480 K I 4 i   VW, 480 K-4 D E rEI^E^BE DANSMEESTER, OF DE V ERMOMDE ARISTOCRAAT. TWEE DEELEN. Te m^rmrUmM en Cosur, Arnhem Nyhof Amltótom ^*« irynani*, Ferlem, Brengers, van der Krot, enz. Dord. Ptor/Sf en rf« . Goud» rerihuuw , Groningen ^L/W, eL Rotterd. fl'. ^"f™ f *f L„ 2>rlJ», enz. Utrecht Wilt en ^fttor, .Paddenburg, EmeÏ, ilW»**««« enz' Eu verder by de voornam tte Boekveikoopers.   K. E I Z E N D EDANSMËESTER* I. MYNHEER SPIRAU KAREMOUCHl! Éen reizende Dansmeefter vindt overal zyn Vaderland, en heefc gelegenheid om alle Cabinetgeheimen te onderfcheppen, zo dra hy het character van een vermomden Ariftocraat aangenomen heeft; dit is een waarheid, vrind Karemouchi! waarvan gy, als een geboren Griek, en des als een weldenkend mensch, volmaakt overtuigd zult zyn: ik heb u geduurende myn verblyf te Smirna, plegtig beloofd gehad, alle myne wetenswaardige reis-ondekkingen, gedaan door de Landen van myne doortocht, en die betrekkelyk waren, zo tot het Staatkundig wezen als tot byzondere voorvallen, rakende den Burgerftaat, getrouwlyk te zullen mededeelen — Wel nu ik zal myne belofte gaan volbrengen. lïolland, Braband, Frankryk, en meer andere Ryken en Staaten, welken ik al danfende doorgereisd heb, zullen u in de Smirnafche Tapytentent, een konftig, vrolyk, en vermakelyk tafereel van het Omgekeerd Europa doen befchouwen. I. PEEL, A Ik  C 2 ) Ik heb, gelyk gy weet Papa Spirau! myn hoofd met geen Staatszaken willen breeken, federt dat ik herr Dansmeefterfchap aanvaard heb; wat bruit het my hoe het in de waereld gaat 1 als ik vrolyk Ieven kan, indien myn beroep my geld genoeg bezorgt, om rykelyk te kunnen beftaan, dat is te zeggen , een gekamerde Maitres te onderhouden, alle dagen myn goede flesch wyn te kunnen drinken, fpeelpartyën te kunnen bywoonen, en myne vrienden door voorfpraak of geld plaizier te kunnen doen, dan is het my waarlyk onverfchillig, of de Paus van Romen, dan wel de Groote Sultan van het Turkfche Ryk de alleenheerfching over Europa wil voeren : toen ik u laatft te Marfeille fprak, en onbewimpeld myne gedachten daar over te kennen gaf, zeidetgy my al fpottende, dat myne denkbeelden in dit opzicht, veel overeenkomft met die van een'Ariftocraat hadden; ik floeg dit zeggen in de wind, om dat het my onverftaanbaar voorkwam, ik belandde vervolgends in Holland,'m een tyd dat het kragtig begon te broejen, en zie hier de avontuuren, welken my aldaar als Dansmeefter bejegend zyn. Karemouchi let wel! het was ongevaar in het midden van den Jaare 1786, toen ik in Holland aankwam, juift een tydperk, waar in zig de allereerfte Volksbewegingen tot een vrye ftaatsbeftuuring begonnen te vertoonen ; dit zoude my in myn beroep als Dansmeefter niet gehinderd hebben, maar een laag geplaatfle ziel van een gevlugte Franschman, een Paruikemaker van zyn beroep, ("ik fchaam " rny te zeggen dat hy myn Landsman was,) had de vermetelheid van te onderneemen om twee aanzien- ly-  C 3 ) lyke Landsvaderen, die weldenkende gevoelens voor 's volks geluk en vryhcid bezaten , op een geweldaadige wyze den hals tebreeken,dcch deeze onderneming mislukt zynde, geraakte ik by myne aankomft aldaar te'Lande, in hoedanigheid van Franschman, in een zeer flegten reuk: ik begryp ondertusfehen vrind Spirau, dat het ongelukkig is, dat een gantfehc Natie om één deugniet van een Landgenoot, die doodfchuldige misdaden bedryft,in verdenking geraakt, en cm zo te fpreeken gebrandmerkt wordt; maar dit overgellagen. Ik kwam door aanbeveeling van een franfehen Koft - Schoolhouder, wiens Leerlingen ik op een jaarlyks traclement aangenomen had in de Danskunde te onderwyzen , by een voornaame Dame, welke men beweerde dat toenmaals het Patriotismus fterk toegedaan was : ik nam dè vryheid haar onder het danfen te berispen over eenvalfche pas die zygemaakt had, en die verbeterdmoeiï worden; zy begon hier over te glimplachgen , en plaatfte zig op een' armftoel • Hoor Mynheer de Dansmeefter! zeide zy vervolgends, het ware te wenfehen dat uwe Landgenoten wat minder valfche pasJen maakten ! Ik begryp niet Mevrouw wat gy daar mede zeggen wilt, voerde ik haar beleefdlyk te gemoet, want een Engelschman, een Hollander of een Franschman zou een booswigt kunnen zyn, die fnoode guiteftukken bedreef, zonder dat men de gantfche Natie die vlek zoude kunnen aanwry ven: de jonge Dame, voldaan over dit myn antwoord, vroeg my verder of ik ook een patriot was? r De Hemel beware my daar voor Mevrouw! Waar- è*m? —Om dat men my verzekerd heeft , dat deeze foort van Inborelingeiï hier te Lande oproerige A 2 gecs-  (4) geeften zyn die hun eigen Vaderland zoeken te bederven: Gy hebt ongelyk dus te denken, hernam zy: Ik wil het aan uwe onkunde toefchryven, maar terwyl ik uw perfoon aan een" Burgermeefter gerecommandeerd heb om aan zyne beide kinderen het danfen te leeren zal deze groote Staatsman beft bekwaam zyn, u het charaSter van een rechtgeaart patriot of Vaderlander aftefchetfen: zy fchreef daar op een klein briefjen datzy toezegelde, en my overhandigde, waarmede ik vertrok. Na dit briefjen aan den Burgermeefler overgegeven, en zyne twee dochters de eerfte les in de danskunft gegeeven te hebben, liet hy my in zyn Salet roepen, en gebood my met een vriendelyk gelaat, op een'ftoel vlak tegen hem over te gaan zitten :Ik verneem,zeide hy al meesmuilende,tfafg;y als een vreemdeling een verkeerd of liever een laag denkbeeld van een opregt Patriot hebt opgevat ,Neen myn lieve Dansmeefter ! vervolgde hy , de waare Patriotten zoodanig als zy zig werklyk vertoonen, zyn over het algemeen genomen, geen oproermaakers gelykgy u verbeeldt, maar beminnaren van hun Vaderland, Voorftanders van 's Volks duur gekochte Vryheid, Handhavers van de voor* rechten van den Burgerftaat, en haters van de Dwinglandy: om kort te gaan, het zyn zulke weldenkende Vaderlanders, die welgeplaatfte harten bezitten', die geen eigenbelang ten doel hebben; die het Land dat hun bakermat is, van alle fchreeuwende ingejlopene misbruiken zoeken te zuiveren; de geeft van een al te verre gaande eppermagt te beteugelen; 's Lands Regeering door eene 'wettige Volksftem te veftigen, en vervolgends, die door het braave Burgerfchap van onderdrukking te beveiligen, ie Maatfchappy gelukkig poogen te maaken. Ik  t*3 Ik was zo gevleid en vooringenomen met het verrukkelyk fchildery ,dat de Burgemeefter my van deeze foort van Vaderlanders gegeeven had, dat ik van dit oogenblik af befloot, om niet alleen de gewoone denkwyze der Patriotten , voortaan te blyven aankleven,maar wat meer is, de ftokregel van het klatergouden Ariftocraatfchap, het welk,Heer Spiraul ons beiden meeft konde bekooren , met al zyn prachtige ftaat het paspoort te geeven; in gevolge van dat befluit, liep ik al zingende en danfende, gelyk deFranfchen doorgaands doen, na de Herberg daar ik myn intrek genomen had, en alwaar ik by myne aankomft een jonge Juffrouw van omtrent twintig jaren oud aantrof, en die een kennis van myne Waardin was: ik vond'dit meisjen in den eerften opflag, en na flegts een paar uuren tyds met haar in gezelfchap geweeft te zyn, zo ten opzichte van haareuiterlyke bevalligheden, als uitblinkende geeftvermogens, zo beminnelyk, dat ik op ftaande voet fmoorlyk op haar verliefd wierd, met dat gevolg dat myn onverschilligheid, die ik altyd voor den trouwftaat gevoeld had, daar voor den vlag moed ftryken, dat is te zeggen, dat ik my van dit tydftip af onder de allergelukkigfte der ftervelingen zoude gerekend hebben, indien ik de fchoone Emilia ten huwelyk konde verkrygen. Ondertusfchen gingen myne zaaken geduurende veertien of vyftien maanden lang, dat ik in Holland bleef, wonder wel, zodanig dat ik door de aanbeveeling van myne eerfte Patronesfe, waarvan ik hier voren gefproken heb, en byzonder door de veelvermogende voorfpraak van den Burgemeeller zulk een talryke menigte van- Leerlingen bekwam, waarA 3 .vaiu  ( 6 ) van ik ryklyk beftaan kon, op een vvyze dat ik in myn beroep als Dansmeefter, van 's morgens vroeg tot 's avonds laat werkzaam was: middelerwyl had ik ondanks alle deze bezigheden van rcyn beroep, niet verzuimd om de fchoone Emüia federt onze eerfte kennismaking, aan het iiuis van myne Waardin, van tyd tot tyd te gaan bezoeken, en deeze herhaalde bezoeken hadden ten gevolge, dat de liefde van weêrskanten zuikefterke voordgangen in ons beider harte maakte, dat wy ons plegtig verbonden, om te zamen te zuilen trouwen, zo dra ons de gelegenheid daar tpegunftig fcheen: het bleek nogthans, vrind Karemouclri! dat wy in dit geval buiten den waard gerekend hadden, want behalven dat onze verkeering tot nog toe heimelyk en buiten kennis van de Ouders van Emilia was gefchied, zo deed zig een groote zwarigheid op, om de goedkeuring van de laatfte tot voltrekking van ons voorgenomen, huwelyk te verkrygen; en deeze zwarigheid beftond hier in, dat de Vader van myn Minnaaresfe, als zynde een Anti-Patriot, eene doodlyke haat had opgevat tegen alle die gecnen, welken zig tegen het Vorftelyke huis verklaarde. Ik liet my door deeze ongunftige waarfchouwing niet affchrikken,en zonder myne aangenomene gevoelens te verzaken, befloot ik den Vader wan Emilia vrymoedig aan tefpreeken, ten einde de verkeering met zyn Dochter toe te ftaan, en vervolgends tot een voordgang van ons heimelyk beflooten huwelyk te bewilligen. Op een avond dat ik een halve roes gedronken had, trok ik myn ftoute fchoenen aan, vragende om een half uur audiëntie by onzen Anti-Patriot — Laai  C 7 ) Laat den vent binnen komen! hoorde ik in de gang met een ontzachelyke ftem roepen Binnen getreden zynde, zag ik aan den hoek van de haart eenvervaarlyk dik en brutaal man zitten, die zig naauwlyks verwaardigde my te groeten, niettegenftaandé alle de complimenten en ftrykafien die ik als een bedreven Dansmeefter wift te maken Zoo veel complimenten niet Sinjeur! Ga daar op dien fioel eens op jou gat zitten, want op die wys zoudt gy alle myn matten den hals breeken. Na dat ik hem de reden van myn komft geopenbaard had, vroeg hy my op die zelfde onbefchofte toon , wat Landsman ik was, en waarin myn beroep beftond? Ik ben een Franfchman van geboorte,Mynheer,en heb dê eer een Dansmeefter van myn beroep te zyn, gaf ik hem ten antwoord Een Dansmeefter ! herhaalde hy telkens, dat zyn doorgaands ploerten en ligte knapen, waar aan ik myn Dochter niet ten huwelyk geven wil. Hy vroeg my vervolgends wat party ik in de tegenwoordige tydsomftandigheden toegedaan was ? Ik had federt het kort verblyf aldaar, Hollandsch genoeg geleerd om hem met ftamelende woorden te doen begrypen, dat ik, eerft een Aristocraat van denkwyse geweeft zynde, daarna op den raad van myn' Patroon d.n Burgemceftcr een yvcrig Patriot geworden was, om dat ik geloofde dat zy braave menïchen waren, welken de vryheidvan hun Vaderland bedoelden. Ganifch bloed zeide hy, een Patriot! Gy en uw Patroon zyn beide zotten! dat moogt gy hemvry uit naam van dikke Klaas-Oom zeggen! — Maar myn lieve mannetje , vervolgde hy met een klagende ftem, laat u door den ftroom der verleiding niet wegjlecpen; de Patriotten zyn landbedervers, oproermakers, die A 4 onzen  C 8 ) onzen goeden Willem uit den zadelzoeken te ligten; maar wacht maar, riep hy verder uit, zyn llaapmuts op den grond werpende, binnen korten tyd zal men een omwenteling zien, die de zaaken rasch van gedaante zullen doen veranderen, en ik mag lyden, bejloot hy,dat men KLias- Oom levendig radbraakt, als hy in dit opzigt geloogen heeft. De prophetiën van Klaas-Oom waren niet kragcig genoeg om myne denkbeelden te veranderen , en het was enkeld de liefde tot zyne dochter, die myne bedaardheid door deeze hoonende taal niet deed verdwynen ,• ondertusfchen zeide ik hem ronduit dat ik by myn lïük bleef, en dat de partyfchappen niets met de liefde noch met het huwelyk gemeen hadden — Scheer je myn huis uit, kale Dansmeefter ! begon hy op een vergramde toon uitteroepen, en toen ik in der daad bemerkte, dat hy de tang opnam om de maat van myn' rug temeeten wierd ik in de noodzaakelykheid gebragt hals over kop uit zyn huis te vlugten, zonder dien avond gelegenheid te hebben van Emilia heimelyk te kunnen fpreeken. ' Geduurig myn kortflondig verblyf in Holland, raakte ik,onder anderen, toevallig in kennis, met den Kamerdienaar van den beruchten ryngraaf van salm, weikeven te voreneen Vrycorps ten dienfte van de Repubficq opgerigt had, en die zig toenmaals nevens den generaal van ryssel, in de plaats bevond alwaar ik het Dansmeefterfchap' bekleedde, om met malkanderen in een mondgefprek de Krygoperatiën voor het Jaar 1787. te beraamên; de gemeenzaame omgang die ik een geruimen tyd met Robartus myn vriend onderhield,gaf aanleiding, dat wy fomtyds over de Staatsgefteld- beid  C p 3 heid van het Land te zamen openhartige redenwisfelingen hadden: Rob anus fchetfte my de charafters van deeze beide genoemde Veldheeren, met zulke levendige kleuren af, dat ik daaruit volmaakt begrypen kon, het aamerkclyk onderfcheid, dat zig opdeed tusfchen de bedriegelyke oogmerken van den eerften, en de vooronderftelde getrouwheid van den laatften, gelyk door de gevolgen naderhand zonneklaar kwam te blyken, toen de omwending voorviel. In den tyd dat ik myn hoofd vol ontwerpen over het mislukte huwelyk met Emilia had, en weinig kans zag om myn begaane ftap by haar vader KlaasOom te herftellen, werd ik op een vroegen morgen ontboden, aan het huis van een onbekend perfoon, die ik meende dat myn dienft als Dansmeester benodigd had, en my tot dat einde had laaten ontbieden,- in dat denkbeeld begaf ik my fpoedig derwaards, om uitfluiting van zaken te verkrygen: men bragt my in een voorkamer, daar ik ten minften drie quartiers uur verfleet, eer 'er iemand te voorfchynkwam. Op het oogenblik dat myn geduld door dit lang vertoeven ten einde begon teloopen, zodanig dat ik in beraad ftond, van ftil de deur uit te gaan, zagNik een fchraal bleek mansperfoon, in een oude gelapte Japon, van verfchillende kleuren, in de Kamer treden, ,, Goeden dagMonfieur ,, den Dansmeefter," zeide hy in half gebroken Franfch: ,, Ik heb u aan myn huis ontboden om „ als ik kan u gelukkig te maaken,want ik heb gc„ hoord dat gy over de dochter van Klaas-Oom den „ minnaar fpeelt, en het Patriotismus fterk toe„ gedaan zyt!" — Beide deeze zaaken kan ik niet A 5 ont-  ontkennen Mynheer, viel ik hem vry driftig in de reden , maar waar toe dienen deeze vraagen, vroeg ik hem vervolgends ? „ Dat zal ik u zeggen" hernam hy , „ weet dat ik zo wel als gy een Patriot „ ben, maar die myne gevoelens weet te ontvein„ zen: Klaas - Oom is ryk en, gelyk gy weet, een „ vyand van de tegenwoordige ftaatsgefteldheid; „ derhal ven om zyn dochter ten huwelyk teverkry„ gen, moet gy voor de leus veinzen uwe denkbeelden te vërzaaken, om uw oogmerk te doen „ gelukken; maar indien gy daartoe al niet be„• fluiten wilt, zo tracht Emilia over te haaien om „ met u het hazepad te kiezen, en dan zal ik u „ twee duizend guldens bywyze van leening voor„ fchieten, onder voorwaarden dat gy by fchrift„ lyke Obligatie belooven zult, my drie dui„ zend guldens te zullen betaalen,zo dra het hu„ welyk voltrokken zal zyn." Ik bedankte de woekcrzuchtige Menovius, (aldus was die man zyn naam,) heel beleefdlyk voor zyn' raad en aanbieding,zeggende dat ik my daar over een paar dagen bedenken zoude, en na verloop van die, hem andermaal zoude komen bezoeken. Den aanvolgenden dag vernam ik uit den mond van Emilia zelve, dat zy Menovius in de armen genomen had, en in der daad ik moefl bekennen, dat zy in dit opzicht met veel beleid te werk was gegaan, om onze oogmerken te doen gelukken; want, zeide zy,die man kan ons op verfcheidene manieren behulpzaam zyn, niet alleen om dathy veel invloed by myn' vader heeft, die altyd gewoon is, zyn' raad op te volgen, maar ook inzonderheid vermits die fchaggelaar door woekerzucht gedreeven, meermalen ge- wooa  (II) woon is, een paar jonge verliefden welken het hazepad willen kiezen, buiten kennis van haar Ouders, een fomrac gelds, tegen veertig pf vyftig percent voor te fchieten : achtervolgends deeze verklaring , liet ik my geniaklyk overpraaten, door een voorwerp dat ik waarlyk beminde, waarom ik befloot te veinzen, cn Khas - Oom andermaal in hoedanigheid van Anti -Patriot te gaan bezoeken , zo als ik vervolgends, na my geheugt,in het midden van den Jare 1787, dan ook met een weêrgalooze uitkomft naar den zin van Emüia volbragt. Met opene armen werd ik by Klaas - Oom ontvangen, zo dra ik hem gezegd had, dat ik van denkbeelden was veranderd; ovioius heeft nimmer zulke fchiclyke herfcheppingen kunnen verzinnen, als in dit geval plaats had, want zo onbefchoft als hy my in 't eerftc bezoek bejegende, gelyk ik hier voor aangetekend heb, zo buitengewoon vriendlyk werd ik ditmaal onthaald; de goede man gaf my de toegang tot de verkeering met zyn dochter zeggende, dat hy binnen korten tyd wel gelegenheid zoude hebben my een bediening te bezorgen , waar van ik rykelyk beftaan kon, als volftrekt begeerende , dat ik het Dansmeefterfchap vóór dat ik met zyn dochter trouwde, de zak zoude geeven — ,, Mannetje" (zeidc hyop een meesterlyke toon, en my met zyn pyp de tababrook in den neus blazende,),, 'ict zal 'C1' gaanfpannen ! men „ heeft de Prinfes by Schoonhoven in arreft genomen , „ en dit zal juift de oorzaak worden, dat degehees, le boel 't onder ft boven zalkeeren, let 'er op!" Terwylmendie gebeurtenis volgens de voorzegging van Klaas-Oom afwagten moeft, beving my op een  C U ) een namiddag by fchoon weêr , de Iuftomeen waadeling buiten de ftad te gaan doen, te meer om dat de meefte aanzienlyke Perfoonen by het Zomerfaizoen op haar Buitenplaatfen zynde, ik toenmaal geen leerlingen te onderwyzen had: door afgetrokkenheid van gedachten al wandelende te ver van het fpoor verbyfterd, werd ik eensklaps door een hoop van twintig of dertig gewapende manfchappcn overvallen, die aan myn fpraak hoorende dat ik een Franfchman was, in de verbeelding waren dat ik onder de Franfche Canonniers behoorde, welke korteling te vooren ten diende van de Patriotten waren opgericht: men fleepte my onder het geeven van verfcheidene gevoelige ftokflagen na een Boerenwoning, welke hun tot een wachtplaats diende; aldaar was het dat ik door een' Officier, dat een hups man geleek, over alles wat myn perfoon betrof naauwkeurig ondervraagd werd ; dan, hoe zeer ik betuigde een Dansmeefter van myn beroep te zyn, fcheen men weinig geloof aan myn zeggen te flaan ; ten laatften beriep ik my, om meer krachts aan de waarheid by te zetten, op myn Patroon den Burgemeefter, maar in plaats dat zulks een goede uitwerking zoude voordgebragt hebben, werd ik vervolgendsin een ftinkende kejder zonder eeten of drinken opgeflooten, alwaar ik ruim vier-entwintig uuren lang, half zieltogende, en vol pyn en fmertenover de toegebragte ftokflagen verbleef: na verloop van dien tyd , kwam dezelfde officier my uit deeze akelige kerker haaien, onder verklaring dat ik, als geen Krygsman zynde, voor ditmaal vry was, en weder te rug na de ftad kon gaan, maar dat ik my zorgvuldig moeft wachten, andermaal de buitenpos.  C 13) poften van het ftadhouderlyk leger niet te komen befpieden, of dat men my aan den eerften boom ophangen zoude. Hebben tri-magistris, .. . . bredero , i.udeman, en meer andere waereldberoemde Aftrologiften uitgemunt, om toekomende lotgevallen te kunnen voorzeggen, zy allen kunnen nogthans met malkanderen niet opwegen tegen de voorzegkunde van dikken Klaas-Oom, in het tydperkdat ik beleefd heb, want het gebeurde zo als hy voorfpeld had, dat 'er een verbazende omwenteling op 't einde van den Jaare 1787. in de Republicq van Holland voorviel; de ophouding van den Stadhouder zyn Gemalin die na den Haag trok, was de groote gebeurtenis die het lot van het Land beflisfen zou; wat zal ik als Dansmeefter daar verder op aanmerken, dan alleen dat dit onvoorziene voorval eene verbazende omkering van zaaken met eene ongemeene fnelheid te weeg bragt, want de dekmantel van huishoudelyke verfchillen waarvan men zig tot nog toe bediend had, om vreemde Mogendheden, geen deel in Binnelandfche onluften te doen neemen, werd daar door eensklaps weggenomen, op eene wyze dat een geducht Monarch door naauwe bloedvervvantfchap aan de Vorftin verknocht, welhaaft gelegenheid kreeg om Satisfactie voor zyne zufter te vraagen, en byna gelyktydig een aanmerkelyk Corps Troupen tot byftand van den Stadhouder , in het hart van de Republicq te doen rukken, waardoor de meeft vermogende Patriotten beducht van vervolgd of gevangen gezet te zullen worden, zig in de noodzakelykheid bevonden, tot hun veiligheid de wyk na elders te neemen, ge-  C 14 ) gelyk ik om die zelfde oorzaak my nevens eenige vertrouwde vrienden, al danfende,met overhaafting na Braband begaf , na myne beminnelyke Emilia by het laatfte''vaarwel een altóosdüurende trouwheid gezworen te hebben, enz. II. @&tj&&: WAARDE EIvIILIA! Wy zyn behouden te Brusfel aangeland; ik bedieit my by deeze gelegenheid van de jonge Heer Spirau, de Zoon van myn' vrind Karemouchi, die ik aldaar gevallig aantrof, om UEd. deezen brief te fchry ven, terwyl hy morgen naar Holland vertrekt: gy ziet beminnelyke Emilia dat ik getrouwelyk myn woord houde, met u van alles te onderrichten, wat my federt myn ontvlugting uit Utrecht op de reis wedervaren is ; alvorens van het chara&er der Brabanders te fpreeken, en hoedanig wy vlugtelingen, die zeer talryk zyn, by onze aankomft te Brusfel door de Inborelingen verwelkomd werden , zal ik u eerft verflag doen van eenige gedenkwaardige doch treurige avontuuren, welken my op eennagtte^werpen bejegenden, en welken by geluk nog wel afgeloopen zyn: fchrik niet waarde Emilia! ik weet dat uw welgeplaatst hart vatbaar is voor de ongelukken van een' Minnaar. Zie hier de omftan- digheden op wat wyze het voornaamfte geval zig heeft toegedragen. Na  ( 15 ) Na dat ik drie dagen te Antwerpen uitgeruft, en myn intrek in een voornaam logement van die Stad, alwaar veel ontwekene Hollanders gelogeerd waren, genomen had, keerde ik op een nacht van een goed vrind na myn herberg terug: omtrent halverweg gekomen zynde, van meer dan een quartier uurs gaans, dat 'er tusfchen 'tHuis van myn gemelden vriend en myn logement was, waar door ik al lang wegens de duifterheid had moeten fukkelen, nu hier dan daar tegen aanloopende, bevond ik my in een'zekere ftraat, den naam weet ik niet, die aan weêrskanten verfcheidene winkels fcheen te hebben, gelyk aan de luifels, die ik even voor de huizen kon bekennen, zien kon. Nergens eenig argwaan in hebbende, wyl ik nog nooit des avonds in Antwerpen, hoe menigmaal ik op zo eenen tyd de wegenhad betreden, eenig onraad vernomen had, ging ik al zachtjes en voorzichtig voord om myn logement te vinden; maar, omtrent in het midden der voorengemelde ftraat gekomen zynde, kwamen twee kareis onverwachts onder een daar zynde luifels van daan naar my toefchieten, greepen my ieder by een arm, met de eene hand, terwyl zy in de andere elk een bloot mes hadden, waar van ik de flikkering even by 't flaauw lantaarnlicht, dat niet verre van daar was, zien kon, en zeiden tegen my, half befchonken zynde , wyl zy als beeften uit hunne monden naar de genever ftonken: „Kameraad! belief je eens aanftonds af te leggen, al wat gy by u hebt, of dit gaat u imme9, diaat in de huid," met eenen my met hunne mesfen dreigende , als of zy al voord toefteeken wilden. Hoe-  ( 15) Hoedanig ik op zo eene onverwachte aanranding ontftelde, kunt gy zelve genoeg confidereeren, myn waarde Emilia l de doodfchrik beving mv zodanig, dat ,fc lilde als een blad, en in 't eerft'byna niet bekwaam was een woord te lpreeken, maar evenwel fpreeken moetende, wilde ik myn dierbaar Jeven op zo eene fatale wyze niet onder de handen van zulke aartsbooswigten verliezen, gaf ik eindelyk met eene bcevende ftem ten antwoord:„Och „ ja! ik wil u gaarne geeven alles wat jk heb', mids )> gy my myn leven maar Iaat behouden. " —„ Dat „ zullen wy u laaten" (hernamen zy,) „ ohdèr'con„ ditie dat gy hier niet lang talmt, maar aanftonds » geeft wat gy te geeven hebt, of 't zou *er eve'n), wel doorgaan. " Ik taftte daar op naar myne zakken , om daar uit te halen wat daar in was; want hoe kon ik uit nood anders doen, wyl ik niemand tot ontzet by my had, noch in Vminfte geen geroep of gefchreeuw konde maaken,door dienzy my dreigden, dat wanneer ik daartoe beweging maakte, zy my dadelyk zouden doen zien, op wat wyze zy met de zulke deeden, de armen my ook vaft gebonden wierden, daar toe myn degen Van myne zyde gerukt werd, zo dat ik niet in ftaat was om my te kunnen verweeren; doch terwyl ik in dit voelen naar myn zakken bezig was met myne handen, die even zo veel vryheid daar toe gelaaten werden, hoorde ik onder de zelfde luifel, van waar myne twee aanranders ten voorfchyn gekomen waren, nog de Hemmen van twee kareis, die met een heefch en verwoed geluid riepen? „ Wat.' wil je dien hond „ zyn leeveh laaten ? fteekt hem maar aanftonds in „ de  l, de huid, dan hoeft gy hem niet te verzoeken j dat hy alles overgeeft; maar kunt hef dan zelf „ krygen; hy zal tog een party agter houden." Enterwyl deeze gruwelyke woorden-, die een tweeden doodfehrik in my verwekten, gefproken werden , myne oogen onder den luifel llaande, daar dit geluid van daan kwam, kon ik düidelyk genoeg zien, aan de t wee witte voorfchooten, dat daar twee vrouwlieden op den grond nederlegden, en die twee laatltgenoemde kareis nevens haar , zo dat die twee beeften van hoeren , daar zeker door die viep fchoften in 't gemeen gebruikt waren geworden, en't allereérft van die twee die daar legden,'t geen ik nog klaarder vernam, toen ik de twee die my vafthielden tot den anderen hoorde zeggen : „ Hebjc dan nog niet gedaan? komt hier en helpt ,, ons wat," en daarop zag ik dat die twee leggende toen opftonden en naar my toekwamen om hunne makkers te hulp te kamer. In dit naderen dacht ik niet anders, of zy zouden met my gedaan hebben gelyk hunne woorden waren geweeft,en my aanftonds de reft hebbengegeeven; maar dat werd ten gelukke