GEHEIME ANECDOTES) BETREFFENDE DEN AGTTIENDEN FRUCTIDOR.   GEHEIME ANECDOTES, BETREFFENDE DEN AGTT1ENDEN FRUCTIDORy EN NIEUWE GEDENKSCHRIFTEN DER GEDEawj-... ' PORTEERDEN NAAjR GUIANA, DOOR HJÈïföt*. ZELVEN tóSCHREEVEN, V '\ " #3 ' \f>- zijnde het vervolg van het dagverhaal van R A M E L. Inhoudende nieuwe otnfhindigheeden, raakende hunne Deportatie , en hun verblijf in de Colonie vaa Guiana; de aankomst van het Fregat la Decade, aan boord hebbende honderd drie-en-negentig Gedeporteerden: de dood van r o v è r e , LAVILLEHEURNOIS , BROTHIER, GIBER.T - DES MOLIÈRES , D'HAVELANGE, LETELLIER, mids- gaders alles wat te Guiana is voorgevallen, tot den drie- en-t wintigften Nivofe het zevende jaar. hier bij is gevoegd: Êen nog onbekend verhaal der ontvluchting van pichegrü, BARTHéLEMY, ramel, enz. hunne aankomst te Londen, hoe zij ontfangen zijn. Hunne fsmenkomst met sidneï smith , en historie der ontvluchting dezes Engelfcheu Generaals,door hem zeiven verhaald; en eindelijk eene Memorie van BARué -marbois ; betreffende den agttienden Fructidor. UIT HET FRANSCH VERTAALD, in den haag, bij ISAAC van CLEEF, l8oo.   INHOUD. A*NECDOTES*, BETREFFENDE DEN l8deil FRUC- tidor - ' '. • • . Bladz. iS EERSTE BrIeF VAN DELARUE . . 29. OVER HET VERTREK UIT PARIJS , EN OVERVOERING NAAR GUIANA. . . . 40. TWEEDE BRIEF VAN DELARUE . 49. STAAT DER GEDEPORTEERDEN IN GUIANA 57. EERSTE BRIEF VAN LAFFON - LADt'BAT . 65. TWEEDE BRIEF VAN LAFFON -LADCBAT . 69. BRIEF VAN MURINAIS . . 73. barthclemy " . . 77. EERSTE BRIEF VAN TRONCON - DUCOUDRAY 80. TWEEDE BRIEF VAN TRONCON - DUCOUDRAY. 8l. TAFEREEL DER GEVANGENHUIZEN TE ROCHE- FORT, DOOR R1CHER - SERISY . 84. GEBEUREN1SSEN DIE IN GUIANA, Na 'DE ONTVLUCHTING VAN AGT GEDEPORTEERDEN, DEN NEGEN - EN-TWINTIGSTEN NIVOSE, HET ZEVENDE JAAR, ZIJN VOORGEVALLEN 97. * 3 BRIEF  vi INHOUD. brief van laffon-LADéBAT, en BARBé- marbois . . Bladz. Ilfj. bevel des commandants van sinamary ii^, brief van pierre marie da*** CURé de st. l. aan zijn' vader . . iait brief van BARBé - marbois , aan zijne vrouw, geschreeven den 2Q{len ventose, het zevende jaar . . I31. aankomst en verblijf der gedeporteerden te londen . . . jgg, verhaal der ontvluchting uit sinamaRY, door delarue. . s 138. verhaal VAN sidney smith, raakende zijne gevangenhouding , en zijne ontvluchting, uit het gevangenhuis de tempel. . . . 143. tegenwoordige staat van alle, op den 1 aden fructidor , in het zevende jaar , gedeporteerden. . . 158. gedenkschrift van BARBé - marbois . 164. verdedigende stukken. . . . IQO. ANEC-  ANECDOTE.S, betreffende DEN AGTTIENDEN FRUC TIDORó JL3e meestbekendé Gedeputeerden bevonden zich, eenige dagen vóór deze Epoque, bij elkander; een Lid der Commisfïe der Infpecteurs (telde voor, om het Directoire aan te vallen; om de drie Leden Barras, Rewbell, en L areveillièreLépauxj in ftaat van befchuldiging te ftellen: de meerderheid, beftaande uit Temporifeurs, verzette zich daar tegen. Een hunner zeide : de Conftitutie is in ftaat ons te verdedigen: Villotj andwoorde: „ Wat vermag de Conftitutis tegen ^ het kanon? En daar van bedienen zij zich te- .. ben uwe Decreeten." „ De foldaatcn zijn niet „ in hun belang." . De foldaaten houden altoos „ de zijde huns aanvoer er s; zoo gij niet befluit, „ zijt gij verloor-en" Een ander voegde hier biji „' Het Directoire aan te vallen is zeer gevaarlijk." 3, Ei wat! zeide Villot,» zo gevaarlijk niet eens ,-, als eenc redoute in te neeiuen y en ik neerri & die zaak op mij." Toen hield men Piehe»  # 2 # gru en Delarue voor flegthoofdcn, en men kwam tot geen befluit. Des anderen daags gingen twee Leden uit de Commisfie der vijfhonderd, bij Carnot. Hij ontfing hen zeer flegt; zijn' vriend Lacuée, was het gelukt hem te overtuigen, dat de Koningsgezinden alléén voordeel zouden erlangen uit de beweeging die men wilde vcroorzaaken; en dat de val zijner drie ambtbroeders flegts ten voorwendfel ftrekte. Carnot andwoorde dus aan de leden der Commisfie, dat hij nooit zijne toeflemming zoude geeven aan dit ontwerp tot in ftaat van befchuldiging ftellen. Dat hij de Koningsgezinden agter het gordijn zag; en geen' den minften trek gevoelde om zig te laaten ophangen! Korten tijd te vooren hadt hij twee Gedeputeerden, die hem poogden over te haaien om tot een befluit te koomen, geandwoord: „ 'ik zal het „ niet doen; zo dra gij één der leden van het Di„ rectoire aanvalt, zal ik zijne zijde kiezen.'''' Lacuée een der Obfervateurs van het Directoire, hadc het zo gefchikt dat hij van geen der partijen iets, te vreezen hadde. Het driemanfchap hadt verpligting aan hem; hij deed ook niet weinig om zijne medebroeders ongelukkig te maaken. In den nagt, tusfchen den zestienden en zeventienden, verwittigden eenigen der vijfhonderd de Com-  # 3 # Commisfie der Infpecteurs, dat de  ft 2 6 ft bij, een engel; zo lang ik hier ben zal die gefchrife , blijven. Goed, mijn vriend, zeide Pichegru, gij zijc een braaf man. D e 1 a r u e fchreef'er onder : „ mogten de Franfchen gelukkig zijn"! en Pichegru: „ De Hemel zal de beden der on„ fchuld verhoeren" ! De Conciërge behandelde de Gedeporteerden mee veel beleefdheid, zo behandelde hij aleoos zijne gevangenen. Weinig tijd daar na werdt hij afgezet. Op den avond van den i8den Fructidor, werd de vrouw van een der gevangenen door een oud, ' haar onbekend, man, dus aangefprooken, „ Gij zijt zeeker de vrouw van een' dier ongelukkigen* * " ? ' »> Jasmijn heer"; zij noemde haar'man „ ÖMe- „ vrouw hij zal den tijd niet gehad hebben veelgelds „ bij zich te fteeken, gedoog dat de vriendfehap hem „ dit weinige moge aanbieden." Dit zeggende, gaf hij haar drie rollen Louizen, met die kieschheid die het weigeren onmogelijk maakt. — „Edelmoedig man, „ mijn man kan niets noodig hebben,zijne vrienden „ hebben hem reeds verzorgd" „Welnu, „ Mevrouw, Pichegru, Vi 11 ot en anderen zijn „ niet rijk, laaten zij dit welmeenend gefchenk aan„ ncemen";dit zeggende gleed hij de drie rollen in haar' halsdoek, zij deed haar best om die af te weeten ... Vergeefsch vraagde zij den naam dezes edel- moe-  ft 27 ft moedigen. Hij ging weg, zonder zich te noemen. Ach! mijn waarde D * * * *, vergcefsch hebt gij u pogen te verbergen , uwe medebroeders hebben u gekend; neen , zij hebben ons niet misleid. Een onbekende grijsaart ging bij Mevrouw L*** op den ipden Fructidor. „ Mevrouw, zeide hij, „ ik heb de grootfte agting en vriendfchap voor uw' „ man; geef hem deze vijftig Louifen, ik ben on„ gelukkig genoeg, om, op dit oogenblik, niets „ meer te kunnen aanbieden, vaarwel, uwe kiesch„ heid moet hier niet door lijden; ik leen dit geld „ flegts uw' man, als hij te rug komt zal hij het „ mij wedergeeven." Hij vertrok zonder zich te noemen, men heeft hem niet lang daar na, herkend. Pichegru, gereed (taande om naar Guiane te vertrekken, ftortte traanen, over het ongelukkig lot zijner zuster en een' zijner arme broeders, die Priester was, en die hij geheel onderhield. Nu hadden zij geen onderfteuning meer; Pichegru was niet rijk dan in deugden... Hij vertrok, een fchuld van 600 Lïvres was onbetaald; men fprak deze twee ongelukkigen hier over aan. Zij bezaten nog eenige dingen dierbaar aan hun hart, maarzij moesten 'er van af ftaan. Het kleed, de hoed en de degen des overwinnaars van Holland werden verkogt. Zie daar al den rijkdom die deze eenvoudige deugdzaame man bezat! En de voornaamfte be- wer-  ft *8 ft werkers des i8den Fructidors, thands van hunne troonen gefchopr, betrokken hunne Landgoederen; Pichegru, grootsch op zijne armoede, zwerft, uit zijn Vaderland gebannen. Barthélemy, eerst Ambasfadeur, vervolgends Directeur, bezat niets dan een Landhoeve flegts 25000 francs waardig. Vil lot hadt, toen hij gevangen werdt, flegts 1000 francs, en die hadt hij geleend aan iemand die, onder nietige voorwendfels, nu weigerde deze fom terug te geeven. Lasfon-Ladébat, geheel aan het belang zijns Vaderlands toegewijd, hadt zijne eigen federt zeer lange vcrgeeten. Na onnoemelijke fchatten bezeten te hebben, bleef 'er niets meer overig dan het geen toereikend was zijne fchuldenaars te betalen; zijne kinderen,die op overvloed hadden mogen hoopen, hebben niets dan het voorbeeld en de braafheid huns Vaders overgehouden. Delarue onderhield zijn' ouden Vader, en zijne geheele familie, die rijk was vóór de Revolutie, maar nu geheel geruïneerd. Hij was alles bij zijn vertrek aan de edelmoedige vriendfchap verpligt. Zijn agtingwaarde Vader was ontroostbaar, het verdriet deed hem echter niet bezwijken; hij leefde, gefterkt door de hoop dat hij zijnen zoon zoude weder zien. Vier maanden na deze droevige fcheiding, berichtte men hem dat 'er een Zee - Officier te.  ft 20 ft te Parijs gekomen was, die zijn' zoon in de wilder* nisfen van Guiana gezien hadt; terftond wilde hijhem zien en fpreeken. Zijn verhaal moest voor de geheele familie belangrijk zijn; zij kwam bijeen, de braave Zeeman verfcheen, de oude Vader, bedwelmd door blijdfchap, rees op om hem te ver' welkomen, maar het vermaak doodde hem oogenblikkelijk. Troncon-Ducoudray leefde van zijn tractement, toen hij naar Guiana vertrok was hij van alles ontbloot. Bijna alle de Gedeporteerden hadden zeer lang de eerfte posten in de Republiek waargenomen; en den i8den Fructidor waren zij behoeftig. Franfchen! vergelijkt en oordeelt. Een brief eens gedeporteerden Reprefentants zal over deez' gedenkwaardigen dag nog meer licht verfpreiden. Delarue aan zijnen vriend G-— te Parijs. Sinamary 26 Frimaire, het zesde jaar. Noch mijne gezondheid, noch mijn moed hebben mij verlaaten, dit moet onze beulen wanhoopig maaken. Zij hadden berekend, dat, terwijl zij tevens ons ligbaam met de barbaarfte mishandelingen, en. onzen geest met de onthouding van alles wat ons  ft 3° ft ons dierbaar was, aanvielen, wij onder den zwaaren last die ons drukte, zouden bezwijken. De kragt van een goed geweeten is onbekend aan hun die door de wroegingen vervolgd worden! De hoop is uitgebluscht, het aanftaande heeft niets begeerlijks voor elk die de ftraf zijner misdaaden vreest: onze laage vervolgers kunnen des geen geloof flaan aan onze onderworpenheid; zij kunnen onze kragten niet berekenen : wij putten die uit eenen, hun onbekenden bron. De ftrengheid hunner maatregels ondermijnt hun oogmerk. Wij zien daar in de thermometer hunner ongerustheid. Hoe wreeder zij ons behandelen , hoe meer onze hoop rijst; hoe meer wij vertrouwen op den moed, op de liefde der waare vrijheid, op de beginzels van eer bij het Franfche Volk: wij gelooven dat het reeds de fchelmerij zijner tirannen begint te zien. Ach! waarom hebben wij het vóór ons vertrek de oogen niet kunnen openen ? niet kunnen zeggen: „ Reeds voor lang heb„ ben wij gezien, gevolgd, gekend, de maatrege„ len van het Driemanfchap, om de hinderpaa„ len tegen hunne tirannifche ontwerpen te vernie„ tigen, om de fakkels uitteblusfchen, die zouden „ dienen om hunne fchandelijke diefilallen in 't „ licht te zetten, ten einde deugdzaame mannen te be,r derven, wier oogmerk was de Conftitutie te hand,., haven door de eenige daar toe bekwaame midde- „ len  # 3i # „ len ter uitvoer te brengen. Het recht in alle „ zijne uitgeftrektheid, en de orde in alle haar ge- • „ ftrengheid." Reeds hadden wij eene onderneeming waar van Hoche de grootfte aanvoerer was, verijdeld: niemand kan thands meer twijffelen, of de troupes onder zijn bevel naar Parijs afgezonden, het oogmerk hadden, 't welk naderhand door Augereau is volvoerd. Evenwel mijne denonciatie fcheen al te fterk aan die Temporifeurs , die even weinig als wij gefpaard werden; en die tevens overtuigd moesten weezen, dat zij de oorzaak zijn van alle de nieuwe rampen die Frankrijk treffen, zij keurden voor al af, dat ik, uit het optrekken dier troupen voorzag, xlat zij het beste gedeelte des Wetgeevenden Lighaams zouden aanvallen; en waar van de uitvoering flegts was opgefchort. Evenwel, dit .ontwerp beftondt daadelijk. Agt dagen daar na is de mis« daad voltooid, alle de bewijzen daar van zijn zeeker; maar 'er waren in de twee kamers zeer veeIe, zelfs weldenkende mannen, die, met zedelijke bewijzen niet te vreden waren; zij eisehten ook natuurlijke. Waarlijk, dit is eene zonderlinge foort van worsteling, tegen de famengezwoornen! Na dit begrip moest men hen niet aanvallen voor zij reeds begonnen hadden; dat is, als het te laat zijn zoude; want een lighaam wiens geheele kragt en  '# 32 * ën wederftand beftaat in woorden en ópinien^ moet bezwijken zoo het niet weet vóórtekomen v het geen aan ons gebeurd is toont dit onweerlegbaar. In fpijt der hinderpaalen die wij bij iedere trede ontmoetten, zo hadden echter Pichegru en' ik verkreegen, dat 'er uitnaam der Commisfie dëf Infpecteurs, een raport zoude worden' opgeftëld; men overwoog en befioot, dat T h i b a u d e a u hier toe het best gefchikt ware; hij weigerde het; Emmery insgelijks. Onze laatfie toevlucht was Vaublanc; die hier niet toe befioot, dan na drie dagen van onzeekerheid, hij moest dit raport den i7den ingeeven, maar, ongelukkig was hij niet gereed. Wij eischten zijn woord van eer voor den volgenden dag, hij gaf het ons, en nu waren wij gerust ; om half drie zoude het geëindigd zijn; om twee uuren was het bij het Directoire bekend, om drie uuren werden 'er orders gegeeven tot eene expeditie, vermomd ónder het voorwendfel eencr generaale exercitie in de vlakte van Monrouge. Om half vier hoorden wij zulks, de vergadering was nog niet gefcheiden. Wij wilden 'er ons voordeel medé doen, ik Waarfchouwde den Prefident dat de Commisfie een Committé generaal zoude eifchen; en vervolgends voordellen om den Raad voortduurend te verklaaren.^Hij vondt , fmaak  ft 33 ft fmaak in mijnen voorflag; ik ging toen bij den Preiident der Oudften, die zulks insgelijks goed keurde ; maar hij, ziende dat de Leden, (zij waren ongetwijfeld in het geheim) zich ongeduldig toonden om dat de vergadering bleef zitten, gaf een teken aan D***, Lid der Commisfie, hem vraagende, wat 'er voor nieuws ware? Deze, ongeloovig, maar ter goeder trouw, andwoordde: „ dat de zaaken dezelfde bleeven"; en daar na fcheidde de Vergadering. Onze vijanden, beducht voor ons raport, verfpreidden in de Zaal der Vijfhonderd, dat de Ouden uit elkander gingen, daar op fcheidde ook onze Vergadering. Deze tegenfpoed vergrootte de moeilijkheid der Commisfie. Zij fcheidde tot zeven uuren, om met die der Ouden te raadpleegen. Naauwlijks waren wij bij een, of men berichtte ons dat de flag na bij was, maar wij bleeven nog al in de onzeekerheid, omtrend den dag, en het uur I dat die ons zoude treffen. Te elf uuren verlieten wij onze Zitting, zonder iets meerder te weeten dan het geen ons in den Raad gezegd was; en alles fcheen in de diepfte rust, dit bragt veel toe om ons niets kwaads te doen vermoeden. De twee leden, wier beurt het was te waaken, bleeven alleen, met oogmerk om ons te laaten waarfchuwen indien 'er iets van belang voorC viel.  ft 34 ft viel. Om twee uuren berichtte men hun dat de troupen in beweeging waren, zij overtuigden zich zeiven daar van; en, zonder een oogenblik te verliezen , zonden zij ons brieven van aanfchrijving, om de Leden des Raads bij een te roepen, maar allen werden gevat, alles werd veriedeld door de gewapende magt. De Commisfie werd ingeflooten ; ja zelfs gevangen, met tien Leden die toegefchooten waren om de oorzaak dezer beweegingen te weeten. Ik zelf begaf'er mij ook heenen;en nadat ik drie posten overweldigd had, om door te komen, eischte ik te mogen deelen in het vereerend lot mijner medebroederen. Men volgde dit verzoek des te eerder in, wijl ik een der voornaamficn was die op de zwarte lijst ftond aangetekend. Evenwel wij toonden aan de Soldaaten de Confiitutie, als zijnde het eenig wapen waar van wij ons wilden bedienen. Wij verklaarden hun dat men hen verleide en tot eedbreekers maakte. De hoofden riepen dat zij geen andere orders dan van het ^ Directoire kenden. „ Wel nu, zeide ik, mijns „ borst' ontblootendc, ftoot toe, wij zullen niet „ wijken dan als wij overwonnen zijn." Toen toonde ik hen Pichegru, „ word de moordc„ naar eens mans die gij u eene eer, een' pligt „ maakte, om in het veld der overwinning te vol„ gen. ¥erf met zijn bloed de lauwrieren die hij „ be-  ft 35 ft £ bevochten heeft." Deze uitbarsting door alle mijne medebroeders gevolgd, trof de Soldaaten. Zij ftonden befluiteloos, maar een Generaal dit ziende* moedigde hen aan, door een van ons bij de kraag te vatten ; twintig anderen volgden hem hier in ha, en vervolgends werden wij, door twee honderd Soldaaten, naar de rijdtuigen gefleept, die reeds op ons wagttem Het geen volgt raakt ons in 't bijzonder; en heeft geen betrekking op het algemeen belang, ik bewaar zulks voor de historie die wij bezig zijn te fchrijven* Zo dat het eenig ongelijk der Commisfie in deze moeilijke zaak bedaat hierin, dat zij vier - en - twintig uuren te laat het raport heeft ingeleverd. Maar" mogelijk zoude dit nog nadeeliger gevolgen voor de Commisfie gehad hebben; die geen andere bewijzen had voor te draagen dan haare innerlijke overtuiging; en de berichten .van onbekenden $ hoe zeeker die des ook waren', zij dceden niets afl De Leden, ééns met het Driemanfchap, zouden' zich tegen ons gefield hebben, om dat wij zondek wettige bewijzen hadden onderdaan *. de eerde magt van de grootde misdaad,- te befehuldigen.. Wij zouden nog voor lasteraars ^ voor vijanden èeï Conftitutievoor waare famenzwéerets zijn doorgei C a gaan*  # 36 # gaan. De Temporifeurs en de Incredules, .(en daa* toe behoorde het grootst getal der aanzienlij kften,) zouden ons ten minfte , voor ligtzinnigen en onvoorzichtigen gehouden hebben. Augereau zoude eene generaale exercitie, waar onder hij zijn plan verborg, gemaakt hebben, het Directoire zoude ons misleid hebben door valfche berichten, en dat zoude de Commisfie te meer in het ongelijk gefield hebben» De Raad zoude ons voor onzen iever beloond hebben door een orde van den Dag, en misfchien weldra door eene cenfure; kort, geheel Frankrijk zoude overtuigd geweest zijn dat wij de zaak zeer onhandig belegd hadden. Geene dezer bedenkingen waren ons ontfnapt: wij gevoelden allen zeer wel het gevaar waar in wij zijn zouden , maar wij waren verzeekerd, dat wij den aanflag zouden doen uitftellen, dat wij tijd zouden winnen; wij hoopten zelfs inftaat te zullen zijn om voldoende bewijzen te zullen kunnen voordragen, die den Pvaad en het Volk zouden overtuigen. Onze eigenliefde , ons belang, had ons niet doen draalen; wij hadden ons reeds alle offerhanden getroost , ons leven zelf was als niets: ons volgend gedrag moet dit buiten allen twijfel ftellen. Voor 't overige, alles wel berekend zijnde,zie ik het aan voor een geluk voor Frankrijk, dat de uitkomst zodanig geweest is. Wij'zijn 'er de ongelukkige flagt-  ♦ 37 & ïlagtoffers van, maar wij alleen lijden daar door; allen die door het zelfde Decreet zijn veroordeeld, • zijn in veilige fchuilplaatzen. Zij kunnen met gerustheid, en op hun gemak het eind der Directoriaale dwingelandij afwagten. Wij alleen zijn onder het zwaard dat ons op het minfte teken kan treffen. Frankrijk, waar van een gedeelte zich, met opzicht op ons, laat bedriegen, zal eindelijk zien wat onze bedoeling was, en welk kwaad wij wilden voorkomen; dan zal men zien wie de beste oogmerken had. Zoo wij integendeel, ons gewapend verzet hadden, dan zoude de Burger-krijg zijn ontftooken. De Soldaaten, bedrogen door het Driemanfchap, zouden tot wreede buitenfpoorigheeden zijn vervoerd geworden, en het bedrog had het niet aan middelen ontbroken om ons te lasteren. Laaten wij het aan den tijd over, de Soldaaten beter te onderrichten, de bedrijven van hun, die hen bedriegen, zullen het meest daar toe mede werken; en weldra zullen de Legers zich met het Volk vereenigen, waar van men het wil fcheiden, dan zal dat fchandelijk juk verbroken zijn. Wij wenfchcn flegts dat dit niet te geweldig zijn moge, voor al, geen bloed kosten. Maar helaas! misfchien zal het op nieuw ftroomen, ja misfchien terwijl ik dit fchrijf; en vooral C 3 op  # 38 ft op de frontieren. Het is waarfchijnelijk dat de Mogenheeden niet zullen willen handelen met trouwlooze Beftuurers , met vertreeders hunner eigene wetten, met geweldenaars , alle vertrouwen onwaardig. Dan zal de oorlog feller dan ooit ontbranden, en zijne rampen zullen op ons ongelukkig Vaderland met verdubbeling nederftorten, dat reeds te zeer is uitgeput om dees Crifis te kunnen doorftaan. Dit denkbeeld verbittert het aangenaarne, 't welk ons een aanftaande omwenteling in 't verfchiet aantoont. Vooral bedroef ik mij om dat alles wat mij befïaat, allen die mij dierbaar zijn, allen die mij nog aan dit ellendig levert hechten, onder de roeden der Dwingelanden zijn; de omftandigheeden zullen hun ongetwijfeld inftaat ftellen hunne wreedheeden uitteöeffenen aan deze ongelukkigen. De laster , de vervolging zullen tegen allen, die met ons in betrekking ftaan, losbarsten ; maar dewijl zij even onfchuldig zijn als wij, /Zullen zij zich daar boven kunnen verheffen. De woede der vijanden zal zich tegen uw geduld verbrijsfelen. Dees ftandvastigheid zal uwe overwinning zeeker maaken. Want wat 'er gebeure, eindelijk moet de deugd, de waare beginzels der orde en zedelijkheid over alles triumpheeren. Vaar "wel, mijn viend! ik fcheide van u, want men  ft 39 ft men eischt den brief. Vertroost mijne ongelukkige Sufanna, en druk mijne Emilc in uwe. armen. Zoo ik de dood in deze landitreek vinde, herinner dan aan mijne kinderen, dat, fchoon ik voor de dwingelandij der menfchen bezweeken ben, zij nooit hunnen Vader moeten wreek en, dan door zich voor hun Vaderland, zo veel het mogelijk zij, nuttig te maaken. Omhels alle onze vrienden, verzeeker allen dat ik onveranderlijk aan hun gehecht blijve. Getekend, Delarue.' C 4 OVER  ft 4° ft OVER ONS VERTREK UIT PARIJS EN DE OVERVAART NAAR GUIANA. De gedeporteerden vertrokken des nagts om zich naar de plaats hunner ballingfchap te begeeven. Murinais leunde op een' zijner Collegaas, fteeg vol moeds in een' der wagens met ijzeren tralijen voorzien, en die gefchikt waren om ons over te brengen. „ Gij zult daar zeer ongemakkelijk zijn, „ zeide Ducoudray. ö Neen, antwoordde de „ oude man, 't is overal wel, zoo het geweeten ons „ vertroost." Augereau, tot Le tellier naderende , zeide: „ voor de laatite maal raade ik u „ wel te denken over het geen gij wilt doen; is „ het uw vast befluit dees Gedeporteerden bij te „ blijven." — „ Ik behoef daar niet meer over te „ denken ; ik heb mijn meerder niet verhaten in „ zijn' voorfpoed, en in zijn ongeluk zal ik hem bij- „ blijven." „ 't Is niet dan koppigheid, zei ,, Augereau; laat hem oppakken"! La-  ft 41 ft Lavilleheurnois vraagde aan den Minister Sottin, met wat recht deporteert gij mij? ik ben geoordeeld, uwe eigen wetten ftaan u deze willekeurige daad niet toe. „ Onze wetten , zei „ Sottin Iagchend, zijn het dan ook uwe wet„ ten niet"? „Neen, mijn Heer! ik ftaa in geene „ ne verbintenis met Roovers (Brigands." ) — „ Juist daarom zenden deze Brigands u naar Guia„ na" — „ zij zullen ons eens vervangen, maar zij „ zullen zo gerust niet zijn als wij." De vrouw van een der Gedeporteerden, onkundig dat haar man des nagts vertrokken was, was om zeven uuren bij Rewbell gegaan om hem uitftel te verzoeken. Rewbell zelf had de orde voor het vertrek getekend: maar, wel verre van deze ongelukkige vrouw uit den droom te helpen, had hij de laagheid haar te beloven, haar verzoek te zullen toeftaan. Zij ging naar den Tempel om dit haaren man te zeggen, toen zij een brief jen van hem ontfing, dat haare dwaaling deed eindigen. Bijkans overal werden de uitgebannenen in duistere hokken geworpen. Te Orleans ontvongen zij de grootfte blijken van agting, en genegenheid. Men had middelen ter hunner ontvluchting beraamd, maar vermids men allen niet konde redden, Helden eenige vrienden voor aan Villot en DeC 5 la-  ft 42 ft larue om hen daar in behulpzaam te zijn, zonder zich hier over te bedenken, weigerden zij dit, uit bezorgdheid voor het lot hunner medegedeporteerden. Lavilleheurnois, Pichegru, Barbé-Marbois en Aubry, volgden dit voorbeeld. Pichegru had driemaal de gelegenheid om te ontkomen. Te Blois ontving hij het volgend Billet: „ Generaal, treed uit uw gevangenhuis, „ klim te paard, hier is een paspoort, gij kunt „ onder een'vreemden naam ontfnappen, alles hangt „ van u af. Zoo gij hier in ftemt, verzoek ik u „ dat gij terftond de wagt nadert, die u bewaart, „ met uw7 hoed op het hoofd; dit zal het teken „ uwer goedkeuring zijn. Hou u dan te twee uuren „ des morgens gereed." Pichegru verfcheen terftond zonder hoed. De perfoon die hem wenschte te redden, zag hem met eerbied aan, en vertrok. Mevrouw Barbé-Marbois was met overhaasting van Metz tot Blois gereist. Na deze lange reis, had zij eindelijk de vrijheid verworven, om haar' man te zien. Zij vond de Gedeporteerden in den naarften toeftand, en thands hield zij zich bezig met het fpreeken om eenige verzachting in hun lijden! Te Parijs komende wierp zij zich, in traanend fmeltend, voor de voeten der dwingelanden. Zij beloofden alles: Merlin verzeekerde dat.  ft 43 ft dat hij een' Courier zoude afzenden, en dat hij andere orders zoude geeven. Alles bleef echter zo als het was,en de Gedeporteerden vervolgden hunnen weg, overdroomd door de boosaartigde behandelingen. Toen Madame Barbé-Marbois uit het gevangenhuis te Blois ging, bood een Officier der Gendarmerie haar zijne hand, de Generaal Dutertre, Commandant van het escorte, zond dees brave gevoelige jongeling in arrest; en weinig dagen daar na, liet hij hem uit zijnen dienst ontdaan. Dees Dutertre was naauwlijks van de Galei gekomen; en nu door Augereau benoemd om zijne dagtoffcrs te geleiden. Men had hem geld gcgeeven voor hun onderhoud; en hij beroofde hem op het aller onbefchaamdst. Het oude Directoire heeft, twee maanden vóór zijn' val, zich, als 't ware dees fchelmerij herinnerd; Dutertre werd gevat, men heeft hem zijne rekeningen afgevraagd; hij heeft alles met Jacobijnfche declamatien be'andwoord, Augereau heeft hem opgeeischt , en met eene veertiendaagfche gevangenis kwam hij vrij. De vrouw van Rovere agt maanden zwanger, volgde haar' man tot Rochefort, 't was te laat: de Corvette was vertrokken. Deze ongelukkige nu gaf in deze omdandigheid een voorbeeld der teder* de  # 44 • ftc huwlijksliefde. ó Gij, die haar met te groote ftrengheid zoudt oordeelen, hoor mij en doe geen uitfpraak. Ja, zij had echtfeheiding gevraagd; ... Maar, waarom zaagt gij haar' moed en onderwerping niet, gij zoudt haare dwaalingen vergeeten hebben; gij had niet geweigerd haar te bewonderen. Goedaartige edelmoedige mannen, eerlijke aandoenelijke vrouwen, gij die de behoefte om lief te moeten hebben, in uw eigen hart gewaar wordt; ö, zoo gij de verrukkingen of de fmarten der liefde gekend hebt, zoo gij zijn verteerend vuur kendet, beweent dan hier het lot dezer minnaares,u fpreek ik aan! zij die geen gevoel hebben, verftaan mij niet. De vrouw van Rovere kwam te Rochefort, het fchip was vertrokken. Zij ftaarde op die Zee, die het eenig voorwerp haarer liefde van haar verwijderde... Zij zag, zij hoorde het niet meer. Een oogenblik hoopte zij het fchip te zien, dat haar Rovère wegvoerde; zij ftond gereed om met de geheele ziel in zijne armen te vliegen. 