ooge der verachtijg. Hij fpreekt met eene holle kwaakende Urm, welke iets plechtigs zal aanduiden, 't geene in BbUk een klein fchepfel, dikwerf den lach-lust M 5 zou--  ( 182 ) Zoude opwekken, indien dezelve niet voorgekoomen wierde door het afgrijzen over 's mans character en gevoelens. Naa dat hij een tijd lang ftil geftaan had op de fchuld der vermoorde Dragonders, de onfchuld hunner moordenaaren , en de wreedheid van dumourier , berigte hij de Sociëteit, dat hij zig verpligt had geoordeeld, om den Generaal in perfoon te ondervraagen, op dat hij van hemzelven mogt verneemen , wat hij in te brengen had, ter verdediging van zijn gedrag omtrend deeze twee verdienstelijke bataillons. Marat gaf hier op een zeer omfhndig berigt noopens een bezoek dat hij bij dumourier had afgelegd, 's avonds voordat deeze Parijn verliet; dat hij medegenomen had twee leden van de Nationaale Conventie, een van welken hij, meen ik , bentoble noemde, de naam des anderen is mij doorgegaan. Ten huize van dumourier hadden zij berigt gekregen , dat de Generaal naar het Theatre d:s Variétés gegaan was, en niet te huis zoude  ( 183 ) de eeten. „ Eene menigte van rijtuigen en „ flikkerende illuminaties, vervolgde maratt „ ontdekte ons de plaats waar deeze Zoon „ van Mars ter maaltijd was met de Zoönen „ en Dogteren van thalia ; binnens huis en „ 'er buiten vonden wij foldaaten ; na dat „ wij eenige kamers doorgegaan waren, op„ gevuld met piekeniers, mutquettiers, dra„ gonders, huzaaren, het krijgshaftig gevolg „ van den Generaal, kwamen wij in eene „ ruime zaal vol gezelfchap, aan de deur van „ welke zig bevondt santerre, bevelhebber „ van de Parijfche Gardes, die den post van „ laKeij of kamerdienaar waarnam. Hij dien„ de mij overluid aan , 'c geene mij fpeet, „ om dat het die perfoonen had kunnen doen „ verdwijnen, welke ik het irees'e zoude ge„ wenscht hebben te ontmoeten, dog ik zag „ 'er evenwel fommigen, welken cptenoemen „ zijn nut kan hebben, om te beter te doen „ begrijpen de handelingen van de heerfchenss de partij in de Conventie, en het publiek „ te  , C ?«4 ) „ te doen weeten wie de ftaatstovenaars zijn, „ met welken de Opperbevelhebber onzer les, gers op het naauwfte verbonden is. Om „ met ftilzwijgen voorbijtegaan de Officieren „ van de Nationaale Gardes , de Aide de „ Carops, en anderen, die hun hof maakten » aan den grooten dumourier , vervolgde „ hij, ik zag in dit luisterrijk gezelfchap de „ .Staadsdienaar roland en le brun, ver„ gezeld van kersaint en la source. „ Terwijl het hooren van mijnen naam het „ gezelfchap in de war had gebragt, heb ik „ waarfchijniijk allen die 'er tegenwoordig „ waren niet bemerkt, ik kan mij alleen dee„ ze faamenzweerders herinneren, die ik opgenoemd heb, dog het was vroeg, en 't „ is waarfchijniijk, dat vergniaud, euzot, „ raraud, guadet, gensonnet en bar- „ baroux , almede in het gezelfchap ge„ weest zijn, want zij behooren allen tot de„ zelfde bende. Op het gezigt van mij, ver„ volgde marat met e?n zeer tro'sch gelaat, „ verbleekte dumourier." jjj^  C ®5 ) Hiér op borsten veden van de Jacobijnfche Sociëteit in lachgcn uit, en iemand, die naast mij zat, zeide, „ dat heeft hij niet gedaan op „ het zien van 't Pruisfifche leger." Toen het lagchen bedaard was, hernam marat, met eene onverfchrokkene houding: 5? Op ?t g^gt van m'j verbleekte dumourier , 't geene niet te verwonderen is," vervolgde hij zijn hoofd opbellende , op zijne teenen ftaande , en zeer vermetel rondziende, 5, daar ik bekend ftaa als de fchrik van alle „ vijanden mijns Vaderlands." Hij ging voort met de Vergadering te berigten, dat hij dumourier te fpreeken gevraagd bad in eene andere kamer, en daar zijnde een verhaal ver- zogt had, van alle de bijzonderheden betreklijk de vier overloopers: dat de Generaal hem had gezegd, dat hij die bijzonderheden reeds aan den Minister van oorlog, en de Conven-] tie gezonden, en niets anders te berigten had. Maiivt befloot, met te zeggen, „dat hij anN dere vraagen aan den Generaal gedaan had,  C m ) welke hem derwijze in de war gebragt had„ den, dat hij, in plaatfe van poogingen te doen om dezelve te beantwoorden, ge„ noodzaakt was geweest, om onverhoeds ,, wegtefluipen , met de houding van iemand „ die zig gebelgd achte; en daar het aldus „" bleek, dat hij z'jn gedrag niet koude ver,, dedigen, verliet ik deeze vergadering van ,, Generaals, acteurs , ministers en kwakzal„ vers , om den avond met mijne vrienden ., door te brengen." Marat poogde dit verhaal te verlevendigen met eenige fpotternije , welke in de Jacobijnfche Sociëteit, maar niet bij mij den lagchlust gaande maakte. — Wanneer marat aartig wil wezen, vermeerdert liet afgrijzen dat zijn voorkoomen verwekt had; de gewaarwording gelijkt wel naar die welke ik mij zou verbeelden te gevoelen, wanneer een moordenaar, naa iemand op eene behendige wijze den hals afgefneden te hebben , mij toelachte en zijne ilimmigheid al knikkende te kennen gaf, l8 OctO-;  C ï37 ) 18 Oftober. Toen ik heden morgen de Zaal der Conventie intrad, was het eerfie ding dat mij ergerde , het fomber figuur van marat , bij den toegang naar het fpreekgeftoelte , en wagtende naar gelegenheid om 'er op te Hijgen, 'er was eene groote ongeneigdheid om hem te hooren, en hij wagte bij naa twee uuren voor hij recht tot fpreeken kreeg , wordende telkens eenig ander lid door den Voorzitter daar toe benoemd. Marat voer hier tegen verfcheidene maaien uit zonder dat hem iets baatte , en nam ten laatften een oogenbiik waar, dat de fpreefci üod ledig was, om de Vergadering aan te fpreeken zonder verlof van den Prefident; dog zijne ftem wierdt verdoofd door uitjouwingen welke van alle zijden tegen hem gerigt wierden. . Ten ïaatfiren hoorde ik den Voorzitter de la croix tegen hen, die bij hem  C 188 ) hem zaten, zeggen : „ 'k Geloof dat het be„ ter zou zijn om dien troggelaar te laaten „ praaten," en toen, zijne ftem verheffende, voegde hij 'er bij, „ marat ik ftaa U toe „ om te fpreeken, maar ik beloof u niet dat „ het lang duuren zal." * Marat trad dus ter fpreekgeftoelte op, en begon dezelfde heftige betigtingen tegen dumourier, welke ik 's avonds te voren bij de Jacobijnen van hem gehoord had. •Van alle kanten viel men hem in de rede met uitdrukkingen van verontwaardiging: een der leden verzogt den Voorzitter om hem te doen zwijgen, en niet toetelaaten dat een man, die een fchandvlek der Vergadering was, burgers van de grootfte waarde lasterde: een ander voegde 'er bij, dat zijne lasteringen lofredenen waren ; allen fcheenen hem te vervloeken. Geduurende deeze wanorde, ftondt marat met een onverfchrokken gelaat, op de Vergadering neer te zien. Toen het gefchreeuw be-  C 189 ) bedaarde , zoo dat zijne ftêm konde gehoord worden, zeide hij met het voorkoomen van 'fpotternij, en in den toon des kommers: „ Ik „ bedroef mij waarlijk dat ik zulk een onbe„ taamlijk gedrag in de Vergadering moet „ aanfchouwen. Is 't nie^ongemeen dat 9, de perfoon welken Gijl. poogt te over„ fchreeuwen met uw onbillijk roepen, meer „ bekommerd is voor Uwe eere dan Gij zei-: „ ven. Is het niet zonderling, dat Gijl. zoo „ zeer bevooroordeeld zoudet zijn tegen een 3, man, geheel bezield met vaderlandsliefde ?— Hier was het gelach algemeen; dog toen hij van voren af aan tegen dumourier. en ciiazot begon uit te vaaren , wierdt het geroep vernieuwd, en de Vergadering toonde het uiterJtte ongeduld. Kersaint berigte hier op der Vergadering dat de foldaaten van het bataillon, dat den naam van Republicain draagt, uit eigene beweeging , hadden uitgeleverd, de verraders .welke hen tot muiterij en moord hadden aan- II. deel. N ge-  C 190 ) gehitst, en aan hunnen Generaal beloofd, om de geheugenis huns misdrijfs uit te wisfchen door hun gedrag tegen den vijand. Marat , bemerkende dat ieder zig verheugde over de ftraf der belhamels had de onbefchaamdheid om te beweeren, dat hij nimmer het gedrag der beide bataillons gebillijkt had. Het geroep ter logenftraffing van dit gezeg, was zoo algemeen, dat hij niet konde voortvaaren, en een der leden riep oogenbliklijk uit: „ een man, wiens naam flechts te noemen „ hinderlijk is , durft van deezen fpreekftoel „ beweeren, dat. hij nimmer de moordenaars „ der ongelukkige Deferteurs verdedigd heeft: „ om dit te logenftraffen beweer ik thans, dat hij gisteren avond bij de Jacobijneri „ gezegd heeft dat zij eene burgerkroon ver- „ dienen. Burgers ! Gij moogt over het ïy character van deezen man oordeelen uit het geene ik 'U gezegd heb. Zederd hij door n het Volk tot afgevaardigden gekozen is, en „ zederd wij veroordeeld zijn, om hem nu „ en  C 191 ) en dan te moeten hooren, Hel ik nu vooï „ dat zoo dikwerf als hij uit het fpreekge„ Moeite koomt, hetzelve moge fchoonge„ maakt worden, eer eenig ander lid hetzel„ ve beklimme." Hier op ging de Vergadering over tot de order van den dag. Marat trad af, en Mapte als een paauw door de Zaal met de houding van iemand die het gemompel veracht, dat tegen hem oprijst. 't Schijnt zonderling dat een zoo haatlijkman, en met welk een iegelijk vermijdt kennis te maaken , den moed heeft om zoo onbehouwen aanteranden eenen Generaal, die bij 'c volk bemind en in zijne onderneemingen zoo gelukkig is. Intusfchen is het verfchil in de wij *e waarop men marat in de Sociëteit der Jacobijnen , en in de Vergadering der Conventie aanhoorde, zeer aanmerkelijk, en ilc vind menfchen, die zig wijsmaaken dat marat heimhjk gedragen worde, door hun die ia 't openbaar alle verbindtenis met hem N a looch-  C 19a ) loochenen. —- Dezelfde menfchen hebben al mede opgemerkt dat de gevoelens welke in de Club der Jacobijnen de overhand hebben, altijd vroeg of laat in de Nationaale Vergadering heerfchende worden, en dat de vermoedens welke marat poogt tegen dumourier gaande te maaken, verfpreid worden onder medewerking van iemand, welke in die Sociëteit eenen zeer grooten invloed heeft. Die perfoon zoude echter wel doen met zig te herinneren de woorden van oro&man in de Zaïre: Ouiconque est foupgonneux invite d le trahir. Het Prefidentfchap van de la croix liep heden ten einde ; en guadet , uit het Departement van de Gironde, wierdt door eene groote meerderheid verkoren. Guadet fchijnt mij een van de fcherpzinnigfte mannen in de Conventie, zijne aanfpraaken zijn altijd klaar en (*) Al die ergdenkend is geefc aanleiding om vertaaden te worden.  C I03 ) en naauwkeurig, en eindigen fomwijlen iq eene puntdichterlijke netheid. October 10. Twee dagen geleden was 'er in de Conventie een brief gelezen van de Commisfarisfen naar 't leger van het Noorden , berigt geevende, dat een groot aantal vrijwilligers vrijheid verzogt had om naar huis te mogen keeren , wanneer de veldtogt zou ten einde geloopen zijn. Sommige leden hadden het "gevaar voorgefteld dat 'er in ftak om zulks toe te laaten in de tegenwoordige omftandigheden, en bragten in het midden om een befluit daar tegen te neemen. Dog daar men oordeelde dat dit eene harde maatregel zoude zijn ten opzigte van menfchen, die als vrijwilligers hun leeven voor hun Vaderland, in een zeer hachgelijk tijdftip gewaagd hadden, wierdt 'er voorgeflagen, dat de Conventie, in plaatfe van een N 3 be-  C 194 ) befluit, een ad-es zou zenden aan alle haare legers, om de volontairen te noodigen dat zij hunnen dienst wilden verlengen, tot dat men verklaard had dat het land buiten gevaar was. — Een Committé van vier perfoonen, te wee¬ ten condorcet, danton , herault de schelles, en verginiaud , wierden overeenkoomftig hier mede benoemd om het adres op te ftellen; en ik hoorde het danton heden morgen der Conventie voorleezen. 't Was wat al te lang; én cffchoon door eenige weinigen toegejuichd, was het zeer merkbaar dut de groote meerderheid der Vergadering 'er niet veel fmaak in hid. Een der leden ftondt toen op , en, een papier uit zijn zak neemende, zeide hij, dat hij een adres fiamgefteld had, 't welke hij vrijheid verzogt van te mogen voorleezen. • . Dit verbaasde mij groothjks ; dog ik merkte niet dat het dezelfde uitwerking had op eenig lid van de Conventie — mij fcheen het een kragtig bewijs van de gemakkelijkheid met welke ge-  C '95 ) geborene Franfchen zekere dingen doen, welke fommigen hunner nabuuren magtig in de war zouden brengen. Ik kan mij bezwaarlijk verbeelden, dat,, in eenige openbaare vergadering in Engeland, naa het benoemen van een Committé ter opftelling van een adres, een enkel lid van die vergadaring, zoude aanbieden om een faamenfiel van zijn eigen maafel voor te leezen , als verkieslijk boven dat van vier van de meest gedistingueerde leden van dezelve. Deeze heer, tradt echter het fpreekgeftoelte op, en las zoiider eenige belemmering zij ftuk voor. Het deelde in het noodlot van de meeste opflellen, welke door hunne maakers voorgelezen worden in openbaare of bijzondere vergaderingen , dat het j naamlijk veel meer genoegen verfchafte aan den leezer dan aan de toehoorderen, met dit onderfeheid echter, dat hier de toehoorders de moeite niet namen om verwondering voor te wenden. Het voorkoomen van onverfchilligheid waar SSf 4 me;  C r96 ) mede dit ftuk was aangehoord, benam een ander lid den moed niet om een derde adres aan te bieden. Naar den ftijl van dit ftuk, en de plechtige' wijze waar op het geleezen wierdt te oordeelen, was het blijkbaar, dat de oplïeller verlargde beichouwd te worden als een man van diepe geleerdheid, hij fprak fommige uitdrukkingen met eenen nadruk uit, welke hij buiten twijfel dagt dat hem de zegepraal zoude doeg behaalen: het vuur echter waar mede zij voortgebragt wierderi, wierdt overtroffen door de koelheid met welke men dezelve aanhoorde. — Omfïreeks aan het befluit , zijn adres aan de vrijwilligers faamentrekkend, zeide hij : eindelijk wijsgeerige foldaaten. Deeze onverwagte bijnaam verwekte een gelach , dat de overhand kreeg over den lust tot geeuwen, welké zederd een geruime tijd meer en meer veld won in de Vergadering. 'k Was in de volkomene verwagring dat zoo veele vrugtlofe poogingen het aanbod van eenige-  C J97 ) ge nieuwe proeven van dien aart zoude verhoed hebben, en gevolglijk het adres van 't Committé aangenomen zijn. In de eene en andere gisfing vond ik mij echter bedrogen, want zoodraa had niet de Vergadering haare deftigheid hernomen of faure , afgevaardigde uit het Departement der Beneden Seine, verzogt vrijheid om een adres van zijn maakfel te leezen. Hij is een man van omftreeksch zesiig jaaren , zeer eenvoudig in zijne kleeding , en vrij van alle gemaaktheid in zijn voorkoomen. Zijn adres was van den volgenden inhoud Burger Soldaaten! De Wet ftaat UL. toe om te rug te keeren, de ftem van 't Vaderland verbiedt het U. Hebben de Romeinen de wapenen neergelegd zoo lang Porfenna nog voor de poorten van Rome was? Is de vijand denRhijn overgetrokken? Is Longwy hernomen ? Is het Franfche bloed gewroken waarmede hij den grond der vrijheid befproeid heeft?Zijne verwoestingen en wreedN 5 heid  C '93 ) heid geftraft ? Heeft hij de majefteit der Republiek , de oppermagt van 't volk erkend ? Soldaaten, Ziet daar den eindpaal van Uwen arbeid: dit is genoeg gezegd voor de braave verdeedigers huns Vaderlands. De Nationaale Conventie vergenoegt zig met de eer der Franfchen , het belang van 't Gemeenebest, en de zorg voor Uwen eigen roem UL. aantebevelen. Het zinrijke en de kragt van fommige uitdrukkingen in dit adres, fmaakte aan de Conventie; 'c wierdt aangenomen, men beval om het te drukken, en naar de legers te zenden, 20 October Deeze was een dag van vreugde in de Nationaale- Vergadering. — 'Er wierden brieven gelezen van haare Commisfarisfen, berigt geevende van het herneemen der Stad Lo'ngwy en dat de Duitfchers geheel en al uit Frankrijk waren gejaagd. Insgelijks kwamen 'er  C *95> ) 'er gunstige tijdingen uit het leger van cusïine , en dat van het Zuiden; gelijk ook een papier, dat tot opfchrift had, „Adres van de „ Sociëteit der Vrienden van de Vrijheid en „ Gehjkheid, te Chamberri," gelezen wierdt Het begint met deeze uitdrukking „ Wet- „ geevers van de Waereld!" en in het midden van het Adres aan de Vergadering wordt de Koning van Sardinië met deeze woorden aangefprokeu : „ ö Koning van Jerufalem en ,, Cyprus, lang genoeg hebben UA-e l\tt.lii„ ten het ijzeren juk op onze fchouders ge„ drukt! — Het is afgevallen, wij hebben het „ met voeten getreden, enz. enz." 't Is meestal geheel in denzelfden trant; en 't geen zonderlinger moet fchijnen , dit fiuk vol bombario moest op bevel der Vergadering , in het Fransch, Spaansch en Hoogduitsch, gedrukt, en naar de departementen en legers verzonden worden. Dog gisteren had 'cr een tooneel plaats in de Vergadering, naa dat ik dezelve verlaaten had, ï  C 200 ) 't welke meerdere onheilen aan het land voorfpelt, dan door den fchitterenditen voorfpoed kunnen vergoed worden. 'Er wierdt een adres gelezen van afgevaardigden uit de 43 Wijken van Parijs, tegen de gewapende magt welke eenigen tijd geleden was voorgefteld, en de inrigting van welke thans de aandagt van een daartoe benoemd Committé bezig houdt. In dit adres wordt aan de Conventie gezegd. „ Dit het haare leden in den rang der dwin„ gelanden zoude ftellen , wanneer men hen „ met wagten omringde. — Prsetorifche wag„ ten. — Dat Parijs de Omwenteling van den „ roden Augustus had bewerkt —- en dat „ Parijs dezelve zoude weeten te handhaa„ ven."'— Zij vermaanden dieshalve de Conventie dat 'er de zuJken tegenwoordig waren, die haar gedrag gadefloegen , en' hunne uitfpraaken overweegen;en eindelijk, dat de wijken van Parijs het ontwerp eener iijfwagt voor de Vergadering als gevaarlijk en haatlijk be« fchouwen. Het  ( soi ) Het antwoord van guadet, den Voorzitter, ■was naadruklijk en niet zonder drift. Hij zeide , dat de uitoeffening van de opperfte magt over het Franfche Volk, en alle de regten van de Republiek, in de Conventie berusten, welke dezelve zoude weeten te verdedigen, en die, offchoon ten allen tijde genegen om raad te ontfangen van goede burgers , geene bevelen konde dulden van iemand anders dan alleen van de Natie. Dog met te beweeren dat de Conventie de regten van de Republiek kan verdeedigen, beweert hij meer dan hij waar kan maaken: — dat een adres, in zulke hoonende termen begrepen, ter leezing toegelaaten wierdt, is een bewijs niet alleen dat de Conventie geene magt heeft, maar dat ook de opltellers van het adres zulks weeten, en befloten hebben om alles te doen wat in hun vermogen is om te verhoeden , dat zij die immer hebbe, en om1 deeze reden, zig aankanten tegen de oprigting der gemelde lijfwagt. Intusfchen is niets  ( 202 ) klaarer, dan dat, wanneer der Conventie de magt ontbreekt, om het volk in de Gallerijen tot ftilzwijgen te brengen , de perfoonen der afgevaardigden te befchermen, en haare befluiten klem bij te zetten, haar beftuur van wijsheid en ftandvastigheid moet beroofd blijven.— Want, al vooronderfteldcn wij dat eenige weinige leden der Conventie, welke in bekwaamheid uitfhken , gerugfteund wierden in wijze en zagte maarregelen, door de meerderheid; wanneer zij blootftaan om door het graauw gehoond te worden, dan zullen die afgevaardigden, welke hen eerst uit overtuiging handhaafden, hen naderhand uit vreeze aan hun lot overlaaten, en aldus die verwarring en tegenftrijdige maatregelen doen geboren worden, welke zederd langen tijd plaats haddén, en die, zoo zij niet herfleld worden, op eene volmaakte regeeringloosheid en verwoesting zullen uitloopen. Een toereikend corps lijfwagten , onder de volkomene beheering van de Conventie, zou-, de  C 203 } «3e dit voorkoomen. — Dog het blijkt uit dit adres van alle de wijken, dat zij die zig aankanten tegen de oprigting van alle lijfwagt voor de Conventie, niet alleen den algemeenen Raad der Gemeente onder hun bedwang hebben, maar ook zelfs alle de wijken van Parijs, 't Is waar dat de meerderheid der andere departementen van Frankrijk, en gevolglijk de meerderheid der afgevaardigden voor deeze ■wagt is ; dog ik heb eenige verkeering met de zulken die in fiaat zijn om zig betere denkbeelden te vormen, van de waarfchijnlijke' gevolgen , dan ik « die meenen, dat Parijs het ftuk tegen alle de andere departementen zal uithouden ; en dat, hoe ook de gedeputeerden bij aanhoudenheid mogen denken, de meerderheid hunner flemmen binnen korts tegen de gewapende magt zal zijn. In de daad is het blijkbaar, dat, al hoewel alle de departementen van Frankrijk, in de bespiegeling, een gelijk aandeel in de regeerhg hebben, eigenlijk gefproken1, het enkele ' de-  C tm ) departement van Parijs het geheele beftuur vart zauken in handen hebbe. Parijs regeert in perfoon. De Majeftek van het fouveraine Volk woont in de Hoofdftad , en door middel van eenen opftand, welke zekere hoofdbaftuurers hier altijd in hunne magt hebben, fchrijft Parijs aan de Conventie en aan geheel Frankrijk de wet voor, en zal zoo blijven doen tot dat 'er eene gewapende magc tot ftand gebragt, en ganschlijk onder het beheer der Nationaale Conventie gefield is. October 21. De Stad Marfeille, het gevaar vernomen hebbende waar aan de Conventie door het graauw en 't volk in de gallerijen is blootgefteld, heeft een Bataillon op de been gebragt, waaraan orders gegeeven zijn om naar Parijs ter haarer befcherming heenen te trekken. Met onbedeesd en welberaaden gedrag van de Cefoedereerden van die ftad, op dsn ioden Au-  C 205 ) Augustus, heeft eenen ftefken indruk gemaakt op de gemoederen der Parijfenaaren, en een aantal van zeven of agt honderd mannen van Marfeille, wordt befchouwd als beftand tegen een veel grootere menigte volks dat elders op de been gebragt is. Voor zoo ver dit bataillon aanrukt met het verklaarde oogmerk om de Conventie te befchermen, heeft deszelven aanmarsch ongerustheid verwekt bij die partij, welke wenscht dat de Vergadering door het Volk in de Gallerijen in ontfag gehouden worde: men heeft dus poogingen in het werk gefteld, om bij het gemeene Volk van Parijs — en bijzonder bij de Vaderlandlievende Sans Culottes van St. Antoine en St. Marcelle — vooroordeelen te verwekken tegen deeze Mafeillaanen. — Men heeft verfpreid dat zij ia de hoofdftad zullen gebragt worden ter uitvoering van zeker ariftocratisch oogmerk. De naam van Marfeillaan is in zulke eene blaa-, kende achting, dat deeze aanduiding tot hier toe weinig ingang heeft gevonden. 51. deel. O HeS  ( 20(5 ) Het bataillon is aangekoomen, en heeft he-' den eene deputatie aan de Conventie gezonden. Een lid van die deputatie deedt eene aanfpraak vol klem en naadruk voor de balie. — „ Wij kwamen op, zeide hij, van den oever „ der Middelandfche zee, om ons leeven aan „ te bieden ter verdediging van onze broe„ deren te Parijs, die toen bedreigd wierden „ door de loontrekkers van het despotismus, „ dog dat gevaar is voorbij, en eenige vijan„ den die ons , om te bevegten, overblij„ ven, zijn die, welke verlangen om de tri„ hunaale of dictatoriaale magt in Frankrijk „ tot ftand te brengen. — Wetgeevers! Gijl. „ zijt afgevaardigd door de 83 Departementen, „ wij hebben dieshalve even groot belang bij „ UL.als de burgers van Parijs. —• Wij weeten „ dat zekere menfchen de Parijfenaaren wijs„ maaken, dat de Conventie een oogmerk heeft „ om praatorifche lijfwagten rondom zig, ter „ uitoeffening van dwingelandije, te verzaame» ., len. — Een enkel woord is genoeg om deezen  „ zen laster te logenftraffen. -— Wij zullen „ deeze lijfwagt helpen nitmaaken." „Vertegenwoordigers! de Zoonen van Mar,, feille weeten te gehoorzaamen gelijk zij wee„ ten te vegten , zij haaten de dictators ge„ lijk zij de Koningen haaten, en Gij moogt „ ftaat op hen maaken wat betreft de handhaaf „ ving Uwer wetten en van Uw gezag." Vervolgends kwam 'er een ander perfoon voor de balie, welke marat op het heftigfte befchuldigde. „ Die bloeddorstige man, „ zeide hij, naa moord en flagting gepredikt „ te hebben binnen de ftad Parijs, verfpreidt „ thans zijne Journaalen in de legers, om de „ foldaaten tot den opftand aan te hitfen. „ De Kiezers van Parijs hebben zigzelven ont„ eerd, met zulk een perfoon te benoemen en 5, Gijl. zult in hunne fchande deelen, Gij zult „ op U laaden het bloed, 't welke marat „ heeft doen vloeijen, indien Gijl. hem niet „ uit Uw midden weg jaagt, en hem over zij» „ ne misdrijven ftraft." O & Son>  C 308 ) Sommige leden poogden den lpreeker in de rede te vallen, en • de Prefident herinnerde hem, dat hij met eerbied behoorde te fpreeken van eenen vertegenwoordiger des Volks. „ 't Is niet de Volksvertegenwoordiger „ marat , hernam de fpreker, dien ik aanran„ de, 't is marat, de dag-blad fchrijver, de „ oproerftooker tegen welken het Franfche „ Gemeenebest, en de menfchelijke natuur „ om wraak roept." Een ander lid zeide, dat deeze eisch tegen marat geenen behoorlijken vorm had; dat, alvorens de befchuldiging aan het Committé van Algemeene Veiligheid kon verzonden worden , men alle bewijzen moest opzamelen, welke tegen den man voor handen waren. — „ Indien Gij 'er op ftaat om die alle te heb„ ben, zeide een ander, men zal dezelve met, „ een wagen moeten haaien." De voorftanders van marat, want het blijkt, dat deeze man zijne voorftanders in de Convente heeft, zeiden alles, wat zij konden om de Ver-  C 209 3 Vergadering tot de orde van den dag te doen overgaan, zonder op den gemelden eisch of befchuldiging langer ftil te ftaan; dog in weerwille van alle hunne poogingen wierdt bevo-: len om dezelve aan het Committé van Algemeene Veiligheid te verzenden. Het adres van de Wijken van Parijs tegen de gewapende magt, is eene uitvinding van danton en diens vrienden , en dat zij invloeds genoeg hebben om hunnen zin te krijgen, geeft een grooter denkbi eld van hunne magt, dan men tot hier toe had opgevat. De afvaardiging der Marfeillaanen , wordt befchouwd , als een maatregel van roland en de Girondisten, om de Conventie een denkbeeld te geeven van de befcherming welke zij verwagten mag, ten tijde toe dat 'er tot eene meer geregelde gewapende magt zal befloten zijn. October. 22. Zeer korten tijd naa den 10 Augustus ont» O 3 ftondt  C aio ) ftondt 'er verfchü, tusfchen de geenen, die tegen het Hof eenen lijn getrokken hadden, en wierden deezen eikanderen vijandig. Roland was tot Minister gekozen voor de binnenlandfche zaaken. Hij heeft het voorkoomen van een man van opregtheid, en 't zij hij dit verdiene, of niet, den naam van een braaf man , en wordt gerugfteund door eene groote menigte van mannen die gehouden worden voor de bestgezinden in de Vergadering, zelfs van dezulken die door hunne bekwaamheden uitmunten; onder de laatften bevinden Zig VERGNIAUD , GUADET, buzot, BRISOT , RABAUD DE ST. ETIENNE , jean BAPTISTE LOUVET, LA ' SOURCE , KERSAINT, PETION, LANJUNAIS en BARBAROUX. Roland was van 's gelijken op het naauwfle verbonden met claviere, .servan en le brun; de twee eerften hadden voormaals in het befiuur geweest met hem, en le uruw was , naa den loden Augustus, tot Minister der Buitenlandfche Zaaken aangefteld. Het  C aI1 ) liet vertrouwen dat het volk, en de meerderheid der vergadering ftelde, in de opregtheid van roland, en de onderfteuning welke hij genoot, van zulke eene menigte van de bekwaamfte mannen in de Vergadering, berokkende hem den naar ij ver van fommige leden, met naame van danton, die niet konde dulden, dat iemand, dien hij, in verftand, zoo ver beneden hem zeiven fehatte , zoo veel vertrouwens bezat. Men verbeeldt zig,dat danton een ontwerp gevormd hadt om te verhoeden dat roland in het beftuur bleef, en *t welke, zoo het volkomen gelukt was, hem tevens zoude belet hebben om lid van de Vergadering te kunnen worden. Sommigen gelooven ook dat hij als afgevaardigden ter Conventie gekozen was, ■zonder eigene bemoeijing of voorkennis, overeenkoomftig met de Conititutie, kan geen lid van de Nationaale Vergadering, den post van Staatsdienaar behouden, men verbeelde zig dat ro- O 4 land  C m ) tAKTi dien post zoude afftaan, om in de Conventie te koomen; en het is zederd gebleken, dat 'er zekere misvattingen plaats hadden in de verkiezing van hem tot afgevaardigden, welke, zoo als men meent, bekend waren bij hun die hem gekozen hadden, en die verkiezing vrugteloos zouden gemaakt hebben; en wanneer hij deezerwijze, gelijk danton, zijnen post van Minister had neergelegd, zoude hij zig naderhand van de Vergadering der Conventie uitgefloten gevonden hebben. Dan voor dat dit ontwerp volkomen ter uitvoer konde gebragt worden, wierdt 'er in de Conventie voorgefteld, dat roland door de Vergadering mogt verzogt worden, om in hetbeftuur te blijven. Dit voordel had danton niet vooruitgezien; hij kantte 'er zig met alle zijne magt tegen aan , en wierdt getrouwlijk bijgeftaan door alle zijne vrienden. Terwijl de goede hoedanigheden van roland opgeteld wierden door hun die voor het verzoek waren, wierdt deeze zelfde om Handigheid, gevoegd  C 213 ) Voegd bij de gunst des Volks, waar in de man ftondt, opgenomen als een grond van naarijver, en reden tegen het verzoek. Een der afgevaardigden herinnerde de Vergadering, dat een Griek in den Senaat der Athenienfers, verklaard had, dat hij zijne ftem aan Ariitides niet wilde geeven, om dat het hem verveelde dien man den rechtvaardigen te hooren noemen: een ander gedeputeerde zeide, dat, zoo dikwerf als hij eenig lid van de Vergadering grootlijks hoorde toejuichen, hij beefde voer zijne vrijheid. Indien deeze redenen bijgebragt wierdm als voorwendfels, en in de verwagting dat zij de Vergadering tegen roland zouden innetrnen , dan moeten zij die dezelve aandrongen een fober denkbeeld hebben van het verftand hunner toehoorderen. Dog, indien zij, in het tegendeel waarlijk denken, dat iemand een gevaarlijk Staatsdienaar is, om dat men hem als een rechtvaardig man befchouwt, dan O 5 heeft  ( C 314 ) heeft de Vergadering recht om zïg noopens het verftand van deeze lieden laage denkbeelden te vormen. 'k Bemerk eene overhelling in de Conventie om ftelregels en gebruiken der Oudheid aan te neemen, welke, hoe rechtmaatig en toepasfelijk zij voor vroegere eeuwen, en in andere landen mogen geweest zijn, geenerlije wijze voor Frankrijk berekend zijn in de tegenwoordige omftandigheden. Deeze overneiging om algemeene zetregels verkeerdlijk toe te pasfen, maakt zeer dikwerf den zwakken het flacht-offer van den onwaardigen. In weerwille van alle tegenkanting, was echter de Conventie op het punt van te befluiten, dat roland zoude verzogt worden om in het beftuur te blijven , 't welk als danton bemerkte , kon hij zijne gramfchap niet langer inhouden , maar zeide vrij fpijtig, „ indien ,, Gijl. op dit ftuk bepaald blijft, dan ftel ik „ voor dat de noodiging uitgebreid worde „ tot  C 2l5 ) „ tot Mevrouw roland , die men weet „ dat haaren echtgenoot met haaien raad „ dient (*)." Deeze onedelmoedige geestigheid wierdt met misnoegen door de Vergadering aangehoord en zoude niets afgedaan hebben ter voorkooming van het voorgeflagene verzoek, had niet cambon zig tegen dat verzoek aangekant: hij merkte aan, dat, eenen Staatsdienaar te verzoeken om in zijnen post te volharden, eenigermaate ftrekte om deszelven verantwoordlijkheid te verzwakken; en daar buzot verklaarde dat deeze bedenking zwaar genoeg bij hem woog , om hem van meening te doen veranderen, wierdt 'er op het gemelde verzoek niet meer aangedrongen. Den volgenden dag gaf roland , in een brief aan de Conventie, zijnen bijval te kennen aan het gevoelen der zulken, die van oordeel waren, (*) Mevrouw roland heeft den roem van eene ■ 2eer bÊkwaarae en beminlijke Vrouw te zijn.  