voor my nog verhinderd, wyl de twee, die reeds by my ftonden, en nog de befte fcheenen te weezen, tegen de andéren , toen die by my kwamen, zeiden: „ Steekt niet, ,, wat hebje aan den vent zyn leven? als wy den „ aap maar hebben is 't genoeg, en naar wy zien „ kunnen is 't een vette vogel, daar wel braaf wat „ te plukken valt, laat ons 'er maar voor zorgen; ,, wy zullen wel maaken dat hy niet veel na huis „ zal draagen. Schoon ik dus wel hoorde dat ik al myn geld I. DEEL. B eB  C 18 ) en goed dat ik by my had kwyt zoude raaken, gaf het my echter moed, dat ik daar by verstond dat ik myn koftelyk leven behouden zoude. Ik kreeg dan myn goud horologie, myn goudbeurs, myn zilvergeld en alles wat ik by my had ie voorfchyn uitgenomen myn fchoen- en broek-gespen, gelyk mede een memorieboekje, dat ik verzocht te mogen behouden; reikte de Schelmen dat alles over, en zeide: „ Zie daar hebtgy 'tal, laat my nu gaan'' i—„Dat zullen wy doen,"("gaven zymy ten antwoord,) „ als wy zeiven eer ft uw zakken doorzocht „ hebben en verzekerd zyn dat gy niets hebt ach„ ter gehouden," en dit zeggende, doortaftten twee myne broek- en rok-zakken, terwyl de twee anderen het overgegeeven goed borgen, en aan de by hen zynde vrouwsperfoonen overgaven, die terwyl dit alles voorviel niets zeiden, maar ftll op den ftoep bleven zitten endeuitkomft waren wachtende. Zy vonden het toen gelyk ik gezegd had, namelyk dat ik alles overgegeeven had, en'er niets meer "te vinden was; zy zouden my toen zeker wel hebben laaten gaan ; maar by 't flaauwe lantaarnlicht, even kunnende bekennen dat 'er goude galonnen op myn rok en kamifool zaten, was dat gezicht zo aantrekkelyk voor hun, dat ze my die beiden uittrokken en ontnamen, niet tegenftaande m-vne Smeringen, die ik deed, dat ik die klederen toch behouden mogt, en niet genoodzaakt zyn ia m} n kale borftrok naar huis te gaan; en 't fcheelde niet veel , of 't zou hier niet eens by gebleven zyn; want na het uittrekken van rok en kamifool, ziende dat 'er niet alleen goude galon op myne broek zat, maar ook nog ryker en zwaarder 3  C 19 ) der, dan op myne klederen, wilden zy met geweld hebben, dat ik die ook uittrekken zou; maar ik bad hun zo ootmoediglyk dat zy my ten minften toch de broek wilden laaten behouden, daar zy reeds zo veel aan waardy van my hadden, op dat ik met myn naakte onderligchaam naar myn logement mogt gaan, dat zy my eindelyk myn verzoek toeftonden; en mogelyk dat dit nog niet eens zoude doorgegaan zyn, indien niet een van hun allen, die wel 't meefte gezach fcheen te hebben, op al myn lamenteeren eindelyk nog quanfuis uit barmhartigheid tot den anderen gezegd had: „Laatden „ hond dat maar aan zyn gat houden, wy hebben ,, tdg niets aan de broek, het geld is 'er alre„ de uit:" daar op werd ik losgelaten, en vervolgde dus in myn borftrok mynen weg, hebbende myn paruik en hoed nog op 't hoofd behouden ,• 'maar myn degen was ik kwyt, alzo zy my die geweigerd hadden weder te geeven: wat ik by die ongelukkige gelegenheid verloor, is meer dan ik fchryven zal , wyl myn goudbeurs juift toen zeer wel gefpekt was, vermits ik alle myne verdienden door het Dansmeefterfchap, even voor myn vertrek ontvangen had ; veel zilvergeld in myn zak werd gevonden , en myn goud horoldgie, dat een keurig ftuk werks was, ook al een mooi fommetje had gekoft. Doch patiëntie! verlooren goed is weêr te winnen ; maar 't leven als ik dat verlooren had, 't geen zeker na genoeg ftond, was nooit weder te krygen geweeft. Uit de handen van deeze fchelmen ontkomen zynde, wilde ik my naar myn logement begeeven; doch 'c fchynt wel dat nooit een ongeluk alleen komt, B 2  en dat die fatale nacht my nog al meer onheilcis brouwen moeft. Omtrent half weg gekomen zynde, tusfchen de plaats alwaar my de voorverhaalde aanranding en ontroving was gefchied, en myn logement, kwam my fchielyk eene foort van een flaauwte aan, daar ik nooit anders mede gekweld ben; of dit nu ontftond uit de fchrik en de onfteïtenis die my zo even was overgekomen, dan of de koude myn dun gedekt ligchaam zo beving,wyl het dien nacht vry koud was, weet ik niet, maar altoos dit is zeker, dat ik gevoelde van flaauwte niet langer op myn beenen te kunnen Haan, en my dus genoodzaakt vond, op de eerfte plaats de beste neder te zitten, om wat te verkomen, wilde ik niet zo ?.anftonds op de ftraat nederzygen; Wyl ik juift aan een hoekhuis kwam daar een luifel aan was , en onder welke luifel ik niet twyfelde wel een bankje op de ftoep te zullen zyn, alwaar ik my zou kunnen plaatfen, gelyk dan de huizen met luifels te Antwerpen doorgaands zulke bankjes hebben, ging ik al waggelende metlangzaame treden derwaarts om mydaar ter neder te^zetten. Maar naauwlyks was ik op de ftoep gekomen, of twee kareis met ftokken,hier genaamd de wachts* die in een hoekje onder de luifel op de bank. zaten, alwaar ik my dacht te plaatfen, doch fregeni de duiftörheid door my niet gezien konden worden, kwamen naar my toe fchieten, hielden my vaft en zeiden: „ Ha! ha! Kameraad! was uw meeriing ,, om hier huisbraak te doen? dat zal wel mis we„ zen;naar wy aan uw lugtige kleederen zienkun„ nen,zyt gy airededeezen nacht op een expeditie uk geweeft,en dacht mogelyk hier aan dit Huis » ook  C 21 ) „ .ook nog eene te volvoeren, maar wy zullen u dat beletten; gelieft gy eens met ons te gaan ^ ter plaatfe daar wy u brengen zullen ? " Uit deeze woorden en behandeling bleek my genoeg dat zy my voor een gaauwdief aangezien hadden, niet alleen wyl ik zo in myne borflrok was, maar ook om dat ik zo fluipende naar 't huis toe was gekomen: de flaauwte die my bevangen had, week eenigzins door den nieuwen fchrik, die my daar overkwam , zekerlyk door de ontroerende bewegingen die dezelve in myn bloed verwekte; en ik gaf die twee wachts welke my dus valt hielden en wegbrengen wildep, ten antwoord, hoewel net eene bevende en zwakke Item, ,, Och vrienden ' doet myn geen leed.' want ik ben een ,, eerlyk man, en geenzins de geene daar gy my „ voor aanziet. Ik ben daar zo even van vier ,, fchelmen van al 't myne beroofd geworden, en ,, wyl my een flaauwte in 't naar huis gaan over,, kwam, zo als ik op deeze hoogte gekomen was, wilde ik hier een weinig op de bank van de floep gaan zitten om my wat te herftellen." „ Ja! ja.' dat zyn maar praatjes die wy wel meer „ gewoon zyn", hernamen zy daar op, „wy ach„ ten die niet veel , gy zyt zo een eerlyk man „ gelyk alle die geenen die zo by nacht komen waa,, ren, en aan uw gantfche toeftel en alle uwe ma„ nieren is genoeg te zien, wat gy voorhebt: „ men kan byzonder wel hooren dat hy flaauw ,, is", zeide een tot zynen makker, „ want hy is „ zo prefent als wy zyn; zo wel 't een als ander zyn maar gemaakte mouwen: kom vriendje J9 hier geen langer morgenfpraak te maakenverB 3 vol|-  C 22 ) volgden zy tot my, „ wy gaan u brengen daar gy weezen moet,"enmet een kneveldenzymyvaft, namen my tusfchen hen beiden in, .en bragten my naar de Corps du Garde toe, niettegenftaande alle verdere betuigingen van onfcbuld die ik bybragt, en alle bedenkclyke fmeekingen die ik doen mogt van my los te willen laaten, wyl alles geen het minfte gehoor by hen vond, en zy in tegendeel daardoor nog meer in de gedachten beveiligd werden, dat ik vaftlyk" een gaauwdief was, welke dien nacht was uitgegaan om huisbraak te doen. In de Corps du Garde gekomen zynde, leverden zy my aan den daar commandeerenden Corporaal over, en zeide; „ Zie daar Mynheer, brengen „ wy uw weder diergelyke fuppliant gelyk wygiste„ ren nacht deeden;wy hebben hem gevaïlig betrapt, „ zo als hy juift meende te gaan breken aan het „ hoekhuis, alwaar wy op de lloep onder de luifel zaten, en wy hadden hem al van verre in „ zyn borflrok zien aaniluiken, fchoonhy onson,, der den donkeren luifel niet zien kon ; wie ,, weet wat voor fchelmftukken hy dezen nacht al „ meer gepleegd heeft, buiten het geen hy dacht „ te doen. Morgen ochtend als hy overgebragt is „ in de gevangenis, zal men hem mogelyk wel haait kennen voor den geenen die by is, en hem wel ,, doen bekennen wat hy nu lochent; wy verzoe„ ken dat gy hem zo lang in goede bewaring ge„ lieft te houden." DcCorporaal beloofde dathy het doen zoude;de wachts gingen heen, en ik werd daar op onder een party foldaten geplaatft, in een vertrek alwaar 't zo benaauwd en vol rook was van de Hinkende ta-  C 23 ) tabak die daar gerookt werd, en van de vunfche lucht die nog op eene andere wyze werd veroorzaakt, dat een menfch daar byna moeit verflikken,'en dat het wonder was, dat myne flaauwte, die my even van 't lyf was geweken, niet wederom kwam. Men preienteerde my een zwarte pyp van omtrent een hand breed lang, en wat tabak om medetcrooken, en men had de beleefdheid van my op een flok genever te willen tracteeren; maar ik bedankte hen hartlyk voor die traótementen ,■ behalven dat ik die (tinkende lekkernyen, al waren zy van de allerbefte foort, myn leven niet gebruikte, gelyk UEd. weet, had ik toen nog minder ruft om my van de hunnen te bedie.nen. Ik bleef ook niet in gebreke om aan den Corporaal,en aan al 't verdere gezelfchap dat daar in't ronde zat, myne onfchuld op 't krachtigfte voor 00gen te houden, ten dien einde hen omftandig verhalende wat ongeluk my dien nacht overgekomen was, en hoe onnozel ik by de wachts gevangen genomen was geworden, tot verdubbeling van myn ongeluk. Maar 't fcheen dat alle deze redenen alzo weinig geloof by hen vonden, als by de wachts; zy keeken my van 't hoofd tot de voeten met verwondering aan, en ziende dat ik een broek met goude pasfementen aan had, zeide de Corporaal te gen my: ,,Vriendje!ik weet niet wat ik al van uw s, verhaal denken zal; om de waarheid te zeggen , „ komt alles my zo wat verdacht voor; naar ik „ befchouw aan uw broek, gelaat, en verde„ re omftandigheid, geloof ik voor 't naafl dat , gy een van de zogenaamde Laberlotten, of mo, gelyk een Capitein van de Gaauwdieven zyt; wat , 'er van zy of niet, de Schout als hy u more en B 4 » ver"  Ca4) „ verhoort, zal wel haalt agter de waarheid komen, „ en myn poft ondertusfchcn is,u te bewaren." Dusdanige trooftredenen waren bekwaam om een menfch die reeds zo bedroefd was als ik, nog veel bedroefder te maaken. Evenwel gelyk iemand die van geen kwaad bcwufl is, nergens ook voor te vreezen heeft, trooftte jjc my zelvcn, niettegenftaande dit dubbeld ongeluk dat my overkwam, dat my geen leed zoudp kunnen wedervaren, zo dra de Schout my maar eens had hooren fpreeken, en de zaaken onderzocht had. Ik maakte geen woorden meer tegen myn ruw gezelfchap, wyl ik tog wel zag dat ik niet geloofd werd, maar" ging in een hoekje van het vertrek in myne eenigheid ftilzwygende zitten mymeren,over het geval dat my overgekomen was. In deeze en dergelyke gedachten bragt ik het overige van den nacht door, tot dat het dag en een der Onderfchouten by my gehaald werd, om my met zyne Dienaars in de gevangenis te brengen. By my gekomen zynde, zoude hy het ook aanftonds gedaan hebben , indien ik hem door myne redenen njef daarin voorgekomen was; wy] hy een Heer was, die veel verftand, zagtmoedigheid en onpartydigheid fcheen te bezitten, had by 't geduld van my te hooren fpreeken, eer dat hy verder ging. „Myn„ heer" zeide ik tegen hem, zo dra "ik hem zag. » ver[™'ts ik niet twyffel of gy zyt een perfoon „ die de reden plaats geeft, en geen onfchuldige „ zult veroordeelen, zo bid ik dat gy eens ge„ lieft aan te hooren, wat ik u zeggen zal, als „ wanneer ik verzekerd ben, dat gymy wel haaftuit „ deeze elendigeplaats zult laaten gaan." Daar op ver-  C 25 ) verhaalde ik hem wat ongelukken my dien nacht pvergekómen waren, en op wat wyze ik my, omtrent te twaalf uur-en, uit een vriends huis na myn Logement had willen begeeven, dat daar en daar was, en om kort te gaan, Mynheer! voegde ik 'er/ tqt ïlot by, ,, op dat gy niet denken zoudt dat ik u ,, iets wys maak , zo laat flegts myn Hospes ,, maar eens hier haaien, die zal u wel zeggen wat voor een perfoon dat ik ben, gelyk dan ook de Heeren die in zyn Logement gelogeerd zyn, my „ mede we! kennen, en die des noods verklaring ,, aan u zouden kunnen geeven, dat ik niets minder „ ben dan zo een man als waarvoor de Wachts ,, en Corporaal my deeze nacht genomen hebben." De Schout liet daar op aanftonds myn Hospes halen, die ook voord kwam, zyn knecht by zig hebbende, en beide niet weinig verwonderd zynde van my daar op zo een plaats te vinden: na dat ik hun kortlyk met weinige woorden had verhaald, welk een fatale nacht ik gehad had, zedert dat ik uit het huis van myn vriend was gegaan, en dat men my daar in de Corps de Garde als een gaauwdief en huisbraker had geleid , met voorneemen om my naar de gevangenis te laaten brengen, verzocht ik dat zy aan Mynheer den Schout maar eens geliefden te zeggen, wat voor een perfoon ik was, 't geen myn Hospes en zyn knecht toen beiden deeden, met byvoeginge: ,, dat indien de gemelde Onder,, Officier, daar maar de minfte twyfel aan,zoude „ liaan, hy flegts alle Heeren die in 't Logement „ waren, daar naar geliefde te vraagen . die hem 5, dat zelfde getuigenis geeven zouden ;" de Schout, uit dit relaas hooiende dat ik een Eranfch Heer, B 5 en  C 26 ) en Dansmeefter van myn beroep was, en uit ü de omftandigheden wel kunnende zien dat ik niets minder dan een dief was, begeerde niets meer, en maakte zyn excus dat ik by misverftand zo kwalyk was gehandeld geworden; hy zeide: „ dat ik „ maar vry en los heen kon gaan, wanneer hetmy beliefde." Daar op liet ik door den Hospes zyn knecht een kamifool en rok van myn kamer haaien , wyl ik zo niet in de borftrok over ftraat kon loopen, trok die aan, en begaf my eindelyk naar myn Logement toe, alwaar ik die morgen omtrent agt uuren aankwam. Na dat ik eenige kopjes koffy tot verfrisfching genomen had, was ik genoodzaakt wat te bedde te gaan liggen, wyl ik my gantfch niet wél. bevond, van defchriken deontfteldheidmydien nacht overgekomen, 't welk ook zeker geen wonder was. Ik had de knecht van het Logement belaft dat hy my niet zoude komen ftooren, wie dat 'er ook mogt komen, wyl ik wat hoopte te ruften, om daar door tot herftelling te geraken, gelyk ik deed. Ik fliep zagtelyk tot 's namiddags circa.drie uuren, als wanneer ik ontwaakte, myn ligchaam verkwikt en herfteld gevoelde, en federt tot nog toe is daar geen verder gevolg van onpasfelykheid op gekomen;als het verder zo continueert, zal ik daar nog al goed koop vry van raaken, want waarlyk ik had voor een ziekte gevreesd. Ik befluit deezen Brief die ik bemerk dat breedvoeriger uitgelopen is, dan ik my verbeeld had,en zalbyde eerftkomende poft, waarde Emilia l u apart eene volledige omfchryving doen , met betrekking tot de geaartheid,zeden,nationale denkwyzen,en aan-  ( 27 ) aandrvvende oorzaken van den afval der Brabaw ders , maar wel voornaamlyk van hunne bygelovigheid, zo ten opzichte van tovery, als ten aanzien vanbelagchenswaardige voorzeggingen, rakende de Menfchelyke Lotgevr.llen, van welke laatlte gy een klugtig voorbeeld zult gefchetft vinden, dat u behagen zal; ondertusfchen verblyve ik, na verzekering van eene onöphoudelyke itandvaitigheid, enz. III bekoorelyice emilia / Sedert dat Keizer Josephus de II. voor de eeritemaal gantfch Braband doorreisde, en geduurende zyn verblyf in dit gedeelte van zyn Erflanden alles met veel naauwkeurigheid befchouwd had, ontdekte hy als een verftandigcn doorzichtig Vorft, wel haait de bronnen of grond-oorzaken, waar uic alle verregaande misbruiken en verderffelyke Volksdwalingen gefproten waren; doch als een onpartydig driftocraat, het geen ik na myn vertrek uic Holland altyd gebleven ben, maak ik geen zwarigheid te zeggen, dat deeze Wysgeerige Monarch in die opzicht gehandeld heeft, gelyk verfcheidene Troonlingen vóór zynen tyd hebben gedaan, dat is te verftaan dat hy zig al te voorbarig van verkeerde geneesmiddelen bediende, om de Staatkundige kwaaien.  (' 28 ) ïea met wortel en tak af te fnyden, zo door het uit, roejen van de meefte Kloofters, als door het beneemen vanfommigeBurgerlyke Voorrechten en Lands Privilegiën, die hy zelf zo wel als zyne Voorzaten bezworen, had:-dit was waarfchynelyk de oorzaak waar door het vuur van tweedragt en muitzucht der Brabanders tegen hunnen wettigen Opperheer allengskens aan het ontbranden geraakte, en misfehien ook de reden, waarom de Hollandfche Vlugtelingen by hunne aankomft, aldaar onder verfchillende oogpunten befchouwd werden. Waarlyk indien ik als een eerlyk en onbaatzuchtig patriot , wat Land dat het ook weezen mogt, fpreeken moeit, zou ik in een andere niet kunnen afkeuren, hetgeen ikzelf voordeezen goedgekeurd hads voor zo verre hy uit dezelfde grondbegipzelen werkt,-maar dat daar gelaaten, waarde Emilia l al vorens \k u de cara&ers van den Advocaat van der Noot en meer andere voornaame opbouwers van de zogenaamde Brabandfche vryhejd fchetfen zal, dien ik u rondborftig te verklaren dat de Brabanders, doorgaans (uitgenomen eenige bedaarde en geleerde Perfoonen) dom, llyfhoofdig, eigenzinnig en bygelovig Zyn, gelyk aan gantfeh Europa bekend is, en om uonderwylen met een vermakelyk Haaltje belangende het laatfte te diverteeren, zo verzoek ik uwe aandacht op het volgende geval te willen veftigen. Tot dat einde bekomt gy hier een eigenhandig affchrift van een merkwaardigen brief, welke u dienaangaande zonneklaar overtuigen zal. VER-  VERTROUWDE VRINDINï Gy moet weeten, dat ik op den braven Advocaat van der Noot zeer verliefd ben,en vermits ik graag weeten wil, of het myn geluk zal zyn hem te trou' wen, heb ik ten dien einde alle middelen in 't werk „ gefteld, om zulks gewaar te worden, (na alvorens ,, hem myn zilveren fuikerdoos en moftertpot geoffe„ reerd te hebben, ten teken van myn achting die ik hem toedraag.) Ik heb hem menigmaal in het kofui fyMk gezien met een degen op zyde , terwyl hy al bevende en met eene groote benaauwdheid na 't leger 35 ginë 5 en ems was 'ty on^er aan een theekopje, „ met een koets met zes paarden, met bediendens acli3, ter op, die hem d ylugtende het Land uitbragt;van 3, de voorzomer ging ik al vroeg'naar buiten om de „ koekkoek te hooren, en toen ik myn linker fclwen „ uit trok, vond ik een hair daar in van dezelfde cou-, „ leur als de zyne; maar nooit zal ik vergeten hetgeen „ ik 's avonds voor St. Jan in de zomer deed: eene „ myner vrindinne en ik gebruikte zamen de Jbomme ,. koek, UEd. moet weeten, twee moeten die maaken, „ twee moeten die bakken, twee moeten die breeken t m de derde moet een ftukje onder ieders hoofdkusfen ï» leggen, maar daar moet in al die tyd niet gefproken worden, dan droomje van hem die uw man zal wor„ den; aldus hebbm wy gedaan, en waarlyk de gant' fche nacht heb ikvan den uayfcpdMtfuo van der Noot gedroomd: den zelfde nacht precies om twaalf uuren, „ zaaide ik Hennipzaad in de thuin, zeggende tot „ my zelve: „ 'T is henpzaad dat ik zaai, „ 'Tis 't zelve dat ik maai, Op  (30) i, Op dat myn Minnaar moog' verfchynen op deesftoncJ. „ En maai' 't gezaaide zaad van dezen akkergrond. (*) „ Én geloof my, ik zag om, eh befchouwie hem zó „ klaar ah oogen iets zien kunnen, in een manhaftig „ Krygsgewaad: daar na nam ik een fchoon hemd, „ en befproeide het zelve met water, en keerde „ het binnenfle buiten , het zelve op een Jloel voor 't „ vuur hangende, en ongetwyfeld zoude hy gekomen ,, zyn om de regterzyde buiten te keer en; maar ziet; „ zo als hy aan myn huis was, werd hy te rug naar „ 't Congres geroepen, om een allergewigtigste refolu„ tie te helpen neemen; desgelyk flak ik twee kaarfen „ op , die ik nevens elkander plaatjle en de vlammen „ neigde na elkander: myn kamenier heeft gezegd dat „ als ik y avonds voor St. Jan in de Zomer agter uit „ na de thuin ga en een roos pluk, dezelve in een i, vel wit papier bewaar tot Kersdag toe, zonder 'er 3, eens na te zien, dat die zo frisch zal blyven als of zy 3, eerfl in Juny geplukt ware, 'en als ik die dan voordoe, de ge ene die myn man zal worden, dezelve „ zal komen afdoen, zo ik niet getrouwd, noch myn Minnaar niet gefneuveld zal zyn, dat ik niet denk,„ want ik heb gehoord dat als het 'er op aankomt van „ te moeten vegten, hy dadelyk zal te rug keer en, „ om myn zaad dat ik gezaaid heb van den akker te „ maa]en, eer dat het een ander komt doen. „ Ikheb veel meer andere diergelyke zaaken gedaan, }, die alle in waarheid uitgekomen zyn : wanneer ik in s, een vreemd bed ga Jlapen, zo bind ik altyd myn j, koufenbanden negenmaal rondom de Jlylen van 't leS) dikant, en negen knoopen daarin bindende, zeg ik 3, by (*) Mogelyk doelt de minnares op haar' akkergrond;  C 3* ) by my zelve — deeze knoop maak ik, deeze knoop „ bind ik, om myn Minnaar te zien als hy voorbygaat, L in het gewaad dat hy dagelyks draagt. „ Eenige tyd geleden, heb ik zulks by eene myner „ vrienden gedaan, en waarlyk ik zag den Advocaat Heyntje de gordynen openen, — by my komen —— ,} en en heenen gaan: och hoe verrukkelyk was „ dat voor my! en hoe aangenaam voor myn held! —„ Hy is waarlyk een lief talig, en een minnaresje waar- ,, dig man. > 1 Zes weeken geleden, trouwde myn „ Nigt Philippina, die my wat Bruids fuiker toe„ zond, om onder myn hoofdkus/en te leggen; en wat „ had ik niet eene vermakelyke en aangename droom! och ja! ik droomde!... ja ik droomde dat.. wy zamen ja dat wy zamen trouwden; „ Hoe menigmaal heb ik veel moeite bejleed om een ap„ pel heel te fchillen, en de Jchil over myn hoofd te „ werpen, wyl de Jchil altyd inde gedaante van de „ eerfte letter der naam of toenaam die onze Man ,, worden moet vallen zal En om te weeten of myn 5, Minnaar my lief heeft, heb ik twee pitten genomen, een voor hem en een voor my, welke aan myn voor„ hoofd gedrukt, beide bleven aankleven, dat een ai- lerzekerst bewys is, dat hy my trouwhartig meent. „ Voorleden Zaturdag nam ik vyf laurierbladen, „ (yan een gedeelte derzelven, die klaar liggen om een krans te vlegten wanneer hy de vyanden geheel en al dood gejlagen heeft, en 'er niet meer zyn, op ,, zyn hoofd te zetten, en in triumph als dan inteha„ len,) Jpelde vier daar van aan de vier hoeken van myn hoofdkusjen, de vyf de in 't midden, en dan als „ ik van een Minnaar droom, zegt myn kamenier, „ dat wy zeker trouwen zullen: maar om het nog ze- „ker-  C 32.) U kerdef te maaktn, ik kookte een ei hard., en nasi ,, het doir daaruit, de holte met zout opvullende, en „ toen ik naar.bed ging , at ik liet met den dop en alles op, 3, zonder te drinken of fprceken; dcsgelyks fchreef ik „ de namen van een gedeelte my.ner vrienden en van ,, myn Heintje, (NB. hy komt in de Almanak on„ der de naamen 'van State Heyntje , Matelaar van Braband , ) cp kleine ruitsgewyze fiukjes papier, „ rolde dezelve binnen een klomp klei, die ik in een „ emmer water gooide , het eerfte dat boven kwam, „ moeft onze Advocaat zyn; en zoudt gy het kunnen 3, geloven, Mynheer van der Noot was het! ik lag de gantfche motgen te Bed, met myne oogen 3, toe, tot dat hy by my kwam, want ik geen ander „ voor hem zoude willen gezien hebben, om de geheele „ wereld." „ Waarde Vriendin, zo UEd. eenige andere ma,, nier weet, waar door ik waar kan zeggen, laat die „ onder couvert van Mejuffrouw Inbeelding aan my ,3 toekomen; Mynheer van Eupen lachte 'er om, toen 3, ik het hem verhaalde, en zeide dat alles gekheid is; 3, maar kyk,ikweet wel beter, en om er nog een fiaaltje 3, waarheid by te doen, myn vriendin Ucellino die „ eenige dagen geleden geftor ven is, fiond in het voor,, jaar by den ingang van de' kerk, om alle de geene „ voorby te zien pasfeeren, die in de groote veldtogt 3, fneuvelen zouden, en zy zag 'er verfcheiden, ja zy „ kon haar getal niet meer onthouden, maar tot myn 3, groot geluk, myn Lieve Heintje was 'er niet on33 der, zeide zy tegen my—0 wat was ik blyde!.... UEd. Nedrige Dienaresfe, ARABELLA,........ Ik  C 33 ) Ikhebdeugdzaame Emilia u dit vermaaklyk gevalletje voorlopig willen opdisfchen; eensdeels om ü. te doen herkomen van de fchrik, welke myn voorbaande brief wegens de gebeurtenis van Antwerpen waarfchynelyk in uw aandoenlyk hart verwekt zal hebben, en ten anderen, om u voorbeeldkundig te overtuigen van de onbegrypelyke bygeloovigheid, waar mede verre de mecrte Brabanders bclmet zyn: ondertusfchen tot myn eigen avorituuren wederkerende, kan ik voor éërft ajs eeh aangenaam nieuws melden, dat myn plan om binnen de Stad Brusfel een danszaal opterichten na wenfch gelukt is, en dat ik reden heb my zeiven te vleiën by vervolg van tyd geen minder progresfen in myn beroep, te zullen maaken , dan ik (taande myn verblyf in Holland heb gedaan — hoor eens wat ik u vertellen zal. Ik bevond my laatft op een avond met eenige jonge Heeren welke Leden van myn danszaal zyn, in een voornaam wynhuis van deze Stad, alwaar een talryke menigte van.Rojaliften, Patriotten en Arijlocraaten vergaderd waren: het gefprek viel toevallig op de gefchonden Lands Privilegiën, door Keizer carel dek V, zyn Zoon philips den II. ^en vervolgens doör alle de Vorften van het Huis van oostenrïk, als hunne opvolgeren plegtig bezworen: een bejaard Heer van een foraber opflag, doch van een modeft gelaat, zat aan het boveneinde van een tafe!, en naaft hem een der Hollandfche gevlugte Patriotten van aanzien, die ik weleer te Rotterdam geiend had; de ftatige Brabander kon zig niet bedwingen luidkeels uit te roepen, dat de fchennis en het verbreken van 's Lands Grondwetten door josephus L deel, C den  C34) den II. ondernomen, zo fchreeuwend onregtvaardig waren, dat men in de aloude Hiftorie, naauwIyks voorbeelden van diergelyke inbreuken vinden kon — daar beklaagt gy u met reden over, Mynheer, viel de Hollander hem in, wy zyn daarin gelukkiger; wy zyn onze Privilegiën door grootmagtige Vorften aan ons gcfchonken, en die al zo oud en krachtig als de uwe waren, niet kwyt geraakt, daar de Pruisfifche Huzaren onze Parkamente Brieven ook na hun Land zouden hebben kunnen medeneemen hy lachte wat zwarigheid zeide een bekende Ariftocraat, aldaar tegenwoordig, zo lang de Landvorft ons niet van de middelen berooft, om alle avonden in de Estaminée te gaan, hebben wy nog geen fterke reden van klagen; maar het geen het gantfche gezelfchap verbaasde, was, dat 'er een half uur daar na, een Deurwaarder in de kamer getreden zynde, den welbefpraakten JSra&ajzrfer, die zig het allereerft zo fterk tegen het bedryf van den Keizer uitgelaten had, uit de Eftaminée haalde, om hem in hechtenis te brengen, terwyl dit zyn gefprek bereids door bedekte fpiönnen verklikt was, doch hy was fehier geen drie ftraaten» ver, of werd door het Volk met byftandvan fommigen van ons gezelfchap, met geweld uit handen van den Deurwaarder ontzet. Met een algemeen erkende waarheid, en geen minder vermaak kan ik u verzekeren, dat Braband een van de vruchtbaarftelandftreeken van het Zuidelyke gedeelte van Europa is; de Graanen enVeldgewasfen zyn daar overvloediger dan elders, en alle de levensmiddelen genoegzaam goed koop, ten min.  (35.) minften vóór den tyd dat de binnelandfche beroerten doorgebroken zyn j om kort te gaan, de viecmdeüngen, \'dU wat natie zy ook z^n, worden door de Brabanders be-Ieefdeiyk behandeld, voorhaamlyk wanneer zy van hunne geioofsgenooten z\n: wat de HMandfche Emigranten betreft, welke federt de ontwyking uit hun vaderland, hun verblyf aldaar genomen hadden, zy werden in den. beginne, ter oorzaake van de voordeden, welken het Land door hunne onbekrompene vertering genoot, met opene armen ontvangen; doch toen men begon te merken , dat deze weldenkende Vlugtelingen by den aanvang der Brabandfche Revolutiën, de gaftvryheid die hun door den Landvorlt edelmoedig gefchonken was, niet trouwloos wilde fchenden,naderhand by fommige van de kwaadwillige party met den nek aangezien, en dit was dcnkelyk de beweegoorzaak waarom de meefte aanzienlyke Hollanders in vervolg van tyd Braband verlaateö hebben, en hunne wykplautfen na Duinkerken, St. Omer, of na de Hoofdflad van het FranJ'che Ryk zyn gaan neemen: een Dansmeefter , gelyk ik, die, zo ais ik aan myn' vriend Sp'rau gefchreven heb, overal zyn vaderland vinden kan, wanneer hy zig Hechts met het kleed van een Arifto cfaat weet te bedekken , bekreunt zig weinig aan de Nationaale gillingen van een Land, alwaar hy een Vreemdeling is; mogelyk is dit dereden, waarom ik befloten heb , nog voor eerft in\n woonplaats binnen de vermaaklyke Stad Brusjel te blyven houden. Althon en trautmansdoeff, de twee voorname Minifters, welke federt het vertrek van C 3 den  dén Gouverneur Generaal, de befluuring óver dë Ooflenrykfche Nederlanden nog werkelyk in handen hebben, en waar van de eerfte het Departement der Krygszaaken, en de laatfle het Staatsbewindfchap van wegen den Keizer josephus aanbevolen is, begonnen by het muitzuchtig volk, in een reuk van verdenking te geraaken, die allezins nadeeiig voor'de flaatsbelangen van dat ontroerd Gewefl was; in der daad de trotfche en hoogmoedige handelwyze van Trautmansdorff ten opzichte van de Bisfchop van Mechelen, raakende het geval op' de Univerfiteit van Leuven, is onwederfpreekelyk de eerfte glibberige flap geweeft, welke het vuur van tweedragt in Braband heeft doen ontvlammen, terwyl deze kerklyke prelaat onbedenkelyk veel' invloed op de gemoederen van het Volk heeft. Laat ik, waarde Emilia! eens tot een vrolyker onderwerp toetreeden , dat beter met de zintui-' gelyke geaartheid uwer fexe ftrookt. Ik wierdvoor eer gifleren avond als Dansmeefter op een bruiloftsfeefl verzocht, daar myne tegenwoordigheid noodzaaklyk was om de Danspartyen te helpen fchikken; het was aan het Huis van een aanzienlykBurger, die de belangen van Pater van Eupen, en den Advocaat van der Noot fterk toegedaan was: op de bruiloft van zyne dochter, welke dien zelfden nademiddag getrouwd was, een talryke menigte Bruilofsgenoden verfcheenen zynde, liep alles violyk en wel af tot middernacht, wanneer men zig onder het geluid van een overheerelyk muziek aan tafel plaatfte: maar wat denkt gy Emilia, dat in het midden van deze vrolykheid voorviel? een hoop van ongevaar twintig of dertig gemaskerde perfoo'- nen  C 37 3 nen gewapend met blanke degens in de hand,kwamen, onverwachts,de zaal inftuiven, overvielen de aanwee/,ende gallen aan de Bruilofstafe], en joegen my, als mede de Muzikanten, welke op zekere hoogte van de kamer geplaatft waren, met ftokflagen weg: na dat vervolgends deeze onverm-kelyke klugt binnen een quartier uurs afgeloopen, alles vernield en vergruizeld, debruiloftsgenooten hier en daar verftrooid, en die gewapende beftormers vertrokken waren, kwam allengskens de een voor den anderen weder uit zyn fchuiiplaats te voorfcbyn: ik had my onder anderen onder een tafel verfchooleö, die met een tapyt kleed bedekt was, en op welke ten minften een half honderd wynglaafen en verfcheide bottels wyns geplaatst ftonden, en zo dra ik niemand v3n de geweldenaars meer ontwaar wierd, kroop ik als een dief van onder de tafel, en dronk in één teug een gantfchebottel Wvn uit, om van de fchrik te herkomen: toen alles tot bedaaren gebragt was, zo dat de meeste bruilofsgaften den een voor den ander wederom in de zaal verfcheenen waren, werd de bruidvermift; dit baarde in den eerften opflag veel opmerking , overal werd rond gezonden om haar op te zoeken, doch onaangezien alle aangewende pogingen, was alles vruchtloos en te vergeefsch, zulks dat 'er toenmaals geen mogelykheid was om iets aangaande haar noodlot te ontdekken; de Vader van de bruid ging zig den aanvolgenden morgen over dit geval aardden Graaf van Trautmav.sdorff', beklaagen, die daar' op begon te glimlachen, zeggende al fchertfende, dat fommige dingen al meerder gebeurden! Ondertusfchen onderfchepte men C 3 etrft  C 38 ) eerft drie dagen daar na, dat de vermifte bruid, met haar eigene bewilliging op die wyze gefchaakt was, door een' Krygs Officier, die voormaals haar galant geweeft zynde, deeze ryke burger dochter van haar Vader niet ten huwelyk had kunnen krygen enz. IV mynheer SPIRAü K A r e m o U C H i! A hoewel ik uw geduld misfchien al te lang getergd heb gehad met u een gcruimen tyd te beroven van zodanige gedenkwaardige bevindingen, die ik federt myn ontvlugting uit Holland in de Hoofd- zetel \an 0.ujlenrykfch Nederland , in hoedanigheid van reizende Dansmeefter kom te doen, zult gy althuis deeze onöpzettelyke nalatigheid ryklyk vergoed vinden , door de affchriften van twee brieven, hier ingeflotcn, die ik aan Emilia gefchreven heb, en waarin grootendeels hetNationaale Caracter en de aangeboren levensmanieren der Brabanders gekenfchetstzyn: om dan uw opgevat misnoegen retl mynen opzichte glad te verdry ven, en gelvktydig uwe vertrouwelykheid, die ik waarfchy . nèlyï door myn'onfchuldig verzuim verbeurd had, zo veel mogelykte herwinnen, zal ik het ditmaal by geene onvolledige berigten aangaande de merkwaardige gebeurtenisfen hier te Lande voorvallende, laaten berusten: in gevolge van dat befluit zal ik beginnen u het voornaamfte gedeelte, dat is het pit of kern van de b lïde inkomst, zynde het voor-  C 39 ) voornaamfte Privilegie der Brabanders, waarop zy zig beroepen, te fchetzen, nademaal zulks de grondoorzaak van hunnen afval, ten aanzien van hunnen Landvorft is geweeft, en vervolgends deezen brief al verder opluifteren met fommige geeftryke trekken van den grootmoedigen Keizer josephus, geduurendezyne reize door Braband, en zyn verblyf aldaar, gebeurd. korte .inhoud der arty kelen van de elyde inkomst. I, Bepaalt de hoedanigheden van den Souverain; hy moet een goed, minzaam, en rechtvaardig Heer weezen, die niet willekeurig en met geweld, maar met recht en gerechtigheid regeert, door middel der gewoonlvke rechten. II. Raakt de bewaring der Handveften, Privilegiën enz. op het Hot te Vilvoorden; doch dit grypt geen ftand meer, federt de vernietiging van dit Kafteel. III. Verbiedt aan den Heer eenige Oorlogen te onderneemen of verbintenisfen aantegaan, die tot vermindering van grondgebied, rechten, vrydommen enz. ftrekken, zonder toeftemming der Steden cn Staten. IV. Zegt wat titels en wapenen de Heer zal hebben aan te neemen; dat hy een onderfcheiden zegel moet gebruiken ; alleen dienende voor dezaakenvan Braband en Overmaas, en.dat dit zegel altoos in de Provincie Braband in bewaring moet blyven. C 4 V.  C 40 ) V. Eischt dat zyneMajefteit zynenRaad van Braband zalzamenitelien,uit zeventien perfoonen; eendaar van van Braband geboortig en de gevorderde bekwaamheden bezittende, zal zyn Cancelier en Zegelbewaarder wcezen ; veertien daarvan, insgelyks geboren Brabanders, zullen elk in 't bezit eener Baronnie van den langen degen moeten zyn; de twee anderen zullen Vreemdelingen mogen weezen, mits Nederduitfch verftaande, en ter verkiefïng (laan van Zyne Majefteit. Door dezen Raad, waar aan de Hertog meer perfoonen naar zyn goeddunken rrag toevoegen,moet hy doen verhandelen en uitvoeren, alle de zaaken, die het Land betreffen • zynde deeze Raad aan geene andere bevelen onderworpen , dan aan die van Zyne Majefteits Gouverneur, of Gouvernante Generaal, Alvorens deRaadsheeren en geheimfchryvers bezit van hunne poften indeezen Raad neemen, moeten zy zweeren, niets te zullen doen, dat ter vervreemding of verpanding ftrekt van eenig gedeelte der Landen , van Braband en Limburg, zonder toeltemming der Staaten. De correctie over de Leden van dezen Raad, in gevalle van ftrydige handelingen, wordt verbleeven aan den Raad, den Edelen en de aanzienlyke Steden van Braband. VI. Alle de Leden van dezen Raad moeten Brabanders zyn , uitgenomen twee by Art. V, bepaald. VII. De Raad moet zig ophouden in de plaatfe, in wel-  C 41 ) xw Zyne Majefteit zyn verblyf neemt, wanneer hy ii l ;.. by afweezigheid van den Landheer moe, de Kaaü zig in een voegelyke plaats bevinden. . :SrÜi De Rekenkamer zal in ftand blyven, zo als dezel'. e altoos beftaan heeft. VIII. ' De opene Brieven of andere befluiten, die in den Raad van Braband genomen zullen worden, moetenen dte -aal worden op^erteld als men fpreekt in de plaatfen voor welken zy gefchikt zyn. IX. Dè C mLdier,Geheimfchryvers, enz. moeten geboren Brabanders zyn. 'm bi. %.^^.'ibSipim^^ De Canfelier, de Leden van den Raad enReken..kamer, de Schryvers, Drosaaits, Houtvefters, Burgemeefteren en Schepenen der Steden enz. moeten de blvde Inkomft bezweeren. ■ XI. Alle Raadsmannen, Officieren en Jufticieren moe» ten den eed van zuivering afleggen. XII. De Landen van Limburg en Overmaafe, zullen voor altoos vereenigd blvven met Braband. XIII en XIV. Behelzende de vrydammen van den tol voor de Brabanders, en die van den Lande van Overmaas, XV. Zyn Majefteit heeft het bedwang, over alle die verpligt zyn de publicque bruggen enz. te onderhouden. C 5 XVL  C42 ) XVI. Die eenige tolrechten van zyne Majefteit inpagt, of 'er eenig deel in hebben, vermogen niet in de Regeering te komen. XVII. Iemand in Braband in hechtenis genomen zynde, mag door zyne Majefteit van daar niet elders gevangen gebragt worden. XVIII. Alle Beampten in Braband moeten uit een wettig Huwelyk geboren weezen. XIX. "Behelft eenige fchikkingen, in gevallen vantwift. XX. Zyn Majefteit heeft geen vryheid. pardon aan een' -doodilaager te verleenen, zo 'er van te vooren tgeen voldoening aan de bloedverwanten van den -Overledenen bezorgd wordt, XXI. Alle Meyers en Bailluwen moeten hunne Amten "zeiven bedienen, mogen ze niet overgeeven, verkoopen, noch verhuuren ; de amptenaren ten platten Lande,het recht oeffenende, moeten borg ftellen. XXII. De Amten en Officien van Braband, de Juftitie, betreffende, mogen niet verpacht, maar moeten, -zo als van ouds af heeft plaats gehad, bediend worden. XXIII. Geen Brabander mag een ander Brabander buiten -de Provincie in rechten betrekken. XXIV. Die verraad tegen den Lande pleegen, of by- ftand  'fland aan deszelfs vyanden verleenen, verbeuren hun leven en goederen: zyn Majefteit mag dezelve geen gtinft bewyzen , dan met toeftemming der -Staatcn. XXV. Bepaalt de ftraffen op de ontfchakingen. XXVI. Die zich -gerechtlyk komt verdedigen mag geeaerlei fchade worden toegevoegd; de Officier der •plaats heeft alléén het recht, om iemand in hechtenis, en zyne goederen in beflag te neemen, en 'voord te procedeeren. X X V 11. Over het niet in beflag te mogen neemen der 'goederen van de Brabanders, die tot eenige ongevallen komen. XXVIII. De Steden en Landen, door verovering aanSra"land gevoegd, zullen dezelfde voorrechten als Braband genieten. XXIX. De handeling over de bepalingen der byzondere Landerven toegeftaan. XXX. De St. Pieters Mannen, en die van St. Pieten manfehap, zyn te handelen en te houden, als men ,van rechts wegen verpligt is. XXXI. Over eenige rechtsgedingen tusfehen Waereld- en Geeft-lykcn. XXXII, XXXIII en XXXIV. Bepaalt de vryheid der Jagt door geheel Braband, uitgezonderd de bosfehen van Soigne, Zaventerloo, Groots  t 44 ) Grobtheifi, Neerdalen, Grootenhout en de vrye JTonynenbosfchen, als zodanig erkend zedert 1367. XXXV. Niemand in woud- of bosch- recht te betrekken, dan om fchulden van hout, bofichen enz. ' . XXXVI. DeBailluw van Waals-Braband, als ook zyne on« -onderhoorigen moeten Brabanders zyn. XXXVII. De onderhoorige amtenaars van zyn Majefteit, ;en de byzondere ontvangers moeten Brabanders zyn, of goederen van den langen degen bezitten. XXXVIII. 'Zyner Majefteits fmalle Heeren, Amptenaaren, Rechters enKafteleinen van hunne flooten,moeten Brabanders zyn. XXXIX. De hervormde banken zyner Majefteit Sandhove i en Uccle, zullen in ftaat gehouden worden, en de Schepen van Uccle te Brusfel refideeren. XL. : De Stad Antwerpen zal voor altoos aan Braband blyven. XLI. . Wanneer zyn Majefteit de Staaten van Braband byéén zal roepen, zal zulks Tjftiëü dagen te vooren moeten gefchieden, ten ware het fpoed vereischte. Deze Vergaderingen zullen op eene gefchikte plaats moeten gehouden worden, waar zy veilig gaan en keeren. Ieder Lid zal vrylyk aldaar zyn gedachten mogen zeggen, zouder deswegen iemands ongenade te vreezen te hebben. XLII  C 4* ) XLII. Het Leenhof van zyn Majefteit zal zyn in Br liland, ter plaatfe alwaar hy zyn verblyf houdt; by zyne afwezigheid moet hy eene gevolmagtigde ftellen, die zyne zaaken zal waarneemen. XLIII en XLI V- Beheizen bepaalingen over de vrye Jaarmarkten te Antwerpen en Brusfel. XLV. Dat zyn Majefteit geene voorrechten ten nadeele van Braband, aan die van baanderen zal toeftaan. XLVI. Behelft het vrye bezit van de goederen der Brabanders, ten allen tyde in eenige andere Landen van zyn Majefteit, en den vryën Koophandel binnen alle zyne Landen, op hunne gerechte tol en ongeld. XLVII. Zyn Majefteit zal de Leden en Steden van Hemden en Geertruidenburg aan Braband gevoegd houden, zo lang zulks met recht en reden kan ge-, fchieden. XLVIII. Zyne Majefteit zal volkomen recht doen en laaten gefchieden over de Steden van Holland en Zeeland, in gevalle zy verbindenisfe breekcn tusfchea hun en de Penlionarisfen van Braband, enz. XLIX. De Landen en Steden de Graaf, het Land van Kuyk, Bjyjfel en Oyen, zullen Braband onderhoorig blyven, enz. Bepaalt eenige vrydommen, nopens den Koophandel in Braband. LI.  C46) LI. Geen burgers van Braband of het land V3n Overmaas, mogen om civiele zaaken, in eenig flat der landen gevangen gezet worden ,• hun hechtenis moet zyn in de plaats, waar zy in rechten betrokken worden: onder het fleHen van borgtogt,dar zv aan'tgewysde zullen voldoen, moeten zy ontflagen worden: enz. LIL De vrye Visvangft op de Rivier de Senne. LUI. De Officiers, geftolen goederen by den gevan* genen vindende, moeten dezelve aan den wettigen eigenaar weder geeven. LIV. Bepaalt eenige crimineele rechtsvorderingen , over het aantasten en vangen van Lieden, die ter goeder naam en faam ftaan; en over de pvnbank. LV. Geen ingezetenen van Braband of derzelver goederen te arrefteeren of belaften, om fchulden van lieden, vryheden of dorpen. LVI. Wegens het vergeeven der Abdyën en Abtfchappen. LVII. Hier by beveiligt zyn Majefteit in 't algemeen aan de Abten, Godshuizen, Kloofters, Ridders, Steden, Vryheden en alle de onderdanen van Braband en Overmaas, alle hunne rechten, vrydommen, voorrechten, bewysfehriften enz. LV" III. Zyn Majefteit zal nimmer eenig voordweDfel mogen  (47 ) geil gebruiken, in gevalle hy de previlegiën verzwakt, van die niet hebben toegeftaan. Byna- latim* in het nakomen en bet onderhouden van de privilegiën kunnen de Brabanders van hem afzien: by dit alles wordt nog beloofd de onderhouding, der byvoegzel van philippus den goeden, en Keizer karei, den V. voornaamlyk inhoudende alle onderdaanen te vrywaaren tegen alleonbehoo- relyke rechtspleging van de geeftlyken. Een verbod van het aanneemen of bekomen van onroerende goederen, door kerklyke perfoonen die onmagtig zyn tot het uitvoeren van leendien- ften. Dat .de geeftlyke gerechtshoven van Bra- hand binnen die provincie zullen moeten zyn geen Egyptenaar en te permitteercn, op dood ftraife. Het is meer dan zeker, dat de verkrachting van de voorenftaande Artykelen der Blyde Inkomfte en het intrekken van meer andere Burgerlyke voorrechten, het gevolg ié geweeft van de reize, welke de Keizer geduurende den jaare 1781 door zyne Brdbandfche Staaten ondernam te doen, en dat dit, zo als ge* bleeken is, een gevoeligen flag aan de verkeerde ftaatkunde van deezen onderneemenden Vorft heeft toegebragt ,• want behalven dat het beloop der zaaken heeft doen zien, dat josephus dE II, na de bedekte misbruiken onderzocht en uit de verhoolenfte hoeken onderfchept te hebben, dat hy achtervolgends zyne bevindingen een valt plan beraamd had, om het kerklyke wezen aldaar te verbeteren , de dweeperyen der Brabanders te beteugelen, en door de affchaffing van zo veel onnutte Kloofterlingen de Geldkoffers van den Staat te vullen , doch zo dra hy de handen tegen de Turïfche Krygs.  C 48 ) Krygmagt vo! kreeg, ontmoete die Vorft tegëfè kantingen die hy niet voorzien had: mei, i, ,/eert dat de nooit volprezen Staatsman Prins v 6 p oNiTz, die, als eerfteMinifter,by afwezigheid van zynen Doorluchtigen Meelrer ..net ftaacsbewindfchap over de Erflanden voerde, den Kei. n:cc minder voorzichtig dan nadrukkdykgcwaarfcbouwJ" had, dat in geval hy onverzettelyk by zyne maatregelen ten opzichte van Braban t bleef vo,harden, hy gevaar liep van deezeryke parel van z, n K oon te zullen verliezen, en de ondervinding heeft vervolgends niet onduifter aangetoond, dat!d e Monarch zulke heilzaame waarfchouwin^-n in den wind geftagen hebbende, korte maand, r voe», zynoverlyden daarvan wel dcgeiykberou- voeld heeft, toenhy op den raad van den Prins vaU conitz ,zvri eerften Minifter de plechtige Joch he m l'vke aanbieding heeft gedaan, om de Brabandersïn 'alle .uhne ontnomene Privilegiën te herftelïen : dan, terwyl de wederfpannigheid, onderfteunc door gewapende magt, te veel velds gewonnen had, werden alle zulke voorflagen, gelyk te denken is, van de hand geweezen, of ten minften daar op geen acht geflagen, het welk de ftokregel een er g<.-zonde Staatkunde ten allerklaarften betoogt, dat in alle volksverdeeldheden uit hoedanige bronnen zy ook mogten fpruiten, het altyd te laat gewerkt is, om de vonken van tweedragt te fmculen, wanneer een dreigende opftand niet in zyn geboorte gefmoord wordt. Het geheugt my, myn vriendKaremouchk te hebben beloofd u eenige geeftryke trekken van den Keizer josephu s te zullen vernaaien, die ftaan de  C 49 ) de zyn verblyf in Braband voorgevallen, en tot 'nog toe onbekend gebleeven zyn: men weet hoe deeze Vorlt veelmaals behaagen fchepte om verkleed, en zonder het minde gevolg te gaan wandelen ; het geviel op een avond dat hy in zyn eenzaamheid in een der openbaare wandelplaatzen van Brusfel, een jonge Juffrouw ontmoette, die al fchrei-ënde voordging,, en na het feheen bedektlyk een klein pakjen onder haar voorfchoot droeg: de Keizer, na haar met oplettendheid bekeeken te hebbende, hield haar ftaa'nde, en vroeg beleefd na de oorzaak van haare droefgeeftigheid? Dit jong meisjen, dooreen onbekend mansperfoon haar aangeklampt vindende, beantwoordde met veel verontwaardiging, dat het zyn zaak niet was om daar na te v aagen — waarom niet, mvn lieve kind? hervattede de Keizer , ik zoude u mogelyk van dienft kunnen zynï wel nu Mynheer! zeide de jonge Dochter, met betraande oogen, ik zal u kortlyk myn geval verhaalen : myn Vader is als Capitein in dienft van den Keizer gefneuveld; men had myn moeder een jaarlyksch penfioen beloofd, maar fchoon wy daartoe vier requeften aan den Monarch geprefenteerd hebben , is 'er niets van gekomen, het geen doet zien dat de Keizer zo edelmoedig niet is, als men van hem voorgeeft; ondertusfehen zyn wy hierdoor in de uiterfte armoede gedompeld, en dit pakjen,dat ik onder myn voorfchoot draag, is het laatfte pand dat myn moeder overblyft, en dat ik voor twaalf ducaaten moet gaan verkoopen : De Keizer is zo onedelmoedig niet als gy denkt," hernam de groote josephüs, niet zonder gevoel van aandoening; „ hy zal uw gewislykrecht doen, J, DEEi. D „ ZO  „zo dra uwe moeder hem' haare zaaken na waarheid „voordraagt;ik ben een vriend van denVorft, en „ken zyne fentimenten," vervolgde hy, „zegmy „ uwen naam en woonplaats, ik zal uw moeder mor„gen ochtend laaten ontbieden: zie hier intusfchen „twaalf ducaaten, en behoud het pand dat gy ver„ koopen wilt:" dit Meisjen, opgetogen van verwondering en vreugde, keerde na haar moeder te rug, verhaalde haar alles wat 'er ten deezen opzichte tusfchen haar en het onbekend mansperfoon was omgegaan; niemand kon de fleutel van dit geheim vinden, tot dat de oom van de jonge dochter, het verhaal met bedaardheid aangehoord hebbende, als een fchrander man begreep, dat het de Keizer zelf moed geweeft zyn;indedaad den navolgenden morgen heel vroeg, kwam een kamerheer van het Hof met uitdrukkelyk bevel, dat moeder en dochter ten elf uuren voor den Keizer moeiten verfchynen , wanneer zy welhaaft de ontwikkeling van dit geval verftonden: de jonge dochter, in het onbekend mansperfoon, met wien zy den voorden avond gefproken had, haaren Oppervorft erkennende, viel van fchrik in flaauwte: de Keizer had de goedheid van haar door flerke reukwateren, die hy by zig droeg, te doen herkomen, verkla ircnde vervolgends aan de moeder dat hy nimmer requeften van haarent wegen in handen gekregen had, maar dat hy uit aanmerking van de dienften van haaren gefneuvelden man, en de armoede waartoe zy buiten zyn fchuld gevallen was, haar met een jaarwedde van zeshonderd ryksguldens befchönk, waarvan de helft by haar overlyden op haare dochter, geduurende haar leven, zoude overga ti. Bra-  C Ji ) - Braband,alwaar ik nu verfeheidene maanden myn vcrblyf gehouden heb, is in vroeger tyd en meermaalen van meefter veranderd; maar federt dat het önder de Regeering van het Ruis van Ovjienryk geraakt is, fteeds by aanhoudendheid in een bloejen* den ftsat gebleeven: het juk waar onder de Brabanders gebragt waren , was zacht en draaghk, voornaamlyk onder het oppergezach van Prins carel van' lottharincen, die het gouverneurfchap over deeze Landen, meer dan 25- jaaren Jang , met algemeene lof tuiging, bekleed heeft; de importen waren meer drukkende voor deR\ken en Vreemdelingen dan voor den gemeeaen man, die des avonds zyn pot leuvens of diefter bier voor eenBrabandfchen Huiver kon drinken:, en het volk, door de Geeftlykheid in den flaap gewiegd, was ten uiterflen vergenoegd, na hunne dood voor eenige misfen, den volmaakten gelukftaat te kunnen koopen: het oogmerk van Keizer j os e ph os was, om behalven aan de al te uitgeflrekte magt der Kerklyken paaien te Hellen, en hunne ongemcene rykdommen, door het goed en bloed der inborelingen verkreegen, tot nut van het Land te doen verflrekken, nog daarenboven als een noodzaaklyke verbetering, de misleide burgerfchaar uit den flaapdroom der onwetendheid te doen ontwaaken: de kerklyke Pradaaten, welken een willekeurig gezach , of liever een onbepaalden confcientiedwang, tot nog toe over het verblinde volk geoefend had, mishaagde deeze heiizaame fchikking van hunnen Landvorft zo fterk, dat zy heimelyk het vuur van oproer begonnen aan te blaazen: in een namiddag dat ik met een gepenfioneerd muzikant na klein D 2 Ver-  ( J2 ) Verfailles, een voornaame uitfpanning omtrent een kJein uurtjen van Brusfel gelegen, gewandeld was, om ons op deeze aangenaame plaats te verlustigen, vonden wy daar een menigte aanzienlyke perfoonen van de beide fexen, waarvan eenigen in eeu ruime zaal aan tafels geplaatst, en anderen onder de belommering van het geboomte in de thu'inen gezeeten waren: na een poos jin de verrukkelyke wandellaanen doorgebragt te hebben, begaven wy ons in het eerltgemelde vertrek, alwaar zig het meefte volk bevond, en zie hier vriend Spirau! het niet onaartig kortswyl, het welk ons aldaar ontmoette: Sommigen van dit gezelfchap fpraken over onverfchiilige dingen , de meeften nogthans over Staatsaangelegenheden van Braband, uitgezonderd eenige jonge Heeren en Dames, wier redewisfelingen voorbedachtelyk vielen over liefdesgevallen, die kortlings geleeden te Brusfel gebeurd waren : in het midden van zulk een mengelmoes van gefprekken, viel myne aandacht op een klein manriet jen , terlangte van ongevaar vier voeten hoog, die ik telkens heen en weder over de zaal zag wandelen, zonder een woord te fpreeken, zyn onfmaaklyke en kluchtige uitdosfing, vermeerderde myne verwondering; gekleed in een rood fc har laken rok met zilveren galonnen, een wit fatynekamifool, en een groene broek, droeg hy op zyn hoofd een hoed, die de gedaante van een fuikerbrood • had; dit alles werd verluiflerd door een zichtbaaren bochel en twee fcheve beenen, welken hem niet oneigenaartig naar een dwerg deeden gelyken: ik gaf myn' vriend den hofmuzikant een wenk , die op  (53 ) op de befchouwing van het potfierlyk gewaad, en de mislyke ged£rfe>e van dit wondeiiyk fchepfel, zig niet onthouden kon in zyn vuift te lagchen; hoe zeer ik my bedwong óm zyn voorbeeld na te volgen, bemerkte ik evenwel dat verfcheidene perfoonen van het gezelfchap uit fpotterny luidskeels van lagchen begonnen uittefchateren,telkens als zy dit vermaaklyk wangedrocht, van vooren en van achteren in zyne wandeling bekeeken : ondertusfchen had deeze kluchtige vertooning byna