513 A 180   AAN NEERLANDS VOLK.   AAN Israël, wilt gij u bekeeren,/preekt de Heere, zo bekeert u tot mij; en zo gij uwe gruwelen wegdoet van mijn aangezicht, zo zult gij niet yerdreeven worden. jeremias cap. IV: i* ,. 13 elcoorlijke eenzaamheid, gij leidsvrouw mijner daagcn , „ Vermaagfchapt aan natuur, door 't fijn gevoel aljeen , „Uw invloed ftreelt mijn ziel met fcbuldloos welbehaagen ? „Terwijl gij mij ontrukt aan duizend fpoorloosheên." A 2 Zie  C 4 ) Zie hier de taal van hem, wiens ziel, 't gevaar ontweeken, Dat ons door 't woest gedruis der waereld fta&g omringd, In zuivre wellust deelt, en zelvs in barre ftreeken Een zalig Eden fchept, waar heil op heil ontfpringd. Voor mij is haar genot een bron van wangenoegen, Gezelligheid 2lleen ontheft mij van die fmart; 'k Ontwijk de ftilte en rust die 'tonheil flechts vervroegen, In mijn bekommerd, en, helaas! gevoelig hart! Het is de eenzaamheid die mij beangst doet ftaaren Op 's waerelds diep verval, en Gods geduchte wraak, Als't loon van hun, wiens daan, in 't heetfte der gevaaren, Zijn grootheid tarten met een innig zielsvermaak. Ja, 't is de eenzaamheid die eindlijk mij doet treuren, Wanneer zij mij vertoond het fchuldig Nederland; Een land dat zich weleer Gods gunst dorst waardig keuren, Daar 't zich beroemen deed als 't pronkftuk van zijn hand. „Hier  C 5 ) „Hier (zegt ze in ftomme taal) zult gij een volk aanfchouwcn, „ Dat zich verbastren laat door al wat ondeugd heet» „En immer zorgeloos blijvt op zich zelv vertrouwen, „Terwijl 't zich ongemerkt in flaavfcheboeijens fmeedr. j, Wiens lievfte beezigheid beftaat in God te ontëeren, „Door wellust, weelde, pracht, en fnoode eigenbaat, „Door laster en bedrog, door bij zijn naam te zweeren „Ten kosten van de deugd, ter flaaving van 'c verraad. „Geen Euangelietaal kan meer de ziel bekooren, „Hoe zeer Gods Knechten zich ook kwijten in hun plicht, „De waarheid vind geen heul, en Sions Tempelchooren „Ontfluiten fchijndienst voor zijn heilig aangezicht." — Wat mensch, wiens hart nog niet zo fpooreloos ontaarde, Dat het gevoelloos bleev bij 's naastens ondergang, Zal hier, als hij befeft de grootheid zijner waarde, Ook niet den treurtoon flaan met innig zielsbelang? — A 3 Een  ( « ) Een traan ontrold mijn oog, doch fchenkt mij geen verligting, De angst beknelt mijn ziel met onweêrftaanbre pijn, o God! gij die uw oog lteeds vest op elks verrichting, Hoe kan dit Volk voor u als nog te dulden zijn? Rampzalig Nederland, uw toeftand baart mij fmarte, Hoe ver zijt gij ontaard aan Bato's wettig erv, Waar vlekkelooze trouw, de list in 't aanzicht tarte, Terwijl Gods hand u redde uit nood zoo mecnigwerv; De Voorfpoed cierden u met al wat Heil moog heeten, Geen helfche tweedragt hield den Vreemdling van uw kust, De godsvrucht, lievde en deugd bewaakten elksgeweeten, •En vesten op uw grond de Vrijheid, Vrede en Rust, Men zag verdienfte nooit door vleijerij verdringen, Nog domheid hulde biên, ten kosten van uw eèr, De monfters haat en nijd wist men door 't zwaard te dwingen, Totafftand van hun doel op 's Vrijheids hoed en fpheer; Het  C 7 ) HetEedle Priestrental was toen bij elk in achting, Geen dweeper vond gehoor, men doemde zijn venijn, En hij, die onrecht deed, in fchijn van deugdbetrachting, Kon op uw vrije grond als toen geen Burger zijn. Eenvoudigheid, geen pracht, was 't kenmerk der Bataaven, Door wiens belijd en moed gij onverwinlijk waard, Oprechtheid, geen bedrog, bewoonden't hart dier braaven, En deed u eeren als een fchikgodes der aard, Ontmenschte