C 215 ) ren, dat, eenen Minister te noodigen om in het beftuur te blijven, vernederend zoude zijn voor de beginfels van Gemeenebest-liefde, en daar en boven ftrekken om hem minder verantwoordlijk te maaken dan hij behoorde te wezen: dat hij inmiddels, de overweeging van zulk eenen maatregel door de Conventie, zig grootlij ks tot eere rekende , en dezelve hem ten prikkel zoude ftrekken om in zijnen post van Staatsdienaar te volharden, en dien van de hand te wijzen; dat het gevaar, 't welke hij volkomen begreep, dat hem in het eerstgemelde bewind over het hoofd hing, eene nieuwe aanfpooring was, om dat aantehouden; dog dat zijne voornaame beweegrede, hoe ook zijne vijanden die verklaaring mogten uitleggen, was, het denkbeeld dat hij had, dat zijn volharden in den post van Minister, in de tegenwoordige omftandigheden, voordeelig voor zijn Vaderland zoude zijn. Niets dan de bewustheid zijner opregte mecning kan een man van verltand aandrijven  ( ) ven om zulk eene taal te voeren; maar zekef kan niets, dan de volkomene overtuiging van derzelver waarheid, en een gevoel van hoogachting voor den man die 'er zig van bediende, verhoeden dat die taal voor fnorkerij gehouden worde. Rolands brief verwekte echter geen zweem van zulk een vermoeden. — Op het oogenblik dat men vernam dat hij befloten had, om in zijnen post te volharden, ontdekte men de grootfte blijdfchap in de Vergadering, en 'er wierdt bevel gegeeven, om zijnen brief te drukken en naar alle departementen te verzenden. Zederd deezen tijd is roland beffcendig in het beilnur der binnenlandfche zaaken gebleven. Dikwerf zag ik hem ter plaatfe voor de Ministers beftemd, welke onmidlijk binnen de balie is, en tegen over den Voorzitter. Niemand hunner koomt immer in de Vergadering ten zij zij ontboden worden, of iets te venigten hebben, waaromtrend hij de bevelen der Conventie verlangt — en zij vertrekken  ( 21» ) ken zoodraa zij rapport gedaan hebben, zos» der eenig deel in de overweegingen te neemen. Bij zoodaanige gelegenheden heb ik fommi. gen hunner genoodzaakt gezien, om eenige uuren te vertoeven, voor zij gehoord wierden. Want wanneer men werkelijk aan het debatteeren is, wanneer de Minister inkoomt „ ilaat men hem gewoonlijk toe om ftilletjes op zijne plaats te gaan zitten , tot dat de zaak afgedaan is. Sommige van rolands adresfen aan de Conventie zijn beroemd wegens derzelver netheid en fraaijheid. Men zegt dat zij deeze laatstgemelde eigenfchap aan zijne Vrouw te danken hebben: dog dit fteunt enkel op gisfing, terwijl Mevrouw roland een Vrouw van fmaak en geleerdheid is , ook wordt dit verteld niet zoo zeer met oogmerk om ha aren roem te verbreiden , als om dien van haaren echtgenoot te verkleinen. Wanneer hij de zaal intreedt, hoort men doorgaands eene ftille goedkeuring, en wanneer hij fpreekt, heb ik dikwerf eenen der afga-  C 219 ) gevaardïgden , naabij mij gezeten, met drift booren zeggen — O.' die waardige man ! Disbraavé Minister! Dat de Voorzitter en de geheimfchrijvers tot hier toe uit den kring zijner vrienden gekozen zijn, bewijst volkomen , dat hij, en zij die aan hem verknogt zijn, het vertrouwen hebben van het meerder gedeelte der Conventie. Roland was onder de Ministers de vriend van het volk, de afdanking van welken zoo veel gefchreeuw tegen het Hof verwekte. Een van de voorwendfels voor de fehandelijke inrukkihg van het gemeen in '3 Konings Paleis op den 2often Junij, was om een verzoek in te leveren om hem te herroepen: indien roland zelve in het bevorderen van deezen opftand eenigermaate de hand gehad heeft, kan hij zeker weinig aanfpraak maaken op den bijnaam dien men Ariftides gaf. Dezulken die begeerig zijn, om zig in zijne, en zijner vrienden posten intedringen , fchilderen dezelven voor 's volk af, als in allen opzigte even gevaarlijk voor  ( 220 ) voor de vrijheid als immer het Mof was; zoö dat het niet onwaarfchijnlijk is , dat roi and en zijne vrienden eenmaal de flachtoffers worden van het voorbeeld op den solten Junij gegeeven, van het verbluffen der Wetgeevende, en aanranden der Uitvoerende Magt door eene opgeruide menigte. De Hertog van rochefocauld was, ten dien tijde, Prefident van het Departement van Parijs, en ijverig voor het ftrafien der aanleggers van deezen opftand — die ijver meende men eene der afgelegene oorzaaken geweest te zijn, waarom de man vermoord wierdt. Het moorden waar van wij boven melding maakten, gepleegd te Clermont, Cambray en te Charleville, door vrijwilligers welke die plaatfen doortrokken, fchijnt gefproten te zijn uit gebrek van krijgstugt, en uit de grilligheid, het vooroordeel en de wreedheid, welke zoo ligt de overhand krijgen op gemeene en onkundige menfchen, in groot aantal verzameld, en zonder eenig bedwang. Men heeft zig veele moei-  ( £21 ) moeite gegeeven , om het denkbeeld te verbreiden, als of fommige moordenaarijen inde provinrien gepleegd , alleenlijk te wijten waren aan eene onverwagte, onbedoelde volksbeweeging — bijzonder de afgrijselijke moord aan den Hertog van rochefoucauld gepleegd. Algemeen gelooft men echter dat het ombrengen van deezen edelman aan meer afgelegene oorzaaken, en zig fchuilhoudende werkmeesters moet worden toegefchrevem, M. de la rochefi ucauld was een menschlievend en opregt man. IN iet vei lokt door de voordeden aan zijnen eigenen rang verknogt, gevoelde hij eene edelmoedige deelneeming in den elendigen toeftand van anderen : hij befchouwde met genoegen den val van bet oude willekeurige regeerings-beftel, in de hoope van een billijker in deszelven plaatfe te zullen zien oprigten. — E.n vriend der monarchij zoo wel als van vrijheid, had M. de la rochefoucauld eene ajleenheerfching op het oog van gunstiger inrichting dan immer in, IJ. deel. P zijn  C 222 ) zijn Vaderland had plaats gehad — meer bepaald in haaren aart, dog met eene toereikende magt in den Vorst, om zijne voorregten te handhaaven, en genoegfaame middelen voor het volk, om dwingelandij te keeren, aangenaamer voor het menschdom, en meer opleidelijk tot het algemeen geluk, niet alleen van 't Volk, 't welk het allerbelangrijkst voorwerp is, maar ook van den Vorst zeiven, wanneer hij een verftandig man mogt zijn. De Hertog van rochefoucauld was Voorzitter in het departement van Parijs op den aoften 1792, en deedt alles wat in zijn vermogen was, voor eerst, om tegen te gaan, en vervolgends om te ontdekken en te doen ftraf*en, de geheime bewerkers, van den fchandelijken inval eener gewapende menigte in het paleis des Konings. Terwijl ik ter deezer plaatfe vericheidene maaien gedoeld heb op de gebeurtenis fen van dien dag, zal ik hier een kort verhaal dien aangaande invlegten. Ver-  C »=3 ) Verfcheidene dagen voor den aoften Juni) was het door Parijs bekend, dat de inwooners der voorfteden St. Antoine en St. Marcelle, ten oogmerke hadden om gewapend naar de Tuilleriers op trekken, onder voorwendfel om een verzoekfchrift den Koning aan te bieden dog iadedaad met oog¬ merk om hem fchrik aan te jaagen , en hem daar door te noodzaaken om twee befluiten van de Nationaale Vergadering goed te keuren , waar aan hij tot hier toe zijne fanctie geweigerd had. De Raad des departements van Parijs waar van M. de rochefoucauld voorzitter was, deedt alles wat in zijn vermogen was om eene onderneeming voor te koomen, zoo onrechtvaardig , zoo ftrijdig met de beginfels der Conftitutie, en die de noodlottigfte gevolgen konde naa zig fleepen. Deeze Raad deedt voorftellingen ten dien einde , aan den Maire van Parijs, aan den Procureur van de Commune , en aan sanP a ter-  C 224 ) terre, die toen Bevelhebber was over het Bacai 1 n der Vondelingen. Dan ongelukkig waren deeze menfchen, aan welken de Raad des departements deeze vertoogen deedt, en die bijzonderlijk verpligt waren om den bedoelden optogt voor te koomen, juist dezelfden welke dien ontworpen hadden, en die denzelven heimlijk met allen hunnen invloed bevorderden. De bewooners der twee Voorfteden begonnen gewapend te vergaderen des morgens van den 2often Junij, op de plaats waar te voren de Bastille ftondt. Toen 'er van alle zijde berigten hier van inkwamen bij de geheime aanftookers van het werk, fommigen van welken Overheidsperfoonen waren , konden deezen met fchik niet naalaaten de vertooning te maaken van 'er zig tegen aantekanten. Toen de menigte de uiterfte hoogte der geestdrift bereikt had, en gereed ftondt om op te trekken, verfcheenen deeze Magiftraatsperfoonen, met hnnne municipaal - fjerpen en yer'  C 2*5 ) vermaanden het volk deftiglijk, om vreedfaam huiswaards te keeren, hunne wapenen af te leggen en te bed te gaan. „ Gijl. hebt uw „ fpel gefpeeld zeide een van het volk, gaat „ uws weegs en laat ons het onze fpeelen." De optogt begon ten negen uure des morgens; het bataillon van St. Antoine trok vooruit, tusfchen dat en 't bataillon van St. Marcelle wierden Vaendels gedragen, welke het oogmerk van deezen ftaatigen optogt duidlijk te kennen gaven, indien het anders twijffelachtig geweest ware. Op het eene waren deeze woorden gefchreveen: Dwingelanden! Beeft! of zijt rechtvaardig en eerbiedigt de vrijheid des volks! O.p eeu ander Lodewijk! Het volk is vermoeid van 't lijden. Op een derde Beef dwingeland! Uw laatlre uur is gekoomen. En op een vierde De herroeping der Ministers, de Sanctie of de doodt Men droeg nog andere Vaendels opgecierd met laage zinnebeeldige fïguuren, opfchrifcen die 'er aan beantwoorden. P 3 Zij  ( 220" ) Zij trokken op naar de zaal van de Nationaale Vergadering, en begeerden verlof om ftaatelijk daar door te trekken. Een der leden begon zig tegen het toelaaten hier van te verzetten, voor reden geevende, dat de verzoekers gewapend waren en zeer talrijk ; dog daar de welfpreekenheid van deezen redenaar, die zig aankantte tegen het inlaaten van den hoop, bewees dat men dien niet buiten konde houden , ftondt de Vergadering de bede der verzoekers vriendlijk toe , en vermaakte zig, gevolglijk drie uuren eikanderen, met eenen optogt van gewapende manfchap vergezeld van vrouwen en kinderen die door de Zaal trokken. Onder andere geestige zinnebeelden wierdt eene oude zwarte broek op een ftok rondgedraagen met dit troostlijk opfchrift, — Vrij — en zonder broeken. Uit de Nationaale Vergaderplaats ging de gewapende menigte naar het paleis, alwaar eene groote menigte van troupes gefchaard ftondt; dog wijl 'er geene orders gegeeven wa-  C "7 ) waren om tegenftand te bieden, en verfcheidene gedeelten van de aanrukkende menigte aangevoerd wierden door mannen met municipaale fjerpen omhangen, zoo wierden de tuinen en hoven van de Tuilleries oogenbliklijk opgepropt met volk. Een corps marcheede geregelder dan de overigen, met zig voerende eenige Hukken grof gefchut, en geleid wordende door santerre, en den Vleeschouwer legendre. De menigte drong, fpoedig hier naa, door in alle vertrekken, overluid fehreeuwende, dat zij een verzoekfchrift hadden aan te bieden. M. acloque , commandant van het tweede legioen der Nationaale Gardes, had eenige Grenadiers geplaatst bij de deur die het naaste was aan de vertrekken des Konings, en zeide aan twee Officieren van de Municipaliteit, dat, wanneer zij den hoop het verder indringen wilden beletten, hij deszelven verzoek aan den Koning wilde voordraagen , en zig verzekerd hieldt; dat zijne Majefteit twintig van hun toegang zoude p 4 ver-  C 228 ) verkenen overeenkoomfiig met de Wet.- - Hierop begaf hij zig naar de deur van 's Ko- nings vertrek , welke hij gefloten vondt hij klopte 'er aan en fmeekte oogenbliklijk te mogen toegelaaten worden, zeggende, dat hij tmm cm 's Konings leeven te behouden. — De kamerdeur wierdt geopend; hij vondt den Koning, met de Koningin, de Kosirglijke Prins en Princes en Madame Elizabeth 's Konings Zuster, als mede de volgende edellieden: de Maarfchalk de monchy, reaulieu, Minister van de Finantien, lajard, Oorlogs Minister terriër de monciel, Minister der Binnenlandfche zaaken, den Graaf d hervilly, Veldmaaifchalk en Bevelhebber van de Gardes te paarde. M. acloque bemerkende dat deeze Heeren hunne degens uitgetrokken hadden , en zig fcheenen bepaald te hebben, om hun leeven ter verdediging van de Koninglijke Familie op te offeren, drong bij hun aan dat zij dezelve weder opflaken, voor zoo ver anders het  C ) het gevaar waar m de Koning zig bevondt, zoude vermeerderd worden. — Schielijk hoorde men een groot geraas aan de deur, beginnende het gemeen dezelve open te breeken met pieken, bijlen en de kolven der Snaphaanen. De Koning zelve gaf bevel om de deuren te openen: 't welke echter nog niet gebeurd was , of de kolven der Snaphaanen en der pieken hadden dezelve reeds doorgeboord — twintig of dertig van het gemeen rukte met geweld in de kamer. M. acloque fprak hen met eene fterke ftem aan : „ Bur„ gers! ontziet uwen Koning — de Wet ge„ biedt het, en wij allen willen liever fnee„ ven, dan dulden dat hij beledigd worde." — Een van het gezelfchap op 't zelfde oogenblik uitroepende Vivat de Natie! Vivat de Koning! hielden de indringers fpoedig halte. Thans wierdt den Koning voorgefteld, dat hij op eenen ftoel zoude gaan Haat, in de kamer die naam draagt van L'Oeiul de Boeuf, om te verhoeden dat men hem verdrong, en P § op  C 23° ) op dat hij konde gezien worden van 't Voïkj dat in grooten getale indrong ; waar aan de Koning zijne toeftemming gaf. De Konin- ging ging, op 't verzoek van haaren Gemaal, met de vorstelijke kinderen, in de naaste kamer ; maar Madame Elizabeth bleef belïendig aan 's Konings zijde , allen aandrang van de hand wijzende, welke deeze, en anderen gebruikten , om hem voor eenige oogenblikken re verhaten. Op den 6den October 1789, toen 't Gemeen van Parijs naar Verfailles optrok, en in het Paleis drong , bleef Madame Elizabeth der Koninginne irandvastig bij, welker leeven zij ■wist dat ten dien tijde , door deeze boeven meer bedreigd wierdt, dan dat van haaren broeder ; en , daar de laatfte , bij de tegenwoordige gelegenheid zig in grooter gevaar bevondt, hieldt zij zig nu aan zijne zijde. Vier Grenadiers van de Nationaale Gardes zig aan de deur vertoonende, borst de Piinces die wegens zig zelve geenen zweem van vreeze ver-  C 231 ) verraades had, in traanen uit, toen zij dezelve. zag en zeide: Ach! Mijne Heer en! befchermt den Koning ! Deeze vier Grenadiers, een Officier van de jaagers, een kanonier; en de bovengemelde edellieden plaatften zig zeiven rondom den Koning en de Princes Elizabeth , en hielden met verwonderlijke fbndvastigheid den aandrang van den hoop tegen, befchermende de perloonen des Komngs ver boven de drie uuren ; de Maarfchalk de mouchy bleef in weerwille zijner hooge jaaren mede ftand houden geduurende al deezen tijd. Midlerwijl wierden de naastbijgelegene vertrekken als opgepropt met eenen gemengden hoop van mannen en vrouwen gewapend met pieken, fabels, ftokken aan de einde van welke mesfen vastgemaakt waren, fnaphaannen en piftolen; veelen van deezen fchreeuwden: „ weg met het „ Veto! naar den duivel met het Veto!" en fommigen legden eene zoo groote woede aan den dag, dat zij die den Koning omringden,  ( 2s2 ) den, moeite hadden om hen van zijn lijf te houden. Een knaap klom op een floel, fprak den Koning op het ftoutmoedigfte aan, eifchende de herroeping der patriotfche Ministers, meenende roland , claviere , en servan, welke de Koning kort te voren hun affcheid had gegeeven, tevens eischte hij, dat de twee bewuste decreeten met 's Konings goedkeuring zouden bekragtigd worden. — Waar op zijne Majefteit onverfchrokken antwoorde, „ ik zal „ doen 't geene ik meen te moeten doen; „ maar 't is hier de plaats , en thans de tijd „ niet, om mij zoodaanige vraagen voor te „ ftellen." Nu wierdt den Koning eene roode muts op een piek overgereikt, door eenen man die uitriep: Vivat de Natie.' „De Koning zeide: „ De Natie heeft geen beeter vriend „ dan mij." Waarop de ander op eene hoonende wijze 'er bijvoegde: „ Wel nu! Geef „ 'er ons een bewijs van met het opzetten van „ de  C 233 5 ^ de roode muts, en het uitroepen van: „ Vivat de Natie!" De Koning beproefde het, dog de muts was te klein voor 's Konings hoofd; weshalve een der Grenadiers die op zijne knie uitrekte , waar naa de Koning dezelve opzette, en zoo lang droeg als het gemeen in het Paleis was. Eens, bij gelegenheid dat het gedruisch en de verwarring meer dan gemeen was, zeide een der Grenadiers tegen den Koning: „ Sire! „ wees niet bekommerd !" waarop hij antwoorde : „ ik ben in 't allerminste niet be„ vreesd, vriend! " en terwijl hij dit zeide, legde hij des Soldaats hand op zijne borst, om hem te doen gevoelen, dat zijn hart bedaardlijk floeg. Onder deezen, met onderfcheidene wapentuigen toegerusten hoop , zwaaide een vagebond een piek op de punt van welke het hart van een kalf ftak, met een ftrook papier 'er  ( *34 ) 'er afhangende waar op men las: ,, 't Hart der Aristocraaten." Op de oproerige eifchen, die men uit alle hoeken hoorde van : „weg met het Vetol „ herroep de Ministers!" antwoorde de Koning, dat hij doen zoude wat billijk was. — Legendre de Vleeshouwer, deeze uitdrukking te dubbelzinning vindende, nam deeze gelegenheid waar , om den Vorst eene proef van welfpreekenheid te geeven — Mijnheer! zeide hij — de Koning fcheen wat verbaasd over deezen nieuwen ftijl en manier, want deezes mans voorkoomen is zoo zonderling als zijn ftijl. — „ Mijnheer herhaalde legen„ dre, hoor ons ; jaa Mijnheer gij zijt be„ ftemd om ons te hooren, gij zijt een trouw„ lofe, gij hebt ons altijd bedrogen, gij be„ driegt ons nog, maar neem u in acht Mijn„ heer, de maat is vol en 't verveelt den „ volke om langer Uw fpeelbal te zijn." Onlangs kwam dit gedrag van legendre, in " ze-  C «35 ) zeker gezelfchap op het tapijt, allen die 'er tegenwoordig waren laakten het, uitgezonderd één jong Franschman, die, offchoon van hooge geboorte , zig eenen naam maakt, door geweldig democraüfche beginfels: hij beweerde, ter verdediging van legendre, dat deeze niet in zijn eigenen naam fpraak, maar in dien van de Natie ; dat hij de Majefieit des Souvereinen Volks vertegenwoordigde. Het gezelfchap glimlachte; eenigen uit het zelve waren gedeputeerden , die , hoe gepast het fchijne om in de gallerijen zulk eene taal te hooren bezigen, niet verwagt hadden dat men 'er zig in een bijzonder gezelfchap van bedienen zoude. — 'k Herinnerde mij deeze gelegenheid een voorval, dat ik gehoord had van een Engelsch heer, beroemd om zijn vernuft, die, op de ftraaten van Londen wandelende, met een democratisch bekenden van hem, die de uitdrukking de Majcfteit des Volks wat veel in den mond had, een paar fchoorfteenvegers  C ) ünfrnoette ; waarop hij zijnen hoed afnam en die perfoon in 't voorbjgaan zeer plechtig met eene diepe buiging groette. Zijn vriend vroeg hem wat hij daar me'de beaoclde en kreeg ten antwoord: — „ 'k wilde alleen „ den eerbied toonen welke ieder getrouw onderdaan verfchuldigd is aan twee Prinfen „ van den bloede." Detze heer beoordeelde, waarfchijniijk, de betrekking van dit paar volks, naar de ui erlij ke overeenkoomst met den Souverein; maar legendre kon in wezenlijker ftukken zig op die betrekking beroemen, eene onbeweegbaare hardheid van harte , eene beflisfende vaardigheid in het uitvoeren, eene gemoedsgeileltenis, welke , zoo ver van geroerd te worden, ftof tot vrolijkheid en blijdfchap vindt in de afgrijsfelijkfte tooneelen, wanneer men dezelve noodig oordeelt ter bevordering van de groote zaak ; ziet daar eet ige kentrek en van den geest des Souvertinen Volks zederd het  C 237 ) het begin der omwenteling, en in welke legendre volmaakt gelijkt op den 'Monarch dien hij gezegd wierdt te vertegenwoordigen. Ten langen laatfte daagde 'er eene deputatie op van twaalf leden der Nationaale Vergadering, waar onder isnard en vergniaud zig bevonden — isnard het volk aanfpreekende dat de kamer opvulde, poogde hetzelve te overreden, om naar huis te keeren, geduurig herhaalende, dat hij 'er zijn leeven onder verpandde, dat men hun voldoeniug zoude ver- fchaffen Dit deedt echter weinig af, het gemor en het fchreeuwen van „ Herroep de „ Ministers, en hef het Veto op!" begon op nieuws. Vergniaud fprak nu ten zelfden einde, dog met even flecht gevolg. Het geraas en de verwarring duurde tot 's avonds over vijven, wanneer petion aankwam vergezeld met sergent, een Officier van de Municipaliteit. Pet ion zig tot den Koning voegende, zeide : „ Sire! Op dit oogenblik IL deel. Q „ Kreeg  C 238 ) ), kreeg ik eerst berigt noopens den toeftand waar in gij u bevindt." „ Dat is zonderling, hervatte de Koning, „ want ik heb meer dan drie uuren in dien „ toeftand doorgebragt." Petion toen op een ftoel ftaande riedt het volk om heenen te gaan , befluitende zyne aanfpraak met de volgende zeer bedenkelijke uitdrukkingen, welke iemand die 'er bij tegenwoordig was kort daar naa optekende en mij toeliet om 'er een affchrift van te maaken: „Burgers, thans hebt gij uwe verlani, gens bekend gemaakt aan uwen erflijken „ vertegenwoordiger, met den nadruk en de „ waardigheid van een vrij volk dat zijne „ regten kent. De Koning weet thans de „ begeerte van den Souverein, en zal 'er „ zonder twijffel acht op geeven. Thans „ past het ulieden om ftil en vreedzaam naar „ huis te keeren, op dat men geene gelegen„ heid hebbe om uwe oogmerken te laste„ ren." Hier  C 239 ) Hier op begon het volk op het verzoek van den Maire aftetrekken: -—— wanneer 'er eene tweede deputatie van de Nationaale Vergadering aankwam, een van welker leden den Koning eerbiedig aanfprak, hem verzekerende dat elk der leden gereed was, om zijn ligchaam aantebieden als een fehild om dat van zijne Majesteit te dekken. 't Kon des Konings opmerking echter niet ontglippen, dat men hem in ftukken had kunnen fcheuren, drie uuren voor dat deeze fchilden opkwamen. Terwijl dit eene en andere in Oeuil de Boeuf voorviel, ging de Koningin in de Raadkamer , vergezeld met den Kroonprins en Prinsfesfe, Madame de lamballe, Madame tourzelle, Madame de mau, en Madame de soucy. Haare Majesteit toonde vrij wat bekommering over den toeftand waar in z;j den Koning had gelaten, tot dat de Adjudant Generaal van het eerfte legioen der Parijsiche Gardes met fommige foldaaten kwam , «3 q 2 hm  C 240 ) haar verzekerde dat de Koning zig in veiligheid bevondt, en omringd was van zijne getrouwe knegten. M. de wittengoff, een Generaal, tradt ter kamer in, gevolgd van een aantal volks van beide fexen, waar onder een vrouwsperfoon was, met eene roode muts in de hand. Zij boodt die muts aan wittengoff aan, begeerende dat hij dezelve der Koninginne om optezetten zoude overgeeven, 'er bijvoegende dat zij op het oogenblik van den Koning kwam die thans den hoed der vrijheid op zijn hoofd had. 't Scheen dat de Generaal het niet voorzigtig oordeelde, om den voorflag der vrouwe van de hand te wijzen; 't welke de Koningin bemerkende, en het denkbeeld om die muts optezetten niet kunnende dulden, zeide zij tegen wittengoff : „ Gij ziet Mijnheer! dat „ deeze muts op mijn hoofd niet past," waarop zij die op het hoofd van den Kroonprins zette. Dit ftelde het vrouwsperfoon en haaien aanhang te vrede. Kort  C 24i ) Kort hier naa tradt santerre ter Raadkamer in, gevolgd van eenen nieuwen hoop, die reeds den Koning gezien hebbende, nu het gezigt van de Koningin na eischten , 't welke santerre had op zig genomen hun te verfchaffen. — Hij eischte aanftonds, dat zij die onmiddelijk voor de Koningin Honden, zig naar de rechte en linke zijde zouden b«geeven, op dat het volk 't welke hem volgde het volle gezigt mogt hebben van haar en de overige koninglijke familie; dit gefchiede, terwijl santerre de Koningin gunstig/ijk verzekerde, dat zij niets van 't volk te vreezen had, dat zonderling goed was, en alleen wenschte om, voor het vertrek, met het gezigt van haar begunstigd te worden; en, bemerkende dat de jonge Prins de roode muts op het hoofd had, voegde hij 'er bij: „ Neem t, dat kind die muts af." De verzekeringen van santerre beletten echter niet, dat fommigen van het volk, niet volkomen zo goed als de overigen, de KoQ 3 ning-  C 242 ) jiingin in het voorbijgaan hoonden, met zeer verfoeilijke gezegden. Toen de hoop ten grootften deele vertrokken was, en de Koning het Oeuil de Eoeuf verliet, zig begeevende naar de zoogenaamde kleine apartementen, ging Princes elizabet tot de Koningin in de Raadkamer, wanneer een deel van het graauw 't welk bij aanhoudenheid in het paleis omdrentelde, haar voor de Koningin neemende, haar begon te hoonen; waar op een der bedienden van de Princes, het volk van zijne misvatting wilde onderrigten, dog zij voorkwam dit edelmoedig, op dat het volk dat haar hoonde, zijnen misfiag bemerkende, dien niet mogt wreeken op de ongelukkige Koningin. 't Bleek uit de? getuigenisfen over deeze zaak ingekomen, dat lang voor den 2often Junij veele moeite is aangewend, om de inwooners van St. Antoine, tot deeze misdaadige onderneeming optewinden, want zij verdient dien bijnaam in den uitgeftrektften zin, zelfs of- fchoon  C 243 ) fchoon men volkomen toeftaat, dat echter geenerlei wijze klaar is, te weeten, dat 'er niets meer bedoeld was, dan om den Koning over te haaien, om de vorige Ministers te rug te roepen, en het Veto opteheffen, dat hij op de twee befluiten gelegd had; om dat, den Koning , door zulke middelen daar toe te brengen, eene openlijke opftand was tegen de Regeering, en verderffelijk voor de Conititutie, en de daadlijke moord van de koninglijke familie kon ten gevolge gehad hebben, behalven andere fchroomlijke onheilen , welke alle voor rekening zouden koomen van de geheime bewerkers van deezen optogt. De daadlijke en blijkbaare aanleggers van denzelven (want 'er liggen nog anderen onder fterk vermoeden, tegen welken geene beëedigde getuigenisfen zijn ingekomen) waren santerre, ten dien tijde Commandant des Bataillons van de Vondelingen, legenï>p,e , tournier een Americaan, rotondo een Italiaan, euirette een Glazemaaker; q 4 ro-  v C 244 ) rosignol een Goudfmid, gonor, genaamd de Veroveraar van de Bastille, briere een Wijnkooper, St. hurage die zigzelven naderhand meer deedt kennen in de maand September, en nicolus, fapeur-of mineur onder het Bataillon waarover santerre het bevel voerde. Deeze menfchen hadden doorgaands bijeenkoomften in den nagt ten huize van santerre, waar in zij de beweegingen beraamden, welke zij door de benden volks, in de Tuilleries, in het koninglijk Paleis, op Plaats de Gré /e, en de menigte welke op de Plaats der Bastille verzamelde wilden uitgevoerd hebben. Zelfs vergaderden zij fomwijlen in de kamer van het Committé der wijk van de Vondelingen, om placaaten op te ftellen welke aangeplakt moesten worden; en in deeze vergaderingen deedt ckabot veelal aanfpraaken, ten doele hebbende, om de vergadering aan te moedigen ter bevordering van den optogt, dien men op het oog had, welken hij verzekerde dat de Nationaale Vergadering ver-  C 245 ) verwagte, en met genoegen zoude verneemen, Het bleek al meede vrij duidlijk , dat het Volk bij dien optogt, van de Nationaale Vergadering gekoomen weinige overhelling toonde, om met geweld in het Paleis in te dringen, tot dat santerjie, vergezeld van saint huruge , zig ond.r den hoop mengde, en vroeg waarom zij niet in het Paleis doordrongen , daar dit toch alleen het oogmerk was, waarom zij zig verzameld haddem; en dat het ingevolge van de fchikkingen van panis en een ander Municipaal Officier was, dat de deuren van de Tuilleries waren opengebroken geworden. Ingevolge van deeze bewezene daaden, befloot de Raad van het departement van Parijs, dat de Maire van de ftad , en de Procureur van de Commune, die dikwerf door den Raad, van den bedoelden optogt berigt ontfangen hadden, niet gedaan hadden wat hunne plicht was, om dien te verhoeden, veel eer denzelven bevorderd hadden , en daarom in hunne bedieningen zouden gefchorst worden, dog Q 5 daar  C 246 ) daar dit befluit door den Koning moest gewettigd worden, verlangde zijne Majeftek zijne meening of befliifmg van het onderwerp te rug te houden, voor zoo ver hij 'er perfoonlijk in betrokken was. Hij liet dus de geheele zaak over aan de Nationaale Vergadering ; dog zijne vijanden aldaar befloten hebbende om hem in de onaangenaame noodzaaklijkheid te brengen, van, of het befluit van den Raad af te keuren, of zig den haat op den hals te haaien, door onmiddelijke oorzaak te zijn van de fchorfing van den bij 't Volk geliefden Maire, hadden genoegfaamen invloed om de Vergadering over te haaien tot het weigeren van alle uitipraak over het onderwerp , voor en aleer de Koning het vonnis van den Raad bevestigde of vernietigde. Zijne Majefteit bekiagtigde derhalve het befluit; 't welke, zoo draa als hij gedaan had, nam de Nationaale Vergadering de geheele zaak in overweeging, en herflelde den Maire en Procureur in hunne posten; van dit tijdftip af  ( 247 ) af aan was het blijkbaar dat het met de Conflifutie afgedaan, dat 'er een ontwerp gefmeed was om het Koningfchap te vernietigen , en dat de beste partij welke de Koning kon neemen, was, om, het ging zoo 't ging, met zijne Familie zig te begeeven buiten het bereik van het Parijsfche Gemeen. Dikwerf hadden zijne vrienden hem dit op het dringendfte geraaden, die van oordeel waren, dat, indien hij zig Hechts zoo ver als Fontainebleau verwijderde , 'er zulk eene verontwaardiging plaats had in de gemoederen van de achtbaarlïe burgers door geheel Frankrijk, over de fchandelijke gebeurtenisfen van den 2often Junij, dat zij zig zouden vereenigd hebben tegen de voorftanders der regeeringloosheid in Parijs, en der Uitvoerende Magt zulke eene kragt bijgezet, welke, zonder de vrijheid te benaadeelen, hen in teugel gehouden, en de ver» fchrikkeiijke wanorders welke zederd plaats greepen, verhoed hebben. Dog zijne Majefteit, waarfchijniijk afgefehiikt door den kwaa- den  C 248 ) den uitflag van zijne vlugt naar Varennes, konde niet overreed worden om eene tweede pooging van denzelfden aart te waagen. Walgende van eene aaneenfchakeling van misdrijven welke hij nog voorkoomen nog ftrafc fen konde, en bevindende dat zijne tegenwoordigheid te Parijs nog voor zijn Vaderland nog voor den Koning van dienst konde zijn, vertrok de Hertog van rochefoucauld uit de hoofdftad naar zijn landgoed in IXormandien, van waar hij zig, uit hoofde van den zwakken ftaat zijner gezondheid, fpoedig hier naa, naar de geneezende wateren van Forges begaf, bij welke hij zig ophieidt geduurende het verfchriklijk tijdftip van het moorden in September, en alwaar een Commisfaris van den Algemeenen Raad der Gemeente van Parijs aankwam met bevel om hem gevanglijk naar Parijs te voeren: deeze Commisfaris was een man van meer menschlievenden inborst, dan zij welken de Raad bij diergelijke gelegenheden gewoon is te gebruiken % hij ftemde gereede- lijk  C M9 ) üjk in met den voorflag, om den Hertog in de eerfte plaatfe te vergezellen naar zijn eigen huis te Roche-Guyon, ten einde op dat de beroering, welke te Parijs plaats had, tijd mogt hebben , om voor zijne aankoomst te bedaaren, en in hoope dat de vrienden van den Hertog inftaat mogten zijn, om het bevel te doen herroepen. ; In 't gezelfchap van den Hertog de la rochefoucauld, bevondt zig de Hertogin d'anville , zijne moeder, en de Hertogin zijne Vrouw. Op de weg van Forges naar Roche-Guyon, pleisterden zij teGifors: in dit tijditip kwam hier allerongelukkigst aan een bataillon Nationaale Gardes, waaronder, zoo als men vermoedt, fommigen van de Parijsfche moordenaaren, zig gemengd hadden. Deeze booswigten toonden oogenbliklijk eene geestgeiteldheid om den Hertog om te brengen, i die meer bekommerd over de veiligheid zijner , Moeder en Gemaalinne, dan voor zijne eigene, en vreezende dat dezelve, wanneer zij zig bij hem bevonden, mogten gehoond of beleedigd wor-  C ) worden, haar overreedde om te vertrekken. Dé Hertog ging hierop zelve naar zijn rijtuig onder de befcherming van den Maire van Gifors, den Commisfaris, en eenigen van de Nationaale Gardes; dog hij wierdt, in weerwille hier van vervolgd door de moordenaaren, die hem onophoudlijk overlaaden met hoonende taaie, tot dat een van hun middel gevonden hebbende om zeer naabij den Hertog te koomen, een fteen met zulk een geweld naar hem wierp, dat dezelve , hem in de flaap van 't hoofd treffende, hem oogenbliklijk dood op de plaats deedt needervallen, waar fommigen van de overige booswigten, hem ziende vallen, aanftonds fchreeuwden „Vivat de Natie! De Franfche Natie wordt door zulk fchreeuwen bij foortgelijke gelegenheden, gehoond,en indien ik niet overtuigd was, dat de meerdert heid bedrijven verfoeit, en te onvreeden wordt op het geroep van zulke onverlaaten, dan zou ik mij kunnen vereenigen met hun die wen» fchen, dat zij van de vlakte des aardbodems verdelgd wierde.  DAG-VERHA AL E N Z, October 24. In een gefprek dat ik heden met een lid def Conventie had, uitte ik, taamlijk vrij, mijne gevoelens over den moord aan den Hertog van rochefocauld gepleegd, en eenige foortgelijke gebeurtenisfen welke zederd kort in Frankrijk voorgevallen waren : hij gaf het uiterfte afgrijzen hier over te kennen , maar voegde 'er bij, dat foortgelijke tooneelen in ieder Jand van Europa hadden plaats gehad in tijden van omwenteling en burgerlijke oneenigheden, wanneer de grootfte belangen in gevaar zijn, en de menschlijke driften, in lichtenlaaijen gloed ontvlamd zijn. Hij maakte 11. deel. R mei-  C ) melding van zekere barbaarfche wreedheden welke van weerskanten bedreven waren, geduurende den twist tusfchen de Witte en Roode Roos in Engeland; hij weide uit over den moord in Ierland onder de regeering van karel den Eerften, en over de verraderlijke handelwijze van Glenco in Schotland geduurende de regeering van Koning william. Hij voegde 'er bij, dat alles in aanmerking genomen, het misfchien niemand minder dan een Engelschman gelijk mij voegde, om klagtig te vallen over de buitenfpoorigheden van omwentelingen of burgerlijke verfchillen, en met een glimlach haalde hij uit Juvenalis aan Quis tulerit Gracchos de feditione querentes? Ik verkoos niet om het ftuk verder te drijven, offchoon, met betrekking tot de onderlinge wreedheden , welke gepleegd wierden in de twist tusfchen de Witte Roos en de Roode, de bedenking van zelve in het oog viel, dat, het geene een volk doet geduurende eene eeuwe van barbaarsheid en bijgeloof, niet  C 253 ) hiet kan vergeleken worden, met het geen een ander doet in de dagen van kennis en befchaafdheid en misfchien zou het niet moeijlijk zijn om aan te toonen , dat de barbaarsheden door hem opgeteld in Groot Brittanje en Engeland gepleegd, gelijk ftonden met die waar aan men zig ten zelfden tijde in Frankrijk fchuldig maakte; in welk geval hier zederd eenigen tijd zulk eene op eenftapeling heeft plaats gehad, dat, bij het vergelijken der verhaalen, 'er een ontzachgelijk overwigt van afgrijsfelijkheid voor dit land zal overblijven. Ik bevind dat 'er menfchen zijn die geloovan, of voorgeeven te gelooven, dat het vermoorden van den Hertog van rochefou-! cault het toevallig uitwerkfel was van de onverwagte woede van eenige weinige vrij-; willigers; dog verfcheidene omftandigheden laaten deeze veronderftelling niet toe. De overheid van Grifons , offchoon zij wenschr ten den Hertog te befchermen, liet de moordenaars niet bij den kop vatten en ftraffen, R 3 't wel-  C 254 ) 't welke het voorkoomen beeft als of zij ver> moedden dat de moorders werkten onder den invloed van fommige menfchen, voor welker vijandfchap deeze overheid bedugt was; en wanneer wij ons herinneren dat 's Hertogs gedrag onmiddelijk voor, en naa den aoften Junij ten hoogften onaangenaam was aan hun, die den fchandelijken optogt van dien dag bewerkten; wanneer wij ons te binnen brengen de characters van fommigen van hun, die naderhand leden wierden, van den nieuwgevormden Raad der Gemeente van Parijs, en de bevelen ter arrefteering welke zij tegen den 2den September afgaven; fchijnt het veel waarfchijnlijker, dat de dood van den Hertog van rochefoucauld zijnen oorfprong had in de aanwijzingen van fommiger deezer dan in de onverwagte woede van de wezenlijke moordenaaren. Indien iets dit misdrijf nog afgrijsfelijker konde maaken , 't zou wezen , dat een man die de fterkite verpligtingen aan den Hertog had,  C 255 ) had, de ontwerper was van den moord aan hem gepleegd. Dit denkbeeld is echter, in weerwille van deszelven haatlijkheid, misfchien om die zelfde reden te meer verbreid geworden; want de zielen van fommige menfchen zijn bijzonder gehegt aan het wonderbaare, en zijn zoo verliefd op het meest ontroerende, evenveel van welken aart die ontroering is, dat eene omftandigheid welke eene gebeurtenis ongeloofwaardig maakt bij zeker flag van menfchen een prikkel is om dezelve te vernaaien, bij andere om haar te gelooven. Veel ilerker bewijs moet ik. hebben, dan mij tot nog toe ter oore gekoomen is, om eenig mensen bekwaam te achten tot zulk eene opeenfhpeling van boosheid, bijzonderlijk wanneer de bezigheden zijns leevens van dien aart zijn, dat zij het hart vertederen zo wel als het verftand verligten, en /wanneer men volkoomen reden geeven kan, van het misdrijf, zonder te veronderstellen dat hij 'er midlijk of onmidlijk de hand in gehad hebbe. R 3 Octo-  ( »55 ) October 26. De partij die 'er gemaakt is tegen roland en de Girondisten (*) legt alreeds zoo veele vijand- C*) Vergniaud, gensonnö, guadet, en eenige andere uititcekende door hunne bekwaamheden, zijn afgevaardigden van het departement der Gironde, en onderfteunen roland; verfcheidcne anderen hebben zig bij hun gevoegd en te faamen worden zij met naam van Girondisten of Rolandisten beftempeld; en marat die een ingekankerden haat heeft tegen brissot,noemt hen in zijn Dag-biad Brisfotijnen, en den geheelen hoop bij elkandereii Roland-Brisfotijnen. Offchoon condorcet meer betekent in de Geleerde Waereld dan iemand dien ik onder de vrienden van roland heb opgenoemd, heb ik van hem geene melding gemaakt, om dat zijn gedrag zederd korten tijd als dubbelzinnig is voorgekoomen, en het niet al te klaar is of hij zig met roland zal verbinden of met danton. Barrere, afgcaardigde van het Departement der hooge Pyreneën, die een lid geweest is van de Confiitueerende Vergadering, zonder zig zeer te hebben onderfcheiden, begint aangemerkt te worden als een man van meer aangelegenheid in de Conventie: hij heeft tot nog toe geene beüisfende keuze gedaan tusfchen beide idg partij.-n, dog men zegt mij dat hij van die beide %an£ezogc worde,.  