'Er verliepen twee maanden, deze maanden ware een geftadig lijden. Vergeefsch fmeektc zij en haare mede ongelukkigen, haare tirannen om flegts te mogen wceten waar zij gevoerd waren. Zij werden niet gehoord. Eindelijk ontving zij een' brief van haaren man, gedagtekend te Caijcnne. Nu fchec-  # 45 # fcheenen reeds voor haar de wildernisfen van Sinas mary in lusthoven veranderd, 't Was daar, dat zij begeerde zijn lot met hem te deelen; Frankrijk bezat niets bekoorlijks meer voor haar, het woest Guiana trok al haaren aandagt. Zo veel moeds electrifeerden allen die bij haar waren, haare dienstmeiden , de Min haars kinds, een óude knegt; allen wilde met haar gaan: zij gaf toefen allen gingen fcheep naar Guiana. Het fchip werd door de Engelfchen genomen; de Engelfchen hadden eerbied voor de ongelukkigen; de oorzaak der reis werd bekend; en wel verre van dit gezelfchap als vijanden te behandelen, gaven zij middelen aan de hand, die allen veilig zoude overbrengen. Mevrouw R o v è r e ging nogmaal fcheep , de Zee was bedaard, het weêr helder; alles deed vooruitzien dat 'er geen gevaar meer te duchten was. Maar de Eeuwige, terwijl hij het berouw aanneemt, ftelde een perk aan de ftrafloosheid. Rovere zoude zijne vrouw, zijne minnaares te Sinamary zien, hij zoude zijne kinderen aan zijn hare drukken, en wel haast zal hij niet meer ongelukkig zijn. Evenwel, Rovè re was zeer lang misdaadig! De vergeeving, die hij, uit grond zijns harten fmeckte, eischte eene groote vergoeding; en gereed om dc eeuwigheid in te gaan, moest de Voorzienigheid hem ftrafTen... Zijne vrouw kwam aan,  # 46 * hij wist dat zij wel dra te Caijenne zoude aanlanden ; hij ftaat gereed zich in haar armen te werpen, maar de hand der Gerechtigheid drukte hem zwaar; hij ftierf. Zodra de Gedeporteerden te Rochefort waren aangekomen werden zij ingefcheepr. Vergeefsch verzogten zij om uitftel tot dat hunne vrienden het noodige gezonden hadden. Niets konde hunne Oppasfers verzachten: zij vertrokken dan ontbloot van alles. Een of twee uuren daar na kwamen de Zoon van Laffon-Ladébat en de fchoonbroedcr van Delarue (Neuville) aam de Corvet was reeds ver, men zag haar niet meer, de ar* me jonge lieden waren troosteloos. De Matroozen, getroffen door hunne traaanen , deeden een ftraal van hoop verfchijnen. Zij zeiden: de Zee „ is onftuimig , de wind is landwaards, het fchip „ zal genoodzaakt zijn binnen te loopen; gij zult „ uwe vrienden, al ware het aan ftrand, nogmaals ■s, wederzien. Dit vooruitzicht verrukte hen* Nieuwe beletzeis; men moest een' vrijbrief hebben om de Corvetten te naderen; en de Directeur der Marine, die dien geeven moest, was te Rochelle. Zonder een oogenblik te verliezen, ging een der jonge lieden derwaards. Hij verzogt om dien brief, men and-  ft 47 ft nndwoordde, het fchip is reeds verre in Zee; dat dit dusmutteloos was. Zij fpraken nogmaal met dc matroozcn. Dezebraave lieden letteden op het weer, en fcheenen het gunftig voor de vriendfchap te vinden. Kort -, hun begrip ftemde. overeen met de matroozen te Rochefort, de Directeur maakte geen zwarigheeden meer: men gaf de verzogte vrijheid. N e u v i 11 e kwam te Rochefort, en nu wenschte hij en de Zoon van Lade bat niets zo zeer dan in Zee te Iteeken. Een nieuw ongeluk vervolgde hen. De Zee was zeer onftuimig, het gevaar fcheen zeer groot, de matroozen poogden, doch vruchteloos, hen zulks te doen begrijpen.. Een Zeeman werd door hunne fmeekingcn en gefchcnken overwonnen; hij nam hen in-zijn fchuitjen, Bij hun aflleeken waren veele lieden tegenwoordig, een hunner gaf, voor Villot, vijftig Louifen, een ander gaf een rol Louifen voor P ichegru, nog een ander zonderde niemand uit; hij wilde aan allen nuttig zijn. Onderftand van allerleien aart werd aageboden, maar het fehuitjen was te klein om zelfs het noodzaakelijkftc in te neemen. Het verliet den oever. De belangnecmendftc wenken verzelden het; de aangenaamlle hoop geleide de twee vrienden. Op het gezicht der Corvet trilden zij door vreugd . . . Men riep hun toe, „komt  # 48 # . ,» komt niet nader." Tot nu toe, door den ilag der Zee, genoodzaakt geweest zijnde in het fchuitjen te liggen, reezen zij op, toonden den verlofbrief; zij kreegen flegts dit wreede andwoord. „ Zoo gij de Corvet nog nader komt, zal ik op u „ laaten fchieten ; komt terftond bij mij." Het was een Logger, welke het fchip vergezelde , die dit andwoord gaf. Zij roeiden 'er naar toe; men ontfmg de effecten, en het geld, men belaste hen te vertrekken. L a d é b a t, die uit het diepst van zijn graf de ftem zijns Zoons gehoord had, fineekte tevergeefsch hem nog eens te zien, en aan zijn hart te drukken. Vergeefsch fmeekte deze deugdzaame zoon op zijne knieën, om die zelfde gunst; —zijn'Vader nog maar eenmaal te mogen zien: „ Ach, riep hij, „ laat mij,ten minften zijn' zegen onfangen." Men andwoorde flegts, „ keer naar Rochefort weder." De arme matroos, trad agterwaards, fmekende in traanen; en de twee jonge lieden hunne oogen op de Corvet geflagen houdende, zogten onophoudelijk een' geliefden vader en braven vriend. De Gedeporteerden gaven zich over aan de hoop die hen vleide, dat zij hun Vaderland zouden weder -zien. Een hunner maakte het volgend couplet, 't welk hij aan den ouden Generaal Murinais adresfeerde, wiens gezondheid reeds zeer gekrenkt was. air:  ft 49 ft AtR-: Femmes, voukz-vous éproirver. JMalgré nos cruels ennemis, Nous reverrons un jour la France; Pour vos parens, pour vos amis Confervez bien votre existence. Ah! puisfent nos foins asfidus, Long-tems prolonger votre vie; Vous devez encor vos vertus Et vos talens a la patrie. De goede Murinais konde die niet zonder traanen hooren. De aandoenelijke brief dien Delarue,aanboord van la Saillante, aan zijne vrouw fchreef, zal best den ijsfelijken toeftand der Gedeporteerden , op dat fchip, afbeelden. Van 7 Vendiraaire tot 18 Brumaire. VI. Neen, mijne geliefde, daar is geen ballingfchap, 'er zijn geene wildernisfen Voor twee wezens, vereenigd door de liefde; en die de wederzijdfche achting op het tederfte en innerlijkst verbonden heeft. Mijn moed tartte alle de Hagen des lots, zo lang ik flegts durfde lioopen, met u deze ongelukkige reis te zullen doen. Deze hoop, ondcrfteund door mijn gerust geweeten, gaf mij die fterkte van geest, die zelf mijn ongelukkige lotgenooten verbaasde. Maar ik belijde u, fe0 der?  ft 5° ft dert onze infcheeping, zo overhaast als gedreng, heeft plaats gehad, en dus het aangenaam denkbeeld waar mede wij ons vleiden verijdeld is, heeft ook mijne kragt mij verlaaten. Elk oogenblik dat mij van u verwijdert, is eene pijniging voor mij! Ik wenschte dat elke voortgang die het fchip maakte, mij nader bij mijn graf bragt; daar , daar alleen kan ik het einde vinden van die fmarten die mij verfcheuren. Geduurende twee dagen zag ik het graf onder mijne voeten geopend; waarom heeft het zich geflooten zonder mij intezwelgen. De hoofdftoffen, weêrfpannig aan onze dwingelanden, hebben ons, driewerf , in 't gezicht der haven terug gevoerd; driewerf hebben zij onzen geleider berouw doen hebben van zijne onderneeming in dit jaargetij. (réquinoxe) Aan dezen hardnekkigen tegendand, alleen ben ik het ontvangen uws briefs verpligt; hoe dankbaar ben ik uwen broeder, wiens ijver om mij dien te bezorgen, geene paaien kende ! De goede Neuville heeft duizend gevaaren doorgedaan , om mij deze laatde vertroosting uwer vriendfehap te doen genieten. Onder alles wat zijne werkzaamheid mij bezorgd heeft, en dat ik alles hoog noodig had, zogt ik, eischte, zag ik niets dan uw' brief. Hij is mij eindelijk, na drie dagen biddens en fmeekens, geworden. Een  ft 5* ft Een wreed bevel beroofde ons van alles wat ons konde vertroosten, tot wij in volle zee zouden zijn; op dat wij met het vaste land geen communicatie konden hebben. Het was des op de hoogte van Spanje , dat ik dien zo vuurig begeerden brief ontving. Ik had alles voor hem willen . geeven; konde ik hem te duur betalen? De Capitein heeft, tot wij aan land zouden zijn, al het overige grillen bewaaren. Duizendmaal las, herlas ik uwen aandoenlijken brief! Hoe veel traanen hebben hem bevochtigd; alle mijne ongelukkige vrienden hebben over hem geweend, alle oogcnblikkcn neem ik hem op, lees, herlees hem, ik zoek daar in vertroostingen, en ik vrees niets te zullen ontdekken dan nieuwe reden tot droefheid en klagten. Hoe vuuriger uwe liefde voor mij daar in is afgemaald; hoe fterker uwe edele ziel daar in fchittert, des te ondraaglijker vak ons fcheiden voor mij. Gij kunt u niet verbeelden, hoe veel wij in allen opzicht, maar echter het meest met betrekking tot voedfel en logement, geleden hebben. Met ons zestienen zijn wij opgefloten,in eene ruimte van zestien voeten breed, en agttien lengte; onze hamakken zijn zo digt bij een, dat, als een zich daar in beweegt, krijgen allen een' iïoot; de geringe hoogte der zoldering veroorzaakt ons nog D jr an-  ft 52 ft andere fmarten; vier voet is de hoogte van dit hol, wij ftooten geduurig het hoofd tegen de balken; de lucht komt hier niet binnen, dan door een gat twee voeten in het vierkant, 't welk aan de zoldering is, en ons zo wel voor deur als venfter dient. De trap beftaat uit een paal , waar tegen houten treedjens , van twee duim breed gefpijkerd zijn, om de punten onzer voeten op te zetten; langs dezen trap moeten ook onze oude lieden klimmen; zij zouden reeds voor lang de beenen gebroken hebben, indien de fterkften onzer, hen niet in de armen ontvingen, of op alle mogelijke wijzen te hulp kwamen. Gelukkig voor ons dat onze tirannen niet fterk gehoorzaamd worden. Zij hadden bevolen dat wij dit Hinkend gat flegts twee uuren 's daags zouden mogen verlaaten; en zij hadden gehoopt ons ten getale van zes-en-dertig daar in op te fluiten. De geheele equipage wagtte dit getal, reeds eenige dagen, vóór de omwenteling te Parijs, aangekondigd. De aanflag was dus voor lange beraamd, en de uitvocrers daar van hadden flaat gemaakt op veel meer gevangenen. Zoo wij talrijker geweest waren, dan zoude de pest ons allen in dit hol gedood hebben: het werdt een brandende oven, toen wij in de verzengde luchtflreek kwamen. Onze wijze van leven had, (zoo zulks mogelijk zij) nog veel meer affchuwelijkheid. 't Was niet ge-  ft 53 ft «senocg ons tc randfoeneeren als de misdaadigen , neen, men moest het fcheepsvolk ook de onontbeerlijkfte dingen onthouden. Men moest het de flegtfte provifie mede geeven; dit oogmerk is volmaakt wel uitgevoerd. Schcepsbefchuit, reeds voor vijf jaaren gebakken, en door al het Volk afgekeurd, is dc grootfte grondflag van ons voedfel. Een foort van paardeboonen , in morsfig water half gaar gekookt, maakt onze lekkerfte fchotel uit. Deze kost heeft , zo als gij wel kunt denken, onze zeeziekte zeer verzwaard; niemand onzer of hij heeft die uitgeftaan: ik behoor onder het getal der genen , die 'er het minst van geleden hebben, dank zij mijne vaste gezondheid, en mijne maatige levenswijze. Wij zouden echter allen bezweeken zijn , (en dat was ongetwijfeld het geheime oogmerk der aanleggcrs) zoo het medelijden der equipage, en vooral der Officiers, niet te fterk geworden ware. Onze onderworpenheid, de waardigheid onzes gedrags, hebben allen ontwapend. * Kort, zij leerden ons kennen-, en zij hebben de waare fchuldigen onderfcheiden, in het voorval waar van wij de flagtofFërs geworden zijn. Sedert dat oogenblik hebben zij ons allen bijftand gegeeven, alle verzachting die in hun vermogen was. Ongelukkig, kunnen zij zeer weinig voor ons doen. Zelfs onvoorzien van de eerfte noodwendigheeden, D 3 door  ft 54 ft door de verhaasting waar mede wij moesten vertrekken, konde hunne genegenheid flegts zelden iets voor ons doen. Van de Matroozen ontfingen wij den grootften onderftand; de meesten gaven ons,(wel is waar ten koste onzer beurs,)hun randfoen; maar het zoude ondankbaar zijn daar over te klaagen, de diensten ons beweezen zijn toch onbetaalbaar. De grootfle onderftand mij betoond, was 's daags een pond brood, en eenige glafen goed water; daar aan, als ook aan een weinig kaas (waar van ik altoos af keerig was) ben ik dat leven verfchuldigd, dat mij om u, om u alleen, nog dierbaar is. Verzuim niets om mij, zo rasch mogelijk, uw pourtrait te zenden; mijne oogen benijden aan mijn hart het voorrecht van u altoos voor zich te hebben. Ik vraag u die onzer kinderen niet; zij zijn zo jong, hunne trekken veranderen nog te veel: maar ik vleie mij, datgij mij dit zult vergoeden, door eenen ring, waar uwhair,en dat dezer belang inboezemende kleinen , zal gevlochten zijn. Zoo gij deze gunst wilt voltooijen, zend mij in 't vervolg een' tweeden ring, verfierd met het hair uwer moeder, mijns eerbiedwaardigen Vaders en het mijne. Bij dit d'ierbaar gefchenk verzoek ik dat gij eenig geld voegt, indien uwe omftandigheeden, die mijner ouders en onzer kinderen zulks toelaaten. Gij moet u van het zelfde mid-  ft 55 .ft middel bedienen als de Dames Laffon, Rovere en Aubry, die mogelijk goederen, nuttig om hier te verkoopen, zenden zullen- Ik zal u die opnoemen , indien ik de gelegenheid vinde u te fchrijven als ik ben aangeland, en de Colonie wat beter ken. Ik zoude dezen brief nooit eindigen, indien ik alle de beweegingen mijner verbeelding volgde. Sedert ik niets te doen heb, zijt gij altoos het eenig voorwerp haarer werkzaamheid. Alle mijne vermaaken zijn met u verdweenen: ik mis zelfs dat genoegen 't welk doorgaands ongelukkigen vergezelt, dat van tijd tot tijd, hunne moeilijkheeden opheft 'y ach, het is flegts zelden dat ik gelegenheid vinde om> aan u te fchrijven, en mijne droefheid mede te deelen I I Dees brief, die, in fpijt van alle mijne oplettenheid , I u misfchien niet in handen komen zal,is uit twintig I ftukken te famengefteld. Gij zult het onder het leezen 1 bemerken. Had ik hem willen herleezen, dan zoude ik groot gevaar geloopen hebben, om, in een oogenblik, de vrucht mijner wakkerheid te verliezen. Vaar wel mijne beminnelijke geliefde ! Vaar wel... Wat kost het mij dit woord te fchrijven ! Zoude deze dan de laatfte keer zijn dat ik u fchrijf: vaar wel mijne geliefde? Wijk van mij verfcheu- rend denkbeeld ! Indien uwe briefwisfeling hier eindigt, laat het dan zijn om dat gij u in een gastD 4 vrij  -# 5.6* # vrij Land zult bevinden, daar gij ontkomen aan d* boosdoeners, mij eens kunt weder omhelzen, ontfeng ten onderpande van dezen vuurigen wensch, duizend kusfchen, dien ik met zoo veel verrukking ü zeiven geeven zoude! Druk 'er eenigen van op de bloozende koontjens onzer lieve kindertjens. Omhels met tederheid, mijne fehoonzuster en uwe broeders; bedank voor mij hartelijk allen die eenig deel in mij. neemen, enz*. Getekend P.E.L.A,!!. VE*. STAAT  ft 57 ft STAAT DER GEDEPORTEERDEN IN GUIANA, door een' hunner geschreeven. D e voortgang dev Wijsbegeerte fcheen, in het wetboek tegen de misdaaden, eene hervorming nuttig voor den befchuldigden en aan de openbaare rust, te moeten veroorzaaken. De beginfels waren gelegd ; wijsgeerige fchrijvers, vooral B e c c a r i a, hadden deze beginfels afgeleid van de eeuwige wetten der rechtvaardigheid en der reden ; alles kwam nu maar aan op dcrzelver toepasfing in het Wetboek der Misdaaden. Het oogmerk der flraiTen moet beftaan in de veiligheid des ftaatkundigen lighaams en deszelfs leden; in het handhaven der orde, der gerechtigheid, en in de verbetering der zeden. De ftraffen moeten trapswijze opklimmen na den aart der misdaaden, zij moeten uitgefproken zijn door de wetten vóór zij kunnen toegepast worden; ook niet dan na een vonnis, welks uiterlijke plegtigheid «le onfchuld beveiligt, en de misdaaden llraft. D 5 De-  # 58 * Deze beginfels , noodige grondflagen voor de maatfchappijelijke orde, zijn in 't licht gefield,'t is onmogelijk dezelven niet te kennen, of te loogchenen, zonder den maatfchappelijken band te verfcheuren. Ik zal niet fp ree ken over de vertrapping dezer heilige beginfels waar van wij zo dikwijls getuigen waren. Ongelukkig is dat volk, bij het welk de partij fc happen die het verwoesten, de wetten door de wraak vastgefleld, geeven. Daar moet de onfchuld beeven , en de misdaad haare fnoodheeden vermenigvuldigen. De deportatie naar Guiana, door de Conventie in de plaats der doodflraffen gefield , die eenige haarcr leden zoude getroffen hebben, werdt flegts 'uitgevoerd aan Billaud-Varennes, en aan Collot-d'Herbois, de overige te dier tijd befchuldigden ontweeken de uitvoering van dit vonnis. De Conventie alle magten in zich vereenigende, had geene andere regels dan haaren wil; zij fprak de ballingfchap, de verwoesting of den dood uit, al na de driften die haar regeerden.. Billaud, C o 11 o t, en verfcheiden anderen, werden befchuldigd, werden gehoord, en zij reclameerden zeiven tegen de vertrapping des characters waar mede zijbekleed waren. Collot en Billaud werden naar Guiana ge- ban-  ft 59 ft bannen, Collot is te Cayenne geftorven; Billaud-Varennes leeft nog. Beiden zijn [n de overvaart zeer hard behandeld. Hun Capitein was niet menfchelijker dan onze Capitein Laporte zich omtrent ons betoond heeft. Maar te Guiana hebben zij, C o 11 o t tot op zijnen dood, en B i 11 a u d-Var e n n e s tot op dezen dag een portie der Zeelieden genooten; en eene behandeling die zij noodig hadden; men lag hen onder geenerlei verpligting, en een bevel van het Directoire verbood aan de vastgeftelde magten eenige de minde verhindering aan hunne vrijheid, te Guiana, toe te brengen. (*) De deportatie, in plaats der doodftraffe gefleld, fchijnt, op 't eerde voorkomen, een weldaad. De Gedeporteerden behielden het leven, en met het zelve de hoop. Zij konden eenig nuttig werk verrichten; zij konden nog hun eigen voordeel, zo wel als dat des Vaderlands, bezorgen. Met zulke kleuren heeft men, voor het Volk, zo wel ia de tribune van het Wetgeevend Lighaam, als in de proclamatiën, en bevelen van het Directoire, de deportatie naar Guiana afgemaald! Ik (*) Extract eens bevcls van het Directoire van den 24(101 Brumaire het vierde jaar Art. III. Hier bij is gevoegd het volflrekt bevel aan de Agenten der Regeering om B i 11 a u dVarennes, en Collot-d'Herbois, te Guiana volle Vrijheid te laaten.  # 6ö # Ik zal deze begoogcheling, op fógëns gebouwd, vernietigen ; eerst, door eenige aanmerkingen , vervolgends door de getrouwe afbeelding des toeftands der Gedeporteerden in de Colonic. Als gezonde, fterke mannen, in de kragt huns levens, misdaaden begaan die de doodftraf verdienen , dan is de uitbanning voor hun zeeker eene weldaad, maar zij moeten dan niet gebragt worden naar eene Colonie, waar de Landbouw en Koophandel reeds gevestigd zijn; zij zouden aldaar dc rusc der Colonisten des te gemakkelijker kunnen verftooren, wijl daar de bedwingende magt minder fterk is dan in de hoofdftad, zij zouden daar ook fpoediger de zaaden der ondeugd kunnen zaaijèn. Gevolgelijk is de uitbanning der misdaadigen , naar zulke Coloniëa, eene verbreeking van het recht der veiligheid met de Colonisten, door de maatfehappij, aangegaan. De deportatie kan nog veel ongelukger invloed hebben, in die Cóloniën, alwaar de werklieden zijn vrijgemaakt, alwaar dc eerfte verrukkingen der vrijheid, zo als zij die kennen, zo als men hun die vertoont , beftaan in losbandigheid, luiheid, en in de dronkenfehap der driften; in die Coloniën, waar de wetten altoos onvolmaakt, veranderlijk , onfamenhangend , onuitvoerbaar, of onuitgevoerd blijvende, flegts regels voorflaan, ontoereikend om den arbeid te vestigen, of de misdaad te ftraffen. In  ft 6i ft ïn dezen ftaat is Guiana '; welke misleidende afbeeldfels men ook daar van gemaakt hebbe, en waar door het Wetgeevend Lighaam bedrogen werdt. De deportatie ih een climaat dat zijne bewoo» ners verflint, is het vonnis tot eenen langzaamcn en finartclijken dood, tot een uitgerekte pijniging ; men ontneemt duizendmaal het leven, als men de doods angften dus vermeerdert. De misdaadigcrs, door de wet geoordeeld, be^ boorden des niet gedeporteerd te worden, dan naar Coloniën met dit eenig oogmerk opgericht , in een climaat , dat zijne bewooners niet vernielt-, en waar ftrenge, maar tevens billijke wetten hen aan den arbeid verbinden, en hun zedelijk gedrag verbeteren. Straffen en verfchrikkingen zijn de behoedende begkizels der Tirannij; maar misdaaden voor te komen, te verbeteren, den fchuldigen nog nuttig voor zijn land te maaken, zie daar ongetwijfeld het oogmerk der ftraffende wetten, in éene regeering, te famcngeftcld uit billijkheid en vrijheid. In zulk eene Colonie moeten alle inftellingen zich vereenigen om de boosdoeners te ftraffen. Men moest hen, in zekere gevallen, belooningen toeftaan, ja zelfs hoop geeven hun Vaderland weder te zien, m eenige jaaren een goed gedrag ge-  ft 6~2 ft gehouden, en nuttigen arbeid verricht te hebben. . , Dit was het oogwit der Engelfche Wetgecving, toen zij de Colonie van Botany-Baay oprichtte. Verre zij het van mij de willekeurige deportatiën die het Gouvernement misfchien bevolen heeft, te rechtvaardigen. Maar Leden der Volks - Reprefentatie te deporteeren , zonder befchuldiging, zonder hen te hooren, zonder hen te vonnisfen; Priesters, oude lieden, zieken te deporteeren om hunne Godsdienstige begrippen; geleerden, nieuwsfehrijvers daar dc vrijheid der Drukpers was vastgefteld, en de algemeene cenfure deze vrijheid moest befchermen, te deporteeren; mannen te deporteeren, door geene voorheen vastgeftelde wetten veroordeeld; hen te deporteeren naar eene Colonie, waar de Landbouw de lucht vergiftigt, waar de blanken naauwlijks de minfte vermoeijing kunnen uitftaan; hen te plaatfen in de allerongezondite ftreeken; hen te vermengen met misdaadigers, die reeds tot de dood of de Galeij veroordeeld zijn , dat is eene fchendingderConftitutie, der vrijheid, der beginfels van de algemeene rust, der menfchelijkheid, der rechtvaardigheid, en van het heilig recht aller Burgers. Zie daar echter de uitkomst van den i8den Fructidor, en der bevelen op dien dag gegeeven; 't  ft 63 ft 't zij door het Directoire, deszelfs Ministers , of door deszelfs Agent in het Franfche Guiana. Zestien der uitgcbannenen door deze wet, werden den aiften Fructidor opgeflooten in ijzeren kooijen, (cages grillées) en dus overgebragt uit het gevangenhuis van den Tempel, naar de haven van Rochefort. Men liet hen Frankrijk doortrekken als de grootfte booswigcen. De Commandant van het escorte had de noodzaakelijke fom , om voor hun onder weg het onontbeerlijkfte te bezorgen, ontfangen; maar deze commisfie te betrouwen aan een laag, zedenloos man; dit geld in handen te geeven van iemand flegts onlangs van de Galeijen te Toulon gekomen, geeft dit niet te kennen, dat men dit geld niet wilde doen dienen voor dit loffelijk oogmerk? Was dit geen order geeven dat de Gedeporteerden aan alles zouden gebrek lijden? Helaas! deze orde is ook zeer geftxeng uitgevoerd! In iedere Stad heeft men ons in duistere gaten geworpen, en met hec flegtfte voedfel gefpijsd. De een op de andere geflapeld, tusfchen het dek der Corvette, hadden wij geduurende tweeen-vijftig dagen de allerakeligfte overvaart, geen ander voedfel dan