een halfuur geduurd, toen het mannetjen met zyn fuikerbrood op het hoofd, zig op een' ftoel alleen voor een kleine tafel plaatlle, vraagende met een forfche ftem aan de tegenwoordig zynde Heeren en Dames, of zy ieder, hoofd voor hoofd, eenen permisfiefchelling wilden befteeden , wanneer hy daar voor fommige kunftige voorzeggingen uit deJflrologie zoude doen; verre de meeftcn van het gezelfchap bewilligden heel greetig in .dien voorflag, zelfs kwamen de perfoonen, welken tot nog toe in de thuin gebleeven waren, ylings deeze kamer beftormen, even nieuwsgierig alswy, wat wonderen deeze grappige voorzegger verhaalen zou, en hy ontving by voorraad ten minften honderd-en-twintig permisfiefchellingen, in zyn fuikerbrooden hoed, voor zyn ingebeelde kunft. Na zeven waschkaaarfen op zyn tafel geplaatft, en verfcheidene onverftaanbaare grimasfen gemaakt te hebben, begon hy vervolgends te zeggen, dat fchoon fommige Aftrologiften van begrip waren, dat de zeventien Nederlandfche Provinciën in het Jaar 1792 vereenigd en tot een koningryk gemaakt zouden worden, zulks volgends zyne ontdekkingen, D 3 maar  maar loutere kafteelen in de lucht gebouwd fchcenen te zyn; doch voo:«*Öfe waarheid van deeze gebeurtenis durf ik borg fpreeken, zeide hy verder, met een manhaftig gelaat, naamlyk, dat het oproerig Braband in het Jaar 1790 door den erfgenaam en opvolger van josephus den II. zal hernomen worden ;dat de braavekrygsman van dek MEiiscH, alvoorens onrechtvaardig befchuldigd, in de gevangenis zal geraaken; dat boven dien by den aanftaanden omwenteling hein van der noot en Pater van eupen, hals over kop het Land zullen moeten ruimen, en misfchien gevaar loopen van het leven te verliezen • dat al verder geduurende het jaar 1791, het Fratl fche Ryk door drie magtige Potentaten met de wapenen befprongen , doch niet herwonnen zal ■worden, en dat 'er eindelyk in het jaar 1792, iets raars in Holland zal voorvallen, het welk als nog een raadzel blyft. Eer ik. van Braband af (lap, dien iit nog tot befluit van deezen brief gebruik temaaken, van twee gedenkwaardige {tukken , waarvan ik door een goede hand affchriften bekomen heb, en die men hier voor echt uitventen wil, fchoon ik reden heb om aan de echtheid van beiden derzelven grootlyks te twyfelen ; maar dat daar gelaaten: het eene bevat een geheim Mondgefprek, tusfchen den beruchten Advocaat van der Noot, en den doorflepen Pater van Eupen, het welk (zo men zegO door een' Cabinetfchryver van den eerïtgenoemden, die onder een groote tafel verborgen lag, welke met een hangend tapyt overdekt was, beluifterd is geworden ; en het andere behelrt het uittrekfel van een zeld-  <: 55) zeldzaam Tejiament, het geen door den voorgemelden opgeworpen Brabandfchen eerftenStaatsminister zoude gemaakt zyn ; beide deeze onderfchepte ftukken fchynen veel opmerking tebaaren, by dat flag van weldenkende inborelingen, die nog werkelyk hun Vaderland blyven beminnen: indien ik geen reizende Dansmeefter ware, die nergens een vaft verblyf heeft, zoude ik voorzeker zwarigheid maaken u die affchriften te doen toekomen, terwyl ik weet dat gy dezelven wereldkundig zoudt maaken, want de vryheid der Drukpers is in onze dagen zodanig aan yzeren ketenen gekluisterd, dat men in zulke Landen, alwaar het Patriottismut-zéden eenige Jaaren doorgebroken is, fommige gebeurteniffen niet zoude durven befchryven. Dan hoe de vryheid der Drukpers, ook bepaald moge worden, zo ftaan wy echter misfehien welhaaft een* tyd te bekeven, dat ieder mensch, naar het aangeboren recht der Natuur, vrymoedig zal mogen denken, fpreeken, en fehryven, onder die betaamelyke en altyd gebruikelyke voorzorg evenwel , dat de eer en goede naam van braave perfoonen, wezende van een onopfpraakiyk gedrag, daardoor noch openbaar noch verbloemd aangerand worde: en het is in dat vooruitzicht, vrind Spiraul dat ik beginnen zal u het geheim Mondgefprek van- onze twee voornaame Staatspalinuuren van het beroerd Braband te gaan opfchotelen. Om de kortheid te betrachten, zal ik hier de beide fpreekers van dit mondgefprek met de eerfte letters van hunne naamen doen voorkomen: zie hier hoe het zelve begon. D 4 N-  (&$ N. Het zou 'er gifteren wel degelyk gefpannen hebben Pater, als wy die voorzorg niet gebruikt hadden. E. Dat is zekerlyk, ik heb u altyd gezegd, dat het kleed van Godsdienft de befte dekmantel is om groote onderneeemingen te beginnen en te volvoeren, vermids een bygeloovig volk zig daaraan doorgaands het meefte vergaapt. N. Die verbruide Prins vanaremekrg en Hertog van ursel, zouden my haaft een koekjen gebakken hebben, maar ik ben hun in de voorbaat geweeft. E. Het was zonder twyfel uwe zaak om zulks te doen, want indien gy in het onderfpit geraakt waart, zoude het uwe eigene fchuld geweeft zynheb ik u nietfteedsgeraaden, dat gy zulke doorluchtige pylaaren door geld, belooningen of cerampten moeft trachten te winnen; geloof dat de flaatkundige ftokregel waar is: geld overwint alles! en, eerzucht kent geen paaien. N. Dat wil ik gaarne bekennen, en zulks is juift de reden waarom ik van gedachten ben, dat wy in de tegenwoordige tydsomftandigheden van de goedwilligheid, of liever blinde geloovigheid van onze aanhangelingen behoorden gebruik te maaken , om heimelyk fchatten te vergaderen, ten einde als de nood aan den man komt, en wy door overmagt van krygsvolk gedwongen worden, dit Land te verhaten, elders een goed heenkomen te zoeken, en onbezorgd te kunnen leeven. E. Ja myn lieve Advocaat, dat laat zig gemaklyk zeggen, maar om dat doelwit met een'gelukkig ge-  ( 57 ) V . . gevolg te verkrygen, dienen 'er kunftgreepen in het werk gefield te worden, die zelfs buiten het be^ reik der Machiavelfche Staatkundigen zyn. N. Wat wil dat zeggen Pater ? E. Ik moet waarlyk lagchen dat gy met alle uwe doortrapce ftreeken , welken voor het gemcene volk tot nog toe ondoorgrondelyk gebleeven zyn, my met verwondering deeze vraag doet; want behalven dat 'er veel beleid, kunfl, en vliegwerk noodig is, om het gillend burgerfchap, welk onze party toegedaan zyn, ongemerkt onze geldkoffers te doen vullen, zo is het befte middel om daar toe te geraaken, met het uithangbord van onbaatzuchtigheid te praaien, dat is te zeggen akyd voortewenden , dat wy de Vryheid en het welzyn van den Lande , doch nimmer ons eigenbelang zullen bedoelen. N. Weergaloos ! — Weêrgaloos Geeftlyke Phenix van uwen tyd !! Ondertusfchen ben ik van gedachten E. Zo fchielyk niet vriend; als wy op eene behendige wyze in dit opzicht ons oogmerk bereikt zullen hebben, zal ik misfchien binnen korten tyd een reisjen na Holland gaan doen, om aldaar onze verzamelde capitaalen in verzekering te brengen. N. Dat is beft gedacht Vader Eupen; want wy vinden onder deeze nabuuren getrouwe vrienden, welken zig als voorftanders van onze uitmuntende hedryven verklaaren, fchoon zy in der daad, als, men de zaak wèl befchouwd, onze vyanden behoorden te zyn, vermids zy hunne eigen nationaals grondregelen daardoor verkrachten. D 5 E  C58 y E. Om tot zaaken van meer belang te komen: hoe dunkt gy Advocaat, dat wy met den Generaal van der Merfch, die wel een der voornaamfle van onze Antonogiflen is, bchooren te handelen? N. Die moet abfolut weg! hy is, gelyk gy weet, een ftoutmoedig krygsman, en daar by een flimme vogel, die waarfchynelyk alle onze ontwerpen gepenetreerd heeft, en door zyne onverzaagtheid en verftand bekwaam zou weezen, dezelve te leur te Hellen, indien hy de kans fchoon zag; daarom ben ik van gedachten, dat men hem op een eerlyke wyze van kant moet helpen. E. Alle die dingen gaan zo gemaklyk niet als men zig in den eerften opflag wel verbeeldt; men kan niet ontkennen, dat hy onder de Vlamingen 'en Brabanders, die zyne dapperheid en uitblinkende deugden bewonderen ; een Herken aanhang gevonden heeft, zo dat het veel beter zoude zyn, hem onder het een of ander voorwendzel van wanbedryf, van het krygsgebied te berooven, en zyn perfoon op hetKafteel van Antwerpen in hechtenis te doen zetten. N. Zo immediaat zal ik daartoe de bevelen gaan afvaardigen. E. Gy zyt zo heet gebakerd Heer Doclor Juris, dat men naauwlyks van een welberedeneerd plan met u fpreeken kan, of gy wilt terflond tot de uitvoering komen. N. Ik vraag u verfchooning Pafer! — maar ontdekt my uwe intentie dan eens over deeze zaak rond uit. E. Hoor: men moet alvorens tot zulk eenen gevaarlyken flap te komen , groote lofbazuinen over  CS9 ) over den heldenmoed van den Generaal van der ■Merfch uitbhaxtn, vervolgends openbaare gebeden over den voorlpoed zyner wapenen, in de kerken laiten doen , en die gedaan zynde hem, onder fchyn van vrien ifchap , uit'het leger n&Brusfel ontbieden, om reken febap van zyn gedrag te doen, als wanneer men altyd een welbedachtvoorwendiel kan uitvinden, om hem tot het kerkerfchap te verwyien. N. Wat dat betreft , ik misprys dergelykc welberaamde voor/.org niet — maar' alles wel gewikt en gewoogen, daar knelt my nog een zwaar pak op het hart, waarvan ik u opening dien te geeven. E. En wat is-dat voor een pak? N. Dat wy de vriendlyke voorflagen voorheen door Keizer josephus den II, en daar na door zynen opvolger Koning leopoldus gedaan, niet aangenomen hebben ; want zy waren zeer gefchikt om de ruit van het Land te herftellen , en zouden ons beiden denkelykgroote voordeden aangebragt hebben, indien wy dezelven niet zo fmaa- delyk verworpen hadden waarlyk Vader van Eupen, ik heb meer dan céns daar overeen hartlyk berouw gevoeld. E. Loop Advocaat! dat is een galgeberouw, 't welk veel te laat komt; het is wel waar dat indien Wy dien weg iugeflaagen hadden, gy misfehien een der eerfte Amptenaaren van Braband geworden, en jk waarfchynelyk met de Bifichoplyke waardigheid bekleed zoude geweeft zyn doch wat baat het over onherftelbaare zaaken te fpreeken ? N. Dat begryp ik ook , myn goeden Pater; wy moe-  (6o) moeten de zaaken befchouwen, zo als die werklyk zyn, en wy moeten boven dien ons nog door vleiende beloften laaten verfchalken, nog door dreigementen laaten verbloden: ik heb beflooten voortaan alles op haaren en fnaaren te flellen , want wy zyn te ver gekomen om weder agter uit te gaan. E. Wél geredeneerd Advocaat! gy zult op die wyze door uwe kloekhartigheid en beleidkundige onderneemingen, denalomvermaardenProtector olivier cromwel nog overtreffen; doch draag altyd zorg dat gy daarin zyn voorbeeld navolgt, van alles met een fchynheilig gelaat te verichten. N. Het is u niet onbekend vriend, dat ik daar èen baas in ben, en, met dat masker bedekt, zal ik het uiterfte waagen, al zouden de ftraaten van bloed itroomen, en wy onze beide koppen daar by verliezen. E. Zacht, zo driftig niet, ik heb de myne noch veel te lief: ondertusfchenzal ik van myn' kant het vuur van tweedragt, »onder de inborelingen deezes Lands, zo veel mogelyk aanblaazen,en om het volk te meer te verblinden, zal ik drie maal ter week openbaare Procesfie, en een paar duizend Zielmiffen voor de gefneuvelden van onzen aanhang, . tegen Jeen Patokon het ituk, laaten doen. — Vaar wel, doe uw pligt! ik zal de myne betrachten. Het andere merkwaardige gedenkftuk waarvan'ik hier vooren melding heb gemaakt, en datbyaldien het echt bevonden wordt, uwe oplettendheid, vriend Karemouchi, overwaardig ter naleezinge zal weezen, beitaat in het volgende, SO-  Solemneel en Staatkundig Teftament van Mr. HENDRIK van der NOOT, voornaam Rechtsgeleerde en Eerfte Minifter van Staat, der vrye en onafhanglyk verklaarde BRABANDERS. „ Wy Ondergefchreeven door de Stemme des „ volks wettig verkooren, eerfte Staatsminifter „ der OofienrykfcheNederlanden? weetende door de „ langduurige ondervinding dat alle menfchen ftervelyk zyn, en daar by overweegende dat ik op „ myn beurt ook fterven moet, waarvan het tyd„ ftip zoude kunnen worden verhaalt, uit aan„ merking van het befluit dat ik genomen heb , om ,, my eerlang aan het hoofd van de gewapende Legermagt der vry verklaarde Brabanders en Vla„ mingers te ftellen, en dat ik, niet zonder reden, „ beducht ben, van als Opper - Veldheer in een „ bloedig hoofdtrelfen, te kunnen fneuvelen; heb ,, dienvolgends niet uit deeze wereld willen fchei„ den, zonder alvoorens van myne tydlyke goede,, ren te disponeeren, in maniere als volgt." „ Vooreerft legateer ik aan mynen getrouwen boezemvriend en werkelyk bcwindgenoot der „ Nationaale Staatszaaken Pater van eupen, ,, een capitaal van dertig duizend Brabandfche Pa„ takonnen, om, na myn overlyden, op myne ge„ boorte en fterfdagen, telkens honderd zieilmis„ fen in de kerken van de Steden Brusfel en Ant„ werpen te laaten doen, zo wanneer ik als Veld" „ heer  C 02 ) n heer in het Leger te fneuvelen kwame, mits „daarvoor aan dePriefters, v0©r eiken mis, te „ betaalen twee Patakonn^n Brubands Geld,\et ,, welke uit de intreden van het zelve capitaal zal „ moeten worden gevonden." „ Voords legateer ik aan myn' Secretaris Trom„ peur ter zaake van zyne weërgaêiooxe en uitmun„ tende dienrten als Staats-fpion, ge'duurende dé „ Iaatfte onluften ia Braband betoond,' een fomma „ van drie duizend Florvncn ; vervofgends'leaateer „ ik aan myne dertien huisdornefïicuen, ieder een „ fomma van duizend Brabandfche Guldens, in geval„ le het gebeurde, dat ik van een bekomen^on„ de in eenen veldflag , of van een gcvaarhke ii krankheid kwame ter herftellen; maar indien ik „ in eene battaille kom te fneuvelen, ofwel aan de „ gevolgen van een ziekte mogt overlyden, zul„ len zy niets van dat legaat genieten, ren einde „ daar door van hunne getrouwe oppasfing tot „ myne herfteJling verzekerd te zyn, ten minften in zo verre, dat zy belang hebben na myn' dood te verlangen. „ In de derde plaats, maak ik by wyze van een „ altoosduurend utafrucl, een capitaal van twintig „ duizend Fatakons, geaffecteerd op voornaame „ comptoiren van amsteldam en hamhurc , om ui: „ déinkomften daarvan te vinden, de oprichting „ en de onderhouding van myn Standbeeld te Paard, „ om, even als het Standbeeld van Koning hendrik „ den IV op de Nieuwe Brug te Parv.r, geplaatft te „ worden, in het raidden van de IHd .Britsjel, tot „ een eeuwig gedenkteken van my^n' naam; waar„ om dit Standbeeld zal moeten pronken met deze. „ In-  C 63 ) „ Infcriptie: ' Zie hier de groote advocaat van s, der noot , welke de eerfte grondlegger van de oos„ tenryksche nederlanden, ten tyde van Keizer „ josephüs den II. geweeft is." Verder legateer ik aan ieder Hollandfch Ban„ kroetier,die binnen driejaren tydsna mynoverIyden,binnen deeze vry verklaarde gewefteneen veilige Afilium of fchuilplaats komt zoeken, }i jaarlyks een fomma van drie honderd Patakons." ' „ Wyders legateer ik by wyze van een valige, fteld en onlosbaar fonds, een capitaal van veertig duizend Hollandfche Ducaaten, tot den aan„ leg en opbouw van een vrouwlyk vermaakkloofter j, waar in zes- en dertig fchoone en jonge Dames ,, zullen worden gehuisveft, die aldaar op eene prachtige en koftbaare wyze onderhouden, on„ der fchyn van godsyr-ucht, een onbedwongen j, gebruik van allerhande divertisfementen en minvermaaken zullen mogen maaken." „ Eindelyk verklaar ik by dit myn onwederroej, pelyk Teftament, tot myne tweeuniverfeeleErfgenamen te benoemen, Mejuffrouwen carolina „ schahina delea fosse , en eleonora gabriels, twee welbeminde en getrouw geblevene Maitresfen1, de eerfte van haar uit aanmerking van den „ onbetaalbaareu dienft die zy my gedaan heeft,in j, het ontdekken yan het vergif waar mede myn ,, huiskok my op aanradirig van Rojaliften my zocht „ omtebrengen : en de Iaatfte ter oorzaake dat „ zy een van myne bittere Antagoniften door mid5, del van een omgekocht huurling, met het ftaal 5, op een fubtile wyze van kant geholpen heeft: s, alles nogthans onder deeze voorwaarden 3 dat bei- » de  C 04 ) de deeze myne bovengeoemde Erfgenaamen, „, gehouden en verpligt zullen zyn, om de by haar „ verwekte baftaartkinderen daarvoor ordente„ Iyk optevoeden, en aan ieder derzelven by hu„ welyke of meerderjaarigheid , in contant geld , ,, te moeten uitkeeren, een fomma van tien dui- zend Brabandfche Guldens, ééns, zonder meer : „ enz." Wat voords van het een en ander zyn zal, vriend Spirau! moet de tyd leeren; en vermits ik eerftdaags Braband verlaaten zal, om my na myn Va. deriand te begeeven, zal ik myn' volgenden brief ui: Parys fchryven, enz.  D E HEUGENDE* DANSMEESTER. TWEEDE DEEL. V BS/MSF: spirau KAREMOUCHl! Ik ben met de koorts op myn lyf in myn "Moederftad aangeland, verbruid boos dat die betoverende ziekte my de eerfte dagen van myn aankomft te Parys my beroofd heeft van de aangenaamheden om des tyds'fommige verbaasde en ongehoorde gebeurtenisfen , in deeze volkryke Wereldftad by te woonen; ik zeg by herhaaling , Vriend Spirau , de Wereldftad van dengantfchen Aardbol, want aldus pleeg men voormaals Parys te noemen; doch tegenwoordig mag zy in de gedenkboeken van deeze Eeuw wel met den Naam van de wonderstad van Europa praaien, vermids de oogen van argus niet toereikende zyn, om alle de wonderen die 'er dagelyks voorvallen te befchouwen, en honderd vaardige handen hun werk zouden vinden, om ze altemaal naauwkeurig te befchryven; want behalven dat ik openhartig en zonder bewimpeling bekennen moet, dat deFranfchen, myne Landgenooten, voor de eerfte maal van hun leven in redelyke menfchen herfchept zyn, federt dat zy den fmaak II. deel. E dei  C 6-6 ) der yolksvryheid boven alles hebben beginnen op prys te Hellen, zo levert zonder grootfpraak deeze zo kloekhartig als ftrydbare Natie doorïlaande bewyzen op, dat zy moeds genoeg gehad heeft, om met alleen in het midden van eene onzachlyke Monarchie, die in vroeger tyd alles deed beeven, de ketenen van flavery te breeken en aftefchudden, maar vervolgends door het invoeren van voortreffelyke wetten, welken met het gezond verfland, en de grondbeginzelen der Menfchlykheid flrooken zegenvierende, heeft opgericht onverwinneïyke bolwerken, waar door zy hun, noch door binnenlandfch verraad, noch door hoogvliegende bedrygingen, voor uitheemfche Mogendheden immer zal laaten verbloden. Verwonder u ondertusfchcn niet, diepdenkende Griekl dat een Dansmeefter zo wel als een Bisfchop van een onpasfelykheid kan worden aangegrepen,- wat zeg ik! het is fomtyds gebeurd, dat een vergramde crediteur, my op de flraat ontmoetende, zulk een onvriendelyk compliment om een bagatel van geld maakte, dat hy my half de koors op het lyf joeg: terwyl gy tog alles weeten moet wat my geduurende myne reize wedervaren is, gevoel ik my genoozaakt u de waarfchynlyke oorzaak van dit ongeval-te moeten ontzwagtelen: ik bevond my op myne tocht tusfchen Braband en deeze Hoofdftad te Peronne om 'er nacht vcrblyf te houden, en geraakte dien avond aldaar by toeval in kennis van eenige vertrouwde vrienden, welke allen oprechte Ariltocraten zyn; zy bewogen my tegen wil en dank hun de nieuwe uitgevonden Ariftocra- ■tendans te leeren , heb gy daar ooit wel van hoo-  C ö7 ) hooren fpreeken, vriend Spirant Zekerlyk neen! wel nu, ik zal u dat geheim gaan uitleggen: daar worden in die d ra< een half uur lang zulke vreeslyke fprongen r „-maakt, cn (taande het zelve zo veel ponsch en appeldranken gedronken , dat men na het afloopen van dien , niet alleen nat doorzweet, maar van vermoeidheid gantfeh afgetopt is: verbeeld u vier gccRlykc Abten die met krygswapenen en militaire Hoeden met Cocardens omgord zyn ; de wereldlyke Heeren die als daftzers voorkomen, zyn als Priefters gekleed, en de Dames , verfchcurde jakken en rokken aanhebbende, verbeelden het gewaad van mosfel- of vischwyven; dit maakt geen onvermaaklyke vertooning, voornaamlyk als de danfers dronken beginnen te worden; ik heb by myn vertrek uit Holland ,een zinnebeeldige aftekening van de Ariilocratifche dans aldaar aan een' vriend gclaaten, om dat ik wift, dat zig daar te lande verfcheiden vermomde Ariltocraten onthielden, zelfs onder de aanzienlyken die achter het fcherm fchuücn. Eergifteren na de middag kreeg ik een krul in het hoofd , en liep als een dolle man door de llraat St. Denis, alwaar ik heel oribefuisd een galanteriewinkel kwam inftuiven, om 'er een paar witte caberette handfehoenen te koopen, dat, gelyk gy weet het veldteken van het Dansmeelters beroep is; de winkeldochter liet 'er my verfcheide foorten pasfen,waarvan fommigen te grootjanderen te klein waren; ten minlten bediende ik my van dat voordwenfel om het vermaak te hebben van dat aartig en niet onbevallig meisjen wat langer te kunnen begluuren: inmiddels dat ik daar E z me-  (63) frrede bezig was, hoorden wy een vervaarlyk geraas van twee ftemmen , uit een nabygelegen Zykamer die op den winkel uitkwam; de Winkeldochter vloog ylings in het vertrek van waar hec gerugt fcheen te komen, en liet my met de handichoenen voor de toonbank ftaan, zonder verder een woord te fpreeken, terwyl my de nieuwsgierigheid bekroop om my voor de geopende kamerdeur te gaan plaatfen om te onderfcheppen wat 'er te doen was hoor, Madam ! riep een bejaard man van ruim zestig jaaren, die een onzachlyke groote paruik fcheef op het hoofd had, heel gramftorig, Ik zeg dat de zaak zo klaar is als dat viermaal 3, zes het getal van vierentwintig uitmaakt; " — 3, Hoe! " vervolgde hy, „ zoudt gy my willen ,, betwiften, dat myn ftelregel niet met de zuivere „ waarheid overeenkomt; weet, dat myn Vader- en ,, ik drie Koningen in dit Ryk beleefd hebben, waarvan 'ermaar één een fcherpzinnig verftand „ bezat, naamlyk lodewyk de XIV; en als die „ groote Monarch in deeze dagen geleefd had, zou hy de Nationaale Vergadering en al dat oproerig ,, gefpuis van hun aanhang wakker hebben weeten te beteugelen, want het roept geftaêg,dat men ,, een Menfch,fchuldig of onfchuldig, die met ons „ over ftaatszaken en denkbeelden verfchilt, zon- der gerechtelyk onderzoek aan een lantaarn op- „ hangef" Ik zeg dat gy een zot zyt, viel een dikke Mama, die zyn vrouw was, hem fchielyk in de reden; gy begrypt misfchien niet dat onze tegenwoordige al te goede Koning lodewyk de XVI. zig door zyne ondeugende Minifters welke het ftaatsbewind in handen hadden, en volftrekije Boos-  C 69 ) Booswigten waren, liet verblinden , in zo verre zelfs dat zy hem Lettres de Cachets wiften afteperfen, om hunne heimelyke vyanden die hen in den weg waren, jaaren lang in de Baftille op te fluiten; ja wat meer is, dat deeze vetgemefle ondieren zig van het zweet en bloed van de gemeeneman, welke als flaaven behandeld worden , verrykten, zonder dat een Franschman de vryheid had zig over die onderdrukking te beklaagen, of een woord in een Coffyhuis en andere openbare plaatfen over 's Lands aangelegenheid te mogen fpreeken: hoe gegrond deeze vrouwelyke klemtaal ook ware , wierd haar Man daar over zoo toornig dat hy zyn drievoeuge Paruik op den grond wierp en haar vervolgens voor een uitvaagfel van de Natie uitfcholt: hier op geraakte men in den winkel aan het plukhairen, waar door het geraas dermaate toenam dat het gemeene Volk met geweld de voordeur indrong, en hoorende dat de ontpruikte man een Roalift was,hem onder een menigte toegebragte vuiftflagen na de gevangenis fleepte, terwyl ik op myn beurt een fchop op myna gterkwartier kreeg, die my, zonder danfen, meer dan tien voeten voorwaards op de ftraat dreef ; het ergfte van die hiftorie was , dat ik myn Hoed en de Handfchoenen onder het gefprek met de fraaje Winkeldochter op de toonbank had laten liggen, en uit vrees voor erger onthaal had ik geen luft om dezelve dien dag nog aftehaalen, dan de aan volgende morgen begaf ik my met dat oogmerk vroeg derwaards, wanneer die bevallige Juffer my met betraande oogen verhaalde dat de twiftperfoonen welke zo hevig gekeven engevogte hadden, haare Ouders waren; dat haar vader -E 3 over  ( 7o) over dit bedryf veroordeeld was om zes dagen lang te water en te brood te zitten, en dat haar moeder intusfchen de wyk na het huis van haar Tante genomen had, om binnen die tyd een echtlcheiding met haar Man voor den Regief te bewerken. Begryp niet, Vader Karemmchie, dat ik hier lofbazuinen over de denkwyzen en het gedrag van het gemeene Volk van Parys wil blaazen, noch de grootmoedige hoedanigheden myner landgenooten, om dat ik een geboren Franfchman ben, zoek te verhemelen, wanneer ik u door een getrouw ververhaal het charakter van de geringfte foort der Franfchi Natie kenfchetzen zal ,• neen gantfch niet! de Franfchen hebben zo wel als alle andere befchaafde volken van Europa hunne nationaale zwakheden en gebreken, waar in zy misfchien de overige burgers van dit werelddeel verre overtreffen: om nogthans in het kleuren van dit fchildery onpartydig te werk te gaan, zal ik my noodzaakelyk, tot ftaving van de waare charakterkunde van myne medeinborelingen moeten bedienen van de navolgende volgeeftige aanmerkingen,' gemaakt op de ftaatsomwenteling van het ontwaakte Lelyryk, waar van kortelings een keurige befchryving uitgekomen en door een geletterd mangefchreven is, het welk alle vooringenomenheid, raakende de onbefchaafde bandelwyze van de laag de clasfe myner Vaderlanders, zal kunnen wegnemen. ,, Zo kon ik, by voorbeeld, hier nog aanmer„ ken, dat ik in geheelParyx, in hoven en andere plaatfen , nimmer iets vond , het welk door 3, het gepeupel blykbaar gefchonden of vernield was; dat in 's Konings thuin (Jardin du Rei,) , S5 die  C 7i ) „ die meer voor de laagfte clasfe, daa voor be" fchaafder lieden cot een uitfpannig gefchikt is , " veele duizende vreemde plantgewasfen, zonder " heining of fchutting ftaan , zonder dat men ][ ooit een voorbeeld beleefd heeft, dat dezelve " door het hierby duizenden rond wandelende volk '* waren gefchonden worden; dat men Hechts inde '„ fchouwfpellen , gefchikt voor de laagfte ftan' den, op de Boulevards, Les grands Danfeurs du Roi, les Asociers, L'ambigu Comique enz. behoeft te gaan, om met verbazing te hooren en te zien, hoe " vatbaar het gemeen in Parys voor elke fchoone „ geeftige en groote gedachten is, welken men * eldeiVmenig befchaafd perfoon van hoogen rang, " zou hy dezelve begrypen, wel eerft breedvoe- rig zoude moeten ontvouwen ; alhoewel een van deeze fchouwburgen zodanig voor het ge" meen beflemd is, dat men, in plaats van Limonade en Ys, waar mede men zig in andere fchouwburgen verfrifcht, hier Bier te koop veilt, zo werd evenwel ook hier geen geeftige inval, * vooral geen zinfpeeling op de tegenwoordige omftandigheden, hoe fyn ook, te berde ge- „ bragt, of de geheele vergadering gaf de fterkr „ fte goedkeuring door handgeklap en uitroepin„ gen te kennen, men zag gemeen volk, en hoorde „ lieden van fmaak en verftand." Hieruit zult gy, vriend Spirau , gemaklyk opmaaken, dat de zo beklaagelyke woeftheid, welke doorgaands meer of min by alle volksbewegingen plaats heeft, niet de aangeboren eigenfehappen der Paryfche Burgerfchaar en nog veel minder het beweegrad is geweeft, welke hun tot het beftorE 4 sjen  C 72O men en het vernielen aangedreeven hebben ' van de moordadige Spelonk, die federt verfcheidene eeuwen tot eene ftaatsgevangenis, of liever Staats Inquifitie gefchikt was, voor zulke welken het ongeluk hadden, den Monarch of zyn- gunfte hngen te mishaagen , en onder de wandeling bekend is met den naam van de Bafiille, waar van ik de volgende volzaaklyke befchryvmg, getrokken uit de eigen gefchriften van een beroemd man,die 'er eenige tyd als Staatsgevangen gefleten heeft, geeven zal .