< 4i ) verrneene) allerg'ewigtigfte aaamèrking , naa- iriélijk, - 6. De verfchillende denkwijs over den waaren aard eener vertegenwoordiging des geheelen Ba» taaffchen volks, aangemerkt als zijnde éêne en enverdeélbaare Republiek. Die verfchillende denk* wijze, die, uit alle het zogenaamde provifionesle, tot hier toe haar meeste veerkracht ontleende, die kan, zo niet in tijds daar tegen voorzien worde, al biuneh kort, tot de invoering van e oh volfla'gen Despotisme ■aanleidelijk zijn; — En ziet' daar', Burgers ! de provifioneele inwendige vijand , dien wij , temidden onzer provifioneele vrijheid én gelijkheid , geenszins uit het oog verliezen ; — heen : maar , met eene 'mprovifionee-. Ie, — dat is, beft'en'dège en duurZaame oplettendheid , op de hielen volgen , en eindelijk, bij' de eerde bekwaamê gelegenheid , geheel ren al' vér'morsfelen moeten; — althans, het is hier vanbelang, met een, zö daadlijk te noemen ver* dienftelijk Schrijver, 'ons zei ven bij aa-nhoudenhéid af te vraagerr: „ Is een provifioneel beftuur,V wel een zederdijk pcxCoo?, ? — Kan het Wel ver-3, ordeningen rn-aakeo, waaraan een volgend ge,, wettigd beftuur onderworpen zij? — Is het wei „ meer , dan eene\ tusfehen - regéeringV' Al verder: Hoe ongelijkvormig is niet de provifio-. neele vertegenwoordiging des Amfieïdamfthen „ volks, in die de9 geheelen vólks'van Holland? ,J Kan een zodanig provifioneel beftuur wel, zon-' ,s der den geweldigften inbreuk op de' Rechten ,, van  C 42 ) ,» van den Mersch en den Burger, ja., zonder >, den geweldigften inbreuk op de éénheid, en on~ ,, verdeelbaarheid der Republiek, bij de Bataven, „ geduld worden?" — Neen; (zeggen wij, met den bedoelden Schrijver) „ de verklaaring „ onzer onafhanglijkheid, door onze Zuster, de ,, Franfche Republiek , en dus ons Jlaatkundig n aanwezen, als een vrij volk, noopt ons volftrek,, telijk, ons, hoe eerder zo beter, volksgewijze „ zodanig te vereenigen, dat wij flechts één ge„ heel uitmaaken." — Welaan, mijne Medeburgers! dit, —dit en geen ander hoe ook genaamd, zij het hoofddoel onzer Wijkvergaderingen!— en tot dat einde , (want ik moet eindigen) kan ik niet nalaaten U L. allen ten fterkiten aan te maanen, om nog deezen avond te leezen en morgen gebruik te maaken van dien raad, welken de Rechtfchapen Repuelikein,in het 12de en het 14de Nummer van zijn uitmuntend Weekblad, aan het Eataaffche volk, gegeeven heeft. „ Dit doende, „ zal noch zwakheid, — noch vóóroordeel, —■ noch list, — noch verraad, — noch inwendig, „ noch uitwendig geweld , in ftaat zijn — ons im„ mer in ketenen van flavernij te klinken!" ... Dan, ik heb nog III. Een kort woord van opwekking tot ülieden, Beftuurers en Leden deezer Maatfchappij! en hier heb ik het genoegen- mij zeiven in te fluiten. — Geluk!... driewerf geluk, Broeders! met de Revolutie! ... geluk met de voordeden voor allen de kringen onzer werkzaamheden, die  C 43 ) die zij ons in het uitzicht geeft! „ Het fiere „ Rome (zegt een vernuftig Schrijver) bragc Griekenland met de wapens ten on„ der; — maar deeze behaalde door zijne kuns„ ten en wetenfchappen de overwinning op het „ boerfche Italien."— Wij mogen zeggen: het fiere Frankrijk gaf, door zijne wapenen, aan het diep vernederd Nederland deszelfs aloude fierheid weder, — en de vrije Bataven zullen nu, in vereeniging met de vrije Franken, door de onderlinge uitbreiding hunner leerbegrippen over de Rechten van den Mensch en den Burger, we! dra, de overwinning, op allen de nog onverlichte volken-, wegdraagen. — Wel dan, dat de hand des vlijtigen,in vereeniging met die des vermogenden Burgers, de duurzaams bloei eener Maatfchappij verzeekere, die, te midden van alle de flormen, welken zij in de jongstverloopen zeven Jaaren heeft moeten verduuren , zo veel bereids heeft uitgewerkt ter bevordering der wezenlijke belangens van den Godsdienst en den Burgerftaat!... BESLUIT. Voor het overige,M. H ! — hebik, misleiden, het een of ander in deeze Verhandeling herzegd, van het geene, door mijne vier iaatfte Vóórgangeren , in de veertiendaagfche fpreekbeurten reeds gezegd was? — wat zwaarigheid ? ... In dat opziqhc ,, ü L» ten tweedenmaale hetzelfde m ge-  C 44 ) - gezegd te hebben , viel mij niet verdrietig, ea i, voor U L. diende het ter gerustftelling;" — dus fchreef een Man, die, als Burger, en als Christen, uitmuntend was; dus fchreef een Apostel in het laatfte jaar zijner eerfte banden onder de nog gemaatigde regeering van Nero; — zo fpreeke Ik ook nu, — zo heb ik gefchreeven, — en, fpaart God ons het leven, zo zult gij leezen in dit laatfte jaar onzer tweede banden onder het despotiek bewind van Willem den Vijfden, ja maar ook, in het eerste jaar der Bataafsche Vrijheid! ... en, wat zal ik nu meêr zeggen? ... niets meêr: — Ik heb genoeg gezegd. — Neen; niet genoeg — Heil en Broederschap! — Nu, nu heb Ik uitgefproken. •  ■   506 G 116   D E STAATSOMWENTELING I N 2STMJD JE M X 3. in de oogmerken, tot welken — en 4. ia de wijze, op welke - de twee laatïle omwen. dingen zijn daargefteld: — ja, bij alle de gemelde bedenkingen, zou ik 5. de verfcheidenheid der omftandigheden, die de eene — en de andere vergezelden — en niet minder 6. het verbaazend veifctól in beider gevolgen, middagklaar kunnen betoogen. — Dan, het opnoemen dier ftukken heeft ü daar van reeds overtuigd, ook blijve ik, ditmaal, bij mijn bellek. — Wij hebben zo even, bij het Jlot onzes voorigen hoofddeels, deeze gewigtige Sluitrede reeds opgemaakt: „ die omwending alleen is voor een „ Volk gezegend, bij welke de onwederfpreekbaare eisfchen van den Godsdienst en den Burgerjlaaty hoogstmooglijk gewaardeerd, en tegen allen „ inbreuk geveiligd worden". — Wel nu, doen wij dan hier Hechts twee dingen : onderzoeken wij voer.  