D E BATAAFSCME w x s <& e e a^* O F MENCHLIEVENDE BEDENKINGEN OVIB. DEN TEGENWOORDIGE» O O R L O G? DOOR J. B. R A' O U L. Naar den tweeden druk uit hetfransch vertaald. In den H AG E, Bï j. c. L -E • E U W E S T Y N, M. CC. DXCV. Het eerjle jaar der Bataaffche Vryheid.   D E BATAAFSCHE W X S & E E 3L. INLEIDING. De onmenschlykfte en wreedfte oorlog,welke , misfchien , ooit gevoerd is, ontvolkt en verwoest, zedert drie jaaren, de fchoonfte gewesten van Europa; dit fchouwtoneel moet voor dc waare vrienden der menschheid zeer treurig zyn: het bloot verhaal der wreedheden, die men dagelyks ziet vernieuwen, en welken de gefchiedenis der XVIII eeuw die der barbaarschfte eeuwen in yslykheden zullen doen overtreffen, moeten noodzaaklyk in eene gevoelige ziel de fmertlykfte indrukzels maken. Dewysgeerte, den zegepraal der reden verzekerende, fcheen dien der deugd te moeten verzekeren ; — door welk noodlottig geval heeft dezelve, tot hier toe , dien der misdaad bereid ? dit is een vraagftuk, hetwelk de moorddadige ftaatkunde der hoven alleen kan A op-  2 oplosfen: lastering en kwaade trouw ïn den mond, vuur en ftaal in de hand, zaait dezelve alom haat, tweedragt en den dood. — Welke is haare bedoeling? Volken! het is tyd, dat gy deze bedoeling kent; het is' tyd, dat de rampen, die u overlasten, een einde nemen en gy alleen kunt aan dezelven paaien ftellen. Men bedriegt u, men misleid u , men voert u in het dwaalfpoor, en , onder begunftigkig van uwe al te ligtgelovige onkunde , ftelt men u ten flagtöffer : het is, derhalven, voor u van belang, u te verlichten; uw belang vordert, niet meer de lydende werktuigen te zyn van uwe eigen onheilen, en van de misdaaden der dwinglanden , die dezelven veroorzaken; erisu aan gelegen, dat gy tot u zeiven keert, enbefchouwt wat gy zyt, wat gy behoorde te zyn, en wat gy kunt worden. Volken! gy zyt gewapend, gy overftroomt de aarde met bloed, gy bedekt dezelve'met rouw, gy ftelt u, ieder oogenblik, bloot, om den dood te ontvangen, of om dien aan iemand van uvvs gelyken toetebrengen, overwinnaars of overwonnelingen, al uwe gevegten, geen uitgezonderd, doen aan uwe vrienden zo wel, als aan uwe vyandentraanenvloeden ftromen: gy ftryd! waarom? voor wien ? tegen wien? is de zaak, voor welke gy u opoffert, regtvaerdig-? indien dezelve zegepraalt, zult gy ef des te gelukkiger door wezen ? indien uwe gewaande vyanden de overhand hebben, zal uw lot daarom meer te beklagen zyn? zyt gy omtrent dit alles met uwe reden te raade gegaan ? hebt gy dit alles met uwe belangen gewikt ? hebt gy er de gevolgen van ge-  gevoeld? hebt gy de voordeelen of de nadeelen er van berekend? JMeen, ik zou geloven, uwe reden tevens met uwe opregtheid te kwetzen , indien ik dagt, dat eenige andere beweegreden, dan het geweld en het gebrek aan overweging en vryheid u had doen befluiten, uwe armen aan de dwinglandy te lenen: gy verbeeld u, dat de zaak uwer koningen zeer regtvaerdig is, gy Haat geloof aan al de lasteringen, aan al de ongerymdheden , aan al de yslykheden , die men u vertelt , om u tegen een volk optezetten, het welk te uwen opzigte geen ander ongelyk heeft, dan dat het u wegens uwe regten heeft willen verlichten en u waerdig maken, dezelve te bezitten; men verblind u, men bewyst u derhalven den gewigtigften dienst met u den noodlottigen blinddoek afterukken, die u de waarheid verbergt. Dit is, misfchien, het eenig middel, om een einde te maken aan eenen oorlog, die voor u nog rampfpoediger is, dan voor de geenen, tegen welken dezelve gerigt is: de Franfchen ftryden voor hunne vryheid : maar gy! waarom ftryd gy ? Deze vraag is gewigtig genoeg, om te verdienen, dat men dezelve in ernstige overweging neeme. Ik fchryf niet voor de koningen; ik weet, dat de billykfte bedenkingen , de bondigfte redeneringen,de gegrondfte regten, zwakke wapenen zyn in het ftaatkundige, en dat de ftaatsbelangen noch door bewysredenen, noch door de wetten der geregtigheid nagefpeurd worden, voor de groote stervelingen, die zig verdelen, door zig wederzyds de heerfchapgy der aarde te beny-» den. - A a De  4 De reden des fterkften is altyd de beste, hoe magtiger zy zyn, hoe minder zy geloven, verpligt te wezen, om regtvaerdig te zyn; hunne heerschzugt en trotschheid nemen toe met hunne magt, men bevroed maar al te wel, hoe zeer deze twee koninglyke deugden ftrydig zyn met de geregtigheid en waarheid :• men heeft voor die heeren meer dan woorden nodig om hun reden te doen verftaan. Volken! ik fchryf dus alleen vooru, het is het welzyn der menscheid, het zyn de belangen van myns gelyken, het is hun geluk, welk ik my voorftel: eene dergelyke beweegreden kan niet ftroken met die listen en loosheden, welken men, zo dikwyls, in het werk ftelt, om de waarheid te vervalfchen : het fchynt, dat men zig fchaamt haar hulde te bewyzen, of vreest, voor haar de minfte opoffering te doen; men maakt in zeker opzigt een verdrag met haar, en beledigt haar, door zig haar verdediger te verklaren.. Wat my betreft, ik denk, dat het beter is, te zwygen, dan ten halve te fpreken; het is zo heerlyk, zig aan zulk eene regtvaerdige zaak toetewyen! Ik weet, dat het gevaarlyk is, waarheden openbaar te maken, die de voorgevingen van zekere perfoonaadjen tegenftreven ;het geweld in de hand hebbende, gebruiken zy hét zonder wroeging om hen, die moeds genoeg hebben om hen te ontmaskeren, te onderdrukken. Maar, die hunne | wraak vreest, is ten hoogften niets anders waerdig, dan hun flaaf te zyn, en ik kan noch wil het niet wezen, dan van de geregtigheid,, van de waarheid en van de reden. Voor het overige is het eene te weinig gekende waarheid, dat deze  s as gewaande Goden der aarde, deeze volftrekte befchikkers over het lot der ftervelingen, deze kolosfen van magt, die een' ieder, welke ftout genoeg is, om den grond, waar op zy fteunen, van te naby te onderzoeken, met hun gewigt verpletten, zyn duizendmaal zwakker, dan de minde dergeenen, die zy in fchrik Hellen én vertreden ; alles is in hun ontleend; de vrees, die zy inboezemen , en het gezag, welk hen zo gedugt maakt, zyn zy alleen aan de vooroordeelen, aan de onkunde en aan de dwaaze ligtgelovigheid der volken verfchuldigd; het is derhalven genoeg , de oorzaak wegtenemen, om het gewrogt te doen verdwynen: het is met onze monarchen eveneens gelegen, als met de afgoden, welken het bygeloof met de offerhande der dwaazen verfiert, ten einde den eerbied en de hulde der zwakken tot dezelven te trekken; wanneer men ze van derzelver verfierzels berooft, zyn zy llegts voorwerpen van befpotting , en dik werf van veragting, doordien men niets meer ziet, dan het hout of den fteen , meest al lomp gehouwen, waaruit zy beftaan. Deze opmerking is niet zonder gewigt. Men moet niet verwagten , in dit gefchrift den hedendaagfchen ftyl te ontmoeten ; ik beroem my niet op fpreekwyzen; myne taal zal eenvoudig zyn, om dat ik blyde ben, dat men my begrype, zonder dat men zynen geest behoeve te vermoeijen, om den zin myner gedagten te vatten; voor het overige fchryf ik. niet voor den geleerden; ik fchryf voor hen ,die onderrigt nodig hebben, en niet de woorden, maar de zaaken onderwyzen. Indien ik flage, al ware het alleen ten aanzien van eenige byzondere lieden, dan A 3 heb  6 heb ik myn oogmerk bereikt en myne beloning verkregen; de vleyendfte, inderd-iad, voor ee- ' nen vriend der menschheid. Volken, ik ga derhalven voor u onderzoeken: 1. Welke de waare oorzaak van den tegenwoor» digen oorlog is ? 2. Of deze oorlog regtvaerdig is ? 3. Welke de uitflag er van zal wezen voor de volken, het zy dat Frankryk zegeprale, het zy dat hetzelve bezwyke ? Deze drie ftukken leveren eene ruime ftof op. Ik vlei my niet, dezelve uitteputten: ik zal, ten minften, myne pogingen aanwenden om niets wezenlyks te veronagtzamen. EERSTE  EERSTE VRAAG. Welke is de waare oorzaak van den tegenwoordigen Oorlog? Volken! bedriegt u niet; de waare. oorzaak van den oorlog, dien gy voert, is die niet, welke uwe zogenoemde Souvereinen in hunne leugenagtige en fnorkende Manifesten onbefchaamdlyk hebben getragt, bekend te maken. Deze ftukken , waarin de listige ftaatkunde zig met den verleidenden dekmantel der edelmoedigheid en goede trouw bedekt, zyn alleen opgefteld om de onkundigen en zotten te bedriegen: de franfche omwenteling heeft hun , zekerlyk, de wapens in de hand doen nemen ; dezelve beweegt gansch Europa, doet alle ftaaten opftaan i maar is het voor hun geluk van belang , dat Frankryk door eenen monarch geregeerd worde , en dat deze monarch over hetzelve een willekeurig geza°- oefene ? Neen: al de mogendheden van Europ°a hebben Engelland gerust deszelfs regeringsvorm zien veranderen, en eenen van deszelfs koningen naar het fchavot liepen ; zy hebben Zwitzerland het juk van het oostenryksch huis zien affchudden ; de Vereenigde Provinciën zig aan de dwino-landfche heerfchappy van Spanje onttrekken, en nog voor weinig tyds de Vereenigde Staaten van Amerika zig uit de armen van hun moederland losrukken. Al deze gebeurdnisfen hebben geen bloed gekost, dan aan de belanghebbende deelen, of zo het anderen bloed gekost heeft, is het flegts het onzuivere der veragtlyke flaaven geweest, die laag genoeg zyn, van zig door hunA 4 ne  8 mm ne eerlooze despooten te laten verkopen. De rust van Europa is er niet door geftoord geworden, cn onze doorlugtige potentaten hebben, met de grootfte onverfchilligheid, den uitflag van deze worftelingen tusfehen de onderdrukkers en de onderdrukten afgewagt; zy hadden er niets by te verliezen; misfehien ftrekten hunne wenfehen heimlyk ten voordeele der onderdrukten, doordien iedere mogendheid opregtlyk de verzwakking van eene andere verlangt, ten einde minder te vrezen te hebben, en zelve gedugter te worden. De dwinglanden zyn als de rovers; zy vereenigen zig niet, dan om te fchaden; buiten dien zyn zy elkander nydig, doordien zy elkander kennen. Welke is dan de beweegreden, die hen te Pitnitz vereenigd heeft ? Was de franfche om-, wenteling voor hunne ftaaten gevaarlyker, dan die, van welken wy daar even fpraken ? Die omwenteling op zig zelve befchouwende, en aftrekking gemaakt zynde van de grondbeginzels waarop men geoordeeld heeft, dezelve te moeten vestigen, levert zy indedaad geen meer gevaaren op, dan eenige andere omwenteling van dien aart, en het is meer dan waarfchynlyk , dat zy in ftaatkunde geen meer indruk zou gemaakt hebben, om dat in den grond , noch de verminderingder magt van den koning der Franfchen, noch de vernietiging van de tytels en gewaande regten der edelen, noch de verarming der geestlykheid de regten niet konden verkorten, welken de andere fouvereinen wanen te hebben over de volken, die hun onderworpen zyn, het depotismus zou er niet te meer door gefchokt zyn, doordien de volken er niet minder onkundig van geweest zouden zyn. Hét zyn de grondbeginzels, welken het fran-  franfche volk den moed gehad heeft, te verkondigen; het zyn de regten van den mensch, die hetzelve aan het hoofd van deszelfs wetten heeft geplaatst; het is die geheiligde wet der natuur, welke tegen haar heeft doen opftaan, die geen andere regten kennen, dan dat van ze allen te verweldigen: men moet bekennen, waarlyk, de regten van den mensch zyn noch de regten der koningen , noch der priesters en der edelen. Men zouzigongetwyfeldfchamen, het te bekennen ; zelfs zou het, misfehien, gevaarlyk zyn , het te doen, de volken zouden voorzeker niet onverfchillig horen, dat men het alleen dwong om te ftryden , om hen te beletten , vry te zyn, en om in hun eigen bloed de ketenen te doen roesten, met welken men hen belaad. Deze waarheid zou hun eenigzins hard voorkomen, zy zou bedenkingen kunnen doen geboren worden, die onfeilbaar van eene geheel audere uitwerking zouden zyn, dan eene blinde onderwerping. Deze is egter de waare, de eenige beweegreden van den tegenwoordigen oorlog, en men moet geen andere zoeken. De verbonden mogendheden mogen zig verdedigen met den aanval van Frankryk; het is maar al te zeker , dat het dezelven flegts is voorgekomen, en dat de oorlog reeds tegen hetzelve befloten was, voor dat het zelfs vermoedde, dat men voornemens was, hetzelve dien aantedoen. De onnadenkende mensch kan zig door deze bedrieglyke voorafgegane verklaringen , en door dezen gezogten praal van groote gevoelens en opgeblazen woorden, welken men zo wel weet aantebrengen, om den fchreeuwendften ongeregtigheden eenen fchyn te geven, wel laten misleiden; maar hy, die redeneert, en den draad der gebeurdnisfen volgt, laat er zig niet door be A 5 drb ■  / IO driegen, fchoon hy volftrekt een vreemdling zy in de looze ftreeken der hooffche ftaatkunde ; hy ziet door den fluijer heen en rukt dien zelfs met verontwaerdiging af, om het bedrog eenen gevaarlyken zegepraal te ontroven. Volken! vergeet het niet, uwe beheerfchers wilden den oorlog tegen Frankryk, om dat Frankryk, door deszelfs grondbeginzels en nieuw llelzel, denzelven aan de dwinglandy verklaarde: 'de Souvereineteit des Volks is eene dier ontzagbaare waarheden, welke by de despooten nooit genade zal vinden: Frankryk had dezelve uit het oud wetboek der natuur gehaald, na dat zy lange in de diepfte vergetelheid was gedompeld geweest; was het zelve niet fchuldig genoeg? uwe beheerfchers wilden den oorlog; maar zy durfden dien niet verklaren, er moeft een voorwendzel zyn, en zy hadden er geen aanneemlyk; het zou al te blykbaar onregtvaerdig zyn geweest, hetzelve aantevallen , en enkel uit oorzaake der veranderingen, welken het nodig oordeelde, in deszelfs ftaatkundige regering te maken. Frankryks onafhanglykheid veroorloofde aan geen mogendheid, zig in zyne huislyke zaaken te mengen, en een gezag op zig te nemen, het welk men niet zou dulden, dat dezelve in dergelyk geval zig aanmatigde: het voorwendzel van de kroon van Frankryk, en hem, dieze droeg, in zyne gewaande voorregten te handhaven; de franfche prinfen en dien drom van edelen, die met hun haare befcherming en onderfteuning bedelden, in het geen zy hunne regten noemden, te herftellen; aan de geeftlykheid den voorigen invloed weder te bezorgen, door aan dezelve de goederen te doen wedergeven, van welken men haar beroofd had: dit voorwendzel was noch gewigtig, noch billykgenoeg; voor het overige was het  het te oneigen aan het geluk der volken, om hun bloed te doen ftromen; een aanvallende oorlog, gegrond op de verpligting, van Lodewyk X VI weder te herftellen in de regten, van welken hy vrywilliglyk en zonder dwang, op de uitftekendfte, en in fchyn minst dubbelzinnige Wyze afïland deed , eeniglyk voor zyne eigen belangen eene conftitutie om verre te werpen, welke hy goedkeurde, bekragtigde, en zwoer, te zullen onderhouden en handhaven: zulk een oorlog zou aan allen, die ter goeder trouwe aan de opregtheid van den koning der Franfchen geloof gaven, alleronregtvaerdigst en allerbuitenfporigtst zyn voorgekomen, en zou de wezenlyke en geheime beweegredenen van de verbindnis van Pilnitz te zeer in het daglicht gefield hebben. Dezelve zou nog veel belachlyker, nog veel haatlyker zyn voorgekomen, indien men had verklaard, denzelven alleen te ondernemen, om voor de franfche prinfen de middelen te bewaren tot het houden van paerden en minnaaresfen naar goedvinden ; de edelen te handhaven in het voorregt van huns gelyken te vernederen, en met den fouverein het regt te delen om flaaven te maken, en de priefters de magt te doen behouden om volgens godlyk regt vasfaalen cn lyfeigenen te hebben, en dezelven te ergeren door hunne trotschheid en welluftigheid. Men zou vooral gelachen hebben, den grootcn Frederik, de opvolgers van Jofeph II. en in het vervolg en naar hun voorbeeld, Engelland en Holland zig tot ridders van het pausdom en deszelfs aanhangers te zien verklaren, en voor de monniken in het ftrydperk treden, men zou het den koningen van Spanjen en Portugal, en den onderdanigiten leenman van den dienaar der dienaaren van God naauwlyks kunnen vergeven. Ik  12 Ik zeg niets van de eigendom hebbende prm=fen in den Elzas en in Lotharingen, wier zaak het ryk alleen zig kon aantrekken, om dat Frankryk, hun alle fchaêvergoeding, beftaanbaar met deszelfs nieuwe regering, aanbiedende, hun door dien weg alle reden van klagtenbenam, en het meer dan onbillyk zou geweest zyn te vorderen, dat hetzelve het algemeen belang voor hun byzonder opojferde. Het was derhalven noch voorzigtig van de verbonden mogendheden, noch derzelven waerdig, zeiven den oorlog aan het franfche volk te verklaren, hetwelk, van zynen kant, niets verzuimde, om dien voortekomen. Dezelve was egter noodzaaklyk; want, hoe zou men den voordgang van het franfche ftelzel, zonder denzelven, fluiten en paaien zetten? Hoe zou mende noodlottige gevolgen afwenden, die het voor de fcepters en kroonen kon hebben ? Hoe zou men zig, op het zegepralend vooruitzigt der regten van den menfch en van de volken, op den troon van het despotismus handhaven ? de vreedzaame Souvereineteit van het franfche volk zou de anderen teilerk uitgenodigd hebben, om dit voorbeeld te volgen. Het moest derhalven gedwongen worden, om er van aftezien; en hoe zou men daar in flagen, zonder den oorloo- ? Het was geen zaak voor eene onderhandeling, want met wien zou men handelen, om een volk van zyne regten te beroven ? en welke fchaêvergoeding , welke evenwaerdigheid zou men aanbieden , om hetzelve daarvan te doen afzien ? Wat dan gedaan ? wat gedaan ! ontbreekt het der heerschzugt ooit aan toevlugtmiddelen ? Laten wy eens zien, welken zy gebruikt heeft, om Frankryk te dwingen, den weg der wapenen te kiezen, en dus den ondergang zyner vryheid te verhaaften door de middelen zeiven, die het als de gefghjktfte oordeelde om dezelve te handhaven.  *5 haven. Indien de 'uitkomst tot hier toe de pogingen der verbonden magten niet bekroond heeft, is het een dier ftaatkundige wonderen, welken men alleen kan toefchryven aan de kragt van een volk, het welk voor zig zeiven tegen dwinglanden ftryd, en den druk van het juk te zeer gevoeld heeft, dan dat het zou begeren, zig er aan te onderwerpen, na het zelve afgefchud te hebben: de gefchiednis had de vyanden van Frankryk moeten leren, dat een volk, het welk zig voor zyne vryheid wapent, altyd zeker is, te overwinnen , om dat de vryheid de fterkst gefpannen ftaatkundige dryfveer van allen en de duurzaamfte in werking is. Na een vyftigjaarigen oorlog moeft Spanje eindlyk de onafhanglykheid van de Vereenigde Provinciën erkennen, het heeft van al zyne' pogingen en infpanning zyner kragten niets anders behaald, dan de. fchande van te bewilligen in den zegepraal der vryheid, en vrugtloos alle foorten van barbaarschheid uitgeput te hebben. Zwitzerland had te vooren een nog treffender voorbeeld opgeleverd van het onvermogen van het despotismus tegen de wanhoop, welke uit de onderdrukking geboren word» Engelland is niet gelukkiger geweest, dan het huis van Ooflenryk, de Vereenigde Staaten hebben zig van deszelfs kluifters ontflagen van het oogenblik af, dat zy niet langer deszelfs flaaven wilden zyn. Wat kan men zig tegen Frankryk beloven* Niets; door de wapens ongetwyfeld;.men heeft het ondervonden, maar men moest beproeven , een algemeene verbindnis beloofde eenige hoop; het was zelfs niet onmogelyk, dat,, door zo veele vyanden verfchrikt, het zelf den blikzem niet voorkwam, dien men heimlyk tegen hetzelve bereidde, do©r een ftelzel te verlaten, het-  i4 hetwelk het voorzag, niet te kunnen ftaande houden; het kwam te dien einde alleen aan, hetzelve te verbitteren en te beroeren, ten einde het te verpligten, zig het eerst te verklaren, het eenigzins in het ongelyk te ftellen, en eene fchynbaare reden te hebben om tegen hetzelve alle middelen te gebruiken, welken men bekwaam oordeelde, om tot zelfs de gedagtnis te bedelven van de vrymoedige waarheden, die het de ftoutheid had van te ontfluyeren. Hier begint dit argliffig ftclzel van verleiding en loosheid zig te ontwikkelen, hetwelk het franfche volk in den ftrik heeft doen vallen, welken men voor deszelfs ondergang gefpannen had, en die , tegen alle ver wagting, tot heden toe, alleen tot deszelfs zegepraal en roem gediend heeft. Het was voor de verbonden magten weinig, het Frankryk tot eene misdaad te rekenen, dat het zig beyverde, zyne grondbeginzels voord te planten; het was eene geringheid, door alle mogelyke middelen, de vermogende ftem te onderfcheppen, die de troonen deed daveren, en de onderworpen volken tot hunne oorfpronglyke vryheid terug riep * het was eene geringheid , de waarheid te beletten, zig op eene te duidelyke wyze uittedrukken , en op eene te onderfcheiden en klaare wyze de toonen uittefpreken, die de dwinglanden verfchrikken; men dryft de ongeregtigheid zo verre, dat men de natuur en haare wetten belaftert. Slaafsche en baatzugtige fchryvers fchamen zig niet, in de flaverny het middenpunt van het geluk te ftellen en de vryheid als het toppunt van rampfpoed voor te dragen. Het is waar, Frankryk verkondigde geheiligde lerin-  leringen der natuur; het verklaarde er zig den apostel van; het beyverde zig, zo voor zyne eigen belangen, als voor die van alle volken, de regten te doen herleven, die er uit voordvloeijen; de ketenen der dienstbaarheid verbrekende, wilde het eenigen byzonderen perfoonen de verfchriklyke magt benemen, om er huns gelyken mede te beladen. Wat was in dit alles deszelfs misdaad? Zyn deze wetten, deze grondbeginzels, deze regten, die het tragtte te herftellen, valsch? Zyn zy onregtvaerdig? Zyn zy fchadelyk ? Wat mensch is zo ontbloot van oordeel en reden, van dit met ja te durven beantwoorden ? Wat mensch is in zo verre vyand van de'waerdigheid van zyn wezen, dat hy zo laag zou zyn, van te willen beweren, dat de dwinglandy een goed , en de vryheid eene bron van onheilen is ? Waar is de laage ziel, die zou. willen bewyzen, dat onze européfche monarchen geen despooten, en hunne volken vry zyn? Welke geest is zo zeer aan de onkunde, aan de dwaling en aan de leugen overgegeven, dat hy de noodzaaklykheid zou prediken, van de kennis te fmoren en de waarheid gekluisterd te houden ? Frankryk heeft derzelve flegts hulde gedaan. Indien het eene misdaad is, kan het alleen zyn in de oogen der geenen, die er belang in hebben, dezelve te miskennen, en te verbergen voor de oogen van hun, die zig alleenlyk laten onderwerpen, om dat zy er onkundig van z'yn: voor wien kunnen de regten van den mensch fchadelyk zyn ? Is het voor hen, voor welken de werkmeester der natuur dezelven ingefteld heeft ? Kan de mensch ongelukkig zyn ? door zig te rigten naar de wetten, die zyn wezen uitmaken? Wien kunnen zy dan benadelen? AgJ  ' Ag! u alleen, trotfche meesters der waereld' die de menfchen flegts befchouwt als veragtlyke wormen, welken het u geoorloofd is, J vertreden; u alleen, die, geen andere wetten kennende, dan die, welken de heerschzugt tot ongeluk van het menschlyk geflagt gefmeed heeft, alleen haakt naar, en werkt tot, de vernietiging van die des Gods zeiven, dien gy hoont doorhem tot den begunstiger en bevorderaar uwer onregtvaerdige magt te maken. Zy konden ook u aüeen nadeel toebrengen, valfche werktuigen der Godheid, priesters van het bygeloof en de dweepzugt, en met van eenen godsdienst, by welken geen aanneming van perfoonen plaats heeft: u, die, even zo verre verwyderd van de heiligheid uws ftaats, als van de eenvoudigheid en zuiverheid der zeden van de eerfte verkondigers van het euangelie, u niet kunt handhaven in uwe verweldigingen, dan door de dwinglandy te onderfchragen, die u onderfteunt, en door nevens dezelven de volken te vertrappen, wier rekten gy fchend: zy konden, eindlyk, alleen no«r tot nadeei ftrekken van u, onderbeurtige dwinglanden , die, na gebukt te hebben onder eenen trotfchen meester, welke zig ten koste uwer voorouderen groot gemaakt heeft, over ongelukkigen en zwakke vasfaalen een nog willekeuriger despotismus komt oefenen, dan dat, welk gy zonder blozen draagt, en in uwe eigen oogen mets zoud zyn, indien men u dwong, menfchen te zyn. Ja! u allen kunnen deze regten fchaden, dat is te zeggen, uwe heerschzugt, uwetrotschheid, uwe verwaandheid, dien geest van heerlchappy en hoogmoed, welke het deel van geringe zielen is en van die ontëdelde wezens, die tJTa n m de 0ndeuSd en d«flegtteid inde deugd ftellen. Maar,  Maar, voor de volken zyn de wetten der na-, tuur' die van het geluk; voor hun is de vryheid de deugd; de regten van den mensch zyn de sekten van de ftrengfte geregtigheid. Hoe heeft men niet gefidderd, wanneer men de lompheid gehad heeft van voortedragen, dat de regten van den mensch, deze leer dereeuwige reden, alleen gefchikt waren om den vrede°en de rust der ryken te ftoren, en dat zy heerschloosheid en wanorde na zig fleepten ? en gy volken! hoe hebt gy het zonder vero ntwae&rdiging en zonder fchrik kunnen horen ? Kon men u&op eene onderfcheidenlyker en duidelyker wyze zeggen, dat men u dezelven niet wilde laten genieten, en dat men bereid was, u tegen u zeiven te wapenen , ten einde u in eene eeuwigdurende flaverny te houden? Kon men u ver-r fhanbaarer te kennen geven, dat uwe regten niet kunnen overeenftemmen met die, welken men zig'over u aangematigd heeft, en dat, za uwe regten u de burgerlyke vryheid, den eigendom uwer perfoonen en goederen verzekeren, de re°ten uwer vriendlyke fouvereinen u aan de flaverny opofferen, en hen magtigen, om willekeuriglyk over uw bloed en oyer uwe rykdommen te befchikken. De renen van den mensch zyn alleen gelchilct om den vrede en de rust der ryken te ftoren! Wie zyn het, die tegen u zulke heihgfchendige taal voeren? Het zyn koningen, dat is te zeggen, wezens, die tegen u dezelfde regten oefenen, van welken zy u beroofd hebben , en die zy m weerwil van u willen behouden. O! het zyn koningen, dat is, wezens, die. alles van u hebben, en alles tegen u doen dienen, wat gy de onvoorzigtigheid gehad hebt, aan hun afceftaan, en gy de ? b -jj zwak-  zwakheid of de dwaasheid hebt, van het niet weder te nemen. Wie zyn het die deze hei hgfchendige taal tegen u voeren? Het zyTedekn SpW??eg^i,' W6zens' die' ^otsch op dïé ^,fl idS',Welke de verwaandheid en de ei! zelfheid m de maatfchappy hebben ingevoerd", en K^f^*®^ dan gedenktekens deï reSinf f heerscjüoo^d ™ de leenbaare regermg zyn, op den enkelen naam van zefak~ torf Adderen, die al hunne grootheid zou doen verdwynen: het zyn edelen,* wezens derhalven gelyk te ftaan, die, zig befchouwende als alleen waerdig, de weldaaden der natuur te 4 nieten allen die gelyk zy, de eer niet h§L ben m regte hme van eenigen onderdrukker van het menschlyk geil agt aftellammen, vader! *e ver erfdeel zouden willen uitfluiten. Wie zyn ftfai FTerdeZC heüi&fchendige taal tegen u voeren? Het zyn priesters, dat is te zèWn we zens, wier wellustig beftaan eeniglyF van let bedrog afnangt, en die te veel belang hebbende in het genieten van de vrugten uwe? onkunde? om er u geen wet van te maken, in den „aam des Gods, dien zy zeiven gemaakt hebben de ftraalen van het weldaadig licht verwyderen" het welk u omtrent uwe befachlyke Mg^&W en omtrent de bedriegeryen, die hunne heerschzugt begunstigen, zou verlichten: het zyZtl Pers, wezens derhalven, die, zig de wS der godheid noemende, hunne drWerïSfS^1 len tyde, voor godfpraaken, hunne dwalite„ meer vrezen, dan de reden-en de wetten wel kenzy voorfchryft, dewyl niets meJr Siktt om alle onwettigheid hunner magt -en aüe onge! regeld-  reo-eldheid van hun gedrag te ontfluijeren. Wie zyn het, die deze heilig)chendige taal voeren ? Het zyn fchryvers, die zig verkogt hebben, ol zier zoeken te verkopen; veragtlyke flaaven der o-imst, of onbefebaamde vleyers van hun, die hen belonen; het zyn laage fchepzels, die, gedwongen, tusrehen rottingflagen en brood te kiezen, zig tevens van honger en fmert bevryden, door tcpen hun geweten en hun licht te liegen. Al deze ftanden; al dez apostels der dwinglandy; deze laster en leugen bazumders; < deze ,tweedragt zaayers onder de volken, zyn die uw vertrouwen niet zeer waerdig? verdienen zy met, .dat gy, op hun woord, uwe broeders vermoord, en gy u zeiven verraad door uwe regter te verzaken? De regten van den mensch zyn alleen gelchikt om den vrede en de rust der ryken'te ftoren! Waarom ? En door wien zou deze vrede geftoord worden? Zou het door u zyn? Volken! zoud .gy u tegen de oefening uwer eigen regten verzetten ? Zoud gy ftryden om dezelven te vernietigen? Zoud gy eenig gewigtiger belang , eenige .wezenlyker voordeelen kennen, dan die, welken voor u uit deze regten, die gy van de natuur hebt, voordvloeyen? Ag! gy zoud dien vrede niet ftoren, voor welken men zo veej .drift en yver betoont. Het zouden uwe vyanden zyn; zy zouden het zyn, die in uwe nietigheid belang hebben, en u laten beftaan om dat gy voor hunne grootheid noodzaaklyk zyt; zy dulden u alleenlyk, en vleyen u zelfs ilegts, om dat zy zonder u niet kunnen regeren, noch u zonder u niet kunnen dienstbaar maken. Vorften ! geveinsde yveraars voor eenen vrede , dien gy aanhoudend ftoort door uwe heersch-  1<3 zugt, of door de dwaaze liefde eener ydele glory! vergeet voor een oogenblik, dat gy koningen zyt, om u te herinneren, dat gy menfchen zyt, en dat zy, die gy uwe onderdaanen noemt, menfchen zyn, even als gy; zegt in uwe trotschheid niet: Ik ben alles, en myn volk is niets; en myn volk is voor my gemaakt, myn volk is my alles verfchuldigd, en ik ben niets verfchuldigd aan myn volk. Ik regeer, maar door my en voor my, en niet door hetzelve en voor hetzelve. Myne magt is onafhangiyk van deszelfs wil; ik heb regt, hetzelve er al het gewigt van te doen gevoelen en het wegens deszelfs tcgenfland en gemor te flraffen. Zegt het niet, deze dwinglandfche Hellingen zyn lafteringen tegen de geregtigheid en waarheid. Staat, in