-aller vcrfchrikkelyk* is het geval wanneer een gevangene m de Bafiille door een krankheid overvallen wordt: in dit geval fzegt de verlofte ftaatsgevangene uit eigen ondervinding,; is 'er geen hulp te verwachten, ten minften niet by den nacht: aan elk vertrek zyn twee fterke van buiten en van binnen zwaar met yzcr bcflagen deuren, behalvea dat elke toren nog door een veel zwaarder fterke deur gefloten is; de hokkenbewaarders flaapen in een afgelegen plaats, zo dat zy niet in ftaat zyn een menfchlyke ftem te hooren — ondertusfchen is 'er evenwel voor de geenen die het gebruik van hunne ftem en voeten gehouden hebben , een middel om hulp te roepen: de gracht die het kafteel omringt, is ten minften by na honderd en vyf. tig voeten breed,- het bekleedfel aan de overzyde is voorzien van een bedekten gang, welke men den weg der Ronde noemt, alwaar de-Schildwachten ftaan; op deeze gracht zien de vengfters uitvolftrekt onmogelyk is het wel niet dat de zieke' om hulp roepen kan; want wanneer het traliewerk, waar van het luchtgat van'boven is voorzien , niet al te digt is, wanneer by een zwaare ftem heeft, de  C 73 ) 4e wind niet te fterk waait en de Schildwacht niet ilaapt, dan kan het nog wel eens gebeuren dat hy gehoord wordt. De foldaat roept zynen naaften buurman toe, deeze wederom den zynen, en zo voords tot aan de hoofdwacht toe ; de wachthebbende officier onderzoekt wat 'er gaande is; heeft hy nu ontdekt in welk vertrek het gekerm geweeft is, dan keert hy terug en gaat het kafteel rond tot aan de deur van het zelve, 't welk mede tyd wegneemt; vervolgens gaat hy heenen, maakt een Hokbewaarder wakker; deeze den bedienden van Konings Lieutenant,die zyn Heer wakker maakt, om den fleutel te krygen. De flcutcl wordt gezocht en gevonden, nu moet eerft de Chirurgyn opgeroepen worden en dan de huisgeeftlyke, om den train voltallig te maaken; alle deeze menfehen moeten zig eerft kleeden, en na verloop van twee uuren gaat de geheele hoop, met veel gedruis, by den zieke : zy vinden denzelven of in zyn bloed liggen, wanneer hy door een bloedfpuwing overvallen is, of door een beroerte bedwelmd: ik weet niet wat men doet, wanneer hy dood is;maar haalt hy nog eenigzinsadem, of komt hy weder by, dan voelt men hem wel den pols, vermaand hem geduld te hebben, met belofte, dat men des anderen daags aan den geneesmeefter fchryven zal, en wenscht hem een goede nacht de Geneesmeefter woont in de Thuille- rien, dat is drie Franfche mylen van de Baftille; hy heeft zieken te bezoeken, een bediening by den Koning, als mede by den Graaf van Provence; houdt zigdikwyls in zyn ampts bezigheden te VersE 5 JaiU  C?4> faille op; men moet hem verwagten: eindelyk komt hy dan ook; doch om dat hy by het jaar betaald word, hymag in dit gevangenhuis iets te doen hebben of niet, zo moet hy, al is hy een eerlyk man, de zieke natuurlyk van geen belang vinden, ten einde de bezoeken minder noodzaaklyk te doen voorkomen; men is zeer genegen hem te gelooven , te meer, om dat men altoos onderftelt dat de gevangene meer klaagt dan noodig is — en dus leidt de zieke een arie dubbele ftcart, eerft van zyn ziekte, vervolgens over het bedrog, waar van hy befchuldigd wordt, en weshal ven hy een voorbeeld van debefpottingen en gevoelloosheid der Officieren is, en eindelyk dat hy zig zo lang van alle hulp beberoofd ziet, tot dat de ziekte hevig genoeg wordt, om hem in levensgevaar te brengen. Nog verhaalt dezelfde ftaatsgevangene dat in zekeren nacht zeer veel menfchen, met een fterk geraas, na een vertrek, onder het zyne, de trappen opgekomen waren; dat men daar getwift en gekrakeeld had, heen en weer geloopen was; dat hy de tegenftribbelingen en het gekerm van eenmenfch duidelyk had kunnen onderfcheiden; dat drie dagen daar na, in het zelfde uur van denacht wederom menfchen, hoe wel met minder gedruis gekomen waren, die, zo hy wel meende bemerkt te hebben,een doodkiftgebragt,' gevuld, en vervolgens het vertrek met geneverbeziën berookt hadden. Hy verzekert vervolgends nog dat men zyne fpyzen vergiftigd had, zo dat hy, onaangezien alles, wat hy 'er tegen gedaan had, nogthans zo ellendig geworden was, dat hy op de gedachten kwam, zyn  C 75 ) zyn teftament te maaken : in de Bafiille worden menfchen, die men in de andere wereld verzenden wil, in de ftilte gedood of fchielyk en geweldig, of ook door vergif, het welk hun in de fpyzen v/t-dt tocgebragt: ongemeen behaagelyk beviel my zekere anecdoie met betrekking tot de Bafiille gemaakt het welk my door een vertrouwd vriend terhand gefield werd, en hoofdzaaklyk hjer op uit kwam Somtyds werden 'er menfchen in de Bafiille gezet, die volftrekt geen voldoende oorzaak van hunne gevangeneeming konden opgeeven, fchoon het hof daar toe zyn reden had: dikwerf was het een ongegronde verdenking, en de gevangene was onfchuldig: veelal wierp de onverzoenelyk haat, of zelfs de flyfhoofdigheid van een Mini ft er of byzit, enz: iemand in deeze gevangenis : de Minifter, de byzit, verloor de gunft, en daar door veranderde ook het lot van den gevangene welke men de vryheid fchonk: ook plakte men wel eens iemand die men onder zekere omftandigheden en op zekere tyden niet vertrouwde, in de Bafiille, alleen om denzelven buiten invloed te houden, zo lang als men zulks nodig oordeelde: deezen moeft men immers, eindelyk ook vryheid geeven; en dit was de oorzaak dat zodanige lieden, welke men als 't ware om de klucht had gevangen genomen, vryheden genooten, die anderzins in de Bafiille een vreemd vcrfchynzel. waren, waar door zy dan verdedigers van deeze ftaatsgevangenis werden, zonder eigentlyk te weten, hoe zy 'er toe gekomen wa>' ren. Ik verbeeld my,hooggefchatte Burger van smirna ! u geen ondienft te doen, alhier een beknopt verhaal van de kloekhartige beflorming , en de daar op gevolgde verwoefting van dit vermaarde fiaats-  C 7°- ) fhatsgevangenhuis , de allereerfte tiranny van het Franfche Ryk te fchetzen; ondertusfchen hoop ik dat gy u het zult laaten welgevallen, dat ik deeze merkwaardige gebeurtenis, hoe wonderbaar en voorbeeldeloos ook, niet al te uitvoerig befchryven zal, maar my Hechts bepaalen tot zulke zeldzaame omftandigheden, welke tot nog toe of onbekend gebieeven, of ten minften zeer fchaars of gebrekkig, door middel van de drukpers, wereldkundig gemaakt zyn. Men begon onmiddelyk na de verovering van dit byna onoverwinnelyk en verfchanft gebouw, den Gouverneur en zyn Luitenant, welken eenige uuren een ftyf hoofdigen tegenftand geboden hadden, te onthalzen, en hunne hoofden op pieken langs de voornaamfte ftraaten van Parys ten toon te draagen; vervolgens werden alle de gevangene zonder onderfcheid ontkluifterd en vrygelaten: alle de vertrekken van de overwonnene Baflille zorgvuldig doorzocht zynde, vond men in fommigenvan dezelven, in onderaardfche kelders nog de overgebleven beenderen van verfcheidene martelaren van ftaat, en onder de nog levendige ftaatsgevangenen bevonden zig twee perfoonen, waar van de eerfte ruim dertig en de andere twee en twintig jaaren aldaar on* rechtmatig gekerkerd waren geweeft; by nader onderzoek bevond men, dat de eerftgemelde perfoon een der flagtoffers was, van de Marquifinne van Pompadour, Maitres van wylen lodewyk den XV. Hy was weleer een aanzienlyk amtenaar die door een vrymoedige raadgeeving aan zynen Koning in vroeger tyd het ongeluk had, aan die wraakgierige Dame te mishaagen, en uit die oorzaak op haar beyel  (77) in' dit Paleis der verdrukking voor al zyn leverï opgefloten werd; men zegt dat hy in de allereerfte oogenblikken van zyn ontflag uit de gevangenis, zo bedeesd en wezenloos was, welke hem onvatbaar voor het aandoenlyk vermaak van zyne vryheid maakte, maar door eenige menfchlievende omftanders aan het huis van zyn kleinzoon gebragt, en aldaar wat tot bedaaren geraakt zynde, vroeg hymet eene foort van verwondering -~ Of de wereld nog za was, zo als hy ze over dertig jaaren gelaaten had ? — „ Neen, (beantwoordde een der ftormloopers der , Baftille die hem verzeld had,) want de tiranny s, is thans van den troon gebonsd, en de Rechtvaar„ digheid door de volksstem daar op geplaatft 1 waarlyk gedenkwaardige woorden , welke in de harten der Iaatfte nakomelingen behoorden gegraveerd te blyven: het verdient geen minder opmerking, dat men by den aanvang van zyn kerkerichap door cantfch Parys veifpreid had, dat deeze verlofte Staatsman aan de gevolgen van een beroerte in de Bafiille overleden was, en in dat begrip hadden zyne kinderen de zwaare rouw ook over hem aangenomen ; alle de aanfchouwers waren bewogen, wanneer zy de vreugdetraanen van deezen ongelukkigen man zagen, die over zyne wangen biggelden,toen hy zyn kleinzoon die hy nog nimmer gezien had, by zyn verlosfing omarmde. Gedoog, vriend Spirau, dat ik hier van treurklanken tot de vrolykheid overfpring, waar toe by gelegenheid van de floping der Bafiille het bediyf van eene kluchtige Paryfenaar, die den naam van een grappige poetiemaaker by zyne ftadgenooten wegdroeg , geen ongeeftig voorbeeld oplevert;  C 78 ) afARiON, zo als deeze vrolyke fnaak genoemd werd begaf zig verfcheiden achtereenvolgende dagen na' dat verpletterd gebouw met een paar groote manden, die hy {leeds opvulde met gebroken fteenen$ yzeren traliën, en andere gedenktekens van de over. geblevene verwoefting: na dat marion die opgeraapte fteenen en het yzerwerk aan zyn huis gcbragt, en daarmede een gantfeh vertrek gemeubileerd had, verkocht hy die reliduen aan de Paryzenaars voor zes, twaalf, ja tot twintig {luivers het Huk; onder anderen bevond zig toenmaals in deeze wereld beroemde hoofdltad, een Engelfche Mylord, welke de dwaasheid beging om uit loutere hefhebbery twee groote fteenen en vier vzeren traliën, voor 50 gouden Louifen, van marion te koopen, en die als gedenkftukken van de Franfche Vryheid naar Engeland te zenden ; wel te verftaan na dat marion hem plegtig verzekerd had, dat deeze verkochte fteenen en traliën behoord hadden tot de vertrekken alwaar voor deezen de beruchte Heeren voltaire en linguet opgefloten waren geweeft: het gebeurde vervolgens, dat een der flempbroeders van marion, die alle avonden gewoon was zyn pint wyn met hem in de kroeg te drinken, niet kunnende begrypen hoe zyn vriend zo fchielykryk geworden was, onbewuft van zyn nieuw uitgevonden koophandel gebleven zynde, hem eenmaal vroeg, op wat wyzehy in zulke korten tyd tot een welgefteld man geraakt was ? Verwonder u daar niet over, gaf marion hem al fchertfende tot befcheid, ik heb myn Fortuin op de puinhopen van de Baftille gevonden. Wie zou denken dat 'er werkelyk te parys zo veel  (79) teel galgen als lantaarnen zyn! want de mode, die alles doordringt, heeft federt eenigen tyd ook ingevoerd, dat men hier genoegzaam alle morgen en avonden de belagers der vryheid, of zulkcn die zig tegen de 'wettige Regeering aankanten, zonder complimenten aan de lantaarns ophangt, waar over, naar men voorgeeft, de Scherprechters zo misnoegd zyn , dat zy een requeft aan de Nationaale Vergadering hebben ingeleverd, als beweerende, niet geheel ongegrond, dat men langs'dien weg hun het brood uit den mond neemt en hunne hoogaanzienlyke bedienig daardoor meer of min in een kleinachting brengt; dan, dit niet verder als een vertelling,gefchikt om te vermaaken, willende aangemerkt hebben , zal ik u, vriend Karamouchi, fmaakelyker koft naar uw' mond gaan opfcheppen : weet dan dat ik onlangs als Dansmeefter tot leerling gekreegen heb, een zeker Heertjen en een jonge Juffrouw, zynde broeder en zufter, welker Papa een voornaame Matador in de Nationaale Vergadering is, en boven dien den roem wegdraagt, van een der befte bolwerken tegen de ondermyners der Franfche Vryheid te zyn, ja wat meer is, uit oorzaake van dien, de vertrouwelykheid van zynen goedhartigen Monarch, lodewyk den XVI onbepaald te bezitten —- Hem! Hem!! Ik had my daar byna vergift!!! want ik mag in dit gefchrift den naam van deezen aangebeden vryheids Patroon niet noemen hoor eens wat die twee lieve discipelen my voorleeden week wisten te vernaaien: mogelyk vraagt gy uit nieuwsgierigheid waarin dat medegedeeld geheim beftaat? . Zo fchielyk niet myn goede Spirau! ik zal het u met bedaardheid, zo eigen aan een' Dansmeefter , ' gaan  ( 80 ) gaan ontdekken .-A- zy zeiden my uit den mond van hunnen Papa, die alle nachten overluid droomt van zulke dingen die op den dag voorgevallen zyn, wel degelyk gehoord te hebben, dat 'er verfcheidene onderfchepte brieven in de Volksvergadering deezer dagen gebragt eri gelezen, waren, waar uit middagklaar bleek, dat 'erdoor fommige woelachtige creatuuren , aan eene tegenomwenteling in Frankryk heimelyk gearbeid wicrd, ten einde de Monarchie in zyn voorigen ftaat te nerftellen en door kracht te bewerken, dat de voormalige Lands conftitutie weder boven dreef: maar volgens het geen myne twee beminnelyke Leerlingen daar by voegden, zouden de aanvoerders of liever opftokers van deeze ontdekte zamenzweering, welke in een pas ontluikten vryen ftaat als gevaarlyke werktuigen befchouwd wierden, bereids aan de NationaakVergadering bekend zyn, en hoe zeer fommige van de* Zslye zeer aanzienlyke perfoonaadjen waren, die zig nog buiten 'slands bevinden, had men echter hoop om door middel van een welbedachte ftaatslift, hun eerlang in handen te krygen,en gelyk billyk is, loon naar wérk té verfchaffen. Terwyl ik begryp dat de inhoud van deezen brief bereids al te wydloopig en denklyk buiten zyne bepaalde grenspaalen fpringen zoude, indien ik ugebeurtenisfen van meerder omftag vernaaien wilde, zal ik denzelven befluiten met u rondborftig te bekennen, dat ikhaaft eenftap van trouwloosheid ten opzichte van de fchoone Emilia, die ik verklaar oprechtelyk te beminnen, begaan had; gy weet vriend Spiraa, dat ik zeer vatbaar voor de liefde ben,wanneer ik ilechts een bekoorlyk voorwerp kom te bc-  ( 81 ) béfchouwen; trouwens wat, aanbidder van de fraaje fexe zoude 't in de fleur van nyynen ouderdom niet zyn! ik had om kortte gaan by myn aankomft te Parys, twee gemeubileerde Kamers, óp de eerfte verdieping betrokken, aan heihuis van een' Juwelier, die in het quartiervan St. Euftatius woonde: deeze braave man had twee bevallige dochters, waar van de oudfte Henriette, en de jongfte Louiza genaamd was; ter gelegenheid van den ondertrouw van Henriette die met den Onder-adjudant van den Marquis de la fayette, de eerfte maand, van myn verblyf aldaar, in den echt ftond te treeden,werd 'er door den Heer Parquet, vader van de Bruid, een koftbaar Bal en Dansparty aangelegd , waarop niet alleen de gezamenlyke familie van myn'huiswaard , maar ook verfcheidene deftige perfoonen van de ftad verfcheenen, en ik was in hoedanigheid van Dansmeefter desgelyks verzocht, om , dat yreugdefeeft by te woonen ; ondertusiehen fchroom ik nier. te zeggen, dat ik op het eerfte aanfchouwen van de beminnelyke Lowfza, zufter van de Bruid, fmoorelvk verliefd geworden was,, te meer toen ik bemerkte dat ik een' medeminnaar had, die my krachtig dwarsboomde, en die, na het my toefcheen, de voorkeur boven alle haare pretendenten by haaren vader behaalde: in diervoegen ftonden de zaaken gefchapen , wanneer het voprverhaalde bal met luifter gevierd werd,en ik verklaar openhartig dat behalven dat de tegenwoordigheid van myn'medevrijer, my op dit vreugdefeeft gemelyk maakte, en geweldig tegen de borft ftiet, ik bovendien half dol van fpyt werd , zo dra ik befpeurde dat Louiza my dien gantfchen. avond met eene foort van onverII deel. t F fchik  C 82 > fchilligheid behandelde, het welk zy anders niet gewoon was te doen. Na dat de voomaamfte dansparty afgeloopen was, plaatfte het gezelfchap zig aan de eettafel, daar allerhande keurlyke fpyzen en dranken opgedischt waren ; in één woord, do vrolykheid onder de dischgenooten wasalgemeen, uitgezonderd myn perfoon, die, tegen gewoonte^ aldaar een zwaarmoedige vertooning maakte: midden onder de divertisfementen welken doorgaands ónder het desfert tusfchen vrolyke tafelvrienden plaats hebben, werd het overbekende kinderfpelletjen fchuile wymje, tot vermaak der dames, op het tapyt gebragt. De bruid, haar zuster en de verdere tegenwoordig zynde jonge juffrouwen , verfcholen zig op ftaande voet in alle de verborgene hoeken van het bovenhuis, terwyl de ongetrouwde heeren, zo wel als de bruidegom, zig bevlytigde om haar optezoeken; dit kortswyl had ongevaar een half uur geduurd, toen Louiza vermist werd; en fchoon men alle pogingen aanwendde om haar fchuilplaats narefporen , was zulks ten eenenmaale vruchtloos:in den beginneverbeeldde het gezelfchap zig dat zy haar by aanhoudendheid uit de grap verborgen hield; maar toen zy,na verloop van twee volflagen uuren, niet te voorfchyn kwam , begon Parquet, haar vader, over haar lang uitbly ven ongerust te worden, en nademaal ik in het verkeerd denkbeeld viel, dat myn medevryer die list verzonnen had, met oogmerk om haar heimelyk te ontvoeren , ondernam ik om hem uit minnenyd tot een tweegevecht met den degen uittedaagen; doch hy antwoordde my koeltjens, dat hy zig niet verwaardigde om met een'dansmeefter te vechten :  L .83 ) ten: onder alle deeze verwarringen welke de tafelvreugde in een treurfeeft fchecnen te verwisfelen, was Ik een der yvcrigftcn van het gezelfchap om Louiza optezoeken ; dan , terwyl , na tot in den morgenftohd te vergeefsch gezocht te hebben, wy niets aangaande haar fchuilplaats konden ontdekken, en aan de blykbaare ongerustheid van mynen medevryer op een doorftralende wyze te bemerken viel, dat hy in dit opzicht onfehuldig en myne verdenking ongegrond was, nam ik myn affcheid van> Mynheer Parquct nevens zyne aanwezende familie, en begaf my vervolgends in gepeinze na myn kamer , niet weetende wat ik uit dit wonderbaar geval befluiten moest: ondertusfehen vernam ik vier dagen daar na, dat Louiza, waarfchynlyk uit dartelheid, het fyelfchuüc wyntje ten hoogften toppunt hebbende willen voeren, op de vliering van het huis geklommen was, en zig aldaar in een groote ledige openftaande kift verborgen hebbende, het dekfel daarvan by ongeluk op haar hoofd en in flot gevallen was, zonder dat iemand van het gezelfchap" eenig achterdenken 'er op had gehad; by gebrek van een' flcutel, had haar vader de kift door een' fmid laaten openfteken, zodra hy aan de zwaarte bemerkte dat zy .niet ledig was, en men bevond, met geen minder verbazing dan droefheid, .zyne rampzalige dochter met gewrongene handen daar in verftikt liggen: na de ontknoping van dit geval, welke het gantfche huisgezin van Parquet in rouw dompelde, veranderde ik terftond van logement , weshalven dit betreurenswaardig voorval my voor ditmaal beveiligde van de onverfchoonbaare omftandigheid, welke misfehien anF 2 ders  ders ten opzichte van myne waarde Emilia plaat? zoude gehad hebben. Ik bet-uit volmaakt op uwe geheimhouding bakende deeze onvermaaklyke hiftorie, als verzekerd zynde dat gy my niet beklappen zult, want indien dikke klaas-Oom het wilt, had ik noch van hem, noch van zyne dochter , wegens zulk een ftap van trouwloosheid , ooit pardon te wachten. Ik ben, enz. VI 3 fiEKOOEELYKEEMILlAj \ Sedert myne aankomft in myn vaderland, heb ik u verfcheidene brieven gefchreven , die onbeantwoord gebleeven zyn — hoe! wat wil dat zeggen! — Zoudt gy my als Jriftocraat niet meer beminnen, daar gy my als Patriot, geduurendte myn verblyf in Holland, zo veele gulhartige blyken van uwe liefde gegeeven hebt? —. Het zoude juist geen mirakelen zyn, want de vrouwlyke fexé is doorgaands veranderlyk van zinnen; maar dit zo zynde, heb ik beflooten al danfende weder na Holland te k'eeren , om u rekehfchap van die onbegrypelyke wispeltuurigheid te komen afvraageri. Waar denkt gy, Emilia! dat ik myn tyd te Parys mede verflyt ? — met de opera , en de ichouwburg by te Woonen, zult gy denklyk zeggen -— neen — dat is mis! — met de mas- que-  C 8? ) gueraden , en de bals —- ook niet! mis- fchien met alle de voorname koffy- en wyn-huizen te doorfnuffelen , om een voorraad van nieuws op te doen — nog veel minder! — wel waar in beftaat dan uw gewoone tydverdryf ? — zult gy ten laatften vraagen? — hoor — ik zal u mee. korte woorden een getrouw verflag van myne dagelykfche bezigheden geeven: zie hier waarop dit dagregifter uitloopt. Vooreerft — de zes werkdagen van den week betleed ik, drie uuren des morgens en vier uuren des nadenmiddag?, om lesfen te geeven; vervolgends moet ik des zondags avond de dansparty by Mevrouw Bretonville bywoonen des maandags nacht wordt myne tegen¬ woordigheid vereischt op een bal, het welk de N.itionaale Veldheer de la fayette of andere Grooten van het Ryk, by tourbeurten, dien dag geeven — dingsdag voor den middag loop ik met ongekrulde hairen na het poft-comptoir, om te zien of 'er brieven van myn waarde Emilia uit Holland gekomen zyn — woensdags wandel ik na de plaats daar de Nationaale Vergadering wordt gehouden , om te befpieden welke belangryke raadsbefluiten aldaar voorgevallen zyn — alle donderdag avonden zyn gefchikt om in bruilofsfeeften of andere plaizierpartyen, hoe ook genaamd, daar de pligten van myn beroep my noodzaakelyk maaken, door te brengen — vry dag, na het geeven van myne lesfen, weder na de poft, en vervolgends twee uuren lang de voornaamfte wyken van de ftad doorkruisfen, om allerteie grappige vertooningen te aanfchou'wen --en faturdag avond in de kroeg om een heldere roes F 3 te  te drinken, ten einde de droefheid van .het hart te verdryven, die ik over uwe afwezcnheid gevoel maar. a propos Emilia , raad eens waarom ik drie achtereen volgende dagen , met verzuim van myne zaaken, .kortJings vacantie heb moeten houden ? — het was om het ftatig en zo veel geruchtsmakend confederatiefeeft van den 14 July in oogenfehyn op te neemen — zie hier de echte en volzaaklyke befchryving daar van , zodanig als ik op myn Dansmeefters woord van eer verklaaren kan in perfoon bygewoond te hebben. Ten 6 uuren 's morgens, begaven zig alle die de confederatie moeiten uitmaaken, na de zyde van de Boulevard, van de poort de St. Martin af, waar het begin van de marsen moeit zyn , tot aan de poort van St. Anthoine: de marsch gefchiedde op de volgende wyze: 1.5 Een compagnie Ruitery met een' flandaart en zes trompetten. 2. ) De Overfte en de Majoor van de Ruitery, gingen aan het hoofd van dit detachement. 3. ) Een compagnie Grenadiers , hebbende de helft van de muziek en de tambours aan het hoofd. 4. ) De Kiezers van Parys. 5. ) Een compagnie Volontairen. 6. ) De vergadering der Reprefentanten der Gemeenten. 7. ) Het militaire Committé. 8. ) Een compagnie Jagers. 9. ) De Stads tambours. 10. ) De Heeren Prefidenten van de Diilricten. 11. ) De Gedeputeerden van de gemeente tot het vsresnigd verbond. 12.) De  C 87 ) 12. ) "De zestig adminiltrateurs van de Municipaliteit, verzeld van de Stad- wachten. 13. ) Het corps der muziekanten en tambours. 14 ) Het bataillon van de militaire Aankwekelingen. 15.) De detachementen van de vaandels der Paryfche Nationaaie Garde, jó.) Het Bataillon van de oude Garde. 17. ) De Gedeputeerden van de Nationaaie Garde van de twee • en • veertig Departementen, in pen alphaberhifche orde. 18. ) De cpoote standaart van frankryïc 19. ) De Gedeputeerden van de gereguleerde troepen. 20. ) De- Gedeputeerden van den Zcedienil. 21. ) De Gedeputeerden van de Nationaaie Garde, van de Iaatfte twee - en-veertig Departementen, in een alphabetifche orde. 22 ; Een compagnie volontaire Jagers. 23.) Een compagnie Ruitery, met een' (landaard en twee trompetten, om den train te fluiten. De gedeputeerde Militairen droegen geen andere wapens, dan degens en fabels 1 de marsen begon zodra de verfcheidene corpfen voltallig waren — vier mannen in een gelid — elk gedeputeerde droeg de banier van zyn departement — deeze banier werd gedraagen door den oudflen gedeputeerde. De gereguleerde troepen, aan welken een groot vaandel was gegeeven , om gedraagen te worden door den cornet van het witte Franfche vaandel, trokken in de volgende orde: F 4 a.) De  C 88 ) a. ) De Maarfchalken van Frankryk,. en in derzeiver midden het vaandel. • ' v- b. ) De Generaals. c) De Officiers van de Staat - Majoor der Armée. • ' d.) De Ingenieurs.Officieren. e. ) De Commisfarisfen van oorlog. f. ) De Invalides. g. ) De Lieutenants der Marfchalken van jFrawiry.i h. ) De Gedeputeerden van de Infanterie, volgends den rang der corps. ■ . , - * i. } De Gedeputeerden van de Cavallerie, in deaelfde orde. „ i t< *0 De Gedeputeerden der Hufaaren , die van de Dragonders en van de Jagers te paard; ■ [k) Vervolgens de Generaals en Gedeputeerden van de Marine, volgends den rang die zy onderling houden. • ■ • ■ De marsch vervolgde door het gedeelte van de Boulevard tot aan de ftraat van St. T>enis , voords door de ftraaten van St. Denis - Honoré —— Royale en de plaats van lodewyk - den vyftienden, waar de trein de Nationaaie Vergadering onder zig nam — vervolgends trok zy door de Cours la 'Reine —— langs de kaai tot aan de fchipbrug, alwaar zy het veld van mars intrad.