wreedheid kon ... maar neen, laat ons hier (zwijgen. Geen kranken word gered door jammer en geween, Hij moet, zal zijn geftel weer nieuwe kracht verkrijgen, Zich fchikken naar den raad van zijnen Arts alleen, Mogt ik, ö Neerlands Volk, door raad u ook geneezen, Van die gebreeken, dien u zo veracht doen zijn, Bij elk voor wien gij pleeg een heldre baak te weezen, Ter redding van de deugd, uit onverdiende pijn. A 4 Koom  C 8 ) Koom,wiItte faam vereend,vol moed,hier fteeds na ftreeven, Met opzien naar dien God, door u zo fnood miskend, Opdat gij, dcor zijn gunst, dat heil weer ziet herleeven, Het welk zijn wraak verzacht, en 't onheilvanu wend.-^ Gij,Hoofden van dit Volk,houd fteeds uw plicht voor oogen, En denk, dat gij door God met keur verordent zijt, Om de onfchuld voorteftaan, en nimmer te gedoogen, Dat men zijn dienstwerk fchend door fnoode fpoorloosheid. Befcherm den Boetgezant, die, om der waarheid wille, Door 't dweepziek bijgeloov word in zijn Eer verkort, Beflis naar reede en recht de Burger twistgefchillen, En ftraf hem die door list dit land in rampen ftort. Gij,Leeraars,uit wiens mond dit volk zijn plicht moet hooren, Bepaal u doch altoos bij 't zuivre Bijbelwoord, Maak dat uw fmeekgebeêa het wolkendak doorbooren, En dat gij door uw taal alleen de ziel bekoord. Laat  C 9 ) Laat jesus Kruisdood fteeds den grond zijn van uw reeden, Vermij zorgvuldig wat na dweeperij gelijkt, Befcherm de waarheid, deugd en nutte kundigheden, Op dat de dwaaling eens dit Vrij gewest ontwijkt. En eindlijk gij ,door wien dit land Gods gunst moet derven, Verblinde ondeugdsvriend in fnoodheid als verëcld, Door huichlaarij misvormd, om eenmaal wel te fterven, Maak u weêr kenbaar als des Scheppers evenbeeld. Kies nedrigheid voor pracht, en matigheid voor weelde, Verban uit uw gemoed de zucht tot eigenbaat, Schuuw de ongodsdienstigheid die immer rampen teelde, En geev uw hart nooit vijl voor tweedragt, twist nog haat, Befchouw den Godsdienst als de bron van 't rein genoegen, Omhels Vorst Jesus leer met liefde en waar geloov, Werp al uw zorg op hem, en ftaak het angftig zwoegen Naar fchadelyk gewin , zijt voor geen reeden doov Eg-  C 10 ) Bemin den menfchenvriend, wilt fteeds zijn voorbeeld eeren, Hij waakt voor uw geluk, ten trots der bleeke nijd; In 't kort, maak u bekwaam ,om eens in 'tRyk des Heeren Volmaakt door 't Englendom te worden ingeleid. — Aan u, grootmachtig God! op wien 't Heelal moet ftaaren, Aan u, wiens gunst alleen denmensen voor ramp behoed, Wijde ik den treurtoon mijner kunstelooze fnaaren: Onthef mijn Vaderland van druk en tegenfpoed. Leer Burger en Regent, leer elk zijn plicht betrachten, Bevestig onder ons al wat ons heil volmaakt, Leer ons al 't blinkend fchoon derwaereldftoutverachten, Op dat geen wis verderv in 't eind ons welzijn ftaakt. Verhoor 't oprecht gebed van jesus boetgezanten, Bekroon heur werk met gunst, in 't nadrend biddags - uur, Wilt in elks hart, 6 God! het zaad der waarheid planten, En overfchaduw ons met heilig Pinxtervuur. Maak  C ii ) Maak ons gemeenzaam met de dood en 't eeuwig leeven, Vorst jesus zij alleen ons aller toeverlaat. Doe ons door waar geloov naar Hemelglorie ftreeven, Dan keuren wij 't gering als ons de waereld fmaadt. Ja, dan, en dan alleen zal ik genoegen vinden In't leerzaam oogenblik der ftilte en eenzaamheid, Hun groots vertoon zal mij met kracht aan u verbinden, En mij met vreugd doen zien op't Rijk der Eeuwigheid! — S. F.  Te AMSTELDAM, Bij F R E D R I K D R A Y E R, Boekverfcooper.