befchuit, door de Galeij-boeven te Rochefort, verworpen; dan bedorven vleesch, Hinkend water en een foort van paarden-  ft ©4 ft denbóonen. De Capitein andwoorde altoos öp onze eifchen: „ zoo ik de orders mij gegeevert „ uitvoerde > deze fchurken zouden nooit Guiana „ zien." Eindelijk kwamen wij bijna allen ziék te Cayenne, hier hoopten wij eene volkomen vrijheid te genieten; maar men bragt ons met een' wagen naar het hospitaal; daar moesten wij blijven ; wij konden ook niet verder gaan dan in eene daar nabij gelegene weide; en zonder eertig bezoek te mogen ontfangen. Wij kreegen echter hier al den bijftand die de weldaadige Zusters, Welke dat huis bedienen, ons konden verfchaffen. De Inwooners bevlijtigden zich om Ons te toonen hoe zij door onze ongelukken getroffen waren, dit waren voor ons zeer troostlijke dagen. Maar Weldra deed de Agent van het Directoire Jeannet, ons zeggen, dat hij ons naar Sinamary zoude zenden; dat nu is een post gelegen ten N. O. van Cayenne, op den afftand van 2 5 mijlen , op de rivier Sinamary, en flegts een klein uurtjen van de Zee. Het bevel tot deze tweede vervoering werdt aan ons niet geadresfeerd, 'e- was eerst na onze aankomst te Sinamary , dat men ons dit mededeelde. (No. I. der justificatoire {lukken agter dit verhaal geplaatst.) Men  # 6$ # Men zeide ons dat Sinamary dc gezondfte plaats der Colonie was Vóór ons vertrek fchreeven Laffon-Ladébat, en Troncon-Ducoudray aan den Agent, „ dat de Wet van den '„ ipden Fructidor, of zelfs het bevel van het Di„ rectoire, dat hunne deportatie naar Guiana be„ paalde, niet wilde dat zij gevangen zijn zouden; „ dat zij des eene volkomene vrijheid behoorden te genieten." Zij zouden nog hebben kunnen fpreeken van het bevel ter begunftiging van Billaud en Collot, gegeevcn; maar hun karakter en goed gedrag, verfmaade zich op eenige wijze gelijk te ftellen met twee al te beruchte Leden van het Comité de falut publicq. Zie hier den brief van La dé bat. „ Wij hooren dat uw oogmerk is ons verblijf te „ Sinamary te bepaalen.' Indien het 'er voor ons „ op aan kwam om in leven te blijven, dan zou„ den wij u flegts hebben te bedanken voor deze „ keus; maar ik geloof dat ik voor mij in 't bij„ zonder, eenige aanmerkingen daar over moet „ maaken." ) „ Het Decreet dat onze deportatie beveelt, laat „ ons, gelijk ik zeide, de beftuuring onzer goc„ deren, zo dra wij ter beftemde plaats zullen zijn „ aangekomen, over, deze befchikking zoude flegts „ fchijnbaar zijn , indien wij der wijze geplaatst E „ wier-  # as « „ wierden, dat wij daar van geen gebruik konden „ raaaken. Ik weet niet welke orders gij ontfan- gen hebt; maar ik geloof, dat Guiana over het „ geheel bedoeld is, en gevolgelijk moet ons ver„ blijf bepaald worden naar den aart der bezighee„ den die wij u zullen geeven." „ Ik doe geen onderzoek over de verfchillcnde „ betrekkingen waar in wij (laan: het ftrijdige on- zer gevoelens is genoeg bekend; de nieuwspa„ pieren hebben u die medegedeeld, de tijd zal de ftaatkunde, die ons dus vernederd heeft, in 't „ licht brengen; maar wij zijn allen ongelukkig, „ wij hebben des een gelijk recht op de vrijheid „ die de Wet ons vergund, zoo dra wij te Guiana „ zouden zijn aangekomen, maar niets kan hier „ onze verecniging teweegbrengen dan de aart der „ bezigheeden, waar toe wij ons zullen bepaalen." „ Ik, bij voorbeeld, die door mijne handeldrijf „ vende betrekkingen, voordeelig zijn kan aan de „ Colonie, heb belang mij bij de eenige have te „ vestigen, waar de koophandel kan gedreven wor- den; dit plan heb ik gevormd, zelfs vóór wij Frankrijk verlieten , hebben Marbois, Mu„ rinais, T ro neon-D uco udray, Barthé„ lemy en ik, een plan van asfociatie vastgefteld, r, wij denken daar de culture van eenige woon„ plaatfen, die zij gevraagd hebben, bij te voegen ; „ cn die wij wenfehen te huuren," „Dit,  # 67 # Dit, Burger Agent, was onze bedoeling; en het is waarfchijnelijk, dat onze vrienden, daar van ,, bewust, zelfs eenige goederen zullen hebben af3, gezonden." „ Onze verbanning naar Sinamary, veroordeeld ,, ons tot eene wezenlijke vasthouding; keert allé „ onze begrippen om, en maakt ons ongelukkig ,,- genoeg om nergens meer nuttig te zijn." ^, Eerst heb ik hooren fpreeken van eene wooning van ftaat, digt bij de Stad, zij fchijnt ons „ ten vollen gefchikt voor ons oogmerk. Ik ,->, zoude de huurceel, en de noodige verbeterïn„ gen op mij genomen, en wij zouden met iever ,,- alles onderfchreeven hebben, wat uwe waak„ zaamheid noodig mogt vinden.- Deze waak„ zaamheid zoude, dunkt ons, hier door nog uit„ voeriglijker en gemakkelijker gemaakt' zijn, dé ■iï aart onzer bezigheeden zoude voor ons verand,-, woorden, indien al eens het belang onzer fami,v lien,- en het genot onzer goederen', u niet ver,v bindend genoeg mogten voorkomen. De Staat heeft 'er belang bij, dat de Gedeporteerden aan de' Colonie niet ten laste worden; en dat hij dé ,-, culture en den koophandel op alle mogelijke' wijzen aanmoedige. Ik voeg 'er bij;' dat de Post van Sinamary voor uwe' verantwoordelijkheid!^ niet- zonder' gevaar is; ook niet' voor'ons,- wijl- E % # is  # 68 # „ de Engelfchen daar kunnen landen en het reeds „ ondernamen." „ Ik hoop, Burger Agent, dat gij deze aanmer„ kingen zult gelieven te overwegen. Ik befchouw „ mijne ballingfchap naar Sinamary, als een nieuw „ ongeluk voor mij, wijl die mij verwijst tot de „ volkomenfte nutteloosheid; en ook nog om dat „ mijne verzwakte gezondheid zeer moet toeneemen, „ door het nogmaal overfteeken der Zee." De Agent liet de fterkfte verzeekering geeven, dat hij de ftelliglte orders van het Gouvernement had ontfangen, om de Gedeporteerden te Sinamary. te plaatfen. In weerwil der vertogen , in weerwil der leevendigite eifchen van Murinais, die zijn ongeluk fcheen te voorzien , werden alle Gedeporteerden , behalven Lavilleheurnois, die te ziek was om de minde beweeging te kunnen verdragen, vervoerd; en wij landen den 6den Frimaire te Sinamary aan. Het canton is geheel geruïneerd; een twintigtal wooningen, eertijds aan den oever der rivier, die haar befproeit, gebouwd, zijn thands verlaaten. De post of het gehucht is ook geplaatst aan den kant eener woeste weide, (Savannali) die aan het Zui' den  ft 6"p ft den ligt; en is dikwijls befmet door doodelijke uitwaafemingen, die uit het lïilftaande water oprijzen, in het laagfte gedeelte genoemd, pris-pris. De Vafes , bij een liggende aan den N. N. O. kant, vergrooten de ongezondheid dezes climaats, voor al, in de maanden Julij, Augustus, September en October, als de hette op het hoogst is. Dan regent het niet meer, maar een regelmaatige noorden wind maatigt de hette , en zoude het gewest draagelijk maaken , indien zij niet met een het werktuig ware, waar door deze doodelijke dampen alom oprijzen, die de Zee bij een brengt. Toen de inwooners de middelen, en genoeg arbeiders hadden, verbrandden zij de pris - pris, en verbeterden daar door de lucht zeer veel. Sedert drie of vier jaar is dit niet gefchied; én hier aan is de groote ongezondheid van dit oord toetefchrijven. Eenige huizen, ol liever hutten op den gelijken grond gebouwd, zeer vogtig geduurende Het lange regen faifoen, en altoos vervuld met infecten, fchorj. ijencn, adders en duizenderlei fteekende dieren , zijn de eenige verblijfplaatfen in dit gehucht. Wij zagen ons des nogmaal wreedelijk te • leur gefield : wij befeften nu, dat men ons op het fchandclijkst bedrogen had: Laffon-Ladébat fchreef nogmaal aan den Agent. „ Toen ik u mijne aanmerking over onze balE 3 „ ling-  j, ïingfchap naar Sinamary mededeelde, hebt gij „ daar niets op geandwoord; ik verbeelde mij „ toen geenszins dat dit oord in zo een groot ver„ val ware. Alle de Inwooners zijn wanhoopig, „ .en kunnen zeiven zo veel levensmiddelen niec „ aankweeken als noodig zijn, zullen zij niet van „ honger ftcrven ; de wooningen zijn verlaaten; „ dc menagerie» zijn bijkans verwoestten de on„ gezondheid der lucht wordt dagelijks vcrfchrikke„ lijker .... Ik houde het voor onmogelijk dat „ wij hier kunnen leeven Zoo het Gouverne- „ ment bevel gave om ons hier te brengen, dan „ wagten wij van den tijd, en van de eeuwige „ rechtvaardigheid, het oordeel, V welk het ge„ heele Folk vellen zal over derzelvej^beweegre„ denen." „ Indien gij zelf, (doch dit geloof ik in 't gc„ heel niet,) dit verblijf voor ons beitcmdet, dan, „ Burger Agent, fchroom ik niet te zeggen: Onze „ familiën zullen u befchuldigen, als de oorzaak „ van den dood der onzen die hier bezwijken." Wij werden alle zestien geplaatst in de oude Pastorie, en dat wel met ons vijven in ééne kamer; dit noodzaakt fommigen een ander verblijf te zoeken. Ons oponthoud te Sinamary was flegts provifioneel; men wilde zo lang ons dc Colonie doen doortrekken, tot dat men dc plaats zoude gevonden  ft 71 ft den hebben, die ons het fpoedigst uit dit leven en ten grave brengen zoude.... Een Ingenieur kreeg bevel om te onderzoeken, welke plaats aan dit oogmerk best zoude beandwoorden; en het is, na het bericht dezes Ingenieurs, dat het Directoire ten laatften bevel gaf, om ons te Conanama te brengen. Ik zal op eene andere plaats van dit nieuwe kerkhof fpreeken. Men verzeekerde in Frankrijk, dat de eerfte Gedeporteerden een omtrek van, twintig mijlen bij Sinamary vrij mogtcn doerkruisfen; de Agent ïtond hun toe tot bij Kourou aan den eenen, en tot Iracombo aan den anderen kant te gaan; maar dit verlof was flegts fchijnbaar, wijl zij verpligt waren zich elke,, vijfden dag bij den Commandant van Sinamary te laten zien. Het ongeluk moest de ongelukkigen nader bij een brengen, maar door een wreede uitwerking van dat ongeluk zelf, brengt het meestal het tegengeftelde voor. De Gedeporteerden waren niet lang te Sinamary zonder onderling in verfchil te geraaken: dezen verweeten hunne ambtgenooten dat zij met te veel hitte in den Raad gehandeld hadden, anderen befchuldigden hen , dat zij de zaak bedorven hadden door hun getalm en onverfchiiligheid. Murinais en Ladébat poogden allen te bevredigen. Maar Ramel en TronconE 4 Du*  # 72 # Ducoudray, fpraken altoos Villot, Delarue, -Pichegru en Aubry tegen. BarbeMarbois en Barthélemy hielden zich doorgaands onzijdig; evenwel de laatfte helden meermaal over tot de partij van Villot, en BarbéMarbois tot die van Ducoudray. Rovère fprak weinig , en fcheen diep droefgeestig. L avilleheurno is droeg zijn ramp met geduld en waardigheid, hij verkeerde het meest met Bar thélcmy en Delarue. Bourdon was in vijandfchap met ieder een, zoo wel als met zijn gewee-. ten.... B r o t h i e r hielde weinig gemcenfehap met zijn' ouden vriend Laviliehe-urnois: altoos i met Ram el verfchillcnde, herinnerde hij dien zij- ! ne deelneeming in de denonciatie van St. Malo. Dit vergramde Ra mei, eti zijn andwoord was bits. Hij verweet eens aan B rot hier zijne vcrkeering met Billaud-Varennes , Brothicr andwoordde barsch, 'er. is geen reden waarom ik hem niet zoude bezoeken, daar zij toch in't gezelfchap. zijnes Denonciateurs moest leeven. (*,) Bro- (*), Het is ongetwijfeld aan deze vijandfclmp toetefchrijven dat Ram el, B rothi er,' in zijne Gedenkfchriften zo onbillijk behandelt. R a m e 1 mogt zich over zijnen vijand beklaagen, .maar hij had geen recht (door hem met Varennes te vergelijken,) hem te lasteren.  ft 73 * Brothier zoude beter gedaan hebben alles te vergeeten , en in Ramel niets te zien dan een. medeongelukkigen. Voor 't overige hield hij zich geheel en onophoudelijk bezig met de wiskundige weetenfchappcn, de Abt Brothier hadt het oogmerk, om, bij zijne wederkomst in Frankrijk, een werk daar over uittegeeven. < Wij hebben nog niets gezegd van Letellier; deze brave man verdeelde zijne gedienstigheid, tusfchen zijnen meester en de oudften der ballingen ; of liever, hij zorgde voor allen... D o s f o nv i 11 e fprak niemand tegen: de Gedeporteerden zijn grootendeels hunne ontvluchting aan zijn verftand fchuldig. Barbé-Marbois, Ladébat, Delarue, Ducoudray hielden, met Barthélemy, zich meest bezig met het politique. Lavilleheurnois las, en wandelde meest altoos. De Generaal P ic h e g r u leerde Engelsch, en vond daar veel finaak in. Welhaast ondervonden wij den fchadelijken invloed dezes climaats. Murinais was hier in eenen deerniswaardigen ftaat aangekomen; dagelijks verergendc fchreef hij aan den Agent den volgenden brief: „Gevangen door , het eigendunkelijk gezach; „ ftrijdig met alle Wetten en met het recht der E 5 „ men-  ft 74 ft „ menfchen, ben ik, in weerwil der onfchenbaar„ heid mijns karakters, als Reprefemant, mede „ begreepen in de Wet van den i9den Fructidor, „ die de deportatie van twee - en vijftig Reprefen„ tanten beval, die men niet verhoord hadt, zon» „ der dat het Wetgeevend Lighaam, daar tegen, „ en na de Conftitutie, uitfpraak gedaan heeft „ over de waarde der bcfchuldigingen; ik protefteer „ tegen deze uitbanning voor mij in perfoon , en „ zal daar tegen blijven protefteeren." „ Gefloten in een getralieden ijzeren kooij, en „ dus overgebragt naar Rochefort door de gewaa» „ pende magt, ben ik gezet tusfchen deks op een „ Corvet, en gevoed als de fnoodfte booswigt, „ met bedorven fpijs en drank; en die door de ge» „ heele equipagie was afgekeurd." „ Ik meende, dat ik, te Cayenne gekomen zijn» „ de, mijn lot niet zoude verzwaard zien, door „ mijne gevangenis te verlengen, daar men tegen „ mij nogmaal het vonnis der deportatie uitfprak, „ maar ik zie mij, bij voorraad, te Sinamary gede„ porteerd, waar flegts een twintigral huisgezinnen „ zijn , die in dit brandend, ongezond climaat , met „ het gebrek worstelen." ,, Daar hebt gij zestien Burgers gebannen, waar }, van veerden noch gehoord, noch gevonnisd zijn, „ en  ft 75 ft „ en die door uwe beroovingen en ontelbaare on„ gemakken, waar aan gij hen onderwerpt, hun „ leven zullen verkort zien." „ In mijn' ouderdom, en in deze omftandighce„ den vreest men den dood zeer weinig, men „ wenscht zelfs dat hij ons bezoeken wilde, maar „ ik ben aan mij zeiven en aan mijn karakter vcr„ fchuldigd, u te waarfchuwen, (om alle onnoodi„ ge uitgaven vóór te komen) dat ik niet wil of „ kan aanneemen ecnigen afftand van Landerijen, „ dien men zoude kunnen houden, of voor eene „ fchadevergoeding , of voor "eene betaling voor „ het gemis mijner vrijheid. Vcrwagtende dat „ mij zulks zal vrijftaan, blijf ik in eene gevangen-» „ fchap, waar in de misdaad mij geworpen heeft, „ en ik wagt van dc rechtvaardigheid, en van een „ zeven - en - zestig jaarig onfchuldig leven , een „ minder ongelukkig lot , en dat alleen aan u „ ftaat, om het, zoo gij flegts uwe wetten raad* ,, pleegt, te verzachten." „ Indien ik hier fterf, zult gij u eeuwig te „ verwijten hebben, dat gij, door mijne rampen te „ verzwaaren, een eerlijk man, die nog 'kan hoo„ pen zijn Vaderland nuttig te zijn, zijne dagen „ verkort hebt" Deze brief werd niet beandwoord, en dc braave Murinais, ftierf veertien dagen daar na. Toen , ■ men  ft 76 & men te Cayenne hoorde dat hij geftorven was, zond men order om hem aldaar te brengen; en deze order was laater gedagtekend; indien dit bevel op den bekwaamen tijd gegeeven was, dan zoude Murinais nog in 't hospitaal gekoomen zijn. Deze eerwaardige grijsaart, die eene halve eeuw zijn Vaderland gediend had, dien men, zonder gehoord, zonder gevonnist te zijn, met veragting zijns ge heiligden karakters, waar mede hij bekleed was, van zijne familie gerukt had, was hier het eerde flagtoffer dier driften, die de Wet van den ioden Fructidor hebben daargcflcld. Hij ftierf met de ftandvastigheid , en de kalmte der deugd. Wij waren allen bij hem, hij herhaalde meer dan eers deze woorden : Liever fterven te Sinamary, en onfchuldig zijn, dan fchuldig te Parijs leeven ! Eenige dagen na deze treurige fcheiding, verkreeg Barthélemy de vrijheid, wijl zijne beenen zeer gezwollen waren, om naar Cayenne in het hospitaal te gaan; hij moest de plaats inneemen van L a v i 11 e h e u r n o i s, die niet zo dra beter was, of hij moest te Sinamary te rug komen. Barthélemy werd redenlijk wel te Cayenne behandeld, hij werd opgepast door de goede Zuste? s der Bermhartigheid; en haare menfchenlief-. de is altoos dezelfde geblecven. Zie hier den brief dien hij aan een' zijner vrienden in Frankrijk fchreef: „ Gij  # 77 # „ Gij weet hoe men ons in ijzeren köoijen door „ Frankrijk gevoerd heeft; dat men ons in gevangen„ huizen, en fomwijlen in gaten, heeft doen ver„ nagten: de overvaart heeft aan die begin zeer wel „ beandwoord!" „ Tusfchen deks op eikanderen gedrongen, en „ altoos door twee foldaaten met bloote fabels be„ waakt, zijn wij gevoed als de matroozen mee „ gezouten vleesch , fcheepsbefchuit en paarden„ boonen , maar alles zo bedorven dat het on„ begrijpelijk is , dat men dus het fcheepsvolk „ voedt." „ Wij allen hebben tamelijk wel dezen vreefelij„ ken overtogt gedaan, hoewel wij als misdaadi„ gers behandeld zijn. Men had bevel gegeeven, „ dat wij met niemand der equipagie mogten fpree„ ken." ■ „ Na dat wij twee - en - twintig dagen op Zee „ geweest waren landen wij hier aan; men bragt „ ons in 't hospitaal; daar zijn wij, met opzicht „ tot het voedzel, wel behandeld; doch zijn altoos ,, bewaakt, zonder te mogen uitgaan, dan een „ uur des morgens en een uur des avonds , op „ eene weide, buiten den muur des hospitaals, en zonder bijna eenig bezoek te mogen ontfangen." „ Wij geloofden dat wij, hier zijnde aangeko- „ men,  ft 78 ft fan-  ft 79 ft fangen , beflaat in een half pond brood en drie vierendeel flegte rijst, 't Is niet mogelijk hier vleesch te hebben. „ tk fchilder u flegts met flaauwe kleuren „ de ijsfeli kheeden onzes toeflands; Murinais „ is 'er, in 't eind van Brumaire voor bezweeken. „ Wij allen zijn minder of meerder ziek." „ 'Er is een Chirurgijn voor den Militairen post „ alhier, gij kunt wel na gaan , hoe zijn Apotheek, in zulk een ellendige plaats, moet gefield zijn." „ Een zwaare ziekte heeft mij de vrijheid ver„ worven van in het hospitaal te keeren, het is „ hier minder vochtig en ongezond dan te Sina* mary; ik fchrik om daar heenen te gaan." „ Wij hoopten dat 'er uit Frankrijk eenige ver„ zachting in ons lot komen zoude; maar federt dat 'er een nog grootcr getal Gedeporteerden „ komt, voorzien wij dat wij nog ongelukkiger „ zijn zullen. Daar blijft voor ons niets overig, „ dan in deze verzengde luchtflreek, langzaam en „ fmartelijk te vergaan, welke vleiende tafereelen t> Franfche fchrijvers ook van Guiana maaken, „ het is echter het graf der Europeiianen. Barthé*  # 80 # Barthélemy duchtte met recht dat men hem weder naar Sinamary zoude zenden. Naauwlijks begon hij te beteren of Jeannct liet hem met gewapende magt daar naar toe brengen. Troncon-Ducoudray had reeds de voortekenen eener gevaarlijke ziekte ; de Chirurgijn verklaarde dat hij noodzaakelijk naar Cayenne moest gebragt worden, wijl 'er te Sinamary geen gelegenheid was om bediend te worden. Troncon fchreef ten zelfden einde aan Jeannet. „ 't Is aan u, dat ik mij wil adresfeeren; het „ is onmogelijk dat gij, zoo gij mijnen toeitand „ weet, mij kunt weigeren naar Cayenne te ko„ men. Deze weigering zouae mij wanhoopig „ maaken, ja mijn doodvonnis zijn. 'Er is hier „ niets ter herftelling eener zo faamgeftelde ziek„ te als de mijne; de bedorven lucht en de voch„ tighcid beletten hier ook dat de geneesmidde„ len eenige uitwerking doen. Het is hier de „ vraag niet om eenig voorrecht; ieder mensch „ heeft in dit geval recht om u te verzoeken „ naar Cayenne gevoerd te worden. Ik behoef, „ Burger Agent, zeekerlijk aan u niet te herinneren, „ dat de menfchelijkheid hier de Wet behoort te  # 81 # | geeven. De magt verdwijnt, maar goede dra* „ den blijven altoos in 't geheugen." De Agent zondt geen ander ahdWoord dan een' Doctor zonder geneesmiddelen Aan de kwaaien van Troncon verbond zich ook een kWaadaartige rotkoorts, die herrt aankwam in het begin van Florial; op den zelfden dag kreeg Ladébae eene verfchrikkelijke galziekte; in dezelfde hut woonende , konden zij geen afgezonderd verblijf krijgen. Hunne ziekten veegrootten door het wederzijds befchoüwen hunner ellende, en door de befmette lucht die zij inademden. Troncon werdt een weinig beter, doch hij Hortte geduurig Weder in; de Doctor zond eene verklaaring naar Cayenne, dat hij hier niet konde herftellen, wijl alles ontbrak ; ïroncon fchreef nogmaals aan den Agent. - „ Ik heb geen tweeden Doctor noodig, maar' ,, eene zuivere lucht en geneesmiddelen, alles i\ ontbreekt hier, ik heb bouillons, baden en op„ pasfmg noodig, dat is , alles wat te Sinamary „ ontbreekt. De plaats is zeer vochtig en moe,-, rasfig. Hier is niets, en ook niets te krijgen." ,, Het is in uwe magt door één woord alle deze J, zwaarigheeden weg te neemen. Zult gij dat F „ uit-  ft 8* ft ,, uitfpreeken? Gij kunt het doen, en ik zal 'er ü „ altoos dankbaar voor zijn. Weigert gij mij dit, „ gij zijt 'er meester van; ik onderwerp mij, hoe„ wel ook verzeekerd dat ik 'er het flagtoffer van „ zijn zal. Ik verwagt, met vertrouwen , uw „ andwoord; de menfchelijkheid moet u dat op„ geeven." Dc weigering was volftrekt, en het doodvonnis gevolglijk uitgefproken! Troncon-Ducoudray overleed den 4den van Mesfidor. Hij ftierf met een gerust geweeten. Zijn voorige liefde voor dc orde, de rechtvaardigheid, de waare vrijheid, de talenten, die hij ontwikkelde, de ontwerpen die hij gemaakt had, alles toonde dat hij zijn Vaderland groote diensten deed. Hij is voor het zelve verlooren; zie daar nu het tweede flagtoffer van den i8den Fructidor, op dezen woesten grond gefneefd! Bourdon (de 1'Oife) ftierf bij na het zelfde uur. Villot, Ramel, en Rovère, werden door onderfcheidene ziekten aangevallen. Nu was het dat Pichegru, Barthélemy, Letellier, Villot, Delarue, Aubry, Ramel, en D o s fo n v i 11 e, bcflooten den dood te ontwijken , waar toe zij, door dit climaat en de wei-  # 83 » weigering van Jeannet, veroordeeld fcheeheh: zij vluchtten met een ligt vaartuig; zij waren deri dood toegewijd en konden dien niet ontkomen, dan door een wonderwerk. M a r b o i s en Rovere weigerden hen te vergezellen. LaffonLadébat verklaarde eerst dat hij niet zoude vluchten, de Wet der Confiscatie decdt hem vree» fen als dan zijne familie, en fchuldeifchers te zullen benadeelen. Hij wist des van dit ontwerp; böewel reeds aan de beterhand, niers het minlte. Dus zouden alle de Leden uit de Kamer der Oudlten te Sinamary gebleeven zijn : zij hóópten dat de rechtvaardigheid eindelijk aan hunne denkwijze en gedrag zoude hulde doen, en zij wilden de rust hunner familiën niet opofferen aan eenige jaaren levens. Deze edelmoedigheid h'eeft aari vcelcn hunner den dood veroorzaakt Slegts twee hebben hunne ongelukkige medebroeders overleefd , en zij zullen, in dit vochtig climaat, deri dood niet ontkomen, indien men niet befluité hen naar een minder ongezonde plaats te b'arinen„- f 4 f .4.  m 84 # TAFEREEL VAN DE GEVANGENHUIZEN TE ROCHEFORT, DOOR RICHE R-S E R I S Y. Germinal het IV Jaar. Neen, gij hebt, zo als ik, die menigte onfchuldige ilagtoffers niet gezien, overftelpt door ziels en lighaams lijden, twee aan twee gefchakeld, op karren geworpen , en door Frankrijk gevoerd tot aan Rochefort, om te gaan lijden en fterven in de onzuivere lucht van Cayenne! Volg mij met uwe verbeelding in de Cachotten die zich openen om hen te ontfangen. Vochtige vertrekken, van 50 vierkante voeten, be- I  ft 85 ft bevatten.elk twee honderd dezer ongelukkigen; en dit getal neemt ieder oogenblik toe. Daar wordt de jeugd, de manbaarheid, en de zwakke ouderdom bij elkander opgeflooten! Een tweevoet breeds matras, gemaakt van werk, op den grond geworpen, zonder deken, zonder laken, en fomwijlen nog te weinig in getal, is de ligplaats voor drie ongelukkigen; geen tafel, geene ftoelen, om hunne pijnelijke leden op uit te rusten. Vier zeer groote bakken aan de hoeken geplaatst, zijn gefchikt voor hunne onreinigheeden, en ieder moet die op zijn beurt ledigen. In deze vcrfchrikkelijke plaats ademt, helaas! de onfchuld! 