■           R EIS NAAR DEN STILLEI OCEAAI, Ondernomen op bevel van zyne Brittannifche Majesteit, g e © r g e de jder3de, tot het doen van ontdekkingen in h8t NOORDER HALFROND, Ter Uitvoer gebragt onder 't beduur van' de Bevelhebbers COOK, CXEEJI3L en GORE, in de Jaaren 1776, i777> i7?8 , 1779 en 1780. Met de Schepen De RESOLÜTION en DISCOVERY, en Befchreven door den Commandeur james cook, en door Kapitein james k i n g. Uit het Engelsch vertaald. Te ROTTERDAM. By A. BOTHALL en D. VIS. m Q \C c l x x x v i i.   AAN DEN Er E É Z E R, CjTeen grooter Zee-Man heeft'er, misfchïen, ooit beilaan dan Kapitein James Cook , die door zyne bedrevenheid , onvermoeiden yver, kloekmoedigheid en ftandvastigheid, juist tot die tochten in ftaat was, welke , op bevel van Zyne Brittannifche Majefteit George III. ondernomen, maar zeer weinig aan anderen, in 't vak der ontdekkingen op Zee, overlaten. Alhoewel niemand den Hollanderen kan betwisten dat zy de Engelfchen in het doen van ontdekkingen * x zyn  ft AAN DEN LEEZER. zyn voorgegaan, moeten wy echter bekennen, dat deBritfche Natie, naderhand, de door ons ontdekte Zeeën naauwkeuriger doorkruist heeft, en verder dan onze landgenoten tot aan de Zuidpool, zoo wel als m't Noorden van den Stillen Oceaan, is doorgedrongen. Behalven dat de latere Engelfchen de Landen, door hunne voorgangers ontdekt, juist bepaalt hebben, hebben zy teffens verfcheide ontdekkingen gedaan, door welke de Aardrykskunde niet weinig is vetrykt geworden. Met het over en wederkruisfen van den Stillen Oceaan, hebben zy ons een zoo volledig verflag Van de verfchillende Eilanden in denzelven en van derzelver bewoners gegeeven, dat, om Kapitein Cooks eige woorden te gebruiken, in die gewesten voor anderen niets meer overfchiet. Byron, Wallis en Carteret hebben alle het hunne toegebragt, om ons veele Eilanden in den Stillen Oceaan, binnen de grenzen van den Zuider Keerkring gelegen, te doen kennen, van welke men te voren geen kennis had; maar tot hoe verre die Oceaen zich uitftrekte naar 'tWesten, welke landen denzelven naar dien kant beperkten, en welke betrekking, die landen tot de vorige ontdekkingen hadden , bleef voor t menschdom verborgen, tot dat Kapitein Cook, na zynen eerflen tocht, die gewigtige vraag voldoende oploschte. In zynen tweeden tocht (*) zagen, wy hem geen minder licht wegens de Aardrykskunde verfpreiden, en verder Zuidelyk doordringen dan ooit,. voor hem, door eenig Zeeman, onderwonden was. Op zynen derden tocht, welke wy den HoKandfchen le- (*) Deze is door den Uitgever derer derde Reize insselyks in 't licht gegeven.  AAN DEN LEEZER. v lezer thans aanbieden, zien wy hem twee Kusten bepalen, welke te voren door niemand op zulk eene hooge Noorder breedte bezeild, waren, enfchoonhy, op dien tocht, het oogmerk niet bereikte, omnaarnlyk, aan de W estzyde van Noord - Amerika een doortocht te vinden naar Europa, zien wy hem echter, om zoo tefpreeken, voor ons openleggen, wat ons nog aan de kennis van den Aardkloot ontbrak. Wanneer de afgeleegen deelen der waereld nagefpeurt worden, met oogmerk om algemeene kundigheid te bevorderen, en niet met bedoelinge om een byzonder gebied uittebreiden; wanneer wy van 't eene einde der weereld naar 't andere reizen, om nieuwe medefchepzels, die tot ons geflacht behooren, alsVrienden tebezoeken,en ons verlangen zich uittrekt om met hen bekent te worden, met geen ander voornemen dan om hen als onze evenmenfehen dienst te doen, hen in hunne behoeftens te hulpe te komen , en onze meerdere kundigheden aan hen mede tedeelen, als dan kan men geen lof genoeg toezwaaijen aan de ontwerpers", bekostigers en uitvoerders van zulke tochten. Toen Groot Brittanje voor 't eerst bezogt werd van de Pheniciers, waren deszelfsbewooners befchilderde en woeste menfehen , vry minder befchaaft dan de Inboorelingen van Tongataboo, of Otaheite. Jt fs derhalven niet onmooglyk, dat de Reistochten,, door Zyne Brittannifche Majefteitontworpen, en bekostigt, de denkbeelden dier talryke Eilanders vans den Zuider Stillen Oceaan, vermeerderen, hun verftand werkzamer en hunne kundigheden grooter ma» * 3 ken  vt AAN DEN LEEZEL ken; en dus het middel worden om hen te rug te brengen van hunne woeste gewoonte van menfchen te offeren , en van zich op het vleesch hunner vyanden te vergasten. Het verhaal van deze Reis, van het welk by de eerlte uitgave in 't Engelsch over de twintig duizend Exemplaren, binnen drie dagen, verkogt werden, is, in deze vertaling, naauwkeurig gevolgt, zynde niet van het weetenswaardige, betrekkelyk dezen tocht, overgeflag ?n, dan de Starrekundige berekeningen en zoodanige Zeemans waarneemingen, op wel-j ke weinige lezers acht geven. mi  Vil INHOUD. EERSTE BOEK. yïRRIGTINGEN VAN DEN AANVANG DER REIZE, TOT ONS VERTREK VAN NIÉUW-ZEELAND. Wapïtein Cook en Kapitein Ckrke tot Bevelhebbers op de Rr- Jolution en Discovery aangefteh. Toebereidzelen tot de Reize vertrek van de Refolution. De Refolution zeilt naar Tenerif Befchryving van de Rheede van St. Cruz. Eenig bericht wegens het Eiland, en de Steden van Santa Cruz en Laguna vertrek van Tenerif' — De Schepen kopen gevaar van op de klippen van Bonavista teyervallen — komst aan de Kaap de Goede Hoop De Discovery komt by de Refolution — De btide Schepen vertrekkenvan de Kaap de Goede Hoop — loomst in Kermis Haven —• vertrek van daar — varen langs de Kust.— De Heer Jnderfons natuurlyke Historie der Dieren, planten en des gronds &v.  rm INHOUD. van Kerguekifs land — overtocht der Schepen van Kerguelen 'j JLand, naar van Diemens land — komst in de Avantuur haai —• De perzonen , kleeding , zeeden en gewoontens der Inboor elin* gen befchreeven Tocht naar Nieuw - Zeeland Handelingen met de Nieuw - Zeelanders Aanmerkingen van Kapitein Cook. over de bewooners van Nieuw - Zeeland De I,n<'dfireek, Inwooners &c. in den omtrek van Charlotte's Sound befchreven . Bladz. i. TWEEDE BOEK. ONZE ONTMOETINGEN ZINTS ONS VERTREK VAN NI EUW-Z E ELAND TOT OP ONZE AANKOMST TE OTAHEITE OFAAN DE SOCIËTEIT EILANDEN. Ontdekking van 't Eiland Mangeea — De InbooreUngen en ierzeher kleeding befchreeven Befchryving van 't Eiland Aart en Zeeden der Mangeeanen — ontdekking van het Eiland Wateeoo Omai vreest gebraden te zullen worden Otakootaia bezogt — Dat Eiland en deszelfs vooft- brengzels befchreeven — jlevenen naar de Vriendelyke Eilanden — komst te Annamooka — verfcheide verrigtingen aldaar verfcheide voorbeelden van de diefachtige geneigt- heid der Inboorlingen Bericht wegens Annamooka Jlevenen naar Stapaee komst aldaar — Tweegevechten met knolzcn worftelingen De Scheeps - Soldaten exerceer en Dans van Mannen —— Vuurwerken Kapitein Cook doet een fpringtochtje naar Lefooga - vertrek yan de Stapaee Eilanden — De Schepen komen weder te Anna*  INHOUD. i* namooka Belde de Schepen ftooten op de klippen komst te Tongaiaboo Waar zy heusch ontvangen worden herkiezen ten .plaats om hunne waarncmhgen te doen Befchryving van 't Dorp waar de O.pperhoofdenver- blyf houden. Menige Officieren worden door de InbooreUngen geplundert — Wyze op welke zy hunne Zwy i$n ter maal- lyd toebereiden en opfnyden Komst te Eooa Eenig bericht wegens dat Eiland Ligten het anker en keer en ~door h-et Kanaal te rug Verlaten de Vriendelyke Eiland®* met leedwezen — Jantal Eilanden — De InbooreUngen befchreeven Onderfcheidc bezigheden der Vroinven van de Vriendelykhe Eilanden Bezigheden der Mannen êf . - ~ ■Hunne gewoonte om zich de pink aftefnyden. -Bladz. 50. DERDE BOEK, WEDERVAREN TE OTAHEITE EN OP DE SOC1ÏTEIT EILANDEN, EN HET VOORTZETTEN VAN DE REIZE NAAR, NO O RD-AMERIKA. JBl'et Eiland Toohouai ontdekt • Komst in de baai van •Ohehepha te Otaheite ■ Hoe Omai aldaar word ontvangen ■ Verflag wegens een huis door de Spanjaarden opgejla- gen Mondgefprek met Otoo, Koning van Otaheite ■ Omai's onvoorzichtig gedrag De wyze op welke zy ver¬ fcheide maanden het doode lighaam eens Opperften bewaaren — De Inboorlingen Jiaan verbaast over het beraden der paarden —-  * I' N H' O U D. fpiegelgtvecht van twee Oorlogs Kanoo's — Beraad/lagen om onder zeil te gaan — Verflag van het vriendelyk onthaal te Utaheite -— Tocht van eenige Spanjaarden Komst te lam op Euneo —~ Hóuden zich op om een geit die hen ont. Jtolen word ■ Krygen dezelve weier en worden daarop van eene andere berooft. Het Eiland befchreeven - De Schepen komen te Huaheine — Eenparigbejluitom O.maialdaar te vestigen ■ Bouwen een huis voor hem. — middtlen be raamt ter verzekering zyner veiligheid — welke- Bieren aan Omai gelaten worden.—-Zyne Européfche Wapens Hoe zichby tjcheiden gedraagt- i Komst te Ulietea — Tydine van Omai Aanmerking over de Ulietednen feeën- woordige en voorigejlaathunner Eilanden — Stavenen naar Bolabola — Verlaten de Sociëteit Eilanden — Bolabola en deszelfs haven befchreven Schoonheid en vruchtbaar- heid van Otaheite De Inboorelingen befchreeven — Kieschheid der Vrouwen - Godsdienst - Denkbeelden wegens de onfterflykheid — Byzonderheden van de omliggende Eilanden Vervorderen de Reis —- Ontdekkende Kermis Eiland — Laten een fes met een befchreven papier in dezelve aldaar—Byzonderheden wegens Kermis Eiland —Ontdekken drie tilanden — De Schepen komen ten anker - Kunstig gewrochten geveederde mantels en muizen — Bezoeken het Eiland Oneeheow - Laten 'er eenige Zaden en Dieren —-DeScheepen zeilen naar 't Noorden —-Ligging der door ons ontdekte Eilanfn - wen aan dezehen den naam van Sandwich-Eilanden— Voordeelige ligging der Sandwich Eilanden Vervorderen hunne Reis Eenige fraaije Zeedieren befchreeven - Zien de Kim van Noord-Amerika Stormig en on ge (tuimi* weer — De Schepen ankeren en worden door een aantal Inboorelingen bezogt. Bladz> I24> FIER-  Inhoud. VIERDE BOEK. verrigtingen met de inboorlingen van noord-amerika} ontdekkingen aan die kust en den oostelyken uithoek van asia, en keeren naar 't zuiden te rug tot de sandwich eilanden. ^Komst ia de baai — Vmuijen in eene uitmuntende en veilige Haven V".rfcheide artykels ter ruilinge aangeboden - Byzon- derlyk bekkeneelen van menfchen Dieveryen gepleegt — De wagtplaats tot het doen van waarneemingen op een rots opgerot Eenfmisfe aangelegt — Onfiuimig weder — Vertrek der Schepen Het omliggend land befchreeven — Boomen en andere plantgewasfen De Inboorlingen befchreeven —■ Lederen krygsmantel — Getal der bewoonderen van Nootka Sound — Hunne wyze van bouwen — Bezigheid der Man- nen — Die der Vrouwen Verfchillend zoort van voedzel en wyze van bereiding Handwerken &c. Storm — De Refolution krygt een lek — De Schepen zeilen langs de Kust van Noord - Amerika Ankeren by de Kaap Hinchin- hroke Worden van de. Inboorlingen bezogt Varende baai verder op - Montagu-Eiland — De Schepen verlaten de baai. Uitgeflrektheid van Prins Williams Sound De lewooners van dezelve befchreeven — Hunne kleeding — Bhven de Kust langs zeilen, — Kaap Elizabeth, ~ Kaap St Hermogenes — De uithoek Banks, . LuitenantKinggaat «,an Land, laat een vlag waijen en neemt bezit van 't land. — **2 'De  *w INHOUD. De Refolution floot De Schepen verlaten Cooks ■ Rïvief Kaap Barnabas — Aan boord van de Discovery word een Rusfifche Brief gebragt • De Schepen door de voorzienigheid een groot gevaar ontkomen Komst te Oonalaska ■, — Overvloed van visch — De Haven van Simgan-odka. befchreeven De Schepen zeilen NoorJ op — Aff erven van den Heer Anderfon — Zeker Eiland naar zyn naam genoemt — Kaap Prins van Wallis — De Schepen verlaten de baai, — Zeilen door de ftraat naar de Amerikaanfche Kust —~ Vwbazendeysfchotzen. Walrusfen gedood en derzelver vleesch ten fpyze gebruikt — Vruchtelooze pogingen om door 't ys naar 'f Noorden te komen —De Schepen zeilen langs de Kust vanAfia — Het Vilk gaat. aan land om hout en water te zoeken — Voorziet zich van hout en water, — De Heer King word afgezonden om de Kust optenemen De Refolution krygt een lek — De Schepen komen te Oonalaska weder — waar ze rykelyk van visch. vóórzien worden De Heer Ismyloff komt aan boord — wat .zy van hem verneemen — Hy laat hen twee kaarten zien — vtrflag wegens de Eilanden door de Rusfen bezogt—En van derzelver vestiging op Oonalaska — De Inboorlingen befchreeven V",rtrek van Samganoodha — Stevenen naar 't Zuiden — Een matroos by toeval gedood-en. drie of vier anderen gekwetst aan boord van de Discovery — Mowee ontdekt Het Eiland^ O.whyhee ontdekt — De Matroozen weigeren Suikerriet Biette drinken — Mf. Bligh neemt Karakakooa baai op.— Bladz. JOf»-,  r N H O U D. XIII-- V Y F D E B OE K".. DAG VERHAAL VAN DE VERRIGTINGE N BY 'v WEDERKEEREN NAAR D E. SAN DWIGH-EILA N» DEN. araïakooa baai befchreeven — Offerhanden a-an Kapitein.Cook aan de Morai — Wachtplaatzentot het diten van waarneemingen door den Heer King opgeregt De wyze- van vleesch in zouten in de verzengde luchtftreek — Maatfchappy van Priesters , toevallig ontdekt — Derzelver miliadj'gheïd — De Inb'oorelingen tot onderwerping gebragt door affchieten van een vuurroer Gedienftigheid en gastvryheid der Inboorelingen Dood van Williani Watman, een Matroos De Inboorelin-- gen zeer nieuwsgierig naar ons vertrek Hunne- meening vse-- gens 't oogmerk onzer reize Hun leedwezen wegens uns vertrek — De Schepen verlaten het Eiland —7, De Refolution, doorfiorm' befchadigt-, word genoodzaakt Je rug te-keer en — Bedenkelykgedrag der Eilanders < onzewederkomstin de Kar akakaoa baai — Een dief/lal aan boord van de Discovery- gepleegt — Krakeel' tusjchen de Inboorelingen en ons Scheeps - Folk De Pinas aangevallen en geplunderd — De groot e Boot van de Discovery vanherboei touw afgefloten — Middelen beraamt om dezelve- wedertebekomen, ■— Kapitein King begeeft zich naar land om-denKoning met zyne Zoonen aan boord te nodigen, — De tyding: * * &, kbmit  ■XVI INHOUD. :latcn Awatskai baai en zeilen langs de Kust Verfcheide Eilanden ■- Storm — Pogen vruchteloos land te naken — WenJen de jl'eyen naar Japan'— Vervolgens naar China — Het ■Seheeps • Volk fielt deszelfs Papieren en opfeilen in handen van de Bevelhebbers Onkunde van den Chineejchen Loots ■ Naderen Macao — Krygen een Chineefche..Comprador aan boord— Kapitein King word naar Macao aan den Portugeezen Gouverneur af gevaar digt — Begeeft zich vervolgens met den tweeden Luitenant naar Canton — Onthaal aldaar van de Engel]che Fac-tory — Keert weder naar Macao — Bevel van 'f Frmfche Hof aangaande Kapitein Cook —Jlevenen naar Pulo Condore —1 Befchryving van dat Eiland .en de ontmoetingen op 't zelve —■ Vertrek van daar — Komen inde firaat van Banca — Vervolgens in de firaat Sunda — Stevenen na de Kaap de Goede Hoop, Ankeren in Simonsbaai — Worden aan de Kaap heusch ontvangen — Vertrek van daar — Vruchtelooze pogingen ominIerland •in de Haven van Gahvay in te hopen — Stevenen naar 't Noor~ den van Lewis Eiland — Ankeren te Stromnefs. — Bladz. 414. REIS  B. E I S NAAR DEN STILLEN OCEAAN. O p den loden February 1776, begaf Kapitein Cook zich •aan boord van 'sKonings Sloep, de Refolution, hebbende daags te voren last ontvangen om op dezelve het bevel te voeren. De Discovery, een Schip van drie honderd tonnen , werd dienzelfden tyd gereed gemaakt voor de reis, en Kapitein Clerke tot Bevelhebber aangefteld over dezelve, 't Is niet ondienstig aantemerken, dat Kapitein Clerke, als tweede Luitenant, gediend had onder Kapitein Cook, toen deze met de Refolution zyn tweede reis deedt rondom de Weereld. Beide Schepen , overvloedig voorzien-van alles, wat tot Zulk eene lange reize noodig was , gingen wy den 29. Mey onder zeil., en kwamen den volgenden dag te Long Reach, daar wy ons kruid en lood en ander grof gefchut binnen namen. Op den 8 Juny, terwyl wy in Long Reach lagen, hadden wy 't genoegen een bezoek te ontvangen van den Grave Van .Sandwich, Sir Hugh Pallifer, en andere Admiraüteits Hee- A ren. EERSTE BOEK. V;r richtingen van den aanvang der reize tot ons Vertrek van Nieuw Zeeland. 1.8 0 ETC 1776. Febr. -Mey.  2 RËTS NAAR DEN ren, die kwamen vernemen of men aan hun bevel in alles voldaan hadt, en of'er gezorgt was voor alles, wat tot gerief kon ftrekken van die genen, die de reis {tonden mede te doen ? Op den ioden namen wy binnen boord een Stier, twee Koeijen met derzelver Kalven, als mede eenige Schapen, mee hooi en voeder tot derzelver onderhoud. Wy ontvingen tevens een goeden voorraad van de beste Européfche tuinzaden ter aanvullinge en verfchen onderlland van groentens en mondfpyze voor onze onlangs ontdekte Eilanden. Beide de Schepen waren, op bevel van de Admiraliteit,, rykelyk voorzien met een verfcheidenheid van Yzer-gereedfchap en Snuisteryèh; ter begunstiging eener vriendelyke gemeenfehap en handeling met de Bewoners der nieuwe Landen , welken wy op deze reis mogten ontdekken. Voor 't overige werd ons niets onthouden van 't benoodigde, noch van dat gene het welk der gezondheid kon bevorderlyk zyn, of ter verkwikking en gemak verftrekken. Ten nutte van Starrekundige en andere waarnemingen op Zee, namen wy des anderendaags verfcheiden werktuigen aan boord , welken door Commisfarisfen der lengte in handen werden gefield van Kapitein Cook en van den Heer King,. deszelfs tweede Luitenant, die aangenomen hadden de post te vervullen van.eenen dadelyken waarnemer. Dezelfde Commisfarisfen fielden hen ook ter hande den tydwyzer , doorKapitein Cook op deszelfs laatfte tocht gebruikt, en welke zoo wel voldaan had. De Discovery kreeg eenen anderen tydwyzer, benevens dezelfde forteering van Starrekundige ten andere werktuigen, aan boord, ten gebruike van den Heer William Bailey, een y verig en kundig waarnemer, em die zich verbonden had, de reis mede te doen met Kapitein Clerke. De Heeï Anderfon, Heelmeester by Capitein Cook, voegde by de bekwaamheid van zyn Beroep eene groote kundigheid in de Natuurlyke Historie.. Alhoewel verfcheide jonge Lieden onder de Zee-Officieren: bekwaam waren om Kaarten opteftellen , fchetzen te teekenen ? en afteekeningen te maken van de Kusten en Voorge- bergr I.BO EK. 1776. J.uny,  STILLEN OCEAAN. 3 feergtens , was de Heer Webber aangenoomen om Kapitein Cook te verzeilen, ten einde het gebrekkige van gefchreven verhalen te vergoeden , door naauwkeuriga en meesterlyke afbeeldingen te maken, van het merkwaardigfte dat óns zou voorkomen of ontmoeten. In alle de noodige toebereidzelen voorzien zynde, ontving Kapitein Cook order om naar Plymouth te vertrekken en de Discovery onder zyn bevel te nemen. Ingevolge daarvan gaf hy last aan Kapitein Clerke, om met zyn Schip mede naar Plymouth te zeilen. De Refolution en de Discovery zeilden te famen van Long Reach, op den ijden Juny, en kwamen denzelfden avond aan de Nore ten anker. Op bevel van Kapitein Cook zette de Discovery den volgenden dag haar reis voort, terwyl de Refolution aan de Nore bleef, tot dat Kapitein Cook, die toen in Londen was, aan boord zoude komen. Nademaal het ons voornemen was Otaheite en de Sociëteit Eilanden aan te doen, was 'er beiloten Omai naar deszelfs geboorteland te rug te voeren; ten dien einde vertrok Kapitein Cook met hem, den 24ften van Juny, vroegtydig, uk Londen. Schoon Omai eenigzins treurig en aangedaan fcheen, toea hy, by zyn vertrek uit Londen, zich de vriendfehap en gunften herinnerde, welke hy aldaar genoten had, echter werd 'er niet zoo rasch van zyne, Eilanden gerept, of zyne oogen glinsterden van blydfchap. Hy voedde de hoogfte denkbeelden van Engeland en deszelfs bewoneren: doch het aangenaam vooruitzicht van naar huis te keeren, beladen met het gene men aldaar zou houden voor onwaardeerbare fchatten, welken hem eene aanzienlyke meerderheid moesten verfchaffen onder zyne Landgenooten, werkte zoo fterk, dat het alle zyne treurigheid deedt verdwynen; ook fcheen hy volmaakt vergenoegt en gelukkig, toen hy aan boord kwam. Omai was van den Koning voorzien met eene meenigte dier dingen, welke men meende dat op Otaheite zeer hoog gefchat zouden worden: men had, geduurende zyn verblyf in Engeland en by zyn vertrek van daar, alles aangewend om A 2. door [.BOEK, 1776.  4 R E T S NAAR D E N door hem aan zyne Landslieden een grootsch en verheven gevoelen te doen geven, van Britfche grootheid en edelmoedigheid. Den. 2jilen ,. omtrent den middag, haalden wy 't anker op en gingen onder zeil naar Duins, daar Capitein Cook twee booten innam, welke te Deal voor hem getimmert waren Op den 3©ften,. ten 3 uuren naden middag, kwamen wy op de Rheede van PJymouth ten anker,, daar de Discovery drie dagen te voren, was aangekomen. Op den 8ften JuJy ontvingKapitein Cook zyne fchriftelyke bevelen tot de reis, en order om met de Refolution te zeilen naar de Kaap de Goede Hoop; ook kreeg hy last om aan Kapitein Clerke, die thans te Londen^was, te fchryven hem te volgen , zoo rasch deze aan boord zou zyn gekomen. De Officieren en. Gemeenen aan boord van de Refolution^ de Scheep - foldaaten mede gerekent, maakten te laaien een getal uit van een honderd twaalf koppen, en die aan boord van de Discovery tagtig koppen. Den nden des morgens, ftelde Kapitein Cook aan den Heer Burney, eerfttn Luitenant van de Discovery, de zeilorders ter hand, voor Kapitein Clerke, van welke orders hy een affchrift liet in handen van den bevelvoerenden Officier van 'sKonings fchepen te Plymouth, om by des Kapiteins aankomst aan hem behandigt te worden. In den namiddag ligten wy, by eb-tyde, het anker, en raakten buiten alle de fchepen, die op de rheede lagen, daar wy het grootfte gedeelte van den volgenden dag werden opgehouden, 's Avonds om. agt uren ligten wy wederom anker, en zeilden van de xheede af met eene aangenaame. koelte uit den Noordwest ten Westen. Kort na, dat wy buiten de rheede van' Plymouth waren, liep de wind westelyker en woei frisfcher op, het welk ons verplichte het kanaal aftelavéren, en niet voor denveertienden, des avonds om agt uren, bevonden wy ons af en aan de. Lizard. _ In den namiddag van den 24iten zeilden wy voorby Kaap Finisterre, met eene heldere koelte uit den Noordnoord - oosten.. Kapi-- Ii.BOEK, 17 6, Juny..    STILLEN OCEAAN 5 Kapitein Cook befloot Tenerif aantedoen , om verfchen 1. b oee, voorraad intenemen van hooi en graan voor de dieren, die 1776. wy aan boora hadden, ais mede om ons aldaar te voorzien July. van de gewoone verversfingen. Den eer/ten Augustus zeilden Aüguft.wy des morgens, met den lichten, om den Oosthoek van dat Eiland, en wierpen aan den Zuidkant het anker op de rheede van Santa Cruz, des morgens om agc uren, in drie-en-twintig vademen water. Zoo haast wy ten anker gekomen waren, ontvingen wy een bezoek van den havenmeester, die ons des Schips naam afvroeg.. Toen hy vertrok, zond Kapitein.Cook.een Officier aan den wal, om den Gouverneur te begroeten en zyne toeftemming te vragen tot het innemen van water, en tot het. aankoopen van zulke dingen, als wy meenden benoodigt te hebben. De Gouverneur willigde zeer beleefdelyk het verzoek in van Kapitein Cook , aan wiens boord hy een Officier zond, om hem van wegens zyn' aankomst te vervvellekomen. In den namiddag ging Kapitein Cook zyn opwagting by hem maken, vergezeld van eenigen zyner Officieren, en alvorens weder naar boord te komen, befprak hy eenig koorn en ftroo, kogt eenigen wyn, en maakte, een verdrag wegens het benoodigde water.. Het water, welk de bewoners van Santa Cruz gebruiken, en dat, waar mede de fchepen voorzien worden, komt uit een beekje van de heuvels, en wordt door houten buizen naar de Stad geleid. By onze aankomst was men bezig deze houte buizen te herflellen, waardoor het verfche water thans ten. uitterften fchaars was.. Uit het voorkomen dat de grond heeft om Santa Cruz, zou men natuurlyk mogen opmaken, dat Tenerif een dorre plek lands is: de meenigte provianti, welke wy hier bekwamen, overtuigde ons nogthans, dat dit Eiland niet alleen; genoeg oplevert voor zyne eigen bewoners, maar nog overhoudt voor de vreemde Schepen , die hier aanleggen. Tenerif is, voor Schepen die op een lange reis uitgaan,, buiten tegenfpraak verkiezelyker aan te doen danMadeiraj, de wyn echter van dit Iaatfte overtreft oneindig dien van het: eerfte,. Aj, Actw-  6 REIS NAAR DEN Achter de Stad van Santa Cruz ryst de grond langzaam tot eene matige hoogte; vervolgens blyft dezelve naar 't Zuidwesten ryzen tot aan den vermaarden Piek van Teneriffe. Het Eiland fchynt ten Oosten van St.Cruz volmaakt dor; Ryen hooge'heuvels (trekken zich uit naar den Zeekant, tusfchen welken diepe valeyen zyn, beperkt door bergen, die dwars loopen en hooger zyn dan de eerften. Op den eerften Augustus in den namiddag ging de Heer Anderfon , Heelmeester van Kapitein Cook , aan land naar één dier valeijen, met voornemen om den top der verfte heuvels te bereiken, doch de tyd liet hem niet toe verder te komen dan tot aan derzelver voet. De lager heuvels brengen eene groote hoeveelheid Ephorbia Canarienfis voort. Alhoewel St. Cruz geen groote Stad is, is zy echter wel gebouwt. De Kerken hebben 'er geen prachtig voorkomen van buiten, maar van binnen zyn ze net en tamelyk fraai. Byna tegen over het fteene hoofd, dat van de Stad tot in de Zee uitloopt, is een marmere colom, onlangs opgericht en verfierd met menfchelyke beelden, welke den beeldhouwer tot eer ftrekken. In den namiddag van den 2. Augustus huurden de Heer Anderfon met nog drie anderen de benoodigde muilezels om naar de Stad Laguna te ryden, welke omtrent vier mylen { Engelfche namenlyk ) van Santa Cruz is afgelegen. Zy kwamen daar des avonds tusfen vyf en zes uren aan, maar het gezicht dier Stad beloonde hen niet voor hunne moeite, want zy hadden Hechte wegen aangetroffen en gemeene muilezels gehadt. Schoon de Stad uitgeflrekt zy, verdient dezelve, naauwlyk den naam van Stad; men vind'er eenige goede huizen, maar de ftraaten zyn 'er onregelmatig. Laguna is grooter dan Santa Cruz, maar heeft zulk een goed voorkomen niet. Het zwaare werk word in dit Eiland meest verrigt door Muilezels, alzoo 'er de Paarden fchaars zyn en ten gebruik ftrekken der Officieren. De Osfen worden hier insgelyks veel gebruikt, Wy zagen 'er Valken en Papegay en, die hier te 3. SOEK. 1776.  S T I L L EN' OCEAAN. 7 te huis hoorden; als mede de Zee Zwaluw , Zeemeeuwen , Patryzen, Zwaluwen, Ganaryvogels, en Merels. Men vind 'er insgelyks Haagedisfen, Sprinkhanen en drie of vier foorten van Vliegende Draken. De-lucht en het gewest zyn 'er opmerkelyk gezond, en byzonderlyk gefchikt tot verligting van long of tering kwalen. Naar de verfchillende hoogtens kan men zich op dit Eilandzulk eene luchtsgefteldheid verfchaffen, als best gefchikt is voor iemands kwaal; men kan zich vestigen, daar de lucht zacht en heilzaam is, of hooger opgaan tot daar de koude byna ondraagl.yk word. Er word gezegt, dat niemand, na de maand van Augustus, met eenig genoegen kan leven binnen een myl van de loodlynige hoogte des Pieks. Naby den top des Pieks ziet men, by aanhoudenheid , een damp of rook opgaan, doch fints 1704 heeft men hier geen aardbeving of uitbarfting gehad; in dat jaar werd de haven van Garrachica vernield en opgevuld met ftroomen van brandende Lava; thans bouwt men huizen, daar voor heen de Schepen ten anker lagen. Tenerif dryft eenen aanzienlyken handel: veertig duizend pypen wyn worden hier jaarlyks gevult, welken op het Eiland vertierd, of tot Brandewyn gemaakt en naar de Spaanfche West-Indien verzonden worden, 't Is waar, de wyn is het eenigfte ^voornaame artykel van den buitenlandfchen handel van Tenerif, ten ware wy onder denzelven rekenden de groote meenigte puimfleen, welke van Groot Canarien komt. Het geflacht der inwooneren, dat hier gevonden werd, toen de Spanjaarden de Canarifche Eilanden ontdekten, maakt thans geen onderfcheiden Volk meer uit , alzoo het zich door tusfchen Huwelyken vermengde met de Spanjaarden, die zich hier ter neder zetteden: deszelfs afflammelingen zyn echter te onderkennen aan hunne kloeke geflalte, fterkte en grof gebeente. De Mans zyn tanig van kleur, de Vrouwen zien 'er bleek uit. De bewoners van Tenerif zyn over 't geheel , gefchikt, ernsthaftig en beleefd; hehoudendë dat ftatige voorkomen, het welk die van hunne landen van anderen I. BOEKT. I77& Jktguffi-  I REIS NAAR DEN , onderfcheidt. Alhoewel wy niet meenen dat onze manieren eenige overeenkomst of gelykheid hebben met die der Spanjaarden, was Omai nogthans van begrip, dat 'er niet'veel onderfcheid tusfehen was. Hy zeide, 't is waar, dat zy geen zo yriendelyk voorkomen hadden als de Engelfchen, en dat zy in hun nerfoon zeer veel geleken naar zyne Landslieden. 'Toen wy ons water en andere noodwendigheden aan boord .hadden, ligtten wy anker op den vierden Augustus, verlieten Tenerif en vervorderden onze reis. Den ro, des avonds ten negen uren, zagen wy het Eiland Bonavista ten Zuiden van ons af, op den afftand van byna een Zeemyl; fchoon wy ons zeiven er verder van af meenden te zyn; doch het bleek rasch, dat wy ons vergist hadden; want wendende naar het Oosten, om de blinde klippen te vermyden aan den Zuidoosthoek van 't Eiland, bevonden wy ons digt by dezelven, en ontfnapten naauwlyks die rotzen. Onze toeftand was geduurende eenige minuuten zoo kommerlyk, dat Kapitein Cook niet goed vond het lood te laten fchieten , dewyl zulks ons gevaar grooter kon maken, zonder het zelve met eenige mogeiykheid te verminderen. De klippen te boven gezeik hebbende, richtten wy onzen koers tusfehen Bonavista en het Eiland Maijo, met oogmerk om in Porto Praija uittezien naar de Discovery, alzoo Kapitein Cook aan Kapitein Clerke gezegt had, dat hy die hajven zou aandoen. Op Maandag den 12 hadden wy het Eiland Maijo ten Zuid:zuid-Oosten, op den afftand van vier of vyf Zeemylen. Wy peilden en vonden grond op zestig vademen. Op den afftand van drie of vier Engelfche mylen van dit Eiland, zagen wy geen fchyn van eenige groente of vruchtbaarheid; niets deed zich aan ons oog op, als dat levenlooze bruin, zoo gemeen in houttelooze landen onder de verzengde luchtftreek. Op den 13., kwamen wy voor Porto Praija aan het Eiland St- Jag° j wy vonden 'er de Discovery niet, des liepen Wy 'ex niet in, maar wenden Zuidwaards. Tusfehen de Noord- breed- I. BOEK J776. -duguft,  S T (E L li E N O C E A M N. > 9 breedtens van 12. en van 7. graaden was het weer nevelachtig, -en wy hadden dikwyls regen; zoo dat wy in ffcaat waren, ter -lparing van ons water, het grootfte, gedeelte onzer ledige watervaten optevullen. . Ons Schip was, te dien tyd, zeer lek in al deszelfs bovenwerk. Het heete weer had de naden boven 't water zoo wyd geöpent, dat het regenwater 'er door heen liep. De •Officiers in de konftapels kamer werden uit hunne hutten ge1 dreven door 't water dat aan alle kanten doorlekte-, en naauwlyks was 'er iemand die droog op zyn bed kon liggen. De braauwers werden tewerk geftelt om alles digt te maken, zoo rasch wy droog en vast weer kregen; maar Kapitein Cook liet hen niet toe aan den buitenkant telwerken., zoo lang wy -op Zee waren. 'Op den eerften September ,pasfee.rden wy deEvenacatslyn op de Westdengte van 27.gr. 48. min., en bragten den namid ■ -dag door met de oude plegtigheid van-de zulkente doropeden,' die nooit te veren de linie gepasfeert hadden. Op deh '8. bevonden wy ons een weinig ten Zuiden van St. Augustyn. Zonder eenige uanmerkelyke ontmoeting yervolgden wyonze -reis tot den agtften October. In den -avond van dien dag vloog 'er een Vogel, die van -de Zeelieden een .malle Müsch 'genaamt word, in ons wand, ■en werd gevangen. Hy was grooter dan een En gel fche Merel , en ten naasten by van dezelfde kleur, uitgenomen het 'bovenfte gedeelte van den kop, het welk wit was; hy was platyoetig, had zwarte pooten en een langen zwarten bek. Op den 17., zagen wy de'Kaap de Goede hoop en kwamen .den 18.'in de Tafel-Baai ten anker, op vier vademen water. Na bet gewoon bezoek van den Havenmeester en den Heelmeester ontvangen te hebben, zond Kapitein Cook een Officier af aan den Baron van Pletténberg, Gouverneur van de Kaap, en begBoette de bezetting met dertien fchoten, welke begroeting met evenveel fchooten beantwoord werd. Na deze plichtpleging begaf Kapitein Cook zich naar -den wal, verzeld van eenige zyner Officieren, mét welke hy z :ne opwagting gingmaken by den Gouverneur, den Luitensnt- B Gou- I. BOEK. I77(J. Augufl. Sep;. D&ober.  *o REIS A A R D "E N Gouverneur, den Fiscaal en den Bevelhebber der troepen. Deze Heeren ontvingen Kapitein ('ook met de grootfte beleefdheid; de Gouverneur in 't hy zonder beloofde hem ongevraagt allen byftand, welke aan die plaats te bekomen ware. Alvorens Kapitein Cook naar boord te rug keerde, gafhy bevel , om daaglyks met versch vleesch en groentens het Scheepsvolk aan boord te voorzien. Op den .22. floegen wy onze tenten en obfervatorium op ; den volgenden dag begonnen wy gelyke hoogtens van de Zon ■waartenemen , ten einde daardoor te ontdekken, of 'er in den gang van de Zeeklok.eenige verandering ontftaan was. De braauwers werden aan 't werk.geftelt om 't Schip digt te maken , enKapitein Coök-nam de:behoorlyke maatregelen om de beide Schepen te laten voorzien van den benoodigden voorraad. Zoo haast de verfcheide artykels voor de Refolution gereed waren, werden ze terftond naar boord overgebragt. Op den 10. November kwam de Discovery de baai inzeilen. Dit Schip, het welk op den eerften Augustus van Plymouth was onder zeil gegaan, zou een week vroeger aan de Kaap geweest zyn, ware het zelve niet door een harden wind van de kust afgedreven. Kapitein Clerke had op zyn overtocht van Engeland een zyner matrozen verloren, die over boord was gevallen. Hy had onder-zyn Volk geen ander ongeluk gehad, en al zyn manfchap kwam hier gezond en frisch aan. De Discovery insgelyks hoog nodig hebbende-gebraauwt te worden, zondt Kapitein Cook, den volgenden dag , al zyne werklieden aanhaar boord, en bragt aan Kapitein Clerke alle mogelyke hulp toe in 't bevorderen van die middelen, welke'ftrekken konden om hem ten fpoedigfte van mondkost en water te doen voorzien. Terwyl 'er aan boord van beide de Schepen de noodige toebereidzels gemaakt wierden om onze reis te vervorderen, deden de Heer Anderfon en -eenige onzer Officieren een togtje in de omliggende landsftreek, van welk de Fleer Anderfon het volgende bericht geeft. Op den aC November, des Zaturdags, vertrok by met vyf I. '¥OEK. 1:76. Octéber. Novemb.  STILLEN OCEAAN m vyf anderen in een wagen, om het omliggende land te bezigtigen. Zy ffcaken de groote vlakte over, welke geheel uit een wit zand beftaat, en ten Oosten van de Stad ligt. Ten vyf uren in den achtermiddag reden zy voorby een boerenhuis en langs eenige koornakkers en wyngaarden, buiten de vlakte gelegen,ert daar de grond waardig fcheen bebouwtfteworden. Ten zeven uren kwamen zy te Stellenbosch aan, eene plaats, die, in ftuk van aangelegenheid, naast aan de Kaap komt. Het Dorp ligt aan den voet van den ry hooge bergen, omtrent twintig mylen ten Oosten van de Kaap-Stad-., e-n beftaat uit omtrent dertig huizen, die alle net en zindelykzynr een beekje en> befchutting van eenige groote eikenboomcn, alhier by den eerften aanflag geplant, leveren*, in deze dorre ftreek, eene aangename boerfche vertooningi In, den omtrek van dezen oord ziet men eenige welwasfende wyngaarden en vruchtbare boomgaarden^ welken eenen uitmuntenden grond* aanduiddeni In het tegenwoordigejaargetyde vond de Heer Anderfon weinige planten die bloeiden; ook waren 'er de infecten zeer fchaars. Hy en zyne reisgezellen verlieten' Stellenbosch den volgenden morgen, en kwamen fpoedig aan het huis, hetwelk zy desZaturdags voorbygereden waren; en tot het welk zy uitgenoodigt waren geworden door deszelfs eigenaar, den Heer- Cloeder, die hen zeer vriendelyk en met veel gaftvryheid onthaalde. Zy werden ontvangen door eene bende mufikanten, die-over den maajcyd geduurig bleven fpelen; het welk aan die plaats als iets deftigs kon befchouwt worden. Inden avond kwamen zy aan een boerenhuis, het welk gezegt word het eerfte te zyn in-de bebouwde ftreek, de Parel geheten. Alhier hadden zy een gezicht op Drakenftein, het derde Dorp of bewoonde ftreek van dit land, beftaande in verfcheide kleine boerderyen en plantagien. Planten en infecten waren hier zoo fchaars als te Stellenbosch. Maar men vond 'er een grooter overvloed van heesters of kleene boompjes, van zelf opgeflagen-, dan wy, tot hier toe, in dat land hadden aangetroffen. Dingsdag, den 19. des namiddags, gingen zy een grooten fteen bezigtigen, welke door de inwooners genoemd word B 2 den I. BOEKt 1-776. Novemb;  12 REIS N A A R D E Ni ien Toren van Babel, öf de Parel-Diamant. Hy ftaat op dén? :op van eenige lage heuvelen,, en is van eene langwerpige gedaante, van boven gerond, en liggende, tennaasten by, Noorden- Zuid. De Oost- en- Westzyden zyn ten naasten by lood-/ ynig Het Zuidè'nd is niet eenparighk fteil; maar deszélfs, rrootfte. hoogte is daar , en loopt van:daar zachtkens af naar t Noordergedeeltedat zy beklommen en van waar zy een aitgeftrekt gezicht hadden over het ganfche land. Deze fteen; heeft eem omtrek van bykans een halve myl, iewyl zy een-hajfaur. bezig waremmet dien rond te wande-r Ien, daaronder; begrepen* de ,flecbte weg, en het nu en dan Uil ftaan, om eens rond te kyken. Deszelfs hoogte fchynt, liet topgewelf van de.St.PaulsKerk te evenaren. Buiten eenige weinige fpleeten of reeten is het een volkomen klomp fteen,; Den 20., gingen zy 's morgens van den Parel, en een anderen weg nemende, togen zy door eene onbebouwde, land-ftreek naar de Tyger heuvels, daar zy eenige tamelykekoorn-velden zagen. Omtrent den middag hielden zy halte in een, valey om zich te verversfen; aldaar werden 'zy gekwek vaneen groot aantal.muggen, en des avonds kwamen zy.weder in, de Kaap - Stad te rug. Kapitein Cook zonde zyne Schapen en ander vee, zooraschmogélyk, aan boord. Hy vermeerderde zyn voorraad met twee Stieren,.twee jonge Koeien, twee Hengstpaarden, twee Merriepaarden , twee Rammen, eenige. Ooijen en. Geiten,, eenig Gevogeltje en eenige Konynen. Beide de Schepen voor twee jaa-ren-,van mondkost en water als mede van andere noodwendigheden voorzien zynde, ftelde Kapitein .Cook een affchrift van zyne fchriftelyke. bevelen aan Kapitein. Clerke ter -hand* en- wy begaven ons allen aan boord, den 30. .der maand November. Den-volgenden morgen om drie uuren lïgtten wy het anker, en liepen in Zee met een .zacht koeltje uit den Zuiden; maar raakten niet buiten het, gezicht van 't land voor den. 3. December > des mor? gens. j , r -tairi Den 6. , den avonds,.toen wy ons op deZuidcr breedte van 39.gr.14.min.en op 23.gr.5<5.m.ooster lengte bevonden,zages wy; I. BCEK, I776. Noyemb. Decemh.  STILL EN O C E: A A N. 13 wy verfcheiden vlekken op 't water van eene roodachtige kleur. Toen wy van dat water wat opfchepten, en het zelve naauwkeurigbefchouwden, bd] eurden wy een aantal kleene diertjes, welke, door *t microscoop bekeken y naar Steurkraoben geleken. . Wy bleven Zuidoost voortzeilen ,, gevolgt van eene bergachtige Zee, welke het Schip verbazend deedt flingeren, en ons vee lastig maakte. Verfcheiden geiten, en wel voornamen tlyk de bokken ftierven, als mede eenige fchapen; ook begonnen wy zeer: gevoelig, aangedaan te worden van de koude. Des Donderdags dén.~i2;,.,op den middag , befpeurden wy twee Eilanden.'. Dat,.bet welk Zuidelykst van ons afwas, fcheen ongevaar vyftien Zee mylen in zyn omtrek, het Noorderlykfte omtrent negen Zeemylen in zyn omtrek te hebben.- Wy zeilden tusfehen deze beide Eilanden door, op een even gelyken afftand,. zonder eenig geboomt of beestergewas op één derzelven te kunnen ontdekken.. Zy fcheenen een rotzig ftrand te hebben; en buiten de Zuidoostelyke gedeeltens een reeks van.dorre bergen, welker zyden en toppen bedekt waren met fneeuw.- Kapitein Cook doopte deze Eilanden met den naam van Prins Edward Eilanden. Thans hadden wy, over 't geheel, harde rukwinden en maar tamelyk weer. Na 't verlaten van Prins Edwards Ei? landen, richtten wy onzen koers, om bezuiden de vier anderen te komen-,, ten einde de breedte te bereiken van 't Land , door den Heer de Kerguelen ontdekt. Volgens inhoud der Schriftelyke bevelen , aan Kapitein Cook mede gegeven, moest hy. dit Eiland onderzoeken, en trachten 'er eene goede haven te vinden. Het weêr was thans zeer mistig, en wy waren elk uur in verwagting van land op te zullen, doen.. Onze. Vaart was beiden gevaarlyk en traag. Op den 24., by 't opklaren van de mist, befpeurden wy land, het welk wy naderhand bevonden een Eiland te zyn van aanzienlyke hoogte en van omtrent drie Zeemylen in desB 3 zelfs 1, BOEK. 1.776"Dexemb.  m REIS NAAR DEN zelfs omtrek. Kort daar aan ontdekten wy een ander van dezelfde grootte, omtrent een zee-myl ten Oosten van 't vorige gelegen; en tusfehen die beide, eenige kleener Eilanden. In de ffcrekking van Zuid ten Oosten zagen wy een ander hoog Eiland. Om dit laatfte hielden wy het maar even! been-; het was een hooge ronde rots., Biighs-Cap geheten. Omtrent elf uren, de lucht geheelopgeklaart zynde, wendden wy en Huurden- op 't land*aan. Op den middag waren; wy in fraat de breedte van BlighVCap te bepalen op 48 gr. 29 min.Zuid , en deszelfs lengte op 68 gr. 4omin. Ten drieurenj zeilden wy 'er voorby met een frisfche koelte uit den Westen. Terftond daarop zagen wy duidelyk het land, en ten vier uren was deszelfs {trekking van 't Zuid - oosten naar 't Zuidwest ten Zuiden, op< den afftand van ongevaar vier. Engelfche mylem Af en aan deze Kaap zagen wy langs de Zuid-kust veele uithoeken en baijen , waarom wy zeker verwagtten een goede haven te zullen aantreffen. Al aanftonds ontdekten, wy 'ër een, dewelke wy begonnen in te laveeren, toen het eensklaps ftil werd, en wy het anker lieten vallen in vyf-en-veertig vademen' water. De Discovery kwam, kort daar aan, hiermede ten anker, en Kapitein Clerke verhaalde ons toen, dat hy met moeite ontfnapt was op den Zuidhoek van de haven te dry ven, zyn anker gefprongen zynde, alvorens,hy het kabeltouw had konnen inkorten. Zoo rasch wy ten anker gekomen waren, liet Kapitein Cook al de booten uitzetten ern de leege water - vaten gereed maken; inmiddels voer hy aan land om een bekwaame plek gronds uit te kiezen, daar de vaten, konden gevult worden , en tevens om te zien, wat de plaats opleverde. Hy vond aan den oever eene groote meenigte Penguins en andere Vogels, als mede Zeekalven; deze laatfte echter waren 'er niet in meenigte, maar zoo geheel buiten vrees, dat wy 'er zoo veele dooden, als wy verkozen, om van; derzelver fpek en, traan- olie te maken voor onze lampen en voor ander fcheepsgebruik. Zoet water was hier in overvloed, maar wy konden 'er niet een> enkele boom of heester I77Ö. Decemb.  STILLEN OCEAAN. 15 ter ontdekken, en maar zeer weinig kruiden van eenige foort. .-Alvorens Kapitein Cook naar deszelfs Schip te rug keerde, beklom hy een reeks roezen, de een boven den anderen uitfteekende. Hy meende daardoor een gezicht over 't ganfche land te zullen bekomen, maar hy had den hoogden top nog niet bereikt, toen 'er een zoo dikken nevel opkwam, dat hy niet dan met moeite naar beneden, langs zyn vorig pad, kon te rug komen, legen den avond vischten wy met de zegen aan den mond van de Haven, maar vingen niet boven een half dozyn kleine vischjes;'niet beter Haagden wy den volgenden dag met lyn en hoek. Om-eenige verversfing te hebben , moesten wy derhalven onzen toevlugt nemen tot gevogelte, het welk hier onnoemlyk veel was. Schoon het den 2ófte, des Donderdags, mistig en regenachtig weer was, begonnen wy echter onze watervaten te vullen en gras te fnyden .voor ons vee; dit gras vonden -wy boven aan de haven. De regen, die 'er viel, had de beekjens zoo doen zwellen,dat de.kant der heuvelen,-langs de haven, als met een waterveld overdekt fcheen. Het Scheepsvolk twee dagen achter den anderen 'hard gearbeidt hebbende, en onze watervaten ten naastenby gevult zynde, liet Kapitein Cook het den 27. December rustdag houden om Kersdag te vieren. Ingevolge hiervan begaven zich verfcheiden Scheepslieden naar den wal, om een tochtje Jandwaards in te doen ; doch waar zy kwamen, vonden zy den grond uitermaten woest en dor. Tegen den avond ftelde iemand hunner een ;fles, welke hy.aan'het-overhangen van een'rots, met een yzerdraad vastgebonden,-aan den Noordkant van de fhaven;gevonden had, aaniKapitein Cook ter hand. ;In deeze fles vonden wy op'een'ftuk.pai^■kernen t het volgende opfchrift. Ludovico XV. Galliarum J&ege, cê? D*. de Boynes Jlegi a fecretis ad res tM-aritimas annis 1772 &f 1773. Uit i. soek, >i77©. Decenvb.  ié REIZE NAAR DEN Uitdit Opfchnft blykt, dat wy geenzins de eerfte Europëè'rs waren, die deze haven bezogten: doch als eene gedagtenis, dat wy in deeze haven geweest waren , fchreef Kapitein Cook op de andere zyde van het parkement, 'Naves Refolution & Discovery, De Rege Magnce Britanice., -Decembris 1776. Hy deedt het vervolgens weder in de Bes, en voegde 'er een zilver tweeftuivers ftuk by van .1772, floot de fles met een loot dekzel, en plaatflc dezelve den volgenden morgen in de holte van een fteenhoop, ten dien einde op eene hoogr Xe opgespit, naby.de,plaats daar-de fles het eerst gevonden •werd. Aldaar liet.Kapitein Cook de Britfche vlag wagen en noemde de plaats Kersmis.haven, alzoo wy op dien Feestdag -aldaar -waren aangekomen. . In den.namiddag ging Kapitein Cook, verzelt van deszelfs tweeden Luitenant, den Heer King , op Kaap Francois: hy verwagtte aldaar een uitzicht te zullemhebben over de Zeekust en de daar by gelegen Eilanden: maar zy vonden alles, -wat beneden hen was , iri een dikke mist bedolven.; Het land, gelyks grond met hen, of hooger geleegen,was zichtbaar genoeg, en had een uitermate woest en bar voorkomen, uitgezonden eenige heuvels naai- 'tZuiden, die bedekt waren met fneeuw. Op den -2often December, zeilden wy, met een labbere koelte en helder weder, uit Kersmis-Haven. Het mistige W 1frj dat Wy eeniSen £yd geiden dagelyks meer of min gehad hadden, had ons niet durven doen hopen op dezen helderen dag. Alhoewel wy geftadig het lood in 't water hadden, peilden wy, met een lyn van zestig vademen, maar zelden grond. Ten zeven of agt uren, bevonden wy ons af en aan een Voorgebergte, door Kapitein Cook Kaap Cumberland geheten. Het ligt ongevaar anderhalve zeemyl van den Zuidhoek I. BOEK . 1776. Decemb,  JPjrëïttverb. TL   Ü5 T , en gemeenelyk geheel regt; zy draagen trosfen van kleene witte bloemen. De voornaamfte planten, welken wy hier aantroffen,, waren, de wilde zuring, melk-kruid , klokjes^ bloemen, zwaard-kruid „ zeevenkel , katoenkraid en ver> fcheide zoorten van varen. Het eenigst viervoetig dier,, dat wy hier onderfcheidentlyk zagen , was een zoort van Bui' del-rot, omtrent twee maal zoo groot als een groote-rat. De voornaamfte, bosch of woud Vogels aan deeze plaats Z.yn de bruine Valken of Arenden, Kraaijen , groote Duiven , geelachtige Papegayen, en een zoort van, Vogeltje, 't welk wy motacüla cyanea noemden, uithoofde van de fchoone azuur op, deszelfs hoofd en hals. Aan ftrand waren "ver-. fcheide Meeuwen, zwarte Oestervangers ofZeefneppen en de fteengraauwe Pluvier.. In de bosfchen zagen wy eenige zwartachtige Slangen van t-amelyke grootte, en wy doodden een Hagedis van vyftien duimen lang en zes duimen in 't rond, allerfchoonst gewolkt. met geel en-zwart.. Onder veelerlei zoort van Visch, vingen wy eenige groote Roggen, Norfen , Lederwamtuizen, Braasfems, Tongen, Bot, Knorhaanen en Oliphant visch. Op de rotzen zyn. Mos». I. BOEK. 1777jftanu,ar.  S-TILLEN OCEAAN. 29 Mosfels en andere Schaalvisfchen , en op het ftrand vonden wy eenige fraaije Medufaas hoofden.. De lastigfte infecten, welke wy hier aantroffen, waren de muggen en een groote zwarte mier, wier. beeten ongemeen pynlyk. waren. De bewoners of Inboorlingen fchenen van een zachten , vrolyken aart, en hadden weinig, van dat woeste voorkomen, het geen de Wilden gemeenlyk hebben.. Zy zyn geheel ontbloot van vlugheid of vernuft, en ftaan ten naasten by gelyk met de ellendige inboorlingen, van Terra del Fuego. In het kerven of prikken van hunne armen en lichamen, het welk zy doen in fbreepen van verfchillende rigtingen,, en die even boven den huid of het vel uitkomen, laaten zy evenwel eenige vinding blyken. Hunne onverfchilligheid voor. onze gefchenken,. hunne algemeene onoplettendheid en gebrek aan nieuwsgierigheid waren.zeer, opmerkelyk en gaf geen fnedigheid of fchranderheid van geest te kennen.. Hunne kleur is van een dof zwart, het welk. zy fomtyds verdonkeren met allerlei fmeerzel. Hun hair 'is volmaakt wollig,,, en befmoddert met fmeer en rood-oker als dat derHottentotten. Hunne neuzen zyn.breed en dik, en het onder gedeelte van hun wezen fteekt aanmerkelyk voor uit. Hunne oogen zyn van eene middelmatige grootte, en fchoon dezelve niet levendig of doordringend zyn, geven zy het gelaat evenwel iets openhartigs, vrolyks en bevalligs. Hunne tanden zyn niet zeer wit of regelmaatig, en hunne monden zyn wyd; zy dragen lange baarden, die zy met verw beftryken. Over 't geheel zyn zy welgemaakt, fchoon. wat uitpuilend van buik. Hunne lieffte houding is, met de eene zyde wat vooruit te ftaan, en met,de eene hand agter om de rug, den anderen arm te houden, die, by zulk een gelegenheid, aan de vooruitftaande zyde nederhangt. Digt aan den kant van de Baai, zagen wy eenige ellendige1 Hutten van ftokken met boomfchors: doch deeze fcheenen 1 enkel voor een korten tyd gedient te. hebben ; verfcheide hunner dikfte boomen hadden zy totjbeteren gemakkelyker j woningen gemaakt. De ftam dier boomen was tot de hoogte, van zes en zeven voeten uitgeholt, door middel van .vuur.. D ^ De^- I. BOEK. 1777- Januar.  Sö REIS NAAR DEN Deze fcbuilplaatfen maaken zy duurzaam, door de eene zyde van den boom gaaf te laaten, zoo dat dezelve zeer weelderig blyft groeijen. Het fchynt klaar, dat de inboorlingen van van Diemens Land oorfprongklyk afffammen van het zelfde geflacht als die van de Noorder gedeeltens van Nieuw Holland. Alhoewel zy in verfcheide opzichten verfchillen, kan van dat verfchil reden gegeeven worden, met in aanmerking te nemen, den afftand der plaats, de lengte van tyd, een volkomen affcheiding en de onderfcheide luchtftreek. Op den 30 January, in den morgenftond , ligtten wy het anker, en gingen, met een koeltje uit het Westen, van de Avantuur baai onder zeil. Des nachts, tusfehen den 6 en 7 February, viel een der Zee Soldaaten van de Discovery over boord en verdronk. Op den 10., in den namiddag, ontdekten wy de kust van Nieuw Zeeland, op den afftand van agt of negen Zee-mylen. Wy Huurden daarop naar Kaap Vaarwel , en vervolgens naar Stephens Eiland, en in den ochtend van den 12., ankerden wy in Schip Cove in de Ojieen Charlottes Baai. Een wyl daarna bragten wy verfcheide leege watervaten aan land, en ruimden een plaats op voor twee Obfervatoriums, Inmiddels kregen wy verfcheide Canoos aan de Schepen; doch, die 'er in waren, durfden het niet wagen om aan boord te komen. Deeze fchuwheid kwam ons te ongemeener voor, daar Kapitein Cook zeer wei aan hun allen bekent was, en 'er onder den hoop zich één man in 't byzonder bevond, die by een vorige reis zeer vriendelykvan hem behandelt was geworden. Dit mensch echter kon niet overgehaalt worden by ons aan boord te komen. De eenige reden, welke wy voor deeze fchuwheid konden geeven, was te veronderftellen, dat zy misfehien bevreest waren, datwy wraak kwamen neemen over den dood van Kapitein Furneaux Volk, het welk hier was vermoord geworden. Dan, op de verzekering van Kapitein Cooks aanhoudende vriendfchap, en dat hen geen leed zou wedervaaren, leiden zy zeer fchielyk allen fchyn van wantrouwen en argwaan af. Den volgenden dag floegen wy twee tenten op, en maakten de Ob- ?. BOEK. I/77- Januar. Februar.  JeEntveeb . Hl   STILLEN OCEAAN. S'i Ébfervatoriums vaardig, zoo dat de Heeren King en Bailey een aanvang maakten met hunne Starrekundige waarnemingen. Twee onzer lieden werden aan't brouwen van jopenbier geftelt, terwyl anderen de watervaten vulden , gras en hooi voor het Vee verzamelden en hout kapten. Die aan boord bleeven, vonden hun werk in 't herftellen van 't want, en in 't verrigten van de noodige Scheepsbezigheden. Van de Scheeps Soldaaten werd een wacht aangeftelt, ter befcherming en beveiliging van de verfcheide benden, die aan den wal hunne bezigheid hadden; ook werden aan het arbeids Volk wapenen uitgedeelt, om met dezelven de aanvallen der Inboorlingen aftekeeren, indien deze mogten geneegen zyn om ons te beledigen, waarvoor wy echter niet tedugten hadden. Geduurende dezen ganfchen dag kwamen veele huisgezinnen van de verfcheide kusten en floegen hunne hutten op; niet ver van onze legerftede. De gemaklykheid waarmede zy deeze kortftondige woningen opflaan, is zeer aanmerkelyk. Wy hebben hen op een plek gronds, het welk een uur te voren nog bedekt was met planten en heesters, meer dan twintig woningen zien oprigten. Een gansch Dorp van dergèlyke huizen werd, in 't aanzien van Kapitein Cook, in korten tyd gebouwt door zeker getal Wilden, die maar even aangeland waren. Niet zoo haast waren zy uit hunne kanoos gefprongen, of zy ontdeeden den grond, dien zy tot hunne woonplaats verkozen hadden, van alle plant en heester gewasfen, en plaatften 'er de geraamtens hunner hutten.. Terwyl de Mansperfoonen daarmede bezig waren , zorgden de Vrouwen voor de kanoos, beveiligden den voorraad en % gereedfchap, en fprokkelden droog hout tot het benoodigde vuur. De Inboorlingen , die zich op deze wyze by ons kwamen ter nederzetten , bragten ons merkelyk voordeel aan; want fommige hunner waren iederen dag druk bezig met Visch te vangen, van welken zy ons, tegen verwisfeling, een goeden voorraad verfchaften. Behalven den Visch , hadden, wy andere veryersfingen in overvloed... Lepelbladen, Sei- I. BOEK. 1777. Februar.  3* REIS NAAR DEN Seldery en Soep - koekjes werden dagelyks gekookt met meel en erwten, en voor onzen drank hadden wy jopenbier. Zulk een eetregel weerde fchielyk alle de zaden der Scheurbuik, by de zulken van ons Volk, die dezelven onder de leden mogten hebben. Doch by onze aankomst alhier waren 'er op beide de Schepen flechts twee zieken, die 'eraan kwynden. Buiten de Inboorlingen, die zich digt by ons hadden ter nedergezet, werden wy nu en dan ook door anderen hunner landslieden bezogt. Onder deezen was een opperfte, Kahoora geheten, die aan 't hoofd was geweest der bende, door welke het Volk van Kapitein Furneaux werd afgefneden. Hy was gansch niet gelieft van zyne landslieden, van welken fommigen by Kapitein Cook aanhielden dat hy hem zoude dooden; gevende, ten zelven tyde, inde-fterkftebewoordingen te kennen, dat zy zyn gedrag afkeurden. Wy hadden een treffend bewys van de verdeeldheden, welken onder dit Volk de overhand hebben ; want de bewooners van ieder Dorp trachten, by beurten, Kapitein Cook aantezetten , hunne nabuuren te verftrooijen of te verdelgen. Kapitein Cook ging, ep den 15., met de boot uit om gras te zoeken, en bezogt met een de Hippah, of 't verfterkte Dorp aan de Zuidwest punt van het Eiland Motuara. Hy befpeurde geen inwooners in het Dorp, alhoewel 'er blyken waren dat het zelve nog onlangs was bewoont geweest, de huizen en palïsfaden nog in zeer goeden ftaat zynde. 'Er was geen teeken of overblyfzèl te befpeuren van de Engelfche tuinzaden, welke by deeze Hippah, in 1773., op Kapitein Cooks tweede reis, gezaaid of*gepoot waren. Waarfchynlyk waren dezelve uitgeroeit met wortel en al om plaats te maaken voor hutten of lootzen; want op andere plaatzen , daar wy 'er insgelyks gezaaid hadden, vonden wy radys, tijen, prey , kool, porcelein, aardappels &c. Alhoewel de inboorlingen van Nieuw Zeeland liefhebbers zyn van aardappels, hadden zy echter 'er geen een gepoot, veel minder iets gezaaid, van de andere artykels, welke wy hen medegedeelt hadden. Op VBO EK. 1777- Februar.  STILLEN OCEAAN. 33 Op den 16., vroeg in den morgen, gingen Kapitein Cook en Kapitein Clerke met verfcheide Officieren en Matroozen, verzelt van Omai en twee Nieuw-Zeelanders, in vyf booten uit, om voeder te verfamelen voor het Vee. Omtrent drie Zeemylen de baai opgevaren zynde, landden zy aan de Oostzyde, daar zy gras genoeg maaiden om de beide groote booten mede te vullen. Op hunne te rug komst, naar de benede baai, ■deeden zy Grafs-Cove aan, alwaar het Volk van Kapitein Furneaux was vermoord geworden. Alhier ontmoetten zy Pedro, den ouden vriend van Kapitein Cook, die van hem in zyne tweede reis gewaagt. Hy en een ander Nieuw-Zeelander , ontvingen hen aan 't ftrand, gewapend met de fpies en patoo, fchoon niet zonder duidelyke teekens van vrees, welke echter rasch verdweenen, by 't uitdeelen van eenige gefchenken, waar door twee of drie anderen van het huisgezin naar den oever gelokt werden. Terwyl ons volk aan deze plaats was, wilde de Commandeur gaarne de byzondereomftandigheden weeten ,wegensden moord aan onze Landsgenooten gepleegt; ten dien einde bediende hy zich van Omai als tolk, wiens moedertaal een byfpraak was van die van Nieuw Zeeland. Pedro, en de andere aanwezigen, die geen van allen eenig deel hadden gehad aan dat jammerlyk geval, beantwoordden iedere vraag zonder de minfte achterhoudendheid. Hetberigt, van hun ontvangen , behelsde: dat, terwyl ons Volk den maaltyd hield, fommigen der inboorlingen hen beroofden van visch en brood, voor welke dievery zy nu en dan flaag kregen, waaruit eenig krakeel ontftond, dat tot daadlykheden overfloeg en het leven kostte aan twee Wilden, die, door de twee eenige musketten, waarmeede men zich te weer ftelde, dood gefchooten werden; want, alvorens een derde fchoot te doen, rukten de inboorlingen met verwoedheid op de Engelfchen in, •die fchielyk door het meerder getal overmand, alle om 't leven gebragt werden. Pedro en zyne medgezellen wezen insgelyks de juiste plek aan daar de fracas gefchiedde, als mede de plaats daar de boot gelegen had, in welke.men een zwarÉ te I. SOEK. 1777- Febrmn  3 * REIS NAAR DEN' te bediende had gelaaten van Kapitein Furnaaux, om-opdezelve acht te geeven. "'f^ ■ Volgens een ander verhaal,, zou die Neger aanleiding tot den -twist gegeeven hebben; want één der inboorlingen iets uit de boot willende fteelen, ontfing van den Neger een hevige flag met een ftok, zoo dat hy nederviel, waar uit zyne tZ? ?' ad:e ,fuIksvan verre agen, meenden dat hv dood was en terftond op ons volk aanvielen-, alvorens deze de boot konden bereiken , of zich tegen dezen onverwagten aanval-te weerftellen, zoo dat z-y de ilachtoffers wierdenvande woede der vergramde Wilden.. Het blykt dat 'er geemvoorneemen was geweest om bloed te vergieten-,, en,, dat,, indien men.-niet wat te fchielyk se«eest ware met de dievery teftraffen,. 'èr geen-kwaad zoutkSl AZyl' ^ant d^grootffie panden van Kahoora w ; a S 7 ,niet van zms wa* geweest om te bisten. Wat de boot aanbelangt, fommige zeiden , dat men dezelve aan ftukken. gekapt en verbrand had ; anderen, daar en tegen,, verklaarden, dat ze door een bende vreemdelingen was weggevoerd geworden* W;?y Onze bende bleef te Grafs - Cove tot den avond'^ en voer toen met de booten naar de Schepen te rug. Op Dingsdag den: i 8 kwam Pedro met zyn ganfche Familje zich digt by ons. nederzetten.. De eige naam van dit Opperhoofd was Matahouah; maar fommige van Kapitein Cook 's Volk.had- Èdro ' 66116 V0Ei§e rCiS' naam gegeeven va»Op Vrydag den'21, kwam een ftam of huisgezin van omtrent dertig perfoonen van het Oppergedeelte der Baai ons een: bezoek geevem. Hun opperhoofd was genaamd Tomatongeauooranuc, en omtrent vyf en veertig jaaren oud: hv had, een openhartig, vrolyk voorkomen; en, inderdaad,. de ©vengen van;zyn ftam waren, over 't geheel,, de fraaifte van-alle de Nieuw Zeelanders , die Kapitein, Cook ooit gezien ted. Meerr- dan-- twee derde der, inboorlingen van Queeis; ©ïarlottea baai hadden zich thans by ens: nedergezet,, van, a. mm 1.777. EeJ?rmi'.  STILLEN OCEAAN. m welken 'er dagelyks een aantal aan onze Schepen en binnen «onze legerplaats kwam; maar deze laatfte plaats werd het meest bezogt, wanneer ons Volk aldaar bezig was met traan te kooken , want de Wilden waren zulke liefhebbers van traanölie, dat zy zelfs de drek uit de vaten en het fchuim uit : de ketel met fmaak nuttigden, en zich met de reuk van denkokenden olie vergasteden, als frnaakten zy het heerlykfte feestgeregt. Toen wy ons van het benoodigde heoi, hout en water voorzien hadden, braken wy onze tenten op, en den volgenden morgen, zynde den 24., ligtten wy het anker en •zeilden de Grafs- Cove uit. Maar de wind ons niet zoegunïlig zynde., als wy wel zouden gewenscht hebben, waren wy verplicht weder ten anker te komen by het Eiland Motuaia. Terwyl wy ons zeilvaardig maakten, kwamen Tomaton■geauooranuc, Matahouah, en verfcheide anderen der inboorlingen affeheid van ons nemen. Deze beide Opperhoofden verzogten Kapitein Cook, om eenige varkens en geiten; by ;gaf aan den eerften twee varkens, een beervarken namenlyk met een zeuge; aan Matahouah een bok en een geit, na d it 2y belooft hadden dezelven niet te zullen dooden. Wy hadden by Motuara nog niet lang ten anker gelegen, toen reeds verfcheide kaneos, opgevuld met inboorlingen, ons kwamen bezoeken, met welken wy eenen flukzenhandel «lreeven in de zeldfaamheeden van deze plaats. In een dezer kanoos bevond zich Kahoora, die terftond door Omaiaara Kapitein Cook werd aangeweezen, met verzoek op hem te mogen fcbieten; ook bedreigde hy dat Opperhoofd, dat hy zelf hem van kant zoude raaaken, indien hy'onderftaan durfde ons andermaal te komen bezoeken. Deze bedreigingen van Omai hadden zoo weinig invloed -op Kahoora, dat deze, des anderen daags, met zyne ganfche Familje tot ons wederkeerde. Omai, van Kapitein Cook verlof verkreegen hebbende , om hem aan boord te vraagen, leidde hem in de kajuit, zeggende: „ Daar is Kahoora, maak hem af; " doch vreezende, misfchien, dat men hem zou roepen om zynebe«Jreigingen van daags te voren ten uitvoer te brengen, E 2 maak" ï. bokk. 1777Februar.  3<* REIS NAAR DEN maakte hy zich fchielyk weg. Hy kwam, echter , rascfr weder en toen hy bemerkte dat het Opperhoofd geen leed was wedervaaren, fprak hy Kapitein Cook ernftig over dat onderwerp aan; indien een mensen, zeide hy , Ien ander mensch dood m Engeland, word hy om dien moord gehangen; Kahoora nu heeft tien menfehen vermoord, en verdient om die reden billyk den dood. Deze fluitreden, hoe aanneemlyk ook, was van geen gewigt by onzen Bevelhebber, die aan Omai yerzogt den Nieuw Zeelander Overften te vraagen, waarom hy het Volk van Kapitein Furneaux had omgebragt? Kahoora, op deze vraag benepen , liet zyn hoofd hangen vouwde zyne armen te zamen, en fcheen daadelyk den dood aftewagten; maar zoo rasch men hem verzeekert had , dat hy geen gevaar liep, toonde hy zich vrolyk. Hy fcheen echter met gereed of willig om de vraag , diehem gedaan was, te antwoorden, tot dat men hem by herhaaling verzeekerde, dat hem geen leed zou gefchieden. Toen waag? de hy het ons te vernaaien, dat één der inboorlingen een fteene byl mede gebragt hebbende, om dezelve tegen iets te verruilen, de perfoon aan wien hy die aangeboden had, hem dezelve ontnam zonder 'er iets voor in de plaats tegeeven, aan eenig brood, en dat dit aanleiding had gegeeven tot den twist. Hy meldde insgelyks dat, gSaurJdl^eS^ by zelf ter naauwernood was ontkomen, want dat men een musket op hem had aangelegen, welke fchot hy middel gevon|Dhh:d£? dA b°0t ?rt^en, terwyl een ander man, ie by hem ftond, werd dood gefchooren: waarop Kahoora p den Heer Roowe, den Officier, die over de bende het beitel had, was aangevallen; dat deeze zich met zyn hartsvanger lad bly ven verweeren, en zelfs aan het Opperhoofd een woad £r1S,f t0*&h™&> tot dat hyeindelykdoordemeer- lerheid overmand werd. De Heer Burney, die door Kapiein Furneaux den volgenden dag met eene gewapende bende verd afgezonden, om het vermiste Volk optefpooren, had >p de ontdekking van de treurige overblyfzels van dit geval, ^richeiden fchooten op de inboorlingen gedaan, diezichtoea nog; T. BOEK. Februar*  STILLEN OCEAAN. 27 nog op dezelfde plek gronds bevonden, en misfchien bezig waren op dat verfchriklyk feest zich met menfchen vleesch te vergasten. Men had met reden mogen denken, dat dit fchieten eenig kwaad zoude gedaan hebben , doch by nader onderzoek heeft men bevonden, dat niemand 'er door gedood of be> fchadigt was geworden. Voor onze aankomst in Nieuw - Zeeland, had Omai eene begeerte laaten blyken, om iemand van deze inboorlingen met zich naar zyn eigen land te neemen. AI fchielyk had hy geleegenheid om zyn verlangen te voldoen; want een •Jongeling, Taweiharooa genaamt, de eenige Zoon van een oveiieeden Overften, bood zich aan hem te verzeilen en nam van dat ftond af aan zyntverblyf aan boord. Kapitein Cook droeg zorg om aan den Jongeling en deszelfs vrienden te laaten weeten , dat, indien hy met ons vertrok, hy nimmer zoude wederkomen. Deze verklaaring deedt echter niets uit. Daags voor dat wy Cove verlieten, kwam Tiratoutou, zyne Moeder, haar laatfte gefchenk van Omai ontvangen ; en denzelven avond nam zy en haar Zoon affcheid van eikanderen , met alle blyken van de tederfte geneegenheid.- zy zei,. dat ze nu niet meer zou weenen, en zy hield trouw haar woord; want de laatfte morgen , toen zy te rug kwam, om Taweiharooa voor 't laatst vaarwel te zeggen , was zy zeer vrolyk, zoo lang ze aan boord was, en vertrok zonderde minfte aandoening. Een jongen, van omtrent tien jaaren oud, verzelde Taweiharooa als knegt; zyn naam was Kokoa. Hy werd aan Kapitein Cook overgeleeverd, door zyn eigen Vader, die zoo onverfchillig affcheid van hem nam, dat hy hem alles afplukte en geheel naakt liet. De Kapitein te vergeefsch gepoogt hebbende dit Volk te beduiden, hoe onwaarfchynlyk het ware, dat deze Jongelingen immer zouden kunnen weder komen, gafeindelykzyne toeftemming om ze meede te neemen. De bewooners van Nieuw-Zeeland fchynen in geduurige vrees voor eikanderen te leven; de meeste ftammen zyn ,, zoo zy meenen, door deze of geene ftam beledigt of benadeelt geworden, en- zoeken altoos zich te wreekenj het is; E a niet t. BOEK. 1777- Februar-*.  3 § REIS NAAR DEN niet onwaarfchynlyk, dat het verlangen naar een goed maal dikwils daartoe een fterke aandrang is. Gemeenlyk bekruipen zy hunne tegenparty in den nacht, .en zoo 't gebeurt dat zy dezelve niet op haar hoede vinden, 't welk zeldfaam gefchied , dooden zy alles zonder onderfcheid, en fpaaren noch Vrouwen, noch Kinderen. Wanneer zy de onmenfchelyke flachting gedaan hebben, eeten zy zich zad aan de lyken op de plaats zelve, of neemen zoo veele doode lighaamen mede als zy kunnen, en froullen 'er thuis van met de verTchnkkelykfte beestachtigheid. Indien zy ontdekt worden, eer zy de tyd hebben om hunne bloeddorffcige oogmerken te volvoeren, fluipen zy^gemeenlyk af, en fomtydsworden zy vervolgt, en -ophun beurt aangetast, van hunne tegenparty. Zy geeven nooit kwartier of neemen iemand gevangen ; deoverwonne moet het behoud van zyn leven alleen in de vlucht zoeken. Deze geduurige flaat van vyandfchap, en de vernielende wyze, waar op dezelve gevoerd word, maakt den Nieuw-Zeelander waakzaam en omzichtig, zoo dat men hem altoos op zyne hoede vind; en waarlyk, dit Volk heeft de fterkfte of krachtigfte beweegreden om waakzaam te zyn, dewyl 't behoud van ziel en lighaam 'er van afhangt: want het is een ftuk van hun geloof, dat de ziel des menfchen, wiens vleesch van zynevvanden verüonden is, ook gedoerat is rot een onöphoudelyk vuur; daar de ziel van den geenen, die de hand zyns vyands ontfnapt, zowel ils de ziel des mans, die eenen natuurlyken doodfterft, overgaat tot hetverblyf der Goden. De lyken hunner dooden beftelien zy gemeenlyk ter aarde, maar wanneer zy meer verfiaagen vyanden hebben, dan zy met voeg kunnen opeten, werpen zy de lyken in Zee, Zy hebben onder hun geene Marais of andere plaatzen van openbaaren eerdienst; maar zy hebben Priesters, die de Goden bidden om hunnen tydelyken voorfpoed. De grondbeginzels van hunnen Godsdienst, daar wy Hechts weinig kundigheid van hebben, worden hen op 't fterkst reeds in hunne kindsheid ingeprent- Niettegeniïaande den yyandelyken ftaat, in welken deze men- t. BOEK. 1777. Jïehruar^  STILLEN OCEAAN. $ menfchen leven worden de reizende vreemdelingen, 'die eerlyke oogmerken hebben, by hen wel ontvangen en onthaalt: mus echter, dat zy niet langer blyven dan hunnezaaken vorderen. Op die wyze word de handel van groene talk, wel7 l°'Tmm0 heten' gedp:ee.ven. Volgens hun zeggen word die fteen nergens gevonden dan op de plaats, welke deszelfs naam draagt, en geleegen is aan 't hoofd van OneenCnariottes Sound. x- De veelwyvery heeft onder de Nieuw-Zeelanders plaats en gemeenlyk heeft één Man twee of drie Vrouwen - die'welke ongehuwt blyven, kunnen niet dan met moeite beftaan: Dit Volk fchynt volkomen vergenoegt met hunne geringe maate van kundigheden; ook doen zy geene poogingen' om dezelven uittebreiden of hun verftand aantekweeken, Zv zyn niet aanmerkelyk. nieuwsgierig; ook ftaan zy nier ligt verbaast op: t zien van eenig nieuw, voorwerp; naauwlyks zelfs; treft het voor één oogenblik hunne aandagt. Omai 't is waar die-een groot gunfteling by hen was, kon zomtvds een ganlche troep om zich.vergaren, maar zy luisterden.mecweimg aandagt op 't geene hy hen verhaalde.' By waarneemingen aan de Maan gedaan, vonden wy de Ooster lengte van Ship Cove te zyn 174 gr. 2 eQ befta^ in 't knoopen; 1 wee Hippen van dit gewaad flaan zy over de fchouders en makemhet op de borst vast aan dat gedeelte, welke het lig-' haam dekt; vervolgen» word het weder vastgemaakt om den buik met een-gordel van biezen; fomtyds word het overtrokken met honds - leer of lange vederen. Veele dragen man- LilnVerfhdlt geWaS heen' die van de fchouders Tot op dé beien afhangen. De gemeenfle kleeding , nogthans, be- ftaat. I. BOEK. 1777- Februar.  STILLEN OCEAA N. 45 ftaat in eene hoeveelheid ftof van bovengemelde flegte fahriek, aan een koord vastgemaakt en over de fchouders gefJagen , van welken het aan alle kanten, nederhangt , tot over den middel en de dijen. Als zy in dit gewaad nederzaten, zouden zy naaulyks. te. onder]cheiden zyn geweest van groote graauwe fteenen, indien hunne zwarte koppen niet buiten hunne kleeding hadden uitgeftoken. Zy verfieren hunne hoofdenmet vederen.en kammen van been of hout, met paarlemoer en met.de binnenfte huid van bladeren bezet. Beide Mannen en Vrouwen hebben doorgefpleten ooren , daar zy kralen, flukjes van jaspis of lapjes doek. in hebben hangen. Sommigen hebben het middelfchot van de neus in het onderfte gedeelte doorboort, doch wy za.r. gen 'er nooit eenig verfierzel in. Eén hunner had 'er nogthans een telg in , om te toonen dat men by gelegenheid 'er iets kon in fteken. Veelen beprikken hun gelaat met vreemde figuren van eene zwarte of donkerblauwe kleurdoch 't is niet zeker, of zulks tot een fieraad of tot een teeken van byzondere onderfcheiding ftrekt; de Vrouwen zyn flechts op de lippen en aan de kin geteekent; en beide Sexen befmeeren hunne hoofden en aangezichten met eene vettige roode verf. De Vrouwen dragen ook halsbanden van haaije tanden, of bundels, van lange kralen; en eenige weinigen onder haar dragen kleene driehoekige voorfchooten , veriiert met vederen of ftukjespaarlemoer, om den middel vastgemaakt met twee of drie fnoeren. Zy onthouden zich in de alreedsgemelde kleene kreeken,, fomtyds by enkele huisgezinnen, en fomtyds' by troepen van. misfehien veertig of vyftig. Hunne hutten, welke, meestal , ellendige verblyfp.laatzen zyn , worden digt by den anderen opgeflagen. De beste, die. wy zagen, was gemaakt: op de wyze als onze landfehuren,, en had de. hoogte van omtrent zes voeten, de breedte van vyftien en de lengte van drie . en dertig voetert ;.van,binnen fterk en regelmatig, weiineen gewerkt met rys en tuig, en rood en zwart gefchildert. Aan! het eene einde was een deur om uit en in te kruipen, en aan. het andere einde een yry kleener opening, oogfchynlyk geF 3 'fchikt. I. BOEK, 1777Febwar.  4<5 reis Naar den fchikc om den rook te lozen. Dit gebouw, nogthans, moet aangemerkt worden afs een hunner paleizen ; want veele hunner hutten hebben de helft dier ruimte niet, en zynzeldfaam hooger dan vier voeten. Het eenigfle huisraad., dat -zy hebben, beftaat in eenige weinige kleene zakken of mandjes , in welken zy hun visch« gerei en andere kleenigheden bergen. Zy zitten rondom een kleen vuur in 't midden van de hut, daar zy waatfchynlyk ook flapen, zonder eenig ander dekzel, dan het geene zy over dag aan hun Iyf hebben. Zy leven voornaamlyk van de vischvangst, tot welke zy verfcheide foorten van netten gebruiken, oök houte visch.' hoeken, gefcherpt met been, maar zoo'Wonderlyk gemaakt, dat men niet kan begrypen', hoe dezelven aan't oogmerk kunnen voldoen. Hunne booten beftaan uit planken, boven den anderen, en vastgemaakt met fterke en taije tuig. Veele derzelven hebben eene lengte van vyft'ig voeten. Somtyds hechten zy 'er twee aan malkanderen met balken'; deze noemen zy een' dubbele Kano. Ze voeten boven de dertig man ; zy hebben een groot hoofd voor op, aartig gefnedert en gefchildert, eiv waarmede zy een verwoed mensch fchyneri te willen verbeelden. Hunne fchipriemeil zyn fmal, puntig en ongeveer vyf voeten lang. Hun zeil, daar zy weinig gebruik van maken, is een bieze mat van eene driekantige gedaante. Zy bereiden hunnen visch, met dezelve te braden of liever te bakken; het kooken verftaan zy zich in 't geheel niet, wch weten wat het is'. Op gë'fyke wyze bereiden zy den svortel van den grooten Varen boom, ineengatofhol, daaf :oe in den grond gemaakt: als hy gaar is, fplyten zy den-' ïelven en halen 'er eene lilachtige' zelfstandigheid van binnen ik , eenigzins gelykende naar Sago. De wortel van den deenen Varen boom gebruiken zy als brood; het word gedroogd en door hen medegevoerd, benevens eene groote loeveelheid gedroogde visch , wanneer zy ver van' hult, mis reizen. Wanneer het weêr hen niet toelaat naar Zee te gaan, ver- tful- I. SOEK. 1777Febnat.  STILLEN OCEAAN. 47 vullen Mosfel en Zee-ooren de plaats van andepen visch. Somtyds, doch zeer zelden, dooden zy eenige weinige Penguins, Kirmeeuwen en Kropganzen , tot fpysverandering. Een groot aantal hunner Honden worden opgekweekt om tot voedzel te verftrekken; maar voor hun beftaan betrouwen zy het meest op de Zee, welke hen goedextierendlyk overvloedig voorziet. In hunne kost zyn ze niet minder morfig als in hunne perfonen, die een zeer onaangenamen reuk van zich geven , door de meenigte fmeer,. waarmede zy zich4>eftryken , en doordien zy nooit hunne kleederen wasfchen:. hunne hoofden zyn overvloedig bevolkt met ongediert, het welk zy fomtyds éten. Een meenigte van Hinkende traanolie en Zeehonden-fpek was hun lieffte kost. Als ze aan boord der Schepen waren, dronken zy den olie niet alleen uit de lampen r maar. verzwolgen even gretig het lamp - katoen mede. Al hoewel de bewoners van van Diemens Lands zelfs ons brood niet wilden proeven, dit Volk nogthans verfiondt het met de grootfte graagte , zelfs als het verrot en befchimmelt was. In 't ftuk van vernuft behoeven zy voor geene der onbelèhaafde Volken, wier omftandigheden met de hunne gelyk zyn, te wyken of onder te doen; want zonder behulp van eenige metaal gereedfchap maken zy alles wat zy ten gebrui. ke nodig hebben; kleederen, krygswapens enz. maken zy net, ftrak en gemakkelyk. Het voornaamfte ftuk gereedfchap, daar zy mede werken, heeft den naam van eendisfel,. en is gemaakt van Serpentfteen of Jaspis; hunne beitels zyn van dezelfde ftof en fomtyds van een zwarte harde fteen gemaakt. In de fnykonst zyn ze bazen, en men vind hun fnywerk op de geringfte dingen: in de verfierfelen aan het voor» fte hunner, kanoes, ftraalt niet alleen teekening, maar oeffening in door.. Een Oester of Mosfel fchelp, een ftuk van. een Vuurfteen of Jaspis dient hen tot een mes ; en een haije tand, in een ftuk.hout vastgezet, dient hen tot boor: Hun draadwerk voor vischlynen is niet minder dan het onze, en hunne netten zyn even goed. Hunne zaag is gemaakt van in- ge- I. BOEK. J777- Februar.  48 REIS NAAR DEN gekerfde visch tanden, op een ftuk houtgehegt, dataartigbctnedenis; doch die zaag dient tot niets anders, als om de lichamen open tefnyden der geenen, die zy in den ftryd dooden. Schoon geen Volk gereeder is om een hoon te wreeken, laten zy echter geene gelegenheid voorbygaan om zich baldadig aan te Hellen, wanneer zy bemerken dat 'er geen gevaar of ftraf op loopt; waar uit men zou mogen opmaken dat hunne vaardigheid om een hoon te wreeken , eerder het uitwerkzel is eener opftuivende gefteltheid, dan eener weezenlyne dapperheid. Zy zyn uit den aart wantrouwend en ergdenkend; want zy, die ons vreemd waren, durfden niet ten eerlten aan ons boord komen, maar bleven opeenenkleenen afftand in hunne booten onze bewegingen gadeflaan, en beraadflagen of zy zich aan ons zouden wagen. Zy zyn ten mterften onëerlyk, en fteelen alles, wat binnen hun bereik komt, vooral als zy meenen niet betrapt te kunnen worden; m het handelen fchynen zy geneigt al 't voordeel alleen tegenieten , want nooit betrouwen zy, het geene zy te koop brengen., buiten hunne handen om onderzogt.të worden en zv fchynen ten uiterften in hun fchik, indien ze u in de'eene of andere koop of ruiling bedot hebben. Zy leyen openlyk en byna in een gednrigen twist, want het Oorlog is hun voornaamfte beroep, gelyk blykt uit het aantal wapens, en uit hunne behendigheid in dezelven te gebruiken. Hunne wapens beftaan in fperen, patoos en heibaarden , en fomtyds in fteenen. De eerfte zyn vyf tot dertig voeten lang, van hard hout gemaakt en gepunt. DePaeoo is omtrent agttien duimen lang, van eene lang ronde gedaante, met een handvat van hout, fteen &c. Op dit wasentuig fchynen zy in den ftryd zich veel te verlaten De aelbaart is omtrent vyf of zes voeten lang, aan 't eene einde rpits toeloopende met een gefneden hoofd, en breed en plat net fcherpe kanten aan het ander eind. ■ • Alvorens zy aanvallen, heffen zy een krygslied aan, daar Ly de naauwkeungfle maat in houden; en by trappen brengen zy zich zeiven in eene Tazende woede, verzelt van de ferfchnklykfle verdraijingen hunner tongen, oogen en monden > 'I. BOEK. i777- lebruar.  Pkkktverb . IV.   STILLEN 'O C E A A N. 40 den, ten einde hunne vyanden te flerker te verfchrikken ! Hier op volgt iets alleryslykst wreed, en fchandlyk voor de j menfehelyke natuur, beftaande in 't martelen en aan Hukken ; fnyden, (zelfs wanneer ze nog niet dood zyn) van de lighamen hunner vyanden, van welken, na dat zy ze gebraden hebben, zy het vleesch verfjinden met een by zonder vermaak en vergenoegen. Men mag natuurlyk verönderfèellen, dat zy, die bekwaam zyn om zoo wreedaartig te handelen, geheel en al ontbloot 1 moeten zyn van alle menfehelyke aandoening; en echter be| weenen zy het verJies hunner Vrienden op de tederfte en aan1 doenlykfte wyze. G TWEE- I. BOEK. 1777. Februar.  Jfo MIS NAAR DEN TWEEDE BOE Kv Nieuw . Zeeland , tot onze aankomst, te Qtanette, of aan de Societeits - Eilanden. J~' "aarr ^ ,rd"oosten' Zo° rasch wy buiten het eezi^r van t Iand raa]£tenj had.£n onze beide jonge NieuwfzT **■ dieLfgeTanS: fchenen te vermelden van hun land en Volk van 'I welk zv nu, waarfchynlyk, vopr altoos waren afgetaSfen In cfl zen treungen luim bleven zy wifcheidedaan tot «kt ?™ ÏSÏSnSr T°4 ^-derenTot'bed aren £ toen S r fSoon C lóÏÏT k^aea ë^noort. Het land hunner geboorte hnnn<» OP den Ta I Z-!fI VaSCuaan ons ^ verkleven8 * VB clen 28., des middags,., bevonden wy onsopdeZui- der- II. BOEK. *77P Februar.  STILLEN OCEAAN. 5* derbreedte van 41. gr. ,17. min. en op de Oosterlengte van 177 gr. 17 min., en na 't ontmoeten van verfchiilende winden, pasfeerden wy, den 27 Maart, den keerkring. Indezen laatften tocht was ons niets voorgekomen, wat ons aanleiding kon geven te veronderftellen, buiten een enkele keerkring vogel, dat wy langs eenig land gezeild hadden. Op den 29. toen wy Noord-oost aanftevenden, gaf de Discovery fein, dat men land zag. Wy bevonden het een kleen Eiland te zyn , op het welk Wy bleven aanzeilen tot den •avond, toen wy 'er ons twee of drie Zeemylen van afrekenden. Den volgenden morgen, by het aanbreken van den dag, hielden wy het naar de Westryde van 't Eiland, en zagen verfcheiden menfchen, door 't water zich naar het rif klippen begeven, daar zy bleven, toen zy zagen dat de fchepen fchielyk van dezelven af hielden. Anderen, die te voorfchyn kwamen, bleven de fchepen volgen; fommigen verzamelden zich in kleene benden en maakten een groot gefchreeuw. Toen wy nader aan 't Eiland kwamen , zagen wy veele der inboorlingen langs het ftrand loopen, en door behulp onzer kykers befpeurden wy, dat zy gewapend waren metfperen en knotzen, met welken zy zwaaiden en ons fcheenen te bedreigen, of, gelyk anderen meenden, aan land te nodigen. De meesten hunner waren naakt en hadden flechts een gordel om 't lyf, die tusfehen hunne dyen doorging; eenigen hadden lappen doek van verfchiilende kleuren om hunne fchouders, wit, geftreept of geruit; en meest allen had-f dén zy een band om 't hoofd, eenigzins naar een tulband zweemende. Hunne geftalte was middelmatig, maar robust, hunne kleur taanachtig. Van het afgelegendfte deel van 't ftrand bragten zy nu een kanoo in 't water, daar zich een mansperfoon in begaf, die, van 't ftrand afftekende, het oogmerk fcheen te hebben om het Schip te naderen; maar zyn moedbezwykende, keerde hy fchielyk naar het ftrand te rug. Een ander perfoon voegde zich, kort daarop, in de boot by hem, en als toen kwamen zy beiden naar ons toe roeijen. Zy fcheenen echter bevreesd om naby te komen, tot dat zy gedeeltelyk aangeG 2 moe- II. BOEK. 1777Maart.  5* REIS. NAAR D E N: . moedigt werden door Omai,. die hen in de taai van OtaheK te aanfprak Aldus bemoedigt, kwamen zy digt genoeg om eenige fpykers en kralen te ontvangen, welken atn een ftuk hout gebonden, in de kanoo werden geworpen. Zy lagen nogthans het hout aan een zyde, zonder het andere te ontbinden het welk misfchien uit bygeloovigheid fproot, want Omai onderngtte ons, dat als zy merkten, dat wy hen gefchenken-deeden, zy ook iets voor hunnen Eatooaver- ' zogten; voorders floegen zy de hand aan een touw , maar durfden het niet wagen aan boord te komen , zeggende aan Omai, dat hun landslieden hen dezeomzigtigheidhadden aangeraden; en hen insgelyks gelast faaddeS te vernemen , vanwaar ons fchip kwam en hoe de naam van den Kapitein was. Toen wy naar den naam van het Eiland vroegen-, zeiden zvons, dat het Mangya of Mangeea was geheten, waarby zy fomtyds de woorden voegden- van Nooe, nat, naiwa. De wezenstrekken van een hunner waren bevallig; ook< icheen, naar alle uiterlyk voorkomen , zyne geneigtheidmede met kwaad te zyn, want hy maakte allerlei-grappige gebaren , welken te kennen gaven, dat hy vrolyk en goedaartig was. Hy maakte ook ernftige mienen, en fprak eenige woorden met eene godsdienftige houding, alvorens hy hef wagen durfde, de hand aan een touw te Haan, het welk aande achterneven hing van 't Schip, ■ Zoo rasch de Schepen op eenen gefchikten afftand lagen , zoud Kapitein Cook twee booten-uit, om naar een plaats uit-rezien gefchikt om aan land te komen. In een derzelvenging hy in eigen perfoon mede, en was-niet zoo haast van 't Schip afgevaren, of de beide lieden in de kanoo roeiden naar • tem toe, en toen zy naast de boot gekomen waren, ftapte^ een hunner zonder eenig bedenken , in dezelve ovèr Omai,. die by den Kapitein was, werd verzegt van den Eilander te vernemen , waar wy konden landen? Hy wees ons, twee plaatzen aan, maar wy bevonden, fpoedig, tot ons., leedwezen dat het niet mogelyk was, daar aan Ênd te komen, uit hoofde der branding, ten zy met gevaar van onze*0QS te verhezen. Wy Haagden niet beter in 't zoeken naar, an-< H. BOEK 1777- Maart:  STILLEN OCEAAN. 53 ankergrond, dewyl wy geen grond peilden dan binnen een kabeltouws lengte van de klippen, daar wy een diepte vonden van twintig tot veertig vademen tusfehen fcherpe koraale rotzen., Terwyl wy dus bezig waren de kust van Mangeea optenemen of te herkennen, kwamen de inboorlingen, by hoopen, naar het klippig rif af, alle gewapend. De Eilander,, die by ons in de boot.was gebleven met Kapitein Cook, meer nende raisfehien,, dat deze krygshaftige vertooning ons affchrikte om aan land te komen , gebood hen aftecrekken. Dewyl 'er velen gehoorzaamden of bewilligden, verbeeldden wy ons dat hy een perfoon van eenig aanzien moest zyn : en wy vernamen dat hy Mourooa heette en Broeder was van den Koning van 't Eiland. Verfcheiden hunner, door nieuwsgierigheid gedreven, zwommen van land naar de booten en kwamen zonder weerhouding aan boord; zelfs vonden wy het eenigzins moeilyk hen buiten de booten te houden, en konden naaulyks beletten, dat zy ons alles ontfutzelden, wat zy maar in handen konden krygen. Ten langen lesten, toen zy bemerkten dat wy naar de Schepen te rug keerden, verlieten zy ons,,, behalven Mourooa, die, alhoewel niet zonder duidelyke. teekenen van . vrees, by den .Commandeur bleef en aan boord kwam van de Refolution. Het Vee en andere nieuwe voorwerpen, welken hy hier zag, fcheenen hem niet ,zeer met bewondering te treffen; zyne ziel, die misfehien te^ ïterk zich bezig hield met haar eigen behoud, liet hem niet toe om op andere zaken te letten. Hy fcheen zeer ongerust en deelde ons weinig nieuws mede; en om die reden, nadat hy eenigen tyd aan boord.had doorgebragt , liet Kapitein Cook een boot uitzetten om hem naar land te brengen. Byhet uittreden van de kajuit, tuimelde hy over een geit, die hem juist in den weg. liep; . hy rigtte zich op , bleef flaan., keek naar het dier en vroeg aan Omai*. wat vogel het ware? Dan, .geen middelyk antwoord van hem krygende, deedt hy der zelfde vraag aan de lieden, die op het dek waren. De boot bem tot aan de branding gebragt hebbende, fprong hy in 't water en zwom naar land. Zyne landslieden greetig om van G 3 hem II. BOEK. 1777. Maait.  54 REIS NAAR DEN JSjjÏÏÏ wat hy gezien had, fchaarden zich allen rondom hem, zoo haast hy geland was, en zoo lang wy hen zien konden, bleven zy om hem ftaan. Zoo haas?de boot werdzTbin»engehezen, en, onder zeil gaan-de, richtten wy onzen koers naar 't Noorden. Wy waren tlZrPr rï dk f"ai|eEiland «bezogt te laten, alhoewel het ons toefcheen dat het ons van zeer veele noodwendigheden zou hebhen kunnen voorzien. Het is gelegen op de Ooster lengte van 20.1 gr. .53 min. en op de Zuidlr breedte van 21 gr. 57 min. Die gedeeltens der kust van Mangeea, welke onder 't bereik onzer waarnemingen kwamen, worden bezet door een rit van koraalrotzen, tegen welke een zwaare Zee by aanhoudendheid aanbreekt. Het Eiland heeft een omtrek van ongeveer vyf Zeemylen, en fchoon van eene matige en tametyk gelyke hoogte, kan het, by helder weder, op den afltand van tien Zeemylen gezien worden. Landwaards in ryst het in kleene heuvels, die in eene zachte fchuinte naar den gekant afloppen, welke in het Zuidwestelyk gedeelte fteil is, ichoon niet zeer hoog, maar zeer uitgehoolt door de gedurige aandruisfching van de golven tegen een bruinachtigen Zandfteen, uit welken die kant beftaat. De erond in het Noordwestelyk gedeelte loopt in een zandig ftrand af, boven welk ftrand het land m kleene fpleeten fchynt gebroken te tyn, en geboord met een breede ry boomen, zo 'tfcheen alle nooge wilgen. De Inboorlingen, die talryk waren, en 'er welgedaan uit sagen, maakten het zeer waarfchyniyk, dat dit Eiland een 'rooten overvloed van benodigt voedzel moest voortbrengen, ünze Vriend Mourooa zeide ons, dat zy noch Vartens noch Honden hadden , fchoon zy wel van die dieren ladden hooren fpreken; maar dat zy de weegbree, de tara ;n de brood-vrucht hadden. De eenigfte Vogels, die wy ^agen, waren Zeefwaluwen, malle Mosfchen, witte Eijer rogels en een witte Reiger. J De taal der Mangeeaners is een byfpraak van die van Otaïeite; maar hunne uitfpraak gefchied meer door de keel. In de II. BOEK. Maart.  S ï r L L E N OCEAAN. 5? de fraaiheid hunner perfonen gelyken zy de inboorlingen van [©taheite en de Marquefas; ook fchynt hunne ganfche geaartheid veel overeenkomst te hebben met die der eerstgenoemde Volkeren; want zy zyn niet alleen vlug en vrolyk, jmaar ook niet onbedreven in de onbetaamlyke gebaarmakingen, welke de Otaheiters in hunne dansfen oeffenen. Wy hadden insgelyks reden om te verönderftellen, dat zy eene evengelyke wyze van leven leiden: want, alhoewel wy geene gelegenheid hadden om veele hunner woningen te zien, zagen wy echter één huis naby het ftrand, het welk in des* zelfs aanleg maar weinig verfchilde van die van Otaheite. Het fcheen de hoogte te hebben van zeven of agt voeten, ien omtrent dertig voeten lengte, met een open eind , Iangiwerpig of ovaal rond overdwarsch verdeeld. Het was zeer [aangenaam gelegen in een kleen bosch. Het Volk. groet de- Vreemdelingen door 't famenvoegeii :der neuzen, en by 't vatten van de hand des perfoons, dien zy aanfpreken, wiens hand zy met eenige kracht tegen hun mond en neus wryven.—•; Het is aanmerkenswaardig, dat de bewoners van de Palaös, nieuwe Philippynfche of liever Garolynfche Eilanden , fchoon byna 1500 Zeemylen van Mangeea afgelegen, eene gelyke wyze van groeten hebben. Wy verlieten Mangeea in- den achtermiddag van den 30. 1 Maart, en Noordwaards aan zeilende,, ontdekten wy wederom land, den 31., op den afftand van negen of tien Zeemyilen.. Den volgenden morgen waren wy tegen over deszelfs Noorderlyk einde, en niet boven de vier Zeemylen van daar. Het kwam ons thans voor een Eiland te zyn van ten naasten by dezelfde uitgeftrektheid, als dat,, het welk wy 't laatst verlaten hadden. Een ander Eiland, doch veel kleiner, zaken wy juist voor ons uit. Alhoewel wy dit laatfte fpoedig konden bereiken, verkozen wy liever het groote aantedoen, het welk zeer waarfchynlyk voeder kon leveren voor ons • Vee. Wy zeilden 'er des op aan; dan, daar 'er wéinig wind was, en dat weinige nog tegen ons, waren wy 'er des [anderen daags morgens nog twee Zeemvien te lywaard van af. Kort II. BOEK. Ï777Maart. April.  56" .R E I S KAARDE N :. Kort daar aan zondt de Commandeur, onder't bevel van tSL'^f' t»UCeiG?e> d-^wapende booTen naar het zelve af, om een goeden ankergrond te zoeken en naar een plaats omtezien, daar men zou kmmenlanden Mid li t; E7a , ? tVT WT t* Sch£Pen °P laveeren tot onder het Eiland, loen onze booten van 't Schip afvo ren zagen w^ verfcheide kanoos van het Eüand iffteken naar de Discovery, dewyl dat Schip het naast by was. Niet hZ daarna kregen wy drie dier kanoos, in ieder van welke een mansperfoon was, op zyde van de Refolution. zrZl lfëerdun,0UZe baoek^ menige mesfen, koralen en ander* kleinigheden; en zy gaven ons eenige kokernoten daar wy om gevraagt hadden; doch zy gaven ons d e met by wyze van ruiling, want zy fchenei geen denkbeeld te hebben van ruilebuiten of handeldry vef, k een winLaa" mede volgden. Zy fchenen volmaakt vergenoegt en vrwan alle argwaan. Na dat zy vertrokken wafen, ïwam'e7een ander Mansperfoon m een Vaartuig; hy bragt tot een te fchenk aan Kapitein Cook een bos nW VeegLe, en ont ^1 voor dezelve in vergelding een lap rood doek en eeL In 't vervolg verhaalde Omai ons, dat ditgefchenk was komen van wegens den Koning van dit EkmcKond£r na kwam er eene dubbele kanoo, daar twaalfEilders £ waren , naar ons toe. By 't naderen aan 't Schip efen eenftemmig eenige woorden aan, by wyze van reiW Y Zn hunner by elke herhaling het'eerfte wLZikende Deze plegtige zang geëindigt zynde, kwamen zy aan de zyde van 0ite ^Coorzi^8 ^Perhoofd 7 vroegen". Zoo haast Ka* E v x aan hen ve"oonde, leverden zy in 't Schip a n?L neïS 0ok de vS? 5uWb5S?ïï ^ekan°°' f°enhy met zyne medgezellen finnen boord was gekomen, aan den Kapitein, eenftukmat- t Sdnotv^ brffeJiT Werden in de kaJ'uit ^eid en door Schip overal heen gebragt. AJhoewel eenige dingen hen ver^ II, BOER 1777April.  STILLEN OCEAAN. 57 I «verbaasden, vestigden zy nergens hun aandagt op. Zydurf| den het niet wagen digt by de Koeijen of Paarden te komen, I van wier aart of wezen zy zich geen begrip konden vormen. Wat de Schapen en Geiten "aanbelangde, zy gaven ons te kennen, dat zy zekendenvoor Vogels. Schoon de Bevelhebber van dit Volk aan zyne nieuwe Vrienden zulke gefchenken deed, welke hy meende dat hen bet aangenaamfte zouden zyn, fcheen hy eenigzins te leurgefteld. De Kapitein kwam naderhand te weten dat hy gaarne een Hond zoude gehad hebben, welk dier op dit Eiland niet gevonden werd, fchoon de inboorlingen wisten, dat 'er een geilacht van Honden op de Eilanden van den Stillen Oceaan in weezen was. Kapitein Clerk had een gelyk gefchenk ontvangen van een ander man, die zulks met het zelfdeoogmerk had gedaan, en even als de eerfte te leur werd gefield in zyne verwagting. De Eilanders, die wy gezien hadden in deze kanoos, waren in 't algemeen van eene middelbare geftalte , en niet onJ gelyk aan de Mangeeaners. Hun hair golfde los over hun| ne fchouders, of was boven op den kruin van 't hoofd faams gebonden ; en fchoon by fommigen eenigzins kroes, was : het, zoo wel als het geene dat fluikhing, lang. Sommige der 1 jonge lieden waren fchoon. Zy droegen, gelyk de bewoners vanMangeea, gordelsvangeglanstdoek, offy 11 matwerk,om (hunne lenden; de flippen daar van gingen tusfehen de dyen idoor. Hunne ooren waren doorboord, en tot beraad droeigen zy om hunne halzen eene foort van breed gaas metroode I vlakken, en geboord met bezien van de nachtfchade. Vee* le hunner waren konftig geprikt of getatoed van den middel (nederwaards , byzonderlyk op hunne beenen , zo dat het I fcheen als of zy laarzen aan hadden. Hunne baarden waren ;lang, en zy hadden een foort van fchoeizel aan hunne voeten. ;In hun voorkomen waren zy gul en vrolyk, ais mede zeer 'vriendlyk en goedaartig. Luitenant Gore kwam, in den namiddag, van zyn tochtje jte rug, en berigtte aan Kapitein Cook, dat hy de Westzyide van 't Eiland had opgenomen 5 zonder eene enkele plaats H te II. BOETt." I777- April.  58 REIS NAAR DEN , te kunnen vinden, daar de Schepen veilig voor anker konden; leggen, of de boot aan land komen, dewyl de ganfche kust bezet was van eene fteile korale rots, tegen welke de Zeeby aanhoudendheid hevig aandruischte. Dan, daar de inboorlingen uitermaten vriendlyk fchenen, en even zeer als wybegeerig waren ons aan land te zien, meende de Heer Gore, dat men hen zou kunnen overhaalen om, over de branding,, zoodanige artykels aan onze booten te brengen, als wy het meest behoefden. Dewyl wy weinig of geen wind hadden, kwam de verwyling van een of twee dagen by ons in geene aanmerking , en , om die reden, befloot Kapitein Cook te beproeven, wat 'er den volgenden morgen kon gedaan worden. Den 3. April dan, zond Kapitein Cook, al vroeg in den morgen, den Heere Gore af met drie booten tot de belloten onderneming, Twee der inboorlingen, die by ons aan boord geweest waren, verzelden hen, en Omai diende voor tolk. De Schepen waren ruim een Zeemyl van 't Eiland af,, toen de booten afftaken ,. en de wind zeer flaauw zynde, werd het middag, alvorens de Schepen dichter onder het Eiland konden komen.. Wy befpeurden toen onze booten even buiten de branding, en een verbazend aantal inboorlingen aan den wal tegen over hen. Wy maakten hier uit op, dat Luitenant Gore en anderen van ons Volk geland moesten zyn , en> wy waren des zeer onverduldig , om den uitflag hunner verrigtingen te vernemen. Om alle hunne bewegingen te beter gade te Haan, en gereed te zyn hen dien byftand te geven,, welken zy noodig mogten hebben , hield de Kapitein het zoodigt aan den wal, als de voorzigtigheid eenigzins gehengde. Eenige inboorlingen bragten nu en dan wat Kokernooten aan. de Schepen , eh verruilden die tegen alles wat men hen aanbood. Deze tusfehen bezoeken verminderden des Kapiteinsbekommering, wegens ons Volk. dat aan land was. Eindelyk hadden wy, tegen den avond, het genoegen de bootente zien wederkeeren. Toen ons Volk binnen boord was, vernamen wy, dat de Heeren Gore, Anderfon, Burney enOmai de eenige waren, die zich $an land hadden begeven... 't Ver^ H, BOEK I777-  STILLEN OCEAAN. 55 "*t Verrigtte van dien dag werd door den Heer Gore omftandig aan Kapitein Cook verhaalt. Terwyl de Heer Ander- .fon , betrekkelyk zyne byzondere verrigtingen en waarnemingen wegens het Eiland en deszelfs bewoners, het volgend verflag deedt. Zy roeiden naar een zandig ftrand, daar een .groot aantal inboorlingen famengefchoolt was, en zy waren ten anker gekomen op een afftand van omtrent honderd roeden van het rif, van waar verfcheiden Eilanders naar hen waren komen .afzwemmen , mede brengende eenige Kokernooten: toer. \ Omai hen te verftaan had gegeven. dat ons Volk verlangde aan land te zyn, kwamen 'er kort daarop twee kanoos van land ; om nu de inboorlingen meer vertrouwen inteboezemen, befioot de Heer Gore met zyn gezelfchap ongewapeiit mede te varen. De Heer Anderfon en Luitenant Burney zetten zich in een kanoo , en vertrokken een weinig voor de andere kanoo. Hunne roeijers namen met zeer veel oplettendheid deftorting der branding in acht, en bragten henbehouden aan 't rif , daar een der inboorlingen hen by de hand vatte , met oogmerk om hen te helpen, in 't gaan over de oneven rotzen naar het ftrand, daar verfcheiden anderen met groene takken in de handen hén te gemoet kwamen-, en begroetten door 't zamenvoegen' der neuzen. Van het ftrand af werden zy door eene groote meenigte Volks, dat met de uiterfte nieuwsgierigheid om hen heen drong, geleid naar ; een laan van-kokos-palmen, daat zy welhaast by een aantal mannen kwamen, in twee ryen gefchaart en met knotzen gewapent. Tusfehen dezen verder opgaande, befpeurden zy iemand, die naar een -Opperften geleek, en met de bee'nen kruilings op den grond was nedergezeten, zich verkoelende met een Waijer, die driekantig was , en gemaakt van het blad des Kokos - palms, met een gepolyst of glad handftuk van zwart hout. Hy droeg in zyne ooren groote bosfen van fchoone roode Vederen , maar had anders niets aan zich, dat hem van het overige Volk onderfcheidde. Onze beidelands- ■ lieden hem gegroet hebbende daar hy zat, gingen tusfehen i .gebeden, die met knodzen gewapend waren, voort, eakwa- H 2 men 5' Iï. B0P.K„ mi- April  êo REIS NA AR DEN men by een tweede Opperhoofd', verfferd als het eerfte eneven als hy bezig met zich te waijen. Hy was opmerkelyk jiit hoofde van zyne grootte en zwaarly vigheid, alhoewel hy fcheen niet boven de dertig jaaren oud te zyn.. Op dezelfdè wyze werden zy voortgeleidt naar een derden Opperhoofd, ie ouder fcrreen dan de beide vorige; hy was insfelyks neergezeten en met roode veders opgefierd. Na dit zy hem gegroet hadden , even gelyk zy de anderen deeden, verzoet :ry hen beiden zig neder te zetten, daar zy gaarne in bewilligden, als zynde zeer vermoeit van 't gaan , en afgemat ioor de groote hitte , welke zy in 't midden van zulk eene neenigte Volks hadden uitgeflaan. Toen 't Volk gelast was uit elkandëren te gaan, zagen de tleeren Anderfon en B'urney, niet ver van hen af, omtrent ;wintig fchoone jonge Vrouwsperfonen, even als de Opper- oofden verfierdmet roode veders, en bezig met een dans telanfen naar een langzaam en flatig lied, door haar alle gedongen. Onze Heeren ftonden op en traden voorwaard* om leze danflers van nader by te befchouwen, die, zondereenge acht op. hen te flaan,. bleven voortdansfen. Zy fcheeleir zich te rigten naar de aanduiding eens mans, die inde loedanigheid van voorlezer, haar de verfcheide bewegingen tanduidde, welke zy moesten maken. Zy veranderden met «n plaats, gelyk de dansfers in Europa doen ; en fchoon taare voeten niet geheel buiten beweging bleven, beflond désedans meer in defnelle beweeginghaarervingeren, te zeiver :ydhaare handen, meene neigende houding, digtby't aangedicht brengende, en nu en dan dezelve tegen elkfndéren klappende, In baardansenzanghieldenzydenlauwkeurigfbemaat. Alvorens deze fchoone Vrouwsperfonen haar. da?s volëiniigt hadden, hoorden onze beide landslieden een gedruis als jan; paarden, die op hen kwamen aanrennen; doch omzien- e zagen zy het Volk. met knodzen gewapend, het wet, elyk zy vermoedden, verzogtwas, hen de wyze te venoolen.van hungevegt, gelyk zy dan eene nederlaag vertoonden, raat by de eene party de andere vervolgde. Luuenant Burney en de Heer Anderfon begonnen thans, 01$;» ar.. BOEK. 1777-' ApriL  STILLEN OCEAAN. êg ©mtezien naar den Heer Gore en naar Omai, die zy eindèlyk. zagen aankomen, even zeer vermoeid door de meenigte Volks, dat om hen heen liep, als zy eigens geweest waren,, en op dezelfde wyze tot de drie Opperhoofden ingeleid. Daar deze Opperhoofden ieder een" gefehenk verwagtten , gaf de Heer Gore hen zulke dingen, als hy, ten dien einde, had by zich geftoken; waarna hy hen hex oogmerk te kennen gaf van hunne landing, doch hem werd verzogt tot 's anderendaags te wagten naar het geene hy behoefde. Zy fcheenen nu hun best te doen onze Heeren van den anderen afgefcheiden te houden , zoo dat eene byzondere bende ieder hunner omcingelde en op hen gluurde. De Heer Anderfon was éénmaal meer dan een uur afgefcheiden van zyne vrienden; en toen hy het Opperhoofd, dat by hem was-, zeide dat hy verlangde met Omai te fpreeken, werd zyn verzoek rond-nit afgeflagen: Te zeiver tyd bevond hy, "dat het Volk hem' verfcheide kleenigheden, welke hy by zich had, ontfutzelde; darr, daar over zyn beklag doende aan het Opperhoofd r rechtveerdigde dat mensch het gedrag van deszelfs' Volk. Uit deze omftandigheden begon de Heer Anderfon optemaa-ken, dat zy het oogmerk hadden onze bende onder hen-te houden. De Heer Burney begaf zich naar het plek, daar de Heer' Anderfon zich onthield, die hem zyne vermoedens te kennen gaf; en om te beproeven', of deze vermoedens gegrond warendan niet, poogden zy beiden zich naar het ftrand te begeeven; doch daar in werden zy fchielyk tegengehouden door eenige inboorlingen, die hen te verftaan gaven, dat zy naaide plaats, van waar zy gekomen waren, te rug moesten keeren. Toen zy te rug gekomen waren, vonden zy Omai'in' dezelfde ongerustheid, maar naar de verbeelding van dezen, had hy nog eene andere reden van vrees» Hy had hen een gat zien delven in den grond tot een oven, welken zy thans bezig waren heet te maken ; dit deed hem denken, dat zy voornemens waren' onze bende te braden en te verflindenj. de vrees voor zulk een uiteinde had hem aan 't Volk doen vragen, of zulks hun voornemen ware j op welke vraag zy 9 H 3 teni ii. Boer;- T777Ap'ih  02 REIS NAAR DEN ten uiterflen verbaast fchenen, vragende op hun beurt, of dergelyke gewoonte onder ons plaats had ? Op deze wyze werden de Heer Anderfon en de anderen het grootst gedeelte van den dag opgehouden, dan eens van elkander afgefcheiden, en dan weder by eikanderen; maar gedurig omcingelt door eene menigte Volks, dat hen verzogt een gedeelte hunner huid te ontdekken, het welk in de oogen dier Eilanders een verbazend wonder was. Ter zeiver tyd beroofden zy de zakken onzer landslieden; en een hunner-ontrukte den Heer Gore een Baijonet, die aan zyne zyde hing. Dit laatfte aan een hunner Opperhoofden :onder 't oog gebragt zynde, geliet deze zich, als of hy 'er onderzoek na zou laten doen, fchoon hy denkelyk het'diefftal bqgunftigde, want Omai werd kort daar op een dagger ontitolen, welke hy aan zyne zyde had hangen. Zy bragten nu eenige groene takken aan, als teekens van Vriendfchap, en de punten daar van in den grond ftekende, verzogten ze, dat onze Heeren die zouden vasthouden daar zy zaten; ook gaven zy hen te verftaan, dat zy moesten blyven en met hen eten. Het gezigt van een Varken, dat by den oven lag, welke zy toèbereid en heet gemaakt hadden, deed de vrees, welke Omai gevoed had , van 'er zelf in gebraden te zullen worden, verdwynen, en denken dat men voornemens was hem en zyne drie vrienden feestig te onthalen. De Opperfte zond insgelyks iemand van zyn Volk af, om voeder voor het Vee te halen, en men kwam te rug met eenige weegbreen, die zy naar de booten afzonden. Inmiddels deeden de Heeren Burney en Anderfon eene tweede poging om naar het ftrand te komen ; maar op hunne aankomst aldaar vonden zy eene Wagt, die het oog op hen hield, en aldaar met dat oogmerk geplaatst fcheen. Want toen de Heer Anderfon trachtte tot aan het rif te waden, werd hy door een hunner by de kleeren te rug gehouden; ook dwongen zy hem eenige (tukjes koraal, die hy opgeraapt had, neder te werpen, entoen hy zulks weigerde , ontnamen zy hem dezelven met geweld. Zy wilden hem insgelyks niet toeftaan eenige kleene planten' te behouden, die hy verfamelc had; ea natnen zelfs een wai- jer II. BOEK. 1.777April.  STILLEN OCEAAN. 63 jër van den Heer Burney af, welke hy by zyn komst aan i iand als een gefchenk ontvangen had. Bevindende dat met : Zich naar hen te fchikken het beste middel was om beter be3Handelt te worden, keerden de Heeren naar de plaats te rug t van waar ze gekomen waren ; en toen beloofden de inboorlin; gen , dat als zy met hen den maaltyd zouden gehouden hebj ben, welke voor hen werd bereid, zy als dan met een ka] noo naar hunne booten zouden gebragt worden. Dien vob : gens ging het tweede Opperhoofd , tot wien zy waren ingeileid , op een lagm ffcoel zitten , en gelastte de meenigte een : breeden kring te vormen, en deedttoen onze Heeren by zich : neder zitten. Een aantal kokernoten , met veel gebakke ; platanen, en een ftuk van een gebraden Varken-, werd ie] der hunner voorgezet. Hunne vermoeidheid had hen huni nen appetyt benomen ; zy aten echter iets, om hunne gasti heeren genoegen te geven. De Zon op 't punt zynde van 1 onder te gaan , zonden de Eilanders het overfchot van 't ge: he 'er toebereid was, naar 't ftrand, om naar de Schepen 1 mede genomen te worden. Onze Heeren vonden een kanoo , gereed liggen om hen naar hunne booten te voeren, het i welk de inboorlingen met zeer veel omzigtigheid deeden; maar, zoo als- zy de kanoo in de branding zouden ftieren, greep iemand hunner een zak uit dezelve, daar een zakpis1 tooi in was, het welk aan den Heer Anderfon behoorde, i die met eenige duidelyke teekenen van 't onvredenheid den i dief naroepende,, denzelven terftond naar de kanoo zag te rug zwemmen. De Eilanders zetten hen toen over in de ■ booten, in welken zy insgelyks de kookernoten, de weeg- breen en anderen mondkost en voorraad overfcheepten, 1 waar op onze Heeren zich naar de Schepen lieten te rng .roeijen. De dwang, onder welken de Heeren zich bevonden hadden , liet hen zeer weinig gelegenheid over om eenige aanmerkingen te maken over het land, of het zelve naar be: hooren optenemen : zelden waren zy een honderd roeden ' wyd van de plaats af geweest, daar zy tot de Opperhoofden ; werden.ingeleid, en- gevolglyk hadden zy zich in hunne op- me3> II. BOEK.' 1777- /. pril*  64 REIS NAAR DEN merkmgen moeten bepalen tot dien naauwen omtrek De Opperhoofden en andere lieden van rang hadden twee k eene balletjes, op een zelfde voetfl.uk, van been gemaakt, welken zy aan dun koord om hunne halzen hingen. Roode vederen werden hier gehouden voor een byzonder teeken van onderfcheiding, want niemand durfde die dragen dan de Op. perhoofden en de jonge Vrouwsperfonen die danften. Veele der inboorlingen waren gewapend met fpeeren en knodzen, welke laatften gemeenlyk zes voeten lang waren, van zwart hard hout gemaakt en net gepolyst. De fpeeren waren van het zelfde hout, enkel gepunt, engemeenlyk twaalf voeten lang; fommige echter waren zoo kort, dat ze fcheenen te moeten dienen voor pylen. Zy behoedden hunne kanoos voor de Zon onder de fcha-' duw van verfchiilende boomen. Onze Heeren zagen 'eragt af tien, die alle dubbel waren; dat is, twee enkeldefaamgevoegt en aam den anderen vastgemaakt door dwarsbinten. Zy waren omtrent vier voeten diep,; en hadden ongeveer twintig voeten lengte, de zyden waren gerond door een verheven plank. Twee dier kanoos waren kunftiggevlaktmet zwart, in ïen onnoemlyk aantal van kleene figuren, drie-hoekig, vierïoekig &c. en overtroffen zeer verre alles wat de Heer Anlerfon van dat foort ooit gezien had op eenig ander Eiland n de Zuidzee. De Schopriemen waren ten naasten by langwerpig rond , en ongeveer vier voeten lang. De grond , naar den Zeekant, is niets anders dan een bank *an koraal, over 't geheel fiei], en oneffen, welke, fchoon lezelve waarfchynlyk veele eeuwen bloot geflaan heeft voor't veder, geene andere verandering heeft ondergaan, dan dat deszelfs oppervlakte zwart is geworden. Wy hebben alreeds gezegt, dat Omai op dit tochtje was afgezonden als vertolker van den Heer Gore, het welk mischien de eenige dienst niet was, dien hy deez' dag bewees. )e inboorlingen hadden hem ondervraagt wegens ons Land, nze Schepen en Wapens; waarop hy hen, onder veele anere byzonderheden, had gezegt, dat ons land Schepen beat, zoo groot als hun ganfche,Eiland , aan welker boord krygs- ÏU BO-EK *777Ajml.  STILLEN OCEAAN. & Ikrygsgereedfchap was (meenende ons gefchut) van zulk eene grootte., dat 'er zich verfcheide menfchen in konden plaatzen , en dat een enkel ftuk in ftaat was hun ganfche Eiland te vernielen. Wat het gefehut -van onze beide Schepen betrof, hy "bekende , dat het zelve .gering was by het eerfte vergeleken ; doch dat wy evenwel met hetzelve, zeide hy, zeer gemaklyk, op een zeer wyden afftand , het ganfche Eiland en iedere levendige ziel in het zelve konden vernielen. Op hunne vraag, door wat middel zulks kon gefchieden •? haalde 'Omai eenige patroonen uit zyn zak, en de kogels met het "kruit, door weike dezelven in beweging gebragt werden, aan hun vertoont hebbende, plaatfte hy eenige kardoezen in 'den grond, en ftak dezelven met een -ftukje ligt hout aan. De fchielyke flag , de vlam en rook, welke oogenbhklyk •daaruit ontftond, verbaasde de inboorlingen -zoodanig, dat zy niet langer twyfelden aan de verfchikkelyke kracht onzer wapenen. Indien zy uit deze proef zich niet een yslyk denkbeeld gevormd hadden van het gefchut op onze Schepen, is het denkelyk, dat zy onze Heeren den ganfchen nacht zouden opgehouden hebben; want Omai verzekerde hen, dat indien hy en zyne Vrienden niet den zelfden dag aan boord wederkeerden , zy zekerheid konden verwagten, dat de Kapitein zya .gefchut tegen het Eiland zou losbranden. De inboorlingen noemen dit Eiland by den naam van Wateetoo. Het is gelegen op de Oosterlengte van 201 gr. 45 min. en op de Zuiderbreedte van 20 gr. 1 min. en heeft omtrent zeven Zeemylen in deszelfs omtrek. Het is een al'lerfchoonfte plek gronds, overal groen, en uit Heuvels en Valeijen beftaande. Op fommige plaatzen is de grond ligt en zandig, maar verder landwaards in, zagen wy van onze ■Schepen, met behulp onzer kykers, een ryzenden grond van eene roodachtige kleur. Aldaar hadden de Eilanders hunne 'huizen, die lang en ruim waren , en gemakkelyk van ons konden onderfcheiden worden. De voortbrengzels van dit Eiland zyn ten naasten by dezelfde als die van Mangeea Nooe 'JVainaiwa, het Eiland, welk wy 't laatst verlaten hadden. _ Indien wy mogen ftaat maken op het bericht van Omai., I -zou" 11. boëkC ■April.  €8 REIS NAAR DEN zouden.wy, uit het gene hy van zyne drie makkers vernam mogen zeggen,, dat de zeden en manierenden de gevvoonewyze van leven ,, als mede hunne behandeling'van.vreemdelingen, zeer veel overeenkomst hebben met die op Otaheiteen de daarom liggende Eilanden. 'Er is insgelyks eene groote gelykheid tusfehen hunne Godsdienftige gevoelens en plegtigheden.. Uit elke omftandigheid fchynt het,, indedaad ontwyfelbaar, dat de bewoners van Wateeoo afkomftig zyn' van het zelfde Volk , hec welk zich zoo aanmerkelyk over de wyde tutgeftrektheid van den Zuider Oceaan verfpreid heeft Den ganfehen nacht van den 3 April hadden wy, by af^" wisfelmg, ftiltens en flappe koekens, zoo dat, voorhetaan-. breken van den dag, de Oosterlyke ftroom de Schepen op, eemgen afftand van Wateeoo had afgedreven ; maar daar wy gemist hadden ons aan dat Eiland voorraad van eenigen aanbelang te verfchaffen, bleef 'er geen reden over. om ons daar langer optehouden: wy verlieten het daarom zeer gewillig en ftevenden naar het Eiland, het welk wy drie dagen te voren ontdekt hadden. Omtrent tien uren dés morgens bereikten wy hetzelve ] waarop Kapitein Cook onmiddelyk den Heer Gore afzond met twee booten, om te zien of hy ergens koplanden en voeder bekomen voor ons Vee... Schoon dit Eiland, even als dat van Wateeoo, van een klippig rif omvangen werd waar tegen de Zee geweldig bruischte, hadden onze booten niet zoo haast de Westzyde van 't Eiland bereikt, of zy waagden het op den wal aantezetten, daar de Heer Gore met zyne maats behouden aanlandde. Kapitein Cook, diegezien had, hoe verre zy geflaagt hadden, zond een kleeneboot aan hen af, om te weten of zy verderen byftand behoefden. Deze bleef wagten om eene lading in te nemen van de yoortbrengzels van, 't Eiland, en keerde niet voor drie uren> ïmden namiddag te rug: geleegt zynde, werd zy weder af-■ gezonden om eene andere lading te halen; het jol werd insgelyks_tot het zelve einde afgevaardigt,, met bevel aan den Heer,Gore,,om voor.dèn-duister met de booten te rugteko-men-9. aan.welk.bevel nauwkeurig voldaan werd.. ïfi BOEK. I-777- April.  stulen Oceaan. & De voorraad, dien wy hier opdeden, beftond in omtrent itwee honderd kokernoten voor ons zeiven en eenig gras voor ipns Vee, benevens eenige meenigte bladen en takken van jonge Kokernoot boomen en van den Pandanus. Het Eiland is omtrent drie of vier Zeemylen van Wateeoo gelegen, wiens bewoners het by den naam van Otakootaia noemen. Het legt op d; Zuiderbreedte van 19 gr. 15 min. en op 201 gr. 37 min. Oosterlengte; het wordgerekentniet : boven drie mylen in omtrek. " Dit Eiland heeft een volkomen gebrek aan water. De kokos palmboomen waren de eenige gemeene boomen , die hier gevonden werden, en by verfcheide hoopenftonden, alsmede eene groote meenigte van de Wharra of Pandanus. Te dezen tyd waren 'er geen gezeten inwoners; doch wy ontdekten eenige weinige ledige hutten, het welk voor ons : een klaar bewys was, dat het ten minften nu en dan bezogc twerd. Onder de fchaduw van fommige boomen waren insoven het verdriet zulke winden alhier aantetreffen, welken vy reden gehad hadden verder naar 't Zuiden te verwachten. 3p den 13.. nogthans, by 't aanbreken van den dag, befpeurlen wy Palmerftones Eiland, op den afftand van omtrent vyf Zeemylen , doch bereikten het niet voor den volgenden norgen, ten agt uren. Kapitein Cook vaardigde toen drie joaten van de Refolution en een van de Discovery af, met :en bekwaam Officier in ieder, om naar eene bekwaam eplaats >mtezien daar men kon landen; dewyl wy thans in de volftrek.e noodzakelyiheid waren om naar voeder voor. 't Vee uitte- zien , m. BOEK. ,1777.  STILLEN OCEAAN. ?x Iziën, wilden' wy het zelve niet van honger laten ftërven of i voor ons flagten, en ons derhalven te leur gefteit zien in 't ) oogmerk, dat wy 'er mede bedoelden.- Het. geen men Palmerftones Eiland noemt , is een groep I kleene Eilandjes, omtrent negen of tien in getal, . aan mali kanderen' vast door een rif van kooaalrotzen, en in eeneron: de rigting gelegen; De booten onderzogten eerst het Zuid: oostelyk Eilandje, en daar niet flagende, deden zy het tweede aan ,, daar zy. dadelyk landden,. Kapitein Cook ftevende : toen met de Schepen derwaards, erntegen over deplaatszyn\ de,, hielden.wy af en aan, alzoo wy geen grond konden vinden* om te ankeren ; dit was echter van geen groot aanbelang, dewyl geene menfehelyke wezens op het Eilandje gevonden werden, buiten ons. Volk,, dat zich . uit de booten aan land had begeven., Ten een uur, keerde een der booten te rug, beladen met lepelblad en jonge kokosboomen, welke thans tot een uit- : muntend onthaal verftrekten voor het vee ,. dat aan. boord was.-. Dé Heer Gore, die het bevel voerde over het uitge- ; zonden .Volk, liet ons weten, dat het Eiland overvloed had van deze vruchten, als mede van de Wharra - boom. Ingevolge van dit bericht, befloot Kapitein Cook zich rykelyk te voorzien van die artykels, alvorens dezen oord te verlaten , I en dienvolgens begaf hy zich, in eene kleene boot, naar ; land, verzeld van den Kapitein der Discovery. Het Eiland heeft niet boven eene Engelfche myl in omtrek, en is niet boven de drie voeten boven het waterpas der Zee. Hèt beftond byna geheel uit koraalzand, een weinig vermengd met ■ zwartachtige aarde, welke het overblyfzel fcheen van verrotte gewasfen. . Aan den binnenkant van 't rif, in een meir, dat 'ér tegen aan fpoelt, was, byna gelyk met de oppervlakte, een groot i bed van koraal, dat het betooverendfte gezicht uitleverde. | Deszelfs fteunftuk, het welk aan de kust vast was, ftrekte i zich verder, uit dan het gezicht reikte, zoo dat het in het wa; ter fcheen te hangen, Dit verrukkelyk toneel werd zelfs nog i aanmerkelyk. opgeluistert dooneene.meenigte visfehen, die lang? n: boek] J777--J April-  REIS N AAR DEN langzaam-, en als volmaakt veilig, daar langs zwommen. Derzelver blaauwe., geele, zwarte , roode en andere kleuren waren de fraifte, welke men zich kan verbeelden, en overtroffen alles, wat de konst weet uitteleveren. De prachtigheid van deze onderzeefche koraalgrot werd grootelyks nog vermeerdert door de verfeheidenerlei vormen , . en men kon, met .geene mogelykheid , het geheele ftuk beschouwen, zonder in beivondering opgetogen te worden, ea tevens met leedwezen .te bezeffen, dat een zoo verwonderlyk fraai werk verborgen lag in eene plaats, welke zoozeldiaam van 't menfchelyk oog befchouwt word. De 15. werd, gelyk den vorigen dag, befteedïn 't verfamelen van voeder voor 't Vee, het welk voornaamlyk beftond in de teedere takjes van den Wharra boom, Palm-kool en jonge Kokernootboomen. Tegen zonnen ondergang hadden wy eenen genoegzamen voorraad van dezelven opgedaan, waarop al het Volk zich, op last van Kapitein Gook, naar' boord begaf; dan de geringe wind, die 'er was, deed den Kapitein befluiten den volgenden dag te hefteden in pogingen, om van het naaste Eiland, te ly waard , eenige kokernoten re verfamelen voor ons Volk. Ten dien einde hieven wy den ganfchen nacht af en-aanhouden; en, omtrent negen *iren in den morgen, ftevenden wy naar de Westzyde der Eilanden, en landden met onze booten en met weinigmoeite. Het Volk toog terftond aan 't verfamelen van kokos-noten, weihen wy hier in den grootften overvloed vonden; het was echter een langwylig werk, dezelven naar onze booten te brengen, alzoo wy verplicht waren een halve Engelfche myl vere over bet rif en tot den middel in 't water te loopen. Omai, die ons verzelde, ving, terftond, met een fchep■net, zoo veel visch, als aan 't Volk, dat aan land was, tot een goed middagmaal kon verftrekken; ook zond hy nog eene groote hoeveelheid visch aan beide de Schepen. Wy zagen hier eene meenigte Fregat en Keerkring-vogels; zoo dat wy hier heerlyke cier maakten. Voor den duister deeden de booten nog twee tochtjes, en kwamen telkens zwaar beladen te rug i met de laatfte lading keerde Kapitein Cook naar boord, II. BOEK. ■1777April.    STILLEN OCEAAN. *f ilioord , latende zyn derde Luitenant, den Heer Williamfon, : met eenig Volk aan land, om eene lading gereed te maken, ij voorde booten, tegen 's anderendaags morgens, toen Kap i5 tein Cook dezelven om zeven uuren affcheepte, en-ze tegen s .den middag beladen te rug kreeg. Er werd geen tyd ver] zuimt om de booten nogmaals naar den oever te rug te zeni den , om eene andere lading intenemen, en tevens met last aan i al het Volk, om met zonnen ondergang aan boord te komen. { Dit bevel werd prompt gehoorzaamt; wy namen de booten i binnen, en ftevenden Westwaards met eene Happe koelte uit den Noorden, Het Eilandje , daar wy 't laatst geweest waren, was iets i grooter dan 't vorige, en byna geheel bewasfen met den ko| kospalm. De andere voortbrengzels waren dezelve als op 't i eerfte Eilandje. De Eilandjes, begrepen onder den naam van Palmerftons 1 Eiland, mogen gezegt worden de top of kruin te zyn van ij «en rif koraal rots , overdekt met een dunne laag zand, 1 fchoon bewasfen met boomen en planten , gelyk de laage i gronden van de hooge Eilanden in dezen Oceaan. Toen wy Palmerftons Eiland verlieten, ftevenden wy West i aan, ten einde ons naar Annamooka te begeven. ; Wy hadJ den veranderlyke winden met rukken, een weinig donder j en veel regen. De regenbuijen, die zwaar waren, leverden \ ons veel water, waardoor wy niet weinig van onsScheepsj water befpaarden; en dewyl de regen, in één uur, ons meer water aanbragt, dan de disteleerketel in een maand kon leveren, leiden wy dien ketel aan een zyde, dewyl ze ons meer j tot last dan voordeel ftrékte. , De zware hitte, welke wy een maand lang uitgeftaan hadi den, werd nog vry onaangenamer in dit bedompt regenach| tig weder, en wy begonnen te vreezen, dat dezelve ons nadeelig zou worden; het is echter zeer opmerkelyk, dat wy ] ,aan geen van beide Schepen een eenig man ziek hadden. Wy zeilden in den nacht tusfehen den 24 en 25 voorby I Ravage Eiland, door Kapitein Cook in 't jaar 1774 ontdekt: i En op den 28. j des morgens omtrent tien uren, zagen wy K de II. BOEK.' 1777April.  ?4: REIS NAAR DENT de Eilanden* ten Oosten van Annamooka,. Noord ten Wes~ten itrekkende op den afftand van omtrent vyf Zeemylen. Wv ftuurden Zuid aan, en wadden het toen naar. Annamooka. Tegen den duister werd het weêr onftuimig, verzelt van.' regendes kwamen wy ten anker in vyftien.vademen wa,, Wy hadden nog niet lang voor anker gelegen , toen tweekanoos_ naar ons toekwamen, en zonder bedenken of tvdverzuim zich langs ons Schip plaatsten; in de eerfte kanoo warenvier mannen, inde tweede drie. Zy bragten met zich eenig fuiker-riet brood-v^^^^ weegbreen en kokernoten, " welken zy tegen fpykers met ons ruilden. Na 't vertrekken dezer beide kanoos kreegen wy een andere kanoo aanboord;' maar dewyl het donker begon te worden, bleef deze niet lang ÏJn°nS^ Ellandr) „dat he£ diSst fay ons wa*> enflechts op-, eem afftand van vyf Engelfche. mylen,.. werd Komango ge,- Zoo haast de dag aanbrak, , werden wy bezogt door zes of zeven kanoos, welker manfchap ons aanbragt twee Varkens ' eenig Gevogelt ,. verfcheide groote Woud-duiven , kleene" rallen , en eenige violet kleurde koeten, behalven vruchten en wortels van,veelerlei foort, welke zyaan ons verwisfelden tegen fpykers, bylen, kraaien &c. Zy.hadden andere artykels van Koopmanfchap by zich, maar Kapitein Cook gaf byzondere last, om geen fnuisteryen tekoopen, alvorens het Schip zou voorzien zyn van voorraad, en zy verlof van; hem zouden bekomen hebben. ffl Tegen den middag kwam de boot van den Heer Kine te rug met zeven Varkens,. eenige Hoenders, en veel vruchten« en wortels, als mede met wat gras voor ons Vee. Zyne ben- K,°™nS° zee.r beleeft behandelt. De bewoners , van t Eiland fchenen met talryk te zyn; en. hunne, hutten , die ten naasten by alle naast den anderen ftonden, waren 1 maar zeer tamelyk. ' Tpen wy de booten weder binnen boord hadden, ftevenden wy, naar Annamooka,,.en: dewyl 'er; weinig wind was waren wy voornemens tusfehen Annamooka. ette.en de blin-' m BOEK. 1777- Aftik.  STILLEN OCEAA N, U&e klippen aan de Zuid - Oostzyde heen te zeilen ; maar toen wy nader by kwamen, ontmoetten wy zeer onregelmatige ;-gronden, weshalven wy verpligt waren van ons voornemen laftezien, en Zuidwaards te ftevenen. De nacht was donker ; en regenachtig , en de wind woei uit alle ftreeken. Den vol; genden morgen, met den dagenraad, waren wy verder af i -dan wy 's avonds te voren geweest waren, en de wind was ons vlak tegen. Wy bleven den ganfchen dag-, doch met weinig vrucht , I laveeren, en 's avonds kwamen wy in negen en dertig vade: men waters ten anker. - Des anderen daags morgen om vier uren liet Kapitein Cook i een boot uitzetten, en beval den Schipper langs de Zuid' Westzyde van Annamooka te peilen. By zyne te rug komst verhaalde hy , gepeilt te hebben tusfehen groot en klein 1 Annamooka , alwaar hy een diepte had gevonden van tien en twaalf vademen waters; dat de plaats befchut was tegen alle I winden; maar dat 'er geen versch water ware te bekomen, i -dan zeer wyd landwaards in, en dat het zelfs aldaar fchaars i en niet zeer goed was. Om deze zeer genoegzame reden , befloot Kapitein Cook aan de Noord'zyde van 't Eiland tean; keren, alwaar hy, op zyne laatfte reis, een bekwame plaats ; ge-vonden had, om aan land te komen en de Schepen van wai ter te voorzien. ; r Alhoewel wy 'er niet boven een Zeemyl ver van afwayen, bereikten wy het niet voor Vyf uren in den achtermiddag, opgehouden zynde door eene meenigte kanoos, vali Welken de Schepen omeingeld werden, en alle beladen met i tfcveï-Vloed van leeftocht , het voortbrengzel van 't Eiland, Verfcheide dezer kanoos, die dubbel waren, voerden een groot zeil, eri waren bemand ieder met tusfehen de veertig en vyftig koppen. Wy kwamen ten anker in agttien vademen water, op omtrent drie vierde van een Engelfche myï |«a#ftand van 't Eiland , het welk zich van 't Oosten naar 't Zuidwesten uitftrekte. Kapitein Cóok hernam dus dezelfde ftandplaats, welke hy beflagen had drie jaar en te'voren, toen hy Annamooka-bezogt, K 2 Dm II. BOEEo ■1777- April,  56 REIS NAAR DEN Den volgenden dag, terwyl men bezig was om alles ,, totr het vullen en innemen van water , gereed te maken, begaf Kapitein Cook zich , des voormiddags, verzeld vanKapiteinv Clerke en anderen, naar land, om een plaats uittekiezen tot ons Obfervatorium, daartoe gereedelyk verlof bekomen hebbende van de inboorlingen; Zy gaven ons alle blyken van beleefdheid en geryfden ons met een fchuiten huis, het welk juist beantwoordde aan een tent. Toobou, het Opperhoofd van 't Eiland,, geleidde Kapitein Cook en Omai naar deszelfs huis, het welk op eene aangename plek, in 't midden zyner plantaadië gelegen was. Het was omringt van een gras rand,, welke diende-, zoo hy zeide,' om.de voeten te veegen, alvorens binnen de woning te komen. Zulk eene zindelykheid hadden wy te voren nergens aangetroffen, wat gedeelte wy in dezen Oceaan ook bezogt hadden, fchoon wy naderhand bevonden, dat die zindelykheid zeer gemeenzaam was op de Vriendelyke Eilanden. Geen vloer tapyt in eene Engelfche zydkamer kan reiner gehouden worden dan de matten waren*, die de vloer bedekten van Toobous huis. Terwyl wy aan land waren, kregen wy, by ruiling, eeni* ge Varkens en vrugten , en toen wy aan boord kwamen, vonden wy. de Schepen opgepropt met inboorlingen. Dewyl nu zeer. weinigen met leedige handen gekomen waren,. werden wy fpoedig van allerleijë ververfingen voorzien.. Onze onderfcheide. verrigtingen aan den wal namen, den volgenden dag , een aanvang.. Sommige hielden zich bezig met hooijen, anderen met het vullen der watervaten,, anderen met hout hakken., Op denzelfden dag begonnen de Heeren King en Bailey gelyke hoogtens van de Zon waartener men, ten einde den gang van onze tydwyzers te weten. Op den 4. Mey,, verloor de Discovery haar tui-anker*1 welks kabel op de rotzen was doorgevylt. Op den 7. toen de Discovery haar tui - anker had weergekregen, veranderde zy van- lég?plaats, doch niet voordat haar dagelyks ankertouw het zelfde lot had getroffen. Op den eerften dag van onze aankpmst te Annamooka,1 werd ons uit het Schip door eender inboorlingen een zwaare ka- JI. BOEK. 1777April. ffley..  STILLEN OCEAAN. 77 belbyl ontftolen, weshalven wy ons vervoegden by Feenou,. den Koning van 't Eiland, ten einde door zyn gezag dezelve wedertebekomen; zyne bevelen, ten.dien einde gegeven, werden zoo ftipt gehoorzaamt, dat de byl aan boord te riig werd gebragt, alvorens wy ons middagmaal geëindigt hadden. Indedaad , wy hadden meer dan eens gelegenheid te ondervinden , hoe afgerigt dit Volk in hunne dievery is. Sommige zelfs van hunne Opperhoofden fchaamden zich dat beroep niet. Op den 9 Mey werd een hunner ontdekt, bezig met weg te dragen buiten het Schip de bout van 't rad voor 't Schiemansgaren, welke wy zorgvuldig geborgen haddenonder de dekkleeden ; voor deze misdaad vonmsde Kapitem Gook hem tot de ftraf van twaalf dag flagen, en ïndeboeijen te blvven, tot dat hy een Varken zou gelevert hebben voor zyn óntfjag. Alhoewel wy na dit geval niet meer door aanzienlyke dieven gekwelt werden , de bedienden of flaven der grooten werden nogthans gedurig gebruikt tot dat laage werk, en of men hen al ftrafte met een dragt flagen,. icheenen zy 'er even ongevoelig voor als de groote mast* Als wy iemand hunner op de daad betrapten, zetten hunne meesters ons aan hen te dooden, in ftede van zich voor hen inde bres te ftellen; dan, daar wy niet gaarne iemand aan tleven wilden ftraffen , raakten zy gemeenlyk vry zonder eenige ftraf. Voor de fchande van aan den lyve geftraft te zyn, waren zy even ongevoelig. Ten langen lesten dagt Kapitein Gook een ftraf voor hen uit, welke naar wy meenden van eene goede uitwerking was. Zoo haast wy iemand op fteelen betrapten, werd hem het hoofd geheel kaal gefchoren, enhy dus ten fpot gelaten van zyne landgenoten, terwyl dit kenmerk tevens diende, om ons Volk op hun hoede te houden, en zulk een knaap in 't vervolg te beletten ons andermaal te beitelen.. Feenou was zoo ingenomen met ons gezelfchap, dat ny ■ dagelyks by ons aan tafel bleef, . doch niet altoos van onze kost at. Op den 1 o. bragten zyne bedienden hem een geregi dat aan den wal was bereisd, beftaande uit Visch, Soep er Yams; de visch was gekookt of geftooft in 't vogt van der K 33 Ko' II. BOEK.?1777- Mey;,  7* REIS NAAR DEN Kokosnoot (misfchien in een hout vat op heete fteenenf e» werd aan boord gebragt op een weegbree blad. Kapitein Cook proefde van het geregt, en had 'er zoo vee! fmaak in , dat hy naderhand eenigen visch op dezelfde wyze liet bereiden; dan, fchoon zyn kok tamelyk wel Haagde, haalde de fpys niet by die, welke voor Feenou bereid was. Voor een groot gedeelte het Eiland uitgeput hebbende van alles wat voedzel was, verhuisden wy, op Zondag den n. Mey, vyanland, enbragtendeObfervatoriums, de paarden en alles wat wy aan den wal gehad -hadden, weder fcheep; voornemens om onder Zeil te gaan, zoo haast de Discovery haar dagelyks anker zou weder bekomen hebben. Feenou vernemende, dat Kapitein Cook naar Tongataboo ftond te ftevenen , verzogt hem ernftig van dat ontwerp aftezien; en hy drong hier zoo fterk op aan , als of 'er zyn eigen wezenttyké belang mede bemoeit ware. Hy prees hem een groep Eilanden aan , Stapaee geheten, naar 't Noord-Oosten gelegen; alwaar hy verzekerde, dat wy gemakkelvk en overvloedig voorzien zouden worden van allerlei ververfingen; zelfs bood hy aan ons in perfoon der waards te verzeilen» Ingevolge van dezen raad, verkozen wy naar Stapaae te zeilen , en dewyl die Eilanden nog niet waren bezogt geworden door eenig Engelsch Schip, vond Kapitein Cook hetgeraden dezelven aantedoen. . °P Donderdag den 14. werd Kapitein Clerks anker gelukkiglyk weder gevonden, en den 14. des morgens gingen wy onder zeil en verlieten Annamooka. Alhoewel dit Eiland eenigzins hooger zy dan de andere kleene Eilanden, die het zelve omringen, is het echter lager dan Mangeea en Wateeoo, eri deze zelfs zyn maar van eene middelmatige-hoogte. De oever, daar onze Schepen lagen, beftaat uit een fteile, ruwe koraal rots, van omtrent negen Df tien voeten hoog , uitgezonden twee zandige ftranden, welke tegen de Zee befchut worden door een rif van dezelfde foort van rots. In het midden van het Eiland is een meir pan Zout water, ter breedte van ongeveer anderhalve Engelfche myly rondom welk. meir de grond trapswyze rys.t; wy II. BOEK. *777> Mey.  S TILLEN O C E A A N- iWjr konden niet befpeuren,. dat dit meir eenige gemeenfchap had met de Zee.. Op het ryzende gedeelte van dit Eiland, en vooral naar de kant der Zee, is de grond of van eene Warte losfe aarde of van eene roodachtige klei: maar op 't gan-Iche. Eiland word niets gevonden dat naar een ftroom van iversch water gelykt. 1 Het land word'er wel bebomvt, uitgezonden op eenige wei-jnige plaatzen; en fchoon fommige ftreeken braak fchynen te leggengefchied zulks enkel -om de krachten te herftellen Welke zy door eene aanhoudende bebouwing verloren hebipen; want dikwyls zagen wy de inboorlingen op die plekken Jgronds bezig met dezelve op nieuws te beplanten.- Yams of wortels en weegbreen. vormen hun voornaamfte plantgewasfen en plantaagien, van welke 'er verfcheiden zeer uitgeftrekt :,zyn,,en befloten binnen affchuttingen van riet, ter hoogte ;van zes voeten; Binnen dezelven zagen wy dikwyls andere affchuttingen, welke de huizen van voorname lieden omvin!gen.'. De broodvrucht en Kokernootboomen ftaan verfpreid 'zonder- eenige regelmatige orde; maar meest naby de woningen der. inboorlingen.. De andere deelen van 't Eiland, i voor namen tlyk naar de Zeekant, en rondom het meir, zyn (bedekt met weelderige boomen en kreupelbosch, onder welken zeer veele Mangleo-en Fatano-boomen. - In de lynregte koers naar Stapaee, waarheen wy nu beiftemt waren, worden ten Noorden en Noord-Oosten van Annamooka een groot aantal kleene Eilandjes gezien. ■ Tusfehen de rotzen en ondieptens, die af en aan deze groep leggen, wisten wy niet of eene vrye doortocht zou zyn voor Schepen, van grootte als de onzen ; fchoon de inboorlingen met hunne prauwen 'er door heen zeilden; om die reden, toen wy van Annamooka onder zeil gingen, richtten wy onzen koers ten Westen van bovengemelde Eilanden en Noord Noordwest naar Kao en . Toofoa , twee Eilanden aanmerkelyk om hunne groote, hoogte en de Westerlykfte van die ïn ons gezigt waren. Feenou bleef, ,met zyn gevolg,-in de Refolution tot omtrent den middag, en ftapte toen over in de-.-groote.Zeil:- Praauw 3,. welke hem vaiuTongataboo had over- [i boek;. J77?r Mey,  REIS NAAR DEN overgevoert, en ftuurde tusfehen dezen hoop Eilandjes heen^ tegen welken wy regt over lagen. In den namiddag, omtrent vier uren, hielden wy 't naar 't Noorden, latende Toofoa en Kao aan bakboord. Wyhad,den;gemeent voor den duister ten anker te zullen komen, maar de donker overviel ons, alvorens wy een ankerplaats Iconden vinden in minder dan vyftig vademen water; wesIialven wy liever befloten den nacht onder zeil doortebren.gen, dan in zulk eene diepte het anker te laten vallen. In den achtermiddag hadden wy ons op den kleenen afftand van nog geen twee .Zeemylen van Toofoa bevonden, en verfcheide malen 'er den rook zien opgaan. Daar is een brandende berg op dat Eiland, wegens den welken de bewoners der Vriendelyke Eilanden eenige bygeloovige begrippen hadden; zy noemden dien Kollofeea, zeggende dat hy een CHooa of Godheid is. Men berigtte dat dezelve fomtyds zeer groote fteenen uitwerp; deszelfs orater of mond word vergeleken by de grootte van een klein Eiland , en had by geen menfchen geheugen opgehouden te rooken; ook meldden de overleveringen 'er niets van. Men verhaalde ons, dat Toofoa flegts zeer dun bevolkt was, maar dat het uitmuntend water had. Op den 15. waren wy, by 't aanbreken van den dag, niet ver van Kao, een groote rots van een kegelvormige gedaante; met eene labbere koelte uit den Zuid-Oosten ftuurden wy tusfehen Footooka en Hafaiva. Omtrent tien uren kwam Feenou aan boord, en bleef den ganfehen dag by ons. Hy bragt met zich een meenigte vruchten en twee Varkens, en den ganfehen dag door kwamen er kanoos aan, om gemelde artykels met ons te ruilebuiten, het welk wy gaarne deden, dewyl onze voorraad begon te minderen. Op den middag bevonden wy ons op de Zuiderbreedte van 19 gr. 49 min. 4 5 fee. en wy hadden zeven mylen lengte afgezeild van Annamooka. Toen wy Footooka voorby waren, ontmoetten wyeen rif rotzen, en dewyl 'er weinig wind was, hadden wy eenige moeite om 'er vry van te raken. Dit rif achter ons gelaten heb. 1Ï. .BOEK 1777Mty.  STILLEN OCEAAN. 81 j/hebbende, wendden wy het naar Neeneeva, een kleen laag i Eiland, Oost - Noord - Oost van Tootooka, ophoop dat wy ; 'er een ankerplaats zouden vinden ; doen wy vonden ons >weder te leur geftelt: want fchoon wy, in alle richtingen, Lfand om ons hadden, was de Zee niet te bepeilen. Op den 16. met het aanbreken van den dag, ftuurden wy imet eene aangename koelte naar Stapaee, het welk wy nu jvan verre zagen, en als een laag land befchouden, door dien jxle boomen maar even boven 't water fchenen uittekomen. [Om negen uren zagen wy duidelyk, dat het beftond in drie iEilanden , alle ten naasten by even groot; kort daar aan, litwam, ten Zuiden van dezen , een vierde te voorfchyn, zoo kroot als een der anderen. Elk Eiland fcheen even hoog en •deed zich eveneens op, en eene lengte te hebben van zes ofze• ven Engelfche mylen. Het worderlykfte dier Eilanden word I geheten Haanno, het daaraanvolgaide Foa, het derde Leifooga, en het vierde Hoolaiva-; maar zy worden allen beigrepen onder den algemeenen naam van Stapaee. ; By het ondergaan der Zon, bereikten wyhetNoorderlykfle van deze Eilanden; doch wy bevonden ons hier in deizelfde verlegenheid, by gebrek aan ankergrond, als de twee : vorige avonden , en moesten al wederom den ganfehen nacht ionder Zeil blyven, van land en klippen als omringt. Feenou, die den ganfehen-dag by ons was aan boord geweest, begaf zich in den avond naar Stapaee, en nam Omai mede jin de kanoo. Hy was niet onbekommerd wegens onzen onlaangenaamen en verdrietelyken toeftand, waarom by den |ganfehen nacht door een goed vuur aan hield, by wyze van landmerk of baken. Op den 17. by het aanlichten van den dag, zeer digt onder Foa zynde, zagen wy dat het aan Haanno vast was, door een rif, dat van het eene Eiland naar 't andere liep, gelyk met de Oppervlakte van de Zee. Kapitein Cook zond een boot uit om naar een ankerplaats te zoeken , en 'er werd eene bekwame plaats gevonden. Wy waren niet boven drie •vierde van eene Engelfche myl van land; en dewyl wy voor L een II. BOEK. 1777.  