C 15 ) vooreerst; welke eene waardeering en beveiliging aan de bedoelde eisfehen van den Godsdienst en den Burgerftaat, in de laatst verlopen zeven Jaaren, wedervaaren zij; — en vergelijken wij dan, in de tweede plaats; welk eene verbetering of verJlimmering de jongstvoorgevallen Revolutie, in die beiden opzichten, hebbe daargefteld. Eerjle Afdeeling. Verwagt hier van mij geene verklaaring van ie eisfehen van den Godsdienst; het zal genoeg zijn die te omfchrijven met de woorden van den grooten Apostel van het Christendom , ik bedoele Pao los, — dus geeft ze van Hamelsveld op Heb. XI: 6. „ die tot God , [als zijn die,, naar] nadert, moet eerst gelooven, dat Hij „ waarlijk beftaat — en dat Hij [tevens] een be„ looner is van degeenen, die Hem zoeken": — nog eens; verwagt hier van mij geene verklaaring van de eisfehen van den Burgerjlaat: Ook hier zal 't genoeg zijn ons dezelve te vertegenwoordigen onder de bekende Rechten van den Meksch en den Burger de kundigheden naamlijk van Gelijkheid , Vrijheid , Veiligheid , Eigendom en tegenftand aan Verdrukking: — nog eindelijk, verwagt niet, dat ik van die allen, de onwe derf preek, baarheid, dat is: het geweten verbindend gezag, betoogen zal. — Neen ; mijn oogmerk bepaalt zich thans geheel, bij het onderzoek van derzelver fchatting en beveiliging in de laatst verloopen zeven  ( 16 ) ven Jaaren — en de verbetering of verjlimmtring, welke de jongde Revolutie daar aan hebbe toe» gebragt. Eerfte Lid. Beginnen wij met de zevenjaarige waardeering en beveiliging der gemelde eisfehen van den Godsdienst! Helaas! dan moeten wij met hen, die in dit onderzoek wel zevenmaal zeven Jaaren kunnen inroepen, rondborftig belijden, dat de offers van den Godsdienst , in die zeven Jaaren van onzen druk, aan openbaare Godverzaaking — of ook aan de buitenfpoorigde dweeperij, bij duizen» de handvollen, zijn toegewijd. Ik zal ten vertoog van dit gezegde,h?er niet opnaaien, aan welke misgrijpingen tegen den Godsdienst, de Prüissische Rüstherstellers, bij den aanvang van het voorige tijdvak van plundering, moord, vrouwenfehennis , en branddichting, zich hebben fchuldig gemaakt; noch ook de God» vergeeten gedragingen onzer Geloofs- en Bondgenooten deBkitten, in de jongde dagen van toegenomen gruwelen, ten zelfden opzichte, aan den dag gelegd , U vertegenwoordigen. — In die beiden gevallen M: H: zijn de geilotene Tempels, — de vermorzelde Altaaren — de verbrij. zelde Leerdoelen — de vernielde Orgels — en niet minder de mishandelingen , die zo veele Bedienaaren van den Godsdienst hebben moeten verduuren, — in die beide gevallen (herzeg ik) zijn die allen, tot op den huidigen dag, ja voor de  C 17 ) de Iaatfte Nakomelingfchap, de fpreekende getuigen van derzelvér denkwijze over de waardij van den Godsdienst. — Dit, dit ali.es hebben de baldaadigeKh ij gsknègte.n gedaan! — Dan, M. H, zij waren Hechts de werktuigen van eigenbelang-zoekende Grooten, — en deezen nog maar laagkruipende flaaven van een heerschzuchtig hof; — maar — maar van een hof, tot welks grondvesting de zogenaamde Hoog» mo;""-Je Heeren Staaten der vereenigdeNederlandén , nu 48 Jaaren geleden , in de erflijk verklaaring der voorrechten van het Stadhouderfchap,in de beiden genachten, den eerlten Heen gelegd, — en tot welks verderen ophouw hunne laatere opvolgers, van tijd tot tijd, millioenen — verdubbelde, — dikwerf verdubbelde, millioenen fchats verfpild hebben. — Dan , M. H. hoe wezenlijk ook de Godsdienst in allen de gemelde fchenddaaden , te jammerlijk miskend — ja tot eene bedrieglijke mom der ftaatkunde gebezigd werd ,— het algemeener gezegde van Sar omo Spreuken XXI: 12. te leezen, Een Vorst, die het oor aan ,, ÏÏeugens Ment, zal enkel Jnoodaans tot zijne Hove* „ lingen hebben," dit nadruklijk gezegde, werd, in de jongstverlopen ,zeven jaaren, ten aanzien van den Godsdienst, in den treurigften na-' druk, in ons midden, bevestigd. — Eene Majefteitfchennis van de ergfte foort , werd, ftg aan dag, in de Raadsvergaderingen, in de Gods-, dienftige Samenkomflen , — en waar niet al meêr! — in de donkerheid,■— in de KabinetB ten,  C 18 ) ten, met een verzegeld geweten, en even hierdoor, met eene opgéhevene hand, ten hoon van den God der waarheid, hoogstroekeloos gepleegd. Ziet daar de verpestende bron van het hand over hand toegenomen Zedenbederf der zeven voorige Jaaren. Van waar toch anders, mijne Medechristenen ! die koude onverfchilligheid , die ergerlijke gedragingen in de zaak van den Godsdienst, die de Man van zedelijk gevoel, onder allen de kringen zijner tijdgenooten, ten eiken dage, ja ten eiken oogenblik heeft moeten beweenen ? Hoe menigmaal zouden niet de rechtfchapen Patriotten , bijaldien zij flecht genoeg