\AKa/ d e MERCURIUS elizeesche velden, STAATS-BERIGTEN RYK der DOODEN, OM TE DIENEN TOT OPHELDERING DER VADERLANDSCHE HEDENDAAGSCHE HISTORIE IN DEZE LAATSTE T YD EN. Een PERIODIEK WERK, hst welk alle Maanden zal uitgegeeven worden, op de wyze van leerzaame en gewigtige ZAAMENSPRAAKEN, betrekkelyk de tegenwoordige gejleldheid der nederlandsche vryheid. Manifeftis Contumeliis rerierata ad ultionem decurrit (Rcspublicu) Petr.on. Sy DIRK SCHUURMAN, Ecckverkoopet, op't Kokkin, by de Viscb-Poort, DER O F UIT HET Te AMSTERDAM,   D E MERCURI-US DER ELIZEESCHE VELDEN, O F STAATS-BER1GTEN UIT HET RYK der DOODEN. Zodanig is het Patriotsch Tyd fchrivt, het welk wy aankondigen aan de waare Vrienden des Vaderlands, aan de deugdzaams Burgeren, die hunne burgerlyke Vryheid hooger achten, dan al hetgeene zy lievst ter waereld hebben. Voor omtrent veertig of vyftig jaaren wierd een diergelyk werk in deeze Provintiè'n met zeer goeden uitflag vertierd.dit was hetgeene ons aanfpoorde,om eenefoort van vervolg van het zelve in het licht tegeeven. Wy vlyën ons, dat het onze van een bepaaler belang voor deze Landfchappen zyn zal, aangezien de onderwerpen, betrekkelyk de gefteldheid van dit Gemeenebest, daar toe uitgekoozen zullen worden. Het Werk, van 't welk wy komen te fpreeken, hevatteninzich de algemeene Staatkunde van Europa; A 2 het  ( 4 ) het onze zal alleenlyk tot onderwerp hebben de Staatkundige belangens van onzen Staat, 't zy ten aanzien der enkel inwendige zaaken der Republiek, 't zy ten opzigte haarer belangens met andere Mogendheden. Ons oogmerk is de Inwooneren te onderrechten en te verlichten, als mede te verleedigen en tevens te vermaaken met de waare belangens van het Vaderland; die wy aanzien als onfeheidbaar van die der Vryheid der Inwooneren: wy mecnen zelfs.dat deze totgrondflag moeten dienen aan die, en dat de eerften lyden moeten, na maaten dat de anderen zich ook in lyden bevinden. Het is voornamentlyk om deze groote waarheid te bewyzen dat wy ons in onze zaamerisp ra aken der dooden zullen toeleggen. —— Onzenvierigften wensen is, dit zoo diep in te druk. ken in den geest, en te gravccren in het harte van alle de Vrienden der burgerlyke Vryheid, dat zy het nooit vergeeten, en dat het zelve altyd tegenwoordig aan hunne gedagtenzy! Wy zullen hun klaarer als het daglicht aantoonen, dat het is om niet genoeg overtuigd te zyn geweest van deeze waarheid, dat de Inwooneren dezer Ver. écnigdeLandfchappen, zedert byna 200 jaaren,hunne waardfie belangens hebben overgegeeve n aan volltrekt slriftocratifchen over het Volk en te gelykSlaaven van het Stadhouderfchap; dat het is om niet genoeg aan deze waarheid gedagt te hebben,dat zy zyn gedompeld gebleeven in eene doodclyke zorgeloosheid en onverfchilligheid ten aanzien van hunne Burgerlyke Vtyhsid, meer dan op eene wyze '."erereden en opgeüuerd aan het Perfoacel belang van ecnige byzonde- ren  ( 5) ren hunner Medeburgeren: ja het zyn dezen, die door een wonderlyk misbruik van het door het Volk aan hun toevertrouwd gezag dezelve uit eigen belang hebben oveigeleverd aan de Succesfive Stadhouders, die gcheerscht hebben zedert Willem den Jltc tot Willem den Vde ingefloten. Ik zeg geheerscht, deze uitdrukking is niet te fterk, aangezien die Staats-Dienaaren , eer geregeert hebben, als volftrekt willekeurig, dan als aan den Staat ondergefchikt. Den ftyl der Zaamenfpraak is ons gevoeglyker toegefcheenen dan alle andere, ter verhandeling van het gewigtig onderwerp, het welk wy ons voordellen; dezelve is levendiger en aanloklyker; de Staatkunde, op de wyze van een gefprek verhandeld, heeft veel voordeel, daar in , dat zy ontdaan is van dien hoogdravenden ernst, die dezelve duifier en droog maakt. Wynige menfehen hebben het geduld, om een Staatkundig