8& REIS NAAR DEN een fleuf lagen, die in 't rif was, konden wy gemaklyk ten> allen tyde aan den wal komen.. Zoo haast wy voor anker lagen, werden wy omringt door eene meenigte kanoos, en oogenbliklyk was ons Schip vol van inboorlingen. Zy bragten Varkens, Gevogelte, Vruchten en Wortels mede, al het welk zy ruilden tegen doek, mesfen, kralen, fpykers en bylen. Feenou was met Omai.. al vroeg in den morgen aan boord gekomen, om Kapitein Cook voortedragen of inteleiden by het Volk van 't Eiland,, gelyk deze. dan, ten dien einden, zich.met hen naar land. begaf.. Het Opperhoofd geleidde den Kapitein naar een hut,, digt, aan het Zeeftrand gelegen, en maar weinige oogenblikken te voren aldaar ter zyner inhaalinge opgeregt. In deze hut werden Feenou, Omai en Kapitein Cook geplaatst. De andere Opperhoofden en de meenigte plaatften zich tegen overr hen aan de buitenzyde, en zetteden zich insgelyks neder. . Kapitein Cook ge vraagt zynde, hoe lang hy voornemens was ■: hier te vertoeven, antwoordde vyf dagen. Taipa werd daar-op gelast zich naast hem te plaatzen, en dit aan 't Volk te? verklaren: waarop hy het zelve aldus aanfprak, gelyk Omai ■ ons in 't vervolg berigtte. Hy vermaande oud en jong, Kapitein Cook te befchouwen als een vriend, die voornemens-was eenige weinige dagen by hen te blyven; en dat zy, gedurende zyn verblyf onder hen, hem niets moesten ontrooven of affteelen, of hem op de eene of andere wyze beledigen. Hy gaf hen te verftaan, hoe men verwagtte dat zy, Varkens, Gevogelte, Vruchten &c. naar de Schepen zouden afbrengen, waarvoor zy zulke artykels, als hy opnoemde , in verwisfeling zouden bekomen. Kort na dat Taipa de ■ vergaderde meenigte op deze wyze had aangefproken, verliet Feenou hen, waar-öp Kapitein Cook door Taipa onderrigt werd , dat het noodig ware een gefchenk te doen aan Eraoupa, den Opperften van 't Eiland. Kapitein Cook, die • daarop bedagt was geweest, gaf hem zoodanige artykels, die verre zyne verwagting te boven gingen. Deze mildheid zet- ïï-. boek. I777Mey.  STILLEN OCEAAN. fcg :/xêtte twee Opperhoofden van andere Eilanden, die hier byaanwezig waren, insgelyks aan, gelyke eifchen te doen. Taipa zelf bleef niet in gebreken iets voor zich te vorderen. Feenou hernam nu zyn zitplaats, en beval Eraoupa zich | naast hem te zetten en het Volk aantefpreken, gelyk Taipa ! gedaan had; zoo als dan ten naasten by indezelfde bewoordingen gefchiedde. Deze plechtigheden voorby zynde, werd Kapitein Cook, op deszelfs verzoek, door het Opperhoofd geleid naar de drie ftaande poelen van versch water, zoo als zy het noemden; in een van welke het water tamelyk was, en de gelegenheid gefchikt, om zonder veel moeite onze watervaten te vullen. Op Zondag den 18. vroeg in den morgen, kwamen Feenou en Omai, die thans by het Opperhoofd aan land fliep, aan boord, om Kapitein Cook te verzoeken aan den wal té komen. Hy ging met hen mede, en aan land flappende, werd hy geleid naar de plaats', daar hy den vorigen dag gezeten had , en daar hy thans eene groote meenigte menfchen zag famengevloeit. Alhoewel hy zich verbeeldde dat 'er iets ongemeens op til moest zyn , kon hy echter niet bevroeden wat.; ook kon Omai hem deswegens niets berigten. Na dat hy pas gezeten was, verfchenen 'er omtrent honderd inboorlingen, beladen met Yams, weeg-breen, broodvrucht, kokernoten, en fuikerriet, alles welk aan onze linkerzyde werd nedergezet. Een aantal anderen volgden kort daarop , en droegen dezelve foort van artykels, welke, in twee hoopen verzamelt, aan onze rechterzyde werden géplaatst. Aan deze werden vastgemaakt tweejonge Varkens, en een half dozyn Hoenders. Aan de linkerzyde werden zes jonge Varkens en twee Tortelduiven gebragt. Eraoupa plaatfte zich zelve voor de artykels aan de linkerzyde, en een ander Opperhoofd voor die aan de rechterzyde; deze, gelyk wy gisten, waren de twee Opperhoofden , die dezelven, ■op last van Feenou, bezorgt hadden, die hier even blindeling gehoorzaamt werd als op Annamooka, en diewaarfchynL 2 lyk II. BOEK. 1777. Mey.  REIS NAAR DEN lyk by deze gelegenheid de Opperhoofden van Stapaee deze fehatting bad opgelegt. Toen. de onbekrompe verzameling van voorraad in ordewas geplaatst, en voordeelig gefchikt, voegden de dragers zich by de meenigte, die om het geheel een kring floten. Terftond daarop trad een aantal manfchap, gewapend met' knodzen, binnen de ruimte des-cirkels, alwaar zy voor eenige oogenblikken. paradeerden, wanneer de helft derzelve zich begaf naar de eene zyde, en de andere helft naar de andere zyde, zich plaatzende voor de aanfchouwers. Onmiddelyk daar na onderhielden zy ons achter den anderen met enkele gevechten; een kampvechter van de eene zyde daagde dien van de andere zyde uit, gedeeltelyk door woorden* maar meerder nog door nadrukkelyke gebaren, om één hunner tegen hem te ftellen. De uitdaging werd gemeenlyk aangenomen : de beide kampvechters namen eene gevoeglyke, houding aan, en de ftryd aangevangen, zynde,. bleef duren tot dat een hunner zwigtte , of tot dat de wapens gebrokenwaren. By het eindigen van elk gevecht, fmeet de overwinnaar zich voor het Opperhoofd neder, regtte zich terftond weder op, en ging heen. Eenige oude mannen, die als regters fcheenen voortezitten, gaven hunne goedkeuring of lof in weinige woorden te kennen; en de meenigte, vooral die aan de zyde van den overwinnaar, vermeldden den roem , dien hy verworven had, in twee of drie uitgalmingen van hoezee.. Dit fpel werd fomtyds voor een korten tusfehen tyd opgefchort, en dan vervangen door partyen, die met eikanderen worftelden of handgemeen raakten. Het eerfte gefchiedde op de wyze gebruikelyk te Otaheite, en. het handgevecht verfchilde weinig van dat der Engelfchen. Een paar wakkere meiden traden vervolgens ter bane, en vielen zonder plichtspleeging, eikanderen met de vuist aan, met geen minder behendigheid dan de mannen. Deze ftryd duurde echter niet lang,, want in een halve minuut gaf een harer het op. De overwinnende heldin werd door de aanfehouwers op dezelfde wyze toegejuicht, als de overwinnende kampvechters XI. BOEK. I777. Mey.  STILLEN OCEAAN. 85 gedaan waren. Schoon wy onze af keuring lieten blyken van Uit laatfte fpel, hinderde zulks niet, dat twee andere Vrouwsperfonen , die moedige deerns- fchenen te zyn, het ftryd|perk intraden, en waarfchynlyk malkanderen wakker met Jde handen zouden geklopt hebben, zoo niet twee oude Vrouj wen tusfehen beiden gekomen waren , om haar te fcheiden. iToen deze gevechten vertoont werden, waren 'er ten minjften drie duizend aanfchouwers tegenwoordig, en alles geschiedde met hetvolmaakfte genoegen aan weerszyde; fchoon ijfommige der kampvechters duwen kregen, van welken zy inog eenigen tyd daar na gevoel moeten gehad hebben. Deze vermaaklykheden of vertooningen geëindigt zynde, Igaf het Opperhoofd bericht aan Kapitein Cook, dat de mondkost, aan onze regter hand-, een gefchenk wasvoor Omai, jen die , aan onze linker hand, voor hem, en dat hy Kapi: tein dezelve naar boord kon voeren, wanneer hem zulks best :|gelegen kwame. Het gedeelte van den voorraad voor Kajpitein Cook, was ten naasten by een derde grooter dan dat van Omai- Vier booten werden beladen- met het geene Feenou ons gefchonken had , en zyne mildheid en goeddadigheid overitrof alles, wat Kapitein Cook ooit ontvangen had van de Vorften van eenige der Eilanden-, welken hy, in den Stillen O» i ceaan, bezogt had. Hy omhelsde derhalven de eerfte gelegenheid om Feenou te overtuigen, clathygeenzinsongevoe- jlig was voor zyne weldaden-, en hy vereerde hem zoodanige artykels, als hy wist dat by hem in hooge achting waren. Feenou was zoo zeer voldaan over deze erkentenis, dat om niet in des Kapiteins fchuld te blyven, hy hem nog twee zwaare Varkens-, eenige wortels en zeer veel doek zondt. Feenou te kennen hebbende gegeven , dat hy verlangde onze Scheeps- Soldaaten te zien exerceeren, beval Kapitein :Gook, dat ze allen aan land zouden komen,. des morgens van den 20 Mey. Na dat zy verfcheide krygsbeweegingen gedaan en verfcheide maaien gevuurt hadden, het welk aan de meenigte aanfchouwers uitmuntend fcheen te behagen, onthaalde het Opperhoofd, op zyn beurt, ons op eene vertooL 3 ning»,- II. BOEK. 1777Mey.  85 REIS NAAR DEN ning, welke met eene naauwkeurigheid werd ultgevoert, alles verre overtreffende, wat zy van onzekrygsbeweegingen gezien hadden. Het was een foort van dans, welke door honderd vyf mansperfonen werd verrigt, ieder met een werktuig in de hand, naar een Schipriem gelykende, twee en een half voet lang, dun van blad en met een kleen handvat. Met deze inftrumenten deden zy verfcheide zwaijingen , welke ieder verzeld ging van eene verfchiilende beweging of van eene verfchiilende lighaams - houding. Eerst fchaarden de dansfers zich in drie ryen, en verwisfelden hunnen ftand door verfcheide bewegingen, zoo dat zy, die in de achterfte ry waren, voor aan kwamen. Somtyds maakten zy één enkele ry uit, fomtyds vormden zy een halven cirkel, en dan weder twee vierkante koionnen. Gedurende de laatfte beweging, trad een hunner voorwaards, en danste een krygsdans voor Kapitein Cook, waarmede die vertooning eindigde. Het Muzyk , naar 't welk deze danfen gefchiedden, was het geluid van twee trommels, of liever houte blokken, uit welke zy, met geweld, eenige verfchiilende toonen haalden, door op dezelven met twee ftokken te flaan. De dansfers nogthans fcheenen niet veel geholpen of geleid te worden door deze geluiden, maar wel door een rey van Remmen, by welke zich die der dansfers voegden. Hun gezang was zoetluidend , en hunne daar mede overeenftemmende bewegingen werden met zoo veel kundigheid uitgevoert, dat de ganfche bende dansfers een eenig regelmatig konstwerk fcheen. De vertooning daarvan zou, op een Europees tooneel, zyn toegejuicht geworden. Het overtrof zeer verre alles, wat wy tot hun vermaak aangewend hadden, zoo dat zy zich eenigzins verhooveerdigden op hunne meerderheid over ons. Geen onzer muzyk - inftrumenten , buiten den trommel , behaagde hen; zelfs hielden zy onzen trommel voor minder dan de hunne. Onze Walthoorns konden zy niet dulden; zy toonden 'er de grootfte verachting voor, en deze verachting had men voor dezelven op alle de andere Eilanden. Om hen een ^unftiger denkbeeld te geven van de vermaken II. BOEK. 1777. Mey..  STILLEN OCEAAN. 87 iten en hooger kundigheden der Engelfchen, gaf Kapitein Cook bevel tot het vervaardigen van eenige vuurwerken, welke hy, toen 't duister was geworden, in de tegenwoordigheid van Feenou en eene groote meenigte Volks, lietfpeeilen. Deze vertooning behaagde hen over 't geheel grootellyks; maar onze vuurpylen en waterballen verbaasden hen i ten uitterften. Zy erkenden nu, dat wy hen de baas wa:rtn. De inboorlingen fpanden nu alles aan om ons te vermaken, en zy bleven nog eenigen tyd aanhouden ons te onthaalen op hunne muziek en danspartyen, in welke laatften de Vrouwsperfonen geen gering deel hadden, daar zy in dezelven zeer veel bevalligheid en ligtveerdigheid lieten blyken. ) . Kort daar aan vertoonde zich , op 't onverwagtst, een per- jföon, die op de vuurwerken, welke wy afgefchoten hadden, eenige fchimpige en boertige aanmerkingen kwam maaken, ) welke den faamgevloeiden hoop Volks deedt uitbarften van lagchen. Feenou liet nu door zyn gevolg een dans dansfen: \ zy vormden een dubbelen kring van vierentwintig ieder, rond de rey, en hieven een ftreelend gezang aan, vergezelt van bewegingen van hoofd en handen. By den aanvang waren hunne bewegingen langzaam, maar dezelve verhielden allengskens, en eindelyk befloten zy den dans met verfcheide zeer kunftige verplaatzingen van de beide cirkels. Het feest van dezen gedenkwaardigen nacht wérd befloten met een dans, daar het voornaamfte Volk deel in nam. In veel'opzichte was hy zeer gelyk aan de vorigen, maar zy verhielden hunne bewegingen tot zulk eene verbazende graad, en flingerden zoodanig met hunne hoofden van fchouder tot fchouder, dat zy gevaar fchenen te loopen van hunne halzen te ontwrichten. Dit ging verzelt van handgeklap , en van een woest gejuich of liever gefchreeuw. Een hunner voegde zich aan een zyde, en herhaalde iets op de wyze van een Muzikaal recitative, met zulk eene bevallige houding, dat fommige onzer toegejuichde Acteurs 'er van gebloost zouden hebben, Hy werd door een ander beantwoord, en zulks werd aan weerszyde door de ganfche bende verfcheide malen herhaalt , II. BOEK. 1777Mey.  58 REIS NAAR 'DEN haalt, en geëindigt met zingen en dansfen gelyk als zy begonnen hadden. De beide laatfte dansfen werden algemeen toegejuicht van alle de aanfchouwers. Zy gefchiedden volmaakt op de maat, en fommige hunner .gebaren waren zoo fprekende, dat men met regt kon gezegt hebben, dat zy de taal fpraken, die zy nabootften. Het tooneel voor deze vertooningen was een open ruimte, tusfehen de boomen, die langs den Zee oever ftonden, met toortfen op kleene afftanden van eikanderen, in 't ronde van de binnenzyde des cirkels. Alhoewel de toevloed des Volks tamelyk groot was, was het getal der menfehen vry minder dan dat, het welk 's morgens gezien werd, toen de ScheepsSoldaten exerceerden. Verfcheide onzer Heeren meenden, dat op dien morgen wel vyf duizend of meer menfehen by een waren, om die exercitie te aanfehouwen; doch Kapitein Cook achte die rekening een weinig te vergroot. Daags daar aan, zynde den 21 Mei, deed Kapitein Cook een fpringtoclitje te voet naar't Eiland Lefooga, het welk hy in fommigen opzichte beter vond dan Annamooka; de plantagien waren 'er niet alleen talryker, maar tevens grooter en uitgeftrekter. Veele ftreeken lands, naby de Zee, leggen 'er woest of onbebouwt, het welk misfehien is toetefchryven aan een zandigen grond. In 't binnenfte gedeelte van 't Eiland is de grond beter, en men vind 'er duidelyke blyken van eene fterker bevolking en van eenen ver gevorderden landbouw. Veele plantagien zyn zoodanig omturnt, dat de heggen of affchuttingen even wyd van eikanderen loopende, zeer breede open wegen laten. Wy zagen er groote plekken gronds, digt beplant met papier moerbeziën boomen ; ook waren de plantagien, in 't algemeen, overvloedig voorzien van zulke planten en vruchten, als aan het Eiland eigen zyn, en by welken de Commandeur nog voegde de zaden van meloenen, pompoenen, Indiesch koorn &c. Naar. by de plaats, daar wy aan land kwamen, zagen wy een bukt gronds van twee of drie voeten hoog, op welken vier of vyf 1 kleene hutten ftonden, in welken de lyken van eenige lieden van 11. BOEK. 1777Mey.  PSEN T VÏSB. VI   STILLEN OCEAAN. •van rang begraven lagen. Het Eiland heeft flechts zeven , ;'Engelfche mylen in lengte, en op fommige plaatzen is deszelfs breedte niet boven drie dergelyke mylen. Aan de Oostzyde ■is een rif, dat ver in Zee uitloopt, en tegen welk de golven 3 met groot geweld aandruisfchen; 't is dit rif, dat Lefooga f aan Foa hegt , welk Eilandje maar een halve myl van het eerfte is afgelegen; by laag water kunnen de inboorlingen over dit rif van het eene Eiland naar 't andere gaan. De c. oever is een zandig ftrand of een koraale rots. Toen de Kapitein van zyn tochtje wederkeerde, en aan boord te rug kwam, vond hy aan de achterfteven van het i -.Schip de Refolution een groote en zeilvoerende kanoo vast- gemaakt. In deze kanoo bevond zich Latooliboula, dien de 3 Kapitein op zyn laatfte reis te '1 ongataboo gezien had , en J dien hy toen veronderftelde te zyn de Koning van dat Eiland. l,Men kon hem niet overhaalen aan boord te komen, maar jl-hy bleef in zyn kanoo zitten, in eene zeer ernsthaftigehoui| ding. De Eilanders noemden hem Auekea, het welk Koning beteekent; een tytel dien wy niet gehoord hadden dat aan aFeenou gegeven -werd, -hoe uitgeftrekt zyn gezag ook over '.ihen fcheen te zyn. Latooliboula bleef onder de achterfteven .tot den avond, en vertrok toen. Feenou was te dien tyd aan jboord; maar geen dezer beide Opperhoofden gaven de minifte acht op malkanderen. i '; Op den 23. toen wy bezig waren het Eiland te verlaten, vJcwam Feenou en deszelfs eerfte minister, Taipa, aan de zy1-de van 't Schip in een kanoo, onsberigten, dat zy naarVavaoo op reis gingen, een Eiland, zoo z) zeiden, omtrent twee dagen zeilens ten Noorden van Stapaee, Het oogmerk hunner reis verzekerden zy te zyn, om nog eenige Varkens voor ons optedoen, en eenige mutzen van roode vederen ivoor Omai, om met zich naar Otaheite te nemen; zy ver^zogten ons, niet te zeilen voor hunne'wederkomst, welke binnen vyf dagen zou zyn; waarna zy ons wilden verzeilen jnaar Tongataboo. ■ Kapitein Cook nam 't befluit om op de : wederkomst van dit Opperhoofd te blyven wagten, die on- middelyk op reis toog naartVavaoo. ' M Op n. BOEK. 1777Mey.  po REIS NAAR DEN Op Zaturdag den 25. trad Kapitein Cook in een huis, daar een Vrouwsperfoon bezig was de oogen te verbinden van een kind, dat blind fcheen. De inftrumenten, van welke deze Vrouwelyke Oculiste gebruik maakte, Avaren twee dunne houte tenters, waarmede zy het oog aan 't bloeden bragt. In het zelfde huis vond hy eene andere Vrouw het hoofd van een kind fcheeren met de kaak van een hai, in een ftukje hout vast gemaakt; eerst maakte zy het hair nat met een vod, die zy in 't water doopte, en voorts zich bedienende van haar gereedfchap, nam zy 't hair zoo digt aan't hoofd weg, als had zy een fcheermes gebruikt. Kapitein Cook nam kort daar na aan. zich zeiven de proef van een dezer zonderlinge inftrumenten, en bevond dat het volkomen kon voldoen. De inboorlingen dezer Eilanden hebben nogthans een andere manier, op welke zy hunne baarden fcheeren ; dit doen zy met twee fchelpen, één van welken zy onder den baard plaatzen, terwyl zy met de andere het bovenfte gedeelte affchrappen; op deze wyze kunnen zy tamelyk kaal fcheren, maar 't gaat langzaam. Men vind lieden onder hen, die dit als een beroep oeffenen: want het was voor onze matroozen zoo gemeen naar land te varen, om zich naar de wyze van Stapaee den baard te laten fchrabben, als het voor de Overften van 't Eiland was, zich naar boord te begeven om door onze barbiers gefchoren te worden. Kapitein Cook bevindende, dat weinig of niets van 'tgene het Eiland opleverde, thans aan boord werd gebragt, befloot van ligging of ftandplaats te veranderen, en Feenou's wederkomst aftewagten in eene andere ankerplaats, alwaar hy eenige ververfchingen zou kunnen bekomen.. Dienvolgens gingen wy, den 26. onder zeil, en ftevenden Zuidwaards aan langs het rif van het Eiland, en na dat wy verfcheide ondieptens voorby waren, zetten wy het aan op de baai, welke gelegen is tusfehen het Noord-ende van Hoolaiva en het Zuiden van Lefooga, ab waar wy het anker wierpen. Niet zoo haast was ons anker in den grond, of Meester Bligh, Schipper van de Refolution, werd uitgezonden om de baai te peilen, daar wy thans onze ftandpkatsgekozen hadden. KapitienCook, verzeldvanLmte* Iï. BOEK. 1777Mey.  STILLEN OCEAAN. 91 mant Gore, ging aanland, aan het Zuider gedeelte van Lefooiga, om naar versch water uittezien en de landftreek optenemen. H Lefooga en Hoolaiva zyn van den anderen afgefcheiden Moor een rif van koraale rotzen, die by laag water boven kojmen. Sommige onzer Heeren , die aan het laatstgemelde iEiland aan land gingen, ïagen geen het minfte teeken van : bebouwing op het Eiland, en flegts eene enkele hut, in wel: Ite een mansperfoon huisvestte , bezig met visch en fchildpadden te vangen. Op Dingsdag den 27. by 't aanbreken van den dag, maak'1 te de Kapitein fein om 't anker te ligten; en daar hy voor;nemens was op zyn tocht naar Tongataboo een doortocht (naar Annamooka te zoeken om het Zuiden, tusfehen de tus-« jfchen beide gelegen Eilanden, zond hy Schipper Bligh in j een boot voor uit om te peilen. Maar alvorens wy onder | zeil waren, woei de wind zoo veranderlyk en onbeftendig, dat het niet raadzaam was een vaart te beginnen, die ons zoo (weinig bekent was: wy bleven derhalven leggen en feinden \ den Schipper te rug te komen. Hy en de Schipper van de ; Discovery werden naderhand afgezonden , ieder in een boot, om de engtens op te nemen. Tegen den middag kregen wy een groote kanoo, die zeil voerde, onder onze achterfteven, in dezelve bevond zich een mansperfoon, Poulaho of Futtaf ai> ke geheten, of wel beide die namen voerende; de inboorlingen , welke toen aan boord waren, zeiden hem Koning té zyn van Tongataboo, Annamooka, Stapaee en alle denaiburige Eilanden. Wy waren verwondert een vreemdeling vereert te zien met dien tytel, dien men ons had doen geloovenaan een anderen te behooren; maar zy bleven by hunne verzekeringen, dat het opperfte gezag behoorde aan Poujlaho; en zy erkenden nu voor de eerfte maal, dat Feenou geen Koning was, maar een ondergefchikt Opperhoofd van veel gezag. Poulaho werd daarop van den Kapitein aan : boord genoodigt, daar hy zeer welkom was, alzoo hy by1 wyze van een gefchenk twee vette Varkens met zich bragt. Deeze groote Perfonadie, fchoon niet ryzig, was zeer log en zoo lyvig dat hy byna geen geftalte had. Hy fcheen omM 2 treiit n. BOEK.' 1777-  9^ REIS NAAR D JN' :rent veertig jaaren oud te zyn: hy had fluik hair, en zyne wezenstrekken verfchilden aanmerklyk van die der meerderheid zyns Volks. Wy vonden in hem een ernsthaftig en yerftandig man. Hy bezag het Schip en de verfcheide nieuwe, voorwerpen met zeer veel oplettendheid, en deed verfcheide uredige vragen.. Toen.hy in 't bezichtigen van 't Vee en andere nieuwigheden, zyne nieuwsgierigheid voldaan hady | werd hy verzogt in de kajuit te komen,, daar eenige van zyn* gevolg tegen inbragten, dat indien hy zulks deed, het zou, kunnen gebeuren , dat 'er boven zyn hoofd geloopen wierd; iets dat niet geoorloofd was. Schoon de Kapitein aanbood, die zwarigheid wegtenemen, met te.belasten, dat niemand zich zou verftouten over de kajuit te loopen, ftoordePoulaho-: zich niet aan die plechtigheid, maar trad, zonder, eenige bepalingen, te maken, naar beneden in de kajuit. Thans fcheen, hy, niet minder dan zyn Volk, verlangende om ons te overtuigen dat hy, en niet Feenou,. Koning was. Hy zette zich. met ons aan'het middagmaal, maar at en dronk zeer weinig en daar na verzogt hy den Commandeur hem naar den wal te. willen, verzeilen. Kapitein Cook deedt zulks in zyn eigen boot, na hem alvorens zulke gefchenken gegeven te. hebben die verre zyne verwagting te boven gingen,,en om welken te. beantwoorden, Poulaho bevel gaf van nog twee andere Varkens naar boord te zenden. De Koning werd van zyne eige onderdaanen uit de boot gedragen op een foort van een hand. berry; en plaatste zich'terftond in een kleenhuis, naar by denoever. Hy zette Kapitein Cook aan zyne zyde, en zyn ge-. volg fchaarde zich buiten het huis in eenen halven cirkel voorhen. Een oude Vrouw zat digt by het Opperhoofd, en hield een. foort van waaijer in haar.hand, om de vliegen van zich afteweeren. De onderfcheide artykels, welke zyn Volk aan boord der Schepen, by. ruiling , ontvangen, had, werden thans alle voor hem uitgefpreid; hy bekeek die met oplettendheid, en vroeg hen wat zy 'er in ruiling 'voor gegeven hadden; en ten langen lesten beval hy de eigenaars, ieder het zyne optenemen, uitgezonden: een glaze kom welke hy voor zich hield. Zy, die. deze dingen voor hem bragten,. i wier- u. boek, r777Mey.  STILLEN OCEAAN. 93 ' wierpen zich eerst voor hem neder, fielden toen hetgekog- : : te ten toon, rezen vervolgens op en vertrokken. Dezelfde (plechtigheid namen zy, by het te rug nemen, in acht, en niemand hunner onderwond zich, ftaande tot hem te jfpreken. Zyne opwagters, even voor zy van hem afgingen , deden hem hulde , door het buigen hunner hoofden, I tot aan de zolen zyner voeten, welke voeten zy met de boven, en onder zyde der vingers van iedere hand aanraakten. Kapitein Cook ftond verrukt over den eerbied, dien te dezer gelegenheid wierd in acht genomen, hebbende maar zeldzaam iets. dergelyks ergens gezien, zelfs niet by befchaafder. Volken. Toen Kapitein Cook aan boord kwam, vond hy den Schipper van het gedaane tochtje te rug gekeerd. Deze berichtte hem. dat 'er, zooverre hy geweest had, een doortogt was voor de. Schepen, met een tamelyken Anker-grond; maar dat ,. naar.het Zuiden en Zuid-Oosten, hy een aantal droogtens,. banken, blinde klippen en kleine eilanden befpeurd had. Ingevolge van dit bericht lieten wy alle gedagten varen , om langs dien weg een doortogt, te zoeken ; en befloten hebbende naar Annamooka weder te keeren , langs dezelfde, Vaart , welke wy nog onlangs ondervonden hadden, veilig te zyn, zouden wy des anderendaags, den 28., zyn onderzeil gegaan, ware de Wind : niet zoo onbeftendig gebleven. . Op den 29. , by 't aanbreken van den dag , ligten wy, het Anker; met een fraai koeltje, uit den Oost NoordOosten , fteevenden wy Westwaards, en werden van verfcheidene zeilvoerende kanoos gevolgt. Des namiddags liep de wind van 't Oosten naar 't Zuid Zuid-Oosten, met een frisfche koelte. Daar onze koers thans Zuid Zuid - West. lag , waren wy verplicht te. loefwaard op te laveeren , en wy bereikten flechts de Noordzyde van Footoha, tegen agt uuren des avonds,. | Den volgenden dag laveerden wy het op naar Lofange, 1 en peilden grond aan ly of aan de Noord-Westzyde, in veertig vademen water; maar de bodem rotsachtig zynde M" 3 ec :i. BOEK. 1777Mey.  P4 REIS NAAR DEN en bezet met'een keten'van blinde klippen aan Iy, hiel- -i den wy het aan op Kotoo , daar wy verwagtten beter 1 Ankergrond aantetrefFen. De duister was reeds gevallen 1 voor dat wy dat Eiland bereikten , daar wy geene be- I kwame Ankerplaats vindende , den nacht doorbrachten, I met af en aan te laveeren. Op den 31., by 't aanbree"ken van den dag , zeilden wy op de engte aan , welke tusfehen Kotoo is, en tusfehen het rif rotzen ten Westen daar van gelegen ; maar, op onze aannadering , hadden 1 wy geen genoegzaamen wind, om ons door 't zeivetebren- I gen. Wy ftevenden derhalven naar den buiten kant van 't rif, en hielden Zuid-West aan, tot byna twaalf uurerty 1 wanneer wy , ontdekkende niet genoeg te loefwaard te vorderen , en vreezende te ver van 't Eiland te zullen verwyderen, terwyl wy zeer veele van deszelfs inboorlingen aan boord hadden , wendden en te rug keerden , ert den nacht doorbragten tusfehen Footooha en Kotoo. De wind blies thans ftyf door , met rukken en regen , en gedurende den nacht, de Refolution , door eene kleene draijing van den wind, te ver loefwaard raakende , was ; zeer na op 't punt van te vervallen op een laag zandig Eiland, Pootoo Pootooa genaamt, en omringt van blinde klippen. Ons Volk, by geluk, even te voren op 't dek . geroepen , om het Schip te doen wenden, en de meefte hunner ieder op zyn post zynde, verrigtte met zeer veel oplettendheid en vlugheid het noodige, en dit alleen was 1 ons behoud. De Discovery, die verachter ons was, liep geen gevaar. By 't aankomen van het morgen licht, werd 'er een Boot uitgezet, en de Officier , die 'er het bevel over kreeg , werd belast naar Ankergrond te peilen langs het rif, het welk van dat Eiland in Zee uitfehiet. Gedurende het afzyn van de Boot, trachten wy de Schepen te wenden , door het Kanaal tusfehen het rif van Kotoo ert 'hét zandig Eiland ; maar een fterke tegenftroom ontmoetende, waren wy genoodzaakt daar van aftezien, en voor Anker te komen in vyfeig Vademen Water, hebbende het I JKi BOEK. 1777- Juny.  STILLEN OCEAAN. 95 pet zandig Eiland Oost ten Noorden, op den afftand van pngeveer een Engelfche Myl. Hier bleven wy tot den 4. Juny, en kregen dikwyls bezoek van den Koning van Tooiboueito en van Volk, dat van de naburige Eilanden kwam jam met ons te handelen. Schipper Bligh was inmiddels iaitgezonden, om de engtens te peilen tusfehen de Eilanden ten Oosten gelegen; en Kapitein Cook begaf zich in perfoonnaar Kotoo , om het zelve op te nemen. Dit Eiland, rit hoofde der korale riffen, die het omvangen, is naauIks te genaken door booten. Deszelfs Noord-Westè'inie is laag; maar het ryst eensklaps in 't midden, en eindigt aan het Zuid-Oostëinde in roode kleyachtige fteiltens. Het brengt gelyke vruchten en wortels voort als de aangrenzende Eilanden, en is tamelyk bebouwt, fchoon dun bevolkt. Het heeft omtrent de lengtens van twee Engelfche Mylen. Terwyl de Commandeur het zelve over il omwandelde , hield ons Volk 'er zich bezig met grasnaijen voor 't Vee , en wy zaaiden 'er eenige Meloentaden. In den morgenftond van den 4. ligtten wy het Anker, m gingen met eene frisfche koelte onderzeil naar Annanooka, daar wy den volgenden raorgen voor Anker kwamen, ten naasten by in dezelfde plaats, daar wy nog: mlangs gelegen hadden. Kapitein Cook begaf zich kort laar op naar Land, en vond de Eilanders braaf bezig, op -ïunne Plantadien , met het opdelven van Wortels voor 3en handel. Meer dan twee honderd hunner lieten zich hen dag aan ftrand vinden, en waren gretig om handel te iryven. De Yams waren nu op zyn best, en wy kregen er een goeden voorraad van tegen yzer. Alvorens de kapitein naar boord te rug keerde, bezogt hy de verfcheile plaatzen, daar hy Meloen en Komkommer zaad gezaaif lad; maar vond, tot zyn groot leedweezen, dat de mees:en vernield waren geworden door 't ongediert; eenige "yn-appel planten, die insgelyks door hem gepoot waren, pond hy echter in eenen voorfpoedigen ftaat. Op Vrydag den 6., des middags, kwam Feenou van. Va- II. BOEK* I777-  BB REIS NAAR DEN Vavaoo aan, en berichtte ons, dat verfcheiden Kanoos, beladen met Varkens en anderen voorraad, met hem vaaj dat Eiland afgezeild , met al derzelver Manfchap verongelukt waren, in het ftormachtige weder, dat wy onlangs gehad hadden. Dit treurig nieuws vond niet veel ingang by ons , alzoo wy thans genoegzaame kundigheid hadden van het karakter des aanbrengers. De waarheid beftond misfchien daar in, dat hy buiten ftaat was geweest te Vavaoo den voorraad te bekoomen, op welke hy gehoopt had , of zoo hy 'er iets bekomen hadde, hy het zelve te Stapaee had gelaten , welke hy op zynen te rug tocht voorby moest, alwaar hy gehoort moest hebben dat Poulaho ons een bezoek had gegeven; die hy wist, dat, als zyn meerder , al de verdienfte en de belooning zou hebben van 't bezorgen dezes voorraads, zonder'echter gedeelt te hebben in de moeite om dezelve byëen te brengen. Den volgenden morgen kwam Poulaho aan, met eenige andere Opperhoofden , terwyl Kapitein Cook toevallig aan Land was met Feenou, die thans berouw fcheen te hebben over zyn gehouden gedrag , in zich een karakter aantematigen daar hy geen eisch op had: want hy erkende niet alleen Poulaho als Souverein van Tongataboo en de omleggende Eilanden, maar hy geliet zich als of hy fterk met hem vooringenomen was. De Kapitein verliet hem, en ging een bezoek geven aan den Koning, dien hy vond zitten met eenige weinige inboorlingen voor hem, terwyl een groot getal anderen, zich haastende om hem hunnen eerbied te bewyzen, den kring merkelyk en fchielyk ver-, grooten. Toen Feenou naderde, plaatfte hy zich onder, de overigen, die voor Poulaho zaten, als opwachters van zyne Majefteit. In 't eerst fcheen hy een weinig belemmerd en verlegen; doch hy herftelde zich rasch. De beide, Opperhoofden hadden toen een gefprek met eikanderen, eni beide gingen zy met den Kapitein naar Boord om te middagmalen ; maar Poulaho alleen zette zich aan tafel. Na:; dat Feenou hulde had bewezen, met volgens gewoonte/ den voet te begroeten van zynen Oppervorst met hopfd en n: boek, 1777- Juny.  STILLEN OCEAAN. ©7 t>«n handen, ging hy de Kajuit uit, en het bleek thans, flat hy in 's Konings tegenwoordigheid niet eten noch drinken mogt. Op den 8., Hgtten wy het Anker, en ftevenden naar ' Tongataboo, met eene aangename koelte uit den INoord* -Oosten. Wy werden verzeld van veertien of vyftien = Zeilvoerendè vaartuigen , die allen de beide Schepen ver , vooruit zeilden, en aan de Eilanders toebehoorden. Ten < vyf uren, nademiddag, zagen wy twee kleene Eilanden, : ten Westen, op den afftand van vier Zeemylen; het een ; was genaamt Hoonga Stapaee, en het ander Hoonga Toni ga. Zy zyn gelegen op de Zuidpools hoogte van 20 gr. ' 3Ó min. omtrent tien Zeemylen van de Westpunt van Annamooka. Wy bleven een Zuidwesten koers houden, en zagen, op den 9., verfcheide kleene Eilanden, buiten j welken Eooa en Tongataboo zich opdeden. Wy hadden i thans vyf en twintig vademen water, met een bodem van ■ gebroken koraal en zand ; de diepte nam trapwyze af by 't naderen van de bovengemelde kleene Eilanden. In 't fturen, rigten wy ons naar de aanwyzing onzer lootzen, en hielden op de wydfte ruimte aan , tusfehen deze Eilanden , toen wy ongevoelig gedreven werden naar e ne : breede plaat, vol koraal rots, beneden de oppervlakte van de Zee. Niet tegengaande wy alle zorg en oplettenheid I aanwendden om deze klippen te vermyuen , konden wy niet verhoeden, dat het Schip op een derzelven ftootte; de Discovery , fchoon achter ons , raakte zelf niet vry. Gelukkiglyk dat geen der beide Schepen vast raakte of 'fchade kregen. Wy bleven by onzen koers, en zoo haast wy eene plaats aantroffen , daar wy met eenige veiligheid : voor anker konden komen, lieten wy het zelve vallen, en vaardigden de Schippers met de booten af, om te peilen. : Wy hadden nog niet lang voor anker gelegen, of verfcheide Inboorlingen van Tongataboo kwamen in hunne Kanoos naar ons af, en zy , zoo wel als onze lootzen, verzekerden ons, dat wy verder op diep water zouden aantreffen, zonder klippen. Hun berigt was waar, want, N om- II. BOEK, 1777Juny.  35 RÉIS NAAR HET omtrent vier uren, werd 'er van de Booten fein gegevendat er goeden ankergrond gevonden was: wy ligt ten der? halven onze ankers, en zeilden verder op tot dat het duis-ter werd, wanneer wy in negen vademen water voor anker kwamen, op een zandigen bodem. 's Nachts reo-enoe het een weimg, maar vroeg in den morgen, toen de wind Zuid hep, en ons goed weder aanbragc, hgtten wv weder het anker, en zeilden tot onder Tongataboo Terwyl wy naar de haven oplaveerden , bleef de Koning in zyn Kanoo rond zeilen ; ook hadden wy ten zeiven ty- : de een groot aantal kleene Kanoos , om onze fchepen J wee dezer Kanoos , die niet uit den weg weken voor zyn Koninglyk Schip , werden van het zeiven overzeild zonder dat de Vorst 'er zich het minst aan fcheen tl kreunen. Den io. Juny, 's namiddags om twee uren, kwamen! wy ter plaatze onzer beilemming aan ; zy was zeer gemakkelyk, en ten Zuid-Oosten gevormt door de kust vm I ongataboo , en ten Oosten en Noord-Oosten door twee kleene Eilandjes. Hier ankerden de beide Schepen in een zandigen grond, m tien vademen water, een vierde van een Engelfche My! van het ftrand af. Wy hadden niet lang voor Tongataboo ten anker gele- ' gen, of Kapitein Cook begaf zich naar 't Eiland, verzeld van eenige Officieren en Omai. Zy vonden den Koning aan t ftrand op hen wagten, en werden door hem geKd naar een kleen huis, digt by de bosfchen; voor het huisje was eene groote opene ruimte; de Koning zeide aan den Kapitein dat hy 'er gebruik van kon maken, zoo lang hy aan t Eiland bleef. Zy hadden nog niet lanar m t huisje geweest , of eene meenigte Inboorlingen verzamelde zich m een kring , voor hen op de vlakte- inmiddels werd er een gebakken Varken en een meenigte gebakke wortels aangebragt en in deelen uitgelegt, en naar s Komngs bevel uitgedeelt. ' Alvorens Kapitein Cook naar boord te rug keerde, poog, de hy een waterplaats te vinden; men bragt hem by verfcheide ir. BOEK. Juny.  STILLEN OCEAAN. n jde poelen , één van welken tamelyk goed water had, i idoch het zelve was wat ver landwaards in. Onderrigt wordende , dat het kleene Eiland Pangimodoo , naar by het welk de Schepen gelegen waren, hem beter van dat artykel kon voorzien , liet de Kapitein , den volgenden morgen, zich daar heen brengen, en vond 'er een poel met beter water, dan hy nog op deze Eilanden had aangetroffen. Deze poel , welke ongemeen vuil was, het hy van alle ruigt zuiveren, en toen vulden wy 'er onze water vaten. Denzelfden morgen floegen wy een tent op, bv 't huis, dat de Koning ten onzen gebruike beftemt had. De Paarden , het Rundvee en de Schapen werden aan land gebragt, en eenige Scheeps Soldaten tot een wacht, ceftek by dezelven. Het Obfervatonum werd niet ver van de tent opgeregt; de Heer King nam zyn verblyf aan land om de waarnemingen te befturen, en het opzicht te hebben over alle andere noodwendige verngtmgen. EfeJ gedeelte van 't Volk werd in de bosfchen te werk gezet aan 't hakken van brandhout en aan 't zagen van planken voor de Schepen ; de Conftapels werden aangeftdd om handel te dryven met de Inwoners, die van alle deelen van 't Eiland afkwamen met Varkens, Yams, Kokernoten en andere artykels , zoo dat de plaats , die wy aan den wal befloegen > naar eene Kermis geleek , en onze Schepen aanmerkelyk waren opgepropt met het Volk, het welk ons dagelyks kwam bezoeken. Feenou, die zich in onze buurt onthield, gaf ons telkens blyken van zynen rykdom en edelmoedigheid, door ons te blyven begiftigen met dingen, die ons van veel waarde waren. Poulaho was in dit ftuk niet minder oplettende voor ons, want naaulyks ging 'er een dag voorby, of hy begunstigi de ons met aanzienlyke gefchenken. Thans werd ons bei rigt, dat zeker perfoon, Mareewagee genaamt, van een I zeer'hoogen rang was op dit Eiland, en zelfs hooger nog dan Poulaho: maar dat hy, uit vergevorderde jaren, ftil leefde. Op Vrydag den 13., omtrent twaalf uren, kwam echter Mareewagee, tot op éenen kleenen afftand van de N 2 plaats s I. BOEK*. 1777-  IOO REIS NAAR" D* E N plaats, die wy aan land befloegen , verzeld van een groot aan*, tal menfehen van allerlei rang. In den achtermiddag begaven de beide Kapiteins en andere onzer Heeren , verzeld van feenou,, zich naar den wal om hem te bezoeken. Zy vonden, onder een boom, iemand zitten, voor wien een lap doek gefpreid was, van omtrent vyftig ellen lengte, rondom welke lap een aantal menfehen gezeten was. Zy verbeeldden zich in hem dien grooten perfonadie te aanfchouwen ,.. doch zy werden uit die doling geholpen door Feenou, die hen onderrigtte, dat een ander, die op een ftuk Mat. was gezeten, Mareewagee was.. Kapitein, Cook,. die niet. verwagt had, by deze gelegenheid , twee Opperhoofden aantetreffen,. had Hechts een. gefchenk voor een mede gebragt, het welk. hy thans ger noodzaakt was,, te verdeelen , en dewyl het zeer aanmer-kelyk was aan beiden ten uiterften fcheen te voldoen. Onze maats onderhielden hen thans omtrent een uur met twee walthoorens en een trommel; maar het afvuren van. een zakpiftool, het welk Kapitein Clerke by zich had,, fcheen hen het meeste te behagen.. Alvorens onze Heeren, affcheid namen van de beide Opperhoofden, werd de groote lap doek. opgerolt, en benevens eenige weinige Kokernoten aan Kapitein Cook aangeboden. Des anderendaags, morgens kwam de. oude Toobou aan boord een tegenber zoek afleggen by den Commandeur, te gelyker tyd een bezoek gevende aan Kapitein CJerke; by deze gelegenheid werd.het gebrekkige van ons eerfte gefchenk rykelyk vergoed. Inmiddels begaf Mareewagee zich naar den wal, om ons Volk. te zien arbeiden., en.de Heer King toonde hem alles wat wy daar hadden. Hy ftond verftomt van verwondering op 't zien. van ons Vee;_en onze Spanzaag trok voornamentlyk zyn aandagt. Tegen, den middag, kwam Poulaho aan boord , medebrengende deszelfs Zoon, die omtrent twaalf jaren oud was. Hy middagmaalde met Kapitein Cook: dan alhoewel de Zoon 'er by was, mogt hy niet by hem zitten. De Koning kreeg rasch fmaak in onze. kokery, en had veel op. met. onze wyn. Hy hield thans.:., BOEK, Juny.  STILLEN OCEAAN. roi ;thans zyn verblyf digt by onze tent , alwaar hy dezen avond j 'ons Volk vermaakte met een dans, in welke hyzelf, fchoon ; zoo lyvig en log, deelnam. \ - Op den 15. ontving Kapitein Cook een boodfchap van den 3 ' ouden Toobou, behelzende dat hy verlangde hem aan den s wal te zien. De Kapitein en Omai gingen vervolgens hunne i opwachting maken by dat Opperhoofd , het welk zy vonden ! zitten , als een der oude Aartsvaders , onder de fch.duw van : een boom, met een groote lap doek, van de fabriek van 't i Eiland , voor hem uitgefpreid. Hy verzogt hen zich by hem neder, te zetten , waarna hy tot Omai zeide, dat het i doek met eenige kokernoten en roode vederen het gefchenk uitmaakte, het welk hy aan Kapitein Cook deedt. . Middelerwyl deed de Heer Anderfon, met verfcheide anI deren, een tochtje landwaardsin, alwaar zyde volgende opmerkingen maakten. Ten Westen van de tent is het land, omtrent twee Engelfche mylen ver, geheelonbebouwt, fchoon bedekt met boomen en kreupel hout, dat uit de natuur zeer kragtig wast. Aan< geene zyde daarvan (trekt zich eene groote vlakte uit, daar zy verfcheide Kokosboomen en eenige kleene Plantadien zagen. Naby de kreek, welke ten Westen van de tent loopt is het land volmaakt vlak,, en by hoogwater of bloedgetyde overftroomt. De volgende dag, zynde den 17, was door'Mareewagee ; beftemt tot een groote haiva of vertooning, tot welke wy alle genoodigt waren. Voor de kortftondige hut van dit Op1 perhoofd,. digt bv onze landpost, was ten dien einde een zeer groote plek gronds opgeruimt. Des ogtends kwam een zeer groot aantal inwoners van binnen 'sLands af, ieder met een ! - langen ftok op fchouder, aan welks eene einde een yam hong. ( Dé (tokken en yams , aan beide de zyden van de open ruimte nedergelegt zynde , maakten twee groote hoopen verfierd met kleene vischjes van veelërleije zoort. Deze waren het ge: fchenk van Mareewagee aan de Kapiteinen Cook en Clerke. I De noodige toebereidzelen gemaakt zynde , begonnen de ; Eilanders, omtrent elf uren, onderfcheiden dansfen, welke ; zy Mat noemen. De bende Muziekanten beftond eerst uit N3 ze* II. BOEK. 1777Juny.-  102 REIS NAAR DEN zeventig man als een rei, in 't midden van welk drie Inftrumenten geplaatst waren, die zy trommels noemen, fchoon zy niet veel gelyks met dezelven hadden. Er waren vier ryen , van vier • en-twintig mannen ieder, in den eerften dans. Deze hielden in hunne handen een kleen , dun , hout Inftrument, omtrent twee voeten lang, in deszelfs gedaante naar een Schopricm gelykende. Met deze Inftrumenten , welke zy pagge noemen, maakten zy verfcheide bewegingen; dan eens dezelven naar den grond rigtende, aan de eene zyde met eene gelyke neiging des lighaams, en dan weder dezelven naar de andere zyde wendende , en fchielyk van de eene hand in de andere overbrengende , draijende dezelven met zeer veel behendigheid ; met verfcheide andere verrigtingen en bewegingen. Hierop vong men een vlugger dans aan, die echter langzaam begon ; men zong voor omtrent tien minuten, toen het ganfche lighaam in eene tweevouwdige verdeeling aftrok en weder naderde , makende een foort van ronden kring, waarmede de dans eindigde; de rei trok insgelyks af, en de trommels werden aan eene zyde gefteld. Drie andere dansfen volgden op dezen: maar dezelve hadden zoo veel overeenkomst met de vorigen, dat ik het onnoodig acht die te befchryven. Deze vermaaklykheden hielden aan van de klokke elf uren des morgens tot na drie uren in den achtermiddag. De meenigte Eilanders, die als aanfchouwers was te faamgevloeit, benevens die geenen, die op de handelplaats by de tent en elders rond liepen, bedroeg ten minden tienduizend, alle binnen den omtrek van eene Engelfche myl. In den avond werden wy vermaakt met de Bomai of nacht dansfen, in een groote opene ruimte, voor de opgeflagen woning van Feenou. Deze duurden drie uren, gedurende welken tyd 'er omtrent twaalf gedanst werden, byna dezelfde als die te Stapaee. Alhoewel alles gefchiedde in beter orde dan wy met réden konden verwagten, kon echter onze oplettendfte zorg niet verhoeden, dat wy geplunderd of beroofd werden van de inboorlingen op de honendfte en tergendfte wyze. Er was byna 51. BOEK. 1777- Juny.  STILLEN OCEAAN. 103 ina niet iets dat zy niet trachten ons te ontnemen. Eens, op ] ij't midden van den dag, poogden zy een anker weg te voeren Jvan voor de boeg van de Discovery, doch te vergeel'sch. Het eenigst geweld, dat zy pleegden , was dat zy betfehouderbeen braken van een onzer geiten, waar aan het'dier, iniet lang daar na, ftierf. Op Woensdag den 18., gaf Kapitein Cook eenigegefchenken aan Mereewagee, in vergelding van die , welke hy, 1 daags te voren, van dat Opperhoofd had ontvangen; en de| wyl het onthaal op de vertooning van dien dag ons fcheen uittedaagen, om aan onze zyde mede eenig Schouwfpel te j leveren, beval de Kapitein alle de Scheeps-Soldaaten derzeli ver exercitiën te verrigten, op dezelfde plek daar gedanst | was; ook werden aldaar des avonds eenige vuurwerken afgej fchoten. De Koning, de voornaamfte Opperhoofden en ee| ne groote meenigte Volks , waren 'er by tegenwoordig. ■. Het vuren der Soldaten, by Pelottons, fcheen hen te behagen , maar onze waterballen en vuurpyLn bewonderden ■ zy met de uitterfte verbaasdheid. Terwyl de Inboorlingen de vertooningen van dien avond 1 wagt afwagteden, hield het grootfte gedeelte van dezelve, in den namiddag , zich bezig met worftelen en vechteryen. / In deze oefFeningen blyven zy zeer bedaart, en verlaten het ftrydperk zonder het minfte teken van ongenoegen op hun 1 hun gelaat. Beide Jongens en Meisjes neemen deel in deze oefFeningen, en dikwils gebeurt het, dat de kleine deerns hardnekkig met eikanderen kampen. By alle die gelegendheden, I achten zy het geen fchande overwonnen te worden; ook zet | de overwonnen perfoon zich even onverfchillig neder als of hy niet geftreden hadde. Sommigen van ons Volk traden fom; . tyds tegen hen in 't ftrydperk , maar werden gemeenlyk overwonnen. Kapitein Cook voornemens om van 't Vee, het welk hy met zich gebragt had, iets aan dit Eiland te laten, achtte het noodig, des wegens eene verdeeling te maken, voor zyrt i rertrek. Ten dien einde liet hy, op den 19., de Opper) hoofden te zamen roepen, voor ons huis, daar hy hen te ken- I. BOEK, 1777-  xc4 REIS N A A R DEN kennen gaf, welk een gefchenk hy hen had toegedagt. Aan l den Koning gaf hy een Stier en een Koe; aan Mareewagee I een Kaapfche Ram en twee Qijen; en aan feenou een Hengst^ en een Merry. Hy onderrigtte Omai hen te zeggen dat.gee-1 ne van dergelyke dieren binnen den omtrek van verfcheidef Maanden Zeilens van hun Eiland, beftonden.; dat hy dezel-fe ven tot hun had overgebragt met veel moeite en kosten, en| enkel tot hun gebruik; datzy, om die reden, zorg moesten: dragen geene dier Dieren te dooden , voor dat zy fterkvermeenigvuldigt zouden zyn ; en eindelyk, dat zy en hun nageflacht; moesten onthouden en in hun geheugen prenten, datzydezel-i ven ontvangen of bekomen hadden van de inboorlingen van: Brittannie. Eenige Officieren van beide Schepen, op het Eiland ceal tochtje land waards in gedaan hebbend', kwamen den 22 Ju - i ny des avonds te rug, na eene afwezigheid van twee dagen. Zy hadden hunne Musketten met het benoodigde kruid en. lood by zich gehad, behalven nog verfcheide. kleene artykelst die 't meest in aanmerking kwamen by'deze Inboorlingen.,, al bet welk hen op dezen kleinen tocht met de grootfte' be«; hendigheid was ontftolen geworden. Schoon de Kapitein naderhand geen moeite deedt om de artykeis te rug te be-:> komen, welke by deze gelegenheid geftolen waren, kreeg, by echter dezelve allen weder, door tusfchenkomstvanFee-; nou, behalven één Musket en eenige weinige andere klei-1 nigheden. By die gelegenheid kregen wy ook het gereed-:: fchap en andere dingen, die men onze Werklieden ontftolen: had, te rug. Op den 2 51. Juny hadden wy onze Schepen wel voorzien, onze Zeilen herflelt en het Want weder in orde gebragt, emj hadden thans weinig voorraad meer van de voortbrengzels' des Eilands te verwachten. Maar dewyl 'er den 5 July een i Zon-Eclips ftond te zyn, befloot de Kapitein dien tyd afte-f wagten, of hy gelegenheid mogt hebben dezelve waartenemen. Op Maandag den 30 Juny verzelden de Heer King en An-' derfon, als bezoekers, Futtafaike naar zyn huis, het welk niet ver n. BOEK 1777Juny.  STILLEN OCEAAN. i»$ i ver af was van dat zyns Broeders Poulaho, te Mooa. Kort na i,hunne aankomst werd 'er een zwaar Varken gedood, hetwelk gefchiedde door herhaalde flagen op den kop. Het hair werd ; vervolgens konftig afgefchrabt met de fcherpe kant van gefpleten Bamboes (tukken, waarmede de ingewanden insgelyks luitgefneden werden. Vooraf, had men een oven gereed gemaakt, beftaande in een groot hol, in de aarde gedoli ven , waarvan den bodem belegt werd met fteenen , van ..i groot te, bykans, als eens mans vuist, welke gloeijend gemaakt werden, onder een brandend vuur; vervolgens omi wonden zy eenige dier fteenen met bladen van den broodvrucht-boom , met welken zy den buik des Varkens opvulijden, (toppende 'er een aantal bladeren by in, om het uitvallen te verhoeden, en (tekende een foort van prop van dezelfde zoort van bladen in den Aarsdarm. Dit verrigt zynde 5 -werd het lighaam geplaatst op eenige ftok ken, dwars over de fteenen gelegen, en bedekt met weegbree bladen. De i aarde werd vervolgens rondom opgegraven, en de oven dus i toegemaakt, werd 'er verder geen moeite meer aan beifteed. Op hunne wederkomst naar't huis van Puttafaike, werd . het gebraden of gebakken Varken opgedischt, met eenige i kokernoten en verfcheide bennetjes gebakken wortels. De . man, die 's morgens bet Varken had toebereid, fneed het . izelve meesterlyk op met een mes van gefpleten Bamboes, -iSchoon het ten minften vyftig ponden woog, werd het ht i zyn geheel voor hen opgezet; na dat zy 'er iets van genomen hadden, verzogten zy, dat het overige onder 't Volk t j dat rondom zat, mogt gebruikt worden. Des avonds werden zy op een Speen - Varken onthaalt, i leven eens toebereid als het Varken, en even als dat opgei discht met wortels en kokernoten. Toen 't Avondmaal ge. ieindigt was, werd 'er een ganfehen hoop doek binnen ge. bragt voor hen om in te fkpen ; maar zy werden in hunne rust geftoort door een zonderling voorbeeld van weelde, i» . welke hunne lieden van aanzien zich toegaven, en 't welk : beltaat in den fiaper te flaan of kmuTeJen. Twee Vrouws: O per. II. BOEK. 1777-  ïo6 REIS NAAR D E ÏT' perfonen, by Futtafaike gezeten, verrigten dat werk, het welk zy tooge tooge heten; zy ftreeken of knuffelden zya lighaam en beenen met beide vuisten, tot dat hy in flaap viel, en bleven,,, met tusfehen'pozen, dat werk,, den ganfehen nacht door, aanhouden. " Als de perfoon vast in flaap is, verminderen zy dekrachten vlugheid van 't wryven; maar; Zoo haast zy merken dat hy wakker word, hervatten'zy het werk als voren. Des morgens werd hen gezegt, dat de Vrouwen van Futtafaike eikanderen aflosten en by beurten zich te rust begaven. Een werk als dit, zou in eenig ander land voor zeer rustverftorende aangezien worden ; maar hieri werkt het als een rustverwekkend middel, en toont wat de heb-belykheid niet al vermag. Kapitein Cook had zyn verblyf aan dit Eiland verlengt, ui# hoofde van de aannaderende Eclips; maar, naar de Micro* meter- (*) kykende (op den 2 Julyj vond men 'er iets aan gebroken, en het werktuig ongefchikt voor 't gebruik, tot dat het verholpen ware, het welk niet kon gefchieden voor dea tyd dat men het noodig had. Om- die reden- bragten wy de> zen dag al ons Vee aan boord , uitgezonden die Dieren, welken wy befloten hadden op dit Eiland te laten. De Kapitein was voornemens geweest de Kalkoenfe Haan en Hen insgelyks alhier te laten; maar twee Hennen , by toevak, om 't leven gekomen zynde, en liever verkiezende die Vogels op Otaheite voorteplanten, behield hy het eenige paar^ dat ons overbleef, voor dat Eiland. Den volgenden dag nameii wy ons anker in j en bragten dé Schepen achter Pangemodoo , ten einde gereed te zyn om b$ den eerften gunftigen wind door de engtens te komen. De Koning, die dezen dag-met ons middagmaalde, bekeek mei byzondere aandagt de tafelborden; het welk Kapitein Coolö, die zulks had opgemerkt, aanzette om hem een tin of aarde bord aantebieden. Des Zaturdags den 5. July, in den morgen, de dag van de Eclips, was dè lucht betrokken, en wy kregen eenige rë- gea. [*] Een Inftrunient, waafneek men kleeae tusfehenr^mtens meet.;' H. BOEK. 1-777.  STILLEN OCEAAN. 107 Igenvlagen. Omtrent negen uren , brak de Zon door met kleene 1 Ltusfchenpozen van omtrent een half uur, doch even voor'tbe1 gin van de Eclips raakte zy geheel achter de Wolken. Om. ■ trent het midden van de Eclips liet de Zon zich nu en dan 1 weder zien ; doqjl het overige van . den dag bleef de lucht 5betrokken, zoo dat wy het einde der Eclips niet konden \ zien. Na dat de Eclips geè'indigt was, pakten wy onze Inftrujinenten op, en alles wat wy aan land hadden, werd'tScheep j.gebragt. Geene der inboorlingen eenige zorg gedragen heb-: bende^voor de drie Schapen, aan Mareewagee gegeven ,'bei lastte de Commandeur dezelven weder naar 't Schip te voe;ren. Hy was bezorgt dat, indien ze daar gelaten werden, de Honden ze zouden vernielen. De Heer Anderfon berigtteons dat het Eiland Amfterdarn iden omtrek heeft van omtrent twintig Zeemylen, en dat de l oevers beftaan uit koraal rots. Het Land doet 'er zich zeei fchoon voor, en levert overvloed van Yams, Kokernoten &c. Er is geen viervoetig gediert dan Varkens, Honden en Ratten. Men vind 'er veelerleye zoort van Vogels, en de Zeele vert Visfchen in overvloed. Alhoewel wy thans gereed waren om onder Zeil te gaan. hadden wy geen daglicht genoeg om door de engtens te kommen, alzoo het morgenty te vroeg kwam en het avondty te (laat inviel; wy waren derhalven genoodzaakt twee of drie dagen te wagten, ten zy wy het geluk mogten hebben om een voor den wind te krygen. Wy ligtten nogthans anker op den 10. ., omtrent agt uren des morgens , en met een ftyve koelte, raakten wy door het kanaal tusfehen de kleene Eilanden Makkaha en Monooafai. . Het ty liep ons eerst fterk mede ,en bragt ons op tot aan het uagoon, daar de Oosterftroom met dien van het Westen inivalt ; het welk met de zuiging van het lagoon en van de banken voor het zelve, zeer fterke Rafelingen en Draaikolken maakt. Behalven dit nadeelige, gaat de diepte van 't ka.naal .een kabelslengte te boven; gevolglyk kan meri'er niet ■^ankeren, als digt aan de rotzen, in veertig of vyf en veertig O 2 va- ii. boek. 1777-  roS reis na a'r den vademen waters.; daar een Schip bloot legt aan Draaikolken» Wy bleven tusfehen de beide tyden opoleven , tot dat het ten naasten by hoogwater was, zonder een enkelen duim te winnen of te verliezen, toen wy eensklaps, in den ftroom van het Oosterlyk ty raakten. Overtuigd dat wy niet voor den duistere in Zee konden komen, wierpen wy 'tankerdigt onder de kust van. Tongataboo , in vyf en veertig vademen*, water. De Discovery ankerde onder onze achterfteven, maar dreef van grond af voor dat het anker hield , en kwam; eers.t te middernacht weder by ons. Na tot elf uren van den volgenden morgen hier gelegen tehebben ,. ligtten wy het anker en ftevenden Oost op. Tem tien uren kwamen wy het Oost-einde van 't Eiland te boven, en hielden op Middelburg of Eooa (zoo als de Inborelingen: het noemen) aan, daar wy 's morgens ten agt uren ten anker kwamen in veertig vademen waterzynde ten naasten, by dezelve plaats, daar Kapitein Cook in 1773 gelegen had ^ toen hy dezelve de English - road of Engelfche Rheede noemde.. Zo haast wy voor anker lagen, kwam Taoofa het Opperhoofd en verfcheide Inboorlingen ons aan boord bezoeken ,. en toonden zich verheugt over onze aankomst.. De Kapir tein. vergezelde hem naar land,. om versch water optefporen, om welk hy voornaamlyk te Eooa gekomen was. H| had te Tongataboo vernomen dat hier een ftroom van de heuvelen in Zee liep, doch zulks had thans geen plaats.. Men geleidde hem naar een fpong in de rotzen tusfehen hoog en laag- water , doch dezelve was brak.. Toen zy bemerkten dat ons dit water niet beviel, werden wy,, een weinig landwaards in , een diepe fleuf aangewezen, daar wy uitmuntend water vonden, het welk,, fchoon moeilyk te bekomen* echter, door middel van fpuiten en linnen kokers, naar den oever kon. afgevoerd worden: maar liever dan zulk een langzaam en', lastig werk te ondernemen, vergenoegde de. Kapitein zich met den voorraad te Tongataboo opgedaan., Aan dit Eiland bragten wy den Ram en de beide Oijen , dn fc$ van de Kaap* de Goede Jiöop hadden mede genoomen, et! thani 33. BOEK. 1777Jufy.  STILLEN OCEAAN. 109 thans aan de zorg overlieten van Taoofa, die wonderlyk daarmede in zyn fchik was-. Terwyl wy hier voor anker lagen , bekoorde dit Eiland ons door de vertooning van eene heerlyke landsdouwe, daar wy geen de geringfte fchyn van gezien hadden, aan alle de Eilanden , die wy onlangs hadden aangedaan; ook overtrof het in hoogte alle de door ons bezogte of ontdekte Eilanden, zints ons vertrek van Nieuw - Zeeland; en deszelfs kruin T welke bykans vlak was, liep in eene langzame féhuinte naar Zee af. De andere Eilanden, welke deze groep uitmaken , vlak zynde, kon het oog op dezelven niets anders zien, dam de boomen, waarmede zy bedekt zyn; maar daar alhier een zagt ryzende grond is , heeft men 'er een uitgeftrekt gezicht over r en men ziet 'er verfcheide bosfchen in eene heerlyke wanorde verfpreid.. Naby den oever is alles befchaduwt door eene verfcheidenheid van boomen , onder welken de Inboorlingen hunne woningen aanleggen , en naar de rechterzyde van onze legplaats, was een der uitgeftrektfte bosfchen van kokospalmen, welke wy ooit gezien hadden^ Op den 13., des namiddags, begaf een bende van ons Volk zich naar het hoogfte gedeelte des Eilands, een weinig ter rechterzyde van de Schepen, om een uitzicht te'hebben; over de ganfche landftreek. Omtrent half weg gekomera zynde,. gingen wy door een diepe Valei, welker beneden; grond en zyden bewasfen waren met boomen.. Wy vonden overvloed van koraal,. tot dat wy de toppen der hoogfte heuvelen bereikt hadden; de grond is naby den top over 't geheel een roodachtige klei, welke op zommige plaatzen diep doorgaat.. Op het verhevenlte gedeelte van het Eiland zagen wy eene ronde bedding, welke gefchoort werd door. een muur van koraal fteenen. Onze leidslieden verhaalden ons dat die Berg opgeworpen was op bevel van hunnen Overfferj en dat men 'er nu en dan famen kwam om Kava te drinken;. Op een' kleenen: afftand van daar was een fprong van uit» muntend water , en omtrent een myl lager een ftroom, welk, zoo men zeide, in Zee uitliep, waaneer 'er veelreger. meL o 3 . . isna [I. BOEK» 1777-  UP REIS NAAR DEN Van deze hoogte hadden wy een volkomen gezigt over 'c ganfche Eiland , uitgezondert van een kleen gedeelte naar: 't Zuiden. De Zuid-Oost kant , van waar de heuvels, op welke wy ons thans bevonden, niet wj d af waren, ryst met groote oneffenheden onmiddelyk uit de Zee; zoo dat de vlaktens en velden alle aan den Noord-West kant leggen;-welke , opgeluisterd met verfcheiden Bosfchen van opgaande Boomen , met tusfehen beide leggende Plantadien, voor 't oog eene heerlyke landfehap uitleveren. Terwyl Kapitein Cook bezig was deze betoverende landftreek te befchouwen, vermaakte hy zich met het heuglyk denbeeld, dat een toekomend Zeeman misfehien het genoegen zou hebben, om van deze hoogte de weiden opgepropt te zien van Runderen en kleen Vee , door deze Schepen uit Engeland alhier aangebragt; en dat de vervulling van dit enkel weldadig oogmerk, by uitfluiting van alle andere inzigten , een genoegzaam en voldoende bewys zoude uitleveren, dat onze reizen niet nutteloos geweest zyn. Den volgenden morgen zette Kapitein Cook een Pynappel in den grond, en bezaaide de voornaamfte Plantadien met Meloenzaden en andere vruchten en gewasfen. Hy had, indedaad, reden om te veronderftellen, dat zyne pogingen niet vruchteloos zouden zyn, want hy had het genoegen, voorhet middagmaal van dezen dag, een fchotel met knollen te zien op disfehen, het voortbrengzel der zaden, welke hy hier, in *773 > den grond had toebetrouwt. De Kapitein den 15. bepaalt hebbende onder Zeil te gaan, drong Taoofa by hem aan om nog wat te blyven, ten einde hem een gefchenk te kunnen doen, het welk hy voor hem liet vervaardigen.^ Kapitein Cook liet zich overhalen en ftelde deszelfs vertrek uit. Des anderen daags ontving hy van het Opperhoofd een gefchenk, beftaande in twee kleine hoopen wortels en eenige fruit, al het weJk fcheen by een verzamelt te.zyn als op de andere Eilanden. Kapitein Cook keerde toen naar boord, in gezelfchap van Taoofa en een van Poulaho's Bedienden, door wien hy een ftuk ftaaf yzer aan dat Opperhoofd zond, als een affcheids tee- Ï*I. BOEK. 1777. July.  STILLEN OCEAAN. in jteeken van zyne achting voor hem; ook kon hyhem niets zenden dat van meer waarde voor hem ware. Kort daarna ligtten wy het anker, en zeilden, met eene : labbere koelte, uit den Zuid-Oosten, naar Zee, daar Ta oofa en eenige andere Inboorlingen ons verlieten.- By't opwinden van het ankertouw, vonden wy het kabel zeer bejfchadigt; ook ondervonden wy, dat eene verbazende hooge :Zee aldaar uit het Zuid-Westen komt invallen. Wy namen nu affcheid van de Vriendelyke Eilanden en derzelver bewoners, na eene hartelyke verkeeering van tusÉchen de twee en drie maanden met de laatflen gehad tehebben. 'tls waar, nu en dan waren °er eenigeverfchillen ont~ i.ftaan, voortkomende uit hunne natuurlyke geneigtheid tot piefffcal , fchoon niet zeer aangemoedigt door de onachtzaamheid of zorgloosheid van ons Volk. Deze verfchillen: nogthans hadden nooit eenige nadeelige gevolgen; en maarweinige maats, die tot onze Schepen behoorden, die niet met eenig leedwezen affcheid van hunne Vrienden namen. De tyd, welke wy hier doorbragten, werd niet verfpilt, en daar wy, voor een groot gedeelte,, van de voortbrengzels der Eilanden leefden, werd 'er zeer weinig van onze Scheepsvoor» raad verteert. Ook namen wy nog eene genoegzame hoeveelheid verversfingen mede, van welken wy beftaan konden, tot onze aankomst aan eene andere plaats , daar wy ons op j nieuw konden voorzien. De Commandeur verheugde zich' gelegenheid gehad te hebben, dit arm Volk dienst te doen, door hen eenige nuttige Dieren te laten; en dat die, welkej hy voor Otaheite gefchikt had, nieuwe krachten gekregen : hadden in de weiden van Tongataboo. De voordeden , welke wy genoten met deze plaats aan te doen, waren aanmer-. : kelyk, en wy genoten die, zonder de volvoering van onze hoofdi bedoeling te vertragen; nademaal het jaargetyde, om naar : 'tNoorden te ftevenen, reeds voorby was, toen wy 'tbefluit. namen deze Eilanden te bezoeken. - Onder de benaming van Vriendlyke Eilanden moeten wy fnfluiten niet- alleen de groep te Stapaee, maar ook die Eilandjes, welke naar 't Noorden,, byna onder denzelfden- nuV- II. BOEK. 1777July,  512 REIS NAAR DEN middaglyn, ontdekt zyn geworden , zoo wel als eenige anderen onder de beheerfching van Tongatabeo, welke de Hoofdplaats is, en de zetel des bewinds. Naar het beste befcheid, welk wy konden bekomen, is deze Archipel zeer uitgeftrekt. Een der Inboorlingen telde honderd en vyftig Eilanden op, welker namen alle door den Heer Anderfon zyn aangeteekent. f De aanzienlykfte Eilanden, van welken wy in deze nabuurfchap hoorden fpreken , zyn Hamoa , Vavaoo , en Feejee, elk van welke grooter is dan Tongataboo ; maar bet fchynt niet, dat eenig Europeer ooit een eenig daarvan gezien heeft. Hamoa legt twee dagen Zeilens Noord - Westen van Vavaoo. Het word gezegt het grootfte van alle hunne Eilanden te zyn , wel voorzien van Havens en goed water, ea overvloed hebbende aan alle de artykels van ververfching, welke op de door ons bezogte plaatzen gevonden werden. Poulaho neemt dikwyls zyn verblyf op dat Eiland; en het Volk aldaar wordt zeer hoog geacht te Tongataboo. • Feejee legt omtrent drie dagen Zeilens van Tongataboo. Het heeft overvloed aan Varkens, Honden, Gevogelte en zulke vruchten en wortelen, als wy op de andere Eilanden venden; ook is 't grooter dan Tongataboo, maar niet aan de beheering daarvan onderworpen, gelyk de andere Eilanden van dezen Archipel zyn. De kleur van de Inboorlingen van Feejee was ten minfteiï een fchaduw donkerer dan die der bewoneren van de Vriendelyke Eilanden. Wy zagen één der inboorlingen van Feejee ; zyn linker oor was gefpleten en het lil van 't zelve zoodanig gerekt, dat het tot aan zyn fchouder hing. Dergelyk eene zonderlingheid had Kapitein Cook ook aangetroffen, op zyn tweede reis, aan andere Eilanden van de Zuid-Zee. De Mans van Feejee waren hier zeer geëerbiedigt; niet alleen om hun vermogen en wreedheid in het Oorlog, maar tevens om hun vernuft; want in 't ftuk van handwerk overtreffen zy verre de bewoners van Tongataboo. Men toonde ons blyken daar van. in hunne Jknodzen eqfpeeren, die zeer II. DOEK. *777-  S TILLEN O CE AA N. 113 keer aartig gemeden waren. Men liet ons insgelyks eenig Kruit doek van hen zien, veelverwige matten, aarde potl ten en andere artykels, in welker maakzel en flof eene meerderheid van vernuft en kunst doordraaide. De Haven en Ankerplaats van Tongataboo overtreft, ) zoo in veiligheid en ruimte, als in goedheid van den bodem, > alles wat wy ergens aan deze Eilanden ontmoetteden. Het gevaar, dat wy liepen, by 't inkomen van't Noorden, ; -moet elk bevelhebber, die in het toekomende hier zou willen : inloopen, op zyn hoede doen zyn omtrent deze pasfage, voor P met een Schip, dat diep gaat; daar de engte, welke wy bv 't uitzeilen verkozen, veel wyde-r en veiliger is. ,' " Alhoewel de Haven van Tongataboo de voorkeur beheerde te worden gegeven, is het water te Annamooka echter i veel beter, fchoon niet zoo goed als men het zoude verlangen. Tamelyk goed water is 'er evenwel te bekomen door 't graven van putten, digt aan den kant des poels: behalven nog dat Annamooka, ten naasten by in 't midden der groep geplaatst, daardoor best gelegen is om verversfehing van de andere Eilanden te bekomen. Er is een kreek in het rif aan de Noordzyde van 't Eiland, daar twee of drie Schepen veilig kunnen geborgen worden. ! Daar wy tusfehen de twee en drie maanden onder hen hebiben doorgebragt, kan men met reden verwagten, dat wy in ftaat zyn alle zwarighedenoptelosfen, en een tamelykgoed verflag te geven van hunne zeden, gewoontens en inftellingen * zoo wel Burgerlyke als Godsdienftige; voornamenlyk daar wy iemand by ons hadden, die zoo wel hunne taal als de onze verftaande, .gevolgelyk ten vertolker konde dienen. Doch Omai was niet gefchikt voor dien taak. De Inboorlingen der Vriendelyke Eilanden zyn zeldfaam boven de gemeene geftalte, fchoon 'er onder zyn , die eene lengte van zes voeten hebben, zyn gemeenlyk fterk en welgemaakt, met breede fchouders; wy zagen verfcheide zeer i fchoone lieden onderhen, fchoon zy, door 't uitpuilen hunner fpieren, meer kracht dan fchoonheid vertoonen- Hunne wezenstrekken zyn zoo verfchiilende dat, behalven eene p ze- ö. som 1777-  IM4 REIS NAAR DEN zekere (lompigheid, aan de punt hunner neus, welke algemeen, is, het niet wel mogelyk is hen onder zekere bel paalde trekken, te kenfchetzen. Aan den anderen kano hebben- wy veele echte Romeinfche neuzen en. honderde van. Europeefche wezens onder hen gezien.. Hunne ©ogen en tanden zyn goed ; maar de laatfte zyn niet zoöj regelmatig en wit als onder de fndifche Natiën. Weinige hunner nogthans hebben die ongemeene dikheid van lippen, welke zoo gemeen is op de andere Eilanden. De Vrouwen verfchillen in haare wezenstrekken minder van: de Mannen, dan in haare gedaante, welke geheel en al die fterke vleeszige vastheid ontbeert, die by de Mannen gevonden word.. Schoon de trekken van eenige onder haai zeer fyn.en teder zyn , ende ware kenmerken harerSexe, waardoor, zy zoo veel aanfpraak heeft op fchoonheid en uitdrukking,, is echter die regel hier geenzins zoo algemeen als in veele. andere landen. Behalven deze algemeene uitzondering zyn; de lichaamen. van de meeste hunner Vrouwsperfonen gemeenlyk wel gemaakt, en men vind'erzommige onder, die volmaakte Modellen van eene fchoone- geftalte zyn. Maai de ongemeene dunheid en teederheid harer vingeren, waai in: geene der Europeefche Vrouwen haar overtreffen, fchynl iets byzonders en. eigen te zyn aan de Vrouwen, van. deze EL tandem. Men vind weinige natuurlyke gebreken of wanfchapen beid, onder de inboorlingen; echter, zagen wy 'er twee o drie met inwaards gebogen voeten; ook zyn ze niet vry va: 'zommige kwalen. Hunne fterkte en vlugheid beantwoorden volkomen aai hunne gefpierde Ledematen, en in 't oeffenen of gebruike: derzelven, toonen zy duidelyk, tot nog toe zeerweinig vei zwakt te zyn: door de talryke kwalen, welke de natuurlyk gevolgen zyn van werkeloosheid en traagheid. De zachtzinnigheid of goedaartigheid, welke zy ineen groote mate bezitten ,, is op. hun gelaat afgefchildert, hë welk niets heeft van. die woeste, bitsheid,, welke altoos di Natiën; kenfchetst 3) die nog barbaarsch of onbefchaaft zyn. Hui BÖEK 1777-  STILLEN OCEAAN. tf| , i Hunne vreedzame geneigtheid is duidelyk optemaken uit lle vriendelyke wyze, op welke zy vreemdelingen onthalen. ;i|h ftede van hen openlyk of onverhoeds aanievallen, hebben zy nog nooit de geringfte blyk gegeven van vyandelyk. jjbeid; maar gelyk de befchaafdftc Natiën, eene verkeering ! ijezogt met hunne bezoekers door ruilebuiten; een middel, ; het welk alle Natiën tot een zekeren trap van Vriendfchap • it/erëenigt. Zy verftaan zich het ruilebuiten zoo volmaakt, Jat wy, in *t eerst, veronderftelden dat zy de bedrevenheid laar in verkregen hadden in 't handelen met nabuurige Eilanden; maar in 't vervolg bleek het dat zy naaulyks eènigen handel dreven dan met Feejee. Misfchien liet geene Natie in ' [de wereld, in den handel, meer eerlykheid en minder wan» ' «rouwen blyken. Wy ftonden hen veilig toe onze goederen te bekyken en te onderzoeken, en zy fielden het zelve blinde vertrouwen in ons. Indien een der beide partyen te onvreden was ever dien koop, dien hy gedaan bad, nam 'er terftond, met wederzyds genoegen, eeneherwisfeiingplaats. Over 't geheel fchynen zy veele der uitftekendfte hoedanigjbeden te bezitten , die het menfchelyk hart verfieren. Eene neiging tot Dievery fchynt het eenige gebrek te zyn dat hun fraai karakter bezwalkt.' Allen, van wat Sexe of ouderdom, waren er zeer fterk aan overgegeven. Wegens dit gebrek in hun karakter moeten wy aanmerken, dat het i zelve enkel betreklyk was tot ons, want in hunne onderlinge handelingen met elkanderen, heeft het Diefftalgeen meer iplaats als in anderelanden, daar de onëerlyke praktyken van Ibyzondere leden der Maatfchappy geen recht geven, om een geheel Volk «nverfchillig te befèhuldigen. 'Er is eenige infchikkelykheid te gebruiken omtrent de zwakheden van ideze arme Eilanders, wier zinnen wy geheel en al overweljdigden door den glans en het fchitterende van nieuwe enovermeesterende voorwerpen. Het 'hair dezer Eilanders is, in 't algemeen, dik, fluik en fterk, fchoon 'er onder zyn, die het gekroest en gékrult hebben. Uit den aart fchynt het zwak te zyn; maar veele Mans en zommige Vrouwen geven het eene bruine of purV 2, pe¬ il. BOltïCf I77>  fooi REIS NAAR DEN pere kleur, en eenige weinige verwen het Oranje. De eerfte kleur word voortgebragt door 't gebruik van een zoort: van pleister van gebrant koraal met water gemengt ; de: tweede door 't raspzel van een roodachtig hout, tot een pap gemaakt, en over 't hair geftreken; de derde, kleur is hec uitwerkzel van den Kurkuma wortel. In de kleeding van beide de Sexen is geen onderfcheid; zy? beftaat in een. ftuk doek of matwerk van omtrent drie ellens breed, en twee en een half el lag. Van. voren is het dubbel y en hangt gelyk een boezelaar ter halver been neder. Dat: gedeelte van 't gewaad,, het welk boven den gordel uitkomt is geplooil in verfcheide ploijen, welke als men ze uittrekt ^ ftof genoeg leveren, om rondom de fchouders geflagen teworden. Dit gewaad is, wat den. vorm aanbelangt, het algemeenfte; maar de fyne matten en. lange ftukken doek worden, enkel gedragen by lieden van hooger rang.. Het minder zoort vergenoegt zich met kleene ftukken , en hebben dikwylsniet meer, dan een dekkleed van bladen van planten of van de Mam,, een, fmal. ftuk doek of mat, gelyk een Sjerp., Dit laten zy om den middel en tusfehen de dyen doorgaan; het word zelden anders als van de Mannen gebruikt. By hunne Haivas- of groote onthalen of vertooningen, hebben zy onderfcheiden gewaden, welke fchoon gelyk in. vorm. meer of mi» opgefiert zyn met roode vederen.. Beide Mannen en Vrouwen befchermen nu en dan hunne: aangezichten tegen de Zon. met. kleene mutzen, gemaakt, van: verfcheidenerlei ftof. Er, is geen onderfcheid in defierfelen der beide Sexen.' De. gemeenfte zyn halsfnoeren, gemaakt van de vrucht van> den Pandanus en verfcheide welriekende bloemen bekent by den algemeenen naam van Kahulla. Anderen beftaan uit kleene fchelpen,. haije tanden , de vleugels en fchenkels vam Vogels &c., die alle op de borst hangen; Op deze wyze: dragen zy dikwyls glad gemaakte-paarl -moer fchelpen ,. of cemring om het boven gedeelte van den arm ; ringen van Schildpad1 om de vingers-en. verfcheide van deze aan malkander gefchakeid om. 't gewricht van de hand. Iöj Ét. BOEK. 1-777>/y..  STILLEN OCEAAN. rr7 : In het oorlel hebben zy twee gaten geboord, in- welke zy fokjes y voor dragen van drie duimen lang en van eene langwerpig ronde gedaante, welke aan t eene gat ingeftoken en aan 't andere gat uitgehaalt worden; of linkjes riet, opgevult met een geel blanketzel. In lichaamlyke reinheid fielten zy veel vermaak; ten dien einde baden zy zich dikwyls in poelen. Schoon het water van de meesten dier poelen ondraaglyk ftinkt, verkiezen zy het altoos boven 't Zeewater; ook houden zy zich zoo volkomen verzekert dat het Zeewater hunne huid benadeelt/,, dat wanneer zy genoodzaakt zyn in de Zee te baden, zy zich 'altoos van zoet water ztillen bedienen om zich aftewasfchem Zy zyn buitenfporig gezet op Kokernoot - Olie,. van welke zy een goed deel over hun hoofd en fchouders uitftorten, wryvende zich ook over het ganfche lighaam met dezelve. In hun huisl'yk beftaan hebben zy geen harden arbeid te verrigten, welke het leven onaangenaam maakt, en evenwel het werk , dat zy te doen hebben, belet hen tot logheid of luiheid te vervallen. Hunne landftreek is zoo wel begunftigt van de Natuur, dat het eerfte naulyks kan plaats hebben, en hunne geaartheid is zoodanig, dar zy hunnen tyd niet ledig kunnen doorbrengen. De bezigheden der Vrouwen zyn 'èr niet zwaar of moeilyk, en kunnen meest in huis; verrigt worden. Het maken van doek word geheel aan hare zorg overgelaten. Een ander handwerk van de Vrouwen is het maken hunner matten, welke die van alle andere landen overtreffen,, zoo wel met betrekking tot derzelver weefzel als fraaiheid ! "Er zyn verfcheide- andere artykels van minder aanbelangd welke hunne Vrouwen onledig houden, De Mannen, gelyk natuurlyk is,, hebben vry meer en oak moeilyker arbeid te verrigten dan de Vrouwen. Het bouwen van huizen, het timmeren hunner kanoos, delandbouw en het visfchen zyn de voornaamfte zaaken aan hunne zorg. aanbevolen. Daar zy meest al beftaan van aangekweekte wortels en vruchten, zyn ze genoodzaakt een landbouw teB ^ eef." n.. BOEK.. 1777-  ii8 REIS NAAR DEN oeffenen, welken zy, door hunne nyverheid tot een zekere graad van volkomendheid gebragt hebben. De Broodvrucht en Kokernoot - Boomen ftaan overal ver-/ fpreid zonder orde, en geven hun weinig moeite, wanneer dezelve eens tot zekere hoogte gekomen zyn. Het Suikerriet word gewoonlyk in kleene plekken digt by een gezet. De Moerbezie, van welke het doek word gemaakt, wordf zeer rein gehouden en eene goede ruimte gelaten. In het famenftellen hunner huizen laten zy weinig fmaak of vernuft blyken. Die van het geringe zoort van Volk zyn ellendige hutten, naaulyks voldoende om hen tegen 't weêr te befchutten. Die van voorname lieden zyn grooter entevens gtmakkelyker en geneuglyker. Zy zyn zeer afgeregt in het timmeren hunner kanoos, en van alles wat zy met hunne handen maken , zyn deze het beste. De dubbele zyn groot genoeg, om omtrent vyf" tig perfonen te voeren, en zyn fnel in't Zeilen. Op dezelven word gemeenlyk een hut of tent opgeflagen voor den eigenaar en deszelfs huisgezien. Zy worden faamgeftelt van het hout van den broodvrucht boom en zeer net gewerkt. Van buiten fchynen zy. uit één enkel vast ftuk gemaakt te zyn; maar van nader by ziet men dat zy beftaan uit een groot aantal ftukken, allen naaukeurig in malkanderen gewerkt, en door middel van een boord of rand aan de binnenkant te famengehegt door koord van den Kokernoot. De enkele kanoos zyn voorzien van een uitlegger. De eenige gereedfchappen, welke zy gebruiken in 't maken van deze Booten, zyn bylen of disfels van een gladde zwarte fteen; boorenvan Haijetanden , en raspen of vylen van de ruwe huid eens Vischs, vast gelymt op platte ftukjes hout. Het zelfde gereedfchap gebruiken zy tot alle andere werk, uitgezondert fchelpen, welke zy tot mesfen gebruiken. Hun touwwerk is gemaakt van de vezelen van den Kokernootdop, welke, fchoon niet boven tien duimen lang, zy tot de dikte van een fchagt en zoo lang maken als zy goedvinden en in kluwen opwinden; van dezen worden de zwarer touwen' gemaakt, door verfcheiue van die koorden famentewerken. Hunne visch- ly- 5.1. boek. I777- 7ulyr  STILLEN OCEAAN.. 119 fynen zyn zoo fterk en even als ons beste koord. Hunne ; kleene vischhoeken zyn geheel van. Paarlmoer Schelp gemaakt ; maar de groote vischhoeken zyn enkel op den rug daarmede gedekt; en beide punten zyn gemeenlyk van fchildpad. Zy hebben insgelyks een aantal kleene Vischzegens, ongemeen fyh gebreid. Hunne Muzikale rieten of pypen, welke de Syrinx derouden gelyken, beftaan uit agt of tien ftukken evenwydigvan eikanderen geplaatst, doch de meeste-ongelyk van lengte. Hunne fluiten zyn gemaakt van het Lid eens Bamboes riets, 1 omtrent agttien duimen lang, en aan beide einden gefloten,, hebbende naby ieder eind eengat, en nog vier andere gaten r twee van welken, en flechts één van de eerften, van hen inspelen gebruikt worden.. Hunne Krygswapens zyn knodzen, kunftig verfierde fpeeren en vverpfchigten. Zy maken ook bogen en pylen ; maar deze ftrekken enkel tot vermaak in 't fchieten naar Vogels r en niet tot Krygsgebruik. Hunne keuken groentens beftaan voomaamlyk in Weegbree ,. Kokernoten,, Broodvrucht, en Yams of Wortels.. Hunne voornaamfte dierlyk voedzel beftaat uit Varkens; Vleesch,. Visch en Hoenders; maar 't gemeene Volkeer, meest Ratten. Henne Varkens, Hoenders en Schildpadden fchynen hen flegts nu en dan tot lekkernyen te dienen engel fchikt voor lieden van rang. Hunne fpys word meest gebakken als op Otaheite; en van verfcheideneriei foorten van vruchten maken zy fmakelyke gerechten. In het bereiden; van hunne fpyzen en in de manier van hun eten zyn zy niet zeer zindelyk. Over hunnen maaltyd drinken zy gewoonlyk. | water, of Kokernoot-melk.. De Kava is enkel hun morgen1 drank.. De fpys, welke den Opperhoofden word voortgezet, word gemeenlyk op weegbree bladen gelegt.. Schoon men. 'er weinig met Vrouwelyke kuisheid fcheen i op te hebben, weten wy niet dat 'èr een enkele echtbreuk ! heeft plaats gehad, gedurende ons ganfche verblyf aan deze Eilanden-;- ook waren de ongehuwde Vrouwsperzonen van; aanzien niet gerieflyker in hare gunften. Men vond 'er.- ed>- r. BOEK.- 177.7.' July..  120 .REIS NAAR DEN echter een groot aantal van een gansch verfchillend karakter. De droefheid, welke deze Eilanders over een afgeftorvene laten blyken, is een klare blyk van hunne goedhartigheid. Behalven de Lidteekenen , welke zy zich toebrengen door brandingen, d ry ven zy zich een Haije tand in't hoofd, tot dat zy fterk bloeden, zy flaan hunne tanden met fteenen, en fteken hunne fpiesfen niet alleen door hunne kaken in hunne monden, maar tevens door 't binnenfte hunner dyen en in hunne zyden. De fmertelykfte pynen nogthans doen zy zich aan, en hebben enkel plaats, wanneer zyden dood beweenen van hunne naastbeftaanden. Als iemand hunner fter ft, word hy in matten en doek gewonden en dan begraven. Toen Kapitein Cook, op zyn tweede reis, voor 't eerst deze Eilanden bezogt, bemerkte hy, dat veele Inboorlingen een of beide hunne pinken afgefneden hadden, van welke verminking hy toen ter tyd geen regt befcheid kon verkrygen. Maar thans werd hem gezegt, dat dit gefchied, wanneer zy met eenige gevaarlyke kwaal of ziekte gekwek zyn, die zy meenen dat hen ten grave zal flepen. Zy veronderftellen , dat de pink by de Godheid zal aangenomen worden als eene verzoenende offerhande, krachtig genoeg om hunne herftelling te bewerken. De afzetting of affnydig gefchiedt niet een fteene byl. Onder tien perzonen was 'er naaulyks een, die niet op zulk een wyze verminkt was, Somtyds nemen zy die zoo dicht aan de hand weg, dat zy het been raken, het welk haar aan de handhegt. Onder 'tgemeene Volk is 't insgelyks gebruiklyk , een Lid van hun pink aftefnyden, uit hoofde der ziekte van de Opperhoofden , onder welken zy behooren. Zy ftellen een Veel - Godendom, doch alle die Goden zyn minder dan Kallafootonga, die zy voor een Vrouw houden en befchouwen als den oorfprong der meeste dingen, in den Hemel haar woonftede hebbende, van waar zy den wind, den regen, den donder &c. beftiert. Zy zyn van gevoelen dat wanneer deze zeer te onvreden over hen is, de vruchten der aarde verzengt, verfcheide dingen door den blixem verteert," C BOEK. •1777.  STILLEN O C E A A N. «i teert, en zy zelve bezogt worden met;ziektens en dood; imaar dat, zoo haast haare gramfchap of toorn bedaart, alles terftond tot den vorigen ftaat -van welvaart wederkeert. Zy bewyzen geen eerdienst aan eenig zichtbaar deel der fcheppinge, of aan iets dat het maaksel is van hunne eigen [handen. Zy offeren geen Honden, Varkens en_ Vruchten-, !(gelyk de gewoonte is op Otaheite,) ten zy zinnebeeldig. [•Maar 'er fchynt geene reden om te twyffelen of zy offeren menfehen. Wegens hunne Regeeringsvorm hebben 'wy flegts weinig ■kundigheid. Eene ondergefchiktheid, gelyk aan het Leenftelzel van onze Voorvaderen in Europa, heeft onder hen Lplaats, maar van deszelfs onderverdeelingen en wezentlyke gefteltheid weten wy niets. Schoon zommige hunner ons izeiden, dat de magt hunner Koningen onbepaalt is, en dat hy willekeurig kan befchikken over het leven en den eigendom zyner Onderdanen, werd zulks echter door de weinige iomftandigheden , die zich aan onze opmerking aanboden , •eerder tegen gefproken dan bevestigt. Het Eiland Tongataboo is in talryke ftreeken verdeelt, -welke ieder haar by zonder Opperhoofd hebben, die't gerichte houdt, en de verfchillen beflist, welke binnen zyn eigera Landftreek ontftaan. De meeste dezer -Opperden -hebben Landgoederen in andere Eilanden, vanwaar zy voorzien wori den van alles. De-Koning ontvangt , op gezette tyden, de (opkomften van zyne afgelegene Landen te Tongataboo , welke niet alleen de -gewoonlyke plaats zyner Refidentie is , maar tevens het verblyf van-de meeste voorname lieden op deze Eilanden. De Opperhoofden worden van 't Volk betyteld, .Heeren der Aarde, als mede van de Zon en de Lucht. Geene der befchaafdfte Natiën hebben ooit deze Eilanders overtroffen in de groote orde en geregelheid, welke by alle gelegenheden wordt in acht genomen, in de gereede en onderwerpelyke gehoorzaamheid aan de bevelen hunner Opperhoofden , en in de volmaakte eensgezindheid, die onder lieden van allerlei rang heerscht. Zulk een gedrag doet zich Q klaar n. boek* 1777Jufy.  122 REIS NAAR DEN klaar en duidelyk bemerken, wanneer de Opperhoofden eemk vergadert vo kshchaam aanfpreken , het welk niet. zelden gebiedt;, als dan heerscht 'er de grootfte aandagt en de dienlte itilte, en wat ook het onderwerp van zulk eene aanfpraak mogte.zyn, hebben wy nooit een enkel voorbeeld gezien dat iemand van de aanwezenden blyken gaf van te onvreden-* heid,. of geneigt fcheen om, den verklaarden wil van den fureker te dwarsboomen. .. De onderfcheiden klasfen hunner Opperhoofden , fcheenen ten, naasten by. zoo talryk te zyn als onder ons; doch weinig:, zyn er om by vergelyking te fpreken, die Heeren zyn. van' uitgeftrekte grondbegebieden. Men zeide , dat, wanneer een eigengeèrfde- ftierf, al deszelfs bezittingen-aan den Souverein vervielen; maar dat men gewoon was, dezelvenaan, den oudlten Zoon des overledenen te geven , onder dezevoorwaarden,, dat hy uit de nalatenfchap- zorg zou draeen voor de andere Kinderen.. De Kroon is 'er Erdyk; en uit eene byzondere omftandigheid, weten wy, dat de Futtafaikes,; tot wier familje Poulaho behoort, in eene afdalendelinie, ten minffen een reeks van Honderd vyf en dertig Taren geregeert hebben, die 'er verloopen zyn tusfehen onzetegenwoordige aankomst aan deze Eilanden en Tasmans ontdekking van dezelven. De taal aan deze Eilanden heeft eene treffende overeenkomst met die van Nieuw - Zeeland, Otaheite en de andereEilanden. De uitfpraak van dit Volk verfchik, 't is waar jïïr veele opzichten, met die van Otaheite en Nieuw-Zeeland; maar des mettegenftaande, zyn 'er een groot aantaf woorden-,, die of naaukeurig dezelve zyn ,. of zeer weinigverandering ondergaan, hebben. De taal, zoo als dezelvi' door die-van de Vriendelyke Eilanden: gefprokem word is woordenryk genoeg om alle hunne gedagten of denkbeelden, uittedrukken; en tamelyk zoetluidend in de gemeenzame verkeering- zynde,. is dezelve niet ongefchikt voor de Muziek *f hebben; woorden-, om tot Honderd Duizend te konnem reilen, boven welk getal zy niet konden of wilden resenem.. 51.. BOEK. 1777.  STILLEN OCEAAN. 323 De Zuid Pools hoogte van dat gedeelte van Tongataboo, daar wy ons Obfervatorium hadden opgericht, te weten naby toet midden van de Noordzyde van 't Eiland was, volgens de naaukeurigfte waarnemingen, 21 graden 8minuuten io-fecondes, en deszelfs Oostelyke lengte 184 graden 55 minuuten •1.8 fecondes. Q 2 DER-' tl. BOEK.' 1777-  B24 . REIS NAAR DEN DERDE B Q E Kv Ontmoetingen te Otaheite en aan de Societeits-Eilan» den , en de verdere voortzetting der Reize naar de Kust van Noord -America^. ^>^y hadden nu ons laatfte affcheid genomen var de= Vriendelyke Eilanden. Op den 17. July, des avonds omagc uren, hadden wy Eooa Noord-Oost ten Noorden van onsaf, op den afftand van omtrent vier Zeemylen. De wind woei ftyf uit het Oosten.. Wy hielden Zuidwaards tot even na zes uren van des anderendaags morgen, toen uit dezelfde ftreek een fchielyke valwind ons Schip achter uitzette en alvorens wy de Schepen konden overzenden,, werden onze fchoverzeilen en.bramzeilen deerlyk gehavent. Wy bleven Oost-Zuid- Oost ftevenen , zonder ietsaanmerkelyks te ontmoeten tot den 29., 's avonds om zeven uren, toen wy uit het Noorden een zeer zwaren rukwind kreegen. Wy hadden , te dien ftonde , onze marszeilen, onderzeilen en ftagzeilen enkel gereeft. Twee der laatften werden byna aan flarden gefcheurt, en het was niet dan met groote moeite dat wy de anderen behielden. Toen dit verloop over was, zagen wy aan de Discovery verfcheide lichten in beweging: en den volgenden morgen zagen wy, dat zy haar fteng van de groote mast verloren had. Beide wind en weêr. bleven onbeftendig tot aan den middag, toen de luchl ©pklaarde en de wind zich in't Noord-Westen zette. Wy wa. - rei nrr.. B O.B.K. X777- July,.  STBLLE.N OCEA'iS N. W een thans op de Zuiderbreedte van 28-gr. 6 min. en de Oosterlengte van 198 gr. 23. min. ; Op den 31. des middags, gaf Kapitein- Clerke een bem om met Kapitein Cook te fpreken; dien hy. vervolgens berigtte,. dat de top van de groote mastgefcheurt was, en wel zodanig, dat het want van.een andere fteng zeer veel gevaar liep,. dat hy om die reden ligter moest tuigen.. Hy berigtte hem insgelyks,, zyn groote bramftengra verloren en geen andere aan boord te hebben, noch. zelf geen rondhoutom 'er een van te kunnen- maken.. Kapitein Cook zond hem het fprietzeilsmarszeils ra van de Refolution, het welk voor het tegenswoordige hem tot hulp kon verftrekken. Den volgenden dag zette hy een looze bramfteng op, aan welke hy een b,zaans marszeil floeg, waardoor hy in. ftaat was de Refolution, te volgen.- , Wy ftuurden Oost ■ Noord - Oost en Noord - Oost zonder iets van eenig. aanbelang te bejegenen, tot's morgens den 8- Augustus, toen wy ten elf uren land zagen,. op omtrent negen of tien Zee mylen van ons af. In 't eerst deed het zich op als zoo veele afgezonderde Eilanden ;- maar nader komende, zagen wy dat.alles..maar éémEiland uitmaakte. Des anderendaags, by 't aanbreken van den dag, ftevenden wy naar de Westzyde van.'t Eiland,: en toen wy bezig 'waren deszelfs Zuid- Westelyk gedeelte om te zeilen, zagen wy dat het bezet was door een rif koraal rots, op zommige plaatzen zich een myl ver van 't land af uitftrekkendemeteen fterke branding tegen dezelve.. Al dichter-onder-Y Eiland komende, zagen wv Volk gaan of loopen langs.verfcheide deelen van 't ftrand', en kort daar op zagen-wy twee kanoos affteken, in welken.omtrent twaalf perfonenwaren, dienaar, ons toe roeiden. Om deze kanoos tyd-te geven van by ons te komen, minderden wy zeil, en toen dezelve binnen een pistool fchoot van ons af waren, bleven zy eensklaps ftil leggen. De Inboorlingen wezen met hunne Schopriemen gretig, naar landr en riepen ons tevens toe derwaards te komen; veele van hunne maats, die aan 't ftrand ftonden, hielden iets wits ïnhun* in, BOF. K.I-7-77.-  ia'* (vrienden)mogten zyn, en met elk anderen van naam verwisfelen.. Omai nam die eer aan i ren hS, f ^ ?et £en Sefchenk va» *«fe vede! ren het welk door Ootee beantwoord'werd-met een Varken. dat hy van het Eiland het halen. Wy allen zagen.nogthans dmdelyk, dat zy geen achting hadden voor/denman , maar wek voor t geen hy by zich had. Wy vernamen, van de Inboorlingen , die totonsafkwa- fe/' nhr-Zlntf ^ ,aatfte bezoek van Kapitein- Cook in: 1774 , Oheitepeha-Baai tweemaal was bezogt geweest door LTen t 1^?' Van,W£lke het V°lk ^^eDierenaanlandge" laten had, als wy thans met ons-voerden.. Maar toen wy eem lomftandiger verflag vorderden , vonden wv, dat die Dieren., enkel beftondenin Varkens, Honden, Geiten,, een Stie en ■ ïnR "'^r?11 een ander Dier> van 'c weIk k ^alk een on, volkomen befchryving gaven , dat wy met geenmogelykheid S£n "d£n h£t Ware- Deze SchePen, zoo zy ons: : zeiden, waren van eene plaats gekomen, Reema geheten;- we ke wy veronderftelden te zyn\ima, de Hoofdpfats van^ Peru en dat, gevolgelyk, deze laatfte bezoekers niet an: ders konden zyn geweest dan Spanjaarden.. Zy vertelden ons: dat ze by derzelver eerfte aankomst een huis bouwden cl ; twee Priesters, een Jongen of Huisbediende en een perfóon, ] Materna geheten, achter lieten; en vier Inboorlingen me id^rnT'S^^f^^"^ °mtrent tien ™ande»' daarna de zelfde Schepen waren weder gekomen,, flechts- «nteLimaïr * rU^rengende> zynde dé beide ande* Vnlk e&0Zen; e" dat zy' na een kOTt verblyf, hun^ JatttfooJ^n^f^ri' -mede Senomen hadden,'maar w u ?I hnn Sjouwde huis nog in wezen was.. ™,n niarlen n°g meï Iang voor Vergelegen, ofde Zuster- Tbegro tenWawan " ^ ^ ^ aa"k°mst te begroeten.. Wy zagen met vermaak en tot eer van:hun: beii- nr. B O E K. 1-77August.-  *28 REIS NAAR DEN beiden, datzy by hunne ontmoeting de teederfteaandoeningen van genegenheid lieten blyken. Toen dit aandoenlyk toneel geëindigt was , en wy ons Schip wel vertuit hadden, begat Kapitein Cook , verzeltvan Omai, zieh naar den wal. De Kapitein liet Omai omringt van eene groote fchare Volks, en ging toen het huis bezigtigcn,1 het welk men zeide gebouwt te.zyn door vreemdelingen , die1 hier onlangs aan land geweest hadden. Hy vond het zelve, in-' dedaad, nog in wezen, niet ver van't ftrand af; het was opgeflagen van ftoffen, welke elders fchenen -bereid-, en afgemaakt hier gebragt te zyn, om by gelegenheid gebruikt te' worden; -de planken waren genomniert, het huis beftont in twee vertrekjes, in het ackterfte van welkeneen bedftede," een bank, een tafel, eenige oude hoeden en andere kleenigheden waren, voor welke .de Inboorlingen ongemeen veeli' zorg fchenen te dragen, even als voor het huis, -het welk door 't weer nog niet fcheen benadeelt te zyn, eh ondereen zoort van loots ftond, die men 'erhad om heen gellagen. In de want rondom waren over al luikjes als tot lucht-gaten dienende, en misfchien om door dezelven, by nood, met geweer te fchicten. .Tegen over .de voorgevel, op eenkleenen afftand, was een hout kruis, op welks dwarshout dit' opfchrift was.: Christus Vmcit. Opdc-n Standertof ftamwaren ' deze woorden gefehreven: Caralus. III. impsrat. 1774.; het', welk ons denkbeeld bevestigde -dat -het Spaanfche Schepen geweest waren. Op de andere zyde van de paal liet Kapitein Cook ter gedagtenis van de vroeger bezoeken der EngeHèhen aan dit Eiland, dit -opfchrift ftellen: ■Georgiustertius, rex. Annis 1767. 17Ó9. 1773. 1774. en 1777. By den voet van het kruis wezen de Eilanders ons het graf > aan van den Commandeur der beide Schepen, die hier over-j leedt, terwyl zy , op hun eerfte aankomst, in de Baai lagen.: Zyn naam, voor zoo veel wy uit hunne uitfpraakkonden op-' maken, was Oreede. De Spanjaards, wat ook hunne bedoeling moge geweest zyn, in 't bezoeken van dit Eiland, fchenen oneindig veel moeite genomen te hebben, -om zich bv de 'Ei ril. 23 O E K. I77-- Angust.  3?3tn:nt vjibb ,yc   STILLEN OCEAAN. 129 Eilanders aangenaam te maken, die, by alle gelegenheden, mee veel achting en eerbied van hen fpraken. By de te rug komst van Kapitein Cook, van 't huis door de Spanjaards opgeilagen, vond hy Omai bezig met fpreken voor eene groote menigte menfehen, van welke men hem niet dan met veel moeite kon aftrekken, om den Kapitein naar boord te verzeilen, daar deze een zaak van aanbelang had te vereffenen» Wetende dat Otaheite en de naburige Eilanden, ons over'jvloedig konden voorzien van Kokernoten, wier vogt een 1 uitmuntende drank is, verlangde hy zyn Volks toeftemming fte verkrygen, om voor een korten tyd, hun bepaald rant- foen van fterken drank te verminderen, en hetzelve met wa, ter te mengen. Wegens dezen voorflag bedagt zich niemand ; een oogenblik, en Kapitein Cook had het genoegen dat het zelve eenparig werd goedgekeurt. Hy belastte Kapitein I Clerke een dergelyk voorffel te doen aan 't Volk van de Dis' covery, dat zich het zelve insgelyks liet welgevallen. Het :uitdeelen van 't gewone rantzoen werd terftond opgefchort, , uitgezonden de Zaturdag avonden , wanneer ieder zyn volI le portie kreeg , ten einde daarmede op de gezondheden te kunnen drinken hunner Vrouwelyke naastbeftaanden in Eni geland , aan wie anderzins , onder de mooije Meisjes van ' Otaheite, in 't geheel niet zou gedagt zyn. I Waheiadooa , Koning van dit gedeelte van het Eiland, > fchoon op een zeer verren afftand, was onze aankomst te weten gekomen, en des namiddag's van den 16. bragt zyn (voogd, Etary genaamt, aan Kapitein Cook twee Varkens als een gefchenk van hem; ten zeiven tyde aan den Kapitein : latende weten, dat hy hem den volgenden dag zou komen zien. Hy voldeed prompt aan zyne beloften; want, des anderen daags morgens vroeg , liet hy van deszelfs aankomst den Kapitein kennis geven, en hem verzoeken aan land te komen. Op deze uitnodiging bereide zich de Kapitein en Omai, om den Vorst een ftaatelyk bezoek te geven.; by deze gelegenheid deed Omai zyn best om zich optefchikken, niet naar den trant der Engelfchen , noch naar de wyze van Ota- R hei- TIT. BOEK. 1777' August,  i3o REIS N A -A R DEN" heke of Tongataboo, noch in een gewaad ergens ih de weereld bekend ; maar in eene vermenging van alle de kleederen, optoizelen en. vercierzelen , welke hy by zich; had. Op- deze wyze uitgedoseht, kwamen zy aan land, daarzy eerst een bezoek afleiden by Etary; die r op een- handberry gedragen , hen verzelde naa-r een groot gebouw, daar men hem nederzette. Omai plaatfte zich- aan de eene zyde van; hem > en Kapitein Cook aan de andere zyde. De Kapitein liet een ftuk Tongataboo doek fpreiden, op het welk hy de gefchenken plaatste, welke hy voornemens was uittedeelen. Het jonge Opperhoofd kwam , kort daar opaan, gevolgt van zyne Moeder en verfcheide voorname lieden, die zich alle tegen over ons nederzetten. Digt by Kapitein Cook zat een mandie eene korte aanfpraak deedt, beftaande uit losfe fpreuken, van welke fommige hem opgegeven werden door die genen , die om hem zaten. Een ander mansperfoon y. aan de overzyde by het Opperhoofd gezeten, fprak vervolgens;: na hem Etary, en toen. Omai &c. Het onderwerp van alle die Oratien was-de aankomst van Kapitein Cook en zyne betrekkingen tot hem. De jonge Koning werd eindelyk door zyn gevolg aangeport,. om Kapitein Cook te omhelzen; en ter bekrachtiging van hun verdrag van Vriendfchap verwisfelden zy van namen. Na dat deze plichtplegingen verrigt waren , verzelden de Vorst en deszelfs Vrienden den Kapitein, om by d.enzelven aan boord te middagmalen. Op den io.. ontving Kapitein Cook van het jonge Opperhoofd , een gefchenk van tien of twaalf Varkens , eenig Doek en eene meenigte Vruchten. In den Avond ftaken wy eenige Vuurwerken af, die veel vermaak gaven en verwondering baarden aan de groote meenigte aanfchouwers. Toen wy ons van een versfchen voorraad van watervoorzien en alle onze noodwendigheden verrigt hadden, maakten Wy ons - den. 22.. zeilvaardig.. Terwyl de Schepen bezig waren te ontmaren, begaven Omai en Kapitein Cook zich in den: morgen, van, den. 23,. naar Land,, om affcheid.te nemen Q- van-. 111. BOEK. i?77Jügust..  S TILL B*(N OCEAAN. i3t van het jonge Opperhoofd. Toen Kapitein Cook weder aan boord was gekomen-, kregen wy een aangenaam koeltje uit den Oosten, waarmede wy onder Zeil gingen; de Refolution kwam dien zelfden avond nog ten anker in de Matavai Baai; daar de Discovery niet voor des anderen daags mor.gens aankwam. Op Zondag den 24 's morgens, kwam Ootoo, de Koning van't ganfche Eiland, vergezelt van een groot aantal Inboorlingen in hunne Kanoos, van Oparre, deplaats zynsverblyf, en aan den uithoek van Matavai geland zynde, zond hy een bode aan ons boord, door wien hy liet weten, dat het hem aangenaam zou zyn Kapitein Cook daar te zien. De Kapitein begaf zich , dienvolgens , naar den wal, verzelt van Omai en eenige Officieren. Te dier gelegenheid vonden zy eene meenigte Volks by een, in welks midden zich de Koning met deszelfs Vader, twee Broeders en drie Zusters bevond. De Kapitein trad naar hem toe en groette hem , gevolgt van Omai, die op zyne knien viel, en 's Vorften voeten omhelsde. Alhoewel Omai zich tot deeze plechtigheid had voorbereid, en ten dien einde zyne beste kleederen had aangetrokken , en zich zeer eerbiedig en zedig gedroeg, werd 'er echter flegts weinig acht op hem gegeven. Hy maakte den Koning een gefchenk van drie of vier Ellen Goud-doek, en een groot ftuk met Roode Vederen; de Kapitein gaf hem een hoed met een gouden boord, een fyn Linnen kleed, eenig handgereedfchap, eene meenigte Roode Veeren , en een van de Mutzen, welken op de Vriendelyke Eilanden gedragen worden. Na dat bezoek begaf de Koning met de^ganfche Koninglyke Familje , verzelt van Kapitein Cook, zich naar ons Schip, gevolgt van verfcheide Kanoos, alle volladen met veelerlei foorten van levensmiddelen. Niet lang daar na kwam 's Konings Moeder aan boord, met zich brengende eenige Proviand en Doek, het welk zy verdeelde tusfehen den ■Commandeur en Omai. Alhoewel op Omai in den beginne weinig acht geflagen werd, begon men rasch zyne Vriendfchap te zoeken, toe men was te weten gekomen, welke rykR & dom- m: 'boek» 1777- Auguït.-  132 REIS NA*R DEN BOEK. 1777. August. dommen hy bezat. Kapitein Cook moedigde dit aan zoo veelals mogelyk was, aizoo hy verlangde hem. by Ootoo te plaatzen, voornemens zynde om alle zyne Europeefche Dieren aan dit Eiland te laten,, meende hy dat Omai in ftaat zou zyn de inboorlingen 't een en ander te onderrechten wegens 't gebruik en 't beltuur dezer Dieren. Ook begreep Kapitein Cook dat hoe verder Omai van zyn geboorte Eiland af ware, men des te- meerder eerbied voor hem hebben zou. Maar, ongelukkig, verwierp Omai dezen raad, en hy- gedroeg zich zoo; onvoorzichtig, dat hy zeer fchielyk de Vriendfchap verloor van Ootoo, en van de meeste aanzienlyke lieden te Otaheite. Hy verkeerde enkel met vreemden en fchoijers , die niets, anders bedoelden als hem te plukken; en ware de Kapitein niet tusfehen beide gekomen, zouden zy hem niets van eenig aanbelang hebben laten houden. Dit gedrag verwierf hem het ongenoegen der voornaamfte Opperhoofden: die wel zagen r dat zy van niemand in beide Schepen zulke kostelyke gefchenken konden, bekomen,. als door Omai weggegeven werden, aan het geringfte zoort van Volk. Na het middagmaal verzelde een party van ons Ootoo naar Oparre.. Wy namen eenig Gevogelt met ons, naamlyk de Haan en Hen van een Pauw, de Haan en Hen van een Kalkoen, drie Ganzen en een Gent, vier Eenden en een Waard. Al dit Gevogelt lieten wy te Oparre in 't bezit van Ootoo; de\ Ganzen en Eenden begonnen reeds te Broeden , alvorens wy van hier zeilden. Wy vonden 'er een Gent,, door Kapitein Wallis, tien jaren te voren,. aan Oherca gegeven; ook zagen wy 'er verfcheide Geiten en de Spaanfche Stier, welke zy aan een lapom vastgebonden hadden, naar by de woning van Ootoo. Nooit zagen wy een fchaoner Dier van dit foort. De Commandeur zondt 's anderendaags de drie Koeijen, die hy aan boord had, tot dezen Stier; ook bragt hy den Stier, den Hengst en de Merry, als mede de Schapen, die wy, tot hier toe, aan boord gehad hadden, aan land te Matavai. Op deze wyze over deze Dieren befchikt hebbende, vond hy zich ontheven van de buitengemeene -moeite en fostx welke hem het overbrengen van ditleven-  STILLEN OCEAAN. 133: dig gediert , naar zulk eene ver afgelegen plaats, gekost had, Terwyl wy hier waren, werd het Scheeps-Volk van heide de Schepen bezig gehouden, met het verrigten van zeer veel noodzaaklyk werk. De groote Mast van de Discovery werd aan land gebragt, en zoo goed gemaakt als dezelve ooit te voren geweest ware. Onze Zeilen en watervaten werden herfteld ; beide onze Schepen gekalfaat, en het Want behoorlyk nagezien en te regt gebragt. Ons Brood, dat wy in Vaten aan boord hadden, werd uitgepakt en gelucht, enwy vonden dat 'er zeer weinig van befchadigt was. Op den 20". maakten wy een ftuk Grond klaar voor een Tuin, dien wy met verfcheiden Moeskruiden en Groentensbezaaiden; naar weinige van welken de Inboorlingen denkelyk zullen omzien. Eenige Aardappels, Meloenen en Pynappelplant waren reeds in eenen vorderlyken ftaat, toen wy deze plaats verlieten. Des avonds van den 29. trokken de Eilanders fchielyk terug, zoo wel van onze Landpost als van beide onze Schepen. Wy gisten, daarvan de oorzaak te zyn , dat zy kennis hadden van 't een of ander Diefftal, welk 'er moest gepleegt zyn, en daar zy voor vreesden geftraft te zullen worden. Eindelyk kwam de ganfche zaak ter onz;r kennisfe. Een onzer Ondermeesters had een tochtje Land waards in gedaan om eenige zeldfaamheden te koopen, en had ten dien einde ter ruilinge met zich genomen vier Bylen: hy was onvoorzichtig genoeg geweest om dezelven door een Inboorling te laten dragen, die zoo rasch hy zyn kans fchoon zag, met de Bylen was op een pad getogen. Dit was de reden van de fchielyke vlucht, daar Ootoo zelf met zyn ganfche Familie deel aan nam; en het was niet dan met zeer veel moeite .dat de Kapitein, na hen twee of drie mylen achter na gezet te hebben, hen tot ftaan kon krygen. Daar de Kapitein nu; beflooten had niets in 't werk te zullen Hellen om de Bylen weder te bekomen, ten einde zyn Volk in het toekomende beter op deszelfs hoede te doen zyn, werd alles fchielyk tot . vorige rust herftelt. R 3; Den iïti BOEK. r?774ugust~  134 REIS NAAR DEN BOEK. 1777- August. Den volgenden morgen kwamen 'er eenige boden aan van Eimeo, met tyaing dat het Volk van dat Eiland de Wapens had opgevat; en dat de aanhangers van Ootoo aldaar genoopt waren geworden , door de tegenparty, de wyk te nemen naar 't gebergte. Het verfchil tusfehen de beide Eilanden, eerst in 1774 ontftaan, had gedeeltlyk zints al dien tyd geduurt. Kort na dat Kapitein Cook, op zyn tweede reis, Otaheite verlaten had, wat 'er eene ontzaglyke Oorlogs Vloot uitgezeilt; maar de Malcontenten van Eimeo hadden zulk eenen dapperen tegenftand geboden, dat de Vloot, zonder voordeel behaalt te hebben, was terug gekomen; en thans achtte men het noodig eene andere Vloot uitterusten. Op de aankomst dier boden vergaderden de Opperhoofden aan 'thuis van Ootoo, daar Kapitein Cook zich, op dat pas, bevondt, en de eer mogt genieten in hunnen raad te worden toegelaten. Een der boden gaf opening van de zaak, in eene lange redevoering, in welke hy verflag deed van den toeftan d der zaken in Eimeo, en de Opperhoofden van Otaheite aanlpoorde om zich by die gelegenheid te wapenen. Anderen, die 'er niet voor waren, om de eerfte vyandelykheden te plegen, verzetteden zich 'er tegen; en de zaak werd met zeer veel bezadigtheid en betaamlykheid behandelt. Ten langen lesten zegepraalde de party, die voor den Oorlog was; en 'er werd, fchoon niet eenparig, befloten om eene fterke magt naar Eimeo aftezenden. Gedurende het ganfche verfchil had Ootoo zeer weinig gefproken. Deraden, die tot den Oorlog neigden , fpraken Kapitein Cook aan om hulp; en alle waren zeer verlangende te weten, welke zyde hy kiezen zou. Men zond om Omai om tot tolk te dienen; maar daar hy nergens te vinden was, vond de Kapitein zich genoopt om zelf te fpreken, zoo goed als hy kon, wanneer hy hun te verftaan gaf, dat, nademaal hy volmaakt onkundig was wegens den oorfprong der twist, en de Inboorlingen van Eimeo hem nooit in 't minfte beledigt hadden, hy niet kon befluiten om eenige vyandelykheden tegen hen te plegen. Met deze verklaring waren, of fchenen zy te vreden te zyn. De raad fcheidde ; maar alvorens de Kapitein weg-  STILLEN OCEAAN. 135 ging, verzogt Ootoo hem. des namiddags weder te komen, en Omai mede te brengen.. Eenige van de onzen maakten,. ter beftemder tyd, hunne ©pwagting by hem; hy geleidde ons tot zyn Vader, in wiens tegenwoordigheid de twist met Eimeo weder ter bane werd gebragt. De Commandeur, die zeer geneigt was de zaak te bemiddelen, ondertastte deswegens het oude Opperhoofd,, maar hy was doof voor alle dergelyke voorflagen, en had een befluit genomen om Oorlog te voeren. Toen wy naar 1 den oirfprong van den Oorlog vernamen, zeide men ons,. dat verfcheide jaren geleden, een Broeder van Wabeiadooa van Tiaraboo , naar Eimeo was gezonden , op verzoek van Maheine, een Volk's Overften van dat Land, om hunnen Koning te zyn, maar dat hy daar nog niet veele dagen geweest had , of Maheine, die hem ter dood liet brengen, wierp zich zeiven op, in tegenftelling van Tierataboonooe „ Neef van den Overleden,, die nu de wettige eigenaar was; geworden, of misfchien door 't Volk van Otaheite benoemt, om, by den dood van den anderen, in bet bewind optevolgen. Onze Heeren, die thans te Oparre waren,, werden van Ootoo verzogt dien nacht daar te blyven. Zy troffen hier eene gelegenheid aan om te zien, hoe dit Volk zich zeiven vermaakt in hunne byzondere Htevas. In één huis zagen zy 'er omtrent honderd zitten; in wier midden twee Vrouwen waren, die ieder een oud Man achter zich hadden ,. zeer zachtjes op een trommel flaande; terwyl de Vrouwen, by tusfchenpozen, zeer zagt en aangenaam zongen. Dë "Vergadering was zeer aandagtig, en fcheen als het ware door de Muziek opgetogen; op de vreemdelingen werd flegts vanweinigen acht gegeven, en de Zangfters bleven met de anderen hun Muzyk achtervolgen. Toen ons gezelfchap aan '0 huis van Ootoo aankwam, was het fchier duister. Aldaar werden zy onthaald op- één der openbare Hsevas of toneelfpelen , in welke zyne drie Zuster* de voornaamfte karacters vertoonden. Dit noemden zy een liseva raci',. en niemand: word binnen het huis of de ruimte toegelaten, daar zulk een nr. BOEK1777- August...  i3<5 REIS NAAR DEN ni BOEK. 1777- Septcmb. een fpel vertoont wordt. Dit heeft altoos plaats, wanneer des Konings Zusters eenigen rol fpelen. Hare kleeding was, by deze gelegenheid, lchilderachtig en cierlyk, en zy kweten zich zeer wel, fchoon tusfehen beiden vier grappenmakers nog meer fcheenen te behagen aan de toekykers, die zeer talryk waren. De Kapitein begaf zich met zyn gezelfchap den volgenden morgen naar Matavai, latende Ootoo te Oparre; maar deszelfs Moeder, Zusters en veele andere Vrouwen, begaven zich met den Kapitein naar boord, daar Ootoo kort daar aan volgde. Op den 7. September, flaken wy eenige Vuurwerken af, voor eene'groote meenigte aanfchouwers, van welke fommigen zeer voldaan waren, doch het grootfie getal was zeer verfchrikt; zoo zelfs, dat men hen naaulyks kon overhalen het einde aftewagten. Een tafel rad, Vuurballen uitwerpende , verfpreidde de ganfche meenigte in een oogenbiik; zelfs de kloekmoedigfte vlugtten met verhaastte fchre- den. • j i Sommige onzer hielden des anderendaags het middagmaal by Oedidee, op Visch en Spek. Het Varken, welk omtrent dertig ponden woog, was levend, gebraden en opgedischt , binnen het uur. Kort na den maaltyd yerfcheen Ootoo, die aan Kapitein Cook vroeg, of hy zyn buik had vol gegeten: toen de Kapitein ja gezegt had, zeide Ootoo, ga dan met my mede. Dienvolgens verzelde de Kapitein hem naar zyns Vaders huis, daar hy verfcheide lieden bezig vond twee Meisjes fraije kleederen aantedoen en zonderling optefchikken. Er waren verfcheide ftukken Doek, van welke het eene einde van ieder ftuk o ver de hoofden gehouden werd der Meisjes, terwyl het overige om hunne lighamen onder den oxel gewonden werd; toen liet men de boven einden vallen, die in ploijen en vouwen tot op den grond over het andere heen hingen. Om het buitenfte van alles werden toen verfcheide lappen Doek van onderfcheide kleuren geflagen, het welk de dikte verbazend vermeerderde, zoo dat dezelve ten minften negen Ellen in den omtrek had, en de arme deerns naaulyks zich onder het gewigt van dezen zonderlingen  STILLEN O C^E AAN. 13? Een opfchik, konden bewegen. Zy werden ieder behangen met twee Taames, of Borstplaten, ter verfraaijmge van het geheel, en om aan alles een Schilderachtig voorkomen te geven. Dus uitgedoscht, kwamen zy aan boord van 't Schip, ver- , zelt van verfcheide Varkens, en eene meenigte Vruchten, welk alles benevens het Doek een gefchenk was van ©otoo s Vader voor den Kapitein. Op den 10. onthaalde Ootoo, te Oparre, een bende van ons op een Tooneelfpel. Zyne drie Zusters voerden de rollen uit en haar kleeding was nieuw en cierlyk, en overtrof wat wy van dat foort, op eenige dezer Eilanden, gezien 'hadden. . . , De voorname bedoeling van Kapitein Cook, m t gaan naar Oparre, was, om een gebalzemd lyk te zien, naar by de verblyfplaats van Ootoo. By onderzoek, vernam hy dac het de overblyfzels waren van Tee, een Opperhoofd zeer wel by hem bekent 9 toen hy de laatfte reis dit Eiland bezogt. Het lyk lag in eene cierlyke toopapaoo, mallen opzichte gelyk aan die te Ohcitepeha, in welke de overblyfzels van Waheiadooa bewaart worden. Wy vonden het licaaam overdekt, binnen de toopapaoo, en in doek omwonden, Up verzoek van den Kapitein werd het, door den perfoon, die er het opzicht over had, uitgebragt en geplaatst op een zoort van baar, om volkomen befchouwt te kunnen worden, maar wv werden niet toegelaten binnen de beperking van de tocJpaoo te komen. Het lyk dus ten toon gefteld zynde geworden, fchikte hy de plaats op met Mattenen Doek, op zulk eene wyze belegt, dat bet zelve aan 't oog behaagde. Het lighaam was geheel in alle zyne deelen; en fcheen naaulyks van eenige verrotting aangedaan te zyn, gevende geene de mirtfte onaangename lucht van zich; fchoon dit éénderheetfte • luchtflreken is, en Tee meer dan vier maanden was dood geweest, 'tls waar, de fpierachtige deelen en de oogen wa■ xen opgekrompen, maar het hair en de nagels waren in derzelver natuurlyken ftaat, en alle deleden buigzaam. Toenwy onderzoek deden naar de wyze, op welke zy hunne lyken be'ïvaren, werd ons gezegt, dat kort na het affterven, dezeb - S ven BOEK. I777» Septeiais  13.? REIS - NAAR DEN irr. BOEK. 1777- Septemb- ven ontdaan worden van alle de ingewanden, die door Jert anus worden uitgehaalt, waar na de holligheid geheel opgevult word met Doek; dat zoo haast zich eenig. vogL vertoont , het zelve terftond werd afgedroogc, en de lighamen gewreven werden met welriekende Kokernoot - olie; dat zulks dikwyls herhaalt, dezelven verfcheiden maanden behoed; waar na ze allengskens in ftof verkeeren. Omai berigtteons dat de lyken van alle hunne groote lieden , die eenen natuurlyken dood fterven , op deze wyze bewaardt en lang daar na openlyk ten toon geitelt worden, In 't eerst laat men ze op eiken fraijcn dag zien, naderhand flegts- van tyd tot tyd, en eindelek zeldzaam. Wy vertrokken des avonds van Oparre, daar wy Ootoo en de ganfche Koninglyke Familje lieten blyven. Toen den volgenden dag de Kapiteinen Cook en Clerke vereert werden met een bezoek van Ootoo, ftegen zy te paard, en reden de vlakte rond van Matavai, tot de grootfte verbazing van eene ontzachlyke meenigte aanfchouwers. 11s waar, Omai had te voren eens of tweemaal gepoogt een paard te beryden, maar hy was rer telkens afgevallen, eer hy ter deeg gezeten was; des was het thans voor de eerfte keer, dat zy iemand te paard zagen. Het geene door de Kapiteins was aangevangen, werd dagelyks door deneen of ander van ons Volk herhaalt, en evenwel lieten de Inboorlingen niet af, nieuwsgierig te zyn en verftelt te ftaan. Toen men hen getoont had, welk gebruik van deze Dieren te maken ware, waren zy uitermate blyde met dezelven, en naar 't ons toefcheen, boezemden deze Dieren hen een beter denkbeeld in van de meerderheid en grootheid van andere Natiën , dan alle de nieuwigheden , door hunne Europeefche bezoekers hen aangebragt, tot nog toe gedaan hadden. Ootoo maakte aan Kapitein Cook bekent dat zyne tegenwoordigheid te Oparre vereischt werd, alwaar men gehoor ftond te verkenen aan een groot perfonaadje van Bolabola, weshalven hy verzogt hem derwaards te willen vergezellen.. De Kapitein willigde dit verzoek gereedelykin, verwagtende aldaar iets,, zyne aandacht waardig,, te zullen by- wo*  —- S T I L L E IST OCEAAN. 139 wonen; ten dien einde vertrokken zyden 16., verzelt van den Heer Anderfon, doch niets viel 'er voor, dat hunne opmerking verdiende, of van 't minfte aanbelang voor hen was. ' Kapitein Cook, de Heer Anderfon en Omai begaven zich ) des morgens van den 18. weder naar Oparre, verzelt van Ootoo, en met zich nemende de Schapen, welke men voor. nemens was aan 't Eiland te laten.' Zy beftonden in een E-n; gelfche Pvam en Ooi, en in drie KaapfcheOoijen , alle welken de Kapitein aan Ootoo vei eerde. Daar de drie Koeijen by den Stier geweest hadden , vond hy goed , dezelven te verdeden, en 'er een naar Ulietea mede te voeren. Met dit oogmerk gaf hy last, om dezelven voor hem te brengen , en hy ftelde aan Etary voor, dat indien hy zyn Stier by Ootoo wilde laten, hy dezen Stier en een der Koeijen zou hebben. Tegens welk "voorflel, Etary, eerst, het een en anderinbragt; maar eindelyk nam hy'er genoegen in; toen echter het Vee in de boot gebragt werd, wilde het Volk van Eta5 ry niet, dat er eenige verwisfelinggefchiedde. Kapitein Cook hieruit vermoedende, dat Etary de fchik1 king der ruiling had goeclgekeurt, enkel om hem genoegen te ! geven , zag van de verwisfeling af, en befloot eindelyk om ! ze allen aan Ootoo te laten, dien hy uitdruklyk belastte niet 1 te dulden dat dezelven van Oparre verplaatst werden, tot < dat ze jongen genoeg zouden hebben voortgebragt, over ? welken hy als dan naar goedvinden zou mogen befchikken ; aan zyne Vrienden, of ze naar de omliggende Eilanden overzenden. Deze zaak afgedaan zynde, lieten zy Etary en deszelfs party daar ter plaatze, en verzelden Ootoo naar eene andei re ftreek, niet wyd van daar gelegen, daar zy de bedienden > van een Opperhoofd wagtende vonden , met een Varken, ) een Speenvarken en een Hond, als een gefchenk hunner mees: ters aan den Koning. Alles werd overgeleverd met de geWoone plechtigheden; ook werd 'er een aanfpraak gedaan, 1 waarin de fpreker vernam naar den welftand van Ootoo eri ',vne voornaamfte 'lieden. S«' ■ " De- BOEK» I777-' S-eptemb,  14-0 REIS NAAR DEN BOEK. 1777- Stptemb, Dezen dag en den 19. werden wy maar tamelyk voorzien; van vruchten;, toen dit ter ooren was gekomen van Ootoor kwam hy met deszelfs. Broeder, die zich byzonderlyk aart Kapitein Cook verknogt had, van Oparre met een ruimeh> voorraad van iyftocht voor beide de Schepen. De ganfche Koninglyke Familje kwam den volgenden dag met gefchenken, zoo dat wy thans meer mondkost ontvingen dan wy konden gebruiken.. Toen wy ons water aan boord hadden, en alles in behoorlyke orde was geftelt, begon Kapitein Cook te denken om. het Eiland Vaarwel te zeggen, ten einde den behoorlykeit tyd te hebben tot het bezoeken van andere Eilanden in deze Nabuurfchap. Wy bragten derhalven onze Obfervatoriums. en Werktuigen van land aanboord, en floegen onze Zeilen aan.. Des anderendaags morgens vroeg, kwam Ootoo by ons aan boord, om aan Kapitein Cook kennis te geven, dat deOorlogs Kanoos van Matavai en van de drie andere landftreken, zich ftonden te verëenigen, met die van Oparre, ert van dit gedeelte van 't Eiland; en dat de ganfche Vloot aldaar de Wapenfchouw zou pasfeeren. Het fmaldeel van Matavai raakte kort daarop in beweging, en na een poos voor. de baai geparadeert te hebben, verzamelde het zich aan den: ©ever; waar op Kapitein Cook zich in. zyn boot begaf, om: die Vloot te bezichtigen. Zy houden voor hunne Oorlogs Kanoos dusdanige vaartuigen die fchansfen hebben, op welke zy flryden, en van zulke Kanoos hadden zy 'er zestig; ook hadden zy 'er ten naasten by zoo veele die kleener waren.. De Kapitein ftond gereed om hen naar Oparre te verzeilen, toen de Opperhoofden, kort daar op, een.befluit namen om niet voor 's anderendaags te vertrekken. Deze verwyling behaagde den Commandeur, dewyl ze hem gelegenheid kon verfchaffen omietsvan hunne wyze van ftrydvoeren te zien. Ten. diemeinde verzogt hy. Ootoo bevel te willen, geven , aan eenige van«ieszelfs Kanoos r tot het doen van eenige gewone krygsver- «igtingeu. Terfloud kjegen, twee derselven last, zich naar  STILLEN OCEAAN. 141 de baai te begeven; in een van dezelven plaatfte zich Ootoo, Kapitein Cook en de Heer King. Omai begaf zich aan boord van de andere. Zoo rasch zy ver genoeg in Zee waren, kwamen zy op malkanderen af, naderden en weken , by beurten , zoo fchielyk als hunne roeijers konden voortftuwen. Inmiddels zwaaiden de krygslieden, die op de fchansfen waren, hunne wapens, en maakten eene meenigte póetzen, welke nergens anders konden toe ftrekken, dan om hunne driften gaande te maken, en hen te bereiden tot den aanval. Ootoo ftond aan de zyde van een fchans om de nodige bevelen te geven tot het naderen , wenden en afdeinzen; veel oordeel en eeh goed oog fcheenen hier toe vereischt te worden, ten einde een kans waartenemen of een gevaar aftekeeren. Ten langen lesten, na verfcheide malen op malkanderen aangt roeit te hebben, en te rug geweken te zyn , kwamen de beide Kanoos malkanderen op zyde, Schans tegen Schans, en na een hevig, doch kort gevecht in 't weik al de manfchap van Ootoo veronderftelt werd omgekomen te zyn, fprongen Omai en zvne makkers over, waar op oogenbliklyk Ootoo met al deszelfs fchoproeijers in Zee fprongen, als of zy genoodzaakt waren, hun leven met zwemmen te redden. Volgens het zeggen van Omai, gefchiedden hunne Scheepsgevechten niet altoos op die wyze. Somtyds hegten zy de beide Vaartuigen aan malkanderen, fteven tegen fteven, en vechten tot dat al de Krygslieden van de een of andere zyde gefneuvelt zyn. Doch zulk een ftryd heeft nooit plaats dan wanneer de Oorlogvoerende partyen voorgenomen hebben te overwinnen of te fterven; en in waarheid dit moetdikwils het geval zyn, want zy geven nooit kwartier, ten zy om hunne krygsgevangenen den volgenden dag een wreeder dood te doen ondergaan. Al de kragt en 't vermogen van deze Eilanden is alleen in hi-nne Scheepsmagt gelegen; hunne beflisfende krygsilagen gefchieden alle op Zee , en wy hebben nog nooit gehoord van eenen algemeenen Veldflag, tusfehen hen beT°gte% nö ïtr. BOEK. 1777- Septemb.  14-s REIS NAAR DEN TIT. BOEK. 1 777- Septemb. De tyd en plaats des ftryds, door beide partyen bepaalt of vastgefteld zynde, brengen zy daags en 's nachts te voren door.in brasferyen en vermaak! y kheden. _ By 't aanbreken van den dag, brengen zy hunne Kanoos in 'twater,maken allerhande toebereidzelen, en als 't volkomen licht is, beginnen zy den ftryd. De overwonnen zoeken zich te redden door eene verhaaste vlucht; zy , die aan land kunnen komen , vluchten met hunne vrienden naar 't gebergte; want de overwinnaars fparen, zoo lang hunne woede duurt, noch Grysaart, noch Vrouwen, noch Kinderen. De daaraanvolgenden dag, komen zy aan de Mor ai te famen, om den Eaiooa te danken voor de behaalde overwinning, en de ter nedergevelden, benevens de Krygsgevangen, als flachtoffers opteoueren. Vervolgens beginnen zy van vrede te handelen, van welken de overwinnaars gewoonlyk de artykels bepalen , zoo dat ganfche landftreeken en zelfs" geheele Eilanden zomtyds van eigenaars veranderen. Omai vertelde ons, dat hy eens door die van Bolabola Krygsgevangen was gemaakt, en naar dat Eiland overgevoert, daar hy en veele anderen, des anderendaags, den dood zouden hebben moeten ondergaan, waren zy niet zoo gelukkig geweest van in den nacht te ontkomen. Dit Spiegelgevecht over zynde, trok Omai zyn Wapenrusting aan , beklom de Schans van een' der Kanoos, en werd, dus uitgedoscht, langs den oever van de baai heen geroeit, ten einde zich van ieder volkomen te laten zien. Zyn wapenrok trok nochthans van de meenigte die aandacht niet, welke men verwacht had. Van zommigen, die te voren reeds een gedeelte daarvan gezien hadden, was de nieuwsgierigheid grootendeels voldaan , en anderen hadden , uit hoofde zyner dwaasheid en onvoorzigtigheid, zulk een afkeer tegen hem opgevat , dat zy naaulyks het oog wilden wenden, naar 't gene hy ten toon fpreidde; hoe zonderling en nieuw het ware. Ootoo kwam met deszelfs Vader aan boord, des morgens van den 22., om te vernemen, wanneer Kapitein Cook ftond onder zeil te gaan ? want de Kapitein ver ftaan hebbende dat 'er  STILLEN OCEAA N. 143 'er eene goede haven was te Eimeo, had hen gezegt, dat hy op zyn overtocht naar Huaheine, dat Eiland zou aandoen, •I «1 kwamen zy om een voorflag te doen van hem te willen verzeilen , en terzelver tyd hunne Vloot onder zeil te doen gaan, om Towha te verlterken. Gereed zynde om te \ vertrekken, liet hy hen de keuzo van den dag, en zy bepaalden den volgenden Woensdag , wanneer Ootoo , met } deszelfs Vader, Moeder en ganfche Familje', by hem aan \ boord zouden komen. Toen men deswegens was overeengekomen , ftelde de Kapitein voor om terftond naar Oparre i te varen, daar de ganfche Vloot dien dag ftond te verzame. Ien , en gemonftert te worden. Toen Kapitein Cook gereed ftond om in de boot te fr#: den, werd de tyding aangebragt, dat er een verdrag géflc: ten was, tusfehen Towha en Maheine , en dat Towha js VIoqs ; naar Attahooroo was te rug gekeert. Op dit onverwagt : nieuws, werden de Oorlogs Kancos, die te Oparre ftonden : te verzamelen , bevel gegeven, ieder naar hare Havens te zeilen. Kapitein Cook nogthans volgde Ootoo naar Oparre , verzelt van den Heer King en Omai. Kort na hunne aankomst bragt een bode van Eimeo de voorwaarde van 't - verdrag; daar het zelve was ten nadeele van Otaheite, werd > Ootoo fcherp doorgehaalt, wiens verwyl in 't zenden van : verfteikingen Towha genoopt had een fchandig verdrag te 1 maken. Zelfs werd 'er algemeen gezegt, dat Towha, wroki kende over de behandeling hem aangedaan , verklaard zou I hebben, dat hy, onmidlyk, na 't vertrek van Kapitein Cook zyn magt meende te voegen by die van Tiaraboo, en op a Ootoo aanvallen. Dit maakte dat Kapitein Cook verklaarde befloten te hebben zich de zaak zyn 's Vriends aantetrekken; en dat zoo iemand ondernemen durfde hem aan te vallen , hy den genen het gewicht van zyn ongenoegen zou doen gevoelen by deszelfs wederkomst aan dit Eiland. .Deze verklaring deedt waarfchynlyk de bedoelde uitwerking, en alhoewel Towha in *t eerst zulk een vyandig opzet 1 mogt gehad hebben, hoorden wy 'er in 't vervolg niet meer van fpreeken, Whappai, de Vader van Ootoo , keurde dert vre*- ii'. Ï7?-r Sepieri, b.  H4 REIS NAAR DEN^ mr. BOEK. Ï777. Sejuemb. Vrede ten hoogsten af, en wraakte Towha dien gefloterf te hebben. Deeze oude Man begreep wyzelyk, dat het vertrek van Kapitein Cook met hen naar Eimeo , aan hunne zaak zeer veeJ goeds zou gedaan hebben, ai ware het zelf dat hy geen deel in hunnen twist genomen hadde, en hieruit maakte hy op , dat Ootoo zeer voorzigtiglyk had te werk gegaan met op den Kapitein te wagten , alhoewel daar door de fpoedigehuip vertraagt wierd, op welke Towha was wagtende. Daar alle onze Vrienden wisten, dat wy op't punt waren van onder zeil te gaan, kwamen zy ons den 26, bezoeken en bragten,ons meer Varkens mede, dan wy noodig hadden; want geen zout over hebbende om het Spek intepekelen kregen wy te veel voor ons tegenwoordig vertier. Kapitein Cook verzelde Ootoo, den volgenden dag, naar Oparre; en alvorens van daar te rug te komen, bezag hy het Vee en 't Gevogelte, welk hy aan de zorg zyns Vriends had aanbevolen. Alles fcheen in een goeden toeftand en wel opgepast te worden. Twee Ganzen en twee Eenden zaten reeds te broeden, maar noch de Pauwin noch de Kalkoenfchen Hen waren aan 't leggen. Hy nam vier Geiten van Ootoo , van welke hy voornemens was een paar aan Ulietea te laten; en de twee anderen overtehouden ten gebruike van een:: der Eilanden, welke hy op zyn reis naar 't Noorden mogt aandoen. Het volgende bedryf van Ootoo zal aantoonen, dat het Volk van dit Eiland fheedig en loos genoeg is, in't bevorderen van deszelfs bedoelingen. Onder andere dingen, welke Kapitein Cook, op verfchiilende tyden, aan 't Opperhoofd gegeven had, was eenbefpiedglaasjeofkykertje; toen hy 'er twee of drie dagen meester van geweest was, werd hy het moede, of befpeurde misfehien dat het hem van geen nut was; om die reden bragt hy het heimelyk aan Kapitein Clerke, dien hy zeide, dat nademaal hy hem zoo veel vriendfchap betoond had, hy hem thans een gefchenk meende te doen, het welk hy verönderftelde dat hem aangenaam zou zy n. „ Maar, zeide Ootoo, Toota, (Kapitein Cook nament- lyk)  STILLEN OCEAAN.' HS lyk) moest 'er niets van weten, want hy zoude het graag .,, gehad hebben , maar ik weigerde het km te geven." Vervolgens ftelde hy het glaasje in handen van Kapitein Clerke, dien hy tevens verzekerde, dat hy 'er op eene eer-lyke wyze was aangekomen. In 't eerst weigerde Kapi1 tein Clerke het aantenemen onder allerlei voorgevens; doch i Ootoo drong 'er op aan , en liet het hem houden. Weinige I dagen daar na herinnerde hy het glas aan Kapitein Clerke , die, alhoewel hy het niet verlangde te hebben, nogthans geerne Ootoo wilde verplichten , en meenende dat eei nige bylen hem aangenamer zouden zyn, liet hy 'er vier i aanbrengen, als eene verwisleling voor 't glas. Terftond riep Ootoo uit.: Toota heeft 'er my vyf voor aangebe„ den." Wel nu, zeide Kapitein Clerke, als dat zoo is, zal ■uwe Vriendfchap voor my u niet nadeelig zyn; ik zal u i zes bylen geven. Deze gift nam hy gereedelyk aan , doch hy verzogt nogmaal aan Kapitein Clerke, er niets van te laten blyken aan Toota» Voor de meenigvuldige dingen van waarde, welke door Omai weggegeven waren, ontving hy maar één goed ftuk ij weder, beftaande in eene fraaije Zeilvoerende dubbele kanoo , met al haar tuig. Kort te voren had de Kapitein hem een ftel Engelfche Vlaggen laten maken, doch deze hield hy 'thans van te veel waarde, om gebruikt te worden. Derhaljven fïanschte hy eenige Vlaggen en Wimpels aan één, ten getale van tien of twaalf, welke hy aan verfcheiden hoeken van zyn kanoo liet hangen. Deze nieuwigheid trok eene meenigte Volks , dat by hoopen naar dezelve kwam kyken. ïOmai's Wimpels waren een mengzel van Engelfche, Franfche, Spaanfche en Hollandfche Vlaggen, zynde de Europeefche Vlaggen, die hy gezien had. Hy had zich wel voorzien van Doek en Kokernoot-Olie, welk beide beter en overvloediger te bekomen zyn op Otaheite dan aan eenige der Sociëteit-Eilanden; zoo dat men ze als een artykel van Koophandel kon aanmerken. Omai zou zich zoo onbedagtzaam enonbeftendig niet gedragen hebben, gelyk hy in veele gevallen deedt, ware hy niet weggefleept door zyne Zuster endoor T zyn in. BOEK. 1777- Septeml).  m. BOEK. 1777Septemb. U6 REIS NAAR DEN zyn Schoonbroeder, die benevens eenige uitgekozen keu* nisfen zich geheel van hem meester maakten, ten einde hem alles wat hy bezat afhandig te maken, en waarin zy wezentlyk zouden geflaagt hebben, indien.Kapitein Cook denuttigfte artykels van Omai's Goederen niet in bewaring had genomen. Dan dit zelfs zou Omai niet voor armoede behoed hebben, indien de Kapitein deze zyne bloedverwanten hadt toegelaten, hem te verzeilen naar Huaheine, daar men befloten had hem te vestigen. Het was gewis hun oogmerk hem geheel kaal te plukken, maar de Kapitein ftelde hen te leur in hunne bedoeling, door hen te verbieden zich in aat Eiland te laten zien, zoo lang hy zich in dat gedeelte der Waereld zoude bevinden., en zy kenden hem te wel. om niet. te gehoorzamen. Door fliltens en fl'appe koekens uit den Westen , werden wy hier eenige dagen langer opgehouden, dan wy verwagtten.. Gedurende al dien tyd waren de Schepen opgepropt met onze Vrienden, en omringt, van Kanoos; want niemand •wilde ons verlaten voor dat wy onder zeil gingen. Einde yk kregen wy den 29. een Oosten Wind, zoo dat wy anker lktten. Toen de Schepen onder zeil waren, deeden wy,. om Ootoo's nieuwsgierigheid te voldoen, zeven fchootenuit ons Gefchut, waar na alle onze Vrienden,. behalven hy en ■twee of drie anderen , affcheid van ons namen ,, met zoo veel hartelykheid en aandoening, als genoeg, te kennen gaf, hoe zeer hen ons vertrek fmertte. Ootoo te kennen.gevende, hoe hv verlangde de Schepen onder zeil te zien-, deden wy een gang zeewaards en wendden het terftond weder naar binnen waarop hy eindelyk zyn laatfte affcheid nam, ons Vaarwel wenschte en met zyn Kanoo naar land voer. Kapitein Cook zou zich zoo fchielyk niet begeven hebben van Otaheite, hadde hy Omai kunnen overhalen, om zich -daar neder te zetten Er was zelfs geen waarfchynlykheid dat wy elders beter van Lyftogt zouden voorzien worden dan wy, by aanhoudenheid, hier gedaan wierden, zelfs toenwy «p ons vertrek ftonden.. Daarenboven had 'er een vriendfchap en vertrouwen plaats tusfehen ons en de bewoners va»  STILLEN OCEAAN. ï'47 \ Eiland, als naaulyks te venvagten ware op eenige andere plaats, en 't geen iets ongemeens is, die vriendfchap en dat vertrouwen had altoos blyven ftand grypen, zonder tusfehen beiden door eenig toeval of misverftand afgebroken of opgefchort te worden; zelfs was 'er geen diefftal van eenig aanbelang gepleegt. Het moet als iets ongemeens voorkomen, dat wy nooit eenig regt befcheid konden bekomen , wegens den tyd, wanneer de Spanjaarden hier aanlandden, hoe lang zy 'er bleven en wanneer -zy vertrokken. Hoe meer onderzoek wy daar toe deden , des te meer werden wy overtuigt van de onbekwaamheid van de meeste van dit Volk, !om geheugen te dragen , of den tyd te berekenen van voorleden gebeurtenisfen , -vooral, wanneer 'er een tydvak van meer dan agttien of twintig maanden tusfehen beiden verloopen is. Uit het opfchrift nogthans van het kruis, en uit het verhaal van de verffandigfte Inboorlingen, bleek, dat 'er twee Schepen te Oheitepeha in 't Jaar 1774 waren aangekomen , kort na dat Kapitein Cook vertrok van Matavai, het welk geweest was: in Mey van dat delfde jaar. De levende Dieren, welke zy; hier agterlieten , beftonden in een Stier , eenige Geiten, Varkens en Honden en het Mannetje van een ander Dier, het welk wy naderhand vernamen een Ram geweest te zyn, welke thans te Bolabola was. De Varkens zyn groot en hebben alreeds de oorfpronglyke* foort, die wy op'tEiland vonden, merkelykverbeterd; ook waren ze by onze laatfte komst alhier zeer talryk en fterk vermeenigvuldigt. Geiten zyn hiermede in meenigte: 'er is naaulyks eert Opperhoofd dat 'er geene heeft. De Honden, door de Spanjaarden hier aan land gezet, zyn van twee of driederleye foorten: waren dezelve alle van kant gemaakt, liever dan op 't Eiland gelaten te zyn, zoude het vry wat beter voor de Inboorlingen geweest zyn. De jonge Ram van Kapitein Cook werd het llagtöffer van een dier Dieren. Er waren vier Spanjaarden aan land gebleven, toen die Schepen het Eiland verlieten ; naamlyk twee Priesters, een Huisknegt, en een ander zeer bemind by de Inboorlingen, die T 2 hem n T. BOEK, 1777-, SeptemL  148 REIS NAAR DEK in. BOEK.. 1777JSeptemh, hem' by den naam- van Mateema onderfehéidden:. Hy fcheer;. zich zoo. naarftig op hunne taal te hebben toegelegt,,, dat hy ia ftaat werd dezelve t.melyk te fpreken, en een onvermoeiden vlyt aanwendde om de Eilanders verheven gedagteninteboezemen, van de grootheid der Spaanfche Natie, en hen tevens een flegt denkbeeld te geven van de Engelfchen. Op den 30 September, met het aanbreken van den dag, na dat wy van Otaheite vertrokken waren, rigtten wy onzen koers naar 't Noord-einde van het Eiland Eimeo, daar wy in tien vademen Waters ten anker kwamen. De Haven, word Taloo geheten ;. zy is aan de Noordzyde van 't Eiland, in het gewest van Oboonohoo., of Poonohoo. Zy loopt rn-er dan twee Engelfche mylen tusfehen de heuvels Zuid, of ' .iid ten Oosten op. Zy behoeft voor geene Haven, diewy n dezen Oceaan ontmoetten, onder te doen; zoo ten opzichte van veiligheid als van goeden ankergrond.. De Haven van. Parowroah, aan dezelfde zyde van't Eiland legt omtrent twee Engelfche mylen naar 't Oosten , en heeft meer ruimte dan die van Taloo; maar de opening in het rif is. te ly waard van de Haven , en is zeer veel naauwer. Deze in 't oog. loopende gebreken, moeten aan de Haven van Taloo boven al de voorkeur geven. Zoo haast wy voor anker lagen, kwamen ganfche raeenigtens van Inboorlingen aan boord van onze Schepen, uit. enkele nieuwsgierigheid, want zy bragten niets met zich om te ruilebuiten; verfcheide Kanoos nogthans kwamen den volgenden, morgen van verder afgelegene ftreken, en bragtenovervloed van Broodvrucht en Kokernoten, als mede eenige. weinige Varkens aan, welke wy inruilden tegen Kralen, Spykers en Bylen; de roode Veders werden hier zoo fterk niet gevraagt als te Otaheite. Op Donderdag den 2. October, ontving Kapitein Cook, des. morgens , een bezoek van Maheine, het. Opperhoofd van het Eiland, verzelt van deszelfs Vrouwe. Hy naderdehet Schip, met groote omzigtigheid en bedag-tzaamheid, alsof hy eenig kwaad van ons vermoedde, uit hoofde onzer Vriendfchap met de Oiaheiteanen; alzoo dit Volk zich niet, kan- Omber  STILLEN 'OCEAAN. Ü9 kan verbeelden, dat wy in Vriendfchap kunnen leven met eene Natie, zonder eene party voor dezelve tegen hare vyanden te nemen. Kapitein Cook gaf hen zulke artykels ten gefchenke als hy meende dat hen 't meeste zouden behagen. Na dat zy een half uur by ons vertoeft hadden, keerden zy naar land. Kort daar op kwamen zy weder met een groot Varken, waar mede zy bedo kien het gefchenk van den Kapitein te beantwoorden; doch deze vermeerderde de vorige artikels tot de volle waarde van 't aangebragte Zwyn: vervolgens gingen zy aan boord van de Discovery een bezoek afleggen by Kapicein Clerke. Tegens den avond ftegen Kapitein Cook en Omai te paard en reden het ftrand langs. Omai had de inboorlingen verboden ons te volgen, zoo dat onze fleep niet talryk was* de vrees van misnoegen te geven bedwong hunne nieuwsgierigheids Alles gereed gemaakt zynde om onder zeil te gaan , bragten wy het Schip in diep water, voornemens om des anderendaags den 7 October in Zee te fteken, waarin wy door een onaangenaam toeval belet werden. Over dag hadden wy onze Geiten aan land laten grazen , en niettegenftaande wy twee mannen tot oppasfers over dezelven geftelt hadden , was 'er dien- avond een van geftolen. Dit was een groot verlies, dewyl des Kapiteins oogmerk, om ook andere Eilanden van deze Dieren te voorzien daar door verydelt werd; hy befloot derhalven alles wat mooglyk ware aantewenden , om de Geit weder te krygen. 's Morgens daar aan kreegen wy tyding, dat dezelve naar Maheine gevoerd was,, die zich te dien tyd bevond in de Haven van Parowroah. Twee bedaagde. Mansperfonen boden hunnen dienst aan, om iemand onzer daar heen te geleiden , teneinde de Gek te rug te brengen. Dienvolgens zond Kapitein Cook eenige van zyn Volk in een boot af met een boodfehap aan het Opperhoofd , aandringende om beide de Geit enden Dief terftond overteleveren. De Geit werd ons 's avonds te rug gebragt , maar intusfehen was 'er eene andere geftolen, welke wy, na. zeer veel moeite, weder kregen, ennietvooi T 3 ec m. BOEK. 1777October.  