van hart geweest waren , om de beveelen der toenmaalige Déspooten, blindelings, te gehoorzaamen , — hoe menigmaal (hervraag ik) zouden niet de rechtfchapen Patriotten (en deezen zijn immer rechtfchapen waardeerers van den Godsdienst! —) hoe menigmaal zouden niet deezen, de Godheid voor bereekende ftraffen hebben moeten danken?... voor bereekende vloeken moe. ten verheerlijken?... Ja! om de voortduuring van ftraf en van vloek moeten fmeeken! ... En met dat alles , men herhaalde , te midden dier gruwelen , bij vernieuwde Munten , de aloude gedenkfpreukderdeugd/aamer Voorvaderen „hac „ nitimur"—, opdeezen (den Godsdienst) t e u„ ne n wij!" — Och! of de Jaarlijkfche Bededagen — de Maandelijkfche — ja Veertiendaagfche Bedeftonden, — met welken de gemoedelijke Britten zeiven gefpot hebben, — och! of nimmer  ( 19 ) Hier die tergende plegtigheden , met zo veelö heillooze eeden van den dag, als 'er ter verhef, fing van een Atheïstisch Hof — maar ter verlmaading — ja! — ter verfmaading van den alleen dienenswaardigen God , op. de zogenaamde oude Conllitutie — op de van tijd tot tijd gevorderde belastingen — den Eurgeren zijn afgeperst: — och! of nimmer een eenige van alle die gruwel.ftufcken in het jongst gericht tegen Oranjeen zijne betweetende Aanhangeren getuigen mogen! ! !, Was het nu deezervoege, mijne waard fte Me= dechristenen ! [en ik heb op verre na niet allcg gezegd. Ik heb aan den ééncn kant, geene afzichtige Charr.cr.ers van meêr dan 500 Baals- Priesters, noch ook van de hen bewezen buitenfpcorige vereeringen , willen teekeneu. — Ik heb, aan den anderen kant, geene blinkende Voorbeelden van Rechtfchapen Bedienaars van den Godsdienst , noch ook vdrj de fchreeuwende verongelijkingen, die hen, alleen om dat zij voor den Oranje - Baal de knieën niet wilden buigen, bejegend zijn, in den dag willen voeren:] was het nu deezervoege met de tocnmaalige waardeering der eifchen van den Godsdienst gelegen? Voorwaar! het was in die zelfde dagen niet beter gefteld met de fchatting der eifchen van den Burgerstaat. — Ik bedoele de Ge. lijkheid , de Vrijheid, de Veiligheid , — het Eigendom , — en den Tegenjland aan onderdrukking, B 2 ai.  ( 20 ) alleen maar voor het tegenwoordige uit het oogpunt der Maatfchappelijke Het befchouwd. Tweede Lid. ■ Zou ik ten aanzien van deeze wel te veel zeggen, wanneer ik zeide: „ dat geene van die allen 3, in alle de jaaren van het voori'g fchrikbewind , aan „ de Orde van ééne eenige dag geweest warenT' — Ja, voorwaar ! M. H. dan zou ik te veel zeggen, — dan zou ik te overdreven, — dan zou ik in den ftrikften zin , logen , fpreeken. — «De leere, toch, van de Rechten van den Mensch , die, bij de eerfte fchemering der Vrijheidzon aan het -Franfche Staatsfirmament, reeds in de Volksvergadering van den Jaare 1789 ten voorfchijn kwam, — die zelfde leere was te gelijker tijd, aan het toenmaalig Bewind van Nederland zo wel,' als aan mij, en veelen uwer, volkomen bekend ; — dan, de toepasfing van deeze op de Rechten, (of ter onderfcheiding liever gezegd) de eifchen van den Burger, die de Vrijheid - willende Franken zo uitceemend gewaardeerd, als onvoorbeeldig gehandhaafd hebben, — die toepasfing, nog eens, die de Monarchen op hunne throonen , en de Aristokraaten op de voor hen en hunne kinderen befproken eereftoelen , deed beeven, die toepasfing was het juist M. H. aan welker veelvermógenden invloed op de duurzaamheid van het despotiek gezag, wij de miskenning, — de verwaarloozing, — ja de verwerping  C 21 ) ping en vertrapping van alle de gemelde Eifchen van dsn Burger, te wijten hebben. — Zal ik U dit met weinigen doen indenken? ... Welaan! vraagen wij hen Hechts I. uit welken cogpuvt heeft het toenmalig StacU-StadhcyjieTlijk — en Stadsbewinddle Eisohenbefchouwd? a.met welk eene fchaale hebben zij DIE gewogen? 3. aan welken toetsfleen hebben zij die getoetst?cn 4. welk eene waardij hebben zij aan eik van die toegekend? — Wie uwer, die niec geheel een vreemdeling was in de gebeurtenisTen van dien tijd,— wie uwer beandwoordt niet deeze vraageu , mee te zeggen : dat te famen verbonden Drïemanlchap van willekeurige Grooten heeft , door zijne vloekwaardige bedrijven, allerwegen doen blijken, dat elk hunner, en zij allen te famen 1. die Eischen befchouwd hebben uit het oogpunt van eene hoogstgevaarlijke nieuwigheid. 2. Dat zij die gewogen hebben met de fchaale van het zelfbelang. 3. Dat zij die getoetst hebben aan den toetsfteen der Staatkunde.— En wat 4. de waardij betreft — dat zij die verklaard hebben voor Biljoen — voor ongangbaare Munt. Zal het wel nodig zijn, Toeh. deeze vier andwoorden , één voor één , te ontwikkelen ! Neen ; wij toeven Hechts, haar ons bellek, bij de laatfte — dat is bij de waardeering van elk der voorgemelde vijf Eisfehen van den BurgerHaat — naamelijk: de Ge'-ijkheid, — de Frijheid, — de Veiligheid, het Eigendom, en den Tegenjland aan Onderdrukking. B3 I.