't Is daar, waar deze ongelukkigen, om niet te flikken, zich naar de getralijde vensters dringen; geloof niet dat deze verkwikking hun nog vrijftaat,- de fchildwagten, die op de binnenplaatfen zijn, fchicten op den ondernccmcndcn, die het durft wagen zijn hoofd daar digt bij te brengen. Het doodelijk lood trof onlangs een zwak, zestigjaarig Priester, Te elf uuren opent men de deuren der Gevangenhuizen; zie hier het voedfel dat men hun geeft, half befchonkene fcheeps - werklieden, draagen in houten emmers fchecpsbefchuit , gemengd met fmecrig laauw water; een pond hard zwart brood, hajf gaar kalfs vleesch, door de flijk geüccpt , in F 3 ' zo  # 86 # <. zo veel oneen verdeeld als 'er gevangenen zijn ; zie daar fpijs voor vier - en - twintig uuren ; des volgenden daags werpt men hun het zelfde voor... Gij ijst! wel nu, bewonderd het onvermoeid geduld en de grootfche onderwerping dezer ongelukkigen. Ik was bij de uitdeeling dezer bedorvene fpijzen tegenwoordig; ik heb Priesters gezien die op hunne knieën vielen, en die zegenden. Dit gezicht vernieuwt zich zo dikwijls de Godsdienst dezen pligt afvordert. Deze vermenging van zuchten en gebeden, door een, des morgens en des avonds, geduurende eene nagtelijke ftilte , doet de gewelven weergalmen, hier tusfehen hoort men het gekraak der grendels, het zwaar gegooi der deuren en de heefche ftem des Cippiers. Niet verre van daar groeijen de violetten, en de eerfte lentebloemen, terwijl zij zich pm de tralijën hechten , die uitkomen in een klein^ tuintjen, digt bij deze hokken geplaatst. Hier hoorde ik dc vogelen onder -de zich ontwikkelende jonge blaadjens, door vreugd en liefde zingen, voor, menfehen wier traanen hunne ketens bevochtigden. Deze fchilderijën van het leven en van den dood, het geluk en de wanhoop; deze weldaadige natuur die zq wel haare giften uitdeelt in de gevangenhuifen van Rochefort, als in de boschjens van Luxembqurg,ach ! dat alles doet het hart, en  ft 87 ft en ons gezicht fmart aan, door de al te fterke tegenfielling. Indien 'er onder deze ongelukkigen zijn die onder den last hunner rampen bezwijken , en indien zij dervend hulp fmeeken, zo verloopt 'er zo veel tijd, ook indien men al dit fmeeken inwilligde, dat zij reeds lang door den dood kunnen worden weggcfleept. Eindelijk komt de Doctor; maar deze zielen - beul, deze ongevoelige man, droog en mager als een ftaaf ijzer, dit wangedrogt , onbekwaam voor het minde gevoel van fchaamte of medelijden , die zijne voortreffelijke kunst tot het handwerk eens moordenaars gemaakt heeft, komt fpotterij bij hunne ellende voegen; binnen twee maanden doorloopt hij deze verzamelplaats der fmarten. 't Is, als de dood reeds op de lippen zweeft, dat hij een bed in 't hospitaal toeflaat. Tot den eencn zegt hij, „gij hebt pijn, de kanker dreigt uw been? „ de lucht'van Cayenne zal u goed doen. — Gij „ fpuuwt bloed? de deportatie is voor u nood„ -zaakelijk. — Gij verkwijnt door koortfen ? heb „ een weinig geduld, het fchip ligt gereed, bin,, nen twee dagen zult gij vertrekken"; en indien hij bij geval zich vernedert hun pols te voelen, dan ziet men op zijn haatolijk aangezicht, en zijne iftuiptrekkende gebaarden, hoe veel vermaak hij F 4 fchept  ft 88 ft fxhept in hen, door zijn* knijpen, fmarcen aan te doen. Dan, fterven deze ongelukkigen die hulp en troost verwagtten, hun dood heeft al het ijsfelijke eener langduurige fmarte, terwijl zij hunne gedagten vestigen op hun verdagten naam; op de verngting waar mede hunne lijken zullen gehandeld worden; en dat hunne vrienden, hunne kinderen, hunne vrouwen, wreedelijk misleid, nog lang om hunne verlosfing zullen fmeeken, terwijl de Chirurgijn V i v e s, over hunne graven zal lagchen. Zijn 'er onder deze ongelukkigen die nog iets van hun goed geborgen hebben, zoo zij de lucht bij het pond, en gezond voedfel tegen goud opkoopen, dan ftelt men een taxt van pijnigen vast. Zij gevoelen een oogenblik hun lijden verzacht, maar de bronnen droogen op, de laauwq liefdaadigheid verkoelt; en, ondermijnd door eene langduurige gevangenis, landen zij ter pla atshunncr ballingfchap aan, naakt, en beroofd van hun-, ne laatfte middelen. Gij gelooft ongetwijfeld niet, dat deze knegten des gezags, deze gewoone vijanden der dwingelandij , vergcetende dat zij flegts werktuigen der fnoodde overheerfchende magt zijn; dat zij, dien jnen hun beveelt te pijnigen , onfchuldig zijn, dat een  # 89 # een fchandelijke dood het loon hunner moorddaadige infchikkelijkheid zijn zal, indien de Conftitutie immer fterkte verkrijge: dat zij, zeg ik , vermaak of voordeel kunnen vinden in het vermeerderen hunner ondergefchikte heerfching; dat zij, bevreesd een plaats te zullen verliezen, waar voor zich zo veel liefhebbers opdoen , des te ieveriger zijn om deze onfchuldigen te kwellen, en zich dus b'ij hunne aanftellers aangenaam te .maaken ; want , ik voor mij , denk dat hunne meesters niets eiichen dan flaaffche onderworpenheid. 't Is in dezen leeuwenkuil, waar uit de hoop gebannen is, dat een Gedeporteerde, dat is, een man die aan het Gouvernement, of aan een' Municipaal , een' Secretaris der Commune, een' Rechter , een' Fournisfeur, aan een meisjen van plaifier, aan een' zijner knegts mishaagt; 't is daar, waar dat dc van emigratie verdagtcn, bij voorraad door magt van geld twee of driemaal van de lijst gefchrapt, zonder echter ooit buiten hun Vaderland gegaan te zijn; 't is daar, waar de Roomfche Priesters, dc goede Curës, de eenvoudige Vicajjrisfen, grijs geworden in den dienst der Kerke, onkundig van alle ftaatkundige begrippen , wier Benige misdaad befcaat in een vrcesagtig onomkoopbaar gewectcn, zijn overgeleverd, zonder de min. F 5 ftc  ft 90 ft fte hulpmiddelen, aan gevoelens die op het fmartelijkst een hart kunnen verfcheuren, dat'de misdaad niet befmet heeft; 't is daar, waar de onfchuld, in de ftuip trekkingen des wanhoops, dc wetten, doch vergeefsch, aanroept; met eene ftcrke ftem eischt: „ toont ons onze misdaaden." Gebeden, zuchten, woede, alles is vergeefsch. Cayenne moet hen verflinden ; zij zullen in hunne ballingfchap omkomen. Hun onherroepelijk banvonnis is dat hunnes doods. Zoudt gij, menfchen vrienden! hen anders Gedeporteerd hebben? Gevoelig mensen! die dit zuchtend leest, gij gelooft misfchien dat ik, hoewel ik mijne kleuren verzacht, uit mijne verbeelding, verwilderd door de rampen dezer ongelukkigen, met te fter-^ ke trekken fchilder! Oordeel: Ik heb twee grijsaarts zien inbrengen, de jongfte had een kwaad been, en was zes - en - zeventig jaar oud, de ander twee - en - tagtig, blind en doof. Men deporteerde hen als verftoorers der algemeen ne rust! De Gens d'Armes, of liever de fchurken, die hun kleed onteeren, (*) en koophandel in (*) Mijne befchuldiging treft liet lighanm der Gens d'Armes niet; zoo men daar ia fchelmen vindt, men ontmoet 'er ook braave krijgslieden , die zuchten over het werk waar toe men hen gebruikt, en die eerlijkheid cn menfchenüefde vereenigen met dc ftrengheid huns beroeps,  # 91 ft i de deportatiën drijven, hadden, wijl deze twee rijsaarts hun geen Louis konden geeven, hunne ermagerde zwakke armen geboeid, ik zag bittere •aanen uit hunne verduisterde oogen op hunne etens. Ik heb eene vrouw van vijf - en - zeventig jaar Mevrouw de Mar at) van Bourdeaux naar Rohefort zien fleepen , door eenen fterken kouden egen; zij kwam hier, zonder klederen , zonder linen, zonder brood, zonder vrienden; de Rcvoluie had haar alles verflonden; dc ongelukkige had mar' gchecle familie overleefd. Zij was alleen in e waereld, haar hondjen alleen was haar nog over ; iet lag op haaren fchoot, zij drukte het in haare .rmen. Deze getrouwe vriend in haare rampen ief koosde haar, en fcheen te deelen in haare ongelukken , welk wreedaart zoude hen willen fcheilen? Men floeg haar hondjen dood!... Ik heb eene gehccle familie van Boeren gezien n de affchuwlijkfte armoede, een' Vader met twee dochters en twee Zoonen ; zij waren het mesman Lebon ontvlucht , men deporteerde ailen lis gevaarlijke medeburgers. Ik heb vrouwen gezien, voorbeelden van huwelijksliefde , die haare kinderen aan haare uitgemergelde borsten hielden, en geheel Frankrijk doortrok-  # 92 # trokken om haare mannen in hunne ballingfchat te volgen. Ik heb, in de nijpende koude van Januari], den Reprefentant des Volks Gi bert-D csm ouliè r es. reeds bejaard, gezien, men bragt hem op een kaï van Parijs tot Rochefort. Deze eerlijke man, bedaard in zijnen ramp, weende niet dan over zijne moeder, die ftok oud, en waar van hij de eenige fteun was; over zijne moeder die hij aanbad; die hij nooit had verhaten , en die verre van haaren Zoon (Kerf, beroofd van zijnen bij (land, en zijne laatfte omarming, Periet, Jardin en Langlois verzelderi hem. Deze beminnelijke jongeling, aanbevcelenswaardig door zijne talenten, zijne deugden, zijnen moed, had op deze reis kunnen vluchten, ieveriai vrienden wagtten hem'te Rambouillet; men boodt hem de vrijheid aan. „ En wat zal 'cr van mijne „ moeder worden ? Ik zie wel dat ik ontvluchten „ kan , maar het overfchot mijner goederen zal „ verbeurd verklaard worden , en mijne moeden. „ zou van gebrek vergaan"; dit was zijn andwoord.: In deze edelmoedige worsteling, fpuuwde Langlois, door eene borstkwaal aangetast, bloed; hij weigerde de hulp der vriendfehap , en deelde in het lot van Gibert: door hem met mij te neemen,!  # 93 ft rien , ontrukte ik hem aan den moordbijl zijner >eulen! Mijn pen Weigert mij meerder ijsfelijkhecden jpteteekenen j alleen deze nog. Ik zag eens .... vlijn hart fluit zich toe bij het herdenken,.... een Vlensch, dwarsch overheen paard geworpen,hij wa3 terk geboeid. De Gens d'Arme die hem geleidde, jeide tegen het verfchrikte Volk: ,,'t is een dronken , vent die zich niet regt kan houden." Men nam iem af, men bragt hem in 't Cachot; ik drong iaarin door; ik raakte zijn koud voorhoofd aan; ik liet hem zout opfnuivcn, de ongelukkige was reeds lood, (*) en op het einde der agttiende eeuw, n dezen tijd van verlichting, zag ik een lijk dien :elfden avond in het boek der gevangenen opchrijven! Terwijl ik de fmarten van mijn verbrijsfeld hart n deze bladen uitftort, hoor ik dat het fchip in iet ruim, een gedeelte dezer ongelukkigen, ten getale van twee honderd twintig ontfangt; meest illen ziek aan befmettelijke koortfen , zij zulen de plaats hunner baliingfchap niet bereiken. Ik (*) Deze ongelukkige kwam uit het gevnngenhuis van Muon, of Muren, vijf uuren van Rochefort; de Vrederecher die deze ftervenden had overgeleverd aan dc Geus d'Arme, :al, indien 'er nog wetten zijn , eens de ttrnf dezes geweld[are!- orfangen.  $ 94 ft Ik hoor dat zij, zich van den oëver verwijderende, door de Engelfchen zijn aangevallen, (dia onze kusten doen beeven) dat het fchip zijn masten verloören heeft, en aan alle zijden lek gefchootcn,- gedwongen is in deze haven te wijken, Dat een ander fchip, na een maand dat zij ir dezen ijsfelijken afgrond gelegen hebben, hen in neemt, om hen nogmaals te deporteeren. Dus. weggeworpen door de Franfchen, ten tweeden maal door de Engelfchen op onze kusten gejaagd, ontroerd als de golven die over hen vloogen! Maa! u eens het lot dezer ongelukkigen, daar zij nog eens hun Vaderland weder aanfchouwen, om ziel op nieuw daar van te verwijderen. Ik roep u tot getuige , ö gij dierbaare , er heilige flagtoffèrs, die onder Robespiere fneef det! indien uwe deugdzaame zielen, aan de overzijde des grafs, nog deelen in onze rampfpoeden; ö dan zult gij het leven niet meer vuurig verlangen , de haastige flag des bijls , die op eens uw lijden eindigde , is minder affchuwelijk dan die zielspijnigingen, die doodsangften , die aanhoudende ftuiptrekkingen, die geduurige verfchrikkingen , die de fmarten des doods vereeuwigen, zonder immer rust te geeven ! Welhaast zal Robespiere een gevoelig eri omzichtig man fchijnen; want de mannen, die, na een rm  ft 95 ft negenjaarige Revolutie, en ondervinding, zo eenë tirannnij uitoefenen, zijn zo wel meer misdaadig als onverfchoonelijk. Navolgers van C a 1 v i n of L u t h e r, ThéophiLanthropes, aanbidders van M i t h r a, of eerbiedigers Van M o z e s, welke godsdienstige denkbeelden gij ook moogt voeden, hoe uwe eerdienst zij ingericht ; allen prijzen u de menschlievendheid, de liefde tot uwen naasten, ja de liefde voor uWe vijanden, aan. Op deze heerlijke grondflagen moeten alle Godsdiensten der aarde gebouwd worden \ en gij, mijne medeburgers, wie van u Ziet' in deze deportatie zijne eigene niet voor uit? Is 'er wel één inwooner van Frankrijk die den dag van morgen niet met angst moet verwagten ? Zo dra de laster goed vindt hem te vervolgen , dan is hij in gevaar zijn Vaderland, vrouw, kinderen , goederen, alles wat hem dierbaar is , te verlaaten. Vergeet, om het algemeen belang , uwen haat, uwe partijfchappen, verdeedigt deze ongelukkigen , dan pleit gij voor het recht en de veiligheid des geheelen volks. Generaals , Rechters , Wetgeevers, Directeurs , gij allen moet mij gehoor geeven; van welke partij gij ook zijn moogt, hoort, mij! Uw behoud is wederkeerig daar aan gehecht. Gij zijt, voor de volgende eeu-  # o6 ft eeuwen , aanfpraakelijk voor al de gruwelen dié 'er gepleegd worden. U zullen de afgrijzen treffen,die uwe kinderen zullen verfchrikken, op het hoo-> ren dezer willekeurige daaden, die uwe lafheid heeft toegelaaten. Getekend, Richer.-Ser.isy* C M  ft 97 ft GEBEURENISSEN, DIE IN GUIANA, Na DE ONTVLUGTING DER AGT GEDEPORTEERDEN, DEN NEGEN-EN TWINTIGSTEN NIVOSE, HET ZEVENDE JAAR, ZIJN VOORGEVALLEN. (De Commandant van Sinamary overflelpte met beledigingen en flegte behandelingen, de daar gebleevene Gedeporteerden; hij floot dien naauwer pp; en het was als of hij hen wilde ftraffen, om jlat zij niet gevlucht waren- In zeer langen tijd noorden zij niets van hunne vrienden. Een maand M de ontvlugting, verftonden zij, uit eenige Sok jlaaten, die van Cayenne kwamen, dat de Pitogue, |vaar op zij ontvlucht waren, door een' Kaper der Colonie was in den grond gefchooten; „ ert 1, dat niemand ontkomen was", voegden de Soldaaten 'er bij. Deze tijding deed de achter gebleevenefi liet lot hunner vrienden beweenen. Men beoogde |loor dezen logen, dien men door de geheele Colonie verfpreidde, allen die zulks nog mogfefl jvenfchen aftefchrikken van vluchten , en tevens len allerlei bitterheid aan te doen, G ff»  # 98 # Nu ontving Jeatvnet, van het Directoire J eenige meer gematigde, meer menfchelijkc beve-j len; de eerfte waren gefchreeven door den woestenj Rewbell; men herriep de orde om de niet gevluchtte Gedeporteerden naauwer te beperken. Het Fregat la Decade kwam den 9den prairial in de Haven van Cayenne , met honderd drieen - negentig nieuwe Gedeporteerden ; onder hen waren twee leden van den raad der vijfhonderd. Gibert-Desmolieres, en Jo b-Aimé; eenige Emigranten , een groot getal Priesters, nog verfcheiden anderen dien men fchuldig hieldt; ook fommige perfoonen, die reeds om hunne wandaaden tot de boeijen veroordeeld waren. De toeftand was, op het oogenblik zelve, van hunne landing allerijsfelijkst. Geen hunner was op den overtogt geftorven, maar allen hadden fchrikkelijk geleeden ; de meesten waren dood arm, bijna naakt; bedorven zeebefehuit, door 't gewormte geknaagd, paardenboonen en ftinkend water, was het voedfel der oude zieke menfehen... De Inwooners van Guiana gaven ook nu weder bewijzen hunner menschlievenheid, en gastvrijheid. Vee-; len ontving men met goedwilligheid , in de huizen. Eene Negerin , die te Sinamary een klein huisjen bezat , en bezwaard was met zeven kinderen ontving een' priester bij haar» De  ft 99 ft De orders die de Agent, na de eifchen der familiën der Gedeporteerden, ontfangen had , gaven hem ook de vrijheid om hen te zenden waar zij zouden begeeren, in de geheele Colonie * doch niet uitzondering van Cayenne, (Verdedigende {lukken No. ƒ£) Die bevel belemmerde de vrijheid der Gede* poneerden , ert liet den Agent de magt om willekeurige uitfpraak te doen, over de etablisfementen, die zij zouden verkiezen. Nog een bevel van den tienden Prairial ftohet hen hun randfoen toe, tot den twee-en-twintigften. Brumaire. (Verd. {lukken Np. III.} Den tienden Mesfidor overleed Layillelieüfnois* die, uit Frankrijk vertrekkende, eene vaste gezondheid genoot. Hij was gevonnist doof eene Militaire Commisfie, door het Directoire benoemd; en veroordeeld om een jaar in hechtenis te blijven : zonder hem op nieuw te vonnisfett $ cn flegts op vermoedens $ dat hij in betrekking ftond met die leden des Wetgeevenden Lighaanis, door de Wet van 19 Fructidor gebannen , washij gedeporteerd; zo ook Brothier nevens henl befchuldigd Agent te zijn van Louis, broeder" des Konings, Duvesné, de Presle ofDunari hier over insgelijks befchuldigd, werdt alleen uitgezonderd, ter gunste der verklaaringen, waar o£ G a n#»  ft 100 ft men , na hem fchandelijk beledigd te hebben, de zogenoemde famenzweerers van den i8den Fructidor aan het Wetgeevend Lighaam gedenonceerd hadde ; Lavilleheurnois heeft, in alle zijne ongelukken, zijn vast en eenpaarig charakter behouden. Hij onderging in het hospitaal te Cayenne de fmarte, van te liggen op het zelfde bed, waar op de affchuwelijke C ollot-d'herbois geftorven was. Hij was misnoegd op Brothier en gaf dit dikwijls te kennen, maar hij wilde vóór zijn dood zich met hem bevredigen; en na van hem de laatfte kerkelijke ceremoniën ontfangen te hebben, Itierf hij in deszelfs armen, biddende voor de herftelling der Monarchie. Naauwlijks had men nog weinige hutten van riet, takken, boombladen, en kleij opgericht, of men bragt tagtig nieuwe Gedeporteerden naar Conanama, dat is, allen die zich nog-geen verblijf hadden kunnen bezorgen. In dat Canton was geen Chirurgijn; en die van Iracombo, drie groote mijlen van daar liggende, kreeg bevel, viermaal 's maands daar heen te gaan. Veelen dezer ongelukkigen werden onderweg naar Cayenne beftolen , en toen zij daar aankwamen , hadden de meesten geen ander bed dan den vochtïgen grond der hutten. „ Ik heb, zegt een hunner, in eenen brief, ik heb  ft IOI ft heb Indiaanen gezien, lieden dien wij wilden noemen, die zuchtten door deze ijsfelijke tooneelen, ïn ons hun afgrijzen deeden zien, 't welk die bun veroorzaakte. Ik heb den Capitein der Indianen van Iracombo , die mede aan deze hutten arbeidde, traanen zien ftorten, over onze rampen, en ik, hoorde hem, de bewerkers daar van, verkloeken. Verftandige en vreedzaarae mannen zagen zich verpligt, om, ten getale van twintig, en meer, dezelfde hut te bewoonen , om niet vermengd te ; worden met de fchurken , die hen hunne laatfle klederen wilden ontneemen. De wanorde bleef jniet langer agter , drie of vier dezer fchurken \ werden befchuldigd van diefitallen in een naast1 gelegen gehucht gepleegd; en dat zij die hutten i hadden willen in brand fteeken. Vier daar van \ bragt men naar Sinamary, een werd vrijgefprooken I en naar Conanama terug gezonden , de anderen ;zondt men naar Cayenne om gevonnist te wori den. Hij, die men van diefftal befchuldigde,. werd te Cayenne in de boeijen geflooten; en hoewel niemand hem befchuldigde, zo dreigde echter de Ingenieur der gewapende magt hem des avonds ; ten zes uuren te laaten fufilleeren, indien hij dien i dag zijn misdaad niet bekende. Deze ongelukki. ge ontfnapte, en na twee of drie dagen in bosG 3 fchen  ft 104 ft fchen gedwaald re hebben , vondt en vatte men hem , bijna dood van honger, men moest hem in 't hospitaal brengen , daar ftierf hij binnen den derden dag. Hij die te Sinamary door den Vrederechter was vrijgefproken, en naar Conanama te rug werd gebragt, is overgevoerd naar Cayenne, als verdagt ; door het bevel des Ingenieurs Pré-* vost; op deze wijs oefent men het recht uit in naam der Republiek! R o v è r e begon, na eene zeer langduurige ziekte, te herftellen, toen hij een' brief van zijne vrouw ontfing, die hem meldde: „ dat zij met „ het fchip de Medea, met haar twee kleine „ kindertjens bij hem kwam, om zijn droevig lot „ en uitbanning met hem te deelen, en hem te „ vertroosten." Dit trof hem zo geweldig, dat hij weder inftortte. Evenwel, zijn moed en krach, ten herftelden zich; hij ontworp het plan om met zijne familie te gaan wooncn, op eencn grond die hem, digt bij Cayenne , was aangeboden. Hier toe moest hij zich voegen naar de fchikkingen van het bevel, des dertigften prairials. Gebrek aan den vorm des verzoeks vertraagde de uitvoc-r ring, waar op hij wagtte, Dit ontrustte hem zo ,zeer dat hij gevaarlijke koortfeil kreeg. Eindelijk kreeg hij vrijheid om te vertrekken, en,nietfegenftaande zijne groote zwakheid, en tegen den raad  ft 103 ft ,raad des Chirurgijns, in fpijt van den dood, die i hem dreigde, ging hij den isden Fructidor fcheep, I om naar Cayenne te keeren: men moest hem in ;; zijn hammak aan boord draagen. Naauwlijks was men in Zee of de koorts verhief zich verfchrik; kelijk , hij verloor des nagts zijne kennis. Zijn ; toeftand, en de Zee waren even flegt; dat dwong ;] den Schipper den Goëlette naar Sinamary te keeren , waar hy den i7den aankwam. Rovère j werd, ftervende aan land gebragt, hij lag zonder | beweging , men moest hem ophijsfen op het dek I der Embuscadiere , om hem in zijn hammak te brengen. Men konde hem niet plaatfen in het I huis door hem verlaaten, hij had zich al te zeer te beklaagen over de flegte behandeling, en de I ondankbaarheid hem daar aangedaan, en betoond. Een weldenkend en gevoelig inwooner , hoewel I met een talrijk huisgezin, en zelf zieken hebbende , bood hem een verblijf aan. Daar werd { hij ook, half dood, heenen gebragt. De Chirurgijn j deed alles wat in zijn vermogen was, maar de flag was gegeeven,en na veel te hebben uirgeftaa», ftierf Rovère des morgens om drie uuren, op I 'den isden Fructidor. Onmogelijk kan men alles i wat hij geleeden heeft , of zijne doodsangften af1 maaien. De gedaanten zijner vrouw en kinderen I waren fteeds voor hem. Hij zag in zijne verG 4 beel-  ft 104 ft beelding niets dan deze geliefden! Hij ftierf, terwijl hij hen riep, waanende allen aan zijn borst te drukken. Ik moet dezen weldaadigen inwooner nader leeren kennen: deze Duitfcher is een der weinigen ontkomenen aan de afgrijsfelijkfte fterfte der Colonie, wier oprechting was aanbetrouwd aan den Ridder Furgols en aan Chanvallon. Na een vieren-dertig jaarigen arbeid bezat hij een eerlijk beftaan , tot dat het nieuw famenftel, omtrent da Colonie genomen, zijn geluk, ja zijne hoop zelve vervoerd heeft. De ziekten zijner vrouw en kindéren hebben zijn ongeluk nog vergroot. En met dit alles , geen der hier naar toe gebragte Gedeporteerden, die hem geene dankbaarheid fchuldig is. Deze waarlijk agtingwaardige Burger is genoemd M 0 r ge n f t e i n, hij is Magazijnmeester te Sinamary. Agt der nieuwe Gedeporteerden waren geplaatst in een klein huisjen, dat zij te Sinamary gehuurd hadden: den I5den Fructidor waren 'er zes van in 't hospitaal, en de twee anderen hadden de koorts; den aoften ftierven 'er twee van die in 't hospitaal lagen. Een hunner was d'IIarelange, een agtingswaardig grijsaart, en eertijds Rector der Leuvenfche Hoogefchool. Den oden Fructidor, zonder eenig opzien tot de  ft 105 ft de voorgaande bevelen, die aan de eerfte Gedeporteerden hun Logement en randfoen, tot den S2iten Brumaire had toegedaan, fchrecf de Agent I aan den Ordonnateur, hier mede op te houden op den iften Vendémaire, en den 25ften Fructidor, I die der zestien Gedeporteerden, naar Conanama 1 te brengen, die, welken overeenkomftig zijn beI vel van 30 Praireial niet gereed waren, zich te établisfeeren. Dus werd de magt om zich te éta| blisfeeren, die zo dikwijls betwist en verhinderd was, en die de Minister der Marine eindelijk had 1 toegeftaan, onverwagt in een bevel om zulks te \ moeten doen, veranderd. Men moest LandbouI wer worden, zonder daar toe de middelen te hebI ben; of Koopman , zonder dat het vrij ftond de eenige haven, waar fchepen konden aankomen , te naderen. Een dezer twee zaaken moest men | verkiezen, of zonder bermhartigheid door de folI daaten, naar de ellendige hutten, van Conanama j gebragt worden. Dit Canton ligt tusfehen Sinamary en Iracombo, 1 in eene laage moerasfige weide , en is dus veel i ongezonder dan Sinamary. Zij die reeds zo lang \ gekwijnd hadden in deze woeste plaatfen , die 1 hunne vrienden hadden zien ftervcn , vergiftigd | door de pestagtige lucht van Sinamary, moesten dit climaat verhaten, toen zij daar aan begonden G 5 te  ft 106 ft tt gewennen. De Agent beval dat men allen , zonder oogluiking, zoude brengen naar het kerkhof Conanama. Hoe onbekwaam zij tot den Landbouw of den Koophandel waren; welke fchikkingen zij ook gemaakt hadden, ziek, of dood krank, men moest aan dit zo vreemd als eigendunkelijk vonnis gehoorzamen. (Verdedigende (tukken No. IV.) Toen zij te Sinamary kwamen, was Brothier, die ilerke koortfen gehad had , een weinig aan het beteren, dit bevel fmarte hem zeer. Hij, die zijn geheele leven had toegewijd aan de Wiskunde, en de fraaije letteren, had geen de minfte gefchiktheid tot den Landbouw , of voor denKoophandel. Hij had zich, om Rovère in het fchip te brengen, veel moeite gegeeven , en de brandende hitte waar aan hij zich had blootgefteld, deedt hem inftorten. Hij had een klein huisjen gehuurd, en aan het Departementaal beftuur verzogt, daar te mogen blijven; een misflag in de form des verzoeks deed dit afwijzen ; deze tijding ontving hij eerst vijf dagen na zijn verzoek , toen hij verzwakt was ; en zij bedroefde hem te meer, wijl hij zich verbeelde dat men hem te Conanama wilde doen omkomen. Zijne koorts verhief en verdubbelde; hij overleed 's daags daar aan, op den 25ften Fructidor , des ogtends om  ©m ïo uuren ; met zijnen dood gingen 'er verfcheiden werken, die hij had willen uitgeeven, ver^ looren, na de handfchriften zijns Ooms, onder anderen een editie van Plinius, wier aanmerkingen zeer gewigtig zijn, voor hen die haar willen vergelijken, en de kundigheeden der Ouden, met de onze over de natuur, overwcegen. Wij verneemen dat twee onlangs Gedeporteerden te Aprouayac zijn overleden. 9 te Cayenne, of in de geheele Colonie. 15 te Conanama. 3 te Sinamary. 29 in vijf-en-twintig dagen. 