150- REIS N A A R DEN BOEK. 1777- Ottober. en al eer de Kapitein eenige huizen en kanoos in den brand had geftoken, en andere vyandelyke bedreigingen gedaan. Te Eimeo werden de Schepen rykelyk voorzien van Brandhout. Wy hadden ons te Otaheite van dat artykel niets verzorgt, om dat 'er te Matavai geen boom gevonden word, welke niet van nut is voor de bewoners. Wy ontvingen hier insgelyks een grooten aanvoer van ververfchingen in Varkens, Brood - vrucht en Kokernoten. Tusfehen de voortbrengzels van dit Eiland en die van Otaheite is weinig onderfcheid ; het onderfcheid nogthans in hunne Vrouwen is aanmerkelyk. Die van Eimeo zyn donker van kleur, -kleen of kort van leest, en afzichtelyk van wezenstrekken. Het voorkomen van Eimeo heeft geen het minfte gelyk met dat van Otaheite; het laatfte een heuvelachtig land zynde , heeft weinig lagen grond, mtgezondert eenige diepe valeijen en de vlakke boord welke het naby de Zee omvangt. Eimeo heeft fteile ruwe heuvels, die in onderfcheide rigtingen loopen, en langs hunne zyden groote valeijen en zachte ryzende gronden laten. De heuvels, fchoon rotsachtig, zyn gemeenlyk bedekt met boomen bykans tot aan den top. In het diep van de Haven van Taloo rystdegrondlangfamerhand tot den voet der heuvelen, maar de vlakke boord aan de zyden loopt geheel fteil uit op eenen kleenen afftand van de Zee. Dit leverde een gezicht ver boven alles wat wy te' Otaheite gezien hadden. Digt by de plaats, daaronze Schepen lagen, zyn twee groote fteenen, wegens welken de Inboorlingen eenige bygeloovige begrippen voeden. Zy befchouwen ze als Broeder en Zuster; en houden ze voor Eatoas of Godheden, die door bovennatuurlyke wegen van Ulietea daar gekomen zyn. 's Morgens, na ons vertrek van Eimeo, zagen wy Huaheine. Ten twaalf uren kwamen wy aan dea Noorderlyken ingang van Owharre's Haven, aan de Westzyde van 't Eiland gelegen, ten anker. Den volgenden morgen, zynde den 13 October, kregen ivy alle de voorname lieden van. 't Eiland aan onze Schepen. Dit  STILLEN OCEAAN. 151 Dit was juist wat Kapitein Cook verlangde, dewyl het thans i hoog tyd werd om Omai te plaatzen ; en hy meende, dat de tegenwoordigheid dezer Opperhoofden hem in ftaat zou Hellen , om zulks naar genoegen te doen. Omai fcheen thans genegen om zich te Ulietea ter nedertezetten; en indien hy en Kapitein Cook het eens hadden kunnen worden omtrent de wyze , hoe zulks ter uitvoer te brengen , zou de laatfte 'er niet ongenegen toe geweest zyn. Zyn Vader was door de inwooners van Bolabola , toen deze Ulietea veroverden, eenig land in dat Eiland ontnomen , en de Kapitein hoopte in ftaat te zullen zyn het aan den Zoon te rug te bezorgen, zonder veel moeite. Ten dien einde werd 'er vereischt dat Omai zich de vriendfchap verwierf van die geenen, die de meesters van 't Eiland geworden waren; dan, Omai wilde naar zulk een voorftel niet luisteren , en was verwaand genoeg zich te verbeelden dat de Kapitein geweld zou gebruiken om hem te herftellen in zyne verloren landen. Daar dit nu belette dat hy zich niet te Ulietea vestigde, begon de Kapitein Huaheine te befchouwen als eene gefchikter plaats, en befloot derhalven van de tegenwoordigheid der voornaamfte lieden van dat Eiland gebruik te maken, en de zaak aan hen voortedragen. De Kapitein maakte zich daarop gereed, om een plech1 'tig bezoek te geven aan Taireetareea , de Earee rahie, of Koning van het Eiland, met oogmerk om van deze ! 'zaak te fpreken. Omai, die hem zoude verzeilen , kleedde zich by die gelegenheid netjes aan, en voorzag zich van een fraai gefchenk voor het Opperhoofd zelf, en van eenander voor zyn Eatooa. Hunne aanlanding trok de meeste be: zoekers van de Schepen af, die met veele anderen in een groot huis vergaderden,. De Kapitein bleef eenigen tyd op Taireetareea wagten ;■ .en toen deze te voorfchynkwam, zag Kapitein Cook duidelyk, dat hy zyne tegenwoordigheid wel had kunnen ontberen , dewyl hy niet bovemde tienjarenond I was. Omai ving aan offerhanden van Doek r, roode Veders ! &c. aan de Godin te offeren. Daar op volgde eene andere ©fferhande, welke door het jonge Opperhoofd aan de Goden ftond m, BOEK. 1777October.  -152 REIS NAAR DEN in. BOEK. J777. October ftond gegeven te worden ; en na deze offcrhande werden verfcheide andere bosfen roode Vederen aangeboden. De onderfcheide artykels werden voor een Priester gelegt, en elk overgeleverd met een zoort van gebed, het welk door een van Omaïs Vrienden werd uitgefproken, alhoewel grootendeels doorhem zelfs opgegeven. In deze gebeden vergathy zyne Vrienden in Engeland niet, noch die ge.nen, die hem behouden in zyn geboorteland hadden wedergebragt. Toen deze offerhanden en gebeden geëindigt waren, nam de Priester elk artykel in rang op, en na 't herhalen van een gebed, zond hy alles naar de Morai. Deze Godsdienftige plechtigheden verrigt zynde , zette Omai zich by den Kapitein neder, die aan het jonge Opperhoofd een gefchenk deedt en een ander gefchenk in de plaats ontving. Vervolgens werden er eenige fchikkingen gemaakt met betrekking tot de wyze van onzen handel met de Eilanders ; in welke fchikkingen de Kapitein wel degelyk voorftelde, de flegte gevolgen die ontftaan zouden, als zy ons beroofden of goederen afftalen, gelyk ze by vorige gelegenheden gedaan hadden. Voorts fprak men de vergaderde Opperhoofden over het vestigen van Omai. Hy verhaalde hen, dat wy hem naar ons land hadden overgevoerd, daar hy wel was ontvangen geworden van den grooten Koning en deszelfs Earees (Overften of Edelen) en gedurende zyn verblyf aldaar onthaald met alle de teekenen van achting en genegenheid ; dat men hem had te rug gebragt, na dat hy door onze edelmoedigheid was verrykt met verfcheide artykels, die ten uitterften voordeelig en nuttig zouden zyn aan zyne landslieden; en dat, behalven de beide Paarden, die hier ftonden te blyven, veele andere nieuwe en nuttige Dieren te Otaheite gelaaten waren, die fpoedig zouden vermeenigvuldigen, en een genoegzaam getal leveren ten nutte en gebruike van alle de omgelegene Eilanden. Vervolgens gaf. hy hen te verftaan, dat Kapitein Cook hen ernftig verzogt aan zyn Vriend een ftuk land afteftaan, daar hy een huis kon bouwen, en den noodigen lyftocht voor hem en deszelfs bedienden aankweeken; hy voegde 'er by, dat indien hy zulks niet    STILLE N CCEA A -N. *niet kon verkrygen, by gifte of koop, te Huaheine, de Kapitein •voorgenoomen had hem naar Ulietea te voeren en aldaar ter .nedertezetten. -Deze hoofddeelen Waren aan Omai opgegeven door Kapitein Cook, die , bemerkende, dat het gene waarmede hy befloten had, naamlyk van naar Ulietea te (gaan, de goedkeuring fcheen wegtedragen van alle de Opperhoofden, terftond de reden daarvan bevroedde. Omai-had verwaandelyk zich gevleid, dat de Kapitein geweld zou gebruiken, om hem te Ulietea in zyns Vaders landen te herltellen, en hy had, over dat onderwerp , zich onbedachtzaam geuit tegen eenige lieden van de Vergadering, die thans in de verwagting waren , dat Kapitein Cook hen zou onderfteunen, in 't overmeesteren van Ulietea, en in't verdry ven-van de Bolabolanen uit dat Eiland. Om hen nu -deswegens beter te onderrigten, gaf hy hen op 't ernftigfte te verïtaan, dat hy hen in zulk eens onderneming niet alleen niet-zou onderfle-unen, maar zelfs niet dulden zou, dat zoo lang hy zich in hunne Zeeën bevond, zulks ter uitvoer gebragt wierde; en dat indien Omai zich in Ulietea wilde nederzetten, hy op eene vriendelyke wyze daar moest heen gevoert Worden, en zich niet als een veroveraar aan 't Volk van Bolabola laten op dringen. Deze nadrukkelyke verklaring gaf terftond eelie andere 'wending aan de gevoelens van den raad. Een hunner liet '.zich aldus uit : dat het ganfche Eiland van Huaheine, met alles wat 'er op was, aan Kapitein Cook toebehoorde; en geyolgelyk, dat hy over zulk een gedeelte, als hy voor zyn Vriend verlangde, kon befchikken. Omai hoorde -dit met vermaak aan, en meende dat hy, met mild te zyn, hem alles .zou doen geven. Maar een bod te doen , dat met geen voeg kon aangenomen worden-, oordeelde -de Kapitein zoo goed •als niet te bieden, en om die reden verzogt hy, dat zy eene byzondere plek wilden aanwyzen , als mede-hetland datzy ge.negen waren afteftaan tot eene vastigheid. Op dit verzoek, zond men om eenige Opperhoofden, die reeds uit de Vergadering weggegaan waren , en na eene korte beraadflaging, werd het verzoek van den Commandeur eenparig ingewilligt, V en in. BOEK. 1777OctuLer.  IIT. BOEK. ■ 1777October. 9t5K REIS NAAR DE N' ♦. m en terftond den grond bepaalt, welke gelegen was naast het huis daar deze Vergadering gehouden werd. Dit ftuk gronds ftrekte zich uit langs de kant van de Haven, omtrent twee honderd Roeden in lengte, en ruim zoo veele roeden in 't breede naar den kant van den Heuvel, welke voor een goed gedeelte mede in de gift bepaalt werd. Deze zaak afgedaan zynde, werd een tent aan den oever opgeflagen, het noodige Volk daar toe beftemt, en deObfervatoriumsopgeregt. De Timmerlieden van beide de Schepen werden aan het optimmeren gezet, van een kleen huis voor Omai, alwaar hy de verfchiilende goederen, die uit Europa aangebragt waren, en hem. toebehoorden, veilig kon bergen; te zeiver tyd leiden fommigen van ons Volk een Tuin voor hem aan, daar zy Wynftokken , Pompelmoes Boomen en Pyn Appels in planteden,. en dien zy met allerleije foort van Moeskruiden hezaijden ; en alvorens wy van dit Eiland vertrokken, bevond zich alles in dezen Hof in eenen bloeijenden ftaat. Omai begon thans ernftig acht te geven op zyne eigen zakken , en had een hartelyk berouw over zyn onbezonnen en verfpillende handelwyze op Otaheite. Hy trof op Huaheine een Broeder, eene Zuster en een Schoonbroeder aan, de Zuster getrouwt zynde; doch deze plunderden hem niet, gelyk zyne andere Bloedverwanten hem onlangs gedaan hadden. Het fcheen, nogthans, dat fchoon zy te eérlyk en goedhartig waren , om hem iets te ontnemen of te benadeelen, zy van te weinig aanzien waren.op 'tEiland,.om hem eenige wezentlyke dienften te kunnen bewyzen,.hebbende geen gezach of invloed om zyn perfoon te befehermen. Daar de zaken dus geftell waren , liep hy groot gevaar om beroofd te worden van alles wat hy van ons ontvangen had, zoo rasch hy niet meer binnen, het bereik zou zyn van onze veel vermogende befcherming. Hy ftond nu op *ï punt om eene zonderlinge plaats te beflaan in de Maatfchappy , van welke hy een lid ging worden en van welke hy de eenige ryke Man zou zyn. En daar hy, door zyne betrekking tot ons, zich meester had gemaakt van eene zoort van fchat, welke van niemand zyner landslieden do oir.  S T I L L É N O'CEA A N. 155 door kunst of vlyt kon verkregen worden, was het natuurlyk te denken , dat dewyl ieder een begeerig zou zyn om deel te hebben aan dezen benydden rykdom, ailen zich zouden vereenigen om den eenigften eigenaar 'er van te berooven. Om zulks waarfchyrilyk voortekomen, raadde hem Kapitein Cook ; zommige zyner goederen te verdeelen onder twee of drie der voornaamfte Opperhoofden, die, op deze wyze begunftigt, daar door genoopt konden worden, om hem te handhaven en i te befchermen tegen de beledigingen van anderen: hy beloofde dezen raad te volgen; en voor ons vertrek van hier, vernamen wy, dat deze voorzigtige flap door hem gedaan was. j De Kapitein nogthans., die zich niet te fterk verliet op bej weegredenen van dankbaarheid, maakte gebruik Van kracht; dadiger en bondiger drangredenen , die vrees verwekten, en hy liet geene gelegenheid voorbygaan om de Inboorlingen | te beduiden, dat hy voornemens was, na verloop van den gewonen tyd, dit Eiland andermaal te komen bezoeken, en dat, indien hy zyn Vriend te dien tyde niet even veilig en zeker'vond, als hy hem thans liet, alle de zulken-, welken als dan zouden blyken zyne vyanden te zyn geweest, gewisfelyk konden verwagten door hem geftraft te zullen worden. Terwyl wy in deze Haven lagen, bragten wy het Scheeps: brood aan land, om het te luchten en van fchimmel te zuive\ ren. De meenigte kakkerlakken, met welke wy op de Schepen thans gekweldwaren, was ongelooflyk. Defchade, die zy i ons toebragten, was zeer groot, en alle onze pogingen om die : Dieren te vernielen, vruchteloos. Alle zoort van fpys, welke flechts voor eenige weinige oogenblikken ongedekt ftond, werd van dit fchadelyk gedierte overwelmd en zoodanig doorgevreten, dat dezelve een Honingraat geleek. De Vogels, die om hunne zeldfaamheid door ons opgezet enbe■ waard waren, werden door ditverflindendongediert vernield; en deze infecten waren zoo gretig op inkt, dat zy het fchrift van de ftrooken Parkement, welke wy aan verfcheide artykels hadden hangen, uitaten, en het eenigfte, waarmede wy konden voorkomen het vernielen onzer boeken, was dezelven zeer vast toe te binden , zoo dat dit ongediert belet werdtüsfchen de bladen intedringen. V % Omai BOEK. 1777- October:  156 REIS NAAR DE ïf" in. BOEK.. 077* OcSokeK. Omai's huis thans, grootendeels voltooit zynde, bragten., wy op den 26. verfcheide zyner Meubilen aan; onder verfcheide andere artykels was een doos met Poppegoed, het welk ten uiterften aan de gapende meenigte behaagde: maar, naar de Schotels, Borden , Drinkbekers-, Glazen, Potten ,; Ketels en andere Keuken gereedfchap,, werd naulyks van iemand zyner. Landslieden het oog gewendt. Omai zelf kwam ih de verbeelding,,dat. het.hem van geen nut zou zyn; dat. een. gebakken Varken een fmakelyker eten was dan een gekookt , dat een weegbree blad eemzoo goede fchotel maakte, als een. tin bord ; en dat de dop van een Kokernoot de.plaats •wel kon vervullen van een.bier glas of beker.. Om die reden ftond hy de meeste dezer artykels van Engelsch Huisraad af. aan het Scheeps-Volk, dat 'er hem Bylen en andere Yzerwerk voor inde plaats gaf, het welk van wezenlyker waarde in dit weerelddeel was. Onder de meenigte dingen, welke men in.Engeland vereert had, had men geen Vuurwerken verbeten; van welken wy des avonds van den 28. eenige afftaken, tot geen gering vermaak en verbazing van eene groote meenigte Volks. De overige werden in orde gcftelt en aan Omai' gelaten , ingevolge derzelver oorfpronglyke beftem- ming. , .. • 1 n- Omai had niet zoo rasch zyne nieuwe wonmg heilagen,. of Kapitein Cook begon te denken om van Huaheine te verr trekken, en liet daarom dezen avond, alles wat wy aan land, hadden , naar de Schepen overbrengen,, uitgezondert een? Geit, die met jong was, als mede een Hengst en een Merrie 'die wy in eigendom lieten aan onzen.Vriend, van wien wy' nu eindelyk. ftonden te fcheiden. Wy gaven hem insgelyks een Beer - Varken en twee Zoggen van Engelsch ras,.. ook had hy twee of drie Zoggen van zyn eigen.. De Hengsthad de Merrie befprongen, terwyl wy te Otaheite lagen; zoo. dat waarfchynlyk door.dit aanzienlyk gefchenk deze Eilanden, van Paarden ftaan voorzien te worden.. Wat de Huisbedienden, van Omai aanbelangt, hy had van. Otaheite viér of vyf toutous, of lieden van 't geringer foort medegenomen; de twee jonge Nieuw-Zeelandersblevenby hem,. 0 waar-:  STILLEN O C E A A N. 157 waar by zich te Huaheine nog voegden zyn Broeder-en verfcheide anderen; -zyn Huisgezin beftond des uit tien of elf Eerlonen', onder welken nogthans niet één Vrouwsperfoon getelt werd. Het Huis, welk onze Timmerlieden voor hem gebouwt hadden , was vier en twintig voeten breed, agttien voeten diep-, en omtrent tien voeten hoog; het was van planken opgeilagen, welke de Buit- waren van onze Krygsbedry ven te Eimeo: in 't famenflellen van 't huis waren zoo weinig fpykers gebruikt als mogelyk was, ten-einde niemand aantezetten hetzelve, om het yzer, aftebreken. Hy beloofde ons , dat onmidlyk na ons vertrek, hyeen ruim huis, naar zvne eige landwvze, zou bouwen, van welk huis het eene einde over dat, "het welk wy voor hem getimmert hadden, zou heen getrokken worden, om het daar door te beter te beveiligen en in ftand te houden. Tot dat werk beloofden de Opperhoofden van 't Eiland hem, hunne hulp te zullen leenen. Indien nu het ontworpen gebouw den grond mogt b'eflaair4 welke voor liet zelve beftemt wierd, is het zeker dat wei'nig^huizen op Huaheine dat van Omai in grootteen ruimte zullen overtreffen. ; . Het Europees Wapentuig van Omai beftond in een Voeelroer, twee paar Pistolen, verfcheide Houwers of Hartsvangers, een Musket, Baijonet en Patroontasch Toen hy alles wat hem toebehoorde aan land had , onthaalde hy de beide Kapiteins- en de meeste Officieren der beide Schepen twee of driemalen, op 't middagmaal, by welke gelegenheid-■ zvn tafel rykelyk voorzien was van de beste fpys, welke het Eiland voortbragt. Alvorens onder zeil te gaan het de Commandeur het volgend Opfchrift op de buitenzyde van t Huisfnydem. Georgiüs Tertius, Rex, 2 Nove?nbris, 1777*" ƒ Rfifolution, Jac. Cook, Pr. Naves \Discovery i Car, Clerke Pr. Op Zóndag den 2. November, ten vier uren, namen wy een Oosten-Wind te baat, en zeilden de Haven uit van Ow- \r» 3 har- nr. BOEK. 1777- October. Novmfi-  III. BOEK. J777- Novmb, Tl E I S HAARDEN harre. De meeste onzer Vrienden bleven aan Boord, tot dat onze Schepen onder zeil waren , toen Kapitein Cook , om hunne nieuwsgierigheid te voldoen, vuur liet geven uit vyf ftukken. Hierop gingen zy allen van boord af, uitgezondert Omai, die by ons bleef tot dat wy in Zee waren. Door 't uitbrengen van een Werpanker aan den wal, waren wy onder zeil gekomen, dan, by 't overhalen van't Schip brak -het touw, dat op de rotzen afgevylt was, zoo dat het anker achter bleef; het was derhalven noodzaakelyk een boot aftezenden , om het weder aan boord te krygen. Met deze boot voer onze Vriend Omai naar land , na een zeer hartelyk Vaarwel en affcheid genomen te hebben van alle de Officieren. Hy droeg zich in zyn affcheidnemen kloek en mannelyk, tot dat hy by Kapitein Cook kwam, wanneer hy, in weerwil van alle pogingen, zich niet kon weerhouden tranen te ftorten; ook bleef hy in 't varen naar 't ftrand den ganfehen tyd over weenen, gelyk de Heer King, die hem in de boot verzelde, naderhand aan Kapitein Cook verhaalde. De te rug komst van Omai en de dadelyke blyken vanBritfche milddadigheid, welke hy met zich te rug bragt, moedigden veelen zyner Landgenoten aan, om zich aantebieden ons als vrywilligers naar Pretane te verzeilen. De Kapitein nogthans liet by alle gelegenheid blyken, dat hy, befloten hebbende niemand mede te nemen, alle aanzoek van dien aart moest van de hand wyzen. Omai, die 'er roem in ftelde de eenigfte groote Reiziger onder hen te blyven , en nogthans bevreest fcheen, dat de Kapitein zich zou laten overhalen om ook anderen in dien roem te doen deeten, herinnerde hem verfcheidenmalen de verklaring van den Graaf van Sandwich , dat geene anderen zyner Landsgenoten naar Engeland zouden overgebragt worden. Zoo haast de boot, in welke Omai naar 't Eiland was gevoert , te rug kwam met het achtergelaten Werpanker, namen wy haar binnen , en ftevenden zonder langer dralen op Ulietea aan. Den volgenden morgen, zynde den 3 November, zeilden wy om het Zuidëinde heen van dat Eiland naar de  STILLEN OCEAAN. i de Haven van Ohamaneno. Niet zoo rasch bevonden wy ons Binnen die Haven, of onze Schep.n werden omfingelt van jkanoos, alle vol Inboorlingen, met een aanvoer van Vruchjten en Varkens, welken zy verruilden tegens verfcheide van lonze artykels. Omtrent veertien dagen, na onze aankomst te Ulietea, ■ kreegen wy een kanoo mét twee van Omai's bedienden aan ;boord, door welke hy ons liet weten, dat de inwoners van ijHuaheine hem ongefïoord lieten, en dat alles by hem wel jwas , uitgezonden , dat zyn Geit in 't werpen van jongen jgedorven was. Dit bericht ging verzelt van een verzoek ! om eene andere Geit en om twee Bylen. De Kapitein , die behagen fchepte , om by deze gelegenheid nogmaal zyn Vriend dienst te doen , zondt de boden te rug naar Huaheii ne op den 18., en gaf hen by de Bylen een Bok en een Geit i voor Omai mede. Op M ;andag den 19. , ffelde de Commandeur aan Kapi: tein Clerke ter hand de fchriftelyke bevelen , hoe zich te gei dragen , ingevalle de Schepen, na haar vertrek van deze Eilanden , van malkanderen mogten afraken. De inhoud daarvan was : dat nademaal de Vaart van de Sociëteit- Eilanden naar de Noordkust van America zeer lang was, en een gedeelte derzelve moest gefchieden in 't holfte van den win: tér, wanneer men niets dan onftuimig en buijig weer te ; wagten had , waar door eene fcheiding van den anderen zou i kunnen veroorzaakt worden, Kapitein Clerke gelast werdal| le mogelyke zorg te dragen om zulk eene fcheiding te ver< hoeden: doch indien de beide Schepen van malkanderen mog; ten afraken , hy, na vyf dagen zich te vergeefsch in 't op; fporen van Kapitein Cook bevJytig-t te hebben, zou hebben j te fievenen naar de Kust van Nieuw Albion, en trachten daf ' Eiland te bereiken op 45 gr. breedte, alwaar hy tien dagen i zou blyven kruisfen op de Refolution, en dat Schip in dien i tusfehen tyd niet ziende opdagen, de eerfte bekwame Haven zou hebben inteloopen op of benoorden die breedte, ten : einde verversfehingen te bekomen, en zich te voorzien van ' Watef en Hout : dat hy , gedurende zyn verblyf in die Ha* itr. BOEK.Ï 1777. Novemb»  :iöo 1EIS .NAAR DEN ui. BOEK. ï~77- .Novemb, Haven., aanhoudend zou hebben uittezien naar Kapitein Cook , en indien deze voor den i. April niet by hem ware, hy als dan zyn tocht Noordwaards moest vervorderen tot op de breedte van 56 gr., alwaar hy op .geen grooter afftand van de Kust, dan 15 Zeemylen, zou hebben te kruisfen op de Refolution, tot den 20. Mey , en haar niet aantreffende, vervolgens Noord opftevenen, en trachten een doortocht te ontdekken in den Atlantifchen Oceaan, het zy door de Baai van Hudfon of door die van Baffin, volgens de bevelen van de Admiraliteit ; -dat indien hem zulks mogte mislukken, hy als dan zou hebben te ftevenen naar de Haven van St. Pieter en St. Paulus in Kamfchatka en aldaar den winter doorbrengen ; doch, ingevalle hy geeneverversfchingen in die Haven konde bekomen, hem vryheid gelaten wierd zyn fteven te wenden werwaards hy zoude goedvinden, mits j voor zyn vertrek, aan de Regeering te overhandigen een verflag van zyne beftemming om overgelevert te worden, aan Kapitein Cook 'by. deszelfs aankomst; en dat hy in de lente van het volgende jaar 1779 naar bovengemelde Haven zou hebben wedertekeeren ; dat ingevalle hy te dier tyd geene verdere bevelen van Kapitein Cook mogte bekomen., hy als dan in zyne verdere verrigtingen zou hebben te letten op de gefchreven bevelen van de'Lords van de Admiraliteit en zich naar dezelven te gedragen; en dat, ingevalle hy door ziekte of andere oorzaken buiten ftaat geraakte aan deze of aan die van hunne Lordfchappen te voldoen, hy als dan dezelven zou overlaten aan den Officier, de eerfte na hem in rang. Terwyl wy aan den wal vertuit lagen, fchraapten wy de beide zyden bodems en onzer Schepen , en bragten eenige Tinne Platen onder de binten. Deze Platen had Kapitein Cook bekomen van den braven Heer Pelham, Secretaris van Commïsfarisfen tot het verzorgen van den lyftocht voor 's Konings Schepen, ten einde te beproeven, of Tin niet even zoo goed als Koper zou kunnen dienen in 't bekleeden van Schepen. Op Donderdag den 27., namen wy onze Obfervatorien op,  PREJJT VERB -IX 3 J.nauzan o-an LhtU ut zyne . tLzcun , sjyelende. met de Sueca,. 3 InJiasmfctie iroui», in 7>are Cftofii. C .Caèouüi touAan.ofder JnJianen.D. Spoot ■je•■ G-raJes om alk MWnirfe lyerett X . J?i^ellea. of tlaaspyp F . Tajueclia. of jfe meteen, iziit. G-. Cotikhiui of trommel ■ H . TAoutnouea,, of -trompet-.   STILLEN OCEAAN. i5i op, en bragten alles aan boord wat wy aan den wal hadden ; vervolgens ontmaarden wy de Schepen en dreven een wyin'ig de Haven af, toen wy weder ten anker kwamen. Den volfgenden nacht woei de Wind met zware rukken, verzelt vat* i hevige regenvlagen. In een dezer rukken fprong het Kabel voor welk de Refolution ten anker lag, maar daar wyeenan"der anker gereed hadden, draaiden wy fpoedigvoor hetzelve weder op. De wind, welke by aanhoudendheid tusfehen het Noorden en Westen bleef, hield ons in de Haven tot Zondag den 7. December, toen wy 's morgens ten agt uren het anker ügt- . ten en onder zeil gingen met een ligte koelte uit den NoordOosten. De ganfche voorgaande week door waren wy bezogt door lieden van alle de Deelen van 't Eiland, die ons i overvloed van Varkens en groene Weegbreen aanvoerden; ; zoo dat de tyd, dien wy door tegenwind in de Haven ble- j ven fpillen , niet geheel en al verloren was ; want groene , weegbreen zyn een uitmuntende plaats vervuilende kost voor brood, en kunnen twee of drie weken goed blyven. Behal- { ven den aanvoer van mondkost, voorzagen wy ons hier van het benoodigde Water en Hout. De Ulieteanen kwamen ons, over 't algemeen, kleeneren zwarter voor dan de Inboorlingen van de nabygelegen Eilanden: ook fchenen zy ongefchikter, misfehieu om dat zy ', Onderdanen zyn geworden van de Inwoners van Bolabola. iOreo, hun Opperhoofd , is flechts een zoort van Stedehou- i der van den Bolabolanfchen Monarch ; en verovering fchynt : het aantal ondergefchikte Opperhoofden , die onder hen hun verblyf houden, vermindert te hebben. Zy zyn, derhalven, niet zoo dadelyk onder het opzicht van die genen, wier be- ; lang het is eene betamelyke gehoorzaamheid van hen te vorderen. Alhoewel Ulietea thans tot dezen vernederenden I ftaat van afhanglykheid gebragt is, was het te voren, zoo als men ons verzekerde, het voornaamfte van deze groep Eilanden en misfehien wel de eerfte zetel van 'tbewind; want men zeide ons, dat de tegenswoordige Koninglyke Famitje ' van Otaheite afkomftig is van dat huis, het welk hier, voor X -de ïti. b 1ek. i777. Noyemb. Decemb.  iöft R E I" S N A A R: D E, N BOE"-.. I777-' Deciffib, de laatfte omwenteling , heerschte. De ontthroonde Koning van Ulietea, wiens naam is Ooroo, houd zyn verblyf te Huaheine., en,levert in zyn eigen perfoon, een voorbeeld, niet alleen, van de onbeftendigheid van.'t vermogen,, maar insgelyks, van den eerbied, weiken,deze Eilanders bewyzen aan byzondere Vorftelyke Familien ; want zy ftaan Ooroo toe ■ alle. de ttekenen, welke zy de Koninglyke waardigheid toefchikken, te behouden, uiettegenftaande hy van zyne landen berooft is.. Een dergelyk voorbeeld zagen wy daarvan , gedurende ons verblyf te Ulietea, daar wy nu en dan bezogt werden van Kapitein Kook's ouden Vriend Oree, het laatfte Opperhoofd van'Huaheine. Hy bleef totnog toe een zeker gezach behouden, en wasgeftadigvaneen aantal opwaehters. omringt; Ons affcheid genomen hebbende van Ulietea ftuurden wy naar Bolabok. Ons voornaamfte oogmerk in 'tbezoeken van dat Eiland was, om een van de ankers te bekomen , welke door den Heer de Bougainville aan Otaheite verloren waren.. Kapitein Cook;, dit anker door middel van gefchenken bekomen hebbende.,, keerde aan boord te rug , het de: booten binnen nemen, en ging.onder zeil naar't Noorden.. Hadden- wy tot den:volgenden.dag te Bolabola gebleven, is 't waarfenynlykj datwy rykelyk van allerki lyftocht zouden zyn voorzien geworden; en ongetwyfek zullen de Inboorlingen zich zeer te leur geftelt hebben gezien , toen zy bevonden d:.t wy vertrokken waren: maar daar wy alreeds een goeden voorraad van Varkens ■ en Vruchten aan boord hadden, en ons niet veele artykels overbleven om meer te koopen, kon ons niets bewegen het vervorderen van onze reisteyerwylem. Oteavanooa, de Haven van Bolabola, gelegen, aan de Westzyde van 't Eiland, is zeer ruim; en alhoewel wy daar niet inliepen , had Kapitein Cook het genoegen om tevensmen van-lieden, daar toe door hem gebruikt, dat het eene zeer gefchikte plaats was om Schepen tebergen.. De kleene uitgebreidheid, van-Bolabola in aanmerking genomen, zynde flegts agt Zee mylen imomtrek, is het opmerkehk dat het Volk daarvan in ftaat geweest zy Uhetea  $ T I IL'1 N O C E A A -N. -ïtf3 en Otaha te veroveren; liet eerfte'van welke -Eilanden meer dan eens zoo g'root is. Als de bewoners niet ontrust-worden door inwendke heïToertens óf woelingen, zoo als zints veele jaren het geval is .geweest, hebben zy overvloed aan alles Wat hun land voortbrengt. Indien wy een grooter verfcheidenheid van goederen en het benoodigde zout by ons gehad hadden, -zouden wy zoo veel Spek hebben kunnen inzouten , als de beide Schepen een Jaar laiig behoefden. Maar aan de Vriendelyke Eilanden, Otaheite en de omleggende plaazen ontdeden wyons byna van alle onze Koopwaren. Onze Bylen-, in 't byzonder, waren wy ten naasten by kwyt-, en voor die alleen-waren , in h algemeen, 'Varkens te bekomen. Het Zout, dat wy over hadden, was niet meer dan 'er verè'ischt werd töt bet inpekelen van vyftien vaten Vleesch. De Europeanen behoorden, om zoo te fpreken, 'van tyd tot tyd (eens in de drie of vier jaren) deze 'Eilanders te '-gaan bezoeken, ten einde hen van die artykels te voorzien, -met welke zy, nu wy die by heningevoerthebben , tenhoog'ften zyn vooringenomen, 't Gemis van zulk een aanvoer zou 'ten fterkften van hen gevoelt worden, en misfchien wanmeer het te laat zou zyn, om weder te keeren tot hunne!eude onvolkomen werktuigen, welken zy nu verwerpen en verachten. Wanneer het yzer gereedfchap, dat wy-hen thans bezorgt hebben, verfleeten zy, zullen zy hun eigen gereedfchap bykans insgelyks vergeten hebben, ten minften zeer -onbedreeven m de behandeling daarvan zyn. Een fteene Byl •of Beitel is thans eene zoo groote ;zeldfaamheid onder hen , als een yzere zeven jaren te voren was : en een Disfelvan Been of Steen gemaakt, is nergens meer te zien. Zy gebruiken 'er thans lange Spykers toe, en zy zyn zwak genoeg •om zich te verbeelden dat zy 'er eenen önuitputtelyken voorraad van bezitten „, want op 't laatst vroegen zy 'er niet •meer naar. Mesfen waren thans op Ulietea in zeer hooge achting; en Jtylen en Beitels hadden, op alle de Eilanden, den voorrang 'boven alles. Wegens artykels, die enkel tot fieraad dienX 2 den.. "itr. E0ÏÏIC-. -I777. Decemi.  itt. 'boek. 1777- DcQerub. l64r REIS NAAR DEN den waren deze Eilanders zoo veranderlyk, alsdebefchaaffte Natiën van Europa. Want een ftuk, dat van daag by hen m waarde was, werd misfchien morgen achter de bank gefmeten zoo als hunne zinlykheid, grilligheid of mode goedvonden' Maar van ons yzer gereedfchap ondervonden zy zoob'< kbaar het nut , dat hetzelve altoos van hen geacht zal worden. Zy zouden, indedaad, ellendig zyn, mdien men ophield hen zoodanige dingen aantevoeren, welke noodzaaklyk fchynen om hen het leven genoeglyk te maken; te meer daar ,zy de ftof tot dezelve ontbeeren , en niet in de kunst bedreeve» zvn om die te fabriceeren. 'i . a . Volgens 't verhaal van den Heer Anderfon , waait de windhier voor 't grootfte gedeelte van 't jaar, tusfehen 't Oost-. Zuid-Oosten en Oost - Noord - Oosten ; fomtyds waait dezelve ongemeen fterk,-en word van de Inboorlingen Maaraee §erietDZuid-OosteIyk gedeelte van Otaheite levert een der weelderigfte gezichten op, van de ganfche weereld. De Heuvels zyn hoog, fteil en oneffen, maar tot derzelver toppen bedekt met Boomen en Heesters; de Rotzen zyn bekleed met een aangenaam groen, het welk de eigenfehap fchynt te bezitten, van zich zelf voor ttebrengen. De lage Landen en Valeiien zyn vruchtbaar in allerlei voortbrengzels, die krachtig en weeldrig groeijen, en den befchouwer een denkbeeld inboezemen, dat geen land in de weereld halen kan by dit, in. kracht en fehoonheid van gewasfen. De natuur heeft het even mild befchonken met beekjes, die door iedere Valei heen vlieten, en zich naar den Zeekant in verfcheiden tak. ken verdeden,, en de landen vruchtbaar maken, door welke ZyrJer°woningen der inboorlingen leggen onregelmatig ver^ ft'ook op den vlakken grond, en veele van dezelven, lang* den oever, verfchaften ons eene verrukkelyke vertoonmg van onze Schepen , vooral daar de Zee binnen het rif volmaakt m is, en ten allen tyde de Vaart veilig maakt voorde Bewoners, die wy gedurig bezig zagen met af en aan vase»». pa  STILLEN OCEAAN. 165 De Broodvrucht Boom word nooit geplant, maar komt voort uit Wortels van de ouden, welke zich dicht over de Oppervlakte van den grond verfpreiden. De voornaamfte Boomen zyn de Kokernoot en Weegbree; de eerfte vordert geen oppasfing, zoo haast dezelve een voet of twee boven den grond is; maar voor den Weegbree moet men in de aankweeking zorgen, want omtrent drie maanden,, na deszelfs uitfchieting, begint hy Vruchten vporttebrengen, gedurende welken tyd het jonge fcheuten geeft, welke opvolgende Vruchten leveren ; de oude Hammen , wier Vruchten afgeplukt zyn, worden afgehouwen. Op onze aankomst alhier ftonden wy als verftomt over het aanmerkelyke onderfcheid , tusfehen de bewoners van Tongataboo en die van Otaheite; de eerfte zyn van een grof,, kloek maakzel en donker van kleur; de andere zyn van een veel tengender geftalte , en eenigzins blank. Dit onderfcheid, nogthans, floeg niet onmiddelyk ten voordeele over van de Otahekeanen; en toen het zulks deedt, gefchiedde zulks misfehien meer uit hoofde dat wy aan hen gewoon werden , terwyl dat gene, het welk ten voordeele der anderen fprak, thans uit ons geheugen begon teraken. De Vrouwsperfonen nogthans van Otaheite bezitten alle die teedere en fyne trekken, welke in veele landen haar van de andere kunne onderfcheiden. De Mans alhier dragen lange baarden, en het hoofdhair veel langer dan op Tongataboo, het welk hen eengansch verfchillend voorkomen gaf. De Otaheiteanen zyn befchroomt en wuft: zyzyn niet zoo gefpiert'en kloek als de Vriendelyke Eilanders, het welk misfehien veroorzaakt word door dien ze een minder werkzaam leven, leiden, waartoe de ongemeene vruchtbaarheid van hun land niet-weinig toebrengt. Zy hebben zeer veel op met de begaafdheden van 't lighaam, en ftellen vele dingen te werk om dezelve te bevorderen , volgens de begrippen welke zy van fchoonheid hébhen. Onder de Erreoes, of ongetrouwde Mannen,, voornarnenlyk die van eenig aanzien, is het de gewoon te, een zoort van natuur!yke bewerking te ^nrWgaan, om zich blank te X 3 . "mai- m. BOEK, *???• Decemfy,  j&5 R E 1>S NAAR DEN -m. •BOEK. 'ï-777J)eeemb. maken; -zy houden .zich «twee of drie maanden binnenhuis, gedurende al-dien tyd dragen zy een groote meenigte kleederen en eten niets als Broodvrucht, het welk zy voor een ■krachtdadig middel houden in 't blank maken van denhuid. Negentiende deelen ten minften van hunne gewone mondkost , beftaan in groentens of gewasfen en de Muhia , of gerezen Broodvrucht. Aan deze matige levenswyze mag misfehien toegeëigent worden, dat zy zoo weinig kwalen -hebben. By alle gelegenheden betoonen zy eene gulle, openhartige ■en edelmoedige geaartheid te bezitten. Omai, 't is waar., zeide ens dikwyls, dat zy wreedheden oeffenen in 't ftraffen ■hunner vyanden, die zy met zeer veel overleg allerlei fmer-ten aandoen , nypende zomtyds kleene ftukjes vleesch uit verfcheide.deelen van hun lighaam, en halende hen zomtyds de oogen uit het hoofd, of fnydende hen de neus af; en - eindelyk , om van de zaak een einde te maken , hen den buik oprytende; doch .dit laatfte gefchied Hechts, by ongemeene gevallen. Als het hachlyktydftipvan eeniggrootoriheilvoorbyis,laten zy nooit angst of eenige ongerustheid voor het toekomende blyken. Bezorgtheid brengt nooit een kreuk voort op hun gelaat :'de aannadering van den dood zelf berooft hen niet van hunne levendigheid. Ik heb 'hen door ziekte op den rand des grafs gezien, en op het punt zien ftaan, om daadlyk den vyand aantevallen, doch in beide die omftan■digheden heb ik nog nooit befpeurt, dat zy de minfte droefgeestigheid of vrees lieten blyken. Daar zy wulps van aart zyn, en alle hunne bedoelingen ■ftrekken , om zich gemak en vermaak te bezorgen, fchynen alle hunne uitfpanningen gericht, ter opwekkinge hunner minnedriften, en hunne gezangen, welke zy met verrukking uitboezemen, komen alle op min en liefde uit. Maar dewyl een gedurige opvolging van zinnelyke genietingen eindelyk moet walgen,-wisfelen zy, hywylen, dezelven af met verhevener onderwerpen ; zy zingen hunne Zegepralen in den .ftryd, hunne bezigheden en verlustingen in tyd van vrede, hun-  S T I L L E N' 0CEA1 N. ie*?" fitinne reizen en ontmoetingen en de byzondere voordeelen' van hun eigen Eiland. Schoon de taal van Otaheite oorfpronklyk dezelfde fchynt te zyn als die van Nieuw-Zeeland en de Vriendelyke Eilanden, word zy echter niet zoo fterk door de keel uitgefproken, en .heeft minder medeklinkers: dan de beide laatften, waardoor zy, even als de zeden d;r bewoneren, zacht en ftreelendis. Zy heeft overvloed van fchoone en ftguurlyke uitdrukkingen ; en zy is zoo woordenryk, .dat zy meer.dan twintig; onderfcheide hamen hebben voor de Brood micht,even zoo vee-le voor den rare wortel, en half zoo veele voor den Kokernoot. Zy hebben eene uitdrukking, welke naauwkeurig overeenkomt, met den ftyl der fchrift, te weten,, het rommelen der ingewanden. Zy maken 'er telkens gebruik van in* hunne hartstogtelykheden; gedurig de fmert van droefheid,, verlangen, en andere.aandoeningen , toepasfende op de ingewanden , als de zetel daarvan, waar zy zich verbeelden dat alle de werkingen der ziel volbracht, worden. In de konften zyn zy zeer onbedreven , zy laten zich echter veel vocrffaan op het genezen van heelkundige, kwalen,, welke wy met alle onze kennis in dien tak niet kunnen navolgen. Enkele breuken worden flechts gefpalkt; maar indien 'er eenig deel van het been weg is, brengen zy.tusfehen de gebroken einden, een ftuk uitgeholt hout, om de plaats te vullen. De Capaoo,. of Chirurgyn, befchouwt de wond, na: verloop van vyf of zes dagen , wanneer hy befpeurtdathet hout gedeeltelyk overdekt is met het groeijende Vleesch; vyf of zes dagen daarna koomt hy andermaal den Jyder bezoeken-, wanneer gemeenlyk alles volkomen gedekt is; als ; nu de lyder wat krachten heeft bekomen, baad hy zich in 't water en bevind zich herftelt. Breuken van de ruggegraat weten zy dat doodelyk zyn; . ook weten zy by. ondervinding, in wat deelen van het lig-, haam wonden ongeneeslyk zyn. Hunne kennis van ziektens fchynt vry wat bepaalder, om dat misfehien hunne ziektens ; minder zyn dan hunne andere toevallige kwalen. In: weerwil , der ongemeene vruchtbaarheid van dit: Ei-- land ?„ nti BOEK;» 1777Decemk*  REIS NAAR DEN in. BOE1"." 1777- land, ontftaat 'er dikmalen Hongersnood, waarby fflen zegt dat veele menfehen omkomen. Of deze ramp toeteëigenëft zy aan het mislukken der Vruchten in zommige jaargetyden, aan te groote Volkrykheid, of aan Oorlogen, heb ik geene behoorlyke onderrigting kennen bekomen; doch zy hebben 'er uit geleerd zeer zuinig te leven, zelfs in tyden van vervloed. Lieden van het geringfte zoort eten zeer weinig dierlyk voedzel; en zoo zy te eeniger tyd iets krygen , is het gemeenlyk Visch , Zee-Eijers of andere voortbrehgzels van de Zee; 'want Spek valt hen zelden of nooit ten deel; zelfs krygen de Opperhoofden, die van den minder rang zyn , het ilegts eens om de week, veertien dagen of de maand, al naar dat zy ryk zyn. De Ava word voornaam'yk gebruikt onder fatzoenïyke lieden ; maar deze drank word anders toebereid als die, welke wy op de Vriendelyke Eilanden zagen. Alhier gieten zy een "weinig water op den wortel, en dikwyls bakken , braden of ftooten zy de Hengels, zonder ze te kaauwen, voor dat zy ze te trekken zetten. Ook ftooten zy insgelyks de bladen van de plant, en gieten 'er water op als op den wortel. Deze drank word niet gedronken in groote gezelfchappen, op die gezellige wys als plaats lueft by die van Tongataboo; deszelfs uitwerkingen zyn hier vry nadeeliger, het welk misfehien is toeteè'igenen aan de wyze van bereiding ; want wy zagen dikwyls, dat ze de kracht had van iemand dronken te maken. Veelen onzer, die voorheen aan deze Eilanden geweest hadden, ftonden verbaast te zien, dat verfcheide Inboorlingen, die om hunne zwaarte en lyvigheid toen ter 'tydaanmerkelyk waren, nu bykans enkel geraamtens gelekenen; de oorzaak van deze verandering werd algemeen töegecigent aan 't gebruik van de Ava. Hunne huid was droog, ruwen bedekt met fchilferj; welke zy zeggen , dat by wyleH afvallen , wanneer zy eenigzins fchynen te vervellen. Om zich wegens zulk een vernielend gebruikteverontfchuldigen, geven zy voor, dat het dient om te verhoeden, dat zy niet te  STILLEN OCEAAN. ify lyvig zouden worden; doch het ontzenuwt hen nitermaten en verkort waarfchynlyk hun leven. De maaltyden -te Otaheite zyn .zeer veelvuldig. De eerfte «hgefchiedt omtrent twee uren in den morgen, waarcp zy ; ,gaan 'flapan; -de volgende gefchiedt om agt uren; zy middag* Lmaien om. elf uren, cvl wederom, gelyk Omai zich uitdrukte, om twee uren en om vyf uren , en avondmalen om agt uren. i In deze wyze van huislyk leven hebben eenige grilligheden i plaats. De Vrouwen zyn niet alleen verplicht by zich zelve I te eten, .maar mogen zelfs niet proeven van de meeste der "betere ïpyzen. Schildpad, of Visch van de zoort der Makreëlen , durven zy niet aanraken, alhoewel men ze hoog fchat^ zommige byzondere zoortén der beste weegbreen zyn ; haar insgelyks verboden; aan Vrouwen van 't eerfte aanzien word zelden toegelaten Spek te eten. De Kinderen van beii de Sexen eten insgelyks op zich zeiven, en de Vrouwen disfehen gewoonlyk hunne eigen geregten op. Zy zyn niet zoo duister en geheimzinnig in hunne andere gewoontens omtrent de Vrouwen, vooral ten aanzien harer betrekkingen tot de Mamien. Wanneer een Jongeling en jonge Dochter, uit onderlinge keuze, overeenkomen orn zamentewonen , doet de eerfte een gefchenk aan den Vader van "t Meisje, hetwelk befiaat in de gemeende levens 1 noodwendigheden, als Varkens, Doek, of Kanoo's; indien nu de Vader begrypt, dat hy geen waardeivan aanbelang voor zyne Dochter ontvangen heeft, dwingt hy haar haren eerften Vriend te verlaten, en met een anderen te gaan wonen die milddadiger is. De Man, 't is waar, is altoos volkomen vry om eene nieuwe keuze te doen; of zoo zyn bedverwant eens Moeder word, mag by bet kind ombrengen; ennaderjhand de Vrouw verlaten of zyn verwantfehap met haar achtervolgen. Maar als hy het kind aanneemt, en vergunt, by 't leven te blyven, als dan word Man en Vrouw aangezien als aan malkanderen in den echt verbonden; en men ziet ze den dat ze naderhand van eikanderen fcheiden. Een Mansperfoon nogthans kan, zonder berisping, een jonger bedgeO.oot by zyn eerfte Vrouw nemen en met beide leven. , . Y Hun in, BOEK» I/77Decetub.  •■7» reis Naar. den rif. BOEK. Decemb. Hun G'odsdiendig delzel bevat eene meenigte zonderlingheden , daar weinige van 't gemeene Volk een regt begrip van hebben; ook bepaalt de kennis daarvan zich meest tot de Priesters, die , indedaad,, talryk zyn. Zy bewyzea geen byzonderen eerbied aan één Opperflx-n God, maar zy gelooven in eene meenigte Godheden, die alle een volheid van vermogen bezitten. Daar nu verfcheide deden van 'tEiland, en andere naburige Eilanden verfchiilende of onderscheiden Goden hebben, verbedden de inwoners van elk deel of van zulk Eil nd zich, dat zy den voornaamden God gekozen, hebben , of een God, die ten minden overgenoegzaam magtig is om hen te befchermen en in hunne noodwendigheden te voorzien. Indien zoodanig een God hen geen geBoegen geeft of niet vo.'doet, achten zy het niet zondig, vanGod te verwisfelen. Een voorbeeld hiervan had onlangs plaats op Tierataboo, daar twee Godheden de zak werden gegeven, en Oraa, God van Bolabola, in derzelver plaats gekozen, In het dienen hunner Goden zyn zy opmerkelyk vlytig. De Whattas,. of offerplaatzen van de Mor ah, zyn gemeenlyk overladen met Vruchten en Dieren, en bykans ieder huis zet een afzonderlyk gedeelte daar voor aan een zyde.. In Godsdiendige zoo wel als in andere gevallen zyn de: Vrouwen verplicht hare minderheid te toonen. Wanneer zy Voor by de Mor ah gaan, moeten zy zich, vooreen gedeelte.', ontblooten of een grooten omweg nemen om die te verjnyden. Schoon zy niet meenen, dat hun God ben aanhoudend met weldaden moet begundigen, en nimmer de hand van hen aftrekken, bekommeren zy zich minder daar over dan over de pogingen van eenig boos wezen om hen te fchaden». Etee, zeggen zy, is een booze geest, die vermaak Jbhept in kwaad doen ; aan dezen nu offeren zy zoo wel als aan hunne Godheid; maar al het kwaad, dat zy van onzichtbare wezens vreezen, is enkel tydelyk. Indien de Echtgenoot eerst derft, dellen zy, dat de ziel' vant zyne gade hem: niet vreemd, is. op hare aankomst in % tandJder geesten- Zy hernieuwen hunne voormalige gemeenzaam*  Pbeisttverb . X i l . 2ndi^utn/èhe- O'rotas* Tan Chili, -tlays x^yrj-ende.,eni diar meel3-an te raaien . " > . Indiaan met yn iPonehe1 en -Polainas . ' |' • dndiaan/che Trou» met kart Choiii en- ¥auetLi> . " i > - Indiaan werpende een Strik Tiaar een, Stier , om- fiem. te doen blyj'enjtaan. ■ 4- 1   STILLEN OCEAAN. ïyt zaamneid in een ruim gebouw, Toarooa geheten, daar afgefcheide Zielen verzamelen om zich met de Godai te verlusti;gen._ Als dan geleidt de Man haar naar zyne afzonderlyke p woning, daar zy eeuwig hun verblyf houden, en geestelyfce 5 wezens voortbrengen, Zy houden de Ziel voor onftoflyk en onfterflyk; en mee-nen dat dezelve in de angften des doods om de lippen heen | floddert, opwaards ftygt en van de Godheid geëten word; i gedurende eenigen tyd in dien ftaat blyft, vervolgens haaivaart neemt naar eene zekere plaats, gefchikt ter fnneminge van menfehelyke Zielen, daar een eeuwig fchemerlichtofda- ■ genraad heerscht. Zy verwagten geene aanhoudende ftraf voor op aarde bedreven misdaden ; naardien de Zielen va» goede en flechte menfehen van de Godheid geëten wor- I den. Veele hunner gevoelens wegens God zyn ten uitterften on: 'gerymd. Zy ftellen hem onder den invloed van die geesten, | die hun beftaan van hem afleiden, daar hy de magt heeftom zich zelf heryoorttehrengen. Zy, kunnen zich over geene onftoffelyke dingen uitlaten, zonder hunne meening te bepalen tot ftoffeiy.ke dingen, en om die reden drukken zy zich misfehien op die' wyze uk. Zy meenen dat die genen, die* : in. Zee verdrinken, daar blyven, en, in eenverrukiyklandv prachtige woningen beflaau, daar alies htm geluk bevordert. Zy houden ook ft'aande, dac alle andere Dieren Zielen heb; ben; zelfs geven zy een Ziel aan de Boomen, Vruchten c* Steenen; die hy hun fterven, verbreking of verteering tot' de Godheid opftygen , vasn waar zy tot het voor haar gefchikt: verblyf overgaan. Zy ..ftellen een blind vertrouwen in hunne droomen , e* I meenen dat het meededeelingen zyn van hunne Godheid o£ \ van de geesten hunner Vrienden, die dit leven verlaten hebben, en dat zy,. die met dezelve begunftigt worden, toekomende ■ gebeurtenisfen kunnen voorfpellen: doch' dergelyke ;i kundigheid bepaalt zich enkel tot byzondere lieden. Omai* ; gaf voor, met die mededcelingen begunftigt te worden. Hy < verzekerde ms, dat, op den 26 Jury 1776, zynsf Vaders Y s ziH irrV boek-. 1777-  tl* REIS: NAAR D E N ra., ÏOEIC Dtcemh* ziel hem. in een- droom had te- kennen gegeven, dat hy er-' gens in drie dagen zou aanlanden-; maar hy Haagde- niet gelukkig inzyne eerfte Prop het ifche Voorzegging r want wy bereik ten. Tenerif niet voor den eerften Augustus. Wegens de Schepping hebben zy vreemdeen duistere overleveringen. Zekere Godin, zeggen zy , had-een klomp aarde aan een koord, hangen, welke zy in 't ronde flingerde,; zoo dat 'er verfcheide ftukjes van affprongen , uit welke Otaheite en de naby gelegen Eilanden hun oorfprongnamen.- die alle bevolkt werden door één paar menfehen, welke zich oorfpronglyk op Otaheite vestigden ; dan, dit raakt enkel hunne eige onmiddelyke Schepping; want zy ftellen nog eenealgemeene Schepping voor deze. Zy hebben verfcheide Godsdienftige en Historifche Legenden; van welke 'er een is, met betrekking tot het eten van menfehen Vleesch, die aldus luidt; langen tyd geleden leefden 'er twee menfehen op Otaheite, met name Taheeai? welke naam thans aan menfehen eters gegeven word. Zy bewoonden het gebergte, dat zy nu en dan verlieten om de dal bewoners te vermoorden , die , vervolgens, door hen verflonden, werden, tot merkelyke ftremming van de bevolking. Twee Broeders, gezet om het land van zoodanige vyanden te verlosten,, bedienden- zich, met een goeden uitflag, van een hst ter hunner vernieling. Zy woonden verder op dan de Taheeai, en waren zoodanig gelegen, dat zymet hen konden fpreeken zonder zich te wagen. Zy verzogten hen op een Gastmaal,, daar deze gereedelyk in bewilligden.. De Broeders maakten daarop eenige fteenen heet over 't vuur, deden dezelven in ftukjes Mahee, verzogten één vande. Taheeai zyn mond te openen , Meten toen een dierfteenen daar in vallen, daar zy terftond water opgoten-, hetwelk in het blusfehen van den fteen een- fisfend gerucht maakte en hem doodde. Men verzogt den anderen insgelyks-den mond: te- openen,. die zulks in 't eerst weigerde, uit hoofde van de gevolgen ,, welke hy het had zien. hebben by zyn medgezel; maar toen. men,hem verzekerde , dat- het een lekkeren brok,, mdat die uitwerking Hechts kortftondig was,. datzynBroe- dei-  STILLEN OCEAAN. x??, Ier welhaast weder zou bekomen , liet deze zich overhalen 'cmden brok te flikken , die hem insgelyks doodde : hunne 'lichïimen werden daarop aan ftukken gemeden en door de Inboorlingen begraven, die om de Broeders te beloonen,dat zy hen van twee zulke Monfters verlost hadden, hen het betwind gaven over het geheele Eiland. _ ■ De voornaamfte kenteekenen van den Souverein beftaan daarin, dat hy m 't bezit word geftelt van de Maro, dat hy de voorzitting heeft by de menfehen offers , en dat hy den 'Kinkhoorn Ware, op 't hooren van welken, ieder Onderdaan verplicht is , naar vermogen, fpyze te brengen naat 's Vorften verblyf. Hun eerbied voor zyn naam gaat by zommige gelegenheden tot de grootfte buitenfporigheid. Wanneer hy tot de Maro nadert, en 'er eenige woorden inde taal gevonden worden, die in klank by dien naam komen, worden zy terftond voor anderen verwisfeld; en indien eenig mensen vermetel genoeg ware om' die woorden te blyven gebruiken , zou niet alleen hy , 'maar ook zyn ganfche Famifje, het met den dood moeten bekoopen. De Oppervorst verwaardigt zich nooit, de woning van iemand zyner Onderdanen .metreden ; in elke ftreek of in eik; gewest daar hy heen gaat, heeft hy huizen, die hem eigens toebehooren. En indien hy, by toeval, ooit genoopt mogt worden van dien regel aftewyken, word de woning, welke dus de eer zyner tegenwoordigheid geniet, met al het Huisraad daarin, geheel en al verbrand. In zyne tegenwoordigheid ontdekken zyne Onderdanen zich tot aan den middel, en wanneer hy zich aan eenige byzondere plaats bevind, word 'er een paal, met een ftuk Doek aan dezelve vastgemaakt, opgerigt in de een of andere daarby gelegen zichtbare ftreek, aan welke paal dezelve eertekenen bewezen worden. Otaheite word in vérfeheide oorden verdeelt , welker grensfeheidingen gemeenlyk bepaalt worden, door beekjes of lage heuvels; maar de onderverdeelingen, ter bepahnge van ieders eigendom, worden door groote fteenen aangewei zen , welke van geflaefcte tot geflachte dezelfde blyven» * Y % Sem- rri, boei:,. 177?- Dcc emir*  174 REIS NAAR DEN in. ■BOEK. 1777- D'icemb. Somtyds ontflaan 'er, uit het verplaatzen dier fteenen, twis5 ten, welke door 't .gevecht beflist worden, roepende elke party deszelfs Vrienden te hulp. Maar als men op eene behoorlyke wyze zyn beklag doet aan de Eree de hoi, beflist hy het verfchil in 't vriendelyke. Buiten het aantal Eilanden, die zich van Matai tot Mourooa uitftrekken, werd ons van 't Volk te Otaheite gezegt , dat 'er een laag onbewoont Eiland was, Mopeeha genaamt, als mede verfcheide lage Eilanden , naar den kant van 't Noord-Oosten, waarheen men met een goeden wind in twee dagen kon zeilen. Men zegt dat te Mataeeva de gewoonte plaats heeft, dat de Vaders hunne Dochters aanbieden aan Vreemdelingen, die dat Eiland komen bezoeken. De paren, nogthans, moeten vyf nachten by elkaar liggen, zonder eenige vryheden te gebruiken. Den zesden avond onthaalt de Vader zyn gast ten eten, en beveelt aan de Dochter hem als haren Echtgenoot te ontvangen. Hoe onbevallig de byflaap aan den Vreemdeling ook moge voorkomen, moet hy niet laten blyken, dat hy afkeerig van haar is; zulks zou eenen onvergeeflyken hoon zyn en met de dood geff raft worden. Veertig mannen van Bolabola, die uit nieuwsgierigheid zich naar Mataeeva hadden begeven, werden op die wyze behandelt: een hunner toonde zich in 't byzyn van een jongen , die zulks aan den Vader overbragt, afkeerig van het Vrouwsperfoon dat_hem ten deel viel. De Mataeevanen, vergramt op dat berigt, vielen op hunne bezoekers aan; maar de Bolabolanen doodden driemaal hun eigen getal, fchoon ten kosten van hun eige bende, van welke maar vyf ontkwamen, die zich in 't eerst in de Bosfchen. fchuilhielden, en vervolgens in een Kanoo ontfnapten. _ Wy verlieten Bolabola , en namen ons affcheid van de Sociëteit Eilanden , op Maandag den 8 December, en.fielden onzen koers naar 't Noorden , hebbende den wind tusfehen 't Noord- Oosten en Oosten, en maar zeldzaam Zuid - Oost, daji na het pasferen van de linie. . Des nachts, tusfehen den 22 en 23, pasfeerden wy den Eve-  STILLEN OCEAAN. 173? Evenachts lyn, en op den 24, even na 't aanbrekes van den dag, ontdekten wy land, ftrekkende Noord - Oost ten Oos: ten. Kapitein Cook, die dit Eiland befchouwde als een plaats ; gefchikt om ons van Schildpadden te voorzien, befloot ali daar ten anker te komen. Wy lieten dienvolgens onze ankers vallen in dertig Vademen Waters- Des anderen daags morgens vroeg, zynde Kersmis, werd van elk Schip een boot j afgezonden , om nauwkeurig optenemen of men 'er kon landen; en ten zeiven tyde zond m n twee andere boten af, om voor den dreg, langs den oever te Visfctien. Deze beide J boten kwamen om agt uren te rug met boven de twee honJ derd Ponden Visch. Door dezen goeden uitflag aangemoe-| digt, werden zy, na fchaftyd, door den Commandeur nog: maal uitgezonden; hy zelf begaf zich in eene andere boot,, om de Kust optenemen, en uittezien naar eene plaats om te t landen , waartoe hy echter geen moogelykheid zag. De twee Boten , die 's morgens met het zelfde oogmerk waren afgezonden, kwamen omtrent twaalf uren te rug; de Sch'pper, die zich in die van de Refolution bevonden had, meld; de aan Kapitein Cook , dat omtrent vier of vyf Engelfche I mylen naar't Noorden, een inham in *i land wa3, met eene engte in het Lagoon, het welk hy by gevolg voor eene bekwame plaats hield om aan land te komen. Ingevolge van 1 dit verflag, ligtten wy het anker,- en, na twee of drie gan| gen, kwamen wy weder voor anker in een grond van fyn I donker zand, voor een klein Eiland, aan den ingang van het Lageon of Meir gelegen. Vrydags morgens den 26, beval de Commandeur aan KaI pitein Clerke een boot uittezenden met een Officier naar de Zuid - Oost kant van het Lagoon, om naar Schildpadden uit1 tezien; hy zeil ging met den Heer King, ieder in een boot3 i ïiaan de Nood-Oost zyde. Het was zyn voornemen,. om naar den Oostenlyken uithoek te gaan, maar de wind zulkj niet toelatende, landden hy en de Heer King meer naar beneden, op een zandige vlakte, daar zy een Schildpad vin• genr de eenigfte welke zy in het Meir. zagen.. Schoondem .beide Heeren jreea andeje Schildpadden hadden aange< m. BOEK'I777-. Decmibir  iy6 REIS NAAR DEN 311. BOETK. 1777. Decemh. troffen, wanhoopten wy aan geen goeden vangst; want eenige Officieren van de Liscovery, dii aan de Zuidzyde van • het Kanaal aan land hadden geweest, waren gelukkiger en vingen er verfcheiden. Wy hadden eenige Yams"en Kokernoten aan boord, goed om te pooten; des werden dezelven op bevel van Kapitein Cook in den grond gezet, ook zaaijien wy eenige Meloenzaden. De Kapitein liet 'er insgelyks een flesch, in welke hy het volgende Schrift deedt: Georgius Tertius, Rex, 31 Decembris, 1777. Ka>-s < Rrfohnkn> $ac- Cook> Pr[_ Discovery, Car. Clerke Pr. Op Donderdag den 1. January 1778, zondt de Comman- > deur verfcheide boots uit, om de onderfcheide benden aan boord te brengen die wy aan land hadden, als mede de Schild- ■ padden welke zy gevangen hadden. Toen dit was verrigt, 5 vond hy het te laat om onder zeil te gaan, weshalven hy be- • floot tot den volgenden morgen te wagten. Wy kregen aan dit Eiland , voor beide de Schepen, omtrent drie honderd Schildpadden, welke de een door den anderen omtrent negentig Ponden wogen: zy waren alle van de groene zoort, en in hoedanigheid zoo goed als eenige in de weereld. De grond van dit Eiland (aan welk Kapitein Cook den naam gaf van Kersmis Eiland, uit hoofde dat wy dat feest daar vierden )_ is op zommige plaatzen ligt en zwartachtig, zaamgeftelt uit Steen, Vogel-Drek en verrotte Gewasfen. In andere ftreken befhat dezelve uit gebroken Koraal Steenen,vergane Schelpen en andere voortbrengzds van de Zee. Wy konden niet ontdekken, dat 'er ooit te voren eenig menfchelyk wezen geweest ware; en waarlyk, indien iemand, by toeval, ap dit Eiland geworpen of achtergelaten werd, zou : hy naaulyks in ftaat zyn om het 'er lang te houden; want ' fchoon 'er Vogels en Visch in overvloed zyn, zou het hem; et'hter aan water ontbreken, dat hier niet te vinden is, zoo' min als eenig gewas om voor hem de plaats van brood te ver- " ' ' vul? Januar. ' 1778-  STILLEN OCEAAN. 177 rrervullen, en het Hechte nitwerkzel van dierlyk voedzel te beletten. Aan de weinige Kokernoot-Boomen vonden wy weinig vrucht, en dat weinig niet goed. Kersmis Eiland word van Kapitein Cook gefchat vyftien 'of twintig Zeemylen in omtrek te hebben. Deszelfs gedaante is een half rond, of gelyk de Maan by 't laatfte kwartier, [zynde de twee Hoornen de Noord- en Zuid - punten. De i Westzyde , of het klein Eiland aan den ingang van het Lajgoön gelegen, ïegt op de Ooster lengte van 202 gr. 40min. en op de Noorderbreedte van 1 gr. 59 min. I| Op Vrydag den 2 January, ligtten wy, by't aanbreken jvan den dag, het anker, en hernamen.onzen Noorderlyken «koers met eene aangename koelte uit het Oosten en OostEuid - Oosten, het welk ons byb'ieef tot dat we op de Noorderbreedte kwamen van 7 gr. 45 min. en op de Oosterlengte van 205, toen wy een ganfehen dag een volkome ftilte had :den. Daarop volgde een wind uit den Noord - Oost ten Oosten, welke in 'teerst zeer zwak was, maar aanwakker(de, naar mate wy meer naar'tNoorden vorderden. OpZonjdag den 18 , vroeg in den morgen , deed zich een Eiland ,öp, (trekkende Noord-Oost ten Oosten. Kort daar aan 'zagen wy meer land , dat naar 't Noorden ftrekte, ongeheel :/an het vorige was afgefcheiden.' Op den middag gisten wy pns agt of negen Zeemylen aftezyn van het eerfte. Wy pevonden ons thans op de Oosterlegte van 200, en op de INoorder breedte van 21 gr. 12 min. By 't opgaan der zonnc van den volgenden dag, ftrekte het eerfte Eiland naar 't Dosten op verfcheide Zeemylen afftands. Buiten ftaat zynle om het zelve te bereiken, zetten wy onzen koers naar ^t luidere , en zagen kort daar aan een derde Eiland, West Noord - West ftrekkende. '; Wy hadden thans een frisfche koelte uit het'Oosten ten iSloorden; en des middags was het tweedeEiland , Atooi genaamt , naar welks Oostpunt wy ftuurden , omtrent twee Zeemylen van ons af. Nader komende, ftaken verfcheide ! inboorlingen in hunneKanoos van het ftrand, en kwamen gereelelyk langs ons Schip. Wy werden aangenaam verrast te be* Z vin- in.' BOEK» I77S-  j78( REIS NAAR DEN m. ÏOEK. 1778. jfmuary. vinden, dat zy een byfpraak van de Otaheitefche taal fpraken. Wy konden hen met geen mogelykheid overhalen by ons aanboord te komen. Kapitein Cook maakte eenige kopere penningen vast aan een touw, het welk hy toereikte aan hen , die zich in een der Kanoos bevonden, en, op hun beurt, maakten zy eenige makreel aan het touw vast by wyze van, wedergifte. Dit werd eenige maaien herhaalt; en wy gaven hen kleene fpykers of ftukjes yzer, waartegen zy ons meer Visch in de plaats gaven benevens een zoeten Aardappel; een zeker blyk dat zy eenig denkbeeld hebben van ruilebuiten ; of ten minften voor het eene gefchenk een ander in de plaats te geven. Daar wy geen ankerplaats konden vinden aan dezen Oostlyken uithoek, ftevenden wy te lywaard en hielden het langs de Zuid - Oostzyde, op den afftand van omtrent anderhalve Engelfche myl van den oever. De Kanoos verlieten ons, toen wy zeil maakten; maar naar mate wy langs de Kust bleven ftevenen, kwamen 'er andere van 't ftrand af, die Biggen en eenige uitmuntende Aardappels medebragten, welke zy verwisfelden tegen alles wat wy hen aanboden; en wy kogten verfcheide kleene Biggen voor een fpyker of bout van zes Huivers. Wy bragten den nacht door met af en aan te houden, en ftevenden des anderendaags morgens op 't land aan. Verfcheide Kanoos vol inboorlingen kwamen ons tegen roeijen , van welken fommige het waagden by ons aan boord te komen. Geene der Bewoonderen, die wy ooit te voren op eenig Eiland of in eenig land aantroffen, ftonden- zoo verbaast als deze menfehen waren, toen zy op 't Schip kwamen.^ Hunne oogen wendden zy geftadig van 't eene ftuk naar 't andere; en de woestheid van hun gezicht en gebaaren duidde ten klaarften aan , dat zy volkomen onkundig waren van alles wat zy zagen ; ook gaven zy ons duidelyk te kennen, dat zy nooit te voren door de Europeërs waren bezogt geworden, e? dat zy njets van onze waren kenden, buiten het yzer. Var dat metaal nogthans hadden zy waarfchynlyk fiechts hoores  STILLEN OCEAAN. 179 fpreken, of misfehien 'er eenige geringe hoeveelheid van gezien in lang voorleden tyden hen aangebragr. In veele opzichten waren deze Inboorlingen natuurlykbefchaaft; of ten minften vermeden zy ons te beledigen. Op hunne eerfte komst in de Schepen poogden zy alles te ftelen wat onder hun bereik kwam , of liever opentlyk meaetenemen als of zy veronderftelden, dat wy hen zulks met kwalyk zouden nemen , of 'er hen in beletten: doch wy overtuigden hen rasch van hunne dwaling; en toen zy bemerkten dat wy een wakend oog over hen hielden, waren zy zoo gereed en vly£i£ niet om iets naar zich te nemen, dat hen niet toebehoorde; Omtrent negen uren vaardigde Kapitein Cook uen Luitenant Williamfon af met drie gewapende boten , om naar een bekwame plaats uittezien om te landen , als mede naar versch Water; met bevel om, indien hy 't noodig mogt vinden aan land te gaan ter opfpeuringe van 't laatfte hy mee zou toelaten dat hem meer dan een Man buiten de boots verzelden. Op de wederkomst onzer bcots wagtende, die uitgezonden waren om de Kust te herkennen, hielden wy met de Schepen af en aan. Tegens middag, kwam de Heer Williamfon te rug, met berigt dat hy achter een ftrand naar by een der Dorpen een groote poel had gezien, 111 welke de Inboorlingen zeiden versch Water te zyn, en dat 'ervoor dezelve een tamelyke ankergrond was. Kapitein Cook hield 'er met de Schepen naartoe, en wierp in vyf en twintig vademen water het anker m een zandigen grond De Schepen dus voor anker leggende, begaf de Kapitein zich tusfehen drie en vier uren in den achtermiddag, met drie gewapende boots en twaalf Scheeps-Soldaten naar land met oogmerk om het water te proeven, en de geneietheïd der Inwoneren te polzen , wier getal op een zandig ftrand voor een Dorp zeer fterk was aangegroeit; achte? het Dorp was een Valei, in welke de poel was gekgen. Op 't oopenblik dat hy aan land fprong, vielen alledeEilanders op 'hunne aangezichten, en bleven in die vernederende geftake, tot dat hy door teekenen hen overhaalde opteryzen Als toen boden zy hem veele kleene Biggen aan met Weeg■ Z' 2 bree- iir. BOEK. 1778. J&nuar.  XII. BOEK. Januar. 180 REIS NAAR DEN bree-Boomen, makende ten naasten by gebruik van dezelfde plechtigheden, welke hy by dergelyke gelegenheden had: zien in acht nemen aan de Sociëteit en andere Eilanden; ook. werd 'er eene lange redevoering of gebed uitgefproken door een byzonder mensch, daar zich by■ wylen andere van den hoop in mengden. Kapitein Cook gaf door teekenen te verftaan , dat hy hunne Vriendfchaps betuigingen aannam, en fchonk hen wedérkeerig eenige dingen, ten dien einde van boord medegenomen. Deze inleidende bezigheid verrigt zynde, ft'elde hy een Wagt aan 't ftrand, en liet zich vervolgens door eenige inboorlingen naar het Water geleiden, het het geen hy zeer goed vond, en zoo groot dat het met regt. een Meir mogt heten. Hy keerde daar op naar boord te rug en gaf last om alles gereed te maken tot het landen en halen van Water, het welk des anderen daags morgens gefchiedde,. gaande hy zelf met eenige van zyn Volk aan land, terwyl 'er door hem een wagt van Scheeps- Soldaten cpden oever geplaatst werd; Zoo haast zy geland waren, werd 'er een aan vang gemaakt met- ruile-buiten, en eenige Varkens en Aardappels ingekogt tegen fpykers en ftukken yzer. Ver vam onze manfchap te belemmeren in 't water vullen , hielpen de inwoners integendeel- ons-Volk in 't rollen der Vaten van en naar het Schip, en deeden gereedelyk alles,, wat men van hen begeerde. Onder-de verfcheide ftukken, welke zy ter ruiling aanbragten , werden wy voornaamlyk getroffen door eene zoort van Mantel en Kap , die men zelfs in befchaafder Janden voor zeer fraai zoude gehouden hebben. DezeMantels waren ten naasten by van maakzel en lengte als de korte Manteltjes, door de Vrouwen in Engeland en door de Mannen in Spanje gedragen, van voren even vast gemaakt, en flegts tot het midden van den rug reikende. De grond derzelven is een net-werk, waarin de fchoonfte roode en geele vederen zoovast gehegtzyn, dat de oppervlakte vergeleken mag worden by het dikfte en beste fluweel, zoo in zachtheid als in luister/ De wyze, op welke, zy hunne kleuren fchikken, iszeeronderfcheiden; eeaige vakken zyn driehoekig van rood en geel beurtelings, as»  STILLEN O C E A R N. i&z andere hebben de gedaante van eene halve Maan ; fommige zyn geheel rood, uicgezondert dat zy een geekn rand hadden. De fchitterende kleuren der vederen, in zulke Mantels , die nog nieuw waren, deeden eene zeer fchoone uitwerking. In- den beginne wilde niemand der Inboorlingen een eenige dier Mantels afftaan voor iets wat hun werd aangeboden; vervolgens vorderden zy voor een dezelven een Snaphaan : doch ten langen lesten kreegen wy 'er fommigen voor zeer groote fpykers. De besten waren fchaars, en 't is waarfchynlyk, dat zy dezelve enkel by plechtige gelegenheden gebruiken. De Kap of Muts heeft de gedaante van een Helm met een uitftek of hoofdftuk in 't midden, gemeenlyk een hand breed. Zy fluiten vry dicht om 't hoofd en hebben keepen om de ooren door te laten.. Zy worden van tienen gemaakt, met net werk ©vertrokken, daar de vederen in gehegt worden, op dezelfde wyze als in de Mantels, fchoon iets digter, maar met minder verfcheidenheid ; het grootfte gedeelte was rood met eenige geele,. groene of zwarte ftreepen op de zyden.. Deze Mutzen voltooijen , naar alle waarfchynlykheid, de kleeding, van den Mantel; althans- de Inboorlingen vertoonden zich. fomtyds met beiden te gelyk. Op Donderdag den 22. hadden wy 's morgens aanhouderpde regen, en de branding ftond zoo hoog op den Oever , dat onze boots niet aan land konden komen. De Refolution lag in geene veilige plaats, want op iets meer dan twee kabel lengtens van haar achterfteven, zagen wy de blindeklippen. In weerwil van de branding durfden de inboorlingen; het wagen met hunne Kanoos naar ons toe te komen, met zich brengende Varkens en groentens, welke zy, als te voren, verruilden tegen onze waaren. Een hunner , die eenige Vischhoeken te koop boodt, zagen wy, dat een.klein pakje vast had aan een der Vischkoorden, die aan de hoeken vast waren, het welk hy zeer zorgvuldig afzonderde en voor zich hieldt, als hy den hoek overgaf. Gevraagt wat het was? wees hy op zyn buik,, en gaf te kennen als of het iets «lood wasj zeggende, tevens, het is kwaad. Wy verzogten Z 3 nero* ir. boek. I77gv Januar...  ï82 REIS NAAR DEN ïïï SOEK. 1778. Januar. hem liet pakje te openen, het welk hy met zeer veel weerzin deedt; en wy zagen, dat 'er een dun flukje Vleesch in ;| lag, 't geen uitgedroogt fcheen, maar thans bevogtigt was van 't Zeewater. Op de gedagten vallende, of het ook menfehen Vleesch mogt wezen, ondervraagden wy hem deswegens, en kregen ten antwoord, dat het een Rukje van een mensen was, voorts vroegen wy aan een zyner Landgenoten , die by hem ftond, of het onder hen de gewoonte ware hunne vyanden te eten , die in den ftryd gedood werden? en deze antwoordde 'terftond, ja. In den namiddag hadden wy by tusfehenpozen goed weder. De wind was toen naar 't Oosten en 't Noorden geloopen, doch fchoot tegens den avond naar het Zuid-Zuid-Oosten, waarop het wederom begon teregenen, dat den ganfehen nacht door aanhield, zonder echter van veel wind verzelt te zyn. 's Morgens om zeven uren kregen wy een koeltje uit het Noord - Oosten , waar op Kapitein Cook last gaf het anker-te'ligten, met oogmerk om het Schip wat verder van de klippen te brengen. Zoo haast het laatfte anker uit den grond was, fchoot de Wind naar 't Oosten, weshalven wy genoodzaakt werden alle zeilen by te zetten , om het Schip van het Eiland aftebrengen; dan, alvorens wy in 't ruime zop waren, was het Schip zeer fterk te lywaard afgedreven. De i Kapitein poogde weder op de reeds te komen ; maar een fterke ftroom tegen zich hebbende, en zeer weinig wind, kon hy zyn oogmerk niet bereiken: om die reden zond hy de Heeren King en Williamfon met drie boots naar den oever, om water en verversfehingenintenemen , zendendeten zeiven tyde bevel aan Kapitein Clerke, om mede, na hem, zee te kiezen, ingevalle hy zag, dat de Refolution buiten ftaat bleeve om weder op de Rheede te komen. De Commandeur hopende een Rheede , of misfehien een Haven te vinden aan het Westëinde van 't Eiland, bekommerde zich des te minder zyne vorige Standplaats te bereiken; dan, daar hy de bootsderwaards had gezonden, hieldt hy het, zoo veel hy kon, by den Wind, en echter was ons Schip, op denmiddag, drie Zeemylen te ly waard. Naar- ma-  STILLEN OCEAAN. 183 ! mate wy het Westëinde van 't Eiland naderden, bevonden ,j wy, dat de kust langzamer hand Noord-Oost omliep, zonder i een baai, kreek of inham te vormen , daar een Schip bei fchut ware tegen het geweld eener hooge Zee, welke van 't j Noorden opzettende, op de kust met eene verbazende branI ding kwam aanbruisfchen. Wy vonden ons des in onze hoop I om eene Haven te vinden, fchielyk te leur geftelt. Veele 1 Inboorlingen volgden ons in hunne Kanoos Zeewaards, zich : gedurig bezig houdende met ons te ruilebuiten. ' Op Zaturdag den 24., vonden wy, by 't aanbreken van i den dag, dat ons Schip, door de ftroomen, naar 't Noord< Westen en Noorden was gedreven; zoo dat de Westerlyke : uithoek van Atooi Oost ftrekte op den afftand van een Zeemyl. Kort daar aan kregen wy een koelte uit het Noorden, en Kapitein Cook,. in de verwagting, dat die koelte de DisI eovery in Zee zou brengen, ftuurde aan op Oneeheou, een : nabyleggend Eiland, het welk toen Zuid - West ftrekte, met oogmerk om aldaar voor anker te komen. Hy bleef op dat : Eiland aanftevenen tot over elf uren, toen hy nog zes En! gelfche mylen ver daarvan af was: maar alzoo hy de Disco' very niet zag opdagen, vreesde hy voor de gevolgen van j zich zoo verre van eikanderen te verwyderen; hy liet derhalven het oogmerk varen, om voor het tegenwoordige Onee1 heou te bezoeken , en wendde het weder naar Atooi, voor: nemens om op de Rheede ten anker te komen, ten einde ons l van 't benoodigde Water ten volle te voorzien. Wy hielden Zuid-Oost aan tot vroeg in den morgen van den 25., : toen wy wendden en op Atooi's Rheede aanhielden ; kort daar na voegde zich de Discovery by ons. Kapitein Cook van zommige Inboorlingen, dienaar de Schej pen waren afgekomen, vernomen hebbende, dat 'er versch l Water te bekomen ware in een Dorp, het welk wy op ee] nen geringen afftand van ons af zagen, hield op die plaats 1 aan, en wierp voor dezelve het anker, in zes en twintigvaI demen Waters, op den afftand van drie vierde van eeneEni gelfche myl. De Discovery ankerde verder van den wal af ia drie en .twintig Vademen. On- nr. BOEK. 1778- Jamaxy.  i84 II EIS NAAR DEN m. SOEK. 1778- Onze nieuwsgierigheid werd dezen dag weder opgewekt om te weien , of deze Eilanders menfehen- eters waren; hier toe gaf aanleiding een der Eilanderen, die door een gefchut Poort wilde inkruipen, maar daar in wederhouden werd; hy vroeg terftond, of wy hem dooden en opeten zouden, alshy 'er door kwame-; en deze vraag ging gepaart met zoo veele duidelyke tcekenen en gebaren, dat wy ons in de meening derzelvcn geen ©ogenblik konden vergisfen. Wy hadden thans de gelegenheid om de vraag, ten aanziene van dat gebruik, 'om te keeren, en iemand, die achter den geweerden perfoon in de Kanoo zat, en zeer opmerkzaam alles wat 'er Dmging gade floeg, antwoordde terftond, d it indien wy by ben aan land gedood wierden, zy niet zouden fchromen ons opteëten: hy wilde daar door niet te kennen geven, dat men ans met dat oogmerk zou dooden, maar dat zulks zou gefchieden, indien wy vyandelyk tegen hen handelende, door hen overwonnen wierden-. De Heer Gore werd in den achtermiddag afgezonden met drie gewapende boots, om naar eene bekwame plaats ter landinge uittezien , als mede bm, zoo dra hy geland zoude zyn, naar versch Water te zoeken. Hy kwam des avonds te rug met berigt aan Kapitein Cook, dat hy aan 't hier bovengemelde Dorp was aangeland, van waarmemhem geleid had naar een wel, omtrent een halve myl Landwaards in; maar dat het Water, welk hy 'er vond , niet toereikende was voor onze behoefte, en dat de Weg daar heen ten uiterfte flecht was. Tegen des anderendaags avond , zond de Commandeur den Schipper met een boot naar de Zuid-Oost punt van *t Eiland, om te beproeven ofhy in dien oord aan land konde komen. De Schipper kwam met een gunftig antwoord te rug; dan het was thans te laat, om ons Volk , dat wy aan land hadden, te •rug te ontbieden, zoo dat die bende den ganfehen nacht aan •den wal moest blyven. De maats, die wy aan land hadden, vonden in die ftreeken van het Eiland, welke zy doorgetrokken waren, verfcheide zout -poelen, zommige van welken een weinig water in  STILLEN OCEAAN. Ï85 -rn hadden, doch andere niet. Zy zagen niets dat naar een -loopenden ftroora geleek, en fchoon het Water, in de wel-Jen, die zy onder weg aantroffen, tamelyk goed was, fcheen het nogthans fchaars te zyn. De huizen der Inboorlingen ■waren in kleenen getale hief en daar verftrooid: wy gisten -dat 'er niet meer dan vyf honderd perfonen op 't ganfcheEiland waren. Hunne manier van leven was voeglyk en rein. Wy zagen niet, dat 'er de Mans met de Vrouwen zamen aten;. en de laatfte fcheenen, in 't algemeen, zich in benden zamen te voegen. De Olie der Noten van de -Dooe Doov •branden zy, by nacht, tot licht; hunne Varkens bakken zy ia ovens , en zy fplyten ze in de lengte in tweeën. Omtrent zeven uren 's avonds fprong het anker van de Refolution , waar door zy van de bank afdreef. . Door dit toeval bevonden wy ons des anderen daags morgens met het aanbreken van den dag, zynde den 2. February, negen mylen te ly waard van onze laatfte legplaats; en de Kapitein, voorziende dat 'er te veel tyd zou verloopen om weder op 'die hoogte te komen, gaf fein aan de Discovery om zich by hem te vervoegen, hetwelk tegens den middag gefchiedde, waarop de beide Schepen dadelyk Noordwaafds aanhielden, tot voortzetting van haar reis. Nadat wy dus meer tyd hadden verfpilt in de nabuurfchap van deze Eilanden, dan'ervereischt werd tot het voldoen onzer behoeften, wrarenwynog.thans verplicht van daar te vertrekken, alvorens onsbehoorlyk van 't benoodigde water voorzien te hebben, of onsdien overvloed van ververfchingen te verfchaffen, welke de in. woners in ftaat en bereid waren ons aan'tebfengen. Ons Schip had echter voor ten minften drie weken aan mondkost .alhier opgedaan, en Kapitein Clerke, gelukkiger nog dan wy, voorzag 'er zich van zoo veele ge wasfen, als over genoeg waren om het Scheepsvolk van de Discovery meer dan twee maanden te fpyzen. De Eilanden in den ftillen Oceaan, welke.op oirzélaatfte -tochten ontdekt zyn, bevonden'wy doorgaans in meenigte by een te liggen ; de enkele op;zich zelve liggende Eilanden, tot hier toe aangetroffen, zyn weinig, in vergelyking van A a de rrr. EOEK. 1778. ^an'uary. Februar.  REIS N A A R D E N m. BOEK. I778. Februar. de anderen; fchoon naar alle waarfchynlykheid , 'erveele andere nog onbekent zyn , welke als tusfehen dezebyeenliggende Eilanden inkomen. Uit wat aantal Eilanden deze nieuw ontdekte Archipel is zamengefteld, moet overgelaten worden, aan de beflisfing van volgende Zeebeploegeren. Wy zagen 'er vyf van, door de Inboorlingen bety telt met denamen Woahooj. Atooi, Oneeheou, Oreehoua en.Tahoora. Het laatfte is een kleen verheven Eiland, op den afftand van vier of vyf Zeemylen van den Zuid - Oosthoek van Oneeheou.. Men zeide ons, dat het 'er krioelt van Vogels, deszelfs eenigfte bewoners.. Men gaf ons insgelyks eenig berigt wegens het aanwezen van een laag onbewoond Eiland,in de nabuurfchap,. genaamt Tammata Pappa. Behalven deze zes, verzekerde men ons, dat 'er nog eenige andere Eilanden waren, zoo wel naar 't Oosten als naar 't Westen gelegen.. Kapitein Cook gaf aan deze ganfche groep Eilanden den naam van Sandwich. Eilanden, ter eere des Graven van Sandwich.. Die, welke wy zagen , zyn gelegen tusfehen de 21 gr. 30 min. en 22 gr. 15 min. Noorder breedte, en tusfehen 199 gr. 20 min. en> 201 gr. 30 min. Oosterlengte. Wat aanbelangt Woahoo, het Oostelykfte , welk- wy van deze Eilanden zagen , wy konden 'er geen ander bericht van bekomen,, dan dat het een hoogen grond heeft en onbewoond ls. Oneeheou i legt zeven Zeemylen ten Westen van onze ankerplaats te Atooi, en heeft niet boven de vyftien Zeemylen in omtrek, 't Voornaamfte dat 'er groeit,.. zyn Yams wortels. Wegens Oreehoua weten wy geene andere byzonderhe-den , dan dat het een hoog Eiland is, van geringe uitgeftrektheid,. liggende digt aan de Noordzyde van Oneeheou.. Atooi is 't grootfte der Eilanden,, die wy van dezen zagen. Uit het geene wy van het zelve konden opmaken, is ; deszelfs lengte van Oost tot West ten minften tien Zeemy-. Ien, waaruit deszelfs omtrek ten naasten by kan gegist worden, fchoon het veel breeder. voorkomt aan den Oost dan aan den. Westhoek.. Im  STILLEN O C E A A i\T. ig? ïn deszelfs algemeen voorkomen gelykt het Land in't geheel niet naar een der Eilanden , door ons, binnen denKeerking van Capricornus, bezogt, alleen deszelfs Heuvels naby het middelpunt uitgezondert; deze zvn hoog, maar loojen in eene zachte helling af, naar den Zeekant df lage landen. Alhoewel het aan 't oog de verrukkelyke Boorden van Otaheite met vertoont, noch de weelderige vlaktens van longataboo, met boomen bedekt, welke te gelyk befchutten tegen de brande ftralen der Zonne, en een heerlyk uitzicht -benevens overvloed van voedsel, voor de Inboorlingen leveren; echter daar het een grooter deel zachtryzende gronden bezit overtreft het in zommige opzichten de voorgemeldeheeryke Eilanden, als zynde beter gefchikt om fot meer voordeel en nut aangelegt te worden. ' A^ÓTnWy iUk °nz^ ondervinding oordeelen moesten over hnnï'n £ ' Wy dezelve voor zeer veranderlyk 1 tvd v.'n^r- h£t a!gCm Sevoden> was & thans de tyd van het jaar dat het weder gerekent word het beftendigst te wezen , de Zon op de grootfte hoogte zynde. De hette was zeer gematigt, en men fchynt hier weinig ongemak te hebben van het warme en vogtige weder , aan welke zoo veeleLanden binnen de Keerkringen gelegen, onderhevigzyr* Behalven de gewasfen , door ons ter verversfchingen ingennlt onder welke ten minften vyf of zesderlei foort van Weegbreen waren brengt het Eiland ook Broodvrucht voort die echter zeer fchaars fcheen , dewyl wy 'er Hechts één Boom van zagen. Ook zyn 'er eenige weinige Kokos - Palmen eenige Yams, de fmi van de Vriendelyke Eilanden, of de Arum van Virginie, de Etooa Boom, en de welrieKende Gardenia of Jasmyn van de k aap Van de roode Vogels, welke zy ons te koop aanboden, konden wy er nooit een levendige te zien krygen • maar wv zagen een kleen Vogeltje van een donker Karmoz'yn kleuren omtrent van grootte alseen Kanarie Vogeltje. Wy za*en insge yks een grootenUil, twee bruine Valken , Wouwenen ben Wld-Eend Het is zeer waarfchynlyk , dat -zy eene zeer :alryke verfcheidenheid van Vogels hebben, alswv nagaan Aa» ö4e i in. BOE!'. Ï778. ■Februar.  III. BOEK} 177.8-Fèrbuar.. ïSg REIS NAAR DEN de meenigte fraije geele, groene en kleene fluweel zwarte Vederen, die zy op hunne Mantels hegten, en waarmede zy alle hunne Geraden optoijen. De Visch en andere voortbrengzels van de Zee fcheenen hier niet zeer verfcheiden , en behalven den kleenen Makreel zagen wy enkel de gemeerie Mosfels; een zoort van een krytachtïge kleur; een kleene bruinachtige klip Visch, met blaauwe Spikkels, een Schildpad in een poel vastgemaakt, en drie of vier zoor ten van gezoutte Visch. De weinige Schulp Visfchen, die wy te zien kregen, waren meestal in toizel en opfchik verkeert, fchoon ze niets nieuws of fchoons hadden, om zich by ons aantepryzen. De eenige tamme Huisdieren, welke wehier vonden., war ren Varkens, Honden en Hoenders, alle van dezelfde zoort, welke wy op de Eilanden van den Stillen Oceaan hadden: aangetroffen. Er waren insgelyks kleene Hagedislen; en eenige"Ratten, zeer gelyk aan die van alle deEiianden, welke wy tot hier toe bezogt haden. De bewoners van Atooi zyn van eene middelbare geftalte, maar over 't geheel fterk van lichaam;. zy munten niet uit in fchoonheid van leest of van gelaat, hun gezicht duid eer iets goedigs en openhartigs, dan een vlug offchrander verHand aan. Het aangezicht, voornaamlyk dat der. Vrouwen, is by fommigen rond, maar. lang by anderen.; men kan niet wel zeggen, dat zy als een Volk onderfcheiden zyn door iets dat zy byzonders in hun gelaat of voorkomen hebben, r Zy fchynen van eene openhartige en vrolyke geestgefteltheid te zyn, en even verre af van de. wispelturige lichtveerdigheid der Otaheiteren, als van de ftugge ernsthaftigheid by veelen der Inboorlingen -van Tongataboo. Zy fchynen zeer gezellig onder eikanderen televen; en uitgenomen hunne diefachtige geneigdheid , welke eene aangeboren aarü fchynt der meeste Volken, door ons in dezen Oceaan bezogt, behandeld n zy ons ongemeen vriendelyk. Uit het aantal menfehen, welke wy by ieder Dorp verzamelt zagen, toen v/y de kust langs zeilden, zou men kunnen, veronderftellen dat.de bewoners van dit Eiland vryta'lryk zyn» ' Del  STILLEN OCEAAN. 189 De hier en daar verftrooide Huizen mede gerekent, zullen 'er misfehien op het ganfche Eiland zestig zulke Dorpen zyn, als dat voor 't welke wy ten anker lagen :. indien wy nu vyf perfonen voor ieder huis ftellen, zullen, 'er in eik Dorp vyf Honderd of dertig Duizend op 't geheele Eiland wezen. Dit getal word door ons in geenen deele vergroot, want wy zagen zomtyds drie Duizend Perfonen «effens op den oever; wanneer men niet kon veronderftellen, dat 'er boven een tiende gedeelte der Inboorlingen tegenwooidig was. Hunne Dorpen hebben niets, dat naar eene verfterking of Vesting gelykt;. de Huizen ftaan hier en daar verftrooid en zonder eenige orde. Zommige zyn vry ruim en gemakkelyk ,. veertig of vyftig Voeten lang , twintig of dertig breed, terwyl andere verachtelyke Kotten zyn. De gedaante is niet ongelyk aan Hooi-Bergen; of om 'er misfehien een beter denkbeeld van te vormen, mogen wy ons het Dak van een Schuur verbeelden ,-op den grond nedergezet, rondom befloten, gedekt met lang gras over dunne Hokken gelegt. Uit het gene wy zagen groeijen en ter Markt brengen,. valt 'er geen twyfel, of het grootfte gedeelte van hun voedzel uit het plantenryk zyn Aardappels, Taro en Weegbreem Yams en Broodvrucht zyn'er zeldzaamheden. Aan.dierlyk voedzel fchynen zy geen gebrek te hebben, dewyl zy eene meenigte Varkens aanfokken, die overal los rondom de huizen loopen; en indien zy Honden eten, 't welk niet geheel onwaarfchynlyk is, hebben zy van deze Dieren een grooten voorraad. De meenigte Vischoeken, by hen gevonden, gaf te kennen, dat zy uit Zee een tamelyk gedeelte van dierhk voedzel halen.. Zy maken, even als op de Zuidelyke Eilanden, hun voedzel gereed met heete fteenen; en uit de groote meenigte welke wy op een en denzelfden tyd zagen vervaardigen, vermoedden wy, dat alle de Ingezetenen van een gansch Dorp of ten minften veelen in hetzelve,, gebruik maakten van een gemeene Oven. De vermaken van dit Volk zyn veelvuldig. Wy zagen* A.a3 gee- HU BOEK. 1778. Februar.  te© REIS NAAR DEN nr. BOEK. 1778. Februar. geene hunner dansfen, by welke zy gebruik maken van hunne gevederde Mantels en Mutzen; doch uit de bewegingen, welke zy maakten met hunne handen, by andere gelegenhehen, als zy zongen , oordeelden wy, dat zy, ten minften eenigermate, gelyken naar die wy op de -Zuidelyke Eilanden zagen, alhoewel niet zoo konftig bedagt. In de verfcheide Handwerken -van dit Volk, ftraalt eene groote mate van vinding en netheid door. Hun Doek maken ,zy van de Merus Papyrifera, en ongetwyfeld op dezelfde wyze als te Tongataboo en op Otaheite, want wy kogten eenige der gegroefde Hokken, met welke zy die Haan. Het weefzel daar van , fchoon dikker, is minder dan van het Doek der zoo evengemelde plaatzen: maar in het Kleuren en Schilderen derzelven, betoonen de Atooijers veel meer fmaak, door de eindelooze verfcheidenheid van figuren, die zy 'er in plaatzen. Het eenige Yzerwerk, dat wy onder hen zagen, en van 't welk zy reeds voor onze aankomst bezitters waren, was een ftuk van een yzeren hoepel van omtrent twee duimen lengte in een hout handftuk gezet; en een ander fcherp ftuk gereedfchap, het welk wy voorönderftelden gemaakt te zyn van de punt van een Houwer. Daar zy nu daadlyk die ftukken in eigendom beza>ten, en zeer wel het gebruik van dat metaal kenden., fcheenen zommige van ons Volk geneigt te gelooven, dat wy de eerfte Europeers niet waren, die deze Eilanden bezogten. Maar de groote verbaastheid, welke ay lieten blyken op 't zien onzer Schepen, en hunne volkomen onkunde wegens't gebruik van ons fchietgeweer, kan met zulk een gevoelen niet overeengebragt worden. De Kanoos van dit Volk zyn gemeenlyk omtrent vier en twintig Voeten, lang en doorgaans gemaakt uit een enkel ftuk Hout, tot op de dikte van een duim uitgeholt en aan beide einden puntig uitgefneden. De Boorden beftaan in drie planken, elk een Duim dik, zeer net pas gewerkt en aan het Vaartuig vast gehegt. De beide uiteinden loopen een weinig hoog en fcherp uit. Dewyl zy zelden meer dan anderhalve voet breed zyn, hebben de enkele Kanoos ( want fomtyds voegen zy er twee  STILLEN OCEAAN. rpr tee te famen.) uitleggers of ramen, welke beter en met jeer oordeel gemaakt zyn, dan alle, die wy te voren ge2in hadden. Zy worden met Schopriemen voortgeftuwt ya maakzel als op de andere Eilanden; zommige Kanoos fbben een driehoekig Zeil, het welk zy aan een Mast en friet opzetten* Plet touwwerk, dat zy tot hunne Vaartuim gebruiken , als mede het dunne koord, voor hun Vischjirei, is fterk en aartig gemaakt. Zy zyn geenzins nieuwlingen.in de Landbouwkunde.. De ukke grond is 'er eene uicgeftrekte Plantadie van Taro en m andere artykels, welke zy met behoorlyke zorg nagaan. ]|; Aardappel-landen en de plekken voor 't Suikerriet of voor I Weegbreen op de hooge gronden, zyn zeer geregelt be]iot, doch zonder affchutzels; of wy moesten daarvoor de lebben of flooten nemen in de lage gronden, welke waar. ■hynlyker gefchikt of uitgegraven zyn, om water naar de 'aro plant toetevoeren. lOnze kortftondige en gebrekkige verkeering, welke wy et de Inboorlingen hadden, gaf ons geene gelegenheid om in juist denkbeeld te bekomen, van hunnen Kegeerings'irm. Dan, uit de algemeene overeenkomst van gewoonns, die wy hier zagen in acht nemen,, en byzonder uit den tirbied , welke wy hen zagen bewyzen aan hunne Opperbofden, mogen wy met recht opmaken, dat dezelve niet bel verfchilt van dien der andere door ons tot hier toe be- ligte Eilanden. Naar alle waarfchynlykheid voeren zy kwyls Oorlog onder eikanderen; zulks was optemaken uit e meenigte wapens die zy bezaten, en door hen in eene zeer !)ede orde gehouden werden: ook verftonden wy, uit hunp eige monden,, dat zy Kryg voerden tegen de bewoners der hderfcheide ftreeken van hun Eiland niet alleen , maar ook :gen die van de naburige Oneeheou en Oreehoua; en dit is :den genoeg om te bepalen, waarom, in weerwil van hunen uitgeftrekten grond, die zeer vruchtbaar kon gemaakt 'orden, hunne bevolking zoo gebrekkig is.Behalven hunne fpeeren, die van een fraai bruinachtig lout gemaakt en keurlyk gepolyst zyn, en aan het eene ©ine in. BOEK. 1778. Februar.  i9z REIS NAAR DEN ui. BOEK. 1778. Februar, eind een weerhaak hebben, zagen wy nog een ander wapen» tuig, het welk wy nergens te voren hadden aangetroffen; het geleek eenigzins naar een Dolk, en was gemeenlyk agttien duimen lang, aan een einde, en ook welaan beideeindea' fcherp gemaak, en door een koord aan de hand vast. Het fchynt dat zy het in de gevechten gebruiken, daar zy hand»' gemeen in worden ; men zou aan zommigen derzelven deal naam kunnen geven van dubbelen Dolk , als hebbende eeal handvat in de midden., zoo dat zy 'er beide wegen mede kunnen treffen. Zy hebben ook Boog en Pylen, maar daar de»; zelve niet fterk van maakzel waren, en zeldzaam gezien werden, is het denkelyk dat zy ze nooit in den ftryd gebruiken,Het Mes of de Zaag, waar mede zy de doode lighamen hunner vyanden ontleden, kan al mede onder hunne Wapens gerangfchikt worden, alzoo zy 'er, handgemeen wordende, mede flaan en fnyden. De Inboorlingen van Tongataboo begraven hunne dooden op eene gevoeglyke wyze; ook heitellen zy hunne menfehelyke flachtöffers ter aarde; maar zoo veel ons bekent is$ offeren zy geen ander dier of gewas aan hunne Godher den. Indien de Sandwich Eilanden , in een vroeger tydperk, •door de Spanjaarden ontdekt geweest waren, zouden zy, on-! getwyfelt, zich van derzelver voordeelige ligging bediend, en Atooi, of eenig ander dezer Eilanden, tot een ververfchingplaats gebruikt hebeen voor de Schepen, die jaarlyks van Acapulco naar Manilla zeilen. Zy leggen ten naasten by in 't midden van de eerstgemelde plaats en Guam, een der Ladrones, het welk thans hun eenige Haven is, in,hal door ftevenen van dezen wyden Oceaan; en het zou geen week Zeilens buiten hunnen gewonen koers geweest zyn dezelven aantedoen. De kennis van de Sandwich Eilanden zoa even voordeelig zyn geweest aan onze Buccaneers, die zomtyds, van de kust van America, naar de Ladrones over Haken , met een vooraad van Mondkost en water, naaulyks toereikende om 't leven te behouden. Hier zouden zy altoos overvloed aangetroffen, en binnen een maand Zeilens, het  STILLEN OCEAAN. rp3 wiet eigenfte gedeelte van California bereikt hebben, op welks ihoogte 't Manilla Schip verplicht is te komen. Hoe gelukkig zou Lord Anfon geweest zyn, hoe veele moeilykheden zou hy ontgaan hebben, indien hem bekent ware geweest, dat een reeks van Eilanden lag halfweg tusfehen America en Tinian, op welke hy alle zyne behoeften rykelyk had.t kunnen vervullen. De Discovery zich by ons gevoegt hebbende, ngtten wy •onzen koers Noord-waards, met een aangename koelte uit het ©osten. Op Zaturdag den 7 February bevonden wy ons op 29 gr. Noorder breedte, en op de Ooster lengte van 200 gr., de wind Zuid-Oost fchietende. Tot den 12. bielden wy onsen koers Noord - Oost en Oost, en vervolgens wendende, ftevenden wy Noord-waards, zynde wy op de Noorderbreedte van 30.gr. en op de Oosterlengte van206 gr. 15min. Op deze hoge breedte , en daarenboven in 't winter getyde, hadden wy flegts 's morgens en 's avonds eenige koude beginnen te ontwaren^ een bewys van den gelykmatigen en duurzamen invloed van de hitte der Zonne ten allen tyde tot op no gr. aan weerszyde der Linie, 't Is bekent dat boven die hoogte-de onevenredigheid veel grooter wordt. Op den 25. bereikten wy de Noorder breedte van 42 gr. 30 min. en de lengte Oostwaa-rds van 219 gi% Alhier begonnen wy klip of rotswier aantetreffen, van welk Lord Anfon in zyn reis gewag maakt, onder den naam van Zeehok , het welk de Manilla Schepen gemeenlyk ontmoeten. Op den eerften Maart hadden wyeene volmaakte kalmte, welke opgevolgt werd van een Noorden wind , met welken wy naar 't Oosten ftevenden, voornemens zynde naar Land omtezien. Op den 2. Maart hadden wy ftilweer. Eenige {treken der Xee fchenen bede-kt met eene zoort van flym , rondsom welke wy eenige kleene Zeediertjes zagen zwemmen. Die wy .best zien konden, waren van een lilachtige foort, bykans rond van gedaante ; een kleiner foort had een wit en blinkend voorkomen en was zeer talryk. Sommigen dezer laatften B b wêr- irr. BOEK. I778. Februar, Maart,  MI- BOEK. 1778. Maart. m REIS NAAR DEN werden opgevisdu, en in een glazen fles met Zeewater gedaan ,. waar in zy zich vertoonden als ftukjes zilver, als zy in rust waren. Doch, wanneer zy zwommen, het geen zy met even veel gemaks fcheenen te doen , in verfchillende rigtingen, fchoten zy de helderffce kleuren uit van de fehitteren,.fte Edelgefteentens, naar mate 'er het licht op viel. Nu eens vertoonden zy zich doorfchynend, dan eens namen zy onderfcheiden tinten van blauw aan , van het Jichtfte tot het donkerfte , gemengt met den gloed van den Robyn, van genoegzame kracht, om het glas en het water te verlichten. Als men het glas tegen den fteiken dag hieldt, vertoonden zich de kleuren allerlevendigst, maar verdweenen bykans, wanneer deze diertjes naar den grond gingen, die als dan 'er bruinachtig uitzagen. By de kaars hadden deze Zeediertjes meest een kleur van fchoon bleek groen met een bruinen glans, die in den donker, flauwlyk eenig licht van zich fcheen te geven.. Op den 6.,. tegen den middag , zagen wy twee Zeerobben, en verfcheide Walvisfchenen des anderen daags vroeg ifls den,-morgen , kregen wy de lang gewenschte Kust van Nieuw Albion in 't gezicht, op den afftand van tien of twaalf Zeemylen, {trekkende van 't Noord • Oosten tot het Zuid-Oosten. Des- middags bevonden wy ons op de Noorderbreedte van 44 gr. ?3 min- en °P 235 gr. 20 min. Oosterlengte, op omtrent agt Zeemylen afftands van 't Land. Wy peilden thans drie en zeventig vademen Water in een modderigen grond, en negentig vademen een Zeemyl verder af. Het land was van eene tamelyke hoogte, en fcheen verdeelt in Heuvelen en Dalen, meest al met Hout bedekt. Er deedt zich niets aanmerkelyks voor't gezicht op, uitgenomen eenhoogen Heuvel met een vlakken kruin. Het land liep an het Noorderlykst einde puntig uit, en werd door Kapitein Cook genaamt, Kaap Fouhveather, naar het ongemeen fïechte weer dat wy vervolgens aantroffen. Den agtften des avonds, liep de wind Noord - West, metrukken Hagel en Jachtfneeuw. Om het mistige en nevelachtige weder bleven wy tot den volgenden middag Zee houden,,  STILLEN OCEAAN. IQ? «ien, en ftuurden vervolgens weder op het land aan, het welk wy om twee uren in den achtermiddag te zien kregen, ftrek- " kende Oost - Noord - Oost. Van dien tyd af tot den 29, ble- I -ven wy geftadig met ftorm en tegen winden worftelem, toen 1 wy eindelyk ten anker kwamen, in tagtig Vademen Water, j zoo digt aan Land dat wy het .met een werpanker konden beleiken. De Discovery werd door eene ftilte overvallen, alvorens zy binnen den arm van den inham konde komen, daar zy in zeventig Vademen het anker liet vallen. ' Zoo haast lagen wy niet voor anker, of drie Kanoos kwamen op het Schip aanroeijeri, in de eene waren twee, in de andere zes, en inde derde tien Mansperfonen; vry digt genaderd zynde , ftondt, in een der twee iaast gemelde Kanoos', een Man op, die een lange aanfpraak deedt, en gelyk wy ji uit eenige zyner gebaren opmaakten, ons uitnodigde om aan U ind te komen; hy iïrooide ten zeiver tyde met volle handen Vederen naar ons toe, en zommige zyner maats wierpen op ; dezelfde wvze een rood poeder uit. Kort daarop kreegen wy een zagt koeltje., dat ons digt aan ■.den Wal bragt. Wy kragen nuverfcheiden Kanoos om ons ■te bezoeken- twee en dertigJagen 'er op eenen tyd rondsom ons Schip, voerende ieder van drie tot zeven en agt perfonen, Mans en Vrouwen. Een der Kanoos trok voor al ons -oog', door eenen byzonderen kop, met een Vogels oog en eenen vervaarlyken langen bek befchildert- De perfoon, die 'er in zat, en een Opperhoofd fcheen te zyn, was niet : min opmerkelyk door zyn zonderling voorkomen; hy had eene meenigte Vederen aan zyn hoofd hangen, en hy was op eene ongemeene wyze befmeert en befchildert. Hy hield in zyne hand een houten Vogel, van grootte als een Duif, ■met welke hy dikwyls ratelde; hy was verbazend luidruchtig m • zyn aanfpraak, die verzeld ging van veele uitdrukkende gebaren. Schoon onze bezoekers zoo vreedzaam waren, dat wy hen niet konden verdenken met een vyandelyk oogmerk tot ons gekomen te zyn, konden wy echter hen niet overhalen by ons aan boord te komen. Zy waren nogthans zeer i gereed om alles aan ons afteftaan wat zy by zich hadden, en •Bb2 na- irr.' SOEK. Maart*  rp6" REIS NA AR DEN rn. SOEK. I778. Maart. namen gretig van ons te rug wat wy hen aanboden; dochzyr waren meer geitel t op yzer als op iets anders, en het gebruik van dit waardig metaal fcheen hen niet vreemd. Veele Eanoos volgden ons naar onze ankerplaats, en een groep van omtrent tien of twaalf derzeiven bleef het grootst gedeelte van den nacht langs de Refolution zich ophouden.. Wy vleiden ons thans in ftaat te zulien zyn, ons vanhetnoodige te voorzien, en ons te herftellen van die ongemakken en moeilykheden, welke wy, zints onze komst op deze kust,, ondergaan hadden d©or gedurige tegenwinden, en onituimig; weder» VIER-;  STILLEN OCEAAN. 197 VIERDE. B O E K» Verrichtingen met de-Inbooflingen van; Noord- Amenca; ontdekkingen aan die Kust en het Oosterlykst gedeelte van Afia, en te mg tocht Auidwaards naar ds Sandwich Eilanden.. Daar wy gelukkiglyk zulk eene uitmuntende en veilige tats vooryonze Schepen gevonden hadden, in een inham welk kussen bewoond fchelnen door een goed en vreedfaam lo van Volk, lieten wy geen oogenblik na dat wv ten anker gekomen waren, naar een gemakkelyke en bekwIme H,.ven uittezien, daarwy, gedurende ons verbM in dezeBaay, beftendig konden blyven leggen Ten d en einde zond Kapitein Cook drie gewapende Boots af onder 'V bevel van den Heer King, terwyl hy zelf met eene ' andere boot op een zelfde tocht uitging, 'c Viel hem met Kzwaarlyk te vinden wat hy begeerde; want aande NoordWeTtzydye van den arm , en op eenen kleenen afftand var dfc S^heP7n , vondt hy eene bekwame en gedekte kleene Baar, volkomen tot ons oogmerk dienftig. EeTe meenigte Kanoos, opgepropt «et debe^ne™^ Kust hield zich den ganfehen dag om en by de Schepen, de handel werd wederzyds geöWen voortgezet met de ftriktfte eendragten goede trouw. De artykels die zyaanbieten waren de Huiden of Vellen van onderfcheidene DS,' alT eeeren, Zeeotters, Wolven, Vosfen, Harten, B sx 3i 'iv. BOEK. Maar?.-  3v. 'Soek. Maan. m REIS NAAR DEN ^^i^^e^Ti e" Botiün^' M™ van alles keneelnf ^m^r » ' Verbaasde ons ni«« zoo fterk als de bekombloot van V n°g niet g^eel van vleesch ST-'cn Jj3 27 0flf gaven, geëten te iicDpen, en, indedaad, men kon aan zommigen zien dar 7? xie,d bleek maar al te klaar, dat de verfchrikkelyke gewoonte om hunne vyanden te verflmden, hier zoo^lpL^reïn ÈeltdeT^^'8' £üandere ^Iken v^dS - Den volgenden dag befteedden.wy met het breneen on zer Schepen in de kleene Baai, daar wy ze vertS Bv tin winden van 't ankertouw, vonden wv, dat tót Len- SerRottgen°r?,idiePte W '£ ^ ^dbS-S. met Kotlen en klippen, van welke onze Kabels en andere S ' tP:J êehnÜkt hadden °m de Schepen in de kï ? ginfcbè hnSrenSf'me5,weiniS gleden hadden. Ook wasde ganfche bodem als met Rotzen bezaait. Het Schip was zeer lek in zyn bovenwerk, weshalven de TimmSSïU^J ftellen, wat zy bevonden zulks benoodigt te hebben ^ootnaannfSrt de tyding «9 onze aaili™nist een groot aantal Inboorlingen naar onze Schepen. Op zekeren yd telden wy meer dan honderd Kanoos, die de een door le andere ieder vyf menfehen in hadden; wanGeinige wa en er met minder clan drie, veelen hadden zeven Kt en «gen, en een zelfs zeventien Perfonen aan boord ' S \*y vonden, nogthans, dat zy ruim zoo gretig waren om Ndï* et dtmeKSCeNT,n' dk ^ °P on* -gisWontmoS adden, en daarenboven deden zy meer kwaad met ftele» iel lT£\DlTn> Wmï daar ZV fchei'P ge-efchfp b? ien hadden, konden zy, als wy Hechts den rug keerden lydeu, ock raakten wy op deze wyze verfcheide artvkels ?vS 5 ? r7 °ntded« ^ boots van al het yzer n zy ftelea waardig rekenden, zelfs als fommige o.nzer lieden  STILLEN OCEAAN.' 199 ifen er de wagt by hielden. Om tot hun oogmerk te kopen, gebruikten ze allerlei looze ftreken, want een hunner [vist door eene meenigte gekkernyen en andere poetzen het og van ons Volk tot zich te trekken, terwyl een ander be:ig was, het yzerwerk van de boot aan een ander einde af'ebreeken. Indien het geftolen ftuk terftond gemist werd, vas de Dief gemakkelyk te ontdekken, dewyl wy aegeneigfc monden malkanderen geerhe te befchuldigen ; doch het geftoene werd altoos met wederzin door den Dief te rug gegeten , weshalven wy nu en dan genoodzaakt waren ons van Iwang middelen te bedienen. Onze Schepen wel vertuit zynde, gingen wy 's anderen laags over tot verdere noodwendige verrigtingen. De Observatoriums werden aan land gebragt, en opeen Rots geplaatst , aan de eene zyde van de Baai,, niet verre van de Refolution. Sommige van ons Volk werden gezet aan 't houtlakken, en aan 't ruimen van een plaats om onze watervaten te vullen. Andere werden gebruikt tot het brouwen van jopenbier , waartoe hier overvloed van Pynboomen gevonden' werd.. De finitfe werd ook opgerecht tot het fmeden van 't yzerwerk voor de Fokkemast,. waar van een der fïabben gebroken was. Dagelyks werden wy bezogt van een merkelyk aantal Inboorelingen , onder welke wy veeltyds nieuwe tronien zagen. Op hunne eerfte vertooning bedienden zy zich van eene zonderlinge wyze, om zich aan ons bekent te maken. Zy roeiden met alle magt en veerdigheid rond om beide de Schepen ,- terwyl al dien tyd een Opperhoofd zich over eind hield met een fpeer in de hand, altoos met een luidruchtige Item of gebalk iets uitfprekende. Den volgenden dag bragten wy het loopende Wand aan de Fokkemast, welke wy toen zoo flegt vonden dat wy genoodzaakt waren, dezelve uittenemen en een ander in derzelver plaats te ftellen. Ons overig loopend Wand wierd insgelyks flegt bevonden,. waarom de Commandeur bevel gaf een gedeelte daarvan te vernieuwen en de rest te herftellen.. * Van den tyd af dat wy in de Baai lagen tot den 7 April» ' pad» IV. BOEK.1778- April,  20© REIS NAAR DEN JBOEK. 1778. ApriL hadden wy ongemeen fchoon weder; doch 's morgens van den agtften begon het om agt uren ftyf te waijen uit den Zuid - Oosten, verzeld van nevelig en regenachtig weer, het welk in den achtermiddag toenam; des avonds woei het een florm, met hevige rukken en valwinden, die van over het hooge land aan de overzyde de Baai kwamen invallen, en , fchoon onze Schepen wel vertuit lagen, echter onzen ftaat gevaarlyk maakten. De Inboor dingen kwamen in weerwil van dit ftechte weder ons dagelyks bezoeken , en de toeftand , in welke wy ons bevonden, maakte die bezoeken aangenaam aan ons. Gemeenlyk bragten zy ons een aanvoer van Visch, als wy niet in ftaat waren den hoek en lyn te gebruiken, nochbehoorlyke plaats hadden om een net te trekken. De Visch, van welke zy ons voorzagen , was kleene Kabeljauw, een kleen foort van Braasfem en Sprot. Op den 11. hadden wy onze Fokkemast volkomen herftelt en getuigt ; den 12. ftreken wyde Bezaansmast, die van boven geheel verrot was. Des avonds kregen wy een bezoek van een ftam Inboorelingen, dien wy te voren nog niet gezien hadden, en die over 't geheel eene beter vertooning maakten dan onze oude Vrienden. De Commandeur geleidde hen in de Kajuit, daar niets hunne aandagt of nieuwsgierigheid fcheen te trekken; alles werd onverfchilügbefehouwt, en maar zeer weinigen onder hun lieten het oog over het een of ander gaan. Den volgenden dag gingen fommige van ons Volk naar de Bosfchen om een boom te houwen, daar wy een Bezaansmast van konden maken, en bragten denzelven daags daaraan naar de werkplaats onzer Timmerlieden- des avonds van dien dag, fchoot de wind naar 't Zuid -Westen, en woei fterk door, verzelt van regen tot des anderen daags morgens om agt uren, toen de wind wat minderde en naar 't Westen liep. Op den 16., toen onze Timmerlieden reeds ver gevordert waren met de nieuwe Bezaansmist, vonden zy dat de boom , dien zy daar toe gebruikten, in deszelfs val eenig ongemak bekomen had , weshalven het noodig werd geoordeelt, een anderen boom uit de Bosfchen te halen, waar-  I STILLEN OCEAAN. -201 waartoe alle handen meer dan een halven dag gebruikt •werden. . ,. Gedurende deze verrichtingen waren er vee e Inboorlinger, die met een duidelyke verbazing op onze Schepen bleven |L.ren , het wek wy van wegens hunne gewone onverfchilhg'heid' niet wisten uitteleggen. Een bende vteemden , m zeVen of agt Kanoos, kwam op den 18. m de Baai., en na eenjeen tyd naar ons.gekeken te hebben, vertrok dezelve weder. Wy vermoedden, dat onze oude Vrienden , die thans ter 'tyd in vry grooter aantal by ons waren dan onze nieuwe bezoekers, hen -niet wilden toèftaan -enigen handel met ons te dryven, want het was zeer duidelyk te bemerken, dat de naburige bewooners den handel met ons voor zich zeiven 'hielden, en met onze Goederen handel dreven -by'verafgJegene Hammen, want zomtyds zagen wy hen in geen vier vyf ganfche dagen, maar daar na kwamen zy weder met eene versfche lading van nieuwigheden en vellen. De Inboorelingen , die-ons dagelyks kwamen bezoeken, waren het nuttigfte voor ons ; want, .als ze hunne beuzelingen aan ons verkogt hadden., hielden zy zich bezig met Visfchen, en deelden ons altoos van den vangst mede. Ook 'kregen wy van hen eene zeer goede hoeveelheid goeden traan , die zyons in blazen aanbragten ; doch ten langen lesten zogten zy ons te foppen, en mengden 'er water onder; en eens of twee malen bedrogén zy ons, door de blazen gehéél en al met water optevullen. Het was echter beter voor ons zulks door de vingeren te zien, dan 'er eenige moeite ■over te maken. . Ons meeste zwaar werk thans aan een kant zynde, ging de Commandeur den volgenden morgen vanboerd, om de Baai op te nemen. Hy begaf zich eerst naar den Westhoek., daar hy een groot Dorp ontdekte, en voor het zelve een zeer wel gedekte Haven, met water van negen tot vier vademen. T ■• , 1 De bewoners van dit Dorp^ die Zeer talryk en aan den Commandeur niet onbekent waren , ontvingen hem zeer heusch en ieder deedt zyn best om hem in zyn vertrek te noodigen, • Cc -want I iv. •boek. 177-8. April.  IV.. BOEK. 1778. 'April. 202 REIS NAAR DEN want verfcheide Familien hebben woningen onder het zelf. de dak. Hynaai zeer Vriendelyk hunne uitnodigingen aan en de gastvrye Vrienden die hy bezogt, bewezfnTem lik tekenen van beleefdheid en eerbied. Op den 21 werd de Bezaansmast ingezeten getuigt en de 1 immerheden kregen bevel een nieuwe Voor ftïïg £ 'ma* ' Zee te San \ VJ ^ T^™ Wy °»sgereed om marzee te gaan, de Zeilen werden aangellagen • de Obfrrva toriums en andere artykels van Land af boord geb^agt laan • * gefek > om ondef zeil^è Aldus gereed zynde, meenden wy den 26. in Zee te Heken, Joch de wind en het getyde ons tegen zynde/wa en wy genoodzaakt tot aan den middag te wagten, toen eène dood ft,Ite den Zuid-Westen wind opvolgde; doch Lt tv I ne Baai. Wy hadden veranderlyke koekens en ftiltens tot omtrent vier uren in den achtermiddag, wanneer de wind begon te wakkeren en de lucht graauw en dik werd Op onze eerfte aankomst in dezen Inham, werd dezelve door den Commandeur betytelt met den naam van KiTcZ. ges, Sound; maai naderhand werd hem berigt, datdetobooThngen er den naam van Nootha aan gaven. Dezelve i gek mToPo^ - op De Boomen, van welke de Bosfchen 't meest voorzien zvn . zyn de Canadiaanfche Py„, de witte Cypres en twee of dS andere zoorten van Pynboomen. De twee eerften zy'ern den grootften overvloed, engelyken, op een afftand maï kanderen , maar van nader by zyn dezelve zeer gemaklvk te onderfcbeiden, hebbendede Cypres een bleeker Iroln dan de andere.. Over 't geheel: wasfen de Boomen hiel zeer fterk en zyn lang en zwaar. lten> Langs de Rotzen en Boorden der Bosfchen, zagen wv «.1 nige Aardbezie. Planten ,, Braambezien, Krui bSfen e7Aaï beasir Bodchar^ allé keenen ploegen ftaat Afc    STILLEN OCEAAN. 4-3 ■ Alle de Dieren , welke wy in de plaats , daar wy met mze Schepen lagen , konden levend te zien krygen , ivaren twee of drie Indifche Konynen , Marters of Maners en Eekhoorns ; 't is waar , zommige onzer maats, Mie aan den vasten wal, aan de Zuid - Oostzyde van de naai landden, zagen niet A^er van den oever de fporen van :;en Beer. Vogels zyn hier in 't geheel niet meenigvuldig, en diewy Zagen waren zeer fchuw, misfehien omdat ze geftadig gelijaagt worden door de Inboorlingen, die dezelve of eten, of jam de Vederen dooden, welke zy tot opfchik of cieraad gebruiken. Kraijen en Ravens, in 't minfte niet met die van Engeland verfchiilende, troffen wy hier insgelyks aan ; als iimede een Gaai en AakHer; het gemeene Winter Koningje «was 't eenigfte Vogeltje, dat wy hier hoorden zingen; ook eagen wy den Canadiaanfchen Lyster, den bruinen Arend met een witten kop en Haart, een kleene zoort van Valk, een Reiger en den groot gekuifden Ysvogel. Ij De Quebrantaheusfas , Kropgansfen en Meeuwen zagen wy langs de Kust; de twee laatHen zagen wy ook dikwyls in de BaaL Er zyn twee zoorten van wilde Eend-Vogels, de een zwart met een witten kop, de andere wit met een ;|rooden hek. Eens of twee malen zagen wy eenige Zwanen Noordwaards vliegen , doch wy weten niet waar zy zich ophouden. Schoon zy niet veel verfcheidenheid van Visch hebben, is 'er dezelve echter overvloediger dan 't Gevogelt. De iroornaamfte zoort is de gemeene Haring, die hier zeer taliryk is, alhoewel niet boven zeven duimen lang; ook is 'er nog een kleinder zoort, die iets langer is dan de Anchovis pf de Sardynen; wy zagen'er ZiJverkleurde Braamsfems en andere van eene bruine Goudachtige kleur, met fmalleblauwe Hreepen. Van 't kruipend gedierte, vernamen wy hier enkel de bruiine Slangen, van omtrent twee voeten 'lang, met witteflrepen op den rug en aan de zyden, en de bruine water Hageii. De eerHe zyn zoo onfchadelyk, dat wy de InboorlinCc 2 gen IV.' EO EK.' 1778. April,  zo* REIS NAAR DEN IV. BOEK. I778- April., gen dezelve levend in de handen zagen dragen. Het gedachtder Infecten fchynt talryker te zyn : want fchoon de tyd van hunne verfchyning Hechts begonnen was, zagen wy veeler!ei zoort van. Vlinders , doch van de meest bekende : als* Stede eenige Byen, Kruisbezie - Uilen, eenige weinige Torren ,. twee of drie zoorten van Vliegen en eenige Muggen. Alhoewel wy hier Yzer en Koper aantroffen, meenden wy. echter dat het zelve niet eigen was aan dezeplaats. Ook zagen wy. geen oer of erts van eenig Metaal,„behalven eene ruwe roode okerachtige ftof, van welke de Inboorlingen gebruik maken om zich te befchilderen of mede te befmeeren... De Inboorlingen • zyn, over 't. algemeen , meer dan mid-» delmatig klein van ge Halte, doch niet rank.in evenredigheid, doorgaans naar het vette hellende , fchoon niet .fterk gefpierd< Het gel lat der meesten is vol en rond, zomtyds breed en met fterk uitpuilende kaken , boven dezelve tusfehen de flagen van 't hoofd ingedrukt; de neus is boven aan plat,, met wyde ne .sgaten , en een ronde punt; het voorhoofd laag, de oogen klein, zwart en kwynend;.•-de mond rond15 met dikke lippen, de tanden, regelmatig en digt, maar niet in witheid uitmuntende. Hunne baarden en wenkbrauwen zvndun, fchraal en altoos fmal; hun hoofdhair is zwaar, dik en. fterk, zwart,.fluik en lang. De hals is kort, de armen dik, en gedrongen; in hunne ganfche gedaante hebben zy niets dat naar fehoonheid of welgemaaktheid zweemt; alle hunne. Ledematen zyn kort in evenredigheid van het overj* ge; hunne beenemz\n krom en fcheef, met breede voeten en uitpuilende enkels ; dit laatfte gebrek fchynt grootendeels te o.nftaan, uit hun gedurig zitten op hunne hurken of hielen. De Vrouwen zyn, over 't geheel, van.dezelfde groote kleur en gedaante, als de Mannen, van welke het zeer bezwaarlyk valt haar te onderkennen, dewyl zy geene natuurlyke VrouwlyKe bevalligheden bezitten: ook zagen wy er niet eene eenige, zelfs onder de jeugdigfte, die draaglyk. fthoon.mogt heten». Hun«-  STILLEN OCEAAN. 205 ■ Hunne gewone kleeding beffcaat uit een vlasachtige zoort ■van Mantel, aan den bovenkant met een bonte randen beneden met franje behangen, ünder den linker arm doorgaande, word dezelve op den regter fchouder vastgemaakt, en de beide armen vry- gelaten; zomtyds word de Mantel om den middel gefchort door een Gordel van grove Biez.n. Over dezen dragen zy een kleinen Mantel, die niet verder dan den mic.del komt, "desgelyks van onderen met franje behangen., Het hoofd dekken zy met een muts, van gedaante als een geknotte Kogel, of als een bloempot van fyne Biezen gemaakt, van boven vercierd met een ronden knop of een tros Iedere akers, met een koord die onder de kin doorgaat, om het af* vallen te verhoeden» Hunne lighamen zyn altoos met roode verf beftreken; hun* ne aangezichten befchilderen zy , fraijigheids halven, met zwart, helder rood of wit: dit iaatfte geeft heneenaffchuwlyk aanzien. De ooren van veelen zyn in de lel met.een tamelyk groot gat doorboord, en hooger op aan de vouw van 't oor zyn nog twee kleenergaten, daar zy allerlei tuig van Been, Vederen, Schulpen, Franje en dunne plaatjes Koper in hangen. Het middelfchot van de neus is by zommige.doorboord , en met een koord doortrokken. Andere dragen aan dat middelfchot, plaatjes van Koper, Tin of Yzer, van gedaante als een Hoefyzer ,.. van welke de. beide open zydea over de bovenlip hangen. Eenige hunner kleedingen fchynen eeniglyk gefchikt tot den kryg, en tot deze behoort een gelooide Iedere Mantel dubbeld famen gevoegd, en zoo't fchynt gemaakt van dehuid eens Elands of Buffels. Deze word op de gewone wyze vast gemaakt, en zoo gefchikt, dat 'er de borst tot aan de keel door gedekt is, terwyl tevens een gedeelte daar van tot op de hielen afhangt. Dit kleed word zomtyds zeer konftig gefchildert, en is niet alleen fterk genoeg om pylen, maar zelfs, zoo -als men ons toonde , om de fteek van een Speer te wederftaan; veel overeenkomst heeft deze Krygsrok met. $en gemalieden Kolder. Uit het te koopbieden van bekkeneelen en beenderen vaa IV. BOEK. 1778. April.  9é£ REIS NAAR D E N s-. 3SÖEIC 1778. Jpril. menfehen, heeft men maar al te veel reden om vast te ftellen , dat zy hunne vyanden met eene beestachtige wreedheid mishandelen. Maar deze omftandigheid ftrekt veel eer tot een Merkteeken van overeenkomst in Karakter met dat van meest alle Hammen der onbefchaafde Volken, door alle Eeuwen en over den geheelen Aardbodem; dan ten blyke dat zy, boven anderen, onmenschlyk zyn. Ten deezenopzigte, hadden wy geen reden om ongunftig over hunnen aart te «ordeelen. Zy fchynen een buigzaam , gedienftig en goedaartig Volk te wezen, doch ligt geraakten zeer opftuivende , niettegenftaande hunne overheerfchende logheid z. en even, gelyk meest alle driftige Volken, rasch bedaart. Een ratel, en een kleen fluitje, zyn de eenige Muzyk Inftrumenten , Avelke wy by hen zagen. De ratel gebruiken ze als zy zingen; maar by welke gelegenheden zy zich vaa 't fluitje bedienen, konden wy niet regt te weten komen. De twee eenige bewoonde plaatzen van de Baai, fchynen de beide reeds gemelde Dorpen te zyn. Het getal der Inwoonderen van ^beide die Dorpen , zou ten naasten by siaauwkeurig kunnen opgemaakt worden uit het getal der Kanoos, die ons, den tweeden dag na onze aankomst, kwamen bezoeken. Wy telden 'er honderd, die, door eikanderen gerekent, elk ten minflen vyf menfehen inhielden; dochwy zagen toen ter tyd zeer weinige Vrouwen, oude Mannen, Kinderen of Jongelingen ouder hen, zoo dat wy't getal der Inwoneren van beide de Dorpen mogen ftellen op viermalen de meenigte van hen die ons bezogten, en dus op tweeduizend in 't geheel. Hunne huizen zyn gebouwd van zeer lange breede planleen, met de kanten op eikanderen rustende, op verfcheide plaatzen vast gemaakt met reepen van Pyn - Schors; aan de buitenzyde hebben zy zeer zwakke posten, die vry wyd van den anderen ftaan, aan welke die planken insgelyks gehegt zyn; doch van binnen hebben zy eenige fterke palen, die fchuins ftaan en het werk fchrag'en. De hoogte van de zyden en vooreinde dezer huizen is zeven of agt voeten, doch het achterfte gedeelte is wat booger, waar door de pinken,  STILLEN ÖCEAAE 107/ Ien, die het dak uitmaken, voorwaards hangen/ en los liggende naar welgevallen, kunnen verplaatst, worden, of digt Itegen een, om den regen te weren , of by goed weer opgeschoven, om lucht in of rook uittelaten- Het Huisraad beffaat meerendeels uit Kasfen en Kisten jvan allerlei grootte, op een geftapelt; aan de zyden ofdeeinIden der Huizen j hier in zyn hunne Kleederen, Vellen IMaskers, en andere dingen ,, daar zy eenige waarde in ftelllen. Eenige dezer zyn dubbeld, of de een dient den ander jtot een dekzel; zommige hebben dekzels met lederen tongen :>jtot fcharnieren ; andere, die zeergroot of zwaar zyn, hebiben een fchuif of gat in 't bovenfte gedeelte, om de dingen ilin te doen en uittehalem. Zy zyn gemeenlyk zwart geverft jen vercierd met de tanden van Dieren, of ruwlyk befneden imet de af beeldzeis- van. Vogelen en Beesten. 'Zy hebben jinsgelyks vierkanten en groote langwerpige Bakken,, ronde; Ihoute Nappen en Schalen ; houte Schotels van omtrent twee■Voeten lang, waaruit zy etenvoorts Manden van Teenen of Biezen gevlogten. Al hun Huisraad legt door malkaar «zonder de minfte orde of fchiklykheid ; het geheel: is eea itooneel van verwarring, en de eenige plaatzen, waar deze ^ongeredderdheid niet gevonden word, zyn de flaapftedenr Sjwaar op men niets dan Matten ziet; deze zyn tamelyk zuiIver en van fyner zoort dan zy gemeenlyk in hunne Vaartuigen gebruiken, I De ongeregeldheid enverwarring hunnerHuizen haalt echter, aniet by de morfigheid en frank derzelven ; zy droogennietalilëen hun Visch binnenshuis, maar beredderen dien daar teIvens, het welk met de graten en andere brokken onder het leten op den grond geworpen, met meer zoorten van vuiligheid en drek ganfche misthoopen maken, die zy nooit wegnemen, dan wanneer zy 'er naauwlyks meer overheen flappen kunnen. Alles om en by het Huis flinkt naar traan, Visch jen rook,, en alles is zoo morsfig, dat men'er zich naaulyks i een denkbeeld van kan vormen.. a De Mans houden zich voornaamlyk bezig met Visfchen jen met het dooden van Land en Zee Dieren, tot onderftand hun* IV. BOEK'.. 1778..' April*  2Q8 .REIS NAAR DEN IV. BOEK. 1778. April. hunner Huisgezinnen ; met huislyke zaken zagen wyniet dat zy zich veel ..bemoeiden; maar de Vrouwen waren onledig met het vervaardigen van Kleederen, en met het toebereiden van Visch en het droogen van Sprot, welke zy ook vm de Kanoos naar hare Huizen overbrengen: Ook zagen wy ze, in kleene Kanoos, Mosfelen en andere Schulpvisch opzamelen; met deze Kanoos weten zy zoo behendig om te gaan als de Mannen , die met de Vrouwen in .eene zelfde I Kanoo gezeten , weinig oplettenheid op de Sexe betoonen, of haar ooit de Schopnem uit de hand nemen , om voor haar te roeijen ; in andere omftandigheden laten zy al mede geene teederheid voor de zwakke kunne blyken. De Jongelingen zyn opmerkelyk bedryfloos-; zy zitten, by hoopen, zich in de Zon te koesteren, of liggen op 'tftrand in 't zand te kruipen, even als Zwynen, zondereenig dekzel. Doch deze onbt taamlykheid vondt alleen plaats by de . Mannen. De Vrouwen w^ren altoos voeglyk gekleed, en gedroegen zich zeer zedig , allen lof verdienende van wegen de bewaring der fchaamtë, zoo pryslyk in hare Sexe, en te verdienftelyker by haar, dewyl.de Mannen des geen gevoel fcheenen te'hebben. Hun voedzel fchynen zy meest uit Zee te halen ; dezeverfchaft hen Visch, Mosfelen, andere Schulpvisfchen en ZeeDieren. Onder de eerstgemelde telt men voornaamlyk Haring , Sardynen, twee zoorten van Braasfems en kleene Kabeljaauw. De groote Mosfel is een voornaam gedeelte van hunne fpys ; dezelve word overvloedig in de Raai gevonden. 'Land-Dieren fcheenen thans zeer fchaars te zyn, want wy zagen geen vleesch dat tot dezelve behoorde; en fchoon wy zoo veele Vellen kénden krygen .als wy begeerden , hadden zy misfehien dezelve by ruiling of koop van andere ftammm bekomen. Het'blykt derhalven ten vollen, uit een meenigte omftandigheden., dat dit Volk hun voornaamfte dierlyk voedzel uit Zee haalt., buiten eenige, weinige Meeuwen en andere Vogels, welke zy met hunne Pylen fchiete \ Hunne eenige winter groentens zyn de takken van den Ca-  STILLEN OCEAAN. •Cafiadifchen Pyn - Boom en Zee - gras, maar naarmate de voortyd nadert , maken zy ook gebruik van andere gewasfen. ■Zomtyds eten zy de kleene Zee-Dieren raauw, fchoon 3 het doorgaands hunne gewoonte is de fpyzen te Roosten of •te Braden; want van onze wyze van Koken weten zy niets, :zoo als blykt uit het toebereiden van hunne Bruinvisch- Soep; : ook zyn 'er hunne Vaten, die alle van hout zyn, niettoegeTchikt. Hunne wyze van eten komt volmaakt over een met de morsfigheid van hunne Huizen en Perfonen, want de Vasten en Schotels , uit welke zy eten, fchynen nooit gewasifchen zedert-ze uit.de handen des makers kwamen, endevui; ligheden van een vorig maal worden door een volgend maal : eerst afgewischt. Alles wat hard of taai is van hunne fpy.ze fcheuren zy met hand en tand; want alhoewel zy hunne iMesfen gebruiken, om van de groote ftukken aftefnyden, : zyn ze tot nog toe niet bedagt geweest om deze tot kleinder ftukjes en mondvollen te verdeelen door 't zelfde middel, of •fchoon zulks veel voegiyker en zindelyker zyn zoude. Maar zy hebben geen denkbeeld altoos van zindelykheid; en de wortels , welke zy uit den grond delven, eten ze,'zonder de minfte poging te doen van 'er de aanhangende aarde aftefchudden. Hunne Wapens beftaan in Bogeh en'Pylen, Speeren, Slingers, korte Knotzen van been gemaakt, en een kleene Byl eenigzins gelykende naar de gemeene Amerikaanfche Toma"hauk. Zommige hunner Pylen zyn met yzere punten, doch doorgaans van getand been. De Speer heeft gemeenlyk een lang beenen punt; de Tomahawk is een fteen van zeven of agt_duimen lengte, aan 't eene einde fcherp, en aan 'tandere in een houten handvatzei gezet. De aanleg en uitvoering hunner handwerken zyn uitgeftrekter en vernuftiger, dan men met mooglykheid zou hebben kunnen verwagten van den natuurlyken aart dezes Volks, en van de geringe vordering, welke de befch-afdheidtot nog toe onder hen gemaakt heeft. Hunne eerfte zorg hefteden zy aan hunne linnen en v/olle Kleederen; de eerfte D d • Zyn rv. BOEK. i??8Jf.riL  IV. BOEK. I>7g. April. 210 REIS NAAR DEN zyn gemaakt van den bast der Pyn - Boomen tot den ftaat vak Hennip gebragt. Zy zyn zeer geftelt op het fnyden van al hun Houtwerk, en daaraan beantwoord hun fmaak van tekening der figuuren op hunne wolle ftoffen. Men ziet by hen niets zonder een zoort van Snywerk , of het beeld van eenig Dier, doch het menfchelyk aangezicht heeft by hen de voorkeuze. Hunne Kanoos zyn van een zeer eenvoudig maakzel, en fchynen zeer gefchikt voor 't gebruik, dat zy 'er mede bedoelen. De grootfte, die twintig en meer menfehen kunnen voeren, zyn uit eenen enkelen Boom gemaakt. Veele hebben eene lengte van meer dan veertig Voeten, ze zyn zeven Voeten breed, en drie Voeten hol. Van 't midden naar beide de ftevens loopen zy fcherper toe, de achterfteven ftaat loodlynig en heeft een knop op den top, devoorfteven fpringt een weinig hooger vooruit, en eindigt in een beeltenis van 't een of ander Dier. Van binnen hebben zy geen banken noch fchragen, maar wel eenige dunne ftokken, die zy in 't midden op de helft der diepte overdwars leggen. De Kanoos zyn zeer ligt, en derzelver breed en platheid dient om vast te leggen, zonder eenig raam op zyde , 't welk wy aan geen hunner Kanoos zagen. Hunne Schopriemen zyn kleen en ligt, en gelyken naar een groot blad puntig, aan 't einde , breed in 't midden, en naar 't handvatzei fmaller uitlöopende. Zy zyn niet boven de vyf voeten lang. Door 't dagelyks gebruik weten zy *er zeer behendig mede omtegaam Van Zeiltuig maken zy nooit gebruik. Hun Visch en Jacht tuig is konftig gemaakt en wel bedagt. Het beftaat in Netten, Hoeken, Lynen, Harpoenen, Lensfen , en een werktuig van gedaante als een Roeiriem. Door behulp van hun Yzer gereedfehap zyn zy zeer behendig in 't maken van Houtwerk. Hun meeste gereedfchap> *s van Yzer gemaakt; ten minften zagen wy flechts een Bei. tel van Been. Het Mes en de Beitel waren de eenige gedaanten, welke het Yzer by hun aannam.. Dë Beitel is een %ng plat ftuk Yzer, flekende ig een houten Handvatzel. Eea  STILLEN OCEAAN. zit ien Steen dient hen tot Hamer, en een ftuk van een Vischluid dient hen tot Bruineerden . . 't Is ligt te bevroeden, dat wy flechts weinig kundigheid lekomen konden, wegens hunnen Vorm van Regeering en Godsdienst. Wy/vernamen nogthans, dat'er Opperhoofden ander hen waren, betyteld met den naam vanAcweek, aan f ien de andere eenigzins ondergefchikt zyn. Maar 't gelach van ieder dezer groote lieden fchynt zich niet verder dan over zyne eige familie uitteftrekken, die hem als haar hoofd ttrkenr. Dewyl nu deze lieden alle niet bedaagt waren, is nogelyk deze tytel erflyk. Hun taal is noch ruw, noch onaangenaam ; dek enh fpreecen ze niet zoo zacht uit, als wy doen: maar om iets breedvoerigs wegens hunne Spraakkonst te zeggen, daar toe zyn wy buiten ftaat. Den 26. Aprii liepen wy in Zee met de duideiykfte voortekens van eenen aannaderenden ftorm, welke ook kort daar Dp volgde. Naaulyks waren wy de Baai uitgezeild, of de jvdnd fchoot van 't Noord-Oosten naar het Zuid-Oosten ten Dosten, met fterke rukken en regen, terwyl de lucht aanalle kanten ongemeen duister was. Tusfehen een en twee ure» in den namiddag woei het een volmaakten Orkaan; zoo dat ie Commandeur het ten uiterftengevaarlyk oordeelde, langer /oor den wind te loopen: hy liet. derhalven de Schepen een bylegger maken, met derzelver boeg naar'tZuiden. Indezen ftaat kreeg de Refolution een lek aan ftuurboordzyde-, iet welk ons in 't eerst niet weinig bcangftigde ; maar toea fry 't water ui tgebaleid hadden, waarmede wy tot middernagt bezig waren, konden wy het met een' pomp gaandö 1 houden.' De wind tegen den avond Zuidlyk gefchoten zynde, begon een weinig te bedaren, waarop wynaar 't Westen i ftevenden; maar omtrent elf uren verhief de ftorm zich weder, en bleef aanhouden tot vyf uren van den volgenden dag, toen dezelve allengskens verminderde. Op Vrydag den 1. Mey geen land ziende, ftuurden wy Noord-Oost, met eene frisfche koelte uit het Zuid - ZuidOosten en Zuiden, met rukken en buijen van hagel en reDd2 gen. IV. BOEK. 1778. April. Mey,  2i2 REIS NAAR DEN IV. BOEK. ■J778. Mey., gen. Des avonds om zeven uren ontdekten wy land opdërp afftand van twaalf of veertien Zeemylen. Den volgenden, morgen , om vier uren , zagen wy de kust ftreitken ZuidOost en Noord ten Westen , op den afftand van vyf of zes* Zeemylen. Ten zelven tyde ftrekte de Noordpunt van een inham, of ten minflen wat wy 'er voor hielden, Oost ten' Zuiden ; en van daar naar 't Noorden fcheenen veele Baijen en Havens langsde Kust te zyn. Tusfehen elf en twaalf urenzeilden wy voorby een hoop kleene Eilandjes, dicht aan den oever- gelegen, ten Noorden van den Zuidhoek van eene uitgeftrekte Baai. Een arm van deze Baai fcheen in waards naar't Noorden te ftrekken, achter een ronden hoog verhevenen Berg, tusfehen die Baai en de Zee. Kapitein Cook noemde dezen Berg Edgecumbes Berg , en de ftreek lands daarvan voortkomende Edgecumbes Kaap. De Noorder breedte van deze Kaap is 57 gr. 3 min., en de Ooster lengte 224 graden 7 minuten. Wy. hadden thans flappe koekens uit den Noordwesten, die» verfcheide dagen aanhielden. Wy ftuurden Zuid - West en West - Zuid - West, tot 's morgens den 4., toen wy wendden , en op den oever aanhielden. Op den 6. des middags was het naaste land omtrent agt' Zeemylen van ons af. In 't Noord-Oosten fcheen een Baal te zyn, en aan derzelver Zuidhoek een Eiland, met hout bedekt.. In den namiddag wierpen wy het lood, en vonden een modderigen grond, ter diepte van zeven Vademen waters. Met een flappe koelte uit het Noorden fluurden wy West aan, en 's middags van den volgenden dag bevop» den wy ons op den afftand van vier of vyf Zeemylen vaas den oever.. Op Zondag dén 10., om twaalf uren, waren wy omtrenff; drie Zeemylen ver van de Kust van 't vaste land. Ten Westen van.de laatfte ftrekking was een Eiland op den afftand van zes Zee mylen. Een. punt, door den Commandeur Katp Suckiing genaamt, fehiet naar. 't Noord t Oost - einde-van dit Eiland. Op;den i2ir op den:middag,, ftrekte de Oostelyke punt va»'  ïafcENTVERB . XXL   STILLEN OCEAAN. 314 van een ruimen inham West - Noord-West, op den afftand Wan drie Zeemyleii. Van Comptroller's Baai tot aan deze iBunt, welke door den Commandeur Kaap Hinchingbroke genaamt werd, loopt de Kust ten naasten by Oost en West. ©e wind was thans Zuid - Oost, en wy werden-bedreigd met imist en ftorm. Kapitein Cook was verlangende ergens te konpen inloopen , om het lek te ftoppen, alvorens ons aan een {anderen ftorm bloot te ftellen. Wy ftevenden derhalven op' jüen inham aan, en hadden denzelven niet zoo haast bereikt jof het weer werd ongemeen mistig; weshalven het noodig ilgeöordeelt werd, de Schepen in de een of andere plaats te berjgen , tot dat de mist opklaarde. Ten dien einde bragten iwy het digt onder Kaap Hinchingbroke, en wierpen het anjker voor eene kleine Baai, in eenen kleigrond in agt Vade•men water, op-den afftand van omtrent een vierde van een ;(Engelfche Myl van 't ftrand.. De Heer Gore werd naar land gezonden om eenige eetba:re Vogels te fchieten. Hy was 'er naulyks bygekomen, of omtrent twintig Inboorelingen kwamen te voorfchyn in twee ] groote Kanoos,. waarop zy raadzaamst oordeelden naar boord i weder te keeren: de Inboorelingen volgden hem, doch waagiden het niet dicht by de Schiepen te komen, blyvende opeej nigen afftand van dezelven ; zy maakten een vreeslyk getier, jbeurtlings de armen uitftrekkende en te zamenflaande, waar|op zv een zang aanvingen, volkomen op dezelfde wyze als die jvan King Georges Sound. Hunne hoofden waren ook met iVederen beftrooit. Een hunner hield een wit kleed uit, 1 het welk wy voor een Vriendfchaps teeken aanzagen; een. Iander ftond over einde in een Kanoo, bykans een vieren; deel uurs lang, met zyne armen uitgeftrekt, geheel naakt en onbeweeglyk.. Schoon wy hunne vriendfchaps teekenen be1 antwooordden, en met allen nadruk hen poogden aantemoe] digen , om op zyde van onze Schepen te komen, konden wy i nogthans hen niet overhalen. Zommige onzer lieden haalden verfcheide der gemeenfle woorden in de Noothaifche ; taal op-,,, doch zy. fcheenen dezelve niet te verftaam. Na ee: nige gefchenken van ons gekregen te hebben welke, wy D d 3 hen IV. BOEK, 1778. Mey.  214 REIS NAAR DEN !V. BOEK. 1778. .Mey. hen toewierpen, keerden zy naar 't ftrand te rug, door té» kenen te kennen gevende, dat zy den volgenden morgenon* weder wilden komen bezoeken. Twee hunner kwamen, 'nogthans, elk in een kleene Kanoo, des nachts, waarfchynIvk in de verwagting dat zy ons in flaap zouden vinden, en des de geleegenheid zouden hebben, om ons te beitelen; want zy pakten fchielyk hunne biezen, toen zy bemerkten ^Wv^iKttS^onze ankers, en gingen onder Zeil, om eene goede legplaats te zoeken, en vonden kort daarop eene uitmuntende Baai en Haven; het weder was echter onftuimig, 700 dat wv genoopt werden eerder voor anker te komen dan wy voornemens waren. Gedurende ons verblyf alhier gedroegen de Inboorlingen zich zeer baldadig; zy poogden onze boots te ftelen, en zelfs de Discovery te plunderen Zoo als wy op 't punt ftonden om anker te ligten, ten einde verder de Baai in te zeilen, begon de wind even heftig te waaiien als te voren, verzeld met regen; weshalven wy genoodzaakt werden te blyven leggen. Toen 's avonds' de wind even fel bleef aanhouden , en wy geen kans zagen om eerlang de Baai dieper in te varen, befloot Kapitein Cook het Schip te kielhalen in onze tegenwoordige legplaats; ten dien einde liet hy de Refolution vertuijen meteen plecht e» werpanker. Onder het werpen van 't anker uit de boot, bleef een onzer Matioozen met zyn been m de boei -reep verwart en raakte met het anker naar de diepte, daar hy, in dien'hachlyken toeftand , tegenwoordigheid van geest genoeg behield, om zich zelf te ontwarren en weder boven te komen, in weerwil van eene zeer gevaarlyke breuk aan t eene Been. Des anderen daags morgens vroeg werd het Schip gekielhaald , ten einde het lek digt te maken, het welk, Sa 't afnemen van de dubbeling, gevonden werd in de naden Terwyl de Timmerlieden hier mede bezig waren, werden andere van ons Scheeps-Volk gebruik, ia'tvullea van de watervaten aan een Rieviertje, niet ver van onze ankerplaats. De wind was thans merkelyk vermindert, maar de lucht bleef dik en met regen bezet. ^  STILLEN OCEAAN. **5 Op Saturdag den 16., begon Let weder tegen den avond •op te helderen, en wy zagen rondom land. Wy hadden onze legplaats aan de Oostzyde van de baai , in een ftreek, onI ■derfcheiden door den naam van Snug-corner Baai. Kapitein Cook verzelt van zommige zvner Officieren, ging het hoofd j- daarvan opnemen, en bevond dat dezelve befchut was tegen ' alle winden : de ankergroed was modderig, en de oiepte van i zeven tot drie Vademen, liet land aan den oever is laag, i en wel van hout voorzien. De open grond was met fneeuw •bedekt van welke maar weinig in de bosfchen gevonden werd. De toppen der naburige Heuvelen waren met Hout bewasfen, maar die, welke dieper Landswaards m waren, fcheenen dorre Rotzen, en onder de fneeuw bedolven te zyn Het lek van de Refolution ten langen lesten digt gemaakt zvnde, ligtten wy den 17. het anker, 's morgens om vier uren, • 2 richtte! onzen koers naar 't Noord-Westen Toen wy den ' Noord-Westelyken uithoekvan den arm bereikt hadden, daar i wy ten anker hadden gelegen, bemerkten wy dat deyioedinden inham kwam, langs het zelfde kanaal, door twelkwynv i gezeild waren. - Deze omftandigheid vermeerderde de waar; fchvnrvkheid niet, van eenen doortocht naar t Noorden door ' den ingang, fchoon ze ook dezelve niet volkomen tegenfprak. Na dat wy den bovengemelden uithoek voorby waren, ont; moetten wv veel flegten grond en veele blinde klippen. De , wind begaf ons, en wy kreegen nu en dan ftütens en flappe i koekens, zoo dat wy moeite hadden om ons te redden uit de i bevaren die ons dreigden. Eindelyk, nogthans wierpen wv om een uren, het anker in omtrent dertien Vademen » watèr onder den Oostwal, omtrent vier Zee mylen ten Noor„ den van onze laatfte legplaats. Alhoewel het weder m den 1 morgen zeer nevelachtig ware, klaarde het echter nader- < hand op, zoo dat wy al het land in 't ronde onderfcheident; Ivk zien konden, vooral naar 't Noorden , daar het ons te < gefloten fcheen. Dit gaf ons weinig hoop op eenen door' tocht langs dien weg Om deswegens echter beter te kun, nenoordeelen, zond Kapitein Cook den Heer Gore uit, met i «wee gewapende Booten om den Noorderlyken arm optene- IV. ÏOEK. 1778. Aley,  2i6 REIS NAAR DEN IV. BOEK. 1778. men; en ten zeiven tyde vaardigde hy den Schipper af, met twee andere Booten, omeenanderen armnaartefpeuren , welke naar 't Oosten fcheen te ftrekken. Beide -keerden des nachts weder. De Schipper met berigt aan den Commandeur, dat de arm, werwaardshy gezonden was,gemeenfchap had met dien, welken wy 't laatst verlaten hadden, en dat .de eene zyde van den zeiven gevormt werd door een groep Eilanden. De Heer Gore berigtte, dat hy de-opening van een arm gezien had, welke hy dagt, dat zich zeer wyd uitftrekte naar 't Noord-Oosten, en door welke waarfchynlyk .een doortocht kon gevonden worden. Aan den anderen kant meende meester Roberts, een der Stuurlieden, die den Heer Gore verzelt hadden, dat zy het hoofd van dien arm gezien hadden. Deze twee verfchiilende gevoelens, benevens het bovengemelde, dat de vloed door den ingang van ..het Zuiden kwam, maakte het beftaan van eenen doortocht -lang dien weg ten uitterften onzeker. Kapitein Cook .befloot dei hal ven geen tyd meer te fpillen in het zoeken naar een doortocht in een plaats , welke zoo weinig hoop leverde van te zullen Hagen ; te meer daar de wind thans gunftig -was om Zee te kiezen. ■ Hierom zette hy , op den 18- den koers Zuid-West; den inham afzeilende met eene flappe .koelte uit het Noorden. Wy ontmoetten hier den zelfden gebroken grond als daags te voren , daar wy echter ons fchielyk van ontdeden. Door eene andere opening te ontdekken , werden wy in ftaat geftelt onzen weg naar Zee te bekorten; deze opening is van de andere afgefcheiden dooreen Eiland., dat, in de -richting van Zuid - West tot Noord - Oost, zich agttien Zeemylen uitftrekt, en aan het welk Kapitein Cook den naam gaf van Montagu Eiland. In dit Zuid - Westelykst Kanaal liggen verfcheide Eilanden. Die digtst aan Zee lig. gen , zyn hoog en rotzig; dieper inwaards zyn ze laag, geheel zonder .fneeuw, met hout en groente bewasfen; om die reden gaf hy ze den naam van Groene Eilanden. In een Kanaal tusfehen deze Eilanden en Montagu Eiland, zeilden wy den 19. en den 20.. en bevonden ons weder in open Zee, de Kust ftrek te zich zoo ver het oog kon reiken, West ten Zuiden. De  STILLEN OCEAAN. 