„ Di  C 22 ) I. „De Gelijkheid der Burgeren,(zeiden ,5 wij) werd voor Biljoen verklaard." Evenwel, niet in haar geheel — voor zo verre die, naar eene juist wijsgeerige onderfcheiding, deels, tot de Rechten — en deels tot de pligten van eiken Burger kan betrokken worden; — verre van daar!... het voormaalig Driemanfchap hield wel dégelijk dat onderfcheid onder het oog ; - het behield geheel aan zichzelven de willekeurige beftelling over de Rechten, — maar de volbrenging der pligten liet het geheel over voor het Volk: - met audere woorden, het Driemanfchap behield voor zichzelven het geldwinnende, - het voordeelige; - maar het geldof erende, _ het nadeelige liet het over voor de fchaare, die de Wet niet kende, - of liever, die ze in deezervoege niet wist uit te leggen. - ln het kort ; deugd en bekwaamheid waren Biljoen, maar, Geboorte — en Kijkdom en Tituls - en Adel - die allen waren gang. baare mant. Dan, wij gaan voort tot II. De Vrijheid der Burgeren, ook die (zeiden wij) werd voor Biljoen verklaard. Maar fpreek ik hier wederom niet te onbepaald?... het is zo, M. H. op dezelfde munt, die ik te' vcoren reeds aanhaalde, ftaat ook deeze tweede amfpreuk der Voorvaderen te leezen: „ hanctue», mur." dat is: „ deeze (de Vrijheid) hescher- MEN wij,'I Nog-ééns; het is eene'waarheid, öat deeze munt, ia de Jongst verlopen zeven jaaren  ( *3 ) ren , meer dan ééns van nieuwsgeflagen, en als telkens gangbaar werd: maar was het wel met de vrijheid zelve, op gelijke wijze, als met de bedoelde munt , gelegen ? Beöordeelt Hechts het volgende : beltaat de burgerlijke vrijheid , zo wel als de gelijkheid, in een vermogen, om alles te doen, dat niemand benadeelt; — is beider beginfel de Natuur, beider zegel de rechtvaardigheid, — beider waarborg, de wet'i — zijn beider zedelijke grenzen bepaald bij d:en algemeemen grondregel: ,, doe niet aan een ander, 't geen ,, gij niet wilt dat U gefchiedeï" — Wat dunkt U dan van de waardij dier vrijheid, die wij in de zeven jongfte jaaren gefmaakt hebben ? Dan er is meêr — haare moeder, de Gelijkheid, gaf aan deeze haare dochter nog verfcheidene oorfpronglijke en onvervreembaare voorrechten, die niemand, dan met fchending van haare natuurlijke waardij, haar ontrooven kan, — het recht, naamelijk , van vrij te denken , vrij te fpreeken , vrij te fchrijven, vrij te handelen en, ten waarborg tegen allen misbruik, verordende zij het ge. v/eten van eiken Mensch. Maar nu, mag dan ook niet van deeze, in alle de gemelde opzichten gezegd worden : het toenmaalig fchrikbewind , heeft ook de burgerlijke vrijheid voor Biljoen verklaard? Immers, M. H. was de eigenlijke Vrijman — de Man van geweten — in die dagen wel veilig? ... en dit brengt mij, ongevoelig, ter overweeging van den derden Eisch des Burgerftaats, III. De veiligheid der Burgeren.—■ Hier B 4 zul-  C 24 ) zullen wij, ten einde, tegen onzen wil, in geene ber.haal.ng te vervallen, ons alleen bepaalen bij de veihghed der P e r soo n e n - en, zo daadlijk die der Bezittingen in overweeging neemen! Wat dan de eerstgemelde betreft, ook die (zeiden wij) werd voor Biljoen verklaard; En wie onzer draagt hier van geene wetenfchap? - hoe meenig braaf Burger, werd niet openlijk . Oran3 e ten geval, oP Markt of Beurs, langs de ftraaten, en waar niet al meêr, in het oog der zonne, - ftraffeloos, aangerand, gruwzaamst bedreigd, ja, met zelden, het ongelukkig flagtoffer der woede van de laagfte heffe des vólks? hoe meenigmaal is niet de klaagende Burger, die zich oP de wet beriep, te gelijk met de wet op den mond geflagen? - het zwijgen opgelegd? of, mee de taaie van Vader Maurits tegen den zich verandwoordenden C P Hooft gevoerd, „ Beste„ vair \ het moet nu voor deezen tijdzo zijn," troostloos weggezonden? Nog eens; was de gevangen Man wel immer geveiligd tegen perfoneele mishandeling van eiken toenmaalig Gerichtsbewind, en derzei ver Dienaaren i0 ons Vaderland? - op dat ik zwijge van zo veeïe vormisfen van gevangenis, in zulke gevallen, waar in het zedelijk misdaadige geenszins den Rechter, genoeg voN doer.de, bewezen was? Werd niet bij verfcheiden Rechters in Nederland het aanzien van perfooneelen rang,of van bijzondere denkwijze over de zogenaamde oude Conftitutie, een grond van ynjfpraak of van veröordeeling ? Kortom, kregen - de  ( 25 ) de groote Dieven niet wel eens een' zijlingfchen wenk om zich weg te maaken ; terwijl de kleenere het gelag betaalen moesten?, .dat hier de tweede Drieman , — de gevlugte wiliem, voor veelen anderen, mij, in dit derde bedrijf, ten getuige verltrekke! — In het volgend vierde zullen wij allen getuigen worden, dat niet Hechts kleenere Dieven, — neen! maar dat zelfs de beroofde Burgers, het nagebleven gelat' betaalen moesten. — Immers , welk was de toenmaalige waardeering van den vierden eisch des Burgerilaats, ik bedoel IV. Het Eigendom der Burgeren ? werd ook niet dit (gelijk wij zeiden) voor biijoen verklaard! of, welk eene daadzaak is klaarer , dan even dit gezegde, bewezen?.. De jongsigedaane opening van den jammerlijken ftaat der Geldmiddelen van Stad- en Land, — de uitgeledigde kasfen, de wegvoering der fpeciën uit onze Wisfelbank, — de invoering der Papieren - Munt, — dan, van welken de vijfde willem, zo veel men weet, geen fnipper heejct medegenomen, — ja, de 80 en meerdere Millioenen fchats, die men, zo als gebleken is, veel meêr tot behoudenis van een aangematigd recht op den Eigendom der Burgeren, dan wel ten beste van het Vaderland, in den jongst nijpenden nood, aan de Franfche Nationale Conventie heeft