60 zijn 'er te Conanama ziek. 5 te Sinamary. En voor 't minst twintig in de overige gedeelten van Guiana. " Men heeft de randzoenen ingehouden, van allen die door de inwooners ontfangen zijn ; zif kunnen zelfs in de hospitaalen niet meer gebragt worden. De Chirurgijn van Sinamary, hoewel zelf ziek, voldoet met iever omtrent de zieken zijn' pligc Maar wat baat dit ? Men weigert dezen braven man te Cayenne de noodigfte geneesmiddelen. Hij Ziet dikwijls de kranken ftervcn bij gebrek van medicijnenr De  * 108 # De Agent heeft aan het Directoire gefchreeven, en veel ophefs gemaakt van het groot getal der Colonisten. Ja men heeft de Gedeporteerden gedwongen om Landbouwers of Kooplieden te worden; maar wat kunnen deze ongelukkigen aanbouwen, waar mede kunnen zij handelen? Zij hebben niets, 't geen daar toe noodig is , en allen zijn bijna ziek of ftervende ? Billaud-Varennes, heeft altoos het noodwendige ontfangen. Hij vertrekt van Sinamary naar Makouria , om zich daar te établisfeeren. Men zegt in de Colonie dat Hugues hem onderfteunt... En, ongelukkige Priesters, verzwakt en gedrukt door den last des ouderdoms, {lachtoffers hunner Godsdienftige ftandvastigheid, ftoot men uit de hospitaalen : zij fterven in een brandende en verpeste lucht. Een hunner zestig jaar, en die een zwaare breuk had, [werd overftelpt door pijnen, naar Rochefort gevoerd; zijne jaaren en kwaal bevrijdden hem van de deportatie. Hij vroeg de toepasfing dezer wet, men andwoorde, met wreede fpotternij : „ Ah gij te Cayenne „ zijt, kunt gij aan den Commandant uw ver„ zoek voorflellen." Hij kwam in een' befchreijenswaardigen ftaat aan, werd, zonder medelijden, naar Conanama gebragt, en was in doods gevaar, toen | de  sgr 109 ft de Chirurgijn van Iracombo, getroffen door zijne rampen, hem bij zich nam, en aan den dood ontrukte. Uit al het geen ik na waarheid verhaal blijkt: i. Dat van zestien Gedeporteerden door de Corvette la Vaillante, en van de agt te Sinamary gebleeven, in den tijd van zes maanden en vier dagen geftorven zijn. Murinais 17 Frimaire, het Vide jaar. Troncon-Ducoudray, 4 Mesfidor. Bourdon de 1'Oife, 4 Mesfidor. Rovère, 25 Fructidor. Brothier, 26 Fructidor, en dat 'er nog maar . twee in 't leven zijn, te weeten: Marbois, en Laffon-Ladébat. Mar-" bois heeft federt drie weeken, de koorts. Dus ftaat de fterfte der Gedeporteerden binnen jeen jaar, als 7% tot 8, of 72 tot 80; zo dat na die rekening, 'er in 18 maanden, niemand meer zal overig zijn. Men moet in deze rekening aanmerken , dat j agt der Gedeporteerden zich aan hunnen dood onttrokken hebben , federt omtrent vijf maanden, en dat eenigen, zoo zij te Sinamarij gebleeven wairen, zulks niet hadden kunnen hoopen. a°. Dat van de vijf Gedeporteerde Leden des Raads der Oudften, drie reeds dood zijn. Zij ?ija  # HO # zijn veroordeeld zonder misdaad, zonder befchuldiging, zonder rechterlijk vonnis. Het Vaderland heeft ten hunnen opzichte, eene groote onrechtvaardigheid te vergoeden. 3». Dat een Lid der vijfhonderd te Sinamary bleef, en niet meer in leven is; zijne vrienden moeten zeggen waarom zij hem aan zijn lot opgeofferd hebben. 4°. Dat van de twee Agenten van het Roijalisme , reeds in Frankrijk tot de opfluiting veroordeeld, zonder hernieuwd vonnis gebannen zijnde, niemand meer overig is. 5°. Dat 'er van 193 met het fchip de Decade, gedeporteerd, binnen een maand, 29 geftor- S ven zijn; dat 'er 85 gevaarlijk ziek liggen, en geene of weinige hulp ontfangen. Bij welk barbaarsch woest volk heeft men ooit, zonder rechterlijk vonnis, en willekeurig, zonder eenige befchuldiging, leden des Gouvcrnements aan zulke ftraffen blootgefleld? Zij, die dit allesJ overleeven, zijn het allerongelukkigst, zij zien da-] gelijks hunne lotgenooten den geest geeven, zijl zien altoos het fomber beeld des doods, verre van hun Vaderland gefchciden , verre van hunne familiën en vrienden, langs dezen woesten oever,] waaren! Wijl  ft UT ft Wij voegen geene aanmerkingen bij dit ijsfefelijk tafereel , wij laaten het ter beöordeeling over aan de rechtvaardigheid, en de menschlie* venheid des Franfchen Volks. Te Guiana, 9 Venderaaire, het VIMe Jaar. Et*  ft 112 ft E XTKACT eens Briefs, ge* fchreeven door M. F***, In* wooner van Cayenne, aan Mevrouw de N., zijne naastbefiaande. Cayenne 24 Ventofe, Vilde Jaar. Gij vraagt mij ook, mijne waarde, naar berich- I ten van de Gedeporteerden , en in 't bijzonder naar tijding van den vriend , ten wiens behoeve gij u gehaast hebt aan mij te fchrijven. Zijne ontvluchting, en die van het grootfte deel zijner mede-ongelukkigen , moet' u reeds voor veele ■ maanden bekend zijn. Ik had het geluk om hem , geduurende zijn verblijf te Sinamarij, van dienst te zijn; 't is misfchien aan mijnen raad, dat hij zijne fchielijke ontkoming uit deze plaats der fmarte en des doods verfchuldigd is. De Gedeporteerden hebben onderweg de ijsfelijkfte gevaaren doorgedaan : de Voorzienigheid heeft hen bewaakt, en, door een ongehoord wonderwerk, zijn zij, met een fchuit in de Hollandfche Colonie aangekomen. Het ]  ft 113 ft Het grootst getal van hun die hier bleeven, is reeds dood. Barbé-Marbois, Laffon-Ladébat, alleen hebben hun leven nog behouden, maar dit is misfchien om tot een wreeder ftraffe Veroordeeld te worden. Jeannet is niet langer «Gouverneur van Cayenne, en de tirannij zijns opvolgers gaat zo verre dat wij in verzoeking zijn om jeannet weder hier te wenfchen. Men zegt wel, dat dit zo niet blijven kan, maar de ziekte is langduurig, en de zieke, terwijl hij zijne geneezing afwagt, moet veel doorftaan. Ach mijne vrienden , gij klaagt over de kwellingen die men .1 in Frankrijk aandoet, gij wenscht niets vuuriJger dan naar de Colonie weder te keeren. Maar, liet geen wij hier dagelijks zien is zo treurig, dat -vij ons niet kunnen verbeelden, dat gij ongelukkiger zijn zoudt dan wij: Gij weet wel dat 'er onge', ukkigen zijn , maar gij ziet hun lijden niet; en "iet ongeluk van anderen treft minder door den Itfiland, waar op zij zich van ons bevinden. Geloof mij, mijne waarde, de menfchen zouden minder waadaartig zijn, indien zij de haatelijke gevolgen nmner misdaaden in den helderen fpiegel der waarïeid korden zien; en de hardfte vijand der Gedeleporteerden zoude aan zijne wraak perken ftellen, ndien hij gedwongen ware hunne ellende te beH fchou-  # U4 ft fchoüwen; die gezicht zoude in zijn hart wroeging en wanhoop oproepen. Een groot getal Gedeporteerden, meest Kerke-: lijken, zijn federt mijn laatfte fchrijven te Guiana aangekomen. Ook twee Gedeporteerden: A i m é i en Gibert - Desmolier es. De gevoelige, doch arme inwooners van Cayenne zijn niet in ] ftaat alle deze ongelukkigen ter hulp te komen. ; De meesten zijn ontbloot van alles, bedroefd door ! ziekten , en zwakheid; zij wagten op den dood, t die gereed fchijnt hun te verhooren. De Colonisten hebben vergeefsch verzogt dat deze mannen i zich digt bij de Stad mogten établisfeeren. Ik heb i vergeefsch mij tot borg gefteld, voor twee eerwaar- j dige grijsaarts, die, zo als ik voorzag, niet naar I Conanama zouden kunnen gebragt worden; en nu I ook reeds in 't graf rusten.; Onze vertogen, onze I gebeden vermogten niets op den wreedaart, die ons thands regeert; de verdelging der ongelukkigen i was «.des onvermijdelijk. Allen zijn in het onge- i zondfte oord van Guiana geplaatst. Het ijsfelijk .1 -verblijf van Sinamarij, waar in men echter eenigen ■ tijd feeven kan, werkte te langzaam op deze flagt■ offers, 't Is te Kourou, Conanama, en in andere afgelegene ftreeken waar men leevendig begraaft, f "Daar, waar geen inwooners zijn, en alles woest is, heb-  # ii5 # hebben zij niets te doen dan van eÜendigeri honger te fterven: alle de Colonisten gruuwen van zo veele ïjsfelijkheedem Wij zullen deze eerlijke lieden niet zeer lang meer beklaagen! Zij fterven dagelijks, en de dood der laatften zal onze fmarte verzachten. JobAiméen Gibert-Desmoliéres hebben de gunst verkreegen, om zich digt bij de Stad tieêr te zetten; zal de dwingeland altoos zo heusch sijn? Zijn gedrag omtrent Laffon-Ladébat, m Mar b o is, leert, dat men op zulke grillige, barde menfchcn niet vertrouwen kan. Vreezende, lat deze twee Gedeporteerden door de Engelfchen aiogtenopgeligtworden,lier hij hen,den 25ftenNirofe van Sinamary naar Cayenne, (door een gloeiende zand woestijn,) overbrengen. Zij kwamen daar riek aan; op zijn bevel Werden zij Op een vliering n het hospitaal gelogeerd. Weldra zeide men hun lat de Gouverneur hun eene andere wooning zoude >ezorgert, door deze hoop geftreeld, fchreóven zij tem den ^den Ventofe een' brief dien ik u zal fiededeelen , voor ik u het gevolg daar van melde,  In het Hospitaal te Cayenne, 14 Ventofe, het Vilde jaar. Laffon-Ladébat en Barbé-Marbois, aan den Burger Agent van het Uitvoerend-bewind in het Fransch Guiana. BURGER AGENT! Indien uw oogmerk is de opfluiting waar in wij ons federt 25 Nivofe bevonden, te doen ophouden, dan bidden wij u om ons te vergunnen, ons te établisfeeren in het bewoond Armorique. Wij hebben alle onze ongelukkige lotgenooten, die te Guiana gebleeven waren, zien omkomen. Wij wenschten niet vart hen gefcheiden te zijn. De ziekten die wij hebben gehad, de zwakheid van Marbois, toegenomen door de onverwagte reis van Sinamary, naar Cayenne, de vrees voor inftortingen , altoos in dit climaat zo gevaarlijk, eifchen dat wij ons" digt bij Cayenne, en de hulpmiddelen die zig aldaar bevinden , begeeven. De Burger P * * * wil onze borg zijn , indien ons eigen belang en ons charakter u geen genoegzame zeekerheid geeft. Wij verzoeken ook, Burger Agent, dat deze toelaating niet gedagtekend worde, dan op den eerden Germinal aanftaanden. Dit uitftel is voor ons onontbeerlijk, om onze goe-  • H7 ft goederen van Sinamarij te doen komen ! Wij hebben de ter u te groeten. Laffon-Ladébat en Barbé-Marbois. De Conful had naauwlijks deze bede geleezen of hij werd woedend. De woorden falut en refpect {tonden niet in dezen brief: deze belediging moest geftraft worden, en hij zelf had de onbefchoftheid om dit te zeggen; hoe liegt des het weder ware, moest echter Marbois, nog zeer ziek, en Laffon-Ladébat, terftond naar Sinamary fcheep gaan. Sedert hun vertrek heb ik driemaal van'hun gehoord. Zij hebben meer dan ooit geleden. Te Sinamary komende, vonden zij de uitvoering van het bevel dat ik u hier affchrijve; BEVEL DES COMMANDANTS VAN SINAMARY. Op order van den Commandant van den post, zijn alle Gedeporteerden verpligt, alle vijf dagen, des morgens zes uuren op de plaats te komen, om de revue te pasfeeren voor den Commandant Militair van den post. Zij zullen in twee rangen geplaatst worden. Voordaan zullen de Gedeporteerden verandwoordelijk zijn voor ieder hunner die ontvlucht. Het is ernftig aan hun allen verboden, dezen H 3 post  ft Ii8 ft post te verhaten zonder een' vrijbrief, getekend en gezegeld door den Commandant van den post. De oppasfers van de uitgangen der Weiden, worden uitdrukkelijk gelast, in hechtenis te neemen , ieder Gedeporteerde die zich , zonder dit gefchrift, aan hun vertoont. Te Sinamary 28 Pluvofe, het Vilde jaar, de Commandant van den post Frytag, Te Conanama , te Kourou , overal waar zich Gedeporteerden bevinden, worden zij even wreed behandeld. Twee of drie zijn nog ontvlucht: of misfchien de bosfchen ingedrongen, om een fpoe- | diger en minder wreede dood te fterven. M. Da*** eertijds Priester in het Orliane? fche, thands gebannen naar Conanama, heeft mij 1 een' brief doen bezorgen, gefchreeven aan zijnen ouden Vader; ik fluit dien brief hier in. Hoe veele grootheid van ziel! Ach mijne lieve vriendin, maak dezen brief waereldkundig, hij zal do ongevoeligen treffen, en mogelijk dc wraak ontwapenen. Sedert de vlucht van Pichegru en zijne ] ^tienden, heb ik drie kisten ontfangen, een ge- \ vuld 1  ft ii9 ft vuld met eetwaaren en klederen; een met fchoenen; en een derde met allerlei zaaden. Ik zal aan de hier zijnden dit alles overleveren, nevens verfcheiden brieven die ik ontfangen heb. Zeg aan M * * *, dat de brief waar in hij openlijk aanraadt te ; vluchten, mij wel is bezorgd, door M. R * * *, die veel diensten aan onzen vriend gedaan heeft... Indien mijn brief u ter hand kome, zend dan dit ' billet aan M. G * * *, Notaris te , voldoe dus aan het oogmerk zijns ongelukkigen broeders die mij dit billet bezorgd heeft ; zie hier de Copie: mijn broeder! Mijn dood is nabij, ik zoude voor God fchuldig ftaan, indien ik mijne vijanden niet alles vergave. Toen gij mij naar Guiana zaagt vertrekken , hebt gij mijnen aanklager willen kennen, en in uwe bittere droefheid verzeekerdet gij mij dat gij u vroeg of laat op hem, om deze misdaad wreeken zult. ö Mijn Broeder, verban deze gedagten! "Vergeef hem, zo als ik hem allés vergeef, ik bid u om Jefus wil, die mij wel haast in zijne bermhartigheid zal ontfangen. Laaten alle onze bloedvrienden, laat mijne Gemeente voor mij bidden. Vaarwel mijn Broeder ! Stervende bid ik God H 4 om  ft iao ft om zijnen zegen over u, uwe vrouw en uwe vijf kinderen , ik ben aan de goede Mevrouw L*** 32 Livres fchuldig, betaal die voor mij. Nogmaals, mijn geliefde Broeder, vaarwel. God zal wel haast zijn arm fchepfel tot zich roepen. P. M. G*** Curé de... Deze eerwaardige man overleed den ióden dezer maand , twee dagen na hij dit gefchreeven had. Vaarwel, mijne geliefde Nicht! zo dikwijls mij zulks mogelijk is zal ik u over uwe affaires alhier fchrijven, en over de ongelukkigen: in wien gij zo veel belang neemt. Groet voor mij de Dames C., H. en W. Vergeet niet de goede Bel.... THomme d? affaire. De Heer P*** is zeer ziek, alle uwe vrienden zijn wel. Gij fpreekt mij niet genoeg over Zoc, ik hoop haar bij mijne terugkomst verflandig te Vinden, omhels haar teder voor mij. Getekend J * * * -  ft 121 ft 1 ' Conanama, Canton van het i i o Fransch Guiana , g Feb. 1799. Pierre Mar ie Da***, Curé van P, L. aan zijnen Vader, Proprieiaire te V.... God heeft voor zijn zwak fchepfel gezorgd! uw Zoon leeft, de dood heeft het kind dat gij beweent, niet weggerukt, ö Mijn Vader, gij die mij, van mijne eerfte kindsheid, hebt geleerd, en 1 gewend de deugd te beminnen, en daar in mijn j vermaak te vinden, indien uwe fteeds weenende »oogen nog het licht aanfchouwen, dat dan deze regelen, gefchreeven door uwen beminden Zoon, u mogen ter hand komen; uw ouderdom troosten ; dat de droefheid u niet tot aan uw graf bijblijve! Daar is een ander leven, waar in cle vroome gelukkig zijn zal: indien de Godsdienst dit niet verzeekerde , de rampen zouden 'er ons van overtuigen, 't Is in dat leven, dat de boosdoener ons niet meer kan vervolgen; daar is het, ö mijn Vader, dat wij ons kunnen weder zien. Daar zullen uwe deugden en mijne ongelukken, ;. genade bij God vinden. Daar zullen wij eeuwig bij elkander zijn. Mijn Vader zal ik u van mijne vijanden fprecken ? ö neen: een dienaar van den God des vredes, moet geene vijanden hebben. 11 5 Mijn  ft 112 ft Mijn Godsdienst leert mij vergeeven. De Hemel is mijne getuige, dat ik te Conanama nog nooit den naam mijner vervolgers genoemd heb, dan om voor hen de Goddelijke bermhartigheid af te fmeeken. Ach, indien zij zo gelukkig zijn van berouw te kunnen gevoelen ; en indien ik daar niet ben om hun te troosten door te zéggen: reeds lang heb ik u alles vergeeven; dat dan een weldenkend man hun deze brief voorleeze, en daar door hunne fmarten draagelijker maake; ach, zeg gij zelf, mijn Vader, „ dat gij hun ver„ geeft" De fchuldige is altoos meer te beklagen dan zijn flagtoffer: het aanwezen eens boosdoeners , dien de wroegingen vervolgen, is al te : ijsfelijk, dan dat zijn vijand niet vertroost zoude worden. Mijn Vader, gij verlangt te weeten waar ik mij bevinde, het is in het verblijf des doods en der deugden, dat ik aan Godc dit leven en deszelfs fmarten opoffer. Gij weet het, dat ik geheel bezig met mijn werk, bij mijne getrouwe Gemeente leefde, toen een tyranisch bevel mij daar van afrukte. Een man van groot vermogen ; hoe wel hij mij niet kende, werd mijn vervolger. De Rcgcering fchreef' aan haare Agenten , een waakzaam oog te hou- , den op dc Priesters. De Commisfaire M. ge- j loof-  ft 123 ft loofde zijn Vaderland dienst te doen, door hen naar het verblijf des doods te zenden. Ik werd :en flagtoffer gekozen. En terwijl ik mij beïe, /erde om bedrukte huisgezinnen te troosten; te /ermaanen alle dwalingen te vergeeten, alle beëdigingen te vergeeven , kreet men mij uit voor ;en oproerig vijand zijns Vaderlands; men durfde nij befchuldigen, dat ik den Burger oorlog aanvuurde! En door mijne zorgvuldigheid, heerschte loor het geheele Canton de vrede. De Inwooners waren gerust, en de lesfen des Euangeliums liet zonder vrucht. De Commisfaire befchuldigle mij; men kwam om mij te vatten, mijne goeie Gemeente poogde , in weerwil van mij zel•en, mij te verdeedigen. Toen fcheen ik nog ichuldiger; daar op kwam tcrflond het bevel onv nij te deporteeren. ö Mijn Vader ! van cachot ot cachot gefleept, geboeid, gedrenkt met titi erheeden , gevoed met onrust, begaf mij de uoed; ik kende toen mijne zwakheid! Uw Zoon ftortte traanen in zijne duistere gerangems, zo dra de, met dubbele grendels' voor- * :iene deuren, gefloten werden, en wanneer zijne jelciders hem niet meer zien konden. Ik-, een lienaar des Altaars, vergat het Lijden mijns Za: igmaakers, om over mijne eigen rampen te wee- nen.  ft 124 ft nen. Hoe zwak is de mensch als God hem een oogenblik aan zich zeiven overlaat! Evenwel de Voorzienigheid vind behagen aan den Zondaar hulp te verleenen. Ik kwam te Rochefort , 't is daar; 't is in 't verblijf der misdaad, dat ik Engelen moest vinden! Groote God! en ik, ik zoude nog treuren! ö dat ik nooit meer murmureere! Schepper! dat uwe goedheid mij verlichte; mijn hart beftuure, dat ik eens waardig zijn moge naar het graf te gaan, in gezelfchap der deugdzamen, in wier rampen ik deele. Waarde Vader, ik heb niet meer het recht om u over mij zeiven te fpreeken. De eerwaardige grijsaarts, in wier lot ik mij beroeme te deelen, hebben mij geleerd te lijden; ik heb hen te Rochefort aangetroffen. Het Cachot waar in ik geworpen werd, bevatte reeds agt Priesters , uitmuntend door hunne deugden. Een lamp , verfpreidde een akelig flaauw licht, daar zag ik agt oude lieden op den vogtigen grond liggen. Welk eene vertooning! Zij hadden flegts een weinig ftroo onder' hun hoofd: allen fliepen. De onfchuld flaapt gerust. Weldra vestigde zich mijn oog onvrijwillig op een hunner. Een fchoon gelaat, lange hairlokken , door de jaaren wit geworden, wekten mijn eerbied op. 't Was Dom. Louis uit de or-  ft 125 ft orde van St. Brur.o. Gedrongen door eerbied, naderde ik hem; ik viel bij hem op mijne kieën, en ik deed eene belofte dezen grijsaart met alle mijne zorgvuldigheid bij te ftaan. Hij ontwaakte, zag mij , floeg zijne oogen hemelwaards , vatte mijne hand en fprak: „ mijn Zoon, gij zijt ook „ een kind Gods. Dat het geloof u verfterke in „ uwe verdrukkingen , en dat God uw trooster I zij" De overige ongelukkigen ontwaakten; 3ij voegden zich bij hem , zij omringden mij, allen vergaten hunne rampen om de mijnen te gevoelen. Ik fcheen het eenig flagtoffer, mij alleen beklaagden zij. „ Dienaars van Jefus Christus „ riep ik uit, ó mijne Vaders! mijne voorbeeldenf „ Gave God mij die kragt die u bezielt. Laat ■ „ mijne zwakheid geftraft worden door langduurig „ lijden; mogt mijn geloof maar niet bezwijken, „ mogt ik, daar ik u navolge, de kroon der He„ melfche Heerlijkheid waardig zijn die de Heere ,, voor u bereid heeft." Twee dagen na mijne aankomst werden wij op een fchip gebragt, dat met ons naar Guiana zeilde. Hier vonden wij een groot getal Priesters, uit alle oorden van Frankrijk, onder dezen verfcheiiden Conflitutioneele en getrouwde. Een groot 'aantal zestigjaarige Journalisten , en Emigranten, Twee leden van het Wetgeevend Lighaam, Job Ai-  # 126 # Aïmé,en Gibert-Desmolieres. Zie daaï de flagtoffers, op een gepakt in het Fregat la Decade. De Prieur van. St. Claude heeft eene Breuk, deze goede oude man kan bezwaarlijk een voet verzetten: een mijner medebroeders kan flegts weinig dagen leeven. Girard, d'Havelange en de vroome Dom Louis zijn ftok oud, meestallen zijn zwak en ziek. De Gedeputeerden Aimé en Gibert fpreeken vruchteloos voor deze ongelukkigen, zij krijgen geen gehoor: „ fprcekt voor hen, is het „ andwoord, te Guiana." Wilt gij het tafereel dezer Gedeporteerden ? Verbeeld u zieken, ouden; de een tegen den anderen gedrongen, uitgeflreke op de planken, gekweld door het ongedierte, zonder linnen, zonder genoegzaame klederen; erger dan boosdoeners gevoed; en zal dit uw hart niet verfcheuren ? Wij ademen niet dan door eert enge fouspape, \ dc ftank plant de befmetting voort ; een gras reuk verfpreidt zich door dezen gloeijenden oven; en men hoort geen het minst gemor; allen hebben den moed der onfchuld: allen hebben geleerd I te lijden. Het verbaasde fcheepsvolk, ziet, met bevvonde- 4 ring, deze flagtoffers. Sommige, marroofen ftorten, I  # ft in 't geheim, traanen over ons; en ftaan ons edelmoedig bij, zo veel zulks van hun afhangt. Agtingwaardige Benoit, gevoelige Rofier! Wij hebben de naamen onzer verdrukkers vergeetcn, maar Sn 't binnenst van ons hart zijn de uwen diep ingedrukt! Geniet, boven al de goedhartige maxoofen , het geluk geleegen in twee brave manïen, het leven gered hebben. Have lange, die ui reeds bij de dooden rust, werd, door hunne sorg, in 't leven gehouden ; wij vergaten ook geenszins de edelmoedigheid van eenige Officieen. 't Is om der boosheids wille dat ik hunne ïaamen zorgvuldig verzwijge. Wij kwamen te Guiana , de inwooners waren ;eneegen ons te helpen , maar ons wagtte nog 'iéne Deportatie. De Commisfaire van dit Canon oefende met ftrengheid de orders uit, die hij ongetwijfeld ontfangen had ; want welk mensch :oude uit zich zeiven zo wreed zijn , dat hij dus pijne medemenfehen fmarte aan deed? De Gedeporteerden zijn in clasfen verdeeld , renigen gaan naar Sinamary, anderen werpt men n de akelige woestijnen van Aprouayac en Colanama. 't Is in dit laatfte gat dat uw Zoon u chrijft. Daar poogt hij, op het voorbeeld zijner jnedeongelukkigen, door zijn geduld te verdienen, hes  ft 128 ft her geen u, mijn Vader, door de deugd gefchorf ken werd. Conanama is een der afgelegendfle Oorden de zer Colonie; het ligt door bosfchen ingeflooten. is doorfneeden door moerasfchen, die de lucht door Hinkende opdampingen, vervullen. 'Er zij] flegts weinige inwooners; zij onthouden zich ii flegte hutten, waar in de fmarten en de dood hui verblijf hebben. Daar zijn wij gebannen!... Noi flegts twee der agt Priesters, die ik in het Cacho te Rochefort vond, zijn in leven. Dom Loui is voor vijf dagen geflorven, en ik heb traane op het graf dezer rechtvaardigen geftort. De2 goede grijsaart fleepte zich in weêrwil mijner b< de, naar het midden der hut, een uur voor zi nen dood: .daar op de aarde gebogen, omring van zijne broederen, (ik mogt liever zeggen va kwijnende geesten,) en na van mij de laatde kerl gerechten ontfangen te hebben, zeide hij: „ Ml „ ne broeders in Jefus Christus, alles wat ik g „ leden heb is niets, daar de Verlosfer met g „ en alsfem gedrenkt werd. Laaten wij dan, 2 „ als de Apostel zegt, fterven in de hoop, d „ dit ons kortftondig lijden zal gevolgd word „ door hemelfche heerlijkheid. Laaten wij fte „ ven, verzeekerd zijnde, dat jefus Christus ee  ft lap ft I w dit fteffelijk lighaam zal veranderen ïn een ver-' L heerlijkt lighaam. Laaten wij, vóór ik fterve, I,, bidden voor onze vervolgers, en dat God onze „ gebeden verhoore"! Hij zweeg. Ik zeide voor J hem het gebed voor den ftervenden; zijn koude i hand verftijfde in de mijne; hij gaf in mijne ar1 men den geest. ■' 1 Alle dagen treffen ons nieuwe ongelukken, en I fierven eenige onzer medebroeders. Hij, die moI; gelijk reeds binnen drie dagen den dood zal ge* s| fmaakt hebben , graaft thands met blijdfchap een !l| graf in dien grond, die zich over hem zal fluiten. * Het graf is de eindpaal onzer wenfchen; hem, die :l daar in afdaalt, beweenen alleen de overblijvenden» i' Het Kerkhof daar onze vrienden rusten is onze I meestgeliefde zamelplaats! Daar komen wij bij een» | daar kiezen wij voor ons eene rustplaats. De I vriend fielt een merk bij zijns vriends graf, hij I ligt zich daar op neder, en begeert daar te blij5i ven. In het graf plaatst hij zijne hoop, weinig 3 dagen levens fchijnt hem een grooce afftand. '■\ Gisteren vond men een Brabandsch Priester, die * reeds verfcheiden dagen vermist was, in een naastI gelegen bosch, half verfcheurd door het wild ge» ;l dierte. Hij was door gebrek bezweeken... Zijne J handen waren te famen gevouwen; op zijne lippen i zweefde de zalige hoop. De Negers bragten hem I bij  ft 130 ft bij ons: des anderen daags hielden wij den Lijkdienst dezes Christen martelaars. Waar zich de Gedeporteerden bevinden is hun lot ijsfelijk, de dood verflindt ons. Zij die nog leeven, verkwijnen door elenden. 't Is of dit gedeelte van Guiana flegts door geesten bewoond wordt. En men rekent uit, dat binnen vijf maanden geen 10 van de 193 Gedeporteerden overig zullen zijn. Uw Zoon zal dan waarfchijnelijk ook niet meer zijn. Dit denkbeeld bedroeft hem niet, hij hoopt, dat zijne ziel, gereinigd door tegenfpoeden , waardig zijn zal -te verfchijnen voor der throon des barmhartigen Gods. — Vaarwel, mijr Vader! de Heere befcherme uw' ouderdom.; da Hij mijne Zuster en haar arme kinderen zegene Ik bid om uwen zegen en om uwe voorbidding. Uw eerbiedigende en liefhebbende Zoon (*] D a*'**. (*) Deze brief kwam in handen zijner familie, maar zijl Vader was reeds door droefheid geftorven.  