217 De inham, welke wy thans verlaten hadden, werd door IKapitein Cook den naam gegeven van Prins Williams Sound. jjit het geene wy 'er van zagen, beflaat dezelve ten minften anderhalve graad breedte en twee graden lengte, zonder mede te rekenen de armen of takken, welker uitgeftrektheid i niet bekent is. De Inboorlingen, welke wy hier aantroffen, waren, over 't algemeen, van eene middelmatige geftalte , fchoon voelen ; er beneden waren. Zy waren wel gefchoudert en breed van .borst, met korte dikke halzen, groote breede aangezigtent welke by de meesten plat waren. Het onevenreoigfte gedeelte van hun geheel, was hun hoofd, dat ongemeen groot was. Hunne tanden waren tamelyk wit, breed, gelyk van grootte en wel geregeld; hunne rondgepuntte neuzen waIren aan 't einde watopgefchort, en hunne oogen, hoewel niet klein, hadden naaulyks eenige evenredigheid tot hunne aangezigten; hun hair was zwart, dik, regt en zwaar, Hunne baarden waren gemeenlyk dun en fchraal, doch dehairen, om de lippen, der genen,, die 'er mede voorzien waren, ver: toonden zich borftelachtig of ftyf, en meest bruinverwig; fommige bedaagde Mannen hadden breede, dikke en rechtbairige baarden. Mannen en Vrouwen en Kinderen van deze Baai gaan al: ie even eens gekleed. Hunne gemeene kleeding beftaat in : een zoort van digt gefloten rok, of liever nachtrok, welke : £omiyds enkel tot aan de knien komt, maar gemeenlyk tot aan de enkels afhangt; aan het boven einde is een gat, juist ' groot genoeg om het hoofd door te laten, met mouwen die S tot aan de vuist reiken. Deze rokken zyn gemaakt van de huiden van verfchiilende Dieren, alsVosfen, Konynen, de ; Pyn Marter, Zeeötter, Robben, Beeren &c. en worden gemeenlyk met het hair buitenwaards gedragen. Eenigen hebben deze rokken van Vogel huiden, waarop het dons alleen gelaten is, het welk zy ook op andere ftoffen lymen. Wy zagen ook een of twee wollen kleedingen , gelyk aan die der | bewoneren van King George's Sound. De naden, waar de onderfcheide huiden zyn zamengevoegt , worden gemeen Ee' lyk IV. BOEK. 1778. Mey.  IV. JOEKV I778- Mey. 21» REIS NAAR DEN lyk vercierd met franjen of akers van fmalle reepen , uit dezelfde huiden gefneden.. Zommige dezer kleedingen hebben een kap of kraag; anderen dragen een hoed; maar de kap of kraag is de gewoonlyke dragt, en maakt met den rok hunne ganfche kleeding uit by goed weer. Wanneer het regent , trekken zy over den gemelden rok een anderen aan r kunftig vervaardigt van het ingewand der Walvisfchen, of van eenig ander groot Zeedier, en zoo vernuftig bereid, dat het meest gelykt naar ons Goudflagers vlies; de zelve is zo gemaakt, dat men dien om den hals kan doen fluiten; dèmouwen reiken tot aan de vuist, en worden om het gewricht van de hand met een band vastgemaakt. Alhoewel de bewoners aan dezen Inham over \ algemeen noch hunne beenen , noch hunne voeten dekken, hadden echter zommige hunner een zoort van kousfen van vellen gemaakt , die tot half weg de dyen kwamen; en naaulyks was 'er een, of hy bezat vuistwanten, van beerenhuid gemaakt. Beide Mannen en Vrouwen doorboren de ooren met verfcheide gaten, waar in zy kleene bosjes kralen hangen. Zy doorboren insgelyks het middelfchot van den neus, waarin zygewonelyk de Vleugel-en Staart - Vederen van Vogels, of kleine gebogen cieraden fteken, gemaakt van eene ronde fchulpachtige zelfftandigheid, gereegen aan een fbyve koord, drie of vier duimen lang, 't welk hen een belachlyk en woest voorkomen geeft. Maar het ongemeenfte en afzigtigfte cieraad, door eenigen van beiderlei Sexen aangenomen, is, dat zyden onderlip gefpleeten of geheel doorfneden hebben, in dezelfde rigting als de mond, een weinig boven het uitftekend deel der Kin. Deze infnyding heeft overdwars meest al twee duimen lengte, en neemt of door natuurlyke opkrimping, als de wond versch is, of door herhaalde kunstgreepen, de gedaante aan van wezenlyke lippen, en wordt zoowyd, datzy 'er. de tong kunnen doorfteken. Dit deedt een onzer Matrozen , die, voor de eerfte keer, zoodanig iemand zag, uitroepen, dat die karei twee monden hadt ; en mdedaadjiet geleek 'er- zeer- veel op;. In dezen gemaakten mond ftéeïten zj. eem plat kleen cieraad, gemaakt van fèhulp of been,; in klee»-  STILLEN OCEAAN. tip kleene vakjes verdeeld gelyk tanden, tot op het grondfluk of dikfte gedeelte, welk aan weerskanten een uitpuilend ftuk ;|heeft, om tot fteunpunt te dienen als het in de verdeelde lip jgezet word , wanneer het gefneden gedeelte buitenwaards Ikomt. Anderen hebben in den onderlip flechts eenige gaten , in welke zy, cieraads halven, eenige ftutten van fehulp fteken, die zich als een tweede ry ondertanden verwonen. De Mannen befchilderen hunne aangezich ten veelal zwart, of helder rood, ook wel blaauw of loodkleurig, doch niet in eene regelmatige gedaante; de Vrouwen prikken of vlakken ;ihaar Kin met zwarte ftrepen, die op elke kaak zamenloo:ipen: eene gewoonte, die insgelyks plaats heeft onder de •Groenlandfehe Vrouwen, gelykCrantz ons vermeldt. Hunne Kanoos zyn van tweederlei zoort; de een groot en open, de andere kleen en gedekt. Zy maken dezelven van dunne ftukjes hout, en overtrekken die met robben vellen of met de huiden van andere Zee - Dieren. Hunne Wapens, Visch en Jagtgerei zyn dezelfde als die van de Groenïanders en Esquimaux. Veele hunner Speeren zyn met Yzer gewapent, en hunne Pylen hebben gemeen; lyk een fcherpe punt van been. 'Zy werpen hunne Flit.zen ; door middel van oen ftuk; Hout van een voet lang, met eene ; holte in 't midden, in welke de Fütz of Pyl legt. Met welke werktuigen,-of met welk gereedfehap, zy hun. Houtwerk, en Kanoos maken, is ons onbekent; hec eeniige, dat v/y onder hen zagen, was een zoort van Steen-Byl>, eenigzins gelyk aan die van Otaheite, en andere Eilanden van den Stillen Oceaan. Zy hebben zeer veele-yzere Mesfen , eenige zyn regt, andere gebogen, zommige zeer kleen in lange hegten gezet, met het lemmet opwaards gekromt. Zy hebben ook Mesfen van eene andere zoort, bykans twee Voeten lang, en zeer gelyk aan een Dolkmes, met een groef l in 't midden. Zy dragen dezelve in fcheden van Dieren Vellen , en hangen ze aan een lederen -riem, die om den hals gaat, onder hunne kleederen. 'tls waarfchynlyk, dat zydie enkel als wapens gebruiken, daar zy zich van de overige Mesfen tot andere eindens bedienen. £ e 2 Hec IV. BOEK. 1778. Mey.  520 REIS NAAR DEN IV. BOEK. 1778. Mey. Het voedzel, dat wy hen zagen nuttigen, beftond t in't. vleesch van Dieren, het zy gezoden of gebraden, als mede in gedroogden Visch. Het Vleesch, dat wy van hen kogten, fcheen Beeren vleesch te zyn. Zy eten insgelyks een groote zoort van Varen wortel, die zy bakken of op eene andere wyze gereed maken. Zommige onzer lieden zagen hen een kost eten, welke men zich verbeeldde, dat het binnenfte gedeelte van den Pynbast ware. Hun drank is, naar alle waarfchynlykheid, water; want in hunne Kanoos hadden zy fneeuw in houten Vaten, 't geen zy by monden vol gebruikten. Zy eten op eene betamelyke en zindelyke wyze, want zy droegen wel zorg om eenige vuiligheid, welke aan de fpyze mogt zitten, 'er aftedoen. En fchoon zy, zomtyds, het rauwe vet van eenig Zee-dier gretig binnen floegen, fneeden zy het altoos eerst met hunne Mesfen in kleene Rukjes. In hunne Perzonen waren zy tamelyk rein en geenzins wanhavenig; de houten'Vaten, uit welke zyaten, waren zindelyk, en hunne Kanoos zelve waren niet morsfig. Uit de Vellen, welke zy ons te koop bragten, kunnen wy eeniglyk opmaken , welke Dieren tot dit vaste land.Van America behooren; deze Dieren zyn voornamenlyk de Beer, de Hermelyn, de Marter, de Zeeötter, Robben of Zeehonden, het Indifche Konyn, de Vos en de Lynx. Behalven deze Dieren is hier nog de witte Beer, van welker huiden de Inwoners eenige ftukken medebragten , als mede de volle huiden van de jongen dier Beeren. Hier is insgelyks deWolverene of Quickhatch, of kleene Beer, wiens huid een zeer glanzige kleur heeft, als mede een grooter zoort van Hermelyn dan de gewone, met bruin gemengeld, en naaulyks eenig zwart aan de ftaart hebbende., Van de Vogelen vonden wy hier den Alcyön of grooten Ysvogel, met eene zeer fchoone pluimadie; den Kropgans, den witkoppigen Arend , als mede het Bromvogeltje, dat dikwyls rondsom het Schip vloog, terwyl wy hier ten anker lagen. Het water gevogelt, welk wy hier zagen, beftondt uit zwarte Zeefneppen met roode fnavels; Gansfen, eene kleene zoort van Eend - Vogels, en eene andere zoort, die niemand kende. De  STILLEN OCEAAN. 221 ; I De voornaamfte Visch , welke men ons te' koop bragt, I was de bonte of geftreepte Kabeljauw en Heilbot; ook vin* I gen wy , langs het Schip , denftekelbuikof hersfenpan Visch, : den Star - Visch van een purper kleur en agttien ftralen of punten. De klippen waren meest zonder Schelpvisch , en het ! eenige Dier van dat geflacht, dat wy te zien kregen, was een ij roodachtige Krap met zeer langen ftekels. De Metalen hier aangetroffen waren Yzer en Koper; voor I al was 'er overvloed van 't eerfte, zoo dat de meeste Spiet- : fen en Pylen 'er punten van hadden. Het erts of .oer, \ waarvan zy zich bedienden , in 't befchilderen van hunnelig ;; hamen of aangezichten, was een bros, fmeerig of vettig rood j oker of yzer erts , een helder blaauw blanketzel en zwart ; lood ; doch zy waren 'er fchaars van bedeelt. Wy zagen maar weinige zoorten van gewasfen ; en de Boomen, welke meest om de Baai groeien, waren de Canadiaanfche en Jopen-Pyn, waarvan 'er zommige ongemeen zwaar en lang waren. Op den 20. Mey, verlieten wy Prins William'sSound, en ftevenden, volgens de ftrekking der Kust, Zuid-West waards aan met eene labbere koelte. Wy pasfeerden in deze richting op de Noorder breedte van 59 gr. 10 min. en Ooster 1 lengte van]207 gr. 45 min. een hoog Voorgebergte, dat door • den Commandeur Kaap Elizabeth geheten werd, als zynde ontdekt op den geboorten dag van die Princes. Dewyl wy boven het zelve geen land zagen, vleiden wy ons, dat het den Westelyken uithoek van het vaste land van America zyn : mogt; maar wel haast werden wy overtuigt ons zeiven ver1 gist te hebben, want wy zagen land op nieuw, dat West, Zuid- West ftrekte. De wind was thans aangewakkerd en woei zeer hard, zoo dat wy zeer wyd van de Kust afgevoerd ; werden. Op den 22. flapte de wind, en wy ftevenden op ; Kaap Elizabeth aan, welk Voorgebergte tegen den middag ; ten Westen van ons was, op den afftand van tien Zeemylen. Onbehendige flappe koekens en ftilte, hielden ons van de Kaap af tot den 25., toen wy, om tien uren des morgens, een gunftigen wind kreegen en onder de Kust kwamen, die E e 3 wy IV. BOEK. 1778. Mey.  tü REIS NAAR DEN BOEK. 1778. Mey. wy langs zeilden, wanneer wy befpeurden dat het land van Kaap St. Hermogenes een Eiland was van omtrent zes Zeemylen in Omtrek, van de Kust afgefcheiden door een Kanaal, dat bykans een Zeemyl breed was. St. Hermogenes liep in een lage punt uit, Point Banks geheten. Wy waren thans op de Noorder breedte van 58 gr, 41 min. en op de Ooster lengte van 207 gr. 44 min. Wy hadden het land in't gezicht, ftrekkende Noord - West, en wy verbeeldden ons, dat het zelve vast was aan Kaap Elizabeth. Nader by komende, zagen wy, dat het een groep hooge Eilanden en Rotzen was, en gevolgelyk afgefcheiden van 't overige land. Het barre en dorre voorkomen dezer Eilanden verwierf hen den naam van Barren Isles. Zy liggen op 59 gr., drie Zeemylen ver van Kaap Elizabeth, en vyf Van Poïnt Banks. Na eene dikke en nevelachtige lucht kregen wy tegens den avond helder weder, en wy zagen een zeer hoog Voorgebergte, welks verheven top boven de Wolken fcheen uittefteken en twee ongemeen hooge Bergen te vormen. Kapitein Cook gaf'er den naam aan van Kaap Douglas, ter eere zyns Vrieuds Doctor Douglas, Kanunnik van Windfor. HetJigt óp 58 gr. 56 nrin. Noorderbreedte en op 2«<5 gr. ro min. Oosterlengte; twaalf Zeemylen van Point Banks, en tien ten Wésten van de Barren Eilanden. Den 26., by 't aanbreken van den dag, toen wy ons ten Noörden van de Barren Isles bevonden, zagen wy nog meer Itmd, ftrekkende van Kaap Douglas naar 't Noorden. Het beftond uit een keten van zeer hoge Bergen; van welken een zichtbarer zynde dan alle de overigen, den naam kreeg van Mount St. Augüstin. Het zien van dit'Land benam ons geenzins den moed, dewyl wy in dè méening ivaren, dat het zelve afgefcheiden was Iran het land van'Kaap Douglas, en Mount St. Augustin. In dedaad Wy verbeeldden ons, dat het land ten Noorden van Kaap Doüglas' beftond in een groep Eilanden, door zoo veele Kanalen afgefcheiden, van welke wy flechts een Kanaal te kiezea hadden, n$ir de ftreek des winds cie 'er woei. Door  STILLEN OCEAAN. 233 Door dit denkbeeld geftreelt , en hebbende een frisfche koelte uit den Noord - Noord - Oosten, hielden wy het naar t Noord-Westen tot agt uren, toen wy volkomen ever:uigt werden, dat het gene wy hadden aangezien voor Eilanden, de toppen van Bergen waren, vereenigt aan het lager land, het welk wy, uit hoofde van den betrokken Horizont, ap een wyder afftand , niet hadden kunnen onderfcheiden* Dit Land was geheel met fneeuw bedekt, van de toppen der bergen tot aan het Zeeftrand, en had in allen anderen opachte het voorkomen van een groot vast land. Kapitein 3ook hield zich nu ten vollen verzekert, dat hy langs dezen Inham geen doortocht zou ontdekken, en fchoon hy naar len zeiven bleef zoeken, gefchiedde zulks meer op aandrang ;ran anderen dan uit eigen beweging. Na verfcheide vruchtlooze pogingen aangewent te hebiben, om door dezen ingang of opening een doortochtte ontiekken , gaven wy zulks ten eenemalen op , en Kapitein Cook gaf aan deze opening den naam van River- Turmgain )f keer weer Rivier. Wy hadden dezelve opgevaren tot op fc breedte van 61 gr. 31 min ; en tot op de kngte van 21a :kr., eene lengte van meer dan zeventig mylen van den mond if gerekent , zonder een fchyn te zien van den oorfpronfc ierzelve. De tyd, welken wy in 't nafporen dier Rivier loorbragten, behooren wy ons niet te beklagen, vooral daar sulks in vervolg van tyd zyn nut zal kunnen hebben. Maar iet verwyl daar door veroorzaakt , aan ons die een veel ;rooter oogmerk bedoelden, was een wezenlyk verlies. Het aargetyde was reeds ver gevordert; en het was thans klaar lat het vaste land van America zich verder naar 't Westen dtftrekte, dan wy uit de beste Kaarten hadden kunnen veron;lerftellen. De Commandeur had echter het genoegen te bedenken , dat indien hy deze zeer groote Rivier niet had najefpoort, befpiegelende Landbefchryvers het gewaagt zoulen hebben te verzekeren dat dezelve eene gemeenfchap hfcdle met de Zee naar 't Noorden, of met Hudfons of Baffins iaai naar 't Oosten, en waarfchynlyk zou men dezen Inham >p volgende weereld Kaarten even ftellig geplaatst hebben,, als. ïv. BOEK, 1778.  224 REIS NAAR DEN als men de ingebeelde {haten van defuca en de font e op an^ dcre Kaarten geplaatst heeft. De Heer King werd door Kapitein Cook, in den achtermiddag, nogmaals uitgezonden met twee gewapende booten en met bevel om te landen aan 't Zuid - Oosten van de Rivier, aldaar de vlag te planten, en in den naam zyner Groot' Brittannifche Majefteit bezit te nemen van het land en de Rivier; ook werd hem belast in den grond een fles te begraven, met eenige ftukken Engelfche Munt van 1772 en een| papier, waarop de namen der Schepen, en den tyd der ontdekkinge vermeld ftonden. DezeLandhoek kreeg den naam van Point Posfesfion. Bv hoogwater ligtten wy anker, en hielden het met eene flappe koelte naar den . Weft cever, daar wy des anderen daags morgens vroeg, uit hoofde van den wederkomst des vloeds, ten anker kwamen. Wy ligtten het anker om half elf uren, en laveerden de Rivier af met eene labbere koelte uit het Zuiden, toen, door onachtzaamheid van den Schieman, de Refolution op een plaat ftootte, bykans in 't midden der Rivier. By de laagfte eb hadden wy twaalf voeten water, om en by het Schip, maar de plaat liep aan andere zyden droog. Toen de Refolution vast raakte, gaf Kapitein Cook aan de Discovery Sein om ten anker te komen. Wy vernamen naderhand , dat dit Schip bykans op den drooge was vervallen geweest aan de Westzyde van de plaat. Omtrent vyf uren in den achtermiddag, toen de vloed inkwam, raakte het Schip vlot, zonder eenige fchade bekomen te hebben, en zonder ons in 't minften te ontrusten. Wy hielden het daarop naar den West wal, daar wy in diep water tyftopten; uit hoofde van tegenwind. Ten tien uren des avonds, toen 't van ebbe was, hgtten wy wederom anker, en om vyf uren, des anderen daags morgens, den 3. Juny, het ty afgeloopen zynde, lieten wy 't anker vallen onder den Westwal, omtrent twee mylen beneden Bhff Point. Terwyl wy' hier lagen, kregen wy b#zoek van veele Inboorlingen, die den ganfehen morgen by ons bleven; en Jury. IV. BOEK. 1778. Mey.  STILLEN OCEAAN. tt$ ! en wier gezelfchap ons zeer aangenaam was, dewyl zy eene i -"meenigte allerbeste Salm medebragten, welke zy tegen ee1 fnige weinige onzer muisteryen verruilden. Zy voorzagen ; .de beide Schepen met eenige honderdeponden van die Visch , ; -waarvan de meeste opengefneden en inftaatwasomgedroogc ; .te worden. Voor 't eerst, na onze aankomst in deze Rivier, zagen ; -wy de Bergen onbewolkt, en onder die van de Westzydebespeurden wy een brandenden Berg, op de breedte van do gr. 23 min. de eerfte hooge Berg ten Noorden van Mount ■ .St. Aug-usoin. De mond of Vuurwerper is bykans aan den 1 -top, en aan dat gedeelte van den berg naar den kant van de . ;Riyier. Hy loost een witten rook, maar geen vuur. De ■ iwind altoos in 't Zuiden blyvende, lieten wy ons met de Ebbe de'Rivier afdryven, en op den 5. des morgens ter plaat - . ;ze komende, daar wy ons plechtanker hadden laten zitten, poogden wy nogmaal, doch vruchteloos, het zelve weder te : bekomen. Toen het wederom van Ebbe was, ligtten wy ons anker ■ en laveerden met eene labbere koelte de Rivier af. De vloed 1 noodzaakte ons echter weder voor anker te komen-; maar om 1 «één uur des anderen daags morgens gingen wy onder zei! met i een' ftyve koelte, pasfeerden om agt uren de Barren Isles, ; en op den middag hadden wy Kaap St. Hermogenes ten Zuid; Oosten van ons, -op den afftand van agt Zeemylen. Wy waren voornemens tusfehen het Eiland van dien naam en het i vaste land door te zeilen: maar de wind ging kort daar aan 1 leggen of was ons tegen, zoo dat wy het voornemen , om her i Schip door dien doortocht te Huren, varen lieten. Den 9. , 10. , en pi., hadden wy aanhoudend mistig weêr, met eenigen regen , zoo dat wy maar zelden de Kust konden zien; wy hadden een luchtig windje, maar de lucht ' was guur en koud. Wy bleven naar de kust op laveeren. . Des avonds van'den 12 , by 't opklaren van den mist, zagen wy het land op den afftand van twaalf Zeemylen, naar ■ 't Westen; des anderendaags morgens vroeg, hielden wy \ er op aan. Op den middag waren wy 'er Hechts drie EnJ* ' Ff gei- IV. BOEK. 1778'  ZS 6 REIS NAAR DEN IY. BOEK. 1778. Juny. gelfche Mylen van af; hebbende een verheven uithoek, dien wy Kaap Barnabas noemden, ten Noord - Noord - Oosten van ons, op den afftand van omtrent tien Engelfche Mylen, op de Noorderbreedte van 57 gr. 13 min. Uit hoofde van den nevel konden wy den Noord - Gostelyken uithoek niet te zien krygen, maar de Zuid - Westhoek had een verheven kruin, welke in twee ronde Heuvels uitliep, waarom wy denzelven den Two-headed Point, of den twee hoofdigen uithoek noemden. Dit gedeelte van de Kust beftaat meest in hooge Heuvels en diepe Valeijen. Wy bleeven voortlaveeren , en om zes uren 's avonds, tusfehen Kaap Barnabas en Two-headed Point, twee Zeemylen van het ftrand af, peilden wy twee en zestig Vademenwaters. Hier zagen wy een lagen uithoek-, ftrekkende"59.gr. West. Op den 14., des middags, waren wy op de Noorder breedte van 56 gr. 49 min. Het land, door ons den vorigen dag gezien , kwam ons thans voor, als of het twee Eilanden waren, 's Anderen daags morgens bevonden wy ons onder het Zuidelykst gedeelte van dat land,, en befpeurden dat het één Eiland was, het welk den naam kreeg van Trinity Eiland. Deszelfs grootfte uitgeftrektheid van Oost tot West, bepaalden wy op omtrent zes Zeemylen. Het heeft aan beide einden dor verheven land, en in 't midden laag. Het ligt op de Noorder breedte van 56 gr. 36 min. en op 205 gr. lengte, drie Zeemylen van het vasteland, tusfehen het welk zich verfcheide Eilandjes en Klippen bevinden; 'er fcheen echter een goede doortocht en veiligeankergrond te zyn. Wy verbeelden ons in't eerst, dat dit liet mistig Eiland ware van Beerings , maar deszelfs ligging komt nietover een met de Kaart, die hy 'er van gegeven heeft.. Op Woensdag den 17. hadden wy labbere koekens tusfehen, het Westen en Noord • Westen; met volmaakt helder weer, een drooge en fcherpe lucht. Op den middag was de ftrekking van 't vaste land Zuid-West en Noord ten Oosten ; het naaste gedeelte op zeven of agt Zeemylen afftands, met een; groep Eilanden naar 't Zuid - Westen, op omtrent gelyken afftand van 't vaste lar^d.. 0#'  STILLEN OCEAAN. 227 Op den 18. hadden wy helder en aangenaam weer, en, voor 't grootst gedeelte van den dag, ftilte. Wy zonden een ,boot af naar de Discovery. Een van 't bootsvolk fchoot een zeer fchoonen Vogel, kleinder dan een Eend, zwart van vederen , uitgenomen dat het voorfte van den kop wit was. Achter ieder oog ryst een fraaije geelachtig witte kuif, achterwaards overgekruld als een ramshoorn; de fnavel en pooten waren rood. Wy bevonden ons ten Zuiden van Kaap Hermogenes, toen wy de eerften van deze Vogelen zagen ; naderhand zagen wy 'er verfcheide, en dikwyls bygeheele benden. Meenigmaal zagen wy de meeste andere Zee- Vogds, .die men in den Noord Oceaan gemeenlyk aantreft, als de Kropgans, Meeuwen, ZeeAakfters, groots zwarte Petrele of Waterftrykers, Eenden, Gansfen en Zwanen ; en zelden ging 'er een dag voorby, of wy Zf.^en Walvisfchen, Zeerobben en andere zeer groote Visfchen. Om vier uren in dm achtermiddag pasfeerdenwy verfcheide Eilanden -ten Zuiden van ons. Wy vonden in 't Kanaal dertig Vademen waters, en even na dat wy 'er door waren,, deedt de Discovery , die twee Engellche mylen agter ons <*yas, driefchoten, maakte een bylegger, en feinde om met oné Xe fpreeken. Kapitein Cook toonde zich zeer bekommerd deswegens; want daar wy in 't Kanaal geen oogfchynlyk gevaar gezien hadden, was hy bevreest, dat de Discovery een lek gekreegen, of eenig ander ongeluk mogt bekomen hebben. Terftond werd "er een boot afgezonden, welke onm-iddelyk met Kapitein Clerke wederkeerde. Hy berigtte den Commandeur, dat eenige Inboorlingen in drie of vier Kanoos, het Schip, gedurende eenigen tyd , gevolgt hebbende, eindelyk het zelve bereikt hadden; dat een hunner veele reekenen maakte, zyn muts afneemende, en groetende op de wyze der Europeanen. Dat men hen uit het Schip een touw had toegeworpen, waar aan zy een klein dun doosjehegtten, en dat de man, die het woord voerde, na verfcheide teekenen gemaakt te hebben, met de Kanoos weder was vertrokken. Wy hadden geen vermoeden dat dit doosje iets zou behelzen} en 't was eerst na 't vertrek der Kanoos, dat, iv. boek. 1778juny.  223 REIS NAAR DEN IV'. BOEK. Juny. men, het- zelve toevallig openende, daarin een ftuk papier vond, zorgvuldig opgevouwen en befchreven, zoo als wy veronderftelden, met fchrift in. de Rusflfche taal. Het jaartal 1.778 las men boven aan, en in bet gefchrift zelve werd gewezen tot het jaar 1776'. Alhoewel niemand onzer in ftaat was om het alphabet van den fchryver teontcyferen, konden wy echter uit de talletters wel opmaken, dat anderen voor* ons deze nare en akelige gewesten bezogt hadden. Indedaad de hoop , om welhaast eenige Rusflfche handeldry vers te ontmoeten, kon niet dan aangenaam zyn aan ons, die, in, zoo-longen tyd,. alleen verkeerd hadden met de Wilden van den Stillen,Oceaan,, en met die van het vaste land van NoordAmerica. Kapitein Clerke vermoedde eerst, dat eenige Rusfen hierSchipbreuk geleden hadden; en dat die ongelukkigen, in 'f, zien voorby varen van onze Schepen, aangefpoord waren geworden-, om-ons van hunnen toeftand te onderrigten. Op dit vermoeden,, met menfehelyke tederhartïgheidaangedaan, had hy gehoopt dat de Refolution. zou bygehouden hebben,, om de Schipbreukelingen tyd te geven van zich by ons te voegen: maar. Kapitein Cook zag de zaak gansch anders in; hy meende, indien zulks het. geval geweest ware,, dat die ongelukkigen,. om zich zeiven te redden, eenigen hunner in de Kanoos naar de Schepen zouden afgezonden hebben: hy hieldt het derhalven voor waarfehynlyker, dat het gefchrift behelsde een berigt van den een of anderen Rusfifchen handelaar, die zich onlangs aan deze Eilanden bevond, om overgeleverd te worden aan iemand zyner landgenoten, op wiens komst hy wagtte,. en dat de Inboorelingen ons voor Rusfen aanziende, dit briefje aan ons hadden overgegeven. In dit begrip zynde, hieldt de Commandeur zich-niet op met verder, onderzoek naar deze zaak,, maar begaf zich-weder onder zeil, richtende zyn koers naar 't Western Op den 21. vorderden wy weinig, hebbende meest-flappe koekens en ffeilte. Wy hadden toen Halibut head ten Noorden 24. West. Dit Eiland heeft zeven Zeemylenin omtrek, en is.behalven.het hooge voorland, zeer laag, van grond en  IS STILLEN O CE A A N'. aai¬ bar; 'er liggen verfcheide kleene Eilanden digt by, tusfehen- ^.welke en het hoofd land een doortocht fchynt, ter breedte : van twee of drie Zeemylen. In den achtermiddag hadden wy een ftilte , die drie uren bleef aanhouden; gedurende dien tyd vingen wy meer dan >i honderd Heilbotten, van welken zommigen over dehonderdJponden , en geen minder dan twintig ponden wogen ; wy iwaren 'er niet weinig mede verkuist. Wy vingen dezelven in vyf en dertig Vademen water, op omtrent een Engelfche 0 Myl van 't ftrand af. Tot in den namiddag" van den 22. bleef het weêr meest wol-akig en nevelachtig, toen de wind naar 'tZuid Oosten fchoot,. Iverzeld, als naar gewoonte , met dik, regenachtig weêr.- Op den 24., des morgens ten zes uren , zagen wy hetvas- 1 te land,- en ten negen uren ftrekte het zich Noord - Oost tenj Oosten en Zuid-West ten Westen; het gedeelte digst by ons was op den. afftand van vier Zeemylen. Het land naar rt Zuid-VVesten beftond in-Eilanden-, die wy den vorigen inacht reeds gezien hadden. Toen wy des avonds omtrent vier Zeemylen van het ftrand af waren , en weinig wind hadtlden, namen wy onze lynen en hoekeu te baat,, doch vingen flegts twee of drie kleene Kabeljaauwen. Den volgen morgen kregen wy een Oostelyk windje, en «met hetzelve helder-weer, het welk iets ongemeens was T Jzoo dat wy duidelyk den vuurbrakenden Berg , de andere iBergen en al het land langs dezelven zien konden. Tusfehen ■■ Jdezen uithoek en de Eilanden deed zich eene wyde opening jop, daar wy op aanhielden, tot dat wylbuiten dezelve land zaligen, en alhoewel wy niet bemerkten dat dit land aan het vasJte land gehegt was, hielden wy echter een doortocht door. ijdie' opening onzeker. Ook twyfelden wy, of het land , ten; j Zuid - Westen, Eiland dan Vastland ware. Ongenegen om ons ■te veel op enkelen fchyn te verlaten, ftevenden wy Zuid- Westwaards aan, en toen wy buiten al het zichtbare land waren, hielden wy het naar 't Westen, in welke richting de Eilanden lagen. v Het daglicht was ons van weinig nut, want uit hoofde Ff 3. ja»; IV.- BOEK. 1778*- Juny..  BOEK. 1778. Juny, *g* REIS NAAR DEN van het nevelachtige weder, konden wy naaulyks honderd Roeden van ons at zien. Maar dewyl de wind vry gematigd was, waagden wy het doortezeilen. Na verloop van eenige uren, de nevel een weinig opgeklaard zynde, zagen wy het groot gevaar , dat wy ontkomen waren. Wy bevonden ons drie vierde van eene Engelfche Myl van de NoordOostzyde eens Eilands. Twee hooge Rotzen waren ieder .omtrent een halve Zeemyl van ons af; en omtrent even verre van elkander; verfcheiden blinde klippen lagen 'er ronds.©m. Nogthans hadt de Voorzienigheid, in die mist, de Scheden tusfehen die Rotzen heen geftuurd; 't geen men op eenen helderen dag naaulyks zou hebben durven wagen, en .ons geleid naar eene zeer bekwame ankerplaats. Zoo digt aan Land zynde , liet Kapitein Cook een boot uitzetten , om daar heen te varen en te onderzoeken wat het zelve opleverde. Toen de boot in den achtermiddag te rug keerde , kregen wy berigt, dat'er eenig gras en andere WeeHe planten groeiden, een van welke zeer veel geleek naar Porslein ; doch Boomen .of Heesters waren 'er op 't Eiland ■niet te zien. . ... Wy ligtten het anker om zeven uren, enftuurdentustenen het Eiland heen, daar wy by geankert hadden, en een kleender niet ver daar van afgelegen. De breedte van het Kanaal was niet boven een' Engelfche Myl, en de wind ging leggen eer wy 'er door waren; weshalven wy ons genoopt vonden ten' anker te komen , in vier en dertig Vademen ■water. Wy zagen thans Land naar alle kanten. Dat naar't Zuiden ftrekte zich uit in een reeks van Bergen, welks richting Zuid- West was; en welk Land wy naderhand bevonden een Eiland te zyn, Oonalaska genaamt. Tusfehen dit Eiland en het land ten Noorden, het welk wy voor een groep Eilanden aanzagen, vertoonde zich een Kanaal, Noord - West ftrekkende. Op een uithoek , ter Westen van 't Schip, en op den afftand van drie vierde var *eene Engelfche Myl, zagen wy verfcheide Inboorlingen mei derzelver woningen. Ook zagen wy, naar dien kant, twe? WalvisfciKU fleepen, die wy veronderftelden maar pas ge dood  STILLEN OCEAAN. 23F doodt te zyn. Eenige weinige Inboorlingen kwamen nu jen dan naar de Schepen af, en dreven eenen kleenen handel imet ons Volk, maar zy bleven nooit langer dan een kwar* tier uurs achter'een aan boord; zy fchenen verbazend fchuw lalhoewel wy zeer fchielyk befpeurden, dat Schepen als de onIzen hen niet onbekent waren: ook hadden zy in hun manier ivan doen iets befchaafds, het welk wy nergens by de Wilde Hammen hadden aangetroffen. Omtrent een uren nadenmiddag bedienden wy ons van een gunftig koeltje, als mede van den vloed, omhetlaastgemelde ! Kanaal te bereiken , verwagtende, als wy het zelve zouden :doorgefhevend zyn, dat het land naar 't Noorden zou weg: krimpen, of dat wy een doortocht uit Zee naar 't Westen ij zouden ontdekken; want wy vermoedden geenzins in een Inham van 't vaste land, maar wel tusfehen de Eilanden, te Jzyn, en onze gistingen warenjuist. 's Anderendaags morgens met het aanbreken van den dag I ligtten wy het anker, en wy werden met een zacht koeltje uit iden Zuiden het Kanaal opgevoert ; doch de wind verflapte 'J fchielyk en wuifde naar alle flreeken. Wy hadden echter een flerke flroom in ons voordeel, en de Refolution bereiki te het einde van den doortocht eer de eb begon. De Discoij very was zoo gelukkig niet; dat Schip werd te rug gedreIven, met het ty mede gefleept, en had zeer veel moeite l om zich te redden. Teen wy door het Kanaal waren, vonden wy het land aan ; de eene zyde naar 't West - Zuid ■ Westen krimpen, en dat ivan de andere zyde naar 't Noorden. Dit deedt ons hopen i dat het vaste land eene nieuwe richting genomen had in ons 1 voordeel. Dewyl wy weinig water aan boord over hadden jen verwagtten met een fnellenflroom ginds en weer gevoert te worden, zonder genoegzamen wind om het Schip te Huren, wendden wy het naar eene Haven aan de Zuidzydevan den doortocht, doch werden voorby dezelve gedreven; ten einde nu niet weder te rug gedreven te worden , ankerden wy aan den Zuidwal in twintig Vademen water, en bui» ten de kracht van den Herken ftroom; die zelfs aan deze BOEK. 1778. J.uny.  *** REIS NAAR DEN IV. BOEK. 1778. ze plaats nog vyf knoopen in anderhalf uur afiïep._ Hier werden wy bezogt van verfcheide der Inboorlingen ieder in •een kanoo. -Zy ruilden eenig Vischtuig voor tabak. Een hunner, een Jongman, tuimelde met zyn kanoo het onderst boven. Ons Volk greep hem,..doch de kanoo werd door een ander gered ,f en aan ftrand gebragt. Door dit toeval werd de;Jongeling genoopt by ons aan boord tckomen; hy liet zich zonder tegenftribbeling naar de Kajuit leiden, en ftond nochverbaasd •noch verlegen; zyn overrok geleek naar een hembd, -gemaakt van de pens eens grooten Zeediers; daar onder hadt hy een kleed van dezelfde gedaante van Vogel huiden gemaakt, met: .de 'Vederen daarop aartig faamgenait, de gevederde zydej binnewaards gekeerd. Het was uitgemonfterd met veelerlei ftukjes zyde ftof; zyn muts was vercierd met giaze Koralen. Zyne' eigen ■kleederen nat zynde, gaven wy hem eenige van onze kleederen, welke hy even vaardig aantrok ak -wy zouden gedaan hebben. Uit zyn gedrag en uit dat van eenige anderen , bleek duidlyk, dat dit Volk niet geheel vreemd was van Europeanen en van eenige hunner gewoonten. Er was echter iets aan onze Schepen , dat hunne nieuwsgierigheid grootelyks gaande maakte; want de zulken die geen Kanoos hadden om naar de Schepen af te komen., ■verzamelden op de nabygelegene Heuvels om ze te be-fchouwen. ; Wy werden door dikke nevels en tegenwinden aan deze plaats opgehouden tot den 2. July, gedurende welken tui ifchentyd wy eenige kundigheid opdeden, wegens het land en deszelfs bewooneren. De Haven word van de Inbooreiingen Samganoodha geheten; zy is gelegen aan de Noordzyde van Oonalaska, op de Noorder breedte van 53 gr. 55 min. en op 193 gr. 30 min. Oosterlengte, en in de'ftraat, door welke dit Eiland van de Noordlyke Eilanden word afgefcheiden. De Haven is aan den ingang omtrent een Engelfche Myl wyd, en loopt, voor omtrent vier Engelfche Mylen , Zuid ten Westen. Zy heeft overvloed van goed water , doch het land rondsom geen hout, van wat zoort ook. Op  STILLEN OCEAAN. i$ ..Op den 2. J !y zeilden wy van Samganoodha met eene labbere koelte uit den Zuid- Zuid -Oosten naar het Noorden zonder ,ets hinderlyks in dezen tocht te ontmoeten ' k™? i T g 4'' ,om aSc urcn 's morgens, zagen wv hoog Jand met fneeuw bedekt. 'Kort daar aan krefen wy dood ftdte ; wy penden dertig Vademen water-, en vineen met lyn en hoek -veel uitmuntende Kabeljauw. ê Op den 6. en 7. vorderden wy , uit hoofde van den Noor- 'fe^JZh "eer ^inig: 'S aV°nds' 0111 W uren van ^»t:gemelden dag , peilden wy negentien Vademen water en wV bevonden ons drie ef vier Zeemylen van de Kust af welke op Woensdag den 2. eene ftrekking had van Zuid-ZuidWe st tot Oost ten Noorden, en uit laag land beftond, met een ry Bergen daar achter, met fneeuw bedekt. Des morgens van den 9., ftuurden wy met een NoordWest windje Oost ten Noorden, ten einde" nader aan de Kust •te komen Onze Ooster lengte was thans 201 gr. 9, min Sn°vVNO°rdtr bre6dte 'S7 49 n«n. Wy peilden ^ tien Vademen water en een grond van fyn zwart zand. koeTrwF 1^ de? eerfen AuSLlstus bleven gonzen koeis Noordwaards houden , ontmoetende veele veranderiyke WJnden en telkens belemmerd door ondieptens en Eilan- zen 'todfr T h^derK V?ren in '€ voor^tten vanonAfVeU der El,anden, welke wy op deze vaart ontdekten, gaf Kapitein Cook den naam van Pond Ei-and «et ligt 0p de Noorder breedte van 58 gr. 37 min. op de Oosterlengte van 200 gr. «5 min. en op den afftand van zeven - Engelfche Mylen van het vaste land. ! Op den 2 Augustus tusfehen drie én 'vier ürefi in den achtermiddag ft,erf de Iieei Anderfon, Chirurgvn of Opperd'R^™»> * *eer dan tWaafmaande^aan len uitteerende ziekte gekwynt te hebbel.. Hy was een ver;ftandig en kundig jongman , en een aangenaam gezel. Hv &ideer nC7arewIn zy\ber°ep' ^ niet onbedreven in ver* EwvMt Wetenfehappen. Onze lezers zullen xmge- l! 37fTrkt faebben>hoe nuctig hyeris °p ^Reis :*as, had hy langer mogen leven, zou hy de weereld verG § fchei- rv. BOEK. I778. August.  234 REIS NAAR DEN IV. BOEK'. 1778. August, fcheide keurige waarnemingen, betreffende de Natuurlyke Historie dier plaatzen, welke wybezogten, hebben kunnen mededeelen. Kort na zyn overiyden , ontdekten wy land naar 't Westen, op den afftand van twaalf Zeemylen."! Wy hielden het voor een Eiland, aan het welk de Commandeur, ter vereeuwiging der gedagtenisfe des overledenen, voor wien hyeene byzondere achting had, den naam gaf van Anderfons Eiland.. Den volgenden dag werd de Heer Law, Oppermeester van de Discovery, tot Oppermeester van de Refolution aangeftelt;cn de Heer Samuel,eerfte Ondermeester van deRefolution, . werd in de plaats geilek van den Heer Law op de Discovery. Op den 4.., om drie uren in den achtermiddag , zagen wy, land voor uit, het welk wy ons verbeeldden bet vaste land te wezen, maar land waards in, rees het in Heuvels van een> tamelyke hoogte; het had een groenachtig voorkomen , maar was waarfchynlyk onbloot van hout en zonder fneeuw. Op Woensdag den 5,, om tien uren, in den morgen , zetten wy het op 't iand aan , en ankerden kort daarop tusfehen het Eiland en het vaste land in zeven Vademem water. Kapitein Cook liet met den Keer King en eenige andere Officieren zich aan land zetten op 't Eiland, van waar hy had gehoopt een gezicht te zullen hebben van de Kust en Zee naar 't Westen; maar naar dien kant was de mist zoo dik , dathy niet wyder af kon zien als van onze Schepen. De Kust van,, st vaste land fcheen naar 't Noorden aitteloopen, in een lagen uithoek, door ons Point Rodney geheten. De Noorderbreedte van dit Eiland bevonden wy te zyn^ ©4 gr. 30 min. en deszelfs Oosterlengte 193 gr. 57 min. Het heeft ongeveer twaalf Engelfche Mylen omtrek. De Oppervlakte van den grond beftaat grootendeels uit groote losfe fteenen, op verfcheide plaatzen met mos en andere gewasfen bedekt, van welke laatfte wy twintig of dertig onderfcheide zoor ten waarnamen, meest alle in bloem. MaarV de Kapitein zag noch Boom noch Heester op het Eiland of Op het naburig vaste land. Digt aan 't ftrand, daar hy land-t de, vond hy een verbazende meenigte wilde Porslein, Lon-J ge kruid , Er wten &c. van welke hy eenige mede naar boord naiQi  STILLEN OCEAAN, 235 nam om ze te koken. Hy zag verfcheide Pluvieren, en ander kleen gevogelt; ook werd 'er een Vos gezien. Niet verre van de plaats waar onze Heeren landden, vonden zy een ! fleede, welke aan Kapitein Cook aanleiding gaf om aan het Eiland den naam van Sledge Island, of Slede Eiland te geven. ! De flede fcheen zeer gelyk aan die, welke deRusfeninKamfchatka gebruiken, ter vervoeringe van goederen, over de fneeuw of 't ys, van de eene plaats naar de andere; zy was 4 omtrent tien duimen breed en tien voetenlang, meteen zoort ■A van hekwerk aan weerszyde en met been bellagen. Zy was i konflig gemaakt en net in malkander gewerkt methoutepen| nen, maar meest met reepen en ftukken van Walvisch baarI den ; waaruit Kapitein Cook opmaakte, dat zy een werkftuk I was van de Inboorlingen dezes lands. Op den 6.., des morgensom drie uren, ligtten wy ons ! anker en gingen onder zeil, naar 't Noordwesten koers zettende, met eene labbere koelte uit het'Zuiden. Tusfehen vier en vyf uren des morgens van den 8-, kregen wy het i land, dat ten Noordwesten lag, in 't gezicht; en niet lang 1 daar na, werden wy, by ftilte, door eenen fier ken ftr oom 2 gedreven naar het ftrand, waarom wy het noodig achtten | voor anker te komen in twaalf Vademen water, op den afi ftand van omtrent twee Engelfche Mylen van 't land. Om iagt uren kregen wy een Noord-Oostelyke koelte, weshalJven wy weder zeil maakten naar't Zuid-Oosten, hopende ' een doortocht te vinden tusfehen dit Noordwestelyk land en j de Kust; doch fchielyk kwamen wy in zeven Vademen wai ter, en befpeurden, dat de beide Kusten door laag land ver| eenigt waren, waar achter het hooge land geleg- n was. Overtuigt dat het geheel eene vaste Kust was, wendden I wy , en ftevenden op het Noord - Westelyk gedeelte aan, i daar wy niet wyd van af ten anker kwamen in zeventien Vademen water. Het weer was thans dik en regenachtig; I maar 'sanderendaagsmorgens, klaarde de lucht op, enfteldeons j in ftaat om het naburige land te onderkennen. Een verheven fteile Rots, of Eiland, ftrekte West ten Zuiden $ e. n[a-;-ier In-Eiland y ten Noorden daarvan , en ongelyk veel grooter, G g 2 ftrek- IV. BOEK. 1778. August.  %%6 REIS NAAR D E N" IV. BOEK. 1778^ August, ftrekte West ten Noorden;, de bovengemelde fteile HeuveK Zuid-Oost ten Oosten; en de hoek lands onder dezelve,,: Zuid,. 3# gr.. Oost... Onder dien Heuvel is eenig laagland,, dat zich,- naar 't Noordwesten uitftrefct; en welks uitterfte uithoek, omtrent een Zeemyl van ons- af was. Daartegen, over, als mede verder op, befpeurden wy eenig hoogland,, het welk wy hielden voor het aanhoudende vasteland. Dee-J ze uithoek, door den Commandeur de Kaap Prins van Walles genaamt, is de Westelykfte van geheel Amerika tot nog; bekend. Deze Kaap ligt op de Noorder breedte van 65 gr.. 46 min. en op de Oosterlengte van 191 gr. 45 min.. Wy/ verbeeldden ons eenig Volk te zien aan de Kust; en't is zeer. mogelyk, dat wy ons niet vergisten, dewyl wy, ter zelver,plaatfe, iets verheven als Schansfen, en nog andere, kleene, bulten, naar hutten gelykende,. zagen. Dezen morgen, om agt uren, gingen wy met eene flappe; koelte, uit den Noorden, onderzeil; maar naulyks had het. Schip eenigen gang, of de wind ftak op, 't begon hevig te regenen, terwyl,. ter zeiver tyd, het weder, zeer mistig was.. Wind en ty. liepen tegen malkaar-in, en.maakten een hooge, Zee, die dikwyls over het Schip heen rolde. Wy maakten, een bylegger tot tien uren, en fielden, vervolgens,, onzen, koers naar 't Oosten, om den nacht doortebrengen. Op Maandag den 10., hernamen wy, met het aanbreken, van den dag, onzen koers, naar 't land, het welk wy daags, te voren gezien hadden. Tusfehen den Zuid - Westen uit-, hoek en een Landhoek, die West flrekte, op den affland, van,- zes Engelfche Mylen, vormt de Kust een ruime Baai „ daar wy, voor den middag, om tien uren, onze ankers lieten vallen, omtrent twee Engelfche Mylen van denNoordwalï af, in een grind grond ter diepte van tien Vademen water. In 't inkomen van deze Baai, zagen wy aan den Noordwal een Dorp, en eenig Volk , dat op't gezigt der Schepen met: verlegenheid en vreeze bevangen fcheen.. Wy konden duidelyk de menfehen zien, die met pak en zak op de fchouders landwaards in liepen. By dit Dorp befloot Kapitein Cook te landen; dienvolgens voer, hy daarheen met drie gewapende boa?.  STILLEN OCEAAN. 237 Booten, verzeld van eenige Officieren. Dertig of veertig mannen , ieder gewapend met een Piek, Boog en Pylen, ftonden op een ryzenden grond dicht by de huizen; op het naderen onzer Heeren, traden drie hunner naar ftrand toe, namen zeer beleeft hunne mutzen af, en maakten diepe buigingen. Wy beantwoordden deze beleefdheid, doch zulks boezemde hen geen vertrouwen genoeg in, om onze landing aftewagten; want toen wy de boots op 't ftrand haalden, weken de Inboorlingen achter, uit. Kapitein Cook volgde hen alleen , zonder iets in de handen te houden , en door tekenen, en gebaren bragt hy hen tot ftaan en tot het aannemen van eenige geringe gefchenken : voor welke zy hem twee Vosfen huiden en een paar Walrus tanden wedergaven : het fcheen,' den Kapitein toe, dat zy deze dingen ten dien einde mede genomen hadden , en ze hem evenwel zonden gefchonken hebben, hadden zy niets van hem ontvangen. Zy fcheenen zeer befchroomd en omzigtig, en gaven door tekenen te verftaan, dat wy toch geen meer Volk aan Land zouden laten komen. Wanneer de Kapitein de hand lag op den fchouder van een hunner, fprong deze eenige fchreden te rug; en naar mate de Kapitein voorttrok, traden zy achter uit, zich altoos gereed houdende om gebruik te maken van hunne Pieken, terwyl zy, die zich op de hoogte bevonden, vaardig ftonden met Pyl en Boog om hunne makkers by te fpringen. Ongevoelig echter voegde de Kapitein met* nog drie zyner Heeren zich onder hen. Het uitreiken van eenige koralen aan de naast byftaande, verwekte welhaast zekere mate van vertrouwen: zoo dat zy zich niet langer ontrustten, toen zich meer van onze Manfchap zamen voegden;allengskens greep 'er een zoort van handelplaats. Voor Tabak, Mesfen, Koralen en andere fnuisteryen, gaven zy eenige Pylen en eenige ftukken hunner kleedinge ; • doch nietsvan 't geen ons, Volk by zich had , kon hen bewegen om een Boog of Piek afteftaan. Dezen hielden zy altoos vaardig e;r ilechts eene enkele keer, toen vier of vyf Perfonen voor ons Volk zongen en danften, lagen ze dezelve af; doch plaatftea G § 3. zs. IV. BOEK. I77S. August.  2-3 S REIS NAAR DEN IV. BO EK. I778- August. ze teffens in julker voege, dat ze dezelve in een oogenblik konden opvatten. Hunne Pylen waren gepunt met been of fteen; flegts eenige hadden baarden en eenige een ronde ftompe punt. Tot welk gebruik deze laatfte dienden, kunnen wy niet zeggen , of het moet zyn om kleene Dieren te dooden, zonder de huid of vacht te befchadigen. Hunne Bogen waren even eens als die wy gezien hadden aan de Amerikaanfche Kust: hunne Pieken of Speeren waren met yzer of ftaal gepunt en van.Eu^ ropeesch of Afiatisch maakzel; veel moeite was 'er befteed om ze met fnywerk en inlegzels van koper en een zeker wit Metaal te vercieren. Zy, die met Boog en Pyl in de handen ftonden , hadden de Piek aan eenen lederen riem over den regter ichouder hangen, en over den linker fchouder hing een lederen Koker voor de Pylen ; eenige dezer Pylkokers waren ongemeen fraai gemaakt'van rood leder, keurlyk geftikt en met andere cieraaden opgepronkt. In verfcheide andere dingen en wel voornaamlyk hunne kleeding fttaalde een veel grooter maate van vernuft door, dan wy zouden hebben durven verwagten onder een zoo Noorderlyk Volk aantetreffen.. Alle de Amerikanen, na onze landing aan die Kust, door ons gezien , waren klein van geftalte, met ronde bolle aangezigten, en uitpuilende Kakebeenen. Maar 't Volk , by 't welk wy ons thans bevonden, geleek 'er niets naar ; het was kloek, en welgemaakt., langwerpig van aangezigt, met een woord, het fcheen een geheel ander Volk. Wy zagen noch Vrouwen, noch Kinderen, Meisjes noch Jongens en geene oude lieden, als een enkel Man meteen kaalhoofd; hy was de eenige, die ongewapent was. Deanderen fchenen een keurbende, eer beneden de middelbare jaren dan 'er boven. Alle hadden zy doorboorde ooren, in welke fommige glazen Koralen hadden hangen; wy zagen geen andeien cieraad aan hunne lippen; en in deze byzonderheid verfchillen zy mede nog van de Amerikanen, laatst door ons ontmoet. Hunne kleeding beftond in een Broek, een Muts, een' Hok, Laarzen en Handfchoenen, alle gemaakt van Harts- le-  STILLEN OCEAAN. £39 Iéder, Honden en Robben Vellen, alle welbereid, eenige met, andere zonder hair. De Mutzen floten vry digt om de hoofden, en behalven deze Mutzen, door de meeste gedragen , kreegen wy van hen eenige kapers of flodderhoeden groot genoeg om hoofd en fchouders tevens te dekken. Hun hair, dat zwart fcheen, was zeer digt afgefneden, geenhuni ner droeg een baard. Op onze Mesfen en Tabak fielden zy i den meesten prys; met de weinige onzer andere artykels i hadden zy weinig op. . ! Het Dorp beftond uit zomer en winter woningen ; de laatfte gelyken volmaakt een verwulft, beneden den grond. Een iderzelve, door Kapitein Cook bezogt, was van eene ovale gedaante, omtrent twintig voeten lengte, en twaalf of meer voeten hoog , van hout en walvischribben gemaakt, kunftig gefchikt, en verbonden door kleener ftukken van dezelfde ftof. Over dit gefpant lag een dekzel van grof gras, dat weder met aarde overdekt was. Zoo dat het huis van buiten een heuvekjè geleek , onderfteunt door een fteene muur , ter i hoogte van drie en vier voeten, opgehaald aan de beide kanten en het eene einde. Aan het andere einde liep de grond fchuins op naar den ingang, welke een gat was boven m het dak van dat einde.. De vloer lag met planken; onder dezel> ve was een zoort van kelaer; aan het einde van elk huis was een overwelfd vertrek, 't welk hy voor een bergplaats aanzag. Deze provifie kelders hadden gemeenfchap met het huis, door een donkeren gang; en met de open lucht door < een gat in 't dak, gelyk komende met den grond waaropmen ; ging; doch zy kunnen niet gezegt worden geheel onder den l grond te zyn; want het eene einde ftrekte zich uit tot den i'kant der hoogte, langs welke zy gemaakt zyn, en die met : fteen was opgehaalt. Boven op ftond een zoort van Wacht\ 'huisje of Tooren , van de Ribben van groote Visfchen ge- Hunne zomerhutten waren vry ruim, en van eene ronde gedaante, naar den top fpits uitloopende. Den opftal beftond uit dunne ftaken en beenen , gedekt met de huiden van , Zeedieren- Kapitein Cook bezag 'er een vanbinnen, en vond een IV. BOEK. 1778. dugust.  240. REIS NAAR DEN IV. BOEK. 1773. August. een ftookplaats digt by de deur; 'er lagen eenige houte Va= ten , alle even morsfig. De flaapplaatzen waren aan de zyde , en befloegen den balven kring. Zy waren van den anderen afgefchoten door vellen; de bedden en 't beddegoed beftonden meest uit hartevellen; de meeste vond hy droog en zindelyk. _ Rondom de woningen zagen wy verfcheide Rakken, van tien tot twaalf voeten hoog , opgerigt van beenderen, en gefchikt, zoo.'t fcheen, om visch en huiden tedroogen, die, in dezer voegen, buiten 't bereik geplaatst waren hunner Honden, die zy in groote meenigte hebben. Deze Honden zyn van het Vosfen zoort, kloek van geftalte, verfchillend ■van kleur , met lang zacht hair als wol; waarfehynlyk houden zy deze Honden om in den winter hunne fjeden te trekken, van welke zy rykelyk voorzien zyn. Kapitein Cook zag 'er verfcheiden in een hunner'winterwoningen opgelegc. Misfchen wel dat de Honden hen gedeeltelyk tenfpyzeftrekken; verfcheiden lagen 'er dood, welke dien morgen fcheenen geflacht te zyn. De Kanoos van dit Volk zyn van dezelfde zoort als die der Noordlyke Amerikanen; van de groote en kleine zagen wy 'er eenige leggen in een kreek by het Dorp. Uit de groote Vischbeenen en die van andere Zeedieren, 'kwam het ons voor, dat de Zee 'hen het meerendeel van hun onderhoud verfchaft. Het land deed zich zeer onvruchtbaar op; onze Heeren konden 'er geen boom of heester ontdekken; op eenige afftand, naar 't Westen, zagen zy een reeks Bergen, met onlangs gevallen fneeuw bedekt. In 't eerst hielden fommigen van ons dit land voor een gedeelte van.'t Eiland Alaschka ; in de kaart van den Heer Staehlin ter nedergeftelt; maar uit het voorkomen van de kust, de gelegenheid van het tegen overliggend Amerikaanfche ftrand, en uit de lengte, begonden wy wel haast te denken, dat het waarfchynlyker het land van de Tfchutski of de Oostelykfte uithoek van Afia was, door Beering, in den jaarè ■1728, ontdekt. Maar dit vast te ftellen , zonder eenig verder onderzoek, zouden wy de kaart van den Heer Stashlin ca  •STILLEN OCEAAN. 241 jUn zyn bericht van den nieuwen Noorder Archipel, voor zeer j ."gebrekkig in de opgave der breedte , of voor een louter verij 'diehtzel moeten verklaaren; een vonnis, het welk wy niet sj geerne zouden ftryken over eene uitgave zoo ftaatlyk goedJ gekeurd , zonder daar toe de duidelykfte bewyzen te kunnen tl inleveren. 1 Na dat onze Heeren, twee of drie uren, by dit "Volk :|'hadden doorgebragt, keerden zy na boord weder ; en d<» j wind kort daaraan naari't Zuiden fchietende, ligtten wy het I anker, en ftevenden Noord-Oostwaards op, tusfehen de Kust en de beide Eilanden. Des anderen daags middag bevonden wy ons op de Noorderbreedte van 66 gr. 5-'- min en ; op 191 gr. 19 min. Oosterlengte. • Van deze hoogte ftevenden wy Oostwaards , ten einde dichter aan de Kust van Amerika te komen; en den 16 Ivoor den middag, zagen wy, in 't Noorden, aandengezichtI einder, eene helderheid, gelyk aan die het ys te-rug kaatst | en ysbhnk geheten word. Wy gaven 'er weinig acht op' m de veronderftelling dat het önwaarfchynlvk was zoo rasch ys te zullen ontmoeten. Nogthans fcheen de fcherpheid der lucht, en de duisterheid van 't weer, van de twee of drie laatfte dagen, eeneTchielykeveranderingaanteduiden. Omtrent een uur later, -liet het gezigt van eene verbazende meenigte ys, geen twyfel meer over wegens de oorzaak van de helderheid aan den gezichteinder. Tusfehen twee en drie uren kwamen wy digt aan den zoom van het ys in twee en twintig Vademen water; wy bevonden ons toen op de Noorder | breedte van 70 gr. 41 min. en buiten ftaat om verder te komen , want het was niet mogelyk door 't ys heen te dringen het ftrekte zich uit van West ten Zuiden tot Oost ten Noorden , zoo ver het oog kon reiken. Alhier ontmoetten wy eene groote meenigte Walrusfen, eenige in het water, doch een veel grooter aantal op het ys. De Commandeur meende de boots te laten uitzetten en eenige dezer Dieren te laten dooden; maar de wind aanwakkerende, zag hy van zyn voornemen af, en wy bleven voortlaveeren naar 't Zuiden of liever naar 't Westen, want de wind woei uit dienhoek. Wy H h vor_ IV. BOEK. 1778. August.  2is REIS NAAR DEN IV. roEr. 1778. .August. vorderden weinig, dewyl wy op den 18., des middags onsv bevonden op 70 gr. 44 min. Nocrder, breedte en bykans vyf | Zeemylen Oostelyker waren. Wy waren thans digt aan,den zoom van 't Ys, het welk als een.dikke muur was, en ten minften tien of twaalf voeten hoog fcheen; verder Noordwaards op fcheen het nog hooger,° deszelfs oppervlakte was ongemeen ruw en oneffen, en bier en daar zagen wy als waterkolken op het zelve. Op Woensdag den 19. 's morgens om agt uren, fchoot de wind naar 't Westen; wy wenden het daarop naar't Noorden, en op-den middag waren wy op de Noorder breedte van-. 70 gr. 6 min. en op de Oosterlengte van 196 gr. 42 min., Thans hadden wy eene meenigte dryf - ys rondom de Schepen, en het Veld-ys zagen wy omtrent twee Zeemylen tenNoorden van ons. Tusfehen een en twee uren bereikten wy den zoom daarvan ; wy vonden het niet zoo dik op een gedrongen als het geene wy Noorderlyker gezien hadden;, maar het was te hegt en in te groote ftukken, om 'er met de Schepen doortedringen. Wy zagen eene verbazende meenigte Walrusfen op 't ys, en daar onzen' voorraad van versfehen Mondkost fchaars was, werden de Boots van beidde Schepen uitgezet om 'er eenige te vangen, 's Avonds om zeven uren hadden wy, binnen de Refolution, reeds negen dezer Dieren, welke wy voor Zee-Koeien hadden aangezien ; zoo dat wy ons grootelyks te leur geftelt zagen: voornaamlyk vonden eenige onzer Matrozen zich deerlyk bedrogen, die van wegen de nieuwigheid, reeds eenige dagen met hunne oogen hadden te gast gegaan;, en denkelyk zouden zy in dezelfde verbeelding gebleven zyn , en het onderfcheid niet ontdekt hebben, indien twee of drie Matrozen aan ons boord, die op Groenland 'gevaren hadden, niet gezegt hadden , welke Dieren het waren, en dat men 'er nooit van at. Des niettegenftaande lieten wy ze voor ons gereed maken en opdisfehen, en de meeste van ons Volk verkozen ze ver boven ons gezoute Vleesch. Het Vet dezer Dieren is in 't eerst zoo zoet als merg^ doch binnen weinige dagen word het rans, ten zy men het  STILLEN OCEAAN. Sfó ïnzoute , wanneer het veel langer kan goed blyven. Het : magere Vleesch is hard, zwart en fterk van fmaak; het hart van 't dier fmaakt bykans als dat van een Os. Het gefmol) ten vet levert veel olie uit, die zeer goed brand in de lamp. j De huid is dik en zwaar, en kwam ons wel te pasfe tot beleg 1 -zeis van touwwerk. De tanden van de meesten waren thans j ter tyd zeer kleen, fommige van de grootfte en oudfte dezer 1 Dieren hadden ze niet boven een halve voet lang. Wy l maakten hier uit op., dat zy ze eerst onlangs gewisfeld hadli den. Zy lagen op 't ys, by kudden van veele honderden, op ! en over malkanderen als Zwynen in een fchot._ Zy flaan een iterk geluid, waaruit wy des nachts of by mistig weer kon■ den opmaken, of wy digt by land of 't ys waren. Nooit i vonden wy de ganfche kudden ilapen , maar altoos eenige de i wacht houden, die op 't aannaderen van de Boot de naastij liggende wakker maakten, en dit ging voort van den een tot i den ander, tot dat de ganfche meenigte wakker was. Zei| den nogthans poogden zy weg te fpoeden', voer dat men op hen gevuurd had. Maar als dan tuimelden zy de een ovet ; den anderen met de grootfte verwarring in Zee. En indien l wy by de eerfte fchoot 'er geen doodden, ontkwamen zegeis meenlyk alle, hoe doodlyk ook gewond. Zy kwamen ons 3 zoo gevaarlyk niet voor als zommige fchryvers ze afmalen, i -zelfs niet na dat men ze heeft aangevallen; zy vertoonen i meer dan ze indedaad zyn; een verbazend aantal dezer Dieij ren volgden de Booten, en kwamen dezelve vry naby; maai i het enkel vuur van wat kruid op de pan, of het wyzen mei den Snaphaan op een hunner, deedt ze oogenbliklyk onderi duikelen. Het Wyfje verdedigt het jong tot het alleruiterste en ten kosten van haar eigen leven, het zy op 't ys of in i 't water. Het jong zal de Moeder niet verlaten, fchoon de), ze gedood worde, en als men ze een van beiden dood, is ! men zeker van de overige. In 't water houd de Moédes J haar jong tusfehen de voorvinnen. Het Dier heeft veel gej ïyk op een Zee-rob, maar is ongelyk veel grooter. De lenga te van een derzelven, en deze was niet van de grootfte, be» Hli 2 paal IV, BOEK. 1778. August.  244 R E T S NA A R DEN IV. B0Er. 17/8. August. paalden wy op negen voeten vier duimen, van den fnoer tot de ftaart; de omtrek van 't lyf aan den fchouder, hield1 zeven voeten tien duimen; de omtrek aan- de agtervinnen . was vyf voeten zes duimen ; en dé romp, zonder kop, huid' of ingewanden, woog agt honderd vier en vyftig ponden. De kop woog een en veertig en een half pond , en de huid twee honderd en vyf ponden. Toemwy onze Walrusfen, die wy Zeepaarden noemden , aan boord hadden, werden wy kort daar na van 't ys omringt, waaruit wy ons niet konden redderen, dan met den Boeg naar 't Zuiden te wenden, en dien koers bleven wy houden tot 's anderendaags morgens om drie uren, hebbende een flappe Westeriyke kocite, en gemeenlyk dik mistig weer.- Wy bevonden ons thans öp de Noorder breedte van 69 gn 32 min. en op de Oosterlengte van 195 gr. 48 min.; en dewyl 't Veld-ys niet ver van ons af was, hielden wy 't voor zeker, dat het thans een gedeelte der Zee bedekte, 't welk Weinig dagen te voren nog door geen ys bezet was; en dat het zich verder naar 't Zuiden uitflrekte,, dan daar wyhet hadden aangetroffen. Wy ftevenden West aan tot vyf uren des achtermiddags van den 26., toen wy eeniger mate als in een ys baai lagen; , welke in 't Noord - Westen en Noord - Oosten fcheen gefloten te zyn; langs den zoom van 't Veld-ys was een meenigte dryf - ys. Op Donderdag den 27., wendden wy en hielden West* waards aan, des avonds, om zeven uren, waren wydigtaan den zoom van 't ys. Wy hadden weinig wind , waarom Kapitein Cook de boots liet uitzetten, en zich in een dérzelven begaf, om den ftaat van 't ys te onderzoeken, het welk hy vondt te beftaan uit losfe ftukken van verfchiilende grootte, Zoo digt zaméngevoegt, dat 'er met geen boot was tusfehen te komen ; ook was 't even ondoenlyk voor de Schepen om 'er doortedringen. Het ys was zuiver doorfchynend, uitgenomen de oppervlakte, welke wat ylder en vol tochtgaa* tjes was. Het fcheen uit bevrozen fneeuw zaamgeftelt, hl Zee gevormd, en het ^oortbrengzel vap verfcheide winters,    STILLEN OCEAAN. 245" ! zyn. De Ysfchotzen, die de buiten kant van 't geheele l'eld uitmaakten, waren van veertig of vyftig roeden uitge* rektheid tot vier of vyf, en, naar Kapitein Cooks gedag?n, gingen de grootfte'brokken dertig of meer voeten diep nder water; de Zon fchynt zeer weinig toe te brengen tof e ontdooijing derzei ven , dewyl dat Hemellicht , fchoon' 1 den Zomer daaglyks een geruimen tyd boven den geichteinder, zelden meer dan weinige uren op een dag door e wolken en nevels heen dringt, en dikwyls verfcheide daen achter-een niet gezierr wordt- 't Zyn de goiven , door erken wind verwekt, die deze verbazende ysklompcn verïorsfeien, en het is zeer mogelyk dat 'er meer ys vermalen rordt in een ftormachtig jaargetyde, danvoortgebragt worde p verfcheide winters, en hier door wordt eene eindloozeopJkooping voorgekomen; doch dat ;er altyd voorraad genoeg |verbiyft , zal een iegelyk erkennen, die op de plaats zelvs waarnemingen gedaan heeft. I Terwyl Kapitein Cook met de Boor uit was om dezewaaribemingen te doen, kwam 'er een dikke mist op, die hem "poediger naar boord deedt te rug keeren dan hy wenschte,. nede brengende een Walrus voor elk Schip. Ons Volk had Ier verfcheide gedood , doch geen tyd gehad om ze met de jpoots naar de Schepen te voeren. Het aantal dezer Dieren , 3oor ons op alle de Ysvelden gezien, is, wezendlyk, ver; bazend groot. Wy bragten den nacht'door met af enaanteüouden tusfehen het dryf-ys, en 's morgens, om negen uren, de mist eenigzins opgeklaart zynde, werden de Boots van beide de Schepen afgezonden op. de Walrus vangst, want ons Volk begon thans fmaak in diefpyze te krygen , en alles | wat wy 'ervan aan boord gebragt hadden, was reeds genuttigt. Op den middag bevonden wy ons opde Noorder breedte van 69 gr. 17 min. en op 18', gr. Oosterlengte, in vyf ren twintig Vademen water; Om twee uren nadenmiddag ons van eenen behoorlyken voorraad van deze Dieren voorJ zien hebbende, en de wind aanwakkerende, uit den ZuidZuid - Oosten, namen wy de Boots binnen en ftevenden naar *t Zuid*Westen*. H h 3 Og- IV. BOEK. 1778. August.  S4<5 REIS NAAR DEN IV. BUEK. 1778- August, Op den 29,, des morgens, zagen wy het Veld • ys naar 't Noorden, en, kort daar na, ontdekten wy land, dat ZuidWest ten Westen ftrekte; weinig tyds daar na zagen wy nog meer land, dat West ftrekte. Het deedt zich op in twee Heuvels, naar Eilanden gelykende ; doch rasch zagen wy dat het één land was. Nader by 't land komende, nam de diepte van 't water fchielyk af, zoo dat, om twaalf uren, toen wy het over een anderen boeg wendden , wy flegts agt vademen water peilden. Wy bevonden ons thans drie Engelfche mylen van de Kust, welke [zich uitftrekte van Zuid 30 gr. Oost, tot Noord 60 gr. West, de laatfte uithoek uitlopende in.een blinde Kaap, zynde een der bovengemelde Heuvelen. Dit land was geheel ontbloot van hout, ook zagen wy geen fneeuw; de grond was waarfchynlyk met een zoort van mos bedekt, welke aan den zeiven een bruine kleur gaf. In den lagen grond, tusfehen de Zee en het hooge land, was een meir, zich naar 't Zuid.Oosten verderuitïtrekkende, dan wy met het oog konden bereiken. Door 't opklaren van den mist, hadden wy dezen dag een tamelyk goed gezicht van de Afiatifche Kust , welke in allen opzichte zeer gelyk is aan de daar tegenoverliggende Kust van Amerika: te weten laag land naar Zee zyde, met ryzende grond landvvaards in. Het jaargetyde was thans zoo ver gevordert, en de tyd van Vorst zoo naby, dat Kapitein Cook het niet voorzichtig dagt, dit jaar eenige verdere pogingen te doen ter entdekkinge van eenen doortocht naar den Atlantifchen Oceaan; te meer dewyl 'er zich weinig waarfchynlykheid tot eenen goeden uitflag liet aanzien. Zyn aandagt werdt daarom gevestigt op het vinden eener plaatze, waar hy zich van hout en water kon voorzien.; en boven al hield hy zyne gedagten bezig, hoe den winter doortebrengen, ten einde zyn tyd te belleden ten nutte der Zeevaard en Aardryks - Befchryvinge , en teffens in ftaat te blyven om den volgenden Zomer naar *t Noorden weder te keeren tot het verder zoeken van eeneh doortocht. . Afgehouden hebbende tot dat wy weder in agttien Vademen  STILLEN OCEAAN. 247 [men water raakten , zeilden wy Oostwaards aan langs de Kust, welke wy thans met zekerheid konden houden voor 3het vaste land van Afia. De wind woei thans Hevig door, {het miste fterk, en 'er viel eene meenigte fneeuw, weshalven wy alle omzichtigheid in acht namen, en gedurende eenijge uren in den nacht een bylegger maakten. Vroeg in den 3morgen, van den 30. Augustus, hielden wy een koers, weljke ons 'tgefchiktst fcheen om ons het land niet te doen verliezen ; want het weer was dik en duister, met geftadige Jfneeuwbuijen. Ten tien uren kreegen wy de Kust in 't gezicht, welke uit verfcheide klippige uithoeken fcheen te beI ftaan, aan een gefchakeld dooreen laag ftrand, zonder eenige haven. Op eenigen afftand van de Zee deeden zich verfcheide hoogtens aan ons op, fommige van welke met fneeuw als iovertogen waren ; in alle andere opzichte maakten het ganIfche land eene barre en naakte vertooning. Wy verlieten deze akelige gewesten van ys en fneeuw, en Iwendden den fteven naar't Zuiden. Op den 31. zeilden wy Ivoorby een kleen Eiland op de Noorder breedte van 67 gr. J50 min. en drie Zeemylen van de vaste Kust gelegen, onder Iden naam van Burneys Eiiand op de kaart getekend. Op ideze hoogte zyn landwaards in veele Bergen, waaronder zomimige zeer hoog. Kapitein Cook hieldt zich nu volkomen verzekerd van t Igene hy voorheen geloofde, dat dit het Land der Tfchutski Iwas, of de Noord-Oost Kust van Afia; en dat Beering, in ft Jaar 1728, tot aan deze plaats geweest was. Op den 2. September, kregen wy goed weer en ZonneIfchyn ; wy zeilden de Kust langs op een afftand van vier •Engelfche mylen, en zagen door onze kykers verfcheide injwooners en eenige hunner woningen, die naar aardhoopen igeleeken; doch geene hunner waagden het met hunne Ka* noos naar onze Schepen aftekomen. Hoe meer wy thans verzekert waren op de Kust van Ai fia te zyn , des te minder konden wy de kaart van den nieujwen Noorderlyken Archipel van den Heer Stamhn met oh:ze waarnemingen overeenbrengen; en wy konden het groote IV. BOEK. I?78-' August. Sept*..  248 REIS NAAR DEN IV. BOEK. .1778. Seps. te verf hil niet anders uit den weg ruimen, dan met te veronderftellen, dat wy een gedeelte van 't geene hy het Eiland Alaschka noemt., genomen hadden voor het Amerikaanfehe vaste land, en het Kanaal over 't hoofd hadden gezien, waar door dat Eiland van de vaste Kust word afgefcheiden, Dan dit gefteld zynde, bleef'er nog een verbazend verfchil over. Wy rekenden het een zaak van aanbelang, dat ftuk voor het; .tegenwoordige optehelderen, ten einde in den toekomenden! Corner ons flechts met één onderwerp bezig te houden.:; Daar nu deze Noorderlyke Eilanden door hem voorgedragen] worden als overvloedig van hout voorzien , -noopten wy , byj 't ontdekken van dezelven, rykelyk daar van op te doen;| nademaal wy aan dat artykel thans groot gebrek op beide dé' Schepen begonnen te krygen; ten dien einde ftevenden wy naar de Amerikaanfche Kust over., welke wy den <5. in 't gezicht kregen. Op den 7. September, 's avonds om agt uren, zagen wy licht aan land; en twee Kanoos met menfehen naar ons afkomen. Wy hielden by, ten einde hen tyd te geven ons te na-; deren; maar welke tekenen van Vr-iendfchap wy ook maak-: -ten, zy bleven meer dan een vierde van een Engelfche myl van ons af. Wy hielden ons niet langer met hen op, maarj bleven de Kust langs zeilen. Tóón wy des anderendaags bemerkten dat het water merkelyk ondieper werd, kwamen wy in tien Vademen ten anker, en bleven tot's morgens, dat de dag begon aantehreken, leggen. Op den 9. bevonden wy ons aan een Kust bedekt met hout het welk voor ons, die zulks in langen tyd niet gezien hadden , een aangenaam gezicht was. 's Avonds, om agt uren, kwamen wy voor anker aan het Zuidelykst gedeelte van het Noorderlykfte Eiland, want wy meenden dat deze Kust tot twee Eilanden hehoorde. Des anderen daags bevonden wy het een fchier-Eiland te zyn, aan 't vaste landgehegtdoor eene lage land - engte, aan wederzyde van welke door de Kust een baai wordt gevormt. Wy ftevenden de Zuidelyk.fte van deze Baijen in, en kwamen, om twaalf uren, voor anker 'm vyf Vademen water, in eenen modderigen grond. Wy  STILLEN OCEAAN. ■249 'Wy zagen op het Schier Eiland verfcheide Inboorelingen, kran welken één in een kanoo naar ons afkwam. Kapitein ; Cook gaf aan dezen man een mes en eenige koralen , waarmede hy zeer wel in zyn fchik fcheen ; wy beduidden hem ons eenige mondkost te bezorgen, waar op hy ons oogenbliklyk werliet en naar het ftrand roeide: onder weg ontmoette hy leen ander, die met een kanoo naar ons toekwam; van deijzen nam hy twee gedroogde Zalmen over, met welke hy i terftond naar ons Schip wederkeerde, zonder echter dezelve aan iemand anders, dan aan Kapitein Cook , te willen ■overleveren. Sommige van ons Volk verbeeldden zich, dat 'hy naar onzen Commandeur vroeg , onder den naam van .Capitane; maar denkelyk vergisten zy zich. Kort daar op ; kwamen ook andere bewoners naar ons af met eenigen ge•■ droogden Visch., welke zy tegen een weinig beuzelingen aan ons verruilden. Zy fcheenen niet af keerig van Tabak, maar waren boven al begeerig naar mesfen. In den achtermiddag werd de Heer Gore naar het -Schier: Eiland afgezonden om hout en water te bekomen , van welk kerfte artykel wy een grooten overvloed aan 't ftrand zagen. Luitenant Gore keerde 's avonds te rug, met de groote boot vol beladen met hout. Hy had maar weinig versch water gevonden, en het hout had hy niet dan met veel moeite aan ; boord gekregen , uit hoofde dat, op eenigen afftand van't ftrand, de booten telkens grond raakten. Na eenigen tyd af en aangehouden te hebben met de Schepen, kwamen wy eindelyk voor anker in minder dan vyf vademen water, een i-halve Zeemyl van de Kust af. Op Zondag den 13., vertoonde zich digt aan de plaats, ; waar ons Volk bezig was met houthakken, een gezin der in woon deren; de Kapitein zag flechts den Man, de Vrouw, een Kind en nog een vierdemensch, welk hetmismaaktfteeii kreupeifte fchepzelwas, dat ooit onder zyn'gezicht kwam. De Man was bykans blind, en noch hy noch zyn Wyfzagen 'er czoo wel uit, als veele anderen, die wy te voren aan deze Kust ontmoet hadden ; de onderlippen van beiden waren doorboord, en zy hadden eenige giaze koralen-byzich, zoo-als li wy TV. BOEK-, I778. SepiemK  25© REIS NAAR DE N n. BOEK. 1778Stptemb. wy voorheen onder hunne naburen gevonden hadden. Op> niets waren zy meer geftelt dan op yzer. Voor vier mesfenj' die wy van een ouden yzeren band frneedden, bragten zy*ons omtrent vier-honderd ponden Visch, welke zy onlangs hadden gevangen. Onder deze Visch vonden wy forellen I barbeelen, en nog een andere zoort tusfehen den barbeel en< den haring. De Kapitein gaf het Kind, dat een Meisje was I eenige koralen, op welke gift de Moeder, vervolgens dei Vader en toen de kreupele in tranen uitbarften; waar by, orri het Concert te volmaken, ook eindelyk het Meisje haar gehuil voegde. Doch dit Muzyk duurde niet lang. De bykans blinde Man was. welgemaakt, licht koperverwig vankleur, zyn hair was zwart en kort^ zyn baard was fchraah Hy hadt twee gaten in-den onderlip, doch daar geen cieraden in hingen. De Vrouw was kort, in-een gedrongen • hadt een bol rond aangezigt, een jak aan vanhartsleèr ,• een breeden hoed op 't hoofd, en wyde laarsfen aan de beenen. Zy was van de lip tot de kin geprikkeld. Beiden hadden zwarte tanden , die tot op het tandvleesch afgevyld fcheenen. Eer den avond viel , waren de beide Schepen rykelyk voorzien van hout; ook had elk Schip een dozyn vaten metwater aan boord gekregen. Op den-14. zonden wy eenig Volk aan land, om hei voor boenders en bezems te fnyden y. en- takken van den harstboom om bier te brouwen. Om twaalf uren hadden wy al ons Volk aan boord, want daar de wind begon op te freken, was 'er eene zoo hevige branding aan het ftrand, dat onze boots niet dan met gevaar aan land konden komen. Dewyl men nog twyffelde, of de Kust-, op welke wy ons thans bevonden, tot een Eiland of tot het Vaste land van America behoorde, werd Luitenant King door den Commandeur uitgezonden met twee boots, beiden wel bemant en gewapend, ten einde zoodanige nafporingen te doen, als in ftaat zouden zyn, om ons met zekerheid deswegens-te on-, derrigten. Den volgenden avond kwam Luitenant King van zynen tocht te rug. Het Bootsvolk had zonder ophouden geroek naar  STILLEN OOEAAN. 251 jaar 't Land tot 's nagts om een uren, toen de Heer King, jy 't aanlanden, zien naar de hoogtens hadt begeeven, van vaar hy de beide Kusten kon zien zamenioopen, en dat de Itnham eindigde in een kleepe Kreek of Rivier, voor welke Verfcheide Zandbanken en modderige platen lagen en, overikl ondieptens. Het land naar 't Noorden was een gro'ot end ;Wegs iaag en broekig, rees vervolgens in -Hevels, die aan èveerszyde van den Inham in een bocht tot een liepen,, welke per gemakkeiykkon gezien worden. Van de hoogte, op welke de Heer King zich begaf, om , èen volkomen gezicht over de baai te hebben, kon hyduide: yk veele ruime dalen of valeijen onderkennen, die wel be- [ waterd, zeer belommerd, enmetHeuvels van tamelyke hoogte fbmvangen waren. Een-dier wateren, naar 'tNoordwesten, fcheen eene.zeer aanzienlyke Rivier te zyn, uit welker loop jiy meende te mogen zeker ftellen, dat ze zich aan den mond Jan de baai ontlastte. Zommige van zyn Volk, die zich heper landswaards in begaven , hadden , naar mate zy werder kwamen, de boomen zwaarder en grooter be- i/onden. Aan dezen Inham gaf Kapitein Cook den naam van Kêfïon's Sound, ter eere van Sir Elecher Norton, Spreeker van 't Muis der Gemeentens, thans Lord Grantley, een naastbeItaande van den Heer King. Kapitein Cook , thans volkomen overtuigt, dat de kaart van den Heer Stamlin zeer gebrekkig was, en aan 't vaste tand van America dat gedeelte .gronds weder gegeven hebbende, het welk door dien Heer aan zvn denkbeeldig Eiland yan Aiaschka was ingeruimt, achtte het thans hoog tyd, deze Noorderlyke gewesten te verlaten, en naar een plaats te itevenen, daar hy den winterkou doorbrengen, en eenigev.oorraad van mondkost en verversfehingen bekomen. Petropaulowka? of de haven St. Peter en St..Paul in Kamfchatka, kwam hem niet voor als eenegefchikte plaats-om zich van 't noodige te voorzien. Ook waren 'er nog andere redenen om ten aezen tyde niet derwaards te Itevenen; de voornaamfte daar kan was, zyne groote ongeneigtheid, om zes of zeven maanIi a den 1^. BO£IC. Septemk.  IV;. BOEK. 1778Septemb. 252 R E IS NAAR D E N. den bedryveloos te blyven,. gelyk, hef gevolg zou zyn vanheE: overwinteren in eenige dezer Noorderlyke ftreken, Hy begreep ten langen lesten, dat geen plaatsvoor hem en zyn Volk, gunftiger kon zyn dan de Sandwich Eilanden, werwaards hy, dan ook befloot den koers te zetten , na alvorens zich van. het benoodigde water te voorzien, welk gewigtigartykel hy voornemens was in de een of andere haven aan de Kust van .Amerika te zoeken, in 't Zuidwaards ftevenen langs het vaste land van dat Weereld deel; dan, indien hy daar in niet mogt. flagen ,, zou hy trachten Samganoodha te bereiken,. welke haven beftemt was tot de verzamelplaats onzer Schepen,, ingevalle dezelve van eikanderen mogten afraken.. In den morgen van den 17.. September, ligtten wy het anker , en op den 18. herhamen wy onze vaart langs de. Kust.. Op den middag peilden wy vyf vademen water; wy zagen, Besborough Eiland ten Noorden , en nog een ander Eiland ,„ dat wy Stuarts Eiland noemden , ten Zuiden 66 gr. West, en; zogten, een, doortogt tusfehen dit laatfte Eiland en het vaste.: land;, maar toen de boots, die wy voor ons uit hadden, fein> gaven van. flégts drie vademen water te peilen, ftevenderfc wy.buiten het Eiland om, en feinden de floepen zich tevoe-.gëh tusfehen het ftrand en de Schepen.. Stuarts Eiland ligt op 63 gr. 35 min. Noorderbreedte, op> den afftand van zeventien Zeemylen van Kaap Denbigh. Het. heeft zes of zeven mylen in deszelfs omtrek, is op zommige plaatzen tamelyk hoog, maar meerendeels-- laag land , met-: eenige klippen aan de Westzyde. 't. Grootst gedeelte van de Kust-van.'t vasteland is laagland, maarverder landwaards; in: befpeurden wy hoog land. Tegen over het Eiland van Staart is een uithoek-, door ons Kaap Stephensbetytelt, op 63 : gr.-. 33- min: Noorder breedte en 197 gr. 4imim Oosterlengte. Langs het ftrand, zoo van 'tEiland als van den vasten wal, zagen wy eenig hout dry ven, fchoon wy geen enkelen boom op; een van beiden konden befpeuren. By gelegenheid zouden hier • 'Schepen kunnen ankeren , tusfehen, het Vasteland en deNöord-Oostzydê van 't Eiland, in vyf vademen water, befthut: tegen de Ooste,- Weste. en Zuide winden-, maar dê °~ plaats;  stillen. oceaan, èH I Plaats ligt open voor de Noorde winden, alzoo het land, hr . die rigting, te ver af is om eenige veiligheid of dekking te. kunnen, verfchaffen.. Alvorens Stuarts Eiland te bereiken, zeilden wy'voorby twee kleene Eilandjes, tusfehen ons en het Vaste land gelegen,, en de Kust langs zeilende , zagen j wy verfcheide Inboorelingen op 't ftrand, die door teekenen. i ons fcheenen uittenoodigen nader by te komen.- Zoo haast wy buiten 't Eiland waren,,Huurden wy Zuid: 1 ten. Westen,, naar 't Zuidelykfte vaste land, dat binnen het bereik van ons gezigt was,"tot agt uren 's avonds,, toen de diepte van 't water fterk verminderde,, weshalven wy het naar. 't Noorden wendden, tot in vyf vademen diepte en den nacht bleven af en aanhouden. Op den 19., hernamen wy onzen : Zuidelyken koers, maar ondieptens noodzaakten-ons meer I naar 't Westen te houden; de wind begon fterk aantewaki. keren, uit den Oost Noord Oosten, des werd het hoog tyd voor, ons naar dieper water te zoeken, en een Kust.te veriaij ten,, waar wy niet langer veilig waren. Wy ftaken derhali ven by den. wind Noord op,, en kwamen langzamerhand irr< s agt vademen water.. Toen wy by den wind ftaken-, waren wy omtrent twaalf : Zeemylen ver vau 't Vasteland, en negen ten Westen van : Stuarts Eiland. Wy vernamen geen land ten Zuiden van Point • Shallow-water, welks ligging Kapitein Cook gistre op de 1 Noorderbreedte van 63 gr.; zoo dat tusfehen deze breedte en 3 Shoat Nefs op 60 gr. de Kust niet is nagefpeurd. Waar] fchynlyk is dezelve enkel genaakbaar voor boots ofzeerkleej ne Vaartuigen; of , indien'er doortochten zyn voor grooter: i Schepen, zou het vry wat- tyd verëisfchen die optefporen. ) Van den top van-de mast. zagen wy dé Zee, zoo ver.'t oog-, 1 reiken kon, bezaait met droogtens en banken; het water was ! modderig en wankleurig, en veel versfeher dan in de plaat-i zen daar wy laatst geankert hadden. Hieruit maakten wy : op-, dat in deze onbezogte ftreek een-zeer groote Rivier ergens moest uitwateren.. Op. Woensdag den 23.,. zagen-wy, by 't aanbreken van* i den dag,, land, op den. afftand van zes ofzeven Zeemylen.. iv;- HOEK.- 177S.;Scplcmb^  354 REIS NAAR DEN BOEK. I778. Septemb, Op dezen afftand deedt het zich op als een kluft Eilanden., doch het was Hechts één Eiland, het welk eene uitgeftrektheid had van dertig Engelfche Mylen. Kapitein Cook bevond naderhand, dat het den Rusfen geheel onbekent was; hy befchouwde het derhalven als één onzer ontdekkingen , en noemde het Gore's Eiland. -Het fcheen onvruchtbaar en zonder bewooners , ten minften wy zagen 'er geene op ; odk zagen wy 'er zoo veele Vogels.met om heen, als wy te voren gezien hadden; doch wy zagen 'er eenige Zee-otters, een Dier, het welk wy niet op hooger breedte hadden aangetroffen. Wy bleven een Oosterlyken koers "houden, tot agt uren 's morgens, van den 25.., toen de Refolution een lek kreeg onder ftuurboords onderfpiegel, weshalven wy genoodzaakt waren een pomp gaande te houden. Wy dorften niet wagen het Schip over een anderen boeg te wenden, maar bleven West aan 'ftevenen tot 's anderen daags, om zes uren, toen wy 't Schip voor den wind omwendden en Oost aan hielden, wanneer wy geen ongemak van 't lek meer befpeurden , een blyk dat het boven water was, het welk ons niet weinig gerustheid baarde. Eindélyk zagen wy, den 2. October, met het aanbreken van den dag, het Eiland Oonalashka, in eene Zuid-'Ooste» lyke ftrekking. Wy zetten het op de Baai aan, tien mylen ten Westen van Samganoodha, bekent by den naam van Egoochfhat; maar het water te diep vindende, verlieten wy dezelve zeer fpoedig. De Inboorlingen kwamen ons dikwyls bezoeken ; en bragten gedroogde Salm en anderen Visch mede , welk ons Volk gretiglyk ruilde voor Tabak. Slechts weinige dagen te voren was al de Tabak,, die ons.nog overbleef, onder 'hen uitgedeelt; fchoon 'er toen niet half genoeg was om hunnen eisch te voldoen, (zoo een onbedagt en onvooruitziend fchepzél is een Engelsch Matroos,) waren zy 'er thans zoo rykelyk mede, als of wy een haven van Virginie fngeloopen waren : ook rees in minder dan twee daggen , de prys van die waar, meer dan duizend ten honderd. Den volgenden dag kwamen wy, om een uur namiddag, in October.  STELLEN OCEAAN. 255 m. haven van Samganoodha ten anker, en, op den 4», werden 's morgens de timmerlieden te werk gezet om den huid jafteiigten van en beneden de verdubbeling van de Relblutijons ftuurboord zyde. Zy vonden verfcheide naden geheel jopen, zoo dat men zich niet langer verwonderde wegens de jaieenigte water ,, welke wy in 't Schip gekregen hadden. Wy ruimden de Visch en rantzoen kamers benevens het achter|hol, en fchikten de dingen zoodanig, dat, ingeval van toekomende lekken van dien aart, het water terftond naar de pomp konde komen... Behalven dit werk, en het innemen ;van ons benoodigde water,. ruimden wy het voorhal en namen eenige ballast in.. I. De groentens en kruiden,, hier voorheen gevonden, wairen thans meest aan 't afnemen. De besfen waren 'er nog in meenigte, en een derde van ons Volk kreeg, by beurten, rperlof om ze. te gaan inzamelen. De inwoonders bragten 'er insgelyks eene meenigte aan : en zoo de beginzels der Scor;but mogten gehuisvest hebben by iemand, van 't Volk der "béide Schepen, is het zeker, dat het gebruik van deze besfen , en het drinken van jopenbier, van 't welk zy om den mderen dag. hun rantzoen kregen, die kwaal tot in den grond zou genezen hebben; Wy voorzagen ons insgelyks overvloedig van Visch en jïregen rykelyk.Zalm, zoo wel versch alsgedroogt, welks (de Inboorlingen ons aanbragtem- De verfche Zalm was thans iap zyn best; maar 'er was een zoort van Zalm-, van ons, om ie gedaante van den kop , kromneuzen genaamt, die wy itnaar tamelyk vonden. Dikwyls vingen wy met den zegen, kan het hoofd van de Baai, eene meenigte Zalm, Forellen en -.Heilbot-, waaronder Botten waren, die twee honderd vieren vyftig ponden wogen-. Naderhand bedienden wy ons van de uyn en hoek. En alle morgens zonden wy een boot met Volk uit om te visfchen, die meest altoos te rug kwam met |igt of tien Heilbotten, aan welken al ons Scheepsvolk overvloedig genoeg had. Dit was een uitmuntende Visch, en weinige onzer Matrozen, die denzelven niet boven den Zalm keur*- IV. BOEKr 1778. Lctc-ber*  4gtf REIS NAAR DEN W'. 1778. •O,etober. keurden. Deze Vi-sfchery Helde ons des in Haat om den voof,raad van Scheepsfpyze zeer te doen ftrekken. ■iOp den 8.., ontving Kapitein Cook, uit handen eens inboorelings van Oonalashka, genaamt Derramoushk, een zeer 1 zonderling gefchenk, aangezien de plaats waarwy ons thans bevonden. .Het was een roggebrood, of liever een pastey " in de gedaante van een brood., inwendig met Zalm gevult, die wel gepépert was. Dezelfde mensch had een dergelyk .gefchenk mede gebragt voor Kapitein Clerke, en een briefje voor ieder Kapitein, gefchreven in een taal, welke wy geen van allen verftonden. 't Was zeer natuurlyk ons te I verbeelden, dat deze beide :gefchenken ons gezonden werden van eenige llusfen, die hier in de nabuurfchap 't huis beJroorden, en uit dien hoofde zonden de Kapiteinen, by den.zelfden bode, aan deze onbekende Vrienden, eenige flesfen Rum, Wyn en Bier, niet twyfelende of zulks zou ten hoogften aangenaam zyn. Kapitein' Cook liet den bode verzeilen door den Korporaal Lediard , een fchrander man, met oogmerk om eenig nader befcheid te hebben , en met last dat indien ,hy eenige Rusfen mogt ontmoeten, hy aan dezelven .zou trachten te doen verftaan, dat wy Engelfcben waren, Vrienden en Bondgenoten van hunne Natie. Op Saturdag den 10., keerde Korporaal Lediardterugmet drie Rusfifche Zeelieden of Bonthandelaars, die met verfcheide anderen hun verblyf hielden te Egoochfhat, waar zy eenige pakhuizen hadden, benevens een Woonhuis en een Hoep van omtrent dertig tonnen groot. Een dezer Rusfen was de .Schipper of Stuurman van dit Vaartuig. Alle drie waren zy kundige, hupfche'lieden., zeer gereed om ons teonderrigten van 't geene wy verlangden te weten. Doch by gebrek aan een tolk, konden wy malkahderen niet dan met moeite verftaan. "Zy fcheenen eene volkomen kennis te hebben van de pogingen door hunne Landslieden aangewend om de Yszee ste bevaren, en van de ontdekkingen, die van Kamfchatka gedaan waren door Beering , Tfcherikoff en Spangenberg. Maar zy hadden geen het minfte denkbeeld van dat gedeeice dter «weereld., -tot welke de kaart betrekking had van den Heer Stseh-  'STILLEN OCEAAN. 257 Staehhn , toen wy dezelve aan hen vertoonden. Kapitein Cook wees hen , op die kaart, Kamfchatka en eenige ande je plaatzen aan: -zy vraagden hem of hy de Eilanden gezien had, die daar verbeeld werden; en toen hy, neen, zeide bragt een hunner zyn vinger aan de kaart," op een plaats! daar een aantal Eilanden getekend waren, zeggende dat hy daar gekruist had om naar Land te zoeken, maar dat hy 'er geen land had aangetroffen. De Kapitein haalde nu zyo eigen kaart voor. den dag., en bevond dat zy geen kennis altoos hadden van eemg gedeelte van de Amerikaahfche Kust, behalven van dat gedeelte tegen over dit Eiland gelegen. ö De drie Rusfen , den ganfehen nacht over gebleven zynde by den Commandeur, gingen den volgenden morgen een bezoek geven aan Kapitein Clerke, en vertrokken toen, ten uiterffen voldaan over -het genoten onthaal. Zy beloofden binnen weinige dagen te zullen wederkomen en een kaart mede te brengen van de Eilanden., gelegen, tusfehen Karofchatka en Oonalashka. Terwyl Kapitein Cook en de Heer Webber zich in een Dorp bevonden net ver van Samganoodka, den r4.kwam*er 's avonds een Rus aan, die de voornaamfte man was onder zyne landslieden op dit en de naburige Eilanden. Zynnaam wasErafim Gregoriaff Sin Ismyioff. Hy landde hier in een Kanoo, die drie lieden voer, en was verzeld van twintig of dertig kleener Kanoos, die elk Hechts één man voerden. Zoo haast hy geland was, werd 'er een kleene tent voor hem opgeflagen, die zy hadden medegebragt, waar na zyne lieden, voor zich zeiven, andere tenten qpngtten, die zy van hunne Kanoos en Schopriemen maakten , en met gras dekten. Ismyioff noodigde den Kapitein en den Heer Webber in zyne tent, en dischte eenige gedroogde Zalm en besfen voor hen op. Hy fcheen een verftandig man te zyn; en 't fpeet den Kapitein gewéldig-niet met hem te kunnen fpreeken als by teekenen en met behulp van cyffer en andere letters. De Kapitein noodigde hem tegen den volgenden dag aan boord van de Refolution, daar hy des anderen dangs net al zyn gevolg zig liet vinden; hy hadt zich dicht by ons K k ko- iv. boek. 1778. October.  258 REIS NA A R: D E N ÏV. ïoeit. i?78October. komen nederzetten,, ten einde met meer gemak zyne op— wagting. by ons te konnen maken. Kapitein Cook hoopte de kaart van hem te zullen bekomen, welke de drie Rusfen ons belooft hadden , doch hy werd te leur geflelt. Ismyioff zeide hem die toe, en hiekh zyn woord. De Kapitein vond hem zeer kundig in de Landkennis van deze flreken en in alle de ontdekkingen door de Rusfen in deze gewesten gedaan. Ismyioff niet alleen,, maar ook al de anderen betuigden, dat: zy niets kenden van het Amerikaans Noorderlyk vastland;, en dat noch Luitenant Synd , noch eenig ander Rus, 'er in de laatfte jaren geweest hadden. Zy noemden het by denzelfden naam, door den Heer Stsehlin aan zyn groot Eiland, dat is, Alaschka, gegeven. In den achtermiddag, na het middagmaal gehouden te hebben , by. Kapitein, Clerke , vertrok Ismyioff met al zyn gevolg, doch beloofde binnen weinige dagen te zullen wederkomen; dienvolgensontvingen wy den 19. een ander bezoek van hem; medebrengende de bovengemelde kaarten, welke hy aan Kapitein Cook.toeftond ■ te copiëeren, en op welken de volgende aanmerkingenvielen. Deze kaarten waren twee in getal en beide met de pen geteekent, zy fcheenen zeer echt te zyn.. Een derzelven bevatte de Zee van Penfhinfkian; de Kust van Tartarye tot. op de N00rderbreedtevan41.gr.; deKurilifcheEilanden, en» het Schier-Eiland van Kamfchatka. De Heer Ismyioff gafons te kennen, dat een groot gedeelte van de Zeekustvan Kamfchatka door hem zelf verbetert was; ook befchreef hy het werktuig daar toe door hem gebeezigt, het welk een Theodolite moet geweest zyn, een werktuig, datindeLandmeetkunde gebruikt word, om hoogtens en afftanden te meten. Hy zeide ons insgelyks, dat 'ër flegts twee havens waren, aan de ganfche Oostelyke Kust van Kamfchatka, om Schepen te bergen, namenlyk de Baai van Awatfka, en de: Rivier Olutora, in 't binnenfte der Golf van dien naam ; dat 'er niet eene haven was aan de Westkust; en dat Yamsk de eenige was, behalven Okotsk, aan de ganfche Westelykezy. de-  STILLEN OCEAAN. 259 Ie van de Zee van Penfhinfbian, tot daar men komt aan de Rivier Amur. De Kurile Eilanden hebben maar eene haven zn deze is aan de Noord-Oostzyde van Mareekan, daar de Rusfen een grondvesting hebben. De andere kaart bevatte alle de ontdekkingen der Rusfen, ten Oosten van Kamfchatka, naar den kant van Amerika. Dat gedeelte van de Amerikaanfche Kust, op welke TfcheIrikoff verviel, word in deze kaart geilek tusfehen de Noor• derbreedte van 58 gr. en 581 gr. en van 75 gr. Oosterlengte j van Okotsk, of 218i gr. van Greenwich; en de plaats, waar Beering ankerde, op 59^ gr. Noorderbreedte en 63^ gr. Oosterlengte van Okotsk of 207 gr. van Greenwich. Om niets van de lengte te zeggen, welke om verfcheide redenen gebrekkig kan zyn , verfchilt de breedte van de Kust door Beering en Tfcherikoff ontdekt, byzonderlyk dat gedeelte door den laatften gezien, verbazend met de kaart van den Heer Muller. Maar welke van de kaarten gebrekkelykst is., die, welkede de Heer ismyioff ons liet zien, of die van den Heer Muljiler, zou moeilyk te befiisfen zyn. Ismyioff bleef by ons tot ;s avonds van den 21. en nam toen zyn laatfte affcheid van ons. Kapitein Cook vertrouwde aan zyne zorge een brief voor de Heeren van de Admiraliteit, in welken een kaart gefloten was, van alle de door l ons bezogte Noorderlyke Kusten. Ismylof verzekerde dat er in 't voorjaar gelegenheid zou zyn om dien brief naar 1 fKamfchatka, of Okotsk te vervorderen, en dat dezelve den wolgenden winter te Petersburg zou zyn. Hy gaf den Kaffikein een brief aan den Majoor Behm, Landvoogdvan Kam•fchatka, die op dat Schier - Eiland te Bolcheretsk verblyf hbondt; en eenen anderen aan den bevelvoerenden Officier van Petropaulowska. De Heer Ismyioff fcheen bekwaamheden te bezitten, een -booger ftand waardig dan hy thans bekleedde. Hy was zeer •ervaren in de Statrenkunde en in dénuttigfle takken der Wiskunde. Kapitein Cook verêerde hem een Octant van HadJey; en fchoon hy misfehien te voren 'er nooit een geziefi fhad., begreep hy fchielyk 't gebruik dat 'er van gemaaktkon worden. K k % Q{ IV. BOEK. 1778. Oetober.  IV. BOEK. 1778. Qctob.es. 260 REIS NAAR DEN Op Donderdag den 22., poogden.wy met een.Zuid-Oosten wind naar Zee te zeilen , maar konden het niet volvoeren. In den namiddag van den 23. werden wy bezogt van eenen Jacob loanovitch Soposnicoff, een Rus, Bevelhebber van een kleen Vaartuig te Oomanak. Hy fcheen een zeer zedig mensch en wilde geen fterken drank gebruiken, van welke de andere Rusfen, die wy aan deze plaats ontmoet hadden, zeer groote liefhebbers waren. Hy fcheen te weten, wat önderftand van lyftocht te bekomen.ware in de harren van St. Peter en St. Paul, en wist naauwkeuriger dan de Heer Ismyioff den prys van onderfcheiden artykels, maar, volgens zyneonderrigting, was alles wat wybenoodigt hadden, in die haven fchaars en zeer duur. Hy gaf ons teverftaan, dathy in dfc,aanftaande Mey Maand te Petropaulouska ftond te zyn, en belast zou worden met Kapitein Cooks brief. Hy fcheen zeer begeerig om het een of ander teeken van den Kapitein aan den Majoor Bebm te kunnen overleveren; om aan dit verlangen te v.oldoen, zondt de Kapitein aan den zeiven een kleene kyken. Na dat.wy aan deze Rusfen kennis kregen, ontvingen zy dikwyls een bezoek van onze Heeren , die altoos zeer heusch van hen onthaalt werden. Zy hadden een Woonhuis en twee Pakhuizen op het Eiland; en werden van veeleKamfchatdalers en Oonalashkaners bedient* Eenige andere Inboorelingen van 't Eiland , die van de Rusfen onafhangelyk fcheenen, woonden te dier- zelfde plaatze... Dezulken, die den Rusfen toebehoorden, waren alle van 't mannelyk geflacht, en, nog jong zynde, van de ouderen afgenomen of gekogt. Wy zagen 'er thans twintig, die niet meer dan Kinderen waren : zy woonen allen in 't zelfde huis, de Rusfen aan het oppereinde,. de Kamfchatdalers in 't midden en de Oonalaskaners aan 't lage einde, daar een ruime kookplaats is om hunne fpyze. te bereiden , welke meestal beftaat in Visch, wilde wortels en-besfen. Er is weinig verfchil tusfehen de eerfte en laaste tafel met betrekking tot de fpyze, behalven 't geen door 't Koken 'er aangedaan wordt, want de Rusfen weten hunne kost zeer fmakelyk te maken; zelfs weten zyhet Walvisch vJeesoh zoo wel.toeteberei.den, dat men 'ar  STILLEN" OCEAAN. atix er met fmaak van eten kan: zy hebben een zoort vanpangeJak, vanfyn geflagen Zalmhuit gemaakt, dat zeer welde f laats van brood kan vervullen-. Nu en dan mogen zy eens jrood proeven, of een fchotel eten hebben daar wat meel oner gemengt is, doch dan gaan ze te gast. Indien wy het ip van besten uitzonderen, het welk zy gewone]ykoverden laaltyd flurpen, hebben zy geen anderen drank dan zuiver waïr, "en misfehien is 't zeer gelukkig voor hen, dat zy geenerker drank bezitten. Gelyk het Eiland hen voedzel verfchaft, zoo voorziet het en ook eenigermaEe van kleeding; Deeze beftaat hoofdzaelyk in beestenvellen. Het opperkleed, gemaakt als de kiel nzer voerlieden, reikt tot aan de kne'n, onder het zelve draen zy een hembdrok of twee; ook-dragen zy een broek, een onte muts, en iaarsfen, van welke de zooien van Rusfisch leder n de fchaften van fterke ingewanden van Dieren gemaakt zyn. 1 Op alle de voornaamfte Eilanden , tusfehen Kamfchatka en )onalashka, vind men Rusfen , die'er zich nederzetten om elteryen te verzamelen. Bever en Otterhuiden worden 't ; ïeest van hen gezogt, vellen - van minder waarde maken ech;r een gedeelte van hunnen handel uit. Wy verzuimden te ragen, hoe lang zy op Oonalashka en de naburige Eilanden evestigd geweest waren; dan dit kan niet wel van eene la>2 dagteekening zyn, ais wy in aanmerking nemen de onderwerping der Inboorelingen. Deze bonthandelaars worden van lyd tot tyd, door anderen opgevolgt. Die wy ontmoetten> raren hier van Okotsk gekomen, in 't-jaar 1776, en Honen in 1781 weder te vertrekken. 1 Wat de Inboorlingen van dit Eiland zelf betreft, zy fchyen een zeer vreedzaam en onbeledigend Volk tezyn j'ineerIIkheid zou het ten voorbedde kunnen dienen van de bcdiaaffte Natiën. Dan, uit het geene wy by hunne nabillen zagen, met welke de Rusfen geen verkeering hebben■, ouden wy zeer fterk konnen twyfelen of'hunne oorfprong>yke geaartheid wel zoodanig geweest zy : en 't is eerder te (tinken, dat het een gevolg is van hunnen tegenwoordigen taat van onderwerping. Indedaad, indien wy de Rusfen K k 3 niet iv: BOEK. 1778. Ociober.  «Ó£ R E I S NAAR DEN 'XV. -BOEK. I77«Qctober. niet verkeerd begrepen hebben, waren zy genoodzaakt geweest eenige geftrenge voorbeelden te ftellen, alvorens zy de Eilanders tot een gefchikt Volk kenden maken. Indien men , in den beginne , wezendlyk geftrengheden geöeffent heeft, is de beste verfchooning daar voor, dat ze de gelukkigfte gevolgen hebben gehad, en dat'er thans de grootfte eensgezindheid heerscht tusfehen de Rusfen en de Inboorlingen. Deze laatfte hebben op ieder Eiland hunne Opperhoofden , en fchynen eene ongeftoorde vryheid en eigendom 'te genieten. Of zy den Rusfen fchatting fchuldig.zyn, dan, niet, konden wy niet te weten komen, doch wy hebben eenigen redemom te vermoeden dat zy cynsbaar zyn. "De Inboorlingen van Oonalashka zyn meest alle kleen van geftalte, .gedrongen , doch wel gemaakt. Ze zyn gemeenlyk. Soït van hals, en-hebben zwartachtige dikke aangezichten, zwarte oogen, en kleine baarden j hun hoofdhair is lang, zwart en fiuik; de Mans dragen het van achteren loshangende,, van voren fnyden ze het af; de Vrouwen binden het ■ gemeenlyk in een tros of bondel te zamen. In de kleeding 'van beiderlei kunne is ten aanzien van't maakzel geen onderfcheid , het eenig verfchil is in de ftof. De rok der 'Vrouwen-word vervaardigt van Robbenvellen, en* die der Mannen van Vogelvellen ; beider kleeding hangt beneden de kuien. De Vrouwen dragen geene andere kleeding. Maar .de Mannen dragen over den rok een ander, gemaakt van 't ingewand van Dieren, daar 't water niet kan doordringen, 'er is een kap aan, die zy over 't hoofd trekken. Eenige hunner dragen laarzen, en alle dragen ze een langwerpig ronden hoed of kap van hout, met een holte daar 't hoofd ia fluit. Deze kappen verwen zy met groen of andere kleuren en het bovenfte gedeelte van den bol verderen zy met de lange borftelsvan eenig Zeedier, beregen met Koralen , voor aan hegten zy een of twee kleene beeldjes van been gemaakt. Zy fchilderen zich niet ,; maar de Vrouwen prikken het aangezigt ligtelyk; beide Mannen en Vrouwen doorboren de onderlip, en fteken 'er zes dunne ftukjes been in; men ziet echter dit cieraad even zeldlaam by de Mannen a's men het dage-  STILLEN OCEAAN. W% Pyks by de Vrouwen aantreft. Eenige hegten Koralen an de boven lip onder de-neusgaten, en allen hebben zy oor. ierzels. Hun voedzel beftaat uit Visch en andere Zeedieren,, uit evogelt, wortels, besfen en zelfs uit Zeewier. Des Zomers troogen zy eene meenigte Visch , welken zy in kleine huten voor winterfpys opleggen, en het is- waarfehynlyk dat I tegen dien tyd van fchaarsheid, zich insgelj ks voorzien van esfen en wortels. Hunne meeste fpys eten zy raauw ; en zoo 1 al eenige Kookkunst o effen en,-beftaat dezelve in 't Ko;'en en Roosten, hef was ten minften de eenige welke wy'er :agen, en denkelyk leerden zy de eerfte van de Rusfen. Eelige hebben kleene kopere Ketels;- die ze niet bezitten , bellenen zich van een platten fteen met randen van klei. Kadtein Cook zag eens een Opperhoofd hetmiddagmaal doen met ;len kop van een evengevangen Heilbot j van welken, twee iler bedienden de ongewasfen fiymerige kiewen- aten, eer de :Heester 'er iets van kreeg. Men fneedt vervolgens den kop ran den Visch,. die in Zee uitgefpoelt werd, en op wat gras tedergelegt, toenfneed een der bediende eenige groote brokken van de kaakbeenderen, en lag dezelven binnen 't- bereik K\n het Opperhoofd, die ze met geen minder gretigheid ver-;lond dan de Europeanen rauwe Oesters doen. Het maal gedaan zynde, werd het overige van den. kop in ftukken geiheden, en aan de bedienden gegeven,, die met hunne tanden den Visch daar van affcheurden, en de beenen knaauwden-als:oo veele honden Nademaal dit Volk zich niet befchildert', zyn hunne perbnen niet zoo taddig als de Wilden , die zich met allerlei vet jf olie befmeeren; hunne huizen echter zyn ruim zoo luizig Si morfig, deze bouwen zy op de volgende wyze: -zygraven in den grond een langwerpig vierkante put, zelden meer iïan vyftig voeten lang en twintig voeten breed;, zelfs is in t algemeen de ruimte minder. Over-deze put leggen zy een fok van hout, het welk zy aan het ftrand , daar de Zee het .aanfpoelt , verzamelen. Dit dak word eerst met rietgras, [vervolgens niet aarde bedekt, en heeft des het uitwendig voor» - IV. BOEK. 1778. Octüber,  w. BOEK. 1778. ■Dctober. ■.«54 -REIS NAAR. DEN voorkomen van een mestvaalt. In 't midden van het dak., naar beide einden, word eene vierkante opening gelaten , de eene gefchikt voor 't inlaten van 't dagiicht, de andere om . in en uittegaan door middel van een post of ftaak, welke ten einde is uitgehakt met keepen. -In zommige dier huizen is beneden nog eene andere ingang, Rondom de wanden dezer hutten hebben de gezinnen (want verfcheiden wonen 'er te zamen) hunne afgezonderde plaatzen, waarin zy gaanftapen en zitten te werken; niet op banken, maar in een zoort vaneen uitgehpolde bak, langs den binnenkant der hut, enbe.dekt met Matten ; dit gedeelte word tamelyk zuiver gehouden , het welk men niet kan zeggen vanher, middelftc gedeelte voor alle de famihen gefchikt, want fchoon zy 't met gedroogt gras befhroijen , wordt 'er echter alle vuiligheid ter .neder gefmeten ; ook ftaat 'er de pis bak , welker ftank niet verbeterd wordt door de rauwe huiden, of bet leder dat men 'er telkens mede befprengtof natmaakt: agter en boven de bak plaatzen zy de weinige goederen, die zy bezitten, als matten, vellen of vachten en kleederen. Hun Huisraad beftaat in emmers, kannen, houten nappen en lepels, gevlogte manden en zomtyds in een Rusfifche \ ketel of pot , alles vry net gemaakt, alhoewel wy by heni geen andere gereedfehappen zagen dan het mes, en een ftnk plat yzer, in den vorm van een beitel, gezet in een krom; houten handvatzel. Schoon de Rusfen onder dit Volk -wonen, bevonden wy I dat hetzelve minder yzer bezat dan de andere Stammen, die wy op het vasteland van Amerika hadden aangetroffen, en die nooit Rusfen gezien, noch misfehien eenige gemeenfehap met., dezelven gehad hadden. Misfchen verkoopen zy voor eenige Kora'en en voor een weinig tabak en fnuif alles, wat zy misfen kunnen, want weinige onder hen, die nietrooken. fnuiven en tabakkaauwen. Zy fchenen geen meer yzers te verlangen, of eenige andere werktuigen te ontbreken, behalven naainaaldens, want de hunne waren van been; met deze naaijen zy hunne Kanoos, en hunne kleederen, ook borduren zy 'ermede. In ftc-  STILLEN OCEAAN. 255 :ede van garen, bedienen zy zi;h van,zenuwdraden, welI zy tot de veré'iscke dikte weten te Fpiyten. A\ hetnaai|rk wordt door de Vrouwen verrigt. Zy zyn Kleed^r en ichoenmaakfters, ook maken zy de Kanoos of overtrekken e^rven ; want , naar alle waarfchyn'ykheid, ftellen de Manhet bintwerk te zamen, over 't welk de veilen getrokken rorden. Matten en korven maken zy van rietgras, vry 1 erk en fraai. Indedaad, 'er heerscht eene netheid en volmaaktheid 111 het grootst gedeelte van hun Handwerk, waar .oor zy toouen, dat het hun noch aan vinding, noch aan vivt -; inbreekt. J In geen hunner huizen zagen wy een haarftede; Zy ver: enten en verwarmen dezelven met lampen, welke, hoe eenouwdigook, volmaakt aan't oogmerk beantwoorden. Zy yn gemaakt van een vlakken fteen, aan de eene zyde als en Schotel uitgeholt-. In het uitgeholde gedeelte doen 'y *ïïe' C" t0t eCn lemmet gebruiken zy gedroogt gras. Beie Mannen en Vrouwen warmen zich over deze lampen, die y voor eenige minuten tusfehen hunne beenen, en onder :unne Ideederen zetten. Zy verwekken vuur door tegen:otling of wryving; het eerfte door twee fteenen tegen eilander te daan, waar van de een vooraf met zwavel is be: .reeken; het tweede, door middel van twee ftukken houts, waarvan het een vlak, en het ander een ftok is, van omrent anderhalve voet lang; het gepunte einde van den ftok letten zy op het andere ftuk, draaijen denzelven als een : nlboor, en verwekken vuur in weinige minuten. Deze wyje yan vuur maken is algemeen in verfcheide deelenderweeeld; en niet alleen in gebruik by dit Volk, maar ook by de samichatdalers, de Groenlanders, de Brazilianen, de Otaheiers, de Nieuw-Hollanders en waarfchynlyk by veele andeI Volken. Eenige geleerde en fchrandere Mannen hebben rt deze gewoonte, trachten te betoogen , dat dit en dat /oik yan dezelfde herkomst is; doch toevalligeovereenkomen, m weinige byzondere gevallen, kunnen zulk een beiuit met ten vollen wettigen; ook zal, aan den anderen •ant, de ftrydigheid in .zeden of gebruiken, tusfehen twee LI on- EOEK. 1778. (Jc.iber*  ÏV. BOEK.. I778- Qcteber. 266 REIS NAAR DEN ondertcheiden Natiën, geen bewys opleveren, dat ze van verfchiilende herkomst zyn. Wy vonden by dit Volk geen verdeedigend of aanvallend ; wapentuig, 't Is echter niet te verönderfl ellen , dat de Rusfen het zelve in dien verdeedigloozen ftaat vonden; misfehien wel dat zy het, ter hunner eigene veiligheid, ontwapenden.' Insgelyks kunnen Staatkundige beweegredenen den Rusfen aangezet hebben om geene groote Kanoos aan deze Eilanders toeteftaan; want wy kunnen bezwaarlyk gdooven, dat _zy1> oorfpronglyk geenè zoodanige Kanoos zouden gehad hebben^ daar wy ze by alle hunne naburen aantroffen: hoe 't ook zy,, ' één of twee groote Kanoos, welke wy hier zagen, behoor-;"" den aan de Rusfen; onder de Eilanders zagen wy niet dan' 1 kleine,. en wel van de kleinfte, welke wy op de Amerikaanfche Kust gezien hadden, fchoon hl de zamenftelling zeer 1 weinig verfchiilende -r zy loopen wat ftomp af aan de achter- j fteven, de voorfteven is gevorkt, en de boventand van de- ; vork fteekt met een bogt boven de onderfte uit, welke laatfte ! gelyk loopt met de oppervlakte van 't water; 't is opmerke- j lyk dat zy hunne Kanoos dus zamenftellen , want de vork vat I gemeenlyk alles wat zy ontmoeten; om zulks nogthans te ver-r hoeden, plaatzen zy een kleene ftok tusfehen de beide puntem Zy maken.hunne Kanoos, naar de wyze der Esquimaux ; en Groenlanders", en ftellen ze zamen van dunne balein ftroo- f ken welke zy met robbevellen overtrekken of bekleeden % ze z'yn gemeenlyk twaalf voeten lang, agt duimen breed ini i 'fc midden , en hebben eene diepte van twaalf of veertien duimen;. Zomtyds kunnen zy twee perfonen voeren, van wel--! ke dè een zich in. de ronde opening plaatst, ten naasten by ' ih 't midden van de Kanoo, en de andere zich in de Kanoo geheel uitgeftrekt nederligt.. Om die opening is een rand of hou* ten hoepel, met vellen van ingewand omboord,.die gelyk eenn beurs te famengetrokken of geopent kunnen worden.met Iedere* koorden. De perfoon , die in deze ronde opening zit, trekt ;; Bet vel. digt toe om zyn middel over. zyn darm-rok-,. van welke-' dfemouwen digt om de hand fluiten , gely k de kraag om den hals; ,1 damuts ofkag fluit digt om zyn hoofd,, en word bedekt door dem  STILLEN OCEAAN. 257 Ien houten hoed, zoo dat 'er noch water in zyn lighaam, noch jh de Kanoo kan dringen, en indien hetzelve in de laatfte mogt loordringen, droogt deKanoo-voerder het uit met een fpons. Zy gebruiken een dubbele Schopriem, welke met beide hanlen in 't midden word gehouden , en waarmede zy het water dan aan deze dan aan geene zyde flaan, met eene fnelle en regelmatige beweging; waar door de Kanoo vry wat wegs, in leen volkomen rechte lyn, in korten tyd aflegt. Alhoewel ons Schip, in 't zeilen van Egoochfhak naar Samganoodha, zeven Engelfche mylen in een uur afiei, bleven twee of drie jKanoos ons met roeijen, of voortftuwen, byhouden. 1 Hun Jaag en Vischgereedfchap voeren zy , in daar toegeijmaakt ftroppen, op hunne Kanoos mede. Alles is ongemeen met gewerkt van hout en been, en verfchilt zeer weinig by i't geen de Groenianders gebruiken. Het eenige onderfcheid Ijs in de punt van den Werp - pyl of Harpoen, welke in zomjmige, door ons op dit Eiland gezien, niet boven een duim [lang was, daar die der Groenianderen, volgens Crantz, byjkans -agttien duimen lang zyn. Eenige hunner gereedfchap:pen zyn indedaad kunftig gemaakt, even als hunne fchigten die gemeenlyk van hout en omtrent vier voeten lang zyn, het eene einde is been, waarin, door middel van een pypje of kokertje, een ander ftukje been, dat gebaard is, vast zit, doch zoo gemaakt, dat het gemaklyk los laat, dit word ,in 't midden van de ftok verzekert aan eenen dunnen fenuw:draad. Zoo rasch een Vogel, Visch, of ander Dier getroffen wordt, flipt het gepunte beentie uit het pypje, enblyft door middel van den baard of weerhaak in het lichaam vast. De fchigt dryft als een boei op 't water, wyst het fpoor van 't Dier aan, en ftrekt tevens om het merkelyk aftematten, Waar door men zich 'er gemakkelyk meester van maakt. De: ze fchigten worden door de Inboorlingen over de twee honderd voeten ver geworpen met veel kracht en behendigheid. Zy zyn ongemeen afgerigt in het treffen van Zee en Riviervisch. Behalven dit Vischgereedfchap hebben zy ook lynen, hoeken, netten, en fuiken, daar ze gebruik van maken Hunne ilynen zyn van gevloekte fenuwdraden , en hunne hoeken van been gemaakt. L12 Wal- IV. BOEK. 1778. October.  268; REIS NAAR DEN rvv BOEK.. 1778. Oxiob.er. Walvisfchen, Bruinvrsfchen r Bots - Koppen-, Heilboth r Zwaardvisch, Zalm, Forellen, Kabeljaauw, Tong,. plat en andere zoorten van Visfchen worden aan dit Eiland gevonden; maar Heilboth en Zalm, fchynen 'eroyervloedigst, en van dezelve leeven de bewoners dezer Eilanden grootendeels ten minffcen, deze zyn de eenigfle foorten van Visch, die1, wy zagen ,. dat zy , uitgenomen Kabeljaauw „ tot winter, voorraad oplagen. Robben en al dat zoort van Zee - Dieren, zyn hferzoi veelvndig niet als in andere Zeëen. Dit kan niemand, vreemd voorkomen, die weet, dat 'er naaulyks een ftreek is aan wederzydfche Kusten of een bewoond Eiland tusfehen. dezelve gelegen, of 'er worden inwoners gevonden, die op deze Dieren jachtmaken, om ze tot fpyze en kleeding te ge* bruiken.. Walrusfen worden by meenigte aan het ys gevonden , en de Zee - Otter word zelden ergens aangetroffen dan in deze Zee.. Wy zagen ook zomtyds een Dier, van kop als een Rob, doch grooter van lichaam-, het blies op de wyzeder Walvisfchen, 't was wit van kleur met donkere plekkenMisfehien wel dat het de Zee-Koe of Manati ware. Water gevogelt word hier in zulk een aantal niet gevonden „ noch in zulk eene verfcheidenheid, als in de Noordelykfte flreeken van den Atlantifchen Oceaan. Wy hebben; 'er nogthans hier aangetroffen, die wy ons niet kondenherinneren ergens elders gezien te hebben; inzonderheid deAlca Monochrm of Papegaiduiker van Stellen , en een zwarte* en. witte Eendvogel, welke ons toefcheen te verfchillen vanhet Steen-Eend , door Krashenikoff befchreven in zyne Historie van Kamfchatka. Alle de andere Vogels,door. ons ge- . zien, zyn door dien Heer-vermeld-, uitgezondert eenige, die. wy digt by 't ys zagen; de meeste dezer, zoo niet alle, zyn befchreven door Martin , in zyne Reize naar; Groen* land;, 't Is eenigermate zonderling, dat de Penguins, di& men telkens in veele oorden der weereld ontmoet, niet gevonden fworden in deze Zee.. De Albatrosfen of Fregat Vogels zyn 'er insgelyks fchaars. ' De weinige Landvogels van ons.ih deze flreeken gezien,. zyni  STILLEN OCEAAN. *$ yn dezelfde als de Europeefche; doch daar wy ons geheel ot .de Zeekusten bepaalden, hadden wy weinig gelegenheid m de Dieren , of Gewasfen , des lands te ontdekken, en 't is eer waarfchynelyk dat 'er veele andere warén, die niet oner ons oog kwamen. In de Bosfchen van Northons Sound,, moot iemand onzer een" overfchoonen Vogel; welke wy ernemen dat zomtyds in Engeland gevonden word, bekend nder den naam van Chatterer, dat is fnaterer. Ons Vólk-zaff' ii andere kleene Vogels, als de Goudvink, dèSecht, de reelgors, en de Mees; weinige Infecten zyn 'ér,, behalven Muggen, en van het kruipende gedierte zagen wy 'er geen an Haagdisfen. Men vind op Oonalashka, noch op een der aburige Eilanden geen Harten, ook vind men'er geen Huisieren, zelfs geen Honden. Weezeis en Vosfen warende' enige viervoetige Dieren, die wy 'er aantroffen; doch de nboorlingen verhaalden ons, dat zy ook Hazen hadden, en e Bergrotten, daar Krashenikoff van meld. Uit dit alles, an men hgt nagaan, dat de Inwooneren meest beftaan' vangeene de Zee hen oplevert; ook zyn zy aan de Zee het: ..out verfchuldigt, van 't welk zy hunne huizen bouwen, n andere noodwendigheden vervaardigen; dewyl op geene deer Eilanden', noch op de bygelegen Kust van 't vaste land,, en enkelen boom groeit.. ! Men verhaalt ons , dat de zaden der planten en gewasfen , i.oor verfcheide middelen, van het eene gedeelte der weereld othet andere zyn overgevoerd, zelfs tot op de Eilanden , in, • midden der grootfte en uitgeftrektfte Oceaan gelegen , en: n i ^ef™eiden van eenig ander land. 't Is derhalven ópnerkelyk, dat 'er geen boomen groeijen in dit gedeelte les Vastenlands van Amerika, noch op eenige der nabvee?gen Eilanden. Ongetwyfelt zyn ze even zoo wel gelegen »m zaden te ontvangen, langs alle die onderfcheidene weien, van welke men ons fpreekt , als die Kusten , welke.vervloed van houtgewas hebben : Misfehien heeft de nauur aan zommige gronden het vermogen geweigerd om boonen voorttebrengen, zonder behulp der kunst.. Wat her Iryf hout betreft,, dat op-deze Eilanden aanfpoett, 'er is: ki-3> geern IV, BOEK> 1778. Octoher*  27o REIS NAAR DEN •een twyfelen aan of het komt uir Amerika. Wantalhoe*" wel 'er geen hout op de naburige vaste Kust moge groc-ycn, kan 'er genoeg dieper land waards in wasfen, dat met de Watervloeden in de Lente ontwortelt, weggefpoelt, en in Zee eedreven word. Niet weinig kan 'er ook aankomen van de houtryke Kusten; hoe verre dezelve ook van dezen oord zyn 3 F^groote verfcheidenheid van Planten word op Oonalasbka gevonden, waar van veele gelyk zyn aan de Euro- oeefch« aan die van Newfoundland, en andere oorden van Amerika; andere, welke men insgelyks te Kamfchatka vind worden van beider Inboorlingen daar en hier leëten 'van alle welke planten Krashenikoff ons eenebefchryving heeft medegedeelt. De voornaamfte dier planten is de Saranne of lelie wortel; welke omtrent zoo-groot isalsde Knoflook, rond en faamgeftelt uit eene meenigte bolleties en korrels. Gekookt, gelykt ze eenigzins naar Salep of Salop, en heeft geen onaangename fmaak, maar deze wortel fchvnt 'er niet zeer overvloedig te zyn. Onder de fpyze , die de Inboorelingen gebruiken, kan men ook eenige andere wilde wortels tellen; de fteelvaneen mant niet ongelyk aan de Angelica; en eene groote verfcheidenheid van besfen , als kraakbesfen, blaauwbesfen, braambesfen en heidebesfen, behalven nog eene kleene roode bes, welke in Newfoundland by den naam van Patrys- bes genoemt word- en eene andere bruine bes, die ons onbekent was, d -ze had eenigzins den fmaak van een fleepruim, maar ver* fchilde voor 't overige in allen opzichte van dezelve: als men ze in meenigte eet, is zy zeer zamentrekkende. Men kan 'er Brandewyn van ftoken. Kapitein Clerke poogde er eenige van te bewaren; doch zy geraakte aan 't gisten, en krepen een kracht als waien ze in frerken drank ingelegen. Er waren verfcheide planten, daar wy gebruik van maakten maar aan welke de Rusfen en Inboorelingen zich niets late'n gelegen lengen; als wilde porsiein, een zoort van lepelblad , tuin en waterkers en eenige wemige anderen. Wy vonden ze allen fmakelyk, het zy in foep of als Salade opge- TV. BOEK. J.778. Oktober.  STILLEN OCEAAN. 271 drscht. De dalen en lage gronden hebben overvloed' van gras, dat zeer dik groeit en hoog opfchiet. Naar 'tons toe-" fcheen zouden runderen, het ganfche jaar door, opOonalashka in 't open veld kunnen blyven , zonder op hetftal te komen. Op verfcheide plaatzen feheen de grond gefchikt, en in ftaat om granen, en anderegroentens voorttebrengen ; maar tot nog toe fchynen de Rusüfche handelaars, endelnboorhn* gen, zich te vergenoegen met het geene de grond uit de natuur oplevert. Wy vonden, onder 't Volk van ditEiland, levendigezwa- vel, maar konden niet vernemen van waar zy dezelve bekomen. Ook vonden wy 'er oker en een fteen, welke purper afverft, en een anderen, die eene groen kleur geeft. Deze laatfte is in deszelfs natuurlyken ftaat van een graauw groenen verw, grof en zwaar, ontbind zich gereedelyk in olie; ü-maar, in 't water gelegt, verliest hy al deszelfs eigenfchappen: fteenen, welke wy aan 't ftrand en op de heuvels vonden , leverden niets ongemeens op. De Oonalashkalers begraven hunne afgeftorvenen ep de toppen der heuvelen , en rechten een hoogte over het graf op. Een der inboorlingen, die Kapitein Cöok vergezelde, in eene wandeling over het Eiland, wees hem versheide dier rustplaatzen der dooden aan. Over een derzelven, aan de zyde eens wegs, had men een hoop fteenen opgeworpen,, daar een ieder , die 'er voorbyging, een fteen aan toevoegde. Landwaards in waren verfcheide fteenen hoogtens, die- i 'met kunst aangelegt fcheenen,, van welke zommige het voorkomen eener hooge oudheid hadden. Deze Eilanders leven ongemeen vrolyk en vriendelyk onder malkanderen. De Rusfen zeiden ons, nooit aangelegt te- 1 hebben, met hunne Vrouwen, uit hoofde dat ze geen Christenen zyn. Ons Volk was zoo naaugezet niet; en zommigeenzer hadden in 't vervolg reden zich eene gemeenzaamheid te beklagen , welke de Vrouwen van Oonalashka aanmoedigden, maar niet weinig nadeel toebragt aan de gezondheid onzer Matroozen, door eene befmetting, welke hier niet omkeken! is, De inboorlingen zyn insgelyks aan de kanker „ ofi IV. BOEK. I778'i  272 REIS NAAR DEN IV. BOEK. 3 7 7 8. O ctob er. of aan een kwaal, die dezelve zeer na by komt , onderhe''yig» en welke zy, die 'ermede befmet zyn, zorgvuldig verborgen houden. Zy fcheenen ons toe geene hooge jaren te bereiken, en van de Mannen of Vrouwen, die wy "'er aantroffen, waren 'er weinige of geene, die wy boven de vyftig jaaren fcharteden. Sedert onze aankomst in Prins Williams Sound, vonden wy eene opmerkelyke gelykenis tusfeben de bewooners van dit Noordwestelyk gedeelte van America en de Esquimaux en Groenlanders, zoo met betrekking tot hunne perfonen, als kleeding, wapentuig, Kanoos en dergelyken. Dit alles echter trof ons minder,dan de gemeenfehap tusfehen de taaluitingen der Groenlanderen en Esquimaux, en die van Oonalashka en Nortons Sound; en uit deze en andere overeenkomften mogen wy met zeer veele redenen ftellen, dat alle deze Natiën van een en het zelfde Volk afftammen ; indien dit zoo zy, is 'er weinig twyfel aan, of'er moet, by Zee door Baffins baai, eene Noorderlyke gemeenfehap zyn tusfehen het Westlyk gedeelte van Amerikanen het Oostelyk gedeelte, doch welke gemeenfehap misfehien door 't ys en andere hinderpalen daadlyk voor Schepen gefloten is; Kapitein Cook was, ten minllen toen. ter tyd, van die gedagten. De getyden zyn in deze ftreken, buiten Cook's Rivier, niet fterk. De vloed komt uit het Zuiden of Zuid - Oosten en volgt de ftrekking van de Kust naar't Noord-Westen. Tusfehen Kaap Prince of Wales, en Norton Sound vonden wy een flroom, welke byzonderlyk af en aan die Kaap, en aan den binnenkant van Sledge Eiland naar 't Noord - Westen loopt. Doch die ftroom ftrekte zich niet ver van de Kust uit, en was noch beftendig noch geregeld. Ten Noorden van Kaap Pi "ince of Wales, befpeurden wy noch ty noch ftroom, het zyfop de Kust van Amerika, of op* die van Afia. Zulks deed fommige van ons Volk vermoeden, dat de beide Kusten-aan een gehegt zyn door land of ys; welk vermoeden verfterkt werd door, deze opmerking, te weten , dat wy nooit een holle Zee uit het Noorden hadden, en dat wy dien kant heen bykans niets als ys zrgen. Wel-  STILLEN OCEAAN. 2?S ,1 Welke denkbeelden de Oonalashkalers zich van de God;;id, en van eenen toekomenden ftaat vormen, isonsonbe|nt. Ook kunnen wy wegens hunne uitfpanningen niets iet zekerheid melden., als hebbende geene gelegenheid gehad jzelve bytewonen. !| Uit de waarnemingen gedurende ons verblyf in de haven i.an Samganoodha gedaan, bevonden wy dezelve gelegen te yn op de Noorder breedte van 53 gr. 5 min. en op 193 gr. 9 min. 45 fee. Oosterlengte. ;| Op Maandag, den 26 October, verlieten wy deze haven, I gingen met een Zuiden wind naar 't Westen onder zeil-j Ëf hadden ten oogmerk naar de Sandwich Eilanden te fteye-- en, aldaar eenige der winter maanden doortebrengen,. iniien wy 'er de benoodigde ververfchingen konden bekomen, n dan, in 't voortzetten onzes tochts, Kamfchatka aante:;oen in 't midden van Mey des volgenden jaars._ Dit bekuit genomen zynde, gaf de Commandeur aan Kapitein Cler- e de noodige bevelen, ingevalle de Schepen van eikanderen iiogten afraken, de Sandwich Elianden werden geftelt voor e eerfte verzamelplaats, en Petropaulowska in Kamfchatka jroor de tweede. ¥ Op den 29. zagen wy des morgens, om half zeven uren, and, èet welk wy namen voor het Eiland Amoghta. Ten -gt uren, fchoot de wind West; -wy konden het Eiland niet e boven komen, lieten af met laveeren, en zetten het voor len wind naar Oonalashka, ten einde ten Noorden van het l.elve te geraken, alzoo wy 't niet wagen durfden, met zulk :en harden wind, Zuidelyk te houden. Om drie uren in den lamiddag kreegen wy Oonalashka weder in 'tgezigt;wy minderden zeil, haalden digt by den wind, niet in ftaat zynde, /oor den nagt de engte te pisfeeren. Op den 30. met hel ranbreeken van den dag, hadden wy een hevigen ftorm uil iet West - Noord - Westen met rukken en fneeuwbuijen, wy ietemhet onder-onze onderzeilen, en dubbeld gereefde mars reilen voor den wind loopen. Omtrent den middag bevonder i»vy ons in de ftraat, welke wy om drie uren in den agtermiddaj M m dooi IV. BOEK. 1778. October.  274: R E IS - NAAR DEN IV. BOEK. 1778. ffloycmk. door raakten, hebbende Kaap Providence West-Zuid-West van ons af, het woei uit den West-Noord-Westen een ftyve koelte,, docii het weer was goed. Op den 2., November.,. deed dë Discovery verfcheide fchotcn , weike wy dadelyk beantwoordden.. Om agt uren verloren wy dat Schip uit hetgezigt, en zagen hetzelve niet . weder voor den volgenden morgen om agt uren. Om tien urea was het weder by ons, en. het hevige van den ftorm over zynde, maakten wy zeil'en vervolgden onzen tochtnaar't Zuiden. Op den 7.,, Saturdags morgens,, vloog een Kropgans verfcheiden malen, om ons Schip heen. Daar deze Vogels zich nooit ver van land begeven,, meenden, wy op geen grooten afftand van Land te zyn , alhoewel wy 'er. niets van konden ontdekken. Slechts weinig wind hebbendé-, kregen wy in den. namiddag Kapitein Clerke aan ons boord met de droeve tyding, dat de tweede nacht, na ons vertrek van Samganoodha,. door 't losfchieten van den. grooten hals van.de Discover>y, een Man. gedoodt en . de bootsman met twee of drie anderen gekwetst, waren. Hy voegde 'er-by,, dat'zyne zeilen en wand op den. 3.. zeer. veel geleden, hadden, en dat hy gefchoten had om ons een bylegger te doen maken.. Op de 8-, hadden wy een aangenaam koeltjeuit den Noorden met helder weder. Op den 9. , hadden wy agt uren over een» boeg ftilte , welke vervangen werd van een Zuiden Wind,, vergezeld van fchoon weêr; Al het Volk dat flechts een naald kon handelen, werd aan 't verftellen van de zeilen gezet terwyl: de timmerlieden zich. hezig. hielden met de. boots in or* de te brengen.. Op . den 15. zagen wy een keerkring Vogel, en een Dolphyn,, dè eerfte die w.y. op, dezen tocht ontmoetten. Op* den; 19 liep de wind met een ruk van 't Zuiden door.'t Westen naar 't Noorden,, verzeld van regen.. Inden .avond begon dezelve flërk aantewakkeren , en wy waren genoodzaakt: onze marszeils dubbel, te. revem. In 't. ftryken van 't groot: marszeiP, om het zelve te. reeven, werd het door de kracht, des,wiads.van het onderlyk gereten, en op verfcheide plaat- féru  STILLE N O C E A A KT, 275 I (m gefcheurt, doch des anderen daags morgens fioegen wy len ander marszeil aan. Tot den 25., bleven wy met hevige rukwinden worftelen, n bevonden 'ons'toe met'hét aanlichten van den dag op 20 r. 55 min. Noorderbreedte. Den volgenden morgen vroeg, mtdekten wy land. 'Wy hielden 'er op aan , en om agt uren i'as deszelfs ftrekking van 't Zuid-Oosten naar 't Westen, lynde op omtrent twee Zeemylen van den digtften afftand. |Vy bemerkten thans, dat wy ons by 't ontdekken van de jluft Sandwich Eilanden vergist hadden, liggende die, wele wy op onzen tocht Noordwaards bezogt hadden, alle te waard van onzen tegenwoordigen Itand. : Landwaards in zagen wy een hoogen Heuvel , wiens ruin tot in de Wolken reikte ; van dien Heuvel liep de irond in eene zachte glooijing en eindigde'in eene fteile rot:ge of klippige Kust; tegen welke de Zee met eene verbaimde branding aanbruischte. Niet in ftaat om het Eiland ; boven te komen, haalden wy by en hielden naar 't Wes:n. Aan verfcheide ftreeken van deKust zagen wy veele hui:n en plantadien. Het land fcheen wel bewasfen met hout, ï wel voorzien van water te zyn. k Was van 't uiterfte gewicht, ons, aan deze Eilanden dioorlyk van al den benoodigden leeftocht te voorzien, et welk met geen mooglykheid kon gefchieden, indien wy i;n' vryen handel met de Inboorlingen oorloofden. Om die den verbood Kapitein Cook aan 't Volk van beide deSchem handel te dryven; hy ftelde lieden aan, die met zyne leftemming en die van Kapitein Clerke, voorraad en veri?rsfchingen, doch niets anders, van de Inboorlingen mogn inruilen. Ook verbood hy, onder zekere bepalingen, 'ien Vrouwlieden in de Schepen toetelaaten. Doch het waad, welk hy daar door zocht voortekomen , had zich aljeds onder deze Eilanders verfpreidt, door de bewoners m de naburige Eilanden, aan wie wy hetzelve hadden mede j deelt. -Omtrent den middag, toen wy flechts drie Engelfchemyh van 't land afwaren, kwamen eenige Kanoos meilnboorM, m 2 lin- ïv. BOEK. Ï778. Novctrik*  47G" REIS NAAR DEN IV. BOEK. 1778. Navemb. lingen naar ons toeroeijen , en naaulyks waren zy aan Scheepszyde, of derzelver Huurlieden kwamen, zonder de minfte bedenking, aan boord. Zy voorzagen ons van eene meenigte Zee-Katten, welke zy aan ons verruilden tegen fpykers en yzer. Zy bragten Hechts weinige Vruchten of Wortels mede , maar zeiden dat ze 'er overvloed van hadden op het Eiland , gelyk ook van Varkens en Hoenders. — In verwagting dat zy des anderen daags ons eenen meerderen voorraad zouden aanvoeren, hielden wy het den ganfehen nacht vande Kust, op welke wy den volgenden dag weder aanfteven-den. In 't eerst kregen wy weinig bezoek, maar tegen den> middag kwamen 'er eene meenigte met Kanoos naar ons toeroeijen, medebrengende Aardappels, Tarro, Broodvrucht,. Weegbreen en kleene Biggen, al het welk wy tegen yzergereedfehap en fpykers inruilden, weinig of geene andere artykels meer hebbende om aan hen te geven. Wy dreven? handel met hen tot vier uren in den namiddag, toen zy hun-: 11e ladingen kwyt waren; zy lieten geene geneigtheid blyken om meer te halen, weshalven wy terftond onder zzü gingen. Op den 30., toen wy ons af en aan het Noord - Oost ein* de van het Eiland bevonden, zagen wy nog eenige Kanoos: naar ons af komen, die meest toebehoorden aan Terreeoboo , een Opperhoofd, dat met dezelve medekwam. Hyt vereerde den Commandeur twee of drie Biggen, en, by rui-j ling, voorzagen wy ons van eenige weinige vruchten. In! minder dan twee uren vertrokken ze allen, behalven zeven; of agt, die verkozen aan boord te blyven. Kort daarop kwam eene zeilvoerende dubbele Kanoe om hen aftehalen ,: welke wy den ganfehen nacht in 't fleeptouw hielden, 's Avonds zagen wy een ander Eiland te loefwaard van ons af,, van de Inboorelingen O whyhee geheten ; het andere, waar wy af en aan geweest hadden, was Mowee genaamt. Op den 1 December, om agt uren 's morgens, kans zien-1 de om Owhyhee te bereiken , hielden wy 'er op aan; onzeMowééfche bezoekers vonden toen goed, zich in hunne Ka- aoos naar den. waf te begeven,. Op  STILLEN OCEAAN. 277 I Op den 2 December, zagen wy,. met verbaasdheid, de |foppen der Bergon met fneeuw bedekt; de Bergen waren niet litermaten hoog, echter lag de fneeuw op zommige. plaatüen zeer diep, en fcheen 'er reeds eenigen tyd gelegen-te [lebben. Digter aan land komende, werden wy genadert door eenige Inboorlingen, die in 't eerss eenigzins fchuw xhenen; doch fommige werden overgehaald by ons aan boord e komen; ook bewogen wy hen naar 't Eiland weder tekeenen en ons eenig. water aantevoeren-,. daar wy gebrek aan Jiaddem Toen deze het ftrand bereikten, kregen wy eene meenigte anderen te rug , die ons tamelyk wel voorzagen Iran Biggen, Vruchten en Wortels. Wy dreven handel met iaën tot omtrent zes uren 's avonds,, toen wy afhielden om I ;e loefwaard optelaveeren rondom het Eiland.. I Den 4. des avonds, werd 'er een Eclips aan de Maan waargenomen door den Heer King, die zich van een nacht Teescope, met eene ronde opening aan het voorwerp einde, bei tiende; en door den Commandeur,, die de Telescoop met eenfan Ramsdens Sextant gebruikte. i Den 6. des avonds, digt aan Land zynde en vyf Zeemylerr looger de Kust op, handelden wy wederom met de Inboorlingen , van wie wy Hechts weinig opdeeden; des anderen laags morgens hielden wy het wederom naar den wal en kregen toen eene groote meenigte Eilanders aanboord, met welke n bleven handelen tot twee uren in den namiddag. Wy varen nu voor vier of vyf dagen ryklyk voorzien vanSpek,. Vruchten en Wortels, weshalven wy wederzeilmaakten, en» e loefwaard oplaveerden. : Om onze fterke dranken te befparen, tot dat wy weder 1 kouder luchtftreken kwamen, had Kapitein Cook, tenonen algemeenen gebruike,' een zeer drinkbaar bier laten brou- ; iren, van eenen voorraad fuikerriet, het welk wy aan deze iilanden opdeden. Niemand nogthans van 't Scheeps'olk wilde, by 't opfteken van 't vat, daar van proeven: dekapitein, met een goed oogmerk dezen drank bereid heb•>ende, gaf zich geen moeite om door gezach of overreding iemand tot het drinken van dit Suikerbier te dwingen; hy M m 3> wist IV. BOEIC. 1778. Decemii-  %8 . R EIS NAAR DEN TV. ;BOEK. 4778. .D:ecemb. wist dat 'er geen vrees voor 't fcorbut was, zoo lang wy; nog overvloedig konden voorzien worden met gro*mtens>, en kruiden: Om echter in zyne bedoelingen niet te leur ,ge-/3| fielt te worden, gelastte hy, dat 'er geene -Soopies-op- eén| der Schepen zouden worden uitgedeek. Hy zeive en del Officiers bleven dit,bier by aanhoudenheid drinken, zoolang ,het noodige om het te brouwen kon bekomen worden. Een weinig hop, die wy aan boord hadden, verbeterde het zeer,; en buiten twyfel -was 't een gezonde drank, alhoewel hetonbedagteScheepsvolk bleef bewee-ren, dat het hunne gezondheid benadeelde. Eike nieuwigheid, hoedanig ook, aan Scheepsboord , alfchoon dezelve ten nutte ftrekke der Scheepslieden, •zal gewis hunne afkeurig ontmoeten. Zy weigerden in King Georges Sound het Jopenbier te drinken, enkel om dat het een nieuw ingevoerde drank was. De Soep van geftremt vleesehnat en de .Zuurkool werden in 't eerst gewraakt; en verworpen als een ongefchikt voedzel voor menfehen; weinig Scheepshoofden hebben op hunne Schepen meer nieuwigheden en nuttige verfcheidenheeden van fpys en drank ingevoerd dan Kapitein Cook, weinige Scheepsbevelhebbers hadden dezelfde gelegenheden om die proeven te nemen, of vonden zich in de noodzakelykheidom ze teonderftaan. 't Wasechter aan zekere afwykingen van vasrgeftelde gebruiklykheden. toetefchryven, dat hy zyn Scheeps - Volk behoed heeft voor het fcorbut, die fchrikkelyke kwaal, door welkeop lange en vreedzame reizen misfehien meer onzer Zeelieden zyn weggerukt dan 'er omkwamen door de hand des' •vyands in Krygstochten. Tot den 13., met de Schepen op eenigen afftand van de Kust gehouden hebbende, ftevenden wy nu weder op dezelve aan, om te bandelen met de Inboorelingen, die, op onze nadering, ook weder tot ons afkwamen, waarna wy weder Zee kozen. Op den 15. zogten wy op ,nieuw ons van Vruchten en Wortelen te voorzien, maar de wind toen uit bet Zuid-Oosten waaijende, namen wy die gelegenheid waar om Oostwaards te flevenen, ten einde het Zuid-Oosteinde «an 't Eiland omtevaren, De wind bleef het grootst gedeelte  STILLEN OCEAAN. 279 ;le van den 16. Zuid-Oost. Op den 17. was-dezelve veranierlyk en op i&. doorgaans onbehendig.; Op. den 20., werden wy, iri. den namiddag, bezogt van eeliige Eilanders, die in hunne Kanoos met zich-bragten-, Bighen en Weegbreen. Deze laatfte waren ten uiterftemaange.aiaam,. dewyl wy reeds eenige dagen zonder groen ten s geveest waren; dan, het geene zy ons aanvoerden , was zoo kering, dat het naaulyks een enkelen dag kon ftrekken; desivonds hielden wy het van de Kust af,- die wy den volgen-jlen morgen weder tot op vier Engelfche mylen naderden ivaarop eene meenigte Kanoos, alle met mondkost beladen,, lot ons afkwamen.. De voerders derzelven bleeven met onsandelentot in den namiddag om vier uren; toen wy ons ta~ jnelyk wel voorzien vonden; wy gingen derhalven onderzeil n ftevenden Noordwaards aan.. j Wy ontmoetten minder achterhoudenheid en wantrouwen ji onzen handel met het-Volk. van dit Eiland, dan wy ook- ; voren ondervonden hadden met eenige wilde ftammen ;; ueenigmaal gaven zy hunne goederen uit de Kanoos aan 't irolk over, en kwamen vervolgens zelve aan boord om op; , halfdek te ruilebuiten. De bewoners van Otaheite ftelkn, zelfs na onze herhaalde bezoeken, zoo veel vertrou» ien niet in ons, waar uit wy mogen opmaken, dat die van; ';iwhyhee opregter zyn in hunne handelingen met elkander • m de Otaheiters. 't Is niet meer dan billyk', ter hunner eere, aantemerken,, it zy nooit ondernamen in de. ruilingen ons te bedriegen,, f eenige diefftal te plegen. Zy zyn volkomen bedreven» )indelaars,.en begreepen ten klaarften de reden van ons zeiIn langs de Kust. Want fchoon zy overvloed van Biggeni ji andere mondkost aanvoerden , bleven zy byzonderlyk by unnen gevraagden pry s ftaan , en liever dan hunne goederen >ider de waarde te geven,, zouden zy ze weder naar 'tftrands .■voerd hebben.. Na alles wat deze Eilanders-tot ons af bragten, by-ruiling' 1 rergenomen 1 te hebben,. gingen wy onderzeil ^ zette onzen 1 ,iers-Noord,-en bevondeaons den 31», op denmiddag, op- IV. BOEK.177 b'. Decemb.*  *?« -REIS NAAR D E N IV. BOEK. I778. Deccmb J779. Januar, 19 gr- 55 rafn; Noorderbreedte en op 205 gr. 3 min. Ooster lengte. Des middernachts, wendden wy't over eenen anv derboeg naar 't Zuid - Oosten." In de verbeelding zynde dat 1 het Volk van de Discovery ons had zien-wenden, verzuim- ! xlen wy Sein te doen, het welk tot gevoig had, dat wy eenige dagen achter den anderen dat. Schip niet te ziea j •kregen. Op den eerften January, des Jaarsi779, 's morgens vroeg j was de dampkring met zware Wolken beladen, uit welkea j eene hevige regen nederftortte. Wy hadden eene ligte | koelte uit den Zuiden, welke nu en dan door ftilte werd af- I ■gewisfelt. Om tien uren klaarde de lucht op, en de wind •wakkerde aan. Op een afftand van vyf Engelfche mylea van 't land zynde, kregen wy eenige Kanoos aan boord met Varkens , Vruchten en Wortels. Wy bleven met het Volk, dat ons dezelven aanvoerde , handelen , tot drie uren fin .den namiddag., toen wy., tamelyk wel voorzien, weder zeil maakten. Den 2.., 3. en 4., zeilden wy langs de Zuid-Oostzydevat 't Eiland, des nachts af en aanhoudende, en een gedeelte -van den dag een bylegger makende, om de Inboorelingen gelegenheid te geven met ons te ruilebuiten. Dikwyls kwa> men zy naar ons af c.p een afftand van vyf Zeemylen van 't •ftrand, maar zelden bragten zy dan veel met zich, het zyuk vrees van hunne artykels in de Zee te verliezen of uit onze* kerheid van dezelve aan ons kwyt te raken. Wy voorzagen ons van eene tamelyke hoeveelheid zout, dat uitmuótend goed was; ook kogten wy thans enkel zulke Varkens, die groot genoeg waren om ingezout te kunnen worden, andere van minder zwaarte wezen wy van de hand; zelden echter, konden wy 'er bekomen die boven de zestig ponden wogen. Op den 5., des morgens, zeilden wy om den Zuidhoek ■van 't Eiland, op de Noorderbreedte van 18 gr. 54 min.j boven welke de Kust inkrimpt naar 't Noorden 60 gr. West. Aan dezen uithoek is een groot Dorp, welks inwoners ons by meenigte kwamen bezoeken*» Zomtyds omftuwden dè  J?JlENTVJiRB. XIV   STILLEN OCEAA N. tli ïmoos onze Schepen , zy waren vol Varkens en Vrouwen, D laatstgemelde konden -volftrekt niet van boord gehouden : Drden, en waren onbefchaamder dan die wy ooit ergens I gen, zy fcheenen met geen ander oogmerk by ons aan i iord te komen , dan om haare perfonen ten beste te geven. et was gelukkig voor ons., dat wy-nog eenige groentensaaahord hadden, want van dat artykel werden wy hier zeer haars voorzien; ook fcheen dit gedeelte van 't Eiland, die et te-kunnen voortbrengen, deszelfs grond, aldaar, leverde jteduidelyke blyken op, dat dezelve door de uitbarsting vaa : :nen vuur fpuwenden Berg verwoest was. Alhoewel de duist bedekt zy tegen de heerfchende winden, j :eft dezelve echter geen ankergrond ; met een lyn van hon- :rd en .zestig vademen, konden wy, op den afftand van : n halve myl van 't ftrand, geen grond peilen. De Inboo.lingen ons thans verlaten hebbende , zeilden wy eenige I ylen de Kust langs, en bragten den nacht door met af en inhouden. : Den volgenden morgen kregen wy wederom eenige Eu ',, iders aan boord , zy bragten in hunne Kanoos dezelfde , 30pwaren mede als te voren. Niet ver van 't ftrand zyni , werd Schipper Bligh-in een boot afgezonden om de Kust . peilen, en aan land om te zien naar zoet water. By zyne ;der komst verhaalde hy, dat hy op twee kabel lengtens van 'c •and geen grond had kunnen treffen met een lyn van hcn• rd -zestig .vademen; dat hy aan land geen Rivier of Beek I zien had, dat 'er in .zommige holen van de Rotzen eenig genwater ftond, het welk echter door 't overftuiven van ^Zeewater brak was geworden; dat de ganfche oppervlakte i n 't land beftond-, uit Sindels en Asch,,. waar -tusfehen zich j er en daar eenige planten vertoonden. Tot-ons onuitfpreeklyk genoegen zagen wy, tusfehen tiea ij elf uren, -van dezen morgen de Discovery weder te voorjtiyn komen, om den Zuidhoek van 't Eiland, en om eefe Jir was zy ons op zyde. Kapitein Clerke kwam daarop by lij; aan boord, en zeide, dat hy vier of vyf dagen hebbende ^kruist ter plaatze waar wy van eikanderen afraakten, om de N n 00%, iv.' BOEK.' 1779. January*  IV. boek. I779. January. 