C a57 ï vijandfchap tegea hun aan den dag als dezelve partij immer deedt tegen het Hof, om dat het roland buiten 't bewind had gefield. yt, 't Geene hen zeer gedugt maakt is de invloed .;. welke hunne aanvoerders hebben in de Socie- / teit der Jacobijnen, welke tegen roland en alle deszelven vrienden begint te morren. Tegen brissot toonen zij zulk een bijzonder ■ misnoegen , dat hij onlangs uit de Sociëteit * gejaagd wierdt, hij wierdt, waarfchijniijk met deeze onderfcheiding behandeld uit hoofde van *j fommige paragraaphen onlangs voorgekoomen / in een dag-blad, waarin hij veronderfteld wordt de hand te hebben. Marat wordt ^ daar in behandeld met eene verachting, welke hij misfchien verdient, dog die het niet voorzigtig is te toonen jegens eenen man die bij aanhoudenheid de gunsteling van 't Graauw blijft, en die eenigen van de dolften onder «ijne beftuuring heeft. In hetzelfde papier wordt op danton met eenige geflrengheid , gezinfpeeld, en robespierre in een belachR 4 ge-  C 258 ) gelijk licht geplaatst, op zulk eene wijze, dat het niet ligt iemand vergeeven zoude die minder onverzoenbaar van aart was. Brissot is een klein mannetje, met eenen fchranderen uitkijk, dog van een zwak geitel. Terwijl verfcheidene van de Gedeputeerden, zelfs dezulken, welke van de heftigfte partij geen kwaad te vreezen hebben, zakpistolen draagen , of rottingen waar in zwaarden verborgen zijn; gaat brissot ten allen tijde over de ftraat, zonder iets hoegenaamd in handen te hebben. Een van zijne kennisfen verhaalde mij dat hij hier over met hem gefproken, en hem dit als eene groote onvoorzigtigheid had voorgedraagen, uit hoofde van het aantal zijner vijanden, veelen van welken hij niet te goed achte om hem te vermoorden. Op dit vertoog antwoorde brissot met eene zorgelofe houding: „ wanneer zij befioten hebben om „ mij te vermoorden , dan zullen zij 'er wel „ middel toe vinden hoe ik mij ook wapen; „ bui-  C *59 ) „ buiten dat ben ik van zulk een zwak „ ligchaamsgeftel, dat ik niet inftaat ben om „ mij zeiven van belang te verdedigen, en dus „ verkies ik de eer om het geheel niet te „ doen." Nu ! befchroomdheid behoort zoo weinig onder de dwaalingen van deezen man, als voorzigtigheid onder zijne deugden. Dog ftoort brissot zig te weinig aan de wraakgierigheid zijner vijanden, roland toont wederom te veel kommers , over de aanvallen, welke op hem gemaakt worden, en deeze is misfchien de reden dat dezelve met zulke eene bitterheid en volftandigheid voortduuren. Niet alleen verfchijnen 'er, in zekere dag-bladen, aanduidingen welke ten doele hebben om hem bij 't volk gehaat te maaken, maar 'er worden zelfs fomwijlen befchuldidigingen tegen hem openlijk aangeplakt. Hij maakt daar van te dikwerf melding, in zijne adresfen aan de Conventie, die fomwijlen als zeer bewerkt en cierlijk voorkoomen. TerR 5 wijl  C 26b > wijl 'er een van deeze foorte in de Vergadering gelezen wierdt, hoorde ik eenen van de afgevaardigden , al fpottende zeggen: Deeze „ man meent ons door fpreuken te zullen re„ geeren." Een ander, zijne fchouders opnaaiende, zeide: „ Hij bedoelt niets dan dat men de fchoonheid van zijnen ftijl bewondere," waar op het lid dat naast deezen zat, 'er bij voegde : „ 't Gelukt hem ook fomwijlen met „ goede hulp van zijne Vrouw." De bedoeling deezer adresfen en brieven is meestal om zig zei ven te zuiveren van de bovengemelde betigtingen, en de noodzaaklijkheid aan te toonen van order en ondergegefchiktheid aan de Wet. Dog wanneer een Staatsdienaar zig de moeite geeft om , in de Nationaale Vergadering, te antwoorden op alle naamlofe befchuldigingen, welke tegen hem ingebragt worden, dan zal nog hij, nog de Vergadering in ftaat zijn om iets anders te doen; en wanneer hij geene andere middelen in handen heeft, om order en on-  ( z6i ) onderdaanigheid aan de Wet hervoort te brengen, dan aanfpraaken en adresfen, dan is het niet waarfchijniijk dat deeze fpoedig zullen opdagen. Eenige van deeze Hukken zijn echter zeer goed op zig zelve. Sed nunc non erat hic locus ■ ' kan men verwagten dat menfchen die 'sKonings Paleis inftormden, of zij, die het volk tot moorden aanhitften, door welfpreekenheid of bewijsredenen van hunne ontwerpen zullen afzien? Aan het hoofd der tegenpartije van roland zijn danton en robespierre ; vervolgends couthon, bazire, tiiuriot, merlin de thionville, st. andró, camille desmoulins , chabot, gollot d' herbois, ser- gent , legendre, fabre d1 eglantine," ; - - j 0 tfANIS, marat. % Robespierre is een klein mansperfoon, rnet een onaangenaam uitzigt, 't welke meer < vuur dan veriTand aanduidt; in zijne meest ' be-  C 262 ) bedaarde oogenblikken verbergt hij, met moeite , den haat en de kwaadaartigheid , welke gezegd worden in zijnen boefem te woonen, en welke zijne gelaatstrekken wonder wel aanduiden. Hij plagt zig in de Conftitueerende Vergadering te onderfcheiden door de heftigheid zijner aanfpraaken en zederd nog meer, in de Jacobijnfche Sociëteit, door de heftigheid zijner maatregelen. Mij put zijne welfpreekenheid uit, met uit té' vaaren tegen dwingelanden en ariftocraaten , en den lof der vrijheid uit te bazuinen. Zijne aanfpraaken zijn dor in zaaken, maar fomwijlen vrugtbaar in bloemen der verbeelding. Robespierre wordt eerder voor een geestdrijver dan voor een huichgelaar gehouden; fommigen achten hem beide te zijn, 't welke niet zonder voorbeeld is; dog naar mijne gedagten heeft hij te veel van den eerften, om van den laatftea iets van aanbelang te hebben. Mij heeft ten allen tijde eiken voordeeligen post van de hand gewezen; zijne drift is de zugt  C 263 ) zugt om 't volk te behaagen, geene fchraapzugt; en men erkent algemeen, zelfs die geenen die verfcheidene trekken van zijn character verfoeijen, en zijne vijanden zijn, dat hij door geen geld kan omgekogt worden. Roland wordt niet gehouden voor een man van dat doorzettend character 't welk men danton toefchrijft; trouwens zij verfchillen in veele andere opzigten. Roland wordt aangemerkt als een volkomen republikein: danton meent men dat zig over den vorm der regeering weinig zoude bekommeren , en niets tegen eene Monarchij zoude hebben , mits de Monarch een fchepfel van hem ware, want ik merk niet dat hij verdagt gehouden worde van in perfoon te willen regeeren. Roland en danton waren dikwerf oneens met eikanderen toen zij in het zelfde bewind waren. Roland verzette zig met alle zijne magt tegen de aanmaatigingen van den Algemeenen Raad der Gemeente van Parijs, naa den  c ; dèn roden Augustus : danton begunstigde en onderfteunde dien. Roland verhief zijne ft :m tegen het moorden in Semptember, deedt alles wat hij konde om het te doen ophouden, en bragt zig zeiven daar door in groot gevaar. Danton , hoewel ten dien tijde Minister van de Juftitie, is befchuldigd van zig op eene misdaadige wijze lijdelijk aangefteld te hebben bij deeze zeer dringende gelegenheid. Roland bedient zig van allen zijnen invloed, om de ontwerpers deezer woeste tooneelen aan de gerechte wraak overteIeveren. Danton gebruikt den zijnen om alle onderzoek van dien aart te beletten. In 't uiterlijke voorkoomen en hunne manieren verfchillen deeze beide mannen niet minder dan in het overige: roland is omftreeks zestig jaaren oud, lang, dun, vriendlijk van uitkijk, bleek van gelaat. Zijne kleeding, zoo dikwerf als ik hem gezien heb , was altijd dezelfde, naamlijk een gecouleurd kleed van grof laaken gevoerd met groene zijde, waar ovex  C 265 ) over zijne grijze hairen los heenen hingen. Danton is wat korter, maar veelbreeder, dan roland; zijne gedaante is lomp en bijzonder forsch: roland's voorkoomen is vrij van allen trots, en zedig dat van dan-; ton opgeblazen en onftuimig ; hij ipreekt met het geluid van eenen Stentor, fchreeuwt luid over de zegeningen der vrijheid, met de trotscheid van eenen „dwingeland , en noodigt n tot eensgezindheid en Vriendfchap met het gefronst gelaat van een vijand. Hij moet een gevoel hebben van de oneindige aangelegenheid van inwendige eensgezindheid van het verfterken der Uitvoerende Magt, en het te onderbrengen der verdeeldheden, in de tegenwoordige crifis. Deeze kunnen mooglijk fommige der onheilen afwenden, welke dit land bedreigen, en ftrekken ter bevordering van 't geluk van vier en twintig millioenen menschlijke fchepfelen. Maar wat moet 'er dan van danton worden ? Hij moet met betrekking tot zijne aangelegenheid te zoek  ( a66 ) zoek geraaken, en flechts het aandeel van een enkel mensch bekoomen in den algemeenen welvaart. In den veelbevattenden draaijkolk deezer buitengemeene omwenteling, is dit mensch, oorfpronglijk in de laageren rang geplaatst, zoo naa aan de hoogfte oppervlakte opgerezen, dat hij hoopen moge om eenmaal een voornaam aandeel in de regeering van het land te verwerven. Hij oordeelt zig zeiven buiten twijffel beter bevoegd hier toe, dan zij, die, zoo als de zaaken nu ftaan, inftaat zijn om het te beletten; en wanneer zijne hoop vervuld wordt, heeft hij misfchien ten oogmerke om den welvaart van zijn Vaderland te bevorderen , en zal zig daar op met naadruk toeleggen zoo lang dit met de bevordering van zijn eigen geluk kan gepaard gaan. Want, wanneer hij zijne eigene eerzugt niet voldoen kan, dan met opoffering van het welzijn van den lande, ook dan zal hij dien koop fluiten. Dit zal men als zeer on- deu-  C *67 ) deugend befchouwen ; dog hier in verfchilt danton , misfchien, minder van andere Plaatsmannen, dan in fommige der overige trekken van zijn character. Zeker perfoon die men acht wel bekend te zijn met de geaardheden der meestbeduiden-j de afgevaardigden van beide partijen, en bekwaam om juistmaatig te oordeelen, over derzelver bedoelingen, gaf mij onlangs te kennen , dat 'er eenige waarfchijnlijkheid was dat danton en deszei ven vrienden over hunne tegenftreevers zouden zegenpraalen. „ Ik dagt dat roland de meerderheid der „ leden van de Conventie op zijne zijde had?" zeide ik: „ De meerderheid der leden, gaf hij ten antwoord, indien zij de infpraak van haar „ geweten moge volgen, is zekerlijk genegen „ om roland te onderfteunen; maar dan„ ton kan op middelen bedagt zijn, die „ kragtig zijn bevonden om confcientie-zwaa>3 righeden weg te neemen/' IL peel. § «TcWig  ( 268 ) „ Tc Wist niet dat de man zoo fchatrijk „ was. Waar zal hij het geld van daan haa„ len." zeide ik: „ Geld, men moet het bekennen, antwoor„ de hij glimlachgende is het gereedfte en „ kragtigfte, maarniet het eenigfte middel —„ danton gebruikt dit wanneer niets anders „ baaten wil, hij kan 'er niet altijd over be,, fchikken; want 't geene hij bij dringende ge„ legenhedenbefteedt,behoort eenen anderen." „ Welke andere middelen heeft hij in zijne „ magt?" „ Welfpreekenheid , hernam hij. Rekent „ Gij daar niet op in uwe Nationaale Ver„ gadering ? Ik kan u verzekeren dat die „ van vrij veel aanbelang is, in de onze, en „ danton weet 'er zig tot verkwistens toe ,j van te bedienen, terwijl hij niet alleen over „ zijne eigene vervuilde bronnen te gebieden „ heeft , maar ook over den bij 't volk toe„ gejuichten ftroom, welke van de lippen va« robespierre Vloeit."  C 269 ) ft Zal niet de uitwerking hunner welfpree„ kenden, hervatte ik, grootlijks overtroffen „ worden door die van vergniaud, buzot, „ en andere vrienden van roland?" „ Misfchien, zeide hij, maar ik heb nog „ niet gewaagd van den medehelper, waar van „ danton den grootften dienst heeft?" „ Wie is deeze?" „ Schrik ! Schrik! herhaalde hij, welke ,, eene zoo aanzienlijke rol gefpeeld heeft „ zederd het begin der omwenteling. Denkt ,, gij niet dat zijne reusachtige gedaante fom„ wijlen zweeve voor de oogen der Afgen vaardigden ? Meent gij dat hunne flaap nim„ mer geftoord worde , door het gezigt van „ hoofden op pieken rondgedraagen, van ver-' „ moorde gevangenen, en de gehavende lij„ ken van brissac , montmorin , deles- sart en rochefoucauld , die fiagtoffers „ van lafhartige wraakzugt?" ,, 'k Zou meenen, zeide ik, zulke vifioe5, nen veel eer de confcientien van danton S ï 3,  f *7° ) en fommigen zijner vrienden beroeren zou» „ den." „ Zij hebben 'er geene, gaf hij ten ant* „ woord, en danton fchijnt bijkans zoo wei„ nig vrees als geweten te bezitten." Vervolgends verhaalde hij mij, dat hij over* tuigd was, dat danton het ontwerp gevormd had, om door fchrik de meerderheid der afgevaardigden in zijne maatregelen te doen treden , middelende het graauw van de Voorfteden , 't welke hij verwagt ter zijne befchikking te zullen hebben, door chabot, marat, en andere uitgezondenen, en beproefde leiders; met welk oogmerk men de wijken van Parijs had weeten optezetten ter aanbieding van het bovengemelde adres aan de Vergadering, 't welke men gelooft door danton zeiven opgefteld te zijn. Zijne zendelingen, naar 't geene ik zederd heb vernoemen, zijn zeer ijverig in het ver-; breiden van alles, wat zij begrijpen dat rojland en zijne vrienden, bijzonder de Giron-  C »7> ) Sisten , haatlijk kan maaken in de oogen des volks. Voor zoo ver veelen van deeze partij republikeinen zijn, en des wege door hunne vijanden gehoond wierden , toen die gevoelens nog minder in den fmaak waren dan tegenwoordig , zou men niet gedagt hebben, dat zij nu gevaar liepen om befchuldigd te worden van Koningsgezindheid, dog daar deeze de zwaarfte befchuldiging is welke men tegen eenig mensch kan inbrengen, zoo betigten dezelfde perfoonen, die voormaals gemeebestgezindheid te laste legden, zonder op beftaanbaarheid in deezen acht te geeven , en, fteunende op de zotte ligtgeloovigheid van de menigte, hen nu met de misdaad van Koningsgezinden te zijn — en zij doen het niet geheel zonder vrugt. De vrienden van roland bragten naar Parijs het Bataillon Marfeillaanen, 't welke daar onlangs kwam, buiten twijffel met geen ander oogmerk dan om ten breidel te dienen voor de Sansculottes van de Voorfteden, die van S 3 dan-  C *>7* ) Danton vliegen : hun adres, wordt gehot!» den voor het werk van. barbaroux; zelden hoort men thans van Monfieur Egalité, evenwel verfchijnt hij dagelijksch in de Vergadering ; doorgaands vertoeft hij' 'er een half uurtjen, fchijnt weinig belang te ftellen in 't geene 'er voorvalt, en door de Vergadering even weinig opgemerkt te worden. 'Er is wel eers gezegd dat een zwak of herfenloos man van zeer hoogen rang of ftand in dit leeven , gelijk ftaat aan iemand op den top eens torens geplaatst, welken alle menfchen klein voorkoomen, en die zelve klein gelijkt in de oogen van allen Of M. Egalité, toen hij sig in zijnen voormaaligen aanzienlijken ftaat bevondt, de menfchen in dit licht befchouwde, en weerkeerig alzo van hun befchouwd wierdt, wil ik niet zeggen; dog 't heeft hem zeker veele moeite en vrij wat gelds gekost, om zig zeiven genoegfaam te vernederen om op zijne regte waarde bij allen gefchat worden. 27 Octo-  C 273 ) ,27 October . Overeenkoomftig met eene deflaatfte beflui? ten, zullen alle uitgewekenen die in de wapenen gevangenen worden door een krijgsgerigt onderzogt, en op de plaats daar zij gevat, worden te regt gefteld. In weerwille van dit befluit wierden 'er onlangs dertien naar Parijs gevoerd, 't Waren dezelfden welken Ruhl onlangs op weg voorbij getrokken waren zoo als boven gemeld is. Toen zij naabij Parijs gekoomen waren, liet men in de Conventie nieuwe vreeze blijken, van derzelver gevaar om op de ftraat vermoord te worden. Indien 'er waarlijk eenig gevaar van dien aart voor handen is, dan moeten de bewocners van Parijs de ergfte wilden zijn; dog de eenige menfchen in welken ik eene zoo woeste gemoedsgefteltenis ontdek, zijn zekere leden van de Conventie, en de Club der Jacpbijnen, gelijk mede eene groote meerderheid S 4 van  C *74 ) van hun die de gallerijen vullen in beide dee-1 ze Vergaderingen, dog de neeringdoende en handwerkslieden (want ik geef mij eenige moeite om hunne denkwijze te ontwaaren) gelijken mij meestal dezelfden waar voor ik hen eertijds gekend heb; en ik houd mij verzekerd dat *er geen gevaar van moord te dugten is, dan van eene bende onverlaaten, nog kooplieden nog handwerksgezellen, maar luije vagebonden ten dien einde gehuurd en opgehitst. Wanneer ik van den fpreekftoel in de Conventie of de Sociëteit de Jacobijnen hoor beweeren, dat het volk onverduldig haakt naar den dood des Konings, of geneigd is tot het vermoorden van ongelukkige menfchen, die naar de gevangenis geleid worden,, terwijl ik zelve geene neiging van dien aart onder de burgers ontdek, dan kan ik niet naalaaten te vermoeden, dat deeze redenaars zeiven de menfchen zijn die onverduldig naar deeze gruwelen reikhalzen, en dat zij het denkbeeld , als of de begeerte daar toe onder hst volk  C *75 ) Volk algemeen was, verfpreiden met oogmerk om dezelve gemakkelijker te doen pleegen, en 'gepleegd zijnde te doen over het hoofd zien. Ik herinner mij dat, verfcheidene dagen voor den aden September, zeer veel gefproken'wierdt over het onverantwoordlijk draalen der Gerichtshoven ten opzigte van het vonnisfen der gevangenen. — Zekere leden van de Nationaale Vergadering deeden uitdagen over 's Volks ongeduld dien aangaande; en bij de Jacobijnen hoorde ik 'er eenen dreigen, dat zoo het zwaard der Gerechtigheid langer in de fchede bleef, het volk zig zeiven recht verfchafFen zoude; en echter kon ik, ook ten dien tijde geene tekenen zien van zulk eene neiging onder de burgers van Parijs. De afgrijsfelijke tooneelen in September wierden geopend de burgers ffonden van fchrik voor het hoofd geflagen — zij fpraken tot eikanderen; „ dikwerf hoorden wij dat het „ volk zoo verre zoude vervoerd worden!" S 5 Elk  C *7* ) Elk hunner was in den waan dat de geheele Stad tegen de gevangenen opgeftaan was, uitgezonderd de buurt die hij zelf bewoonde, en welke hij uit angst voor zijn gezin niet durfde verlaaten. —— Men maakte hen wijs dat ieder die ten voordeele der gevangenen fprak, door het volk vermoord wierdt, en dat verfcheidene verdagte perfoonen, op de ftraat wierden opgepakt. Deezer wijze bleeven de burgers van Parijs door den fchrik verflagen te huis, terwijl een handvol booswigten, in hunnen naam de afgrijsfelijkfte buitenfpoorigheden beging. . Wanneer men hier op let, koomt men natuurlijk op het vermoeden, dat 'er iets diergelijks langs denzelfden weg, ten opzigte van den Koning in til is. Men verwagt mis- fchien dat door middel van geduurig te beweeren, dat het volk in het algemeen deszelven dood begeert, het zelve zal gedreven worden , tot den eenen of anderen geweldigen maatregel, wanneer zijn verhoor wordt uit-  C m } dïtgefteld, als mede dat zij op allen die eene tegengefteld denkwijze aankleeven nederzien als op Ariftocraaten en vijanden van de omwenteling; en dat de Burgers ten langen laat* fte zullen gebragt worden tot de begeerte, of voorgewende begeerte, van iets, dat hun anders nimmer in den zin zoude gekoomen zijn. Wat 'er ook van deeze gkfmg zijn moge, de ongelukkige Emigranten, waar van wij ftraks gewaagden, wielden naar de gevangenis gebragt zonder eenige pooging van de zijde des Volks om hen om hals te brengen. Zij wierden eergisteren door een krijgsgericht gevonnisd ; indien 'er waarlijk eenig verlangen in de harten det volks plaats gehad hebbe, naar de te rechtftelling van deeze ongelukkige menfchen, hun geduld wierdt voorwaar op geene langduurige proef gefield. Negen van de dertien perfoonen wierden heden morgen onthoofd , vier van hun waren Officieren in het leger geweest, een, luitenant ter zee, een, lid van het laatfte Parlement van Guyenne, de  C 278 ) de drie anderen behoorden voormaals onderde Garde du Corps. De vier die vrij gefproken wierden, waren bedienden, en waren ongewapend geweest, toen men hen ving. 't Geene het waarfchijniijk maakt dat 'er menfchen zijn , die de tooneelen van September wenfchen te vernieuwen, is, dat er, voorbedagtelijk, een gerugt geftrooid wierdt, dat de Prins van lambesc in het gewaad van een lakeij onder de gevangenen was, 't welke eenen hoop graauws uit. de Voorfteden van St. Antoine deedt vergaderen rondom de Conciergerie; die fchreeuwden om het hoofd des Prinfen van lameesc (*); dog op de verzekeringen der Commisfarisfen van de Municipaliteit, dat zoo iemand niet in de gevangenis was, ging de hoop uit eikanderen. 'tls .(*) De Prins van lambesc is bijzonder bij het Gemeen te Parijs in den haat , om dat hij' zig, in \ jaar 1789 , toen de opftand der Parijfenaaren begon, en de borstbeelden van necker en den Hertog van orleans , In zegepraal wierden omgedragen, aan het hoofd  C *79 ) *t Is thans moeilijker dan in het begin van September om eenig aanmerkelijk gruwelftuk uit te rigten, om dat een goed aandeel ondeugende ftraatflijpers, die toen te Parijs waren, afgezonden zijn om de legers voltallig te maaken , en ten zelfden tijde marat en zijne bende in teugel gehouden worden door de aankoomst der Marfeillaanen, 28 Oftober. Toen ik eergisteren in de Vergadering was, wierdt 'er een befluit genomen, 't welke in de grootfte maate geftreng en onrechtvaardig is, en de redenen ter bewerking van het zelve bijgebragt zoo fpitsvindig als het befluit zelve wreed. De zaak betrof de Franfche uitgewekenen; voor eerst wierdt vastgefteld, dat 'er een hoofd bcvondt van eenige Dragonders op het plein van lodewijk XV. Men fmeet met fteenen naar hun uit de tuinen der Tuilleries, waarop de Prins en zijne Dragonders onder den hoop fchoten zoo dat 'er eeai? jen gekwetst wierden.  C 280 ) een wezenlijk onderfcheid is tusfchen de zulken , die naar landen gegaan zijn welke oor~ log hebben met Frankrijk, ten einde om met hunne wapenen of raadgeevingen de vijanden van hun Vaderland bij te ftaan, en zij die zig begeven hebben naar onzijdige Staaten, alleen met oogmerk om voor hunne eigene veiligheid te zorgen. De eerften, wierdt 'er gezegd, zijn verraaders, en behooren met den dood geftrafc te worden, de laatften zijn bloodaarts, die hun Vaderland verlaaten hebben in het uur des gevaars, waar voor zij alleenlijk verdienen gebannen te worden. : Overeenkoomftig hier mede befluit men hen uit te bannen, met deeze bijgevoegde bedreiging, dat, indien zij immer te rug koomen, zij met den dood zullen geftrafc worden ■ om dat zij uitgeweken waren (daar voor worden zij alleen gebannen) maar om dat zij de Wet gefchonden hebben, welke het tot eene altijd duurende uitbanning veroordeelt. Dit is zekerlijk eene onderfcheiding zonder ver-  C »8i 3 verfchil; want door dit wreedaartig en onbib» lijk befluit is de perfoon, die zijn Vaderland verlaat, uit enkele vreeze, en geene partij tegen het zelve trekt, in de daad aan dezelve ftraf onderworpen, als hij, die zig bij de vijandlijke legers gevoegd heeft, en gewapend wordt gegrepen. De eerfte is des doods fchuldig wanneer hij in zijn Vaderland te rug keert, en de laatfte kan geene ftraf ondergaan voor hij het zelfde doet. 't Is als of twee bedienden van eenig huisgezin gevonnisd wierden, als mede-helpers eens brandftichters, die hun meesters huis had aangeftoken: den eenen word klaar bewezen dat hij den brandftichter geholpen en aangehitst heeft , tegen den anderen weet men niets in te brengen, dan dat hij uit het venfter gesprongen is om zig zeiven voor de vlammen te beveiligen. Overeenkoomftig met den geest van het gemelde befluit, moet de Regter in het veronderftelde geval op deeze wijzen vonteisfen; 'er is een wijdgaapend onderfcheid tusfchen  C 282 ) fchen de misdaaden van deeze beide metf fchen, en daar naar moet ook de ftraf onder-; fcheiden zijn. De eerfte zal gehangen worden als een medehelper des brandftichters; maar wat den anderen betreft die uit het venfier wijrte, hij moest zig gefchaamd hebben, om zig immer te vertoonen; en had hij zig weg gepakt, en was nooit weder gekoomen, het zou, ik beken het, eene onrechtvaardigheid zijn om hem op te knoopen, dog, naardemaal men hem beet gekregen heeft, is nu het geval van eenen anderen aart; thans verdient hij gehangen te worden , en ik veroordeel hem gevolglijk tot deeze ftraf; maar merk tevens aan, dat dit niet gefchiede, om dat hij uit het venfter gefprongen, maar door de verzwaarende omftandigheid, dat hij gevat is. Door dit ongerijmde en onrechtvaardig befluit, wordt meenige Vrouw geftraft voor die vreesachtigheid, welke haarer fexe natuurlijk eigen is; en eene menigte mannen worden ge-; ryineerd, en tot den bedelzak gebragt, welker eeni-  C 283 ) .«enige oogmerk, in het uitwijken, was, om hun leeven te verzekeren niet tegen het zwaard der gerechtigheid maar tegen de dolken dei moordenaaren, Dat twee partijen in eenen ftaat die om het meesterfchap vegten, eikanderen niet mo« gen lijden, is gemeen ; maar die trap van wraakgierigheid, welken dit in Frankrijk heeft beklommen, overtreft alles wat ik van dien aart immer gezien heb in Engeland, en ik zou hoopen, uit achting voor het menschdom, alles, wat immer in een eenig land van de geheele waereld heeft plaats gehad. Ik maakte deeze aanmerking tegen eenen Heer, die voor* geeft dat hij de Franfchen vrijwel kent. • „ De Franfchen, zeide hij, zijn befchuldigd „ geworden van zeer onftandvastige minnaars „ te zijn. Ik weet daar niets van, maar ik „ verzeker u, vervolgde hij, eene uitdruk„ king door Dr. johnson aangehaald leenen„ de , dat zij zeer opregte en ftandvastige £ haaters zijn-" ILdeel. T Xeï  C **♦ ) Ter bevestiging van deeze aanmerking, bemerk ik dagelijksch, de fterkfte blijken van geweldigen haat tusfchen de hoofdbeftuurders van de beide tegengeftelde partijen. Zij fchij«nen in niets overeen te ftemmen, dan in onderlingen haat tegen de ongelukkige emigranten , 't welke echter hunnen weêrkeerigen haat tegen eikanderen in het geringfte niet vermindert; en ik hoor dat deeze zelfde haat huisveste onder de. emigranten zeiven in alle landen van Europa, dat zij die in het eene tijdftip der omwenteling zijn uitgeweeken, anderen die het vroeger of laater deeden zoo hartelijk haaten, als zij allen goede redenen hebben, om de leden van deeze Conventie te haaten welke zulke geftrenge befluiten tegen Hen- neemen. ai iB£ta .n; • vsb il - si October 28. -AissLiiu 90^3 tüd «bgfc'.vïj/ ,0 r-hnin*~l. Marat heeft zijne lasteringen zoo ver geareeven, dat zelfs de partij welke hij wenscht te fchraagen zig over hem fchijne te fchaa- ; men*  C **5 ) men. Wanneer hij de zaal der Vergadering intreedt, wordt hij van alle kanten, gemijdj en zoodraa als hij gaat zitten , ftaan zij doorgaands op die naast hem zitten, en zoeken eene andere plaats. Gisteren ftondt hij zeer lang bij het fpreekgeftoelte, wagtende op gelegenheid om het woord te voeren. Eens zag ik dat hij mee louvet in gefprek wilde treden, en zijne hand op diens fchouder poog» de te leggen, waar op louvet fchielijk agter uitfprong met zulk eene afkeerigheid in het gelaat, als iemand gewoon is te toonen wanneer hem eenig fchadelijk ongedierte aanraakt, Zeggende: „ Roer mij niet aan!" ■ Niets kan marat vervaaren; hij volhardde in te verzoeken om het voorregt van gehoord te worden over eene zaak. De Vergadering toonde de grootfte onwilligheid om hem te hooren; wéshalven hij uitriep dat het eene zaak was die het algemeene welzijn betrof Men wierdt ten laatften genoodzaakt om hem te hooren \ hij ftak zijn hoofd op, naar geT i woor>  C 286 ) woonte, toen hij op het fpreekgeftoelte ge* klommen was, overzag de fchaar der toehoorders, met eene bedaarde ftoutmoedigheid, en zeide, met eene holle ftemme en plegtigen toon: „De burger, welke zig thans totulie-. „ den vervoegt, is geenszins de man die tot „ moorden aanhitst, of de algemeene vrijheid » in gevaar brengt; dat zijn dezulken die in „ 't bewind gezeten, hun gezag gebruiken om „ het volk te onderdrukken; deezen zijn de „ dwingelanden, die, onder voorwendfel van „ de rust van Parijs te bewaaren, onfchuldige, jaa ! verdienstlijke burgers vastzetten „ en om hals brengen." Hier op befchuldigde hij roland van order gegeeven te hebben, tot het gevangen neemen eens uitmuntenden Patriots, welken hij noemde. Dit bleek geheel verkeerd voorgefteld te zijn; dog voor dat marat van het fpreekgeftoelte aftradt, gaf barbaroux der Vergadering te verftaan, dat marat een bezoek had afgelegd in de barakken van het bataillon Mar-; feil:  C 287 ) feillaanen dat onlangs was aangekoomen; dal hij, bij het befchouwen van derzelver toeftand , geklaagd had, dat zoo veele braave Sansculottes, zoo flegt gelogeerd waren, terwijl een regiment dragonders, faamgefteld uit oude huisknegten en koetfiers van den adel, alsmede fommigen van 's Konings lijfwagten, allen tegenpartijders van de Omwenteling, heerlijk waren gehuisvest in het fchool der krijgskunste; dat hij verfcheidene dingen had gezegd ten einde om jaloufij te verwekken tusfchen de Marfeillaanen en dit regiment dra* gonders, niet onduidlijk te kennen gegeeven hebbende, dat men het der Conventie moest •wijten dat de eerften zoo ondankbaar gehandeld wierden: en fommigen deezer bij zig op het ontbijt genodigd had. 'tWas blijkbaar dat marat's oogmerk in deezen was om de Marfeillaanen af te trekken van hun, die dezelve naar Parijs hadden doen koomen, om die aan zijne eigene partij Se verknogten, en hen over te haaien, om, in T 3 P^at-  C *83 > plaatfe van zig tegen de oproerige beweeginge» van van het graauw van St. Antoine op te zetten , eene gemeene zaak met het zelve te maaken zoo als hunne ftadgenooten deeden op den ioden Augustus. De Marfeillaanen echter weigerden deeze uitnodiging. Dog barbaroux's verhaal, bragt in de Vergadering een geweldig geichreeuw tegen marat te wege; de bijnaamen fihelm% moordenaar, hoorde men van alle zijden, en een lid zeide, dat men marat onlangs had hooren verkïaaren, dat het land niet in rust zoude koomen, voor en al eer 'er nog tweehonderd en agt en zestig hoofden gevallen waren, „ Ik ben de man, fchreeuwde een ander 5, lid, die het hem heb hooren zeggen." Ik wendde mijne oogen naar marat, om op te neemen hoe hij mogt ftaan kijken bij zulke eene befchuldiging. „ Juist zoo! zeide marat, ik heb het ge„ zegd, en 't is mijne opregte meening." 'k Zou mij ligt ingebeeld hebben dat ik mij, ver-  ( a«9 ) Vergiste of verkeerd gehoord had, indien hr] riet had vervolgd. „ Ik herhaal het, zeidé „ marat, dat is mijne meening, Gijl. zult „ toch niet beweeren dat iemand over zijne „ denkbeelden behoore geftrafc te worden ; „ en wat het zotte fprookjen van barbaroux „ betreft, vervolgde hij, 't is eene kwaadaar„ tige misduiding van mijne patriottifche be„ leefdheden en gastvrijheid omtrend de Mar„ feillaanen. Wat toch wil al deeze omflag „ beduiden? Wel! omdat ik zeide, dat Gijl. „ geene rust of vrede te wagten hebt voor „ de verdrukkers van 't volk hunne hoofden „ kwijt waren, die naar de meestgemaarigde „ berekening *68 in getal zijn. Zoo word „ ik ook befchuldigd van meer oplettenheid „ gehad te hebben voor het bataillon dat juist g van Marfeilles is gekomen, dan eenig an- der lid van de Conventie. Indien „ dit misdaaden zijn, voegde hij 'er bij, ter„ wijl hij met de vlakke hand zijnen hals raak„ te, legt mij den kop voor de voeten." ï 4 Dee*  C 35>° ) Deeze nieuwe aanklagte tegen marat wierdt verzonden naar hetzelfde Committé, 't welke over de vorige gezeten was; en de befchuldiging van marat tegen roland wierdt befchouwd als voortfpruitende uit afgunst, en ten oogmerke hebbende om den loop der juftitie te ftremmen. 'k Heb nimmer iets gehoord van eenige andere zijner goede eigenfchappen — maar deeze man bezit zekerlijk een goed deel perfoonlijken en politieken moed; geen gevaar kan hem doen fchrikken: geene ontdekking hem in de war brengen; zijn hart zoo wel als zijn voorhoofd fchijnt van koper te zijn, i October 29. Ik was 'erbij tegenwoordig,toen ruhl van Straatsburg, waar van ik boven gewaagde, de Conventie berigtte, dat, bij gelegenheid eener aan hem opgedragene commisfie, om zekere Duitfche brieven, die men onderfchept  C 291 ) had, te onderzoeken, hij 'er eenen gevonden had van eenen Pruisfifchen corporaal aan deszeiven Vrouw in Silefien. In deezen brief, zeide hij , waren verfcheidene uitdrukkingen van huwlijksmin en kinderliefde , terwijl1 in dienzelfden de Franfchen met de zwartfte couleuren wierden afgefchilderd. „ Deeze arme Corporaal, vervolgde rtjhl, heeft de oppasfenheid en edelmoedigheid gehad, om twee ducaaten van zijne foldij te befpaaren, welke hij in den brief infloot voor zijne vrouw, die toen, zoo 't fchijnt, in de kraam lag. Ik verlang gevolmagtigd te worden om het geld overtemaaken, en zoo veel als 't mij gelusten zal 'er bij te doen, aan de vrouw van deezen eerlijken corporaal, met eenen brief 'er bij, om haar te verzekeren dat de Franfchen niet verdienden al de kwaade naamen, welke haar man aan dezelven gegeeven heeft. Ruhl is een man van omtrend zeventig jaaren; zijn voorkoomen geeft vrij wat oorT 5 fprong-  C 29a ) fpronglijks te kennen. Toevallig vertelde ï% dit voorval van den corporaal, aan eenen Franschman van mijne kennis. „ 't Is een mooij vertelfeltje, zeide hij, en 'er hapert „ niets aan dan de waarfchijnlijkheid om het „ belangrijk te maaken*" „ Hij had den brief in zijne hand, zeide „ ik, hoe kunt gij 't ftuk in twijffel trekken?" „ Al had hij twintig brieven , hernam de „ Franschman , nog zou ik 'er aan twijffelen „ moeten , om dat een Pruisfisch corporaal „ in geen ding edelmoedig is, dan in /lok/la„ gen, en 'tis onnatuurlijk in een man die dee„ ze van den morgen tot den avond uitdeelt, ,, om eenigerhande tedere gevoelens te huis„ vesten.