tegendeel, ter liefde van beiden, af van eene onregtvaerdig verweidigde magt, welke gy tot hier toe flegts tot ongeluk van het menschdom geoefend hebt, bied den volken, die zig in hunne regten begeren te herftellen, geen wederftand, "welke niets anders zou zyn, dan een opftand tegen het wettig gezag; en deze regten, die gy alleenlyk belaften, om dat uw belang het mede brengt, dezelven te miskennen, zullen dien gelukkigen vrede der ryken, van welken gy zo nayverig fchynt te zyn, niet ftoren. Dezelve word niet geftoord door de regten van den mensch, maar door de dwinglandy, die dezelven beftryd en ze tragt te fmoren, ten einde de onderdrukking en de misdaaden van het geweld te vereeuwigen; zou de vrede van Frankryk ooit geftoord zyn geworden, zonder die hardnekkige tegenkanting van de vyanden der yolken, die hunne regten inroepen ? Koningen , edelen, priefters, egöiften van allerlei rang en ftaaten! tot u roep ik, totu, wier verraderlyke handelingen de ram- . pen  21 pen bereid hebben, van welken gy dezelven thans befchuldigt de oorzaak te zyn; u , die boosaartiglyk de inwendige verdeeldheden verwekt hebt, die alleen uwe verwoeftende ontwerpen konden begunftigen: zonder u, zonder uwe vloekwaerdige aanflagen , zou de boom der vryheid reeds vrugten gedragen hebben, welker voortreflykheid en fchoonheid al de volken bewogen zou hebben, om denzelven in den dorren grond der dienftbaarheid te planten. Gy hebt er den bloesfem van afgerukt, gy hebt er het fap van afgewend; maar gy hebt uwe heiligfchendige handen niet aan deszelfs Ham en wortelen kunnen Haan, en uwe pogingen, in hem agterlyker te maken, zullen alleenlyk geftrekt hebben, om hem meer kragt en grooter vrugtbaarheid te geven. Van al de gefpannen, die de dwinglandy gefmeed heeft tegen de regten, welken zy de magt had te fchenden, en waarvan de. onverwagte afkondiging zo zeer te onpas haar onbarmhartig ryk kwam ftoren, was dat van dezelve haatlyk te maken, misfchien, het best bedagt, het minst gevaarlyk, en het minst onzeker in den üitflag: met welk eene drift, met welk eene ftandvaftigheid , met welke hardnekkigheid heeft men het niet gevolgd en volgt men het niet nog? Is er eene foort van verleiding, welke men niet in het werk gefteld heeft, om aan Frankryk een voorbeeld te geven , het welk ieder volk eenen affchrik zou kunnen doen hebben, om het natevoïgen? Is er eene list, welke men niet verzonnen heeft, om den loopder wetten te kluifteren, er de kragt van te verlammen, de uitvoering er van ' te dwarsbomen? Heeft men eenig middel verzuimd, om verdeeldheid en wantrouwen onder de wetgevers ;misnoegen, opftand en oproer onder de Burgers; misverftand , agterdogt, en B 3 na-  1% nayver tusfchen de aangefteldé magten, onöndergefchiktheid, den geest van onafhanglykheid of van partyfchap in al de deelen van den Haat te doen geboren worden? Het is thans geen geheim meer. De heerschlooslieid en de wanoxdens", welken men van het oogenblik der om-. wenteling aan Frankryk verweten heeft, en nog verwyt, als de natuurlyke vrugten der vryheid, hebben geen andere aanleggers gehad, dan de fnoode werktuigen der verbonden mogendheden, of de verraders, aan welken zy het goud der volken verfpilden , die zy beroofden. ' Maar , terwyl men van den eenen kant Frankryk in alle opzigten beroerde, alles omkogt, wat voor omkoping vatbaar was, om het groot werk der hervorming te beletten, ten minften te vertragen , verzuimde men van den anderen kant niets om het in eenen oorlog te liepen, die deszelfs ftelzel en' magt moest te ni'et doen. Het was niet genoeg, hetzelve weder onder het juk te brengen, men moest ook, door het te verzwakken, in de onmogelykheid ftellen, om het zelve in het vervolg aftefchudden: de .omftandigheid was te gunftig om ze te laten ontglippen. Een oorlog, ondernomen of voordgezet enkel om eenen monarch te herftellen , dien men niet vry wilde geloven, doordien men, ongetwyfeld beter dan zyn volk, wist, in hoe verre men op zyn woord kon vertrouwen; zulk een oorlog vorderde fchaêvergoeding, en was dezelve te Pilnitz gefloten, te Pavia werden de voorwaarden geregeld, hier was de huid van den beer, zo niet verkogt, ten minften verdeeld onder de doorlugtige jagers, zelfs voor dat men denzelven had aangevallen: het kwam er nu alleen op aan, om hem in het nette lokken, en van dit oogenblik af werden al de listen der ftaatkunde  $2$ "S bande tot bereiking van dit doeleinde in bet werk gefteld: hier zyn het zamenrottingen van geèmigreerden, die hunne vyandlyke oogmerken openlyk doen blyken, en die van hunne befchermers op de duidelykfte wyze aan den dag leggen: men beklaagt ze, men verftrooit ze, doch het is om hen te veroorloven, elders het ftaal te gaan wetten, hetwelk zy weldra in den boezem hunner broeders hoopten te drukken: zouden zy gansch Frankryk alleen hebben durven aanvallen of er zig tegen verdedigen ? daar zyn het oproeren , die den lafter tot grondbeginzel hebben en welken verraders konftig zaayen, ten einde, den burgeroorlog te doen ontbranden: hier dienen moorden , in koelen bloede door de muitzugtige hoofden belegd, tot een voorfpel en voorwendzel van fchandlyke ■ oproeren: daarfporen muitery blazende gefchriften de kinderen des vaderlands tot het overlopen of tot opftand aan. Dan is het een gemaakt gebrek, een uitwerkzel van opkopingen door tegenomwentelingsgezindcn, hetwelk gemor verwekt, waaruit oproer, vervolgens wanorde, en eindlyk bloedvergieting volgt: dan is het een agiotage om den ondergang van het nationaal crediet te bewerken en daardoor den géhèéleri handel van Europa fchrik aantcjagen: dan zyn het bezoldigde agioteurs \ die, met den dolk in de eene, en het verderflyk metaal, het welk altyd de klip is geweest van gemeene en zwakke zielen, in de andere hand, de liefde des vaderlands prediken, hetwelk zy tragten te onderdrukken: dan brengen trouwlooze vertegenwoordigers de waare vrienden van orde en deugd door valfche en bedrieglyke welfprekendheid aan het dwalen, door hen op wegen te leiden, van welken zy het gevaar niet kennen , dan na vrugtB 4 loos  24 loos de rampen betreurd te hebben > waarvan dezelven de bron zyn geweest. Al deze flinkfche handelingen en duizend anderen, welken de behendige ftaatkunde met den zwarten fluyer van het geheim heeft weten te bedekken, doch dien de tyd allengs verfcheurt; al deze flinkfche handelingen, zeg ik, door de vyanden van binnen en van buiten beraamd, voeren tegen Frankryk eenen bedekten oorlog, die het ondermynt, verfcheurt , verdeelt, en deszelfs toeftand duizendmaal moeilyker en hachlyker maakt, dan een openbaare oorlog, hoe verwoeftende die ook mogt wezen. Het franfche volk was niet onkundig van de heimlyke verftandhouding der vreemde hoven met al deze wezens, die uit ftaatsinzigten of uit vuil belang de vyanden van deszelfs conftitutie waren* Eene menigte van gelukkig ontdekte zamenzweerders hadden het verlicht omtrent de bedekte aanflagen der franfche prinfen, en de hoop, die zy voedden, ten aanzien der heimlyke fchikkingen van de hoven van We enen, Petersburg en Berlyn, en van de ongeruftheden en den kwaaden wil dier kleine aangrenzende despooten, die, nader by den haerd der vryheid, er des te meer de hitte en het licht van vreesden : het had het ontwerp van openlyke aanval ontdekt, het welk op deze heimlyke vyandlykheden moest volgen. Het kende zelfs den ftaatkundigen loop, welken de mogendheden moeften volgen, die in deszelfs roof zouden delen, om zig tegen hetzelve te verklaren, en de middelen, welken men belloten had, te gebruiken , om dien met eenen fchyn van geregtigheid en geveinsde onzydigheid te verdelen. Alles was met die uitftekende konst ingerigt, welke alleen  alleen aan koninglyke hoofden gegeven is; alles was voorzien met' eene doordringende wysheid, welke alleen de vrugt kan zyn van eene diepe beofeninc van het fpitsvindigst machiavelismus: maar, terwyl van den eenen kant alle mogelyke maatregels genomen werden, om dit volk,, het welk in zyne nieuwe regering nog niet wel gegrond was, tc ontfteken, terwyl men het te zelfden tyde verbitterde, zo door het veragten van deszelfs fouvereineteit, als door het hardnekkig weigeren om met deszelfs zaakvoerders te handelen, als ook door de openlyke befcherming, welke men aan de landvlugtigen van allerlei ftaat gaf, wier onbefchaamdheid zo verre ging, dat zy zio- tegen hun vaderland wapenden; ftelde men van den anderen kant alles in het werk, om het in eene rampzalige geruftheid te houden, door trapswyze de hoop te verfterken, welke het gaern voedde, dat de vrede niet geftoord zou worden. Herhaalde eeden van de zyde van deszelfs eerften openbaaren amptenaar, ftaatlyke afkondigingen , onderfcheidenlyke verklaringen, dringende onderhandelingen, fmekingen,. beloften, bedreigingen, zo om de landverhuizing te beletten, als om dezulken, die door het landverhuizen hadden geloofd, hun hof te maken; vertrooftende en vreedzaame berigten van wegens de gezanten, met eene nadruklyke verzekering gegeven van de zyde der minifters, zaakvoerders der vreemde mogendheden, die met den fchyn van de volmaaktfte eenftemmigheid in het midden der hoofdftad hun vefblyf hielden; fchynbaare eensgezindheid der geftelde magten; grootfche plcgtigheden, waar in dezelfde geeft al de ftanden en klasfen der burgers fcheen te bezielen, alles fcheen deszelfs zegenpraal toetejuichen, en B 5 de  de duurzaamheid daarvan aan het zelve te verzekeren : zou het te midden van deze gerustftellende en vleyende kalmte hebben kunnen geloven, dat hetzelve het oogenblik van het fchriklykst onweeder naderde? zou het zig hebben kunnen verbeelden , dat men het op de verraderlykfte wyze bedroeg, en dat de geenen, die het met zyn ganfeh vertrouwen had omgeven , zig er, alleenlyk van bedienden , om het met des te beter gevolg , als zynde beter tegen argwaan bedekt, te verraden. Ondertusfchen is in dit oogenblik , waar in het geluk het lot van Frankryk fchynt te bepalen ; in dit oogenblik, waarin de koning der Franfchen bedagt is, zig uit de armen van zyn volk losterukken, ten einde aan zyne befchermers het fehynbaarst voorwendzel te geven, om het vuur en ftaal te brengen in het geen hy zyn vaderlyk erfgoed en zyne ftaaten noemde, waarin hy, na alles wat hem omringt, omgekogt te hebben, met eene meinecdige hand de verklaring ter nederftelt, die al zyne eeden verzaakt, zyn karakter ontmaskert, en zyne zamenfpanningen en oogmerken ontdekt. Alles, wat voor hem van belang is, is reeds in zekerheid, hy zal niets anders agterlaten, dan Hagtoffers, welken hy gaern wil, dat men flagte: oneindige rykdommenzyn hem reeds vooraf gegaan, eene getrouwe bende wagt hem, een broeder, even zo loos als hy, dient hem tot voorloper en bode, en gaat de vreugde brengen in de harten van die oneindig groote perfoonaadjen, die hun geluk van het zyne doen afhangen: en eindlyk komt dè nagt, die de fnoodfte verradery met zyne fchaduw moet bedekken; het franfche volk heeft geen koiiihg meer, of het is gedwongen, zynen ko-  koning als zynen onverzoenlykften. vyand te befchouwen. Nooit zal Frankryk dien waarlyk rampzaligendag vergeten, die niets anders dan ongelukken voorfpelde en waarvan de treurigfte gebeurdnisfen de voorfpellihg maar al te zeer bewaarheid hebben; dien dag , die hetzelve de kwaade trouw ontdekkende van hem, wiens grootmoedigheid het zo zeer had verheven, hetzelve, nevens de zoete vertroosting van eenen vader en vriend te vinden in hem, dien het tot uitvoerder zyner wetten verkozen had, ook van de hoop beroofde , van geen hinderpaal in deszelfs geheele hervorming meer te ontmoeten : het ziet zig van dit Oogenblik af tot het begin zyner loopbaan te rug gevoerd, en weder in een dier ftaatkundige pupten van beflisfing geftort, die niets dan geweldige bewegingen kunnen 'aanbrengen, die altyd vreeslyk en te dugten zyn voor eenen ftaat, en dikwyls deszelfs ondergang voleinden. O gy! aanvoerders! gy medepligtigen van een zo fchandelyk ajs ftrafwaerdig gevolg! lafnartige en fnoode aanhangers der dwinglandy ! omgekogte bewerkers der ondeugden en misbruiken, die den troon der koningen omringen! Had gy de gevolgen berekend van eenen ftap, die noodwendig de verwoesting van Frankryk, of den ondergang des heerschzugtigen, die het alleen ontvlood om het des te beter te onderwerpen, moest na zig liepen ? Had gy de diepte van den vloed gepeild, dien het bloed moest doen ftromen, welke dezelve zou doen Horten, of de ketens gewogen, die dezelve voor uws gelyken fmeedde? Ja: uwe onmeedogende ziel is gefchapen om zulk een verfcheurend denkbeeld zonder fchroom te vestigen. De eigenzelfheid en  &8 en trotschheid keilden nooit andere bekommerin-*gen, dan die uit derzelver onterende belangen geboren worden: maar de waare vrienden des vaderlands lidderden, wanneer zy een oog op het toekomende floegen ! Het was indedaad gemaklyk, maar zeer fmertlyk, dat voor het franfche volk niets anders dan de wapenen overbleef, om zyne nieuwe ftaatkundige beftaanlykheid te handhaven,, en dat het zo veele vyanden te beftryden had, als er llaaven en despooten in Êuropa zyn. De menschlyke voorzigtigheid vind zig zomwylen in haare ontwerpen verlegen, om dat het haar niet gegeven is, al" de mogelykheden te voorzien ; hoe regtvaerdig haare maatregelen zyn, hoe doordagt en wél overwogen de voorzorgen zyn , die zy neemt, de minste vergetenheid, het geringfte geval zyn genoeg, om de gegrondfte hoop te doen verdwynen. Lodcwyk XVI. had ongetwyfeld niets verzuimd cm zyne vlugt te verzekeren en zyne bewakers te misleiden, hyhad zyn doel byna bereikt, en hy was op het punt om tusfeheh hem en zyn volk dezelfde fcheidpaalen te ftellen, die den grond der vryheid van dien der flaverny affcheiden. Lodewyk en de gezellin, welke de hemel hem in zyne gramfchap had gegeven, fmaakten reeds de wanhopende ontfteldnis. van Frankryk en de barbaarfche vreugd van deszelfs vyanden : maar dit kortftondig genot verwisfelde in een oogenblik in liet treurigst vooruitzigt. Lodcwyk werd aangehouden, en ondanks zyne laage fmekingen, ondanks zyne verleidende aanbiedingen, verpligt om voor de noodzaak te zwigten en zig als een misdader naar hetzelfde paleis te laten voeren, hetwelk hy lafhartiglyk had verlaten, en  en dat zo menigmaal getuigen van zyne eeden was geweest. Welk «eene fchande ! en welk een toekomende. Hy kon zig aan zig zeiven en zyne medepligtigen niet, dan in het treurigst gezigtspunt voorftellen, welk eene ■fchynfeden hy ook aan zyne vlugt mogt geven; de openlyke fchending zyner eeden, zyne ondubbelzinnige uitdrukkingen in de verklaring, die hy, onvoorzigtiglyk, had bevolen, openbaar te maken en die met zyne ondertekening en zyn zegel bekragtigd was, lieten zelfs niet toe, toegevend te zyn. Het is waar, dat hy in deze onftaatkundige verklaring te kennen gaf, dat hy geen ander voornemen had, dan om zig naar de grenzen te begeven, zo om er eene vryheid te genietert, van welke hy zig beroofd agtte, als om zig met des te beter gevolg tegen de vyanden te verzetten, die Frankryk met eenen inval dreigden : maar dit dubbel voorwendzel was alleenlyk gefchikt om de verbittering tegen hem te verwekken, door zyne kwaade trouw in het helderst daglicht te ftellen. De leugen was indedaad te grof, om het bekrompenst verftand te bedriegen. Moest men, om tegen de bewegingen der vyanden op de grenzen te gaan waken, voor de natie verbergen, dat de vyanden bewegingen maakten, en dat dezelve bedreigd werd ? moest men, om die gewigtige zaak te volbrengen, zig met de heimlykfte voorzorgen fteelswyze wegmaken, zig van bedrieglyke vrygeleibrieven voorzien, flegts eenige vrienden in het vertrouwen ftellen, zig door zyne ganfche familie doen volgen, onder eenen ontleenden naam reizen, zonder geleide, in eene kleding, die het minst agterdogt kon verwekken, met een woord, alles vermyden wat den reiziger en zyn oogmerk zou hebben kunnen doen ontdek-  \m9VL* 3° <$%P dekken ? moest men, om in zyne onderneming te flagen, op de duidelykfte en klaarfte wyze, de plegtige bekragtiging ontkennen, welke men gegeven had aan de akte eencr magt, van welke men de wettigheid erkend had, en welker wetten men , dikwyls ongevorderd, gezworen had, in agt te zullen nemen, en in agt te doen nemen? moesten de tantes van den yverigen en moedigen monarch te Rome wezen ? zyn broeder, die tot dit oogenblik het fterkst patriotismus geveinsd had, hem op eene heimlyke wyze voorafgaan, en in plaats van te vertoeven ter plaatze, alwaar de. monarch zelf geagt werd, te zullen vertoeven, hem te Brusfet gaan wagten, en zyne aanftaande komst aldaar aankondigen? moest Bouillé hem met eene fterke magt te gemoet gaan tot op de plaats, alwaar men ongetwyfekl voorzag, dezelve nodig te hebben , terwyl men voor het overige op de ganièhe reis tot den minften toeftel vermyd had, die reizigers van eenig byzonder belang zou hebben kunnen verraden ? moesten, eindlyk, al de hoven van Eurapa van deze reis onderrigt zyn, allerwege renboden zenden, om te berigten, dat de onderneming mislukt was; dat juist op die tydftip de kleine Alexander van het Noorden, de 'franfche prinfen, vcele buitenlandfche ministers zig te Spa bevonden, ten einde nader by de 'hand te zyn, om den ongelukkigen monarch wegens zyne gewenschte bevryding geluk te wenfehen, of om nieuwe maatregels ter zyner verlosfing te beramen ! indien dit alles nodig was om het ryk niet te verlaten, dan vraag ik, wat zou er meer nodig geweest zyn om te overtuir,gen , dat men zig er uit wilde begeven? . Het franfche volk liet zig door deze belach. U .... ... „-üflMco Jyke  lyke en leugenagtige uitvlugt -niet misleiden; al had het zelfs eene dwaaze ligtgelovigheid in dit ftuk gehad, zouden de fpyt, de verontwaerdiging der vreemde mogendheden, de honende bedreigingen van den fnooden Bouillê, die zig. te luide liet horen , om te kunnen twyfelen , dat hy derzelver werktuig was, weldra de beguicheling hebben doen verdwynen, en. de voorwendzels van den vlugtling en de beweegredenen zyner vlugt in het waare daglicht gefield hebben. Laten wy niet fchromen, het te zeggen, deze reis was van de zyde van Lodewyk XVI. niets anders , dan eene' oorlogsverklaring tegen een volk, hetwelk zig aan een drievoudig defpoti?mus zyner koningen, edelen en priesters wijde onttrekken. Deze reis was volftrekt de eerfte verrigting eener verbindnis tusfchen den koning der Franfchen , en al de defpooten , die hetzelfde lot, als hy te vrezen hadden, indien men het groot werk der hervorming van Frankryk zonder verhindering had laten verzekeren. Deze reis was de vrugt van de beraadflagingen. der gedugte zamenfpanning van de dwinglanden tegen een volk, hetwelk groot genoeg was om vry te willen zyn, en magtig genoeg om hen te ontrusten •en vrees aantejagen. Deze reis was het voornaam ■doel van al de voorgaande zamenzweringen, en ..het zaad van allen, die in het vervolg tegen. ,de vryheid zullen uitbersten. Eindlyk moest deze reis het fein en het voorwendzel zyn van den oorlog, welken men onvermydelyk oordeelde > om de flaverny te vereeuwigen , en de geheiligde regten te vernietigen,, die met dezelve niet kunnen overeenftemmen. Het franfche volk en allen , die, zonder andere beweegreden, dan de liefde tot waarheid er  M 32 '^SïP en geregtigheid, in het lot van dit wonderbaar • volk belang ftellen, befchouwen de reis, of, liever , dé vlugt des konings in dit gezigtspunt, zy alleen, die dezelve geraden of begunftigd hadden, merkten zyne aanhouding te Varennes als den ilrafwaerdigften aanflag aan, dewyl dezelve al hunne ontwerpen den bodem infloeg, en al hunne maatregels verydelde. 'Van dit oogenblik af zou Lodewyk XVI. voorzeker voor Frankryk niets anders dan Lodewyk Capet geweest zyn, indien de waare vrienden des vaderlands en der vryheid alleen zyne regters waren geweest; deze daad van geregtigheid zou ten minften, indien zy den geesfel eens oorlogs, welks duurzaamheid men niet gemaklyk kan berekenen, al niet had afgeweerd , veel misdryven gefpaard hebben: maar, het was ook zo wel. van belang, hem voor het lot te bedekken, welk hy natuurlyk te wagten had, als hem aan zyn volk te ontrukken, en de zelfde middelen, die zyne misdaaden begunftigd hadden, fpaarden hem de' vergifnis daar van. . Het was een werktuig , welk men nog nodig had, en men was zeer zeker, dat zyne daad nooit het voornemen zou verraden van hun, die zyne bedryven beftierden, het was egter nodig, hem een weinig meer werkzaamheid te geven, door het vertrouwen te doen herleven, het welk hy verloren had en het welk zyn voomaamfte middel was. Naar dit doel is het, dat men al zyne flappen gaat rigten. Het zou in deeze vergadering van mannen, wier gedraging en houding de ganfche waereld in verwondering fielden,, en op welken in dit oogenblik het lot van Frankryk rustte, zeer moeilyk geweest zyn, dat de liefde voor het algemeen welzyn1 de waare dryfveer van al de be- flisfin-  SS flisfingen en de eenige regel van een' ieder in het byzonder ware geweeft; in gevoelens en belangen verdeeld , moeften de leden van dit nieuw ftaatkundig lichaam het insgelyks in hun voorwerpen en in hunne bedoelingen zyn ; het was onmogelyk, dat de edelman eveneens dagt, als hy, die men toen nog den onëdelen noemde; dat de kerklyke eene zaak op dezelfde wyze befchouwde als de krygsman en de man zondeF karakter: het was nog onmogelyker, dat de eenvoudige en deugdzaame mensch, in hetzelfde einde , overeenftemde met den arglistigen en bedorven? mensch; de kortzigtige, die met een bekrompen vernuft eene onverfchillige ziel paart, met hem, die met natuurlyke bekwaamheden begaafd is, een doordringend oordeel heeft, en wiens levendige ziel alleen aandoeningen vol vuurs ondervind : beiden gelast met eene zending van gewigt, waarvan het voorwerp niets minder, dan wél ontwikkeld was, bekleed met een karakter, hetwelk hunne volmagten gelyk Hellende, ook hun voorgeven gelyk maakte ? Vereenigd om zig gezamenlyk bezig te houden met een werk, waarvan men zelfs het ontwerp niet bevat had; voor het meestendeel onderworpen aan al de dwinglandy der vooroordeelen, welker heerfchappy zy moesten omverre werpen: wat zou men van zodanige zamenfchikking zig kunnen beloven? een fteedsdurende ftryd van al de driften , eene geftadige worsteling van de ondeugd tegen de deugd, van de dwaling tegen dewaarheid, zamenrottingen , zamenfpanningen , verdeeldheden, fcheuringen, eindlooze twisten, eene welfprekenheid, die een waar vergift was, zedelyk door de valfche gronden, waarvan zy altyd het hulpmiddel is, en door de loosheden en drogreC denen,  34 denen, welken zy in zetregels verandert, welk eene ryke bron van toevlugtmiddelen voor de verleiding! zy blyft niet werkloos, en weldra zullen wy er de rampzalige gevolgen van zien. Ik zal hier die zonderlinge conftitutie niet onderzoeken, die uit den boezem der tegenftrydigheden, van het dreigend geroep, van den vernederden hoogmoed, van de geweldige beroeringen der befchaamde dweepzugt, en van de zamenzweringen der dwinglandy, in de ffcaatkundige waereld te voorfchyn kwam, om de reden te niet te doen, en de hoop der vyanden van Frankryk en van de vryheid te doen herleven: dit wanftaltig gewrogt moest noodzaaklyk het kenmerk dragen van het karakter van deszelfs werkmeesters, en van het bederf, hetwelk er de deelen van op eene wanvoeglyke wyze gefchikt had: het had niets goeds in, dan hetgeen het van de wyze natuur, de regten van den mensch en den burger, had. Al het geen de menschlyke driften en de veragtlyke belangen er konffciglyk en met veel arbeid in gemengd hadden, had even zo min eenige overeenkomst, en ftrekte alleenlyk om de voortreflyke grondbeginzels te verlammen, door aan het despotismus wettige wapenen te verlenen tegen de magt van derzelver werk; het geen men met de eene hand ftigtte, vernietigde men met de andere; het geen men omverre wierp, rigtte men onder eene nieuwe gedaante op ; de misbruiken hadden flegts van naam veranderd, en het despotismus vermomd onder de eenvoudige voorftelling van een conjlitutioneel koningdom, onder begunftiging van een invretend veto en van eene onfchendbaarheid, die veel honender dan ongepast was, liet aan den wettigen jouvtrein alleen het moeilyk en fchraal regt van nut- loo-  looze wetten te maken, en de fchande van volftrekt afhanglyk te zyn van zynen eerften agent. Scheidsman der onderhandelingen aan de vreemde hoven; vry, om in wezens, die het minst nauwgezet in het ftuk van getrouwheid zyn, tot medehelpers te nemen; volftrekt meester van eene verbazende civiele lyst voor eenen amptenaar, wiens eigen domeinen reeds maar al te ryk waren, had de magtgevende vergadering in handen van Lodewyk XVI. alle mogelyke middelen gelaten, om de conflitutioneele akte, die de werkende grondbeginzels en het volkomen ontwikkeld zaad van al de rampen van Frankryk met zig bragt, te vernietigen of ten minften te . verydelen. Ik weet niet, wat het meest moet verwonderen, of onbekwaamheid, eigenzinnigheid der franfche wetgevers in dit wanftaltig werk, of toejuichingen over de loftuitingen , welken de wysgeerte en de reden er aan gaven , of drift, verrukking, waarmede het franfche volk het ontvong ; er was ondertusfchen weinig doorzigt en verftand nodig , om er de tegenftrydigheden van intezien; was het nodig, dat eene treurige ondervinding kwam betogen, dat, wanneer het goed is, dat gefielde magten tegen elkander in evenwigt zyn , het gevaarlyk is, dat dezelven elkander dwarsbomen , tegenftreven, benyden , vernielen ? had men ondervinding nodig , om te weten, dat het conftitutioneel koningdom, in eenen ftaat, in welken het despotismus zulke diepe wortelen gefchoten had, en met die uitgeftrektheid van magt, die rykdom van middelen , waarmede men hetzelve onvoorzigtiglyk voorzien heeft, een ftaatkundig gedrogtwas, uic den aart beftemd, om de vryheid te verflinden, C 2, indien  3ö indien liet door dezelve niet gefmoord werd? dat het veel gemaklyker is, de dwinglandy te verpletten, dan haar aan wetten te onderwerpen ? dat een despoot, wiens magt men bedwingt, een vyand is, wiens haat en wraak men aanfpoort, en dat Lodewyk XVI., zowel zelf, als de zaak van al de dwinglanden van Europa, zo van tegenwoordigen, als voorledenen en toekomenden, voerende, er te veel belang by had, om deze fchrikbarende fchaduw van vryheid te doen verdwynen, welke het franfche volk, door de lompfte misvatting, voor de vryheid zelve hield, om niet alle middelen tegen de wet in het werk te ftellen, van welken de wet hem het bellier toevertrouwd had; moest men de ondervinding afwagten, om zig te overtuigen, dat hy, die tot hier toe tegen de natie en tegen de wet gelogen had, om alleen zig zeiven en zyne medeftanders getrouw te zyn, voor hen en zigzelve'n de natie en de wet weder zou verraden , en dat door hem het lot van de eene en de handhaving van de andere toetevertrouwen,. men beiden als flagtoffers aan het zwaerd overleverde , welk dezelven moest Aagten ? Neen : het algemeen gezond verftand was genoeg om, zonder moeite, deze fchriklyke waarheden te bevatten: maar zodanig was in dit ongelukkig tydbeftek de beguicheling van een door zyne eigen leidslieden op den dwaalweg gevoerd volk, dat het, zelfs het billyk wantrouwen vergetende, hetwelk de vlugt en de verklaring van Lode-« wyk onverdelgbaar zouden hebben moeten maken, in zyne aanneming van de confiuutioneeh akte, welke niet minder wonderbaarlyk was door haare gereedheid dan door haare algemeenheid, niets anders zag, dan eene heldhaftige poging van edel- moe-  3? moedigheid en grootheid van ziel, waarvan men hem niet verdagt hield, en dat het als eene weldaad en. een onderpand van vrede en geluk befchouwde het geen in den grond niets anders was, dan het duidelykst bewys van zyne heerschzugt, van zyne dubbelhartigheid, van zyne fnoode voornemens, en het droevig voorteken van eenen oorlog, die met het bloed der volken den troon van derzelver onderdrukkers moest bevestigen. Het franfche volk deed de verrukking van zyne vreugde en liefde, zo voor de vryheid, die het dvvaaslyk geloofde veroverd te hebben , als voor eenen vorst nog blyken , dien het zig verbeeldde als groot genoeg om opregt, en goed genoeg om ongeveinsd te zyn, het deed zig byna verwyten, dat het hem van een gezag beroofd had, hetwelk het oordeelde, dat hy te meer waerdig was, daar hy er met meer opregtheid en minder berouw afliand van fcheen te doen ; en deze vorst, dien het zo kwalyk kende , was reeds op de zekerfte middelen bedagt, om er zig weer meefter van te maken ; nauwlyks had de natie zyne nieuwe eeden ontvangen, of hy bereidde zig tot nieuwe meineeden: zyne eerfte conftitutioneele flappen waren aanflagen tegen de conftitutie, geoefend in de konst van bedriegen, waren al zyne openlyke daaden zodanig zamengevoegd, dat er geen eene was, die niet tot een dekkleed van een verraad diende. Hy vernieuwde onder de tweede wetgeving dezelfde geveinsdheid , die hem, onder de eerfte, zo wél gediend had: maar fterker tegen de wet zynde , door de wapenen , welke de wet hem had toevertrouwd, nam hy eene meer geheime en minder befchroomde houding aan, en zig doende omringen C 3 door  38 door eenen drom dier vertrouwlingen van het fortuin, die hetzelve volgen met eene beproefde ftandvaftigheid, te midden de wanorde. en den bedekten handel, waarin dezelve met te meer luister fchittert: met oordeel de rollen uitdelende, over de ampten befchikkende , de bedieningen beftellende, het fein gevende, treed hy regtftreeks naar zyn doel; de alleenkoop, de opkopingen, de geldopwisfeling, in handen van een minifterie, verkogt aan de ongeregtigheid, en van zyne hebzugtige medeftanders, betwisten elkander meer dan ooit het bloeddorftig, het fchandlyk geluk van Frankryk door het discrediet en den honger tot eene tegenomwenteling te brengen: eene geveinsde gunst ftelt zig het zelfde einde voor en arbeid daar aan door oproerige maatregelen; onbefchaamde Gargiften, in muitzugtige fchriften de gevaaren en rampen vergrotende , verfpreiden vrees en beroerte van binnen , terwyl guiten door leugens haat en verwoefting van buiten zaayen : het bygeloof maakt de eenvoudigen tot dwepers, de trotschheid en heerschzugt zyn een prikkel voor de grooten, de gierigheid en de baatzugt verlokken de ryken; ieder egoist is een vriend van Lodewyk, en die een vriend van Lodewyk is, is een vyand van Frankryk, van de conftitutie en de vryheid: een heimlyke bewerker zynde van al de zamenfpanningen, die er gefmeed, en van al de zamenzweringen, die er gemaakt worden, kan niets hem over het mislukken derzelven troosten, dan de mogelykheid, die men hem laat, om met zwaare koften nieuwen te verwekken, en de hoop , dat dezelven gelukkiger zullen zyn: laten \vy hem op dezen weg der duisternis, welks kronkelingen alleen bekend zyn aanwezens van het ge- flagt  3K* 3? flagt der dwinglanden of koningen verlaten, wy zouden er flegts verraad in ontdekken onder verfchillende meer of minder ysfelyke gedaanten. Maar, indien het byzonder gedrag van den koning der Franfchen fteeds tot eene tegenomwenteling ftrekte, welke alleen hem op den troon kon herftellen , dien hy dagt verloren te hebben, zodra dezelve niet meer door het despotismus onderfchraagd, noch door dien pragtigen toeftel, omftuwd werd, welke den fterveling,'die denzelven bekleed in eenen God fchynt te hervormen; bedoelde zyn openbaar en ffcaatkundig gedrag niet minder dit groot voorwerp; het zou voorzeker zyn belang zyn geweest, wanneer deze gebeurdnis zonder tusfchenkomst der verbonden mogendheden had plaats gegrepen ; een burgeroorlog was voor hem dienftiger dan een buitenlandfche, en dit ftelde hy zig met de vyanden van binnen ook voor ; de verbondelingen waren daarin alleen als raadgevers, en verwagtten er den goeden uitflag van, zonder dienegterte zeer te verlangen, zy zouden er niets by gewonnen hebben: openly'k arbeidde Lodewyk voor den vrede, doch het was om den oorlog te verwekken, die zyne laatfte toevlugt was, en hy was zeer verzekerd , denzelven niet te vergeefs aantezoeken, al zyne aanhangers, zyne vrienden, al de voorfhmders der dwingelandy wenschten denzelven, niet voor hem, maar voor zig zeiven. Frankryk was zedert lang, ten aanzien der vreemde mogendheden, in eenen weifelenden toeftand, die voor eenen ftaat meer te vrezen is, dan eenè verklaarde vredebreuk, het wilde zig uit denzelven redden, en zyne vyanden werkten alleen om dien te verlengen; en voorzeker, er kon voor hun niets anders dan groote voordeden daar uit voordC 4 fpruken.  