282 REIS NAAR DEN Oostzyde van 't Eiland was gezeik, waarhy, door tegen* winden van de Kust werd afgedreven. Dat een der Eilanders, op eigen verzoek, al dien tyd aan boord was gebleven, en het Schip niet had willen verlaten, fchoon 'er zich verfcheide maaien gelegenheid had toe aangeboden. Op den 8. befpeurden wy, by 't aanbreken van den dag, dat onder 't af en aanlaveren in den nacht, de ftroomen ons. fterk te loefwaard hadden te rug gedreven, en dat wy onsthans af en aan den Zuidwesten uithoek van 't Eiland bevonden, i alwaar wy een bylegger maakten, ten einde de bewoners gelegenheid te geven met ons handel te dryven. Den nacht werd doorgebragt met af en aantehouden; vier mannen en tien Vrouwen daags te voren by ons aanboord gekomen,' bleven nog by ons. De Gommandeur geen zin hebbende in 't gezelfchap der laatften, hield, den 9.-, op 't land aan J eeniglyk met oogmerk om zich van onze gasten te ontdoen jj ook zonden wy haar weg in de Kanoos, die tot ons afge4l komen waren om met ons te handelen. Op den iq. vorderden wy weinig; 's morgens, om view uren, van den elfden, kregen wy den wind uit het Westen* I en naderden het land, in verwagting van eenige ververfchingen te bekomen. De Inboorlingen ons zoo digt by hen zien- | de,. begonnen naar ons aftekomen, en wy bleven den gan* fchen dag met hen handelen, fchoon wy weinig levensmiddèlen konden inzamelen, de meeste hunner zelf niets by ziek hebbende om te ruilen. Uit deze omftandigheid bleek, dat deze ftreek van 't Eiland zeer armoedig was, en ons reeds, alles had gelevert wat 'er te misfen ware. Van den 12. tot den 15. kregen wy telkens'eenige Kanoos: aan boord, zomtyds met eenige Varkens, doch met geen gewasfen of kruiden, dewelke wy 't meest behoefden, en welker gebrek ons noodzaakte toevlucht te nemen tot onzeScheepsprovifie;. den 14. nogthans kregen wy uit het Noor* den van 't Eiland eenige Varkens en Wortels. Op den. 15, hadden wy ongemeen fchoon weder, enover^ vloed van bezoekers, van welken de meeste den ganfche» lenen nacht over by ons aan boord bleven, terwyl wy hunne Kar  STILLEN OCEAAN. # hnoos in 't fleeptouw hielden. Op den 16". zagen wy by 'aanlichten, een zoort van een baai, naar welke Schipper Igh werd afgezonden met een boot van ieder Schip, cmdejlve optenemen en te onderzoeken. 'Van alle kanten kregen wy thans Kanoos om ons heen, .jo dat wy 'er ten tien uren 's morgens ten minften een gej van duizend konden tellen, alle opgepropt van Volk en 1 laden met Varkens en andere levensmiddelen. Onder de invoerders zagen wy niemand die eenig wapentuig by zich ,d, een bewys van hunne vreedzame geneigtheid. Han-(1 en nieuwsgierigheid , fcheenen de eenige beweegredenen in hun bezoek, fchoon onder zulk een aantal menfehen ook uiige waren die blyken gaven van eene diefachtige neiging: N.- 0$ ¥ Y F D E BOE fw Dag verhaal der yerrigtingen by onze mderkomsP aan de Sandwich Eilanden. J^arakakooa baai, ligt aan de Westzyde van het Eiland i)whyhee. Zy heeft de uitgeftrektheid van eene Engelfche Hyl binnewaards, en worddoortweelagelandpunten ingefloibn, een halve Zeemyl van den anderen, ftrekkende Zuid-Oost, n Noord-West. Op de Noord punt, die vlak en-dor is, ftaat het ;)orpKowrowa: in het diepst van de baai, digt by een bos van tatelyke Kokosboomen , is een ander veel grooter Dorp, [akooa geheten ; tusfehen deze Dorpen loopt een hooge dippige fteike,-aan den kant van *i Zeeftrand ontoeganglyk. nan de Zuidzyde van de Eust heeft het land een ruw voortkomen, verder op ryst de grond langzaam, en levert een angenaam gezicht van eene meenigte bebouwde en omtuine Akkers en Bosfchen , van Kokernoot - boomen , om welke en groot aantal woningen der Eilanderen verfpreid liggen, ïet ftrand, rondsom de baai, is bezet met een zwarte Kolalrots -,. behalven te Kakooa, alwaar de oever zandig is, in een Morai of begraafplaats gevonden word, meteen kleene jersch waterweSle. 't Was by dezen oever dat wy vertuk ;igen. , i' Wy hebben reeds ge-zegt; dat wy, by onze aankomst e"n nkering in deze baai, eene meenigte inboorelingen op en m de Schepen kregen , alle drukten hunne vreugd uit door tingen, fchreeuwen , en allerbuitenfporigfte gebaren. De N n 3 . z.T- BOEKiI?79- Januarf*  zU R E I S NA A R DEN v. BOEK. 1779- January. zyde, het dek en het wand der Schepen waren van dit Volk als bedekt. Vrouwen en Jongens, die geene Kanoos hadden kunnen krygen, kwamen met ganfche fcholennaar onze Schepen zwemmen, en geen plaats aan boord vindende, onthielden zy zich den ganfehen dag in 't water, daar zy niet: deden dan met elkander te dartelen. Onder de Opperhoofden, die aan boord van de Refolution kwamen, was een jongman, Pareea geheten, die wy fpoedig ontdekten een pezoon van groot gezach te zyn. Hy gaf zich by Kapitein Cook aan als de Jakanee (*) van den Vorst, van 't Eiland , die zich toen op een Krygstocht te Mowee' bevond van waar men hem binnen weinige dagen terug verwagtte. Eenige gefchenken van den Commandeur ver-! knogtte hem aan onze belangen, ook was hy ons van zeer veel nut. Wy hadden nog niet lang voor anker gelegen, bf 'er was zoo groot eene meenigte Volks, hangende aan dè eene zyde van de Discovery, dat dit Schip zeer over helde , en ons Scheepsvolk kon met geen mooglykheid den aandrang der meenigte weeren. Kapitein Cookbedugt, dat hier uit eenig onheil mogt ontdaan, gaf zulks aan Pareea te kennen, die oogenbliklyk het Schip van dien overlast bevrydde, en de Kanoos, daar'om heen liggende, deedt vertrekken. _ I Uit dit Haaltje blykt dat de Opperhoofden, een zeer wille* keurig gezach hebben over het gemeene Volk, gelyk een dergelyk geval aan boord van de Refolution, nog nader ftaafde: de meenigte menfehen die zich in dat Schip lieten vin* den was zoo groot, dat de gewone Scheepsverrigtingen'er door belemmert werden, des men genoodzaakt was den by•ftand te vragen van Kaneema, een ander Opperhoofd, ins•geivks ten fterkfte aan Kapitein Cook gehegt. Naauwlyks was hem kennis gegeven van de belemmering, die de Eilanders aan ons veroorzaakten, of hy beval hen oogenblik lyk het Schip te verlaten, waarop zy zonder-de minfte be den [*] Wy hébben nooit met «keiheid kunnen te weten komen , of dj de'tytel Van eenige bediening waSt, dan eenige Sraiivl ™ v«wan,4ichaj aan den Vorst aanduidde.  STILLEN OCEAAN. 2g> ipnking ylings over boord fprongen, uitgenomen één man, ie zich uit onwilligheid, eenigzins tegen het bevel fcheen te erzetten : dochKaneema deeze verachting van zyn gezacht bë.erktende, greep hem onmiddelyk aan , en wierp hem in Zee Deze beide Opperhoofden waren zeer welgemaakte mang*« eQ hadden iets ongemeen innemend in hun voorkomen, aneema, wiens beeldtenisdoor den Heer Webbergeteekent | was een zoo fchoon man, als men kan verlangen te zien . | was omtrent zes voeten lang, hadt zeer geregelde en sel beduidende wezenstrekken , zyne houding was onbedwon& ft^en bevallig, en hy hadt levendige zwarteoogen. Wy hebben reeds gemeld, dat gedurende ons kruisfen af i aan dit Eiland, de Inboorlingen altoos zuiver en heusch et ons handelden , zonder de minfte geneigdheid tot dievei te laten blyken -T het weikonste vreemder voorkwam, dewyl | lieden waaren van den laagften rang, als Visfchers en dienstren. De zaak was thans geheel van gedaante verandert. IC meenigte Eilanders, die aan alle kanten de Schepen b.e:tten, verfchaften meenigvuldige gelegenheden om te Er ;.n, zonder gevaar te loopen van ontdekt te worden en !gevalle van ontdekking, hadden zy altoos kans om onge™° °"tkomen> «* hoofde van onze minderheid in Ie| Misfehien wel dat deze verandering in hun gedrag voort■iroot uit de aanmoediging hunner Opperhoofden, want daar br doorgaans, den geroofden buit vonden in handen van hunne snzienlyken , is 'er weinig twyfel aan of deze rooveryengeJnedde op derzelver aanfporing. : Toen wy reeds kennis hadden gemaakt met beide de Qpirhoofden Pareea en Kaneema, bragten deze een derden j:de , Koah geheten. Hy werd ons voorgedragen als een Jiester en als iemand, die in vroeger tyd, zich als een «pper Krygsheld onderfcheiden hadt. Hy was een kleen jd, vermagert man, met leepe oogen, en over zyn gan1 hghaam bedekt met melaats fchurft, veroorzaakt door : onmatig gebruik van Ava. In de Kajuit geleid, naderde i den Commandeur met de grootfteeerbiedenis, over wiens: Houders by een ftuk rood doek wierp, vervolgens eenige trc- BOEK1778January*  V. •BOEK. 1779. Janmry. m SEI.S NAAR DEN treden achterwaards doende , bood hy eene kleene Bigge aan , en deedt eene redevoering die geruimen een tyd duurde. ■Gedurende ons verblyf op Owhyhee werd deze plechtigheid dikwyls herhaald, en uit verfcheide onhandigheden fcheen ze ons toe-eene zoort van Godsdienftig eerbewys te wezen. Hunne afgoden zyn met rood doek overdekt, en eene Big-, ée is hunne gewone offerande aan de Eatooas. Hunne aan-, ipraken deden zy zoo vlug en vaardig-als of dezelve-naar een formulier werden opgezegt. j^'r^l Na 't eindigen dezer plechtigheid bleef Koahby den Commandeur middagmaalen , hy at .overvloedig van alle de vleeschfpyzen, die hem werden voorgezet, maar om voor de, de tweedemaal onzen wyn of fterken drank te proeven, daar toe kon hy, even bezwaarlyk als de meeste bewoonders der, Eilanden in deze Zeeën, overgehaald worden. 1 egens den avond ging de Commandeur,, de Heer Bailey, en de Heer King met Koah naar land. Naauwlyks waren zy geland of zv werden ontvangen door vier Mansperfonen , die met roeden aan welker eind hondenhaair hing, voor hen been gin-; een met luider Hem een korte zinfpreuk uitroepende waar. fri zy alleen het woord Qrono (•) konden onderfcheidem De Menigte, aan 't ftrand te zaamgeruidt week op onze dannadering te rug; en buiten de weinige, die by de womn| ren van bet bygelegen Dorp zich op .hunne aangezigten hadf ■den nedergebogen, was*'er niemand te zien. I Alvorens.een verflag te geven van de byzondere plechtigheden welke de aanbidding, of het Godsdienftig eerbewyé aan Kapitein Cook gedaan, verzelde; zal het niet. ondienr. zvn den reeds gemelden Mor ai te befchryven, welke te Kaf kooa aan het ftrand gelegen was. Dezelve beftond uit eea s/ast vierkant gevaarte van .fteen , ter lengte van omuent C*] Een -naam, M welken Kapitein.Goj ^g^tó j»^ was tevens de tytel van een hooien rang qphet Eiland.  STILLEN OCEAAN. 285 mertig, ter breedte van twintig, enter hoogte van veertien jpeden. Het bovenfte was plat, -en-omvangen van een hout Ijwerk; waar aan de Hoofdfchedels ten toon hingen van ■ Inboorlingen, welke by het afftervenhunnerOpperhoof dezelfde wyze als op de Vriendelyke Eilanden. Kairee,;ea de Kern van een Kokernoot gekaauwt hebbende, deedt • e in een Huk doek , met hetwelk hy het hoofd, aangezicht, linden, armen, en fchouders beftreek van Kapitein Cook: h Ava werdt vervolgens rond gediend , en nadat wy'erallen ,nn geproefd hadden , rukten Koah en Pareea het Varkens.eesch in ftukken, en ftaken ons het zelve in den mond. , e Heer King liet zich, zonder weerzin te toonen, voem van Pareea , die ongemeen zindelyk op zyn lyf was; >ch Kapitein Cook, die door Koah voorgediend werd, kon ;en brok door krygen , als hy zich het Hinkend Zwyn herjnerde, dat door hem behandeld was; en deze af keer veranderde geenzins, toen de oude Man, beleefdheidshalven, I ffukken voor hem gekaauwt hadt. ] Deze plechtigheid -geëindigt zynde, verlieten wy de Mo;.i, na onder het Volk eenige ftukjes yzer en andere fnuis- :ryen uitgedeeld te hebben, met welke zy zeer in hun fchik | aren. Wy werden daarop in reijen na de boots geleidt, en oorgegaan door de roeden dragers, die, als voren, fpreu- ;n herhaalden. De meeste Inboorlingen weken wederom |t den weg, de anderen wierpen zich op den grond neder s wy voorbygingen. Wy roeiden terftond naar boord, lenzende op 't geene wy gezien hadden, en zeer voldaan over U goede geneigtheid onzer Vrienden, i Des anderendaags morgens, ging de Heer King met agt cheeps-Soldaten naar den wal, met bevel om een wacht- ilaats op te rigten, in zulk een ftand als meest gefchikt was, m de water halers en andere werklieden gadeteflaan, en nder befcherming te houden. Zy vonden daartoe een zeer iefchikte plaats bykans in 't midden van het Dorp, en Pa;.aea, altoos bereid om, ten onzen voordeele, zyn gezach 5 doen gelden, boodthenaan eenige huizen om verre te werOos pen, v. BOEK. 1779January.  293 REIS NAAR DEN B.CEK. .January pen, die hem toefcheenen, ons in den weg te ftaan. Wyv wezen zyne aanbieding van. de hand, en verkozen een Aardv appel Akker, niet verre van de Morai; dit ftuk land werlj , ons gereedelyk ingeruimt, en. om den indrang der Inboorlingen afteweren., terftond door de Priesters geheiligt, dool hunne Roeden te- plaatzen rondsom den opgeworpen wahfl Deze afweering noemen zy Tabos, een woord door de| ze Eilanders dikwyls gebruikt, en zoo 't fcheen van eens veel uitwerkende kracht. Het verfchafte ons zelfs eeni meerdere afzondering dan wy verlangden , geene Kanooi durfden 'er aanlanden;, de Inboorelingen zaten welomhetaff fchutzel, dochniemand durfde binnen de Taaboodeplaats komen zonder ons verlof, 't Is waar, op ons verzoek, weigerden: de Mannen niet , Vruchten , en levensmiddelen .op den Akker te brengen , maar met geen mogelykheid konden wy dei Vrouwen beweegen by ons te komen ; en welke gefchenken wy haar ook aanboden, alles was vruchteloos. Dezel omftandigheid verfchafte vry wat vermaak aan onze Vrienden aan boord; waar een meenigte Volks, en inzonderheid^ Vrouwen, geftadig aankwamen , zoo dat men genoodzaakt, was, bykans aanhoudend, de Schepen daarvan te ontlasteiü om het noodige Scheepswerk te kunnen verrigten. Zom-"' tyds- noodzaakten wy twee of drie honderd Vrouwen te gei; lyk in Zee te fpringen ,. daar zy rondzwommen- en dartelden, tot dat zy weder konden worden toegelaten. Pareea en Koah .verlieten ons den 19 January, om hunnt; opwagting.te gaan maken by. Terreeoboo, die aan een wyd; afgelegen, oord van 't Eiland geland was;- van dien dag to$ den 24. viel 'er niets van aanbelang voor ;• de Schepen wer*! den gekalefaat en het wand herftelt. Het inzouten van Varkensvleesch was-een der zaken, waaraan Kapitein Cook zich voornamentlyk liet gelegen zyn, en in welke wy zints de proeve by vorige reizen, thans zeer wel'flaagden, waarom wy het niet ondienftig achten, deswegens eenigzins breedvoerig te zyn, ter- onderrigting van volgende Zeevarende. Het vleesch van dieren, in luchtftreeken binnen de Keerkringen gelegen, met inzouten goed te houden, is dooi*- gaan*  PRENTVERR. XV.   STILLEN OCEAAN. 293 lans ondoenlyk geöordeek, uit hoofde dat het fchielyk bei;rf, geen tyd liet aan 't zout om zulks te beletten. Kapilin Cook blykt de eerfte Zee Man geweest te zyn, diedesjjegens proeven heeft genomen: op zyne tweede Reis naar nt Stillen Oceaan-, in 't Jaar 1774, Haagde hy in dieproe* I zoo wel, dat hy het algemeene gevoelen voor eene dwa* lig erkende. Daai de tegenwoordige Reis zeer waarfchynk een jaar zou duren boven den tyd, naar weiken de vooriad van Mondkost voor de beide Schepen geregelt was, bnd hy zich verplicht eenig middel uittedenken, gefchikt m dat gebrek te vervullen of anders aftezien van alleverdere htdekkingen. Hy herhaalde derhalven zyne proeven, en hy tg, met niet weinig genoegen, dezelve volkomen beantwoorden aan zyne verwagtinge. De Varkens, door ons ingezout, waren van verfchillen ■ zwaarte,, en wogen van zes envyftigtothonderd, enhon:rd twintig ponden , ieder. Zy werden altoos in den achitrmiddag geflagt, en na dat dezelven gefchraabt en van 't iigewand ontdaan waren, werden ze in (tukken gehakt van Ier tot agt ponden elk; de beenen werden uit de pooten en ijggeftukken genomen, en-de grootfte zoort ontdeed men Hg van de ribbebeenderen. De ftukken werden nu zorgaldig nagezien en afgeveegt, en het geronne bloed uit de Iers weggenomen, waarna ze zoo warm in 't zout gewrefn werden, en in de open lucht op een|hoop gelègt, gekt met planken en met zwaar gewigt geperst. Des andej)n daags avonds, werden ze weder wel afgedroogt en nagekn, en de verdagte ftukken uitgefchoten. Daar na wer. Januar.  2p4 REIS NAAR DEN v. BOEK. 1779January. het welk in January 1779 te Owhyhee was ingezouten, ea op Kersmis in 1780 van verfcheide leeden geproeft werd, die alle verklaarden dat het volmaakt zuiver en goed was. I Niet lang hadden wy onze Wagtplaats betrokken, of w* ontdekten de woonplaatzen eener Priester Schaar, wier ge-> regelde oppasfing van de Morai onze nieuwsgierigheid trok?. Hunne Hutten ftonden rondsom een poel, omringd door eeffi Bosch Kokos-Boomen, welke hen afzonderde van het ftrand en 't Dorp, en aan dien ftand het voorkomen gaf van eei$ Godsdienftig verblyf. Kapitein Cook was zoo rasch niet hier van verwittigd, of hy befloot die Priesteren een bezoek te geven; en in verwagting dat hy op eene zonderlinge wy-> ze van hen zoude ontvangen worden, nam hy den Heer Webber met zich, om dien in ftaat tedtellen tot het afteekenen der plechtigheid. , Aan het ftrand aankomende, werd hy geleidt na Harre-na, Orono, of het huis van Orono. Aan die gewyde plaats genaderd , werd hy nedergezet aan den voet van een houten Afgod, naar die van de Morai gelykende. Alhier werd, op nieuw, één zyner armen onderfteund door den Heer King. Vervolgens werd hy met een rood kleed omhangen, terwyl Kaireekeea, in 't byzyn van twaalf Priesteren, eene Bigge .aanbood, met de gewone'plechtigheden. Dit verrigt zynde-, werd de Bigge gefmoort, en in den gloed geworpen vaneea daar toe aangelegt vuur. Het hair en bortels van het dier afgebrand zynde, werd 'er een tweede offerande gedaan , en het gezang als voren herhaalt; waarna de doode Bigge voor eene korten tyd gehouden werd onder de neus van Kapitein Cook, en vervolgens , met een Kokosnoot, aan zyne voeten nedergelegt. Dit gedeelte der plechtigheid voleindigt zynde, zaten de bedienaars daar van ter neder; de Ava werd gebrouwt en rond gediend; een gebraden Varken opgedischt, en wy werden op dezelfde wyze gevoed als by de vorige plechtigheid. Zoo lang wy in de Baai bleven, werd Kapitein Cook, telkens als hy aan land kwam, vergezeld door een dier Priesteren, die voor hem heen ging; kennis gevende dat de Orono aan  STILLEN OCÊAA'N. I Kanoo, in welke zyne Vrouw en Kinderen gezeten wa|n. Tot tien uren by ons aan boord gebleven zynde, keerr naar het Dorp Kowrowa te rug. Tegen den middag van den volgenden dag, liet de Koning, - eene groote Kanoo gezeten, en van twee andere gevolgd, ch met groote flaatfie naar de Schepen roeijen. Ditmaakeen grootsch vertoon. In de èerfte Kanoo bevond zich erreeoboo met zyne Opperhoofden, uitgedoscht met hunne :vederde Mantels en Helmetten, en gewapend met Speeren i Dolken. In de tweede Kanoo zat Kaoo, de Opperpriester, et zyne mede Priesteren, en de afgoden met een rood kleed nwonden. Deze Afgoden waren beelden van eene yslyke jootte, vervaardigt van teenwerk, en keurig opgetooit met eene vederen van allerleije kjeuren. De oogen waren grooPaarloester Schulpen, met een zwarte noot in 't midden; et een dubbelde ry honden tanden waren hunne monden beJt, welke, even als de overige wezenstrekken, zeer misirmd waren. De derde Kanoo was beladen met Varkens « Plantgewasfen. Onder het aannaderen zongen de Pries1p , in _ de tweede Kanoo, hunne liederen met eene groote Giftigheid. Zy roeiden rondom de Schepen, maar in ftede |n aan boord te komen , gelyk wy verwagtende waren, keer|n zy terftond weder naar het ■ftrand, daar wy ome wachtjpts hadden. jZoo rasch de Heer King, die zich aan den wal bevond, In zag naderen, gaf hy last aan onze kleene wacht den Kojpg te ontvangen. Kapitein Cook, bemerkende, dat de torst naar 't ftrand te rug keerde, liet zich mede derwaa'rds jeijen, en kwamen omtrent gelyk tydigfry den oever. WygeIdden hen in de tent, en naaulyks was de Koning gezeten , I hy rees Weder overëinde, en wierp, op eene zeer beuilige wyze, den ryk gevederden Mantel, dien hy zelve lang een ruim onthaal verfchafte. Hy floeg een ftuk rood, doek om de fchouderen van Kapitein Cook, en bood hem ± op den gewoonen trant, eene Bigge aan. Vervolgens plaat-i fte hy zich naast den Koning; waarop Kaireekeea en diens, medegenooten hunne mondelyke plechtigheden aanvingen,: die door Kaoo en de Opperhoofden beantwoord werden. Wy ftonden ten uiterften verbaasd in den perfoon des Km nings dien zelfden vermagerden ouden man te erkennen, dia aan de Noordzyde van 't Eiland Mowee, aan boord van de Refolution kwam; ook bemerkten wy dat verfcheide zyner ©pwagters dezelfde lieden waren, die toen ter tyd, by onj den ganfehen nacht overbleven. Onder dezen bevonden zielig des Konings twee jongfte Zoonen, van welke de oudfte omtrent zestien jaaren oud was; en Maiha - Maiha , deszelfjl Neef, dien wy ons niet terftond konden herinneren, om dat hy op dien tyd het hoofdhair bepleisterd had, met een zoort van vuil fmeerzel en poeder, 't welk niet weinig tot opluist tering ftrekte van het ^woestfte gelaat, dat wy ooit gezienhadden.. De plechtpleegingen geè'indigt zynde , voerde Kapitein Cook, Terreeoboo, en verfcheiden van diens Op perhoofdeny naar de Refolution, alwaar zy met alle teekenen van eerbiedenis ontvangen werden.. De Commandeur, in vergoeding van den gevederden Mantel, trok den Koning een linnen hemid aan ,r en gordde hem zyn eigen Houwer op zyde» Kaoo en  STILLEN OCEAAN. 297 1 eenige andere Opperhoofden bleven aan ftrand. GeJuu|:nde al dien tyd was het aan niemand geöurloofd met een anoo in de baai te verfchynen, en de inwoners, die niet 1 hunne Hutten bleven, lagen op den grond nedergebogen. lvorens de Koning de Refolution verliet, gaf hy de Injorlingen verlof , om ais voren aan de Schepen te handelen; och de Vrouwen, (om welke reden konden wy niet ontikken , ) werden door de Taboo verboden, ten huize uittejian, of eenige gemeenfehap met ons te houden. Het gedrag der Inboorelingen was zoo gedienftig, en ontledigend, dat het by ons alle vrees voor gevaar deed :rdwynen, zoo dat wy ons zeiven ten allen tyden en by algelegenheden, zonder de minfte bedenking, onder hen ;rcrouwden. De Officiers begaven zich dikwyls landwaards j, het zy alleen, of in klein getal,, en bleven zomtyds den eheelen nacht uit. Om alle de blyken van heuscheid en eindiyk onthaal te vermelden , ons by die gelegenheden ;:geeven, zou meer dan een boekdeel verëisfchen. Waar y verfchenen, zagen wy ons omringt van't Volk, dat zich n 't fterkst beyverde ons allen mogelyken dienst te bewy» j:n en ten hoogften verblyd fcheen, wanneer wy van himi dienstaanbiedingen wilden gebruik maken. Een meenigte m onfchuldige kunftenarijen werden 'er in 't werk geftelt, n onze aandacht te lokken, of ons vertrek te vertragen, mgens en Meisjes liepen voor ons heenen, als wy door de Morpen wandelden , en hielden ons , by elk open plein, ;aande, om voor ons tedansfen. Dan eens werden vvygenooJigt, om een dronk Kokusnootmelk te drinken, ofzoodanigen irversfehingen aantenemen, als zy in ftaat waren ons aan'ebie;n ; dan weder werden wy omringt van een troep jonge Jochters, die alles deden wat haare konst vermogt, om ons iet zang en dans te vermaken. Alhoewel hunne gulheid en gedienftigheid ons niet weiig genoegen verfchafte, deedt hunne diefachtige geneigteid, welke zy met alle de Eilanders van deze Zeeën gémeen ebben, ons echter op onze hoede zyn, ja zy verplichtte ns zelfs tot geftrengheden, welke Wy gaarne zouden verP p 2 me- v. BOEK» I779- Januarj  ö98 RE IS NAAR DEN' v. BOEK. r.779. January. meden hebben, waren wy 'er niet toe genoodzaakt geworden;. Op zekerendag ontdekten wy eenige hunner bedrevenfte zwemmers bezig met Spykers te halen uit onze Scheepsdubbeling;: het welk zy zeer behendig verrigten, met een vuur fteen, aan het einde van een kort ftokje vastgemaakt. Dit bedryf was zcfó gevaarlyk voor ons, dat wy genoodzaakt waren metr"; Hagel op de Dieven te fchieten , die echter dezelve wisten' te ontduiken onder de Schepen ; toen wy nogthans een hun-' ner magtig werden, vonden wy het noodig hem, aan boorcfc van de Discovery, anderen ten affehrikke, eenige geesfelflagen toetetellen. Om dezen tyd deden een groot aantal Heeren van beide, de Schepen een togtje landwaards in, ten einde de na-I tuurlyke voortbrengzels van 't Eiland te onderzoeken; van. welken wy hier na verflag zullen geven. Dit togtje ver-* fchafte Kaoo nieuwe gelegenheid, om blyken te geven van; zyne beleefdheid en edelmoedigheid. Zoo haast hy van hun vertrek verwittigd werdt, zondt hy hen zeer veele Mondbehoeftens achterna , met last aan de bewoners der ftreeken, door welke zy zouden heen trekken, om hen alle heusch^ heid en dienstvaardigheid te betoonen. By deze gelegen* heid handelde hy zoo hupsch en onbaatzugtig, dat zelfs het Volk, het welk hy gebruikte, niet vermogthetgeringftege> fchenk aantenemen. Na verloop van zes dagen kwamen dè Heeren te rug, die flechts twintig Engelfche Myl ver landwaards in geweest hadden , gedeeltelik by gebrek aan goede Leislieden, gedeeltelyk uit hoofde van deflégteonbruikbaare voetpaden. Op den 27., werd het roer van de Refolution afgehangen: 'm naar den Wal gezonden, om geheel herftelt te worderii De timmerlieden werden.ten zeiven tyde landwaards in gezonden, onder 't geleide van eenige van Kaöos Manfchap^ om planken te halen voor de regelingen van 't Galjoen, het welk gansch verlieten en verrot was. Op den 28. gaf Kapitèin Clerke, die door onpaslykheid meest altoos aan boord was gebleven , zyn eerfte bezoek aan Terreeoboo. Dezelfde plichtplegingen aan Kapitein Cook be-j-  S T I L L E N O C E A A N. 2P9 wezen, werden ook ter eere van Kapitein Clerke in achtgenomen, die by zyne terugkomst een gefchenk ontving, van dertig groote Zwynen , en zoo veele Plantgewasfen , dat zyn Scheepsvolk 'er meer dan een week genoeg aan had. Dewyl dit bezoek zeer onverwagt gefchiedde, ftonden wy ten j uiterften verbaasd over het gefchenk. Tot nog toe geene hunner fpeelen of uitfpanningen gezien J hebbende, werden wy, op ons verzoek, dezen avond ont| haald op een vecht - party. Schoon zy in deze fpelen ver \ moeten onder doen, voor de Inboorlingen der Vriendelyke ! Eilanden, zullen wy, om dat ze eenigzins daarvan onder; fcheiden waren , van dezelven een kort verflag geven. • Op een vlaiy de begraafnis tegenwoordig; zy 'namen alle wegvoeglykueid in acht, en waren zeer ingetogen terwyl de lykdienst |;elezen werd. Toen wy de aarde over 't lyk begonnen te terpen, naderden zy het graf met zeer veel aandoening, e» derpen in het zelve eene doode Bigge, eenige Kokosnoo-en en Weeg-breen. Drie achter een volgende nachten om.ingden zy het graf, daar zy zich tot aan den morgen bezig i lelden, met het offeren van Zwynen, met het zingen van ederen, en met het doen van gebeden, i Aan t Hoofdeinde van 't Graf, rigtten wy een ff aak op t an welke wy het ftuk van. een plank vastnagelden , waarop e naam en de ouderdom, benevens defterfdagvan denoverden gefchreven was. Zy beloofden ons dit gedenkteken iet te zullen wegnemen, en waarfchynlyk zal het 'er ftand ouden, zoo lang de zeer verganglyke ftoffe., van welke wy Ict vervaardigden, het gehenge. Onze Schepen hadden thans groot gebrek aan brandhout, wesulven Kapitein Cook verzogt aan den Heer King , om met de jriesteren te handelen over het koopen van het latwerk om de ilorai. De Heer King , twyfelmoedig over de voeglykheid m dezen voorflag, vreesde dat het enkel fpreeken daar van , )or de Priesters als iets zeer ergerlyks zou opgenomen wor|?n; doch daar in vond hy zich ten uiterften bedrogen. Zy ionden geen de minfte verwondering op den voorflag, en :;rgunden ons het hout zonder de minfte bepaling. 7 oen ïze Matrozen het kwamen halen, ontdekte de Heer King„ tt een hunner een gefneden beeld medevoerde, en by verer onderzoek bevondt hy, dat zy den geheelen halven kring '/an welke in de befchryving der Morai gefproken is,) hadin naar de Boots gevoert. Alhoewel de Inboorlingen aan- fchou- v. EO EK. I77O, January,  goa REIS NAAR DEN v. BOEK. 1779January. fchouwers van dit bedryf waren, lieten zy 'er geene de minfte gevoeligheid over blyken; integendeel, zy leenden de hand in het wegvoeren dier beelden : De Heer King nogthans oordeelde het gevoeglyk Kao > deswegens te onderhouden; die al mede vry onverfchiliig fcheen over de zaak, en alleen verlangde dat het Beeld , het welk in 't midden geftaan hadt, zou te rug gegeven worden , gelyk zulks ter-| ftond gefchiedde, en naar het huis van een der Priesteren over-j b De Koning en deszelfs Opperhoofden hadden zints eeni-,: fie dagen zich vry nieuwsgierig getoond, om den dag van| ons vertrek te mogen weten. De Heer King voelde zich hier* door opgewekt, om naartevorsfehen welk een denkbeeld dit-jj Volk van ons vormde, en welke hunne begrippen warenwet eens de oogmerken en 'bedoelingen onzer Reize. Hyfpaar^ de geen moeite om dat ftuk naar genoegen opgelost te zien*, maar alles wat hy te weeten kon komen, was, dat zy in het denkbeeld waren , dat wy ons geboorteland verlaten hadden,, uit gebrek of fchaarsheid van leeftogt, en dat wy hen em kei een bezoek hadden gegeven, om ons eens braaf den buik, te vullen. Dit befluit was vry natuurly k, aangezien het ver-,. magerd voorkomen van eenige onzer Scheepslieden, de on-| gemeene gulzigheid, waarmede zy op de verfche fpyzenvao] dit Volk aanvielen , en onze bezorgheid om zoo veele M vensmiddelen optedoen, als wy met mogelykheid bekome^ "konden Voeg hier by eene omftandigheid die hen nie| weinig verlegen maakte, naamlyk, dat wy geene Vrouwen b| ons hadden. ; 't Was grappig genoeg te zien, hoe de Inboorelingen over de buiken flreeken van onze Matroozen, die ver van ingevallen te zyn, gelyk by onze aankomst aan deze plaats, thans vry rond ftonden; waarom dit Volk zoo door teekenen alt woorden te verftaan gaf, dat het voor ons tyd was om te vertrekken ; doch, indien wy weder wilden komen tegen het volgend faifoen van de Broodvrucht, men als dan beter in ftaat zou wezen, om ons van al het benoodigde te voor-zien. W]  PKEy TVEÏB. XVI 1 n van een %a2fe jemaalt van. linden. van zee-honden, welke tveyenaait en. vol wint Zyn-. . 1,'iaan, op een Zalfe, oj? zyde te zien . C . tfen ander van veren te zien . i rarjsjiokken . om. twee lialre Jial/es tc zamen. te veeyen. • E - ten. jat om, de, ai met opint op te. vullen . ~E . Tt'yze van de* huiden te naaien • G- . Z*eeJionb ■ - lont . H . SPineiuin . 2 " - _i   STILLEN O C E A A N. 303 'Vy hadden .ons nu.zestien dagen in de Baai opgehouden, ^gedurende dien tyd «ulk eene verbazende flachtingaange•dht, onder hunne Varkens, en zoo veele van hunne Vruch■j verflonden, dat men zich geenzins behoeve te verwonden , als zy verlangden van zulke gasten ontflagen te ayn, ■ions te zien vertrekken, liet kan ook zyn dat TerreeoJ>, met zyne navragingen niet anders bedoelde, dan eene D ;eerte om in tyds 'dat geene gereed te hebben, het welk I voor had ons by ons vertrek te verè'eren; want toen wy ip kennis gaven, voornemens te zyn binnen twee dagen ij Eiland te verlaten, werd 'er terftond een uitroeping gel|n, het Volk afvorderende de Zwynen en Vruchten aftei«ngen, om door Terreeoboo aan den Orono gefchonken te arden. )p dezen dag werden wy aan 't ftrand onthaalt op de oppen en Zotskuuren van een der Inboorlingen. Hy hieldt rade eene hand een Muzyk Inftrument.; om zyn hals hadt 3 een krans van Zeewier, en om elk been , even boven de se, een fterk netwerk met verfcheide ryen hondstanden , clangende. "Zyn dans ging verzelt van allerlei vreemde «Bzen, en■onnattiurlyke verdraijingen van monden oogen, vike fchoon ten uiterften belaehlyk, over het geheel niets lilrukten, of te beduiden hadden. Vorftel en Vechtpartyen verfchaften ons vermaak tegens h avond, en wy van onzen kant onthaalden delnboorelinr«, op het affteken der weinige Vuurwerken, welke ons II waren overgebleven. Niets verwekte meerder verwonding by deze Eilanders, dan deze Vuurwerken, en indeden erkenden zy geerne onze meerderheid. Onze timmerlieden, die landwaards in gezonden waren, )i planken ter herftellinge van het Galjoen voor de Refolu:ii), -hadden nu reeds drie dagen uit geweest, zonder dat w iets van hen vernamen, het geen ons niet weinig ontrusten. Vj gaven -des-wegens onze bekommering te kennen aan den y.en Kaoo, die even verlegen fcheen als wy; doch terwyl w te zamen een overleg maakten om hen iemand achter na aeenden., kwamen zy alle behouden te rug. Zy hadden-, v.1 BOEK, 1779' January-  *o4 REIS NAAR DEN v.. BOEK. January. Februar. gen verwagting, ver landwaards in moeten gaan , eer zy eenige Boomen vonden,, gefchikt voor het benoodigde werk.. Deze omftandigheid , als mede de flechte wegen, die hee moeilyk maakten het hout naar de Schepen te voeren, had» den hunne terugkomst vertragt. Zy fpraken met veel lo6 van hunne leidslieden, die hen niet alleen van ieeftogt voo* zagen , maar met veel getrouwheid voor hun gereedfchajt hadden zorg gedragen. Den 4. February beftemd zynde tot ons vertrek, noodig*. de ïerreeoboo Kapitein Cook, en den Heer King, om os den derden by hem te komen, ter plaatze, waar Kaoo zictii onthleldt.. By onze aankomst aldaar, zagen wy eene meenigte kleeden over den grond verfpreid, benevens veele roode en geele vederen, vastgemaakt aan de draden van Koker» nootfcbellen , als mede een groot aantal Bylen en ander Yzerwerk, van ons in ruiling gekregen. Niet verre van dit atë les, lag een zeer groote voorraad van vruchten van allerlei fbort, en daar nevens eene groote kudde Zwynen. In 'c eerst verbeeldden wy ons, dat dit alles ten gefchenke vooi ens beftemd was, doch Kaireekeea berichtte ons dat het een: fèhatting was, door het Volk van dat Landgedeelte, aan den* Koning opgebragt; en naauwlyks waren wy gezeten, of afc les werd aan de voeten van Ter.reeoboo nedergelegt, en vooÉ hem uitgefpreidt.. De Koning toonde zich zeer voldaan over dit blyk vat* plichtbetrachting zyns Volks; een derde gedeelte van hel Yzere gereedfchap, een derde van de Vederen, en eeniffl ftukken Doek, werden door hem uitgekozen , en.op zynlaSÜ aan. eene zyde gelegt; het overige van 't Doek, en de Vf| deren, nevens de Vruchten, en Zwynen , werd vervolgens aan Kapitein Cook, en den Heer King aangeboden. De waarde en groote van dit gefchenk, overtrof alles, wat wy van dien aart gezien hadden. Wy toefden geen oogenblik om 't een en ander naar boord te zenden: de grootfte Zwynen werden geflacht, om ingezouten te worden tot Scheepskost op. Zee, en de kleene Biggen werden, benevens de Vruck ten-, onder't. Volk van de beide Schepen verdeelt., Wy  STILLEN OCEAAN, 305 JWy verlieten nu de Morai, en bragten alles wat ons op j tot de Wachtplaats gediend had aan boord. De Taboo j:rd opgeheven ; en naauwlyks hadden wy de plaats verlali, of het Volk liep met geheele hoopen derwaards, en «orfnuffelde alles ten naauwkeurigfte, in verwagting van It een of ander van waarde, door ons achtergelaten aldaar j vinden. De Heer King , de laatfte aan land gebleven, j op het wederkeeren van de Boot wagtende, werd van eej groote meenigte Inboorelingen omringt, die hem overjalde zich onder hen nedertezetten, waarop zy begonnen i klagen over ons fcheiden, en het was niet zonder moeite li hy zich van hen ontfloeg. Ook was hy indedaad inde logde achting by, hen; gelyk blyken zal uit het volgende irhaal. Het bevel gehad hebbende over het Volk, datwy, geurende ons verblyf in deze Baai, aan land hadden, verkreeg 1 daar door gelegenheid , om de Inboorelingen beter te leel| kennen, en by hun bekend te worden , dan zy, wier dienst It meest aan boord verëischt werd. Ook was de hcuschjid en vriendelykheid , die zy hem bewezen , uitermate |oot, doch aües overtreffende Was de beftendige Vriendhap hunner Priesteren; dit deedt hem alles aanwenden om j:h hunne achting en genegenheid waardig te maken, WaaT i hy zoo gelukkig flaagde, dat toen hen de tyd van ons irtrek bekend was, zy hem fterk aan waren om op het EiIid te blyven, en daar toe de uitlokkendfte aanbiedingera n hem deeden. Toen hy zich des verfchoonde, met te iggen, dat Kapitein Cook hier aan zyn toeflemming niet %v\ geven, fielden zy hem voor de Wyk te nemen, naar 't jbergte waar zy hem verborgen zouden houden , tot dat de ïhepen vertrokken waren; op zyne verzekering dat de Kapein zonder hem niet onderzeil zou gaan, vervoegden de Lning en Kaoo zich by Kapitein Cook, (wiens Zoon Zy i;enden dat hy was,) met een ernftig verzoek dat hy by In mogt blyven. De Kapitein niet verkiezende een verjêïL zoo vriendelyk gedaan, bot af te weigeren; verzegde hun, 'dat hy voor het tegenwoordige hem niet konoittQ 3 2 beo v. BOEK. I779>. Februar*  V. BOEI'.. Ï779ÏÏebruar. 2oct REIS- NAAR DEN" beeren.; maar dat hy voornemens- zynde het volgende jaaropi het Eiland wedertekomen, als dan zou trachten de zaak naar. hun genoegen te fchikken- Op Donderdag den 4.,. zeilden wy, vroeg in den-morgen,, de baai uit, wordende gevolgt van de Discovery,. en een verbazend aantal Kanoos. Het oogmerk van Kapitein Cook was; het overige gedeelte van de Kust dezes Eilands,, optenemen,, alvorens naar de andere Eilanden te zeilen, m hoope eene. Rheede. aan te treffen, waar de Schepen beter gedekt lagea dan inKarakakooa baai, en ingevalle het hem hier niet gelukte, als. dan het Zuid Oostlyk gedeelte van- Mowee langs te. zeilen, alwaar hy, volgens verzekering, eene uitmuntende haven zou aantreffen,, Op den 5. en 6. hadden wy ftil weder en vorderden weinig , tegen, den avond begon de lucht te betrekken , en de wind; met hevige rukken van land te waaijen, zoo dat wy genood^zaakt waren-, alle onze zeilen in te nemen , en een bylegger te maken onder het bezaans ftagzeil. Zoo rasch de wind begon optefteken, werden wy van alle de Kanoos verlaten , onder, dezen was 'er één, welke door de hooge Zee onderst boven raakte, doch twee.Mannen en,e;n oude Vrouw, die zich in dezelve bevonden hadden, en op 't punt ftonden om te verdrinken,, werden gelukkig gered door Schipper Bligh. By het fchielyk vertrek der Kanoos waren verfcheide Vrouwsperfonen aan ons boord achtergelaten ,. zonder dat iemand harer Landgenoten zich harer in, 't minfte bekreunde. Op den 7. maakten wy weder Zeil,. hadden.goed weder, en; eene labbere koelte.. Wy bevonden ons thans vyf Zeemylen. van 't ftrand doch, om de hooge Zee, dorften de Kanoos het. niet wagen tot ons aftekomen, zoo dat de Vrouwlieden genoodzaakt waren by ons aan boord te blyven , het welk haargansch niet aan ftond, zynde meest alle Zee ziek,, ook hadden veele harer, haare Kinderen aan landgelaten.. _ Op deng. ontftond 'er 's middernachts eene hevige ftormwind, die de voormats van.de Refolution. zeer-befchadigde-, de wangen deed fpringen, en het. noodzakelyk maakte de mast te ontfpaken.. Kapitein, Cook ftond eerst in beraad of hy naande.  STILLEN OCEAAN. 307" .'arakooa baai zou te rug keeren,.- of zich verlaten op het pden van eene haven aan de Eilanden te lywaard; 't Is i?aar, het geene 'er te herflellen ware, zou waarfchynlykbejïr hebben kunnen gefchieden aan eene andere plaats, dan | deze baai,, die de gemaklykfte niet was, en welker land 1 treek reeds merkelyk door ons van leeftocht, en verver-sfchinjeu was uitgeput; maar daar en tegen kon men hetbefchou*yen, als een onvoorzigtigen ftap, een tamelyke goede halen te verlaten, enkel op de hoop-van-eene betere te zullen: aantreffen,, te meer, dewyl wy daar in niet Hagende, ons* elven aan zeer veele moeilykheden , en gevaren blootftelden. |)m die reden wendden wy, de fteven weder naar land, ten inde de Inboorlingen gelegenheid te geven de Vrouwen, ie wy aan boord hadden, aftehalen; en toen wy omtrent, en middag tot op een Engelfche Myl den oevergenadert:|/aren, kwamen verfchiede Kanoos naar ons toe, maar zooanig opgepropt met Volk,. dat 'er geen plaats voor onze lasten overbleef; Kapitein Cook liet derhalven de Binas buiIn boord zetten , om het Vrouwvolk aan land te voeren, a de Schipper,, dien hy 'er het bevel over gaf,, kreeg teen s last, om aan de Zuidkust naar versch water om te zien T et welk hy echter niet kon vinden. Veranderlyke winden-, en een fterken ftroom naar 't Nooren, Vertraagden onze wederkomst in de Baai-, endeno., telen den avond, woei het zoo fterk, uit den-Zuid-Oosten^ jit wy genoodzaakt waren onze marszeilen dubbel te reeven» |len 1.0., 's morgens vroeg, werden wy door een hevig verfop, tot digt onder de branding der klippen gevoert, teniToorden des Westhoeks van Owhyhee. Wy hadden maar iven de ruimte, om dezelven te vermyden, en deeden veri'heide fchooten om de Discovery op haar hoede te doen zyn, I van 't gevaar te onderrichten. j Evenvoorden middag bedaardehet-weêr, en eenige weinige anoos waagden het tot ons aftekomen, het Volk van dezelen verhaalde ons-, dat de laatfte ftormwinden veel fchade iedaan hadden, en dat 'er veele Kanoos verongelukt waren ,i: gemist werden. Het overige van den dag bkven wy op- v. BCEKw 1-77 0. Febri.ar~  3o3 REIS NAAR DEN •v. iBOEK. I779. ■Februar. loeven ; in den avond waren wy flechts een Engelfche myl van de baai af; doch wy bleven tot den dagenraad af en?' aanhouden , en kwamen kort daar aan in onze vorige plaats ten anker. Den ganfehen dag van den elfden, en een gedeelte van ■den twaalfden February, waren wy druk bezig met het uittl ligten van de fokkemast, en met dezelve naar land te brengen. Niet alleen was dezelve befchadigt aan den top. maar ze was van onder aan den voet zeer verrot, en had een zeer •groot gat in 't hart. Dewyl het herfteilen van 't een en aan der waarfchynlyk verfcheide dagen zou vorderen, werd alles wat tot "het Obfervatorium behoorde aan lar.d gebragt, door de Heeren King, en Baily, die teffens hunne tenten by .de Morai oprichtten, tot een wacht by dezelve aanftellen-• de, een Korporaal en zes Scheeps-Soldaten. Wy hernieuwden onze kennis en Vriend-fchap met de Priesteren, die, totonze meerder veiligheid, de Wachtplaats met hunne roeden tabaodden, als voorheen. De Zeilmakers kwamen .ook aan land , om de fchade te herfteilen , welke de Zeilen by de laatfte ftormwinden geleden hadden, zy werden gepla st tl eene wooning. welke de Priesters ons inruimden, naast éïMorai, De wyze, op welke wy., by onze wederkomst en 't ankeren , ontvangen werden, verfchiide zoo veel van die onzer eerfte aankomst, dat wy er alle over verbaast ftonden ; geetw gejuich, geen zamenvloeijing van menfehen , geen gewoel werd 'er befpeurt, de baai fcheen ontvolkt en verlatenden naaulyks zagen wy eene enkele Kanoo op 't water, 't Is waar, men kon ftellen dat de nieuwsgierigheid der Inboorlingen, thans vry wat vermindert was, maar het gastvry onthaal, het welk wy hier by aanhoudenheid.genoten hadden, de vriendelyke voet, op welken wy, by ons vertrek-, van eikanderen affcheid namen , gaf ons reden teverwagten, dat zy by onze te rug komst, ons met de grootfte teekenen van vreugde en blydfchap, zouden ontvangen hebben. Wy .maakten veelerlei gisflngen wegens de oorzaak dezer ongemeene verandering, tot dat eindelyk het ganfche ger hum werd verklaard en opgeheldert, by de te rug komst vaa  STILLEN OCEAAN, 3°9' van de boot , door ons naar Landgezonden, by welke wy de tydmg ontvingen, van 's Konings afwezigheid, en dat de feaai getalmd was.. Dit bericht fcheen zeer voldoende aandelen onzer, maar andere waren van gevoelen , dat het fehans gehouden gedrag der Inboorlingen , eenige argwaan kandtudde; en dat de taboo of het verbod, onder voorwendsel van lerreeoboo's afwezendheid , listiglvk voorgewend toerd, om hem tyd te geven met zyne Opperhoofden te te-verleggen , op wat wyze met ons te handelen. Of dit verhoeden gegrond, dan of het voorgeven derInboorelingen fecht ware , is iets het welk wy met geen mogelykheid kunaen zeker ftellen. 't Is zeer waarfchynlyk dat onze fpoedifee te rug komst, voor welke zy zich geene genoegzame relden konden geven, hen eenigzins ontrustte; doch het gedrag van Ierreeoboo, die, by deszelfs gewaande aankomst, Hes anderendaags morgens, terftond zyne opwagting kwam. naken by Kapitein Cook, als mede de vrienddyke wyze, top welke de Inboorelingen hunne voorige gemeenzaamheid' toet ons, van dat oogenblik af aan, vernieuwden, -fchenen-. nuicieiyke blyken te zyn, dat zy niets kwaads met ons voor ladclen, ot van ons verwagtende waren. Ter onderfteuning jan dit gevoelen , kunnen wy nog een ander geval me? len;. dat ons op onze eerfte aankomst daags voor 's Konings: :.ezoek bejegende. Zeker Inboorling had aan boord vam üeKeiolution, een Zwyn verkogt, en den bedongen prys 'er jroor ontvangen; Pareea, die by den handel tegenwoordig jras, raadde oen verkooper aan het Zwyn niet over te leveen zonder een vermeerden prys. Over deze tusfehen fpraakr loonden wy ons fterk gebelgd, en ftieten hem van ons af; ■oen nu kort daar aan de baai getabood werd , meenden wy in. n eerst dat zulks gefchiedde, uit hoofde van den hoon door ■ aan t Opperhoofd toegebragt. Deze beide gevallen in aanmerkingen 'genomen, valt hec eer moeilyk reden te geven , van de daden eens Volks, viens taal en gewoontens, ons zoo gebrekkig bekend zyn ;■ n men kan zich ten minften eenig denkbeeld vormen vam ie moeilykheden , met welke die genen te vvorftelen hebben,, v:. BOEK,. 1779» Februari  REIS NAAR DEN w- tBOEK. 1779Februar. ben, die, in hunnen omgang met de-ze vreemdelingen, aU | toos verpiicht zyn in 't onzekere te dobberen, terwyl uitja enkel ingebeelde beledigingen, de ernftigfte gevolgen kun*H nen voortvloeijen, dan het zy onze gisfmgen deswegens ge-ö grond of ongegrond zyn, 't is zeker dat alles op den ouden» vriendelyken voet voortging .tot op den 13. February in dent namiddag. Tegen den avond van dien dag kwam de Officier, die aan j 't hoofd der waterhalers van de Discovery was, aan dea, 1 Heer King berigten, dat verfcheide Opperhoofden niet ver« re van 't ftrand zich famengevoegt hadden, en bezig waren > j de Inboorelingen te verdry ven, die de Matroozen hielpenl in de watervaten, naar den oever te rollen, hy voegde 'erj, by dat het gedrag dier Opperhoofden, hem niets goeds aan- t duidde, en dat hy vreesde meer en meer van hen ontrust te. j zullen worden. Op zyn verzoek kreeg hy van den Heer King i een Scheeps-Soldaat mede, met het enkele Zydgeweer gewapend. Kort daar aan kwam dezelfde Officier terug, metj berigt aan den Fleer King, dat de Inboorlingen zich gewa-.| pend hadden, en zeer oproerig waren. Hy begaf derhalven-i| zich in perfoon naar de plaats, vergezeld van een ScheepsTi|l Soldaat met een Snaphaan gewapend. Op derzelver aannam; dering, wierpen de Eilanders hunne fteenen aaneen zyde^ en de Heer King eenige Opperhoofden aangefproken heb*|| bende, werd. het by een Gerot gemeen terftond verftrooit.J Alles thans in rust zynde, befloot de Heer King, Kapitei™ Cook tegemoet te gaan, diemet de Pinas juist aan land ftond tim komen. Hy gaf hem verflag van het zoo even voorgevallene, \\ en kreeg bevel om met een Kogel te fchieteu op de zulkenffll die weder eenige moeite mogten maken, of met fteenen fmy- {{ ten. Ingevolge van dezen last gaf,' de Heer King aan den m Korporaal bevel, op de geweeren.der Schildwagten een Ko- , gel te zetten,, in .plaats vanHageL Op ons wederkeereo naai- de tenten, hoorden wy aanhou- ij dend fchieten -uit kleengeweer van de Discovery, gemunt, jj zoo 't ons toefcheen, op een Kanoo, welke het met alle-, haast naar 't ftjand zette, en achter na geroeit werd, van. eene .. .  S TILLEN OCEAAN. Sir [eene onzer ligte floepen. Uit dit fchieten ftelden wy 'vast, dat 'er eenig diefftal gepleegt was. . Kapitein Cook beval ■Öerhalven den Heer King hem te volgen, met een gewapend fpcheeps-Soldaat, om ware het mogelyk het Volk van de Kanoo te vatten ajs het aan ftrand kwam. Zy liepen diens- 'olgens naar de plaats, daar zy dagten dat de Kanoo zou aanbinden, doch bereikten die te laat; het Volk was 'er uit l| hadt, voor hunne komst, het hazenpad landwaards in' ;ekozen. I Zy wisten toen niet dat de goederen reeds weder gegeven pren; en uit het geene zy gehoord en gezien hadden, opnakende, dat het geftolene van aangelegenheid moest wezen, nlden zy hunne pogingen om ze weder te bekomen niet ftaen. Men vroeg de Inboorlingen, welk een weg dit Volk W opgeflagen, men zette de dieven na tot de duisternis >egon te vallen, en toen zich zeiven omtrent drie mylenver| van de tenten afrekenende, en vermoedende door de Intoorhngen in het nazetten misleid te zyn, achtten zy het ver•eefsch verdere nafporingen te doen, en keerden weder naar ftrand. ; Gedurende hun afwezen, was 'er gefchil ontftaan van vry -nftiger .natuur. De Officier, die met de kleene boot de leven was achter na geweest, en met de geftolene, doch veder gekregene goederen naar boord te rug keerde, ziendat Kapitein Cook en de Heer King de fchclmen ble- p achtervolgen, maakte zich meester van de Kanoo, die ) ftrand was gehaalt, en nam dezelve mede. Ongelukkig idmorde deze Kanoo aan Pareea, die op 't eigen oogenblik in 't boord der Discovery komende, eisch maakte op derlve, met de fterkfte betuigingen van zyne onfchuld. De :fficier weigerde die weder te geven, en werd daar toe :>ch fterker aangemoedigt door het Volk van de Pinas, die |weder te laden, rukten zy op hen in met yslyk gefchreeuw Jm gegil. Hier op volgde een tooneel van de uiterfte fchrik3hh verwarring. Vier onzer Scheeps - Soldaten "namen de wyk tusfehen de fotfen, en werden de flachtöffers van de woede des vyands; «rie anderen ontvingen gevaarlyke wonden; de Luitenant werd met een Pahooa tusfehen de fchouders gekwetst, doch lot zyn geluk niet afgevuurt hebbende, fchoot hy den Man, lie hem den fteek had toegebragt, zoo als deze gereedftond ►m hem andermaal te treffen. Toen men onzen ongelukkf!;en Kapitein voor de laatfte keer onderfcheidenlyk zag, londt hy aan den Waterkant, bevelende aan 't Volk in de Booten niet langer te vuren, maar digter aan 't ftrand te ;|alen.. ij Eenige, die zich daar bevondeu, meenen dat de Scheepsloldaten en het Volk in de Booten, vuurden zonder bevel ian Kapitein Cook, die gaerne verdere bloedftorting-wilde : oorkomen; het is derhalven niet onwaarfchynlyk, dat zyne nenschlievenheid, by die gelegenheid, doodlyk voor hem ge- :?eest hebbe: want menheeft opgemerkt, dat zoo lang hyde inboorelingen het hoofd boodt, niemand zich met geweld ngen hem verzette ; doch, toen hy zich omkeerde om de ■ :iootslieden iets toeteroepen, werd hy in den rug geftoken, : 00 dat hy met zyn aangezicht in 't water viel. De Eilaners, die hem zagen vallen, hieven een algemeen gefchreeuw ' an. Zynv lichaam werd op eene onmenfehelyke wyze op et ftrand gehaalt, en door den vyand omringd, die elkan-- de-»- v. BOEK. 1779- Februari  3i8 REIS NAAR DEN v. BOEK. 1779- Februar. deren den Dolk uit de handen trekkende, eene woeste iever toonde, om deel te hebben in hem aftemaken. Zoodanig was het rampzalig uiteinde., van onzen uitmuntenden Bevelhebber. Na een leven , beroemd door zoo vee? Ie welgafiaagde ondernemingen, kan hy bezwaarlykgerekend worden, te vroeg-weggerukt te .zyn , terwyl hy leefde onl -het groot-werk, waar toe-hy byzonder-lykverordendfcheenj te voleindigen, wordende eer verftoken van het genot, da| -van het verkrygen des roems. Hoe oprecht zyn verlies betreurd werd, door die geenen, die hunne veiiigheid te daniten hadden, aan -zyn kundigheid en beleid, en allen troost aan zyne teederheid en menschlievendheid, is met geen moi gelykheid te befchryven; ook zoude de taak even moeilyk ■zyn het afgryzen, de verflagenheid, en de verbazing te fchetzen, die volgde op een'zoo verfchriklyken en onverwagtes ramp. -Laat ons der hal ven het oog van zulk een akelig ei droevig tooneel afwenden , ter behaaglyker befchouwingf van 's mans karakter en deugden, en onze laatfte billyke to betalen, aan de gedagtenis van dezen waardigen mensch, me, eene korte Gefchiedenis, van zyn leven en bedryven, tenal .gemeene nutte volvoerd., optegeeven. Kapitein James Cook, {*) was in November 1728 geboren t« ;Marton, in Cleveland, niet verre van Great Ayton in York fhire. Zyn Vader was een daghuurder by een landman, *en woonde eerst in een kleen Dorp, met leeme muren onl waldt; doch verhuisde naderhand naar Great Ayton, wa$ hy, als boeren knegt, dienst kreeg bywylen den Schildknaaj Thomas Scuttowe, en in verfcheide takken van.het boeret -bcdryf geholpen werd door zyn Zoon. Dertien jaaren oud , werd hy ter Schoole hefteed by Mr. Pullen , een Schoolmeester te Ayton , by wien hy het Cyfferen ej -boekhouden &c. leerde, en al vroeg, zegtmen, blyken ga ■vai {*) De7.e volledige en extrn Levensbefchry-ving van Kapitein Cook is Jii de uitgave van die, welke in het groote en kostbare weik^ door d Admiraliteit van deze Reize ungereêven, gevonden word, aan 't Publid 'fnede gcdeelt.  STILLEN OCEAAN. 319 aran zyne gefchiktheid, en neiging voor de Rekenkunde. In fanuary 1745, werd hy door zyn Vader tot leerjongen besteed, by een Kruidenier ^en Kramer te Snaith; waar hy Anderhalf jaar bleef', en van zyn Meester, die zyne grool| neiging tot de Zeevaar d befpreurde, in welke hy hem :iiet geerne wilde tegengaan , van zyn verdrag ontflagen :verd. : In July 1746", werd hy voor drie jaaren als Leerjongen hefteed by Mr. J. Walker van Witby, welken tyd hy tot Kroot genoegen zyns Meesters uithieldt. Zyne eerfte reize, ivelke hy ter Zee deedt, was aan boord vaii het Schip de \\7ree - love, het welk meest in den Kool - handel gebruikt werd ran Newcastle naar Londen. | In de lente van 1750, nam hy dienstals Matroösaanboord rian de Maria, Kapitein Gaskin, by wien hy, gedurende :lat ganfche Jaar, op de Oost Zee voer. I In 1755 begaf hy zich in 's Konings Zeedienst, aan boord* ran de Eagle, geneigt zynde als hy zich uitdrukte, zyn fortuin angs dien weg te beproeven. Eenigen tyd daar na, zeilde |le Eagle met een ander Fregat op een Kruistocht uit, weite zeer gelukkig uitviel. Op de eerfte Reis werd de Eagle tevoerd, door Kapitein Hamer. Naderhand had Sk' Hugh 'allifer het bevel 'er over, die welhaast Cook's verdienfte ntdekte, en hem van onder het gemeen nam. ]"In 1758 vvas hy Schipper op de Northumberland, hetvlag ichip van Lord Colville, die toen het hoogbevel voerde over ren fmaldeel, op de Kust van Amerika. Hier was het, gelyk hy meenigmaalen verhaalde, dat hy, voor 'teerst, Euclides las, en zich toeleide op de wiskunde, zonder eenigen anderen byftand, dan eenige weinige Boeken, en eigen bevlyiiging, Terwyl hy op deze wyze het middel vondt, om zyn erfland te beöeffenen, en eenigzins het gebrekkelyke eener opvoeding te verbeteren, woonde hy de meeste woeligetooïeelen van den Oorlog in America by. By het beleg van ^uebec, werdt hy door Sir Charles Saunders belast, met de invoering van verfcheide gewigtige Zeedienften. Als loots roerde hy de Booten aan, in den aanval van Montmorency; S s be- v» BOEK». 1779- Febru&t*.  32 Februar, beftuurde de Infcheeping naar de Hoogten van Abraham^ en door 't plaatzen vanboeijen, wees hy de groote Schepen 't vaarwater aan, langs welk zy de Rivier veilig konden opzeilen. De wyze, op welke hy zich in deze gewichtige diensten kweet , verwierf hem de achting en vriendfchap van Sir Charles Saunders en Lord Colville, die, zoo lang zy leefden, zyne yverige bevorderaards bleeven. By het eindigen, des Oorlogs, werdt hy,, op aanpryzig van Lord Colville , en Sir Hugh Pallifer , aangeftelt , om ? de Golf vari St. Lawrence, en de Kust van Nieuw - Foundland afteteekenen. Op den r. April 1760 werd hy tot Luitenant aangeftelt, in welken post hy veele proeven gaf van die bekwaamheid, welke hem zedert tot die hooge posten bevorderde, waar in hy zich met zoo veel roem kweet, dat hy by de Nakomelingschap geacht zal worden als een der kundigfte Zeelieden, welke dit Land heeft voortgebragt. In het Jaar 17 65 r vergezelde hy Sir Wrlliam Bürnaby, orden Kruistocht van Jamaica, en verwierf, op dien tocht, de goedkeuring en toejuiching van den AdmiraalIn het Jaar 1767, werd hy door Sir Edward Hawke ver kozan om het bevel te voeren op het Schip de Endeavour naar de Zuid - Zee'beftemt, om den overgang van Venu: over de fchyf van de Zon waartenemen ; en verdere ontdek kingen te doen, in dat gedeelte van den Aardkloot.. Zints dit tydperk zyn zyne gedane dienften te algemeei bekent, om ieder in 't byzonder opgehaalt te worden. Zyn achting klom naarmate zyner bevorderingen, tot eene hoog te, welke verre boven alle loftuitingen, is- Indedaad, h fchynt byzonderlyk gefchikt geweest te zyn, tot deze zoor van onderneeming. Zyne natuurlyke neiging, zyne opklim mingen in den Zeedienst,, zyne onvermoeide vlyt, alles liej zamen om een bekwaam Zeeman van hem te maken, en her die kundigheden te verfchaffen , welke van fiechts weinige konnen verkregen worden. Hy was fterk van lichaam ,, van een gezond geHel,. en i fEaat om de- grootfte ongemakken te verduren. Als de noc hi  STILLEN OCEAAN. S2* het verëiscbte, kon hy met fmaak de flechtfte fpyze nuttigen en met de grootfte bezadigheid en onverfchilligheid, kon hy zich aan alle zelfverzaking onderwerpen. Zvne zielshoedanigheden waren van dezelfde fterke geaartheid als die zyns hchaams, !Zyn verftand was kloek en fchrand'er- zyn oordeel, byzonder in alles wat betrekking had tot zyn beroep, vaardig en vast. Zyne plans en ondernemingen droegen blykbaare teekens, van een groot oorfpronglyk vernuft. Zyn moed was bedaard , bezadigt en onverfchrokken, gepaard ■ met eene verwonderlyke tegenwoordigheid van geest." Zyne Zeden waren eenvouwdig, onbedwongen, en hadden .1 niets gemaakts. Zyne geaartheid, men moet het bekennen, ;was veels te haastig en oploopend; doch deze fout is ligt te ::ivergeven, als men 'er by aanmerkt, dat hy goedhartig en ■ menschhevend was. 1 Zie daar eenige weinige fchaduwingen of omtrekken var* Cooks karakter; doch zyne meest in 't oog loopende Karak' tertrek was, die onweerftaanbaare en onvermoeide drift, in i ihet voortzetten en volvoeren van eenig ontwerp , in weerwil ivan alle gevaren, moeilykheden, en ongemakken. Inallezyne lange, moeilyke en verdrietige reizen, bleef het vuur ■ i van zyn drift en yver altoos in vollen gloed. Geen aanprik: kelende verlokking kon hem voor een oogenblik aftrekken; zelts die tusfchenpozingen van uitfpanningen, welken zom* tyds onvermydbaar voorkwamen, en met blydfchap door : veele zyner Officieren omhelst en genoten werden, zag men ihem met ongeduld verduren, als ze niet befteed konden worgden, of iets toebrengen , tot het beter volvoeren zyner ontiwerpen. 't Zoude onnodig zyn hier voorbeelden optehalen, van de gelegenheden, waarin hy blyk gaf van deze hoedanigheden. Wy zullen echter den uitflag dier dienften opgeven, onder de twee hoofdzaken, tot welke zy kunnen gebragt worden, die der Aardrykskunde, en der Zeevaard, en deze elk in eenonderlcheiden gezichtpunt plaatzen. Geen wetenfchap ontving misfehien ooit grooter toevoegzelen van een enkel Man, dan de Aardrykskunde ontS s z vjng BOEK. •I779. 'FtbruaK  •322 REIS NAAR DEN fcOEK. I779. Februar. ving van Kapitein Cook. Op zyne eerfte groote reize ontdekte hy de Sociëteit-Eilanden; en bepaalde met zekerheid, dat Nieuw - Zeeland uit twee Eilanden beftond , door een Straat, naar zyn naam genoemt, van een gefcheidcn. Hy; fDOorde vervolgens de Oost - Kust van Nieuw - Holland naar „ tot nog toe onbekend, eene uitgeftrektheid van zeeven en, twintig graden breedte, of meer dan twee duizend Engel-- fche Mylen. r..;a'.j Op zynen tweeden tocht, lostte hy het groot verlehiiltulfc op wegens een Zuidlyk gelegen Vasteland; dat halfrond zoo? volkomen doorkruist hebbende , dat 'er geen mogelykheid voor het beftaan van zulk een vastland overbleef, als digt; by de Zuidpool en buiten het bereik der Zeevaard. Op dezen tocht ontdekte hy Nieuw - Caledonia, het grootfte Eiland in den Zuider Stillen Oceaan , uitgenomen Nieuw - Zeeland. Hy ontdekte insgelyks het Eiland Georgia, als mede eene onbekende Kust, door hem Sandwich Land geheten\ en twee malen de Zeeën der keerkringen bezogt hebbende, bepaalde hy de ligging der oude, en deedt verfcheide nieuwè ontdekkingen. Zyne derde en laatfte Reize munt nogthans boven alle de voorgaande uit, door de uitgeftrektheid en het aanbelang der ontdekkingen. Behalven verfcheide kleine Eilanden , in den Zuider Stillen Oceaan; ontdekte hy de groep Eilanden, door hem Sandwich Eilanden genoemd, die, om derzelver ligging en voortbrengzelen , misfehien een voorwerp van meer aanbelang zullen worden, dan eenige andere ontdekking in de Zuidzee. Hy onderzogt vervolgens het geen tot nog was onbekend gebleven ; van de West - kust van Ame: xika, van 40 tot 70 gr. Noorderbreedte, behelzende eene uitgeftrektheid van drie duizend zeven honderd Engelfche Mylen; hy verzekerde en ftaafde de nabygelegenheid dei twee groote Vastelanden, van Afia en Amerika; voerde ftraat tusfehen die heide door, en nam de Kust ter wederzyde tot zulk een Noordpoolshoogte op, dat hy volkomen overtuigt werd, van de onbeftaanbaarheid eens doortochts, in dat half rond van den Stillen Oceaan, tot de Atlantifche Zee:  STILLEN OCEAAN. 323 Zee , het zy Oost- of West-waards; met een woord , hy heeft :!de waterbefchryving des bewoonbaren Aardkloots voltooid, indien wy uitzonderen de Japanfche Archipel , en de Zee van Amur, welke tot nog toe den Europeanen onvolkomen ibekend zyn. De dienften, weike hy als Zeeman bewezen heeft, zyn piet minder van aanbelang en lofwaardig. De middelen,. idoor hem uitgedagt en met zulk een goeden uitllag te werk igefteldt, ter behouding en bevordering der gezondheid van Zeevarenden, zullen zyn naam aan de toekomende Eeuwen ^overleveren, en hem by de Nakomelingfchap doen befchou|wen, als den Vriend en weldoener van 't menschdom. Zy, 3 die bedreven zyn in de Gefchiedenis der Zeevaard, kunnen niet onkundig zyn, dat de voordeelige handel, welke men idoor lange Zee Reizen, in verafgelegen gewesten, heeft zoeIken te dry ven, altoos ten duurden is komen te ftaan, aan 't :menfchelyk gefiacht. De fchriklyke ziekte, welke eigen is aan den Zeedienst, moest behalven de onverantwoordelyke 'dwingelandy, welke men omtrent onze Zeelieden oeffent, ; noodwendig alle onze ondernemingen ter Zee ten. uiterften jdwarsboomen en hinderlyk zyn. 't Was voor Kapitein Cook bewaard, door herhaalde proeven , de weereld te toonen, tjdat de reizen konden voortgezet worden, tot de ongewone ilengte van drie en vier jaaren, in onbekende gewesten , en londer alle verwisfelingen van luchtftreeken, niet alleen zonader eenigzins de gezondheid te benadeelen , maar zelfs zonider den kans des leevenstydperks te verminderen. De wy] ze, op welke hy te werk ging, vind men omftandig opgegel ven in een gefchrift, geleezen voor de Koninglyke Sociëteit in den Jare 1776 (*). Wat de bekwaamheden tot zyn beroep aanbelangt, del'zelve te beoordeelen, ftaat aan die geenen, die de behoorly- ke (*) Dit Gefchrift is door. den Heer de Mctuhy , Geneesheer te Rotterdam , vertaald, en door den Boekhandelaar R. Arrenberg uitgegeven onder deu tytel : i fflag , weg ns cer.ige nieuwe vtrleur'mgen, aangaarJt dt midmht> t Lr Ithoxdmg der Ze. van kien. Ss3 v. BOl-K. I-779, Februar -  w. ffiOEK. 1779Februar. 324 REIS NAAR DEN ke kundigheid hebben, van alles wat 'er tot den Scheepsdienst vercischt word. Deze zullen 'gereedelyk toedaan* dat het beduren en volvoeren van drie tochten , zoo vol ge* vaar en zwaarigheids, van zulk een langen duur, met eea eenpaarigen en gewenschten uitflag, eenen Man verè'ischten, die niet alleen eene naauwkeurige kunde bezat van de Zeevaard, maar tefFeus een allerkloekst, en veel bevattend vernuft. In dezer voegen een getrouw, doch kort verflag gegeven hebbende, van den dood onzes hartelyk beteurdeu Bevelhebbers, als mede van zyn Karakter en dienden, laten wy zyne gedagtenis 'over, aan de dankbaarheid en bewondering der Nakomelingfchap. Wy hebben hier boven reeds gemeld, dat vier ScheepsSo-daten, die Kapitein Cook vergezelden, van de Inboorelingen tusfehen de Rotzen gedood werden. De overige met hunnen Luitenant Philips ontkwamen , met zich in Zee te werpen, en onder het vuur, welke het Volk in de Booten maakte. By deze gelegenheid gaf de Heer Philips een fprekend bewys van zyne dapperheid, en (van zyne genegenheid voor zyn Volk; want naauwdyk de Boot bereikt hebbende, en ziende een der Scheeps - Soldaten, die niet wel zwemmen kon, in 't water fpartelen, en in gevaar van door de Eilanders achterhaald te worden, fprong hy weder in Zee om hem te redden, alhoewel hy zelf zwaar gekwetst ware. Terwyl hy bezig was ter hulpe van den Soldaat toetefchieten, werd hy door de Eilanders met een deen op't hoofd gefmeten, zoo dat hy het naaulyks boven water kon houden, en maar even zoo veel kracht over had, om den Soldaat by 't haair te vatten, en behouden aan de Boot te brengen. Ons Volk bleef voor een wyl gedadig uit de booten vuuren, (welke gedurende het gevecht flechts twintig fchreden van den wal aflagen,) ten einde hunne rampzalige medemakkers, indien eenigen derzelven nog in leven waren , de gelegenheid te verfchaffen , om te ontfnappen. Deze pogingen, onderdeunt door eenige dukken gefchut, uit welke, ten zeiven tyde, van de Refolution gevuurt werd, noodzaakten, ten lan-  STILLEN OCEAAN. 325 mgen lesten,. den vyand aftetrekkeirT waar op eene kleene :00c,r bemand met vyf Adelborften , naar dat gedeelte van I ftrand roeide, daar men eenige lighamen voor dood, op ■t grond zag liggen; het gevaar dat zy liepen om met zoo. ireinig magc, zich van die lyken meester te maken, en htm iuskruid ten naasten by verfchoten zynde, keerden zy naar te Schepen weder, latende de lyken in 't bezit van deinoorelingen,, benevens tien ftel geweeren.. Toen de algemeene ontfteltenis, welke de tydingvan ons erhes over de beide Schepen verfpreid hadt, eenigzins aan .bedaren geraakte, begon men zich te bekommeren over e zoodanige onzer, die zich aan de Morai bevonden, waar ,-y, by onze mast en zeilen:, een wagt hadden van Hechts | Scheeps - Soldaten, 't Is moeilyk te befchryven, hoe de ^moederen van- den Heer King, en deszelfs Manfchap, m dezen post geftelt waren: gedurende den tyd dat alle deI zaken voorvielen aan de andere zyde van de Baar- Niet oven een Engelfche Myl af zynde, van het Dorp Kowro,a, konden zy duidelyk de verbazende meenigte Volks on~ :;rfcheiden , dat faamgevloeit was op den plek gronds, aar Kapitein Cook maar even te voren was aangelandt. Zy Dorden het losbranden der geweeren, en zagen een ongeleen gedrang en beweeging cnder de meenigte. Kort nar aan zagen zy de Eilanders aftrekken , de Booten hec ;rand verlaten, en het Volk in dezelve met groote bedeesd|d van de Schepen af en aan varen. Het hart van den? ] eer King bezweek op dit gezigt. Hy kon, op het verne:en van zoo veel gewoel en ongewone bewegingen, zich; :et onthouden zeer bekommerd te zyn over een Man, wiens, it-en van zoo veel waarde was Hy kende daar en bovenI vertrouwen dat Kapitein Cook, die in alle zyneverrichngen met de Eilanderen van dezen Oceaan zeer gelukkig; i Haagt had, in deze Volken ftelde, en hy vreesde dat dit •«rouwen hem, in 't een of ander hachelyk tydftip , nietge:>eg op zyn hoede zou doen zyn. Zyne eerfte zorg, derilven, op 't hooren fchieten uit kleen geweer, was de Ei-jiders, die in grooten. getale rondsom den waf van ons ge*- wydl- v. B-OEK.. I779:.. Februar^  326 REIS NAAR DEN v. BOEK.. *779Februar. wydde Veld faairigevloek waren, en niet wisten wat zydeflj ken moesten, van *t geene zy gehoord en gezien hadden I te verzekeren, dat hen geen leed zou gefchieden ; en dat, .. wat 'er ook gebeuren mogte, hy genegen was, om zichj vriendlyk jegens hen te gedragen. De Heer King bleef met zyn Volk in dezen toeftand , toft de Boots aan boord te rug gekomen waren; toen Kapitein Clerke, door middel van een kyker, befpeurende, dat onze bende omcingeld was van de Inboorlingen, die hy meende voornemens te zyn dezelve aantevallen, bevel gaf om twee vier ponders op de Eilanders los-te branden. Deze fchooten, fchoon wel gemikt, deeden geen fchade, doch gaven de Inboorlingen eene overtuigende blyk, van derzelver groot te kracht. Een Kokusnoot-Boom, onder welken eenige hunner gezeten waren, werd van een der koogels door midden gefchooten , de andere koogel nam een ftuk van een Rots weg i daar zy byftonden. Daar nu de Heer King hen even te vol ren de fterkfte verzekering hadt gegeeven voor hunne ve^ ligheid, was hy niet weinig aangedaan over dit vyandelyk bedryf, en om te beletten, dat men niet voortging met fchie? ten, vaardigde hy terftond een Boot af, om Kapitein Clerke. bericht te geven van den vriendelyke voet, op welken hy thans met de Eilanders ftond, en dat, indien de zaken van ge-, daante mogten veranderen, en hy genoodzaakt zyn zich vy* andelyk tegens hen te gedragen, hy als dan den byftand van. Kapitein Clerke zou vorderen door het ophyzen van een Vlag. De Heer King wagtte, met het grootfte ongeduld, de te. rug komst der Boot af; en na omtrent een vierendeel uiufl in de uiterfle angst en onzekerheid doorgebragt te hebben, werd hem, ten Jangen lesten, het geene hy gevreesd hadt, bevestigt op de aankomst van Mr. Bligh , met bevel om terftond met de tenten optebreken , en de zeilen, die ter herfteh. linge aan land waren, naar de Schepen over te voeren. Kaireekeea, die op het zelfde oogenblik insgelyks tyding had gekreegen , van den dood van Kapitein Cook, door een Inbooreling, die van de andere zyde van de baai gekomen was, kwam mee de grootfte verflagenheid, en dro.fheiJ op het  STILLEN OCEAAN. 327 «laat, aan den Heer King vragen, of de tyding echt tvare. ; De toeftand van ons Volk aan deze plaats, was ten uiterien hachlyk en benaauwd. Niet alleen hun eigen leven, paar de uitflag van den Reistocht, en het te rug keeren, len minden van eene der Schepen, was in een en hetzelfde bevaar ingewikkelt. De Mast van de Refolution, benevens iet grootst gedeelte der Zeilen, waren aan land, en flechts mder de Wacht van een half douzynScheeps-Soldaten. Het herlies van dezelve zou onherftelbaar geweest zyn , en alhoevel de Eilanders, tot nog , geen de minfte geneigtheid hadjlen laten blyken, om ons vyandelyk aantevallen, kon men N&h echter niet verzekeren, datzy, op het verneemen van l| geene te Kowrowa was voorgevallen, niet zouden veranleren. Om die reden vondt de Heer King raadzaam, zich e houden als of hy geen geloof floeg aan den dood van Kapitein Cook, en Kaireekeea te verzoeken het gerucht tegengegaan, beducht, dat de vrees voor onze wraak, of het J'oorbeeld van den gelukkigen uitflag hunner landslieden, hen oogt aanzetten de gunftige gelegenheid, welke zich thans lanbood, waartenemen, om ons eenen tweeden llag toeterengen. Ten zeiven tyde, raadde hy hem aan den ouden (üaoo, en de andere Priesteren in een groot huis te brengen, j aast de Morai; eensdeels uit een vooruitzicht op hunne veigheid, ingevalle het noodzakelyk werd, tot geweldige midelen toevlucht te nemen; ten anderen uit een verlangen m hem digt by ons Volk te hebben, ten einde zyn gezach I kunnen gebruiken by de Inboorlingen, indien zulk iets kone toebrengen tot behoud van den Vreede. ! De Heer King plaatfte de Scheeps - Soldaten op den top an de Morai, welke een fterke voordeelige post uitmaakte, n ftelde Mr. Bligh tot hoofd over de zelve aan, met de :riktfte last, -om zich enkel te verweeren. Hy liet zich ver^lgens naar de Discovery roeijen, ten einde met Kapitein : lerke te fpreeken, over den gevaarlyken toeftand onzer za,en. Naauwlyks hadt hy de plek gronds verlaten, of de iilanders begonnen ons Volk met fteenen te fmyten, enhy T t hadc v. BOEK. !779. Februar,  328. REIS NAAR DEN BOEK. 1779Februar. hadt maar even het Schip bereikt, of hy hoorde het fchiev ten der Scheeps - Soldaten. Hy keerde derhaiven fpoedig naar den wal, waar hy onze zaaken elk oogenblik hachlyker vondt. De Inboorlingen waren bezig , met zich van Wapens, te voorzien; en hunne teenen Schilden aantetrekken, terwyl hun getal zeer fterk en fchielyk aangroeide. Hy zag* insgelyks groote benden op ons Volk af komen, langs de (teute, welke het Dorp Kakooa affcheid , van de Noordzyde> der baai, waar Kowrowa gelegen is- In 't eerst vielen zy van achter de Wallen hunner omturnde Velden, ons Volk met Steenen aan, en geen wederftandS ontmoetende, werden zy ftoutmoediger. Eenige dappere knapen langs 't ftrand gekropen , onder bedekking der Rotzen, vertoonden zich, eensklaps, aan den voet der Morai„ met oogmerk om dezelve naar den Zeekant te beltonnen, de eenige plaats waar ze te naderen was, en zy lieten al vry fterk met Hagel op hen fchieten, en zagen een hunner vallen * eer zy verdreeven konden worden. Wy kunnen niet nalaten, de dapperheid een dezer aanvalleren by deze gelegenheid te vermelden. Wedergekomen? zynde, met oogmerk om het lyk van zynen gefneuvelden makker aftevoeren, onder 't geftadig vuur van onze bende, werd hy gekwetst, en daar door genoodzaakt het lichaamte laten leggen en te wyken. Dan, eenige oogenbhkkendaarna vertoonde hy zich op nieuw , werd andermaal gewond en nogmaal verplicht te rug te keeren. Op dat ©ogenblik kwam de Heer King aan de Morai; en zag dezen Man voorde derde maal wederkomen, bezwykende van vermoeidheid en van bloed verlies. De Heer King, onderrigt van 't gebeurde, verboodt de Soldaten te fchieten; en men liet den Eilander toe zynen Vriend aftevoeren, daar hy juist mede bezig was, toen hy zelf nederviel en den geest gaf.. Ten dezen tyde bygefprongen door eene aanzienlyke verfterking van beide de Schepen, wekende Eilanders achter hunne, wallen , waar door de Heer King toegang kreeg tot de Priesteren: een dezer verzogt hy zyn best te willen doen om zyne landslieden tot eenige voorwaarden te brengen, en hen * - TOD»  STILLEN OCEAAN, 329 'oorteftellen, dat indien zy wilden aflaten met fteenen te inyten, hy onze manfchap zou verbieden te fchieten. Men :wam tot dit verdrag, en ons Volk werd toegelaten, de nast in 't water te brengen, en de zeilen , met al den toeftel ot onze Starrekundige waarnemingen &c., naar de Schepen ftevoeren, zonder de minfte belemmering. Zoo haast ons /"oliede Morai verlaten had, namen de Eilanders die in ; zomnige hunnen wierpen ons eenige weinige fteenen achter na, irelken ons echter geen kwaad deeden. De Heer King kwam tusfen elf en twaalf uuren aan boord ran de Discovery; waar hy tot nog geen bepaald ontwerp genaakt vond, naar 't welk ons in 't vervolg tegedraagen. 1 Iet vederbekomen van Kaptein Cooks lyk en de te rug gave van Ie Boot waren de voorwerpen j op welke wy allen meenden het terkst te moeten aandringen, en de Heer King verklaarde, lat men, naar zyn gedagten, zig van geweld moest bedienen ndien de Eilanders een oogenblik weigerden daar aan te volloen. Schoon men met recht mag veronderftellen dat de aanloening van den Heer King, over den dood van een gelieft en vaardig vriend, hem tot die gedagten bragt, waren'er ongewyfelt nog andere gewichtige redenen, die by hem in aannerking kwamen. Het dooden van Kapitein Cook, en ons genoodzaakt te hebben het ftrand te verlaten, en naar onze Schepen te wyken ; moest, natuurlyk, denmoed der Inboorlingen aanwakkeren, en hy twyfelde niet, of het voordeel., fioe gering ook, daags te voren op ons behaalt, zouhenaanzetten om verder iets gevaarlyks tegen ons te ondernemen , te meer daar uit het geene ze tot hier toe zagen, zy niet veel reden hadden om onze Vuurwapens te vreezen. Deze Wapens hadden, tegen onzer aller verwagting, hen niet in't minfte afgefchrikt. De toeftand onzer Schepen, en de tucht welke onder ons plaats had, was daar en tegen zoodanig, dat indien men ons, des nachts, met eenig geweld had aangetast, zulks misfehien de fchroomlykfte gevolgen zou naar zich gefleept hebben» Het gevoelen van het grootfte gedeelte der Scheeps- Officieren ft-rookte volmaakt met de vermoedens van den Heer King, aan wka het toefcheen dat T t 2 «iets BOEIC.' Febrj.au  y ■v. EO EK. '*77PFebruar. 33o REIS N A A R, D E X niets gefchikter was om de Eiianders aantezrtten, tot het: ondernemen van eenen aanval, dan van onzen kant eene nei<-' ging te laten, blyken tot een vergelyk, welke neiging zy en«y kei zouden konnen toefchryven aan onze minderheid of vreeswf Maar zy , die 'er voor waren de zaken te bemiddelen , gaveiiiï in bedenken, dat dewyl het kwaad reeds gefchied was, enl al het gebeurde niet kon herroepen worden, of de Inboore-| lingen, uit hoofde hunner vorige Vriendfchap en gedien-sl ftighcid, niet eenigen eisch hadden op onze gematigtheid',^ te meer, daar het treurig geval, ons overgekomen, het ge-I volg niet fcheen te zyn van een, voorberaden ontwerp; dat| ten aanzien van Terreeoboo, die niets van het diefftal wist,, en gereedelyk Kapitein Cook naar boord had willen volgen J en ook daadlyk beiden zyne Zoons naar de Pinas had afge* zonden, alle verdenking moest ophouden: d at van net gedrag zyns Wyfs, en der Opperhoofden gemakkelyk reden kom gegeven worden, als men acht wilde flaanopdevrees, welke hunne gemoederen moest bevangen, op het zien der gewapende: magt met Kapitein Cook atnlandde,ende vyandel-yke toebereid- , zelen in de baai, eene vertooning niet overeenkomftig het vertrouwen en de Vriendfchap,, waar in beide partyen tcM zoo. verre verkeerd hadden; dat het aangrypen der Wape»; nen. door de Eilanders, gewislyk, was gefchied met oogmerk:; om zich te verzetten tegen een aanval, welke zy reden haddenij van ons- te vreezen, om ons met geweld Meester te maken j van den'Koning, dien wy natuurlyk moesten verwagten, dala ten uiterflen zou verdedigt worden door een Volk, hetwelk] ongemeen veel achting en eerbied voor deszelfs Opperhoof-| den hadt. By deze gevoelens van menfchelykheid, voegde de voor^ zichtigheid nog deze beweegredenen; dat wy igebrek aan water en andere verversfcliingen hadden; dat 'er zeven of' agt dagen verëischt werden, om de mast van de Refolution1 gereed te hebben en in 't fpoor te brengen ; dat delentefterk naderde,, dat het fpoedig voortzetten van onzen naasten tocht naar 't Noorden, alleen in 't oog moest gehouden worden, en. derhalven dat een wraakzuchtigen ftryd aantegaan met de  I PgEKTVÜRB ■ 3CVH I   STILLEN OCEAAN, 33ï Inboorelingen, ons niet alleen zou blootffellen, aan rt verjpyt van de noodelooste wreedheid, maar tevens de toerusing onzer Schepen grootelyks- vertragen. Kapitein Clerke tefhde in dat gevoelen, en terwyl wy voorders'bezig waren let het beramen van een plan tot onze volgende \errigtinlen, bleef een aantal Inboorlingen het ftrand bezetten; zomSiige zelfs naderden met hunne Kanoos , tot binnen 't bereik nan een piftool fchoot aan de Schepen, ons honende door ïeelerlei uittartingen en andere teekenen van verguizing, ifet viel ons, by die gelegenheid, moeilyk de Matrozen te reerhouden, geen gebruik te maken van Scheeps- Wapeen, daar wy befloten hadden geen geweld te oeffenen , lieten ry de Kanoos onbefchadigt naar 't ftrand wederkeeren. \ De Heer King werd thans gelast naar 't land te varen -r iiet de Booten der Schepen , wel bemand en gewapend, met ogmerk om met de Eilanders in gefprek te komen, en zoo mogelyk ware, in onderhandeling te treeden met eenige i'rces. Indien hy daar in mogt flagen, moest hy de lyken' ieder eisfehen en byzonderlyk dat van Kapitein Cook; by .eigering derzelven moest hy hen dreigen met onze wraak; üaar voor al niet vuren zonder aangevallen te worden, en ^n geene 'reden ,- hoe genaamt, aan land treeden. Deze iïvelen werden den Heer King gegeeven, ten aanhoore van jlen die hem ftonden te vergezellen, en op deftelligfte wyze. 3 De Heer King verliet met zyne bende de Schepen, oment vier uuren in den achtermiddag, den wal naderende, ;t zich alles aanzien, dat zy vyandelyk ftonden ontvangen», j: worden. Alle de Inboorelingen waren in de weer; Vrouwen en Kinderen namen de wyk; de Mannen wapenden zich *et lange Speeren en Dolken, en fchoten hunne teene fchilto aan.. Het fcheen insgelyks als of zy, zints den mor-^:n , borstweeringen van Steen hadden opgeworpen, langs; II ftrand waar Kapitein Cook zich aan land had begeven,, lp waar zy misfehien verwagtten aangevallen te zullen: .orden. • Zoo haast onze bende binnen bereik was, begonnen de bilanders, met Slingers, Steenen. te werpen naar ons Volk,, T t 3, zon?- v. BOEK. i?79- Febructr:-  332 REIS NAAR DEN v. HOEK. 177.9. Februar. zonder echter iemand te kwetzen. De Heer King befloot uit deze feitdykheden, dat alle pogingen , om met hen tefpre* ken, vrugteloos zouden zynj, ten ware hy eenige reden gave tot onderling vertrouv/e: hy beval dienvolgens de gewapende Bod) ten te blyven leggen, en roeide met eene kleine Boot voorwaards, houdende een wit Vaandel in de hand; terftond hack; hy het genoegen, uit het algemeen vreugde gejuich der Inboorlingen, te bemerken dat zy de beduidenis van 't Vaandel zeej wel verftonden. De Vrouwen keerden oogenblikkelyk te ral van achter de Heuvelen, de Mannen ontdeden zich van huni)| teene Schilden, alle zetteden zy zich zelve aan den Zeekat» neder , verfpreidende hunne wapenen , en den Heer King uitnoodigende aan land te komen. Alhoewel zulk een gedrag eene Vriendelyke geneigtheid •fcheen uittedrukken, kon hy zich niet weerhouden, de op» rechtheid daarvan te verdenken. Maar toen hy Koah met eene ongemeene ftoutmoedigheid en vertrouwenheid naar dè Boot ^ag komen zwemmen, met een witte Vlag in de hand. vondt hy goed dit teek en van vertrouwen te beantwoorden-, en hem "in de Boot te ontvangen, fchoon hy gewapend was> iets dat den argwaan van den Heer King niet verminderde, 'En, indedaad, zints langen had hy niet zeer gunlHgomtregt Koab gedagt. De Priesters zelve hadden hem altoos afga fchilderd als een Hecht mensen, die onze Vriend niet was, en de herhaalde ontdekkingen van zyn bedrog en verraderlykheld, hadden ons een overtuigd bewys van de waarheid ■hunner verzekeringen gegeven. Daarenboven het treurig hedryf van den morgen, in het welk men hem een voorna» me rol had zien fpeelen, boezemde den Heer King den uitep ften afkeer in, van zich zoo digt by hem te zien; en daar dien Heer naderde met geveinsde tranen en hem omhelsde mistrouwde de Heer King hem tot zoo verre, dat hydepura van de Pahooa, welke het Opperhoofd in de handen hielde aangreep , en van zich afkeerde. Hy gaf den Eilander» hennen, gekomen te zyn om het lyk van Kapitein Cook a vorderen, en het Oorlog aan de Eilanders te verklaren, inge valle het hem niet zonder verwyl werd overgelevert. K« ver  STILLEN OCEAAN, 333 Ëfzekerde hem dat zulks, zco raseh doenlyk, zou gcfchie•fen, en dat hy zelf ten dien einde zou heen trekken ; en na :n ftuk yzer van de Heer King verzogt te hebben, fprong I uit de Boot en zwom naar land, zyne landslieden toeroes:nde, dat wy alle wederom Vrienden waren*. ; Ons Volk bleef met grooten angst, bykans een uur lang, liar zyne terugkomst wagten. Intusfchen waren de andere iDoten zoo digt aan 't ftrand genadert, dat het Boots -Volk i gefprek was geraakt met een party Eilanders, die zich nar bevonden; en van wien zy vernamen, dat hetlighaam \n den Kapitein aan ftukken was gefneden , en landwaards in ,:voerd ; maar de Heer King bleef van deze omftandigheid ukundig, tot dat hy aan boord der Schepen te rug was gelimen. ! De Heer King begon thans over het lang nitblyven yara bah eenigzins onverduldig te worden, waarop de Opperlofden hem fterk aan waren om aan land te komen, met I rzeekering , dat indien hy zig in perzoon wilde begeeven naar 'ïrreeoboo,. het lyk ongetwyfeld aan hem zou terug geieven worden. Toen zy geen kans zagen, den Heer King |n land te doen komen , trachtten zy, onder voorwendzel m gemakkelyker met hem te fpreeken, hem met de Boot Isfchen de Rotzen te lokken,- waar zy het in hunne magc iuden gehad hebben , hem van de andere Booten aftefnydenbch deze list viel niet moeilyk te doorgronden , en hy bnd gereed om alle gemeenfehap met hen aftebreeken , toers 1 een Opperhoofd zag aankomen, dat zich byzonderlyk verïogt hadt aan Kapitein Clerke, en aan de Officiers van de ] scovery ; met welk Schip hy mede gezeild had(toen wy t laatfte keer de baai verlieten,) voornemens om met ons; i ir't Eiland Moweeovertefteken. Hy zeide van Terreeoboo' \ komen, om ons Volk te berichten, dat hetlyklandwaardt jvoerd was, van waar het den volgenden morgen zou wederhgt worden. Hy fcheen zeer oprecht in zyn voorkomen», \ gevraagt zynde, of hy ons bedroog, haakte hy zyne twee ^or vingeren in één, een téken daar telandevan waarfpreeïig, in 't geven van welk deze Eilanders zeer nauwgezet zyn. . De v. boek. 1779-. Februar.-  334 R EIS N A A R D E N v. ■BOEK. 1779Februar. De Heer King thans verlegen zynde wat te doen, zoi den Heer van Couver af, om van al het voorgevallene kt nis te geven aan Kapitein Clerke en dien te -zeggen; da naar zyne gedagte, de Inboorlingen niet voornemens war hun woord te houden; en dat verre van droevig te zyn o\ liet gebeurde , het zelve integendeel, uit hoofde van h behaald voordeel, hen trotfeher fcheen temaken, als me -dat zy Hechts tyd zogan te winnen , om door de eene andere list ons Volk in hunne magt te krygen. De He van Couver keerde te rug, met bevelen voor den Heer Ki •om naar boord wedertefcomen, na alvorens aan de Eilandf te hebben doen verftaan, dat indien het lyk den volgend •morgen niet wedergebragt werd, het Dorp zou verwo< worden. Toen zy onze bende zagen te rug keeren naar de Scl pen, trachten zy dezelve door de hoonendfte en verguizei: ite gebaren te vergrammen. Verfcheide van .ons Volk z den, dat zy de Inboorelingen duidelyk zagen parade make in de kleederen van onze rampzalige landslieden, en ond •dezelve een-Eree, die met den Houwer of Sabel van Ka] tein Cook heromzwaaide, terwyl de fcheede gehouden we; door eene Vrouwe. Ingevolge het bericht van den Heer King, aan Kapitc Clerke, wegens de tegenwoordige neiging, welke hy in Eilanders meende befpenrt te hebben , werden de nadrukt ïykfte maatregels genomen , ten einde wel op onze hoede zyn , en inftaat om alles afteweeren wat men, gedurended nacht, tegen ons mogt ondernemen. De Boots werden a Windketens gefort , de Schildwachten werden verdubbel op beide de Schepen werden Wacht-Booten uitgezet om roi te roeijen, en te verhoeden dat de Eilanders de Kabels ni affnedem Wy bragten den nacht door zonder ontrust te wordei als door het gehuil en geklag, het welk .geftadig aan lai gehoord werd. Des anderen daags, zynde Maandag den i, des morgens vroeg, kwam Koah op zyde van de Refolutio: met eene kleene Bigge en eenig Doek, bet welk hy 'verzoj i  STILLEN OCEAAN. 335 e mogen aanbieden aan den Heer King. Wy hebben alreeds ezegt, dat de Heer King van de Eilanders aangezien werd oor den Zoon van Kapitein Cook, en daar deze zulks nooit adt tegen gefproken, werd de Heer King, na den dood an onzen Commandeur, waarfchynlyk befchouwt als Bevelebber. Zoo rasch hy op 't dek kwam, vroeg IryKoah^ii-ar :lyk, en bemerkende, dat deze hem met verkeerdeantwooren zogt te paaijen, weigerde hy diens gefchenk aanteneeïen , en ftond op het punt om hem met gramfchap te bejeenen, en met bedreigingen aftefchepen , indien Kapi;in Clerke, met oogmerk om den fchyn van Vriendfchap ptehouden, het niet gevoeglyker geöordeelt had, hem met en gewoonen eerbied te behandelen. Die Opperhoofd kwam op dien morgen verfcheiden mail tot ons, telkens het een of ander niets beduidend gefchenk iet zich brengende; dan, daar wy hem geftadig met zeer ;el oplettendiieid alles wat op 't Schip was zagen gadellaan, :oegen wy zorg hem te doen bemerken, dat wy zeer wel :r onzer verdediging toegerust waren. Hy drong Kapitein lerke en den Heer King fterk aan, om naar land te gaan, 1 gaf de fchuld van het te rug houden der lyken aan de an;re Opperhoofden. Hy verzekerde die Heeren, dat alles lar hun genoegen zou gefchikt worden, indien zy zich in ;rfoon tot den Koning wilden begeeven. Doch onze Heen vonden het niet raadzaam, op Koahs woorden veel te verouwen ; en indedaad, zy werden naderhand een feit geaar , het welk een bev/ys opleverde van zyn gebrek aan ouw en waarfpreeking: want zy vernamen, dat onmiddek na het gevecht, waar in Kapitein Cook het leven liet, erreeoboo de wyk had genomen, in de holte van het fteile :deelte eens bergs, die over de baai hangt, dat hy daar et was te naderen als door middel van een touw, dat de oning zich-daar verfcheide dagen fchuil hieldt, en dat het i:noodigde tot zyn onderhoud tot hem werd afgelaten met norden. ■ Toen Koah van da Schepen vertrokken was, zagen wy ; ue landslieden, die reeds met het aanbreken van den dag V v in v.. BOEK. 1779. Februar.  3- 3 ,0* REIS NAAR D E N v. JÈOEK. Ï779ïïehzuar, in meenigte-, aan 't ftrand faamgekomen- warenmet zeerveel nieuwsgierigheid om hem heen dringen, als of zy. verlangden te weten wat nieuws hy medebragten welke ftappen diensvolgens te doen waren. Zy waren , zeer waar* fchynlyk, verwagtende, dat wy ons best zouden doen, om onze bedreigingen ter uitvoer te brengen , en zy aan hunnen kant ,. fcheenen voornemens ons aftewagten, en geeu enkele voetftap voor ons. te wykem Den ganfehen morgen door hoorden wy aan verfcheide flreeken der Kusten op. Kinkhoorns, blazen -y wy befpeurden groote hoopen Volks van over de heuvelen aantrekken; en aan alle kanten waren de verfchynzelen zoo ontrustender dat wy goedvonden een werpanker uittebrengen-, ten einde het Schip regt voor het Dorp te halen, ingevalle men ons mogte aanvallen: de Booten werden af en aan den Noordhoek van de baai gelegt*, om door de Inboorlingen van die ftreek niet verrast of overrompelt te worden. De ftrydbaare houding, welke zy thans aangenomen had* den,. en het breken van hun woord in het niet wedergeven van de lyken der gefneuvelden, veroorzaakte nieuwe beraad* fiagingen onder ons,, wegens het geene ons nu te doen ftond,. Het befluit daar van kwam hierop uit, dat men het vernieu* wen van de mast der Refolution, en detoebereidzelen tot ons. vertrek, door niets zou laten vertragen , doch dat menintusïchenonze onderhandelingen met de Inboorlingen, terwederbekoming der lyken. onzer landslieden , zou voortzetten. Het grootfte gedeelte van den dag werd vervolgens hefteed, om de fokkemast op eene bekwame plaats op het dek: tekrygen, waar de timmerlieden behoorlyk aan dezelve konden werken , en in 't maken van de noodige veranderingen in den. rang der Officieren. Het Opperbevel over den tocht op Kapitein Clerke vervallen zynde, nam hy zyn verbly f aan boord van.de Refolution ftelde den Luitenant Gore tot Kapiteinaan van de Discoveryen de Heeren King en Williamfón , tot: *erfte en tweede Luitenants van dë Refolution ;,ook.benoemde hy,. tot het vervullen van de opengevallen Luitenants plaats, den Heer Harvey.,, een, adelborst,, die Kapitein Cook  STILLEN O C E A A N. p zyne twee laatfte tochten had vergezelt. Gedurende den fcfchen dag lieten de Eilanders ons met -rust; tegen den ;vond!tond werd de groote Boot aan een Winkeeten gelegt, n Wacht - Booten om elk Schip uitgezet als voren. ! Omtrent agt uren 's avonds, de lucht zeer donker zynde, :oorden wy een Kanoo naar 't Schip roeijen ; zoo rasch zulks 'efpeurd werd , gaven de beide Schildwachten, die op 't |c waren, vuur op dezelve. De Kanoo was bemand met ■vee Inboorlingen, die terftond uitriepen: „Tinnee" (een 'oord, waarmede zy den naam van den Heer King gewoon -aren uittedrukken ,) en zeiden Vrienden te zyn , die iets y zich hadden, het welk tot Kapitein Cook'behoorden, j'oen zy binnen boord kwamen, wierpen zy zich aan de voe:n onzer Officieren, en fcheenen ten uiterften verfchrikt. lelukkiglyk waren zy niet gekwetst , niettegenftaande de jbgeis van de beide geweeren door de Kanco heen gegaan ;aren. i Een hunner was de Man, door-ons reeds vermeld onder de isnaming van Taboo man, die geftadig zich by Kapitein look hieldt, en de byzondere plechtigheden verrigtte, hier aven reeds befchreeven; en die, fchoon een aanzienlyk ilander, naauwlyks weerhouden kon worden , om hem de jagfte dienden eens huisknechts te bewyzen. Na met vee•■ traanen het verlies van den Orono beweent te hebben, ;;ide hy ons, een gedeelte diens lyks medegebragt te heb:?n. Hierop gaf hy ons een kleen pakje over, het welkhy hder den arm had gehouden j maar 't is niet mogelykhetafiryzen te fchetzen, waar mede wy aangedaan waren, toen y in dat pakje een duk menfehen vleesch vonden , ter ivaarte van omtrent negen of tien ponden. Dit zeide hy las het eenige dat thans van 't lighaam overbleef^ het oveige had men in ftukken ge-fneden en verbrant -; doch het pofd en al de beenderen , uitgezonderd die , welke tot den i>mp behoorden , waren in 't bezit van Terreeoboo en de an- ;re Opperhoofden; het gedeelte, dat wy thans voor ons Adden, was Kaoo te beurtgevallen , den Opperften der mesteren, om 'er gebruik van te maken by deeeneofandeV v 2 re •BOEK. I779. Februar-.  V. BOEK. 1779^ Februar. 33t REIS NAAR DEN re Godsdienstplechtigheid; deze zondt het ons, als eenblyk van zyne onfchuld, en van zyne verknogtheid aan ons. Thans hadden wy gelegenheid om te vernemen , of zy menfehen - eters waren, en wy bleven niet achterlyk ons van dezelve te bedienen. Eerst poogden wy door verfcheide vragen, die wy van ter zyde aan ieder afzonderlyk deeden, van hen te verneemen, op welk eene wyze men de andere lyken gehandeld, en over dezelve befchikt had; en vindendende dat zy volkomen over een Hemden in het verflag; dat,, na dezelve van 't vleesch ontdaan te hebben, ze geheel ver-? brandt waren, deden wy eindelyk deze vraag aan hen, ofzy niet van 't een of ander geëten hadden ? Geen Europeaan Icon meer afkeer van zoodanigen denkbeeld toonen, dan zy terftond op deze vraag lieten blyken. Naderhand vroegen zy ons, met grooten ernst, en met eene houding van vrees, wanneer de Orono ftond wedertekomen ? en op wat wyze. hy hen, by zyne te rug komst, zou handelen? Dezelfde -vraag werd ons naderhand van anderen gedaan ; en dit denkbeeld ftrookt zeer wel met het gedrag , het welk zy over 't algemeen omtrent hem in acht namen, en het welk te kennen gaf, dat zy hem befchouwden als een wezen van een verheven zoort. Te vergeefsch verzogten wy onze vriendelyke bezoekers by ons aan boord te blyven tot den volgenden morgen. Zy zeiden ons, dat, indien het geene zy thans verrigtten, tel ooren mogt komen van den Koning of van een der Erees, de gevolgen daarvan ten uiterften verderflyk zouden zyn voor hunne ganfche Maatfchappy; dat zy, om zich niet bloot te ftellen, in den duister gekomen waren , en dat zy even omzichtig moesten zyn, in 't wederkeeren naar 't ftrand. Zy verhaalden ons voorders, dat de Opperhoofden zeer verlangden zich aan ons te wreken, wegens den dood hunner landslieden ; dat zy ons in 't byzonder waarfchuwden, op onz« hoede te zyn omtrent Koah , dien zy verzekerden onzer onverzoenlykften vyand -te zyn , en niets zoo zeer verlangde dan de gelegenheid om ons te bevechten, waartoe het blazen op de Kinkhoorns, het welk wy 's morgens gehoon  STILLEN OCEAAN. 339 >!ioord hadden, eene uitdaging was geweest. Uit het vermaal dezer lieden vernamen wy insgdyks, dat, in het eer- |fe gevecht , by het Dorp Kowrowa , zeventien hunner aandgenoten gefneuvelt waren, onder welke vyf Opperhoofilen; dat onder dat getal Kaneena met deszelfs Broeder, onee byzondere goede Vrienden , behoorden. Agt, zeiden zy , waren omgekomen by de Wachtplaats , onder welke ilgefheuvelden insgelyks, drie lieden van den eerften rang waren. De beide Inboorelingen verlieten ons, om elf uren, enverJzogten van ons, uit omzichtigheid , dat één onzer WacbtijBooten hen mogt verzeilen tot voorby de Discovery, op dat ■men niet weder op hen mogt fchieten , en daar door het iVolk aan land op de been brengen , en hen derhalven blootaftellen van door het zelve ontdekt te worden. Wy voldeden jgereedelyk aan dit verzoek, en vernamen, met blydfchap , laat zy behouden en zonder ontdekt te zyn, waren aan land jgekomen. ; Den ganfehen nacht door hoorden wy het zelfde luid ge-» iklag van den vorigen nacht. Vroeg in den morgen kreegen jwy een bezoek van Koah. Het belgde den Heer King te :zien, dat deze, niettegenftaande de;duidelykfte blyken van izyn verraderlyk gedrag, en de deswegensgedaneftellige verzekeringen van onze Vrienden de Priesters, geduld wierd idézelfde beclriegelyke rol voorttefpeelen, en ons ten minften •den fpeelbal te doen fchynen, van zyne huichelaary en dubbelhartigheid. Indedaad, het voorüitzicht van onzen toeJftand beloofde niets veel goeds; tot nog, hadden wy met lonze vreedzame fchikkingen geene der bedoelde oogmerken Jbereikt. Op geene onzer eisfehen was, tot nog, voldoenfde geantwoord; wy waren nog niets gevorderd in eene bevreeIdiging met de Inboorlingen; zy bleevcn nog geftadig zichaan |ftrand vertoonen als Krygszuchtig, en gereed om ons te beIletten aan land te komen: het was echter volftrekt noodza- kelyk voor ons geworden aan land te gaan, alzoo wy niet langer konden uitftelkn , ons van 't benoodigde water te voor zien. V v 3 Om v. BOEK. i/79Februar  -340 H.EI.S NAAR DEN ■BOEK. •17-79. iFebruar. Om evenwel het gedrag te billyken van Kapitein CIerke||l moeten wy .zeggen , dat uit het groot aantal Eilanders, emn uit het voornemen, het welk zy fcheenen te hebben, om fti ons kloekmoedig aftewagte-n , het ten vollen waarfchyn!yl|| was, dat wy hen niet konden aanvallen , zonder ons aan grooffl gevaar bloot te ftellen. en dat het verlies van flegts wein»j gen onzer Scheepsgezellen, ons ten uiterften zou benadeelt \i hebben, .op het overige van onzen tocht.; daar in tegendeel! het verwylen der volvoering onzerbedreigingen , fchoon zulksÉI aan den eenen kant, hen niet voordeelig deed denken vattfl onze dapperheid, echter zoo veel uitwerkte, dat zy einde-|l lyk zich verfpreidden. Zelfs dezen dag, toen zybefpeur-il den, dat wy niets verrigtten, zagen wy eene meenigte hun«i ner, by benden, na dat zy den Kinkhoorn geblazen, en al-|| L-rlei uitdagingen aan ons gedaan haddden, aftrekken oveifi Jt gebergte, zonder zich immer wederom aan ons te latera ziem De zulken nogthans, die overig bleven, gedroegen! zich niet minder ftout en trots. Een hunner was zelfs ver-| ■metel genoeg, om tot onder 't bereik van een Musketfchootli by de Refolution te komen, en na verfcheide Steenen ons'l toegeworpen te hebben , zwaaide hy over zyn hoofd met den! hoed, welke aan Kapitein Cook had toebehoord, terwyl zy-;; ne landslieden aan 't ftrand hem toejuichden, en in zyne ver-j) metelheid aanmoedigden. Ons Volk was ten uiterften gebelgd over dezen hoon,| en al te famen op het dek komende, fmeekten zy dat menif hen niet langer wilde noodzaken zoo veele herhaalde uittar-r tingen te verduwen. De Heer King werd van hun verzogt zyn'. best te willen doen, om Kapitein Clerkes toeftemming te b&| komen; zich van de eerfte gelegenheid te mogen bedienen,' .om den dood van hunnen zoo zeer betreurden Bevelhebber tel wreken. Toen de Heer King hier van verfiag deedt, aan ! den Kapitein, gaf deze bevel tot het losfen van eenige ftuk kern] zwaar gefchut op de aan ftrand ftaande Eilanders, en hy be-1 loofde de Matroozen, dat indien ze den volgenden dag aam de waterplaats ontrust mogten worden ■, men hen als dan zou ' toeftaan de Inboorelingen te ftraffem Al-  STILLEN OCEAAN. 34r Alvorens wy ons gefchut welgeftelt hadden ,, bemerkten ie Eilanders ons voornemen,, uit het gewoel en bedr.yf op 1 ISchip', en namen de wyk achter hunne huizen en wallen.. Wy ■poten derhalven in 't wild,. doch onze Kogels deeden de ■doelde uitwerking. Want, kort daar op, zagen wyKoab ■ grooten haast naar ons toeroeijen, en op zyn'aankomstikernanien wy dat eenige lieden gedood waren en Maiha-Maipr een voornaam Eree, en zeer na verwand aan Terreeoboo, aan 't aangezicht gewond was„ 0 Kort na de_ aankomst van Koah, kwamen twee jongens. Kn de Morai naar onze Schepen afzwemmen, ieder gewarbend met een lange Speer; tamelyk. digt genaderd zynde,, 'beven zy, op eene plechtige wyze, een liedaan, hetwelk,, ioor zoo veel wy uit het veelvuldig herhaalen van 't woord; ÖroHO, en uit het wyzen naar 't Dorp, waar Kapitein Cook ijjefneuvcld was, konden opmaken, de onlangs treurige gebeurtenis tot onderwerp had. Na bykans een kwartier uurs p eenen klagenden toon gezongen te hebben, altoos in 'e vater blyvende, kwamen zy aan boord van de Discovery, 11. reikten hunne Speeren over; een weinig tydsaan boord. ;etoeft hebbende , keerden zy naar 't ftrand te rug. Nim- •ner konden, wy te weten komen , wie hen afgezonden hadt- if wat 'er mede bedoelt werd. ! Wy namen tegen den nacht de gewoone voorzorg ter belediging onzer Schepen; en zoo haast het donker was, kregen wy een bezoek van de beide Inboorlingen,, die 'savonds, e voren by ons geweest hadden. Zy verzekerden ons,. dar i:hoon ons grof gefchut,-. dien achtermiddag , de Opperhoofden niet weinig ontfteld had, dezen echter hunne vy~ indelyke oogmerken niet hadden laten varen,, weshalven zy ;ns aanraadden op onze hoede te zyn. 1 Den volgenden morgen, zynde den 17. Febrnary, wer:en de Boots van beide Schepen naar land gezonden om wa« sr te halen. De Discovery werd-digt aan 't ftrand gehaalt,, EK einde de waterhalers te befchermen. Al rasch bevonen. wy dat het bericht,, door de Priesteren aan ons medegeeelt, niet ongegrond was,, en dat de Eilanders befloten had- deat v. BOEK.., 1779. Februan;.  REIS NAAR DEN v. BOEK. 1779- Februar. den geene gelegenheid te verzuimen om ons te beleedigen y{ of afbreuk te doen, als zulks, zonder aan hunne zyde vee|i gevaar te loopen , kon gefchieden. Op deze ganfche kluft Eilanden, zyn de meeste Dorpett}| digt aan zee geleegen ; en de nabygelegen grond is omvat» gen met Steenen Wallen, ter hoogte van omtrent drie voe» ten. In den beginnen meenden wy, dat deze affchuttingenf de eigendommen bepaalden; maar thans ontdekten wy dat dell zelve dienden ter borstweeringe tegen eenen inval. Zy be|J ftaan uit losfe Steenen, welke de Eilanders met veel behenij digheid en vlugheid weten optehopen, en te ftellen ter plaat* fe daar zy verwagten aangevallen te zullen worden. Aan de zyjl de van den berg, welke langs de baai ligt, hebben zy insgelyks»! holen of fpelonken, die zeer diep zyn, en welker ingang gedeka is door eene foortgelyke Steenen Borstweering. Van achter» deze Steene Wallen ,'belemmerden de Eilanders geftadig ons Volk, dat om water uit was, door het fmy ten van Steenen; en de kleene magt, welke wy aan land hadden, was niet in ftaat, fchoon met Musketten gewapend, hen te noodzaken de wyk tal nemen. Op deze wyze geknelt, was ons Volk, dat gedu-i rig op zyn hoede moest zyn, niet bekwaam om op een ganfchenji voormiddag meer dan een ton water te vullen. Terwyl het > derhalven niet mogelyk was, dit werk naar behooren te ver* rigten, en het benoodigde water voor de Schepen binnen! boord te krygen, zoo lang de aanvallers aan die plaats bla| ven, en niet verder op verdreven werden; kreeg de DiscoJI very last, om met haar grof gefchut den vyand te verjagenlj het welk met het doen van eenige fchooten gelukte, waaroffl ons Scheeps-Volk hun werk ongemoeid kon verrigten. Doem de" Inboorlingen lieten zich welhaast weder zien , 'en viel len ons op de gewoone wyze aan ; het werd derhalverl volflrekt noodig geacht eenige Hutten, welke hier en daajl verfpreid ftonden'by den wal, achter welken de Inboorlingen zich fchnil hielden, te verbranden. In 't volvoeren van helli bevel daartoe gegeeven, ging ons/Volk te ver, en maaktal eene noodelooze en wreede verwoesting. Dit bedryf is zeel kerlyk eenigzins te verfchoonen als men nagaat, hoedikwy|| zy  STILLEN OCEAAN. 343 ■, zonder zich te mogen wreeken, van de Eilanders getart, Igehoont, en op 't verachtelykst beichimpt waren, en hoe jgeerne zy verlangden hun bloed te koelen en wraak te nefnen, over den dood van hunnen geliefden en geëerbiedigBen Bevelhebber: maar men kan tevens duidelyk uit hun geilrag zien, hoe noodzakeiyk het is de grootfte omzigtigheid ie gebruiken , by dergelyke gelegenheden, zelfs voor een enStel oogenblik de Wapenen in handen te geven, van eenige losfe Soldaten of Matroozen,, om daarmede naar goeddunken te handelen. De ftipte tucht en eene heobelykegehoorzaamheid, door welke hunne magt befiuurd word tot zekere doeleindens, brengt hen in 't begrip dat als ze daarvan ontjlagen zyn, en de overmagt hebben, hen het recht toekomt |>m naar welgevallen te handelen. Dadelykeongehoorzaamheid., bykans de eenige misdaad zynde, om welke zy verjragten geftraft te worden, befchouwen zy dezeive gereellelyk als de eenige maatftok van recht en onrecht, en zy jiefluitcn, dat het geene zy ongeftraft kunnen doen, ook hvereenkomftig met eer en billykheid mag gedaan worden: iloo dat de gevoelens vairmenschlykheid., en het edelmoedig fehandelen van een weerloos vyand, het welk op andere tyjlen den waren braven man kenmerkt, Hechts zwakke weerhoudingen zyn voor 't oeffenen van geweld, integenftelling ran die natuurlyke neiging, door welke 't gemeen word aangezet, om deszelfs eigen magt en onaf hanglykheid te doen j ;elden. ' Wy hebben hier boven reeds gemeld, dat men enkel last had gegeeven, tot het verbranden van eenige weinige veri preide huizen, achter welke de Eilanders zich gedekt hielen. Wy ftonden , derhalven , ten uiterften verbaasd, toen Ér het ganfche Dorp in vlam zagen, en alvorens de Boot, flrelke wy afvaardigden om de woede van ons Volk te beijeugelen, het ftrand bereikte, waren de woningen onzerou| e en beftendige vrienden, de Priesters, alle -in brand. De >.leer King had derhalven groote reden om zich te beklagen ijver de onpaslykheid, welke hem dien dag aan boord hieldt. |)e Priesters hadden zich altoos onder zyne befcherming beX x von- v. boek. 1779Februar.  344 REIS NAAR DEN v. BOEK. i?79- Februar. vonden, en de Officieren, die toen de Wagt aan land hadden,,, ongelukkig, zelden aan de Morai geweest zynde, kenden weinig of niets van de gelegenheid dier plaats. Had hy zelf aan land konnen zyn, 't is denkelyk, dat door zyn toedoen»a de verwoesting zich niet zou hebben uitgeflrekt tot de wonin|j gen dier eerwaardige Mannen. 1 By 't ontvluchten der vlammen , werden verfcheide Inboog relingen dood gefchoten, van welken 'er twee door ons Volk;< het hoofd werden afgehouwen, en aan boord gebragt. De, dood van één ongelukkig Inbooreling, werd door ons alled ten Uiterften betreurd. In 't gaan naar de Bron, om wateni te haaien, werd door een der Zee-Soldaten op hem gefchoM ten. De Kogel trof zyn kalbas, welke hy terftond van zicb, afwierp, en 't op een loopen ftelde. Hy werd vervolgt tod aan één der bovengemelde hooien, en geen Leeuw kon zyn Kuil met meer moed en onverfchrokkenheid verdeedigend tot dat hy ten langen lesten, na een geruimen tyd twee vaal onze lieden op een afftand gehouden, en van zich afgeweerd! te hebben, dood ter nederviel, bedekt met wonden. Hefl gebruik , welk van deze holen of gaten gemaakt word.1 kwam, door dit geval, het eerst tot onze kennis. Op_om| trent dezen tyd, werd een bedaagd Man gevangen genoj men, geboeit en aan boord gebragt van de Refolution, II dezelfde Boot, waar in de hoofden zyner beide landsliedeH waren. Nooit zagen wy de fchrik op iemands gelaat zojl fterk afgebeeld als op het gelaat van die perfoon, noch zuljl eene heftige overgang tot onmatige vreugde, als toen h| ontboeit werd, en men hem te kennen gaf dat^hy veilig kd| vertrekken. Hy deedt ons zien dat het hem aan geene danflW baarheid ontbrak, want niet alleen dat hy naderhanddikwyjl tot ons wederkeerde, altoos met het een of ander gefchenj van levensmiddelen , maar zelfs bewees hy ons nog andeJ dienften. Kort na de verwoesting van het Dorp , zagen wy va, den Heuvel afkomen, een Man, vergezeld van vyftien | twintig Jongens, die in hunne handen hielden ftukken D oek, Weegbreen, en groene takken &c. Op dit vreedzadj m  STILLEN OCEAAN. 345 gezandfchap, zoo rasch het binnen bereik was, werl door ■fs Volk, gevuurt; doch dit fchieten belette niet, dat het ikynen weg vervolgde, en de Officier , die de wacht had, \kwam by tyds te voorfchyn, om te verhoeden dat ons Volk |iet andermaal losbrandde. Nader by komende, zag men, fiat het hoofd daarvan onze oude Vriend Kaireekeea was' Ije de vlucht had genomen, toen ons Volk het eerst de vlam iftak in 't Dorp, doch die nu te rug kwam, en zyn verlangen ■ kennen gaf, om aan boord van de Refolution gebragt te arorden. _ Op zyn aankomst in 't Schip, vonden Wy hem -zeer leinsachtig en ftemmig. Wy poogden hem te overtuigen tan de noodzakelykheid, die 'er was om het Dorp in brand fe fteken, waar door, tegen onze meening , zyne woning In die zyner broederen vernielt waren. Hy verweet ons on- * ondankbaarheid en onvriendelykheid, en indedaad, het jas eerst op dit oogenblik, dat ons ter ooren kwam al het led en den hoon hen aangedaan. Hy zeide ons, dat hy zich Ipateade op de beloften hen door den Heer King gedaan, als 4 ede op de verzekeringen , welke zy ontvangen hadden'van If lleden , die tot ons met de overblyfzels van Kapitein Cook 'jïkomen waren , zy 't onnoodig hadden geöordeelt, hunne cederen landwaards in te voeren, gelyk gefchied was door : andere Dorp bewoners, maar dat zy het beste hunner eij dingen, zoo wei ais van die, welke zy van ons verzamelt dden, in een huis hadden gebragt naast de Morai, daar met verdriet gezien hadden, dat alles door ons Volk verind was. By ons aan 'boord komende, had hy de hoofden van zyne ee landslieden zien leggen op het dek, het welk hem zeer jenftond; ook verzogt hy ernftig, dat dezelven mogten erbood geworpen worden: aan welk verzoek, op last van ipitein Clerke, terftond voldaan werd. lOnze Waterhalers kwamen s'avonds aan boord te rug, zon*r verder ontrust te zyn geworden. Wy bragten eenen zeer flaangenamen nacht door; het gehuil en 't geklag, hetwelk * van land hoorden, was fterker en akeliger dan te voren, ftze eenige troost by^deze gelegenheid was, de hoop dat wy X x 2 "ia v. BOEK, 177^. Februar.  346 REIS NAAR DEN v. boek. 1779Februar. V in het toekomende niet genoopt zouden worden, tot het oeffenen van zulke geftrenghedem 't Is opmerkelyk, dat gedurende alle deze beroeringen, de Vrouwsperfonen-, die van 't Eiland by ons aan boord waren, geen de minfte neiging toonden om ons te verlaten, of de minfte bekommering lieten blyken voor haar zelve, of voot haare Vrienden aan land. Zy fcheenen , indedaad-, zoo volkomen onaangedaan, dat fommige harer, die zich op t dëfs bevonden, toen het Dorp in vlam ftond, opgenomen fcheè. nen met het fchouwfpel , en dikwyls uitriepen, dat het Ma;®, dat is , zeer fraai was. | Den volgenden morgen , zagen wy den verraderlykei Koah , als naar gewoonte , naar boord komen. Dewyl niet langer noodig was hem te ontzien , werd den HeerKinj toegeftaan hem naar goeddunken te behandelen. Terwyl I al zingende op zyde van de Refolution kwam, en een Vai ken benevens eenige Weegbreen aan den Heer King aanbood werd hem van dezen gelast aftehouden , en gewaarfchuwt ziö niet weder te laten zien, zonder het gebeente van Kapitéj Cook, ten ware hy zyn herhaalde ontrouw, en het niet» komen van zyn gegeven woord , verkoos betaalt gezet I zien. - Deze onaangename begroeting fcheen hem weinig aar tedoen; hy keerde terftond naar ftrand te rug, en voegd zich by een bende zyner landslieden, "die bezig waren Stet nen te fmy ten naar onze Waterhalers. Het lyk van den joftf man, die"daags te voren gefneuveldwas, werd dezen M gen gevonden aan den ingang van het Berghol: zommige va 'ons Volk wierpen 'er een mat over heen ; kort daar opzage •zy verfcheide Inboorlingen het lyk op hunne fchouders wé halen, en zy konden dezelven duidlyk een treurzang hoort zingen by het vervoeren; De Eilanders ten langen lesten overtuigt zynde dat het gei gebrek aan vermogen was om hen te kastyden, het welk 01 in 't eerst had doen befluiten hunne uittartingen te dulda lieten af ons Volk te ontrustten - tegens den avond kreegi wy een Opperhoofd, Eappo genaamt, aan boord, die o zelden was komen bezoeken, maar die wy wisten een Mi  STILLEN ÖCE'AA N. UT fan den eerften rang te zyn; hy kwam thans r met gefchenjen van Terreeoboo, ons om vreede fmeeken. De gefchenfen werden aangenomen, en het Opperhoofd werd te rug ge|;onden, met het volgende antwoord. Dat wy geen Vreede gouden maken , voor dat de overblyfzels van Kapitein, Cook lan ons waren overgeleverde Eappo berichtte ons, dat het vleesch der beenderen van Éis gefheuvelde Volk,, als mede de beenderen der rompen', rerbrand waren ; dat de lid - beenderen van de Scheeps-Sollaten uitgedeeld waren, aan de mindere Opperhoofden; en lat over de overblyfzels van Kapitein Cook op de volgende vyze was befchikt: het hoofd was gegeeven aan eenen voorlamenEree, Kahoopeöu geheten; het hair aan Maiha-Mai*. Ua ; de arm, been en dybeenderen aan Terreeoboo. —■— Toen het reeds duister geworden, was, kwamen verfcheide inboorelingen naar de Schepen af met veelerlei plantgewasen; ook ontvingen wy van Kaireekeea. twee ladingen van dezelfde artykels ten gefchenke.. De volgende dag werd voor 1 grootst gedeelte hefteed, | 't afzenden en ontvangen van boodfchappen, die, van KaUitein Clerke, en den ouden Koning, over en weder gedaan i verden. Eappo drong zeer fterk aan dat een onzer Officieren naar land zoude komen: en hy zelf bood zich aan om ais ryzelaar aan boord te blyven: doch aan dat verzoek-werd jliet voldaan, en hy ging van ons af met de beloften, van jns des anderen daags morgens het gebeente te zullen breniren. Onze waterhalers ontmoetten aan liet ftrand geen de jninfte tegenkanting van de Eilanders; die, niettegenftaande Mis omzichtig gedrag, zich onder ons durfden begeven,, ponder de minfte teekens of blyken van wantrouwen of /rees; Op Saturdag den 20, hadden wy al vroeg in den morgen {iet genoegen om de fokkemast behoorlyk geplaatst te kryi§en. Dit werk ging verzeld met zeer veel moeite en gejpaar, door dien ons touwwerk zoo rot en verlieten was, dat de jyn verfcheide malen brak. Op dezen morgen zagen wy , aisfchen tien en elf uren, eene talrykebende Inboorelingen X x . a d eB v. BOEK. 1779. Februar .  34* REIS NAAR DEN v. BOE'". *779- 'Februar, den Heuvel, die tegen over de baai legt, afkomen in eea foort van ftaatfie; ieder Mansperfoon droeg op zyn fchouder twee of drie Suikerrieten, en hield eenige Broodvrucht, Weegbreen en Taro in de hand. Vooraf gingen twee trommelflagers, die toen zy den waterkant bereikt hadden, zicll by een witte Vlag ter nederzetten, en op hunne trommels fioegen , terwyl die geenen , die hen gevolgt hadden ,« éM voor één voorttreeden, en de gefchenken, welke zy by zich hadden, nederleiden, waar na zy in dezelfde orde te rugi keerden. Kort daar aan verfcheen Eappo in zyn gevederdea] mantel, iets met zeer veel deftigheid in de handen dragende;: hy plaatfle zich op een Rots, en gaf met teekenen te kennen: dat men een boot tot hem zou afzenden. Kapitein Clerke vermoedende dat het Opperhoofd het gebeente van Kapitein Cook by zich had? (gelyk ook indedaad bleek het geval te zyn) begaf zich in perfoon met de Pinas naar 't ftrand, om het zelve te ontvangen, en gelastte den Heer King, hem met de groote boot te volgen. Aan 't ftrand gekomen, trad Eappo in de Pinas, gaf aan Kapitein Clerke het gebeente over, het welk omwonden was in eene groote meenigte nieuw fyn Doek, en overdekt met een geborduurden mantel van zwarte en witte vederen. Hykwam vervolgens met onze Heeren tot aan de Refolution, maar kon niet oyergehaalt worden , om mede aan boord te komen; misfehien uit welvoeglykheid, om niet tegenwoordig te zyn, by het openen van 't overgeleverde pak, in het welk wy de beide handen van Kapitein Cook in haar geheel vonden, die ons wel bekend waren, uit hoofde van een zwaar lidteeken aan de eene hand, waar door de voorvinger van den duim ter ganfche lengte van het metacorpus of de nahand was afgefcheiden ; het bekkeneel, doch van 't welk de hoofdfehedel was afgefcheiden, en de beenderen van 't aangezicht aan ontbraken; den Hoofdfchedel met de ooren daar aan vast, en het hair op denzelven kort gefneden, de beide armbeenderen met den huid van de voorarmen daar aan hangende; de dy en fcheenbeenderen te famen gevoegt, doch zonder de voeten. De bindzels der gewrichten bemerkten wy dat in hun  STILLEN OCEAAN, 349 Kn geheel waren: alles droeg zichtbaare teekenen, dat het 'tö 't vuur was geweest, behalven de handen op welken het jideesch nog was, en die hier en daar doorfneden waren, en jftet zout gevult, waarfchynlyk met oogmerk om dezelven te $>ewaren. Het bekkeneel was in zyn geheel zonder breuk, snaar de hoofafchedel had in het achterfte gedeelte een doorihede. Van de onderfte kaak en de voeten, die aan de beenderen ontbraken , hadden zich , volgens het zeggen vars ■Eappo, verfcheide Erees meester gemaakt, dochhy verzekerde ons tevens, dat Terreeoboo alle middelen in 't werk telde om dezelve wedertebekomen. 11 Den volgenden morgen kwam Eappo met den Zoon de* iConings aan boord; zy bragten met zich niet alleen hetoveige van Kapitein Cook's gebeente, maar insgelyks de looien van zyn Snaphaan, zyne fchoenen, en eenige andere kleip'gheden , welke hem toebehoord hadden. Eappo verzekerjeons, dat Terreeoboo, Maiha-Maiha en hy zelf ten uiterften i erlangden met ons in vreede te zyn; dat zy 'er ons nu de :vertuigendfte blyken van hadden gegeeven; en dat zy zulks < eel eerder zouden gedaan hebben, waren zy daar in niet selet door de andere Opperhoofden, van welken veelen ons log niet zeer geneegen waren. Hy beweende met de leven,igfte aandoening den dood van zes Opperhoofden, die doorns Volk gedood waren, fommige van welken wy onderon- 12 beste Vrienden hadden mogen tellen. Hy verhaalde ons. at de groote boot ons ontnomen was, door 't Volk van Pa;ea, waarfchynlyk om zich te wreeken over den flag, dien nen hen had toegebragt; en dat die boot daags daar aanwas lerbrooken. De Wapens der Zee-Soldaten, welke wy insjelyks wedergeè'ischt hadden, waren, naar zyn zeggen , door Ij gemeen weggevoert, en met geen mogelykheid te herirygen. I Alles wat ons thans overbleef, was de laatfte eer te bewyen aan onzen uitmuntenden Bevelhebber. Eappo werd afI ezonden en gelast om de ganfche baai te Tdbooden. Des namiddags werd het gebeente in een lyk kist gelegt, den lykiieust over het zelve gelezen, en met de gewone Militaire eer- v. EOEK. I779Februar.  V. BOEK. *779Febntcrt. s5o REIS NAAR DEN eer teekenen ter diepte beftelt. Onze aandoeningen by de-' ze treurige gelegenheid laten zich met gemakkelyk befchryven. ^ Den ganfehen morgen van den 22. was er geen Kanoo ia de baai te zien. De Taboo, welke Eappo, op ons verzoek^ op dezelve gelegt had, den voorgaanden dag, nog niet op* geheeven zynde. Eindelyk kwam dat Opperhoofd tot ons ah Wy verzekerden hem, thans volkomen voldaan te zyn; en daaï de Orono nu begraven was, de gedagtenis van de onlangs onl eelukkip-e gebeurtenis met hem begraven zoude blyven. VVi verzoeten hem voorders de taboo opteheffen , en te laten» ■roepen dat de Eilanders, als voren, ons leeftocht mogte* aanvoeren. Zeer fpoedig werden de Schepen van Kanoo, omringt, en wv kreegen verfcheide Erees aan boord, (M hun leedwezen wegens het gebeurde, en hun genoegen ovei onze bevreediging ten fterkften uitdrukten. Verfcheide on «e-r Vrienden, die ons met hun bezoek niet begunftigden zonden ons groote Varkens en anderen voorraad ten ge fchenke De oude ver.raadelyke Koah kwam onder andere? mede tot ons af, maar wy wilden hem niet aan boon dulden. ."-."'« c ifl Daar wy nu gereed waren om in Zee te loopen , gat m •pitcin Clerke (die zich niet veel goeds voorfpelde, ïndia de tvding van ons bedryf de Eilanden te lywaard bereikte voo ■onze aankomst aan dezelve,) bevel, om de Schepen te on] •mannen. Des avonds, omtrent agt uren, zonden wy allee* 'Inboorelingen, die by ons aan boord waren, weg, en La| ■po nam met Kaireekeea vriendelyk affcheid van ons op d ■teederfte wyze. Wy ligtten terftond het anker en liepen d baai uit van Karakakooa. De Eilanders hadden zich alle aa •t ftrand gefchaard , en ontvingen-, by ons afzeilen, ons laa fte vaarwel, met alle teekenen van genegenheid en goec ^Orftien uren hadden wy reeds het land uit het gezichi en ftevenden Noordwaards aan, om een havenplaats op 1 zoeken, aan den Zuid - Oostkant van Mowee, van weil de Inboorelingen ons dikwyls gefproken hadden. Den vc " gei  STILLEN OCEAAN. 351 ■Inden morgen vonden wy ons, door eene hooge Zee uk Ben Noord Oosten, te lywaard afgedreeven; en door eene ilyve koelte uit die zelfde ftreek, raakten wy nog verder iken Westen. Om middernacht wendden wy, en ftevenden, wier uren lang, naar 't-Zuiden, om 't land tevermyden ; den 124., met het aanbreeken van den dag-, zetten wy het aan lop een kleen dor Eiland , Tahoorowa genaamt-, omtrent zeiven mylen ten Zuid - Westen van Mowee. Wy moesten het opgeven de Zuid-Oostergedeeltens vanMoi«vee van digter by natefporen, wendden enhielden het langs den Zuid-Oostkant van Tahoorowa. Digc-om deszelfs Westerlyken uithoek heen Hurende, ten einde den Westkant van Mowee te bereiken, kreegen wy eensklaps ondiep water, en jpgen voor ons uit, de Zee op eenige klippen aanbruisfchen. JWy 'hielden voor eenigen tyd af, en ftuurden toen weder poordwaards, het aanhoudende op eene engte tusfehen MoIvee, en een Eiland Ranai geheten. In den achtermiddag hadBen wy ftil weêr met flappe koekens uit den Westen. Wy wielden Noord-Noord-West; maar tegen het ondergaan van :1e Zon ondieptens befpeurende, en het weder onbeftendig cynde, rigtten wy onzen koers naar 't "Zuiden. ! Wy waren thans voorby de Zuid - Westzyde van dit Eiland, en niet in ftaat om de Kust te naderen. Deze kant van |t Eiland vertoond zich , op een afftand, eveneens als de INoord-Oostzyde, gelyk wy, by onze te rug komst van 't Noorden, die zagen in de maand November 1778. De Heuvelachtige flreeken, door een laag vlak Schier - Eiland lan den anderen vast, maken op het eerfte gezigt de verJooning van twee afzonderlyke Eilanden; en wy befchouw[jlen ze als zoodanig, tot op omtrent tien Zeemylen van de Kust, welke door een groote bogt binnewaards een ruime baai vormt, yan welke de Westelykftepunt, waar langs de zoo evengemeljle droogtens of ondieptens zyn, aanmerkelykisdooreen kieen Heuveltje, ten Zuiden van 't welk een fchoone zandige baai is; aan het ftrand ftonden verfcheide Hutten met eene grootje meenigte Kokusnoot - Boomen om dezelve. 3 -Den ganfehen dag door werden wy bezogt van verfcheide I • Y y In- v. BOEK. 1779Februar.'  v. BOEK., Fjbruar. m REIS NAAR DE». Inboorelingen , die ons J^ joorr^ aanvoerden. Al fchielyk ontde-kt en wy, da^o ^ yed Owhyhee hen ^r ooren was geinen W uit den, moeke om de byzonderheden ^^bfeSaefötatioabl m0nd van te worden naa* verborgen gehouden ,, ten emde oK g anj Atooi, en vroegen ^^^^ ^ uiterften aangedere Opperhoofden; ook ^«^f, Broeder. Da| daan over den dood van Kaneena en ^ dooF dj o^ten^zen opzichte zich zl heusch en vnendelyk gedragen. ^eteen Oosten wind; Opden^desm^ langs den Zuidkant van Kanai, toen w ■ vervolgens zet genwinden en ftilte kreegentodJi avond , ve S ^ ?en wy het met ee.e flappe ^ nyertrek k d van Morotoi De f^r^oord - Oosten ons wasbyge baai van Karakakooa, uit den marhetZüid Ooster bleven,.nam dezen ^3^'^ Den 26,, 's morge£££ ^rden onze marszeile en woei zoo ftyf,. «at wy ge™^ kleenebaa dubbel te reeven. Om »Ie° "^S™ ^ fchoon zandi op den afftand van twee Zeemylen ^™et e^r bef urendÉ ftrand; doch geen/chro van eenig zoet ^e ^Eilan( poogden wy te loefwa»^ door ons, in ^^.^^^ieWesttaiNooxée • termiddag zagen wy het laid «™™üe VZoo haast het du op den afftand van omtrentagtZemylen z,oo ter werd, hielden wy af, en ftevenden, «D i ? j bchten van den dag weder op-«^ffi^ rif uren waren wv fléchts een Zeemy ver van iauu, j fnTmWdfflvandeNoord-Oostzyde van 'X W Noordtaards beftaat de Kust uit enkele op.ich zelf fla, de Heuvels, die fteü uit Zee opfduewn, «"^^ dekt met houtgewas; de vla ktens of dalemtobben fcheenen vruchtbaar en welbebouw Naar t L _ ^ den wy eene zeer ruime baai, wence w  STILLEN OCEAAN. '353 beperkt was , door een Jagen uithoek lands, bedekt met IKokusnoot- Boomen, af en aan welker uithoek zich , op den alftand van een Engelfche Myl van 't ftrand, een rots in de ^gedaante van een Eiland vertoonde. | De -wind ftyf door blyvende waijen, waren wy ongeneigt daan lager wal te raken, waarom wy, in plaatze van de baai |op te nemen, langs de ftreek van de Kust hielden. Op den ilmiddag waren wy omtrent twee Zeemylen van 't Eiland, en jtegen over de Noordpunt van 't zelve. De grond is laag en Jvlak, en omringt van een kiippig rif, op den afftand van ijanderhalve Engelfche Myl. Om twee uren, werden wy, lop 't zien van een fchoone Rivier, aangezet te ankeren ih idemen vademen waters. In den namiddag vergezelde de iHeer King, de beide Kapiteins naar't ftrand, waar flechts iweinig Inboorelingen zich vertoonden, en de meeste dezer ■waren Vrouwen. Men onderrigtte ons , dat de Mans naar «dorotoi getrokken waren, om Tahyterree te beflryden, («och hun Opperhoofd , Perreeorance, was tehuisgebleeven, len zou gewisfelyk zyne opwagting by ons komen maken, izoo haast onze aankomst hem tekent ware. I Tot onze groote te leurftellinge vonden wy het water iibrak, meer dan twee honderd Roeden ver de Rivier op, idoch hooger op was het volmaakt zoet, en de Rivier lever 1de een verrukkelyk gezicht op. Al verder den ftroom langs igaande, kwamen wy aan den famenvloed van twee kleene JBeeken, die ter rechter en linkerzyde van een Reilen RomaJnesken Berg afvloeiden. De grond aan weerszyden van de lRivier, en alles wat wy te Woahoo zagen, was zeerwel beloouwdt; over al zagen wy Dorpen, en' 't ganfche land fes fcerde een fraaije en Schilderachtige vertooning. 1 r Dewyl 't een zeer moeilyken arbeid zou geweest zyn,aan deze plaats ons water te halen, werd de Heer King afgevaar"pigt om de Kust te ly waard optenemen; doch met geen mo'gelykheid aan land kunnende komen , uit hoofde van een Koraal rif, het welk zich langs 't ftrand uitftrekte, beflootKa;'pitein Clerke terftond naar Atooi te zeilen, waar wy, op ! ien eerften van Maart, op onze vorige ankerplaats, weder het Y y 2 an- v. BOEK. Februar  y. BOEK. 1779Maart. 3S4 REIS NAAR DEN anker lieten vallen.. Zeer, fpoedig kreegen wy een-bezoek-va* verfcheide Kanoos,. doch. even fpoedig bemerkten wy, ia. het voorkomen ,, en handelwyze der Inboorelingen , die hartelykheid en vriendelykheid niet, waarmede zy. ons te vorenbejegend-hadden. Niet zoo haast waren zy aan - boord gekcmen, of'één hunner gaf ons te kennen, dat wy aan de Vrouwen eene ziekte of kwaal hadden medegedeelt,. aan welke veele lieden van beider kunnen geftorven waren. Hy zelt, was te dezer, tyd, nog onpaslyk aan het Venus-fmet, enbefchreef zeer omftandig de verfcheide toevallen dierziekte, van welke wy het onherftelbaar kwaad gewisfelyk onder henmoeten verfpreid hebben-, naardemaal wy,. by onze eerite komst aan deze plaats, geen, fchyn. van die kwaal onder de Inboorelingen befpeurd hadden. De groote zaak.was hier, de Schepen met allen fpoed vam water en levensmiddelen te voorzien; ten dien einde werd. de Heer King in den namiddag.naar land gezonden, met de groote Boot en Pinas-, beladen met lege water vaten. Hy was vergezeld van den Konftapel van de Refolution, die last had om tegen ruiling,, eenige levensmiddelen te bekomen en had by zich een wagt van vyf Scheeps - Soldaten. Een groote meenigte Volks bevond zich aan 't ftrand, van t welk wy in den beginne heusch ontvangen werden, maar dat, toen onze vaten aan. den wal waren, ons zeer veel moeite begon te. maken.. . By ondervinding bewust, hoe bezwaarlyk zy in nunne baldadigheid en onbefchoftheid waren te keer te gaan, zonder tusfchenkomst hunner Opperhoofden, vernamen wymet leedwezen, dat deze alle zich verre van de hand, en aaneen' wyd afgelegen ftreek van 't Eiland bevonden. By t m^iern hunner hulpe waren wy in eenen beklagelyken toeftand, want wy konden naauwlyks een kring vormen, gelyk wyter onzer beveiliging, en tot gemak van dezulken onzer;, die den handel dreven, gewoon waren te doen.. Niet zoo haast echter hadden wy eene affcheiding gemaakt,, en eenigeScheepsSoldaten geplaatst.,.om het gemeen aftekeeren, of eenLiIander. greep de baijonet van een der Soldaten, en poogde dezelve.  STILLEN O C E A A N, 355. fiem. mee geweid te ontneemen. Op de aankomst van den ■ Heer King, Jiet de Inboorcling af en week te rug , maar 1 kwam dadelyk. weder, gewapend met Speer, en Dolk-, en zyne ï landslieden konden niet dan met veel moeite hem weerhouden, den Soldaat op 't lyf te vallen. De heftigheid van dezen Eilander ontftond uit eene geringe prik, welke de SoK idaat hem met.de baijonet had gegeeven, om hem buiten den. I kring te houden.. 1 Onze toeftand vorderde thans veel beleid en omzichtigheid: de. Heer King belastte uitdrukkelyk niet te yuuren,. lof iets gewelddadigs te verrigtten buiten zyn bevel; naaulyks. ihad hy deze orders gegeeven, of hy werd ter hulpe geroepen ■yan de waterhalers , die aan de bron zeer belemmert en ont. ïrust werden door de Inboorelingen, die.,, voor af, voor elk. |te _vullen watervat een grooten by] vorderden. Op onze weigering ,, wilden zy de Matroozen niet toeftaan de watervallen naar.de Boots, te rollen.. Zoo haast de Heer King, aan - de waterplaats gekomen ■was, trad een der Inboorlingen hem op zyde, en deedt hem afeeer onbefchoft denzelfden eisch. De Heer King zeide hem v Idat, als Vriend, een.byl tot zy n. dienst was, maar. dat hy de. |watervaten wilde laten vullen en afvoeren, zonder daar voor. |iets te betalen; terftond wenkte hy het Volk. van de Pinas. i voorwaards te treden, en ten zeiven tyde riep hy drie fcheeps[Soldaten van de ruilebuiters af, om de, waterhaierste beschermen.. 1 Dit moedig gedrag was van dat gevolg, dat zy ons niet Idurfden beletten de vaten te vullen, doch voor het overige bleven ze ons befchimpen en hoonen. Sommige huntier, onder voorwendzel van de Matroozen te willen"helpen, l h 't rollen derivaten naar 't ftrand, ftuurden dezelven eenen-. juideren weg -r andere fiolen , ons Volk de hoeden. van het, qioofd, trokken ze aan hunne wambuisfen te rug, traden hen- pp de hielen,, terwyl de omftaande Eilanders.in.lachgen uitschaterden , en ons Volk op allerlei wyzebefchimpten en voor.- len zot hielden ; vervolgens namen zy eene gelegenheid waar 1' un. des kuipers puts te fteelen, en hem met geweld zyn zak Y- y 3' te-- v. EOEK. I7?9Maart.  fs6 REIS NAAR DEN v. ;BOEK. I779- Maart. te ontneemen. Dan , hunne voornaamfte bedoeling was., zich van de Musketten der Scheeps - Soldaten meester temaken, die zy hen geftadig uit de handen zogten te wringen.;} waar over deze niet weinig klaagden. Schoon de Eilanders,1 over 't algemeen , eenigen eerbied en ontzach voor den HeerJ King fcheenen te hebben, moest hy evenwel iets aflangen'; en zyn deel betalen, in het geene zy roofden en plunderden;* Een hunner naderde hem op eene gemeenzame wyze , enf terwyl deze zyn aandacht bezig hield , ontnam een anderï hem den Hartsvanger, welke hy los in de handen hieldt, efif liep 'er mede weg. Dergelyken hoon was door geen geweld te beteugelen.* Voorzichtigheid vorderde geduldig zich te onderwerpen,en ten', zeiven tyde zoo veel op onze hoede te zyn als mogelyk ware.| Doch het geene den Heer King eenigzins onthutfte, was.3 dat hem, kort daar na, door een Sergeant van de Scheeps^ .So'daten gezegt werd, dat zich fchielyk omkeerende hy een'j Mansperfoon achter hem had gezien mét een Dolk in de hand,] en gereed om hem denzelfden in 't lyf te duwen. Alhoewel) hy zich deswegens konde vergisfen, was onze toeftand nogthans zeer hachlyk en gevaarlyk, en de minfte feil of misllag' aan onzen kant, zou de noodlottigfte gevolgen hebben kun? nen na zich fleepen. Ons Volk was in drie benden verdeelt; één derzelve bezig met de watervaten te vuilen aan de Wél; een anderemelf die naar 't ftrand te rollen, en de derde met het inruilen va|? ■ levensmiddelen. De Heer King ftond eenigzins in beraad, öm deze benden te vereenigen, en ze te doen dienen ter bel fcherming van één werk : maar by nader overweeging, achtte hy het raadzaamst, ieder bende by haar werk te latert blyven als voren ; want als men ons wezenlyk had willen aantasten, zou onze verëenïgende magt flechts weinig weder»' ltand hebben kunrien bieden; hy begreep tevens dat het byeenbrengen van ons Volk, enkel ten onzen nadeele kondtf werken, en een duidelyk bewys opleveren van onze vrees; daar en boven was in liet tegenwoordig géval de meenigtë •verfpreid, en een groot gedeelte bezig met ruilebuiten. Dat ze    STILLEN OCEAAN. 35?' ,e ons niet aanvielen, was misfehien voornamentlyk te dansen aan de vrees voor onze wapenen, dewyl het hen toe. fcheen, dat wy veel vertrouwen in dezelve ftelden ; en ïbet Hechts vyf Scheeps- Soldaten zulk eene meenigte Volk jégcntcftellen , moest hen van onze meerderheid een zeerj'ergroot denkbeeld geeven ; 't was derhalven onze zaak, ren in die begrippen te houden , en tot eer van de gan)bhe bende moeten wy erkennen, dat geene menfehen. er bekrachtiging dier denkbeelden zich beter konden gedra;en. Wat enkel voor fpotterny kon gehouden worden, ferd, als ongemerkt, geduldt; maar als zy wezenlyk vernadert of ontrust werden , namen zy eene vergramde en reigende houding aan. Eindelyk Haagden wy zoo wél, dat 11e onze vaten on verhinder t en behouden aan den Zee - oever wam en. Terwyl de Matroozen bezig waren, die vatm in de grocs Boot te laden, werden de Inboorelingen, die thans begonnen te begrypen, dat ze geene verdere gelegenheid zoujen hebben om ons te plunderen, zich ftöuter en baldadier aanteftellen. De Sergeant der Scheeps-Soldaten gaf daarjp, gelukkig, aan den Heer King in bedenking, ofhetnict lest ware hem met zyne bende vooraf in de boot te zenden, /aardoor de Musketten buiten bereik zouden zyn , want deje waren, gelyk wy reeds gezegt hebben, het voornaamfte ioel der Inboorelingen, en ingevalle zy ons te lyf wilden,. ' onden de Scheeps - Soldaten ons beter verdedigen uit de Booi:n dan op het ftrand. I Alles was thans in de Boots, en behalven den Heer King, Iph Konftapel Anderfon, en een Bootsman , was'er niemand nzer meer aan land. De Pinas lag buiten de branding, door elke zy moesten heen zwemmen, waarom de Heer King „, nn den Konftapel en Bootsman beval hun best te doendezel- II te bereiken , 'êr byvoegende dat hy hen zou volgen; doch; ■ 1 weigerden beide aan dat bevel te voldoen, en het werd 1% zoort van twist, wie het laatst aan land zou blyven. 'en haastig woord, zoo 't fcheen, even te voren door den; Jeer King den Matroos toegeduwt, en door dezen aangemerkt' v. BOEK. i?79- Maart..  REIS NAAR DEN .V. BOEK. 1779Maart. merkt als zynen moed te kort doende, maakte hem geemlyk , en de oude .Konftapel meende het zyn plicht te zyn., deel te nemen in een zaak daar het point van eer betrokken ^ras. In dezen misfelyken toeftand , zouden zy misfehien nog lang geharreward hebben,; ware het verfchil niet befligt geworden door de fteenen, welke, van alle kanten, herom vlogen, en door 't geroep van 't Boots - Volk, dat hen bad, .zich te willen fpoeden, dewyl de Inboorelingen, met knjfl zen en Speeren gewapend, reeds naar den oever op henjfl kwamen. De Heer' King , de eerfte die de Pinas bereikte, ziende den Konftapel .nog ver achter uit, en niet geheel buiten gevaar te zyn., gaf bevel om met een.Musket te vuuren, maar in den haast om hem te gehoorzaamen, werden 'er twee fchooten gedaan. De Inboorelingen kozen terftond het hazenpad, en lieten Hechts een Man, en een Vrouwsperfoon aan 't ftrand. De Man poogde verfcheide Jteeren zich op.terichten , maar kon niet, zynde .gekwetst in-deliesch. De Eilanders keerden kort daar aan te rug, omfingelden den gekwetften., en zwaaiden , met eene uitdagende houding, hunne Speeren tegens ons; dan , toen wy ten naasten by de Schepen bereikt hadden, zagen wy eenige lieden aan 't ftrand komen, die wy voor Opperhoofden hielden, en door wie alle de overige van 't ftrand verdreeven werden. .Gedurende ons afzyn, had Kapitein Clerke zich over ons zeer ontrust, te meer alzoo hy eenige Inboorelingen, diei^ tusfehen by hem aan boord geweest waren, kwalyk verftaaB had. Zy hadden dikwyls den naam genoemt van Kapitein Cook, en veel gefprooken van dood en verwoesting, waaruit hy opmaakte, dat zy, kennis hebbende van de ongelukkige gebeurtenis te Owhyhee, daarop zinfpeelden. Doel zy hadden hem enkel willen te kennen geeven, -de Oorlogei ontftaan over de Geiten, door Kapitein Cook te Oneeheov, achtergelaten, en dat die arme Geiten, gedurende den twis over den eigendom derzelven, waren gedood. Kapitein Cler ke, dit treurig verhaal toepasfende op ons ongeval te Owhy hee, en als of zy 'er eenige wraak mede bedoelden, hield intusfehen zyn vexrekyker op ons gevestigt, en toen h  STILLEN OCEAAN. 