ft f-3i ft EXTRACT eens briefs van Barbé-Marbois, aan zijne Vrouw. Sinamary 29 Ventofe, liet Vilde Jaar. ■ Ik heb hier bijna alle mijne rampgenooten zien fterven ; bezwaarlijk ben ik de ijsfelijke befmetting ontkomen, maar ik werd beter; doch.was, na eene ziekte van vijf maanden, zeer verzwakt, toen ik, onverwagt, en, op een zo valsch , als belagchelijk 'gerucht, dat de Engelfchen naar Sinamary kwamen, naar Cayenne, nog ziek zijnde, gebragt werd, en wel, onder het geleide der gewapende magt. Ik fleepte mij met fmarte door het heete zand; nu dóór nat, en dan fmachtend door den gloed der zonneftraalen, geloofde ik dit niet te kunnen overleeven, maar dc zorg, voor mij in het hospitaal gedraagen, heeft mij een weinig her» field. Men had Laffon en mij gevleid, ja verzeekerd, dat de Agent ons zoude vergunnen op dea aflland van drie mijlen van Cayenne, te blijven» Ik wenschte het vuurig, de lucht is hier niet zo flegt; alles was gereed, de voorraad en het huis in orde. Ik verzogt den Agent om de vrijheid van op een' affland van drie mijlen van Cayenne Ia te  ft 132 ft te woonen; daar de lucht gezond is, en wij geen gevaar liepen om door krijgsvolk te worden opgeligt. Zie hier zijn andwoord; „ Wij moesten „ ons gereed maaken, om naar Sinamarij te keeren, „ binnen het uur." En nog vóór dien tijd liet hij ons in eene opene Cano zetten: ik beken dat ik traanen Hortte, de Cano, waar in geen bank was, was drievierde vol water: in dit koude bad heb ik den nagt doorgebragt, blootgefteld aan den wind: oordeel wat ik heb uitgeftaan! De koorts is weder gekomen, en federt de 16 dagen dat ik hier ben, heb ik zeven fterke aanvallen gehad. Deze behandeling is niet te verdedigen; ik verhaal u die, maar fpreek niet van de omflandigheeden die u zo zeer zouden bedroeven. Zij zullen mij, in weerwil van mijnen moed, in 't graf brengen. Oordeel, uit het geen ik u fchrïjf, wat ik u verzwijg! Zoo ik geen recht kan krijgen; niet kan gevonnist worden, laat men mij ten minften naar een minder ongunftig climaat brengen, anders zal het volgend jaar het laatfte van mijn leven zijn. De zomer is hier doodelijk. Getekend, B ARIié-MARBOlS. AAN-  * 133 ft AANKOMST en VERBLIJF der ontvluchtte GEDEPORTEERDEN TE LONDEN. I Van de agt ontvluchtten zijn 'er flegts vier op den 25flen September te Londen aangekomen. Ik heb vijf of zesmaal gelegenheid gehad Pichegru, en Delarue te zien; en ik denk de kennis met hun te onderhouden. Zij hebben Dosfonville, die hun ten vollen fchijnt toegedaan, bij zich. Het Gouvernement heeft aan den Adjudant Ramel niet toegeftaan lang in Engeland té blijven. Zijne ongelukken kunnen niet doen vergeeten, dat hij deel gehad heeft, aan de Denonciatie van St. IMalo, in het proces van Lavilleheurnois; I 3 en Londen 29 October 1798. M. de R***, aan M. Louis Zei mann, Koopman te Hamburg.  ft 134 s en twee dagen na zijne aankomst ontfing hij bevel, naar het vaste land te vertrekken. Maar aan alles gebrek hebbende, heeft de Minister Wickam, hem, uit hoofde zijns rampfpoeds, edelmoedige hulp verleend. Nu ik den Generaal Pichegru ken, verwondert zijn krijgsroem mij niets in 't minste. Gij weet dat ik niet overhaastig oordeel; 't is des niet dan na dat ik hem wél heb waargenomen, dat ik uitfpraak over hem doe. Pichegru is, ongetwijfeld, een der grootfte Generaals in Europa; maar ik geloof niet dat zijne ftaatkundige talenten zo fchitterend zijn. 't is een held, dien men aan 't hoofd zijns legers zien moet. Aan zijn' groottenen gang, gelooft men een overwinnaar te herkennen; zijn houding is die eens helds; zijn gelaat tekent den' eerlijken man. Hij fpreekt niet dan van zijn Land ; dat Land trekt al zijn aandagt, dat Land bemint hij. Over 't geheel genomen , fpreekt hij weinig ; hij laat dat over aan zijnen vriend Delarue. Delarue heeft veel geest, zijn houding is edel, hij drukt zich gemakkelijk uit; het belang zijns Vaderlands houdt hem altoos bezig!... Ik geloof dat zijne zeden zo goed zijn als zijne bekwaamheeden; de Generaal fpreekt van hem als van een' man van moed; zij zijn op 't naauwst door de vriendfehap vereenigd. Toen  # i35 ft Toen de Gedeporteerden té London kwamen, hadden zij het geluk den braaven Americaanfchen Kapitein Tilly, hun redder , te vinden; die door Jeannet van Cayenne naar Frankrijk gezonden was, om daar te recht gefield te worden. Een Engelsen fchip nam dat, waar op hij zich bevond, door dit middel ontfnapte deze eerlijke man aan de wraak des Franfchen Gouvernements. De Gedei poneerden konden hem niet dan dankbaare traanen aanbieden; maar de Ministers hebben hem, met de i grootfle onderfcheiding behandeld, en alles is derwijze ingerigt dat hij veilig naar zijn Vaderland kan wederkeeren. Vermids Pichegru hier ziek aankwam, hebben de Doctoren hem de landlucht geordonneerd. Delarue blijft, om hun wederzijds belang, te Londen , maar , om den anderen dag bezoekt hij zijnen vriend. De Generaal ontfangt dagelijks de bezoeken der voorn aamfte leden des Parlements. Het geval bragt hem onlangs in de zitting der Pairs, waar hij incognito gekomen was , tusfehen den Hertog van York en den Stadhouder. Hij werd wel dra gekend. Deze twee Princen bcfchouden hem met den grootften aandagt; verfcheiden Lords kwamen hem hun compliment maaken. De Gedeporteerden zagen Sidney Smith, I 4 di«n  ft 136 ft dien ze, toen zij, gedeporteerd werden , in den Tem» pel gelaaten hadden, meer gemeenzaam, en deze verzuimde niets om hun zijne agting, en vriendfchap. te bewijzen: zij vergaten dat hunne Natie vijanden waren, de tegenfpoeden hadden hen vereenigd. Wanneer 'er Toasts gedronken wierden, verwijderde men , van wederzijds , alles wat onaangenaam zoude heb* ben kunnen zijn. Het geluk der beide Natiën was altoos het bedoelde ; of ook wel de menschlievcnheid , de agting, of erkentenis. Laatstleden Saturdag zaten de Gedeporteerden bij een voornaam Lid des Parlements, in gezelfchap van Sidney Smith, en Kapitein Loob; ik bevond mij daar ook;IVÏ. Mal1 et,M. de Phélippeau, de Marquis de Fr***» M. de Leg***, en onze vriend, waren 'er insgelijks. Ik heb de Toasts opgetekend om u die te kunnen zenden. M. Wickam dronk het eerst: op de gezondheid der braave mannen die hunne boeijen verbroken hadden, dat zij overal vrienden vinden! Pichegru: op het geluk der volken.... Dat de vrienden der menschheid zich vereenigen ora den vrede, en den val der onderdrukkers te bewerken { Sidney, de Franfchen, daar tegenwoordig, aan* fprec-  ft 137 ft fpreekende: aan alle deugdzaame mannen dien de agting en de ongelukken moeten verbinden!. . . Mogten zij welhaast in hun land wederkeeren, en flegts eene familie uitmaaken! M. Mallet, aan de behoefte van zich te beminnen, en op den voorfpoed der beide Natiën. M. Delarue, op de vereeniging van alle Franfchen. Dat de onderdrukten hunne verdruki kers vergeeten . . . Dat zij, zo dra zij de magt hebben zich te wreeken, daar van afzien... Dat de edelmoedigheid alle harten doordringe, en dat men den haat overlaat aan de fchurken! Kapitein Loob, aan de braave lieden in alle landen, dat zij overal een Vaderland vinden! M. de Phélipeaux, aan de aanftaande Alliantie der twee Natiën... dat de Anarchie, en de misdaad haar niet langer verdeelen! Zie hier mijne Toast : aan edelmoedige en gastvrije volken, die de ongelukkigen ontfangen; de Seuwige befcherme de volkeren, die het ongeluk eerbiedigen. Ik weet niet of Pichegru zeer gehecht is 1 aan het Republikeinsch fystema, tot nu toe heb ik mij minder toegelegd om zijne gevoelens, dan wel om zijn hart te leeren kennen: deze groote man , fchijnt altoos gereed om aan hun, die hem voor deze of gene partij komen fpreeken, te I 5 and-  ft 138 ft andwoorden. „ Maakt de Franfchen gelukkig, „ en ik zal voor u zijn." (*) De Gedeporteerden zijn op eene wonderdaadige wijze ontvlucht. Terwijl men de Memoires die zij [ zullen uitgeeven wagt, zo zend ik u het Extract eens briefs , die de historie van hunne ontvluchting behelst, 't Is een eenvoudig verhaal, gedaan door Delarue. Hij gaf mij vrijheid het te.copiëeren: hier is het. Na een een' overtogt van 50 dagen kwamen wij, meest allen ziek, te Cayenne aan. De Agent floot ons 15 dagen lang in het hospitaal op. Wij gingen 'er niet uit, dan om vijf-en-twintig mijlen naar de kust gebragt te worden. Dat Canton is het elleadigfte der Colonie: wij werden, onder de bewaaring van zwarte foldaaten gefleld, die men geduurig tegen ons aanhitfle, zeggende, dat wij hen op nieuw in flavernij wilden ketenen, veroordeeld tot het randfoen der matroofen, gehuist in Negers hutten , elk oogenblik voor den dolk of het vergif duchtende; gevoegd bij den woesten Billeaud-Varennes, overftelpt door ver- (*) Zekere Je au net die zijne Revolutionaire loopbaan, onder het geleide van zijnen Oom Danton heeft afgelegd. ■  #139 ft vernederingen, beroofd van alle gemeenfchap met de inwooners , omringd door alles wat het leven in gevaar brengt, vatte eenigen het befluit op om zich te onttrekken aan de fchande, de ellende en aan den dood die-den agtingwaardigen Murinais reeds had weggefleept, en die boven aller hoofden zweefde. Maar de zwaarigheeden waren ontelbaar, en de gevaaren verfchrikkelijk: zij durfden de eerften overwinnen, en de laatflen tarten. Hun moed werd met affchrik op het gezicht eener eenvoudige Indiaanfche Piroque, om daar mede de lengte van honderd mijlen over een onftuimige Zee, en zonder compas, af te leggen. Na zes en een halve maand in deze woeste plaats gekwijnd te hebben , befloten agt Gedeporteerden, zich met dit krank vaartuig aan de golven over te geeven , de overigen weigerden mede te gaan. Deze agt zijn Barthélemy en zijn knegt, de Generaal Pichegru, Delarue, Villot, Dosfonville en Ram el. Zij vertrokken des nagts tusfehen den 3den en 4den Junij. Den 5den floeg de Zee hen tegen de kust,, brak de Piroque, en benam hun de weinige befchuiten (*_) die (*) Dit verklaart een gezegde van Ram el, waar over men veel gefproken heeft. Men konde niet gelooven dat raen zes dagen zonder iets te eeten, leeven konde.  ft 140 ft die zij hadden. Bosfchen, waar, vóór zij 'er intraden, flegts wilde dieren woonden, ftrekte hun ten fchuilplaats. Ontrust door de vrees dat zij nog op het Franfche grondgebied waren ; verflonden door allerlei infecten, vervolgd door honger en dorst, blootgefteld aan de woede der Man-ons Negers, waar mede dit gedeelte van Guiana vervuld is, werden zij, op den derden dag, niet dan bij geval, uit dit ijsfelijk verblijf, gered, door twee Hollandfche foldaaten, die juist dezen weg uitkwamen. Zij zagen ons in 't eerst aan voor krijgslieden , en vijanden; wij liepen groot gevaar om het doel hunner kogels te . worden : maar, door alle mogelijke tekens van vriendfchap, verdreeven wij hun argwaan; en de foldaaten zeiden, dat zij flegts drie mijlen van den Hollandfcben post Oranje, af waren. Daar gingen de ontvluchtten heen, en ontfingen geredelijk van den Commandant alle hulp om naar Suriname te komen, daar werden zij ook met alle beleefdheid en op de gunftigfte wijze ontfangen. Maar de vrees dat zij deze Colonie, en vooral zijn' braaven Gouverneur aan de wraak van het Franfche Directoire , welks invloed op Holland , zij zeer wel kenden, deedt hen befluiten, binnen weinige dagen te vertrekken, uitgezonderd Barthélemy, wiens zwakke gezondheid niet inftaat was de vermoei-  ft 141 ft ïttoeijtngen, en de gevaaren die zij nog te wagten hadden, door te ftaan; want zij poogden vruchteloos met een Koopvaardij-fchip te vertrekken: allen waren geasfureerd op de uitdrukkelijke conditie, geene pasfagiers mede te neemen. Zij zagen zich dus genoodzaakt nogmaal, mee eene floep, den togt te wagen, en liepen gevaar om door de Kapers, die dit water, onder bevel van Hugues, Onderdirecteur van Guadeloupe, onveilig maakten, genomen te worden. Naauwlijks waren zij in Zee, of werden door een Kaj per, gelukkig een Engelfche, nagejaagd, 's Daags 1 daar aan kwam een tweede, onder eene Franfche Vlag bij hen; de Kapitein fprak Fransch , de : Equipagie beftond uit zwarten; kort, men geloofi de in de handen van een Kaper van Hugues te zijn. De Gedeporteerden achtten zich verlooren, maar befloten zich op den Kaper te laaten doodfchieten, of dien te overmeesteren. In dezen bnt; rustenden toeftand waren zij meer dan een uur, ; tot dat de Kapitein bij hen kwam; toen zagen : zij dat het een Engelschman was. Hij behandelde 1 hen, even als de voorige, met veel menfchelijkheid. , Eindelijk maakte een derde jagt op hen, toen zij I zich om denzelven te ontwijken op de Rivier van Berbices begaven. De Gouverneur dezer Colonie, en de Generaal Lisloop, behandelden hen met li-  # 142 # alle oplettendhéeden, die de edelmoedigheid aan ge» voelige zielen ingeeft. De Generaal zelf bragt hen op een welgewapend fchip naar Demerarij. De onuitfpreekelijke weldaadigheid waar mede ■ de Gouverneur allen ontfing, werd weldra verbitterd door het verdriet eener nieuwe fcheiding. Villot en Aubry, aangetast door fterke koortfen, waren buiten ftaat om fcheep te gaan ... De Overigen gingen op het fchip de Grenada, een . | zeer flegt Koopvaardij-fchip, gevoerd door den braven Capitein Paichard. Maar de wind ons belettende te Martiniquc in te loopen, zeilden wij naar St. Euflatius ; waar de Gedeporteerden op de vcreerendfie en vricndclijkfté wijze door den Gouverneur ontfangen werden. Weldra gaf de Admiraal Henry, onderricht door den Generaal : Lisloop, order om hen op de gcmakkelijkftè , en veiligfte wijs over te brengen. Zij vertrokken op het Fregat VAimable, Gecommandeerd door Kapitein L o o b, die zich door zijne behandeling hunne eeuwige erkentenis heeft waardig gemaakt, den 25flen September kwamen zij te Londen , waar zij thands met ongeduld vertoeven; hoopende nog eens aan hun Vaderland nuttig te zijn.  ft 143 ft Na dit verhaal, 't welk voor u van belang is, zal ik, volgends mijne belofte, dat mededeelen van de ontvluchting van Sidney Smith, en van zijne langduurige Gevangenis. Sidney heeft het niet gefchreeven, maar hij verhaalt met zo veel eigenaartigheid, dat ik alles zonder moeite kan overfchrijven : ik heb hem dit gefchrift getoond, en hij was over mijn fterk geheugen niet weinig verwonderd. Zie hier zijn verhaal: „ toen ik op Zee ge„ nomen werd , had ik mijn Secretaris, en M. „ de Fr... Fransch edelman en Emigré bij mij: „ wij fpraken af dat hij voor mijn' knegt zoude . „ doorgaan. Hoopende mij onder dien naam in vei,, ligheid te brengen. Dit gelukte , en Jhon, t, (zo noemde ik hem) was gelukkig genoeg van „ geen aandagt op te wekken." Men behandelde mij in 't eerst in Frankrijk met groote ftrengheid. Men zeide , dat ik aan eene Militaire Commisfie moest overgegeeven, en, als een Spion voor den kop gefchoten worden... Evenwel de Franfche Gouverneur gaf bevel mij naar Parijs te brengen. Ik kwam in de Abbaije, om  ft 144 ft om met mijne twee ongelukkige reisbroeders * zonder toegang te worden opgefloten. De gedagten om ons te redden hield ons onophoudelijk bezig; het vengfter onzer gevangenis kwam uit op de ftraat; dit gaf ons hoop, dat wij nog wel eens zouden ontfnappen. Wij hadden het reeds door tekens, zo verre gebragt, dat de vrouwen, die over ons woonden, met ons in verftandhouding waren; en ons blijken gaven van het groot belang dat zij in ons, fielden. Zij deeden mij verftaan, dat zij voor ons alles doen wilden wat in haar vermogen was. Ik hoorde deze aanbieding met genoegen, en hoe ontzagchelijk veel haare vergeeffche poogingen ons ook mogea gekost hebben , zo zal ik haar altoos dankbaar zijn. Tot aan mijn vlucht, waar aan zij echter geen deel hadden, was haar grootfte zorg om mij van dienst te zijn; ja, haare behendigheid bragt het zo ver , dat alle mijne waakers en oppasfers bedrogen werden. Wij hadden onze verfierde naamen (nos noms de guerre); de haaren waren ontleend uit de Fabel, zo dat ik onmiddelijke correspondentie hield met Thalia, Melpomené, en Clio. Men bragt mij naar den Tempel. Weldra hadden mijne drie Zanggodinnen de loosheid om ook ia dat gevangenhuis met mij te correspondeeren. Honderde voorflagen om te ontvluchten werden mij voor-  ft 145 ft Voofgefteld; ik nam die allen met drift aan; maal* het nadenken vernielde weldra de hoop , die mijne wenfchen hadden doen gebooren worden. Ik wilde niet ontvluchtten, dan met mijn Secretaris, vooral niet zonder Ihon, wier ontkoming mij nog meer ter harte ging* dan de mijne. Ihon genoot in den Tempel nog al veel vrij* heid. Luchtig, en als een Engelfchen Jockai gekleed > had hij ook het charakter aangenomen. Ihon was overal bemind. Ihon dronk en fraternifeerde met onze wachters» Vrijdde naar het meisjen van een onzer oppasfers, die zig vleidde met. hem te zullen trouwen; en dewijl een Joskai niet kan veronderfteld worden ^ veel opvoeding te hebben , had hij de behendigheid om het Fransch • volmaakt flegt te fpreeken. Nooit fprak hij met mij dan met de grootfte beleefdheid. Nu en dan beknorde ik hem zeer ernftig; kort, Ihon fpeelde :de comedie zo uitmuntend, dat ik waarlijk aan hem wel eens, als aan mijn' knegt orders gaf* Eindelijk kwam de vrouw van Ihon, Mevrouw" de Fr... te Parijs, 't Is eene lieve vrouw! Wat onderilond zij al om ons uit deze ftrenge gevartnis te ontflaan ? Uit vrees van zich te verraaden, durfde zij niet in den Tempel komen» Maar zij zag Ihon dagelijks uit een nabuurig huis; en Ihon genoot in 't geheimj het vermaak om zij- ' K at  ft 146 ft ne beminde te zien. Mevrouw de Fr... kende een gevoelig, moedig jongman, zij ftelde hem voor om aan onze ontkoming te arbeiden; zonder draalen nam hij dit op zich. Deze Franschman, waarlijk gehecht aan zijn Land, zeide: ,, Ik ] „ zal S i dn e y S m i t h van harten behulpzaam zijn, „ wijl ik geloof dat de intentie des Engelfchen „ Gouvernements is, om Louis de XVIIIde op 1 „ den throon te plaatfen; maar zoo de Admiraal „ de Wapens moest draagen tegen Frankrijk, en „ niet voor den Koning, dan zoude ik mij wel 1 ,, wagten hem van dienst te zijn." Ch. Loifeau, (dezen naamhad de jongeling aangenomen,) kende de Agenten des Konings, toen . in den Tempel gevangen. Hij werkte ook voor hen. M. Lavilleheurnois, veroordeeld om] flegts een jaar gevangen te blijven, had befloten om niet met ons te gaan; maar Brothier, en Duverne de Pres le zouden ons voorbeeld volgen. Indien dit plan gelukt waare. Zoude misfchien een eerlijk man gebleeven zijn. Hij gedroeg zich tot dien tijd zeer wél. Zijn ftaat moet thands zeer ongelukkig zijn, want hij is niet, gebooren voor de misdaad. Alles werdt dan ter uitvoering van dit nieuw plan gereed gemaakt. Het ïchèen zeer mogelijk; wij hielden 'er ons aan. Het apartement waar aan de kelder behoorde, was tea  ft 147 ft ten onzen dienste. Mademoifelle D * * * die flegts haaren moed, en haar edelmoedigheid gehoor gaf, nam daar voor agt dagen haar intrek. Zij was jong; de overige bewooners, ftelden de veelvuldige vifiten van L o i f e a u op haare rekening. Alles ging naar wensch; men argwaande in het ljuis niets het minfle ; en een lief klein zevenjaarig meisjen, dat Mademoifelle D. bij zich had, wel verre van ons te verraaden, was loos genoeg om allerlei kinderagtig geweld te maaken, bij iederen fleen die in den kelder werdt losgemaakt. L o i f e a u groef reeds zeer lang, en zag nog geen daglicht; hij vreesde het gat te laag gemaakt te hebben, hij moest dit des onderzoeken. Men had een Metfelaar noodig. Madame de Tr.». wees 'er een aan. Loifeau nam op zich dien te halen ; en, tot aan ons vertrek, in den kelder te houden. De eerlijke Metfelaar, bemerkende dat het te doen was om ongelukkigen te helpen , kwam terftond; hij zei flegts: „ zoo ik gevan„ gen worde zorg voor mijne arme kinderen." Hoe ongelukkig! men fondeerde den muur, met veel voorzichtigheid, en de agterfte fleen viel in den tuin des Tempels .... De fchildvvagt bemerkte het; het allarm begon, de wagt vloog toe, alles was ontdekt. Gelukkig dat onze vrienK 2 den  ft 148 ft den tijd hadden om te ontvluchtten; niemand geraakte in hechtenis. Zij hadden goede voorzorg gebruikt: de Commisfiiire du Bureau Central, die den kelder ging bezoeken, als ook het apartement, vondt flegts eenige meubilen , koffers , gevuld met gropte blokken hout en hooij, ook met hoeden, verfierd met nationaale cocardes: wij zouden die noodig gehad hebben: de onze waren zwart. Deze eerfte poging, hoe wel overlegd, mislukt zijnde , ('t is altoos Sidney Smi th die verhaalt,) fchreef ik aan Mevrouw De Tr... om haar te vertroosten, ook aan onzen jongen vriend, die raadeloos was, wijl hij voor de haven fchipbreuk geleeden had. Verre van den moed op te geeven, zette dit ons aan om iets anders ter onzer ontvluchtting uittedenken. De Conciërge bemerkte 'er iets van; en ik had wel eens de oprechtheid om hem dit te bekennen. „ Commodore „ zeide hij, uwe vrienden wenfehen u te redden; „ zij zullen hun pligt doen, en ik den mijnen, „ door u nog met meer oplettenheid te bewaa„ ken." Deze Conciërge was zeer ftreng; maar altoos even befcheiden. Hij had veel bcleefdheeden voor zijne gevangenen; en leidde 'er zich op toe om edelmoedig te fchijnen; men deed hem vee-  ft 149 ft veele voorflagen, hij verwierp die allen, bewaak-' . te ons te meerder; maar hij bewaarde een diep ftilzwijgen. Eens bij hem aan tafel zittende, bemerkte hij dat ik met veel aandagt een venfter befchouwde, dat in de ftraat uitkwam, hij was ongerust; hier mede vermaakte ik mij. Dan daar van een eind willende maken, zeide ik, al lagchende: „ Ik weet waar over gij denkt; ontrust u niet; 't is drie uuren ; ik houde een wapenftilftand tot middernagt, en ik geef u mijn woord van eer, dat ik, gcduurende dien tijd, al (tonden de deuren open, niet zal ontvluchtten. Daar na neem ik mijn woord te rug, en wij worden weer vijanden." „Mijn Heer , andwoordde hij , uw woord is voor mij zeekerer dan mijne grendels, tot middernagt ben ik volkomen gerust." Wij Honden van tafel op, en met wat veel leevendigheid zeide hij toen wij alleen waren. „ Commodore, de Boulevard is niet verre van hier ; wilt gij 'er een luchtjen fcheppen, zo biede ik mij aan u te vergezellen." Mijne verbaastheid was zeer groot; ik konde niet begrijpen hoe deze fixenge man, en die niet gerust was , zo op eenmaal konde befluitcn , mij dit voorftel te doen . .. Evenwel ik nam het aan, en wij gingen dien avond wandelen. Sedert dien tijd heerschtc tusfchen ons hetK 3 zelf-  ft 150 ft zelfde vertrouwen. Zo dikwijls ik eenige vrijheid verlangde, bood ik, tot zeker uur, eene wapenfchorsfing aan. Mijne edelmoedige vijand weigerde dit nooit; maar, na het gefielde uur, verdubbelde hij zijne werkzaamheid; alle posten werden bezogt; en als het Gouvernement beval mij op te fluiten, dan gefchiede dit met de grootfle zorgvuldigheid; doch dan ftond het mij vrij aan mijne vlucht te arbeiden, en aan mijn' bewaarer mij met ftrengheid te behandelen: Deze man had zeer juiste begrippen van de eer. Hij zeide mij meer dan eens: „ Al waart gij „ ter dood veroordeeld, ik zoude u, op uw „ woord laaten uitgaan; want ik weet dat gij te „ rug zoudt komen... Veel brave gevangenen, „ en ik ook, zouden dit niet doen, maar eenMi„ litair van rang, bemint de eer meer dan zijn „ leven. Dat weet ik Commodore; 't is daarom „ dat ik gerust ben, en het nog meer zijn zoude, „ indien gij wildet, dat de deuren altoos open „ bleeven." De Conciërge had gelijk: vrij zijnde, ik wilde zelfs de gedagten van mij weg te maaken niet dulden; mijne banden aanneemende, had ik met moeite een middel uitgedagt om te ontkomen ... Ik ontfing eens een' hrief die veel belangrijke berichten behelsde. Ik had een groote drift om dien te leezen; maar wijl die in verband fton-  ft 151 ft Honden, met het oogmerk mijner ontvluchtting, waagde ik het om naar mijn kamer te gaan en de Tréves te eindigen; de Conciërge weigerde dit, zeggende al lagchend,ik heb flaap noodig: hij lag zich ook te bed, en ik las mijn' brief niet voor des avonds. Ondertusfchen deed 'er zich geene gunftige gelegenheid op om te ontvluchten. Het Directoire deed mij hard behandelen, en de Conciërge gehoorzaamde ftiptelijk. Deze man, die mij op mijn woord groote vrijheid gaf, verdubbelde nu zijne wagten, om mij nagt en dag met de grootfte oplettenheid te bewaaken. Wij hadden in 'ons gevangenhuis een' man, om een politiquc misdaad veroordeeld tot eene ticnjaarige gevangenis; en die door ons allen verdagt werd het ampt van Spion waar te neemen, deze verdenking fcheen gegrond, Ihon gaf mij berichten, die mij zeer ontrustten. Evenwel het gelukte mij wel haast Ihon zijne vrijheid te bezorgen; eene ontfluiting van gevangenen plaats hebbende, vraagde ik voor mijnen knegt, het geluk om op de lijst geplaatst te worden: hoewel nu deze bede konde geweigerd worden, ontmoette zij geen' tegen Hand. De dag , waarop Ihon zoude vertrekken , verfqheen ; hij was te zeer mijn vriend om mij te willen verhaten; en 't was met veel moeite, K 4 dat  ft 15a ft dat ik hem hier toe bewoog, met traanen fcheidden wij : maar hoe zacht vloeiden de mijne , mijn vriend ontfhapte aan het grootst gevaar. De lieve Jockai werdt overal bemind, men was bedroefd over zijn vertrek, onze