4® «Kif fpruiten; Frankryk vertraagde zyne toebereidzels, en zy zetten de hunnen met allen yver voord: Frankryk verdeelde zig in factiën, en deze factiën lev erden hun verraders op. Frankryk werd verzwakt door de landverhuizingen van menfchen en uitvoeringen van gereed geld, en zy maakten zig deszelfs verliezen te nutte. Lodewyk had het regt om over de posten te befchikken, al de orders kwamen van hem, hy was met de uitvoering der decreeten en wetten gelast, en Lodewyk was hun vriend, of, liever, Lodewyk was de geen, die door hun befchermd en voorgeftaan werd, Lodewyk was hun agent, er was hun derhalven aan gelegen, dat zy niet aandrongen om eene crifis te doen ophouden, die van zelve niet Icon eindigen, dan op eene voor Frankryk noodlottige en voor hun gunftige wyze. Zo lang Lodewyk conftitutioneel koning der Franfchen zou zyn, hadden de Franfchen genoeg aan den oorlog, dien hy hun aandeed, dezelve was meer dan een andere gefchikt om dezelven te vernielen. De minst veragtlyke der gewezen franfche prinfen, Condé, had dien begrepen, en Frankryk moet zyne ftem geven voor dankzeggingen aan het heerschzugtig ongeduld der anderen, hetwelk hun eenen raad heeft doen verwaarlozen, welke, misfchien, den ondergang der vryheid na zig gefleept zou hebben. Maar hy, die voor de regten en wetten waakt, van welken hy de Auteur is, zond den zwymelgeest in hun, die derzelver ondergang en vernietiging gezworen hadden, en de vryheid werd gered, om dat zy den oorlog bewerkten. Deszelfs bloeddorftige geleigeest zweefde met een dreigend gelaat tusfchen Frankryk en Duitschland; het trotfche Albion lachte denzelven met die verraderlyke bewilliging toe, die aan  4« aan de zekerheden der onzydigheid een volkomen dubbelzinnig voorkomen geeft; het vertoonde denzelven aan zynen zeer onderdanigen bondgenoot als een eerftgeborene, van welken men het de eer van deszelfs voedfter te wezen toekende; het vertoonde denzelven aan .Spanje als een' wreker van het bloed zyner koningen, dien het zig moest aannemen, en als den befchermer van deszelfs dweepzugtigen godsdienst, welken het volgens zyn geweten moest begunftigen; het koningje der Alpen zwaaide hem den wierook reeds toe als zynen afgod, en dit hersfenfchimmig wezen , van hetwelk het bygeloof en de zwakheid een' God en een' despoot gemaakt hebben, belaadde hem met al die gewyde amuletten , met al die voorfchriften van zegeningen , met al die beloften voor de eeuwigheid, die over den eerbied der zotten befchikken, en hunne verwagting vleyen. Deze helfche genie was niet minder gedugt door dien koddigen toeftel, dan door den bundel van verwoeftende werktuigen, die aan dezelve tot eene leuze dienen. Duüschland fbreelde hem met de eene hand, en ftiet hem met de andere terug; Frankryk befchouwde hem trotschlyk, en men moest het air leenlyk doen befluitenom hem te roepen. Cobhnts was meer dan genoeg om het er toe te noodzaken, hier regeerde Lodewyk nog als koning van Frankryk, terwyl de koning der Franfchen zyne huurlingen bezoldigde: maar moest Frankryk dezen onreinen drom van egoïsten van allerlei ftaat, en aan dien kleinen gemyterden despoot, die hun eene onftaatkundige fchuilplaats gaf, en het ryk met zyn onbefchaamd geroep vervulde, de eer aandoen van den oorlog te verklaren ? Was deze magtlooze vyand deszelfs gramfchap waerdig ? C 5 Neen ;  42 Neen: deze vyand, die, in den grond, flëgts zyn conftitutioneele koning was, kon het niet verontrusten, dan in zo verre het ryk, en dit huis, welk het onderwerpt, en van alle tyden de geesfel van deszelfs nabuuren en van gansch Europa is geweest, met hem verftandhouding had, en gereed was om hem, daar het nodig was, te onderfteunen. Hiervan tragtte Frankryk zig zedert lang te verzekeren, dit was tot des tyds het voorwerp der onderhandelingen, welker traage voordgang het in eene onzekerheid hield, welke al deszelfs verrigtingen boeide en het langzaam verflond; het was tyd, daar een einde van te maken, en het ryk zowel, als het huis van Ooftenryk te noodzaken om zig ten duidelykften te verklaren; hiertoe befloot het franfche volk, door zyne uitvoerende magt, zynen conftitutioneeien koning, dat is te zeggen, zynen huislyken vyand, die in deszelfs verderf zyn grootfte belang had, en dienvolgens den oorlog zogt, met deze gewigtige, maar tedere commislie te belasten. Hier is het, dut Lodewyk onder de leiding der hoven van Petersburg, Weenen en Berlyn , voor welken Coblents tot een addreskomtoor diende , zig met eene overalpifche list openlyk begint te verklaren onder deze dubbele zedelyke beftaanbaarheid, die hy zedert het oogenblik der omwending aangenomen had, en aan zyne vertegenwoordigers en ministers mededeelde. Als koning van Frankryk bédelt hy op eene veragtlyke wyze de befcherming der verbondenen; doet hun begrypen, dat hunne zaak gemeen is, dat hunne belangen onverdeelbaar zyn; dat zy zeiven weldra niets meer zullen zyn, indien zy zig niet vereenigen, om hem in ftaat te ftellen, van iets te zyn5 dat dezelfde grondbeginzels, die  43 ■ die de grondvesten van zyne magt ondermynl i hebben , magtig genoeg zyn , om de hunnen omI verre te werpen; dat hun troon, onderfteund | door dezelfde regten , en omgeven met dezelfde I misbruiken, ook dezelfde geyaaren loopt; dat ' dezelfde beweegredenen, die het franfche volk ; gemagtigd hadden om hem van de voorregten ; zyner kroon te beroven, even zo zeer hunne i volken dienden ; dat de franfche conftitutie het i vonnis over al de koningen had uitgefproken; ; dat dienvolgens de oorlog zo noodzaaklyk voor hun als voor hem was; dat hunnen zaak vorderde, er zig toe gereed te maken; dat zy al de openbaare flappen, die hy te hunnen opzigte zou i doen, moesten aanzien, als daaden van geener | waerde, zo verre van zynen wil verwyderd, als : zyn toeftand het was van de vryheid, waarvan | hy egter betuigde, dat zy de vrugten waren, of 3 als ftaatkundige listen , die in den zamenhang zy- ■ ner ontwerpen komen en er den goeden uitflag > van moesten verzekeren, en dat eindlyk, daar hy begreep , hoe zeer zy een voorwendzel nodig hadden om denzelven in de oogen der volken . en&der nakomelingfchap te billyken , hy zig ver| bond, om al de magt , die hy nog had, en al j den invloed, welken de kuipery, zamenfpanning ) en verleiding hem gaven, om Frankryk te dwingen tot eenen aanval, die niets verfchriklyks zou I hebben, wyl hy er de toerusting van wel zal i weten te vertragen , en de grootheid er van te I verminderen, zou in het werk ftellen; dat hy al de maatregels wel zou weten te verydelen, een bedrieglyk vertrouwen in te boezemen, in eene fterkte, die er niet zou wezen, in generaals en troup&n, die van zyne bevelen zouden afhangen i in agenten , die hem alleen getrouw zouden zyn,  44 zyn, met een woord, hun de overwinning van Frankryk zou gemaklyk maken, door deszelfs barrieren voor hun te openen en zig by hun te voegen, zo dra zy dezelven in hunne magt zouden hebben. Na den Koning van Frankryk dus gefpeeld en zig van de wezenlyke befluiten der verbonden te Pilnitz verzekerd te hebben, van welken men wist, dat Engelland de raadgever en onderfteuner was geweest, nog was, en fteeds zou zyn, lei Lodewyk zyn karakter open als Koning der Franfchen en eerfte reprefentant van eene groote natie, die vry wilde zyn, en het geloofde te zyn; en doet het aan zyne gezanten openleggen, met dit opregt en edel voorkomen,hetwelk zo zeer gefchikt is om den gemeenen man te bedriegen, doch voor hun, die de Koningen en hunne wegen kennen , flegts een doorfchynend dekkleed is, door hetwelk zy het bedrog en de laagheid ontdekken : hy fpreekt van vrede, maar op eenen toon, die te kennen geeft van niets toeteftaan , of aanzet om ftrikken te fpannen, ten einde de zaak ilepende te houden. Uit zyne pen en die van zyne ministers ziet men opnieuw eene menigte van verklaringen vloeyen, welker ftyl de tederfte liefde voor het welzyn,en den blakendften en opregtften yver voor het vaderland ademt. Men is vry, men wil vrylyk en kragtlyk, doch het zyn alleen de goede Franfchen, die het geloven; voor het overige weet men deze ftukken met eene opgeblazen wélfprekendheid op prys te ftellen; men weet, dat de noodzaaklykheid dezelven opgeeft, en dat de list of "de vrees ze bekend maakt; ondertusfchen dralen de hoven om zig te verklaren, de onderhandeling word verward, men houd zig enkel by woorden, men doet zwarigheden ont-  TOP 45 i ontftaan, men verwekt twyfelingen, men dekt 1 zig met vorderingen, van welken men fcheen afi gezien te hebben. De ftaatsbrieven volgen fnelI lyk de een den anderen, daar is er, die geheim : zyn, welken men zorgvuldig bedekt houd, anderen zyn onbeduidende, welken men behendig1 lyk verfpreid, met konst uitlegt , onaangej naame, honende zelfs voor de natie , welken men alom openbaar maakt, en niets word er afgeS daan. Alles is ondertusfcheu gereed. Dumouriez is i in het geheim, la Fayette en Iiochambeau zyn aan : het hoofd der legers, verraders in de vestingen, de vergadering, door ministerieele berigten be: drogen, verbeeld zig, dat de grenzen in den i besten ftaat van verdediging zyn , en de land- en : zeemagt in ftaat om met goed gevolg een aan' vallend fystema te verdedigen; zy heeft er eene ■ verbazende fom gelds aan te koste gelegd, en i dit geld is voor een groot gedeelte buiten het I ryk gegaan, en het andere heeft gediend om trouwlooze aannemers te verryken, of om de I beurs te vullen van ellendelingen, die geen ander handwerk hebben , dan van zig te verkopen, om dat hun eenig karakter is, zig met de eerloosheid gemeen te maken. De bedrogen ver; gadering bedriegt onfchuldigfyk op haare beurt de natie, welke zy vertegenwoordigt, de zendelingen van den Koning van Frankryk , betaald wordende door den Koning der Franfchen, lopen de departementen af om dezelven te beroeren, en de vrienden zo wel, als de vyanden des vaderlands roepen met kragt te wapen, doch niet met denzelfden geest, Lodewyk veinsde eindlyk niet meer, hy fchets de verbondenen zo als zy zyn en zo als hy wijde, dat zy waren. Zyn minister ,  ter, de vertrouwling der natie, raad den oorlog aan, Lodewyk flaat dien voor en de oorlog word gedecreteerd. Nu vraag ik aan de geenen, die, gelyk ik, dezen zamenhang van bedryven, waar van ik het ontwerp gefchetst heb, of het Frankryk is, dan of het de verbondenen zyn , die den oorlog hebben verklaard? Frankryk heeft dien zeker verklaard , het heeft de vyandlykheden begonnen: maar is het de mogendheid, die denzelven verklaart, of die, welke haar dwingt, dien te verklaren , die er de waare oorzaak van is ? moet men aan die, welke de vredebreuk verklaart, of aan die, welke deze vredebreuk door allerlei middelen verwekt, het meeste belan°er by heeft, om dezelve te veroorzaken" dezelve toefchryven ? Frankryk had het grootfie belang by den vrede; de verbondenen hadden, of meenden te hebben, het grootfie belang, om het in den oorlog te wikkelen; Frankryk kon, naar den fchyn te oordelen, by den oorlog alleen verliezen; het was alleen, zyne vyanden waren zo magrig als talryk, het had geen eenen geallieerden, het kon zelfs voor zig zeiven niet ontveinzen, dat de mogendheden, welke beloofden de fterkfte onzydigheid in agt te nemen, niet weldra gedwongen zouden worden, een ander fyftema aantenemen, en dat het eindlyk al de magten van Europa op den hals zou hebben: de verbondenen hadden alles van den vrede te vrezen; zy oordeelden zig fterk genoeg om Frankryk te verpletten; zy waren verzekerd, des noods, meer vyanden tegen het zelve te kunnen verwekken , welke* fchyn was er derhalven, dat Frankryk den oorlog buiten noodzaaklykheid zou verklaard hebben ? welke waarfchynlykheid, dat de geallieerden tot den vrede befloten zouden hebben?  47 hebben, indien Frankryk dien niet verbroken had ? Volken! overweegt deze aanmerkingen, en vraagt u zeiven vervolgens, welke de beweegreden van eenen oorlog is, waarvan gy de beklaaglyke flagtoffers zyt: leest de verklaring van de regten van den mensch, flaat het geheiligd wetboek der natuur open, welk Frankryk uit het ftof gehaald heeft, waarin de dwinglandy het begraven had , waarin uwe regten door Gods hand zelve gefchreven zyn, en indien gy nog twyfelt aan de beweegreden, welke hen , die zig uwe meesters noemen, heeft doen befluiten, om u te doen Aagten ; indien zy nog onbefchaamd genoeg zyn, om u te zeggen, dat het alleenlyk is, om tot hulp te komen van een' ongelukkig' vorst, die dezelven inroept; Aaat het oog op Polen en fiddert; dezelfde handen, die den dwingland van Frankryk op den troon willen herftellen, ftoten den vorst, vriend des volks en der vryheid, van den poolfchen troon! Aan u, aan uwe regten is het, dat zy den oorlog verklaren, door dien aan Frankryk aantedoen. Maar is deze oorlog regtvaerdig! Dit is de tweede vraag, welke ik onderneem, voor u te onderzoeken, en die noodzaaklyk het onderzoek uwer regten en die uwer dwinglanden, die u onderdrukken, ten gevolge heeft. TWEEDE  48 TOP TWEEDE VRAAG. Is deze oorlog regtyaerdig? Wanneer men de reden alleen raadpleegt, weet ik niet, of er ooit een oorlog is geweest, of kan zyn, welken men den titel van regtyaerdig zou kunnen geven, doordien ik in de natuur geen goed zie, dat waerdig zy, door menfchenjbloed gekogt te worden : de niet beftaanlykheid kan niet vergoed worden; die het leven verliest, verliest alles, en zig blootftellende tegen goederen, die hem niet toebehoren en die hy na zynen dood niet kan genieten , is hy zo onredelyk als hy, die een tegenwoordig en wezenlyk goed tegen een ingebeeld blootftelt. Deze aanmerking, die een ieder, die het gevaar der gevegten gaat lopen, zonder eenige andere beweegreden , dikwyls, dan dat van voor het geweld te zwigten, of door de hardfte flaverny eene vryheid van eenige oogenblikken gaat kopen, zou moeten trefiën, ziet meer onmiddellyk op die wezens, welken, zig tot volftrekte meesters der volken gefield hebbende, dezelven zig onderling voor hun vermaak, of voor zaaken , die voor de ongelukkigen, welken hun onderworpen zyn, geheel vreemd zyn, doen vermoorden. De zugt om hunne heerfchappy en magt te vergroten, de drift naar eenen roem, even zo ydel, als hun geest, even zo valsch, als hun hart;, eene kinderlyke nayverige medeftreving; een haat, die meestal alleen gegrond is op den tegenftand, dien  dien men ontmoet in onregtvaerdige eifchen, of heerschzugtige ontwerpen, een twist over eenen. voorrang, de gierigheid van eenen minister, de onbefchaamde magt van eenen gezant, en laten wy het zeggen, tot fchande der koningen, zomtyds de konftenaryen eener vrouwe, die heimlyk met den monarch het onkuisch bed deelt, of wel met den begunlligden minifter, of met den gunftling van den gunftling tot in den vyfden of zesden afdalenden graad, zyn, met in eenen verzamelenden zin, maar afzonderlyk, genoeg, om de aarde met bloed te bevogtigen, en de vervvoefting, ellendeen wanhoop in eenen ftaat te brengen. De reden gruwt, de menschheid zugt, en beiden kunnen het woord oorlog niet horen uitfpreken, zonder zig een denkbeeld te vormen van-den yslykften roof, en zonder de o-ekroonde barbaaren, die er hunne ernftigfte en vermaaklykfte bezigheid van maken, met vervloekingen te beladen. Mannen des bloeds! rekent gy dan liet leven van uws gelyken voor niets, terwyl gy de wreedfte, de fchriklykfte en uitgezogtfte ftraf oplegt aan hem, die naar het uwe durft ftaan ? is al hetgeen de oorlog u aanbrengt, wel een droppel bloeds waerd, hetwelk gy doet ftorten ? Een mensch, die een7 ander"het leven berooft, word als een moordenaar aangemerkt, en als zodanig een geftraft. Gy moord millioenen in koelen bloede, welk eenen naam moet men u geven? en welke ftraf zyt gyniet waerdig? De vierfchaar der eeuwige geregtigheid en de reden alleen kunnen u oordelen: "maar gy miskent er de vreeslyke fanétie van, de haat der volken, de veragting en affchrik van het nageflagt, al te zagte ftraf, tot welke deze beide onomkooplyke regters u doemen. P Ten  Ten ongelukje der menschheid is boven j>o/fce« en koningen geen zigtbaare raagt, die hen kan dwingen om regtvacrdig te zyn, 'en die, als Icheidsman hunner gefchillen, eene fterk genoeg dwingende magt heeft, om hen te noodzaken zig aan haare beflisfing te onderwerpen. Noodzaaklyke regters in hunne eigen zaak zynde, kunnen hunne vonnisfen niet anders dan met bloed gefehreven worden , het kanon fpreekt dezelven uit, en hy, die het rampzalig geluk heeft van hetzelve met het best gevolg te doen bulderen, en dus een grooter getal van zyns gelyk en te vermoorden , word geagt, de zaak gewonnen te hebben ; maar het kanon, hetwelk altyd den moord en de flagting verzelt,is niet altyd de verdedi• ger der geregtigheid, noch de wreker van haare regten. De overwinning is blind, gelyk de liefde, en haare gunsten zyn meestendeels flegtseen bewys van haare eigenzinnigheden: indien het derhalven mogelyk is, dat er een regtvaerdige oorlog zy, moet men in da- overwinning niet zoeken, zig daarvan te verzekeren: deze doorlugtige perfonaadjen, welken men door den zeer kwalyk toegepasten naam van fouvereinen onderfcheid, mogen er op pochenals op een blykbaar teken van het belang, welk de hemel in hunne zaak ftelt, en der zegeningen, welken dezelve uitftort over de bloeddorstige middelen, die zy gebruiken om haar te verdedigen; zy mogen dien danken met den toeftel, waarover de godvrugt zelve gebelgd is , de vyanden hunner heerschzugt uitgeroeid te hebben, als eene weldaad, welker grootheid geévenredigd is aan de veelheid van bloed , hetwelk zy het zoet genoegen gehad hebben van te ftorten. De God der ftervelingen, deze God , vry van hartstogten en die geen deel aa&  San de misdaad kan nemen, kan die onmenschlyke vreugdegezangen, welken dikwyls te zelfden tyde op de beide vyandlyke flagvelden weergalmen en welken men onbefchaamdlyk godsdienftige dankzeggingen noemt, als eene heiligfchending tegen zyne geregtigheid, weldadigheid en waarheid, en als eenen godsdienst in zigzelven zo vreemd en ongerymd, als zyner grootheid onwaerdig en honende voor zyne eer. Het is zeer zeldzaam, dat in den loop van eenen oorlog of zelfs van eenen veldtogt, de overwinning altyd dezelfde vaandels volgt; zy verandert meer dan eens van party. Staatkundiglyk geVeinsde vorften! welk eene rol doet gy de godheid dan fpelen, als gy dezelve al de eer daar van toekent ? gy maakt haar beurtlings befchermfter der ongeregtigheid, gy maakt van haar een blind werktuig uwer hartstogten, gy ftelt haar aan ons voor als een wezen even als gy, en als even zo onverfchillig omtrent den zegepraal der deugd als omtrent dien der ondeugd: ag ! indien gy haare eeuwige wetten miskent, zonder fchaamte fchend, vernedert haar niet zo verre , dat gy haar tot medepligtige maakt van uwe bloeddorstige uitfpörigheden, onteert haar niet zoverre, datgy het goed gevolg, welk dikwyls de voorbode is der ftraffen, die zy bereid, befchouwt als het zegel haarer goedkeuring; de meesten dezer geesfels van het mensehdom, welken men met den naam van overwinnaars verfiert, hebben in den fchoot der overwinning zelve hun graf gevonden, en dezelfde God, van wien zy zig de begunftigdenen befchermden noemden, gelyk gy, heeft veeltyds by hunne zegepraalen een einde aan hunne roveryen en verwoestingen gemaakt. Op de zegetekens der overwinning rusten de puinP 2 hoopen  ja hoopen der ryken; men ligte dezelven flegts op om den rampzaligen lauerkrans te ontdekken, die het trotfche hoofd van derzelver meesters kroonde ? Ik herhaal het derhalven, de overwinning bekroont maar al te dikwerf eenen onregtvaerdVen heerschzugtigen, het is er mede even als met die gevegten in een afgefloten ftrydperk, welke onze bygelovige , onkundige en ridderfche voorouders als beflegtingen van God aanmerkten, in welken de zwakke of minder kloekmoedige onfchuld den zegepraal aan de dapperer, onvertzaagder, vaerdiger of gelukkiger ondeugd afftond. De God, welken de barbaarschheid der menfchen den God der legerfchaaren genoemd heeft, en die alleen een God des vredes is en kan zyn, zou een zeer veragtlyk wezen zyn in de oogen der reden, indien hy de geregtigheid en waarheid van den moorddadigen gelukkigen uitflag van een woest geweld deed afhangen : indien dit zyne wysheid ware , zou ik my van zyne vonnisfen op die van het noodlot beroepen, het zou my minder onregtvaerdig fchynen dan hy. Volken ! welken men beftemt om de beulen of flagtoffers van andere volken te zyn , even zo ongelukkig, even zo buigzaam als gy, en die meest altyd onkundig zyt van de oorzaaken der ftaatkundige twiften , voor dewelken men u doet flryden, voor u heb ik gedagt, deze voorafgaande aanmerkingen te moeten plaatzen; daar gy het zyt, die uwe vuiften leent aan deze mannen des bloeds en der verwoesting, die het zi°- tot eene eer rekenen, de aarde te ontvolken t gy zyt even zo fchuldig als zy, indien gy blindelings hunne geliefkoosde driften volgt: gy zyt aan het menschlyk géflagt, aan de reden en aan de eeuwige  53 wige geregtigheid rekenfchap verfchuldigd van uw. eigen bloed en van dat uwer broeders, indien gy u voor den onregtvaerdigen man wapent; de overwinning zal u niet regtvaerdigen, zy is zelfs geen gunftig voorteken voor hem, die ze behaalt; te. vergeefs brengt gy de gehoorzaamheid en getrouwheid by, welken gy meent verfchuldigd te zyn aan hun, die gy als uwe fouvereinen befchouwt: gy zyt menfchen, en als zodanigen verbinden uwe voornaamfte en geheiligfte verbindnisfen u onvermydelyk ten aanzien der reden en geregtigheid; alle verbindnis, die met dezelve ffcrydig is en die gy niet kunt vervullen, zonder u meineedig te maken ten aanzien der natuur en derzelver werkmeefter, is van geener waerde, uwe getrouwheid zou in dit geval een aanflag tegen u zeiven zyn en tegen die onveranderlyke wet, van welken een fterveling de magt niet heeft, zig te ontflaan. Vraagt dan , gy zyt het verpligt, vraagt dan aan hun , die u gebieden, het vuur en Haal tot uwe nabuuren over te brengen, welken hunnen redenen zyn; onderzoekt dezelven voor de regtbank van uw geweten; onderzoekt, of het voor de belangen van het vaderland, of voor de hunne is? voor uw geluk, of voor hunne verwaandheid, dat zy u de flagting gebieden? en beflist vervolgens, of het u geoorloofd zy, of het billyk zy, hen te gehoorzamen ? Het zy zeer mogelyk, dat een oorlog zowel van de zyde van hem, die denzelven verklaart, als van de zyde van hem, die denzelven wederftaat, onregtvaerdig zy; het is genoeg, dat zy beiden voor hunne eigen en byzondere belangen ftryden, om dat het volftrekt tegen geregtigheid aanloopt, dat iemand, wie hy ook zy, welke ook zyn titel zy, welk ook zyn gezag zy, en welken ook D 3 zyne  £4 TOP zyne voorwendigen zyn, voor zig alleen de rust en het heil, het leven en de goederen van een ' gansch volk in de waagfchaal ftelt: zo regtyaerdig en billyk het is, dat het algemeen welzyn voor het byzondere ga, zo onregtvaerdig en onbillyk is het, dat het byzonder welzyn boven het algemeen ga! Het is ook zeer mogelyk, dat een oorlog van wegens de beide partyen onregtvaerdig zy, wanneer het voorwerp van verfchil van dien aart is, dat het de bloedvergieting -niet waerdig is (en daar is er zeer weinigen, en in den ftrengften zin geen een in de verfchillen der koningen, die zulk eene groote opoffering waerd zyn) of dat het gemaklyk is, dezelven te eindigen, het zy door billyke teruggeving, of door de wysheid van eenige fcheidsmannen , of door eenige geringe opofferingen, door dien het even zo ftrydig tegen de regtvaerdigheid als tegen de gezonde reden is , meteen onwaerdeerbaer goed, waarover men geen vrye befchikking heeft, om dat men er den eigendom niet van heeft, een goed te kopen, van het Welk men de geringe waerde en het weinig gewigt gemaklyk kan berekenen, en het welk niet ten voordeele moet keren van hem, aan wien het goed, welk men waagt en waarover men befchikt, wettig toekomt. Vrienden der volken ! ik laat aan u de zorg, deze waarheid te doorgronden en hun dezelve met al de klaarheid, al het belang, waarvoor dezelve vatbaar is, voortedragen. Dit is een taak, die boven myne bekwaamheden is, en die ik my vergenoege aantewyzen aan hun, die er beter toe in ftaat zyn, dan ik, en even zo veel yver bezitten. Maar volken! onderwylen dat iemand zig voor u onledig houd met zulk een gewigtig voorwerp, is uwe reden genoeg verlicht, om te beyroeden, dat,  55 dat, indien het zeer mogelyk is, dat een oorlog een gelyk kenmerk van onregtvacrdigheid in de beide oorlogende partyen aanbied, het volftrekt onmogelyk is, dat er ooit een befta, welken de geregtigheid in beiden even gelyk kunne goedkeuren. Met elkander verfchil hebbende, moet noodwendig de een ongelyk hebben, als de anderen gelyk heeft. Doch, ik vraag u , welk vonnis zult gy vellen over hem, die eenen blykbaar onregtvaerdigcn oorlog onderneemt, of dien denzelven wederftaat ? welk vonnis zult gy vellen over het volk, dat hem blindlings zyn leven en zyne fchatten opoffert, om hem eenen fchandigen zegepraal te doen behalen, door een volk, hetwelk alleen zyne billyke regten vraagt en verdedigt , te onderdrukken, te verderven en te moorden? zoud gy dit onderdrukte volk willen zyn? én zoud gy u niet fchamen, dit onderdrukkend volk te zyn ? Egter ftelt gy u bloot, van deze wreede en godlooze rol te fpelen, zo dikwyls als gy , zonder onderzoek en zonder u vooraf van de regtvaerdigheid der zaake , welke gy gaat verdedigen, verzekerd te hebben, uwe handen in het bloed van uws gelyken , vanuwe broeders, vanuwe vrienden gaat cbpen. Wanneer hunne zaak regtvaerdig is, zyn het onfchuldigen, die gy gaat Aagten, zyt gy geen krygsheden meer, maar moordenaars en beulen. Indien gy deze yslyke, deze fchandlyke benamingen niet vreest, zyt gy geen menfchen: de tygers der wilderniafen zyn minder wreed dan gy. Indien gy ze vreest, welke voorzorge moet gy niet nemen, om dezelven niet te verdienen? Te vergeefs zult gy bybrengen , dat het u niet toekomt, u in de verfchillen der koningen te mengen; en wat zyn dan de koningen ? wat zyt gy ? zyt gy dan D 4 alleen  alleen hunne flaaven? Het zyn geen koningen, het zyn alleen dwinglanden en despooten, en hen gehoorzamende , verzaakt gy den aanzienlykflen titel voor u, den titel van menfchen. Indien de verfchillen der koningen u niet raken, welk deel moet gy er aan nemen ? Indien zy u gemeen zyn, indien hunne zaak van de uwe onaffcheidlyk is, komt het u toe er kennis van te hebben , en er is u aan gelegen , dat gy er u van onderrigt. Te vergeefs zoud gy u verfchonen met de magt en het geweld zelf, welk men ten uwe opzigte oefent, om u tot den ftryd te voeren; de magt is niet by uwe dwinglanden; zy is by u: indien zy u met geweld dwingen , indien zy u ketenen, zo is het met uwe eigen armen , en gy zyt onverfchoonbaar, dat gy het duld, om dat het u mogelyk, gemaklyk, geoorloofd is, en alles u voorfchryft hun er het gebruik van te weigeren ten voordeele der ongeregtigheid. O gy! natiën van al de deelen van Europa, welken eene losbandige verbindnis