350 den rook van 't vuur der Musketten zag, gelastte hy, de Boots ter onze hulpe gereed te maken. Den volgenden dag, zynde den 2. Maart, werd de Heer King nogmaal aan land gezonden met de Waterhalers. Het gevaar van daags te voren gelukkig ontkomen zynde, vond Kapitein Clerke goed, onze wacht met veertig gewapende Mannen van beide de Schepen te vermeerderen. Doch deze voorzorg bevonden wy onnoodig, dewyl het ftrand geaeel aan ons was overgelaten, en de ganfche grond van de plaats waar wy aanlandden tot aan de wélle getabood. Wy naakten hier uit op, dat deze ftreek was bezogt geworden ran eenige Opperhoofden, die aldaar niet hebbende kunnen toeven, b^dagtzaamlyk dien ffcap ter onzer beveiliging gelaan hadden. Verfcheide Mansperfonen vertoonden zich, lan de andere zyde derRiviere, met Speeren en Dolken, zonier ons echter te moeijen. Hunne Vrouwen kwamen tot Dns over, en plaatften zich niet verre van ons aan den oever, ;n tegen den middag bewogen wy het Man - Volk , ons e voorzien van Varkens en Wortels, en *t een en ander voor >ns te bereiden. Toen wy van 't ftrand afdaken, kwamen :y naar den Zeekant, en één hunner had de ftoutheid een Steen ïaar ons te werpen; dan dewyl zyn gedrag ten uiterften werd .fgekeurd van de ovrigen, toonden wv ons deswegens niet ;ebelgt. ) Op den 3. vulden wy alle onze nog ledige Watervaten, onder in 't minften ontrust te worden, en in 't wederkeeen naar de Schepen, vernamen wy, dat verfcheide Opperoofden by ons aan boord geweest, en eene verantwooring gemaakt hadden, voor het gedrag hunner Landsgenoen, wier oproerige en baldadige handelwyzen zy toefchrelen aan de onè'enigheden, welke onder de voornaamfte Heien yan 't Eiland heerschten, waar door alle orde en onderefchiktheid als vernietigt was. Het bewind over Atooi werd betwist tusfehen Toneoneo, ie 'er het Oppergebied voerde, toen wy, in 't vorige jaar, aar waren, en eenen Jongeling Teavee. By onderfcheide ^aders, waren ze beiden de kleenzoons van Perreeorannee, Zz Ko- v. BOEK. Ï779- Maart.  V. BOEK. ■779* Maart. 36b REIS NAAR DEN Koning van Woahoo, die Atooi aan den eerften afftond, ers Oneeheow aan den laatften. Het verfchil nam zynoirfprong| uit de Geiten, welke wy, 's Jaars te voren, te Oneeheow| gelaten hadden ; Toneooneo maakte eisch op dezelve, uit| hoofde van zyn gezach over dat Eiland. De aanhangers vatt I Teavee beriepen zich op 't recht van bezitting; de beidfe j partyen poogden ieder hun eisch te doen gelden, en eveBjl voor onze aankomst, was 'er een gevecht uif ontftaan, ïm het welk Toneooneo te kort fchoot. Toneooneo ftond waar-3 fchynlyk by deze nederlaag meer nadeel te lyden , dan by 't« verlies der onderwerpen van den twist, want de Moeder vaBffl Teavee, by een tweede huwelyk, een Man getrouwd héiM bende, die niet alleen een Opperhoofd te Atooi, maar afl daar tevens aan 't hoofd van eenen magtigen aanhang wasd dagt deze de tegenwoordige ge'egenheid te moeten waarneSj men, om Toneooneo uit het Eiland te verdry ven, teneindei zyn Schoon- Zcon in de Regeering te doen opvolgen. Dei Geiten, die tot zes ftuks aangeteeld waren, enwaarfchynlytq op deze Eilanden, in weinigejaaren, fterkvermeenigvuldigti zouden zyn , kwamen in dezen twist alle om 't leven. Op den vierden, kreegen wy aan boord van de Refolutiotti] een bezoek, van den Schoonvader, de Moeder, en deZusterqj van den jongen Prins, van . wie Kapitein Clerke verfcheidfeji fraaije gefchenken ontving, onder anderen eenige Vischhoé*| ken, gemaakt van de beenderen van Terreeoboo's Vader kj die in eene ongelukkige aanlanding te Woahoo gefneuveldl was; als mede een vliegeklap met een handvat vanmenfcherjl been; deze werd hem gefchonken van 's Prinsfen Zuster J die dezelve als een Zegeteeken van!haren Schoon-Vaderhadi ontvangen. De jonge Teavee bevond zich in hun gezebs fchap, want uit hoofde van een bevogte overwinning, was hy j thans bezig met het verrigten van eene Godsdienst -piech-j tigheid. Op dezen dag en de beide volgende dagen werd de Disco-| very van het nog benoodigde water voorzien; ook waren dei timmerlieden bezig met de Schepen: te kalfaaten, terwyl,-: Hoor 't overige, alles gereed werd gemaakt voor onzen aah-« ftaan:*-,  STILLEN OCEAAN. s^i ijaanden tocht. De Inboorlingen lieten ons in alles ongeoord , en voorzagen ons overvloedig van Spek en Aardie wasfen. Wy werden ook dien dag bezogt van eenen bdiaan , die met zich bragt een ftuk yzer , het welk hy erzogt in de gedaante van een Pahooa gemaakt te hebben. Iet was de bout van 'teen of ander zwaar Scheeps - Timmerhout , maar noch de Officieren, noch de Matroozen kon* en ontdekken tot wat Natie dezelve behoorde. Uit de geiaante van dezelve, en uit de bleekheid van 't yzer, waren zy erzekert, dat ze van geen Engelsch maakzel was. Wy ouerzogten naauwkeurig, hoe hy'er aan gekomen ware, en veramen dat dezelve gevonden was in een ftuk zwaar hout, het ■elk op 't ftrand van hun Eiland was aangefpoelt, federt ons ert rek van daar in January 1778. 1 Op den 7. ontvingen wy , tot onze grootfte verwondering, jen bezoek van Toneoneo, die, toenhy vernam dat de Prinfes bouarierre aan boord was, naauwlyks kon overgehaalt worden p 't Schip te komen; ook 'wierpen ze, by hunne ontmoeng, een donker en gramftorig gezicht op eikanderen. Hy leef niet lang aan boord, en fcheen zeer neerflachtig. Wy jemerkten , nogthans , met eenige verwondering , dat de iTrouwheden, zoo wel by zyn aankomst, alsby zyn vertrek, jich voor hem op haare aangezichten nederwierpen; ook beuezen alle de Inboorelingen, by ons aan boord, hem dien erbied, welken gemeenlyk aan lieden van zyn rang beween word. Het was eenigzins opmerkelyk dat een Man, die oen in dadelyke vyandfchap was met den aanhang van Tearee, zich alleen durfde wagen onder zyne vyanden. Doch ie Burgerlyke twisten, welke op alle de Eilanden van de Zuidzee gemeen zyn, fchynen'van niet veel bitterheid verzeld !e gaan, de afgezette heerfcher blyft 'er den rang van Eree louden, en vermag zulke middelen in 't werk te ftellen, als ;efchikt zyn om hem het verloren gezach wedertebezor}en. Op den 8., des morgens om rïegen uren , ligtten wy het i mker , en ftevenden naar OneeheoW; omtrent drie uren in den namiddag, kwamen wy ten anker in twintig vademen wa» Z z 2 ter, v.' BOEK. 1779. Maart.  3Ö2 REIS NAAR DEN v. BOEK. Maart. ter, en, bykans, op dezelfde plaats, waar wy, in 1778,' geankert hadden. Wy vertuiden ons Schip aan een ander anker, in zes en twintig vademen water. Des nagtshadden wy een Herken wind, uit den Oosten, zoo dat het Schip den volgenden morgen een kabels lengte verdreven was, erifj de beide ankers voor uit had, in welken toeftand wy genood* zaakt waren dezen dag, en de twee volgende dagen te blyvenf liggen. Op den is. was het weêr bedaarder, en de Schipper werd uitgezonden, om naar een bekwamer ankerplaats om te zien-' Hy kwam des avonds te rug, en had een fraaije baai met goe-< den anker grond gevonden, in agttienvademen waters. Deuithoeken van de baai ftrekten, Noord- ten Oosten en Zuidten Westen. Aan de Noordzyde van de baai lag een kleenf Dorp, aan welks Oostkant vier Bronnen van zeer goed water gevonden werden. Schipper Bligh had zich ver ge-l noeg Noordwaards begeeven, om zeker te zyn , dat Oreehoua cn Oneehecwtweebyzondere, en van een geïcheiden, Eilanden waren. Thans, op het punt zynde, om ons laatfte affcheid te nemen van de Sandwich Eilanden, zullen wy hier eene algemeeJ ne befchryving geven van derzelver ligging en Natuurlyke; Historie, als mede van de gewoontens en zeden der Jnboore-Ï lingen; dienende tot een aanhangzel van 't geene wy alreeds j in onze befchryving van Atooi, betreffende deze Eilanden! vermeld hebben. Zy beftaan uit een Groep van elf Eilanden, zich van 19.9$ gr. 36. min tot 205 gr. 6. min. Oosterlengte, en van 18 gr.1 54 min. tot 22 gr. 15. min. Noorderbreedte, uitftrekkende volgens opgave der Inboorelingen, werden dezelve genaamt: 1. Owhyhee. 2. Atooi, AtowiofTowi, ook welKowigeheeten. 3. Woahoo, of Oahoo. 4. Mo wee. 5. Morotoi, of Morokoi. 6. Oreehoua, ofReehoua. 7. Morotinnee, ofMorokinnee. g.Tahoora. 9. Ranai, ofOranai. 10. Oneeheow, of Neeheehow. ir. Kahowrowee, of Tahoorowa. Deze worden allen bewoont, behalven Tahoora en Morotinnee. Behalven de opgenoemde Eilanden , hoorden wy nav  STILLEN OCEAAN. 3^3 !an een ander Eiland fpreeken, genaamt Modoo - papapa, Jf Komodoopapapa, ten West Zuid-Westen van Tahoora ieleegen ; het is laag en zandig, en word enkel bezogt om r Schildpadden en Watergevogelt te vangen. Voor zoo ;eel wy konden te weeten komen, fcheenen de Inboorelinlen geen kennis te hebben aan eenige andere Eilanden, en, l| alle waarfchynlykheid, worden 'er geene anderen in de abuuvfchap gevonden. i Kapitein Cook gaf ze den naam van Sandwich Eilanden, t eere van den Graaf van Sandwich, toen eerfte Lord van de dmiraliteit, onder wiens bewind hy de Aardryksbefchryng, met zoo veele waardige ontdekkingen verrykt had; i waarlyk, dees Edelman verdiende eene zoo bilyke erkenjnis, als hebbende, door zyne aanbeveeling enbefcherming feen Reistocht kragtdadig begunftigt, en door zyn vermom alles toegebragt, ter bevordering der oogmerken van on:n vermaarden Zeeman. iOwhyhee , het Oostelykfte en grootfte dezer Eilanden, is II eene driehoekige en ten naasten by gelykzydige gedaanl| makende drie uithoeken, die Noord, Zuid, en Oost rekken. Het ganfche Eiland heeft een omtrek van ongeW 255 Geographilche Mylen, 't is vier en twintig Zeelylen breed, en deszelfs grootfte lengte, ten naasten by i de ftrekking van Noord- en Zuid , is agt- en- twintig e een halve Zeemyl. Het word verdeeld in zes wyduitgitrekte ftreeken , te weten, Akona, en Koaarra aan de Testzyde; Kaoo , en Opoona aan de Zuid-Oostzyde; en iieedeo en Amakooa aan de Noord - Oostzyde". Een Irg, Mouna Koah geheten, welke zich in drie fteile punll verheft, altoos met fneeuw bedekt, en op een afftand ll veertig Zeemylen zichtbaar, fcheidt de ftreek van /hakooa van die van Aheedoo. De Kust, ten Noorden Ij dezen Berg, beftaat uit hooge fteile Rotzen, langs wel- . la'verfcheide fchoone watervallen nederbruisfchen 't welk i verrukkelyk gezigt opleevert. Landwaards in ryst de |Éd langzaam , en is doorfneden met fmalle dieptens of i -er klooven. Overal fchynt dezelve wel bebouwt, en Z z 3 met v. boek. I7?9. Maan.  v. BOE-Kï?79- \ Maart- s64 REIS NAAR DEN met verfcheide Dorpen bezet. De Sneeuw-Berg is zeer m Taan deszelfsbenedenfte gedeelte wel bewasfen met h°nP Kust van Aheedoo is van eene matige hoogte; desJft^Srèek fchynt vlakker en effener te zyn, dan dievJ ^ Noorden Zoo lang wy af en aan deze Kusten kruisten, en metTe vei van dezelve af waren , werden wy omcmgelt r^ meenigte^anoos, be^en niet foort van verversfchingen. Aan dez zyde van gSfï ffgK iSrfn, Jicht onder S Wal komen! maar bleven 'er gemeenlyk twee of dr* ^DTSt^nart Noord.Oosten van Apoona, uitmaken, de den Oostelyken uithoek van 't Eiland, » eenigzins^ ,1 vhk- Landwaards in loopt de grond, zag elyk fchmni n erfde hndftreek heeft overvloed van Broodvrucht en Ko tP; ! ^Boomen. Deze ftreek fcheen ons de beste toe va Se ÏÏ ook werd ons in 't vervolg gezegt, dat4 tSnu en dan dezelve verkoos tot zyn verblyf. H Heuvel aan den Zuid-Westelyken kant, fchieten wat fltf n en laten Hechts een fmallen boord van laag land naar de op , en laten Leem Heuvels waren ra^ kgroLAaèVktfdonch he^ naJygelegen land fcheen met ft*. bC To°end wy de Oostpunt van 't Eiland omvoeren zagen J een anderen Berg bedekt met Sneeuw, door de Inboore ten Mouna Roa , of den uitgeftrekten Berg geheten; Alj g ^ rhr wv de Zuid-Oostzyde van 't Eiland langs ze 1de bleef e Berg ons in 't gezicL Deszelfs kruin was plat > .£ Ineeuw bedolven; ook zagen wy eens desze fszyden mar beneden, dun met Sneeuw bedekt. Volgens de- K« Sgs-Sneeuw linie, zoo als ^^^^3 Condamine, by waarnemingen op de Co^ f;,^1" A^oe, gedaan, moet deze Berg ten mmften 16 S«den 2 n voö hoog geweest zyn, het geen derhalven 3680 voeten noo dan plo 'de Teyde, of de Piek van 1 eneriffe,- J  STILLEN OCEAAN. 3Ö5 ens de berekening van den Ridder de Borda, of 724, vollens die van Dr. Heberden. De fpitzen van Mouna Koah ipheenen bykans eene halve myl hoog te zyn , en dewyl dezelven geheel met Sneeuw bedekt waren, moet de hoogte ,-pnner kruinen ten minften 18400 voeten wezen. | De Kust van Kaoo levert eene allerakeligfte en verfchrikjelyfte vertooning; de ganfche landftreek fchynt, door eene pveldige fchok, de yslykfte verandering ondergaan te hebJen. De grond is overal bedekt met Koolasfche, en op veelvuldige plaatzen heeft dezelve ganfche flreeken met zwart- phtige voren , welke de fporen fchynen aantedniden, langs ielke de lava, nog niet veele Eeuwen geleden , zich een weg leeft gebaant van Mouna Roa naar den oever. Het Zuider- k Voorgebergt heeft het juiste voorkomen van den droesjm eens Volkaan's. Het voorland beftaat uit gebrooken en liwe Rotzen, die in fcherpe punten uitloopen, en in ver■ arring op eikanderen geftapelt liggen. Niettegenftaande R naare en akelige voorkomen van dit gedeelte van 't Eiind, zyn 'er veele^Dorpen in deze ftreek, die tevens Vojk- 'ker is dan de groene Bergen van Apoona; 't valt niet moeiik de reden daarvan aan te duiden; want deze Eilanders, :en Vee bezittende, en geen gebruik makende van Weijnden, verkiezen dienshalven de gronden, welke beter ge\?en zyn voor de Visfehery, of best gefchikt voor 'taankweeII van Weegbreen en Yamswortelen. Onder de ruinen nu n verfcheide plekken vetten grond, welke zeer zorgvul|g gebezigt worden, tot Plantadien, terwyl de nabygeleII Zee overvloed levert van verfcheide foor ten vauuitmun'inden Visch. ii Af en aan dit gedeelte der Kust, ter halve kabel lengte fj.n het ftrand, konden wy met een lyn van honderd zestig: Idemen geen grond peilen , uitgezondert in eene kleene j gt ten Oosten van den Zuidtyken uithoek, waar wy , ter lepte van vyftig tot agt en vyftig vademen, eenen zand|ond peilden. Eer wy overgaan om een verflag te geven '.n de Westerlyke flreeken , zal het niet onvoeglyk zyn,, -intemerken^ dat de geheele Kust, die wy befchreven hebben. v. BOEK. 1779- Maart,  V. BOEK. 1779Maart. 366 REIS NAAR DEN ben, van den Noorderlyken tot den Zuiderlyken uithoek, niet'een eenige Haven levert, noch een plaats waar de Schepen eenigzins befchut kunnen liggen tegen de winden. De Zmd-Westelyke gedeeltens van Akona zyn in eengelyken ftaat als de aangrenzende ftreek van Kaoo; maar verder Noordwaards op, is het land wel bebouwt en ongemeen fterk bevolkt. In deze verdeeling van 't Eiland is de baai van Karakakoca gelegen, van welke wy reeds eene befchryving gegeeven hebben. Langs de Kust word bykans niets anders gezien dan de brokken van zwart gebrandde Rotzen ; achter welke de grond, ter wydte van twee en een halve Engelfche Myl, langzaam ryst, en voorheen fchynt bedekt ge» weest te zyn met losfe gebrandde Steenen. Deze zyn door de bewooners weggeruimt, meenigmaal ter diepte van drié en meer voeten, welke moeite hen rykelyk vergoed is, doorj de vruchtbaarheid des gronds. Hier teelen zy, in eene ry« ke aschachtige aarde, de doek-plant, en zoete Aardappels. Tusfehen de akkers, welke door fteene affchuttingen omvangen worden , zyn verfcheide boschjes van KokosnootBoomen verfpreid. Hooger op planten zy, in den ryzenden grond, de Broodvrucht - Boomen, welke verbazend weelde| rig groeijen. De ftreek van Koaarra ftrekt zich uit van den Westerlykften hoek, tot den Noordelyken uithoek van 't Eiland. Tui fchen deze uithoeken vormt de Kust eene ruime baai, vas de Inboorelingen Toe-yah-yah geheten; dezelve heeft ten Noorden twee zigtbare Heuvels. Het binnenfte van deze baai heeft een flegten , rotsachtigen grond, welke zich val 't ftrand meer dan eene Engelfche Myl ver uitftrekt, buiter welken een zeer goede ankergrond is. Zoo ver wy met he' oog konden zien, fcheen de landftreekvruchbaarenvolkryk doch wy konden 'er geen versch water vinden. De grom fcheen van dezelfde zoort als die van de ftreek Kaoo. Wy gaan nu over tot het verhalen van eenige byzonderhe den rakende de binnenlandfche ftreeken van Owhyhee, om medegedeelt door eenige onzer lieden , die den 26. Januari een tochtje Landwaards in deeden, met oogmerk om hj me  STILLEN OCEAAN. .3Ö7 , iet Sneeuw bedekt gebergte te bereiken en van naby opteiemen; ten dien einde twee Eilanders aangenomen hebbene tot wegwyzers, vertrokken zy van 't Dorp, des mid;ags om .vier uren. Zy'gingen Oostwaards op, een weinig ' aar 't Zuiden afwykende. Drie of vier mylen van de baai, ; onden zy de landftreek gelyk wy dezelve reeds befchreeven ebben. Verder op vonden zy' de Heuvels fteilder oploo; en; zy kwamen voorders aan eenige wyd uitgeftrekte Plandién, meest bepoot metde Taro wortel, zoete Aardappels, n planten van den Doek-Boom. De Taro en de zoete Aardappels worden hier vier voeten wyd van den anderen ;epoot. De Aardappels worden , bykans tot aan den top van len Hengel, met ligte aarde aangehoogt. De Taro word tot an den Wortel bloot gelaten, en de aarde rondom dezelve iilswyze uitgegraven , om het regenwater te houden, dewyl : leze wortel een zekere hoeveelheid vochts vordert. Op de Iriendelyke en Sociëteit Eilanden, werd de Taro in lage en : rogtige gronden gepoot, en meest al in flreeken, waar dei elve, door 't water van de een of andere Beek , konden on■ lergezet worden. Men oordeelde het aldaar volftrekt nóodi.aaklyk dezelve op zoodanigen voet aantekweeken ; dochwy ibvonden alhier, dat die Wortel „zeer-wel flaagt in drooger ;;rond, mits dat men behoorlyk zorg drage, dezelve te omJ 'uilen, om 't regenwater daar by te brengen. Indedaad wy ï ,Hen moesten bekennen, dat de Taro van de Sandwich Eilanfen de beste was , die wy ooit geproeft hadden, i De Muren , door welkedeze Plantadien of Akkersvan élkan; leren afgefcheiden worden, zyn zaamgefielt van de losfegebrandde Steenen, welke zy in 't opruimen van den grond lantreffen; deze Muren worden aan weerszyde gedekt door t Suikkeriet, dat zy 'er langs heen planten, en maken dus Ie fchoonfte affchuttingen , welke men kan bedenken. ' Onze lieden hielden halte, voor den nacht, aan de tweefe hut, welke'zy tusfehen de Plantadien vernamen, en retenden zich zeven of agt mylen ver van de Schepen te zyn. riet gezicht van dezen p'ek gronds vonden zy verruklyk,; zy :agen onze Schepen in de baai als voor hen ; links af.befpeurA.aa den ■V, BOEK» 1779- Maart.  36l REIS N A AR DE N v. BOEK. J779' Maart. den zy een' aaneengefchakelde ry Dorpen , met Boschjes val Kokosnoot - Boomen tusfehen beiden, zich langs het ftranj uitfpreidende, met een zwaar Bosch achter dezelve; en tèj rechter hand,, een zeer wyd - uitgeftrekten grond, zeer ra gelmatig verdeeld in welbebouwde Akkers. De InboordirJ gen wezen hen, niet ver van daar, het verblyf van een kluu zenaar, die, zoo zy zeiden , in zyne vroeger jaareneen voorf naam Opperhoofd en. Krygsman had geweest, maar federl langen de Zee-Kust van 't Eiland verlaten had, en thanl nooit buiten den oord van zyn hut kwam. Hem naderen! de, bogen zy zich voor hem neder, en boden hem voorder] eenige verversfehingen aan. Zyn gedrag was onbedwongen] gul en vrolyk.. Hy liet weinig verbaastheid blyken op'tzief van ons Volk, en alhoewel men hem eenige Europeefchl zeldzaamheden poogde optedringen, vond hy goed dezelven van de hand tewyzen, en begaf zich fpoedig naar zyi ftulp; . Naar de meening van onze lieden moest hy deoudfhi man wezen, dien zy ooit gezien hadden, enten minftenovei de honderd Jaaren bereikt hebben. Ons Volk zich verbeeld hebbende, dat de Berg niét boj ven. tien of twaalf Engelfche Mylen van de baai af wasl meende dat het denzei ven met gemak des anderen d^agsmofl gens vroeg zou bereiken; doch zy ftonden thans niet weinl verbaast,. toen zy dien afftand nog niets vermindert zagea Deze omftandigheid, benevens den onbewoonden ftaat val de landftreek , waar heen zy zich ftonden tebegeeven, vo| derde, dat zy zich van genoegzame levensmiddelen voorzi gen, ten welken einde zy één hunner gidzen naar 't Do'! te rug zonden. Op diens wederkomst wagtende, voegdei zichi verfcheiden van Kaoo's bedienden byhen, welke hei van wegens dien edelmoedigen Vriend toegezonden waren beladen met allerlei verversfehingen, met verder verlof om daar hun weg door zyne landen liep, alles te vragen of me de te nemen , wat zy mogten benoodigt hebben. Onze Reizigers waren ten uiterften verwonderd, alhie zulk':eene fcherpe koude aantetreffen; doch geen Thermo meter by zich hebbendé, konden zy den graad dier koud< niet  STILLEN OCEAAN. 3^ iet, als by 't gevoel, bepalen, het welk eene zeer onvoliame wyze van bepaling moet zyn, vooral, daar zy fchiek uit eenen warmen dampkring in een kouder luchtftreek aren overgegaan. Zy vonden het echter*"zoo koud, datzy aaulyks flapen konden, en de Eilanders in 't geheelgeen oog tanden toedoen; dewyl zy malkanderen, den ganfehen nacht, akker hielden door een gedurig hoesten. Te dien tyd echI konden zy geene groote hoogte bereikt hebben, alzoo W niet boven de zeven of agt Engelfche Mylen ver van de ee afwaren , en een gedeelte van den weg Hechts matig rhuins opliep; deze ongemeene koude derhalven moet toe: efebreven worden aan den Oosten wind, die vry ftyf van en kant der befneeuwde Bergen af woei. s'Anderendaags morgens vroeg, togen zy weder op Reis, a vulden hunne Kalbasfen met uitmuntend water, aan een ut, omtrent eene halve Engelfche Myl van hunne Hut afvegen. Door de Plantadien getrokken zynde, kwamen zy in een digt Bosch, het welk zy intraden, langs een pad, et welk gemaakt was tot gemak en gebruik van de Eilanders, ie menigmalen daar heen gaan om Vogels te vangen, en ilde Weegbree te zoeken. Zy vorderden thans zeer langham, en niet dan met veel moeite; want de grond was moeisfig,^of bedekt met groote fteenen; het pad eng, en dik■yls afgebroken door Boomen, die 'er dwars over heen laen, en over welken zy genoodzaakt waren heen te kloute;n, alzoo de digtheid van het kreupelbosch, aan wederzyen, het niet mogelyk maakte daar om heen te gaan. In pe Bosfchen zagen zy, van afftand tot afftand, ftukken it Doek aan ftaken vastgemaakt; zy verbeelden zichdatdeplve ftrekte tot landmerken, ter affcheiding van ieders by|mderen eigendom, te meer, daar zy zeflegts befpeurden R plaatze, waar de wilde Weegbree groeide. De Boomen aren van de foort der Specery- Boomen van Nieuw -Holnd; hoog en regt, en van twee tot vier voeten in om, ek. Onze lieden negen of tien Engelfche Mylen ver het Bosch getrokken zynde , bevonden zich eensklaps , tot hun Aaa2 leed- V. BOEIiJ 1779Maart,  37° REIS N A A R E) Ë'N: v. BOEK. *779Maart. leedwezen, in 't gezicht van de Zee, en niét ver van dezelve het pad dat zy gehouden hadden, liep, zonder dat zy had-1 den kunnen befpeuren, Zuid waards af, en bragt hen aan dei rechterzyde des Bergs ; zich dus te leurgefteld vindende ,4 befloten zy te rug te keeren, en zich te begeeven naar eenel lege Hut, in welke zy twee van hun eigen Volk, en driel Inboorlingen agtergelaten hadden , met het geringe over4 fchot van hunnen leeftocht; na zes of zeven Engelfche My-J len gegaan te hebben, kwamen zy aan gemelde Hut-, alwaarï zy den tweeden nacht doorbragten, maar de lucht en koude! was hier zoo fcherp, dat hunne gidzen», die dezelve nietl hadden kunnen,weérftaan,.tegen den morgen alle, op eenl na, zich weg begeven hadden. - Thans gebrek aan levensmiddelen hebbende, vonden zyf z;ch genoodzaakt naar een der bebouwde gedeeltens van 'tSl Eiland te rug te keeren, weshalven zy het bosch uittogen! langs het zelfde pad dat zy gekomen waren. Toen zy aan dei Plantadien kwamen , werden zy van de Eilanders omringt,J van wien zy nieuwen voorraad van 't benodigde inruilden A en; twee der Inboorelingen overhaalden om hen te vergezel-^ len, in plaats van die zkrh wegbegeven hadden. Zich zoal goed mogelyk hebbende laten onderrigten wegens den wegj dien zy houden moesten, togen zy, thans negen in getal j op reis, en bleven bykans zes Engelfche Mylen lang aan del zyde van 't Bosch voortgaan, het zelve vervolgens intrekken-i de langs een pad dat Oostwaards geleidde. De eerfte driel mylen gingen zy door een woud van hooge Kruidery-Boo-i men, welke in eenen vetten klei-grond ftonden. Achter dit] woud kwamen zy in eenen kreupel bosch, van dezelf e uit-4; geftrektheid , doch welks grond uit Josfe gebrande fteenen^ beftond; van hier bragt hen bet pad naar een ander Bosch' van Kruidery-Boomen, waar de grond insgelyks een vette'I klei-aarde was, en achterhet welke een dorre ry kreupel hout* lag, het welk, zoo ver zy zien konden, langs den Zee oeii ver. fcheen te loopen, en Mouna Roa tot middenpunt tej hébben:?. In 't doortrekken van de J3osfchen, vonden zy veele ónM af-'-  STILLEN O G E A A Nï 371 igemaakte Kanoos, en op verfcheide plaatzen Hutten; saar zy zagen geene bewoonders. Na ongeveer twee myn ver het tweede Bos.h ingegaan te hebben, kwamen zy .n twee Hutten, daar zy halt-hielden, zynde ten uiterfte jrmoeid en afgemat van 't gaan, hebbende op dien dag naar inne gisfing, ten minftert twintig Engelfche Mylen'afgelat. Geen Bronnen' of beekjes aangetroffen hebbende, jlts zy de Plantadien verlieten , waren zy verfmagt van j>rst, en verplicht nog, voör den avond, zich in kleene :nden teverdeelen, om naar water te gaan zoeken. Eindek vonden zy eenig regenwater in eene onafgemaakte Ka>o, hetwelk, fchoon van eene roodachtige kleur, henzeer' tngenaam was. Gedurende den nacht, ondervonden zy nog fcherper kou-" : dan te voren, en a-hoewel zy zich zorgvuldig gedekt had-' en, met Matten en Inlandsch Doek, en zelfs een groot' iiur tusfehen de beide Hutten bleven ftooken, konden zy Ê de koude weinig of riiet flapèn, 'maar waren genoodzaakt:t grootfte gedeelte van den nacht op de been te blyven.aar alle waarfchynlykheid, hadden zy thans eene vrygroo-' hoogte bereikt, dewyl de weg, dien zy hadden afgelegt,> 1 toos naar de hoogte liep. Den volgenden morgen, zynde den 29. Maart, togen zy ■oeg op reis, met oogmerk om hun best te doen, tot het ;reiken van den met Sneeuw bedekten Berg; zy waren ech:r niet zeer bemoedigt, toen zy bevonden, dat het water-' ?t welk zyden vorigen dag ontdekt hadden, genuttigt was.jet pad, het welk flegts liep tot aan de plaats, waar men' ' zig was de Kanoos te maken, thans ten einde zynde, wa: n zy" genoodzaakt zich, zoo goed zy konden, een weg te ' anen ; meenigmaal de hoogfte Boomen beklouterend t ten hde de omleggende lanc'ftreek te befchouwen. Om elf ien, kwamen zy aan een reeks gebrandde fteenen van eiker top zy een uitzicht hadden op Mouna Roa, van' :iar zy twaalf of veertien Engelfchen Mylen.fcheenen af te ; n.• ... i Zy beraadilaagden thans me' den ander , of zy verder zoiu Aaa3. de»1 v'. BOEK.- 1779' Maart:  372 REIS NAAR DEN v. iEOEK. *779Maart. den gaan, dan zich te vreden houden met het geene zy hier! ter plaatze zien konden, van den befneeuwden Berg. -I Van de plaats af, waar zy zich een weg hadden moeten baa-4 nen, tot hier toe, hadden zy zich niet weinig afgemat , enl naar mate zy vorderden, ontmoeteden zy meerder belcmmei ringen. De grond was byna overal afgebroken in diepe! •fcheuren, die met mos bedekt, hen gedurig detden ftruikel ïeh; voor 't overige beftond de oppervlakte des gronds uia losfe gebrandde fteenen, die onder hunne voeten brakenJ In zommige dezer reeten of fcheuren wierpen zy fteenen J welke, uit het te rug komend geluid, zeer diep fchenen tel vallen, ook klonk de grond hot, als zy 'er overliepen. Be-I ihalyen deze omftandigheden, welke hen gansch niet aanmoe4 digden verder op te gaan, bevonden zy dat hunne leidslied! den niet zeer geneigt waren, hen langer te vergezellen, em dat men veel moeite zou hebben om ze overtehalen, tot hetj uitblyven van eenen anderen nacht. Zy befloten derhalven^ naar de Scheepen te rug te keeren, doch beklommen eerstj de hoogfte Boomen, om de landftreek van rondömme te be-l zichtigen , welke zy naar den Zee-kant beflagen vonden! met bosch ; zy waren niet ftaat om aan den gezichteinder del lucht van het water te onderkennen, en tusfehen zich, en de» befneeuwden Berg, befpeurden zy eene Valei, welkeomtrent! agt Engelfche Mylen breed was. De Reizigers bragten dezen nacht aan een Hut door in bet tweede Bosch; den volgenden dag, hadden zy, reedl voor den middag, het eerfte Bosch doorgetrokken, en beJ •vonden zich toen negen of tien Engelfche Mylen ten Noordl Oosten van de Schepen, naar welke zy door de Plantadiëff been trokken. Op hunnen ganfehen weg hadden zy geej| plekje gronds ontmoet, in ftaat om met vrucht aangelegt tqj worden, het welk onbebouwt gelaten was ; en volgens hun^ .zeggen, kon de landftreek niet beter ten voordeele der InJ boorelingen bebouwt worden, dan zy dezelve gevonden hadJ den. Op het zien van eene meenigte hooi-velden ftondea .zy verbaast, en vernomen hebbende naar 't gebruik, hefl welk men daar van maakte, zeide men hen, dat het hocP dien-  S TILLEN" OCEAA iSk S73 ! ièfde om,de gronden te dekken in welken de jonge Taro gewcfrd' ten elnde dezelve te beveiligen tegen de brallende Straalen der Zonne,. Op-de Plantadiën vonden zy ier en daar, eenige -Hutten verfpreid, welke tot fchuïl cf 'ykplaatzen voor de arbeiders kiekten; maar op een groo- | afftand , dan vier of vyf mylen van Zee vonden zy geene orpen. By een dier Dorpen, het welk op een afftand van ■ter Engelfche Mylen van de baai gelegen was, ontdekten ■ t een kuil , van veertig vademen lengte , drie vademen 1 eed en even zoo diep; aan beide enden was dezelve open,. j beide zyden waren gegroeft; en de oppervlakte was verjaasd, misfehien wel door de kracht van 't vuur;. Aldus een verflag gegeeven hebbende van het voornaamfte hor hen op hunnen tocht naar den befneeuwden Berg te OwMiee ontmoet, zullen wy nu voortgaan de andere Eilan- 1 van deze groep te befchryven; ! Het grootfte daar op volgende en ten naasten by opdezelfi hoogte gelegen als Owhyhee, is Mowee. Het ligt op den sïand van agt Zeemylen, ten Noord - Noord - Westen van «vhyhee; en heeft veertig Geographifche Mylen in omtrek.. oor eene laage land-engte word het in twee Schier-Eilan 1 rookoo geheeten. Het gebergte op beiden is zeer 'hoog,, i.wyl wy het op een afftand van meer dan dertig mylen zien Inden.- Langs de Noord-Kust is geen grond te peiiért,. ■nar mede dezelve overeenkomt met die van Owhyhee; ook left de Landftreek van Mowee het zelve groene en vruchtEre voorkomen. De Oosthoek van Mowee ligt op de Noor- ■ I breedte van 20 gr. 50 min., en op de Oosterlengte van lm gr. 4 min. Het land maakt eene Romaneske vertooEig; de Heuvels fchieten regtftandig op, en leveren eene irfcheidenheid van fpitze hoogtens, dezelver fteile kanten ar mede de diepe klooven tüsfchen derzelve zyn bedekt met lomen , onder welke de Broodvrucht - boom voornamenlyk Bmunt. Dé toppen van deze Heuvels zyn'volkomen naakt a dor,, en van- eene roodachtige bruine kleur.. Dè Inboor- lin~ i v; BOEK" I779- Ma'atft  v. ■BOEK. ■ ;I779Maart. m REIS NAAR DEN lïngen -zeiden ons dat 'er eene Haven was, ten Zuiden van de Oostpunt welke die van Karakakooa verre overtrof; wy vernamen insgelyks dat 'er eene andere Haven was, aan dea Noord - West kant, Keepookeepoo geheeten. . Ranai is op den afftand van bykans negen Engelfche Myf ]cn van MoWee en Morotoi gelegen , en ten Zuid-Westeft der engte welke tusfehen die beide Eilanden doorloopt. Les* zelfs landftreek naar 't Zuiden is verheven, oneffen en fteil| maar de andere oorden van het Eiland hebben een beter voor| komen en fchenen wel bewoont. Het leverdt overvloed va| Wprteis, als zoete Aardappels, Taro, en Yams , maar breng| w'einige Weegbreen en Broodvrucht-Boomen voort. Dé ■Zuidhoek van Ranai ligt op de Noorder breedte van 20 gr. 46 min., en op 203 giOs min. Ooster lengte. I Morotoi ligt op den afftand van twee en een halve Ze| myl , ten West-- Noord - Westen van Mowee. Deszelff Zuid-Westen Kust, de eenige welke wy naby kwamen , 1$ zeer laag; maar het land achter dezelve is van eene aanzien! K-ke hoogte, en voor zoo ver wy op een afftand konden tfl fchouwen, ontbloot van hout. Het voornaamfte van defe zelfs voortbrengzels zyn Yams, en waarfchynlyk heeft hig 'zoet water. De Kust aan de West- en Zuidzyden van 't E£ land vormt verfcheide baaijen , waar de Schepen tamelyj zouden gedekt zyn .tegen de pasfaat winden. De Wesl hoek van Morotoi ligt op 202 gr. 46 min. Oosterlengte, en op 21 gr. 10 Noorderbreedte. $ Tahoorowa is een kleen Eiland, af en aan het Zuid Wei telyk gedeelte van Mowee, van waar het negen Engelfcri Mylen is afgelegen. Het heeft geen hout, en deszelfs gronj fchynt zandig en onvruchtbaar. Het ügt op 20 gr. 43 mm Noorderbreedte, en op 203 gr. 27 min. Ooster lengte. 1 us fchen dit Eiland en .Mowee ligt het kleene Eiland Morrotin ^ïee, het welk niet bewoond wordt. Woahoo is omtrent zeven Zeemylen ten Noord -Westej ,van Morotoi gelegen. Voor zoo veel wy uit het voorkomd van deszelfs Noord-Westelyke, en Noord Oostelyke llrel iken konden opmaken, (want wy hadden geene gelegenhg  STILLEN OCEAAN. 375 pi deszelfs Zuidelyke deelen te befchouwen ) is'thetfchoonle van alle de Sandwich Eilanden. Het groen der Henveen , de verfcheidenheid van Bosfchen en Velden , benevens Ie vruchtbare en welbebouwde Valeijen, welke de ganfche landftreek aan ons oog opleverde, overtroffen alles. In de |)Ogt van de baai, ten Zuiden van onze ankerplaats, vonden wy, op den afftand van omtrent twee Engelfche Mylen van Jt ftrand , eenen flechten Rotsachtigen ankergrond. De 1,laats , waar wy het anker in deze baai wierpen, ligt op 1 gr. 43 min. Noorder breedte, en op 202 gr. 9 min. Oosèr lengte. Atooi ligt omtrent vyf- en- twintig Zeemylen ten Noordj/Vesten van Woahoo. Naar den kant van 't Noord - OosIgn en 't Noord - Westen, vertoond zich de landftreek Steenachtig, dor en van één gereeten; doch naar 't Zuiden is de frond effener. De Heuvels ryzen met eene zachte glooijng van den kant der Zee, en zyn een weinig landwaards in iet hout bewasfen. Het Eiland levert dezelfde Vruchten, Is de overige dezer Eilanden. Doch deszelfs bewoners overreffen grootelyks, in het behandelen hunner Plantadien, die er_ naburige Eilanden. In de lage gronden , digt aan de 'aai, waar wy ten anker lagen , waren deze Plantadien reelmatig afgefcheiden door diepe greppen; de affchuttingen baren zoo zindelyk opgeworpen , dat dezelve bykans tot 'eraad ftrekten, en de wegen tusfehen beiden, waren zoo fel gemaakt, dat dezelve eer zouden gedaan hebben aan Ëi Europiesch Landmeter. De baai van Wymoa ligt op •.do gr. 20. min. Ooster lengte, en op 21 gr. 57 min. Noor; ïrbreedte. : Oneeheow ligt vyf of zes Zeemylen ten Westen van Atooi. iieszelfs Oostelyke Kust is hoog, en fchiet fteil uit Zee op; j aar de overige flreeken van 't Eiland beftaan uit lagen grond, malven aan den Zuid-Oostelyken hoek, waar een ronde ompe hoogte is. Het Eiland brengt overvloed van Yams, I van een zoete foort van Wortels voort, Tee geheeten. e plaats, waar wy aan dit Eiland ankerden, ligt op 21 gr. ' > min. Noorderbreedte, en op 199 gr. 45 min. Oosterlengte. Bbb Oree- v." BOEK",1 1779- Maart.  3Z S REIS NAAR, DEN v. BOEK. 1779Maart. Oreehoua, en Tahoora, zyn twee kleene Eilanden inde na#,v buurfchap van Oneeheow. Het eerfte is een verheven bult,,.;, verëenigt aan den Noorderlyken uithoek van Oneeheow door|| een rif koraal Rotzen. Het ligt op 22 gr. 2 min. Noorder^ breedte, en op 199 gr. 52. Oosterlengte. Het andere ligt; naar 't Zuid-Oosten, en is onbewoont: deszelfs Oosterlengte j; is 199 gr. 36 min. en Noorderbreedte 21 gr. 43. min. , ■ De luehtsgefteldheid der Sandwich Eilanden is , mis-* fchien, iets gematigder dan die der Eilanden in de West-In-1 diën ; het onderfcheid is echter zeer gering. De 1 hermo-f meiher, welke wy in de Karakakooa baai aan land hadden,J rees nooit hooger dan 88 gr., en dat Hechts eenen dag; des- I zelfs middel hoogte , ten twaalf uren , was 83 gr. ïnr| Wymoa baai vonden wy deszelfs midden hoogte, des mid-r dags, 76 gr., en als wy op Zee waren 75 gr. Op het Eiland Jamaïka is da middelhoogte van den Thermometer, op den middag, omtrent 86 gr., ter Zee 80 gr. Of deze Eilanden onderheevig zyn aan dezelfde geweldige winden en Orcaanen, konnen wy niet bepalen, nademaal wy ons in de ftromachtige maanden, niet op de hoogte bevonden. Dewyl wy echter geene .uitwerkzelen dier ftormwinden zagen „ en de Eilanders ons niets Heiligs deswegens verzekerden, is het zeer waarfchynlyk, dat deze Eilanden, ten dien opzich-. te, gelyken naar de Sociëteit en Vriendelyke Eilanden , welke, in een hoogen graad, vry zyn van deeze geduchte be-v zoekingen. I Gedurende de vier winter maanden , welke wy onder de«{ ze Eilanders doorbragten, viel 'er meer regen, byzonder-^ lyk in de binnelandfche flreeken, van deze gewesten, dan, *er gemeenlyk in het drooge jaargetyde, in de West-Indien valt. Gemeenlyk zagen wy de wolken om de kruinen der Heuvelen zamenpakken, en te ly waard regen uitftorten, maar als de wind die wolken van het land heeft afgefcheiden, verfpreiden ze zich en verdwynen , en andere wolken komen 'ér voor in plaats. Dit zagen wy dagelyks op Owhyhee, waar het bergachtige gedeelte gewoonlyk bewolkt was, uit welke wolken vervolgens, landwaards in, regen viel, ter-  STILLEN O C E A A N. 3 77 '■"wy] in den omtrek van denoever, deluchrhelder enhet wêer i allerfchoonst was. De wind woei hier meestentyds uit het Oost -Zuid - Gos- 4 ten en Noord-Oosten. In de Haven van Karakakooa , hadden wy eiken dag en nacht een Zee en iand koelte. De ftrco, zeer verfcheiden. Zommige derzelven behoeven in fchoonr heid voor geen Vogel in eenig weerelddeel te zwigten. Men? telt 'er vier foorten , welken fchynen te behooren tot de Trochili of bloemzuigerties van Linnaus. Een derzelven isf; iets grooter dan een goud-vink, glinfterend zwart van kleur op 't bovenlyf, donkergeel van dyen en onderftuit. De Ini boorelingen noemen dit Vogeltje Hoohoo. Een ander heeftf het bovenlyf van een helder fcharlaken kleur ; zwarte vleu4 gels, met een witten rand, en een zwarten ftaart; dit Vogel-I tje word van de Eilanders Eeëeve geheeten. Een derdel heeft het bovenlyf gefchakeert met bruine, geele, en roodJ kleuren; en fchynt of een jong Volgeltje te zyn, of van da vorige onderfcheiden. De vierde is over 't geheel groenI met een geelen weerfchyn, en word Ahaiearooa genaamtj Hier is insgelyks een kleen Vogeltje behoorende tot de klas-I fe der vliegen vangers; 't is een zoort van lysrer, meteen grysachtige borst; en een ral, met zeer korte wieken, zondert ftaart. Men treft hier insgelyks Ravensaan, dochzeerj zeldfaam; ze zyn van eene donkere bruine kleur, naar het) zwarte hellende , en hun geluid verfchilt van die van EuropaJ Wy vonden hier twee kleene Vogels, die zeer gemeen wan ren, en tot een Genus behoorden. Eenderzeivenwasrood-j' en  STILLEN OCEAAN. 379 f werd gemeenlyk'by de Kokernoot-Boomen gezien, uit dekelken hy een zeer goed beftaan fcheen te trekken. De anlere was van eene groene kleur. De tong van beiden was èng, en met hairtjes of franjes aan den tip bezet. Insgelyks ronden wy hier zeer gemeen een Vogel met een geelen kop /elke om de gedaante van deszelfs frïavel, Parkiet werd ge' jeeten van ons Volk : Hy behoort echter niet tot dien ftam }iaar heeft veel overeenkomst met de Lexia Flavicans of guisbek groenhng van Linnaeüs. Men vind op deze Eilanden blen, Wulpen, Storm - Zwaluwen, bruine Meeuwen, Pleieren van tweederlei foort, van welke de een zeer'naby lomt aan onze fluitende Plevier; een groote witte Duif; het lemeene Waterhoen; en eenen langftaartigen Vogel,' van ;n zwarte kleur , welks gat en veders onder de Vleugels eel zyn. ° : De gewasfen, welke de Sandwich Eilanden onleveren, -rfchillen niet veel van die der andere Eilanden van den Pen Oceaan. Wy hebben alreeds gezegt dat de Taro worl, welke hier geteelt word, alle de anderen, die wy elders I oefden , grootelyks overtrof. De Broodvrucht- Boom jrt hier zoo wel niet, noch is hier zoo overvloedig als oo kaheite, maar hy brengt 'er twee malen zoo veele Vruchn voort, als in de weelderige vlaktens van dat Eiland De bomen zyn ten naasten by van dezelfde hoogte, maar de wy van deze Eilanden vertrokken, om het van ons gekregen jyzer zoodanige gedaante te geeven als meest konde dienen ten hunnen gebruike, leverde fterken blyken op van hunneleerizaamheid en vernuft. Onze ongelukkige Vriend, Kaneena, i was begiftigt met eene ongemeen vlug begrip, en eene oordeelkundige nieuwsgierigheid. Hy deedt veel onderzoek naar ■onze zeden en gewoonten, vroeg naar onzen Koning, den Jaart van onze Regeeringsvorm; de wyze op welke wy onze jSchepen timmerden; de voortbrengzeis van ons land; uit hoe iveel Volks onze Natie beftond; op welke wyze wy onze huiizen bouwden; of wy Oorlogen voerden, met wie, by web :ke gelegenheid en op wat wyze; wie onze Godwas; en ver,Ccc2 icbei- BOEK.. 1779- Maan.  '386* REIS NAAR DEN v. BOEK. i?79Maart. fcheide andere niet min gewigtige vragen, die een veel bevattend verftand aanduidden. Niet meer dan twee voorbeelden van krankzinnige menfehen troffen wy aan, te weten een Man op Owhyhee, eneen Vrouw op Oneeheow. Uit de ongemeene achtinge deze perfonen bewezen, en den eerbied hen betoont, bleek het I dat het gevoelen, om de zoodanigen voor van de Godheid aangeblazene perfoonen te houden, onder de meeste Vol-' ken van het Oosten aangenomen, ook hier heerschte. 't Is ten hoogften waarfchynlyk, dat de gewoonte om zich» te vergasten op de lyken hunner vyanden, oorfpronklyk op" alle de Eilanden van den Stillen Oceaan, heeft de overhandgehad, fchoon 't niet ftellig en zeker te bewyzen zy, dat die gewoonte thans elders op deze Eilanden, buiten NieuwZeeland beftaat. Het offeren van menfehelyke flachtöffers, het welk eenduidelyk overblyfzelis van die barbaarfche gewoonte, houd nog algemeen ftand onder deze Eilanders, en 'tisgemakkelyk te bezeffen, waarom de bewoners van Nieuw - Zeeland I het maal daarvan behouden hebben, het welk misfehien het flot was van deze verfchrikkelyke plechtigheid , en dat langer by hen in ftand isgebleeven, dan by de overigen hunnes ftams die vruchtbarer gewesten of oorden bewoonden. Daar de bewoners der Sandwich Eilanden in hunne perfonen en neiging meer gelyken naar de Nieuwen-Zeelanders, dan naar eenig ander Volk van dit zoo zeer uitgebreid geflacht, had de Heer Anderfon een fterk vermoeden, dat zy gelyk die van Nieuw-Zeeland, nog menfehen-eters waren; dan, daar de Heer King dejuistheid van diens Heere beOisfingen zeer in twyfel trok, zullen •wy hier de gronden ter nederftellen, op welke hy meende yan hem te moeten verfchillen. Wat aanbelangt het bericht deswegens bekomen van de Inboorelingen zelve, zal 't niet onvoeglyk zyn aantemerken , dat de meeste onzer ScheepsOfficieren veel moeite deeden, om een zoo wetenswaardige zaak uittevorsfchen, en dat de Eilanders geftadig ontkenden dat zoodanig eene gewoonte ooit onder hen had ftand gegreepen. Des Heeren Andetfons grooter kundigheid in de taal dezes Volks, behoorde gewis zeer veel gewicht of kracht te  STILLEN OCEAAN. 387 Hven aan het oordeel door hem over dit ftuk geveld: echfer, toen hy den man ondervroeg, die het kleene pakje met een ftuk gezouten vleesch by zich had, was de Heer King, jjdie zich daar tegenwoordig bevond, zeer fterk van begrip idat de teekens, door den Eilander gemaakt, niets anders té Kennen gaven, dan dat het beftemd was om geëten te worden bn zeer goed of gezond voor de maag. In dit gevoelen werd Ue Heer King verfterkt, door het geene, na hetoverlydenzy|s Vriends Anderfon, ter zyner kennisfe kwam; namentlyk ■t de meeste bewoners dezer Eilanden een kleen ftukje raatnv doch fterk gezouten Spek in een Kalabas of in een ftuk doek |wonden, en om den middel vastgemaakt, by zich dragen • lit hielden zy voor eene groote lekkerny, van welke zy dikwyls proefden. Wat aanbelangt de bedremmeling van den longehng, die met boven de zestien of agttien jaaren oud vas; niemand kon zich daar over verwonderen, die by de ondervraging tegenwoordig, op den grooten ernst en deftati^jieid lettede, waarmede de Heer Anderfon dien jongelimr wegens dat ftuk onderhield. 't Viel den Heer King moeilyker de drangreden te weder.preeKen , aangevoert uit het gebruik van hetlnftrumentmet laaije tanden, het welk van eene gelykvormige gedaante was, iet dat door de Nieuw-Zeelanders gebruikt, in 'topreeren 11 inyden van de hghamen hunner vyanden. Schoon hy het joor omwyfelbaar hield, dat zy dit Inftrument nooit gebruiken m t fnyden van 't vleesch van andere dieren, echter raar de gewoonte van menfehelyke flagtöffers te offeren en dé 7ken der gefneuvelden te verbranden, alhier nog in'wezert :, befchouwde hy het als niet geheel onwaarfchvnlyk dat hen het gebruik van dit mes (indien het dien naam kan Maart.  388 REIS NAAR DEN •v. ,BQEK. ■J779Maan. ne tanden, het vleesch hunner gefneuvelde vyanden van een reeten; maar hy bleef ftandvastig ontkennen , dat zy het ooit 'aten. Deze ontkenning duidt ten fferkffcen aan., dat de gewoonte 'er geen plaats meer heeft; want in Nieuw-Zeeland, waar dezelve nog heerscht, fchroomden de Inboorelingen nieb zulks te belyden. De bewooners der Sandwich Eilanden laaten, meest allen, .hunne baarden groeijen. Eenige weinige hunner, en onder, dezen de bejaarde Koning, hadden den baard geheel afgefheeden, en anderen droegen denzelven flegts aan de bovenlip. Even als onder de andere Eilanders der Zuid-Zee, befpeurt men hier dezelfde verfcheidenhéid in de wyze van het hair te dragen:, .daarenboven hebben zy een hairdragt, welke hen byzonder eigen fchynt. Zy fnyden het, ter wedefzyden, kort aan de (Ooren af, en laten een ftrook, van een fmalle hand breed, van het voorhoofd tot den nek, ff aan, die, wanneer het hair tamelyk dik en krullend is, in gedaante gelyk is aan de^ pluim der oude Kryg-helmetten. Sommige hunner draagen groote bosfchen valsch hair in losfe krullen langs den rug zwierende; anderen wederom binden het in eenen enkelen bondel, omtrent zoo groot als 't hoofd zelve, boven op hef hoofd famen; anderen maken 'er vyf of zes bundels van. Zjf fmeeren hun hair met graauwe klei gemengd met geffooten Schulp poeder; van deze ftof maken zy ballen, enditfmeer* zei houdt het hair zacht, en geeft 'er door den tyd een bleek geele kleur aan.. Mans en Vrouwen draagen halscieraden , beftaande uit ftrengen van veelerlei kleene Schulpen; ook dragen zy een cieraad van omtrent twee duimen lang, en een halve duin^ breed, in de gedaante van een handvat, en gemaakt var| fteen, hout of yzer, zeer glad gepolyst; dit hangt om den hals aan dunne draaden van gevlochten haair. Inftede van ,dit cierzel, dragen zommigen op hun borst een kleen menfchen beeldtje van been , hangende mee.de aanderge.'ykedun> fis draden. I Beide Sexen draagen tot gebruik of tot cieraad eenWaijer .qf Vljegenklap. De gemeende worden gemaakt van de ve» ze-  STILLEN OCEAAN. 389 ijlen van de Kokernoot, lós by een gebonden, en aan een ilepolyst handvatzei vast gehegt. Men bedient zich op defclfde wyze van de ftaartvederen van den Haan en de Keerkringvogelen. Doch de hoogstgefchatte Waijers zyn die, lelker handvatzei gemaakt is van het Arm - of Scheen-been ;ns Vyands, in den ftryd geveld; deeze worden zorgvuldig ^waard, en gaan van Vader tot Zoon over als Zegetekens in de hoogfte waarde. ! De gewoonte van Tatoo'én ofhetlyftebeprikken, hcerscht pk onder dit Volk; doch het is alleen op Nieuw - Zeeland, n op de Sandwich Eilanden, datzy hetaangezigtbeprikkenof ï'atooën. Het onderfcheid tusfehen deze beide Natiën , ten inzichte der beprikking, beftaat daar in , dat de Nieuw-' ieelanders ztilks doen in cierlyke flinger' of krul trekken, en: I Inboorlingen van de Sandwich Eiland in rechte hnien, die Ikanderen rechthoekig fnyden. Zommige Inboorlinge berikken zich het halve lighaam van hoofd tot voet, het welken een vervaarlyk voorkomen geeft* Gemeenlyk word dit jrikken zeer net en regelmatig gedaan. Verfcheiden hebjsn Hechts den arm beprikt; anderen, één been, zommigen' s ederom, arm en been, en anderen de hand alleen. Dehan;n en armen der Vrouwen zyn zeer net en kunftig beprikt. i»ok hebben zy de opmerkelyke gewoonte, om het punt-' j der tong van zommige Vrouwlieden te beprikken. Wy i leenden reden te hebben om te ftellen , dat zich te beprik!en gefchied met oogmerk, om een teeken van rouw te too* ssn, by het affterven van een Opperhoofd, of by eenig an'er treurig geval; want dikwyls gaf men ons te verftaan, it zulk éen teeken diende ter gedagtenis van zulk een Opperhoofd, en zoo ook van anderen. Het geringfte foort ian Volk Tatood zich met een byzonder merk, het welk unwyst aan welke Opperhoofden zy onderhorig zyn. ! De gewone kleeding der Mannen van allerlei rang beftaat :oorgaans uit een ftuk dik Doek, Maro geheeten, omtrent en voet brëed, het welk tusfehen de beenen doorgaat, en m den middel word vastgemaakt. Hunne matten , welke m onderfcheide grootte,; en doorgaans vyf vosten lang en vier v.- BOEK.' 1779- Maart-. ■  V. BOEK. i?79Maart. 3p0 REIS NAAR DEN vier voeten breed zyn,-fkan zy over de Schouders om, ei brengen dezelven naar 't voorlyf, van deze maken zy weinig, gebruik, behalven in tyd van Oorlog, waartoe zy beter ge. ichikt zyn dan tot gemeen gebruik, als zynde zwaar en vam een dik weefzel, zoo dat ze de worp van een fteen, en de* ftoot van een ftomp of bot geweer kunnen af keeren. Gemeenlyk gaan zy blootsvoets; alleen, wanneer zy over ge-| brandde fteengronden trekken, doen zy voetzooien aan, zaA mengevlogten van ftrengen, welke zy van de draden ol vezelsj der Kokernoten maken. , Behalven hunne gewoone kleeding, hebben zy eene andere, gefchikt voor hunne Opperhoofden, die dezelve Hechts by buitengewone gelegenheden dragen. Ze beftaat uit een gevederden mantel, en muts of heimet, van ongemeene fchoonheid en grootsheid. Deeze mantel zyn van verfchiilende lengte^ naar gelange van den rang des geenen die dezelve moet dragen; zommige fleepenop den grond, andere komen niet laeer dan den middel. De mindere Opperhoofden hebben ms^ gelyks een korten mantel, naar de eerstgemelde gelykende^ gemaakt van de lange ftaartvederen des Haans, des Fregat V oI gels, en des Keerkring-Vogels, met een breeden rand van klefl ne roode en geele vederen, en een kraag van dezelfde ftof5: andere beftaan uit witte vederen met veelkleurige randen. D<| Helm is van binnen vast van teenwerk gevlogten, in ftaat onj de flag van eenig Krygs- Wapen afteweeren, en fchynt duid* lyk met dat oogmerk toegefteld. Deze gevederde kleedingen zyn fchaars, en mogen eeniglyk van Mannen gedragen worden. Gedurende ons verblyf in de Karakakooa - baai, za: gen wy 'er flechts, by drie gelegenheden, gebruik van ma; ken; eerftelyk by het eerfte plechtigebezoek van Terreeoboo aan onze Schepen; ten tweedemalen by het Oproer, wells den dood van onzen ongelukkigen Bevelhebber ten gevolge had; en ten derde, toen deszelfs gebeente by ons aan boord werd gebragt door Eappo. De treffende overeenkomst tusfehen deze kleeding, en der Mantel en Helm , eertyds door de Spanjaarden gedragen,, wekte onze nieuwsgierigheid orate onderzoeken, of 'er me re  fjENTVEBB. XIX gezicht "van La. Serena.   STILLEN OCEAAN. autej ,veronderfteIIen ware, dat zy dezelve van hen ontleend hadden. Na alle onze aangewende pogingen, om desdegens nangt te bekomen, bevonden wy, dat de Inbooreingen geene kennis hadden van eenig Volk hoe genaamt; ioch eenige overlevering, dat deze Eilanden voorheen belogt waren door Schepen als de onze. Dan, niettegenftaane dezen uitflag onzer nafpeuringe, fchynt de gedaante dier jieedinge een genoegzaam bewys van den Europeaanfchen 'jorlprong; inzonderheid als wy 'er by aanmerken, dat het fcne zonderlinge afwyking is van de algemeene gelykvori igheid m kleeding, heerfchende onder de verfcheide takfen dezes uitgebrciden .ftams, door den Stillen Oceaan verbreid. Deze bedenking bragt ons tot de veronderftelling | voortyds het een of ander Schip, van Boekaniers of Spanaarden, m deeze itreeken, moest Schipbreuk geleden bebp ; en wanneer men nagaat, dat de Spaanfche Handel5:iiepen, van Acapulco, naar de Manillas, den gewonen koers |sgts weinig graden ten Zuiden van de Sandwich Eilanden imden, op cerzelver uit, en Noord waards,, op derzelver te ,g-reize, zal het, naar onze gedagten, deze onderftelig aan geene waarfchynlykheid ontbreeken. Er is zeer weinig onderfcheid, tusfehen de gewoone klee ■ ng der Mannen en die der Vrouwen. De laatfte.liaan een 4ik Doekom den middel, dat ter halve wegede dyen afngt, m t koelen van den avond, liaan zy een ftuk fyn Jpek om haare Schouderen, even als de Vrouwen op Otaiite. Het jonger deel der Sexe draagt veel al eene kleeding Jw geheeten; dezelve beftaat uit het dunfte en fynfte Doek Iricheide keeren om den middel gewonden, en tot de beel| af hangende. Zy fnyden haar hair van achteren kort af 6 itryken dat van vooren op, gelyk de gewoonte is by de yeuw-Zeelanders en de Otaheiters; alle hier in verfchillerid van de Vrouwen op de Vriendeiyke Eilanden, die het II lang dragen, 't Is waar, in de Karakakoo baai, zagen «een Vrouw, wier hair op eene zonderlinge wyze was opgnaakt, van achteren opgeftreeken, en over het voorhoofd gjiaald, en dan dubbel gelegd en naar achteren gebragt, in -Ddd dier v. BOEK. ■ 1779Maart,,  V. SOEK. 1779- Maart. i9i REIS NAAR DEN dier voegen, dat het als tot een kleene hoed ftrekte, terbe* fchaduwing van haar aangezicht. _ Behalven de halsfhoeren der Vrouwen, beftaande uit Schel- | pen of harde glinfterende Besfen, hebben zy Kransfen van gedroogde Bloemen van Indiaanfche Malva, en een ander• fraai cieraad, Eraie genaamd, 't welk zy zomtydsom'thair, ■ maar meest om den hals draagen; ook bezigen zy het wel op i beide wyze teffens ter opfchik ; dit cieraad is een vinger dik, kunftig famengefteld van zeer kleene vederen, zo digt f zamen ge weeven, dat de oppervlakte zoo glad isals het bes- J te fluweel. De grond is doorgaans rood, met beurthnglche^ groene, geele, en zwarte kringen. I Op Atooi hadden eenige Vrouwen kleene afbeeldingen ^ van Schildpadden , zeer net van Yvoor of hout gemaakt, t aan de vingeren, op gelyke wyze als onze ringen. NoghebJ ben zy een ander cieraad van Schelpen in ryen op een grond-' van net werk gereegen, in dier voege, dat ze, m beweegingH zynde, elkander raaken; dit word van beide Sexen gedragenals zy dansfen * en om den arm of aan den enkel of beneden'' de knie vastgemaakt. In ftede van Schelpen bedienen zy>j zich tot dit gebruik, zomwylen van Honden tanden, en har-' de roode besfen. Van nog een ander cieraad, (als het dien naam mag dra-f gen) moeten wy hier melding maken, 't Is een zoort van masker, vervaardigt van groote Kalbasfchellen met gaten 'er1» in gefneden voor neus en oogen. Boven op fteeken zy kor-* te groene takjes , die op een zekeren afftand zich vertoonen als een zwaaijende pluim; aan 't beneden einde hangen zy fmalle reepen doek, eenigzins naar een baard gdy kende.. Deze maskers zagen wy flechts twee malen, en beide dekee-' ren door een aantal menfehen in een Kanoo gezeten, mej welke zy aan de zyde van ons Schip kwamen, lachgende ent makende allerlei grappige gebaren. Wy konden met te we* ten komen, of deze maskers dienden om het hoofd te dek-! ken tegen geworpen Steenen, of in eenige hunner openbare' fpeelen te pasfe kwamen, of dat dezelve alleen ftreekten ooffl zich te vermommen. 1  STILLEN OCEAAN. 393 I Zy wonen te zamen in kleene Steden of Dorpen, welke ibit omtrent honderd of twee honderd huizen beftaan, cie MY digt aan eikanderen gebouwt zyn, doch zonder orde of Regelmatigheid: 'er loopt een flingerpad tusfehen alle deze itaizen door. Aan den kant van de Zee zyn ze gemeenlyk gedekt, met Iosfe fteenen Muren, welke ook by een aanval :ot Borstweeringen kunnen ftrekken. De ruimte der huizen II onderfcheiden; zommige hebben eene breedte van vyf en Veertig voeten , en eene diepte van vier en twintig. Zompige zyn grooter , hebben een lengte van vyftig voeten, en lene breedte van dertig, en aan een einde geheel open. Dele laatfte waren, naar hun zeggen , gefchikt voor vreemdelingen of reizigers, die niet lang meenden te blyven. I In 't eene einde van hunne huizen hebben zy hunne flaap ; laatzen , van matten met houten hoofdkusfens, offlaapftoeJki volkomen gelyk aan die der Chineefen. Eenige der este huizen hebben een voorplein, zeer net met latwerk imvangen, met kleiner huizen daar rondsom voor de dienstboon ; op deze open plaats eten zy doorgaans , en zitten 'er over ;|ag. Aan de zyden der Heuvelen, en aan de kanten der fteiI Rotfen befpeurden wy verfcheide gaten of Spelonken , welijé bewoond fcheenen; doch dewyl de ingang met vvrochtrerk was afgefloten, enwy, in de eenige, door ons bezien, levonden dat 'er een fteenen affehutzeldooriiep, oordeelden ty dat ze voornaamlyk waren aangelegd tot Wykplaatzen, iigevalle van eenen vyandlyken aanval. Het geringer zoort van Volk leeft meest van Visch en lardgewasfen, als Weegbreen, Broodvrucht, zoete Aardjbpels, Suikerriet, Yams en Taro. Lieden van hoogerrang regen daar toe Honden , en Varkens Vleesch, bereid of toesmaakt op dezelfde wyze als gebruikelyk is op de Sociëteit ilanden. Ook eten zy een foort van huis Vogels, die'erech:r niet overvloedig zyn of fterk getrokken worden. Schoon wy, op onze eerfte komst aan deze Eilanden , ee£ fchaarsheid vonden van Yams en Broodvrucht, was het v ons tweede bezoek gansch anders daarmede geftelt ; waarhynlyk hadden de Inboorelingen, by ons eerfte bezoek, Ddd2 den v. BOEK. 1779Maart,  59* REIS 'NAAR DEN: v. ÏOEK. *779Maart. den behoorlyken tyd niet , om ons die Vruchten, welkey, meest landwaards in , aangekweekt worden, aantevoeren:; te meer daar wy ten dien t.yde Hechts een kort verblyf hiel*den in de Wymoa baai. Zy zouten hunnen Visch, en bewaren dien in Kauwwoerden of Kalbasch fchellen;. niet dat zy zulks doen by voorraad' tegen een tyd van fchaarsheid, maar enkel om dat zy zoo* zeer gezet zyn op zoute fpyzen; ook bevonden wy, dat deOpperhoofden om dezelfde reden veeltyds een ftuk pekel* Spek aten, het welk zy voor eene groote lekkerny houden;. Zy bereiden hunne fpyze veel al op dezelfde wyze, als zufl op de Vriendelyke Eilanden gefchied; en fchoon zommige van ons Volk geen fmaak hadden in hunne Taro poddings}, uit hoofde van derzelver zuurheid,, andere integendeel von*den dezelven zeer fmaaklyk. 't Is opmerkelyk dat de kunst om de broodvrucht goed te houden, by hen nog niet bekend, was. Op de Sociëteit-Eilanden maakte men'èr een zuurdeeg; van, Maih.ee geheeten, dat lang kon bewaard worden; hej: gaf ons zeer veel genoegen dit nuttig geheim aan hen mede* tedeelen, in erkentenis van de edelmoedige gastvry heid waar* mede zy 'ons behandelden. <: I Omtrent hunne fpyzen en maaltyden zyn zy zeer zindelyk en de wyze, op. welke zy hunne gewasfen en Vleesch toebereiden,. moesten wy alle bekennen, beter te zyn dan de onze. De Erees beginnen daargaans hun maal met een dózis; aftrekzei van peper - wortel, of Ava, op de gewone wyzé toebereid. De Vrouwen eten afgezondert van de Mannen,, en mogen geen Spek, Schildpad, noch een byzonder. zoori: van Weegbreen nuttigen. Zy ftaan op met den opgang der Zönne, en gaan nr't fcheppen van een koel avond luchtje, weinig uuren na Zom nenondergang ter ruste. Het maken van Kanoos en Matten is het werk des Erees; de Towtows zyn meestbezig met planten en Visfchen, en de Vrouwen houden zich onledig met het vervaardigen der ftoffen tot kleeding. In hunne ledige uuren vermaken zy zich met verfcheidenerlei tydkortingen; beide Jongens en. Meisjes zyn zeer op dansfen geftelt;-by ft*  3'T'1LLEN ■ 0"-C E A N. 395 Eateiyke of plechtige gelegenheden vermaken zy zich met irorftel- en ftryd - fpeelen op de wyze dér bewooneren van de {Vriendelyke Eilanden; die hen, in aliedézeopzigten, verre Ie loef affteken.. Hunne dansfen-, welke meer gelyken naarP der Nieuw Zeelanderen, dan naar die der Inboorlingen": ran Otaheite,) en de Sociëteit Eilanden, vangen zy aan met enen langzamen en fbiatelyken zang,-in welke alle de paryen deel nemen, te gelyker tyd de beenen langzaambewee;ende en zagtkens op hunne borst flaande, met eene houing, die zeer bevallig en ongedwongen is: in zoo verre :a>in ze gelyk met de dansfen op de Sociëteit - Eilanden ; en p die wyze blyven zy een minut of tien aanhouden, waarEt, allengskens , toon en beweging aanwakkeren, tot zy indelyk van vermoeidheid genoodzaakt zyn uittefcheiden: it gedeelte der uitvoering, is de tegenparty van die der ■ J.ieuw-Zeelanderen; en even als onder dat Volk, word de ;erfoon,, die zich het fnelst beweegt, en het langst daar me* e aanhoudt, van de omftanders toegejuicht, als den besten jansfer. Wy moesten aanmerken, dat de Vrouwlieden in ie dans alleen deel nemen, en dat de dansfen der Mannen' .aar dat geene gelyken, het welk wy van kleene partyen opje Vriendelyke Eilanden zagen, en het welk misfehien eigen-: ke mag genoemt worden,, de famenparing der liederen met l/ereenltemmende beweegingen van 'c ganfche lighaanu fan, daar wy hier eenige vertooningen zagen, vanvecht•irtyen van dezelfde foort, als die wy op de Vriendelykelilanden gezien hadden, is het niet onwaarfchynlyk, dat zy } sgelyks hunne groote plechtige dansfen hadden,, waarïn een' ,.ntal Vrouwen en Mannen deel neemen. » Hun Muzyk is vaneen ruwen aart, want de eenige fpeeltuiP ? welke WY onder hen zagen, waren trommels van onder- I heide grootte. Doch hunne gezangen, welke men zegt: II ZY in Party (*) zingen, en paaren met eene zachte ba- wee-" (*) Lieden , die zeer bedreven in de Muzyk zyn, hebben-in twyfèL |:rokken of.zy in party gingen. Doch beide de Kapiteins van de Scheèps-D'dd^ SqW v. BOEK* 1779.- MaarL-  V. BOEK. 1779' Maart. 396* REIS NAAR DEN weeging der armen , even als de Vriendelyke Eilanderefl} j ftreelden aangenaam het oor. Zy zeer zyn overgegeeven aan't Spel, en hebben een fpeldac naar ons dammen gelykt; doch naar het aantal ruiten , fchynt) j hun Spel veel moeilyker en ingewikkelder. Het bord is om-, I trent twee voeten lang, en verdeeld in twee honderd dertig s vierkante vakken, van welken 'er veertien op een ry ftaan. Zy bedienen zich in dat Spel van zwarte en witte fteenen „• | die zy van ruit tot ruit verzetten. Zy hebben nog een an- dl der Spel, beftaande in een fteen te verbergen, onder eenig || Doek, dat door een derSpeelerenuïtgefpreid, enzulkerwy- I ze gefrommeld word, dat de plaats, waar de fteen legt, | bezwaarlyk valt aantewyzen. De tegenparty raakt met een |i ftok het gedeelte des kleeds aan, waar hy meent dat de fteen I ligt; en dewyl de kansfen over 't geheel zeer tegen hem zyn, worden 'er allerlei weddingfchappen aangegaan, naar gelan- I ge der bekwaamheid of kundigheid der Speelderen. Zy vermaken zich dikwyls met wedloopen tusfehen Jongens eh Meisjes; by welke gelegenheden zy met veel drift tegen I nialkanderen wedden. Wy zagen een Man in de hevigftc I woede zyn hair uitrukken, en op zyn borst flaan, om dat hy, | by één dezer wedloopen, drie bylen verloren hadt, nog maar , zeer onlangs van ons gekogt, en waaraan hy ten naasten by de helft zyner bezittinge befteed hadt. I Beide Mannen en Vrouwen zyn ongemeen bedreven in het I zwemmen, het welk onder dit Volk niet alleen als eene nood- | zakelyke kunst, maar tevens voor eene zeer geliefde uit fpan- | ning gehouden word. Eene byzondere wyze, op welke zy ;t zich zomtyds hier mede verlustigden, in deKarakakooabaai, | verdient dat wy dezelve vermelden. De branding, welke op jj de Kust rondsom die baai breekt, ftrekt zich uit tot op den I afftand van honderd vyftig roeden van ftrand, binnen welke I ruimte de Zeegolven mee groot geweld tegen 't ftrand aaiwl druis-| Soldaten, de Heeren Bflrney en Philips, die beide eenige kennis van de , Muzyk hebben, beweeren fterk, dat zy in party zongen; dat is dat zy ,|c iatiien onderfcheide toonen zongen.  STILLEN OCEAAN. 39J 3 druisfchen. Wanneer nu de branding allergeweldigst is, kies! zen zy dien tyd uit tot een zwemvermaak, het welk hier in | beftaat: I Twintig of dertig Inboorlingen nemen ieder een langen II fmallen plank, aan beide einden rond gemaakt ; en loopen te 1 famen van 't ftrand af de Zee in. De eerfte Golf, die aan I ikomt rollen, dompelen zy zich onder, en laten die over zig rj heen gaan, komen weder naar boven, en zwemmen al verI der de Zee in. De tweede Golf gaan zy , op dezelfde wyze, j -als de eerfte, tegen; de groote zwarigheid beftaat eene gun\ ftige gelegenheid te kiezen om 'er onder te duiken ; want \ als men die mist, wordt de zwemmer door de branding op- 1; genomen, en met groot geweld te rug gevoert, in welk gee val hy al zyne afgerigtheid noodig heeft, om niet tegen de i Rotzen verpletterd te worden. Wanneer zy , door deze > herhaalde pogingen, het effen water buiten de branding bereikt hebben, gaan zy op den plank uitgeftrekt leggen, en Ibereiden zich tot den hertocht. Vermids nu de branding ibeftaat uit een aantal Golven, van welke de derde altoos zeer 1 veel grooter is dan de overigen, en hooger het ftrand op1 vloeit, terwyl de anderen intusfchen breken, is hun eerfte :werk zich te plaatzen op het opperfte van de groote baar, op welke zy met verbazende fnelheid naar land gevoerd worden. Indien zy, by vergisfing, een kleender baar kiezen Mie breekt, eer zy het land bereiken, of buitenftaat zyn om 3p ,het opperfte van de groote baar hun plank te befturen, ftaan zy bloot aan de woede van de naastvolgende; en zyn, om die te vermyden, genoodzaakt, op nieuw tegen de baar n té duiken, om de plaats weder te bereiken van waar zy jrwamen. Zy, dien 't wel gelukt, om digt aan 't ftrand te iromen, loopen dan nog niet weinig gevaar; de Kust om•ingd^zynde door een keten Rotzen, met hier en daar eene Jeine opening tusfehen dezelven, moeten zy hun plank door ien dezer openingen heen ftuuren, of als dit mist, dezelve erlaten eer zy de rotzen naderen, en onder het water duielende, hun best doen te rug te keeren. Dit word zeer :handelyk gereekend, en gaat met het verlies van de plank ver- V. BOEK. 1779. Maart.  V. 'BOEK. 1779- 'Maart. S9g REIS NAAR DÉN vergezeld, welke wy hebben zien verbryzelen, op hetocgenblik dat de zwemmer die hadt los gelaten. De ftoutheid en behendigheid, waarmede zy dit gevaar lyk werk verrigten, waren geheel verbazend, en gingen bykans alle geloof te boven. Dan, al vroeg zyn zy reeds zeer gemeenzaam met 'het water, zoo dat zy het zelve niet vreezen, en zebs de gevaren daar van ftoutmoedig uittarten. Hier van zagen wy een voorbeeld, by het omflaan van een Kanoo, m welke zich een Vrouw nevens haare Kinderen bevond; een dier Kinderen, niet boven de vier Jaaren oud fcheen grootelyks verheugt over dit toeval, zwom met allen gemak rond en dartelde in 't water tot dat de Kafioo weder behoorlyk wasjj Wv zagen de Kinderen dikwyls zich vermaken met een Spel, waar in zy zeer groote behendigheid betoonden. Zy hemen een korten ftok, door één van welk einde een pen loopt aan weerskanten fcherp, en omtrent een duim uitlte'kende • voorts een bal opwerpende van groene zamengebondene bladeren gemaakt, 'vangen zy dien op t eene einde van de pen ; en dien onmiddeiyk van daar op werpende, keeien zy den ftok óm , en vangen den bal op het andere einde ; dit -houden zy zonder misfen een geruimen tyd uit. Even atgerrigt zyn "ze in een ander foortgelyk Spel waar by zy een •aantal dier ballen in' delucht werpen, en dezelve beurt,;,:;:;, vangen -: verfcheide' maaien zagen wy kleine Kinderen op 'deze wvze vyf ballen ten zelfden tyde in beweeging, houaen, Dit laatfte Spel is ook in gebruik onder de Jonge lieden op de Vriendlyke-Eilanden. * J Wy hebben alreeds eene befchryving gegeven van de ge, 'daante, en grootte der Kanoos van Atooi. Die der andere Sandwich - Eilanden zyn juist van het zelfde maakzel; de grootfte, die wy te zien kreegen, had de: lengte van zeventij 'voeten , was twaalf voeten breed, en tusfehen de drie en v e Voeten hol, en ieder derzelve was uit één Boom uitgehoolt* ■ Hunne wyze van Landbouw en Scheepvaart, komt voUj 'men over een met die der anderen Eilanden van den Sulld Oceaan. '%j -hebben het zeer ver gebragt in-de fny of ba  STILLEN OCEAAN. 399 I .telkunst, en zyn zeer ervaren in het fchilderen of vlakken i van Doek en m het maken van Matten. De keurigfte ftukken van hunne beitelkunst, die wy by gelegenheid zagen, waren de Houte bekers], uit welke de Erees hunne Ava drin1 ke"' Ze z>'n ' doorgaans, agt of tien duimen over 't kruis > volkomen rond en ongemeen glad gepolyst. Ze worden onderfteund door drie of vier menfehen-beeldjes, in verfchil- Ë lende houdingen. Zomtyds rust de kop of beker op de fchou■ ders, dan eens op de handen, die boven 't hoofd uitfteken en dan weder op 't hoofd en de handen der onderfchragers' I De beeldjes zyn net gewerkt, en de evenredigheid is 'er zeer | wel m achtgenomen, ook is 'er de werking der Spieren juist 1 in uitgedrukt. J Zy vervaardigen hun Doek op dezelfde wyze, en van dejzelfdeftoffen als op de Sociëteit-en Vriendelyke Eilanden. IHet Doek dat zy willen Schilderen of Verwenisdikenvast I van weefzel, en fterk in één geklopt. Zy fnyden het vervolgens m zekere breedtens, van twee of drie voeten , en beilchilderen het met eene verfcheidenheid van patroonen in ■welke eene geregeldheid van teekening uitblinkt welke on■gemeen veel fmaaks, en verbeeldingskracht aanduidt. De jnaauwkeungheid, met welke de moeilvkfte enzamengefteldjfte patroon en achtervolgd en uitgevoerd worden, is ten ui■terften verbazende, daar zy geen vormen hebben, en alles jop t oog af, verrigt wordt met ftukjes bamboes riet in dè jverwe gedoopt, terwyl zy de hand onderfteunen met een > ander ftuk van t zelfde riet. Zy trekken hunne kleuren uit Élezelfae zoort van Besfen en andere plan ten, alsmen ten zeliren einde, op Otaheite doet. / I Het vlakken of befchilderen van bun Doek , word geheel |aan de Vrouwen overgelaten, en Kipparee genoemt. En 't Js aanmerkelyk, dat zy altoos dien naam aan ons fchrift gaiven De jonge Vrouwlieden namen dikwyls ons de pen uit ide handen , om te toonen , dat zy 'er het gebruik zoo wel van «rerltonden als wy, doch gaven ons tevens te kennen, dat igpze pennen niet zoo goed waren als de haare ZvbefchouwMen een befchreeven blad Papier, als een ftuk Doek naar de Eee wy_ r. BOEK. Maart.  4oo REIS NAAR DEN* v. BOEK. £7.79 • Maart. wyze van ons land geftreept, en het was met de grootffe? moeite, dat wy haar konden beduiden, dat onze figuren eens: beteekenis hadden, welke de haren ontbraken. I Hunne Matten maken zy van de bladeren van den 'Panda* nus; deze worden even als hunne doffen zeer fraai gewerkt! in onderfcheiden patroonen, en met verfchiilende kleuren afrgezet. Eeniger grond is ffroo - kleur, met groene vlakje* anderer grond is bleekgroen , gefpikkelt met langwerpige of vierkante ruiten.; zommige met roode en bruine ftreepen ii regte of golvende lynen. In dit handwerk overtreffen zy gei wis , het zy men op defynheid, fchoonheid, of lterkte lette^ alie Volken der weereld. Hunne Vischhoeken zyn van verfchiilende grootte en ge^j daante, doch die van welke zy 't meeste gebruik maken zyn omtrent twee of drie duimen lang, en in de gedaante van een kleenen Visch, en om tot lokaas te dienen, binden zy aan den kop of ftaart een kleen vederboschje. Hunne hoeken maken zy van Paarlmoer of Hout, gepunt en gebaard of met weerhaken van Been of Schildpad. Die, met welke zy naar Haaijen visfchen, zyn zeer groot en hebben doorgaans eene lengte van zes of agt duimen. De ftoffe, van welkéj deze Vischhoeken gemaakt zyn, in aanmerking genomen; is derzelver netheid en flerkte verbazend , en by de proeven'^ bevonden wy ze de onzen overtreffende.. Hun Vischgaren maken zy van de bast van den Toute of Doek Boom , en van dit garen, dat zeer wel en net geflages is,, maken zy hun Vischwand ; ook gebruiken zy het tot aiw dere Huizelyke dienften. Zy hebben het van allerlei dikte s en' tot eene groote lengte. Een fyner foort van garen ma/ 'ken zy van den bast eens Heesters, Areemahgeheeten; doel het allerfynfte is van menfehen hair ; dit laatfte,_echter word meest gebruikt ten cieraad. Van de vezelachtige draa den der Kokernooten, flaan zy een fterk foort van touw, ge -fchikt tot het wand hunner Kanoos. Wy kogten 'er van té onzen gebruike, en vonden het zeer goed tot dun loopeifl wand;, zy vervaardigen insgelyks een zoort van plat-touw dir ongemeen fterk is, en' voornaamlyk diendt, om de da kei  STILLEN OCEAAN. 401 :ien der huizen te verbinden. Dit laatfte is niet gedraaid jjgelyk de voorgemelde foorten, maar gemaakt van de vezel:achtige draaden van den bast der Kokernoten, en met de pnger-s gevlochten , op dezelfde wyze als onze Matrozen de ; jreef banden vervaardigen. De Kalabasfen bezigen zy tot allerlei huislyke dienften; udeze groeijen tot zulk eene verbazende grootte, dat zommi!;ge derzelven tien of twaalf mengelen vogts bevatten. Om : ,ze te beter tot hun verfchillend gebruik te fchikken, dragen l.zy zorg 'er allerlei gedaante aan te geven, door 'er banden om te fpannen , terwyl ze groeijen. Op deze wyze krygen zomi uiige de gedaante van een fchotel; fommige wederom die Lvan een kruik, vat, &c. Andere hebben eene langwerpige igedaante, als best gefchikt tot het bergen van hun Vischj tuig. Zy branden ze gemeenlyk met een heet werktuig , dat er het voorkomen aan geeft, als waren ze met verfcheiden© figuuren net befchilderd. Hunne zoutpannen maken zy van aarde Vaten, vanbinnen t met klei beftreeken; deze zyn gemeenlyk zes of agt voeten i vierkant, en twee derde van een voet diep. Ze worden op seen bank van fteenen gezet, en by hoog water gevult door ileen fleuf die daar heen leid; binnen weinig tyd gefchied de i uitdamping door de Zon. Het zout, datwy, op onze eerfte aankomst te Oneeheow en Atooi, aantroffen,, was bruinjachtig en eenigzins morsfig; maar dat, het weik wy nadermand aan de Karakakooa baai opdeden, was wit, en van eene «uitmuntende hoedanigheid. Wy voorzagen 'er ons rykelyk |van, en behalven het geene by 't inzouten van ons Spek {gebruikt , vulden wy al ons overig ledig vaatwerk 'er amede. De Krygsgeweeren van dit Volk beftaan in Pooken, wel:ke zy Pahooa noemen ; Speeren, Slingers en Knodzen. De \Vahooa word gemaakt van een zwart en zwaar hout, naar jEbbenhout zweemende; zy heeft een of twee voeten lengte, en een band, welke dcor het handvatzei loopt, waarmede ijmen dezelve aan den arm draagt. Het lemmer of kling -is deenigzins va-heven rond in 't midden, maar aan wederzyden £ e e 2 -die 'V. • BOEK. I779. Maart*  4©ö REIS NAAR DEN v. BOEK. I779Maart. die in' een punt uitloopen, fcherp. Dit wapentuig dient fl gevechten, in welke men handgemeen raakt, en is een ver-; melend moordtuig in de handen dier Eilanderen. Zy hebben tweederlei foort van Speeren, en van hart hout gemaakt, dat 'er uit ziet als mahony hout. De eene foort is van zes tot agt voeten lengte, glad gepolyst, in dikte langzamerhand toeneemende, van het bovenfte einde tot op zeven of zes duimen van de punt, welke fchielyk fpits toeM loopt, en vyf of zes ryen weerhaken heeft. Naastdenkelyk worden deze Speeran als Werppylen gebruikt. De andere, foort, met welke wy de krygslieden op Atooi en Owhyhee; doorgaans gewapend zagen , waren van twaalf tot vyftien1 voeten lang, maar niet gebaard , doch hadden punten, eveiw als hunne Pooken. Hunne Slingere zyn dezelfde als onze gemeene Slingers, en verfchillen flegts daar in, dat hunne fteenen op matwerk in plaatze van op leder leggen. Hunne Knodzen worden van veelërlei zoort van hout gemaakt: zy hebben verfchiilende grootte en gedaante, en zyn zeer ruw, bewerkt. Op de Sandwich Eilanden, worden de Inboorelingen verdeeld in drie klasfen. De Erees, of Opperhoofden van iedere , ftreek, behooren tot de eerfte; een dezer is meerder nog dan de overige, en word op Owhyhee genoemd, Eree-Taboo , en Eree Moeë; de eerfte naam geeft zyn gezach tel kennen, en de laatfte beduid zoo veel, dat in zyne tegenwoordigheid, alle en een iegelyk zich voor hem moet nederbuigen. De tweede klasfe fchynt een zeker recht van eigen-dom te bezitten, maar heeft geen gezach. De derde klaa fe, 'Towtows geheeten, of dienstbaare, hebben nochaanzien noch eigendom. Het Oppergezach en aanzien van Terreeo* boo, de Eree-Taboo van Owhyhee, was duidelykzichtbaar in de wyze, op welke hy, op zyne eerfte aankomst te Kar*kakooa, ontvangen werd. Alle de bewoners bogen zich iaj den ingang hunner huizen voor hem neder; en de Kanooswaren Getabood, tot dat hy het verbod onthefte. Hy was toeÉ maar juist te rug gekomen van Mowee, een Eiland om hét! welk hy Oorlog voerde, ten voordeele zyn's Zoons Teewar-  STILLEN OCEAAN. m ro, (wiens Vrouw het eenige Kind des Konings van die plaats was, tegen Taheeterre , zyn Broeder. Op dezen -tocht werd hy vergezelt van veele zyner Krygslieden ; doch wy konaen nimmer te weten komen, of zy hem dienden als wywilhgers dan of zy als vasfallen hun rang en eigendom van hem hielden. & li Dat de ondergefchikte Opperhoofden hem fchattingfchulJiig zyn, is duideiyk bewezen in het geval van Kaoo door ons alreeds vermeld. Wy hebben insgelyks aangemerkt, Jat lerreeoboo en Perreeorannee de twee magtiVfte OpDerhoofden der Sandwich Eilanden zyn : zynde de eerfte h°t [Opperhoofd van Owhyhee, en de laatfte dat van Woahoo; wordende alle de mindere Eilanden door een dezer Opperrorften beftuurd. Op Mowee werd ten dezen tyde eisch ;emaakt door Terreeoboo voor deszelfs Zoon en bedoelden Opvolger; zynde Atooi en Oneeheow in 't bezit der Zoons i;oonen van Perreeorannee. I De Erees fchynen een onbepaalde magt te oeffenen over liet geringer foort van Volk, waar van wv meer dan een coorbeeld zagen, gedurende ons verblvf alhier. Daar- en regen gehoorzaamt het Volk blindelings. Doch 't is opmerj:elyk dat wy de Opperhoofden nooit het Volk zagen behandelen , op eene wreede, onrechtvaardige , of hoonende wyle: alhoewel zy over malkander op de hardfte en dwingeindaentigfte wyze hunne magt oeffenen : gelyk de tweevolrlende gevallen ten duidelykften bewyzen. | Een der mindere Opperhoofden had aan onzen Schipper y t opnemen van Karakakooa baai, zeer veel gedienfl^heid' eweezen; om we'ke reden de Heer King hem naderhand un boord van de Refolution medebragt, ten einde hem inheiden by Kapitein Cook, die hem op 't middagmaal by ns nodigde. Terwyl wy aan 't maal zaten , kwam Pareea innen, die op zyn gelaafde hoogfte verontwaardiging liet veen, op 't zien dat onze gast zoo heuscb door ons onthaTd •erd. Hy greep hem by 'r hair, en zou hem de Kajuit uitsleept hebben, had de Kapitein zich daar niet tegen ver|:t. fMa veei over en wederfprekens, konden wy geen anEee3 fe_ v. BOEK. Maart.-  V. •BOEK. ff/79- 4o4 REIS NAAR DEN dere toegevenheid verwerven, zonder Pareea ons ten on* fj vriend te maken, dan dat het onzen gast zou geoorloofdzynjj in de Kajuit te blyven, mits zich zeiven op de vloer nedew| te zetten. Iets dergelyks gebeurde, toen Terreeoboo vooï| 't eerst binnen boord van de Refolution kwam, want Mai« ha-Maiha, die hem verzelde, ziende Pareea op het dek ftaan/| verjoeg hem op eene fchandelyke wyze uit het SchipM ichoon0 wy wisten dat Pareea een manvan 't eerfte aanzien was|| Of het'geringer foort van Volk beveiligt is, tegen derooJj zucht der voornaame Opperhoofden, kunnen wy met geeng zekerheid zeggen, doch het fchynt zeer wel gedekt, tegen' dievery en plundering. Hunne Akkers, Huizen , Varkens Jj Doek en andere dingen worden niet bewaakt, alles ftaat opens en ongefloten, ook fchynen zy deswegens niet in 't minst* bezorgt te zyn. In 't open land maken zy hunne affcheidinjfi gen door opgeworpen wallen , en in de Bosfchen, waar defl wilde Weegbree groeit, maken zy gebruik van witte Vlagjl gen, om elks eigendom te onderfcheidenop dezelfde wyze' als op Otaheite, door bondels van bladeren gedaan wordtj Hier uit is vry zeker optemaken, dat de Priesters het nief in de magt hebben, om willekeurig 's Volks eigendom aanJs teranden; waar door dan ook het Volk aangemoedigt blyft,: ,om den grond te bebouwen, welke ieder op zich zelve beflaat.: Op wat wyze het met de bediening van 't recht toegaat J| Jconden wy niet met volkomen zekerheid te weten komenj Indien 'er eenige twist ontftond onder het geringe foort vair. Volk, werd de zaak overgelaten aan de uitfpraak van 't een', .of ander Opperhoofd. Indien een minder Opperhoofd ie. mand van hooger rang beleedigde, werd de eerfte op de daad geftraft, naar mate het gevoel der belediging by den laatftetfj werkte. Indien de belediger by toeval de eerfte vervoertfrf der gramfchap ontkome, kan hy misfehien , door bemid .deling van anderen , zich ten kosten van het geheel o een gedeelte zyner goederen , verdragen met den belee1: (digden. M Hun Godsdienst heeft veel overeenkomst, met dien de; Sociëteit- en Vriendehke-Eilanden. Hunne Mor ais en JVhai tsts  STILLEN O C E A A N, 405 was-, hunne gewyde gezangen, en hunne Offerhanden, hebHfeen zy met den anderen gemeen; een doorlkand bewys, dat tfeunne Godsdienflige gevoelens uit een zelfden bron voorttÜoeijen. De plechtigheden allïicr,*'t is waar, durenlanger en zyn veevuldiger dan in bovengemelde Eilanden ; doch fchoon op alle die Eilanden , de zorg en 't beftuur hunner Bodsdienftige gebruiken aan een by zonder e klasfe van Volk is toevertrouwd, hadden wy echter, tot nog, geene geregelde maatfchappy van Priesteren, in deze Janden, aangetroffen voor onze aankomst te Kakooa, aan de Karakakooa|»aai. Orono was de tyte] , welke aan den voornaamflen pan die orde gegeeven werd ; een ty tel , welke iets heer heiligs fcheen aanteduiden , en welken bykans een isoort van aanbidding verwierf, aan den perfoon van hmeeah. Het voorrecht om de voornaamfle bedieningen in deze orde te bekleeden , bepaalt zich, ongetwyffek,, hot zekere geflachren. De Orono Omeeah was de Zoon van Ifaoo, en de Broeders Zoon van Kaireekeea. Kaireekeea had |jy alie Godsdienflige plechtigheden, de voorzitting aan de Morai, by'tafwezen zyns Groot-Vaders. Wy befpeurden^ insgelyks, dat de Zoon van Omeeah, een Kind van omtrent j^yf jaren oud, altoos een aantal opwagters had, en zoo veels andere teekenen van eerbied en achting beweezen werd,lis wy nooit in andere gevallen zagen bewyzen. Hier uitmaakten wy op, dat 'er zeer veel belang in deszelfs leven' ■noest gefteld worden, en dat het beftemd was tot Opvolger' (ran 's Vaders hooge waardigheid. '. Men had, gelyk wy reeds gezegt hebben, den ty tel vanlïftono gegeven aan Kapitein Cock, en 't is zeeker dat ze ons ;/oor een geflacht van verhevener wezens aanzagen dan zy 'elve, herhalende dikmalen , dat de groote Eatooa in ons iand woonde. De geliefde kleene afgod aan de Morai, in £arakakooa baai, wordt Koonooraakaiee geheeten, en gezegt Terreeoboo's God te zyn, die insgelyks, onder ons, zyn 'erblyf hieldt. Eene oneindige verfcheidenheid van deze beelden waren; e zien aan de Morai ,*in om hunne huizen; zy, geven 'er-' ver*> Vv BOEK. 1779. Maart.  4oS- REIS NAAR DEN V. BOEK. Maart. verfchiilende namen aan; doch zy fcheenen 'er geene groote achting .voor te hebben , dewyl ze zich zeer verachtlyk wegens dezelven uitdrukten , en ze ons voor beuzeiingen tej. koop aanboden. Aan een byzonder Beeld echter richten zy hun eerbewys, zoo lang het by hen in gunst was: zy behon-f gen het met rood Doek, zongen 'er lofzangen voor, enfloe-j gen 'er voor op hunne Trommels; aan deszelfs voeten plaats ften zy bundels met roode veders, en verfcheide plantgewasfen; dikwyls zelfs lagen zy een Bigge of een Hond op dej Whatta digt by het zelve te rotten. Eenige onzer lieden werden, op zekeren tyd, geleid naa$ een groot huis aan een baai ten Zuiden van Karakakooa* waar zy de zwarte gedaante eens mans zagen, die op zyne toons en vingers rustte met het hoofd achter ov.-rgebogen j alle deszelfs ledenmaten waren zeer evenredig, en het ganfche beeld was allerkeurigst gepolyst. Dit beeld was Mate geheeten; rondom het zelve waren dertien andere beelden geplaatst, zeer ruw en wanfchapen van gedaante. Men zeide ons, dat ze de Eatooas van de overledene Opperhoofden waren , wier namen zy ons opnoemden. Binnen deze plaats zagen wy eene meenigte Whattas , met overblyfzels vM Offerhanden op veele derzelven. In hunne Huizen hebben zy insgelyks verfcheide boertige en onbefchofte afgoden, •niet ongelyk aan den Priaap der ouden. Vorige "Reizigers hebben opgemerkt, dat de Sociëteiten Vriendelyke Eilanders eerbied bewyzen aan byzondeM Vogels. Ook fchynt zulks eene gewoonte te zyn , welk? op deze Eilanden plaats heeft. Misfehien zyn de Ravens af hier het voorwerp van dat eerbewys; want de Heer King zag twee dier Vogels volkomen tam, in het Dorp van Ka kooa, en men zeide hem, dat ze Eatooas waren: hy boot verfcheide artykels voor dezelven, die alle geweigerd wer den, en men waarfchuwde hem ernftig, dezelve niet te be fchadigen of te beleedigen. De gebeden en offerhanden , door de Priesters voor hunni maaltyden gedaan, mogen onder hunne Godsdienflige plech tigheden geftelt worden. Dewyl zy altoos Ava drinken, M  STILLEN OCEAAN. 40? zy aan 't maal gaan , begint de Opperfte in rang, terwyl de 'Ava gekaauwt word, een zoort van lofzang te zingen, in welken zang een of meer van het overigen gezelfchap, Itort daar aan, deel neemen; de overigen tewegen hunne ligJhamen , en klappen zagtkens hunne handen en vingers te fijnen. De Ava gereed zynde, worden de bekers, die 'er mejde gevuldt zyn, die geenen aangeboden, die geen deel in den lofzang genomen hebben, en zy blyven dezelve in hunlie handen houden, tot dat de zang geëindigt is, wanneer py, met verèenigde ftem op eenen luiden toon, denzelven ibeantwoorden, en hunne Ara drinken. De bereiders van dezelve worden dan een gedeelte daarvan toegediend, het welk zy drinken , na dat dezelfde plechtige zang herhaald Is. En indien iemand van een hoogen rang daar by tegenwoordig is, word hem het laatst van allen een beeker toegepragr. Na een korte poos gezongen, en den tegenzang van iknderen gehoon te hebben, plengt hy een kleen gedeelte op pen grond, en drinkt het overige. Voorders word 'er een |tuk van het toebereide of aangeregtte vleesch gefneeden , en ipenevens een gedeelte der plant fpyzen aan den voet van het ieeld des Eatooa's geplaatst; en na 't zingen van eenen anderen lofzang, zetten zy zich aan 't eten. "Een plechtigheid, n veelen opzichte aan deze gelyk, neemen de Opperhoofden in acht, wanneer zy, tusfehen hnnne geregelde maakyden , Ie Ava drinken. I Volgens 't bericht, door de Inboorelingen aan ons medeïedeelt, zyn menfehelyke offerhanden hier vry gemeenzamer, dan op de andere door ons bezogtte Eilanden. By den aanvang van eenen Oorlog, en voor het aangaan van den ftryd , of eenige andere gewigtige onderneeming , maken II gebruik van deze verfchrikkelyke plechtigheid. De dood can een Opperhoofd vordert eene Opoffering of flachtöffer ran een of meer Towtows, naar mate den rang dien hy bedeedde; en men verhaalde ons, dat 'er niet minder dan tien itonden opgeofferd te worden, by het affterven van Terreeoboo. Doch daar de ongelukkige flachtöffers onkundig zyn pgens derzelver noodlot, vermindert zulks eenigzins het Fff ver- v. BOEK. I77C. Maart.  4©f REIS NAAR DEN v. SOEK.. 1779Mmrt. verfchriklyke dezer gewoonte- Zy die beftemd worden tojr flagtofLrs te ftrekken , worden met zware Knodzen , 'w ééns, ter nedergevcld, waar zy zich ook mogen bevinden^, en, na hunnen dood, ter plaatze gevoerd , waar vervolgens; de plechtigheid ftaat te gefchieden,. Dit brengt ons voor 'tgeW heugen cje bekfe.ieelenderzulken , die by'toverlyden vaneen* voornaam Opperhoofd opg öfferd waren, en welke bekkeneel len wy vastgemaakt zagen aan de Mor ti te Kakooa. In he t Dorp Kowrowa ontvingen wy wegens dit onderwerp onderrigtihg; Aldaar toonde men ons eene kleene plek gronds, binnen el fteenen affchutzel, het welk men zeide eene Here - EttM of begraafplaats te zyn eens Opperhoofds. De perfoon, die ons deze plaats liet zien, wees met zyne hand naar een der. hoeken, en zeide, daar ligt de Tang at a, en de Waheene* Taboo.y of de Man en de Vrouw, die by debegraafnisdes Opperhoofds opgeofferd werden. Het uit trekken hunner voortanden kan, zeer eigentlyk, onder hunne Godsdienftige gebruiken gefield worden. De raeesten onder 't gemeen, en veele Opperhoofden, waren 'er één of meer kwyt; en zoo men ons beduidde, werd zulks aangemerkt als een 'zoen - offer aan den Eatooa, om diens gramfchap of toorn aftekeeren of te bevreedigen; en niet als. op: de Vriendelyke Eilanden, waar het affnyden van eert lid des vingers de hevige droefheid te kennen gaf over het affterven eens Vriends. Het geene men ons berichtte van hunne gevoelens, wegens eenen toekomenden ftaat, was zeer gebrekkig.. Toen wy hen vroegen , waar heen de dooden verreist waren ? zeiden zy ons , dat de adem , welk zy voor het onfterfelyk deel fchynen te houden r gevlucht was naar den Eatooa. Zy fchffl nen ons ook een- plaats te befchryven, waar zy meenen dat de afgeftorvenen verblyf houden ; doch wy konden niet bemerken, dat zy eenig denkbeeld van belooning of ftraf koesterden; 't Zal niet onvoeglyk zyn, te dezer plaatze, eene verkering; te geven van het woord Taboo. Toen wy, daags vootf de aankomst van. Terreeoboo-, naar de reden vroegen waar-i om alie gemeenfehap. tusfehen ons z en de Eilanders verbo-* den    STILLEN OCEAAN. 409 llenwas, kregen wy tot antwoord, dat debaaiGfiaSooiwas. Het zelfde verbod had, op ons verzoek, plaats by 't begraven van Kapitein Cooks, gebeente in de diepte der Zee. De inboorelingen gehoorzaamden in beide gevallen, blindelings, tonder de minfte tegenfpraak, maar of zulks gefchiedde uit jpeginzels van Godsdienst , of uit onderwerping aan het Ivettiglyk gezach, kunnen wy met geene zekerheid bepalen. 1 De plek gronds, op welke wy ons Obfervatorium hadden ppgerigt, en de plaats, waar wy onze masten hadden liggen, Ivartn Getabood, voor 't gemeen verboden , of geheiligde plaatzen, doch deze heiliging was enkel, door de Priesters rerrigt; ook durfden de Mannen , die wy uit noodigden, op lle plek komen, welke Getabood was, waaruit men zou kunnen Bpmaken, dat zy uit geen Godsdienftige vrees wederhouden werden , maar dat hunne gehoorzaamheid zich enkel b.:paalHe tot onze weigering. Dan, wat wy ook mogten te werk ■tellen, de Vrouwen waren niet overtehalen, by ons te koInen; denkelyk iuit hoofde van de nabyheid der Morst, welke zy, ten geenen tyde, mogen naderen, niet alleen hier, Inaar op alle de Eilanden van deze Zee. I Het is, gelyk wy reeds aangemerkt hebben , de Vrouwen liltoos Getabood, of verboden, van zekere artykels of fpyzen ie eten. Wy hebben 'er veele gezien, wier fpys haar, by riet maal, door anderen in den mond werd geftoken , en als Iwy de reden daar van verlangden te weten, werd ons gezegt pat zy getabood waren, en het haar niet geoorloofd was zich pelve te fpyzen. Dit verbod was altoos het gevolg eener Ibegraafnis, die zy by gewoond hadden, of van het aanraken van een lyk, of van veelerlei andere verrigtingen. Het Jwoord Taboo word onverschillig toegepast , op perfoonen |Df zaken ; men zegt, de Inboorlingen zyn Getabood, de baai Is Getabood, &c. Dit woord drukt insgelyks iets geheiligt's, ■Godsdienftig of verheven uit. De Koning van Owhyhee ■werd genoemt , Eree ■ Taboo ; een menschlyk flachtöffer, liTangaïa- Taboo: en, onder de Vriendelyke Eilanders, wotd |Tö7?ga, de plaats waar de Koning zyn verblyf houdt, Tonga"kabw geheeten. 1 Ff f2 We- BOEK» I779. Maart,  Ai9 REIS NAAR DEN v. BOEK. 1779Maart. Wegens hunne Huwelyken kunnen wy weinig of niet* zeggen, dan dat 'er zulk eene verbintenis onder hen fchynt plaats te hebben. Wy hebben alreeds gemeld dat toenTerreeoboo deszelfs Koningin Roraro te Mowee gelaten had, eene andere Vrouw hem totbyzitdiende, aan welke hy zeer byzonderlyk gehegt was, en by welke hy Kinderen had; of nu de veelwyvery hier veroorlooft zy , dan of dezelve hier gemengt is, met byzittery, het zy onder de aanzienlyke, of mindere lieden, kunnen wy met geene zekerheid bepaalen, als daar toe te weinig gezien, of met de Inboorlingen te weinig omgang gehad hebbende ; ook konden wy, by gebrek aan taalkennis, nooit geregeld of aanëengefchakelt met hen redenkavelen, en wy zyn noodzakelyk van verfcheide dingen onkundig gebleven, door dien wy ons van enkele losfe woorden , en voorts van teekenen en gebaren moesten behelpen, om ons te doen verftaan. In de Huizen van 't geringe Volk, zagen wy flegts één man, en eene Vrouw, het beftuur hebben over de Huishoudinge; de Kinderen waren hen ondergefchikt als by befchaafde Volkeren. Het volgende geval is het eenige, het welk wy, wegens jaloersheid of minnenyver , onder hen gezien hebben, en dat geval toonde ons, dat 'er onder gehuwde Vrouwen vaa rang, niet alleen getrouwheid , maar zelfs eene zekere graad van befcheidenheid en achterhoudenheid gevorderdt word. By een hunner ftrydfpeelen ftond Omeah twee of drie keeren van zyn plaats op, en trad naar zyne Vrouw met duidelyke teekenen van 't onvredenheid ; bevelende haar, naar wy bemerkten, zich van daar te begeeven. Of hy meende dat haare fchoonheid ons te fterk in 't oog fchitterde, of wat andere beweegreden hy moge gehad hebben , het is zeker dat 'er geene wezenlyke reden beftond om jaloers te zyn. Zy bleef echter op haar plaats, en, na het einde van het. fpel , voegde zy zich by onze Heeren , en vroeg zelfs om eenige kleene beuzelingen tot een gefchenk. Men zeide haar dat 'men niets by zich. had, maar dat indien zy mede wilde gaan naar de tent, zy uit verfcheide dingen,  STILLEN OCEAAN. 4IX die wy aldaar hadden , eene keuze konde doen naar welgevallen. Dienvolgens ging zy met onze Heeren mede, het welk van Omeah bemerkt wordende, volgde hy haar, met de woede op het gelaat, greep haar by de hairen, en gaf haar verfcheide ftooten met de vuist. Daar onze Heeren zich befchouwden, als de onfchuldige oorzaak van deze buitengemeene behandeling , waren zy zeer verlegen en niet, weinig verbaast; doch men gaf hen te verftaan, dat zy zeer kwalyk zouden doen, zich met een gefchil te bemoeiden, tusfehen Man en Vrouw, van zulk een hoogen rang De Inboorlingen nogthans bemiddelden de zaak ten langen lesten , en des anderen daags hadden wy het genoegen, henfamen te ontmoeten, zeer wel te vreeden met eikanderen; hetzonderhngfte van de zaak was, dat de Juffrouw niet wilde dulden , dat wy met haar Man over zyn gedrag boertten ons ongeveinsd te verftaan gevende, dat hy als een braaf Man gehandelt had. Aan de Karakakooa - baai, hadden wy twee malen de °-e« legenheid, om hunne begraafnis plechtigheden vooreen gedeelte by te wonen. Het overlyden vernomen hebbende van een oud Opperhoofd, dat niet ver van onze Wachtplaats woonde, begaven zommigen onzer zich derwaards, alwaar wy een aantal menfehen verzameld vonden; zy waren op een plein m 't ronde gezeten, voor het Huis, alwaar de afgeftorven lag; een Man, met een gevederde Muts op het hoo.d, kwam aan de deur, ftak telkens het hoofd buiten en maakte een jammerlyk misbaar, gepaard met verfchriklyke wezenstrekken , en geweldige verdraaijingen van 't gezicht. Vervolgens fpreide men een groote mat op het plein .waarop dertien Vrouwen en twee Mannen, die uit het huis gekomen waren, zich in drie gelyke ryen ter nederzetten, zynde in de voorfte drie der Vrouwen, en de beide Mannen geplaatst. De Vrouwen hadden gevederde kragen om haare halzen en handen, en haare fchouders waren opgetooit met breede groene bladen , k,uriglyk uitgefchulpt. Digt by eene kleene Hut, in een derhoeken van het plein, waren een dozyn Jongens geplaatst, die met kleene witte vaanen en Taboo Fff 3 ftok- v. EOEIC. 1779. Maart.  ïBOEK. «779Maart. 1*» REIS NAAR DEN (lokken zwaaiden , en niet dulden dat wy hen naderden^ Hier uit maakten wy op , dat het iyk in de Hut was ; doch naderhand werd ons gezegt , dat het in 't Huis lag, aart welks deur de bovengemelde fratzen gemaakt werden, dooa* den Man met den rood gevederde muts. De lieden, op de mat gezeten, zongen een treurlied, dat gepaard ging van eene zachte beweeging van de armen, en van 'tlighaam. Hief mede, vooreen poos, aangehouden hebbende, Helden zf zich in de houding, tusfehen knielen en zitten, terwyl hunne armen en Jighamen in eene fnelle beweging waren, ert maat hielden met de Muzyk. Met deze plechtigieden werd een uur doorgebragt, waar na 'er meer matten op het pleifl liitgefpreid werden, toen des overledens Weduw, beneveni drie of vier bejaarde Vrouwen , met eenen langzamen en ftatigen tred, ten Huize uittraden, en na zich voor het ove* ïige gezelfchap nedergezet te hebben , bitterlyk begonnen te weeklagen, waar in zy geholpen werden door dedrieryeö Vrouwen, die-achter haar zaten; terwyl de beide Mannen een treurige en peinzende houding aannamen. Dit bleef mei weinig verandering voortduren, tot laat in den avond, wam neer wy die plaats verlieten ; by't aanlichten van den vof penden morgen, was al het Volk vertrokken, en alles fcheeü volkomen ftil en gerust. Men gaf ons toen te verftaan, dÉ het lyk verplaatst was; doch wy konden niet te weten ko1 men, wat men 'er mede gedaan had. Terwyl wy deswjgeni onderzoek deden, naderden oiis drie Vrouwen van rang, dii ons te kennen gaven, dat onze tegenwoordigheid haar be? lemmerde, in 't verrigten van eenige noodzaakelyke plech tigheden. Naauwlyks waren wy van daar gegaan, of w) hoorden haar gefchrei en weeklagten; en toen wy haar, wei nige uren daar na , ontmoeteden , zagen wy dat het bé neden gedeelte haarer aangezichten volkomen zwart ge maakt was. Wy hadden insgelyks gelegendheid , om gedeeltelyk d begraafnis plechtigheden te zien, van een der geringe klas fe. Op zekeren dag eenige treurklagten hooiende, dl uit eene armelyke Hut voortkwamen, traden wy die woor ft<  STILLEN O. C E A A N. 413 ftede in, en zagen 'er twee Vrouwsperfonen, Moeder en Dochter, zoo wy meenden , weenende over het lyk eens Mans die weinige oogenblikken te voren was geftorven. Zy bedekten het lyk met een kleed , lagen zich bv het lyk neder, en trokken het kleed over haar zelve heen j vervolgens heften zy een treurlied aan , waar in zy dikwyls de woorden Jwelt Medoaalil Jweh Tanee! dat is, öMyn Vader! ö Mvn Man! herhaalden.. In een hoek vjn de Hut, zagen wy.eeBe jonge Dochter, op den grond,, voor over'nederliggen met een zwart kleed over haar heen ,. deze herhaalde insgelyks meenagmaalen woorden r Aweh Medoaah! Dit trearigr verblyf verlatende,, vonden wy verfcheide haarer buuren a ui de deur vergadert, die zich alle volmaakt ftil hielden, e» naar de rouwklagten van 't Huisgezin, met zeer veel aandagt , luisterden. De Heer King geerne willende weten wat er met het lyk zou verrigt worden, gaf aan de Schildwagten last om een oog op het Huis te houden, en hem te waarschuwen, zoo rasch zv eenige beweeging mogten gebaar werden. Doch de Schildwagten zulks verzuimende,, was het lyk reeds, voor den ogtend, vervoerdt. Op onze vraag waar het gebleeven was? wees men ons naar de Zee rmslchien daar by te kennen gevende, dat het in de diepte was begraven geworden,, of dat men het gevoerd had , naar eene begraafplaats, aan de andere zyde van de baai. De plaats waar de Opperhoofden begraven worden, is de MoP' of Herce-Erees, en diegeenen, welke by die gelegen, ïeid opgeofferd worden, worden aan de zyde van dezelven gegraven. De Morai, waar men het Opperhoofd had be:~ ;;raven, dat na zich zoo moedig verdedigt te hebben , in de pelonk of holte van de Rots gedood werdu. was rondom be[tangen met rood doek.. 1ES> v;. BOEK.. I779- Maart..  414 REIS NAAR DEN ZESDE BOEK. VèmcMingm op den tweeden tocht naar 't Noorden, over Kamtfchatka ; en op den te rug tocht naar huis, over Canton , en de Kaap de Goede Hoop. VT. SOEK. 1779. Maart. C3p den 15. Maart, des avonds om zeven uren, ligttent wy het anker, en namen onzen koers naar 't Zuiden, invers wagting van het Eiland Madoopapappa optedoen; zynde ons door de Inboorelingen verzeekert, dat het zelve in die ftreek lag, niet boven vyf uren Zeilens van Tahoora. Omtrenl: vier uren in den achtermiddag, werden wy agterhaalt dooit eene groote Kanoo, in welke tien bewooners van Oneeheow: waren, die zich naar Tahoora begaven, om Vogels te van-B gen , byzonderlyk Fregat Vogels , en Keerkring Vogels!welke men zegt, dat in zeer groote meenigte daar ter plaats ze gevonden worden. Wy hebben alreeds verhaalt, dat de veederen dier Vogels zeer hoog gewaardeerdt worden, dei wyl men 'er zich voornamentlyk van bedient in den opfchü der kleedinge. 1 Het Eiland niet befpeurende, om agt uren des avonds I hielden wy, tot middernacht, Noord-aan, toen wy de Dis-Q covery feindenop fteven te loopen, hebbende alle hoop, orïi Modoopapappa in 't gezicht te krygen, opgegeeven, welf» Eiland men ons, als zeer laag en met Zee gelyk gelegen, bei fchreeven had. O]  STILLEN OCEAAN. +iy Op den 17 hielden wy eenen Westerlyken koers. Het jogmerk van Kapitein Clerke was, ten naasten by op dezelfde breedte te blyven voortftevenen, tot dat wy de lengte van Awatfha s baat bereikten , en dan Noordwaards op te zeden, naar de Haven van St. Peter en St. Paul, welke wv tevens beftemd hadden, tot onze verzamelplaats, ingevalle wy van den anderen mogten afraken. Wy verkozen dezen koers, om dat wy verönderftelden, dit vaarwater nog niet bevaren te zyn, en 'er mooglykheid ware eenige nieuwe Eilanden langs dien weg te ontdekken. Van den tyd af, dat wy buiten het gezicht van Tahoora geraakt waren tot 's middags van den i 8., hadden wy fchier geen Vogels gezien; thans zagen v. y verfcheide Gekken en Fregat Vogels, het welk ons fcherp uit deed kvken naar Land. Tegen den avond ging de wind leggen, zoo dat d^ Schepen, door de hooge Zee, ongemeen fterk flingerden tot den 16. en 17., toen alles bedaarde. Den volgenden dag kreegen wy geen land te zien; tegen den middag hielden wy onzen koers West- ten Zuiden, in verwagting*™ depasfaat aantetreffen, (welke gemeenlyk Oost-ten Noorden woei) en meer voortgang te maken, 't Is opmerkelyk dat fchoon wy voor den middag geen Vogels zagen, de Gekken en Pregat-Vogels, by meenigte, des avonds om ons heen zweefden waar uit wy opmaakten, dat wy voorby eenig land gezeild hadden, of eenig Eiland naderden. ö Tot den 23. bieeven wy goed weder 'houden, en hadden eenen matigen wind , welk dezen dag tot eenen hevigen ftorm aanwakkerde die twaalf uuren achtereen bleef aanhouden™ doch daar na bedaarde, zoo dat wy tot den 25. flechts flap pe koekens hadden. 9 Des morgens van den 2 5., verbeeldden wy ons and te zien naar 't West- Zuid- Westen, doch nain dierigtingzes! tien Zeemylen voortgezeild te hebben, ontdekten wy onze vergisfing en by 't aannaderen van den nacht, ft uurden wv wederom West aan. Dezen koers bleven wy zonder veel verandering, houden tot den 29., toen de Wind des nachts voor eenige uuren West liep, met eene bewolkte donkere GSg lucht vr» BOEK-. Ï779-Maart.  4»1 REIS NAAR DEN VI. BOEK. 1779Maart. lucht en zwaren regen. Eenigen. dagen tevoren, hadden^ wy verfcheide Schildpadden ontmoet,, en onder anderen ééns niet boven de drie duimen lang ; ook zagen wy een ongemeen* foort van Gekken, geheel wit, behalven eene zwarte vlak aande tip van elke vleugej. De aanhoudende flappe koekens , het zeer onbeftendige. weêr, en de geringe verwagting op eene gunftige verandering, bewoog Kapitein Clerke, om van zyn ontwerp ter bepalinge zynes- koers binnen de Keerkrings breedtens, aftezien. Diensvolgens begonnen wy den 30., de3-avonds omzes uuren, van ftreek te veranderen, en onzen koers Noord-. West ten Noorden te rigten, in welke richting wy bleevenvoortftevenen tot den 6. April, toen de pasfaat wind ons verliet.. Wy bevonden ons toen op 29. gr. 50 min. Noorderbreedte, en op 170 gr. Oosterlengte. Ons loopende want,, het welk by de laatfte hevige winden, geftadig, uit afgefletenheid, aan ftukken brak, werd thans verandert, endaar aan al het nieuwe touwwerk befteed, dat ons tot nog was overgebleeven; ook maakten wy andere noodzakelyke toebereidzelen , voor de verfchiilende luchtftreek, welke wy eerlang ftonden te bereiken. Het fchoone weder, het welk wy tusfehen de beide Keerkringen ontmoetten,, was wel degelyk by ons in acht genomen» De timmerlieden waren al* dien tyd bezig gehouden, met het herfteilen der Boots. Van ons dagelyks Kabel, het welk veel geleden had, in Karaka-kooahbaai, en af. en aan Oneeheow, waren wy genoodzaakt geweest , veertig vademen aftenemen, van welke, en van. eenig ander oud touwwerk , wy fchiemans garen maakten,, het welk tot veelerlei dingen gebruikt werd; hier door werden verfcheide onzer Matroozen bezigheid verfchaft; daarenboven was het een lastig en moeilyk werk geworden de zeilen en andere Scheeps-behoeftens te luchten, welke, door het openen der naden langs; de zyden, en op het dek der Scheepen, telkens vogtig waren.. Het behoud der gezondheid van 't Scheeps-Volk, was een ander voorwerp van onze zorg en oplettenheid, en hield telkens eene meenigte handen.onledig,, want de vastgeftelde April.  STILLEN OCEAAN. 4I? sbeveelen van Kapitein Cook om de Bedden te luchten, vuur te houden tusfehen deks, dezelve met buskruid te berooken, en met azyn te befprengen, werden onveranderlyk nagekomen. ö Sints eenigen tyd, was het tévens eene moeilyke, doch gewichtige taak geworden voor de Matroozen, hunne oude Wambesfen te herfteilen; dat Volk is op de Oorlog-Scheden zoo gewoon, door deszelfs Officieren in alles beftuurt te worden, dat het zelfs alle denkbeeld van voorzorg verliest, geen nadenken heeft, en even onbedagtzaam word als Kinderen. Had men onze Scheepslieden overgelaten aan zich ^elve, zouden zy alle reeds nakend zyn geweest, alvorens de Reis half ten einde gebragt ware. Was 'er iets natuur, lyker te verwagten, dan dat hunne ondervinding, op den tocht van laatsleden jaar, naar 't Noorden, hen oplettend zou gemaakt hebben , op het benoodigde in die koude luchtftreeit, maar indien zy 'er al om dagten , was zulks flechts -zeer kortftondig, en naauwlyks waren zy weder tusfehen de Keerkringen gekomen , of" hunne bonte Wambesfen , en Mutzen , en de overige hunner warme kleeding, werden hier en daar op 't -dek nedergefmeten, en vertrapt als dingen van geene waarde, fchoon zy wisten dat de beide Schepen de reis naar de Noordpool ftonden te hervatten ; de Officieren moesten des het verworpene by malkaar raapen, en in vaten oppakken, om het op zyn tyd, aan deszelfs eigenaars te kunnen wederbezorgen. In den achtermiddag, zagen wy een gedeelte van den buitenhuid of Scheepsdubbeling, langs het Schip dryven; en by nader onderzoek bevonden wy, dat 'er beneden bakboord veertien voeten van de dubbeling was afgefpoelt; waar veronderfteld werd het lek te zyn, het welk, fints ons vertrek van de Sandwich-Eilanden, het Volk daaglyks aan de pompen had bezig gehouden, en alle uur twaalf duimen watef inliet; dan, daar men inftaat was geweest, het zelve met .de hand pompen dragende te houden , had het ons niet zeer ontrust, tot op den 13., toen des avonds iom zes uuren, na dat de wind den 12., Oost gefehoten was, en zoo fterk Ggg2 Woei,. vr. BOEK. ApriL  4*8 REIS NAAR DEN VI. BOEK. 1779- April. woei, dat wy genoodzaakt werden onze bramzeilen te latem vallen, eensklaps het Schip tusfehen deks vol water kregen„ het welk ons niet weinig bekommerde. Het water, deszelfs loop naar 't kooien hol gerigt hebbende, als geen doortocht vindende naar de Pompezoo, had de zolderingen opgeligt,, en terftond alles ondergezet.. Onze toeftand was desteprangender,- dewyl wy dadelyk geen middel wisten te ontdekken om ons te redden. Een pomp door de bovendeks in 't koo^ len hol te brengen , kon ons van geen nut zyn^ en het was niet mogelyk , het water met emmers uit te balien. Er fchoot ons derhalven geen ander middel over, dan een gat te houwen in het befchot, het welk het kooien hol afzonderde , van het voorhol, en daar door het water een doortocht te geven naar de Pompenzoo. Doch alvorens zulks kon worden te werk geftelt, moesten de vaten met drooge mondkost uit het voorhol gehaalt worden, waar aan het overige van den nagt befteed werd, zoo dat de timmerlieden niet voor 's morgens vroeg aan 't werk konden komen. Toen de doortocht gemaakt was, loosde het water zich in de pompezoo, het overige waren wy in ftaat, met emmers uittebalien. Het lek had thans merkelyk toegenomen, zoodat de helft van ons Volk geftadig werk had, met pompen en uitbaïïën, tot den 15. des middags. Aan dezen moeilyken taak, onderwierpen zy zich blymoediglyk, niettegenftaande zy, daar en boven, geen. drooge plaats hadden, waar zy flapen konden; om echter voor het ongemak, het welk zy bj deze gelegenheid moesten uitftaan, hen eenigzins te gemoe; te komen , kreegen zy hun vol - rantzoen van fterken drank Weder en Zee th;;ns bedaarder geworden zynde, ruimder wy de overige vaten uit den weg, zoo dat het water, ziet een weg kon banen naar de p ompen. De toenemende geftrengheid der Noordelyke luchtftreek werden wy thans alle op het gevoeligfte gewaar, te meei daar wy uit een fmoorheet gewest, zoo fchielyk in eenkotK klimaat werden overgevoert. Op den 18. 's morgens, bè ■vonden wy ons op de Noordêr breedte van 45 gr. 40 min.. en op de. Oosterlengte van 160 gr. 25 min. Wy haddei fneeuw;  STILLEN OCEAAN. 419 fneeuw, regen en harden wind uk den Zuid-Westen, het geen 't opmerkelyker was, aangezien hetjaargetyde, enden oord van waar wy den wind kreegen. Den ig. bleef over dag de Thermometer op 't vriespunt, en daalde tot 29. gr. 's morgens om vier uren. De ftorm van den 18. had meest alle de Zeilen, die wy voerden, van een gereeten, dit was reeds ons tweede ftet Zeilen, wy moesten derhalven ons toevlucht nemen, tot ons laatfte en beste ftel; de moeilykheden en ongemakken, met welken wy te worftelen hadden, vermeerderden door de onftuimige en holla Zee, en door den lekken toeftand onzer Schepen , zoo dat ons geen plaats over bleef, om onze Zeilen te herfteilen, dan de Kajuit van Kapitein Clerke, ' voor wiens, afnemende gezondheid zulks wezenlyk een last was. Op den 2t , des achtermiddags, zagen wy een Walvisch en een Land Vogel ; tegen den avond waren wy in modderig water; wy peilden, maar konden met een lyn van honderd vademen geen grond treffen.. Op den 22. was de koude ongemeen fel': het wanten touw werk was zoo hard bevrozen, dat wy hetzelve niet dan met de uitterfte moeite konden hanteeren.. Op den 23., des morgens om zes uren, zagen wy gebergte met fneeuw bedekt, en een hooge kegelvormige Rots, op den afftand van omtrent drie of vier Zeemylen. Eene dikke opkomende mist belette ons het een en ander duidelyk te befchouwen. Volgens onze kaarten, moesten wy thans niet meer dan agt Zeemylen af zyn, van den ingang van Awatska baai; om die reden ftevenden. wy, by 't ophelderen van: 't weder, op het land aan, om hetzelve van naby te befchouwen, en het deed zich allerakeligst en naar aan onze oogen op. _ De Kust loopt regt en. zonder bogten, en heeft noch Baaijen,. noch Inhammen ; van den oever ryst de grond in matige Heuvels, achter welken ryen met Bergen zyn, welker kruinen zich in, de Wolken verliezen. Alles was met fneeuw bedekt, uitgenomen de fteile Rotzen welke uit Zee Êe loodlynig. opfchoten , om de fneeuw te kunnen houden1 Ggg3. De: vt. boek. 1779- April:  420 REIS NAAR DEN VI. BOEK. 1779' April. De wind woei fterk uit den Noord - Oosten, met deinzigi weder, verzelt van regen en fneeuw; van den 24. tot den 28. , geleek het Schip naar eenen volmaakten ysklomp ; de hoofdtouwen waren zoodanig met ys bezet, dat dezelve ruim twee malen zoo dik fcheenen; volgens de getuigenis der oud-, fle Zeelieden onder ons, hadden zy nooit zulke geftadige buijen van fneeuw en regen aangetroffen, en zulk eene felle koude ontmoet. De geftrengheid van 't weder, de moei-! lykheid om onze Scheepen te befturen , en het geftadig pom-i pen, maakten het voor den Matroos ondraaglyk, fommigen hunner raakten van den Vorst bevangen, andere waren genoodzaakt van verkouwtheid te kooi te blyven. Wy verloren daarenboven de Discovery uit het gezigt, doch daar wy zoo naby onze verzamelplaats waren., baarde ons zulks niet veel verlegenheid. Op den 25. zagen wy, fchemerachtig, den ingang'vaff Awatskabaai, doch wy durfden in de tegenwoordige gefield-! heid van 't weder niet onderneemen dezelve aantedoen. Opi den 28. echter hielden wy, om drie uren in den namiddags 'er op aan, met een goeden wind uit het Zuiden, peilende van twee en twintig tot zeven vademen water. Na 't doorzeilen van den mond der baai, welke omtrem1 vier Engelfche mylen lang is, doet zich eene ronde Kom op. welke omtrent vyf-en twintig Engelfche Mylen in omtrek heeft, waar wy ten vier uuren in zes vademen water ten an ker kwamen, uit vrees van te verzeilen op eene droogte 1 welke Muller vermeld, in het Kanaal gelegen te zyn. Eer meenigte los ys dreef met den vloed in 't midden van d< haai, welker oevers over al met ys bezet waren. Wy kee hen de baai rond, of wy ook de Stad St. Peter en|St. Pai konden ontdekken, welke, volgens berigten, te Oonalash ka bekomen, wy voorönderflelden een plaats van aanbelangd en fterkte te zyn. Eindelyk ontdekten wy, in 't Noord - Oos1 ten, eenige weinige elendige houte Huizen, en kegelvorm! ge Hutten op ftaken rustende, in 't geheel dertig in getal welke wy, uit hoofde van derzelver ligging, befloten Petro paulowska te zyn» In erkentenis nogthans van 't gastvr ont  STILLEN OCEAAN. 421 onthaal, het welk wy alhier ontmoetten, zal het niet onvoeglyk zyn, des lezers nieuwsgierigheid voor uitteloopen, met hem re verzekeren , dat wy ons met deze onze te leurHelling in 't vervolg dikwyls vermaakten. In dezen jammerlyken uithoek des Aardbodems, welke een boven alle verbeelding, barbaarsch en onherbergzaam voorkomen heeft, . buiten het bereik van befchaaftheid , bezet en omringd van ysfchotzen, en 's Zomers zelfs met fneeuw bedekt, in eene arme elendige Haven , welke in geene vergelyking komt, met de minfte onzer Visfchers Dorpen, ontmoetten wy de gevoelens der menschlykheid , gepaard met eene grootheid van Ziel, die eer zou gedaan hebben aan eenig Volk, onder welk -eene luchtftreek ook. Des morgens van den 29., by het aanlichten van den dag,,, werd de Heer King met de benoodigde Booten uitgezonden om de baai opteneemen, en debrieven, welken wy van Oonalashka hadden medegebragt, overteleveren aan demRusfilchen. Bevelheber. Wy zetten het op het evengemelde Dorp aan, en met de Booten zoo ver geroeid hebbendeals wy konden, begaven wy ons op'tys, dat zich omtrent eenhalveEngelfche Mylvan den oever uitftrekte. De Heer King nam den Heer Webber en twee Matroozen met zich, terwyl de Schipper te rugvoer , om de baai verder opteneemen ;. het jol bleef aan 't ys, op onze te rugkomst, wagten. Naar alle waarfchynlykheid, hadden de inwoonders, tot dien tyd, noch de Schepen noch de Booten gezien; want zelfs van op het ys,. konden wy in de Stad geen levendig, fchepzel befpeuren.. Eindelyk wat nader gekomen zynde, zagen wy eenige weinige mansperfonen heen en weder loo| pen; en kort daar op een flede met een enkel perfoon in dezelve naar ons toekomen. Getroffen over dit ongewoon gezicht , en tevens de heuschheid bewonderende , vam denvreemdling, dien wy meenden ter onzer hulpe te komen, fton-den wy niet weinig verbaast, hem eensklaps te zien omkeeren,. en zich naar, de Ostrog.te wenden. Deze zoo onverwagte, als. fchielyke te rug tocht, ftelde ons niet weinig te leur ,. enmaakte ons zeer verdrietig;: te meer, daar onze tocht over hes; VI. BOEK. I?79*. April.  422 REIS NAAR DEN VI. BOEK. April. het ys, moeilyk en gevaarlyk begon te worden. Op elke* ftap, dien wy deeden, zonken wy diep in de fneeuw, er fchoon onder dezelve het pad tamelyk hard ware, konder wy echter de zwakke plaatzen niet zien, en wy liepen tel kens gevaar, om 'er door heen te treeden. Ook gebeurd* dit geval aan den Heer King, die echter door huip van eei Boots haak, weder op vast ys geraakte. Hoe nader wy aan den wal kwamen, te meer vonden w] het ys gebroken. Doch toen wy eene andere flede op on zagen aankomen, fchepten wy moed; dan in ftede van on in onze verlegenheid te komen helpen , hield de voermal eensklaps halte, en riep ons iets toe. De Heer King toondi daarop de brieven van Ifmyloff; terftond wendde de voer man de flede en dreef met 'allen fpoed te rug, gevolgt vai de vervloekingen van zommigen onzer. Buitenftaat om d< reden te kunnen gisfen, van zulk eenonverantwoordelykge drag, bleeven wy met deuitterfteomzichtigheid, onzen wej vervorderen naar den Ostrog; en toen wy tot op een vierdi myl daar van af waren , zagen wy eene gewapende bend naar ons toe komen. Om hen geen kwaad vermoeden te ge ven, en aan onze zyde een vreedzame geneigtheid te doe blyken, traden de Heeren King en Webber vooruit, en Ik ten zich volgen van de Matroozen, die ieder een Bootshaa in de handen hadden. De gewapende bende beftond , i omtrent dertig Soldaten , geleid wordende door een perfoo met een rotting in de hand. Tot op eenige treden van or genadert zynde, hieldt hy halte, en fchaarde zynemanfeha in flag-orde. De Heer King bood hem de brieven aan va Ifmyloff, en poogde, doch te vergeefs, hem te beduide dat wy Engelfchen waren, die deeze Brieven van Oonalasl •ka hadden medegebragt. Met aandacht ons van 't hoofd tot de voeten bekeeke hebbende, geleidde hy ons met een ftatige ftilzwygendhei naar het Dorp, doende verfcheide malen zyne manfehap ha te houden, en eenige handgreepen met het geweer verrigtei Misfehien om ons te toonen, dat indien wy iets vyandelyl mogten ondernemen, wy te doen zouden hebben met liedc die hun Ambagt verftonden. G  STILLEN OCEAAN. Gedurende al dien tyd, had de Heer King natte kleedeïren aan, en bibberde van de koude;; evenwel kon hy zich niet onthouden vermaak te fcheppen, in deze krygshaftige parade, fchoon dezelve gansch te onpas gefchiedde, en ons merkeiyk ophield. Eindelyk kwamen wy aan bewoning van den Bevelhebber, over deze bende; wy werden binnen gelaten, en na dat aan de Krygsknegten de nodige beveelen, buitenshuis, gegeeven waren, verfcheen onze Hospes, vergezeld van den Haven-Secretaris. Een der Brieven van Ifmyloff werd nu geopend, en de andere werd met eene renbode gezonden naar Bolcheretsk , eene Stad aan de Westzyde van Kamtfchatka, en Refidentie Plaats van den Rusfifchen Bevelhebber dezer Provintie. Het kwam ons buitengemeen voor , dat de Inwoners, daags te voren, de Refolution niet gezien hadden, toen wy in de baai ten anker kwamen, en zelfs niet cezen morgen, voor dat onze booten aan 't ys kwamen. Naar wy vernamen werden zy, op 't zien van 't Schip, van eene plotzelyke fchrik overvallen. De bezetting werd terftond in de wapenen gebragt ; men plaatfte twee Veldftukken voor 't buis van den Bevelhebber, kruid en lood werd by de hand gebragt, en de lonten aangeftoken. De Officier, die ons naar deszelfs huis had geleidt, was een Serjant, en tevens Bevelhebber van de Ostrog. Na dat hy. bekomen was van de fchrik, door onze aankomst veroorzaakt, ftonden wy verbaast over de vriendelykbeid engastvryheid , waarmede hy ons behandelde. Zyn huis , 't is waar, was ondraaglyk heet, maar ongemeen net en zindelyk. Toen de Heer King van kleederen verwisfeld, en een vol pak van den Serjant, op fterken aandrang van den zei ven, had aangetrokken, werden wy verzogt met hem het middagmaal te houden, liet welke ongetwyfelt beftond uit het bes-te dat hy -kon opdisfchen , en aangemerkt ons onverwagt bezoek, zeer wel was aangerecht. Om Soep en Bouillivoor ons te bereiden, zou eenigen tyd verëischt hebben; maar in ftede daarvan , kreegen wy eenige fchyven koudvleesch, over het welk kokend water werd uitgefiort. Daarna werH h h den BOEK. April.  424 REIS NAAR DEN Vï. JSOEK. J779- den wy onthaald op een grooten gebraden Vogel, die uitmuntend van fmaak was, doch wiens foort wy niet kenden. Van denzelven iets geëeten hebbende ,. werd hy weggenomen, en wy kregen een Visch gerecht op tweederlei wyzen toebereid ; vervolgens werd de Vogel weder opgedischt, doch in gekruide en zoete pasteitjes. Onze drank beftond, in 't geene de Rusfen Quafs noemen , en was het minfte van ~'t onthaal. De Vrouw van den Serjant bragt zelve verfcheide fchotels aan, doch 't was haar niet geöorlooft zich by ons aan tafel te zetten. Na het eindigen van 't maal, gedurende het welk, ons gefprek zich bepaalde, tot eenige buigingen , en andereperfonelyke teekenen van onderlingen eerbied, deeden wy ons best om onzen Gastheer te beduiden, ce reden waarom wy deze Haven bezogten. Naar alle waarfchynlykheid had de Heer Ifmyloff deswegens gefchreeven, in de Brieven door ons aan deze plaatsafgegeeven, nademaal wy den Serjant zonder veel moeite onze meening deeden begrypen; dan daar geen mensen in het Dorp was, die buiten de Rusfifche of Kamt* fchatdaler taal, eene andere taal verftond of fprak, vonden wy het ten uiterften bezwaarlyk, de meening te bevatten, van 't geene hy poogde ons te doen verftaan: na veel tyd verfpilt te hebben te hebben, in deze wederzydfche pogin.gingen, meenden wy hoofdzakelyk te mogen opmaken, dat -wy aan deze plaats niet voorzien konden worden, van lyftocht of Scheepsbehoeftens, doch dat die artykels overvloedig te bekomen waren te Bolcheretz: dat hy geenzints twy-felde of de Bevelhebber zóu gereedelyk ons al hetbenoodigde bezorgen; maar dat, wat hem aanbelangde, hy noch iemand der Inboorlingen , tot dat zy nader beveelen bekomen hadden, vermogten by ons aan boord te gaan. - Het thans tyd voor ons zynde om te vertrekken, nam de Heer King, wiens kleederen nog niet droog waren, de goedwilligheid te baat van den Serjant, die hem geerne toelietde -van, hem geleende Kleederen mede naar boord te nemen , en .ieder onzer een fleede bezorgde,. getrokken door vyf Hon-den, met een dryver voor iedere fleede. Deze wyze van Rei-  STILLEN OCEAAN. 4*5 Reizen ftond onze Matroozen ongemeen wel aan, en *t geen hen nog meer vermaakte, was , dat men voor de beide floeps.haaken eene afzonderiyke fleede gefchikt hadt. Dezefleeden .zyn zoo ligt, en beantwoorden zoo wonderbaarlyk aan het oogmerk, dat wy zonder het minfte gevaar en zeer gezwind den weg over het ys afleidden, dien wy niet dan met veel moeite en zwarigheid te voet zouden hebben betreeden. By onze terugkomst, vonden wy de Booten bezig, deRefolution te boegfeeren naar het Dorp , en om zeven uren vertuiden wy het Schip digt aan 't ys; de ingang van de baai ftrekte Zuid- ten Oosten, en de Ostrog Noord, op den afftand van anderhalve Engelfche Myl. Den 30 , des morgens, werden de vaten en kabels naar bet achter Schip verplaatst, om het Schip van voren te iigten, en de timmerlieden werden aan 't werk gezet,;om het lek, dat ons zoo veel arbeids en ongemak gebaart had, te ïtoppen. Thans bleek het zelve veroorzaakt te zyn, door bet los geeven van een gedeelte der dubbeling, onder de boeg aan bakboord, waar door het braauwzel van tusfehen de ïiaden der planken was uitgefpoelt. Op 't midden van den dag, was het weder zoo warm, dat het ys zeer fchielyk begon aan fchotzen te breeken, en grootendeels den ingang van de baai opftopte. Verfcheiden onzer Officieren gingen een bezoek afleggen by den Serjant, die hen zeer beleefd ontving. Kapitein Clerke vereerde hem twee vlesfen met mm, meenende hem niets aangenamer te kunnen zenden. In erkentenis voor dezelve, ontving hy twintig fchoone Fo* rellen, en eenig uitmuntend Gevogelt, van 't geflacht der Veldhoenderen. Schoon de baai krielde van Eendvogels, en groenlandfche Duiven, deeden onze Schutters weinigop, ïynde dat Gevogelte zoo fchuw, dat zy het zelden binnen fchoots konden naby komen. ; Op den eerften Mey zagen wy, des morgens, de Discovery de baai inkomen; wy zonden een Boot tot haren byftand af, en in den achtermiddag , lag ze reeds digt by de Refolution vertuit. Wy vernamen als toen, dat na het opklaren van 't weêr, op den 28 April, (den dag toen wyvan •Ilhha baar B°EK» Ï779. Jpril.  425 REIS NAAR DEN VI. BOEK. Ï779Mey.. haar af raakten,) zy zich te ry waard van de baai bevonden ; en dat zy, den volgenden dag, toen ze voor den mond van de Baai waren, dezelve met ys opgeftopt ziende, eenige Schooten deeden, en vervolgens afhielden, doch naderhand befpeurende dat het Hechts dryf ys ware, het waagden bin-i nen te loopen. 0p Zondag den 2., hadden wy hevige fneeuw buijen , en het weêr was zoo ruw en onbeftendig, dat de timmerlieden, hun werk niet konden voortzetten. Tegen den avond ftondde Thermometer op 2 8 gr., en'snagts vroor het zeer ftreng4: Op den 3., des morgens, zagen wy tweefleeden het Dorp in dryven, waar op de Heer King naar land gezonden werd, om te vernemen, of 'er eenig antwoord ware ingekomen, van den Bevelhebber van Kamtfchatka, het welk, volgens zeggen van den Serjant, tegens dezen tyd, daar konde zvn. De afftand tusfehen Bolcheretsk, en St. Peter en St. Paul, word gereekend op een honderd vyf- en dertig Engelfche mylen. De lieden waren met onze Brieven, den 29. op den middag afgezonden, en kwamen, gelyk ons naderhand gezegt werd, dezen morgen vroeg met antwoord te rug: zooi's dat zy, in weinig meer dan drie en een halven dag, een weg van twee honderd zeventig mylen hadden afge'egdï Voor het tegenwoordige, echter, werd het antwoord van den Bevelhebber voor ons verborgen gehouden, en op de aankomst van den Serjant, werd hem gezegt, dat hy des anderendaags befcheid zoude hebben. Terwyl de Heer King aan den wal was, raakte de Boot, in welke hy gekomen was , als mede een boot van de Discovery, in 't ys.' vast. In dezen, toeftand, werd de groote Boot van de Discovery tot hulp gezonden , doch deze onderging het zelfde\ noodlot, en kort daarna raakten zy vry diep in 'tys, dat haar van alle kanten tot eene zeer groote uitgeftrektheid omringde. In deze verlegenheid waren wy verplicht aan land' te blyven tot 't avonds, toen wy , geen kans ziende om ten dien tyde de Booten te redden, zommige onzer met fleeden 1 naar den Zoom van rt ys lieten brengen, van waar zy met de overige Scheeps-Booten werden afgehaaltons andere Volk.  STILLEN OCEAAN. 4?7 Volk bleef aan dén Wal den ganfehen naeht. Gedurende dien nacht was de Vorst ongemeen ftreng; doch den 4., des morgens, was het meeste.dryf ys, door t veranderen van den wmd,^ weg gefpoelt, en de Booten los geraakt, zonder de minfte fciiade te bekomen. Om tien uren, voor den middag, zagen wy verfcheide fleeden op den Zoom van'tysaankomen; terftond zonden wy een Boot uit om hen, die zich in dezelven bevonden, by ons aan boord te brengen.. Een hunner was een Rusfisch Koopman van Bolcheretsk, Fedo- ■ fusch geheeten ; de andere was een Duitfcher, Port genaamt. Zy waren belast met Brieven van Majoor Behm, Bevelhebber van Kamtfchatka, aan Kapitein Clerke, Aan oen Zoom van 't ys gekomen, en zeer onderfcheidentiyk de grootte der Schepen ziende, die fjechtseen paar honderd roeden van daar ten anker lagen, ftonden zy ten uitterften verlegen ; en alvorens zy zich by ons in de'Booc wilden plaatzen, bedongen zy, dat twee onzer Bootslieden, aan land zouden blyven, als waarborgen voor hunne veiligheid. Het bleek naderhand , dat Ifmyloff, in deszelfs brief aan den Bevelhebber, (om welke reden , kunnen wy niet bezeffen) van onze Schepen melding gemaakt hadt, ais van twee kleene Koopvaardy Schepjes; en dat de Serjant, die de Schepen flechts op een afftand gezien had, dien misflag I niet onder 't oog had gebragt van den Majoor. I Toen zy binnen boord van de Refolution waren gekomen, bemerkten wy, uit hun befchroomd en omzichtig gedrag, dat zy iets ongemeens duchtten. Evenwel waren zy grootelyks verheugt, toen de Duitfcher iemand onder ons aan trof, met wien hy kon fpreeken. De Heer Webber fprak het Hoogduitsch zeer vloeijend, en overreedde hen , doch ji niet dan bezwaarlyk, dat wy Engelfchen , en Vrienden waren. De Heer Port werd tot Kapitein Clerke ingeleid, aan wien hy den brief van den Bevelhebber ter handen ftelde, die Brief was in 't Hoogduitsch gefchreeven , en beftond meest in plichtplegingen, tevens hem en zyne Officieren uitnodigende, naar Bolcheretsk te komen! De Heer Port j: -zeide insgelyks. aan Kapitein Clerke, dat de Majoor verkeert Hhhs en- vr, BOEK, 1-779, Mey..  4»3 REIS NAAR DEN V3. 23.0EIC. 1779Mey, onderrigt was geworden, wegens de grootte der Schepen, en' den dienst, waar toe wy beftemt waren; alzoo Ismyioff onze beide Schepen opgaf voor Engelfche Packet-Booten, en hem waarfchuwde, omzichtig omtrent ons te zyn, niet onduidelyk te kennen gevende , dat hy ons voor Zeeroovers hieldt. Deze Brief, zeidehy, had oorzaak geweest dat men. te Bolcheretsk verfcheide gisfingen wegens ons maakte: de Majoor meenende dat ons oogmerk was handel te dryven, .zond derhalven een Koopman tot ons; maar een Officier, die in rang op den Majoor volgde, verbeeldde zich dat wy Franfchen waren, die iets vyandelyks bedoelden, weshalven hy voorgefteld had, diensvolgens behoorlyke maatregels te nemen. De Heer Port voegde 'er by, dat de Majoor genoodzaakt was geweest, al zyn gezach te gebruiken om de, Ingezeetenen te beletten de Stad te verlaten; zoo zeer bekommert waren zy , dat wy Franfchen mogten weezen. Het Alarm en de vrees, die zich wegens ons verfpreidde , fproot voornamentlyk uit een Oproer, het welk, niet veele jaaren geleeden, te Bolcheretsk was ontftaan, en waar by .de Bevelhebber was omgekomen. Men zeide ons, dat Beniowski, een uitgebannen Poolsch Officier, de Stad in groote verwarring ziende, die gelegenheid waarnam, om zich meester te maken van een Galjoot, aan den mond van de Bolfchoireeka gelegen , dwingende een genoegzaam aantal Rusfifche Matroozen, dat Schip te beft uren; dat een gedeelte van die Zeelieden aan de Kurrilifche Eilanden aan land gezet werd, en onder anderen Ismyioff; dat hy Japan zag , en Luconia aandeedt , alwaar men hem onderrigte, welken koers naar Canton te honden, dat hy, by zyne aankomst aldaar, als pasfagier op een der Franfche Oost - Indifche Schepen naar Frankryk overging, zynde de meeste Rusfcken op Franfche Schepen naar Europa te rug gekeerd ; en vervolgens naar Petersburg verreisd. De omftandigheden van de zoo evengemelde Historie, vernamen wy uit den mond van drie van Beniowki's Scheepslieden, die wy inde Haven van Petropaulowska aantroffen;! dit alles werd ons 40p onze aankomst te Canton nader bevestigd, door de Heeren  STILLEN OCEAAN. ren van de Engelfche Factory aldaar : die ons verhaalden dat iemand met een Rusfisch Galjoot te Canton was aangekomen, die hen gezegt had, dat hy van Kamtfchatka kwam, en dat de Franfche Factory hem een plaats als pasfagier, op één harer Schepen, na Europa had bezorgt.. _ Wy kortswylden niet weinig met de vrees en bekommering van dit Volk , en vooral met het verflag, het welk de I Fleer Port ons deedt , wegens de omzichtigheid van den - Serjant, daags te voren; die, toen hy den Heer King enee■nige andere Heeren aan land zag komen, zich met den Rtis■fifchen Koopman in de Keuken fchuil hieldt, om ons te beluisteren en te ontdekken,, of wy Engelfchen waren dan niet. Uit het voorkomen van den Heer Port, ons verbeeldende dat hy de Secretaris van den Bevelhebber konde zyn, werd hy als zoodanig met den Rusfifchen Koopman door Kapitein; -Clerke ten eten gevraagt. Dan al fchielyk, begonnen wy,, -uit het gedrag des Koopmans , optemerken, dat de Heer ■ Port Hechts een gemeen huisbediende was; echter niet verkiezende onze geringe geneugtens aan onze trotsheid opteófferen , vermeeden wy deswegens eenige vragen te doen; wy bleeven derhalven hem op den voet als ons gelyken behandelen, en genoten daar voor het voordeel van zyne bekwaamheid als tolk. • Met behulp van dezen tolk waren wy thans in ftaat, om op' •eene eenigzins gemakkelyke wyze, metdeRusfchente fpree-ken, en ons eerfte onderwerp was, onderzoek te doen , hoe ons best te voorzien van mond-en Scheeps-behoeftens, wel•ke laatfte wy, federt langen, groot benoodigt geweest wa-ren- Op dit eerfte voorftel kreegen wy tot antwoord, dat de ganfche landftreek om de baai, ons geen ander levend 'Vee dan twee Hokkelingen kon opleveren, en dat de Serjant op zich nam ons die te bezorgen. Wy vervoegden ons vervolgens tot den Koopman, die zoo buitenmatig in zyne eisfehen was, dat Kapitein Clerke het raadzaam oordeelde,, •een Officier naar den Bevelhebber te Bolcheretsk aftezender; „ -©m daar ter plaatze naar den prys van het benodigde te vernet vr. boek» Mey.  43° REIS NAAR DEN \ i. BOEK. I7.79. Mey, nemen. Van dit befluit gaven wy kennis aan den Heer Port» die terftond een renbode aan den Bevelhebber afzond, met een bericht van onze oogmerken, en welke eigentiyk debedoelingen van onzen Zeetocht waren, door welk bericht alle kwade vermoedens , die men wegens ons koesterde, werden weggenomen. Kapitein Gore, de Heer King en de Heer Webber werden vervolgens door Kapitein Clerke benoemd, om naar Bolcheretsk te reizen, doch op dien dag en den volgenden was het weder veel te flegt en te ftormig , om door zulk eenen akeligen en woesten oord, eenen reistochtaantevangen. Den/. Mey, het weêr handzamer en bedaard zynde, vertrokken wy, des morgens vroeg, met Scheeps-Booten, om by hoogwater aan den mond van de Awatska te komen, welke by laag water eene meenigte droogtens en zandbanken heeft: hier zouden wy vaart'uigen van de Inlanders vinden, om ons ■de Rivier op "te voeren. Wy werden vergezeld van den Heer Port, den Rusfifchen Koopman en twee Cofakken, ook hadden wy ons behoorlyk voorzien van bonte kleederen, eene noodwendige voorzorg, alzoo wy naauwlyks vertrokken waren , of" het begon vry fterk tefneeuwen. Om agt uren werden wy, een Engelfche Myl buiten den mond der Rivier door ondiepte, genoodzaakt te blyven liggen; wy flapten derhalven in kleene Kanoos over, en werden met onze bagagie door eenige Kamtfchatdalers over een zandplaat heengevoerd , welke door de fnelheid des ftrooms alhier was opgeworpen , en telkens zoo als men ons zeide van plaats veranderde. In diep water gekomen, verfchafte men ons eene gemakkelyke Boot, gelyk aan een Noorweegfche Jol, in welke wy de Rivier werden opgevoert, gevolgt van andere Kanoos beladen met onze bagaadie. De mond van de Awatska heeft de wydte van bykans een vierde van eene Engelfche Myl; hooger opkomende, word de Rivier allengskens naauwer; wy voeren voorby verfcheide takken derzeive, van welke, zoo men ons zeide, veele in andere deelen van de baai uitwateren; zommige derzelven, aan de linkerzyde, loosden zich in de Paratounca Rivier.  STILLEN OCEAAN. 43r Vier Voor de eerfte tien mylen is de ftrekking der Rivier, njven'Hef,'^^ VerV°lge"S ^aait zynaaÖr't Westen Behalven deze bogt loopt zy meestal regt, en ftroomt door een laag vlak land ter lengte van dertig mylen, van haren oorfprong tot aan Zee; zy vloeit meenigmaaL bu tei haare oevers , en zet het ganfche land onder water. Zes Mannen duwden met lange ftokken het Vaartuig voort, tóe aan elke ?ie;Mefn-deH ftr°°m °P' ,dden "Y ^ drie Engel! fche Mylen in een uur af. Dezen zwarén arbeid hielden zv tien uren lang uit, Hechts eenmaal, voor een korten wyf! poozende om zich te verfrisfchen. } ' Men had ons by ons vertrek gezegt, dat wy dien avond gemaklyk Karatchin zouden bereiken ; doch bv \ S„ n aats het ZT ^ ^ ^ P*** Mylen ver va? dT D.aats, het wek wy te wyten hadden, aan ons verwyl in liïteTZ ^ Za"dP!a^> ™lke wy aan den mond d r Kivier en elders ontmoetten. Onze fchuitvoerders, ten uiterften afgemat zynde, en de moeiiykheden i„ >t opvaren der Rivier, met Jen duister S^V, ll£ten Wy al]e Aagten, óm onze reis dien uit, welke tamelyk gedekt fcheen, en na dezelve van de fneeuw ontdaan te hebben , fioegen wy een Veldtent op welke wy, uit voorzorg, hadden medegenomen; een goed vuur en uitmuntende punch deeden ons den nacht aangenaam tv 't vZnkn^S vo.ornaara^ongemak was, datwyn!etd?g by tvuur konden komen, het welk naauwlyks brandde of veranderde alles rondom ons in eenen volflagen modderpoel De Kamtfchatdalers waren zeer handig en vlug in Wetten onzer Veldtent, en in 't kooken van onzenmondkos? maar 71 ""ï t£n Ulterftcn verbaast> d" *J hun Thée geS fchap hadden mede «vöert , dewyl z/het voor een on" d aaglyk gemis houden, als zy niet twee of driemalen daal t^sS" ^ ^ ^ met £e" Theele Zoo haast het dag werd zetten wy onze Reis weder voort en waren nog niet verre gevordert, roen wy ontmoet wer-' 111 den VI. BOEK. I?79Mey.  VI. BOEK. J779Mey. 432 REIS NAAR DEN den door den Toion of hoofd van Karatchin, die van on zekomst onderrigt, vaartuigen bezorgt hadt, beter gefchikt om de hooger gedeelten der Riviere te bevaaren. Een gemaklyk vaartuig , beftaande uit twee aan één gehegte Kanoos, wel voorzien van bonte mantels, en bekleed met beerenhuiden, werd ons toegeweezen ; de bekwaamheid van di sToion's.Volk om deze fchuiten een fnelle vaart te geeven* bragt ons reeds ten tien uren aan de Ostrog Karatchin, wnar wy aan den waterkant ontvangen werden, door Kamtfchatdaler Mannen en Vrouwen, en eenige Rusfifche Dienstknegten, behoorende aan den Koopman Fedofitch. Zy waren alle'in hunne beste Kleeding uitgedoscht; die der Vrouwen was zwierig en net, beftaande uit een losfe tabbert, digt om den hals 'met een zyde halsboordtje vastgemaakt ; hier over droegen zy een kort jak, zonder mouwen gemaakt, van veelverwig nankin, haare rokken waren van dunne Chineefche zvde. Haare hembden , welker mouwen tot aan de vuist reikten, waren insgelyks van zyde; om haare hoofden droegen zy gekleurde Doeken, welke het hair der gehuwde Vrouwen geheel bedekten, terwyl de ongehuwde de Doeken onder 't hair hadden, dat zy tot over de fchouders los lieten hangen. . • -V'\ , 'A Karatchin is vermaaklyk gelegen aan de Rivier, en beftaat uit drie houten huizen, drie Jourts of huizen onder den grond, en uit negentien Balagans of Zomerhuizen. De 's Toions wening, waar wy heen geleid werden, was, gelyk alle de huizen in dit Land, in twee vertrekken verdeeld, in het voorfte van welke wy geen ander huisraad vonden, dan een lange fmalle tafel met een bank daar rondsom; het binnenst vertrek 't geen eigentlyk tot keuken diende, was insgelyks zeei fchraal van huisraad voorzien. Maar de vriendelyke opwagting van onzen gastheer, een eenvouwdig en gefchiki man, geboren uit eene Rusfifche Vrouwe, en van een Kamt fchatdaler Vader, en de heuschheid met welke wy ontvan gen werden, vergoedde rykelyk de armoedigheid zyn's ver blvfs. Zyn Vrouw kon uitmuntend Kooken, bediende on met veelê'rlei foort van Visch en Wildbraad, als mede me vee  STILLEN OCEAAN. 