— Zulke tegengeftelde en kwaalijk„ itrookende hoedaanigheden kunnen in hef „ zelfde hart niet woonen." De ongeloovigheid van mijnen Franfchen bekenden, koomt mij onredelijk voor; en ik wil bier eene anecdote inlasfchen, offchoon nog meer aan zijne vitzugt blootgefteld, welke  C 293 ) fce uit zulk' eenen hoek koomt, dat 'er bij jnij geen twijffel overblijve aan derzelver geloofwaardigheid. Monfieur de bertrand, Ridder van Maltha, en broeder van M. de bertrand de moleville, voormaals Ministers der zeezaaken, wierdt gevat, en in de gevangenis der Abtdij gebragt, ftraks naa den ioden Augustus. Deeze Heer wierdt ter middernagt van den derden September gebragt voor de verfchrikkelijke rechtbank in die gevangenis. Hij is een man van de grootfte bedaardheid en vastheid van geest, welke voor hem van eene oneindige aangelegenheid was in dit allergewigtigfte tijdftip; want, offchoon de blijken van vreeze bij deeze gelegenheden niet behoorden aangemerkt te zijn, als gegronde vermoedens van fchuld, wierdt 'er echter door de Rechters die uitlegging aangegeeven, en zonder eenigen anderen grond waren zij dikwerf doodlijk voor den gevangenen. Toen  C m ) Toen AI. bertrand ondervraagd wierdt,' antwoorde hij met eene onbedeesde ftemme en houding, dat hij zig geen het minfte denk-' beeld konde vormen van de oorzaak waarom men hem had vastgezet, dat zij, die hem gevangen namen hem dien aangaande niets hadden kunnen berigten, dat niemand hem zederd daaromtrend wijzer gemaakt had, en dat hij dus overtuigd was, van bij misvatting gegreepen te zijn. Voor het hoofd geflagen door de koele en onbedeesde manier waarop hij hen aanfprak, en geene bijzondere befchuldiging of bewijs van misdrijf tegen hem hebbende, oordeelden de Regters dat men hem moest laaten gaan. Twee mannen befpat met bloed, die onledig geweest waren in het om hals brengen van de gevangenen, en wagtten op het teken om AI. bertrand van 't leeven te berooven, fcheenen verbaasd, dog niet misnoegd, over het ongewoon bevel,. Zij geleiden hem door  C fi95 ) 3oer het hof der Abtdije, en vroegen herrt onderweg, of hij eenige familie had, tot weifee hij zig meende te begeeven? Hij antwoorde dat hij eene fchoonzuster had, welke hij zoo aanftonds meende op te zoeken. „ Hoe uitermaate verbaasd en verheugd „ moet zij weezen , wanneer zij u ziet," zeiden zij. „Dat zal zij zeker!" hernamM. bertrand. Een van deeze mannen vroeg zijne kammeraad, of het niet in zijnen fmaak zoude vallen, om deeze ontmoeting bij te woonen; waar op de andere driftiglijk , jaa zeide *, en beiden verklaarden dat zij nieuwsgierig waren, om getuigen te zijn van de blijde ontmoeting tusfchen M. bertrand en zijne fchoonzuster. Deeze Heer , verbaasd en bedremmeld, bragt hen onder het oog, dat zijne Zuster, eene aandoenlijke dame zijnde, hunne verfchijning haar te zeer zoude ontroeren, bijzonder op zulk een ongepast tijdftip; dat hij :.t  C 296 } *t niet van zig konde verkrijgen, om hun eeaa zoo noodeloze moeite te vergen; en voegde 'er bij alles, wat hij dagt dat hen van dit on«; verwagte voorftel konde te rug brengen. Zij merkten 'er op aan, dat zij in het fpreek* vertrek wilden wagten, tot dat hij berigt gegeeven had aan de dame van hunne tegenwoordigheid in haar huis, om voor te koomen da£ zij te zeer ontftelde, dat, wel verre van het als eenige moeite te befchouwen, het hun een groot genoegen zoude verfchaffen , om hem 'te vergezellen: dat zij wenschten om eenige verpoofing van het werk waartoe zij reeds zoo lang" gebruikt waren, en hoopten dat hij hun het vermaak niet zoude weigeren, om de ontmoeting tusfchen hem en zijne vrienden bij te woonen. M. bertrand oordeelde het niet voorzigtig om zulk een dringend aanzoek langer van de hand te wijzen , en gaf derhaiven zijne toeftemming. ■ De beide mannen verger zelden hem dus naar het aangeduide huis. Hij  C *97 ) Mij zonde de bediende , die de deur op", het hooren zijner ftemme open deedt, om de dame te berigten, dat hij hier gekomen was en wel voer. — Vervolgends ging hij zelve haar de weet doen van de vreemde gril der twee tnannen die in eene andere kamer ftonden te wagten. De dame was opgeftaan en had zig met fpoed gekleed, zoo draa zij zijne aankoomst had vernomen, ieder lid van de familie had eveneens gedaan, en omiingelde hem met uitdrukkingen van vreugde. De twee mannen kregen nu ook toegang en waren getuigen van het geluk dat allen fmaakten : zij fcheenen zeer voldaan en ontroerd op het gezigt; het leverde het fterkfte contrast uit, met die tooneelen waar op zij ilraks te voren eene zoo voornaame rol fpeelden. M. bertrand wilie hun eenig geld geeven, dog zij weigerden volftrektlijk om het aanteneemen, verklaarende dat zij rijklijk betaald waren, voor dat zij hem vergezeld hadden, juist op die wijze als zij verlangden. Naa dat zij zeer lang gebleven wa-  C 298 3 waren namen zij hun affcheid, terwijl zij deï dame alle goeds toewenschten, en M. bertrand bedankten voor dat hij hun het vermaak had toegeflaan van getuigen te zijn van zulke eene aangenaame ontmoeting. Niemand kan fterker dan ik gevoelen de onbeftaanbaarheid welke zig volgends dit verhaal voordoet in de gemoedsgefteldheid van dezelfde menfchen. Dat twee mannen, ongevoelig genoeg om daadlijk te zijn ingewikkeld in de tooneelen van verftokten euvelmoed in de gevangenis, zoo veel gevoels bezitten dat zij wenfchen om de ontmoeting tusfchen M. bertrand en zijne naastbeftaanden bij te woonen, en zig daar bij gedragen gelijk deeze beide menfchen deeden, kon zekerlijk niemand verwagten, die zig geoeffend had in de gewoone overeenkoomften en verbindtenisfen tusfchen de menschlijke gemoedsneigingenDe eerfte gemoedstoeftand fchijnt met de andere niet te kunnen overeengebragt worden. Ik ken geene theorie volgends welke zij kun-  C 299 ) hen ovefeengebragt worden; ik poog zelfs niet dezelve overeentebrengen; ik verhaal Hechts de bedrijven, voor zoo ver ik dezelve van eene zoo goede hand heb dat ik 'er geen geloof aan weigeren kan, en om dat zij een nieuw voorbeeld opleveren van de verbaazende verfcheidenheid, wat zeg ik, tegenftrijdigheid van character welke men aantreft in dat verwon* derlijk fchepfel, den mensch. October 30; Een gedeelte van de equipagie der Franfche Prinfen wierdt genomen geduurende den aftogt des legers van den Hertog van brunswyk, en daar onder vondt men een zakboek, dat toebehoorde aan Monfieur des Konings broeder. Verfcheidene pakketten van brieven, eene verbaazende correspondentie uitmaakende over verfchillende onderwerpen, tusfchen de emigranten en derzelver vrienden, wierden tevens te Verdun en Longwy door het leger II. deel. V vaii  C 3°o ) van kellerman opgefpoord. Alle deeze papieren zijn aan de Conventie overgezonden, en door dezelve aan het onderzoek van een bijzonder Committé aanbevolen. De meefte van deeze brieven, zijn , hoor ik 7 van eenen bijzonderen aart, en hebben geene de minfte betrekking tot den ftaat of het algemeen, 't Zou dus ten uitterften onvoeglijk zijn voor de Conventie dat zij order gave om deeze te doen drukken, 't welke geen ander uitwerkfel kan hebben dan om haat, nijd en lasterzugt te voldoen, en tweedragt en jaloufij te ftooken tusfchen vrienden en bekenden. Men heeft van 's gelijken gezegd dat 'er door middel van fommigen deezer brieven belangrijke ontdekkingen gedaan zijn , en dat zij volmaakt betoogen, dat 'er eene verftandhouding tusfchen den Koning en deszelfs broeders plaats gehad hebbe, welke ten doel hadden, om der Conftitutie den bodem in te fiaan (*). Ter- (*) Dit volkomen betoog zal, buiten twijffcl, gelijk Gaan,met de bewijzen die airede openbaar gemaakt zijn,  C 301 ) Ter onderfteuning van die beweerde wierdt *er beden eenen brief gelezen in de Vergadering welke men zeide dat in het bovengemelde zakboek gevonden was. De brief is van den Marquis van toulongeon, Luitenant Generaal in het Franfche leger van 's Konings broeders ; dezelve legt zekere maatregelen bloot welke hij had genomen , om de troepes zoo te plaatfen dat zij gemaklijk tot de Oostenrijkers konden overloopen; geeft reden waarom hij zig zeiven niet gevoegd heeft bij de Prinfen te Coblentz; 'er bijvoegende dat hij meer nut kan doen aan hunne zaak, door het bevel in het Franfche leger te behouden; dat de beweegredenen van zijn gedrag den Keizer bekend zijn, en 's Konings goedkeuring hebben, enz. Onmidlijk wierdt 'er een befluit genomen ©m toulongeon in eenen ftaat van befchul- di- tiic eveneens volkomen genoemd worden, dog aan ieder opregt en onpartijdig mensch zeer gebrekkig moeteJi toëfchijneö, V 2  ( 3°* ) diging te ftellen, die, gelukkig voor hem zeiven , echter alreeds ontfnapt was: en naa het neemen van dit befluit, gaf een der leden zijne verwondering te kennen, dat men, onder zoo veele befluiten ter befchuldiging als 'er reeds gevallen waren , men tot nog toe het belangrijkfte van allen had overgeflagen, naamlijk een zoodaanig befluit tegen den Koning. Hierop zeide maile, lid van het Committé ter Wetgeeving , dat het proces van den Koning de grootfte plechtigheid eischte, niet om dat 'er eenige moeite inftak om zijne fchuld te bewijzen, of dezelve der Franfche Natie onder het oog te brengen, welke toch reeds overtuigd was, maar om te voldoen,1 en een gewigtig voorbeeld te geeven aan geheel Europa, en de misflagen te voorkoomen welke de Engelfchen begaan hadden, door geen acht te flaan op alle noodige formaliteiten in de te regtftelling van karel den Ifte, waar over zij door veele gefchiedfchrijvers be-  C 303 ) berispt, en door niemand waaren gerecht vaardigd. , Ter beantwoording hier van, merkte ruhl aan, dat Engelfche Natie wegens het vonnis over karel stuart uitgefproken, gerechtvaardigd was door eenen fchrijver van grootere fchranderheid dan alle de gefchiedboekers, die immer over het onderwerp gefchreven hebben, naamlijk john milton, fchrijver van het Paradijs Verlooren. Tot hier toe had ik rhul in een gunstig licht befchouwd; 'er is iets ongedwongens in zijne manieren, en ik meende dat hij een man was van menschlievende gevoelens ; dog zoo iemand zoude bezwaarlijk zulke eene aanmerking in dit tijditip in de Conventie gemaakt hebben. October 31. De te rechtftelling van karel den Ifte Koning van Engeland, in het Fransch overgezet uk de Vorinisfen van Staat, vindt men zederd V 3 eeni-  ( ao4 > tenigen tijd op de toonbanken van alle Boek* verkoopers in den omtrek van de Vergaderzaal der Conventie. Een uittrekfel van het zelve wordt uitgevent door hun die met losfa blaadjes loopen omftreeksch het koninglijk Paleis en de onderfcheidene toegangen tot de Nationaale Vergadering ; de gefprekken loopen nu veel over dat onderwerp, en het verwagt wordende proces van lodewyk den XVIden. Nimmer hebbe ik echter geloofd, dat de Conventie een ernftig voorneemen had om den Koning te vonnisfen, en nog minder oordeelde ik het waarfchijniijk dat zij het jn overweeging zoude neemen om hem op het fchavot te brengen ; een denkbeeld 't welke ik zonder afgrijzen geene plaats kan geeven, Buiten dat, hoe ontbloot van beginsfelen fommigen hunner wezen mogen , zoo kan mij echter niet begrijpen, dat zij zig aan zulk een wreed en onrechtvaardig bedrijf zullen fchuldig maaken, zonder eenige van de beweegredenen welke ondeugende menfchen aandrijven tot zul-  C 3°5 ) zulke gruweldaaden. Hun perfoonlijk belang fchrijft hun blijkbaar voor. om 's Konings leeven te fpaaren, en het fchijnt niet te kunnen verwagt worden, dat eenig lid van de .Conventie, één enkel flechts uitgezonderd, door perfoonlijke vijandfchap kan gedreven worden : zij zijn meest allen menfchen uit den middelftand of laagere rangen van het leeven ; geen van hun heeft immer gelegenheid gehad tot dat foort van verkeering met den Koning, 't welke gewoon is perfoonlijke vriendfchap of haat te wege te brengen : zijn algemeen gedrag en character moge hun fmaaken, of niet fmaaken, zij mogen het vereeren of verachten*, dog ik kan geene van de gewoone bronnen van perfoonlijken haat,goede of kwaade, ontdekken, bijzonder, daar , wat betreft de uitoefening van zijn gezag de ganfche regeering van lodewyk den XVIden eene zeer gemaatigde regeering geweest is. Hij heeft ten allen tijde eene begeerte aan den dag gelegd om de wenfchen van zijne onderdaanen V 4 voor-  C 306 ) voortekoomen; en misfchien heeft zijn afkeet van eiken maatregel die den fchijnvan heftigheid had , en eene te fterke overhelling om toe te fiaan hem beroofd van de magt om te weigeren, en tot dien ftaat gebragt waar in hij zig thans bevindt. — Ik houd mij verzekerd dat geen van zijne voorgangers zoo veel regt had op de bijnaam en door het Volk en de gefchiedfchrijvers hun gegeeven, als de ongelukkige lodewyk XVlde heeft op den tijtel, van Lodewyk den alte goeden. Eenen man heb ik uitgezonderd waar op de voorgaande gezegden niet volkomen toepasfelijk zijn , en dien men veronderftellen mag door haat of wraakzugt gedreven te zijn; dog toeftaande dat dit het geval is, uit alles wat ik opgemerkt of vernomen heb zederd mijn verblijf hier te lande, is 'er reden om te denken dat zijne invloed oneindig veel te gering is, om de eene of andere partij over te haaien tot maatregelen welke dezelve afkeurt. Deeze bedenkingen waren tot dus ver toerei-  C 307 ) 5-eikende om mij te doen gelooven dat 'er ïn de Conventie geene ernstige toeleg was om den Koning te vonnisten . Maar thans begin ik te vreezen, dat zeer lpoedig onder de eene of andere gedaante een proces zal begonnen worden, en wanneer dit eenmaal is aangevangen, wie weet, welke de uitflag moge zijn, in eene ftad die zoo zeer in de magt is van het gepeupel, van zulk gepeupel, als Parijs tegenwoordig in zig bevat. Ik ben tot deeze verandering van denkwijze gebragt, door dat ik zeer onlangs een aantal burgers , welke ik meende dat een tegengefteli gevoelen aankleefden, hoorde verklaaren, dat zij zig overtuigd hielden dat de Koning het land verriedt. De wraakzugtige werkzaamheid van zijne vijanden heeft hen ten Jaatften overtuigd, dat, in plaatfe van eenen anderen hendrik IV. bij welken men voormaals lodewyk den XVIden vergeleek, zij in waarheid eenen anderen lodewyk den Xlden of kakel den IXden op den throon hebben. v 5 Be-  ( 308 ) Behalven dat, of de Koning al, of niet, behoore geoordeeld te worden,- wordt niet alleen befchouwd als een voorwerp voor het recht of gemeene nut, maar is, ongelukkig, een kenmerk van partijfchap geworden , waaromtrend de drift misfchien zwaarder dan het eerstgemelde zal weegen. De partij van danton weet, dat de Girondisten den Koning wenfchen te behouden, reden genoeg voor de eerfte om alles te doen wat in haar vermogen is, om zijne verhooring en veroordeeling te bevorderen, en de tegenkanting van de andere partij voor te ftellen als een bewijs van heimlijke Ariftocratie en Konings-gezindheid. Marat, die het voornaame werktuig is van danton en robespierre , verklaart dat het ten hoogften onrechtvaardig is, en eene fchandelijke afwijking zoude zijn van het fchoone leerftuk der gelijkheid, dat men, naa het veroordeelen van M. de la porte en andere geringere misdaadigers, den grootften misdaadiger van allen zoude voorbijgaan. Ein-  ( 3°9 ) Eindelijk heeft de vreeze voor het lot des Konings bij mij plaats gegrepen, door eene verfcheidenheid van omftandigheden , te gering om vermeld te worden , welke mij onlangs deeden verbaasd ftaan. 't Is voorwaar afgrijsfelijk en onteerende voor de menschlijke natuur, dog ik dugte dat het graauw van deeze Stad zoo veel heeft hooren praaten van een groot voorbeeld dat aan Europa behoort gegeeven te worden, en zijne inbeelding zoo lang gezweefd over het denkbeeld van eenen Koning ter dood geoordeeld, en vervolgends naar de Gerechtplaats uitgeleid , dat het met geen geduld langer draagen kan de gedagte om van zulk een buitengewoon fchouwfpel beroofd te blijven. November i. Toen roland en zijne vrienden door eene zoo werkfaame en heftige tegenpartij wierden aangetast, kon men niet verwagten, dat zij eene befchuldiging zouden ontkoomen, dis zoo  C 31° ) , zoo gemaklijk te maaken, en 200 moeilijk te wederleggen is, van naamlijk niet bezield met zuivere beginfels van vaderlandsliefde 5 maar alleen gedreven te worden door baatzugtige beweegredenen, en geen ander doe3 te hebben dan om de voordeeligste bedieningen van den Staat in bezit te houden. Om op éénmaal der lasterzugt in deezen den mond te fnoeren, verraste gensonnó onlangs de Conventie met eene aanfpraak waar in hij klaagde dat een geest van pariijfchap zig zoo fterk onder haar geopenbaard had. Hij voegde 'er bij, dat wantrouwen op eikanderen, het natuurlijk gevolg van de veelvuldige verraderijen die zederd eenigen tijd ontdekt zijn, al mede in eene ontrustende maate veld won , 't welke gevoegd bij den nijd, die vrugtbaare moeder van haat en verdeeldheid, het dcsporismus eenmaal zoude kunnen inftaat ftellen om uit d-; regeeringloosheid het hoofd wederom op te beuren: hij voegde 'er bij, dat de tegenwoordige tijden een groot voor-  C 3" ) voorbeeld van zeffverlochening voorderden, om eene der groote bronnen der partij schap op te droogen , den laster te doen zwijgen, en der waereld te bewijzen, dat men over het Koningfchap geenen oorlog had aangevangen, met oogmerk, om den roof daar van onder eikanderen te verdeelen , maar alleen om het Vaderland vrij te maaken. — Hij ftelde dieshalve voor om een befluit te neemen dat geen lid van de Conventie eenigen post in de regeering zoude mogen hebben binnen tien jaaren naa dit befluit. Alle de leden, riepen, als met eene Itemme uit; jaa! jaa! zij fprongen op van hunne zitplaatfen, in eene vlaage van geest vervoeg ring , en eischten dat het voorftel van gensonnó oogenbliklijk in een befluit veranderd wierde, 't welke gevolglijk zonder uitftel, gefchiedde. Deeze manier van doen, om befluiten te neemen op het oogenblik dat zij voorgelleld worden, kan de ergfte gevolgen hebben; wat dit  ( 3ia ) dit befluit in het bijzonder aangaat, het loopt zoo onmidlijk aan tegen de oogmerken der hoofdleiders van beide partijen, en ftaat, in andere opzigten, bloot voor zoo veele wigtige tegenwerpingen, dat ik vermoede, dat het niet lang in kragt zal blijven in Frankrijk; dog ware het anders, het kan ons Engelfchen, in deeze bedenkelijke tijden, welke iemand regtmaatig doen vreezen voor de verbreiding der Franfche manieren en denkwijze, vertroosten, om op te merken dat 'er te veel gezond verftand in het Britfche Parlement gevonden worde om eenen zoo zotten maatregel over te neemen. November 2. • Ëene alleronbarmhartigfte gemoedstoeftand tegen de uitgewekenen blinkt helder uit, zoo dikwerf als 'er over deeze menfchen in de vergadering der Conventie gefproken wordt — Ik fprak hier over met eenen van de afgevaardigden , en gaf mijne verbaasdheid te kennen,  ( 3i3 ) sen, dat nimmer eenig lid iets ten hunnen voordeele inbragt, offchoon ik natuurlijk moest denken dat 'er onder eene zoo talrijke vergadering, veele leden zijn die 'er vrienden of bekenden onder hebben. Ten antwoorde hier op zeide de gemelde afgevaardigde dat het meerendeel der uitgewekenen tot den Adelftand behoorden, van welken ftand weinige leden van de Conventie waren, zoo dat'er weinige of geene bloedverwantfchap, of vriendfchap plaats hebbe tusfchen deezen en die. Ik houd het voor bewezen , voegde hij 'er bij, dat Gij geene maatregelen te geftreng acht tegen zulke Emigranten, die de wapenen tegen hnn Vaderland hebben opgevat, en wat de zulken aangaat die zig daar van onthouden , men weet, dat zij alles wat in hun vermogen is aanwenden , om elke Natie van Europa, en bijzonder Engeland, tegen Frankrijk op te hitfen, en wanneer hun dit gelukt, en zij eene tegenomwenteling weeten te wegeferengen, is 'er geen twijffel of deeze uitge- we-  ( 314 j Wekenen, zullen fteeds grootere wreedhedefi tegen de patriotten zig veroorloven. Ik hernam, dat de Vergadering den uitge-^ wekenen de moeite befpaard had om oorlog te verwekken, door den zeiven het eerfte te verklaaren; want dat geen volk tot hier toe den oorlog aan Frankrijk verklaard, voor dat Frankrijk dit eerst aan het zelve had gedaan; dat wat Engeland betrof, het, mijns bedunkens van het gedrag der Conventie zoude afhangen, of het den oorlog tegen Frankrijk al, of niet, zoude onderneemen, dat alles wat de emigranten zeggen of doen konden daar op geenen den minften invloed zoude hebben; en eindelijk, dat, wanneer men zig gerechtigd achte tot bedrijven van wreedheid jegenszoodaanigen welker perfoonen of eigendommen men in de magt had, op de bloote vooronderftelling , dat de verdrukten de verdrukkers zouden zijn, wanneer het geval anders om was, 'er als dan niets dan onderdrukking en wreedheid in de waereld zoude plaats hebben. Ver-  C 315 ) Vervolgends maakte ik melding van iemand, die door eenen faamenloop van zeer zonderlinge omftandigheden uitgeweken zijnde, fpoedig daar naa in Frankrijk was te rug gekeerd, en ftelde het geval in het fterkfte en gunstigfte licht, het zelve ftaavende met bewijzen die ik in mijne magt had. Eenige andere afgevaardigden, zig bij ons gevoegd hebbende, herhaalde ik dit geval, waar op één hunner mij ter zijde trok, en mij verzekerde dat hij het uit dat zelfde oogpunt als ik befchouwde, en dat hij alles wat in zijn vermogen was, wilde aanwenden om de perfoon waar over wij fpraaken dienst te doen, 't welke, in weerwille van den gunstigen faamenloop van omflandigheden, met veel overlegs moest behandeld worden, om dat 'er in de Conventie eene zoo verregaande haat plaats had tegen alle uitgewekenen, en eene zoo groote jaloufy tegen eikanderen, dat een iegelijk die voor hun fcheen te werken of te ijveren, grooteren kans had om zig zei ven te 1L deel. X be-  C 3*5 ) benaadeelen , dan hen dienst te doen. Gij zult geredelijk aanneemen, voegde hij 'er bij, hoe gevaarlijk het is eenige gunst te verwerven, voor iemand die Edelman en uitgewekene tevens is, in een tijdftip waar in die edellieden die nimmer uitweeken, maar in het tegendeel daadlijk tot de Omwenteling hebben medege-; werkt, met een wantrouwend en jaloersch oog befchouwd worden. — Vervolgends gaf hij mij aanduidingen hoe ik het werk moest overleggen , en berigte mij tot wien ik mij vervoegen moest, en op welke eene wijze.— 'k Heb zijnen raad gevolgd, en goede hoop om wel te zullen flaagen. In het voldoen van deezen haat tegen de uitgewekenen , gelijk in veele andere gevallen, gaat de Conventie de paaien eener goede Staatkunde te buiten. De Generaal custine heeft brieven overgezonden aan de Conventie , welke hij gekregen had van Emigranten die zig in vreemden dienst bevinden, die nu wenfchen om • hun  C 317 ) hun Vaderland te dienen , wanneer men hun toeftaat om behoudens hunne veiligheid te mogen te rug keeren. Generaal biron heeft de Conventie van 's gelijken gefchreven ten voordeele van fommige Officieren, die in het leger des Prinsfen van coNDé gediend hebben , en nu vergiffenis vraagen en de voorfpraak van den Generaal bij de Conventie, op dat men hun toe ftaa om weder in Frankrijk te koomen. In beide gevallen ging de Vergadering tot de orde van den dag over. Daar intus- fchen biron een Generaal is bij 't volk zeer gezien , en custine zig juist in dit tijdftip van Frankfort meester gemaakt, en doorgaands tv voorfpoedig geweest is, had men mogen verwagten dat 'er meer agt zoude geflagen worden op hunne aanzoekingen. Behalven dat zouden , in dit tijdftip van voorfpoed , zagte en toegeevende maatregelen, omtrend die ongelukkige menfchen, die hun Vaderland verlieten, toen 'er, voorwaar, X £ vee-  C 318 ) veele redenen waren om zulks te doen, hei voorkoomen van edelmoedigheid hebben bij geheel Europa, aangenaam wezen aan de talrijke vrienden en naastbeftaanden der uitgewekenen, in ieder Departement van Frankrijk , en meer afdoen om de ganfche Natie met de Omwenteling te bevredigen, dan eenige der beiluiten welke zederd kort genomen zijn, jaa, misfchien, dan eenige der overwinningen welke kort behaald zijn. Dog 'er zijn menfchen in deeze Conventie, en ongelukkig zoodaanigen die vrij wat invloeds hebben, welke gereed zijn om alle andere bedenkingen op te offeren aan de voldoening hunner driften, en welker heerfchende driften haat en wraakzugt fchijnen uit te maaken. Heden liep het Prefidentfchap van guadet ten einde en wierdt herault de sechelles in zijne plaats gekozen. — Deeze herault is een man van omftreeksch dertig jaaren openhartig en inneemend van voorkoomen, en  C 319 ) en welleevend in den omgang , zaaken die deeze Vergadering met onderfchciding doen befchouwd worden : 't is insgelijks opmerkelijk, dat men hem niet zoo fterk aan de Girondisten verknogt acht, als een van de laatfte Prefidenten, 't welke trouwens als een bewijs wordt aangemerkt dat het met deezen agter uit gaat. November 3. Voor zoo ver de Algemeene Raad der Municipaliteit van Parijs, die zig vormde ter middernagt van den oden Augustus, zig al de eer der Omwenteling aanmaatigt, fchat dezelve zig ook gerechtigd om de magt van den Staat in handen te houden. Zonder de Nationaale Vergadering 'er in te kennen, vaardigt hij orders af, om, onder verfcheidenerlije voorwendfels veele Hotéls te doorzoeken; naar verfcheidene kerken en aanzienlijke huizen in en om Parijs zendt hij al mede Detachementen van Nationaale Gardes X 3 met  ( 320 ) met aanvoerders door den Raad gekozen aan het hoofd, en eene groote menigte goud en zilverwerk en andere kostbaarheden worden 'er uitgehaald, onder voorwendfel dat men die ten gemeenen nutte noodig heeft, waar van echter eene groote menigte te zoek geraakt. Sommige leden van de Nationaale Vergadering begonnen, kort naa den ioden Augustus te fpreeken over het onderwerp deezer ontvreemding, en ftelden voor om naar die zaak onderzoek te doen: dog de Nationaale Vergadering had toen alle veerkragt verloren, en was , zoo als een der afgevaardigden het uitdrukte , eene enkele werkplaats geworden om befluiten te fmeden naar den eisch van den Raad der Gemeente. Zoo dikwerf als 'er melding gemaakt wierdt van het aanftellen van een Committé om onderzoek te doen naar de wtgeftrektheid deezer diefftallen en de perfoonen door welken zij gepleegd waren , wierdt zulk een voorflel met duidlijke tekenen van mis-  C 321 ) •misnoegen aangehoord door alle leden der Vergadering, welke tevens leden waren van de Commune, gelijk ook door anderen welke met deezen in eenige verbindtenis Honden.— Zij, die zulke voortogen deeden, bevindende dat niemand de ftem met hun vereenigde, lieten dezelve vervolgends vaaren ; men oordeelde het niet voorzigtig om menfchen te verbitteren , die de bevelen ter arrefteering gaven waar door de gevangenisfen opgevuld waren geweest, en die , naar het denkbeeld van veele tevens de orders hadden afgevaardigd waar door de gevangenhuizen ledig geraakt waren. Men had verwagt dat de Conventie in ftaat zoude geweest zijn om uit te werken 't geene de laatstvoorgaande Nationaale Vergadering vrugtloos poogde, om naamlijk de magt der Municipaliteit binnen behoorlijke paaien te brengen. Een berigt van de aanmaatigingen van den Algemeenen Raad was gezonden aan alle de Departementen van Frankrijk; verfcheideX 4 nen  C 322 ) nen van de afgevaardigden ter Conventie waren te Parijs gekoomen, vooringenomen met het denkbeeld dat Parijs den wil had om den Staat te regeeren, onafhanglijk van alle de andere Departemen — dat de Algemeene Raad Parijs beheerschte en wederom beheerschd wierd door danton en ropesbierre. Gehoord hebbende dat 'er een Huk van aangelegenheid in overweeging zoude koomen, ging ik, nu twee dagen geleden, vroeger dan gewoonlijk naar de Vergaderplaats der Conventie. Roland zoude een berigt inleveren betreklijk den ftaat van Parijs. Toen hij verfcheen, wierdt, tegen de gewoonte, de zaak, die men onderhanden had, daar gelaaten, om op hem te letten. Hij begon met te zeggen dat indien de fterkte zijner ftemme de kragt van zijnen geest evenaarde, hij zelve het adres wilde voorleezen, dat hij in handen bieldt; do? terwijl de zwakheid van zijne borst dit niet gehengde, verzogt hij dat een van de Secre- ta-  C 323 ) tarisfen het zelve voor hem mogt kezen. • Laujunais beklom het fpreekgeftoelte, en las. In dit berigt wierden opgenoemd alle aanmaatigingen en daaden van geweld welke de Commune zig had veroorloofd zederd den ioden Augustus, veele van welke onbekend waren bij het gros der afgevaardigden, en hen gelijkelijk met verbaasdheid en verontwaardiging fcheenen te vervullen. Roland vermelde dat hij dikwerf rekenfchap had gevorderd van het geld, het goud en zilverwerk en de kostbaarheden, welke weggenomen waren door de Commisfarisfen van den algemeenen raad te Senlis, Chantilly, 't Hotel de Coigny, en andere hotels, dog dat hij nimmer een voldoend antwoord had bekoomen: dat hij zig al mede tot hun vervoegd had, om te verneemen hoe lodewyk XVI en deszelven Familie in den Tempel behandeld wierden, dog men had van zijne aanvraage geene notitie genomen. Naa dat hij bewezen had hoe zoo wel algemeene als bijX 5 zon-  C 324 ) zondere eigendommen gefchonden waren, vroeg hij of perfoonlijke veiligheid beter was gehandhaafd geworden? Dit leidde hem van zelve op om melding te maaken van de afgrijsfelijkheden van het begin van September welke hij vrij duidelijk den aanvoerderen van den gemeenen raad te laste legde, welke, gelijk hij beweerde, bij aanhoudenheid de roofzugtigfte en bloeddorstigfte ontwerpen beraamden, om hunne gierigheid en heerschzugt te voldoen. — Te gelijk met dit berigt gaf roland over eenen brief aan den Minister der juftitie gefchreven, waar in te kennen wordt gegeeven, dat zekere perfoonen zig onlangs zeer ontrustende uitdrukkingen hebben laaten ontvallen; dat men zelf aangeduid heeft dat het werk, in September begonnen, niet behoorlijk voltooid was; dat de gantfche cabaal van roland en brissot zoude uitgerooid worden ; dat 'er een ontwerp van deezen aart voorhanden was; dat vergniaud, guadet, buzot, la source, en andere aan de waare pa-  C 325 ) patriotten mishaagden; en dat robespierre de geichiktfte man was om in den tegenwoordigen nood de teugels van het beftuur in handen te hebben. O! die booswigt!" riep een van de leden overluid zoo draa zijn naam genoemd wierdt. 'Er was zulk een geweld in de Vergadering een tijd lang naa dat roland's berigtfchrife was gelezen, dat niemand in het bijzonder duidlijk konde gehoord worden: het geraas kwam ten goeden deele neder op uitdrukkingen van woede tegen robespierre, en het geroep om het berigt van roland te doen drukken en verzenden naar alle departementen en Municipaliteiten van Frankrijk. Robespierre beklom het fpreekgeftoelte: het geroep tegen hem was zoo geweldig dat zijne Hem niet duidlijk konde gehoord worden, ten langen laatften merkte men dat hij zijne begeerte te kennen gaf om zig te rechtvaardigen tegen de lasteringen van den Staatsdienaar, Men viel hem in de rede met een nieuw  C 326 ) nieuw gefchreeuw om het ftuk af te doen; hier op zeide hij dat hij verlangde te fpreeken tegen het drukken van het berigtfchrift. Dit wierdt al mede van de hand gewezen door een vrij algemeen geroep; dog toen 'er aangemerkt wierdt, dat men geenen voorflag in een befluit konde veranderen, zonder de zulken te hooren die begeerig zijn om 'er iets tegen in te brengen, ftondt men hem toe om voort te vaaren. Hij begon met eenige weinige ftoute ftellingen betreklijk het drukken van het gemelde papier, en weidde onmidlijk daarnaa uit, in eene loffpraak over zijn eigen gedrag. Guadet, de voorzitter, bragt hem het onderwerp te binnen. „ 'k Heb uwe vermaaningen niet noodig, „ zeide robespierre ; 'k weet zeer wel waar ,, over ik fpreeken moet." „ Hij meent dat hij reeds Dictator is" riep een van de leden uit. „ Robespierre ! fpreek tegen het druk„ ken !" zeide de Prefident. Hier  C 3*7 3 Hier op vatte robespierre het woord wederom op en fprak over alles behalven tegen het drukken. Nogmaals wierdt zijne item verdoofd door een algemeen gefchreeuw tegen zijne uitweidingen. De Prefident deedt zijn best om ftilte te maaken, op dat men robespierre mogt kunnen hooren, welk oogmerk zoo draa niet bereikt was of deeze befchuldigde den Voorzitter dat hij het fchreeuwen tegen hem aanmoedigde. Geene betigting kon onregtvaardiger of meer onberaden zijn dan deeze, om dat zij niet alleen valsch was, maar de valscheid daar van eiken aanwezenden moest in de oogen ftraalen. De Prefident had alles gedaan wat in zijn vermogen was om robespierre te doen gehoord worden en werkelijk drie fchellen doen fcheuren om bij deeze gelegenheid ftilte te maaken. De Prefident zeide hier op : „ Robes„ pierre gij ziet de poogingen welke ik aan- „ wend  C 3*3 } n wend om ftilte te wege te brengen „ maar ik vergeef u ook deezen laster gelijk zoo veele andere." Robespierre hervatte dan nog eens zijne rede en voer voort met een geruime tijd lang van zig zeiven te fpreeken in de vlijendfte bewoordingen. Veele menfchen verkiezen het fpreeken over zig zeiven boven elk ander onderwerp zoo wel als robespierre; dog in deezen is die neiging onweerftaanbaar. De lof mag aangemerkt worden als eene hartfterking voor den geest van de meeste menfchen, dog 't is de lof welken zij van anderen ontfangen, die dit uitwerkfel te wege brengt; bijzonder is het echter in robespierre, dat hij niet minder opgewakkerd wordt door de lofredenen waar mede hij zig zeiven overlaadt, als anderen door de toejuichingen hunner medeburgeren. De loffpraak, die hij over zijne eigene deugden liet weiden, klaarde blijkbaar zijnen geest op, en boezemde hem eenen moed in, welke ten  C 329 ) ten Iaatften tot onbezonnenheid overfloeg, „ Eene neiging tot lasteren, zeide hij, met „ eene verheffing van ftemme, is algemeen „ geworden, en tegen wien is de zelve werk„ zaam? tegen eenen ijverigen patriot. Dog ,, wie is 'er onder UL. die opftaan durft en „ mij in mijn aangezigt befchuldigen ?" ,, Ik!" fchreeuwde eene ftem van het andere einde der zaale. Hierop volgde een diep iïilzwijgen, geduurende 't welke een fchraal en rank man met eenen bleeken uitkijk de zaal langs zweefde als ware het een fpookfel, en regt tegen over het fpreekgeftoelte gekoomen, zig tegen robespierre in postuur ftelde, en zeide; „Jaa! Robespier„ re! Ik ben de man, die u befchuldigt." 't Was jean baptiste louvet. Robespierre ontroerde geweldig, bleef ftijf ftaan en verbleekte zigtbaar, hij kon niet erger onthust gefcheenen hebben al had hem een bloedend hoofd uit eene fchotel aangefproken. Lot*  C 33° ) Louvet klom op den fpreekftoel en vertoonde zig in deszei ven front, terwijl robespierre naar een der zijden wegkromp. Danton bemerkende hoe geweldig zijn vriend belemmerd was, riep uit; „ Vaar voort „ robespierre, 'er zijn hier eene menigte „ goede burgers, die u hooren willen." Dit fcheen een wenk, voor het volk in de Gallerijen, om zig in de bresfe te ftellen voor den patriot dog het hieldt zig thans onzijdig. De Vergadering was een geruime tijd in zulke eene verwarring, dat men niets met onderfcheiding konde hooren. Robespierre poogde nog éénmaal te fpreeken zijne aanfpraak was zoo verward als de geheele Vergadering en hij tradt van 't fpreek- geftoelte. Nu klom danton 'er op: zijn oogmerk was om te verhoeden dat louvet gehoord wierde, en eenen anderen dag te ftellen om rolands berigtfchrifc in overweeging te neemen,  C 331 ) men, en voor zoo ver marat nu dog ïn eene kwaade reuk was bij de Conventie, begreep danton eene verklaaring te doen welke geen het minste verband had met het onderwerp waar over gelproken wierdt, en aan de opj regtheid van welke allen twijffelden : ,, Ik ,, verklaar voor de ganfche Republiek, riep „ hij uit, dat ik den perfoon van marat niet „ beminne. Ik verklaar vrij uit dat ik zijne gé aartheid bij ondervinding heb leeren ken„ nen , en dat hij niet alleen onftuimig en „ ftijfkoppig maar daarenboven onge- „ zellig is." Dit geeft voorwaar geen gunstig denkbeeld van danton's welfpreekenheid. Naa dat hij de beide eerstgemelde eigenfchapen in marat gevonden had, is het verwonderlijk dat hij naar eene derde moest zoeken, 't Is even eens als of iemand, reden willende geeven waarom hij met zekere oude kennis geen gezelfchap hieldt brjbragt, dat hij hem niet alleen volkomen krankzinnig, en ten allen tijde gereed vondt II. deel, Y  C 332 ) om de zulken die onder zijn bereik zijn een dolk in het hart te ftooten, maar dat hij boven en behalven dit alles wat al te weinig deel nam in het gezelfchap. Dit deedt echter louvet zijn oogmerk niet opgeeven: hij hieldt vol, en de Vergadering nam het befluit dat men hem zoude hooren. November 4. Hij begon met 's Voorzitters gezag interoe-1 pen om gehoord te worden zonder dat men hem in de rede viel, want dat hij zaaken te vermelden had welke eenen geweldigen aanftoot zouden geeven aan fommigen hier tegenwoordig welken, zeide hij, reeds pijnlijk zagen en wel eens luid fchreeuwen konden, wanneer hij hun op het zeer taste. — Daar hij nog een tijd lang zig toegaf in deeze voorbereidende zinfpelingen, riep danton „ Ik verlang dat de befchuldiger de wonde 9, regelrecht aantaste." - „ 't Is mijn oogmerk „ ook,  C 333 ) ook, hernam louvet, maar hoe! begint „ danton reeds in voorraad te fchreeuwen ?'