van dwinglanden vereenigd heeft tot verdediging van hunne dwinglandy en vernietiging van uwe regten! gy! wier getal te gelyk de lafhartigheid en de groote vrees aankondigt van hun, die u overheerfchen en die gy tot heden alleenlyk gediend hebt, ondanks de verraders, die u onderfteunen, om den heldenmoed der Franfchen met meer luister te doen uitblinken, en het onvermogen der pogingen van den flaaf tegen den vryen mensch aan den dag te leggen! Indien gy, na ryplyk de beweegredenen der oorlogsverklaring van Frankryk en der vyandlykheden op den bodem zyner vyanden overwogen te hebben! indien gy, het franfche volk flegts befchouwende als vriend, het welk, na  57 na zyne kluifters verbroken te hebben, ook de uwe wilde verbreken; indien gy, in de goede trouw van deszelfs manifesten berusten-' de, als mede in de ftellige verzekeringen, die hetu deed, van het alleen op deze onvoorzigtige Pilnitzers gemunt te hebben, die, zonder u raadteplegen ,• deszelfs ondergang gezworen hadden, aan deze kroon- en fceptervoerders gevraagd had, wat hen verpligtte, u tegen dit volk te wapenen, wat zouden zy u hebben kunnen antwoorden ? dat zy u geen rekenfchap hadden te geven. Welaan: dit antwoord is voorzeker fcherp, het is, zo men wil, het eenige, dat menfchen, die zig verbeelden fouvereinen te zyn , kunnen geven aan flaaven, die de ftoutheid hebben s'van hen te ondervragen, maar ik twyfel zeer, dat de despoot van Konftantinnpel het zynen gewapenden Janitzaaren zou durven doen, indien deze heeren eens een weinig ernftig tegen hem fpraken: onverfchrokken krygslieden moeten goede of kwaade redenen hebben: dus kan men honderd teoen één wedden, dat uwe despooten in dergelyk geval zo onbeleefd niet zouden zyn geweest, om u zonder antwoord aftefchepen; wat zouden zy dan tegen u gezegd hebben? ongetwyfeld, dat het franfche volk de aanvallende party was, en dat zy u alleenlyk hadden doen vergaderen om u te verdedigen en eenen onbillyken aanval met magt afteweren. De zaak was waar, de aanval" wezenlyk: maar wat zouden zy eindlyk geantwoord hebben, indien gy by hun ernftig aangedrongen had, u te zeggen, welken, voor Frankryk, de beweegredenen van zulk eenen zo gewaagden en met deszelfs ftaatkundige belangen zo ftrydigen aanval konden wezen, in de hachlyke omftandigheden van eene nog kwalyk gevesD 5 tigde  I p TOP tigde omwenteling, en die alleen in het midden van eenen diepen vrede eenen vasten grondflacr kon bekomen ? zy zouden ongetwyfeld geaarzeld hebben : de opregtheid is de deugd der koningen niet; maar, indien zy voor een oogenblik hunkoninglyk karakter verzaakt hadden, zie hier wat zy u zouden hebben moeten zeggen, en het o-een gy hebt kunnen raden, zonder dat zy het u&gezegd hebben. „ Volken! en gy foldaaten! hoort: wy zyn het „ zelve, wy, uwe fouvereinen, uwe meefters „ en koningen, wy zyn het, die het ftaal van „ het franfche volk gewet hebben, door het„ zelve eenen heimlyken oorlog te verklaren, „ duizend maal verderflyker , dan een openbaare „ oorlog? wy zyn het, die, eenftemmig met „ zynen koning en al de vyanden van deszelfs „ nieuwe regering, het in den ftrik geftort heb„ ben, dien wy het gefpannen hadden, en die, „ om ons voor de fchande te bewaren van eene „ vredebreuk zonder waarfchynlyke redenen, „ het gedwongen hebben, door al de ftreeken „ der kwaade trouw, door al de hinderlagen der „ verleiding, onze oogmerken voortekomen en er „ den goeden uitflag van te verzekeren. Wy „ zyn bewogen geworden om ons tegen het- zelve te verbinden en al de mogendheden van Europa aantezoeken om zig met ons te veree„ nigen, ten einde het te ftraffen voor deszelfs „ vermetelheid in het affchudden van het juk „ der dwinglandy, door zig op eigen goedvinden „ tot een vry volk optewerpen, zig in al de „ voorregten der fouvereineteit te herftellen, « al de regten te doen herleven, welken wy m zorg gedragen hadden in vergetelheid te hou- den, door grondbeginzels te herftellen, van wel-  S9 ., welkeii de gevolgen noodlottig voor ons zouden „ zyn: dit volk ondermynt de troonen , van de„ welken wy over u eene magt oefenen, welken „ te bewaren voor ons van gewigt is: liet is een „ aanüag, welke onze roem ons gebied in zyn „ bloed te wasfehen; gy zyt, als onze ondcr„ daanen, de dienaaren onzer wraak, gy kunt, „ noch moet tot geen hooglte wet hebben, dan „ onze wil, om dat gy ons toebehoort, en uw „ leven en uwe goederen ons eigendom zyn. „ Om die reden hebben wy u rondom, ons ge„ roepen, geven wy u het zwaerd onzer gereg„ tigheid in de hand , en gebieden wy u, terwyl „ wy, tegen de gevaaren befchut, al de vermaa„ ken zullen gaan genieten, die voor onze ko„ ninglyke beftaanlykheden noodzaaklyk zyn, ea „ uwe nabeftaanden en vrienden kwellen door hun „ het brood te ontnemen, het welk wy niet „ kunnen afzyn, u te geven, wy gebieden u, „ onder de aanvoering van onze bevoorregte flaa.ven, de belanghebbende onderfchragers onzer „ magt, te gaan uitroeyen, indien gy kunt, een „ volk, dat de vryheid te zeer bemint, of de» „ laatften druppel van uw bloed te gaan ftorten, „ ten einde onze regten te bewaren, die men „ ons zou willen ontroven, en die wy tegen u „ met de ftriktfte geregtigheid oefenen: in den „ grond is er ons weinig aan gelegen, of het „ franfche volk vry of flaaf zy ,■ maar ons belang „ brengt mede, dat gy niet vry' zyt; dat men „ van de regten der menfchen en der volken 011„ kundig zy, en dat de onzen geëerbiedigd wor„ den. En het is een geheiligde pligt voor u, „ uwe vrouwen en kinderen te verlaten, alles „ wat u het dierbaarst is, te verzaken, en te „ moorden, of u te laten moorden om u de eer waer-  6o „ waerdig te maken, van u met traanenbrood te „ voeden en onder onze weldadige heerfchappy „ de kluisters te dragen. Want dit is ons wel,, behagen". _ Het is te vermoeden, dat zodanig eene verklaring , of zodanige andere, die, onder minder ïiarde bewoordingen, dezelfde waarheden, dezelfde grondbeginzels, dezelfde beweringen en denzelfden zin zou bevatten, aan al uwe wenfchen zou voldaan hebben omtrent den aanval van Frankryk en omtrent het doeleinde van uwe ontzachlyke meesters, en dat gy, uw geweten en uwe belangen raadplegende, uwe zaak van die uwer wreedfte vyanden zoud afgefcheiden hebben : de Franfchen zouden dienvolgens niets anders dan broeders en de regten van den menfch onderfteuners en wrekers gevonden hebben. Wat al rampen! wat al misdaaden! wat al yslykheden zou deze geheiligde pligt, indien gy denzelven volbragt had, voorgekomen hebben! uwe dwinglanden zouden alleen de fchande gehad hebben, van u in ftaat te oordelen, dezelven te dulden of te plegen. Maar het is nog tyd, legt, tot uw eigen geluk, de wapenen neder, welken de verrasfching, de onkunde en het vooroordeel u in de hand gegeven hebben; verlaat eene zaak, welke het bedrog u met het voortreflyk zegel der geregtigheeft doen voorkomen, welk de waarheid verbreekt, om er het kragttoos zegel der dwinglandy en onderdrukking op te zetten. Verheft edelmoediglyk de ftem, uwe eigen belangen nog meer, dan die van het franfche volk, maken er eene noodzaaklykheid van. Verheft de ftem en zegt tegen hun, die zig meêdogenloos in uw Moed baden. „ Uw gezag, uwe regten, uwe magt „ huis-  TOP , aan- E i D«  «8 De mensch is dus vry en alle menfchen zyn gelyk in regten ? Ziet daar de taal; laten wy liever zeggen, ziet daar de godfpraak der natuur, de eenige, die er kan wezen, en die door de reden bekend word; vergelykt dezelve met de taal en het gedrag der koningen, en ziet of de mensch der koningen waerdig is, de mensch der natuur te zyn. Ondertusfchen is de mensch der natuur zwak, zyne behoeften zo wel, als zyne zwakheid leggen hem onder de noodzaaklykheid , zig van onderfteuners te voorzien, hy kan dezelven alleenlyk by zyns gelyken vinden, die het zelfde belang hebben als hy, om zig door vreemde middelen te verfterken, hy verdubbelt zyne magten, als hy dezelven vereenigt met die van eenen van zyns gelyken , hy zal dezelven drievoudig maken, als hy zig met twee vereenigt, en zy zullen in eene onbepaalde opklimming vermeerderen naar evenredigheid van het getal der byzondere magten, die zig aan de zynen voegen; het is derhalven van zyn belang, dezelven te vermenigvuldigen , ten einde er eene gedugte van worde en ieder hunner, die zig met hem vereenigen, heeft hetzelfde belang als hy. Het is eene maatfchappy, het is een volk, dat gevormd word. Volken! voor welken ik fchryf, volgt my met die oplettendheid, welke uwe grootfie en waerdfte belangen verdienen. Ziet daar dan eene maatfchappy, ziet daar een volk, welk gevormd word: wat is deszelfs bedoeling? kan er eene andere zyn, dan die, welke in de oogmerken van al de byzondere perfoonen valt, die het uitmaken? dat is te zeggen de verkering, het welzyn, de nuttigheid, met een woord, gemeenen en byzonderen van al de leden: deze bedoeling is derwyze wezen- lyk,  óp lyk, derwyze in het maatfchaplyk kontrakt of verdrag inklevende, dat het ongerymd zou zyn, het een zonder het ander te begrypen, en dat deze bedoeling niet bereikt zynde, het kontrakt opl.^ud en de maatfchappy verdwynt. De maatfchappy is derhalven een geheel, waarvan ieder mensch een gedeelte is, de vereeniging of fom der ondeelbaare kragten maakt de magt van het geheel uit, en de magt van dit geheel moet alleen tot het grootfte welzyn der deelen , die dezelve uitmaken , gebruikt worden; om dat het tegennatuurlyk is, dat de deelen hunne kragten verlenen aan het geheel om er zig te hunnen nadeele van te bedienen: het oogmerk van ieder onfcheidbaar deel, hunne vermogens en kragten gemeen ftellende , is ontwyfelbaar , hunne vermogens en kragten te vermeerderen door dezelven te vereenigen , en deze vermeerdering tot hun voordeel te doen keren ; en gelyk de wil van het geheel niets anders is en kan zyn dan de fom van de willen der deelen, die het uitmaken ; kan het geheel niets anders willen, dan het geen de deelen willen; te weten, het welzyn van al de deelen in het algemeen en van ieder deel in het byzonder. Dit is die eenparigheid van willen omtrent dit voornaam voorwerp, welke de maatfchappy zamenftelt en ieder mensch tot deel en lid van de maatfchappy ftelt: er kan omtrent dit ftuk geen tegenkanting plaats grypen, wyl'de tegenkanting niets anders dan eene weigering zou zyn om in de maatfchappy te treden, dienvolgens zou hy, die zig tegenkant er geen lid van zyn, en niemand zou het regt hebben, om hem te dwingen van het te zyn, om dat hy nog aan niemand eenig regt op zig zou gegeven hebben, het i* E 3 derhal-  7° top derhalven klaar, dat alle burgerlyke maatfchappy niets anders is, dan» de vrywillige vereeniging van „ een zeker getal vrye menfchen, hebbende allen het» zelfde einde en oogmerk; te weten, van zig onder„ Itng eene hulp te lenen, en elkander met alle hun„ ne vermogens en kragten tot hun beste welzyn te f, helpen. V Alle gedwongen verzameling van menfchen, noe talryk die mag wezen , zal dienvolgens nooit eene maatfchappy zyn, de vereischte voorwaarden daartoe ontbreken, en de kragt, die hen vereenigt, is geen burgerlyke en ftaatkundige band, het is flegts een keten van dienstbaarheid, welke het zo zeer geoorloofd is te verbreken , als het haatlyk, onbillyk, vernederend en wreed isdien te dragen : hy, die dwingt, is alleen een dwingland, en hy, die gedwongen word, is ilegts een Haaf; en indien het eenen flaaf niet geoorloofd is, een dwingland te worden, is het hem ten minsten zeer geoorloofd, zig, wanneer hy het kan doen, aan de dwinglandy te onttrekken, ten einde weder in de regten te treden welken zyne hoedanigheid van menfeh hem geeft' Indien de wet van den fterkften ooit met regt kan geoefend worden, is het in dit geval De burgerlyke vryheid is dus de ziel en wezenheid der burgerlyke maatfchappy en, het is deze vryheid, die van den menfeh een burger en van de burgers, v.ereenigd zynde, een volk maakt: er is derhalven geen volk, of er zyn geen burgers; er zyn geen burgers, of er is geen maatichappy, en er is geen maatfchappy, of er is geen vryheid by de leden, die dezelve uitmaken. — Maar, waar in beftaat deze vryheid ? Deze vryheid vooronderftelt de natuurlyke vryheid m den menfeh, om dat de menfeh noodwendig  7* wendig 'het vermogen moet hebben , om in maatfchappy te willen of niet te willen treden, of zig te vereenigen ; dat is te zeggen, met een zeker getal van zyns gelyken zig vereenigen, ten einde met hun eene vrye maatfchappy aantegaan, hun gemeen welzyn ten oogmerk hebbende , hy moet over zyn ik of zynen perfoon kunnen befchikken, gelyk ook over zyne vermogens en kragten, om zyn aandeel aan de maatfchappy optebrengen, en om over dit alles te befchikken, moet hy van niemand afhangen en de regten van niemand kwetzen ; hy moet derhalven vooraf geen verbindnis hebben dan met de natuur; dat is te zeggen, met zyn ik , eene verbindnis, die alleen de natuurlyke verpligting medebrengt van te waken voor de behoudenis van zyne beftaanlykheid als menfeh, van de regten, die eruit voordvloeyen, en zig het genot er van door de kragtdadigfte middelen te verzekeren; de menfeh treed dus vry in de maatfchappy, daar hy er vryelyk in treed ; ditvastgefteld zynde, Zeg ik i., dat gelyk de maatfehaplyke menfeh, verre van zyne kragten te vervreemden, door dezelven te vereenigen met die van zyne geasfocieerden, die integendeel vermeerdert door de fom van al de magten der maatfchappy ; hy zo ook, verre van zyne vryheid te vervreemden, zig eene fterker oefening van verzekert, door het belang, welk ieder geasfocieerde vind in het bewaren en oefenen van de zyne. Ik zeg 2. dat gelyk de menfeh in de maatfchappy tredende , bewilligt om van zyne kragten geen gebruik te maken, dan tot welzyn van de maatfchappy, aan welke hy deel heeft, hy insgelyks bewilligt om de oefening van zyne vryheid alleen te bepalen tot al het geen voor E 4 de  72 de maatfchappy nuttig kan zyn, en afftaat van het vermogen en den wil om dezelve te benadelen. , zeg 3-> dat, gelyk het eene onredelykheid in iemand zou zyn, de voordeelen te willen genieten , die uit de vereeniging der kragten voordvloeyen , door te weigeren, de zynen te doen werken, het insgelyks eene dwaasheid in hem zou zyn, de zynen opteofferen met de zekerheid van niet te delen in de voordeelen der vereeniging- Ik zeg 4., dat gelyk de menfeh onregtvaerdig zou zyn , onder den waarborg der maatfchappy, eene voor zyne geasfocieerden nadeelige vryheid te oefenen, het insgelyks uitfporig zou zyn, zyne vryheid te verzaken, om aan zyne geasfocieerden eene uitgeftrekter magt te geven om hem te lchaden. Men moet hieruit befluiten, dat gelyk de burgerlyke kragt niets anders is, dan het gevolg van de ondeelbaare kragten, vereenigd in één punt en op dit eenig punt werkende , te weten , het algemeen welzyn der maatfchappy, van hetwelk het byzonder welzyn van elk van deszelfs leden afaangt: De burgerlyke vryheid zal alleenlyk de overeenftemming zyn van al de ondeelbaare vryheden, om het voordelig/Ie voor de maatfchappy en voor derzclver leden te kiezen, en om te verwerpen het geen bevonden zal zyn , nadeelig voor dezelve te wezen. De maatfehaplyke menfeh kan derhalve deze onbepaalde vryheid, die hy van de natuur heeft, niet genieten , door dien hy verpligt is, dezelve binnen de paaien, welken zyne nieuwe betrekkingen hem voorfchryven, te befluiten. Zyne vryheid zal dan flegts eene maatfehaplyke vryheid zyn; burgerlyk dienvolgens, van welke de oefening hem door de maatfchappy verzekerd word. Waar-  73 Waarin beftaat dan voor hem deze vryheid? het antwoord is geheel eenvoudig: gelyk de burgerlyke vryheid van de maatfchappy beftaat in het werkend vermogen om het algemeen welzyn te bewerken, beftaat de ondeelbaare vryheid van ieder lid der maatfchappy in het werkend enwezenlyk regt, om door zynen raad en zyne ftem in alle beraadjlagingen van het maatfchaplyk lichaam, waarvan hy een gedeelte uitmaakt, behulpzaam te zyn ; wyl het deze beraadflagingen zyn, die de grootfte belangen van het lichaam, en de leden beilisfen. Ieder burgerlyk en ftaatkundig lichaam, iedere maatfchappy, waarvan de leden dit wezenlyk regt niet genieten, is dienvolgens van deszelfs inftelling verbasterd, is niet meer in haaren natuurlyken ftaat, maar in eenen ftaat van onderdrukking en geweld. Van het regt van beraadflagen komt noodzaaklyk af het regt van befluiten en vastftellen. Indien het eerfte aan het maatfchaplyk lichaam toekomt , kan het tweede er niet aan betwist worden. De inftellingen van het maatfchaplyk lichaam zullen derhalven de wetten zyn, die al de leden zonder onderfcheid verbinden, om dat die inftellingen niets anders zyn, dan de uitfpraak van den algemeenen wil, of de fom van al de byzondere willen, die by de beraadflagingen en genomen befluiten van het lichaam medegewerkt hebben. De algemeene wil zal dus de volftrekte wil zyn, die geen tegenftand zal lyden, noch kunnen lyden, doordien de wil der leden de wil van het lichaam is, en de wil van het lichaam niets anders is, dan de wil van de vereenigde leden. Ziet daar de fouvereineteit des volks, de eenige wettige en onbetwistbaare, dewyl het alleen het geheel is, hetwelk aan de E 5 leden  74 leden zynen wil tot eene wet kan geven, en er ondeelbaarlyk genomen geen lid is, hetwelk het geheel kan verphgten, de zyne aanteneemen of te volgen, indien dezelve tegen die van het geheel ftryd wyl geen lid de magt van het geheel heeft, en ingevolge van den aart van het maatfchaplyk verdraoeene volmaakte gelykheid onder de leden heerscht! zo m hunne vermogens als in hunne reoten Volgens deze grondbeginzels vraag ik, wat' een volk is? De koningen zullen my ongetwyfeld antwoorden, „ dat een volk een hoop menfchen „is, die eene zekere uitgeftrektheid gronds be„ ilaan en bebouwen, die onderdaanen wor„ den geboren, en welken een koning of een fou^ „ verein, wat titel men hem ook wil oeven „ erft, gelyk een herder de kudde van "zynen „ vader erft, die hy dienvolgens kan Hanen of „ doen Aagten voor zyne belangen of voor „ zyn welgevallen, als zyn eigendom. » Een zogenaamde negerhandelaar zou niets meer zeo-gen en doet niets meer: laten wy de ooren voor dien laster floppen, en de natuur en de reden raadplegen: beiden zullen ons zeo-o-en „ dat een volk eene vergadering van vrye „ menfchen is r den eigendom hebbende van den „ grond, dien zy bebouwen, en het regt aenie„ tende van zig te bellieren volgens de witten „ die zy zig zeiven hebben gegeven, met magt! „ om ieder hunner in het byzonder te noodza„ ken, dezelven te bewaren, de wyl ieder in het „ byzonder dezelven vrywilliglyk tot welzyn van het geheel en van zigzelven heeft toegeftemd f Laten wy nu vooronderftellen, dat eenig volk, na dat het zigzelven wetten gegeven heeft, het voor zyne belangen dienftig oordeelt, zig een opperhoofd te verkiezen, zou het ooit den titel van  ^stp 75" van maatfchappy, lichaam, geheel, met een woord van volk aan dit opperhoofd kunnen overdragen? Neen zeker niet. Deze titels zyn volftrekt onvervreemdbaar, zy zyn onverdeelbaar, en onmededeelbaar: dienvolgens kan het hem de fouvereineteit niet mededelen, wyl de fouvereineteit onaffcheidelyk is van den naam van volk, en het aan een lid den naam van geheel niet kan geven, die volftrekt onbeftaanbaar is met den naam van gedeelte. Wat zou dan dit volk aan dit opperhoofd, of aan dit gedeelte van zyn geheel kunnen opdragen, of afftaan ? alles wat met zynen titel van gedeelte kan beftaan, en niets van het geen alleen aan het geheel kan voegen, en niet deugdlyk gedaan kan worden, dan door het geheel. Het zou hem de uitvoering zyner wetten kunnen toevertrouwen, en nooit het regt van die te maken, of te veranderen, dewyl de wet alleen-lyk de uitfpraak is van den algemeenen wil, en dat opperhoofd flegts eenen byzonderen wil zou hebben en kunnen hebben. Het zou hem zelfs het regt van fanttie niet kunnen geven, om dat wetten te bekragtigen , is, aan dezelven eene kragt en wettigheid te geven, welke zy niet hadden, dat zo veel is, als ze temaken: hy, die aan de wet de kragt niet kan geven en haar verbindende maken, is noch fouverein, noch wetgever; deze beide titels komen alleen toe aan hem, die het regt heeft van te gebieden en zig te doen gehoorzamen , dienvolgens aan den bekragtiger der wet: maar het is ongerymd, dat het gedeelte het regt heeft, om aan het geheel te gebieden. Het regt van bekragtiging, als het gewigtigfte gedeelte uitmakende van het regt des fouvercins, kan aan niemad dan aan het volk toekomen. Het zou aan dit opperhoofd het beftier van de magt der maat-  7$ top maatfchappy kunnen toeflaan, maar nooit de willekeurige befchikking en het regt om dezelve te doen dienen voor zyne byzondere belangen tegen het algemeen belang ; dienvolgens kan het hem niet magtigen om uit zigzelven vrede te maken of oorlog te verklaren, noch om in zynen eigen naam met vreemde volken te handelen, iundelyk zou het hem kunnen opdragen, om voor de handhaving van deszelfs vryhefd en re°-~ ten te waken, maar nooit om zig de laatften toeteéigenen en het van de eerfte te beroven, doordien de fouvereineteit des volks aan zyne burgerlyke vryheid, en de burgerlyke vryheid aan de ondeelbaare vryheid van deszelfs leden verknogt is. Ieder volk, dat zig een opperhoofd geeft, geeft zig alleen en kan zig alleen geven eenen egent , minister, uitvoerder van den algemeenen wil, en nooit eenen fouverein, eenen meester, om dat een volk den titel van volk niet kan afftaan, zo min als de mensch dien van mensch: het kan even zoo min zynen titel van geheel afftaan, als de mensch den zynen van gedeelte. Het volk is geen volk , dan in zo verre het vry is; het is niet vry dan m zo verre he't onafhanglyk is, gelyk de' mensch geen maatfchaplyk mensch is, dan in zo verre hy de • voorregten van de maatfchaplykheid geniet, waarvan de burgerlyke vryheid de wezenlykfteis, zonder dewelke hy geen lid kan uitmaken van een onafhanglyk en vry geheel. Volken en fouverein zyn dus twee gelykn'aamige woorden even als burgerlyke vryheid en fouvereineteit. Vry mensch en maatfchaplyk mensch betekenen insgelyks een en hetzelfde wezen. Te zeggen, dat een volk zig eenen fouverein ot aan eenen fouverein kan geven, is de grootfie onge-  *7 ongerymdheid te beweren; want om te geven, moet men den wezenlyken eigendom hebben van het geen men geeft, en de magt om er naar zynen wil over te befchikken, men moet dus vry zyn, men moet onafhanglyk zyn. Maar, deze vryheid, deze onafhanglykheid zyn juist het geen de fouvereineteit in een volk uitmaakt; men moet het derhalven fouverein vooronderftellen, om zig eenen fouverein te kunnen geven. Het moet de regten genieten, die het overdraagt, voor en op het oogenblik zelfs, dat het die overdraagt. Deze overdraging van deszelfs reg- ten, van deszelfs fouvereineteit van wegens het volk,, welke de wonderzinnigheid vooronderftelt mogelyk te zyn, en waarmede de verweldiging zig tragt te rugfteunen, is het volkomenst bewys, en de duidelykfte toeftemming van deze fouvereineteit, welke men-het betwist. Maar, hoe zou deze gifte , deze afftand, deze overdragt gefchieden? zou die voorwaardlyk of volftrekt zyn ? indien dezelve voorwaardlyk was, zouden de voorwaarden, om redelyk te wezen, ten voordeele van het volk moeten keren, wyl het te vermoeden is, dat dezelve niet dan tot deszelfs grootfte voordeel, zou gegeven worden. (Ik onderzoek niet, welk groot voordeel een volk van een' enkel perfoon zou kunnen trekken, het zy deze perfoon lid van deszelfs lichaam, of er vreemd van ware. Ik laat aan de reden en het gezond verftand myner lezers de zorg van het te berekenen; ) maar ik zeg, dat het volk zeer zeker in dezen afftand geen andere bedoeling zou kunnen hebben, dan zyn grootfte wélzyn. Het zou dus ten minften de bewaring en verzekering der eigendommen, vryheid en regten bedingen, zo van ieder der leden in het by-  top byzonder, als van al de leden tn het algemeen: in dit geval zou het volk niets afftaan, en in het vol bezit en in de volle oefening der fouvereineteit blyven, die van den gewaanden fouverein zou flegts nietig zyn. Welken zouden voor het overige zyne middelen en zyne magt zyn ? Die van het volk zekerlyk; maar, hy zou willekeuriglyk en op. eigen gezag er over befchikken, en waar zouden dan de regten en de vryheid des volks zyn? en zo hy er niet over kon befchikken, dan met toeftemming van het volk en voor deszelfs waare belangen, zou hy geen fouverein meer zyn, maar enkel een opperhoofd, welk het volk voor zig verkozen zou hebben. Indien, in tegendeel, deze overdragt volftrekt ■was, dat is te zeggen, indien een volk zonder bepaling zyne eigendommen, zyne veiligheid, zyne vryheid, al zyne regten met een woord, aan eenig' byzonder' perfoon hoe genaamd overgaf, zou deze overgaaf nietig zyn, om dat dezelve tegen de natuur zou wezen zowel, als tegen de begeerte en het oogmerk van de ganfche maatfchappy: dezelve is buiten de klasfe der mogelykheden zo lang men in een volk eene fchaduw van vryheid en reden zal vooronderftellen. Een volk, het welk in ftaat zou zyn , het denkbeeld van zodanig eene acte te maken, zou een volk van zotten zyn, van het welk de gewaande fouverein alles te vrezen zou hebben, ten ware het hem gelukte , het zelve te kluifteren, redenloos of kragtloos te maken. De mensch kan zig van zyne hoedanigheid van mensch niet beroven, noch het volk zig van zyne hoedanigheid van volk ontdoen : beiden kunnen zig van hunne natuurlyke beftaanlykheid beroven, de een door zig het leve» te benemen,  7'9 men, liet ander door zig te verffcrooyen; maar noch de een noch het ander kunnen, zo lang hunne beftaanlykheid duurt, verliezen het geen het tot zodanigen maakt: maar, het geen den mensch in zo verre als mensch uitmaakt, is de reden en de regten, die er uit voortvloeyen; te weten, de eigenfchap van zyn' perfoon of van zyn ik, en dienvolgens de vryheid; het regt tot het deel van noodwendig goed voor zyne beftaanlykheid, en dienvolgens dat van er zig meefter van te maken, als hel»aan niemand toebehoort, het te bewaren en te befchermen als hy fterk genoeg is, of zig te vereenigen met een zeker getal van zyns gelyken, om het geweld met geweld te keren, tegen een ieder, die het zou willen wegnemen; en eindlyk het regt van zig niet te onderwerpen, dan aan de wetten» die hy noodzaaklyk oordeelt voor zyn grootfte wél wezen, dienvolgens dat, van medete werken tot het maken van dezelven of dezelven vryelyk te bekragtigen. Het geen het volk als volk uitmaakt, is de vrye vereeniging van een getal byzondere perfoonen , onder vryelyk toegeftemde wetten dopr die zelfde byzondere perfoonen en door hun voor allen voordeelig erkend; waaruit noodzaaklyk volgt de vryheid, onafhanglykheid en dienvolgens de fouvereineteit der maatfchappy, gelyk ook de onafhanglykheid der byzondere leden van elkander, om alleen van de wet aftehangen, dat is van den algemeenen wil, waarvan de wet de uitfpraak is. Deze denkbeelden zyn in de natuur en in de wezenheid der wezens genomen ;'zy leveren my de onderftaande gevolgtrekkingen op: Ik befluit dus i. dat gelyk de mensch de eigen-  genfchap van zyn' perfoon of zyne vryheid niet kan vervreemden, doordien hy niet kan ophouden mensch te zyn, dan door den dood: een volk zig niet kan geven noch verkopen, doordien het niet kan ophouden een volk te zyn, dan door deszelfs verftrooying. i. Dat, gelyk zo lang als de mensch zyne beftaanlykheid geniet, hy ook een onbetwistbaar regt heeft om zyne vryheid te genieten en dezelve te hernemen, indien men hem van dezelve beroofd heeft. Jnsgelyks zo lang een volk zyne beftaanlykheid als volk geniet, dat is, zo lang het zig in maatfchappy vereenigd vind, heeft hetzelve het onvervreemdbaar regt om zyne onafhanglykheid te bezitten, en er zig weder in te herftellen, indien het er van beroofd is geworden : uit hoofde dat ieder mensch in het byzonder het regt heeft zyne ontroofde vryheid te hernemen, kan zyne hoedanigheid van lid eener focieteit dit regt niet benadelen, en gelyk de regten van het volk niet zyn en niet kunnen zyn, dan de fom of het geheel der regten van de leden, die hetzelve uitmaken, heeft het volk hetzelfde regt om zig weder in het bezit van zyne regten te ftellen, als de byzondere perfoon om weder in de zynen te treden. 3. Dat er noch verbindnis, noch overeenkomst, noch deugdlyk verdrag kan zyn tusfchen eenig byzonder perfoon als fouverein en een volk als onderdaan; om reden, dat geen van beiden deze titels kunnen bekleden, welken onbeftaanbaar en onovereenbrenglyk zyn met de hoedanigheden, die het volk en den perfoon, of het geheel en het gedeelte uitmaken , de wezenlyke evenredigheid , van den byzonderen perfoon tot het .volk zynde als minder'tot meer, en die van het volk 80  8i Volk tót den byzonderen perfoon als mêer tot minder; evenredigheid, die volftrekt vernietigd zou zyn, en dienvolgens de wezenheid van deze beide wezens, indien de byzondere perfoon meer en het volk minder was. 4. Dat alle fouvereineteit, door een' byzonder* perfoon geoefend wordende, eene verweldiging is, en dathy, die dezelve oefent, een verweldiger is, dien ik den naaiti van dwingland geef, indien hy dit volk onderworpen heeft, en van despoot , indien hy het ondergefchikt gezag, welk dit volk hem heeft toevertrouwd, misbruikt heeft* 5. Dat er geen ftilzwygende toeftemming is* die eene verweldiging kan billyken, en nog minder doen gelden, doordien het volk nooit kan geagt worden, afteftaan het geen het niet kan vervreemden noch verliezen. 