Vertoog, dat niet dan droogheid aanduid, ten einde toe uit te leezen. —— Voor den ftyl der Zamenfpraak zyn alle leezcren vatbaar, zelvs de eenvoudigften, hy is verlokkende , omdat hy vrolykheid verfpreid op de allerernftigfte ftoffen.' De Zamenfpraaken der Dooden, Van de Mr. de Pension worden als nog met vermaak geleezén, hoewel zy hooge en verheevene ftoffen verhandelen. Wy zullen dan poogen de Dooden te doen fpreeken over onze Staatszaaken, en ons beijveren dezelven by te zetten meer juistheid, waarheid, reden en klaarheid, dan hedendaags in de mcefte fchrivten en gefprekken der leevenden gevonden word; want wy worden genoopt, het te bekennen, het groofte gedeelte der geenen, die zich onderwinden te fchry. ven of te redenéren over onze Staatszaaken, fchryA 3 v«n,  (6-) ven of redenéren geheel verkeerd, en zonder eènfgo grondige kennisfe der zaaken. Onze onder elkander fpreekende Dooden zullen onderregting geeven aan de leevenden, hunne misvattingen aantoonen, en de waare grondbeginzelen der Nederlandfche Staatsgesteldheid ontwikkelen. Het Formaat en de Letter van dit Tydfchrivt, zullen overcenkoomen met die van dit Berigt; men zal geene zorg, moeite noch arbeid fpaaren om het zelve interesfant te maaken, door de verfcheidenheid der onderwerpen. Men zal op de helft van ieder maand uitgeeven een ftukje van vier vellen druks, zodanig, dat alle dezeStukjes een aaneengefchakeld vervolg zullen zyn, waarvan het eerfte met half April te bekoomen zal zyn, en te zaamen ieder Jaar één Deel zullen uitmaaken. Men zal geene deelneeming voor een jaaraanneemen minder als voor den prys van/3 :i2-, en dat alleenlyk voor de geene, die zullen gelieven in te teekenen; die niet inteekenen, zullen voor het Stukje betaalen 8 ftuyvers, dat is eenderde meer dan de Inteekenaaren. Ten einde een denkbeeld te geeven van het geheele Werk, hebben de Schryveren niet ondienftig geacht by ditBerigt te voegen eene kleine zaamenspraak, die tot voorréde van het zelve zal kunnen dienen. VOOR-  VOORAFGAANDE ZAAMENSPRAAK. HOOFT en WAGENAAR, Nederlandfche Gefchied- Schryveren; en de twee yoornaamjle nationnaalen; die de algemeens Viderlandfche Hiftorie in de Nederlandfche Spraak breedvoerig gefchreven hebben. HOOFT. Ha! zyt gy daar, myn waarde Landsman, zyt gy dan ook aangeland in het wyd uitgeftrekt Ryk der Dooden! in welken ftaat hebt gy ons lieve Vaderland gelaatcn? WAGENAAR. Och! myn Vader, op den oever mogelyk van te vallen in de hardde flaverny! Ach! wat grooten dienst zoud gy my gedaan hebben, indien gy de groote Vaderlandfche Hiftorie verder had vervolgd; zoo lang ikUtot Leidsman heb gehad,ben ik niet afgedwaald, maar zo dra had ik geene gelegenheid meer, in uw werk te putten,om het myne te verryken.of ik ging, als by den tast, gelyk een mensch, die naauwlyks eenige kleine licht ftraaltjes, die een befloten vertrek indringen, kan onderfcheiden! HOOFT. Hebt gy niet gezondigt in Uwe groote Hiftorie, A 4 ala  a q M A A.p^ A ü O O V N als- by gebrek van hulpmiddelen? kan men ü geene epzetlyke ontrouw verwyten ? wagenaar. Neen, ik heb my dikwyls vergist, maar niet willens; iH heb de waarheid altyd gezegd, of ten minften meenen te zeggen. hooft: Maar hebt gy die waarheid wel altyd in haar geheel gezegd, hebt gy ze niet fomtyds vermomd; hebt gy ze niet verminkt; met een woord, hebt gy altoos gezegd, al het geene gy had kunnen zeggen? wagenaa r. Ik bcgryp, ó myn Vader! dat de verwyten, die myne Medeburgeren my gedaan hebben, en die zy my noch doen, ook tot U gekoomen zyn r gy zyt onderligt van het geene in ons lieve Vaderland omgaat, en ik zal voor U niet verbergen , dat ik altyd niet alles heb durven fchryven. HOOFT. Ik veroordeel en beklaag U tévens. Ik veroordeel U, om te zyn in gebréken gebléven ten aanzien van eene der wezenlykfte pligten van eenGefchied-Schryver, en vooral van een Republiekainsch HistorieSchryver. Ik beklaag U, om zoo veel moeite te hebben gedaan, en zoo lang te hebben gewerkt, om in het licht te geeven eene niet weinig verminkte en 2eer onvolkoomene Historie van ons lieve Vaderland, en om na Uwe dood natelaaten den weinig tot eerverftrekkende naam van een middelmaatig HistorieSchryver.  <9> wagenaaf. Wie zoude het in die tyden nog zoo- wel gemaak; hebben als ik ? hooft De ontrouwheden, aan welke een ander zich fchuïdig zoude gemaakt hebben, verfchoonen uwe onnaauwkearigheid geenzints, rousset (*) by voorbeeld, die op zync wyze eenen druk heeft uitgegceven van de Historie van het Stadhouderfchap, gefchreven door eene zekere Aht Raynal, en die hy mismaakt heeft door fchandelyke vleyëryën; dien RouJJet, zeg ik, word hieraangezien met de verachting, diehy verdiend heeft; wy hebben hem uit onze gemeenzaam» verkecring verbannen, en hy zwervd in dit verblyv met de Gefchicdfchryveren van zyn Land, die zich aan ontrouw hebben fchuldig gemaakt, gelyk hy, wordende geknaagd door de ziedenfte wroegingen, om de Hiftorifche waarheid te hebben opgeofferd aan de Vleyëry, waar mede hy Willem de IV'Ie bewierookt beeft: die Vorst zelfs, die ik nu en dan zie, fchuuwd hem, en ziet hem met verachting aan. wagenaar. Weet gy wel in welke tyd ik geleevd heb? hoopt. Rmijfef ,is een ïlcgtFransch-Gefchicdfchryvcr, die te» lyde van Willem de IVde, van welke hy, den loontrekkende ptuinülryker was, gclyk Slafoa lieeden van willem r> e Vde, zoo veele moedwillig —— en buytenfpooïigheden bedreev, dat den Souverein hem deed vatten en gevan-* gen zetten in 's Hage, hy ftierv in de gevangenis, hy had op een Schavot behooren te fterven. Van hem is het, dat Uier gefprooken word. A 5  hooft. Wat is er aan gelegen in welke tyd gy geleevd hebt: al had gygeleevtonder Dwingelanden, waart gyverpligt de waarheid te zeggen, zoo gy die wist, en gy moest deHiftorie niet fchryven, zoo gy die niet wist, of indien gy ze wel weetcnde nietdurvde zeggen.Maar in welke tyd hebt gy gefchreyen ? wagenaar In eene tyd,waar in het Huis van Oranje van den thans heerfchende tak den afgod der Natie was; in eene tyd, waar in het gevaarlyk zoude geweest zyn voor my en voor alle anderen alles te zeggen en te fchryven. Hoe veele groote Hiftorie fchryveren van alle Natiën zyn niet in het zelve geval geweest als ik? hooft Ach! wat zegt gy my? den thans heerschende tak van het Huis van Oranje'? Is de Republiek dan niet meer in xveezen ! is myn Vaderland wederom vervallen onder de magt der willekeurigen , na het juk der Graaven te hebben afgefchud? Een Prins van Oranje heerschtdie over de ze ve n vereenigde landschappen? Heeft den Zoon van Willem de IV^e zich tot zyn voordeel bediend van de omkeering van zaaken van 1747 en 1748 van welke hy myzelvs hier wel eens heeft gefproken? wagenaar Neen, juist niet volftrekt willekeurig; maarop het einde van myne loopbaan ontbrak er aan den Stadhouder niet, dan den naam van so uvere i n, want hy had er al het gezag van, onder de Voogdy van een vreemd Hertog, die wel verre, van hem als een Repa-  publiekain op te Voeden, hem onderwees in het volftrekt willekeurig heerfchen, in Duitschland gebruikelyk. Ik vreesde zelvs, nog al te veelgezegd te hebbenen het fchryven myncr Hiftorie van Willem de Ifte, van Maurits, van Willem de Ilde en Willem de lilde, want alles wel gewikt, heb ik hun maar zeer wynig ontzien. HOOFT. Nog eens, gy had hun nergens in behooren te ontzien: wanneer de gefchiedenisgetrouwlykbefchreven is, dan is zy de fpreekende Schildery, in welke de . Vorften vooral lesfen moeten neemen van wysheid en deugd, al befpiegelende de gebreken en wanbedryven hunner voorzaaten. By aldien de Souvereinen, en