* Hier op voer louvet voort met de laage kunstgreepen bloot te leggen, waardoor robespierre zijnen invloed in de Jacobijnfche Sociëteit, had weeten te vestigen; dat hij daar in een aantal mannen gebragt had aan hem op het naauwile verknogt, en door een onbefchaamd gebruik van zijne magt, fommigen van de aanmerkelijkfte leden 'er uitgejaagd, dat hij, naa den ioden Augustus tot lid van den Algemeenen Raad der Gemeente gekozen, zig aldaar geenen minderen invloed had weeten te verwerven. „Waar hij zelve zig be„ vondt op dien aanmerkelijken dag, zeide louvet , weet niemand; alles wat wij „ weeten is, dat hij, gelijk Sophia in het „ Schouwfpel, niet verfcheen dan naa het ge„ vegt. Op den nden of den ia verfcheen „ hij in den gemelden Raad , en onder zyrt „ opzigt zijn alle de orders afgevaardigd tot „ het arrefteeren der burgers; dat 'er Y 2 „ be-  C 334 ) „ bevelen gegeeven waren om roland en ,, brissot in hegtenis te neemen, welke door » de zorgvuldigheid van derzelver vrienden niet waren uitgevoerd dat eene bende „ volks zig zei ven de eer der Omwenteling ,, van Augustus had aangemaatigd , naarde„ maal het moorden in September alleen van „ hunne uitvinding en hun bedrijf was." — Nu begonnen taliën en eenige anderen van robespierre's aanhang, die tevens, leden van den Algemeenen Raad waren, te morren waar op een der Afgevaardigden uitriep : zwijgt! Gij gewonden! en louvet hernam, met groote drift: „ Jaa! Barbaaren! Gij zijt de werk» „ baazen van het afgrijsfelijk moorden in Sep-: „ tember, dat Gijl. thans aan de burgers van „ Parijs te laste legt. De burgers van Parijs „ waren allen tegenwoordig in de Tuilleries „ op den ioden Augustus, dog wie van hun „ waren getuigen van het moorden in Septem„ ber? Twee- of misfchien drie- honderd toe„ kijkers, welken eene onbegrijpelijke nieuws- » gie-  C 335 ) „ gierigheid voor de gevangenhuizen gelokt „ had. Men vraagt, waarom verhinderden „ dan de burgers dit woeden niet? Om dat zij „ door den fchrik verflagen waren, de alarm„ ftukken wierden gelost, de klokken wier„ den geluid; om dat hunne ooren door val„ fche gerugten misleid, hunne oogen verblind „ wierden door het gezigt van municipaal Offi„ eieren die de hand leenden aan de zooge„ naamde te rechtftellingen; om dat roland „ voorgeefsch zijne item verhief; om dat „ Danton de Minister der Juftitie zig ftil „ hieldt, en om dat santerre , de bevel,, hebber der Nationaale Gardes, werkloos ,, bleef. Kort naa deeze treurtooneelen, ver„ volgde louvet , wierdt de Wetgeevende „ Vergadering over al gelasterd , gehoond, „ jaa zelfs bedreigd door dit onbefehaamde „ opperhoofd van 't Graauw." Thans wierdt louvet verhinderd om voort te vaaren door het gefehreeuw van roees-pierre's aanhang. La croix beklom den Y 3 fpreek-  c 336 y fpreekftoel, en verklaarde, dat op zekere» avond, toen hij Prefident was van de Wetgeevende Vergadering, dog op dat oogenblik niet in den Prefidiaalen ftoel zat, robespierre , aan het hoofd eener deputatie van den Algemeenen Raad, voor de balie was gekoomen, met een zonderling verzoek, waar tegen hij la croix zig aangekant had, en de Vergadering tot de orde van den dag was overgegaan ; dat, aan het einde der Zaale, robespierre tegen hem gezegd had , dat, wanneer de Wetgeevende Vergadering niet goedfehiks wilde doen wat hij eischte , hij haar door het luiden van de alarmklok daar toe zoude noodzaaken ; waarop la croix zeide dat hij zig in den Prefidentsftoel geplaatst, en der Vergadering van dit gefprek berigt gegeeven had. Andere leden gaven getuigenis dat zij robespierre deeze bedreiging hadden hooren uitflaan, en bevestigden de waarheid van alles wat la croix gezegd had. Een hunner voeg-  C 337 ) Voegde 'er bij, dat de vrienden van la croix deezen geraaden hadden om dien avond niet naar zijn huis te gaan over het Plein der ■ Feuillanten , om dat daar moordenaars geplaatst waren om hem den hals te breeken. Dit tusfchenfpel verwekte nieuwe verontwaardiging tegen robespierre, die nu eenige poogingen deedt om van het fpreekgeftoelte gehoord te worden. Een van de leden merkte aan, dat een man, met zulk een misdrijf betigt zig zeiven niet in den fpreekftoel maar voor de balie behoorde te plaatfen. Robespierre hieldt aan; dog de Vergadering befloot dat hij niet zoude gehoord worden voor dat louvet had uitgefproken. ,, De Wetgeevende Vergadering," zeide louvet , zijne aanfpraak wederom opvattende, juist daar men hem in de rede gevallen was, „ wierdt gelasterd, gehoond, en be„ dreigd door deezen fchaamtlofen belhamel, „ die, met den mond altijd vol verbanning, ,, fommigen van de verdienstlijkfte volksverteY 4 » gen"  C 338 ) a genwoordigers befchuldigde van de Natie „ aan den Hertog van brunswyk verkogt te „ hebben ; die hen befchuldigde daags voor n dat het moorden eenen aanvang nam: op ,; zijne bloeddorstige banlijsten waren op één „ naa alle de Ministers mede aangetekend, en „ die ééne was altijd dezelfde. Zijt gij infhat „ 6! danton! vervolgde louvet, zijne 00„ gen op den laatften Minister der Jufiitie „ vestigde, om over deeze uitzondering uw „ character voor de naakoomelingfchap te „ rechtvaardigen ? Denk niet dat Gij ons ver„ blinden zult door marat, dien aanvoerder „ in het moot den te verfoeijen: 't was door „ uwen invloed , door uwe haranges in de „ Keurvergaderingen, toen Gij priestley „ zwart maakte en marat ophemelde, dat n nij thans tot deeze Conventie behoort. Bij „ die gelegenheid verzogt ik de vrijheid ora „ te mogen fpreeken tegen het aanneemen van „ zulk eenen man: toen ik te rug keerde „ vond ik mij omringd door die mannen met „ knup-  C 339 ) „ knuppels en zwaarden, welke den aarulaan„ den Dictator allerwege vergezellen: deeze„ lijfwagten van robespierre zagen mij ge„ duurende den tijd van 't moorden menig„ werven met een dreigend gelaat aan, en ,, eenen van hun heb ik hooren zeggen: haast „ zal het uwe beurt worden" Louvet voegde 'er bij, dat hij robespierre befchuldigde van fommigen der verdienstelijkfte burgers van het Gemeenebest, onrechtvaardig te hebben befchuldigd op een tijdftip toen befchuldiging en vonnisfen om zoo te fpreeken het zelfde was ; van de Nationaale Vergadering gehoond en bedreigd te hebben, van zig meester gemaakt te hebben van de verkiezingen in de Keurvergaderingen van Parijs, waar op hij zig door list en fchrik , invloed had wetten te bezorgen; en van naar de oppermagt te hebben geftaan, Hij verzogt dat 'er een Committé mogt benoemd worden om onderzoek te doen naar 's mans gedrag. Y 5 Ver-  C 340 ) Verder zeide hij dat hij nog een ander man •befchuldigde, die, tot verbaazing van geheel Frankrijk, in de Vergadering was ingedrongen door den eerstgemelden, van welken hij het werktuig was. Verfcheidene ftemmen riepen uit, marat! louvet eindigde met te zeggen, dat hij hoopte dat men een befluit zoude neemen tegen alle deeze monfters welke tot moord en doodflag aanhitfen, tegen eene factie welke uit eigene heerschzugt de Republiek verfcheurde; en dat men tevens befluiten mogt, dat de uitvoerende magt, in geval van opfchudding de ganfche krijgsmagt van het departement van Parijs onder haar gebied kon hebben, en dezelve mogt bevelen om ter herftelling der ruste op zulke eene wijze te werke te gaan als de eerfte dienstig oordeelde. Robespierre beklom het fpreekgeiïoelte zoo draa louvet gedaan had met fpreeken. De Vergadering fcheen onwillig om hem te hooren: eenigen fielden voor dat de behan. deling deezer zaake tot den volgenden dag moest  C 341 ) •moest uxtgefteld worden, en dat als dan robespierre voor de balie gehoord worden. Louvet was 'er voor dat men hem aanftonds hoorde. Robespierre verklaarde dat hij geen oogmerk had om zig thans te verantwoorden, maar verlangde dat de dag van den vijfden November in voorraad tot die verantwoording bepaald wierdt. — Deeze aanval van louvet , en de debatten die 'er op volgden, vielen nu eenige dagen geleden, voor. Louvet wierdt grootlijks bewonderd wegens de onverfchrokkenheid van zijn gedrag, en de fcherpheid van fommige zijner aanmerkingen. Robespierre geraakte in zulke eene verwarring, dat hij naderhand zijne bedaardheid en tegenwoordigheid van geest niet volkomen weder kreeg. De uitwerking der welfpreekenheid op eene Vergadering van Franfchen is geweldig en oogenbliklijk : hoogst verbaazende was de verontwaardiging welke door de aanfpraak van louvet tegen robespierre verwekt wierdt; bij fommige bijzondere dee- len  C 342 ) ten dier aanfpraake dagt ik dat zijn perfoon gevaar liep. Ik vermoed dat hem danton of eenig ander zijner vriend op den inval gebragt heeft om zulk eenen langen tusfchentijd te vraagen tot het opmaaken van zijne verdediging: 't was voorzigtig overlegd, want had hij gepoogd om zig op flaande voet te verantwoorden, hij had gewisfelijk zijne zaak moeten opgeeven , alle zijne welfpreekenheid en fchranderheid konden ten dien tijde niet uitgewischt hebben den geweldigen indruk welken de aanfpraak van louvet had gemaakt. Offchoon hij deezen aanval zig zeiven, door zijn onvoorzigtig fhorken, op den hals gehaald had, was hij echter daar op niet voorbereid: men had bijzonder ten dien dage niet bedagt geweest om de Gallerijen in zijn belang te brengen, want de fchaare aldaar toonde geene partijdigheid - een ding zoo ongewoon, wanneer robespierre fpreekt, dat men gelooft dat dit grootelijks medegewerkt heeft, om hem in de war te brengen. Ne-  C 343 ) Novemb. 5. Twee of drie dagen naa de voren gemelde tooneelen fchreef roland aan de Conventie, dat onlangs een adres van de Commune van Parijs, 't welke de Conventie niet had bevolen te drukken of naar de departementen te zenden, evenwel in omflagen verzegeld, door J den Maire van Parijs gefranqueerd , op de Post gebragt was: dat hij bevel gegeeven had om dezelve niet te laaten afgaan, om dat de Conventie het adres had afgekeurd, en om dat het hem voorkwam, dat de naam van Petion op de omflagen naagemaakt was. Petion rees aanilonds op, en verklaarde niets te weeten van eenig oogmerk om het adres naar de departementen te verzenden , en dat hij geene brieven gefranqueerd had. Dit fchrijven van roland bragt een ernftig gefchil voort, 't welke tot niets anders diende dan om de twee partijen te meer tegen  r 344 ) gen eikanderen te verbitteren; terwijl de eene den raad der gemeente laage en partijdige kunstgreepen te laste legde, in het onderneemen der verbreiding van een adres door de Conventie afgekeurd en dat eene verderffelijke ftn.kking had; de andere den ftaats i< aar befchuldigde van een willekeurig en onwettig bedrijf door het fchenden der openbaare trouwe en den loop der correspondentie te ftrem* men. Dit gefchil, gelijk trouwens, doorgaands het geval is in eene talrijke Vergadering, waar in de driften ontvlamd zijn, dwaalde fchielijk ai' van het onderwerp waar over het was begonnen, en weide uit in onderlinge betigtingen ; geduurende welke barbaroux van Marfeiile , dien men belet had te fpreeken ten dage, toen louvet robespierre befchuldigde, eene zeer hefdge aanfpraak deedt tegen den Jyatstgemelden en deszelven aanhangers, zij ftrekte naagenoeg ten zelfden einde als die van louvet, dog was naauwkeuiïger en be- knop-  C 345 ) fci!üpfer: de onderwerpen waren, het afweeren van alle jaloufij tegen de Marfeillaanen, het aandringen der noodzaaklijkheid van eene gewapende magt, om de Conventie te beveigen tegen de onbefcha radheid van het graauw, als mede het vermeerderen der vermoedens op de heerschzugtige oogmerken yan robespierre. Hij begon met te vraagen: „ Of de ver„ tegenwoordigers van vijfentwintig millioe„ nen menfchen hunne hoofden behoorden te „ buigen voor dertig heerschzugtige perfoo9, nen ? „ De bewooners van het zuiden zijn bei „ fchuldigd geworden van een ontwerp om „ een bondgenootfchaplijk gemeenebest op te „ rigten , vervolgde barbaroux , ondertus„ fchen verklaaren wij, hunne vertegenwoor„ digers, dat zij ons in last gegeeven heb3» ben, om allen ontwerp van dien aart tegen „ te gaan. Ik daag marat uit om hervoor „ te treden en te bewijzen dat 'er immer n ZUlk  C 34* ) zulk een ontwerp hebbe plaats gehad, of „ anderzins te erkennen dat hij zelv een las„ teraar zij. „ De vrienden van roland worden betigt „ met den wensch, om door middel eener ge„ wapende magt welke nodig is om de onaf„ hanglijkheid der Conventie te handhaaven, „ heerfchappij te willen voeren : Ik onder,, neem om te bewijzen, wanneer zulks op „ eene regelmaatige wijze van ons gevorderd „ wordt, dat zulks onmooglijk gemaakt wor„ de, door de wijze zelve waarop men voor„ field om die magt in te rigten. Zij zal niet „ worden faamgefteld uit Zwitferfche lijfwag„ ten, neen, maar uit Franfche burgers uit „ de 83 departementen. „ Deeze roervinken, vervolgde barbar „ roux, die met de kwaadaartigfte bedoelin„ gen wenfchen om de Natie in eenen ftaat „ van regeeringloosheid te brengen hebben de „ koenheid om te zeggen dat zij de Omwen„ teling in Augustus te wege bragten, en n pQ  C 347 ) „ poogen door deeze valschheid ons te doen „ over het hoofd zien , hun ontwerp om „ eenen Dictator aan te ftellen, hunne me„ nigvuldige rooverijen, en hun affchuwlijk ,, moorden in September; dog deeze dingen „ kunnen nooit vergeeten worden, nog zal - ik immer aflaaten om mij te verzetten tej, gen deeze factie, tot dat de moordenaaren „ geftrafc, de kostbaarheden te rug gegeeven n ^ de dictators verpletterd zijn. „ Wat, zeide barbaroux verder, wat kan „ duidlijker de heerschzugïige oogmerken dee„ zer mannen bewijzen, dan het geene reeds „ in de Conventie vermeid is, naamlijk, dat „ onmidlijU voor den ioden Augustus, ro„ eespierrre rebecqui en mij ten zijnen „ huize noodigde ? Hij onderhieldt ons over „ de noodzaaklijkheid om alle onze magt te „ vereenigen onder eenen man die in 's Volks „ blaakende gunfte ftondt; en toen wij hee„ nen gingen noemde panis ons robe spie r- ,, re als den gefchiktften man <§m 'er het II- Z „ Die  ( 348 ) „ Dictatorfchap aan op te draagen. En ro„ bespierre zelve ftelde in het Commtté „ der eenentwintigen voor, dat de Algemee- Raad der gemeente behoorde gevolmagtigd „ te voorden om zig zeiven te vormen, ge„ Jijktijdig tot eene Rechtbank van befchuls, diging, een rechtbank van onderzoek, en „ vonnisvelling. Men herinnere zig dat hij ,, den voornaamften invloed had in deezen „ Algemeenen Raad. En eindelijk, zeide „ barbaroux , deeze zelfde man, gefield om „ zeker befluit te doen neemen, kwam voor „ de balie der Nationaale Vergadering, en „ dreigde 's Volks vertegenwoordigers om de ,, alarmklok te doen luiden, indien het be,, fluit, dat hij goedvondt voor te fchrijven, „ niet genomen wierdt." Deeze redevoering, terwijl zij de verontwaardiging vermeerderde welke reeds tegen robespierre fmeulde, moest te gelijk ftrekken om bij zijne aanhangers den ijver aan te vuuren ter zijner verdeediging 't is tevens i  C 349 ) vens hunne eigene zaak — wanneer de moordenaars van de gevangenen , en de roovers der goederen bedreigd worden, moeten veele leden van de Conventie, en meerdere van den Algemeenen Raad zig in eenen ftaat van geweldige ontroering bevinden. En ten ftrengflen zullen zij zig over die ontfteltenis wréeken wanneer deeze menfchen immer de overhand zullen bekoomen in de Conventie. Cp den 2den September toonden zij wat men van hun te wagten hebbe wanneer zij magts genoeg bezitten.   DAG-VERHAAL. ENZ, November 6, "Veel belemmerings heefc de Conventie oa« dervonden van de verzoekfchriften welke voormaals ten allen tijde mogten ingeleverd worden. Onlangs wierdt befloten dat alle ver-; zoeken voor den Zondag zouden gefpaard worden, wanneer men zig, zoo 'er niet iets allergewigtigst tusfchen beide kwam, daar mede alleenlijk zoude bezig houden. Dit maakt dat die dag de minst belangrijke is om in de Vergadering te verfchijnen. Laatstleden Zondag ging ik, in gezelfchap van een Engelsch heer naar St. Cloud. Dit was bet II. DEEL. Al ZO?  C 352 ) somer verblijf van de famielje van orleans , van den tijd af dat Monfieur , broeder van lodewyk den XlVden dit Kasteel gebouwd hadt, tot nu onlangs toeUit het huis zelve, gelijk uit verfcheidene gedeelten van het vermaaklijk Park heeft men een uitgebreid gezigt, dat in zig bevat de Stad Parijs, alle de landhoeven in den omtrek, eene rijke verzameling van heuvels, bosfchen en weiden , waar door de Seine zig kronkelt in menige bevallige bogten. De waterval wordt ten hoogfle bewonderd, en het Park word gehouden als de fchoonfte proef der vinding van le nostre , die een overheerlijk gebruik gemaakt heeft van de veelvuldige verfcheidenheid der oppervlakte welke het bevat, zoo wel als van de Seine die 'er langs ftroomt— St. Cloud had, volgends het oordeel van veeJen den voorrang boven de Ko«inglijke Hoflieden voor het eene van dezelve wierdt s de Koningin kogt het van den Her- • »og  C 553 ) tog van orleans omftreeksch vijf of zes jaaxen geleden, zederd welken tijd, de vertrekken in het Kasteel met groote kosten veranderd, en veel verbeterd zijn. Men kan niets gerijffelijkers uitdenken. Niet tegenftaande de rijkdom en pragt der vertrekken, is dit paleis^ met al zijne kostbaare meubelen tot hier toe onbefchadigd en onbefmet gebleven. Het ftrijdige tusfchen de pragt die wij be> fchouwden, en het aaklig verblijf waar in de perfoon voor welke deeze pragt gereed gemaakt is, zig vindt opgefloten, vertoonde zig natuurlijk aan onzen geest. Dit denkbeeld^ met dat van de onderfcheidene verzwaarende omftandigheden welke haare gevangenhouding vergezellen, veroorzaakten dat wij de pragt van St. Cloud door eenen zeer dikken nevel befchouwden. De geheele houding des mans die ons door de vertrekken geleide, toonde duidlijk dat zijne gedagten uit dezelfde bron opwelden, en denzelfden loop met de onzen hielden. Zij die nieuwsgierig geweest zijn om de A a a hui-  C 354 ) huizen van Vorsten en de hoffteden van denAdel te bezigtigen, zullen opgemerkt hebben, met welke eene verwaande houding en trots chheid, de huisbewaarders en het dienstvolk de vreemdelingen door de pragtige vertrekken geleiden ; zij ftreelen zig met de verwondering der bezoekers, en de denkbeelden hunner eigene aangelegenheid zijn geëevenredigd aan den rijkdom der huisgeraaden en kostbaarheden. Zij zijn echter niet verder van 't fpoor gedwaald dan die eigenaars, die, alle hunne aangelegenheid uit denzelfden hoek ontleenende, zig daar van groote denkbeelden vormen. Niets van deezen aart, maar volmaakt het tegengeftelde ftraalde door in het gedrag van den man, die ons het Paleis van St. Cloud liet bezien ; zijne ziel ontleende blijkbaar geenen hoogmoed van de pragt die onder zijn ©pzigt geplaatst was , maar fcheen veel eer bezwaard over het elendig lot der eigenaaren en de bekommeringen — — — laquema tircum tecta volumes. De  C 355 ) De jaarboeken der ongelukkigen behelzen geenen verfchrikkelijker toeftand, dan die des ongelukkige Koninginne van Frankrijk. Elke Vrouw in haare omftandigheden moest uitermaate ongelukkig wezen; dog wij kunnen niet naalaaten te denken dat zij ongelukkiger is dan eenige andere Vrouw in denzelfden ftaat. De afftand op welke haare rang haar fchijnt geplaatst te hebben , boven het bereik der elende welke haar thans omringt en dreigt te overftelpen , maakt haar lijden te gevoeliger. Deeze om Handigheid , onafhanglijk van allen ongerijmd vooroordeel voor den rang , moet de deelneeming van elk gevoelig hart vermeerderen. Voor zoo ver zij Dogter is van eene Keizerinne , de Zuster van Keizers , en de Vrouw eens Konings die onlangs als de magtigfte van Europa befchouwd wierdt, fchijnt zij nu meer den voorrang in ramp te hebben, dan zij dien te voren in rang en luister had. Zij was niet alleen eene Koningin, maar A a 3 zij  C 556 ) is eene fchoone Vrouw, niet alleen geWoon, aan de baatzoekende en voorbaarige ónderdaanigheid welke de magt doorgaands vergezelt, maar ook aan die meer ftreelende oplettenheid en gehoorzaamheid, welke der fchoonheid ten deele valt. Haare vriendfchap Verfchafte voordeel, haar lagchen bragt geluk aan, Haare wenfchen wierden voorgekoomen, haare wenken gehoorzaamd. - Hoe fmartlijk moet nu de verfchrikkelijke keer van zaaken zijn. Opgefloten in een gevangenhuis, omringd van barbaaren, deugnieten die vermaak fcheppen uit haare elende, haar hoonen in haare droefheid, met welke eene treurige gepastheid kan deeze rampzalige Vorstin den aandoenlijken klagt van hiob de haare maaken: » Hij heeft mijnen weg toegemuurd, dat ik „ niet door gaan kan , en over mijne paden „ heeft hij duisternis gefteld. „ Mijne eere heeft hij van mij afgetrokken, „ en de kroon mijns hoofds heeft hij weg i, genomen. » Hij  C 357 3 „ I lij heeft mij rondom afgebroken zoo daï „ ik heenen gaa, en heeft mijne verwagting, „ als eenen boom weg gerukt. „ Mijne broeders heeft hij ver van mij ge„ daan: en die mij kennen , zekerlijk zijn zij „ van mij vervreemd." Wat heeft deeze ongelukkigfte der Vrouwen reeds geleden ? Wat zal zij nog moeten verduuren ? Men heeft haar gegriefd door het wreedaardig vermoorden van veelen haarer bedienden en vrienden , welker fommigen men geflagt heeft om geene andere reden dan om hunne getrouwheid jegens haar. Thans lijdt zij alle de ijsfelijkheden der fchorfmg — terwijl haar hart zwoegt onder verfche wonden, en haare ziel vervaard wordt, niet alleen wegens haar eigen lot, maar ook wegens dat van haare Zister, haaren Gemaal en Kinderen.— Neen zeker; de oirkonden der ongelukkigen geeven geen berigt van — nog heeft de inbeelding van den treurfpel-dichter uitgevonden — iets verfchrikkelijker dan de rampen en het lijden van Aa 4 ma.  C 358 ) maria antoinette Koningihne van Frankrijk; en in de toekomende eeuwen zal men haaren naam nimmer uitfpreeken dan met vervloeking van de laage en wraakzugtige deugnieten die haar op zulke eene wijze behandelen C). November 7. Van St. Cloud wilden wij naar Mont Calvaire rijden , dog vonden een gedeelte van den weg voor een rijtuig niet te pasfeeren, zoo dat wij verpligt waren te rug te keeren en regelregt naar Parijs te gaan. - 't Koomt zeer vreemd in , dat een weg, tusfchen een Koninglijk Paleis en eenen naabuurigen heuvel tot welken uit andere plaatfen eene zoo groote toevloed is , in zulk eene ftaat ware. De dag (*) Wie kan zich hier onthouden van aan te merken die althans geen ongerijmd vooroordeel voor den rang dier Vorftmne koestert, hoe een man als moSe tot zulk eene diveeperij omtrent mar ia antoiwette verval, Jen kan.  C 359 ) dag was een der fchoonften die ik immer beleefde. Bij de poort koomende ormidlijk voor wij Parijs binnen reden , ftondt 'er eene wagen dwarsch over den weg , die ons rijtuig belette om voort te koomen: de Koetfier wisfelde eenige woorden, met den voerman, die bezig was te drinken met eenige Sanculottes. Hij fcheen geheel geen haast te maaken om zijnen wagen uit den weg te ruimen, in weerwille van het herhaald verzoek van onzen Koetfier , die naa een weinig woordenwisieln gs zijn geduld zoo ver verloor dat hij gebruik maakte van het woord canaille, 't welke zoo ariftocratisch klonk, dat het mij deedt fchiikken. Ik beftrafte oogenbliklijk den Koetfier; 't welke de toehoorders zoo zeer frnaakte, dat zij den wagen uit den weg ruimden en wij ongemoeid binnen Parijs reeden. 'k Maakte mij te meer ongerust over de gemelde uitdrukking uit hoofde van een tooneel waar van ik ooggetuige geweest was in de gallerij van de Nationaale Vergadering. Iemand als een Edel . Aas man  C 560 ) ftian gekleed, had verfchii met twee menfchen van gering voorkoomen : hij noemde hen canaille, 't welke hem den vreeslijkften fcheldnaam van een van deezen op den hals haalde, naamlijk dien van ariftocraat. Het volk dat zig in den omtrek bevondt trok partij tegen den befchuldigden perfoon, welke vrugtloos poogde deeze kladde van zig te wrijven; men wilde hem niet hooren, maar hij wierdt genoodzaakt om de gallerij te ruimen. Een heer die met hem ingekoomen was ftondt op het punt om in denzelfden nooddwang te geraaken. Iemand fprak hem aan in een zeer bitfchen toon, zeggende: „Het „ volk moet op zulke eene hoonende wijze „ niet behandeld worden, Mijnheer! als uw „ vriend deedt." „ Waar op de ander zeer befcheiden ant„ woorde: 't is niet te vermoeden, Mijnheer l „ dat ik de geringfte bedoeling kan hebben „ om het volk te hoonen , terwijl ik zelve „ de eer heb 'er een deel van uit te maaken." No-  C 3<*i ) November 8. Op den dag op welken robespierre zig verdedigde , waren de Gallerijen der Vergaderplaats van de Conventie, reeds vroeg opgepropt met volk; dog daar ik van den Voorzitter een briefjen had voor de loge van den Logographe , wierd ik op den gewoonen tijd toegelaaten. 'Er was niet zulk eene groote toeloop van het graauw aan den ingang der Vergaderplaats als ik op andere tijden gezien had; dog zij die 'er waren lagen hunne partijdigheid voor hem, en afkeer van zijne befchuldigers klaar genoeg aan den dag. Op het Plein der Feuib lanten beftonden de volksverzamelingen meestal uit zijne aanhangers: een knaap vergezeld van twee of drie anderen , droeg een ftuk pens op een ftok, 't welke zij zwoeren ten eeten te zullen geeven aan de zulken, die tegen een zoo gedistingueerd patriot zouden durven ftemmen. On-  C 35a ) Onmidlijk voor dat robespierre het fpree^ geftoelte beklom, klaagde een der afgevaardigden dat de gallerijen onmanierlijk vol waren: dat zekere perfoonen, bijzonder Vrouwen, aldaar aangevoerd waren met oogmerk om toetejuichen, terwijl alle onpartijdige burgers buigehouden wierden. „ Burgeresfen, riep hij „ uit, laat men aan de deuren der gallerijen „ ftaan , terwijl andere Vrouwen met acces„ briefjes voorzien vrijelijk in dezelve ge„ plaatst worden." Deeze aanmerking veroorzaakte een algemeen gelagch, een iegelijk wende zijne oogen naar de gallerijen , welke bijkans geheel met Vrouwen waren opgepropt. De welfpreekenheid van robespierre is, zegt men, bijzonder bij de Vrouwen bewonderd; en men heeft opgemerkt, dat op die avonden, waarin men verwagte dat hij bij de Jacobijnen ;zoude fpreeken , de evenredigheid van Vrouwen in de gallerijen altijd grooter was dan naar gewoonte. Toen  C 3*3 ) Toen robespierre op den fpreekftoel verfcheen, was het blijkbaar, dat hij zijne bedaardheid volkomen weder had gekregen, en hij maakte voorzeker een vrij beter figuur dan hij 'er de laatstvoorgaande reize opgeklommen was. „ Ik ben befchuldigd geworden, zeide hij, „ van naar de oppermagt geftaan te hebben. „ Indien zulk een ontwerp misdaadig is, men w moet toeftaan dat het eene groote ftoutmoe„ digheid aan den dag legge. Om 'er in te „ flaagen, moest ik inftaat geweest zijn om .„ niet alleen den troon het onderfte boven te „ keeren, maar ook om het Wetgeevend lig„ chaam te vernietigen , en boven alles te „ verhoeden dat eene Nationaale Conventie „ in deszelven plaats tradt. Dog in de daad „ was ik zelf de eerfte die in mijne open„ baare aanfpraaken en gefchriften, de Natio„ naale Conventie voorfloeg als het eenige „ middel om het land te redden. Om tot a, het dictatorfchap op te klimmen, om mij „ zei-  ( 3^4 ) jf, zeiven in Parijs meester te maaken, was „ niet genoeg; ik moest al mede in ftaat ge„ weest zijn, om de overige twéé entachtig „ Departemen onder het juk te brengen. „ Waar waren mijne fchatten ? waar mijne le„ gers? welke waren mijne verfterkte plaat„ fen? Alle de rijkdommen, de geheele magt „ van den ftaat, waren in de handen mijner „ vijanden. Om het ingang te doen vinden, „ dat ik, in zoodaanige omftandigheden, zulk ,, een ontwerp vormde , moesten mijne be„ fchuldigers eerst bewijzen dat ik volkoomen „ krankzinnig was." ,, Dat zoude niet moeilijk zijn," zeide een van de afgevaardigden die bij mij zat, tegea fommigen die onder zijn bereik waren. „ En wanneer zij dit ftuk bewezen hebben,v vervolgde robe spie re , „kan ik niet begrijpen „ wat zij 'er bij winnen zullen, want dan moe„ ten zij nog aantoonen dat een gek menscb „ gevaarlijk kan worden in eenen ftaat." .„ ö! Die zijn de allergevaarlijkften," zeide de  C 365 ) de afgevaardigde die zoo aanftonds gefproJken had. Robespierre ontkende immer in eenige verbindtenis van aanbelang met marat geftaan te hebben, en hij ontwikkelde hoe hij echter eenigermaate met hem was verknogt geworden gelijk hij toeftemde, en hij beweerde dat marat in de Conventie gekoomen was door zijne aanbeveling, nog misfchien uithoofde van de hooge gedagten welke de kiezers noopens deezen gedeputeerden koesterden, maar alleen uit kragt van derzelver haat tegen de ariftocraaten, waar van zij wisten dat marat een dood vijand was. ,, Men heeft mij befchuldigd , vervolgde robespierre , van heerfchappij gevoerd te „ hebben over de denkwijze in de Sociëteit „ der Jacobijnen. Deeze foort van gebied „ over de zielen eens genootfchaps van vrije .„ menfchen, kan men eeniglijk verkrijgen door .„ reedenering. 'k Vind niets derhalve in dee.9> ze befchuldiging waar over ik mij zoude be- -s» hoe^  C 36* ) ven te fchaamen. IXiets kan mij meer ftree„ Ien dan de gcede gedagten van de Jacobij- nen, bijzonder na dat lodewyk de XVide „ en Monfr. de la fayette beiden ondervon- den hebben dat de denkwijze der Jacobij„ nen die van geheel Frankrijk is. Dog nu, „ die Sociëteit, volgends het voorgeeven van ,, louvet, niet meer 't geene zij geweest is, „ is verbasterd; en misfchien, zal zijne eer„ ile ftap, naa dat hij mij befchuldigd heeft, „ zijn om de verbanning der Jacobijnen te ,, eifchen. Dan zal men zien of hij meer „ kragt van overtuiging hebbe en voorfpoe„ diger zijn dan leopold en la fayette." Louvet onderneemt vervolgends om den „ Raad der Gemeente in verachting te bren9, gen ; die mannen die , gekozen door de „ wijken, vergaderd op het Stadhuis in dien „ ontzachgelijken nagt toen de faamenzwee„ ring van het Hof ftondt uit te breeken; ,, deeze mannen die de beweegingen beftuur„ den van dien opftand welken den Staat be- hou-  C & ) „ houden heeft; die de maatregelen verijdel* „ den der verraaders in de Tuilleries, door den bevelhebber der Nationaale Gardes vast „ te zetten , die order gegeeven had aan de „ aanvoerers der bataillonnen om het volk te „ laaten doortrekken tot aan de Caroufel, en „ het als dan in den rug aan te vallen: dee'M ze patriotten hebben te veele vastheid van „ character om geacht te wezen bij de flaa„ ven der Monarchij; dog het is niet in de „ magt van den laster en des bedrogs, om de „ heldhaftige diensten, welke zij aan het Ge:„ meenebest bewezen hebben, uit de oirkon:„ den der gefchiedenisfe uit te wisfchen." „ Zij worden befchuldigd , vervolgde hij, van fommige menfchen tegen den vorm der „ Wee vastgezet te hebben. Verwagtte men 5, dan, dat wij eene omwenteling in de regee- ring zouden voltooijen met het Wetboek „ in de handen ? Was het niet om dat de „ Wetten haare kragt verloren hadden, dat de „ Omwenteling volflrekt noodzaaklijkwas.?—* II. deel. Bb ,M Waa>  C 368 ) iy Waarom befchuldigt men ons niet tevens „ wegens het ontwapenen van verdagte bur„ gers, en dat wij uit de Vergaderingen welft! ke voor de algemeene veiligheid zorgen, 9» alle bekende vijanden van Omwenteling ge9, weerd hebben ? Waarom brengt Gijl. geene „ befchuldigingen in tegen de Keur- en Grond5, vergaderingen? Zij alle hebben, in dit be„ flisfend tijdftip, daaden gedaan welke envet* „ tig zijn , zoo onwettig als het omverhaalen 99 der Bastille, zoo onwettig als de Vrijheid „ zelve." j, Toen de Romeinfche burgemeester de faamenzweering van Catilina verijdeld had, 99 befchuldigde clodius hem van de Wetten „ te hebben gefchonden. De verdeediging. „ des burgemeesters was, dat hij het Gemeer », nebest behouden had. ,, Wij worden befchuldigd van Commisfaris„ fen te zenden naar verfcheidene departe* ten. -—. Wat? Kon men zig inbeelden dat de Omwenteling voltooid zoude worden f$ met  C 369 ) ^ met eene enkele handgreep, en het ïnnea„ rnen van het Kasteel der Tüilleries ? Was „ het niet noodzaaklijk om de heilzaame ont,, roering aan geheel Frankrijk mede te dee„ len welke Parijs gefchokt had." „ Welke eene foortvan vervolging is deeze, 9, die in misdaaden de poogingen zelve veran,, dert waar door onze boeijen zijn verbroken ? „ Welk volk zal deezer wijze immer in ilaat ,, zijn om het juk der overheerfching af te fchudden ? Het volk van een uitgeftrek. .9, land kan de handen niet in één flaan. Do „ dwingeland kan alleen geveld worden door ,„ hun die hem omringen. Hoe kan men ver„ wagten dat zij het waagen zullen om op „ hem aantevallen, wanneer die burgers, wel» „ ke uit de afgelegene deelen van den lande „ opkoomen, naa den zegepraal, hen verant„ woordelijk maaken naar de wet, wegen* ,, de middelen waar van zij zig bediend heb9, ben om hun Vaderland te behouden ? D* 3, vrienden der vrijheid , die te Parijs vergaBb ? ;„ de*  C 570 ) derden in de maand Augustus, deeden hun „ best om eene algemeene vrijheid te verwerven. Gij moet goedkeuren of verfoei„ jen hun geheele gedrag te zaamen genomen, „ en kunt niet in opregtheid onderzoek doen „ naar geringe wanordes welke ten allen tijde „ onaffcheidbaar geweest zijn van groote oms, wentelingen. Het Volk van Frankrijk, dat ,, U lieden gekozen heeft tot zijne afgevaar„ digden , heeft daar door alles goedgekeurd ,, wat ter voltooijing der Omwenteling ge„ beurd is. Dat Gijl. thans hier vergaderd „ zijt is een bewijs van 't geene ik zeg, gij 9, zijt tot deeze Conventie niet gezonden al* Vrederegters, maar als Wetgeevers; Gijl. zijt niet gezonden om met een naauwlettend oog rond te zien naar elke geringe omftanr „ digheid van dien oplland welke aan Frank'„ rijk de vrijheid verzorgd heeft, neen, maar „ om door wijze wetten die vrijheid te be- ,, vestigen. De nakoomelingfchap zal ten 53? opzigte van de tegenwoordige gebeurtenis» » feu  C 3?* 3 >, fen op niets ftilftaan, dan op derzelver ge-1 „ heiligden oorfprong, en verhevene uitwerk» „ felen." Robespierre ontkende evenwel eenige betrekking te hebben tot de flaehting der gevangenen, welke hij beweerde alleen te moeten toegefchreven worden aan de verontwaardiging van het publiek over de vrijlaating van M. montmorin door het Crimineel Gerichtshof, het ontfnappen van den Prins de poix, en andere aanzienlijke perfoonen, gevoegd bij de ontroering door het inneemen van Longwy veroorzaakt. In dit gedeelte van zijne verdediging fchijnt hij gebruik te hebben gemaakt van een blaadjen dat ten tijtel voert; La Veritè fur les Eevenemens 2 Septembre (dat is de waarheid met betrekking tot de gebeurtenisfen van den aden September) een ftukjen waar in ter naauwernood een enkel waar woord te vinden is. Robespierre voegde 'er nog bij, (en het vereis cht de uiterfte onbefchaamdheid om heft B b 3 ta  C 372 } te doen) „ 'k heb hooren zeggen dat 'er èèn „ onfchuldig perfoon omgekoomen is onder de „gevangenen, fommigen zeggen meerdere; m dog een is buiten twijfel te veel. Burgers „ 't is zeer natuurlijk om traanen te ftorten „ over zulk een toeval. Ik zelf heb bitterr « hjk geweend over deeze rampzalige misvat„ ting. 'k Bedroef mij zelfs dat de andere „ gevangenen, offchoon zij allen naar de Wet „ des doods fchuldig waren , aan de ongere„ gelde juftitie van het volk zijn opgeofferd. „ Dog laaten wij onze traanen over hen niet „ uitputten : laaten wij 'er eenige bewaaren „ voor tien duizend patriotten opgeofferd door „ de tijrannen welke ons omringen ; treurt „ over uwe medeburgers, in hunne huizen „ zieltoogende, getroffen door het gefchut van 3, deeze dwingelanden ; laaten wij eenige traa„ nen fpaaren voor de kinderen onzer vrienden „ voor hunne oogen vermoord, voor hunne „ zuigelingen, geflacht in de armen der moe„ ders, door de gehuurde barbaaren die op 5, on-  C 373 ) „ onzen bodem gerukt zijn. Ik beken dat „ die foort van gevoeligheid mij zeer verdagt „ voorkoome , die zig alleen uitlaat in traa„ nen over den dood der vijanden van de „ vrijheid. Wanneer deeze aandoenlijke treur„ zangen over lamballe en montmorin in mijne ooren klinken , dan verbeeld ik mij „ het Manifest van brunswyk te hooren. „ Houdt eenmaal op met het bebloede kleed „ van den dwingeland voor de oogen des „ Volks ten toon te fpreiden , anders zal ik „ gelooven moeten dat Gijl. wenscht om Ro„ me wederom in flaavernij te brengen. Won„ derlijke menschlievenheid ! welke zig uit„ ftrekt om de Natie in boenen te liaan, en „ eenen wreeden dorst aanduidt naar het „ bloed van de beste patriotten!" Robespierre zijne aanlpraak geëindigd heb« bende, klom van het fpreekgeftoelte af, onder de toejuiching van de galerijen , en een gedeelte van de Conventie. Louvet tradt in zijne plaatfe en verklaarB b 4 de.  C 374 ) de, dat hij gereed was, om elk bewijs of fchijnbewijs, dat hij ter zijner yerdeediging bijgebragt had , te wederleggen. Het algemeen geraas verhinderde hem voort te gaan: fommigen fchreeuwden dat de aanipraak van robespierre behoorde gedrukt te worden anderen verklaarden zig daar tegen. 