6. Dat er geen verloop van tyd is, die het regt van verjaring tegen het regt van den mensch en der volken kan vestigen; doordien deze regten aan derzelver wezenheid houdende, men even zo min tegen hunne regten kan verjaren, als tegen het geen hen zamenftelt in hoedanigheid van mensch en van volk. 7. Dat alle gezag door het volk aan eenig' byzonder' perfoon toegeftaan, een ondergefchikt gezag is, bepaald zo ten aanzien van deszelfs magt als ten aanzien van deszelfs during, dienvolgens naar goedvinden herroeplyk en te allen tyde onderworpen aan de wraking en ftraf der wet, doordien de wil van den byzonderen perfoon altyd afhanglyk is van den algemeenen wil, het byzonder wélzyn ondergefchikt is .aan het algemeen wélzyn, en de wet geen onderfcheid van perfoon maakt. 8. Dat, eindlyk, alle gezag, alle magt opgefchort is en blyft in tegenwoordigheid van hec 3? ver-.  vergaderd volk, om dat er geen gezag is, dat voor het fouverein gezag niet moet wyken , waarvan het eene uitwerking is. Ziet daar , volken! groote waarheden , zy zyn vlyende voor u > maar hard voor de ge enen , die zig uwe meefters noemen: vraagt hun:. wat zy tegen dezelven hebben in te brengen, en welken de regten zyn, die de geenen , welken ik hier vastftel, zouden kunnen beftryden ; is het het godlyk regt, waar op de meesten roemen? maar is er een ander godlyk regt, dan dat der natuur ? Kan God een regt inftellen, hetwelk met hetzelve ftrydig is ? heeft hy twee tegengeftelde willen ? kan hy willen en en niet willen, dat de mensch mensch en het volk volk zy ? kan hy tegen de wezenheid der wezens, die hy gefchapen heeft, tegenftrydiglyk te werk gaan ? Neen, dit voorgewend godlyk regt is flegts eene ftaatkundige hersfenfchim, uit heerschzugt geboren om de onkunde te bedriegen. Maar , vooronderftellende zelfs, dat God wilde , dat er koningen en dwinglanden waren, hoe zouden zy, die u regeren , dan bewyzen , dat de keus der godheid op hen oevallen is? en dat zy hunne open brieven van den hemel ontvangen hebben ? is het door hunne magt en het regt van opvolging ? laat zy dan hunne godlyke bewysfchriften van den eerften koning van hungellagt vertonen? of zouden zy geloven, dat zy koningen geboren worden, gelyk de wolven wolven geboren worden ? arme volken! gy zyt dan volgens godlyk regt, dat is te zeggen, door den weldoenden vader van alle menfchen, beftemd, om het ouderlyk erfgoed, of, liever gezegd, de prooi te zyn van een flegthoofd of van eenen wreedaart, dien het geval aan de voeten eens troons zal hebben doen geboren worden! Zouden zy tegen het regt der natuur het bar-  barbaarsch regt van veroveringen ftellen ? het is het regt van den fterkften; maar de magt geeft regt, of geeft er geen: indien zy regt geeft, wapent u dan met magt , en neemt de wettige regten weder, die men u met magt ontroofd heeft, gy hebt het zelfde regt om er gebruik van te maken als uwe dwinglanden, en uwe vorderingen zyn billyker; ik zal er by voegen , dat gy magtiger zyt, dan zy, om dat zy alleen door u magtig zyn. Indien de magt geen regt geeft, hebt gy het uwe altyd onder de onderdrukking bewaart, en gy hebt nooit het regt verloren, van dezelven te hernemen, door u meefter te maken van een goed, hetwelk nooit opgehouden heeft, het uwe te zyn en waarvan men u alleen het genot heeft kunnen beroven; gy zult flegts een einde aan de ongeregtigheid maken. Met een woord, indien de magt aan uwe dwinglanden het regt gaf van u te onderdrukken , geeft dezelfde magt u het regt van u er vry van te maken: indien deze magt hunne •onderdrukking niet gewettigd heeft, hebt gy het regt, hen te ftraffen voor dat zy u onderdrukt hebben: indien een ftraatrover u, metdepiftool in de hand, de beurs ontweldigd had, zoud gy door dit geweld den eigendom daarvan niet verloren hebben, en gy zoud het regt hebben, om, by gebrek van andere middelen, hem dezelve door hetzelfde geweld te doen wedergeven; de rover zou eene misdaad begaan hebben , gy zoud alleenlyk eene daad van natuurlyke geregtigheid oefenen; deze redenering lyd geen tegenfpraak. Zouden zy tegen uwe regten het regt van verkiezing van eenen hunner voorouders, door uwe voorzaaten, doen gelden? maar dit regt van verkiezing heeft flegts eenen gemagtigden kunnen maken; uwe voorzaaten hadden, w min als gy, F * het  $4 het regt en de magt om eenen fouverein te maken; door wat weg is deze gemagtigde despoot geworden , en heeft hy zyn despotismus tot zyne opvolgers overgebragt? het kan niet anders wezen, dan door trapswyze misbruik te maken van het gezag, welk men hem toevertrouwd had , en door ten nadeele van zyne aanftellers zyne magt te vermeerderen: maar verweldiging maakt geen regt, zo min als geweld; gy hebt derhalven regt van vervolging tegen den verweidiger, en dit regt is aan geen wyze onderhevig, om dat gy fouverein zyt en de verweidiger uw onderdaan is, als een gedeelte van het maatfchaplyk lichaam, en indien by onmooglykheid uwe voorzaaten van al hunne regten waren afgegaan, ten voordeele van eenen der ascendenten van uwen zogenaamden tegenwoordigen fouverein, zou deze afftand , nietig voor hun zeiven , des te meer nietig voor u zyn: om dat een geflagt geen verdrag kan maken voor een ander, en over deszelfs regten niet kan befchikken om het ervan te beroven; de dienstbaarheid is de oorfprongJyke zonde niet der volken , en ik verbeelde my niet dat er een volk op aarde is, het welk zig den titel van eerfte volk, in den wil van hetwelk de wil van al de toekomende volken begrepen ware, geeft of kan geven; de leer van de oorfpronglyke volks zonde zou een weinig nieuw zyn, men kan ze voor het overige niet toeftaan , zonder het koningdom, gelyk ook den dood, te befchouwen als eene zeer zwaare ftraf van eenige groote misdaad : ondertusfchen hebben de volken geen vrouwen, van welken de eerfte eenige verboden vrugt heeft begeerd; eene omftandigheid, die het geheim nog ondoordnngbaarer zou maken. Uwe meefters zouden dus niets tegen uwe regten ï kunnen  kunnen inbrengen, dan uw geduld in dezelven te zien lebenden, uwe onderworpenheid aan hunne dwinglandy, uwe ftilzwygende toeftemming aan hunne verweldiging en uwe eeden van u er niet aan te onttrekken; ziet daarliet fchynbaarfte van hunne bewyzen. Maar, hoe zwak, hoe haatlyk is dit bewys, eensdeels gegrond op de onderdrukking, en anderdeels op de dienstbaarheid en vrees! De ongelukkige Europeer, die in de boeyen van eenen barbaarfchen Afrikaan zugt en wanhopend is; de Neger, die men onbarmhartiglyk aan den grond ontrukt, die hem heeft zien geboren worden, om hem als een lastdier aan den hebzugtigen planter te verkopen en onder den ftok duizendmaal ellendiger leeft, dan de dieren , welken de arbeidzaame hand des menfchen aan het juk onderwerpt, pryzen fomwylen den meefter, die hun van het dierbaarst goed berooft, zy noemen hem hunnen goeden meester, zelfs in het oogenblik, dat hy zyne ftraffe hand op hen verzwaart, zy zegenen hem, verzekeren hem met eeden eene onveranderlyke liefde en trouw, zelfs wanneer hy tegen deze flagtoffers zyner onmenschlykheid zyne onuitputbaare fchatten van eene onregtvaerdige gramfchap uitput. Wat zal men daaruit befluiten ten voordele der regten van den-Afrikaan en Planter? geweld van den eenen kant, vrees en onmagt van den anderen. Volken \ zodanig is en is altyd uw ftaat geweest; wat bewyst dezelve ten voordeele van uwe dwinglanden? laat zy ons betogen, dat gy vry geweest zyt en dat gy vry zyt; indien gy niet vry zyt, indien gy het niet geweest zyt, wat voordeel kunnen zy trekken uit eene openlyke of ftilzwygende toeftemming, met afgevergde eeden zelfs, door de magt aan de zwakheid, door liet geweld aan de vrees ontrukt ? indien f 3 zy  86 mm zy beweren, dat gy vry zyt en rgeweest' zyt, laat zy ons dan zeggen, waarin dan de vryheid der volken beftaat ? laat zy ons zeggen , waarom zy, overtuigd van de opregtheid van uwe toeftemming, om dat zy dezelve vry geloven te zyn, zig met die gedugte magt omringen, die hen alleen genaakbaar maakt voor dit klein getal beuzelagtige wezens, van welken zy de ketenen vergulden, ten einde hen er het gewigt niet van te doen gevoelen? laat zy ons zeggen, waarom zy u ontwapenen als vyanden, van welken zy den opftand vrezen, op de minfte uwer bewegingen ontroeren, u met al de ongeruftheid der vrees bewaken, u zelfs verbieden, te redeneren over uwe gemeene belangen, en als misdaders ftraffen de geenen, die u tragten te verlichten omtrent hunne en uwe regten? laat zy ons zeggen, waarom zy te uwen koste , zelfs in den diepften vrede, dit verflindend getal van bezoldelingen onderhouden, laage fteunzels der dwinglanden, die hen betalen van de vrugten hunner roveryen, die dienen om het vaderland te onderwerpen, van hetwelk zy de handhavers en wrekers moesten zyn, en zeiven de boeyen klinken, die zy dragen, en die, met welken de dwingland hunne vaders, broeders en vrienden belaad ? nemen zy tegen u voorzorgen ? zyn zy tegen uwe pogingen op hunne hoede ? zy vrezen u derhalven! zy maken weinig ftaat op deze toeftemming, op deze eeden ! zy zyn derhalven niet zeer overtuigd van de billykheid der regten, die zy genieten, en die, volgens hen, vooru zo dierbaar zyn, om dat dezelven tot uw geluk doen, Ag! de geregtigheid, de goede trouw zyn zo agterdogtig, noch zo vooruitziende, noch zo gemaklyk te verontrusten niet; de verweldiging en het geweten van den verweldiger kunnen alleen zulke fterke veront- ruftin-  *7 rustingen en zulke groote voorzorgen inboezemen:, uwe openlyke of ftilzwygende toeftemming kan hen derhalven niet gerustftellen: zy agten dus uwe eeden in het geheel niet; zy befchoü\ven u dus als fchurken , voor welken niets geheiligd is, of als flaaven , aan welken alles geoorloofd is, om hunne vryheid weder te bekomen , of als ongelukkigen, die alles durven beftaan, om hun lot te verzagten ; zy agten u derhalven noch gelukkig, noch vry , noch getrouw; vreemd gevoelen! waarlyk eenen despoot zeer waerdig, die zyne regten mistrouwt; doch zeer honende, zeer vernederende voor een volk, hetwelk de zynen miskent ! Is het om op hunne hoede te zyn tegen de onvoorziene aanvallen van hunne nabuuren, hunne medegenooten in dwingkmdy, dat zy geftadig deze ontzachlyke legers op de been houden ? Ongetwyfeld hebben zy reden, maar dit onderling mistrouwen ftrekt voorzeker niet tot lof van de goede trouw' onzer doorlugtige en zogenoemde zeer vroome fouvcreinen. Dit is misfchien de minst dubbelzinnige bekendnis hunner verradery, en de zekerheid, waar in zy zyn, dat zy van weerzyde evenveel regt hebben zo op het geen zy hun volk noemen als op de aangrenzende volken; geert een is er onder hen, die niet meent, dat God hem tot de monarchie, of, liever, tot de algemeene dwinglandy roept, die dienvolgens zynen nabuur niet anders befchouwt, dan als een verweldiger van een gedeelte zyner heerfclïappy. Deze foldaaten, deze bolwerken, die de grenzen van alle ftaaten verdedigen, de kanonnen, die geftadig gerigt zyn tegen de geenen, welken dezelven naderen, fchynen tegen den meefter despoot van het naburig grondgebied te zeggen: „ Gy „ zyt flegts een rover, van wien ik alles te vreF 4 - zen  S8 „ zen heb, en die, weinig te vreden met het bezit van een land, dat my moest toebehoren, „ weldra het geen ik bezit zoud verweldigen, „ indien gy my zonder verdediging vond, gy „ hebt van my hetzelfde gevoelen, en wy be„ driegen elkander niet. Ik zal u by de eerfte „ goede gelegenheid tragten te verras fen, en ik „ zal wel zorgen, niet verrast te worden, „ want ik ken u, gelyk gy my kent. " Ziet daar, volken! de geenen, die gy als uwe Jouvereinen befchouwt; ziet daar degeenen, die zig op uwe toeftemming gronden, om het regt te blllyicen, hetwelk zy zig aanmatigen, om u te onderdrukken. Vrye volken ! zuud gy ooit toegeftemd hebben om u aan zulk eene veragtlyke flaverny te onderwerpen ! van de vryheid beroofd zynde, van welke waerde kan uw ftilzwygen en uwe onderworpenheid wezen? Men kan derhalven tegen uwe regten niets deugdlyks inbrengen. Deze regten beftaan dus nog, en zullen eeuwig beftaan, zo als zy [zedert devereemging der menfchen in maatfchappyen beftaan hebben, Gy zyt dan de eenige Jouvereinen, en daar zyn geen waare Jouvereinen dan  TOP 113 werping aan de wet is alleen een byzondere pligt; overal waar wy deze onderwerping, dezen pligt, de noodzaaklykheid van den eed en de verpligting van den eed aan de wet zullen vinden, zullen wy dan eenen ondeelbaaren en byzonderen wil, en geen algemeenen wil zien, geen wetgevende magt, geen fouvereine magt: want de waare fouverein is boven de wet, om dat de wet van hem afhangt, en hy dezelve kan verbreken, wanneer het hem goeddunkt. Dit despotismus (want in den eigenlyken zin van het woord is het er een) moet, zal het wettig zyn, niemands regten kwetzen, het ka» alleen aan den algemeenen wil des volks voegen , een gevolg van de byzondere willen van al de byzondere leden , die het uitmaken, en, die zig zeiven vrywilliglyk aan den algemeenen wil verbinden. Wat zal men dan denken van de gewaande fouvereineteit dier gekroonde irtdividus, die, by hunne komst tot den troon , verpligt zyn, den eed van getrouwheid aan de wet te doen , met belofte, van er niets. in te veranderen ? Wat zal men al verder denken van de fouvereineteit der geenen , die den algemeenen wil door hunnen byzonderen wil willen binden ? maar wat zal men ook denken van degeenen, die het franfche volk van meineedigheid befchuldigen ? het is het niet en kan het niet zyn als volk, om dat het volk geen eed kan doen: aan wien zou het dien indedaad doen ? Het zou dien niet kunnen doen dan aan de wet: maar de wet is het zelf, het is zyn algemeene wil, het zou dan aan zigzelven zweren, niet meer zigzelven te zyn, de byzondere perfoon van het volk, de byzondere wil, die alleen onderwerping aan de wet kan zweren, kan H ook  H4 ook in het tegenwoordig geval van geen meineedigheid befchuldigd worden, doordien de onderwerpin g aan de wet zonder wet niet kan beftaan , de wet vernietigd zynde en niet meer beftaande, houd de onderwerping aan de wet op; en de eed van dezelve natekomen met dezelve; er blyft niets meer over dan de onderwerping aan den algemeenen wil, en de verpligting van zig te gedragen volgens al de wetten, die er van afkomen. Indien men dit grondbeginzels verwierp, zou men noodzaaklyk tot de grondmaatfchappyen moeten opklimmen om eene verpligtende wet te vinden, en onze gewaande fouvereinen zouden er voorzeker niets by winnen; zy weten dus niet wat zy zeggen, en zy doen zo veel nadeel aan hunne zaak als aan hunne kundigheden, door het franfche volk van meineedigheid te befchuldigen. Laten wy nu zien, of zy billyker en redelyker zullen zyn in het tweede hoofdpunt van befchuldiging. Men befchuldigt het franfche volk van vadermoord , om dat het Lodewyk Capet en zyner waerdige gezellinne de ftraf der wet heeft doen ondergaan. Deze ftraf word een moord genoemd en deze moord met den naam van vadermoord befteld. Deze benaming geeft eenen aanflag te kennen tegen het leven van eenen vader of van eene moeder. Ik weet niet, of de koningen, zogenoemd fouvereinen, wel wezenlyk de vaders van hun volk zyn, maar indien men hun deze gewigtige benaming verfchuldigd is, moet men bekennen, dat zy in het algemeen wreede en harde vaders zyn. Hoe het zy, om vadermoorder te zyn, zal men het op het leven van eenen waaren fouverein moeten toeleggen: maar, volgens al het geen wy tot hiertoe gezegd hebben ,  H5 ben, is bet blykbaar, dat Lodewyk Capet het niet was, het nooit was geweest, en het nooit had kunnen zyn. Dus, zelfs de onregtvaerdigheid van de veroordeling vooronderftellende, is de befchuldiging van vadermoord nogthans onregtvaerdig , om dat dezelve te verre getrokken is. Laten wy nu eens zien , of indedaad Lodewyk en zyne vrouw onregtvaerdig geoordeeld zyn. Het is maar al te blykbaar, dat Lodewyk en zyne vrouw fchuldig waren met opzigt tot de natie en de wet, die zy beiden tot herhaalde reizen gezworen hadden, natekomen; de akten van hun regtsgeding getuigen er van, en men behoeft dezelven flegts te lezen, om zig te overtuigen, dat men hen niet te onregt befchuldigde. Ik zou te dezen opzigte niets nieuws kunnen zeggen , zy zeiven, die hen willen regtvaerdigen, weten er meer van, dan al het geen men er van openbaar gemaakt heeft, en hebben zig hunnen dood meer te verwyten, dan degeenen, die ondanks zigzelven er de bloedige uitfpraak van gedaan hebben. Het is waar, dat het geen eene misdaad fchynt in de oogen der natuur, der reden en der volkswetten, hun eene daad van geregtigheid en deugd fchynt. Lodewyk komt hun onfchuldig voor, om dat hy, volgens hun, alles heeft moeten doen, wat hy gedaan heeft, en dat zy in zyne plaats hetzelfde en nog meer gedaan zouden hebben; men weet, wat een eed geld in eenen koninglyken mond, en wat hem een meineed kost. Maar het franfche volk heeft Lodewyk Capet én zyne vrouw niet veroordeeld volgens de grondregels der koningen; ieder volk is regtvaerdig en kan niet anders dan regtvaerdig zyn; hit heeft hen veroordeeld volgens de wet, naar H 2 lam-  n6 hunne eeden en daaden. Hunne eeden hadden zy gefchonden. Hunne daaden waren verraderyen en meineeden ; en de wet, die, fcherpziende ten aanzien der misdaad en den aart der misdaad, blind is ten aanzien van den naam en de hoedanigheid des misdaders, heeft in deze beide perfoonaadjen flegts twee vyanden alle geftrengheid waerdig gezien. Men heeft gezegd, dat een van deze twee fchuldigen onfchendbaar was en geen rekenfchap van zyne daaden had te geven; dat de wet zelve hem als zodanig had verklaard; zy heeft van verontwaerdiging gebloosd, en alleen deze twee nadruklyke woorden geantwoord : die mensch fouverein ? is die mensch de wet ? ik zal er niets byvoegen; ik zou de kragt en den nadruk van den zin, dien zy bevatten , flegts verzwakken. De veroordeling van Lodewyk is dan geen onregtvaerdigheid en zyn dood is geen moord geweest , maar eene waare ftraf. Hy zelf, zyn onwaerdig gedrag hebben het zwaerd der wet tegen hem gefchcrpt; zyne onfchendbaarheid, welke men deed gelden, en die hy zelf deed gelden, om er zig aan te onttrekken, was alleenlyk eene bekendnis van al de fchendingen der wet, van welke hy de toegevendheid inriep; de onfchuldige heeft noch vrydom, noch voorrcgten, noch vergifnis nodig; hy moest begrypen, dat eene vryfpreking van de wet een aanflag tegen de wet was, en dat een aanflag tegen de wet de wet niet kan te boven gaan,om dat de wet niets anders kan willen, dan haare eigen bewaring en onfchendbaarheid ; alle voorregt, welk uit zynen aart ftrekt tot vernietiging van de wet, is geen wet, maar een misbruik, eene verradery van het werktuig der wet, en eene ver- radery,  ii7 radery, een misbruik kan noch de majefteit, noch de afhanglykheid, noch de geregtigheid der wet fchaden; zy kunnen derhalven den. fchuldigen aan zyne ftraf niet onttrekken. Het franfche volk is niet fchuldig wegens den dood van Lodewyk Capet, het heeft niets anders gedaan, dan hem de ftraf doen ondergaan, welke de wet tegen de verraders en de vyanden des vaderlands en der vryheid uitfprak. Hy zelfheeft, door haar te fchenden, zig aan den dood opgeofferd. Zyne ftraffchuldige en heerschzugtige vrouw, haar voorhoofd met fchande bedekt en haar hart met bitterheid overftelpt hebbende door de ongeregeldheid van haar gedrag, heeft tot in het laatfte oogenblik niet opgehouden, de heerschzugt en de zugt om te regeren in haare ziel te voeden. Gy zyt het, dwinglanden! het is uwe verraderfche verbindnis, die , in zyn hart rampzalige hoop voedende, hem vervoerd hebt tot ftappen, ftrydig met zyne pligten en met zyne eeden. Gy zyt het, ontaarte broeders ! die hem naar het fchavot geleid hebt, het welk gy duizendmaal meer verdiend hebt, dan hy, door uwe heimlyke konstftreeken. Hy is het niet, dien gy zogt te verdedigen, het is zyn troon, dien gy wilde verweldigen, en zyn leven was een hinderpaal, dien men uit den weg moest ruimen, om er toe te geraken; gy vreesde zyne zwakheid, misfchien zelfs zyne wroegingen, en nog meer, dat hy de zinnelooze verdeling van uw vaderland zou bekragtigen, welke gy beloofd had aan hun, die u hielpen dm het te onderwerpen. Gy zyt het, trotfche vlugtlingen ! die hem aan uwe verwaande eigenzelfheid hebt opgeofferd, door hem uwe dolken te lenen tegen het geen gy zyn volk noemde; door H 3 de  de muitery in onze legers en weêrfpannigheid onder derzelver hoofden te brengen, door hem te vleyen met eene herftelling, waarvan de uwe afhong, en door hem aantefporen om u te onderfteunen; gy zyt het priesters van het bygeloof! die hem aan uwe dweepzugt hebt opgeofferd, door zyn geweten te doen dwalen, door uwe leugenagtige beflisfingen, en door hem, door uw voorbeeld, de veragting der wet inteboezemen, en hem aan den meineed te gewennen , en gy, verfoeilyk mensch ! waerdig, eenen d'Orleans en eenen Calonne tot medehelpers gehad te hebben, gy zyt het, Pin! ja, gy zyt het, meer dan alle anderen, die zyn vonnis op de onbewimpeldfte wyze hebt geveld, ten einde den roem te hebben, van eenen koning van Frankryk van uwe hand te maken en de dwinglanden van het huis van Hanover in de plaats van die van het huis van Bourbon te ftellen. Ziet daar, volken, de eigenlyke moordenaars ■van Lodewyk Capet, wyl dezen de waare aanflokers zyner misdaaden zyn; zonder hen, zonder hunne kwaade aanflagen zou deze conftitutioneele koning, geen ander fteunzel hebbende , dan de wet, geen andere hoop, dan in de wet, aan dezelve getrouw zyn gebleven; hy zou nog leven, maar het franfche volk zou misfchien reeds' niet meer vry zyn: indien zyn dood eene misdaad is, hebben zy dien gewild, hebben zy dien veroorzaakt; met welk eene onbefchaamdheid durven zy dan denzelven aan het franfche volk te laste leggen, hetwelk in dit geval flegts het lydend werktuig onder hunne beftiering is geweest? indien zyn dood het gevolg is geweest van een oordeel Van geregtigheid door dit volk uit-  aitgefproken, met welk eene fchaamtloosheid durven zy hetzelve er eene misdaad van maken ? Het franfche volk is dus noch vadermoorder, noch moordenaar; hetverwyt, dat men er hetzelve van doet, is dus eene lastering. Laten wy zien, of men het met meer grond van ongodsdienftigheid befchuldigt. Zedert eenigen tyd fpreekt men tegen Frankryk meer vervloekingen uit, dan het hof van Rome er ooit uitgefproken heeft tegen de vyanden, welken de reden hetzelve zedert zyn aanwezen verwekt heeft; nooit had de godsdienst zo veele loftuiters, zo veele aanhangers en zo' veele apostels gehad : al de afkondigingen der vorften, al de verhandelingen van byzondere lieden , al de tydfchriften weergalmen van dien eerwaerdigen en zo zeer ontheiligden naam; en overal verzamelt men tegen het franfche volkmenigte van nietsdeduidende befchuldigingen van ongodsdienftigheid, godloosheid, ongeloof, godverzakiug enz., het is zekerlyk niet om te lachen, fchoon de zaak in den grond zeer belachlyk is. Men ziet daar uit het oogmerk; men wekt daar door het bygeloof tegen hetzelve op; men wapent de dweenzugt tegen hetzelve, en dit zyn , gelyk men weet, geen twee zwakke fteunzels voor de dwinglandy, die dezelven voorftaat, noch twee kleine vyanden tegen de vryheid ,die dezelven beftryd, om datzy ze verfoeit. Egter is deze list van wegen de koningen weinig gefchiktom te bedriegen;degeheele waereld kent hunnen godsdienst zo wél, dat zy indedaad groot ongelyk hebben , zig de moeite te geven van geveinsden te zyn: de koningen kunnen den godsdienst alleen prediken, gelyk de ondeugd de H 4 deugd,  deugd, en de rover de geregtigheid predikt, in tegenftelling. Maar laten wy onderzoeken, waarop de verwyten gegrond kunnen zyn, die men in dit ftuk aan het franfche volk doet; ik zie niet,dat het franfche volk eenigen godsdienst of eenige godsdienstoefening afgefchaft heeft; het ontvangt dezelven in tegendeel zonder onderfcheid in zynen boezem; is het dan om deszelfs verdraagzaamheid? maar men heeft hetzelve altyd eene misdaad van zyne onverdraagzaamheid gemaakt, welke eene der grondwetten van zyne oude regering was; de herroeping van het edikt van Nantes en de dragonnaden hebben gansch Europa doen opftaan: zou men als een bewys van ongodsdienftigheid befchouwen het geen alleenlyk eene vernietiging is van een misbruik, hetwelk tot fchande ftrekte van de reden en het regeringsbeftier ? en indien de verdraagzaamheid een bewys van ongodsdienftigheid is, indien het eene godloosheid is, niemand te vervolgen om den godsdienst, dien hy geloofd heeft, te moeten omhelzen; waarom Pruis/en, Rusland, Holland enz. niet mede in deze befchuldiging begrepen ? waarom, om zig tegen zulk een zwaar verwyt te dekken, niet overal die bloedregtbank ingefteld, die van Spanje, Portugal en Italië eene verblyfplaats van verfchrikkingen, en den godsdienst, die dezelve magtigt, zo verfoeilyk maakt als de regeringen, die ze dulden? zou het zyn, om dat het franfche volk aan het pausdom eenen voorrang geweigerd heeft, tot welken het waande regt te hebben, dat het zyne geestlykheid van dien invloed en van die rykdommen beroofd heeft, welken zy misbruikte, en welke het niet meer  mm *« meer in den ftaat heeft willen dulden,een lichaam, hetwelk zig afhanglyk van den ftaat noemde, en juist hier door de vyand er van was ? Ik zou eenen priester gaerne de driedubbele kroon vergeven en al die despooten, die ootmoediglyk zynen heiligen muil kusfen en nogthans zyne bliksems vrezen, om dat hnnne volken nog m de duisternis der bygelovige onwetenheid zitten, omtrent dit ftuk godloosheid en zelfs godverzaking te roepen; zy hebben een volftrekt belang, zig ten aanzien der wezenheid van den godsdienst te bedriegen: maar ik zou den engelfchen paus, noch Pruts/en, noch Holland, noch die onderbeurtige dwinglanden , waarvan het in Duitschlani grimmelt, niet raden, denzelfden toon aantenemen, of dezelfde trompet te fteken: dit ware den aanval tegen zigzelven blazen, en dit doet men niet. Maar, waarom roepen deze gevloekte yveraars zo luide ongodsdienftigheid, als de anderen? is het, om dat eenige lieden zig godlooze redenen of onftigtlyke bedryven veroorloofd hebben ? Zy hebben ongelyk; zy moetea beter weten dan iemand, hoe duur het den beroerderen, die zy bezoldigden, is komen te ftaan, het vermaak te nemen van zig te beklagen over het geen zy meenden hen te moeten doen lachen; indien er geen godsdienst in Frankryk was, zouden zy beter geflaagd zyn en zig niet beklagen. Maar daar is geen heerfchende, de ftaat heelt er geen; ziet daar den knoop; de ftaat heefter geen! neen zeker niet, om dat dezelve er indedaad geen moet hebben, en niet gefchikt is om er eenen te hebben , om dat de ftaat vry is en vry moet zyn. De vryheid kan met eene zuiver godsdienftige verdraagzaamheid niet overeenkoH § ™en,  122 men, zy moet feene völftrêkte burgerlyke verdraagzaamheid hebben; doordien de vryheid van geweten een eigendom is gelyk de perföonlyke vryheid; en overal, waar een heérfchende godsdienst is, overal, waar de ftaat eenen godsdienst wil hebben, dien het niét waarneemt, en niet kan waarnemen om dat de ftaat enkel een denkbeeldig wezen is* is geen burgerlyke verdraagzaamheid, en dienvolgens geert waare vryheid; de ftaat moet vry van vooroordeelen zyn, dezelve moet noch voorliefde, noch voorkeur voor één van zyne leden hebben; dezelve moet in hun niets anders zien dan getrouwheid, bekwaamheden en deugd, en deze drie hoedanigheden zyn van alle godsdienften; er moet derhalven geen bevoorregte godsdienst zyn; ieder burger, die de lasten draagt, die dezelve oplegt, moet tot de eer en waerdigheden kunnen geraken, die dezelve uitdeelt; ieder burger, die denzelven nuttig kan zyn, moet volgens zyne bekwaamheden gebruikt worden; het tegendeel is een gebrek van de regering, waarvan de heérfchende godsdienst altyd de oorfprong is; een mensch, een burger kan niet zeer aan het welzyn gehegt zyn, wanneer de ftaat zynen godsdienst en zynen perfoon afkeurt; wat al kwaad heeft deze valfche ftaatkunde niet veroorzaakt, en veroorzaakt zy niet nog dagelyks! is het dan eene ongodsdienftigheid, hetzelve voortekomen? Neen: maar het is een laster, en de koningen zyn niets minder dan teder op het geen hen kan dienen. Men befchuldigt het franfche volk van wreedheid , om dat het de vyanden zyner vryheid en de overtreders zyner wetten ftraft. Dwinglanden 1 ik heb flegts twee woorden te antwoorden op  I2§ op dit onregtvaerdig verwyt; verwekt het geen verraders en het zal geen bloed doen ftromen; of laat af, van eene misdaad te maken van hetgeen gy het dwingt te ftorten: maar zedert wanneer zyt gy dan zo menschlyk geworden ? gy vervolgt met zo veel drift en woede de minfte zamenzwering tegen uwe onregtvaerdige magt, en gy wilt niet, dat het franfche volk degeenen ftraffe, die tegen de zyne zamenzweren. De St. Bartholomeus dag heeft u niet aangedaan, daar is er zelfs veelen onder u, die er zig _ nog over verheugen, gelyk hunne voorzaaten zig in den tyd er over verheugd hebben; ondertusfchen zyn er op dien dag Van fchrik en verwoesting meer onfchuldingen omgekomen, dan het franfche volk fchuldigen heeft doen en zal doen omkomen om zyne vryheid te vestigen. Gy offert geheele geflagten aan uwe heerschzugt op, en wilt niet, dat het franfche volk eenige lieden tot zyne eigen zekerheid öpoffere. Gy hebt geen meedogen gehad over het lot der ongelukkige flagtoffers van den 10 Augustus; indien Lodewyk Capet de helft van zyn ongelukkig volk had doen moorden, gy zoud die flagting toegejuichd hebben, gy zyt onverfchillig omtrent het geroep dier rampzaligen, die den wilden dieren van Siberië de kwynende overblyfzels van een woest leven betwisten; gy gaat zonder fidderen voorby de moorddadige muuren van Spandau; gy beeft niet op het gezigt der bloedige traliën van eene godlooze inquifitie; gy bezogt weleer al lachende de akelige gevangenholen onzer baftilles; uwe harten , met een woord, zyn van metaal en koper voor al de rampen, die gy veroorzaakt; gy befchouwt byna met behagen het bloed, dat gy doet ftromen of door de