durven aanbieden, — die allen bezegelen mijn gezegde, dat ook de Er. c endommen der Burgeren voor biljoen verklaard, dat is, tct geenen prijs, bij het voorrmaB 5 Hg  C 26 ) ]?g défpotiek bewind zijn gewaardeerd geworden. — 'Er blijft nog overig ook dit te betoogen van den vijfden en laatstgemelden eisen des ■Burgerftaats: naamelijk, V. Den tegenstand aan de onder, drukking. - Ik heb, M: H: van geene der vóórverhandelde eisfehen, het billijke,het rechtveerdige betoogd, dan, daar dit, ten aanzien van deezen eisch,een rechtflreekfchen invloed heeft op den zedelijken aart, — dat is, de al of niet geoorloofdheid der jongstvoorgevallene Revolutie, - en wij ook, zo daadlijk, bij ons volgend derde Hoofddeel, van dusdanige Revolutionaire pligten zullen fpreeken , zo worde het mij vergunt, met zeer.weinige woorden, het rechtmaatige van zulk eenen tegenftand Hechts aan te flippen; — En hier toe beezige ik, bij verkiezing , het gezegde van den wijzen Man in het Boek der Hijsheid (Foofdfl. XXV: 17, i8.) daar lees ik: „ alle plaage is te verdraagen , doch „ niet de plaage des harten, ook alle boosheid, „ doch niet de boosheid van een wijf; ook alle „ inval, doch niet den inval der geenen , die „ haaten; ook alle wraak, doch niet de wraak der vijanden." Wat dunkt U, mijne Stad-of Landgenooten! wat dunkt U , was dit niet het geval , waarin wij allen, ten tijde der .zogenaamde heuchelijke omwending van 1787, en ook, bij vervolg van tijd, in de jongstverloopen zeven jaaren, verkeerd hebben? Immers, hoe veele rechtfchapen Vader- lan-  C 27 ) landers, die om hunne deugd gebannen , of ook gekerkerd waren, zijn niet onder den fnerpenden geesfel van het hartevee, tot grievend leed van Echtgenoot en Kroo.it, — ten onbereekeabaaren nadeele voor den Godsdienst en den Burgerfland, bezweken? — en heeft Nederland van alle de voorige Princesfen te famen wel zo veeIe boosheid moeten verduuren, als van de laat-He willemijn alleen? addres aan de beruchte Satisfactie van die Haare, nu vernederde, Hoogheid , — addres aan de naauw beperkte amnestie, — addres aan het flaaventeken dat wij zo veele jaaren, ten haaren gevalle, hebben moeten draagen; — addres aan alle de booze intrigues» die wij tot op het oogenblik van haare verdwijning hebben moeten verduuren! En, wilt ge al tevens bewezen zien dat ook de tegenjland aan deeze onderdrukking , bij het voormaalig Driemanfchap voor biljoen verklaard zij , — dan addres aan den inval — of laat ik liever zeggen de inroe. ping der Pruisfifche Legermagt; — dan addres aan zo veele andere gewaapende Huurlingen; — dan addres aan de Oranje fchutterijen ; — dan addres....maar ik heb reeds genoeg gezegd ten vertooge dat ook de tegenjland der Burgeren aan de ondrukking voor biljoen verklaard, ja zelfs voor eene inbreuk op 's Lands oude en wettige Regeeringsvorm, (maar die op zijn hoogst zeven Jaaren oud was, en welker wettigheid in den wil onzer haaieren; — in de wraak onzer vijanden gegrondvest werd) — zij gereekend geworden. Tweede  C =8 ) Tweede Af deeling. Wat dunkt U, M. H.! heb ik, na zo veele proeven van den voormaaligen jammer/laat on. zes Vaderlands te hebben aangevoerd , - en voorwaar! de helfte daarvan is U niet aangeze-d • beb ik wel veel omflags nodig ten vèrtooge. dat' de jongst voorgevallene Revolutie, in dat alles eene aanmerkelijke verbetering, reeds bij aanvang hebbe déargefteld?..Neen ; de veeltallige eer' ftehngen van verbetering, die wij, ten aanzien der beredeneerde eisfehen van den Godsdienst en den Burgerftaat, reeds bij voorraad mogt*n ïnóogften; - de ziel verblijdende vóórproeven, d.e elk wéldenkende Vaderlander daarvan heeft mogen fmaaken , - die allen vervriimoedigen niet Hechts, - neen, maar die verpligten, die dringen ons, met fterkkloppende harten, - en op eenen toon, die naar de waardij van 't al°e gemeen Volksgeluk geftemd is, - die allen dringen ons, de vóórmaalige ontzinde Ora«,ekreet met een wélberedenden uitroep van „Godsdienst] „ Gelijkheid, Vrijheid, Veiligheid, Eigendom en „ Tegenjland aan verdrukking... die allen boven'! „ te vervangen." Eerfte Lid. Ja voorwaar! Godsdienst boven» Het Opperwezen heeft zijne eer! - Jezus heeft zij. ne leere gehandhaafd! en zijne Dienaaren knie. len!..  ( *9 ) len'...onze tijdelijke verlosfers de Franken, hebben niet flechts bij hunne nadering op onze grenzen, van geene zijde der Rivieren, ons toegeroepen : Nederlanders! wij brengen geen fchrik maar het vertrouwen: — uwe vrije Godsdienst'öeffening zal ongejïoord blijven!... maar zij hebben ook woord gehouden bij hunne over» komst;zij heben,op heeterdaad,geftraft degee-' nen,die, uit hunne manfchappen,zich aan Godsdienstftooring hebben fchuldig gemaakt , — en ons provifioneel Committé van Waakzaamheid — met den Maire aan het hoofd , heeft ook daarin naarpligt, alleszins mede gewerkt. — In 't kort ! Men heeft den Bedienaaren van den Godsdienst, zonder onderfcheid van belijdenis, geen geweten, beknellend juk * zo als voorheen bij het dófpotisme plaats had , rm neen , maar de billijke last van het Euangelie der vrijheid, opgelegd. — Welk eene gezegende omwending ter verheldering van het wezen van den Godsdienst!!! hier mogen wij zeggen: de waarheid heeft op de logen, — de godvrucht op de geveinsdheid, — en de item van het geweten, op de gewetenlooze onverfchilligheid in het fluk van den Godsdienst, mogen zegevieren. —Wij herhaalen derhal ven, en verfcheiden te voren anders denkenden vereenigen zich reeds met ons in dien uitroep : Godsdienst boven! Twee-  C 53 ) Tweede Lid. Dan, M. H.I wij hebben geene mindere re* den om ook in onze betrekking van Burgers, L Openlijk uittegalmen : Gelijkheid eo« ven! deeze eerde eisch eenes Burgers , wordt ons niet fleclus bij onze verlosfers de Franken, — maar ook bij onze provifioneèle Vertegenwoordigers als een onvervreemdbaar recht, alleen maar onder de bepaalin^ van deugd enbe. kwaamheid, — en dus in den waaren'zin toegekend.