433 veele foorten van ingelegde doornbesfen. Terwyl wy in deze armlyke Hut het middagmaal hielden, en in den uiterften hoek der bewoonbare Weereld onthaald werden van menfehen, die ons volftrekt vreemd waren, trok een enkele half verlieten tinnen lepel onze aandagt, welks maakzel ons niet onbekent was, en op welks fteel wy het merk van Londen vonden, 't Is niet mogelyk uittedrukken welke angstvallige hoop en teedere herinneringen daardoor in ons verwekt werden. Zy, die lange buiten hun geboorte land hebben omgezworven , zullen gemakkelyk begfypen , welk een onüitfpreeklyk genoegen zulke beuzelmgen kunnen voortbrengen. Wy ftonden thans de Rivier te verlaten , om hét ovenge van dezen tocht met fleeden afteleggen; het had nogthans, over dag, zoo fterk gedooit, dat wy niet wel voor den avond konden vertrekken, wanneer de koude de wegen weder gefchikt maakte voor de fleeden. Wy namen dien tusfehen tyd waar, om het Dorp rond te wandelen, de eenige plaats dezer landftreek, waar wy geen fneeuw zagen. Het is gelegen in eene vlakte , welke omtrent anderhalve Engelfche^ Myl m omtrek heeft. De bladen der Boomen waren juist aan't uitbotten, en het groen der zeiven ftak fterk af, by de omliggende met fneeuw bedekte Heuvelen. De grond,welke gefchikt fcheer. om de gemeene groentens voorttebrengen, vonden wy tol onze grootfte verwondering geheel onbebouwt. Niemanc der Ingezeetenen was in 't bezit van eenig Vee. Met éét woord, hunnen toeftand, gedurende de wintermaanden, i; allerakeligst. Zy waren thans bezig met verhuizen van hun ne Jourts naar hunne Balagans , waar door wy gelegenheid had den , die beide foorten woningen te zien. Het Volk noodigde ons zeer beleefdelyk binnen te komen ; blymoedigheid enge noegen ftraalde hen zichtbaar ten oogen uit, waar toe mis fchien de aannaderende verwisfeling van jaargetyde niet wei nig aanleiding gaf. By onzen gullen gastheer w ederkeerende, vonden wy ne avondmaal gereed, meest beftaande uit gelyke gerechten als ons des middags waren opgedischt; na het eindigen vai IÜ2 he vr. BOEK. J77;\ Mey.  434 REIS NAAR DEN vi. boek» Mey. het-maal onthaalden wy den Toion, en deszelfs Vrouw o» punch, welke wy maakten van den drank dien wy voor onze- Reis hadden medegenomen; de altoos edelmoedige Kapitein Gore ichonk hen eenige artykels van waarde; waarna zy zich naar de Keuken begaven, en ons het voor vertrek overlieten, daar wy onze beere huiden over de banken uitfpreidende, ons ter nederleidden om te rusten, alvorensmet onze leidslieden afgefproken hebbende, om ons te wekken, zoo rasch de grond hard genoeg zoude zyn voor de fleeden! Het jammerlyk gehuil der Honden, maakte ons reeds des avonds om negen uuren wakker, en dit verfchriklyk geluid bleef,aanhouden, tot dat onze bagaadje op de fleede was geladen, toen de Honden ingefpannen waren, en alles reisvaardig was, veranderde dit gehuil in een b'ymoedig gekef 'c welk ophieldt op het oogenblik dat wy aftrokken. ' De lengte van zulk eene Reisflede is ongeveer vier en een halve voet, de wy dte is één voet. Zy heeft de gedaante van eene wasfende maan, en is gemaakt van ligt taai hout, aan een gehegten [met gevlogten teen; lieden van rang laten dezelve fraai befchilderen, met roode en blaauwe keuren; en de Zeet met bont of beerenhuid bekleeden. Zy ftaat op vier ftutten omtrent twee voeten hoog, gehegt in twee lange platte ftukken houts, van vyf tot zes duimen breed, aan elk einde een voet buiten het lichaam der flede uitftekende van voren omgekromt als een fchaats, en heilagen met het been van het een of ander Zeedier; het voorfte gedeelte der fleeden is opgecierd, met fmalie reepen van gekleurd laken en leder; de evenaar, aan welke de ftrengen der Honden zyn vastgemaakt, is behangen met dunne yzeren plaatjes of kleene bellen, welker geklank zy zich verbeelden, dat de Honden in 't loopen aanmoedigt. Zelden voeren deze fleeden meer dan een mensch teffens, die zyd waard zit met de voeten op de fcheede der fleede rustende, hebbende zynlyftocht en bagaadie in een bundel achter zich; vyf Honden, met een lederen riem twee aan twee gekoppelt, maken doorgaans een gefpan voor elke fleede. De teugels, welke aan den hals band en niet aan den kop worden vastgemaakt, ftrekken weinig tot  STILLEN OCEAAN. 43J zulk een voorJooper veertig roebe's of 3) . f Y Guldens beral^n n» j fe roeDe.s, or Honderd en twintig vt Uuens Detalen. De dryver is voorzien van een eevorkten ftok, oie tot zweep en teugel dient; door dezelve? ™S fneeuw te flaan, kan hy den voortgang der Hondcl^d of ze geheel doen ftilftaan; wanneer ze niet nLr zynfftem lm teren of traag m 't loopen zyn, kastyd hy ze door ien £ itL^onderT15"- ^ h^d^ £* d%Z*2 CKn itok onder t voortrennen, weder op te rapen k veer ■ .aanmerkelyk en maakt het bezwaarlykst gedeeltevan hun eerre7 dat 172™'' " ï " °°k ~ S f \ >, 7 Tl aanwcnd™ om zich afterigtcn in een bedr f, by t welk zy zoo veel belang hebben; want zy ver zekerden ons, dat zoo haast een dryver zyn ftok verlieJt de Honden zulks terftond bemerken / en indien hy z ch niet zy volftiektafgebopen en afgemat zyn, of de fleede omvalt of tegen een Boom aan ftukken ftoot, of van eeneftei te n ' deiftort, en geheel in de fneeuw begraven wordt Het ^ ne men cns verhaalde zoo van de fnelheid dezer Honln&7S van de geftrengheid , waarmede men ze behande en £ ongemakken en honger, welke ze moeten venten zou ons ongelooflyk zyn voorgekomen, had het nie gefteund op de beste getuigenisfen, en hadden wy zelf niefonde X den den grooten fpoed met welken de bode n et de tydW pnzer aankomfte naar Bolcheretsk afgevaardigd naar Sa ven van St. Peter en St. Paul wederkeerde, fchoon de fneeuw ongemeen zacht was. De Gouverneur vL^Kmtfctotte™ derngte ons dat deze Reis doorgaans in twee en eenhal* ven dag werd afgelegd, en dat hy eens een Sode van dt Haven in drie en twintig uuren ontvangen had & met denTffr de" gailfche«Ginter door, gevoed .met den afval van gedroogden en Hinkenden Visch, en dit In3 flecht vi. BOEK. i7~9. Mey.  436 REIS NAAR DEN VI. M ER. i?79Aiffy. Hecht voedzel zelfs wordt hen, een dag voor zy op Rei* gaan, onthouden; en men ftaat hen niet toe, een enkelen brok van iets te eten eer zy de Reis gedaan hebben; meenrgmaleo laat men hen twee volle dagen vasten, in welken tyd zy een verbazend end wegs kunnen afleggen. Deze Honden gelyken in gedaante naar die van het Pomerfche ras;1 doch ze zyn veel grooter. Ons niet durvende verlaten op onze eigen kundigheid, hadden wy ieder een Man tot dry ver, die, aangezien de fl echtheid der wegen, een moeilyken taak had in 't befturen der fleede; want daar de dooi in de Valeijen, door welken onzen weg liep, was door gegaan, moesten wy de kanten der Heuvels houden, en onze leidslieden waren des genoodzaakt de fleeden aan den lageren kant, verfcheide Mylen aan een , met hunne fchouderen te onderftutten. De Heer King had een goedaartige Cofak tot voerman, doch zoo onbedreeverj in zyn beroep, dat hy telkens met de fleede omtuimelde, waar over het gezelfchap niet weinig moest lachgen. Onze geheele party beftondt uit tien fleeden. Die, welke Kapi tein Gore voerde, was van twee aan elkander vastgehegt en rykelyk voorzien van bont en beerenvellen: zy werd var tien Honden getrokken, vier naast eikanderen gekoppelt De fleeden, met zwaare goederen beladen, hadden insgelyk tien Honden ieder. Wy hadden flcchts vier mylen afgelegt, toen het begoi te regenen, het welk met de donkerheid desnachts ons eenig zins verlegen maakte. Wy kwamen derhalven tot het be fluit om tot het aanbreeken van den dag te blyven, waar w; ons bevonden ; de fleeden werden behoorlyk vastgemaakt ei bezorgt, wy wentelden ons zeiven in onze bonte pelzen, e: Wagtten geduldig den dagenraad af. Om drie uuren werdë: wy vermaand de Reis voorttezetten; alzoo onze leidsliede: bevreesd waren, dat als wy langer wagtten, de dooi on mogt beletten voorttegaan of wedertekeeren. Alhoewel w veel tegenfpoed hadden, het welk voornaamlyk was toe t fchryven aan den flegten weg, kwamen wy echter, om twe uren , in den namiddag , behouden aan een Ostrog, Nai cheel  STILLEN OCEAAN. 43? cheekin geheeten , geleegen aan eene kleene beek, die in de Bolchoireka vak een weinig beneden de Scad. De afftand van hier tot Karatchin wordt gereekent op agt en dertig wer* ften , of vyf en twintig Engelfche Mylen ; welke wy in vier uuren zouden afgelegt hebben, hadde het blyven vriezen; doch de fneeuw was zoo zacht, dat de arme honden, bykans by eiken ftap, tot den buik daar in zakten, en het was indedaad te bewonderen, dat zy bekwaam waren de moeilykheden van dezen tocht uitteftaan. Deze geringe Ostrog beftondt Hechts uit een houten Huis, de verblyfplaats des Toion's, uit een Jourt en uit vyf Balagans. Wy werden hier op dezelfde vriendelyke, en gastvrye wyze ontvangen, als te Karatchin; en in den namiddag werden wy geleid , naar eene zeer bezienswaardige Heetebron, niet verre van het Dorp gelegen. Op eenigen afftand zagen wy de damp daar uit opftygen ais uit een kookenden Ketel; nader komende, befpeurden wy een fterken zwavelreuk. De Hoofdbron heeft eene opening van omtrent drie voeten over 't kruis; behalven deze is 'er een aantal van mindere Wellen, van dezelfde mate van hitte, indenomliggenden grond ; zoo dat die ganfche plek dermate heet was , dat wy het geen twee minuten op dezelfde plaats konden houden. Het water, uit deze bronnen vloeijende, worde vergaderd in een' kleene Badplaatze en vormt vervolgens een kleen beekje, het welk zich in de Rivier ontlast. Zoo men ons verhaalde, waren verfcheide kwalen, boven al Rheumatikepynen, gezwollen en verlamde gewrichten, en andere ongemakken door dit Bad geneezen. De Thermometer ftondt op de Badplaats op 10© gr., doch twee Minuten in de bron zelve gehouden zynde, rees hy tot één graad boven kokenden Spiritus. De Thermometer in de lugt ftaande teekende 34 gr-> in de Rivier 40 gr. en in het huis van denToion 64 gr. De grond, uit welken deze heete wateren op wellen, heeft eene zachte ryzing, achter denzelven is een groene Heuvel van tamelyke hoogte. Zommige planten fcheenen hier weelderig te groeijen, onder deze kon de wilde look ons cog niet ontiLppen. Den Vï. BOEK. 1779. Mey.  433 REIS NAAR DEN VI. BOEK. 1779Mey. Den to., gingen wy, des morgens, op de BolchoireekaScheep, in vaartuigen, met welke wy die Rivier langs voeren ; dewyl wy het voor ftroom hadden j meenden wy dat' den volgenden dag onze Reis zou ten einde loopen. Schoon Bolcheretsk tagtig Engelfche Mylen van Natcheekin is afgeleegen, verhaalde men ons, dat in den Zomer, wanneer de gefmolten fneeuw van 't gebergte, de Rivier opzet, de fnelheid des ftrooms zoo fterk kan zyn , dat de Kanoos van de eene plaats naar de andere het in één dag overzetten : doch thans, was 't zeggen, zouden wy vry langer onder weg zyn, alzoo het ys Hechts drie dagen voor onze aankomst was losgeraakt, en ons vaartuig het eerfte was, dat, na de Vorst, dezen tocht deedt. Dit'bericht' vonden wy maar al te waar, want wy werden grootelyks belemmerd door ondieptens, en alhoewel 'er op zommige plaatzen, een fnellen ftroom ging, hadden wy zoo veele banken, en rafelingen temyden, en ons vaartuig over zoo veele droogtens te halen , dat onze Reis daardoor niet weinig vertraagt werd. Aan beide de oevers maakte de landsftreek eene Romaneske vertooning, fchoon zonder verfchiet; de Rivier liep tusfehen fteile, klippige bergen, welke een akelig en bar gezicht, en niets anders levendigs opleverde, dan nu en dan een Beer, of een vlucht wild gevogelde. Dezen en den volgenden nacht bragten wy onder onze Veldtent door, aan den oever van de Rivier, waar wy, wegens het ruwe ona'angenaame weder, veel ongemak uitftonden. Op den 12., hadden wy by 't aanbreeken van den dag, het gebergte achter ons, en voeren thans door eene laage uitgeftrekte vlakte, met zeer veel kreupel hout bezet, 's Morgens, om negen uren, bereikten v/y een Ostrog, Opatchin genaamt, van bykans dezelfde grootte als Karatchin en gereekent op vyftig Engeifche Mylen afftands van Natcheekin. Een Serjant met vier Rusfifche Soldaten , hadden hier reeds twee dagen op onze aankomst gewagt ; zoo rasch zy ons vernamen, vaardigden zy een ligt vaartuig'af naar Bolcheretsk, om kennis te geven van onze aannadering. Een prachtige Kanoo , rykelyk voorzien van allerlei bonte Huiden,  S TILLEN OCEAAN. 43P lag gereed om ons in ten eem en, en men had veel zorg gedragen om ons alle behoorlyk gemak te verfchaffen; doch on- , ze Keisgenooten werden hiervan uitgezondert. Het deed ons leed ons te zien fcheiden van onzen ouden Vriend Port .die, naar maate onze Reis ten eindefpoedde, dagelvksbloo- naar'RnM11"61"^'^- • 15 WMr' ^ mec «fm de RdS naar Bolcheretsk aanvingen, had hy ons reeds'betuigtnie ffi"SLhe ^ Z°\de *ch™Z> ™ik* -vhem belezen hadden, doch daar wy hem een befcheiden en nederig mensch b.vonden te zyn, drongen wy 'erop aan, dat hv gedurende den tocht met ons op een gelyken voet zoude ftaan. Het overige van de Reis werd met alle gemak afgelegt, wan Svn rWyn "aar beneden van de Rivier Iwarneh noden wy fneller flroom en minder verhinderingen aan Op onze nadering van Kamtfchatka, meenden wy uit het gewoel en de beweeging te kunnen bemerken, dat men 'er ons plechtig ftond te ontvangen. Dit was ons gansch niet aangenaam, dewyl wy reeds een geruime poos vry kaal van plunje geweest waren , en ons Reisgewaatmeest beftond uit !Xengn:,lg' vaI\M*he> E-opeefcheenKamtfchatkaie te doen .°,m'"^^^gernengdenopfchik, onzeintreede meeni- e °/dftac1, Z¥en Wy a,s belachlyk aan: de meenigte Volks, die wy aan den Waterkant befpeurden , en het bericht, dat de Bevelhebber ons aan de Kanoo ftond te verwellekomen , deed ons halte houden, aan het hu°s van een Soldaat, omtrent een half kwartier uurs van de Stad af. Van hier vaardigden wy Mr. Port af aan zyne Excellentie dien wy kennisgaven, dat zoohaast wy ons van onze Reis kleederen zouden ontdaan hebben, wv de eer zouden hebben onze opwagting by hem te komen maken aan zyn huis, dat wy hem ;derhalven op 't vrindelykst verzogten, niet te wagtenom ons derwaards te geleiden; doch hy bleef by zyn vooLemen om ons dit eerbewys te betoonen. Weshalven wy ons teritond op weg begaven, om hem aan 't inkomen van de Hoofdftad te «ntmoeten. Wy waren alle zeer lomp en boersch in onze eerfte begroetingen, zynde, ten minften zints twee jaaren en een half, ongewoon eenige buigingen of flrykaKkk £ien VL BOEK. 1779Mey.  44o REIS NAAR DEN Vi BOEK. I 779. Mey. diè'n te maken. De Bevelhebber ontving en verwelkomde ons op de verplichtendfte wyze, maar het deed ons ten uitterften leed te bemerken, dat hy, bykans, al zyn Fransch vergeeten had; zoo dat de Heer Webber alleen het genoegen had met hem te konnen fpreeken, door middel van 't Hoogduisch , het welk zyn moedertaal was. Majoor Behm was vergezeld van den overften Schmaleff, de tweede in rang, nog een ander Officier , en alle de Kooplieden dier plaatze. Wy werden naar het huis des Bevelhebbers geleid, alwaar wy zeer beleefd en eerbiediglyk, door diens Echtgenoote verwelkomd werden ; zy hadt Thee eh andere verversfehingen voor ons gereed. Na 't afleggen der' eerfte plichtpleegingen , verzogt Kapitein Gore den Heer' Webber, aan den Majoor kennis te geven van het oogmerk onzer Reize, dat wy gebrek hadden aanScheepsbehoeftens, verfchen leeftocht, meel en andere noodwendigheden; dat het ons voorkwam dat hy ons weinig byftand zou kunnen doen bezorgen, uit de landftreek om en by Awatska baai, endar, uit het geen wy alreeds gezien en gehoord hadden , het niet wel mogelyk zyn zoude om zwaare vragten over het Schier-Eiland, vooral in het tegenwoordig jaargetyde heen te voeren, dat zulks maar al te blykbaar was uit de moeilykbeden ons op reis bejegend, en dat alvorens deswegens eenige verandering kwam, wy onze reis noodwendig zouden moeten vervorderen. De Bevelhebber merkte hier op aan, dat wynog niet wisten, wat zy konden doen; dat hy om geenmoeilykheden zou denken, als hy onze behoeftens kon vervullen;1 dat hy alleen verlangde te weeten wat wy noodig hadden , en den tyd welken wy hem ten Iangften konden geven orh het ons te bezorgen. Na hem betuigd te hebben ten fterkften aangedaan te zyn , over deze verplichtende goedwilligheid, gaven wy hem een lyst van de Schcepsnoodwendighedeh, het vleesch, het meel enz. 't geen wy order hadden te koopen; tevens te verftaan gevende, dat wy, tegens den £. Juny, onze Reis meenden voorttezetten. Dit artykel afgedaan zynde, werd het gefprek algemeener, en 'tisnatuurlyk te begrypen, dat wy zeer verlangende waren alhier eenig nieuws  STILLEN OCEAAN. 44r i nieuws wegens ons geboorteland optedoen. Na eene afwei zigheid van drie jaaren, vieiden wy ons dat Majoor Behm i ons bet een of ander van aanbelang, in dat tydvak vouri gevallen, zou kunnen mededeelen; dan, wy vondenonszeer I te leur geilek, to^n hy verklaarde ons geen nieuws van lali ter tyd, dan toen wy Engeland verlieten, te kunnen melden. I De Bevelhebber vermoedende, dat wy vermoeit waren en d naar rust verlangden, verzogt, om zeven uren des avonds, c ons naar ons logies of nacht verblyf te mogen geleiden, 't | Was vruchtloos ons te verzetten tégen eene plichtpleging, | op welke wy geen ander recht hadden, dan dat van vreem1 den te zyn ; doch dit alleen woog by dezen edelmoédigen | Lyflander alle andere bedenkingen op. In 't heen gaan pasI feerden wy twee Wagthuizen, waar, ter eere van Kapitein I Gore, de Soldaten het geweer prefenteerden; wy werden I geleid naar een net en zindelyk huis, door den Majoor voor I pns beftemt, tot een optrek; gedurende ons verblyf te Kamj fchatka; wy hadden twee Schildwagten aan de deur, en een | Serjants wacht in 't huis daar naast. Ons onze vertrekken ; aangewezen hebbende, nam de Majoor zyn affcheid, en bey. loofde ons des anderendaags te zullen komen bezoeken. Op I ons gemak konden wy thans nagaan, de geryflykheden , wel3 ke hy ons had toegefchikt. Onze Reisgezel Port, en een )< Soldaat tusfehen den rang van Serjant en Korporaal , en I Pulproperfchack genaamt, waren aangeftelt om onze huisbe| .bedienden te zyn. Wy hadden insgelyks een huishoudfter :| en een kok, die gelast waren zich te gedragen naar de be| velen van Monfieur Port, in't bereiden der fpyzen naar den 3 Engelfchen fmaak. . Een aantal van de voornaamfte lieden der Stad , lieten tjkons nog denzelfden avond hun compliment maken , en verzoeken de eer te mogen hebben, ons des anderendaags | te komen begroeten , alzoo zy vermeenden , dat zulks .1 dezen avond te doen, onze vermoeidheid mogt vermeerder m. Zoo veele oplettenheid en befchaafdheid, in zulk eene woeste en barre landftreek , ftak ten fterkften af : ten voordeele van de bewoonderen dezes gewest ; wier K k k 2 be- VI. BOEK. J-779Mey.  442 REIS NAAR DEN VI. BOEK. 1779Mey. beleefdheid zelfs zoo ver ging dat, na zonnen ondergangj de Serjant vèrllag kwam doen van de Wagt aan Kapitein Gore.: Den 13., des morgens, ontvingen wy een bezoek van den 1 Majoor, van den overffen Schmaleff, en van de voornaamfte lieden der Stad. De twee eerstgemelden hadden, na dat wy ons te rust hadden begeeven , om Mr. Port gezonden, enuici hem vernomen wat ons het meest aan boord fcheen te ont-; breeken: zy bleeven aandringen dat wy den geringen voor-: raad, welken zy toen nog overig hadden, tusfehen ons en hunne bezetting zouden verdeelen ; zich beklagende , dat wy gekomen waren in een jaargetyde, wanneer zy doorgaans zeer fchaars voorzien waren ; dewyl de Sloepen van Okotsk met den jaarlykfehen voorraad nog niet waren aangekomen. Met dankbaarheid namen wy het gulle aanbod dezer gastvrye Vreemdelingen aan ; doch onder beding dat wy den prys mogten weeten van de waaren, welke zy ons zouden afftaan, ten einde Kapitein Clerke, voor het beloop derzei- : ven, briefjes mogt trekken op het Comptoir van uitrusting te Londen. De Majoor weigerde dit volffcrekt, en toen wy 'er , by herhaling , op aandrongen, deedt hy ons telkens zwygen , zeggende, dat hy zyne Vorftin geen grooter dienst kon doen, dan met allen mogelyken byffcand te verleenen aan haare Engelfche Vrienden en Bondgenoten, dat het haar een \ byzonder genoegen zou weezen te verneemen, dat, in eenen zoo verafgelegen hoek der wereld, de landen , onder haare heerfchappy, byftand hadden kunnen toebrengen aan Scheepen , op een tocht van zoo veel aanbelang uitgezonden; hy voegde 'er by, dat hy, om die reden , zoo ftrydig niet kon handelen met het karakter zyner Keizerinne, en eenige papieren in betaaling aannemen; doch indien wy 'er opgezet waren, hy alleen een getuigfehrift verzogt van de goederen ons ter hand gefteld, dat hy het zelve aan zyn Hof zou overzenden, tot een bewys, dat hy zyn pligt hadt waargenomen. Al het overige moest aan de beide "Hoven overgelaten worden, maar men moest hem verfchoonen van niet te bewilligen in't ontvangen van Wisfels. Die  STILLEN OCEAAN. 443 Dit artykel bepaald zynde, verzogt hy te mogen weten , welke onze byzondere behoeften waren , verklarende, dathy het voor zich een hoon zou achten, indien wy onsmet koopheden inlieten, of ons by iemand anders dan hem vervoegden. Daar wy buiten ftaat waren, om zoo veel edelmoedigheid naar behooren te beantwoorden, bleef ons niet anders over dan hem onze bewondering en hartelykfte dankbaarheid te betuigen. By die gelegenheid herinnerde de Heer King zich, dat Kapitein Clerke hem had medegegeeven een ftel kaarten en prentverbeeldingen, behoorende tot de uitgave van Kapitein Cooks tweede reize, met last om 't zelve zynen't wegen den Bevelhebber aantebieden. Niets kon hem aangenamer geweest zyn dan dit gefchenk , alzoo de Majoor een yverig bewonderaar was van alles wat betrekking had tot nieuwe ontdekkingen. Kapitein Clerke had den Heer King desgelyks vryheid gegeeven, om den Bevelhebber een kaart te laten zien , van de ontdekkingen op onze tegenwoordige reize gedaan; en oordeelende uit des Majoors omftandigheden, en gecstgeneigdheid , dat eene mededaeling van deze foort hem ten uitterften behagen zoude , fchoon hy, uit befcheidenheid, geen andere dan zeer algemeene vragen deswegens gedaan had, maakte den Heer King geen zwarigheid in hem een vertrouwen te ftellen, 't geen zyn gedrag zoo welverdiende. Hy begreep dit blyk van vertrouwen ten vollen, gelyk wy verlangden, en was zeer getroffen, toen hy met een opflag van het oog de geheele Kust zag zoo aan de zyde van Afia als van America, om van welke eene onvolkomene kennis te verkrygen , zyne Landsgenooten zoo veele jaaren befteed hadden. Behalven dit blyk van vertrouwen, en het reeds gemelde ftel kaarten en printverbeeldingen, hadden wy niets mede gebragt , zyner aanneeminge waardig ; want het verdient naaulyks gemeld te worden, dat de Heer King den Zoon van den Majoor, een kleene jonge, overhaalde om een Zilveren Horologie aantenemen , en zyn Dochtertje blyde maakte met een paar Franfche Oorringen. Aan den overften Schmaleff Kkk3 gaf vr." BOEK. 1779. Mey.  444 REIS NAAR DEN vl. BOEK. I779Mey. gaf de Heer King don Thermometer doorhem op reis gebruikt ; en iiy beloofde hem een jaar lang naauwkeurige aanteekening te zullen houden, van de lugtsgefteltenisfe , en de- ■ ze aan den Hr. Muller, dien hy kende, overtezenden. Dezen dag hielden wy 't middagmaal aan 't huis van den Bevelhebber, die , altoos oplettend om ons te behagen, verfcheiden fpyzen had laten aanrechren naar de wyze der Rusfen en Kamtfchatdalers, benevens verfcheide andere naar den fmaak der Engelfchen. In den achtermiddag gingen wy de Stad en den omliggenden oord bezigtigen. Bolcheretsk is geleegen in eene laage zwampige vlakte, welke zichuitffrekt tot de Zee van Okotsk , zynde omtrent veertig Engelfche Mylen lang, eh van eene aantnerkelyke breedte. Dezelve ligt aan de Noordzyde van de Bolchoi - reha of groote Rivier, en op een Schier - Eiland, het welk van 't vasteland is afgefcheiden geworden door een breed Kanaal, onder't, beftuur van den tegenwoordigen Bevelhebber; welk Kanaal 'er niet alleen eene meerder fterkte, als een Kasteel, aanheeft gegeeven , maar de Stad ook minder dan voorheen aan overftroomingen blootgefteld. Beneden de Stad is de Rivier van zes tot agt voeten diep, en omtrent een vierde van een Engelfche Myl breed. Zy ontlast zich in de Zee van Okotsk, op den afftand van twee en twintig Engelfche Mylen ; waar TTj bevaarbaar is voor Schepen van eene tamelyke grootte. In dit gedeelte des lands, wordt geenerlei koorn geteeld ; en de Majoor verzekerde ons, dat zyn thuin de eenige was, die men er ooit hadt aangelegd. De grond was voor het mee* rendeel met fneeuw bedekt; die bloot lag, was vol kleine Heuveltjes van een zwarten, veenachtigen aart. Wy zagen omtrent twintig of dertig koeb esten, en de Majoor had zes goede paarden. Deze en hunne Honden zyn de eenige tamme Dieren die zy bezitten : uit hoofde van de noodzaaklykheid om van deze laastgemelde een groot aantal te onderhouden, kunnen zy enkel zulk Vee aankweeken , dat in grootte en fterkte tegen de Honden op mag: wau gedurende den ganfehen Zomer tyd, laaten zy hunne Honden geheel los loopen, en voor zich zelve zorgen; 't geen hun zoo hongerig en ver- fcheu-  STILLEN OCEAAN. 445 fcheurend maakt, dat zy zomtyds zelfs de Runders aanvallen. De woningen in Bolcheretsk zyn alle van één gedaante, van hout opgetimmert en met riet.of ftroo gedekt. Het Huis des Majoors is veel grooter dan de overige, en beftaat ün drie ruime vertrekken , net, met papiere behangzels, 'maar de talkfteen, uit welke de venfterraamen beftaan, gaf 'er een armelyk en onbevallig voorkomen aan. De Stad beftaat uit verfcheide ryen laage gebouwen , ieder vyf of zes I wooningen bevattende, aan elkander verbonden; met eene - lange gemeene gang 'er langs door heen loopende, aandeeene zyde van welke de keuken en de voorraadfchuur, aan de andere zyde de woonplaats is. Er zyn insgelyks barakken voor de Rusfifche Soldaten en Cofakkeii; een tamelykeKerk, een Recht-kamer, en aan 't einde van de Stadeene'meenigte Balagans of Zomerwooningen. De Inwooners maaken een getal uit van tusfehen de vyf en zeshonderd koppen. De Majoor gaf des avonds een fraai gastmaal , tot het welk alle de fatzoenelyke Inwoners van beiderlei Sexe genoodigt waren. Den volgenden morgen vervoegden wy ons by den Koopman Fedofitsch , om eenige tabak voor de'Matroozen , die nu reeds meer dan twaalf maanden dat geliefd artvkel hadden t moeten misfen. Dit, nogthans, gelyk alle onze handelingen van denzelfden aart, kwam terftond ter kennisfe van den Bevelhebber , en Wy ftonden niet weinig verbaast, als wy kort daarop, in ons huis, vier zakken Tabak vonden, van meer dan honderd ponden ieder, welke hy verzogt, dat, in zyn naam , en in den naam der bezettinge, aan onze Mk. troozen mogt uitgedeeld worden. Ten zelfden tyde hadt men ons twintig Suikertrooden,-en zoo veel penden Thee gezonden, met verzoek, dat wy dit, den Officieren aan boord, ten gefchenke zouden aanbieden; alzoo men verfta:m had' dat wy meerendeels daarom verlegen waren. Mevrouw Behm' hadt 'er een gefchenk by gevoegd voor Kapitein Clerke. be'ftaande uit verfcheBoter, Honig, Vygen , Ryst en andere artykels, gepaart met de hartelykfte wenfehen dat ze hem, " * in vr. BOEK. Mey.  446* REIS NAAR DEN VI. BOEK. J779- Mep in zynen zwaklyken ftaat van gezondheid, van eenigen dïense mogten weezen. Te vergeefsch poogden wy tegen deze overdadige goedheid iets intebrengen, en ons met ernst te verzetten dat zy zich zeiven niet beroofden, daar wy ten vollen overtuigd waren, dat zy bykans den geheelen voorraad der bezettinge aan ons uitreikten, 't Beltendig antwoord van den Bevelhebber was, dat hy zelf gebrek geleeden had, en wist wat 'er noodig was aan lieden in onzen toeftand. Indedaad, de lengte van tyd, die 'er verloopen was, zeden wy eenige bekende Haven aandeeden , kwam hen ongelooflyk voor, en fcheen het bewys onzer kaarten, en andere famenloopende omftandigheden noodig te hebben, om van hen aangenomen te worden. Onder deze laatfte was een zeldzaam geval, 't geen Majoor Behm ons dezen morgen verhaalde, en waar van hy, voor onze komst, geene reden altoos kon uitdenken. 't Is bekend , dat de Tfchutski,' het eenige Volk in t Noorden van Afia is, dat zyne onafhangelykheid bewaard, en alle pogingen der Rusfen om ze te onder te brengen weerftaan heeft. De laatfte Krygstocht tegen hen ondernomen , was die van den jaare 1750 , en eindigde na veele wisfelende kansfen, in het te rrg trekken der Rusfen, die hunnen bevelvoerenden Officier verboren hadden. Zints dien tyd verplaatften de Rusfen hun grensvesting van de Anadyr naar de Ingïga, eene Rivier, die zich ontlast in het Noordelykst gedeelte der Zee van Okotsk, en den naam geeft aan een Golf, gelegen ten Westen van die van Penshink. Uit dit Fort hadt de Majoor Behm, op den dag onzer aankomfte te Bol. cheretsk, een bode ontvangen met de tyding, dat een bende van de Tfchutski, te dier plaatze aangekomen was met voorfiagen van vriendfchap, en. eene vry willige aanbieding van fchattingsfchuldigheid. Op het onderzoeken naar de oorzaak dezer onverwagte verandering in hunne gevoelens, hadden zy verklaard, dat omtrent het einde des jongstleden Zomers, twee groote Rusfifche Vaartuigen hen bezogt hadden, dat het Volk der Schepen hen zeer vriendelyk had behandeld, en in een Vriendfchaps verbond met hengetreeden was; dat zy  STILLEN OCEAAN. 4.47 ingevolge die Vriendelyke gefteltenisfe, nu aan het Rusfifche Fort kwamen, om een verdrag te fluiten , dat voor beide de Volken aanneemlyk zoude zyn. Deze aanmerkelyke Historie had veel bedenkens en gefpreks veroorzaakt, zoo te Ingiginsk, als te Bolcheretsk, en zou niet teontcyfferenzyn geweest, hadden wy hen den Sleutel niet gegeeven. Het ftrekte ons tot geen gering genoegen, datwy, fchoon louter toevallig, den Rusfen, in dit geval den besten weg aangewezen hadden om fchatting intezamelen, en hunne heerfchappy uittebreiden; in hoope dat de goede verftandhouding , waar toe dit geval aanleiding heeft gegeeven, een braaf Volk moge verlosfen van de toekomende invallen zulker magtige naburen. Op heden werden wy ter maaltyd verzogt by den Overften Schmaleff, die, om ons te vermaken, een Rusfifche' en Kamtfchatdaler dansparty had aangerecht. Het is niet mogelyk zich een overeenkomftig denkbeeld te vormen van deze plompe vertooning. De wyze van dezen Rusfifchen dans gelykt eenigzins naar die van onze Doedelzak, en gefchiedde door een, twee, of vier dansfers tegelyk. Zy maken korte maar fchielyke pasfen, en ligtten hunne voeten naaulyks van den grond; de armen hangen digt aan 't lyf, terwyl 't lighaam, als eene houte ftaak, ftyf en onbeweegiyk blyft, behalven als zy malkander voorby treden , wanneer zy de hand fchielyk en met eene boerfche lompheid opligten. Dan , zoo de Rusfifche dans iets onbeduidends of lomps bad, die der Kamtfchatkalers was nog veel pïomper. De eenigfte bedoeling in hunne dansfen is , de lompe gebaarden van den Beer natebootfen , welk Dier , de bewoners van dit gewest meenigvuldig maaien gelegenheid hebben in deszelfs verfchiilende houdingen en bedryven te zien. Om de averechtze en lompe houdingen, welke wy by deze vertooningen zagen , te befchryven , zou een verdrietig werk en voor niemand van eenig belang zyn. Over 't algemeen hielden zy 't lighaam krom en de knien gebogen, en gebruikten de armen in 't nabootzen der bewegingen van dat lompe Dier. L11 Veel vr. BOEK. T779Mey.  443 REIS NAAR DEN VI. BOEK. 1779. Mey, Veel tyd verfpilt hebbende op onze reis naar Bolcheretsk^ en cnderrigt zynde dat wy, in het te rugkeeren, nog meer moeilykheden konden aantreffen , welke ons nog langer om der weg zouden houden, waren wy verplicht dezen avond den Majoor kennis te geven , van ons voornemen , omdesanr deren daags te vertrekken. Het denkbeeld van affcheid te nemen van onze nieuwe bekenden trof ons, doch wy.werden alleraangenaamst verrast, toen de Majoor beloofde ons te verzeilen, indien Wy een dag langer wilden bb ven. Hy zeide ons, dat hy zyne Papieren gereed had, en het Bevelhebberfchap van Kamtfchatka overgaf aan den Overften Schmaleff; en daarenboven reeds de bencodigde fchikkingen en toebereidzeis gemaakt had, om eerlang naar Okotsk te vertrekken; maar dat hy zich gelukkig achtte, zyn reis te konnen uitftellen, en ons naar Petropaulowska te vergezellen j ten einde het genoegen te hebben, te zien dat niets verzuimd werde van 't geene ons tot nut of dienst konde zyn. Voor de beuzelingen, welke de Heer King aan de Kinderen van den Majoor Behm hadt gegeeven, werd hybefchonken met een allerkostlykst ftel Kleederen der Kamtfchatkalers , van die foort als de voornaamfte Toions des Lands dragen by zeer plechtige gelegenheden. Dit ftel, gelyk wy na.derhand uit den mond van Fedofitsch vernamen, had tei? minften honderd twintig roebels gekost. Hy kreeg, op den zelfden tyd, van des Majoors Dochtertje, een fraaijeSabeimofr". Den volgenden dag, zynde den 15. hielden wy het middagmaal by den Bevelhebber, die, om ons zoo veel mogelyk tg laten zien van de zeden en gewoontens der Ingezeetenenj. de aanzienlykften der ptaatze, dien avond, ten zynen huizs noodigde. Alle de Vrouwen vertoonden zich naar de Kamtfchatkaler wyze, zeer fraai opgefchikt. Mevrouw Schmaleff, en de Vrouwen der andere Officieren van de bezetting waren in een aartige fmaak gekleed, half naar Siberifch* en half naar de Europeefche Mode. Mevrouw Behm, it 't byzonder, verfcheen in een kostlyk Europeesch gebaad volkomen gekleed. De rykheid en verfcheidenheid van zy den ftcffen, die de Vrouwen droegen , ais mede de zonder lieg  STILLEN OCEAAN. 44^ Hngheid harer kleeding, Fiêp fterk in 't oog. Het g-frel ■geleek naar een betoverd tooneel, te midden van de woest/te lm, n£ andftrrek Aardb^™- Menvermaaktïz ch | me. zingen en dansfen. iuSf" V0lëenden morêen ^t ons vertrek bepaald hebbende, begaven wy ons vroegtydig des avonds naar ons verblyf ■ KamtfchLkaT?5' Werden dü?r dne reis§e^en, naa/dé Kamtfchatkaler wyze gemaakt, en door den Bevelhebber Ivoors ons bezorgt. IIy ze|f kwam kort da ™* om toe te zien dat zyn Volk onze dingen naar behooren oppakten. Indedaad wy hadden al vry wat goederen mede te nemen; want behalven de gewigtige gefchlnken vanden Majoor waren wy door de beleeftheid en edelmoedigheid van jL^ebedeelt.hma,eft' byZ°nder£ "* Op Zondag den 16. maakten wy ons al vroeg in den morgen gereed tot ons vertrek; en, terwyl wy darmede bezig k 'm Wy rfZ°gC' als ffy,1Mr de Vaartuigengingen, by Mevrouw Behm ons laatfte affcheid te komen nemen Hoe zeer onze harten vervuld waren met de gevoelens van de warmfte dankërkentenisfe voor het goedhard! en edd .moedig onthaal, ons te Bolcheretsk bejeegend, na- ditno* toe door het aandoenlyk tooneel 't geen wfzage,^"bthet^e? laten onzer verblyfplaatze Alle 1 Soldaateïen Cofakken tot de bezetting behoorende , ftonden aan de eene zyde én alle de mannelykemwoonersder Stad, in hun beste gewaad mtgedoscht, aan de andere zyde van de llraat; het SS Volk vereenigde zich in het aanheffen van een treurzang het welk men aldaar de gewoonte heeft, by het vertrekt n van hunne Vrienden, te zingen. Op deze wyze gingen wv naar het huis des Bevelhebbers, voorgegaan door de Trommels en Pypers der bezettinge. Alhie/Verden wy ontvangen door Mevrouw Behm, vergezeld van andere Juffers ÏÏkleed in lange zyde mantels, gevoerd met bont van veèlèrei kleuren het welk een zeer prachtige vertooning maakten. Na het neemen van eenige ververfchingen voor ons gereed gemaakt, begaven wy ons naar den Waterkant beL1U 'ge- vr» boek. 1779- Mey.  45o REIS NAAR DEN VI. B0EX. J779- geleidt van de Jufferfchap, die haar gezang paarde by dien der overige inwooneren, en na van Mevrouw Behm affcheid genomen, en haar verzekerd te hebben, dat de gastvryheid en weldadigheid, ons te Bolcheretsk beweezen, voor altoos met een dankbaar aandenken , diep in onze harten zou geprent blyven, waren wy te zeer ontroerd , om niet met allen mogelyken fpoed ons in de Vaartuigen te begeeven. Toen wy af ftaken, werden wy driemaal toegejuicht, hetwelk door ons dadelyk beantwoord werd: en toen wy een hoek omvoeren , by welken wy voor 't laatst onze vriendelyke onthalers zagen, troffen zy onze gevoelige harten nogmaals met het laatfte Vaarwel te uiten. Op onze te rug reis was de ftroom zoo ongemeen fnef, dat wy, niettegenflaande onze Stuurlieden hun uitterftebesl deeden, niet voor den den 17. in denavond, het eerfte Dorp3 Opatchin bereikten, zoo dat wy niet meer dan 20Engelfche Mylen daags hadden afgelegt. Op den 19., bereikten wj Natcheekin, en trokken op den 20, de vlakte naar Karachin over. Het pad was thans vry beeter dan de vorige keer, dewyl het tamelyk fterk gevrozen had in den nacht van den 19.' Den 21 voeren wy de Rivier Awatfka af, er kwamen, voor den duister, over de droogten-s, welke aar den ingang van de baai zyn. Onze ganfche Reis over waren wy ten hoogften voldaan , over de dienstvaardigheic en wakkerheid, waarmede de Toions, en derzelver Kamt' fchatkalers, ons aan iedere Ostrog bejegenden. Opbel zien van den Majoor, kwam 'er een glans van vergenoeger op elk's wezen ; en zy toonden zich zeer aangedaan, toenz] vernamen , dat hy eerlang hen ftond te verlaten. Van Bolcheretsk hadden wy een bode afgevaardigd naai Kapitein Clerke, met bericht van de wyze, op welkewy al daar ontvangen waren; en van- des Majoors voornemen on ons op onze te rug reize naar de Schepen te vergezellen hem ten zeiven tyde den dag meldende, op welken wy meen den aan boord te zyn. Aan de Haven gekomen, zagen w; met vermaak, alle onze Booten naar ons toekomen. D roeijers zagen 'er zindelykuit, en de Officiers hadden zich zo  _ JPuENTVEan. XXI   STILLEN OCEAAN. 45* zoo goed mogelyk, uitgedoscht. De Majoor ftond verftelt over het gezond en welgedaan voorkomen onzer Matroozen, en zag met verwondering dat veele hunner Hechts een enkel hembd en een wyde overbroek aan 't lyfhadden, fchoon het op dat zelfde oogenbhk fneeuwde. Majoor Behm, die zich genegen had getoond, een bezoek aan de Schepen te geven , alvorens aan land te flappen, thans vernemende dat Kapitein Clerke zeer onpasfelyk was, dagt het niet gevoeglyk hem zoo laat te ontrusten, het thans na negen uren zynde. De Heer King verzelde hem derhalven naar 't huis van den Serjant , en begaf zich vervolgens naar boord, om aan Kapitein Clerke een verilag te geeven van hunne ontmoetingen te Bolcheretsk. Aan boord gekomen , vond hy den Kapitein zeer verergert, fchoon wy ons gevleit hadden, dat eene ongelloorde rust in de Haven en het gebruik van melk en groentens, veel zouden toetebrengen tot zyne herftelling. . Den volgende morgen geleidde de Heer King den Majoor naar de Schepen, alwaar hy met alle mogelyke teekenen van eerbied en onderfcheiding ontvangen, en begroet werd met dertien Kanon Schoten. Hy hadt in zyn gevolg den Bevelhebber van een Rusfisch Galjoot, twee Kooplieden van Bolcheretsk, den Schipper vaneen floep, en den Priester van het Dorp Paratounca. Na een bezoek aan Kapitein Clerke gegeeven , en. de beide Schepen bezigtigt te hebben, keerde hy naar de Refolution te rug, om aldaar het middagmaal te houden. In den namiddag werden hem de veelvuldige zeldzaamheden vertoond, welke wy verzameld hadden; en van elk derzelve iets, door Kapitein Clerke, hem aangeboden. Te dezer gelegenheid kunnen wy niet nalaten een blyk te vermelden , van; dankbaarheid en edelmoedigheid van onze Matroozen , die vernomen hebbende , welk een gefchenk van Tabak de Majoor hen gedaan had , vrywülig en ongevergt verzogten, dat hun rantfoen van Herken- drank mogt ingehouden , en aan de bezetting van Bolcheretsk gezonden worden; alwaar, naar hunne meening, de Brandewyn zeer fchaars moest zyn, deLU3 wjl VI, BOEK, 1779Mey.  VI. Bf K. i?79Mey. 45a REIS NAAR DEN wyl de Soldaten aan land hen vier Roebels voor één vies geboden hadden. Deze ongemeene opoffering moesten wv ten hoogften bewonderen , alzoo wy wissen hoe zeer de Matrozen zich beklaagden, wanneer hun rantzoen verminderd of ingehouden werd; het welk echter niet dan in warme lucht* flreeken gefchitdde, en dan nog met oogmerk om in kouder gewesten, hen een ruimer maate te kunnen uitdeelen. Indien men nu in aanmerking neeme, hoe zeer ze het gemis van dezen dranK moesten gevoelen op den barren tocht, dien wy nog naar 't Noorden te doen hadden, zal men over hunne edelmoedigheid nog meerder verbazen: de Officieren nogthans wilden niet dat het Volk uit edelmoedigheid zoude lycien, maar gaven in ftede van de kleine hoeveelheid, tot welker aanneeming wy den Majoor Behm konden overhalen, 'zoo veel Rum. Deeze met een paar Dozyn vlesfen KaapWyn voor Mevrouw Behm en andere kleine gefchenken, die wy konden geven, werden op de beleefdfte wyze aangenomen. Den volgenden morgen verdeelden wy de Tabak onder het Volk der beiden Schepen ; die 'Iabak kwaauwden of rookten, kreegen ieder drie ponden, die geen Tabak gebruikten , kreegen fiechts een pond. Wy hebben reeds gezegt dat de Majoor van zyn Bevelhebberfchap van Kamtfchatka had afgeftaan, en zich eerlang ftond te begeeven naar Petersburg; hy boodt aan zich zeiven te belasten met zoodanige Papieren of Brieven , als wy zouden verkiezen aan zyne zorge te vertrouwen. _ Zulk eene gelegenheid meenden wy niet te moeten verzuimen , weshaiven Kapitein Clerke verzogt hem, eenige Papieren , tot onze Reis betrekkelyk, ter hand te mogen ftellen; om ze overteleveren aan den Engelfchen afgezant aan 't Rusfifche Hof. Ons eerfte oogmerk was alleen een klein dagverhaal van onze verrigtingen overtezenden; doch'na ryper beraad, begreep Kapitein Clerke, dat het geheel verhaal onzer ontdekkingen veilig kon worden toevertrouwd aan een Man, die zulke doorflaande blyken van oprechtheid en deugd gegeever had; en overwegende, dat wy nog een zeerhachlykgedeelte onzer reize te doen hadden, befloothy, om hem het ganfche reis-  STILLEN OCEAAN. 453 reis verhaal van Kapitein Cook, beneevens dat gedeelte van zyn eigen zint» den dood diens Bevelhebbers, Ët otll^. komst te Kamtfchatka, mede te geven De 1 ! bz°rJnsedyks ee- SSfias verrichtingen, langs dien weg aan de Heeren, die over de Zeelengte vergaderen, te doen toekomen: door dez° voorzorgen zou de Admiraliteit, ware ons in 't vervolg eeliigon ge uk bejegend, een volkomen verhaal gehad hebben §vTn het voornaamfte wedervaren op onzen Reistocht. Ook be. floot men verder, een kleinder paket met Papieren,teverSrdèSM;i°m ^ ?k0^k monden te worden, we& pakc de Majoor meende, dat omtrent de maand December te Petersburg zou kunnen wezen, alwaar hy zelf in Februarv of Maart daaraanvolgende, giste aantekomen. 7 lin s aan^fh^ ? l°,gende dage"' Majoor beurt- imgs aan de beide Schepen , naar ons vermogen, onthaald Op den 25., nam hy affcheid, en werd met der ien Kanon Schooten begroet: de Matroozen, om hunne achtingvol hem nittedrukken juichden uit eige beweeging, hem een drievoudig vaarwel toe. De Heer King en de Heer Webber vergezelden hem eenige mylen in 't opvaren van Awatska Rivier waar de Rusfifche Priester me?Vrouwen Kinderen op hem ftonden te wagten , om hunnen Bevelhebber hetlaast vaarwel te zeggen, 't Zou moeilyk te beflisfen vallen of de waardige Priester en 7vn ffp,;„ j„„ . vu1k-ij j ur ce waren hv 'r»f£l ■ i Y ê ' dan WV het meest ontroerd Ks' een korrln r t ^ den MaJ00r- Scho°" "7 llecnts een korten tyd kennis aan hem hadden , boezemde zyn gedrag ons de grootfte achting voor hem in ■ enS |en niet zonder de grootfte aanloening fXiden vafe Man, aan wien wy ons zooonêmdigveeLverplicht rekenden en dien wy , misfehien nimmer, zouden wederzienB ,i en den voorraad, welke misfehien te berekenen zou zyn zal de innerlyke waarde der byzondere gefcbenkerT, vah hem Se ;S£n n eIO°Pen ileIbbeni°I) rU,'m twee ^nderd ponden ierlings Dan zyne-edelmoedigheid, hoe groot die ookmoIe voorkomen, werd overtroffen door de kiescbhdd met welke hy alle zyne góedgunftigheden betoonde, en de a'ardge wy- vr. £0Eïï. 1779. Mey. ,  454 REIS NAAR DEN VBOEK. .1779Mey. wyze om ons het gewigt der verpligtingen niet te doen gevoelen, welke hy wist dat wy hem niet konden vergelden. Indien wy een flap verder gaan, en hem befchouwen als iemand , die een openbaar Karakter bekleed, en de eer zyner Vorftinne ophoudt, znllen wy nog meer ftoffe van bewondering vinden over de edefte en uitgebreide gevoelens , die hem. bezielden. .. Dedienst, in welke gy getreeden zyt (was „ zyn taal) ftrekt ten algemeenen heil des menschdoms; dit „ geeft u een regt niet alleen op de gewoone dienstbetoo„ ningen der menfehen, maar op het Burgerrecht van alle „ plaatzen waar gy komt. Ik ben verzekerd overëenkomftig „ met de oogmerken myner Vorftinne te handelen, in u zoo „ veel gemak en geryf te verfchaffen, als in ons vermogen is; en ik kan haar Karakter of myne eigene eer zoo ver„ re niet vergeten , dat ik, voor het betragten van myn „ plicht, iets zou neemen. Hy zeide ook onder andere „ nog: Dat hy 'er een byzonder werk van maakte een goed „ voorbeeld te geeven aan de Kamtfchatkalers, die eerst uit „ den ftaat van Barbaarschheid kwamen; dat zy de Rusfen ,5 als hunne voorbeelden in alles aanzagen , en dat hy diens„ volgens hoopte, dat zy voortaan het zich een plicht zou„ den rekenen , vreemdelingen, zoo veel in hun was, by „ te ftaan, en gelooven dar dit de handelwyze was, van al„ le befchaafde volken. Na alle onze tegenwoordige behoeftens, zoo veel het in zyn vermogen was, vervult te hebben, betoonde hy zich niet min bezorgd, omtrent onze toekomende noodwendigheden, en daar 't hem toefcheen, dat wy den doortocht, op welken wy uit waren, niet zouden vinden, en dus in 't einde van 't Jaar naar Kamttchatka wederkeeren, verzogt hy van Kapitein Clerke eene lyst te mogen hebben, van 't meel en touwwerk, dat wy zouden behoeven; belovende het een en ander van Okotsk te zullen zenden, om op onze wederkomst te wagten. Ook overhandigde hy gemelden Kapitein een befchreeven Papier, alle de Rusfifche Onderdanen bevelende ons allen mogelyken by ftand te verleenen. Terwyl Kapitein Gore met de andere Heeren naar Jol-  STILLEN OCEAAN. cheretsk waren, gefchiedden de volgende verrigtingen aan boord der Schepen en te Petropaulowska. % Op den 7 Mei, dreef een groot ftuk ys tegen de Refolution, waardoor ons tui - anker fprong, en wy genoodzaakt waren ons ander anker te ligten, en het Schip op nieuw te yertuncn. De timmerlieden, bezig met het lek digt te maken moesten vry wat van de boegdubbeling afnemen; zy vonden verfcheide houte nagels los en verrot, zoo dat men dezelve gemakkelyk met de vingers kon uithalen. Opdeun., woei het hevig uit den Noord-Oosten, waardoor de beide Schepen verpligt waren derzelver ftengen en raas te ftryken. Doch in den namiddag, het weer bedaard en het ys afgedreven zynde, naar den mond der Haven van Petropaulowska, haalden wy digter aan den wal, om met minder moeite ons van water en hout te voorzien. Op den 12., zonden wy eenig Volk naar Land, om hout te hakken.; doch de fneeuw, waarmede als nog de grond bedekt was, maakte dat werk moeilyk. Tegen over de Schepen ruimden onze Waterhalers een plek gronds, waar een frisfche flroom was; ook werd aldaar een tent voor den kuiper opgeflagen, de lege vaten vervolgens aan land gebragt, en de Zeilmakers naar den wal gezonden. Op Saturdag den 15., het ftrand vry'van ys zynde, zonden wy eenig Volk met den zegen uit, en vingen voorde-manlchap yan beide Schepen een goeden voorraad visch Ta van dien tyd af, tot ons vertrek uit de Haven, kreegen wy van alle kanten meer visch dan wy gebruiken konden. F>e loions, zoo van deze plaats als van Paratounca, een naburig Dorp hadden last gekreegen van Majoor Behm , om alJe de Ivamtichatkalers voor ons te laten visfehen, en meenigmalen gebeurde het, dat wy geen weg wisten met het geene ons gezonden werd; het welk meerst beftond uit Haring Forellen , Platvisch en Kabeljauw. De eerfte, die thans op zyn best waren, en ongemeen lekker van fmaak, werden zeer overvloedig in deze Baai gevonden. Het Volk van de Discovery kon eens, ter oorzaake van de verbazende meenigte dezer Visfehen , welke de zegen bevatte, het net niet <. Mmm zoji- VT. BOEK," I779- Mey.  45f REIS NA AR D E- 'N- der fcheuren aan 't ftrand halen, weshalven men verplicht was een groot aantal uittewerpen, waarna met het overfchot zoo veele vaten gevuit werden als men tot inzouten kon rriisfen, en vervolgens eenige duizende aan ftrand overgelaten ; werden. Het ys en de fneeuw begon nu fchielyk te' verdwynen, en wy verfamelden thans een meenigte netel - toppen, fellery en wilde look, ten gebruike van 't Scheeps - Volk; deze.groentens werden met geftolt vleesch-fap en tarwe meel tot Soep gekookt, en verfchafte een uitmuntendenheilzaam ontbyt aan het Volk, aan wien het alle morgen werd voorgezet. De berken boomen werden het fap afgetrokken, en-het zoete vogt, het welk zy in overvloed leverden, werd geftadig : vermengt met den Brandewyn voor 't Volk. Op den- i<5., flagtten wy een kleenen Os, door den Ser-jant voor 't Scheeps - Volk gekogt. Hy woog twee honderd zeventig Ponden. Het Volk der beide Scheepen deed 'er * hun Zondagsmaal mede, zynde het eerfte verfche Runder < vleesch dat zy geproefd hadden , zints het vertrek onzer Schepen van de Kaap de Goede Hoop, .in December 1776. een ■ tydperk van: bykans twee jaaren en een half. In den avond van dezen dag overleed John Macintosh , de timmermansmaat, zints ons vertrek van de Sandwich Eilanden gekwynd hebbende aan een loop. Hy was een bedaard en vlytig mensch, en werd zeer betreurd van zyne fchafmak-• kers. Schoon hy de vierde man was, dien wy, gedurende onze reize, aan ziekte verlooren, was hy de eerfte, dien wy zeggen konden-dat uit hoofde van zyne jaaren en geileken isfe op ons vertrek een gelyken levens kans had, met de overige zyner makkeren^ Watman rekenden wy omtrent zestig jaaren oud te zyn; en Roberts en de Heer Anderfon, wier levenskrachten zichtbaarlyk aan 't verminderen waren, voor ons vertrek van Engeland, zouden waarfchynlyk hun leven nergens anders langer hebben kunnen rekken. Kapitein Clerkes gezondheid dagelyks afnemende, niette•genftaande de heilzaame verandering van fpyze, welke Kamtfchatka hem verfchafte, bezorgde de Priester vanParatoun- ca; VI. BOEK. 1779; Meyi ■  S TILLEN OCEAAN. 45? ca, zoo haast deze vernomen had, in welken zwakken toeftand de Kapitein zich bevond, hem dagelyks Melk, Brood, Hoenders en verfche Boter, alhoewel zyne woning zestien Engelfche Mylen ver af was-van de Haven, waar onze Schepen lagen. Het Rusfisch Hospitaal, naby de Stad van Petropaulows. ka, was, op onze eerfte aankomst, in eenen jammerlyken ftaat. Alle de Soldaten waren meer of min met het fcheurbuik gekweld, en veelen hunner hadden die kwaal in den hoogflen graad. De overige Rusfifche inwooners bevonden zich in niet veel beter toeftand; en wy befpeurden duidelyk dat onze Vriend, de Serjant, door te veel te nemen van den :fterken drank , dien hy van ons gekregen had, zich in weinige dagen de droevigfte teekens dier ziekte had op 't lyf -gehaald. Kapitein Clerke, die hen geerne uit dien beklaaglyken toeftand zogt te redden, ftelde hen allen onder 't opdicht van onze Heelmeesters, en gaf last, om hen te bedie,nen metZuurkoo], enmouttotgylbier. De verandering , welfn ?^et ondo°'dringbaar Vs. Wy bevonden ons -thans in t midden van den doortocht tusfehen de beide vaste landen op de Noorder breedte van 69 gr. 07 min. Het ^ ^ ' We-^d W-en naar, • Nademaal in dat gedeelte der Zee, waar wy ons thans bevonden, geen waarfchynlykheid was'om verder Noordwaards te komen befloot Kapitein Clerke eene laatfte poging te doen aan de Kust van Amerika naar Baffins baai /alzocfwy s jaars te voren bevonden hadden, dat wy aan dién kant het verte konden komen. Diensvolgéns bleven wy het overige van den dag, met een ftyve koelte uit den Oosten, tegfn den wind opwerken. Wy zagen verfcheide Malle Mukken en Pool Meeuwen en zeilden voorby twee Boomen die ang in t water fcheenen gelegen te hebben. De grootfte was tien of elf voeten lang, en omtrent drie voeten in omtrek doch zonder fchors en takken. ' O 00 0p vr. BOEK. 1779July.  47» REIS NAAR DEN VI. BOEK. 1779- July. Op den 14., bleven wy, met dik mistig weder, Oostwaards aan fturen. Den volgenden dag, de wind ftyf uit den Westen waaijende, en eenigzins de mist verdreven hebbende , hielden wy het terftond naar 't Noorden, ten einde het ys van nader by te zien. Het ftrekte zich uit van 't Noord-Noord-West tot Noord-Oost, en was hard en vast: de buitenfte kanten waren gefcheurd, bultig en van verfchiilende hoogtens; de binnenfte oppervlakte was glad en effen, en naai onze gisting agt of tien voeten boven het waterpas der Zee. Het weêr gematigt wordende , richtten wy onzen koers naai de krimping van het ys, het welk op verfcheide plaatzen ruime baaijen vormde. Op den 16., begon de wind, des morgens, optefteken en was, meestal, verzelt van dikke Sneeuwbuijen. O.nagJ uren, voor den middag, hadden wy een ftorm uitdenWesü Zuid-Westen, zoo dat wy onze marszeilen dubbel reefdentoen het weder eenigzins ophelderde, bevonden wy ons als omringd van 't ys, het welk eensklaps Zuid-Oost om ge dreven was, en ons flechts eene opening in 't Zuiden liet Wy ftaken derhalven by den wind naar 't Zuiden, en bevon den ons, toen ter tyd, in zes en twintig vademen Water, ei op 70 gr. 8 min. Noorderbreedte; en naar onze gisfing op dei afftand Van vyf en twintig Zeemylen van de Kust van Amerika Om vier uren, in den namiddag, begon de ftorm zich we der te verheffen, zoo dat wy onze bramsftengeraas naar be neden haalden, het bezaans marszeil digt maakten, en he voor en groot-marszeil dubbel reefden. Om agt uren, be fpeurende dat onze peilingen tot op twee en twintig vade men water vermindert waren, het welk.wy hielden voor ee ne aanduiding dat wy niet ver meer van de Amerikafche Km afwaren, wendden wy en hielden Noordwaards. 's Nacht hadden wy zeer onftuimig weêr, verzelt van Sneeuw: maa 's anderen daags morgens was het helder en gematigt; oé agt uren bragten wy onze bramftengraas weder voor demasl en lieten het voor den wind, die nog uit het West-Zuid Westen woei, afioopen. Des middags bevonden wy ons op 6) gr. 55 m. Noorder breedte en op 194 gr. 30 min. Ooster lengte  STILLEN OCEAAN. m Tegen den avond begon de wind te verflapnen, en omtrent middernacht, was het dood ftij. F ' ' omcrenc JPJn£"i8'' ^morgens om vyf uren, vervorderden wy Toch 21 >IT °fte' 5? h6t Oost-Noord-Oosten, onzeJ tocht naar t Noorden. Wy zagen een aantal Zee papégaüen kleene Ysvogels en verfcheide Walvisfchen, enL S TeNon:kHke"dryfhout- Om twaalf uren bevonden wy ons op deNoorder breedte van 70 gr. 26 min. en op i94gr. Vpnin Ooster lengte. Wy peilden ten zeiven tyde drie en ftintfc otTw W? n' ^ het y* had eene ftrekkinS van Noord toe Oost-Noord-Oost zynde omtrent een Zeemyl van ons af Om een uur in den namiddag, ons niet ver af bevindende tot wl7T ïmZyS> Wdke eene ftrekki"g had ^Oost WeZ^fch^ .W?^Wenddsa Wy' en de wind naar't Westen fchietende, hielden wy Oost aan langs den Zoom van t ys tot elf uren 's avonds, toen wy, by 't opkomen van een dikke mist, en by 't afnemen der diepte, welke toe ^uShSdem^611 VCrminderd ™' ^ ™d> rJ?J? **" ÏS ochte"ds> om uur, het weder opklarende, ftevenden wy Noord-Oost tot twee uren, toenwy reniVin26? 7 A^l lSb™ bevond™> welke fl'echtseene opening in t Zuiden had , waarheen wy derhalven onzen koers ngtten, keerende, met goed wedeLnftil water, denzelfden weg te rug, dien wy gekomen waren, 't Was ons met mogelyk verder Noordwaards te komen dan wy thans waren zynde op de breedte van 70 gr. 00 min en dus vvf Zeemylen bezuiden het punt, welk wv in'den v^o gaan eï Zomer bereikt hadden Wy ftevenden nu met flappe koeT tens, uit den Noord - Westen, naar het Zuid - Zuid -Wes- tt^nAe%!fn de" ra,nd Van 'C ?s' het we,k *t «n onze linkerhand hadden, en de ruimte befloeg tusfehen ons en de Kus van Amenka. Op den middag waren wy op de Noorder breedte van 70 gr. ,1 min., en op de Ooster lengte van 196 gr r5 min. en peilden zestien vademen water. Hier uit maakten wy op, dat de Yskaap, niet boven zeven ofa^t Zeemylen van ons af was; dan, fchoon het weer tamelyk O002 hel- vr. BOEK. 1779- July.  474 REIS NAAR DEN VT. Soek. 1779July. helder was, vonden wy echter den gezichteinder met eenen nevel bezet, weike ons belette die Kaap te zien. _ j In den namiddag vertoonden zich twee witte Beeren in t water , waar op zommige van ons Scheeps-Volk terltond het jol uitzetten, jacht op dezelven maakten, en het geluk hadden ze beiden te doodden. De grootfte, welke, naar alle waarfchvnlykheid, de Moeder van de kleenfte was werd het eerst gefchoten, en de kleenfte zou hetgemakkelykover 't ys hebben kunnen ontkomen, had zy de oude willen ver: laten, maar by aanhoudenkeid herömzwemmende, werd zy insselyks gedood. De lengte van de eerfte, van den Inoel tot aan het einde der ftaart, was zeven voeten en twee dut men; de omtrek van dezei ve, by de voorpooten, was vier voei en tien duimen; de hoogte van den fchoft, vier voeten dru duimen en de breedte van den voorpoot, tien duimen, li vier vierendeelen gedeelt, wogen dezelven te famen vier non derd zes en dertig ponden. De vier kwartieren van de kleen fte wogen twee honderd zes en vyftig ponden. Deze dieren verfchaften ons eenige malen versch vleesch 't is waar, het vleesch had een fterke vischfmaak, maar over trof oneindig dat der Walrusfen , het welk nogthans by over reding ons Volk weder fmakelyker gemaakt werd, dan onz gezoutte Scheepskost. . \ Op Dingsdag den 20., het ys voor eenigen tyd door ee zwaare mist uit het oog verloren hebbende, kreegen wyhei by 't ophelderen van 't weer, op nieuw te zien, naar he Zuid-Zuid-Oosten; terftond daar op ftaken wy by den win op het zelve aan , verwagtende de Kust van Amerika te om dekken, naar het Zuid - Oosten , zoo als wy tusfehen tien e elf uren deeden. Op den middag waren wy op de breed] van 69 gr. 33 min. en op de lengte van 194 gr- 53 ra« Wy peilden negentien vademen water. Wy zagen het lar op een afftand van agt of tien Zeemylen, ftrekkende v£ Zuid- ten Oosten tot Zuid - Zuid - West half West, zyndeb zelfde, 't geen wy het jaar te voren gezien hadden, doe thans was hét met meer Sneeuw bedekt dan toen ter ter ■ ook fcheen het ys aan de Kust vast te zitten. In den n  VI. BOEK. 1-79. July. STILLEN OCEAAN. 475 middag bleeven wy door een Zee van los ys zeilen, en hielden zoo veel de wind, welke uit bet Oost-Zuid-Oosten woei,' zulks wilde geheugen, op het land aan. Om agt uren, des avonds, kwam er een dikke mist op, en de wind verflapte. Eene rafeling in t water befpeurende, toetftenwy den ftroom en bevonden dat dezelve naar 't Oost - Noord - Oosten lieo met eene kracht van een Engelfche Myl in een uur • wy befloten derhalven,' het gedurenden den nagt voor den wind te laaten afloopen , ten einde denzelven dood te zeilen, en de groote ysfchollen, welke ons naar de Kust dreeven, weerftand te bieden. Den volgenden morgen wendden wy het nogmaals naar de Kust van Amerika, welke wy on den afftand van negen of tien Zeemylen in 't gezicht kreegen; doch in weerwil van alle onze pogingen werden wy kort daar aan door het ys gefluit en verplicht langs den ys Zoom onzen koers naar t Westen te rigten. Wv bevonden ons toen op de Nooroer breedte van 69 gr. 34 min. en op de Oosterlengte van 193 gr. in de diepte van 24 vademen water. • Door een uitgeftrekt Veld van vast ys te leur gefield in alle onze pogingen om nader aan land te komen, moesten wy van alle hoop op eenen Noord - Oostelyken doortocht naar Groot - Brittamen afzien. Kapitein Clerke het niet mogelyk vindende om de Amenkaanfche Kust verder Noordwaards op te bereiken en oordeelende het zeer onwaarfchynlyk te zyn dat zulk eene verbazende meenigte van ys zou kunnen verfmelten, binnen die weinige weeken, welke den Zomer nog overbleeven, achtte het best naar de Kust van Afia overtefteken, en pogingen te doen om aldaar eeneopening te vinden, door welke hy verder naar 't Noorden konde komen , ofte zien wat aan die Kust anders zou kunnen verrigt worden alwaar hy hoopte beter te zullen Hagen. Ingevolge van dit befluit, fteevenden wy West-Noord-West door -eene groote meenigte los ys: om tien uren, des avonds van ,den 2i. , zagen wy, door de mist heen, het hoofd ys regt '.voor ons uit en digt by ons, en niet geerne Zuidwaards fte-vsnende zoo lange wy zulks met mogelykheid konden ver•myden, hielden wy, met eenen Oostelyken wind, een NoorO003 der  VI. BOEK. 1779- July. 47o REIS NAAR DEN der koers; doch by 't ophelderen van 't weêr, ons omcineeld ziende door een uitgeftrekt ysveld, en geen opening dan in 't Zuid - Zuid - Westen , wendden wy den fteven derwaards, ten einde buiten het ys te geraken. Op den 22., raakten wy, des namiddags, weder in 't ys, het welk zich Noord-West en Zuid-West uitftrekte en ons noodzaakte Zuidwaards te ftevenen, om het zelve te ontwyken. Het zal niet onvoeglyk zyn hier aantemerken, dat wy, zints den 8 July, twee maaien deze Zee over en weder gevaren hadden, in den zelfden koers bykans als die, welke wy nu laatst hielden; dat wy, by den eerften overtocht, buiten ftaat waren om zoo ver naar 't Noorden te vorderen als by den tweeden overtocht, toen wy agt of tien Zeemylen verder kwamen. Dat wy by den laatften overtocht weder een vast ysveld ontmoetten, hetwelk, over 't geheel, omtrent vyf Zeemylen zuidelyker lag dan op den voorgaanden overtocht. Een overtuigend bewys derhalven, dat de groote vaste ysvelden, door ons gezien, van plaats veranderen of afnemen; uit dit alles is echter met geen grond te verwagten , dat men zelfs by gunftiger jaargetyden veel hooger Noo'rderlyke breedtcns zou kunnen bereiken. Omtrent zeven uren, des avonds, fielden wy , met nevelachtig weder, doch zonder ys te zien, onzen koers naar't Westen; dan, tusfehen agt en negen uren, de nevel optrekkende , bevonden wy ons zeiven in 't midden van los ys, en niet ver van het vast ys. Wy deeden derhalven ons best om tegen den wind, die nog uit den Oosten woei, optefteken, teneinde uit het losfeys te geraken, het welk thans, door den wind, niet zulk eene meenigte op ons werd aangedreeven, dat wy zeer groot gevaar liepen om door het zelve ingefloten te worden. Den volgenden morgen hadden wy flechts weinig open water , waar in wy heen en weder zeilden, en 't welk hand over hand verminderde. Na ten langen lesten alle krachten ingefpannen te hebben om uit het los ys te geraken, •waren'wy genoodzaakt, om ons een doortocht te baanen naar 't Zuiden, daar wy tusfehen zeven en agt uren in Haagden, doch niet zonder de Schepen aan eenige hevige fchpb- ken  vr. BOEK. 1779. July. STILLEN OCEAAN. m ken bloot te ftel'en; ook werd de Discovery, om elf uren ,: toen zy zig bykans uit het ys geworteld had, zooS omfingelt van verfcheide groote ysklompen, dat zy eens" klaps m haar vaart gefluit, te ly waard afgedreven f eop zyde overgeworpen werd, op den rand van een groot ysveld daar de Zee te loefwaard open zynde de flag van 't wate haar' geweldig tegen aan bonfte. Deeze ysklomp werd In huZ lesten zoo verre gebroken of verplaatst, Sat het Scheepsvolk gelegenheid had, eene andere poging te doen ter red- tZf»\ ' hecSchiPLon6eIukkig'ykgeenvaartgeDoegkunnende krygen, om zich te laten fluuren, verviel voor de tweede maal te ly waard tegen een ander zwaar ftuk ys, at waar het door de hooge Zee veel gevaar hep, weshalin het Volk geen kans ziende om 't Schip uit het y te redden af les infpande om het zelve in eene kleene openingt>bren. ?aTtmVaakIe SenS diSC e» het Sd"P, n,etëyshaken, In dezen gevaarlyken toeftand zagen wy dat Schip , 0p den middag , op den afftand van omtrent drie Enge fche mylen van ons in eene Noord - Westelyke rigting; terwyl door een ftyve koelte uit het Zuid-Oosten meer ys naar het Noord. WeSten gejaagt f en uen £n h y tusfehen ons beiden lag , vermeerdert werd. ? \Vy waren thans op de breedte van 60 gr. 8 min. en op lBy grjleng e en peilden agt en twintig vademen water. Ter vermeerde' lZëu bta'nSStheid' welke "7 voor Schip en Volk by ons voelden opkomen verloren wy , tusfehen vier en vyf uren |n den achtermiddag, door eenen opkomenden dikken nevel' de Discovery uit het gezicht. Om echter onze tochtgenoten allen mogelyken byftand te verleenen, hielden wy f zoo digt mogelyk, aan het ys langs. Om zes uren, de wind Noord fchieiende , hoopten wy dat het ys zou afd y ven , en het Schip het gevaar ontkomen; dan dewyl wy onzeker 1-waren in welken toeftand het zich zelve, in ditgeVal, mog .bevinden, deeden wy ieder halfuur een fchoot, teneinde met van malkanderen afraken. Om negen uren begon onze vrees eeuigzms te verminderen, toen wy onze fchoofen hoor! den  v*. BOEK. I7/9- 478 REIS NAAR DEN dèn beantwoorden, en kort daar aan malkander^ vèfwe* ^de -Smamen. wy dat, op het veranderen van den wind iet y had beginnen te fcheiden waarop fl ^ Ltet hadden, om zieh een weg door het losfe ys te^banen ty in otln va^rt op "luw gefluit werden door e^ nieerïo-te los vs, het welk zich van Noord - Noord - Oost toe Zmd - Zuidwest uitflrekte, en aan welk wy geen einde zaSn Om die reden bleven wy tegen den wind op weiken Avonden ons, om twaalf uren , op 68 gr. 53 min. Nooren nevonueu u =, Ooster lengte. Om vier uuren, m^aC^ « de Boots werden luttze om jacht8te maken opWalrusfen, die zich in verbazende groote kudden, aan alle kanten vertoonden. Ons Volk doodde tien dezer Dieren, dewelke zoo veel waren als wv voor onze mondkost en lamp obe noodig hadden of geV voor o ^ morgens, om vier uren, S^tf£o5!,~ 'tZuid-öosten, werwaardswy onzenkoers, door't losfe ys, rigtten ; om zesmenoakten w buiten het ys, en bleven het overigen van den dag Zuid - Oost «evenT zonder eenigys te zien. Den volgenden morgen, ^riiure^, vertoon Je zich het ys op nieuw, ftrekkende van Noord-West tot Zuid. Het was los ys, en werd, dooi Zn wind naar 't Noorden gedreven. Het overige van der S toto's middags van den^j., bleven wy heen enwede, zeilen om verfcheiden groote ftukken ys tevermyden Wj bevon'den ons, dien dag, op de Noorder breedte van 67 gr 47 min. en.op 188 gr. Oosterlengte. • Ten twee uren, nadenmiddag, kregen wy, in het Zmc ten Oosten, het vaste land in 't gezicht; en van den md dag tot vièr uren, Zuidwest gehouden hebbende, werdo ty van losfe ys fchotzen omringt, en zagen van verre het ys  STILLEN OCEAAN. 4?9 veld, (trekkende Noord ten Westen, en Zuid ten Oosten zoo ver het oog kon'reiken; aan geene zydèvanhe7zelvé &ToS£ KüSt ™ £ de ^eekVantuid1:: vaardigde Kapitein Cierke'een BoTaff £S de Discove ^ om eeri omftandig onderzoek te doen wegens de fchadT doM dat Sch.p bekomen. De Boot kwam Lnds ' rut met be rigt van Kapitein Gore, en van de timmerlieden^van beide Schepen, dat 'er drie weken zouden verëischt worden om de bekomene fchade te herfteilen, weshalven het best zou zvn hoe eerder hoe liever, naar eene goede' Haven om te zLn' Dewyl ;wy het nu even ondoenlyk vond.n, verdeT Nooïdwaards optezeilen, als digter aan een der beide vastelanden te naderen, weerhouden wordende door S'ée°tfden Wy ^^onbeftaanbaarmet5onzen plicht de Schepen aan verdere gevaren blootteftellen afs vrugtloos ten aanzien van het oogmerk onzer reize eenie verdere pogingen ter ontdekkinge eenes doortochts te doen ■ dit, gevoegd by de vertoogen van Kapitein Gore , deedt Ka rv Knr h ke,befl,Ulten geen meer ^ds te ^«en , n 't geene by befchouwde als onmogelyk te volvoeren, maar lieve?naa? de baai van Awatska te ftevenen, om aldaar onze fcbadens te herfteilen om voor het invallen van den winter de Kust van Japan te bezoeken en optenemen Zo rasch het befluit van Kapitein Clerke bekend werd zag men de vreugde op elks gelaat ten duidelykften doorftra! len. Wy waren allen wars van eene zoo gevaarlvke Zeerei, •ze i waarop de kloekfte volharding geen het mir^voor uitzicht van te zullen Hagen was ovfrfehteï Wv keerden derhalven na eene afwezigheid van drie jaaren onze oogen thuiswaards, met zoo veel genoegen en voldoening dat wy, ondanks de lange en moeilyke reis, welke onsVog te bix^^sevoe!den'als of *y Lands-Ld Op den 28. , nog fteeds in 't gezicht van de Kust van PPP Afia VI. ÈOEK. 1779. july.  48o REIS NAAR DEN VI. BOEK. 1779- Afia zynde, werkten wy, met eene ftyve koelte , uit deri/ Zuid Costen, tegen den wind up. Om vier uren, des morgens, hadden wy Kaap Serize - Kamen Zuid-Zuid - West van ons af, op den afftand van zes of zeven Zeemylen. Op verfcheide plaaczen zagen wy op de kruinen der hoogtens, welke landsaards in, ter wederzyde van deze Kaap, zich opdoen, verbazende hooge uitpuilingen, zeer veel gelykende naar iteene pylers of fteile rotzen. . . Den volgenden dag bleven wy, door tegenwind, weinig vordering maken naar 't Zuiden. Om middernacht hadden wy mistig weer met een Noord - Noord-West koeltje, waar-, mede wy door de ftraat Zuid - Zuid-Oost ftevenden, zonder eenig land te zien, tot 's avonds van den 30., toen de mist optrekkende, wy de Kaap Prins van Wallis in 't gezicht kreegen, ftrekkende Zuid ten Oosten, op den afftand van omtrent zes Zeemylen ; en het Eiland St. Diomedes, ftrekkende Zuidwest ten Westen. Onze koers was thans West, en om agt uren ontdekten wy de Oost-Kaap, welke, om middernacht, vier Zeemylen van ons af was, ftrekkende West ten Noorden. Op den 31. bevonden wy ons op den afftand van twaalf Engelfche Mylen van St Laurens baai, waar wy met onze Schepen het vorige jaar geankert hadden; dewyl wy geftadig met tegenwind moesten worftelen, fpeet het ons geene gelegenheid te hebben, om andermaal de Tfchutski een bezoek te geeven. Om twaalf uren bevonden wy ons op de Noorder breedte van 65 gr. 6 min., en op 189 gr. Öorter lengte. De ftraat van Beering afgezeild, en een volkomen affcheid van de Noord-Oost-Kust van Afia genomen hebbende, be-i vonden wy ons heden agttien Zeemylen bezuiden de OostKaap. Wy hadden flappe koekens uit den Zuid - Wresten tot P den 1 Augustus, toen wy ons des middags bevonden op de * Noorder breedte van 64 gr. 23 min. en op 198 gr. 15 min. , Oosterlengte op den afftand van omtrent twaalf Zeemylen van de Kust van Afia. Op Maandag den 2., ontdekten wy, by helder weder, op den middag, land, dat zich in de gedaante van verfcheide hoo- Augus  STILLEN OCEAAN. 48 ï hooge Heuvelen, en als zoo veele byzondere Eilanden opdeeut. Wy bevonden ons niet digt genoeg by dat land , om met zekerheid te bepalen, of het een groep Eilanden dan een enkel LiJand ware, In den achtermiddag zagen wy insgelyks iets, dat zich voordeedt als een klein Eiland, ten Noordoosten yan 't land, het geen wy op den middag gezien hadden Wy gisten deszelfs afftand negentien Zeemylen van net Jiiland St. Laurens, in de ftrekking van Noord-Oost ten Oosten half Oost. Op den 3., hadden wy flappe veranderlyke winden, en zeilden den Noordwesthoek om van het St. Laurens Eiland. Den volgenden dag waren wy op de Noorder breedte van 64 gr- min. en op 188 gr. Oosterlengte. In den achtermiddag, kreegen wy een frisfche koelte uit den Oosten, en ftevenden Zuid- Zuid -West, rakende fchielyk uit het gezicht van St. i.aurens. Op Saturdag den 7., bevonden wy onsop de Noorder breedte van 59 gr. 38 min. en op 183 gr. engte. Inden agtermiddag hadden wy flil weder, en vongen een groot aantal üabeljaauwen, m agt en zeventig vademen water; van dien dag af tot den 17., hielden wy Zuid waards, zonder iets Van aanbelang te ontmoeten, dan dat de wind, uit het Westen waijende, ons meer naar 't Oosten dreef dan wy verlangden; alzoo wy voorneemens waren, Beerings Eiland aantedoen. 6 ^liauu Op Donderdag, den 17., des ogtends tusfehen vier en vyf uren zagen wy land in Noord Westen, waarwyni't 'konden bykomen, dewyl de wind uit dien hoek woei. Op .der1 middag was onze Noorder breedte 53 gr. 49 min. en onze posterJegte 168 gr. 5 min. Het land, welk wy in 'tgezicht hadden ftrekte Noord ten Westen, op den afftand van twaalf of veertien Zeemylen. Wy namen het voor het Eiland Mednoi, het welk in de Rusfifche kaarten geplaatst word ten Zuid Oosten van Beerings Eiland. Het is hoogland , en was thans, naar alle waarichynlykheid, vry van Sneeuw. W y fchatten het te liggen op de Noorder breedte van 54 gr. 28 min. en op 167 gr. 52 min Oosterlengte; met een lyn van honderd vyftig vademen konden wy geen pPP2 grond Vï. BOEK. 1779. August.  482 REIS NAAR DEN VI. BOEK. 1779August. grond peilen. Kapitein Clerke thans niet meer in ftaat zynde om buiten zyn kooi te komen, verzogt den Officieren de bevelen te gehoorzamen van den Heer King, en gaf tenens last om mèt allen mogelyken fpoed naar de baai van Awatska te zeilen. De wind West blyvende, hielden wy eenen Zuidenlyken koers tot vroeg in den morgen van den 19., toen na eenige weinige uren regens, de wind Oost liep en tot een ftorm aanwakkerde. Wy bedienden ons van den zeiven, zoo veel wy konden, en hielden, met zoo veel zei als wy konden voeren, naar 't Westen. Op den 21., tusfehen vyt en zes uren, 's morgens , zagen wy een verheven Ipitlen Berg op de Kust van Kamtfchatka, bekend by den naam vin Chepounskoi-Berg, ftrekkende Noord West ten Noord, op den afftand van vyf en twintig of dertig Zeemylen. Op den middag zagen wy de Kust , ftrekken van Noord ten Oosten, tot West; dezelve was zeer beneveld, en omtrent twaa t Zeemylen van ons af. Het overige van den d.ig , zoo wel als des anderen daags, hadden wy flappe koekens, en konden, met een lyn van honderd veertig vademen, geen grond peir len. Op Zondag, den 22. Augustus, 's morgens ten negen uren, overleedr Kapitein Clerke, in het agt en dertigfte jaar zyns levens. De kwaal aan welke hy ftierf was eene 1 eering, die zich ongetwyfelt reeds gezet hadt, voor zyn vertrek uit Engeland, en waar aan hy, de ganfche Reis over, kwynde. Zyne Vrienden hadden hem met fmert, zints langen tyd, in krachten zien afneemen; de ftandvastigheid en gelykmoedigheid nogthans, met welke hy zyne kwaal droeg, de vrolykheid welke hy behieldt tot zyn laatfte uur, en de gelatene onderwerping aan zyn lot, verfchafte hun eenigen troost. Het was onmooglyk geen groote maate vanmedelyden te gevoelen voor een Heer, wiens leeven een aaneenfchakeling geweest was van moeilykheden en ongemakken, welke onvermydelyk het lot zvn eens Zeemans , en ondér weike hy, in 't einde, bezweek. Van zyne vroegftejeugd af, was hy tot de Zeevaardy opgebragt, en hadt verfcheide Zee gevechten bygewoond, gedurende den Oorlog, weJJf  STILLEN OCEAAN. 483 ïn den jaare 1756 begon.' In den Scheeps ftryd, tusfehen de Bellona en de Courageux, hadt hy zyn post op de bezaansmast, en viel met dezelve overboord , doch werd, onbefchadigt , opgevischt. Hy voer als Adelborst met de Dolphin, onder Commandeur Byron, op de eerfte reize van dat Schip, rondsom de weereld, èn diende naderhand in Amerika. In den Jaare 17(58 , diende hy als Onderftuurman op de Endeavour, met welk Schip hy al mede een reis om de weereld deedt, en onder weg tot Luitenant verheven werd. Zyne derde Reis rondsom den aardkloot, was met de Refolution, in de waardigheid van tweede Luitenant, en kort na zyne wederkomst, in den Jaare 1775, werd hy tot Kommandeur aangefteld. Toen de tegenwoordige Reistocht beraamd werd , benoemde men hem om, als Kapitein op de Discovery, Kapitein Cook te vergeze'len, by wiens overlyden hy het -Opperbevel aanvaarde, gelyk wy reeds vermeld hebben. Wy zouden zyne nagedagtenisfe te kort doen , als wy verzwegen , dat hy, gedurende den korten tyd, dat hy het bewind over den tocht had, allery verigst was om dien wel te does gelukken. Toen het Opper - Bev Jhebberfchap op hem overging , begon zyne gezondheid zeer fchielyk afteneemen, en zyn geitel was toen in geenen deel* beftand, tegen de :ftrengheeden derluchtflreekeophoogeNoordelykebreedtens. Doch de kloekmoedigheid en Tvakkerheid van zyn geest hadden niets geleeden, by het verval zyner lighaams kragten; en fchoon hy volkomen by zich zeiven gevoelde, dat zyne verwyling oir raar een zachter luchtftreek wedertekeeren, hem den eenigen kans van herftelliug ontnam, deed nogthans de gehoorzaamheid aan zyn plicht hem befluiten de zorgvuldigheid voor zyn eigen perfoon niet in aanmerking te neemen, zoo lang den dienst, waartoe hv zich verbonden had, 'er eenigzins by lyden kon. 1 ly volhardde, derhalven, in het zoeken van een doortocht, zoo lang, tot, naar het oordeel aller Officieren van beide de Schepen, dez'e met ■geen mogelykheid te vinden waar, en het doen van verdere pogingen niet alleen voor vrugdoos, maar tevens voor gevaarlyk gehouden werd. PPP3 De VI. hovX. r?79August.  4-84- "REIS NAAR DEN vi. BOEK. August. De Heer King liet door een Officier aan Kapitein Gorö kennis geven van het overlyden v m Kapitein Clerke. De Heer Gore zondt een brief te rug met bevel aan Kapitein King, om toch alle mogelyke zorg te dragen van de Discovery niet uit het oog te verliezen, en indien de beide Schepen van eikanderen mogten afraken, als dan, zoo rasch doenlyk, te ftevenen naar St. Peter en St. Paul. Op den middag, waren wy op 53 gr. 8 min. Noorder breedte en op ióo gr. 40 min. Ooster lengte , hebbende Cheepoi.nskoi Nofs ten Westen. In den namiddag hadden wy flappe koekens, welke ors tot 's middags van den 23. bybleeven , toen wy eene frisfche koelte uit den Oosten kreegen, en koers zetten naar de Awatska baai, welke wy, des avonds, om zes uren, in 't gezicht kreegen, ftrekkende West - Noord - West, op den afftand van omtrent vyf Zee Mylen. Om agt uren, hadden wy het baken, dat thans een goed licht verfchafte, op den afftand van drie Engelfche Mylen , ftrekkende Noord-West ten Westen. Het was nu dood ftil, maar het ty ons gunftig zynde, lieten wy ons door de Booten boegzeeren, door de naauwe flreeken van den ingang of mond der baai, waar wy, den 24., des morgens om een uur, ten anker kwamen, hebbende de Ebbe tegen ons. Om negen uren ligtten wy het anker, en voeren met flappe koekens , welke vervolgens in een ftyven wind veranderden , de baai op , en kwamen, even voor drie uren, in de Haven van St. Peter en St. Paul, met de vlag ter halver ftok, dewyl wy het lyk des overleeden Kapiteins •Voerden; de Discovery volgde kort daar op. Kort na dat wy voor anker gekomen waren, kreegen wy een bezoekvan onzen ouden Vriend, den Serjant, die nog de Bevelhebber 'van die plaats was; hy bragt eenige verfrisfende besfen mede, welke by gefchikt had voor Kapitein Clerke, en over wiens dood, en het zien van de Kist, waar in wy hem gelegd hadden, hy zeer aangedaan was. 't Was des overledens byzonder verzoek geweest, aan land te mogen begraaven worden , en ware het mogelyk indeKerkteParatounca. Wy namen des deze gelegenheid waar, om den Serjant te onder- hou-  STILLEN OCEAAN. 485 houden over 't geen in dit geval noodig was gedaan te worden. Na veel over en wederfpreken, 't geen by mangel van een tolk, vry gebrekkig toeging, kwam ter onze kennisfe, dat Profesfor de 1'Isle en eenige andere Rusfifche Heeren , die hier overleden, begraaven waren naby de Barakken in de Ostrog van St. Peter en St. Paul, en dat die plaats de voorkeus verdiende boven de Kerk te Paratounca , welke Kerk in 't volgende Jaar naar Petro Paulowska ftond verplaatst te worden. Wy befloten derhalven de komst des. Priesters van Paratounca aftewagten, om wien terftond gezonden werd, als de eenige Man, die, naar eisch, ons vun alles kon onderrigten. De Serjant gaf, intusfchen, aan ons te kennen, voornemens te zyn een bode aftezenden aan den Bevelhebber te Bolcheretsk, om hem kennis te geven.van onze aankomst. Kapitein Gore verzogt, daar op, aan den Serjant zich van die gelegenheid te mogen bedienen, en een brief mede te geven aan den Bevelhebber, waar in hy hem verzogt ons ten fpoedigfte te voorzien van zestien ftuks hoornvee : en dewyl de Bevelhebber geen andere dan zyn moedertaal verftond, deelden wy den inhoud van onzen brief mede aan den Serjant, die niet alleen op zich nam den brief te bezorgen, maar ook den inhoud daarvan ter kennisfe te brengen van den Bevelhebber. ^ Het fcheen ons in 't algemeen toe, dat fchoon de landftreek een beter aanzien had gekregen, zints onsvertrek, de Rusfen nogthans een flechter voorkomen hadden dan toen wy hen laatst zagen. Zy maakten dezelfde aanmerking ten onzen opzichte, en dewyl wy aan weerskanten niet zeer in onzen fchik waren met deze ontdekking, troostten wy ons onderling met de fchuld te werpen op de Landsdouwe, welke, door een levendig en vrolykgroen opgeluisterd, aan onze kleur een bleek en doodsch voorkomen fcheen te geven. Alhoewel, by ons eerfte vertrek uit de baai, de uitbarsting van den brandenden Berg allerfelst was, verftonden wy nogthans dat dezelve geen de minfte fchade had veroorzaakt; want eenige fteenen, van grootte als ganzen eijeren, dieaan de Ostrog waren gevallen, hadden geen nadeel gedaan. Dit was VI. EOEK. 17? : August.  VI. .BOEK. August. 485 'REIS NAAR DEN was het eenigfte nieuws naar 't welk wy te vragen hadden, eri het voornaamfte dat zv ons konden mededeelen, behalven deaankomst van Soposnïcoff van Oonalashka, die belast werd met het pak brieven voor de Admiraliteit van Engelanu, welk pak wy met genoegen vernamen, vervordert te zyn. Den Augustus deelde Kapitein Gore, des morgens, de volgende hieuwe Commisfien uit. Hy benoemde zich zelf tot Bevelhebber van de Refolution , en den Heer King tot Kapitein van de Discovery. De Heer Lanyan, Stuurman van de Refolution, werd tot tweede Luitenant aangefteld. De Luitenants Butney en Rickman (van de Discovery,) werden benoemt tot eerfte en tweede Luitenants van de Relolution, en Luitenant Wilbamfon tot eerfte Luitenant van de Discovery. Kapitein King nam , met verlof van Kapitein Gore, vier Adelborften met zich, die hem in fterrekundige bereekeningen van dienst waren geweest, en wier byftanc hv te meer behoefde , alzoo wy de Sterrekunoige dagta. fels voor het loopende jaar ontbeerden. En ten einde geene fterrekundige waarnemingen op beide Schepen zouden ver zuimt worden, vervulde Mr. Bayley de plaats van Kapiten Kin? op de Refolution. Denzelfden dag kreegen wy een be zoek van den eerwaardigen Priester van Paratounca. H deedt zyn rouwbeklag over den dood van Kapitein Clerke op eene wyze, die zyner aandoenlykheid tot eere ftrekt, ei bevestigde het berigt des Serjants, wegens de bedoelde ver plaatzing der Kerke naar de Haven; 'er by voegende dat he hout reeds gereed werd gemaakt: doch hy liet de keuzede begraafplaatze, geheel en al, aan Kapitein Gore. Dewyl de Discovery, vooral op den 23 July, zeer door ys befchadigt was, en zints dien tyd veel water inliet, vree ch men dat eenige harer barkhouten gefprongen waren. L timmerlieden van de Refolution werden derhalven dien di Discovery ter hulpe gezonden ; de d.hbelmg werd aan bal boord afgenomen, waarna men bevond dat verfcheide inho ten geweken , en de barkhouten gefprongen waren. V01 her Volk , dat aan land bezig was, werd een tent opgereg ook werden zommige trau ons Volk aan de Noordzyde f.  STILLEN OCEAAN. 487 3e Haven landwaards ingezonden om hout te vellen. De Obfervatoriums werden geplaatst aan het Westëinde van het Dorp, en by dezelven een tent opgerigt, tot een verblyf voor Kapitein Gore en Kapitein King. By 't afnemen van de dubbeling vonden wy verfcheide planken verrot, welke noodwendig moesten vernieuwt worden , doch waartoe wy geen hout in de beide Schepen hadden buiten een bramfteng, en om welke in planken te zagen wy niet dan in den uiterften nood moesten befluiten. Wy zonden derhalven, in den namiddag, de timmerlieden uit, om een boom van bekwame dikte te zoeken. Tot ons geluk vonden zy een berkenboom, misfehien de eenigfte in den ganfehen omtrek van de baai, van bekwaame grootte, en welken , toen wy laatst hier waren, door ons Volk was ter nedergezaagt, en des thans te beter gefchikt voor het werk wartoe wy denzelven behoefden. . Om behoorlyk in Zee te kunnen fteeken, zoo haast de timmerlieden hun werk verrigt hadden, fielden wy elk aan zynen post. Vier Man zonderden wy af, om met den zegen naar Zalm te visfehen, welke hier in overvloed gevangen werd , en uitmuntend van zoort is. Dagelyks werd'er het Scheepsvolk mede gefpyst, en dan nog werd 'er iedere dag een oxhoofd vol van ingezouten. Wy hadden vier Invalieden, wier werk het was groentens te verzamelen , en de pot te kooken , voor de geenen , die aan den wal waren. Wy bragten ons buskruit aan land om te droogen; en het Spek der Walrusfen, waarvan de beide Schepen, op den tocht naar 'r Noorden , zich rykelyk voorzien hadden, werd tot olie gekookt, en was thans een noodzakelyk artykel, dewyl onze kaarsfen zints langen tyd verbruikt waren. De Kuiper had insgelyks zyne bezigheid. • Het Volk der beide Schepen (behalven de timmerlieden) werd Saturdag middag verlof gegeven om hun linnen tewasfen, en hunne plunje in tamelyke orde te brengen, teneinde op Zondag net en zindelyk voor den dag te komen. Op Zondag den 29., des namiddags, deeden wy het lyk van Kapitein Clerke de laatfte eer aan. De Officieren en de Qqq Man- VI. BOEK. August.  VI. BOEK. 1779. August. An * REIS NAAR D E H Manfchap verzelden het ftaadyk naar de Begraafplaats, tel* wyl de Schepen haive fchooten deeden: de lykdienst geeif*** digt zynde, fchooten de Scheeps - Soldaten drie malen. Het lyk werd begraaven onder een boom, op een verheven grondi in "de valei, aan de Noordzyde van de Haven, waar het Hospitaal en de pakhuizen ftaan. Kapitein Gore verkoos deze plaats, als de meest overeenkomende met de begeerte des overleedenen, alzoo, volgens het zeggen des Priesters vam Paratounca, deze plek gronds in 't midden der Nieuwe Kerk? ftond te komen. Deze Eerwaardige Man vergezelde de lyk-: ftatie, gaande naast den Heer, die den lykdienst las; alle de. Rusfen der bezettinge paarden zich by deze gelegenheid, en? volgden achter het lyk met den uiterften eerbied. ^ Op Maandag, den 30., werd ieder weder aan 't werk gefteld, gelyk 's weeks te voren. Ook bleven de timmerhedeit voortgaan de fchade te herfteilen door het ys aan de Discovery toegebragt, en by die gelegenheid nieuwe planken gedoken in de plaats daar de ouden onder de dubbeling verroü waren. . , Op den 3. September, namen wy eenige ballast in; vervolgens werd het roer afgehangen , en aan den wal gebragfc om herfteld te worden. Öp dezen dag bragt een vendrig van Bolcheretsk een, brief, van den Bevelhebber dief plaats, aam Kapitein Gore. Wy lieten denzelven lezen door den Serjant, van wien wy vervolgens verftonden dat de noodige be-i voelen gegeeven waren, om ons het verzogte Vee te bezor-; gen, en dat Kapitein Schmaleff, die in 't Bevelbebberfchapt den Majoor Behm was opgevolgt, ons, naar de aankomst; van een floep, welke hy van Okotsk verwagtte, terftond zou: komen zien. De brenger van den brief was de Zoon van: Kapitein Luitenant Synd, die, omtrent elf jaaren tevoren,: benoemt werd om 't bevel te voeren over den tocht om eenige ontdekkingen te doen tusfehen Afia en Amerika; en thans? te Okotsk zyn verblyf hieldt. Hy zeide ons last te hebben onze bevelen te volgen , en ons te voorzien van al het geene wy tot Scheeps gebruik mogten nodig hebben. Dat hy by ons zou blyven tot dat de Bevelhebber gevoeg).ykBoI- Septemb.  STILLEN OCEAAN. «heretsk kon verlaten, werwaards hy , by diens vertrek, •ftond wedertekeeren, om de bezetting niet zonder Officier te ilaten. De Rusfen in Kamtfchatka konden ons, wegensSynd, niets •anders zeggen, dan 't geen de Heer Coxe reeds had gemeld: fchoon zy zeer geneigt fcheenen alles te verhalen, wat zy deswegens wisten, 't Bericht van Majoor Behm kwam hier op uit, dat de tocht mislukt, en dat de Bevelhebber zeer berispt was geworden, 't Bleek duidelyk, dat hy op de Kust yan America geweest was, bezuiden Kaap Prins van Wallis; en daar hy te Noordelyk voer om eenige Zee Otters te ontmoeten, welker vangst de Rusfen, in alle hunne ondernemingen , tot het doen van ontdekkingen, fchynen te bedoelen, is het waarfchynlyk dat zyne te rug komst, zonder iets te ontdekken, waar uit de koophandel eenig voordeel kon rapen, de oorzaak was van zyn val, en dat, om die -reden , alle de Rusfen verachtelyk van zyne Reize fpree-ken. Maar, om voorttegaan: op den 5. September, kwam al 't Volk, dat wy aan land hadden, weder aan boord; ieder hunner werd gefteld om 't Schip van buiten en binnen fchoontemaken , en dakfparrcn tot ballast in te nemen. Twee ftukken gefchut, welke wy in't voorhout geftuwd hadden, werden thans weder op het dek gebragt, dewyl wy eerlang Volken ftonden te bezoeken, welke ons waarfchynlyk zouden bejegenen , naar mate de geduchte vertooning , die onze Schep :n maakten. Den 8- en 9. maakten wy een fterk afkookzel van een dwergachtig zoort van Pyn - Boomen , veelvuldig in deze landftreek te vinden , meenende van het zelve, in 't vervolg, een heilzaam bier te maken, als wy te Canton Suiker konden krygen om het zelve te doen gisten. Wy wisten - zeker , dat het een ongemeen goed middel was tegen de fcheurbuik, en voorzagen 'er om die reden ons rykelyk van, dewyl de meeste behoedmiddelen , waarmede wy voorzien waren geweest , reeds alle gebruikt waren of hunne kragt verloren hadden. Toen wy 'er een Oxhoofd van vol hadden , Q_qq2 moes- vr- EOEK. I/7PSeptemb.  4*« REIS NAAR DEN VI. BOEK. J779Septemb. moesten wy 'er uitfcheiden, uit hoofde dat de kopere keteïf der Schepen zeer dun en op zommige plaatzen byna verlieten waren. Wy raden derhalven die geenen, die op eenen langen en verren tocht uitvaren, aan, om zich van een behoorlyke voorraad van dergelyk koper gereedfchap te voor- ï zien. Op Vrydag, den 10., zonden wy de Booten der beide Schepen uit om een Rusfisch Galjoot, dat van Okotsk kwam, j binnen de Haven te boegzeeren. Dat Schip had niet minder dan vyf en dertig dagen onder weg geweest, en was, reeds veertien dagen te voren, van het baken gezien in 't opzeilen naar den mond der Baai. De eenige Boot van 't Schip was naar den wal gezonden om water te haaien, waar aan het Scheeps-Volk groot gebrek had; doch de wind op~ fteekende, bleef de Boot onderweg; het Galjoot werd terug naar Zee gedreven, en het Volk aan onbegryplyke ongemakken blootgefleld. Aan boord van dat Schip bevonden zich vyftig Soldaten met Vrouwen Kinderen, benevens eenige pasfagiers, behalven het Scheeps - Volk, 't geen in vyf en twintig Mannen beftond: te famen uitmakende meer dan honderd perfonen; een groot aantal waarlyk vooreen Schip van tagtig tonnen, en dat daarenboven zwaar beladen was met Scheeps- en mond behoeftens. Dit Galjoot en de floep, welke wy hier in denmand van Mey zagen, waren gebouwt in den fmaak van een Hollandfchen Hoeker. Het Galjoot deedt ons eenige pik, teer, touwwerk en garen over, doch kon ons geene zeilen of zeildoek byzetten, van 't welk het \l zelf flecht voorzien was. Het meel, welk wy uit dat Schip overnamen, beftond in honderd veertig vellen, inhoudende te famen 13782 Engelfche ponden. Wy hadden tot hiertoe h aanhoudend droog weder gehad, doch dezen dag begon het | fterk te regenen, verzelt van hevige rug winden, welke ons noodzaakten ftengen en raas te ftryken. Zondag, den 12., rustdag zynde, kon ons Volk, uithoof- 1 de van 't flechte weder, zich niet verlustigen met het vergaderen van Besfen; welke hier langs de Kust in onnoemly- 1 ke meenigte groeijen, noch met eenig ander tydverdryf aan : den  STILLEN OCEAAN. Bulch lS drlg' Synd' ver]iet^^eZendagomnaar £o chcretsk wedertekeeren met de overige Soldaten, die met ut ' °, Waren overgekomen. Zoo lang hy hier was vtaenrf hnrr bT °nZen gaSC' en u« doofde■ ™'l k Ï ™ f 7 ilem.,eenjgzl»s als tot ons behoo- rende en als een van de Familje der ontdekkers, gerechtig i tot een aandeel m onze achting. hip?reJerJnK' alS Bferdhebber van de PJaats, hadden wy tot hiertoe aan onze tafel toegelaten, en zyn gezeffchap was ons te aangenaamer dewyl hy verftandig en vlug van begrip was en beter dan iemand anders de meening der wein | ?an1vdk£eTrdLn ^' We,ke w* ^hadden, en van welke wy ons bedienden. Op eene zeer beleefde wyze behandelde de Vendrig Synd, zoo lang hy onze gast was Okotï aX gdyken ;,d°C? t0e" de nk™e Bevelhtbbervan onbekend 1™' de ^' °m wdke ^ " on. onbekend, in ongenade, zonder dat het hem langer geöor- W bXÖ! H ET? ? 'C byZyn Z*ner eiS- Offi^-n. gebaat het *" °T ™0^™^ hem niet zou En - ' n" f?°^ Wy hem §eerne h"^ld zouden Kucht! ' ZUlkS n2isfchien te§ens h»«ne Militai- en wPv toude'n'^r e" WJ °nS hout en ^ter aan boord, I Zee te kLlTthZyn geW£eSt' 0m met dcn eer^n van VerehnT tf ' 7aren de verw^«e Runders ht v^ornaï"nft?nSek°men 5 dan > d^ ™fche mondkost I het voornaamfte was dat ons ontbrak, en het noodigfte artv ! konden wy voor als nog, aan geen vertrekken denken. Om theeCmÏ!f -f"' 'C gee" ^ ^ans hadden, ons ten nutte te maken, befloten wy eenige kundigheid te ver- « krygen van de landftreek, en ons aan den wal te^erfusdlen Kapitein Gore werd op e,n Beerenjachtuitgenoodigt Sam [deze uitnodiging gereedelyk aan. &* l^Zu^T*?'^0*^1?' "ï'gefteld, uithoofde van den Hospodm Iwaskin, een nieuwe kennis, die 's Woensdag was aangekomen, en geerne, na een dag uitrusten,, Z ^<1<Ï3 4e Vï. BOEK. 1779. Septemb,  RE IS NAAR DEN vi. Soek. 1779. jSeptemb. de party zyn wilde. Majoor Behm had dezen Heer, die ge* meenlyk zyn verblyf te Verchnei houdt, verzocht, ons by onze te rug komst in de Haven gezelfchap te houden, en as t tolk te dienen; het geene wy nu voor zyne aankomst we- I gens hem vernomen hadden, wekte grootelyks onze nieuwsgierigheid op om hem te zien. _ ij Hy is verwand aan eene aanzienlyke Familje in Rusland, en zyn Vader was Generaal in dienst van de Keizerin. Hy werd gedeeltelyk in Duitschland en gedeeltelyk in Vrankryk cpgebragt. Hy was Page geweest by de Keizcrinne Elizabeth , en Vendrig onder haare Gardes. Op zyn zestiende jaar werd hy met de knout gelfraft, de neus afgefneeden tn naar Siberia' verbannen. Naderhand werd hy naarKamtfchatka vervoerd, waar hy thans een en dertig jaaren gewoont had. Hy was lang en fchraal van geftalte, en had een fterk gefronst gelaad. Hy zag 'er in 't geheel zeer oudlyk uit, fchoon hy naaulyks vier en vyftig jaaren kon tellen. Wy vonden ons niet weinig te leur gefteld, toen wy bemerkten dat hy het Franscb en Hoogduitsch zoo volkomen vergeten was, van zelfs niet eenen enkelen zin te kunnen uitdrukken, noch voor de vuist iets te verftaan , van 't geene hem in één dier talen gezegt werd. • Wy hadden derhalven ons te vergeefsch gevleit met de hoop van eenige nadei onderrigting wegens dit gewest. Ook hadden wy ons geftreeli het genoegen te zullen hebben de gefchiedenis van dezen on gemeenen^Man te hooren uit zyn eigen mond; misfehien zot hy die geerne hebben willen verhalen aan vreemdelingen, di( hem waarfchynlyk dienst konden doen, en die hy niet koi verdenken van misbruik te zullen maken van 't geene hy hei zeide. De reden van zyne ballingfchap was in deze land ftreek aan niemand bekend, doch men ftelde in 't algemee dat hy zich aan eene groote misdaad moest fchuldiggemaak hebben; te meer, daar verfcheide Bevelhebbers van Karn fchatka hun invloed gebruikt hadden, gedurende de Regeerm van deze Keizerin, om hem uit zyne ballingschap te doen he roepen ; maar in ftede van zyne Vryheid te kunnen verwe: ven. hadden zy niet ééns kunnen verkrygen, dat hy zyr, ' J plaa  STILLEN OCEAAN. 493 plaats van ballingfcbap verwisfelde. Hy verzekerde ons dat hy twintig jaaren achter een geen brood geproeft , noch eenig ander beftaan had genoten, dan 't geen hy zich zeiven onder de Kamt.chatkalers, met veel vlyt en moeite, door de jacht bezorgt had. In 't vervolg had men hem een gering jaargeld toegeftaan, en zyn toeftand was vry dragelyker geworden , federt Majoor Behm was benoemt tot Bevelhebber van deze ftreek. Dewyl nu een Man van zulk een waardig karakter zich zyneraantrok, en hem dikwyls te gast noodigde,, hadden anderen dit voorbeeld gevolgt, Door toedoen van den Majoor was. zyn jaargeld tot honderd roebels vermeerderd geworden, het welk de Soldy is-van een Vendrig, in alle de andere Staaten van haar Majefteits gebied, maar in deze Provincie hebben alle de Officieren dubbele wedde. Majoor Behm meldde ons, verlof voor hem bekomen te hebben, om zich naar Okotck te begeven, waar zyn toekomend verblyf zou zyn; doch dat hy hem voor het tegenwoordige had achtergelaten , of hy ons,.by onze te rug komst in de baai,, van nut zou konnen zyn als tolk. Aan de eerfte Luitenants van de beide Schepen last gegeeven hebbende om het loopende want zoo verre te herfteilen, als de voorraad, welke wy hier hadden opgedaan, zou ftrekken, trokken wy ter Jacht uit, hebbende den Corporaal der Kamtfchatkalers tot leidsman; maar alvorens naar eenig; wild uittezien , begaven wy ons naar 't hoofd van BehmsHaven, een inham aan de Westzyde der baai. Daar dit één der geliefdfte oorden van Majoor Behm uitmaakte, hadden wy het naar diens naam genoemr, fchoon het door de Inboorlingen Tareinska geheeten werd. In 't naderen van deze Haven zagen wy den Toion van St. Peter en St. Paul, in een Kanoo, by zich hebbende zyn Wyf en twee Kinderen, beneevens een ander inwoner van Kamtfchatka. Hy had zoo even twee Zeerobben gedood, aar een Eiland in't inkomen van de Haven, en was thans werkelyk bezig met dezelven naar huis te brengen, benevenseenegroote'meenigtebesfen, welke zy hadden'wezen plukken. De wind , naar 't Zuid-Westen omgeloopen zynde, veranderden wy, op zyne aan- vr«- EOEK. 1779. Septemb.  494 REIS NAAR DEN vt. BOEK. 1779Septemb. aanrading, onzen koers, en in ftede van de Haven op te varen, wendden wy het Noordwaards naar een waterpoel niet verre van den mond der Rivier Paratounca, aan welke poel veeltyds Beeren kwamen. Naauwlyks waren wy aan land geftapt of de wind liep, ongelukkig, naar 't Oosten, en benam ons al dehoop van eenig wild te zullen aantreffen; de Kamtfchatkalers ons dikwyls verzekerende, dat wy geen kans hadden om eenige Beer te onemoeten , zoo wy te loefwaard bleven , want dat deze Dieren ongemeen fcherp van reuk waren, en daar door in ftaat om hunne vervolgers te vermyden: Wy keerden derhalven naar de Boot te rug, en bragten den nacht door op het ftrand, onder een tent, ten dien einde door ons medegenomen. Den volgenden dag ons naar den raad onzer leidslieden fchikkende, ftaken wy de baai dwars over, en voeren naar het hoofd van Rakoweena Haven; waar wy onze Booten behoorlyk bezorgden , en vervolgens ons met aldebagagie, te voet, op weg begaven. Na omtrent vyf of zes Mylen gegaan te hebben , kwamen wy aan den Zeekant, .drie Engelfche Mylen benoorden het hoofd van 't vuurbaken. Van hier liep, zoo ver wy zien konden, een fmal effen pad langs den Zeekant naar Cheepoonskoi Nofs. Het is geheel met heide bewasfen, en brengt eene groote meenigte besfen voort, byzonderlyk die zoort, welke Kraai-en Patrysbesfen genaamt worden. Men zeide ons dat men byna altoos zeker kon ftaat maken eene meenigte Beeren alhier aantetreffen, die op deze besfen azen ; doch dat het weer te buijig en zeer ongunftig was. Wy bleven daarom onzen weg langs de vlakte houden , en fchoon wy, op een afftand verfcheide Beeren zagen, konnen wy dezelven met geen mogelykheid binnen fchoots krygen. Wy verwisfelden derhalven van Jacht, en gingen Zalm fteeken, die wy by meenigte, door de branding, ineenkleene Rivier zagen dry ven, doch in welke Visfchery de Kamtfchatkalers zoo wel niet bedreven waren als de Inboorelingen van Oonalashka; ook was hun gereedfehap, alhoewel met vzer gefcherpt, daartoe zoo wel niet gefchikt, ncch zoo. wel  J?KJSNTVXKB - X.XH.   STILLEN OCEAAN. 495 met gemaakt als dat der Amerikanen , fchoon deze het hunne flechts met been gefcherpt hadden; en nogthans veikeerd had, aan ons, dat eertyds de 'Inboorelingen van Kamtfchatka dergeiyke rlitzen en fpeeren pleegen te gebruiken als die der Amerikanen, en 'er even veerdig en behendig wisten mede omtegaan : Doch wy köndemet genoegzaam te weeten komen , welke de reden waren waarom de Kamtfchatkalers, thans, minder afgeregt waren in d e Vasfchery, emn 't vervaardigen van het daartoebehoo rend gereedfchap, dan te voren. By gefok verfchafte i et water aan ons een weinig fpys, wan?niet alleen hadden wv ZrMfltC ,a"dr^eCS °Pgedaaïl > maar zclfs ^den wy te leur geftek -in t .fchieten van wild gevogelt, van welk wv : frLfdTwMT"' alh0e^gemaakt hadde ons met dat wild te voeden; en nu zulks feilde, ftonden wy, bykans, gereed naar ons Hoofdkamer te rug te kee- De Kamtfdiatkalers, die ons vergezelden, meenden ten langen lesten dat onze bende te fterk was om eenïg vviH aantetreffen, het welk natuurlyk moest afgefchrik wo den door ons gerucht. Deze verstandige aanmerking aeéd ons befluiten onze bende te verdelen. Kapitein Kin " mikte raet Ivaskuren den Korporaal de eene party uk/^e andere beftond m Kapitein Gore en de overige van 't gezelfthan Wy bragten den nacht door onder onzetent, endfn 19 d£ morgens, namen wy ieder eenen byzonderen weg, en^eedén een zoort van omtocht, komende" te St. Peter en St Pat weder te famen. raLW Kapitein King volgde, met zyn bende, de Rivier aan den mond van welke hy naar Zalm gevischt had; en door en door nat zynde geworden van den zwareh regen, welke des morgens viel fchuilden zy eindelyk in den namiddag, ineen der oude Balagans van een gewezen Dorp der Kamffchatka Iers, zonder eenen enkelen Beer op dezen Jangen en verdrie tigen tocht gezien te hebben. é eaveiane- In 't eerst waren wy geneigt alhier den ganfehen nacht over Rrr te Vï. BOEK. 1779- Septemb,  4p6. REIS NAAR DEN Vï. BOEK. 1779' Septemb. te blyven,. om 's morgens vroeg de jachtte hervatten; paar, by 't ophelderen van 't weder, kreegen wy den wind uit eenhoek, welke in geenen deele ons oogmerk begunftigde. De Hospodin, door vorige geftrengheden, buiten ftaat om veel vermoeidheid te ondergaan, en. daarenboven zeer verlegen om fnuf, van welke hy een groot liefhebber was, drong zeer fterk aan om naar huis te keeren. De oude Korporaal had; daar ved tegen, voorwendende dat wy nog zeer verre van. de Haven waren, en dat de Hechte weg ons waarfchynlyk beletten zou, dezelve voor den duister te bereiken- Doch de aandrang van Ivaskin deed ons befluiten naar huis te keeren,. en de Korporaal geleidde ons langs den zoom van verfcheidekleene Meiren y welke in de vlakke ftreeken van dit land tamelyk meenigvuldig zyn.. Het water in dezelve is klaar em versch, en grimmelt van eenen roodkleurigen Visch, in gedaante en grootte niet ongelyk aan kleene Zalm. De boorden van deze Meiren waren gemeenlyk bedekt met half verflonden Visch, welken de Beeren hadden laten leggen, en*, eenen yslyken flank veroorzaakten. Dikwyls kwamen wy aan plaatzen, welke maar even te voren door de Beeren verlaten waren, doch wy konden hen nooit onder 't bereik van onze vuurroers krygen.. Met den duister bereikten wy de Schepen, na ruim twaalf uren op de been geweest te zyn. De arme Ivaskin fcheen geheel afgemat, en by gebrek aan» fnuf misfehien fterker vermoeid dan hy anders zou geweest zyn; naaulyks kon hy een ftap doen of zyn hand tastte telkens in zyn zak naar een'groote fnuifdoos,. doch welke ledig zynde, te vergeefsch door, hem geopend werd., Naauwlykswaren wy aan de tent gekomen, of het begon ongemeen ruwen nat weêr te worden ; zoo dat wy blyde waren niet langer uitgebleven te zyn.. De fnuifdoos van den Hospodin werd terftond gevuld,, en ons zeiven op een goed avondmaal vergastende , vergaten wy zeer fchielyk de vermoeienisfen van deze mislukte jachtparty.. Op den 20.., kreegen wy 't onaangenaam berigt dat onze "Vriend.de Serjant, op bevel van den ouden Put-parouchick,, aan den lyve was geftraft geworden. De reden waarom konden  STILLEN OCEAAN. 497 den wy niet te weten komen, doch wy begreepen dat de jaloersheid 'er eenig deel in had, en dat de laatfte de beleefdheden niet had kunnen duiden, welke wy aan den eerften beweezen. Wy waren gevoelig en zeer 't on vreeden over de-ze ftraf, dewyl de misdaad , hoedanig ook dezelve moge.geweest zyn, naar onze verbeelding, die fchande niet ken verdient hebben-. De vriendelyke en gemeenzame wyze, op welke wy met hem verkeert hadden, en de achting in welke men wist dat-hy by ons was, maakte dat wy den hoon aanmerkten als aan ons gefchied. Want wy hadden den waardigen Majoor Behm, die insgelyks des Serjants vriend was, geraadpleegt op wat wyze wy hem eene vergelding zouden kunnen doen, voor de uitmuntende orde-, welke hy gehouden had in de Ostrog gedurende ons verblyf, en voor zyne ongemeene bereidvaardigheid om ons te verplichten zoo dikwyls de gelegenheid daartoe zich aanbood. De Majoor zeide ons, dat een brief van aanbeveeling' aan den Gouverneur Generaal, waarfchynlyk van een-goed gevolgzouzyn: diensVolgens had Kapitein Clerke 'er hem een bezorgt, niet twyfelende,' of dezelve' zou, benevens de !voorfpraak'van den Heer Behm, den Serjant zeer-bevordelyk zyn, Wy! meenden dé aankomst van Kapitein Schmaleff te moeten afwagten, alvorens-eenige vertogen te doen wegens het voorgevallene. Ook -konden;wy ons, wegens onze onkunde in de taal , niet behoorlyk uitlaten over deze zaak. By het volgend bezoek, het welk wy van den Put-parouchick ontvingen , kon hy uit de koele wyze, waarop wy hem bejegende, onze te onvredenhei!d gemaklyk opmaken. Op Woensdag, den 22. September, zynde de Kroortsverjaring van George den derden, 'deeden wy een en twintig fchooten, en, ter eere van dien dag, vierden wy denzelven zoo goed, als onze toeftand wilde gehengen. — Op 'toogenblik dat wy gereed ftonden het middagmaal te houden, werd óns de aankomst-verwittigt van Kapitein SchmalefK Deze aankondiging behaagde ons niet minder als dezelve ons verbaasde. ' Eerftelyk om dat hy zoo juist van pasfe kwam om deel te nemen aan het feest diens dags, ten anderen om Rrra dat vï. BOEK. Septemb.  REIS NAAR DEN Vf. BOEK.. 1779- Sj.pt e?nb.. iat men ons gezegt had, dat eene groot onpaslykheid hem, buiten ftaat ftelde de reis, te. doen.. Wy hadden- echter het: genoegen te verneemen dat men zulks tot eene veröntfchuldiging had voorgewend; dat hy, bewust van 't gebrek, weik wy aan Thee, Suiker en andere dergelyke artykels hadden , niet van zich. had kunnen verkrygen om met ledige handen tot ons te komen,. maar om die reden zyn reis had uitgeftelt ,. met ongedult wagtende op de aankomst van een(loep van Okotsk; dat hy geen tyding van dezelve bekomende, en. vreezende dat wy mogten vertrekken,, alvorens by: 3ias een bezoek te hebben afgelegt, hy eindelyk befloten had üot de reis, fchoon hy ons niets had aantebieden als veröntfchuldigingen wegens, de bekrompen toeftand van Bolcheretsk. . . Hy zeide ons tevens, dat-de zware regens-te-Verchneivol-, [trekt de afzending belet hadden vande.Runders, om welke wy Kerzogt hadden... Wy beantwoordden deze beleefdheid en edel-; moedigheid zoo goed wy konden; en des anderendaags werd hy , yy zyne komst aan.boord van de Refolution , begroet.met elf fchooten: Wy boden hem eenige onzer Curiofiteiten aan^ waar by Kapitein Gore een Goud Zakuurwerk en een jachtroer voegde. Den 24. werd hy aan boord van de Discovery onthaald, en den 2.5., keerde hy naar Bolcheretsk te rug^ Wy konden.hem. niet overhalen, langer by ons te blyven, alzoo hy meende dat de Onder Gouverneur Generaal zoude mede komen met de floep, welke van Okotsk verwagt werd, zyndedie Heer thans bezig alle de provintien van den GouverneurGeneraal van 'Jakutsk te bezoeken.. Zonder eenig aanzoek van ons , herftelde hy., voor zyn vertrek., den Serjant in het bewind., befloten-hebbende den Put-parouchick met.zich te nemen. Wy. kwamen insgelyks te. weten, dat hy zeer- over' hem gebelgt was, wegens het ftraffen van den Serjant, dewyl deze 'ér geene de minfte reden -toe gegeeven had. Aangemoedigt door des Kapiteins bereidwilligheid om G&Sitelyerplichten,, dorften wy.heirt verzoeken-eene kleene gunst te bewyzen aan een ander Ingezeten- yan Kamtföhatka, namelyk. aan. een braaf oud.Soldaat, die een zoort van open.huis hield.  S TILLEN OCEAAN. 499* hield voor onder Officiers, en die aan dezelve en aan ons ocneeps- Volk duizende kleene diensten bewezen had. De Heer Schmaleff voldeed beleefdelyk aan ons verlangen en floeg hem terftond tot Korporaal, hem tenzelven tyde aanmanende de Engelfche Officieren te bedanken, voor dezeeewigtige Promotie. b De flapte- en geftrenge tucht, welke onder het Rusfisch Krygs - Volk, in een zoo afgelegen oord van 't Kyk, heerscht, is zeer opmerkelyk, en aan deze tucht zyn zelfs de Opper Officieren onderworpen. Voor de minfie fout worden deze laatften met gevangenis-en met het zitten op Wateren Brood geftraft.. Een onzer goede kennisfen, die in deze plaats een Vaandei had, berigtte ons, dat hy enkel, om dronkenfchap by een vrolyken avond party, drie maanden in een donker gat op. Water en Brood had moeten leven, waar door zyn ganfche zenuwgeftel zoodanig geleeden had, dat hy zints dien tyd nimmer in ftaat was geweest eenig vrolyk gezelfchap by te wonen. Kapitein King verzelde den Overftën Schmaleff tot aan den mond van de Awatska Rivier, en daar ter plaatfe affcheid' van hem nemende, nam hy deze gelegenheid waar om een bezoek te geven aan den Priester van Paratounca. Des-Zondags, den 26., verzelde hy dezen goeden man naarde Kerk, waar de ganfche gemeente beftond, uit zyn eigen Huigezin, drie Mansperfonen en drie jongens, die mede zongen; de dienst werd verrigt met de grootfte plechtigheid en ftichting. Alhoewel de Kerk flechtsvam hout is opgetimmerd, overtreft dezelve echter alle de gebouwen van deze Stad, en die van Petro - Paulowska. Onder verfcheide Schilderftukken, waarmede deze jCerk pronkt, zyn twee afbeeldzels van St. Peter eri; St. Paul, door Beering aan de Kerk gefchonken, en welke ten: opzichte van de innerlyke waarde der kleeding niet behoeven te wyken voor de beste Europeefche ftukkenbeftaande he& voornaamfte gedeelte uit dikke zilvere platen, zoodanig gewerkt, en op her Doek vastgemaakt dat ze-voorkomen als plooijen der Opperkleederen, welke de beelden verfleren.. Rrrs Dern VI. BOEIC. 1779. Sepembi-  5al, overtreffen in hoedanigheid verre die van Kamtfchatka en  STILLEN OCEAAN. 5ro en Nootka-Sound. Men zegt dat 'er thans bezwaarlyk een Zee-otter te vinden zy op'Mednoi en Beering's Eiland; alhoewel, volgens het bericht van Muller, dezelve in zeer grooten getale, by zyn tyd, aldaar gevonden werden. De Rusfifche Reizigers fpreeken van eene groote verfcheidenheid van halfflachtige Zeedieren, die zich aan deze Kusten onthouden , doch daar wy geene andere zoorten befpeurden , was dit waarfchynlyk het jaargetyde hunner verhuizinge. De Visch is ontegenzeggelyk het voorname artykel van 't levens onderhoud der bewooneren van dit Schier Eiland, die van den landbouw of veefokkery met geen mogelykheid iets van aanbelang tot hun beffaan kunnen trekken. De grond, 't is waar, levert eenige heilzame wortels, en, over de ganfche landftreek, wasfen eene groote meenigte beziën; maar van die alleen zouden de inwooners, met geene mogelykheid, leven konnen ; fchoon men die beide artykels voor zeer gezond fchat, als verzachtende en temperendegrootelyks de rottende en tot bederf neigende hoedanigheid van hunne voornaame kost, gedroogde Visch, welke hier met meer eigenfchap gezegt mag worden de ftaf des levens te zyn, dan 't brood in andere landen; want noch de Inwooners, noch hunne Huisdieren van het Honden geflacht, knnnen zonder den Visch, volftrekt niet beftaan. Walvisfchen laten zich dikwyls aan deze Kust vinden, en dienen, gevangen zynde, den Inboorelingen tot veelerlei gebruik: van den huid maken zyde Zooien hunner Schoenen, als mede draagbanden en riemen, welke hen tot verfcheide dingen te ftade komen. Zy eten het Vleesch, en bewaren het Spek voor keukengebruik en tot licht voor hunne lampen. De knevels dienen hen, voornamentlyk, in 't benaaijen der naaden hunner Kanoos, ook maken zy van dezelven hunne netten voor het grooter zoort Visch, en zy beflaan hunne Sleden met de benedenfte kakenbeenderen. Van de andere beenderen maken zy mesfen; ook maakten zy 'er eertyds de keetens van, aan welke zy hunne Honden vast leiden, doch thans gebruiken zy 'er meest yzere keetens toe. Na 'treiniV v v gen. vr. BOEK. 1779. October.  520 REIS NAAR DEN VI. SOEK. 17/9 Qctcker. gen der ingewanden, en na dezelven gedroogt en opgeblazen te hebben, vullen zy die met traan en vet; ook maken zy uitmuntende ftrikken van de pezen en zenuwen dier Dieren. In één woord , 'er is. niets aan den Walvisch, het welk niet tot het een of ander gebruik op dit Schier - Eiland ftrekt.. Van omtrent het midden van Mey tot den 24 Juny de tyd van ons vertrek, vingen wy overvloed van befte platvisch, elft en haring. In ééns haalden wy , den 15. Mey, meer dan drie hondtrt ftuks platvisch op, behalven nog eene groote meenigte van Zee-Forellen. De eerfte was een harde en fmakelyke Visch , met fcherpe knobbels op den rug, als tarbot, en met donker bruiue ftreepen van den kop naar den ftaart loopende. De eerfte tyd van den haring begint tegen bet laatst van Mei. Zy bezoeken deze Kust met ganfche Schooien , maar toeven "er niet lang. Zy verlieten de baai alvorens wy de eerfte keer dezelve uitzeilden;, maar kwamen in October te rug. Wy hebben alreeds opgemerkt dat de baring alhier van eene uitmuntende zoort is, en dat wy 'er verfcheidene ledige vaten mede opvulden. Wy vingen insgelyks. eene groote meenigte fchoone Kabeljaauw, van welke wy fel mede eenige inzoutten: ook vingen wy van tyd tot tyd een oneindig getal kleene Visfehen, welke naar fmelt geleeken. Dan , niettegenftaande dezen overvloed van Visch, bedienen de Inwoonderen zich tot hunnen winter voorraad vam de Zalm - Visfehery. Men zegt dat alle de bekende zoorten van Zalm op deze Kust gevonden worden ; en dat iedere zoort, op haren byzonderen tyd, de Rivieren op zwemt;, ook. verhaalt men dat de meenigte Schooien , welke men van verfchiilende zoorten in de Rivieren ziet zwemmen, altoos; wermyden zich onder malkanderen te mengen; dat zy nimmer misfen tot de Rivier weder te komen , in weike zy geteeld zyn, doch niet voor den derden Zomer ; dat zy nooit levend naar Zee te rug keeren ; dat byzondere zoorten Hechts: in-, zekere Rivieren komen en nooit in andere gevonden worden:,, fchoon de Zee baar ten. naasten by op., dezelfde plaats; ©invangt» Om^  STILLEN OCEAAN. 521 Onrrent het midden van Mey komt de eerfte Zalm den tnond van de Awatska in zwemmen. Deze zoort, van de Kamtfchatkalers de Tchavitfi geheeten , is de grootfte en meest geacbtfte ; zy zyn gewonelyk drie voeten en een half lang, en wegen door den anderen van dertig tot veertig ponden, Op htm rug zyn ze donker blaauw van kleur, met zwarte vlakken, derzelver ftaart is volmaakt regt, inalleandere opzichten gelyken zy naar onzen gemeenen Zalm. Zy zwemmen met zoo veel fnelheid de Rivier op, dat het water 'er van bruischt ; en de Inboorlingen die, op den gewonen tyd, op hen wagten, worden dit zoo haast niet gebaar, of zv fpreiden terftond hunne netten voor hen uit.' Eender eerften , die gevangen was , werd ons aangeboden , maar niet zonder dat men ons te kennen gaf, dat zy met geen mogelykheid ons grooter eer konden bewyzen, De Visfchery van deze zoort begint met het midden van Mey, en duurt tot het einde van Juny. Er is een kleener zoort van Zalm, welke van agt tot vyftien ponden weegt, en bekend ftaat by den naam van den rooden Visch; deze verzamelt vroeg in de maand van Juny in de baaijen en in de monden der Rivieren. Van dien tyd af tot aan het einde van September word 'er een groote meenigte van gevangen op de Oost en Westkusten, waar de Zee eenig versch water ontvangt; als mede in de Rivieren bykans tot aan derzelver oorfprong. Alle de Meiren, welke gemeenfehap met de Zee hebben, zyn opgevuld met Visch, welke zeer naar Zalm gelykt, en gemeenlyk omtrent vyf of zes ponden h-t ftuk weegt. De Inboorelingen, zoo men ons zeide, achtten het der moeite niet waardig dezelve te vangen. Dewyl nu deze Meiren, over't geheel, zeer ondiep zyn, valt die Visch, in den Zomertyd, zeer ligt ten prooi van Beeren en Honden, en uit de meenigte graaten en afval, welke wy aan de kanten zagen, was gemaklyk optemaken, dat 'er al vry wat verflonden wierd. De Inboorelingen droogen het voornaamfte deel van hunnen Zalm en zouten flechts weinig in. Zy fnyden den Zalm in drie ftukken; eerst fnyden zy 'er het buikftuk af, en verV v v 2 vol vi„ BOEK. 1779. October.  522 REIS NAAR DEN BOEK. I779. October. volgens een ftuk aan weêrzyden van den ruggegraat- Het buikftuk, het geen men voor 't beste houdt, word gedroogt en gerookt j de andere ftukken worden in de lucht gedroogt, en geheel in ftede van brood geëten of tot poeder geftooten voor deeg of gebak. De kop, ftaart en graten worden gedroogt en voor Hondenfpys bewaart. DIEREN, WELKE OP KAMTSCHATKA GEVONDEN WORDEN. Het wilde Berg-Schaap, delbex, het Rendier, de Wolf, Rood-Staart, de Lang-Bek, deStapazïna, de Awatska, de Riet-Mees, de Schoorfteen - Zwaluw, de Boeren Zwaluw, de Strand-Zwaluw, de Européfche Geitemelker. WATER VOGELS. Water Vogels met gefpleeten vingeren. De Zee-Zwaluw, de Zwartkoppige - Meeuw , deGryzeMeeuw, de Ivoor kleurige-Meeuw, het Winter Meeuwtje, de Pool-Meeuw, de Meeuw met roode vingers, de Mallemuck, de Storm - Zwaluw , de Kuri] - Zwaluw, de BlaauweZwaluw, de Duikergans of Zaag-Bek, de witte non Duiker of "*tYs-Eend,de Blazende-Zwaan , de Groote-Gans, deSneeuwGans, de Brand Gans-Eend , het Eider-Eend, het Zwart, het Fluweel Eend, het Slobbe-Eend, Lepel of Schild- Eend, het Kwaker-Eend, hetHarlequin Eend, het Gemeene of TamrneEend , het Langftaart - Eend , het Rosfe - Eend, de GroeneWulp, deZee-Raave, de Taling, de Kropgans, de KraanVogel , de Gemeene - Wulp, de Kleene - Wulp, de GemeeneStrandlooper, de Roode - Ruiter, de Goud-Plevier, de Oester - Vanger. Vigel, met getolde vingeren* De hoet Plevier. ■> Vigels , met gevleesde Zwempoten. De Albatros, de Scheermes - Snavel - Alk, de Zee-Aakfter, de Papegaai - Duiker, de gekuifde, en Donkcracht'geZee-Heu, de zwarte Zee-Hen, de groote, gevlakte, ere rood hals Duiker.. r Kamtfchatka word door drie foorten van Volken bewoond,, ddox de Kamtfchatkalers, de Rusfen en Cofakken-, en een VT. BOEK. 1779. October.  5H REIS NAAR DEN VI. BOEK. 1779. October. zamenmengzel van dezen, door tusfehen Huwelyken. Volgens het bericht van den Heer Steller, die een geruimen tyd als Refident in dit land zyn verblyf hield, en die zich geen moeite ontzag om den oorfprong der Kamtfchalers uittevorsfchen, zouden zy een zeer oud Volk zyn, en veele eeuwen dit Schier-Eiland bewoond hebben. Zelfs twyfelt hy niet of ze zyn afkomftig van de Mungaliers; fchoon anderen, meenen dat zy afdammen van de Tongulfe Tartaren, en anderen wederom van de Japaneezen. Dat zy van de Mungaliers afdammen, meent hy te mogen verönderdellen uit de woorden, welke in hunne taal den zelfden nitgang hebben; als die der Mungaalfche Chineefen, en om dat in beide de talen het afleidend grondwoord het zelfde is gebleven : dat zy algemeen kort van gedalte , zwartachtig van kleur, breed van aangezicht, kort en plat van neus zyn, met kleene en diep in 't hoofd gezonken oogen, dunne beenen en daarenboven in veele andere byzonderheden overeenkomen met de Mungaliers. Hy befluit, derhalven , datzy, ter omkominge der verflindenderoofzucht van de Oosterfche veroveraars, naar dit Schier-Eiland de wyk namen, even als de Laplanders en andere Volken, op de aannaderingenderEuroptè'rs, naar de uiterde grenzen van 't Noorden weeken. De Rusfen zich van de wyd uitgedrekte Kust de Ys-Zee meesters gemaakt hebbende, vestigden Schansfen en Koloniën , en delden Commisfarisfen aan, om de landdreeken, verder naar 't Oosten gelegen, naar te fporen, en onder hun bewind te brengen. Al rasch ontdekten zy, dat de zwervende Koriakken een gedeelte der Kust van de Zee van Okotsk bewoonden , en 't viel hen niet moeilyk dezelvecynsbaar temaken. Deze niet ver afgelegen zynde van de Kamtfchatkalers met wie zy veel verkeering hadden , was het zeer na-tuurlyk dat de Rusfen aan deze laatfte kennis kreegen. De eer van de eerde ontdekking word toegeëigent aarf Feodot Alexeieff, een Koopman, die, omtrent 1648, door1 een dorm, van zeven anderen Schepen afgeraakt zynde, op de Kust van Kamtfchatka-gedreeven-werd, waar hy en zyne O.e.lgczellen een ganfehen winter doorbragten,. maar vervol-- gens  VI. BOEK, 1779.. October* STILLEN OCEAAN. 525 gens door de Koriakken werden afgefneden, Dan, daar deeze ontdekkers , (indien zy het wezenlyk waren) niet in leven bleven, om van hunne ontdekkingen verflag te doen, word Volodimir Atlasfoff, een Cofak, voor den eerften ontdekker van Kamtfchatka gehouden.. Deze werd, in den jaare 1697 , in hoedanigheid van Commisfaris, gezonden van de Schans Jakutsk naar de Anadirsk, met last om de Koriakken tot byftand te roepen , in het ontdekken en in het cynsbaar maken der landftreeken buiten de hunne geleegen. In het jaar 1699, drong hy, met zestig Rusfifche Soldaten,. en even zoo veele Cofakken , in het harte van het Schier-Eiland, en bereikte de Tigij. Voortgaande , ligtte hy een fchatting in bont en vorderde tot aan de Rivier Kamtfchatka , aan welke hy de Ostrog, bouwde, thans Verchney geheeten^ in deze het hy eene bezetting van zestien Cofakken, enkeerde, in t jaar 1700, naar Jakutsk, met eene groote meenigte by lchatting geheven, kostbaare Pelteryen. Hy verzelde dezelve, met zeer veel beleid, naar Moscou, en werd, tot loon van zyne dienften, aangefteid tot Bevelhebber van de Schans aan de Jakutsk , ten zelfden tyde last krygende om met eene verfterking van honderd Cofakken, krygsbehoefte, en alles wat noodig was ter voltooijing van de vesting zyner nieuwe ontdekkingen, naar Kamtfchatka te rug te keeren. Met deze verfterking, naar de Anadirsk, voorttrek» kende, befpeurde hy op de Rivier Tunguskaeen Bark„ beladen met Chmeefche Koopwaren. Hy viel terftond op het vaartuig aan en plunderde hetzelve, doch de eigenaars over dit geweld, aan het Hof van Rusland, hunne vertogen doen-de, werd hy te Jakutsk gevat, en naar eene gevangenis sevoerd. 0 ö Potop Sericukoff, door Atlasfoff achtergelaten, bleef al; dien tyd in 't vreedfaam bezit van de bezetting van Verchnei; en fchoon zyne bende te gering was, om de Ingezetenen het voldoen der fchatting met geweld aftevorderen,, had ty de behendigheid om als Koopman met hen eenen zeer voordeeligen handel te dryven. Zyne vreedzaame geneigtheid verwierf hem zoodanig de achting der Inboorelingera vani  52(5 REIS NAAR DEN VB BOEK. i?79October. van Kamtfchatka, dat zy hem, by zyn vertrek om naar de Anadirsk wedertekeeren , betreurden. Doch hy en zyne bende, werden door de K'oriakken aangetast, en ongelukkigJyk in 't jaar 1703, door dezelven afgefneden. Gedurende de ongenade en gevangenis van Atlasfoff werden verfcheiden Commisfarisfen de een na den anderen naar Kamtfchatka afgezonden; eindelyk werd Atlasfoff in 1706 in de post van Bevelhebber herfielt, en hem een tweede tocht in Kamtfchatka toevertrouwt;, met last nogthans, om zich door allerlei vriendelyke en vreedzame middelen by de Inboorelingen intedringen , en voofal geen dwang of geweld te oeffenen ; in flede van zich naar die beveelen te gedragen, maakte hy door herhaalde wreedheden en onrechtvaardigheden de Inboorelingen tot vyanden van hunne nieuwe Bevelvoerders , en vervreemde de harten en liefde van zyn eigen Volk zoodanig van hem, dat de Cofakken tegen hem opflonden, en om eenen nieuwen Bevelhebber verzogten. De Cofakken flagende in 't verplaatzen van Atlasfoff, fielden zich in 't bezit van zyne Goederen; en zich met dezen plunder verlustigd hebbende , leefden zy zonder tucht of dwang, zoo dat zyne Opvolgers buiten ftaat waren, om hen weder tot ondergefchiktheid te brengen. Van dat tydperk af tot de groote omwenteling der Kamtfchatkalers in 1731, levert deze landftreek een aaneengefchakeld verhaal van opftanden, doodfiagen en moordenaryen over't ganfche SchierEiland. Schoon 'er in deze beroertens een zeer groot aantal Ingezeetenen waren omgekomen , herftelde de Landftreek naderhand zich zelf, en was in 17 67 zoo fterk bevolkt als ooit; toen de kinder ziekte door een Soldaat van Okotsk onder hen wierd ingebragt. Deze ziekte begon met eene hevige woe. de, enwasin derzelver gevolgen even verfchrikkelykals dePest. Zy fcheen het ganfche land met een volkomen ontvolking te -bedreigen. Men fielt dat twintig duizend menfehen, door deze ziekte, op Kamtfchatka, de Kurile Eilanden en in 't land der Koreki werden weggefleept. Zomtyds bleef van ganfche Dorpen niet eenig mensch overig, waarvan wy verfcheide blyken zagen. Omftreeks de baai van Awatska zyn agt  STILLEN OCEAAN. *g agt Dorpen, die, zoo men ons zeide, alle volkomen ivar-n flegt» .even Kamlfchatkate& cy„ baïzvn 'r^ï T ken wv S n , ^P °n/en t0cht naar Bolcheretsk trókKen wy door niet minder dan v er uitgeftrekte Orfw-c ;„• geene van weken een eenig inwoner waf overgeblevef He v m1nd1rd°°e?r4!y!;e|Inb00r.e!^en * ^ verminaerd en dagelyks komen 'er zoo veele Rusfen en Cn vermeng! "it^f *f*ï ^ Eeuw • waarfhynJyk, m minder dan eene halve Mairlor lïh f ^P™*^ nieer zullen overblyven! Majoo! Behm zeide ons, dat als hy de Inboorelingen van de KunJe-Eilanden mede telde, 'er niet boven de drï dafzend He |eTaTÏrnMTden' ^ baalde" Verchnf Ttri ï de V* ForCen Mchnnü, vercnnei, j igil, Bolcheretsk, en Petropaulowska belnnnr XTTvkanï "derd ' d£ RUSfen - Cofakken'mee °eg?-C reken . Bykans een even groot getal, zegt men dat/k* te Indiga bevind , het welk, fchoon n 't Noorden van ' h SV De RusfifT B7,dhebber Van *er veelen. U5mCne mndeJ^s en Emigranten zvn niet alsen S-fe °Ver dezf ]and^, aangemerkt TnL ,MlilCair bewind» Is opmerkelyk zacht en billvk D~ Inboorelingen mogen naar hunne wyze" hunne eige Elft 7 ten verkiezen; deze bekleeden dezelfde postendwelke zv altoos zyn gewoon geweest F*n rW,- j j y van Toion hprft • i ■ ZC1 ' onder dcn naara IS „ rTn' , 0pzichc over ledere Ostrog en beflist alle gcfchi len , vordert boeten voor en ftraft alle wangedrag misdaden; latende dezulke, welke te ingewikkelt ofTeTer? h?iï Myk zyn, ter urtfprake van den Bevelhebber van tamtfchat ka., als met verkiefende over dezelve te^MfcSi^S$?£. Xxx heefr vr: boek. I779. ~)ctober«  5^8 RE IS NAAR DEN VI. BOEK. I.779(lftobcr. heeft insgelyks de aanftelling van een Burger Officier die onder i hem ftaat, en Corporaal geheeten word, hem in zyn ampt helpt, en in zyne af'wezendheid zyn post voor hem waarneemt. Volgens bevel van de Keizerin mag geene misdaad met de dood geftraft worden: maar in geval van moord (welke, hier zelden gefchied) ftraft men den moordenaar zoo ftreng met de knont dat hy 'er zelden het leven afbrengt. De fchatting, welke men in zommige flreeken vordert, beftaat in een Vosfehuid; in andere, in de vacht van een Sabeldier, en op de Kurile Eilanden in het vel van een Zee-. Otter; maar dewyl dit laatfte een veel grooter waarde heeft,, word de fchatting van verfcheide perfonen met een enkel vel betaalt. De fchatting word opgezamelt door de Toions, ieder in zyn gebied, en is zoo gering, dat men dezelve niet anders kan befchouwen , dan als eene erkende hulde aan het Rusfifche gebied over hen. De Rusfen zyn niet alleen pryzenswaardig wegens de zachtheid hunner regeering; maar zy verdienen daar en boven lof voor hunne gelukkige pogingen om de Inboorelingen tot het Christendom overtehalen, zoo dat 'er thans flechts weinige afgodendienaars onder dezelven overblyven. Indien wy uit het karacber des goedhartigen Priester van Paratounca dat der andere zendelingen mogen opmaken, konden 'er geene gefchikter perfoonen tot dat werk gebruikt worden. De Godsdienst-leer, welke hier onderwezen word, is die der Griekfche Kerke. In verfcheide Ostrogs zyn vrye Schooien opgericht om de Inboorelingen cn Cofakken te onderwyzen» in de Rusfifche taal. De artykels, welke van hier Buitenlands gevoert worden , beftaan geheel en al inPelteryen, en die handel word voornaamlyk gedreeven door een Maatfchappy van Kooplieden, daar toe door de Keizerinne benoemt. Eertyds waren zy twaalf in getal, maar hetzelve is federt met drie vermeerdert. Behalven zekere voorrechten, die zy genieten, onderfcheiden zy zich door het dragen van een gouden penning, waar op de befcherming der Keizerinne ten voordeele des Peheryhandels ftaat uitgedrukt. In verfcheide deelen. van  STILLEN OCEAAN. 52$ van dit land bevinden zich handelaars van minderen rang, meest uit Cofakken beftaande; deze houden zich op te Bolcheretsk of in de Ostrog Nishney , terwyl de voornaame handelaars zich te Petro Paulowka ophouden , den handel zich geheel en al tot die plaatfen bepaaiende. Voortyds gefchiedde deze handel alleen by ruiling, doch thans word alles met gereed geld betaalt, zoo dat 'er al vry veele penningen in dit ellendig land omwandelen. De Pelteryen komen op een hoogen prys te ftaan, en de levenswys der Inboorlingen vordert weinig artykels te rug. Onze Matrozen hadden een groote meenigte Pelteryen van de kust van America medegebragt, voor welke zy, tot hun genoegen en verwondering, een ganfehen hoop zilver ontvingen van de Kooplieden ; maar dewyl zy 'er geen Jenever of Tabak of iets anders naar hun fmaak, voor konden bekomen, befchouwden zy zeer rasch de roebels als nuttelooze gasten, en dikwyls zag men dezelven over het dek keilen. Ons fcheepsvolk ontving van een Koopman dertig roebels voor een Zee-Ottersvel en voor andere vellen naar evenredigheid ; maar toen de Koopman vernam dat ons volk tamelyk wel voorzien was van Pelteryen en geen kennis van den handel had , kogt hy ze naderhand voor vry minder prys. De voornaamfte artykels, weike hier ingevoerd worden, komen van Europa, maar bepalen zich niet alleen tot Rusfifche goederen; zy komen van Engeland, Holland, Siberië, Bucharia , de Kalmukken en van China. Dezelve beftaan meest uit groove wolle lakens , uit grof linnen, kousfen, mutzen en handfehoenen , dunne Perfifche zyde ftoffen, ftukken nankins linnen , katoenen, hals- en zakdoeken van zyde en katoen; yzeren ftoven, geele- en roodkoperen pannen , vylen , fnaphanen , kruid en lood ; bylen, mesfen, fpiegels , fuiker , tarwenmeel , laarsfen &c. Verfcheide dezer artykels zagen wy in 't bezit van een' der Kooplieden, die in het Galjoot der Keizerinne van Okotsk was aangekomen. Wy bemerkten dat deze goederen driemaal zoo~duur verkogt werden als men dezelve'in Engeland konde koopen. En niettegenftaande de Kooplieden zoo veel winst, op deze Xxx 2 ui. BOEK. October.  53° REIS NAAR DEN vi. BOEK. 1779Qctober. ingevoerde artykels, hebben, trekken zy nog meer voordeel van de Pelteryen, die zy te Kiachta verkoop-en, eene aanzienlyke marktplaats op de grenzen van China. In Kamtfchatka , gelden de beste Zee - Ottervellen omtrent dertig roebels het ftuk; te Kiachta, geven de.Chineefche 'er meer dan dubbeld dien prys voor, en verkoopen dezelven tot een veel grooter winst te Pekin; van waar ze weder met winst naar Japan gevoerd worden. Indien derhalven een Zee-Ottersvel te Kamtfchatka dertig roebels kost, vervolgensnaar Okotsk word vervoerd, en van daar over Land dertienhonderd zestig Engelfche mylen ver naar Kiachta, van daar zevenhonderd zestig Engelfche mylen naar Pekin, en dan vervolgens weder van daar naar Japan word overgebragt, welk een winstgeevende en voordeelige handel zou 'er dan niet «pgerigt kunnen worden tusfehen Kamtfchatka en Japan, welke laatfte plaats, op zyn hoogst, niet boven drie weeken zeilens ver van deze kust is. • Allerlei zoort van bonte vellen, uit Kamtfchatka over Zee van Okotsk uitgevoerd, betalen tien percent uitgaande rechten, fabel bont betaalt twaalf ten honderd. Allerlei zoort van Koopmanfchappen, van Okotsk ingebragt, betalen een halve roebel inkomende rechten voor ieder pond, of zesendertig ponden Engelsch gewigt. De uitgaande en inkomende rechten worden te Okotsk betaald, maar de fchatting, welke te Bolcheretsk ingevordert word, beloopt jaarlyks de fom van tien duizend Roebels, volgens het bericht van Majoor Behm. Zes vaartuigen, ieder van veertig of vyftig vat, worden door de Keizerinne gebruikt tusfehen Okotsk en Bolcheretsk; vyf van dezelven dienen om Scheep- en Mondbehoeftens &c, overtevoeren van Okotsk naar Bolcheretsk , behalven dat zommige dezer vyf vaartuigen naar Awatska en Kamtfchatka rivier eens in twee of drie jaren zeilen; het zesde vaartuig dient tot een Paketboot, en is altoos uitgerust en zeilvaardig om papieren, brieven of beveelen overtebrengen. Omtrent veertien vaartuigen zyn in dienst der KoopMeden in den Pelcery handel, op de Eilanden, in 't Oosten. In  STILLEN OCEAAN. j31 In de haven van Sc. Peter en St. Paul zagen wy 'er een van, dat daar bevrooren lag en by openwater naar Oonalaska ftond te vertrekken. De vellen der Zee-Otters, welke gewis het kostbaare artykel van den Peltery handel zyn , worden meest van die Eilanden getrokken, door de Rusfchen tusfehen Kamtfchatka en de Amerikaanfche kust ontdekt, bezuiden de 60 gr. breedte; deze Eilanden, thans onder 't Rusfisch bewind zynde, hebben Kooplieden en Factooren, die gedurig met de Inboorelingen ruilebuiten. Om dezen handel uittebreiden , -werd 'er een Schip uitgerust door de Admiraliteit van Okotsk, ten einde , benoorden en ten Noord • Oosten van bovengemelde Eilanden, ontdekkingen te doen; het bevel over dezen tocht werd gegeeven aan Luitenant Synd; doch die Heer_ richtte zyn koers te ver naar ft Noorden, en flaagde niet in de onderneeming; want, daar wy geene Zee-Otters benoorden de Briftolbaai aantreffen, is het zeer waarfchynlyk dat deze Dieren die hooge breedtens vermyden, waar zulk een aantal halfflachtige groote Zeedieren zich ophouden. Zedert dien tyd hebben de Rusfen geen Schepen meer uitgerust om ontdekkingen naar 't "Oosten te doen ; maar waarfchynlyk zullen zy onze ontdekkingen van Cookes rivier zich ten nutte maken. Niettegenftaande den algemeenen omgang tusfehen de Inboorelingen , de Rusfen en de Cofakken, onderfcheiden de eerften zich even zeer van de faatften door hunne gewoontens en neigingen als door hunne gelaatstrekken en algemeene houding. By 't geen wy reeds van de Kamtfchatkalers gezegt hebben, zullen wy verder aanmerken, dat zy, in hunne geftalte, beneden de gemeene lengte zyn, het welk Majoor Behm toefchryft aan hunne vroege huwelyken; de beide kunnen zich, gcwoonlyk, in den ouderdom van dertien of veertien jaaren , in den echt begeevende. Ze zyn by uitftek nyverig en fteken fterk af by de Rusfen en Cofakken, die waarfchynlyk veeltyds met hen huwelyken om een lui en zorgeloos leven te leiden; en 't is aan deze werkeloosheid , dat men die fcorbutifche kwalen mag toeëigenen , waarmede demeefte Xxx 3 d«- vt. BOEK. 1779. October.  532 REIS NAAR D EN VT. BOEK. 1779October. dezer zoo verfchrikkelyk gekweld zyn; terwyl de Inboort lingen, die in de openlucht altoos bezig zyn, 'er geheel bevryd van blyven. Zy hebben driederlei zoort van woningen; hunne Jourtst Balagans en houte huizen , welke hier Isbas geheeten worden;0 de eerfte bewoonen zy in den winter, de twee anderen in den zomer; de derde zyn door de Rusfen ingevoerd en worden eeniglyk van de gegoedfte lieden betrokken. De Jourts worden op deze wyze toegefteld: men graaft, ter diepte van zes voeten, een lang vierkant gat in een grond, geëvenredigt in lengte en breedte naar het getal der huisgezinnen , die zulk een winterwoning zullen betrekken, want gtwoonlyk voegen 'er zich verfcheide zamen. Vervolgens worden 'er fterke houte posten of palen, op eenen gelyken afftand van den anderen, in den grond geflagen, op welke men de balken legt, daar het dak op moet rusten, het welk uit ribben beftaat, gedeeltelyk op den grond en gedeeltelyk op de balken rustende; de vakken tusfehen deze ribben worden gevult met teenwerk, en over 't geheel met zooden bedekt Een Jourt heeft uiterlyk de gedaante van een ronde kleene heuvel. In 't midden van het dak, op den top, word eene opening gelaten, welke tot fchoorfteen , vengfter cn deur verftrekt, door welke de Huisgenoten, met behulp van een lange paal, in welke eenige keepen gehouwen zyn om de voeten op te zetten, in en uitgaan. Aan de zyde en gelyks gronds, is eene andere uitgang voor de Vrouwen, van welken uitgang de Mans zich nooit bedienen, of men zou even zeer met hen fpotten als met een Matroos die* door 't zwabbers gat naar beneden gaat. Eén Jourt beftaat in een enkel vertrek van eene langwerpig vierkante gedaante. Eene breede zoldering van planken, ter hoogte van omtrent zes duimen van den grond, langs de wanden van 't vertrek loopende, dient hen tot zit- en flaap-plaats, na dat ze deze zoldering met matten en bonte vellen belegt hebben. ^ Hunne ftookplaats is aan 't ééne einde en hunn' voorraad en Keukengereedfehap aan't andere einde van't vertrek. A'szy iemand .onthalen, word de hette van de Jourt geëvenredigt paar de eer  STILLEN OCEAAN. 