handen der beulen  124 Jen uwer wraak, of door die der huurlingen uwer hoogmoed, en gy ftort traanen en jammerklaagt over den eerloozen dood van eenige fiene burgers, van eenige valfche broeders, die het heil en de vryheid van een groot volk in gevaar ftellen. Het is indedaad wel geoorloofd, zig over het verlies van zyne vrienden te bedroeven, vooral, wanneer men zig kan verwyten, er de voornaamfte oorzaak van te zyn; maar het is niet geoorloofd, uit medelyden onregtvaerdig te zyn : het uwe heeft eene bron en eene bedoeling, die u zeer wettig ontflaat, van er de loffpraak van te maken." Na de wreede ftrengheid, welke gy het franfche volk verwyt, zoud gy hebben kunnen vermyden, deszelfs regering van heerschloosheid te befchuldigen. Het is eene te weinig fterke tegenftrydigheid voor gekroonde hoofden. Indien ik het woord wel verfta, is eene heerschlooze regering geen regering, om dat er geen regering is, waar geen wetten zyn , en waar een ieder zelf de regering en de wet is; of, vooronderfteld, dat de ftaat wetten heeft, zo zyn dezelven zonder kragt, het zy om te beteugelen, of om te dwingen. Het franfche volk heeft wetten , zy noodzaken tot gehoorzaamheid, offtraffen de overtreders, deszelfs regering is dus niet ©nheerfchig. Geeft er zodanige andere benaming aart als het u goeddunkt, ik weet zeer wél, dat gy er nooit eeae aan geven zult, die er aan toekomt, dan uit dwang: maar fcheld het deze kwyt, of laat af, haar wreed en bloeddorftig te noemen. Deze beide benamingen zyn in het ftuk van regering onovereenkomftig, voor het overige ia het uwe fchuld niet, dat de vreeslykfte onbeerfching de agtbaare ftem der wet niet ge- fmoord  J2£ fmoord heeft; gy hebt den geeft van oproer ea tweedragt genoeg over het ongelukkig Frankryk geblazen, maar, indien gy nog twyfelt aan de regering der wet by een volk, op hetwelk gy met alle magt de veragting en verontwaerdiging vaa de vier waerelddeelen poogt te laden, om dat het een weinig te gedugt voor u is; gaat zyne legers bezoeken ; volgt derzelver verrigtingen, onderzoekt derzelver krygstugt, ondertast de geneigdheid en den goeden wil van den foldaat» ondervraagt hem over zyne behoeften , en vraagt vooral uwe generaals en uwe bezoldelingen welke zyne dapperheid is, wanneer het u niet gelukt, hem door verraders te doen aanvoeren; en zegt ons vervolgens, indien gy durft, dat de Franschman voor en onder de onheerfching ftryd. Een heerschloos volk, hetwelk twee en twintig vereenigde volken, verraad, oproer en eenen burgeroorlog zedert drie jaaren beftryd, wêerftaat en overwint 1 zulk een wonder heeft nooit in de maatfehaplyke orde plaats gehad. Gy behoeft het niet te verkondigen, niemand zal het geloven , om dat het niet in de klasfe der mogelykheden valt. Gy ziet derhalven wel, dat, zo gy geen ander oogmerk hebt, gelyk gy in al uwe wélfprekende , maar bedrieglyke, manifesten aankondigt; indien, zeg ik, gy u geen ander oogmerk voorftelt, dan het herftellen van de orde in Frankryk, is uwe tegenwoordigheid er niet zeer nodig. De orde heeft er plaats, doordien de wet er regeert; de wet heerscht er, dewyl zy er ftraft, en men voor dezelve ftryd: en zy zal met nog meer gezag regeren; de goede orde zal er nog fterker geveftigd worden, wanneer gy derzslve geen hinderpaalen meer in den weg zalt  lz6 zult leggen; wanneer gy hen, die voor de handhaving van dezelve moeten waken, en die dezelve moeten nakomen, niet meer zult verleiden en omkopen; wanneer gy het Bloed van uws gelyken, die gy uwe onderdaanen noemt, niet meer zult doen ftorten, om u, ongevraagd, te bemoeyen met het geen u niet raakt; wanneer gy de vryheid niet meer zult belasteren, door haar vrugten toetefchryven, die gy zelf boosaartiglyk aan haaren geheiligden ftam hegt; noch een vry volk, door uwe eigen fnooddaaden aan hetzelve te laste te leggen : indien de orde in Frankryk niet heerscht, is het die onterende orde, welke in hermidden der zugtingen uwer dienstbaare landen heerscht, en deze alleen zoud gy er gaern in vestigen; de orde der vryheid, der geregtigheid, der dapperheid en kloekmoedigheid heerlchen er maar al te veel voor u, ondanks uwe pogingen, en deze zoud gy gaern willen omverre werpen, om dat gy indedaad geen grooter vyanden hebt. Volken! uit al het geen wy tot hier toe gezegd hebben, moet gy befluiten, dat het franfche volk u den oorlog niet aandoet, maar dat gy dien het franfche volk aandoet, in overeenftemming met uwe dwinglanden; dat deze oorlog eerder tegen u, dan tegen hetzelve gerigt is; dat dezelve niet billyker van zynen kant, noch onregtvaerdiger van uwen kant kan zyn; dat uwe dwinglanden uwe rust en uwe bezittingen blootftellen, ten einde eene magt te behouden, die zy op u verweldigd hebben, en die u van regtswege toekomt; dat zy met uw eigen bloed de ketenen befproeyen , met welken zy u beladen; dat zy u door de lompfte lasteringen en door al de ftreeken der kwaade trouw, door alle ftaatkun- dige  TOP 127 dige en godsdienftige geveinsdheid bedriegen, ten einde u in eenen afgrond van rampen te Hepen, welks diepte zy voor u bedekken. Want, eindlyk, welken zullen de gevolgen zyn van eenen oorlog zo ftrydig met uwe belangen en met de regtvaerdigheid? Dit is de derde vraag, welke ik my voorgefteld heb, voor u te onderzoeken, en die van het uiterst gewigt is. DERDE VRAAG Welken zullen, voor de volken , de gevolgen zyn van den tegenwoordigen oorlog? VolkekI het is met den tegenwoordigen oorlog tegen de franfche republiek niet eveneens gelegen, als mee de byzondere oorlogen, welken de dwinglanden elkander aandoen. Eenige duimen gronds, en de barbaarfche eer, van hec getal hunner flaaven te vermeerderen met die, welken dezelven bebouwen, zyn, in de Iaatften, de eenige reden van die talryke en bloedige hecatomben , welken deze hooge en magtige flryders aan ! hunne heerschzugt opofferen; de volken hebben er geen ander deel aan dan de eer, die men hun aandoet, van hen te doen vegten, en hunne verminking of hunnen dood voor eenige ftuivers daags te kopen, dien men hun vergoed, verzeld van ftokflagen, welken de over hen geflelden uit de fgndfen van den dwingland aan hen uitdelen: de ge-*  fo-f gevolgen van deze oorlogen zyn niet zeer beïangryk noch zeer verwoestende voor de bevolkingen, die er het voorwerp van zyn, en, op eene verwoesting na, die dezelve voor eenige |aaren bederft, zyn zy er van af met van meesters te veranderen, en van dwinglanden voor dwinglanden , indien zy by de ruiling niets winnen, zyn zy byna altyd zeker van er niets by te verliezen. Wat al aanmerkingen zou ik over deze bloedige ftof niet kunnen maken, indien zy my niet te verre van myn onderwerp afleidde! misfchien zal ik my te eenigen tyde er mede onledig houden, indien het algemeen fyftema van Europa niet verandert. Maar de tegenwoordige oorlog met Frankryk is van zulke kleine belangen niet; zy bevat het algemeen belang en het magtigfle van alle volken in de vier waerelddeelen, en van al de mogendheden, die dezelven regeren. Het is geen oorlog van volk tegen volk, van dwingland tegen dwingland, het is de oorlog van de volken tegen al de dwinglanden, en van de dwinglanden onder elkander. Welke ook de uitflag er van mag wezen, zo moet dezelve noodzaaklyk eene nieuwe orde van zaaken te wege brengen, en eene omwenteling, waar van de volken of de koningen de flagtoffers zullen zyn ; het minfte gevolg , dat dezelve kan hebben, is een grooter diensbaarheïd der volken in het algemeen, en let verderf van eenige dwinglanden in het byzonder. Zal het franfche volk onder het geweld der dwinglandy bezwyken, of zal het de dwïnglandy aan den voet van den boom der vryheid ketenen? Deze beide gebeurdnisfen zyn tot heden nog ouder de mogelykheden ? en ik wil thans de  TOP Ï2,p de waarfchynlykheden er niet van berekenen; indien liet franfche volk bezwykt, welk zal de uitkomst van deszelfs neerlaag zyn ? i. Voor de maatfehaplyke en burgerlyke belangen der volken in het algemeen, a. Voor de ftaatkundige_ belangen van ieder volk in het byzonder, dat is "te zeggen: ï. Voor de belangen der volken , in tegenftelling der belangen van degeenen, die hen regeren, 2. Voor d# belangen van iedere mogendheid in het byzonder, in tegenftelling van de belangen der andere mededingende mogendheden? Indien het.franfche volk zegepraalt, welke zal de invloed zyn zyner vryheid op de, volken, en de dwinglanden?' Volken! indien het onderzoek dezer gewigtige vraagen voor u van geen belang is, moet de dwinglandy geflaagd zyn , om u tot zelfs van de vermogens te beroven, die den mensch van de onredelyke dieren onderfcheiden. Laten wy een begin maken. Men zal my verfchonen, hier onder het oog myner lezers de naafle en onmiddellyke oorzaak der franfche omwenteling te brengen; het is een tafereel, waarin ieder volk, meer of min, [zig zal kunnen erkennen, en het welk hetzelve misfehien in het verfchiet het einde van zyne gevangenfehap zal vertonen; het zyn de finantien, waarvan ik ga fpreken. Zedert de rampzalige oorlogen, welken d^ heerschzugt van eene familie ( het huis van Lottharingen, waarvan dat van Guifes eenen tak maakte), die naar het fchynt nooit' beftaan heeft dan tot ongeluk van Frankryk, in den fchoot van dit magtig ryk zelve verwekte, noodzaakten deszelfs uitgeputte financien toevlugt te »emen tot belastingen, welken de heerschzugt I ea  en het verkeerd gedrag van deszelfs monarchen, weldra ontoereikend maakten ; de buitenfporigheid en het misbruik van hunne magt, benemende zelfs den volken den wil van hun te wederftaan, was het hun even zo gemaklyk die te vermenigvuldigen, als de ftrengfte middelen te gebruiken, om dezelve weder te bekomen; onmenschlyke en hebzugtige pagters kogten het regt om het volk ongeftraft te kwellen en te knevelen , de wyze van de fchattingen intevorderen , gevoegd by het willekeurige van den overflag derzelven, duizendmaal haatlyker en tyrannieker zynde geworden, dan de fchatting zelve , was er weldra geen geluk meer in den ftaat, dan voor de bloedzuigers van denzelven , en voor deze twee verflindende klasfen, welken het bygeloof en het despotismus tegen gemeene ellende dekten, welke de een in den naam van God, en de andere in den naam des konings befchimpte. Lodewyk XIV., dien de onnoozele Franfchen aanbaden onder den naam van groot, terwyl hy van gansch Europa gevloekt werd, na al de wyzen van knevelary uitgeput te hebben, nam zyne toevlugt tot de verderflyke geldligtingen, en liet byna niets aan zynen kleinzoon, om aan de verkwistingen van zyne fchandlyke ongebondenheid te voldoen, dan eene vry gedugte magt, om den ondergang van den ftaat te voltooyen. Onder zulk eene zo haatlyke als veragtlyke regering van Lodewyk XIV. kende en agtte men flegts een talent, dat van nieuwe middelen uittevinden om het volk uittezuigen, of den vreemdling te verblinden door bedrieglyke ontwerpen, om hem zyn geld aftehalen;,het ministerie der financien ging fnellyk van den eenen fielt tot den anderen over, en elke dezer fielten maakte eene meer  meer of minder diepe wonde in het regt van eigendom en in het nationaal crediet, naar evenredigheid der toevlugtmiddelen van zyn vernuft en van den tyd, dien hy befèeedde om zig te verryken; men had, naar het fchynt, onder deze vernielende regering maar een oogmerk, namelyk dat van Frankryk te vervreemden, en aan de volgende regering alleen de droevige eer overtelaten, het aan zyne fchuldeisfchers overteleveren , of de fchande van het onmagtig te verklaren. Hy eindigde deze regering als een Caligula, en maakte plaats voor hem, die volgens de orde der eeuwige befluiten het ryk der dwinglandy moest eindigen, om geregtigheid en vryheid op zynen troon te plaatzen. Èen zwakke • monarch, zo min in ftaat om de verwoestingen te zien der geenen, die hem omringden, en hem te wél kenden om hem te vrezen, als om dezelven tegentegaan; eene vrouw, die nooit kon vergeten , dat zy eene vreemde was, en die eene liefde misbruikende, welke zy beledigde, dezelve deed dienen tot al de eigenzinnigheden van haare wellusten, van haaren hoogmoed en van haare pragt; broeders, nayverig van de kroon, die zy op zyn hoofd zagen, en welke zy hem onwaerdig oordeelden, poogden zig fchadeloos te ftellen door fchatten te zamelen of dezelven te verkwisten, voorfpelden en maakten deze ongelukkige gebeurdnis noodzaaklyk; de onervarenheid en de behoefte leverden weldra den monarch en den ftaat al die in middelen vondingryke lieden over, wier befpiegelende ontwerpen altyd de eigezelfheid tot grondflag, en hun eigen geluk en het ongeluk des volks ten gevolg hebben; eenige hervormingen , in zigzelI 2, ven  .132 ven kariger dan voordeliger voor den ftaat, verr.wolgen door heimlyke verkwistingen, dienden alleen om den nood, waarin men zig bevond, openlyk aftekondigen, en om de fchriklykfte plundering, waaraan men zig overgaf, te bedekken; het middel'van geldligtingen, veel gemaklyker , maar verderfiyker dan flat der belastingen , verfchafte eenige kortftondige hulp, die alleen ten voordeele was van die er de wyze van bedagt en het gebruik er van bevestigd hadden; de ftaat verminderde aanziender oogen , nooit fpreidde het hof eene onbefchaamder pragt ten toon, nooit werd de finantie fchandlyker verfpild , nooit waren de ministers zo doorliepen, zo' ondernemend , of zo ftrafloos guiten, men veroorloofde hun, zig met misdaaden te overladen, om dat men hunne doorflepenheid nodig had, men beloonde hen voor het plegen van dezelven, om dat men hunne omzigtigheid nodig had, men veroorloofde hun te ftelen, om dat men van hunne behendigheid voordeel trok, waaraan men den naam van Edikt gaf, hetwelk indedaad de eigen naam is. Op deze wyze werd dit verfchriklyk te kort veroorzaakt, hetwelk een man, beter in fta'at om het te berekenen , dan om eerlyke middelen te vinden, om het te vergoeden, de lompheid had van het publiek te maken, het misfchien vergrotende ,ten einde zig gewigtiger te maken ingeval hy mogt flagen, of ten minften eene verfchoning voor zyne onkunde voor te bereiden. Een zo fchraale financier, als doortrapte agioteur zynde, verhaastte hy flegts den geheelen val van het nationaale crediet, door alle kragten aantewenden om het door zyne verraderfche agiotage ftaande te houden, terwyl garisch Europa, onderrigt van den nood  *33 nood der natie en derzelver bronnen mistrouwende , met reden verfchrikte, en dat de natie geen wezenlyk crediet had, dan by de vertrouwlingen van dezen onervaren minister, met wien men egter ten fterkften ingenomen was, en die niets anders bezat, dan eene woordenryke en bedrieglyke wélfprekendheid, onderfteund door de konst van palliativen voor de kwaaien te vinr den , die hy ongeneeslyk maakte voor het belang van zyne eigenliefde en hebzugt. Deze man is het egter, die zo wonderlyk zyne rol wist te fpelen, aan wien de fr&nfche natie haare vryheid verfchuldigd is. Het is, van den eenen kant, zyne onkunde van het wezenlyk karakter dezer natie, welke hy niet kende dan door het enthoufiasmus, waarin alle nieuwigheid boven dryft, en van den anderen kant, de ongenoegzaamheid zyner middelen en zyne onbekwaamheid om er zulken te vinden , die "van kragt waren tegen het kwaad , waarin hy zig gewikkeld had met een te groot vertrouwen van het te verhelpen, die hem deden .befluiten om tot het laatffce middel zyne toevlugt te nemen , ten einde eenen verweldigden roem voor fchipbreuk te bewaren, en het volk te hulp te roepen, welks afgod liy was, en het welk hy, zonder het te willen, tegen eenen zwakken despoot diende, dien hy wilde en geloofde te dienen : zo veel is zeker, dat de grootfte gebeurdnisfeft dikwyls zeer geringe oorzaaken hebben. Dé verwaandheid van eenen agioteur, die buiten zyften kring gaat, doet een groot volk opftaan, en dit groot" volk verlevendigt groote waarheuen, die, tot fchande van de reden der 18de eeuw, nieuw fchynen by dezulken zelvei, wier belang het is, dezelven aantenemen. I 3 Deze  134 Deze groote waarheden, volken! zyn de regten van den mensch, zyn de regten van het volk, dienvolgens de uwen ; en het franfche volk, dezelven voor u afkondigende, heeft zig zeiven daarin herfteld om er u het voorbeeld van te geven. Deze ftap heeft de dwinglanden ontfteld, zy hebben zig verbonden, en, in hunnen hoogmoed , gezegd : De volken hebben geen regten , of. zo zy er hebben, is het ons belang, dezelven niet te erkennen. Indien wy dezelven erkennen in het franfche volk, zullen wy weldra het lot van deszelfs koning ondervinden; onze regten zyn noch ouder, noch geheiligder dan de zynen, onze magt is nsch zagter, noch wettiger; laten wy ons dan wapenen, eer het noodlottig licht, welk dit volk begint te verfpreiden, Óen duisteren dampkring kome verlichten, die onze dwinglandy voor de oogen der volken, die ons onderworpen zyn, bedekt : laten wy dit vermetel volk dwingen, van een fystema aftegaan, hetwelk onfeilbaar de vernietiging zou na zig Jlepen van een gezag, hetwelk ons duizendmaal dierbaar er moet zyn, dan het leven, want wy zyn koningen. Zy hebben het gezegd; en gelyk dit verflindend ongedierte , hetwelk een geweldige wind verzamelt, eri hetwelk verwoesting en onvrugtbaarheid gaat brengen, overal, waar dezelve het veroorlooft zig optehouden, hebben zy deze benden, die zy den akkerbouw, den konften en handwerken ontrukken, verzameld, zy hebben die kloeke lieden» die de hoop en fteun der huisgezinnen zyn, uit uwen eigen fchoot weggevoerd, en ef werktuigen hunner wraak en dienaaren hunner wreedheid van gemaakt; zy hebben u dus tot verdedigers hunner zaak gemaakt, en tot vyanden van de uwe. Wee u, indien gy zegepraalt! De  TOS I2£ De regten van den mensch en der volken zyn afgekondigd, op den fchild der vryheid met onuitwischbaare letteren gegraveerd, zy hebben op uwe dwinglanden dezelfde uitwerking gehad, als het hoofd der-Gorgonne op dat van Minerva. Deze verfchriklyke beeldnis vervolgt hen; zy kunnen het egter niet uitwisfchen , zonder den fchild te vernielen, waarop dezelve gegraveerd is ! Volken! deze fchild is Frankryk, eens vernield ofte ondergebragt, zyn uwe'regten vernietigd om nooit weder herfteld te worden. Welk volk, indedaad, indien Frankryk moet zwigten, zal dezelven ooit durven terug eifchen? is èr één in Europa, dat zo veel middelen en kragt heeft als hetzelve? Gy hebt,zonder twyfel, even zo veele regten, gy hebt allen even zo veele redenen, om uwen dwinglanden den yzeren fcepter te ontwringen, met welken zy u regeren; maar hebt gy even zo veel kragt en moed? en, indien, by onmogelykheid, een volk in het byzonder ondernam , opteftaan , zullen uwe dwinglanden de middelen weten, die zy met goed gevolg tegen Frankryk gebruikt zullen hebben , zy zullen ze tegen hetzehae gebruiken; zal het gelukkiger zyn dan Frankryk ? Zal het beftand zyn tegen al de volken, die zig zullen vereenigen om het onder de puinhoopen zyner vryheid te verpletten? Indien het Frankryk niet gelukt, zig vry te maken, is er geen volk, dat zig kan vleyen , in dit ontwerp te flagen; het is dan gedaan met de vryheid der natiën, en het zal uw werk zyn. Gy zult het zyn, volken! ja gy zeiven zult het zyn, die u te verwyten zult hebben, uwe eigen ketenen te hebben gefmeed, en die van alle toekomende geflagten. In 1787 boezemden de Bataaven eene zugt I 4 uit  tS6 üit rtaar de vryheid, zy beproefden, zig te ontdoen van dien ariftocratifchen korst, welke de etterftof bedekt , die ongevoeliglyk hun ftaatkuridig aanwezen invreet. Een man, die flegts de eerfte dienaar van ftaat is, en zyne meefters beheerscht, die niets weet van het geen hy moest doen, en dien men laat doen" het geen hy niet moest doen, onderfteund door twee mogendheden, van welken hy, uit hoofde van zyne eigen belangen, de flaaffche dienaar is en moet zyn, welken de banden van bloedverwantfehap en die van zyne heerschzugt hem oneindig meer waerd maken dan het vaderland, Welk hem voed en het welk hy gaern wilde onderwerpen, deze man vreesde niet, zig aan de misdaad van gekwetfle natie fchuldig te maken, ten einde zig in het bezit van zynen dwinglandfchen invloed te handhaven, en zig te dekken voor de ftraf verfchuldigd aan die van hoog verraad, welke hem te last gelegd werd. De huurlingen van eenen dwingland kwamen op zyn aanzoek, hem aan eene fchandlyke vernedering ontrukken, het .bloed zyner meefters ftorten, hunne bezittingen plunderen, hem in eene meer beflisfende heerfchappy ftellen, eene nuttige alliantie verbreken, welke de erkendnis alleen had moeten vereeuwigen, nieuwe maken, die zo regtftreeks ftrydig zyn met den voorfpoed van den ftaat als met deszelfs vryheid, en alles was voor het vaderland verloren, hetwelk * nog daarenboven verpligt was, de rampen te betalen , welken men hetzelve veroorzaakt had, gelyk ook de nieuwe ketenen, welken men op de punten der bajonetten was komen aanbieden. De Oostenrykfche Nederlanden beproefden in 1789, zig insgelyks vry te maken; aangezet door de-  TOP '* r 137 dezelfde mogendheden, welken, de eene openlyk, de andere onder hét masker, de Bataaven genoodzaakt hadden, van het flaan naar hunne regten aftezien, durfden zy zig weder in het bezit van de hunnen ftellen , en Holland, het welk even de zynen verloren had, fchaamde zig niet, zig hcimlyk by Engelland en Pruisfeu te voegen, om Jofeph II. van provinciën te beroven, die te veel reden hadden, om zig over hem te beklagen , om hem niet te haten; dus, door eene dier tegenftrydigheden , welken de ftaatkunde der hoven alleen kan aannemen en overeenbrengen, werden de vyanden van de vryheid der Bataaven de befchermers van de vryheid der Belgen. Maar was het ter goeder trouw ? O gy! die dezelve genoeg zoud kunnen hebben, om deze vraag ernftlyk te doen, gy kent dan de dwinglanden of kopingen niet! Neen, geen volksregering, geen democratie , dit is het fein van hunne vereeniging: dit woord treft nooit hunne oorea, of het doet hunne ziel in woede of razernyc ontfteken ; zy wilden flegts den onderdrukker ontruften en door deze afwending van groote ontwerpen aftrekken, met welken men hem meende zwanger te gaan; dit oogmerk bereikt zynde, waren de onderdrukten in hunne oogen niets anders dan weêrfpanlingen, die men zig gefchaamd zou hebben te beftryden, om dat men beloofd had , hen te helpen , maar die men lafhartiglyk aan hunne eigen kragten overliet, na dat men ze door wantrouwen en verraad verdeeld had, eenvoudig, maar onfeilbaar middel, om hen tot de boeyen te doen wederkeren, van welken men geveinds had, hen te willen verlosfen. Dus veel bloed geftort, verbazende fchatten verfpild, onberekenbaare verliezen door de I 5 fta~  ftaking van alle zaaken veroorzaakt, 'eene gevoelige verzwakking ih de natie, een weerzin van alle nieuwe pogingen, eene zorglooze ongevoeligheid omtrent het geluk; ziet daar de uitkomst van eene onderneming, die edel was in haare pogingen; maar buitenfporig, door dien zy 'gefchiedde onder de befcherming van hun, wier zigtbaar belang het was, dezelve te doen mislukken : Volken! wanneer zult gy de koningen en de waerdy van hun woord leren kennen ? De vryheid zoekt nog ketenen te verbreken, of ten minften derzelver zwaarte te verlieten. Pokn verwekte haar medelyden : een dienftbaar volk in al de uitgeftrektheid van het woord, gebogen onder het fteeds dreigend zwaerd van eene. woefte ariftocratie, welker gebiedende invloed aan de monarchie zelve flegts de rampzalige maf my  142 "TOS» „ my beroeren, door hem met hoedanigheden „ te verfieren, die oabeftaanbaar zyn met de zuU „ verheid en eenvoudigheid van zyn aanwezen; „ verborgendheden van myne vinding en die, om „ geloofd te worden, eene ganfchlyke omkering „ der reden vereifchen; fchriklyke leringen, „ welker ongerymdheid het verfland van rypen „ ouderdom weêrftaat, om dat ik zorg draag* „ dezelven diep in de kindsheid te graveren, „ blikzems, die ik uit de vereenigde dampen der „ dweepzugt en ligtgelovigheid weet te vormen, „ en waarmede ik zo wel het trotfche hoofd der j, koningen, als het fchroomagtig geweten der „ volken naar goedvinden fla; eene wetenfchap, „ welker kunftig niets beduidzel en donkere duisterheid alleenlyk dienen om de geenen zel„ ven, die ik waerdig oordeel, daarin geoefend „ te worden, te verdwalen; dit alles, met een „ weinig priesterlyke list, veel onbefchaamdheid, „ kwakzalvery, verwaandheid en geveinsdheid, „ verzekert my een gebied, dat des te vleyen„ der en des te duurzaamer is, om dat ik het „ fchyn van God zelve te hebben, dien ik naar » myn'zin doe fpreken, zonder vrees van geloa, genftraft te worden, dewyl hy nog nooit eenen „ bedrieger gelogenflraft heeft: maar dit gebied „ hangt, met dit alles, alleen van het gevoelen, af, hetwelk ik onder den naam van geloof ver„ momd heb, een ftraal van licht is flegts nodig », om dezen geheiligden nagt te doen verdwy„ nen, die den trouwloozen beftierder en den ju verraderfchen dienaar voor den eenvoudigen „ bedekt, ten einde my alleen te doen befchou„ wen als den priester en het werktuig der God„ heid. Ik moet derhalven den blinddoek der n onwetendheid voor de oogen des volks doen, het-  *43 „ hetzelve, door ds fchriklykfte bedreigingen, „ beletten dien afterukken, en het onder begun„ ftiging van dezen betoverenden blinddoek hét „ bygeloof met trekken der waarheid, de dweep-. „ zugt met trekken van yver, en de reden als de „ wreedfte vyandin van den God fchilderen, die ze „ aan hetzelve gegeven heeft, doordien zy de on-, „ verzoenlyklie vyandin is van den Godsdienst, „ dien ik het geef. Ik zelf vyand van de konin„ gen, welke myne rykdommen in verzoeking „ brengen, en welke myne magt verdonkert, „ en van de grooten , die mynen hoogmoed, „ pragt en heerschzugt benyden ; ik zal de „ magt der eerften , de kundigheden' der laat„ fben trotferen, en den nyd, dien zy my toe„ dragen, veragten, tegen hen, des noods, de „ volken wapenende, die ik bedrieg en verblind. „ De volken kunnen nogthans beter onderrigt „ worden, welke zou als dan myne toevlugt „ zyn ? de koningen en de grooten, om dat zy my „ nodig hebben, om de volken in onderwerping „ te houden en geduld te doen oefenen; ten einde „ zonder vrees in het bezit der regten te blyven, „ die zy zig, even als ik, aangematigd hebben. „ Ik zal dan twee maaten en twee gewigten heb„ ben; ik zal de koningen vleyen, ik zal aan de „ grooten alles toegeven, als zy dezelfde toege„ vendheid voor my hebben : myne hel zal alleen „ voor de volken zyn, om dat men ze moetij m fchrik houden, en zy alleen bevreesd kunnen „ zyn; want zy hebben nog êen geweten. " De edele, eindlyk, zegt; „ Ik ben niet meer „ dan een ander, wantik ben flegts een menfeh,. „ de koorts en de dood zeggen het my genoegt „ indien ik wilde redeneren, zou ik befluiten, f, dat ik geen meer regten heb, dan myns gelyken,  144 „ lyken, want de natuur heeft my in niets van „ hen onderfcheiden: maar het behaagt my, „ regten te hebben, die my voor deze natuur„ lyke gelykheid fchadeloos ftellen, welke my „ befchaamt en vernedert; want een mensch „ als ik moet door titels onderfcheiden zyn ; „ welke, voor het overige, de oorfprong de„ zer titels cn dezer regten 'zy, bevroed ik eg„ ter zeer wel, dat zy niets minder dan op de „ reden en de geregtigheid gegrond zyn; ik „ weet zeer wel, dat de natuur dezelven af» keurt en dat zy even zo verontwaerdigd is, ,, het woord van vasfaal te horen, als die van „ leerifchatting en leendienst; ik weet, dat de „ aarde het ouderlyk erfgoed is van alle men„ fchen, dat ieder zyn [ deel van dit gemeen „ goed moet hebben, en dat het niet geoor„ loofd is aan eenen, het gedeelte van duizend „ te hebben; ik weet dit alles, en nog veel „ meer zaaken: maar ondanks al het geèn my„ ne reden en myn geweten my kunnen tegen„ ftellen, ben ik in het bezit van deze titels en „ regten, myne voorouders hebben my die na„ gelaten, of ik heb ze verkregen door myn ver„ nuft; ik geniet dezelven, en wil ze behouden. „ Het volk ondertuflchen, dat er door lyd en „ er over mort, zou de ellende wel eens kun„ nen vervelen, in dewelke ik het dompel, en „ de vernedering moede worden, die ik het „ doe lyden; indien het in den zin kreeg, zig „ te vereenigen tegen my, zou ik voorzeker de „ fterkfte niet zyn; van eenen anderen kant, zie ik „ in den vorst, 'dien ik dien, eenen despoot , „' dien elke magt, welke de zyne niet is, af, „ fchrikt, en die alleen met ongeduld die draagt, » welke ik over lieden oefen > die hy zyne on* ,> der-  M5 „ derdaanen noemt; ik vrees, dat hy zig te eenigen tyde het regt zal aanmatigen, het welk „ flegts een overblyrzel is van de leenroerige „ regering, welke zyne voorzaaten het geheim „ gehad hebben, te vernietigen, en het welk „ niet meer in agting is; tot overmaat van on„ gerustheid, moetik die foort van halfflagtigen, „ wantrouwen, die van de aarde en den hemel „ leven, en die het kwaad nooit goedkeurende, „ het welk zy zeiven doen in naam der God„ heid, misfchien zeer kwaad zouden vinden, „ dat ik van hun voorregt gebruik maak, en aan „ het volk, in naam van God, verbieden zwak „ en vertzaagd te wezen : van deze drie vyan„ den is het volk het gedugtfte, om dat het„ zelve het fterkfte en het eenige onderdrukte is: „ ik moet my derhalven tegen hetzelve wape„ nen: te dien einde moet ik flegts den troon „ onderfteunen, ten einde de troon my onder„ fteune, myn ftand tusfchen hem en het volk „ brengt my onmiddelyk by den eenen en den „ anderen , en beiden hebben myne hulp nodig; de despoot, voor wien ik het volk in eene „ flaaffche gehoorzaamheid houde, door het in „ de ellende te houden; het volk om dat het „ van my alleen de eenige middelen ontvangt „ om te beftaan, welken de heerschzugt het ge„ laten heeft, namelyk den arbeid en de ny„ verheid, die het zonder my niet kan doen gel„ den; ik kan deze beide levensbronnen op„ drogen, wanneer het my behaagt, of