— Braafheid en gezond verftand,te vooren door fchelmerij en domheid, zo vaak, verdrongen, hebben nu wettige aanfpraak op de waar* neeming van allerlei bewind. — Gelukkig Volk! die dit voorrecht op zijne waarde weet te fchatten, en daar vag het rechtmatig, het juist, gebruik te maaken; —"en geen wonder! waar deeze Voedftervrouw van burgerlijk geluk haar' in. trek neemt , daar ontluikt, weldra, de bekoor-. Jij ke • Vrijheid; — althans wij, die hiervan getuigenis draagen, wij roepen, als bij een eigenaardig vervolg, ook II. Vrijheid bwTkn! verfcheidenmaalen zijn wij , Nederlanders! voor een vrij en onafhangüjk Volk verklaard. Bij het fluiten van den Mnnfterfihen Vrede, in den Jaare 1748, danften reeds (volgens eenen penning bij van Loon te vinden II. d. bl. 315.) „ dezeven (zogenaamde) vrije Maagden" onzer toenmaalige Wingewesten » elk met haar bijzonder Wapenlchild verfierd, om  ( 3t ) om den hoed der Vrijheid, — die, oulings, ten tijde der Romeinen, den vrijgcmaakten llaaven, ten teken hunner vrijmaaking, werd opgezet: — en in de zeven jongde jaaren zijn wij , voor het minst, zevenmaal, te weeten: bij de uitfchrijving van eiken Dank- Vast- en Bededag, voor een vrij volk verklaard. — Ja, zeer waarfchijnlijk, bijaldien maar de aangebodene Millioenen iets bij de Franfche Nationaale Conventie, ten voordeele van het Despotisme, hadden uitgewerkt, zouden wij reeds, bij eene agtjle foortgclijke plegtigheid , wederom op nieuw voor een vrij valk, — ja, voor vrije Burgers zijn verklaard geworden. Dan, M. H.J dank hebbe de Voorzienigheid! dit voornaamst gedeelte van het plan der te famenverbondene Mogendheden , is ten eenemaale verijdeld. — Een aantal Braaven uit ons midden , welken deswegen de achting van alle beminnanren des Vaderlands en der Vrijheid verdienen, een aantal Braaven was die Millioenen vooruit geloopen, en toen deeze klinkende Godheden zich daar aanmeldden, — wat toen? ... toen werden zij terdond voor Biljoen verklaard — en afgewezen. — En, langs deezen weg baarde de Gelijkheid, die, zeldzaam wonder! van een vierling zwanger ging, allereerst op den iOde» dag van Louwmaand, de Vrijheid, welker feest wij, nog kortsgeleden, bij de dichting van eene zo zeldzaame, als veelbeduidende Vrijheidszuil, met eene onvoorbeeldelijke plegtigheid hebben mogen vieren. Ja  C 32 ) Jamaar, Burgers! wij hebben geene mindere reden, om ook, bij deeze gelegenheid, blijrnoe. dig uit te roepen : Hl. Veiligheid boven! ... Onze Revo. lutie -onze omwending, was geene daad van uitzinnig, oproer, bij het welke de laster, de vervloeking , de befchimping , de benadeeling, ja de bloeddorst, niet zelden,ten koste van perfooneele veiligheid, de meestontmenschtc bedrijven zich durven veroorlooven ; - neen : zij was eene wélberedeneerde, en hierom ook, eene welgeregelde opjiand: - de uitvoering was niet minder kiesch dan de aanleg , - en de middelen niet minder beveiligend dan de gevolgen. ~ Maar waartoe, hier deeze onderfcheidende trekken?... Zeggen wij gerust met de woorden van onze pró! vifioneele Vertegenwoordigers: „ dat onze Re„ volutie wel een droom van dankbre traanen, s, maar. niet een enkel druppel menfchenbloeds „ gekost heeft." - Dat is wat groots! - reeds op zichzelven wat groots! maar dit groote wordt grooter, voor zo verre wij, met geen minder recht, al verder mogen uitroepen: IV. Eigendom boven! trouwens, niet het geringde deel onzer bezittingen werd hier of elders, waar het juiste oogenbük der Revolu-' tie oplettend werd waargenomen , - niet het geringde deel onzer bezittingen werd aan geheime dieverij, of openl.jken roof, of ook aan eene baldaadige vernieling, - of plundering of branddichting hoe ook genaamd, blootgedeld! Wat  C 33 J Wat zeg ik? blootgefteld ? ...Neen,' Edele' Franken! gij betoondet LT Rechtfchapen verdadig&rs, - zorgvuldige beWaarers, — edelmoedige Redders van het Recht der Eigendommen 1 — Gij hebt nog onlangs, in twee onderfcheidene gevallen, bij het ontdaan van eenen allergeweldigften brand, eene menigte weêrloozo goederen, die, zonderde vereeniginguwer poogingen, met die van onze wéldenkende Burgerij, een gewisfe prooi der vlammen >— of ook der roofzucht, zouden geworden zijn; — gij hebt die, met eene onverbeterlijke trouw, aan beider woede ontrukt.