deurwagters dronken op Zijne gezondheid, en goede reis; het meisjen dat hem beminde fchreide; haar moeder, hoopende dat hij eens haar fchoonzoon zijn zoude, zei: Ihon is wel een heele goeije jongen. Ik hoorde wel rasch dat mijn jonge vriend zich te Londen bevond; dit troostte mij in mijne gevangenis. Ik had ook wel gewenscht, dat mijn Secretaris werd uitgewisfeld, maar hij liep niet meer gevaar dan ik; en hij wilde nooit gehoor geeven aan voorftellingen der vriendfehap, waar van hij mij zo veele bewijzen gegeeven had; den 4den September ( 18 Fructidor) verfcheen, en met hem ook een vermeerdering van ftrengheid. De Conciërge Lasne werdt afgezet; men liet mij zonder toegang ('au [eeret) zetten; en ik verloor met het weinigje ; vrijheid , dat ik federt eenigen tijd genoot, de hoop op den vrede dien ik had geloofd nabij te zijn. Toen ftelde men mij het middel ter ontkoming voor; ik nam het aan als de eenige nog overgebleevene toevlucht. Het oogmerk was, om valfche orders te maaken, en mij op te ligten, onder VQQrwendfel van mij naar een ander ge.  ft 153 * gevangenhuis te brengen. M. de Phélipeaux, Fransch edelman,zo onderneemend als-edelmoedig, nam dit op zich. De orde werdt nagemaakt, en door kragt van geld verkreeg men het fchrift des | Ministers. Het kwam 'er dus maar op aan, om mannen te vinden, die moed genoeg hadden om dit uittevoeren: Phélipeaux en Charles Loifeau wenschten niets liever; maar beiden waren in den Tempel bekend, en zelfs uitgebeeld; men moest anderen zoeken. De Heeren B***, en L*** beide mannen van beproefde .dapperheid, namen dit met vermaak op zich. Voorzien van de orde kwamen zij in den Tempel. M. B * * *, gekleed als den Adjudant der plaats, en L*** als een ordinair officier. De Conciërge las de orde, zag het fchrift en de ondertekening oplettend na, ging in het naaste vertrek, en liet beiden een geruimen tijd in eene groote ongerustheid. Eindelijk verfcheen hij , gevolgd door den Griffier ; hij liet mij roepen, de Griffier las mij de orde van het Directoire voor; ik hield mij als of mij dit verdriette. Maar de Adjudant verzeekerde mij met veel ernst, dat het Gouvernement niets minder beoogde , dan mijn ongeluk te verzwaaren ; en dat ik zeer wel zijn zoude in de plaats daar hij mij zoude brengen. Ik betuigde mijne erkentenis , aan alle de bedienden des Tempels; K 5 en  ft 154 ft en gij kunt denken, dat ik mijn koffer fpoedig gepakt hadt. De Griffier merkte aan, dat 'er ten minflen zes man met ons als een Wagt mede moest. De Adjudant, zonder zich te ontflellen, vond deze aanmerking zeer billijk, en gaf bevel die wagt te doen komen. Evenwel, bij nader overdenking, en zich als 't waar de handelwijs der Ridderfchap herinnerende , zeide hij: „ Commodore, gij zijt een „ foldaat, ik ook; uw woord is mij genoeg, zoo „ gij het mij geeft , zal ik geen wagt noodig „ hebben." „ Mijn Heer, andwoordde ik, zoo „ u dit voldoet , dan zweer ik op mijn woord „ van foldaat, dat ik u overal waar gij mij bren„ gen zult, volgen zal." Allen juichten deze wederzijdfche edelmoedigheid toe; en ik beken dat ik mij met moeite bedwong, en mij ernftig hield, de Conciërge eischte zijne decharge , de Griffier fchreef die op 't Register, M. B*** fchreefmet I vrijmoedigheid: 1'Oger, Adjudant-Generaal. Ik hield ondertusfehen de oppasfers bezig en overlaadde hun met beleefdheid, om hen geen tijd tot nadenken te geeven: zij dagten ook aan niets anders. De Griffier , en de Conciërge , leidde ons uit tot de tweede plaats , de laatfle poort ging open, en wij gingen, na veele complimenten, van elkander. Wij traden in eene huurkoets; de Adjudant gaf  ft 155 ft gaf aan den Koetfier order om ons naar [de Voorflftad van St. Germain te brengen. De knaap, onJ getwijfeld bedronken, had geen honderd fchreeden gevorderd, toen hij tegen een paal reed, en een' 1 armen voorbijganger befchadigde. Dit vergaderde I terftond het misnoegd Gemeen om ons. Uit de koets j te flappen, ónze valiezen op te pakken', en weg te i gaan was het werk van een oogenblik. Het volk 1 zag ons , maar zweeg; fcholdt flegts op den , Koetfier. Deze eischte zijn vragt en M. L*** Ihad bijna alles bedorven, door aan hem, onbei dagt , een dubbelen Louis te geeven. Al vluchtend waren wij van elkander gedwaald; en ik «kwam niet aan de bepaalde plaats, dan met mijn jSecrctairs, en M. Phélipeaux, die ons gefvolgd was. Ik wilde mijne twee vrienden wagItcn om affcheid van hun te neemen, maar P heil ipeaux deed mij begrijpen dat hier toe geen tijd was, ik ftelde dan uit mijne leevendige erj kentenis aan mijne verlosfers te betuigen, en wij I vertrokken terflond naar Rouen; alwaar M. R * t,t alles bezorgd had, om ons te ontfangen. Wij | zagen ons verpligt daar eenige dagen te blijven; j daar onze paspoorten in orde waren, droegen wij | niet veel zorg om ons te verbergen, des avonds, j wandelden wij in de Stad , of fchepten aan den 1 oever der Seinc een Iuchtjen. Toen alles gereed was  ft 156 ft was. tot onze reis , volvoerden wij die veilig , en ik kwam met mijn' Secretaris, en met M. Phélipeaux, die befloten had ons niet te verlaaten, te Londen aan. Zie daar, mijn vriend, het geen Sidney Smith ons verhaalde, ik heb het haastig, en echter met naauwkeurigheid opgefchreeven. Ik zie hem dikwijls,- 't is een braaf edelmoedig man: zijn phifionomie is fchoon , zijne oogen fchitteren van vernuft. Men ziet dat zijne vuurige verbeelding hem tot groote ontwerpen moet opleiden. Hij is geboorcn voor den roem. Phélipeaux, dien ik bij hem ontmoet, en reeds lang gekend heb, heeft, als officier der Genie, veel talenten, 't Is een eerlijk man, zijn voorkomen is zacht en inneemend; zijn moed heeft de proeven doorgedaan. Hij fchijnt zwak, en hoewel nog jong, heeft hij reeds groote daaden verricht. Hij heeft al de Veldtogten van Condé bijgewoond; hij was te Quiberon, commandeerde in Berry: hij ontkwam den dood door uit' zijne ftaatsgevangenis te ontvluchtten. Het Engelsch Gouvernement heeft hem het brevet van Colonel aangeboden , hij weigert dit, en zegt : „ ik ben in „ dienst des Konings van Frankrijk, ik zal geen „ plaats aanncemcn, zo lang ik mij durf vleijen „ nuttig te kunnen zijn aan mijn Vaderland. Nog  # 157 ft Nog een woord over de Gedeporteerden; zonder hun oogmerk te weeten, denk ik echter niet dat zij lang te Londen zullen blijven; zij fpree| ken alreeds om naar 't vaste land over te fteeJ ken. Indien zij naar Hamburg vertrekken , zal • ik u, door hen fchrijven. Gaarn was ik daar ; ook, maar de zaak die mij hier houdc, is nog al niet afgedaan. Men fpreekt hier van zeer groote j aanflaande veranderingen in Frankrijk. Mogt al: les , voor allen ten besten fchikken. Maar helaas ! Hoe veel rampen bedroeven het menschdom; ; hoe-veel bloeds heeft deze Revolutie doen ftroomen, en dit is nog niet geëindigd. Vaarwel, mijn vriend! Omhels mijn' waarden Paul, en herinner de familie Pelfenn aan mij. Hier nevens de boeken door u verzogt; een werk dat in 't licht gekomen is over de Franfche Revolutie, en het laatfte nummer der Mercure, door Mallet du Pan. Geheel aan u. D. R ***. . TE-  ft 158 ft TEGENWOORDIGE STAAT VAN ALLE DE, OP DEN iaden FRUCTIDOR IN HET Vilde JAAR. GEDEPORTEERDEN. Van de zestien Gedeporteerden naar Guiana, zijn *er zes te Sinamarij bezweeken , onder den last der ellende , en der affchuwlijke vervolgingen; zie hier hunne naamen: M. de Murinais, oud Maréchal-de-Camp, en daar na Gedeputeerde in den Raad der Oudften te Parijs. Troncon-Ducoudray,Défenfeur Officieux, beroemd door zijne welfprcekenheid, Lid van den Raad der Oudften. Rovère, Lid der Conventie, naderhand gekozen in den Raad der Oudften. Bourdon (de 1'Oife,) Ex-Procureur, Conventionel en Gedeputeerde bij den Raad der Vijfhonderden. Lavilleheurnois, Oud Meester der Requesten, Agent van Louis den XVIIIden , veroordeeld;  ft 159 ft de»-ld door eene Militaire Commisfie, om een | :aar in hechtenis te blijven, en zonder geoordeeld te zij11 naar Guiana gebannen. B r o t h i e r, Abt, Ex-Profesfor in de Wiskunde, (^eduurende de Revolutie Agent van Louis de XVijlde. Veroordeeld om tien jaaren gevangen te bh/ven, en even als de voorige naar Guiana gebragt. Agt zijn het ontvlucht; te weeten: Pichegru, F-x-Generaal en Chef, daar né j Gedeputeerde en Pi°fident in den Raad der Vijfhonderd. Delarue, Gedeputeerde' van Niévre, en Lid der Commisfie der Infpecteurs der Asfemblée. Deze twee kwamen te London, bleeven 'er eenigen tijd, en zijn thands in Duitschland. Ramel, Commandant der Grenadiers des Wetgeevenden Lighaams. Hij verliet zijne vrienden te Londen, om op het vaste land bij Dumas, zijn ouden vriend te komen. Het is deze Gedeputeerde, die met hem zijne Memoires heeft nagezien ; R a m e 1 konde geen' bekwaamer medearbeider verkiezen; beiden zijn thands te Altona. Dosfonville, Ex-Agent der Politic; hij heeft Hamburg verlaaten, om zich bij Pichegru te vervoegen. Aubry, Officier der Artillerie, Conventioncl, De-  # 160 # Deputé bij de Vijfhonderd. Men it hij te Demerarij geftorven is, ook, Hamburg bevindt. Hij is echter op de Lijs, Emigranten geplaatst; en het weinige dat hfj nog bezat, gefcquestreerd. Zijne vrouw heeft alles opgeofferd om hem iets te zenden, he.. was te Guiana geadresfeerd; Jeannet heeft .:alles voor zich zeiven gehouden. Villot, Generaal der Gedeputeerde van Marfeille, bij het Wetgcc - am; den iiden der verlootten maand , j Londen, van waar hij naai Piche.gru me-;ni.c te vertrekken: thandF moeten /jij bij elkander Zijn. Bart L él e m y., Ex-Ambasfadeur bij de Zwitferfche Cantor^., daar na Lid van het Directoire; hij zal reeds van Londen naar het vaste land vertrokken ziji . L et e Hier, de pen valt mij uit de hand, mijne oogen zijn .vochtig. Letel lier leeft niet meer. ö Barthélemy! de deportatie was dan de zwaarfte flag niet die uwe gevoelige ziel trof; gij had een" edelmoedigen vriend; zijne zorgvuldigheeden hebben uwe dagen verlengd, en die 'vriend leeft niet meer... Le tellier is geftorven in den overtogt van Demerarij naar Londen. „ Mijn Meester , zeide hij zieltoogende , wees „ gelukkig het overige uwer dagen, en flcrf wel „ m  ft 161 ft -, ,e vreden.*' De arrrie Barthélemy, overgégeeve1* aan de wanhoop bleef zeer lang op het Lijk <É'ns vriends liggen » hij befproeide het met zijne trainen, drukte het aan zijn borst, en poogde I et zAin eigen leven mede te deelen. Met veel moeite . rukte men hem van dit treurig tooheel. Le te Hief! gij' leeft niét meer j uw heldendaad zal u overleeven. Laat men nc : it uw' naam dan met eerbied noemen! dat uwe gehe ~enis nooit Verga! ö Mogten uwe deugden i 'en fom- wijlen, de misdaaden doen vergeeten die ons ongelukkig Vaderland bézoetè e Van de Gedeporteerden die weigerden te ylUt Neten, leevert 'er nog flegts rjree Ie Guiana* . Barbé-Marbois^ Ex-Intendant van St. Domingo , Lid der twee Wetgeevende Vergaderingen. Laffon-Ladébat, Bankier, Gedeputeerde yoor Parijs bij de Wetgeevende Vergadering. Herloemd bij den Raad der Oüdfteh; op den i8dert Fructidor , en Prefident dier Vergadering. Dez'e twee Gedeputeerden zijn nog te Sinamary, de dood dié >m hen waart, heeft hen nog niet getroffen....Bij wagten moedig af^ dat de Rechtvaardigheid pen aan dit affchuwlijk verblijf zal ontrukken. Erf eindelijk hebben zij met Job-Ai mé de vrijheid  ft 16a ft gekreegen om naar het Eiland Oleron te ver, ' trekken: mogten zij niet bezwijken, voor «jeze : vrijheid hun bekend wierde! Job-Aimé leeft nog, te Guiana kamende, kreeg hij van Brumel, opvolger van Jeannet de vrijheid, om, in een Dorp bij. Cayenne, zijn vast verblijf te houden. Gibert-Desmolièrcs, deze deugdzaame man, die altoos zijn Vaderland nuttig was leeft niet meer. Hij woonde met Job-Aimé in dezelfde plaats 5 na verfcheideni zwaare ziekten doorgedaan te hebben, begon, hij aan het gezond climaat te gewennen. Maar, verfchroeid door de zon , en het brandende zand , konde hij de behoefte om zich te baaden niet wederftaan : de koorts kwam weder, onderworpen aan de jicht, voelde hij terftond de fchrikkelijkfte aanvallen, en ftierf weinige dagen daar na. Twaalf Gedeporteerden zijn met het Fregat de Decade onlangs gevlucht. Zij hebben zich van de zelfde middelen bediend en dezelfde directie genomen als Pichegru, en zijne vrienden. Men. weet niet of zij even gelukkig geweest zijn. Bijna alle de Priesters, Journaalfchrijvers, en Emigranten, zijn, door kommer en gebrek, geftorven. Na het raport van den wreeden Commandant Del  # 163 * D e s v i e u x, waar van de Gedeputeerden zig zo zeer te beklaagen hebben, leefden 'er in Guiana, voor drie maanden niet meer dan veertig. Gouverneurs, dit weet gij, ontrukt hen dan aan dit doodelijke gewest, welke partij gij zijt toegedaan, hoort allen de ftem der menfcheliikheid, zoo die der gerechtigheid u niet kan bewegen: vereenigt u om te bewerken, dat deze ongelukkigen aan eenen fmartelijken dood onttrokken worden. Nog wei* nige dagen, en het zal te laat zijn» Wie weet het, nu, nu heeft misfchien de dood zijn laatfte flagtoffer weggefleept, en gij kunt hen niet meer ter hulp fhellen. L 4 GË-  ft 164 ft gedenkschrift VA N B a R B é-m a R B O I S; GEZONDEN AAN ZIJNE VROUW. Sinamary ia Thermidor, Vide Jaar. MIJNE GELIEFDE ELIZë! Ik fchreef u den 2often Ventofe, niets te verzuimen wat in ftaat was mij te doen vonnisfen. Ik heb u twaalf expeditions mijner brieven , door mijne vrienden , als anderszins gezonden, hun biddende die te leezen vóór zij die aan u zonden; zo doe ik ook met dezen brief. Gevangen op eenen afftand van zestienhonderd mijlen van mijn Vaderland, en in de grootfte afhangelijkheid van hun, die mij hier naar toe banden ; om zo te fpreeken alleen ftaande voor het volk, onderneem ik mijne verdeediging; de waarheid en rechtvaardigheid alleen leenen mij haare hulp. De tijd, die een perk ftelt aan alle menfchelijke zaakcn , zal' ook mijne ballingfchap eenmaal . doen ophouden ; 't zij door mij te Sinamary bij mijr  ft 165 ft mijne vrienden ten grave te leiden, 't Zij door mij in mijn geboorte land weder te brengen. Maar een ontijdige, geweldige, onnutte dood zal op hen, die dezelve beraamd hebben, een' onuitwischbaaren vlek hechten. Terwijl mijn appel , gevolgd door mijn vonnis, een daad van billijkheid, mijn land eere zal aandoen, aan de wetten derzelver fterkte, en aan de Conftitutie derzelver luister wedergeeven. Gevleid door deze hoop, geloof ik niet langer geheel alleen te ftaan; want wat men ook voorgeeve, de gerechtigheid is de menfchen dierbaar; en mijne medeburgers kunnen haar niet beminnen, zonder te eifchen dat men mij oordeele. Op elk blad der Conftitutie zie ik een gunfh'g en kragtig andwoord op het geen ik vraag, (*) en gelijk ik niet geduld heb, dat deze fchikkingen omtrent iémand mijner medebroeders verbroken werden, geloofde ik niets minder, dan dat ik daar van eens het . flagtoffer zijn zoude. Ik vreesde ook in 't geheel niet dat alle de leden der Nationaale Vergadering, die, flegts één belang heb- ir (*) Barbé-Marbois noemt hier eenipe artikelen der Conftitutie op : ik denk dat de Nederdukf'che Leezer die zonder veel nadeel kan overflaan; daarom vinden.* zij hier geen plaats. < 1-3  ft 1(55 ft bende, verpligt zijn, elkander bij te ftaan, z« zeer, in de ongelukkig * dwaaling zouden kunnen vervallen, om aan zich zeiven eenen doodelijken flag toe te brengen; door een groot gedeelte hun» ner Leden opteöfferen. He£ Wetgeevende Lighaam wagtte op den dag die ons den flag zou toebrengen , dat zij, die daar oorzaak van waren, het bewijs der misdaad zouden aantoonen; en dat lieden die zich meestal, niet in perfoon kenden, niet in masfa, maar elk op zich zeiven zouden befchuldigd worden. Zijn edelmoedig en billijk ongeduld toonde zich meermaalen; en~eïen aoflen Pluviofe, denzelfden dag waarop ik u fchreef mijn vonnis te verhaasten, fprak de Reprefentant Bailleul, door de Commisfie gelast, om, na dat wij reeds veroordeeld waren, te zeggen waar in onze misdaaden beftonden : „ zoo „ de Commisfie nog geen Rapport gedaan heeft «, over den i8den Fructidor, het is niet bij ge„ brek van iever." Na dezes openhartige verklaaring voegt hij 'er bij: „ zij verwagt zeer ge„ wigtige {hikken, ontdekt door den Minister ?,éfrsr Politie." I)e Commisfie wagtte die nog; en gij hadt die rechtvaardigheid nog niet ontfangen, toen gij ona vijf maanden van te vooren tot de ballingfchap — tot den dood verweezen hebt? Het is mogelijk voor  ft i6> ft voor de eerfte maal, dat, na zo veel tljds verloop, dat na den dood van eenigen der veroordeelden, men zich in 't hoofd gebragt heeft, om bewijzen uit te vinden eener misdaad, die, bij voorraad, met de dood geftraft was; indien ik mijne onfchuld aantoon, dan zal men nogmaal zien, hoe gevaarlijk het is alle orde van rechtspleeging om te keeren; en de reden geen gehoor te geeven, die wil, dat de misdaad beweezen zij, vóór men die ftraffe. Dan zal men voordaan in de vermaarde historie der rechtpleegingen, deze aannaaien, als de meestgefchikte om toch nimmer te veröordeelen, voor den fchuld beweezen is. .„ Maar de bewijzen die gij, na vijf maanden tijds, nog niet hadt, zult gij ongetwijfeld thands hebben , want de Minister der Policie hadt die in handen. Laten wij zien! Een maand is reeds voorbij, en op den 26ften Ventofe verwagtte de Raad der Vijfhonderd, dat zo wel overdagt rapport; reeds zes maanden beloofd, en dat hij hadt mooten hooren vóór onze veröordeeling; die hem zo laat werdt aangeboden, als zijnde de- acte der befchuldiging der Gedeporteerden; en die te gelijk de klaarfte bewijzen mijner vrijheid behelst. Ik fpreek hier alléén van mij zeiven ; hoewel, na den regel der billijkheid, de onfchuld mijner medebroeders vermoed werdt , tot dat zij, (j-ó L 4 wel  * 168 # wel als ik) veroordeeld zijn: maar gelijk de be> fehuldiging elk in 't bijzonder aangaat, zo behoort ook de verdediging te zijn. De mijne , reeds zo gemakkelijk, wordt zulks nog meer door dit rapport, 't welk volgends een Decreet is gedrukt. In plaats van de gewoone klagte der onderdrukten : „ ik ben onfchuldig", zo kan ik zeggen, ik ben, na het Rapport van Bailleul, onfchuldig. Ik heb met verlangen dit gefchrift geleezen , meer wenfchende dan verwagtende hier in eenige befchuldigingen te vinden; of ten minden iets tegen mij ingericht; ik wenschte het, om dat ik dan iets zoude te be'andwoorden hebben, terwijl ik nu, zonder befchuldigd te zijn, echter mij gedrongen vondt om mij te moeten verandwoorden, want ik ben geftraft even als of ik befchuldigd en veroordeeld ware. „ Uwe Commisfie, zegt Bailleul, in zijn rap„ port, heeft alle de feiten tot nu toe bekend, „ bij een gebragt. Zie daar dan de befchuldi„ ging gewijzigd door de bedrijven. Ik ga voort „ op deze lichtflraal der gerechtigheid", en indien alle deze bedrijven mij niet aangaan, dan is het klaar, dat ik niet begreepen ben in deze befchuldiging. Bij deze voor mij gewigtige verklaaring . i ver- I  verdubbelde ik mijn aandagt; en ik zogt in dit rap-, port en mijn' naain, en de misdrijven die mij mogten zijn ten laste gelegd. Mijn' naam vinde ik hier niet, maar onder de daaden is 'er een, dit beken ik, waar aan ik, met het grootite gedeelte des Raads, deel heb. De Reprefentant Bailleul zegt in zijn rapport: „ De verfterkte Horde der Roijalisten, heeft in „ het Directoire gedrongen dien Barthélemy, „ bekend in de correspondentie van Lemaitre, „ dien Barthélemy, die aan den Auteur des „ Treurfpels Louis XVI fchreef: ik geloof niet „ dat gij in Frankrijk zult kunnen komen." Het is voor mij onverfchillig of Barthélemy door Lemaitre is bedoeld; of hij al of niet deze woorden geichreeven hebbe: maar, zoo zijne benoeming een misdaad zij, die de deportatie verdient, wel waarom beeft men van de twee honderd en vijftig Leden van den Raad der Ouden, flegts elf gedeporteerd? Ik zal deze befchuldiging nog meer rechtftrceks wederleggen. Barthélemy, reeds zeven jaar Amb'asfadeiir der Republiek bij de Zwitfers, was bekleed met' de uiterlijke tekens en de waare verzcekering des vertröuwens van het Directoire. Hij hadt genegotiëerd,-gefloten en gezegeld de vredens-tractaaten tusfehen de Republiek en de Koningen van Spanjerj li 5 en  # 170 $ en Pruisfen. Hij was, in zijn hoedanigheid van Ambasfadeur, door de Conftitutie bijzonder aan onze keuze overgelaaten; en de Uitvoerende Magt, aan wie de nominatie der fonctionaires Deplomatique toekwam, zo wel als dat der terugroeping; liet ons zeggen dat hij waardig was in het Directoire zitting te neemen, vermids het hem zo lang openbaare bewijzen zijns vertrouwens gegeeven hadt. Ik vraag, of 'er, onder de Franfche Burgers veel Candidaaten waren, die zo veele uitzondering verdienden; en of, (genomen deze befchuldiging hadde eens den minften grond) deze befchuldiging , niet veel meer gericht was tegen het Directoire, dan tegen het wetgeevend Lighaam? Behoorde men dan ook hen niet te befchuldigen, dien Carnot benoemden, hij is immers gedeporteerd zo wel als Barthélemy? Waarlijk, deze grillige befchuldiging raakt noch de eene noch de andere dezer Magten; zij toont flegts de kragteloosheid om mij te befchuldigen. Deze hoofdbefchuldiging dus afgekeurd, ja vernietigd zijnde, zo vinde ik voords, in het geheel rapport geen' enkelen regel die meer op mij, dan op het overig gedeelte des Wetgeevenden Lighaams toepasfelijk is. Indien Bailleul zelf te Guiana ware, en op dit rapport moest andwoor- ; den, dan konde hij niet anders fpreeken, of zich recht-  ft 171 ft rechtvaardigen dan ik thands doe. Het eenig onderfcheid dat 'cr in deze zaak tusfchen ons is, beftaat hier in: hij las zijn rapport op den i8den Fructidor, voor het Wetgeevend Lighaam, en ik te Sinamary. Maar de aflïand der plaats, en het verfchil der luchtftreeken bewijzen zo min de misdaad, als de onfchuld. Ik ben noch genoemd, noch aangeweezen; en ik veronderftel, dat indien hij dit rapport eer geleezcn hadde, hij mij niet naar de wildernisfen van Guiana zoude gebannen hebben , waar ik in gevaar ben om een elendige dood te fterven, zo als reeds het lot der helft mijner medebroederen geweest is. Het is onmogelijk dat de medebroederen des Reprefentants Bailleul, na dat zij hem aandagtig hebben aangehoord, niet hebben gezegd: „ Eenige Gedeporteerden zijn in dit rapport „ genoemd; maar anderen niet. De aangehaalde „ misdaaden zijn des aan de laatllen vreemd; en echter zij ondergaan allen dezelfde ftraf. Deze „ ongelukkigen fterven rasch de een na den ander; „ zij die overblijven, kwijnen weg onder den „ last der elenden. Zij zijn in masfa veroordeeld: „ Somwijlen hebben de Revolutionaire Gerechts„ hoven de misdaaden bij een gezameld, maar zij „ hebben echter de befchuldigden, ieder voor zijn' •;•„ perfoon gevonnist , over die misdaaden, waar „ van  ft 17e ft „ van zij allen befchuldigd waren; misdaaden uit,, drukkelijk opgenoemd. Nooit zeide men: Paul „ heeft een moord begaan; wij verö'ordeelen Paul „ ter dood; en met hem allen die ons in han„ den vielen. De menfchelijkheid , en de rede, „ overeenftemmend met de wetten, dulden zulks „ niet ; zij willen zelfs , dat, als 'er moet ver„ oordeeld worden, zij, wier naamen men niet „ noemt, daar van zijn uitgezonderd. Wij weeten dat de Raad zelf aan Bailleul deze woorden herinnerd heeft ; als ook zijn wij onderricht van deszelfs billijkheid geoefend op den 24ften Nivofe. 't Is niet genoeg dat ik die hier uitfchrijve. ,, De Conftitutie heeft de pleg„ tigheeden bepaald in het waarneemen der befchul„ digingen der Volks Reprefentanten, ik eisch dat „ dat die gevolgd worden." Men kan zich niet gemakkelijk verbeelden wat B a i 11 e ü 1 daar op toch hebbe geandwoord. Zie hier het zelve, het is te vinden in een Nota, geplaatst in zijn rapport. Rota: Om dat ik geen perfoneele daaden der Gedeporteerden heb aangehaald, zoude men 'er mogelijk uit befluiten , dat zij , wier naamen niet in de ftukken voorkomen , ook niet als fchuldig kunnen aangemerkt worden : dit zoude eene groote dwaaling zijn.  ft i73 ft zijn. Stel eens: 'er wierd door fchurken een huis open gebrooken, en vervolgends5 door hen geplunderd: zij gaan allen te gelijk weg, maar fommigen hunner zijn benoemd om het geftolen goed te bewaaren: kan men , in dit geval, zeggen , dat de anderen onfchuldig zijn ? indien 'er tegen hen geen ander bewijs is, dan dat zij tergelijker tijd in dat huis gekomen, en 'er uit vertrokken zijn, en dat zij vervolgends altoos bij elkander gebleeven zijn. De misdaad ligt in de fchending der Burgerlijke veiligheid, en niet in het onbekend aandeel dat elk in 't bijzonder aan deze geweldige fchenddaad kan gehad hebben. Hier nu beftondc eene uitgebreide famenzweering, om de Volksftem te doen vallen op flegte Burgers, ter vernieling van de onderfcheiden posten, welken men hun zoude aanbetrouwen. Het is klaar dat deze flegte Burgers, ook den hun afgebaanden weg naauwkeurig gevolgd hebben,.dat zij in hunne bijëenkomften verfcheenen, dat het complot op het punt flondt uit te bersten: dat zij deel hebben in de Confpiratie, offchoon men niet kan bepaalen, wat elk in 't bijzon-  ft 174 ft «onder daar in gedaan heeft, of wat rol hij fpeelde, (pag. 47.) I ■■j ■ • • J Ik heb deze Nota naauwkeurig uitgefchreeven; maar ik1* merk op, dat zij niet in den Raad is geleezen; en geen deel uitmaakt van het rapport dat men bevolen heeft te doen drukken. Ik zoude 'er ook niets op andwoorden , indien ik deze Nota niet wilde wederleggen , en aantoonen dat zij zeer beuzelagtig is, als ook, om te doen zien, dat men mij niets , zelfs flegts fchijnbaars, kan aantijgen. Deze taak is gemakkelijk: veronderftellen wij dat deze woorden, in den Raad, waren uitgefpronen, vóór dat ik nu veroordeeld werd, dan zou den zin natuurlijk deze zijn moeten , na 't oordeel des Raads. „ 't Is een bende booswichten , die „ men overvallen heeft, terwijl zij bezig waren in „ het huis te breeken, het te plunderen; en dat 9, ik, tot die bende behoorde. Hij zoude gevraagd „ hebben, wanneer, en waar ik geftolen had. Is „ het de kist eens Bankiers, de Nationaale Schat, „ het een of ander bijzonder , of publiek Magazijn ? „ Bailleul zoude hier op hebben geandwoord: „ zij hebben geconfpireerd. 