dezelven „ vergroten naar maate myne belangen het vor„ deren, en my door dien weg van het volk, „ door den dwingland, en Van den dwingland, „ door het volk, bevryden. De nayver der „ priefters verfchrikt my niet; indien zy my K kwaad  146 sof? „ kwaad maakten, zou ik het volk omtrent hun„ ne bedriegeryen verlichten,en zy zouden geen „ reden hebben, zig over hunnen zegepraal te „ beroemen". Twee voorbeelden , welken men u pas gegeven heeft, en waarvan gy zeiven getuigen zyt geweest , billyken maar al te zeer deze fchriklyke ftaatkunde. Jofeph II. tast in Belgien de geheiligde voorregten aan van eene geestlykheid, welker aanwezen zo onnuttig , zo fchandlyk is, als hunne oneindige bezittingen ftrydig zyn met de goede zeden en den voorfpoed van het volk; hy wil tevens den hoogmoed der grooten, die hy niet bemint, een weinig vernederen, en eenige nuttige hervorming in zyne fmantien maken, door menigte van bedieningen aftefchaffen, die alleen nuttig waren voor degeenen, die er de inkomsten van trokken, de geestlykheid maakt het volk tot dwepers, de grooten ruyen het op, priesters en edelen vergeten hunne zeden: Jofeph is niets meer dan een dwingland, het bloed ftroomt, en Jofeph ziet den fcepter, dien hy een weinig te zigtbaa'r verzwaarde over deze fchoone provinciën, uit zyne handen ontglippen. Jofeph had zonder twyfel ongelyk, maar hadden de priesters en edelen gelyk ? en ftreed het volk voor hen of voor hem? het gevolg zal het ons doen zien. Het franfche volk komt als overwinnaar in die provinciën, en bied de Belgen aan, hunne vryheid te vestigen, voor welken zy naar fchyn hun bloed geftort hadden; de priesters hunne fchatten uitgeput, het harnas aangefchoten, de edelen al de banden verbroken hebbende, die hen aan den troon der dwinglanden ketenen, wie zou anders denken, of alle harten gingen zig rereenigen, en de vryheid zou in de Belgen haare  M7 re yverigfte verdedigers vinden ! Gansch niet l deze vryheid wilde geen kluisters, zy verfoeiden het despotismus, onder welke benaming en in welk gewaad het zig ook vertoonde, alle onderfcheiding , alle voorregt, alle corporatie fcheen haar een deesfem van verderf, welke, aan het gisten rakende, zyn ftaatkundig lichaam door zyn onrein befmetzel kon aanfleken, zy maakte zig gereed om deze gevaarlyke gisting voortekomen, door dien te zeer werkenden deesfem te vernietigen : de priesters en grooten vonden hier hunne rekening niet by, dienvolgens kwamen zy in onderhandeling met den dwingland, en het geluk des volks als niets agtende, na dat zy het' hunne verzekerd hadden, ziet men op de lofiyke geestdrift der vryheid, de haatlyke geestdrift van het bygeloof volgen; en het opgeofferd, verleid en door zyne leidslieden verdwaald volk, vat met even zo veel buigzaamheid die ketenen weêr op , als het yver betoond had om dezelven te verbreken: het verdedigde uit godsdienftigheid tegen zig zelven voorregten en regten, die het uit godsdienftigheid tegen eenen dwingland verdedigd had. Frankryk geeft u het tweede voorbeeld : het is hier het volk zelf, het welk regten op de zyne verweldigt, aantast en omverre werpt; het is tegen hetzelve, dat de verweldigers zig verbinden : de belgifche adel en geestlykheid oordelen zig ontflagen van getrouw te zyn aan eeden, welker onderhouding hunne belangen zou benadelen; de geestlykheid en-de adel van Frankryk oordelen zig volftrekt verbonden door eeden, die hunne pretenfien begunftigen: de eerfte wapenen het volk tegen hem, wien zy gezworen hebben, voor hunnen fouverein te erkennen; de K a twee-  14$ tweeden wapenen zig met den fouverein, die zy als zodanig erkennen, om dat hy hen voorftaat en befchermt tegen het volk, welk meent regt te hebben, hen aan de wetten der maatfchappy te onderwerpen : de eerften kondigen de fouvereineteit des volks af, welke hen verdedigt; de tweeden beftryden de fouvereineteit des volks, om dat dezelve zig tegen hunne ongeregtighede n verzet. Van waar komt deze tegenftrydigheïd van gedrag en gevoelens in de wezens, die flegts van eenen geest bezield moeften zyn ? Volken ! het geheim is niet zeer diep , gy kunt het gemaklyk peilen. Ik heb u het dieplood in de hand gegeven, het ftaat aan u, er gebruik van te maken ; ik heb u het oogmerk en het karakter uwe vyanden doen kennen, gy kunt zonder moeite al hunne listige ftreeken in rook doen verdwynen; zyt volken , zyt uzelven en vertoont u. Volken.' wat begeert gy ? welk is bet voorwerp van uw verlangen ? de vrede ongetwyfeld, de rust, de zekerheid van uwe perfoonen en goederen, de voordeelen, welken gy gemeend hebt, in de maatfchappy te vinden, het geluk met een woord ; dit is de wensch, welken de natuur in al het geen beftaat, ingedrukt heeft. Waarin doet gy dit geluk dan beftaan? is het in de ellende, redenloosheid en oneer ? indien Frankryk moet onderdoen, wenscht u dan geluk, gy zult geen ander deel hebben. Dit droevig geluk zal een onfeilbaar gevolg van deszelfs val zyn. Denkt gy indedaad, dat deze drie vyanden , die ik u hier fchilder en die niet gelukkig kunnen zyn dan door uw ongeluk, verfchrikt door de gevaaren, die hunne magt zal gelopen hebben*  149 ben, en uit welken gy hen zult hebban li elpen redden, en weder aan bloot gefteld zullen wikten zyn? Denkt gy, datzyu de middelen zullen laten, om hen te doen beven? Neen: indien zy de wreede ziel der dwinglanden niet hadden, indien zy niet gedreven werden door de woede van den hoogmoed, welke fteeds die der neerschzugt in haar gevolg heeft, verre van u tegen Frankryk te wapenen, zouden zy in den val van eenen despoot flegts eene heilzaame waarfchouwing voor zig zeiven gezien hebben, en om dat zy bevroedden, het zelfde lot te verdienen, ( want men vreest alleen het geen men verdient) zouden zy, ten einde er zig aan te onttrekken, de eenige party gekozen te hebben, welke de geregtigheid kon goedkeuren , die van zeiven , en zonder te wagten tot dat zy er toe gedwongen werden, de misbruiken, de fchreeuwendften ten minften, te verbeteren , die hunne regering onteren , zy zouden u, door de wysheid van dezen maatregel, in het geval gefteld hebben, van zonder morren een gezag te dulden, hetwelk bezig was, u minder ongelukkig te maken: maar de dwinglandy kent geen minder doeleinde, de overmaat, nevens al het geen verzwakt, vleit haar. Haar gedrogtlyke magt is voor haar eene vernietiging, welke zy niet kan bevatten noch verdragen ; zy is in het kwaade, het geen de weldaad is in het goede , zy gelooft, niets gedaan te hebben, zo lang zy gelooft, dat er nog te doen blyfti Volken! indien het gebeurt, dat gy aan het franfche volk de kluisters wedergeeft, dan moet gy ftaat maken , dat gy deze drie vyanden, van welken gy den haat en de heerfchappy gefterkt zult hebben, tegen u zult zien keren ; hoe meer K 3 dap-  «5D dapperheid 'gy hun betoond zult hebben, hoe -meer zy zullen bevroeden, dat gy te vrezen zyt; hoe meer onderwerping aan hunnen wil gy zult hebben laten blyken, hoe meer zy zullen begrypen, dat zy van wegens u geen tegenftand zullen te wagten hebben: dus zullen zy van den -eenen Kant zig alles geoorloofd oordelen, om dat zy zullen zien, dat zy alles van uwe natuurlyke magt zouden te dugten hebben; van den anderen kant zal hun alles gemaklyk fchynen, om dat zy van uwe zedelyke zwakheid niets te vrezen hebben, zy zullen derhalven uwe zwakheid vermeerderen en uwe fterkte verminderen. Hoe zullen zy uwe zwakheid vermeerderen ? 'De kennis en de reden alleen hebben de revolutie van Frankryk te weeg gebragt, dezen hebben de duisternisfen van het ftaatkundig en godsdienftig bygeloof doen verdwynen , en onder begunftiging van het licht, dat zy verfpreid hebben in dezen dubbelen bayert, heeft men dwaline, valfche godvrugt, valfche grootheid, valfchen roem en al deze fpooken, aan welken de ondeugd een ontleend leven geeft, dat de onkunde en ligtgelovigheid bedriegt, zien verdwynen, er is niets overgebleven dan de mensch tusfchen de waarheid en de geregtigheid, en de vryheid, die met haar fchild deze ftaatlyke groep dekte, lachende met de bedreigingen der dwinglandy, dweepzugt en leenroerigheid: overal,'waar de reden en de kennis zullen doordringen, zullen zy hetzelfde wonder bewerken; overal zal de mensch deze redelyke magt wederkrygen, duizendmaal ontzachlyker voor de dwinglandy en dwaling, dan de natuurlyke magt, om dat men de reden niet kan ketenen , gelyk men de lichaamen ketent. Het is dan dit godlyk licht, welk deze twee  TOP twee gedrogten pogen te doen tanen door hunnen duisteren klomp j het is nog niet tot u doorgedrongen, of ten minften heeft men u verpligt, de oogen voor deszelfs glans te fluiten, maar uit vreeze, dat gy in verzoeking mogt komen om dezelve te openen, zal men u geheel blinden, en u uwe verblindig doen beminnen, en genoegen doen fcheppen in de zogenoemde geheiligde duisternisfen, door dewelken men u in het diepfte en flykerigfle hol der ligtgelovige onwetendheid zal leiden; het zyn uwe waerdige priesters, die zig met dezen weldadigen post zullen belasten. En denkt niet, dat gy daarvoor gedekt zult blyven, gy, die onder begunftiging eener fchemermg der fier, die de verftanden verlicht, uit den fchoot der kerke ontfnapt zyt, welke gy den zetel des antichrists enz. noemt. Uwe priesters, fchoon beroofd van al dien pragtigen toeftel, die den gemeenen dwaas verblind, hebben niet te min den waaren geest van hunnen ftaat, indien zy niet heerfchen, hebben er zy egter de begeerte niet van verloren, en al wat hun de hoop daarvan berooft, is te hunnen opzigte een ongelyk , hetwelk zy niet vergeven, fchoon minder magtig, zyn zy niet minder de vrienden en onderfteuners der mogendheden , en men heeft zelfs tot in Holland kleine predikanten hunne gaaven en den predikftoel zien misbruiken, door de dwinglandy en de dienstbaarheid te prediken, en tegen de reden en de vryheid uittevaren; ieder priester, welk ook zyn gewaad zy, welken ook zyne gevoelens, zyne kerk en godsdienst zyn, wil aanzien en invloed hebben, wanneer hy geen rykdommen bezit, hy wil over de zielen heerfchen, wanneer hy over de lichaamen niet heerscht; hy geeft zynen hoogmoed tot regel, door zyn geloof of zyne bedneK 4 gcryen  I£2 «SP geryen tot eene wet te geven; indien hy onkundig is, word hy bedrogen , gelooft hy daar door zelfs volgens zyn geweten verpligt te zyn, de anderen te bedriegen; indien hy verlicht is, moet hy leven, en hy bemint de dwaling, die hy kent, doch die hem voed, en hy plant dezelve voord en regtvaerdigtze ; hy moet dienvolgens vyand zyn van de reden, die hem naar waerde fchat en ontmaskert, en van de vryheid, die hem van zynen invloed en van zyn aanzien berooft. Geen kennisfe derhalve nog, geen reden, overal, waar de mensch andere priesters, dan die der reden zal erkennen; zyn ampt is dat der waarheid, en ieder mensch is zyn paus, zyn altaar , en zyn tempel. Gy zult dit heilig ampt nooit bedienen , volken ! indien gy het zo verre brengt van het heerlyk gebouw, welk het franfche volk voor die weldoende godheid heeft opgerigt; gy zult nimmer waerdig zyn, haar te dienen, doordien gy zinneloos genoeg zyt, godloos genoeg om haar te miskennen en te beftryden. Maar, vergeet het niet, het bygeloof, de onkunde en de dienftbaarheid fcheiden zig nooit van elkander en houden fteeds eenen gelyken tred; hoe lomper het bygeloof , en hoe dieper de onkunde is, des te volkomener is de dienftbaarheid. De ellende zal dan weldra het noodzaaklyk gevolg en de billyke ftraf van uwe blindheid zyn, de noodzaaklykheid, waarin de dwinglandy van Frankryk zig gezien heeft, om tot het volk toevlugt te nemen, ten einde hem om hulp te vragen, die hy aan hetzelve nog kon geven, is, gelyk wy gezien hebben, de onmiddelyke oorzaak der omwenteling geweest, die den dwingland van den troon geftoten, en aan het volk zyne  TOP lSB ne regten met de vryheid wedergegeven heeft, onder begunftiging van kennisfe, die hem den prys van deze onwaerdeerbaare goederen heek doen kennen. Uwe dwinglanden zullen zig het voorbeeld te nutte maken, en om zig vraagen te fparen, die misfchien dezelfde gevolgen zouden kunnen hebben, zullen zy het oogenblik van uwen zegenpraal waarnemen, om u op eens te ontnemen het geen zy u te vooren flegts in het byzonder wilden ontroven, en zy zullen u eigendommen ontrukken, die voor hunne rust noodlottig zouden kunnen worden, zo dikwyls zy er eenigen aanflag op zouden willen doen, wanneer gy niets meer zult bezitten, zullen zy u niets meer te vragen hebben, en zy zullen uwe weigering noch uw gemor niet meer vrezen. Die niets "bezit, heeft niets te verdedigen, hierdoor zelfs is hy in eene volftrekte afhanglykheid van hem, die alles heeft en dienvolgens alleenlyk geeft wat hy wil, wanneer hy wil, hoe hy wil, en onder voorwaarden, die het hem behaagt voortefchryven: dit is juist de ftaat, tot welken men u onfeilbaar zal brengen, indien gy er Frankryk toe brengt: want zodanig zal zyn lot zyn, indien hetzelve niet zegepraalt en zodanig zal het uwe zyn. Het is hier geen voorzegging , waarin de verbeelding geen minder deel heelt, dan de vrees, het is het natuurlyk gevolg van de ftaatkunde der koningen, gy dient, gy bevestigt hunne dwinglandy, zy kunnen die alleen over u oefenen,° en zy zullen dezelve met zo veel te meer volkomenheid en hardheid oefenen , als gy hun nieuwe kragten gegeven, en al de middelen vernietigd zult hebben om er u aan te onttrekken; op deze wyze zullen zy u hunne erkendnis betuigen, zy kennen geen anderen. Ik wenselijk £ ce  i£4 te voor u en voor de mensehheid, dat zy edelmoedig genoeg waren om my door hun gedrag te logenftraffen, maar, indien zy edelmoedig waren, zouden zy uw bloed niet doen ftromen om eene onregtvaerdige zaak, welke zy alleen verdedigen met oogmerk om u te onderdrukken. Welk fchriklyk vooruitzigt voor u volken? door welk noodlot voorziet gy het niet ? en indien gy het voorziet, door welk wonder van domheid zyt gy er niet door verfchrikt, indien het u verfchrikt, welk eene misdadige gevoelloosheid, er het kwaad niet van voortekomen ! Men verkoopt u reeds in Duitschland even als veragtlyke vegters; men dryft er reeds handel met uwe dapperheid, met uwen moed, en met uw bloed; wagt gy, dat men u voor den meeftbiedende op de markten ten toon ftelle, om , in andere gewesten, de wonderzinnigheden van eenen barbaarfchen koper te gaan dienen ? of om u aan arbeid overteleveren, die eertyds de ftraf der ' grootfte deugnieten was? wagt gy, dat een onmenschlyke despoot, om zyn verdriet te verdryven , op uwe hoofden het moordadig ftaal kome beproeven, hetwelk het vernuft gefmeed heeft ? of dat een dweepzugtige mufti voor u den houtftapel in brand fteke, waarmede zyne dwinglandfche onverdraagzaamheid de reden dreigt? O volken! volken! welken het voorledene wegens het toekomende moeft onderrigten , laat het tegenwoordige u ten minften leren én wagt niet, dat men u van den mensch niets meer late, dan die uiterlyke gedaante, welke men u niet kan ontroven, die leden , welken men nodig heeft, en dat voor al het overige tot den harden en onterenden ftaat brenge van die nuttige dieren, welken men alleen voed, om ze, met den ftok in de hand, tot  J55 tot eenen geftadigen en moeilyken arbeid te dwingen, en doodflaat zo drazy niet meer kunnen dienen, ten einde zorg cn koften te fparen. De fchraapzugt heeft reeds menfchen, die alleen door de koleur vanuverfchillen, tot dezen wanhopenden ftaat gebragt;de heerschzugt is niet minder gretig en wreed, en gy zyt zeiven, in.harc oogen, ilegts flaaven, wier eigendom een gedeelte uitmaakt van de erfnis, die op haar gevallen is, of die zy veroverd heeft. Gy verlangt den vrede en de rust. Maar zult gy u ooit kunnen vleyen, deze kostbaare goederen te genieten, zo lang gy onder de bloeddorftige hand van het despotismus zult zyn, flegts de blinde en veragltyke huurlingen der heerschzugt uwer meesters zult zyn , en zy u zullen dwingen, u zeiven , op uwe eigen kosten, en met gevaar van uw leven, hunne verfchillen te beflisfen! Neen, deze dorst om te regeren, die hen verteert, verre van gelescht te worden door het bloed, waar mede zy zig laven, word nog heviger door den overvloed, waarmede zy zig overladen j de geheele aarde zou hunne heerfchappyzugt niet kunnen voldoen.. Indien dezelve in de magt van eenen was, zou deze eenu dwingen de fabel der titans te bewaarheden en den hemel te beftormen, om den meester te onttronen. De ganschlyke vernietiging der weinige regten, die u nog overblyven , de opoffering van al uwe belangen en van al de voordeelen, welke gy uit de maatfchappy moest trekken, de eigendom uwer goederen en perfoonen, onderworpen aan de willekeurige fchikkingen uwer dwinglanden, een fteedsdurende ftaat van oorlog, die niet zal eindigen dan met uwe geheele verwoesting, en die , tot op die noodlottige tydftip, niet afgebroken worden dan door de tusfchenpozing, welke de  IJ<5 TOP de herftelling uwer magt zal vorderen, geen vrede, geen geluk.meer , eene onberekenbaare ellende in deszelfs rampen, eene arbeidzaaame en harde flaverny, welke gy tot uwe kinderen zult overbrengen als uw eenig «erfgoed,, en daarenboven de ganschlyke verduistering uwer reden , de groffte onwetendheid, die u tot zelfs van de kennis der middelen, en met de zeiven van de hoop zal beroven, om uit zulk eenen beklagenswaerdigen en rampzaligen ftaat te. geraken, de deugd, die zig met de waarheid, waarvan zy de dogter is, van u zal verwyderen, al de ondeugden, die zig van uwe ziel zullen meester maken , om dat de dwaling en het bygeloof er hun ryk gevestigd zullen hebben. Met een woord, gy zult negers worden ten aanzien van uwen ftaat, en wilden ten aanzien van het karakter : ziet daar, welk voor u het ryk product, de gelukkige uitflag der wapenen zal zyn, welken gy aan uwe dwinglanden leent, indien de uitkomst of de overwinning dezelve kronen. Verdient dit lot niet, dat gy uw bloed ftort om het te verzekeren? Zy, die het u bereiden, zyn die niet waerdig, dat gy hunne weldadige oogmerken begunftigt, en dat gy hunne pogingen onderfteunt ? Het is tegen u, dat gy voor hen ftryd. Het is zeer edelmoedig, maar tevens de zotheid wat verre gedreven. Laten wy egter zien, of degeenen, die tot hiertoe uwe reden verdwaald hebben, er hun voordeel by vinden: de te onderbrenging van Frankryk is ftrydig met de belangen en al de volken in het algemeen. Wat zal de uitkomst er van zyn voor het byzonder belang van ieder der mogendheden, die zig verbonden hebben, om dit groot werk, in tegenftelling van de belangen van zyne gecoalifeerden, xiittevoeren? Vol-  *S7 Volken! ik zal u in den kronkelenden doolhof der ftaatkunde gaan leiden, en u al de omwegen er van doen doorlopen. Gy zult daardoor beter de opregtheid kennen van degeenen, van welken gy de verdedigers zyt. Men moet vooraf als een onbetwistbaar grondbeginzel vooronderftellen, dat elke magt zig tragt te vergroten, en zig eenen befliften rang te verfchaffen boven alle zyne naburen ; deze vergroting , deze bovenrang kunnen niet verkregen worden dan ten nadeele der nabuurige magten en voornaamlyk van die, welke dezen bovenrang bezit, of er de meefte hinderpaalen tegen kan ftellen ; alle ftaaten, grooten en kleinen, zyn aan deze ziekte onderhevig, of, liever, aan deze ftaatkundige "krankzinnigheid; de eerfte doelen op eenen algemeenen bovenrang, de kleinen bepalen zig tot eenen beperkten bovenrang, tot dat zy ondertusfchen door trapswyze vergrotingen in ftaat geraken, om de orde van mogendheid van de eerfte orde te fpelen. Uit deze heerschzugtige krankzinnigheid volgt eene geftadige en noodwendige mededinging tusfchen al de ftaaten, laten wy liever zeggen tusfchen de dwinglandenvan al de ftaaten, en een fteedsdurende fchok van belangen , die de gewoone bron is van al de oorlogen, welken zo dikwyls onze ongelukkige planeet verwoesten: van daar die geheime verbindnisfen, welken zo veel argwaan verwekken aan degeenen, die er niet intreden, om dat zy vrezen, er de voorwerpen en flagtoffers van te worden; van daar die aanvallende en verdedigende alliantien, in welken men van weêrzyden met list en kwaade trouw twist, waarvan al de artikels ftrikken zyn, en die meestendeels eindigen met oorlogen te veroorzaken, welken men fcheen te willen voorkomen j van daar dit voorgewend even-  i$9 . *ssss •evenwigt,\ welk elk tragt te vernietigen, en hetwelk men alleenlyk fchynt bedagt te hebben, om een voorwendzel te hebben om het te verbreken, voorgevende, het te handhaven. Even als of de oorlog gebrek aan beweegoorzaaken had , en geen bloeds genoeg deed ftromen. Het volmaaksts en onveranderlykst evenwigt is dat van gematigdheid en geregtigheid; maar de koningen kannen het niet. Dit grondbeginzel eens vastgefteld zynde , laten wy in Europa twee mogendheden onderfcheiden, de eerften zullen wy land- en de anderen zeemogendheden noemen. Onder de eerften fpelen Ruslgnd, Oostenryk, Frankryk cn Pruisfen de grootfte rol: zedert lang hebben zy beurtlings over de ftaatkundige belangen der anderen beflist, en behalven Frankryk, het welk het onderwerp van den tegenwoordigen oorlog is, zyn zy meer dan ooit nayverig van elkander. Onder de zeemogendheden fchynt Engelland de overhand te hebben, en het is Frankryk alleen , dat door zyne gelegenheid en magt in ftaat is, om tegen hetzelve in het ftrydperk te treden, en het de heerfchappy der zeeën te betwisten, die het goedgevonden heef:, zig aantematigen ; ook legt hetzelve het meest toe op den ondergang van Frankryk. Ik vraag thans, welk, ik zeg niet het algemeen, doeleinde der coalitie van de mogendheden is, het zelve is bekend, de vernietiging der regten van den mensch en de volken , hunne dienstbaarheid dienvolgens; maar ik vraag, welk het byzonder en geheim doeleinde van elke verbonden mogendheid is geweest in den oorlog, welken zy Frankryk gedwongen hebben , hun te verklaren ? Laten wy eerst van de landmogendhe- den  159 den fpreken, die het eerfte op het toneel zyn verfchenen. Ik zie vooreerst Oostenryk als de hoofdparty, die niets verzuimt om den oorlog met kragt voordtezetten, en om er het ryk in te trekken, dat denzelven misfchien vermyd zou hebben, zonder de priesterlyke konstftreeken van die kleine dubbelzinnige fouvereinen, die beter gefchikt zyn om de wykwast, dan om den degen te behandelen, en die een weinig te veel de tegenftrydende invloeden der vryheid vreesden. Het heimlyk doel van deze gekroonde tabbaartdragers was in het algemeen doel vermengd. Maar welk was dat vau het huis van Oostenryk? was het de ondergang van het huis van Bourbon ? Neen, de ftaatkunde kent geen_ banden van bloedverwantfchap dan als een voorwendzel. Was het de herftelling der gewaande regten, welke de franfche omwenteling deed aan de kleine ryksvorften, welken bezittingen in den Elzas en in Lotharingen hadden? Neen, de groote mogendheden kreunen zig niet zeer aan zulke kleine en vreemde belangen. Maar het veroverd Frankryk, Frankryk moest verdeeld worden; de Elzas, Lotharingen, de franfche Nederlanden enz, moesten het lot van Oostenryk zyn en hem de onderwerping van zyne provinciën in de Nederlanden verzekeren. Ziet daar het geen hetzelve dryft. Waarom ? Om dat deze vermeerdering van magt het van het overwigt in Duitschland verzekert en eene volkomen vryheid laat om al die kleine vorften te dwingen, welken, allen vereenigd zynde, veel magtiger zyn dan hetzelve; om dat deze vermeerdering van magt Pruis/en buiten ftaat ftelt om hetzelve iets te betwisten, en hetzelve die mogendheid, wanneer het  t(Jo het zulks goedvind, kan noodzaken van deszelfs nieuwe aanwinften in Polen aftezien, of Polen dwingen om aan hetzelve een gedeelte afteflaan van gelyke waerde als dat, waarvan Pruis/en zig meester gemaakt heeft, en deze mededinger noodzaken, eene provincie te rug te geven, welke het hem ondanks zig zeiven heeft afgeftaan, en die het gaern zou weder hebben; om dat deze vermeerdering van magt het zelve in ftaat zou ftellen , om eene haatlyke alliantie met Rusland te kunnen verbreken, waarvan het geen vrugt trekt, waardoor deze geallieerde verzwakt wordende , -van nieuwe overwinningen zal afzien, die zeer verontrustende zyn, of dezelve aan tegenfpoeden zal blootftellen, die haar minder gedugt zullen maken ; om dat eindlyk deze vermeerdering van magt het ryk in deszelfs familie zal vereeuwigen. Nu kom ik tot Rusland, het welk goud en bedreigingen tegen Frankryk gebruikt, en mild in beloften is aan deszelfs geallieerden. AVelk was deszelfs heimlyk oogmerk met zig te coalliferen ? Was het om te ftryden? Neen: het kan niet delen in de ontleding van Frankryk, het was te verre van deszelfs bezittingen afgelegen. Omringd van onzydige mogendheden, die al deszelfs bewegingen befpieden met oogmerk om zig wegens menigvuldige verongelykingen te wreken , welk de plegtigfte traitaaten nooit uitwisfchen. De minfte verwydering van de geringfte magt zou voor het zelve een onftaatkundige flap geweest zyn, die noodlottig voor hetzelve had kunnen wezen': maar deszelfs geallieerden moest de moed niet benomen worden door de weigering van eene hulp , die zy oordeelden nodig te  TOP i<5l te hebben ; en deze oorlog was te gunftig voor deszelfs bedoelingen om er hinderpaalen aan te ftellen; niet vergenoegd met de eerfte verweldiging in Polen, was het op eene tweede bedagt; er was hetzelve aan gelegen, dat Oostenryk er geen deel aan had, en dat dit huis zig tegen deszelfs oogmerken niet kon verzetten. In eenen twist gemengd, waarvan men noch de uitkomst, noch de during niet kon voorzien, was de verzwakking van Oostenryk en de vergroting van Rusland onvermydelyk; en het laatfte zyne magt behoudende, breidde zyne heerfchappy uit en bereidde zegepraalen voor zig in geval het aangevallen werd. Frankryk vernederd zynde , moest de Porte noodzaaklyk buigzaamer, en deszelfs invloed op dit hof veel minder gedwarsboomd worden. Frankryk zegepralende, was Oostenryk flegts een onmagtige mededinger, voor het welk niets anders, dan nayver en vrees overbleef ; dit waren allen voordeelen, die Rusland zig niet liet ontglippen. Thans wende ik my naar Pruis/en, ik zie* dat deze mogendheid, welker fyftema van heerschzugt altyd gebleken is, minder doet, dan zy moest doen als krygvoerende party, veel meer dan enkel geallieerde, ik zie, dat het flegts laflyk te werk gaat, en op eene wyze , die deszelfs goede trouw, zelfs by zyne geallieerden, doet verdenken. Welk was dan deszelfs heimlyke bedoeling, met tot de verbindnis toe te treden? Was het om met al zyne magt tot het verderf van Frankryk medetewerken? het zou er zeker eenig voordeel by gevonden hebben: maar dan had zulks weinig of geen opoffering moeten vorderen, en het verraad aÜes doen; het had, in dit geval, eenig L mid-  middel gezogt, welk de omftandigheden niet gemist zouden hebben, het aan de hand te geven tot bereiking van deszelfs hoofdbedoeling, die het nooit uit het oog verliest, de vernedering van het huis van Oostenryk, en zyne eigen verheffing, op de puinhoopen van zynen mededinger. Het zag in eenen oorlog, van welken het vast befloten had, hetzelve alleen het gewigt te doen dragen, indien dezelve bloed en kosten vorderde, een onfeilbaar middel tot bereiking van zyne bedoeling; hier toe was het genoeg, hetzelve in eenen overvloed van hulp, en in'de fchoonfte ontwerpen, het aanlokkend vooruitzigt aantebieden, en deze hulp terugtetrekken, wanneer het tyd zou zyn , om dit huis te doen bezwyken, of het tot grooter opofferingen te noodzaken; ondertusfchen, onderfteund zynde door eene mogendheid , die omtrent dezelfde bedoelingen had, zou het aan Polen de wet ftellen, en het dwingen tot afftanden, die het ryklyk fchaêloos zouden ftellen voor het bloed en de kosten, ingeval het deel aan den roof had. Op deze wyze heeft Pruisfen geredeneerd, en zyn tegenwoordig gedrag, welk Oostenryk en het ryk hadden moeten voorzien, zal ons doen verdenken, dat wy alleen uit gebeurde zaaken voorfpellen. Maar, hoe zou men onze gisfing opnemen, indien wy eenen oorlog tusfchen het bedrogen Oostenryk en het bedriegend Pruisfen aankondigden, misfchien zelfs voor het einde van die, welke deze twee ftaatkuniige tegenvoeters vereenigd heeft? Iiv zeg niets van de byzondere beweegreden van den kleinen koning der Alpen, die ongetwyfeid alleen aan de gelegenheid van zyne kleine ftaaten ten aanzien van Frankryk de eer yer-  top 16$ rerfchuldigd is, die men hem gedaan heeft door hem in het geheim der fchoole toetelaten. De hoop van aan zyne kleine watericroon eene tweede even zo vogtige te voegen, en weder in zyne oude kleine heerfchappy te treden, heeft hem vervoerd, en geheel blakende gemaakt voor de belangen van zyne doorlugtïge fchoonzoons. Wat zou men voor zyn bloed niet doen, wanneer men zulk eene fchoone vrugt van zynen yver en van zyne liefde moet trekken! het is jammer, dat men den armen man een weinig in de luuren gelegd heeft, en dat hy niet voorgevoeld heeft, dat Engelland, hetwelk , volgens de orde van het tafereel, te zynen eigen kosten , zyn nieuw ryk moest veroveren, het waarfchynlyk niet voor hem zou doen. Men rekent zomwylen zonder den waerd. Ziet daar, in welken geest de hooge en voortreflyke landmogendheden zig tegen Frankryk verbonden hebben, elke met den algemeenen geest van heerfchappy, dien zy nooit afleggen, en welken de afkondiging der regten van den mensch onoelukkiglyk kwam ontrusten, heeft in de verbindnis den byzonderen geest gebragt van zyne heerschzugt. Deze geest, gelyk men zeer wel weet, bezielt lichaamen, die alleen ten koste van anderen leven. Deze mogendheden dus, zig vereenigende en zig onderling helpende om eenen voor hun gemeenen vyand te verpletten, hebben alleenlyk een verdrag aangegaan als byzondere vyanden, die elkander pogen te verrasfchen en te benadelen, en de een de