— Duizenden onzer Medeburgeren , nevens mij, waren ooggetuigen , dat gij, door met de ééne hand uw gevreezd Musket den kwalijkgezinden te toonen, en , door met de andere de bluschgereedfchappen aantegrijpen, dat dubbel voordeel, gelijktijdig, bewerkt hebt! Dan, M. H.! hebben wij dus verre de juichens* ftof ontleend uit de daadlijke herftelling onzer Rechten, ten aanzien van het tegenwoordige, — de jongst voorgevallene Revolutie heeft nog eindelijk gelegenheid verfchaft, om ook , met betrekking tot derzelver duurzaamen fiand voor het toekomende, ons zegelied, bij voorraad, te mogen beiluiten met den uitroep V. „Tegenstand aan verdrukking „boven!" Immers de donkere wolken van verfcheurende tweedragt, die wij, geduurende de vöorige week, met benepene harten, boven onze hoofden zagen te famenpakken , deeden ons,  C 34 ) met reden, beducht zijn voor de ontzettend/te gevolgen! — dan, de hoogstwijze Voorzienigheids die, wanneer het haar behaagt, op één oogenblik, alle de plans en bedoelingen der Stervelingen, hoe zeer die ook uit eikanderen mogen loopen, tot de beste einden vereenigen; — die uit de neteligfte verwarring de heerlijkfte orde fcheppen kan, — de Voorzienigheid heeft, in die akelige tijdftippen van zorg en bekommering, allen die wolken, te gelijk met de fïormen en onweders van dewelken zij zwanger gingen , goedertienlijk afgewend, — afgewend op eene wijze bij welke de wijdverfchillende begrippen der onderfcheidene partijen , door de tusfcherikomst van onzijdige Mannen, (zo ik vermeene) dei maate zouden vereenigd zijn, dat ijder voor zich, en wij allen met hen , reden zouden hebben om uit te roepen: Tegenstand aan verdrukking boven! immers ik mag vertrouwen dat het voorledene op het toekomende, — op het mogelijke, zal doen denken (*). Derde Af deeling. En zo hebben wij dan , M. H.! in zo verre, ons tweede Hoofddeel teneinde gebragt, dat'er, mijns bedunkens, alleenlijk nog maar over- C) Zo ("prak ik, Leezer! op den iotten Maart, toen de gehoudene Notulen der Amfteldamfchc Municipaliicit, wegens al het geene cr federt den 26ften tot den a?ften Maart, aldaar, met epiidn tot liet bedoelde verfchil.was voorgevallen,nog niet ter fijner kennis gekomen waren. enz.  C 35 ) overblijft het opmaaken der fluimde , dat de jongstvoorgevallene omwending, uit het oogpunt der Christen Zedenkunde befchouwd , voor eenen onbereekenbaaren Volkszegen te houden zij. — En dit verkieze ik te doen op eene wijze, die uwe afgebeezigde aandacht, bij nadere bepeinzing in het eenzaame, of ook bij onderlinge gefprekken, gelegenheid tot nadenken geeven kan. Daar zijn twee uitfpraaken der Wijsbegeerte, die ik afzonderlijk noemen, — maar in vereeniging tot dit geval, voldoenend reekenen zal. — Gij vindt die beiden in de Spreuken van Salomo Hoofdft. XXVIII: 23. en Hoofdft. XXIX.--6. Dan, ik begin met de laatfte, en ik eindige met de eerfte. De laatfte is deeze: (volgens de ver. taaling van den Hoogleeraar van Hamels, veld.) ,, Als fnoodaarts het bewind verkrijgen, „ dan vermeerdert ook de ondeugd ; maar edele ,, deugdgezinden aan/douwen eens hun val." — En de eerfte is deeze : (volgens die zelfde vertaaling) ,, Als fnoodaarts de overhand bekomen, dan „ wordt ieder een verdrukt; — maar, als zij onder. „ gaan, dan Uoeijen de deugdgezinden" — Ziet daar de omwending van 1787 en van 1795"» Befteeden wij nu de overige oogenblikken, ter verzaameling, uit alle het verhandelde, van deeze en geene, meestgewigtige, leeringen, die, ter rêgeling van onzer aller gedragingen,naar gelang van onze verfcheidene betrekkingen, daar uit kunnen worden afgeleid: — en dit zai de inhoud van C j I mijü  C 3<5 ) mijn derde Hoofddeel," maa'r tevens 'h et mijner Verhandeling uitmaaken. DERDE HOOFDDEEL. ,-9fh- t^üv7 V-'a qr .nrjnb « r- ! jtafcfe, ^.-ai ■ Wanneer wij ons zeiven hier afvraagen '4-'la welke betrekkingen ffaan wij , op dit oogenblik* tot de Revolutie? dan zullen wij, bedrieg ik mij niet geheel , eenflernmend tot het volgend drietal befluiten; haamelijk: in die var, Christenen , van Burgers, — en van Lcden-deezer Maatfchappij — maar is'dit zo? dan zijn' ook de' bijzondere voorwerpen onzérpligtraaatigc bedrijven ■de Godsdienst — het Vaderland - en deeze-MantSchappij. Althans, 'ik* zal ,''voorliet'*tcgehwocrdi. ge, mij tot deeze drie bepaalen, en dat wel met éene-zodanige beknoptheid,' die, zo ik vertrok we y niet 'verveeleh zal. I. Wat den Godsdienst betreft, — die efscht F uit kracht der Revolutie, van ons aiïen, als Christenen , deeze twee pVigten: — dankbaarheid jegens God, — en vertrouwen op God. ■ d a. Ja voorwaar ! mijne Medechristenen ! het gewaarborgde wezen van den Godsdienst noopt ons ten fterklten tot dankbaarheid jegens Hem , in wien betaamend te vereeren de grond van ons tij. deb'jk en eeuwig geluk gelegen is. Bereé'kenen wij fleches, tot welken trap van ijsfelijkheid de gewetensdwang en het Bijgeloof, bijaldien O r a nje en zijn aanhang hadden1'mogen zegepraaien, niet zou opgevoerd zijn!