- - ■ > - Op de plaats van lodewyk den XV. komende, hadden zig de vaandelpelottans ter rechter en flinkerzyde gerangeerd, om aldaar de Nationaaie Vergadering tusfehen twee gelederen te neemen, en dezelve tot geleide te dienen: op het veld van Mar;  C 80 ) Mars komende, plaatfte zig de Ruitery, die aaa het hoofd van de trein was, aan de rechterzyde om zig te rangeeren in het buitenfte dwarspad i De compagnie Grenadiers en de compagniën die tot escorte dienden, trokken het veld dwars over, en plaatften zig aan dc omtrek'van het amphitea- ter de Burger - corpfen fielden zig op de plaatfen die voor hen op het amphiteater gefchikt waren —-— het Bataillon van de militaire Kweekelingen plaatfte zig honderd pasfen aan de vóorzyde van het altaar, waar het zelve dwars over het veld van Mars ftond, met het aangezicht na het altaar -— de vaandelpelottons traden binnen door twee zypoorten Van de triumphboogen , namen plaats waar derzelver Officieren waren aangewezen — het bataillon oude foldaaten werd honderd pasfen achter het altaar, dwars over het veld, en des tegen óver deKweekelingen geplaatst. De detachementen van de verbonden nationaaie Gardes traden in het veld van Mars binnen, om zig in den volgenden rang te fchikken: Het detachement van het departement van Ain ftelde zig aan de li.nkerzyde, en vertrokken vervolgend? na dö aangewezen plaats , met het front ca het altaar. Het departement van Aisne ftelde. zigaan de rechterzyde, en volgde dezelfde fchikking van de eerfte. ' Alle dè overige detachementen marcheerden voords van de rechter- en linkcr-zyde, elk naar zyn plaats, zo dat ze alle front naar het altaar hadden. De reguliere troepen begaven zig na de linker zyde, om op. de aangewezen plaats poft te vatten, F 5 L>n  c 90 y en het detachement van den zeedienft na de rech- terzyde en met het aangezicht na het altaar . De muziek bczettede den vlakken kant van het al. taar — het detachement ruitery j dat de trein befloot, plaatfte zig in het buitenfte linkerpad van het veld. Terwyl alles plaats nam, werd de groote ftandaard en alle de banieren, op de hoogte van de borstwering, beneden het altaar gebragt, om aldaar den zegen te ontvangen, waar na zy vervolgends na derzei v/er refpeótive departementen wedergebragt werden. 'Er waren geene met fchietgeweer gewapende manfchappen, dan die weikelyk dienft deeden. Geen rytuigen konden zig by die van het gevolg van den hofftoet des Konings of der Koninglyke familie voegen. Toen alles plaats genomen had, gefchiedde de zegening der vaandels en veldtekenen en de mis Werd gehouden. De Heer de la fayette deed toen den eed van vereeniging uit naam van alle de gedeputeerden dor nationaaie Garde, uit naam van de gereguleerde troepen en de marine, volgends het formulier gedecreteerd door de Nationaaie Vergadering, en geaccepteerd door den Koning; en alle de gedeputeerden ftaken de handen op. Vervolgends deed de Prefident der Nationaaie Vergadering den Burger eed voor de Leden der Vergadering, en de Koning deed tevens den zynen , zo als dien door de Nationaaie Vergadering gedecreteerd en door zyne Majefteit aangenomen was. Het te Demi werd gezongen en deed de plechtigheid eindigen, waarna men het veld van Mars uit-  C 91 ) uittrok in dezelfde orde als men het was ingetreden; de marifchap, die tot de yereeniging gedeputeerd waren, trokken voords na het kafteel de la Muette, waar 'zf ververfching vonden die voor hen gereed gemaakt was. De groote jlandaard van Fraiïryli werd gedragen door den Heer de vercennes; dit is een recht dat behoort tot zyne charge van groot voorfnyder. De twee Marfchalken van Frankryk die by den ftandaard gingen, waren de mailly en de s e c ü r , zy waren verzeld door eenige LieutcnantsGenerdai en Marchals de Camps. De Koning deed den eed van zyn troon , zo wel als' de Prefident van zyn plaats; de Heer de la i ayette, na de orders van den Koning ontvangen te hebben', ging den eed op het altaar des vaderlands voor alle gedeputeerden afleggen. De Koning was gekleed d la francaife, met zilverene leliën en zeer ryk geborduurd; de Prefident van de Nationaaie Vergadering was aan de rechter'zyde van den Koning in een' armftoel geplaatst, de throon was Hechts een weinigjen hooger dan de zitplaats van'den Prefident. Tot dusverre'de befchryving van de roemryke plechtigheid, plaats gehad hebbende by een vrygemaakt volk, die federt onheugelykc tyden onder het juk der fiaverny geworfteld hebben, en waar van de alleroudfte gedenkboeken gcene voorbeelden opleveren. Zo overtuigd als ik ben van uwe Vroothartige vrouwlyke fentimenten, Wil ik geen oogenblik in beraad ftaan om te gelooven, waarde Emilia! dat gy met blydfchap deel zult neemen in een gelukkige ftaatsomwenteling, welke de zon der  CS? ) jfit, vryheid boven den horizont van Frankryk heeft doen doordraaien, en waar van de opgevolgde vreugdebedryven zo onuitfpreekelyk, of ten minfle zo onbefchryvelyk waren, dat myn zwakke pen te kort fchiet, om ze u naar het leven te kunnen afmaaien : ondertusfchen moet ik u een aartige trek vernaaien, welke my ter deezer geiegenheid gebeurd is: ik wandelde, nevens een paar maal honderd duizend aanfchouwers, in den avond dat dit gedenkwaardig vreugdefeest voorgevallen was, Jangs de voqrnaamfte ilraaten van Parys, om 'er de prachtige illuminatien en yreugdev uui cfi te befchouwen, wanneer my een jongeling, ongevaar 10 of 12 jaaren oud, in de ftraat St, Anthoine ontmoette, die verdwaald geraakt en zyn ouders onderweg, verloren had; na dat dit verdoold kind, al fchreiënde, aan verfcheiden voorbygangeren na den weg gevraagd had, vroeg ik hem wie hy was eu waar hy t'huis hoorde? en hy antwoordde my met een verwonderlyke vlugheid van geest Ik ien de zoon van een vry en Franschman, welke de tirannen van dit ryk de kop heeft helpen vermorjelen, toen de bastille overging, en myn vader woont in de wyk st. nicolas des' champs ! zyn geeftig antwoord bekoorde my dermaten, dat ik befloot hem by zyne ouders t'huis te brengen , hoe zeer ik, wegens de afgelegenheid, meer dan anderhalf uur tyds daarmede doorbragt, en ik had het geluk over deeze geringe weldaad door den vader van dit kind vriendlyk verwelkomt en niet minder treffelyk onthaald te worden. — Dan, terwyl het geval van dit kind my aan de Bafiille doet gedenken , pX ik u een verrukkelyk fchildery daarvan mede- dee-  (P3) déelen, het geen my door een vertrouwd vrienc! is ter hand gefield, onaangezien ik in mynen laatfteö brief aan vader Spiraü Karamouchi, aangaande dit luftpateis der dwingelanden , een volledig bericht gegeeven hebbe , dat hy by zyn komft u zekerlyk zal hebben laaten leezen. Alfchoon het nu uït de opgegèeven befchryving' raakende de befiüuring der Bafiille, gelyk ook uit de behandeling van de daarin opgeflote perfoonen ,; van welke ik een breedvoerig verhaal aan myn Smirnafchen vriend heb gedaan, zonneklaar blykt, dat' 'er veele dingen in gevonden werden, die in allé anderé crimineele gevangenisfen plaats hebben , blykt het echter ook aan den anderen kant, dat die gevangenis een der hardde en ondragelykftë. was van den gantfchen aardbodem, uit hoofde van de perfoonen die 'er doorgaands in valt gezet werden, als zynde meeftal menfchen van een meerderen of minderen rang in de wereld, voor wehi ken eene gevangenis, gevoegd by de behandeling die zy daarin ondergaan moeiten, eh de beroving van alle aangenaamheden in dit leven, veel drukkender en onlydelyker moet weezen, dan voor die' pelten der maatfchappy, voor welke men ongelukkig in de noodzaakelykheid is, om zulke akelige verblyfplaatfen te moeten aanleggen: dan, met dit alles was de vrees voor de gevangenis en bitterheid tegen dezelve by de Franfche Natie niet gelegen in den aart van die gevangenis zelve, maar wel in de wy/.e waar op men 'er gebruik van maakte. Valt gaat het dat door de Iaatfte en tegenwoordige Reg-'ering.diegevangenisgenoegziam alleen béftemd was, voor hun die het ongeluk hadden om aan eenige  ge van 's Konings Minifters te mishaagen; hy die onfchuldig was, maar tevens moeds genoeg had om zig onbcfchroomd te verdedigen hy, die aan een' Minifter nutte waarheden, maar, ftrydig met zyn belang, dor ft zeggen, en. hy wiens her kwaamheid men vreesde,hadden het mee ft te duchten om in deezen afgrond ter neder te ftorten. Toen de heer necker het eerft in het minifterie gekomen was, werd 'er een man van Geneve, pelisseri genoemd , in de Baft;Ile gebragt, wiens misdaad alleen daarin beftond dat hy eenige aanmerkingen gemaakt had op de finantiëele ontwerpen van dien Staatsdienaar; maar het waren niet alleen de Minifters die men Hechts te mishaagen had om in deezen kerker te geraaken, het waren zelfs hunne vrienden , onderhoorigen en bedienden, welke derzei ver gezach leenden, om zig van hun , die hen in den weg ftonden, te ontflaan door middel van een I.ettre de Chachet, welke altoos, ten minfee onder de voorige Regeering, in blanco getekend, gereed lagen: eenige jaaren geleden vond een Gouverneur van Si, Domingo het geraaden,c;n zig van eene geheele rechtbank in een der fteden van dat eiland te ontdoen; hy liet dienvolgends alle de, leden van dezelve aan boord van een fchip brengen, en zodra zy in Frankryk waren en voet aan land gezet hadden, werd dit Amcricaanfche Parlement in de Bafiille gebragt; zy zaten 'er 8 maanden, terwyl men hun proces opmaakte, zonder dat de een iet van den anderen wift of hoorde; dochzy, tot hun geluk onfchuldig bevonden zynde, werden ontftagen, cn kregen geene andere vergoeding , als dat hun aangezegd werd, dat zy  ( '95 ) zy konden terug keeren en hunne poften hervatten. Men vindt by fchryvers, die 2ig omtrent deeze beruchte gevangenis uitgelaaten hebben , veelvuldige voorbeelden van wreedheid, die de gevangenen, onder de regeering der voorige Koningen , daarin ondergaan hebben; doch hoe zeer men ook reden hebbe om te gelooven, dat dezelve onder de tegenwoordige regeering geen plaats gehad hebben, is het echter zeker dat die gevangenis en de gewoone gebruiken in dezelven, genoeg waren om ieder daarvoor te doen ridderen en beeven. De vermaarde linguet, die 'er van den 27 September 1780. tot den 19 Mey 1782 , en dus twindg maanden in gezeten heeft, zegt in zyn Memoire fur la Bafiille, welke hy in Londen heeft doen drukken, en my door een goed vriend is ter hand gefteld; dat de levenswys en behandeling in dit kafteel juift is ingericht pm het leven verdrietig te maaken , en dat zy die 'er het bewind hebben, het zeggen van ca li gul a navolgen, die, wanneer hy aan zyne beulen bevel gaf om iemand omtebrengen , 'er doorgaands byvoegde ; doet het dat zy gevoelen dai zy sterven. Indien 'er niets anders van de Kaftille bekend ware als het geen hy 'er van fchryft, en het charaótervan den Gouverneur lannuy zo haatelyk ware als hy 'het opgeeft, is hef wel te begrypen, waarom het volk van Parys getracht heeft door het iloopen van dit gebouw, deszelfs aandenken uittewisfchen, en in zyne woede en razerny dien Gouverneur den hals gebroken heeft. On?  •. Ondef ^de yslyKheden van die gevangenis telt hy ook de volftrekte vergetenheid waarin zy ge. raakten die daarin opgefloten werden.. en die hy levend dood noemt: want zo haaft iemand 'er ingebragt werd was hy op dat oogenblik. van alle zyne vrienden ver laaten, althands niemand dorfl, uit.vreeze van het. zelfde lot te ondergaan, voor hem fpreeken ; zyne familie bevreesd gemaakt, werd ten laatften onverfchillig omtrent den ongelukkige, of begaf zig naar elders en hoerde nimmer van hem; want nooit kwam men te wee.ten.of zyn vriend of naaftbeftaande, welke in. die gevangenis zat, leefde, ontflagen 0f geftorven was,: gelyké ftilzwygendheid werd 'er ook binnens huis omtrent de gevangenen in acht genomen, zo dat hy volftrekt niet wift van het geen 'er in, de wereld omging: ik denk; zegt de Heer linc uet, toen hy zyn Memorie fchreef, dat 'er mogelyk nog in de Bafiille zitten, die alle middelen zoeken, om by lodewyk denXV. of den Hertog de la vrii> liere hun ontllag te bewerken, en het des zoeken by hen, die niet meer in wezen zyn: het is waar, zegt hy, zy, fchryven brieven, 'men-leeft en bezegelt dezelven; maar men draagt wel zorg van ze nimmer te beftellen, en dusdoende zyn hunne pogingen ydël en te vergeefsch. Tot verdere opheldering dien ik hier nog eenige merkwaardigheden bytevoegen ; als in de eerfte plaats , wanneer de tegenwoordige Koning van Frankryk, lodewyk de XVI, den throon beklom, deeden zyne Staatsminifters, op zyn bevel, een werk van rechtvaardigheid en.medelyden,door het nazien der regifters van de Baftilie, en het los- laa.  C 91 ) ÏPaten van verfcheidene gevangenen uit dien wree* den kerker; onder deezen was een grysaart , die geduurende 47 jaaren zyn leven had doorgebragt Dusfbhea vier dikke muurcn; verhard dooi' de ongemakken , die den mensch, zo ze hem niet doen omkomen, Merker maaken, had hy het verdriet en de ysiykheïd zyner gevangenis manmoedig en met de grootftc ftandvaltigheid doorgedaan ; zyne weinige gryzc haairen hadden byna de hardheid van yzer gekreegen, en zyn ligchaam was, om zo te fpreeken , zo vair. geworden als de muuren tusfchen welken hy was gekerkerd geweeft. Na zulk een lange gevangenis, werd hy by de komlt van den Koning tot den troon, onder die perfoonen opgefebreeven aan welken hunne vryheid moeit wedergegeeven worden , en daarop werd zyne gevangenis eensklaps geopend, en hem toegeroepen dat hy konde vertrekken: hy , dit hoorende, verbeeldde zig te droom en .» maar rees eindelyk op, en kroop met beevende treeden uit zyn vertrek. De trap die hy afging, en de kamer in welke men hem bragt, gelyk ook het plein dat hy uit dezelve zag, fcheenen hem van een onmeetbaare uitgebreidheid en zonder einde te wcezcn,dewyl zyn gezicht byna een halve eeuw niet verder gezien had als zyn hok waarin hy was opgefloten geweeft: als een verdwaalde die van den weg afgeweeken was, bleef hy ftilftaan, terwyl zyne oogen naauwlyks het daglicht konden ver draagen — hy zag den hemel als een nieuw voorwerp, zyne oogen Honden gefpannen, en zyne beenen waren even zo onbeweegelyk als zyn tong : II deel. G eh>  CP2) eindelyk geraakte 'hy uit de gevangenis, en men deed hem in een rytuig treeden om hem na zyn oude woonplaats terug te voeren; doch toen by de beweeging van het rytuig gevoelde, begon hy zo geweldig te fchreeuwen, dat men moeit, ophouden, en hem doen afklimmen. Door iemand die medelyden met hem had, den weg ge weezen wordende, vroeg hy na de ftraat daar hy in gewoond had;dan,daar komende,vond hy zyn huis niet meer,maar op de plaats een itads gebouw ftaan; hy herkende noch zyne gebuuren, noch de ftad, noch eenigen der voorwerpen, die hy vóór zyne gevangenis gezien had; vol fchrik bleef hy ftaan, loozende een diepen zucht, want niemand kende hem, of werd van hem gekend, dit deed hem weenen en berouw hebben dat hy uit zyn gevangenis gekomen was. Op het hooren noemen van de Bafiille, en op het gezicht van zyne kleeding, die van den dragt der voorige eeuw was , omringde hem eene menigte aanfehouwers, die hem met nieuwsgierigheid en medelyden befchouwden en ondervroegen. By geval ontdekte men een zyner dienftboden, welke, federt KJ jaaren, in een klein huisjen woonde en nog even in ftaat was om zyn deur te kunnen opendoen; hy kende zyn' Heer niet, maar wilt hem echter te beriehten, dat zyn vrouw, dertig jaaren geleden, van droefheid geftorven was,, en dat zyne kinderen na verafgelegene Landen gereisd en geene van zyn vrienden meer in weezen waren; -deeze bediende deed dat wreede verhaal met  t 99 7) rffê'ï die onvcrfchiliigheid, welke men gewóón is te toonen omtrent voorbygegaane en ukgewischte daaden. De ongelukkige man zuchtte; de talryke menigte, die hem niet dan onbekende wezens vertoonde, deed hem de grootheid zyner elende. ilerker gevoelen, dan de verfchrikkelyke eenzaamheid in welke hy geleefd had : overftclpt van droefheid, ging hy na dien Minifter, .wiens edelmoedig medelyden hem een vryheid had wedergegeeven , die hem tot een' faft verArekte; hy boog zig voor hem neder, -zeggende Laat my in de gevangenis daar gy my vruchtloos uit verloft hebt ——- wederkeer en wie kan zyne bloedverwanten ——— zyne vrienden en geheel zyn gejlacht, overlee- ■ven p — wie kan de uitfterving van de zynen verneemen zonder om den dood te wenfehen ? alle die fterf- gev allen, welken aan andere trapswyzen overkomen, hebben my op één oogenblik getroffen — van de menschlyke zamenleeving afgefcheiden zynde — leefde ik met my zeiven —'hier kan ik niet leeven — noch met de 'aan my zo pas bekend geworden zynde menfchen omgaan , het iï niet verfchrikkelyk te ft er v en , maar we de Iaatfte te weezen die den dood ondergaan moet. De Minifter werd met hem bewoogen, en bezorgde hem tot zyn gezelfchap dien ouden dienaar die nog aan hem het een en ander van zyne vrouw en kinderen vertellen konde: hy had geene andeje vertroofting als met hem hier over te fpreeken. hy wilde geenen ommegang hebben met menfchen die hy niet had zien geboren worden, en leefde in het midden van Parys, in eene afzondering niet minder eenzaam dan het hok,-het welk hy byna G * een  ( 100 ) een halve eeuw bewoond had: een Verdriet van niemand te ontmoeten , die hem konde zeggen: wy hebben elkander te voor en gekend, maakte welhaaft een einde van zyn leven. Gedoog, aanvallige Emilia! dat ik deezen Brief met een gefchiedenis van een vrolyker natuur befluite: wat zal ik zeggen! fehaduwen,of verkleden per.oonen, welken na bloote geraamtens gelyken, en die men, wanneer ze by de nacht op de ftraaten wandelen, gewoonlyk voor gefpenzen aanziet, zyn dikwyls het zwak geweeft, dat diepe indrukfelen by een bygeloovig volk gevonden heeft; men heeft tegenwoordig in deeze wereldberoemde hoofdftad zo veel op met de fpookgeeften, dat zulks meerendeels het hoofdonderwerp der redewisfelingen van alle de gezelfchappen der Paryfenaaren uitmaakt. Hier van daan alle die handtaftelyke onwaarheden en bedriegelyke geruchten, welken men thands voor wonderbaare of liever bovennatuurlyke verfchynfelen uitventen wil. Men poogt het Paryfche Burgerfchap wys te maaken en voor goede munt in de hand te floppen, dat de geeften van de onfchuldige gevangenen, die in deBaftille geftorven zyn, zig ter middernacht aan den ingang der poort St. Anthonio vertoonen; om angftvallige menfchen nog meer te verbaazen., voegt men daar by, dat de geeft van den ontzielden kavras, regelmaatig alle avonden omftreeks de klokke tien uuren, in een wit hemd, op de plaats der overwinninge wandelt, telkens met een fchrikverwekkende ftem uitroepende: Ik ben zo fehuldig niet als men denkt! het verhaal van dit fpook maakte my op een avond, dat ik daar toevallig voorby- gmg  C ioi ) ging zo bang, dat, toen 'er een pan van een huisdak viel, ik in het begrip kwam dat de geeft van favras my met zyne doodsklaauwen wilde vermorfelen , waarom ik op ftaande voet van daar wegvloog,en tot herftelling van den fchrik die my benepen had , my na een nabygelegen wynhuis begaf: een Paftybakkersjongen, gelaft om op een zekeren avond een Pafty en twee Confituur-taarten na een aanzienlvk huis, op de plaats der overwinning, alwaar toen een groot foupé gegeeven werd, te brengen, ontmoette ongelukkig het gewaande fpook, dat hem aanrandde, en de ontfteltenis van dien jongen, by deeze ontmoeting, was zo ongemeen groot, dat hy zyn gantfche mande met de daarin zynde gebakken op den grond liet vallen, en hals over kop de vlugt nam ; het gebeurde juift ten zelfden tyde dat twee onverfchrokken jongelingen van de Nationaaie Gardes dien weg pasfeerden , en, bemerkende wat 'er gaande was, het zogenaamde fpook aangreepen, met dat gevolg, dat, na dat zy klaar befpeurd hadden dat het een vermomd perfonagie, overdekt met een wit hemd was, hem wakker hunne fabels om de ooren floegen, waardoor de nagebootfte geeft van favras gedwongen werd, met nog meerder fnelheid vandaar te ortvlugten dan de Paftybakkersjongen kort te vooren°gedaan had; vervolgends bragten die twee foldaaten de overwonnene manden met lekkernyën na de hoofdwacht, om ze met hunne cameraaden aldaar optepeufelen: de Officier van die wacht, een ongewoon gejuich en bly gefchal onder zyne foldaaten verneemende, kwam in de corps de garde om 'er aanfchouwer van te zyn, en ziende het G 3 heere.  C- I02 ) hecrclyk tractcment waarmede zy bezig, waren, vroeg Hy allagchende: Wel mannen! van ytfen hebt gy dit pfefent gekregen? — van den geeft van favras bcandwoordde een van hun die de buit behaald had wel mi, hernam de Officier, indien de foldaaten voortaan Taarten-en Epftijên kunnen eeten, wil 'ik myn Officier sfdiap voor het foldaaten leeven ruilen. Ik zal, waarde Emilia, by de naastvolgcnde poft uwen Vader- KLAAs-Oofn, volgends gedaane belofte,een wydloopigen Brief fchryven,en een koftjen opfcheppcn, dat denkelyk naar zynen fmaak zal zyn, enz. VIL 3£UêF. ■ MYN GOEDE EN ERAAVE KLAAS.OOm! Toen ik uit Holland vertrok, of, om beter te zeggen, my in de noodzaakelykhcid bevond het zelve met vaardige fchreden te moeten verlaaten, had ik , op myn Dansmeefters parool, (welk beter dan dat van den beften Staatsminifteris,) op eene plechtige wyze beloofd, u een omftandig bericht van myn wedervaaren te zullen doen toekomen , zo dra ik in een behouden haven aangeland zoude zyn ; dan, aangemerkt ik gcduurende myn verblyf in Brusfel, zo door volhandigheid als andere wettige verhinderingen, daarvan wederhouden ben geworden, gedenk ik met vermaak aan de volbrenging i van  C 103 ) van myne belofte, federt dat ik in myn vaderland wedergekeerd en aldaar een ryke voorraad van behaagelyke nieuwigheden, welken ik weet dat met uw vrolyk charakter ftrooken zullen, heb opgedaan. Gantsch bloed, vriend! wat al zeldzaame en bemerkenswaardige veranderingen hebben in de onzachlyke Monarchie van Frankryk, na de laadt voorgevallene ftaatsomwenteling,aldaar uitgeblonken! ik beken met die goede trouw en oprechtheid, zo verknocht aan een' man van myn beroep , dat ik noch myne geboorteitad, noch myne landgenooten meer ken; de vermaarde ovidius, m wiens werken gy zo veel behaagen fchept, kon geen grooter herfcheppingen verzinnen, dan by de algemeene revolutie onder de Franfchen hebben plaats gehad verbeeld u klaas-oom, een Koning die van al zyn grootheid waarmede zyn troon voortyds omringd was, vry willig afitapt, om zyn volk gelukkig te maaken — Prinfen van den bloede, welken, met dezelfde vaderlandsliefde bezield, zig zonder dwang ontadelen, om.voortaan flechts met hunne geboorte te pronken; een weldenkend Franschman van den burgerftaat, federt zyne geboorte gewoon aan het juk der flaverny, uit een edelaartig grondbeginfel de yzerene ketenen van het dwinglandyfchap ontkluisterd hebbende, om met de wapens in de hand zig in de maatfehappy als een vry mensch te vertoonen; en vervolgends een Nationaaie Vergadering , zamengelteld uit aanzienelyke perfoonen uit alle oorden van het Ryk, welke het, na onoverkomelyke zwaarigheden, eindelyk gelukt zyn, om een landaart, bedolven onderG 4 dc  C m) de puinhoopen van een eigen gocddunkelvk^eza^ uit den flaap der zorgeloosheid tedoen ontwaaken en hunn' gelukftaat op vafte fundamenten van vry. heid en onafhangelykheid te houwen; dit verfchilt veel van de ftelrcgel uwer Nationaaie Patriotten die, volgends uwe denkbeelden, geheel andere oogmerken hadden, fchoon 'er my, om rechtaan de waarheid te doen, ftaande myn verblvf in uw vaderland, geen fchyn of fchaduw van gcHeekeo is," Het. was hier. te lande voor deezen het paradyq der vrouwen, maar federt de Nationaaie omwenteling dat alle zaaken in de Bqrgcrlykc maatfcbappy van gedaante veranderd zyn, heeft men beginnen te begrypen, dat de wetten van betamelykheid in het ftuk van huwelyk wat meer plaats behoorden te. vinden; waarlyk eene verbetering van, zo veel aanbelang was allernopdzaakelykli en heilzaam voor, den algemeenen welvaart van den burgerftandl want behalven dat de gehuwde dames, zodra zy pas een paar maanden getrouwd waren, ,nog erger den baas over haare mannen fpeelden* dan ze in Holland gewoon zyn te doen, zo overfchreden zy in het ftuk van galanterie op zulk eene verregaande wyze de paaien der eerbaarheid, dat het niet ongewoon was een' favoriet - minnaar des morgens de chocolade,of kofFy voor het ledikant van,. ?en getrouwde vrouw te zien drinken, terwyl 0ndertusfehen haar' man. b.oodfchappen in de itaci ging doen; ja het werd, wat meer is, in de tyden der wellultigheid voor een fchandelyke onwelle., vendheid, ftrydig tegen de mpde van de groote wereld gehouden, wanneer een gehuwd man, uit een beweegoorzaak van jalouzy gedreevenj ondernam, over  ( 105 ) over een diergelyken ftap,zyne huisvrouw van los» handigheid te berispen: aan den anderen kant bedien» den de mannen zig desgelyks van zulke zindreelende voorrechten, om, zonder de minde geheimhouding, gekamerde maitresfen te onderhouden, ten einde daardoor op eene doordraaiende manier te doen blyken, dat zy inborelingen van den hoogdraavenden fmaak waren. Ik heb alle redenen omtegelooven ,klaas-Oom, dat foortgelyke landsgebruiken u alzo onbehaagelyk in uw Vaderland zouden voorgekomen zyn, als een zekeren Duit/dier, die met een jonge, ryke en bevallige Dame te Parys getrouwd was, welke, als by wyze van huwelykfche voorwaarden, mondling had bedongen,dat zy dagelyks van zeven minnaars*, by tourbeurten , zonder de minde hindernis^ zoude mogen bezocht worden ; maar zodra de trouwketen vad aaneen geklonken was, ontving de Duitjeher, buiten weeten van zyn galant vrouwtjen , den eerden minnaar, en bragt hem op een klein bovenvertrek, alwaar hy heimelyk opgefloten en vier-en-twintig uuren lang water en brood voorgezet werd, gelyk het zelfde onthaal vervolgends ook aan de andere zes bezoekers, ieder op hunne beurt, plaats had, waardoor hy buiten alle tegendribbelingen zig op een gemaklyke wyze van de ladige bezoeken van dit zevental ongenoodigde minnaars ontflagen vindende, voortaan zyn vrouw, geduurende den trouwdaat, tot haar'pligt bragt. Daar is my onlangs door een'Boekverkooper,dat een geedige en' vrolyke fnaak in een gezelfchap js, als hy de avond-uuren onder het drinken van G j een  ( 106 ) een glas rooden baai met een paar autheuren doorbrengt, voor een volzekere waarheid (want de man kan niet liegen,) het volgende geval, daartoe betrekkelyk, verhaald geworden. Mynheer sentimentalis, een jongman van deftige geboorte en opvoeding, die, om zo te fpreeken, meer verftand dan middelen bex.at, en die, gewoon zynde als een galant man te leeven , na den aart der meefte ParyJ'enaars, fortuin in het huwelyk zocht; wierp, als iemand die zyn wereld verftond, zyn anker van welfprekendheid uit by een jong weeuwtjen dat een aanmerkelyk capitaal bezat, en welke hy, door de kracht van zyn fluweele tong, met een onbedenkelyke gezwindheid tot een toeftemming van een tweeden trouwftaat wift overtehaalen. Geduurende de eerfte zes maanden dat de fpeelman nog op het dak zat, ging dit ingebeeld gelukkig huwelyk goed; maar toen vervolgends de bruifpnde driften aan weêrskanten een weinig bedaard waren, en de achter het fcherm fchuilende gebreken van zyne kwaadaartige echtgenoote zig naakt begonnen te vertoonen, veranderde de lufthof der huwelyksliefde, welhaaft in een woud van helfche tweedragt, dat is te zeggen dat de huisduivel in het midden kwam , en Mevrouw, naar de Franfche manier , gebruik willende maaken van haare vrouwlyke rechten, ondernam op een onbefcheiden wyzen wetten aan haar' gemaal voortefchryven , het geen zo verre liep dat zy haar' koetfier verbood geen rytuig buiten haar kennis intefpannen , alfchoon zulks door haaren man afzonderlyk bevolen werd: Mynheer sentimentalis , weinig gevlyd met een verbod hetwelk zyn manlyk gezach in minachting  C 107 ) ting by zyne dienftbodcti bragt, beiïoot, als een verftandig man, het geitadig huiskrakeel dat hem verdroot op een anderen boeg tewenden: ingevolge van dit overleg, beval hy op zyn beurt met een meefterachtigen toon aan zyn' koetfier en lyfknecht het rytuig in gereedheid te brengen, om die namiddag een tourtjen buiten de ftad te doen, na alvoorens aan Mevrouw zyne gemaalinne gevraagd te hebben of zy van de party wilde zyn j zulks door haar met fpitsvinnigheid afgeflagen zynde, werd zyn bevel vaardig volbragt, zonder dat hy zig bekreunde aan de fcheldwoorden, welken zy hem, by zyn vertrek, na het hoofd wierp: vervolgends liep de woordenftryd over dit geval, by zyn wederkomft, tusfehen hen beiden zo hoog, dat Mynheer sentiment al is, zyn geduld teneindeloopende, ten laatften zyn onbuigzaam vrouwtjen een vrindelyke echtfeheiding voorfloeg, onder voorwaarde, dat zy ieder een honderd twintig duizend Livres, waarin het aangehuwelykt Capitaal beftond, uit den gemeenen boedel zoude behouden, als mede dat zy in het bezit van alle de meubilen, en hy in die van de rytuigen en paarden, zoude blyven: deeze voorflag, met een fchampere taal geweigerd hebbende , werd zy op zyn bevel in haar flaapkamer opgefloten, aldaar van alles ryklyk verzorgd en door de dienftboden zorgvuldig opgepaft. Na, verloop dat haar die gedwongene eenzaamheid begon te verdrieten, liet zy den lyfknecht aan haar' gemaal vraagen , om na het middagmaal een mondgefprek met hem te houden — Zeg aan Mevrouw , zeide Mynheer sentimentalis, dat liet my nog niet gelegen komt, met haar te/pree, hen!.  