die zich aan het hoofd van eenen ftaat bevinden nooit tot Hiftoriefchryveren gehad hadden, dan oprechte, waarheid-lievende, en onomkoopelyke Schryvdren, dan zoude men minder Souvereinen en Hoof. den van Staat gezien hebben een misbruik maakenvan het gezag, het welk hun de Volkeren ter hunner beftiering toevertrouwd hebben. In plaats van den Souverein aan de nakomelingfchap aftemaalen zoodaanig als hy is, met zyne deugden en gebréken, heeft het grootfte gedeelte der Gefchiedfchryveren, tydgenooten der Vorften, niet anders dan vlcijende af beeldzelen van dezelven gemaakt. De allerwreedfte Dwingelanden hebben hunne Loftuiters gehad, en wanneermera dozelvennahunnedoodheeftwillen doen te voorfchyn komen, zodanig als zy waren , is het dikwyls onmogelyk geweest hun het vleijend momaangezicht te ontneemen, hetwelk een ontrouw Hiftorie-Schry ver hun by hunne leevtyd had bygezct: Dit is de rede, dat er zoo  (iO sbo wynige getrouwe gefchiedenisfen gevonden worden, en dit is ook de oorzaak, dat er altoos geweest xyn Souvereinen, zoo onwaardig omover hunne Onderdaanen te gebieden! Men heeft byna nooit de taal derWaarheid durven fpreeken, zoo lang zy leevden; en de bekende Leugenen, die men geduurende hunnen leevtyd verfpreidde om hun te behaagen, zyn tot de nakpmelingfchap, als wezenlyke waarheeden overgegaan. EenigegetrouweHistorie-Schryverehhebben , door veel vroeden het waare van het valfche ont• wikkeld, maar zy zyn zeldzaam, wy hebben van dezen maar een zeer klein getal, en wy hebben er veelen, die.gelyk gy, voorzien met groote hulpmiddelen en gaaven , de waarheid niet hebben durven fchryven , zoodaanig als zy ze wisten. Ik zoude er U meeni>Vuldigen kunnen opnoemen. wagenaar. Het geene gy my daar zegt, heb ik ondervonden, in het fchryven van myne Groote Historie: dikwils is het my onmogelyk geweest de waarheid te fchiften yan eene ophooping van vleijende Leugenen, met Welke de Historie, of de na U gekoomene Schry- yeren dezelve bedelit en als overlaaden hadden. ho oft. Gy had évenwei uitneemende bouwftoffen in handen, wy hebben een goed getal patriotfche of oprechte Vaderlandfche Schryveren, die U kostelyke gedenk fchrivten hadden nagelaaten. grotius, mieris, VAN der goes, costerus , CRISrAL, van meetersn iynkershoek, brandt en veele anderen, zouden U tot Leidslieden hebben kunnen verftrekken, en U by  t 13 ) by uitftek hebben kunnen dienen ter ontdekking der waarheid. Ik heb dikwyls gefprekken met hun, en 'zy koomen my voor vry naauwkeurig geweest te zyn in byna al het geene zy gefchréven hebben; de meeste van hun hebben zelvs nietgefcrrréyen dan op origineele Hukken, die zy onder de oogen hadden.— WAGENAAR Ik heb my veel bediend van hunne wei ken, maar ik beken U, dat ik niet altyd zuo naauwkeurig heb durven zyn als zy zeiven. De rede daar van heb ik TJ reeds gezegd. HOO FT. Nog eens, ik beklaag U; en in myne oogen hebt gy maar zeer wynig lof verdiend. Ik verlaat U, om my, te gaan vervoegen by myne Vrienden in dat kleine dal, voor het welk gy, hier van daan, een klein boschje van Lauërboomen ziet. WA GEN AAR. Ach! myn waarde Meefter, myn Vader! Uwe berispingen , waar van ik alle de biitykbeid gevoele, overlaaden my mst fchaamtc, de wreede wroeging verfcheurd my, en de waarheid, die zich hier in al haaren glans aan my vertoont, veroorzaakt my eene bittere fmart! Vertrooft my: vergun my meermaalen uwe tegenwoordigheid te mogen genieten, en geevt my doch eeaig middel aan de hand, om het ziedend leedwezen te verzagten, dat ik heb, van niet zoo waarheidminnende geweest te zyn als gy. HOOFT. Uw berouw is te laat, gy kurid nu uwen misdag niét  (I4> niet meer herftelien; en als men in deeze Gewesten ïs nedergedaald, geniet men 'er terlïond de vergelding, die aan de deugd gehegt is, gelyk