« Tot hier aan toe was zijn  1 ( 37 )• ~ zijn gewoone titul, D oor logt igste Vorst en Heer! maar zou hij niet welligt, ook boven dien, voor Neörlands Verlosser, voor den Handhaver v a n d e n w a a r e n Godsdienst enz.zijn uitgeroepen enz. maar nu, wie onzer die dan eenig belang ftelt in het wezen van den Godsdienst, wie zal dan hier zijne volkomene verpligtihg tot dankbaarheid jegens het hoogfte Wezen eenigszinsin twijffel kunnen trekken? Integendeel , — hadden wij, in onze betrekking van Christenen, aan de onlangs opgerechte Gedenkzuil een vierde , of liever een eerfte Schild mogen ophangen, gewisfelijk de Godsdienst zou in eene hoogstftaatige houding , met het oog naar de wolken , met de rechter'hand het fummier der Zedenwet, in een opengeflagen boek, vertoonende, en met de .flinker op eenen vierkanten hoekfteen leunende , en voorts met de rechter voet op den nek van Gewetensdwang en Bijgeloof, daar op zijn afgebeeld geworden; — terwijl wij de Waarheid onder hetzelve zouden hebben laaten fchrijven : het Opperwezen hééft tegen Oranje zijne eers gehandhaafd. — Voor het overige had ook dit Schild kunnen gedekt zijn met eene fneeuwwitte Veldbanier, in eene van welker plooien had kunnen geleezen worden : Gij heet gewonnen G allileër ! (*). Dan, {*) Tii hoe v^rre deeze wanlioopende taal van dei! Romcinfclien Keizer J.uliaan, de afvallige bijgenaamd, ep een aantal onzer voqiige, laatdunkend fuorkenie, maar cp het onverC '3 waStst,  Ban j het is mufchien met den aard van het Christendom der l.8dc eeuw meêr overeenkomftig geoordeeld, het Opperwezen niet zo zeer zinnelijk , dan wel geestelijk te moeten verheerlijken ; — dit dan blijve een ijder onzer aanbevolen ! Dan er is nog een tweede pligt tot welker betrachting de Godsdienst, uit kracht der Revolutie, ons aanfpoort, naamelijk: b. Het vertrouwen op God. — Immers de wélonderwezen Christen heeft bij deeze gebeurtenis, ter vestiging van zodanig vertrouwen, eenen onwrikbaaren grondflag kunnen vinden in het onbereekenbaar gewin, dat de kracht der waarheid , bij deeze nieuwe orde der dingen , verkregen heeft. — „ Hoe veel is er niet voor de waarheid j, gewonnen, wanneer zij vrijheid heeft, zoals „ nu, om zich openlijk in haare waare gedaante te vertooncn!"... Hier geldt het gezegde van den mond der Waarheid, tot de reeds geloovende Jooden van zijnen tijd: ,, Indien gij, (niet in „ uwe Leerftellingen , maar) in m ij n woord blijft, zo zijt gij waarlijk mijne leerlingen : — gij zult de waarheid verjlaan, en die zal u vrij maa„ ken." Dan, wij gaan voort ter ontwikkeling van die pligteu, tot welker volbrenging II. Het aanvangelijk bevrijde Vaderland, op ons allen, als Burgers, eene bezweerende aan- ipraak waS,st, ja plotfeling, vernederde, en hier door tot wanhoop en jodlastering verToerde, Despoot en, al, dan ïiiet, rocpaslijk aij s laat ik ter beöoideeünj van den neititkenden Lce^er.  ( 39 ) fpraak heeft, — en ziet hier de hoofdfomme, bij eene opwekkende omfchrijving, naar de orde der Rechten, die ons, bij deeze Revolutie, gewaarborgd zijn: i. De gewaarborgde Gelijkheid doe ons ijveren riet naar het bewind, — maar wel naar de verkrijging, of vermeerdering der vereischten van hem , die tot het bewind bevoegd gereekend wordt, deugd en bekwaamheid! i. De gewaarborgde Vrijheid vorme eiken Vrijman, in zijnen kring, in het denken, fpreeken, fchrijven, en handelen, tot een maft van geweten! — De zogenaamde Efprit de Corps, — de eigenwaan, — de laatdunkenheid, — de factiezucht, — de rooster -geest, zij uit alle vergaderingen, — ja, uit elks harte, verbannen!... 3. De gewaarborgde Veiligheid van per/oenen maake eiken geveiligden Burger een gewaapend Beveiliger van allen! — Godsdienst — Wetten — en Wapenen mogen niet gefcheiden worden. 4. De gewaarborgde eigendom t van bezittingen geeve den fterkft.cn fpoorflag tot de edelmoedigfte opofferingen van allen de drekgoden 3 die de vrekheid verzaameld,maar de gekheid bewijrookt heeft! — En, zijn eronder ons de zodanigen, die, bij de voorledene afgeperste geldheffingen, eenig gedeelte aan het toenmaalig despotisme onthouden, en in den akker van het Patriolisme "geborgen hadden ? — welaan , deeze nalaatigheid worde geboet in eene zodanige offerande, als meest overëeHkomftig zij met den zede- C 4 lij-  lijken as-d van deeze /es: „ Gee/i den Ktizer, dat „ des Keizers ps." — Ik wil zeggen , dat, toenmaals, te rug gehoujene gedeelte worde, met volvaardigheid, bijgevoegd aan het tftekcmftig geheel, het wélk er , bij de ddd'jlelling eener even^eltjkmaatige vertegenwoordiging des geheelen Bataaf/eken volks, cis dan, volgens een uitdrukkelijk btfchrévtn grondwet, en dicnvol>]e;>ds op eene wettige wijze, van eiken ondeeligen Batavier zal^gevorderd worden, — IJdele Lieden magen hunne geloften vergeeten, maar rechtfchapen waardeerers der Rechten van den Mensch en den Burger moeten die volbrengen. . , Dan er is in tegendeel iet, dat wij niet alleen mogen, maar ook moeien vergeeten:— Ikbedoele, 5. De peifooneele veröngelijkingen , die iemar.d voor. zichze!ven, voorheen, mogten bejegend zijn. — De nu, zo ik hoope, gewaarborgde te. genjland r*an onderdrukking, verbindt ons daar'toe ten fterkften. — Immers,zo wij nog heden blijven roepen wraak! wraak! is het morgen moord! moord!en overmorgen regeeringloosheid, — of wel, Let recht van den jlerkfien boven!... en dan?... met den vierden dag niets gewonnen, — maar alles verloren. — Nog eens; de gewaarborgde tegenjland aan onderdrukking, zij nimmer eene be.ckehlooze verbinding, neen , maar de wezenlijke gronGilag .van het wederkeerig vertrouwen tusfehen de Vertegenwoordigers en het Volk! — en zulks te:meêr, Burgers! uit kracht van deeze laatfte, maar ia. ons tegenwoordig geval (zo ik . 3 ver-