533 «er welke zy hem meenen aantedoen; hoe heeter zy het vertrek maken , te meer eer bewyst men den genoodigden. Wy bevonden dezelve alcoos ondraaglyk heet. GemeenlyK betrekken zy deze winter wooningen in 't midden van October, en verlaten die niet voor 't midden van de maand Mey. Om een Balagan opterigten, worden negen paaien , in drie geregelde ryen, op gelyke afftanden van den anderen in den grond vast gezet, ter hoogte van twaalf of dertien voeten boven de oppervlakte uitftekende. Omtrent tien voeten boven den grond worden van post tot post balken gelegt, die met touwen wel vastgemaakt worden. Vervolgens leggen zy dwarsribben over deze balken, welke daar na met zooden bedekt, de vloer uitmaken van de Balagan. Op deze word een dak van eene kegelvormige gedaante geftelt, door middel van lange ftaken, welke met het beneden eind aan de balken vast gemaakt, boven topswyze famenloopen. Het ganfche huis word gedekt of liever gedakt met een zoort van grof gras. Deze Zomer woningen hebben twee deuren, tegen over den anderen, welke zy in- en uitgaan langs dezelfde zoort van ladders, als zy in de Jourt gebruiken. In het beneden gedeelte, het welk rondo.n open is, droogen zy hunnen visch, groentens en andere winterkost. Schoon een Jourt gemeenlyk aan zes huisgezinnen tot woonftede verftrekt in den winter , worden de Balagans zelden door meer dan een huisgezin bewoont. De Isbas, óf Houte huizen wordeu aldus gemaakt. Lange ftukken timmerhout worden zydelings op malkanderen geflapeld, aan de einden in malkanderen gewerkt en de naden met mos digtgemaakt. Het d;k, gelyk in onze gemeene hutten, loopt fchuins over dit houtwerk af, en is bedekt met gras of riet. Een Isbas heeft van binnen drie vertrekken. Het eene einde mag men aanmerken als een zoort van voorhuis, het welk de ganfche breedte en hoogte van 't huis beftaat, en tot een Berg - plaats gefchikt fchynt voor alle hunne zwaare artykels, als Sleden , tuigen , &c. Deze plaats heeft gemeenfehap met hun beste vertrek, het welk in 't midden van 't huis is, en voorzien van breede banken om te eten en te .dOEK. 1779October.  534 REIS NAAR DEN VT. BOEK. i?79October. te flapen. Van dit vertrek gaat men door een deur naar óê KeuKen, in welke de halve ruimte heilagen word, die hefc midden vertrek van de Keuken affcheid, en zoo gemaakt is, dat de warmte van den oven aan beide de vertrekken word medegedeelt. De ruimte, boven het midden vertreken de Keuken, is in twee zolders verdeelt, op welke de huisgenoten langs een ladder komen, die in 't voorhuis ftaat. _ Elk vertrek heeft twee kleene venfters van talk gemaakt; in gemeene hutten maakt men ze van Vischvell. De balken en planken van hunne woningen worden Hechts met den byl glad gehouwen en niet gefchaaft ; de rook heeft er eene glanzige zwarte kleur aan gegeeven. ; Een Stad word in Kamtfchatka een Ostrog geheten, en beftaat uit verfcheide Huizen of Woningen , van de hier bovengemelde drie foorten; van welke de Balagans de meeste uitmaken; en'topmerkelykfteis, dat wy nooit eenig zoort van hunI zagen afgefcheiden van een Ostrog. Binnen St. Peter en St. Paul zyn zeven houte Huizen , negentien Balagans en drie Tourts. Paratounca is ten naasten by even groot. Karatchin en Natcheekin hebben niet zoo veele houte Huizen als de eerfte Stad, maar meer Balagans en Jourts, waar uit men kan opmaken hoe groot gemeenlyk een Ostrog zy. De kleeding der Kamtfchatkaler Vrouwen is reeds hier boven befchreeven. Dat der Mannen gelykt naar een voermans kiel, welke, voor Zomerdracht, van nankms linnen is gemaakt, en voor winterdragt van de een of andere beesten huid die de hairige zyde behouden heeft, welke naar binnen word gedragen, en voor't overigegelooit is; hieronderdragen zy een naauwe Hemdrok van nankins linnen of van eemc ander katoen, en daar onder een hembd van dunne Perl fifche zyde van eene roode, blaauwe of geele kleur. Ook dragen zy langen broeken of digt fluitende Iedere broeken, die tot over de kuiten komen. Insgelyks dragen ze laarsfej vanHondsleer of Rendier-leer gemaakt, met het hair binnenwaarts gekeert. Zy hebben een bonten muts met tweekleppen , die gemeenlyk opgeknoopt zvn, maar diezy by flecfiC weder tot over hunne fchouders laten nederhangen. Het  STILLEN OCEAAN. 535 Het bont gewaad, het welk, door het -Zoontjevan Majoor Behm, gefchonkt-n werd aan Kapitein King , Wasee^dierS gen word. Het heeft de gedaante van 't hier bovengem. Jde bont^ P' " kleene driehoekig!hSkes- bont van eene bruine en witte kleur, welke zy ruksgewyze zoo-ktmft,g weten famentevoegen, dat men hel voor fen In? kei ftuk vel zoude aanzien. Een beneden rand , ter breed e wSvS M££ > 'kUnfUg yaP ^'^e Iedere draadeïge? Sf l?.' ,g £tn Prachriëra f^ster aan; aan deze hangt dS X? ra"d T Zce •otters bonc- De bouwen zyn op dezelfde wyze verfiert ; ook loopt 'er een rand van het zelfde bont om den hals tot vooraan de borst.. Derokofpelsis Je voerdmet een allerfchoonst wit bont. By ditgefehe f was fe voegt een.paarhandfchoenen, een muts en eêen paarlaarsffn alles ten luterften keurig, en van dezelfde ftof gemaakt üê Rusfen, die in Kamtibhatkahun verblyf houden ,Vedenzich ten TriV de monteering^elkedetroepenalhierdra. gen, is donker groen met roode opflagen. -De Volken , ten Noorden en Zuiden van deze landftreek geleegen, flegts onvolkomen bekent zynde, zullen wy hier-het loornaamfteter «ederftellen het welke wy in ftaat waren wegens de Xiïï Eilanden, de Koreki en de Tfchutski te vernemen. ™ L m a eftuaan fk een kee£en van Eilanden, -gelegen zkh vanhTy^M^ Vm Ö t0T « • en'ffreK zich van het Zmdelykst voorgebergte van Kamtfchatka in een /uidwestelyke ngtmg tot aan Japan uit. Debewooneiï van de nabuurfchap van Lopatka/die zelf Kurilen JenaaS werden, gaven zoo haast zy deze Eilanden ontdekten" C eigen naam aan dezelven. Zy zyn, volgens Spanberg twee en twintig m getal, zonder daar onder de zeer kleene' Se te tegen. Het JVoordelyifte Eiland Schoomaska ligt omn ent drie Zeemylen van het voorgebergte Lopatka; de inwooners zyn een mengzel van Inboorelingen en Kamtfchatkalers! Tt naast daar aanliggende, Paramoofa geheten, ïs vee! groo er dan Schoomaska, en word door rechtfchaape Inboorelingen hZ ■wond, wier voorouders, zoo zy zeggen, van een Eiland boek'. ï779- 'OcioboK  VI. BOEK. I779October. -n6 REIS NAAR DEN 5J J kwamen, nog iets Zuidelyker gelegen en OnecutangeheetenJ De Rtisfèn bezogt" deze twee Eilanden voor het eerst m dén Taare 1713 f en voegden die aan de Staaten der Keizerinne. Deanderezyn, tot Ooshesheeringefloten thans mede cynsbaar gemaakt, indien wy ons kunnen verlaten op het -vertaal van den eerwaardigen Priester-van Paratounca, d e hun zendeling is, en ze ééns in drie jaaren bezoekt Hy forak veel goeds van deze Eilanders en prees hen als een edelmoedig gastvryenmenschlievendVolk, overtreffende hunS fchatkafer naburen even zeer in bevalligheid van per. foon als in leerzaamheid en vlugheid van bevatting. Schoon het Eiland Ooshesheer het Zuidelykfte is, van de Eilanden die tot het Rusfisch gebied behooren, zegt men echter, dat zy handel dry ven op^oroop, het agttrende Ei anm rang en het eenige, waar men eene goede haven vind voor zwaar bel den Sclfep'en. Nadeegsda ligt verder Zuidwaardsop en word befchreeven als bewoond door een geflacht van menfehen , die zeer ruig zyn , én, gelyk die yan Ooroop (*) , m eenen ftaat van volkomene onafhanglykheid leeven. Ten naasten by in dezelfde rigting, hgteen groep Eilanden bv de Tapanneezen onder den naam van Jefo bekend: een naam welken zy ook geeven aan de geheeleketen Eilanden Sfcin KamtfcJatkaen Japan. Het Zuidelykfte dier Eilanden Matmai geheeten, behoort aan de Japanneezen, enheeftaan de zyde van 't vaste land vestingwerken met eene bezetting voor zien De beide Eilanden Kunachir en Zellany., ten N00rd - Oosten van Matmai geleegen, zyn beneevens drie andere Eilanden, de drie Zusters geheeten, geheelonaf tang'Ivk De bewoners van Matmai dry ven een ruilebuit handel Set" die van de laastgemelde Eilanden, als mede met die van de Kuriles Eilanden, welke meer Noordwaards op }& soanber» van dit Volle tr.elder.de , fchry ft dat hurme lighamen gem ei? al me lair bedekt 7.yn , dat ry een ^ydc grfreepte vyde •S al fcn; dat veele hunner lilvere ringen aan de °oren.^cnh*J *y S Het Dagverhaaï van het Schip Omtrutm vermeit insgelyW. ctaf'zy. over het geheel lighaam ruig, g^haud ftgu  STILLEN OCEAAN. 537 Veele bewooners dezer Eilanden, die tot het gebied van Rusland behooren, zyn thans Christenen geworden, en waarfchynlyk zal 'er eerlang een voordeelige handel ftand grypen tusfehen Kamtfchatka en deze uirgeftrekte keten Eilanden , welke handel vervolgens eenen handel met Japan zou kunnen openen , waaraan misfehien de taal der Japanneezen door eeni» ge Rusfen van twee lieden van dat Volk, het welk op de Kust van Kamtfchatka Schipbreuk leed, geleerd, en naar die Eilanden afgezonden, veel zou kunnen toebrengen. Het Land der Koreki word door twee onderfcheide Volken befjagen, van welken het eene de zwervende, en het andere de gevestigde Koriacs genaamt worden. Een gedeelte van de Land engte van Kamtfchatka word benevens de ganfche Kust van den Oostelyken Oceaan van daar tot de Anedir door de laatfte bewoond; de zwervende Koriacs breiden zich Westwaards uit naar de Rivier Kovyma, en langs de Noord-Oosten Kust van de Zee van Okotsk tot aan de Rivier Penfhina. ' De gevestigde Koriacs gelykenen allertreffendst naar de Kamtfchatkalers ; beide de Volken Jeeven meest van den Vischvangst. In hunne kleeding en woningen is geen onderfcheid. De gevestigde Koriacs behooren tot het rechtsgebied van Ingiga en betalen fchatting aan Rusland. De zwervende Koriacs leven van de Harten hoedery: men verhaalt dat zy verbazende talryke kudden van dezelve bezitten ; en dat het zeer gemeen is een enkel Opperhoofd meester te zien van eene kudde van vier en vyfduizend ftuks. Zy leven enkel van Hartenvleesch en hebben een walg van allen Visch. Zy hebben geene Balagans; de eenige woningen, in welke zy zich onthouden , gelyken eenigzins naar de Jours der Kamtfchatkalers, behalven dat zy dezelve in den winter dekken met rauwe harte vellen , en in den Zomer m^t bereide vellen. Hunne Sleden worden enkel van zekere Harten getrokken', die met de overige Harten van denzelfden grond grazen. Indien men deze Sleden - trekkers noodig heeft, worden ze flechts van den hoeder mét een zeker geluid geroepen, waaraan ze gewoon zyn, en op het welk ze zich van de overige kudde terftond affcheiden. De Priester van PaYyy2 ra- VI. BOEK. I?79- October.  533 REIS NAAR DEN VI. BOEK. *779- G)ct.aber. ratounca. berigtte ons, dat de beide Natiën Koriacs en de Tfchutski dezelfde taal onderfcheidentlyk uitfpreeken, en dat die .taal geene de minfte. overeenkomst heeft, met die der Kamtfchatkalers.. Het Land r door de Tfchutski bewoond , grenst, ten Zuiden ,. aan de Anadir, en ftrekt zich uit tot Tfchutskoi Nofs. Hunne voornaamfte zorg,, gelyk die der zwervende Koriacs, bepaalt zich tot hunne Harten, van welke zy eene meenigte hebben. Zy zyn een dapper, welgemaakt en krygs-*hafcig Volk,, geduchte naburen voor de beide Natiën der Koriacs, die dikwyls hunne ftrooperyen beproeven. De Rusfen hebben langen, tyd getracht hen onder hun gebied te brengen, doch niettegenftaande het verlies van een aantal manfchap ,. in de onderneeming omgekomen, nooit hun oogmerk kunnen bereikenv Daar. de Heeren van dë Admiraliteit, in de fchriftelyke beveelen, betrekkelyk tot dezen tocht, aan de befcheiden-r heid van den Opperbevelvoerder hadden overgelaten, om ingevalle het hem niet mogt gelukken een doortocht te vinden , uit den Stillen Oceaan naar de Atlantifche Zee, als dan de te rug reis naar Engeland te nemen , langs dien weg, welke hy zoude oordeelen best gefchikt te zyn , om aan de Aardrykskunde eenig nut toetebrengen; verzogt Kapitein Gore uit dien hoofde,, dat de voornaamfte Officieren zich, in gefchrift e, aan hem geliefden te verklaren de beste wyze , op: welke.,, naar. hunne meening, aan die beveelen te voldoen,. en,. tot zyn genoegen , bevond hy, dat zy eenparig met hem ftemden, dat de gefteldheid der Scheepen, Zeilen en: van het touwwerk , loopend want &c., het gevaarlyk, zoo niet ondoenlyk maakte,. alzoo de winter voorhanden was,, iets- verder te onderneemen, en de Zee te bevaren tusfehen» Afia en Japan, welke anders , voor ons, een ruim Veld,, om ontdekkingen te doen, zoude, openen; dat het om die. reden ,, voorzigtiger ware, naar 't Oosten van dat Eiland teftevenen , en, onderweg, langs de Kuriles heen te zeilen, en' ailernaauwkearigst die Eilanden optenemen, welke digstaan; dë. Noordkust van Japan 1 iggen, en gezegt worden zeer uitge-ü ftrekt-  STILLEN OCEAAN 539 fit' 7oniet *\ y'nsfén 0f JaPan«eezen onderworpen te zyn. Zoo wy t geluk mogten hebben aan een van deze Eiknden eene veilige en goede Haven aantetXn meenctn - wy dat dezelve van 't uiterfte belang zon zyn, enroekom'm zich rbeTS of^ nf^j ^ dienc^rn zien te bergen of te herfteilen, als zy dezen weg zonden heengezonden worden om verdere ontdekkingen tïfïn of on fiKï3K£?h 7 ï^ ^ openln tusfenen de° aïy doeMvas dinlul beid* bo^-melde Ryken. Ons naaste doe was de Kusten van de Japanneefehe Eilanden opteneemen , vervolgens naar het Noordelykffc van d ff™ China: te ftevenen, en langs- dezelve* naar Mac^ te z ikm D t ontwerp van verdere verrichtingen vastgScL'mde gaf Kaptein Gore bevel aan KapteirrKing SS % beide Schepen van-eikanderen moeten afv^-'n ö 1, SMaca0 k0er,te zetten> ö7^/seVd-dse^; fesïïde^ vademen water en • Welkfzv verönderflelden^en gede e ^ tvn v^^f^1^' het pka; doch thans is 'er weïnif tw 1 y f u vaste,™d van Amede Eilanden Nadeegsda Tn oSrooJ ' ° ^ vermee^e land waren word, niet anders te zy» dtl X S^jg. ^ $«*f VI. boek:, 1779Oeioher.  VT. BOEK. J779October. fa REIS NAAR DEN iany, Kunafchir en Matimai, volgens de ontdekkingen'vatf Kapitein Spanberg , juist op die hoogte liggen, is het meer dan waarfchynlyk dat ze het zelfde land zyn ; en voorde vergisfing van de Vries, die ze voor een aangefchakclt vastland aanzag, is eene genoegzame reden te geeven , de mist namentlyk, zonder dat men toevlucht behoeve te neemen tot eene Aardbeeving, door welke de Heer Muller, om het algemeen gevoelen met de latere ontdekkingen der Rusfen overeentebrengen , zich verbeeld, dat de verfcheide deelen van malkandere zyn afgefcheurt. Het dagverhaal vermeld, vervolgens, de ontdekkingen van Staatën-Eiland en Compagnies Land, wegens het welk wy reeds ons gevoelen hebben medegedeelt. Toen zy de ftraat van de Vries waren doorgezeild (vervolgt het dagverhaal) kwamen zy in een uitgestrekte, woeste en ftormachtige Zee, dewelke zy bleeven doorzeilen, met donker mistig weder, tot op 48 gr. Noorderbreedte , waarna zv , door tegenwinden, naar 't Zuidert eedreeven zynde, wederom land befpeurden in't Westen, op 45 gr. Noorderbreedte, het welk zy bleven aanzien voor een gedeelte van het vaste land van Jéfo ; 'er blyft nogthans geen twyfel over, als men, wegens hunne ontdekkingen, de kaart van Jansfen, welke zeer naauwkeurig fchynt, inziet, of zy bevonden zich, ten dien tyde, op de Kust van Tartarye. Na dat zy dit Land vier graden Noordwaards op hadden langs gevaren, keerden zy, naar 't Zuiden, terug, door dezelfde ftraat, welke zy , te voren , waren doorgeko- ^Maar, om weder te keeren tot het verhaal van onze Reize; de wind, des namiddags van den 16., naar 't Noorden «éfchooten zynde, ftaken wy naar 't Westen op. Op dezen dag zagen wy verfcheide Albatrosfen , bonte Meeuwen , en tafryke vkigtcn van Noordfche Meeuwen; insgelyks zagen wy een aantal Visfehen > door onze Matroozen Bots - koppen genaamt, doch uit dezulken, welke digt aan ons Schip heen zwommen, fcheen het ons toe, dat ze de Kafatha of Zwaard visfehen waren, van welken Krafcheninicoff meld, die ons eene keurige befchryving geeft, van de wyze,- op welke zy  STILLEN OCEAAN. 545 de Walvisfchen aanvallen. In den avond kreegen m een kleene Landvogel aanboord, ter grootte van een Goudvink, en in veederen en gedaante zeer gelyk aan denzelven, weshalven wy zorgvuldig naar land bleven uitkyken. Des middernachts peilden wy, doch konden, met een lyn van vyf en veertig vademen, geen grond treffen. Des anderendaags bevonden wy ons des middags op 4* gr 7 min. Noorderbreedte en op 154 Ooster lengte. De wind.weder in t Westen komende, waren wy genoodzaakt SLTJtfïï k0ers ï houden> en 'omtmt middernacht woei het ftyf door uit dien hoek, verzeld van zwaren reeën. Ves morgens zagen wy een ander Land vogeltje , en verfcheide vluchten van Storm Zwaluwen en Meeuwen die alle naar t Zuid - Westen hunnen koers rigtten. De fterke zwelling uit den Noord Oosten, welke wy bv aanhoudenheid hadden opgemerkt, na dat wy Lopatka waren voorby gefteevend, hield nu op, en veranderde eensklaps naar t Zuid • Oosten. Op der, 18. , zagen wv in chn Voormiddag, aanmerkelyke hoopen klipwier, uit hét Wék als mede uit de reeds gemelde vluchten van Vogelen wy opmaakten dat wy met verre konden afzyn van hel Zuidelvktte der Kunle Eilanden ; en omtrent denzelfden tvd, de wind jaar t Zuiden lehietende, waren wy in ftaat om'er op aan te ttevenen. Om twee uren zetten wy lyzeilen by en hielden naar c Westen; maar de wind ftyf aanwakkerende, waten wy fchielyk verplicht onze bramzeiis dubbel te reeven en om middernacht achtten wy het noodig het lood uittewerpen, doch met een lyn van zeventig vademen geen rrond peilende , bleven wy weder naar 't Westen ftuuren, meteen Zuid- Oosten wind. Dezen koers bleven wy houden tot twee uren des morgens van den 19., toen het weêr dik eh duister wordende wy by den wind ftaken en tot vyf uren ZuidWest aar.ftevenden; om welken tyd, ben geweldige ftorm ons noodzaakte enkel gebruik te maken van onze ond r?d len. Schoon het ongtmftige weêr ons weinig waarfchynlykheid overliet om land op te doen, verlanfdeh wy echter mets fterkér, en zoo haast de dag aan den Hemel was, waag. Zzz2 dea vr. J30EK. I77O. October,  irj;. BOEK. Cktuöer. f4S REIS NAAR DEN den wy het West ten Zuiden te houden. Wy bleven in dien, koers zeilen tot tien uuren voor den middag, toen de wind fchielyk omfchoot naar 't Zuid-Westen, vergezeld van helder weêr* Naauwlyks hadden wy onze reeven losgemaakt, en onze marszeilen bygezet, of het begon zoo geweldig te ftormen, dat wy genoodzaakt werden, om op nieuw onze zeilen dubbel te reeven, en tegens den middag, de wind meer naar 't Westen fchietende, werden wy belet langer dien koers te houden : w eshalven wy 't overftag wierpen en zVuidwaards aanhielden. Wy waren thans op 44 gr-12 min. JN oorderbreedte en op 150 gr. 40 min. Oosterlengte; zoo dat, na alle onze pogingen, wv 't verdriet hadden tebefpeuren, dat wv volgens de Rusfifche kaarten op dezelfde middaghnie van Nadeegsda waren, welk Eiland zy in hunne kaarten Rellen als het Zuidelykfte van alle de Kurile - Eilanden, en omtrent zestig Engelfche Mylen ten Zuiden. Schoon de felle ftormen en tegenwinden', met welken wy de laatfte zes dagen hadden moeten worftelen, ons de geelheid benomen hadden, om onder deze Eilanden te vervallen, viel de koers, welke wy genoodzaakt waren te houden , niet geheel en al onvoordeehg uit voor de Aardrykskunde. Want de groep Eilanden, bevattende Zellany, K.unafchir en de drie Zusters, welke, in de kaarten van den Heer d'Anville , geilek worden in den koers, welke wy juist bevaren hadden, worden door dezen tocht ten duidelykften eene andere ligging aangewezene en verder naar t Westen verplaatst, waar Kapitein Spanberg dezelven geftelt heelt, tusfehen de lengtens fvan 142 en 147 K* • D,och °eze ruimte in de Franfche kaarten heilagen wordende door btaaten Eland en een gedeelte van Jefo, word het gevoelen van Muiier ten hoogften waarfchynlyk, dat deze alen een en het zelfde land zyn; en dewyl wy geen reden hebben om de nauwkeurigheid van Spanberg te verdenken, hebben wy, in onze aigemeene kaart, Kunafchir, Zellany en dedneZusrers weder op derzelver eige plaats gebragt-, en al het ovenee achterwege gelaten. „ , w ■ Als- wy de wyze in aanmerking neemen, op welke dcK»-  i STILLEN OCEAAN. 547 fen de Eilanden van den Noorder Archipel vermeerderd hebben, niec alleen , by gebrek van derzelver ligging naauwkeung te bepalen , maar insgelyks door eeiae neiging, den mensch natuurlyk eigen , om nieuwe ontdekkingen te vermeenigvuldigen, zullen wy niet verwondert zyn dat dezelfde oorzaken gelyke gewrochten werkten. Op deze wyze heeft men zich verbeeld , dat de landen van Jefo, welke zoo wel uit de eerfte overleveringen onder de Rusfen, als uit de verhalen van de Japanneezen, niets anders zyn dan de Zuidelyke Kurile Eilanden, onderfcheiden waren van deze Jaatften. De Gama's Land werd oorfprongelyk, ten naasten by, de zoo evengemelde ligging gegeven, maar vervolgens verfchoven, om plaats te maken voor Staaten Eiland en Compagnies Land; en dewyl Jefo, benevens de Zuidelyke Kurile Eilanden, reeds in 't bezit van dat vak waren, gaf men, om niets verloren te laten gaan, aan het eerfte een plaats naar het Westen, en aan het andere een plaats naar het Oosten. Dewyl, volgens de Rusfifche kaarten, de Eilanden Kunafchir en Zellany nog verder Zuid lagen, bleven wy de hoop voeden van dezelven in 't gezicht te zullen krygen, en in die verwagting hielden wy de fteven zoo veel naar 't Westen , als de wind wilde toelaten. Op den 20., waren wv des middags op 43- gr. 47 min. Noorderbreedte en op 150 gr„ 30 min. Oosterlengte, West ten Zuiden onzen koers richtende met eene labbere koelte uit den Zuid-Oosten ; en naar alle waarfchynlykheid waren wy kort daaraan niet meer dan vier en twintig Zeemylen ten Oosten van Zellany , doch dit goed vooruitzicht was van kortenduur: want, omtrent drie uren, na den middag, de wind naar 't Noord -Westen fchietende, begon het zoo geweldig te waaijen, dat wy niet meer dan ons bezaanftagzeil met de fok konden voeren. De volgende vier en twintig uren, hadden wy zware ftortregens met hevige valwinden;, waar na het weder bedarende en de horizon eenigzins opgeheldert zynde, wy in ftaat waren onze bramzeilen bytezetten; doch dewyl de wind uit den Noord-Westen bleef waaijen, bleeven alle onze pogingen; om in 't gezicht van 't land te komen , vruchteloos;, en wy ZZZ3 wa> vi.' boek., 1779. October.  S'4S REIS NAAR DEN VI. JBOEK. Ï779October. waren, ten langen lesten, verplicht alle verdere gedagten, om ten Noorden van Japan eenige ontdekkingen te doen, ta laten varen. Deze te leurftelling fpeet ons des te meer, om dat onze nieuwsgierigheid fterk was gaande gemaakt, door het geene men ons van de Inboorelingen dezer Eilanden verhaalt had. Op den 2 r. brak het Iyktouw van het voormarszeil der Refolution, waar door het zeil in flarden fcheurde. Dit ongeval was ons op de reis meermalen overgekomen, en gaf duidelyk te kennen, dat men zich by ons zeer vergist in de juiste evenredigheid van kracht tusfehen het zeil en deze Iyktouwen. Op dezen dag zette zich, in ons want, een Landvogel neder, iets grooter dan een musch, en in alle andere opzichten zeer veel naar dat Vogeltje gelykende; hy werd gevangen van ons Volk, en zeer lang in't leven gehouden. De ftorm nu langzamerhand bedarende, namen wy, op Vrydag den 22,, des morgens, de reeven uit onze marszeilen, en zetten meerder zeil by. Om twaalf uuren waren wy op 40 gr. 58 min. Noorderbreedte en op 148 gr. 17 min. Oosterlengte; miswyzing3 .gr. Oost. In den namiddag, kwam een ander Landvogeltje op één onzer Schepen zich nederzetten; het zelve was zoo afgemat dat het zich met de hand liet grypen. Het was niet grooter dan een Winter Koningje, had een kuif van geele veederen en de overige veederen waren gelyk aan die van een Cysje. Deze Vogels gaven duidelyk te kennen dat wy niet zeer verre van Land af waren. De wind een korten tyd gewuift hebbende, vestigde zich eindelyk in 't Noorden, en deed onze koop, van land te zullen opdoen, herleeven. Wy ftelden onzen koers West-Noord - West, in welke rigting, opeen afftand van omtrent vyftig Zeemylen , de Zuide'ykfte Eilanden moesten liggen, door Kapitein Spanberg gezien, enbewoonddoor zeer ruige of harige menfehen. De windvoldeed niet aan ons verlangen, maar verflapte zoodanig , dat wy slechts weinig voortgang maakten tot omtrent agt uren van den volgenden morgen , toen vvy een labbere koelte uit her Zuid-  STILLEN OCEAAN. 54* Zuid-Zuid-Westen kreegen, waarmede wy onzen koers naar 't West - Noord - Westen bleeven achtervolgen tot 's avonds. Op den middag bevonden wy ons op 40gr.35 min. Noorder breedte, en op eene aan de Maan waargenomene lengte van 146 gr. 45. min. De rniswyzing van t Kompas 17 min. Oost. Tegen den avond hadden wy hevige valwinden , verzelt van regen , en dewyl wy over dag eenige bundels gras hadden ontmoet, en verfcheide kleene Landvogels ais mede een Kropgans en een aantal Meeuwen gezien, vonden wy , daar deze teekenen een nabyzyud iand aanduidden, raadzaam, gedurende den nacht, afte'houden, en voor eenige weinige uuren naar 't Zuid-Oosten overteleggen. Op den 24., 's morgens, ten vier uuren, ftuurden wy wederom West-Noord-West, alle zeilen by zettende, toe rs avonds ten zeven uuren , toen de wind omliep van 't ZuidZuid - Westen naar het Noorden en ftyf door woei. Wy waren thans op 145 gr. 20 min. Oosterlengte en op 40 gr. 57 min. Noorder breedte. Deze tweede te leurftelling in onze poging om verder Noord. West aan te ftevenen, het onftuimig weder, waar door wy niet weinig geteistert waren , benevens de geringe waarfchynlykheid van in dit jaargetyde, gunftiger gelegenheid tot onze bedoelingen aantetreffen, bewogen Kapitein Gore eindelyk geheel en al aftezien van het opfpooren der Eilanden ten Noorden van Japan geleegen, en deeden hem befluiten een West Zuid - Westelyken koers te nemen naar het Noordelykst gedeelte van dat Eiland. In den nacht liep de Wind Noord - Oost en blies ftyf door; ten zelfden tyde hadden wy zwaren regen en nevelachtig weder. Op den 25. waren wy op 40 gr. 18min. Noorderbreedte en op r44 gr. Oosterlengte. Dien dag zagen wy vluchten van Wilde -Eenden; ook plaatfte zich eene Duif in ons want , en verfcheide Vogeltjes, naar Cysjes zweemendc» vlogen om onze Schepen heen met eene onvermoeidheid, welke ons reden gaf te denken dat zy niet lang op de wieken geweest hadden. Wy pasfeerden een ftuk bamboes of fuikerriet en verfcheide hoopen lang gras. Deze aanduidingen,, das V2„ BOEK. 1779. ÜQtaher,  > vi. BOEK. I779. October. ^oventbi-  55ö R E I S NAAR DEN VI. i BOEK. 1779;Novemb. achtig weder. Den derden, bevonden wyons, naar rekening, meer dan vyftig Zeemylen van de Kust; welke omHandigheid , gepaard met de zonderlinge uitwerkzelen der ftroomen, ,het vergevorderd jaargetyde, hetonbellendige weder en. de. geringe waarfchynlykheid van beterfchap., Kapitein Gore deedt befjuiten Japan te.laten vaaren, en de reis naar China voorttezetten , vooral, daar hy hoopte, dat de koers, welken hy dagt te houden, en d;e nooit was bezeild geweest, hem gelegenheid zou verfchaffen tot hetdoen van nieuwe ontdekkingen , welke hem vergoeding zouden bezorgen voor de te leurftellingen op deze Kust ontmoet. Indien iemand onzer lezeren mogt oordeelen , dat wy van dit oogmerk te fchidyk afzagen, kunnen wy, by de reedsopgegeevene redenen, nog voegen, dat volgensKoempfers befchryving van de Japanfche Kust, dezelve als de gevaarlykfte in de geheele weereld te houden is; dat het ook ingevalle van ongelegenheid , allergevaarlykst zou geweest hebben in. een der Havens van dat land in te loopen, waar wy, volgens de beste berigten, verzekert waren, dat de afkeer Ier Inboorelingen voor vreemdelingen , hen aangezet had tot iet pleegen der fchrikkelykfte wreedheden ; dat onze Schepen zeer lek waren, ons loopend wand meest gerot was en :elkens. af brak, zoo dat het geftadig moest herfteld worden, yi onze zeilen verlieten en tegen geen ftorm beftand waren. Den 4. en 5. November, bleeven wy, met zeer onbetendig weder, en veel blixem en regen, naar 't Zuid-Oos:en voorcftevenen. Op beide die dagen voeren wy door een :eex groote meenigte puimfteen, van welke eenige ftukken, ;er zwaarte van een once tot drie ponden, door ons Volk verden opgevischt. Wy verbeeldden ons dat deze fteenen )p 't water geworpen waren by de verfchiilende uitbarftingen van brandende of vuurfpuwende Bergen, nademaal veee van dezelven geheel glad en andere met Schulpen bezet varen. Ten zeiven tyde zagen wy een aantal bruinvisfchsn >m onze Schepen fpeelen, als mede verfcheide kleene Land'ogeltjes en twee wilden Eenden. Op  STILLEN O CE AA N. 5S? Op den p., hadden wy een' hooge Zee uit den Oost - Zuidoosten, en wy bevonden ons op 31 gr. 46 min. Noorder breedte en op 146 gr. 20 min. Oosterlengte. Op dezen da/* zagen wy een ander Landvogeltje, benevens een keerkrinf Vogel, eenige vliegende visfehen en brüinvisfchen. De wind woei uit het Noorden en wy bleeven een Zuid - Westelvken' koers houden, zonder iets van aanbelang te ontmoeten, tot op Vrydagden 12., toenwy, uit dien hoek , dooreenen hevigen ftorm overvallen werden , en geenanderzeil konden voeren dan ons bezaan ftag zeil en fok; d?s morgens van den den 13 fchoot de wind naar 't Noord - Westen, vergezeld ^ fchoon weder; dan, .fchoon wy thans, ten naasten by, op de hoogte waren, waar men het Eiland St. Tuan plaatst fteevenen Trl^' Wv bkeve" Zuidwest aan- ltee\ enen, en fchoon de ftorm even fel bleef aanhouden zetten wy onze Marszeilen by. Om twaalf uuren rekenden wv t"rlen°ePte'mir- N°°rderbreedté '43 gr. 40 miToS terlengte, miswyzing 3 gr. 5 min. Oost. In den achtermiddag zagen wy eenige Albatrosfen en Keerkring Vogels als * mede verfcheide Dolphynen en vliegende Visfehen g Wy ontmoetten by aanhoudenheid eene meenigte puim- • fteen, waar van de verbazende hoeveelheid, in de Zee tusfehen Japan ;«£ de Bafhee Eilanden dryvende, reden geeft Z ^rnrhderftelrnhd^-in dlC gedeeltevan den-Stilten^hZ\ kk hevigeJfchLudding of uitbarfting moet plaats gehad hebben en derhalven eenige waarfchynlykheid byfet aan t gevoelen van den Heer Muller, betrekkelyk dfaffthei van Jefo,'en het veJdwynen van' btaaten Eiland en Compagnies land.. Omtrent zes uren des avonds, puurden wy West-Zuid-West,échtende Ka- ' puein Gore het onnoodig langer naar 't Zuid - Zuid - Westen < daHvnwf' ?°7yr ?? Masten by onder denzelfden mid- ■ daglyn waren, als de Ladrones , of Marianfche Eilanden en< SiSbui£en denkoers' Wi2f 2? I4> MdÓer T' des morSens> ^hoon weder, dc Wind was gematigt , hep.langzamerhand naar't Noord - Go* • ten 3 VT. BOEK. I779-, Novemb.'  55* ;R E IS N:A AR DEN ■ VI. BOEK. 1770,. ten en bleek eindelyk de pasfaat wind te zyn. Om tien uuren, voor de middag, ontdekten wy, in 't Zuid-Westen, land, het welk zich op deed als een r.egte fteilen en hoogen Berg. Op den middag waren wy op de Oosterlengte van 142 gr. 2 min. en op de Noorder breedte van 24 gr. 37 min. Het land, welk ons in 't gezigt bleef, ontdekten wy thans een Eiland te zyn, op den afftand van negen of tien Zee.mylen, ftrekkende Zuid-West {■ West; en cm twes uuren, nadenmiddag, zagen wy een ander in 't West Noord-Westen. Dit tweede Eiland maakte , op zekeren afftand , de Vertooning van twee Eilanden. De Zuidelyke uithoek beftond in een hooge Berg van eene kegelvormige gedaante, door eene fmalle ftreek lands.vast aan het Noorder gedeelte van 't Land, het welk tamelyk hoog van grond is. Dit Eiland duidelyk van grooter uitgeftrektheid zynde, dan dat ten Zuiden, hielden wy 'erop aan. Den volgenden morgen, om zes uren, maakten wy zeil naar den Zuidelyken uithoek van het grootfte Eiland, en om dien tyd ontdekten wy een ander hoog-Eiland. Om negen uuren bevonden wy ons tegen over.het middelfte Eiland en niet boven een Engelfche Myl van het zélve af; doch Kapitein Gore , bevindende dat geen boot aan het zelve kon landen , zonder gevaar te loopen van de zware branding., welke de Zee tegen den wal maakte, vervolgde zyn koers naar 't Westen. De lengte van dit Eiland., in de ftrekking Zuid - Zuid-West en Noord - Noord - Oost, is omtrent vyf Engelfche mylen. Aan den ..Zuidelyken hoek van het zelve is een hooge kaale Berg., met een vlakken kruin; toen wy denzelven van 't West-Zuid Westen zagen, bleek die duidelyk een vuurkolk van een brandenden Berg te zyn. Het zand , de aarde of Rots ( want het was niet gemaklyk te onderfcheiden waar ,iiit de opperkorst beftondt:) was verfcheiden van kleur;'een groot gedeelte, gisten-wy, zwavel te weezen, niet alleen som dat ons de kleur als zoodanig voorkwam , maar ook uit den fterken zwavel ftank, -welken-wy by 't naderen vandejzeji heek, gewaar werden. De Refolution., digter aan 't  Prentverb . XXIII   STILLEN OCEAAN. 559 Eiland heen zeilende, meenden verfcheide Officieren van dat Schip, rook uit den Berg-top te zien opgaan. Uit hoofde van den zwavelftank gaf Kapitein Gore aan dit Eiland den naam van Sulpher-Eiland. Een laage en fraalle ftreek land vereenigt den zoo even befchreven Berg, aan het Zuid einde van het Eiland, het welk een omtrek heeft van tusfehen de drie en vier Zeemylen. Dat gedeelte , aan de landengte geleegen, heeft eenig kreupelbosch en een groen voorkomen; maar de ftreeken naar 't Noord - Noord - Oosten geleegen, zyn ten uiterften dor, en vertoonen eene meenigte groote ftukken rots, veele van welke ongemeen wit zyn. Eenige zeer gevaarlyke blinde klippen ftrekken zich omtrent twee en een halve Engelfche myl naar 't Oosten en twee mylen naar 't Westen van 't middelfie gedeelte van 't Eiland uit, op welke klippen de Zee mee zeer veel geweld breekt. De Noord - en Zuid - Eilanden vertoonden zich als enkele Bergen van eene verbazende hoogte; het eerfte fpits en van eene kegelvormige gedaante; het laatfte vierkanter en plat van kruin. Het Sulpher Eilanden lag, naar onze gisfing, op 24 gr. 48 min. Noorder breedte en op 141 gr. 12 min. Ooster lengte. Kapitein Gore vond thans goed zyn koers naar de BaskeeEilanden te rigten, in hoope van aan dezelven zoodanig een voorraad van verversfehingen optedoen, als in flaae zoude zyn, zyn verblyf te Mavao te verkorten. Deze Eilanden ontvingen een bezoek van Kapitein Dampier, diegunftigvan dezelven fpreekt, met lof de beleefdheid en vriendelykheid van derzelver bewoonderen vermeld, en breed opgeeft van de meenigte Zwynen en Groentens, welke derzelver gronden leveren. In vervolg van tyd werden ze gezien van den Commandeur Byron en van Kapitein Wallis, die 'er voorbyzeilden , zonder er aantelanden. Om over dag ons gezicht zoo ver mogelyk te doen reiken, zeilden onze Schepen op den afftand van twee en drie Zeemylen van den anderen , en des nachts voerden wy kleen B b b b zeil, VI.' BOEK. Novemb,  VI. BOEK. 1779Novemb. 56e REIS NAAR DEN zeil, zoo dat wy, niet wel, eenig land, in den omtrek van onzen koers gelegen, konden voorby zeilen, zonder het zelve gewaar te worden^ Op deze wyze bleven wy onze reis vervorderen, zonder iets van aanbelang te ontmoeten, hebbende een frisfche koelte ^uit het Noord - Oosten, tot Maandag den 22., toen de wind tot een fterken ftorm aanwakkerde en met zware rukken woei, verzelt van regen, zoo dat wy genoodzaakt waren onze marszeilen dubbel te reevcn. Des anderendaags, op den middag, waren wy op de Noorder breedte van 21 gr. 5 min. en op 123 gr. 20 min. Oosterlengte. Omtrent zes uuren in den achtermiddag, niet verder dan een en twintig Zeemylen van de Bashee-Eilanden kunnende afzyn , volgens de kaart van Dalrymple, het weêr buijig en nevelachtig zynde, maakten wyhet voormarszeil digt en ftaken by den wind op naar 't Noord-Noord Westen. Op den 24. hadden wy, by aanhoudenheid , regen, met onftuimig weêr; een zwaare Zee brak op ons in uit het Noorden, en in den namiddag hadden wy fchitterende blixemftraalen uit dien zelfden hoek. Wy bleeven tot negen uuren Noord -Noord - West ftuuren , en wendden toen naar het Zuid-Zuid-Oosten, welken koers wy hielden tot vier uuren van den volgenden morgen, zynde Donderdag den 25. Des nachts was 'er Maan Eclips, doch de regen belette ons eenige waarneemingen te doen. Ongelukkig viel , in het duisterst van dien tyd, een der Matroozen van de Discovery , terwyl hy bezig was een der zeilen digt te maken, overboord , doch terftond een touw grypende , dat buiten 't Schip in Zee hong , en het Schip zonder tydverzuim tegen den wind opgebragt zynde, kreegen wy hem behouden aan boord, zynde hy flechts eenigzins aan den Schouder gekneust. Om agt uuren, het weder ophelderende , lieten wy het voortgaan, doch de wind woei zoo fel, dat wy geen ander zei! konden voeren dan de fok en het groot marszeil dubbel gereeft, Omtrent dezen tyd, zagen wy een Suikerriet dry ven, en een Land - Vogel, naar een Lyster zwccmende. Op den middag wa-  STILLEN OCEAAN. tfi waren wy op 21 gr. 35 min. Noorderbreedte en op 121 gr. 35 min. Ooster lengte. Volgens de kaart van Dalrymple moesten wy thans ten Westen van de Bashee-Eilanden geweest zyn, doch Kapitein Gore, in den koers, welken hy hield, zich rigtende naar de gevoelens van Commandeur Byron en Kapitein Wallis, by wien hy aan boord was, toen zy dezeEilanden voorby zeilden, welke door den eerften bykans vier graden Westelyker of op 118 gr. 14 min. Oosterlengte geftelt worden, hield , om twee uuren nadenmiddag, Zuidwaards, met oogmerk om op dezelfde linie van breedte te komen van de Bashee - Eilanden, alvorens onze lengte aftezeilen. Om zes uuren bereikten wy ten naasten by die hoogte, en hadden derhalven in 't gezicht van 't land moeten zyn, volgens opgaaf van Kapitein'Wallis, die deze Eilanden bykans drie graden meer naar 't Oosten plaatst dan Commandeur Byron. De woede van den ftorm was tot nog toe niets verminderd, en Kapitein Gore, altoos by de meening blyvende, dat de Bashee-Eilanden naar't Westen lagen , maakte, met de fteven naar 't Noord-Westen, onder de fok en een gereefd bezaan, een bylegger. Op den 26"., omtrent zes uuren 's morgens, de windmerkelyk bedaard zynde, zetten wy onze marszeilen aan den rif, ontreefden de andere zeilen, en lieten het voor den wind loopen naar 't Westen. Om twaalf uren waren wy, volgens waarneemingen, op 21 gr. 12 min. Noorder breedte en op 120 gr. 25 min Ooster lengte. Op dezen dag zagen wy veele Keerkring Vogelen en een vlugt Eenden, als mede BruinVisfchen en Dolphynen ; ook ontmoetten wy verfcheide puimfteenen. Wy bragten den nacht door met over en weder laveeren ; en des anderendaags morgens, om zes uuren, maakten wy weder zeil naar 't Westen, om de Bashee-Eilanden optezoeken. Kapitein King, die, in 't zoeken van deze Eilanden, vreesde zoo ver Zuidwaards te vervallen, dat zy genoodzaakt zouden zyn , te lywaard van de Prata's Eilanden heen te houden, en het als dan ten uitterften moe'ilyk vinden, voor zulke Hecht zeilende Schepen als de onzen, Bbbb2 om vr.' BOEK. 1779-' Novemb,  5<5a REIS NAAR DEN VI. BOEK. 1779htevemb. om Macao te bereiken, vooral indien de wind, gelyk thans* uit het Noord-Noord-Westen en uit het Noorden bkef waaijen, gaf zulks in bedenken aan Kapitein Gore, die echter befloot nog dien dag denzelfden koers te blyven houden, blyvende fteeds hoopen de lengte van Commandeur Byron juist te zullen vinden; alleen gaf hy aan Kapitein King bevel eenige weinige mylen meer Zuidwaards te zeilen. Om twaalf uuren werd het weêr nevelachtig, en wy bevonden ons thans op de Noorder breedte van 21 gr. 2 min. en op 118 gr. 30 min. Oosterlengte. Ten zes uuren, des avonds, ten Westen van de Bashee - Eilanden gekomen zynde, volgens de ftelling van Admiraal Byron , loefde Kapitein Gore naar 't Noord-Westen op, met kleen zeil, de wind zeer heftig waaijende en alles een ftormigen nacht voorfpellende. Op den 28., des morgens, om vier uuren, wendde de Refolution, die voor ons uit was, voor den wind om, en ten zei ven tyde befpeurden ons Volk, te ly waard, blinde klippen. By 't aanlichten van den dag zagen wy 't Eiland Prata, en tusfehen zes en zeven uuren ff evenden wy op het rif aan, doch ons buiten Haat bevindende om het te boven te zeilen, wendden wy en liepen te ly waard. Langs de Zuidzyde heen zeilende, niet verder dan een Engelfche Myl van 't rif af, zagen wy, op den kant der klippen, iets dat zeer veel naar twee wrakken geleek. Op den middag bevonden wy, by't nemen van dubbele hoogtens, onze Noorder breedte te zyn 20 gr. 39 min. onze Oosterlengte was ri<5gr. 45 min. Wy waren nu op den affland van drie of vier Zeemylen van *t Eiland Prata, het welk eene ftrekking had van Noord -J Oost. Naby den Zuidelyken uithoek van het Eiland en aan de Zuid- Westzyde van het rif verbeeldden wy ons , uit den top van de mast, te zien, verfcheide openingen in het rif, welke eene veilige ankerplaats fcheenen te belooven. Het overige van den dag zetten wy alle zeilen by, en hielden om Macao niet mis te zeilen, by den wind, welke thans uit het Noord-Oosten ten Noorden woei. Gelukkig werd de wind te-  STILLEN OCEAAN. s63 tegen den avonds onsgunftiger, fchietende twee flreeken meer naar t Oosten ; want waren wind en weder dezelfde eebleeven als s weeks te vuren, zouden wy naaulyks in {baat geweest zyn om die Haven te bereiken , in welken gevalle wv naar Batavia zouden hebben moeten ftevenen, eene plaats , die wy alle reden hadden te duchten , om de fchrikkelykè vernieling welke de ongezonde luchtftreek aldaar aangeregt had onder het Volk van vorige Schepen, die, ter ontdekkingen uatgezonden, die Rheede aangedaan hadden. 's Maandags morgens, den 29,, ontmoeten wy vier Chineeze Vischfchuiten, van welke het Volk ons naauwlyks »ü?lagj 7 vlseh*en met een groot fieepnet, de gedaante hebbende van een hollen keegel, met een platten yzeren rand aan het beneden gedeelte van den mond van 't net geheet. Het net word vastgemaakt met touwen aan de voor-en achterfteven van de fcnuit welke door den wind voortgedreven, het net medefleept fleepende de yzeren rand langs den grond! Tot ons innerlyk leedwezen vonden wy de Zee bedekt met wrakken van vaartuigen, welke zoo als wy onderftelden, in het aatfte ftormaehtige weder , verongelukt waren. Om twaalf uuren bevonden, wy, by waarneming, ons op 22 gr. 1 min. Noorderbreedte en zints den voorgaanden middag hadden vvy honderd tien Engelfche Mylen, over een en boeg, naar t Noord- Westen afgezeild. Daar wy nu, ten naasten by, op de hoogte van de Lema - Eilanden waren J ftevenden wy West ten Noorden, en na twee en twintig Engelfche mylen verder voortgezeild te hebben, zagen wy len derzelven , negen of tien Zeemylen ten Westen van ons. Urn zes uuren, s avonds, waren wy niet meer dan vier of vyf Zeemylen ver van het naaste Eiland; wy peilden tweeën twintig vademen water ineen modderigen grond, minderden zeil , en brachten den nagt door met afin aan Javeeren. Den volgenden morgen liepen wy langs de Lema-Eilanden, welke, gelyk de andere Eilanden aan deze Kust gelegen, ontbloot van hout zyn, en, voor zoo ver wy zien konden, onbebouwt liggen. Omtrent negen uuren kreegen wv een Chinees vaartuig,, het welk reeds by de Refokiuongeweest was>. £ b b b 3 0p BOEK, I779/ Novemb,  VI. BOEK. 1779Novemb. 564 REIS NAAR DEN op zyde; een Loots bood zich aan, die door Kapitein King geweigerd werd, om dat hy de Refolution moest volgen. Kort daaraan pasfeerden wy de westelykfte der Lema Rotzen of klippen ; maar, in ftede van het te wenden naar 't Noorden van 't groote Ladroon Eiland, gelyk Lord Anfon met de den Centurion gedaan had, zeilden wy te ly waard. De vrees van Macao mis te zeilen, en verplicht te zyn naar Batavia te ftevenen, gevoegt by het vuurig verlangen om tyding te hebben van Europa, vermeerderde niet weinig onze vreugde en blydfchap, toen wy de Refolution een fchoot hoorden doen , en fein zagen geeven om een Loots. Op de herhaling van het fein, zagen wy vier Chineefche vaartuigen, ieder om 't fterkst zich beyverende, om de eerfte te zyn, naar ons toekomen. Kapitein Gore maakte een verdrag met den eerstkomende om het Schip naar Typa te brengen, voor de Som van dertig Daalers; ook liet hy aan Kapitein King weten, dat de Discovery de Refolution flechts te volgen had, en des geen Loots behoefde. Kort daaraan kreeg de Refolution een tweede Loots aan boord, die aandrong om het Schip teftuuren, en terftond de hand aan 't wiel flaande, bevel gaf de zeilen by te haaien. Hieruit ontftond een hevigen twist, welke echter bevreedigt werd , toen men beloofde de befproken Som onder den anderen te verdeelen. Ingevolge de beveelen door de Lords van de Admiraliteit gegeeven aan Kapitein Cook, begon het thans tyd te worden , om van Officieren en gemeenen, op te eisfchen de dag verhalen, en alle andere papieren, welke zy onder zich hadden , en die betreklyk waren tot het verhaal van de Reize. Tot het afvorderen dier Papieren en het doen gelden dezer beveelen, werd omzigtigheid en vriendelykheid, zoo wel als gezag en ftandvastigheid, verè'ischt. Onze Bevelhebbers waren niet onkundig, dat de meeste Officieren en verfcheide ; Zeelieden, in hunne ledige uuren, den tyd gekort hadden, met verhaalen te fchryven van onze verrigtingen en ontmoetingen, zoo wel ter voldoeninge van hunner vrienden nieuwgierigheid, als tot hun eigen genoegen, en dat zy nietgeer- ne  STILLEN OCEAAN. 565 ne dezelve in eenen onbefchaafden ftyl onder 'toog zouden zien gebragt van vreemden ; daarentegen konden de beide Bevelhebbers, wilden zy overè'enkomftig de beveelen hunner meesters handelen , geen Papieren of opftellen in handen laten van Officieren of Volk, welke Papieren, het zy by toevalof opzettclyk, in handen konden komen van Drukkers of Boekverkoopers, en dus aanleiding geven tot zulke vervalschte en onvolkomen verhaalen van onzen tocht, als ftrekken konden tot verkleining van onze moeite en arbeid, en misfehien tot nadeel van de Opperhoofden, die daar door in verdenking zouden kunnen geraken, als de opftellers en uitgeevers van zulke gefchriften te zyn. Om die reden liet Kapitein King al het Volk van de Discovery op het dek komen, alwaar hy hetzelve de ontvangen beveelen mededeelde, en de reden voorftelde welke , naar zyne gedagten, hen behoorden aantezetten om gewillig en volkomen te gehoorzamen. Te gelyker tyd gaf hy hen te kennen, dat de Papieren, welke zy niet verlangden onder 't oog te zien komen van de Lords der Admiraliteit, in derzelver tegenwoordigheid zouden verzegelt worden, en onder hem blyven berusten, tot dat voldaan zou zyn aan de oogmerken van hunne Lordfchappen , betreklyk de uitgave yan het verhaal der Reize, wanneer hy beloofde dat die Papieren getrouwlyk aan hen weder ter hand gefield zouden worden. Kapitein King had het genoegen te bevinden dat zyn voorflel goedgekeurt en gereedelyk werd ingewilligt, niet alleen door de Officieren, maar door de overige van 't Scheeps - Volk; ieder gaf gewillig alles, wat hy betrekkei) k de reis gefchreven , of gebroddelt had , aan hem over, en Kapitein King merkt, by deze gelegenheid, aan, dat hy, om aan het Volk van de Discovery recht te doen, verklaren moet, dat zy de gefchiktfte en de gehoorzaamfte lieden waren, welke hy ooit kende, fchoon het grootfte gedeelte hunner jong was, en nooit te voren op een Oorlog Schip gevaaren had. Kapitein Gore deedt dezelfde voor flagen aan 't Volk van de Refolution, en ontmoette dezelfde bereidwilligheid in het gehoorzamen. Wy bleeven tegen den wind opwerken, tot omtrent zes uu- VI, BOEK. 1779. Novemb*  v6€ REIS NAAR DEN VI» BOEK. i?79- Novemb. Decemb. uuren 's avonds, toen wy, op last van den ChineezenLoots, die zich aan boord van de Refolution bevond, en meende dat wy het ty thans tegen hadden, de ankers lieten vallen. De proef echter, welke wy wegens het ty namen, toonde duidelyk dat hy mis had, want wy ontdekten dat het naar 't Noorden liep tot tien uuren. Den volgenden morgen, zynde Woensdag den i. December, beging hy een andere dergelyke misflag ; want ten vyf uuren, toen 't ftil water fcheen, wilde hy dat wy onder zeil zouden gaan; doch zyne te voren aan den dag gelegde onkunde deed ons op onze hoede zyn. Wy namen, derhalven, onze eige waarnemingen te baat, eer wy het anker ligtten, beproefden het ty, en vonden een fterke beneden ftroom tegen ons, zoo dat wy verplicht waren voor anker te blyven tot elf uuren. 1 lier uit blykt, dat het ty twaalf uuren afliep. Des achtermiddagslaveerden wy tusfehen de Grand Ladrone en het Eiland Potoe, en ten Oosten van dit laatfte gekomen zynde waren wy verplicht met de Ebbe, om negen uuren, voor anker te komen in zes vademen water, hebbende de Stad Macao ten NoordWesten van ons, op den afftand van negen of tien Engelfche Mylen, en Potoe ten Zuiden half West, op den afftand van zes of zeven Engelfche Mylen. Op den 2. December, kregen wy, in den morgen, een der Chineefche aanneemers, die bekend ftaan by den naam van Compraclors, aan boord van de Refolution ; deze verkogt aan Kapitein Gore twee honderd ponden Rundvleesch, als mede eene groote meenigte Eijeren, Oranje Appelen en Groentens, van alle welke artykels het' Volk van de Discovery deszelfs aandeel ontving; voorts maakten wy een verdrag met den Compradors om ons dagelyks de benoodigde mondbehoeftens te bezorgen, voorde welken hy bedong vooraf betaald te worden. Dewyl de Loots voorgaf de Schepen niet verder te kunnen brengen , vond Kapitien Gore zich verplicht hem te ontflaan, en wy vonden ons overgelaten aan onze eige zorg en oplettendheid. Om twee uuren in den namiddag ligtten wy, met den vloed, onze ankers, en werkten met de Schepen  STILLEN OCEAAN, '567 pen tegen den wind op, en om zeven uuren kwamen wy weider voor anker in drie en een half vadem water, hebbende Macao ten Westen, op den afftand van één Zeemyl. Onze ftand was zekerlyk de beste niet, want wy lagen open voor den Noord - Oosten wind, hadden weinig water en niet boven twee vademen en een half diepte te lywaard; onze Schepen waren echter verplicht alhier den ganfehen nacht te blyven leggen. Kapitein Gore vaardigde , in den avondftond, Kapitein King naar Macao af,- om een bezoek te geven aan den Portugeefchen Gouverneur, en zyn hulp te verzoeken in't voorzien van ons Volk met de noodige behoeftens, het welk hy zich verbeeldde dat tegen minder pryzen zou gefchieden, dan de Comprador vorderde. Kapitein King nam teffens een lyst mede van de artykels, welke de beide Schepen grooteiyks noodig hadden, voornemens zynde om zichdadelyknaar Canton te begeeven, en zich te vervoegen by de bedienden van de Engelfche Oost - Indifche Compagnie, ten dien tyde aldaar verblyf houdende. Op de aankomst van den Heer King aan het Kasteel, werd hem door den Majoor van 't Fort bericht, dat de Gouverneur, onpaslyk zynde, geen bezoek konde a-fwagten, maar dat wy ons verlaten konden op alle hulp, welke zy ons konden verleenen. Doch de Heer King verftond door dit antwoord dat wy zeer weinig byftand van hen te hopen hadden, dewyl zy volmaakt afhanglyk waren van de Chineezen zelfs, voor "t geene zy dagelyks behoefden. Indedaad, het antwoord, op het verzoek van den Heer King , bewees duidelyk genoeg den vervallen ftaat der Portugeezen magt; want aan den Majoor deszelfs verlangen te kennen geevende om zoo rasch mogeiyk zich naar Canton te begeeven, gaf de laatfte hem te verftaan, dat zy niet op zich konden neemen hem een boot te bezorgen, alvorens verlof te hebben van den Hoppe of Commis Generaal; ten welken einde men zich moest vervoegen by den Chineefchen Gouverneur van Canton. Het verdriet van Kapitein King op zulk eenonverwagt uit ftel kon alleen geê'venaart worden door het blakend Cccc on- vr.. BOElt. Becemb  56*8 REIS NAAR DEN' VI. BOEK. 1779Heceinb. ongeduld, waarmede hy zoo lang naar gelegenheid gewagt had om eenig nieuws van Europa te hooren. Niet zeldfaam gebeurt het dat wy, in't midden der vuurigfte najaagingen van 't een of ander voorwerp, de gefchiktfte middelen, om hetzelve te bereiken, over het hoofd zien. Zoo ging het thans met den Heer King, want terwyl hy,. geheel neerflachtig, op weg was om naar de Schepen wedertekeeren,. vroeg de Portugeefche Officier, die hem verzelde, of hy niet goedvondt een bezoek te geeven aan de Engelfche Hee- i ren te Macao ?'t Is onnoodig te zeggen welk eene ontroering deze vraag in de Ziel van den Heer King verwekte; zyn: hart was aangedaan met hoop en vrees , met nieuwsgierigheid en bekommering, terwyl hy met zyne medgezellen het pad: was opgeflagen. naar het huis van een' hunner landsluiden. - De wyze, op welke zy 'er ontvangen werden , was = niet minder, dan beleefd en vrkndelyk, fchoon ze hen uit hoofde van hunne ontroering veels te koel en hoflyk voorkwam. Op hunne vragen wegens de byzondere belangensvan elk hunner, verkreegen zy, als wel te denken is, weinig of geen voldoenend antwoord. Maar de zaken van een* algemeener aart, welke zints ons vertrek uit Engeland waren voorgevallen , en die thans, voor het eerst,. eensklaps hen i ter.ooren kwamen, overftelpten alleandere zintuigen, en beroofden hen fchier voor eenigen tyd van het vermogen van 5 overdenking.. Het nieuws, door den Heer King en deszelfs gevolg opgedaan, overgebragt zynde aan de geenen die aan boord wa-ren < gebleeven , onderhielden wy malkanderen, verfcheide ■ dagen achter één, over de echtheid daar van, als of wy met hetzelve in twyfel te trekken en voor onzeker te houden,, dié troost verlangden, welke onze wezenlyke rampen onsgeheel fcheenen te moeten weigeren. Na 't uitftaan van de • bitterftë aandoeningen , fpeet het ons geweldig zoo ver verwyderd te zyn van het Toneel, waar ftrydende vlooten en legerbenden, naar onze meening, gedurig bezig waren het lóttebeflisfen.'. Kennis gekregen hebbende van de gefleldheid der zaken iru  STILLEN OCEAAN. 569 in Europa, verlangden wy niets zoo zeer dan ons vertrek, zoo veel mogelyk, te verhaasten. Om die reden deedt Kapitein King nieuwe pogingen om naar Canton te komen, zonder echter voor het tegenwoordige daar in te kunnen flagen ; ook kreeg hy thans bericht dat de zwarigheid, welke de vastgeftelde landsregeering maakte, naar alle waarfchynlykheid grootlyks ftond vermeerdert te worden door een geval, weinige weeken voor onze aankomst, gebeurt. Kapitein Panton was van Madras afgezonden met een Oorlog Schip van vyf en twintig ftukken, het Zeepaard genaamt, om betaling te vorderen van penningen, welke de Chineefche Kooplieden van Canton fchuldig waren aan byzondere Bntfche Onderdanen in Europa en In die, en welke fchuld,zoo wy verftonden, begroot werd op weinig minder dan een •Milhoen ponden fterling, daar onder begreepen den verloopen en bepaalden Interesfe. Ten dien einde was hy belast •voor af op eene Audiëntie aantedringen by den Onderkoning ■van Canton, welke hem niet zonder dralen, en na alvorens bedreigingen te doen, eindelyk werd ingewïlligt. Het antwoord , welk hy met betrekking tot het onderwerp zyner zending ontving, was billyk en voldoende: maar naauwlyks was hy vertrokken, of'er werd in alle openbaare plaatzen, en aan de huizen der Europeanen een bevel aangeplakt, waar by alle vreemdelingen verboden werd, eenig geld, onder wat voorwendzel .ook , aan de Onderdaanen des Keizers van ■China te leenen. Deze handelwys had vry wat ongerustheid te Canton gebaart. De Chineefche Kooplieden, die de fchuld gemaakt hadden, tegen de handei wetten van hun land aan, en gedeeltelyk de billykheid van den eisch ontkenden, warenbevreest dat zulks ter kennisfe mogte komen van het Hof te Pekin, 111 welk geval de Keizer, die voor een billyk en geftreng Vorst erkend word , hen misfehien zou ftraften met de verbeurtverklaring van alle hunne goederen, zoo niet met het verlies van hun leven. De gekozen gecommitteerden van de Engelfche Factory, aan wie de Regeer ing van Madras de -zaak der eisfchers ten fterkften had aanbevolen, waren daar- vr. BOEK. '779Decemb.  REIS NAAR DEN VI. BOEK. 1779- entegen bevreest zich in moeilykheden te wikkelen met de Chineefche Regeering te Canton, en daar door een groot, ja aelfs misfehien een onherftelbaar, nadeel toetebrengen aan de zaaken van de Engelfche Oost - Indifche Compagnie in China. Want, gelyk men Kapitein King al verder onderrigtte, de Mandarins loerden gedurig op de gelegenheid , om zelfs., onder de nietigfte voorwendzels, den Koophandel der Engelr fchen te ftremmen, en het ging gemeenlyk met veel moeite en altcos met veel kosten verzeld zulke belemmeringen uk den weg te ruimen. De belastingen namen dagelyks toe; en de Heer King bemerkte dat alle de Européfche Factoren van gevoelen waren, dat zy binnen korten tyd tot de vernederende wisfelkeus zouden gebragt zyn, om, of allen handel met China te laten varen, of dezelfde laagheden te verduwen , aan welke de Hollanders zich in Japan onderwerpen. De aankomst van onze twee Schepen, in zulk een' tyd^ kon niet misfen nieuwe ongerustheid te verwekken. Kapitein King, derhalven , geen kans ziende om naar Canton te komen, vaardigde een brief af aan den Gemagtigden van de Engelfche Opper - Kooplieden, om hen kennis te geeven van de reden, waarom wy den Tygris waren ingeloopen, en hunnen by ftand te verzoeken om hem een Paspoort te bezorgen, en met zoo veel haast mogelyk de Scheepsbehoeftens, (van welke hy hen een lyst zondt, en die wy zeer benoodigt hadden,) aan de Schepen aftezenden. Den volgenden morgen, kwam Kapitein King aan boord, te rug, verzelt van onzen landsman, die ons wegens de Typa de noodige onderrigting gaf j wy ligtten dienvolgens het anker tusfehen zes en zeven uuren , en ftevenden op die Rivier aan ; dan, de wind verflappende,. kwamen wy, ten agt uuren, weder ten anker in drie en een half vademen water, hebbende de Grand Ladrone ten Zuid-Oostenen Macao ten West - Noord - Westen op den-afftand van drie mylen. Alhier begroette de Refolution de Portugueefche fterkte met elf fchooten , die met een gelyk getal beantwoord merden.. Den 4. ligtten wy, des morgens vroeg, weder hef  STILLEN OCEAAN. ftï het anker, zeilden de Typa in , waar wy onze Schepen vertuiden , met het Werpanker en Kabel naar het Westen. De Comprador, met wien wy, by onze aankomst,, een verdrag hadden aangegaan, de Vryheid genomen hebbendevoorttegaan met eene kleine Somme Gelds, het welk wy hem tot den aanhoop van Scheepskost vooraf betaald hadden, maakten wy een verdrag met een ander, die,. zoo lang wy hier bleven leggen , beide onze Schepen van behoorlyke mondbehoeftens voorzag. Dit gefchiedde zeer heimelyk" en des nachts, onder voorgeven dat het ftreed tegen de vastgestelde Haven wetten ; fchoon wy geneigt waren te vermoeden , dat hy er zyn eigen voordeel mede bedoelde, het zy met den prys der artykelen om die reden hooger te ftellen, of niet genoodzaakt te zyn den winst op dezelven met de Mandaryns te deelen.. Op Donderdag, den 9., ontving Kapitein Gore een antwoord van de Engelfche Supercargo's te Canton , waar inzy hem beloofden hun uiterfte best te zullen doen, om, met allen mogelyken fpoed, ons de benoodigde Seheepsbe'hoeftens te bezorgen ; met verdere verzekering, dat zy een Paspoort voor één onzer Officieren zouden zien te bekomen, doch tevens met verzoek, om allen verwyl deswegens niet aan hen, maar aan het beftuur der Chineezen toetefchry ven,, wier Karakter, zy vertrouwden, ons volkomen bekent te zyn. ■ Den volgenden dag, verzogt een Engelsch Koopman, van een onzer Oost-Indifche Kantooren, aan Kapitein Gore de hulp van eenige zyner Matroozen om een vaartuig naar Canton te helpen voeren , het welk hy te Macao gekogt had.. Kapitein Gore vondt deze gelegenheid juist gefchikt voor den Heer King om zich naar die Stad te begeeven, en gaf dien Heer bevel om met zich te nemen zyn tweeden Luitenant , den Luitenant der Scheeps - Soldaten, en tien Matroozen. Schoon Kapitein King liever zoude gewenscht hebben ©p een gefchikter wyze Canton te bezoeken , draalde hy Cc cc 3. nje£;>! VI. BOEK» I779.. Decemb..  57 2-V REIS NAAR D E*N VI. BOEK. 1779Decemb. niet, daar het verzogte Paspoort nog lang konde achter blyven en daar zyne tegenwoordigheid in het vervaardigen en vervorderen der verzogte noodwendigheden van groot nut konde zyn , zich aan boord te begeeven van het gemelde vaartuig, aan den Heer Williamfon last geevende om de Discovery met allen mogelyken fpoed zeilvaardig te maken,, en haar opperwerk tot het bieden van tegenweer in ftaat te ftellen. De Heer Frevenen werd het vervolgen der Starrekundige waarneemingen toevertrouwt , waartoe zyne kundigheden en vlyt hem zeer gefchikt maakten. ' De Heer King verliet, met zyn gevolg, de Haven van Macao, op Saturdag den n. December, en zeilden om den Zuid-Oosthoek van het Eiland in een Noordelyken koers, latende, in't voorbyzeilen., Lantao Lintin en verfcheide andere mindere Eilanden aan de rechterhand liggen. Alle deze Eilanden, gelyk ook Macao, 't geen aan de linkerzyde ligt , zyn geheel van hout ontbloot; de grond is hoog en onvruchtbaar, en word Hechts nu en dan van Visfchers bewoond. In 't naderen van den Bocca Tygns of den mond des i ygers, welke, ten naasten by, veertig Engelfche Mylen ver •van Macao is, vertoonde de Kust van China zich, naar't Oosten, in witte ft-ile Rotzen. De twee fterktens, welke den mond der Rivier beftryken, waren, ten dezen tyde, nog volmaakt in den zelfden ftaat, als toen Lord Anfon zich hier bevond. Dat aan de linkerzyde is een fraai oud Kaste J, met ,een klein bosch van Boomen omringt, en maakt een zeer aangenaame en Romanesque vertooning. : Alhier kregen zy een Officier van den tol aan boord om t ■vaartuig te onderzoeken, by welke gelegenheid de Eigenaar van 't zelve, uit vreeze dat indien ons Volk aan boord ontdekt wierde, zulks eenige ongerustheid mogt baren, en misfehien onaangenaame gevolgen hebben, verzogt, dat zy zich 'heieden in de Kajuit geliefden te begeeven. Boven deze Forten is de breedte der Rivier onderfcheid den, de boorden vlak en laag en onderworpen aan groote 'overftroommgen van den vloed.. Het land ter wederzyde " •* is  STILLEN OCEAAN. •573 is effen en in rystvelden aangelegt; maar naar mate zy verder kwamen, zagen zy den grond langzamerhand ryzen tot Heuvels, wier glooijende gronden, in terrasfen aangelegt, beplant waren met Suikerriet, Yams, zoete Aardappels, Katoen Boomen en Pifangs. Zy zagen insgelyks verfcheide hooge Pagoden door het land verfpreid , en, op een afftand, verfcheide Steeden, van welke zommige zeer groot fcheenen te zyn. Door tegenwinden en de rankheid van hun vaartuig in hunnen tocht vertraagt, kwamen zy niet voor den 18 te Wamper aan, welke plaats flegts negen Zeemylen van den mond des Tygers is afgeleegen. 't Is een kleene Stad , af en aan< dewelke de Schepen van verfcheide Natiën', die metdeChi-neezen handel dry ven , derzelver ladingen inneemen. De Heer Sonnerat verzekert dat de Rivier, hooger op, niet diep genoeg is voor zwaar beladen Schepen, zoo dat dezelve niet tot aan Canton zouden kunnen komen, al ware het dat de Chineefche Regeering zulks toeftond ; wy kunnen deswegens niets beflisfen , alzoo wy gelooven dat geen vreemdeling de vryheid heeft gehad, om met zekerheid de ge-grondheid daarvan in eigen perzoon te beproeven. De kleene Eilanden, tegen over de Stad geleegen, zyn tot gefchikte plaatzen gemaakt voor de onderfcheiden Factoryen, die' 'ér pakhuizen en bergplaatzen opgericht hebben voor de ver-fchillende Koopwaaren , welke van Canton daar heen gevoerc worden. Te Wampu begaf Kapitein King zich in eene Sampane of ' Chineefche Boot, met welke hy terftond naar Canton, dat is agt of negen Engelfche Mylen verder de Rivier opvoer. Deze Sampanen zyn de netfte en gemakkelykfte fchuiten,, welke de Heer King ergens voor pasfagiers aantrof. Ze zyn '■ van verfchiilende grootte, zeer wyd in't midden'en fchiervlak of plat van bodem, voor en achter naauw of eng van1 fteven,-welke hoog uitloopen en met verfierzelen pronken.• Het middelfte gedeelte, waar de Heer King geplaatst was,, wis boogswyze overdekt met Banboesriet, en kon naar web gevallen verhoogt of verlaagt worden ;!aan wederzyden wa-- reni vr. EOEK. • I?79Decemh.  574 HEIS NAAR DEN v IBOEK. Ï779. De£.emb. ren kleene ramen met blinden of fchuiven voor dezelven, en het vertrek was.geftoffeerd met tafels, ftoelen en zeer fraaije matten. In de achterfteven was een kleene afgod van was geplaatst ; in een kastje van goudleeder voor dat beeldtje ftond een pot , met lichtjes , gemaakt van houtfnippers en gom. De vracht in dit vaartuig beliep op een Ryksdaler. Kapitein King bereikte Canton, in den avondftond, en ontfcheepte aan de Engelfche Factory, waar hy op zyne aankomst, fchoon geheel onverwagt, met alle teekenen van beleefdheid en eerbied ontvangen werd. De Heeren Fitzhugh, Bevan, en Rapier waren thans de voornaamfte gemagtigdes, van welken de eerfte de voorzitting had. Zy bezorgden den Heer King terftond een lyst van zoodanige Scheepsbehoeften, als de Schepen van de Oost-Indifche Compagnie aan ons kenden afftaan ; en alhoewel hy geenzins twyfelde of de Bevelhebbers der Schepen waren geneigt omons byteftaan met alles wat zy, behoudens het belang hunner Heeren en Meesters , en hunne eige veiligheid, konden misfen, vond hy zich echter grootelyks te leur gefteld met op de lyst naauwlyks eenig zeildoek of touwwerk te vinden, om welke beide arty-, kels wy het meest verleegen waren. Het ftrekte hem evenwel emigzins tot troost, dat het benoodigde gereed was om afgefcheept te worden, en dat de mondbehoeftens, welke wy verlangden, op de eerfte aanmaning konden bekomen worden. De Heer King, die zvn verblyf alhier zoo kort mogeiyk zogt te maken, verzogt de Heeren hun best te doen om voor hem tegen den volgenden dag jonken of ligters te befpreeken; alzo hy voornemens was, daags daar aan , Canton te verlaten ; doch zy gaven hem te verftaan, dat een zaak van dien aart met zoo veel fpoed niet kon verrigt worden in de Staaten van China; dat 'er eerst verlof moest verzogt worden by den Onder Koning; dat men zich moest vervoegen by den Jaqpe of Commies Generaal , om Chops of Paspoorten en dat men niet gewoon was zulke verzoeken intewilligen zonder s-.yp beraad: met een woord, dat .geduld eene zeer, noodzavr ke-  STILLEN OCEAAN. S7? Jkelyke verëischte was in China , en dat zy het genoegen hoopten te hebben, hem zyn verblyf in de Factory aangenaam te maken voor die weinige dagen , welke hy langer zou moeten blyven dan hy genegen was. Alhoewel Kapitein King niet veel met dit Compliment fcheen optehebben, kon hy niet nalaten zich te vermaken meteen voorval, het welk juist gefchikt was om hem van de waarheid hunner betuigingen, en van den argwaan, cLn Chineezen zoo eigen, te overreden. Onze lezers zullen ongetwyfelt zich nog wel herinneren, dat, ruim veertien dagen geleeden, Kapitein Gore aan de Heeren van de Factory, per Misfive, verzogt had hem een pas te bezorgen voor een zyner Officieren om naar Canton te komen. Ingevolge van dit verzoek hadden zy de zaak opgedragen aan een voornaam Chineesch Koopman dier Stad, die ook belooft had ons met zyn vermogen te zullen byftaan, en den Onder Koning te fmeeken ons verzoek intewilligen. Terwyl de Fleer Fitzhugb de Pre fident beneevens zyne Collegaa's bezig was met den Heer King over het onderwerp te fpreeken, ontving hy een bezoek van den Chinees, die met veel ophef en genoegen hem kwam kennis geeven , dat hy ten langen lesten in'zyn verzoek by den Onder Koning had geflaagt, en dat binnen weinige dagen, een Paspoort zou afgegeeven worden voor één der Öfficieren -van het Ladrone Schip of Zeeroover. De Heer Fitzhugb verzogt hem terftond zich deswegens geen verdere moeite te willen geven, alzoo die Officier (wyzende op Kapitein King,) alreeds was aangekomen. De ontfteltenisvanden Chinees, op 't hoeren van dit nieuws, is bykans met geen woorden uittedrukken. Hy liet zyn hoofd terftond op zyn borst hangen en de Sofa, op welke hy zat, trilde van zyne geweldige ontroering. Of het Ladrone Schip, (zoo als hy het noemde) het voorwerp zyner vreeze was, of wel zyne eige Regeering, kon Kapitein King niet bepalen; maar na dat d ze zyne ontroering eenige minuten geduurd had , verzogt de Heer Bevan hem niet wanhoopig te zyn, en vertelde hem op wat wyze de Kapitein van Macao was overgekomen ; de beweegreden van zyne Reis naar Canton en zyn verlangen om Dddd die vr. BOEK. '779- Decemb.  57Ï. REIS NAAR DEN VI. BOEK. 1779- Decemb. die Stad, zoo fpoedig doenlyk, te verlaten. Dewyl dit laas» fte den ouden man by zonder aangenaam fcheen te zyn, vleide de Heer King zichzelf, dat hy hem geneigt mogt vinden zynvertrek te verhaasten ; dan niet zoo haast was de oude Chinees eenigzins van zyne ontroering bekomen, of hy begon eene optelling te doen van de onvermydelyke vertragingen en uitffellingen, welke wy in onze verrigtingen zouden ontmoeten, de moeilykheid om gehoor te verwerven by den Onder Koning, de yverzucht en argwaan der Mandaryns wegens onze wezenlyke oogmerken, welke hy verzekerde dat vry veele bedenkingen baarden, uit hoofden van het vreemde berigt het welk wy van ons zeiven gegeven hadden. Na dat Kapitein King, verfcheide dagen, met.het uiterIfe ongeduld, de uitkomst van deze onderhandeling had afgewagt, zonder te bemerken dat de zaak iets vorderde, vervoegde hy zich tot den Bevelhebber van een Engelsch land Schip, die voornemens was den 25. onder zeil te gaan, en zich aanbood de manfehap benevens de Scheepsbehoeftens aan zyn boord te nemen, en zoo het weêr zulks toeliet, een bylegger te maken af en aan Macao, tot dat wy Booten konden °afzenden , om dezelve by ons aan boord te brengen. Ten zeiven tyde waarfchuwde hy Kapitein King wegens 't gevaar van met de lading, tegens alle pogingen aan, naar Zee te kunnen gedreeven worden. Terwyl Kapitein King by zich zeiven in overweging nam wat te doen, werd hem door den Bevelhebber van een ander Land-Schip een brief ter hand gefield van Kapitein Gore, hem kennis geevende dezen Bevelhebber aangenomen te hebben onze manfehap van Canton aftehalen, en alle onze behoeftens op zyn eige rifico in de Typa re bezorgen. Alle zwarigheden dus uit den weg geruimd zynde, kon de Heer King 00 zyn gemak het oog laten gaan over den aankoop van onze Scheeps- en mondbehoeftens , welke aankoop volvoerd werd den 26., wordende, den dag daar aan, alles ingefcheept. Kapitein Gore meenende dat Canton de beste marktplaats moest wezen voor pelteryen, had aan den Heer King verzogt  STILLEN OCEAAN. $7$ zogt omtrent twintig Zeeottervellen met zich te neemen. meest toebehoord hebbende aanonze overleden Bevelhebbers, en voor dezelven den hoogden prys te bedingen; eene Commisfie, welke hem gelegenheid verfchafte om eenige kundigheid te'verwerven wegens de wyze, op welke de Chineezen handel dry ven. De Heer King werd ten dien einde dooide Engelfche Opper - Kooplieden gewezen naar een der Leden van de Hong (een naam, aan een Maatfchappy van voorname Kooplieden van Canton gegeeven) die, ten vollen onderrigt van de bedoelinge dezes handels, zich den neteligen toeftand, in welken de Heer King zich bevond, fcheen aan ■ tetrekken , en hem verzekerde dat hy zich gerust konde ver• laten op zyne opregtheid, en hem in een zaak als deze enkel moest befchouwen als een middelaar , die voor zich zelve geen het minfte voordeel beoogde. De Vellen werden daar op den Koopman voorgelegt; hy befchouwde dezelven over en weder over, met zeer veel oplettenheid, en gaf eindelyk aan Kapitein King te kennen, dat hy 'er niet meer voor kón bieden dan drie honderd Daalers. Kapitein King, voor zeeker wetende, uit den prys, tot welken onze vellen te Kamtfchatka verkogt waren, dat 'er hem de helft der waarde niet voor geboden werd, zag zich verplicht zoo veel te bedingen als mogelyk was, en deed, om die reden, op zyn beurt een eisch van duizend Daalers voor dezelven; de Chinees vermeerderde daarop zyn eerfte bod met nog twee honderd Daalers, en gaf nu aan den Heer King te kennen, dat hy hem 'in 't byzonder daar- en boven een gefchenk wilde doen van porcelein en thee, ter waarde van neg honderd Daalers; vervolgens bood hy aan , dat gefchenk in geld te betalen , en verhoogde eindelyk zyn bod tot zeven honderd Daalers; waarop de Kapitein zyn eisch tot op negen honderd Daalers verminderde. Beide bieven op hunne fom ftaan , tot dat ze eindelyk van eikanderen fcheidden; doch de Chinees kwam fchie. lyk te rug met een lyst van Oost- Indifche waaren, welke hy thans den Heer King verzogt in ruiling te neemen , en welke, Zoo als men naderhand aan Kapitein King verzekerde, indien dezelven op trouw waren geleverd geworden, eens zoo veel Dddd2 geld vr.' BOEK.' mp- Decemb.  5&» REIS. NAAR DEN VT. BOEK. I779Decemb. geld zouden bedragen hebben als de Chinees geboden had. Doch Kapitein King geen zin hebbende in dien handel, werd eindelyk aangeboden het verfchil te deelen, waartoe de Heer King, moede van langer te talmen, overging , en de agt honderd Daalers naar zich ftreek. Kapitein King had, uit oorzaake van zyne tegenwoordige onpaslykheid , niet veel reden om de zeer naauwe bepalingen te beklagen , binnen welken elk Europeaan te Canton, uit hoofde der argwanende Chineefche Staatkunde, verplicht is zyne nieuwsgierigheid te beperken ; anderzins zou hy r ongetwyfelt, ten uiterften zyn getandtergt geworden met onder de Wallen te woonen van een' zoo groote Stad, welke zulk eene meenigte nieuwe voorwerpen bevat, zonder dat het vryftaat dezelven binnen haare Muuren te befchouwen. Naar alle waarfchynlykheid zullen de meesten onzer lezers de berichten doorbladerd hebben, welke Le Comte en Du I lalde ons van Canton als mede van van de andere deelen van China hebben medegedeelt. De Heer Sonnerat heeft onlangs deze Schry vers te last gelegt van alles te veel vergroot of te breed uitgemeeten te hebben ; weshalven het hier ter plaatze niet onvoeglyk zal zyn de volgende aanmerkingen ter nederteftellen , door Kapitein King overgenomen uit den mond van verfcheide Engelfche Heeren , die zeer lang hun verblyf te Canton gehouden hebben. "De omtrek van Canton , inhoudende de oude en nieuwe Stad, als mede de voorlieden, is van omtrent tien Engelfche Mylen. Wat haare bevolking aanbelangt, de Heer King meent, uit het geene hy van de voorfteden zag, tot al het overige , te mogen ftellen, dat dezelve verre te kort fchiet by eene Européfche Stad van gelyke grootte. Le Comte fchat het getal harer invvoneren op anderhalf Millioen; Du Halde opeen Milfioen; en de Heer Sonnerat verzekert, naar (*) waarheid te hebben opgemaakt, dat hun getal niet boven de vyf en zeventig (*^ J'ai verlfié moi - même , arec plufieurs Cbinois, Ia population de Canton &c. Voijagi mix Imles Ófientaks o~ a la Ch'rn par Sonnerat ,-TOl. n  STILLEN OCEAAN. j8i tig duizend bedraagt; dan, daar die Heer ons de rmiiden netfènefi^\b°vre"zecr««'f;g'ftl>ynt, alle?„at d?Chi. ïeiiekt fchéénen ' K verï eenen ■ e"«' als de Je/uiten genetgt Icheenen om wegens die Natie alles te vererooten tont fel e„ di ftnt l,ede" Z"ll£n misfchieI> 0»^ lezers % bSÓrdellen.' " eemge "^w^nrigheid tefamnen rniLeWhat i/d h"is' >"'t algemeen, meer erootJ,uTh"? ■ ? m°ê?,n w? b>™=gen dat een zeer dienen töt ? " i" df,V°°rIlede" ™ &mon eeniglyk King opgegeeven als iets ongemeens Een ,vétXn £ T «rksman heeft gemeenl,/ twee Vrote Te'n den v"an dan ée„er0ePZv0herh" Sera«».CT «^l "ben ''er zelden mee! fchatten, zal een Chineefche Stad ilegrs dhelft vanTw bevatten van een Stad van dezelfde grWte iÉurooa Vol meer l nm V ^Ü' a"e ^rlcnynlykheid, weinie WW dan omtrent honderd vyftig duizend inwooners tel? Dddd3 Ka. VI. BOEK. I779- Decemb,  VI. BOEK. 1779. Decemb. j82 REIS NAAR DEN Kapitein King vond de gevoelens, betrekkelyk het gerat der bewoonde Sampanen, verdeeld, doch niemand berekende ze beneden de veertig duizend. Zy leggen in ryen, digt aan den anderen, vertuit, en laten op zekereafftandeneemnaauwen doortocht open voor Booten of Schuiten die de Riv er op en afvaaren. De Tygris te Canton wyder ■or breefer zynde dan de Theems te Londen, en de ganfche Rivier, ter lengte van ten minften eene Engelfche Myl, op deze wyze met Sampanen bedekt zynde, fchynt het opgegeven getal geenzins vergroot; indien men dit toefta moet alleen het getal der bewoners van de Sampanen, ieder van welke een Huisgezin bevat, ten naasten by drie maal zoo veelefoppen bevatten als 'er, volgens de opgaave van den Heer Sonnerat , in de ganfche Stad gevonden worden. De Krylsmagt van de Provintie Quangtong, van welke •Canton de Hoofdftad is, beftaat in vyftig duizend Mannen. Het is bevestigt, dat 'er twintig duizend van in de Stad en in haaren omtrek leggen, en Kapitein King werd verzekerd dat ter gelegenheid van zekeren opftand te Canton ontftaan, dertig duizend Soldaten, in flechts weinige uuren, byeengebrast werden. De ftraaten dier Stad zyn lang, en de meeste naauw en oneenvorraie. Zv zyn met groote fteenen geplaveid en worden over 't geheel zeer zindelyk gehouden. De Huizen zyn van tichelfteenen opgemetzeld en flegts eene verdieping hoog.. De meeste hebben agter hunne Huizen op eene open plaats twee of drie Pakhuizen voor hunne Koopwaren, en in de Huizen zelf vertrekken voor de Vrouwen. Eenige doch zeer weinige van 't gemeen hehben houte woningen. De Huizen der Europeefche Factoren ftaan op een fraaije kaai met een geregeld front van twee verdiepingen naar den Ï n 'van de Rlvief. Van binnen zyn dezelve gedeeltelyk aangelegt naar de wyze der Chineezen , en gedeeltelyk naar die van Europa; digt by deze Huizen zyn een verbazend getal anderen, die aan Chineezen toebehooren en verhuurt worden aan Scheeps - Kapiteins en aan Kooplieden, die hier flegts een kort verblyf houden. ^  STILLEN OCEAAN. 583 Dewyl 't aan geen Europeer geöorlooft is zyn Vrouw mede naar Canton te nemen , wonen de Engelfche Supercarga's te zamen en houden één tafel, welke door de Compagnie onderhouden word., doch eik heeft zyn afzonderlyk verblyf 't geen in drie of vier vertrekken beftaat. Zeldzaam blyven zy hier langer dan agt maanden in 't Jaar, en gedurende dien tyd vlytig bezig zynde met Compagnies' zaken en belangens, merken zy naauwlyks den band of de bepalingen onder welke zy leven. Zeldfaam komen zy binnen de muuren van Canton als by zekere openbare gevallen. En indedaad niets deed Kapitein King een ongunftiger gevoelen wegens de Chineezen opvatten dan dat ze met niemand onder zoo veele brave vernuftige, gulhartige en beminnenswaardige lieden , veel'e van welken bykans vyftien achter een volgende jaaren alhier gerelideert hadden, nooit eenige gemeenzaame verkeerinf of vriendfchap hadden gehouden of aangegaan. Zoo rasch het laatfte Schip naar Wempti afvaart, zyn ze alle verplicht zich naar Macao te begeeven; doch al het>eld het welk zy in fpetie bezitten, laten ze achter, het geen' zoo als men den Heer Kmg verzeekerde, zomtyds honderd duizend ponden fterlmg bedraagt, waar voor zy geene andere zekerheid hebben, dan de Zegels van den Onderkoning, de Mandaryns en de Kooplieden van de Hong, een treffend bewys van de uitmuntendheid der Burgerlyke Regeering in China. Gedtrende het verblyf van Kapitein King te Canton, vergezelde hy eenmaal een der Engelfche Heeren in een bezoek, het welk deze, by een Chinees van den eerften rang, ging afleggen. Zy werden in een laag vertrek of gaandery ontvangen, aan welkes achtereinde een tafel ftond met een groote ftoel daar achter, aan wederzyden van welke een ry ftoelen geplaatst was. De Kapitein vooraf onderrigt zynde , dat de wellevenheid beftond, f zoo lang moge.yk, ongezeeten te blyven, onderwierp zich gereedelyk aan die Etiquette; waar na hy en zyn vriend bediend werden met Thée, en eenige verfche en ingelegde vruchten. Hun gastheer was zeer zwaarlyvig ; had een zwaarmoedig voorkomen en eene zeer ernsthaftige houding. Hy kon een weinig gebroken Engelsch en Vï. BOEK. 1779. Decemb.  vi. boek. 1779. Decemb, sU REIS NAAR DEN en Portuffeesch fpreeken. Na dat zvne beide gasten eenige verversfehingen gebruikt hadden, geleidde hy hen door zyn huis en thuin , en na hen de verbeteringen te hebben aangewezen , welke hy bezig was te laten maken, namen zy hun affcheid. , , , Kapitein King, om de moeite en het dralen te vermyden; het welk by het verzoek om een Paspoort plaats zoude hebben , en tevens om de kosten te fparen van een Sampane te huuren, dewelke ten minften op twaalf ponden fterling zou beloopen, was tot hier toe voornemens geweest om den aangekomen voorraad naar Macao te vergezellen in het bovenJèmekle inlands Koopvaardy Schip: doch door twee Engelfche Heeren, die middel gevonden hadden om vier Paspoorten te bekomen , twee piaatzen in een Chineesch vaartuig aangeboden zvnde, bediende hy zich met den Heer Philips van deze uitnoodiging, en liet aan den Heer Lannyon het opzicht over de manfehap en de gekogte artykels, welke daags daar aan ftonden afgefcheept te worden._ _ Op Zondag den 26., des avonds, nam Kapitein King atfcheid van de Supercarga's , hen dankbetuigende voor de meenigvuldige dienften en beleefdheden aan hem bewezen, wa*ronder niet moet vergeten worden een gefchenk, van een groote hoeveelheids thee ten gebruike van het Volk van beide Schepen, als mede eene groote verzameling van Engeiiche tydfchriften, welke laatfte ons zeer veel waardig waren, met alleen om dat ze ons ongeduld paaiden en ons tot tydverdryt verftrekten od deze verdrietige 't huisreis, maar om dat ze ons niet geheel en al onkundig van het geene in ons Vaderland, gedurende ons afzyn , was voorgevallen , lieten weder- t("^Morgens , om één uur , van den 27. , vertrokken de Heeren King en Philips benevens de twee andere Engelfche Heeren van Canton , en omtrent het zelfde uur van den volgenden dag kwamen zy te Macao aan, zynde een Kanaal komen afvaaren', dat ten Westen lag van 't geene de •Heer King naar Canton was opgevaren. " 'Gedurende het afzyn onzer Heeren, was 'er te Macao vry  STILLEN OCEAAN. 5g5 vryfterken handel gedreevenmet de Chineezen in Zee-Ottervellen , welke daaglyks in prys hadden toegenomen. Een onzer Matroozen maakte, van 't geen hy alleen bezat, agt honderd daalers. Eenige van de beste vellen, die zindelvk en zorgvuldig bewaard waren, mogten honderd twintig daalers het ftuk gelden, 't h zeker, dat het geen wy, zoo in goederen als penningen ontvingen, voor de pelteryen, welke de beide Schepen alhier verkogten, niet minder dan twee duizend ponden fterling beliep, en naar ons algemeen gevoelen was ten mmften twee derde der Vellen, welken wy van de Amerikanen hadden opgedaan, verlieten of bedorven ot als een gefchenk weggegeeven, of anders over dezelve befchikt te Kamtfchatka. Indien wy hier by nog in aanmerking nemen, dat wy in *t eerst dit bont verzamelden , zonder een regt begrip van deszelfs wezentlyke waarde te hebben dat de meeste vellen gedragen waren door de wilden, van wie wy dezelven kogten; dat wy vervolgens 'er weinig acht op torgZr, f tÊ beWar£n!I dat ^ ze vee,tyds gebruikten tot bedde dekens en tot ander gerak op onzen tocht naar 't Noorden, en dat wy, naar alle waarfchynlykheid, 'er de volle waarde nog niet voor ontvingen in China, moet het voordeel van een tocht om handel te dry ven, ondernomen naar dat gedeelte van de AmerJkaanfcfie Kust,'waar wy oS van die Vellen voorzagen, van aanbelang genoeg zyn om de aandagt van eene handeldryvende Natie optewekken De razende drift van onze Matroozen om naar Cook's Rivier wedertekeeren en aldaar eene andere lading bonteveilen in te nemen, waarmede zy hun Fortuin konden maken, was zoo groot dat zy, op zekeren tyd, byna op 't punt ftonden om aan t muiten te liaan. En Kapitein King erkent, dat hy zelf zich met kon weerhouden een ontwerp te begunftigen, het welk heni het eerst was in de gedagte? gekomen toen wy te leur geftelt en genoopt werden den Japanfctó ArèS pel zoo wel ais de Noordkust van China onbezogt te laten ■ hy meent dat zulk een ontwerp gelukkig ter uitvoer zou te brengen zyn door de Engelfche Oost-Indifche Compagnie r"i ? alleen met geringe kosten, maar ook met het voorüftzigt van Eeee een vtJ BOEK, T?79- Decemb.  VI. 20-EIC. 1779Decmb. yjtf REIS NAAR DEN een zeer grooten winst. De ftaat van onze zaaken in Enge-* land of misfehien grooter zwarigheden dan hy voorzien kon om dit plan in 't werk te ftellen, hebben tot nu toe de uitvoering daarvan verhinderd ; dan , daar het ontwerp wel beraaden fchynt te zyn, hoopen wy den lezer geen ondienst te doen, hem het zelve medetedeelem In de eerfte plaats , onderftelt Kapitein King , dat de Schepen van onze Oost - Indifche Compagnie, die naar China varen , elk een meerder getal manfehap zouden moeten medenemen , in't geheel honderd uitmakende. Twee Schepen, een van honderd tonnen , zouden, als men ze by tyds beitelde, zoo als den Heer King gezegt werd , te Canton té bekomen zyn, en dewyl de uitrusting 'er niet duurder isdan in Europa, heeft hy bereekend, dat ze volkomen uitgerust om in Zee te fteeken, en voor één jaar voorzien van 't. benoodigde, niet boven de zes duizend ponden fterling zou^ den te ftaan komen, daar onder gerekent den aankoop der Schepen en één jaar maandgeld van 't Volk. De kosten vande vereischte Artykels om te ruilebuiten, komen in geen aai> merking. In 't byzonder word door den Heer King op elk Schip eene fmitze aanbevolen met vyf ton ongewerkt yzer, en een kundig fmit, met een knegt en leerjongen, om by gelegenheid zoodanig gereedfehap te makenals de Indianen het meest verlangen. IVant alhoewel wy een half douzy n van de beste Zeeottervellen inruilden tegen twaalf groote groene gl'aze kralen, is het nogtans zeker dat die Volken omtrent artykels van pronk of opichik, ongemeen grilligen veranderlyk zyn, endat het yzer de eenigfle zekere waar is, die men by ben kan vertieren. Ey dit°artykel zou men kunnen voegen eenige ba'en groove wolle lakens, twee of drie vaten met fnuisteryen van glas enkoper, en eenige grosfen breede en gepunte mesfen.in fcheeden. De Heer King zou 'er voor zyn om twee Schepen te gelyk uittezenden, niet alleen om de reis beter te doen gelukken, maar om dat geen enkel Schip , naar zyn gedagten r ooit uitgezonden behoorde te worden, om ontdekkinger* te,  STILLEN OCEAAN. te doen. Want daar veel gevaar te loopen is, en dikwyls iets moet gewaagt worden, kan men niet verwagten dat een enkel Schip zoo veel zal onderneemen als twee Schepen, welke in geval van onvoorzeine ramp of ongeluk zich altoos op elknnderen kunnen verlaten. De Schepen , behoorlyk ter Zee uitgerust, moeten met den eerften Zuidwestelyken pasfaat wind, welke, gemeenlyk, omtrent het begin van April begint te waaijen, ondergeil gaan; met denzelven langs de Chineefche Kust NoordWest op ftevenen, en zich toeleggen om, van den mond der Rivier Nankin of de Rivier Kyana af, op de breedte van 30 graden, het verfte, waar men meent dat deze Kust tot nog toe door Europeefche Schepen bezogt is geworden, de Kust naauwkeurig optenemen. De uitgeftrektheid van de groote Golf Whang May, of de Geele Zee genaamt, tot nog toe onbekend zynde, moet het aan des Bevelhebbers befeheidenheid overgelaten worden, dezelve zoo ver optevaaren aishy zal goedvinden: hy moet echter de omzichtigheid gebrufken zich niet te diep in dezelve te begeeven, ten einde tyds genoeg te hebben om het overige van zyne Reize voorttezetten. By 't bereiken van de ftraat Tesfoi, moet hy, ten opzichte van de Eilanden Jefo, dezelfde omzichtigheid in acht nemen, doch by gunftigen wind en goed weder niet verzuimen dezelve opteneemen. Op de Noorderbreedte van 51 gr. 40 min. gekomen zynde, waar hy den Zuidelykften'uithoek van het Eiland Salageen in 't gezicht zal krygen, benoorden welk Eiland de Zee van Okotfk zeer wel bekend is, moet hy Zuidwaards ftevenen , wanneer het omtrent zyn zal in 't begin van Juny, en zyn best doen om het Zuidelykfte der Kurile Eilanden te bezeilen. Indien men op de berigten der Rusfen ftaat kan maken , zullen de Schepen aan Ooroop of Nadefcha eene goede Haven aantreffen, waar hout en water te bekomen is, en waar zy zich moeten voorzien van zoodanige verversfehingen als de plaats opleevert. Tegen 't einde van -juny zal de Bevelhebber zyn koers rigten naar de Schum•magins Eilanden., van waar hy zeilen kan naar Cook's Rivier, zich onder weg voorziende van zoo veele Vellen als mogeEeeea lyk BOEK. 1779" Decemb,  VI. BOEK. 1779- S'SS REIS NAAR DEN lyk is, zonder te veel tyd te verfpillen, dewyl hy wedernaatf 't Zuiden moet ftevenen, en met de uiteritenaauwkeurigheid de Kust naarfpooren tusfehen den 56 en 50 gr. breedte, het vak waar wy, door tegenwinden , buiten het gezicht van 't land gedreeven werden. Wy moeten hier aanmerken dat Kapitein King den aankoop der Vellen, op dezen tocht, befchouwt als een by middel ter goedmaking der onkosten; ook heeft de ondervinding ons op onze reis geleerd, dat 'er geen de minfte reden is tot twyfelen, of men zou, zonder zich optehouden, twee honderd vyftig fluks Vellen van honderd dalers ieder kunnen bekomen, en wel, naar aile waarfchynlykheid, langs de Kust bezuiden Cook's Rivier. Na drie maanden, of daaromtrent, aan de Kust van America doorgebragt te hebben, zal de Bevelhebber zyn terugreis naar China aannemen, in 't begin van October, vermydende op zynen tocht, zoo veel mogelyk, den koers van vorige Zeelieden te bezeilen. Alles wat wy hier nog by te voegen hebben, is, dat indien de peltery handel een vast artykel van Indifchen handel mogt worden, 'er verfcheide gelegenheden zich kunnen opdoen, welke tot volkomenheid zouden brengen het geen wy flegts ten halven hebben aangevoerd,. en in deze reis voor een gedeelte gefchetst. De bonthandel, op de Schepen , met de Chineezen gedreven , had eene zeer boertige verandering te weeg gebragt in de kleeding van ons Scheeps-Volk. Op onze aankomst in Tupa , waren niet alleen onze Matroozen maar ook onze jonge Officieren zeer haveloos in de plunje, want de reis nu reeds boven het jaar langer gednurt hebbende, dan men beflooten had uitteblyven, was ver het grootfte gedeelte van onze Europeefche Kleederen geheel verfleeten of gelapt met vellen en andere vreemde ftoffen, welke wy beste daartoe hadden aangetroffen. Deze werden nu vermengt en overtrokken met de zwierigfte Zydens en Katoenen, welke China kon opleveren. Den 30. kwam de Heer Lannyon metdeScheeps- en mond-.1 behoeftens aan, welke zonder tydverzuim , in behoorlyke evenredigheid, door de beide Schepen werden ingenomen. Ter*  STILLEN OCEAA N. s9$ Terwyl wy in Typa ten anker lagen, werd Kapitein fttiWr door een Enge sch Heer van Micn t? V 1 g' «„>i 11 6 , . Vdn iuacao, de Kots aaneeweezen onder welke, naar luid eener hier loopende overlevering Camoens, de vermaarde fm^t^Mtttr^^^ te zitten toen hy zyne Lufiade dichtte, 't Is ffiS verbazende hoogte, beftaande uit een vast ftuk fteen I kende den ingang van een groot, in denverhevenïïonddTar achter uitgehouwen. De Rots zelf word van bSe£akL Boomen overfthaduwt, en levert een heerlyk en wySSekt gezicht over de Zee en de omgelegen Eilanden/ § Ma°™™S™^J^ J™™'> I?8°' Pa'< ten zich twee men e^rcSn ' Refü,tlT wes met een boot van zes riemen , en fchoon er, op dezen en den volgenden dag alle mogelyke navorsfing gedaan werd, konden wy nimmér e weten komen waar zy met dezelve heen waren. ÏÏênkelvk dat deze beide Zeerobben, geftreelt door de hoop van fortuin te maken, zich naar dl Peltery Eilanden nE bel Volgens onze gedaane waarnemingen, gedurende het ver blyf onzer Schepen te Macao, is die Haven geleegen on 22 gr. 12 min. Noorder breedte en op 1x3 gr. fr mfn Sister lengte; en onze ankerplaats in de Typa bevondTw^ t7zvn op 22 gr. p min. 2o fee. Noorderbreedte en op^it er het hoLwateT n d. T ^ ^ M °P de k^^tieren was net noogvvater, in de Typa, een kwartier uur na vyf uurenen in de Haven van Macao tien minuten voor zes Zenby de hooge vloed rees het water zes voet en een duim rv vloed fcheen uit het Zuid Oosten te komen ; dan hoof de der meenigte Eilanden , af en aan den mond van de Rivier Canton gelegen , konden wy zulks niet jult bï Op den 12. January ontmaarden wy de Schepen braker» ons gefchut in orde, het welk aan boord vanftWeS muen ftukken beftond en met nog vier vem JJjZa J Het getal der ftukken van de ReStlS W d van waaTf^ zestien vermeerderd; voorders waren de beldeIZfl t x*eee 7 vr. BOEK. 1779. Decemb. January. 1780.  590 reis Naar den va. BOEK. I780. January, een goeden ftaat van verdeediging gebragt, fchoon dezï voorzorg grootendeels onnoodig was, uit hoofde der edelmoedigheid onzer vyanden , dewyl volgens ontwyfelbaare verzekering, het Franfche Hof en het Amerikaanfche Congres aan alle Scheeps - Bevelhebberen last gegeeven hadden om de Schepen, welke onder 't bevel van Kapitein Cook uit Engeland gezeild waren , op dezelver tocht niet te hinderen maar ongemoeit te laten doorvaren. Deze tyding, door Kapitein King mede gebragt en door byzondere brieven van eenige Supercarga's bevestigt, oordeelde Kapitein Gore zich van zynen kant verbonden de volkomenfteonzydigheid in acht te neemen, gedurende het overige van den tocht. Onder zeil geraakt zynde, omtrent twee uuren na den middag begroette de Refolution de Fortres van Macao met elf fchoten, die met een gelyk getal .fchoten beantwoord werden. De wind ging ten vyf uuren geheel leggen, en het Schip zou op den droogen gedreven zyn, hadden wy niet fchielyk een anker uitgebragt, voor het welk het, zonder eenige fchade te lyden , opdraaide. De ftilte blyvende aanhouden , waren wy genoodzaakt ons te laten fleepen tot aan den mond van de Typa, waar wy niet voor's avonds, om agt uuren, kwamen, en bleeven liggen tot negen uuren van den volgenden morgen ; toen wy, met behulp van eene labbere koelte uit den Oosten , Zuidwaards tusfehen Wungboo en Potoe heen zeilden. Om twaalf uuren werden wy begroet door een Zweeds Schip, dat ons op deszelfs tocht naar Europa voorby liep. Om vier uuren, in den agtermiddag, hadden wy de Ladrone ten Oosten van ons, op den afftand vari omtrent twee Zeemylen. Tot den 15. des middags , toen wy ons op 18 gr. 57 min. Noorderbreedte en op 114 gr, 13 min. Ooster lengte bevonden, ontmoetten wy niets van eenig aanbelang ; de wind, naar 't Noorden fchietende, hielden wy iets Oostelyker, met oogmerk om de Macclesfield bank te peilen: gelyk wy dan ook den io". des avonds, om agt «uren, verrigtteo , bevindende de diepte van 't Water te zyn vyftig vademen over een bodem van wit zand en Schulpen. Dit gedeelte van Macclesfield bank gisten wy te zya  STILLEN OCEAAN. 591 ©p 150 gr. 52 min. Noorbreedre en op 114 gr. 20 min. Oosterlengte ; welke gisfing volmaakt overeenftemt met de ligging van die plaat in de Kaart van Dalrymple, welks algeineene naauwkeurigheid bevestigt werd door verfcheide waarneemingen aan de Maan. De miswyzing vonden wy , voor den middag, te zyn 39 gr. West. Wy hadden hevige wind vlagen uit den Noord. Oosten, ©p den 17., met eene onftuimige woeste Zee en donker weder. _ Op den volgenden dag behielden wy een holle Zee, er* de wind bleef met geweld aanhouden, zoo dat wy onzen koers veranderden naar 't Zuid-West ten Zuiden, en om twaalf uuren op de Noorderbreedte van 12 gr. 34 min. en op 112: gr. Oosterlengte zynde,. begonnen wy wat meer West te houden naar Puio Sapatu,, het welk wy den 19. in't ge* zicht kreegen, om vier uuren in den achter middag.. Dit Eiland, om dat het in deszelfs gedaante naar een fcheen gelykt, word Sapata geheeten ; 't is kleen, hoog en onvruchtbaar van grond. Volgens onze waarnemingen is het geleegen op 10 gr. 4 min. Noorder breedte en op 109gr. 1,0 min.. Oosterlengte. Dit Eiland voorbygevaren hebbende, hielden wy West aan en peilden, om middernacht, vyftig vademen Water en een fynen zand grond, des morgens van den 20.' rigtten wy onzen koers West ten Zuiden naar Pulo Condore,, het welk wy, om half een uur, na den middag in 't gezicht kreegen ten Westen van ons. Om zes uuren. des avonds, wierpen wy het anker in zes vademen water; terftond daarop gaven wy door een Kanonfchoot kennis van onze aankomst aan de Eilanders, ten einde ben naar liet ftrand te lokken; waar zy nogthans niet heen kwamen. Des'morgens vroeg, zonden wy eenig Volk af om een voorraad van hout optedoen. In den achtermiddag werd de Discovery door een. hevige rukwind van haar worpanker afgerukt, zoo dat mem verplicht was, dat Schip, met de tui-ankers te vertuijen. Terwyl geene der Eilanders tot nog toe te voorfcnynwarem gekomen r alhoewel wy voor de tweedemaaleen Kanonfchoot gedaan hadden.,, beÜoot Kapitein. Gore met. eenig Volk naas- dera vr, BOEK. Januarykg  59* REIS NAAR DEN VI- BOEK. I78O. January. den wal te roeijen en de Eilanders te gaan opzoeken, tenem-^ de met hen een handel te openen voor zoodanige artykels, als wy benoodigt hadden en het Eiland konde opleeveren. Ten dien einde verzogt hy Kapitein King hem te verzeilen ; dicht onder den wal gekomen zynde, roeiden zy omtrent twee Engelfche Mylen ver langs het ftrand, tot dat zy een pad ontdekte dat naar de Bosfchen leidde, wanneer zy aan land flapten. Kapitein King fcheidde hier van Kapitein Gore , eneen Adelborst met vïer gewapende Matroozen met zich nemende, floeghy een pad in, het welk dwars over het Eiland fcheen te loopen. Door een dik Bosch kwamen zy aan een zeer ftellen Heuvel, welke zy overtrokken, en eindelyk dooreen ander Bosch in eene zandige vlakte gekomen zynde , welks grond zy hier en daar bezet vonden met Bosfchen van den Koolpalm en Kokosboom , als mede bepoot met Tabak en bebouwt met ryst, zagen zy eindelyk twee Hutten aan een hoek van het Bosch, waarheen zy terftond hunnen marsch rigtten. Dezelve naderende, werden zy gezien van twee mansperfonen, die terftond wegvlooden , ondanks alle de minzaameen vriendelyke gebaaren, die men kon bedenken, om hen tot ftaan te brengen. Aan de Hutten genaderd zynde, deed Kapitein King, die vreesde dat het gezigt van zoo veele gewapende lieden de inwooners mogt verfchrikken, zyne vergezellende Manfehap buiten af ftaan, terwyl hy alleen intrad om alles opteneemen. In een dezer Hutten vond hy een bedaagd man, die in groote ontfteltenisie bezig was zoo veel van het beste zynen goederen als hy dragen kon , by een te pakken, om 'er mede te vlugten. Het gelukte echter den Heer King, binnen zeer korten tyd, de vrees diens ouden zoo volkomen te verdry ven, dat hy buiten kwam, en de twee, die wegvlooden, te rugge riep. Kapitein King en de oude man verftonden welhaast elkander volkomen. Eenige weinige teekehs en bovenal de meest beduidende en klinkende repen van een hand vol daalers, onder het wyzen op een kudde Buffels en op eenige Hoenders, die in meenigte rondsom de Hutten liepen, namen, by hem, allen twyffel weg, ten opzichte van het ware oogmerk van des Kapiteins bezoek.  STILLEN O C E A A N, $93 Hy wees dadelyk naar de plaats, waar de Stad kg, en gaf ^den Heer King te verftaan, dat, met derwaards te gaan, alle zyne behoeftens konden vervuld worden. Inmiddels waren de beide gevluchtte te rug gekomen,- en de oude man beval een hunner, onze bende naar de Stad te geleiden, zoo 'haast zekere hinderpaal, die zy niet bemerkten, uit den weg zoude zyn geruimd. Op hunne eerfte verlchyning, buiten het Bosch, kwam een kudde van Buffels, ten minften twintig fterk, op hen aanloopen , den kop heen en weer flingérende, makende een fterk geblaas en een yslyk getier. Zy volgden ons Volk tot de Hutten, waar zy, tot op een kleenen afftand, by elkander gefchaard bleeven ftaan; de oude man . gaf aan Kapitein King te kennen, dat het zeer gevaarlyk voor hem zou zyn den wegopteflaan, alvorens ze naar de 'Bosfchen gedreeven waren: doch deze Dieren waren, op het zien van ons Volk, zoo woedend geworden, dat zulks niet zonder groote moeite kon gefchieden. En indedaad de Mannen fiiet in ftaat zynde dit te verrigten, ftond Kapitein King •niet weinig verfteld dat zy kleine jongens tot hunnen byftand riepen, die de Dieren welhaast uit het gezigtdreeven. Naderhand bemerkten wy dat men tot het dry ven en beteugelen dezer Buffels een touw fteekt door een gatin hunne neusgaten gemaakt, waartoe men altoos kleine jongens gebruikt, die ze onbelemmerd en zonder iets te wagen konden behandelen , wanneer volwasle Mannen ze niet durfden genaaken. Na 't wegdryven der Buffels, werd ons Volk geleid naar de Stad, 'wélke Hechts een Engelfche Myl van daar lag, loo» pende het pad door een diep witachtig Zand. Zy ligt by den Zeekant aan den uiterften inham van eene bedekte baai, waar gedurende den Zuid-Westelykpasfaat, de Schepen zeer wel befchut liegen. De Stad beftaat in omtrent dertig Huizen, alle naast eikanderen gebouwt. Behalven deze ftaan 'er zes of zeven hier en daar omdeBaai. Het dak, de beide einden en de zyde naar 't land zyn zeer net van riet gemaakt; de zyde, welke naar' Zee ziet, is geheel open, doch de bewoners kunnen, door middel van Schutten, van Bamboes gemaakt, zoo vee! lucht F fff ^ji vi. boek.' 1780.. January.  594 REIS NAAR DEN vr. BOEK. 1780. January, en Zon binnen laten als zy goedvinden.. Zy hebben nog andere fchutten, waarmede zy zoodanige verdeelingen Binnenshuis maken, als de gelegenheid verè'ischt. De Eilander, die onze bende tot gidze ftrekte, geleidde dezelve naar het grootfte Huis van de Stad,. toebehoorende aan éên hunner Opperhoofden met den naam van Kapitein, betyteldi Aan ieder eind van dit Huis was een vertrek door een fcherm van riet van de middel ruimte afgefcheiden, aan weerzyden open , doch van fcher.men ter affchuttinge en verdeelinge voorzien als de anderen. Rondsom het Huis was een afdak vier of vyf voeten uitftekende. Aan beidé einden van het middel vertrek hingen Chineefche Schilderytjes, verbeeldende Mans en Vrouwsperfonen in grappige houdingen. In dit vertrek wierd ons Volk genoodigt zich nedertezetten op matten , ook bood men. hen Bétel aan. Kapitein King, eenig geld voor den dag halende enwyzende op verfcheide dingen, welke hy zag, vond het nietmoeilyk een-der Huisgenoten, die de voornaamfte fcheen te zyn.,.. het voornaame oogmerk van dit bezoek te doen begrypen ook verftond hy van hem even gereedelyk, op zyn beurt,, dat de Opperfte of Kapitein thans afwezig was, maar fpoedig zou wederkeeren; en dat 'er niets te koopen of te bekomen ware , zonder de toelïemming of goedkeuring van' dien. Ons Volk maakte van dezen tusfchentyd'gebruik, om de Stad door te wandelen, en bleef niet in gebreeken, fchoore vruchteloos, naar de overblyfzels van eene fterkte omtezien,. welke door eenige onzer landslieden was opgeworpen, in 't Jaar 1702, niet verre van de plek gronds, waar wy thanswaren (*). By hunne wederkomst aan 't huis van. den Kapi- teint (*) De Engelfchen vestigden zich op dit Eiland in 1702 en bragten met üch een bende Macasfericne Soldaten, welke zy gehuurt hadden om hier eene fterkte te helpen oprigten ;. dan de Prefident van de Factory niet vol. doende aan het verdrag, met hen gemaakt, befloten deze zich te wreeïeii',,.en. name», 00 zekeren nacht, de gelegenheid waar om alle de En- &14-  STILLEN OCEAAN. 595 tein, fpeet het hen dat hy nog niet was 't huis gekomen, te meer daar de tyd, dien zy Kapitein Gore, om tot hem wedertekomen , bepaald hadden, byna verftreeken was. De inwooners verzogten hen nog wat te toeven, en wilden dat .zy den nacht zouden overblyven, met aanbod om hen zoo goed mogelyk te onthalen. De Heer King had reeds in den beginne, en nu weder op nieuw, befpeurt dat de bovengemelde peribon dikwyls zich iiaar een der afgefchutte vertrekken begaf en aldaar een wyl vertoefde, alvorens te antwoorden op de vragen , welke hy hem deedt. Dit baarde by den Heer King een vermoeden dat de Kapitein zich daar al dien tyd bevonden had, en om reden, die hem zelf bekent waren, niet verkoos te voorfchyn te komen. In dit vermoeden werd hy bevestigt toen hy ondernemende dat vertrek intetreden, werd tegengehouden. Eindelyk bleek het allerduidelykst dat de Heer King .zich niet vergist had , want toen hy zich gereed maakte om te vertrekken , kwam de perfoon , die zoo dikwyfs dat vertrek was in en uitgegaan, eindelyk weder uit hetzelve, met een Papier in de hand, het welk hy aan Kapitein King overleeverde , die niet weinig verwondert was te zien, dat het zelve heftond -in een zoort van Certifi■caat, in de Franfche taal gefchreeven , èn van den volgenden inhoud. Peter Jofeph George, Bisfchop van Adran, Apostoliesch Vicaris van Cochin China &c. De kleene Mandaryn , brenger dezes, is de ware afgezant van het Hof naar PuloCondore, om aldaar alle Europeefche Schepen , welke beftemd zyn die plaats aantedoen, op hunne aankomst .gade t« ilaan &c Afai- gclfc'ifn in het Fort te vermoorden. Zy, die bu:t:n het Fort waren , het gerucht hoorende, waren grootelyks ontftelt, hepen naar hunne bootea en bragfen 'er naauwlyks het leven afin de Staten van Johoze, "waar zy zeer menfchelyk behandelt wierden. Eenige hunner begaven zich vervolgens naar Benjan - Masfean , op het Eiland Borneo, met oogmerk om ziek .-aldaar ter nedertezetten. Fff f3 vi. BOEK. I78o. January.  Tï. . BOEK. I780. Jwiuary. 596 REIS NAAR DE N< Afai •Gm.f 10 Augustus, "1779. Kapitein King gaf het Papier te rug, met zeer veel betuigingen dat ons Volk den Maudaryn zeer toegedaan.was, en hgopte het geluk te mogen hebben om van hem een bezoek aan de Schepen te ontvangen, ten einde hem van onze vriendfchap te. overtuigen. ■ Zy namen'nu hun affcheid,, zyndeover 't geheel , wel te vreden met het voorgevallene, doch Vjol gisfingen wegens dit zonderlinge Franfche gefchrift». Drie der Inwooneren boden zich .aan hen te rug te geleiden, . het welk gereedelyk van-Kapitein King werd. aangenomen,, die dus met zyn Vólk langs denzelfden weg. te rug kwam. Kapitein Gore was ten uiterften verheugd hen wedertezien; want daar zy bykans een uur.boven, den beftemden tydi hadden uitgeweest, had hy zich over hen reeds beginnen te, ontrusten en zich gereed gemaakt om.optefporen waarzy gebleven waren. Hy en zyn Volk hadden gedurende het afzyn. van den Heer King, zich nuttig bezig gehouden met de boor te beladen met Kool-palm, welke aan deze baai in overvloed' wast. De drie gidzen kreegen ieder een daaler voor hunne, moeite, en wy durfden hen een vies met rum voor dén Mandaryn. toevertrouwen. Een hunner vond goed ons Volk naar boord te vergezellen. De Kapiteinen, Gore en King, kwamen om twee uuren nadenmiddag weder fcheep, en verfcheide onzer lieden, die met.de Snaphaan waren uitgeweest, kwamen omtrent den-^ zelfden tyd van de bosfchen te rug,, zonder veel opgedaan te hebben,, alhoewel zy eene verbazende verfcheidenheid vanVogels en andere Dieren gezien hadden. Omtrent vyf uuren, kreegen wy, van het oppereinde.van de Haven, eenpraauw, met zesroeijers, aanboord, vergen zelt van een perfoon, die 'er betaamlyk uitzag, en zich zelf tot Kapitein Gore vervoegde met eene ongedwongene beleefd-heid, welke zeer wel aanduidde, dat hy gewoon moest zyn ge-r weest zyn tyd in ander gezelfcbap'doortebrengen dan in daü der bewoneren van Pnlo Condore. Hy bragt met zich het bovengemelde Franfche Certificaat en gaf ons te verftaan daü  STILLEN OCEAAN. 5^ %, den daarin Vermeldden, Mandaryn was. Hy fprak een weinig Portugeesch; maar. daar niemand onzer die taal geleerd had, waren wy genoodzaakt onze toeviugc te nemen tot een zwarten,, dien wy aan boord hadden, die het Maleis fprak, welke taal algemeen van deze Eilanders gefprookenword, en van den Mandaryn verftaan werd.. Na. een weinig, gefpreks , zeide hy, belydenis te doen van het Christen geloof, en dat hy by den naam van Luco gedoopt was; dat hy jongstleden Augustus van Sai-Gon,. de hoofdftad van Coehm - China, naar dit Eiland was afgezonden, en dat hy, tor nu toe, op eenige Franfche Schepen gewagt had, weke hy in eene . veilige Haven ftond re brengen op de Kust van Ceehin-China, fiechts één dag zeilens van Condora. Wy zeiden hem niet tot de Franfche Natie maar tot de Engelfche te behooren„ en vraagden hem of hy niet gehoord had , dat die beide Ryken thans met eikanderen in Oorlog waren? Hy;. antwoordde zulks te weten;, maar gaf ons te verftaan, dat. 'er hem weinig aangelegen was, aan welke Natie de Schepen behoorden , op welke hy wagtte, mits dat ze voornemens waren handel te dryven met het Volk. van CochinChina. Hy bragt nu een ander-papier te voorfchyny het welJt hy ons verzogt in te zien. Het was een gezegelde brief,, van welke het opfchrift luidde. Aan alle Bevelhebbers vanEuropeefche Schepen te Condore liggende of Condore aandoende 1" Schoon, wy verönderftelden dezen brief byzonderlyk gericht te zynaan Franfche Schepen, daar echter het ©pfchnft hield aan alle Europeefche Scheepshoofden, en Luco verlangde dat wy dien brief zouden lezen, braken wy het Zegel en bevonden dat hy gefchreeven was door den zelfden Bisfchop, die het Certificaat gefchreeven had. Deszelfs h> houd kwam hier op uit. Dat hy, volgens tyding uit Euronaar Cochin -China ftond. te komen-, uit hoofde van welke tyding hy het Hof hadovergehaalteen Mandaryn (den 'houder) aftevaardigen naar Pulo Condore, om op_ de .aankomst van dat Schip te wagten; dat indien het Ff ff 3. Sehia> VI-,BOEK.I/80.  59« REIS NAAR DEN VI. BOEK. I?80. j&nuary Schip dat Eiland mogt aandoen, de Kapitein hem door de» houder van dezen brief van deszelfs aankomst kon doen verwittigen , of zich zelf vertrouwen aan den raad van den Mandaryn , die het Schip in een bekwame Haven in Cochin-China zou binnen lootzen, niet boven één dag zeilens van PuloCondore &c. Deze brief had dezelfde dagtekening van het Certificaat, en werd aan Luco te rug gegeeven , zonder dat wy 'er een affchrift van namen. Kapitein Gore vroeg nu voorders, welken voorraad dit Eiland opleeverde. Luco antwoordde , dat hy twee buffels bezat, welke tot onzen dienst waren, en dat zich een zeer groot aantal van die Dieren op 't Eiland bevond , die men tot -vier of vyf Daalers het ftuk zou konnen bekomen ; de Boots werden derhalven den 23.. naar de Stad afgezonden om buffels aftehaalen, tot welker aankoop wy nu last.gaven; de Boots moesten wagten tot het hoog water was, dewyl ze voor dien tyd door de opening aan 't .hoofd der Haven niet heen konden. Aan de .Stad komende, ftond 'er zulk eene heevige branding tegen het ftrand, dat met zeer veel moeite , ieder Boot een buffel 's avonds aan boord bragt, en de Officiers, die dit werk beftuurd hadden, gaven te verftaan, datzy wegens defterke branding en de woestheid der buffels het alleronvoorzigtigst oordeelden, meerder deezer Dieren, langs dien weg, aan boord te brengen.. Wy hadden 'er agt gekogt en vonden ons niet weinig verlegen hoe ze aan boord te krygen. Wy konden gevoeglyk 'er niet meer dooden dan noodig wasvoor de opfchaffing van één dag, dewyl het vleesch, in deeze lugtftreeke , naauwlyks tot den volgenden dag kon duuren. Einkely k beflooten wy de overige door het bosch heen te laten dry ven , en zoo over den Heuvel tot beneden aan de baai, •welke, tegen den wind befchut, geene zoo fterke branding hadt. Toen wy dit werk zouden aanvangen , maakte de halfterrigheid en de verbazende kracht der butiels het eenen moeilyken en verdrietelyken arbeid. Om hen te leiden werden 'er touwen door hunne neusgaten en om de Hoornen gedaan; maar eens woedende'geworden zynde, op't gezigt van ons Volk, liep deze woede zoo hoog, dat zy zomtyds het Kraak-  STILLEN" OCEAAN, 599 Kraakbeen van de neusgaten, door welke het touw liep, van één reeten: zomtyds rukten zy de boomen uit den grond, aan welke men ze by wylen onder weg moest vast binden. Te dier gelegenheden, zou alles, wat ons Volk kon beftaan,-om ze weder te krygen,. niets betekend hebben, zonder denbyftand van eenige kleine jongens,. van welke deze Dieren zich lieten naderen, en-door wier Kinderlykebehendigheid, derzelver woede fchielyk bedaardeen toen wy ze eindelyk beneden aan 't ftrand hadden , was het met behulp dezer jongens, dat wy ze touwen om de pooten ftrikten, en ons Volk in ftaat was om ze in diervoege in de Boots te krygen. Eene omftandigheid niet min zeldzaam dan dezeleenigheid voor en gehoorzaamheid aan jonge Kinderen in deze Dieren, was,, dat zy naauwlyks een ganfehen dag aan boord geweest waren , of zy wierden zoo tam als men met mooglykheid zou' hebben kunnen verlangen. Kapitein King hield een geruimen tyd twee dezer Dieren aanboord in leven, een mannetje en een wyfje,.die wel haast de begunftigden van onze Matrozen werden. Zyn oogmerk was dezelven in Engeland over te brengen ,, denkende dat een ras van Dieren van zulk eenefterkte en groote, eenige ver over de zeven honderd ponden weegende, van zeer groot aanbelang moest zyn voor 't Vaderland :. doch zyn oogmerk werd verydeld door dien ééw hunner op Zee een ongeneeslyk ongemak kreegv Niet voor den 28., kreegen wy al de buffels aan boord ,', doch wy hadden geen reden om ons den tyd te beklagen aandat werk befteed, alzoo wy., intusfehen, twee bronnen van' uitmuntend water hadden gevonden, uit welke het Volk van b eide Scheepen onze leege vaten opvulden. Wy voorzagen ons; insgelyks van het benoodigde hout, zoo dat wy ons in de ftraat Sunda te korter om die beide artykels behoefdens optehouden.. Zommigen van ons Volk trokken de zegen, aan 't hoofd van de Haven, en vingen een groote meenigte goeden Visch; andere hielden zich bezig met het neder vellen* van den Kool-Palm welke gekookt en by 't vleesch opgedischt werd. Het weinige touw, door ons te Macao opgedaan „ noodzaakte ons,, ons touwwerk en loopend wand behoor*- vr. BOEK. I780» Januarji,  >6oo R EIS NAAR D E vr. BOEK. 1780. 'J/muaiy. hoorlyk gade te flaan en te herfteilen, het welk onsnietv eeï ledigen tyd overliet. Pulo Condore is verheven en bergachtig en word omringt van verfcheide Eilanden , die vry kleender zyn en flegts twee Engelfche Mylen en op nog minder afftand van daar liggen. "Deszelfs naam beteekent het Eiland der Calabasfen, zynde zaamgefteld uit twee Maleifche woorden P«/c, Eiland, en 'Vondore, 'Calabas, van welke vrucht dit Eiland eene groote meenigte opleevert. -Het Eiland heeft de gedaante van een halfrond en eene uitgeftrektheid van zeven of agt Engelfche Mylen van denZuidelykften uithoek, in eene Noord-Oosteiyke richting. Deszelfs breedte is nergens boven de twee En■gelfche Mylen. De Haven heeft een goede ankerplaats ter diepte van vyf tot elf-vademen water; maar de ankergrond is zoo zacht en kleijig, dat wy -veel moeite hadden om onze ankers te ligten. De plaats, -waar men zich op het gemakkëlykst van waterkan voorzien , is by een ftrand aan de Oostzyde, waar wy een 'kleene beek vonden, welke ons daaglyks veertien of vyftien tonnen water leverde. Pulo Condore levert thans merkelyk meer Dieren en Plantgewasfen dan ten tyde van Dampier, die van geen ander viervoetig gedierte aan deze plaats meld dan "Zwynen, Hagedisfen en Guanoes. Thans vind men'er, behalven de Buffels, die'er by ganfche kudden zyn ,ongemeene fchoone Zwynen van 't Chineefche ras, van welke wy 'er eenige kogten ; ook bragt men ons nog drie of vier andere wilde zoorten van Zwynen , welker fpooren onzejagers in de 'Bosfchen gezien hadden, welke Bosfchen insgelyks overvloed 'hadden van Apen en Eekhoorns; doch deze waren zoo fchuw, dat men ze niet dan met veel moeite onder het fchot konde 'krygen. Ónder de verbetering ?n van het planten ry'k, op'Pulo Condore, mag men rekenen de Ryst velden, die wy'er zagen, de Granaat Appels, de Kokos-Noten, de Oranje - Appels, de Pom•pelmoefen, de Pifangs en verfcheide zoorten van Pompoenen , fchoon buiten de Pompelmoefen en de Pifangs niet -zeer uvervloedig.  STILLEN OCEAAN. 6*or Uit het geene wy alreeds wegens den Bisfchop van Adran gezegt hebben, is het waarfchynlyk, dat het Eiland zeer veel verfchuldigt is aan de Franfchen, die 'er denkely k die vruchten ingevoert en aangekweekt hebben,met inzigt om 'er eene gefchikte verver sfingplaats van te maken, voor de zulke hunner Schepen , welke naar Cochin-China of Cambodia beftemd zyn. Indien zy zich reeds in deze gewesten gevestigd hebben, of voornemens zyn zich te vestigen, hebben zy , ontegenfpreeklyk, een wel gelegen, plaats gekozen , zoo ter verversfing htinner eige Schepen, als ter belemmering van den Koophandel hunner vyanden, in tyd van Oorlog. Schoon de Bosfchen rykelyk voorzien zyn van geveederd wild , Haagden onze Schutters niet te bestig op die jagt. Een onzer Heeren had het geluk een wiid Hoen te fchieten, en alle verklaarden ze eenpaarig, dat zy aan alle kanten het gekraai van Haanen hoorden, dat zeer naar de onzen geleek, doch eenigzins fcheller was. Zy zagen 'er verfcheide vliegen , die ongemeen fchuw waren. De gefchooten Hen was van een gefpikkelde kleur, en van dezelfde gedaante ais een volwasfen Kuiken van dit land , fchoon niet wel zoo groot. Het land naby de Haven is een doorgaande hoogen Heuvel , van deszelfs top tot aan den kant van 't water prykende met eene groote verfcheidenheid van fchoone hooge Boomen. Onder anderen zagen wy de Teer-Boom van Dampier, doch onder dezelve geene die afgetapt waren op de wyze als hy befchryft. ■ De bewooners van Pulo Condore zyn vluchtelingen van Cochin China en Cambodia, en niet zeer talryk; zy zyn zeer donker van kleur, van eene korte geftalte en van een zwak en ongefteld voorkomen; doch voor zoo ver wy gelegenheid hadden te oordeelen van een zachtaartigen inborst. Wy bleeven aan dit Eiland tot Vrydag den 28. January, en toen de Mandaryn zyn affcheid van ons nam, gaf Kapitein Gore hem op zyn verzoek een brief van aanbeveeling aan alle Bevelhebbers ..yan Scheepen, welke alhier rnogten Gggg ko- vx. BOEK. I78o. January^  002 REIS NAAR DEN TI. BOEK. I780. 3-mtary. komen aanliggen. Hy gaf hem teffens een fraai gefchenk9 en een brief voor den Bisfchop van Adran met een telescoop, welke hy verzogt dat wy hem zouden aanbieden als een compliment voor het goede, het welk wy, door zyn toedoen, te Pulo Condore ontvangen hadden. De Haven van Condore is geleegen op 8 gr. 40 min. Noorder breedte en op 106 gr. 18 min. 46 fee. Oosterlengte, volgens waarnemingen aan de Maan ; de miswyzingvan'tCom» pas bevonden wy te zyn 14 min. West. By volle en verandering van Maan was het hoog water te 4 uuren vyftien minuten, wanneer het begon te ebben, en om 22 uuren 15 minuten was het laag water. De overgang van ebbe tot vloed was zeer fchielyk, en gefchiedde in minder dan vyf min. Het water wies en viel zeven voeten vier duimen loodlynig. Op den 28. ligtten wy het anker, en zoo rasch wy buiten de Haven waren, fteevenden wy Zuid - Zuid - West aan naar Pulo Timoan , het welk wy, op den 31 , op den afftand van negen of tien Engelfche Mylen, voorbyzielden. Dit Eiland is hoog van grond en wel voorzien van hout; af en aan het zelve, naar't Westen, liggen verfcheide kleine Eilanden. Op den 8. February, zeilden wy door de ftraat Sunda, dit was 's morgens om agt uuren, toen wy niet boven twee Engelfche Mylen van twee Schepen af waren, welke hier ten anker lagen, en welke nu Hollandfche Vlaggen lieten waaijen. Kapitein Gore zond een Boot aan dezelve af om ze te praaijen. Al vroeg in den namiddag kwam de Boot te rug met berigt, dat het grootfte der beide Schepen een Hollands Oostindievaarder was , naar Europa beftemd en het andere een paket van Batavia met beveelen aan verfcheide Schepen , die in de ftraat lagen. De Hollandfche Schepen hebben de gewoonte, zoo rasch zy hun lading hebben, de Rheede van Batavia te verlaten , uit hoofde van de ongezonde lucht, en zich naar 't een of ander gezonder Eiland in de ftraat te begeeven, alwaar zy op hunne Papieren wagten, en het ontbrekende hen word toegezonden. In weerwil dezer voorzorge had dit Oost •Indisch Schip vief maar Februar.  STILLEN OCEAAN. 603 wannen verloren, zedert deszelfs vertrek van Batavia, en even zoo veel lagen 'er gevaarlyk ziek. Het Schip had hier veertien dagen geleegen en was thans gereed om naar Cracatoa te ftevenen, om aldaar water intenemen, hebbende zoo even met de paket deszelfs laatfte Papieren ontvangen. Des anderen daags morgens, om zeven uuren, gingen wy onderzeil, en kwamen, twee dagen daarna, te Cracatoaten anker , waar wy ons van water voorzagen. Dit Eiland beftaat in hoog land, het welk zagtkens, aan alle kanten, uit de Zee zich verheft, en overal met geboomt bedekt is, behalven op eenige weinige plekken, welke door de Inboorlingen tot het aanleggen van ryst velden opgeruimt zyn. Dit Eiland is zeer flegt]bevolkt; deszelfs Opperhoofd is'afhangkelyk van den Koning van Bantam, aan wien de Opperhoofden van alle de andere Eilanden in de ftraat insgelyks onderhoorig zyn. De Koraal klippen leveren 'er eene meenigte van kleene Schildpadden, doch andere ververfchingenzyn'er ongemeen fchaars en duur. Dit Eiland word voor zeer gezond gehouden in vergelyking van de omliggende landftreeken. # Om agt uuren 's avonds, begon het ftyf door te waaijen uit den Westen; ook hadden wy zwaren donder, weerlicht en regen. Des anderen daags morgens, den elfden, ligtten wy, om drie uuren, het anker, en rigtten onzen koers naar 's Prinzen Eiland, alwaar wy den 14. aankwamen. Kapitein Gore, zich aan Cracatoa niet genoegzaam van water hebbende konnen voorzien, vond aan dit Eiland het water zoo uitmuntend, dat de vaten van de Refolution niet alleen met hetzelve gevult werden, maar Kapitein King liet zelfs die van de Discovery ledig loopen, en op nieuw met het heerlyk water van dit Eiland vullen. Dit alles was verrigt tegen twaalf uuren van den volgenden dag. De Inboorlingen , die wy hier aantroffen , bragten ons eene meenigte Hoenders en eenige kleene Schildpadden; als mede Zwynen en Apen, van welke laatfte, door onze Matroozen gekogt, wy veel overlast hadden. Den 28. hadden wy zwaren regen en onbeftendige winden, zoo dat wy, niet voor twee uuren, in den namiddag, onGggg2 der vr. BOEK. 1780. keütuar.  VI. BOEK. I?8o. Februar. 0*04. REIS NAAR 'DEN'. der zeil gingen, toen wy een kleene koelte uit den Noordenkreegen , welke echter niet lang aanhield, maar ons des avonds, om agt uuren, noodzaakte weder voor anker te komen in vyftig vademen water. Den volgenden morgen, om agt uuren , kreegen wy een Noord - Westelyk windje, waarmede wy onderzeil gingen, en tot onze groote^blydfchap de ftraat Sunda uit raakten ; op den 20. was Pnnzen Eiland geheel buiten ons gezigt. Dit Eiland, door Kapitein Cook in een vorig Reisverhaal befchreven zynde, zullen wy 'er enkel byvoegen , dat wy ongemeen getroffen werden door de kleur, gedaante , zeden en zelfs de taal der Inboorlingen, als hebbende de grootfte overeenkomst met die der Eilanderen, welke wy in den Stillen Oceaan bezogten. De ankerplaats van Prinzen Eiland is op 6 gr. 36 min. 15 fee. Zuiderbreedte en op 105 gr. 17 min. 30 fee. Oosterlengte. Zedert onze komst in de ftraat van Banco hadden wy de fchadelyke uitwerkzelen beginnen te ondervinden van deze ongezonde luchtftreek. Twee Matroozen van de Discovery kreegen kwaadaartige koortzen en raakten gevaarlyk ziek; om te verhoeden dat zy dezelve niet aan anderen mededeelden , zonderden wy heivmet hunne kooijen van de overigen af op de luchtigfte plaats van 't Schip. Veele onzer geraakten zwaar aan 't hoesten, andere kreegen zwaare hoofdpyn, en de gezondften onder ons werden eene verflikkende hitte gewaar, vergezelt van eene ongemeene loomigheid , zonder de minfte trek tot eten te hebben. Hoe zorgelyk en zelf ontrustende onze toeftand ook ware, hadden wy ten langen lesten het onüitfpreekelyk genoegen deze vernielende gewesten te ontkomen, zonder dat het iemand onzer het leven kostte. Naar alle waarfchynlykheid hadden wy zulks te danken gedeeltelyk aan de gezonde gefteltheid vanonzeScheepslieden op onze eerfte aankomst in deze gewesten ; gedeeltelyk aan de beflendige zorg en oplettendheid in'tin acht nemen vanzoodanigeheilzame verrigtingen, onder ons door Kapitein Cook ingevoerd, en by 't Volk eene hebbelykheid geworden. By ons vertrek van Prinzen Eiland, en op onzen tocht van  STILLEN OCEAAN. 60$ Van daar naar de Kaap de Goede Hoop, was het Volk-van de Refolution vry ziekelyker dan dat van de Discovery; want fchoon veele Matroozen van 't laatstgenoemde Schipeenigen tyd bleven klaagen over de gevolgen van de pestige luchtftreek, welke zy verlaten hadden, herftelden ze echter alle. Een der twee, die de koorts gehad hadden, en op den 12. February hevige ftuipen kreeg, welke hem op den oever des doods bragten , werd gered door 't aanleggen van trekpleisters, zoo dat hy in 't kort buiten gevaar was: deandereherftelde langzamer. Aan boord van de Refolution waren veelen, behalven de geenen die koortfig en verkouwde waren, en die de grootfte hoop uitmaakten, gekweld met loop, en zy die daar aankwynden, namen, tegen onze verwagting, in getal toe, tot op onze aankomst aan de Kaap de Goede Hoop. . Van den 26. February tot den 28. der volgende maand, hadden wy een geregelde pasfaat wind uit den Zuid.- Oosten tot Oost ten Zuiden, vergezelt van fchoon weêr ; en dewyl wy een oud bezeild vaarwater bevoeren, ontmoette ons niets vreemds, waardig vermeld te worden. Op den 28 Maart, voor den middag, toen wy op 31 gr. 42 min. Zuiderbreedte en op 35 gr. 26 min. Oosterlengte waren, verliet ons de pasfaat in een hevigen Donderftorm. Van toen af, tot den 3. Aprü, op de Zuiderbreedte van 35 gr. en op 26 gr. 3 min. Oosterlengte , hadden wy matige winden , meest uit den Zuiden. Tot hier toe was Kapitein Gore's voorneemen geweest doortezeilen naar 't Eiland St. Flelena, zonder de Kaap de Goede Hoop aantedoen ; dan, daar het Roer van de Refolution in flegten ftaat was, nam hy het befluit terftond naar de Kaap te ftevenen, als de gefchiktfte plaats om het Roer te herfteilen, en de zieken te geneezen. Van den 21 Maart, toen wy op de Zuiderbreedte van 27 gr. 22 min. en op de Oosterlengte van 52 gr. 25 min. waren tot den 25 April, toen wy ons op 36 gr. 12 min. Zuiderbreedte en op 22 gr. 7 min. Oosterlengte bevonden, werden wy de kragt der ftreomen, die Zuid-Zuid-West en Zuid-West Gggg3 ten vu BOEK.' I78o. Februar. Maan.  6o6 REIS NA ARDEN VI. BOEK. I78O. Maart. April. ten Westen loopen, zomtyds naar gelang van tagtig Engelfche Mylen in een dag, ten fterkffen gewaar. Doch op der» 6. April raakten wy dezelven geheel kwyt, toen wy onder de Kust van Africa gekomen waren. Des voormiddags van den 6. April, kreegen wy, in heü Zuid-Westen, een Zeil in 't gezicht, het welk op ons aanhield; dewyl nu, kort daar aan, de wind uit dien zelfden hoek begon te waaijen, maakten wy onze Schepen flagvaardig. Thans zagen wy, uit de top van de mast, vyf andere Zeilen, aan ly, houdende een Oosterlyken koers; doch een opkomende nevel, deedt ons dezelven, binnen een uur, uit het gezicht verliezen. Op den middag waren wy op 35 gr- 49- min- Zuiderbreedte en op 21 gr. 23 min. Ooster lengte. Den volgenden morgen, om zeven uuren, ontdekten wy, op een zeer wyden afftand, land in 't Noorden. Op den 8. ,blies de wind fterk met rukken uit den Noord - Westen. Den dag daar aan vestigde hy zich in 't Westen; en wy zeilden vry dicht by 't Schip heen , het welk wy den 6. gezien hadden, doch vonden niet goed het zelve te praaijen. Schoon het een lomp maakzelwas, en niet wel beftuurd werd, zeilde het vry harder dan onze Schepen. De Vlaggen , welke het voerde, verfchilden van alle die wy gezien hadden, en werden van zommigen onzer voor de Keizerlyke aangezien ; doch andere meenden het de Portugeefche Vlag te zyn. Op Maandag den 10., deed zich, met hetaanbreekenvan den dag, het land weder aan ons op, in 't Noord - Westen , en dien ganfehen morgen zagen wy een Snaauw-Schip op ons aanhouden. Het bleek eene Engelfche Oost-IndifchePaketboot te zyn, welke drie dagen te voren van de Tafelbaai vertrokken, en thans kruizende was op de Chineefche Vloot en andere Oost - Indifche Schepen. Met dit Schip kreegen wy naricht dat het fmaldeel van Monfieur Trongolles, beftaande in zes Schepen , omtrent drie weeken geleden van de Kaap was gezeik, om af en aan St. Helena te kruisfenop onze Oost-Indifche Vloot. Uit deze tyding maakten wy op, dat  STILLEN OCEAAN. 6o? dat de vyf Schepen, welke wy Oost aan hadden zien ftevenen, waarfchynlyk tot het Franfchefmaldeelbehoorden, het welk, in dat geval, van deszelfs kruistocht had afgezien en misfehien naar het Eiland Mauritius ftevende. Onze gisfingen aan de Paket medegedeelt hebbende, en teffens aan dezelve meldende, tegen wat tyd wy verftaan hadden dat de Chineefche Vloot van Canton ftond te zeilen, verlieten wy haar en vervorderden onze Reis naar de Kaap. De wind belette ons Baai Falsch inteloopen tot 's avonds van den 12., toen wy tegen over Simon's baai ten anker kwamen. Om de Kaap werden wy een fterken ftroom gewaar, welken wy, voor één wyl, naauwlyks in ftaat waren door te zeilen, met een koelte , die ons vier Engelfche Mylen in een uur zou hebben doen afleggen: .Des anderendaags morgens ligtten wy 't anker en zeilden Simons baai in. Om agt uuren kwamen wy weder voor anker op den afftand van een derde van een Engelfche Myl van den naasten wal, ftrekkende de Zuid-Oosthoek van debaaiZuid ten Oosten en de TafelBerg Noord -Oost -half Noord. Hier vonden wy de Nasfau en de Southampton , beide Oost - Indie vaarders, op Convooi liggen wagten naar Europa. De Refolution begroette het Kasteel met elf fchooten, welke met een gelyk getal beantwoord werden. Zoo haast wy voor anker gekomen waren, werden wy vereert met een bezoek van den Heer Brandt, Gouverneur van deze plaats. Dees Heer had de hoogfte eerbied en achting voor Kapitein Cook, die beftendig zyn gast had geweest; zoo dikwyls hy de Kaap had aangedaan ; en fchoon die Heer Teeds eenigen tyd te voren het ongelukkig geval, aan Kapitein Cook overgekomen, vernomen had, was hy evenwel ten uiterften aangedaan , toen hy onze Schepen, zonder haren ouden Bevelhebber, zag te rug komen, 't Verwonderde hem niet weinig het meeste van ons Volk zoo kloek en gezond te zien, naar dien een Hollands• Schip, het welk van Macao zeilde, toen wy 'er aankwamen, en zints de Kaap had aangedaan, de tyding had aangebragt, dat wy ons in eenen jammerJykften toeftand bevonden, alzoo de Refolution flegts veertien VI. BOEK.' ApriL  vï: boek. 1780. April. óoS REIS NAAR DEN - tien en de Discovery flegts zeven man aan boord had. 'tValCniet gemaklyk te begrypen, welke beweegreden men kan gehad hebben, om zulk een vuile en fchandelyke logen uitte* ftrooijen. Op Zaturdag den 15. begaf Kapitein King zich met Kapitein Gore naar de Kaap Stad; waar zy , den volgenden morgen , hunne opwagting maakten by den Baron Plettenberg, Gouverneur van de Kaap, die hen met alle mogelyke betuigingen van beleefdheid en vriendelykheid ontving Hy had zeer-veel . perfoneele genegenheid voor Kapitein Cook, wiens Karakter hy betuigde ten hoogffen te bewonderen, en op het hooren verhalen van wiens ongelukkig uiteinde hy zich met fterke uitdrukkingen van .eene ongeveinsde droefheid uitliet. In een der voornaamfte vertrekken van des Barons huis, wees hy hen op twee afbeeldingen, het een van de Ruiter, het ander van Tromp, met een open ruimtetus-s fchen beiden, waar hv zeide voornemens te zyn hetPortrait van Kapitein Cook te plaatzen, ten welken einde hy verzogt dat onze Heeren hun best wilden doen, om by hunne aankomst in Engeland, hem hetzelve, tot wat prys ook, te doen geworden. • • ; . . : Gedurende ons verblyf aan de Kaap ontmoetten wy het. vriendelykst onthaal, niet alleen van den Gouverneur, maar teffens van de voornaamfte lieden dier plaats, zoo wel Afrikanen als; Europeanen. Toen wy aan de Kaap kwamen, was de Colonel Gordon, Bevelhebber over het Hollandsen KrygsVolk aldaar, landwaards-ingetrokken , doch voor ons ver-trek van de Kaap , kwam hy nog te rug. Geen vorig Reiziger had zoo diep het land in geweest als hy; ook had hy vry wat opgedaan ter vermeerdering der uitmuntende verzameling van natuurlyke zeldfaamheden , waarmede hy het Ka-binet van den Prins van Oranje alreeds had verrykt. Indedaad zyn langdurig verblyf aan de Kaap en den grooten byftand, welke "hem zyn rang en ftaat aldaar verfchafte, gepaart met eene gloeijende begeerte naar kundigheid, en eenen werkzamen en onvermoeiden geest, hebben hem in ftaat gefield om eene meer volkomen kennis van dit gedeelte van AfrL  STILLEN OCEAAN. 609 Afrika te verkrygen, dan ooit iemand te voren ; en 't geeft ons een byzonder genoegen het publiek gelukte kunnen wenfchen met het voornemen van dien Heer, om een verhaal vau zynen tocht in 't licht te geeven. Baai-Falsch ligt ten Oosten van de Kaap de Goede Hoop', en word dan meest van de Schepen bezogt, wanneer de Noord-Westelyke winden waaijen, het welk gemeenlyk in Mey is , zynde het, in dien tyd, gevaarlyk in Tafel baai te ankeren. Op den afftand van elf of twaalf Engelfche Mylen van de Kaap de Goede Hoop, aan de Westzyde, is Simon's baai, de eenige gemakkelyke bergplaats voor Scheepen ; want, fchoon de Rheede buiten die baai tamelyken ankergrond levert , is dezelve te open en niet gefchikt tot het bekomen van noodwendigheden, de Stad kleen zynde en zelfvan de Kaap Stad, welke omtrent vier-en twintig Engelfche Mylen van daar ligt, van voorraad voorzien wordende. Volgens de waarnemingen van Kapitein King en den Heer Bayley op den 11 April, toen wy Kaap de Goede Hoop juist ten Westen van ons hadden, ligt dezelve op 34 gr. 23 min. Zuiderbreedte, het welk 4 gr. Noordelyker is dan de Abt de la Caille dezelve plaatst. Ons van alle de noodwendige Scheeps- en mondbehoeftens voorzien hebbende, verlieten wy Simons baai, den 9 Mey; op den 14 kreegen wy den Zuid - Oost pasfaat, en ftuurden ten Westen van de Eilanden Afcenfion en St.-Helena. Op den 12 Juny voeren wy voor de vierde keer, op deeze Reize onder de linie door , zynde onze lengte 26 gr. 16 min. West. Op Zaturdag, den 12. Augustus1, bereikten wy de Kusté van Ierland, en deeden pogingen om in de Haven van Gal- ' way binnen te loopen, van waar Kapitein Gore voornemens was de Dagverhalen en Kaarten van onzen tocht naar Londen te zenden; doch geweldige Zuide winden maakten onze pogingen vruchteloos en dwongen ons Noordwaards aan te houden. Vervolgens was ons oogmerk te Loug Sivilly inteloopen, doch de wind in denzelfden hoek blyvende, ftevenHhhh den VI. BOEK. I780. April. Mey. Juny. iugust.  VI» BOEK. 1780. A'tgust. October. 610 REIS NAAR DEN den tvy naar 't Noorden van Lewis Eiland, en op Dingsdag den 22 Augustus kwamen wy, om elf uuren, met beide de Schepen ten anker te Stromnefs. Van hier werd Kapitein King door Kapitein Gore afgevaardigd,om de Admiraliteit kennis te geeven van onze behouden aankomst; en op den 4 October , bereikten de Schepen in een goeden ftaat de Nore, na eene uitlandigheid van vier jaaren, twee maanden en en twee en twintig dagen. Toen Kapitein King van de Discovery te Stromnefs afging, had hy het genoegen van al het Scheeps- Volk in volmaakten welftand te laten, en ten dien tyde telde men aan boord van de Refolution niet meer dan twee of drie zieken, van welken flechts één buiten ftaat was dienst te doen. Op de ganfche Reis verloor de Refolution niet meer dan vyf man door ziekte, drie van welke, ten tyde van ons vertrek uit Engeland , reeds een kwaal onder de leden hadden : de Discovery verloor geen enkel Man. Het naauwkeurig in acht nemen van de regelen door Kapitein Cook opgegeeven, en die reeds allerwegen bekent gemaakt zyn, mag met regt, onder den zegen der Goddelyke voorzienigheid, aangemerkt worden , als de voornaame oorzaak van dit geluk. Doch niettegenftaande deze heilzame voorzorgen zouden wy misfehien ten langen lesten de fchadelyke uitwerkzels van gezoute Scheepskost ondervonden hebben, waren wy dezelve niet voorgekomen door ons te bedienen van hulpmiddelen, die de omftandigheden van tyd tot tyd ons aan de hand gaven, 't Is waar , deze middelen waren zomtyds ten uiterften onfmakelyk en zelfs walgelyk, en beftonden dikwyls uit kost, welke ons Volk niet gewoon was voor menfehen voedzel te houden, maar als dan moest overreding, onderfteund door voorbeeld en gezag, de vooröordeelen en wederzin te bovenkomen. Soep, van geftolt vleesch zap gekookt, en zuurkool waren de vóorbehoedzels, op welke wy het meest ons vertrouwen fielden. Wat de fcorbut weerende middelen aanbelangt , van Welke wy rykelyk voorzien waren, wy hadden geene gelegenheid om de kragt daar van te beproeven, alzoo op geen der  STILLEN OCEAAN. tfiï der Schepen, gedurende onze ganfche reis, de minfte tekens van de fcorbut zich onder 't Volk opdeeden. Onze mout en hop hadden wy insgelyks bewaart als een toevlugt in geval van ziekte; doch dien voorraad aan de Kaap de Goede Hoop naziende, vonden wy denzelven geheel bedorven. Tenzelfden tyde openden wy eenige vaatjes met gort, erten, meel , tweebak en mout, tot eene proefneeming, in kleene vaatjes, met dun tin heilagen, gedaan, en vonden ze alle, uitgenomen de erten, in een veel beter ftaat, dan men zou hebben kunnen verwagten, waren ze op de gewone wyze bezorgd geworden. Te dezer gelegenheid kunnen wy niet nalaten onder'toog van de Regeering te brengen , de noodzakelykheid om eene genoegzaame hoeveelheid Kina mede te geeven aan die Schepen zyner Majefteit, welke beftemd worden tot tochten in ongezonde luchtftreeken. 't Viel gelukkig uit op de Discovery , dat flegts één der manfehap die in de ftraat Sunda de koorts kreeg dit geneesmiddel noodig hadt, dewyl hy alleen den geheelen voorraad van Kina, als gemeenlyk de Meesters op zulke Schepen als de onze mede nemen, gebruikte. Waren 'er meer op die wyze aangetast geworden, zy zouden waarfchynlyk door 't ontbeeren van 't eenig hulpmiddel, dat hen helpen kon, hebben moeten omkomen. Wy zullen het verhaal van dezen tocht befluiten, met het vermelden yan eene omftandigheid die, als men den langen tyd welke deze Reis geduurt heeft, en de natuur van den dienst waartoe wy gebruikt werden, in aanmerking neemt, in zeldfaamheid naauwlyks behoeft te wyken voor de buitengewone mate van gezondheid onder ons Scheeps- Volk; zy beftaat hier m, dat de beide Schepen, niet meer dan twee keeren, een geheelen dag achter een, elkander uit het ?ezigt verlooren : de eerfte Reis door een toeval de Discovery overgekomen af en aan de Kust van Owhyhee, en de tweede door de mist en nevel by het inzeilen van de Awatska - baai. Dewyl dit gedeelte der verdienften meestal geheel aan de Onder-Officieren toekemt, levert het een treffend bewys van hunne Kunde en wakkerheid, EINDE, vï: boek. I78o. October.