B IJ T L IJ K VAN M IJ N Z O O N T J E N a NA DRIE WEKEN LEVENS OVERLEDEN, DF.N LAATSTEN VAN GRASMAAND MDCCLXXXIX.  "Vroegtijdig riep Gods wil u, teder wicht, ter rust'! Hij gaf u 't licht voor u en voor zijne Englenchooren ; Niet voor 't onwaardig' volk, waarin gij wierdt geboren, Dat deugd met gruwlen loont, de hand van beulen kust, En braven trapt op 't hart, die voor zijn welzijn glooren. Genoeg is, dierbaar kind, voor zulk een vaderland, Uw, uwer Oudren bloed bij ftroomen uitgegoten, Hun kostlijk zweet geplengd, uw erfgoed ingefchoten, En (fchrijf de weldaftn vrij op 't vlottende oeverzand!) Vervolging , fmaad, en hoon voor dankbaarheid genoten. Neen,  Neen, overdierbre fpruit van zoo veel eedle Magen, God heeft uw' teedren hals van zulk een' last bewaard! Zijn Liefde onthief u vroeg aan de onverduurbre plagen, Door al wie de uwen zijn, met heldenmoed gedragen, 't Ondankbaar Neerland niet, de Hemel was u waard'. B.