'Er had een geruime tijd eene aanmerkelijke verwarring plaats — ten langen laatftea kwam het ftuk in omvraage, en 'er wierdt befloten om de aanfpraak te drukken. Merlin de thionville zeide, dat roland 15000 exemplaaren van louvets befchuldiging verfpreid had ; hij floeg dieshalve voor om een gelijk aantal van de verdeediging te doen drukken. Wanneer 'er een gewigtig debat in de Vergadering zal plaats hebben, geeven die leden welke een oogmerk hebben om het woord te voeren hunne naamen op aan de geheimfchrijvers, en de Voorzitter roept hen op naar de orde in welke de naamen aangegeeven zijn. Der-  C 375 ) Dertien leden hadden bij deeze gelegenheid hunne naamen laaten aantekenen : drie van hun verklaarden, dat zij ter verdediging van robespierre dagten te fpreeken, vijf tegen hem, en de vijf overigen wilden over het onderwerp in het algemeen uitweiden. Dit vervaarlijk aantal van fpreekers, en de bekende langwijligheid van fommigen hunner, fcheen zoo gedugt, dat de Vergadering eene neiging gevoelde om de zaak af te doen. Barrere floeg voor dat men hier toe oogenbliklijk moest overgaan. Barbaroux had zoo veel aandrangs om te fpreeken, dat, toen hem als ' lid zulks geweigerd wierdt, hij zig zeiven voor de balie als befchuldiger vertoonde. Couthon en andere vrienden van robespierre fchreeuwden hier tegen, en ftonden 'er op dat men het ftuk. ter zijde leggen en tot de orde van den dag moest overgaan. Barbaroux verliet de balie, en louvet poogde te fpreeken maar hij konde geen ' gehoor verwerven. Bb 5 Een  C 376 ) Een lid merkte aan dat, indien robespierre van zijne eigene onfchuld overtuigd was, hij verlangen zoude dat zijne tegenftreevers gehoord wierden. Earrere beklom ten laatften het fpreekgefïoelte, en oogenbliklijk fcheen 'erin de Vergadering eene neiging plaats te hebben oro deezen te hooren, hij wierdt befchouwd als een onpartijdig man , die bij geen der verfchillende aanhangen in het bijzonder behoorde. Zijne aanfpraak fcheen in voorraad opgefteld te zijn. Het oogmerk van dezelve was om aan te toonen dat onderlinge betigtingen nergends anders toe dienden dan om enkele perfoonen te verbitteren, en het algemeen belang te benadeelen; dat de tijd van de Conventie der Natie toekwam , en niet behoorde verkwist te worden door het overweegen van de misdaaden of deugden van een of twee perfoonen. „ Het is tijd, zeide hij „ om deeze kleine omwentelingzoekers op hun„ nen regten prijs te fchatten, het is tijd dat „ me»  ( 377 ) „ men zich de moeite befpaare om over hen „ en hunne manoeuvres te denken, wat mij „ betreft ik kan nog Sijllas nog Cromwellen ., ontdekken in mannen van zulke middelmaa„ tige bekwamheden; en in plaatfe van voor„ taan eenigen tijd te befleeden aan hun en „ hunne listen, behooren wij onze opletten,, heid te vestigen op de groote vraagen waar „ aan het Gerneenebest gelegen is." Hier op fioeg hij voor om tot de orde van den dag over te gaan, 't geene, naa eenige verdere debatten , goedgekeurd wierd ; verfcheidene leden die eene groote drift betoond hadden om met geftrengheid tegen robespierre voort te vaaren onmiddelijk naa de befchuldiging van louvet, geduurende den tusfchentijd of door zijne vrienden gewonnen zijnde, of door hunne eigene overdenkingen overtuigd, dat het best was om een ontwerp op te geeven, 't welke hoe eigenaartig in zig zeiven, ontijdig fcheen geduurende den tegenwoordigen gemoedstoeftand der menfchen. Som«  C 3?8 ) Sommigen hunner denken, dat, wanneer 'es bevel gegeeven wierdt om robespierre te arresteeren , zulks eenen opftand verwekken zoude, en dat eene pooging om de geheime werkbaafen van het moorden teftraffen, zulks alleen zoude dienen om het te herhaalen. Aldus liep deeze zaak uit op een foort van fpiegelgevecht, dat misfchien het ergfte uiteinde is dat dezelve konde hebben voor de aangelegenheden van 't Gemeenebest ; want de pirtijen blijven eikanderen te gelijk in magt, en alzoo in Haat om door onderlingen wrevel het gemeene belang te ondermijnen. November 9, Op den zelfden avond wierdt 'er berigt gegeeven van de aanfpraak van louvet tegen robespierre in de Sociëteit der Jacobijnen; dit verwekte groote verontwaardiging. De voorflag in het bijzonder, om onderzoek te doen naar den oorfprong van het moorden, en  C 379 ) m den aanlegger daar van te flraffen, wierdt veronderfteld fommigen der leden het meeste verbitterd te hebben. Men kon hier voor echter niet openlijk uitkoomen; zij gelieten zig dus als of zij alleen gevoelig waren over den aanval op robespierre, welke door fommigen genoemd wierdt eene faamenzweering tegen het patriotisme zelve, door een hoop volks van arifiocratifche beginfels, en huurlingen van roland. De naamen van louvet , rebecqui , en barbaroux ftonden tot hier toe op de lijst als leden van dit gezelfchap: 'er wierdt voorgefteld om hen uit te drijven, en de meerderheid ftemde 'er voor. Robespierre zelve was niet tegenwoordig maar zijn broeder bevondt zig hier. Hij deedt eene aanfpraak bij deeze gelegenheid, waar in hij verklaarde, dat hij bij de aanfpraak van louvet geduurig bedugt geweest was, dat fommige leden van de Conventie zijnen hroe- 4&  C 380 ) der mogten dobrfteeken; dat hij eenen vaa hun had hooren zweeren dat hij zijn befluit daar toe genomen had. Oogenbliklijk was de algemeene roep dat hij den fchrikkelijken boosXvigt mogt noemen; maar de broeder van robespierre bekende dat hij den naam des mans niet kende. De Conventie naa het hooren van robespierre's verdeediging tot de orde van den dag zijnde overgegaan, wordt dit door zijne vrienden als eene zegepraal aangemerkt: hunne verheffing hierop is niet minder dan hunne woede bij de befchuldiging van hem, en zij laaten geene middelen onbeproefd, om zijne vijanden bij de burgers gehaat te maaken. Legendre en taliën beweerden laatst in de Conventie, dat een aantal Marfeillaanen, met fommige dragonders van de Republiek, zig met uitgetrokken zwaarden op de ftraat vertoond, en gefchreeuwd hadden ï Weg met het hoofd van marat ! " A bas la  C 381 ) ia tète de marat! zingende daarenboven een SÜedjen welks flotrijm is, Robespierre, marat, danton, et tous ceux Qui s' en méleront, a la guillotine, ó gué &c. Taliën voegde 'er bij, dat deeze zelfde gefoedsreerden de Afgevaardigden vervloekt hadden in een koffijhuis op de Boulevards, en gefchreeuwd „Vivat roland 1 geen proces „ tegen den Koning!" 't Is zeker dat eenige gefoedereerden en dragonders, wat veel gedronken hebbende, de bovengemelde woorden op de ftraat gezongen hebben; dog het ander artikel is zonder grond en alleen bijgevoegd om den Minister gehaat te maaken; want de gevaarlijkfte betigting die men eenig mensch thans kan te laste leggen, is, dat hij wenschte des Konings veroordeeling te verhoeden. — Ten zelfden tijde kan marat goedvinden om zig fchuil te houden ; en een ongewoon aantal patrouilles heeft men federd de befchuldiging door louvet opgemerkt in den omtrek der wooningen van  C 33* ) robespierre en danton. Sommige menfchen beweeren dat santerre hier toe bevel gegeeven hebbe, alleen om het denkbeeld te verwekken dat het leeven deezer groote patriotten in gevaar is door de Marfeillaanen. Of dit het geval is of niet, is mij onbekend; maar ik merk dat zij die zeggen dat deeze heden in gevaar zijn, wenfchen dat zij leeven, en zij die ftaande houden dat dezelven volkomen veilig zijn, zig zeer gelukkig zouden fchatten indien zij hunnen dood vernamen. Wat santerre aangaat, welke ook zijne beweegrede zijn moge voor het befchikken deezer patrouilles, 't wierdt zeer gepast aangemerkt in een van de laatfte dagbladen, dat indien hij half zoo veele oplettenheid getoond had om de arme gevangenen te befchermen, als hij nu befteedt, om robespierre te beveiligen, het moorden in September niet zoude voorgevallen zijn.  C 383 ) November 10. De Girondisten houden zig als of zij aan de zegepraal van robespierre's vrienden eenen befpottelijken draai gaven, zij houden zig daar bij, dat de overgang tot de orde van den dag naa eene befchuldiging van dien aart als waar mede louvet robespierre belaadde , de ergfte en ondraaglijkfte vernedering zij voor een man van een goed character en gemeen gevoel. Hoe veel waarheids dit behelzen moge , 't is blijkbaar dat zijne partij opgeblafener is, en in magt gewonnen heeft zederd dat hij zig verdedigde. De vrienden van roland verwagten zekerlijk dat de befchuldiging van louvet , robespierre en zijnen geheelen aanhang derwijze in den haat zoude gebragt; dat het hunnen invloed in de Conventie zoude hebben vernietigd; dog in ftede hier van maaken die zelfde leden , welke te voren met afgrijzen van zijn gedrag fpraken, I II. deel. C e nu  C 384 ) nu niet dan met behoedfaamheid en gemaatigd- heid melding daar van. Barrere , door met verachting op hem als eenen Dictator te zinipeelen, heeft een gedeelte van de verontwaardiging weggenomen, die tegen hem zig openbaarde ; en door het voorftel om tot de orde van den dag over te gaan, deedt hij eenen zeer gewigtigen dienst aan robespierre , gaf daar door groot genoegen aan danton, die van % begin af aan alles, wat hij konde, gedaan had, om te verhoeden, dat 'er eenig onderzoek gedaan wierde of naar het gedrag van robespierre , of naar het ombrengen der gevangenen. 'k Ben dieshalve overtuigd dat barrere denkt dat de partij van roland in weerwille van de meerderheid die zij in fommige gevallen geduurig heeft in de Conventie, over het geheel genomen de zwaklle is van de beide , en dat hij ten oogmerk heeft om zig zeiven bij die van danton te voegen. Condorcet,echter, denkt'er anders ©ver; want zijn gedrag, hoe twijfelachtig zederd  C 385 ) derd eenigen tijd, geef nu duidlijk zijne bepaalde voorkeur voor de Girondisten te kennen. M. Condorcet fpreekt zeer zelden in de Vergadering der Conventie : in een publiek papier dat onder zijn opzigt gefchreven wordt, geeft hij zijne ftaatkundige gevoelens op, met meer voordeel, als zijn fpreeken zou kunnen te wege brengen: langs deezen weg heeft hij zederd eenigen tijd robespierre in zulk een belachgelijk licht geplaatst als niemand zoude doen die wenschte met hem op eenen goeden voet te ftaan. In de Chronique de Paris van gisteren, is het volgend aartig berigt , 't welke ik hier zal inlasfchen, om M. condorcet's denkwijze aan te toonen over eenen man die zoo veel gerugt, bijzonder zederd korten tijd, hier te lande gemaakt heeft, „ Men treft in de Franfche Omwenteling „ menfchen en gebeurtenisfen aan die Hechts een voorbijgaand gerugt maaken, alleen om Ces „ dat  C 336 ) 3» dat de Nationaale onfluimigheid alles ver„ groot en uitbreidt, en dat 'er weinige be„ daarde aanfchouwers zijn. Deeze kleine 3j zaaken, zullen op zijn best vier regelen in „ de gefchiedenisfen bellaan." „ Eene van deeze gebeurtenisfen van eene „ week, is de befchuldiging van robespier„ re , door een man van vrij wat vernuft en j, bekwaamheden, maar die nog meer inbeel„ ding bezit. Men heeft den befchuldiger en „, befchuldigden beide gehoord , en beiden „ hebben bewezen dat het onmooglijk was „ om immer van robespierre eenen Dicta5, tor te maaken." „ 'Er is eenparig opgemerkt dat men veele „ Vrouwen in de Vergadering gebragt had; „ de Gallerijen bevatten 'er zeven of agt hon„ derd, en een paar honderdmannen op den „ hoop toe, terwijl de toegangen met Vrou„ wen opgepropt waren." „ Men vraagt fomwijlen, waarom robes-' „ pierre door zoo veele Vrouwen wordt „ naa-  ( 3*7 ) j, naageloopen ten zijnen huize, in de GaKe„ rijen bij de Jacobijnen, bij de Cordeliers ,, in de Conventie ? 't Is om dat de Franfche „ omwenteling eene foort van Religie is, en, „ dat robespierre zig bevindt aan 't hoofd „ van eene der fecten van dezelve ; hij is „ een priester die zijne devoote zusters heeft, „ doch het is blijkbaar dat zijne geheele magt „ zig tot het fpinnewiel bepaalt. Robespier„ re fpreekt; robespierre beftraft; hij is. „ hevig, deftig, zwaarmoedig, opgetogen, in „ zijne denkwijze en gedrag naagevolgd; hij „ dondert tegen de rijken en aanzienlijken „ hij leeft fober, en kent ter naauwernood „ de natuurlijke behoeften ; hij heeft maar „ ééne enkele roeping, om te fpreeken naam- „ lijk, en hij fpreekt bijkans altijd. Hij „ weigert zoodanige posten, waar in hij den „ volke van dienst zou kunnen zijn, hij kiest „ zulke uit, waar in hij meent het te kunnen „ beheerfchen; hij vertoont zig wanneer hij „ opmerking kan baaren; hij verdwijnt zoo. Cc 3 „draa.  C 388 ) Tf draa 'er anderen op het tooneel verfchijar nen; hij bezit alle kenmerken niet van een „ hoofd eener Religie maar van dat van eene „ bijzondere fecte; hij maakt zig door zijne ,» geftrenge leevenswijze eenen naam als een „ heilige; hij klimt op de banken, hijfpreekt „ van God en Voorzienigheid; hij noemt zig » den vriend der armen en zwakken ; hij „ heeft altijd vrouwen in zijnen naafleep; hij „ ontfangt met deftigheid haare hulde en eer„ bewijs; hij verdwijnt op het naaken van » eenig gevaar; en zoo draa het voorbij is „ ziet men hem overal. Robespierre is een „ priester, en zal het nooit verder brengen." November rr. Bazire, een van de afgevaardigden van CSte ^'Or, en flerk verknogt aan de partij van robespierre, gaf onlangs een berigt van het Committé der algemeene veiligheid over den tegenwoordigen ftaat van Parijs. Hij  C 389 ) Hij vertoonde bij die gelegenheid Parijs als in eene volkomene rust — met een oogmerk', buiten twijffel om te bewijzen, dat de gewapende magt noodeloos was, welke men zoo lang voor de veiligheid der Conventie verlangd heeft. Hij poogde om ten goeden deele te regtvaardigen het vermoorden der gevangenen in September, en dreef vervolgends eene van de alleronwaarfchijnlijkfteveronderftellingen die men zig ooit zou kunnen verbeelden, naamïijk dat fommige bedienden , eener Hofdame (men dagt dat hij Madame de lamballe meende) het moorden begonnen was, met oogmerk om haare meesteres te behouden. Zijne woorden waren: „ 'kMoet inmiddels „ verklaaren, dat het bewezen is, dat de be„ dienden eener aanzienlijke dame van het „ Hof zig onder het mom van fans culottes „ verborgen, zig met pieken en andere wa„ penen voorzien, en het eerfte, met ver„ fchrikkelijke woede, en de geweldigfte oog„ merken, de gevangen om hals bragten, met Cc 4 »00S*  C 390 ) „ oogmerk om bij het gemeen zig aangenaam „ te maaken , en langs deezen weg hunne ** meesteres te behouden. „ Ziet daar wie de eerfte werkbaazen van *, het moorden geweest zijn!" „ De moord der gevangenen te Orleans is „ bijzonder te wijten, aan volk in den dienst „ der Koninginne, dat men aan 't hoofd van „ den opftand te Verfailles herkend heeft." Dij voegde 'er bij, dat naardemaal hij in het Commicté van waakzaamheid zat toen deeze tooneelen voorvielen, hij fommige bijzonderheden daar van wist welke het thans ontijdig zoude zijn te openbaaren, dog welke hij misfehien in 't vervolg aan den dag zoude brengen (*> Bazire befioot zijne aanfpraak met (*) Toen ik bazi re dit hoorde zegden, befchouwde ik het als volkomen valsch; dog men heeft mij zederd , van goeder hand verzekerd, dat fommige bedienden van Madame de lamballe, en van de Princes ta reu te, bijzonder de kamerdienaar van de laatfte, werkelijk onder den hoop geweest zijn bij het over! weldigen van de gevangenis de la Force, en door de- woe-  C 391 ) met het gedrag te gispen der zulken die ofl* ophoudlijk melding maakten van deeze tooneelen in September welke hij niet onduidlijk te kennen gaf, dat meer dienst gedaan hadden ter bevestiging van de Omwenteling dan 'tin den eerflen opflag mogt fchijnen; en hij riedt alle partijen, om haare voorige verfchillen te vergeeten, alle gedagten te laaten vaaren van befchuldigingen over het gebeurde in September, en zig te vereenigen in onderling vertrouwen en vriendfchap ten algemeenen beste. Terwijl bazire deezer wijze vreede en eensgezindheid predikte, was de Vergadering in oproer, en de bedrij/en en 't geroep der leden woedende taa! van het graauw naatebootfen , zoo veel crediet poogden te winnen als zij noodig hadden oia hunne meesteresfen te behouden. Dog deeze bedienden voegden zig met geen ander oogmerk bij de moordenaaren, en het plan, dat zeker naar de edelmoedig* (le beweegredenen gevormd was, gelukte ten opzigte van Madame de tareute. Het berigt betreklijk de bedienden der Koninginna Ut Verfailles is van allen grond ontbloot. Cc 5  C 39* ) den duidde woede en eenen doodlijken haat aan. Sommigen fchreeuwden om dit berigt te doen drukken en verfpreiden, anderen kantten zig daar tegen. Eindelijk deedt St. andrc , voormaals een calvinistisch leeraar, thans gedeputeerde van het departement du Lot, een van de geweldigfte aankleevers van robespierre, een aanfpraak, welke voornaamlijk ten doele had , om de nuttigheid te bewijzen van het drukken en verfpreiden des berigts, waar door het goede volk zoude te weeten koomen, hoe eensgezind de Conventie was; dat alle zaaden der vorige verdeeldheid thans verftrooid waren ; dat 'er geen zweem van wantrouwen of befchuldiging meer plaats had, en de Natie zig aldus ontdoen zoude van het dwaalende denkbeeld, als of 'er eenige noodzaaklijkheid ware voor eene wagt ten behoeve van de Conventie, in welke onderling vertrouwen, vrijheid van denken, en rust heerschte. De valscheid deezer vertoogen, welke op eenen  C 3P3 ) eenen teemenden, fchijnheiligen toon wierdeis voorgedraagen, was zoo wel bekend bij de Vergadering dat zij een algemeen gelachg te wege bragten, naa 't welke buzot zeide: „ 'k „ Zoude mij verheugen wanneer ik eene waa„ re vereeniging op onderlinge achting ge„ grond zig onder ons zag vestigen; doch 'er „ kan nog achting nog vereeniging plaats heb„ ben, tusfchen de helden van den ioden „ Augustus, en de moordenaars van Septem„ ber, tusfchen deugd en ondeugd kan gee„ ne vereeniging ftand grijpen." Toen hij dit zeide morden fommigen. ,, Ik veracht dit morren, hernam buzot, „ 'kheb zoo weinig gewonnen bij het moor„ den , als bij de burgerlijke lijst. Ik be„ fchouw het berigt van bazire als eene „ apologie voor het moorden, en geheel ver„ dicht, en ik kant 'er mij dus tegen dat het „ gedrukt worde." Buzot's redekaveling bragt te wege dat 'er befloten wierdt om bazire's berigt niet te druk-  C 394 ) drukken; dog de debatten bij deeze gelegenheid, vermeerderden dien haat en dat misnoegen welke te voren tusfchen beide partijen plaats hadden. De Girondisten in het algemeen hebben zulk een bepaald opzet aan den dag gelegd om de aanleggers van het moorden té ftraffen, en zoo veel verachting betoond voor het verftand van hunne tegenftreevers, dat daar in den boezem der laatften een doodlijke haat en onverzoenbaare dorst naar wraak geboren is. November 12. 'Er is iets gebeurd dat de gemoederen in de Conventie , reeds te opgeblafen , tot het hoogfte toppunt van trotschheid heeft opgevoerd. 'k Was in de Vergadering bij gelegenheid dat 'er brieven inkwamen van dumourier met berigt van eene overwinning door hem behaald te Jemmappe welke gevolgd was van de overgaave van Mons aan de Franfche trou- pen,  C 395 ) pen. Een Aide de Camp van den Generaal ftondt voor de Balie. Naa dat de brieven gelezen waren fprak hij de Conventie aan in deeze voege. Burger Vertegenwoordigers! „ Ik ben een Soldaat en geen redenaar, 3, dog ik moet UL. iets berigten waar van „ ik ten dien dage oogetuige was. Baptis„ te , Kamerdienaar van Generaal dumou„ rier, verzamelde eenige verftrooide Es„ quadrons in het midden van het gevegt, „ plaatfte zigzelven aan hunne fpitfe, voerde „ hen van nieuws af, tegen den vijand aan, „ en bemagtigde met het zwaard in de vuist „ eenen post van aangelegenheid." Vervolgends las een van de Geheimfchrijvers eene pasfage uit eenen brieve van den Generaal aan den Minister van Oorlog, waar in hij baptiste aanbeveelt, het berigt bevestigt , 't welke de Aide de Camp gegeeven had van deszelven hubseh gedrag, met deeze bijkoomende omftandigheid dat toen duwou-  ( 396 ) mourier eene fomme gelds ter belooning zm baptiste aanboodt, de laatfte verklaard had dat hij geene andere beloonig verlangde dan om de Nationaale Uniform te mogen draagen. Baptiste wierdt voor de balie gebragt, en midden onder luide en herhaalde toejuiching het befluit genomen, „dat de burger baptis„ te, die een Regiment Dragonders, en vier „ Bataillons vrijwilligers herzameld had, ia „ het gevegt bij Mons, de broederlijke kusch „ zoude ontfangen van den Prefident der Con„ ventie ; dat hij gekleed en in de wapenen „ gebragt zoude worden op kosten van de Re„ publiek; en dat de Minister van Oorlog „ den Generaal dumourier zoude magtigerj „ om hem eenen post in zijn leger te gee„ ven." Vervolgends wierden 'er verfcheidene brieven gelezen, betreklijk de operatien van dumourier voor het gevegt, en tot aan het overmeesteren van Mons; waar in de Officieren die den meesten roem ingelegd hadden me«  C 397 ) naame' genoemd wierden, fommigen van welken gevaarlijk gewond waren: een Officier in het bijzonder van de Nationaale Gendarmerie, kreeg een en veertig wonden met fabels, naa dat hij met eigen hand zeven vijanden gedood had. Dumourier roemt al mede hooglijk den jongen Generaal egalitc , wegens zijl I moedig en welbeftuurd gedrag , en den Luitenant-Colonel laure zijn Aide de Camp, met welken hij zijne Depêches zendt. Monfieur hgalitc zelve, die nimmer te voren in de Vergadering gefproken had , dagt dat nu zijn tijd geboren was om het fpreekgeftoelte te beklimmen ; hij zeide dat h:'j wenschte der Conventie mede te deelen 't geene de zedigheid van den Generaal dumourier hem verhinderd had te melden, te weeten dat hij in eigene perfoon de troepen had aangevoerd, die met het zwaard in de vuist verfcheidene redoutes hadden ingenomen. Cambon zeide, „voor zoo ver veele burs, gers in de verfehillende provintien van Frank- „ rijk  C 398 ) 'h rijk ^ans misfchien liggen te ziekoogen, „ eisch ik , dat 'er omnidlijk buitengewoone „ Couriers naar alle Departementen gezon„ den worden , om aan onze ftervende me„ deburgers het troostlijk berigt der zegepraal „ van het Gemeenebest voor hunnen dood „ over te brengen." jean deüry ftelde voor om den zesden November, waar op de overwinning bij Jemmappe was bevogten, tot eenen dag van jaarlijkfche vreugde te benoemen. Lasource verklaarde zig hier tegen, en zeide: „ laaten „ wij wagten tot dat de zegenpraal der Vrij. „ heid volkomen is, door den ondergang van „ alle dwingelanden die met ons in oorlog „ zijn; laaten wij door bijzondere onderfchei„ dingen geene jaloufij verwekken in de an„ dere legers der Republiek : gedenkt aan den „ voorfpoed van custine , en den 2oiten „ September, waarop kellerman zoo vee] roems verworven heeft." „ Laaten wij, zeide barrere geene Natio* j> na?;  £ S99 ) naaïe vreugde feesten bepaalen, terwijl 'ef 5, zoo veelen gefneuveld zijn. De ouden, fielden Hechts lijkplechtigheden in het werk , ,9 na hunne overwinningen. Tijrannen beve„ len vreugdebedrijven, offchoon hunne on» „ derdaanen omgekomen zijn. Zullen re„ publikeinen de wreede blijdfchap der dwin5, gelanden naavolgen ? Gijl. verordende met „ reden een openlijk vreugde feest wegens. de verovering van Savooijen , om dat die „ geen bloed koste. Maar hier zijn 4000 ,4, menfchen omgekoomen ; de Oostenrijkers „ immer zijn menfchen , tevens zijn 'er 3000 (*) Franfchen gefneuveld,, en nog ^ fpreekt Gijl. van vreugde 1" Maar vergniaud zeide , met eenê onder» feheiding boven zulke onnatuurlijke en ge^ jnaakte gevoelens verheyeH % „ buiten twijf* « fel £*) Men kan niet gelooven dat dit berigt van d» £efneuvelden en gewonden echt is. Particuliere brievea Uit het leger ftellen het getal der Franfchen die gefneus f&ld zijn veel grooter. II. deel. D 4  C 400 ) „ twijffel zijn 'er menfchen omgekooraen, maar „ de Vrijheid zegepraalt, laaten wij ons ont„ houden van afgetrokkene overnatuurkun„ dige gevoelens: de zugt tot roem de liefde „ voor ons Vaderland en de vrijheid zijn na„ tuurlijk voor den mensen, en wij, alswet„ geevers behooren deeze edele denkbeelden, „ in de harten onzer medeburgers aan te kwee„ ken. Weg met die wijsgeerte welke dee„ ze gevoelens verdooft! Indien deeze niet 5» gegloeid hadden in den boezem der Fran„ fchen , waar zouden wij nu geweest zijn ? j, waar onze legers ? waar onze overwinnin„ gen ? De eenige weg om heilig vuur aan „ den gang te houden beftaat in vreugdefees„ ten bij zulke gelegenheden als deeze. Laat 5, een Nationaal feest dus befloten worden, „ wegens den voorfpoed van alle onze le„ gers. 'k Geef in tusfchen mijne toe'ftem„ ming dat 'er bij diezelfde gelegenheid eene „ lijkrede gehouden worde; maar ik eisch dat M men 't befluit neeme tot een Nationaal feest.'V Men  C 401 ) Men nam dan dit befluit: Baptiste, die heenen gegaan was onmidlijk naa dat men ten zijnen voordeele beflo* ten had , verfcheen thans wederom voor de balie gekleed in de Uniform der Nationaale Gardes : hij is een gnap en welleevend jongman. De Aide de Camp, die aan de balie gebleven was, terwijl de andere vertrokken was , floeg zijne armen om deszelven hals, en omhelsde hem op het oogenblik dat hij zig vertoonde» De zaal weergalmde van de herhaalde toejuichingen. „ Braaf burger! zeide de Prefident, treedt '„ in het heiligdom der Wet; de Wetgeevers „ verlangen met ongeduld om iemand onder hen geplaatst te zien, die zig bij zijn Va- derland zoo verdienstlijk gemaakt heeft; zij zijn omverduldig om U het loon voor uwe „ dapperheid toe te wijzen." Baptiste en de Lieutenant-Colonel laure traden hier op in de Vergaderzaal; de eerfte wierdt naar het fpreekgeftoelte geleid, alwaar D d st de  C 402 ) 0e Voorzitter hem geluk wenschte, en hem een zwaard als eene gift van 't Vaderland ten gefchenke gaf. Welke verrukkende gewaarwordingen moet deeze jongeling op dat oogenblik gehad hebben! Het bloote denkbeeld daar aan wekt eene aangenaame aandoening. Wanneer een man van aanzien zig zeiven onderfcheidt door eene edele daad, veroorzaakt hij lof en bewondering , offchoon men vermoedt dat hem van zijne kindscheid af aan verhevene gevoelens zijn ingeboezemd ; maar wanneer iemand in den laagften ftand geboren, die het voordeel eener befchaafde opvoeding heeft moeten derven , en die , een goed deel van zijn leeven, werks genoeg gehad heeft om zig voor gebrek te behoeden, en zig het dagehjksch brood te verzorgen , eene ziel vertoont, verheven boven alle laage inzigten, en bekwaam tot de edelmoedigfte onderneemin•gen — zulk een man heeft buiten twijffel nog jneer aanfpraak op de bewondering .zijner tijdgenooten. " iNo-  C 403 ) November 13. Het bataillon Marfeillaanen en fommige gefoedereerden uit andere Departementen thans te Parijs tegenwoordig, belemmeren de partij van danton en robespierre , in weerwille van haaren invloed in den Algemeenen Raad en in de Voorfteden; zij bevindt dat roland. de meerderheid der Conventie op zijne zijde heeft; zij vreezen dat dit fteeds het geval zal zijn zoo lang als de Marfeillaanen en gefedereerden in de hoofdftad blijven. Derzelver tegenwoordigheid beneemt de kragt aan de patriotten van St. Antoine, en belet danton. om het volle genot te hebben van deezer verkleefdheid qan zijnen wille. Men heeft zig, dus veele moeite gegeeven om de Marfeillaanen gehaat te maaken , en jaloufij tegen hen te verwekken in de gemoederen der Sancuiottes uit de Voorfteden. Men had verwagt dat de laatften, ftout op hunne menigte, de D d 3 vreen>  C 401 ) vreemdelingen uit Parijs zouden gejaagd hebben; dog de naam zelve van Marfeillaanen houdt de patriotten uit de Voorfteden in bedwang; en alhoewel de moed der eerften niet op de proef gefield is, zederd hunne aankoomst te Parijs, heeft die van hunne ftadgenooten, waar van de Sansculottes ooggetuigen waren den ioden Aug. een diep ontfach in .hunne zielen geprent, voor het kleine corps dat 'er van dezelfde plaatze thans in de I Ioofdftad is. Naardemaal het nu moeilijk bevonden wierdt om hen met geweld uit Parijs te jaagen , wierdt 'er een ontwerp gefmeed om hen door eene ftaatkundige list kwijt te geraaken. Pache is Minister van Oorlog geweest ze-; derd servan benoemd wierde tot bevelhebber van het leger aan de grenzen bij Spanjen. Hij had deeze aanflelling eigenlijk te danken aan roland ; maar danton en robespierre hebben de behendigheid gehad om hem te overtuigen dat hij de beste'kans zal hebben om  C 405 ) om'zig in zijnen post te handhaaven, door zig zeiven aan hun te verknogten en pache , gelijk veele anderen meer opgewekt door gunstbewijzen die hij verwagt, dan dezulke die hij reeds ontfangen heeft, wordt veronderfteld in hunne maatregelen getreden te zijn. Custine eischte onlangs verfterking voor zijn leger: pache gaf het Militair Commité hier van, en niet onduidlijk te verftaan, dat het voegfaam was om alle gefoedereerden die thans in Parijs zijn , onder anderen daar toe af te zenden. Dit ontwerp heeft te meer kans om te gelukken, voor zoo ver de eerfte opgaaf kwam van pache , een man die veronderfteld wordt de vriend van roland te zijn, en terwijl ninmand der voornaame aanhangers van de partij van danton , daar in eenige belangftelling fchijnt aan den dag te leggen. Zoo draa wierdt 'er echter geene melding van gemaakt in de Conventie, of buzot zag het geheele ontwerp door, en ontwikkelde D d 4 ( het  C 406 ) het in alle deelen als eene list om de Conventie in den allerverderffelijkften toeftand te brengen, en haar te onderwerpen aan de onbefchaamdheid van eene factie, welke de inwooners der twee voorfteden aan haar fnoer had. Barbaroux vertoonde dit plan al verder als eene verfoeijelijke faamenzweering, welke, haar beflag gekregen hebbende , het leeven Van veelen der afgevaardigden in gevaar zoude brengen, en uitloopen op het plunderen van Parijs; hij drong aan dat de gefoedereerden nergends van meer dienst voor hun vaderland konden zijn dan in de Hoofdftad, alwaar zij ten allen tijde bij de hand zouden zijn, om zig met het beste deel der burgerije te vereenigen , ter verdediging van het wetgeevend ligchaam, en de befcherming der bijzondere eigendommen, Cambon getroffen door de aanmerkingen van buzot en barbaroux en de herinnering van fommige tooneelen die onmidlijk naa den loden  C 407 ) loden Augustus gefpeeld waren, beklom deft fpreekftoel in grooten haast, en verhief zijne ftem dermaate, dat het de Vergadering verbaasde, en haare geheele oplettenheid gaande maakte. Mij bragt haar te binnen de tijrannieke manier waar op de laatstvoorgaande Vergadering was behandeld geworden door dé mannen die de Voorfteden aan hun fnoer hadden, en door dien Algemeenen Raad, die op den ioden Augustus de teugels van het landsbeftuur had bemagtigd en de Vertegenwoordigers der Natie gehoond. Hij vroeg of het hun vergeten was, dat deeze overweldiger» bevel gegeeven hadden om de poorten te fluiten , de alarmklok te luiden; dat zij de ledea bedreigd hadden; en dat, toen de Zwitfers-, die hunne wapenen weggeworpen hadden, binnen den omtrek der Vergaderplaats en oader de befcherming der publieke trouwe gekoomen waren, eene bende van bloeddorstige booswigten zig vertoond had aan de deuren der Vergaderzaale, en geëischt dat ,nen die Dd <; men-  C 408 ) menfchen aan hunne onftuimige woede overleverde; dat deeze dolle hoop op het punt geftaan had om de Vergadering in te ftormen hen 'er uit te haaien ter flachting ; en dat men hen van hun oogmerk niet had kunnen afbrengen voor en aleer la croix en eenige andere gedeputeerden hen op hunne knieën gebeden hadden om af te zien van zulke eene afgrijsfelijke wreedheid (*). „ Wilt gij nogmaals bukken onder dezelfde „ dwingelandij Vervolgde Cambon, zoo jaa, „ beveelt dan dat de gefoedereerden Parijs ver„ laaten voor men befloten en werklijk heeft „ opgerigt eene gewapende magt ter befcher» ming van Conventie; ftelt uzelven weder„ om onder de magt van hun welker gewei» dige overheerfching Gijl. reeds hebt onder- „ von- t*) Offchoon ik ia de Nationaale Vergadering was, toen dit voorviel, kwam het ten dien tijde niet ter mijnerkemis, en daarom meide ik het niet in mijn DagVerhaal; dog la croix bevestigde bij deeze gelegenheid de waarheid van cambon's verhaal.  C 409 ) „ vonden — de eigene tijrannen die de Wet„ geevende \rergadering onder hun bedwang » „ hadden, en ras zult Gijl. in het midden van 9, regeeringloosheid en burgerkrijg, den Fran„ fchen cromwel zien opdagen om UL. te „ zeggen dat hij uw Protector zijn en u vree» 9, de wil bezorgen, dat de gunst waar in hij „ bij het volk ftaat en deszelven overmagt 9, UL. noodzaake om gelukkig te worden. Dog neen! Wij willen geen Protector, gee„ nen Koning, geene Drie mannen , geene „ Tribunen, wij willen vrij zijn; en laaten „ wij ten dien einde de onafhanglijkheid van „ de Nationaale Vergadering handhaaven, en 9, onder geenerlei voorwendfel gehengen, dat de gefoedereerden uit Parijs trekken, voor „ dat 'er eene geregelde magt op de been ge- bragt is uit alle departementen van de Re9, publiek faamgefteld, die verhoeden kan dat „ de vertegenwoordigers onder het gebied liaan „ van een enkel departement." Cambon zeide dit met zeer veel vuur en klem waar-  C 410 ) Waarvan men de oorzaak fchijnt té moeten zoeken in de fterke overtuiging welke bij hem plaats had noopens de aangelegenheid van het on* derwerp; en zijne aanfpraak had te beter uitwerking, naardemaal zijne gewoone manier van fpreeken uitermaate laauw is, en de aandagt bezwaarlijk kan levendig houden. Zijn voorkoomen is lomp, en dom zijn uitkijk. Hij heeft eenen fchoolfchen alles uitcijferenden draaij van ziele, en wordt als de beste financier van de Vergadering befchouwd. Voormaals heb ik hem dikwerf hooren fpreeken, en doorgaands wanneer hij begon, hoorde ik aanmerken : „ Nu zullen wij iets krijgen dat „ hoorenswaardig is, deeze is een man van „ een uitmuntend gezond verftand," dog ik heb zijn goed verftand altijd zoo magtig verveelend gevonden, dat ik 'er nooit lang agter eikanderen naar luisteren konde. Dog bij deeze gelegenheid boeide hij mijne geheele aandagt , en zijne aanfpraak maakte eenen fterken indruk op de Vergadering; men gelooft dat de-  C 411 ) dezelve meer dan alles, wat voormaals gezegd is, toegebragt heeft tot het mislukken van het ontwerp 't welke zoo kunstig beraamd was om de gefoedereerden weg te fchikken. De ernst waar mede eene onderwerp gelijk dit moet behandeld worden, toont hoe los en ongevestigd het ftaat roet de zaaken van dit land, en dat het eerder van de fansculottes van twee of drie der voorfteden van Parijs en een handvol welberadene knaapen van Marfeille, dan van het onbelemmerd welbehaagen van de Conventie afhangt, in wiens hand het beftuur van zaaken zijn zulle, Roland en de Girondisten fchijnen, inzefeeren opzigte, in den zelfden toeftand te zijn, waar in het Hof zig bevondt kort voor den loden Augustus. De partij van danton en robespierre zijn zoo ernftig werkzaam ter vernieling van de eerfte, als zij immer waren voor de verdelging van de laatfte, en zij bereiden zich om die door de zelfde middelen te vohooijen. Het  C 4f2 3 Het Hof had kort voor dien tijd de meer* derheid der Nationaale Vergadering op zijne hand rolands partij heeft tegenwoor- ' dig de meerderheid der Conventie voor zig. Het Hof had eene battaillon Zwit fers en eene bende edellieden om het te befchermen. De Girondisten hebben een battaillon manfchappen van Marfeille en eenige gefoedereerden van andere departementen tot hunne wagt: Of deeze laatften meer voorfpoed zullen hebben dan de Zwitfers zal de lijd moeten leeren. Intusfchen is het blijkbaar dat beide partijen banger zijn voor eikanderen dan elk van haar voor alle haare uitwendige vijanden. November 14. Eenige dagen geleden las ik het volgende artikel in de Chronique de Paris: „ Toen lodewyk naar den Tempel gebragt „ wierdt had hij geenen penning bij zig; de 99 burger petion heeft hem twee duizend li„ vres geleend. Ziet hier zijn handfchrift. ?> De  C 413 ) „ De Koning bekent van M. petion ont„ fangen te hebben, de fomma van 2536 li„ vres, daar onder begrepen 530 liv. die de „ Heeren Commisfarisfen van de Municipali„ teit hadden op zig genomen aan M. hue s, toe te tellen, die dezelve ten dienfte des j, Konings had gevraagd. Parijs op deezen 3den September 1792 (was getekend) lodewyk." De lust beving mij om dit te vertoonen aan iemand dien ik wist dat kennis had aan petion, en vroeg hem tevens of hij geloofde dat het echt was. Hij zeide dat hij het niet wist, dog dat hij mij iets van denzelfden aart vernaaien konde op de waarheid waarvan ik ftaat konde maaken. Hierop vertelde hij mij dat hij, bij gelegenheid van eene boodfchap aan denzelven ƒ zijne opwagting gemaakt had bij den Maire op den 3iften Augustus, dat, toen hij bij hem was , den Maire een brief was behandigd, welken bij, dien gelezen hebbende, achteloos  C 4t4 ) op de tafel legde, en tegen den bedienden zeide: Zeer wel! Hier op had hij zig tot mijn bekenden gewend, en met hem gefproken over de zaak, waarover deeze hem was koomen fpreeken, en toen hij vervolgends bij toeval zijne oogen gevestigd had op den brief, die open op de tafel lag, zeide de Maire: Gij moogt hem wel leezen wanneer 't u gelieft. r~ Hij was van den Koning, en het volgende is 'er eene letterlijke overzetting van. „ 'tZou den Koning zeer aangenaam zijn 9 dat M. petion antwoord gaf op den brief, „ dien hij hem vijf dagen geleden had- .ge* „ fchreeven. 