501 G 79   t i ) WY HEBBEN MOFFEN-LAND ra BAAT, Een Hollandsch Dkhtflukjg. Laat vry geheel dc wccreld poogen, Jaloers van Neêrlands groot vermoogen, Naar zynen ondergang en val, Om zyncn voorfpoed, duur verkreegen; Al hebben wy Natuur zelv' tegen Konft, die haar naabootft, fchenkc ons 't all% Die zal ons, zoo de waatervloeden, Niet telkens onbedwingbaar woeden, Te lande en op den Oceaan, Aan alle vier de Weereldwinden, Zoo lang 'er Haavens zyn te vinden Altoos voorfpoedig doen beftaan! * De Golven zullen, 't zy te vreezen, 't Land weer doen zyn't geen't was voor deezen* Dat Land, dat van z.g zelv' niets heeft: Dat Land, dat puikland aller Landen» Daar Vorften hunnen fchat verpanden, Dat aan Europa alles geeft! A Dat 01 •  ( * ) # * • Dat Land, waar in geen' wilde Dieren Naar Menfchenvleesch van honger gieren; Daar elk is Meefter van zyn goed. Dat Land, daar ieder vry mag denken, En niemant vreeft op 'sVoriien wenken, Wierd en word nog door Konlt behoed. h * * Men trappe »t vry, 't is kragt vergillen'! Want 't is regt geaart als Tuin kamillen» •t Groeit tegen de verdrukking op. h Heeft - Mcxikoos en Peruus fchatten, En, 't geen men naaulyks kan bevatten, 't Is gantsch Europa's Troetelpop. * * * Dat de Aarde booge op Luftprieëlen t Hier, woonen Kooplicn in Kaftéelen, En duizend Haan 'er op een' rei! • Waar ziet ge Arduinen Klippen reizen, Waar trotfche Marmere Paleizen, Uit Modderpoelen, dan aan 't Y? * * * Dit overtreft Natuurs Vermoogen, fconft dwingt haar hier, zulks te gedoogen* Alleen door Naarftighcid vergaêrd! Die zal Ook hen, d;e met ons viffen \n 't zelfde water, ïleeds doen mifien, Al wierd 't Vergaórde niet bewaard 1 Wie  C s ) Wie kan ooit teegen Holland vaaren? •t Ontziet geen wcér noch wind noch baaren, Door zuinigheid op Zee vcrzeld: En alles, alles is 2yn gaading, H Maakt groote vvmlt, door groote lading, Gellrckc door overvloed van Geld. f * # Waar huurde 'c, of waar kogt het Scheepen 3 Steeds ftond het pal, als 't was bencepen. Waar nam 't ooit, (elders) fchac ter leen, Terwyl het ftond op eigen beencn » 'c Land, fteeds in flaat om 't Land te leenen, Vergulde zelv' zyn' KrygStrofeén! * * * Laat' elk vry Hollands Beurs benaauwenDe Tuinleeuw heeft nog Tand en Klaauwen, Om 't allerbeft Gemeenebeit, Als 't onderdrukt word , fier te wreeken; Zulks is met fchande en fchaê gebleeken, Hen, die Hem tergden in zyn neft. Waar ziet men Koopmans Zoons als Heeren, Den Adel zoo belchaaft braveeren, Dan hier, daar Konit heeft d'overhand? Zoo lang zy leeven, danflen, fpringen, ' En franfcUe of duitfche Liedjes zingen, Zal 't beelwélgaan in Nederland. A 2 Oac>  ( 4 ) Ontvalt Merkuur fomtyds een Zwoeger, Of yverig Kantoor - beploeger, Daar toe weet Konft voor Neerland raad! Die ruilt ons Ezels tegen Mcnfchen, Die onvermoeid, naar 't blokken wenfchen ; KONST, GEEFT ONS * MOFFENLAND TE BAAT! * # * Die Mof en fchraapen, raapen, gaêren, Alleen gebooren om te fpaaren, En houden's Yftrooms Beurs dus groot; Die kneev'len, woek'rcn, villen, fcheeren, En kunnen zig gering gcnecrcn, Ja, blyven op één ftuiver dood! # * * De Geldlugt doet hen herwaards ftreeven, Die trekt hea, om by Oom of Neeven Te dienen, op hoop' van gewin; Zy leeren klappen als een Lyfter , En dikmaals krygt een fiere Vry (ter, In zulk een Moffjtronie zin. Dan lukt hen all' wat zy beginnen , Volleert door Konft, in geld te winnen, Als zuilen van dit vrye Land ; Terwyl hun Kind'ren elk braveeren, En den gewonnen fchat verteeren, Door koop van Franfch en Britsch verftand. _ * Op dat zig niemant deezcr uitdrukkinge zoude belgen en toe ■ eigenen, 'verklaar ik, daar miede memand  C 5 ) * * * Natuurlyk paffen