C ïo8 ) ken! Dm wanneer door haar daarop nader werd aangedrongen, bewilligde hy al fchoorvoetende in haar verzoek ——• Hoe lang moet dit verdrietig Ieven nog duur en, vroeg zy ? zo lang als het u behaagt Mevrouw, beantwoordde hy koeltjes,zult altyd Meejieresfe van uwe huishoudelyke zaaken zyn, maar gy moet my Meejler van de mynen laaten; onder dit beding werd tusfchen dit paar gehuwde de vrede gelloten, waarop, alle de huisbedienden binnen geroepen zynde, sentimtalis het woord nam Hoort, zeide hy tot hen, de geene van u lieden welke voortaan myn gemaalin nietoogenbliklyk gehoorzaamt, ten opzichte van de bevelen die zy goedvinden mogt te geeven, zal ik rerflond wegjaagen,maar begryptondertusfchen,datik, als man en voogd gebiedende, altyd den voorrang hebben moet! federt deeze vredefluiting zegt men dat het huwelyk gelukkiger gevolgen gehad, en de echtgenooten in een volmaakte eendragt geleefd hebben. Laat ik n eens diyerteeren KLAAs-Oom, met het verhaal van een nieuwigheid die van Romen overgevlogen, onlangs te Parys plaats heeft gehad: twee fpotvogels ondernamen op een dag by helder weêr , om op de Nieuwebrug (Pont Neuf) in een potsfierlyk gewaad, de rol van p asqjjin en marforio te fpeelen, op den tyd dat zy wiften dat 'er een menigte Leden van de Nationaaie Vergadering na de vooritad van St. Germain moeiten pasfeeren; zie hier wat het hoofdonderwerp van hunne redewisfeling uitmaakte. pasquin. Wel marforio , is dat geenfraaje gedaante in 't Noorden? war-  ( i°9 ) MARFORio. Ja zekerlyk; duizenden fnydén malkander de keel af, zonder te weeten waarom. pasq. Hoe! is een Landfchap niet waardig om 'et om te vechten? marf. Neen; voor het bloed en de fchatten, welken daar door verlooren zyn gegaan, zou men gemaklyk een landfchap kunnen koopen en bevolken, dat tienmaal uitgeftrekter was. pasq:. Zyn de Forften dan blind omtrent hunne belangen ? marf. Niet zelden :zy plaatfen dewraakenftaatsrzucht en dwaasheid rondom den tempel der wysheid, die den ingang voor het gezond verftand en de voorzichtigheid bezwaarlyk maaken, pasq. Maar ei lieve! zeg my, hoe zulten wy ons in. 't Zuiden gedraagen! marf. Wy zullen ons gek houden, en dewyl onze gebuuren hunne huizen in brand geftoken hebben, pek in het vuur fmyten, om den voordgang van den brand te blusfchen. pasq. Maar moet men geenè etablisfementen aan jonge Vorften bezorgen1? marf. Buiten twyfel ,• daar toe is plaats genoeg jn America ; de Jefuiten zyn daar van daan t'huis gekomen, het is maar een verandering van zotten, pasq. Nog even fatiricq? maar zeg my eens, waar ziet gy de Engelfchen tegenwoordig voor,aan?, marf. Voor menfchen die het wezenlyke in ge- vasf  c "o ) vaar (lellen-, terwyl zy zig ophouden met na de fchaduwen te grypen. "pasq. De Brabanders hebben dan, buiten twyfel, een billyke zaak voor ? marf, Zouden-zy niet, zy hebben hun broek verlooren, en loopen gevaar van de billen 'er by te verliezen, pasq. Wat zullen de Spanjaarden gaan uitvoeren? marf. Hunne vingeren gaan branden,als zygeen goede maatregelen neemen, om den Britfchenhoog-moed, rakende het meefterfchap op de zee, te beteugelen. pasq. Waarmede houden de Duitfchers zig op? marf. Zy plunderen; als inwooners van onbewoonbaarelanden, het wrak van Europa. pasq. Wat zyn de Rusfen? marf. Staatkundige Grypvogels,ontwerpen fmeedende, om in troebel water te visfchen, en hunne nabuuren Landfchappen te ontroven. pasq. Maar a propos, ik zoude haaflFrankryk ver~ geeten hebben, wat dunkt u van die Natie? marf. Dat zy. tot verbazing van de gantfche wereld, van (laaven cot een vry volk gêraakt zyn, en 'tjuk der dwinglandy afgefchud hebben, tot een ies aan alle.heerfchzucbtige Potentaaten. PAsq. Wat is de Koning van Pruisfen ? Marf. Een Vorft &ïq Argus oogen heeft, enrondgrn zig op voordeel loert.- Ï>asq_,  C in > pasq. Wat is de Keizer ? marf. Voor deeze i een ronde O , maar tegenwoordig maakt hy de vyf-vocalen van het A,B,C, uit. pasq. Wat is de Koning van Zweden ? marf. Een Vorft die alle kaarten in de hand neemt, om troeven te krygen, waardoor hy het Krygsfpel winnen kan. pasq. Wat is de Koning van Denemarken? marf. Het beeld der gerechtigheid, houdende de balans van het Noorden in zyn hand. pasq. Wat is Zyn Heiligheid? marf. Een oud wyf, lettende op de koraalen Van haar paternofter, en zittende by het fpinne. wiel, haar' knecht na de oogen kykende. pacq. Waar houdt zig Portugal mede op? marf. Met zyne eigene zotheden, tot vermaak van gantsch Europa, te boekflaven. pasq. Wat moet'de Koning van Napels doen? marf. De kinderfchocnen wegwerpen en zig van de leibanden ontdoen, ten einde eens op zyn beurt, gelyk wyl en josephus DElIde,en freberik de gRoote, uit zyne eigene oogen te zien. pasq. Wat is de Koning van Sardiniën ? marf. Een kat die op een muis paft, om in oor* logstyden zyn geldkift te vullen.  pasq. Wat is Venetiën? marf. Schrandere Staatkundigen, en hoogmoedige Amtocraaten, die niets doen. pasq. Wat is Genua? marf. Een Dier, dat zyne eigene ingewanden vérfcheurt, en die zes Corfica's zouden opoffereö als 'er voordeel by te haaien viel. pasq.. Mat is de Republicq van Holland ? marf. Vriend van allen, maar meelt van zig zelve, dat is te zeggen, een Staatsbeduuring', die meer belooft-dan geeft, en meer doet danjzykam pasq. Wanneer zult gy eens ophouden fatiricq te zyn? Mars. Als de wereld wyzer wordt; als de Vorften hunne wezenlyke belangen hebben leeren Verdaan, endezelven behartigen; als de Staatkundigen wys en eerlyk worden, vóór dien tyd zal ik niet zwygen; door my nu riiet meer met uw vraagen. Holla daar! —KLAAs-Oom .' gy moet by de feiderement niet iniiaap vallen, als ik u voorloopig bericht, dat men eerddaags hier te landen een Vrouw lyke Rechtbank invoeren zal; een fchraal Authéur die voor drie Franfche Kfoonftukken, hongeren uord heeft, alfchoon hy geen twee fchellingen ryk is, 'heeft 'er my in de voorlaatde week een kreupel ontwerp van vertoond, maar tegenwoordig dat ik myn flaapmuts op heb, wil ik 'er niets van fchryven, de wereldkundigmaaking van dien, tot 'een nadere gelegenheid befpaarertde: ondertusfcben bekruipt my de lud, u een beknopt af- fchrifc  ( i»3 5 fchrift van een kluchtigen brief hier in te Iasfen, welke een zuinig Student, dat een van myne leerlingen inde danskunde was,aan zyn Oom en Voogd in de volgende bewoordingen gfchreeven heeft gehad: waarde oom.' Gy beklaagt u waarlyk ten onrechte, dat ik „ myn geld aan te veel noodelooze dingen befleed: ik breng de helft op verre na niet zoek, gelyk ,, andere Studenten doen, maar betracht in alle „ opzichten het huishoüdelyke, zó als UEd, uit de ,, hier bygaande Memorie van uitgaaf zult kunnen „ zien; doch hoe fpaarzaam ik het aanlegge, by „ fiot van rekening bevinde ik nog merkelyk te kort te komen; zonder dat ik my met dat al nog ,, zo doorluchtig kan doen uitmunten, als myne medebroeders doen, die den naam van braavé „ Studenten voeren: daar ik integendeel door de ,, wandeling voor een yzegrim, een pruilder, een fchr■aalhans, en een oorwurm word verileeten. „ Deeze eertytelsmy ten höogften verdrietig maa„ kende, kunt gy met uwe eigen oogen oordeelen, „ wat toevoer van geld my verder noodig zal wee„ zen, om myn ftaat, gesporte en fatzoen, alhier „ te kunnen mainteneeren. memorie van uitgaaf. Behalven het bedongenkoftgeld, wanneer eenige dronken Studenten, 'savonds by my ten eeten blyven, de fomma van ƒ 156:- :• Voor wyn, die ik op myn tourbeurt by de pbades en ferënades moet geeven . <» 430: -: Transp. ƒ jSo";-: IL deel. H Aan  C "4 ) Pr. Transp. ƒ j§6:-:Aan vier Saxifche Klingen, in 't jaar wanneer ik ter verdediging myner eere verpligt ben, den degen te trekken . * 34:-:- Voor 12 Conferten in 'tjaar, aan myn Kuis „ 2jo;-:- Aan vertrouwde lieden, voor het bezorgen myner minnebriefjes en billets doux, bekopende in het jaar . , Aan verfcheiden Poëten, Muzikanten, Kruiers en andere behulpzaame lieden in myn dienft hebbende, by moderatie . * 300: -: - Vwr footjens aan de meiden, daar ik te bezoek zynde, moet kalven . . * 104:-:- Aan overtollige boeken, om myn biblioteecq te vergrooten . „ j2j:-:- Voor /enige riemen poft-papier en verguld lak, tot minnebrieven . . * 63:-:- Aan de ratelwachts, die my t'huis brengen als ik befchonken ben . . * 93 Aanallerleiprefenten voor mynmaitresfen* 400:Voor glaazenïnjlaan , en andere baldadigheden by de nacht, ten weinigften gerekend op ... * 1200:-:Voor het huur en van mas-keraade klederen, zo in v aft en avond, als by andere gelegenheden . . * 200:-!Voor 52 paar dansfchoenen, in 't jaar * 18:-:Aan de meid uit myn quartier, voor 't laat wachten in de nacht en koffy kooken 0 52: - :* Voor allerhande flerke wateren, om de pyn in het hoofd. myne gewoone morgenkwaal te ver dryven , . „ ioö;.:._•- ƒ 4cjo:-:Aan  Tramp, ƒ 4050 ■" - .*- Aan een paar waarzegfters, die my de mooje Juffrouwen weeten aan te brengen, daar ik een avond meê kan Jlyten . * 75:':' Voor honderd kleinigheden, die geen naam hebben, en tot myne menu-plaifirs belmoren, na gisfing . . • * 35°:": - En eindelyk, aan den eene of ander magere broodwurm, {alias Autheur ,) voor het opmaaken van myne thema's, Responfives, en Academifche fchriften, om dat ik daarmede niyn hoofd niet kan breeken s 202 :-: - bedraagende eenjaarlyks montant ƒ 4677 : -: - „ Dit zy genoeg Myn waarde Oom, om u teover,, tuigen,dat ik onmogelyk alhier van een duizend „ Ducaaten beftaan kan, wanneer gy by deeze bovengemelde ceconome fomme eens gelieft te voegen , het geen ik jaarlyks aan Koft en Kleederen , Rytuigen, Dbcïor en Chirurgyn, Apothecar en andere dagelykfche ziekten en onkoften moet ,, fpandeeren, zo dat ik,my in de edelmoedige gedachten uwer voogdyfchap aanbeveelen kunnen\ de, u vezekeren kan, dat ik op deeze huishou" del'ykc voet zal bly ven voordvaaren, en my fteeds * noemen, met alle achting enz:" Wat ben ik blyde lieve KLAAs-Oom! dat ik u aangenaam verrasfen kan, door de toezegging vaneen echt ftuk, dat althans te Parys veel gerucht maakt, en denklyk in u geboorte land nog onbekend zal ZVn. Misfchien dat deeze leezenswaardige brief, gefchreeven door een welbekend gezant der Holland fche Patriotten, aan den Controleur der Finan: H 2 tiën  C H6 > tien van Frankryk, u beter gedachten nopens- de edelmoedige denkwyze en ongelukkige lotgevallen.» uwer ontweken en zig hier bevindende Landgenooten zal inboezemen : dat meeflerltuk van groothartigheid , het welke alle laage verdenkingen van de Nederlandiche Patriotten volftrekt den bodem inllaat, behelft de volgende opmerkenswaardige uitdrukkingen. myn heer! Daar de Heer hubert my den verbaazenden brief heeft, medegedeeld, welke het u behaagd heeft hem te zenden, vind ik my in de onvermydelyke verpligting van u myn gevoelen over dat ontwerp te doen weeten, omdat ik te wel overtuigd ben, dat dezelve voor het grootfte gedeelte my mede betreft ; ik. verzeker u tevens Mynheer, dat deze overlaft de Iaatfte zal zyn, die gy van my te wachten hebt. Vermits dezelve niet handelt over myne volmagt, welke reeds over lang al wettig is erkend, door Mynheer den Aartsbisfchop van Sens, den Graaf van Montmorin en den Graaf van St. Prieft, zoude ik zo veel te gewilliger, dit onderwerp onaangeroerd laaten, om dat de gevoelens van het Minirterie, ten aanzien van myn perfoon, my volmaakt onverfchiflig zyn zullen. Maar, het geen my byzonder aandoet, het geen my in het binnenfte van myn hart treft, is, de duidelyke verklaaring van de gevoelens van het Minifterie, omtrent ëen dapper en edelmoedig volk, omtrent de gevluchte Hollanders, welke men den beker der verrukking en verachting tot den droesfem toé doet ledig drinken. Ik bemerke, Mynheer, dat men deels den naam des Konings tracht te vermengen. met het onderdrukkend fyftetna, welke men omtrent de Hollanders volgt De  C 117) De Minifters maaken zig uit denzelven een achtbaar fchild, om zig zeker te ftellen, in de fchaduwe van deezen geheiligden naam, maar om deeze eeuwige uitvlucht af te fnyden, verklaar ik rond uit, dat het volftrekt onmogelyk is, dat die Vorft,zo zacrtaartig, zo rechtvaardig, zo weldadig , en met een zo menfchlievend charafter begaafd, de ontwerper zoude kunnen zyn van zodanige bevelen, of doortrokken kan zyn, van die grondregelen van een Turkfchen Vifter, met welke boven aangehaalde Brief, allerwegen doorzaaid is. Toen de Koning aan de gevluchte Hollanders, een fchuilplaats en onderftand verleende, zegt de brief: „ bewees hy hun een gunft, welke niemand recht had te vorderen; hy kan de/.elve intrekken na zyn welbehaagen:" is de Koning hun iets fchuldig?',, zekerlyk, Mynheer! is de Koning hun iets fchuldig? ja, zeer veel is hy hun fchuldig; want hy is de oorzaak van alle hun rampen; indien de plechtigfte verbintenis, de heiligde en dikwerf herhaalde belofte; indien het onverbreekelyk woord des Konings, die hunne zaak wel als zyn eigene heeft willen aanmerken, indien dit alles niets is, en men daar op geen ftaat kan maaken, zo heb ik ongelyk, en de Minifters hebben gelyk;maar,indien de eer, de rechtvaardigheid en de menschlykheid nog iets betekenen; indien men dezelve noch niet openlyk aan de voeten van het recht en de wetten wil vertrappen, indien men nog blooft om de myneei te wettigen, in het aanzien van het heelal; dan zal ik gelyk, en de Hollanders hunne zaak gewonnen hebben het Minifterie fchryft, de Hollanders aan te zien als een hoop bedelaars, aan welke men iets uit medelyden, eenige brokken voorzet, het welk men hun nog verwyt, en dat men grooten luft fchynt te hebben, hun te ontneemen neen, Mynheer! zodanigen zyn de gevluchte Hollanders niet, het zyn het eerlykfte, het dappsrfte gedeelte, van een weleer edelmoedig en vry H 3 volk,  C iis ) volk, 'en noch edelmoedig, hoewel verdrukt, aan 'da verfchrikkelykfte elende onderworpen, door valfche -hoop bedroogen, èn tot-overmaat van rampen, onder de bjheerfchmg van een Miniftcricel Despotisnuis gebragt. Betreffende dc ge.volraagtigden, Mynheer;. deeze zyn lieden, niet qm voor u bedreigingen tc. burgen ;'zy alle waren leden van de Souvcrainitcit, voor de noodlottige omwending, welke "het'Fr.infche Minifterio tod moeten voorkomen, en die tot op den huidigen fctag tot fchande van Frankryk (trekt, het is met hun cn huns gelyken, dat lodewyk XVI. gehandeld heeft, ais iem.md met zyn gelyke handelt; dat hy dez c verbintenis heeft geflooten, welke zo veel heeft beloofd, en weinig is vervuld: eeuwige dank zy toegebragt, aan den goeden deugdzaamen Monarch der Franfchen; hy is het niet, die ons zo lafhartig als trouwloos verhaten heeft; ik erken zyne. goede oogmerken, de fchoonheid van zyne ziel, de rechtvaardigheid van zyn hart, maar ik verklaar niet minder ernftig, dat deeze goede Koning, door zyne Minifters, onwaardlglyk is bedrogen, dat zyne godsdienft is verfchalkt, en dat, indien de Republiek niet door Frankryk herfteld wordt, het. ongeluk der Holland/die Patriotten ten eeuwigen dage een fmet zal zyn, in den roem der Regeering van lodewyk dek XVI. Ik denk alles gezegd te hebben, Mynheer! maar my drukt noch een klein artikel op her hart, 't welk ik de eer zal hebben, op dezelve vrymoedige wyze met u geheel te ontwikkelen. " Gy zegt, Mynheer, dat zodanige bezendingen nutloos zyn, en dat indien 'er klachten te doen zyn, men die een ieder voor zig zelven aan de Minifters kan doen: helaas, Mynheer! aan de Minifters, wie heeft ooit zo menigvuldig, en met zo veel aandoening, de ellende der ongelukkige Hollanders aan hun voorgedraagen, als ik; wie had ooit meer hoops op hunne rechtvaardigheid, of zo het  C "P ) het u meer behaagt, hun medelyden? en heb ik niet altyd vruchtelooze ftappen gedaan? ik beroep, Mynheer! my, op u zei ven, op Mynheer den Directeur Generaal, Dp den Graaf de montmorin , op den Graaf de st. friest, op Mynheer den Aardsbisfchop van sbns, die in dien tyd de eerfte en vermogende Minifter was: myn belluit is genomen ; de Minifters zullen door my niet meer laftig gevallen worden, de verveelende klachten der ongelukkige Hollanders zullen in hunne ooren niet meer weergalmen; hunne harten kunnen voortaan geflooten blyven, voor de rechtvaardigheid en het ongeluk maar ook de befcherm-engel van Frankryk] heeft de denkbeelden van vryheid, van rechtvaardigheid en deugd doen ontdaan 'er beftaat een achtbaare vierfchaar , daar deeze geheiligde naamen nog geëerbiedigd worden, en daar is het waar wy kunnen hoopen gehoord te worden, Zie daar de denkwyze van een waar Hollandfch Patriot, die zo veel te vrymoediger kan fpreeken, daar hy het geluk heeft van zich te kunnen onttrekken van den byftand, welke men zyne ongelukkige Landgenooten tot zo duuren prys doet koopen. Eindelyk, Mynheer! ik weet niet, of het der Ministeriaale wraakzucht nog tegenwoordig zal kunnen gelukken my te ftraffen, omdat ik de waarheid heb durven zeggen; ik weet niet, of de Iaatfte ftuiptrekkingen van deezen zieltoogenden Colosfus, gevaarlyk voor my zullen kunnen worden, maar dit weetik, dat het my nimmer berouwen zal, alles aan eer en piigt te hebben opgeofferd. Jk heb, de eer, zeer volmaakt te zyn enz. (was getekend) van h o e y. Gevolmagtigde van de Hollandfdhs Patriotten. H 4 De  ( 120 ) De fchraale Noprdooften winden verftyven my half van koude, en noodzaaken my deeze Correspondentielettercn fchielyk te befluiten, vermits ik overmorgen met de poft naar Smirna aan myn ouden vriend Spirau Karemouchi fchryven moet, en derhaiven verblyye ik , na my in uwe gunftige aandenking en die van Uwe beminnelyke Dochter aanbevoolen te hebben , met een pnverbreekelyke (.oegencgenheid enz. VIII. spirau karemouchi! Ik moet gebruik maaken van de gelegenheid der eerfte poft na Smirna, om u zonder veel omftag van woorden kennis te geeven, dat ik op de aanrading van verfcheiden gediftiugeerde perfoonen fchielyk uit Parys vertrokken ben", om de voltrokken verkiezing, en de daar pp gevolgde krooning van leopold den II. als Keizer van hetRoomfcheRyk, in perfoon by te woonen; de befchouwing van alle deeze ftaatige plechtigheden, welke doorgaands in diergelyke Keizerlyke verkiezingen plaats hebben , is dubbel waardig dat ik 'er eene wydioopige befchryving van opgeeve," zodanig,' als 'het zelve by myn verblyf te Frankfort zig toegedraagen heeft gehad, en dat gevolglyk in het netelig tydsgewricht, waar in zig de meefte Staaten van Europa bevinden, uw' oplettenheid verdienen zal: ondertusfchen kan ik niet voorbygaan, hier ter loops aan te merken, dat  ( 121 ) dat deeze ondernomen reistocht, na deeze zetelplaats van het verkooren opperhoofd der Roomfche Monarchie,my geen windeieren gelegd heeft,en ik meen uw manier van denken al te wel te kennen, om een oogenblik te twyfelen dat gy my misgunnen zulta een winft van meer dan drie duizend Franfche Kroonen, welke ik geduurende myn verblyf in deezebe. roemde ftad, zo met gemaskerde bals, danspartyën, als andere foorten van vrolyke zamenkomften, in hoedanigheid van Dansmeefter behaald heb; maar om uw geduld niet langer op depynbanktehouden s zal ik dicmaal regelrecht toetreèden, tot de ontknooping van alle de zonderlinge ceremoniën, die met de Keizcrlyke verkiezing gepaard zyn gegaan. De verkiezing des Buitjehen Keizers of des Roomfcken Konings, benevens de daar op volgende Krooning en zalving, gefchiedde weleer in de Ryksftad Aken, fomtyds ook in andere Ryksfteeden, voornaamlyk te Keulen, Regensburg en Augsburg; doch thans gefchied zy altyd te Frankfort aan den Main, meteen geheel ongewoonepracht en onder gantfeh byzondere plechtighedenAls de Keizer oveiieedcn is, dan meldt de Keurvorft van Mentz, in qualiteit als Ryks - Canfelier cn Dire&eur van het Collegie der Keurvorften, zyn dood aan het geheele Ryk, en bepaalt tevens den dag der verkiezing van een nieuwen Keizer; welke dag, ingevolge van een uitdruklyk voorfchrift der Gouden Bulle, niet boven de drie maanden uitgefteld mag worden. Ter voltrekking deezer verkiezing, komende gezamentlyke Keurvorften, of in eigen nerfoon, of door Gezanten, in Frankfort by H 5 cl"  C 122 ) elkander. Deeze Gezanten, waar van ieder principaal 'er gewoonlyk twee of drie zend, reprefenteeren volkomen de hooge Perfoonen der Keurvorften. Van de wereldlyke Keurvorften, komt 'er zelden één, in eigen perfoon, doch de drie geeftJyken komen telkens zeiven, door dien hunne plechtige bezigheden niet voeglyk toelaaten, iemand in hunne plaats te zenden. J3ehalven de gevomachtigden der Keurvorften, komen 'er ook Gezanten der overige Ryks-Vorften, Graven , Heeren en RyksSteeden. Indien eenig Monarch of een vrvën ftaat, byzondere redenen heeft, om zig met het' werk der verkiezing te bemoejen, zend ook deeze zvne Gezanten. Met de aankomft der vreemde Gezanten, verwagt men tevens van Nurenburg en Aken, de Ryks-Infignien, (zynde de Scepter, het Zwaard, de Appel &c.) welke koftbaarheden nooit anders als by de verkiezing van een Keizer gebruikt worden. Die Heeren, welke dezelve overbrengen, voeren den naam van het Kroonsgezantfchap, en hun wordt in confideratie van den fchat die zy by zig hebben, en waar toe altyd een eigen koftbaren wagen vervaardigd word,in die landen van 't Duitfche Ryk, waar zy doorreizen , eene byzondere eere aangedaan. Daar toe behoort by voorbeeld, dat zy in de ftad die zy pasfeeren, door het gelui der klokken gerecipieerd worden , dat men hun van het een tot het ander Gebied, eene Eere-Garde geeft, &c. Zo dra de Keurvorften en hunne Gezanten verfcheenen zyn, wordt hun door den Keurvorft van Mentz, den dag bepaald, waar op de voorafgaande verhandelingen over de verkiezing van den Keizer he-  C 123 ) beginnen zullen. Deeze deliberatien gefchieden op het ftadhuis, der Romer (Romein) genaamd, in -een altyd daar toe beftemde Kamer. Het te verbiezen Ryks-Opperhoofd moet i 1. Van het manlyk gcflacht zyn; want uit krachte van oude herkomen, is de Roomjche en DuitJche Keizerskroon alleenlyk voor Prinfen , maar niet zo als Rusland, Engeland, Portugal, Zwee.. den &c.,.ook yoor Princesfen beftemd. 2. Moet den Keizer zyn een gebooren Buitjeher. 