't Is thans de Iaatfte dag van de maand, en hij had nog geen geld ont„ fangen, om zijne uitgaaven goed te maa„ ken: de Koning zal zig verpligt rekenen „ aan M. petinn wanneer deeze hem wil „ doen weeten, waar op hij ftaat kan maa^ „ ken, en hem nog heden antwoorden. (getekend) lodewyk, Gecontrafigneerd met twee andere naamen. m  C 415 -) Het geduld waar mede de Koning alle de onaangenaamheden heeft, die hem .zeiven alleen drukten , geeft reden om te gelooven, dat hij tot het fchrijven over dit onderwerp is overgehaald uit deelneming voor anderen: 't is waarfchijniijk dat de .eerfte brief door een van zijne bedienden gefchreven was, en dat het niet beantwoorden daar van, den Koning in de noodzaaklijkheid gebragt hoeft, om zelve den tweeden te fchrijven. Dat een van beide noodzaaklijk ware is verfoeijelijk , en duidt eene wezenlijke laagheid van ziele aan,in de zulken, die verhevenheid van geest voorwenden, en eene denkwijze .boven de gemeene vooroordeelen verheven.. ïsfovember 15. •Het is moeilijk om berigt te krijgen noopens de behandeling der Koninglijke Familie in den Tempel. Verfcheidene omftandigheden, intusfchen, van eenen publieken aartj U deel. E e gee-  C 416 ) geeven te kennen, dat dezelve onbefcheiden en hard moet zijn in de hoogue maate. Een Committé door den Algemeenen Raad der Commune van Parijs benoemd , zit daar onafgebroken, en regelt, naar bepaalde voorfchrifren; alles wat de Koninglijke Familie 'betreft. Voor zoo ver zij zederd eenigen tijd naauwer bewaard, en door de wagten zeiven dk bij den Tempel post houden niet gezien worden, wierdt 'er een gerugt verfpreid, dat de Koning ontfnapt was, alhoewel het zelfde aantal mani'chappen als voormaals de wagthieldt ; men zeide dat zulks alleen gefchiedde om het Volk te misleiden, tot dat men eene voeglijke verfchooning kon uitvinden, om het Committé te behoeden voor de algemeene verontwaardiging wegens deszelven verzuim of verraaderije. Vol van dit denkbeeld, eischte eene bende manfchap uit de wijken van Parijs die de wagt had bij den Tempel, om den Koning en de Koninglijke Familie te zien, op dat zij zei-  C 457 ) Te gerust gefield en in ftaat gefield mogt worden , om haare medeburgers te verzekeren dat de Koning zig werkelijk in den Tempel bevonden, en zij geene ledige vertrekken bewaarde, zoo als ten fterklten vermoed wierdt. De Municipaal Officieren weigerden om aan (deezen eisch te voldoen ; de wagt ftondt 'er op aan, en dreigde met geweld in de vertrekken te zullen dringen. Men zondt om santerre, hij tradt in gefprek met deeze muitelingen , en verzekerde hun , dat de geheele Familie welbewaard in de gevangenis was. Dit voldeedt ten laatften aan de vrijwilligers uit de Wijken; maar de Kanonniers volharden in hunnen eisch, en santerre zag zig genoodzaakt om zig re beroepen op de menigte aan de poort van den Tempel vergaderd, die in het character van Souverein Volk ttittpraak deedt tegen de Kanonniers, en hen onder de noodzaaklijkheid bragt om het ftuk op te geeven. Het Municipaal Committé, aan welks zor> Ee 2 ge  C 418 ) ge de Koninglijke Familie bijzonder was aanvertrouwd, heeft verfcheidene berigten ingeieverd bij den Algemeenen Raad, waar in Eij beweeren, dat 'er een plan in til fchijnt te zijn , om haar uk den Tempel te verlosfen en de geringfte toevallige omftandigheden , worden befbhouwd als tekenen van buiten , welke volkomen begrepen worden, door de gevangenen van binnen. ffi deeze rapporten aan den Algemeenen Raad, heeft men melding hooren maaken van iemands fpeelen op de fluit ter middernagt, van de liedjes op de ftxaat gezongen, de uitdrukkingen van gemeene roepers die voorbij gaan, en men geeft niet onduidlijk te verftaan, dat dit alles iets meer betekent, dan het oppervlakkig fchijnt. Nog niet lang geleden, gaf het Committó te verftaan, dat wanneer de Koninglijke Familie in den tuin wandelde, of zig op het balcon vertoonde , een aantal perfoonen gezien wierdt aan de vente der na bij gsiegene huizen, tekens gee, ven-  ( m ) Vöïïde, welke de gevangenen feheenen te verdaan. — Een lid van den Raad ftelde voor, dat, om dit laatfte voor te koomen,* men den Koning en zijne Familie nimmer moest veroorloven om in de opene lugt te koomen, voor dat het zo duister was dat zij niet konden gezien worden; een ander gaf in .bedenking om de muuren in den tuin te verhoogen, en zulke veranderingen in den Tempel te maa.ken, waar door daadlijk belet wierdt dat iemand daar buiten de gevangenen konde te zien koomen. Dan deeze vernuftige voorflagen wierdea nodeloos gemaakt door een bevel van den Raad, dat de ganfche Familie zoude belet worden het wandelen in den tuin, jaa zelfs om zig aan de venflers haarer vertrekken te vertoonen , en , wanneer zij bij eikanderen koomen om te eeten, 't geene altijd gefchiedt in tegenwoordigheid van een of twee Officieren van de Municipaliteit, wordt iedere oogwenk, elk woord , en alle gebaarden van de Ee 3 or>  ( 420 ) ««gelukkige gevangenen opgemerkt, uitgelegd en doorgaands overgebragt aan den Algemeenen Raad, als hebbende eene geheime bedoeling. Onder andere even belangrijke omftandigheden wierdt in eene van de berigtfchriften van het Committé, een geruime tijd geleden, gemeld, dat de Koning voortging met zijne ftar en linten te draagen 't welke het weelderige vernuft eens fchrijvers van zeker dagblad gaande maakte, die zig over het onderwerp van dit rapport uitliet in de volgende onbetaamlijke bewoordingen: „Indien lode„ wyk gemeen menfchenverftandhad, hij zou„ de uit zig zeiven dien geleenden opfchik „ afgëlegd hebben; hij zoude thans Republi„ kein zijn, dat is te zeggen iets meer dan „ een Koning ; want een Koning is Hechts „ de voornaamfte flaaf van zijn rijk." . Hij voegt 'er vervolgends bij, dat, ver van hem daar van te berooven, het beter zoude zijn, wanneer de Natie hem laat leeven, om hem  ( 4-t ) heffi te veroordeelen om deeze zinnebeekfe» leevenslang te draagen 5 en ftelt voor, om allen, die van zeker misdrijf overtuigd zijn, tot dezelfde ftraffe te veroordeelen — en befluit : „ Men moest hen ten toon ftellen voor „ het volk , omwonden met linten , hunne „ klederen bezaaid met arenden, duiven, „ olijphantenien fchaapen. De Romeinen be„ roofden de overwonnen Koningen niet van „ de tekenen der Koninglijke waardigheid; „ zij bekleeden hen in tegendeel zorgvuldig „ daarmede , alleen om 'er op te kunnen „ fpuwen." De Algemeene Raad echter befchouwde dit uit een verfchillend oogpunt. Vuurig in het betoon van verachting voor de ariftocratie, en aanhoudend beweerende dat het Volk in het algemeen de Monarchij verfoeit, verraadt hij dikwerf eenige vreeze voor de eerfte, en een vermoeden dat de Natie geduurig haare oude overhelling voor de laatfte behoude zij fchijnen eenen fchrik te hebben voor alles F, e 4 dat  C 432 ) dat hen aan een van beiden herinnert. Manuel kreeg order om naar den Tempel te gaan, en den Koning aan te kondigen, dat, naardemaal de Koninglijke waardigheid afgefchaft was, het niet voegde dat hij zijn vorige verderfden langer droeg. De faamen. fpraak welke tusfchen den Koning en manuel bij deeze gelegenheid plaats had is publiek gemaakt in fommige dag-bladen, waarfchijniijk door manuel zeiven: trouwens uit die berigten zelve blijkt, dat de Koning de gemelde boodfchap ontfing, met die manlijke onverfchilligheid, en ongefioorde onderwerPing, welke hij doorgaands, geduurende zijne rampen vertoond heeft, 'k heb altijd gehoord dat lodewyk XVI, nooit zeer bedwelmd geweest is door de pragt der Koninglijke waardigheid, zelfs toen dezeIve hem .n hawen grootften luister omringde ; thans fchijnt hij even weinig aangedaan over het verlies van dezelve, en de kwaadaartigheid van zijne vijanden, zelfs tot in deeze kleinigheden doorftraa, len-  C 4*3 ) lende, maakt, in plaats van 's Vorsten goeden naam te bezwalken, zijne loffelijke hoedaanigbeden flechts te zigtbaarer. November 16. In een werk, voor eenige jaaren uitgegeeven, (*) poogde ik om een denkbeeld te geeven van die dweepzieke verknogtheid en liefde, welke de hedendaagfche Franfchen hadden, of, voorgaven te hebben, voor hunne Koningen. Zij fpraken van die verkleefdheid, als van eene hoedanigheid der ziele, zoo als edelmoedigheid of moed : zij fcheenen 'er zig vrij wat op te laaten voorfiaan dat zij die hoedaanigheid bezaten indien niet alleen, ten minsten in eene veel grootere maate dan eenig ander volk; en ieder Franschman wenschte dat men hem voor Koningsgezind hieldt; zoo als elk (*) View of Society and Manners in France &e. Ee 5  ( 4*4 > elk mensch wenscht om voor edelmoedig of braaf gehouden te worden. Zij fcheenen die verkleefdheid zelfs als eene deugd aan te merken welke behoort te worden aangekweekt in den boezem van eiken onderdaan onafhanglijk van de goede, en in weerwille van de kwaade hoedaanigheden van den Souverein;. en zij waren trotsch genoeg om den vreemdelingen onder het oog te brengen hoe ver hunne landaart alle anderen in de uitoeflening hier van voorbij ftreefde. Een Engelsch officier zig eenige dagen te Verfailles opgehouden hebbende geduurende de regeering -van lodewyk XV. foupeerde in een gezelfchap van verfcheidene Franfche» Fleeren des avonds voor hij naar Parijs terug keerde. I Iet gefprek liep over de groote verknogtheid aan en genegenheid der Franfchen voor hunne Monarchen, en een van het gezelfchap verneemende dat het ten Hove uitneemend druk geweest, en veele menfchen van aanzien uit Parijs ;e Verfailles geweest wa-  C 4=5 ) waren, geduurende des officiers verblijf alhier * vroeg hem of hij niet verbaasd geftaan had, over het ontdekken van zulke blijken van verkleefdheid. „ Neen! gaf de officier ten antwoord, ik „ zoude verbaasd geweest zijn, indien ik die niet ontdekt had." „ In waarheid, hernam de Franschman, de „ Koning is ook de beminlijkfte man van de „ waereld, en het is niet meer dan natuur- lijk dat de geheele waereld hem lief hebbe." „ Dat kan niet betwist worden, zeide de officier, dog ik dagt om andere redenen, „ welke konden plaats hebben bij hen die zoo „ vlijtig hun hof maakten bij den Koning, redenen van genoegfaame kragt, om al dien „ ijver en verkleefdheid voort te brengen , „ welke zij aan den dag leggen." De ander hieldt zig als of hij hem niet verftondt, en vroeg met zeer veel befcheidenheids welke andere redenen zij konden hebben? De officier gaf ten antwoord; „Hoe! heeft „ de  C 426 ) tj de Koning geene gouvernementen, en ren gimenten, en bisdommen te vergeeven ? Mij koomt het voor dat deeze bedenking den „ Koning tot een voorwerp kan maaken van „ elks oplettenheid, en menig blijk van ijve„ rige aankleeving aan zijn perfoon kan te „ wege brengen, zelfs offchoon hij de be<, minlijkfte man van de waereld niet ware3 't geene allen toeflaan dat hij is." „ Wees verzekerd, Mijnheer! hernam de „ Fransehman, dat 'er geen volk op aarde is, „ dat zulk eenen eerbied voor zijne Konin„ gen heeft, en dien zoo belangloos, als de 3, Franfchen." „ Verfchoon mij, zeide de officier, ik ken een volk dat hun in deeze hoedanigheden den voorrang kan betwisten , en onder het welke de hovelingen kragtiger bewijzen geeven van eerbied voor — en eerbied aan hïin«en Vorst, dan die van Verfailles zei ven." „ Welk volk is dat? „ De onderdaanen van den Keizer van Mo- » rok-  C 4=7 ) 9, rokko, hervatte de officier, net een rno „ narch voor UL., Mijnheeren! die ter naau- wernood een woord fpreekt dat niet verge„ zeld gaat met fabelflagen, en met dat alles „ wordt hij op de allerverbaazendfle wijze ge„ eerbiedigd. Toen ik te Gibraltar in garni„ foen lag, deed ik eenen uitflap naar zijn .,, rijk, en had de eer om eenigen tijd aan zijn Hof te Feez door te brengen: een der „ meest geliefde morgen uitfpanningen van „ deezen beminden Monarch is, om pijlen te „ fchieten op zijne onderdaanen; wanneer hij ., mist, 't geene zelden het geval is, want 5, door veelvuldige oeffening weet hij uitftee„ kend te mikken, dan neemt de perfoon, 0, waar op het gemunt geweest was, den pijl „ op, en biedt hem met al den ijver van den „ flerkst verkleefden hoveling, op zijne knieën 0, den Keizer wederom aan. Bij fommige gelegenheden doet hij zijnen 3, onderdaanen de eer aan, om hen met eige, .j ne handen het hoofd af te flaan, en wordt „ we-  C 4^3 ) «, wegens zijne handigheid hooglijk geprezen „ van de hovelingen die hem omcingelen j in „ 't kort zij leggen alle blijken van verknogt„ heid aan zijn perfoon aan den dag, en mo„ gen in waarheid gezegd worden hunnen „ Souverain tot zot wordens toe te bemic- „ nen. Ziet daar mijne Heeren wat ik „ belanglofe verknogtheid aan zijnen Vorst „ noem." Maar thans zijn de Franfchen, allen ten minsten die in Frankrijk blijven, zo ijverig om te verklaaren dat zij nimmer deeze dweepzieke gehegtheid bezaten, als zij voormaals 'er op gefteJd waren dat men hun dezelve toekende; en daar zij begonnen dit beginfel te verzaaken onder de regeering van den zagtiten en rechtvaardigften monarch dien zij. immer hadden, zoo draa als zijne magt begon befnoeid te worden, en voortvoeren om de vuurigfte verknogtheid te betoonen jegens den meest overheerfchenden en geweldigften van zijne voorgangers welker magt hun bijbleef, zoo is het zeer duidlijk te begrijpen waar op dee-  C 429 !) fieeze boog geroemde koningsgezindheid gegrond was. Dog gelijk menfchen eene verachtlijke en ftaaffche gemoedsgefteltenis aan den dag leg. gen, die genegenheid en eerbied voorwenden voor eenen dwaazen of ondeugenden Vorst, ,zoo verraaden de zulken aan de andere zijde een kwaadaartig en haatlijk character, die in 't ftuk van eerbied en dankbaarheid te kort fchieten jegens eenen zagtaartigen en billijken monarch , die geduurende den ganfchen tijd zijner regeering leefde voor de gerechtigheid, en even veele oplettenheid vertoond heef: voor de regten zijner onderdaanen, als voor zijne eigene voorregten. De verknogtheid van een man van verftand en oordeel fpruit voort uit eenen verfchuldigden eerbied voor de eerfte overheidsperfoon van eenen ftaat, welks wettig gezag hij bereid' vaardig is ten algemeenen beste te handhaaven, onafhanglijk van elke andere bedenking. Bij dit gevoel van verkleefdheid aan den monarch 5  ( 430 ) öareh, als eerften magiftraats perfoon, zal achting koomen voor de goede hoedaanigheden welke hij mag bezitten, en dankbaarheid voor ontfangene gunstbewijzen, in ieder welgeplaatst hart. Dog deeze gevoelens zijn niet noodzaaklijk verbonden met verkleefdheid aan eenen Vorst, maar worden gevoeld voor elken bekenden, die groote of beminlijke hoedaanigheden bezit, en van welken wij gunsten ontfangen hebben. Dog de praaiende vertooningen van die verkleefdheid welke fomwijlen voorkoomen, fpruiten, bij het gemeen, doorgaands voort, uit eene eeuvoudige zugt voor geraas; bij fommigen van hoogen rang, uit eene begeerte om als bijzondere vrienden van de Koninglijke familie befchouwd te worden, buiten medewerking van eenig denkbeeld van haare goede eigenfchappen; en bij veelen is zij gegrond op een voordeelig ampt dat hun gegeeven of toegezegd is. No-  C 431 ) November 17. In het begin van de omwenteling, toen eerbied voor den Christelijken Godsdienst nog vrij algemeen was in de zielen van het volk, verzekerde een volksgezind abt met een oogmerk om zijne Gemeente eenen afkeer van de ariftocraaten in te boezemen, dezelve in zijne predikatie, dat Jefus Christus door de ariftocraaten van Jerufalem gekruisd was. 'Er zijn menfchen die zig verbeelden dat de zelfde verklaaring indien zij thans van den predikftoel gehoord wierde, den zelfden afkeer niet zoude te wege brengen in de gemoederen eener Franfche Gemeente welken het voor drie jaaren verwekte, oordeelende dat de indrukken van den Godsdienst nu veel flaauwer zijn dan dezelve toen waren. Een van de meest kenmerkende leerftukken van den Christelijken Godsdienst, ik meen, de vergeeflijkheid omtrend beleedigingen,fchiin* 11 deel. Ff aan-  C 43* ) lanmeTklqk in. verachting te zijn gekoomen, eerder als het uitwerkfel van zwakheid, dan van grootheid, van ziele befchouwd te worden: wraak, in het tegendeel, wordt toegejuicht als eene deugd, en als een pligt voor•gefchreven, en het volk daartoe aangefpoord, bij elke wezenlijke of veronderftelde beleedi€*ng- Zij die het graauw tegen den Koning ophkfen, maaken het wijs, dat zijne teregtflelling noodzaaklijk is, om den moord van hunne broederen in de Caroufel op den loden Augustus te wreeken, en dat de zaak der Natie tümmer eenen goeden gang kan gaan voor en aleer men over het Aagten van deezen, wraak genomen hebbe. 'Er was berigt gegeeven in de Nationaale Vergadering, dat fommigen van die patriotten, terwijl zij op den grondlagen te zMtoogen, den troost gehad hadden om de Zwitfers te zien in ftukken hakken, voor zij nog huntje oogen geheel geloken hadden. De  % 433 ) De nieuwe recruuten verzekert men ten hunner aanmoediging, dat, ingevalle zij in den ftrijd gedood wierden, zij zig volkomen gerust mogen ftellen, want dat hunne dood degelijk zal gewroken worden, Eene arme vrouw fchreide bitterlijk over het verlies van haaren zoon die in het gévegt van Valmy gefneuveld was : de foldaat die haar het nieuws gebragt had poogde haar op te beuren met te zeggen: „Wees getroost, .„ margriet ! ik ftaa 'er u voor in dat zijn „ dood nadruldijk zal gewroken worden." Op het burgerfeest, 't welke gevierd wierdt bij gelegenheid van de verovering van Savooijen , wierdt 'er een nieuw couplet gevoegd bij de Marfeillaanfche marsch, en door een aanÉal jonge kuaapen opgezongen; ïïous entrerons dans la carrière„ Quand nos aïnés n'y feront plus. Nous y trouverons leur pousfiere Et la tracé de leur vernis. Jjieu moins Jaloux de leur furvivre Ff a Q*  C 434 ) Que de partager leur cercueil, Nous aurons le fublime orgueil De les venger ou de les fuivre. Aux armes, Citoyens! I ormez vos bataillons! Marchez! — Qu'un fang impur abreuvevos fillon»* 'k Was laatst in de Conventie toen een jong officier, tot het regiment van beaurepaire behoorende voor de balie verfcheen. Hij was te Verdun tegenwoordig geweest toen de Colonel zig zeiven overhoop fchoot: hij lprak met grooten lof van dien officier, door welken, hij zeide, dat het guarnifoen tot zulk eene hoogte van geestdrift was opgewonden, dat het befloten had, om zig eerder onder de puinhoopen te laaten begraaven, dan de ftad over te geeven : hij deedt een treffend verhaal van de verontwaardiging en den fpijt der foldaaten, bij het ontdekken dat de Regeering gecapituleerd had, en toen men hun berigt gaf van het uiteinde van hunnen Colonel: hij zeide, dat hij afgevaardigd was van zijn regiment, om wraak te eifchen over dever»  < 4S5 ) ?,serraaders die Verdun aan den vijand hadden overgegeeven, en den Commandant tot wanhoop vervoerd. Hij las de naamen op van de peifoonen die hij befchuldigde, uicmaakende de Regeering van Verdun en fommigen van de Veld Officieren van de Nationaale Garde. Deeze jonge officier was fraaij, en vriendHjk van voorkoomen; hij fprak vloeijend en met bevalligheid; en, 't geene de Vergadering zeer ten. zijnen voordeele innam , was een brief van dumourier , welke haar wierdt voorgelezen, en waar door de Conventie berigt wierdt gegeeven , dat het regiment tot het welke hij behoorde, zig uitftcekend wel tegen de Pruisfchen had gedragen; en dat de officier die de befchuldiging overbragt zig bijzonder wonder wel gekweeten had. Sommigen der leden begonnen te fpreeken van wegens den dood van beaurepaire wraak te neemen van de perfoonen, door den oificier betigt ; en de Vergadering fcheen ? derwerpen." ^ Met dat al denk ik, was mijn antwoord, „ dat een Generaal die het gebied voert over „ foldaaten welken men geleerd heeft, om te ,> gehoorzaamen zonder zeiven te denken, een groot voorregt heeft boven eenen anderen die met zijn volk moet redenkavelen. De „ Hertog van brunswyk heeft alleen orders „ te geeven, en hij kan zoo gerust ftaat maa„ ken op gehoorzaamheid, als ik verzekerd „ ben dat dit horologie flaan zal wanneer ik » de  ( 459 ) '„ de veer druk, zeide ik, terwijl ik het hr> „ rologie in mijne hand hield en flaan liet; daas „ in tegendeel dumourier naar ik hoor, dik„ werf genoodzaakt is om zijne foldaaten te „ overtuigen dat hij gelijk heeft voor en aleer „ zij zijne bevelen gelieven te gehoorzaamen." „ Het temparement en Nationaal character „ der foldaaten moet in het oog gehouden „ worden door den Generaal die 'er het ge„ bied over voert, hernam de officier. Fran„ fchen zouden ontmoedigd en voor alles nut„ teloos gemaakt worden, of zouden defer„ teeren, wanneer zij mee zoo veele geftreng„ heid behandeld wierden als de Duitfche of „ Rusfifche foldaaten. 'k Houd mij verze„ kerd, dat het invoeren van de rottingfla„ gen, eene van de redenen geweest is van „ het verloop des legers in het begin van de „ omwenteling. De Franfchen en Duitfchers „ zijn dieren die zoo veel verfchillen , als „ windhonden en vosfejaagers, zij overmees„ teren hunnen vijand op verfchillende wijHh 5 „ zen,  C 4£o ) » zen, en vorderen eene zeer onderfcheidene „ behandeling. „ Ik verlang de verdienfte van dumou„ rier niet te verkleinen, vervolgde de of„ ficier, dog ik moet aanmerken, dat het na„ deel waar van gij melding maakt vergoed „ kan worden door dien geestdrift, welke in ,j den tegenwoordigen nood in de gemoede„ ren van de Franfche foldaaten werkt met „ eene kragt, welke die van alle werktuiglij„ ke aandrijving te boven gaat. Buiten dat, „ moet gij u herinneren, dat het ten allen „ tijde in Frankrijk de gewoonte geweest is, „ om de foldaaten Hechts voor twee of drie „ jaaren aan te neemen; reden waarom een „ groot aantal jonge handwerks-gezellen en ,, landlieden voor zulk een tijdbeftek in het le„ ger verkiest te dienen; naa welks afloop, zij „ tot hun ambacht of boerderijen wederkeeren, „ alwaar hunne avontuuren in het leger een „ bron uitmaaken van discours voor hun zel„' ven , en van verwondering voor hunne „ vrou-  C 461 ) „ vrouwen en kinderen, geduurende hun gan„ fche leeven: en wanneer het ganfche land „ wordt opgeroepen , zoo als in de tegenwoordige gelegenheid, zoo zijn 'er onder „ de aankoomelingen van elk departement, „ altijd eene groote menigte oude foldaaten, „ die niet alleen de nieuwere manfchappen „ onderwijzen in de wezenlijke deelen van „ de exercitie , maar hun zelfs het voorbeeld „ geeven van geregeldheid en onderwerping; „ zoo dat de fchielijk aangeworvene troupes „ welke dumourier ter verfterking wierden „ toegezonden te St. Menehould , niet ten „ eenemaale uit ongeoeffende recruuten be„ ftonden." November 23. In het houden der aantekeningen voor dit Dag-verhaal, was mijn doel niet om mijzelven te bepaalen bij de publieke gebeurtenisfen, welke hier te lande voorvallen in dit gewig- «ig  C 4ap»*Us 5? voorvallen ? Allen die aan het hoofd van 1 §Zr^c' ' „ Uwe legers zijn, bezitten misfchien niet de „ gemaatigdheid van Washington." „ Wij hangen niet af van de gemaatigdheid „ onzer Generaals, kreeg ik ten antwoord, „ maai'  C 495 > maar van den geest der vrijheid, waarmede „ de Franfche legers bezield zijn, welken wij „ aanmerken als een teugel voor de heersch„ zugtige of verraaderlijke oogmerken hun„ ner aanvoerers. Deeze geest had geene „ plaats in eenige van de ftraks gemelde le„ gers. Het leger van c/esar zag hem, en „ hem alleen , naar de oogen; op zijn bevel „ marcheerde het met zoo weing tegenftrib„ beling tegen den Raad, als tegen de Gau„ len : de legers van cromwel en monk wa„ ren derwijze misleid en vooringenomen, dat „ zij de blinde werktuigen wierden van den „ wil van hunne Generaals : de Franfche le„ gers zijn meer verlicht en op eene zeer „ verfchillende wijze ingerigt, zij zullen hun„ ne aanvoerers volgen tegen den buitenland„ fchen vijand, maar niet tegen hun Vader„ land. Geen Generaal ftondt immer dieper ,, in de gunste des Volks dan la fayette ; „ intusfchen zou men hem te midden züns „ legers gearrefteerd hebben, had hij niet de „ vlugt  C 496 ) vlugt genomen; en wanneer de Conventie „ het noodig keurde , kon zij morgen du„ mourier in 't midden van het zijne in „ hechtenis doen neemen in weerwille van „ alle zijne overwinningen. Maar burgerlijke „ eerbewijzingen en onderfcheidingen zouden „ de Generaals der legers fl echts gevaarlijker „ maaken; en daarom moest men, in het bur„ gerlijke leeven , hen doen gevoelen dat zij „ gelijk ftonden met hunne medeburgers, en „ en verpligt waren zig te onderwerpen aan „ dezelfde regels in de openbaare genoodfchap„ pen welke men anderen leden voorfchreef. „ Elke foort van bijzondere onderfcheiding „ der zulken, welker beroep eenigen rang gaf, „ of ten gevalle van iemands geboorte en af„ koomst, is der vrije ziele van Republikei,, nen onwaardig; en gij hebt kunnen zien, „ vervolgde hij, dat, toen de burger egalité „ in kwam en bij u plaats nam , zijne ver- „ fchijning geene opmerking baarde: : „ men floeg geen acht op hem." » Ver-  C 497 O „ Vergeef het mij, gaf ik ten antwoord, „ zijne verfchijning baarde wel opmerking; „ en wanneer ik hem te voren niet gekend „ had, zou ik evenwel gegist hebben dat hij „ het was, door den fchijn, welken men van „ rondsomme aannam, van geen acht op hem „ te flaan." December r. Weinige dingen zijn 'er die eenen vreemdeling, bij zijne eerfte aankoomst hier te lande, meer verbaazen, dan de wreede en on* voegfaamme wijze waar op men van de Koninginne fpreekt; en niets ftrijdt meer met het geene men voormaals als het bijzondere kenmerk der Franfche Natie befchouwde. Men heeft haar dikwerf befchuldigd van zoo gezet te zijn op de befchaafdheid, dat zij 'er haare zedekunde wel eens aan ten beste gaf; thans loopt zij gevaar om de eerfte in den wind te flaan, zonder daarom meer te letten op de andere, en alle eigenfchappen van hovelingen te  C 493 ) re verliezen, uitgezonderd die van den onge? ïukkigen aan zijn noodlot over te geeven. Het raport in naam van het Committé der Wetgeeving , over de wijze naar welke 's Konings verhoor konde ingerigt worden, wierdt onlangs in de Conventie gelezen door mailhe — waarnaa hij zeide: „ Wij hebben „ niet gewaagd- van maria antoinetta; welk regt heeft zij om haar geval vereend „ te hebben met dat van lodewyk XVI? Het leeven dier vrouwen, die den tijtel van „ Koningin van Frankrijk, gevoerd hebben, „ wierdt nimmer onfchendbaarer gehouden of „ heiliger , dan dat van andere rebellen of „ faamgezworenen; en dus, wanneer gijlieden ,, noodig oordeelt om een befluit ter haarer „ befchuldiging te neemen, kan zij verhoord ,, worden door een van de gewoone crimi< „ neele gerichtshoven." Daar de wijze om den Koning te verhooren het eenig onderwerp was dat aan het onderzoek van 't Committé gelaaten was, dagt ik, wel-  C 499 ) Welke deezes mans beweegrede zijn konde* om van het onderwerp van 't raport af te wijken , en deeze ruwe aanval op de Koningin te maaken : dog toen hij afgedaan had en ik de Gallerijen hoorde weergalmen van toejuichingen , begreep ik het fpoedig. Zoo draa het gedruis over was hoorde ik eenen van de afgevaardigden tegen den geenen die naast hem zat zeggen, „ 't zou mij niet verwonde„ ren dat zij veroordeeld ware , om de ledi„ ge plaats van Madame de la motte, te „ Bicetre te vervullen." (*) Dog 't geene mij meer verbaasde dan alles wat ik over dit onderwerp gelegenheid had om waar te neemen, was een gefprek dat ik hield in het koffijhuis in het Palais Royal, met een perfoon welken ik daar nu en dan toeval» (*) De naam van den man die deeze liarde en Onfeetaamlijke aanfpraak deedt is in mijn oorfpronglijk Dagboek, ik Iaat dien' hier weg om dat ik naderhand berigt kreeg van eenen zeer wezenlijken dienst dieii hij aan een ongelukkig emigrant bewees( II. deel, L 1  C 5co ) vallig ontmoet heb: hij is een man van een deftig en eerbiedwekkend voorkoomen , van ongeveer vijf en veertig of vijftig jaaren, wel gekleed, hoewel meer naar den fmaak die voor de Omwenteling in zwang was, dan naar den tegenwoordigen. Hij is geen lid van de Conventie, dog ik heb 'er hem dikwijls gezien, en fomwijlen gefproken: ik hield hem voor een gemaatigd en menschlievend man, maar thans overtuigde hij mij hoe zeer ik mij vergist had. Ik vroeg hem iets betrekkelijk het aanfiaande verhoor van den Koning. '£r was niets meldingswaardigs in zijn antwoord. Daarop gaf ik eenig blijk van mededogen met den beklaaglijken toeftand der Koninginne. Nu begonnen zijne oogen te tintelen, en zijn ganfche gelaat veranderde op het hooren van haaren naam; het gewagen van de Koninginne trof hem gelijk het noemen van ridderlijke bedrijven don quichot deedt; zijn discours, tot hier toe dat van een man van verftand, veranderde nu in de raa- zer-  c 501 ; gernijen eens krankzinnigen ; hij braakte da vuilfte uitwerpfelen van wraakzugt en hoon tegen haar uit die ik immer hoorde; en befloot alles met het verfchriklijk zeggen, dat ik hier letterlijk vertaal: „Ik hoop dat dat „ vrouwsperfoon gedwongen zal worden om „ den beker van rampzaligheid welke voor „ haar ingefchonken is tot den droesfem toe „ uit te drinken." De woede welke men hier te lande aan den dag legt tegen de Koningin, is heviger en tevens onbegrijplijker, dan die, welke zig, in Schotland, openbaarde, tegen Koningin maria, alhoewel 'er verfcheidene omftandig* heden faamenliepen, om jaloufij tegen zijne fouvereine te verwekken bij het volk van Schotland, waar toe in het andere geval althans geene reden is. Toegerust met weergalofe fchoonheid, en vercierd met fraaije gaaven, was maria gewend aan den luister van een wellustig Hof, in 't welke eene vrouw gonder beginsfels den baas fpeelde, eene vrouw LI 3 van  ( 502 ) van welker ftaatkunde, de galanterij een voornaam werktuig was. Zij keerde te rug naar haar geboorteland, in een tijdftip dat het overdekt was met eenen nevel van geestdrijverije, waar door de inwooners de vreugde als zondig en het vermaak befchouwden als heiligfchennis. , Maria deedt belijdenis van eenen Godsdienst waar van de Schotten een afgrijzen hebben : hoe kon het volk de verfcheidenerlije opgepronkte tabbaarden dulden van het Priesterdom, in welks oogen de deftige kerkgewaaden der Engelfche Kerke veracht waren, als lappen van de hoer van Babel, welker eerdienst zij vreesden dat de jonge Koningin in haar Vaderland wenschte in te voeren. De manieren van het Hof van Weenen waren zeer verfchillende van die van de Louvre; en het character van maria theresia was het tegengeftelde van dat van catharina de Medicis. Dat de Koningin fchoon en bevallig, en vrolijk was; dat zij de pracht be-  C 5°3 ) beminde, en den Roomsch Catholijken Godsdienst was toegedaan, waren omftandigheden van dien aart, om een volk gelijk het Franfche te gewinnen, niet te vervreemden. Behalven dat waren de misdaaden, welke men maria te laste legde, waar of valsch, veel zwaarder dan eenige van die, welke de laster immer der Koninginne van Frankrijk heeft aangetijgd. En offchoon het lot der eerfte ten uiterften treffend en befchreijingswaardig was, de oorzaaken, echter, welke het te wege bragten, waren niet ongemeen. Maria wierdt het flagtoffer van fchijnheiligheid, van vrouwlijke jaloufij en ftaatkundige vreeze, daar in het tegendeel het lijden der Koninginne van Frankrijk, zoo ftrijdig is met goede ftaatkunde als met de menschlijkheid, en haar aangedaan wordt van een volk, dat, eer het haar op zulke eene barbaarfche wijze konde behandelen als het gedaan heeft, zig moet ontdaan hebben van elke beminnelijke hoedaanigheid welke zijne vrienden het toeL 1 3 ken-  C 5°4 ) kennen, en de gemoedsgefteltenis aangenomen welke het zelve door zijne bitterfte vijanden, toegefchreven wordt. December 2. De rampzaligfte omftandigheid, welke deeze Omwenteling van andere onderfcheidt, is, dat toen haare voornaame bedoeling grootendeels bereikt was, de orde, rust, en ondergefchiktheid niet te rug keerde. De eene omwenteling is op de andere geënt, men heeft nieuwe veranderingen uitgevonden, en werkftellig gemaakt door geweldiger en bloediger middelen, dan de vorige; bet graauw , opgehitst door aanvoerders zonder beginsfelen, heeft alle buitenfpoorigheden van muitende negers gepleegd, of van flaaven die galeijen ontfnapt zijn. Op het tegenwoordige tijdftip, vierjaaren naa den eerften opftand, leedt het ongelukkige Franfche volk, in plaatfe van de gezegende vrugten der vrijheid te plukken, onder  C 505 ) der den naam van Republiek, ondraaglijker verdrukking, dan het immer te dulden had onder den heerschzugtigften zijner monarchen; en is te gelijk blootgefteld voor de aanvallen van uitwendige vijanden, welker getal dagelijksch aanwast door het onvoorzigtig gedrag van 's volks beheerfchers. Van alle nadeden, welke deeze buitengemeene Omwenteling heeft te wege gebragt, is, voor de menschheid, misfchien de belangrijkfte, dat zij de verontwaardiging heeft verminderd welke ieder vrijheidlievende ziel natuurlijk gevoelt over onbeteugelde heerschzugt, en haar doet overneigen om zig liever te onderwerpen aan de beevende ruste van geregelde onderdrukking, dan gevaar te loopen van zulke tooneelen van regeeringloosheid en fiachting te zien openen, als zederd geruimen tijd hier te lande hebben plaats gehad. Met dit alles mout men bedenken, dat het L 1 4 des-  C 506 ) despotismus, fchoon minder woest, een hooplofer toeftand is dan regeeringloosheid, welke de zaaden van haar eigene verwoesting in zig bevat; daar in het tegendeel de fteunpilaaren van het eerfte, met kunst gefchikt zijnde om eikanderen kragt bij te zetten, zoo wel als om het algemeene gebouw der overheerfching te fchraagen, eeuwen lang kunnen ftaande blijven. Ware het niet uit hoofde van deeze omftandigheid, en moet men dan kiezen, om te leeven onder eene willekeurige regeering, of blootgefteld te zijn, aan de onbeteugelde verwoestingen en wreedheden van een raazend gemeen , misfchien zou men het eerfte als het minfte kwaad boven het andere kiezen. Want in fpijt van den verderf- felijken invloed, van onbepaalde magt op het menfchelijk hart, leveren de gefchiedenisfen enkele voorbeelden op , misfchien dén van het dozijn, van Vorsten, welker magt geene paaien kende, en die nogthans de deugden der mensch-  menschlijkheid behielden ; daar in het tegendeel een oproerig graauw, woest, beestachtig en wreedaartig is. Dog de hemel heeft den mensch niet veroordeeld tot deeze rampzalige keuze; ook bezit ieder Natie niet de doldriftigheid der Franfchen, welke, bij het eerfte gevoel van vrijheid hen van het hoofd tot de voeten heeft gedompeld in buitenfpoorigheden, waar in geene de minste redelijke bedoeling doorftraal- de even als een krankzinnig mensch, die de taal der gemaatigheid gefproken , en eene vreedfaame gemoeds gefteltenis aan den dag gelegd hebbende, op eens gebruik maakt van de vrijheid, waar in men hem Helde, met elk die hem omringt aan te pakken, woedende te vegten, tot dat men hem, zijne kragten uitgeput zijnde, de boeijen wederom aanlegt. Het emigreeren van den Adel was een ongelukkig ding; ik fpreek van het vlugten dat plaats had bij den aanvang der Omwenteling, toen zij nog veilig in hun Vaderland hadden LI 5 kun-  C 5°8 ) Runnen blijven; en niet van dat, 't welke zederd voorgevallen is, en tot zelfbehoud volftrekt noodzaaklijk was; dog het is meer dan waarfchijniijk dat de noodzaaklijkheid der laatstgemelde uitwijkingen, voortfproot uit de noodeloosheid der eerfte. Was de geheele Adelftand gebleven, men kan zig niet verbeelden of een ligchaam van menfchen, van de uitgebreidfte bezittingen, moest, in fpijt van den loop der zaaken, grooten invloed behouden, en veele ongeregeldheden verhoed, hebben, welke dit rampzalig land gefchokt hebben. Veelen van den Adel, zouden in de Vergaderingen zijn gekozen geworden, en dus buiten gehouden hebben fommige afgevaardigden die misfchien het grootfte kwaad hebben te wege gebragt: door zig in zekeren maate te fchikken naar de heerfchende denkbeelden, zouden zij die allengskens zagter en verzoenbaarder gemaakt hebben en die hoogte van wreed vooroordeel voorgekomen, welke thans tegen het geheele ligchaam van den Adel de overhand  C 5°9 ) hand heeft. De vroeger uitgewekenen befchouwd wordende als opftookers van vereenigde vreemde Mogendheden tegen Frankrijk, als befloten hebbende om de oude regeering wederom te herftellen, en vol van onverzoenbaare wraakzugt, wierdt de haat tegen hen van dag tot dagfterker,en door 't gemeen, altijd onbekwaam tot behoorlijke onderfcheiding, uitgeftrekt tot de geheele clasfe. De Adel die in het land bleef wierdt dagelijksch getergd door nieuwe beleedigingen van zijne landgenooten van binnen , en befchempt in brieven door hun die 'er buiten waren, welke hen befchuldigden van laagheid in zig te onderwerpen aan de nieuwe orde der dingen en van bloohartigheid om dat zij zig niet voegden bij de legers der Prinfen. 