andere ftrikken ipannen. Welk zal dan, ten aanzien van dezelven, de uitkomst zyn van dezen tweeftryd van byzondeL 2 re  IÖ4 re belangen, en van deze worfteling van perfoonlyke heerschzugt, na eenparig het verderf voltrokken te hebben van eene der voornaamfte mogendheden van Europa ? Het is onmogelyk, dat elk der medewerkers zyn byzonder oogmerk bereike; deze byzondere oogmerken zyn onder haar als het geheel en het niets, het een vernielt het ander: het is insgelyks onmogelyk, dat hy of dezulken van de geasfocieerden, die hun oogmerk misfen, vreedzaamlyk en in koelen bloede hem of de geenen zien, die het geluk zullen hebben van te flagen. Verbindnis, derhalven , van de eene tegen de andere, of van allen tegen eenen, en indien deze een een leeuw is, zullen wy de fabel bewaarheid zien. Indien Frankryk overwonnen word, misfen Rustand en Pruisfen hun doel; Oostenryk zegepralende, word magtiger en gedugter dan ooit. Het ryk deszelfs behoud aan hem verfchuldigd zynde, zal zig meer en meer aan zyne magt verbinden, en Poten zal in dezelve een belangryk fteunzel vinden, met welke het niet zal nalaten, zig te vereenigen om zig te wreken aan de verweldigers van zynen grond en aan de onderdrukkers zyner regten. Wat zullen Rusland en Pruisfen vermogen tegen eenen geallieerden, welken de omftandigheden in eenen vyand zullen veranderen, en die tevens zyne heerschzugt en wraakzugt zal kunnen voldoen ? Frdnkryk, hetwelk altyd tot eene barrière heeft gediend tegen de heerschzugtige ontwerpen van het huis van Oostenryk, zal niet meer zyn, of zo het nog iets is na de verwoesting, waarmede men het dreigt, zullen deszelfs nieuwe dwinglanden misfchien, die weldaad ontvangende , de hand niet vergeten,die ze hun verfchaft, en zo zy nog eenige  eenige magt hadden, zouden zy die ongetwyfeld niet gebruiken ten voordeele van hun, die hen door valfche beloften of nutlooze hulp bedrogen hebben. Dus zal een nieuwe oorlog de vrugt van den oorlog zyn, en de waarfchynlyke uitkomst van dezen nieuwen oorlog de flaatkundige nietigheid van Pruisfen en Rusland. Van al de verbonden landmogendheden tegen Frankryk is het dus alleen het huis van Oostenryk, het welk by de Neêrlaag, of, zo men wil, by de nietigheid van Frankryk kan winnen; al de anderen moeten er by verliezen. Pruisfen en Rusland hebben het wel gevoeld, en hun gedrag bewyst het. Zy willen wel de vernietiging van de regten der volken, maar zy willen de vernietiging van Frankryk niet, om dat zy de verheffing van het huis van Oostenryk niet willen, noch het volftrekt overwigt in ftaatkunde, beiden werken gemeenfchaplyk, om het daar van te beroven en afzonderlyk, om het aan zig te brengen. Het is eene fchoone zaak in de daad de grootfte en de magtigfte te zyn! maar het betekent weinig regtvaerdig en de regtvaerdigfte te zyn. Volken ! gy zoud by dit laatfte iets winnen , maar uwe zogenoemde meesters zouden er by verliezen, en zy willen niet, dat gy wint, om dat zy niets willen verliezen. Oordeelt over hunne liefde voor u, en over uwen yver voor uw geluk. Wy gaan over tot de zeemogendheden. Onder den naam van zeemogendheden, die , agtervolgens in fchyn, de verbindnis tegen Frankryk zyn toegetreden, tel ik Engelland, Holland, Spanje, Portugal en, in de laatfte plaats, de zeer vroome of zeer heilige leenman van den dienaar der dienaaren van God; of, zo men liever wil, 4e zeer magtigen koning der beide Siciliën. Ik zou L 3 by-  iC6 byna in verzoeking geraken om by deze lyst te voegen den man met de driedubbelde kroon, die God in den mouw en de koningen onder zyne voeten heeft, want hy is meester van eene zeehaven , van eenige fregatten en eenige galeyen, en hy is niet de minst gedugte door zynen gtestlyken blikzem en door zyne aflaaten. Een man , die het regt heeft van te binden of te ontbinden, die God gebied, te vergeven of te ftraffen , en aan wien God zig plegtig verbonden heeft, te gehoorzamen en hem nooit te mishagen; een man, jnet een woord, die hemel en hel naar goedvinden opent, zo hy geen bedrieger is, is hy voorzeker geen man om te veragten, hy moet -te veel ontzien en te veel gevreesd worden, Frankryk heeft groot ongelyk gehad, zig er eenen vyand van te maken. Maar ik denk, dat het er niet om gedagt heeft, hy is het egter, en hy heeft er beter redenen voor dan iemand. Daar ik zeer overtuigd ben, dat men die kent, of raad, ontfla ik my van dezelven optegeven. Die der andere zeemogendheden zyn een weinig meer bedekt, men moet die ontwikkelen. Ik ^paar Engelland voor het laatst en men zal zien waarom. Laten wy dan met Holland of de ver* eenigde provinciën beginnen. Holland heeft ongetwyfeld zyne geheime beweegreden gehad met de verbindnis toetetreden. Ik denk genoegzaam aangetoond té hebben, dat het in het geval van aanvalling was omtrent Frankryk , en indien Frankryk onkundig van deszelis dispofitien en flappen was geweest, zou de weigering alleen, om de franfche Commisfarisfen, welken Coburg tegen alle regt en geregtigheid, uit de handen van eenen verrader had ontvangen, en die op het grondgebied van de Re-  l6j Republiek waren vervoerd, voldoende zyn geweest om den oorlog te billyken , dien Frankryk aan hetzelve verklaard had, als aan eenen on^ regtvaerdigen aanvaller. Welke kon deszelfs beweegreden zyn? De regten van den mensch moesten het niet verduisteren , het had dezelven tegen Spanje doen gelden, en het gelooft, dat deszelfs inwoners die genieten; deze regten konden ten hoogften alleen het huis van Orange kwetzen, en ik geloof niet, dat H. H. Mog. begeerden, dat men ze verdagt hield , als handelden zy uit grondbeginzels en alleen voor de belangen van dit huis. Ik geloof ook niet, dat de heerschzugt om zig te vergroten door overwingen hen daartoe bewogen hebben: men kent in dit opzigt het gematigd fyftema , welk die republiek heeft aangenomen; H. H. Mog. zyn te verftandig en te opregt om daarvan aftegaan; de nayver van koophandel kan er niet in te pas komen ; Frankryk heeft den voorfpoed van Holland nooit met een nydig oog befchouwd, het is in tegendeel aan Frankryk in dit opzigt meer erkendnis verfchuldigd, dan dat het aan hetzelve verwytingen zou kunnen doen. Ik vind derhalven maar eene reden, die het heeft kunnen doen befluiten : de zeer nederige gehoorzaamheid aan de hoven van Berlyn en Londen, gelukkig uitwerkzel van deszelfs alliantie met dezelven. Wy zullen weldra doen zien, wat het kan, en wat het moet daarvan verwagten. Ik weet niet, of men de hoop, waarmede men het misfchien opgehouden heeft, eenigzins hier by in aanmerking moet nemen, van namelyk een traktaat te doen herleven, welk de ondervinding geleerd heeft, dat men het kon verbreken, wanneer men wilde: het barrière traktaat beroofde Holland L 4 van  i6S mm van eene verbazende fom gelds, en gaf flegts de fchraale eer van eens anders plaatzen te bewaren met het voorregt van de defertie der troupen te begunffcigen: in tyd van vrede is dit tradtaat volftrekt onnut, in tyd van oorlog kon het niet anders dan veel bloed kosten en zwaare onkosten maken en het was voor de zekerheid der provinciën onvoldoende. Zou men lust krygen om het te vernieuwen? Ik twyfel er aan; het is, dienvolgens, wat men er ook van zegge, zeer geoorloofd te tvvyfelen, dat deze hoop invloed gehad heeft in de coalitie van Holland. Er blyft dus geene andere beweegreden over , dan deszelfs onderwerping aan de hoven van Londen en van Berlyn, waarvan de geheele waereld het grondbeginzel en de oorzaak kent. Spanje heeft andere beweegredenen en andere doeleinden gehad. Deszelfs koning zeer nauw geallieerd aan het huis van Bourbon, had een groot belang in het zelve te verdedigen, ook heeft het eerst na den dood van Lodewyk Capet de party gekozen van ten toneele te komen ; voor het overige kon de gebeurdnis aan het zelve een vooruitzigt geven op den franfchen troon en de heerschzugt vleit zig altoos gaern: men moest derhalven niet. werkloos blyven. Maar had de koning van Spanje zig er buiten willen houden, zou hy het hebben kunnen doen ? ' In eenig opzigt in het nauw tusfchen het bygeloof en de dweepzugt, van welken het een hem vermolmde beenderen, agnus, fcapularien , koorden, roojsenkransfen enz. aanbied, waarmede het zyne devooten verfierd, gelyk de heerschzugt de haaren, met kruisfen, medailles en linten van allerlei kleuren oppronkt, met bevél van dezelven  TOS p*ï ven te verdedigen, op ftrafFe der dolken, dié de dweepzugt het van den anderen kant aanbied , zou het genoodzaakt zyn geweest eenigen yver te betonen voor eene zaak, welke de ftaatkunde haare reden heeft te doen befchouwen als die van den godsdienst. Dus bevroeden wy de redenen , die van Spanje eenen vyand van Frankryk heeft gemaakt. Engelland zal ons wel dra anderen opleveren. Portugal heeft, wanneer wy de 'verbindnis van bloedverwantfchap uitzonderen , geen andere beweegredenen gehad dan Spanje om zig te coalifeeren. Men vreest in dit land, even als by deszelfs nabuuren, de brandftapels en de dolken , en men is er van het trotsch Albion nog meer afhanglyk. En wat den koning der beide Sicilien betreft, men weet hoe, en waarom hy op den horizont verfchenen is. Het kanon der Engelfchen joeg hem vrees aan, en hy heeft willen beproeven, of het zyne Frankryk kon bevreesd maken. Ik weet niet, wat men hem voor die trotschheid beloofd heeft, want men moet den koningen altyd iets beloven, maar wanneer men hem betaalt naar evenredigheid van zyne dienften , zal er voorzeker niet overblyven, na voor de voeten van den onfeilbaaren zyne zeer onderdanige en nederige fchatting gelegd te hebben. Uit al het geen wy tot hiertoe gezegd hebben , blykt, dat, indien Engelland de beweegen eerfte oorzaak der algemeene coalitie niet is van al de mogendheden van Frankryk, hetzelve het van de coalitie der zeemogendheden is. Indien het van belang is, deszelfs bedoelingen te kennen, is het niet moeilyk, dezelven te doorgronden. Ik zal de eer der Engelfche natie niet • L 5 voor-  f7 zig teher- inne-  174 •*> inneren, dat Spanje aan de fiere houding van het franfciie volk in het begin van zyne omwenteling verfchuldigd is, eenen oorlog met Engelland vermyd te hebben, die misfchien deze beide mogendheden buiten ftaat gefteld zou hebben, zig met zaalcen van hetzelve te bemoeyen. Ik weet niet, of om dezelfde redenen, het zig niet mogt herinneren van wat nut het was geweest in deszelfs oorlog voor de alliantie van Frankryk ? Maar! voórzéker zyn deze beide gebeurdnisfen meer dan genoeg om Spanje zyne onmagt te doen gevoelen, zedert dat Holland hetzelve de heerfchappy der zee heeft doen verliezen, welke Engelland volftrekt wil verweldigen ; dezelven moesten het ook gevoelen, wat het heeft te wagten, wanneer het bolwerk, welk het dekt, eenmaal ter nedergeworpen is, het bloed der Amerikaanen roept nog om wraak; zouden de misdaaden van Engelland beftemd zyn om er het werktuig van te wezen ? in dit geval zou het ongeluk van Frankryk ten minften een goed bewerken, vooral indien het werktuig op zyn beurt verbryzeld werd. Frankryk verplet en Engelland gemest met den zeeroof van dit flagtoffer, zal Spanje het in de nieuwe waereld eene fchaevergoeding opleveren voor het verlies van zyne vereenigde ftaaten , en gelyk het natuurlyk is, dat men het geen men verloren heeft hoog fchat, wanneer het er op aan komt het verlies te herftellen ten kofte van een' ander, is het te vermoeden, dat de fchaevergoeding zig niet zal bepalen by eene enkele landmeting om eene gelykwaerdige uitgeftrektheid te hebben, maar dat de fchaeloosftelling een weinig willekeurig zal zyn. Gelyk het ook zeer natuurlyk en billyk is, dat de kleine tritons de zeer \  «75 zeer onderdanige dienaars van den grooten zeegod zyn en oos een weinig doen tot verfraaying en ton goedmiking der koften van zyn onftuimig hof, het is ontwyfeibaar, dac Portugal en Holland zig beleefdlyk zullen voegen naar de fcaikkingen, welken men hun in het vriendlys.e in die opzigt zal kunnen voorftellen: de Vereenigde ftaaten zullen zig misfeaien ongerustmiken wegens hetgeen voor hun daaruit zou kunnen voordfpruiten; maar een flag met den drietand zal hun ftiizwygen opleggen , indien zy de onvoorzigtigheid hebben van den mond open te doen. Zal men zeggen, dat Zeegoden op verre na zo oneerlyk niet zyn als de landgoden? ik weet er niets van, maar ik geloof, dat de zeelugt hen nog woester en onbefchofter, en dien volgens trotscher maakt. Voor het overige waagt m-n niets met te vermoeden, wat zy zullen doen om dat zy de magt zullen hebben en geloven het regt te hebben om het te doen: want men weet, dat de goden uit den aart noch nauwgezetheid noch wroegingen hebben , en dat pligt, magt, willen en doen volftrekt gelyk beduidende woorden zyn, en flegts dezelfde faculteit betekenen, bekend onder den naam van ftaatku idige overeenkomst of fouvereine eigenzelfheid. Bataaven ! gy hebt deze anglikaanfche eigenzelfheid reeds ondervonden, vooral zedert het voor uwe vryheid noodlottig oogenblik, waarin de heerschzugt van Willem III. uwe provinciën tot eenen ftaat van volftrekte afhanglykheid van Engelland bragt: gy had by u zeiven overtuigd moeten zyn, dat er een ftaatkundige, zo wel als eene burgerlyke flaverny is; nauwlyks waart gy uit de eene vry, of gy hebt u in de andere geftort, en het zal u op verre na zo gemaklyk niet  17 6" niet zyn, u van de tweede te bevryden als van de eerfte. Een vry volk, dat zig met dwinglanden vereenigt, zal altyd een flaafsch volk zyn. Ik weet niet tegen wien gy u hebt willen bewaren; maar uwe ftaatkundige alliantien zyn het meefterftuk der voorzigtigheid van hem, die er u de eer van bezorgd heeft: Pruisfen van den eenen en Engelland van den anderen kant, zoud gy van buiten niet beter bewaard kunnen zyn; maar, hoe veel kosten die fchoone huurlingen , welken men u, gegeven heeft? Slaat uw oog eens op de finantien van den ftaat; eertyds fchoot gy geld, en nu neemt gy geld op; eertyds dreeft gy alleen den Indifchen handel, thans dry ven de Engelfchen dien voor u; uwe O. I. Comp. was eertyds de eerfte en bloeyendfte van Europa, thans moet zy middelen van redding zoeken, en heeft geen ander crediet, dan het geen de ftaat haar leent, die haar weldra geen meer zal kunnen lenen , om dat die zelf er geen meer vind , dan in den rykdom der particulieren, welken zig op hunne beurt voor denzelven bederven en door den ftilftand van hunnen handel. Gy word van buiten bewaard, maar zyt gy meefters van binnen ? Neen; er is maar een meefter by u, en het is hy , die het niet moest wezen, en die u wagters heeft gegeven om u te beletten, het te zyn, en u in den oorlog gedompeld heeft om zyn ryk te vestigen, en u tot zelfs de hoop te benemen, van het uwe te herftellen. Frankryk was altyd, en is thans meer dan ooit de fterkfte hinderpaal tegen zyne oogmerken en die van zyne doorlugtige bondgenooten omtrent u. Ik zeg de zynen, want vleit u niet, dat Pruisfen en Engelland zig metu geallieerd hebben. Gy hebt eene vertoning in het tra&aat gemaakt, hec*  177. het is in uwen naam gemaakt, maar al de artikelen daarvan zyn tegen u gerigt. Uwe alliantie met Frankryk had u in hunne oogen gedugt gemaakt; gy had door de geweldige middelen, welken zy gebruikt hebben, om u te noodzaken, dezelven te verbreken, moeten bevroeden, hoe voordelig dezelve voor u was, en hoe veel belang gy had, in dezelve te behouden. De oorlog, welken gy tegen Engelland gevoerd had, heeft hun genoeg doen zien, wat gy konde met eenen geallieerden , die nog magtiger en getrouwer zou zyn, om dat dezelve vry zou zyn, gelyk gy. Hun belang was derhalven, u er van aftefcheiden, zy hebben zig alleenlyk aangeboden om u te befchermen tegen de wraak, die dezelve had kunnen trekken van eene vredebreuk, die al de kenmerken van onregt en ondankbaarheid droeg, om dien bondgenoot te beletten u tegen hen te befchermen en om in uwe fchatkisten de middelen te vinden om hem door geweld of door verraderlyke omkoping te onder te brengen; Pruisfen heeft het op uwe vryheid gemunt, en bedoelt alleen, u eenen koning te geven. Engelland doelt op uwe bezittingen en uwen koophandel, al zyne bedryven hebben altyd geftrekt om u te verarmen en uittefchudden: Frankryk alleen kan u van deze twee geesfels vry maken, het is uw natuurlykfte bondgenoot, om dat het uit zig zeiven belang heeft, zig'tegen de toenemende magt van Engelland te verzetten, en dus tegen uwe onderdrukking: gy zyt voor hetzelve een middel, en hetzelve is voor u eene behoefte. Uw ftaatkundig aanwezen , uw voorfpoed in den koophandel, uwe vryheid zyn derhalven aan het lot van Frankryk nauw verbonden; als het niet meer is, of zal ophouden te zyn M wat,  %1% ms§ wat. het is, zult gy weldra zeiven niets anders zyn dan hetgeen het zal zyn. Men wil geenfouvereine en vrye volken. Ziet, of gy het nog zyt, en berekent, of gy het nog lang zult zyn. Indien gy het zyt, zullen dezelfde redenen, die de dwinglanden tegen Frankryk wapenen, hen ook tegen u wapenen, en het zal hun aan geen voorwendzel ontbreken: zo gy het niet meer zyt, welken zyn dan uwe meesters ? zy, die het altyd zullen zyn, zo lang gy onvoorzigtig genoeg zult zyn, om hen als uwe befchermers te befchouwen; zy, wier pogingen gy onderfteunt, om den eenigen muur van verdediging om verre te werpen, welken u tegen hunne ondernegen kan dekken, en die den ondergang van Frankryk zwerende, uw verderf zweren. Er was een tyd, waar in gy wraak had kunnen nemen over de onbefchaamdfte reden van eenen jongen fnorker, die flegts de onbefcheiden echo zyner natie en familie is. Deze tyd is voorby, de Engelfchen zyn altyd Engelfchen; maar gy zyt geen Bataven meer. Vooral zedert dat de pruisüfche bajonetten het ftadhouderfchap met uw eigen bloed befproeid hebben, heeft de boom, die alleen vrugten van dienftbaarheid draagt, dien der vryheid tot aan den wortel ondermynd; het zinnebeeld alleen is nog op uwe munten te zien, en gy ontheiligt het fchandelyk door het te doen dienen in de zaak der dwinglandye. O Bataaven! had gy in 1787 dan ongelyk? hebt gy nu gelyk, dit vraagftuk zou wel eene oplosfing behoeven ; de beweeggronden , die uw gedrag in 1787 gerigt hebben, een weinig overwegende, zoud gy gemaklyk ontdekken wie zy zyn, die u thans bellieren, gy zoud zelfs al de rampen en onheilen ontdekken, die u dreigen. On-  Onder de zeemogendheden is het dus alleen Engelland, hetwelk by eene tegenomwenteling, Welke men in Frankryk wilde bewerken, kan' winnen, om dat de gevolgen daarvan dien ftaat©nmagtig zouden maken om ooit het hoofd weder optebeuren, en Grootbrittannien door dien weg den bovenrang 'zou verkrygen, naar welken het met zo veel drift haakt. Het is derhalven voor de verbonden zeemogendheden niet te wenfchen > dat de uitflag deszelfs misdadige pogingen bekroone. Men zeide my, dat niets anders dan de vrees voor de Engelfche escaders Spanje,, Portugal en Holland konden hebben doen beiluiten om zig tegen Frankryk te verbinden, en dat de bedreigingen alles gedaan hadden. Dit zo zynde, zyn deze mogendheden Zeer zwak! ert' is Engelland zeer fterk ! Dit zo zynde, zyn deze mogendheden zeer onderworpen, en is Engelland zeer vermetel! Dit zo zynde > wat zal het dan wezen, als Frankryk niet meer is? Dwinglanden! gy verlangt het, doordien gy u verbonden hebt om het daar heen te brengen, om dar gy noch vryheid noch geregtigheid begeert. De volken zullen ongetwyfeld des te ongelukkiger er door zyn, gy gaat afgronden graven tusfchen hen eu hunne regten, gy gaat op1 derzelver fchriklyke boorden de bloedige zegetekens planten, die u voor altyd van de heiligfchendige magt verzekeren van de natuur te trotferen en haar volmaakfte werk te verfmaden j maar beeft voor u zeiven, beeft voor die mogendheid , voor welke gy wilt, dat alles buige, de vyand, welke gy wilt ter nedervellen, vallende , zal u in zynen val medeflepen. De te onderbrenging van Frankryk en de tegenomwenteling, die er onvermydelyk uit zou volgen, zyn M a  180 «sj# ongetwyfeld beiden in de orde der mogelykheden. Maar is het dan onmogelyk, dat het zegeprale, en dat het in zynen boezem het ryk der vryheid vestige, en der regten, van welken het een gedeelte uitmaakt ? men heeft het eerst gelooft , men gelooft het, of ten minften maakt men fchyn van het nog te geloven: de zwarigheden en de tegenftand egter, die men ontmoet, moesten ten minften deszelfs nederlaag als zeer betwistbaar doen befchouwen. Want de mensch, die flegts een weinig overdenkt, en zig niet laat verblinden door den geest van partyfchap, befchouwt deszelfs zegepraal als iets meer dan waarfchynlyk. Het is waar, als men het getal der vyanden van hetzelve rekent, zo waarfchynlyken als heimlyken, moet men zig over deszelfs ftoutheid verwonderen en zig over hunne lafhartigheid fchamen; twintig, wat zeg ik, drie of vier, eenen aanvallende zouden als moordenaars en lafhartigen aangemerkt worden; en indien ondanks de ongelykheid van getal, zy hetzelve nog ftrikken en hinderlaagen fielden, het van zyne' wapenen beroofden, en van de middelen om zyne magt te onderhouden en te herftellen; weet ik niet, of de naam van verraders genoegzaam zy om zulke vyanden te kenfchetzen, noch wat men zou moeten denken van de geenen, die geruste aanfchouwers zyn van zulk een ongelyk gevegt, dat tevens zo onmenschlyk is. Hoe het zy, het getal zyner vyanden verfchrikt. Nooit vereenigden zig zo veele. volken tegen een alleen, en nooit ftelde men zo veele verraderyen in het werk, om eenen vyand te onderdrukken: maar al deze volken zyn flaaven, cn de Franfchen zyn vry. Al deze volken zien niccs  niets dan onverfchilligheid voor hun in d« overwinning of in de nederlaag, indien zy verlicht waren, zou hunne neerlaag hun het grootfte goed en de overwinning het toppunt van ongeluk fchynen : de Franschman integendeel ftryd voor zig zeiven, en om zig te verzekeren van het genot der onwaerdeerbaarfte en vleyendfte goederen; zyn geluk is in het bloed zyner vyanden gefchreven, hy ziet in zyne nederlaag niets anders dan flaverny, de ellende en den dood; welk belang heeft hy niet om te overwinnen en welke dapperheid boezemt zulk een belang niet in ? Volken! welken de roede van het despotismus dagelyks aan de flagen van deze Draave republikeinen blootftelt, op u beroep ik my ; denkt gy , dat hunne nederlaag waarfchynlyker zy, dan hunne overwinning ? en gy dwinglanden! gy, die hen ons fchildert als rovers, wier ongeoefende benden, door onkundige generaals zonder ondervinding aangevoerd, 'niet gefchikt zyn, om uwe onoverwinlyke legioenen onder de oogen te zien! waarom neemt gy toevlugt tot de wapenen van lafhartigen, en zoekt gy in omkoping de middelen om eenen vyand , die uwe dapperheid zo weinig waerdig en zo verre beneden dezelve is, te overwinnen ? is het eene fchande voor u te ftryden ? is het een roem en glory voor u , te verraden ? is het geen wonderzinnigheid , eenen vyand te veragten, die men vreest, en eenen vyand te vrezen, dien men veragt? Het goud, welk gy verfpilt, om vestingen voor u te openen , of eenige kleine overwinningen te behalen, en om door eenige duurgekogte onlusten aanvallen aftewenden, welken gy vreest, is een bewys van het weinig vertrouwen, welk gy in uwe kragten ftelt, en v^n M 3 de  de weinige hoop, die gy hebt, om te zegepralen ; eenige fchitterende en zeer moorddadige overwinningen zouden vry wat kragtiger zyn, onderwylen dat die zamenzweringen, welken gy met groote kosten fmeed, flegts. eenige druppelen bloeds nodig hebben, om alle onheilen te verdryven , welken zy moesten verwekken: zy, die u flegts onvolmaaktlyk kennen, zyn zeer verwonderd, dat gy uwe pogingen zo dikwyls vernieuwde , die zedert vier jaaren zo flegt geflaagd zyn: zy vragen ernftlyk, of uw oogmerk is, Frankryk te verryken, in plaats van het te verwoesten ? dan of gy u ryk genoeg oordeelt te zyn om het hoofd van al die Franfchen te kopen, ten einde u vervolgens te verzadigen met de oneindige fchatten, die zy u zullen gekost hebben ? maar hier toe zou nodig zyn, geggen zy , dat men, gelyk de Engelfchen voorgefield hebben , de republiek in eene masfa kogt, -•want, zo lang als men zig by gedeeltlyke koopen zal bepalen, zal men de verkopers buiten ftaat ftellen om hun woord te houden. Maar zy, die gelyk ik , u een weinig beter kennen , zullen zo niet redeneren; zy weten, dat de gekroonde hoofden volmaakt fcheele oogen hebben, die zig op een geheel ander voorwerp vestigen, dan dat, waar op zy fchynen gerigt te zyn: men fmeed zamenzweringen; men arbeid op allerlei wyzen, om eene tegenomwenteling te bewerken , men koopt menfchen, die, met gevaar van •hun leven, dezelve moeten daarftellen ; op dit voorwerp zien deze opperhoofden en het gezigt der aanfchouwers volgt hen daar in. Ondertusfchen is het dit voorwerp niet, waarop zy zien, men moet weêrkaatzende oogen hebben, zo als de hunnen, om het te zien; er zyn tert hoog- ften  ften maar twee van die hoofden, die indedaad en in allen ernst de tegenomwenteling wilden, nevens al derzelver gevolgen, om dat zy alleen er by zouden winnen; al de anderen kreunen er zig weinig aan, om dat zy er - alleen by zouden kunnen verliezen. Waarom werken zy er dan op ? Ziet hier de reden : Men fpant zamen, of ten minften men betaalt zamenzweerders, maar men weet zeer wel, dat die zamenzwering ontdekt zal worden, men zou ze zelf ontdekken, indien dezelve te verre ging: de zamenzwering ontdekt zynde, zal het bloed der verraders ftromen, dit bloed zal op het volk komen, welk het doet. ftromen voor zyne zekerheid ; dit bloed zal het volk wreed doen voorkomen en by alle andere volken gehaat maken; die fchynbaare wreedheid, die aan het nationaal karakter van dit volk volftrekt vreemd is, kan alleen aan de heerschloosheidtoegelchrevenworden, waarin de omwenteling het geworpen heeft, of aan den gedrogtelyken regeringsvorm, dien het aangenomen heeft, en dienvolgens aan die meer dan° barbaarfche regten, die er ten grondflag van gediend hebben ; de vryheid , gelykheid, de burgerlyke en ftaatkundige verdraagzaamheid zyn dus&waare geesfels voor een volk. De fouvereineteit der volken, de democratie, iedere volksregeringsvorm zyn dan het toppunt van ongeluk voor ieder volk, welk ze aanneemt; er is voor hun geen geluk te verwagten dan van de dwinglandy, het zy monarchale of ariftocratifche. Volken! ik kan het u niet te dikwyls herhalen, ziet daar het gebruik, welk men van de vrugten van uw zweet maakt, van welken men u dwingt, u zeiven te beroven voor de zogenoemde behoeften van den ftaat. Ziet daar M 4 aer  184 het werk, welk men van het leven der menfchen maakt; ziet daar , op wat wyze men eenen oorlog voert, dien men de onbefchaamdheid heeft van regtyaerdig en noodzaaklyk te noemen; ziet daar , door welke konftenaaryen men u doet dwalen, u verleid, u onderwerpt en n dienftbaar maakt. Indien deze wyze gelukkig is, zult gy ten minften toeftemmen, dat zy het voor u niet is; en indien dezelve fchrander is bedagt, is het ten minften er geen, aan welke de geregtigheid en eerlykheid het zig tot glory rekenen, haare goedkeuring, te geven. Ondertusfchen kon het wel gebeuren, dat dezelve zo veel nadeel aan de zaak der vryheid niet deed, als men er zig van belooft; dezen ftap van ongeregtigheid vereenigende met de byzondere belangen der verbonden vorften, vervolgens de weinige beweeggronden in overweging nemende, welken de gewapende volken hebben om te winnen , en die, welken het franfche volk heeft om niet overwonnen te worden, krygt men eene fom van waarfchynlykheden, die gelyk is aan eene zedelyke zekerheid, ten voordeele van den zegepraal van Frankryk. Deze zedelyke zekerheid word byna eene natuurlyke zekerheid, wanneer men het oog op de gefchiednis der franfche omwenteling flaat, welke onzen nakomelingen misfchien als een zamenweefzel van verdichtzeis zal voorkomen, terwyl wy tydgenooten dezelve als eene aaneenfchakeling van wonderen moeten befchouwen. Een volk , hetwelk zedert vyf jaaren worftelt tegen byna gansch Europa, alle zamenfpanningen verydelt, alle bedreigingen van magt trotfeert, zig te midden de beroeringen en onlusten, met de puinhoopen van den -troon bedekt, en de wapenen der dwinglanden  se» 185 afweert; een volk, dat, altyd zigzelvengeen vertzaagdheid kent, welke de vrees inboezemt, noch moedeloosheid, welke de verraderyen en tegenfpoeden doen geboren worden, noch verwaandheid en valfche gerustheid, welke de voorfpoeden verwekken, noch gemor en onbuigzaamheid, die op arbeid en behoeften volgen; een volk, hetwelk naar zyn oogmerk ftreeft, zonder zig door bedrog te laten verdwalen, noch door den laster verrasfchen, noch door zwarigheden neerfiagtig maken, noch door hinderpaalen overwinnen, noch door gevaaren affchrikken; een volk, hetwelk , altyd boven de voorvallende gebeurdnisfen verheven, zig door vyanden van buiten omringd, door binnenlandfche oorlogen en muiteryen verfcheurd ziet, zonder iets van deszelfs bedaardheid, noch van zyne natuurjyke vrolykheid te verliezen, en zynen moed en zyne hoop fteeds door nieuwe overwinningen voed, een volk, met een woord, welk al de magten der dwinglanden, gevoegd by de fnoode aanflagen der verraders en by al de konftenaaryen van verleiding, tot hiertoe flegts een gedeelte van deszelfs overwinningen en drie of vier fterke plaatzen, veeleer overgeleverd, dan veroverd, hebben kunnen ontrukken; hetwelk verre van te verzwakken, integendeel door den bloedigften en verderflykften oorlog fchynt fterker te worden, doordien het altyd nieuwe toevlugtmiddelen vind in de liefde voor de vryheid; zulk een volk is in de oogen der reden van den onpartydigen noodwendig onoverwinlyk, of kan niet overwonnen worden dan door zig zeiven. Welke fterker dryfveeren kan men tegen hetzelve doen werken, dan die, welken de woede van zyne vyanden reeds tegen M $ het-.  iS