3. Van hoogen AdeL 4. Een wer'eldlyk Heer. 5. Van de Chriftelyke Religie. En ten <5. Meetderjaarig. Op den dag voor de verkiezing , moet de gantfche Magiftraat van Frankfort, de Burgery en het Guarnifoen dier ftad, aan de vergaderde Keurvor ften, deu eed van huldiging zweeren, om aan ta toonen, dat de Stad, geduurende den tyd der verkiezing, het Keurvorftlyk Collegie als haaren Souverain erkent. Tevens moeten op het bevel der -Keurvorften, alle vreemdelingen, die zich in Frankfort bevinden, van wat rang, ftand, naam of geil acht zy ook zyn, zich uit de Stad begeven, tot na de volbragte verkiezing. Onder deeze vreemdelingen, worden niet Hechts particuliere perfoonen verftaan, maav de buitenlandfche Kóninglyke, Pauslykc, Ryksvorftlyke, Ryksgraaflyke en Ryksftadfche gezanten , behooren 'er mede toe. Het oogmerk daar van is, dat niet fomtyds een deivreemde Heeren, die dikwyls een groot cn magtig gevolg by zig hebben , zig tegen de verkiezing verzetten en wanorde verwekken mogte. Uit dien  C 124 ) dien zelfde hoofde, moeten ook des avonds na dat ,4e verwydering der vreemdelingen plaats gehad heeft, de poorten der Stad Frankfort gefloten en de fleutels daar van in het Paleis van denKeurvorft yan Mentz gebragt worden. Dan, naauwlyks js het werk der verkiezing gefchied, of de gezamenlyke .vreemdelingen, worden met de hun toekomende eer weder ontfangen, op dat zy by de plechtige krooning van den nieuw verkoren Keizer, aanwezig kunnen zyn. Als alle vreemden de Stad verlaten hebben, worden 'er menigerlei verordeningen bekendgemaakt, die de noodige ruft by het werk der verkiezing ten onderwerp hebben. Daar toe behoort, by voorbeeld, dat 'er op deezen dag geen wyn nog fterken drank getapt worde, en dus niemand gelegenheid krygt, door den drank onbekwaam te geraaken en wanorde te beginnen; dat zig geen jood in de ftad mag laaten zien, enz. Ten dage der verkiezinge zelf, worden met het aanbreeken van den dag, alle de itraaten der ftad, en voornaamlyk die geenen, waar door de Keurvorften en verkiezings-gezanten ryden, fterk met foldaaten bezet,.en met het liaan van 8 uuren, des morgens, kondigt het gelui van alle de klokken der ftad de tyding aan, dat thans de gezaraentlyke verkiezers zig uit hunne wooningen naar het Stadhuis begeeven,en aldaar hunKeurkleederen of hetkeurhabyt aan moeten doen. Dit Ornaat beftaat in een Jangen rooden mantel, die om den hals en vanvoorenafwaards tot op de voeten, insgelyks aan het einde der mouwen, met hermelyn opgeflagen, en by de geeftlyke Keurvorften van fcharlaken, doch  (fa*) doch by de wereldlyke, van carmoifyn rood fiV weelis; en in eene muts van dezelfde ftoffe en uitmonftering, die nochtans by de eerftgemelden vierkant, maar by de laaftgenoemden rond is. In dit plechtig gewaad begeven zy zig,- onder het beftendig gelui der klokken, na de Kerk van St. Bar' tholomeus, in de navolgende folemneele orde: ï. De Ryks-Fourier. II. De Lakeien der Keurvorften en verkiezingsGevolmagtigden. III. De Pages derzelven met hunnen Hofmeester. , IV. Hunne Notarisfen, Secretarisfen en Raaden. V. De Hof- en Gezantsfchaps - Kavalier, —— en eindeyk VI. De Keurvorften en verkiezings-Gevolmagtigden, rydende naar hunnen ouderdom, zo dat de Gezanten van de Keurvorften, die dè Keurvorftlyke waardigheid het laatft bekomen hebben,voor' aan ryden, en de overige aldus in rang volgen. Van de perfonen der Keurvorften, die werklyk in den trein tegenwoordig zyn , komt eerft hun Opper-Hofmarfchalk met het zwaard in de fchede, echter zo, dat de punt daar van naar boven gekeerd is; waar by voor den Keurvorft van Saxen, als Ryks - Romer - Marfchalk, nog een byzonder zwaard gedragen wordt. Deeze trein word ter wederzyden en agter door Lyf-Guardes der Keurvorften gedekt. Aan den ingang der kerk worden de hooge Verkiezers door een Bisfchop en verfcheidere andere Geestlyken gerecipieerd, en in het choor der Kerk geleid, waar de Roomsch-Xatholyke Keurvorften ter-  C I20~ ) terftond plaats nemen tegens over het Altaar onder roode verhemelzels, en de Euangelifche zo lange biyven ftaan als de misfe duurt. Na dat deeze geëindigd is, ve*eenigen zig de wederzvdfcheHeeren weder aati het altaar, en Keur-Mxtz roept de Verkiezers op, tot het doen van den gebruiklyken verkiezings-eed. Als dezelve afgelegd is, gaan zy gezamenlyk in de verkiezings kamer, om aldaar hun gewigtig werk te voltoojen. Terftond na den Intreê, wordt de deur door den evengemeldenRyksMarfehalk, (zynde thans de Graaf van Pappenheim, die dit artit van den Keurvorft van Saxen in leen heeft,) gefloten, en door den Ryks-Erfdeurwaarder, (zynde altoos een Graaf van Werther,) met een lange ftaf in de hand, zo lang bewaakt als de verkiezing duurt. In deeze Kamer treed Keur-Mentz weder op, om de Hemmen te verzamelen en geeft eindelyk de zyne, en hy op wien als dan de meefte Hemmen gevallen zyn, is keizer, de verkiezing van zyn perfoon tot die hooge waardigheid, word hem door een Ryksvorft bekend gemaakt, het welk by de verkiezing van leopold den II. Na alvo-' rens dat de Graaf van F'appenheim, den Erf-Marfchalkvan het Ryk, met twee Couriers den eerften October vertrok nat Se-ngbingx om dat aangenaame nieuws aan zyne Keizeriyke Majefteit, welke dien zelfden dag aldaar was aangekomen, over te brengen. Deeze deputatie is bekleed geworden, by den Keurvorft van Keulen, die insgelyks na AsJ"chesj"enbetg vertrokken is, en derwaards gevolgd wierd, door den Keurvorft van Mentz en Trier; ook heeft zig Prins carel van Mecklenburg, voorgereeden door 30 Poftellons, derwaards begeven , om aan, , den  C "7 ) den nieuwen Keizer het Ryks-deploma, van het Keurvorftelyke Collegie aan te bieden. By de verkiezing van den tegenwoordigen Keizer, ten gelyken tyde dat deeze bekendmaaking gedaan is, wierden 'er honderd {tukken kanon geloft. Na dat hy de bekendmaaking ontvangen heeft,* doet hy een plechtige Intrede in de ftad, om de krooning en zalving te ontfangen. Het welke aan leopold den II. op den 9 October 1790. is gefchied. Vermits'er den verkoorenen en ook zelfs het Ryk by uitftek veel aan geleegen is, dat deeze plechtige verrichting fpoedig gefchiede, zo wordt aan het nieuw Opperhoofd, zo dra het mooglyk zy, de verkiezings capitulatie voorgelegd, die bevoorens door de Keurvorften vervaardigd is, op dat hy die bezweere en eigenhandig ondertekene. Deeze capitulatie behelst de conditiën door de Keurvorften gemaakt, waar op de verkoorene het vrye Duitfche Ryk regeeren moet, en is, na de zogenoemde Gouden. Bulle, de eerfte Ryks-Grondwet. Naar deeze plechtigheid bepaalt de verkoorne den dag zyner Krooning zelf. Deeze dag is eenig in zyn foort; want niets in de wereld kan met de plechtigheid van denzelven vergeleeken worden. Het geen ten dage der krooning het eerft de opmerkzaamheid der aanfchouweren tot zig trekt, zyn de Rykskleinodiën, die men van Narenburg en Aken gehaald heeft; wtent zy worden Hechts op deezen dag en anders nooit gebruikt. Eenige derzelven zyn by de behandeling der krooning wezenlyk nodig, als werklyke zinnebeelden en tekenen der Kei-  c i28 i fcefeerlyice waardigheid, endragen deswe^efts d*i naam van Ryks ■ Infigniën; anderen zyn alleenlyk koftbaarheden, waardig om bezien te worden. De Ryks-Infigniën worden in de groote, thans Protcitantfche ftad Nurenburg bewaard, en zyn deezex ■A. DeKeizerlyke Kroon, van louter goud, weegende 14 pond , boven over een fchedel me? een ring en voor over het voorhoofd-; met een kruis voorzien: zy bcftaat uit 8 velden of afdeelingen, die alle met veele, doch ongéfleepeq diamanten bezet zyn. B. De Scepter, van boven in de gedaante van eenaker met 6 bladen, waar van 'er 3 opwaards ftaan en 3 hangen; dezelve is eigenlyk van zilver, doch was weleer fterk verguld; maar hes verguizei is 'er thans veel van afgegaan. C. De Ryksappel, zynde een gouden kogel of kloot, die 3 mark en 1 loot weegt, en zo groot is, dat zy een volwasfen mans hand vult; rondsom denzelven gaan 3 gouden reepen of ftreepen j en boven op ftaat zulk een kruis, als op de Keizerskroon. De bovengemelde Ryksappel was eertyds het zinnebeeld der Heerfchappy over den geheelen wereldkloot, (Signum imperii Orbistcrrarum,) vermits de beroemde Natie der Romeü nen, werkiyk over de meefte Ryken der toenmaals bekende wereld heerfchte. D. De Sabel van Karei den Grooten, waarop de woorden ftaan, CHRIS 1US VINCIT, REGNAT, IMPERAT. dat is CHRSTUS ZEGEVIERT, REGEERT, HEERSCHT. Op de eene zyde van den Sabelknop is het beeld van  C 1*9 ) van een enkelden arend, en op den anderen kant de figuur van een' leeuw met twee ftaarten te zien. , E, De eigenlyke Keizerlyke kleeding, die ten dee'le nog van Carel den Grooten herkomftig is. De ftukken waar uit dit Ornaat beftaat, zyn de navolgende: a. Een lange tabbaard van zyden,met goud doorwerkt, rvk met goud en edele geileenten bezet. b. Een naa'uwe Rok (Dalmatica genaamd,) die de - verkorene onder den evengemelden mantel of tabbaard draagt. c. Een klein zyden gewaad, (Alba geheeten ,) 't welk den Keizer over den mantel heen gehangen wordt. Het is een effectief miskleed, vermits de Keizer teffens Canunnik is van de Maria's ftiftskerk te Aken, en des in zekeren zin een Geeftlyken. d. De Stola, zynde een lange riem van eenige vingeren breed, die, over des Keizers fchouderen heen, van vooren afwaards hangt. e. De Keizerlyke ringen, die den nieuwverkooren aan de vingeren geitooken worden. ƒ. De handfchoenen en fchoenen van Keizer Karel den Grooten. Deeze en eenige andere optooifels uit de oudheid, heeten te zaamen : Thunica, Alba, Pluviale, Stola, Zona, Chirothecce en Sandalia. Door dien Keizer ka rel de groote werklyk van ilatuur een zeer froot en fterk man geweeft is, en des deeze dingen niet ieder zyner navolgeren van pasfe zyn., zo worden zy zulks den nieuwverkooren daags te voren aangetoogen en vermaakt. DesniettegenTT T ftaan- r II DEEL. 1  C 130 ) ftaandc blyft deeze geheele kleedirig rriet de krooti van 14 pond zwaarte, een werklyken laft voor het hoofd en de fchouderen des nieuwen Keizers,maar voor het juichend Volk, is het aanfchouwen deezer anticque pracht, eene vrolyke verrukking. De zogenaamde Reliquen zyn deezen; J. Een ftuk van de Kribbe, waarin de Heiland J. C. by zyne geboorte gelegd werd. 2. Een gedeelte van een keten, waar aan Paulus en Johanncs in de gevangenis geboeid waren' 3. Een ftuk van het tafelkleed, waar op Chriftus met zyne Discipelen het avondmaal gehouden heeft. 4- Een gedeelte van den fchorteldoek of het voorfchoot, dat de Heiland by de voetwasfching zyner Discipelen gebruikt heeft. 5. Een tand van Johannes den Dooper, benevens een ftuk van deszelfs rok. 6. Eenige doornen uit de doornekroon van den Zaligmaaker. 7. Het yzer van de fpeer, waarmede 's Heilands zyde doorftoken werd. 8. Een ftuk van Chriftus kruis, o. Een arm van de heilige Anna. 10. Een degen van den heiligen Mauritius. Deeze Ryksheiligdommen bevinden zig, zo als de gemelde Ryks-Inftgnien, f>is zy niet gebruikt worden ,} insgelyks in Nürnberg, alwaar zy in de H. Geeftkerk te.vinden zyn; doch de natemeldene vier, worden in de Ryksftad Aken bewaard, als: 11. De Sabel waarmede Petrus het oor van'Malchus afhieuw. 12. Een dolk en gordel van Keizer karel den groo-  ( I3i O ï-3. Een doös.met aarden, waarop■ het,bloed van de H. Stephanus. gedroomd heeft. En 34. Het Euangelieboek met goudene letteren. Deeze kleinodiën worden,behalven het zwaard van den H.Mauritius, gelyk reeds gezegd is, niet gebruikt, maar alleen getoond;, dan.het evengemelde zwaard, is, zo wel als-de Infigniën, op den Krooningsdag no.odig; want men draagt het by de plechtige togt of train., die van den Römer na de Bartholomeuskerk gehouden wordt, vóór den Kei- Indien bevorens, op den dag der verkiezing, de ftad gefloten was, zo is zy thans op deezen plech: tigen dag, waar op het Opperhoofd der Duitfche Natie de Kroon verkrygt, uit hanüen van agi na ren van Koninglyken rang, open , en de vreemdelingen komen by duizenden ter poorten in. Des morgens om 8 uuren maaken alle klokken m de "roote ftad Frankfort den Inwooneren het begin derÖplechtigheid bekend , en de Burger-compagniën gaan op hunne póften. Teffens begeeyen zig drie Geeftlyke Keurvorften, zynde van Mentz, Trier en Keulen, in hun gewoonlyk keurhabit en met hun geheelen Hofftoet, onder begeleiding van veele Bisfchoppcn, Abten en geeftlyke helpers, naar de Bartholomeuskerk, om 'er den nieuwen Keizer te recipieeren; doch de wereldlyke Keurvorften of hunne Gevolmagtigden,de eerftgemelden insgelyks inKeurmantels, en de iaatftgenoemden in duitfche Statiekleeding, begeleid van hun gevolg, in gala, begeeven zig riaar den Römer, alwaar de nieuwverkooren zig ook bevindt, om in gezelfchap der voornaamfte Heeren van den grooten Duitjehen Staat, 2 2 den  C 132 ) den gewtgtigen togt tot de krooning te beginnen. By de uitkomft van den train uit het Paleis, worden ico flikken kanon, die op de wallen der Stad ftaan, driemaal losgebrand; alle klokken laaten zig hooren, en van alle toorens klinkt het gefchal der trompetten en pauken, en ontelbaare ftemmen,in deftraaten, Vengftcren, en op de daken der huizen, juichen; en zo wordt dan aan het gantfch omliggend diftricï bekend, dat thans de grootfte Heer der Duit/eken, en in begeleiding van veele honderden andere duiiehe Grooten, den tocht ter verkryging der Kroon begint. Deeze groote, prachtige, majeftueufe train of ftaatfie, gefchiedt in de navolgende orde: ï. De Ryks Provooft met den ftaf in de hand en de Ryks-Fouriers. II. Twee trauwanten. i II. De Keur - Brunswykfche Fourier, met de lakeien tot dit gezantfehap behoorende. De KevrÊr andenburg fche Fourier, en de hierby behoorende lakeien. IV. De Keur-Brandenburgfche Fouriers en lakeien van alle de overige Keurvorften, volgends ieders rang, V. De Keizerlyke livreibedienden. VI. De Ksar Brunswykfche pages. VII. De Pages der overige Keurvorften. VIIÏ. De Keizerlyke Hof-Marfchalk. IX. De Keur-Mentzifche, Keur-Trierfche en Keur'feulfche Hof -Marfchalken: gezamentlyk met den Staf. X. De Keizerlyke, Keurvorftlyke en Gezantfehap j-Raaden, Legations-Secretarisfen, Kavaliers cnKamerheeren, met ongedekten hoofde en te voet. XL  C 133 ) XI. DeRyks-Graaven, ook met ongcdekten hoofde en te voet. XII. De Ryks-Vorften, insgelyks met ongedek- ten hoofde en te voet. XIII. De Keizerlyke Trompetters en Paukers te paard. XIV. De Keizerlyke Herauten te paard, XV. De Gezanten of Gevolmagtigden ter verkiezing, van de wereldlyke Keurvorften , te paard. XVI. 'De Ryks-Amtenaars, met de hiertoe behoorendc Infignien, als: 1. — DeRyks-Erf Trutruchefs met den Ryksap¬ pel. 2. — De Ryks-Erf Kameraar, met den Scepter. 3! — De Ryks-Erf Schatmeefter, met deKroon. 4. — De Ryks-Erf Schenker, en 5. — De Ryks-Erf Maarfchalk,met het zwaard van St. mauritids. XVII- De Keizer in zyn huislyke kleeding, echter met de Kroon op het hoofd en te paard, onder een verhemelfel, dat door een der oudften uk de Magiftraat van Frankfort gedraagen wordt, in de begeleiding van zyn' Opper-Hofmeefter, Op per-Stalmeefter, Capitein der Hatfchiers en Trauwanten, beneevens de Hatfchiers of HelbardiersGuarde aan beide zyden, te voet en met ongedekten hoofde. By den ingang der kerke, ftaan de drie Geeftlyke Keurvorften • die van Mentz, diede zalving vcrr,i<, in zyn Aarts Bisfchoplyk Pontificaal, doch de overige twee in Choorrokken. Deeze drie AartsBisfchoppen en de bevorensgemelde Bisfchoppen , Abten enz. recipieeren den Keizer,en leiden hem j 2 naar  naar zyn prachtige zitplaats; waar na alk de overige Leden van den train, hunne plaatfen insgegelyks occupeer en. Na het plechtig zingen der Litany, begeeft zig de Keurvorft vanMentz, meq zyn Bisfchops-Staf, van zyne zitplaats naar het Altaar, met het gezigt naar den Keizer toe, docc een gebed en zegent hem in. Terwyl hy het Kruis tegen hem maakt, heft de Capel aan;' Domine exaudi nos. (Heeref verhoor ons!) Hier op worden aan den Keizer eenige vraagen gedaan, die hy beantwoordt, en dan zweert hy den Regenten-Eed. Na deeze Ceremonie gefchiedt de zalving, waar^ toe de Keurvorft van Brandenburg, Ryks-Aarts-Kameraar, de benoodigde dingen bezorgt; maar de zalving zelve, wordt door den Aarts-Bisfchop van Mentz verrigt Na dat naamlyk de Aarts-Kameraar den Keizer, de klèeding tot op het Veft afgedaan heeft,zo treedt de Aarts-Bisfchop toe met de ZalfÖly in de hand, en heft deeze woorden aan; Fax tibi, (Vreedë zy met ü,) waar op de Capel antwoordt : Et cum Spiritu tuo. (En met uwen Geeft.)* En als dan zalft hy den verkoorenen'zevenmaal:, en wel A. —> Op den fchedel des hoofds, B. — Op de borft. C. — Op den nek. D. —- Op de fchouderen. E. — Op de armen. F. — Op de" eileboogen. En G. — Op de vlakke hand. Waar by dè Aarts-Bisfchop de woorden fpreekt: Vivat Rex inmternum^ (De Koning leeve in eeuwigheid.) Het onderkleed des Keizers is zo gemaakt , dat  ( 135 5 dat men gemaklyk by de voorgemelde ligchaamsleden komen kan. ' Na deeze plechtige zalving, volgt de folemneele. Krooning, die door Keur-Mentz, echter onder adfiftentie der beide andere Geeftlyke Keurvorften, verrigt wordt. Na dat de gezalfde in het conclave getreeden is, alwaar hem de voorgemelde kleederen van Keizer karei, dfn crooten aangedaan worden, verfchynt hy in deezé Keizerlyke kleeding, weder voor het altaar. Hier wordt hem het zwaard van Keizer karel den grooten op zyde gegord, den ring aan den vinger geftoken. den Ryks-Appel in de hand gegeven en de kroon opgezet. In deeze pracht doet hy nogmaals een eedén ontvangt het Heilig Avondmaal, ten teken dat. hy thans voor den Koning aller Koningen ïftaat. Het afneemen der kroon, wordt door den Keurvorft van Trier verrigt, het weder opzetten derzelve gefchiedt door Keur-Keulen, doch het houden daar van, geduurende de Communie, is een Ampt van den Ryks-Erf Schatmeefter. Na het genot van het H. Avondmaal, wordt aan den Keizer de kroon weder opgezet, op dat hy in dezelve de eerfte handeling als Keizer verrichten zoude, dewelke in eenen ridderflag beflaat. Ten deezen einde beklimt de Keizer, onder het gezang van het Te Deun Uudamus, (of, Beere God! Ulooven wy!) den Keizerlyken troon, die in de kerk vervaardigd is. Ridders'knielen voor hem neder, en de Keizer raakt hunne rechterfchouderen aan met het bloote zwaard. Na deeze handeling gefchiedt de plechtige terugtocht, uit de kerk naar den Römer. Hier by adfifteeren de geeftlyke Keurvorften thans insgelyks, I 4 en  c 130 en hy, die ten Ryks-Opperhoofd gezalfd is, vertoont zig nu in zyne Keizerlyke pracht, met de kleeding van Keizer kakel den grooten, doch gaat ditmaal te voet. Op dat deeze tocht recht bekwaam en voeglyk zoude kunnen gefchieden, zo is de geheele weg, van de kerk af tot aan den Römer toe, met een houten vloer belegd, en deeze overdekt, met wit. geel en zwartlaken. Dit laken wordt, met de planken, naderhand aan het volk prys gegeeven. Op den Römer geniet de Keizer het plechtig krooningsmaal. Hier by is weder een ceremonieel dat zyns gelyke niet heeft. De Keurvorften hebben behalven het recht om den Keizer re verkiezen, ieuer ook nog een byzonder Aarts-Ampt, hun van overoude tyden af door het Ryk opgedraagen, en deeze Aarts-knipten worden thans verrigt, nu de Keizer zynen eerften maaltyd als Keizer houdt. By deezen maaltyd is het oogmerk niet zo zeer om fpyze en dranK te genieten, als veeleer om den volke de Keizerlyke pracht en majefteit en de hooge waardigheid der Keurvorften te doen zien. Aizo het Opperhoofd der Duitfchen in Europa niemand zig gelyk heeft, zo mag ook by den eerften maaltyd des Keizers, niemand als eigenlyke gast met hem fpyzen, zelfs zyne Gemalin niet, en deeze ceremoniën by dit krooningsmaal, zyn van oudsher zo goedgevonden, opdat deeze plechtigheid eene geheel byzondere pracht verkrygen zoude. De fpyzen worden door Ryks - Graaven opgedraagen , derhalven is de tafel des Keizers zes treden van de aarde verhoogd; maar de tafel der Keizerin, indien zy anders aanwezig is, drie treden  C i37 ) den laager: wyders ftaan 'er in de nabyheid deezer tafelen, nog zo veele afzonderlyke en nog lagere, als 'er Keurvorften tegenwoordig zyn; ook is 'er op een nog grooter afftand, voor de overige RyksVorften gedekt, en de gezamenlyke Ryks-Standen fpyzen in de naaftby zynde Kameren. Alvoorens echter deeze plechtige maaltyd gefchiedt, verrichten de Keurvorften hunne Ryks-Ampten, in de navolgende orde: I. De Keur-Bohemen , als Ryks Aarts-Schenker , beklimt een prachtig opgetooid paard, en rydt met een zilveren of chriftallen beker in de hand, na eene daar toe gereed gemaakte fontein, waaruit roode en witte wyn ontfpringt, vult den beker daar mede en rydt weder terug. — Terftond wordt de fontein overgelaaten of gegeeven aan het volk, dat met kannen, potten en glaazen aanfpoedt, om iets van deezen koftbaaren wyn te krygen, en op de gezondheid des Keizers daar van te drinken. De evengemelde wyn in den beker, moeft wel eigenlyk op de Keizerlyke tafel gebragt worden; doch dit gefchiedt niet'altoos, maar de Ryks-AartsSchenker, heeft zyn amt bereids verrigt, als hy den wyn haalt. —Het paard, het getuig daar van en den beker, geworden hem dan als een gefchenk voor deeze verrigting. II. Beklimt Keur • Paltz, in plaatze van weleer Keur - Beyeren , insgelyks een prachtig opgetuigd paard, en ryt als Ryks-Aarts ■ Truchesf, met vier zilveren fchotelen in de hand, na eene gaarkeuken van planken opgeïlagen , alwaar een geheele os gebraden is; laat zig aldaar een ftuk van denzelven op de fchotelen geven en rydt insgelyks te rug. De os  C 138 > '&s wordt als dan, benevens de gaai-keuken en keü> kengereedfchappen, aan het volk prys gegeeven maar het paard, het getuig en fchotel's, komenden Aards-Truchesf toe. III. Keur-Saxen, ais Ryks-Aarts-Marfchalk, beklimt nu een ander paard, met een zilveren maat en een zilveren afftrykplank in de hand, rydt in een opgefchudden hoop havers, vult de maat met haver , ftrykt die met den ftrykplank af en keert met de maat te rug. De hoop of berg van haver wordt aan het volk prys gegeeven. IV. Nu komt de beurt aan Keur-Br andenburg, als Ryks-Aarts-Kameraar. Deeze beklimt het paard, met een zilver wafchbekken voorzien zynde, rydt naar een bron, vult het bekken met water en komt daar mede te rug. V. Eindelyk verrigt Keur - Brunswyk , als RyksAarts-Schatmeefter zyn plechtig ampt, rydende met eene zyden beurs, vol van gouden en zilverenkrooningsmunten in het ronde, en Itrooit dezelve vóór en na onder het vergaderde volk, en komt alsdan weder te rug. Op deeze wyze hebben alsdan de Duitfche Keurvorften, op deezen merkwaardigen dag, eerst hun recht als Keurheeren van-den Keizer, vervolgends hun ampt als Aarts-Beampten van het Duitfche Ryk afgedaan en volbragt. Na alle deeze plechtigheden, zet zig de Keizer ter tafel, en alleenlyk verfchynen 'er de drie Geestlyke Keurvorften, naamlyk, Mentz, als AartsKancelier door Duitschland; Trier, als Aarts-Kartelier door Gallia;en Keulen, als Aarts-Kancelier door/taUen. Elk deezer Aarts-Beamten, heeft den zilveren  C 139 ) renKanceUers ftaf in de hand, waaraan hetKancëliers zegel hangt. Dit zegel nemen zy 'er af en overhandigen het den Keizer ,en hy geeft het hun te rug, ten teken of bewys dat zy blyven, die geenen, dewelken zy bevorens waren. ThanS doen zy tevens als Aarts-Bisfchoppen het gebed aan de Keizerlyke tafel- Als dit gefchied is, gaan zy zo wel, als de overige Ryks-Vorften, Ryks-Graven en Ryks-Standen, als mede de Magiftraat van Frankfort, aan hunne afzonderlyke tafels. Tegen den avond rydt de Keizer in eene prachtige koets naar zyn Paleis, wordende de Ryks-Infigniën insgelyks daar voor heen gedragen. — Het befluit deezer plechtigheid beftaat in eene folemnele audiëntie , die het nieuw Duitfch Opperhoofd aan de Keurvorften geeft of verleent — De audiëntie hebbendcjKeurvorftea ryden ieder in zyne eigene ftaatfiekoets, tot aan de grootte trap van het Keizerlyk Paleis, alwaar zy dan refpeètivelyk door den Keizer lyken Opper-Kameraar en Opper-Hofmarfcbalk gerecipieerd , en doordezelven tot aan de trappen vergezeld, begeleid en opgeleid worden, op dewelke ter wederzyden de Keizerlyke Guarde in parade ftaat. By of aan de bovenfte trap worden zy door den Opper-Hofmeefter gerecipieerd, die hun als dan leidt door drie voorkamers naar het vertrek van den Keizer, dewelke alhier zyne hooge gaften of genoodigden zelf ontvangt. — By het inkomen zyn zvbeiden met ongedekten hoofde,maar weldra zet de Keizer zyn hoed weder op, en de Keurvorft doet zulks insgelyks- In de audientiekamer ftaan twee -ftoelen, waar van 'er een aan den Keurvorft geprefenteerd wordt. — De geheele audiëntie met en van  C 140 ) van ieder Keurvorft duurt omtrent een quartier uurs, en na dezelve keert de Keurvorft met het zelfde ceremonieel, waar mede hy gerecipieerd was, weder te rug, en 'er komt een ander Keurvorft enz. — Als dit gefchied is, dan geeft de Keizer aan elken Keurvorft eene contra-vifite, by wienzyneaanwezenheid zo lange duurt, als de vifite deezer Heeren by hem was. Zie daar hooggeachte vriend Spirau, een naauwkeurige affchetzing, van deeze overheerlyke en bewonderenswaardige plechtigheid, zodanig als ik ze meerendeels met eigen oogen aanfchouwd heb; zo dra de vreugdebedryven van het Keizerlyke Kroonfeeft te Frankfort, het welk waarfchynlyk noch eenige tyd duuren kan, aldaar zullen afgeloopen weezen, heb ik befloten my weder na Frankryk te begeeven, en na een kortltondig verblvf te Parys, by de eerftkomende gelegenheid van daar na Engeland en Spanjen over te fteeken: vervolgens heb ik het ontwerp gefmeed als een Reizende Dansmeefter, niet alleen alle deltaliaanfche Hoven, maar inzonderheid ook die vanBerlyn, Weenen en Petersburg te gaan bezoeken ; noudt gy wel willen gelooven, myn goede Karemouchi, dat als ik bevinde dat myn goudbeurs genoeg gefpekt zal zyn, ik myne kluchtige Pelgrimaadje, nog verder uit zal breidennen dus zoude het zeer gemaklyk kunnen gebeuren, dit ik my in dit geval, almede na Conftantinopolen op.reis begaf, teneinde eens te onderfcheppen, welke belangryke kunftgreepen van ftaakunde 'er tegenwoordig in het Ryk van den Grooten Sultan omgaan: ondertusfchen zal ik u in het vervolg van alle myne bevindingen in die landftreeken, op zyn tyd een getrouw verflag geeven, en zo ik penningen te kort fchiet.om zulk een langduurige en koftbaare reistogtgoed te maaken, zal ik niet aarfelen om onbefchroomd, een wisfel van twee duizend Franfche Kroonftukken opu te trekken , waar van ik u de volle waarde te Smirna eigenhandig zal bezorgen, aangezien ik voornemens ben, by myn terugkomft uit Conftantinopolen, u aldaar een vifite te geeven , met oogmerk om het vermaak te mogen genieten, van in perfoon te komen begroeten, een vertrouwd boezemvriend, van wien ik my altyd een eer zal Hellen, mij mei; een volmaakte achting te noemen, enz.