't Is derhalve geheel niet vreemd , dat veelen hunner het het land verlieten. Naa den ioden Augustus, wierdt het gevaarlijk voor allen, die zig als vrienden eener bepaalde alleenheeifching, bekend  C 510 ) kend gemaakt, en voorde Conititutie geijverd hadden, om in Frankrijk te blijven. Wat aangaat de partij die bekend is bij den naam van Girondisten en tot welke roland, brissot, buzot, coNDORCET, en verfeheidene andere gedeputeerden, welke niet van de Gironde koomen, behooren, zij zijn zeker vrij van de affchuwlijke ichuld van het vermoorden der gevangenen ; en ik ben al mede overtuigd , dat zij niet alleen wenfchen om 's Konings leeven te behouden, maar dat fommigen hunner hun eigen leeven gewaagd hebben door de onderfcheidene maatregelen welke zij ten dien einde namen; hoe vrij zij met dat alles van deeze fchuld zijn, 'er blijven andere hoogstmisdaadige dingen ten hunnen laste. Naa dat de Conititutie door den Koning was aangenomen , en naa dat zij zeiven gezworen hadden om die te zullen handhaaven, gingen zij voort met hunne poogingen om die te ondermijnen. Den  C 5" ) Den Koning beöordeelende naar 't geene zij veronderftelden zijn geheime wensch uit te maaken, en naar 't geene hun geweeten hen , waarfchijniijk , zeide dat zij zeiven zouden gedaan hebben in zijnen toeftand, konden zij nimmer gelooven dat hij der Conititutie getrouw zou blijven ; zij waren overtuigd dat hij dezelve in zijn hart verfoeide, en de eerfte gelegenheid de beste zoude aangrijpen om dezelve den bodem in te flaan, allen te ftraffen die eenigszins de hand geleend hadden om die te vestigen, en den ouden regeeringsvorm te herftellen met nieuwe magt en grooter fchrik geftaafd. Zij waren overtuigd dat de vrijheid van Frankrijk geenen grond kon hebben dan in eene Republiek; en uit kragt van deeze overtuiging fchroomden zij niet om zig van de verraaderlijkfte middelen te bedienen om dien vorm van re* geering te voeren. Zij poogden het character van den Koning verachtlijk te maaken, met een oogmerk om de  ( 5i* ) de Koninglijke waardigheid in haat en wanachting te brengen; zij ftrooiden eene menigte van vertellingen uit, om ook anderen die tot de Koninglijke Familie behoorden in eenen kwaaden reuk te brengen, welke zij wisten dat valsch waren , of voor welker waarheid zij geen bewijs hadden. Op bloote gisfing, befchuldigden zij den Koning en de Koningin van de Conftitutie te ondermijnen met een oogmerk om de willekeurige te herftellen, terwijl zij overtuigd waren van zeiven dien te ondermijnen met inzigt om eene Republiek te vestigen. Zij wikkelden hun Vaderland in den Oorlog met den Keizer, onder voor^endfels welke zij wisten dat zonder grond waren, en alleen in verwagting dat het die jaloufij tegen den Koning welke reeds plaats had zou vermeerderen, en aanleiding geeven tot voorvallen en omftandigheden waarop men met eenigen fchijn befchuldigingen tegen hem en zijne Ministers kon bouwen. Dee-  C 513 ) Deezer wijze beroofden zij eenen goedwilligen Vorst die tot bekommering toe zorgde voor het welzijn van zijne onderdaanen, van de genegenheid zijns volks : door deeze middelen bragten zij den opftand te wege van den aolten Junij, en bereidden de gemoederen van het gemeen tot dien van den ioden Augustus; en door het volk wijs te maaken, dat een Vorst van zulk een vreedfaam oneerzugtig character als lodewyk de XVIde , zig niet vergenoegen konde met de magt welke de Conititutie hem gaf, maar heimlijk faamen zwoer om het despotismus te herftellen, waar bij het algemeene denkbeeld kwam , dat ieder die op den throon zat aldus zou handelen, wierdt de Franfche Natie listiglijk geleid tot den Republikeinfchen vorm van regeering, terwijl 'er veele reden is om te gelooven dat eene groote meerderheid eene binnen behoorlijke paaien gebragte alleenheerfching zoude verkozen hebben. De-  C 514 ) December 3. Die wispeltuurige geaardheid welke men altijd heeft befchouwd als het algemeene kenmerk van het graauw onder alle natiën, behoort zekerlijk in hoogeren trap, en meer bijzonder aan het Franfche, dan aan eenig ander volk, en heeft zig klaarer, dan immer te voren, vertoond in de tegenwoordige omwenteling. Niets gaat de genegenheid te boven welke het volk op zeker tijdftip necker toedroeg: Offchoon een vreemdeling en een proteftant, fcheen de ganfche Natie, haar oog op hem gevestigd te hebben en om zoo te fpreeken te zeggen, Tu maximus Me es — hem befchouwende als den eenigen man die het land kon behouden van zijnen ondergang, en deszei ven zaaken wederom op eenen goeden voet brengen. Kort naa dat hij door de vereenigde ltemme des volks was herroepen begon men hem  c 515 ; hém te vergeeten, en thans denkt bijkans niemand meer om hem. x La fayette die aangebeden wierdt, wordt nu gevloekt. De genegenheid des volks voor petion, tót haare meerite hoogte geklommen bij onze aankoomst in Frankrijk, begint reeds te daalen. Orleans en anderen hebben huune beurt gehad in de gemeene gunst, welke, zoo als een oorfpronglijk dichter fraaij aanmerkt noopens de vermaaken, het lot is te beurte geilen : Of fnow that fails upon the river A moment white — then melts for ever, Or like the borealis race That flit ere you Cs.11 poïnt their piace; Or like the rainbows lovely form Evanishing amid the ftorm. De zelfde onbeftendigheid welke de Franfchen op eene zoo treffende wijze hebben vertoond, met opzigt op hunne gunstelingen in verfchillende tijdperken van de Omwenteling, is almede blijkbaar in hunne denkwijze II. deel. Mm over  C 516 ) over den regeeringsvorm. Toen men naa de terugkoomst des Konings van Varennes eene pooging deedt om eene Republiek te vestigen, wierdt zulks verworpen. In de maand Julij laatstleden verklaarde een lid van de Nationaale Vergadering dat hij zoo zeer tegen het oprigten van een Gemeenebest in Frankrijk was, als tegen de willekeurigfte alleenheerfching; en hij verzogt allen die met hem van 't zelfde gevoelen waren om zulks door hun opftaan te kennen te geeven. Alle de leden reezen oogenbliklijk overeind. Dit gebeurde in de maand Julij, en de Nationale Conventie befloot de affchaffing van de Koninglijke waardigheid op den 2iften September. Ik wreef dit een der leden van de Conventie gisteren onder de neus, als een bewijs dat zijne landslieden vrij waren van die ftijfhoofdigheid welke men zekere volken te laste legt. Flij antwoorde: „ Dat alhoewel hij niet ge3, loofde dat de verandering van denkwijze ZOG  C 5'7 ) 5, zoo algemeen was, als fommigen dezelve wilden doen voorkoomen, hij nogthans wel „ geloofde, dat 'er eene aanmerkelijke verans, dering had plaats gegrepen zederd den 10 „ Augustus, 't welke zijns achtens grooten5, deels aan twee oorzaaken moest worden ,, toegefchreven, voor eerst, aan het denk„ beeld 't geene de overhand had, dat de pa5, pieren, ten dien dage in 's Konings Kabi„ net gevonden, en die, welke men laatst in „ de ijzeren kist in de muuren van het paleis „ ontdekt had , overtuigende bewijzen ople„ verden van eene faamenzweering des Ko„ nings met den buitenlandfchen vijand om „ het land te verraaden. Dit, zeide hij, had „ eene algemeene verontwaardiging verwekt; „ en veeier gemoederen tot het denkbeeld „ van een Gemeenebest doen overhellen, die „ voormaals deezen vorm van regeering als „ zeer onvoegzaam voor Frankrijk gekeurd „ hadden. ,, Eene tweede oorzaak, welke het zelfde Mm a „ uit-  C 518 ) „ uitwerkfel te wege bragt, was,-zeide hij, „ de verwonderlijke voorfpoed hunner wape„ nen; welke ten grooten deele wierdt toe„ gefchreven, aan de kragt welke het denk„ beeld van Republikeinen en vrije menfchen „ te zijn in de harten der Franfchen deedt „ geboren worden." Ik merkte aan, „ dat indien deeze laatst„ gemelde bedenking eenig gewigthad, zulks „ geheel moest dank geweeten worden aan het „ verlevendigende gevoel van vrijheid, dog „ dat de Franfchen, zonder eene Republiek „ uit te maaken, vrij hadden kunnen zijn." De man met welken ik fprak, zelve een Repubhkein zijnde, fchudde zijn hoofd bij dit zeggen . waar op ik 'er bijvoegde: „ Het is even zeker dat zij Republikeinen „ kunnen worden zonder daarom vrij te " *f '™ Be. (*) Deeze perfoon, die tot de partij van roland en brissot behoorde, heeft door eene gedugte ervarenis, naa dien tijd, de waarheid deezer aanmerking geleerd.  C 519 ) Berigten van Heden die ingenomen, overwinningen die behaald zijn, en voordeden van allerlijen aart, worden dagelijksch in de Conventie aangekondigd. Vier (landaarden op de Piemonteefen veroverd wierden haar gisteren aangeboden, door een Aide de Camp van den Generaal Anfelme, met dat oogmerk uit deszei ven leger gezonden; de vaendels wierden ontwikkeld en ten toon gefield in het midden van de zaale ; luide en aanhoudend was de toejuiching en het vreugdegefchal. — In zijne aanfpraak aan de vergadering bediende zig de officier van fommige uitdrukkingen, welke een vrij naauwkeurig denkbeeld geeven van de hoogte, tot welke de nationaale trotschheid hier te lande is geflegen: 'k Zal dezelve hier letterlijk vertolken. „ Wetgeevers ! onze vijanden hadden de „ floutheid van zig te vertoonen: anselme „ liet zig zien, en zij vlugten naar gewoon„ te. Ons leger brandt van verlangen om in 9, 't hart van Italien te rukken. Napels hoont Mm 3 „ IJ,  C 5=o ) U, Rome doet U in den ban, de Koning „ van Sardinië erkent u niet voor zijne mees„ ters. Geeft ons Hechts bevel, en alle de „ kroonen van het zuiden zullen voor uwe „ balie gebragt worden. Onze foldaaten ver„ klaaren dat elk van hun een hart heeft om „ uwe befluiten te zegenen, en twee handen „ om die ter uitvoer te brengen. De Ro„ meinen, in hunne verbastering, fchreeuw* „ den om brood, en openbaare fchouwbur„ gen; de Franfchen, in hunne hervorming ,, begeeren brood en de welvaart van de Re» „ publiek." De Keizerlijke Arend, welke voormaals op den top des torens te Namen ftondt, is naar Parijs gebragt: dezelve wierdt op een open rijtuig gezet, en met veel windrigheids van de poort der ftad naar de Vergaderzaale gevoerd, geëscorteerd door eene partij dragonders, een vanwelken onmidlijk voor den wagen reedt, eene keten vasthoudende welker ander eind om den hals des arends geflagen was. 'kWas  C I* ) 'k Was in de Conventie tegenwoordig toen de aanvoerder van de partij voor de balie fcheen, en, de Vergadering aanfpreekende, zeide; „ Wetgeevers, Mijnheer de Keizerlij„ ke Arend wagt op uwe bevelen." Een van de afgevaardigden ftelde voor, om hem met afgebrokene bek en klaauwen, te plaatfen op den top der gedenkzuil, welke thans op de Place de Victoire wordt opgerigt. Merlin de thionville was van oordeel dat men hem in zijn gewoone postuur moest laaten ftaan, dog met de hoed der vrijheid op zijn kop. Deeze fnaakerijen, zoo als zij dan zijn, gaven vrij wat ftof tot onderhoud. De geweldige ftroom van voorfpoed, welke zederd eenigen tijd der Republiek heeft toegeftroomd, zoude wel een volk van vaster oordeel dan de Franfchen de harsfenen bedwelmd hebben. Had dezelve geene andere uitwerkfelen gehad, dan hoezeeën, en optochten op de ftraat, toefpeelingen op hunne Mm 4 over-  C 5^2 ) overwinningen, en zelfs lof, in zangen en toneelfhikken, of het fnorken van eenige redenaaren in de Conventie, 'tzou voorwaar niet veel kwaad gedaan hebben j dog allerongelukkigst heeft de bedwelming zig uitgebreid over het oordeel van de meerderheid der afgevaardigden, zoo als ten klaarften blijkt uit het befluit van den uitvoerenden Raad op den 16 November genomen, en gezonden aan de Franfche Generaals die de onderneeming tegen Braband beftuurden, om alles wat in hun vermogen was aan te wenden ter opening van de vrije vaart op de Schelde; en door het onbekookt en voorbaarig befluit van den iaden November, waar bij de Conventie verklaart, ia M naam van de Franfche Natie dat zij broederm fchap en hulp zal bewijzen aan alle volken „ die hunne vrijheid verlangen te herwinnen;" en van 's gelijken om de uitvoerende Magt last te geeven, om aan de bevelhebbers der Franfche legers te ordoneeren, om de burgers van alle landen te befchermen die ontrust  C 523 ) rust of vervolgd worden om de zaak van de vrijheid. Dit is in de daad de inwooners van alle landen te verwittigen, dat zij op de hulp der Franfchen ftaat kunnen maaken, wanneer zij mogten verkiezen om tegen hunne regeering op te ftaan. Zoo ver van getrouw te blijven aan hunne voormaalige betuigingen van liefde voor en vrede met alle hunne nabuuren, is dit, geheel Europa uit te dagen, en den grond te leggen tot eeuwigduurende krijg; want welk land beflaat 'er, of beftond immer, in 't welke niet een gedeelte der inwooners zig inbedde, dat het gebukt gaa, onder ongemakken, welke zij verdrukking of inbreuken op hunne vrijheid konden noemen? Dit befluit kondigt dieshalve allen volke van Europa aan, dat zoo dikwerf als eenigen hunner tegen hunne regeering gelieven te muiten, zij door Frankrijk zullen onderfteund worden. Door een befluit van den 27iten November, is Savooijen verMm 5 klaard  C 524 ) klaard voor een 84fte Departement onder dm naam van MontBlanc; 't welke, ftrijdig met hunne vroegere verklaaringen , waar door zij alle denkbeelden van veroveringen lieten vaaren, in allen gevalleen opzigte, eene verovering mag geheten worden, en eene even groote zugt ter uitbreiding van de heerfehappije aanduidt, als lodewyk XIV of eenig ander Fransch Monarch immer aan den dag legden, en het Gemeenebest gevolglijk niet minder dan deezen de jaloufij van Europa zal berokkenen. December 4. Men heeft een Committé benoemd om zekere papieren te onderzoeken, die men onlangs ontdekt heeft in eene ijzeren kist, die verfcholen ftondt in eene holligheid van eene der muuren van het paleis. Daar 'er heden morgen een raport zoude gedaan worden betreklijk deeze papieren in de Conventie , gingen wij naar de Vergadering om  C 5*5 ) om zulks te hooren, offchoon wij te voren bepaald hadden om heden morgen vroeg Parijs te verlaaten. Men verwagte uit deeze papieren eenige zeer gewigtige ontdekkingen. Toen rhul van Straatsburg, die Prefident was van 't Committé het fpreekgeftoelte beklom om het verwagte raport te doen, had 'er een diep en ontroerend ftilzwijgen plaats ; men vernam dat 'er een aantal brieven van den Koning en deszelven Ministers onder deeze papieren gevonden waren. Elk lid van de Conventie moet zig dus in eenen ftaat van verlegenheid bevonden hebben, het zij voor zig zeiven, het zij voor fommigen van zijne vrienden : eene onvoorzigtige uitdrukking in eenigen brieve aan eenen Scadtsdienaar, kon , zoo als de gemoederen thans gefteld waren, den fchrijver in groot gevaar brengen, 't Bleek echter dat de papieren van geringe aangelegenheid waren. Van barrere , die thans Voorzitter is van de Conventie, wordt in fommige deezer papieren gewag  C 5-6 ) wag gemaakt, gelijk mede van dumourier, cxaviere, kersaint, allen als in zekere verbindtenis en onderhandeling met het Hof geftaan hebbende, dog geenszins op eene wijze welke als misdaadig zoude kunnen befchouwd worden. ■ Dog, alhoewel uit deeze brieven geenerlij vermoeden van verraad konde gefchept worden, was 'er eene enkele brief, welke eene der fterkiïe proeven oplevert van zelfsvoldoening en opgeblazenheid welke de gefchiedenisfen of fabel • leere zederd den tijd van Phaeton immer opgeleverd hebben. Hij is van Rouyer , een lid van de Conventie, gelijk hij was, van de vorige Vergadering. De man had dikwerf te voren mijne oplettenheid tot zig getrokken ; hij is bij uitftek luidruchtig en omflagdg ; dog voor zoo ver zijne aangelegenheid allen gevoelen, en 't geene hij zegt, offchoon met eene geweldige itemme uitgefproken , weinig gewigt heeft, heb ik nimmer moeite gedaan om zijnen naam te ontdekken. De  C 527 ) De brief is gedagtekend in Maart, en aan den Koning zeiven gerigt. Ziet hier eenige uittrekfels uit denzelven: „ Diep getroffen over de rampen welke „ mijn Vaderland verfcheuren, heb ik tevens „ mijne opmerking moeten vestigen op de „ middelen welke daar in nog voorhanden i, zijn, om die rampen af te wenden; ik heb „ zijne wonden gepeild, en zijne kragten be-] „ rekend ; 'k heb alles vergeleken , alles in „ den grond onderzogt, alles vooruitgezien." Hier op verklaart hij dat hij het geheim ge-; vonden heeft om binnen twee maanden den welvaart des rijks te herftellen; „ om deszel„ ven wonden te heelen, fchrijft hij, zijne „ beroeringen te ftillen, zijne gevaaren weg „ te neemen, aan Frankrijk de uitgewekene „ rust weder te geeven, de waardigheid aan „ den lande voegende, en aan den troon de „ liefde die hem bevestigde met den luisrer „ die hem vercierde." Ten laatften ontdekt hij zijn geheim, 't welke eenvoudig daar in be-  C 5^8 ) beftaat, dat de Koning de ganfche magt van den ftaat in zijne handen ftelde; waar op hij laat volgen, „ Sire! Ik herhaal het nogmaals w voor Uwe Majefteit, ik verbind mij om de ,, vreede van binnen in twee maanden tijds „ te herftellen, de buitenlandfche Mogenhe„ den in ontzag te brengen , het algemeene „ geluk, en 't Koninglijk gezag te vestigen. — 5, Ik gaa U ontdekken 't geene Uwe Minis„ ters voor U verbergen, U leeren 't geene zij niet weeten. —- Wat mij betreft, Sire! „ ik ken onze kragten en hulpmiddelen zoo „ wel dat ik moeite heb om mijn mededogen „ te fmooren, wanneer ik het oog flaa op de „ vijanden die ons bedreigen. — Ik heb mijne 5, oplettenheid gevestigd op alle de Hoven „ van Europa, en ik ben wel verzekerd dat „ ik hen tot de vrede zal dwingen. —• In ftil„ te zal ik mij verheugen, over de vrugt van „ mijne raadgeevingen, terwijl ik de openbaare dankerkentenis op U alleen zal aanftuuren." Deeze brief is, waarfchijniijk, als een ftuk- jen  C 529 ) jen van liefhebbei ij in zijne foort, bewaard * en in de kist geftoken met de andere papieren welke men 'er in gevonden heeft. Barr.eres naam in een van deeze genoemd wordende, te weeten in eenen brieve van M. de la por te aan den Koning, achte hij het noodig om te verzoeken dat hij voor alle anderen gehoord wierdt; voor zoo ver de Prefident van de Nationaale Conventie , geen enkel oogenblik onder verdenking behoorde te blijven. Hij begeerde dat guadet in zijne plaats als Voorzitter ging, wijl hij zig zeiven naar het fpreekgeftoelte begaf, om reden van het vermelden van zijnen naame in den brief van de la porte. Voor hij begon te fpreeken, ftondt charlier fchielijk op en zeide, dat dezelfde naauwgezetheid, welke barrere had aangefpoord om zijne plaats als Voorzitter te verlasten, guadet had behoren te beletten om die te aanvaarden. Verfcheidene ftemmen verhieven zig om te be-  C 53" ) betuigen dat 'er van guadet niet gewaagd wierdt in eenige van deeze papieren. Charlier beweerde, dat, alhoewel deszelven naam der Conventie niet was voorgelezen , hij echter duidlijk was ingefloten in de befchrijving van het Lid dat het rapport gedaan had. De manier waar op hij dit poogde te bewijzen was zonderling: „ want, vervolgde „ charlier, in een van de papieren, aan „ den Koning geadresfeerd wordt gezegd, „ dat dertien of veertien de welfpreekendfte „ Leden van de Conventie waren dans les bon„ nes dispofitions en offchoon geen van dee„ zen genoemd wierdt, zoo is het nogthans „ blijkbaar, dat guadet een van deezen „ zijn; want elk weet, dat 'er geene dertien ,, leden van de Conventie welfpreekender zijn „ dan hij." R.hul, die de fpreeker van het Committé was bij gelegenheid van dit rapport, was zoo zeer gebelgd toen hij dit hoorde, dat hij met groo-  C 531 7 groote drift verklaarde, dat wanneer aijne uit» drukkingen verwrongen wierden tot beschuldigingen, hij voor zijne plaats als lid van 't Committé bedanken zoude. Guadet verliet hier op den Prefidiaalen ftoel, fteeg op het fpreekgeftoelte, en verklaarde, ter wederlegging van charliers betigting, dat hij in eenige verbindtenis met het Hof geftaan had. „ Dog indien 't anders „ ware, zeide hij, en ik mij eenige fchuld „ bewust, ik zou weeten hoe ik vergLïenis konde bekoomen: ik weet," vervolgde hij met hevigheid, en ziende naar dat gedeelte van de Zaal waar in de partij van den Berg was gezeten, „ ik weet onder wiens Standaard zig begeeven de zulken die voor de afgrijsfeiijkfle misdrijven vergiffenis behoeven" Deeze fpraakwendig bragt de partij van den Berg ifl woede, te midden van welke ik de Conventie verliet, en kort hier naa vertrokken wij van Parijs. lï. deel. No Rijs-  ( 53- ) Rysfel. December 7. Terwijl het laat in den namiddag was * eer wij Parijs verlieten, bragten wij 't niet verder dan tot de kleine Stad Louvre voor den nagt, werwaards, kort naa onze aankomst, omtrend zestig gevangenen gebragt wierden door eene partij Nationaale Gardes. De laatften zongen de Marfeillaanfche marsch , bij het doortrekken door de ftad; men had de gevangenen het haar ganfchelijk afgefneden; zij waren bij tweeën aan elkander gebonden*, met den regter arm des eenen aan den linker van den anderen. Deeze menfchen hadden zig te Jemappe llordig gedragen, en dumourier had bevolen om hen op deeze verachtelijke wijze naar Parijs te vervoeren, opdat 'er de Conventie, naar bevinding van zaaken, over mogt befchikken. De Nationaale Gardes van elke ftad welke zij doortrokken geleiden hen naar de naastvolgende. Zij zouden  ( 533 ) den des volgenden morgens naar St. Denijs vervoerd worden door eene partij van Louvre, en op den daar aan volgenden dag zouden de Gardes van St. Denijs hen naar Parijs brengen. Deeze manier van {haffen is aartig uitgedagt, en moest eenen Herken indruk maaken op de troupes, langs den geheelen weg van Mons tot aan Parijs. Te Pont St. Maxence, wierden wij ingehaald, door een Courier van het Cabinet,met depêches voor dumourier; hij reisde ineen Cabriolet, met den hoed der vrijheid en andere Republikeinfche tekenen vercierd. Deeze man, verneemende dat wij denzelfden weg reisden tot aan Kamerijk, floeg ons voor om op zekere voorwaarden eenen van onze bedienden bij zig in het rijdtuig te neemen, ons tevens onder het oog brengende, dat het goed voor ons zoude zijn dat hij bij ons ware, om dat hij een bode van het Cabinet zijnde, de poorten van alle lieden welke wij door moesNn a ten,  C 534 ) ten , voor ons zouden geopend worden op welk uur van den nagt wij 'er ons voor vertoonden. Wij namen deezen voorfiag geredelijk aan, en zetten onze reis voort tot Peronne , alwaar wij aankwamen een uur naa dat het duister was geworden; daar zouden wij dien nagt gebleven zijn, dog voor zoo verre de poorten ten allen tijde voor onzen Courier moesten geopend worden, lieten wij ons doorhem overhaalen, om voort te reizen, wijl hij ons verzekerde, „ dat wij niet zeer ver waren „ van eene van de beste herbergen in Frank„ rijk , welke onder de bijzondere befcher„ ming ftondt van dumourier en waar hij ,, altijd logeerde , wanneer hij deezen weg „ langs reisde ; want de waard en waardin „ waren de gefchiktfte en gedienstigfte men„ fchen van de waereld." De Courier gaf zulk eene uitlokkende befchrijving van deeze herberg, dat wij, in fpijt van den zwaaren regen en de duisterheid van dsn avond, Pe- ron-  C 535 ) ronne verlieten en drie pleister plaatfen verder reisden, aan de deur van deeze hoog geroemde herberg omftreeksch middernagt aankoomende. Naa vrij wat kloppens, keek een bediende uit het venster, zeide met een zeer norfchen toon: Men houdt hier thans geene herberg, en fcheurde het venster met vrij wat meer geweld toe dan noodig geweest was: dit was een onaangenaam berigt voor menfchen die van vijf uuren des morgens gereisd, en zig de vier laatfle uuren getroost hadden met het denkbeeld en de hoope dat zij thans rust en ververfching zouden bekoomen. Onze Courier geraakte hier door vrij wat in verwarring; dog bij nader onderzoek kreeg hij berigt dat de waard en waardin beide ziek lagen aan eene kwaadaartige koorts, waar aan reeds een der voornaamfte bedienden overleden was. Dat wij dien nagt in deeze herberg niet doorbragten, in weerwille van de gevaarlijke ziekte welke 'er heerschte , was dus geheel geen gevolg van onze voorzi-tigNn 3 heid.  C 536 ; heid. Wij vonden ons genoodzaakt, om door den regen voort te reizen naar Kamerijk; terwijl de Courier zijne verzekeringen vernieuwde dat voor hem, als Courier van het Cabinet de poorten bij de eerfte aanmelding moesten geopend worden. Omftreeksch ten twee of drie uuren in den morgen hielden wij ftil bij een aller elendigfte hut onmidlijk buiten de poorten van Kamerijk. Al hadden wij nog zoo knorrig geweest over het ruwe weer en de vermoeijing, de geringfte uitdrukking van dien zoude gefmoord geweest zijn , door het gedrag eens jongen dragonders, die van agter ons rijdtuig kwam aanfpringen zoo draa wij ftil hielden. Zijn arm hing in een band : hij verhaalde ons, „ dat zijn duim en twee van zijne vingers af„ gefchoten waren in de actie bij Menehould; „ dat hij naar Parijs geweest was om een „ klein penfioen te verzoeken, om van ge„ brek niet om te koomen, om dat," voegde hij 'er bij, terwijl hij de gewonde hand om hoog  C 537 ) hoog hieldt, „ ik met deeze d hand, ,, nog een fnaphaan affchieten nog voor de „ kost werken kan: de Secretaris van „ den Minister berigte mij, dat ik geen pen„ fioen konde krijgen zonder eenen brief van „ voorfchrijving van mijnen Colonel; ik merk„ te zeer wel dat hij mij voor den gek hieldt; „ want hij wist dat mijn Colonel in het le> „ ger was. Ik befloot derhalve om zelve „ oogenbliklijk op reis te gaan om dien voor„ fchrijvings-brief te gaan haaien, niet twijf„ felende, of ik zal hem wel krijgen van den „ Colonel, die een hubfche jongen is; en ik „ zou de geheele reis te voet hebben moe„ ten doen, indien de vriendlijkheid van Mijn„ heer den Courier, mij daar van niet bevrijd „ had door mij te nodigen om agter op uwe „ chais te gaan, alwaar ik zoo gelukkig als „ een Koning gezeten , den geheelen weg „ langs van Peronne , want het is mij de „ ganfche tijd zeer wel gegaan." Deeze arme knaap had een klein hondjen Nn 4 in  C 538 ) in zijne armen, 't welke hij met de flippen van zijne rok poogde af te droogen. Men verzogt hem om bij een fornuis te koomen waar in eenige gloeijende asch lag, dat midden in de kamer ftondt, terwijl wij hem beklaagden dat hij zoo geheel door nat geregend was. „ Dat's niemendal, Engelsch Burger, „ zeide hij, ik ben het wel gewend —■ maar ?, ik geloof dat mijn arme hond koud is v „ koom, koom mijn vriend, vervolgde hij, ,, den hond ftreelende, warm u wat. Mijn wijf „ kreeg dit klein beestjen, toen het nog zeer „ jong was, en het moet nog het gelukkig„ fte ding van de waereld worden, want ik „ heb een oogmerk om het aan mijnen Colo„ nel te fchenken, die ongemeen veel van „ honden houdt, en mij tot loon eene dugti„ ge recommandatie zal geeven; trouwens ik „ heb al mijn leeven een gelukkige knaap ge„ weest; koom mijn kleine Azor! kus uwen „ meester: O! *tis zulk een fcha^i51 „ Gij zegt dat gij twee kinderen bete * zeide ik. i,n 55 J""*,  C 539 ) „ Jaa, Burger! hernam hij, en die beide „ bij mijn wijf." „ Ik begrijp niet, gaf ik te verftaan, hoe „ gij eene vrouw en twee kinderen van de „ foldij van een dragonder kunt onderhou- „ den. 't Geene onmoogiijk is, gaf hij „ ten antwoord, laat zig ook niet gemakiijk „ begrijpen Burger! maar, om de waarheid ,, te zeggen, mijne vrouw onderhoudt mij en „ de kinderen: 't is een zeer naarftig wijf, „ en zij plagt drie livres en tien ftuivers te „ verdienen, met een hemd te naaijen voor ,, lieden van aanzien; dog thans, nu 'er gee„ ne lieden van aanzien meer zijn, krijgt zij „ flechts veertig ftuivers voor ieder hemd. Ik „ klaag 'er niet over, om dat ik een goed „ patriot ben maar 'er is een groot on- ,, derfcheid tusfchen veertig ftuivers, en drie „ livres en tien ftuivers. Met dit al ben ik „ altijd zeer gelukkig geweest. „ Maar uwe hand," zeida de Courier. „ Mijne hand — mijne hand — antwnorde N n 5 „de  C 540 ) „ de dragonder —- het kon mijn arm geweest „ zijn: een van mijne fpitsbroeders heeft 'er „ de dije bij ingefchoten — en heeft men den „ Generaal kellerman niet ook een paard ,, onder 't lijf weg gefchoten ? — en dat was .,, voor dien Generaal grooter verlies dan mij„ ne flegte vingers. Gij ziet dus Burger dat „ ik altijd gelukkig geweest ben." Wij hadden 't aan den moed en vrolijkheid van deezen jongen knaap te danken, dat wij in een draaglijk goed humeur bleeven, geduurende twee uuren, die wij in deeze armoedige hut moesten doorbrengen, terwijl de paarden, om dat hier geene ftal was, al dien tijd in den regen moesten blijven ftaan. De Courier van het Cabinet raasde en vloekte midlerwijl op den fchildwagt, die op de wal post hieldt, terwijl hij niet oogenbliklijk iemand kon vinden om aan de Magiftraat te zenden, om order tot het opendoen van de poort te haaien want 'er was thans geen regulier guarnifoen in Kamerijk, en toen men die  C 541 ) die order gekregen had ging 'er nog vrij wat tijd verloren, eer men den man, die de neutels bewaarde, uit zijn bed konde krijgen. Eindelijk daagden drie mannen op met fnaphaanen gewapend dog zonder uniform, en bragten ons berigt dat de poorten open waren. De Courier hervatte zijn getier, en dreigde de geheele Municipaliteit van Kamerijk met de ongenade van dumourier. Hij gaf dus zijne vreeze te kennen, dat de Generaal zijn draalen kwaalijk neemen zoude. De dragonder, die de gelukkige gemoedsgefteltenis had, om alles uit het gunstigfte oogpunt te befchouwen, poogde hem te vertroosten met te zeggen: „ Neen! dumou„ rier zal het u niet kwalijk neemen: hij is „ een al te goed krijgsman, om niet te wee„ ten, dat wanneer men eene ftad niet ftor„ menderhand inneemen kan , men wagten „ moete dat dezelve zig overgeeve." Zoo draa wij Kamerijk binnen gereden waren begaf zig onze Courier regelrecht naar 't Stads-  C 542 ) Stadshuis, en eischte een ftellig getuigfchrift: noopens den tijd, welken men hem aan de poort had opgehouden, om aan dumourier. ter verantwoording van zijn draalen te kunnen toonen waarop hij zonder verder uit- fiel zijne reize vervolgde, vergezeld van den dragonder. Voor zoo ver 'er geen andere poort mogt geopend worden, dan die welke zij uit trokken , moesten wij ons twee of drie uuren langer ophouden, tot den gewoonen tijd dat alle de poorten geopend wierden. Wij pasfeerden Douaij, en kwamen dien zelfden avond hier ter ftede aan. Wij zijn het quartier gaan bezigtigen, waar de Oostenrijkers hunne retranchementen en batterijen gemaakt hadden, uit welke de ftad befchoten is: een uitgeftrekt dorp-, naa bij het welke de retranchementen gemaakt waren, wierdt, voor dat het gros des ooster.rijkfchen legers aanrukte, onverwagt omringd door derzdver ligte troupen, en zoo men ons verhaak wier-  C 543 ) wierden de rampzalige inwooners, en verfchew dene boeren, door het aanrukken des legers derwaards gevloden, gedwongen om in de retranchementen te werken, zoo dat het vuur van de wallen, een grooter aantal vernielde van het landvolk, dan van de Oostenrijkfche foldaaten. Het antwoord dat de Municipaliteit gaf op de fommatie van Prins Albert van Saxen was kragtig en eenvoudig. „ Wij hebben juist onzen eed van getrouw„ heid aan de Natie vernieuwd, en beloofd om de vrijheid en gelijkheid te handhaaven, „ of o;i onze posten te fterven. Wij zijn „ geene meineedigen. Gedaan op het Stadshuis den 20 September 1792 , het eerfte jaar van de Franfche Republiek De altijdduurende Raad der Gemeente van Rijsfel. ( was getekend ) ANDRé, Maire. Rohart, Secret. Griff. De  C 544 ) De bomben en gloeijende kogels wierden bijzonder gefchoten in dat gedeelte van de ftad, waar de behoeftigfte ingezetenen woonden, met het dubbele oogmerk, om de kostbaarfte gebouwen te fpaaren in eene ftad , welke, zoo als men verwagte fchielijk aan den Keizer zou behooren, en tevens om het talrijkfte gedeelte der inwooneren tegen de rijken op te zetten en te wege te brengen, dat het den Commandant mogt noodzaaken om de Stad over te geeven. 't Had echter geenszins die uitwerking, in het tegendeel wies de geestdrift der inwooners met het gevaar aan. Verbaazende was hunne moed en vaardigheid, in het vatten en wegnemen der gloeijende kogels voor dat dezelve brand konden veroorzaaben. Zij hadden ijferen werktuigen daar toe gemaakt; en de fteden Armentiers, Bethune, Arras, Duinkerken, Casfel, Kamerijk, en anderen zonden haare brandfpuiten om het vuur te Rijsfel te blusfchen, en groote hoopen. Vrijwilligers uit alle deeze fteden boo- den  C 545 ) den hunnen dienst aan ter verdediging der plaatze, 't welke alles de Oostenrijkers noodzaakte, om het beleg op te breeken, naa dat zij door het bombaardeeren drie geheele ftraaten in het quartier van St. Sauveur, vernield hadden , met verfcheidene andere huizen in verfchillende oorden der ftad, welke bij aanhoudenheid in hunne ruinen blijven liggen. 'Er zijn weinige huizen, waar in niet eenige kogels gevallen zijn, welke als kostbaare reliquien door de inwooners bewaard worden. In het hotél van Bourbon , waren ftaande het beleg twintig gloeijende kogels gevallen; en het gebrande merk in de vloer van een van deeze is zeer duidlijk in de kamer waar in ik thans zit te fchrijven; niemand van het gezin heeft 'er echter het leeven bij ingefchoten, uitgezonderd de voornaamite knegt, terwijl hij over de plaats liep, om eenen brief aan het postcomptoir te bezorgen. Een arme knaap, die de fchoenen aldaar fchoonmaakt, vertelde mij dat men het aan de  C 546 ) de waakfaame zoige en genade van de Voorzienigheid moest danken , dat hij niet tegenwoordig geweest was toen men dien brief afzondt; want anders had hij zelve in plaats van den knegt kunnen gedood worden, voor zoo ver hij doorgaands de brieven aan het Posthuis bezorgde. Ik wil niet beflisfen of het moete aangemerkt worden als een teken der verfiiauwing van het gevoel van godsdienst onder de Franfchen , dat de bedelaars die u om een aalmoes vraagen, 'er niet- meer bijvoegen : omGods wille, maar in de plaatfe hier van, doorgaands roepen Leeve de Natie ! maar dat godsdienstige denkbeelden dagelijksch zwakker worden in de gemoederen des gemeenen Volks van dit land, is zeer blijkbaar; hoewel ik nog nimmer ontdekt heb dat de eene orde in de burger maatfchappij ten deezen opzigte aangewonnen hebbe 't geene bij de andere te zoek geraakte. Een van mijne vrienden verhaalde mij echter, dat hij heden voormiddag in eene boek-  C 547 ) boekwinkel geweest was; dat hij de planken aan de eene zijde vol van boeken van devotie gevonden, en aan den Koopman gevraagd had of 'er thans veel trek was in boeken van deezen ftempel? „ De Ariftocraaten, gaf de Boekverkooper „ ten antwoord neemen 'er vrij wat van, wat „ de Patriotten betreft die willen 'er ter „ naauwernood in kijken." „ De reden hier van, gaf mijn vriend ten „ antwoord, is misfchien, om dat de Patriot„ ten , de minst vermogenden zijnde , geen „ geld voor boeken kunnen misfen." ' Zij plagten dezelve voormaals echter te „ koopen, zeide de winkelier, en veele Ari„ ftocraaten zijn dezelve eerfte begonnen zig „ aan te fchaffen , zederd zij arm geworden „ zijn." Te Weet niet hoe ver men ftaat kan maaken op dit berigt des boekverkoopers nopens deeze zaak; dog 't is eene beklaaglijke waarheid dat een goed deel menfchen zeer weinig II. deel. O o over  C 548 ) over de toekoomende waereld denken, voör en aleer de tegenwoordige ondraaglijk voor hun wordt. En wat betreft de inwooners van dit land, men moet bekennen, dat de omwenteling tot dus verre dien ongelukkigen loop gehad heeft, dat door dezelve de aanzienlijken rampzalig geworden zijn, zonder dat zij de laagere clasfen gelukkig gemaakt heeft. Einde van het Tweede en Laatfte Deel     VOOR DEN BINDER. Bij het inbinden van dit Dag-verhaal zij de binder bedacht, dat hij alle de titels der negen ftukjes wegfnijde , als mede het Voorbericht van het eerfte Stukje, in welks plaats het Voorbericht komt bij het 9de Stukje uitgegeeven, dat voor het eerfte Deel geplaatst moet worden, en voorts van de twee franfche titels en algemeene titels alleen gebruik maake, alzo het geheele werk daarnaar is ingericht; de Platte grond van Parijs moet met de Aanwijzing agter het eerfte Deel — en de Kaart van den Veldtogt van dumourier agter het tweede ge^ plaatst worden.