ons geen kwikk n Geen goude kanten, linten, ftrik(Cen, Door arme Viffers voougebragc ■ t Is van dc Jongen, wars van 't gaêren, DK hec Gemeen zyn heil verwagr, * * * Pragt moet en zal ons fteeds doen groeijenj PragtdoetalleAmbagtsüedenblodjcn; Uit overdaad komt welvaart voort; En Armoe zal ons nimmer deeren, Zoo lang' Merkuur vanKnégts maakt Hoeren, M hy Wteml ttorit in dit om. * * • Zoo wy Voorzigcigheid gebruiken, Zyn vleugalen niet Uien fnuiken, En naarftigheid ons niet verlaatZal komt, die ons heeft opgehceven, En^d.eFortuittdwingc, nier begeeven; En dan kan Trage vooral geen kwaad. * # * Laat andren ons ge'uk benydenj Wy groei jen, zelfs in Jlegtetyden! De dingen fièémeh hunne keer • Konft zal ons weer wat nieuws verzinnenMerkuur" word eind'lyk moê van 't winnen, Doch de Oude iuft komt wel eens wéér. ! i»*' h'zonder te böoog.n, tn door Mn.  C 6 ) # * * Zulks zy, die onzen val voorlpellen , Ons geenfins fchnên, zig zeiven kwellen; Wy zyn de Tregter van Euroop: 't Moet alles doos ons heenen loopen; Die koopcn wit moet van ons koopen, "Want, alles is by ons goed koop. Natuur, met alle uw' ryke gaaven, Gy maakt ons in den ooKpronk flaaven; Dus zyn we in 't rainft u niet verpligt, Konft gaf alleen ons, op ons fmeeken, Al 't geen waar van ge ons had verdoeken: Konft maakt de zwaarfte dingen ligt. * * * Schoon onze Moeder ons verzaakte, Natuur ons trouwloos baftaard maakte; Konft maakte ons Erven van haar' lchat. Als waardige aangenoomen Zoonen. — "Wy zitten valt op laage Troonen, In de allerrykfte Weereldftad. * # # Dit Land zal altoos 't Hoofd opfteeken , En zig aan zynen Vyand wreeken, Zoo lang Natuurs wrok 't Y niet dempt; Want Konft weet groote en kleine Scheepen, Door Pampus Kleibank heen te fleepen; Zulks is 't vergeefbch of de Afgunft fchempt. — Dier-  ( 7 ) + * * Dierhalven mag de Jeugd vry rollen Met Narrefleên, Chaife en Karoffen; 't Hartdraaven kan nu 't minft geen kwaad: Poog' vry den Adel te braveeren; Dat Grootvaêr won, moet gy verteerens Wï HEBBEN MOFFENLAND TE BAAT! • * » * 'En , fchoon hier Dwaasheid elk doet klaagen, Als of hy overlaft moeft draagen, Benydende zyn's naaften lot; 't Is dolle taal, 't is lafterfpreeken, Het zyn broodkruimlen die hem fteeken, 't Geknor van een vet Zwyn op fchot. * * * De lekk're fpyzen van hunn' Keuken, Doen hen de huid vervaarlyk jeuken; Eerft, fchaftenze een handdik rooktfpekj, Nu moeten zy zig flegts bely£n Met Komtragouu, vol fpeceryen, En lyden op deez wyz' gebrek! * * * ö! ongelukkige gezellen, Die Honger nooit uw maag voelt kwellen! Byna nooit graag, en altoos zat, Die zoo veel' Paarden voêr moet geeven, •En zoo veel' Dienftboón houd in 't leeven En dan nog word zoo hoog gefehat! '  ( 8 ) * * * o Greetige Koop - Alexanders! In 't Moffen - land gaac het heel anders: Wie geeft daar pagt voor zeep en zout ? Voor Koffy en voor Thé te drinken? Daar drinkt men dik Bier by de fchinken, En niemant geeft 'er pagt van Goud. * • * Gy zyt, in waarheid te bejammeren, Spekvette Schapen , eertyds Lammeren, Beklaagiyk maager, dor en fchraal; Wat moet g' u droevig hier geneeren ! Gy zult bezwyken onder 't fcheeren! o Deerlyk ongewoon onthaal! * * * Een Leeuw te hebben tot uw' Koning, Die u beveiligt in uw' wooning, Is wet een weinig Scheerfel waard; Stond gy, in bygeleeg'ne Landen, Slegts ééns ter greep van Wolve- tanden, Gy kneept gewis in 't gat uw' ftaart. * * * Hoe deerelyk zoud g' u vergiffen, Als gy , gedwongen, 't all' moeit miffen; Zeg, Klaagers! die in weelde leeft? Wilt gy zelv' voor uw' ruft niet vegten, Schiet geld dan voor gehuurde Knegten, En dank dim >t gaf, dat hy ft u geeft. Is a 3 ftuivers alömme te bekomen.