't Is door een leen„ fpreuk dat ik hen roovers noem. De Rechters * Z01H  ft 175 * „ zouden hier op gezegd hebben: zij hebben ge» y, confpireerd, en gij zegt dat zij bij elkander zijn „ gebleeven. Als men mij nu zeiven ondervraagd „ had, dan konde ik gezegd hebben: ja, ik ben „ waarlijk bij den Prefident gearrefteerd op den „ 18den Fructidor." Wij waren met ons zevenen daar in huis: te weeten: Laffon-Ladébat, Prefident. Piedac-Dericot. Troncon. Laun oi s. Goupil-Prefelne. Maillard. En Ik. De Gens d'Armerie verfcheenen; de deuren wer* den geopend; niemand dagt om te vluchten. Wij werden gewillig gebragt bij Sottin, Minister der Politie. Wij deeden hem aanmerken, dat 'er eene dwaaling plaats had ; dat de order der arreftatie een ander huis aanwees. Dit ftemde hij toe, ei* zeide dit doet niets ter zaak , daar op fprak hij deze gedenkwaardige woorden : „ Dat na. het geen „ hij op zich genomen hadde, een weinig min of „ meer niets beduidde." Op deze verklaaring bragc men ons allen naar den Tempel: van deze zeven perfoonen zijn alleen .Laf fon, en ik naar Guiana  ft 176 ft gedeporteerd; de overigen zijn den volgenden dag ontflagen en tot hunne posten als Wetgeevers wedergekeerd. Deze omflandigheid toont dat Bailleul het huis des Prefidents niet bedoelde, dat wij daar niet confpireerden, en dat hij dus ook in dit opzicht een leenfpreuk gebruikt hebbe. Door deze gemakkelijke analyfis- zoude de Raad een voorftel ontwikkeld hebben , dat men poogde te verwarren. Hij zoude niet gedoogd hebben , dat men zich van leenfpreuken bediende;-geen bewijzen aantoonde dan die overdragtelijk en harsfenfchimmig zijnde, bij eene ernflïge befchouwingy verdwijnen; dat men ons ter ftraffe zondt om ons tot een waaren dood te veröordeelen, en dat door middel van leenfpreuken, bij gebrek van bewijzen. De Burger Bailleul legt ons Contra-revolutionaire Decreeten te last : zulke wilde befchuldi-gingen kan men niet wederleggen ; zij zijn geen voorwerp van onderzoek. Eéne eerfte aanmerking zal echter deze befchuldiging vernietigen. Doorgaands telt men honderd vijftig tot twee honderd Leden in den Raad der Oudflen, en de vervolgden zijn flegts elf in getal. Men moest ook die Decreeten opnoemen; als ook hen, die daar voor • en daar tegen geriemd hebben. Bailleul haalt die I  ft i/7 ft die „ der örganifatie der Gëndarmérié aan , Ü derwijze (zegt hij) gefchikt dat 'er geen ten „ Officier der Revolutie in is." Maar^ deze zelfde refolütie, iri den Raad der Ouden gebragt j is daar onderzogt en daar verworpen: zegt men dat dit niets bewijst tegen de intentie die de Gedeporteerden hadden , om ze te doen doorgaan? Zie hier mijn andwoord: Ik bert de eenige Gedeporteerde die gefprokcn heb ; maar het was öm dit tegen te houden. De journaalen des Raads zeggen , dat men het in druk geeven van mijne redevoering bevolen hadt , men zal die in deszelfs Archivèn vinden, en het is juist om mijne tegenwerpingen dat die refolütie verworpen werdt * en dat mén verklaarde Zé niet te' kunnen aanneemeh'. Maar waar is thands dat complot, die eenvormigheid, die overeen/lemming? Waar zijn thands de Vergaderplaatfen? Hoe is het mogelijk, dat deze Refolütie een gemeene misdaad worde, voor hem die dezelve in den Raad der Vijfhonderd voorftelde , en tevens voor hem die haar in den Raad! der Oudflen kragtdaadig beflreedt ; en dat de-zen zich te Guiana ontmoet hebben ? Verre vari iaar dat ik Zoude denken, dat deze Refolütie- als >en misdaad der Vijfhonderd kan befchouwd tvorden-j maar nait oordeel van hun, die- dit der-  # 178 # ken, verdient de redenaar, die zich daar tegen verzet, en de Raad, die haar verwerpt, lof en goedkeuring. Bezig met een ftreng onderzoek, naar alles wat men mij konde te last leggen, zie ik mijn' naam op de lijst der Koninglijke Ministers, die Charles Lavilleheurnois goedgevonden heeft aan te wijzen. Deze nominatie is door den Reprefentant Bailleul niet opgehelderd; 't zij om dat ik, na den algemeen aangenomen regel, niet fchul* dig ben, voor de daad van een ander; 't zij om dat men mij deze aanwijzing niet tot misdaad rekenen kan; vermids zij zeven andere Burgers niet wordt te last gelegd, die echter , zo wel als ik, op die lijst geplaatst zijn. Eergister zag ik Laville-' heurnois den geest geeven; zijn hut ftaat digt bij de mijne: maar ik verklaar, en zo heeft hij óók verklaard, dat wij elkander, toen hij gevonnist werdt, niet kenden. Dus verdwijnen deze nevelen, waarop men eene nakomende befchuldiging wilde bouwen, ik kan ongetwijfeld haar dien naam geeven; want reeds de helft der Gedeporteerden zijn te Sinamary begraven, na dat de een iets langer, de andere iets korter aldaar een rampzalig leven geleid hadde. Het verhaal onzer ellenden zal onze vrienden be-  # i;9 é bedroeven, en ónze vijanden verheugen: maar daar' j voor zal ik zorg draagen; ik zal zwijgen. Ik zaj I hier flegts eene calculatie der ftcrfgevallen te GuiaI na plaats geeven. Hier toe heb ik zeeket hét I recht; daar ik mij in dit geval, — in dezen vcrfchrikI kelijken tóeftand — bevinde! De döod is, Voor I alle menfchen, het geen zij 't meest duchten; dé | wetten hebben daarom óp groote misdaaden de dóodI ftraffen gefteld ; dé haat en wraak houden zich 1 voldaan als de vijand flerft. Wel nu! De deportatie is voor hun die men, zonder vonnis; daar ; toe verweezen heeft, of een fpoedige dood, óf een langduurende doodsangst. Van tien Leden des I Wetgeevenden Lighaams naar Guiana gebannen J hebben 'er vier Zich door de vlucht bevrijd vari èene bijna onvermijdelijke dood; met een zwakke fchuit zich op den Oceaan gewaagd. Wat vart hüiï 5 geworden zij, weet ik niet. Van de zes die gebleèü ven zijn, zijn, 'er in zeven maanden, drie geftorven 5 de een wat ouder,- de tweede jonger dan wij, de derde in het best Zijns levens* Van de drie nog leevenden zijn 'er twee gevaarlijk krank ge^ weest, en zullen, met moeite , hunne gezondheid weder krijgen.- Zie daar , zo' zijn voor oris te' Guiana de fterf| lij sten. Terwijl 'er' te Parijs in dezelfde' hoeveelheid tijds, flegts één Lid des Wetgeevenden LigM £ haams,-  # i8o # haams, van de zeven honderd en vijftig, geftorvert is; dus is de evenredigheid der dooden, tusfchen Parijs en Guiana als, i a 375. En even of alles moest te famenloopen om deze ongelukkige uitrekening te bevestigen; 'er is van de twee die niet tot het Wetgeevend Lighaam behoorden,een,Lavilleheurnoi s,geftorven. Deze verwoesting is des erger dan de verflindendfte pest. Zij overtreft, ongetwijfeld, de flraffen, die de Rusfen wel eens aan gevonnisde misdaadigers uitoefenen, en beftaan in het affnijden van neus en ooren, of het fcheeren van het hoofd; en die de gehuurde fchrijvers behagen vinden te vergelijken met de delices onzer omftandigheid. Gij zegt (pag. 40) het bloed heeft niet geftroomd. Hoe? is dan alles , uitgenomen het florten van bloed, geoorloofd? Men fterft ook zonder dat het bloed Itroome!... Ach indien gij mijne medebroeders in hunne langduurige en wreede doodsangften hadt hooren uitroepen: „ hadde het den Hemel behaagd dat men mij op den i8den Fructidor het leven ontrukt hadde" !... Ik vraag of het Franfche Volk, indedaad, goedkeurt, dat wij dus, zonder geoordeeld te zijn, behandeld worden? Vond het goed, dat een man . voor onfchuldig gehouden, tot dat hij geoordeeld is» I  ft 181 ft ïs, dezelfde fmarten lijde als een van zijn misdaad overtuigd, en gevonnist Booswicht? Dat men voor onnadenkende menfchen, de misdaad en de onfchuld onder een verwarre; dat men hier door het uitwerkfel des voorbeelds vernietige, zo wel als de begrippen van rechtvaardigheid, en dat de vrees voor ftraffen , voordaan de onberispelijke Burgers zo wel treffe als de boosdoeners ? Ik durf hier op, neen! andwoorden; dit keurt het Franfche Volk af. Sommigen onzer hebben, als door een wonderwerk, de befmetting, en "het verdriet doorgedaan. Wij geeven ook dan de nationaale billijkheid de gelegenheid, om de onrechtvaardige daad te verbeteren, waar van wij de flagtoffers zijn; en men kan ons recht doen, zonder dat zij, die reeds geftorven zijn, daar in eenigzins deelen. Niemand kan 'er belang bij hebben, dat men mij niet oordeelt. Alle mijne vrienden, alle eerlijke lieden, zullen/ u, mijne geliefde Eli ze, bijflaan, mijne vijanden zeiven zullen dit doen, zoo zij eenige waardij hechten aan eenen goeden naam. Ik beken echter dat 'er eene zwaarigheid is die hen kan te rug houden. „ Hoe kan men oordeelen daar geene befchul„ diging is; en, zoo men die verfiere, en de be„ fchuldigde • wordt vrijgefprooken;- dan zal het M 3 „ meer  $, meer ctan ooit blijken dat hij onrechtvaardig ?, gehandeld is." Deze bedenking is gewigtig. Maar gij kunc die ook oplosfen. Ais ik eisch gevonnist te wor^ den, fchijnt mijne onfchuld meer dan ooit door, indien men mij dit blijft weigeren. Ik zal gerechtvaardigd zijn door de ftilzwijgenheid, mijner Denonciateurs zeiven. Indien men mij oordeelt , kan de uitkomst, nog onzeeker voor mij, ongeT lukkig worden. In het eene geval kan niets hunne onbillijkheid verzachten, in het andere is 'er nog kans voor hun, volgends het rapport van 26 Ventofe, was 'er geen fchaduw van misdaad, maar kan men, federt, bewijzen, tekens ontdekt hebben; men kan die ontdekken tot het oogenblik der Rechterlijke uitfpraak. Wie weet of men nog iets ten mijnen nadeel gevonden heb.be? Dus ten, minden zal men hun niet kunnen verwijten mij iets geweigerd te hebben , waar op ieder een recht heeft. Onfchuldig of draf baar, zij zullen zich ontdaan van eenen lastigen redenaar , die. niet ophoudt te zeggen: ' „ Ik ben in uwe magt; gij hebt den moed „ niet om mij te vonnisfen, want gij weet dat „ ik onfchuldig ben. Gij vindt het voor u, „ veel gemakkelijker te wagten, to.t dat de dood ij mij voor altoos doet zwijgen. \n*  ft 183 ft Indien 'er, mijne waarde Eli ze, onder hen, bij wien gij u zult vervoegen, eenigen zijn, die, vergeetende hunne verpligting van recht te moeten doen, en dat de rechtsuitoefening van den eenen Regent op den anderen overgaat, u tegenwerpen: „ dat ons ongeluk, hun werk niet is; dat zij het „ kwaad, ons mogelijk aangedaan, niet moeten ver„ goeden ; dat het aan hun niet ftaat mij vrij te „ fpreeken"; zeg dan, dat ik dit niet vraag , ik eisch alleen het recht dat aan allen toebehoort, en waar bij zij zo veel belang hebben als ik zelf -— het recht heiliglijk uit te oefenen , en het recht van gevonnist te worden. 'Er is voor een Rechter geen grooter ongeluk, dan' een onfchuldigen te veröordeelen. De wroeging moet zijn leven verbitteren, maar het ongeluk van hun , die mij veroordeeld hebben , zal verdwijnen , hunne wroegingen eindigen , indien zij mij in rechten ontfangen , wat ook het gevolg zij. Men heeft zegevierende factiën gezien, die op het oogenblik hunner overwinning, allen die hun ontmoetten ter neder velden. De hitte van den twist fcheen dit te verfchoonen, maar! dat een vastgeftelde Regeering, koelbloedig, de fchending der wetten omtrent burgers verlenge; dat zij, zonder M 4 nood-;  ft 184 ft noodzaakelijkheid,die burgers bloot geeft aan eene, bijna gewenschte, dood: dat heb ik nooit vermoed. De magt der Wetgeeving is onbeperkt, in alles wat het Burgerlijk verdrag, en de Conftitututie, niet raakt; maar deze is boven haar: noch zij, noch het Volk kan dezelve overfchreiden. Wil het Volk die veranderen ? dan moet het dit verklaareii. Tot zo lang blijft die Wet onveranderlijk ; en zelfs als zij eene geregelde verandering ondergaan heeft, kan zij geene terugwerkende kragt hebhen, omtrent gebeurde zaaken. Wat zullen wij zeggen van de zeldzaame woorr den, waar mede Bailleul zijn rapport befluit: rt Verbannen wij die ongegronde Theoricn , „ der voorgewende beginfels; en die domme aan„ roeping der Conftitutie." Zie daar waar men toe vervalt, zoo men eens van de rechtvaardigheid afwijkt! ■ Men begint met het fchenden der Wetten; welhaast wil de zelfverdeediging dat men hun voor onweetend uitkrijt, die zich op de Wetten beroepen; en, bij natuurlijke gevolgtrekking, hem die de Wetten fehendt voor wijs en verftandig houdt. Dus ftort men zich blindeling in de rcgceringloosheid. Ik begrijp echter dat dit gevoelen moet voortgeplant worden, zo lang het bannisfement duurt,  ft 185 ft gepaard met eene weigering van recht. Hoe zoude men die toch overeenbrengen met de bepaalde uitfpraaken der Wetten? Hoe zoude men die te hulp roepen, zo lang wij de fpreekende getuigen haarer fchending zijn? en dat zelfs onze dood. wel verre van onze vijanden te verligten , te duidelijker bewijst, dat de Wetten geen kragt hebben ? Hoe, de plegtige, en yastgeftelde voorleezingen der Conftitutie; de beden voor haare inftandblijving, zouden het erfdeel der domheid weezen! Wel, wat zal dan de taal der vijanden der Conftitutie zijn? En zoude men moeite hebben om mijne befchuldiging op te ftelien, indien ik ooit iets dergelijks gefchreeven hadde? ö Dar wij ons, integendeel, den eed herinneren, dien wij gezwooren hebben, deze Grondwet heilig te houden; ja ten koste onzes levens voor te ftaan. Het Franfche Volk belchouwt nu nog den eed als heilig. Het vcragt deszelfs fchenders; het eerbiedigt deszelfs onderhouders. Het oordeelt na zijn gezond verftand: „ dat het eene Con„ ftitutie, voor onfehendbaar verklaard, en met „ den eed bevestigd , niet kan vertrappen zonder ,., zijnen eed te breeken", en het denkt niet, dat het dom zijn zoude zich daar op te beroepen. M. {iaat in den volften zin des woords: maar 't is alleen de gerechtigheid die haar in ftand kan houden. Het blijft des de pligt der Magiftraaten mij ten eerften over te geeven aan het Gerechtshof, en dus het nadeel te vergoeden dat de Conftitutie ontfing. Ben ik onfchuldig? dan moet mijne ftraf ophóuden : fchuldig? wel! zo lang ik niet gevonnist ben, word ik onderdrukt; en heb reden om te klaagen en te eifchen, dat men mij hoorc. Een gevestigde Regeering moet mij laaten vonnisfen, zoq zij den naam van billijk wil verdienen; dit zelfs is de pligt van een zwak en wankelbaar Gouvernement: zoo het de gerechtigheid bemint, zal het zich verfterken. De reden heeft den weg afgetekend voor hun, die aan het hoofd van een magtig, maar fterk gefchokt, gebied geplaatst zijn. De eerfte trede om uit deze Crifis tc geraaken, is, recht te doen. Zijn 'er fchuldige of befchuldigde Burgers ? Lever hen aan den Rechter over; deze fterke maatregel zal de  ft 188 ft de hoop van alle brave Burgers vergrooten, de oproerigen bedwingen, het Credit vestigen, aan eerlijke lieden, ja aan het gantfche Volk aangenaam zijn; terwijl de ftraffen , zonder vonnis, de Burgers verfchrikken, en de zwakheid des Gouvernements aan den dag leggen. Ik kan het geen ik zeide niet nadrukkelijker ftaaven, dan door de woorden , waar van het Tribunal de Casfation zich op den 25ften Nivofe bediende, en ik verzoek dat men die op mij gelieve toe te pasfen. „ Het edelst gebruik, 't welk een Gouverne„ ment maaken kan van de magt, die het Volk „ het heeft aanbetrouwd, beftaat in de openbaare „ bedienaars te beilraffen,als die den behoedendcn „ vorm der vrijheid fchenden." Ik voeg 'er de wijze woorden van Bailleul, in zijn rapport geplaatst, bij: „ Om het recht te hebben van geftreng te ,, zijn, moet men rechtvaardig handelen. Bewerk toch, mijne waarde E1 i z e , dat ik, door den rechter uit deze akelige eenzaamheid , waar in de dood mijner medebroederen mij gelaaten heeft, verlost worde. Stel een eind aan de fmarten die ik reeds een geheel jaar verduurde. Vrees niet dat uw ievcr mij nadeelig zijn kan; of dat men mijnen moed zal ftraffen door vermeerderde ftrengheeden: de ftandvastigheid der verdrukte onfclutld, j die |  ft ï 89 ft die alleen eischt dat men haar ftrengelijk oordeele, trekt de aandagt, en wel dra de deelneeming van allen. Door mij te willen bewaaren voor een ingebeeld, ten minften mogelijk, gevaar, fielt uw medelijden mij bloot aan een zeeker bederf, 'c welk u eindelijk door droefheid zal doen fterven. Maak dat ik, vóór mijn dood, mijne tagtigjaarige moeder, u, onze kinderen en mijn Vaderland weder zie. Getekend, B ARBé-MARBOlS. VER-  # 190 # VERDEDIGENDE STUKKËR No. t Jn den naam der Franfche Republieki Inftructie die de bijzondere Agent der Uitvoerende Magt heeft gezonden naar het Fransch Guiana," aan den Burger Boucher, Commisfaris van Oorlog, met betrekking tot de Gedeporteerden, om d6 "S/Vet van 19 Fructidor, het Vde jaar* uittevoeren.- Art. I. ï)e Burger Boucher, Commisfaris van Oorlog'# die de Gedeporteerden naar Sinamary moet brengen ^ ingevolge der Wet van 19 Fructidor, zal den 6deri dezer maand zich op het fchip begeeven, gefehikt s om hen te transporteeren*  II. Op het oogenblik van hun vertrek naar Sinamary 4 zal hij zich vervoegen ter plaats die voor hen gekozen is, hij zal met den Ingenieur Pré vost handelen, om hen daar te huisvesten. III. Hij zal zorg draagen dat de goederen voor hun geadresfeerd, aan het groot Magazijn, eenpaarig worden uitgedeeld, en hij zal daar voor een recief ontfangen. IV. Hij zal tegenwoordig zijn bij de uitdeeliiig, die de Burger P r é v o s t gelast is aan alle Gedeporteerden , als een vruchtgebruik, en een arpent gronds voor elk in 't bijzonder, digt, en onbezwaard, bij hun verblijf liggende. (*) V. Indien eenige Gedeporteerden wenfchen nabij elkander te woonen, in het etablisfement dat men voor hun gereed maakt, dat zal worden toegedaan. VI. Zij zuUen ook,des begeerende, wooningen met el- kan- (*) Deze afftand was volftrekt niets voor de Gedeporteerden > want hun verblijf te Sinamary was flegts bij voorraad, en zij konden gegff arbeiders betalen. /  kander kunnen huuren , ten hunnen koste ; onder beding dat dit zij in het vlek van Sinamary en ner-» gens anders* Vil De Burger Boucher zal aan alle de Gedeporteerden verklaaren, dat, hoewel zij te Sinamary zijn, dit verblijf flegts bij voorraad is, (*) dat zij, zo lang zij daar zijn, geen vrijheid hebben om de Zee ten noorden naar het oosten over te fteeken; of de Rivier Kourou naar het zuiden , op den afrfand van twee en een halve dagreis, en ten westen den fegter oever der Iracombo; dat zij echter vrijheid hebben ten hunnen koste naar deszelfs mond te gaan, alleen om gemeenfchap' te houden met het Franfche Steedjen en Indiaanfche Dorp, dat den naam der Rivier draagt. Dat hunne tochtjens zo moeten zijn ingericht,. dat zij iederen vijfden en tienden dag, des morgens van tien tot elf uuren, in hunne huizen zijn om het bezoek des Commandants van den Post aftewagten, gelast op hun agt te geeven. (f) Dat (*) Men liet hen dus omtrent hun lot in onzeekerheid; men vertbardc llegts ten hunnen koste. Dat de Republiek hun geeft, gereedfchap voor den Landbouw, als ook visch- en jagttuig; doch niet eerder, dan als zij ter plaats hunner laatfte beftemming zijn aangekomen. Dat zij, om alles wat zij noodig hebben te verkrij» gen, zich bij den Commies moeten vervoegen; zelfs mogen zij eïfehen het geen hun eenig vermaak zoude verfchaffen. Dat, wat betreft hunne briefwisfeling, zo wel met het opperhoofd dezer plaats, als naar buiten, zij hunne brieven gezegeld bij den Commandant van den post zullen brengen, met de adviefen die zij zullen goedvinden , en dat die brieven zullen verzonden werdèiï.- VIII. De Burger Boucher is gelast'den Gedeporteerden deze Artikels voor te leezen; en daar van, aan elk die'dit begeert, een Copie te geeven. N IX.  ft 194 ft IX. Voor hij Sinamary verlaat, zal hij alle orders door hem gemaakt, bekend maaken, ingevolge dezer inftructie. Zoo hij oordeelt dat het noodig zij, meer dan twee dagen in het Canton te blijven,dan zal hij, den volgenden dag den Commandant van den Post dit aanzeggen, op dat die de Goulette, en de perfoonen die zij moet te rug brengen afzende; in dat geval keert de Commandant Boucher te land naar Cayenne^ en dat in den kortst mogelijken tijd. Te Cayenne 4 Frimaire, Vide jaar der Franfche Republiek. Getekend, . Je an ne t. No. II. Arretè des bijzonderen sigents van hei Directoire. Door de depêches van den Minister der Marine en der Coloniën verftaan hebbende, getekend 11 Pluvofe en 25 Vcntofe, dat het oogmerk des Directoire is, dat de Gedeporteerden kunnen opregten etablissementen, van den Landbouw en den Koophandel, door geheel Guiana, behalven in de hoofdplaats Cayenne, beveelt; Art.  # i95 # Art. I. Alle Gedeporteerden die op de aangehaalde plaatfen genoemde etablisfementeii begeeren op te richten, zullen verpligt zijn zich te adresfeeren bij het Departementaal Beftuur, door tusfchenkomst van den eerften Commandant; hun verzoek zal verzeld gaan door een Certificaat van den eigenaar des Lands, of der huizen, getoond aan de Municipaliteit des Cantons, die zal bewijzen dat de Verzoeker, in ftaat is zo een Land of zo een Woning te koopen, 't zij om den Landbouw of den Koophandel te beginnen. II. Het Departementaal beftuur zal de waarheid Vaft dit Certificaat onderzoeken; en order geeven, dat 'ef 4 ten fpoedigften en na ftijl en rechten, aan voldaan worde. De Departementaale Adminiftratie, en de eerfte Commandant van den post, zijn gelast, om elk 't geert hij belieft, terftond te doen uitvoeren, en dat dit be« vel gedrukt en aangeplakt zal worden. Beflooten in het Nationaale Huis des Agents def Uitvoerende Magt te Cayenne 30 Prairial, het Vide jaar der een en ondeelbaare Franfche Republiek* Getekend 4 Jë ANNE T» Door den Agent der Uitvoerende Magt, EE-me mauduit, Secretaf/s van den Agent, N a Motft,  # 196 # Nota. Het is klaar dat dit Arrêté flegts Facultatif was , wijl het flegts de Gedeporteerden betrof die Etablisfementen wilden oprechten. No. III. Uit naam der Franfche Republiek. Dc bijzondere Agent van de Uitvoerende Magt te Guiana, gezien hebbende het rapport van den Ordonateur, ' gefchreevcn den 8(ten dezer maand , is hem gebleekeu, dat de uitgaven ten behoeve der Gedeporteerden gemaakt, federt 22 Brumaire, tot laatstleden Florial, een fom bedraagen van, 22022 fr. 5 cent. Arrefteert'het volgende: Art.'l. | '. Van den 21 Brumaire, het Vilde jaar, zal aan de Gedeporteerden thands te Sinamary , niets meerder gegeeven worden dan huisvesting, een fcheepsrandfoen 's daags, en in ziekte het Militaire hospitaal van den Post II. Het zal echter aan de befchikking der vijf Gedeporteerden, die minder dan de waarde van 600 Liv. uit het magazijn ontfangen hebben, vrij ftaan eene fom vtfn 821 fr. 15 C. die verdeeld zal worden onder hun, na gelang zij reeds goederen ontfangen hebben. III.  ft 197 ft • ' ■ III. De dispofitiën van het eerde Art. zijn ook toepasfelijk op den Gedeporteerden Billaud. IV. Alle dispofitiën voor dit tijdvak gemaakt, of daar mede drijdende, zijn ingetrokken. De Chef der Adminidratie, den post van Ordonateur waarneemende, wordt gelast met de uitvoering Van dit bevel. Gedaan in het Nationaale Huis van den Agent, der Uitvoerende Magt te Cayenne, 10 Prairial, het Vide jaar der een en ondeelbaare Franfche Republiek. Getekend, J e an net. ediie, Secretaris van den Agent. No. IV. Extract eens briefs , gezonden r.an den Commis Ordonnateur door den Agent der Uitvoerende Magt, 9 Fructidor, Vide jaar. Gij wilt u wel, Burger, verdaan met-den eerden Commandant, om aan de Gedeporteerden te Sinamary te zeggen: dat indien zij ,van nu af, den u6den dezer , maand, geen gebruik maaken van de gunst om zich N 3 in  ft 198 ft fn Guiana te etablisfeeren, overeenkomftig het Arrêté van 30 Prairial, zij dan naar Conanama zullen gebragt worden; door de gewapende magt, en geftoken onder de Gedeporteerden, die zich daar reeds bevonden; dit zal ook uitgevoerd worden. Alle uitgave voor de Gedeporteerden zal ophouden te Sinamary, met den eerften Vendimaire. Getekend , Jeannet Daditj. Conform het Extract. Getekend door den eerften Commandant Des Vieux. De Chef der Adminlftratie der Marine routtagnen. Nota. De Ordonnateur voegde in zijnen brief aan den Magazijn Meester nog het volgende: dat door dezen maatregel de Commandeerende Officier zijn voorig verblijf in de oude Presbijtére zoude betrekken; en dat voordaan de Gedeporteerden, ten hunnen koste, zouden moeten woonen. Men moet opmerken, dat de Commandant, toen reeds meer dan twee maanden in de Presbijtére gelogeerd was; en men kan uit deze ftrijdigheeden oordeelen, en vooral uit de hardheid dezes briefs, hoe willekeurig de magt is waar onder de Gedeporteerden gebukt gaan! Het getal der dooden is bewaarheid, door de extracten gezonden, aan den Minister der Marine,