men 'er ook oogenblikkelyk ondervind de ftrafFe der misdaad, die men in de andere waereld bedreven heeft. Zietgy alle die meenigvuldige vergaderingen van Schimmen van alle rang, aanzien en ftaat? Letwel, de vreugd 'die gy gemakkelyk zult onderfcheiden op het voor'. hoofd der geesten; die alle deze afzonderlyke genootfcnappen uitmaaken, zal U te kennen geeven, de belooning, die zy hier voor hunne deugden genieten; de droefheid die gy ontwaar zult worden op het voorhoofd der anderen, is een teeken van hunne pyniging, voor ue misdaaden, waar mede zy zich bezoedeld hebben. Gy zult'er ook anderen zien, die noch goed noch Kwaad gedaan hebben, dat is te zeggen: dieniet hebben gedaan, noch al het goed noch al het kwaad, dat zy hadden kunnen doen; dezen maaken een afzonderlyk gezelfchap uit, en bevinden zich in loomheid; de onverfchillig- en achteloosheid is op hunne aangezigten gefchilderd; zy worden hier niets geteld, en zy zyn 'er in geene mindere verachting, dan hunne perfoonen in het verblyv der Ieevenden waren. WA GE NAAR. Ik begryp U, gy wilt my daar door te kennen geeven, dat ik my tot hun gezelfchap bepaalen moet. HOOFT. Neen; ik Hel U juist niet onder hun getal, gy beboord nog tot een beter foort, maar ik ontveinze U niet, dat gy niet kunt bchooren tot die Maatfchappye, waar in ik zelve ben toeselaaten. — ik zie daar  C Ü ) daar gins eene Schim na ons toe komen, ik vermyde my met haar te bevinden, ik verlaat U om van dezelve hier niet verrast te worden. wagenaar. Wie is doch die Schim, voor welke gy zoo bedugd fchynt. hooft. Ik dugte voor geene eene, myn Zoon, de deugd behoeft zich hier nergens voor te fchaamen, zy is hef, die de misdaaad befchaamdmaakt: hetisindezeplaatfen, dat zy heerscht en zegenpraald; de ondeugd durvt haar nietrcgt aanzien, de order der zaaken is hierzoodaanig, als zy behoort te zyn; zyis in de waereld der leevenden omgekeerd. Deze Geest, die ik niet dan met verontwaardiging aanzie, is margaretha, Gravinne van Holland ;zy is die meer dan al te wel bekende Vrouw, door haare oneenigheden met haaren Zoon Willem deIVde,uit welken de twee Partyfchappen der Hoekfche en der Cabülamvfche voortkwamen, die elkander geduurende meer dan drie hondert jaaren eenen ysfelyken oorlog aandeeden, en zich onderling vermoorden. Gy weet haare Gefchiedenis en die der beide tegen malkander gewoed hebbende Partyfehappen. wagena ar. Ja, Helaas! en ik vrees zeer, dat die twee Strengen nooit wel vernietigd zyn geworden: zy hebben ten minften het zaad van tweedragt nog in het Vaderland overgelaaten, en uit dit zaad zyn wederom twee andere Partyfchappen gefproten, die eindelyk denon« dergang der Republiek voltooijcn zullen. hooft.  HOOFT. Ik heb geen tyd om langer met U te fpreeken. Ik ga my weder by myne Vrienden begeeven : De Intekening kan gefchieden van nu af, tot den 15 April deezes Jaar, by de onderftaande Boekverkopers, als: te Amfterdam by D. Schuurman, J. Verlem, F. H. Demter, Kuyper, van Berkum, Nutly, Wynants, van Vliet, D. en J. Tol, van Gulik, Gartman, van der Kroe, Hayman , en anderen ; Arnhem Moeleman en Appeltant; Delft J. de Groot, Poelman en Zoon; Deventer Brouwer en Karfenberg; Dord Blujjè , van Braam, de Haas, Wanner, de Vlugt, Francker D. Romar; Gouda W. Verblaauw; Groningen Huifingh en van Groenentergen; Haarlem de Wed. van Bruffel, van der Aa, Loosjes en Kampman ; 's Hage Plaat, van Drecht en A. Nutby; Leeuwaarden Cahais, Trejfeling en van der Haak; Leyden Herding, Heiligen en de Does; Middelburg Gillijje en Zoon,Keel en van OJch;Rotterdam D. Vis, de Leeuw, Krap, van Santen en van den Dries; Utrecht Wild, G. T. en A. van Paddenburg, Stubbe, H. van Emenes, Vifch en de Wed. van Schoonhoven; Vliffingen P. Roeloffe; Zutphcn van &eets; Zwoll Clement; en voorts alomme.